VERHANDELINGEN UITGEGEVEN DOOR HET ZEEUWSCHE GENOOTSCHAP DER WETENSCHAPPER T £ VLISSINGE.  UITLEGGING DER TITELPLAAT. ]~)o w y s ii e i d 5 fier gezeten op naar throon, Befehouvvt men in mine rv e's wapenrusting', Doch, warsch Van iabeldicht en valfche goöri, Schept ze-in gods boek haar grdotfle zielsverlusring. Twee zuilen, die 't gowclflel van haar kerk Aan d'eenen kant bouwkundig onderfchraagen, Vertoonen't zeeuwsch en vlissings wapenmerk, En willems beeld, wien 't werk wordt opgedragen, Doorluchtig Hoofd van onze Maatfcbappj; Die, fchoon noch in henr zwakke en kindfebe jaarcil, Hem d'eerfteliiig heur's arbeids, vlug en biy, Voor do oogen brengt, -met lust om voort te vaaren. ■ De tafil met den voorgrond, ryk bedekt Met tekenfibets van kunst en vjetenfebappen, Ec 't vergezicht, dat ginder d'aandacfi wekt Ter zyde van gordyh en tempeltrappen, Getuigen, dat de wertzueht, vlyt, en fust, Door de eer gefpoord, aan zeelanbs verfte paaien , In onze vest, noch niet zyn uitgehluscht: Men tracht door nut 'er mede een' prys te haaien. Handhaving van den Godsdienst j en het Recht; Cencesbebtilp, tot (leun van 't menschlyk leeven ; 'i Nat-uurlmek , door GODS hand ons voorgelegd , \ Namurboek," door zyne almagt zelf' hefchreven; De Meetkunst, in haar takken ruim verfpreidtj De Schilderkunst, zoo fix in kleur en trekken ; De Puikmuzyk, die harten opwaarts leidt, Haar zuster, die de dofheid zelf kan wekken; 't Vermogen om door 't helder fpiegelglas Het Starrenheir aan 't menschlyk oog te klemmen, Of door behltlp^ van graadboeg en kompas, Op verren tocht een dolle zee tê temmen; Hifioriekunst, die 't oude in 't nieuw herfdiept, Die munt en fteen van vroeger eeuw doet tuigen, Die honig zelfs uit bittren alzem lept, En uit vergift weet artzeny te zuigen: En wat zich meer liet fchetzen op de print: Zyn beeldfpraak van het doel, waar neen wy trachten? Is 't werk gering? Wie deugd en wysheid mint, Heeft eindelyk op zyn' arbeid vrucht te wachten. Dus huwt m'in 't ryk van onzen Waterleeuw De Scbeepvaardy met de oefening der verftanden. Der braaven gunst zal by den noesten Zeeuw Pen y vergloed noch fterker doen ontbranden! J. J. BRA    VERHANDELINGEN UITGEGEVEN DOOR HET ZEEUWSCHE GENOOTSCHAP DER. WETENSCHAPPEN T E VLISSINGE. FE£RTIENDE DEEL» TE' MIDDELBURG» %t PIETER GILLISSEN,; Drukker van het Zeeuwfche Genootfcliap der Wetenfclwppen. mbccuuxx.  Het genootschap erkent geene exemplaren voor echt) dan die door èènen der Sekretarisfen eigenhandig onderteekendzyn. -J +  VOORBERICHT. Misfchien zal deze óf gene zich verwonderen : dat, daar het genootschap , federt cenigen tyd, gewoon was, bykans jaarlyks een Deel der ingekomcne Verhandelingen uit te geven; nu drie jaren verloopen zyn , zonder dat Hetzelve iets met den druk heeft gemeen gemaakt. Dan die zich de treurige tooneelen van verwoesting levendig voor den geest vertegenwoordigt, die (gelyk in verfcheidene andere gedeelten van het Vaderland} vooral in vlissinge , des Genootfchaps moederft'ad, in het. xiv. deel. * 3 jaar  [ vi ] jaar 1787. zyn aangericht; en in aanmerking neemt het deel, dat het Genootfchap in meer dan ééne betrekking daarin gehad heeft; alsmede den invloed, die zulks op Deszelfs handelingen noodwendig heeft veroorzaakt : zal gemakkelyk begrypen, dat het eene en andere, merkelyke ver* traging in deszelfs yver en werkfaamheid ten algemeenen nut , tot gevolg moet gehad hebben : waarby nog verfcheidene andefe omftandigheden hebben medegewerkt. Dan daar elk rechtgeaard Nederlander niets vuriger met ons zal wenfchen, dan