BEREDENEERD REGISTER VAN ALLE VERHANDELINGEN E N STUKKE N9 die in de EERSTE TWAALF DEELEN der VERHANDELINGEN van het ZEEUWSCHE GENOOTSCHAP der WETENSCHAPPEN te VLISSINGE geplaatst zyn : SAAMGESTELD door A. D R T F H 0 U T9 A. L. M. PUIL. et THEOL. DOCT. Lid van verfcheidene geleerde Maatfchrtppyen; Sekretaris van het zeeuvvsche Genootfchap der Wctenfchappen te vlissinge; en Predikant te middelburg. TWAALFDEN DEELS tweede stuk. te middelburg: BY P IE TE R GILLISSEN, Drukker van het Zecuwiche Genootfcliap der Wetenichappea, jiDccvtxxix.  Het genootschap erkent geene exemplaren voor echt, dan die door èènen der Sekretarisfen eigenhandig onderteekend zyn.  VOORBERICHT. T^at ééne der voornaamlte redenen , waarom belangryke ontwerpen, (door deskundigen, zoo in de Verhandelingen Van geleerde genootschappen , als by afzonderlyke gefchriften, opgegeven) niet in meerderen trein gebracht worden, tot bevordering van het algemeene nut: daarin befta, dat dezelven dikwyls aan weinigen bekend zyn: uit hoofde, deels van de kostbaarheid dier werken 9 waardoor velen verhinderd worxii. deels ii. stuk. *3 den,  E vi ] den, om dezelven aan te koopen; deels van derzei ver uitgebreidheid , die niet zelden opzien baart , omze met de vereischte aandacht te lezen: —- zal elk oplettend overweger van dit ftuk, zoo ik vertrouw, gereedelyk toeftemmen. Om beide deze beletfelen te keer te gaan, met betrekking op de Verhandelingen, door het ZEEUWSCHE genootschap der Wdenfchappen uitgegeven , wist ik geen gefchikter middel : dan (in naarvolging van de HOLLANDSCHE maatschappy der Witenfchappen te Haarlem) derzelver hoofdzakely-. hn, inbond, met alle mogelyke bekorting, by wyze van een REGISTER opt de eer pi twaalf deer lert.9  C vu ] Un\ in ccne alphabetifche orde , als de gemakkelykfte voor het gebruik , uit te geven; en hierdoor een' ieder' in ftaat te ftellen, om, in eenen zeer korten tyd, en voor eenen geringen prys, het voornaamfte, dat in dezelven ge* vonden word, te kunnen naargaan. ~ Wanneer ik dit ontwerp in hef ruwe had afgewerkt, gaf ik Van hetzelve kennis, en bood het Héél ren directeuren aan: die niet alleen myn' arbeid met dankzegging goedkeurden ; en my, wanneer het plan geheel in orde zoude gebracht zyn, ter uitgave, op naam des genootschaps , machtigden: maar, tot een fprekend bewysvan het genoegen der Vergade< < * 4 ring,  [ viii ] ring, met een duurzaam gedenkstuk in zilver, ter waarde van honderd Zeeuwfche Ryksdaab ders, eenftemmig befloten te vereeren. Niemand zal het vreemd kunnen voorkomen, dat dit ftuk niet eerder het licht zie: — als men Hechts overweegt de moeite, die vereischt word, om foortgelyke Regifters, als dit is, op te ftelJen ; en daarby in aanmerking neemt, dat dit als een bywerk befchouwd moete worden, 't welke ik, in de weinige ledige uren heb moeten verrichten, die ik, in ftede van my op de eene of andere geoorloofde wyze uit te fpannen, heb afgefnipperd van dien tyd, welken myn hoofd: werk 5  C f* ] werk, als bedienaar des EuangcImftts en verfcheidene andere bezigheden, daaraan meer of min onmiddelyk verbonden, vorderden: — om van geene andere betrekkingen en veelvuldige beletfelen te gewagen! Ten aanzien van het register zelve, ('t gene ik, wat de wyze van opftel en uitvoering betreft, aan het oordeel van den befcheiden' Lezer onderwerpe,) zal ik niets zeggen: dan dat het my gevoegiykst is voorgekomen, de fcbriftm rtcxttn, die in de eerfte twaalf deelen meer of min opzettelyk worden opgehelderd, afzonderlyk aan het einde te plaatfen: — het opfchrift van dit Regi/ier, en vooral het gemak voor de ! 5 By-  ■C x ] Bybelminnaren in het 'gebruik* van 't zelve, fcheen my toe hier* Voor te pleiten. Deze lyst had ik zeer kunnen vergrooten , indien ik alle de plaatfen der H. S. daarop gefield had, die hier en daar alleen worden bygebracht of aangehaald, tot ftaving van de eene of andere zaak; of van de beteekenis van eenig grondwoord: dan dit zoude , mynes erachtens , ftrydig zyn met het oogmerk van een Rtgift er ; en , wegens gedurige misleiding, veeleer gefchikt zyn ter affchrikking, dan ter aanmoediging van deszelfs gebruik. • Het Genootfchap heeft goedgevonden, dat tevens hierby zoude gevoegd worden de LYST der« \. - te-  C « 3. tegenwoordige Heeren directeu* ren en leden ; —- der schryvé* ren , die eenige verhandeling, zv'aarneming , of bericht, hebben ingeleverd, 't welke men in een der eerfte twaalf deelen vindt; — gelyk ook van alle prysvragen , die federt de oprichting des GENOOTSCHAPS tot heden toe zyn opgegeven: het zy dezelven al of niet beantwoordt en bekroond zyn geworden. Moge myn * arbeid in deze eenigszins dienen tot bereiking van het voorname doelwit des GENOOTSCHAPS: dm Alleen* wyzen GOD te verheerlyken ; het gantfche menschdom, en voomatnelyk den landsgenooten, voordeelig te zyn; en allerlei nuttige hmften I [ 2 en  C XI! 3 en wetenfchappen voort te plantpn: dan zal ik myne moeite rykelyk vergoedt achten! vlissince: den 7. van Wynmaand 1789. A. DRYFHOUT, s e kre ta ri s. STUK-  STUKKEN IN DIT REGISTER VOORKOMENDE. jSf amen der tegenwoordige Hee- ren directeuren - - bl. xiv. Namen der tegenwoordige Heeren leden - bl. xxiv. Namen der schryvereN, die ééne of meer Verhandeling enz, hebben ingeleverd - - bl. xll Lyst der prysvragen, door het Genootfchap opgegeven - - bl.XLvm. Beredeneerd register der Verhandelingen - bl. i. Regifter der schriftuurplaatsen - bl. 150. NAAM?  NA AMLYST per tegenwoordige heeren DIRECTEUREN en LEDEN van het ZEEUWSCHE. GENOOTSCHAP Der WETENSCHAPPEN. PROTECTOR. ^2/yne doorluchtige hoogheid WIL' , LEM de vyfde: prins van oranje en nassau: Erffëadbouder, Kapitein generaal en Admiraal der Vereenigde Nederlanden: enz. enz. enz. DE HEEREN DIRECTEUREN. Mr. isaac winckelman: Commisgeneraal van Zeeland; Oudburgemeester te Vhsjinge: — Praefident van het Genootfchap: den 25. januari 1769. -3 ' ' Mr.  LYST DER DIRECT. XV M^ jöhan adriaan van de perre: Heer van Nieuwerve, Weljïnge, Everdswaard, en Westhove; extraordinair Gedeputeerde ter Vergadering van de Heeren Staten Generaal: deu 25- Januari 1769. Mr. kornelis van den helm boddaert: Raad en Burgemeester te Middelburg; Bewindhebber van de Westlndifche Compagnie ter kamer Zeeland: den 7. Februari 1769. Mr. anthoni pieter lambrechtsenj Heer van Ritthem; Raad en Burgemeester te Fiisfinge; Bewindhebber der Westlndifche Compagnie ter kamer Zeeland: den 21. Maart 1769. Mr. martinus johan veth van de perre* Vryheer van Westkapelle, Heer van bet Nieuwland; Raad en Burgemeester te Middelburg: den 21. Maart 1769. Mr. cornelis chiustiaas bertling: Raad en regerend Burgemeester der ftad Flisfinge; — Vtcepraepdent van het Genootfchap; den 21. Maart 1769. Mr. daniel tulleken: Heer van Melis- en Marickerke; Raad en Burgemeester te Middelburg: den 21. Maart 1769, . Mr.  XVI NAA MLYS T DER Mr. daniël pieter de mauregnault: Raad en Penfionaris te Vere; Advokaat fiskaal militair wegens de Generaliteit in Zeeland: den 21. Maart 1769. willem karel hendrik, Baron van lyn- den tot Blitterswyk: repraefènterende den Heere prinse Erfftadhouder, als Eerstedelen van Zeeland: enz. enz. den 21. Maart 1769. Mr. willem van citters: Oudraadpenfionaris van Zeeland; extraordinair Gedeputeerde ter Vergadering van de Heeren Staten Gene» raai; Sekretaris van Zyne Doorl. Hoogheid, in '5 Hage: den 28. Maart 1769. Mr. johan marinus chalmers: Oudraadpenfionaris van Zeeland, te Fere: den 25. April 1769. Mr. bonifacius mathias pous: Bewindhebber van de Oostlndifche Compagnie ter kamer Zeeland, te Middelburg: den 25. April 1769. Mr. meinard van visvliet: Oudpenfionaris der ftad Middelburg ; Opperboekhouder der Oostlndifche Compagnie ter kamer Zeeland: den 25. April 1769. Mr.  HEEREN DIRECTEUREN. XVII Mr. evert clyvèr: Raad en Oudburgemees- ter te Vlispnge; gecommitteerde Raad , en Raad ter Admiraliteit van Zeeland, te Middel' burg: den 30. Mei 1769. Mr. t oh annes maurit2: Raad eti Burgemeester te Vlhpngi: den 30. Mei 1769. CORNËLI3 ploos van amstel JaCüb Cor- nelisz. te Amfteldam: den 29. Auguftus 1769. Mr. paul HURGRONjEi wegens Zeeland gecommitteerd in den Raad ter Admiraliteit e Amfteldam; Penfionaris honorair der Had Middelburg: den 10. October 1769, Ml". aarnoud van zuylen van nyevelts Sekretaris der Heeren Weesmeesteren te Rotterdam : den 10. Juli 1770. hendrik vink: A. L. M. Med. et phil. Doet. Anatomiae et chirurgiae Profesfor honorarius; Oudfchepen te Rotterdam: den 20. September 1771. 5p IE ter van dammE! te Amfteldam: den 20, September 1771. XII» DEELS II. stuk. ** Mf»  XVIII NAAMLY-ST DER Mr. cornelis caen: Raad cn Burgemeester ter Flisfinge; Bewindhebber van de Oostlndifche Compagnie ter hamer Zeeland: den 26. November 1771. Mr. pieter paul van gelre: Raad der ftad Ziérikzee; en wegens dezelve gecommitteerde Raad, en Raad ter Admiraliteit van Zeeland, te Middelburg: den 30. Juni 1772. Mr. henricus calkoen: Advokaat voor de Hoven van. juftitie in Holland, en de Vierichaar te Amfteldam.: den 29. Qctober 1772. Mr. johan pieter van den brandei Ridder baronet; Heer van G'apinge, Krabbendyke, Kouwerve enz.; gecommitteerde Raad, en Raad ter Admiraliteit in Zeeland; Bewindhebber der Westlndifche Compagnie ter kamer Zeeland, te Middelburg: den 6. April 1773. Mr. reneke busch gockinga: Sekretaris der Heeren gedeputeerde Staten van Groninge en Omlanden: den 29. November 1774. Ml*. dav1d thomassen a thuessinck! BtU> gemeester der ftad Zwol: den 29. November 1774» abra*  HEEREN DIRECTEUREN. XIX abraham j a c o b 's g- r a e u w e n : Stads Medic. Doctor; fenfionaris honorair te Zterfkksti den 30. Juli ÏJJÓ. Mr. cornelis van lennep: te Amfteldamx den 30. Juli 1776. Mr. willem van der beeke! Penfioiiaris honorair 's Lands van den Vrye te Sluis; Raad extraordinair van 'Nedcrlandsch Indie' te Batovia: den 30. Juli tff&t Mr. jan van der wolff: Raad en Burgemeester te Zierikzee: den ï. October 1776. j. c. maüöint: Lieutenantkolonel en Kapitein ten diéhfte dezer Landen: den 1. October 1776. Adriaan moens: eerfte Raad en Directeur generaal van Nederlandsch Jndiè te Batavia : den 29. October 1776. joiiAN coenraad brandt: Koopman te A/K' Jleldam: den 24. Januari 1777. Ml". francois adriaan vmi 'ros"e vb l d catteau: Oudfchepen en Raad te Vlisfinge; — Thefaurier van dit Genootfchap: den 24. Januari 1777.  XX NAAB1LYST DER Paniel steven sc hoe.e r: Raad en Burgemeester te Middelburg; Bewindhebber der -ostJndifche Compagnie ter kamer Zeeland: den 27, Juli 1779, Mr. petrus gulielmus schorerj Raad en Sekretaris te Flisfmge: den 9. Auguflm 1780, Mr. wjllem arnold alting: Gouverneur generaal vanNederlandsch fndië te Batavia: de* 57. Auguftus 1782, Pïeter jacob clyver! Raad en Burgemee* fter te Flisfmge: den 28. Januari 1783. Mf. antqni ewoud van dishoeck: Heer van Domburg; Raad te Flisfmge; Bewindhebber der Oostlndifche Compagnie ter kamer Zeeland: den 28, Januari' 1783, Mr. jacob van dishoeck; Schepen en Raad te Flisfmge; den a8t Januari 1783, Mr. jacob wouter bouwens: Raad x&Flisy finge: den 28, Januari 1783, johawnes de fremery: Predikant in de Ne» derduitfche gemeente te Middelburg: den 28. October 1783, Mr.  HEEREN DIRECTEUREN. XXI Mr. a. sandra: Schepen en Raad te Flisftnge: den 31. Maart 1784. p. h. rkïnst: Viceadmiraal by het Ed: Mog: Collegie ter Admiraliteit te Amfteldam: den aS. September 17S4. Mr. johan Baron meerman: Vryheer van Dalem; Schepen en Raad te Lelde; Bewindhebber der Oostlndifche Compagnie ter kamer Amfteldam: den 26. October 1784. Mr. willem aarnoud de beveren: Oud- penlionaris te Middelburg; Sekretaris der Ed: Mog: Heeren Staten van Zeeland: den 26. October 1784. Mr. jan jacobus macquet: Schepen en Raad te Middelburg: den 26. October 1784. j0hannes pruyst: Kapitein by het Ed: Mog: Collegie ter Admiraliteit in Zeeland; en Equipagemeester derzelfde Admiraliteit, te Flisftnge: den 30. November 1784. jan schreuder haringman: Kapitein by het Ed: Mog: Collegie ter Admiraliteit op de Maas, in V Hage: den 30. November 1784. ** 3 Mr.  KXU N A A M L Y ST DE R. Mr. jacor Hendrik schor er- Penfionaris der Ihd Middelburg: den 12. April 1785. Jan creeve: Raad extraordinair van Nederlandse-li ludïè; Gouverneur van Java's noordoost-kust, te Samarang: den 31. Auguftus »785. johannes teehinck le grand: Penfïonaris honorair te Ffisftffg* : den 31. Auguftus 1785. johan predkri'k d'orville: Schepen en Raad te Amfteldam; Bewindhebber der Oostlndifche Compagnie ter kamer aldaar: den 18. Januari 178(5. johannes louyssen: Penfionaris honorair tkr.ibd FMsftnge: ï§. Januari ijS6. Mr. y iet er van buren: Sekretaris der Ed: Gr: •Mog: Ifeeren Staten van Holland en IVestvriesland in V i&g*; den 29. Auguftus 1786. ' leonard ferleman: Heer van Croiftllez; Rentmeester des Epargnes van Hun Hoog Mog: in het Quarticr van Sluis in Vlaanderen; Lt. Eailiiu, en ontfanger der generale middelen 's Iands van den Vrye; den 29. Auguftus 1786. Mr.  HEEREN DIRECTEUREN. XXIII Mr. Willem anne lestevenon: Vryhect van Hazardsivoude, Oudfcbepen en Raad der ftad Haarlem: den 26. September 1786. Mr. bastiaan nebbens: Heer van Kleverskerke; Bewindhebber der Westlndifche Compagnie ter kamer Zeeland, te Middelburg: den 6. October 1786. petrus alexander boreel de maure- gnault: Schepen en Raad te Goes: den 30. Januari 1787. Mr. nicolaas johan van hoorn van b u r g h : Raad der ftad Vlhpnge: den 24. April 1787. Mr. apollonius jan cornelis lampsins: Bailliu, wegens Zyne Doorl. Hoogheid den Heere p rinse van Oranje, te Vlhfwge; den 27. November 1787. jan stavorinus: Schepen en Raad der ftad Middelburg: den 29. Januari 1788. Mr. gysbert karei, van hogendorp: Penftonaris der ftad Rotterdam: den 9. Mti 1788.j  xxiv naamlyst deé. Mr. johan adriaan moens ! Raad döf ftad Vlisfinge: den 11. Auguftus 1788» Mr. adriaan francois lammens: Schepen en Raad der ftad Flisftngc: den 30. September 1788. jacobus van der steege: Medé Doet. te Groninge;' den 25. Auguftus 1789. Mr. johan assuerüs eecius: Schepen en Raad te Middelburg: den 7. October 1789. DE HEEREN LEDEN. abraham muller: Stads Med. Doet. Schepen en Raad te Flisftnge. jona willem te water: Hiftoriefchryver van Zeeland; S. S. Th. Doet* ejusdemque et Hift. eccl. Profesfor te Leide. samuel eschauzier: Predikant in de Walfche gemeente in 's Gravenhage. gys- T (*) Deze drie eerfle Heeren waren leden va» Ut QENOOt^ 3CK^>r// 1769. Mr. bavius voorda: OudProfesfor juris te Ze/«Jê: 25. ^6r;V 1769. sebaldus ravius: 5. S. Theol. Doet. ejusdemque, linguarum Oriëntalittm, atitiquita-' turn Hebraicarum Profesfor, te Utrecht: den 30. j/« 17Ó9. *** 2 SER-  XXVIII NAAMLYST DER. GËRARDUS KICOI-AUS heerken*, tC Gró- ninge.: den 29. Auguftus 1769. Marquls de st. simon: Ridder der orde van Malt/ia, te Utrecht: den 29. Auguftus 1769. david van gesscher: Heelmeester te Amfteldam: den 29. Auguftus 1769. franciscus henricus gram: Heel- en Vroedmeester te Rotterdam: den 29. Auguftus 1769. adriaan van ghert: 'sLands Medic. Doet. der Baronie van Breda: den 10. October 1769. philippe ferm in: Medic. Doctor, gezworen Raad te Maastricht: den 31. October 1769. pieter jonas bergius: Medic. Doctor en Profesfor, te Stokholm: den 26. December 1769. alexander monro: Medic. anatom. et chirurgiae Profesfor' te Edinburg: den 26. December 1769. .Mr. hermannus cannegieter: Profesfor juris te Frane'ker: den 26. December 1769. F RB»  HEEREN LEDEN. XXIX freorik christiaan meuschenj Cont. Pal. Caef. Legationsraad van verfcheidene Hoven, in 'sHage: den 26. Januari 1770. j e a n s amuel robert: Predikant in de Walfche gemeente te Amfteldam: den 27. Februari 1770. samuel hendrik manger! S. S. Theol. Doet. te Franeker: den 27. Maart 1770. everhard pieter swagerman: Heelmeester te Amfteldam: den 27. Maart 1770. fredericus henricos christianus hoff! Med. Doctor te Arnhem: den 25. September 1770. ignatius van zelder: Med. Doet. te Gouda: den 25. September 1770. Mr. hendrik van wyni Raadpenfioiiaris te Gouda: den 27. November 1770. dionysius van. de wynpersseï ^f. L If. Philof. Doet. en Profesfor te Leide: den 20. September 1771. *** 3  XXX NAAMLYST DER joannes f r e d e'.r i chs sennertt A. L. ]\T,. Philof. Doet. en Profesfor te Utrecht: den 20. September 1771. jan bernard sandifort: Stads Medici nae Dhetor in Gravenhage : den 20. September 1771. jeremias NICOLAErS1 eyeinct Phil. Doctor; Reetor van het Koninglyke en Keurvorrtelyke feminarium te Gottinge: den 29. October 1772. hermannus ger.ar.dus oosterdyk: Med. Doctor by het Ed: Mog: Collegie ter Admiraliteit te Amfteldam: den 29. October 1772. benjamin b 0 s m a : A. L. M. Philof. Doctor, te Amfteldam: den 29. October 1772. henricus aeneae: A- L. M. Philof. Doctor, te Amfteldam: den 29. October 1772. johannes le jtrancq van eerkieey: Med. Doctor; en Lector in de natuurlyke hiftorie te Leide: den 29. October 1772. ARCHibald maclaine: S.. S, Theal. Doctor y Predikant in de Engelfche gemeente in 's Gravenhage: den 29. October 1772. Vt Mr.  HEEREN LEDEN. XXXI Mr. meinardus tydeman: Profesfgr juris te Utrecht: den 29. October 1772. jacobus de rhoer: Profesfor hiftoriarum te Groninge: den 29. October 1772. lambertus bicker: Med. Doctor te Rotterdam : den 29. October 1772. Mr. petrus bondam: Profesfor juris te Utrecht; Hiltoriefchryver van Gelderland: den 7. September 1773. g. j. g e r a r d : Auditeur ter Rekenkamer te Brusfel: den 7. September 1773. gerard de wind: Med. Doctor tri Profesfor te Middelburg: den 7. September 1773. gerard greeve: Heel- en Vroedmeester $e Utrecht: den 26. Juli 1774. james beattie: Profesfor philof. inoraUt te Ab er deen: den 26. Juli 1774. jeróme de la lande: Math.et aftron. Pro* fesfor te Parys: den 28. Juli 1775. WK»  XXXII NAAMLYST DER ..... meCHAIn: Aflronome hydrographe du de* pot de la marine, te Parys: den 28. Juli 1775. AN d re as bohn: Phil. et math. Profesfor primarius te Giefen; Vorftelyke HesferiDarmftadfche bergraad: den 28. Juli 1775. martinus houttuyn: Med. Doctor, te Amfieldam: den 28. Juli 1775. johan albert euler: Philof. Prof. m Petersburg: den 28. Juli 1775. adriaan kluit: Antiquitatum et hiftoriarum, /» primis diplomaticae Belgii foederati, Profesfor te Leide: den 30. ^«/Z 1776. johannes veirac: Med. Doctor te Rotterdam: den 30. ^2/// 1776. Mr. servaas van de coppello: Medic. Doctor te Middelburg: den 30. Juli 1776. christophorus saxe: A. L. M. Philof. Doctor; Hiftoriarum, antiqq. eloq. et hift. Batavae Profesfor, te Utrecht: den 1. December 1778. MER-  HEEREN LEDEN. XXXIII H e r m a n n u s johannes krom: Thtol. exeg. et hifi. ecclef. Profesfor; en Predikant in de Nederduitfche gemeente, te Middelburg: den i. December 1778. salomon de MONCHïi Med. Doet. en Profes* for, te Rotterdam: den 1. December 1778. francois willem de monchy: Med. Do* ctor te Rotterdam: den 1. December 1778' arnoldus van de laar: Med. Doctor in 's Gravenhage: den ï. December 1778. bernardus hossem; Heelmeester by de Admiraliteit te Amfteldam: den 1. December 1778. Hendrik albert schultens: Ling. Oriënt, et antiquitatum Hebr. Profesfor te Leide: den 10. Auguftus 1779. Ane dryfhout: A. L. M. Theol. et philof. Doctor; Predikant in de Nederduitfche gemeente te Middelburg: den 10. Auguftus 1779. — Sekretaris van dit Genootfchap. Mr. pieter paülus: Oudraad en Advokaat fiskaal ter Admiraliteit op de Maas, te Rotterdam: den 10. Auguftus 1779. XII. DEELS II. STUK, **** *A««  XXXIV NAAMLYST DER samueL de wind: Med. Doctor; 'sLandsoperateur cn fteenfnyder; Stadsoperatcur en Vroedmeester, te Middelburg: den 10. Auguflus 1779. Mr. johan dib der ik van leeuwen: Ollt- fanger generaal der middelen van liet Kwartier van Nymege over het Tliiellehe komtoir, te Thiel: den 9. Auguftus 1780. johan jacob le sage ten broek: A. L. M. Theol. et philof. Doctor: den 9. Auguftus 1780. johannes fi.okex'tius martinet: A L.M. Philof Doctor; Predikant in de Nederduitfche gemeente te Zutphen: den 9. Auguftus 1780. M. s. dit rui: Stads Med. Doctor; Anat. chirurgiae et e.rtis o-bftetr. Profesfor honovr.rius: %& Alkmaar: den 9. Auguftus 1780. Mr. willem aarnoud kien van cittersi Raad en Burgemeester te Middelburg: den 28, Auguftus 1781. jean hendrik stoite! Stads Med. Doctor; Lid van de gezworen gemeente te Zwol: den 28. Auguftus 1781. j. b. de beunie: Med. Doctor te Antwerpen', den 28. Auguftus 178*. cbr-  HEEREN LEDEN. XXXV gerrardlts kuipers: Predikant in de Nederduitfche gemeente te Dordrecht: den 17. Auguftus 1782. marcus ELiësER. is loc ii: Med. Doctor te BcrUu: den 27. Auguftus 1782. j o ii a N N e s pieter fokker! A. L. M. PMlif. Doctor; Lector in de wis- natuur- en ïterrekunde te Middelburg: den 07. Auguftus 1782. MARTINI'S van MARÜM! A. L. M. Med. Ct philof. Doctor; Lector in de natuurkunde te Haarlem: den 27. Auguftus 1782. josepii ghesquiere: Iliftoriefchryver te Brusfel: den 27. Auguftus 1782. adr i aan van sol in gen! Med. DoCtOr te JMiddclburg: den 27. Auguftus 1782. floris jacobus voltelen! Med. DoCtOr, Med.. et chem. Profesfor te Leide: den 27. Auguftus 1782. Mr. nicolaas cornelis lam b r e c hts e n! Gudraad en Penfiouaris te Vlisfmge: den Januari 17S3. **** a Mr.  XXXVI NAAMLYST DER Mr. f. r. de berg: Confelllcr au Confeil Royal du Gouvernement gènèral des PaysBas Autrichiens, te Brusfel: den 7. October 17S3. Mr. c. g. hultman: Griffier van het Provinciale Hof van Gelderland, te Arnhem: den 7. October 1783. cvs bert bonnet: S. S. Theo'. Doctor en Profes'or; alsmede Akademieprediker, te Utrecht: den 7. Auguftus 1783. petrus lucht bi ans: Med. Doctor; Auat. et chirurg. Profesfor te Utrecht: den 7. October J733. adolf murray: Med. Doctor en Profesfor te Upfal: den 7. October 1783. c. g. gruner: Med. Doctor en Profesfor te Jena: den 7. October 1783. jacobus van nuys klinkenberg: A. L. M. Philof. Doctor; Theol. et hifl. eccl. Profesfor; Predikant te Amfteldam: den 7. October 1783. eiIRISTOPHQRUS henricus didericus ballot: Philof. in primis Phyf. exper. Profesfor; Predikant in de Nederduitfche gemeente te Middelburg: den 7. October 1783. HER.'  HEEREN LEDEN. XXXVII heRmannus royaards: S. S. Theol. Doet. et Profesfor; en Akademieprediker te Utrecht: den 7. October 1783. jacob casper metzlar: Predikant te Beu* fichem: den 7. October 1783. Mr. rhynvisch feith: Advokaat te Zwol: den 7. October 1783. BRoëRius broes: S. S. Theol. Doctor, en Profesfor te Leide: den 7. September 1784. Louis porte; Predikant in de Walfche gemeente te Middelburg: den 7. September 1784. Mr. karel koenraad reitz: Griffier in den Ed. Hove van Vlaanderen, te Middelburg: den 7. September 1784. henricus schortinghuis: Predikant te Koudekerke: den 7. September 1784. godefridus wilhelmus callenfelsï Med. Doctor; Burgemeester van de Courps, t» Sluis in Vlaanderen: den 7. September 1784. j. a. murray: Med. Doctor en Profesfor te Gat* tinge: den 7. September 1784. **** 3 *  XXXVIII NAAMLYST DER r. x. e uk tin: Med. Doctor te Brusfel: den 7 .....September 1784, jan rudolph dei man: Med. Doctor te Am* - fteidam: den gij Auguftus 1785. isaac henry gallandat: Stads Med. Do* Hor. te Hülst: den 31. Auguftus 1785. carolus petrus thunberg: Medic. et botan. Profesfor te £//>ƒ«/: i* H. Haareti (o. 2. Van) bl. 31. Harger (j.) bl. ö. 63. 103. Hennert (j. f.) bl. 29. 30. Hespel (h. van den') bl. 36. Hofftede (P.) bl. 115- Houttuyn (m.) bl. 49. 82. 98. lao. 1214 Husfem (b.) bl. 22. 96. 136. L Iperen (J. Sing» geacht worden te Jyden, voor te ko»» men •' — zonder deze Provincie aan gebrek van contanten bloot te ftellen; maar dezelve „ integendeel in ftaat te houden, om de benoo,, 'digde nieuwe fpecien te kunnen aanmunten? n En wat middel zoude 'er zyn, om de munt-  PRYSVRAGE'N. VI „fpecien, door de geheele Republik, op eenea „ egalen voet van gehalte en evaluatie te bren„ gen: met dat effect, dat op alle de munten, „ by aanhoudendheid, zoo gouden als zilverea „ fpecien tot de gejiatueerde, of nog te ftatue„ ren, gehalten en evaluatien zouden kunnen „ aangemunt worden"? De antwoorden van c. zillesen en j. ma reeuw > offchoon niet voldoende , zyn ieder met eenen zilveren eerpen' ning bekroond. - * hl. 6o» X. vraag: in het jaar 1777- Wt* Januari 1779. „ Hoedanig is de wys, om de armen: zoo „ binnen de lieden, als op het platte land van het Vereenigde nederland; en in het by„ zonder van.hebband: Qndeiöeunes, „ beltendig- aan den kost te helpen? welke, „ voor de Biakenkn en Armenmiddelea mn y, bezwarende; voor de armen zeiven nuttigtr; „ en voor de burgerlyke maatfchappy, waar„ van zy leden zyn; voordeeliger zy: dan die „ wyze van bedeling, welke nu byna abm „ heeft'1 ? ffet  lvi lyst der Het antwoord van johannes harger is met de gouden eer munt; — en dat Van kicol. hendr. van charante met de zilveren bekroond. - Zie bl. 6. XI. vraag: in het jaar 1777. tegen Januari 1779. op het edelmoedige verzoek van den Heer daniel radermachgr. „ Welke fchepen, behoorende aan de Në~ „ derlandfche Oostlndifche Compagnie, van » 140. 150. en 155. voeten lang: zoo met een' „ openen; als gedekten kuil: (anders genoemd „ driedekkers :) zyn in allen deele de be„ kwaamften , nuttigflen, en voordeeligften „ voor Haren dienst: zoo tusfehen Europa en „ Indië varende; als in de Indifche zeeën zei„ ven gebruikt wordende"? Het antwoord van ezkchiel lombard heeft de gouden medaille; — en dat van willem udemans de zilveren behaald- ' - - Zie bl. 100. XII. vraag: in het jaar 1778. tegen Januari 1780. •JWelke verbetering hebben de gemeene of » open-  PRYSVRAGEN. LVII „ openbare, vooral de Nederduitfche scholen,' „ ter meerdere befchaving onzer natie, nog „ wel noodig? — Hoe zoude dezelve op de „ voordeeligfte wyze kunnen ingevoerd, en op „ eenen beftendigen voet onderhouden wo*„ den"? Het antwoord van hermanus johannes kro nc , indien hy geen Lid des genootschaps ware geweest, zoude den gouden eerprys hebben weggedragen: nu is dezelve aan kornelis vaw der palm toegewezen; en een zilveren aan did. corn. van voorst. - Zie bl. 107. XIII. vraag: in het jaar 1779. tegen Januari 1781. Vorderende "een tydrekenkundig en naauw„ keurig bericht van alle inlandfche en uit„ heemfche fchryveren en fchriften, die tot „ opheldering der nederlandsche gefchiede„ nisfen en oudheden ftrekken, federt het be„ gin der Graaflyke regering tot op dezea „ tyd". Op deze vraag it, tot heden toe, geen voldoend antwoord ingekomen: doch *•«*** word XII. DEiXS II. STUK.  