VERHANDELINGEN UITGEGEVEN DOOR HET ZEEUWSCIÏ GENOOTSCHAP DER WETENSCHAPPEN. T £ VLISSINGEN  UITLEGGING DER TITELPLAAT. De wtshbid, fier gezeten op haar Throon, Bcidicuwt men in minerve's !lrapenrustii:g\ Doch, warscb van fabeldicht cn valfchc Goón, Schept ze in gods boek haar grootite ziclsvcrlustinj;. Twee Zuilen, die 'tgcwelffel van haar Kerk Aan d'eencn kant bonwkunllig ondcrfcluaagcn , Verwonen't zeeu wsch cn vi.jssings wapenmerk, in wii.lkms beelj, wien 't werk wordt opgedragen, Doorluchtig Hoofd van onze Maatfcbavp-, Die, fchoon noch in hctir zwakke en kiu'dfcbc jaaren, He» tl'KerftcIing heur's arbeids, vlug cn bly, Voor rit oogen brengt, met lust om voort tc vaaren. De Tafel niet den doorgrond, rvk bedekt Wet Tekenfcbets van Kunst en IFetenfcbappen, En 't L'e,gezicht, dat ginJer d'aandacht wekt Ier zyde van Gordyn en tempeltrappen, Getuigen, dat de weetzucht, vlyt en lust. Door de lier gel'poord, aan Zeelands verftc paaien In onze ttst noch niet z< n uitgebluscht: JVIcn tracht d.x>r nut 'er mede een'iVyj te haaien. Handhaving van den Godsdienst ei. liet Recht, Ceneeihebuip, rot (leun van 't mensclilyk leven, tAatuu, boek, door Gods hand ons voorgelegd, t Waiutirboelc, iloor zyne Almacht zelf belchreven, De Meetkunst, in haar takken ruim verfpreid , De Schilderkunst, 200 fix in kleur en trekken, De Putkmmyk, die harten opwairts leidt, Haar Zuster, die de dofheid zelf kan wekken, t Vermogen om door 't helder Spicgelglat Het Starrenbeir aan 't menschlyk oog re klemmen , Ot d.»or beholp van Graadboog en Kompas , Op verren tocht een dolle zee te temmen; IJiftoriekunsingen , gehouden den zevenden van vvynmaand des jaars mdcclxxxui, is be-  [ XII ] befloten, met betrekkinge tot de vraagen: Hoe groot moet de Cirkelboog zyn van het voorfchip, of de zoogenaamde Boeg; indien dezelve zal gefchikt zynt om het water zacht te klieven, tot bevorderinge van eenen vaardigen voortgang, en tejfens beft and te wezen, om het te diep inzinken der zwaarte van Schip en lading, door de drukkende kracht der byfiaande zeilen, voortekomen? En, Hoe groot moet de boog van het geheele Scheeps-lichaam zyn, op de Lyn van het néér geladen Schip, ter bevorderinge van het Jpoedig wenden, zoo wel voor den wind, air door den wind? den beloofden gouden eerpenning toetewyzen , aan den Schryver van het antwoord, voorzien met deze zinfpreuke: On a dit, toutes lesfeiences fe tiennent par la main; etj'ofc ajouter, la Navigation et l'Archiiecturevavaie fe la donnent immédiatement; en die by het openen van 't verzegelde billet gebleken re te zyn de Heer garnifr db st. juutw, Capitaine en prémier au CorpjRoyal du Génie de France, en réfidence d Bayonne; aan wien die eerprys, voor rekeninge van het Bataviafche Genootfchap, zal toegezonden worden. Gaarne hadt het Genootfchap zich in ftaat gefield gezien, om gelyken prys te konnen toewyzen aan eene uitgewerkte "en voldoende verhandelinge, behelzende een Tydrekenhmdig en naauwkeurig bericht van alle inlandfcke en uiu beemfche Scbry veren en Schriften, die ter opbeldertnge der Mederiandjcbe Gefchiedenisfen en Oudheden flnkken, federt het begin der Uraaf. lyke Regeringe tot op dezen tyd; doch zoodanige voor  [ xiii ] voor den eerften van louwmaand dezes jaars niet ingekomen zynde, verklaart het Genootfchap zich genegen, om de uitgeloofde goude Medaille nog te willen geven, aan den genen, die zulk een tydrekenkundig bericht zal toegezonden hebben voor den eerften van louwmaand 's jaars mdcclxxxv, doch onder voorwaarde, dat "men zich boude aan de nadere bepalingen, in 't voorgaande Programma opgegeven, en die van dezen inhoud zyn: X. Men bepak zich by de zeven Vereenigde Gewesten van Nederland, en de Landen daar onder behoorende. 2. Het tydrekenkundige moet betrekkelyk gemaakt worden, niet alleen tot den leef tyd der Schryveren, maar ook tot het tydvak, welks gebeurtenisfen zy behandelen. 3. Men make ook., zoo veel mogelyk is, meldinge van de Handfchriften en onuitgegevene flukken, die onder de Liefhebbers der Ne~ derlandfche Hijlorien bewaard worden; — van de byzondere befebryvingen der Steden en Dorpen; — en van de fchriften der genen, die, met verzwyginge van hunne naamen, 's Lanis Hiftorien en Staatsbejlier eenig licht bygezet hebben. 4. Nog vordert men eene aanwyzinge, waar men nader bericht, betreffende de opgegeven Schry vers, kan vinden. Wyders ziet het Genootfchap met verlangen te gemoete voldoende antwoorden, op de drie voorftelien, die voor den eerften van louwmaand des  t xiv ] des jaars mdcctxxxiv moeten ingeleverd zyn, om met de toegezegde gouden eerpenningen bekroond te konnen worden} de twee eerfte voor rekeninge van dit, en het derde op kosten van het Bataviafche Genootfchap. Die drie voorftelien luiden dus: A. Het Genootfchap ïn aanmerkinge nemende, dat, hoewel het Staats-Recht van dit Gemeenebest [lus Publicum Belgicum] door veele voornaame Mannen behandeld, en in fommige ftukken naauwkeuriglyk verklaard is, men echter tot d.zen tyd toe gebrek hebbe aan eene volledige en weigefchikte handleidinge tot recht verftand van die voortreftclyke en zoo nuttige Wetenfchap in 't gemeen, en waar door de Nederlandfche jeugd tot een geregeld en onderfcheiden denkbeeld van 't zelve zou konnen opgeleid worden; nood gt de geletterden uit tcc het fchryven van een volledig en beknopt famenJlel van hei Staats- Recht der zeven f^ereenigde Nederlanden, met aanw zinge det bronnen, waar uit men nadere en uitvoeriger Kundigheden belangende de byzondere punten van dit Recht halen kan. Üe fchryvers moeten zich, in hun opftel, niet alleeniyk bepalen by het Staats-Recht, 't gme de zeven Vereenigde Gewesten onderling gemeen heb en , en uit de mededeelinge van fommige rechten der Opperheerfchappye voortvloeit ; doch men vordert ook van hun eene beknopte en naauwkeurige befchryvinge van het Staats-R.echt van iedere Nederlandfche Provincie afzonderlyk, als mede, dat zy, zoo veel mo-  [ xv ] mogelyk» by elk artikel de voornaamiïe fchryvers aanwyzcn, die hetzelve met opzet behandeld en opgehelderd hebben. B. "Wat is 'er tot nog toe in de Nederland„ fche taal, over de Febres Catarrbales, wel„ ke federt etnige jaaren zich meer dan voorheen in deze Landen vertoond hebben, gefchreven, en wat ontbreekt 'er aan? Welke „ zyn haare gewoone kenteekens, loop, fym„ ptomata en complicatien ? 7yn 'er tenige re„ denen te ontdekken, waar uit hlyken kan, „ waarom deze ziekte meer dan voorhten plaats „ heeft? Welke is haare veilige en zekere ge„ nezing in alle haare onderfcheiden^ fdtrten"? C. Pe ordervinding leert, dat luiden, die als matroozen ter Zee var( n, 't zy op de Oosten West ind én, of in den dienst van andere IVIaatfchappyen, als mede ten Oorlog, niet alle n in den ftryd, maar ook door verfcheiden ongelukken, a s mede door ziekten en zwakheden, vooral dcor den ouderdom, buiten ftaat geraken , hunnen dienst te konnen vervullen, en dus voor zich zeiven het ncodige onderhoud te verzorgen, waar door zy openliggen voor diepe armetde en gebrek, en om zelfs tot den bedelzak te vervallen. Derhaiven zoude het voor braave Zeelieden tot eene zonderlinge vertroostinge, en voor allen , die tot den Zeedienst in de Provincie van Zeeland genegenheid hadden, tot eene gepaste aanmoediginge konnen {trekken, indien 'er eenig middel was, om zoodanige onvermogende of bejaarde Zeelieden een beliendig cn welgeregeld cn-  [ XVI ] onderhoud en verzorginge te konnen verfchafc fen, in eenig geiticht binnen deze Provincie. Ter bereikinge van dat oogwit, wordt gevraagd het best gefchikte en must kostbaare ontwerp, tot bet nichten van een bekwaam gebouw, onder den naam van hospitaal of man- HUlb VOOR O- VfcRMOGlNUE EN OUDF ZEELIEDEN. Hier toe diende men in de Antwoorden optegeven eene befchryving en teekenmg van zulk een gebouw, voorzit n van de noodige zaaien en vertrekken, voor zieken, en voor reeds gezonden, met aanwyzinge van de plaats, waar hetzelve best kon geiticht worden; als mede eene bepaaling van Opzienderen en Beliuurderen, zoo wel ais van nooaige Bedienden; insaelyks de toerusting van 't vereischte liuisraad "kleeding cn beddtgced, bovendien 't Leve; s onderhoud, benevens de verzorging van Geneesen Heel-midJelen; als ook het geven van Godsdienftig onderwys en {lichting. Inzonderheid diende men bedacht te zyn, op de noodige onkosten ter begrooiinge van de {ommen, welke zouden vereischt worden, zoo ter eerfte oprichtinge van zulk een geiticht, als ter gaandehoudinge van deze inftellinge in 't vervoig van tyd, ten aanzien der onderhoudinge van 't Gebouw, Loonen en Bedienden, en verzorginge der Zeelieden in alle hunne behoeften. Tot eene Proeve kon men 't plan vormen voor een getal van honderd menfchen. Doch men diende ook onder 't oog te houden, welke evenredigheid 'er zoude plaats hebben in de vermeerdering van ' >e ouw en onderhoud in alles, indien 't getal tot twee, drie,  [ XVII ] drie, vier of meer honderd menfchen mogte op* klimmen. Daar by zoude men moeten denken, op de bekwaame Fondfen , tot de oprichting en het onderhoud En men konde overleggen: Of daar toe een zekere toeleg uit de hand- of maand-gelden en winsten der Zeelieden zoude konnen worden ingehouden, door de Boek'ouders der Reeders, of de Betaalers in de andere Departementen ? Dan of daar toe alleenlyk, of benevens het voorige, de milddaadige Mensenlievendheid van Vaderlandfche Harten zoude moeten worden uitgenoodigd ? Of welke andere betere midde'en men konde opgeven , ter bereikinge van deze Heilzaame bedoeling? Verder heeft het Genootfchap goedgevonden, heden, voor de eerfte maal, drie vraagftukkeri ven, met belofte van den gewoonen gouden eerpenning, op den ftempel van dit Genootfchap geflagen, aan hun, die, voor den eerften van louwmaand des jaars mdccixxxv, de beste ■en meest voldoende antwoorden op elk derzelver ingeleverd zullen hebben: A. Voor rekeninge dezer Maatfchappye: Zyn 'er geene algemeene en byzondere gebreken in de inriebtinge en leerwyze onzer Vaderlandfche Hooge Schooien? welke zyn de voornaamfie ? en wat kan tot verbeteringe daar van in '* werk gefield worden, tot fpoedigere voortzettinge van allerleie Wetenjcbappen, en ter meerdere befchavinge onzer Natie ? A. DE&L. * * Hoor  [ XVIII ] Door algemeene gebreken verfiaat men zulke, die betrekkelyk zyn op de Akademifche leerwyze , voor zoo ver zy het gantfche lichaam der fludeerenden betreft; en door byzondere, zulke, die opzicht hebben op de byzondere takken van ftudie. B. Voor rekeninge van het Bataviafche Genootfchap: Dewyl de fchadelykbeid der begravenis/en binnen de Steden en Kerken ten vollen bewezen en vry algemeen erkend is; welke zyn de verjchillende redenen, dat die nadeelige gewoonte in deze Republyk blyft Jland grypen, en welke zyn de beste middelen, om dezelve te doen ophouden ? C. Eindelyk wordt elk, onder de gemelde toezegginge van den gouden eerprys, uitgenoo. digd, op het edelmoedige verzoek en ten kosten van Zyne Excelientie, den Hoogede.en Welgeboren Heere w. c. h. Baron van lyndkn tot Blttterswyk, Repraefenterende den Heere Prinfe Erf-Stadhouder als Eerften Edele van Zeeland, enz. enz., om Optegeven het different der fchadelyke JVisJelcours, wake in ieaer der zes Vereentgde Provinciën met relatie tot de Provincie van Holland in ordinaire tyden ge-meentyk plaats heeft; voorts aantewyzen de fundamenteel oorzaaken, door welke deze Wisfelfchade in de Provincie van Zeeland groottr zou zyn, dan in de vyf andere Provinciën, gefield zynde, dat de zilveren Dukaat in Zeeland tot geen hoogeren prys gangbaar ware, dan in de overige Provinciën, verders te betcogen, of en wsl*  [ xx ] welke redenen de Provincie van Zeeland heft, om bedugt te zyn, dat aldaar eerder en mier Jet gebrek aan [land-penningen en andere gangbaare Jpecien zoude exjLeren, dan in de vyf andere Provinciën, en boe zulk defect best zou konnen voorgekomen worden. De antwoorden op alle de gemelde Vraagen en Voorft Hen moeten, leesbaar gefchreven, — in de Nederduitfche, Latynfche, of Franfche taal opgefteld, — met een dubbel, of affchnft, voorzien, — voor den bepaalden tyd, en vraciitvry, — toegezonden worden aan den Heere j. w. te watjr, Hiftonefchryver van Zeeland, Hoogleeraar in de Wysbegeerte en Vaderlandfche tiiftorie te Midde burg, Secretaris van het Zeeuwfche Genootjcbap der fVetenjchappen te P'in■ fingen. De Schryvers moeten hunne naamen niet by de Verhandelingen voegen; doch dezelve met eene zinfpreuke voorzien, en laten verzeld gaan met een verzegeld briefje, dezelfde zinfpreuke tot opfchrift hebbende, en waar in de naam en woonplaats der Schryveren gemeld liaan. Het zal aan ieder, zonder eenige uitzonderinge, vryftaan, om naar den prys op alle de voorgeftelde vraagen te dingen, ook aan de Dtleaeuren en Leden van dit Genootfchap; doch, ' ten aanzien der beide iaatstgemelden, onder deze voorwaarden: dat zy niets op hunne verhandelingen en billetten zullen phatfen, waar Uit blyken kan, dat zy, in de eene of andere ** 2 be-  t ] betrekkinge, tot dit Genootfchap behooren; en dat zy, om des te onbekender te konnen byven, hunne verhandelingen door eene andere hand moeten laten afichryven. Niemand, wiens Verhandeling bekroond wordt, zal vryheid hebben, om dezelve, 't zy geheel, 't zy ten deele, in het Nederduitsch, afzonderlyk te doen drukken, of in eenig ander werk uittegeven, zonder voorafgaande kennisfe en medebevvilliginge dezer Maatfchappye. Het Genootfchap behoudt aan zich het recht, om, naar goedvinden, tot nut van het Algemeen, gebruik van alle de toegezondene antwoorden te maken, en dezelven, fchoon 'er de prys niet aan oegewezen wordt, geheel of ten deele onder zyne Verhandelingen te doen drukken , 't zy met byvoeginge der zdnfpreuken, door de fchryvers gebruikt, 't zy met uitdrukkinge van hunne naamen, indien zy, daar toe verzocht wordende, dezelven gelieven te openbaren. Met genoegen en dankerkentenisfe, ontfing 't Genootlchap de boekgefchenken der Heeren Blochy Kluit, Martinet, de Berg, Vbsmaer, Peter/en Michell, du Pui, Bof/lede, Kuipers, Beattie, N. G. Oosterdykf y, G. Buschf van Damme, GheS'  [ xxi ] Ghesquiefe, van Alpben, E. Sandifort, Bonn, van Solingen, van der Marck, Engelberts, Hannes en Fokker. Niet minder aangenaam waren de gefchenken, ter vermeerderinge der verzamelinge van verfchillende zeldfaamheden aangeboden, Van dezen aart was eenfraaije fteenen beker met zyn dekfel, voor meer dan vyftig of zestig jaaren uit Oostindién herwaards gebragt, en waar aan men, aldaar, de kracht pleegt toetefchry ven , om, wanneer men het water of den wyn, die zekeren tyd daar in te trekken geftaan hebben, eenige herhaalde reizen opdrinkt, de koorts te kunnen verdryven: welk gefchenk het Genootfchap verschuldigd is aan de vriendlykheid van den Heere Mr. y. W. van RoJevelt, Gecommitteerden Raad en Raad ter Admiraliteit van Zeeland. De Heer Moens Helde het *>* o Ge-  [ xxii ] Genootfchap in 't bezit van eene Pgypcilche Mumie, die de aandacht van veelen naar zich getrokken heeft, en waar van, vermoedelyk, in 't vervolg een nader bericht zal gegeven worden. Hier by voegde, noch onlangs, de Heer Metzlar eenige natuurlyke zeldfaamheden, door Hem zeiven van Batavia herwaards medegebragt. De verzameling van Romeinlche en andere Penningen werdt vermeerderd door de milddaadigheid der Heeren IPinckelman, van Damme, Sc hor er en de Fremery. De twee laatstgemelde Heeren, bezitters geworden zynde van een groot aantal Romeinfche Penningen, weleer toebehoord hebbende aan den Heere J. WüLemfen, Hoogleeraar en Predikant te Middel burg, belloten, die geheele vergamelinge, op de verplichtendfte W'yze, aan dit Genootfchap wegte*  [ xxiii ] tefchenken. Door alle deze en andere blyken van edelmoedigheid, ziet de Maatfchappy haaren voorraad, met blydfchap, van tyd tot tyd, aangroeien; en door het vermelden daar van, beoogt zy voornaamlyk, haare gevoelens van erkentenisfe te openbaren. Na 't overlyden van den Heere y. Tjeenk, werdt, in deszelfs plaatIe, tot Eerften Secretaris van dit Genootfchap aangefteld J. IK Te Water, riiftorielchryver van Zeeland en Hoogleeraar in de Wys* geer te en Vaderlandfche Gefchiedenisfen te Middelburg; vervolgens tot Tweeden Secretaris de Heer G. Kuipers, Predikant der Nederduitfche Hervormde Gemeente in deze Stad; en tot Thefaurier van 't Genootichap, in plaaf fe van den Heere D. H. Gal/andat9 de Heer Mr. F. A. van Rofevelt Cateau, Schepen en Raad dezer 4 Stad:  [ xxiv ] Stad: die deze onderfcheiden posten, waar toe zy den achtentwintigften van fprokkelmaand des jaars Mocclxxxiii aangeüeld zyn, gaarne aangenomen hebben. De meeste Heeren Directeuren en lieden van dit Genootichap, te Midéetbkrg woonachtig, zich genegen getoond hebbende, om, binnen die Stad, eene maandelykfche byeenkomile te houden, ten einde het heilzaam oogmerk dezer Maatfchappye en de volyverige pogingen van haare inflellers en begunHigers te beter te kunnen helpen bevorderen; is, in eene Vergaderinge der Heeren Directeuren, den zeventienden van lentemaand dezes jaars gehouden, goedgevonden en befloten, het houden van zoodanige maandelykiche vergaderinge aan dezelven toeteftaan, onder den naam van het Mtddetburgsch Departement van  [ xxv 3 7 Zeeuwsch Genootfchap der Weten* fchappen te Vlnfmgen, en onder alle zulke nadere bepalingen, als tot genoegen van die Heeren en ten meesten nutte van 't Genootfchap zullen kunnen (trekken. Wat eindelyk den inhoud van dit tiende Deel betreft: behalven de bekroonde antwoorden op de vraagen, voor 't jaar mdcclxxx:i opgegeven, worden daar in gevonden de Geneeskundige Verhandelingen der Heeren de Windf Voltelen en van Solmgen; de aanmerkingen van den Heere Hout" tuyn over het onderlcheid van zwarte en witte peper, nevens eene afbeelding van 't gewas der ftaartpeper; en de befchouwingen over Izaak op Moria, door den Heere kwpets. Omtrent dit alles moeten wy, hier, noch alleenlyk berichten, dat de Antwoorden der Heeren Callenjels en Harger, over " r de  t xxvi ] de waare oorzaaken, kenteekenen, behoed- en geneesmiddelen, van de najaars-koortfen in de Garnir zoenplaatfen van Staats-Vlaanderen, door 't Genootfchap ook afzonderlyk uitgegeven zyn, om dezelve te algemeener en verkrygelyker voor elk, die 'er belang by heeft, te maken; en dat de gelegenheid tot het opgeven van die vraage, en dus ook tot het fchryven en bekroonen dezer antwoorden , geboren zy uit de edelmoedigheid van den Heere W. Baron van Dopff, Generaal Major ten diende dezer Landen, en Commandeur der Stad Hulst en onderhoorige Forten; wiens menschlievende denkwyze, hier in ten klaarden betoond, by het Genootfchap in een dankbaar geheugen blyven, en door elk' weidenkenden men. fchenvriend zal geëerbiedigd worden. Mo-  [ XXVIT ] Mogen de Verhandelingen, in dit Deel begrepen, ook eenigzins medewerken tot eer van den GOD der Wetenfchappen, ten nutte der Burgerlyke Maatlchappye in en buiten ons Vaderland, en ter verbreidinge van nuttige kundigheden ; dan zal 't Genootfchap zich verheugen, en zyne aanhoudende pogingen rykelyk beloond reke* nen. • Vih fingen, den 27 van hooimaand des jaars MDCCLXXXIV. JONA WILLEM TE WATER. Secretaris. NAAM-  [ XXVIII ] LYST DER VERHANDELINGEN VAN HET TIENDE DEEL. Antwoord over der Najaars-Koortfen in de Garnizoenplaatfen van Staats-Vlaanderen; door c. w. callenfels, Med. Doet., Schepen der Stad Sluis in Haanderen. - - - BI. i, Antwoord over 't zelfde onderwerp; door j. harger, Bied. Doet. te Rotterdam. 131. Antwoord over de bouwinge der Schepen, met betrekking tot de gezondheid en 't goed der zeevarenden ,• door j. harger , Med. Doet. te Rotterdam. - - 313, Verhandeling over den polypus of flymprop, en fungus of uitwas, benevens een berigt en afbeelding van een zeer nuttig werktuig, ter afbinding dienende; door s. de wind , Med. Doet., 's Lands en Stads Operateur en Steenfnyder, enz., te Middelburg. - 497. Aanmerkingen over eene bedekte ontfteeking cn verzwecring in den onderbuik, verzeld van een ifchuria, eerst na den dood kennelyk; door r. J. voltelen, Med. Doet., Hoogleeraar in de Geneeskunde te Leiden. - 549. Vroedkundige waarneeming; door a. van solingen, A. L. M. Med. et Philof. Doet. te Middelburg. - 575. Het  [ XXIX ] Het onderfcheid der zwarte en witte peper, cn afbeelding van 't gewas der ftaartpeper, door m. houttuyn, Med. Boet. te Amfterdam. ... 604. Over Izaak op Moria; door g. kuipers , Predikant en Tweeden Secretaris van 't Genooti'chap te VlUfingen. - - 614.   ANTWOORDEN OP DE V R A A G E, VOOR HET JAAR MDCCLXXXII OPGEGEVEN: Welke zyn de waare oorzaaken en kenteekenen van de Na] aars-koor tfen in de Garnizoenplaat/en van Staats-Vlaanderen; en welkt zyn de beste behoed- en geneesmiddelen, die daar tegen, vooral by de Militairen, konnen aangewend worden* Aan welken de gouden en zilVteren eerpryzen* door het Zeeuwfche Genootfchap der Wetenfchappen, den zevenëntwintigften van, oogstmaand 's jaars 178 a, toegewezen zyn»   Blads 3 ANTWOORD OP DE V R A A G E: Welke zyn de waare oorzaaken en kenteekenen van de Najaars-koortfen in de Garnizoen' plaat/en van Staats-Vlaanderen-, en welke zyn de beste behoed- en geneesmiddelen, die daartegen, vooral by de Militairen, konnen aangewend worden? DOOR G- W. CALLENFEL& 5? jT3e ondervindinge heeft duidelyfc „ geleerd de fchadelyke gevolgen van „ de Najaars-koortfen, welke, vooral „ na heete en drooge zomers, in de „ Garnizoenplaatfen van Staats-Vlaan„ deren, allermeest onder de Militai„ ren, heerfchen, en niet zelden een „ aanmerkelyk getal derzelven ten „ grave fleepen"; wordt te regt in het Programma gefteld. peez> A 2 De  r4t G» W. CALLENFELS ANTWOORD De jongst verloopene Jaaren van 1779» 1780 en 1781, hebben daar van in Staats-Vlaanderen treurige voorbeelden opgeleverd: allermeest te Sluys in Vlaanderen, als in het welke het Regiment van Acronius (nu Nosïitz), met het tweede Battaillon van het Regiment van den Erfprins van Ürat.ge en Nasfau, het eerfte en tweede Battaillon van de Wallons van Gm er, en het Regiment Switfers van Sturler, zeer veel geleden hebben, en eene groore menigte dooden hebben gehad: over het eerstgenoemde jaar kan men dit leezen in een kort Bericht van den Beer G. fV. Callenfels M. D., te vinden in de Verhandelingen van de Natuur en Geneeskundige Correspondentie in de Vereenigde Nederlanden opgericht in fBage 1 D. 1 Stuk. Het is dan wel zeker, dat s'jaarlyks zeer veele Manfchappen de droevige flagtoffers worden van de Najaars-koortfen, als uit een en tien jaarigen lyst van 1770 tot 1780 aldaar biykt. Het Zeeuwfche Genootfchap der Geleerden heeft daarom, op verzoek en ten koste van zekeren menschlievenden en edelmoedigen Heer, dteze yraa-;  OVER DE NAJAARS-KO0RTSEN,' % Vraage, aan het hoofd gemeld, voorgemeld. Ik zal beproeven. of ik iets ter beantwoordinge van dezelve kan mededeelen: ten dien einde I. Zal ik eerst onderzoeken, welke de waare oorzaaken zyn van de Najaars-koortfen in de Garnizoenplaat', Jen van Staat s-Viaander en. II. Ten tweeden: welke de kenteehenen van de Koortfen zyn. III. Daarna: welke de beste behoedmiddelen daar tegen zyn. IV. En eindelyk: welke de beste genees* middelen zyn, die kunnen aangewend worden. Ik zal in 't overweegen van deeze vier zaaken meest de Militairen in het oog houden, volgens den inhoud van de Vraage; want deeze zyn het, die daar gewoonelyk het meeste van lyden, cn door de dood worden weggevoerd: en men zal veel, ja zeer veel gevor* derd zyn , ais men dezelve hier in van goeden raad en hulpe kan bedienen. Myn oogmerk is dit ftuk eenvoudig te behandelen; vooral met de bevindinge te raade te gaan; en zeldfaam. fchryA 3 yerfc  & G. W. CALLENFELS ANTWOORD vers aan te haaien, (als welke by des kundigen bekend zyn, en by min kundigen doorgaans wórden overgeflagen, en het leezen lastig maaken) dan alleenlyk, als ik iets uit hun zal uitfchryven, Voornamentlyk zal ik my ophouden met de o rznaken van, en behoedmiddelen tegen de Koortfen voor de Militairen in staats-Vlaanderen, om dat dezelve minder voorkoomen, als wel de kern eekeven en geneesmiddelen van die Koortfen, als die te vinden zyn overal in de ge eeskundige boeken in onderfchcidene taaien. Wy gaan dan eerst onderzoek doen op de waare oorzaaken van de Najaarskoortfen in de Garnizoenplaatfen van Staats-Vlaanderen vooral by de MiliJairen. EERSTE AFDEELINGE. Van de waare oorzaaken van de Najaars-koortfen in de Garnizoenplaatfen, van Staats-Vlaanderen. De Vraage gaat eerst over de waare oorzaaken van de Najaars-koortfen in de Garnizoenplaatfen van Staats-Vlaanderen. Wy  OVER DE NAJAARS-KO ORTSEN. J Wy moeten hier vooraf een woord fpreeken van de Najaars-koortfen, van Staats-Vlaanderen, en deszelfs Garnizoenplaatfen ; eer wy overgaan tot het onderzoek van derzelver oorzaaken. De Najaars-koortfen zyn zelden, allerminst na heete en drooge zomers, afgaande en anderendaagfche Galkoortfen, maar meestendeel (by de Militairen vooral) Galkoortfen of heete Koortfen, die kort na de afneminge, zich geduurig met vernieuwde en vermeerderde kragten verheffen, en voor deeze in de genezinge, voor geene in de dood eindigen. Doch is het, dat zy, die daar meede worftelen, noch ftcr ven, noch geneezen worden, (het zy dat de Hemel hun niet gunftig is, het zy door onkundige en verkeerde behandelingen en geneesmiddelen, het zy door eigen verzuim) dan neemen dezelve eenen ongelukkigen keer; en men ziet de Lyders kwynen of aan derdendaagfche, of uitteerende Koortfen, of aan Water, en Geelzugt, zomtyds ook aan Rotkoortfen. Hier uit kan men opmaaken, welke de gewoone Koortfen en Ziekten zyn van den nazomer ea herfst onder de Militairen A 4 ia  B G. W. CALLENFELS ANTWOORD in Staats-Vlaanderen, waar by men wel in acht moet neemen, dat die Najaars-koortfen aldaar de Lyders in 't gemeen fterker en hardnekkiger aantasten, dan wel in andere gewesten van ons Vaderland: en dat vooral in 't byzonder de aanvallen en verfchynfelen derzelver by de Militairen, en andere Vreemdelingen, meerder en heeviger zyn, dan by de Burgers en Inwoonders, die dezelve op lange na 20 veel, en zwaar, en langduurig niet hebben. Staats-Vlaanderen , van 't welke wy fpreeken, en het geen tot de Generaliteit behoort, legt op ft graaden, 24 en volgende minuten breedte, en op 21 graaden, 20 en volgende minuten lengte, de Meridiaan door Ferro, één der Canarifche eilanden getrokken zynde, tusfehen de Noordzee en de Schelde. Men rekent de grootlle lengte van het Oosten naar het Westen op elf uuren gaans: de grootfte breedte van het Noorden naar het Zuiden wordt op twee of drie uuren begroot. Het zelve legt derhalven meer zuidelyk en warmer, als de andere Landen van Neerland, waar door het komt»  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. § komt, dat de boomen hier eerder groen ftaan, en de moeskruiden, op het open land, hier eerder uitfpruiten, als in andere plaatfen van het Vaderland. Staats-Vlaanderen dan eene lmalle ftreek lands zynde, ten noorden van de Provincie van OostenryksVlaanderen, heeft in zig niet veele aanmerkeiyke plaatfen. De plaatten, alwaar Militaire bezettingen leggen, genoemd Garnizoen■plaatJen, zyn Sluys, Tzendyke, P/filippine, Sas van Gend, Axel, Hulst, Liefkenshoek en Lillo, met de onderhoorige Forten, zynde de laatfte, te weeten, Lillo eigentlyk Staats Braband. Van deeze worden Sluys, Philippine en Sas van Gend, voor de ongezondfte gehouden, maar wel inzonderheid de eerfte plaats: daar en tegen wordt Hulst voor de gezondfte gehouden. De voornaamlle fteeden, daar de meeste bezettingen leggen, zyn Sluys, Sas van Gend en Hulst. In Vreedestyd heeft men gewoonelyk in Staats-Vlaanderen drie Regimenten of iets meer, welke aldus worden verdeeld, in Sluys één Regiment of .drie Battaillons, in Sas van Gend één A 5 Bath  IO G. W. CALLENFELS ANTWOORD Battaillon, insgelyks in Hulst één Battaillon, en voorts één Battaillon verIpreid in de overige plaatfen. Terwyl ik over de oorzaaken der Ziekten in de opgetelde Garnizoenplaatfen in 't gemeen zal fpreeken, zal ik nogtans Sluys allerbyzonderst onder myn aandagt houden en bedoelen, om dat dezelve de Hoofdftad van StaatsVlaanderen is, alwaar de meeste Militairen leggen in bezettinge, en om dat die plaats voor de nadeeliglle wordt gehouden, dewyl 'er de meeste ziek worden en fterven. Welke mogen toch de waare oorzaaken zyn van die Najaars-koortfen in die Garnizoenplaatfen, die zo fchrikkelyk zyn in derzelver aanvallen, en dodelyk in derzelver gevolgen ? is het geen wy nu gaan onderzoeken. De waare oorzaaken, dunkt my, zyn te zoeken en te vinden A. Eerst: in de lucht- en landsgefieldbeid van Staats-Vlaanderen. B. Ten tweeden: in de Garnizoenplaat- _ M C. Ten derden: en vooral by de Militairen zelve. Alle  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. II Alle Ziekten, die aan byzondere landen en plaatfen eigen zyn, moeten haar grond hebben in de luchtsgefteldheid, in het land, en in de levenswyze der inwoonderen: men vindt in deeze een kennelyk onderfcheid in de provintien van het zelfde land, ja in onderflheidcne plaatfen van dezelfde provintie. A. De lucht en la«.d, geeven 3 het komt my echter waar„ fchynelyk voor, dat die onbeften„ digheid voornamentlyk aan de by„ zondere natuur der lucht toe te fchry,> ven is; waar door deeze hoofdftof „ aan veranderingen onderhevig is, „ uit veelerlei oorzaaken; welke voor » een groot gedeelte, misfchien te » diep verborgen zyn, dan dat het menfchelyk vernuft, die ooit zoude » kunnen ontdekken. In de daad; wani, neer wy overweegen, dat de lucht, 9) welke de Plantgev/asfen in hebben, „ van den flaat van gemeene lucht, in 9, lucht, die den flaat van gemeene lucht, na by komt, in gcdephlogift'i„ cecrde lucht, of in lucht, die waarja lyk vergiftig is, veranderd word; „ door oorzaaken, welke in fchyn zo » gering Zyn, als by voorbeeld het „ licht en de fchaduw; indien wy, zeg ik overweegen; dat een weinig meer „ of minder licht zulke aanmerkelyke „ verfchillen in die Hoofdftof kan te » weeg brengen; hebben wy dan geej3 ne reedenen om te gelooven, dat „ 'er in de natuur zeer veele oorzaa„ kenbeftaan, welke zelve aan geduu* rige veranderingen onderheevig, zo* „ da-  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. 10 „ danige onbellendigheid in den Haat „ der gezondheid van den Dampkring » voortbrengen? Een weinig meer of „ minder warmte; Een weinig meer „ of minder helderheid van den dag, » de droogte en vogtigheid, de verft fchillende rigtingen der winden, „ welke eene goede of flegte lucht uit „ afgelegene Landen aanvoeren, en „ veele andere oorzaaken, welke ons „ geheel en al onbekend zyn, of or> n welke men tot hier toe geenen ge» noegzaamenaandagt gevestigdheeft, „ kunnen medewerken, om clen ftaat „ des Dampkrings te veranderen". Men kan inmiddels, al het geene bctrekkinge heeft op de lucht, vinden in de Prysverhandelingen van de Heeren J. R. Deiman en A. Paats van Troostwyk, en van den Heere B. Tiboel in het 5de deel van het Bataafs Genootfchap te Rotterdam. De fchadelyke invloed en werkinge van Vlaanderens lucht- en landsgeftel openbaart zich gewoonelyk half.Tr//y, word voortgezet in Augustus, en bekoomt zyn hoogte in September en Oetober, na welken tyd het wederom begint af te neemen. Tusfchen deeze B 2 vier  *0 G. W". CALLENFELS ANTWOORD vier maanden rekent men dan den Ziekentyd. De Militairen lyden hier het meeste van, want zy zyn 'er het minfte aan gewoon, koomen doorgaans uit een veel beeter en gantsch tegenftrydig luchtsgellel; ja uit hoogere landen, van andere talen en volken, als de Switzers en Duitfcbers, fValen en Schotten ■ cn leggen llegts in Vlaanderen maar één Jaar in Garnizoen. De Inwoonders, het is waar, worden door die kwaadc lucht ook wel aangedaan; edoch daar meer aangeyoon en tegen gehard, of gelyk men zegt, de Landziekte gehad en doorgeftaan hebbende, weeten daar op lange na zo veel niet van als de Militairen: trouwens, de bevindinge leert, en veele proeven bevestigen het, hoe men aan de flegfte lucht kan gewoon worden, en hoe de gewoonte zodanig eene tweede natuur is, dat zelfs gezonder lucht moeijelyk en onverdragelyk valt, aan die gewoon zyn aan eene ongezonde lucht. B. De tweede oorzaak der Koortfen zal in de Garnizoenplaatfen te zoeken zyn. Men'  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. 2Ï Men heeft toch in dezelve geene genoegzaame inrigtingen en voorzorgen voor de gezondheid, maar in tegendeel veele dingen, die medewerken tot de ziekten, evenwel in de eene plaats meer als in de andere. Dit bedoel ik: de grachten, flooten; Huizen, waterleidingen en rioolcn, worden niet na behooren overal fchoon gehouden, maar zyn vervuld met modder en flyk. Daar leit doorgaans te veel vuilte, ruigte en groenten, by hoopen op de ftraaten en wegen te rotten en te Hinken, zelfs fomtyds doode hoenderen, honden en katten, of ander gedierte. Het bloed en de afval van llachters en visverkopers, of van de in%oonders die vis hebben fchoongemaakt, vermeerdert het bederf en de befmettinge der lucht. Men heeft veele rottende mistputten, asch- en vuilnis-bakken , of hoopen, hier en daar in de plaatfen verfpreid: de ftraaten worden niet genoeg gewied, maar het gras en onkruid, van allerlei aart cn foort groeit tot eene byzondere hoogte, immers in de agter-wegen en ftraaten, daar de meeste Militairen woonen, en ftaatte verderven, rotten en B 3 fliu;  23 G. W. CALLENFELS ANTWOORD ftinken; de goede beveelen der Mao-jitraten worden niet genoeg hier teo-en genoomen, of met kragt"uiteevo?rd ik zal om het nadeel en bederf hier van te doen befeffen, een en andere proeve van den Heere Barnevdd bybrengen, zyn Ed. fchryft in de Verbandelingen van het ütrecbtfche Genootfchap der- PVetenfetappen i D. p. 428 fqq. M Een vierde pond vlecsch is in ftaatj » om van tyd tot tyd, tagtig pinten w gemeene lucht tot een aanmerk ely5, kc hooge trap te bederven, twaalf 5> loot falade bederven de maat van x, vier en veertig pinten lucht, twaalf w loot fchillcn van tuinboon cn beder$ yen honderd twee cn vyftig pinten 9» lucht, twaalf loot koolbladen beder5, ven honderd en vier pinten lucht, 5j en twaalf loot falie bederven hon„ derd twee en zeventig pinten lucht" Hoe veel ponden van koolbladen, boombladen, peenloof, erweten- en boonedoppen, en andere groenten, hggen benevens de modder, mist, bloed, cn afval van dieren en visfen-, op de ftraaten, vuilnishoopen en mistputten tc broeijen, rotten cn Hinken. JJjt veroorzaakt een bederf in de lucht, dat  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. 23 dat het geloof te boven gaat, en is dubbel nadeelig in eene lucht, die reeds in zich zeiven bedorven is. Nog breng ik hier toe, het mesten van varkens in verfcheidene burger huizen binnen de Garnizoenplaatfen, en in of by kwartieren, daar foidaaten leggen.. De ftank en vuiligheid van die onreine dieren is zo llerk, dat binnen korten tyd de muuren daar door verrotten, tegens welke de varken.kooten Haan. Welk een verderf moet zulks dan niet in de lucht veroorzaaken, te meer als die kooten zyn in huizen, daar men weinig plaats of erve heeft, en elk weet, hoe ondragelyk derzelver lucht is. Ik heb opgemerkt, dat in diergelyke huizen, de Koortfen kwaadaartiger waaren, zo dat men wel eens genoodzaakt wierd, den Magiftraat te verzoezoeken, om de varkenskooten en vuiligheid te doen weeren, uit de huizen, daar zieke Militairen lagen. Ook heeft men in gebruik, om de fecreeten, veel des zomers te laaten legen door de Vlamingen, die zeer op die mist voor hunne zandige landen gefteld zyn, doch het geene eenen lelyken reuk vcrB 4 fpreid.  24 G. W. CALLENFELS ANTWOORD fprcid. Dan nog moeten de flads grachten s'jaarlyks worden fchocnoemaakt dóór de aannemers; dit gefchiedt in net neetfte van den zomer': het water word dan afgetapt, en al het ruigte, de groenten en waterplanten, benevens de infccten, daar in bevat, die uit het water worden opgehaald, liggen aan den oever der grachten opgehoopt tc rotten en Hinken, op eene onaangename wyze, en de modder van het water koomt door al het baggeren en wroeten boven; daar door veel vis o v;koomt, en de vesten eenen verdervelyken lucht opgeeven. Het verdient ook onzen aandagt; dat s'jaarlyks het gras van de wallen cn buitenwerken in de Garnizoenplaatfen in de maand van July word : fgemaaid, en in hoopen gefteld, om uit te waasfemen en te droogen, ten einde het te veranderen in bekwaam hooy: dit word nog eens rondom de wallen in opzigte van het nagras herhaald, op het laatfte van de maand September. In hoe verre £o eene menigte uitwaasfemende grashcopen, van binnen en van buiten rondom de plaatfen, de lucht bcnadeclen, zou ik niet durven bepaalen. Bo-  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. 2 5 Boven al is, zo ergens, altoos hier, zeer nadeelig en belmettelyk, het begraaven der lyken binnen de fteeden in de kerken en op de kerkhoven, als welke een ondragelyke lucht verwekken. Wie begrypt niet, wat invloed dit moet hebben op de gemeene lucht, en hoe de bedervinge in eenen hoogen graad moet ryzen, als in het heetite der dagen, in July, Augustté en September, dag aan dag veele lyken, van aan de koortfen geftorvene Militairen in ligte opgeflagene doodkisten , in losfe aarde zeer veelen by een worden gezet. Om hier van een voorbeeld voor alle te Hellen, en die befmettinge te doen opmerken, dient het volgende: In het begin van Augustus, de 4de van die maand dezes jaars f781, rukte, te Sluys in Vlaanderen het Regiment Switfers van Sturler, in, toen beftaande uit duizend en veertig manfchappen, dezelve wierden wel ras zo overvallen door de Najaarskoortfen, dat derzelver getal den 4 September al tot negen honderd was geklommen ; zo dat toen van zulk een geheel Regiment maar twaalf of dertien man, zonder trom op de parade B 5 kwa-  «6 G. W. CALLENFELS ANTWOORD kwamen, cn één man dc hoofdwagt meldt; wordende door de andere, geholpen van de Conftapels, de poorten, en hier en daar eenen enkelden noodigen post bezet: 't geen duurde tot den 16 October daar aan volgende, wanneer eerst weer dc trom wierd geroerd, en één Officier met 3 SergeanlCii -eiV9 M^nfchappen optrok:ook nad in dien tyd de Burger-trom op verzoek van de Militairen ftil geftaan. Dageiyks Aierven 'er, en wierden ten gravc gebragt drie cn vier, zomtyds tot acht ja tien op eenen dap-, — beklagelyk fchouwfpel! Onder anderen wierd den 28 Augustus het Jyk van eenen Hopman der Svitfers met natie in de kerk gebragc, dat zo ontzettend üonk, dat niet alleen de baar- en flippedragers het naauwlyks konden harden, cn hunne neuzen met hunne neusdoeken onder het gaan toeftopten, maar ook dat het ondragelyk was voor alle die geenc die 'er agter gingen, ja voor alle dc aanfehouwers; en dat de kerk hoe ruim en lugtig anderzints, met die befmettende ftank zo vervuld wierd, dat dezelve, dagen agter den anderen moest gelucht worden, met deu-  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. 2> deuren en venfters open te zetten. Hier uit kan men oordeelcn over het geheel. Men kan over dk fchadclyke en nadceüge van in de fteeden en kerken te begraven nazien, de Verbandelinge van Prof. J, Wk t9 IVat er in het 4de Deel van het &eevw{che Genootfchap p. 29 ct 'cqq.y en de tncugur. oratie van Prof Kluit over dit Huk te Middelburg in Zeeland gedaan, om geene andere te noemen; wyl beide Verhandelingen, alles wat die zaak betreft, in zig bevatten cn voldingen. Nooit zal men het lecven cn de gezondheid der menfehen meer verlengen en voordeel aanbrengen, als wanneer men die bygelovige cn fchadelyke gewoonte éénmaal met wortel en tak uitroeit. Het is wel waar, ik bekenne het, dat de hier opgetelde en meerdere zaaken ook plaats hebben in veele ja de meeste fteeden van het Vaderland, dan dit neemt de fchadclykhcid niet weg, en vooral vermeerderen deeze het bederf van eene reeds kwaado en bcdorvene lucht. C. By deeze eerde en tweede oorzaaken koomen nog onder anderen, die hier in medewerken en huisvesten, by.  28 G. W. CALLENFELS ANTWOORD by de Militairen zeiven. Deeze verdienen niet minder onzen aandagt, en hier omtrent zal ik my moeten langer bezig houden, ais met de andere. — Deeze, die op de Militairen zelve betrekkinge hebben, en in hunnen eigenen fchoot als berusten, zyn veele en verfcheidene: Ik zal die br en ven tot het volgende tiental. Eerst: de gewoonelyke marscb, die de troepen s'jaarlyks naar de Garnizoenplaatfen in Staats-Vlaanderen o-enoodzaakt zyn te water ofte land, of °Prbu-ld.e maniercn af te leggen. • , ze gelchiedt nimmer zonder groot ongemak en veele afmattingen, waar door het volk by hunnen aankomst te eerder vatbaar is voor de hier in zwang gaande Koortfen, en minder befhmd is voor t derzei ver aanvallen, ja welke vermoeijinge op zich zelve genoegzaam is om Koortfen voort te brengen Men zal hier best een denkbeeld°van maaken, als men hun marsch eens in oogenfehyn neemt, en ziet, als zulks te land gefchiedt, hoe zy met ftof en zxyeet als overdekt zyn; hoe bezwaarIyk het marfcheeren vak met zo eene menigte menfehen by één, die behal- ven  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. 2£ ven hun geweer, dat met 'er tyd zwaar genoeg valt, nog beladen zyn met hunne rantzels, en zo al doorgaans zeven of meer uuren daags moeten in beweginge zyn: en hoe zy met hunne vermoeide leden, in hunne kleederen des nachts op wat ftroo in boerefchuuren, ofte elders moeten nederliggen. Of gefchiedt de marscb te wa-. ter met fcheepen, men zal 'er hét best van oordeelen, als men aanfchouwt, welk eene menigte in de fchepen by èén geftoeid zyn, doorgaans eene geheele Compagnie, immers van de Nationaale, met hun geweer en wapenen, met hunne rantzels in één fchip, daar zommige vrouwen en kinderen ook al onderloopen; en als men opmerkt, hoe zy daar in, rein en onrein, zieken en gezonden, goeden en kwaaden, ouden en jongen, door één, op ftroo in een eng ruim liggen, daar de luiken onder het vaaren van worden toegedaan, zo dat de lucht 'er zeer benaauwd en bedorven is, en een aanfchouwer die agterdogt heeft op zyne gezondheid, het 'er niet lang zoude konnen uithouden; ik laat ftaan daar nacht en dag in doorbrengen, onder alIs  30 G. W. CALLENFELS ANTWOORD le die ademen, dampkringen en uitwaasfemingen, van allerlei foort, reuk en ftank. Steekt de wind wat op, gaat het 'er wat hol door, het volk moet onder beflooten blyven, en veele raaken aan het walgen en braaken, andere aan het afgaan, ik behoeve niet te zeggen, welken eenen lucht dit binnen deks voortbrengt, en hoe de lighamen daar door tot Koortfen worden voorbereid en gefchikt. Deeze opgenoemde ongemakken worden grootclyks vermeerderd, als de marsch in de hcete dagen van de zomer te water of land gefchied. Dit laatfte was het ongeluk van het Regiment Svitfers van Sturler, van 't welke wy boven fpraken Deeze marfcheerden op het einde van July van het afgelopen jaar 1781, in eene brandende hitte, uit Breda, bekaden als na gewoonte met hunne wapens, bagagie en leeftogt, naar Bergen op dm Zoom; aldaar gekoomen moesten zy eenige dagen wagten na de ichepen, en waren flegt ingekwartierd. V oorts moesten zy de marsch te water in fchepen doen, ingerigt als reeds gezegd is, tot Sluys in Vlaanderen, ten *yde als de hitte zeer fterk en benauwen:  OVER DE NAT AARS-KOORTSEN. 3i wende was, zo dat men niet als om zeven of agt uuren s'avonds eenige koelte in de lucht vond, blykende uit den ftand van den Thermometer op dien tyd. Het volk hadt nauwlyks voeten aan wal, of moest terftond in alle fpoed hunne fchepen helpen ontladen, en zich afwerken met laden en losfen, dragen en torsfchen, om dat de Waflons van Gr enter, die lange na hunne komst hadden gereikhalst, met die zelfde fchepen s'anderendaags moeiten vertrekken. Men zag toen veele Soldaaten, in die hitte onder dien arbeid zo doorzweet, dat hunne kielen door het zweet zo nat waaren, of zy in het water gelegen hadden: Anderen van hun moesten terftond de Wallons aflosfen en hunne wagten en posten bezetten, zonder de minfte uitrustinge van hunne geledene vermoeijinge,. Het gevolg was ook, dat al fchielyk honderden ziek vielen, en eene me* nigte flierveli, gelyk te vooren is ge^ zegd. Ten tweeden: de Exercitiën, Wagten en Posten, welke zy hebben waar të neemen , wel noodzakelyk verknogt aan hunne bedieninge, maar niet te min  3* G. W. CALLENFELS ANTWOORD min hen blootftellende voor verhittingen en verkouwingen, voor gistingen en bederf van Het bloed en de vogten. — De Exercitiën duuren eemge uuren agter een, en houden hen 20 fterk in beweginge, dat zy in water en zweet zyn: dan gaan zy half naakt in den avond zich verluchten, of hun geweer fchoonmaken. De Parade is dagelyks volgens gewoonte om elf uuren, dus moeten zy al een uur te vooren in beweginge zyn, om Compagnies gewyze te vergaderen, gevifiteerd te worden, en op te marcheeren na de Paradeplaats, alwaar zy om half elf uuren moeten te zaamen koomen. De Paradeplaats is doorgaans een markt of groot plein, welke vlak ftaat voor de zon, ook voor de regen en wind: hier lyden zy het meest in het heetftevan den zomer door het branden van de zon, dat wel eens zo ver ging, dat ik 'er in de maanden van July of Augustus heb zien aamegtig en flaauw worden. Voorts moeten zy niet minder als twee uuren lang op hunne posten ftaan enfcbildwagt houden, daar het ook gantsch niet lekker is: want zy ftaan dan,  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. 33;' dan bloot voor de hirte des daags en koude des nachts, zynde 'er een verichil van twaalf, dertien en fomtyds van twintig graden, tusfehen dag en nacht, verder snoeten zy daar ondergaan alle de injurien van wind en weer, van regen, hagel, fneeuw, mist, donder en blixem; moeten twee uuren lang opfnuiven, alle de dampen en uitwaasfemingen van zee en gragten, van flikken en rottende vuilnis, en zich overgeeven aan al het bederf en de befmetting van eene geinfedteerde lucht. Zyn nu alle luchten in alle plaatfen, één uur voor en één uur na des zons op- en ondergang het ongezondst, om dat de dampen, door de koude verzwaard en verdikt, dan meest beneden blyven hangen, (op dat ik de woorden gebruike van den Heere Martinet in zynen Catechismus der Natuur i D. p. 78) hoe verderftélyk moet dan niet, in dat tydftip, een kwaade lucht zyn, voor de twee uuren lang op fchildwagt ftaande Soldaaten, die in hunne fchilderhuisjes geene andere fchuiling vinden, als tegen den regen. Ook is door den Heer Ingen-housz met proeven getoond, welke nadeelijr. deel. C ge  34 G. W. CALLENFELS ANTWOORD ge uitvloeifcls, de boomen en plantgewasfen in de fchaduwe en des nachts uitleveren; de wallen nu zyn bezet met plantgewasfen van allerlei foort; ook zyn 'er veele boomen op en naby dezelve. Dit onheil word grooter, als zy of door onkunde of verkeerde moed en ftoudheid, of dat nog erger is door aandrang en voorftuwing van anderen, met de ziekte of koorts onder deleeden, excrcceren, optrekken en hunne posten en wagten doen, zonder het op te geeven voor zy neervallen, gelyk ik dikwils heb gezien, maar ook waargenomen, dat de zulke, die zo doende het wel het langfte fcheenen uit te houden, en als over de ziekte te braveeren, het hevigst wierden aangetast, en derzelver doodelyke ilachtoffers zyn geworden. Ten derden: hunne h venswyze. Men is doorgaans gewoon by den Soldaat een zeer liegt dieet te houden, men flaat alles binnen, zonder maat, zonder vreeze, zonder agterdogt. De Genever, in Staats-Vlaanderen goedkoop zynde, (want voor vyf Huivers heeft men een pint vol) word by veelen jammerlyk misbruikt, en de hitte, daar  OVER DE NAJAARS-K00RTSEK. 35 daar door veroorzaakt, op zyn beurc dan wederom met te veel koud water te drinken en onvoorzigtige ontblooting geblust. Zo zit men by elkander, zo zit men dagelyks buiten en binnen de flecden, in kroegen en herbergen zich te vermaaken , met dat geliefkoosd, maar fchadelyk vogt. Ik heb 'er gezien, die met elkander een emmer Genever haalden, en met bierglaazen leegden. Zo dol en onmatig gaat men ook te werk met het onryp of fchadelyk fruit; onrype afgevallene appelen en peeren, zuure onrype druiven, en zeer veele okkernooten flaat men naar binnen, en het ongezond en fchadelyk foort van die kleine geele en blaauwe pruimtjes, hier als ter geef zynde, word met manden vol gekocht, en zonder agterdogt onmatig opgefnoept, zo dat daar omtrent fomtyds van Magiflraats wegen een verbod moet gepubliceerd worden, waar by verbooden word, dat ongezond foort van pruimtjes binnen, de Had te brengen, of op de markt of aan de huizen te verkoopen, op eene daar toe gefielde boete; een verbod, dat al federt de voorgaande Eeuw C 3 meer  $5 G. w. callenfels antwoord meer dan eens gefchied is, en in het afgeloopen jaar, als die pruimtjes zo overvloedig waaren, dat men honderd en meer voor één duit of oortje verkocht, waar door zeer veelen 'er zich aan zouden hebben te buiten gegaan, wederom, immers te Sluys in Vlaanderen, is vernieuwd geworden: Maar pok dit heilzaam gebod wierd by veelen overtreeden, en men fnoepte maar al te gulzig van dat fchadelyk goed. Zo doen veelen, weken agter een, dag aan dag, niet anders, van 'smorgens vroeg, 'savonds en 'snachts, als te huis en op de wagten en op de posten, te fnoepen en fnaijen. Men meent zelfs (zo ver gaat de onkunde en het vooroordeel, of de verkleefdheid aan zynen fnoeplust) dat zulks gezond is: en de Soldaat kent geen maat, noch paal, noch onderfcheid tusfchen ryp en onTyp> g°ed en kwaad fruit, en daar in houdt men zelfs aan, fchoon men aanvankelyk ziek is. Het is een oud Vaderlands fpreekwoord, het Fruitmannetje zal om zyn geld koomen. Waar mede van ouds wierd te kennen gegeven, dat zulke, die zo maar alle fruiten ondereen geduurig moepten, dit ge:  over de najaars-koortsen. 37 gewis met ziekte zouden moeten betaalen. De maag word daar door met koude en flym bezet, de eerfte wegen vervuild, de vogten bedorven, en zulke fnoepers gaan zelden vry van Galkoortfen. Hier mede bedoel ik gcenfints, gelyk van zelfs fpreekt, het gebruik van rype en gezonde fruiten, op zyn tyd en maate, als welke in tegendeel zeer voordeelig en heilzaam zyn, gelyk ik op zyn plaats zal zeggen. Vvyl echter de mensen zelden de maat weet te houden, heb ik al doorgaans ondervonden, dat die geene, die in het geheel geene of weinige fruiten gebruikten, de gezondlle bleeven. Voorts is het eeten van verfebe witte kool, welkers nadeeligen en ongezonden aart men genoeg kan opmaken uit het fdnkend water, dat 'er van word afgekookt, het eeten van meelfpyzen, van fpek, hoe garftig ook, van vet, van gedroogde vis, van gerookt en haring of bokking , van garnaaien en raauwe tnosfelen, veeier delicatesfe, die niets anders kunnen veroorzaaken als eene bedorve Hof, in de eerfte wegen: Men ziet zelden Soldaaten, die niet tusfehen den gewoonen tyd van eeten, C 3' hef:  38 G. W. CALLENFELS ANTWOORD liefhebbers zyn om hun maaa met mm, garnaalen, drooge vis of raauwe moslelen, na de tyd medebrengt, te overJaaden. Is 'er eens verfehe zeevis, het zy platen, fchollen, fchelvis, rogge, fchardyn, of wat het zyn mag, te bekoomen, Ichoon eenigen tyd afgekorven, en dus beginnende te rotten, waar door men dan die, voor een prysje kan bekoomen, dit is voor veeJen een lekker beetje. Op dit alles, drinkt en zwelgt men onmatig in, warme thee of cofTywater, of anders koude karnemelk. Zelfs daar zy ziek zyn, onthouden zy zich niet van die fchadeiyke ipyzen en dranken, en verkiezen die, voor en boven de mcdicynLn en goed yoedfel: ja Jaaten zich, fchoon er verbod tegen is, dezelve door hunne eameraden fteelswyze toedienen, 20 dat meenig een zich dood eet en drinkt Daar ik van hunne levenswyze fpreek, valt tevens myne gedagten op die Pruislifche manier van korte en van vooren weggefnedene rokjes te dragen, zeer verlchillende van de oude Vaderlandfche dragt: Want zy nebben met anders, als een vestje of camizool zonder mouwen, over hunne hem-  over de najaars-koortsen. 39 hemden, zo dat het voorlyf, de borst en buik, weinig gedekt is, en ftaan zo bloot voor de lucht, zonder te kunnen die korte overrokken toeknoopen, of daar mede het lyf dekken, gelyk met die oude kleding konde gcfchieden: Daar mede dan koomende uit hunne warme en benaauwde barakken, chambrées of wagthuizen, en fomtyds des nachts in de opene lucht; is die verandering zeer gevoelig en nadeellg. Ten laasten mag ik niet voorby laatcn gaan, het oog te vestigen op hunne kaggels in hunne wagthuizen, barakken en chambrées, die zy gebruiken om zich te verwarmen of hunne fpys op te kooken, waar toe zy zich bedienen van vette Zunderlandfche kooien. Deeze kaggels zyn doorgaans gehuurd, oud en liegt, en worden niet na behooren gezuiverd en fchoongemaakt, en zyn zo ingerigt, dat als men in die vertrekken komt, men haast bevindt, dat de lucht bedorven, benaauwende, ja fomtyds verftikkende is. Ten vierden: hunne inwooning. Veelen , ongeloofelyk veelen, woonen tot vinding van de menage in één barakC 4 keJ  4° GS W. CALLENFELS ANTWOORD ke, ofwel in één huis, kamer of chambrce Te TJendyke, Phüivpinc, Sas van Gend, Jixei, Hulst, IMin en Lief kenshoek, huisvesten alle de Militairen, Zo wel ongetrouwde als getrouwde, gewoonelyk in de barakken, waar van men aldaar een genoegzaam aantal beeft; dan 'er vernachten of te veel by één in dezelve, of immers houden daar hun tafel, en fommige barakken ftaan te Jaag, zyn te veel bedompt, belchaduwd en vogtig; het geen de gezondheid zeer fchadelyk en nadeelig js: het zelve moet men ook zeggen van alle nieuwe en pas gebouwde barakken, of van zulke, die lang ge- flooten en onbewoond zyn geweest. Maar te Sluys in Vlaanderen, alwaar het grootfte Garnizoen is, woonen alleen de getrouwde in barakken, en de ongetrouwde, die verre de meeste zyn, worden by de Burgers ingekwartierd, en door dezelve onder anderen gelegd in byzondere huizen, van de zulken, die zich daar op ftileeren en mede geneeren. Zo heeft men dan aldaar verfcheidene huizen, die geheel met Militairen bezet zyn, daar 'er tot Co en 70 ja 80, als het Garnizoen fterk  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. 41 is, zich in bevinden, die in 4 of 5 kamers verdeeld zyn, en daar in chambrées houden: of zy worden befteld by geringe Burgers, en moeten zich in kleine vertrekken, met hun veelen behelpen. Want welgeftelde Burgers, gelyk men denken kan, zyn 'er niet op geftcld om hunne billetters zelve in te neemen, en plaatfen dus dezelve op bovengemelde wyze, daarvoor eenig geld uitkeerende. De Soldaaten leggen dan met meenigte in barakken , of zulke huizen en kamers twee aan twee in ééne kribbe. Somtyds ontbreekt het hun nog aan de noodige fournitures en liggingen: een kwaade inbreuk, voortfpruitende uit de winzugt van veelen, die eigenaars van die huizen zyn, en zich toeleggen om Soldaaten te inkwartieren. Deeze neemen dan de Billetters (zo men die noemt) van hunne medeburgers voor zeker geld over, zonder in acht te neemen, of zy die behoorlyk plaatfen kunnen of niet: en ftommelen dan zeer veelen by één, meer als één vertrek of kamer bevatten kan. Ik zwyge van de flegte kunstjes van fommigen, die meer yolk aanneemen, als zy kribben hebC % ben3  42 G. W. CALLENFELS ANTWOORD ben, en leggen kunnen, en zich daar omtrent met de onderofficiers of het volk verflaanj juist in die berekening, dat 'er altyd op de wagt moeten trekken, die dan niet te huis zyn of ligging noodig hebben, waar door de verlegenheid groot word, en de ligging ontbreekt, als 'er veelen ja de mecsten ziek worden. En dit was in het afgelopen jaar het geval met het Regiment Switfers van Sturier. — Wyl nu elk mensen zynen byzonderen dampkring heeft, moet noodzakelvk de lucht, door zo veelen ih één huis en eén vertrek bedorven worden, en wel tot eenen hoogen graad, wanneer iommigen, wanneer de meesten daar onder ziek zyn. — Waar by nog koomen de fchadelyke uitwaasfemlnaen van hunne kaggels, van de fpyzenen dranken, die zy daar kooken," en van het licht dat zy branden. Laat iemand, hoe gezond ook, dagelyks moeten zyn m zo een vertrek, vervuld met zo een bedorve en verrotte lucht, hoe is het mogelyk, dat het lighaam en de vogten, daar door niet zouden worden aangetast? De Heer Bcrneveld berekent , "dat éene fmeerkaars van » twaalf  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. 43 „ twaalf in één pond in negen uuren „ tyds, dat de kaars brand, omtrent „ zes en een half oxhoofd lucht be„ derft. En een kool vuur van eenejj „ middelmatigen turf geglommen, zon„ der de minfte vlam, bederft in één „ uur ruim 16! anker lucht, wanneer „ nog geen derde deel van de kool „ verteerd is. Hoe veel heeft de turf n wel niet gephlogifticeerdvoor datdew zelve tot een kool geglommen was, „ wat denkbeeld moeten wy ons vormen van zo veel turf, fmeekoolen „ en hout, 1. c. p. 426 et feqq" Dit neemt niet weg, dat het vuur onder een bekwaamen fchoorfteen een middeloorzaak is van het herftel der lucht, fclyk zyn Ed. daar onder aanteekent. m wat de dampkring en ademhalingen van zo veelen belangt. "Ik haale, „ zegt zyn Ed. p. 425 et feqq. als ik in „ eene matige beweging ben, in drie „ minuten zestigmaal myn adem; ie„ der ademhaling beflaat eene ruimte „ van vier en veertig oneen; aange„ zien 'er nu drie en dertig mingelen „ gaan op een anker, bederf ik in drie „ minuten twee ankers lucht, dat ia „ in negen minuten een oxhoofd ■ in © één  44 G- W. CALLENFELS ANTWOORD „ één uur zes oxhoofden en vier an„ kers, en dus bederf ik alleen, in „ vier en twintig uuren, honderd agt „ en veertig oxhoofden. Hoe veel „ lucht bederft dan wel een ziek „ mensch in een Heete koorts of Rot„ ziekte". Dit laatfte nu is het geval te Sluys in Vlaanderen, federt aldaar het Hos pitaal'm den jaare 1779 is afgefchaft, liggen daar de zieken en ftervende onder de gezonden by meenigte in de chambrées, maar dit is ook de reden , dat 'er federt ongelyk meer zyn ziek geworden en geftorven als voorheen, als uit de doodlysten van 1779, 1780 en 1781, zou kunnen bewezen worden. In de andere Garnizoenplaatfen van Staats-Vlaanderen heeft dit nadeel van inwooning, van zieken en gezonden onder één, ook wel plaats, maar gemerkt zy daarin barakken liggen, is het niet in die menigte en graad als op de laatstgemelde plaats. Is één zieke, liggende in een Galkoorts, of Heete koorts, fomtyds Rotkoorts, alleen in ftaat om de gezonden in het zelfde vertrek , en allerfchielykst, die nevens hem op dezelfde kribbe ligt, te be- fmet*  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN, 4$ fmetten en aan te fteeken, wat moet men denken als 'er zo veele zieken zyn in ééne kamer? Alle ziekten wees men, zyn meer of min aantrekkelyk, vooral ziekten van dat foort of inflag. Tegen dit kwaad is niet genoegzaam, noch toereikende, de veniters, raamen en deuren open te zetten, gelyk gefchiedt: Want dit kan maar in warm weer gefchieden, en niet in koude, windrige en natte dagen, en kan ook niet des nachts gedaan worden. Ook gebeurt het niet zelden, dat die remedie erger word, dan het kwaad zelve: dewyi zy die te bed en ziek liggen, in zweet en uitwaasfemingen, door koude worden aangetast, zo dat de zweetgaaten geflooten worden, en zy hand over hand verergeren. Welk een wonderlyk contrast levert ook op die vermenging onder één van zo veel volk, van zieken en gezonden; terwyl een gedeelte praatcn, zingen, fluiten, fpselen of vloeken, hoort men een ander gedeelte zugten, ftenen en bidden. Wat hulpe en oppasfmg, welken byftand en vertroosting kunnen de elendige lyders hebben, hoe benaauwd moet het hun daar .zyn, en nog-  45 G. W. CALLENFELS ANTWOORD nog dikwerf moeten zy een graauw of inaauw hooren in plaats van een vertroostend woord. Deeze benaauwde inwoonmg, die bedorve lucht, dat liggen van zieken en gezonden onder een, brengt weder een nieuw kwaad aan: de geltorvene moeten dan, hoe eerder hoe liever, ook wel op dén eigen dag begraven worden; en wie zal ons verzekeren, daar dit zo fchielyk toegaat, of m fommigen nog geen levensbeginfel was, of zy mof elyk niet zouden te regt gebragt zyn. Behoeve ik wel te zeggen, wat 'er door des kundigen al gefchreeven en aangemerkt is over dat haastig begraaven der dooden, en wel op den eigen dag van hun overlyden? Dan zo fpruit doorgaans liet eene onheil uit het andere Hier by moeten wy den aandagt ook vestigen op de matrasfen, bedden en dekens. waar op de Militairen flaapen. Het zyn doorgaans oude en lang gebruikte en waar op meenig een ziek gelegen heeft en geftorven is, dus doortrokken met het inot, fpeekfel, zweet en uitwaaslemmgen, der zodanigen, ja derzelver bloed, urine en mist, want fommiSe matrasfen en dekens, dragen daar var;  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. 47 van geene onduiftere teekenen. Zulke bedden, matrasfen endekens, alleen, zyn genoeg om een nieuw Garnizoen, dat intrekt en dezelve bellaapt, aan te Iteeken, en te befmetten. Het is toch een ftuk van aanbelang hier op te letten , want op veele matrasfen en onder derzelver dekens, hebben zulke gelegen en zyn gcftorven, die Galkoortfen, Heete koortfen of Kwaade loopen, Uitteeringen, ook wel Rotkoortfen hadden; dus zyn die Matrasfen en dekens befmet, en zetten de befmettingen en zaaden der ziekten over aan allen, die 'er vervolgens op llaapen, en dit is wel een voornaame oorzaak van de Koortfen en Slachtingen onder de Militairen. Waar toe ook vervolgens behoort het lywaat en de kleederen der afgeftorvenen, die men door anderen vooral Recruien zonder argwaan laat aantrekken, zoi> der te bedenken, hoe zy menigmaal konnen befmet zyn, en de ziekte overzetten. Jen vyfden: Veeier haveloosheid en morfigheid zo in de barakken als chambrées , van getrouwde en ongetrouwde, onder de Militairen. Groot, ja. zeer  '48 G. W. CALLENFELS ANTWOORD zeer groot, is de achteloosheid van veelen, op hunne lighaamen, kleeding, huizen en meubelen. Men havent en wascht zich niet genoeg, men verfchoon t zich niet naar behooren, maar loopt daar tyden heen zonder zich te kuisfen en havenen, in vuile, doorzweette en bemorfle hemden en bovenklecdingen. Men laat de huizen en meubelen vervuilen: men ziet hier in, een in 't oooloopend onderfcheid tusfchen de zinnelykheid der Burgers, en morsigheid van veele Militairen. Ik zeg veelen, en kan zeggen de meesten, dan zondere ik daar mede uit eenige weinigen, die zich hier in distingueèrcn. Waar ziet men by hen, die zo noodige en geduurige reiniging en zuivering van den vloer, de wanden, de fchoorlleenen, de zoldering, de giaazen, floepen en rioolen, hunner wooningen; en van hun huisraad, hun bedden, dekfels cn kleederen, hun potten, pannen en ketels, door fchuuren, wasfchen, vegen, floffen, boenen en luchten. Het is eene door de bevinding beweezene waarheid, dat daar zulks word nagelaaten of achteloos behandeld, alles word bezet, bedekt en begroeid, met ftof.  