dat nimmer foortgelyke zaken , tot fchande Onzer natie, waren voorgevallen; en , nu dezelven plaats hebben gehad , der vergetelheid mogen worden overgegeven : zullen wy daaromtrent niets meer by voegen, dan het Programma, dat by die ge-  C VII ] gelegenheid is uitgekomen , en van dezen inhoud is: Het zeeuwsche genootschap der wetenschappen te vlissingë heeft, wegens de tegenwoordige tydsomftandigheden, het houden zyner algemeene jaarlykfche Vergadering van tyd tot tyd uitgelteld; en in de maandelykfche byeenkomsr, op den 27. van Slachtmaand, beiloten, dezelve dit jaar niet uit te fchryven, wegens 'het binnen de Stad vlissingë voorgevallene in het laatfte van Herfst' maand, waarin het Genootfchap zelf, in meer dan ééne betrekking, aanraerkelyk heeft moeten deelen. Het is, ingevolge van dit befluit,. dat de beoordeeling ook is uitgefteld van de Prysverhandelingen, dis ingekomen zyn ter beantwoording der vraag: De IVis- Natuur- en Teektnkunde van tenen bykans al' gemeenen invloed op alle kunfien en handwerken zynde: word gevraagd op te geven: welk het beste middel xy, om die kundigheden algemeener in. trein te brengen; en derzelver aanleering, voor minvermogenden, ge makke lyker te maken ? En, vermits geene antwoorden zyn ingeko* men op de vraag: Hoedanig is de flaat der zeden onzer natie geweest, federt de oprichting van ons Gemeenebest, tot op dezen tyd ? — welken waren det oorzaken hunner verbetering of verergering ? — en welken zyn de * 4 bes-  [ vin ] beste middelen ter meer algemeene verbetering ónzer nationale zeden? zoo word deze vraag by vernieuwing voorgefteld, om beantwoorde te worden vcor den eerften van Louwmaand des jaars 17S9. — gelyk ook de vragen: A. Dewyl het gereede gebruik van pfnningen de ziel is van alle han< 'elir-pen en bedryven: op welke wyze kunnen eerlyke en naarfiige koopheden, commisfionar^fen, of onder' nemers van fabriken en irafiken , {die geene ebligatien, of foortgelyke effecten bezitten, om tot pand ter minne te kunnen overgeven: maar voorzien .zyn van vaste panden ; of pakhuizen, zolders , kelders , of winkels , met genoegfamen voorraad van goederen,) in deze Provincie van zeeland gelegenheid bekomen, om gelden a depofito, of op wisfel, voor zekeren tyd, machtig te worden , ter voortzetting hunner zaken: zoodat teffens de geldfchieters zekerheid hebben voor de veilige herkryging van hoofdfom en interesfen? B. ÏVelken zyn de ziekten en kwalen der Negers in de bieder landfche volkplantingen in de Westlndiën? — Welken zyn de uit- en inwendige teekenen van zulken derzelven, die {zonder behulp van eenen ervaren1 genees- of heelmeester) door planters, of directeuren, kunpen genezen worden: en welke middelen moeten zy daartoe gebruiken? — En welken zyn die ziekten of kivalen 9 wier genezing boven hun vermogen is? — Men vordert hierop  C ra ] een Antwoord, gefchikt naar de bevatting van zulke n, die in de genees- en heelkunde geheel onbedreven zyn. Doch, ingevalle hierop eenige antwoorden binnen den loop van dit jaar mochten inkomen, zal het Genootfchap daarvan aan het publik, door afe Boekzaal, en Nieuwspapieren in welken dit Programma geplaatst word, na* der kennis geven. Onder deze zelfde voorwaarde, met de bygevoegde nadere bepalingen in het Programma des Genootfchaps van het voorleden jaar te zien ; en geplaatst in het Hijlorifche Voorbericht vóór het XII. Deels eerfle Jiuk der Verhandelingen, word nogmaals de vraag voorgefteld: Welke Jchikkingen kunnen 'er9 door de gezamenlyke geleerde Maatfcbappyen in ons Vaderland, gemaakt