LVIII LYST DER. • word nog met verlangen, onder de gewone toezegging, te gemoet gezien. XIV. vraag : in het jaar 1779. tegen Jarnuiri 1782. voor rekening van het bataviasche Genootfchap. Behelzende "het kortfte, zaaklykfte, en ze„ kerfte bericht, belangende de bouwing der „ fchepen, cn 't gene daartoe behoort; voor s, zoo veel zulks invloed heeft op de gezond„ heid en het goed der zeevarenden: — de „ onderhouding der,maHfcbap; zoo aan land, en h op de reede, als in zee; ten aanzien eener ,, goede huisvesting, kleeding, fpys en drank; j, ~ de beste wys om den mondkost in te „ leggen, te bewaren, en te bereiden, aan u land en op zee: — de heilzaamfte dranken » voor dagelyksch gebruik , tot voorkoming w van den Jcorbut, en andere op de fchepen „ heerfchende ziekten; met de voorfchriften „ daarvan, en derzelver maten: — de noodige „ verbetering van het by ons in gebruik zynde » fcheepsbrood: — de beste manier, -orn de „ fchepen en het kooigoed zuiver te houden • — „ het afzonderen der gezonden van de zieken , » zoo op kuil- als driedeksfehepen: — en hetge- s» ne  I5 II Y S V R A G Ë N. LIX }, fte hiertoe verder kan en moet betrekkelyk j, gemaakt worden". Aan het antwoord van johannes iiakGer is de gouden medaille toegewezen. Zie bl. 103. XV. vraag: in het jaar 1780. tegen Januari 1782. Begerende "het volledigfte en beknoptfie fkj, menftel van het Staatsrecht der zeven veree* nigde Nederlanden : met aanwyzing der „ bronnen, waaruit men nadere en meer uit„ voerige kundigheden , belangende de byzon„ dere punten van dit recht, kan halen". Op dit voor/lel ziet het genootschap nog met verlangen een volledig antwoord te gemoet, XVT. vraag: in het jaar 1780. tegen Januari 1783. voor rekening van het bataviasche Genootfchap. j, Hoegroot moet de cirkelboog zyn van het j, voorschip, of de zoogenaamde eoeg, indien „ dezelve zal gefchikt zyn, om het water „ zacht te klieven, tot bevordering van eenen 9> vaardigen voortgang; en-teffens beftand te  LX LYST DER. „ wezen , om het diep inzinken der zwaarte „ van het fchip en lading, door de drukkende 9, kracht der byftaande zeilen, voor te komen? 9, — Hoegroot: moet de boog van het geheeie „ fcheepslichaam zyn, op de lyn van het neêrj, geladen fchip, tot bevordering van het fpoe„ dig wenden , zoo wel vóór den wind als' ss door den wind" ? Het antwoord van garnier de st. julien is de gouden medaille waardig gekeurd. - - - Zie bl. tc6. XVII. vraag : in het jaar 1780. tegen Januari 1782. op het edelmoedige verzoek van den Heer w. Baron van dopff. » Welken zyn de ware oorzaken en ken„'teekenen van de najaarskoortssn in de „ guarnifoensplaatfen van Staats Vlaanderen? ,9 en welken zyn de beste behoed- en genees„ middelen, die daartegen, vooral by de milt„ tairen, kunnen aangewendt worden"? Aan het antwoord van g. w. callemfels is de gouden eerpenning; — en aan dat van joh. harger de zilveren, toegekend. - , Zie hL ^ XVUL  PRYSVRAGEN. LXI XVIII. vraag: in het jaar 178a. tegen Januari 1784. „ Wat is 'er tot nog toe, in de Nederland» fche taal, over de febres catarrhales, wel„ ken zich, federt eenige jaren meer dan voor„ heen, in deze Landen vertoond hebben, ge„ fchreven; en wat ontbreekt 'er aan ? — Wel„ ken zyn hare gewone kenteekenen, loop, ,» fymptomata, en complicatien? — Zyn'er ee„ nige redenen te ontdekken, waaruit b'yken kan, waarom deze ziekte meer dan voorheen " plaats heeft? - Welke is hare veilige en ze„ kere genezing, in alle hare onderfcheidene „ foor ten"? Het antwoord van jan petersen michüll is met de gouden eermunt bekroond. - - - Zie bl. 25. XIX. vraag: in het jaar 1782. tegen Januari 1784. voor rekening van het bataviasche Genootfchap. Vorderende "het best gefchikte en minst „ kostbare ontwerp, tot het ftichten van een „ bekwaam gebouw, onder den naam van hos* ****** g pi-  LXIÏ LYST DER „ pita al, of manhuis f voor onvermogende en „ oude zeelieden". Het antwoord van c. kü icser. is met de gouden medaille vereerd. Zie in het XIII. Deel. XX. vraag: in het jaar 1783. tegen Januari 1785, » Zyn 'er geene algemeene en byzondere gebreken in de inrichting en leerwys onzer Vaderlandfche koogescholen ? — Wei ken „ zyn de voornaamften ? — en wat kan, tot ver5, betering daarvan, in 't werk gefield worden: 9, tot ipoediger voortzetting van allerlei weten9, fchappen; en ter meerdere befchaving onzer 99 natie"? J)e beantwoording van deze vraag Jlaat, onder de gewone toezegging, nog open. XXI. vraag : voor rekening van het bataviasche Genootfchap. „ Dewyl de fchadelykheid der begrafenisfèn, ft binnen de lieden en kerken, ten vollen bewe- „ zen,  PRYSVRAGE N. LXHI „ zen, en vry algemeen erkend is: welken zyn „ de verfchillende redenen, dat die nadeelige „ gewoonte in deze republiic blyft ftand grys) pen? _ en welken zyn de beste middelen, „ om dezelve te doen ophouden" ? Het antwoord van joh. did. van leeuwen is de gouden; — en dat van co au. terne de zilveren eerprys waardig gekeurd. - Zie bl. 10. XXH. vraag : op het edelmoedige verzoek van zyne Excellentie, den lieer e w. c. u. Baron van lynden tot BHttersWyk. Elk uknoodigende om "op te geven het diffè„ rent van den fchadelyken wisfelowJ, wel,, ke (in ieder der zes vereenigde Provinciën, „ met relatie tot de Provincie van Holland,) „ in ordinaire tyden gemeenlyk plaats heeft: 9> _ voorts aan te wyzen de fundamentele oor„ zaken, door welken deze wisfelfchade in de „ Provincie van zeeland grooter zoude zyn, „ dan in de vyf andere Provinciën: gefteld zynde , dat de zilveren dukaat in Zeeland „ tot geen1 hoogeren prys gangbaar ware, dan „ ia de overige Provinciën: — verder te be* * # * * * 4 5, to-  LXIV LYST DER »» togen: of, en welke, redenen de Provincie ,, van zeeland heeft, om beducht te zyn, dat „ aldaar eerder en meerder gebrek aan itand9, penningen, en andere gangbare fpeciën. zou9, de exfteren, dan in de vyf andere Provin„ cien ? — en hoe zulk defect best zoude kun9, nen voorkomen worden"? Het antwoord van j. f. muller is, als het allermeest uitmuntende, de gouden eerprys waardig geoordeeld. Zie in het XIII. Deel. XXIII. vraag: in het jaar 1784. tegen Januari 1786. „ Wanneer is de Provincie van zeeland, „ federt de affchudding van het Graaflyke juk , „ op den hoogften top van eer en voorfpoed: „ zoo in den koophandel; zeevaart; en land„ bouw; als in de wetenfchappen: geweest? — „ Hoe en door welke middelen is zy daartoe „ gekomen ? — Is dezelve tot heden toe op dat „ toppunt gebleven? — Of hoe, en in hoe verre, „ is dezelve daarin aan het dalen geraakt ? —• „ Waardoor is zulks voorgevallen? — En „ welken zyn de beste middelen , om dezelve „ wederom tot dat toppunt te brengen" ? De*  PRYSVRAGEN. LXV Deze vraag is niet beantwoordt; ook niet wederom voorgejield. XXIV. vraag: in bet jaar 1784. tegen Januari 1706. „ Welke fchikkingen kunnen 'er, door de „ gezamenlyke geleerde Maatfchappyen in ons „ vaderland, gemaakt worden: om, zonder „ elkander eenig hinder toe te brengen, faam „ te werken tot bereiking van haar gemeen „ doel: de bevordering van den bloei en de „ uitbreiding der kunsten en wetenfchappen? Op deze vraag geen antwoord ingekomen zynde, is dezelve, met eenige verandering, in 1786. by vernieuwing voorgejield: {zie XXIX. vraag.) XXV. vraag : voor rekening van het bataviasche Genootfchap. „ Naardien goede krankbezoekers, in dienst „ der Oostlndifche Compagnie dezer Landen, „ van veel nut kunnen zyn; en zulken op de „ meeste Oostlndifche comptoiren ontbreken: — „ welken zouden de beste en minst kostbare „ middelen zyn, om het gebrek van goeden te ****** 3 „ ver-;  LXVI LYST DER 9, verminderen, en geheel weg te nemen: en „ de Compagnie van den last der kwade krank9, bezoekeren te bevryden"? Het antwoord van laurens verwïic is met afe gouden; — en dat van petrus haak met de zilveren eermunt bekroond. Zie in het XIK Deel. XXVI. vraag: voor rekening van het bataviasche Genootfchap. „ Welke is de beste en eenvoudigfte wys, „ op welke de zendelingen, in asia en afriha , „ de Muhammedanen omtrent de valschheid „ van hunnen Godsdienst, en de waarheid van „ den Christelyken, overtuigen kunnen"? Deze vraag, niet beantwoordt zynde. is ingetrokken. XXVII. vraag: in het jaar 1785. tegen Januari 1787. „ Hoedanig is de (laat der zeden onzer Na„ tie geweest, federt de oprichting van ons », Gemeenebest, tot op dezen tyd? — Welken waren de oorzaken hunner verbetering of m verergering? — En welken zyn de beste mid- u de-  PRYSVRAGEN. LXVII s> delen ter meer algemeene verbetering onzer nationale zeden" ? tkze vraag jlaat, zonder tyds bepaling, op XXVIII. vraag: voor rekening van het bataviasche Genootfchap. w De Wis- Natuur- en Teekenkunde, van „ eenen bykans algemeenen invloed op alle „ kunften en handwerken zynde: — word ge„ vraagd op te geven : — welk het beste middel „ zy, om die kundigheden algemeener in trein te brengen; en derzelver aanleering, voor „ min vermogenden, gemaklyker te maken? Het antwoord van adr. van solingen is met den gouden eerpenning bekroond : en zal in het XV. Deel geplaatst worden. XXIX. vraag: in het jaar 1786. tegen Januari 1788. „ Welke fchikkingen kunnen 'er, door de gezamenlyke geleerde Maatfchappyen in s, ons vaderland, gemaakt worden: om, zon9, der elkander eenig binder toe te brengen; 99 z°0"!  LXVIII LYST DER „ zonder de eene van de andere, of van eenig „ opperbewind, afhanglyk te maken; en over„ eenkomftig elks oorfpronkelyke inrichting: „ faam te werken tot bereiking van haar ge,, meen doel: de bevordering van den bloei en „ de uitbreiding der kunften en wetenfchap,, pen"? (Vergelyk biervoren XXIV. vraag.) Aan bet antwoord van andreas bonn is de gouden medaille toegewezen: zie in het XIV. Deel. XXX. vraag: in het jaar 1780". tegen 1788. „ Dewyl het gereede gebruik van pennin„ gen de ziel is van alle handelingen en be~ „ dry ven: op welke wys kunnen eerlyke en „ naarftige kooplieden, commisfionarisfen, of „ ondernemers van f abriken en trajiken, (die „ geene obligatien, of foortgelyke effecten be„ zitten, om tot pand ter minne te kunnen 5» overgeven : maar voorzien zyn van vaste 9, panden; of pakhuizen, zolders, kelders, of „ winkels, met genoegfamen voorraad van goe„ deren;) in deze Provincie van zeeland gele„ genheid bekomen, om gelden d depojito, of „ op wisfel, voor zekeren tyd, machtig te wor99 den, ter voortzetting hunner zaken: zoodat „ tef-  PRYSVRAGEN. LXIX „ teffens de geldfchieters zekerheid hebben „ voor de veilige herkryging van hoofdfom ea „ intcrcsfen"? Het antwoord van j. fr. muller is, in de jongstgehoudene algemeene Vergadering , den 7. van fVynmaand des jaars 1789. als bet best voldoende , met den gouden eerpenning bekroond. XXXI. vraag : voor rekening van het bataviasche Genootfchap. „ Welken zyn de ziekten en kwalen der* ,t negers in de Nederlandfcbe volkplantingen „ in de Westlndiën ? —- "Welken zyn de uit„ en inwendige .teekenen van zulken derzel- ven, die (zonder behulp van eenen ervaren' „ genees- of heelmeester) door planters, of di„ rccteuren, kunnen genezen worden? en we!„ ke middelen moeten zy daartoe gebruiken? — En welken zyn die ziekten of kwalen, „ wier genezing boven hun vermogen is"? Op deze vraag ziet het Genootfchap. zonder tydsbepaling, met verlangen een voldoend antwoord, onder de bekende be-  LXX LYST DER belofte, tegemoet: zyn Je, ter aanmoediging , in de laat/Ie olgemeene Vergadering, aan de fchfyvers van twee verhandelingen: de eene in hce jaar 1787. de andere in 1788, ingeleverd, eene zilveren medaille toegezegd, zoo zy hunne namen tydig bekend maken. Zie het Programma onlangs uitgegeven; en in het voorbebericht van het XIV. Deel te vinden. XXXII. vraag: in het jaar 1788. tegen Januari 1790. „ Hoe is de aardrykskundige gejleldheid van zeeland (voornamelyk ook met betrekking „ tot de rivieren en jlroomen) geweest, van „ de oudfte tyden dat hetzelve bekend is ge„ raakt, tot aan het begin der Graaflyke rege„ ring? *— Welke veranderingen zyn in dezelven voorgevallen, federt dat laatfïe tydperk, tot J? aan het einde der veertiende eeuw ? — Is na» derhand hare gefteldbeid dezelfde gebleven; s, of heeft zy ook merkelyke veranderingen j, ondergaan ? zoo ja ! welken waren dezen ? „ en van weiken invloed zyn alle die verande„ ringen geweest; zoo .op het huishoudelyke  PRYSVRAGEN. LXXÏ „ beftaan; als cp het ftaatswezen van dat Land- „ fchap"? XXXIII. vraag: voor rekening van het bataviasciik Genootfchap. „ Wat is de reden, dat de kinderpokjes „ (varioiae), op byzondere tyden en plaatfen, „ fomtyds onverwacht zich openbaren, en zeer „ geweldig woeden; terwyl anderen, zelfs in „ de nabuurfchap, daarvan op denzelfden tyd „ geheel bevrydt zyn ? — Hangt zulks af van „ eene byzondere gefteldheid in den damp„ kring; van de hoedanigheid der lieden en „ plaatfen; van het voedfel; of andere oorza„ ken? — Zyn 'er ook voorbehoedende raid3, delen ten dien opzichte te bedenken? XXXIV. vraag: Nog is in het jaar 1788. tegen Januari 1791. tonder toezegging van den gewonen gouden terpenning, en veertig gouden dukaten bovendien) dit voorjiel gedaan: "De Keuren van „ zueland , in eene goede Nederduitfche taal „ overgebracht, en met korte aanmerkingen, „ ter opheldering, voorzien". Op deze drie vragen; gelyk ook op de twe©  LXXII LYST DER PRYSVR. twee volgenden, verwacht men de antwoorden tegen den bepaalden tyd. XXXV. vraag: in het jaar 1789. tegen Januari 1791. Het Genootfchap vordert : "Een volledig „ compendium van de strafeepalende wet» ten , die thans in de Nederlanden plaats „ hebben; en eene opgave van de wyze, op „ welke die behooren ingericht te worden: s, zoodat tusfchen dezelven, en de misdaden, ,9 eene gepaste evenredigheid gevonden worde; „ die niet te ftreng is , en echter voldoen kan tot „ het oogmerk, om aan de misdadigers gevoel 9. te doen hebben van hunne euveldaden, en „ tot affchrik te ftrekken aan anderen". XXXVI. vraag : voor rekening van het eataviasche Genootfchap. „ Welken zyn de gefchiktfte middelen, om „ nuttige ontwerpen, door deskundigen in de „ verhandelingen van geleerde Genooifchappen „ en andere werken opgegeven, tot nut der „ burgerlyke maatfchappy in trein te bren» gen"? BE-  BEREDENEERD REGISTER van alle VERHANDELINGEN E N STUKKEN, DIE IN DE TWAALF EERSTE DEELEN DER verhandelingen van HET zeeuw» sche genootschap der wetenschappen, Te vlissingen, GEPLAATST Z Y N. A. ^^ARDRYKSKUNDE (heilige). By dragen tot dezelve: doorjusTus tjeenk. II. Deel, Ld. 465—' 600. Na een kort voordel, over het aangename en nuttige der Heilige aardrykskunde 5 bl. 4^5' en over'tgene men, in tezcBydrageu over dezelve, XII. DEELS Ü, STUK» a  s AARDRYKSKUNDE. onder de aandacht moet houden; bl. 467. begint de Schryver met het woord ptf aarde; en onderzoekt , in hoever het eemg licht over de H. Laudbefchryving kan verfpreiden: by welke gelegenheid hy aanwyst, dat het veelmalen eene aarde Beteekent, die woest en ledig is: hl. 47a; yan hier, dat het eene w'ilde en woeste zandvlakte, en wel het woeste Arabië, te kennen geeft; I. kox. IX: 18. hl. 487. gelyk ook jes. XVI: .1. hl. .491. wanneet tevens over de levcnswys, en rykheid in vee, Vooral in fchapeö, van de Nabatheën en KedareneH gehandeld word: hl. 497. het gene aanleiding geeft tot opheldering van jer. XL-1X: 3a* hl. 522. waarna de vorige draad (de verklaring van jes. XVI: 1.) word vervolgd: en ondertusfchen onderzocht* of het SelahgAw Nabatheën hetzelfde zy met dat der Edomiten ? waartegen gewichtige bedenkingen worden ingebracht: bl. 533. Hierop gaat de Schryver over tot ps.CVI: 27. en CVII: 3. kl.$&. — het gene hem aanleiding geeft tot opheldering van ps. LXVIII: 11. bl. 541. en van exod. XIV: 3. bl. 552.- gelyk ook van job 1: 7. en 11: 2. bl. 560. Inmiddels word job XII: 8. toegelicht, en tevens aangewezen, hoe hiisterryk de fchepfelen in deze barre zandvyoestynen getuigenis geven van hunnen Schepper: bL 569. waarna job XXXVII: 13. 'word opgehelderd: bl. 575. En, daar het land derbelofte ook in vele plaatfen zandig was, word hieruit matt. VII: 26. en tvc. VI: 49. bl. 584. Ton IV: 19. bl. 585. ps. LXXII: 16. bl. 587—600, opgehelderd. — Ver*  AARD R Y K S K U N D E* $ 3 __ Vervolg der Bydragen: door t t]eenk. V. Deel, hl. 465—Soa. Öp grond van het gene, in de vorige Verhandeling, omtrent het woord p», aarde, itt de H. Aardrykskunde gebezigd, is bygebracht; zoekt de Schryver e=m;;ï duistere plaatfen op te helderen: en wel rs. XLli, hl. 465. (by welke gelegenheid eene befehryvmg van het Land der Jcrdane word gegeven:, en Vooral van den berg Herment het gene aanleiding Beeft; om verfcheidene plaatfen meteen woord toe te lichten: vooral ps. CXXXIII. bl. 478) - manheer de Opheldering van ps. XLII. weder word Vervolgd; hl. 496. en tevens onderzocht, waarop in H. CI1I: i$, 18. Jog Vlïl: 9. ps. XCi |5, 6. jöb VI: 15-17. en XIV: ii. JoëL Ij 9. :ER- X1V, i_6. Job XXXIX: 4~6. word gezinlpeeUl: bl. 501. en dat mik voortgezet tdt bh §43. Hierop word, ffl de aanteckeningen cp het Land der Jordane, gehandeld over j os. XIX S ${b. hl. $U' (è« cea woord IL E^4 X1V: a8' °P" gehëlderd; k 55*0 tcrwyl dit gedeelte der hydragen word beuoten, itiet eene behandeling van ps, CV: 30; hl. 566. (inmiddels aan jes. XXÏÏÏ: 3. eenig iïcht bygezet; bl. 569. gelyk ook jes. XVIÏI: ilhli s77. jer. XLVI: S. bl.572. AMos Vffl: 8. IX: 5> bl 582.) Emdelyk word eene bedenking, tegen de te' voren opgegevene heteekenis van het wcerl Eren, uitbefchouwingvande eigenlyke gclteldheid •ton Égyptéfaid, weggenomen: ld. i#3. waarop ditftufe, na eene korte verdediging van eéiigeaegdé m KSmM, omtrent htffi ellnnd efcWf, ^d As  4 ABJ. ADON. SIK- ALDEB* geëindigd, met uit het bygebrachte op tc maken, dat de voorgeftelde heteekenis van het woord Erets in volle kracht pasfe op ps.CV: 30. bl. 601. ABJATHAR rechtvaardig gefiraft: zie salomo's kroonrecht. ADONIA, wegens hoog verraad gefiraft: zie salomo's kroonrecht. yftt en HH31K { Verhandeling over deze woorden: door jostus tjeenk. I. Deel, bl. 546—584. waarin de geleerde Aucteur jes. XXIX: 4. opheldert, door overweging van de donkere en akelige holen, uit welken der Heidenen godfpraken gefc'hiedden; waaruit geestbcroerende dampen opftegen, die de priesterinnen van loxias tot woede en razerny vervoerden ; zoo dat zy een naar en piepend geluid voortbrachten: van welke holen die woorden gebezigd worden. Om dit nader aan te wyzen , word derzelver eigenlyke en ontleende heteekenis verder ontwikkeld, uit de oude gefchiedenis met vele voorbeelden opgehelderd; en daardoor aan verfcheidene plaatfen der H. S. eenig licht bygezet: en eindelyk word het bygebrachte op Jerufalem , ten tyde van deszelfs laatfte en allerbenaauwendfte belegering door de Romeinen, overgebracht: van welke tydsomftandighcden bovengemelde plaats uit jes. XXIX: 4. verklaard word. ALDEBARANS bedekking door de Maan, waarge- na*  ALPHAB. APOCYNUM. 5 nomen te versailles, den 14. April I774-— vergeleken met dezelfde waarnemingen, te parys, te peter SBüRG, geneve, en brussel, gedaan i door m. mechain. V. Deel, £/. 3°7— 3-3- ALPHABET-PSALMEN. Zie Beurtgezangen (gewyde). APOCYNUM. Waarneming omtrent eene byzondere eigenfchap van de apocynum, in het dooden van fommige foorten van vliegen: door e. p. swagerma*. V.Deel,bl.^i-^o6. Na eene naauwkeurige en ontleedkundige belchryving der bloemen van deze plant: bl. a8t. toont de Schryver, uit de inwendige ftructuur van de bloem , hoe die vliegen door derzelver honigachtige reuk verleidt, haren zuiger, om het zoete vocht naar zich te trekken, zoodanig tusfehen derzelver ftofknopjes (antherae) beklemmen en .verwarren , dat deszelfs terugtrekken haar onmogelyk is; en dat dit de ware oorzaak van haren dood in deze bloem zy: bl. 292. tenvylmen eene uitlegging van de, ter opheldering bygevoegde, Af beeldingen vindt, bl. 304—3°6- t folio androsaemi. Vervolg op de Verhandelingvan deze plant: (zie V. Deel ,bl. . a8i) dienende tot opheldering , zoo van het maakje en de famenftelling der deelen van de bloem, ah yan den zuiger der vliegen: doorE.p. swagerman. IX.Deel: achter de Prysverhandehngen : bl. i~3*Na eene .inleiding, waarin de nauwkeurige NaA 3 tuur*  £ APOCYNUM. ARMEN. markenner redenen geeft, waarom hy dit vervolg, heeft vervaardigd: bl. u geeft hy eene befchryving omtrent den bloemkelk; bl. 4. het bloemblad; bl.5. de helmpjes; bl. 6. de helmftyltjes; bl. 9. de honigkasjes; bl. 10. het vruchtbeginfel; bl. 12. het ftampertje; bl. 13. het merk; bl. 14, den zuiger van de vlieg; bl. 16. en dan eenige nadere ophelderingen , omtrent fommige dukken in zyne voorgaande Verhandeling: bl. 22. waarby eene uitlegging der afbeeldingen op ééue Plaat ten beduite gevoegd word, bl. 28—32. ARMEN. Over de beste \yys om dezelven te onderhouden. 1~ :— I? antwoord op de vraag: „hoedanig. is de wys, om de armen, zoo binnen de de„ den, als op het platte land van het Vereenigde, „ Nederland, en in het byzonder van zeeland, „ te onderdennen; en bedendig aan den kost te „ helpen % welke, voor de Diakonyen en Armcn|, middelen min bezwarende; voor de armen zei- ven. nuttiger; en yoor de burgerlyke maatfehappy, s, waarvan zy leden zyn , yoordeeliger zy : dan .., die wyze van bedeeling, welke nu byna alom plaats heeft?" door joh. harger. VII. Deel, hj- 3—138- «iet aanteekeningen, zoo wegens het Genootfchap, als uit onbekroonde Verhandelingen, Na dat de Schryver het voorname doeleinde van deff «*» ■> ca de billyke voorwaarden in dezelve, heeft ffPTOi hY eenige zaken aan, waarop in  ARMEN. 7 de beantwoording moet gelet worden, bl. 3- Om het gewichtige doeleinde te bereiken, moet men bedacht zyn op middelen, om het getal der bedeelingen, en dus ook der armen, te verminderen; en hiertoe komt vooreerst m aanmerking, de opvoeding van derzelver kinderen: waartoe de oprichting en verbetering der fcholen vooral vereischt word, als by voorbeeld die te Rotterdam: bi. 6. een naauwkeurig onderzoek, omtrent de uitgiften der armen-penningen. M 3«. Wat gevorderd worde ten aanzien der Godshuizen? bl. .38. van hen die van elders inkomen? bl. 42. van de ziekenof gasthuizen 5 en verfcheidene andere middelen , waardoor men de inkomften der armenpemiingcn zoude kunnen vermeerderen: W. 57- vooral moet men in dezen op handwerken bedacht zyn, om hierdoor de armen beftendig aan den kost te helpen ; waarvan 'er eenigen aan de hand worden gegeven: en wat daartoe zoude vereischt worden ? bh Ou tcrwyl eenige bedenkingen tegen het bygebrachte worden opgelost: bl. 99. Het nuttige, dat uit het voorgemelde te wachten zy, indien het werd ingevoerd, vooral met betrekking tot de wyze van bedeeling, welke thans meestal in gebruik is. bl. 107. Eindelyk word aangewezen , hoe de fcheepvaart, voor de jeugd'daar toe lust hebbende, ten moesten nutte kan geoefend worden: bl. 114 I3S- \\6 antwoord op. dezelfde wtmgt door njcol. hendr. van chaRante. Vli. Des/, bl. 130—^00. Ous Nederland is, hoven andere geA 4 we^  $ ARMEN. pN; westen, beroemd wegens liefdezorg omtrent da armen: dan deze word van velen fchendig mis, bruikt. Van hier het verval in der armen fondfen i en wat al tot hcrftel aangewendt zy ? Uit overweging van deze ftukken word de aanleiding tot de voorgedekte vraag afgeleidt, en derzelver aanbelang aangewezen, bl. 139. In derzelver beantwoording word eerst onderzocht: hoedanig het middel, ter onderdeuning en tot het bedendig aan den kost helpen der armen, behoore te zyn ? Niet door liefdegaven ; (waarover eene zeer uitvoerige aanmerking in eene noot;) maar door eigen vlyt en arbeid : en wat hiertoe vereischt worde ? en dat wel op eene voordeeliger wyze voor de Diakonyen , dan de tegenwoordige; zoo dat tevens het nut der Maatfchappy daardoor bevorderd word: bl. 145. Maar, welk handwerk voldoet aan alle die vereischten ? dit is de tweede naarvorfching: het linuenweven, met den aankleve van dien, bi. 166. Ds derde vraag is: welk plan men, inde oprichting en voortzetting dezer onderneming, te volgen hebbe ? Dit word aangewezen: zoo ten aanzien van het beduur der reedery; als van de wyze, om dezelve . aan te vangen ; en de vereischte geldmiddelen te vinden:^/. 178. Eindelyk worden eenige tegenbedeiv» kingen geopperd en beantwoordt: bl. 191—200, Over den oor [prang, de beteekenis , en het ge* pruik van dit woord, in de H. Landbefchrp-ing} gie ^ardrykskunde (Heilige)^,  BEGRAVEN. » B. BEGRAVEN der lyken in de ft eden en kerken. Ver* handeling over dit onderwerp: door j. w. te water, IV. Deel, bl. 629-667. Dat het begraven der lyken, van de vroegfte tyden , gebruiklyk zy geweest, merkt de geleerde Schryver vooraf aan: bl. 629.cn dan leidt hy uit derzelver oorfprong af, dat de wyze van begraven niet fchadelyk moge zyn, en dus met in de fteden en kerken gefchieden. bl. 631. Deze gewoonte ftrydt met de oudheid : bl. 633. derzelver oorfprong: bl. 637. W ^ fchadelyk. bh 639- Hoe roemruchtig derhalven is het verbod van deze gewoonte in verfcheidene Ryken en Steden? bh 645. als ook eene meenigte voorbeelden vangroote mannen bl 650. Niet tegenftaande al het bygebrachte heeft die dwaze gewoonte echter hare voorfpraken, vooral in den beroemden hervey: die wederlegd word; gelyk ook andere fchynredenen.W. 652. Befluit teraffchaffing van die gewoonte: enhoezulks, zonder wees voor nadeelige gevolgen, het beste zoude kunnen gefchieden? bh 661-667. m . . binnen de fteden en kerken. "fe antwoord op de vraag'. „ dewyl de fchadelyk; heid der begrafeniSfen binnen de fteden en kerken ten vollen bewezen, en vry algemeen be" kend is: welken zyn de verkillende redenen, " dat die nadeelige gewoonte in deze republk Uyft ftand houden? en welken zyn de bestemid- * ■ A 5 »  *o BEGRAVEN, „ delen, om dezelve te doen ophouden"? door Mr. joh. did. van leeüwen. XII. Deels, i. fluh bl. 1—86. Vooraf laat de geleerde Schryver eene inleiding gaan, ter aanwyzing van de gepastheid dezer vraag: bl. 3. dan verdeelt hy dezelve, overeenkomftig liet voordel, in twee hoofdzaken: voor-, eerst, in eene redengeving, waarom die nadeelige gewoonte in onze republik nog al blyft ftand houden ; terwyl derzelver fchadelykheid ten vollen bewezen, en vry algemeen erkend is.: — en dan in de vraag zelve: welke zich mede in twee deelen fphtst:— vooreerst, welke de verfchillende redenen, zyn, waarom die nadeelige gewoonte nog al blyft ftand houden? ten anderen, welken de beste mid, delen zyu, om dezelve te doen ophouden? bl. 5. In 't eerfle deel vindt men eene tweeledige vooronderftelling.: dat namelyk de fchadelykheid dier ge, woonte niet alleen ten vollen bewezen; maar ook vry algemeen erkend zy. Het eerfte ftaat de Schryver voll;omen toe; bl. 6. maar aan 't andere kan hy zoo volledig zyue tocftemming niet geven, uit aanmerking van het eerste deel der vraag zelve: de redenen , waarom die gewoonte nog al blyft ftand grypeu: van welke wel eene der voornaamfte is, dat derzelver fchadelykheid onder ons nog niet genoeg, bekend is, en erkend word: bl. 8. blykens de redekavelingen , welken van velen daartegen worden aangevoerd : bl. 10. en dat 'er nog zoo weinige voorbeelden in ons Land zyn, die zulks ter naarvolging ftaven. bl. 14. Echter is 'er nog eene meeü?gte andere redenen, die voortvloeijen uit onkunde 4  B E G R A V E N. n de' bygeloof; verkeerde vooroqrueelen, dat het buiten begraven' icliaudelyk zy; uit eene zucht, om by zvnc voorouders begraven te worden; uit verkleefdheid aan oude gewoonten; enz. doch gebrek aan genoegfarae cvenuiging van het fchadelyke, p-handdvkc, cu bygeloovigc dier gewoonte, is de voornaumüe reden:*/. 