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN^ 4$ ftof, rook, damp, fchimmel en ongedierten, dat de wooning zo wel als inwooners met fchurft worden aangetast, en de lucht van trap tot trap word bedorven en befmet: ook begroeijen zulke huizen met champignons, en deeze waasfemen ten allen tyde een doodelyke lucht uit, en verfpreiden altyd een vergif rondom zich, zie lngenbousz 1. c. in de Voorreden van den Ver» taler pag. 31. Want offchoon het wel waar is, dat te veel fpoelen, plasfen en watergieten, de lucht te vochtig maakt, en met te veel uitwaasfemingen vervult, en derhalven als een ander uitterlle moet worden vermyd, en den zindelyken moetVorden voorgehouden; zo neemt dit niet weg, de noodzaaklykheid van eene noodige zuivering, en vooral het ItorTen, veegen, boenen en wasfchen, dat niet te veel kan gefchieden, en den nalatigen niet genoeg kan worden aanbevolen. Doe hier by de onreinigheid van veelen in het leggen van hunne excrementen, by en aan hunne chambrées en barakken, die dus daar mede als gegarneerd zyn. De opene fecreeten, daar rein en onrein, gezonden en zieken opgaan, jr. veel. D en  $0 ö. W. CALLENFELS ANTWOORD en welker aanzien walging verwekt; en de gemeene aschbakken overdekt met allerlei vuiligheden, die beide tot noodige eindens by de barakken ftaan, wil ik ook niet overllaan, als welke men van verre ruiken kan. De morsfigheid en vuiligheid alleen, is oorzaak van zo veele Ziekten, by geringe perfoonen: men zal hier in een groot en merkelyk onderfcheid vinGen, tusfchen zulke perfoonen en huisgezinnen , die net en zindelyk zyn op alles, te weeten, op hunne huizen, lighaamen, kleedingen, bedden en huisraad ; en zulke die op alles haveloos en morsfig zyn; de eerfte zullen langer gezond blyven, minder ziek worden en eerder herftellen, daar de laatfte meer worden aangetast, zwaarder worden neergeveld en moeijelyker herftellen. De morsfigheid toch bederft de lucht in de wooningen en neemt de fmet van buiten ligter aan, dan daar de zindelykheid de overhand heeft en heerscht. Veele Gemeene luiden en Militairen nebben ook de kwaade gewoonte, om hunnen voorraad van appelen, peeren, aardappelen, kool of wat het mag zyn, te leggen  over de naj aars-koortsen; 51 gen 'onder hunne bedfteeden, welke zy beflaapen; meest al in kasfen en {pinden van het vertrek, daar zy dag en nacht in woonen, daar het nogtans zeker is, dat de uitwaasfemingen van opgemelde dingen allerfchadelykst zyn, en voor de gezondheid zeer nadeelig. Ten fesden: De al te fterke ligbaams ^effeningen van fommigen, door te zwaar te werken om iets te verdienen * het zy aan dyken of 'slands werken , of in het hooy, vooral in den oogst by de boeren, op het veld in de brandende hitte; of door te veel wagten te doen, ,om de zogenaamde Joonwagten te verdienen, zo dat zy fteeds op en af trekken, en geen behoorlyke rust of tusfchenpoozingen hebben: Van anderen, door te gaan loopen en visfen, en dat wel in wateren, daar het vlas in te rooten legt, en dat hun natuurlyker wyze moet aandoen: Van een derde foort, door te driftig fpeelen en ftoeijen, alles tot afmatting toe, zonder zich eenigzints in acht te neemen, en paal of maat te kennen, even of zy van yzer en ftaal waren. Te zwaare arbeid en te fterke lighaams-oeffeningen doon onmatig D 2 zwee-^  J2~ G. W. CALLENFELS ANTWOORD zweeten, te veel draak gebruiken, en brengen het bloed en de vogten in te fnellen loop en beweging, en fteeken de gal aan. Waar by dan gewoonlyk komt, dat men de hitte en vermoeijingen door te veel ontblootingen zoekt te matigen, en zich dus door het een en ander te eerder de Koorts op den hals haalt. My heugt, dat 'er zyn geweest, die inde hitte des oogsts zich hebben overwerkt, en fchielyk zyn geftorven: ja zelfs ken ik 'er zulken, die zich hebben overgaan, of door het driftig fpeelen zich te kort hebben gedaan: in zo verre, dat men in waarheid kan zeggen, de een werkt zich dood, een ander loopt zich dood, een derde fpeelt zich dood. Anderen daar en tegen zyn lui en vadzig, en doen niets als zitten en liggen, flapen en rusten, tabak rooken en eeten, en bederven zich door niets te doen, door te groote rust, en raaken in eene zelfsverveeling, een treurig geval! terwyl het doorgaat, dat te veel rust zo wel als te veel lighaams-oeffeningen Koortien veroorzaakt. Ten zevenden: Moet ik ook in aanmerking brengen de Gemoedsbtwegin*  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. 53 I gen, die by fommige Militairen plaats i hebben. In 't gemeen leert de erva: renheid, dat de een zich in eenen l dronken luim liet aanneemen, een ani der door losheid en verleiding, een | derde om het opzicht van zyne ou< ders, voogden ot meesters, te ontloopen, een vierde om dat hy zyne mid■ delen verkwist heeft, een vyfde uit ar; moede en gebrek; een zesde om dat hy zich met een vrouwsperfoon verloopen heeft; en wat dies meer is. I Dus is hier geen overleg, geen van zelfsheid, geen gewilligheid, geen i recht oogmerk om te dienen, maar onbezonnenheid, losheid of dwang. I Deeze dan zo ras zy onder den Hok en ftrenge discipline zyn, zo ongewoon i voor hun, kunnen niet anders als in eene mymerende en droefgeestige gefteldheid zich bevinden, en zulke vooral, die uit hun welvaart, eer en bevordering geloopen zyn, en door I knaging en naberouw worden afgemat, en tegen eenenzesjaarigendienst, als tegen zes eeuwen zugten en opzien. En heeft dit al geen plaats, ani dere worden met eene Nostalgia of Heimwee, dat is een pynelyke zugt, P 3 naar,  $4 G. W. CALLENFELS ANTWOORD Haar hun geboorteland geplaagd, byzouder de Duitfchers en Switfers: de Zugt immers na het Vaderland is elk eigen, is natuurlyk, en derhal ven , verre af te zyn, gefcheiden te zyn van zyne maagen en vrienden, zonder hoop, of men die wel ooit weer zal zien, verwekt hartknagende fmert en kwyning. in het byzonder, koomen alle Militairen naar Stoots Vloanderen, en vooral naar Sluys, met een fterk vooroordeel en weerzin, met vrees en lthrik voorde Landziekte; zy gaan 'er naar toe als naar hun kerkhof: hier van is het, dat veelen deferteeren uit geen andere oorzaak, als uit vrees voor de lucht, en dat zy hier fterven zouden, dan meest, als veelen van hunne kame» raden ziek worden en fterven: zulks heeft men waargenoomen deeze drie jaaren, die afgeloopen zyn, waarin door den gevreesden en daarna gereeZen Oorlog van den Staat met Engeiand, geen verlof wierd gegeeven. Behoeve ik voor een oplettenden wel te bewyzen, dat de aandoeningen van droefheid, moedeloosheid, naberouw , vrees, fchrik en diergelyke, alleen in ftaat zyn om den mensen ziek te  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. 55 te maaken, of zyne ziekte te verergeren, tot een gevaarlyken en doodelyken trap. Van ouds is dit al opgemerkt , de wyze Koning Salomo zegt, Spreuk. 15: 13. Een vrolyk herte zal het aangezigt blyde maken; maar door de fmerte des herten word de geest ver/lagen: en Cap. 17: 22. Een blyd her te zal een medicyne goet maaken: maar een verflagen geest zal het gebeente ver» droogen: en Cap. 18: 14. De geest eens mans zal zyne krankheid onder/leunen, maar een verjlagene geest, wie zal die opheffen? Deeze Goddelyke getuige-, nisferi, gegrond op de geduurigebevin-. ding, voldingen dit ftuk volkoomen. Ten achtflen: Moeten wy voor een oorzaak opgeeven, de groote behoefte en krytende armoede van getrouwde MM* tairen, die met kinderen belast zyn, en niets te verdienen hebben: en die het doorgaans aan kleeding en dekfel, aan fpys en drank, aan vuur en licht, aan noodige verfchooning, en in één woord aan alles voor zich en de hunnen ontbreekt, en gevolgelyk in de Koortfen aan hulp en geneesmiddelen. Die het zo lang uithouden, tot zy het moeten opgeeven, eji 'er by 0 4 Peer"  ^6 G. W. CALLENFELS ANTWOORD neervallen: Hoe dikmaal was ik getuige, en zag met een weenend oog en bewogen hart, hoe man, vrouw en kmders, allen ziek lagen, hulploos, berooid, armoedig, en daarin verhaten. Akelig fchouwfpel! De ondervinding heelt my ten vollen overreed, dat veelen ziek worden en fterven door armoede, die anders nog leeven zouden: ik fpreeke na den mensen. Hoe geern ikmynenraad en hulp zulken cliendigen wilde toedienen, hoe geern ik Smlken door my zeiven, en op myne aanrading door anderen, het een en ander liet toereiken; bevond ik al dikmaals tot myn hartzeer, dat het of te iaat, of op verre na niet toereikend >as, om al het gebrek te vervullen. Dit artikel is toepaslyk op onze ■Nationaal e Regimenten, of die op eenen Nationaalen voet ftaan, terwyl dit tot anderen, by voorbeeld de Switfers, niet behoort, want deeze hebben zeer weinig getrouwden, hebben meer tractement, en in derzelver behoefte word beeter voorzien. ^ Ten negenden: Mag ik ook niet voorbygaan de erge kwade gejleldhcid van veelen, die voor en in den dienst zich aan  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. 57 aan dronkenfchap, overdaad, wellust en vuile vermaaken hebben overgegeven, en wier lighaamen daar door verzwakt, en hun bloed en vogten, door het gebruik van de mercuriaale middelen , verdund en bedorven zyn. Geen wonder dat zulken hier door de Koortfen worden aangevallen, en dezelve ter naauwer nood ontworftelen. Want het is toch overbekend, altoos wat onze natie aangaat, dat men doorgaans de Militie verkiest, om vryer en losbandigcr te leeven, en dat veelen van onze Landskinderen, reeds voor hun dienstncemen Lichtmisfen waren; en in den dienst meenen geregtigd te zyn, om daarin te meer aan te houden. Bekend is de naam van Haagfche en Utrechtfche Lichtmisfen, hoedanig men veelen heeft, onder deRegimenten: en de Officieren en Onderofficieren weeten , hoe veel zy met zulke gasten te ftellen hebben, altoos ik hoorde 'er braave Officieren wel eens over klaagen. Zulke Venus- en Bacchus-kinderen, waar onder 'er zyn, die zich beroemen , dat zy een en andermaal de kuur hebben doorgeftaan, zyn onbe(tand voor de minïle kwaade lucht en D 5 ziek-  58 G. W. CALLENFELS ANTWOORD Ziekte; of Zy worden deerlvk geveld, en Jaaten het 'er voorzitten. Tot dit artikel moet ik ook brengen, zo veelen die te jong van jaaren en nog maar fonderen zyn van r4 of 16 jaaren; of die te zwak en ziekelyk zyn, als zy aan den dienst koomen, en dus noch gehard voor de ongemakken van den dienst, noch gefchikt voor dit luchtsgeltel, en die op het minne itootje neerftorten en het opgeeven. Ten tienden en cindelyk: Voeg ik hier by de eigendunktyke of van onkundigen opgegevene behoed- en geneesmiddelen die fommigen gebruiken op raad en aanzetting van ouders, vrienden, kameraden, kwakzalvers of landlopers! en jaar door zy te eerder de ziekte op der» hals haaien, of dezelve ongeneeslyker maaken. Deeze zyn zo verfcheiden als de perfoonen onderfcheiden zyn, te weeten de ontydige, onnoodige of gevaarlyke aderlatingen, fterke en verhittende dranken, purgatien, braakmiddelen, zweet en flaapimddelen , of het gebruik van de Kinï, ot van den Haarlemfchen olie en anderé huismiddelen: terwyl anderen cenige feruiden in het wilde opzoeken, en op goel  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. 50 goed geloof gebruiken: fommigen zelve nebben arcana, panacea en averruncula, en wat meer het bedrog en bygeloof heeft voortgebragt. Ik heb van die ontydige of nadeelige middelen wel eens fchrikkelyke gevolgen gezien, èn ben my bewust dat fommigen door zich te willen behoeden, of zelfs helpen, zyn omgekoomen. Zie daar een Tiental van oorzaaken der Koortfen onder de Militairen, waar van eenige meer, andere min gewigtig zyn, waar van fommige ook de Officieren raaken, andere alleen het gemeen, welk onderfcheid zich voor eenen opmerkzaamen van zelfs opdoet, waarom ik het niet noodig achte deeze by/onder te noemen. Een aantal oorzaaken, waar van fommige wel op Staats-Vlaanderen alleen toepaslyk zyn, maar ook andere de Militairen in alle plaatfen, waar zy zyn, volgen, dan die nochtans in een ongezond land en lucht te faamen medewerken ter veroorzaaking van de Koortfen meer dan op andere gezondere Garnizoenplaatfen. Neem dit alles te faamen, en maak het befluit op over het geheel. Een lucht zoda- pig  vermeerGeren de toevallen en verfchynfelen by den aanval van de Koorts^ da ' H % en worden veel zwaarer. De traager, flaauwer en gcdrongener, in IvtfS' iHet word dage- lyks bleeker en meer betrokken en dood'^vf11 «ft ^'^renden agüg, ook wel eens ziet men dit aan de lippen en het verhemelte: a de tong krygt tevens ook eene tril ende beweging, zo dat de lyder de SS rnet moeite uitfteekt, en niet verdi? kan uititecken dan tot de tanden en die mtgebragt hebbende vergeel"wee? in te haaien. De adem is hfeter en ftmkt meer. De pols is zeer vXl ok raaHraSenk]dn^ e^eademha. hng word van tyd tot tyd moeijeiy. ker.  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. 73 ker. De huid is zeer heet én droog," ea geeft by de aanraaking een ongewoone fteekende hitte van zich. De dorst is onverdragelyk, de hoofdpyn onlydelyk. Na dat deeze aanvallen eenigen tyd hebben geduurd, worden de Iyders ylhoofdig, zonder eenige kennis van het gevaar, waarin zy zyn, of zonder eenige aandoening, van al het geen rondom hen gebeurd. Sommigen krygen ook fterke zenuwtrekkingen. Vervolgens liggen zy' gewoonlyk op den rug, met opgetrokken knieën en open mond: het hoofd hangt door zwakheid aan eene zyde, en de oogen zyn of gefloten of half open, de tanden dikwyls fterk op een gefloten, zo dat men hun niets kan inkrygen. Zo liggen zy dan of mymerend of zeer ftil, en als in een vasten flaap: maakt men hen in dien ftaat wakker, zy kunnen dan met de grootfte moeite eenige, dikwyls onverftaanbaare woorden uitbrengen, waar mede zy fomtyds hunnen nood te kennen geeven, anderen openen llegts iets hun;ne oogen, of zoeken iets met wyzen aan te duiden. Na twee, drie of vier blagen, in dit laatfte gevaar verkeerd te E 5 hebt  74 G. W. CALLENFELS ANTWOORD hebben komt 'er een crifis, die zeer verfchdiend is. Eenigen ontworftekn üet gevaar, en beginnen langzamer- ^.d'\he^ellen' >* d« dc natuur zich zelve redt, of door v/el toegediende hulpmiddelen: anderen bekoopen het met den dood ■ doch daar zyn 'er wier ziekte overgaat, of m derdendaagfche Koortfen, die wei eens lang en hardnekkig aanhouden zo zy m t volgende voorjaar niet her- °f » Teeri"g> of in Gcelzugt, dan allermeest in Waterzugt bomtyds ook koomen de verheffende Galkoortfen, van het ergfte foort, zeer naby aan de Rotkoortfen, ja veranderen en verwandelen wel eens in volkoomene Rotkoortfen. Men kent de teenngachtige en uitdroogende Koortfen uit die geduurige Sluipkoortfen (vooral na den eeten) dat aanhoudend zweeten, die brandende hitte, die drooge kug, die ontlasting AVCeie ZOete fluimen in den mor? genltona, en de vermagering van het hghaam. De Geelzugt laat zich terftond zien, door de geele koleur in het wit der oogen, welke zich vervolgens verfpreidt over het geheele Jig- haamj  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. 7$ haam, ook uit het geel fpeekfel en donker geel water, en diergelyken. De Waterzugt befoeurd men uit de loomheid in alle de leden, en het zwellen van de beenen en buik, vooral tegen dén avond, gaande gepaard met eenen droogen hoest, moeijelyke ademhaling, fomtyds fchommeling van het water in den buik, grooten dorst, hardlyvigheid en geringe ontlasting , van water en zweet. Dan ik fcheide hier van af, want over de kenteekenen der Koortfen in 't gemeen, en van elk foort in het byzonder, is zo veel en zo overvloedig gefchreeven in alle taaien, dat een iegelyk hier ligtlyk te regt kan raaken, en elk na zyn verkiezing, die aucteuren kan naflaan, welke hy voor de besten houdt, waarom ik'er geen zal opgeeven, om dat ik verleegen zoude zyn, wien ik de voorkeur zoude moeten geeven. Alleenlyk, wat de Rotkoortfen belangt , verdienen, onder de jcmgfte fchriften daar van, ook geleezen te worden, de Jaarboeken van January 1780, en de Gekroonde antwoorden van de Heeren % Veïrac en 8. Husfem over de Rotkoorijen vp de 0. I* Scheepen, geplaatst  7^ G. W. CALLENFELS ANTWOORD plaatst in het zesde deel van het Zeeuwlche ^ enootfehap. Dan, vooral, moet men de bevinding raadpleegen, wyl zo veele menicnen er zyn, zo veele verfchillende toevallen en verfchynfelen plaats hebben, die onmogelyk alle te beienryven zyn. Doch het is niet genoeg de oorzaaken en kenteekenen van een kwaad te weeten, ten zy men tevens zich bevlytige, om onderzoek te doen op de beste behoed- en geneesmiddelen,daar tegen Wy gaan dan daar toe over, om naar te lpeuren, welke de beste behoedmiddelen zyn. DERDE AFDEELING. Van de beste behoedmiddelen, welke te. £™de. Najaars-koortfen, vooral by de Militairen, kunnen aangewend worden. ^KM-regen Zulk een Ziekte> welke de Militairen m Staat s-Flaanaeren, sjaarlyks zodeerlyk teiftert, en veelen derzelver het leeven beneemt, niet genoeg voorzien en gewaakt wordenfin ^^gaan, welke de besté behoedmiddelen daar tegen zyn My  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. 77 My dunkt dat dezelve, tot twee foorten te brengen zyn. I. Het eerfte foort der behoedmiddelen beftaat, in het wegneemen of vermin* deren der opgetelde oorzaaken. II. Het tweede: in zich te bedienen van voorbehoedende Geneesmiddelen. I. De oorzaaken, die geweerd of verminderd moeten worden, hebben wy tot drie clasfen gebragt, welke orde wy dan ook hier volgen. A. De eerfte, zag op het Vlaamfche lucht- en landig^eftel. Dit te veranderen, is eene volftrekte onmooglykheid. Het eigene, het characterizeerende, dat 'er in die lucht is, zal 'er denkelyk wel altoos zyn en blyven, gelyk het zich toedraagt met alle landen en climaaten. Daar het dan onmooglyk is, en buiten het bereik van 's menfchen kragt, om de lucht aldaar een ander beftaan te geeven; moet al de toeleg zyn, voor zo ver het kan gefchieden, om dezelve te verbeteren. Maar ook hier toe doen zich oneindige zwarigheeden op, by voorbeeld: hoe zal men de zoute zeedampen, de Hinken- de  78 G. W. CALLENFELS ANTWOORD de flikken, de rottende visjes en infecten en veele andere dingen weer en? uit is de zwarigheid. Evenwel moet men doen, al wat men kan. Hoe meer flikken tot de fchorren aanwasIchen en hoe meer bekwaame fchorren, door mdyking, tot landen gemaakt, en bebouwd worden, hoe meer de lucht daar door herfteld en verbeeterd word: zo heeft men van de bcdyking van de Hoogeplaat of Hoofd» plaat in Staats-Vlaanderen, gefchied ten jaare 1779, wat goeds te Wagten, ,en het is te wcnfchen, dat men hier in op alle gefchikte plaatfen mooge voortgaan. ö Zeer noodig zyn ook, kragtige Ordonnantiën te fteilen of uit te voeren waar by de Vfsfers verbooden en belet worden, om hunne vis, die zy verwerpen, met te fmyten op hoo^e flikken en fchorren, daar zy liagen te fterven en ftinken, maar levendig in het zeewater zelve. De Dyken en Landen met boomen te beplanten, zoude hier toe ook van goede uitwerking kunnen zyn, om dat die de lucht verbeteren, en de zeedampen kunnen a&ecren. Er*  I OVER DE NAJAARS-KO0RTSEN. 79 En wyl de Militairen, vooral die uit tegengeftelde ja hooger en drooger landen koomen, hier van het meeste te lyden hebben, zo komt ons hier omtrent het beste voor: of dat de Regimenten , die byna in foortgelyk luchtsgeftel leggen, hier werden verplaatst, by voorbeeld van Zeeland in Staats-Vlaanderen, op dat de verandering zo trapswyze en langzaamerhand gefchiede: of dat de Regimenten hier gelyk de Conftapels, zes jaaren blecven leggen, waar door zy, het eerfte jaar hebbende doorgeftaan, aan het inademen van deeze lucht zouden gewoon zyn, en minder te lyden zouden hebben: waar by dan nog komt, dat 'er veel jaaren zouden verloopen, eer het een Regiment te beurt viel, om hier wederom in te trekken, en dus dezelfde perfoonen flegts maar eens, of op zyn best tweemaal in hun leeven, hier zouden koomen: of dat men, gelyk men eigene troepen heeft voor den Zeedienst, Mariniers genaamd, zo ook eigene troepen van Staats-Vlaanderen had, die daar bleeven, en van plaats tot plaats in Vlaanderen veranderden, waar toe in tyd van  So G. W. CALLENFELS ANTWOORD van vreede, drie Regimenten genopjr zouden zyn. En dit laatfte zou moog. lyk het befte zyn, want zy zouden dan gelyk ftaan met de inwooners, en aan deeze zoute lucht zo wel als aan de zoete, eenmaal gewoon zynde, daar m gelukkig tieren, als blykt uit alle zulke Militairen, die, hun paspoort bekoomen hebbende, hier met 'er woon zich hebben neergezet, die zo gezond als elders zyn: en van zulken heelt men een aantal in Staats-Vlaanderen , die afkomflig zyn , zelf uit Switzerland, Duitschland, ja Schotland, en die van de lucht niets kwaads meer gevoelen. Derhal ven zoude dit zyn, een van de gcreedfte en zekerfte behoedmiddelen, welke ligdyk was m gebruik te brengen; altoos wat aanbelangt een langduuriger verblvf der Regimenten in de Vlaamfche Garnizoenplaatfen, ten minften het fuccesiive changeeren der Regimenten van plaatlen tot plaatfen, die niet ver van den anderen gelegen zyn, en dus elkander byna in luchtsgeftel gelyk ftaanwant het changement der troepen* van het eene einde der Republiek naar eenen anderen oppofiten oort, kan niet an-  ÓVER DE NAJAARS-KOORTSEN.' til anders als de nadeeligfte gevolgen heb* ben. — Wilde men hier in Vlaanderen* de naauwkeurige lysten der Militaire dooden, federt deeze loopende Eeuw opmaaken, zou het evident blyken, dat de Regimenten vry minder dooden hadden, toen zy drie jaaren achter een hier lagen, (de jaaren door een gerekend) als federt zy van jaar tot jaar veranderen van Garnizoen. — Zeeker de Militairen zouden daar tegen zyn, uit een vooroordeel tegen Staats-Vlaanderen, en een zugt, om hoe eer hoe liever te vertrekken ; maar dit doet de zaak zelfs niet af, nog maakt eenigen inbreuk op myne bovengenoemde Helling. En zo lang men daar toe niet kwam, zoude ten minften kunnen plaats grypen, eene trapswyze en fuccesfive verandering , van gelykfoortige tot gelykfoortige plaatfen. Dit ftuk verdient zeker den aandagt, en is van oneindig, meer nut en voordeel, voor de gezondheid en het leeven der Militairen, dan men in den eerften opflag weldenken zou. Ik heb hier voor my, niet alleen het gezach en getuigenis der grootfle mannen, maar dat meer afdoet, een $. DEEL. F Sc~  $2 Ö. W. CALLENFELS ANTWOORB geftaafde bevinding van alle tyden en eeuwen. — En al, die dit bedaard beziet, uit een ftaatkundig, wysgeeng, of geneeskundig oogpunt, zal het 4reedelyk toeftemmen. B. Wat nu verder de Garnizoenplaaijen aangaat. In dezelve behoorde men alle voorziening te doen, en alle behoedmiddelen zorgvuldig in acht te neemen, tot welzyn van het gemeen en de Militairen. De gragten, flooten, of duiven, en alle waterleidingen, moeten wel zuiver en fchoon gehouden worden, en des zomers zo wel als des winters, zo ver doenlyk is, met zoet loopend water voorzien worden Ue mist en alle vuilnishoopen moesten uit de plaatfen geweerd worden, en al was het des zomers, dagelyksnaar buiten gevoerd worden. Men moest, gelyk op fommige plaatfen gefchied, zo overal, op boete belasten, dat ten minnen tweemaal in de week, alle de ingezetenen hunne floepen, ftraaten en noolen, wel zouden fchoonmaaken en zuiver houden. 'Fr moest een fterk verbod zyn, tegen het leggen van vuilte, van afval van vleesch en vis, en van dpode krengen, of wat het zy, op  OVER DE N A JAARS-KOORÏSEN. 8| op dc ftraaten en wegen, en daarin moest geene oogluiking plaats hebben. Men vindt hiervan eenepryswaardige Publicatie, van de Regeering van Arnhem van den 20 October 1779, in dfe Jaarboeken van January i-?8o, ten allen tyden der navolging zeer waardig. Het is te bewonderen, daar onze Ne^ derlanders anders zo zindelyk zyn, in opzicht van hunne huizen, dat zy daar in boven andere Natiën , den roem wegdragen, dat'er in gemeld opzicht niet meer gezorgd word, want zeker hierin waren veel verbeteringen noodig. De Magiftraten moesten 'er, zo veel mooglyk is, in voorzien, dat geen vleesch of vis, dat befmet of verrot is, wierd verkogt: nog onrype en fchadelyke fruiten wierden ter markt gebragt. De Varkens-kooten moesten in de fteeden en forten, niets veroorloft worden, en bovenal niet toegelaaten by Burgers, die Soldaaten in kwartier hebben: ik zoude hetzelfde zeggen, van het houden van Konynen, doch dat is zo gemeen niet. Goede orders zyn 'er ook noodzakelyk, op het ruimen der fecreeten, en zulks fcehoorde niet in het heetfto van den F 2 ZQ*  &f G. W. C ALLEN FELS ANTWOORD zomer te gefchieden, gelyk maar al te veel plaats heeft. Het moest niemand vryltaan , binnen zyne erve een eigen asch- en vuilnisput te hebben. En de Stadsdienaars, moesten op het een en ander, dagelyks goed toezicht houden. De Landsbaazen of Aanneemers, moesten verpligt zyn, om al die ruigte en vuilte, die zy by het Ichoonmaaken der ftadsgragten 'er uitnaaien, niet aan den oever te laaten liggen ftinken, maar dezelve naar elders te vervoeren. "Of nu 't planten van boomen, bin„ nen en rondom de fteeden, voor„ deelig of nadeelig zy, voor de ge„ zondheid der menfchen: of de lucht „ door derzelver uitwaasfemingen, ge„ zuiverd of befmet word: en welk „ foort van boomen, meest of minst „ voordeelig of nadeelig zyn". — Zal men weeten, als die opgegevene Vraag door het Uirubtfcbe Genootfchap 9 zal beantwoord zyn: zo is ook in opzicht van het planten der boomen, op de kanten der zaay- en weilanden, diergelyke Vraag voorgefteld, door het bataafsch Genootfchap te Rotterdam Maar hoe zal men het begraaven der  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. 8£ der Lyken, binnen de fteeden en forten doen ophouden, dit verouderd gebruik, is moeijelyk in onbruik te brengen. Dan het tornt my voor, dat men in den ziekentyd , deezen weg moest inflaan, om de Lyken der Militairen , buiten de fteeden en forten m de buiten werken te begraaven: zy zelve zouden 'er het meeste nut van hebben, en in deeze maar gemeen ftaan met aanzienelyke en weldenkende luiden, welke buiten de fteeden hunne grafplaatfen verkiezen, en zulke zouden met weinig omflag te vinden zyn. Ook konde men zich van ongebluschte kalk bedienen, op dat de lyken te fchielyker zouden verteeren, en minder de lucht befmetten, gelyk gefchiedt in fommige fteeden, daar velen in de kerk worden begraven. C. Eindelyk zullen de Militairen tn zich zeiven moeten zoeken en vinden de verdere behoedmiddelen; hier in beftaande. Voor eerst: dat zy niet marfcheeren, dan in het voorjaar, gelyk dan ook altoos pleeg tegefchieden; dantenvoorleeden jaare door den Oorlog met EnF 3 Sc*  $6 O. W. CALLENFELS ANTWOORD geland 20 niet Jconde plaats hebben. Als ik van het voorjaar fpreek, moet ik doen opmerken, dat de Maanden Maart en ytprtl daar toe al dikmaals minst gefchikt zyn, wyl de troupesop marsch fomtyds te veel lyden door regen, hagel, meeuw en koude des morgens en 's avonds enz. Zo dan zoude de maand Ahy daar toe de uitneemendfte zyn, en wel na de gedane Exercitiën, als wanneer voorgemelde ongemakken minder, en die van de hinderende hitte nog niet aan"wezend zvn: waar by nog dit voordeel komt, dat dan de Mifitairen niet teritond by hun aankomst in Vlaanderen door de Exercitiën zouden worden afgemat. Voorts dat de marsch te lande, zo de nood geene verhaasting vordert, gedaan werde op de makkelykfte wyze, zo dat zy niette lang opéénen dag marfcheeren, veele rustdagen en goede rustplaatfen en liggingen hebben, en 'er in voorzien worde , dat zy zich zeiven niet verwaarloozen. En dat de marsch te water zo wierde ingericht, dat zy meer Icheepen hadden, cn dus minder volk in één fchip, om te lugter en ruimer te  OVER DE NAJAARS-KO ORTSENc 8? te kunnen liggen, wyl zy anders ai onderweg in een dispofitie vallen om ziek te worden. Vervolgens moesten zy, met de fcheepen aankoomende, niet te zeer verhaast worden, om hunne goederen te ontfcheepen, of zulks liever, zo 'er gelegenheid toe is, door arbeiders en werkluiden laaten doen, gemerkt veelen zich anders afwerken en ziek worden. Nog waar het goed, datzy niet dien eigen dag en nacht van hunnen aankomst moesten de posten en agten bezetten, maar dat zy eerst konden uitrusten van hunne geledene fatigues, en die posten nog bezet bleven, door het oude Garnizoen, datzy koomen afbsfen. Ten tweeden: moesten de Exercitiën gefchieden, wanneer de dagen heet zyn, des morgens en *s avonds, en by winderig en nat weer worden uitgefteld. Zo moest ook de Parade in de heete zomermaanden liever voormiddags om acht of negen uuren gefteld worden, als om elf uuren, wanneer het te heet is. Des nachts behoorden de fchildwagten van goede jasfen of overrokken voorzien te zyn, gelyk by fommige Regimenten die pryzelyF 4 *s  «8 G. W. CALLENFELS ANTWOORD ke gewoonte is. Zeer nuttig en noo«ügzou het zyn, dat de fchildwagten, geauurenae de zomer-h,tte, nilt zo lang ais gemeenlyk geichiedt, aan deonen ^^.^erden, of in de fcmiderhuisje; en dat de ftatieuuren, zo wel dan, als in vehemente koude wierden verkort. Men begrypt het doorgaans kwalyk, men vermindert den tyd van fchilderen wel m groote vorst, maar niet in groote hitte, daar het laatfte al zo fchadelyk is, 4 het eerfte en dus elkander gelyk ftaa?- eel\,hU Jlever1zeggen ongelyic, want een vehemente hitte is riacceliger, dan een vehemente koude, 'er zyn toch meer behoedmiddelen tegen de kou W h f tcJendc hi«e. Ook ware het beter dat de oude Vaderlandfche kleeding voor de Pruisfifche weer in £2üh .Wanfi ter, bekwaamer dekking van het volk; ik fpreek in eenen Geïieeskundigen zin. Het is goed, dat zy,, die in de open lucht ftaan in eene matige beweging zich houden door wandelen of door manoeuvres met het geweer, te maaken. Dewyl de nachtkoude na eenen heeten dag hetlighaara fchie-  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. 8ö fchielyk aandoet heeft men zich, zo veel mogelyk, 'er tegen te wapenen: en zich vooral te wagten voor de eerfte koude in September, en de laatfte in Mey, als welke veel inbreuk doet op de gezondheid: hier van het oud vaderlandsch versje: Voor de eerfle koude en leste, Moet men zig myden als de peste. Allermeest moet men toezien, dat zulke'! , die reets de ziekte onder de leeden hebben, niet optrekken en Wagten doen, cf fchoon zy zich daar toe gewillig toonen; ook moet men niet te haastig zyn om de reconvalescenten daar toe te gebruiken, nademaal de eerfte anders te harder ziek worden, en de laatfte wederom inftorten, en beider ziekte gevaarlyk word. Wel is waar, men zou kunnen tegenwerpen, dat zy in het veld zynde wel grooter ongemakken te verduurenhebben, en dat een krygsman daar van niet moet weeten. Doch men moet daar uit geen betluit trekken tot hunnen ftand buiten het veld, in het eerfte geval kan het niet anders zyn, maar in het tweede is het onnoodig, en doet F 5 men  PO G. W. CALLENFELS ANTWOORD men wyfelyk met zyn volk te fpaaren, ook weet elk hoe veele ziekten in de legers te yelde door geledene ongemakken zich opdoen, en hoe veelen'er iterven. Dan nog moet men altoos bedenken, dat een foldaat een mensch is van gelyke aandoeningen en beweging als alle anderen , die in tyd van nood zyn leven en gezondheid wel met moet ontzien, maar buiten nood zorgvuldig moet bewaard worden ten diemte van het Vaderland. Het is dan maar eene noodelooze verkwisting buiten het veld, den oorlog en nood, dezelve niet te ontzien en even eens bloot teftellen aan alie ongemakken, die men vermyden kan: ik fpreek als een Geneeskundige, ik fpreek van ötaats-Vlaanderen, om ze daar te behoeden tegen de koortfen. Tenderden: moest 'er opzicht gehouden worden op hunne levenswyze, op dat zy geene overdaad doen in fterke dranken, ook niet te veel koud water, koude karnemelk, ofte veel heete thee en kofFy water mzweigen. Daar in alles de maat goed is, is hier in vooral de overmaat fchadelyk. Het ee-  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. 0* eeten van onryp, van ongezond, en van te veel fruit moest hun volftrekt worden verboden, ook van alle nadcelige fpyzen als fpek, gedroogde vis, rakuwemosfelen, vet vh esch, bedorvene vis, te grooten overvloed van garnaalen en diergelyken. Daar en tegen moesten zy, 't geen in de Chamr breen makkelykkan gefchieden; voorzien worden van verfche en gezonde groenten, moeskruiden en vrugten, die in Staats Vlaanderen nog al voor eenen matigen prys te bekomen zyn, §eele wortelen of peen, cichoryen of ittcre peen, roode en andere kooien, endivie, raapen of knollen, aardappelen, falade, pastenakels, ook radys , rammelaslen, appelen, vooral zuure, gekookt en gebraaden, en andere moeskruiden en vrugten te lang en veel om hier op te tellen. Van platte of roomfche boonen, fnyboonen, en zuikerboonen kunnen zy zich ook bedienen, doch met mate, want die zyn zo gezond niet; voorts moest hunne fpyze zyn foupe, gort, gierst, ryst, karnemelks-pap. By dit alles kunnen zy gebruiken met zout gefprengd rund jdeesch, zoute vis, goede verjche vis , en  9« G. W. CALLENFELS ANTWOORD cn pekelharing, of wat de tyd oplevert. En boven al moesten zy veel zeekoraal ofkrabbekwaad, molfla, fcorioneelen en waterkers eeten, dat zy zelve overal om niet trekken, of voor weinig geld bekoomen kunnen, uitgenoomen de fcorloneelen. Gelyk men in openbaare geftichten en zaamenwooningen van menfchen, alsWeeshuyzen, Gasthuyzen, en andere, regulativen heeft, wat op eiken dag der week moet worden opgedischt zo kan men in navolgi ,g van dien in de Uiambreen een lyst of regulative geeven van de beste, gezondfle, en rmn kostbaare fpyzen, na de onderscheidene faifoenen des jaars, om by lederen dag der week op te disfchen, en zo zou men voorkomen een willekeurige en veelfmts nadeelige verkiezing van ongezonde fpyzen Ten vierden: Komt vooraf in aanmerking de verbetering der inwoomnge. De Capiteins behoorden te zorgen, dat 'er niet te veel faamen m eene barak, huis of kamer waren Vier m eene barak is al genoeg, en net moet al eene goede ruime en luchtige kamer of chambree in een burgerhuis?  OVER DE NAJAARSéCDORTSEN. OJ I huis zyn, daar twaalf nacht en dag loi gecren. Daar moet zeer op gelet wori den om te vooren gezegde redenen. ! En kon men het eenmaal daar toe I brengen , dat ieder een bed en kribbe 1 voor zich alleen hadde, het was des te gezonder. Booven al moest by het inkoomen van een nieuw Garnizoen goede infpedcie worde genomen op de kribben, bedden, dekens en matrasfen, of die zuiver, fchoon en onbefmet zyn, en niet zulke, op welke nog even te vooren, die van het uittrekkend Garnizoen hebben uitgeziekt of geftorven waren: zodanige moesten afgekeurd en andere in plaats bezorgd worden. Het is waar dit heeft kosten en moeite in, maar men kan voor de gezondheid en behoudenis van het volk niets te veel, niet genoeg doen: men kon op middelen bedagt zyn om die meerdere kosten te vinden, het zy dat daar voor iets meer van de Militairen betaald wierd; het zy dat die kribben, bedden, dekens en matrasfen, uit de Lands Magazynen mogten gehaald worden. Die ziek vallen moesten van de gezonde warden afgezonderd, en 4  94 G. W. CALLENFELS ANTWOORD in een ander bed en ander vertrek worden gelegd. En de raamen en venfters moesten ter bekwamer tyd en ftond worden geopend en geflooten ter bekooming van verfche en goede lucht. De ondervinding heeft geleerd, dat toen de foldaaten zo niet by een lagen en chambreen hielden, maar hier en daar by kleine partyen verfpreid by de Burgers inwoonden, en dus hier één, gints twee, elders drie, vier, ten hoogfte zes lagen, zy vry gezonder waren en bleeven, waar van de reeden boven is opgegeeven. Het zoude eene uitneemende zaak en voor de gezondheid zeer voordeelig zyn, zo wanneer 'er voor de ongetrouwde op 'sLands kosten in de Garnizoenplaatfen, byzonder in Sluys, vaste huyzen waren, met goede ruime kamers, en voorzien van het noodige huisraad, te weeten, bedden, tafels, ketels, potten, en alle geheflykhcden, en als dezelve (londen onder een geduurig nauwkeurig opzicht van daar toe gelasten. Ook zyn Hospitalen ten uiterften noodig voor de zieken. 'Er is een te $as van Gend in het begin deezer eeuw in.  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. pf in de fuccesfie,oork>g gebouwd, dat zeer foed en ruim is, doch dat niet geruikt word. Het zogenaamde Hos* pitaal te Sluys is nog tot het jaar 1779 gebruikt geworden, dan gemerkt het eigenlyk tot geen Hospitaal was aangelegd : maar beftond in zoldervertrekken boven het Gasthuys, federt den jaare 1740 daar toe ingeruimd, welke vry te benauwd waren, en waar in men op zyn best, maar honderd of honderd vyftig zieken goed fchiks konde leggen (fchoon men het voor meer had berekend); de fondfen tot deszelfs onderhoud niet toereikende waren, en de befoldinge voor Doctor en Apotheker te gering, zo is het zelve na menigvuldig herhaalde klagten, in boven gemeld jaar door den Raad van Staaten af^efchaft en vernietigd. Dan federt dien tyd hebben de Regimenten van Jcronius, den Erjprins, Wallons van Grenier, en de Switfers van Sturler, dat gemis ondervonden, en het is duidelyk gebleken, dat nog beeter is een liegt Hospitaal als geen, nademaal door een Hospitaal de zieken van. de gezonden worden afgefcheiden, onder een geduurig omzicht ftaan, en  ^5 G. W. CALLENFELS ANTWOORD en van goed voedfel en medicynen voorzien worden. Reeden waarom dan ook in dit afgeloopen jaar, die van^Sturier by den Raad van Staaten en Magiftraat van Sluys verzochten en verkreegen om die oude vertrekken van het Hospitaal boven het Gasthuys wederom te mogen gebruiken voor hunne ergfte zieken: edoch terwyl het ontbrak aan de vereischte fourmtures (zynde de oude op hooge order verkogt) en aan de noodige bedienden, had ook zulks het gehoopte einde niet Het ware dus te wenfchen, dat in de drie voornaamfte fteeden van StaatsVlaanderen goede Hospitaalen wierden aangelegd, voorzien van al het noodige. Te Sluys, daar het meeste volk legt, en de meefte zieken zyn, is 'er vooral een noodig. Het Hospitaal van Sar van Gend is ruim en bekwaam genoeg, en alleen maar in trein en gebruik te brengen. Te Hulst zoude ook zulk een gebouw zeer dienlhg zyn. t n dan konden de zieken van de naast gelegene kleinere Garnizoenplaatfen na één der Hospitaalen m die drie fteeden vervoerd worden. Men weet hoe wel ingerigt en van welk een  OVER DE NAJAARS-K.0 ORTSEN.' 97? I een nut de Franfche Hospitaalen zyn, ! men kon hun dit afzien en nadoen. ; Daar door zoude men veel volks bei houden, en dus den lande eenen we; zenlyken dienst doen, te meer daar het volk zo fchaars en moeijelyk te bekoomen is, Derhalven kan op het aanleggen van goede Hospitaalen nieC te veel aangedrongen worden, zo in Staats-Vlaanderen als elders. Men behoeft maar te bezien die landen, daar goede Hospitaalen zyn, en derzelver voordeelen, en die te vergelyken met onze landen, en de droevige toedragt der Militaire zieken buiten de Hospitaalen in de chambrées. — Wat oppas, wathulpe, wat ftilte kunnen daar de zieken hebben? immers geene of zeer weinige. Welke gezonde fpys en drank kunnen hun daar worden toegediend? en hoe zyn de Chirurgyns der Regimenten of Compagnien in ftaat om alle de zieken na behooren te vifiteeren? hoe ellendig zyn niet daar en boven de vertrekken en legerfteeden der Militairen ingericht? en wat lyden niet de gezonde door de zieken, wat worden ze aangeftooken, befmet, en Horten in dezelfde ziekte? Het wajrm deel, G  98 G. W. CALLENFELS ANTWOORD re te wenfchen, dat mannen van aanzien en geleerdheid hier in eens tezaa- geftichten aan te raaden, en m te veren. — De zaak roept zo iuyd, dat ik 'er niets meer byvoege Ten vyfden: Is het ook een zaak zeer deltg. en,?Utiig V°°r de b^aa?lnc; der gezondheid, en voorkoomintr de" ziekten dat de barakken enchamffreen van tyd tot tyd worden geveegd crefioft engefchuurd: als Lde dat^d, bedden, matrasfen en dekens worden gelucht, zuiver en fchoon gehouden ï JC VatCn' ketels> PO"cn en pannen, waar m men kookt en braad, of waar uit men eet en drinkt moeten ran\aWa°deneeighreinigd; ^l die a= aanlaaden en begroeijen, en het koper maarVvearnglftlgd ^°en waar van men wel eens fchrikkelyké mtwerkfelen heeft gezien, dan andere nadeehge uitwerkfelen blyven onbe! kend, onzichtbaar en verboren Men kan in dit alles niet te rein Syn, min moet daar op naauwkeurig lettenen hun^nf te,mf?> ^^atveSto hungroot nadeel hier in zeer achteloos zyn  OVER DE NAJAARS'KOORTSEN. 99 zyn. Vooral moet men niet vergee* ten op zyn tyd zich zeiven te verfchoonen, wantin bezweete vuile hemden, öf in onreine natte bemorschte kleederen geduurig te blyven, benadeelt grootelyks. Geen asch nog vuiligheid, vry minder excrementen moeten lang in de wooningen bly ven liggen: of geen excrementen aan entegen dezelve wooningen worden uitgeworpen. Geen fchadelyke dingen moest men branden, geen turfmul of rookcnde brakke turf aan den haard laaten fmeulen, of doove kooien te glommen leggen, gelyk maar al te veel gefchiedt. Alle ongedierten op het lighaam, in huys en meubilen met de fchurftheid moeten fterk worden te keer gegaan. Ook moest het den Militairen, immers den Gemeenen, of hunner vrouwen en kinders, niet geoorlofd zyn honden te houden: men moest hun ook gewennen om hunnen voorraad van fruit en groenten altoos te plaatfen buiten de vertrekken, die door hen worden bewoond. Zeer groot onderfcheid vernam ik menigmaal tusfehen die geenen, welken zindelyk en rein waren, en tusfehen G 2 zul-  *00 G» W. CALLENFELS ANTWOORD zulken, die morsfig waren, en bevond niet zelden: dat de eerfte van de koortfen meer bevryd bleeven of eerder herftelden, terwyl de laatfte met de koortfen meest wierden aanget st, en moeijelyker genazen. Hoe meer men zorgt voor de reinheid, hoe meer men het bederf der lucht, die men inademt, voorkomt; dis behoeft dit geen verder bewys. — Het is niet genoeg, dat een foldaat zuiver en rein is op zyn uniform en geweer, en wanneer hy op de parade verfchynt; neen, zyne inwooning, ligging, inboel, hoe gering ook, alles moet net en fchoon zyn; en juist word dit minst by hen gevonden. Ten zesden: De onderofficieren moesten goede acht geeven, dat de foldaaten zich zeiven niet benadeelden door yadzigheid en luye ledigheid aan de eene zyde: noch aan de andere zyde door te veel en vermoeyend werken, .of te dikmaal optrekken, of al te driftig fpeelen, maar dat het een en ander in zekeren maat gelchiede, evenreedig aan hunne krachten en gezondheid. Soldaaten moeten als kinders behandeld worden, zal men hen be- W3z  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. IOI waren; daar moet een vaderlykopzicht over zyn. , Ten zevenden: Niet minder moet er gelet worden op hunne gemoedsaandoeningen, dat die effenbaar en genoeglyk zyn. Best ware het zulken op te zoeken en aan te neemen, die zonder dwang of onbezonnenheid ot moedeloosheid dienst naamen, maar uit ebe verkiezing, vrye wil en ambitie: van deezen zal men het beste gediend worden, en zy zullen meest gezonden {berk zyn, daar anderen kwynert, ziek; worden of wegloopen, zo ras zy de kans veilig zien. Men moet ook alles in het werk ftellen om den dienst makkelyk en aangenaam te maaken, vooral aan zulken, die men bemerkt, dat met weerzin en kwelling dienen, en niet dulden, dat het volk veel geklopt en geflagen word, zomtyds zo niet onfchuldig, wel eens om een kleinigheid. Den weg van overreding moet men verkiezen boven dien van flagen, zo lang mooglyk is, en daar mede zal men het meest vorderen. Bevindt men dat 'er zyn, die kwellend en mymerende bly ven dienen, zy zullen gewis eens ontvallen; het is dan best zich G 3 Y2^  102 G* W. CALLENFELS ANTWOORD van zulken te ondoen. Heeft men 'er die met het zogenaamde Heim weevtot. den overvallen; men moet nooit denken, dat men dit door kyven en vloeken, vry minder door Hagen, zal ontieeren, men zal het kwaad, zodoende, maar verergeren, en hun een wisfe ziekte en dood berokkenen. Daarom moet men de zodanigen terftond met verlof voor eenigen tyd naar hun vaderland en vrienden laten gaan, wanneer zy daar door het best herftellen, en gezond wcerkeeren, en blymoedig dienen: ik heb'er gezien, die ziek lagen, maar als zy groot verlof. of hun naspoort zouden krygen, als verlevendigd wierden, en uit hunne ziekDeddenopreezen, en al hunne krachten verzamelden, omdereizenaarhun vaderland te doen. Betrekkelyk verderden angsten vrees me de Militairen doorgaans bezielt tegen de Garnizoenplaatfen en lucht van Staats-Vlaanderen, weet ik geene middelen, dan die ik in het begin van deeze afdeeling heb aan de hand segeeven: en zo lang het blyft in dien naat, als het tegenwoordig is; te weeten, dat de Garnizoenen aldaar van jaa?  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. IO$ jaar tot jaar veranderen, en men nieuwe en andere Regimenten krygt, zal men zich moeten met geduld wapenen, in zyn post en roeping M zyn, en het der Voorzienigheid aanbetrouwen, terwyi men, zo de nood het niet anders vordert, zo veelen met groot verlof kan doen vertrekken, ais eenigzints moog'yk is. In eens, hoe meer het volk vry en bly, welgemoed en te vreede, word gehouden, hoe beeter het tegen de koortfen is gewapend: daar toe kan ook helpen, wanneer in een tyd, ais 'er veelen fterven, zulks voor de anderen, die krank leggen , word verzweegen, en de dooden met eenen ftillen trom begraven worden, gelyk dit afgeloopen jaar te Sluys is gelchied. Die onder de Soldaaten waare christenen zyn (dat wel eens, hoewel zeldzaam gebeurt) die zullen alle gronden van vertroosting en opbeuring in den Godsdienst vinden, en dus Dest te vrede, en der Goddelyke Voorzienigheid met vertrouwen onderworpen zyn. Ten agfflen: Moet tegen de armoede , behoefte, en veelvuldig gebrek G 4 der  ;ï©4 G. W. CALLENFELS ANTWOORD der getrouwden voorzien worden De Dezoldingen zyn geregeld in tyden, ais alles beeter koop was, en zvn nu op lange na niet toereikende voorde foldaaten in 't gemeen, en de getrouwöem tbyzonder, ook valt'er in StaatsVlaanderen niet veel te verdienen. iaatften altoos moesten na gelang van hun gezin meerder byleg en ondersteuning hebben, en in tyden van Ziekte, als zy niets kunnen verdienen, moesten zy vooral verzorgd worden. Oeeft men de foldaaten verlof' om te' •trouwen, (want zonder dat kan het niet gefchieden) dan moest men ook Hunne vrouwen en kinderen zich aantrekken en gadeflaan. Wat moed en couragie, meent gy, kan een foldaat nebben, die zyn vrouw en kinderen m de grootfte armoede, zo wel als Sicnzeiven ziet gedompeld, en menigmaal noch te eeten, noch te dekken, noch te warmenheeft? - EenCapitein moet over zyn foldaaten zyn als een vader over zyne kinderen, en meer uit liefde als uit flaaffche vrees gehoorzaamd worden. Hy moet toonen, dat hy zich de belangens van zyn volk aantrekt, en hunne lasten en lyden zoekt  OVER DE NAJAARS-KO0RTSEN. IOj te verligten, daar ik dit zag gebeuren, zag ik ook de gewenschte gevolgen. Vv ord een armoedig en ziek huisgezin van een foldaat aan zyn lot overgegeven, het einde is eene gewisfe ondergang. Het kan niet tot zegen en eer zyn van een Capitein, als een verlaten huisgezin tegen hem tot God roept. De zegen daar en tegen van God en menfchen, agtervolgt zulke officieren, die de hunnen uit al hun vermogen en zelfs uit hun eigen beurs onderfteunen, gelyk 'er zodanige edelmoedigen zyn. De armbezorgers en weldadige luiden in de Garnizoenplaatfen weeten best, wat armoede 'er gefmoord word , en wat zy aan veele huysgezinnen gedaan hebben, doch zy zyn onmagtig om al het gebrek te vervullen ; want het getal der ledemaaten in de grootfte Garnizoenplaatfea van Staats-Vlaanderen , kan op zyn best maar vyf honderd uitmaaken, en men heeft'er niet veel gegoede luiden: daar en boven hebben zy nog genoeg te ftellen met de weduwen en weezen der foldaaten, die 's jaarlyks tot hunne lasten koomen: te Sluys, daar gemeenlyk een Regiment legt, werd in den Q 5 jaa"  I05 G: W. CALLENFELS ANTWOORD Jaare 1777 by zekere gelegenheid berekend, dat de Diaconie aldaar in tien verloc-pene jaaren omtrent agt duizend guldens hadde te koste gelegd aan Militaire armen, weduwen en weezen De Heer J. P. Suszmikb fchryft, in zyne Goddelyke orde I D. 1 Stuk, 0. 130 aldus „ wie doet de behoeftigen, wan„ neer de ziekten de overhand nee„ men, nevens en boven de Geneesmiddelen, van kragtige foupe en „ goed voedfel, van hout om zich te verwarmen, van bedden en dekens „ voorzien? de Geneesheer kan zulks „ niet doen en de Staat doet het ook „ niet, te» minften niet tot een ge„ noegzaamen graad. Dearmkasfenzyn „ op verre na niet toereikende De „ Regenten, of die welke in derzel„ ver plaats gefteld zyn, gevoelen dit » met-. De nood der ellenden word „ door hen niet ondervonden : men „ verbergtze voor hen eerder, dan dat „ men de ellende den weg tot den throon n en tot het herte van medelydende » Vorsten zou baanen: daar door „ verliest de Staat menfchen, die door „ hunne waarde van belang voor den» zeiven zyn, en wier behoudenis de » aan-  OVER DE N AJ AARS-KQ ÖRTSËN. IO7 „ aangewende onkosten honderdvou„ dig zoude vergoeden. Mogten dan zoo veelen in den lande, die in rykdom, weelde en wellust zich baaden , meer ooggetuigen zyn van de ellenden, die gefmoord worden in zo veele bedroefde huisgezinnen, en zy daar door bewogen worden, om hunne behoeftige natuurgenooten by te fpringen, en zulken, die hun leeven voor hun in de hand draagen, het leeven en de gezondheid, zo veel in hun is, zoeken te verlengen. Wierden de Armbezorgers, of andere liefdadige perfoonen, van noodige penningen voorzien, geern zouden zy zich verledigen, om zulke noodlydende van het noodige te verzorgen. Of anderzints kan men een byzondere beurfe of armkist i.i de Regimenten houden, om daar uit het gebrek der getrouwden, en hunne zieken te hulpe te koomen. Ten negenden: Behoorde men geene Soldaaten aan te neemen, diekennelyk in dronkenfchap en ontucht zich voorheen verloopen hebben, en daar door in den grond bedorven zyn; want deeze, behalven dat zy zelve niet lang heiland bly ven, bederven en verleiden de  108 G. W\ CALLENFELS ANTWOORD de anderen. Ook moest ten ftrengHen worden tegengegaan en geftrafd alle overdaad, wellust, en vuile vermaaken; wyl derzelver gezellinnen zyn befmetting, ziekte en de dood. Dienstig daar toe is het, dat men de Soldaaten , van welke gezindheid zy ook zyn, verpligt om hunnen Godsdienst waar te neemen, om datzy daar in tegen alle opgemclde ondeugden gewaarfchomvd, en tot deugd, matigheid, en onthouding ten lterkften aangemaand worden, daar anders een ongodsdienitig leeven hun nog meer een meer vóedfel tot dit kwaad verfch ft. Ook moest men geene aanneemen, die te jong, te zwak, of ziekelyk zyn. — Een Capitein, die op het een en ander hier gezegd, oplettend is, en geen geld ontziet, om braave Soldaaten te werven, heeft doorgaands een Compagnie van de fchoonfte en fterkfte manfchappen. Ten laatflen: Moest 'er wel ernftigin voorzien worden, dat niemand der Militairen op eigener gezag buiten opzicht van een bekwaam Doctor of Ghirurgyn, eenige geneesmiddelen ter .voorkoming van de ziekte, qf ftuiting van  OVER DE NAJAARS-K0ORTSEN. IOO van dezelvd in de beginfelen gebruikte. — De Hr. Wraxel meldt, in zyne reize naar het Noorden p. 160, van Petersburg het volgend merkwaardige: „ fommige wetten, de ftads regee„ ring raakende, zyn my zonderling „ voorgekomen, hoewel ik moetbe„ kennen, dat zy van heilzaame uit„ werking zyn. Kort na myn aan„ komst my onpasfelyk bevindende, „ zond ik myn knegt, om wat Magne» „ Jie te koopen. Hy kwam my bood„ fchappen, dat geen Apotheker 'er „ hem van had willen geeven: en dat „ drie of vier van hun hem hadden ver„ zekerd, datzy daar van geen vieren„ deel loots zouden durven verkoo„ pen, fchoon men hun honderd du„ caaten gaf, buiten een voorfchrift „ door een Geneesheer ondertekend. „ ^sculapius kan geen voordeeliger „ wet voor de faculteit gemaakt heb„ ben, doch zy belet de opgeworpen „ Artfen een aantal van menfchen na „ de andere weereld te zenden, ge„ lyk zy by om ftraffeloos doen". Zo verre Wraxal, ik behoeve daar geen woord by te doen, dan alleen, dat men  ÏIO G. W. CALLENFELS ANTWOORD men in ons land op dit ftuk wel wat oplettender mogt zyn. II. Wat nu verder aangaat de voorbehoedende Geneesmiddelen. Men moet hier in voorzichtig zyn, men moet hier in niet te veel voorfchryven. Het is zeer dienstig, dat men een openlyf houdt, en, als men zich geconftipeerd vinde, dat men zich tydig bedient van Jaxeerende fpyzen en dranken; als by voorbeeld , gierst, of geele grutten met pruimen, appelmoes, karnemelkspap en gelykfoortige; en zich van vleeschen harde fpyzen onthoude, en voor zyn drank alleen wat theewater gebruike. Helpt dit niet, is men hardlyvig, men moet zich van Rhabarber of een trekfel van fenebladeren, doch daar men de fteeltjes naauwkeurig uitgedaan heeft, om dat die krimpingen verwekken, of wel van eenige purgeerzouten bedienen. 'Er zyn 'er, die met vrucht de Rhabarber byzich draagen en nu en dan 'er iets van eeten Doch van fterke en het lighaam beroerende purgatien, als jalappe, aloe enz , moet men zich wagten, om dat men daar door wel eens te eerderde koorts zich zoude op het lyf jaagen. VoeH  OVER DE NAJ AARS-KOORTSEN. III Voelt men de beginfelen van de gal, de acida en acejcentia als citroenen, Zuuring, azyn, zuure appelen, karnemelk , wat cremor tartari kan die breeken en voorkoomen: ook is gerftewater met wat citroen, en rhynfchen wyn, of wat gelei van aalbesfen eene heilzaame drank. En waarom zou men de Militairen ook niet kunnen gewennen aan het drinken van water met wynazyn gemengd, die gewoone drank der Romeimche Soldaaten, by hun Po/ca genoemd? De Soldaaten moesten ook des morgens, zo dra zy opftaan, den mond met wat water en azyn fpoelen, en daar van een teug drinken, en voorts dagelyks het aangezicht, handen, en voeten wel fchoon wasfchen: eene dagelykfche beweging , en aangenaame wandeling moet daar by plaats hebben. Zyn zy walgachtig, zyn zy genegen tot braaken, dan is de braakwortel, radix Ipecacuan» ha, van veel dienst, en zy moeten daar by veel laauw water drinken. 'Er zyn ?er die ter voorbehoeding tegen de koorts eenige voorfchriften van geneesmiddelen hej>ben, die op wyn of :geneyer zetten, en daar twee or drie* maal  112 G. W. CALLENFELS ANTWOORD maal daags een romertje van gebrulken; of die de cortex peruvianus geduurig kaauwen, of dezelve op wyn getrokken drinken: dit is zomwylen wel eens van effect. Dan het plaatfen van welriekende bloemen en plantgewasfen in de kamers, om eenen aangenaamen reuk te hebben, als daar zyn Meyen, Leliën, Roozen en anderen, dient meer tot verderf van de lucht; gelyk door den Heere Ingenhousz is getoondl.c.p. 176. en in de Foorrede van den Vertaler, die 'er gedugte ongevallen van heeft aangeteekend, dus moet men zich daar voor wagten. Ik zal niets meer zeggen van voorbehoedende geneesmiddelen, dan alleen dit, dat te groote en angstvallige voorzorg, en te veel medicamenten ter yoorbehoeding te gebruiken, erger is dan het kwaad zelve, en van nadeelige gevolgen: eene goede leefregel in acht te neemen is het voornaamfte. En zo hebben wy de behoedmiddelen, zo in het weeren der oorzaaken van de koortfen, als in de geneeskundige middelen beftaande voorgehouden, en hebben ons met het eerfte het langsj  OVER DE NAJAARS-K00RTSEN. H$ langst opgehouden. Ik beken, dat 'er in opzicht van deeze eenige zyn, die aan veele zwarigheeden, moeite en kosten zyn onderworpen: dan veele en verfcheidene zyn makkelyk naar te I koomen : en wat de andere aangaat, ■ wat is 'er, dat geen zwaangheid ontmoet, of dat zonder kosten en moeite kan gedaan worden, althans in zaaken van gewigt, en wat is 'er ge• wigtiger, dan de gezondheid en het leven van zo veele menfchen ? — /.o. men dan zich der moeite en kosten getroosten wil, zullen de meeste, zo niet alle opgenoemde behoedmiddelen, kunnen worden in het werk gelteld; en ik twyffel 'er geen oogenblik aan, of, als datgefchiedt, men zoude daar van de gewenschte en gelukkige gevolgen haast ontwaar worden, en zich verheugen ten nutte van het menfchdom in 't gemeen, en de Militairen m 't byzonder, kragtig te hebben medegewerkt. En zo hier toe de Souverein, de Regeeringen der Garnizoenplaatfen, en de Heeren Officieren geliefden ieder in het zyne het noodige toe te brengen, en de handen in een te liaan, «oude men het bedoelde einde kunnen  *I4 G. W. CALLENFELS ANTWOORO bereiken. Maar nu moeten wy ten laatiten overgaan om te zien, hoe de zieken best worden geholpen enheriteld, en dus opgeeven, welke de beste geneesmiddelen zyn, die kunnen aangewend worden. VIERDE AFDEELING. Welke de beste geneesmiddelen zyn, die tegen de najaars-koortfen kunnen aange* wend worden. Alvoorens ik tot de Geneezing der koortfen zal overgaan, en daar van fpreeken, moet ik voor af herinneren en aanmerken, het geen reeds te vooren is te verftaan gegeeven en uit het verhandelde vloeit, en van dien aart is, dat het niet genoeg gezegd, niet genoeg herhaald kan worden. Voor eerst: Dat de zieken moeten van de gezonden afgezonderd, en alleen gelegd worden ,in ruime zaaien of kamers, zo veel doenlyk is niet veel by een. De veelheid van zieken toch houdt de* lucht in een geduurig bederf en befmettmg: hier van dat de Heer Pringle zegt, dat de Hospitalen fomwyl veel eer plaat'  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. 11$ plaatfen zyn om ziek, dan berfield te wor* den. De bevinding leert, als 'er weinig zieken zyn in eene zaal, dat zy eerder herftellen, waar van de reeden ligt is op te maaken. En zo de ziekten van een kwaadaartig foort wor» den, behoorden zy alleen, in een daar toe gefchikt vertrek, te liggen. Het zoude ook wenfchelyk zyn, dat die zwaar krank zyn, niet in een opene kribbe, maar in eenbedftede, of ledikant lagen, en dus overdekt tegen licht, lucht, en koude. Ten anderen: moet den zieken alle rust en ftilte worden verfchaft; want de rust en flaap der zieken is Medicyn, en bevordert zeer de geneezing; men moet dus voorkomen, dat deoppasfers of mindere zieken dezelve niet ftooren door loopen, praaten, fluiten, fpeelen of eenig ander geraas; een ziekekamer moet een ftille kamer zynJ Ook moet men, zo veel mooglyk is, alle gemoedsaandoeningen voorkoomen, want dezelve, zo zy in eenen hoogen graad zyn, worden doodlyk voor den kranken. Kunnen zieken onweetende gehouden worden van het beregten hunner medezieken, kameH 2 rat  II6" G. W. CALLENFELS ANTWOORD raden en Jandgenooten door Predikanten , Zieketroosters, of Pastors, mendocd een goed werk, want als de zieken den moed laaten zakken, en zich verbeelden, datzy fterven zullen, is het veel ten agteren, en dan doen degeneesmiddelen geen nut, ofzy willen die niet gebruiken. . T™derden: Moeten de zieken voorzien worden van goede en zuivere bedden, matrasfen, dekens en lakens, en telkens, als zy het verdragen kunnen, verfchoond worden. Het vertrek moet ook kuis en zindelyk gehouden woroen, en hunne uitwerpfels van mist, water zweet, bloeden fluimen, zoras moogiyk, weggenoomen, en zy daar van gereinigd worden. Men kan zich ter Deeter zuivering met voordeel be- beïene™32711' gCDCVCr' Ten vierden: Men moet hun van eene goede lucht voorzien, zo veel men kan. Jm m dit ftuk word van dag tot dag door des kundigen veel nafcooring en vordering gemaakt. Hoe fommige ziekten misfehien door gedephlogifticeerde lucht kunnen genieZen worden,zal teïLttt Ingenbotïszl c.  over de najaars-koortsen: 117! p. 157 melden, en zyn Wel Ed. zegt p. 161 „ men zal aan het menschdom „ waarfchynlyk een zeer gewigtigen „ dienst gedaan hebben, wanneer men „ een gemakkelyk middel zal gevon„ den hebben; om aan zieken, in ze„ kere gevallen, eene genoegzaame „ veelheid van die levensvoedende „ lucht, ter geneezing van hunne kwaa„ len, toe te dienen. „ De natuur- en fcheikundigen, moe„ ten ons de gemakkelyküe en min „ kostbaare wyze leeren , om een ge„ noegzaame veelheid van die lucht „ uit de lighaamen, die haar bevatten, „ te trekken; en het is de plicht der „ Geneesheeren te beproeven, in wel„ ke ziekten, zy van gebruik zoude „ kunnen zyn". Vergelyk hier mede de Hrn. Deiman en van Troostwyk 1. c. p. 86. en volg. Ten vyfden: Moeten zy eenen goeden levensregel houden, en van goede en gezonde fpys en drank in een behoorlyke maat op zyn tyd worden voorzien, en onder opzicht ftaan, op dat zy zich hier in niet vergrypen. Deeze dingen, die ik thans herrinne■ re, zyn zo noodig als de geneesmid3  * 18 G. w. callenfels antwoord delen zelve, ja veel noodiger: want alsmen het bovenftaande in acht neemt, zal fomtyds de natuur zonder genees! middelen zich zeiven helpen en redden daar en tegen zyn de beste geneesmiddelen te vergeefs en vrugteloos, als dit ter neergetlelde word verwaarloosd en daar teg-n gezondigd; dat echter maar al te veel gefchiedt. Eindelyk: Moeten de zieken worden behandeld door bekwaame Genecsneeren , die hunner zaaken kundig en tevens aan hun plicht gedagtig zyn ?,nr 7%£ W3arclig ë^Zen te worl Gen fePltgtenvaneen Geneesheer, ae. drukt te Amfterdam by Interna en Tte. ZeL177l' rEn dceze moeten u* eene verkeerde fpaarzaamheid niet te zeer Delnoeid zyn in hunne bezolding, 0f bepiald in hunne voorfchriften en ge- kZT/^ Daar dit P]aats Zullen de zieken een volkoomen vertrouwen hebben op hunnen Genees- i rA d_,aar 2uIIen zv heni a]s een Engel Gods aanfehouwen, en door zyn pyzyn vertroost worden,'t geen veel ja ongemeen veel afdoet, gelyk ieder begrypen kan. Waar by op den Apotnecar goed toezicht dient gehouden te  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. lïf te worden, als in welk ft.uk men niet te naauwkeurigkanzyn j want anders kunnen de beste voorlchriften der Geneesheeren nietbaaten, daarom moet'er goede zorg worden gedraagen, dat de verouderde medicamenten worden geweerd, metverfche worden aangevuld, en dat de ontbrekende worden aangefchaft. Ook is het niet wel voeglyk,dat één perfoonals Doctor, Apothccar cn Chirurgyn fungeere, dit is niet wel doenlyk, in kleine plaatfen kan hetniet anders zyn, maar in grootere moest eene betere mrigting plaatshebben, en elkby zyne eigene functie bly ven: ik beüuite dit met het welgepafte van C. V. D.C in zyne zedek bedenk: geplaatst in 't 3 &* 11 N. van 't Mengelw: der Algem: Vad: Letteroeff: p. 488. „ Men kan zich waar„ lyk niet genoeg verwonderen, wan„ neer men veele der menfchen beM dryven oplettend gadeflaat. Dan „ niets zou men zeggen is dolzinni„ ger, dan, wanneer men zyne ge„ zondheid verlooren heeft, dat men „ zyn leeven zo ligtvaardig waagt aan „ onkundige menfchen om weer her„ fteldte raaken. Men zal geen kleed „ voor zyn lighaam, geenfehoenvooï H 4 » ZW  0T2O G. W. C ALLEN FELS ANTWOORD zyn voet, aan een knoeijer vertrouw wen. Maar zyn dierbaar leven waagt w men ligtvaardig aan menfchen, die 9, geene de minfte kennis van de ge5, nceskunde hebben. Zo is men op5, lettend op beuzelingen, en onagtw zaam op het dierbaarfte zyncr be„ zittingen. Mu gaa ik, na deezen noodigen uitflap, over tot de geneezing en "geneesmiddelen zelve. Geene koortfen zyn 'er, waar in de natuur ons duidelyker leert wat 'er in het begin derzelve te doen Haat, dan deeze boven befchreeve Najaars-koortfen , namentlyk om haar te hulp te koomen in het ontlasten van eene menigte ftofTe, fchadelyk voor het lighaam. Dit gefchiedt best door ontlastende middelen, bekend onderden titel van evacuantia: en onder dezelve koomen de braakmiddelen, emetica genaamd, het eerfte te ftade, waar in de kroon fpant de over bekende braakwortel rad', lpecacuanha, van deeze gaf'ik tot een halve dragma in poeijer de Iyders in, doorgaands met het grootfte fucces. By anderen, die van eene fterkere natuur zyn, moet men zich be- die:  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. I2Ï dienen van den braakwynfteen tartarus emeticus. , , , Deeze braakmiddelen moet men den zieken toedienen terftond na het eerfte acces van de koorts, en dezelve des noods, nog eens een dag of twee daar na herhaalen: waar na men niet zelden de gewenschte uitwerking ziet, het zy dat dezelve in de volgende aanvallen veel zagter is, het zy dat de braakïncren in de koorts veel minder of geheel weer zvn: welke laatfte mtkomften men gcmeenlyk befpeurd, vermits de veelheid der zondigende ftof, door deeze middelen uit het lighaam word gedreevn, althans zo'er mets anders is, dat zulks verhinderd. De eerfte wegen alzo van booven behoorlyk gezuiverd zynde, zo is het ook tevens noodzaaklyk om dezelve van onderen te ontdoen van haare kwaade en bedorvene galftoffen. Zulks word verricht door die evacuan* tia, die den afgang bevorderen, doch in het verkiezen van dezelve, moet men zich van de eccoprotica, of zagte bedienen, boven de fterke, dewyl ik maar al te dikwyls de fchadelyke gevolgen gezien heb van onkundigen, die ' * H 5 de  122 G. W. CAIXENFELS ANTWOORD de Iyders de drastica of fterke toedienden, want de Iyders door de koortfen reeds veele kragten verboren hebbende, wierden door deeze, tefterken afgang verwekkende middelen, zodanig vermoeid en afgemat, dat de volgende aanval van de koorts veel fwaarer en van eenen hardnekkigen aart was: zulks n 2?k plaats> als menden zieken al te itraffe emetica voorfchryft, men kan hier in niet te voorzichtig zyn, noch genoeg raadpleegen met den toeftand en het geftel der kranken. Men bedient zich dan veiligst van de casfia, tamarinden, rhabarber, gezuiverde/^bladeren, de manna; van het fal mira* bil glaubrri of het fal polychrest: en diergelyke, die men dan, na tydsomitandigheden, of ieder alleen, of zaamengevoegdkan ingeeven op verfchcidene wyzen in de form van pillen, poeijers, brokken, of dranken , welke laatfte, te weeten, de bauflus pur* games, ik doorgaans verkieze, om dat zy fchielyker en beeter werken, en met zo lang in de maag moeten lio-gen om te ontbinden. Menigmaal heb ik met veel genoegen de goede gevolgen gezien van de Iyders zulk een middel voor  OVER DE HAJAARS-KOORTSEN. 