worden: om, zonder elkander'' eenig hinder toe te brengen; zonder de eene van de andere, of van eenig opperbewind, afhanglyk te maken; en overeenkomfiig eiks oorfpronkelyke inrichting; faam te werken tot bereiking van haar gemeen doel: de bevordering van den bloei, en de uitbreiding der kunsten en wetenfchappent Op de voorllellen, betreffende een beknopt famenftel van het Staatsrecht der zeven Vereenigde Nederlandfche gewesten: — een tydrekenkundig bericht der fchryvefen over de Nederlandfche gefcbiedenisfen en oudheid: — cn de verbetering der hooge fcbolen; —■ gee* 5  [ x ] ïïe" antwoorden ingekomen zynde : is goedgevonden , uit aanmerking van het groote gewicht, en de uitgebreide nuttigheid van die drie voorftellen, dezelven hier wederom op te geven ; doch zonder bepaling van tyd: en met belofte van den gouden' eerpenning aan den genen, die op het eene of andere éere voldoende beantwoording (wanneer het ook wezen zal) aan dit Genootfchap zal toegezonden hebben. De inhoud daarvan is breeder te vinden in het Programma voor 1785. geplaatst in het Hiftorifche Voorbericht, vóór het XI. Deel der Verhandelingen dezes Genoot' jchaps. . De antwoorden op alle de gemelde vragen en voorüellen moeten , leesbaar gefchreven ; — in de Nedcrduitfche, Latynfche, of Franfche taal opgefteld; — NB met een dubbel of affchrift voorzien; — vóór den bepaalden tyd, en vrachtvry; — toegezonden worden aan den Heere a. drythout, Predikant te Middelburg, en Sekretaris van het Zeeuw fche Genootfchap der Wetenfchappen te Vlisfinge : terwyi een ieder, die iets aan 't Zeeuwfche Genootfchap te berichten of over te zenden heeft „ ook verzocht word, zulks aan Zyn E. te adresferen, ter tyd toe dat daaromtrent nadere bekendmaking zal gefchieden. ' De Schryvers moeten hunne namen niet by de Verhandelingen voegen; doch dezelven met eene zinfpreuk voorzien, en verzeld laten gaan met  C xi ] met een verzegel briefjen, dezelfde zinfpreuk toe opfchrift hebbende; en waarin de naam en woonplaats der fchryveren gemeldt ftaan. Het zal aan een' ieder', zonder eenige uitzondering, vryftaan, om naar den prys op alle de voorgeftelde Vragen te dingen ; zelfs aan de Directeuren en Leden van dit Genootfchap: doch, ten aanzien der beide laatstgemelden, onder deze voorwaarden: dat zy niets op hunne verhandelingen en billetten zullen plaatfen, waaruit blyken kan , dat zy (in de eene of andere betrekking) tot dit Genootfchap behooren; en dat zy, om des te onbekender te kunnen bly ven, hunne verhandelingen' door eene andere hand motten laten affchryven. Niemand , wiens Verhandeling bekroond word, zal vryheid hebben, om dezelve, 't zy in 't geheel, 't zy ten deele, in het Nederduitsch afzonderlyk te doen drukken, of in eenig ander werk uit te geven, zonder voorafgaande kennis en medebewilüging dezer Maatfehappy. ' Het Genootfchap behoudt aan zich het recht, om, naar goedvinden, tot nut van het algemeen , gebruik te maken van alle de toegezondene antwoorden ; en dezelven, fchoon daaraan de prys niet toegewezen word, geheel of ten deele onder Zyne Verhandelingen te doen drukken: 't zy met byvoeging der zinfpreuken, door' de fchryvers gebruikt; \ zy met  [ xii ] oitdrukking van hunne namen, indien zy,daartoe verzocht wordende, dezelven gelieven te openbaren. Bedankte de Heer p. changuion , omtrent het einde des jaars 1786'. voor den post van Directeur en Vicepraefidtnt, welken ZynEd., federt de oprichting des Genootfchaps, wel had willen op zich nemen: zoo werd (daar de Fleer a. p. lambrechtsen van Ritthem, hoezeer