15- P<™> behalve deze redenen, zyu'er nog anderen: het benadecleu van de inkomften der kerken; bh dat men niemand van zyn recht en eigendom kan ontzetten; bh 27terwyl by anderen eene al te groote onverfchilligheid omtrent dit ituk plaats heeft: bh 30, ^óp word het tweede deel der vraag beantwoordt: welken de beste middelen zyn , om die nadeelige 'gewoonte te doen ophouden? Dit kan gefchieden: of door eene tegenovcrgeftelde gewoonte; of door eene uitdrukkelyke wet; of wel door deze beiT de wyzen te faam gevoegd : bh 32. Heteerftekan door byzondere perfoonen gefchieden; het tweede alleen door de. wetgevende macht: bh 33- om bei' den hiertoe te bewegen, worden eerst vwW* dende middelen opgegeven: - de meerdere overtuiging en bekendmaking van 't fchadelyke, fchandelyke, bygeloovigc, en onvoeglyke dier gewoonte : bh 37. opwekkingen en aanmoedigingen tot het begraven buitea de fteden en kerken: bh 47Maar hoe de kosten, tot het aanleggen van zulke begraafplaatfcn, te vinden? bh 50. Zullen alzulke pogingen van byzondere perfoonen wel toereikende zyn? bh 53- Zoude het invoeren van buiten te begraven gp?8* oproerige ge volgen, ge-  f2 BEGRAVEN. lyk onlangs te arnhem, veroorzaken? bl. 55. Hoe de Overheid in zulk een geval zich te gedragen hcbbe: bl. 62. en welke middelen, ter bevordering hiervan, om namelyk dezelve daartoe te bewegen, zouden dienen aangewendt te worden ? bl. 65. en zoo men hierin flaagde: hoe dan de zaak best in te richten: zoo dat noch kerk, noch iemand, nadeel daarby lyde; en dezelve eene algemeene goedkeuring wegdrage ? bl. 71. maar hoe hiertoe de eerfte onkosten te bekomen ? hl. 79. Eindelyk geeft de Aucteur een plan op, om ter zynerplaatfe, gefield dat de Overheid niet medewerkte, het begraven der lyken buiten in te voeren; bl. 82. Opwekking ter naarvolging in deze! bl. 84, het flot: bl. 85—86. " * He antwoord: door cornelis terne. XII. Deels, i.ftub.bl. 87—212. Na eene inleiding, over eene meenigte wél beredeneerde en gemeen gemaakte plans, omtrent verfcheidene gewichtige onderwerpen; maar welker uitvoering door onze Overheden niet begüriftigd word; gelyk door voorbeelden word aangewezen: hl. 87. past de geleerde Schryver dit op het tegenwoordige' ftuk toe: bl. 102. en dan gaat hy ter beantwoording van de twee voorgeftelde vragen over; (de fchadelykheid der begrafenisfen binnen de* fteden enkerken, volgens het voorftel, als bewezen en erkend vooronderftcllende:) bl. 105. en wel, vooreerst, door deverfchillende redenen, welken veroorzaken, dat die nadeelige gewoonte!,  BEGRAVEN. i3 Iti deze Republik nog blyft ftand grypen, in diervoegen aan te wyzen; dat hy tevens, by de opgave van een ieder derzelven, 'het middel voorftelt, om die redenen te verminderen of weg te nemen. Onder die redenen telt hy eerst: dat velen van de fchadelykheid dier gewoonte in onze Republik nog niets weten: bl. 106. elk dus is verplicht, dezelve by alle mogelyke gelegenheden bekend te maken ; bl. 113. en dit niet alleen met mond en pen, maar vooral met hun voorbeeld, bl. 118. Ten tweeden, 'er is gebrek aan goede en wel ingerichte kerkhoven buiten de fteden: bl. 119. deze oorzaak moet dus door de Overheden worden weggenomen: bl. 126. en hoe die in de uitvoering van dit ftuk behooren te verkeeren ? bl. 130. maar zal het begraven buiten niet met vele moeilykheid verzeld gaan? bl. 133opwekking aan de Overheden! bl. 138. Eene derde reden is te vinden in de voordeden, welken de kerken daaruit trekken; waarom het begraven buiten, in vele fteden, zelfs is bezwaard: bl. 143. deze bezwaren moeten 'er afgenomen worden; terwyl 'er op verfchillende wyzen voor de inkomften der kerken kan gezorgd worden, bl. 153Eene vierde reden is, dat oude gewoonten, hoe fchadelyk ook, in Republiken moeilyk te verbeteren zyn; vooral niet met éénen fprong. bl. 164. Eene vyfde is het heerfchende bygeloof, de valfche Godsdienst, en onkundige wanbegrippen: dezen moesten meer bedreden en tegengegaan worden. bl. 178. Als eene zesde reden kan me» befchou- vya»  U B E G R A V E m wen verkeerde hoogmoed, eerzucht, pracht, grf ftaatfi:■ bl. m. hoe hieraan perk en paal te ■ ftellen? hl. 2ois Eindelyk worden eenige he- ■ denkingen en zwarigheden opgelost : bl oo6 wrrarmede deze Verhandeling word beiloten: bl zin - aanhangsel van a^ntfekeningen, verzameld uit de niet bekroonde Verhandelingen, tot nadere /laving en opheldering der gekroonden; en gefchikt naar de hladzyden van den Heer van leeuwen: door a. 's gravezan^.XH.Deeh, ufiuk: bl. ar3^5o. In dirAanhangid vindt men vooraf eenig bericht, omrent de ingekomen en niet bekroonde Verhandelingen * en waarom twee derzelven zyn geoordeeld nier gel voeglyk tot den pfys i« aanmerking te kunnen komen?/,/. 2i3„ Hierop volden de aanteekeningen zeiven, en wel van eenige fchryvers omtrent dit onderwerp. */. 2l6. Dat het gemeen niet genoeg omtrent de fchadelykheid der beftredene Gewoonte overtuigd zy: bl. 2t?. nopens de waarden, welken de Heer hervey vorderde: */ 218. nopens de ouvoeglykheid en fchadelykheid dier gewoonte; en ftrydig met maatregelen; meemgmalen, tot wering van den voortgang van befmettelyke ziekten genomen: bl. 2,0. foortgelyke gevallen «IS tëShtfasfi' bl. Sii; vervelendè m wafemingen in de kerken, na de begrafenisfen, */. ««. Betrckkelyk de gewoonte der voorouderen: bl. 224. Over de begraafplaats in de duinen by Schei  BËGRAV. BEL. BEUR.SGEZW. i$ Scheveninge, door den Heer perrenot opgericht; bh 225. die te Zuilen, door den Heer thuii, van serooskerke; bl. 227. en door den Heer van de capellen tot den poll. bl. 228; Over het niet behoorlyk bedekken der doodkisten by het begraven ; zoo wel op de kerkhoven, als in de kerken : bl. 229. over het bygeloof: bl. 231. het begraven buiten word voor fchande gehouden, bh . 033. In eene éénhoofdige regering gaat zulk eene zaak gemakkelyker; terwyl men vele voorbeelden daarvan heeft by onderfcheideue Volken: bh 235. men vindt veelal een beletfel by de Regering van lieden en dorpen, bh 238. Ten aanzien van het beftaan der kerken, en derzelver bedienden: bh 240. omtrent het gebruik der almanakken in dezen: bh 242. over het gebeurde te Arnhem, bl. 243. Hoe de Magifiraten in het fcliikken der begraafplaatfen buitsn de Reden zich dienen te gedragen ? bh 244. de oude begraafplaatfen behooren ongeroerd gelaten te worden: bh 248. hoe de noo• dige onkosten te vinden? bh 250. BELETTE doorzwelging. Ontleedkundig bericht ■ van dit geval: door f. t. rbitz. V. Deel, bh 460—464. BEURSGEZWEL. Ontleedkundige waarneming ■ van een verwonderingnvaardig beursgezwel , W de holligheid van de- borst van een dood lichaam gevonden: befchreven in het Latyn don- g, W, winuj tri  ïó BEURTGEZ. BE VEREN. en vertaald door abr. muller. III. Deel, bh 491 —504. met eene juiste afbeelding in plaat. BEURTGEZANGEN (gewyde). Verhandeling over dezelven: door josua van iperen. III. Deel, hh 358—434. Derzelver verfcheidenheid. hl. 358. Eenige regelen , ter ontdekking van dezelven, waar zy mochten voorkomen; en ter onderfcheidihg der zangen en tegenzangen in dezelven : opgehelderd door eene meenigte voorbeelden, uit ongewyde fchryveren; hl. 364. en uit gewyden: hl. 387. in dezen onderfcheidt men twee-zangen en veelzangen: hl. 392. en betrekkelyk tot de eerstgenoemden word eene proeve genomen , om de opgegevene regelen daarop toe te pasfen: en wel met betrekking tot het Lied van moses ; deut. XXXII. bl. 394. hetLied van debora; richt. V. bl. 416. het Hooglied van salomo. bl. 421. Verder zyn als beurtzangen aan te merken, ps. L; en CXIX. alle AlphabetPfalmen; spr. XXXI; 10—31. de Klaagliederen van jer. I—IV. bh 423. misfchien ook nog verfcheidene andere Pfalmen; als de XXIX. CL. CXXXVI. CVII. hl. 427. Of de ' sela's niet dienen, om eenen afvvisfelenden perfoonaante duiden als b. v. ps. XXIV? ^.432. ook komen die in 't Gebed van habakuk voor: bh 433. BEVEREN. Over de oudheid en lotgevallen van het Land en de Baronie i van be veren 4 zie V. Deel, bl. 32—34. ' .~ BE*  BEV. BEZ. BIS. BL. BREUKEN. 17 BEVRUCHTE oranjeappel. Natuurkundige waarneming omtrent denzelven: door l. bomme. VIL Deel, achter de Prysverhandeling geplaatst, bl. 208—212. Dezelve word naauwkeurig befchreven, zoo als een kleine oranjeappel, in het midden van een' grooten, zich bevond; en in Plaat afgebeeldt. BEZOAR Oriëntale; het nagemaakte van koromandel ; en het Westerfche. Zie Steenen (dierlykf). BISCUIT of tweebak. Hoe best op de fchepen voor de wormen te beveiligen ? Dit word, uit eene Verhandeling van j. b. x. joyeuse , kortclyk opgegeven in het Hiftorifche bericht vóór het VIII. Deel, bl. 19. BLAAS. Ziekten van dezelve, en van den pisweg: zie Kaarsje (yerwydend). BREUKSNEDE. Waarneming van eene liesbreuk, door middel van de breukfnede gelukkig genezen: door f. h. gram. By de opening bleek, dat bet gmentutn niet alleen verdorven was; maar ook het voorde gedeelte van den darm, ter grootte van eenen deuit: dat zich aan den ring vasthechte, en gelukkig genas. Dit geval, en de wyze van behandeling , word befchreven: I. Deel, bl. 595— 6c5- BREUKTALLEN. Grondig onderwys in de behandeling der breurtallen , zoo gemeenen , ah decimalen of tientalligen, benevens de daar afhangende xu. deels 11. stuk. B r*m  JB BREUKTALL. BYS. CAL. CAT. rekeningen: door Mr. wilii. otto reitz. /. Deel, bl. 293—336. In de voorrede merkt de wjskundige Schryver aan: dat de Nederlanders in hunne taal nog misfen eene volkomtm fpraakkunst; een volledig woordenboek ; en een grondig onderwys der decimale of tientallige rekeningen, bl. 293. De Verhandeling over dit laatfte onderwerp word in twee afdeeJmgen ouderlcheiden, De eerjh gaat over de gemeens breuktallen: en wel over derzelver natuur en eigenfehap; bl. 297. derzelver verkorting; bl. 303. oplosfing; ft Wi. bcrba.n. PWi bl. 313. vergadering; bl. 3,4. aftrekking; #f 321. vermenging; bl. 322. en deeling: bl. 3:7. .terwyl de tweede afdeeling zich bepaalt tot de tiendrekening en tiendebreuken: en wel tot derzelver natuur en eigenfehap; bl. 333! hoe gcmccnc breuken tot tiendebreuken te brengen? bl. 335- oplosfing derzelven: bl. 339. Tiendetafels en derzelver gebruik: */. 343. de vermenging of vermeeniging der tiendebreuken ; bl. 356. en deelinr derzelven; bl. 367—386. BYSSUS. Zie Linnen. c. CALLOO. De oudheid en lotgevallen dezer heerlykheid: zicT. Deel, bl. 42—45. CATARACT. Zk Staar. CHRJ.  CHRISf. COMEET. COMP. ÜA&.M. DlAK. i$> CHRISTENEN ($t. Thomas}. Zie Joden te Cc* chim: en wel in het Vervolg der gefchiedkandigt naartichten. COMEET (Beginfelen der~) van hél jaar 1779. zyr> de de 64/ïe, wier loopkring herekend is: door j. ju fokker. VIII. Deel, bl. 513— 530. DeJuctear Helt alhier zyhewaarnemingen voor, omtrent den fchynbarcn; en de berekening, Van den waren loop dief Comeet: voegende daarby eene tafel van eenige- geo* centrifche plaatfen; en tw$e Platen wegens derl loopkring derzelve4 • _ Waar nemingen der Comeet van 17S0. door den Heer mechain. VIII. Deel,bl. 53Ï—539- *Sn* de deze comeet de 6$fte, van welke men den loopkring heeft berekend: terwyl zy op geenen van dia gelykt, welken men tot hief log heeft waargenomen* CÖMPAS. Miswyziug va-n V zetve , door den dender veroorzaakt. III Deel, bl. D. DARMNET. Verpopping va-it'tmlve s zie Verpopping. DIAKONEN. Zie Armen, B a  oo DIER. DOEL. DOND. DOORZW. DIEREN, gods goedheid in de bepaling van derzelver dood: zie gods goedheid. DIERPLANTEN. Zie Zee-infect. DOEL ("de). Derzelver oudheid, flichting, en lotgevallen: zie V. Deel, bl. 35—41. DONDERSTEENEN. De zoogenaamde donderfleenen zyn maar verfleende zeeappelen. Zie Iliftor. . Voorber. VI. Deel, bl. 63. DOORZWELGING. Bedenkingen over eene moeilyke doorzwelging en inhouding van fpys en drank: door Nic. georg. oosterdyk , j. z. VII. Deel, geplaatst achter de Prysverhandelingen, bl. 185—207. Dit geval: dat in vele opzichten van de gewone belette doorzwelging verfchillende was; doch in anderen eenige overeenkomflen met dezelve had : word opgegeven, hl. 185. nader opgehelderd : hl. 189. En dan merkt deSchryveraan: (1.) dat 'erwaarlyk dysphagia door wormen kan veroorzaakt worden; bl. 190. (2.) dat eene grooterc gevoeligheid, of fterkere prikkeling der zenuwen, alveeltyds hare uitwerking heeft op 'de dcelen by of omtrent de keel; hl. 193. (3.) dat weekmakende middelen fomtyds de beste antifpafmodica zyn; bl. 195. (4.) dat uit de ongcfleldheid der eerfle wegen die der extremiteiten meermalen volgt. bl. 198. — Een tweede geval word befchreven.van een'perfoon, geflorven aan eene braking, veroorzaakt door eenen beletten door»  DOORZWELGING. DORESTADUM. 21 doortocht van fpys en drank uit de maag in de darmen ; die zyn' oorfprong aan misbruik van fterkcn drank verfchuldigd was. bl. 199—207. (belette). Zie Belette doorzwel¬ ging. DORESTADUM der Batavieren, door ^normannen ontrust en geplunderd; en het gevoelen van den Heer b. huydecoper getoetst: door j. de rhoer. F. Deel, bl. 324—422. Deze Verhandeling is in drie hoofdftukken verdeeld. In het eerfle word de gewone gedachte voorgefteld, dat het Ficus batavodürum by tacitüs, Wyk te . Duurftede zoude zyn; veelmalen elders Doroftatus , Doroftadium, of dor stadum genoemd: 't gene van v. huydecoper is tegengefproken, die daardoor eene ftad verftaat, welke aan den mond der Eive gelegen, en door de Normannen verwoest zoude zyn: 't gene ook door anderen word beweerd. . bl. 324. Dan het gefchil is: of de aanvallen , in de IX. eeuw gefchiedt op Doreftadium, van het Utrechtfche wyk te duurstede al of niet moeten verftaan worden? Het eerfle word beweerd; en uit getuigenisfen geftaafd: by welke gelegenheid de gefchiedenis van die zceroovers tevens word opgehelderd; en de oorfprong van den naam daventria (Deventer) in het voorbygaan aangewezen, bl. 335In het tweede hoofdfluk word, eerst, uit de gedenkftukken der oudheid, de vermaardheid van die ftad in de middeneeuw aangetoond; als, onder anderen,  ft börèstaöüm. dracuncülus, dat'er 52. hoofdkérken zouden geweest zyn: e« dan worden verfcheidene andere getuigenisfen bygebracht, die het gevoelen van den Scbryver meer of min begunfligen. bh 373. Iq het derde hoofdftuk worden de bewyzen van den Heer kuydeco-t Fep, getoetst, en wederlegd; bl. 400-^422. pracünculus. Aanmerkingen over denzelvem door b. hussem. II. Deel, bl. 443—464. Na eene ópgave van vroegere en latere fchfyvers, die hifnhe gedachten omtrent dit gebrek hebben opgegeVen 5 bl. 443. fielt de Aacfeur zyne Waarnemingen in de IVcstindïèn, ên voornamenlyk op Curacaa. gemaakt, voor: waaruit blykt, dat het een levende worm zy, die Zeer verfchillehde namen draagt; en, dat men met dien worm eenen geruimen tyd kan befmet zyn, eer het ongemak zich openbaart. Z-/.445, i)e;:e worm word nader befchreven bl. 448. Over ' de wyze der befmetting, zyn dé gedachten zeer verfchillcndë. bl. 450. Onze Schryver wil, dat dezelve slleén uitwendig gefchiéde, door het ba-, den m zeë, en wasfehên met putwater, bl. 4^2. Dese wormziekte hcerscht niet altoos even flerk \ bl. 455. derzelver yerfchynfelen zyn ook niet altyd dezelfden: bl. 456. derzelver behandeling is frsgelyks verfchillende. bl. 457. Eenige waarnemingen, over de verfcheidene wyzen, op welkende. dmumsuli te voorfchyn komen. bl. 459. Geen behoedmiddel tegen deze ziekte; dan zich niet te WWfctafr noch -fMVH;fR bh 463  DYE. DYK. ECHITES. EL g£ DYEBEEN. Verhandeling over een zeldfaam gebrek van het dyebeen: door nic. georg. oosterdyk. II. Deel, bl. 343—360. In deze Verhandeling word eerst de gefteldheid der lyderes; de aanleidende oorzaak tot, en de verergering van, haar ongemak befchreven: dan de vergeefs aangewende pogingen des Schryvers, met de gevolgen, tot haren dood toe, verhaald; benevens de ontleding: terwyl het gebrek van het dyebeen in eene Plaat word afgebeeldt: en eindelyk eenige aanmerkingen gemaakt, om uit mislukte gevallen nut en licht te trekken , tot gelukkiger beoefening van de Geneeskunde. DYKEN. Zie Zeedykeit. E. ECHITES Semidigyna. Eene nieuwe foort van eene Jmerikaanfche plant, naauwkeurig befchreven , en in plaat afgebeeldt: door p. j. bergius. III. Deel, bh 583—59I- EI. Een hard gefchaald ei 'van een'' zeehoorn; een belhoorn, ook wel de Kaapfche ezel genaamd'j naauwkeurig befchreven, en in plaat gebracht, ■ door j. t* francq van berkhey: in eenen brief aait job baster. III. 'Deel, bh 576—5§2' £ 4 '  24 EL ELECTRIC. EUANGELIE. Beficht van een vreemd lichaam, gevonden in een , hoenderei : medegedeeld door jacobus watervliet. IX. Deel, hl. 507—514. In dit bericht vindt men een verhaal, nopens een' geronnen klomp bloed, ter grootte van eene hazelnoot, in een hoenderei: en tevens met eene proef geftaafd, hoe men hoendereijeren langer dan een jaar kan bewaren, om dezelven, met een gewenscht ge■ volg, te laten uitbroeden. ELECTRICITEIT. Derzelver medicinaal gebruik: zie Lammigheid. EUANGELIE. Onderzoek: of de befchuldiging, dat het euangelie den plicht van byzondere i vriendfchap over V hoofd gezien hebbe, gegrondt zy? door cornelis de vries. II. Deel, bl. 4.13— 442. Het Ililzwygcn hiervan word tegen het Euangelie ingebracht, niet alleen door den Graaf van schaetesbury en a. collins; maar ook, uit onkunde, door anderen, bl. 413. — Na , eene meer algemeene aanmerking, bl. 415. word, om dit verfchil bondig te beflisfen, vooraf bepaald , waarin deze deugd befta; en waarvan men dezelve wel hebbe te onderfcheiden: hl. 416. waaruit word afgeleidt: dat, daar in de Chriflelyke zedekunde op de algemeene goedwilligheid zoo fterk word aangedrongen; het dus niet vreemd zoude zyn, al werd 'er in dezelve geene rechtflreekfche wet ten aanzien van de byzondere goedwilligheid gevonden,;  EUANGELIE. FEBR. CATARRH. 25 den: ja dat dit eer na- dan voordeelig zoude zyn. bl. 423. Doch het voorbeeld van den zaligmaker niet alleen; bl. 426. maar ook het herhaalde bevel tot broederlyke liefde: verplicht eiken Chriftentenduurften tot de uitoefening van rechtgeaarde vriendfchap; die alles in zich bevat, volgens het voorfchrift van het Euangeliüm, wat tot het denkbeeld van dezelve rcdelykerwys kan gebracht worden, bl. 428. De opgeworpene befchuldiging is derhalven ten eenenmale ongegrondt; en ten beste eene loutere woordenvittery: bl. 440—442. F. FEBRES CATARRHALES. antwoord op de vraag: "Wat is 'er tot nog toe in de Nederland„ fche taal over de febres catarrhales, welken „ zich, federt eenige jaren, meer dan voorheen in „ deze Landen vertoond hebben, gefchreven; en „ wat ontbreekt 'er aan? Welken zyn hare gewone „ kenteekenen, loop, fymptomata, en complicatien? „ Zyn 'er eenige redenen te ontdekken, waaruit „ blyken kan, waarom deze ziekte meer dan voor„ heen plaats heeft ? Welke is hare veilige en zeke„ re genezingen alle hare onderfcheidene foor ten"? door jan petersen michell. XI. Deel, 89—256. Tot eene inleiding van deze Verhandeling wyst de ervaren Aucteur de aanmerkelyke vordering aan, welke de Geneeskunde in ons  «S FEBRES CATARRHALES. Vaderland, binnen weifllgen tyd, gemaakt heeft: Waartoe het fchryven in de Nederduitfche taal, over onderwerpen tot die kunst betrekkelyk, van vee] nut geweest is; gelyk ook het geraeenmaken rafi zulke Hukken, door geleerde Maatfchappyen en Getiootfchappen. bh fï, Hy verdeelt zyne Verhandeling in vier hoofdflukken. in het eerfle; handelende over de febryvers, welken, in de Nederlandfche taal, over de febres catarrhales, gefthreven hebben: laat hy eenige aanmerkingen voorafgaan, om te bepalen, welke ziekte hier eigenlyk bedoeld worde ? bl. 98. ' hieruit maakt hy op: welke fchry vers in de vraag alleen beoogd worden; bl. 104. en dan geeft hy eene lyst van die fchryvers op, met aanwyzing van 't gene in hunne uitgegevene ftukken, ten dezen opzichte, al of niet pryzenswaardig zy: bl. 106. waaruit hy belluit, dat 'er weinig van aanbelang tot nog toe is uitgekomen ; en dat dus de voorgellelde vraag van groot gewicht zy. bl. 123. Hierop geeft hy, 'mhet tweede hoofdftuk, de kenteekeneu; bl. 125. den loop; bl. 139. de fymptonmta; bl. 144. en de verfcheidene complicatien dezer ziekte, waarop men vooral te letten heeft, op. bl. 153. Dan vooraf is noodig, tot opheldering van dit ftuk, iets aan te merken omtrent den aard en de oorzaken van de febres catarrhales in ons Land. bi* 155- Dit gefchiedt zynde, worden de cmnplixatien derzelven, die men voornamelyk waarfleemt, opgegeven: bl. 163. van waar deze ziekte • verfdïiüende namen verkrygt. bl. 166. Op deze gron»  FÈBR. CAT, fRANSCfïÊ ItVL. 2? gföfidêfi word de aard van órtèc vöor- en fïajaafs* koortfen, en van derzelver öndcrfcheider.é complicatie n in hét byzonder, nadef overwogen ; bl, 17^ en dit geeft aanleiding, om in het denk hoofdftuk te handelen: over dé oorzaken dor vermeerdering van de febres catarrhales in ons Land; 200 als die voornamelyk te vinden zyn in eene ongeregelde levenswyze, zeer Veri'chiHende van die onzer vooronderen; en in het misbruik der ktauwe dranken: bl. ï88. waarop einöèlyk, in het vierde hoofdftuk, Wórd overgegaan: om de genezingswys dezer ziekte voor te fcbryvêïi: bl. 199. waartoe éérst algemeene regelen worden opgegeven, die men als de gronden moet befchouwen, welken eenen'Arts in het genezen der byzondere koortfen moeten voorhclnen , M welken hy nooit uit het oog moet verliezen: bl. 9»1. dan worden eenige aanmerkingen voornfgezonden , waarop de Arts in het vérfchil der geuezingswyze in de febres catarrhales Wél te letten hebbe: bh 220. waarna het verfchil der geneeswyze zelve, naar de verfcheidenheid der complicatie?! in deze ziekte, in 't gemeen word aangewezen : bh 224. ön dan meer in 't byzonder ten aanzien van de vóorjaarsziekfen; bl. 233. en van de najaarsziekten : bh 243. waarmede deze belangryke Verhandeling word befloten. „ — Zie Najaarskoortfen. FRANSCHE sghryfs'tyi». Verhandeling over den franfqhen fchnffyl, doorgaans genoemd ftilua Cu*  a8 FRANSCHE ST. FREDR. FUNGUS. Curfae, of ftyl van den Hove: door adrianus 's gravezande. IF. Deel, bl. 577—612.. Dit onderwerp, als dienende ter opheldering van de Gefchiedenis, nopens de jaartelling in vorige tyden, is overeenkomftig met het oogmerk des Genootfchaps. bl' 577' Wat men daardoor te verftaan hebbe ? niet de gemeene Chrifielyke jaartelling; bl. 578. noch de zoogenaamde oude en nieuwe ftyl: bl. 580. maar die fchryfftyl, welke de jaren met Paaschdag begint, bl. 582. Eenige ophelderende aanmerkingen omtrent denzelven: en wel, met betrekking tot het begin dier jaren; en derzelver onderfcheidene lengte, bl. 583. De reden van derzelver benaming; derzelver oudheid; en oorfprong: bi. 587. Wie zich al van dezen fchryfftyl hebben bediend ? bl. 591. De moeilykheid in het niet altyd volgen van denzelven; en hoe te onderkennen van den gemeenen ftyl ? bl. 593. Deszelfs onvoegfaamheid heeft, al vroeg, eerst den kerkelyken op voorziening doen bedacht zyn; hetgcne naderhand in den burgerftaat is gevolgd, bl. 596. De veelvuldige nuttigheden van die aanmerkingen eerst aangewezen; bl. 602. en dan met verfcheidene voorbeelden geftaafd: bl. 605—612. FREDRIK HENDRIK en BLAAUWGAREN: twee fchanfen beneden L'tllo. Derzelver oudheid en lotgevallen: zie V. Deel, bl. 22, 23. FUNGUS: of uitwas. Zie Polypus: offlymprop. G. GAL-  GALLAND AT. GEDAANTE. ao G. GALLAND AT (david henry). Levensbefchryving en lofrede van denzelven: door Mr. j. winckei.man. Hijlor. voorbericht, IX. Deel, bl. 13—45- waarby gevoegd is eene lyst der Verhandelingen van den overledenen: 'tzy afzónderlyk; 't zy in de Werken van dit en andere geleerde Genootfchappcn, uitgegeven. GEDAANTE der aarde. Onderzoeking omtrent de ware gedaante der aarde: door joh. fred. hennert. UI. Deel, bl. 529—575. Eerst bepaalt de Schryver de vraag: of de aarde namelyk eene wiskunftige regelmatige gedaante hebbe; wier natuur men, door eene vergelyking, volgens de wiskunde kan bepalen? bl. 530. Zoo dacht newton! bl. 531. Echter kan dit, uit de verfchillcnde dichtheid der ftoffe, waaruit de aarde is faamgefteid, niet beflist worden: bl. 532. maar dit moet, uitdemetingen der graden van breedte, worden afgeleidt; welken ten dien einde worden opgegeven: bl. 537. hieruit blykt, dat de aarde niet bol-maar knolrond zy: daar echter de aanwas der graden niet geregeld 'is, zoo kan de gedaante ook niet elliptisch wezen. bl. 538. Dit word, uit de onevenredigheden der asfen, nader getraafd: bl. 539. dan onderzocht, of de afdwaling van fommige graden evenwel niet uit de omllandigheden der plaatfen, en de aantrekkende kracht der bergen, kunne worden afgeleidt? bl. 546. hettegende.el word aangewezen: bl. 549«  Gedaante der aarde. Dan valt de vraag: of men niet doof correct'ten, dezelve kunne doen overeenkomen ? bl. 552. Om dit te bepalen, word onderzocht: hoe grooten misllag ■men, in zwik "een geval, voor iederen graad moete onderilellen ? hl 554. en daaruit kan ck / rvegu* lariteif ten naasten by verklaard worden: bl. 561* dit word nog nader bevestigd op eene andere wyze* bi. 564-T-566. De ellipfifche gedaante komt nauwkeuriger met de metingen overeen,, &n die van eene hypothefe, door bouguer opgegeven: bh 567. Om dit .nader te ftaven word eene ftelkmidjge formule, tot het berekenen der graden vp:i den meridiaan, voorgefteld: bl. 569. deze forfn»U Volgende, komt men het naast aan de waarheid; eehter moet men befluiten, dat de gedaante Sier aarde merkelyk afwyke van een volmaakt elliptisch knolrond: bh 573^-575- » 1— -■ ' - ■ ■• Onderzoek i of 4e Onzekerheid omtrent de ware gedaante der aarde eeneH merkelyken invloed hebbe op de sterrekunde en navigatie? door joh. fred. hennert. IV. Deel , bh 499—544. Dat, uit de overblyvende onzekerheid, geene dwaling van gewicht voor de theorie der maan kan voorspruiten: word uitvoerig, door een wiskundig onderzoek, omtrent de parallaxe der maan aangewezen: bh 499. het gene ten aanzien der navigatie ook word aangetoond; en tevens bewezen, dat men in dezelve van de gewone paskaarten , tot de breedte van 500 , ja van 6o°, zich bedienen \wm: maar van de 6o° af moet men letten op den  GEDAANTE. GEDICHTEN. « den overgang-van de fphaerifche tot de knolronde gedaante der aarde j ea zich bedienen van de gemaakte correctien omtrent wasfende breedten: bl. 530—544. GEDICHTEN (Faderlandfche), Verhandeling erer de Nationale of vaderlandsche gedichten: door Jonker o. z. van haaren. Vf. Deel, bl. 225—329. Na eene befchry ving van deze gedichten: bl. 225. onderzoekt de Schryver eerst, wier vaderlandfehe gedichten aan de nakomclingl'chap zyn overgebleven? en hieronder tek hy die van homerus; virgilius; lucanus; petronius; CAMOëNS, een' Portugees ; en voltaire. bl. 226. Hierop is het tweede onderzoek: waarom, in zekere tyden, een meerder getal groote geesten verfchenen zy; dan in anderen ? Deze vraag: na in een gefchiedkundig tafereel te hebben voorgefteld; waar, en by welke gelegenheden, de wetenfehappen al hebben gebloeid: bl. 256— 296. word beantwoordt: door aan te wyzen, dat deze reden niet moete gezocht worden in de verfchillende tyden: (want het heeft nimmer aan groote geesten ontbroken; en dezer getal is misfchien altyd genoegfaam het zelfde:) maar in zekere gelukkige tydsgewrichten, of omftandigheden, oh dezelven te verzamelen. En wat hiertoe vereischt worde, ziet men bl. 297. voorgefteld. Het laatfe onderzoek betreft de redenen , waarom het getal van die genen, die goedgekeurde nationale of vaderlandfehe gedichten hebben opgeftdd , zoo gering zy ? Hiervan is de oorzaak te vinden en ■ inde vereisciiten vau dezelven; en inde geftej.dheid ¥»3  3a GED. GEEST. GEKK. GEMS. GENEESK. van het Land, waarin men woont: by welke algemeene zwarigheden nog anderen komen; ten aanzien van den Godsdienst, dezeden, den fmaak, de taal, en den ftaat der kennisfen van het Vaderland: bl. 298—329. GEESTKUNDE. Zie Pfychologie. GEKKO'S. Zie Salamanderen (onderfcheid der) e»z. GEMSBAL: of gemskogel. Zie Steenen (dierlyke). GENEES- en heelkunde. Zie Kaarsje (verwydend). • Genees- en heelkundige waarnemingen: door J. s. g. dinckler. V. Deel, bl. 255—280. beftaande in zes waarnemingen: de eerfle: over de heilzame kracht van den vluggen geest van Ammoniakzout, met zout van wynfteen bereidt, en met gediflilleerde oliën vermengd; in eene foortvan zwarte ftaar, of in het begin derzelve. bl. 255. De tweede: over een phofphorisch licht, door de uitvloeifelen van menfchen veroorzaakt; en van de belediging, door deszelfs aanporring te weeg gebracht, bl. 261. De derde: over eene foort van doofheid, waarin het geluid wel duidelyk gehoord werd; doch de toon van hetzelve, die tot de famenfpraak noodig is , niet konde onderfcheiden worden, bl. 266. De vierde: over een wanftaltig velum pdlatinum. bl. 272. ,De vyfde: over een kind,  GENEESKUNDE. 