12$ voor tefchryven, hetwelknabovenen na onderen tevens werken konde, 't geen beftond ex puh. rad. Ipecacuanb. 3 §. rhei el. fcr. u nitr. pur. gr. x. m. f, ?*Hct lichaam nu behoorlyk gezuiverd zynde, zO ziet men, als reeds gezegd is , dikmaals, dat de koortien hunne kragten verliezen: dan om de zondige Rot nu verder te verbeteren, en uit het lichaam te dryven, zo moet men de Iyders iaaten gebruik maaken van poijers, die men maaken kan uit de cc óo met het fal. polych. of uit de fryftalk tartar. met de oc. 69., of van de püul. fïomacb. Edinburg. en foortgelyke Dit kan men ingeeven in lorm van mixtuuren (namentlyk depoeijers) en te gelyktydig de maag en kragten des Iyders verfterken met aq. (Ml. tnentb. en fyrup. tnentb. met het aq. cinnam, met de tinctur. et fyrup. e cort. aurant of met het acetum deftdlat:, zo 'er eene fterke hitte by plaatsheeft, en zo de zieken door het walgen ai te benaauwd zyn door het fal abfmth. met fucc.citr. of limon. 'er onder te voegen na gelegenheid.  124 G. W. CALLENFELS ANTWOORD Van zulke en diergelyke mixtuuren zal men veel baat in de heete galagtige koortfen ondervinden, ook van de aecocta en julapia, die men maaken kan uit de raclic. fcor/on. eramin. taraxic. acetof, waar by men de tamarinden en het bordeum voegt, en daar na vermengt met de fyrup. vtolar., rob. ribef., fpirit mtri. dulc.y fpirit vitriol. met het fal nitr. offalpolychr. en foortgelyke. Dit heeft vooral plaats, wanneer de koortfen van eenen ontïteekenden aart zyn, en wanneer men vreest, dat lever of andere deden van het lighaam min of meer geobftrueerd zyn, of zullen worden. Tegen de looze braakingen, een allerbenaauwst fymptoma, en dat na geen emetica vraagt, kan men zich met vrugt bedienen van braaking tegengaande drankjes (bauflus antïémeticï)^ waarvan het volgende my zelden mislukt is, maar aan het oogmerk beantwoord heeft, te weeten, # facet recent.citr.l (3, vin. rhenan. 5 j, M. fal abfmtb. 3 1. D. utraque feorfim, et pulvis mifceatur liquori, moxque in ipfo actu effcrvefcemia bauriatur. Dit middel doet de looze braa-  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. 12% braakingen fchielyk haar kragt verliezen; zo dat de Iyders, die oogenbhkkelyk te vooren alles fcheenen te zullen uitbraaken,. en niets voortbragten, en als meenden van de weereld te fcheiden, nu zich in eenen genisten ffcaat bevinden. , Voor eenen gewoonen en dagelykfchen drank heb ik altoos best bevonden gerfte water, met wat citroen-, of limoenfap, of rhynfchen wyn: en is het een en ander wat te duur voor den ioldaat, dan laat ik 'er hun wat azyn ondermengen; en ook wat fuiker, daar van mogen zy geduurig drinken. Na deeze voorgeitelde middelen, op zyn tyd en pas de zieken eenige tyd toegediend te hebben, en van hun gebruikt zynde, zonder zich in iets anders misgreepen te hebben, zo ziet men veeltyds, dat de koortfen verminderen of ophouden. Als nu de koortfen wel verminderen, maar niet geheel willen agterblyven, en telkens wederkoomen; zo zal men best doen van tydig zyn toevlugt te neemen tot de cortex peruvianus, want hier door verdwynende koortfen, enderlyde- re-3  126 G. W. CALLENPELS ANTWOORD ren kragten worden herfteld: ja al blyven de koorden door voorheen befchreeven middelen achter, zo is het raadfaam om den koorts bast eenigen tyd telaaten gebruiken, om de kragten te onderfteunen, en de zieken voor inftortingen te beveiligen, wyl de febres recidiva anders van erger natuur zyn. Edoch vindt men in de Iyders koortfen van eene hardnekkiger en kwaadaartiger natuur, ook dan verfchilt de manier van geneezing, en men is genoodzaakt om al fpoedig de koortfen tegen te gaan en te breeken, wil men niet der zieken leeven in de waagfchaal Hellen. Dit nu gefchiedt door die middelen, welke genoemd worden antipyreutica en antifeptica. De antipyreutica of koortstegengaande middelen zyn deeze, de rad. I er pent. virgin., gentian., contrajerv ; de her ba abfyntb., card.benedict ,marrub tcentaur.utrtusque; de flores chamam. enz. maar boven alles fpant de kroon de bovengenoemde cortex peruv , die men kan ingeeven op verfchillende wyze. By de geenen, die zwak van maag zyn, heb ik my best bevonden met een afkook- fei  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. 127 fel van denzelven, by anderen in form van ekctuaria of pillen; dog niets is beeter en zekerer, dan denzelven ïnlubftantie in te geeven, en wel in poeijers metwatrhynfchenof rooden wyn. Van de antifeptica of rotting tegengaande middelen zyn de voornaamlte de fpirit. vitriol., de flor. cbamamelt, de tnyrrha, de rad. ferpentar. virgiman., de campher, en de cortex peruvianus. Men moet deeze laatfte de Iyders in geeven , wanneer de koorts, of geheel af is, of immers hetminfte is,, tusfehen de verheffingen, en dan wel in groote hoeveelheid, zo dat de zieken in één of twee uuren tyds een half of geheel once van koortsbast na tyds omftandigheeden binnen hebben. Men kan hier toe verkiezen het extractum cort. peruv., en het ingeeven in pillen, in electuaria, doch de voorrang zou ik geeven aan een mixtuur van hetzelve met het aq, Jlill tnentb., en de fyrup. croci of violarum; dewyl de zwakke maag zulks het best verdraagen kan; dan deeze middelen kan men zelden de arme Soldaaten, maar wel de Officieren toedienen, wegens de duur-  128 G. W. CALLENFELS ANTWOORD duurte van het extractum: waarom ik my dan by de Soldaaten bedien van fterke afkookfels van den koortsbast, waar onder ik menge na tyds omlcandigheid de rad. ferpent. virgiman., de camph.y of de fpirit. vitriol; 't geen veelzints aan myn oogmerk voldoet. Men moet ook in deeze kwaadaartige koortfen de Iyders fpaanfche vlieg pleisters aan de beenen, deyen, of tusfehen de fchouderbladen leggen: ook aan de voeten der zieken doen appliceeren pappen van zuurdeeg met wynruit, azyn, enz. daaronder. Deaarsfpuitingenhébben ook dikwyls een uitnemende werking, waarom men niet nalaaten moet dezelve nu en dan te zetten: in deeze heb ik my altoos best bevonden, met dezelve te laaten maaken uit het aq. flor. chamamel., fal. mirabil.glaub., mei. en diergelyke. Voorts moet men de Iyders geeven ter onderfteuninge van hunne kragten, hartverfterkende middelen als een weinig rooden wyn met wat warm water, kragtige foepen, een eyermelkje enz. Doof zulke en diergelyke middelen en  OVÊR DÉ NAJ AARS-K.0ORTSÉN, 't2§ en handelingen, • heb ik dikwyls bevonden, dat ook de erglïe koortfen haare kragten verlooren, en de Iyders, die fomtyds eenige uuren buiten kennis gelegen hadden, herftel-; den. Na deeze koortfen koomen fomtyds óbftructien in het lighaam te * voorfchyn, waar van de dikke beenen en buiken tot kenmerken verftrekken: in dit geval kan men met-vrugt gebruik; maaken van de aperientia, het.zy de* cocta aperientia ex rad. jcorfon. gramin. taraxic. enz. of electuaria en pilula aperitiva uit de Japo venet., extractum gramin., extractum taraxici, extractum rhei, nitr. pur. terra joliautartar., Jak mirab. glaub van de pilul. ftomacb. edin* burg. en foortgelyke: want hier door gaat men tegen, de waterzugt, of geelzugt, die reeds voor de deur was. Dan, Haat het over tot eene volkoome waterzugt, of geelzugt, of teering, zo fchryft men die middelen voor, die men in die ziekten gewoon is te geeven. Hier mede meen ik genoeg aan de voorgeftelde vraag beantwoord te hebben, en het zal my tot een aange■vr. DB&p» 1 paam  *3$ ó. w. CAllenpels enk; naam genoegen zyn, mag dit eenige Zints de goedkeuring wegdraagen. Daarom zal ik dan deeze Verhandeling eindigen, in plaats van mynen naam, met deeze fpreuk van Ovidius. iVó» est in medico, femper reievetur ut ager, Interdum docta plus valet arte malum. Epiftol. ex Ponto. L. i. Ep. iii. vs. 17, 18. Gen 12 December. 1781.  t3X ANTWOORD ej se V R AA G: Welke zyn de waare oorzaaken en kenteekeneri van de Najaars koortfen in O* Garnizoenplaatfen van Staats-Vlaanderen; en welke zyn de beste behoed* en geneesmiddelen, dut daar ugen, vooral by de Militairen , kunnm aangewend worden ? door JOHANN ES HARGE& m o • Haar de menfchenliefde van eenetf edclmoedigen Vaderlander de dryfveer was , waar door deeze zo nuttige vraag, ter beantwoording, werdtvoorgefteld, zo vond ik my door denzelvSen prikkel aangefpoord, om, ware hetmogelyk, aan mynen evenmensen, dienstbaar te zyn. In het behandelen, van deeze vraag, nullen wy alle mogelyke kort- en klaarheid gadeflaan, ons eenig en alleen { 2 me*  fr32 J. HARGER ANTWOORD met de Najaars-koortfen bezig houden, en ten behoeve der ïnwooners, vooral der Militairen van Staats Vlaanderen, de waare oorzaaken en kenteeke- — ——y r , <-ü. uaai iie- PrïnVde'behandeling, van dit onderwerp, zal ik eerst nafpeuren, wat wel de naaste, cn daarna, welke de voorafgegaane oorzaaken zyn, om des^e (d) J. PREÏGiE, 1. C. p. IIS4'  ^30" j. HARGER ANTWOORD ter den waaren aart en natuur, der ziekten, te ontdekken, en op welke eenewyze, deeze oorzaaken t'zaamen vereenigd, de Najaars-koortfen doen gebooren worden (e). Dan, wy zeggen dat de naaste oorzaaken deezer remitterende en intermitterende Najaars-koortfen, als gevolgen van heete en drooge zomers m de Garnizoenplaatfen van Staats* Vlaanderen zyn, een meerdere of mindere trap van rotting en bederving in de cerlte wegen onzer lighaamen huisvestende; of reeds met onze voeten vereenigd rondgevoerd; en doo~rhet2eneele lighaam verfpreid (f). •: Alhoewel de waare aart der rotting, en waar in dezelve eigentlyk bejtaat als nog in eene dikke'duisternis ócaolven legt, zo is men evenwel zo verre gekomen, dat men overtuigende blyken heeft, dat de natuur deezer rottige floffen,. van een alcalifchen aart zy (g), en hier mede zullen wy ons vergenoegen. ' Dan ^eiI Hoogg Heer s. de monciiy. Haart. Maat/cl?. 6. Deel. j. Huk. bl. 46. ' (ƒ) Wem 1. c. bl. 46. (gj fcrh. over de middelen tegen de verrottin/r. door w, v^n «wyiÈ dü vos vwtaald. bl. j. - .  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. 137. Dan wy verftaan 'er door, met betrekking op onze lighaamen, een zekeren graad van ontaarting onzer vogten,'waar door dezelve eene byzondere fcherp'-e aannemen, hier door de vaste deden en derzelver werking min of meerder beledigen, veranderen, en te niet doen, en dus ook naar gelang dezer ontaarting, allerlei hevige en 'kwaadaardige verfchynfelen, zo in de vaste als vloeibaare deelen voortbrengen. — Maar dewyl dit ftuk allerkeurigst betoogd is door den Hooggeleerden Heer s. de monchy (h) zal ik hier in berusten. De voorafgaande of afgelegene oorzaaken [caufie remotae] zyn verfcheidene; men verdeelt dezelve gevoeglyk in voorfchikkende [caufae praedisponentes], en in aanleiding gevende oorzaaken [caufae occafionales]; weLke te faamen vereenigd, dikwerf een Epidemifche of algemeen woedende ziekte, zeer eigen aan Staats-Vlaanderen en Zeeland, onder den naam van gal- of rotkoortfen, in 't najaar, vooral onder de Militairen, voortbrengen. Wy zullen eene en andere der voorI 5 fchik- 00 llawl. Maotfch. bl. 47«  I58 J. HARGER ANTWOORD fchikkende oorzaaken of zaaden der Najaars-koortfen flegts aanftippen (i). L Het is kennelyk, dat onze lig-, haamen en vogten, even als die der dieren y uit derzelver aart eene geneigdheid hebben, om tot bederving en verrotting over te gaan; vooral als men in éene heete vogtige bedorve lucht verkeert; misbruik van fpys of drank en lighaams beweging oefemt* or dat 'er door een vertraagde buiks ontlasting, of door belette ongevoelige doorwaafeming, meer dan te veel onnutte deelen in de lighaamen wer* den opgehouden: ja deeze eigenfehap is in de lighaamen zo groot, dat 'er maar zeer weinig noodig is, om dezelve tot bederving te doen overgaan. En juist om deeze reden, worden wy vcrpligt, om door een dagelyks herhaal van vernieuwde voedfeien en dranken, gepaste beweging, en ontlasting van 't gene in ons fchadelyk is geworden, de lighaamen als in evenwigt der gezondheid te bewaren. II. Het eene mensch is meer dan Jiet andere, fchoon beide gezond, vatbaar voor de Najaars-koortfen. Een JVIiCO Iufih. Path. Ccieb. ftriHfr % §4. ■&>. 74 etoz.  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. 139 Militair, die jong, welgemaakt, volbloedig is, en, met een woord, 'er fchilderagtig uitziet; heeft, getuige zy de ervaring, eene meerdere gefchiktheid, om door deeze ziekte te worden aangetast en afgefneden; dan een die dor, mager, en fchraal van geitel is. Ui. De voorfchikkende oorzaaken, kunnen fomtyds lang in de lighaamen verborgen en opgefloten bly ven, en door zeer geringe bykomei.de oorzaaken, losgemaakt, ontwikkeld, en te voorfchyn werden gebragt. IV. De gewoonte is de tweede Natuur:" doch alles wat hier tegen aanloopt wykt 'er van af, en kan onder de voorfchikkende oorzaaken der Najaars-koortfen geteld worden; ditj zal men duidelyk ervaren in die Militairen, welke of door geboorte of lang verblyf in Gelderland, Utrecht, OverTsfel, als bekende hooge en droogelanden, 'sjaarlyks verlegd worden, naar een laag en vogtig Staats-Vlaanderen; ■wat de ongewoonte of ongeaartheid onder hun teweegbrengt, door5 dien deeze Militairen meer dan anderen door de Najaars-koortfen worden getroffen. JEiier  14° J. HARGER ANTWOORD Hier uit kan men veilig befluiten, dat de menfchen, even als de gewasfchen, het vrolykst tieren in die gronden, of oorden, waar in dezelve zyn geteeld en opgevoed. V. Menfchen, welke van eene flappe en weeklyke! gelleldheid zyn, worden eerder door de Najaars-koortfen aangetast, dan die fterk zyn. Menfchen welke van lange zee-togten, uit hospitaalen of gevangen huizen komen; menfchen welke met weerzin en ongenoegen, naar de Garnizoenplaatfen van Staats-Vlaanderen worden verlegd (k); menfchen welke door een verdunde fcheurbuikige bloedsgelteldheid, flappe vaten en los aaneenhangende vezelen hebben; menfchen welke om venerifche gebreken te overwinnen, kwikmiddelen hebben o-ebrmkt, en hier door eene ontbinding, ontaarting en losmaking in bloed en vogten bekomen; deeze zullen eerder en • 92 S? £w.ltzers is zeer gemeen een zekere piekte die men Hcmi of Geheimziekten noemt, en welke zeer we] overeenkomt met de Landziekte der zeevarenden, doch inderdaad is het niet anders dan een droefgeestigheid, inruilende door het verlaten van vaderland en vrienden enz. waar door deeze men. fchen zich verregaande benadeelen.  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. gtf en meerder, door de Najaars-koortfen worden aangedaan, dan die geenen, welke in opgenoemde eiwoorgefchikte gelegenheden niet hebben verkeert» Nu zullen wy de opwekkende of fchadelyke vermogens [caufae occafionales] waar door zo Inwooners, als Militairen, van de Najaars-koortfen, worden aangetast, kortelyk overwe- §e?' Zo ras men de natuurlyke ligging en grondsgefteldheid van Staats-Vlaanderen gadellaat, zal men zich met behoeven te verwonderen, dat de ongezondheid der lucht aldaar veel fchadelvker uitwerking doet, op de lighaamen der vreemdelingen dan in de hooge en drooge plaatfen van OostenryksFransch- Vlaanderen; Duitschland en dergelyken. „ •• , . Behalven de geftadige luchts veranderingen, heeft Staatf-Vlaanderen, laage wei- en bouwlanden; met flooten en kleine moerasfen doormengeld, welke des winters, door den regen opgehoopt, door de zomer hitte weder uitdampen , en veele geftorven mfecten jen planten ter verrotting overlaten^ en  142 J. HARGER ANTWOORD deeze fchadelyke uitwaafemingen aan den dampkring mededeelen (1) - Daar en boven word het door de zee, zilte ftromen, onmeetbaare aan een gefchakelde fchorren en ilikken omringd , welke op veele plaatfen week ' en modderig zyn, waar op fchelp- platfchild- en andere visfchen, infecten, doode krengen, rottige uitwerpfelen , by ebbe tyd blyven liggen; waardoor met dan fchadeiyke uitwaafemingen bv groote zomer hitte in den dampkrinï werden opgetrokken, de lucht zonocS dig voor al wat leven heeft, heimeten een bronwel voor die kwaadaartiae Najaars-koortfen doet worden (m)dit is eene voornaame reden waar aan de bleekgeele kleur der Staats-Viaandenaaren is toe te fchry ven; doeh door dien zy van oer jeugd af gewoon zyn aan deeze luchtsgelteldheid, zo zvn zy ook minder vatbaar voor die jaariyklche, fomtyds zo wreed woedende ziekte, in den herfst, dan wel de .vreemdelingen en Militairen. Maar. tyvitDACHS' HaarL mat-rcJu XVI dee'- *• nuk. MA TSiI'^ mr de  OVER DE NAJAARS-K.0ORTSEN. S43 Maar ©en of ander zegt, eens toegeftsmt, dat die fchadelyke uitdampingen genoegfaam altyd aanwezig zyn, en eigen aan Staats-Vlaanderen, zo leert echter de ondervinding , dat Het eene jaar aanmerkelyk verfchilt, van het andere, in het voortbrengen van deeze Najaars-koortfen, dus moeten 'er nog andere oorzaaken plaats hebben? Het is zo, en dit verfch.il zullen wy verder in de lucht- en levenswyze der Inwooners en Militairen onderzoeken en nafpeuren. II. De lucht is, eene onzichtbaare veerkragtige vloeiftoffe (n); welke de menschgeduurig inademt; die zich onder onze voedfelen en dranken vermengt; met ons bloed en vogten vereenigd wordt; die ons de zoetigheden en vermaaklykheden des levens verfchaft; ons geduurig omringt, alles vervult en de voornaamfte dryfveder in de Natuur is, zo ter bevordering der gezondheid als voortbrenging van cpidemifche of befmettelyke ziekten. De lucht nu heeft verfcheidene ei* genfchappen, doch wy zullen maar twee derzelve aanroeren, dewyl dee- z$ ^n) derijam Goslg. Natuur en Sterrek. bl. 5-14.  144 J- HARGER ANTWOORD ze het juist zyn, daar de Inwooners vooral de Militairen in Staats-Fiaanderen de meeste nadeelen van moeten dragen. Ik bedoel de heete envogtige luchtsgefteldheid: doch om dit wel te bezeffen, zullen wy kortelyk aanftippen, wat eigentlyk warmte of hitte is, en m hoe verre dezelve den mensch nadeelig kan zyn. — Het is bekent dat wy een denkbeeld vormen van koude, warmte of hitte, naar den trap der vuurdeelen waar door wy omringd worden; verkeert men in eenen gcringen graad van vuurdeelen, dan gevoelt men koude; in een meerderen graad van vuurdeelen dan befpeurt men warmte, en in een grooteren trap van vuurdeelen, hitte; en welke al verder toenemende zelfs een pynelyke aandoening verwekt; dat men dan branden noemt. Het zyn dan de vuurdeelen welke by groote zomer hitte in onzen dampkring verfpreid zyn, welke onzen aandagt een weinig moeten bezig houden. — Wy zullen alleen de uitnemende fynheid en fnelheid der vuurdeelen, welke des zomers in onzen dampkring zweven, beichouwen. Eet*  OVER DE KAJAARS-K0ORTSEN. *45 Een Natuurkundigen is het bekent, dat de vuurdeelen het vermoogen be~ > zitten, om in de tusfehenruimten zelfs ; der hardlte fleenen en bergftoffen in te dringen; zo dat'er geen faamgefteld lighaam gevonden word, of het Ikan door 'tvuur, warm, heet, uitj gezet, los, ontbonden of gefmolten ; worden; of waafemen onzichtbaar, of li in gedaante van dampen en rook uit; : zo dat de grove en aardagtige deelen :< ontbonden, in de gedaante van kalk of asch overblyven. Past men dit nu toe, op die groofie : zomerhitte, en waar van de gevol: gen zo noodlottig vooral voor de Milï: tairen in Staats-Vlaanderen zyn geweest, zo kan men ras bevroeden, ': dat de geledene zomerhitte, ook eeI ne meer dan gewoone beweging en werking in de lighaamen der Militairen verwekt, derzelver zweetgaten geopend hebbe, en in derzelver tusfehen: ruimten ingedrongen zy; waar door als i een natuurlyk gevolg, de deelen zyn j uitgezet; losgemaakt, ontbonden of I ongevoelig uitgewaafemd; en dus allervatbaarst voor de Najaars-koortfen ge weinig zieken, zo als 1738. VI. Hoe meer zieken, hoe ftrenger en zwaarder de verfchynfefen zyn, zo als 1736 en 1741. Hoe minde* zieken, hoe gemaatigder en zagter verfchynfefen, zo als 1738 en 1740 (s). De ondervinding, van den Heere • en liet veelvuldige kleine moerasfen „ terug, welke nadeelige dampen zich „ met die van de flikken vergezellende, „ in flaat waren, de lucht te vergifti„ gen, vermits door de overhand kry„ gende zuidewind, en de tegenwer„ king der zee, in plaats dat die fcha„ delyke dampen als te voren wierden „ verftrooid, nu veel meer wierden „ terug gehouden en ingefloten. —• „ Deeze nu gemelde nadeelige om„ Handigheden, geduurende de maand „ September en October onafgebroken „ voortduurende, zo valt het juist niet „ zwaar, om de waare reden van den „ verbazenden aangroei der voorge„ noemde Najaars- of Galkoortfen te » begrypen, dewelke als toen ftand „ greep, en hoe dezelve tevens tot „ dien graad van kwaadaartigheid heb„ ben kunnen flygen (u)". De Waarnemingen omtrent de luchtsgelleldheid weder en winden, te Vlïsjingen genomen in den jare 1768, door den Heere a. muller, zul- (u) Haarl. Maatfch. XVI. deel 2de fiUk, bl uo en 150.  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. 159 zullen het gezegde bevestigen; keure dezelve overwaardig geleezen te worden (v). Onder de aanleiding gevende oorzaaken der Najaars-koortfen in StaatsVlaanderen, breng ik ook de gewone levenswyze der Inwooners en Militairen in aanmerking, om hier uit te betogen, in hoe verre dezelve als medewerkende oorzaaken deezer ziekten, kunnen gehouden worden. — Zullen de Inwooners de behoorlyke levensmiddelen bekomen, een iegelyk dient naar gelang des krings waarin hy gefield is te arbeiden; en dewyl zulks door den geringften Inwooner het meest, ja niet zelden, van den vroegen morgen, tot den laten avond, moet worden verrigt, zo volgt tevens, dat zy, vooral by warme zoele zomerluchten, veel moeten zweeten, en door onvermogen zich van geen behoorlyk fchoon en zuiver linnen, noch kleederen kunnende voorzien, moeten zy deeze met Hinkend zweet doortrokke hembden en kleederen, een meer dan gewonen tyd dragen, tot mer- (v> VlUf. Maatfch. \ deel, bl. 620-651»  iöb J. HARGER ANTWOORD merkelyke benadeeling der lighaamen. — De Militairen, behoeven in Vredenstyd over het algemeen genomen, hier en elders Garnizoen houdende, juist zo zwaar niet te arbeiden, fchoon 'er genoeg te betogen was, dat veelen door de ledigheid niet minder nadeel, dan anderen door den arbeid lyden, zo vind men 'er nochtans welke met een pryslyk oogmerk, naar bekomen verlof, zich verledigen om by den Land- en Bouw-man werk te zoeken, en welk bedryf, zo wel als het beroep van den Soldaat in Oorlogstyd, als hy te Velde trekt, onder zwaaren arbeid geteld kan worden. Alhoewel 'er uit zo een noestig gedrag wel eenig voordeel fpruit, wordt 'er door te weeg gebragt, dat hunne kameraden, meerder wagten in de openbaare heete en vogtige luchtsgefteldheid moeten doorbrengen, (zonder van andere fchadelykhedcn gewag te maken) en dus de eene zo wel als de andere meer dan gewoon moeten zwceten. Wel is waar, de Militairen hebben wel geen gebrek aan verfchoonmg, maar door dergelyke omftandigheden, hebt  OVER DE NA JA ARS - K.0 ORTSEN. 10*1 hebben zy of de noodige verfchoonmg i niet, of zy zyn te traag om dezelve : aan te trekken; of door min kunde houden zy de vuile, natte, koude hem:. den aan, waar door de zo noodige ongevoelige doorwaafeming verhinderd • wordt :°en dus doende ftaan zy even1 redig met den geringften arbeider, om ; door deeze opwekkende oorzaaken 3 der Najaars-koortfen, beledigd te wor, den. — Echter oordeel k, dat de Militairen in Staats-P'iaanderen, uit aanmerking van de zo vaak veranderlykc luchtsgeiteldheden, door gemis van genoegfaam dekkende onderkleei deren, zeer raakbaar zyn, vooral voor dc zo fchadelyke nachtluchten, en derzelver gevolgen. Onder de levenswyze, breng ik ook i de wooningen in overweging. De ge: ringtte Inwooners hebben dezelve digt aan de wallen; in llegte verloren hoe: ken der Garnizoenplaatfen, veeltyds f in vogtige, ziltige, bedompte Hulpen, waar door men ervaart, dat de Najaars-koortfen, voornamentlyk onder de onvermoogendfte het meeste woeden. In deeze wooningen, worden niet Warm cofTy- of thee-water, chocotm enz., 1S onder henlieden zo n de gewoonte dat derzelver gezondheid over liet algemeen, 'er als m verdronken wordt. - Schoon dcezc wel eens ter verfchoonmg zegt, ik drink geen 1°5> > een ander, ik gebruik feen thee een derde, ik ho&e van feeri chocolaad; zo dient, dat men de ei- gent-  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. 173 gentlyke coffy, noch thee, noch chocolaad zo zeer niet bedoele, als wel de groote hoeveelheid warm of kokend water of melk, met welke deeze ingrediënten getrokken worden en genuttigd; waar door de ingewanden zodanig verflapt, en voor de zo noodige fpys- of chylbereiding, geheel en al onbekwaam en onbruikbaar worden. De verfchooning hebben zy beter, ook hunne wooningen verdienen den voorrang, doch deeze zouden nog gezonder zyn, als dezelve met hooge en drooge winden, meerder gelucht, en zindeiykheids-halven zo veelvuldig met geen water gefchrobd en overgoten wierden. Dan hoe Edel ook van geboorte, zy hebben even als de geringfte Man en Soldaat, geleefd en gezweefd, in een en denzelfden heeten, vogtigen en met fchadelyke uitwaafemingen beladen dampkring. Als men nu bedaard en onbevooroordeeld de levenswyze der menfchen van den Eerften rang overweegt, moet men dan niet belyden, dat hunlieder overvloed zelfs nog veel meerder aanleidende oorzaaken, van Na- jaar§g  ï'74 J- HARGÉR ANTWOORD jaars-koortfen, dan by de gemeene hef des Volks en Militairen in Staats-Vlaanderen uitlevert? waarom men zich ook niet behoeft te verwonderen, dat deeze ziekte onder hen is doorgedrongen, en deeze en die heeft afgemedcn. Dé waare oorzaaken afgehandeld hebbende, zullen wy de waare teekenen , volgens 't gewoon beloop der Najaars-koortfen, ten beteren verftande, als in een kort fommier famentrekken. — Daar na zullen wy, ondcf verbetering, nog, ter opheldering van een en ander teeken of verfchynfel, en ten bewyze hoe dat deeze, dan weder geene edele ingewanden, in de Najaars-koortfen minder of meerder worden aangedaan, uit de natuurlyke belediging der deelen, zeiven voortvloeiende, eenigfmts pogen op te klaaren. De waare teekenen worden aldus ondervonden: fommige menfchen klagen eenige dagen te voren, over een gevoel van zwaarte in 't hoofd, eene mag't- of kragteloosheid, verminderden eetlust, oprispingen van bedorve winderige floffen als van fHnkende eijeren, ieelykeii fmaak in den mond, walging, op-.  OVER DE NAjAARS-KOORTSEN. 175 opgeftopte of al te groote afgang, ongemsten flaap, pyri in armen, beenen, knyen of lendenen, en fleuren zo eenige dagen voort, zonder aanmerkelyk bezwaar. Vervolgens breekt de ziekte door, en begint met koorts, vergezeld met rillingen en huiveringen, waarop volgt eene fcherpe en drooge hitte welke foms eenige uuren duurt, en een groote magteloosheid overlaat; dan vindt men de huid droog, dan weder met een zagt zweet beduwd; gepaard met een dorftigen, droogeri, llymigen bitteren mond; de tong is wit of geelagtifg 1133 boob nob i{ Dit alles klein gefneeden en geftooten , wordt in een bekwaam vat met 6 ankers geneever, eenige dagen te trekO 3 ker*  214 J' HARGER ANTWOORD ken gelegt, daar na afgetapt, en dagelyks naar gelang des perfoons en omftandigheden, 'er gebruik van gemaakt. 'Er was door veele bewyzen te toonen, dat de eerfte en voornaamfte zitplaats der Najaars-koortfen, in de maag is. De maag is niet alleen de voorraad-fchuur, daar alles in wordt verzameld, maar ook teffens de keuken, waar in alles klaar gemaakt en ten dienfte van het lighaam toebereid moet worden, zo dat men zich kan vleijen, dat onder een gelchikten leefreegel, en vermyding van zwaar verteerende voedfels, door het verfterken der maag, en bevordering der fpysverteering, door verfterkende maagmiddelen, zelfde allerbedorvenfte lucht kan ingeademd worden, zonder dat het lighaam door haar befmettende deeltjes aangedaan wordt (n). Geen (m) Van deeze Knuder-wyn, vindt men gewag gemaakt by j. j. van den dosch , Haarl. Maatfch. 18 deel bl. 643, 644. Ook by is. van hussem Hhf Gemotf. 6 deel bl. 209, 210. Echter oordceie,, dat' bovengemelde wyze met de Vaderlandlche geneever, zo voldoende als met de Madera wyn zal bevonden worden, doch late een yder vry', in" het verkiezen. (n) r>. lysons werkje door'j. veirac vertaald, bladz. 60. 9  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. 215 Cccn keuriger middel nu, dan het opgenoemde, en waar in alle die verei'schten worden gevonden, weetende , heb ik 't zelve voorgedragen ; want het heeft het vermoogen, om het verderf in de ingewanden te wederftaan; de fpierveezelen van maag en darmen te verfterken; de zo noodige fpys- en chyl-bereiding te bevorderen; en dus met een woord alles te verrigten, wat men ter voorbehoeding zon kunnen bcgeeren: Doch is^er deeze of geene, die deezen geestryken drank niet kan gebruiken , die trekke denzelven op wyn 3 of gebruike het navolgende: tjo 2iiiTui)jov3u p.'s ■ ^*-n lat» tiaA $ Pulv. cort. peruv. liv — rad. gentianae _ Cort. aurantior, ana \j En vier pinten witten wyn.' M. Men zet het in warm zand, eenige dagen te trekken, zygt het door en laat 'er 2 of 3 maal daags een romertja van gebruiken. Of men kan *s morgens voor 't onbyt, en ook des avonds, een theekopie vol van een koud aftrekfei van de 1 O 4 &  216 J. HARGER ANTWOORD kina, kamilblaemen, heieen, gentiaan, of Virginifche flanken wortel, oranje fchillen, toppen van 't kleine honderd gulden kruid enz.; in kokend water getrokken gebruiken, of nu en dan, een eijer leepeltje van de tinct. corticis peruv., etix. ftomach.y elix. viscerale hoffmannï, propr. pararelji enz.; met wat witten wyn of fchoon water, of 2 a 3 maal daags, drie viergreins pillen van het extt\ peruviani et gentianae, gelyke deeleiviaamgefleld, te gebruiken. De Gouverneur worge, de Heer boon en anderen te Senegal, getuigden, dat door de bittere kruiden, hunlieder maag en ingewanden, in zo eene gefteldheid bewaard wierden, dat zy grooten deels konden weerftaan, de aanvallen dier galkoortfen en andere ziekten, welke op een verderfclyke wyze, ftaande den tyd, dat deeze ziekten doorgongen, woeden. De ervaaring heeft de nuttigheid deezer middelen zo bevestigd, dat toen 'er geene kina meer was, de bittere kruiden en wortels voor een buiten gewoon en prys verkogt wierden. Zy onthielden zich van overtollige en ongefchikte fpyzen, en onmaatig ge, bruik  OVER DE NAJ AARS-KOORTSEN. 21J bruik van wyn en fterke dranken; zy gebruikten eens of tweemaal 's weeks, een zagt laxans van manna met purgecrzouten (o). Daar nu wel voorgaan, wel doet volgen, vindt ik my verplicht, om ook hier ter plaatfe iets aangaande de voorbehoedende buiks-ondastingen te moeten zeggen, dewyl zo ras de onnutte en bedorve ftoffen, door de natuur ter ontlasting gefchikt, te lange in de warme en vogtige darmen worden opgehouden, zo kan 'er niet dan een toeneemende trap van rotting en bederving uit gebooren, en door de opflurpende vaten weder opgenomen, en onder ons bloed en vogten gebragt worden, en hier is niet zelden een allereerst begin der gal- en rottige Najaars-koortfen te vinden. — Hierom vermanen wy, zo Soldaat als Inwooner ernftig, om, zo ras de gewoone dagelykfche ontlastingen vertragen , en men een leelyken fmaak in den mond; onaangename winderige opfpanningen, verloren eetlust, en het gevoel als van een band in den bovenO 5 buik >s£ giJBsrano na ^nasvc^ asiidatognov- gewennen, des morgens, door een zagte en niet onaangenaame prikkeling wordt genoopt en aangezet, om zodaanig een ontlasting van bedorve en rottige drekftoffen te verrigten, als 'er tot dit einde in de ingewanden waren afgefcheiden (p). , Wat de pis ontlastingen betreffen, alhoewel juist deeze ontlasting, als geen opwekkende oorzaaken der Najaars-koortfen gehouden worden, zo kan een naauwkeurig onderzoek, dezelve niet geheel 'er van vryftellen; deeze ontlastingen kunnen of te veel of te weinig zyn, hier omtrend kan w. buchan a. b. bl. 156 e. v.  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. «21 ook geen vaste bepaaling gemaakt worden, dewyl zulks zo van de uitwaafeming, jaar-faifoen; ingenoomene vogten en andere oorzaaken afhangende is. — Doch dit is gewis, 20 ras, deeze ontlastingen van de gewoone wyze afwyken, is het altoos nadeelig. Aan wien is het onbekend, hoe dikwils men op een ongevoelige wyze pis ontlast, diefcherp, ontaard, Hinkend en met onnutte deelen beladen is? Deeze ontlastingen gefchieden als ongevoelig, de natuur bedient zich van het konftig nieren geftel, om deeze ftoffen beneevens de pis, ten dienfte der menfchen, van 't bloed af te fcheiden, door de pisleiders naar de blaas te voeren, en alzo ten nutte en ontheffing van ziekte ftoffen, buiten het lighaam te voeren. — Dusdanige ontlastingen der pis, noemt het gemeen de koude zet af, en inderdaad is 'tniet ongegrond. In deeze gevallen, zullen alle zagte, mollige en doorfpoelende dranken, nuttig zyn. Want wordt de fcherpe ontaarte en met rottige deelen belaade pis, te lang opgehouden, zo wordt 'er geleegenheid gegeeven, dat door de opflurpende vaten de dunfte  222 j. harger antwoor^d en fchadelykfte deelen opgèHÖm&ff, overgebragt, met het bloed wee'der vereenigd en rondgevoerd -Kmhen worden. Maar zo nu de pis-ontl&ting aanhoudend en te veel is, 't welkfmet zelden, door een al te groote hoeveelheid van wateragtige flurpdranken, misbruik van alcalifche zouten, aromatique of andere prikkelende middelen, kan worden voortgebragt; dan volgt gemeenlyk, dat de edele werktuigen ter onderhouding der gezondheid, zo wyslyk in ieder deel der lighaamen geordend, verminderd, verZwakt, ja geheel verbroken wordt; en dus voor de Najaars-koortfen,'en andere ziekten, als voorgefchikt. • Nu zullen wy de lucht gadeflaan, en zien in hoe verre wy ons, op de best mogelyke wyze, voor derzelver kwaade uitwerkfels kunnen behoeden: wilden wy in alle de byzonderheeden en onderfcheidene wyzen, op welke de lucht aan de menfchen fchadelyk kan zyn, uitweiden; 'er was eene geheele verhandeling van faam te Hellen. Dan deeze taak is reeds onverbeeterlyk, door den loffelyken j. baster, opzettelyk en voldoende in zyne ' * -v m laab li m\v..Y mg-;  ÓVER. DE NAJ AARS-KOORTSEN. 233 medegedeelde Geneeskundige proeven over de Lucht afgedaan, naar welke wy den G. L. verwyzen (q). Zie ook de opgegeevene verbeeteringen der lucht, ter voorbehoeding van ziekten, door den Heere j. j. van den bosch (r). Hierom zullen wy eenig en alleen voorftellen, de beste wyze, door welke men de fchadelyke deelen, welke door uitdamping der verrotte lighaamen, zo ook der fchorren, flikken enz., in den dampkring van StaatsVlaanderen blyvende hangen, kan verbeeteren. De onfterffelyke boerhaven heeft getoond, hoe men door middel van 't vuur, een vogtige lucht, in een droose, een koude, in een warme; en een beftnette, in een zuivere verbeeteren; en tot dit einde de kruidige en harstagtige houten kon gebruiken, en de Baron van zwieten keurde het branden van eikenhout fen fpaanderen dienftig. Doch door de duurte en fchaarsheid deezer brandftorlen, is de uitvoering hier van, voor den Soldaat en ge* ± n3jhdf;fiol rpbipob , >f/h$*'j3C* Tq) TIaarl. Maatfch. 3 deel bl. 37 en V. J. Ts?£.V& alcV. 16 dèei 1 ftnk m. itf. CO UaarL Maatfch. x3 deel bl. 573 en v»  824 1' HARGER ANTWOORD gemeenen Man niet wel doenlyk, ook zal dusdaanig eene luchts-verbeetering alleen maar gefchikt zyn, voor een enge beperkte plaats, en zal dieshalven in den uitgebreiden dampkring , van Staats Vlaanderen, zeer weinig beduiden; 'er zullen dus aanhoudende oorzaaken overblyven, waar door de fchadelyke uitwaafemingen van dit anders zo vrugtbaar land, niet genoegfaam kunnen worden verbeeterd en weggenomen. Hebben wy dan veel verpligting aan deeze twee groote mannen, niet minder zyn wy verpligt aan den kundigen priestley; die ons de boomen en planten, als de beste en gefchikfte middelen, om den dampkring te zuiveren, het eerst heeft doen kennen. Het is eene betoogde waarheid, dat des zomers door de zons-hitte, meer vreemde en fchadelyke ftoffen, door verrotting en uitdampingen in lage vogtige landen, moerige gronden, blootleggende fchorren, gragten, rioolen, flikken, ftinkende wateren en poelen; aan den dampkring worden medegedeeld, dan in den winter. En, deeze geè'xhaleerde ftoffen, zyn geen an-  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN.1 22$ andere dan het phlogiston, het welk ook maar alleen door deszelfs groote hoeveelheid, den menfchen fchadelyk is. "Dewyl nu proefondervindelyk is „ getoond, dat boomen en planten „ het vermoogen bezitten, om het „ phlogiston uit de bedorve lucht op „ te neemen, en dezelve te zuiveren, „ van het overbodige, en dus ten dienfte der menfchen weder be„ kwaam te maken; zo kunnen wy de „ boomen en planten, als de eerfte en „ gefchiktftemiddelen aanmerken, om „ het fchadelykfte uit den dampkring „ tot zich te trekken, op te nemen,„ en dienstbaar voor 't dierlyke le„ ven te doen blyven. „ Dan terwyl boomen en planten,1 „ de werkzaamheid oeffenen van het „ phlogiston op te neemen, moeten „ zy ook te gelyk in de gelegenheid „ zyn, van vaste lucht te kunnen „ kwyt raaken; te gelyk, dat deeze „ mededeeling van vaste lucht, van M den groei der planten en boomen, „ onarTcheidbaar is. — Hier uit volgt „ dus, dat de mededeeling van vaste }, lucht aan den dampkring, door de ^. DSML, P » b00-  226 J. HARGER ANTWOORD >, boomen en planten, even zo veel „ plaats heeft, als de opneming van v 't overtollige phlogiston uit dezeh „ ven. — Daar nu de vaste lucht » zeer zuiver zuur is, 't welk, zo 9t eenige fcherpheid te bezitten, een « zeer antifepticq of bederfweerend t9 vermoogen heeft; is dan deeze vaste » lucht niet zeer gefchikt, om in een 9) jaargetyde, wanneer door de groote 9> warmte zekere gisting in onze in99 wendige vogten veroorzaakt wordt, 99 het bederf, 't geen hier door in de99 zelve ontftaan zoude,voor te komen? „ Dan hoe meerder phlogiston, door » de zomerhitte uit de laage landen, j, ftilflaande wateren, fchorren, flik» ken enz., in den dampkring indringt, s> hoe minder de vaste lucht zoude » moeten worden, indien niet door » deeze zelfde warmte, de uitwaafe9, ming der boomen en planten ver3, meerderd, en de uitvloeijing der o, vaste lucht uit dezelve bevorderd » wierd, en hier door gelegenheid ge» geven, om het phlogiston in groo„ ter hoeveelheid uit den dampkring xt op te nemen. g Daar nu de boomen en planten  OVER DE NAJAARS-KOÖRTSÊN.1 22^ g deeze eigenfchap bezitten, vinden „ wy dan niet de fchoonfte overëen„ komst in de natuur, dat naar mate „ het bederf in grooter hoeveelheid in „ den dampkring toeneemt, het her„ ftel-middel ook even door dezelfde „ oorzaak ft erker werkt. „ Zo dat men, met alle regt, de „ boomen en planten, als de beste be„ hoedmiddelen, om den dampkring „ te zuiveren, en dus als allernuttigst „ voor de gezondheid der Militairen „ en anderen, in Staats-Vlaanderen hou„ den kan (s)". Dewyl nu door den ervaren priestley bewezen is, dat de boomen en planten, eenen allervoordeeligften invloed hebben op de lucht, en van zeer veel aanbelang voor de gezondheid zyn, zo kunnen wy niet voorby, om ter zuivering van den dampkring, voor eerst het planten der willige boomen, op en langs de dyken, wegen, kade» en kanten, der zaai- en wei-landen, voor zo verre dit geene andere noch aanmerkelyker nadeelen toebrengt, P 2 in (s) Zie de keurige Verhandeling van de Heeren 1. li. DE1MAN en A. PAETS VAU TR0QSTWYJ5., bl. lor èn volg,  '*28 J. HARGER ANTWOORD in Staats-Vlaanderen als een eerfte voorbehoedend middel, ter zuivering van den dampkring, alleremftigst aan te pryzen. Zo ter oplosfching van bezwaaren als anderfmts, wyze den G. L., na de 20 even aangehaalde keurige verhandeling, daar men zyn weetlust zal voldaan vinden. Noch ftclt men op goede gronden, onder de middelen, welke de lucht verbeteren, en de gezondheid bevorderen , derzelver beweeging, gelyk zulks te Zaandam, aan de veelheid der molens, wordt toegefchreven, derhalven oordeel ik, dat 'er in StaatsVlaanderen, ook geen beter middel, om de lucht in een geftadige beweeging te houden, dan het planten der boo. men kan worden uitgedagt: ik zwyg nu van het gewin aan hout, daar in het algemeen zo veel aan gelegen ligt, en andere hier uit voortvlo eij en de nuttigheden, en fpoede my om nog andere behoedmiddelen aan de hand te geven. Onder de voorbehoedende middelen , ftel ik ook goede hospitalen en gasthuizen. P.oor  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. 229 Doorgo^, verfta ik zodanige, welke de vereischten hebben: als ruime vertrekken, hooge verdiepingen, neerfchuivende raamen, lucht- of togt-buizen; binnenplaatfen of thuinen; verder de noodige en bekwame oppaso!1p rIVX .WA gtf)  OVER DE NAJAARS-K00RTSEN. 239 een of ander der opgenoemde fchadelyke driften verflaafd is, dat in zulk een geval, men hem daar nooit eensklaps, maar by graden, en naar gelang der omftandigheden, op de best mogelyke wyze, van moet pogen af te trekken, dewyl 'er anders wederom naïn soscn,Haarl. Maatfch. XVI. deel bl 638."  OVËR DE NAJAARS-KOORT6EN. 24Ï » vroeg met een maaltyd van fpek of „ vleesch, en wat 'er van den avond „ te vooren, van veld- en tuin-vrugten „ was overgebleven, aanvingen; waar „ door zy tegen de uitwaafemingen „ van de zoute flikken, en van den ge„ roerden akker met het ploegyzer, „ gehard zyn, en waar op een kom „ karnemelks pap, met grutten ge„ kookt, wierd gegeten. Daar nu „ deeze goede gewoonte in Staats„ Vlaanderen en Zeeuwfche quartieren, „ by veelen nog onveranderd plaats „ heeft, zo vindt men ook het tegen-. „ geftelde, om in deszelfs plaats braaf „ warme koffy of thee te drinken, en „ veele Arbeiders thans, hoe vroeg „ ook naar den akker gaande, . Zulks „ niette verrigten, zonder hun.maag, „ door een warme plas koffy- of thee„ water, doorweekt te hebben". Daar nu de eerfte gewoonte was, om deeze menfchen tegen alle fchadelyke aanvallen der morgenluchten te behoeden, daar is de laatfte alleen gefchikt, voor hunlieden des te vatbaarder te maken (v). X. DEEL. Q. MogC (-v) Haerl. Maatfch. XVIII. deel bl. 605. DE  £42 J. HARGER ANTWOORD Mogt nu deeze door ondervinding beproefde regel, ook by de Militairen ■worden in acht genomen, alhoewel dezelve zo een zwaar voedfel als een arbeider niet behoeven; om zich echter, naargelang der omftandigheden, voordat men zich aan de vroege morgenluchten blootftelde, behoorlyk te ontnugteren, het zy door fpyzen of opgenoemde voorbehoedende dranken; dan vleije my, dat de nuttigheid hier van allerzigtbaarst zal doorftralen. Geen noestig Arbeider noch Landman, moet ook zyn werk, van den vroegen morgen tot den laaten avond, zonder behoorlyk voedfels te gebruiken, doorzetten. Noch ook door een dwazen yver vervoerd, elkander pogen voorby te werken. Zo dient ook de Militair te zorgen, omdoorgeene buitengewoone wagten, togten, of eenig ander bedryf, zyn lighaam het noodige voedfel te onthouden, noch door ydelen waan vervoerd, anderen den loef af te winnen. •Jno 33 sibjdbs bsofd 3ad mo 'Er s^ylahjanDl n3 s-nyf ^Isév nav , naob'1 haan Rat. Med. Tom. i pag. 153, alwaar ter voorbéhnedins der Mynwerkers, oiii'bevryd te zyn voor 't Oilyk k ook de fchoolen, alwaar de jeugd wordt onderwezen in aanmerking: dezelve moeten ruim, lugtig en niet bedompt zyn, ook zuiver en rem gehouden worden, de ondervinding heeft maar al te veel geleerd, hoe onverwagt de jeugd aan ziekten kan worden bloodgefteld, het welk aan geen andere, dan aan de bedorve en geinquineerde fchoollucht konde worden toegefchreven. — De beste middelen ter verbetering der vuurige, benaauwde fchoolluchten zyn, om door net openzetten der raam en, een ltroom frisfche lucht, zelfs onder den fchookyd daaglyks in te laaten; of door lucht- of togt-buizen, deeze na-: dee-  OVER DE NAJAARS-KÓORTSEN. 249 declige uitwaafemingen te ontlasten; de fecrceten buiten de fchoolen, ten m nften 'er van afgefcheiden te plaatfen; geen ftooven te doen gebruiken, om'dc z\v ;velagtige vuurdeel-dampen te voorkomen • des winters is een goed turfvuur met een houten blok of engelsen kolenvuur boven dc kaggels te waardeeren. Dit een en ander kan men ook toepasfen op alle huizen, daar veele menfchen by elkander woonen, als in ArmWees- Kinder- of onder andere namen bekende Godshuizen of famenkomften. In de Kerken daar men gewoon is te begraven, moet de zuiver- en zindelykheid in acht genomen, dezelve minder toegefloten, integendeel dagelyks gelugt worden, door hekkedeuren, lucht of tochtbuizen, en J open zetten der raamen, om aan den Spiritus Rector, der rottende lyken, welke door de reeten der zarken of teegels doordringt, eenen fpoedigen uitgang te geven. — Dit lugten zal tev vens dienstbaar zyn, om, als 'er een groote famenvloed van menfchen plaats^ heelt, den benauwden walm der verft 5  250 J. HARGER ANTWOORD hitte ademen en uitwaafemingen , hier door te vege gebragt; of die fchadelyke dampen welke des winters, door de ftooven met half beglomme zwavel* agtige kolen, even als een mist of damp in de kerken zoo zigtbaar verSpreid worden, te verdeelen en te ontlasten. Tot flot der voorbehoedende middelen , onderwind ik my het navol- fende, en daar voor zoo verre my beend is, nog weinig aandacht op gevallen is; dewyl het van geen gering belang is, den G. L. onder den aandacht te brengen. Om de menigvuldige ziekten en fterfgevallen voor te komen, daar de Militairen in de Garnizoenplaatfen van Staais-Vlaanderen zoo vaak aan onderhevig zyn, heeft men federt eenige Jaren in de gewoonte gebragt, dat'er onder de Regimenten Voetvolk, ift Staaten dienst, eene tourbeurt werd in acht genomen, wanneer dezelve derwaards gezonden zullen worden: Als meede dat deeze Troupen aldaar niet langer bly ven leggen, dan één Jaar, en dan weder door andere verfchê Troupen, ver zangen worden» De-  OVER DE NAJAARS KOORTSEN. 25X Dewyl nu dit verplaatfen wel met een goed oogmerk aangevangen, maar ongelukkig in de uitkomst bevonden is, zal ik pogen, met den hoogften eerbied, voor 'sLands Vaderen te betoogen, dat het beter ware, ten nutte der Militairen dat deeze gewoonte wierd algcfchaft, door dien men anders alle Jaaren verfche Troupen aan de ilagtbank van Staats-Vlaanderen, en andere Steden, in de Landen van den Helius geleegen, opoffert, j Beftaat niet een der eerfte behoedmiddelen, volgens alle kundigen, hier in; dat die menfchen welke voor een of andere ziekten vatbaar zyn, van zodanige plaatfen dienden geweerd en verwyderd? Leert nu niet de ondervinding, dat alle vreemdelingen het eerst, meest en vry fpoediger dan anderen, door de Najaars-koortfen zoo 'mStaats-Vlaanderen , als in de Zeeuwfche Quartieren worden aangetast en overvallen? Maar ftrookt het dan wel, met de voorzigtigheid, dat men alle Jaaren verfche Troupen, by tourbeurten, en welke inderdaad niet anders dan als vreemdelingen kunnen aangemerkt wor-  252 J. HARGER ANTWOORD worden, aan deeze gevaaren en jammeren blootfteld ? Dat de verandering der lucht, grooten invloed heeft, ervaart men onder de menfchen niet alleen, maar zelfs zigtbaar onder fommige Planten. — 'Er zyn menfchen, welke zoo ras zy maar buiten den kring hunner geboorte plaats komen, daar van gewaarwording Ondervinden; hoe veel te meer dan die geenen, welke uit een hoog, droog en gezond Land, naar een laag vogtig en ongezond Staats Vlaanderen worden overgebragt. 'Er zyn, getuige zy de ondervinding, veele voorbeelden uit het Ryk der Planten, welke in een anderen oord overgebragt, kwynen en fterven. Aan wien is het onbekend, dat, over het algemeen genomen, menfchen en dieren, 't gezondst cn vrolykst leven, in dien oord, waar in dezelve geboren zyn? Wel is waar men kan alle Garnizoenplaatfen van Staats-Vlaanderen enz. met geene aldaar oorfpronkelyke Inwooners bezetten, doch zulks komt my voor, door den tyd niet geheel onmoogelyk te zyn, -als men de middelen  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. 253 len hier toe maar wil helpen bevorderen. . . , Om nu hier toe te komen, is 'er in deeze tvden, geen beter, noch gereeder middel uit te denken, dan dat men de Militairen, welke in die Garnizoenen reeds zyn, daar in houdt, om door het aanhoudend verblyf genaturalifeerd en als eigen, aan den aart en luchtsgefteldheid der opgenoemde Landen, ie doen worden, dewyl de gewoonte de tweede natuur is. ^ Als mede, dat men aan deeze Iroupen, het fluiten van wettige huwelyken toeftaat, om dus doende, door den tyd, meerder Nationale Militairen, in deeze oorden, te verwekken, het welk in den tyd van 25 Jaaren, een grooter getal , dan men oppervlakkig wel denken zoude, zal uitleveren. Dat nu de gewoonte den menlcn aan iets eigen maakt. — Dat de gewoonte ons voor het vervolg onvatbaar en onaandoenelyk maakt, voor deeze en gene aanvallen of aandoeningen, zulks kan met een menigte van voorbeelden geftaaftworden: als, ziet men niet dat de Con.ftapels, welke in dee*  254 J- HARGER ANTWOORD deeze Garnizoenen zes Jaaren blyvert', en den eerften aanval der NajaarsKoortfen hebben doorgeftaan, verder" gezond zyn en bly ven, en hunne dagen in welvaard doorbrengen? j'° *Wt Wanneer men te velde zal trekken, om het een of ander te onderwinden, zal de Bevelhebber immers een groot onderfcheid maken, tusfehen oude of nieuwe Troupen, fchoon overtuigd van beider moed, vaardig- en dapper^ heid, en waarom? om dat hy door ondervinding gefterkt, rugfteunt op de oude Troupen, wyl zy, door de gewoonte, meer gehard zyn, om deongeniakken van het veld te kunnen verduuren, en gehouden worden het te dugten kwaad te boven, en niet meer vatbaar te zyn, voor die onheilen, welke men te velde zynde te wagten heeft. Als men een langduurigen zeetocht zal onderwinden, wendt men alle po: gingen aan, om vooral bevarenefchepelingen te bekomen, en welke reeds aan de zee en zodanige luchtsgefteldheid gewoon zyn. Bevestigt niet de ondervinding, dat cmdeMatroozen, in Oosf-Jndiën gezonder;  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. 255 der zyn, dan in Europa, om datzy aan die lucht gewoon zyn geworden (x). Als kinderen, door den dood hunner ouders, of om andere redenen in Arm- Wees- of Kinderhuizen worden overgebragt , hoe gezond dezelve ook mogen zyn, worden zy wel ras door eene ziekte of een of ander huis gebrek, zeer eigen aan deeze huizen, aangetast, doch deezen eerften reuy door zynde, worden deeze kinderen als genaturalifeerde aangemerkt, en leven daar na vrolyk en gezond ten einde toe. Worden onze kinderen , zoo lang zy den aanval der kinderpokken of mazelen niet hebben doorgeftaan, wel zoo hoog gefchat, dan als men dien hoek te boven is? Is men dan niet veel geruster? Durft men dan 'er niet veilig Lyfrenten op koopen, en wat is toch de reden van deeze gerustheid? Men veronderftelt de kinderen hebbende gcwoone Epidemie doorgeftaan, zy zyn gezuiverd, hunlieder natuur is nu omvatbaar geworden, om in het isb 0 fü tn«oomM obuQ '(£) likjo", middelen ter gezondheid Miz. bl. 5.  2$6 J. HARGER ANTWOORD vervolg door deeze ziekten aangetast te worden. Heeft men wel den minftenfchroom, wanneer ons dierbaar gebeterd Rundervee, verkeert onder befmette en zieke Runderen? Immers neen, en wel, om dat men vast vertrouwt, dat deeze Runderen , door dien zy de ziekten hebben gehad, derzelver natuur daar aan gewend is, en zy dus als onaandoenelyk zyn, voor eene nieuwe befmetting. Hier zoude men by kunnen voegen, het gene de Geleerde j. baster ter verweering van de lucht in Zeeland aan den dag legt, en de redenen waarom reizigers en vreemdelingen, zo veel eerder dan Zeelanas Inwooners, door deeze koortfen worden aangetast, of langer daar aan kwynen; of eindelyk in -t graf gefleept worden, dan kortheids halven verwyze ik den G. L. na deszelfs Geneeskundige Proeven, daar men zyn^weetlust voldaan en myn gezegde zal bevestigd vinden (y). Vleye my, als men bedaard en onbevooroordeeld, het voorgeftelde behoedmiddel overweegt, dat men zal moe- (y) Ho!/. Maatfch. 3 deel bl. 124-131.  over de najaars-koortsen: 25^ moeten toeftemmen, dat de jaarlykfche vérplaatflng der Militairen naar Staats Vlaanderen, Zeeland, WillemJlad, Steenbergen enz. met een woord naar alle Garnizoenen daar de zoute flikken werken (z) ten hoogden verderflyk zyn, voor die Manfchap, welke uit hooge en drooge Landen komt. — Dan wil men de Troupen, het verblyf in die Garnizoenen aangenaam maken; keure best, dat zulks, door een of ander douceur of encouragement gefchiedde, en het welk ik aan de wyze beftuuring, van onze Geeerbiedigde Vaderen des Vaderlands overlate. — Vast vertrouwende, dat wanneer het maar inde gewoonte werd gebragt, men daar na, niet beter zal weten of het behoorde alzo. — Stappe hier van af, als bewust, ten nutte van myn even menfeh, dit alleen der beste behoedmiddelen voorgedragen te hebben. Maar een of ander zegt: wy Hemmen toe, dat alles 't welk onder de voorbehoedende middelen is opgenoemd, het heilzaamst, best, en nuttigst zy, zo voor Inwooners als Mi- X. DEEL. R H" Cz) 3- ]• van den eoscu . a. 1». i3 D. bl. 550.  25& J. HARGER ANTWOORD ktairen, welke in Staats-Vlaanderen enz. Garnizoen houden, om zich voor de aanvallen der Najaars-koortfen te befchermen; maar hoe zullen wy nu de inwooners en Militairen van dit alles overtuigen; van oude ingewortelde gewoonten doen afgaan; en van andere en betere middelen gebruik doen maa- i in """ Ik keur de za§fte cn vriendelykfte middelen de allerbeste, ter verkryging, van dit zo nuttig, noodzaaklyk en gewenscht oogmerk. . Deeze middelen nu, en welke terftond zonder eenig tyd verzuim of doen van onkosten, onder deezemenlcnen kunnen werden ingevoerd en voorgefteld; beftaaninde eerfte plaats hier in: om alle de Eerwaarde Heeren Predikanten en Roomfche Priesters, met alle befcheiden- en minzaamheid, door de geëerbiedigde Overheden, hier toe aan te lporen. Deeze Heeren zyn in 't algemeen begaafd, met welfpreekendheid, en het vermoogen, om zich naar gelang van zaaken, juist gepast, en vriendelyk te doen gel,den; het zy ter vertroosting, vermaaning, beftrafhng, onderrigting m  OVER DE NAJAARS-KOORTSENf. 250 en verbetering, van deeze en die Perfoonen , of deeze en geene zaaken. De Geestelykheid is het best vermoogend,omde gemoederen der menfchen van kwaade en nadeelige gewoonten af te leiden, het zy in hunne openbaare leerredenen, byzondere gefprekken en huisbezoekingen; en dezelve zo te beftuuren, als ter bereiking van heilzaame oogmerken, ten nutte der Maatfchappy kan dienstbaar zyn. Aan wien is 't onbekend, welk een diepen eerbied en ontzag 'er onder deftige en geringe lieden ryst, enkel op 't hooren van dan naam, daar is een Predikant of Priester? En wat een vermoogen hebben deeze Heeren niet, by en onder derzelver gezindten? Zyn 'er geen voorbeelden, dat de flegfte gewoonten en baldadigheden eenig en alleen, door't vermoogen van een Dorps Predikant geheel en al zyn uitgeroeid? Ja hebben onze Overheden zich wel eer niet bediend, van derzelver invloed, om het volk te beftuuren, tot bereiking van voorgeftelde einden, met het allergelukkigst gevolg ? dan hebben wy immers dezelfdehoop, dat R 2 dee-  SC"0 j. HARGER ANTWOORD deeze Heeren, door den tyd, de zo heilzaame voorbehoedende middelen ten dienfte van 't algemeen belang der *taMs-Vlaandenaren en Militairen voorgefteld, zullen helpen bevorderen, om aan het wenschlyk oogmerk te' beantwoorden. .In de tweede plaats keure hier toe uitnemend dienftig, de Edele Heeren Leden van den Magiftraat, benevens de hooge en mindere Officieren in de garnizoenplaatfen, als ook de Leden der Kerkenraden en Armbezorgers, en met een woord, allen en eeniegelyk, van wat ftaat of rang hy zy, welke zich vermoogend vindt, om met gepaste zagt- en befcheidenheid, zyn evenmensen van 't fchadelyke te overtuigen, daar van al te brengen, en tot andere, betere, en gezondere levenswyze over te halen. m Mogelyk zegt deeze of die: men is m deeze Verhandeling wat overboodiogeweest, met de voorgaande; aanleu ding geevende, of medewerkende oorzaaken der Najaars-koortfen optenoemen, en evenzo breedvoerig, in het voorfteijen der behoedmiddelen: — .Ware het niet beter geweest, dat men  OVER DE NAJA AR5-K0ORT9EN. 2ÖI men zich maar eenig cn alleen, had toegelegdomde eigentlyke waare oorzaaken der Najaars-koortfen voor te ftellen en overeenkomftig die oorzaaken de behoedmiddelen? Het was inderdaad beter geweest, maar wie der ftervelingen is zo vermoogend,om zulks onberispelyk te bepaler.? Men moet wel degelyk bezelfen, dat 'er niet eene enkele, maar een geheele faamloop van oorzaaken, in het algemeen plaats heeft, waar door de Najaars koortfen worden voortgebragt. En dit is de reden, waarom zo veele en onderfcheidene oorzaaken, zvn voorgedragen, welke de eene tyd meer, de andere minder, of te faamen vereenigd, vermoogend worden gevonden, om de Najaars-koortten voorc te brengen. Het is hier mede (gedoogt deeze gelykenis) gelykerwyze niet uit een enkel fcuk hout, een Schip gebouwd word, maar wel, dat'er uit, en door onderfcheidene, faamengevoegde, en verè'enigde ftukken hout, een Schip word volbouwd en faamengelteld. Even zo worden, door faamenvoeging en verëeniging van voorgaande, opwekR 3 ken-  ÖÓ"2 J. HARGER ANTWOORD kende en onderfcheidene bykomende oorzaaken , de Najaars-koortfen in Staats-Vlaanderen, vooral onder de .Militairen voortgebragt. En hierom hebbe ook, zo veele en onderfcheidene behoedmiddelen, dewyl 'er voor een vreemdeling, o-elyk een Militair kan aangemerkt worden, geen voorbehoedzaamheid genoeg kan geoeffend worden, uit loutere menfchen liefde, om hen ware 't mogelyk alzints voor deeze wreede ziekten van 't Najaar te bevryden, voorgedragen. Het vierde of laatfte gedeelte, deezer vraag, zal in zich 'bevatten eene opgaave, der beste geneesmiddelen, welke tegen de Najaars-koortfen, vooral by de Militairen worden aangewend. Het herftellen deezer ziekte, is inderdaad het voornaamfte, waar alles van afhangt, en waar na men het meest verlangt. Het word volbragt of door heilzaarne poogingen der Natuur, of door de Geneeskonst. De Natuur herftelt zich, als de zondigende ftoffen, noch te veel, noch te fcherp zyn; maar alleen de eerfte wegen bezet hebben, en 'er geen buiten- ge:  OVER DE NAJAARS-K0ORTSEN. 263 gewoon koorts-geweld, noch verval van kragten mede gepaard gaat, met de beledigende ftoffen zo van boven als van onder, of door beide wegen te gelyk, buiten het lighaam te brengen, of zo wanneer 'er reeds eenige fchadelyke ftoffen met de zelfftandigheid van bloed en vogten vereenigd zyn, nat dan de gunftige Natuur, dezelve ot door zweet- of piswegen of buiks-ontlastingen buiten het lighaam voert; de lyder dus van 't kwaad ontheven , herftcld; endoor een goeden levensregel tot vorige gezondheid gebrag* word. Doch de minfte menfchen overkomt dit voorregt, maar moeten de Geneeskonst te hulp roepen. Een Geneesheer dan, zo hy m de Najaars-koortfen gelukkig zal Hagen, zal drie genezingswyzen dienen in acht te nemen. Als: I. De beledigende rot- en galagtLge ftoffen te verbeteren, of dezelve uit de maag en darmen te ontlasten. II. Den voortgang der gemelde ftoffen te beletten en tegen te gaan. III. De kragten der Lydercn te onderfteunen. _ R 4 De  26*4 J. HARGER ANTWOORD De Najaars-koortfen worden verdeeld in goede en kwaadaartige. De goede zyn , alwaar de beledigende ftoffen, zich maar alleen in de maag en darmen ophouden, de teekenen of verfchynfelen niet geweldig zyn, en de lighaamen draaglyk door de ziekte worden aangedaan. Deeze Najaars-koortfen, zullen zo vaak men door gepaste middelen, de ichadelyke llofTen komt te verbeteren, of dat men dezelve door een braak- of purgeermiddel ontlast, aanftonds verminderen ; en genoegzaam zonder aanwending, dan van een of ander eenvouwig maagmiddel, vry fpoedis herftellen. ö Doch de kwaadaartige, en welke wel het meeste heerfchen,geeven door derzelver teekenen genoeg te kennen, dat de beledigende ftoffen niet alleen in de eerfte wegen, maar ook tot andere en edeler ingewanden zyn overgegaan. Wanneer nu de Geneesheer kan bevroeden, dat 'er een bedorve, garftigc, galagtige ftofTe in de maad tarnen jam ut malum augens mippocr. rej'cciul/i/i/y. c. vi. f. 6. bianchi Hiiloria hepai. V. 3. 698. " (c) Comm. in boerh. Aph, S8 No. 5. Ejusd. Lib. ie Mttt. Bied. ad. h. 1. J  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. 267 lauw, in groote hoeveelheid, metkleine teugen genuttigd, als een uitneemend middel word aangeraden; echter zo, dat het geen walging noch benauwdheden door het gebruik verwekt. Voor my oordeele dat het eenvouwig water in deeze gevallen, juist zo zeer niet aan dit inzicht voldoet; zich moeilyk met ons bloed en vogten vermengt, minder aankleeft, omwindt, met zich voert en zeer fpoedig door het konftig Niergeftel en Pis wegen doorvliet. Waarom het water liever verkieze, en ook meer zal beantwoorden, als het door byvoeging van meellym- zeep- en zuuragtige deelen, voor al die welke uit het ryk der planten bereid zyn, beladen is, en in gepaste hoeveelheden wordt toegediend. Onder deeze munten uit de gort- de parel- de haver- gerst- en broodwaters; de wey van gekarnde of van zoetemelk, door zuuren gefchift, de gekarnde en zoetemelk met water verlengd, met een woord alle mollige dranken, om dat dezelve het vermoogen bezitten, om de bedorve ftoffen te  268 J. HARGER ANTWOORD te verdunnen, verlengen, verzagten, en de fcherpe deeltjes als te omwinden, mede te voeren, en derzelver ontlastingen te bevorderen. By deeze keurige dranken, kan men als voortreffelyke hulpmiddelen, voegen, den honing, de zuiker, den honing azyn, rhynlchen, moezei, witten of andere wynen; ja zelf den wyn- of bier azyn, waar door men tevens de ingewanden verfterkt, de kragten onderfteunt en de bederving tegengaat. Met geen minder vrugt kan men by deeze dranken voegen, alle fappige, rynfche, zuure verkoelende vrugten, of dusdanige fappen als van citroenen en oranje appelen, meloenen, perziken, abrikozen, kersfen, morellen, druiven, aal braam- moer- vlier bezien en dergelyke ; onder de gedaante van fyrbpen, of verdikte geleyen toegemaakt. Deeze middelen nu hebben 't vermoogen , om zo ras dezelve in de maag en darmen canaal vermengd worden^ met de bedorve en rottige floffe, te gisten, fermenteeren, zich te vereenigen, en dus beide van gedaante te yeranderen; waar door de beledigen- ° de  over de najaars-koortsen. 