anders ook aan de belangen des Genootfchaps verbonden , verzocht, dat op zyn' perfoon , als den oudften Directeur te Vlisfmge woonachtig, wegens zyne klimmende jaren , geene reflexie mocht geflagen worden) dezelve aan den Heer Mr, cornelis christiaan bertling , Raad en Burgemeester dezer ftad, met volle eenparigheid van Heeren Directeuren opge-  [ xiii ] gedragen, en door zyn WelEd. Geler., op fterken aandrang van Dezelven, aangenomen. Omtrent dienzelfden tyd, den 23. van Wintermaand namelyk des jaars 1786. verzocht de Heer gerrardus kuipers (tot Leeraar in Hollands oudfte ftad, Dordrecht , beroepen zynde, welke roeping hy zich verplicht vond op te volgen,) zyn ontflag als eerfte Sekretaris van dit Genoot' fchap, behoudens zynen rang en plaats als Lid van 't zelve. Heeren Directeuren verleenden hem dit verzochte ontflag op de vereerendfte wys; en befchonken hem, tot een bewys Hunner goedkeuring over zyne verrichtingen , en van erkentenis wegens zynen werkfamen yver, ter bevordering van den bloei en voorfpoed des Genootfchaps, met eene gedachtenis in boeken, ter  C xiv ] ter waarde van omtrent honderd guldens. Naardien de wetten des Genootfchaps, by deszelfs eerfte oprichting gemaakt, en in volgende jaren nader bepaald, vorderden, dat het eerfte Sekretariaat altoos door eenen Heer alhier woonachtig werd waargenomen; en zulks uitdrukkelyk in de acte der aanflelling van den Heer a. dryfhout , Predikant der Nederduitfche gereformeerde gemeente te Middelburg, als tzveeden Sekretaris, was uitgedrukt: werd de Heer Directeur Mr. abraham van doorn , Raad en adjunct Penfionaris dezer Stad, van Heeren Directeuren verzocht, den post van eerften Sekretaris, ad interim , voor den tyd van één jaar, op zich te nemen: aan welk verzoek ZynEd. wel heeft willen defereren. Die tyd ten einde loo-  r xv ] loopende, verkoos de Heer van doorn weder van denzelven ontheven te worden; en de tweede Sikrctaris werd verzocht zich tevens met de waarneming van het eerfte Sekretariaat te willen belasten, ter tyd toe dat finaal daarover zoude zyn gedisponeerd. Inmiddels vonden Heeren Directeuren goed , om de wetten, bevorens omtrent den post en de waarneming van het eerste en tweede Sekretariaat vastgefteld, inzooverrc te veranderen, dat Zy nu en voor het vervolg bepaalden : "dat dit onderfcheid geheel „ zoude worden weggenomen : „ dat zy beiden ten aanzien van „ het honorabele gelyken titel; „ en ten aanzien van het profita- bek 't zelfde honorarium zou„ den hebben: zullende alleen „ de rang, ten aanzien hunner „ zitting in de Vergaderingen * en  [ xvi ] „ en wanneer hun praeadvis ge„ vraagd word ; als ook in de plaatfing hunner namen in de „ pro grammata enz., aan den oudften in functie worden ge„ geven". Verder is befloten: „ dat de fchikking van het werk „ aan hen, ten meesten nut„ te des Genootfchaps, tot on„ derling genoegen word gela- ten: dat één der Sekretarisfen „ aan het perpetuele Committé te „ vlissinge, en de ander aan „ het Departement des Genoot„ fchaps te middelburg, zoude 99 geaffecteerd zyn: dat by vaca„ ture de vervulling door Heeren „ Directeuren zal gefchieden: en „ wel die te vlissingen , op „ voordracht van het perpetuele „ Committé; en die te middel„ burg, op voordracht van het „ Departement: terwyl de als„ dan nog in functie blyvende  [ xvii ] „ Sekretaris, gedurende de va* 5, c at ure, alle de voorkomende „ zaken gehouden zal zyn waar „ te nemen : wordende intus„ fchen de bewaring van het ca„ chet , de fleutels , papieren, „ enz. aan den oudften Heer Di„ recteur, in