33 kind, met eene darmbreuk geboren, bl. 276. De zesde: over een genezen kropgezwel, bl. a8o. Een waterachtig gezwel, in de rechterborst van eene vrouw: door paulus de wind genezen: waarfchynelyk beftaande in eene uitzetting van een watervat; veroorzaakt door eene fchielyke en bovenmatige uitrekkingen kneuzing: hoedanige gezwellen onder den okiel en aan de liezen meermalen worden waargenomen. I.Deel, £/. 587—591. , waarnemingen , getrokken uit het journaal van den opperchirurgyn J. F. ellerbeeK. VIL Deel, achter de Prysverhandelingen geplaatst, bl. 25? —276. Naeenebefchryving, hoe de Heer ellerbeek een verbazend getal van fcorbutici behandeld, en voornamenlyk door middel van mosterdzaad in het leven behouden had: bl. 259. word de heilzame uitwerking , tegen deze gevaarlyke ziekte, van het gramen marinum (een kruid, dat buiten aan de fchepen wast,) voorgefteld en behoorlyk geftaafd: bl. 269—2.76. Zeldfame waarneming van eene zwangere vrouw, by welker verlosfmg de lyfmoeder en nageboorte metfcherpe verfleende punten begroeid bevonden werden: door d. h. gallandat. V.Deel, bl. 452—459- Waarneming eener ontlasting van een aan* xii. deels ii. stuk, C W**  34 GENEESKUNDE. GENOOTS, tnerklyk aantal van waterblazen, door den af gang: door a. p. nahuys. ///. Deel, bl. 455—462. Na dat de Aucteur zyne waarneming omtrent dit geval heeft opgegeven, beantwoordt hy deze vragen: wat zyn die balletjes of waterblazen geweest? waar hebben dezelven gehuisvest ? hoe konden dézeivendoor den afgang geloosd worden ? en wat is de reden, dat de lyderes hierdoor van haar vorig ongemak is bevrydt geworden % ■ Zie verder Breukfnede: Hoofdpyn (fpykef): Hoofdwonden: Hoornachtig uitwas: Longtering: Medelydendheld der deelen van *t menfehelyke lichaam in ziekten: Nat uurQwer kende): Navelbreuken t Opftopplrtg van water: Polypus offlymprop: Spiritus fa/is marini: Vallende ziekte: Verfiropping van het net: WerktulgQverbeterd): Witte willigen bast. GENOOTSCHAPPEN (geleerde). Dezelven, hoezeer van veel aanbelang, hebben echte; eenen geronnen tyd in ons Vaderland ontbroken. Zie het Hiftor. voorbericht van 't I. Deel, bl. 2. (ZEEUWSCH). Hijlorie van het zeeuwsche genootschap der Wetenfchap. pen te vlissingen. Voorbericht I. Deel, bl. 1—38. Waarin gemeldt word deszelfs eerde oorfprong, irl Hooimaand 1765. bl. 5. Deszelfs eerfte leden. bl. 6. In 1768. werd het meer uitgebreidt, en Neer-  GENOOTSCHAP. GÉZICHT* $ Nïerlands erfstadhouder tot deszelfs Protector Verzocht, bl. 7. In Louwmaand 1769. werden de eerfte Directeuren verkoren; en Moderatores aangefteld. bh 10. Deszelfs wetten bepaald: bl. 11. Deszelfs eerfte Programma: bl. 16. In Sprokkelmaand van 1769. werd aan de Regering der Stad, en vervolgens aan de Heeren staten van zeeland, kennis van deszelfs oprichting gegeven; en Hoogderzelvcr befcherming verkregen, bh 19. Van ftadswegc werd eene vergaderplaats verleend; en de eerfte zitting op dezelve met eene aanfpraak door den praefiderenden Heer Mr. j. wino helman geopend, bl. 25. Het Genootfchap word door de Heeren Staten, by Refolutie, nader goedgekeurd en bekrachtigd, bl. 32—38. De wet, omtrent de beantwoording der Prysvragen, Word tot de Leden des Genootfchaps uitgebreidt; zonder echter naar den prys mede te dingen: op aanleiding Van eenige bedenkingen door den Heer a. 's gravezande medegedeeld. Hifi, Bericht II. Deel, bh ij—26: Ook die bepaling word ingetrokken; en aan elk vryheid verleend om naar den prys te dingen. Hifi. Bericht IX. Deel, bh 57. GÊZICHTS zintuig. Verhandeling over eene Góddelyke verbetering Vart het zintuig des gezichts: door josua van ipèren. I. Deel, bl. 461-^509. Onder de wyzen, op welken god eertyds zyne Openbaringen heeft bekend gemaakt, telt de SchryVer ook de wonderdadige verbetering van Ut zinC »  36 GEZICHT. GEZWEL. GIFT. GOD. tuig des gezichts; 't gene niet weinig moest dienen tot ftaving van derzelver Goddelykheid. Dit word bevestigd door het voorbeeld van abraham : toen de Heere hem beloofde, dat zyn zaad zoude zyn als de Herren, die hy niet tellen koude; oen. XV: 5. van bileam: toen hy Israël, in ftede van op balaks begeerte te vloeken, by herhaling zegende; num. XXI—XXIV. en van moses : toen hy van Nebo het beloofde land zag; deut. VI: 28. bl. 461. Waarop, na deze en gene voorafgaande ophelderende aanmerkingen, word aangewezen: dat die verbetering van het zintuig des gezichts ook behoore tot die zaken , welken in het geloof, na de voleindiging der eeuwen, verwacht worden, bl. 499—509. GEZWEL (waterachtig). Zie Genees- en Heelkunde. GIFTEN en legaten aan het Genootfchap, vrygefteld van de betaling des collateraals. F. Deel, Hifi. voor bei: bl. 43. GODS goedheid in de bepaling omtrent den dood der meeste dieren: betoogd door hendrik van den hespel. XII. Deels, 1. ftuk , bl. 313—345. Vooraf meldt de Schiyver in deze Verhandeling, wat al bedenkingen der dieren dood (zoo als het eene meestal door het andere verflonden word,) aan velen heeft opgeleverd: bl. 313. en dan wyst hy eerst  GOD. GOML. GRAM. GRONDYS. 37 tent aan, dat die bepaling niet ftrydig zy; maar vele blyken van gods goedheid voor het algemeen welzyn in zich bevatte: bl. 317- 200 met betrekhing tot het dierenryk zelve; bl. 3=4- als van het menfchelyke gedacht, bl. 328. En dan bewyst hy, dat de dieren zelve, in en door hunnen dood, de uitlating der Goddelyke goedheid genieten: bl. 335. tervvyl hy ten beüuite aanmerkt: hoe ontaard en ftrydig met gods goedheid het zy, beesten zonder noodzaak te martelen: waartegen hy waarfchuwt. bl. 343—345- GOMLAK. Zie Infecten, welken in den gomlak gevonden worden. Zie ook Tincturen. GR AMEN marinum: of Zeegras, dat aan de fchepen wast, een der beste middelen tegen den fcorbut, Zie onder Genees- en Heelkunde. GRONDYS. Verhandeling over het Grondys: door j. F. martinet. XI. Deel, bl. 401—4«- Na dat de geleerde Schryver de redenen tegen de formering van dit foort van ys, op den bodem der zeeën en rivieren, van w. a winschoten en nollet, heeft opgegeven; meldt hy, wat al van anderen, vóór dat gevóelen, word bygebracht: en dan bewyst hy, met proeven, door hem zelve genomen, ter betlisüng van dit gefchil: dat de wateren , op den grond der zee, nimmer zoo koud zyn, als op derzelver oppervlaktej zelfs niet den C a ^  $8 GRONDYS. HAAGD. HAB. HEELK. yereischten trap van koude ter bevriezing hebben : en dat dus aldaar geene ysformering kan gefchieden. Hierop verklaart hy de wyze, op welke het zoogenoemde grondys geboren word; en .leidt daaruit tevens af, hoe men de tegenwerpingen gemakkelyk kunne oplosfen. H. HAAGDISSEN. Zie Salamander en i ondetfcheid van dezelven. HABAKUKS gebed. Zie Beurtgezangen (gewyde). .HEELKUNDE. Zie Geneeskunde. HEELKUNDIGE bewerking. Herinnering eener zcldjame, en mogelyk niet algemeen genoeg beke-nr de, heelkundige bewerking: door g. }. van wy. IX. Deel, bl. 254—269. Na een voorbericht, waarin de geleerde Schryver reden geeft van het opfchrift dezer Verhandeling: ftek hy de affnyding van den, nervus infraorbitalis voor, als het eenige middel tegen eene plaatfclykc pyn in het aangepelat, op, de hoogte dezer zenuw; anders de. fykerhocfdpyn, by fommigen haemicrania genoemd: en ftaaft de nietigheid dezer heelkundige bewerking; welke hy, in oaarvolging van deq' |roo^  HEELKUND. HEILIGE SCIIR. HEIT. 3? grooten albinus , met eenen gewenschten uitflag gedaan heeft, door eene proef. HEILIGE SCHRIFT. Over hetgene men heeft te betrachten, en te vermyden, in de opheldering der Heilige Schrift uit reisbefchryvingen; door gerrardus kuipers. XI. Deel, bl. 354—382. Na eene korte inleiding, over het gebruik en misbruik der reisbefchryvingen, in de uitlegkunde des Bybels: deelt de geleerde Schryver eenige regels mede, welken men, om in dit ftuk recht te verkeeren, dient op het oog te houden; terwyl hy, by deze gelegenheid, aan verfcheidene plaatfen deiHeilige Schrift een aanmerkelyk licht byzet: als by voorbeeld II. kon. V: 9. bl. 360. ezech. XXXIII: 30. bl. 361. I, sam. XXVI: 12, en 16, I, kon, XVII: 10. joh. IV: 7, */, 362. mark. VI: 30. vergeleken vs. 43. bl. 363. joh- VII: 22. bl. 370. mark. II: 4. luk. V: 19. bl. 373- *» de noot en tevens eene meenigte van voorbeelden bybrengt, ten blyke, dat fommigen in dezen meermalen, zelfs belachelyke, misdagen hebben begaan: bl. 373—3^3. HEITUIG. Eene verbetering van hetzelve: door dav. meese. V. Deel, bl. 423—451. Na eene, befchryving van twee onderfcheidene afbeeldingen van dit werktuig (op Plaat I. en II.) bl. 423—* 443. word de reden waarom? en hoe de uitvinder op deze veranderingen gekomen zy? voorgefteld; gelyk ook het nut, dat daaruit zoude voortvloeU c 4, iea*  40 HEITUIG. 's HERTOGENBOSCH. jen. bl. 444—451. Dan tegen dit laatfte ftuk worden in eene noot, op bl.423—433. door den Heer freytag, allergewichtigfte bedenkingen gemaakt. 's HERTOGENBOSCH. Gefchledkmdig bericht eener weinig bekende anecdote, rakende het overgaan dier ftad, in het jaar 1629: door den praefiderenden Heer Directeur Mr. j. winckelman. XI. Deel, Hift. Voorbericht, bl. 23—29. Na een ■ kort verhaal van de merkwaardige belegering en verovering van 's Hertogenbosch, door frederik henrik Prins van Oranje , word de bedoelde byzonderheid opgegeven. Zy beftaat in een verflag van eenen zilveren toren, nog te Flisftnge bewaard , welke elders door den Heer j. w. te water, nader is befchreven. Deze toren, die zeven zyden heeft, draagt op deszelfs voorflen kant de wapenen dier ftad en van frederik henrik: welke Prins denzelven, nevens eene beurs van 500. dukaten, gefchonken heeft aan eenen pieter jansenj ter gedachtenis zyner kloekmoedigheid en list: daar hy, (als Vaandrig onder eenige vrywilligers van VU sfin ge dienende,) by het beleg van 7s Hertogenbosch , na dat bres gefchoten was, door dezelve, met het van den ftok afgefcheurde vaandel, in de ftad indrong; en, den toren beklommen hebbende, dat vaandel aan het kruis vast maakte: door welk middel de overgang der ftad piet weinig bevorderd werd,  fflST. HOF. HOOFDP. HOOFDWOND. 41 HISTORIE (natuurlyke). Zie Natuurlyke hiflorit. HOF van holland en zeeland. Deszelfs oorfprong is waarfcbynlyk te zoeken in den oudea Graaflyken raad: en hieruit de reden te vinden, dat het nog de rechter in appél zy van zeeuwsche zaken. Zie Zeelands hoge of Graaftyke vierfchaar. HOOFDPYN (spyker). By fommigen haemicrania genoemd: hoe te genezen? Zie Heelkundige bewerking. HOOFDWONDEN. Waarnemingen over genezene hoofdwonden , verzeld met fracturen in het cranium: door gerard greeve. F. Deel, bl. 147 —199. In deze Verhandeling worden twee waarnemingen met de uiterfte naauwkeurigheid befchreven. De eerfte is van een' jongeling, oud 15. jaren : wiens cranium, door eenen zwaren val op het hoofd, zoodanig was vermorfeld , dat in hetzelve , na dat de fragmenten waren uitgenomen, eene opening was van eenen langachtigen driehoek, ruim drie en een' halvcn duim lang, en twee duimen van boven breed; behalven eene fcheur door 't gantfche voorhoofdsbeen. De tweede van een' koetfier, oud 28. jaren: wiens hoofd, terwyl hy voorover bukte, door een paard zoo geflagen was, dat, na het uitnemen der Hukken, in het cranium een vry regelmatig ovaalsgewys gat C$ g«»  t& HOOFDW. HOORN. HUNG. JAARM. . gevonden werd, ter lengte byna van drie, en ter breedte van éen' en drie vierde duim. Beide deze gevallen zyn zeer gelukkig en volkomen genezen; niettegenftaande de laatlle lyder ondertusfchen niet eene gevaarlyke borstziekte werd overvallen, HOORNACHTIG uitwas. Waarneming van hetzelve, gegroeid aan de binnenzyde yan de dye; d00r gerard greeve. IX. Deel, hl. 240—246. Na eene korte opgave van dit lastige ongemak; 't gene echter, daar het alleen in de huid gehecht was, gemakkelyk zich liet wegnemen, en geene nadeelige gevolgen had: word het hoornachtige witwas nader hefchreven, en in plaat afgebeeldt» HUNGERUS, Bisfchop van utrecht. De reger ringstyd en het fterfjaar van denzelven onderzocht, Zie Lodewyk, Ko.ning van Germani'ê. JAARMARKTEN: of zoogenaamde kermissen in ons Vaderland. Verhandeling over dit onderwerp z door Mr. j. winckelman. Hiflorisch bericht röér het V. Deel, bl. 7—28. waarin gehandeld word over derzelver oorfprong en benamingen; .bl. 7. en aangemerkt, dat het verlecnen derzelven Weleer Hond aan de graven : en vervolgens aan  JAARM, INSCRIPT. INSECT. JQAB, 43 de staten, bh 11. *r Dat dezelve* rechten en vryheden in die oude tyden geer groot waren; bl. 14. terwyl zy als groote voorechten hcfchouvyd; en dus als nuttig en voordeelig gerekeqd werden. Maar moet menze nog als zoodanig aanmerken? Het tegendeel woud aangetoond: bl. 21 —28. INSCRIPTIEN. Zie Opfchriften. INSECTEN, welken in den gomlak gevonden warden : waargenomen door e. V. swagerman. VII. Deel, achter de Prysverhandelingen geplaatst, bh 227_258. Na eene korte opgave, van 't gene ledermuller nopens den gomlak en deszelfs inJecten getuigt; bl. 227. fielt de Schryver zulks, voor van den Heer geqffroy. bl. 231. Eu dan deelt hy zyne waarnemingen mede, omtrent den gomlak, en deszelfs infecten; welken hy tot eene foort der fchüdluizen brengt: en die de oorzaak der fchoone kleur zyn, zoo in den Bengaalfchen, Koromandelfchen, als Siamfchen gomlak, die de beste is. De infecten worden naauwkeurig befchreven, en in Plaat afgebeeldt: bl. 235—253- en vei> volgens eene gisfing omtrent de gom opgegeven: of dezelve misfchien ook, by wyze van doorzweeting, of door ontlasting van de infecten 9 zoude .geboren worden? bh 254-T-258. JjOAB rechtvaardig gefiraft. Zie salomo's kroon*  44 JODEN TE COCHIM. JODEN te cochim. Gefchiedkundige naarrichten, betreffende de blanke en zwarte joden te Cochim: door adpianus 's gravezande. VI. Deel, bl. 517—586. In de Inleiding word de aanleidende gelegenheid tot het fchryven van deze naarrichten; en de bronnen, waaruit zy voortgevloeid zyn, aangewezen: bl. 517. Dan volgen de naarrichten van den toenrnaligen Gouverneur en Directeur adriaan moens: met bygevoegde befcheiden, ter opheldering en nadere verklaring: omtrent hunnen oorfprong en oudheid op die kust; hun Kranganoorsch koningryk; hunne voorrechten, vooral van den Keizer erawi wanmara in de V. eeuw: dat, (in het oorfpronkelyke, met bygevoegde Nederlandfche letteren, in eene Plaat,) benevens de vertaling, word opgegeven: gelyk ook hunne lotgevallen tot op dezen tyd: enz. terwyl tevens van andere Joden, die in het Oosten huisvesten , met een woord word gewag gemaakt, hl. 528—581. Eindelyk het befluit, zoo ten aanzien van het verhandelde, als van de Joden meer in het gemeen, bl. 582—586. ' Vervolg der gefchiedkundige naarrichten , betreffende de blanke en zwarte joden te Cochim: door adrianus 's gravezande. IX. Deel, bl. 515 —544. In dit vervolg meldt de gel. Schryver, hoe zyne gefchiedkundige naarrichten ter kennis zyn gekomen van den beroemden aardrykskundigen a. fr. busching: en welk gebruik die Heer daajs  JODEN TE COCHIM. 45 daarvan gemaakt hebbe? hoe dit aanleiding heeft gegeven, dat p. j. bruns , in een periodik werk, dat te Leipzig uitkomt, zyne bevreemding voorftelt: dat noch de uitgever, noch de overzetter, dier gefchiedkundige naarrichten eenig gewag maken van anquetil du perron ; welke de Joden te Cochim ook bezocht, en het privilegitm, van ciieran peroemal aan hen gegeven, in zyn ZendAvefta had medegedeeld : dat tusfchen de afdrukken van dat privilegie, by anquetil en busching, in de karakters groote verfcheidenheid plaats heeft: en dat het niet te vermoeden zy, dat beiden naar hetzelfde origineel zyn gemaakt. Dan dat dit vermoeden ongegrondt, en de verfcheidenheid niet zoo groot zy, word vervolgens aangewezen; en tevens aangetoond, dat het affchrift van den Heer moens , met de hoogfte waarfchynlykheid, boven dat van den Heer anquetil, in naauwkeurigheid te fchatten zy. Terwyl de geleerde Schryver, na eene korte uitweiding over de st. Thomas christenen , dit zyn vervolg befluit, met eenige verbeteringen en aanvullingen zyner vorige naarrichten nopens het ryk Kranganoor; omtrent eene verzameling van Oosterfche handfchriften, welken wylen Prof. jac. willemsen bezat; en met een bericht, aangaande de aandoeningen by die Natie, op de voorlezing zyner naarrichten , door den Heer moews aan dezelven. Nafchrift betreffende de blanke en zwarte joden te Cochim, uit latere ingekomene berichten van den Heer  46 JODEN TE COCHIM. JODEN* Heer moens: door adrianus 's gravezandé. IX. Deel, bl. 545—574. Dit nafchrift behelst nog eenige nadere ophelderende, verbeterende, en vermeerderende aanmerkingen op de gefchiedkundige naarrichten, vooral met betrekking tot het patent van cheran pe roe mal , bevattende het privilegie aan de Joden gegeven: van 't welke nog twee vertalingen, onder anderen, die dé Heef moens heeft laten Vervaardigen, hier worden gevonden ; die, gelyk van de bevorens opgegevenen, zoo ook van eikanderen, vry Wat vcrfchillen. Waarby nog eene vertaling word gevoegd , die decastro heeft medegebracht naar London. De overige aanmerkingen hebben voornamelyk hare betrekking op het koningryk van Kranganoor: of de Joden dat immer in eigendom hebben gehad? op de onderfcheiding der Joden in blanken en zwarten; op derzelver vcrfchillen; op de geweldenaryen der Portugezen tegen dezelven; op het levensbeftaan en karakter der Joden op die kust; op derzelver rechtsplegingen; op hunne fynagogen; en op hunne kerkboeken en handfchriften; JODEN. QDerzeh 'er inwinning:) Beknopt onderzoek^ 6f alle mogelyke en middelyke wegen, tot inwinning der joden , reeds zyn aangewendt van den kant der christenen ; dan of 'er nog niet één mogelyk' middel overblyve? door petrus nieuland. XI. Deel, bl. 323—353. Na eene korte melding van de middelen, zoo die gefchikt als ongefchikt zyns wel-  JODEN. 4? welken ter bekeering der Joden reeds zyri aangewendt: bl. 323. vraagt de geleerde Schryver: „of „ dan alle mogelyke middelen, op dit pas, zoo zyn „ uitgeput, dat 'er nog niet het eene of andere zoude overig blyven" ? bh 327. Na hieromtrent eene aanmerking te hebben gemaakt, dat de Joden, ondanks de verharding hunner harten, kunnen overtuigd worden; bh 328. beantwoordt hy de vraag: door het voorftellen eener algemeene kerkelyke vergadering , uit Christen en Joodfche Leeraars faamgefteld, op hoog gezag belegd , met de noodige vereischten. bh 329. Dat hetgene nicephorus van eene lbortgelyke vergadering, ten tyde van Keizer c onstan tinus, verhaalt; fabelachtig zy: bh 330. ert dat: zoo men de gefchiedkundige waarheid van een foortgelyk Joodsch concilie, te Si. Agntha, in Hungarie, in het jaar 1690. gehouden, aanneme; het zelve niet gcfchikt gewaest zy ter bereiking van dat gewichtige einde; word onlochenbaar bewezen : bh 333. en dan Word aangetoond: hoedanig zulk eene vergadering zoude behooren gefteld te zyn ? zal men zich van dezelve iets goeds kunnen beloven, bh 340. Dit zoude het laatfle middel zyn, dat nog t-e beproeven is: bl. 344. dan der Joden verharding, als een oordeel van god over hen, maakt het bedenkelyk: of niet iets wonderdadigs ter omzetting van hun gemoed zal vereischt worden? bh 345. en of dit I. tim. 1:16. niet geleerd Worde ? bh 346. Dit echter belet niet, dat het voorgeftelde middel konde werkllellig gemaakt worden;  43 JODEN. IZAAK. KAARSJE. den: waaromtrent verder nog eenige aanmerkingen worden opgegeven : bl. 349—353. IZAAK op moria: door gerrardus kuipers. X. Deel, bl. 614—636. Daar, en de Dichters en de Schriftverklarers , izaak (by zyne opoffering door abraham op Moria) zich vertegenwoordigen als eenen kloekmoedigen geloofsheld van den allereerften rang: wyst de geleerde Schryver aan, dat deze voorftelling niet alleen ongegrondt; maar ook haren oorfprong verfchuldigd zy aan eene onbevvezene vooronderftelling; dat izaaks opoffering een voorbeeld zoude geweest zyn der opoffering van den Messias : welke Helling integendeel ftrydig is met het gene men, omtrent dit aandoenlykc geval, uit de Heilige Schrift, en de natuur der zaak, kan opmaken:— dat wy dus izaaks gemoedsbeftaan en gedrag ons moeten voordellen, zoo als men dat van elk kind of jongeling, tusfchen de acht-en twaalf jaren, in zyne omftandigheden befchouwd , te wachten heeft: — en dat deze opvatting aan alles, wat wy van deze belangryke gefchiedenis weten, ten vollen beantwoordt. K. KAARSJE (verwydend). Het maakfel en gebruik y van een verwydend kaarsje , ter behandeling van ver»  KAARSJE. KANEEL. 4$ * verfcheidene ziekten der blaas en van den pisweg: door david van gesscher. II. Deel, bl. 303—' 328. De wys, op welke deze kaarsjes worden toebereidt , vindt men hl. 303. en de ziekten, zoo in, de blaas, als in den pisweg, waarin men dezelven met vrucht kan gebruiken, ziet men bl. 315. aangewezen : en dan worden drie gevallen voorgefteld , waarin men zich met eenen gewenschtenuitflag van dezelven bediend heeft. bl. 317—328. Een nabericht wegens deze kaarsjes vindt men bl. 644. en 645. waarin te kennen word gegeven, dat deze uitvinding niet geheel nieuw zy. KANEEL. Aanmerkingen over het Kaneel op ceilon; gemaakt door c. p. thunberg: vertaald, en met eenige aanmerkingen vermeerderd, doof m. houttuVN. XII. Deels, ifle fluk, bl. 296— 312. Na eene korte inleiding over de kaneelfchors, van welke, offchoon dezelve ook elders gevonden word, het eiland Ceilon de bestefoort voortbrengt» ftelt de upsalsche Hoogleeraar zyne waarnemingen voor omtrent den kaneelboom; en wyst de eigenfchappen van het beste kaneel aan. Op Ceilon zyn 'er tienderlei foorten; van welken Hechts vie/ goede kaneel opleveren: en offchoon de kaneelboomen meestal in bosfchen wild opgroeijen, zoo kan men dezelven ook door kunst aankweeken. De kusten, waarop zy wasfen, behooren aan de Kompagnie; door welken, en onder wier opzicht, zy gefchild worden; — op welke manier dit ver- xii. deels ii. «tuk, D TiCat  5o KANEEL. KEERING. KEIZERL. richt worde; — de wyze van inzameling, verzending naar het Vaderland, en bewaring in de fchepen. Aangelegde plantagien van kaneelboomen federt eenige jaren: 't gene veel dienftiger is voor de Kompagnie, dan dezelven in de bosi'ehen te laten opzoeken. De eerfte bondels echter van deze , kweekery, ter proeve naar Europa gezonden, hadden den vereischten fmaak niet; maar dien op reis verloren. Gisfingen over de oorzaak hiervan; wyze op welke de kaneelolie word toebereidt. KEERING (dé) van het water in een'' vyver , als de waarfchynlyke oorzaak, waarom meermalen de visch in Zeeland fterft, befchreven: welke de ware oorzaak daarvan zy? en door wat middelen zulks voorkomen kan worden? gevraagd door b. radermacher van meuwerkkrke. III. Deel, bl. 592—596. KEIZERLYKE SNEDE. Verhandeling over dezelve: door d. h. gallandat. III. Deel, bl.319— 357. Deze kunstbeoefening word befchreven: en wel , ingevalle de moeder geftorveu is, om het kind in het leven te behouden. Van hoeveel belang en nuttigheid dezelve zy: wat al gewenschte uitwerkfelen daarvan voor handen zyn: uit welke dwaze bronnen het verwaarlozen van de- : zelve in latere tyden is voortgevloeid: en hoezeer het te beklagen zy, dat der Romeinen wet hierom- ■ trent by ons iu onbruik is; wanneer dezelve te fta- de  KE1ZERL. KERMIS. KINDERP. $t de körnt: en wat men by het ovctlyden van zwangere vrouwen behoorde in aeht te nemen? KERMISSEN. Zie Jaarmarkten, KINDERPOKJES : zes natuurlykê als ingeente. Proeven en waarnemingen nopens dezelven: door l. bicker, Med. Boet. VIL Deel, geplaatst achter de PrysantWoorden, bl. i—167. Des Schryvers doelwit, bl. 1. Zyne proeven en waarnemingen omtrent de ingeënten: waaruit hy opmaakt, dat het jaarfaifoen geen aanmerkelyk onderfcheid geve; bl. 3. noch ook de ouderdom der kinderen; bl. 6. even weinig de gefteldheid der perfoonen: bl. 9. alle voorbereiding is onnoodig. bl. 13. Hierna word de wyze van inenting befchreven: bl. 17. en dan de levenswyze, eetregel, en eenige ge» neesmiddelen na de operatie, aangewezen: bl. 19. vervolgens de gewone en buitengewone verfchynfelen , middelerwyl waargenomen , opgegeven. bl. 38. Deingeënten, gepokt hebbende , zyn nimmer wederom vatbaar voor de befmetting gevonden, bl. 57. De befmetting van ingeënten word niet gemakkelyk aan anderen medegedeeld, bl. 67. De kinderziekte en mazelen kunnen gelyktydig beftaan. bl. 76. Uit de beoefening der inenting eenigs gevolgen afgeleidt ter opheldering van den aard, de werking, toevallen, en geneesvvyze der natuurlyke befmetting. bl. §1. En waarom ingeënte khlderpokjes veelal minder in getal, goedaardiger, en D 3 min*  52 KINDERP. KOLYK. KRUISS. KUNSTT. . minder gevaarlyk zyn; dan de natuurlyken ? om dit aan te wyzen, word vooraf onderzocht naar de oorzaken, welken de natuurlyke pokjes doorgaans zoo gevaarlyk maken: bh 97. en daaruit zulks afgeleidt, bh 130. De kennis van deze redenen heeft aan de behandeling der natuurlyke kinderziekte licht bygezet; terwyl gebrek van oplettendheid op die oorzaken, welken dezelven gevaarlyk maken , meermalen ten gevolge heeft, dac een fchadelyk gebruik daarvan gemaakt word. bh 141. Eindelyk de inenting heeft, in het gebruik van geneesmiddelen , in de natuurlyke pokjes ook eenig nut toegebracht, bh 158. Ten befluite worden eenige algemeene waarnemingen, omtrent de behandeling dezer ziekte, opgegeven, bh 163—167. KOLYKDARM. Eene kolykdarmsvernaauWing : waargenomen door joh. veirac. VIL Deel, geplaatst achter de Prysverhandelingen, bh 168 —184. In deze lyderes werden, behalven het opgenoemde , verfcheidene andere ongemakken by de ontleding ontdekt: onder anderen, dat zy maar ééne nier had, in welke drie fleenen gevonden werden , die in Plaat zyn afgebeeldt. KRUISSCHANS. Derzelver /lichting, oudheid, en lotgevallen: zie V. Deel, bh ao. en 21. KUNSTTALLEN. Zie Logarithmus. L. LAM-  LAMMIGH. LAPIS. L. LEGATEN. 