20$ deverraoogens der rottige ftoffe, worden veranderd en buiten ftaat gefield, om de edele konstwerktuigen te fchaden of te benadeelen. De rottige en bedorve ftoffen, worden nog al meer en kragtdadiger ontzenuwd, wanneer men by gemelde dranken paart, die zuuren, welke uit het ryk der delfftoffen zo mildelyk worden toegediend: als den geest van zwavel, van vitriool, van falpeter, en het pynftillend vogt van hoffman; waar door deeze toebereide dranken, alleraangenaamst en heilzaamst voor de Iyders verfterkt worden. —• Alhoewel men omtrent het gebruik deezer minerale zuuren, by Iyders, die zwak van ingewanden zyn eenige voorzichtigheid moet in acht nemen. Niet zelden zal men ervaaren, dat by deeze ontaarte ftoffen in de lighaamen vergezeld gaat, eene taaye, lymige zelfftandigheid; welke best zal overwonnen worden , door verdunnende en infnydende middelen (attenu» antia feu incidentia) als daar zyn onder de middelzouten (jalesmedii) hetfalnitrum, fal gemmae, fal polycbrestus eS ■prunellae, fal communjs, Jol catharti- m  270 J. HARGER ANTWOORD cus anglicamts enz. welke hier met vrugc kunnen worden aangewend, om dat zy het vermoogen bezitten, om die vogten daar zy mede vereenigd worden te verdunnen, en voor de verrotting te befchermen en te behoeden. By deeze kan men nog voegen "het fal ammoniacus, tart ar us folubilis, tartarus vitriolatus, antiemeticum riverii, fpirit us minder er i en dergelyken. Dan zo wanneer de ophooping of verzameling der bedorve en rottige ftoffen, in de eerfte wegen zo veel en groot is, dat dezelve, door de reeds gemelde middelen niet kan worden ondergebragt, noch overwonnen, dan moet men dezelve, op de best mogelyke wyze poogen te ontlasten, en buiten het lighaam te brengen. Het wordt dan de pligt van een Geneeskundigen om die ftoffen, welke ryp en beweeglyk zyn te ontlasten: of hier toe bekwaam te maken. Allerbest wordt zulks verrigt door de gefmoltenwynfteen, of door het wynlteenzout met oly van vitriool verzadigd (d). h. $ 634,  272 J. HARGER ANTWOORD word, waarom my durve beroemen nimmer gewenschter gevolgen in de Najaars-koortfen te hebben ondervonden , dan in die gevallen , daar een gepast, vroegtydig en fomtyds herhaald braakmiddel door my was aangewend. Maar dewyl de Najaars-koortfen verfchillen, zo verfchillen ook de braakmiddelen ; fomtyds neemt men waar, dat 'er by deeze en die, eene geneigdheid tot braaken is, maar de lyder kan de ftoffen, waar van de Natuur zich tragt te ontdoen, niet ontlasten, door dien dezelve te taay, te zwaar, en aan de wanden der maag te aanklevende zyn, om door derzelver kramp of faamentrekkende beweeging, naar booven en door den mond ondast te worden. In zodanige gevallen, heb ik my wel eens bediend, van eene ruime hoeveelheid lauw, zoet of ziltig water, en door herhaald drinken, de ontlastingen zo aangenaam en voldoende bevorderd, even als of 'er een braakmiddel was ingenoomen; nu en dan, heb ik wel eens, een aangename uitkomst van den zeeajuins honing- azyr*  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. .273 azyn (oxymel fcillitkum) mogen ondervinden; die middel wordt om deszelfs doordringend, ontbindend, flym-verdunnend en zagt braak-verwekkend vermoogen, by alle Geneeskundigen hoog geügt; komt vooral te pas, by zwakke Menfchen en Kinderen, daar de eerfte wegen door taaije galagtige flymftoffen bezet en bedorven zyn. 'Er worden uit de drie Ryken der Natuur, een aantal zo enkel vouwige, als faamgeftclde fterkcr werkende braakmiddelen voortgebragt. — Wy zullen kortheidshalven, maar alleen van twee, uit alle deeze gewaagen; om dat dezelve het meest bekend, in den heerfchenden fmaak, doch yooral aan het oogmerk uitneemend voldoende zyn. Het eerfte deezer is de radix ipocacoanna: (of rooden loop wortel; om dan 'er aan dezelve een byzonder en alleen eigen vermoogen, boven andere brn ak middelen, in de loopziekten fchynt gelegd te zyn,^ ik belyde gulhartig, dat de radix ipocacodnna uitneemende verdienden heeft, boven andere braakmiddelen; doch dat dezelve voornamentlyk hier in beftaan. Dat hy zaï- x. deel, S te*  374 J. HARGER ANTWOORD ter werkt dan wel andere braakmiddelen, en de he ba amen hier door zo zeer niet ontzet worden. Efj dit is dc reden, waarom de ipotacednna zo in den algemeenen fmaak is gekoomen, dat men thans genoegfaam, in alle gevallen cn ziekten, daar een braakmiddel wordt goedgedagt, aan hetzelve den voorrang geeft. De gift van deezen wortel is van fer, i. tot 5/3, en fcr. y. Het tweede deezer braakmiddelen, is de brark verwekkende wynfteen (tartams emeticus)• deeze volgens de nieuwe s Gravenhaag febe Jpo'theek bereid, geeft men, van één half tot ij. iv. v. en vi..grein. —- Dan dewyl de tanarus emeticus, niet overal op eenerlei wyze en fterkte gemaakt wordt, zo is de gifte onderfcheide, 't welk een kundige vooral dient te onderzoeken. Voor my verkicze m de Najaarskoortfen, d zelve boven de ipocacodnna fchoon een iegelyk hier omtrent %'olkomcn vryheid laate; en diene dezelve met alle gerust- en veiligheidt !yks met aangenaam gevolg, mync lyclcren toe, in deezer voege: aan een vol w asfchen mensch 5 a ó greinen,  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. 275 nen, met 8, 10 of 12 oneen water: aan een jongeling of jonge dochter 3 a 4 greinen', met 5 a 6 oneen water, en laat 'er om het half of geheele mir één theekopje vol van gebruiken : aan kinderen van 6, 8 of 10 jaaren, 2 a 3 greinen, met 3 a 4 oneen water, en öm 't uur een lepel vol hier van in te neemen: aan kinderen van 1 tot ó jaaren, een half, één, anderhalf, ook wel eens twee greinen, met 2 cn 3 oneen water, en om het uur één pap of eetlepel hier van gegecven. Ook geeve deeze giften wel eens, op eenmaal in een'verilage kopje cotfy of theewater, heimeiyk gedaan, vooral by kinderen; tevens moet men vo.)r een algemeenen regel houden, dat de tartarus emeticus in een glazen of fteenen mortier fyn gewreven, en met alle omzichtigheid naar gelang van den p é» foon, zaaken en omitandigheden worde toegediend. De tartarus emeticus aldus gebruikt, verwekt niet alleen braake.i, «naar tevens door den afgang de allerne.ilzaamfte ontlastingen, van veele bedorve, rottige, llymige en giagtige ftoffen, dat men zeldiaam van de Ipö* S 2 Ca  276* J. HARGER ANTWOORD cacoa ^a bekomt. Hier mede ftemt overeen de ervarene s. a. d. tissot (i). 1 .e tartarus emeticus met water gemengd is onfmaakelyk, en hierom zeer gemaklyk in te nee nen, Alieen zegge nog, dat in het afgeJoopcn jaar, zo in myn geboorte Stad, ais buiten dezelve, dewyl 'er op de oml ggende Dorpen een vry hevige epiuemie van remitteerende en intermitteerende Herfst-koorifen , en wel van den aart der rot- of galkoortfen nebben gewoed, wel in honderd gevallen, zo by aankoomende kinderen, jongelingen, jonge dogters en volwasiene menfchen, in voege voorfchreeven , met het allerheilzaamst gevolg Qemartarus emeticus hebbe toegediend Ook vertrouwe dat beproefde Geneesheeren, zullen erkennen, dat de tartarus emeticus, vooral in den beginne gegeeven, een uitmuntend braakmiddel is, dikwerf het kwaad of de eerfte oorzaak der ziekte, op ftaande voet wegneemt, ten minften de ziekte veel verkort, en min gevaarlyk maakt, r jotV er- &OT§,. , nsbiooil-8i££i6*4 ab ni', mi (f) lu ésfert. óefebrt bilioft.  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. 2jf Verdient het niet eenige opmerking als men onzydig overweegt, dat daar de ipocacodnna ten tyde, van den on* fterffelyken hermannüs boerhaven, zo veel roem verworven had, en in 't algemeen wierd toegejuichd, men dezelve echter in zyn gefchrift, de Mate* rie Medica et Remediorum formulU, quae ferviiwt Aphorismis de Coeiioscendïs et curandis Morbis, en dat wel zonder den minften ophef, maar driemaalen vindt voorgefchreven? als tweemaalen, [eet. 605. No. 10. inter vömitoria lenia in fe» bribus ex copia ciborum. Ên eenmaal fect, 1489 in Rachitide. Daar men in tegendeel den tartarus emeticus $ 759. in Febre intermittente, zelfs op drie onderfcheidene wyzen, als in poeder, pillen en flikbrok, vindt voorgefteld: zonder van andere aanhalingen te gewaagen, daar de tartafus emeticus, vinum emeticum, de afa» rum, fucc. recent, expresf. cort. med. fdm* buci, ox.fc'dliticum, attaque vömitoria van deezen grooten man worden aangeraaden. Zie eens met wat lof de kundige m. stolliüs van den tartarus emeti» cus, in de Najaars-koortfen, gewag S 3 maakt  378 j. harger antwoord maakt (g): mogen wy dan den tartarus emeticus niet met alle regt, in de Najaars-koortfen, boven de ipocacodnna waardeeren? doch verfchoon deezen uitftap. Echter ben ik niet wars om de ipo. cacodnna toe te dienen, hebbe dikwerf dezelve met aangenaam gevolg, in deezer voegen, wel eens gegeeven: # Pulv. rad. ipocacoannae \ i. Vinialbi % \)xoqJenitcr\ hora,dein co/etur, add, ox.fcülitici |ii. d. in vitro. En hetzelve op eenmaal, of in twee keercn, ingegeeven. Ook hebbe wel eens deeze twee te laamen gepaard, als # Pulv. rad. ipocaccdnnaefcr. i.vel 5ft tart ar i emetici gr. 1. vel gr. ij. Mtsce detur una vice quodam cum vebiculo. of $ Pulv.rad.ipocacodnnaefcr. i.ff/5,3. tart. emetici gr. 1. vel gr. ij. arcani duplicati gr. vi, velxil Ux.Jcülit. vei fimplic, M. d. quoaam ve biculo uno pro hauflu. Dan (g) Pars prima Rationis Medcndi pag. 143.  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. 270 Dan wanneer de eerfte wegen, door taaije, flymige, bedorve ftoffen, als faamen kleven, en de Iyders zwak zyn, dan hebbe my altoos zeer wel bevonden, by het gebruik van het keurige middel, door den Heere j. van der haar , in de aanteekening op de Leegerziekten, van den Baron van swieten, medegedeeld. Het zelve beftaat in Ij? Aq. hordei §V. Vini albi Bij. Pulv. ipocacohnnae grana xxv. Meilis albi 5/3, Misce. Hier van gebruikt de lyder, om het mir een lepel vol, dit verwekt eene zagte en geduurige fchudding der inge* wanden, enmislykheid, waar op meest altoos, eene ongelooflyke meenigte bedorve gal enz. volgt. En op dat de bedorve ftoffen, uit de maag en darmen canaal, des te beter zouden worden ontlast en weggevoerd, hebbe wel eens by fterke Menfchen, op het fpoor van Geleerde Mannen, by de braakmiddelen, buikzuiverende (purgantia) gevoegd, en wel eens herhaald, zo lang'er teekenen overblee* S 4 ven,  *8o j. HARGER ANTWOORD ven, dat de fchaadelyke ftoffen nog met genoeg waren opgeruimd. De beste buikzuiverende middelen, tot dit einde, zyn myns bedunkens, ce rhabarber en de room van wynfleen, waar door dan de ontlastingen, van booven en van onderen, zodanio- worden voortgezet, dat niet zelden, binnen weinige dagen, eene fpoedige verbetering verworven, en het dreigend gevaar gunftig afgewend wordt: als # Pulv. rad. ipocaco'dnnae fcr. i. vel $(3. rhei optimifcr. i. vel gr. xxiv." Misce, Dit wordt dan met wat water ingegeeven, in een of twee maaien, of de room van wynfleen, in de plaats van rhabarber, tot hetzelfde inzicht, aangewend. Maar dewyl dusdanige geweldige ontlastingen, groote en buitengcmeene ontzettingen, in de lighaamen voortbrengen, hebbe wel eens daarna, door een zagt ftreelend en rustyerwekkend middel, aangenaame uitKomlten mogen ondervinden. Men moet niet terftond," als het braakmiddel is ingenomen, eene groo-;  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. 281 groote hoeveelheid lauw-water doen drinken, maar dan eerst, wanneer het water al zypelende den mond uit begint te loopen, en geneigdheden tot braaken tegenwoordig zyn, dan is het juist de gepaste tyd, om ruime teugen lauw-water te drinken; hier door zal het braaken gemaklyk worden doorgezet, de benaauwdheden minder zyn, en de onreinigheden des te beter en gemaklyker uit de maag worden ontlast. 'Er waren nog veele voorzorgen op te noemen, welke men voor, onder en na de toediening, der braakmiddelen, dientin achtte neemen, dan dewyl ik veronderftel, dat zulks by de Geneeskundigen overbekend is, zal ik kortheids halve hier verder geen gewag van maaken. Somtyds ervaart men in de Najaarskoortfen, geftadige looze braakingen, of die na een gegeeven braakmiddel wel eens overblyven, waar door de Iyders wel eens worden afgetobt, en alle aanwending van hulpmiddelen vrugteloos wordt bevonden. — Deeze ongcmeene gevoelige aandoening der maag, wordt allerbest door het S 5 «fi  282 J. HARGER ANTWOORD zo berugte middel, van riverius (h) overwonnen, want door de opbruifmg, worden de maagzenuwen, door een verwonderlyken prikkel aangedaan, en derzelver ongeregelde krampof ftuiptrekkende beweeging weggenoomen, door dien dit middel alleen werkt, om de wanordelyke invloed van het aandoenelyk zenuwgeftel, aldus ten besten te rigten (i). Dan zo ras de Geneesheer, door een gepast braakmiddel, de onreinigheden uit de maag heeft opgeruimd, dan zal hy, en ook niet eerder, zyn toevlugt neemen, om door gefchikte buikzuiverende middelen, de darmen te ontheffen van het fchadely ke, dat in dezelve wordt opgehouden, als mede van het gene daar van, reeds eenigünts, onder het bloed en vogten gebragt is. Deeze middelen nu moeten vermoogcnd zyn, doch niet te geweldig, waarom de zogenaamde h arstagtige purgeermiddelen (draftica) hier zorgvuldig dienen vermydte worden; dewyl zy in deeze ziektens, niet zelden geweldige buik- (h) * Sa/is abfynthn.fcr. ufucc.Citri cochkar unum, 'ju effervescentia deglutitur. <0 Comment. in h. bqerh, Aph, % 658,  OVER DE NAJ AARS-K00 RTSEN. 283 buikpynen, fluip- of krampagtige bewecgingen, en andere toevallen voortbrengen. — Men dient in het algemeen te gedenken, dat alle zware purgeermiddelen de Lyders verzwakken en vatbaar voor afgaande Koortfen maken. Dan de zorgdraagende natuur, heefc andere en betere middelen, om aart dit heilzaam oogmerk te voldoen, geordend. — Waarom de zodanige verkieze, welke eene zagte ontlasting, zonder merkelykc aandoening of beweeging, van het lighaam verwekken; als de rheum, cremor tartari, folia fennae mundata, manna, casjia, fructus ta~ mar indorum, fal policbrestus, nitrum,fal mirabila glauberi, fal catbarticus angli» canus en fal Jic dictus f reder icianus. Deeze middelen nu worden op onderfcheidene wyze den Lyderen toegediend ; fomtyds hebbe om de 2 uuren, met goed gevolg, \ loots cremor tartari gegeeven, doch meest in deezer voege: Vl Pulv. rhei Crem. tartari ana % ï. M. f. pulv. iv. vel vi. en om de i* of 2 uuren'er één gebruikt,  284 J. HARGER ANTWOORD of 5? Pulv. rhei Crem. tartari Sal.pol.vel nitri velmirab.glaub. aria 3 u M.f. pulv. vu vei viij. Men geeft'er één, om het uur, anderhalf of twee uuren, met wat fchoon water, te gebruiken. Zyn 'er Lyders die geen poeders Runnen gebruiken, men geeve dezelven een der navolgende mengfels: sf Jq, hordei vel communis 3 viij. Pulv. rhei Sal. cath.angl. vel polichr. velfrederic. Cremoris tartari ana 51. Rob.famb. veljyr. cich.c. rh. ÏL M. En geeve 'er om het uur, anderhalf of twee uuren; een halven of geheelen theekop vol, van te gebruiken. Of in deezer voegen: $ Foliorum fennae mund. *neb Crem' tar*ari 3 ij. Fruct. tamar 3ÜJ. Rhei opt • i. inj. in f. q. aq.fervid. ad col. §xij. cddejal mir. glaub. vel nitri 311. Mannae velcasfiae l'u M. Men gebruikt het als boven gemeld. Ver"  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. 2g5 Verkiest men een flikbrok, men neeme een der gemelde poeders, en mengt hetzelve met eene gepaste hoeveelheid tob Jcmbuci pulpa casjiae, Jyr. rhei vel con.mwüs; en laat 'er den Lyder om het uur, of om de twee uuren, een brokje als een nootemuscaat van in- negmen. J ^12" nvX Begeert men pillen, men neemt één der gemelde poeders, flampe hetzelve met eenige greinen gummi tragacantbi, en één weinig water ter deege aan, en doe hetzelve naar gelang van zaaken gebruiken. 'Er waren, uit den rang, der verkoelende buik-ontlastende middelen, nog andere op te noemen, doch deeze genoegfaam keurende, zullen wy het hier by laaten. Doch niet tegenftaande de buiksontlastingen, door dusdanige middelen, heilzaaam zyn, hebbe my nimmer kwalyk bevonden, om nu en dan} ja kan het zyn, dagelyks een verkoelende, affpoelende en bederf wederflaande, infpuiting of lavement te zetten; al was het maar van wey van melk, met wat gegraven- of keukenzout, en gchonigde azyn; of een ligt  286 ƒ. HARGER ANTWOORD afkookfel van camomillen, meliloten, kaarsjcsbladen, fmecrwortcl, fenebladen, met wat tamarinden, falpct. r, honig of fyroop gemengd; en dan maar even Jauw, en niet minder dan tot 10 of 12 oneen tevens ingebragt. 'Kr dient nog "opgemerkt, dac°men lomtyds met vrugt by de afgang verwekkende, ook verwerkende en de rotting belettende middelen kan paaren, en wel in die gevallen, daar een groote verzwakking, en teekenen eener heevige bederving, van het begin der ziekte afaan zicfTvertoonen. IJ. Dit geneczings inz:cht zal dan beltaan, om den voortgang der bedorve ftofFen te beletten en tegen te gaan. Doch vooraf zegge met een woord* het is zeldfaam dat men zo gelukkig is, dat de ophooping en bepaaling der bedorve galftofTen, zich eenig en alleen maar, tot in de eerfte wegen uitftrekken, maar meestal, wordt 'er een gedeelte opgenoomen, en naar de tweede wegen overgebragt, met ons bloed en vogten vereenigd, en dus het gehee c lighaam in ziekte en ongefteldheid gebragt. Hier  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. 287 Hier wordt het de pligt van den Geneesheer, om met alle oplettendheid, door bekwaame middelen, de ongefteldheid van bloed en vogten te verbeteren; de reeds zynde toevallen te verminderen • en die 'er te dugten zyn, zo veel mogefyk ai te wenden; en ailes zodanig te beftuuren, dat 'er eerlang een aangenaame gezondheid te verwagten zy. Hier toe zullen de reeds genoemde ontlastmiddeien, naargelang der omftandigheden, dienstbaar zyn; als mede de verdunnende dranken, de middelzouten en voortreffelyke zuuren, om dat zy den aart van het bederf kragtdadig wederftaan. Echter heeft de Geneesheer hier veel omzichtigheid noodig. Zo ooit de Arts, in eenige ziekte, verpligt is, om als een oplettend en naauwkeurig dienaar, alles gade te Haan, en zich naar den aart en omftandigheden der ziekte te fchikken, het is wel in deeze Najaars-koortfen. Dus zal hy gadeflaan, welk een ontlastweg, der ziekte-ftoffen, de natuur in deeze verkiest, hierna de Gep«esmiddelen fchikken, om deeze heil-  288 J. HARGER ANTWOORD heilzaame poogingen alfints te bevorderen. Doch zo wanneer een of ander bykoomend iets, deeze goede poogingen kwame te vertraagen, 01 van deezen weg af te wyken, zal hy, door zyn konst-vermoogen, het weder op het regte fpoor tragten te brengen. Door Geneeskundige ondervinding, heeft men geleerd, dat de natuur, dikwerf poogt het fchadelyke in de lighaamen huisvestende uit te dryven, het zy door hetzelve te bepalen, en te voeren naar de oppervlakte der lighaamen; daar eenigen tyd te doen verblyven, en in zichtbaare en onderfcheidene foorten van uitbottende vlakjes, puisten of blaasjes te vertoonen ; dan wederom door de uitwaafemende vaten der huid, onder de gedaante van een tast en zichtbaar zweet, te doen vervliegen, dan weder met deeze ftoffen op te nemen, en naar de darmen te voeren, en dus te ontlasten; dan weder naar het kondig niergeftel over te brengen; zo als men in deeze ziekten, door de verfcheidene behoudingen der pis, dagelyks kan ervaren. Een Geneesheer zal dus den .weg, wel-  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. "289 welke de natuur zich ter herftel, heeft voorgefchikt, geftadig volgen, cn nim* mer door ongefchikte noch ontydige geneesmiddelen flooren, maar integendeel , deeze zo nuttige poogingen der natuur, alfints te hulpe komen. Niet zelde neemen deeze koortfen, eene onderfcheide gedaante aan, zo in 't begin als voortgang der ziekte, en hierna dient een Geneesheer, de gencezingswyze overëenkomftig toe te pasfen. En dit is de rede, waarom deeze koorts, eene andere behandeling vereischt, als zy de gedaante van eene geduurige vertoont; eene andere, als zy den loop van een waare verpoozende volgt; eene andere, als zy den rol van eene zuivere tusfehenpoozende fpeelt; eene andere, wanneer zy geheel en al, tot een andere ziekte overgaat. Doch verwagt niet, G. L., dat wy van alle deeze en onderfcheidene foorten , eene byzondere geneczing zullen opgeeven, zulks zou meer overboodig dan nuttig zyn, en my van het waare oogmerk deezer Verhandeling, doen afdwaalen. f. peel. T Zal  1§Ö J. HARGER ANTWOORD Zal men nu aan dit tweede inzicht voldoen, en wel om den voorto-ano* der garstige, galagtige en rottigc^iloE ten, te verbeteren en onder te brengen; zo moet men in aanmerking neemen, dat men zo zeer niet bedoelt, die ziekte ftoffen, welke zich maar al- vJj t0t de maa§ en darmen bepaald hadden, en hier nog waren bly ven hangen. — Neen! wv bedoelen 'er mede, wanneer door het geweld der £le~te> kwaadaartige rottige ziekte ftoffen, tot de tweede wegen aanvanklyk zyn overgebragt, en eene gelykioortige verdunning en ontbinding in bloed en vogten heeft verwekt. Dan moet men, met omzichtigheid, de groote werkzaamheid der zondigende ftoffe poogen te verkragten; derzelver fchadelyke vermoogens, door verbeterende en de rotting wederftand biedende middelen vernietigen; en de edele ingewanden, zoveel mogelyk, tragten te befchermen. Naar maate nu de ontbinding, van bloed en vogten, in deeze Najaarskoortfen plaats heeft, even zo zyn ook de kragten der Lyders; en dit is de reden waarom men foms zo veel noo-  OVER DE NAJ AARS-KOORTSEN. 201 noodig heeft, om dezelve door het konstvermoogen op te beuren, en zo te verfterken, dat de aanvanklyke met ons bloed en vogten vereenigde rot* ftoffen, door een gunftige opgebeurde medewerking, der ingewanden en vaten , in het vermoogen worden gebragt, om naar de gewoone ontlast-wegen gevoerd, en aldaar behoorlyk te kunnen afgefcheiden worden, en deeze heilzaame poogingen bevorderd hebbende, een gunftige herftelling eerlang kan worden te gemoed gezien. Dit doel nu zal men best treffen, zo door dranken, fpyzen, als geneesmiddelen. Wat de dranken aanbelangt, hier omtrent zegge maar alleen, dat de reeds opgenoemde, met al het gene 'cr ter verbetering en verfterking, zo uit het Plant- als Delfryk kan worden bygevoegd, alles in deezen zullen afdo m. — En wel, om dat dezelve gemaklyk met onze lighaams-vogten vereenigen; vereenigd zynde lankwylig aldus rond vlieten, het geweid der ziekte, door het bederf weerftand bi-dcnd vermoogen beteugelen, en niet zelden een zichtbaare verbeetcring T 2 doen  j. harger antwoord doen ondervinden: Facilius est repkre potu quam cibo corpora (k). De voedfels moeten verrykt zyn, niet hetzelfde vermoogen, als de dranken, doch in het toedienen derzelve, moet men vooral letten, datzy, noch "^hoeveelheid, noch in zellïtandigneid, de vermoogens der lyderen, die dezelve gebruiken zullen, te boven gaan; dewyl 'er geen voedfels met eenige vrugt, aan de zieken kunnen wormedegedeeld, dan die geene, welRe behoorlyk verteerd en ondergebragt kunnen worden; waarom de , groote Hippocrates ter zyner tyd reeds*zegt: lmpura corpora quo magis nutriveris, co magis laedis (1). Het allernuttigfle voedfel, dat men aan zodanige zieken, kan toedienen, is het zuiver water, met wittebrood of geltooten bifcuit, tot eene fmiege zelfstandigheid gekookt, daarna, met wat iuiker, aangenaame zuuren en verkwikkende rynlche of andere wyndeelen toebereid; de mol-dranken, of verfche mollige bieren, kunnen even zo worden toebereid; de zoete of gekarnde melk, 00 hïpp. Jlbro 2. aph. xi, 1&J Lib. 2 aphor. X,  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. 295 melk, met ryst, grutten, brood, biscuit enz., gereed gemaakt, zyn niet af te keuren; de loupes van eenvou-, wig water, met ryst, gort, brood, biscuit, groenten en wat zout. toebereid, zal men dienftig, daar en tegen de vleesch-foupen en dierlyke voedfels, fchadelyk bevinden. 'Ér was nog een aantal van dergelyke voedfels op te noemen'; doch onder de flurp voedfels keure deeze genoegfaam, en volgens ondervinding de beste. ° Nu zullen wy, van de eigenlyke geneesmiddelen, gewag maaken. Zo lang deeze ziekte de naam en daad van galziekte draagt, dat gemenelyk duurt, van Augustus tot September, dan zal men, met de voor gemelde affpoelende dranken, verkoelende middelen en voortreflyke zuuren , na dat men alvooren de benoodigde ontlastingen heeft in 't werk gefteld, niet zelden gelukkig flagen. Maar dikwils ervaart men, dat deeze koortfen, naar maate de hitte verminderd, en de lucht koeler wordt, ook van aart veranderen, en naar gelang dat de uitwaafemingen verminderen, zo worden 'er ook meerder ftoffen  294 J- HARGER ANTWOORD naar de darmen overgebragt, en niet zelden fterke en foms bloedige afgangen gebooren. ö Ook verwandelen deeze koortfen wel eens, in het afloopen van den herfst, in afgaande, anderendaagfche en derdendaagfche koortfen; vooral by Menfchen, welke galkoortfen hebben gehad, en welker lighaamen nog niet genoeg verfterkt, en dus als ongewapend zyn gebleven, om tegen deeze nieuwe koorts-aanvallen, 'beftand te zyn, en welke foms den geheelen winter duuren. — Doch deeze tusfehenpoozende koortfen, zal men best, door een oordeelkundig gebruik, van den voortreflyken koortsbast, en andere gepaste middelen overwinnen. Maar wanneer nu de rottige ontbinding, van bloed en vogten, zodanig de overhand neemt, dat de vermoogens van den Lyder, hand over hand verminderen en als wegzinken; deveerkragt en werking der ingewanden en vaten verflappen, en dus'een algemeen onvermoogen, meteen akelig vooruitzicht, van een met fterke fchreeden naderenden dood aanduiden: Dan is  OVER DE NA J AARS-KO ORTSEN. 295 is het meer dan tyd, om de reeds zynde en dreigende onheilen af te wenden, tegen te gaan, ja kan het zyn, kragtdadig op te beuren ; doch wel zo, dat noch de teedere vaten, noch de vaste deelen beledigd, noch de dunne en vloeibare vogten te veel verloren gaan. . . De middelen nu welke hier aan zullen beantwoorden, moeten begaafd zyn, om het wankelend vermoogen te verfterken; de bederving der vogten en rottige verdunning des bloeds, te verhoeden; de wryving en werking, der vaste deelen en der vaten, op onze vogten, door een zagt prikkelende beweeoing te bevorderen. Hef is bekend, dat zelfs Mannen van naam, in deeze aart van ziekten, zeer veel op hebben, om de Jalia alcalid fixa et volatilia aan te wenden, dewyl zy, volgens genoome proeven, veel vermoogen bezitten, om onze vogten voor bederf te bewaaren; de levens vermoogens op te beuren, en den omloop des bloeds te vermeerderen. Des niettegenftaande is my, door voldoende bewyzen, niet genoegfaam J 4 se*  2Q5 J. HARGER ANTWOORD gebleeken, dat de aanwending der vaste en vlugge loogzouten, in alle ae. vallen, voldoende zyn; waarom ik de uitmuntende zuuren en andere beproefde middelen, en welke zo juist rnet onze lighaams vogten overeen- £m,en> den voorrang geef. . lichter wil ik niet ontveinzen, dat m-gevallen, daar de rottige ftoffen zodanig de overhand hadden genoomen, dat de kragten der Lyders als wegzonken; de pols klein cn fnel was, en de natuur als Uil ftond; in zulke onhandigheden, wel eens eenige greinen, conutcervi, met wat witten wyn; of eenige droppelen fp. comu cervi, vel fucei» nm, vel fp. fal vol. oleofi, fp.fal ammo. ntact enz van tyd tot tyd herhaald, met een fpoedig en aangenaam gevolg, hebbe toegediend. * Schoon 'cr nu uit de clasfe der bittere- en behoedmiddelen (amara et antiJeptica,) geheele naamrollen van zodanige middelen, by de fchryvers te vinden zyn, als 'er worden verëischt • zo keuren wy dezelve alle niet even genoegfaam, waarom de meest voldoende eerug en alleen, volgens het geene in de vraag gevorderd wordt, zal op- noe-  OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. 297 noemen, en daar de Geneesheer, dan nog zyne keuze uit bepalen kan: als daar is de fcordium, mentha, melis fa, rut ha, fatiia, carduus benedictus, abfyntbium, cortex auranu et citreorum, radix [er pent ar iae virginianaa valerianae fylvestris, contrajervae, gentianae, fummttates cent. min, floret cbamomillae romanae, capbora, myrrha, mofebus, nux mofchata, alumen, flores Jalis ammoniaci martiales, lignum quasfii, cortex cmamo» ni,winterani, praejertim optimiperuviant. Van deeze opgenoemde, welke ik om alle verwarring voor te komen, by hun meest gebruikelyke naamen heb voorgelteld, kunnen onder verfcheide gedaantens, afkookfels, uittrekfeis, overgehaalde wateren, pillen, kruiderwynen, llikbrokken, poeders enz., worden toegediend. Doch my hebben in het algemeen de middelen, welke in zelfftandigheid konden worden gegeeven, het meest voldaan, om dat die middelen als onverminderd in de maag koomen, daar langer blyven, en het nuttige dat 'er in is, beter door het vermoogen der maagfappen, dan door de konst 'er kan worden uitgehaald. T 5 W?i  298 J. HARGER ANTWOORD Wy zullen uit de opgenoemde middelen, om dat de cortex peruvianut in deeze ziekten zo eene algemeene lof verworven heeft, het een en ander van dit inderdaad voortrehVk middel zeggen: alfchoon het van den eenen gelaakt, doch van anderen wederom geprezen wordt. Die wel onderfcheidt, die leert niet alleen, maar geneest ook wel - Hierom zegge, dat zo lange 'er garllige rottige, galagtige onreinigheden, in dé maag en darmen huisvesten, dit middel, hoe vermoogend anders, niet uitwerkt, dan maar alleen de fpicr vezelen der ingewanden en vaten te veriterken, en het werkend vermoogen derzelven te vermeerderen. Maar zo wanneer de fchadelyke ftofien, uit maag en darmen zyn ontlast dan zal men door dit middel, de zo noodige bereiding der ziekte ftoffe welke, nog met onze vogten vereenigd, rondvlieten, aanmerkelyk onderfteuncn; de verdere rottige bloeds-verdunning voorkoomen, cn de koorts-beweeging van het aandoenlvke zenuwWen g te ke°r gaa" en ver" Waar-  OVER DE NAJ AARS-KOORTSEN. 290 Waarom dit dierbaar middel niet alleen aangeraden, maar als een eerst, vermoogendst en heilzaamst middel moet worden aangewend. De Lyder dan behoorlyk toebereid zynde, zal men nimmer fchade doen met de koortsbast, waarin de wyze natuur zo een byzonder, eigenaartig, bederf weerftandbiedend en onfchadelyk koorts verdryvend vermoogen, gelegd heeft, in groote en voldoende giften onbefchroomd toe te dienen. Echter zo ras men het gewenscht© effect, van dit middel, niet terftond bekomt, moet men het niet verdenken, maar met het gebruik volharden, om dat de ervaaring leert, dat men met hetzelve voortgaande, eindelyk zal zegepraalen. Befpeurt men daar en tegen, het voortreflyk vermoogen van dit middel, zo moet men ook met hetzelve te gebruiken, niet verflaauwen, maar allengskens verminderende, rustig voortgaan, zelfs nog een geruimcn tyd, na dat de Lyder reeds het geweld en gevaar der ziekte ontkoomen is, om hem voor alle te dugte wederinftortingen te behoeden. _ * Dan  300 J. HARGER ANTWOORD Dan hoe vermoogend ook dit middel van de natuur begaafd zy, zo leert echter de Ondervinding, dat men hetzelve nog aanmerklyk verfterken kan. De beste en gemeenfte hulpmiddelen hier toe; zyn goed bier of zoetemelk, zo dat men zeer gemaklyk, onfmaaklyk en met groot nut, een of twee vierendeel loots kina, met een teug zoetemelk, kan inneemen; of men kan de koortsbast in zoetemelk doen kooken; doch voor mv bemin, om gegevene redenen, alle geneesmiddelen, zo veel mogelyk, in zelfftand-gheid, vooral den"koortsbast. De nog meerder vermoogende middelen, om de kina te verfterken, is de wyn, brandewyn, gen ever enz., waar van men in de tusfehenpoozende Herfst-koortfen, uitneemende voordeden zal ondervinden. Wil men den peruviaanfehen bast oflderfteunen, als men de rottige verdunning des bloeds, moet tegengaan, dan zal men door byvoeging van de radix f erpent.virgin., contrajervae, Myr~ rha enz., zich niet vinden te leur gefteld. — Keurt men het noodig, dat 'er eenig meerder aromatiek vermoogen  over de najaars-koortsen. 30I gen dient by gevoegd, men zal zich zeer wel met de radix valer, fylvestris, flor cbam. rom., cort. cinamomi, winterani, caphora, lignum quasjii, flor. Jak amm. martial. bevinden. — Verkiest men meerder faamtrekkende middelen, men zal zeer wel, met een gepast gebruik, van 't alumen (lagen. Doch hoe groot en onontbeerlyk ook de kragten van den koortsbast, in de geneeskunde zyn, zo heerfchen 'er echter by deeze en die, een menigte vooröordeelen. En hier moet men zich niet verwonderen, als men overweegt, dat het goed gerugt van dit middel, het zo in den heerfchenden fmaak heeft gebragt, dat het in zeer veele gevallen, gepast of ongepast, maar is voorgefchreven: zo onmogelyk het nu is, dat jupiter aan allen kan behagen, zo onmogelyk is het ook, dat dit middel in alle gevallen kan nuttig zyn. 'Er heerscht ook een vry algemeen gebrek, dat men niet omzichtig genoeg is, in het doen van waarneemingen, en de natuurlyke gevolgen der ziekten, niet genoeg onderlcheid van de uitkomst der geneesmiddelen, en dus niet zelden  302 J. HARGER ANTWOORD den befchuldigt, dat inderdaad onichuldig is. En hier door is het, dat men de dikde beenen, gezwolle buiken, be naauwdheden, geel- of water-zugtfre pngefteldheden, dikwylige wederkomst der tusfchenpoozende koortfen enz ; maar al te veel als gevolgen van de Najaars-koortfen, aan het vroegtydig of langduurig gebruik der kina. gewoon is toe te fchryven. Wy zeggen dus alleen maar, om de waarheid hulde te doen, eens aefteld dat een ontydig en langduurig gebruik van de kina, zulks konde te weeg brengen, (het welk nog niet betoogd is, maar wel m tegendeel is men thans overtuigd, dat de langduurighcid der koortfen enz., de oorzaak der zo onaangenaame gevolgen is) hoe komt het dan dat Menfchen, als gevolgen der Najaars-koortfen, bovengemelde ongcfteldheden ontmoeten, welke in die ziekten, getuige zy de ondervinding, geen grein kina gebruikt hebben? ja dat nog fterker is, 'er zyn een aantal waarneemingen voor hande, welke ftaven, dat Menfchen, na afloop der Najaars-koortfen, met dikke beenen, PP-  0VBR DE NAJAARS-KQORTSEN. 303 opgezette buiken, benauwdheden, gecle-bolle-zugtige Zwellingen enz., zyn gekweld geweest; en welke geene geneesmiddelen, hoe ook genaamd, gebruikt hadden. Zou het dan niet beter zyn, dat men, in plaats van de kina, zo onverdiend, in alle gevallen te befchuldigen, liever konde goedvinden, die gevolgen als gewoone natuurlyke uitwerkfelen, der langduurigheid en kwaadaartigheid der ziekten, te befchouwen? Eer dat van dit tweede geneezings inzicht afitappe, zal ik eene aanmerking , die 'er zou kunnen worden gemaakt, poogen op telosfchen. 'Er is 'er die zegt: hoe is het mogelyk, dat daar het aderlaten zo algemeen, ja byna in alle ziekten wordt in het werk gefteld, dat men in deeze Verhandeling, 'er geen woord tot nog toe, van vindt gewag gemaakt? — Denk niet G. L., dat ilc wars ben, van 't kundig bloedplengen, het is 'er wel verre van daan; ik bemin op goede Boerhaviaanfche gronden, als het geval daar is, groote, en naar eisch van zaaken herhaalde aderlatingen. Schoof  304 J. HARGER ANTWOORD Schoon het aderlaten in de Najaarskoortfen, over het algemeen genoomen, niet noodzaaklyk is, zo zyn 'er echter gevallen, daar de volbloedigheid, groote drift en persfmg des bloeds, met den aanval en verheffing der koorts, zulks vordert. — By voorbeeld, wanneer iemand jong, Herken volbloedig is, een harden, vollen en fnellen pols heeft, ylhoofdig is, of daar toe geneigd, en 'er zich eene gefchiktheid tot ontfteking opdoet, in dergelyke gevallen is het, dat men dezelve met het grootfte nut en voordeel, kan in het werk flellen, zo als door my verfcheiden malen ondervonden is. — Maar zo 'er een aanvanklyke ontbinding, in bloeden vogten, plaats heeft, zal een aderlating ten hoogften fchadelyk zyn. — Omtrend den tyd, wanneer men in de Najaars-koortfen een ader dient te openen, zyn het de Geneeskundigen niet eens. 'Er zyn 'er, die hetzelve aanraaden, in dien tyd, wanneer de Lyder geheel van koorts bevryd is. Anderen, als de beroemde pringle, raden aan, om als het de nood vereischt, in den beginne, ja in alle tyden, het zy in of buiten de verhef-.  OVER DE NAJAARS-KOORTSENJ 3C\k uï &W&itt8 is undervonuen. . &6  OVER DE SCHÉPEN ENZ* Jjf Dan ondervindt men, op een kuilfchip nog, dat als de orkaan bedaart, 'er door de zwaare werking van 't Schip, in eenige dagen niet kan gekookt worden, en de Manfehap zich met fcheeos-befchuit, kaas, genever enz., ja loms met minder vergenoegen moet, welke levensregel, by dusdanige treurige omftandigheden ge-* voegd, geen voordeel aan de gezondheid der manfehap, kan aanbrengen.1 Dus, zo kort en zaaklyk mogelvk was, het een en ander gefchetst hebbende: — zal een onzydig lezer nu niet overreed zyn, dat de bouwing der drie-dekkers en het geene 'er toe behoort, voor zo veel dezelve invloed hebben, op de gezondheid en 't bewaar, deel. Y ren Zie e. lombart Vlhf Maatfch. 7 deel bl. 232 en 233; en B\!fpys en drank, ., rrvs i::h<: aib !«fi£bri ïbsM. I. Wat de onderhouding of verzorging der Manfehap (waar door eigenlyk Matroozen, Soldaten, Ambagtsgezellen en mindere Dek-ofBcieren, als Quartiermeesters enz. verifa,) aan land aanbelangt. — Deeze woorden zinfpelen, myns bedunkens, vooral op die Manfehap, welke gewoonlyk by de (b) Deeze Verhandeling was geuoegfaam gereed, toen my het 7de deel, van 't Vlisp.ngs Genootfchap voorkwam, daar zag ik met genoegen, dat het geen ik, door tyd en ondervinding geleerd had, niet veel V-'iTchilde, van 't geene door de Heeren e. lomisart en w. ddémaftié, en in de alles voldoende Bylagen van den Heer Mr. d. radermaciier, den G. L. wierdt medegedeeeld: daar men tevens overtuigd kan worden, w egens andere voortrctlelyke nuttigheden , welke 'er op zee. in de beöcffening van de drie-dekkers boven de kuil-jTchepen is ondervonden, t  OVER DE SCHEPEN ENZ.' 339 de Volkhouders, intrek neemen, en. door hun worden aangebragt, doch dit was eerryds geheel onnoodig en onbekend. By den aanvang der O. I. Maatfchappye, had mén een overvloed van'kïoeke en fiere Zeelieden, uit Necrlands fchoot geboren, of van elders aangekomen; welke als van de wieg af wierden opgeleid, om de hardfte en ruuw* fte zeerampen te kunnen verduuren. Maar, helaas! die tyden zyn voorby, die toevloed is gedaan; en wel zo, dat men federt eenige jaaren, naauwlyks zo veel bevaaren Matroozen bekomen kan, als men ter Equipeering van een Schip noodig heeft. Dan zo ras 'er fchaarsheid van Zeelieden wierd ondervonden, befpeurde men, vooral in de Kooplieden, een zeker foort van Menfchen, welke onder den naam van Volkhouders, zich toelegden, om Vreemdelingen en Zeevarenden te herbergen. — Zo lang als deeze herberging met een geoorloofde winst en eerlykheid overeenkwam, was het voor een vreemdeling, en die geen intrek had, nuttig. — Maar toen deeze Volkhouders zich toelegden, om Y 2 door  S40 J. HARGER ANTWOORD door list, bedrog en verleiding, Menfchen in hunne nuizen te kryjen, en door ongeoorloofde kunstgrepen en dwingelandyën, tot den zeedienst te perslen, toen moest men zulks afkeuren en verfoeijen. 'Er was aangaande die verleiding en bedriegery è'n der Volkhouders, veel te zeggen; dan dewyl 't zelve, meer dan te veel bekend, en door andere reeds met de levendigfte trekken is afgemaald, zal my daar mede vergenoegen (c). Dewyl nu de droevige ervaarnis, maar al te veel geleerd heeft, dat de Manfehap, welke door de Volkhouders wierden aangebragt, de alleereerlfe zyn geweest, waar onder, zich, de zo hevig gewoed hebbende ziekten, binnen fcheepsboord openbaarden (d). Zo behoeft men zich niet te verwonderen , waarom het menschlievend Zetuwsch Genootlchap, aangaande de ondeihouding der Manfehap aan land, een kort en zaaklyk bericht begeert. Het (c) t. veirac Flfsf. Gen. 6 deel, bl. 21. b. hussem VlUf. Gen: 6 doel, bl. 142, 143, 144 en 145. d p. TE-\ haaf Bat. G n. 3deel, bl. 15 cn 16. (dj j. veirac a. b. bl. 18. d. öfiiueRMAN Bat. Gen. 3 deel, bl. 54.  OVER DE SCHEPEN ENZ.1 341 ' Het ware beter, dat 'er, als in dg dagen van ouds, geen Volkhouders bekend waren. — Dan, dewyl dit heden ten dagen, als onmogelyk wordt gehouden , zo zullen wy de beste wyze, om de Manfehap by hun gezonct te onderhouden, aan de hand geeven. I. Om hierin wel te flaaffen, oordeel ik nuttig, dat 'er ter goeder naam en faam flaande Burgers', met uitfluiting van alle anderen, als Geoculeerde Vïlkhcuo'ei't, daar men 't dicmtig keurde, wierden aangelteld. — En onx dezelven van anderen te onderkennen, de wöorden, Geoctroyèerde Volkhouder der O. I C„ in derzelver uithangborden plaatfte. Deeze Volkhouders, moesten zich laaten welgevallen, dat de Edele Heeren Bewindhebberen, of derzelver gequalificeerden, ten allen tyden en dagen, een bezoek zouden mogen afleggen; om gade te flaan , hoe het met de huisvesting, kleeding, fuys en drank, der by zich hebbende Manfchap, gelegen was. Dan om de Volkhouders, tot een en ander gewillig te maiken, en aan te moedigen, behoorde men, naar geY 3 lang  '342 J. HARGER ANTWOORD lang der Manfehap, welke zy aanbragten, eene bclooning aan dezelven te geeven. -— By voorbeeld, aan een Volkhouder, welke ten dienlte van een Schip, 20 gezonde, vrywillige, bevaarenc Matroozen aanbragt, een douceur van 200 gulden; — voor 30, 250 gulden; — voor 40, 300 gulden; *— voor 50, 350 gulden; — voor 20 Soldaten of AmbagtsgczeJien die gezond en vrywillig waren, een douceur van 100 gulden; —- voor so, 125 gulden; — voor 40, 150 gulden ; ■— voor 50, 175 gulden; — en zo vervolgens. — Dus doende, zouden de volkhouders zich toeleggen, om derzelver Manfehap wel te doen, roemde verwerven, en boven elkander uit te munten « tevens zouden worden voorgekomen, al die ongeoorloofde han delwyzen en bedriegeryen, welke, tot zo een aanmerklyk nadeel der Maatfchappye en Manfehap, zo dikmaal ondervonden zyn. Begccren wy dan, dat de Volkhouders geen llinkie wegen inflaan, en dat de Manichap welke by hen herberg zoeken, wel onderhouden wordt; dan moet men de Volkhouders in flaat Hellen,  OVER DE SCHEPEN ENZ. 343 len, vooral in deeze duure tyden, doof onderbanden op bovengemelde of andere wyzen, om 'cr aan te kunnen beantwoorden. Want wil men op dit ftuk verbeetering, door geen middel is het beter en eerder te bekomen, dan door geld. — Wat wordt 'er thans geen groot geld, aan gagien en premiën te kosten gelegd, en met dat al, voldoet het niet aan het oogmerk, zo als men hier bedoelt; want van dit meerder geld, dat de Manfehap by wyze van premiën geniet, heefede Volkhouder, genoegfaam geen voordeel, dus zoekt hy 't zelve in eene ilegte onderhoudmg der Manfehap, door geringe huisvesting, kleeding, fpys en drank, als anderzins, vergoed te krygen. — En dit is het eigenlyk, dat men moet poogen voor te komen, wil men door de Volkhouders, gezonde en wel gekleede Manfehap, geleeverd hebben. II. De wooningen der Volkhouders, moeten ruim en lugtig, met een tuin, ten minften met een open plaats of werf, voorzien zyn. — Paar de Manfehap daaglyks, met knikkeren, keegelen, hoepelen, paletten, ichongeX 4 ïcfl*  .344 J- HARGER ANTWOORD len, touwfpringen, en dergclyke geoorloofde uitfpanningen, konde bezig zyn. — Doen dewyl zulke gelegenheden, in de koopfteeden zeldfaam te Vinden zyn, zou ik dergclyke wooningen, om datzy gereed er te bekomen, en om de meerdere frrheid der lucht, boven de andere te waardeeren zyn, buiten de lieden den voorrang geeven. Zegt een of ander: ja, maar buiten de ifad kan 't volk gemaklyk wcgloopen? — geen nood, als men de Manfehap zo behandelt, als ik reeds hebbe aangeduid, en nog verder zal poogen aan te duiden, dan heeft men noch in, noch buiten de ftad, 'er voor te vreezen , dewyl ik de reedenen waarom deeze Manfehap eertyds vlugtte, zal vegneemen, en alle zwaarmoedige en akelige denkbeelden, uit deeze huizen ■wil verbannen, en integendeel de jManfchap, befcheiden, vrolyk, vergenoegd en gezond, by de Volkhouders wil doen verkeeren, en dat voorheen tot benadeeling was, wil doen ophouden en te boven komen. I!J. Deeze Volkhouders moesten een iegelyk, die begeerte hidt, om aan den dienst der O. I. M. geholpen ï Y tc  OVER DE SCHEPEN ENZ. 345 te worden , innemen, doch geen anderen, dan jonge en van middelbaare jaaren, en die geen opehbaare gebreeken hadden, zo Matroozen, Ambagtslieden als Soldaten, en onderzoeken, of zy wel van behoorlyke verfchooning voorzien waren, en zulks ontbrekende, deeze Menfchen eerst doen wasfchen en reinigen; daar na, van een fchoon hemd, hemdrok, onderbroek, koufen enz. voorzien. — Het wasfchen en reinigen moet dagelyks, ja kan niet te veel, en de verfchooning van linnen, ten minften eenmaal, en zo 'er reedenen van noodzaaklykheid zyn, meermalen, in de 8 dagen gefchiedcn; dewyl 'er niets nuttiger, verfrisfchender en gezonder is , dan zich rein en zindelyk te houden, en fchoon droog linnen, en zuivere kleedere ) aan te trekken. Dewyl nu de Volkhouders, van ouds her gewoon zyn, om deeze Manfehap van kleederen enz. uit te rusten, zou ik 'er voor zyn, dat zy zulks bleven verrigten, volgens een bepaalde lyst, en dat Huk voor ftuk, door de gequalificeerden, op 't O. 1. C. huis, pf in derzelver pakhuizen, voor hun Y 5 ver-  34^ J. HARGER ANTWOÖRU Vertrek wierdt nagezien, welk onderzoek, zo ras de goederen aan boord kwamen, onder opzigt van den Gezaghebber, nog eens diende verrigt te worden, om alle bedriegeryën voor te komen. IV. Deeze Volkhouders, moeten dagelyks, geen gerookt of gepekeld fpek of vleesch , dat zeer vet, garftig en aan het bederven is; noch vleesch van vee aan de befmettende ziekte geftorven, de Manfehap voorzetten. — Noch de toefpyzen, als gort, grutten, kooi, erwten, boonen, knollen, peen, aard- of boomappelen, met de losgemaakte en afgefchepte vetdeelen bedropen, en klaar gemaakt, opdisfchen. — Noch ook bedorve zee- en flappe riviervisch, veel minder die met flerke en garftige boter, of in oly gebakken is, toedienen. — Spek, gerookte worst, fprot, engelfche of noordfche bokking, met gegist of ongegist meel of eijeren gebakken , als mede boterhammen met rotte kaas, gedroogde zoute fchollen cn fcharren, voor middag- of avondmaalen, te veel herhaald, zyn af te keuren. — Wel is waar, men behoeft deeze Manfehap met  OVER DE SCHEPEN ENZ. 347 met keur van fpyzen, daaglyks niet te voeden, noch op iekkernyen te onthalen, maar ik heb gemeend het misbruik der opgemelde fpyzen, welke anaers op zich zelve, of nu en dan genuttigd, niet fchadelyk zyn, te moeten aanftippen. — Nimmer moet men van het eene uiterfte, in het andere vallen, dewyl een matig ftuk pekel- of gerookt-fpek of vleesch, of goede zeerivier- zoute- of flokvis, met gemelde of andere goede fpyzen genuttigd, voor deeze Manfehap een goed middagmaal uitmaakt. — Voor een morgen ontbyt, een boterham van tarwenen roggenbrood, met goede boter en kaas ot radyzen, rammelasfen, uijen of fterke kers; met een frisfehen teug zuiver koud water, is veel beter, dan gen ever, of heet coffy- of theewater. Voor een avondmaal, is een goede boterham, met een glas goed vier gulden bier, of faladen, na den tyd, met komkommers of krooten, roodekooï of uijen faladen, met goede pekelharing, garnalen of gebakken visch, of nu en dan een pot karnemelk, met brood en zuure appelen, of melk met gort, ryst, grutten, of zo genaamde pap  348 HARGER ANTWOORD pap ofbry, naar gelang van tyden en zaaken, voldoende. De zo heilzaame groenten en rype ooft-vrugten, moeten ook aan deeze Manfehap, naar tyds omftandigheden, niet worden onthouden, onryp ooft daar en tegen, is fchadelyk. Niet te vergeefsch leest men in tissots en bikkers raad?jeving VjOr de gezondheid van den gemeen en man, bladz. -s 56 en 557. „ Hetzekerfte voorbehoedmiddel, het „ meest onder het bereik van al de „ waereld, is alle overdaad of onma„ tigheid te vermyden, en voor al die „ in het eeten en drinken. — Men eet „ doorgaans meer dan men noodig „ heeft, om gezond te zyn en om alle de kragten te hebben, waar voor „ men gefc likt is; de gewoonte heeft „ zich gevestigd, het is moeilyk haar „ uit te roetjen, maar men behoorde „ zich ten minflen de wet op te leg» gen, van niet te eeten, dan uit hon„ ger, en nooit om eenige andere ree„ den, vermits, een klein getal van „ gevallen uitgezonderd, de reede al„ toos gebiedt niet te eeten, wanneer „ de maag geen fpyzen begeert, of'er alkeerig van is". Het  O-Ver de schepen enz. 349 , He; gebruik der fpyzen, dient over een te komen, met de jaaren, kragten en bedryven. Een uitgehongerd Mensch, moet niet opgevuld, maar met verdrag gevoed worden. De zwaarde voedfels, geeven geenzins de meeste kragten; de ondervindin* leert, dat de middelbaare voedfels^ den allerbesten chyl, aan de lighaamen mededeelt. Dus die zyn gezondheid wil bewaaren, moet eeten en drinken, om te leeven, maar niet leeven, om te eeten of te drinken, dewyl zuks den weg baant tot veele ziekten en den dood. V. Wat de dranken aanbelangt, het water is de nuttigfte drank, dien de wyze Schepper, voor den Mensch gemaakt heeft. Dus is 'er voor den Mensch niet beter, dan des morgens eens glas koud, rivier-, regen- of putwater, te drinken; is men het ongewoon, men zal 'er ras aan gewennen, en zich vrolyker en fterker bevinden, dan dat men zich verllaaft, om groote teugen heet of warm coffy- of theewater, door te zwelgen. Heeft men door den dag grooten dorst, koud water, dewyl het alle hoeda-  35<5 J. HARGER ANTWOORD danigheden bezit, offi den dorst te lesfchen, zal hét voortrefiykst bevonden fy^aarn -!£fim «adoidDfeg tjI&w rm^ . Het bier is een goede drank, voor deeze Manfehap, doch het moet niet zuur, nochfeherp, noch oud zyn; — 'er is niet beter, dan een dronk mollig, belegen, welgehopt, en van garst, mout en goed water, gebrouwen, vier gulden bier , waarin men alles zal vinden, wat men kan begeeren; — goede wyn, heeft uitmuntende nuttigheden, doch zelden wordt die by de Volkhouders gevonden, maar door deeze Manfehap aldaar, nog wel eens van llegte en met fchadelyke loodttoffen vermengde wynen, gebruik gemaakt,'t welk dient afgekeurd. Een matig gebruik van genever of brandewyn, heeft zyn nuttigheden, maar het misbruik, als een hoofd oorzaak van ziekten, dient men by de Volkhouders ten hoogften af te raaden. VI. Onder een go^de huisvesting, voor zo veel zulks zyn invloed heeft, om de gezondheid der Manlchap'by de Volkhouders te bewaren, moet men zorgen, dat de houte of tegel yloe:  OVER DE SCHEPEN ENZ» 351 vloeren der wooningen, ten dienfte deezer gasten gefchikt, daaglyks met geen water gefchrobt, maar met zand geftrooid, en met den bezem gekeerd, of met grove bieze matten of gonje kleederen, belegd worden. By droog weder, moet men de raamen en venfters open zetten, om 'er de frisfche lucht door te laaten waaijen; de bedden, matrasfen, deekens, buffels, fchansioopers, en dergelyke goederen, in de lucht en zonne brengen. — Daar men veel Manfehap, by nacht herbergt, moet vooral gezorgd worden, dat de lucht niet onzuiver wordt, door ftinkende lampen of flegten tabak, of door gemaakte ontlastingen, daar te laaten verblyven; waarom ftoom- of luchtkokers, doorde zolders, naar buiten gebragt, of de bovenfte fchuiframen wat neder gelaten, dienftig zal bevonden worden. — In de beijers der Volkhouders, moet des winters, een goed engelsch kooien vuur, of eiken blok, met turven, ter verwarming aangelegd • doch geen kaggels, vo^rdeels halven, gebruikt worden. Wordt 'er een of ander onverhoopt ziek, hier van moet terftond aan den 0C3  352 J. HARGER ANTWOORD Geneesheer, der O. I. C, kennis worden gegeven, welke den zieken het noodige^pl toedienenL _oi naar het gasth "" ■ - - - S befmetting voor afftó t- L5é n. O k k-..;-v- ..:>•=% • ■ "v; ?jy dc mon* ftcring *il:?iMp|!': gelg^pgn tyd, eer de Mafflap|S(pf fewwf" gaat, behoor! , ƒ > 1 1 ]en Geneesheer eï'i Hfetip^'J^er van de relpective Karr^ gy$d ö»> om te zien of het l \ g^ond envermoogend zy. Houde my verzekerd, zo de onderhouding der Manfehap, by de Volkhouders aan land, ten aanzien eener goede huisvesting, kleeding, fpys en drank, zo als hebbe voorgefteld , wordt in acht genomen; het geen niet onmogelyk is, dat men dan, in het vervolg, gezonde Manfehap, uit de huizen der Volkhouders zal bekomen. Doch zo wanneer de Edele Heeren Bewindhebberen, ter onderhouding der Manfehap, aan land, en 't geen 'er toe behoort, wilden verkiezen, met goedkeuring van de Regeeringen der fteden, om een pest- of leprooshuis; welke, door des hemels goedheid, thans  over de schepen enz.' 353 thans geen nut altoos hebben; of een vervalle brouwerye of ander ruim en luchtig gebouw te koopcru hier toe in te richten, en «&ur,d; Svy'i j„ behoort , volgerÉ &j? * m den Heere j.veira k.m(i , hier omtrent laaten v» Cf ^\ „ i\.oomen vry. — q|lÉ^p y oiiifÉlhillig, zo de OH.3t' ' J, c^ap- i pye, in elke ftad ^W^HK.C'-ïie, een openbaar gcb( m.'. *#irin ieder die lust had, jflj j difchen zeedienst, en gezond was, ingej noomen, en zo lang gehuisvest wierd, tot hy aan boord ging. — Of dat zy voor haare fcheeps-werven, een of meer Schepen ten anker lieten leggen, om elk aangenoomen man, aanftonds daar op over te brengen, en,te onderhouden, tot dat zy op de uitgaande Schepen wierden overgebragt ; met inzigt, om het volk intusfehen aan het fcheeps-leven te gewennen, en in den fcheeps-dienst geöeffend te kunnen worden. — De kosten hier toe noodig, zouden van de maandgelden en tranfporten kunnen worden afgejt. deel. Z kort* (c) Flhjingich Genootfchap 6 deel, bl. 87.'  '3^4 ?' harger antwoord kort, en alles verder even zo behandeld kunnen worden, als de Lngellchcn gewoon zyn, in de havens van P«>tstnoutb of 'Piymnuth, by het presfen , van het fcheeps-volk te doen, wanneer zy die Manfehap, op hun wagtichip over brengen, en dagelv ks in den zeedienst ondcrwyzen, zo als de Heer p. hussilm heeft voorgedragen (f). Om alle onaangenaamheden by de Volkhouders voor te komen, en dat 'er goede en gezonde Manfehap ten dienfte der O. 1. C. konde verzorgd •worden: was het gevoelen van den Heere d. schuurman: of een vaartuig by wyze van een uitlegger, aan het Y, in Texel, voor Rammekens en aan de Moerdyk te leggen; ofwel eenig, huis, alleen tot herberging en uitrusting van vreemde Soldaten en Ambagtsgezellen gefchikt, niet best hier toe zoude kunnen dienen? gemelde betoogt verder breedvoerig, de nuttigheid deezer inrichtingen, wyze van onderhouding, en goedmaaking der onkosten (g). Dan hoe keurig ook de gedagten van (f) Vlisftnetch Genootfchap 6 deel, bl. 189. (gj Bataapth Geyiootfch/p 3 deel, bl» 72-75.  OVER DE SCHEPEN ENZ. 355 van deeze kundige Heeren zyn, zo zyn derzelver denkbeelden even als de myne , niet vry van zwaarigheden, welke 'er altoos zulten biyven. Echter 'er dient verandering in de onderhouding der Manfehap / en tevens verbeetering, op ééne of andere wyze uitgedagt; om hier nu toe te komen, zal ik vragenderwyze het volgende voorftellen: zou het, alles gewikt en gewogen, niet beter, min kostbaarer, en voordeeligst zyn, voor de O. I. Maatfchappye, dewyl men in deeze dagen, zonder behulp der Volkhouders, geen Schepen behoorlyk kan bemannen, om te belluiten Geöctroieerde Volkhouders, in voegen voorfchrevcn aan te Hellen; onder zodanige belooningen en fpeciaal verband, om alles, wat ter onderhouding der Manfehap, ten aanzien eener goede huisvesting, kleeding, fpyzen, dranken, uitfpanning, befcheiden onthaal, en wat dies meer zy dienstbaar was, dusdmig in te richten, dat het de Edele Heeren Bewindhebberen tot innig genoegen, de Manfehap tot gezondheid, en de Geöctroieerde Volkhouders tot eer verftrekteS Z 2 Doch  35*5 J. HARGER «ANTWOORD Doch ik laat het een en ander, aan het wys oordeel van. des kundiger over, om te bcfluiten wat men het dienstbaarst keure. II. Wat nu de onderhouding der Manfehap op dc reêde betreft, 't vcrblyf aldaar is onzeker; fomtyds dagen, weeken, maanden, (zo als ik in het fnerpenfte van den winter, 3 maanden ondervonden heb). Buiten het Vaderland is het even zo, als men door tegenwind, of andere redenen, verp ligt wordt hier of elders in te loepen. Aan Cabo de Goede Hoop of in de Baay Mals, regelt men het verblyf, naar omllandighceden; ik heb eens aan deezen uithoek, van den 14 December, tot den 3 Maart van het volgend jaar, op de reêcte gelegen. Eer ik tot de befcfxbuw,ing, der onderhouding van de Manfehap, op Nederlands reêden overga, keure boven alles dienflig, dat men by voorbeeld, els de tyd was bepaald, om op den 34 dag, cener maand, het Volk naar boord te zenden, zulks niet op een maal, maar in 3 verdeelingen fchikt, als den 8, 16 cn 24, Zo van de Officieren, Matroozen als Soldaaten, om re^vsfu^vwa13" . ^ • ' de:  OVER DË SCHEPEN ENZ. denen: dat men dan zal voorkomen,' al dat onzinnig vloeken, bulderen, raazen, fchoppen en flaan, waar van iemand geen denkbeeld is te geeven. Hier door wordt een vreemdeling onthutst, beangst, droefgeestig, en verbeeld zich eerder onder woeste Barbaaren, dan onder Christenen vervallen te zvn. Met deeze zo ruwe fcheepsoverkomst, gaat vergezeld, dat de' kooi en kist van fommigen, in een hoek gefleept, opengebroken, en hem alles onttlolen wordt; laaten wy ons zeiven eens verbeelden, gereed om zo eene reis te doen, en ontftolen te worden, van alles dat ons ter rust, verlchooning, verkwikking en veraangenaming van ons leven, dienstbaar was; onvermoogend te zyn, om ander te kunnen bekomen, op de genade van een ander te moeten leven, en zyn nagtrust op 't harde dek of kist te moeten doorbrengen; is zulk een bedryf niet een aanleidende oorzaak, dat Menfchen mismoedig, vervuild, vol ongedierte, ja zo ziek door ongemakken kunnen worden,, dat een geheel fcheeps-volk, 'er door wordt aangeüoken ? waarom ook dergelyke dieveZ 3 ' ry-  358 J. HARGER ANTWOORD ryen, allervoorbeeldigst dienden geftraft. Komt het Volk in verdeelingen aan boord, dan is de gezag-voerende Officier vermoogend, om kisten en kooien te doen openen, en te zien of de gemeene Zeevarenden, de hoogst benoodigde kleeding, verfchooning en kooïgoed heeft, ja dit is van zo veel aanbelang , dat het om veele redenen, niet naauwkeurig genoeg kan worden uitgevoerd, dan kan eenen onbevaarenen, zyn verblyfplaats worden aangeweezen, en alïengskens aan 't fcheeps-leven gewennen. Het Volk aan boord gekomen, dient ?er gezorgd voor een goede huisvesting, en dat alle aanleidende oorzaaken der ziekten, worden voorgekomen. Deeze voorzorgc zal beftaan, om tusfchen-deks een zuivere lucht in te brengen en te onderhouden. Dit zal best gefchieden, met de lucht in eene geftadige beweeging te houden, de fchadelyke en min veerkragtige te ontlasten , en door frisfche lucht te vervangen Hierom moet men, zo lang een O. ï. C. Schip op de reêde legt, de ruime ge?  OVER DE SCHEPEN ENZ. gcfchut-poorten open houden, tuslchen-deks, alle onreinigbeeden raeC drooge fchrapers en beezems opruimen; de kisten en kooien zuiveren» luchten en reinigen (h). Zal men zorgen, voor goede kleeding, dan dient 'er gelet, of de Manfehap van dezelve voorzien zy, zo als hebbe aan geflipt; zo ja, dan kunnen zy na wèer en wind 'er gebruik van maken; zo neen, moet zulks onderzogt, en .naar bevind van zaaken, ten kosten des Zeemans,, het noodige door de O. I. C. verzorgt worden; op dat het lighaam voor alle guure , natte en fnerpende kouden, niet ongewapend worde bloot gefield. Op de reêden, zo binnen als buiten 's lands, dient men te zorgen, voor goede fpyzen en dranken, als 3 a 4 maal des weeks, versch rund- en fcha> penvleesch, en zoveel mogelyk groenten, overeenkomftig het jaargety, en naar gelang van zaaken, het zy by Z 4 wy- (h) Het is my niet onbekend dat men foms op onze reêde, vooral op kuü-fchepen , welke 22 ii 23 voeten diep treeden, niet vemioogend is, om door het hoogloopen der golven, de poorten open te houden s dat "dc regen gebied, de luiken met pref'enniageu te fluiten, doch dan dient 'er gebruik gemaakt, van die middelen, welke nier na z.U opnoemen.  300 J. HARGER ANTWOORD wyze van Toepen, met ryst of gort gekookt, of met knollen, peen, aard- of boom-appelen; of met erwten, boonen, rooden-of wittenkool, enversch brood enz. Voor drank , is op onze reêdcn, het bier, door dien men dan open biervat houdt, benevens goed water, doch alles behoorlyk gebruikt, voldoende. . Ook zou het uitneemend nuttig zyn, als men door zagtheid, de fchepelingen konde overtuigen, van al het fchadelyke, dat 'er door het influrpcn van heete coffy- en thee-dranken, aan de lighaamen wordt aangebragt, en hen zo tragten over te halen, om ter dorstlesfching koud water te gebruiken. • By nat, koud en onlluimig wceder, zal een zoopje genever, of voorbehoedende geestryke drank, des morgens cn des avonds, dienflig zyn. Een goed begin maakt een goed einde. Hierom is vooral noodig, dat de Opper- en Dek-officie ren, hunne agting by het Volk, intyds, en dus al op de reêde bewaren; zich toeleggen, om dc gunst der Manfehap te winnen; zich noch te gemeen, noch tc ftuurs gedragen; de Manfehap in een goede luim  OVER DE SCHEPEN ENZ. luim en werkzaamebeweeging houden, mer met beuzelaryen plagen, noch vergen het geen boven hun vermoogen is; naar gelang van tyd, weêr en wind, moet 'er al eens gehuppeld, gefprongen, gedanst, geviöold en lustig uit den borst gezongen worden, om het Volk vergenoegd, vrolyk en gezond te houden. III. Wat nu de onderhouding der Manfehap, op zee, aanbelangt: wanneer de wind begint te hoogen, maakt men zich gereed om zee te kiezen, en onder de eerfte voorzorgen is, dat de groote poorten tusfchen-deks, vooral op een diepgaand kuil-fchip worden toegemaakt en toegefjord; hoe noodig dit ook is, des niettegenftaande, wordt de goede huisvesting van tyd tot tyd, naar maate dat men ruuw- of flormweêr heeft, door gemis van die ruime frisfche lucht ontaart, befmet, onnut en verderflyk, voor den bewooner. Dus wordt het onze pligt, om ten aanzien eener goede huisvesting, op zee te waken, dat alle opwekkende oorzaaken van ziekten afgewend, verbeeterd, en de Zeelieden voor allen fchadelyken aanval behoed worden. — Dit Z 5 fipg-  362 J. harger antwoord oogmerk zal men bereiken , als men de lucht zuiver en onbeimet bewaart, en door den Zeeman tusfchen-deks doet inademen. Dewyl nu op een kuil-fchip de allereerfte, beste en gereedfte middelen, om een gezonde lucht tusfchen-deks te verzorgen, door het fluiten der gefchut-poorten volftrekt benomen worden, zullen wy andere middelen beproeven, en by de hand nemen. En wel, om de luiken of roosterwerken, by goed weêr, open te leggen; vervolgens koel-wind- of luchtzeilen, zoo wel op een reêde als op zee in 't werk te ftellen: eertyds wierden zy alleen by mooi- en droog-weêr, maar thans door herhaalde verbeetering, in ftorm- en buiagtig-weêr gebezigd. Men vindt tot dit einde een windmouw afgebeeld en befchreven, door b. hussem (i) en twee door j. f. eller- beek. (k). Men kan 'er een in 't kabelgats-luik plaatfen, doch &m moet het befchot tusfchen-deks, van latwerk, of met kommunicatie luikjes, voorzien zyn; men (i) Vlhfingich Genootfchap 6 deel, bl. 200. ($ Verhandeling, r.w dc tetkeortfeti, bl, 160,  over de schepen enz. 363 men kan 'er een, door een gedeelte van 't roosterwerk van het groot luik brengen; in beide gevallen, moeten de ondereinden door hoepen uitgefpannen, en voor alle flingeringen bepaald, en door ftyf gefpannen koorden vast gemaakt worden. Maar by florm-, nat- en buiagtigweêr, als alles digt en met prefennings toelegt, dan zullen deeze windmouwen wel verfche lucht inbrengen, maar de bedorve lucht kan men niet ontlasten: om hier in te voorzien, is het best, tusfchen-deks 4 of 6 kookers, 3 aan fhrur- en 3 aan bakboord zyde, te maken, gelyk aan de Ventilators van den Heer zwyndregt, die in het bovendek, van 't tusfchendeks beginnen, en op zyde van het boord eindigen, met alle die voorzorgen , welke men by b. hussem vindt aangeteekend (1). ) ma.zz\m .a Houde my verzekerd, door beproefde ondervinding, en geftaaid door anderen, dat wierden de windmouwen meerder op deeze wyze in 't werk gefield, en de bedorve lucht door d$ ftorm- 0) Fiïsfmgsch Genwtfckap 6 deel, bl. 203,  '364 j. harger antwoord f t L ï ' C flormkookers naar buiten gebracht, men op de kuil-fchepen, in het gemeen Volksverblyf, frisfcher en gezonder lucht zou aantreffen; waar by men foms de Ventilators van den Heer zwyndregt uitgedagt, konde gebruiken (m). Zal men de waarheid hulde doen, dan zyn de Ventilator es Halefii of Blaasbalgen van hales, fchoon keurige werktuigen, ter vernieuwing der lucht, op zich zeiven eenig en alleen befchouwd, om aan dit groot oogmerk dienstbaar te zyn, door my en anderen, van weinig vrucht bevonden (n). De Heer du hamel du monceau, geeft ter verbeetering der lucht, tusfchen-deks, een en ander aan de hand, overwaardig geleezen te worden (o). Om de huisvesting op zee, goed en zuiver te houden, heeft de ervarene sutton, ten dienst der fchepelingen, kopere buizen uitgedagt, die men van alle de fcheeps-vertrekken, daar men 't noo- " (ra) A. b. bl. 204. Ai) A. b. bl. 204. en d. schuurman Bat. Gen. 3 deel, bl. 80 cn 81. (o) Moyens de confervcr la fantè aux Equipages des Faisfatuc.  OVER DE SCHEPEN ENZ. 36*5 noodig keurde,,dat de lucht moest gezuiverd en verbeterd worden, kon leiden tot in de fcheepskombuis, om door middel van 'tvuur, de lucht in deeze buizen geftadig te verdunnen, lichter te maken, op te jaagen en te doen vervliegen, en dus de zwaardere cn bedorvene lucht, als hier na toe te lokken, en de fcheeps-vertrekken van het fchadelyke te zuiveren. De Engeilchen enFranfchen, hebben de nuttigheid deezer buizen, proefondervindelyk bevestigd, en de Zweedfche Akademisten, hebben 'er nog eenige verbeetering bygevoegd (p). De Heer d. schuurman laat zich aldus uit, over deeze zo nuttige togtpypen; "waar toe zoude ik verder onder„ zoek doen, naar nieuwe middelen, „ om de lucht te zuiveren? daar 'er, „ onder de reeds bekende een gevon„ den wordt, welk zo wel om des„ zelfs nuttigheid als onkostbaarheid, „ boven alle andere den voorrang ver„ dient, en op de O. I. G. Schepen, „ behoorde gebruikt te worden, het is » het (p) SUTTONIS Inventum aêrem ia Navibus rem. vandi, Comvi. dereb. in fc. Nat. et Med. gesh torn. yn, pag. 587.  $5$ j. harger antwoord „ het werktuig van sütton, dat ik be„ doele. — Is 'er eenig ander werk„ tuig, van het welk men zulk een „ loflyk getuigenis geven kar ? Is het „ wel te denken, dat 'er ooit een >:al „ uitgevonden worden, dat zo veeie „ goede hoedanigheeden heelt, en zo „ gemaklyk op onze O. I. Schepen, zal „ kunnen geplaatst worden enz. (q)". De Heer wargentin zegt 'er het volgende van. "De voortrefiykheid van deezen toeftel, boven alle an„ deren, die tot verandering van de „ lucht gebruikt worden, is onweder„ fpreeklyk enz. Op een Engelfche „ Vloot, die in het voorleden jaar „ kruiste, bleef het Volk op de Sche„ pen welke deeze togtpypen hadden, „ volkomen gezond, terwyl de andc„ re Schepen die daar mede niet voor„ zien waren, door ziekte en ltertte, „ byna reddeloos gemaakt wierden (r)". Hoe keurig ook het een en ander, om de huisvesting ten dienfte der Zee- lie- (efi Btrtanfsch Cenontfchap % deel, bl. Ra. (r) Uitgezochte FerhandeUngen lo deel, bl. 19;! en 199, en om de kombuizen evenredig als die op de Xweedfehe Schepen- te maken, en alle gevaar te verhoeden, kan men zich bedienen, van een model in de Uitgcz. Fcrhaiukl. Plaat 65, Fig. %111 2bno1*  OVER DE SCHEPEN ENZ. 367 lieden, goed en bewoonbaar te maken , is uitgedagt: —■ Zo kan 'er egter niets opwegen, tegen het voortreflyk alles te boven gaande vermoogen, dat men op een drie-dekker heeft; dat is, om op een oogenbhk, de frisfche buitenlucht onbeteugeld in te laaten, en de min of meer bedorven lucht tusfchen-deks, op ftaandevoet door het openen der gefchut poorten te verdryyen. Ja dit voorregt is op een driedekker van zo veel belang, (zonder v^;i andere uitnemend nuttige en alfin ts voordeelige byzonderheden te gewagen (s)); dat het te wenfchen ware, dat men konde goedvinden, om van nu voortaan, niet anders, dan drie dekkers te bouwen; en de nog overig zynde kuil-fchepen, in driedekkers te veranderen (t). Ik houde my (s) De nog byzondere voordeden der drie-dekkers en derzelver bezwaaren, vindt men opgehelderd, door e. lombart en w. udemaa-s, en door den Ed. Heer Mr. d. radermacher met 10 Bylagen gedraafd FUsfmgsch Genootfchap 7 deel. (t) My is by onderzoek geblceken, dat zo men de KuiMchcpen tot drie-dekkers wil vermaaken, zulks pnaklyk te verrigten is, met in den kuil, op de Jmugte van dc gilling, van't halt-dek cn bak, het op te flutten, vervolgens het half-dek, tot op den bak door te laaten gaan, waar door men dan aanItonds in het midden het roosterwerk bekomt.  368 J. HARGER ANTWOORD my verzekerd, dat de onkosten hier toe noodig, niet kunnen opwegen, tegens de voordeden, welke ons Vaderland, Nederlands Indien; en den Zeeman in het algemeen, hier door zou worden aangebragt. Voor de onderhouding of zorgdraging, dat de Zeeman van de noodige kleeding is voorzien op zee; weet ik geen beter middel aan de hand te geven , dan het reeds gemelde onderzoek, zo voor het vertrek, als by het aan boord komen, der goederen; als mede, om den bezitter deezer goederen, in 't genot daar van te laaien, een voorbeeldige itraf oeifenen, aan die, welke zich aan het fteelen van klcederen, kooien enz., der Soldaaten of onbevarene Matroozen fchuldig maakten; om dat het nadeel, 't welk hier door, aan de gezondheid der naakte en beroofde word aangebragt, zo wigtig is, dat de Officieren Jaier niet genoeg tegen waken kunnen (ü). 'Er dient gezorgd, dat de kleederen gefchikt zyn, naar het gewest (u).lind Middelen der Gezondheid door de wind, bladz. 95.  OVER DE SCHEPEN ENZ.1 260 west en de gefteldheid der lucht, waarin men op zee verkeert. Vooral moeten de kleederen, droog, fchoon en zuiver zyn, dewyl 'er geen meer nadeel aan de lighaamen, dan door natte, vuile en onreine kleederen, wordt aangebragt, om dat dc ftoffen, die door de geduurige uitwaafeming ontlast moesten worden, in de lighaamen terug gehouden, of uit de vuile en onrein geworden kleederen opgeilurpt worden, en voedfel tot rottige ziekten geeven. De kleederen en het lighaam rein en zindelyk te houden, kan niet genoeg herinnerd worden. De verandering der kleederen moet men niet eensklaps, maar trapswyze verrigten 3 ook keure dienstbaar, dat 'er door de O. I. Maatfchappy eenige gewaschte linnen wagtrokken, ten dienfte der fchepelingen wierden medegegeeven, vooral voor, die Manfehap, welke op de fokkeraa, by de manshoofden en aan het roer, de wagt moeten houden (v). De Manfehap op zee, met goede Ipyx. deel. Aa zen (v) joiian pringle Verbetering ter behouding van de Gezondheid der Zeevaarendeu, vertaald door den Heer f. w. de mon-chï, bl. 18 en 19.  870 h HARGER ANTWOORD zen en dranken te onderhouden, is van het grootfte aanbelang. Wy zuilen, dewyl het overbekend is, niet gewagen van fcheeps gewoone randfoenen en fchaffing, die 'er begecrig naar is, kan zyn weetlust voldaan vinden (w). Maar zullen de fcheeps-fpyzen en dranken, aan het groot einde beantwoorden, dan moet men derzelver hoedanigheid en matigheid, niet uit het oog verliezen. De hoedanigheid van fpyzen en dranken, moet goed en niet ontaart, bedorven, garftig, muf, befchimmeld, noch met vuurige en Hinkende deelen, of grimelende wormen bezet zyn. Hoe keurig de fpyzen en dranken op zich zelve zyn, de Zeeman moet de matigheid nimmer te buiten gaan, om dat, met een woord, van alles dat men te veel gebruikt, niet dan nadeel aan de lighaamen wordt toegebragt. 'Er wordt ons bedunkens, al te veel fpek en vleesch en te weinig Itokvisch, cp zee gegeten. Hoe (\v) li.\"d, door de wind vertaald, bl. 07 enz,  OVER DE SCHEPEN ENZ. 37f Hoeveel duizenden Burgers zyn'er, die in geen maanden, zoo veel vleesch en fpek fmaaken, als den Zeeman, week aan week, wordt toegediend? Is men hier te lande, niet overtuigd, van de fchadelykheid van het onmaatig vleesch en fpek. eeten, vooral wanneer men noestig bezig is, om de opgevulde fpek- en vleesch-kuipen te ledigen? moet men dan niet dubbel overtuigd worden, van de fchadelykheid, als men de onmaatige fpek- en vleesch-fchaffing, binnen boord overweegt, en dat wel in de verzengde luchtftreeken, daar' men dan met de losgemaakte vetdeelen, de toefpyzen nog bedruipt, oliën en andere vettigheden nuttigt; en nu en dan ook nog foepen van versch gekookt fpek, fchoon 'er al wat kool, knollen, uijen enz., wordt bygevoegd, onder den naam van poespas, greetig wordt naar binnen gezonden? Dewyl nu dergelyke voedfels, eenen vry fpoedigen graad van bederf en vergarfting aanneemen; de zo noodige fpysbereiding bederven, met bloed en vogten rond gevoerd en vereenigd, zodanig eene rottige ontbinAa 2 ding  373 J. harger antwoord ding of verfmelting, in dezelve voortbrengen , als in 't fcorbut en rot-ziekten duidelyk te zien is. — Zie hier van de keurige Verhandeling, van den Hoog Gel. Heer s. de monchy (x) en den Heere g. g. ten haaf (y). Was het dan niet beter, dat 'er als in de dagen van ouds, maar tweemaal 's weeks yleesch en fpek, en viermaalen 's weeks ftoftvisch, met boter en mosterd enz., wierde toegediend? Het vermoogen, getuige zy de ondervinding, dat 'er in de ftokvisch gelegd is, om het fcorbut en andere rottige ziekten tegen te gaan, is zo groot, dat ik my vleije, dat 'er met eenparigheid, door de Vergadering van Zeventienen zal belloten worden, om van nu voortaan meerder ftokvisch, en minder dierlyke voedfels, op de Oost-Indifche Schepen, aan de Manfehap toe te dienen. Het ontbreekt aan geen voorbeef» den, om dit gezegde te ftaven, en aan te toonen, dat onmatig gebruik van dierlyke voedfels en zoute fpyzen, zeer (x) Haar!. Maatfchappy 6 deel i (luk. (yj Bataafsch Oeaootjchap 3 deel, bl. 2,1 feq.  over de schepen ENZ. 373 zeer nadeelige gevolgen, vooral op lange togten heeft, lind getuigt 'er van: "in den laatllen Oorlog, verzogt „ het Volk van dc Scheernejs, dat naar „ Oost-Indien gelchikt was, vreezen„ de voor ziekten op zo een lange „ reis, den Capitein; dat hy hen niet „ geliefde te noodzaaken van de zoute „ kost te nemen, maar dat zy moch„ ten vryheid hebben, van hun ander „ randfoen te leven. Capkein palli„ ser gebood, dat zy maar eens ter „ week zoute kost zouden hebben, „ namelyk eens vleesch de eene, en „ eens fpek de andere week, het ge„ volg was, dat de Scbeerncfs, na een „ reis van 5 maanden, aan de Caap „ kwam, zonder éénen zieken aan „ boord te hebben". Maar integendeel op de terug reis, hoopende op een fpoedige komst aan de Caap de Goede Hoop, en overvloed van ververfching aldaar te krygen, aten zy haar vol randfoen van gezouten kost, op een reis van maar 10 weeken op. "D'uitkomst hier van was, „ dat wanneer zy aan de Caap kwa„ men, twintig van hun, op eene „ ellendigfte wys, met het blaauwAa 3 * fchuitj  '374 J' HARGER ANTWOORD „ fchuit, en andere ongemakken bc5, zet waren". Dan van de Caap naar het Vaderland, "onthielden zy zich wederom, s, vant 't groot randfoen, van gezouten vleesch, en kwamen te Spithead, » met haar vol getal van 160 Man, w in volmaakte gezondheid aan (z)". Den Heer p. de wind , laat zich hier omtrent dus uit: "over honderd jaaren, was de fchafïïng op dc Oostw lndifche Schepen, tweemaal 's weeks „ vleesch of fpek, en de overige daw gen ftokvisch, daar men nu 3 maai „ 's weeks vleesch of fpek geeft, en in „ 't geheel geenen ftokvisch j (ten min» „ ften in myn tyd gebeurde het zeer „ weinig,) 't vleesch en fpek in zee» „ water geweekt en gekookt worden» de, zo krygt het Volk, geduurende „ de reis, te veel gezouten kost, naar mate van hunnen drank; daar inte» „ gendeel de ftokvisch geen zout inheb5, bende, en in versch water moeten» „ de gekookt worden, kan men met reden denken, dat deeze verande» „ ring in 't fchaffen gemaakt, niet ten v goede geweest zy". De (z) UNp, door pe winp vertaald, bl, 13 en 16.  over de schepen enz. 375 De Heer mead getuigt dat, "wan„ neer de Engelfchc Admiraal wager „ het bevel had, over de Vloot, in „ de Middelandfche zee, zyn Matroo„ zen ellendig van de fcorbut waren „ aangetast, terwyl men bevond, dat „ de Hollandfche Oorlogfchepen, die „ mede in de Vloot waren, daar min„ der van geplaagd werden; dat men „ dit onderfcheid nergens anders aan „ kan toefchryven, dan aan het ver„ lehillende voedfel, dat by de Hol„ landers was ftokvisch en gort, by „ de Engelfche zoutevisch cn haver„ meel (a). De zwarigheden nu, welke men inbrengt, om dat de ftokvisch, in versch water dient geweekt en gekookt te worden, zyn door den Heer p. de wind wederlegd (b). Maar kan het verlies, eens zo genomen, van eenige leggers met versch water, wel opwegen, tegen het verlies, van zo veel Manfehap, en daar het algemeen belang zo veel aan gelegen legt? Onder verbeetering, wil ik deeze Aa 4 vol- , (si) p. DE wind Aanmerkingen op lind , bl. op. (b) p. Dfi. WIND L C., bl. 99.  37*> J- HARGER ANTWOORD volgende wyze van fcheepsfchaffing, onder den aandagt van des kundigen brengen. Zondags vleesch, met zuurkool; — ryst met pruimen; — of graauwe erwten, voor een middagmaal; — des morgens en des avonds gort; eerst met boter, daar na met wat tamarindewater en fuiker; — of met het gewoon wyn randfoen, dat op de 3 hagjesdagen wordt gegeeven, verdund; en onder den naam van coes coes gegeeten. Maandags ftokvisch, met ryst of aardappelen, goede boter en mostertfaus; des morgens bier en brood (c), des avonds ryst of gort. Dingsdags witte boonen, met boter, azyn en mostert; des morgens en des avonds ryst of gort. Woens- Cc) Het Misbruik van het bier, was oorzaak, dat men het op zeekere reis bewaarde, cn hier van wierd op deeze wys bier en brood toebereid: ecu genpegzaame hoeveelheid gedampte fchccps-bcfcliirit, met bier gekookt, daar wierd voor aoo Man, een kleine kit gemeene iyroop, cn twee kitten brandewyn, op *t laatst by gevoegd, wel door geroerd, en volle bak tian 't Volk toegediend, s a 3 maal 's weeks. - Het wierd agter op zo wel, als tusfehen deks met genoegen ontfangen en gegeeten, en niet minder nuttig by een iegelyk bevonden; waarom ik my vcrpligt vindt, het te moeten aanpryzen,  OVER DE SCHEPEN ENZ. 377 Woensdags ftokvisch als voren; des morgens en des avonds bier en brood. Donderdags fpek, met- zuurkool of groen erwten, onder den naam van Cement of Snert, met uijen, gedroogde falie, geftooten peper, (2 oneen is voldoende voor 100 mannen) of azyn; des morgens en des avonds gort. Frydags witte boonen als boven; des morgens bier en brood; des avonds ryst of gort. Saturdags ftokvisch als boven; des morgens cn des avonds gort of ryst. De ryst wordt, als een eigenaartig vermoogen tegen het fcheurbuik bezittende, door den Heer bisset bladz. 81—84 opgegeeven. Oordeele onder verbeetering, dat dergelyke wyze van fchaffing, meer aan de gezondheid der fchepelingen zal voldoen; men zal dus ook het onmaatig gort eten voorkomen, wyl deeze in lighaamen, daar de fpysverteering reeds gebrekkig is, eene verdere verflapping, winderige opfpanning en overvloedig flym voortbrengt, waar door de vergarfting bevorderd wordt, dewyl het vast ftaat, dat de vergarfting welke in de dierlyk en anAa 5 dei  J. HARGER ANTWOORD dere voedfels zich opdoet, en zich daar toe bepaalt, byzonder aan het lymige gedeelte, dat daar in gevonden wordt, toe tefchryven is (d). De boter, zal dezelve dienstbaar bly ven, dient voorzien van goed vaatwerk; — by gebrek aan boter, dan 's weeks \ pint oly ven oly, voor ieder Man; maar nog | pint oly ven oly, voor een bak volks; daar en boven, zou ik niet verkiezen; — doch liever met | $ fuiker, of gemeene fyroop, voor ieder Man, en met \ daar en boven, voor ieder bak Volks verwisfelenen nuttiger keuren, uit hoofde van de gistbaare eigenfehap, der fuiker en gemeene fyroop (e). De fchceps-kaas, dient zuiver, gaaf en niet rottig te zyn; — de erwten zo graauwe als groene, moeten niet overjarig noch aangeltoken zyn; — de gort en ryst moet droog en zuiver, zonder duf- en myterigheid zyn; — de pruimen niet te oud noch half bedorven ; het fcheeps-brood wel doorbakken, (d) g. G, ten haaf Bat. Gen. 3 deel, bl. 23. (e) Voorreden van den Heer v. w, de monchy, op de Verbetering der Zeevaarenden door j. hunglé, Wadz. 16.  OVER DE SCHEPEN ENZ. 379 ken, droog, maar niet muf en van binnen befchimmeld, en vol calander; dus dient 'er op alles gelet, zal den Zeeman goede fpys op zyne reis worden toegediend. Nu en dan heeft men de gewoonte, om fchaapen of varkens te dooden, vervolgens in kleindere Hukken te hakken, en met byvoeging van gort of ryst en een of ander, tot foepen of poespas te kooken. Deeze opdisfching kan men verbeteren, als men 'er ingelegde zuurkool, endivie, fcorfonnera, knollen, uijen, gepelde lamoenen, fap van oranje- of citroenappelen, room van wynfteen, ja zelfs goeden azyn, by voegde; want alhoewel de zuuren, niet vermoogend zyn, om de vergarfting, door dierlyke voedfels, vleeschnatten, fterke boter, oliën enz., in de lighaamen verwekt, geheel en al te overwinnen, zo doen zy egter het bederf aanmerklyk op zee vertragen, doch kortheidshalve, wyze den G. lezer, naar de keurige Verhandeling Van G. G. TEN HAAF (f), Zou men niet wel mogen vraagen: is (f) Bataafsch Genootfchap 3 deel, bl. 04.  380 £ harger antwoord is 'er op de O. I. C. Schepen, geen mogelykheid, om nu en dan versch brood te bakken? geheel en al, is het niet onmogelyk, want men kan tarwenmeel, in droog en welbezorgd vaatwerk, vast gepakt, maanden goedhouden; ontbreekt 'er gist, men kan zuurdeeg van tarwenmeel bereiden, of zuurdeeg, door gist gemaakt medeneemen, en telkens wat overhouden; — of men kan 'er wat fpaanfche zeep inwater gefmolten, brandewyn, zout enz., toe gebruiken. De O. I. Maatfchappye, laat op ieder Schip een koperen broodpan en dekfel medegeyen; is de Kok onbekwaam, zeldfaam is het, of'er wordt wel een heele of halve Bakker op een Schip gevonden; is het niet mogelyk voor 't geheele "fcheeps-volk, al was het dan maar by beurten, voor een gedeelte, of als het de nood vorderde, ten dienfte der zieken. Ook vraage ik, zou het wel ondoenlyk zyn, om op de O. I. C. Schepen, even als op 'sLands Oorlogfche- f)en, een oventje te maaken? doch aate het, ter beöordeeling over, aan de fcheeps-bouwkundigen. In  OVER DE SCHEPEN ENZ. 381 In vertrouwe dan, van alles wat 6p zee, tot medewerking van goede ipyzen (trekken kan, ten nutte van den Zeeman voorgedraagen te hebben, ftappe van dit ftuk af, fchoon ik wel voorzie, dat 'er tegen het een en ander, wat zal te zeggen zyn, doch tyd en bellek, te kort zynde, ter wederlegging, zullen wy het ons getroosten: als vertrouwende, dat de voorgeftelde verandering en verbetering, juist zodanig is ingerigt, als meest aan het groote oogmerk, dat is ter bevordering der gezondheid der Zeelieden, konde beantwoorden. Niet minder is 'er op zee, aan goede dranken gelegen. Het water is de natuurlykfte, eenvoudigfte en aller gezondite drank; het grondbeginfel van meest alle de vogten, kan by het ge-* reedmaaken, van onze vaste voedlels niet ontbeerd worden. Goed water is van het uiterfte belang, in onze geheele levenswyze, doch zeldfaam vindt men het aldus op zee. Het water heeft verfcheide eigenfchappen, waar van nu niet zal fpreeken: als alleen, dat het beste water is*  3^2 J. HARGER ANTWOORD is, dat het zuiverfte, en *t minst met eenige vreemde of fchadelyke ftoffen vermengd is. 'Er zyn verfcheidene wyzen, om het water op zee te zuiveren, door deeze en die uitgedagt; dan de gewoone wyze, om water, door doorzyging van zand, boekenhoute krullen enz.: helder en klaar, of door het aan de zon of lucht bloot te {tellen, zuiver te maaken, zyn zo bekend, dat onnoodig keure 'er iets van te zeggen. Om bedorven water drinkbaar te maaken, wil de Heer bisset, dat men de vaaten eenige dagen voor het gebruik zal openlaaten, en omroeren, dat men in ieder legger, 2 of 3 dagen te vooren, een half pond ongebluschte kalk, in een zak van graauw papier zal ophangen, (voor my, kieze hier toe liever, een gewoon geldzakje,) met inzicht, om de wormen te dooden, met verzeekering, dat hier door geen fchadelyke noch onaangenaame fmaak, zal ondervonden worden (g). Om (g) bissets Treatife on the Scurvy, London 1775 fag. 87 en 88. De Heer maillart maakte onlangs door V Journal de Parit één middel bekend, om zoet  over de schepen enz. 383 Om het bederf van zoet water te voorkomen, ftelt de Heer des landes voor, om het vaatwerk wel gezuiverd, met heet water uitgebroeid, daar na omgefpoeld, met zwavel te belugten; en wanneer het met water gevuld is, dan 'er een weinig fpiritus vitrioli by te doen, en dat men dus de gisting, verrotting en wormen, kan voor¬ doet water op een langduurige reis goed en zuiver te houden; dit middel bclïaat, in vooraf de vaten te zuiveren, vervolgens dezelve met zoet water te vullen , en dan in elk vat of oxhoofd zo veel ongebluschte kalk te doen, als men in beide handen vatten kan; men moet dc vaten 5 a 6 dn gen in deezen ftaat hiaten , daarna het water weggietcn, dezelve tweemaal omfpoclen, eindclyk 'cr het water voor de reis indoen, Capitcin jÉaükfrets deed in 't jaar 1772 eene reis na hls de Frav.ce van 6 maanden, cn hadt al zyn water als gezegd is, zo bezorgd, waar door 't altyd helder en goed bleef, op zyn terugreizc, Commandeerde hy 't Schip le Fortune, aan welks boord hy zyn water op gelyke wyze behandelde, met even gewenasht gevolg; hy maakt verder nog meerder gewag, van aangename bevindingen, en welke wierden toegefchreven, door dien men had ondervonden, dat dc ongebluschte kalk met liet water vermengd geworden zynde, 't watervat als met een zeer dunne 'korst bekleed was geworden. Zie Genets-Natuur- en Huhboudkundige-Ja'arboeken No. XXV. bl. 9; dit middel nu heeft zeer veel overeenkomst met dat van den Heer bisset, ja is genoegfaam het zelfde, waarom, het voor geen nieuwe uitvinding, maar als ter bevestiging óm hev water te verbeteren ., voordraag*.  384 j. harger antwoord voorkomen, en wel 6 maanden goedhouden (h). Wel is waar, dit zuur hoe weinig ook, is vermoogend, om de kopere fpysketels aan te doen, en min of meer af te knagen, en dus de fpyzen te befchadigen: doch hier in kan men voorzien, wanneer men, alvorens dit water gebruikt wierde, 'er een weinig Jcryt, of't geen nog beter is, magnefia alba onder roerde, en liet bezinken (i). Het meest vermoogend middel, om onzuiver en ondrinkbaar water bruikbaar te maaken, kan men bekomen, door het overhalen; op deeze wyze is men ook in {laat, om van zeewater, zoet, zuiver en drinkbaar water, te bekomen; wy zullen ons, met het geen hier voor en tegen kan worden ingebragt, niet ophouden: ik verwys dien aangaande den weetgierigen, naar de uitmuntende Verhandelingen, van den Hooggeleerden Heer s. de monchy (k). Zie ook de Verhandeling en gedane proeven, van den Heer (h) Hifi. de PAcad. Royal des Sciences 1722, pag. 12 en 13. (i) Bataafsch Genootfchap 3 deel, bl. 41. ,(k) Haarlemfche Maatfch. 6 deel 1 ituk, bl. 171.  OVER DE SCHEPEN ENZ; 385 Heer chapman, om uit zeewater, zoet en drinkbaar water te maaken (1); als mede de Verhandeling van de Heeren applebey en clark. (m). Men leeze ook de proeve van den Heer chervain, aan de Geleerde weereld, in 't jaar 1766 medegedeeld (n). Volgens het voorltel van den Commandeur van woensel, kan het zeewater, zonder byvoeging van iets, door enkele overhaaling, tot zoet water gemaakt worden, en wel telkens zo veel, als voor 't Scheeps-volk in elken dag noodig is (o). Voege hier nog by, dat de Heer james lind, in zyn (in deezen jaare 1781 vertaald) werkje, genaamd: Proeve over de Ziekten der Europeers enz. gewag gemaakt, (bladz. 312 tot 334) van een eenvoudig en gemaklyk middel, om het Zeewater Zoet te maaken, dan x. deel. B b het¬ er) The Gentl. Mag. for July 1759, pag. 31a en 313. (m) Uitgezochte Verhandelingen 1 deel, M. 219, £22; en 4 deel, bl. 633-638, alwaar chapmans gevoelen nog verder bevestigd wordt, met eenberigt, door den Heer r. hawkins. 00 a. lentfiunk Geneesk. Tydfchrift. 1 deel, bl. 53 en 54. (o) frUsfingtch Genootfchap 6 deel, bl. 218.  386* jf. HARGER ANTWOORD hetzelve beftaat eenig en alleen, in een wyze, om door behulp, der gewoone fcheeps-fpyskeetels, in derzelver dekfcls eene metaalen pyp te plaatfen, daar door, den ftoom van 't zeewater te ontfangen, de pyp, door een vat met koud zeewater te leiden, om dusdoende den ftoom te koelen, en tot versch water te doen verdikken; die begeerig is 'er iets meer van te weeten ,. raade ik het gemelde werkje te lecaen, benevens het geen door de zo evengemelde Heeren, belangende het overhalen van het zeewater gezegd is. Onder de fcheeps-dranken, kan men ook het fcheeps-bier ltellen, als een voornaam behoedmiddel, tegen het fcorbut, door de in zich bevattende vaste lucht, doch voor my zou 'er op zee niet voor zyn, van wegens het misbruik, om open biervat te houden; maar liever randfoen 'er van uitdeden, wyl dan een gefchikte bak-volks, het bier, met byvoeging van wat fuiker, over de gort kan eten; of dat 'er bier en brood, ten dienfte der Schepelingen, zo als hebbe voorgefteld, van gekookt word. De wyn, welke ten dienfte der Man-,  OVER DE SCHEPEN ENZ. 387 Manfehap, driemaal des weeks op zee wordt verftrekt, is van een uitmuntend voordeel, voormy, kenne voor den Zeeman geen voortreflyker wapenen, dan het Edele druivenfap, door dien het de geesten vervrolykt, de ingewanden verfterkt, de fpysbereiding bevordert, de verrotting tegenftaat, Dc wyncn zyn verfcheide, de eene dienstbaarer dan de andere, de vermoogendfte is de Madera-wyn; zy kunnen door bygevoegde kruiden, aanmerkelyk voorbehoedende worden. Zie hier, ten voorbeeld, een middel, door den Heer w. may, allereerst ten dienfte der Zeevarenden; op de West-Indifche reizen, met ongemeen veel nut, op 'sLands Oorlpgfchepen in 't werk gefteld. Rad. genüanae fgiij. contrajerme 3Üij. Cort, peruviani fgxij. aurantior. fgi. Herb. ruthae. abfinth. ana %x. Flor. rofkr. rubr. jgi. Gum. myrrb. iiiij. M. Bb 2 Dis  388. J. HARGER ANTWOORD Dit alles kleen gefneden en gekneusty doet men in een vat, giet daar op 4 ankers Madera-wyn, of genever; getrokken zynde, tapt men een anker hier van af, en vermengt het, met 2 ankers van denzeliden drank, men geeft den Zeeman, als een voortreflyk behoedmiddel zynde, des morgens ten 7 uuren en ten 11 uuren, hier van 2 oneen te gebruiken, dat na gelang der omftandigheeden, kan herhaald worden (p). De flefke dranken, door de O. I. O, aan den Zeeman verftrekt, is eene genoegfaame hoeveelheid genever of arak, doch beeter was het, dat dezelve wierden getrokken, op bittere maag verfterkende kruiden, welke ons Vaderland genoeg opgeeft, en onkostbaar zyn; of dat men zyn toevlugt tot bovengemelde kruiden nam. En hier mede, zal ik het tweede deel des voorftels beiluiten.' DERDE GEDEELTE. De beste wyze, om de Mondkost, in te leggen, te bewaren en te bereiden, aan land en op zee. Als , ) e. iiusseji F/isJiiigsch Ccn. 6 deel, bJ. aio.  OVER DE SCHEPEN ENZ.' 389 Als men dit gedeelte des voorftcls overweegt, en vcrgclykt met de lyst der fchecps-victualie, volgens welke de Edele Heeren Bcwindhebberen gewoon zyn, derzelver Schepen te verzorgen , dan vinde naauwlyks eene Mondkost, ten diende der Manfehap , welke dient ingelegd, ja zelfs niet voor de cajuit. Wel is waar, dit woord heeft veelerlei beteckenis, egtcr zal het, zo ik my niet bedrieg, hier met dat van inzulten overeënkoomen. Het inleggen of inzulten der groenten, is geen ongewoone zaak, dewyl de Schecps-officieren, voor hunlieder byzondere en foms al vry kostbaare tafel, onderfcheiden groenten, door zich daar op toeleggende Menfchen, laaten inleggen; dat myns bedunkens, nimmer het voorneemen der Edele Heeren Bewindhebberen zal zyn, noch worden, om voor 't geheele Scheeps-volk, onderfcheidene groenten te doen inleggen; doch zo zulks de bedoeling mogt zyn, zo verwys ik den G. L. kortheids halven, naar de Hollandfche Keukemeid of andere Schryvers, daar men zyn weetlust zal voldaan vinden. — Ook wordt 'er wel, Bb 3 op  3PO J. HARGER ANTWOORD op order der Officieren, visch ingelegd, deeze gewoonte om visch in te leggen, is vry algemeencr in Neerlandsch-Indié'n, dan hier in 't Vaderland; maar my is geen mondkost bekend, eene buitengewoomc vischyangst uitgezonderd, waar van het inleggen op zee te pas komt. Echter zo het eens op zee voorviel, dan moet de visch fchoon gemaakt, in mootcn gefneeden, met klapper- of olyven-oly gebakken worden; koud geworden, legt men dezelve in een pot, waar by een klein chalotje of uijentje, Ipaaanfchc- of aadere-peper* een klauwtje foelie, wat atjar bamboes enz., en vervolgens azyn gedaan, en tot het gebruik bewaard wordt. — Dan zo men door inleggen, ook inzouten van vleesch of fpek aan land mogt bedoelen, en deeze onder den eerften rang der Mondkost, binnen boord geteld mogen worden, zal my geerne verledigen, om de beste wyze aan de hand te geeven. De Noorhollanders behandelen het pcekclvleesch aldus: "het vleesch in „ ftukken gehakt, wordt in een tobbe „ of kuip, 5 3 6 dagen, lugtig met „ zout  OVER DE SCHEPEN ENZ. 301 ,_, zout befprengd, daar na een half „ uur gekookt, in een kopcre keetel; „ en 24 uuren, op een tafel uitgelegd; „ dan in een kuip gedaan, en 'er pee„ kei van gewoone zoutigheid op ge„ gooten, welke peekei, deels van „ water, en deels van 't geene daar „ het vleesch ih gekookt is, wordt gc„ maakt, na dat alvorens het vet 'er „ af genomen is; uit deeze peekei „ fpruiten drie voordeden 3 voor „ eerst, dat de peekei beftendig goed „ blyft, en men geen verfche dient „ te maaken; ten tweede, dat het „ vleesch fappiger is; ten derde, dat „ het weinig zout is, en het laatfte „ ftuk, zo mals als het eerfte finaakt; „ deeze hoedanigheden zyn de heil„ zaamfte, welke men in vleesch, op „ zee, voor de Manfehap, ter voor„ koming van ziekten, kan uitden„ ken"; ook kan men, door een weinig falpeter onder het zout te mengen, en tusfehen de laagen, laurier blaaden te leggen, het vleesch vry beeter, dan met enkel zout, voor bederf en hardigheid bewaaren (q). Bb 4 De (<0 h J- DF.N BOSCH Hoarl. Sftat/Ük iS deel, bl. '586.  392 J* harger antwoord De Heer f. w. de monchy, raadt "de „ Scheepsbevelhebberen aan, om ten „ nutte der gezondheid, hunner Sche„ pelingen, het vleesch gebraden of „ gekookt, met gefchikte laagen, in „ tonnen te leggen, vooral tusfehen » de laagen zout te ftrooijen, daar na >, de vaaten met gefmoltcn vet vol te „ gieten, op dat alle de tusfehenruim„ ten opgevuld, en dus de buiten„ lucht van 't vleesch, worde afge„ weerd (r)". Heeft men geen reden, om wanneer het fpek, op gelvke foortigc wyze behandeld en ingelegd wierdt, dezelve gunftige uitkomst te verwagten ? En was het wel aftekeuren, dewyl men in alle tyden des jaars, voldoende en goed vee kan bekoomen, en niet zo zeer, naar de flagtmaand behoeft te wagten, om de vereischte hoeveelheid, telkens voor ieder Schip gereed te maaken ? —- Dewyl gezoute vleesch, naar eenigen tyd, inderdaad rottig wordt, fchoon het uit hoofde van het zout, nog lang fmakelyfc blyft, ja dat zelfs 't gemeene zout, door ondervinding geltaafd, de rotting (0 DUfcrtatio Medica, pag, 40.  over de schepen enz. 393 ting eerder bevordert, dan belet, en dus hoe verfcher het vleesch is, hoe nuttiger voor den Zeeman (s). linneus zegt, het gezouten vleesqh, is één der voornaamfle oorzaaken, van het fcheurbuik (t). Nog voeg ik hier uit myne aanteekeningen dit by: "Parys den 10 De„ cember. Een zeker particulier per„ loon alhier, heeft het by de ouden „ bekende middel uitgevonden, om „ het vleesch, geduurende eenige jaa„ ren, voor bederf, en in deszelfs na„ tuurlyken ftaat te bewaaren, zonder „ eenig verlies en zonder verande„ ring, in den fmaak of voldoende „ kragt, en zodanig, dat het zelf, „ zonder eenig bederf, naar andere „ Weereld-deelen kan verzonden „ worden; de herhaalde proefneemin„ gen, welke de uitvinder, omtrent „ de zekerheid en beftendigheid van „ zyne ondekking, zo gewigtig voor „ den zee- en land-dienst genomen „ heeft, laaten niet de minlle twyf„ fel, des aangaande, over. Indien ieBb 5 „ mand (s) J. PRIXGLE I. C. bl. l8. (t) dmtniu Academ. vol. V9pag. 6 en 42.  394 J- HARGER ANTWOORD „ mand van dit geheim gebruik wil » maaken, of'er bezitter van begeert „ te worden, biedt de uitvinder aan, „ om zodanige proeven, daar omtrent » te laaten neemen, als men van hem „ vorderen zal (u)". Wy zullen echter met een woord gewagen, van eenige onkostbaare en ten hoogfte nuttige groenten, welke ten dienfte der gemeene Zeelieden, konden worden ingelegd: onder deeze heeft den eerften rang, de witte winterkool, welke ontdaan van de grootftc ribben, fyn wordt gehakt, vervolgensin tonnen, van binnen rnet .zuurdeeg bcflreeken, wordt gelegd, en tusfehen beide een laage zout, cn dan weder een laage kool, tot dat het vat of de ton vol is, men legt 'er een doek over heen, waar op een plank en gewigt, men laat het zo 14 daagen ftaan, wanneer de kooi zuur is, en uitgeborrelt heeft, dan verfchoont men de doeken, en bewaart het tot gebruik: — als men nu vleesch of fpek kookt, kan men eerst wat. gort, daar na zoo veel zuurkool 'er by doen, als (u) Rotlerdamfehc Courant van 14 jOceemair 1775.  OVER DE SCHEPEN ENZ. 395 als genoeg is, om 'er eene aangenaame koolfoep van te hebben, welke tevens duurzaam en onwaardeerbaar voor den Zeeman is (v). Even zo eenvoudig en min kostbaar, konde men 3 a 4000 bosfen of (loeien endivy, ten dienfte van een Schip, als het in den tyd was, doen inleggen, en voor de Schepen bewaaren; 100 bosfen kan men bekoomen, voor 30 ftuivers, dus 4000 voor co gulden; voor ioo bosfen heeft men noodig ééne maat zout, welke op 6 ftuivers te ftaan komt, 40 maa-ten zout, bcloopen dus 12 gulden, en alles te faamen, zal dan op 72 gulden uitkoomen. Deeze onkosten koomen my voor, in teegenftelling van het nut voor de Schepelingen, geenfints noemenswaardig. Van deeze ingelegde endi» vy, zou men s'weeks . of wanneer 'er versch fchapen- of varkens-vleesch* foepen, of poespas, aan boord wierdt gekookt, zo veel by voegen, als men goeddacht; of men zou eens vooral, kun- (v) Aangaande het maken van Zuurkool. Zie p. de WIND op LINT>, bl. IO4—I05. — T. PIUXGLE Fevbc- tcringe enz. voor de Zeemarende, door f. w. de jionchy vertaald, bl. 75.  395 J- HARGER ANTWOORD kunnen afweegen, hoe veel 100 bosfen, wel uit de peekei gekneepe endivy, aan gewigt bedraagen, en zulks dan maar voor de hoeveelheid, in het vervolg houden. Dikwerf hebbe des winters, by gebrek van verfche groenten, hier te lande, van ingelegde endivy, in de vleesch-foepen doen gebruik maaken. 'Er kan ook zuuring worden ingelegd, dat beeter dan gedroogd is; ook zouden 'er eenige duizende fnyboonen, ten dienfte der Schepelingen, kunnen worden ingezult; insgelyks kan men gecle wortelen of pcen,°knollen, vooral fcorfonnera, een geruimen tyd, in droog zand, tot het zelfde oogmerk inleggen • ook kunnen 'er eenige risfen drooge Zeeuwfche uijen worden medegenomen, of in zand ingelegd; — de Zeeuwfche aardappelen, als de Schepen, in de ryplle tyd derzelven, op 't vertrek leggen, kunnen in drooge tonnen of kisten, met de aarde 'er aan, zo als dezelve gedolven zyn, als nuttige ingelegde aardvrugten, mede gevoerd worden (w). Ook (w) Dc Pattatters of Aardappelen, zyn onlangs aan  OVER DE SCHEPEN ENZ. ^97 Ook zou men eenige citroenen, om lange goed te bly ven, in peekei inleggen, en aan fchyven gefneden, in de foepen of poespas doen kunnen, en om het bederven van uijen of look voor te komen, kan men dezelve in vaatwerk, met azyn inleggen, en met gelyk, ja zelfs meer nut, op zee gebruiken; ook zou men naar gelang der Schepen, eene zekere hoeveelheid kleine comcommers of agurkjes, in azyn ingelegd, op de vleeschdaagen, aan de Manfehap kunnen toedienen. Was het wel af te keuren, dat 'er op ieder Schip, eene bekwaame hoeveelheid zoete appelen, behoorlyk gedroogt , nu en dan aan het Scheepsvolk, met versch fchapenvleesch wierdt toegediend; ten minfte dat 'er voor de zieken, gedroogde appelen wierden medegegeeven? Dit keure genoeg , belangende het inleggen der Mondkost, voor den Zeeman. Wat aan de Kónihglyke Mnarfdianpy te London, als ecu inidde! tegen bet Sc< rbut vuuVgelteld, en wel als men dagelyks 'er 2 of 3 rauw van eet, men voegt 'er by, dat men het met een goede uitllag, op 2 Engëlfche Schepen beproefd heelt. Genees- Ntituw-«ii Huishoudkundig-Kabinet No. IV, bl. 128.  S98 J- HARGER ANTWOORD Wat nü het bewaaren der Mondkost betreft, het zy dan dat het vleesch, fpek, booter, ryst, gort, gierst, pruimen, rofynen, erwten, boonen, ftokvisch, of eenige andere voedfels zyn, dient men te onthouden, dat het vaatwerk digt en goed zy, en dat de Mondkost, in geen muffe, laage, vogtige kelders, noch pakhuizen, maar m luchtige drooge plaatfen of zolderingen, aan land opgcllooten en bewaard moet worden. Het bewaaren der Mondkost op zee, kan vooral op de uitreize, niet dan in 't ruim gefchieden. Het is overbekend, wat hitte, bcnaauwde ftoom en ftank, by het openen der luiken ondervonden wordt; — kisten, kasfen, manden, tonnen, met een woord, alles befchimmelt, wordt muf en duf, in de fcheeps-ruimen, zo door dé" uitwaafemingen der Schepen zelfs, nat rondhout, dat medegevoerd wordt, vogtige kisten, kasfen en vaatwerk, en ook door de opftygende dampen, van 't bedorve en ftinkende kielwater ; — ja de lucht wordt zelfs in de icheeps-ruimenzo geinquineerd bevonden, dat het kaarslicht 'er niet in branden  OVER DE SCHEPEN ENZ. 399 den wil, maar uit gaat, cn de Menfchen als voor dood 'er uit gehaald worden; de gort en erwten, zyn niet zelden, als met een korst rondom, door bederf, aan het vaatwerk vast gehegt, waar door geen voordeel aan de Schepelingen wordt aangebragt. Om dit voor te komen, is het best,, dat het vaatwerk, voor gort, ryst, gierst, erwten, boonen enz.; vooral droog, fchoon, digt, belugt, of met blik beflaagen worde; verder dac men de lucht der fcheeps-ruimen verbeetert, door 't openleggen der luiken, of windmouwen, met die ftoomkokers vergezeld, waar van ik gefprooken hebbe; — dc Suttotüaanfcbe buizen, zyn tot dergelyke inzichten, met vrugt in 't werk gefield, door den Heer du hamel de monceau (x). Om het bedorve en ftinkende kielwater, en dc daar uit opftygende fchadelyke dampen voor te komen, heb ik het volgende uitgedagt: men heeft thans de gewoonte , om voor op de plegt, om fchoon (chip cn dek te houden, één loode pomp te plaatfen, voor in (s) p. de wind Aanmerk, tp lind, bl. 114-119.  A°° * J. HARGER ANTWOORD in den hoek van de fteeven, welke door de blaasbalg en knien van 't galjoen doorgaat; dan, deeze pomp zou nog tot een ander en nuttig einde kunnen dienen, als 'men voor in de hel van het Schip, op deeze loode pyp een fpruit met een wel voorziene kopere kraan maakte, welke kraan, in een hokje met een goed grendeMot, waar van de fleutel by den Capitein berustte, konbezorgd worden. — Met ïnzigt, om wanneer men het bedorve en Hinkende kielwater, wilde verbceteren, versch zeewater, door een bekwame buis, door de vollingrgaten van het hoogfte gedeelte des Schips' dewyl het altoos ftuurJastig legt, naar de agterpompen te laaten ftroomen; het welk dienftiger keure dan een kraan, tot dit oogmerk naast de agterfteven van 't Schip te plaatfen, dewyl het water daar altoos tegen de hoogte moet opklimmen, en 'er een grootcr hoeveelheid waters dient ingelaaten, zal het eenige zuivering, in het voor*fte gedeelte des Schips, aanbrengen. Nu met een woord iets, om op de beste wyze, de Mondkost aan land te bereiden: geerne belyde, hier eenige duis:  over de schepen enz.1 40t duisterheid te ontmoeten; zo men door het woord bereiden, vooraf gereed maaken, of iets dergelyks bedoelt, alzo dan, myns oordeels, onder de woorden van inleggen en bewaa* ren der Mondkost aan land, genoeg daar van gezegd is. Dan wil men door de woorden: Mondkost te bereiden, verftaan: klaar, of door het kooken, gereed- of eetbaar maaken, dan befelfe het niet, hoe zulks aan land, ten dienst der Schepelin* gen op zee, zal verrigt worden. Maar geheel anders is het aan boord en op zee gelegen; dan verftaat men door het woord bereiden, het kooken, gaar-bruik- en eetbaar-maaken, der fcheeps-voedfels: dan wilden wy dit ftuk naar den eisch behandelen, waar begonnen, waar geëindigd! ook is dit bereiden der Mondkost, beeter door mondelyk onderwys te leeren, en door dien hier toe, byzondere lieden worden aangefteld, zal my hier mede vergenoegen. Dewyl hier hebbe gehandeld, over de Mondkost of Eetwaaren binnen fcheeps-boord, zo zegge met een woord, dat de kundige james lind, x debl, Cc in  402 J. HARGER ANTWOORD in zyn zo even gemeld werkje, aan de hand geeft, een hulpmiddel, teegen gebrek aan eetwaar en op zee, bladz. 335—341. Dit middel nu beftaat, volgens zyne opgaaf, in het poeder, van éefalep, en de foup-tabletten, welke inderdaad, in kookend water ontbonden, eene voedfaame dikke pap of bry uitlevert, bekwaam om de Schepelingen, als men 'er genoegfaam van voorzien is, eenen aanmerkelyken tyd, het leeven te doen onderhouden, dan dewyl onze O. I. C. Schepen vooral, voor een zeer geruimen tyd, van een overvloed van fcheepsvictualy worden voorzien j zo twyl'ele, of'er in den middelyken weg, (onvoorziene rampen uitgeflooten) geduurende de reis, wel eenig gebrek aan voedfel kan heerfchen, doch geve het over aan des kundigen, om 'er al of niet, gebruik van te maaken, naar hunlieder goeddunken. VIERDE GEDEELTE. De heilzaam/le Dranken, voor daage* lyksch gebruik, tot voorkoming van het Jcorbut, en andere op de Schepen heer* Jchenz  OVER DE SCHEPEN ENZ. 4ÖJ Jchende Ziekten, met de voorfcbriftert daar van, en derzelver maat en. De Ziekten, welke het meest op de Schepen heerfchen, zyn volgens beproefde ondervinding, van een rottigen of tot eene ontfteeking hellenden aart, (wy zouden te veel van ons bellek afwyken, wilden wy hier over uitweiden,) dewyl nu de ervaaring heeft geleerd, dat het water op zich zelve, of door inmenging van lymige deelen en zuuren, zé uit het plant- als mineralen-ryk, of gegiste dranken, hier het grootfte vermoogen hebben; zo zullen wy eenige faamgeftelde dranken, begaafd met de vereischte vermoogens, zo ter voorbehoeding van 't fcorbut, als van andere heerfchende Ziekten, op de Schepen, in deezer, voegen voordellen. Wy geeven, om het voortreflyk vermoogen, het welk de Schepper, van het geheele al, in het water gelegd heeft, aan het zelve den eerften rang. Het water is de hoofdzaak, van alle dranken, is vermoogend in eene behoorlyke ruimte gegeeven, om alle Cc 2 zou-  '4©4 1' HARGER ANTWOORD zoute, fcherpe, rottige en alcalifche ontaarting, der vogten, te verzwakken, onder te brengen, of te verbeeteren, zo dat men zuiver water, op zich zeiven als een voorbehoedenden drank, in de gemelde ziekten, kan aanmerken. — Maar veeltyds wordt het water, al te Ipaarzaam binnen boord uitgedeeld (y). "Waarom liever raade, meer leggers water, en minder vaaten zout fpek en vleesch te geeven, en open watervat, ten minften ruimer randzoen, aan den Zeeman , daagelyks uit te deelen, om dat 'er voor hun niets nuttiger kan zyn. Wanneer men nu het water verrykt, met lymige of meelagtige deelen, het (y) Wel is waar, men kan door onvoorziene rampen iöms genoodzaakt worden, dat men Caboos uithoek niet kan aandoen; maar van de 25 Schepen, nanuwlyks dén, die zulks te beurt valt; 'egter het is my overkoomen, toen wierden de Schepelingen, op 4 muddetjes water gerandzoeneerd, dat in 24 uuren fchraal omkomt: dan liet gevolg was, dat het Volk , yan dag tot dag, door het Scorbut wierdt aangetast; zo dat men in 4 wecken, 80 koppen in de kooy badt, daar waren 'er nog wel 80 onvermoogend, om met dc gewoone vlugheid, naar de marsfen te klimmen ; ik behoorde onder de gezonden, maar als ik van het tusfchen-deks, boven op 't half-dek kwam, dan moest ik naar myn adem hygen , en zo was het met alle de overigengeltekl.  OVER DE SCHEPEN ENZ.' 40$ zy van brood, gort, ryst, haver- of garften-meel enz., dan is het wel zo vermoogend, om de fchadelyke deelen met bloed cn vogten vermengd, te vcrzagcen, te verfkompen, te omwinden en mede te voeren. — Het kooken of gereedmaaken van broodgort- ryst- haver- of gerftenmeel water is zo bekend, dat het onnoodig zyn zou, *er iets van te zeggen. — Veeltyds kan men gort- of ryst-water, daaglyks by den kok bekoomen. Wy zullen nu eenige dranken, tot voorkooming van het fcorbut, en andere op de Schepen heerfchende ziekten, benevens de voorfchriften, en derzelver maate of giften, opgeeven. Doch de G. L. gedenke , dat ik my verbeelde, op zee te zyn, daar van het geen 'er is, moet gebruik gemaakt worden. Als Gortwater, vyffloopen. Sap van oranje- of citroen-appelen, één pint. Suiker, één pond. Of Broodwater, vyf Jloopen. Zuivere falpeter, vyf oneen. Gemeene fyroop, één pond', geloof Cc 3 vry*  '4°6" J. HARGER ANTWOORD vry, dat had ik de ruimte van praam- moer- of aalbefien, of met het fap van citroenen berede fyroop, ik 'er een goed gebruik van zou maken, Q£ Ryst- of haver-gerstwater y vyf floopen ; rooden- of anderen wyn, één floop; fap van citroenen, één pint; Juiker, één pond. Of Goed water, vyf floopen. Zoete geest van f alpeter, twee oneen. Honig, één pond. Of Tamarinde, één pond; gekoekt met vyf floopen water, wel geklenst en doorgezygt, in een aarden- of houtenvat; daarna koud geworden 'er bygevoed, zoete geest van vitriool, twee oneen; Juiker, fyroop of honing, één pond. Of Room van wynfleen, één pond; daar op gegooten vyf floopen kookend water, (of'er mede gekookt,) nu en dan eens omgeroerd, in een houten- of lteenen-vat bezonken zynde, giet men 'er het heldere water af, en doet 'er by, één pint citroen- of 'oranje-appelen-fap en één pond fuiker. Of Zuiver water, vier floopen. Goe-  OVER DE SCHEPEN ENZ. 4°7 Goeden azyn en brandewyn, van ieder twee pinten-, een en een half pand Juiker. Dusdanige vooral geestryke dranken, welverdund en zuur gemaakt, zyn heilzaam voor de Schepelingen, in heete gewesten. Of wil men het Scheeps-volk eens vergasten, op eene aangenaame limonade , men zal het in deezer voegen kunnen verrigten; by gebrek van fap van oranje- of citroen-appelen, neemt men, 2 ponden room van wynjieen of 5 pond tamarinde, kookt die in een keetel 3 uur, giet het door, in een fchoone houte baaly, doet 'er vervolgens 40 a 50 floopen water, 3 floopen brandewyn, rum of arak, en 10 a 15 ponden fuiker by, roert het wel door een, en men zal een aangenaamen, verkoelenden, verfrisfchenden en verfterkenden drank hebben, daar zy dan eens hartig van kunnen drinken; by voorbeeld, een Engelsen Heer, uit OostIndiën naar huis keerende, hadt zulk een ruimen voorraad van arak, fuiker en oranje-appelen, medegevoerd, dat hy op eiken faturdag avond, de grootC c 4 fte  <4°8 J. HARGER ANTWOORD fte wastobbe die 'er op 't Schip was, met vry fterke punch, aan het Scheepsvolk het uitdeden, zo dat hetzelve, niet teegenftaande een lange en verdrietige reis, tot de Caap de Goede Hoop, egter van 't fcheurbuik was vry gebleeven, terwyl die ziekte, op alle andere Schepen, van dezelve vloot, op eene allerhevigfte wyze woedde (z). 'Er waren meer en ook andere dranken voor te ftellen, doch oordeele deeze genoegfaam, en zo ingericht, dat men het water, de zuuren en het zoet, naar genoegen, verminderen of vermeerderen kan. Wanneer men nu de Manfehap op fcee, met eenige de minfte teekenen van fcorbut, of andere gewoone fcheeps-ziekten behebt vindt, zal het dienftigzyn, een of ander der voorgeftelde dranken te bereiden, en daar van daaglyks j, \ of \ pint, of meer, m giften, van i of 2 oneen tevens, toe te dienen; de juiste gifte is niet wel te bepaalen, vertrouwe dat een kundige zyn oordeel, en een min kundige, wat Zeemanfchap zal gePruiken, Ten 00 The London Mag^fot May 1759,pag. 245.  OVER DE SCHEPEN ENZ. 40O Ten nutte van deeze en die, zegge maar alleen: — dat de zuuren, by voorbeeld azyn of citroenfap, met brandewyn, rum of arak vermengd, het vermoogen hebben, om de kragt der geestryke dranken te beteugelen, door dien de hitte van de eene, verkragt wordt, door het verkoelend vermoogen, van de andere. De room van wynfteen, of het wezendyk zout der wyn, is fmaakelyk, onkostbaar en juist overeenkoomende, met de gefteldheid der Zeevaarenden ; waarom het als een heilzaam zuur, ten dienften deezer, van den grooten boerhaven wordt aangeraaden, en door de bevinding geftaafd; hierom keure dienftig, om weeklyks 2 loot room van wynfteen uit te deelen, aan ieder Man, om'er daaglyks een vierendeel loots van, op zich zeiven, of met het randfoen van water, te laaten nuttigen. De azyn, is een voortreflyk bederfweerend zuur, dat men op zee niet ontbeeren kan, en geen wonder, het is immers in der daad, niet anders, dan zuur geworden gylbier van mout? Het fap van citroenen of orangeapGc 5 pe-  4JO ft harger antwoord pelen, zo op zich zeiven, als met wyn, water en fuiker, tot limonade gemaakt; is zo voortrefiyk en voorbehoedend, om het fcorbut en ziekte van een ontfteekenden aart, af te weeren, dat 'er niets by vergelecken kan worden (a). Het was voornaamelyk aan de oranjeappelen toe te fchryven, dat het Volk van den Heer ansons Esquadcr, zo fpoedig herftelde van '* icorbut. De Chirurgyn murray, berigtte den Heer lind, dat op het Eiland St. Thomas, 120 Mannen, in alle trappen, van het fcorbut aangedaan, in 14 daagen, door limoenen alleen, waaren geneezen. De Admiraal lancaster, gaf met ongemeen veel voordeel, aan zyn Volk, 's morgens nugteren, drie leepels limoenfap (b). De kundigfte Oosterfche Geneesheercn, getuigde bontius in zyn tyd, hadden meer vertrouwen in limoenen, teegen kwaadaartige koortfen en befmettelyke ziekten enz., op Batavia voorkoojnende, dan in kostbaare Bezoar of The- 00 lind 1. c. blatf*. 18, 19 en 20. p. de «mm 1. c. bladz. 172. ■ (b) p. de wind I. c, bl. 172 eil ÏM,  OVER DE SCHEPEN ENZ. 4IC Therlaca (c). Op de flaaven haalders, draagt men zorg, van altoos een meenigte zuure limoenen te hebben, waar van men 'er één alle middag, aan ieder flaaf geeft, die daags één pint water genieten, men fpaart 'er geen limoenfap, waar mede tweemaal des weeks, tusfehen dek %, na dat men het droog gefchrapt nee ft, geiprengd wordt, en men brengt dus de flaaven gezond over (d). Dus worden wy verpligt, om ten dienfte van den Zeeman, de orangeen citroenappelen, weegens derzelver uitneemend en eigenaartig bederf weerftand biedend vermoogen, boven alles aan te raaden; wel is waar, men kan deeze appelen, gaaf en wel gepapierd, al vry lang goedhouden. Doch om het bederven voor te koomen, kan men de appelen uitpersfen, laaten doorzinken, en daar na tot de dikte van fyroop doen uitdampen, en in belugte, drooge en wel geflooten vlesfen, ten gebruike bewaaren. Anderen en daar ik het mede houde, laaten het wel uitgeperfte fap, be- hoor- 00 In Libro de Medicina Indorum.. 00 P. DE WIND 1. C. bl. 80.  412 j. harger antwoord hoorlyk doorzinken en filtreeren, door baaije lappen, waar na men het in drooge en wel belugte vlesfen doet, en 'er wat zoete amandel- of boomoly opgiet, en daar na wel fluit, en dan kan men het fap maanden goedhouden, en voor noodlydenden, of op zich zelve, of onder dranken ge* mengd, op zee aanwenden. — De Hooggeleerde Heer s. de monchy zegt; het is ook dubbel zyne opmerking waardig, dat die vrugten door eene wonder wyze fchikking, van den Albeftuurder, overal ouder de verzengde luchtftreek, weelig groeijen cn altoos in overvloed te bekoomen zyn (e). Moogelyk, zegt de H cr F. w. de monchy- (f), zou het uitgeperfte fap van aalbefiën, even nuttig, en veel minder kostbaar zyn, hetzelve te bewaaren, in gemeene rozynpotten, die alvorens gezwaveld, daar na gevuld, met een kurk toegeftopt en met kalk digt gemaakt zyn, mag men voor beeter dan in vaaten houden. Voor my keure beeter, dat het aalbefiën ftp, met byvoeging van fuiker, (e) Haarhmfche Maatfch. 6 deel i ftuk, bl. 134. CU Voorrede oj> j. piuncle L c. bl. 15.  OVER DE SCHEPEN ENZ. 413 ker, wordt gekookt, tot de dikte van een gewoone fyroop, daar na in wel belugte en wel gekurkte bottels gedaan, en dus ten gebruike bewaard wordt; zo als ik jaarlyks doe, en daar ik my wel by bevinde, maar in hoe verre het nu zal evenaren, aan het fep van orange- of citroenappelen, zal de tyd en bevinding moeten leeren. In de Calendrier lnteresfant 1780, vindt men het volgend middel, teegen het fcorbut voorgefteld; "de Zeevaa„ renden en alle die langduurende zee„ togten onderneemen, ftaan bloot „ voor eenen aanval, van het fcheur„ buik, en men befchouwt in het al„ gemeen de zuuren, als de beste be„ hoedmiddelen, teegen dit ongemak. „ Men kan dus niets dan het goede „ hoopen, van het middel dat wy „ thans aan de hand geeven. Het ver„ fchaft een aangenaam, wel te ver„ draagen zuur, en dat zich langen tyd „ goedhoud. — Men neemt | lood „ zout van zuuring, en een pond fui„ ker: maakt deeze twee zelfftandig„ heeden, tot een zeer fyn poeder, „ en mengt dezelve met alle naauw„ keurigheid. Men voegt 'er by, 7 a 8 » drops  414 J. HARGER ANTWOORD „ droppels citroenolie, om aan het„ zelve den fmaak en reuk van limo„ nade, te geeven. Eindelyk doet „ men dit poeder invlesfen, om het „ van alle vogtigheid te bevryden. „ Wanneer men 'er gebruik van makken wil, mengt men één once, in » een half pint water, en roert het mengfel; de zoute deelen ontbin„ den zich, en het water zal veel ge„ lykheid met limonade hebben (g)". Men leest, by den Heer louis de* BOURGAinville: "men gaf aan het „ Volk, dagelyks een pint limoen„ drank, met het zogenaamde poeder „ van faciot, waar aan wy, in dee„ ze reis, groote verpligting gehad „ hebben (h)". De ondervinding, is de leermeesteresfe der zaaken: zulks blykt, door dien den Heere macbride, na herhaalde proeven, gebleeken was, dat de lucht, door gisting, van onze voedfelen voortgebragt, een vermoogen hadde, om de rotting te verbeetercn. Dees kundige Man ontdekte, dat dit gis- rS) Gen. Nat. en Htiish. Jaarboek No. n, bl. o^r. in) Reize Rondom de IFureld i Hooi'ded, blaclz. Ï72.  OVER DE SCHEPEN ENZ. 415 gistende vogt vaste lucht was, waar door hy wierd opgeleid, om te befluiten, dat alles, wat tot voeding dienflig, daar van ryklyk voorzien was, en op zee gevoeglyk konde medegevoerd worden, een van de allergepaste middelen teegen het fcorbut opleeverde. Dewyl nu het bier altoos gehouden is, voor een der beste dingen, die het fcheurbuik wederllaan, en dit vermoogen in het bier ontleend is, van het mout, waar van het bier gemaakt wordt, zo befloot men, dewyl mout zelfs op lange reizen kon goed bly ven, en minder plaats benam, aan hetzelve den voorrang te geeven. Van dit mout nu, maakt of trekt men een zoet gylbier, het welk, volgens gedaane proeven, van den Capitein james cook, in zyn reis rondom de Weereld, geduurende drie jaaren, de Schepelingen, en inzonderheid teegen. het fcorbut beveiligd heeft. — Dit gylbier zegt Capitein cook, "werdt „ niet alleen, gegeeven, aan hun, die „ kennclyke te ekens van het feneur„ buik hadden, maar ook aan zulken, „ wrclken men oordeelde, dat 'er het „ meest vatbaar voor waren", ■C*  4l6 J. HARGER ANTWOORD Capitein cook, zegt bladz. 29, "in » geenen deele van gevoelen te zyn, „ als of het gylbier in ftaat zoude zyn, „ om het fcheurbuik, in een vergevor„ derden ftaat, op zee te geneezen, „ maar houdt zich nogtans verzee„ kerd, dat het voldoende is, om » voor te koomen, dat de ziekte, gea» duurende langen tyd, fterk de over„ hand neeme, waarom hy geen „ .zwaarigheid maakt, te zeggen, dat » het een van de beste middelen is, M welke men, tot nog toe, teegen het „ fcheurbuik uitgevonden heeft". Dit ftemtover een, met het dagverhaal, van den Cbirurgyn patten, op het Schip tbe Refolution; "ik heb het gyl„ bier, op de gantfche reis, in alle „ fcheurbuikige gevallen, van het „ meeste nut bevonden (i)". Daar nu de getuigenisfen, weegens de nuttigheeden, van het gylbier van mout, ter voorkooming van het fcorbut, die geweldige zeepest, zo overvloedig zyn, zullen wy ons hier mede vergenoegen, en een voorfchrift der ,,C0 J- pringlb door f. w. de monchy vertaald* Waclz. 27-30. *  OVER DE SCHEPEN ENZ. f der bereiding, beneevens der maaten van het gebruik opgeeven. 'Er wordt van gerst, tarwe, rogge, haver, fpeltenz., mout gemaakt; dan alle mout is hier niet even dienstbaar, het beste, om voldoende aan dit oogmerk te beantwoorden, zal zyn, vier deelen gerlten- en één deel tarwenmout. Het mout moet wit, zuiver en zo droog zyn, dat als men een korrel doorbreekt, men 'er, even als met een Itukje kryt, mede fchryven kan. Het mout gemaakt zynde, moet men het 3 a4 weeken, laten rusten en befïerven. Het mout moet niet te fyn, noch te grof gemaalen zyn. — Het moet in digt en droog vaatwerk, en in fcheeps-broodkaamers bewaard worden. — Om nu hier van, gylbier te maaken, zo neemt men, by voorbeeld; veertig ponden gerftenmout, tien ponden tarwenmout, roert hetzelve wel door een, daar na bellaat men het, in een fchoone kuip of baalie, met even warm water, tot een bekwaarne bryagtige pap, vervolgens giet men 'er veertig Hoopen kookend water by; roert het terdegen om, en laat het x. deel. Dd zo  4ï8 j: harger Antwoord %o toegedekt ftaan trekken, en koud worden; den volgenden dag, giet of trekt men het van den bostel af, of 2ygt het doorbaaije lekzakken, even als men ipokraswyn lekt; — de bostel ?Tmen ^et *eevendig vee toedienen. ^ Naar gelang der hitte, kan dit gylj"er> 2,3 a 4 daagen, goed bly ven. — ■Men geeft, ter voorbehoeding, aan die Manfehap, welke maar de minfte teekenen, van 't fcorbut toonen, daaglyksch een halve, een heele of meer pinten, van dat bier te drinken — Men kan naar maate der omltandigheeden, dit gylbier maaken, verminderen en vermeerderen, waarom deeze gefchikte maat, ten dienfte der Zeevarenden hebbe opgeseeven. ö 6 De Engelfchen, noemen deezen drank: wort. Dewyl nu de grootfte nuttigheid afhangt, van het gas fyhestre oïaërfixatus, (vaste lucht) welke zich, in deezen drank bevindt, en in onze lighaamen werkzaam wordende, in groote hoeveelheid ontwikkelt, en dus voor een der grootfte, rotting teegenftaande middelen, gehouden wordt, kan het hierom, teegen het fcor-  OVER DE SCHEPEN ENZ? 419 fcorbut en andere rottige ziekten^ worden aangeprezen (k). Nu was ook nog op zee te beproeven, in hoe verre men konde flaagen, met het zo bekende, en in de geneeskunde lof verworven hebbende anti'é» meticiim riverii; 't welk door zyne geweldige opbruisfching, veel vaste lucht, Vertoont in zich te hebben; om dooc dit middel, de rottige ftoffen der ingewanden, en de beginfelen van heC fcorbut te verbeeteren en voor te koomen, zou men des morgens nugteren, een half vierendeel loots zouC van alfern, met een leepel citroenfap, aan een volwasfen Zeeman kunnen toedienen, daar men 't noodig keurde. — Men moet in agt neemen, dat het fpoedig en in de opbruisfching doorgezwolgen worde, zal het weezenlyk nut doen. Dan dewyl het zuivere zout van al-; fem, fchaars en kostbaar is, zou men wynfteen-zout, met fap van citroen of azyn, hier toe kunnen gebruiken. Dd 2 Hier (k) t. priesti.EY Éxper. and obferv. on different Kinds''ofair; w. iieyen; tu. percivai.; L D.; in Appendice. V. Obfervations fur la Phyfique enz. par rJbbè kozier , torn. Yi. Joust 1775'  42° J. HARGER ANTWOORD Hier zou ik dit gedeelte, des vooritels kunnen fluiten, wierd ik niet min of meer verpligt, om nog volgens bevinding van den Heer ellerbeek (1), van een nuttigen drank, en van het gramen marinum gewag te maaken, doch verfchoon deezen0,uitflap. In den beginne van het fcorbut, heeft gemelde, van niets meer vrugtgehad, dan van het fyn gemaalen mostertzaad en acetum fquiïliticum, ter voorkooming van verltoppingen enz., onder 't volgende decoctwn gemengd. # Herb, altheae man. ij. ——— fahiae. —— abfynthii ana man. i. Fol.fennae f. f. Cort. citr. rettnt ana unc. ij. Flor. chamom. - fambuci ana man. i. Prunor. minor {g iij. Incifa, mixta ccquantur in f. q. aq. pluviae ad colat. {g xij. cui adde. Seminis finapi cum aceto fquillitico contufi etjubmeti unc. vi. Tamarind. crud in aq. folut. fg ij. Cre* 0) Vlhftngtch Genootfchap, bl. 262-276.  