53 LAMMIGHEID. Bericht van hei gebruik der electriciteit in de genezing van lammigheid: door s. van nooten, Jansz. III. Deel, hl. 463—490. Na een kort bericht nopens den toeftand van den deerniswaardigen lyder, geeft de Schryver verflag van de wys, op welke hy denzelven behandeld heeft; met by voeging van den allergewenschten uitflag: terwyl dit bericht bcfloten word met eene verklaring van den lyder, onderteekend "Amflerdam, den 4. Jan. 1771. wilhelm leendert krieger. . . aan heide handen volkomen genezen , door middel van de electriciteit: volgens een bericht, medegedeeld door j. watervliet. IX. Deel, bl. 300—304. Dit bericht bevat eene opgave, hoe eene volkomene lammigheid in beide handen, veroorzaakt dior het kolyk van Poitou, met het gebruik der electriciteit, binnen den tyd van twee maanden, volkomen is herfleld : zoo dat de lyder weder, even als bevorens, alles, zelfs zwaren arbeid , met gemak konde doen. LAPIS de goa. Zie Steenen (dierlyke). LEGATEN. Zie Giften. LIEFS  54 LIEFK. LILLO. LINNEN. LODEWYK. LIEFKENSHOEK. Deszelfs oudheid, ftichting, en lotgevallen: zie F. Deel, bl. 46—51. LILLO. Deszelfs oudheid, ftichting, en lotgevallen : zie F. Deel, bl. 4—19. LINNEN. Het fyne linnen der Ouden, bysfus gebeeten, is niet geel, maar blinkend wit van kleur. Zie Sorekwyn. LODEWYK, Koning van germanie. Onderzoek nopens het jaar, in het welke hy aan den Utrechtfcben Bisfchop hungerus de vryheid zyner kerk bevestigd hebbe? door Mr. h. van w?n. III. Deel, bl. 177—270. Na eene korte inleiding, waarin het gcvviebt van dit onderwerp, om verfcheidene aanmerkelyke zaken in de hiftorie te bepalen , word aangewezen : bh 177. geeft de Schryver den giftbrief zelve op; bh 180. toont deszelfs echtheid aan; bh 185. en gaat dan over, om het ware tydpunt, op 't welke dit charter gegeven zy, te bepalen, furrjerius ftelt dit in het jaar 869. bh 189. dan, na aangemerkt te hebben, dat de F)-ankifche koningen, en ook lodewyk, hunne regeringsjaren berekenen naar verfcheidene tyditippen, in welken zy merkelyke voordeden hebben behaald,' bh 191. word dit gevoelen wederlegd; en by deze gelegenheid uitvoerig over het fterfjaar van hungerus in 86(5. gehandeld, en over zyn' xegeringstyd. bh 194, Dan word de gedachte van  LODEWYK. LOGARITHMUS. 55 conringius, die de gifte op 870. plaatst, bl. 215. -getoetst; en, als in 't geheel niet aannemelyk , verworpen: bl. 219. het welke aanleiding geeft, om te bewyzen, dat lodewyk reeds federt 843. genoegfaam gezag in het Utrechtfche fticht gehad hebbe. bl. 225. Eindelyk word het gevoelen van buchelius voorgefteld; en aangewezen, dat de bygebrachte reden tegen het jaar 854. op eenen vali'chen grond Iteune. bl. 237. Tot dit jaar leidt ons de beste lezing van het charter; en 'er zyn geene omdandigheden , welken hiermede ftryden: bl. 241. waaruit twee corollaria worden afgeleidt: en dan vindt men de vereischte Byiagen. bl. 259— 270. LOGARITHMUS. Nieuwe handleiding, om den Logarithmus voor eenig gegeven getal naaukeurig te vinden, tot veertien letteren boven den index; benevens eene tafel der kunsttallen voor 1000000 —1001000, berekend door Mr. k. k. reitz. XL Deel, bl. 423—480. Na eene algemeene aanmerking over de reeds uitgegevene logarithmustafelen, bl. 423. Helt de wiskundige Schryver de gewone manier der behandeling en berekening van de logarlthmt voor; waarvan de zyne eigenlyk eene verbetering is : bl. 427. dan wyst hy de zyne aan, waardoor het gebrek der gewone handelwys word verholpen: bl. 431. en heldert dezelve door verfcheidene voorbeelden op. bl. 433. En hierop volgt eene korte aauwyzing en befcbryving van het D 4  56 LOGAR. LONG. LUCHT. LUNAR. gebruik en de nuttigheden, die men kan maken van de bygevoegde tafel der kunsttallen, voor ioooooo—iooiooo. bl. 450. en dan de tafel zelve: bl. 455—480. LONGONTSTEKING. Zie Opftopping van water. LONGTERING, doorfteenftoffe veroorzaakt: waargenomen en befchreven door j. veirac. Eene ziekte, die niet zeldfaam is, gelyk de Schryver door vele voorbeelden van anderen aanwyst: en wat ter genezing word aangeprezen? III. Deel, bl. 505—519- LUCHTSGESTELDHEID. Zie Waarnemingen. LUNARIUM. Befchryving van een nieuw lunarium, of flerrekundigen maanwyzer, ter onderrichting in, en gemakkelyke w'aarneming van, de byzonderheden van den omloop der maan: door henricus schortinghuis. XII. Deels, i. ftuk ,bl. 251—295. Na eene korte inleiding over de maan, en haren omloop om de aarde, telt de Herrek undige Schryver 17. zaken op, die men dagelyks op dezen zynen maanwyzer kan befchouwen. Om dit bevatbaar te maken voor een' ieder, verklaart hy eerst de byzondere deelen van dit Werktuig; en dan wyst hy derzelver gebruik uitvoeriger aan : terwyl hy eindelyk aanmerkt, dat men ook een foortgelyk werktuig tot een planetarium zoude kun-  LUN. MAAN. MAG. MED. MERC. 57 kunnen vervaardigen: befluitende deze verhandeling met een dichtftukje, door Zyn Eerw. by de befchouwing win den ftcrrenhemel opgefteld. M. MAANWYZER. Zie Lunarium. MAGICA quadrata. Zie Toovervierkanten. MEDELYDENDHEID der deelen van het menfchelyke lichaam in ziekten. Verhandeling over dit onderwerp: door gisb. de witt. V. Deel, hl. aoo—254. Waarin deze medelydendheid befta? hl. «200. zy word veroorzaakt door de zenuwen : niet door de vliezen; noch door de vaten. bl. 201. Dit zoude echter, zonder de onderlinge vereeniging van ziel en lichaam, geene plaats hebben, bl. 205. Om nu de verfchynfelen in verfchillende ziekten ten dezen opzichte te verklaren, fpreekt de Schryver vooraf van de vereeniging der zenuwen in het algemeen: bl. 209. dan handelt hy van alle de vereenigingen derzelven in het byzonder: bl. 212. waaruit hy vervolgens de voorkomende vreemde en verwonderingswaardige verfchynfelen van medelydendheid in ziekten afleidt, bl. 222—254. ^ERCURIUS. Foorbygang van denzelven over ds D 5 zoj^  58 MERCURIUS. METAALBOOMTJES. zon, den 12. November 178.2. berekend door j. p. fokker. IX. Deel, bl. 473—480. Na eenige berichten van waarnemingen en berekeningen, door vroegere en latere fterrekundigen gedaan, omtrent de voorbygangen van mercurius over de Zon, ftelt de geleerde Schryver het refultat zyner berekening voor; en eene verklaring van de bygevoegde Plaat, waarop die voorbygang is afgebeeldt, zoo als dezelve uit het centrum der aarde te zien zoude zyn. METAALBOOMTJES. Verhandeling over dezelven: door johannes albertus scheosser. /. Deel, bl. 138—152. Vooraf merkt de Schryver aan, dat men de theorie der metaalboomtjes voornamenlyk verfchuldigd zy aan den beroemden homberg, bl, 138. Dees onderfcheidt dezelven in drie hoofdfoortcn : in zulken , die uit zuiver metaal beilaan; iu zulken, die uit eenig zuur of zout en metaal zyn famengefleld; en in zulken, die alleen uit zout- aard- en olieachtige ftolfen worden toebereidt, bl. 139. Dan verklaart hy de verfchillende wys, op welke de eerde foort word geformeerd; bl. 140. en hoe de plantswyze groeijing der tweede foort vervaardigd word: bl. 146. terwyl de lezer, ter aanwyzing van andere door kunst gemaakte takfehietingen, verzonden word naar de verhandelingen van de Koninglyke Maatfchappy der we* fenfehappen te parys, van 1692. en 1710. bl. 152. MO* /  MOABITEN. MUMIEN. MUNTWEZEN. 59 MOABITEN. Derzelver oude gefchhdenh : zie, JPropheiifche hiftorie. MUMIEN. Over derzelver wind fels: zie Serekwyn. MUNTWEZEN. „Daar de staten van zee„ land, niet tot voordeel van de financiën der „ Provincie; maar tot voorkoming van gebrek aan „ contante penningen: al voor meer dan honderd „ jaren, den negotiepenning, bekend onder den „ naam van zilveren dukaat , of ryksdaal„ der, met deszelfs gedeelten, van 50. tot 51. ftui„ vers geoordeeld hebben te moeten verhoogen; „ mitsgaders, federt dien tyd, om dezelfde reden, „ nog tweemalen gelyke verhooging met èèri' ftuiver „ te moeten doen: en dus dien negotiepenning bin„ nen hunne Provincie tot 53. ftuivers gangbaar „ te ftellen: — welken zyn de middelen, om de „ aanmerkelyke fchade, die de ingezetenen der „ Provincie zeeland, door den nadeeligen wis„/ij/cours, inzonderheid federt de laatfte verhoort g>ng •> geacht worden te lyden, voor te komen ? „ zonder deze Provincie aan gebrek van contan„ ten bloot te ftellen; maar dezelve integendeel „ in ftaat te houden, om de benoodigde nieuwe „ fpecien te kunnen aanmunten? en wat middel „zoude "er zyn, om de muntfpecien, door de „ geheele Republik , op eenen egalcn voet van s, gehalte en evaluatie te brengen, met dat effect, 31 dat op alk de munten, by aanhoudendheid, „ zot  6o MUNTWEZEN. „ zoo gouden ah zilveren fpecien tot de geftatueerde, of nog te ftatueren gehalten en eva,, luatien zouden kunnen aangemunt worden"? 1« antwoord op deze vraag: door cokNELis zillesrn. IX. Deel, bl. 1—22. De kundige Schryver merkt aan, dat (volgens deze vraag) zeelands Staten, ter voorkoming van gebrek aan contante penningen, genoodzaakt zyn geweest den zilveren dukaat of ryksdaalder van 50. tot 53. ftuivers te verhoogen: waaruit de nadeelige wisfelcours, tot fchade der ingezetenen, voortvloeit. De vraag dus is: hoe die fchade voor te komen , zonder dat men voor gebrek aan contanten behoeft te vreezen? en hoe men de mumjpecien, op eenen egalen voet, door de geheele Republik, zoude kunnen brengen ? bl. 4. Ter beantwoording van deze ftukken worden vooraf onderzocht de nadeden, die uit de verhooging der vcmmfpecien boven de innerlyke waarde in den whCelcours fpruiten. Dit word, (na dat de oorfprong om geld te flaan is voorgefteld, bl. 6.) aangewezen hl. 9. Dan worden de voorname oorzaken, die aanleiding geven tot vervoering der muntfpecien, om het gebrek aan contanten voor te komen, naargefpoord: /;/. 14. en welken die in zeeland voornamelyk geweest zyn: bl. 15. waarop het middel word voorgedragen , waardoor het nadeel voor zeelands ingezetenen in den wisfelm/r* kan herfteld; bl. 18. hun gebrek aan contanten voorgekomen; hl. 19. en de mum/pecieri, door de geheele Republik, op eenen ega*  MUNTWEZEN. NAGEBOORTE. 6x egakn voet van gehalte gebracht worden: bl. 20— 22. * He antwoord op dezelfde vraag: door jacobus mareeuw junior. IX. Deel, bl. 23—48. Na eene inleiding, om te doen opmerken , dat niet het voordeel van de financiën der Provincie, maar de dringendfte noodzaak, om het gebrek aan contante penningen voor te komen, zeelands Staten heeft doen overgaan tot de fuccesfive verhoogingen van de evaluatie der zilveren dukaten: bl. 23. worden eenige middelen opgegeven , om de fchade af te wenden, die uit den nadeeligen wisMcours voor de ingezcteiien outftaan: en wel vooreerst de zulken, die binnen deze Provincie zelve voorhanden zyn; bl. 26. en dan de zoodanigen, die door alle de Provinciën gemeen1'chappelyk, zonder iemands nadeel, in het werk gefield konden worden: bl. 47. en 48. N. NAGEBOORTE. Eene nageboorte, welke (na de verlosfing) afzonderlek in de baarmoeder was achtergebleven : waargenomen door h. mirandolle van ghert. VI. Deel, bl. 613—619. De Aucteur befchryft dit geval; de wyze van behandeling ; en de volkomene herftelling der lyderes. NA.  6z NAJAARSKOORTSEN. NAJAAIISKOORTSEN. I« antwoord# de vraag: „ Welken zyn de ware oorzaken en kenteekenen „ van de najaarskoortsen in de guarnifoensplaat„ [en van StaatsVlaanderen ? en welken zyn de • beste behoed- en geneesmiddelen, die daartegen , ,, vooral by de militairen, kunnen aangevvendt „ worden"? door g. w. caixenfels. X. Deel, bl. 3—130. Na eene inleiding, over het belang der vraag, bl. 3. word de beantwoording bepaald tof een onderzoek (1) welken de ware oorzaken zyn dier koortfen ? (2) welken derzelver kenteekenen zyn? (3) welken de beste behoedmiddelen daartegen zyn ? en eindelyk: (4) welken de beste geneesmiddelen zyn ? en dan gaat de Schryver, na reden te hebben gegeven, waarom hy zyn onderzoek voornamelyk tot het eerfte en derde ftuk zal bepalen, bl. 5. over tot het eerfte: en wel op deze wyze: dat hy vooraf met een woord fpreekt van de naj*aarskoortfen , en derzelver afloop; bl. 7. en dan wyst hy derzelver ware oorzaken aan, zoo als die te vinden zyn: in de luchts- en landsgefteldheid van StaatsVlaandêren; bl. 11. in de guarni» /o^wyplaatfen; bl. 20. en vooral by de militairen zeiven: die tot een tiental gebracht worden, bh 28. ' Hierop, om de kenteekenen dier koortfen te befchryven, vertoont hy derzelver veelvuldige en 011derfcheidene verfchynfelen, van het begin tot het einde toe: bh 66. terwyl de Aucteur in de behandeling van het derde ftuk, of de behoedmiddelen tegen deze ziekte, dezelve tot twee foorten brengt: de  NAJAARSKOORTSEN. 63 de eerste beftaat in het wegnemen of verminderen der opgetelde oorzaken; bl. 77. de tweede, in zich te bedienen van voorbehoedende geneesmiddelen: bl. 110. Hierop gaat hy over, na eenige aanmerkingen te hebben gemaakt, bl. 114. tot de genezing en de geneesmiddelen zelve: bl. 120—130. waarmede deze verhandeling word befloten. He antwoord , op dezelfde vraag: door johannes harger. X. Deel, bl. 131—312. De Schryver fplitst de vraag in twee deelen: — in een onderzoek naar de ware oorzaken en kenteekenen van de najaarskoortfen in de voorgeftelde guarnifoensp\a.a.tkn; — en in eene opgave der beste behoed- en geneesmiddelen tegen dezelven, vooral by de militairen, bl. 132. Na eenige voorbereidfelen, word vooraf te kennen gegeven, wat men eigenlyk door de bedoelde najaarskoortfeu moet verdaan? bl. 134. en om dezen recht te kennen , word in de behandeling van het eerfte onderwerp naargefpoord: wat wel de naaste; en welke de •voorafgaande oorzaken zyn? bl. 135. de laatstgenoemden worden in voorfchikkenden en in aanleidinggevenden verdeeld: bl. 136. hierop word eene tegenbedenking opgelost: bl. 150. en dan het onderwerp weder voortgezet: bl. 157. waarna de teekenen, volgens het gewone beloop der najaarskoortfen, worden opgegeven ; bl. 174. en dan uit de gevolgen, zoo als dezelven by onderfcheidene perfooneu verfchillende zyn, nader opgehelderd, bl. 177*  p"4 NA'JAARSL NATU U R. 177. In de behandeling van het tweede deel der vraag word eerst aangewezen , wat middelen dienftig zyn, om voor deze geduchte koortfen behoedt te worden: bl. 187. hoe die best in te voeren? bl. 258. en dan, welken de krachtdadigfte middelen ter genezing derzelven zyn, wanneer zy reeds woeden. Hiertoe word vereischt: de beledigende ftoffen te verbeteren, of uit te dry ven; bl. 2.63. derzelver voortgang tegen te gaan; bl. 28Ó. en de krachten der lyderen te onderfteunen: bl. 306—312. Zie mede Febres catarrhales. NATUUR, (de werkende) Wat men hierdoor in de Geneeskunde te ver/laan hebbe? onderzocht doof j. macquet. //. Deel, bl. 161—230. De verfchillende gedachten over dit onderwerp van vroegere en latere mannen, bl. i6u De Schryver verftaat daardoor dat gene, 't welke by de Geneesheeren het leven genoemd word. Wat dit zy, durft hy niet bepalen: zyn oogmerk is alleen, om de overkomst tusfchen de werkingen der natuur en van het leven aan te toonen; en dat dezelve maar ééne kracht uitmaken, welker denkbeeld hy naauwkeuriger zal bepalen, bl. 167. Dit veroorzaakt ftof tot twee hoofdftukken : in het eerfle hoofdu.uk word de werkende natuur in den gezonden; bl. 169—195. in het tweede in den zieken (laat befchouwd: en aangetoond, dat alle die werkingen in het leven, door de Godheid in de ftof gegoten, be-  NATUUR. 6£ berusten, bl. 196—230. Dit word aangetoond ten aanzien van de voeding; bl. 169. van de openingen tot ontlasting der overtolligheden; bl. 172. van de verfchillende naturellen of temperamenten : bl. 177. hiervan is nog onderfcheiden dat gene, 't welke de geneesheeren idiofyncrafia noemen , anders aard (jndolef) geheeten; van hier word het kwalyk bekomen van mosfelen enz. op fommige tyden afgeleidt, bl. 1S3. De menfchen veranderen op zekere tyden , zonder dat men die juist tot het zevental kan bepalen, bl. 1S7. Waarom de gewoonte eene tweede natuur genaamd worde ? bh 189. Dit alles word uit de levenskracht afgeleidt; en dus getoond, dat de natuür en het leven dezelfde kracht zyn. Dit heeft in 't byzonder ook plaats in de ziekten: wanneer de natuur of levenskracht alles aanwendt, om dezelven te bevechten, bh 196. Zy heeft een herftellend vermogen: dit ziet men allerduidelykst in vele dieren; maar ook, offchoon in eenen minderen trap, in ons lichaam: bl. 197. zy heeft een kokingsvermogcn, ter bereiding eener raauwe en genezende ftof; bh 200. insgelyks om krampen te maken: eene der heilzaamfte pogingen ; gelyk door verfcheidene byzonderheden, vooral de vallende ziekte, word aangewezen, bh 202—205. By deze gelegenheid word van de venynen, en byzonder van de cicuta, en derzelver uitwerking en verdooving gehandeld, bh 206. De natuur heeft het heilzame vermogen om eene koorts te maken; bh 3x2. zy heeft een- medewerkingsvermogen , xii. deels 11. stuk. E' waar-  66 NATUUR. NATUURKUNDE. i waardoor het eene deel aan het andere zoekt be- . hulpfaam te zyn. bl. 218. Hieruit kan men misfchien de vreemde lusten in zieken tot zekere by- ■ zondere zaken verklaren, bl. 220. Uit het bygebrachte aangewezen, wat het zegge: de natuur te lelden? bl. 223. aan de natuur, of het leven, fchryft een geneesheer dus met recht in het dierly- . ke lichaam, zonder de Godheid in 't minlte te beledigen , veel toe! gelyk tot flot word voorgelteld: bl. 226—230. NATUURKUNDIGE gevolgen. Ie antwoord op de vraag: "Mag een natuuronderzoeker, uit }j de reeds gemaakte waarnemingen en proefonder„ vindingen, verdere gevolgen trekken ter uitvor- . 8, fching van de nog onbekende oorzaken der ver.„ fchynfelen ? zoo ja ! hoeverre mag hy daarin „ voortgaan? en welke regelen moet hy daaromtrent in acht nemen" ? door j. van iperen. IF. Deel, bl. 3—117. De Schryver richt zyne Verhandeling zoo in , dat hy eerst aanwyst , waarom het eerfle gedeelte der vraag met ja ! moete worden beantwoordt: uit hoofde namelyk van de algemeene erkentenis der natuuronderzoekeren; bl. 4. en uit de natuur der zaak zelve: bl.. 8. men vindt daartoe eene aangeborene drift en geneigdheid , zoo wel by beesten als menfchen: bl. 15. zy word door de verwondering . aangevuurd: bl. 19. zonder gevolgtrekkingen is 'er geen* vordering in de natuurkennis mogelyk; bl. ........ &2*  NATUURKUNDE. 6} aa. zelfs hebben de misdagen, die in dezen fomwylen uit voorbarigheid begaan worden, hunne nuttigheid, bl. 24. De gevolgtrekkingen , uit waarnemingen afgeleidt, banen den weg tot vordering in de natuurlyke wetenfchappen: hetgene door voorbeelden word geftaafd. bl. 26. En van hoeveel belang is in dezen de redeneerkunde ? bl. 37. ja het is, uit hoofde van 'smenfchen gefieldheid, onmogelyk, om de gevolgtrekkingen te verlochenen , vooral in een' ervaren' wysgeer: ja dees is ten duurden daartoe verplicht: bl. 46. doch die gevolgtrekkingen moeten uit reeds gemaakte waarnemingen en proefondervindingen alleen afgeleidt worden, bl. 53. Dan: en dit is het tweede deel der vraag: hoeverre mag men daarin voortgaan ? Niet verder, dan de gevolgtrekkingen onmiddelyk uit de reeds gemaakte waar- en proefnemingen voortvloeijen! bl. 62. Vooral word hier omzichtigheid gevorderd in de gevolgtrekkingen, door anderen gemaakt: bl. 73. gelyk ook ten aanzien van natuurlyke oorzaken, die daardoor zouden ontdekt zyn. bl. 75. Nimmer mag men verder gaan, dan eene gezonde redeneerkunde toelaat! bl. 82. En dit geeft aanleiding, om 13. algemeene regelen voor te ftellen, op welken men, by het gevolgtrekken uit waar- en proefnemingen, moet acht geven. bl. 89. Befluit. bl. 114—117. -■■ ■ ' ■— II* antwoord op dezelfde waag: door J. pap de fagaras. i^". Deel, hl. ui—318» Tot £ a in-  ! NATUURKUNDE. inleiding van deze Verhandeling (telt de Schryver de wisfelvalligheden voor, welken de kennis der natuur heeft ondergaan, bl. 118.. En hieruit leidt hy de aanleiding tot, en het gewicht van, de voorgefielde vraag af. bl. 131*» In de oplosfing van dezelve is het van veel belang, dat men alle kundigheid van de natuurgewrochten, en hare oorzaken, uit de eerfle beginfelen ophale. bl. 133. Welke nuttigheid uit deze wys van philofopheren voortvlocije , word aangewezen: bl. 139. dan dezelve heeft hare moeilykheden, die niet dan door eene wélbeftierde redenkaveling kunnen overwonnen worden , waarin men zich van proef- en wiskunde bedient, bl. 142. Zoo klimt men, door de eigenfchappen der lichamen en wetten van beweging te ontdekken, van de gewrochten tot de oorzaken op. bl. 151. Dan , hoeverre moet men in het ontdekken der oorzaken voortgaan ? Hieromtrent is verfchil! daarnaar word gevraagd? bl. 153. ter beflisfmg hiervan moeten de eigenfchappen der lichamen , zoo wel als de wetten van beweging, in algemeenen en byzonderen onderfcheiden worden, bl. 154. Met betrekking tot de laatstgenoemden, is 'er ten aanzien van de wetten der algemeene zwaartekracht verfchil: bl. 158. de aantrekkingskracht behoort niet tot de wezenlyke eigenfchappen der lichamen : bl. 159. maar moet men dan, met newton, dezelve als eene inwendige hoedanigheid; of, met leibnitz, als een uitwerkfel van uitwendige oorzaken, befchouwen? bl. 170. Het gevoelen der Wol-  N A TUUR R U N D EI 63 Wolfianen getoetst; en als onbeftaanbaar met zichzelve verworpen : bl. 174. gelyk ook dat der Newtonianen: bl. 192. eu dan word, door eene eenvoudige ontwikkeling van kunstwoorden, die men in dezen gebruikt, het gefchil beflist: dat men namelyk god moet eerbiedigen , als de eerfte oorzaak , die de beweging in zekere deelen der ftolFe heeft ingedrukt ; en waardoor, overecnkomftig met de wetten der werktuigkunde, alle natuurlyke verfchynfelen ontdaan: bl. 205. hoe moeilyk ook de naarvorfching van de keten der natuurlyke oorzaken zy, is 'er echter eene gegronde hoop op vordering, bl. 215. Om nu aan te wyzen, wat men in acht te nemen hebbe, om veilig van de gewrochten tot de oorzaken op te klimmen? word eerst naar de redenen onderzocht, waarom alles-in de natuurkunde, wat niet op de wiskunde en de ondervinding gegrondt is, op losfe fchroeven da? bl. 235. En hieruit worden regelen afgeleidt , waarvan men zich met vrucht kan bedienen, in het ontdekken van de oorzaken der verfchynfelen. bl. 257. Daar nu hieraan dienliig zyn de waar- en proefnemingen; gelyk ook de gisfingen en vooronderdellingen: word van de eerden bl. 2.75. en van de laatften bl. 293. gehandeld: met by voeging, wat men, omtrent dezelven, ter naarvorfching van onbekende oorzaken, ten mcesten nutte onder de aandacht hebbe te houden? Waarfchouwend beilüit. bl. 317. en 31S.  7» NATUURKUNDE. Ille antwoord op dezelfde vraag: door pii. fermin. IV. Deel, bl. 319—416. De waar- en proefnemingen zouden van eene mindere nuttigheid zyn, indien men geene gevolgen daaruit afleidde , dan die rechtsftreeks uit dezelven voortvloeijen. bh 319. De bronnen onzer kundigheden zyn : ondervinding en redenkaveling: die, van elkander afgefcheiden, van geen nut zyn. bl. 321. In de kunst van waarnemingen is men allengskens zeer gevorderd: bl. 323. maar heeft dit ook plaats in de kennis der oorzaken ? Deze vraag, in den ftriktften zin genomen, word ontkennend beantwoordt, bl. 325. Wat zyn wysgeerige vooronderftellingen ? bl. 328. om hiervan , ter verklaring van verfchynfelen, gebruik te maken, komt het vooral op een goed oordeel en juist vernuft aan: bl. 330. terwyl de voornaamfte bronnen der dwalingen worden opgeteld, bl. 333. Wat word dan ter uitbreiding van onze kundigheden vereischt? bl. 342. en wat ter vermeerdering van derzelver juistheid en zekerheid ? bl. 346. waarop in 't byzonder te letten? bh 349. niets is zoo gering in de natuur , dat onzer aandacht niet overwaardig is: bl. 350. men moet de natuur zelve raadplegen; meer dan de fchriften der Ouden, die in verfcheidene betrekkingen, ruim zoo veel nadeel, als voordeel toebrengen : bl. 353. wat in de hedendaagfche fchriften der natuurlyke hiftorie te laken en te pryzen zy? bJ.361. Doch de reden, wélbeftierd, gevoegdby.de Waarnemingen, is de veiligfte gids, ter ontdekking van  NATUURK. NATUURL. NAVELBREUK, ft' vande gcwichtigrte waarheden, bl. 364. Het is, boven al, van belang, zich op het oefenen, der aandacht wél toe te leggen: Wat ten dien einde verrtiydt; wat betracht moetc worden"? bl. 370. daar nu het vernuft in dezen van geen minder aanbelang is: word onderzocht: hoe dit best te verwekken en tevermeerderen ? bl. 378. hetgene aanleiding geeft, om de blykbaarheid en het onderfcheidende kenmerk der waarheid te befchouwen: bl. 3.82. waarna regels worden voorgefteld, die men in de oplosfing van alle vraagftukken moet waarnemen, bl. 398. Befluit: met eene aanmerking, om zich in het trekken van gevolgen niet te laten misleiden, bl. 414— 416. NATUURLYKE historie. Zie Tvoor. NAVELBREUK. Befchryving van een werktuig ter behandeling der navelbreuken : door david van gessciier. //. Deel, bl. 329—343. De Schryver verklaart eerst de drie {lukken, waaruit dit Werktuig beftaat, afzonderlyk: — danwyst hy derzelver onderlinge famenvoeging aan; en vertoont de voortreffelykheid van dit werktuig, uit eene beredeneerde vergelyking van hetzelve met zoo vele anderen , als men, tot hier toe, in de behandeling der navelbreuken heeft aangeprezen: — tcnvyleene bygevoegde plaat niet weinig lichts aan het eerfte, gedeelte dezer Yerhandef 1 byzet. E 4 NE*  7* NEDERL. NET. OLIFANT. NEDERLANDEN. Der nederlanderen recht in de afzwering van philips regering beweerd. Zie Philips, de derde van dien naam onder de IIollandfche en Zeeuwfche Graven. ■ Nederlands byzonderfie lotgevallen, die onder de medewerkende befliering van 's heerengunftige Voorzienigheid, den weg gebaand hebben tot onze rust, vrede, en vryheid; federt den afftandvan Keizer karel den V. in het jaar 1555. tot den 6. van Grasmaand 1572. in eene redevoering gefcherst, ter opening eener Vergadering van Heeren Directeu- . ren: door den praefiderenden Heer j. winckelman. Hifi. bericht vóór het III. Deel, bl. 19—43. Het vervolg hiervan tot op dezen tyd: door denzelfden Heer, by eene gelyke gelegenheid. Hifi. . bericht, vóór het VIII. Deel, bl. 56—83. ■ ■ 1 - nederlandsc he vryheid naargedacht , en derzelver grondlegging en herfielllng: by ge legenbeid van derzelver eeuwgetyde, in het jaar 177.2. jn dichtmaat. Hifi. voorbericht III. Deel, bl, 73-83- NET der darmen. Zie Verfiropping. O. JDLIFANT. Verfcheidene aanmerkingen, betrekke-  OLIFANT. ONDERB. ONTLEEDK. 