over de schepen enz, 42Ï Cremor. tart. un& v. Pulv. rhei elect. unc. Succi. limonum £g ij. Spirit, eochlear. unc. v. Tr. croci. unc. i. Sacchari q.f. ad faporem, M. F. Potio. Van dit middel, hadt gemelde 8 zieken, tweemaal daags, des morgens om 8 en na den middag om 4 uuren, vier oneen met goed gevolg laaten gebruiken , zo dat na 5 dagen merklyke beeterfchap befpeurde, en fommigen in 2 a 3 weeken, genoegfaam heriteld werden. Doch de Heer ellerbeek vondt noodig, om gelyktydig den mond der Iyders, te doen fpoelen en te gorgelen , met het volgende middel. # Acet commun. <— fquillitici ana unc i1§. Succ. limon. unc. iiij. Sp. cochleariae unc. i. Sang. draconis dr. ij. Pulv. terrae catechu unc. (3. Campbor.rafinat in fpir.vin.folut.dc.u 01: flillatit, menth. guit. yL M» F. Oargarisma. Dd 3 Be-  '422 J. HARGER ANTWOORD Belangende het gramen marinum, dient. In het voorleedene jaar, berichte my een myner vrienden , uit Neederlands Indien t'huis gekoomen; aan het huis, van den Heer brand^ Med. Doet., aan Cabo de Goede Hoop, te hebben hooren fpreeken, dat men thans op de Schepen het gebruik hadt, van de groene aangroeijïng der Schepen, voor het fcheurbuik, als een nuttig middel, de Zeevarenden toe te dienen. — Doch wist my verder, niets hier van mede te deelen: dit jaar las ik, in het zevende deel der FUsJingfche Maatfchappy, dat de Heer Ellerbeek, dewyl 'er niets zonder reeden, en tevens tot zekere einden, ter volmaaking van het geheel al, door het alwyze Opperweezen was voortgebragt, bepaald wierd, om zyne aandagt, op de groene aan het Schip aangewasfen vuiligheden, te vestigen, en of'er ook niet eenig heil, voor den fcorbutiken lyder, in te vinden was; na proeven met dit gramen tnarinum, eerst aan zich'zeiven genoojnen te hebben, gaf hy het de fcorbutike lyderen, met een gewenscht gevolg, in gedaante van één gekapt moes,  OVER DE SCHEPEN EN# 423 moes, met azyn gemengd; daar na in water gekookt, met byvoeging, van wat meel, booter en azyn, als een fmaaklyk en nuttig iets, toegediend. Van dit kookfel gaf hy aan 12 Iyders, tweemaal daags vier opgehoopte leepels vol, en één goede dronk wyn, en na 10 dagen die groente gebruikt te hebben, waaren zy allen, de zwakheid uitgezonderd, herlteld. De heilzaame uitwerking van dit gramen marinum, is door de Scheepsraad, van het Compagnies Schip Mars, in dato 25 Augustus 1776 bevestigd, getuigende dat deeze groente, op de bovengemelde wyze bereid en gebruikt, van een gewenscht effect bevonden is. De Heer brand , heeft op last der Regeeringe van Cabo de Goede Hoop, hier omtrent een fcheikundig onderzoek gedaan, en bevonden, dat het even als zeekoraal is van kragten, dat het een fal fosjile in zich behelst, en een fterk anüscorbuticum is. Nog voeg ik hier by, een berigt van g. reytenbACH, Opper-Chirurgyn, op 't Ed. Compagnies Schip, de Jonge Hellingman, zeilende van Batavia naar Cabo de Goede Hoop, in het jaar 1778. D d 4 Aan  424 /• HARGER ANTWOORD Aan een Matroos, met fcorbut aangetast , gaf ik het gramen marinum, in deezer voege: een zeeker deel van dit zeegras, het ik in zoet water wel ververlchen, zo dat liet weinig naar zout lmaakte, het daar over een faus van boter en azyn doen, en aan den lyder toedienen, vier daagen agter elkander; edoch gaf hem des morgens één pn.ee fuce.limanum, et vini bifpanici q./.t en hier van hebbe ik een zeer goede Uitwerking ondervonden. Hebbe zo om de nieuw- als nuttigheid van dit, voor veelen nog onbekend, gramen marinum, en om dat het van den Heer ellerbeek , als onalgebrooken agter zyn decoctum antijcorbuticitm volgde, hetzelve hier plaats gegeeven. — Hoope dat de tyd en ondervinding, ten nutte der Zeelieden, het vermoogen van dit zeegras, meer en meer, zullen bevestigen.. De Rusfen maaken een gezonden drank, ten dienfte der Manfehap, welke zich op de Schepen en in de Leegers bevinden, op de volgende wyze. — Zy mengen gemaalen mout van ge*st en rogge, onder één, knee- den  OVER de schepen ENZ. 425 den en bakken het tot kleine brooden, wanneer zy dezelve noodig hebben, laaten zy die aftrekken, in een genoegfaamc hoeveelheid warm water, 'twclk kort daar na begint te gisten, zo dat in 24 uuren, het bereid en gereed is. Het voortbrengfel nu is een dunne, luchtige en zuuragtige drank, dien zy quas noemen, en welke, in 't byzonder teegen 't fcheurbuik , dienftig by de Rusfen gevojrden wordt (sn), Wylen de Heer de mounsey, welke lang in Rusland heeft gewoond, berichte aan Capitein cook, dat hy te Moskouw zynde, gelegenheid gekregen had, om onderngt te worden, dat onder de menigvuldige boosdoe*ners, welke aldaar in onderfcheidene gevangenhuizen waaren opgeflooten, geen heete- noch ge vangen huis-ziekten, ooit bekend waaren geweest, en dat men 'er geen andere reeden van geeven konde, dan het foort van eeten, 't welk meestal was, het zuurfte roggenbrood, en dat zy quas dronken. Dd 5 Te (m) Om het fpoedig Zuuren, üs het Roggemeel, fchoon goed, niet dienflig, in heete gewesten.  426 J. HARGER ANTWOORD Te St. Petersburg, had hy 't even 20 gevonden (n). Onder de heilzaame en rotting teegenftaande dranken, waren ook wyn en bier te tellen, om dat dezelve met eene groote hoeveelheid vaste lucht voorzien zyn, dan dewyl ik van deeze dranken en ook van de genever, te voren gewag heb gemaakt, zal ik my, kortheids halven, hier mede vergenoegen, en zien, wat 'er, omtrent het fcheeps-brood, dient in acht genoomen te worden. VYFDE GEDEELTE. De noodige verbeelering, van het, by ons, in gebruik zynde, Scheeps-brood. Het bakken van goed, en aan het oogmerk voldoende fcheeps-brood, is van zeer veel aanbelang. Wy hebben goedgedagt, om ons, noch met de ilegte vermenging der grondfpecié'n, van het fcheeps-brood; noch met de knibbelagtige betaalingen, voor hetzelve, op te houden; als verönder- flel- 00 John pringle 1. c. bladz. 32, 33 en 34,  ÖVBR DE SCHEPEN ENZ. 427 ftellende, dat wierd het laatfte nagelaaten, het eerfte niet zou gefchieden. Het fcheeps-brood of biscuit, wordt op tweederlei wys, hier te land gebakken, dat is met zuurdeeg of gist; het fcheeps-brood met gist gebakken, is aangenaam en fmaaklyk, maar heeft geen vermoogen, om lang te duuren, wordt fpoedig muf en duf, waarom het maar alleen voor haringof vischbuizen, en kleine koopvaardytogten dienstbaar is. Wil men goed, nuttig en heil aanbrengend fcheeps-brood, voor langduurige zeetogten bakken; het hoofdzaaklyke moet zyn: beste tarwe, wel gemaalen, zo als die van de moolen komt, genaamd uit de krop van de zak, onvervalscht; en dan verder met fterk zuurdeeg, aangezet. Om goed en gezond fcheeps-brood, aan de Manfehap, in dienst der O. I. Maatfchappy te verzorgen, verftrekken de Edele Heeren Bewindhebbers, twee deelen beste rogge en één deel beste Zeeuwfche tarwe, het welk wel gemaalen, gebakken en gezuurd, kostelyke fcheeps-biscuit uitleevert. jJe deugd en duurzaamheid van het fcheeps-  42# J. HARGER ANTWOORD Het zuurdeeg, kan men als de moer t eren, hier van kan een ie^elvk He proef neemen, a!s men maar fens opgedroogd roggcnbrood, met mst of S" x * te °-uuren Maar zal nu het zuurdeeg cr0ed zvn avonden, als men den vol (renden mor gen 'er mede bakken SSrfïë ï? v^\—l aanzat en verlterkt; — op dat het zuurdeeokragtig en vermoogend zy, om zS veel deeg als 'er verbakken zal wo£ fcd^^n ^ ^ .'Er dient gezorgd, dat de oven, zyn juiste en gepast graad van hitte beeft; dit is van zeer veel belang: want zó het brood, de eerfte reis niet vohcoonren gaar en doorbakken is, dan zal men fcheeps-brood, van een fteenag- men. — Als het fcheeps-brood, voor de tweedemaal, in den oven gaat, dan moet de oven met te heet zyn- door dléa  OVER DE SCHEPEN ENZ. 429 dien anders de bifcuit, een zwarten verbranden en voor de Schepeling en r ilecligen korst aanneemt. Vervolgens moet de fcheeps-biscuit, op den oven, ter verdere en volkome drooging gelegd, en behoorlyk gekeerd worden; — dat dezelve wel is gedroogd, ondekt men door een gerammel van losfe deelen, binnen de biscuit, als men dezelve fchudt; ook door een helderen klank, als men dezelve klopt, dat beter t» leeren, dan met woorden uit te drukken is. De bewaarplaats, als het fcheeps-brood aan boord komt, moet droog, zuiver en fchoon zyn, dient ten minften tweemaal 's jaars, behoorlyk gezwaveld, ter voorkoming van wormpjes en ongedierten. Binnen fcheeps boord, moeten de broodkamers, met blik beftaagen zyn, en voor dat men het brood 'er m. brengt, wel deeglyk belugt worden, om alle fchadelyke kakkerlakken, mieren en andere ongedierten, te dooden en af te weeren. — Sommigen raaden: dat men, op die Sahepen, welke naar de West-Indien vaaren, het fcheeps-brood a in zuiver, digt,  430 j. harger antwoord digt, droog vaatwerk, daar brandewyn te vooren in geweest was, moet doen kuipen, om het doordringende vermoogen, der aldaar heerfchende fchadelyke lucht, en het talloos heir van ongedierten af te weeren, zo dat men verpligt is, om de hoepen of yzere banden der broodvaaten, nu en dan, door den Kuiper, aan te laaten dry ven. Als men dit voorfchrift, en wyze zo van 't fcheeps-brood te bakken, als te bewaaren, in agt neemt, houde my verzeekerd, dat men akyd gezond en onverbeeterlyk fcheepsbrood, zal hebben, zelfs op de langduurigfte zeetogten. Om fcheeps-biscuit en meel, op zee, voor bederf te bewaaren, heeft de Heer franklin, in het Esprit des Journaux Fevrier et Mars 1780, medegedeeld; de vaaten en tonnen, waarin men bisfcuit en meel pakt, van binnen met dun tinblad, door middel vanftyffel, zodanig te beplakken, dat alle indringing, van de buitenlucht, hier door wierde afgeweerd; tot deeze gedagten, was hy gekoomen, door dien men de thee, volmaakt goed, zelfs na langdurige reizen, uit China, tot  over de schepen enz. 431- tot ons overbrengt, in kistjes, met dun tinblad bekleed. De berugte Capitein cook heeft, voor dat hy zyn laatfte reis ondernam, hier van de proef genoomen, met verfcheide vaaten, naauwkeurig met deeze tin-bladen te bekleeden, en daar na met bisfcuit en meel te vullen, de gevolgen hadden volmaakt beantwoord, aan de verwagting, zo dat men van Capitein king, die de Schepen, welke de reis gedaan hebben, in Engeland te rug bragt, vernoomen heeft, dat hy die vaaten, open gemaakt zynde, na een langduurigen zeetogt, de bisfcuit cn meel, vry van infecten en fchimmel, en volmaakt wel bewaard gevonden heeft'; dit middel kan teevens dienen, om andere verfche zelfftandigheeden, zo te water als te land, goed te houden. — Dan een ander, maakt in het Esprit des Journaux Mars 1781, hier teegen eenige aanmerkingen, met het aangehaalde middel, door den Heer franrlin uitgedagt, af te keuren, en zegt: dat hetzelve die eetwaren niet zal behouden , voor de vogtigheid, welke het hout, op den bodem van het Schip ge-  432 j. harger Antwoord geplaatst zynde, naar zich kan trekken , dat het te duur voor 's Konings Schepen en Koopvaarders zal uitkoomen, en men 'er die nuttigheid met uit zal trekken, welk men zich voorftclt. — Hierom geeft hy het volgende aan de hand, dat eenvoudio-er, onkostbaarer, gemaklyker en beeter, aan het oogmerk door hem wordt bekeurd, zeggende: feedert 30 jaaren, ben ik een Zeeman geweest, en heb veele en lange reizen gedaan , en onderzogt, naar de beste wyze, om meel en bisfcuit, op zee te bewaarenvoor de bisfcuit, hebbe niet beeter' dan wel geplaatfte en bepikte brood' kamers gevonden. — Wat het meel belangt, ik wierp myn vaten in zee, en het dezelve, door de ïloepen naar boord boegfeeren, en dat één halfuur ver; men moet opmerken, dat het meel, in zodanige vaten is ingedampt, waar van de duigen, zo nauwkeurig niet fluiten als van de wyn vaten, hier door dringt het zeewater naar binnen, dat eerst een deeg, daar na, een korst maakt, wanneer de vaten op het dek te droogen worden gezet; deeze korst bewaart het meel. voor bederf, en : kan  OVER DE SCHEPEN ENZ.' 433 kan, het meel gebruikt Zynde, tot voedfel van 't levendige vee dienen; het brood van meel gebakken, dat dus bewaard is, is zeer goed. Ik heb meel in Vrankryk wederom gebragt, na een reis van 20 maanden, dat volmaakt goed bevonden wierd; al moest ik naar de Indien vaaren, zoude ik my van geen andere behandeling bedienen (o)". ZESDE GEDEELTE. De beste manier, om de Schepen en het Kooygoed, zuiver te houden. Deeze voorzorg is van aanbelang; dan door dien de woorden, Schepen cn 't Kooigoed, onafgebroken volgen, vermoede ik, dat men hier, die plaats- der Schepen eigenlyk bedoelt, daar het Kooigoed meest gevonden en gebruikt wordt, dat is het tusfchendeks. Daar ik nu, onder de goede huisvesting, in het tweede gedeelte, en x. deel. Ee on- (o) Zie Genees-Nntnm** en Huishoukundig-Kabi-* ütt .2 deel ? No. 5. bl. 13^ 137 en 133.  J534 Ï HARGER ANTWOORD onder de beste wyze, om de mondkost te bewaaren, in het derde gedeelte, des voorftels, over het zuiver- en fchoon-houden der Schepen, in het algemeen gefprooken heb, zal ik thans bepaald, dc beste wyze voorftellen, om het tusfchen-deks, of de wooning der Zeevarenden, benevens hun kooigoed, kisten enz., fchoon en zuiver te houden. 'Er zyn geen plaatfen, daar de zin delyk- en zuiverheid, meer dient in agt genomen, dan in de woonin* gen, der Schepelingen: want zo daar befmettelyke ziekten ontftaan, is 'er niemand veilig. — De onrein- en onzuiverheid, zyn aldaar de eerfte bronnen, van rottige kwaadaartige z:ekten en ongedierten. De ervaaring heeft my binnen fcheepsboord geleerd, dat die 'er zich het meest aan fchuldig maakten, het eerfte door deeze onheilen wierden aangetast. 'Er dient gezorgd, dat de onrein- cn morfigheid, binnen boord verbannen werdt, vooral wanneer de Manfehap gezond en in ftaat is, om zich, door wasfchen, verfchoonen als anderfints, rem en zindelyk te houden. Wel is Waar,  OVER DE SCHEPEN ÊN& 43J waar, men kan op zee zo niet wasfchen en droogen, als aan de wal* ook heeft de Zeeman, over het algemeen, zo veel verfchot van kleeding niet, als wel anderen; doch als men wel willend is, kan 'er op zee, veel ter zuivering der huisvesting, kleeding en llaapplaats, verrigt worden, waarom den Officieren, deeze zorg niet genoeg kan worden aanbevoolen. Om dan het tusfchen-deks, zuiver te houden, moet dagelyks de aankleevende vuiligheid, der onder-dek* ken , gefchrapt, bygeveegd, opgefchept, en buiten boord geworpen worden; ook zou niet vreemd zyn, om vooral de onder-dekken, met droog zand te flrooijen, om het aan* kleeven der vuilnis te verhoeden; en het zand als een opflurpend iets, zo voor het fpeekfel als geftorte vogten, kan aangemerkt worden. Zo het de nood niet vordert, moet men nimmer de dekken, met zeewater fpoelen, noch nat maaken, om dat 'er geen genoegfaame tyd ter drooging is, en om dat een nat dek, de aankleeving der vuiligheeden zeer feegunftigt. _ Eea Ten  '430" J. HARGER ANTWOORD Ten minften om de 8 daagen, (en niet om de 4, 6 of 8 weeken, zo als meer dan te veel gefchiedt, alfchoon weêr en wind gimltig zyn,) moeten kisten en kooien op het dek gebragt; de vuile kisten, zo van binnen als van buiten, met fchrapers, oud zeildoek of uitgeplukt touw, gezuiverd worden.— De veelheid der kisten, kan men op de reis verminderen, met de goederen van twee of vier Zeelieden, in één kist te plaatfen, het welk geene geringe zindelykheid, tusfchen-deks zal aanbrengen. De kooien moeten losgemaakt, het beddegoed gelugt, en naar gelang der zaaken, met den rook van azyn, zwavel of buskruid, belugt worden (p). In (p) Door zodanig een naauwkcurig onderzode, zal men ontdekken, of het Volk nog wel van kleederen, linnen, maar vooral, van een goed bed voorzien is; .  OVER DE SCHEPEN ENZ. 445 neer by onweeder, reegen of ftormbuijen, de zieken, op de kuil-fchepen tusfchen-deks moesten worden verplaatst, zy door dezelfde oorzaaken, geweldig toenaamen, en fommige fubict Ifierven (v). Heeft men het geluk, om in zee.te koomen, de minfte verandering van wind, verpligt den Bevelhebber, hoe ongaarne, om in de noordzee, of op eene bekwaame reêde te ankeren, men wordt intusfchen dagen lang, buiten Haat gefield, om de zieken weeder onder het half-dek te plaatfen, waar door geen geringe oorzaak, tot verdere befmetting wordt voortgebragt. Is men op zee zeilende, met flyve koelte, by- of halver-wind, dan is't onder het half-dek, voor een zieken, door de fnerpende wind, koude en vogtige lucht, gantsch niet aangenaam noch voordeelig, alfchoon men de looze poorten, te loefwaard doet inzetten, het welk door weederinflorting en lleepende ziekten, onder den Zeeman, meer dan te veel, ondervonden is. Wordt Qr) FHsMgsch Genootfchap 7 deel, bl. aSf,  44°* J- HARGER ANTWOORD Wordt men door heevigen ftorm, winden en overftortende zeeën, op een kuil-fchip beloopen, zo dat men de zieken, van onder het half-dek, tusfchen-deks moet brengen, dan koomen zy in een plaats, daar gezonden en zieken, van een frisfche lucht, door het fluiten der luiken, worden berooft. Zo door hunlieder eieren uitwaafemingen, Hinkende lampen, van fpek, vet en traan, als bedorve ontlastingen, wordt de lucht uitermaate befmet, en door dien men dan de zieken, uit mangel van daglicht, noch gepaste geneesmiddelen, noch voedfels, noch verkwikkingen enz., kan toedienen, alles zodanig verergerd, dat die aan de beeterende hand zyn, van ftonden aan erger, en die nog gezond zyn, als dagelyks van de ziekten worden aangetast, zo dat men in den tyd van 3 dagen, een getal van 30, tot 80 zieken, zag aangegroeid, gelyk het kuil-fchip Bleiswyk en de Paauw, in het jaar 1772 hebben ondervonden (w). Als men de waarheid zal hulde doen, (w) Vlisfngsch Genootfchap 7 deel,, bi. 283 'en 3&j, é  OVER DE SCHEPEN ENZ. 447 doen, dan is zodanig afzonderen van zieken, op een kuil-fchip, eerder een byeenzaameling van fmetftoffen te noemen, waar door de lucht in de ziekengrens, zö moet inquineeren, dat de Manfehap, welke in deezen befmetten omtrek moet huisvesten, des te eerder wordt blootgefteld, om 'er van aangedaan te worden. Dan wordt men op een kuil-fchip, nog verpligt, om die Menfchen, welke pas uit hunne ziekten opkoomen, te doe*" """Myven, by de zickéfï cn g-• m een benaauwd eis ,t%>t$ m *lyke lucht vervuld ti w < tan door deeze niet zeh: .-: . ' - 4 '•• in- ftorten, of lai^Mfe-ife^P^ieer zy herfteld zyn - ,'; 1 Nu zullen wy waar mede, zo alles wel verrigt wordt, ten minften 3 uuren tyds verloopt; door deeze vermoeijing fterven de zieken, welke gevaarlyk zyn, vry fpoedig (x); en de anderen worden, door deeze folteringen, in het geheel niet verbeeterd. Waarom de Heer ellerbeek, zonder de zieken te verplaatFf 2 fen, 00 Zou dit derven, niet wel het incest kunnen worden tocgefchreevcn, aan dezelfde oorzaak, welke Dietor michakus, als iets byzonders heeft opgemerkt, dat de kranken die ter zee, in den hoogden graad aan de fcheurbuik onderworpen zyn, de verfche Tucht niet vefdraagen kunnen? veele fcorbutici, zegt hy, van onze Schepen, op 't dek zynde , verzogten hem allcrernlligst, om gebragt te mogen worden , na die vertrekken van 't Schip , waar zy des nagts flicpen. Schoon dc lucht daar zeer bedorven was, door de uitwaafeming, van veelen daar, by dag en by nagt, zich altoos bevindende Menfchen, naauwlyks was dit verrigt, of zy konden beneden beeter adem haaien, dan op 't dek, en fcheenen veel beeter te zyn. Ey het ontfehepen, ftierven 'er ook eenige, zó dia zy aan land kwamen. — Het fdiynt dus, dat de vrye lucht al te veerkragtig is,' voor de werktuigen der ademhaling, van deeze zwakke Menfchen. Gen. Nat. en lïuishoitdk. Jaarboek No. 26, bl. 104 tfn 105.  452 J- HARGER ANTWOORD fen, en de lucht der Schepen te zuiveren, aanraad, het branden en ronddraagen, van dennenhoute fpaanderen, en daar na een gloeijenden kogel, in een bak azyn te werpen, en geduurende deeze uitdamping rond te draagen (y). Dus oordeel ik betoogd te hebben, dat 'er geen beetere, en ter herftelling fpoedigere, afzondering der zieken, welke teevens minder beleedigende, voor de gezonde Manfehap is, kan worden uitgedagt, dan tusfehen het eerfte en tweede dek, op de driedeks-fchepen. Nu zullen wy nog aanftippen, wat 'er wel voornaamlyk dient in acht genoomen, zo men de waare vruchten, van het afzonderen der zieken, zo op kuil- als drie-deks-fchepen, begeert te plukken. Heeft men zieken, zy moeten bediend, geholpen en opgepast worden, doch niet door een onvermoogend en onbekwaam Zeeman, maar door een fterk befcheiden en oordeelkundig Mensch, dewyl tot het oppasfen van een zieken, een iegelyk niet bekwaam is. (jO J- F- ELLEREEEK 1. C. bl. 152 en 153.  OVER DE SCHEPEN ENZ. 453 is. De zieken-plaats, moet zuiver en zindelyk zyn, alle dagen moet 'er de grond'droog, gezuiverd, de ontlastingen , zo in gearpuiste putten als onderfteeken, terftond naar buiten gebragt worden; door den dag moet 'er azyn uitdampen, of iet welriekends fmeulen, zo om de lucht te vcrbeeteren, als om de zieken te verkwikken, en de oppasfers gezond te houden, fchoon de zuivere lucht, de keurigfte wierook en kruiden, te booven gaat. Om de zieken niet te ontrusten, noch gemoeds-beweegingen te veroorzaaken, moeten alle nuttelooze bezoekers worden geweerd; die zyn vader, broeder of fcheeps-makker, begeerig was te zien, zou men zulks toelaaten, onder verpligting, voor af alle wolle kleederen uit te trekken, en koomende uit den ziekengrens, zyn aangezicht en handen te wasfchen, en den mond met water en azyn te fpoelen, om de overbrenging der befmetting, zo veel mooglyk, voor te koomen. De Genees-ofHeelmeesters, ScheepsZiekentroosters en Ziekenvaders, welke amptshalven ve-rpligt zyn, de zieken daaglyks te bezoeken, moeFfa ten  454 J- HARGER ANTWOORD ten niet alleen voor zich zeiven, maar ook voor anderen, zorg draagen, dewyl zy lieden, voor alle de^ befmetting bloot leggen. Zy dienen, als 'er befmettelyke ziekten heerfchen, maatig te eeten en te drinken, en die voedfels te vermyden, welke fpoedig tot verrotting hellen; zy moeten de eerfte weegen zuiver houden, naar gelang der omftandighecden, van een voorbehoedenden geestryken drank, of middel gebruik maaken. By den zieken, moet men zo min mooglyk fpreeken, noch het hoofd, over den adem der zieken houden; de hand der lyderen, niet langer vasthouden, als ter onderzoek van de pols , noodig is; men moet in deezen tyd, geen fpeekfel doorllikken, maar uitïpou wen; ook keure nuttig, een ftukje calmus, kina, myrrha of wat tabak, in den mond te houden, om de affcheiding der kwyl te bevorderen; als 't niet hindert, is 't rooken, van goeden tabak, niet ondienftig; zy moeten, uit den ziekengrens komende, hunne bovenkleedercn uittrekken, en in de Open lucht hangen; zich wasfchen, m dep mond met azyn en water of ci-  OVER DE SCHEPEN ENZ. 455 citroenfap fpoelen: zou het voor deeze niet zeer nuttig zyn, om in alle plaatfen daar, veel zieken by elkanr der liggen, een kapot van gewascht linnen, over hunne kleederen aan te trekken, en dezelve daar toe, op eene bepaalde plaats, in gereedheid te houden ? Wierdt 'er, op deeze voorzorgen, meerder acht gegeeven, houde my verzekerd, dat de befmetting, op de O. I. C. Schepen, van gal- rotkoortfen- en fcheurbuikige-ziekten, met derzelver gevolgen, zo geweldig, als wel eer, niet zullen woeden. AGTSTE GEDEELTE. En V gene hier toe kan en moet, be* trekkelyk gemaakt worden. Alles wat hier nog toe , betreklyk gemaakt is, zal eenig en alleen beftaan, om ten nutte der Zeelieden, eenige voorbehoedende raadgeevingen, mede te deelen. Wy hebben, wel is waar, met een woord, bladz. 331, van de nuttigheid der beweeging, voor den Zeeman, gewag geF f 4 maakt \  45^ J. HARGER ANTWOORD maakt; dan door dien dit ftuk, van zo veel belang is, zo zullen wy 'er nog, dit volgende van aanftippen. I. Een onmaatige arbeid, of al te traage lighaams beweeging, kan zeer veel, ter voortbrenging van 't icorbut, of kwaadaartige rotkoortfen, mede werken. Een arbeid of beweeging, overeenkomftig met de vermoogens, der lighaamen, is boven alles dienltia Is de arbeid of beweeging onmaatig, 20 wordt'er een meerdere drift of fnélheid in bloed en vogten, eene meerdere wryving in de vaaten, en dus eene grootere warmte, ja niet zelden, eene meer dan natuurlyke hitte, in de lighaamen gebooren; door dusdaanige beweeging, leert de ondervinding, worden de teedere bloedvaaten vcrbrooken, en de bloedbollen geperst, in vaaten, waarin zy anders niet gewoon waaren te vlieten, en de vogten, neemen een fpoedige geneigdheid, tot bederf en verrotting aan; by voorbeeld: een Mensch door heevige koortfen afgemat en geftorven, Zal eer tot bederf en verrotting overgaan, dan wanner hy, door eene uitteerende ziekte is afgefneeden; een  OVER DE SCHEPEN ENZ. 457 afgerende haas, gedood zynde, zal veel fpoediger tot verrotting overgaan, dan een die in ftille rust, op zyn leeger geveld is. Maar is inteegendeel, de beweeging der lighaamen te traag, 'er ontllaat een vertraagde omloop, van bloed en vogten, een genoegfaame itilltand derzeive, in de vaaten, kwaadsappigheid, ongedaantheid, en geneigdheid tot bederving; de fpysbereiding wordt belet, de ongevoelige doorwaafeming gehinderd, en de gewoone affcheidingen en ontlastingen, der onnutte deelen, gaan ongereegeld, ja alle de deelen des lighaams, worden 'er van aangedaan; verbeeldt uw een mensch, die uit een langduurige gevangenis is gekoomen, hy heeft immers zyne voorige fiere, leevendige en gezonde gedaante verlooren • hy is loom, traag, lust- en geesteloos, ja ziet 'er uit, als leevend-dood; wien is 't onbekend, dat deeze verfchynfelen, maar al te veel in die Schepelingen, worden aan den dag gelegd, welke door naar- of droefgeestigheid, alle vermaak, ommegang en beweeging, poogen te ontvlieden, en aan een F f 5 loom  458 j. harger antwoord loom en vadzig leeven, zich overgeeven? De groote hippocrates zegt hierom, dat hy die eet en niet en werkt, nimmer gezond kan blyven. galenUS noemt den arbeid en matigheid, de getrouwde befchcrmers der gezondheid, sanctorius getuigt, dat als de Menfchen zich, ter bekwaamer tyd, van den arbeid en beweeginge bedienden, men alle Artfen en Artfenyen, konde ontbeeren. Niets immers, bevordert meer den omloop van bloed en vogten, niets houdt meer ons bloed, in eene gepaste en gezonde hoedaanigheid; niets doet beeter, onze ingenoome voedfels vertceren, en in onze lighaamen overgaan; niets verllerkt meer, onze i'pierveczelen en vaaten; niets doet niccr, de natuurlyke warmte der lighaamen gevoelen ; niets bevorderd beeter, de aflchcidrng der nutte en ontlasting der onnutte deelen; niecs doet zagter en voldoender, de ongevoelige doorwaafeming bevorderen; niets, met een woord, is vermoogender, om op den den duur, onze lighaamen, in een gezonden ftand te bewaaren, dan eene maatige beweeg  OVER DE SCHEPEN ENZ. 459 weeging, overeenkomftig onze kragten. II. Zo nuttig dan, een gepaste arbeid en beweeging is, voor de lighaamen, zo noodig is ook de rust. Door de rust, verfta hier eigealyk den flaap: waar door de lighaamen verkwikt zynde, weeder met vernieuwde kragten begaafd, hun werk verrigten kunnen. Deeze rust nu, kan te veel ofte weinig zyn. Is dezelve te veel, zo is zy de moeder, van lui- traag- en vadzigheid, dc fpysbereiding wordt verhinderd, de vloeibaarheid van bloed en vogten vertraagd, veele flymige vogten, gcduurige hoofdpyn, en andere ongemakken, worden hier door voortgebragt. Veele Schepelingen, hebben dit, maar te laat ondervonden, door dien zy, by goed weêr, naauwlyks uit de kooi gekoomen zynde, zich fchikken, om aanftonds, onder het half-dek, op den bak, in den kuil, of elders in een hoek, in de open lucht, onbekommerd te gaan zitten, of liggen flaapen. Doch is de rust te min, dat by ruwen florm-weeder, den Zeeman, niet gelden overkomt, dan worden onze in^  4°0 J. HARGER ANTWOORD inwendige vermoogens, niet alJeon verzwakt en verftompt, maar ook de' lighaamskragten verminderd; het bloed en vogten worden fcherp, de gewoone en heilzaame arklcinfingen ongereegeld; met eert woord, alles fchikt zich, tot bevordering en voortbrenging, van veele en kwaadaartige ziekten. Zullen nu de lighaamen der Schepelingen, verkwikt worden, door den flaap, zy dient evenreedig, met den arbeid te zyn; den arbeider is de ■ Jlaap zoet (z). Ja, de rust is den Zeeman zo noodig, als de Visfchen het water, om te leeven. III. Onder de voorbehoedende middelen, kan ook met regt, het beteugelen der driften gebragt worden, de ondervinding leert maar al te veel, hoe ras de Zeelieden, in 't gemeen, zich hier omtrent te buiten gaan. Och! mogt een iegelyk, doch inzonderheid de Zeeman gelooven, hoe door gramfchap en toornigheid, het gemoed ontfteld, de huishouding der lighaamen verbrooken, de omloop des bloeds, en alle de dierlyke leevensbeweegingen, in wanorden gebragt wor; (z) Prediker V, vers n.  OVER DE SCHEPEN ENZ. 461 worden, en zy niet zelden, heevige koortfen, zwaare ziekten, ja fomtyds een fchielyken dood, veroorzaaken. Wel is waar, men heeft altoos geen vermoogen, om den opbruifchenden toorn, te dempen, doch egter moet men waaken, om de wraakzucht, niet in den boezem te doenj vernagten. Die zyn gezondheid waardeert, moet de gramfchap als een doodelyk vergift myden, "en de wraakzugt verbannen; en liever poogen, een ftil en bedaard gemoed te bezitten, dewyl niets meer de gezondheicV4er lighaamen bewaart, dan eene ftille kalmte des gemoeds. De vrees alleen, kan den Zeeman ziek en doodlyk zyn: door angst en vrees, worden zy neerflagtig, landziekig (a), en in ileepende en uitteerende ziekten gedompeld; de aanhoudende vrees, (getuige zy de ondervinding ,) voor eenig naakend kwaad, heeft meenig Schepeling, vaak het gevreesde noodlot doen ondervinden. Het (a) Landziekten, noemen wy een zeekeren trap van droefgeestigheid, welke men vooral by de onbevaaren Schepelingen, door het verlaaten van hunne geliefkoosde voorwerpen, vaderland en verandering van leevenswys, aan boord, waarneemt.'  46a J. HARGER ANTWOORD Het ontbreekt aan geen voorbeelden, dat 'er Schepelingen zyn geftorven, aan die ziekten , welke zy lang gevreest hadden; of die, het zy door eenig toeval of dwaaze inbeelding, eenen te Herken indruk, op hun gemoed gemaakt hadden. Zo dat de vrees fomtyds meer vermooo-en heeft om den geest der Menfchen°, zodanig' neder te drukken, en hunne liahaarnen, van den gezonden ftancf, te doen afwyken, dat de keurigfte hartfterkende geneesmiddelen, gepaard met bondigite mannentaal, niet vermoogend zyn, om hen op te beuren en hier van af te leiden. Hartzeer, verdriet, of droefgeestigheid, zyn geen ongewoone ontmoetingen, binnen fcheepsboord, als deeze en die, aan het herdenken wordt gebragt, op welke eene verkwistende wyze, hy veele goederen doorgebragt, getrouwe raadslieden verworpen, vrouwen en kinderen, in armoede en fchande gedompeld, ouders veele Jmaadheeden aangedaan hebbende, nu als een balling moet rondzwerven • dan wordt, helaas! de rust des gemoeds geftoord, en de fterkte des lig- haams  OVER DE SCHEPEN ENZ. 463 haams verteerd, door dien de werking , van maag en ingewanden verhinderd , de eetenslust vertraagd, fpierveezelen en vaaten verllapt, de affcheidingen en uitwaafemingen belet, en de vogten,'door gemis van verfchen toevoer van fappen, bedorven worden. Deeze driften moet men, zo het mooglyk is, in het begin, teegen gaan, en deeze Menfchen, op eene zagte en befcheidene wyze, tot verandering van denkbeelden poogen te brengen; opwekken, om het geen voorby is, daar te laaten, hen onder het gezelfchap, van gefchikte en vrolyke Zeelieden brengen, en eene en andere uitfpanningen en beezigheid geeven. Doch zo deeze hartstogten te veel veld gewonnen hebben, zyn veeltyds alle middelen, om dezelve te verdry ven, vrugteioös; door dien deeze lieden, maar ai te vaak, hun toevlugt neemen, tot den drank; welk middel nog erger is, dan de kwaal zelve, door dat het zeldzaam eindigt, dan na verlies van eer, goederen en gezondheid. De wyn en de liefde, zyn by vee- lefi  40*4 J. HARGER ANTWOORD len de fterkfte aller driften: op deeze twee klippen, ftrandt meenig Zeeman, en wordt 'er niet zelden, dan ten kosten van zyne dierbaare gezondheid en leeven, ter naauwer nood nog van gered. Daar de geneigdheeden, van Bacchus en Venus, de overhand genoomen hebben, heerscht, noch reeden, noch verftand; zy worden flaaven hunner lusten, en dus fchandvlekken der Maatfchappy, de daaglykfche ondervinding, leert maar al te veel, hoe meenig Zeeman, zich hier omtrent jammerlyk te buiten gaat, hunne fiere geftalte wordt verdord en verkragt, de edele lighaams-werktuigen, worden onbekwaam gemaakt, zy moeten een kwynend leeven leiden , het welk als voorgefchikt is, (vooral wen men, ter ontheffing, van bekoomen onheilen, kwikmiddelen heeft moeten gebruiken,) om door ziekten overvallen te worden. Men zegt: hy fpiegelt zich zacht, die zich aan een ander fpiegelt, dan hoe waar dit ook is, en hoe overtuigd meenig Zeeman, voor zich zeiven, hier van is, zo heeft my en anderen, de ondervinding geleerd, dat zo ras, zodanige Zee:  OVER DE SCHEPEN ENZ» 465 Zeelieden, maar in de geleegenheid koomen, alle getrouwe raad en vermaan wordt vergeeten; zy beyveren zich, even als of ziekte en dood, hun niet fpoedig genoeg zoude kunnen overvallen, hierom poogen zy, door onmaatigheid, losbandigheid en gedebaucheerde leevenswyze, dezelve te verhaasten. IV. Van de driften, genoeg, onzes bedunkens gezegd hebbende, zullen wy nog met een woord, iets van de navolgende ontlastingen gewaagen. Eene belette of vertraagde buiks-ontlasting, brengt veel te weeg, om het bederf in de ingewanden, kragtdaadig te vermeerderen, vooral wanneer de vcezelen en vaaten verllapt zyn, en eene aanvanklyke geneigdheid, toe verrotting en bederving, in de warme buiks-ingewanden, plaats heeft; de fpysverteering en natuurlyke werking der ingewanden, houden op, de ingenoome voedfels, worden niet behoorlyk ondergebragt, en alles fchikt zich, tot hervoortbrenging, van ziekten. Daar anders, door voldoende daaglykfche ontlastingen, veele fchadelyke drek-ftoffen ontlast wordende, x. peel. Gg d©  466 J. HARGER ANTWOORD de lighaamen in een goeden en gezonden ftand bewaard blyven. De Zeelieden redden zich dikwerf, ftuggen afgang hebbende, door een ruimen teug zeewater, te drinken; twee loot Engelsen zout of room van wynfteen, zal men insgelyks dienstbaar vinden; of drie vierdedeel loots lennebladeren en room van wynfteen, met wat corenten, rozynen of vygen' in een trekpot of keeteltje, en 'er een halve pint kookend water op gedaan, daar mede zagt gekookt $ uurs, vervolgens om de 2 of 3 uuren, 'er een theekop vol van gedronken, zal aan het oogmerk des Zeemans beantwoorden, doch verder, treede hier in geen Geneeskundige Verhandeling. Wanneer de ongevoelige uitwaaferning, door eene of ander oorzaak belet wordt, waar aan de Zeeman al vry fpoedig onderheevig is, als hy uit een heet beflooten, cn broeijend tusfchen-deks komt, en oogenbliklyk aan nat, ruuw en onftuimig weder, en koude nacht-luchten wordt blootgefteld, op dc fcheeps-wagten; waar door deeze zo noodige ontlastingen worden belet, en de lighaamen als toe-  OVER DE SCHEPEN ENZ. 46"? toefluiten, dan heeft dit maar al te veel ten gevolge, dat 'er een medewerkende oorzaak van kwaadaartige rotkoortfen, door gebooren wordt. En geen wonder, dewyl anders door deeze zo heilzaame ontlastingen, en gunftige medewerking der natuur, veele fchadelyke en onnutte deeltjes, van het bloed, onverhinderd door deezen weg, buiten het lighaam worden gevoerd. Maar deeze weg nu gellootcn zynde, worden deeze ftoffen opgehouden en ontaart, het bloed minder gezuiverd, de wryving in de vaaten vermeerderd; de hitte derhalven grootcr , en alles werkt mede, om de geneigdheid, tot bederf, te helpen, of als eene opwekkende oorzaak 3 hier toe dienstbaar te zyn. Het overboodig zweeten, geeft niet minder aanleiding, tot ziekten; dewyl bloed en vogten, ongeregeld en verhield rondvlieten, moet het gemis der dunne water en weiagtige deelen, het overige bloed aanmerklyk verdikken, deszelfs omloop vertraagen, en in de kleine vaaten doen ftilftaan, en dus van tyd tot tyd, ontaarting en beGg 2 der*  4<58 J. HARGER ANTWOORD derving voortbrengen, ook worden de lighaamen, door het overboodig zweeten, geopend, ontflooten, en alleraandoenlykst voor de natte, koude en ruuwe luchtsgefteldheid, en meer dan wel andere lighaamen, hier door getroffen en aangedaan, zo als de ervaaring, maar al te veel geleerd heeft, waarom hetzelve zo veel mooglyk, dient vermyd te worden. V. Het verdient inderdaad, eenige aandagt, wat of de reeden zy, dat thans, op de Engelfche, Franfche, Spaanfche, Deenfche en Zweedfche, O. I. C. of Oorlog-fchepen, en ook op onze Lands-fchepen van Oorlog, de kombuis in het ruim, of onder den bak, maar geenfints tusfchen-deks, zo als op de meeste onzer O. I. C. Schepen, gevonden wordt. Ik Item geerne toe, dat men onze O. I. C. Schepen, als kostbaare Koopvaardy-fchepen kan aanmerken, en hierom deeze plaats, als 't minfle hinderend, van ouds her, heeft goedgedagt, — egter geloof ik, dat het nadeel, het welk, hier door, by vreemde Natiën, onder de Schepelingen,  OVER DE SCHEPEN ENZ. 469 gen, is ondervonden, de voornaame oorzaak is geweest, waarom de kombuis , op hunlieder Schepen, niet meer tusfchen-deks, wordt geplaatst. Edoch de Heer N. N. is van een ander gevoelen, zeggende: "veelen „ hebben gemeend, dat deeze plaat„ ling van de kombuis tusfchen-deks , „ nadeelig aan de gezondheid van het „ Volk was, om datzy'er veel plaats „ inneemt, en door de waafem der „ fpyzen, de lucht aldaar warmer en „ vogtiger maakt, doch als men daar „ teegen overilelt, dat door de deur „ van de kombuis, even als door een „ futtons togrpyp, veele vuile lucht, „ van tusfchen-deks, door den fchoor„ Heen, naar buiten getrokken wordt, „ zal men deszelfs plaatfing alda r, „ eer nuttig dan fchadelyk vinden. Ik „ heb zelfs menigmaalen ondervon„ den, dat 's morgens, na dat het „ vuur, eenigen tyd, in de kombuis, „ fterk gebrand hadt, de lucht tus„ fchen-deks, in het agterfchip, (van „ de Konftapels kamer, tot aan de 9, kombuis,) geheel zuiver was; al„ hoewel 'er een groot gedeelte „ luchts, die door de Itormluikjes inGg 3 v valt.  47° J- HARGER ANTWOORD ft valt, terftond in dc deur, van de „ kombuis trekt (b)". Nimmer is het myne gewoonte, om rncuwe ontdekkingen te bedillen, en bctuige zeer veele agting, voor d. n Heer N. N. te hebben. Hy is een myncr vrienden, en ik hoop dat deeze reflectie, geen reeden van verwydcring, zal geeven, egter kan niet voorby, om eenige vriendclyke aanmerkingen, op dit gevoelen te maaken, en hetzelve ter beöordeeling, aan des kundigen over te laaten; veelen is het bekend, dat de fchecps-kombuis en de ventilators of blaasbalgen, om «e lucht tusfchen-deks te verbeeteren, op de Ü.I. C. Schepen, tusfehen de Konftapels kamer en dc groote mast, gevonden worden • nu zégt de Heer N. iV. in zyn keurige Verhandeling bl. 80, fpreekende over dc ventilators. "Doch deeze werktuigen, 9> fchoon daar toe ingerigt, zyn egter „ van weinig nuts, en brengen byna 9, geene verplaatfing der lucht, tus„ fchen-deks te weeg. Wanneer men ft de P&atfmg deezer werktuigen, en » de (1>) Bat. Cmootfci.'op 3 deel, bl. 84.  OVER DE SCHEPEN ENZ. 471 „ de gefteldheid van het Schip over„ weegt, zal het ten allerklaarften bly„ ken; dat het onmooglyk zy, door „ dezelve, de lucht overal tusfehen„ deks te vernieuwen, en wel byzon„ der op die plaats, (tusfehen de groo„ temast en het kabelgat,) daar de „ ververfching het meest gevorderd „ wordt". En bl. 83. "Het is dan ge„ maklyk te begrypen, dat tusfchen-deks, tusfehen de grootemast en „ het kabelgat, daar de Soldaaten, „ Ambagtsgezellen, en veeltyds de „ zieken huishouden, en alwaar de „ ververfching der lucht, allernood„ zaaklykst is, de lucht door de venti„ ktors niet veranderd wordt". Maar nu vraag ik: brengen de fcheeps-kombuizen, fchoon daar niet toe ingerigt, thans meerder nut aan, dan de ventilators? zullen dezelve, onzydig befchouwd, wel eenige noemenswaardige verrl 'atfing en vernieuwing van lucht, tusfchen-deks aanbrengen? als men de plaatfmg der kombuis overweegt, blykt het dan ook niet allerklaarst, dat het onmooglyk zy, dat 'er eenige vernieuwing van lucht, en wel vooral op die plaats, Gg 4 daar  47* J. HARGER ANTWOORD daar de ververfching het meest gevorderd wordt, dat is tusfehen de grootemast en het kabelgat, daar zo veel Soldaaten enz. huisvesten, aan dezelve kan worden toegefchrcevcn ? en hoe veel uuren, brandt toch het vuur fterk in de kombuis ? immers geen zes uuren in een etmaal, en dan nog niet alle daagen; oordeelt nu G. L., of het nut, dat'er in deezen opzichte, aan de werking der kombuizen wordt toegefchreeven, wel zo groot is, en kan gelyk gefteld worden, aan de, genocgfaam altoos werkende vermoogens, der Suttoniaanfcbe buizen. Het is my niet onbekend, dat 'er trekking en zuiging, door middel van de kombuis en fchoorfleen , wordt aangebragt, maar nimmer is het my gebleeken, op de O. I. C. Schepen, op welke ik gediend heb, dat deeze trekking zo llerk was, dat 'er het geheele agterfchip, zuiver door was geworden, Zo als zyn Edele aanhaalt, ook weet ik niet, dat iemand anders, van zodaanige voorbeelden, door de kombuis aangebragt, eenig gewag heeft gemaakt, maar wel van het teegendeel, zo als met bewyzen was te flaaven. Doch heb-  OVER DE SCHEPEN ENZ. 473 hebbe wel menigmaal ondervonden, vooral wanneer de luiken door prefennings gedekt waaren, dat 'er zo door het vuur der kombuis, als natte heete ftoom, der gekookte fpyzen, een benaauwde walm en damp, even als een mist, door het tusfchen-dek verfpreid wierdt, en dat 'er ftank en onreine uitwaafemingen, door het bedorven, ftilftaand en opgeftopt vuil water, in den omtrek der kombuis, wierden voortgebragt. Om deeze en andere reedenen oordeel ik, dat de-plaatfing der kombuis, tusfchen-deks, meer fchadelyk, dan nuttig is. Zonder nog van de meerdere ruimte, als noodlottige doorbranding van 't dek te gewaagen, welke, helaas! maarte laat, ontdekt zyn geworden. Waarom volkoomen in ftem, met den Wel Edelen Heer c. rooseboom, eertyds Commandeur van de reêde van Batavia, om de kombuis, uit het tusfchen-deks, onder den bak te plaatfen, het geene zyne Edele breedvoerig betoogd heeft (c). Gg 5 By (c) Aanmerking op lind door p. de wind, bl.  474 J» HARGER ANTWOORD By deeze geleegenheid herinner ik, dat 'er inzonderheid gelet worde, dat de Kok, de koopere keetels en baalien, zuiver en rein houde, en breng dit onder de aandagt, der Olficieren. VI. Onder geene der minlle voorzorgen, kan men brengen, deplaatfing of ligging der Schepen, zo op onze Vader- als Buitenlandfche reêden. Men kan voor een algemeenen reegel houden, dat hoe veranderlyker ^de lucht en het weêr is, of wanneer men zich in zoele en heete gewesten bevindt; als het aanhoudend recgent, en men zich omringd vindt door landen, met bosfehen en ilruiken, of met moerasfen, fchorren, Hikken en llranden bezet, men als dan ervaart, dat de Schepelingen, daar door vry fpoedig ziek, en de aanleidende oorzaaken, daar toe deelagtig worden; de onbeftendigheid van lucht en weedcr, is op onze Vaderlandfche reêden en ftroomen, zo bekend, dat het geen bewys behoeft, doch wel meest in het voorjaar, wanneer men ook de meeste zieken, door de befmetting of aandoening der lucht, zal ondervinden. Za*  OVER DE SCHEPEN ENZ. 475 Zal de lucht gezond en nuttig zyn, voor de Schepelingen, op een reêde liggende, dan moet dezelve geen nadeelige eigenfchappen hebben, noth met befmettende uitwaafemingen, vervuld zyn. Hoe meer de lucht, met dusdaanige deeltjes bezwangerd is, fpruitendc uit de onderfcheidene foorten van bedorven visfchen, krengen en onrcinigheeden, welke op de droog geloopen fchorren , ilikken , flranden, als anderfmts, bly ven liggen, hoe ongezonder en fchadelyker de lucht, voor den Mensch moet worden. Het is den kundigen bekend, hoe door 't vermoogen der zon, de fchadelyke en vogtige deelen losgemaakt, opgetrokken, door den dampkring verfpreid, door al wat leeft ingeademd, en als op een onzigtbaare wyze, met de voedfels doorgezwolgen worden, alhoewel de vlugge alcahfche of rottige deelen, de reukzeenuwen, als een bewys van derzelver aanweczigheid, onweederfpreeklyk aandoen. De vogtige deelen, bezwangerd met de rottige uitwaafemingen, worden zigtbaar by een verzaameld, en  476 J. HARGER ANTWOORD en daalen verdikt, en gevoelig needer, zo ras de zon, onzen zichteinder , verhaten heeft. Worden nu op onze of op buitcnïandfche reêden, deeze fchadelyke of vogtige neederdaalende deeltjes, agtervolgd en vergezeld, met koude en inerpende zeewinden, dan worden de lighaamen der Schepelingen, vooral wyl dezelve op hunne wagten, ftil gaan zitten, of zich ten flaap neederliggen, om dat'er dan eene algemeene ontfpanning, der fpieren en vaaten plaats heeft, allergevoeligst aangedaan. En, zyn deeze neederdaalende deeltjes, gepaard met zoele en broeijende warmte, dan worden fpieren en vaaten verflapt, en 't bloed en vogten, hellen vry lpocdig tot verrotting en bederving. Vraagt iemand: hoe verre moet men dan wel met een Schip, van fchadelyke bosfchadien, flranden, flikken en fchorren, verwyderd liggen, om een zuivere en gezonde lucht te hebben? het is niet wel te bepaalen, hoe verre een befmette lucht zich uitbreid; by voorbeeld, in h jaar 1747, heerschte 'er een befmettelyke ziekte, onder de Britfche troe¬ pen,  over de schepen enz» 477 pen, in Zeeland, doch het Esquader van Commandeur mitchell, terzelver tyd, tusfehen Zuid Beveland en het Eiland Walcheren leggende, in welke Plaatfen de ziekten woedden, bleef de Manfehap volmaakt gezond (d). 'Er zyn ook voorbeelden welke bevestigen , dat naar maate men met de Schepen, van 't Land verwyderd lag , de ziekten op de Schepen wierden ondervonden: zo als in 't Esquader, van den Commandeur longs, in 't jaar 1774, leggende in den mond van den Tyber, is gebleeken, dat de Schepen, die het naast aan de wal waren, van den fchadelyken landdamp, begonnen gevoel te krygen, terwyl de andere verder in zee leggende, geen Mensch ziek hadden (e). Het is niet wel mooglyk te bepaalen, tot hoe verre zich de kring, der fchadelyke en onfehadelyke deeltjes, van boschagtige en vogtige gronden en landen, en van vlugge aromatique luchten, of overgevoerde befmetlyke ziekten-ftoffen uitftrekt, dewyl zulks afhangt, van 't waai jen des winds, uit (d) lind Middel:» ter Gezondheid, bl. 34. . (V) lind 1. c, bl, 34.  478 ƒ. HARGER ANTWOORD uitzo eenen oord: by voorbeeld, men kan verfcheiden mylen verre, van de Spaanfchc kusten, op zee, duideiyk ruiken, de aangenaame lucht, der rosmaryn, die aldaar in menigte groeitde reuk der caneel-bosfchadien op Leyion, kan men eenige uuren verre, van den oever gewaar worden • de verkwikkende reuk derkruidnaagelen, kan men op Amboina, op een ruimen afftand ondervinden. Maar wie Haat niet verwonderd, als hy dit volgende met aandagt overweegt; in't jaar°i77*~ u aS L G SchiP "tHuis Manpad, net Riff van Angulus gepasfeerd, cours houdende, naar Cabo de Goede Hoopden 30 November, wierdt de ScheepsGeneesheer geroepen, by eenen lyder, klaagende van heevige pyn in 't hoofd, rug, lenden, armen en beenen, heevige koortfen, grooten dorst, geduurige braaking enz.; hem wierdt terftond een ader geopend, een braakmiddel, clyfteeren, purgeeren, ieschdranken toegediend, naar gelang ; den 2 December, zag men, met verwondering, in het aangezicht en op de overige lighaamsdeelen, de kinderpokken uitbreeken, en wel van het famenloo- pcriff  OVER DE SCHEPEN ENZ. 47f> pend foort, den lyder wierden naar omftandigheid, vereischte middelen toegediend; ten tyde dat de pokken etterden, wierden 'er noch 2 a 3, door dezelfde ziekte aangedaaan; de oudfte Zeelieden waaren verwonderd, over deeze vreemde ziekte binnen fcheepsboort, getuigden het nimmer gehoord noch gezien te hebben, doch deeze verwondering, wierdt na verloop van eenig daagen opgeklaard; men kwam den 14 December, des nagts, by helder maanlicht, op Caboos reêde ten anker; met het aanbreeken van den dag, kwaamen de Burgers en Compagnies bediendens aan boord, door welke men hoorde, dat de kinderziekte aldaar, 3 a 4 maanden hadt gewoed, en nog was duurende, en 'er byna 3000 zielen, door deeze wreede ziekte, reeds waaren ten graave gedaald; zou men hier uit niet veilig moogen befluiten, dat deeze fmetftoiTen, van de Cnapfche wal, fchoon de afftand ruim en groot was, echter op dit Schip was overgebracht ? De beste voorzorge dan, zal beftaan, om op onze Vaderlandfche reêden, de Schepen, zo verre uit de wal» en  480 J. HARGER ANTWOORD en van de moerasfen en flikken verwyderd, ten anker te leggen, als 'tmooglyk is. De zelfde voorzorg j* dient men in acht te neemen, by het aandoen van vreemde landen, reêden en zeehaavcns. Zyn de landen by ons bekend, voor gezonde plaatfen, dan moest het anker, zo verre uit de wal, als doenlyk is, geworpen; zelfs is de opene zee, als men 'er goeden ankergrond heeft, verkieslyker, dan het loopen in rivieren of baaijen, welke door de wal of hooge bergen beflooten zyn, en waar door de frislche zeewind, verhinderd wordt. Ten dienfte der Schepelingen, zullen wy eenige kenteekenen, van een ongezond land, overgenoomen van den Heer lind, Proeven der Ziekten der Europeen bladz. 131, mededeelen. Het eerfte kenteeken: van een ongezond land, of luchtftreek, is een fchielyke en groote verandering, in de lucht, by het ondergaan der zon, van ondragelyke hitte, tot kille koude , en gaat dan meest al vergezeld, met een zwaaren daauw. Het tweede is, een dikke ftinkende nee vel of mist, voornaamlyk opkoo- men^  OVER DE SCHEPEN EN& 48Ï mende, na het ondergaan der zon; de reuk van dergelyken neevel, is niet 011gelyk, aan dien, van een nieuws opgemaakte floot of gracht. Het derde is: menigvuldige zwarmmen, van vliegen, muggen en andere diertjes, welke zich op ongezonde plaatfen, en daar veel bosfchen zyn, pleegen te onthouden. Het vierde: wanneer al het gedachte vlppsr.h i fnnedip- bederft, zo dat 'er in • — —7 -r o ' wanneer de metaalen, by voorbeeld blanke fleutels, aan de open lucht bloot gefteld, in korten tyd roesten; en wanneer een lyk, in minder dan 6 uuren, een ondraagelyken ftank begint te geeven. Het vyfde kenteeken is: een foort van zandige grond, gemeenlyk uit fyn geel of wit zand beftaande; zo als te Pentacola, IVhydah en op het eiland Bonavista, door ondervinding gebleeken is, voor de gezondheid fchadelyk te zyn. De befmettelyke damp, die op het Vit>nr(\-e* ircin rlnn rlarr. uit 7nllr ppn 7.fln. digen grond opryst, wordt best onderkend, aan deszelfs uitwerkfels, in de deel. Hh woes^  4^3 J. HARGER ANTWOOÏID voestynen van ^ en Afrika, aldaar veroorzaakt hy den zogenaam den Satnïel; een wind, welke in de brandende woestynen, terftond doodlyk is, voor Mensch en Beest; maar wanneer hy over een grond heen waaid, met gras en kruiden bcwasfen, worden deszelfs uitwerkfels, grootiyks verzagt, hoewel hy dan ook nog ziekten voortbrengt. Wanneer nu een Schip, by moerasfige gronden of ongezonde plaatfen, ten anker legt, vooral by heet weetier, en de wind daar regt ftreeks van daan komt, zal men veiligst doen, het Schip aan dien kant gellooten te houden ; legt het Schip, met den kop in den wind, dan kan 'er een zeil, voor de fokkemast worden gefpanncn, om de overgevoerde, fchadelyke uitwaafemingen v:m de wal, als anderfints afteleiden. Het zal nuttig zyn, om den gantfehen nach,, als de kombuis, voor onder den bak geplaatst is; of anders op den bak, in een gefchikt fornuis, een vuur te branden, welks rook- en vuurdeelen, als teegen het zeil opgaan, en deszelfs vermoogen, $cr afweering, van eene befmette lucht,  OVER DE SCHEPEN ENZ. 483 lucht, zich over het gantfche Schip, verfpreiden kan. Wordt men op zee, genoodzaakt, om een of ander land aan te doen , in hoop van het gebrek, dat men heeft, vergoed te krygen, dan dienen alle voorzorgen gebruikt, om andere onheilen voor te koomen: dan dient 'er vooral gelet, op het Schuits- en Bootsvolk, om dat zy in de eerfte gcleegenheid zyn, om voet aan land te zetten, en door onmaatig gedrag, zich op veelerlei wyze te buiten te gaan; 'er dient naauwkeurig gezorgd, dat zy noch op het ftrand, noch tra vogtige hooien en kreeken, noch in boschagtige ftreekcn, zich te lang ophouden ; noch by dag, veel min by den avond of nacht, zich in dezelve, om te ilaapen, neederliggen, om dat 'er de ondervinding, de droevigfte jammeren van heeft naageïaaten, zo als het geval van den Admiraal haddoch, in 't jaar 1739, te Port Mahon bevestigd (f). In den jaare 1738, lag de Admiraal BRoderick, in de baai van Qristigani ten anker, 27 Man gingen aan land, Hh 2 om (t") lind 1. c. bladz. 3.9,  4%4 J. HARGER ANTWOORD om eenig werk te doen, wierden door de heerfchende ziekte, van het Eiland, aangetast; twaalf waaren reeds ylhoofdig, toen zy aan boord gebragt wierden, zy hadden alle eene ligte koorts, drukking op de borst, walging, braaking van gal, fomtyds vergezeld met ylhoofdigheid; deeze koortfen veranderden, in dubbelde anderendaagfe, en hardnekkige derdendaagfe, opmerklyk is het, dat op dit Schip, twee mylen van de wal leggende, niemand ziek wierdt, dan de geenen, die aan de wal geweest waren, en v/aar van 'er 7 ftierven (g). 'Er zyn een aantal voorbeelden, welke bevestigen, dat het innecmen, van ververfching en versch water, op St* Jago, de gevolgen van heevige ziekten, op de O. I, C. Schepen, maar allereerst onder het Schuits- en Bootsvolk, hebben doen ondervinden. 'Er zyn ook voorbeelden, van het teegendeel. Voormy, keure het aandoen van St, Jago (h), en het haaien van (g) j. i.i.vd Proeven enz., bladz. 27. (h) Dit Eiland, is een der 10 Cabo Verifclie Eilanden: Alle Schryvers bevestigen, dat de lucht, van deeze Eilanden, uittermaate heet cn ongezond is.  OVER DE SCHEPEN ENZ.' van water en ververfching aldaar, in het geheel niet af, doch, als 'er geen dringende reedenen zyn, zou 'er ook niet voor weezen; wel is waar, men heeft 'er verfcheidenheid van vrugten, veelerlei vee en gevoogelte, het water is 'er moeilyk te haaien, fchoon het op zich zelve befchouwd, niet van het beste zy, zo kan het echter, tot het kooken der fpyzen, of ten dienfte van het leevendig vee gebruikt, en zoo veel ruimer randfoen aan het Volk uitgedeeld worden, mits dat water haaien, onder een behoorlyk toeverzicht en met deeze voorzorg, vergezeld gaat: dat het Volk aan de wal gekoomen, zich niet te buiten gaat, met het drinken van dit water of fterke dranken; dat het 'er vooral niet vernachte, dewyl zulks meenig Europeeè'r heeft doen fneeven; dat het noch te Hh 3 veel, is. St. Jago is het hoofd, het vruchtbaarfte , en 't best bewoond, doch bergagtig cn zandrig, ook is dit Eiland, in den reegentyd, ongezonder dan de andere, en gevaarlyk aan den vreeeindeling. Weinig Plaatfen (uitgezonderd Cachab' in Guinee} zyn befmcttelykcr, dan St. Jago, en wel zo, dat het eigenlyk'•. vergeleekcn mag worden, met een Land, daar" de beimetlyke ziekte woedt, roberts Reyze , bl. 338 en 340. Staat >an alle Volkeren 3 deel, bl. i 'Jo ci1z.  486 j. harger antwoord veel, moch onryp ooft gebruike, zich zorgvuldig myde, voor alle losbandigheid; dat het water van de wal, niet voor zonnen opgang worde gehaald; dat men 'er niet te lang vertoeft, en zorgt, om met irhuit of boot, voor den middag, weeder aan boord te zyn; dat men deeze maats, een genoegfaame hoeveelheid genever op knoflook, of andere bittere kruiden medegeeve, om 'er een taamelyk gebruik van te maaken (i). Als men dusdaanige voorbehoeding in agt neemt, zal de ondervinding flaaven, dat juist niet het water noch de ververfching, op Stl Jago ingenoomen, maar wel de daar heerfchende befmette lucht, gepaard met de ongebondene en ruuwe leevenswys, der gemelde Boots- en Schuits-gezellen, de voornaamfte bronnen der ziekten zyn geweest, op die Schepen, welke, met gezond Volk, aldaar gekoomen, en met zieken van daar vertrokken zyn. VII. Het is genoegfaam een iegelyk bekend, dat men, op de O. I. Compagnies, en andere groote Zeefchepcn, zo by dag als by nacht, de wacht (0 VlUfwgsch Genwfchap 6 deel, bl. 217,  OVER DE SCHEPEN ENZ. 4$/ wacht houdt, vooral in zee. De Schepelingen verdeelt men, in twee quarticren, het een noemt men, het Princen, en het ander Graaf Maurits quartier. En in deezer voegen, wordt 'er gewaakt. Als des avonds, ten 8 uu~ uuren, de wacht, voor het Princen quartier wordt opgezet, dan waakt hec tot 12 uuren. Dan begint het Volk, van 't Graaf Maurits quartier, en waakt tot 4 uuren, welke wacht, zeeker om deszelfs ongefchikte invalling, de Hondewagt genaamd wordt. Dan worden deeze wederom, door het Princen quartier vervangen, en die waaken, tot 8 uuren des morgens. Dan begint weder het Graaf Maurits quartier, en waakt voor den middag, tot 12 uuren. Als dan het Volk van 'e Princen quartier, gefchaft heeft, koomen zy op de wacht, en bly ven, de Platvoet 'er onder gereekend, tot des avonds ten 8 uuren, eer zy eigenlyk worden afgelost. Dus heeft den tweeden avond, het Graaf Maurits quartier, de eerfte wacht, en alles heeft zyn beloop , zo als reeds gezegd is. Die derhalven des avonds de eerfte wacht heeft, moet in dat etmaal, 16 uuren Hh 4 waa-  488 J. HARGER ANTWOORD waaken. Wie ziet niet, het moeilyke en onaangenaame, hier in opgeflooten, en de gevolgen van dien, want Het Volk van het eene quartier, is naauwlyks in het aangenaamfte en verkwiklykfte van den flaap gekoomeu1' °fzy moeten uit de kooi, en zich wederom aan de ruuwe en guure juchtsgefteldheid blootitellen; zy hebben geen vermoogen, als hun kleederen nat geworden zyn, dezelve te droogen, of andere aan te trekken; hebben de lighaamen, door eene of ander oorzaak, veel geleeden, zyn dezelve vermoeid en afgeflooft, 'er is byna geene gelegenheid, om door den zo noodigen flaap, verkwikt, uitgerust en herfteld^te worden. Hierom oordeele, dat 'er geen nuttiger en voorbehoedender wyze, voor den Zeeman, kan worden uitgedacht, dan dezelve m 3 wachten te verdeden, als in een Princen-, Graaf Maurits- en Admiraals quartier; als dan het Princen quartier, de eerfte wacht heeft, die zal dan, volgens myn plan, duuren tot 4 «uren, in den aanftaanden morgenitond; dan begint het Graaf Maurits quartier, en waakt tot de 8 glaazen, in de  OVER DE SCHEPEN ENZ. 489 de voormiddags wacht; dan waakt het Admiraals quartier, gefchaft hebbende, tot des avonds, als de wacht voor het Graaf Maurits quartier, wordt opgezet, en zo vervolgens. In deezer voegen, zullen de Schepelingen, voldoende kunnen flaapen, men zal de min of meer belette doorwaafeming, ongemeen behulpfaam zyn, de vermoeide lighaamen aangenaam verkwikken; 'er zal een gefchikte tyd overblyven, om hun natte kleederen te droogen, die aan Huk zyn te herftellen, die vuil zyn te wasfchen, en dus maar 8, en anders 16 uuren, tot de wacht, in één etmaal, verpligt zyn. Vraagt iemand: maar is dan het Wachtvolk niet te zwak, om zo een Schip te beftuuren? oordeele, onder verbeetering, van neen, dewyl ik goed weer, het ruime fop, vreedenstyd, en geen verhinderende omftandigheeden, veronderftel. Verbeelden wy ons dan eens, een O. I. C. Schip, bemand met 200 Koppen, trekt 'er af, voor de Officieren en derzelver Jongens, die niet waaken 20, en voor zieken, als anderfints buiten ftaat zynde 15, dat is te faamen 35 Koppen; Hh 5 dan.  49° J- HARGER ANTWOORD dan houdt men nog over, i6s Koppen, welke in drie deelen verdeeld, voor iedere wacht, nog 55 Koppen zal bedraagen; — Hoe meer Volk, nu op een Schip gemonfterd wordt, hoe grooter de Scheeps-wachten, zullen bevonden worden. Vergelyk nu hier teegen, een O. I. C. t'huisvaarend Schip, dat maar met 80 of 90 Koppen, in het gemeen wordt aangelegd, trekt 'er maar alleen af 10 Koppen, die niet waaken, zonder zieken of gekwetiten te reekenen, dan bly ven 'cr voor ieder wacht, maar 40 Koppen overig. Zegt men: op een t'huisvaarder, is het Volk geöeffender, dus kan men het met minder doen, ten minften, het behoorde zo te zyn? een kundige, zal geerne toeftemmen, als 'er op iedere wacht, 20 a 25 ervaarne Matroozen zyn, om in het wand te klimmen, en den roergang waar te neemen, dat zulks voldoende is; moet men reeven, daar is dan immers Volk genoeg op de wacht, het behoeft ook alles, niet op een oogenblik te gefchieden, men kan eerst het groot, en daar na het voormarszeil, cn kruiszeil, een rif uit- of inneemen, en zo mes  OVER DE SCHEPEN ENZ. 491 met de andere zeilen, naar men goed denkt, het andere Volk is genoegfaam, als men moet gym en brasfen, en zulks komt immers altyd niet te pas; de ondervinding leert, dat 'er dagen omgaan, dat 'er geen verandering, aan de zeilagie noodig is: dat 'er in het algemeen, te veel Volk op de wachten is, en zy elkander maar in den weg loopen; dat een kundig Officier, vooral in of teegen den nacht, wanneer hy een of andere bui vermoedt, by tyds zyn zeilen zal doen digt maaken, en zo veel by houden, als 'er met veiligheid gevoerd kan worden; hoe veele" groote Koopvaardy-fchepen, doen niet de reis, laaden en loslen, vergezeld met voor- en tecgenfpoed, met een geheel van Scheeps-volk, in verre na zo groot niet, als iedere Scheepswacht, op één O. I. C. Schip, Koppen heeft; vordert een of ander Scheepswerk, of opkoomend zwaar ftorrnweêr, meer Manfehap op de wacht, dan heeft men maar, een volgend quartier op te roepen ; zyn deeze niet genoegfaam, dan doet men maar, als> men nu gewoon is, men roept overal, en men poogt met het geheel Scheepsvolk^  490 J. HARGER ANTWOORD dan houdt men nog over, i6s Koppen, welke in drie deelen verdeeld, voor iedere wachf. nog 55 Koppen zal bedraagtn; — Hoe meer Volk, nu op een Schip gemonfterd wordt, hoe grooter de Scheeps-wachten, zullen bevonden worden. Vergclyk nu hier teegen, een O. ï. C. t'huisvaarend Schip, dat maar met 80 of 90 Koppen, in het gemeen wordt aangelegd, trekt 'er maar alleen af 10 Koppen, die niet waaken, zonder zieken of gckwetlten te reekenen, dan bly ven 'er voor ieder wacht, maar 40 Koppen overig. Zegt men: op een t'huisvaarder, is het Volk geöefTender, dus kan men het met minder doen, ten minften, het behoorde zo te zyn? een kundige, zal geerne toeftemmen, als 'er op iedere wacht, 20 a 25 ervaarne Matroozen zyn, om in het wand te klimmen, en den roergang waar te neemen, dat zulks voldoende is j moet men reeven, daar is dan immers Volk genoeg op de wacht, het behoeft ook alles, niet op een oogenblik te gefchieden, men kan eerst het groot, €.n daar na het voormarszeil, cn kruiszeil, een rif uit- of inneemen, en zo me$  OVER DE SCHEPEN ENZ. 4QI met de andere zeilen, naar men goed denkt, het andere Volk is genoegfaam, als men moet gym en brasfen, en zulks komt immers altyd niet te pas; de ondervinding leert, dat 'er dagen omgaan, dat 'er geen verandering, aan de zeilagie noodig is: dat 'er in het algemeen, te veel Volk op de wachten is, en zy elkander maar in den weg loopen; dat een kundig Officier, vooral in of teegen den nacht, wanneer hy een of andere bui vermoedt, by tyds zyn zeilen zal doen digt maaken, en zo veel by houden, als 'er met veiligheid gevoerd kan worden; hoe veele groote Koopvaardy-fchepen, doen niet de reis, laaden en losfen, vergezeld met voor- en tecgenfpoed, met een geheel van Scheeps-volk, in verre na zo groot niet, als iedere Scheepswacht, op één O. ï. C. Schip, Koppen heeft; vordert een of ander Scheepswerk, of opkoomend zwaar ftormweêr, meer Manfehap op de wacht, dan heeft men maar, een volgend quartier op te roepen ; zyn deeze niet genoegfaam, dan doet men maar, als> men nu gewoon is , men roept overal, en men poogt met het geheel Scheepsvolk,  492 J- HARGER ANTWOORD volk, het dreigend gevaar, te booven te koomen. VIII. Het was niet af te keuren, dat men , ter beveiliging, der Manfehap, welke jaarlyks naar O. Indien gezonden wordt, in die Schepen, welke men hier toe aanlegt, eer dezelve wierden uitgerust, geduurende 2 a 3 weeken, daagelyks 6 of 8 uuren, beftendig vuur ftookte, van droog hout, ook in een gefchikt fournuis of vuurdraager, in het ruim; dan zal men, als men 'er de proef van neemt, ervaaren, dat als de luiken worden toegelegd, de rook, welke door de reeten heenkomt, een ondraagelyken ftank heeft, 't geen alleen ontitaat, van de ongezonde dampen, waar mede het hout van 't Schip bezwangerd is, en hier over, behoeft men zich niet te verwonderen, dewyl de Sche- Sen, tot deeze reizen gebruikt worende, doorgaans nieuw gebouwd zyn, of eenige maanden, als onbewoond, zonder Volk en vuur geleegen hebben, en hier door, fchadelyk en ongezond geworden zyn (k). IX. Dewyl dit keurig en zaakryk voor- (k) j. lind Proeven enz., bl. 223.  OVER DE SCHEPEN ENZ. 493 voórltel, niets andersin zich bevat, dan het geen ter voorbehoeding en welvaart des Zeemans {trekken kan, zo bemerk ik nog ten flot deezer Verhandeling, dewyl het van geen gering belang is: dat 'er van nu voortaan, goed toeverzigt werde gehouden, omtrent die geenen, welke als Genees- en Heek meesters, op de Schepen, zullen worden aangefteld (1); als mede, dat de gewoone Scheeps-medicynkisten, eene fpoedige en hoognoodige verbeetering, moogen ondergaan, dan door dien zulks door anderen, reeds opaettelyk is behandeld, zal my hier mede vergenoegen, en een einde maaken, aan den zwaaren taak, welken ik op my genoomen heb. Zie daar dan, goedgunffige Leezer! deeze Verhandeling, na veel arbeids, zo kort en zaaklyk my eenigfints moogelyk was, afgedaan. Is dezelve teegen verwagting uitgebreid, zo vlye my echter, dat zulks by een befcheiden Leezer, verfchooning zal verwerven, vooral wyl hy overweegt, welk een aantal, onderfcheidene zaaken, in dit, zo wel uitgedacht voorftel, begreepenzyn. Hefi (1) Sataafsch Genootfchap 3 deel, bl. 43.  494 J» HARGER ANTWOORD Het voordel, hebben wy in 8 deelen gefcheiden, waar van verlcheide gedeelten, wilde men dezelve wat uitrekken, een kleine Verhandeling, zouden hebben kunnen uitmaaken; men lette maar by voorbeeld, op de zaakrykheid van het 2de gedeelte, des voorftels, daar begeert men een berigt, belangende de beste en zeekerlle wyze, om de Manfehap te onderhouden, en dat wel in driederlei onderfcheidene flanden, als aan land , op de reêde en op zee; en dat wel' ten aanzien eener goede huisvesting, kleeding, fpys en drank; zo dat, wilde men van alles, wat 'er in deezen text voorkwam, iets dat men oordeelde, aan 't zelve te beantwoorden, aanroeren, het niet moogelyk was, zulks bekrompener te verrigten, en even zo is het, met de andere gedeelten, naar gelang van derzelver inhoud, geleegen. Verkiest deeze of die, zwaarigheeden, op het een of ander te maaken, dit zal ik my getroosten, doch wenfche, dat hy nimmer uit het oog verlieze, dat het eer berispt, dan verbee* ierd is. LWien  OVER DE SCHEPEN ENZ. 49$ Wien is het onbekend, dat men genoegfaam op alle nieuwigheeden , omtrent dc uitvoering, zwaarigheeden kan voortbrengen? hoe veelvuldige zwaarigheeden wierden 'er voortgebragt, wanneer de Edele Heeren Bewindhebberen, der O. ï. M., konden goedvinden , om het vry medebrengen der goederen, te verbieden, en de premiën in de plaats te Hellen; als mede toen die der kamer Zeeland, de drie-dek-fchepen, ten dienfte der 0.1. C., begonnen aan te leggen ? Het wierd immers als onuitvoerlyk gehouden, wanneer 'sLands Vaderen konden goedvinden, om de nieuwe Pfalmberyming, in ons Gemeenebest in te voeren? maar alle zwaarigheeden en opgevatte vrees, zyn als rook verdweenen, alles gaat rustig voort, de zo heilzaame ondervinding zeegenpraalt, door den tyd, en even zo vertrouwe op goede gronden, zal het ook in deezen gaan, wanneer een en ander, de goedkeuring, van des kundigen wegdraagt, en de uitvoering, maar eendragtig aangevangen wordt. Dan dewyl dit voorftel, om aan het yerzoek, der Edele Heeren Beftuur- de^  49°" L HARGER ANTWOORD ENZ. deren., van het onlangs opgerichte Genootfchap te Batavia, te voldoen, voornaamenlyk fchynt ingericht, zo hebbe ook in het behandelen deezer ftof, my meestal bepaald, by die Schepen en Zeemanfchap, welke op Needcrlandsch Indien handel dryvenechter kan alles wat ik heb voorgefteld, met nut op alle andere Zeedienften en Schepelingen, toepaslyk gemaakt worden. Volgens verleende vryheid, in het Programma, des jaars 1779, heb ik gebruik gemaakt, van de uit- en inlandfche Schry vers en Schriften, gegrond op de ondervinding; en alles zodanig ingericht, dat deeze Verhandeling, ftrekken kan, tot een handboekje, zo voor Officieren, als Heelmeesters. Zo deeze myne poogingen, het waare doel getroffen hebben, zal ik my verheugen, den Zeeman in het algemeen, en myn Vaderland, en deszelfs Colonien, in het byzonder, eenig nut te hebben moogen aanbrengen. Tot Ml ,an>t Vaderland, let Zuid, Wet,, Noerd .vg, veel, en 5r£ voet of veelvoet,) verffaa ik, eenige fpongieufe vleeschagtige uitwasfen, van een peerschgewyze gedaante (b), al- (b) levret Obfervations fur la Cure Radicale des plu (teurs Polypes, plauche 1, fig. 3, 5, 7 et 8. ervreï ut fupra fur la Cure Radicale fife' , pas. 4. — F. Rtisca Obferv. Au. Vi. r *  den polypus: 501 alle aan eenen voet hangende (c), welke in de onderfcheide holligheeden, van ons lighaam, als neus, keel, fcheede, lyfmoeder, kunnen geboo«ren worden (d), gelyk 'er mede een, met onderfcheidene takken, in den ingang, van den gehoorweg, heb waargenoomen, (welke wegens de bekrompenheid van plaats, niet dan met de uiterfte moeite, en meest met bytende, of corrodeerende middelen, te verdry ven was). Wanneer men dan, dit foort van uitwasfen, in een van bovengemelde plaatfen ontdekt, geeft men het de naam van polypus, om dat het ten naastenby de figuur heeft, van een zeeinfekt (e), het welk dien naam voert, en verfcheidene pooten digt aan het hoofd heeft, terwyl het lighaam langwerpig rond zynde, aan gemelde pooten verknogt is. De fungus of uitwas, is een gezwel, 't geen zonder aanhangfelen op zich zeiven beftaat, en mede aan een halsje li 3 °f (c) NATALIS JOSEPH palucci Ratio facilis. nari* nm curandi Polypos, Viennae 1763. (d) Celeberr. ruischii Obferv. Anat. 77, (e) rondqletus de Piscibtts, pars. \,£ag. 371, 373 " 374- TUEMI Obfcrvat. Medicac, iib. I, cap-, 26.  502 S. DE WIND OVER .of \oet vast is, doorgaans zvn zy ronder van gedaante, en men vindtze van eene merkwaardige prootte, zy worden van de potypi nog ondericheiden, door d»en zy veel vaster van lubftantie, of zelfftandigheid zyn; — Zy koomen het meest va de vagina en os wrnte vcorfchyn, en zvn ten opziot van hun faamenweeffel van dezelve natuur, als de pofypl, en voor v/aare pcfypi te houden. Dewyl nu de aanweezenhe-d derzeive, even fchadelyke uitwerkfelen, als de Qolypi, kan te weeg brengen, zullen wy ze in 't ver volg, als één foort behandelen. Beide deezer foorten onderfcbeidt men, in die, welke i. de beide fcxe gemeen zyn, en 2. in zodanige, welke allcenlyk tot de Vrouwclyke behooren. Onder de eerfte, behooren de po. typt r.afnles, neus- gutturale*, keelen meaiu* auditorü of gehoorwegs- poDe laatfte, welke de Vrouwen alleen eigen zyn, onderfcheidt men tweeledig in, 1. zodanige als in den bmnenften omtrek van de uterus of Jyfmoeder, gebooren worden; en 2. wel-  DEN POLYPUS. 503 welke in de vagina of fcheede voorkoomen, en aldaar hun begin genoomen hebben. i ^ie welke men naar den dood, in het hart en grootere vaaten vindt, zyn doorgaans, wanneer zy een aanmerkelykc groote en vaste zelfftandigheid verkreegen hebben, alwaren zy by het leeven van den lyder bekend geweest, ongcnecslyk ; waarom wy dezelve niet, dan by vergelyking en gevolgtrekking, zullen aanroeren. De polypi der baarmoeder, kan men wederom in drie byzondere foorten onderfcheiden: als 1. hunne inplanting, of begin neemende, in den binnenften omtrek der baarmoeder; 2. of in derzelver hals; 31 of die op den rand van den mond der baarmoeder, gevonden worden. Dat foort, het welke in de vagina hunnen oorfprong neemt, wordt op't gevoel genoegfaam onderkend, dewyl zy eenige meerdere groote erlangd hebbende, de vagina genoegfaam verwyderen, om de plaats hunner inplanting fpoedig te doen bepaalen. Kortelyk opgegeeven hebbende, de verfchillende foorten, van polypi ui li 4 Juh*  5°4 & DE WIND OVER fungi, zo ten opzigt van hunne bepaa* bng, onderfcheiding, als waar te vinden; zullen wy thans, tot de oorzaak van hunne verfchyning, en op wat wyze dezelve voortgepragt worden, overgaan. Den oorfprong, van beide gemelde foorten van uitwasfen , zo uit het o-een de ontleeding derzelve leert (f)^ als uit de vergelyking van diergelyke voortbrengfels, welke by de opening van doode lyken, in het harden groote ilagaders, fomtyds ïanmerklyk te vinden (g), en voor waare pofypi te hou- (f) PALUcri ftipra memar., pag. 12. (g) Meernmlen heb ik pohpi vim een aanmerkelvke groote, m dc aorta, en vooral in deszelfs curvatnur by het hart, en in de regter en linker holligheid gevonden; dan in den jaare 1770, hadt ik het ge, noegen, eene uit het hart cn dc aorta van een cadaver te neemen, welke zyir beginiel nam, uit het lm-, Ker hart, tusfehen de eolumnae cameae, vervolgens opklom in de aorta t en zig door alle de takken vcriprcidende, zig in dc neederdaalendcn troncq van de aorta verloor, cn volftrektlvk het beloop van deeze vaaten aanwees; dit cadaver, was van een uitgeteerde vrouw, van circa 50 Jaaren, welke zeer'langen tyd met r-imborftigheid was bezet geweest, de Polypus, welke nog in tnouthrandewyn bewaar, hadt duur den tyd eene vastigheid verkreegen, waar dooide einden zelve, zig niet dan met zceker geweld laaien van een fcheidcn, en teekenen gaf, dat hy 'reccts over  DEN POLYPUS. 505 houden zyn, nagaande; komt het my voor, dat het bloed of liever deszelfs jïbra, (veezeldraad) (h), als voorbereidende oorzaak, (onder de veelvuldige oorzaaken, behoort mede eene venerifche dispofitie of gefchiktheid,) een al te groote trap van verdikkmg, en lymachtigheid verkreegen hebbende (1); waar van de oorzaaken te menigvuldig, en al te wel bekend zyn, om in dit kort bellek opgenoemd te worden; nog bovendien, zyne eigenfchap, (by de ouden onder den naam van vii plastica bekend) welke het van de natuur verkreegen heeft, om tot een vleeschachtigen klomp, te faamen te Hollen, behoud; en hier door, by gullige geleegenheid zyne kragt oeffent, in het voortbrengen van polypi en fungi (k). Dit in het algemeen laatende vooraf li 5 gaan, over lang, in deeze holtens hadt plaats genoomen; waar uit bcfluite „ dat hunne lubftantic, uit hoof'dftoffelyke beginl'clen beftaandc, genoegfaam in leeven is, om d'atitïtus of wryving van het bloed te wederitaan, wyl anders zekerlyk door den tyd, zoude moeten verminderen en verdwyncn. ' (h) Clarisf. gaubh Pathol. 1758, § 340. (i) ibidem, § 355- Qi) palucci fupra memor., pag. 23.  5°6 S. DE WIND OVER gaan, gaa ik thans over, tot de wyze op welke zy voortgebragt worden f : Het is eene bekende zaak, dat men hen zelden ziet verfchynen, dan na heevige haemorrhagien, bloedftorringen, 'tzy uit neus, keel of lyfmoeder; in deeze bloedftortingen, worden een of meerdere, flagaderlvke vaatjes verbrooken , doch doorgaans m diervoegen, dat het grootfte van de verbrookene, de meeste hoeveelheid bloeds ontlangende, alJengskcns, volgens zynen aart van buigfaamheid meer en meer uitzet; en dus de zydelmglche verbrookene llagadertjes (alzo 'er zelden eene, afzouderlyk'verbrooken wordt, zonder meerdere t« doen van een ryten,) door zyne opzetting, vernaauwende ; eindelyk in diervoegen toedrukt, dat decze'door den tyd geheel vertraagen, tcrwyl het grootere vat nog aanhoudt, bloed af te geeven, 'tgeen dan ook niet onduidelyk, uit de figuur of gedaante der polypi van neus en keel, is op te maac u' .alS ?°orgaans eene grootere tak, of bei hebbende, met veele kleinere omringd (1); de fungi in teegendeel, zon- (0 palucci,pag. 37.  DEN POLYPUS. 507 zonder aanhangfels zynde, fchynen hunnen oorfprong, van het verbreeken, of liever verwyderen, van eenen enkelen fhgader, te erlangen. Doch het is niet in den beginne der bloedftorting, dat deeze psl0 en fungi geboorcn worden (m); — maar doorgaans , wanneer 'er reeds eene verbaazende menigte bloeds verlooren is, de Iyders z vak en flaauw worden, en de natuur, van een der edeffce fappen van ons lighaam, aanmerkelyk ontbloot, begint te wankelen, als dan gebruikt zy haare laatfte fpringveer, om gemelde flagadertjes te vernaauwen, met op de uiteinden derzelve, eene [jhvtke of krampagtige beweeging te oeffenen, waar door het bloed aanmerklyk belet wordt, zig buiten deszelfs paaien te begeeven, en niet dan langzaam^rhand by droppelen te voorfchyn koomt, in welk geval, de neus, keel of lyfmoeder, nog met geronnen bloed bezet zynde, de continueele of aanhoudende afdrupping, fchynt teegen te gaan; terwyl intus- fchen, (va) palucci , pag. 38, 39 et 4°*  5°8 S. DE WIND OVER fchen, naar de vernaauwing der vaatjes, door de natuur een geiatineus of k eevend vogt rondsom de randen van de verbrookene flagadertjes worde afgefcheiden; en dit vogt zig m^ de Jüra van het bloed, door eene leevende kragt (n), welke nog in 't zelve overblyft, (en waar van de heeling der verfche wonden, tot een bewys kan ftrekken,) vereenigende, een of meer kegels of bellen formeert, die wegens de nabyheid der verbrooke- hnnn?atrn,-cmaar éé" V0^> door hunne fpecifique zwaarte te wceobrengen, en naderhand door de bvkoomende lucht, allèngskens die vastigheid verkrygen, welke men in de pofypi gewaar wordt. Het blykt derhalven ten klaarflen, pir ^tgCV°elen' Van dc ve™aardé RU SCH HEY5TER, LEVRET (o), GRASHUIS (p) en anderen, welke de oorzaak hÈ^é^T&^r4 *™> 1709; en  DEN POLYPUS. 509 zaak van de polypi, aan de uitzetting van de tr.embrana pituitaria (fnotvlies), of aan verftopping, welke in de ductus excretorii, (afklenfende vaatjes, der flymklieren,) gelchiedt toefchryven, niet alleen in deezen geheel van grond ontbloot is, maar zelf ten eenemaale ver* valt; vooral, wanneer men nagaat, dat in de polypus en fungus, by naauwkeurige ontleeding, geen voetnap of eenig bewys, van eene inwendige organifatie, of werktuigelykheid van deeltjes, welke vooraf beftaan hebben, of thans beftaan , te vinden zy; ten waare men dat foort, het welk onder de bydatides behoort, 'er onder wilde reekenen. — In die gevallen, vindt men fomtyds onder de bekende bydatides, (welke uit eene menigte van bloedvaatjes beftaan) als met aderen doorweeven, zoo ook zeeker foort van gezwellen, die uit verftopte klieren gebooren worr den, van meerdere en mindere groote en zelfftandigheid, en waar van het kenmerk is, dat zy langzaamerhand, en zonder bloedftorting geformeerd worden, en dus, fchoon mede aan een voet hangende, geheel en al van de  5lO S. DE WIND OVER ^ °0r2aak 3lS Bfa naaste oorzaak, van de vorminff éerpmypi en itaft afgehandeld hebbende, gaa ik thans over, tot de beIch mm^ der fchadelyke effecten of uitwerkten, welke dc opgenoemde in het menschlyk lighaam,"doorgaans te weeg brengen. Dat onder de gevaarlvke toevallen, waar door het leeven van den mensch van langzaamerhand uitgebluscht wordt , de polypus en fungus te houden *yn, leert de ondervinding maar al te dikwils; deszelfs fchadelyke uitwerkten, in't algemeen hangen af, van de onderfcheidene deelen, waarin zv gebooren worden. y Polypi nafaks die in de neus hun zitplaats neemen, ordieren het aangezicht, beletten den doortogt der lucht en reuk, maaken door den tyd, eene zekere grootte verkreegen hebbende eene gevoelige drukking in 't hoof^ verhinderen de uitloozing van pituita oï lnot, geeven mede belemmering in de inademing, fpraak en doorzwelging, vooral wanneer zy door hunne groot-  DEN POLYPUS; 511 o-rootte, het agterfte gedeelte van de neus vervullen, en het velum pendulum of neederhangend verhemelte drukken , (q) en (r). Polypi gutturale*. De keel wordt door hun zeer gevoelig aangedaan, alzo zy dikwils door hunne grootte, uit de neus in den oefopbagus of flokdarm nederzakken, of ook hunnen oorfprong, uit het bovenfte gedeelte van den flokdarm neemende, de inzwelging beletten, en door den lyder, als met geweld worden naar beneden gedreeven, 't geen niet dan zonder de uiterfte fmert gefchieden kan, dewyl de poiypus, door zyne beginneeming wordt tegen gehouden. Nog kan men hier byvoegen, dat zy de ademhaling, in diervoegen dikwils in een oogenblik des tyds beletten, dat de lyder in gevaar is, van te verflikken , en zodra dit wederom ophoudt, brengen zy door geduurige aanbotflng op het epiglottis en larynx, een foort van hoest te weeg, welke voor (cf) Zie bier yas een fmye afbeelding by Nicor. Tltjp, Obferr. Midk. lib. I, öbjerv. 36, £flg. 4f« (r) IX- Vermaarde ruysch, hcett dezelve mede.in l&UÊptrumlligmori gevonden, zie vol. I, Qbftrv. 77 >  512 s. DE WIND OVER voor den lyder allerlastigst valt, enmet aaneenfchakeling van toevallenmar ontaarting zyner vogten, hem in de cacocbymia of kwaadfappigheid doet vervallen, die hem (wanneer zyne kwaal door verzuim als anderfints, ongeneeslyk wordt,) naar veele folteringen , in 't graf fleept. Polypi en fungi, vaginales en uterini. Doch eene andere plaats, welke meer duisterheid by zig heeft, en waarin men zoo fpoedig, de exiftentie of aanweezenheid, niet kan ontdekken, is de uterus of baarmoeder. Dat dit deel oneindig meer, met foortgelyke ongemakken bezet zy, dan doorgaans bekend is, en dikwils niet dan door den dood, en by het openen der ly. ken ontdekt worden, is my zelve in zeker geval gebleeken, 't welk ter zyner plaats, zal aanhaalen. Polypi vaginales. De vagina of fcheede, wordt of door fungeufe of polypeufe concreties, of faamgroejingen aangedaan, welke over het algemeen minder fchadelyk zyn, dan wel, dat zy dit canaal verengende, de coïtus aan oe zyde der vrouw, ongemeen pynelyk maaken, zynde buiten dien, door hun-  DEN POLtPÜSj 513 hunne toeneeming in grootte, in ftaat, om eene femi prolapfus vaginae, of halve uitzakking der fcheede, te weeg te brengen (s), zy worden door het onderdaan erkend, en zyn fomtyds van buiten, zonder eenige verwydering der fchaamdeelen, zigtbaar (t). De uterus, de gevaarlykfte zitplaats der polypi en fungi, wordt gelyk te vooren gezegd heb, of in zyne holte of in den hals, of op den rand der mond, door gemelde gezwellen aangedaan. Over het algemeen, noemt men het eerfte foort gevaarlyk, om dat zy 1. de uitvloeifelen vertraagende, gelegenheid geeven tot obftructien of verftoppingen, moeilyk te ontdekken, 2. door hunne grootte, dit deel belemmeren, en voor de bevrugting onvatbaar maaken; 3. en eindlyk, door verbastering aanleiding geeven, tot ontvellingen of excoriatien en carcinox. deel. Kk ma* (s) JOBI A MEEKREN Obfcrv. Med. Chirurg. Amft. \(&i,pag. 250-255. . . . ' (t) De Schaamte der Scxe , hier weinig op verdagt, doet hun dikwils jaaren agter-een, dit ongemak vgcr een foort van uitzakking aanzien, waar door de Genees- of Heelmeester veriteeken blyft, otn de ncodi« ge hulp toe te brengen.  5f4 S. DE WIND OVER rnateufe affecties, of kankeragtige aandoeningen welke terwyl zy, in de holte der baarmoeder beflooten zyn met gemerkt worden, voor en aleer Mreeds dit deel op eene allergevaarJyklte wyze hebben aangedaan. tfuiten de naadeelige gevolgen brengen dezulke, die inden half der Daarmoeder gevonden worden, de lyderes dikwils in een groot gevaar, want eenmaal een zekere groote verkreegen hebbende, worden zy even als omtrend de abortus, van 2 a 3 maanden plaats heeft, door de faam trekkende kragt der Jyfmocder, die dezelve van alle kanten omringt, uito-cdreeven, en bly ven terwyl zy genoegfaame vastigheid hebben, aan hunnen voet hangen • waar door de lyfmoeders mond zig niet kunnende fluiten, aanleiding geeft, tot aanmerklyké Woedftortmgen, welke, in het eerst, maandlyks vermeerderen, dorh naderhand daaglyks ftand grypende, door geenerhande middelen konnen gedempt, of voorgekoomen worden, en dus de fyderesfen in 'tekort, in diervoegen hunne leevenskragten doen verhezen, dat eindlyk de waterzugt, een  den polypus; '515 een einde van alle haare fmcrtert maakt. Uit alle deeze kenmerken, de gevaarlykheid der polypi en fungi, in opgenoemde deelen aangetoond hebbende, gaa ik over, tot de befchryving, van een hulpmiddel, het welk ik als nog het beste oordeel, der gene die tot heden, voor dergelyke gevallen zyn uitgedacht, en waar van hoop, dat myn Leezers, welke zig op het behandelen , van foortgelyke ongemakken , hebben toegelegd, het zelfde voordeel moogen trekken, 't geen my in deezen is te beurt gevallen. II. Dit werktuig afgebeeld (plaat J.) agter deeze Verhandeling geplaatst, (figuur 1.) is faamgefteld, uit een foorc van een vrouwe catether (a) (a) van zilver, maar een weinig langer en aan zyn uiteinde, ('t geen men den conductor anfae, of geleider van den ftnk noemt,) wat omgeboogen, heeft verder een flilet van het zelfde metaal (b), 't welk tot aan het einde van de catether kan ingefchooven worden, en door de beide zydelingfche openingen (cc), even als in de vrouwe catether, zig K k 2 aan  5*6 S. DE WIND OVER aan het oog vertoont; door middel van dit ftilet, omvat men het ooc? (d) van een zyde koordtje, dubbel* gevouwen, het welk ruim een el lana zynde, de helft korter wordt, zo draï het om het ftiletje gepasfeerd is, en dus het oog van de catether vult, terwyl de koordt hier door, als aan gemelde catether verbonden blyft. Het zyde koordtje is dubbel (e) (e) (e) (e) (e), gelyk gezegd heb, en moet in lengte, naar evenreedigheid, van den afftand van het gezwel, 't geen men zal afbinden, bepaald worden, koomende het anderfmts, op een duim of twee niet op aan, en aan deeze verdubbelde koordt, worden verfcheidene ronde coraalen (f), van een zeer hard hout, (waarvan de bekende paternosters gemaakt worden,) ten getale van 33 a 34 geregen; het mag de lengte van i| voet of een halve el hebben, en heeft veel overeenkomst, met de zogenaamde paternosters; de heide einden van het koordtje, gaan vervolgens in een cubus (fig. 1.) (g), (oftaarlingswyze werktuig) van yvoir, (welke aan twee zyden geheel open is,)  DEN POLYPUS. 517 is,) (fig. 2.) (h) (h) door eene kleine ronde opening of gat (fig. 1.) (i)> inden cubus. Deeze cubus, heeft in 't midden een as of fpil (fig. 2.) (k) van ftaal, die voorzien is van een kleine opening (fig. 2.) (1), om de beide einden (fig. 1.) (m) van de koordt, door te laaten, welke van daar, directlyk uit den cubus gaan, door eene opening (fig. I.) (n) in eene diametrale linie, van de tweevoorige gefteld; wordende, met een of twee knoopjes, voor het terug gaan teegen gehouden. Aan den as van de cubus is gevoegd, een klein tandrat(fig. 1.) (o), 't welk men, door middel van een fleutelsgewys handvat (fig. 2. (p), naar begeerte kan omdraaijen, en het geen voor het te rug gaan teegen gehouden wordt, door een fnik of veer (fig. 2.) (q), wanneer men ophoudt met om te draaijen; zo dat deeze machine, in het klein, by een axïs in peritrochio of windaas, kan vergeleeken woeden. Nog dient by dit werktuig een tang, om de polypi te omvatten, gevoegd te worden, terwyl my met veel vrugt bediend hebbe, van een inftrument, in de manier van Kk 3 de  s. de wind OVER de pince a feaux germe van den Heer levret (u), dog kleiner en lubtiler vervaardigd, (zie verder plaat i, Hg * \ nier agter, ill. Het gebruik van dit werktuig, is zeer cenvouwdig, en juist niet moeiijk om te volbrengen, de afbinding vry zeker; verdienende, daarom, den voorrang, booven het geene, reeds A/f *ng 1S °Pgegeeven (v) Men neemt de catether, (die wy voor aan conductor anfae, of geleider van den link zullen noemen,) in de linkerhand, en met de regter, de fungus of po/ypur het zy met de vingers of tan* gevat hebbende, laat men (na alvo- ^ kk?^^;^- (0(0, langs de dubbele koordt, een weinig nat* beneeden gehaald te hebben,) de eaua (ng. 3.) en het uitwas, of den pofflms welken men wilafbmden, patfeéten* door (v) Eer. voordeel, 't welk men in deeze methode boeven alle anderen heeft, is, dat men geene mé £ helpers nood.g heelt, dewyl een handig Chhu"^ de veefoflbf 10,C8'afnJ" SS is' d™r ta**K» oe veei of imk, een hand ruimte te hebben, waarom ook zyne bewerking, ten opzigt van de Lvcleres e Winder teegenftand zal vinden, dan *S2^?£een, zig nu en dan uitwendig, zo het jfcheen,  524 S. DE WIND OVER fcheen, Iaatende gevoelen. Zy was Sedert haare verlosfing, op vcrfchillende tyden, veel bloeds kwytgeraakt, en hier door buiten kragt, en in een ftaat van conmmptieof uitteering; cn wanneer de bloedvloeijing, (welke om de 14 daagen zig het fterkst vertoonde ) een weinig verminderde, volgde 'er ipoedig, eene witte vloed fluor albm> die met eenen zeer kwaaden reuk vergezeld ging. In deezen toeltand, haar van tyd tot tydl exammeerende, fchreef ik diverfe middelen voor, doch alle zonder merkelyke vrucht. Den 4 Augustus, (de dag, waarop by haar op het onverwagtst geroepen wierdt,) was gemelde bal of fungus. uit de uterus in de vagina gekoomen, en wyl de patiënte, niet anders daut, dan een abortus of misval te zullen ondergaan, hadtzy alvoorens een vroedvrouw laaten haaien, die in dezelve meu nu?g' na 'er lang aan getrokken te hebben, (terwyl de vrouw erbarmelyk ichreeuwde) zig verbeelde, dat het de lyfmoeder zelve was, welke omgekeerd naar beneeden zakte • zy tragte derhalven, deeze wederom in  DEN POLYPUS. 525 haare plaats te brengen, doch zulks mede weegens heevige pyn niet lukkende , liet zy myne hulp verzoeken; wanneer, hand aanflaande, wel haast gewaar wierdt, dat dit gezwel van eene niet natuurlyke gefïalte was, en geenfints tot de lyfmoeder behoorde; en wyl de vrouw door voorafgaande bloedvloeiingen, ongemeen verzwakt en vermaagerd was, kon ik de eene hand inbrengende, terwyl de andere op de regio hypogastrica geplaatst was, de lyfmoeder zelve duidelyk, en als natuurlyk van groote, gewaar worden. Het was eerst den 7 Augustus, dat ik geleegenheid hadt, dit gezwel, het geen een waare fungus uterinus was, aftebinden. By het onderdaan bleek het my, dat deeze zyn begin nemende, op den affiand van'? duim, in den hals van de baarmoeder, iets grooter was dan een ganzen-ey, (zie plaat 1. figuur 5.) en wanneer de hand te rug getrokken hadt, de vagina geheel vervulde. Ik verrigte de afbinding zonder medehelpers', met weinig moeite, en verliet haar, ten vollen bewust, myn oogmerk te zullen bereikt hebben; de vol*  526 S. DE WIND OVER volgende dagen was zv onoem^ weivaarende, en wierdt geen droppel bloeds gewaar het welk aan de Ver- P^ning van den fungus, welke thans geleegcnheid gaf, dat de lyfmoeders mond zig floot, toefchreef. Den 14 Augustus, viel de draad, die tot de afbinding gediend hadt, me het daar by zynde tandrat en coraalen at, en den volgenden dag, hadt ik het genoegen, de fungus (zie plaat 1. hg. 5.) te zien volgen, met dien gewenschten mtflag, dat de pyn en ongemeene vloed, van het oogenblik der afbinding, geheel verminderd, ophielden, en de patiënte, met hergebruik van het extract cortic. peruv., onder de gedaante van pillen, m 't kort tot haare voorige kragten terug kwam; terwyl zy feederd, van alle haare toevallen, volkoomen her/leid is, en tot geniet"' eene gewenschte gezondheid TWEEDE GEVAL. Het tweede geval, veel gevaarlyker en langduunger, hadt plaats, by de cgtgenoote van den Heer Keyzcr, Konst-  DEN POLYPUS. 527 Konstfchilder binnen deeze Had. Deeze Juffrouw, van een bloedryk en phlegmaticq temperament, circa 47 jaaren oud zynde, wierdt in January 1774, door koorts, en eene catharrak fiuxie, op het hoofd en tanden aangetast, waar by zig vervolgens eene heevige bloedvloeijing vertoonde, zy was te vooren van 3 a 4 kinderen verlost, en doorgaans na haar kraambed, vry gereguleerd geweest. De vloed, niet teegenltaande zy van tyd tot tyd geneesmiddelen gebruikte, telkens vermeerderende, bragt te weeg, dat gemelde, op het laatst van Augustus bedleegerig wierdt, cn geduurende neegen weeken, met kleine ftortingen, het bed moest houden, terwyl zig nu en dan {lukken en klonters geronne bloed lieten zien, (waar na de vloed egter allenskens, een weinig begon te verminderen,) dan deeze lyderes, in denkbeeld zynde, dat haare jaaren, en de te verwagtene vermindering van maandclykfchen vloed, de oorzaak van haare kwaal uitmaakten, bkef onbekommerd , in het gebruik van huismiddelen voortgaan, een ieders raad zonder vrugt opvolgende., ter-  528 S. DE WIND OVER terwyl de aanhoudendheid der vloed haare kragten in diervoegen uitputte \ dat zy geheel buiten ftaat geraakte' haare huishouding waar te neemen en de eerlte beginfelen van de waterzugt, anajarca (tusfehen vel en vleesch) onderging, zynde kort daaraan, over len S üghaam dik en opgezwol- In deezen ftaat was het, dat ik op den 6 November 1775, voor de eerfte reis by haar geroepen wierdt, wanneer zo veel mooglyk, door abforbeerende en ligt adftringeerende middelen, uit detestae ovorum pp. en pulvis terrae catecbu den vloed tegenging, terwyl, door voorgaande vernaaien, mede in denkbeeld Gebragt was, dat haare maandelykfche vloed, langs deezen weg, een einde Itond te neemen. Doch naauwlyks haar 4 a 5 dagen gevifiteerd hebbende, kwam haar toeftand, my nog veel gevaarlyker voor, dan in den beginne gedacht hadt; en begrypende, hoe noodzaaklyk het was, my vooraf te verzeekeren, of'er geene plaatslyke oorzaak, hetzy in de lyfmoeder of vagina, ftandgreep; verzocht j.  DEN POLYPUS. 529 iocht ik haar te moogen onderdaan, (my op dien tyd vlyende, de waars oorzaak te Zullen ontdekken,) na lang zoekens egter, kon ik niets gewaar worden; waarom verpligt wierdt, my aan eene indicatie of handelwys te houden, overeenkomllig met de bloedvloeiing en waterzugt, 't welk ook niet geheel, voor een tyd zonder vrugt was. Dewyl haaf Ed., op aanraaden van anderen, meermaalen gebruikgemaakt hadt, van rooden wyn op caneel getrokken, nuttigde zy hier van, daaglyks een once of vier, dog mede zonder vrugt, het geen dan ook (zo draa het tot myne kennis was gekoomen,) volllrekt verbood, laatende in plaats van deeze middelen, by aanhoudendheid het extract, cort, peruv., conferva ro/ar. rubr., pulv. tem catecbu, het pulv. test. ovorum &c gebruiken, waar door het my gelukte, haaren toeftand niet alleen draaglyker te maaken, maar zelfs de anafarca merklyk te doen verminderen, vermydende in deezen, alle verhittende middelen, waar door zy geduurende den winter, wederom in ftaat geraakte, X deel, LI orn  53® S. DE WIND OVER ©flj het opzigt over haare huishouding te konnen waarneemen. W^lTe5in het voor)W, kwam de Dlocdyloeijmg wederom te voorfchyn, en wel in diervoegen, dat wanneer zy een aanmerklyk verlies hadt ondergaan , deszelfs couleur allengskens verminderde, en uit gebrek van kragten, in lympha of wei overging, \ welk altyd1 eenig rood behield, (foiure duchatr,) blyvende dit aanhouden, tot dat haare kragten in diervoegen vermeerderd waren, dat het roode gedeelte van het bloed, merklyk heriteld was, wanneer zy van nieuws langzaamerhand, tot haar voorio- verval van kragten verviel, en op het punct ftond, van geheel door de waterzucht te zullen overftelpt worden. Len i Maart 1776, wanneer dit geval, tot eenen zeer grooten trap van gcaarlykheid geklommen was, nogmaals my willende verzeekeren, of'er eenig vreemd lighaam, zig aan den mond der baarmoeder onthield; hadt ik I y het onderllaan, eindelyk het geluk, ten fungus van de grootte als op (plaat j. fig. 6.) is afgebeeld, te ontdekken; zynde gemelde Jungus, even met  DEN P O L Y 1? Ü Sj| 53t met de toppen der vingeren te bereiken , en als in den hals der baarmoeder beknëepen, waarop haar, niet zonder veel vergenoeging, eene fpoe* diere verlosfing, van alle haare toevallen beloofde, en het werktuig ten dien einde, in order bragt. Den 3 Maart, myne lyderes, op een rustbank, overdwars, met beide de voeten op een Hoof, en eenige kus», fens agter den rug geplaatst hebbende, verzocht ik den HeerKeyzcr, haar Egtgenoot, my alleen in de afbinding te adliftcercn; bragt vervolgens de vingeren in de vagina, waarop de fungus $ met een lange en fmalle tang, (plaat t, fig. 3.) naar my haaiende, van langzaamerhand geleegenheid kreeg, om 'er met de linker vinger agter te koomen» en zyne waare grootte te bepaalen. Naar het my voorkwam, hadt het op dien tyd, volmaaktlyk de gedaante van een middelmaatigen appel, (zie plaat f. fig. 6.) hangende aan een klein halsje, zyn begin in het midden der baarmoeders mond neemende, het was boven dien van een vry vaste zelfftandigheid; dit zelve veroorzaakte my veel moeire, eer, naar genoegen, LI 2 het  532 S. DE WIND OVER het fnoer kon ombrengen, alzoo deeze Jutigur, door bezetting van den pond van het os uteri, waar uit hy even gepasfeerd was, .dikwils ontglipte, en dus verpligt was, van nieuws te beginnen (w). Na eenig toevens, en na het losgaan van een fnoer, gelukte het my eindlyjc, het gewenschte oogmerk te bereiken waarop haar Ed. te bed gebragt, ftilte en rust liet genieten. • üyzonder hadt ik reeden om voldaan te zyn, wanneer des avonds te rug koomende vernam, dat de vloed (welke tot dien morgen hadt aangehouden,) feederd de afbinding, oogenbhkiyk was opgehouden, en de lyderes, na het nuttigen van vleeschaiat, eemge uuren rust hadde genooten, en hier door merklyk verkwikt was. Ik had den draad met de coraalen ten getaale van ,,, (om het tandrat voor roest te bewaaren, gelyk te vooren gemeld heb,) aan een klein ftukje houts (w) Ongelooflyk is het, hoe weiniff aandoening de ydereSIen, van deeze Bwerking hSKfSHfe Si Zy eeTbi*«* zeeker foort w tó mm, geen dc minfte pyó gewaar te worden" 3  DEN POLYPUS. 535 hout* verknogt, even buiten de vagina gelaaten, doch door de terugwyking der lyfmoeder, die eenigfints met het gezwel, in de afbinding, neederwaards was gehaald, was zulks met het daar aan zynde fnoer, in de vagina terug getrokken, waarom het met een ftukfe"linnen, om alle fmet voor te koomen , omwond, en dus egter myn oogmerk bereikte. Den volgende avond, by naar geroepen zynde, hadt zy eenige Hinkende ftof geloosd, welke aan zyne papagtigen aart wel draa erkende, de fubftantie der fungus tc zyn, die door voorafgegaane ontglipping teer geworden zynde, gebarften was, en zyne inwendige pulpeufe of papagtige zellftandigheid, hadt afgegeeven, wanneer met het appliceercn, van doeken in azyn natgemaakt, de ftank wej, haast wegnam, en de patiënte, teevens van haare ongerustheid onthief. Den derden dag, na de afbinding, kwam de dubbele draad met de coraalen ,. en een gedeelte van de vleeschagtiae zak, die meerendecls gerot was, te voorfchyn, feederd heeft zy nimmermeer, eenige ftorting of onmaatiLl 3 gs»  534 S. DE WIND OVER gen vloed vernoomen; haare maandel}kfene ontlasting, verlcheen booven verwagtmg, naar verloop van weinige weeken; waar door haar Ed. feederd met het gebruik van kragtgeevende middelen, van haaren watemigtigen ftaat m diervoegen terug gekoomen is; datzy in de maand Augustus, van g**. m ftaat was om haare daaglykfche beezigheeden, met gePOegen waar te neemen, zynde fee. DERDE GEVAL, Het derde en laatfte van dit foort heeft plaats gehad, by de vrouw van JJaniel Jiozebroek, Postknegt, wooriende by de Syspoort. Gemelde vrouw, oud zynde by de 40 jaaren, en naar gisling 0 a 7 maanden zwanger, kwam den 7 Augustus 1770, aan myn huis, klaagende van geduunge pyn in den onderbuik, verzeld van bloedvloeijing, welke fchoon niet heevig, door de aanhoudendheid, haare kragten in diervoegen afmatte' dat zy naauwlyks in ftaat was, haare huis-  DEN POLYPÜS. 535 huishouding meer waar te neemen. In het midden van September, gemelde onderilaande, wierdt ik onmiddelyk twee polypi (hunne inplanting, aan de ino-ang der baarmoeders mond neemende,) gewaar, zy waaren beide aan ééncn voet gehegt, cn wierden den volgenden avond, wanneer eerstgcmefde wilde afbinden , nog door twee andere gevolgd , alle aan denzelven voet vcrknogt(x); de afbinding, gcfchiedde zonder eenigen teegenitand, de vloed hieldt van het oogenbltk at aan op, en bragt boovendien te weeg, dat gemelde vrouw, in de maand Uctober van een leevendig kind verloste, en naaderhand vry fpoedig, uit dit kraambed herftelde. . Het kind, door beroovmg van voedfel, geduurende de eerfte maanden der dragt verminderd, en geen zog kunnende genieten, overleed eenige daagen na de verlosfing. Deeze drie obfervatien, wat breedvoeriger opgegeeven hebbende, gaa ik thans over tot den polypus naji, en of fchoon tot nog toe, maar een geval LI 4 van 00 Zie plaat i, fig. 7.  $3<5 S. DE WIND OVER van die natuur behandeld heb kan ih vTegen°.0rbygaan' ^^ * 2 VIERDE GEVAL. Cadz^T f Pr/Tr uit het la"d van hetSS ,%kVam de\17, van net jaar 1772, myne hu verzoeken v/eegens een gezwel in het re*e?neus' gat, het geen by exammatie, groo^ fcheen dan een paardeboon ff) en hem de ademhaalmg, merklykTelem- ^Z Wf °P den 9 van boovencremelde maand, eerst naar buiten Pcfi ten en vervulde hetzelve gehfel wuraaien aanhangen m^<- -nschteffect/dLn^eet4^gof flynv» 00 Zie plaat i» fig, 8.  DEN POLYPUS. 537 flymprop, den 20 afviel, en hem van een lastig ongemak bevrydde. In deeze v.er gevallen, heb Ik ondervonden, dat de afbinding, geen de minlle pyn te weeg brengt, fchynenden de polypi en fungi geheel ongevoelig te zyn. Onder de verfcheidene geneesmiddelen, welke men tot het wegneemen van de neus polypen beezigt, is de turunde met enkel kaarsvet of fmeer omwonden, niet de minlle (z). In fommige gevallen, daar 'er maar een of twee takken, in de neusgaaten te vinden zyn, doet dit middel, een verwondering waardige uitwerking, dan egter is het voor de keel polypen, zo min als het gebruik van den fpirtius falir marini, in plaatfen ver van de hand geleegen, van geen de minlle nut, desgelyks zyn alle zogenaamde cauterïa potentiaiia, te verwerpen, alzo zy niet, dan voor een zeer geringen tyd, den aanwas belet heeft, en in afgeleegene holten, niet konnen gebeezigd worden. Het blykt derhalven ten klaarflen, LI 5 zo (z) Journal de Medlcine, tarnt 10 Novemhre, fag- 453-  53^ S. DE WIND OVER zo uit het geen wy vooraf hebben laaten gaan, als uit de drie cerstgemeide gevallen, hoe gevaarlyk het voor de lexe zy, wanneer 'er polypi of fungi, W de ^W Hand grypen, en hoe noo! dig het zy, door 't geduurig onderiiaan, van een daarin ervaaren vroedof heelmeester, zig van hunne teea genwoordigheid te verzeekeren, alzo by hunne uitzakking uit de Ivfmoeuer m deszeik hals, (waarvan het tvdftio onzeeker is,) de niet natuurlyke ve~wydermg van deelen, welke dienden geflootcn te blyven, de Jvdereslen (zo met by tyds ondekt worden,) in een Uitlteekend gevaar brengen Gelukkig egter. zoude hét, zo voor de Ivderes, als voor den heelmeester zyn; indien men ten allen tyde de aanweezenheid van faörtgclyke vreemde lighaamen, kon ontdekken, en aan den onmaatigen vloed, op het oogenbhk, door eene onpynelyke konstbewerking, paaien ft ellen. Dan eenige gevallen, wanneer de polypi en fungi, hunne inplanting in den grond des lyf moeders neemende, door bykoomende inwendige gezwellen, belet .worden, door deszelfs mond heen te drin-  DEN POLYPUS. 539 dringen, of eind'yk, daar waare car» cincmata (kankeragtige gezwellen) plaats hebben; zyn van dien aart, dat fchoon men al van hunne aanweezenheid overtuigd was, (gelyk my zeiven, ten opzigt van differente carcimmata utenna, is voorgekoomen) (a), men egter, met alle moogelyke hulp, geen de minfte verligting, kan te weeg brengen, tot dat de dood alleen, een einde aan haare kwaaien maakt (b). Eep merkwaardig exempel hiervan, zal ik thans bybrengen, te meer alzo geleegenheid kreeg, dit lighaam te moogen openen. Wiilemina Entey jongedogter, in de 30 jaaren oud, en woonagtig binnen deeze flad, wierdt in de herfst van het jaar 1774, door eene onmaatige bloedvloejing, welke telkens wederkeerde, aangetast; zy gebruikte verfcheidene ge- fa) In deeze, vond ik den mond der baarmoeder, éooreriaagd cn uitgeteerd, geevende op het aanraaken, eene (tinkende bloedende ftof van zig, welke de iyderesi'e tot op het laatst haares leevens bybleef, pn uitmergelde. (b) Celebcrr. morgaone opera AnaVomica CU HvVss'cmi, vohm. 1 obferv. 6.  ,54° S. DE WIND OVER geneesmiddelen ter verbeetering van haare kwaal, doch zonder vruot myne hu p, wanneer het my voor een tyd gelukte den onmaatigen vloed paaien te Hellen, en haare kwaal draa gelyker te maaken; dan egter met het voorjaar, tot de voorige bloedvloeiing vervallende, floeg ik (naar de beste middelen vergeefs beproefd te hebben,; hand aan, met geen andere gedagten, dan wel haast een polypus of Jungus, te zullen ontdekken f dan hoe zeer my hier in beyverende, bleef het onderzoek altoos vrugteloos, en noodzaakte my by de inwendige middelen te moeten berusten. Op 't laatst van net jaar, wierdt zy waterzugtig- en over eed convulfif of Huipagtig, omftreeks den 8 December. h Ik hadt het genoegen, haar te moo- ondekte.nenj *** hj het V0,*ende 1. De holte van den buik, met een hydrops ascit (befloote wa'ate caen vuld, gelyk het geheele lighaam, met een anafarca overtoogen 2. De imestina tenuia of (dunne darm&O/pastfce, (krampsgewyze) hier en daac  DEN POLYPUS. 541 daar faamgetrokken, en in het ileum, een volmaakte vohulus (c) of kronkel. 3. De lyfmoeder buiten maaten opgezwollen, paarsch van couleur, met; oangreneufe plekken bezet, en omtrend van dikte en grootte, als by een zwangere vrouw, van 4^5 maanden dragts, plaats heeft. Deeze geopend zynde, vond ik van binnen bezet, met een foort van knoestgezwel, waar by veel ichor of fcherp water, en een weinig gebonden etter, voorts in zyne binnenfte wanden, meerendeels van zynen natuurlyken ftaat verbasterd, en met een uitwas na een fungus gelykende bezet, geevende de hals der lyfmoeder blyken, van eene opene kanker; waar uit dan vry zceker konde opmaaken, dat deeze dogter in eene toeftand geweest was, welke geheel en al, hoopeloos kon genaamd worden; voornaamlyk, uit de onmoogelykheid, van dit gezwel te ontdekken, en eenige plaatielyke hulp toe te brengen. AI- (c) De Heer Profesfor sandifort, in zyne Obfevat. Anat. pat hol. liber II, Leiden 1778; heeft hier van tab. 8 fig. 5, een fraaie afbeelding gegeeyen.  542 S. DE WIND OVER min]l°0KrT• def2e m^ne waarneem mingen bcfluit, kan ik nogmaals niet voorby gaan, de nuttigheid en overgroote noodzaaklykheid, van het dikwils ondenlaan, in deezen, onder het oog te brengen, eene omfhndigheid, welke maar al te dikwils, het zy uit lchaamte, het zy uit nalaatigheid verzuimd wordt, en waar van men de gevolgen, maar al te laat ondervind Uit de vernaaien van ter zvden, én gevolgtrekkingen, uit gelykluidende omftandigheeden, zoude ik wel durven bepaalen, dat de teegenwoordio-heid van polypi en fungi, in deeze landen zoo zeldfaam niet zy, dan men doorgaans wel denke, en daarom een ïegelyk, welke zig in opoemeiden itaat moogen bevinden, op het ernitigfte aanraaden, hoe eerder hoe liever in deezen, gepaste maatreegelen te neemen, om van dergelyke dreigende gevaaren, te moogen ontheft worden, tot aanmoediging hier van, durf ik volmondig, de gehoudene methode, beneevens het opgegeevene werktuig, aanpryzen; en in allen deeJe hooger fchatten, dan het geen tot nog toe, in foortgelyke gevallen is uit-  DEN POLYPUS. 543 gedagt, dit laatfte blykt mede ten vollen^voor eerst, uit de onmoogelykheid der afglipping, waar van (zodra* de koord ter beftemder plaats gekoomen is,) geen voorbeeld weet (d), en 't welk men langzaamerhand kan toetrekken, of naar believen loslaa- ten. , , Ten tweeden, dat men zonder gevaar van afbreeking vaif den hals der Polypus, denzelven kan toehaalen, naar maate 'er verdunning of verwelking, plaats heeft. Boovendien heeft men nog dit voordeel, dat met een dunneren draadt, kleenere coraalen, (plaat 2. fig. 2.) (waar toe de zwarte kunnen gebruikt worden,) en een zeer dunnen conductor anfae, (plaat 2. fig. 3-) met het opgemelde tandrat, (in gevallen daar de ruimte merklvk verminderd is, of byna ontbreekt,") men in ftaat zy, deeze o,;eratie naar wensen te verrigten, (zie piaat 2. fig. 1. 2. en 3.) De gewenschte uitflag van myne vier fd) In het Werk van don beroemden levret, fur Ja Care Radicale des Polypes, zyn hier van u> "teegcndeel, verleliekkne voorbeelden voor handen,  544 S. DE WIND OVER ENZ. vier eerfte onderneemingen, hebben my aangcfpoord, om boovengemelde .obfervatien aan den dag te leggen • de hoop dat myne geringe en zwakke pooging, tot voordeel van mynen evenmensen mag ftrekfcen, js al het geen in deezen bedoel.  545 Extrait d'un Lettre de Monfr. hofmann , Chirurgien Major de tilophal a Maftricht, du 10 Jvril 1755, a Monfr. p. de wind, Docteur en Medicine &c. £rc. a delbourg. • (Je vous envoie) un chapelct avec „ ion cabestan et porte fil, dont je me iers depuis 5 „ ans avec 1'atisfaction, pour faire la ligature des „ polypes uterins et vaginaux. La maniere de s'en ; }, ferv'ir, est d'allonger le fond de 1'anfe hors du cha„ pekt, pour pasfer une pincetje aux travers de „ Panfe pour fixer le polvpe; on donne cette dernicre „ a tenir a un aide (a), et on pousfe la fonde „ avec le lil au pedicule de la tumeur, ou au lieu „ qu'ou a choifi, pour placcr la ligature.. Ayant „ remis la fonde au meme aide, on arrange le fil „ d'un coté avec le doigt, et de 1'autre avec la „ fonde, pour pouvoir glisfer les grains du chapelct „ vers la tumeur, alors en rctirant le noeud derrière „ le cabestan, on pasfe celui contre les grains, on en „ tourne la poulie jusqu'ii ce que la fonde coramen„ ce a fe mouvoir, ce qui marqué qu'il faut en reti„ rcr le ftilet d'argent, pour degagcr le cordonnet , „ quelqucs autres tours de la poulie fuffifent de faire la ligature. „ Un linge au tour du chapelct et de cabestan, „ foutenu trim T. font 1'appareik „ Cet Inftrument, a 1'avantage fuperieur d toutes „ les Machines compofées de Monfr. levret , qua „ par fon moyen on peut ferrer la ligature, a met'u- re que le polype fe fletrit; ou la relacher, en cas „ des raifons. 11 femble, que depuis les premières cures, que j'ai faitcs ici, de cette maladie, elle fe A'. DEEL. M m „ fok (a) Te vooren heb ik aangetoond, dat men Reen medehelpers noodig heeft, alzo dee/e, van het geen inwendig omgaat, liiet» wcetende; tlöorjaaiis meet bcleuuneren, dan voordeel doen.  54 i. en fig. i.* en fig. i.*) ' ^ ö (aa) De conductor anfae, (b) het zilver ftilet, 't geen dient, om het oog van de zydene koordt (d) m (cc) vast te houden, (eee) de zydene koordt van .een verwyderd, om 'er de tang, waar mede tte£aten^/j?W oïfmëus gegrepen heeft, door (ff)    54? AH Fis. I. * He «waaien, ter «omfere van 34, en K fe) °de koordt in den cubus gaande; m (e), uit dezelve terug koomende; (f) de cubus. Hl? Fig. a. De r«**f, aan twee zyden open; © fig. F j * opening, of klein rond gat in den c«*«, waar door de zydene koordt pasleert, naar den as (k). (1) De opening in den as, tot doorlaating van de rnOF£%?Eindg'va2n)de koordt, waarop een knoop gelegd wordt, voor het terug gaan, door de ope- CoTverbelldf'het tandrat, voorzien van een veer of fnik, om het terug gaan te bellenen. fV) FÏZ. 2. Het ttaale oog, waarmede men het tandrat opwindt of loslaat; (q).de inik, welke doof een veer tegengehouden wordt. , (f) Fis. 4. Verbeeldt een houtje, of ftokje van cbhenhout, waarop de einden van de zydene koordt, na de operatie vastgehegt, of geknoopt worden. Fi" i De tang, in de manier van een pince afeaux germt van den Heer levret , dienende om de ƒ««* gut of polypus te vatten. u Fil. 4. Notabile fungus uterinus, bladz. 523 vermeld. Fig. 6. Afbeelding van een doch kleiner, bladz. <26 vermeld. . . L. -i.' Fig. 7. Afbeelding van een polypus utennus, bladz. ^4 vermeld. „ .. , ^ j- . g. Afbeelding van een /ojFgtt» na ft, bladz. 336 feig. o» Da conductor anfae, in een anderen ftand, om zyn oog, ttilct, en omvatting der koordt te konnen zien. s . Pi(T. io. Een blad van de tang fig. 3» °P z>rde> om deszelfs breedte te konnen nagaan. Fig. 11. Een van de coraalen, mede op zyde geplaatst. Mm s UIT.  54» UITLEGGING VAN PLAAT II. ' Inftrumenten gefchikt voor de Polypi Nafales en Gutturales. Fif«««rS.g' gCfChi!Ct V0°r dC P°Iypl na-rales en Fig. 2. Een dunnere conductor anfae, met zyn fnoer cn zwarte coraalen, doch merklyk'kleiner', on in engere plaatfen de af binding te konnen verrS en moet in 't gebruik , mede aan den cubus of het tandrat (plaat, r. fig. ,. *) gehegt worden. met hc?ffi£!>nnCre cor,ductor anfae geheel, Fig. 4. Een zogenaamd fpeculum mff. waarmede • men langzaam voortgaande, de neusgatten aan_merklyk venvyderen kan. Fig. 5. Een ftukjc hout van hetzelfde foort (als nn ,■ plaat 1. fig 4.) (r)doch kleiner, om na de opera- bmden ^ — hCt Zyde"e koordtJe °P A**"» te Fig'r6- Een ziIver plaatje, met eene kleine opening, gelchikt om voor den cubus te plaatfen; ten einde men m ltaat zy, om met het kleinfte foort van coraaien, de afbinding te verrigten, en de coraalen • te beletten 9 in den cubus te lluipen. AAN-    Bladz. 549 AANMERKINGEN OVER. EENE BEDEKTE ONTSTEEKING EN VERZWEERING IN DEN ONDERBUI K; verzeld VAN EEN I S C H U R I A» eerst na DEN DOOD KENNELYK. DOOR F. % rOLTELEN. # O o Lubentius aegros fervatos enarramus, quam mormos Tuvaret tarnen legere librum vastum et jpts fum . deilsauae non fuccedunt, qualem confcnptum, aJicubi inter defiderata medica habuit jjoerhaavius. jluic cafus illi, qui filentio fupprimuntur, deberent %n^ri' b. l. tralles de Meth. Med. variol. hact. cognit. faepe infuf. etc.p. 88. ^jeker Jongeling 16 jaaren oud, leevqndig en vlug van geest, gezond, Mm 3 vaa  55© P. J. VOLTELEN OVER EEN van een droog, heet cn galagtig rreftel, zwartagtig van kouleur, had zig m ceezen winter, meermaal aan de Jcoude lugt blootgefteld, dikwils en lterk het vermaak van fchaatzen ryden nemende. — Op den laatften Decemper 17,79, zig weder in 't zweet gereecen, en eene groote hoeveelheid warm gekruid bier, gedronken hebbende, ondervond hy, niet lang daarna, eene ongewoone moeilykheid in 't wateren, gevolgd door eene geheele opitopping der pis: dit deed hem befluiten, terftond zyn toevl gt te nemen, tot den zo beruchten als nadeeliaen, Baar tem ichen olie, waar van hy meermaal in foortgelyke toevallen, met roem had hooren fpreeken, en hier van by herhaaiing, eenige druppelen gebruiken, met dat gevolg-, dat de pisJoozmg inderdaad hcrfteld wierdt, en als te vooren gemaklyk gefchieddc. J.an, flcgts twee dagen verliepen 'er, ot hy verviel andermaal in eene volkoom e Lchuria, verzeld van walging, braaktng, Jigte eolicpynen, en mindere of meerdere benaauwdheid, zonoer dat in de pols, eenige merklyke verandering te belpeuren was. Een  BEDEKTE VERZWEEStpG. 55» Een onzer bcroemdlte geneesheeren toen, zynde den 3 J.^fJll ontboden zynde, ^ "'Sen mi geloosd, doch met moeite, en m geene genoéefaame hoeveelheid De volgende dalen egter fcheen £e onda Sna gemaklyker, dan eens in meer^g re, dan mindere maate; terwyl hem alleen eenige walging, en eene gevoeligheid van den geheelen buik over bleeven; zonder immer over pyn, zwaarte of drukking, in de l^fcnen, geklaagd te hebben. Dus draalde het Tot den 0 January, wanneer het wae , op meuws, geheel en al geftremd wierdt Twee oneen manna des mor. gens genoomen, gaven eenige ftoelgangen, doeh geene verligtmg Nu klaagdehy over zwaare pynen, vooral hfde regterzyde van den buik, en naar de fchaam-beenderen, welke op de "infte aanraaking vermeerderde^ terwyl de buik zeer opgefpannen en hard was. Hy walgde aanhoudend Mm 4  552 J. F. VOLTELEN OVER EEN en braakte aJIes, naauwlyks inaenoo- P ^ rokken l?' WM de PoIs «S getrokken, klein en fne 1; het lia-ha-im &chedoch°wd- dMen «S^SÉÈS e" Vaar T ^ g7n Water In de Waas men deed een aderlatina on den arm; men liet den buik M gaf den lyder, van tyd tot tyd, een?£e droppelen % „,0£ w. ™ £vg--. De benaau^dh"oen verheften zig teegens den nagt de braakmg hield aan^ de dors las onleschbaar, en deed hem onophoude naauwlyks het vogt over de tona aCpan ware; een koud zweet bedekt het geheele lighaam, de pyi en wTer^ ^rjydlyfcer, de oogen vJaren hol en wild, de neus ingetrokken, de pols g®WW» Pjaats ^ vinden,Pei ter bleef de kennis en fpraak volkoS- >IJ til. wb&*É dr°eTe , Sefteldheid, wierdt ik des nagts by den lyder geroepen; maar wat hulp was er van de kimst te wagten ! alles kondigde het drc-endst gevaar, een cr,^ dood * fflM aan.  BEDEKTE VERZWEERING. 553 aan. Het bloed, voor meer dan twaalf uuren afgeiaaten, was geheel ontbonden, vloeibaar, en van een groenagtig-bruine kouleur, niet teegenftaande de felle koude. \% Ondenusfchen vorderde de menschlykheid, den lyder, in dit akelig tydftip, de hoop ten minften, dien zoeten, fchoon zwakken troost, nog over te laaten; daar ik ten eenemaal, aan zyne opkomst wanhoopte. Ik liet ten dien einde, een ruim vejicatorium, op 't regter gedeelte van den buik leggen, ter plaatfe, daar hy te vooren^terk over pyn geklaagd had; gaf hem rykelyk rhynfchen wyn met water, voor zynen dorst, te drinken; en fchreef een mixtura cardiaca flimulam voor, uit aq. cort. citr., cinnatn., extr. c. peruv., campbor, en fal. vol.fuCCïni. Maar hoe groot was myne verwondering ! toen ik des anderendaags, (den 10 January) in plaats van eenen ftervendên, of reeds afgeftorven lyder, alles in eene andere en beetere gedaante veranderd vondt, dermaate, dat de benaauwdheeden oneindig verminderd waren, de pols wedergeMm5 keerd,  554 h F. VOLTELEN OVER EEN jceerd, meer ontfpannen, en minder lnel was; de pis in groote hoeveelneid, rood en troebel geloosd wierdt eene zagte uitwaafeming gefchiedde' en de dorst maatig was; zynde de' buik zagter, en flegts eenigermaate gevoelig. Seedert vorderde des Iyders toeitand daaglyks, alles ging naar wensch: eenige windrige opfpanningen, veroorzaakten nu en dan, flegts cenpynlyk gevoel, in den buik, welke egter, door een windbreekend clyfteer, de aanhoudende wryvino- met fp..vin, camph., en 't gebruik eener in. juf, fl. chamom. rom., ras ophielden. Op den 14 en 16, nam hy, wegens hardlyvigheid, wat pulv. rhei, welk hem eenige leelyke, zeer Hinkende, Jtoelgangen maakte. Den 18 ging alles nog wel, de pis vloeide nu naar behooren, dc afgang was natuurlyk, de ilaap rustig, de eetlust goed, de kragten veel toegenoomen, zo dat hy nu verfcheide maaien, zyn vertrek konde doorwandelen: ajkfiö bleef hem nog een pynlyk gevoel, en eene meer dan gewoone hardheid, op 't aanraaken, in de regio hypogastrica over, azi ver-  BEDEKTE VERZWEERING. 555 verzeld van geduurige borbarygmi , en fomtyds tusfehen beide komende ngte benaauwdheeden, al 't welk egter telkens verligt wierdt, naar maate zig winden loosden. De buik wierdt hiefom bedekt, met 't empl. de labclan. c. ther. andr.l ook was tot hier toe gebruik gemaakt, van 't bovengemelde verfterkend middel. Deezen avond, at hy met grooten fmaak watergruël, daar wat caneel en rhynlchen wyn by gedaan was, enfehikte zig vrolyk ter ruste. • • • n Toch naauwlyks een weinig in ilaap geweest zynde, wierdt hy door een kleine kittelende hoest geitoord, welke dan eens een wyl ophield, wanneer hy weder in rust geraakte, dan weder op nieuw aanviel, en zo beurtlings, doch telkens met grooter geweld, en kortere tusfehenpoozmgen voortging, na geene middelen, ter ftilling aangewend, luisterende; waar door de lyder zeer ontrustig, woelig en dorftig wierdt. piïoh^f Hy loosde eerst een weinig dun, fchuimagtig vogt, naderhand taaije, (tinkende fluimen, met moeite: ook had de adem, geduurende den genee-  550* J. F. VOLTELEN OVER EEN len nacht, eenen onaangenaamen rent van zig gegeven. Tegen den ochtendftond, vermeerderde het geweld van hoesten met meerdere ukwerping, zwaare benaauwdheid, en onlvaelyken dorst; men riep my haasdg7; ei. ik kwam even tyds genoeg, om den lyder, m zyne laatfte oogenbSE ken te zien. Dc ademhaalingg wierdt moeilyk, kort en reutelende; de Dors fcheen opgevuld met ftof; 't hart jaagde geweldig; en de pols was zeer gebrooke; de kennis, tot hier toe volkoome, verging fchielyk; de pols hield eensklaps op te flaan en deP?y! derftierf, m een catarrhus Juffocamus omtrenc ten 7 uuren. JJ^ai^us, Onbegryplyk groot was myne begeerte, om by cfe ondeeding, waare het mooglyk, de oorzaaken vam 2o veele zonderlinge verfchynfelen, te ontdekken; nog dien zelfden avond omtrend 14 uuren na des Iyders dood' (eenige omftandigheeden ■ vorderden deezen fpoed,) opende ik, met den Heer Chirurgyn greeve, het lyk Met verwondering, wierden wy nop: een meer dan gewoone warmte, aan de  BEDEKTE VERZWEERING. 5)7 de uitwendige deelen des lighaams gewaar, daar te deezer tyd, de koude ftreng, en de vorst zelfs, totm t vertrek was doorgedrongen. Misfchien befchuldigt men ons van onvoorzigtigheid, entwyfFelt> of deeze Jongeling, niet flegts fchynbaar geftorven waare. Dan dl voorafgegaane omftandigheeden, de rotte cadavercufe ftank, welken 'tlyk toen reeds van zig gal; de andere vereischten, door de haen (Rat. Med. part. XIV , pag. 14.) geboekt; en 't verfchynfel zelfs hier opgegeeven, lieten geene de minfte bedenking, aangaande den waaren uood des Iyders, gelyk ook de inwendige gefteïdheid des lighaams, zulks naderhand bevestigde. De mond was met een dik, vuii fchuim bezet; de buik aanmerklyk gezwollen. Deeze volgens gewoonte , geopend zynde, vonden wy t omenturn, geheel aan het peritonaeum vastgegroeid, zo dat het van elkander niet ionder fcheuren, kon gcfcheiden worden Zo ras 'er opening, in de holligheid van den buik gemaakt was, drong het intestinum colon, met geweid 'er door, zynde zeer uitgebannen. X e  55$ J. R VOLTELEN OVER EEN Te gelyk rees 'er een fcherpe waaicm, uit de nog warme ingewanden naar booven, welke onze neuzen, op een zeer onaangenaame wvze aandeed De darmen laagen op hun paats, en icfaeencn uiterlyk, natuurlyk gefteld te zyn: maar dezelve een weinig opwaards gefchooven hebbende, vertoonde z.g het onderfte gede. Jte, als gedompeld enbegraavenjneene alleritmkendfte, rottige, bloedige etterftofte, welke op de minlle drukking, in ' zo groote menigte toevloeide, dat alles er do vt als bedekt wierdt. Na de bron van dit vogt zoekende, openbaarde zig aan ons, eene uitgeftrekte verzweering in 't me [enter ium, aan deszelfs beneden einde, ftrekkende tot aani t m^tinum ileum zelf, wiens buitenfte oppervlakte, mede veretterd lcheen. Voorts was ook de geheele lobus bepath major, in een verrotte zweer ontaart, waar uit eene verbaazende menigte dunne, ichoreufe etter vloeide, vaneen ondraaglyken ftank, ^cl on,s niet alleen walging, maar zelfs braaking veroorzaakte. De overige deelen ventricutus, pancreas, tien, en dat my verwonderde, alle welke ter  BEDEKTE VERZWEERING. ter affcheiding en bewaaring der pis gefchikt zyn, renet, ureter es, vejiea, vertoonden niets onnatuurlyks, maar waaren alle gezond, en zonder 't mmfte letfel. In de borst had niets zonderlings plaats: de pulmones en atpera arteria, waaren geheel zuiver; t hart bevatte zeer veel dik, polypeus bloed; het diapbragma, was zonder eenig ge©3 brek. EPICRISIS. \ \%. «hmolvaoi ' ^i^-iftsm ^"ic-OTU os Zie daar een geval, 't welk der Geneeskundigen aandagt, dubbel waardig is; en ruime ftof tot leering en befchouwing opleevert! de volgende aanmerkingen zal ik 'er over maaken. i Die de omftandigheden, en het beloop der ziekte naauwkeurig vergclykt, met het geen 'er na de dooa in het lighaam ontdekt is, fchynt met recht te kunnen twyffelen, welke de eigenlyke ziekte des Iyders geweest zy? dat'er van den beginne tot den 10 January, een ifcburia fpuria hebbe plaats gehad, was kennelyk; maar was deeze voor de morbus primarius te houden, wiens naaste oorzaak wegge-  500 J. P. VOLTELEN OVER EEN genoomen zynde de volkoome heritellmg te weeg gebragt ware? of moet men veel eer onderftcllcn, dat 'er eene andere ziekte aanweezig ware waar van deeze ifchuria, flegts als een gevolg, of als eenfymptoma caufae (a) moest aangemerkt worden? hit laatfte komt my allerwaarfchynlykst voor- • voor eerst, om dat de ifeburia, m tien 9 January geheel herfteld zynde de lyder nogtans niet gered was - ten anderen om dat in 't lyk geene'hoegenaamde oorzaaken gevonden zyn in de, organa uropoietica, 't was dus' een ifctmria fympatbica: einde!vk, om dat ter zei ver tyd, in't lighaam andere oorzaaken waren, welke niet alleen dit toeval hebben kunnen verwekken maar zells als directe oorzaaken van des Iyders dood, niet tegenftaande de hertelling der ifeburia, moeten aangemerkt worden, 't Een en ander, lal itraks nader bevestigd en opgehelderd worden. 2 De uitwcrkfels, na den dood in .£ lighaam ontdekt, te weten, de rot- ti- (a) r. Cel. GAunu Pathol. %. en er waarlyk al vroeg eene ontfteekng deezer deelen hebbe plaats gehad lk zal my hier niet mlaatcn in het verfchil of'er tot de bereiding van etter, waarlyk ontfteekmg vooraf gaan moet; Se lust heeft, kan dit (luk trfykbehandeld, leezenby dehaen (b), p. g schroeder (0, V. a. IW»»^ genoeg is 't, dat de voorgegaanc oorzaaken, als de fterke beweeging op hetys het drinken van veel fcherp bier, 't nemen der verhittende, prikkelende dryvende, Haarlemmer druppeen a eenige der toevallen, welke fchoon duister, egter van agteren befchouwd, zodanige inflammatie meermalen verzeilen, (gelyk wy aanftonds zien zullen,) zulks meer dan wasrfchvnlvk maaken. De hoofdziekte des Iyders was dus geen ifchuria, maar eene bedekte ontfteeking in de ondgr- X. DEEL. N li DU.kS  5^2 f. j. voltelen over een buiks-ingev/anden, waar van deeze hJ °pnopp,ng, Hegts als een motst aangemerkt worden. Jymfima 3. En deeze ontfteeking was wél een zogenaamde rjlimmatlo pu^da teegen de Jtytyi0«£ phlnmolJe fve fn,?°n SJ r°'^igen ontkend, nogthans op de rede, ondervinding LA getuigems, van eenen boehmer (o) L i2ï SARCONE Cg>, wienholt (h) en anderen, rust. Hier toe bragin ons geval zeer veel toe, de zhplaats ron't kwaad, de ieever voornaam 4 m, zo als bekend ,s, de veretteringen doorgaans van een flegten, rottifèh TTtJ0TV^> de tX gchoudene, fchxrpe olieagtiae deelties fe W ^ van het bloed rietlt gefcheiden, de vogten tot rotting neigden; terwyl 't zo zeer ontbonde groenagtig bloed, niet tegenftaandé eene zwaare koude, de buiïengewoone, meer dan natuurlyke warmte, in de $ Qhf\fe,"'$m,m- e!olorls aperte, \. ^. (t) Pyrethcl. Met!!., pag. &i% igh W Z* Inflamm. occulta, pag. a.  BEDEKTE VERZWEERING. 5°~3 de uit- en inwendige deelen des lighaams, zo lang na den dood overlevende de ondraaglyke ftank, reeds I nachts uit mond en keel ryzende, maat vooral zo weinige uuren na het overyden, aan het |k befpeurd j aan geenc andere oorzaak, dan aan de rottige gisting der vogten , kunnen worden toe-eïchreeven. Ê« van hier is t, dat waaffchvnlyk zulke geringe toevallen van ontWking, welke altoos; in de iujl'-mmrjw putrïda tnin heevig zyn, aanwcezig waren. a i fat nu eene ifchvrta, gelyk dezelve dikwerf enkel ftwggg voor* komt, d fpasmis hypochonariaau bjtoh m^ éoim ook van bovengemelde ontfteekingen verëttenng hebbe kunnen veroorzaakt worden, bedenking. Dus zag ik voor weiuge jaaren een man, welke geduurende de formeering, van een ettergezwel in de kever, meest met moeite, en aikwerf in 't geheel geen water loosde , daar t zelve, zo ras de ébwfut geopend was, terftond overvloedig en gemaklyk gemaakt wierdt. Insgelyks wierdt dit toeval, in een apostem bepms pu; K n 2 h h  56*4 J- F. VOLTELEN OVER EEN men En morgagne (k) zegt: \ravi* ter off^ ^ ^ Z™^ jolttum est veficam in confenfum trabi la. Zé^uertmmat0rUm 'm^imrUm h0C 5. Dit geval leert ons dus, zo ooit, ten uiterften voorzigug te zvn ziekten bchand$,inS °« > u; c„n dee2e aanmerking, is van 't hoogde gewigt. Hier verkonde zig eene ifcburia, met deszelfs gewoone verfchynfelen, zonder dat zelfs een der kundigite en ervaarendftc Geneesheeren den mini)en argwaan, eener verhoole ontftecking voeddeen geen wonder, daar d? gewoone' kenmerken van ontfteeking, immers tot den 9 January, geheel afweczig waren, en de geringe fymptomata welkezig opdeeden, gemaklyk aan de ijcburta, hoedaanige anders ook deszelfs oorzaak mogte geweest zyn, konden toegekend worden; het is zo! on- Ö> '°£fi Med. decad. i, pag. l8. S. 8. " eP- XXXIV,  bedekte verzweering. 565 ondertussen is 't niet te min zeeker, dat de fa** irfammationis patbogwmtca, fchoon meerendeels van de ontfteeking onaflcheidbaar, iomtyds egter, of geheel of ten deele, kunnen afwcezig zVn, fchoon'er waarlyk ontfteeklng P&s hebbe, en wel byzonder in d , nfiammatie der onderbuiksfngewandcnl dit hebben de voornaamfte fchryvers erkend. Quandvaue in cadavrribw, zegt van swibten (1), aótcesfum bepatis mventum f nisje now. Heet aesri de nullo doiore p.rus cffectae eonqueiti Jwsfent toto morbi dccurfüu En op een andere plaats (m), faluberrimum in praxi medica monitum pofutt Si:, tonus, ne d'tipiantur Medici, cr edente> nullam vflammationem adesje, Ji jebrls abfif, CumfatpeJUos dolores intestinorum nflunmatto prouucat, heet nu la tebns obfervetur etc. — morgagne Cn) vermaant duidelyk: quando cum alm irSammatorum imestworurn figms vebementem dolurem, et aculam febrem in aearoiantibus deprehendes; pre quidem 6 2SI n 3 me. m Comment. torn. 3, p«g- 93- rm^ Tom. I , pnf. 628. -__ . $> De Sed.etCauf. morb. ep. XXXV, §• *h  5^0 J. F. VOLTELEN OVER EEN cipu | notas magnae intesiinorum hik-m Z ? "fumque borum aut Ibesfe mjmm mennu non P4>, n ZC f"*Ü in colica infant na m>rJdtucum% cum non raro p.rvus }J> : tbe tboueb octu- „ «her violent ,ympt0m,t wb cb « U yet tbe üifeafe in a feu day tul » proved mortal, a«d i have Jound tbe „ vaestwes grea/y u.fUmea". m of dit niet genoeo- ware Vs» m delfde door^iy^Cq;,^ HA EN (p) TreattCe on the !