73 lyk tot de natuurlyke hiftorie van dit dier. ZiQ Ivoor. ONDERBUIKS ontsteking. Aanmerkingen over eene bedekte ontfteking of verzwering in den onderbuik, verzeld van eene ifchuria, eerst na den dood ontdekt: door f. J. voltelen. X. Deel, bl. 549—574- De kundige Schryver geeft eerst een naauwkeurig verhaal van het geval, zoo als het door hem, van het begin tot aan den dood des lyders, zynde een jongeling van 16. jaren, is waargenomen: — dan: wat hy, by de ontleding van deszelfs lyk, met den chirurgyn greevE, heeft ontdekt: — en daarna wyst hy aan, in negen aanmerkingen , dat' dit geval der geneeskundigen aandacht dubbelwaardig zy, en eene ruime ftof tot leering en befchouwing oplevere. ONTLEEDKUNDE. Zie Belette doorzwelling : Beurs gezwel'. Dyebeen: Kolykdarmsvernaauwing: Onderbuiksontfleking: Ruggraatsfplyting. .. ontleed- en vroedkundige waarneming eener aanmerkelyk uitgezette pisblaas ; en omgebogene zwangere baarmoeder: door a. bonn. IV. Deel, bl. 613—628, Na eene naauwkeurige opgave van deze waarneming, in vele opzichten overeenkomende met die van den Hoogleeraar g. van Doeveren; (befchreven in deszelfs Spec. obferv. E 5 acad.  74 ONTLEEDK. ONTWR. ONVRUCHTB. acad. Cap. vi. et vu.) bl. 613—foi.ftelt de Schryver de verfchillende byzonderheden van dezelve voor, en leidt daaruit de oorzaken dier verfchynfelen af: bl. '611. eindelyk wyst hy het nut van zulke waarnemingen in de vroedkunde aan. bl. 627. en 628. In een nabericht geeft hy een foortgelyk geval op, doorw. hünter befchreven. Zie VI. Deel, M- 352—358. ONTWRICHTE schouder. Zie Werktuig (verbeterd) tót herftelling van den ontwrichten fchouder. ONVRUCHTBAARHEID t'n vrouwen. Verhandeling over eenige voorname oorzaken dèrzelve: waargenomen door andr. bonn. VI. Deel, bl. 330 —353. Na eene inleiding tot deze Verhandeling, bl. 330. befcbryft hy zyne eerfle waarneming, omtrent een jong vrouwsperfbon: by welke de moedermond; de geheele hals; en de inwendige holte der baarmoeder; met die der trompetten ontbraken : die dus volfixekt onvruchtbaar was. bl, 334. De tweede waarneming behelst een bericht van eenen geflotenen moedermond: die ook als oorzaak van Onvruchtbaarheid word befchouwd; doch door de natuur en kunst kan weggenomen worden, bl. 337. De derde waarneming beflaat in een verflag Van êêne allerbyzonderfte gefleldheid der teeldeelen in een vtouwsperfoon, ontdekt by gelegenheid, dat een gezwel in derzelver rechterliesch werd wegge-  ONVRUCHTB. OOG. OPENB. OPSCHR. 75 genomen: welke geftelilhcid veroorzaakte, dat zy ook volftrekt onvruchtbaar moest gerekend worden. bl. 342. Hierop volgt bl. 352. en 353. de opgaaf • van een geval, betrekkelyk tot zyne waarneming, (geplaatst in het IV. Deel, bl. 613.) en bh 354— 356. de verklaring der afbeeldingen van de voorwerpen der twee eerde waarnemingen, in Platen. OOG. Het oog ontleedkundig befchreven. Zie Staar. OPENBARINGEN (goddelykJe). Onder dezen behoort ook de wonderdadige verbetering van het zintuig des gezichts. Zie Gezichtszintuig. OPSCHRIFTEN. Aanmerkingen over een Latynsch opfchrift op een gedenk/luk der oudheid, voor eenigen tyd gevonden: door christoph. saxë, irt het Latyn. IX. Deel, bl. 275—299. Na eene korte opgave aan wien dit gedenkftuk bchoore? waar het gevonden? en hoedanig hetzelve zy ? befluit de oudheidkundige Hoogleeraar hieruit, dat het een edelgedeente is, vervaardigd tot een gedenkteeken van eenen ouden oculist, of heelmeester der oogen; terwyl het opfchrift een bericht der van hem aangewei>de artfenyen in zich bevat. Dat 'er van dit foort van geneesmeesteren een geheel aantal by de Ouden geweest zy, welker namen, door diergelyke gedenkftukken der oudheid, aan de vergetelheid ontrukt zyn, Word vervolgens aangewezen; eene lyst derzelven opgegeven; en dan het opfchrift zelve verklaard.  76 OPST. ORANJ. OSSEND. OUDHED. OPSTOPPING van water. Eene volkomene opftop* ping van water, en eene hevige longontfleking: welke la at ft e, door eene van zelve voortkomende kivyling , gelukkig geredt werd. Deze twee verfchrikkelyke toevallen, aan eene en dezelfde lyderes, by herhaling, overkomen: worden, met de aangewende middelen, en den gewenschten uitflag, naauwkeurig befchreven: door a, p. nahuys. III, Deel, bl. 435—455- ORANJEAPPEL. Waarneming omtrent een* bevruchten oranjeappel: zie Bevruchte oranjeappel. OSSENDRECHT. Deszelfs oudheid, ftichting, en lotgevallen: zie F. Deel, bl. 29. en 30, OUDHEDEN van ZEELAND, antwoord op de vraag: „Welken zyn de bewoners van zeeland „ geweest tot aan de vyfticnde eeuw? hoedanig ,, waren hunne zeden en Godsdienstplichten? en „ welken voortgang hebben de fraaije letteren, „ kunsten, en wetenfchappen, onder dezelven ge,, had"? door didericus van cruysselbergen. II. Deel, bl. 1—68. Na eene korte inleiding, verdeelt de Schryver zyne Verhandeling in vier hoofdftukken. bl. 3. Het eerfte handelt over de bewoners van zeeland tot aan de vyfticnde eeuw. Om dit aan te wyzen, moet men eerst de grenspalen van dit gewest onderzoeken: dezen worden bepaald tusfchen bornisse (weleer een wyd water tusfchen de landen van Voorne en Putten) en  OUDHEDEN. 77 Heidensee , nu onbekend; misfchien weieer gelegen onder de wateren, die nu Walcheren en Vlaanderen fcheiden. hl. 5. De gisfingen over de vroegfte bewoners dezer landen, vóór de aankomst van julius caesar, zyn zeer onzeker 1 misfchien moet men daarvoor houden de kelten , en katten : bl. 9. waarfchynlyker de Batavieren , en kaninefaten : bl. ii. dezen, aanmerkelyk verzwakt, fchynen omtrent de derde eeuw verdreven, en opgevolgd te zyn door de franken en SALiëRS; bl. 11. die , omtrent het midden der vierde eeuw, door de saxen ; en dezen wederom door de friesen, verjaagd werden: bl. 17. terwyl de laatteen weder door de franken vermeesterd zyn; en dus dit gewest andermaal door dezen een' geruimen tyd is beheerd geweest: doch welken door de denen en normannen , vooral federt de negende eeuw, veel geleden hebben: dezen hielden hunverblyf ettelyken tyd in zeeland , vooral in Walcheren: onder welken eenige anderen zich zullen gemengd hebben, bl. 19. Het tweede hoofdftuk fpreekt van derzelver zeden. De zeden der oudfte bewoners , de Batavieren en Kaninefaten: die zeer eenvoudig waren; en beiden huunen oorfprong van de Germanen hadden, welken in dezen met de Kelten overeenkwamen: worden voornamelyk uit tacitus en caesar afgeleidt, bl. 24. Het land onbedykt zynde, woonden zy op terpen of torpen: bl. 25. hunne kleeding , inzooverzy niet naakt gingen, was zeer eenvoudig: bl. 26. hun.grootfte  ?8 OUDHEDEN. ficraad was goudgeel hair: bh a8. zy bezaten vele naarvolgingswaardige deugden ; bl. 30. hunne voornaamfte gebreken waren, dat zy op den Herken drank, het fpclen, en het dobbelen , zeer verzot waren. bl. 32. De verandering van bewoners heeft zekerlyk ook invloed op hunne zeden gehad: die, door hun verkeer met de Romeinen, wel beichaafd, maar tevens niet weinig verbasterd , zul- len zyn geworden, bl. 33. In het derde hoofdftuk word van hunnen Godsdienst gehandeld. Deze was zeer afgodisch : bl. 35. hunne priesters droegen den naam van Druides. bl. 36. Zy hebben waarfchynlyk de zon, maan, het vuur of Fulcanus, Mars, Tuiflo of Tui/co, Mannus, Herthus of Hertha, behalven nog anderen gediend; bl. 38. zeker altans ^upiter, Neptunus, Hercules, Mercurius, Nehalennta, en Burorina, gelyk uit genoegfame befcheiden kan worden aangewezen, bl. 39. Afvroeg is in deze landen, misfchien zoowel door de Romeinen als door de Franken, eenig licht van \Euangelie opgegaan: bl. 49. waarfchynlyk heeft elioius, reeds omtrent het midden der zevende eeuw, hetzelve hier gepredikt; misfchien ook wilfrid , en avigbert : maar zeker, omtrent het einde van die eeuw, wilLibrord : en, offchoon men zulks van winfrid , anders bonifacius genaamd, en willihad, niet kunne bewyzen; zoo weet men, dat het gefchiedt zy door den Utrechtfchen Bisfchop frederik. bl. 50. Het geloof 13 dus alvroeg in dit gewest afgewisfeld met de bygeloovige leer des Pausdoms.; of1 • fchooa  OUDHED. PAARDENS. PEDRO. 79 fchoonook, reeds omtrent het jaar 151a. tanchelinus zich daartegen hebbe aangekant, bl. 53. Eindelyk handelt het vierde hoofdftuk over den oorfprong en voortgang der fraaije letteren, kun den , en wetenfchappen. Dat 'er geen grond zy, om de bewoners van dit land te verwyten, dat zy het lezen en fchryven niet hebben verftaan , word aangewezen, bl. 54. Zy hebben waarfchynlyk de Keltifche, en Runifche; misfchien ook de Griekfcbe, en in latere tyden de Latynfcke taal gefproken; gelyk mede de Friefche , en Gottifche. bl. 59. Onder de kimden en wetenfchappen, alvroeg in zeeland bekend, word opgegeven de rechtsgeleerdheid; de derrekunde; de natuurkunde; vooral de wichêlkunst; de dichtkunde; de mufikkunde: — en (onder de handwerken) het bereiden van linnen ; de zoutziedery; het werken in wol; en bereiden van laken; de haringvisfchery; de meereedery; gelyk ook de koophandel, vooral op Engeland, bl. 61—68. P. PAARDENSTEEN. Zie Steenen (dierlyke'). PEDRO del porco. Die van Malakka; en van Ceilon. Zie Steenen \diertyke). PEtLS-  8o PEILSHOOGTEN. PENNINGKUNDE. PEILSHOOGTEN. Aanteekeningen, gehouden door de Sociëteit te nymegen, van de peihhoogten en tnetkwaardigfte geheurtenisfen op de rivieren den rhyn , maas , waal, nederrhyn, ëll yssel : van primo Januari 1770. tot ultimo Februari 1771. II. Deel, hl. 614—630. PENNINGKUNDE. Bericht van eene talryke verzameling van Griekfche, Romeinfche, en andere oude penningen: door pieter van damme. Li dit bericht, 't welke de eerfte afdecling in zich bevat van den pro/pectus der uitmuntende penningkas van den Meer van damme , die uit ruim twintigduizend gedenkpenningen beftaat; geeft de geleerde Schryver een kort verllag van die penningen , welken in de kennis der aloude koningen, vermaarde vorften, en beroemde mannen en vrouwen , van eene uitftekende nuttigheid kunnen zyn: zeven dier penningen worden in plaat vertoond. IF. Deel, hl. 419—452. aanhangsel tot de eerfle af- deellng van het bericht der talryke verzameling van oude penningen: door p. v. damme. F Deel, bl. 603—608. betrekkdyk tot de koningen vm Macedonië; van Numidië; van Syrië; en van Bithynië: die allen op eene bygevoegde plaat afgebeeldt zyn. —— Ferhandeling over een'penning van ptolemaeus, zoon van mennaeus, Tetrar- *. . cha  PENNINGKUNDE. 8t cha van Chakidene; door j. w. te water. VI Deel, bl. 609—629. met deszelfs afbeelding op het vignet. Na een kort bericht over de nuttigheid der oude penningen , ter opheldering van de gefchiedenisfen, betuigt de Schryver, dat tot die foort ook behooren de penningen van ptolemaeus, Tetrarcha van Chalcidene: van welken tot hiertoe maar twee bekend waren, door den Abt le blond , en tos. eckhel uitgegeven: hl. 609. Hierop word de derde penning befchreven, die berust in de aanzienlyke muntkas van den Heer van damme. hl. 612. En dan word het gevoelen van den Kardinaal noris , dat 'er twee koningen van Chalcis zouden geweest zyn: ptolemaeus mennaeus; en ptolemaeus, zoon van mennaeus: door verfcheidene groote mannen ge volgd , voorgefteld; en als ongegrondt afgekeurd: bl. 613. daar alles, wat men van ptolemaeus , gebieder van Chalcis, vindt, gevocglyk op één' perfoon zich laat toepasfen: gelyk word aangewezen, bl. 616-^621. Dan word, ter verklaring van dezen penning, onderzocht: waarom ptolemaeus tetrarcha (viervorst) en niet korting worde genaamd? bl.622. Eindelyk word van de jaartelling, die op denzelven gevonden word; gelyk ook van de twee gewapende mannen, op deszelfs rugzyde; kortelyk gehandeld, bl. 627—62.9. _.. ——- Aanmerkingen over eenige Stnyr- nafche penningen: door j. w. te water. IX. Deel, bl. 481—506. Na een kort verflag omtrent xii. deels ii. stuk. F  Ï£ PENNINGKUNDE. PEPER. de Smyrnafche penningen, waarvan in koper een meenigte bekend zyn, geeft de geleerde Schryver een naauwkeurig bericht van negen zilveren, die (in het kabinet van den Heer p. van damme bewaard) in eene Plaat afgebeeldt worden, en zeer zeldfaam zyn. Dezen befchreven zynde, word onderzocht , welken rang en waardigheid de perfoonen , wier namen men op deze penningen vindt, te Smyrna hebben bekleedt? en by deze gelegenheid worden de vooriiaamfte eertirelen, onder welken zy, die het bewind van zaken te Smyrna m handen hadden, federt oude -tyden, bekend waïèn, korttlyk opgehelderd: terwyl van de prytaÜfeë eenigszins uitvoeriger word gehandeld. PEPER. Het onderfcheid der zwarte en witte peper ; en de afbeelding van het gewas der naartpeper: door m houttüyn. X. Deel, bl. 604— 613. ïlet onderfcheid tusfchen de zwarte en witte peper belïaat alleen in de bereiding, volgens berichten van Mr. j. c. 'm. radermacher , Raad extraordinair van Neerlands Indïè. Eigenlyk groeit 'er niet dan zwarte peper: — die wit word: of door dezelve in kalkwater te leggen; of door dezelve aan het gewas (dat, gelyk de turkfche boonen , by f aken , ter hoogte van 15. of 20. voeten opklimt) ryp te laten worden; wanneer de bast afval:, en de peper natuur'yk wit is. Hierop word het gewas tfer zwaffé, lange, en f aartpeper, waaromtrein by de kruidkenneren eene groote verwarring heerscht,  PEPER. PHILIPS. S 17* REIS- yiedtirende t(et dru]dien Tan dit $es'J?*r> decWe de He«?  92 REISDESCHRYV. RIVIERK. REISBESCHRYV1NGEN. Derzelver gebruik, en misbruik, in de uitlegkunde des bybels. Zie Heilige Schrift. RIVIERKUNDIGE waarnemingen. Zie Peilshoogten. ROT- Crifier reitz my mede een affchrift van het navolgende, inzoover ZynEd. en my bekend is, nog onuitgegevens ftuk: berust hebbende onder handen van den Heer Mr. h. boursse wils, Raadsheer in den Ei. Hove van Vlaanderen; doch door Zyn WelEd. aan de ftad. Vlisfinge verzorgd, om onder de arcbiven te worden bewaard. Ik oordeelde dit, als eene aanmerkelyke anecdott, en bylage tot de gefchiedenis van het kasteel Rammekens, waardig, om ter dezer plaats ingelascht te worden. De lezing enfpelling is, in alles, naaukëurig gevolgd naar het oorfpronkelyke, waarmede de Heer reitz dat affchrift had vergeleken. Ook verdient dit ftuk alle aandacht, we« gens de zeldfaamheid van het daaraanhangende zegel met de zeventien pylen: waaromtrent men kan naarzicn de Verklaring der Unie van utrecht: door Mr. p. faüi.us, III. Deel, bl. 86. en 87. „ LES EST ATS GENERAULX DES PAIJS BAS VNIZ, „ a tous ceulx, qui ces presentes Lettres verront, Scauoir faisons, „ Comme ainsij soit, qu'il a pleu au ROIJ de la grande britaigne, „ a nostre tres scrieuse instance, faire traicter et accorder par le ',, Sr. noöl de caron, Cbeualier, nostre Ambassadeur, fur Ie „ payement de ses debtcs, et restitution des Villes et places cau„ tionaires; et ce enfuivant par sa MAjTé. est Commis le Sr. rob- bert sidneij , Viconte de Lisle, Cbeualier de hrdre de la larre„ tiere, Cbambelain de la royne de la grande britaigne, Gou„ verneur de la Ville de vlissinges et Clmsttau de rammekens , et „ pour icelle Ville et Cbasteau, auec 1'ArtilIerie, munitions de „ Guerre, et aultres appertenances, nous restituer, ou a noz Com„ müsaires; SI EST il, que nous auons commis, et commectons N PW  ROTKOORTSEN. 93 ROTKOORTSEN op de O. I. C. fchepen. le antwoord op de vraag: "Welken zyn de duidelyke „ en onderfcheidcne kenmerken van die befmette„ lykc rotkoorts , (febris maligna putrida ,) welke thans zoo algemeen befpeurd word op de „ uitgaande Oostlndifche fchepen dézer Landen? „ Door ,, par cestes, les Srs. jaques de maloeree, Cbeualier, Sr. de Ileijes, „premier et representant la Noblesse ès estats de zeelande; ,, estienne tonijs ; hubert steengracht ; et johan huijssen , Con„ seilliers des dits Seigrs. estats de zeelande, pour tous en- sembles, trois, ou pour le moins deux d'iceulx, si tous quatre , „ ou trois d'iceulx ne peuuent vacquer, se trouuer en la Ville de „ vlissinges , et illecq de nostre part, et des Seignrs. estatz de „ zeelande recepuoir des raains, et par la direction du dit Sr. robbert sidneij , Ia restitution de Ia de. Ville et Chasteau de „rammekens, auecles Clefs, Artillerie, Munirions de Gucrre, et aultres appertenances, competentes au Paijs, et la de. Ville, „ respectiuement, et pour demander Ie deschargement du Serment, „ par lequel les Baillij, Bourgcmaistres, Regents, Bourgeois, es „ Habitans, ensemble les Officiers et Soldats de la de. Ville, et „ Cbasteau, sont obligez a sa MAjTé., et vlterieurernent de faire tout ce que la de. affaire requiert, en conformité de leur In„ strnction: Promectans de tenir pour bon, ferme, et estable ce „ que les ds. Srs. Commisfaires, en ce que dict est, et en depend, „ sera faict, foulz toutes obligations de droict a ce requifes. „ faict en la haije, en nostre assemble'e , le Septiesme i* » J'"*y Seize Cens et Seize, aj'ants la presente pour plus grande ,, seureté faict seeler de nostre seau , Parapher, et signer par „nostre Greffier". (:geparapbeerd:~) JUSTUS van RTSEN£ UR G H Vt. de plique Jlond:) "Par 1'ordonnance desdicts Sei- gneurs estats ceneraulx" (jgeteekendC) J. AERSSEN 1616. Hebbende onderaan uithangen het contrazegel van hunne hooq^iogendem met de ztveutien pylin, in roeden vittsfcbe uitgedrukt.  .94 ROTKOORTSEN. Door welke oorzaken word deze koorts voortgc4, bracht? en welken zyn de middelen, om dezel„ ve te behandelen; voor te komen; en den voort,, gang daarvan te ftetiiten"? door j. veirac. VL Deel, bl. 3—110. In deze Verhandeling word de vraag, na eene korte inleiding, volgens derzelver inhoud, in vyf afdeelingen of hoofdftukken verdeeld, bl. 3. In de eerfte wofderi de duidelyke en onderfcheidene kenmerken dezer ziekte opgegeven : en dat wel op zoo eene wys, dat eerst de ziekte kort en klaar word befchreven: bl. 5. en daaruit worden, als kenmerken derzei ve, voorgefteld (1) een fchielyk verval van krachten ; (2) eene byzondere foort van hoofdpyn: (3) liaaploosheid: (4) de gefteldheid van het bloed: (5) van de tong: (ó) van de pols: (7) de natuur der koorts, bl. 10. In het tweede hoofdftuk worden de oorzaken van de vermeenigvuldiging der befmetielyke rotkoorts op de uitgaande O. I. fchepen dezer Landen aangewezen. Na dat dit gedeelte der vraag, öp deze wyze, overeenkomltig met derzelver oogmerk, bepaald js: "weken zyn de oorzaken op de uitvarende „ fchepen, die maken , dat dezelve thans gemee„ ner zy dan te voren" ? bl. 14. word aangetoond, dat de voornaamfie oorzaak te zoeken zy, in de meerderheid der manfchappen, die door de volkhouders, of zielverkuopers, aan de Compagnie bezorgd worden: waaruit de voorfchikkende oorzaken van die koorts worden afgeleidt: dan de «anleidinggevende oorzaken tot dezelve naarge- 4peurd  ROTKOORTSEN. f$ fpeurd, en daaruit het befluit opgemaakt, bl. 16. Ia het derde hoofdftuk: over de middelen, om deze ziekte te behandelen: word voorgefteld, hoe. het- de plicht van den heelmeester zy: (1) om de rotftof uit het lichaam te dryven, door brakingen afgangVerwckkende middelen : — dan moet hy den voortgang der rotting fteuiten, door verdunnende en affpoelende middelen der rotftof; en door . zuren eene tegengeftclde eigenfehap aan dezelve verfchaffen; alsmede door eene zuivere koele lucht: en eindelyk zynen lyder verfterken , na dat de kwaadaardigheid der ziekte is overwonnen : bl. 41. — waarop deze afdeeling word geëindigd met eene aanwyzing der behandeling in fommige toevallen, bl. 77. Het vierde hoofdftuk: nopens de middelen, om deze ziekte, in zoo verre die thans gemeener is dan te voren , voor te komen: dezen zyn : of geene manfehappen van volkhouders te nemen; of te zorgen, dat derzelver behandeling aldaar betêr zy. En , daar het eerfte niet wel mogelyk fchynt te zyn: worden, ten aanzien van het tweede, allergewichtigfte middelen, van verfchillenden aard, ter bereiking van zulk' een heilzaam einde , opgegeven, bl. 81. Eindelyk word onderzocht en aangetoond , hoe best den voortgang dezer ziekte, op een fchip ontftöken zynde, te fteuiten. bl. 97. Hierop volgt ee'n nabericht, voornamelyk dienende, öm aan te wyzen , waarom in het voorgaande Antwoord fommige zaken niet opzettelyk, en anderen niet uitvoeriger, zyn behandeld, bl. 106-~.no. -Hl  96 ROTKOORTSEN. II» antwoord op dezelfde vraag i door b. hussem. VI. Deel, i. hl. in—221. De Schryver, offchoon hy de vraag drieledig befchouwt te zyn, verdeelt zyn antwoord in vier afdeelingen. hl. 111. In de eerfte: om de ondcrfcheidene en duidelyke kenmerken van de bedoelde rotkoorts op te geven, verdeelt hy deze ziekte in drie tydperken: en geeft in elk tydperk derzelver kenmerken op; fchoon deze tydperken, iugeval de ziekte kwaadaardig is, zich meenigmalen zoo niet laten ondcrfchciden: hl. 113. waarop de flachting, door deze ziekte, vooral in de laatfte jaren, veroorzaakt, word opgegeven, hl. 134. De oorzaken , waardoor deze ziekte word voortgebracht: die in de tweede afdeeling worden overwogen : zoekt de Schryver in den (laat van het volk zelve, waarmede de fchepen worden bemand: waarby derzelver behandeling, en levensvvys by de volkhouders, zeer in aanmerking komt: hl. 139—• en ten tweeden in de verblyfplaats voor die manfchappen op de fchepen, en de befmetting in dezelven door de bedorvene lucht: hl. 147. waarby nog verfcheidene andere oorzaken worden opgeteld; bl. 152. vooral ook eene onmiudelyk medegedeelde befmetting: 't zy door het volk zelve; of hunne aanhebbende plunjes, waarmede zy op het fchip komen. hl. 158. In de derde afdeeling worden eerst de middelen overwogen, die diemlig zyn in de behandeling dezer ziekte: zoo door de beledigende rottige ftof te ontlasten en uit te dryven; als door dezelve tegen te gaan, en te verbe- te-  ROTKOORTSEN. RUGGRAAT. 97 teren; en eindelyk door de lichaamskrachten te ouderfteunen: tot het eerfte komen de buikopenende en braakmiddelen; tot het tweede, behalven eenige anderen, voornamelyk de Cortex Peruvianus, in aanmerking; en tot het derde, de wyn. bl. 162. Hierop word voorgefteld, wat in acht te nemen zy, om den voortgang dezer ziekte te fteuiten ? bl. 180. Ih de vierde afdeeling Word, onder de behoedmiddelen , om deze ziekte te voorkomen , eerst opgegeven de aanneming van gezond volk; en de bezorging van hetzelve op de fchepen: bl. 184. dan, wat 'er vereischt worde, om in der fchepelin» gen verblyfplaats zuivere lucht te houden? onder deze middelen word eerte windmouw opgegeven, en in Plaat afgebeeldt. bl. 198. Onder de behoedmiddelen is ook van veel aanbelang het ftraffen van dievcry; bl. 206. en verfcheidene anderen: vooral ook het dagelyks uitdeden van fterken drank; en het mengen van het Water met eenig zuur: dat in eene genoegzame hoeveelheid voor elk verkrygbaar moet zyn. bl. 208. Het befluit. bl. 220. en 221. RUGGRAATSSPt.YTiNG, vergezeld met een gróót waterhoofd: waargenomen door G. greeve. VI. Deel, bl. 600—612. Men vindt hier eenenaauwkeurige befchryving der gefteldheid van dit ongelukkige kind, by deszelfs geboorte; gedurende deszelfs leeftyd, van bykans één jaar; en hoe dezelve , na den dood , ontleedkundig werd bevonden. aui. deej-s n. stus. G S» SAF'  9S SAFTINGEN. SALAMANDER. s. SAFTINGEN. De oudheid, en lotgevallen van het Land en de Heerlykheid safïjngen : zie F. Deel, bh 52—64. SALAMANDER. Onderfcheid der salamanderen van de haagdissen in het algemeen; en van de gekko's in het byzonder: aangetoond door m. houttuyn. IX. Deel, bl. 305—336. Dat de hiftorie der falamanderen aan groote duisterheid onderhevig zy, maakt de geleerde Schryver, uil de verfchillende berichten van de beroemdfte natuurkenne. ren op : en, zonder over de natuur en eigenfchappen van dit dier uit te weiden, toont hy aan: dat de onderfcheiding derzelven van de haagdisfen, en dergelyke dieren, die van fommigen als zeer hlykbaar worden opgegeven, echter niet in allen deele voldoen. Dan telt hy zes foorten van haagdissen op: zynde de laatfte foort de gewone Duitfche, Franfche, Italiaanfche landsalamander. De gekko, offchoon van fommigen tot de faJamanders gebracht, moet daarvan afgezonderd blyven: deze word van hem gekenfchetst, en danwerfoor- . ten van denzelven befchreven. En eindelyk leert hy den lezer den falamander in het gemeen; en . vyf foorten van denzelven in het byzonder; nader kennen: — terwyl achter dit vertoog de IFestindifche gekko met den knolftaart; de gefnoerde gekko; . [ de  SALAMANDER. SALOMO. §ATURNUS. 99 de Japanfche salamander ; en de gekamde> in. plaat zyn afgebeeldt. SALOMO'S kroonrecht verdedigd; en adonia, abjathar , en joab , wegens hoog verraad, gefiraft: door jan jacob brahe. I. Deel, bl. 209—292. Na eene korte inleiding, bl. 209. merkt de geleerde Schryver aan: dat het, in de verdediging der gewyde gefchiedenisfen, niet alleen aankome op derzelver geloofwaardigheid; maar vooral op derzelver waarde, bl. aio. Het hier bedoelde geval word uit I. kon. I. en II. gefchetst: bl. 213. en het geeft aanleiding tot nadeelige gedachten van salomo. bl. 214. Wat al door fommigen daartegen ingebracht zy? bl. 223. Hierop word, ter verdediging van salomo's eer, eerst de wettigheid van zyn kroonrecht betoogd, uit de Godsregering on- . der Israël; bl. 227. en dan de wettigheid van het doodvonnis over adonia; met de gevolgen daarvan, uit het geval zelve: befchouwd in deszelfs waren aard, verband, en bykomende omftandigheden. bl. 245.. Waaruit, na eenige voorafgaande aanmerkingen, word aangewezen: dat een gegrondt ve-r-moeden van verraad in het verzoek van adonia opgefloten ligge. bl. 257. Hierop worden eenige tegenbedenkingen overwogen,- hl. 283. en dan betoogd , dat joab ook den dood verdiend had; bl. s.89. gelyk mede abjathar: bl. 290. en 291. SATURNUS. Oppofitie van satürnus : yvaargencG s men  ioo SATURNUS. SCHEPEN. men den i. Mei lyjS. te parys; en vergeleken met de tafels: door den Heer mechain. VUL Deel, bl. 503—512. waarin hy de feilen der tafelen, gegrondt op vyf volkomene waarnemingen op Saturnus, in den meridiaan gedaan, zoo in de lengte als breedte, naauwkeurig opgeeft: en danaanwyst, hoe den tyd en de plaats der oppofitie te vinden? SCHEPEN voor de O. I. compagnie. Ie antwoord op de vraag: "Welke fchepen, behoorende „ aan de Nederlandfche Oostlndifche Compagnie, „ van 140. 150. en 155. voeten lang, zoo met „ een' openen, als gedekten kuil; anders genoemd „ driedekkers; zyn in allen deele de bekwaamden, „ nuttigden, en voordeeligden voor Haren dienst, „ zoo tusfchen Europa en Indië varende; als in „ de Indifche zeeën zeiven gebruikt wordende" ? door EZECHiëL lombard. VII. Deel, bl. 203— 299. In deze Verhandeling word vooraf aangewezen, dat de driedekkers van 150. en 155. voeten de besten zyn: zoo ten aanzien van de vaart; bl. 203. als in gevalle van actie; bl. 206. en in het gebruik en de berging der ankertouwen, bl. 208. Dan word, ter beantwoording van de nadere bepalingen der vraag, aangewezen: vooreerst: dat een fchip van 155. voeten één' duim minder diep, by het afloopen, in het water tast, dan van 150. voeten : gedeld dat zy op dezelfde malle gebouwd zyn: bl. 210. dan dat de driedekkers gemakkelyker te bedieren zyn, dan de kuilfchepen: hl.213. das  SCHEPEN. 