>„<.■■* p ZL T  BEDEKTE VERZWEERING. 567 HAEN (f), RICHTER (s) , PLENCIZ (t) , ROSA (u) , BOEHMER (v) en W# holt (w), ten overvloede bevestigd vinden. . <■. Daar dan de zaaken zo duister zyn, de teekenen , die ons als zo veele baaken moesten {trekken, zo bedrieglyk, dat de grootfte Mannen zulks openlyk hebben moeten belyden, hoe omzigtg moet dan niet elk Geneesheer, in zulk geval te werk gaan' hoe naauwkeurig moet zyne oplettendheid niet zyn! hoe doorziende en wel wikkend zvn oordeel! om ware het mooglyk, ' de fchynziekte het momaangezigt af te ligten, en zo den verhooien vyand, in zyn binnenften fchuilhoek aan te tasten. Hier toe behoort hy immer agterdogtig te zyn; alle, zelfs de geringde omftand'ghecderi, wel te overweegen ; de waarnecmingen, door de fchryvers geboekt, fteeds voor oogen te hebben, met 'N n 4 #0 (r) Rat. McJ. part. EX, c. 2. §. 6. et c. 4. conf* part. XIV, r. 1. et 3. (s) Obf. Chir. fasjfc. 1, pag. 109. (tj Qbf. Med., pag. 144. ' " (u) ln Act. ac. Aat. cm: rot. 3, oh,,. 47. (v) DisC. de injlimm. dohrh expsrte. (wj Ds htfamr»'. QccaUa , pag. 6.  5^8 j. f. voltelen over een zyn geval te vergelykcn, en byzonder is acnt te nemen, den raad door albrrtinus aan morgagne ge^eeven wanneer deeze hem vragende, uit wedce te kenen, dan zulke gevaarlyke toe ^and des Iyders, moest opgemaakt worden, ten antwoord Jtteeg» v* puh Ju, f domweg facie. Pulfus enim humilis et debiffs potius, et qm,fibene Men, t(m, fiot rubübfcttre dtjimilis fa: abdomen aut cm tettfum et durum et cum do/ore guodom: facies denique ihjollti rhquid, Jeain aliis aliud oftendens, ut iritêrdum ctuhs quaft exterrejactos, alias Uwrem qiendam circum lahra animadvtrter m (x). \ oeg hier by een gevoel van koude, over het geheel lighaam, maar yoornaamlyk aan de beenen, en hVe doch allengs klimmende, benaauwdneden ; heide teekenen , door my rnecrmaalen waargenoomen. • Maar ook moet dit onderzoek, met dien fpoed gefchieden, welken het geVaar zeker yereischt; de oogenbiikken zyn Tyy\'MTGAGNEo h Sed- et °™r- ^orb. ep t ,1 ' &,raI* • 100,1 °"k fómtydseèn deezer drie fenc" f™f* n geweest, de haen Ral Mpart.XiV, c, x. S: 3^ en vooral c. 3./„i  BEDEKTE VERZWEER ING. $6g zyn kostbaar; en, zo in eenige ziekte, is hier de fpreuk van hippocrates ocfafio praeceps, maar al te waar. Hujus morbi curfu<, zegt MORGAGNE (y), laepemmero opimone ce n-iot est, ut fi bom fpectes, incipere turn ttiam cenfeas, cum, fumma jam illata noxa, ad fivcm proverat fxitialem. 1 )an ten laatften, indien ondanks alle alle aangewende poogingen, de dia* gnojis deezer ziekte, zelfs niet tot eenige waarichynlykheid te brengen ware, zal men nogtans met de grootfte zorgvuldigheid, in het toedienen der geneesmiddelen te werk gaan, vooral niet te veel doen, ten einde aan eene duistere en bedrieglyke oorzaak, welke zig aan onze nafpeuring, fchoon aanweezig, konde onttrekken, geen nadeel toe te brengen. Nifi probabdis faltem agendi ratio fit, quiescere fatius est', nam non prafuisfe, quam noeuisfe, minus est malum: is de wyze les eens grooten Gcneesheers (z). 7. Eene andere leering, welke wy uit deeze gefchiedenis kunnen trekNn 5 ken, (v) ïbid. ep. XXXV, §• J. (z) De Gel. kloekhof Opusc. Bied., pag. 43.  5TO J, F. VOLTELEN OVER EEN ken is: dat men nimmer, hoe groot ook hqt gevaar zy, een lyder wanhoopig aa„ zyn lot, moet overiaatèn SS* '<£fT ?an^? en manmoe! dg, de aller kragtdaadigfte middelen aangrypen en mets onbeproefd laaten om het dreigend gevaar, ware het mooglyk, nog af te keeren of te verminderen en het leeven, fchoon flegts een wyl tyds, te verlengen. (?£ Cischt de mcnschlievcndhwd, dit vordert het belang en de goede naam eens Geneesheers. Üngetwyrfeld was de ontfteeking, by myne komst, in den nacht van den 9jiv.uary, reeds op het punt, om tot verftervmg over te gaan, zo dezelve niet werklyk een begin genoom en hadt: terwyl nogthans, doSr de aanpwende hartüerkende, prikkelende, bederivveerende hulpmiddelen, des lv. ders anderfints gewisfe dood, oq dit OQgcnbl.k, teegen a]lc verwagtinowierdt voorgekoomen. Hier vermot de kunst veel. a Ik herinnere my by deeze gelegenheid, het geval ccner Vróuwe, w£ ke na het ophouden haarer maandttonden, omtrend haar «6 Jaar, aan een  BEDEKTE VER ZWEEP ING. 5?I een pbyfconh lang gefukkeld hebbende, aanwenst w.erdt door een heevig coliq, welke alle aangebragte middelen, ten eenemaal weerftaande, den derden dag, de blykbaarlle teekenen, van eene aannaderende W gmena vertoonde; doch ook door het aanleggen, van een groot leficatorium op den buik, en het naarftig gebruik van gepaste inwendige middelen, behouden wierdt, ichoon daar op in eene laiwduurige f(bris nervofa vervallende, waar van "myne lyderesfe egter geheel herfteld, en daar en boven van haare pbyfeonia ontheeve, thans nog in goeden welftand is leevende. 8. Nograns behoort men nimmer, maar vooral niet in ziekten van deezen aart, voorbaarig te zyn, in het maaken eener gunftige progmfis; hier van kan ons dit geval ter waarfchouwino- ftrekken, Wie zoude niet gedagc hebben, dat de lyder, nu dat noodlottig oogenblik zo gelukkig voorby was, nu alle toevallen genoegzaam ophielden, nu de kragten toenaamen, reeds buiten alle vrees ware, en wel ras tot voorige gezondheid zoude geraaken? en egter fchuilde een adder in 'tgras,  572 J. F. VOLTELEN OVER EEN 't gras welke hem op 't onvervalst na een bedrieglyke kahute van ne^en dagen, deed Ineeven. Misfchien wa ren de etterzakken, welke de goede natuur hadt geformeerd, federt dat het koud vuur geftuit was, juist op dit tydftip gebrooken; en dit als de dPadéiyke oorzaak van des Iyders dood, aan te merken. ' aoRGAGNE, had ons reeds deeze lïlïïTuin§' waar van h^ d? noodzaaklykheid, uit zoo verfcheide voorbeelden geleerd hadt, nagelaaten, daar hy zegt (a): Etfi propofiiae boete, nus btstonae decent, quam cito interdum afferre exitinm posfint d bres intestinorum Jwe infiammationis vi, ftve etiam convuWonis et quam cautum medicum esJe drcat et fuspiciofum faeviente hoe morbo\ tarnen multo magis fuspicari et cavere debet, ne m rbo fe reminente, et quaft aöeume, inanijpe nonnunquam fallatur Zonderling is het, dat geduurende deeze fuppuratie, geene borrores, hor. rtpdationes, noch pulfationes, zvn waargenoomen. y 9. Eindelyk verdient nog onze op- mer- _35 Ejl' XXXV» £ *3- — Acutorum Morbordm non ommno tutae funt ïraedictioue:. ihpp. f,™'  BEDEKTE VERZWEERING. 5">$ merking, de wyze, waarop deeze ziekte, in den dood is overgegaan. De lyder had in 't geheele beloop zyner ziekte, over geen het minst ongemak aan de borst geklaagd; maar vervalt weinige uuren voor zyn atlterven, zonder eenige kenlyke oorzaak, in een geweldigen hoest, met bezwaarde ademhaaling, en uitwerping van leelyke, Hinkende fluimen; en dit toeval, doet hem ten laatften Hikken. Dat 'er een groote confenfus heerscht, tusfehen de borst en onderbuiks-ingewanden, vooral de leever, is genoeg bekend; van hier immers de tusfis en raucedo verminofa, de tusfi, in hepatmde, de haemoptce en pleuritis bilioja etc ; maar of deeze catarrhus Juffocans, aileen per jympatbiam voortgebragt, dan of niet veel eer, hier een meta.tafts matcriae pundentae, naar de longen gefchied zy, is twyffelagtig. Ik zouce voor 't laatfte zyn, fchoon 'er ook by de ontleeding, geene blyken van gevonden wierden. Zeker is het, dat men met zelden, in verzweeringen der leever, etteragüge fluimen ziet uithoesten; dit heb ik eelfs, nog voor eenigen tyd, m een my*  51'4 J. >. voltelen over myner lyderen wa-rgenoomen Dit gezien te hebben; en voegt 'er bv, dat hy nog een vriend betreurde, wel' *e door eene omfteeking der leever aangetast, in een menigte leelvke flymerige fluimen fmoorde, alhoen4 twaalf uuren voor zyn dood, geen het rnrnlle ongemak aan de borst kenJyk ware. Ja vogel (c) maakt gewag van eenen lyder, welke na een verettering m de leever, reeds het bed weder verhaten hadt, wel at en fliep • en na verloop van eenige wecken/ oo rneuw door huivering en koorts wierdt aangevallen, waar door hy in twee dagen, onder een geweldige uitrachehng van etter/luimen, en de heevït benaauwdheid, omkwam. Mfen ontdek re by dc onleeding, in 't bovenfte gedeelte der leever, "een zeer fa* ettergezwel. ^ UTRECHT i? 82. vin. Cb) Met. Bied hflamm., pag. \# ctï i43. (c> Acadam. Prackc-t. %. 220 U aih ** VROED-  Bladz. 575 VROEDKUNDIGE WAARNEEMING, DOOR ADRIAAN VAN SOLINGEN. De Verloskunde, zo voortreflyk m haar eigen natuur, om.dat zy, op de eeuwige wetten der werktuigkunde gegrond, vraagftukken voorftelt, welker beantwoording minder twyffelachtig en onzeeker, door de onveranderlyke beginfels der wiskunst worden opgelost; zo bekoorlyk voor hen, wier teedere plicht het is dezelve te beoeflenen, dewyl zy hen de troost en toeverlaat maakt van het beminlykst en zachtaartigst gedeelte van 't Menschdom, 't geen voor ieder gevoelig hart de ftreeiendde zelfvoldoening oplecvert: dit voortreflyk en bekoorlyk geel et 1-  576* A» VAN SOLINÖEN dcelte der Geneeskunst, heeft niet alleen, gelyk alle andere weetenfehappen, verbazende vorderr gen gemaakt, wa-r door het dp de vodrfchriften van lchrandere en werkfaame Mannen tot een onbegryplyken trap van volmaaktheid gebragt is: maar zelfs heelt men aan deszelfs gedaante voornamelyk fints vier jaren, in de' icnoolen van het kunstkweekend Parn, veel veranderingen gegéeven, die gefchikt zyn om de 'fmarten der lyderes(en merklyk te verminderen, t geen onder het vooruitzicht van een gemaklyker arbeid, niet weinig ter opbeuring dier teergevoelige Moeders verftrekt, welke met fchnk de oogblikken te gemoed zien, waarin zy°gereed zullen zyn de haar toevertrouwde vrucht ter waereld te brengen. Deeze verbeeteringen worden' niet alleen, by teegennatuurlyke verlosfingsn. in het bewerkend gedeelte der Vroedkunde aangewend (a), maar zyn ook 00 Deeze verbeeteringen zyn in de tcegennatuurlyke werlosGngen, op de zogenaamde en alöm onuer- Kind, betrcklyk: 't S te bewonderen, dat zich nog nie-  VROEDKUNDIGE WAARNEEMTNG. 577 ook betreklyk op de natuurlyke ver- X. DEEL. O O lOS- nicmand, in ons Vaderland, de moeite heeft gegéeven, 't zy by gefchriftc, 't zy by openbaar ondcrwvs, een bewerking, die alleen de vrucht van het vernuft is teegen te fprceken: de Beroemde levret heeft deeze voorbereidingen openlyk geleeraard, en zvue leeringen op de phantóme doen in t werk ltellen; het gezag van zulk een groot hervormer der Vroedkunde was genoegfaam, om deeze oeffenmg algemeen te maken; intusfchcn kan men met genoeg verbaasd zyn, dat een man, aan wien dc kunst zo veel verfchüldigd is, in weerwil zo wel van t geen hem zvn eigene ondervinding; heeft moeten doen gewaar worden, als 't geen hem zyn vrinden en ambtgenootcn dikwvls onder 't oog bragten, zyn vcrnuitige beginfels," betreklyk op dc voorbereiding, met wilde vaarwel zeggen: zyn beroemde fchoonzoon, myn Gëeferde Leermeester, de Heer destremau, 1 [öogleeraar in de Vroedkunde te Parys, en Vroedmcestêt van Haar Koninglyke Hoogheid, de Gravin van artois, wiens lesfen cn practyk ik my akyd verheugen zal gevolgd te hebben, verhaaldemy dat i.evret, in zyp laatfte jaren, toen men hem dè fcliadelyWieid van dc voorbereiding begon onder het oog te'brengen, op zvn collegie, altyd met een foort van geemelykhcid geboodt, dat men op de phantóme in alle zodanige pofitie/i, daar het kind, niet een zyner voorfte, agterfte of zydelyklchc deelen, dwars voor het ostiwn uteri lag, eerst het hooki m d'e palm van de hand vatte, en hier by oplchoot, met byvoeging, "dit is de gezonde theorie, die ik voiftrekt wil dat op myne fchoolen zal gevolgd " worden": 't is onmooglyk, in een van opgemelde poRtieu het hoofd van het kind te omvatten, veel min na boven te fchuiven: ten zy 'ét weinig water afoeloopeti is; maar in dit geval is de voorbereiding onnut, dewyl zich als dan de vrucht gemaklyk laat omwenden, daar in tcegendeel wanneer het water algo  578 A. VAN SOLINGEN losfingen (b), door zodanige hulpmid- de- e° ^ 'y^oederzich rondsom op het lij ™kc ' $ t!e «WW ontffeekingen veroorS&aiSff »"-'» "fvoeren kan, is,&n:l M . ' 7 J18S "g' dc» Ichouwder, de borst of A» h» fe i^WS? maar zel,s °P de ondervinnood^H a,"dlge vcrlosfers, die zich altyd « é- waercld bVirhr i , bv dc voeten ter 00 Ik bedoel hier niet aüeen in de Natuurlyke gemak-  VROEDKUNDIGE WAARNEEMING. 579 delen toe te reiken, wier gebruik ^ wel eenige daggi^oor den arbeid, maklvke verlossen, J^el^^l» ringen in dc laatfte JgH^g^JfStf men zich tc veel in ons vaderland ^ yl nog- niëest al alleen ^ÏSïMUSfffe fe wondcI> thans pPg^^. ^enb^yS » te doen baarlyke uitwerking zyn, om net w» r_ vcnvVdcren, en door zyn W^SSSc^^ fond te doen bieden aan verlost, bodem der lylmoeder: Jheb^^s de ftoovingeii daar de uitdryvénaife ^ hct A iets vennogten om den weentanu een Sri, naauwlyk iets JfgLj^fS» gebrnfc ftrwytering kreeg. .nderen in de natuurlykft Maar ook bedoel ik ten anderen, u tóiyke vertofi^.y^^S wn de blav.lmaakta«^.lJSjSïS kleine bek- rich «iet lillikken ta»!»™»1 aen men z!j  58o A. VAN SOLINGEN als onder denzelven, de deelen ter uir voering van hunnen post, op eene ^ ^s^ mans is het de groote man niet, die vroedkund ge werktuigen omgaat, of brenar Verlosfing fP°^ig ten einde vermal Tarmede ^eenlyk een onvermvdlyk en prangend gevaar voor Wer en kind vergezeld gaan • maar hy is het, die do^or vroeg een waak- tvJ'hf °T,C,111,eit voor decze bewerking met de geeven die door de meeste Vjröedkundigen voor ÏZ mooglyk gehouden wordt; deeze SiSStffl mv„ reS,ltvret °pcnlyk ftmndc ??rnL r i Lccrmcc.stcr 2>'» Schoonzoon, was de eerfte die hem overtuigde, toen hy. na menigmaalen over dit onderwerp geTprooken te nebben, lVvret cindelyk by deeze bewerking ontboodt, die, hoTS geneegen om van zyn begini'els af te gaan, hier door de preckende waarheid genoodzaakt K,demoofr lykheid en nuttigheid van het aanleggen der tang bSven den bovenden doortocht te erkennen; waar na de Vróedkundigen de bladen van hunne rang in evenrced.ghe.d langer gemaakt en dikwyls met een gelukKigen uitflag aangelegd hebben. b  VROEDKUNDIGE WAARNEEMlNG. 5^1 waakfaam oog te houden, en.doorzen gefchikte, zagte en geduldige bewer kW de fmartenderlyderes vermindert, en zich derhalven niet genoodzaakt vindt, de vrouwen tot het uitpersfen en voortftuwen harer weên aan te manen of te noodzaaken, waar door niet alleen de arbeid vertraagd en pynlyker gemaakt wordt, maar die de, aUergevaarlykfte toevallen en met zelden den dood zelve der moeder ten gevolge heZodanig is het lot der weetenfehappen, dat de gelukkigfte vorderingeni, niet zelden met de deerlykfte gevolgen gepaard gaan: 't was onmooglyk, dat zulke verbeeteringen, die, nu vooral finds vier jaaren op de openbare amphitbeaters in gebruik zyn geraakt, de bewerkingen der Vroedmeesteren niet oneindig deeden iteuen boven die der Vrouwen, die gemeenlyk haar werk maakten om Hechts de verlosfing fchielyk ten einde te brengen- de Vroedmeesters, wier crediet gevestigd is, zyn 'er zodanig van beezigheeden oyerkropt, dat zy genoodzaakt zyn zich van bedienden, onder den naam van Prevots, tc voorOo 3 zien,  5^2 A. VAN SOLINGEN ^niïJZ VT hen> Zonder wett?^ V™8j bJ gemeener lieden de Vroedkunde beoeffenen, en dikwyls toet1nnec? ft? dC ^ighceden,! 2 tot hun gewichtig ampt vcreischt wor- tZu "f" de dcer]ykfte mishagen fchu% maken waar van de vrouw, wier verlosfmg het voorwerp deeze; v/aarnecming , geduurende meenig1?tl? ^ ongelukkig üachtoT- iaa^T^ l^n ^ Jun? van het K had !k' te Panu gelegen- heid, een vrouw in den arbeid by te ltaan, waar ik my 's middags ten dne uuren na toe begaf; ik vond 'er zulk een iW, die zeer vergenoegd met myn komst fcheen : delze verhaalde my dat hy, den voorigen avond, ten 6 uuren gekomen was; dat het water reeds twee uuren te vooren was afgeloopen; dat de weên tot s nachts ten 4 uuren fterk geweest, dat zy vervolgens verminderd en omtrent ten io uuren geheel opgehouden waren • dat hyonzceker was van de pofnie, doch zich verbeeldde dat het kind de billen vertoonde en reeds zodanig in oe holte van het kleine bekken dubbel  VROEDKUNDIGE WAARNEEMING. 5*3 bel aezakt was; deeze poM- ver- uitwendige J°zyn kooming van de vrucht, ™ K > ze?ge„ Sok fch-n» aau t du denVo_ behulp van inftrumenten verlostj£S; ™ fcheen van een vry fterk vezelge zy lcneen Vdl opheel uitgeput van fermaS'kléin ras en onregeimaug Rv de aanraakmg was ik m teenre oogenblik verbaasd, niets vjmde* welige deelen te g£ deTdtat fteekenf die by de Franfchen in gebruik zyn, wanneer men genoodzaakt is den u^r*;ftJ Lor het gezicht te onderzoeken ter ftond zaglk, dat de uit- en inwendige fegter t ïum verlchriklyk gezwol en wafffl een omtrek vertoon^ welke Q0 4 Ü1S  5%4 A. VAN SOLINGEN die van twee hoendereiers overfchreede tgeen oorzaak was dat de & fchUn ZagWV na de linker ^eseh ïcüeen geweeken te zyn: terftond hv den ingang wierdt ik dln rand van ,Z «itpuihng gewaar, die zich byna W den geheelen inwendigen omtrek var! it%erlfvodoeedh ^0^«> entelke ÏLk °of het 0itium werl hield doch nog geen p0^;> onderfcheiden- dersd?nrn!0ede ,k de2elve anders dan p ooyen van de vagina te zvn waar van ik wel haast overtuigd werd ' dewyl A dezelve, fehoon met moe': re, met den vinger voorbyeaande vry duidelyk het voorhoofden Vedeelte der voorfte fontanel e va7de nnhS ^e™r.^rd: het hoofd was onbeweeglyk in den doortocht- ik erkende gemelde pofuie terftond voor de oorzaak, welke belet hadt dat het kleide nhf^°°r den d°°rt0cht ™ te KJeine bekken was voortgedreeven dewyl in zulk een pofuie, dat de k n' dooVdV" °n°genbllk dat ^ hoold *lkt vean°HCnK C fa de zaïct, van de borst verwyderende en h.er door het achterhoofd7na den ru" gewend wordt, het de voorfte ™5 of  VROEDKUNDIGE WAARNEEMING. 5^5 of het bovenfte gedeelte van het voorhoofd is, dat aan het middelpunt van den onderften doortocht beantwoordt, waar door het hoofd belet was door deezen doortocht te worden heengedreeven, dewyl het hem, in deeze notitie zvn grootften diameter, in desS voTkomcne uitgeftrektheid aan- bieVoorts erkende ik duidelyk de reede, die deeze verkeeerde doorzakking veroorzaakt hadt: ik werd gewaar dat de buik van boven plat was, en de opzetting voor over, over het os pubis heen helde, 't geen door de Franfchen vorter le ventre en beface genoemd wordt; wanneer men de werktuiglyke doorzakking van het hoofd door de bovenfte engte wel overweegt, en deeze vergelykt met de hinderpaal, die uit zulk een vooröverzakking van den uterus geboren wordt, zo was deeze vooröverhelling de natuurlyk oorzaak dér verkeerde pofitie van het hoofd der vrucht: wanneer immers het hoofd in de allervoordeehgfte po* Cme gereed ftaat om door de bovenfte engte in de excavatie van het-kleine bekken te zakken, zodanig dat het acnOo 5 ter"  586* A. VAN SOLINGEN terhoofd aan de regter uitranding van het os pubis, en het voorhoofd aan de Jymphyfu Jacro-iliaca beantwoordt, dan zal in zulk een vooröverhelling van den uterus, deszelfs vezelgeftel eerst als een kluwen uitgezet, en nu door iamentrekking tot elkander komende om het ostium uteri te overwinnen zyn werking van den bodem , langs de voorfte oppervlakte alleen op het- os pubis uitoeffenen, wiens opftaande rand zich als 'tware tusfehen het hoofd en de voorfte wand van den uterus verheft: 't zyn derhal ven alleen de veezeis, die van den bodem, langs de agterfte wand van den uterus loopen, welke aan het os facrum beantwoordt, die haar kracht op het hoofd uitoeffenen, waar door de kin natuurlyk van de borst wordt opgeheeven, en zodanig hl de holte van het kleine bekken doorzakkende, het voorhoofd en de voorfte fontanel aan deszelfs middelpunt beantwoorden, en het hoofd zyn grootften diameter aan den onderften doortocht moet aanbieden. 'tWas ook deeze vooröverhelling die ik voornamelyk voor de reede erkende van de heevige zwelling der uit-  VROEDKUNDIGE WAARNEEMING. 5^7 uitwendige deelen, die ik eerder van deeze oörzaak afleide, dan van de drukking van het onbeweegbaar hooid wel Is waar dat deeze drukking dikwyls zodanige opzwellingen veroorzaakt, gelyk zygemeentffc;met de beklemming van het hooid gepaard gaat, en zich ook menigmalen vertoont by eerfte verlosfmgen, wanneer de deelen, minder uitrekbaar, hierdoor meer aan drukking der aderen onderheevio- zyn: dan, wanneer de zwelling uit dc drukking der aderen ontftaat, zo worden ook teevens de weien water-aders, en die van minderen rang, belet, zich in de bloedvoerende aders te ontlasten, en hier om ziet men gemeenlyk dat ^danige zwellingen oedemateus, voor den indruk der vingeren wykende en pateus zyn: hier in téegendeel waren de deelen heevig gefpannen, uittermaten pynlyk en Suidlvk geweldig ontftoken : t was derhalven byna zeekcr dat zo wel de ftaaaders als de aders van de ronde Wfmoeders band van die zyde, daar de opzwelling was, door deeze vooröverhelling gedeeltlyk gedrukt, de regter labia zo geweldig hadt doen op-  5^8 A. VAN SOLINGEN zetten: deszelfs inplanting aan de lyfmoeder zyn Joop door den annulïs en zyn famenftel, als voornamelyk niet zo zeer uit vezels, dan wel uit een celluleus weeffel beftaande, dat een groot aantal vaten uit de arteria pudenda communis anterior ontvangt, vergeleeken met de volflagene ek.ttt, ct uwkt dan derwaards, waar het den mmften wee,Sndïindi en hier om wordt men altyd derwaards K dè moederkoek de Ivfmueder trekt, mm ol meer ■eenige zydelyklchc afwyking gewaar.  59° A. VAN SOLINGEN van de inplanting der placenta, als te vooren van een verflapping van de banden der lyfmoeder, trachtte ik midlerwyl te verbeeteren, door een tot elkander gefrommelde fervet onder de vooröverhelling te doen aanlegen en die aan de twee einden door twee helpers in zulk een richting te doen vasthouden dat de uterus, ware het mooglyk achter over gekanteld wordt t geen menigmalen eenigen tyd daar na gelukt, dewyl men hier door de ipil van de lyfmoeder herfleld, en dezelve in dezelfde richting als die van het bekken terug kan brengen, waar door dan teevens de directie van de uitdryvende ween veranderd wordt Intusfchen dacht ik met ernst op de verbeetering der kwade pc/ine van het hoofd, fchoon de zwelling, fpanning en ontfteekmg der uitwendige deelen my weinig goeden uitflag voorfpelden' ik belloot evenwel geen tyd te verzuimen , te meer om dat men wel eens ziet, dat de zwelling voor de geboorte der vrucht niet verdwynt, die in weerwil van dezelve, wanneer de krachten der natuur uitdryvende zyn, en de plaat-  VROEDKUNDIGE WAARNEEMING. 59* plaatfing van het hoofd goed is, fomwylen wordt uitgedreven (d) Vooral was ik beducht, dat my de vcnSffi van het hoofd mislukken lou om 3at de weên geheel ophielden; randedeoogenblikkendatdee. ,P aanwakkeren is het eigenlyk de tvd wlar op men eenige gewenschte «ng vPan zulk cenm^ verwachten mag, om dat als dankte (d) Eene hier mee overeenkornende ^rneeniuij SKSöSSSSSSÉ dreeï n k vrucht, fchoon dood, zonder eemge veiff S?SS" Shand?en na veertien dagen o^vwS vïeSyV raie aan te Sgta» MïSfSdwf dc kunst was te gemoet gekomen, zo z> niCTTO^ieeye«djs ter waarcld zy.i ge- ga*sri £^hoü sr»* «SSbnm hekkmd gezeaen hadt, daa fcoid,ker zou zyn uitgedreeven.  592 A. VAN SOLINGEN vingers of het werktuig van den Vroedkundigen beletten, dat de wc én haar kracht op dat gedeelte uitoeffenen, t welk met den onderften doortocht niet overeen koomt, daar zy dan alleen op dat gedeelte werken 't geen , m de natuurlyke voorkoming van het hoofd, zich het eerst aan dc geboorte vertoont. 't Geen ik gevreesd hadt gebeurde welk een moeite ik aanwende, om met twee vingers het voorhoofd te ondertonen en achterwaards na boven te ftuwen, om het voorhoofd te doen daalen; hoe zeer ik trachte een or twee vingers tusfehen het achterhoofd en het os pubis te doen indyden, om by wyze van erocbet het aangezicht te doen ryzen, welke bewerking ik zelfs met een blad van de tang by wyze van hefboom zocht na te boot-' jen, alles was vrugteloos, dewyl de krachten der natuur ophoudende, het hoofd onbeweeglyk gekneld bleef. In allen opzichte derhalven, kwamen door een verzuimde behandeling, myne poogingen te laat, weshalven myn eenigfte toeverlaat in de vermindering der verbazende zwelling gelegen was , om  VROEDKUNDIGE WAARNEEMING. 593 wakkeren der weên de richting van net hoofd te verbeeteren. Terwvl ik den Prwo* met zyn lan retïen met ongeduld wagtte, nam de zwelling toef cn de fpannuig en Roodheid vermeerderden oogfehyn- 1)7Eindlvk was hy gekoomen cn gereed de V. S.te doenkoen de natuur, op een wys, waar van ik, zo min by op ecu wy » fchrvvers en waarvroeger als laater ïcnry vu neemers eenig voorbeeld weet , het hulpmiddel by de band nam, dat haar lingLnainhaar gantfche uitgeftrektheid ter lengte van ruim twee duimen open, en ftorte eerst met een vloed en vervolgens druppelsgewys, een a'nmerklykl hoeveelheid van rood bloed- deeze ontlasting wierdt Svolgd door een uitfypelmg van fruppgels, die allengskens Öaauwer gekleurd waren, en emdlyk zutvcxe X. DEEL. "P  594 a. van solingen weiftoffen geleeken: zy duurde omtrend drie kwartier uurs, tot ce hoeveelheid van ruim zes oneen, die zich des anderdaags natuurlyk gefcheiden vertoonden: de wei dreef in een gelchikte evenreedigheid rondsom en over de roode craor heen. In weerwil van deeze wonderbaare ontlasting, onder en na welke ik nominaals vergceffche poogingen aanwendde, om de piaatfing van het hoofd te verbeeteren, bleef dit, onbeweeo-ryk toSfchen de zitbeenderen; op dit oogenbhk deeden 'er zich twee wecken op, tusfehen welke ik eenigen tyd onbepaald bleef: de eerlte was een famengeftelde bewerking, onder het aanleggen van den .forceps, en inzonderheid van den nieuw verbeeterden van den Heer coutouly (e): de vrucht ™CeLMcï Se,nocSen ne<™ ik deeze gelegenheid waar, om myn landgenoten de tang van den fleer col' o^nfL1^0"^^' diC byhe" "* bikomen Reeds lang hebben de Vroedkundigen gcklaaed over de moe.lykhcid van de vercenigindoA;£v}n' levukt, *o dikmaal zich het hoofd niet in dc £. tuurlyke nentmg aanboodt, zo dat men haar fomwvlen voo, ü m kwalyk gc(lckk bckkc een band kan vereenigen, in welk geval derzchïr ge-  VROEDKUNDIGE WAARNEEMING. 595 vrucht rechtftreeks, in deeze pojttie, waar in zich de grootfte diameter Pp 2 van brui* zeeker zeer gebrekkig is; de ^oeih-kheid die dikwyls ili deeze Vereenigmg pUu.cs heeft, komt tueï uit voort, dat noch de forceps vansïiELLiE, noch van levret kunnen aangelegd en vereenigd worden, zonder een volmaakt paralelhmm van de bladen. dan hoe meenigmalen hebben de gevallen plaats, dat het altyd moeilyk en meestal onmooglyk is dit par* kllSts te bekomen; I. zo dikmaals het hoofd" den WeXn doortocht niet kan inzakken, om dat zyn ïvaarte te groot is na evenredigheid van de wydte van het bekken, om 'er door de Vermogens der natuurt in eeftuwd te kunnen worden en dit kwalyk gevormd is gelyk meestal gebeurt in bekkens, die door de radSul misvormd z^; 2. wanneer hethootd in liet kleine bekken, dwars, met de vertex na.gtci gekanteld vertoond, 't geen ook plaats kan hebben, 11 alle de laam ge (lelde pofitien, van dettebtt^ maakt dwariche voorkoming van het hootd, 3. wanncei ■ het hootd met de vertex voorkomende, deeze evenWel aan ecri kant van de osfa ijchia merklyk ovemelt, « wanneet het hoofd in de excavatie geraakt is, en het m racrum na voren uitfpringt of het uitwas van een der zitbeenderen na binnen vvykt: in een woord, alle misvormingen van het bekken teeveren aanhoudende hinderpalen op, welke famen!pannen om te beletten dat de bladen volmaakt tot dezeltde hoogte, zonder veel geweld worden opgefchoven. De vernuftige Heer coutouly, beroemd Heel- cn Vroedmeester te Parys, de meenigvuldige gevallen oVcrweegende, waar in het moeilyk is de bladen met een volmaakt paralellhmm in te brengen, waaruit dan ook de moeüvkheid der vereenigmg geboren wordt, bedacht een verbeetering der tang, waar door dezelve kan vereenigd worden, zonder dat de bladen van boven evcnvvydigzyu: eene verocecermg,  55>6" A. VAN SOLINGEN van het hoofd aan den doortocht aanboodt, af te halen, was onmooglyk, zon- zo grootsch als vernuftig, welke terftond met de goedkeuring van de Academie der Heelkonst te /W bekroond is, en onder de uitgave van derzelver aanItaande verhandelingen geplaatst zal worden. Deeze tang beftaat uit drie (hikken; twee bladen en een handvat: de bladen hebben dc kromte van de tang van lkvuet en van een behoorlvke lengte om het hoofd boven den bovenden doortocht te omvatten : een blad ingebracht zynde, wordt dit door een helper vastgehouden, daar na brengt men het andere blad in; beide zyn zy van onder voorzien met een lcnamier, waar meè men het handvat vcreenfrnlyk natuurlyk ge- Pat het tydig verbeeteren van deeze vooröverhelling wyders de fpann^ en ontfteeking der buitenfte1 deelen zou hebben voorgekomen, dewyl dan oc ronde banden niet zouden ge rukt SSJ5rrC0St' 'tgecn deeze °Welhng ichynt veroorzaakt te hebben JJat, daar men de verkeerde door?akkmg in de bovenfte eng^e niet was Jgo^omen, dit ogenblik ten minüen hadt moeten waargenomen worden om het aangezicht na boven te doen fchuiven en hier door het agterhoofd tc doen dalen, eer 'er geleaenheid was dat het in den doortocht, zo wel door zyne teegen natuurlyké richting, als de zwelling der uitwendige deelen beklemd geraakte. Dat, de beklemming en de opzwelling der buitenfte en binnenfte regter hbia daar zynde, men terftond hadt moeten bedacht weezen, om zo door het  VROEDKUNDIGE WAARNEEMING. 6oi het artrekken van bloed als verzachtende ftovrgen, en dit niet helpende, door fcarificatien, de ontfpanning te bevorderen. . . Dat het van 't uiterfte belang is zich te wapenen teegens de mistasting, waar aan de verfchillende plooien van de vagina den Vroedkundigen blootftelt; deeze plooien hebben dikwyls, vooral zo zy in den gantfchen omtrek zyn, veel overeenkomst met eenen byna volkomen ontfloten lyfmoeders mond, die hier en daar nog eenige weinige hardheid heeft o vergehouden; deeze misflag fchynt algemeener te zyn dan men denkt, gelyk ook onze Prevot hier door van de geheele pofitie onkundig, onmooglyk volgens een gereegeld beftek zyn maatreegels neemen kon. Dat de uitvluchten der natuur, daar zy verzuimd is, verbaazend zyn: wonderbaar en teevens voortrefiyk was de wys, waar op zy zich hier door een plaatfelyke aderlating gered heeft; een verfchynfel, waar van de konst, zo ver my bewust is, tot nog geen voor^ beeld heeft opgeleeverd. Dat het gebruik van den heiboom Pp 5 niet  Ö02 A. VAN SQLINGEN met altyd volkomen te verwerpen is • deszelfs eerfte voorftanders, bra< ten denzelven, wanneer het hoofd, in de natuurlyke voorkooming beklemd is, van onder, langs 't aangezicht in, of 't geen nog beeter was, ter zyden, gelyk zulks door den beroemden Hoogieeraar camper wordt voorgefchreeven (f): dan offchoon de ondervinding den Vroedkundigen overtuigd hcci'ty dat het eenvoudig gebruik van de tang ver verkieslyk is, zo ziet men uit dit voorbeeld, en ik zelve ben 'er door dc ondervinding in nog- een ander geval van overtuigd, dat de mbrenging van den hefboom met vrucht kan gefchieden om het te hoog liggende achterhoofd te doen zakken: veelen hebben deeze bewerking met gelukkigen wtflag verricht, en zy wordt ook in het korts te Paryt uitgekomen werk van den voortreflyken baudelocque, den eenigften, die hetgantfche leerftel der Verloskunde, in zyn volkomene uitgeftrekthcid, volleedig behandeld heeft, Cf) Voorreede van p. camper , voor liet Tractan van de ziekten der zwangere vrouwen, door f. mvuRiciiAU, 1759, bladz. 45.  vroedkundige waarneeming. 603 heeft, voorgefclireeven en aanbevolen (g). , . , , Dat eindlyk het oordeel van den Vroedkundigen daar voornamenlyk te pas koomt, om het juiste oogenbhk van het aanleggen der bladen van de tang tc bepalen: 't is te wenfehen, vooral wanneer de kleinfte diameter van het hoofd zich niet aan den doortocht aanbiedt, dat zyne keus tot eene zo lang mooglykc uitflelling overhelle: immers wy zien hier, hoe de natuur , eerst tot kalmte gebracht, zich herfteld, cn van haar hinderpalen bevryd, zich zeiven volkomen verlost heeft: 't was hier om, dat myn geëerde Leermeester destremau, door zyn beroemden Schoonvader levret, in de Verloskunde opgekweekt, my meenigmaal verhaald heeft dat deeze groote hervormer der Vroedkunde, zyn leerlingen dikwyls plagt te zeggen, "myn vrienden! ziet hier een uit„ muntend middel, maar draagt voorv al zorg het nimmer te misbruiken". (g) TArt des Accouchemens, par m. baudeeoque, i;8i, torn. ii, pag. 60. HET  Bladz, 604 HET ONDERSCHEID DER ZWARTE en WITTE PEPER, EN AFBEELDING VAN 'T GEWAS DER STAARTPEPER, DOOR M. II O U T T U T N. De Peperteelt op de voornaamfte der Oostindifche Eilanden, Java, Sumatra en anderen, zo gemeen als by ons het bouwen van Koorn, en de Peper zelve, zo wel in Oostindiè'n als in Europa, in zo veel gebruik zyndewas het te verwonderen, dat men, tot heden toe, nog zo weinig zekerheid had, aangaande het weezenlyk verfchil van de zwarte en witte Peper, als ik by het naauwkeurig nagaan der Autheu- ren  M. HOUTTÜYN OVER ENZ. 60$ ren bevond (aV Onder verfchcide vraagen, over duisterheeden in de Natuurlyke Hiftorie, door my aan den Wel Ed. Geftrengen Heer Mr. j c. m. radermacher, Raad Extraordinair van Neerlandsch Indien, derhalve voorgefteld, ook dit onderwerp zynde, hadt zyn Wel Ed. de goedheid, van my dien aangaande te berichten: dat op gezegde Eilanden met dan " zwarte Peper groeit, die men wit maakt door dezelve m kalkwater te " leggen, of ook, de Peper aan't gewas ryp laatende worden, (fchryft ' zyn Wel Ed.) valt 'er de bast af, en " dit is dan natuurlyke witte Peper lk heb bevoorens daar omtrent die bedenking gemaakt, hoe de korrel, der witte Peper grooter dan der zwarte zynde, het onwaarfchynlyk voorkwam, dat de witte door 't afhaalen der bast, of door pellen, van de zwarte gemaakt zou zyn: doch men ziet uit dit bericht, dat zulks p aats kan hebben; eensdeels, dewyl de zwarte Peper, uit nog onrype korrels beftaanr de (f) Zie myne Natuurt. Hiflorie,vo\gta& het f*. mcStel SinLnnaeus, II. deel IV. ftok, Ao. I?75i bladz. 68 enz.  6b6 M. tfOÜÏTÜYN de fterk indroogt; anderdeels, om dat die korrels in de witte Peper meer uitgegroeid, en misfchicn ook door de weeking eenighnts uitgezwollen zyn&n hier door wordt buiten twytfel ook veroorzaakt, dat de laatstgemelde in lang zo fcherp niet is van fmaak, als de gewoone zwarte Peper. Dat evenwel dit verfchil in grootte niet altoos plaats heelt, blykt uit de monfters, my daar van door gedagten Wel Ed Heer toegezonden, van welken ik de eer heb, by deezen j ons Genootlchap aan te bieden; als A. Zwarte Peper van Malabar. B. Wit gemaakte Peper van Java. C. Natuurlyke witte of geelachtige Peper van Ceylon. Deeze laatfte groeit, zo my berigt wordt, met dan aan de vaste kust van Indien en wel op Malabar of ook op Ceylon. Zy is niet minder heet en lcherp van fmaak dan de gewoone zwarte Peper, welke kleiner'valt dan deeze Malabaarlche, die wederom grooter is dan de gewoone witgemaakte Peper. Doch het verfchil in orootte is zo aanmerklyk niet, of het kan zeer  OVER DE PEPER. 607 zeer wel afhangen van de verfchillendheid van groei. Immers ik vind, dat in fommige jaaren duizend planten wei vyfduizend-, in andere jaaren, wanneer men een flegten oogst heeft, naauwlyks vyfhonderd-pond uitleveren (b). Ook zie ik, in myne overgezondenc Peperplanten, dat de korrels aan de eene rist veel grooter dan aan de andere zyn. 't Gewas van de zwarte, dat dan het zelfde is als van de witte Peper, reeds meer dan twee eeuwen bekend, is rankachtig fungerende, gelyk de Turkfche Boonen, en loopt, langs de daar by geplaatfle ftaaken of boomen, ter hoogte van vyftien of twintig voeten op. Het heeft groote, langwerpig ronde, fterk geribde bladen, met dikke fteelen, tegenover ieder van welken doorgaans een tros ot rist uitfchiet als van Aalbefiën, het welke de Peperkorrels zyn, die digt tegen elkander zitten. Zodanig is het reeds in 't Kruidboek van dodoneus , uit ae werken van clusius, in afbeelding gebragt, met byvoeging van een rist der wit- (h) Ftrhandel. van V Baiaviaasch Genootfchap, III. deel, ÏMavia >?8i» UM* "3-  6b8 M. H O U T T U Y N witte Peper, die veel ylder van korrels dan de zwarte zou zyn s hoedanigen de laatstgemeldc Kruidkenner by de m pekel ingelegde gember-worteleri hadt gevonden (c)> Waarfchynlyk is dit ryp geworden Peper geweest, die door de rypwording eenige korrels hadt verlooren, h welk dan alles opheldert. Ten minften dat de gewoone witte Peper enkel door bereiding van de zwarte verfchille, zyn wy thans uit gemelde berichten verzekerd. 't Gewas van lange Peper, is ook door dien beroemden Kruidkenner weereldkundig geworden • gelyk ik bevoorens heb opgemerkt (d). Uit de takken, aan my overgezonden, blykt, dat de befchryving en afbeelding, welke rumphius daar van geeft, minder voldoet dan die van clusius, welke in 't Kruidboek van dodoneus overgenomen is. Waarfchynlyk ontftaat zulks uit een weezenlyk verfchil in de planten der lange Peper, die op de Molukfe en Sundafche Eilanden groeijen: terwyl men ook in Westin- diën (c) clus Ext., pag. 183. (d) Natuurlyke Ili/hrie, als boven, bladz. 76,  OVER DE PEPER. 6of> diën lange Peper heeft, wier aairen Wel een half voet lang zyn Het blad gelykt naar een piekyzer; doch heete alleenlyk ééne groote or middelnb, van welke zydeling veele kleine ribbetjes afloopende, zich verder met zeer fyne adertjes door hetzelve verfpreiden: terwyl de bladen der zwarte Peper-planten, overlangs met vyf groote ribben doorreegen zyn. Het va t ook. veel dunner, zynde tevens bleeker groen en aan de onderzyde witachtig; met veel korter fteeltjes, ja fomtyds byna ongedeeld en ook wel züverachtic- groen. . , °In 't werk van weinmann is een byftere verwarring ten opzicht van de Peper-planten (e). Noch het loof, noch de vrugten zyn goed afgebeeld. Men vindt 'er, onder den naam van witte Peper, een gewas van Aalbelien or. Wyiwaardachtige bladen vertoond, dat w'aarfchynlyk uit het hoofd gefmeed zal zyn; zo wel als de aibeelding van de Cubeben of Staartpeper (1), die geheel valsch is en ook geenzins X. DEEL. Q.q met (c) Kruidboek, iv. deel, bl. 814 en 815. (Q Kruidkoek, iv. deel, bladz. 44°-  6lO M. HOUTTUYN met de befchryving ftrookt. "De vrugt „ (zegt men 'er) hangt als trosfen aan „ de kelkjes, doch niet als de Druive„ trosfen by een, maar elk korreltje „ aan zyn eigen fteeltje". j it is onverftaanbaar. De bladen zouden langachtig, fmal, en van vooren wat ilomp zyn. Beeter hadt dodoneus zulks, die uit gardias meldt: "dat het gewas „ Peper-bladen heeft, doch fmaller; „ klimmende langs de boomen als Pe» per". Anderen hadden 'er Myrthebladen aan gegeven, en het voor een foort van Myrthe gehouden; welk denkbeeld door clusius met reeden beftreeden wordt. Voorts zien wy, hoe dit gewas tot heden nog zo weinig bekend was, dat het van den kundigen geoffroy gezegd werdt, door niemand tot nog toe befchreven te zyn (g). Hy merkt alleen aan, dat het een klimmende plant is, als de winde, dc ruuwe Smilax naby komende: welke plant, volgens den beroemden p. hermanntjs, op Java Curare genoemd wordt, 't Is dan blykbaar, dat de Cubeben op Java groeijen en van daar overgebragt worden, (2) Mat. Med., torn. II, pag. 376'.  over de peper: 6» den, niet uit Japan, gelyk men by weinmann vindt. Anderen hadden zulks reeds opgemerkt (h). linnaeus vraagt of het ook een foort van Peper zy (i) ? derhalve een gedroogde plant van deezen aart bezittende, welke op Java, by Samarang, door den zeer geleerden Heer thunberg, thans Hoogleeraar in de Kruidkunde te Upfal in Sweeden, is verzameld, heb ik nuttig geoordeeld, alhier daar van de afbeelding , ten naauwkeurigflen naar 't voorwerp geteekend, aan 't licht te geeven. f Daar uit bly kt, dat de Cubeben- of Staartpeper-plant, op dergelyke plaatfen als de Peper, doch geenzins, etgenlyk gefproken, aan boomen groeijen, die naar onze Appelboomen gelyken zouden, zo ray meldt: maar dat dezelve insgelyks rankachtig voorkome. Zy heeft bladen, die zo wel van het blad der zwarte Peper, als der lange Peper, niet alleen door de ribben en aderen, maar ook, door aan Q_q 2 den (h) Pomet des Drogms etc. li) linnaeus Mat. Med., pag. 185.  6l2 M. HOÜTTÜYN den fteel, op eene zonderlinge manier, fcheef en krom, geoord te zyn, verfchillen. De kleur derzelven is bleeker en kómt naast aan die der lange Peper, zo wel als de figuur; alzo • zy lang en fmal zyn, zeer fpits en veelal volkomen lancetvormig. Voorts ziet men hier, van één trosje nog twee beften overgebleeven, wier deeltjes en voetftuk of bedding genoegfaam doen blyken, dat de vrugt byna als druiven aan een tros of rist vergaard moet zyn in dit gewas. Men heeft dan, in Fig. i, op de nevensgaande Plaat, de afbeelding van mynen tak der Cubeben, de bladen veel-ribbig hebbende, gelyk inzonderheid aan de twee onderften, die van de onderzyde geteekend zyn, blykbaar is. Naar boven worden zy, in dit voorwerp, allengs kleiner en fmaller in evenredigheid, zynde allen zonderling fterk gevoed. In Fig. 2 is, tot vergelyking, daar nevens gevoegd, een blad met een rist van de zwarte Peper, aan den fteel zittende, waar uit men ziet, hoe het zelve veel breeder en rondachti- ger     OVER DE PEPER. 6l$ ger is. Van de rist zyn verfcheide korrels afgevallen, gelyk menze doorgaans krygt. m In Fig. 3, ziet men een takje van de lange Peper, met bloem- en vrugtaairen en twee bladen, het onderfte van onderen geteekend, om de verdeeling en loop der aderen en ribbetjes, van de beide voorigen zeer verfchiliende, aan te wyzen. OVER  'Èladz. 614 over I Z A A K O p M O R I A, DOOR GERRARDVS KUIPERS. JlJ/c OfFerhande van izaak, door abkaham, is eene zo aandoenelyke, zo treffende ftof, zy verleent, aan de Dichtkonst, zulk eene fchoone geleegenhcid, om haar roerend vermoogen, ten toon tc fprciden, dat het geen wonder is, dezelve, door een aantal Dichters, ten onderwerpc, hunner Zangen, gekooren te zien. En fchoon niet allen, eer zy zich aan zodanig eene ftof waagden, dagten, aan dc wyze les, van horatius;  g. kuipers over enz. 6*15 Sumite materiam , .vestris qui fcribitis aequam Viribus, et verfate diu, quid ferre reatfent Quid valeant humeri; zyn 'er echter, die vry gelukkig, in de behandeling, van dit Ituk gehaagd zyn. Dan eene zaak is 'er, m welke het my dunkt, dat, en zy, en de Schrift-verklaarers , van het Ipoor, der Waarheid en der Natuur, zo wel den Dichter, als den Uitlegger, te bewandelen , zyn afgeweeken: in de voorftelling, naamelyk, van het gedrag door izaak , ter dier geleegenheid gehouden. — Hier over wilae ik myne gedagten, thans mededeelen. §. 2. Hoe {tellen ons, Dichters en Uitleggers, izaak op Maria voor? in zo ver ik heb kunnen nagaan, meestal, a^s eenen jongeling, die met de verheevenfte kloekmoedigheid, en de beredeneerdlte bedaardheid, zich aan god en aan zynen Vader onderwerpt, en den flag, die hem van het leeven zal berooven, met Mannenmoed afwagt. Onze Nederlandfchc Puikdichter, laat hem na het bevel, van zynen Vader Q_q 4 ont'  6l6 G. KUIPERS OVER ontfangen te hebben, zich aldus verklaaren: sib naalls mniv vd tgbM — "jsiov PJyn Fader, (fprak de Helt) teel aan: ik ben bereidt Cm «wen wil te doen , tot G«dt geboorzaambeit. Wel aan, myn Vader , laat de liefde u niet verfebrikktn. Spaar vry »a tranen, 'k zal « weinig oogcnhlikkcit Op flarren treden , van dit fterfiyk deel ontlast. Kom, bind myn voeten ; bom , bind bei myn banden vast, O» dat geen ydle febrik bet offer doe mislukken : Blaar neen, laat my » eent tn bei myn armen drukken. Vaar wel, myn Vader, zeg myn Motder ook vaar wel (a). Welk eene heldhaftigheid! en hoe fchoon is zy voorgefteld! de Schryver der nuttige Proeven, van Dichtkundige Letteroefeningen, over den fmaak, in de Poèzy, over Abraham den udartwader, van arnold hoogvliet, denkt, dat men dees taal wel van izaak kon wagten, hy befchouwthem „ als een bedaagden jongeling, in het „ geloof van zynen Vader opgevoed, „ vol vertrouwen op god, gelaten in „ lief en leed, om de Item van het „ Opperwezen te gehoorzamen, al„ tyd bereid om zich naer den wil „ zyns Vaders te fchikken, van een „ zagten Godvruchtigcn inborst, we- » ten- 00 a. hoogvliet Jbvaham de Aartsvader, X, Eociv', bl. »38.  IZAAK OP MORIA. 617 j, tende, wat onheilen dit leeven ver„ zeilen, wat eeuwig heil hier namaeis „ volgt"; — Maar hy vindt alleen die taal wat fchielyk en bedaard daar izaak zo onver wagt, uit den mond zyns Vaders , hoort", dat hy het offer zal moeten zyn (b). lavater — de gevoel- en lmaalcvolle lavater — vermydt dien misflag van hoogvliet wel, en doet izaak eerst voorkoomen, als zeer verbaast en verfchrikt, over het Goddelyk bevel, maar doet hem daar op, met geene mindere kloekmoedigheid handelen. Bind! laat hy hem zeggen, waerdfte Vader! bind! en fpaer my niet. — Zoo god het heeft bevolen, zoo vrees ik'/ fterven niet! het fterven in myn Vaders armen! — Ja hy laat hem bidden: Heere! Ontfermer! fterk zyn arm en zyn geloof! ■— Hy laat hem roepen: god is geen god der doden, tnaer is een god der levenden. . . . floot De Heer niemyer volgt het zeilde Qq 5 fPoor> (b) bladz. 325 en 326. ' (c) abraham tit izaak Godsdienjtig Jcfiouwjpel, uit het Hoogduitsch van den lieer j. c. lavater, tyadz. 145, e. v.  6l8 g. kuipers over fpoör, in zyn Godsdieojlig Zang/pel, zegt izaak: Wel aan, myn Vader ! ,k ben bereid. god fl:rk uw hand, daar hy zyn hulp heeft toegezeid. en doet 'er by: Ik zie gods Engel komen, Die voor myn ziele waakt. Geen rampen zal ik fchroomen. Ik kom; — ik kom! — ó Godgezant! (d). Dezelve weg is, door meer andere Dichters, betreeden. i & DeSchryvers, over de gewyde gefchiedenis en de Uitleggers, ftellen ons izaak even zo voor; niet alleen de oude, maar ook de nieuwere, die — zoo ergens in — althans in het geen op gevoel en fmaak betrekking heeft, boven hunne voorgangers uitmunten. „ izaak", zegt de welfpreekende sauein, fchoon zyne weifpreekendheid, my, hier, eenigzins vermoeijend voorkomt, (jX) abraham op Moria, Godsdienflig zangfpel. Het Hoogduitfche van den Heere a. h. niemkyer vry gevolgd door ó. brender a br.v.\dis , bl. 28 en 29.  izaak op mor ia. 619 komt, "de Godvruchtige Zoon, van „ eenen Godvruchtigen Vader , berustte in dees redenen, en deelde " zo, in de gehoorzaamheid, van " abraham. Ons verwonderende, over de onderwerping des Vaders, moeten w'ons ook verwonderen, *' over die des Zoons. De teêrhar„ tigfte aller Vaderen, ftaat gereed, „ om den teêrhartigften aller Zoonen, ,, met ftandvastigheid, den doodfteek „ te o-eeven. De teêrhartigfte aller „ Zoonen, ontfangt, met ftandvas„ f>heid, den doodfteek, van den „ teêrhartigften aller Vaderen. Hier „ ziet men een dubbel offer, het otter „ van izaak, en het offer van abra„ ham. izaak offert gode, de teder„ heid, welke hy aan abraham toe„ draagt. Hy ziet, met kloeken „ moecl, dien arm, van welken hy „ niets dan Vaderlyke zorgen te wag„ ten hadt, met een doodelyk mes „ gewapend, abraham offert gode, „ de teederheid, welke hy aan izaak „ toedraagt. Dien arm, welken hy „ tot niets zou hebben willen gebrui„ ken, dan tot Vaderlyke zorgen, „ ten voordeele, van dien Zoon, wa?- „ pent  620 G. KUIPERS OVER * pent hy, met een doodelyk mes, „ en ligt hy op, om hem te doorftee„ ken (e). — Terwyl men zich ver„ wondert", fchryft de Heer maizonnet , "over het navolging waardig voor„ beeld, van abrahams geloof en ge„ hoorzaamheid, moet men de buig„ faamheid, de deugd, de Godsvrucht „ van izaak niet uit het oog verlie„ zen, die, na dat hy zelve het hout „ dat hem verteeren moest gedraagen „ heeft, gewilliglyk toeftemde, om „ door zynen Vader geofferd te wor„ den (f). — izaak onderwierp zich", leest men, in het franfche Bybelwerk, van den Eerwaardigen chais , "met ee„ ne heilige en gewillige onderwerping, „ aan de geheimvolle beveelen des „ heeren. Geen teegenbedenking, „ geen weeritand, geen pooging om „ te ontfnappen. izaak laat zich handen en voeten binden, op het hout „ des altaars, cn door zyne flilheid „ door zyne geduld door zyne ge„ hoorzaamheid, voorbeeldt hy aller- „ tref- fc) saurin Discours hifloriques critiques etc., T. \.disc. XX. pag. 310 et 311. (f) j. l. maizonxet llifloire du peupk (Flsrael, Tom.L pag. na.  IZAAK OP tORlA. Ö2I „ treffendst, den geweldigen dood, „ van gods eenigen Zoon, ten heil „ van het menschdom (g). — 'Er is „ geen twyffel aan", zeggen onze nicuwfte vaderlandfche Bybelverklaarers, nahuys en klinkenberg, "of „ abraham zal zynen Zoon nu zoo„ danige onderrichtingen gegeven, en „ hem dermate overreed hebben, dat „ hy gereed ware, om zich, met de „ uiterfle bereidwilligheid te laten „ flachten (h)". De Edele de perponcher fchynt van deeze gedachte mede niet vreemd te zyn (i), gelyk eene zeer groote meenigte andere Schry vers, welker woorden ik niet zal aanvoeren. — Maar, is deeze zo algemeene voorflelling, de regte cn waare? My dunkt — neen! Het (g) La fainte B'tbk avee. un Commentaire littera!, Tom. I. pag. 208. _ (h) De Bxbel door beknopte Uitbreidingen en ophelderende Aanmerkingen, verklaard dour J. van NIJVS KLINKENBERG en GER.joh. nahuys, I. Deel, blad. 138. (i) ln de AanteèkeniRgen op t- d. miohaelis nieuwe Overzetting des O. T., II. Deel U. Huk, bl. 135. Aant. q. Zie verder de Eng. Godgel. op Gen. XXII, 9. m. henry Lstt. en Pract. ve/kl., II. Deel, bladz. 264.  622 G. KUIPERS OVER 4- Het gewyd gefchied verhaal zelve, meldt niets uitdrukkelyks, omtrent het gemoedsbeftaan, van izaak. abraham ontfangt bevel om zynen Zoon te offeren — hy trekt van huis, om dat te volvoeren — beklimt den verfchrikkelyken berg — bouwt het outaar — neemt het offer — bindt het — grypt naar het mes — ligt den arm op — gaat zyne vaderlyke handen, met kmder-bloed , bezoedelen — maardehemehtem: volkeren vader! volkeren vader! belet hem. — Ziet daar, alles wat ons moses berigt (k). ]n het kort gefprek, tusfehen abraham en izaak , dat hy in zyn verhaal inlafcht, ligt ook niets, dat ons,, of ten voordeele of ten nadeele, der kloekmoedigheid , van den laatften kan doen belluiten. — Het binden van het offer, intusfehen, fchynt, meer onwilligheid, dan gewilligheid, aan te duiden, dan wy weeten, wat men hier op zegt, en dringen zulks, daarom, niet aan (1). Maar juifl dit flil- fwy- 00 Genef. XXII, i. e. v. (1) DE PERPO.NCHER , a. b.  IZAAK OP MOR IA. 623 fwygen, der gefchiedenis, is ons een bewys, teegen de gewoone gedagte. Is izaak, in de daad, 200 kloekmoedig geweeft, dan moet zyne kloekmoedigheid gefteundhebben, opeene bekendmaaking, van gods wil, door abraham, aan hem, doch van deeze wordt niets gemeld; zouden wy nogthans deeze melding niet mogen wagten, indien zy waarlyk hadt pkats gehad? verdiende zy niet zo wel aangeteekend te worden , als het korte gefprek, ons nu medegedeeld? — Is izaak , in de daad, zo kloekmoedig geweeft., dan was dit iet, der opmerking, der navolging, en dus der beïchryving, zeer Waardig, vooral voor moses, wiens oogmerk, in het boeken, der aloude gebeurtenilTen, byzonder ook dit was: om Israël vertrouwen , op den god , hunner vaderen, in te boezemen. — Maar meldt deeze hier van niets, hoe veel grond geeft ons dit, om die kloekmoedigheid, van izaak, in twyffel te trekken? §. 5. Naar de byzondere jaaren , verfche elt  6*24 G' KUIPERS OVER fcheelt ons gemoedsbeftaan, in dezelve omftandigheden. — In het zelve geval, waarin wy, als kinderen, vreezen — terugdeinzen — wegloopen; — zieden wy , als jongelingen, van moed, — ylen wy voorwaards; — en blyven wy, als mannen, met bedaardheid ftaan. — Wisten wy dan, hoe veel jaaren izaak hadt, toen zyn vader hem moest offeren, hoeveel zou dit, ter beflishng, deezer zaak, niet toebrengen! — De oorfpronkelyke geichiedenis bepaalt wederom nergens iet uitdrukkelyks , op het getuigenis van flavius josephus, die zegt, dat hy vyf en twintig jaar oud was, (m) kan men, in eene zaak, welke omtrent twee duizend jaaren, voor zyn tyd voorviel, met geene zekerheid aangaan, het leert ons niets meer, dan, dat dit, in zyn tyd, eene overleevering was. Wat de Rabbynen, die het voor fchande hielden, iets niet te weeten, en anderen, naderhand, dienaangaande, hebben voorgefteld, verdient onze aandagt, nog minder (n). Doch (m) Ant. Jttd. L. i. c. xiv, p. m. 23. (n) Zie saurin a. b. pag. 308. chais, de Engg. Godgel. over dees Gelehiedeni's. euüdei h. e. v. t. Tom. I. pag. 287.  izaak op moria: 625 Doch wanneer wy het Mofaifch verhaal , met oplettendheid leezen, zo dunkt my.., dat het meer dan waarfchynlyk wordt, dat isaak, althans de mannelyke jaaren, niet bereikt hadt — Niet izaak, maar abraham, draaat het vyer en het offermes — de jonge mogt zich branden, offnyden — best dan, dat die het hout, waarmede hy zich niet kan benadeelen, op den rug torsfe. — Wie ziet, hier m, wie ziet, in de faamfpraak, tusfehen hem en abraham, niet de duidelykfte fpooren, van eenen jongen leeftyd? — Myn Vader! — zie hier ben ik myn zoont — zie bet vyer en het hout, maar waar' is bet lam, tot het brandoffer? — God zal zich zeiven een lam ten brandoffer voorzien, myn zoon! — ziet daar het beeld, des onbekommerden kinds! izaak heeft den gantfehen weg bereist, zonder aan het offerlam te denken , nieuwe boomen — planten -v gezigten — vogels — vlinders, hebben al zyne aandagt onleedig gehouden; toen hy reeds beezig is, den berg te beklimmen, om te offeren, toen hy den last, van het offerhout, op defchouderenvoeltdrukken, eerst jc. peel. Rr t°en>  62$ G. Kt/rPERS OVER toen, vraagt hy: waar is bet lam? —; ik misgis my zeer, zo dit de handel-wys, zoo dit de taal, van eenen nadenkenden leeftyd is, zoo men hier de character-trekken, eens kinds, of ontluikenden jongelings, niet vindt.— En fehetst ons het antwoord, van abraham, niet eenen vader af, die zyn zoon te zwak vindt, om hem de ontdekking , van het treurig geheim, te doen? — Of zal men daaruit, dat izaak. het hout droeg, moeten opmaaken, dat hy reeds een volwasfe Jongeling of Man was? — Dan! zou niet een aanJtoomende jongen, ftelt hem tusfehen de acht en twaaf jaaren, — wie kan hier juist bepaalen? — zou niet zulk pen jongen, die door de verwyvende fpyzen, kleeding en zorgen, van laater tyden, niet verfwakt, maar op het veld opgevoed, aan eene arbeidzaame ïeevenswys gewoon was, zo veel ligt, droog hout hebben kunnen draagen, ?ls tot de opoffering genoegfaam was? Poch is het nu hopgst waarfchynlyk, dat izaak, nog zeer jong was, hoe hoo:\st onwaarfchynlyk wordt dus zyne voorgewende groote kloekmoedigheid? "\Vant zyn geloof, gelyk.  IZAAK. OP MORIA. 27 wy ftraks zien zullen, moet dan in dien tyd, zeker zeer fterk zyn geweest, maar is 'er eenige reden, om aan izaak zulk een fterk geloof toe te kennen? Kunnen wy verwagten, dat die, van langzaamerhand toeneemende hemel-telg, haar volle, haar meer dan gewoone kragt en wasdom, gehad, en de diepfte wortels gefchooten zal hebben, in den boezem, eens tederen Jongelings, die zyn leeven, tot nog toe, onder de geduurige beftraaling, der gelukszon doorbragt, en die in de fchool, der beproeving, nog niet geleerd hadt, op den Vaderlyken god te betrouwen? Moet men, om, in deezen, zulk eenen buitengewoonen trap, van geloof te ftellen, geene gantsch buitengewoone werking aanneemen, waar van men, in de Heilige Schrift, geen gelyk voorbeeld vindt, waar teegen de Zielkunde opkomt? §. 6. Doch ftellen wy, voor een oogenblik, dat izaak waarlyk zo grootmoedig den vcegen hals voor god en voor zyn Vader boog, verheffen wy dan Rr 2 den  62$ G. KUIPERS OVER den Zoon niet, ten kosten des Vaders? Moeten wy dan niet zeggen: dat het geloof van izaak , grooter was, dan dat van abraham ? Gewis! — Wie is grooter, de Vader, die zyn Zoon offert, na dat hy, door de bevinding, van byna eene eew, gehoorzaamheid en vertrouwen heeft geleerd, of de Zoon, die veel korter, ja in het geheel byna niet is geoefend, die geen blyken, van gods trouw, in merkwaardige leevens-omftandigheden heeft ondervonden, en zich echter vrywilligliet offeren? — Wie is meerder, de Vader, die, na zelve dat gebod van zynen Schepper ontfangen~te hebben, zynen Zoon den doodfteek geeven wil, of de Zoon, die z;ch kloek, aan gods gebod onderwerpt, fchoon hy 't flegts, door zynen Vader hoort, en dus alle twyffelingen, die daar omtrent ontftaan moesten overwint? — Wie is grooter, de Grys, die zyn Zoon offert, toen dc jaaren, het fynfte zyner gevoeligheid, reeds hadden begonnen te flyten, of de Zoon, die in het prille, van zyn leeven, toen de weereld, nog niets, dan fchoojiheid en aangenaamheid, voor hem  izaak op moria: 629 hem hadt, en de lange jaaren beloovende blos, op zyn kaaken gloeidde, zich met de uiterfte bezadigdheid, neerlegt, om zich, door zynen Vader, te laaten keelen? — Wie ftaat niet toe, dat de Zoon den Vader overtreft, dat zyn geloof, al houdt men hem niet meer voor een Kind, al is hy een Man, dat van zynen Vader, te booven ftreeft ? — Maar wie kan dit aanneemen? Zou dan izaak, in de Schrift, niet voorgefteld worden, als de Vader der geloovigen, als uitmuntender, dan abraham? Doch vinden wy dit ergens? Wordt niet altoos de Vader, boven den Zoon verheeven? f5. 7. Verder, hoe vermindert men, door aan izaak zulk eene kloekmoedigheid toe te fchryven, de heldhaftigheid, dc waare grootheid, der daad, van abraham? Hoe veel gemakkelyker moest het hem vallen, den arm op te heffen, tegen' eenen zoon, die voor den doodfteek niet vreesde, zelf zyn boezem aanboodt — zynen vader moed infprak r" en tot gehoorzaamRr 3 heid  630 G. KUIPERS OVER heid opwekte, dan tegen eenen, die niet zo gewillig was ? — Hoe moest dit zyne hand fterken, het gevoel van medelyden, het geen zyn daad hem fmartelyk maakte — dooven! — ons medelyden vermindert, houdt op, verandert in bewondering, wanneer wy eenen ftervenden vrolyk den dood hooren te gcmoet juichen, wy willen hem niet te rug doen keeren, neen, veel liever — konden wy — mogten wy — zouden wy zyn geluk, waar naar hy reikhalft, al beevende, vervroegen. — Zo moeit, het ook abraham gaan, zyn daad houdt dus, naar de gewoone denkwys, omtrent izaaks gedrag en beftaan, op, zo treffend een bewys van gehoorzaamheid te zyn, als zy ons, in de gefchiedenis, wordt voorgedragen. §. 8. Eindelyk in het Xlde Hoofdfluk; van den Brief aan de Hebreewen, worden wy, als in eene Gallery ingeleid, daar wy, ter regte - en flinkehand, de beeldtenisfen zien opgerigt, van veelen, die in het geloovig vertrouwen,  IZAAK OP MOR IA. 631 wen, op god hadden uitgemunt; wy ontmoeten daar ook izaak, en onder wat tytel, wordt hem dees eer beweezen? is het om zynen heldenmoed, betoond in zich vrywillig te laaten offeren? — neen — wy vinden daar van geen woord gemeld, door het ge* loovey heeft isaak, jacob en esau ge» zeegend, aangaande toekomende dingen (o) — ziet daar zyn eenige tytel; maar hadt hy zich nu zo grootmoedig , in die opoffering gedraagen, zou dan, daarvan, niets gemeld zyn? te meer, daar abraham, in die eer deelt, opgrond, van zyn geloof, in die opoffering betoond? (p) §■ 9. Uit het gezegde, dunkt my, blykt: dat men zich, zonder genoegzaame redenen, izaak op Morïa als eenen kloeken Held heeft gefchilderd. -— Dan welke mag toch wel de reden zyn, dat men dees gedachte zo alge* meen heeft aangenoomen? De grond hier van ligt, onzes erachtens, in de Rr 4 mee* (0) Vs. 20. (p) Vs. 17 en 18.  632 G. KUIPERS OVER meening, die byna alle uitleggerseige is, en alle Dichters door het hoofd fweefde, dat isaaks opoffering, een voorbeeld is geweest, der opoffering, van den messias, en deeze, door die , zo veel eewen te vooren, wierdt afgefchilderd (q); dewyl men nu wist, dat het doorluchtig tegenbeeld, zich, zonder weerftand, of teegenfpraak als een lam, ten flagtoffer geleiden liet, zo meende men daarom, zulks ook van het voorbeeld, om de overeenkomst te treffender te maaken, te moeten ftellen. Maar leert ons de H. Schrift ergens, dat izaaks opoffering voorbeeldig was? 20 ver ik weet — nergens. — Of 2al men 2eggen: de Schrift leert ons, van de Slagtoffers, in het gemeen, dat 2y voorbeeldig zyn geweest? Dan waarom waren 2y 2ulks? was het niet, om dat 2y ter fchaduwagtige verzoening dienden? doch diende daar toe de opoffering van isaak? immers neen, aan dezelve ontbrak dus, juist dat, het welk ee e offcrhande voorbeeldig maakte. — En ftaat men al toe, dat izaak, in dit geval, (q) Zie boven §. 3. de perponcher a. b* bl. 134.  izaak op m o r i a. 633 val, een voorbeeld, van den Heilvorst ware, men behoeft hem daarom nog niet zo kloekmoedig af te maaien, men kan dan hier, in aanmerking neemen, dat voorbeeld en tegenbeeld, in alles, noch altoos overeenkoomen, noch overeenkoomen kunnen. §. 10. Maar hoe moet men zich izaak dan voorftellen? — Meent men, dat abraham, aan zynen Zoon, gods bevel, voor de opoffering, bekend maakte, dan is het natuurlykst, dat men zich izaak voorflelle, als eenen, die zo handelt, gelyk elk kind, in zyne plaats, zou gehandeld hebben; wy moeten ons hem verbeelden, als: — gantsch afkeerig van den dood — als weerfporrelig teegen zynen Vader — als alles doende, wat een mensch — een jong mensch — een kind — een eenig kind, doen kan, om zyn leeven — zyn jeugdig leeven, te redden — te redden, uit de hand van eenen Vader — van eenen tederlievenden Vader, die hem daar van tragt te ^eroüven. — Dan eens, zal hy, door Rr 5 vrees  634 c- KUIPERS OVER vrees gedreeven, al agter uit loopende, den vaderlyken arm hebben zoeken t'ontwyken. — Dan eens zal hy voortgeftuwd door eerbied, en liefde — aangevuurd door eene, op abrahams rollende mannentraanen gegronde, hoop, — zynen Vader te gemoet gevloogen zyn — zyne handen gevat — die gekuscht — met heete kindertraanen befproeid hebben — hy zal zich op de knyen geworpen, al fnikkende, omlyfsgenade gefmeekt, of om uitftel verzogt hebben, om nog eerst zyne lieve Moeder — welke hy nu meer dan ooit mischte — te omhelzen, en in haar armen, beveiliging, voor het offermes te zoeken; tot dat abraham, voor wien , elk woord, elke kusch, elke traan, van zyn' Zoon, een dolk was, die hem het hart doorflak, onder het hoog vloeijen, van een gety, van gemengde aandoeningen, hem vatte, hem bondt, en — hadt god het niet verhoed — doorflak. S. ii. Of moogelyk, komt het, met abrahams  IZAAK OP MOR IA, 635 ha MS bedaard en voorzigtig charakter, met het kórt antwoord, op de vraag: waar is 7 lam? en met het verder ililzwygen, der Heilige Schrift, best overeen, als men ftelt, dat die geroerde Vader, gelyk ossian, toen men zynen Zoon oscar hadt vermoord (r) — geen woord kon voortbrengen, dat hy, verftomd door voorzigtigheid en aandoeningen, zynen izaak— die nu, brandde van nieuwsgierigheid, om te weeten, van waar het offer koomen zou, — fpoedig opnam, op het outaar bondt, den jongen geen tyd gaf, om zyn vader-hart: door veel jammerklagten te grieven, — Vader! Vader! dit was het moogeJyk al, dat izaak voortbragt, en dat: Vader! Vader! was nog te veel, voor Abraham. §. 12. Deeze wys van voorftellen, flrydt niet, met het verhaal, der Heilige Schrift; is overeenkomftig, met de natuur; doet izaak beneden abraham bly- Cr) Tcmora par ossian Flh de fingal , Lhre i, Pag- 39-  636 G. KUIPERS OVER ENZ, btyven, beneemt niets aan de grootheid, der daad, van deezen; geeft de reden op, waarom nimmer, in het goddelyk woord, gewaagd wordt, van izaaks geloof, of moed, op Moria betoond; en eindelyk, vergis ik my niet, dan verfchaft zy, aan den Dichter, geene mindere geleegenheid, dan de gewoone, om te fchil» deren en te treffen.