101 dat zy minder afdryven, en beter oploeven; bl. 220. bekwamer by zwaar ftormwcder en hoogloopende ftortzeeën zyn: bl. 223. voordeeliger, niet alleen, om de manfchappen gezond over te brengen ; bl. 245. maar ook, om een grooter getal te voeren; bl. 260. vooral wanneer 'er vele zieken aan boord zyn: bl. 267. allermeest, om dat men, ter voorkoming van de befmetting, de zieken beter van de gezonden kan afzonderen, bl. 287. Hierop word proefondervindelyk opgegeven, dat een fchip, 155. voeten lang, op dezelfde wyze beladen , 26| lasten meer voert, dan een fchip van 150. voeten; en 71.lasten meer, dan een fchip van 140. voeten, bl. 295. Eindelyk worden twee bedenkingen voorgefteld en weggenomen, bl. 297— 299. He antwoord op dezelfde vraag: door willem udemans. VII. Deel, bl. 300—360. Na eene korte inleiding: bl. 300. wyst de Schryver mede aan de fchepen van 155. voeten den voorrang toe boven die van 150. voeten: om dat zy minder diep vatten in het water; bl. 303. en meerder naar evenredigheid inladen, bl. 308. En dan word aangetoond, dat de driedeksfehepen veel (boven de kuilfchepen) voorhebben, in dezelven te beltieren : zoo, wanneer zy onder zeil zullen gaan ; als vooral, wanneer zy onder zeil zyn, en met ftormweder overvallen worden : bl. 309. zy loeven ook beter op, en dryven minder af: bl. 314. dan G 3 wor-  Iö4 SCHEPEN. worden: na twee tegenbedenkingen, wegens het dieper gaan, en de rankheid der driedekkers, opgelost te hebben; derzelver voordeden, en minder gevaar in zware (tonnen voorgefteld: bh 319. alsmede dat zy een grooter getal manfchappen, en wel veiliger, Runnen vervoeren, bh 338. Alle Welke fttikken niet alleen theoretisch overwogen; maar ook proefondervindelyk geftaafd worden. Eindelyk worden nog twee zwarigheden weggéhomen. bh 356—360. ——-— bylagén over hetzelfde onderwerp : medegedeeld door Mr. danjel radermacher van Nieuwerkerk; allen dienende tof nadere ftaving van het betoogde in de beide antwoorden. VIL Deel, bh 361—401. i bouwino der fchepen, met bittek- king tot de gezondheid der zeevarenden, antwoord op de vraag: behelzende "het kortste, „ zaaklykfte, eri zekerfle bericht, belangende de „ bouwing der fchepen, en 't gene daartoe be- hoort; voor zoo veel zulks invloed heeft op „ de gezondheid en het goed der zeevarenden: — •„ de onderhouding der manfehap: zoo aan lrind „ en op de reede, als in zee; ten aanzien eener „ goede huisvesting, kleeding, fpys eil drank: — de besté wyze om den mondkost in te leggen, „ te bewaren, en te bereiden, aan land en op zee: ,} — de heilzaamfte dranken voor dagelyksch ge- „ bruik$  SCHEPEN. 103 „ brult , tot voorkoming van den fcorbut, en an„ dere op de fchepen heerfchende ziekten; met de ,, voorfchriften daarvan, en derzelver maten : — „ de noodige verbetering van het by ons m gebrnik ,, zynde fcheepsbrood: — de beste manier, om „ de fchepen en het kooigoed zuiver te hou„ den: — het afzonderen der gezonden van de zie„ ken, zoo op kuil- als driedeksfchepen: — en „ hetgene hiertoe verder kan en moet betrekkelyk „ gemaakt worden": door johannes har oer. X. Deel, bl. 313—496. Na eene korte inleiding: bl. 315. verdeelt de geleerde Schryver het voorgeflelde onderwerp in acht deelen. In de behandeling van het eerfte deel, betreffende de bouwing der fchepen; voor zoo veel zulks invloed heeft op de gezondheid, en het goed der zeevarenden; word onderzocht: aan welk charter van fchepen, driedeks- of kuilfchepen, de voorkeur gegeven moete worden? En dan word aan de eerstgenoemden de voorrang toegekend, als meest gefchikt tot het voorgefchrevene doel. bl. 317. In het tweede deel word eerst aangewezen: hoe men voor de onderhouding der manfehap, ("ten aanzien eener goede huisvesting, kleeding, fpys en drank,) aan land best zoude kunnen zorgen; bl. 338. dan op de reede; bl. 356. en eindelyk op zee. bl. 361. By deze gelegenheid word, onder anderen , voorgefteld: dat den fchepelingen te veel vleesch en fpek, en te weinig ftokvisch , word opgedischt: bl. 372. hoe de fchalllng best te regelen? bl. 37ó G 4 hoe  io4 SCHEPEN. hoe het water best te bewaren en te zuiveren? bh .382. over de andere dranken, bh 386. Het derde deel behelst een voorfchrift over de beste wys, om den mondkost in te leggen ; bh 388, te bewaren; bh 398. en te bereiden: aan land en op zee: bh 400. en tevens een hulpmiddel tegen gebrek aan eetwaren op zee aan de hand gegeven. bh 402. Het vierde deel behelst eene opgave der heilzaamde dranken , ter voorkoming van den fcorbut en andere op de zee heerfchende ziekten; met derzelver yoprfchriften en maten, bh 403. Het vyfde deel bevat de noodige verbetering van het in gebruik zynde 1'cheepsbrood. bh 426. Wat men diene in acht te nemen, om de fchepen en het kooigoed zuiver te houden? word in het zesde deel voorgedragen, bh 433, Poch dat niets van meerder aanbelang zy, zoo op kuil- als dricdeksfchepen , dan dat de zieken van de gezonden worden afgefcheiden, word in het zevende deel dezer Verhandeling aangetoond; en, uitvergelyking van de gefehiktlte plaatfen, op deze tweederlei fchepen, tegen elkander, aangewezen: dat op driedekslchepen de beste gelegenheid hiertoe zy; bl, 439. en tevens, wat men in alle gevallen hebbe in acht te nemen, zal deze afzondering het gewenschte doel bereiken, bh 452, Het achtfte deel bevat nog eenige byzonderheden, welken op den welftand der fchepelingpn verder betrekking hebben: als eene matige beweging; bh 456. flaap; bh 459. het beteugel?.}} (ter driften, bh 4. Na eene korte hjldding over de beantwoording der - vraag; . bh 2?9. verdeelt de Schryver het voorlid jn eene behandeling over de openbare fcholen in . het gemeen; en de Nederdmtjehen in liet byzonder. bl. 230. Hierop wyst hy aan, welke fcholen hy dog>r de eerfle foort, die eene min uitvoerige behandeling vereifphen, verflaat: dezulken , in • welken de jeugd in vreemde talen word onderwe. zen: bl. 231. terwyl hy zich voornam elyk bepaalt |oc : de Latynfche en Franfcke; en wd vooreerst over de ■ Latynfche; omtrent wd.ke hy, na een kort voordel, ten aanzien van het gewone omietwys, bl. 232. onderzoekt, wanneer men beginnen moete dezelve der jeugd te onderwyzen? bl. 233. Hierop gaat ■ jhy over tot de Fraufche fcholen, waarin ook het ! Engelsch, Hoogduitsch, enz. geleerd word : bl. 238. biei-omtrettt word eerst de vraag, beantwoordt: wel-  SCHOLEN. nx welke de bekwaamfle perfoonen zyn, om de jeugd in vreemde talen te ondervvyzen ? Geene vreemdelingen , maar bekwame Nederlanderen! bl. 239. En hoe moet het onderwys, ten meesten voordecle, ingericht zyn ? Dit word aangewezen: hl. 244. vervolgens aangetoond, hoe nadcelig het zy, dat kost- en gemeene fcholen i'omtyds worden faamgevoegd. bl. 252. Hoe dit kwaad best te weren; en tevens voor het betlaan der meesters te zorgen ? bl. 254. Vervolgens gaat de Aucteur over tot de befchouwing der Nederlandfche fcholen , als zynde de hoofdbedoeling der vraag: bl. 258. verdeelt deze in twee foorten: bl. 259. fpreekt dan eerst over de fcholen in 't gemeen: wat ter verbetering van dezelven zoude kunnen dienen ? ten aanzien vau de meesters; wier flechte gefteldheid, .en de oorzaken daarvan, worden opgegeven: bl. 262. dan onderzoekt hy, welke kundigheid zy moeten hebben? bl. 2.65. hoe de zoodanigen te verkrygen? bl. 2.75. Hierna word gefprokeu van de jeugd, die in de fcholen word oudemezen; 11. 279. van de boeken, waarin; bl. 288. en vast de manier van het onderwys zelve: waarin alles gebracht word tot de verdeeling der leerlingen in clasfen; en dat de boeken naar dezelven ingericht zyn: bl, 294. en dan word gehandeld over bet onderwys in den Godsdienst, bl. 301. Waarop de Aucteur overgaat tat de armfcholen, in zoo verre die van de openbaren onderfcheidea zpr: waaromtrent onderzocht wajd, war, en tot hoe ver, bier het  ïia SCHOLEN. het onderwys moete gaan? bh 306. Befluit. bh 3i5. III? antwoord op dezelfde waag: door did. corn. van voorst. VIII. Deel, bl. 317—394. Ter inleiding dezer Verhandeling doet de Schryver vooraf zien het groote aanbelang van de opvoeding der kinderen, bl. 317. Overgang tot de vraag: bl. 321. derzelver verdeeling in drie deelen: hoe moeten de openbare, vooral de Nederduitfche fcholen, verbeterd worden ? Hoe gefchiedt dit op de beste en miiist kostbare wyze? Hoe word die beftendig onderhouden ? bl. 322. Daar de befchaving onzer natie het hoofdoogmerk der vraag is: word, vóór de behandeling van het eerfte ftuk, een recht denkbeeld voorgefteld van de befchaafdheid eener maatfchappy j bl. 323. en dan wat tot befchaving van een' mensch gevorderd worde? bl. 331. Hierop onderzoekt de Aucteur, of onze fcholen: (de Neder* duitfchen namelyk; 't zy de Franfche taal tevens al of niet daarin geleerd word :) gefchikt zyn, om dat einde te bereiken? bl. 336. en het antwoord is: neen! Dit word en van de kinderfcholen, en van die, waarin verder onderwys word gegeven, aangetoond, door eene fchets voor te ftellen van het onderwys in beiden, bl. 337. Hieruit worden de gebreken in dit onderwys afgeleidt; bh 34Ó. en voorts aangewezen, hoe .die te verbeteren ? door eene-opgaaf van de hoedanigheden-, ■ die in een' Öieester gevorderd worden; bh 349. en hoe die-in het  SCHOLEN. naliet onderwys aan te leggen ? bl. 356. en eindelyk, hoe zich in de behandeling omtrent de kinderen, ter hunner verbetering, te gedragen ? bl. 372. Hierop gaat de Schryver tot het tweede deel zyner verhandeling over; en bepaalt dit tot het onder* zoek: hoe en waar men, met de minfte kosten, zulke maitresfen en meesters zal vinden en onderhouden ? bl. 375. en hoe gehandeld met de thans in dienst z^nde onbekwamen ? bl. 388. terwyl uit het vöorgeftelde dé beantwoording van het derde deel der vraag van zelve volgt. bl. 391. Dus de ■Aucteur , met eenige aanmerkingen, over de bezoldingen, en het getal van zulke onderwyzers, zyne Verhandeling befluit. bl. 391—394. __, Verzameling van aanmerkingen uit de overige toegezondene antwoorden. VIII. Deel, bl. 395—464- En wel nopens een zeggen van AgesilauS over 't gene de kinderen moeten leeren: bh 395over de fchoolmeesteresfeli: hoe die gewoonlyk zyn, en behoorden te weZën ? bh 396. insgelyks over dé ■fchoolmeesters; bl. 401. den Ichooltyd; bl. 405. de vatbaarheid der jeugd; bl. 406. fcholen voor' arme kinderen van allerlei gezindheden; bl. 408. het leeren van A. B. bh 413. het fpellen; bh 414. het lezen; W.415. hét fchryven; bl. 417. over het fyferen; W.422. het pfalmzingen; bl. 431. onderwys in den Godsdienst; bh 435. de zedekünde; bh 437» óver de kastyding; bl. 447. over de fchoolboeken; bl. 450. over de fchoolplaatfen; bh 452. over de fchö- Slié DEELS II. STUK* H Uf*  ÏH SCHOLEN. SCHRYFST. SECTIO. larchen; bl. 454. Eindelyk worden deze bylagen befloten met eene aanmerking over eenen opperfchoolmeester in elke voorname Had. bl. 461—464. ——— aanhangsel : behelzende eenige uittrekfelen uit de beoordeeling der verhandelingen over deze prysvraag: door g. j. nahuys. VIII. Deel, bl. 465 —502. waarin de Schryver, na eene korte inleiding, bl. 465. en eene verklaring omtrent zyne overeenftemming van gedachten met de bestgekeurde Verhandeling; bl.467. zich voornamelyk bepaalt tot eenige byzonderheden omtrent de armfcholen: — en wel, dat 'er geene vrees zy, dat de behoeftige ouders hunne kinderen te lang op dezelven zouden laten ; bl. 470. of dat men, door derzelver befchaving, aan de burgerlyke maatfehappy , in meer dan ééne betrekking, nadeel zoude toebrengen! bl. 471. Dan volgt eene aanmerking: hoe zulke meesters te verkrygen, die de vereischte hoedanigheden en bekwaamheden bezitten ? bl. 482. De derde aanteekening betreft de Franfche fcholen: welken de geleerde nahuys in de verbeterde fcholen wilde infmelten: bl. 493. en dan eindigt hy, meteen' voorflag: of 'er geene mogelykheid zoude zyn , om het opgegevene ontwerp van verbetering dadelyk ter uitvoering te brengen ? bl. 501. SCHRYFSTYL (fransche). Zie Franfche fchryfflyl. SECTIO caesarea. Zie Keizerlyks fnede. SLAAF-  SLAAFHANDEL. SOREKWYN. nj SLAAFHANDEL. Nooclige onderrichtingen voor de flaafhandelaren; door d. h. gallandat. L Deel, hl. 422—460. In deze Verhandeling worden eerst eenige gronden gelegd ter wettiging van dezen handel, hl. 422. De Flisfingers leggen zich daarop het meest toe. hl. 427. Dan word aangewezen : wat omtrent het onderzoek der Haven, die men op de kusten van Afrika inkoopt, wél moet in acht genomen worden? hl. 428. Eindelyk, wat voorzorgen en middelen men moet aan* Wenden, om de naven veilig, en in een' gezonden (Iaat, over te voeren ? hl. 439—460. SOREKWYN. De ware kleur van den edelen , of Bybelfchen, sorekwyn aangetoond; en hy die gele"' geilheid verfcheidene aanmerkelyke Bybelplaalfen opgehelderd: door petrus hofstede. XI. Deel, hl. 257—322. Na dat de Hoogleeraar de redenen 4 tot het fchryven dezer Verhandeling, heeft opgegeven ; om zyne byzondere gedachten over gen. XLIX: 12. te Haven: die geheel zouden vervallen , indien de kleur van den sorekwyn lichtgeelware, gelyk de geleerde tjeenk wil; en niet, zoo als hy denkt, purrerrood: hl. 257. wyst hy aan , dat de twee voorname redenen: de eene ontleend uit het gebruik van het woord sorek: zach. 1:8. jes.XVI: 8. en XIX: 9. hl. 262. (by welke gelegenheid van het fyne linnen der Ouden, hysfus geheeten; als niet geel, maar blinkend wit; uitvoerig word gehandeld: gelyk ook over de windfels dej Aegyptifche muH 2 mjen:  ii6 SOREKW. SPIRITUS. STAAR. mien : bl. 268—286.) en de andere van het bericht der reizigers, die beste druiven en wynen van eene lichtgele kleur in Palaeftina, en ook in het erfdeel van Juda, gevonden hebben: bl. 298. even weinig dienen, om het gevoelen van den Heer tjeenk , omtrent de ware kleur van den edelen of Bybelfchén sOREKJj'ja, te begunftïgen. De Schryver, by de verhandeling van het laatfte ftuk, de voor. treffelykheid des rooden wyns, in oude tyden, boven den witten wyn, bewezen hebbende; heldert daaruit op de ut. XXXII: 13. en 14. hl. 314. en jes. XXVII: 2. bl. 320. waarop het befluit volgt. bl. 321. SPIRITUS salis marini. Verhandeling over deszelfs gebruik in fommige uitwendige gebreken: door e. p. swagerman. V. Deel, bl. 65—146. Na eene korte inleiding, fielt de Schryver de aanleiding voor, die hem gelegenheid heeft gegeven tot het gebruik van den fpiritus falis marini: en daarna befchryft hy eene meenigte gevallen van eeltachtige uitbottingen aan de vingeren en teenen; fommige wratten; eenige farcomata, zoo aangeborene als verkregene; enkele zweren aan onderfcheidene deeIen; m van fommige polypi, zoo die der ooren, als van den neus, die daardoor zeer gelukkig volkomen genezen zyn. Tervvyl tevens word bericht, dat eenige farcomata enkel door drukking geheel zyn verdreven. STAAR. Onderlinge vergelykingen tusfchen de ver-  STAAR. STANKWER. STEENEN. 117 verfchillende manieren, om de staar uh te nemen: door gysbert de wit. /. Deel, bl. 136. De Aucteur geeft, na een korte inleiding; bl. 1. eene ontleedkundige befchryving van het oog; bl. 2—54. meldt dan,waarin de staar, of cataract befta: bl. 55- derzelver uitneming is veiliger dan de nederdrukking: bl. 55. dau fielt hy de verfcheidene methoden voor , waarop dezelve van tyd tot tyd is verricht ,• met byvoeging van de daartoe uitgedachte werktuigen: tevens aanwyzende de byzondere voor- en nadeclen, die een ieder derzelven heeft. bl. 55—116. Hieruit maakt hy tot befluit op , welke injlrumenten de besten zyn, om deze operatie te verrichten, en hoe dezelve het veiligst gefchiede? bl. 116—133. en eindigt deze Verhandeling met eene opgave, hoe men de lyders , na de operatie, diene te behanlen? bl. 133—136, « ■. Nut van den fpirit. fatis ammoniaci ter genezing eener foort van zwarte staar: V. Deel^ bl. 25>-—060. Zie Genees- en heelkundige waarnemingen. STANKWEREND middel in vuile verzweringen. Zie Witte wittigenbast. STEENEN (dierlyke) befchreven: vooral ten aanzien van derzelver natuurlyke kenteekenen. Iiift. voorbericht van het VI. Deel, bl. 31—61. En H 3 wel  ïiS STEEN.. STEENW. STERREK. STICHT, wel de Pedro delporco van Malakka: bl. 33. —■ Pedro del porco van Ceilon: bl. 40. — de Gemsbal', of Gemskogel: bl. 42. — het Bezoar oriëntale; en de Apcnfleen: bl. 44.— Lapis de Goa: bl. 53.— Nagemaakte Bezoar van Koromandek bl. 54. — Westerfche Bezoar: bl. 57.— Paardenfteenen. bl. 58—60, Dit bericht is van den Heer j. c. brandt: die deze kostbare fteenen aan het Genootfchap, voor deszelfs kabinet, gefchonken heeft. ■ STEENWORM, steenmossel, of Pholade. Zie Zeeinfecten; in het verdere bericht aangaande der zeiven. STERREKUNDE. Zie Aldebarans bedekking! Comeet: Lunarium: Mercurius (yoorbygang van) over de zon: Saturnus Qoppofitie van): Venus (overgang van) over de zon. * sterrekundige waarnemingen: ger daan ter bepaling van de breedte en lengte van cochin , op de kust van malabaar : door w. SMiTH. VI. Deel, bl. 625, STICHTING (eerste) en lotgevallen van fommige plaatfen, ten oosten en westen der schel» Pe gelegen: door jac. ermerins. F. Deel, bl, ï—64. Na eene inleiding over de eerfte bedyking. dezer Landen: bl. 1—3; geeft de geleerde Schryver op, de oudheid, ftichting, en lotgevallen van Lik  STICHT. STIL. TARW. TINCTUR. LHfo; bl. 4. van de Kruisfchans; bl. 20. van Fredrik Hendrik en Blaauwgaren, twee fchanfen beneden Lillo; bl. 22. van de heerlykheid Zandvliet; bl. 24. van Osfendrecbt; bl. 29. van IVoonsdrecht, Hiidernisfe, en Borchvliet; bl. 31. van het land en de baronie van Beveren; bl. 32. van de Doel; bl. 35. van de heerlykheid Kalloo; bl. 42. van Lief kenshoek; bl. 46. en van het land en de heerlykheid Saftingen. bl. 52—64.1 STILUS curiae : of Styl van den Hove. Zie Franfche fchryfflyl. TARWTEELT: volgens het voorfchrift van den Heer miller, mislukt: door j. baster. III. Deel, bl. 597—607. By welke gelegenheid de verfchillende gedachten over de vermeenigvuldigeiide voortteeling van georganifeerde lichamen tevens worden voorgefteld. bl. 608—614. TINCTUREN. Ferhandeling over de bereiding der tincturen, welken in de geneeskunde gebruikt worden: benevens eenige proeven, om dezelven , volgens eene nieuwe manier, voordeeliger, in korter'' tyd, en krachtiger , te bereiden : door Boumswyn tieboel. II. Deel, bl. 231—276. Na een II 4 kort T.  i2o TINCTUREN. TINERTSEN. kort voorftel nopens de tincturen: bh 23?. handelt de Schryver over de gewone wys van toebereiding; met aanwyzing, waarvoor men zich byzonder te wachten hebbe? bh 235. wat in fommige gevallen van dienst kunne zyn? bh 239. Doch eene betere wys van bereiding is door den pot van papin; die naauwkeurig befchreven, en in eene plaat afgebeeldt word: bh 242. eenige aanmerkingen over deszelfs werkingen en yoordeelen: bh 245. dan worden proeven , met denzelven genomen, opgegeven. - En wel van de tinctura caftorei; bh 247. van de tinctura fuccini; bh 251. van de tinctura myrrhae; bh 255. van ue tinctura gmnmi laccae: bh 258. eene aanmerking over de drie foorten van gomlak: bh 263. van de tinctura cort. peruviani; bh 265. van de tinctura rhaharbari: bh 269. Waarby eindelyk eenige aanmerkingen, en eene verklaring der Figuren, ten befluite gevoegd worden, bh 272—276. TINERTSEN. Eenige O.ostindifche tinertsen befchreven; door m. houttuvn. IX. Deel, bl. 337—35°« Na eenige aanmerkingen over den waren aard, in welken de natuur, de metalen oplevert: —• zuiver., volkomen, gedegen,; of-onvolmaakt, met andere ftoffen vermomd: — word in deze betrekking uitvoeriger oyer. het tin gefproken ; en geven foorten van 't zelve uit Indiê, van Suma* ffS % m Piefen aan de QMtzy.de van Sumatra geleien . tefchrevers,, m |||  TINERTSEN, TQPVERViERKANTEN. i*| s———;—— Befchryving va'a den Malakfqhen tin? erts ; en deszelfs mynen; dopr- m, houttuyn, XI. Deel, bl. 383—389. Na eene korte inleiding over den Malakfchen tinerts, die de zeldfaamfte is: deelt de geleerde Schryver eenen brief mede van wylen Mr. j. c. m, radermacher , behelzende befchryving dier mynen; van de manier yap graving, en uitfmelting; en van den erts. TOOVERV1ERKANTEN. Recherches fur une nouvelle efpèce de quarre's magiques : doorl. euler. /X. Deel, bl. 85—239. De aanleiding, welke den wiskundigen Schryver bracht tot het opftellen van dit onderzoek eener nieuwe foort van toovervierkanten, beftond (volgens zyne opgave) in een gedaan voorftel; "om 36. Officieren, uit zes onderfcheidene regimenten getrokken , en even zoo,, vele trappen van rang bekleedende, in het vier-: ,, kant te ftellen: zoo, dat elke lyn ('t zy recht$ ,, of links; 't zy horizontaal of verticaal geno„ men zynde;) juist zes Officieren, van verfchillen,, den rang, en wel uit de onderfcheidene regimen„ ten, zoude vertoonen"! Dit werd, niettegenftaande by velen herhaalde proeven, ondoenlyk bevonden : doch men yerlangde naar een wiskundig betoog van die onmogelykheid. bl. 85. en 86. Hiertoe brengt euler deze vraag in de gedaante van een mathematisch voorftel: noemende de regimenten met Latynfche letteren a, b, c, enz. en de gangen ïaetGriekfchen ec, 3, y, enz. waaruit, om H 5 m  I2ü TOOVERVIERKANTEN. aan het oogmerk te voldoen, drie bepalingen voortvloeijen: welk een en ander vervolgens, zoo in 't byzonder op het gegevene getal 36. als in 't gemeen op een generaal getal n, toegepast en behandeld word: bl. 86—96. by welke gelegenheid, onder anderen, in § 5—8. de letteren a, b, c, befchouwd worden als de natuurlyke getallen 1,2,3. en de Griekfchen a,fr,/. 131. In At tweede afdeeling behandelt de Schryver de tweede clasfe, ofden dubbelen voortgang: omtrent welken , als een doorgaande regel, word opgegeven: dat elke zyde van het vierkant uit een dubbel effen getal moete beftaan: bl. 147. De derde rang (a triple marche') is het onderwerp der derde afdeeling: in dezen moet het getal der vakken van elke zyde in 3. deelbaar zyn: bl. 180. terwyl de vierde rang Qa quadruple marche), waarin iedere zyde door 4. moet kunnen gedeeld worden, in de vierde afdeeling word behandeld: bl. 205. Eindelyk ftrekt de vyfde afdeeling, om voor de onderfcheidene verwisfelingen , overbrengingen , of veranderingen der gevondene LZ! de noodige regelen te geven: waaromtrent nader word aangedrongen de bevorens gemaakte aanmerking, dat (om aan het voorftel te voldoen) het getal der vakken in ééne zyde nimmer het dubbel van een onpaar getal moge zyn: bl. 222. voorts worden eenige aanmerkingen gemaakt nopens de leer der combinatiën: tot naarfporing van welken dit voorftel; fchoon anders (gelyk de geleerde Schryver tot flot zegt) op zichzelve van weinig of geen nut; aanleiding heeft gegeven: bl. 239. TWEE-  TWEEGEVECHTEN, TWEEGEVECHTEN. Verhandeling over dn dwaasheid en fchadelykheid der tweegevech* ten: door Mr. willem schorer. IV. Deel, bl, 545—576. De behandeling dezer ftof, offchoon door groote mannen meermalen opgegeven; en offchoon die razerny onder ons niet zoo fterk in. zwang gaat, als in Vrankryk; is echter niet onnuttig, bl. 545. In vroegere eeuwen waren de tweegevechten niet alleen gewoon, maar werden geoorloofd gerekend, bl. 550. Wanneer eerst; en door wien verboden ? bl. 552. Maar hoe is zulk een verbod met het punt van eer voor een' edelman en krygsman beftaanbaar? Deze tegenwerping word beantwoordt: uit overweging van de zaak zelve, in haar gunftigst licht befchouwd: — van hare onbetamelykheid en redenloosheid: — ja deze gewoonte kan niet aangemerkt worden als een blyk van heldenmoed: te min, daar zoo fterk by plakaten daartegen voorziening is gedaan, bl. 554. En welk een gruwel is het tweegevecht, van de zedelyke zyde aangemerkt, bl. 561. Doch welke is de reden, dat dit kwaad zoo diep ingeworteld zy? Een gebrek in de opvoeding, en het niet uitvoeren der plakaten; alsmede uit aanmerking van eene tegenftrydigheid, die in dezelven plaats heeft. bl. 564. Eindelyk word onderzocht, hoe die fchandelyke gewoonte best tegen te gaan ? bl. 571—576. U. UNIE*  ÜNIE. VAD ER LA ND SC HE* u§ u ÜNIE (de) van utrecht : als een voorname bron befchouwd, waaruit (onder gods gunftige Voorzienigheid') neerlands voorfpoed en luister is voortgevloeid: en op welke gronden de hoop op deszelfs voortdurenden welft and is gevestigd: in eenê Vergadering van Heeren Directeuren , gehouden den 23. van Louwmaand 1779. (zynde juist die dag, op welken de gedachtenis dier Vereeniging voor de tweedemaal vereeuwigde ,) voorgelezen: door den praeftderenden Heer Mr. j. winckelman. VIII. Deel, Hift. voorbericht, bl. 87—92. d De unie van utrecht nader overwogen , by diezelfde gelegenheid: door j. w. tb water , toen tweeden Sekretaris van het Genootfchap. VIII. Deel, Hift. voorbericht, bl. 93—131. In deze Redevoering word een zaakryk vcrflag gegeven van de aanleidende gelegenheid tot, en de omftandigheden in welken, deze belangryke unie is gefloten: den inhoud van dezelve: en Van de onderteekenaars , zoo van het ontwerp; als van de Unie zelve. V. VADERLANDSCHE gedichten Zie Gedichten. VAL-  126 VALLENDE ZIEK TÉ. VALLENDE ZIEKTE. Een geneesmiddel tegen dezelve, ter beproeving voorgefteld: door j. oos- terdyk schacht. III. Deel, bl. IJl — 2'S2. Dif middel word, na eene inleiding, opgegeven: ais beftaande uit zooveel faccharum faturni, als driemalen op de punt van een mes liggen kan; en twee lood fpiritus nitti: welkmengfel eenigen tyd moet ftilltaan. By 't gebruik moet het Hesje wél worden omgefchudt: de lyder neemt drie dagen achter eikanderen daarvan alle morgen zes droppels, met wat wyn, vleeschnat, of ander vocht; doch niet op den vierden dag: maar dan een purgeermiddel van de pillen de fuccino cratonis. Men begint dit middel des daags na den aanval, en gaat daarmede vier weken voort. ■ Eene vallende ziekte , door koud water genezen. De Schryver van dit bericht, j. li. de beunie , wyst (na een korte befchryving van deze ziekte) aan, van hoeveel aanbelang het, ter genezing derzelve, zy, de oorzaken naar te fpeuren, waaruit dezelve ontflaan is: — en dan geeft hy het geval op van een'jongeling van 12. jaren, in wieri de atonia de waarfchynelyke oorzaak van dit allertreurigfte toeval was; en hoe hy, in eenen korten tyd, alleen door het gebruik van het koude bad herfteld zy: — terwyl hy, in het voorbygaan , ook de genezing van dit ongemak, met anthelmintica, in verfcheidene kinderen, aanteekent. VI* Deel, bl. 587—600. ' * VE,  VENUS. VERBAND. VERSTROPPING. 127 VENUS overgang over de zon : den 3. van Zomermaand 1769. te philadelphia waargenomen : getrokken uit eene verhandeling van den liter ewing: door p. boddaert. III. Deel, hl. 617— 647. De geleerde Schryver meldt, na eene korte inleiding , de aanleidende gelegenheid, die hem aangefpoord heeft, om dit uittrekfel te maken, en het der Maatfchappy aan te bieden; met byvoeging: dat hy alle de waarnemingen, omtrent de verfchilzichten , in haar geheel heeft opgegeven , als zynde de zaak, waarop het meest aankomt, om den afftand der zon te bepalen; tervvyl hy, zoo van de evenredigheden, als van de waarnemingen , alleen de uitkomften der rekeningen heeft aangeteekend. VERBAND van verstand en wil. Zie Pfychologifche en moralifche aanmerkingen over dit onderwerp. VERSTROPPING van het darmnet. Waarneming van eene verflropping van het net rondom den darm, ontdekt na den dood van een' lyder, op welken men de breukfnede had verricht: door gysbert de witt. /. Deel, hl. 605—620. Na dat de geleerde Schryver den (iaat des lyders; en de middelen, ter zyner redding, hoewel vruchteloos , aangewendt, heeft opgegeven: befchryft hy de gewone operatie, met de gevolgen derzelve, tot aan den dood des lyders. Hierop bericht hy, hoe men by de opening van het lyk eene verdropping,  U$ VERSTROPPING. VËS^lNGBÖÜW. ping, rondom den darm, van het net ontdekte; 't Welke aan het buikvlies'., was vastgegroeid ; eri dus de uithaling van den darm, dóór den verwyderden ring, byhet leven van den lyder, onmogclyk had gemaakt. In zulke gevallen is het ééuige middel ter redding, om de gemaakte wonde, doof infnyding tot in den buik, te verlengen; teneinde de vasthechting te ontdekken, en los te maken: 't gene zonder merkelyk gevaar kan gefchieden : wanneer de verllropping gemakkelyk kan ontdekt en weggenomen worden. VESTINGBOUW. Verhandeling over eene nieuwe manier om kleine zeshoeken le verfierken; en in dezelven eene hehoorlyke verdediging te verkrygen: door albert LiEFTiNCK. II. Deel, bl. 127—I(5o. De Schryver wyst de ongerymdheid aaii, om eene algemeene verfterkings/Ke^o^ in te voeren, die op alle gevallen toepasfelyk zoude zyn: bl. 127.—■ dan befchryft hy zyne nieuwe manier, om kleine zeshoeken te verfterken: bl. ij,?,. — eindelyk verdedigt hy dezelve, door het oplosfen van eenige zwarigheden* bl. 147—i6oi - ■ 1 Verhandeling over de gordvnen det vestingen: door a. likftinck. //. Deel, bl. 601 •—612. waarin de Schryver, na de opgave van de aanleidende gelegenheid, eene definitie geeft van eene gordyn ; waaruit hy afleidt, dat eene vesting des te meer eene vesting is» naar mate zy meer ger-  VESTINGB. VIERSCHAAR. VOEDING. ïajfr 'gordynen heeft aan haren omkring; en dat, derhalven , de volkomenheid van eene vesting hierin gelegen is, dat zy uit enkele gordynen en bedekte flanquen bcftaat: — zulk eene uitgedachte vesting word befchreven, en in plaat afgebeeldt. VIERSCHAAR (hooge). Zie Zeelands vierfchaau VOEDING der vrucht in de baarmoeder. Dit ftuk word overwogen in de Verhandeling over eene beruchte proefneming van den Geneesheer w. noortwyk: — hieruit ontdekkingen, die der ontleedkunde onlangs veel lichts hebben bygezet, op eene nieuwi wys opgelost: door adriaan vAn solIngen. IX. Deel, bl. 392—422. Na eene korte inleiding óver de verfchillende gedachten omtrent de voeding der vrucht in de baarmoeder: bl. 392. word de proefneming van Doctor noortwyk op eene bevruchte baarmoeder, die de gemeenfchap van derzelver vaten met die der nageboorte volkomen fchynt te bewyzcn, voorgefteld. bl. 395. Dan wörd, door proefnemingen van den Heer alëx. Mourö , en r. forsten, de misflag, die by gemelde proefneming plaats zoude gehad hebben, aangewezen, bh 400. En daarop word , uit de nadere ontdekkingen van dén Heer g. huntéR , dit ftuk vérder bevestigd; en daaruit afgeleidt, dat de proefneming van den Heer noortwyk niets afdoe, ter betoging , in hêt'verfchilftuk over den gemeenfchappelykcn omloop dês bloeds van de moeder met de vrucht, bh 407—422.' 3Ü*. deels ii. stuk» i %T00^  ISO VOORJ. VOORT, VRIEND. VROED, VOORJAARSZIEKTEN. Zie Febres catarrhales* VOORTGANG der wetenschappen irï nederi land , federt het begin der achttiende eeuw. Zie de Redevoering van den praeliderendcn Heer Directeur, Mr. j. winckelwan: gedaan ter opening van de tweede algemeene Vergadering des Genootfehaps. Hiflor. bericht vóór het II. Deel: bh 2—14. VOORTTEELING van. gearganifeerde lichamen. . Zie Tarwteelt. VRIENDSCHAPSPLICHT in het euangelie aanbevolen. Zie Euangelie. VROEDKUNDE. Zie Ontleed- en Froedkundige : waarneming. vroedkundige verhandeling over dé wyze, om een. kind inde lyfmoeder te keer en, en hy de voeten af te halen: door d. ik gallandat. I. Deel, bh 403—421. waarinde geleerde Aucteur , , na eene gepaste inleiding, bl. 403. de gemakkelykfte en veiligfte wyze: om kinderen, welken zich in eene kwade geftalte voor den mond der lyfmoeder aanbieden, te keeren; en byde voeten af te halen: . voorftelt. Hierop word het gewicht van dit onderwerp aangewezen: bh 405. — dan de gewone . handelwys der vroedvrouwen in zulke gevallen aangetoond. £/. 406. — en daarop onderfcheid gemaakt las-  VROEDKUNDE. 33r - tusfchen de keering, als eene voorbereiding; en de* afhaling zelve. bh 410. Van de wyze, op welke de verfchikking of voorbereiding moet gefchieden, word gehandeld, bl. 411. — van de afhaling zelve, bl. 415. waaruit andere gevallen gemakkelyk worden verdaan, bh 418—421. '■ vroedkundige waarneming van tweelingen , die het water en de vliezen gemeen hadden : door jacobus de puyt. IX. Deel, bh 423 —430. Door deze waarneming ziet men eene uitzondering op den regel , die algemeen van de vroedkundigen is aangenomen: — dat twee-of drielingen , gedurende de zwangerheid, ieder hun byzonder water en vliezen hebben; tenware zy tegennatuurlyk aan eikanderen gewasfen zyn. En hieruit leidt de kundige Schryver twee aanmerkingen af: vooreerst: dat deze waarneming diene ter opheldering van de verlosfmgen, gen. XXV: 24 —25. en XXXVIII: 37—40. gemeldt: — ten tweeden: om in foortgelyke gevallen omzichtig- , heid te gebruiken by de verlosdng. De nageboorte der tweelingen word in Plaat afgebeeldt. . vroedkundige waarneming : door - adriaan van solingen. X. Deel, bh S75 603. ■ Deze waarneming behelst een bericht van eene wonderlyke wys, op welke de natuur zich, in eene moeilyke verlosfmg, door eene plaatfelyke aderlating geredt heeft: — wanneer uamelyk de kwade I 2 plaat-  *3* VROED KUN D Ë. plaatfing van het hoofd des kinds eene geweldige" drukking , en eene daaruit ontdane inflammatoire opzetting der uitwendige dcelen veroorzaakt had: zoodanig, dat dezen eene byzonder groote,> hoogroode, en fterk gefpanne zwelling vertoonden: — redde zich de natuur, die te lang aanzichzelve was overgelaten, door eene gunftige poging,die zoo verbazend als gelukkig was: — op eene wys, waarvan men by vroegere noch latere vroedkundige fchryvers geen voorbeeld vindt: — eene openbarfting der uitwendige deelen' verwekte eene plantfelyke aderlating: die eerst met een' Vloed , en vervolgens druppelsgewys, eene aanmerkelyke hoeveelheid bloeds deed ontlasten ; waardoor, mei toereiking der vereisehte hulp, de refolutie der gefpanne deelen, en de geboorte van een levend welgefchapen kind werd te weeg gebracht. Deze' Verhandeling geeft tevens de middelen op, waardoor de kwade plaatfing van het hoofd, met derzelver fchroomelyke gevolgen, behoord had voorgekomen of verbeterd te zyn : — en is met aanteekeningen voorzien: waaronder twee de gewichtigften zyn. De eerfle handelt oVer de fchadelykheid en nutteloosheid der zoogenaamde voorbereidingen, die de beroemde levret op zyne fcholen zocr fterk heeft aangeprezen : — de tweede behelst eene aankondiging der verbetering van den forceps a axe ambulant, door den Heer coutoui-y; waardoor de tang, zonder parallelismus der bladen, in kwalykgeftelde. bekkens kan worden ingebracht. — Zie  VROEDK. WAARNEM. WANSCHAP. 133 Zie verder Nageboorte. Weeën en naweeën. WAARNEMINGEN omtrent de luchtsgesteld.heid, weder, en windmitsgaders aanteekeningen der ziekten , in iedere maand voorgevallen te vlissinge , in het jaar 1768. door a. muj> ler. I, Deel, hl. 620—651, r . gelyke waarnemingen: (doch zonder byvoeging der ziekten :) door denzelfden : over het jaar 1769. II. Deel, bl. 631—643. 1 1770, III. Deel, bl. 651—662. over de jaren ïjfi—1772. FI, Deel, bl.629—664, . omtrent den gevallen"1 regen te zie- rikzee: in de jaren 1770.cn 1771. door jou casTer. III. Deel, bl. 649—650. *- r—•. omtrent de luchts- en weersge- steltenis; en gevallen"" regen: in de jaren, 1772—1774. te zierikzee: door denzelfden» IF. Deel, bl. 670—675, WANSCHAPENHEID. Waarnem'wg omtrent een l § eerste  Ï34 WANSCHAPENHEID. eerstgeboren kind, waarvan de ingewanden (de nieren, pisleiders, en waterblaas uitgezonderd) zich buiten den buik bevonden: door samuel de wind. I. Deel, bl. 592—594. Na eene naauwkeurige befcbryving van het geval, meldt de geleerde Schryver, dat men, na de geboorte van het kind, geen' I anderen blyk van leven daarin ontdekte, dan dat het hart, zonder de minfte vertraging, ruim een half uur by aanhoudendheid zich beweegde: de ingeblazcne lucht ging niet in de longen; maar iu de ingewanden: de beweging, allengskens verminderende, hield eindelyk geheel op. Daar alle pogingen, om de ouders over te halen, dat men het kind mocht openen , vruchteloos waren, konde geen nader onderzoek daaromtrent werkheilig worden gemaakt. 1 Eene aïïerzonderdingjle wanfiallige menschenvrucht, naauwkeurig befchreven; en in eene plaat afgeteekend: door j, le roy. III. Deel, bl. 520—528. Waarneming van twee wanfehapene. kinderen : door h. mirandolle van ghert. IX. Deel, bl. 270—274. Deze wangedrochten (die, behalven het hoofd, welgefchapene kinderen waren) worden befchreven; en van een diergelyk, door den gel. arts zelve in 't jaar 1767. gezien, 't welke eenigszins naar een' aap geleek, gewag gemaakt, Deszelfs moeder was 3 gedurende hare  WATER. WATERBLAZEN. WEE'EN, itf zwangerheid, door den fprong van eenen aap op haar lichaam zeer verfchrikt: terwyl de moeder van de twee eerstgemelde kinderen; in 't eerfte geval, door het zien van een' zeehond, was ontfleld geweest; maar iets foortgelyks had in het andere geval geene plaats gehad, WATER, Keering van hetzelve. Zie Keering. WATERBLAZEN door den aeganq gelost. Zit Geneeskunde. tVEE'EN en NA WEE'EN. Z>vaar, in de meeste ontwrichtingen, het hoofd des opperarmbeens zich bev.inde; of de herftelling doenlyk zy; en wat hiertoe vereischt worde? bl. 48. Hierop volgt de befchryving van het werktuig zelve. bl. 64. Deszelfs goedkeuring door deskundigen , en door het collegium chirurgicum, te Amsterdam, bl. 67. Een twaalftal proeven, met dit werktuig genomen, die eene gewenschtc uitwerking hebben gehad: bl. 68. — waarna de manier, om daarmede te werken, word voorgelteld; en wat vervolgens diene in acht genomen te worden ? bl. 75. Het werktuig zelve, met hetgene daartoe behoort, is in eene plaat afgebeeldf. WESPENNESTJE. Natuurkundige waarneming van een zonderling wespennestje : door l. bomme. VIL Deel, achter de Erysverhandeling geplaatst: bl- 213—226. Dit nestje, door eene wesp vervaardigd , volgens de waarneming van den vinder, ' was vastgehecht aan een' balk op de bovenfte verdieping van het huis: wordende alhier naauwkeurig befchreven , en afgebeeldt in plaat vertoond. ^VETTEN van het zeeuwsche genootschap. Zie Genootfchap (zeeuwsch). WILLIGEN BAST (witte). De ware detigd van deszelfs flankwerend vermogen , uitwendig beproefd a in vuile, flinkende, en kankerverzweringe^:. I $ dooi;.  ï38 WILLIG. WOQNSDR. WYK. YVOQR. door gerard greeve. IX. Deel, bh 247—253, Van hoeveel belang het zy, om aan lydercn, welker gebreken ongeneeslyk zyn, dezelven zoo draaglyk te maken, als mogelyk is? merkt de geleerde Schryver vooraf aan: dan ftaaft hy, door eene proef, het ftankwerende vermogen van den witten willigen bast in kankerverz weringen; en geeft eindelyk de wyze van toebereiding en het gebruik op. . WOONSDRECHT, hildernisse , en borchvliet, Derzelver oudheid en lotgevallen: V, D.eel, bh 31, WYK te duurstede. Het vicus batavoduru&i van tacitus. Zie Doreftadum der Batavieren Y YVOOR. Befchryving van een zonderling flukyvoor ; en aanmerkingen, betrekkelyk tot de natuurlyke hiftorie van den Olifant ■ door d. h. gallandat. IX. Deel, bl. 351—.391. De kundige Schryver geeft, na eene korte inleiding overden olifant; bh 351. eene befchryving van een ftuk yvoor, in 't welke een yzeren kogel belloten was: bh 353. dit geeft aanleiding tot het maken van eenige aanmerkingen over de verfchillende deugd, verdeeling, gebreken, prys, en zwaarte der  Y V O Q R, ï3? der olifantstanden, bh 356= Pe besten komen, van de kust van Guiné. bh 365. Hierop ftelt de fchryver zyne gedachten voor, pver het gegraven yvoor, en ds groote tanden pia beenderen, in de noordelyke deelen van Europa en Amerika opgedolven; beweert, met hunter, tegen de buffon , d'aübenton , gmeun , sloane , dat dezelven niet van olifanten zyn; bh 366. en wystden waarfchynlykeu oorfprong dezer misvatting aan: hl. 371. hy verfcbilt echter ook van den eerstgenocmden fchvyvcr, als welke die tanden toefchryft aan een onbekend dier, waarvan het genacht zoude uitgeftorven zyn : terwyl hy dezelven houdt voor tanden van een groot zeeuier, misfchien de mammquth van Siberië, dat hetzelfde is met het zeepaard ; en 't gene men den waterolifant mag noemen, bh 374. Pan verhaalt hy, hoe het inflinct van den olifant gelegenheid gegeven hebbe tot het gebruik van zekere gom, (zeer veel gelykenis hebbende naar de Arabifche gom ,) tegen hevige buikpynen en buikloopen: bh 381. gelyk ook tot zeker zout, naar aluin eenigszins fmakcnde; als een middel tegen het vergift: bl. 383. Dat'er. jneer foortgelyke geneesmiddelen, en tegengiften, door beesten zyn ontdekt; word verder geftaafd: bh 385. En, na een kort bericht van liet balfamum animae, bh 387. word deze verhandeling befloten, met een verhaal van het gebruik, dat de Negers van den drek der olifanten maken: bh Z, ZAND-.  %4o ZANDVL, ZEEDYK. Z. ZANDVLIET. De oudheid, /lichting, en lotge? vallen dezer Heerlykheid. Zie V. Deel, hl. 34 —28. ZEEDYKEN. Ie antwoord op de vraag; "Wel„ ken zyn de redenen der meenigvuldige vallen j, of grondbraken in de zeedyken; voornamelyk ,, die der Provincie zeeland?— Op welke wyze „ kunnen dezelven best voorkomen ; — of, daar zynde, fpoedigst en minst kostbaar, herfteld ,, worden" ? door bastiaan nebbens. III. Deel, hJ. 3—60. Vooraf merkt de Schryver, na eene korte inleiding, aan: dat hy, de vraag drieledig zynde, dezelve ook alzoo zal behandelen, hl. 3. In het eerfte lid verklaart hy, eerst, wat men door vallen of grondbraken te verftaan hebbe ? bl. 7. dan geeft hy de omftandigheden op, welken met, in, by, en omtrent dezelven, gewoonlyk plaats hebben: zoo ten opzichte van de vallen zeiven; als ten aanzien der plaatfen en fttuatiën, waar dezelven gebeuren: hl. 8. waaruit hy dan de meest waarfchynlyke redenen van dezelven afleidt: iu 't gemeen; bl. 10. en van die in de Provincie zerland in 't byzonder. bl. 30. Dit geeft tevens aanleiding ter behandeling van het tweede lid der vraag: hoe die vallen, best kunnen voorgekomen worden? bl. 40. waarop hy overgaat lot het laatfte 'u  ZÈEDYKEN. iai lid der vraag: de herftelling van dezelven op dé ipoedigfte en minst kostbare wyze: wanneer namelyk een dyk gedeeltelyk is weggevallen: 't gene' hier eigenlyk alleen fehynt bedoeld te worden : bl. 46—60. —' He antwoord op dezelfde vraag: door bartholdus renou. III. Deel, bl. 61—98. De Schryver behandelt ook de drie leden der vraag ieder afzonderlyk : en, zonder op de onderfchcidcne' berderen van het aardryk te letten, leidt hy de redenen van de meenigvuldige grondbraken alleen af, uit eene befpiegelende befchouwing van de Waterloopkunde: bl. 61. — terwyl hy, op diezelfde grondbeginfelen, door het regelmatig leiden der ftroomen, aanwyst: hoe men die vallen best kan voorkomen : bl. 75. — eindelyk fielt hy voor, hoe dezelven op de minstkostbare wys kunnen herlleld Worden: bl. 90—98. terwyl hy eene plaat ter nadere opheldering daarby heeft gevoegd. Ille antwoord op dezelfde vraag: door cornelis de kanter. III. Deel, bl. 99—129. In dit antwoord worden eerst vier oorzaken, als: de redenen van de meenigvuldige vallen, opgegeven: bl.QQ. — dan word, uit overweging van ieder derzelven, aangewezen: hoe moeilyk het zy, de grondbraken voor te komen; en wat men, met eenigen grond van waarfchynlykheid, het best hebbe aan te wenden ? bl. 104. — eindelyk worden eeni-  Ui ZEEDYK. ZEEDUIZENDB. ZEEINS. eenige redenen voorgefteld, waarom geën viste regel kan worden voorgefchreven : hoe men de vallen, daar zynde; fpoedigst en minst kostbaar , kan hcrftcllcn? bl. 117- Zoo echter de nood vordert, dat eene gemaakte bres fpoedig worde herfteld, word de beste manier, volgens de gedachten van den ichryver ^ voorgefteld: bl. 120—• 129. ZEEDUIZENDBEEN: of nereï'S peLagica. Zie Zeeïnfecten: onder het Verdere bericht, aangaande verfcheidene derzelven. ZEEINSECT. Bericht wegens een zonderling zee1nsect, gevonden aan eenige zeewieren, gevischt op het ftrand van het Eiland walcheren: door leenderd eomme befchreven, en in eene plaat naauwkeurig getcekeud. I. Deel, bl. 394— 402. Dit infect word, wegens deszelfs fraaije gedaante, het, gekuifde of gekroonde zeeslakje genoemd : het is tot kruipen en zwemmen gefchikt. bl. 394. Deszelfs eijerftok is niet minder befchouwenswaardig, dan het diertje zelf. bl. 397. By deze gelegenheid word tevens een kort bericht gegeven van de dierplanten of polypen: die ook op Walcheren, en aan deszelfs rtranden, gevonden worden: benevens eenige nieuwe waarnemingen omtrent dezelven; vooral aangaande de wyze, op welke zy de fpyzen naar zich lokken, bl. 398 —402. — zee-  ZEEINSECT. 143 zeeinsecten , gevonden aan hei zeewier op het flrand van Walcheren: befchreven door l. bomme. III. Deel, bl. 283—318. en in eene plaat afgeteekend. Na dat de Schryver eenige aanmerkingen over gods werken, zoo in het groote, als in het kleine, heeft laten voorafgaan ; bl. 283- fielt hy eerst voor zyne nadere waarnemingen omtrent de zeeslakjes; (zie I. Deel, bl. 394—402.) van welken hy vyf onderfcheidene foorten, door hem ontdekt, befchryft: bl. 289. dan die der zeeraderdiertjes; van welken hy twee foorten waargenomen heeft: bl. 305. en eindelyk eene eijertros ; en eerst uitgekomen zeekatje: bl. 311—318. Verder bericht aangaande verfcheidene derzelven, zoo in de wateren van zeeland, als aan de ftranden van het Eiland Walcheren: waargenomen door l. bomme. VI. Deel, bl. 357 —400. En wel de steenworm , steenmossei. , of pholade: die (na eene korte opgave, wat van anderen omtrent denzelven reeds is geboekt,) zoo in zyne gedeldheid, als wyze van werken., befchreven word. bl. 358.. Hierop fielt de Schryver zyne ontdekkingen voor omtrent den zeeduizendbeën, of nere'is pelagiea; en den zeerups , of zee pissebed, bl. 376. Van deze infecten moet men de roodglinflerende nereide , of den zeeduizendbeen , by onzen fehryver genoemd, wél onderfcheideii: als die, vooral wegens het byzon- de-  fcft ZEÉINSECT. ZEEKATJE. ZEELAND; dere maakfel van deszelfs kop; verfehilt van alleandere bekende duizendbeenen: bl. 379. De daizendbeenen, ten onrechte door fommigen gehouden voör vernielers van het hout: als hebbende noch' eene fchulpachtige boor , gelyk de paalwormen; noch eene fchulp., gelyk de phoïaden, als een werktuig gcfchikt tot boren: moeten misfchien eerder al« vernielers van deze verderfclyke diertjes befchouwd worden, bl. 388. In een nafchrift vindt men een kort bericht van een' worm, behoorende tot het gedacht der phoïaden, die niet in deen, maar flechts in flyk en derry zich inboort. bl. 394—396. Dit infect, gelyk ook de vorigen , zyn in eene Plaat afgebeeldt, met èene bygevoegde verklaring, bl. 397—400. ZEEKATJE, en eijertros. Zie Zeéinfecten. ZEELAND (oudheden vari). Zie Oudheden. zeelands Hooge of Grafelyke vierschaar. Verhandeling over de opkomst j het gezag, en den ondergang, der aloude hooge of grafelyke vierfchaar in zeeland : door Mr. l. p. van de spiegel. II. Deel, bl. 69—126. Na eene korte inleiding, bl. 69. merkt de Schryver aan, dat de Frankifche Vorden onder anderen zeeland hebben beheerscht: en gelyk hunne wetten en gewoonten ; zoo ook hunne rechtspleging , hier hebben ingevoerd: wordende de hoog- fié  ZEELAND. 145 fte rechtspleging in eene plechtige jaarlykfche vergadering gehouden, hl. 70. Dezen zyn hierin door de Graven gevolgd, bl. 72. Met bleef échter een gefchil in zeeland , wiert de hoogde rechtsplegcnde macht toekwam , tot op het jaar 1256. wanneer dezelve aan Gr ave florens te leen is gegeven, bl. 73. De oprichting van een zittend gerechtshof is waarfchynlyk gefchiedt in het jaar 1290. bl. 77. En, offchoort de hooge vierfchaar onderfcheiden word in bewesten- en. beoostenfeheide: was zy echter ééne en dezelfde; en werd in zaken van belang tot één gerechtshof faamgevoegd. bl. 80=, De voorzitter daarin was de Graaf zelf, of zyn Stedehouder, bl. 82. Het getal der Leden: 44 bewesten-, en 24 beoostenfeheide; is naderhand op 12 verminderd : 7 bewesten-, en 5 beoostenfeheide: andere Edelen, en de Schepenen der fteden, konden echter in de vierfchaar ook zitting nemen. bl. 85. De Graaf was gehouden, by het vonnisfen in de hooge vierfchaar, aan de meerderheid der ftemmen zich té onderwerpen, bl. 87. De tyd van derzelver zitting bepaald: bl. 89. de plaats waar: bl. 00. de zaken waarover in dezelve gevonnisd werd. bh. 92. Derzelver gezag ftrekte zich uit tot het Uitleggen der wetten; zelfs tot het maken van nieuwen : bl. 95. ook tot de klachten over den Graaf bh 97. Tot dezelve moesten de zaken in ap° pél gebracht worden, bl. 99. Van het gewysde xii. deels ii. stuk» K ^  146 ZEELAND. dezer hooge vierfchaar was geen appèl, 'zoo de Graaf by dezelve tegenwoordig was; maar wel, in andere gevallen , aan den Graaf en zynen Rade. bh 100. Van dezen Ilaad word gehandeld bh 101. vart deszelfs gezag én rechtsgebied, bh 103. Hoe het toenemende gezag der Graven, en de daaruit voortvloeiende genegenheid , om Dezelven te believen , gediend hebbe' tot deh ondergang van die aanzienclyke vierfchaar; Waardoor de Graaf en zyn Raad, en dees (in geval van des Graaft uitlandigheid) alleen, de gewone rechters in appèl geworden zyn. bh 106. Hierin vindt men den grond, waarop het Hof van holland ên zeeland (gefield, gelyk zeer waarfchynlyk is, dat dit oorfpronkelyk de oude Grafelyke raad zy,) thans nog de gewone rechter in appél is van Zeeuwfche zaken, bh 107. De GraVen hebben, vervolgens , alles aangewendt tot vernietiging van het rechtsgebied der hooge vierfchaar; en om dat aan het Hof toe te voegen, bh 109. De byzondere dagvaarten der edelen en steden , hebben medegewerkt tot vermindering van het gezag der hooge vierfchaar. bh ui. Het zeldfaam houden van dezelve; en het uitftellén van vonnisfen over zware misdaden; heeft veroorzaakt, dat de fteden ook dit gedeelte van derzelver gezag, voor zoover het hare ingezetenen betrof, hebben aan zich getrokken, bh 113. Hieruit ontftómï groote- moè-ilykhéid ia, hét houden der 1 hoe-  ZEELAND. ZEE POLYPEN. 147 hooge vierfchaar: en dit gaf aanleiding, dat eerst aan alle fteden, en naderhand aan middelburo alleen, privilegie gegeven werd, tot het ftraffert van zware misdaden bewestenfchelde: hl. 116. en aan zierikzee beoostenfeheide. bl. 119. Latere veranderingen en gefchillen buiten des Sclnyvers beftek zynde: wyst hy verder aan: waarom hét gewysde, in lyfftrafFelyke zaken, by de fteden van zeeland , aan geen hooger beroep onderworpen zy? bl. 120. De Graven echter hebben, met hunne edele mannen, zoo lang zy hier verkeerd hebben , te recht gezeten, bl. 122. Nu was de jurisdictie van de hooge vierfchaar, uitgezonderd over de leenen , geheel vernietigd: — bl. 123. dau ook dit recht, (by de verandering der regering, en het vertrek van de meeste Edelen uit zeeland ,) eerst aan de Gecommitteerde Raden; en naderhand aan het Hof van holland en zeeland, toevertrouwd zynde: — werd het overdragen en belasten der leenen aan byzondere collegien aanbevolen, bl. 125—126. ZEEPOLYPEN. Waarneming omtrent derzelver gefteldheid en. groeijing: door l. bomm.e. II. Deel, bl. 277—302. Na eenige aanmerkingen over de infecten in 't gemeen; en de polypen in *t byzonder: bl. 277. bepaalt de Schryver zich tot twee foorten: de Carolina tubularia laryugi f.miUs; en de fraaije inkarnaatpolypen: die hy, volgens atyne gedane waarnemingen, eerst ha derK * «cl-  148 ZEEP. ZEER. ZEES. ZEEV. ZEEW. zeiver geftekiheid befchryft, en in eene plaat afteekent: bl. 281. dan fielt hy derzelver trapswyze groeijing, als zynde nog niet waargenomen, wat uitvoeriger voor. bl. 291—302. ZEERADERD1ERTJES. Zie Zeëinfecten. ZEERUPS: of zeepisseeed. Zie Zeëinfecten: en wel in het verdere bericht aangaande verfcheidene derzelven* ZEESLAKjE. Zié Zeëinfect: N? 1. en 2. ZEEUWSCH genootschap der wetenschappen te vlissingen. Zie Genootfchappen. ZEEVARENDEN. Hoe best te zorgen voef derzelver gezondheid: ten aanzien van hunne huisvesting, kleeding, fpys, en drank? Zie Schepen: derzelver bouwing, betrekkelyk de gezondheid enz. ZEEWORM. Waarneming van eenen Oostindifchen zeeWorm : door marTinus Slabber'. I. Deel, bl. 387—'393. Dit dier, dat tevens in plaat naauwkeurig is afgeteekend, heeft (volgens deszelfs befchryving) veel gelykheid met onze paalwormen; en fchynt, door eene dubbele rei van vierendertig harde gouden tanden, hetzelfde te verrichten; als de paalwormen door de twee fehulpen, uit welken derzelver kop beftaat. — Zie  ZEEW. ZIEL. ZINK. ZWAARTE. 149 „ Zie Zeëinfecten : in het Verdere be* richt aangaande verfcheidene derzelven. ZIELKUNDE. Zie Pfychologie. ZIELS onstoflykheid en onsterflykheid. Koft vertoog over dit onderwerp: door g. J. nahuis. I. Deel, bh 510—545. Dit vertoog is ingericht tegen den Baron de bielfeld : die verklaart, dat de onfierflykheid der zuël onmogelyk betoogd kunne worden: dewyl men het over derzelver natuur nog niet eens is ; en men den aart van een wezen door en door moet kennen, om te bellisfen, of het onfterflyk zy, dan niet? De Schryver ftelt eerst eenige gewichtige aanmerkingen voor: bh 510, dan wyst hy aan: dat men, uit de reden en ondervinding, zooveel van onze ziel kent, om derzelver onstoflykheid met genoegfame overreding daaruit te betogen: bh 528. wanneer het niet moeilyk is, om ook hare onsterflykheid te bewyzen: bh 541—545. ZINKINGSKOORTSEN. Zie Febres catarrhales. ZWAARTEKRACHT (algemeene). Hoe dezelve te beichouwen zy ? Zie Natuurkundige gevolgen: antwoord: IV. Deel, bl. 158—214. K3 RE-  REGISTER d ts r. SCHRIFTUUR PL JÏJTSEN: die in de EERSTE TWAALF DEELEN der Verhandelingen van het zeeuwsche Genootfchap der wetenfchappen te v li ssin gen worden opgehelderd. gen. I: i, 2j 9, io„ IL Deel, hl. 473, XJII: 10. V. 590." • XV: 5. ' I. 466. — XXV: 24,25. IX. 428. XXXVIII: 37—40. IX. 42S. ■ XLIX: 11, 12. XI. 257. POD. XIV: 3, n. _ 552, ' XXXIV: 29, 30, 35. I. 495. xevit. XX: 27. I. 566. num. XVI: 13, v. ; ■ — 590. — XX'JI: 03. en XXIV7: 1—4, 16, 20, 21. I. 473, deut. III: 14. 1 ' v. 559.' * Vf; 2,8.' I. 483. 1^-393. PEUTa  REGISTER der. SCHRIFTUURPL. 151 deut. XXXII: 13, 14. XI. Deal, bl. 314- , XXXIV: 1—3. h, 484. josua XIII: 23- IL 395- XIX: 34. V. 544- richt. V. III. 416. 1. sam. II: 1—10. II- =■ 373- XXVI: 12, 16. XI. 362. —— XXVIII: 7- L 572. s. sam. XXIII: 1—7. 9« — 374- j.kon.I. en II. I- 213- IX: 18. II- " — 487. , XVII: 10. XI. 362. 2. kon. III: 4- D. 5i6. , V: 9. XI. 360. XIV: 7. II- 533- XIV: 28. V. 552« job I: 7. en . II: 2. - 56°. V: 22, 23. II- : 5Ó5- . XII: 8. II- 5Ó9- —— XXXVU: 13, II- 575. (-465- psalm XLII. V. -]49ó. L508. L. III- 390-. '. LXVIII: n, P. 54i. LXXII: 16. II- ■ — 537- LXXXIX: 13. V' 484' (-566. ^_CV:3o. V { 588. Lóoi. K 4r . ?SAL5*  152 REGISTER der psalm CVI: 27. eu CVH: 3. II. Deel, hl. 539. — cxix. m. 423. CXX. V. 473. CXXI: 6. XI. 372. • CXXXIII. V. — 491. prediker Van SALOMO I. 153. hooglied III. 420. IV: 8. V. 486. jesaia llï 6. I. 566. ' XT. en XIL n. — 376.' ■ XV. en XVL II. — 386. -XVI: i. II. —-(497. t-531. • XVI: 8. XL 263. — XVIII: 2. V. 577. XIX: 5. V. 595. ■ XIX: 9. XI. — 263V XXIII:'3. V. 569-. XXVII: 2. XI. v-ó. ■ XXIX i 4. ï.—~ - 540; XLII: uk H. 537. 3eri.-m.XIV: 5. ' V. — 505- i XL VI: 8. V. 578,' ■ XLvm. n. 398. — • XLIX: 16. II.' : 533. XTAX: 3o; II. . — 522. i.XXV: S—io. fli — 403. XXXIII: 30» XI. — 361. AÏ0OS Vijl; 80 V. 3^4. ^$\V Y< 384» obadja 3  SCHRIFTUURPLAATSEN»* fgg obadja, vs. 3. II. Deel, bl. 533. zachar.I: 8. XI. -— 263. mattii. VII: 26. II. -—: 584» mark. II: 4. XI. 373- VI: 30. verg. met vs. 43. XI. 363' —— IX: 17—29. I. 570. lukasV: 19. XI. — 373. . VI: 49. II. 584. XIX: 43, 44. t 575- joann. IV: 7. XI. 362. IV: 19. II. 585» ~ VII: 22. XI. 370. 2. korinth. III: 7» L 495»