loco, te Vlisfmge of „ Middelburg aanbevolen, totdat „ een nieuwe Sekretaris zoude „ zyn aangelteld". Overeenkomftig met deze wet fielden Heeren Directeuren , op voordracht van het perpetuele Committé, in de maand Augujlus 1788. den Heer henricus van roijen , Rector der Latynfche [dooien in deze ftad, tot Sekretaris aan: die dezen post volvaardig op zich nam. Hierop maakte men, al Ipoedig, fchikking om eene algemeene Vergadering, die nu in twee jaren niet had kunnen gehouden xiv. deel, " * * wor-  [ XVIII ] worden, by een te roepen. Het voornaamfle j dat in dezelve behandeld en bcfloten werd, vindt men in het Volgende programma: Het zeeuwsche genootschap der wetenschappen te vlissinge heeft, in zyne jaarlykfche algemcene Vergadering, den negen* en-twintig/lcn van JVynmaand des jaars 17SS, eenen gouden' eerprys toegewezen aan den Heer andiuas bonn, anat. et chirurg. Prof. aan het Athenaeum illufire te Amfëerdam: nadat, by het openen van het verzegelde billet, gebleken was,, dat hy (onder de zinfprcuk Cencordia res parvue erefcunt; discordia maxiffiae dilabuntun fchryver ware van het antwoord op de vraag : PVelke fchikkingen kunnen 'er, door de pjzamenlyke geleerde MaatJchappyen in ons Vaderland, gemaakt worden: om , zonder elkander' 'eenig hinder toe te brengen; zonder de eene van de andere, of van èewg opperbewind , afhanglyk . te maken ; en evereenkomjïig elks oorfpronkelyke inrichting; faam te werken tot bereiking van haar gemeen doet: de bevordering van den bloei, én de uitbreiding oer kunflen en wetenfehappent Ditzelfde genoegen, in het toekennen van de gouden eermunt, heeft de Vergadering gehad ten aanzien van den Heer adriaan van soi/.ngkn , A. L. M. Phil. et Med. Doet. te Middelburg ; nadat, by het openen deS billet! 9  [ xlx ] gebleken was, dat hy, (onder de zinfpreuk! Quo Jemel est itnbuta recens fervabit odoreni Te/ia ditt} fc'iryver ware van de Verhandeling ter beantwoording op de vraag: De Wis- Natuur- en Teekenkunde, van eenen bykans algemeenen invloed op alle kunjien en handwerken zynde; word gevraagd op te geven; welke bet beste middel zy, om die kundigheden algemee* ner in trein te brengen; en derzelver aanleer ring , voor minvermogenden , gemakkelyker te maken ? terwyl de bületten der onbekroonde antwoorden 7 ongeopend, gedurende de Vergadering zyn verbrandt gevvorde-n. Gaarfte had het Genootfchap zich ook in ftaaÊ gefield gezien , om eene gouden medaille te kunnen toewyzen aan een uitgewerkt en voldoend antwoord, op de vraag: Welken zyn de ziekten en kwalen der Negers, in de Nederlandfche volkplantingen in de Westlhdiên? * Welken zyn de uit- en inwendige teekenen van zulken derzelven, die (zonder behulp van eenen ervaren' genees- of heelmeester) door planters, of directeuren, kunnen genezen worden: en welke middelen moeten zy daartoe gebruiken? *■ en Welken zyn die ziekten of kwalen, wier gene* zing boven hun vermogen is"? Dan de ingeko» mene Verhandeling, onder de zinfpreuk: Ex» perientia est magiflra rerum: is over het geheel te oppervlakkig; en wyst niet zulke hulpmiddelen (overeenkomftig met de hoofdbedoeling der vraag) aan, die als producten dier gewesten , door de planters, tegen de byzondere landziekten der negers, met nut «ouden kun** » nea  C " ] nen en behooren gebruikt te worden: maar bepaalt zich tot de zoodanigen, die uit het Vaderland en van elders naar de colonien moeten overgevoerd worden: — terwyl het laatlte lid der vraag geheel onbeantwoordt is gelaten. Dus deze Verhandeling niet is kunnen bekroond worden. — Men heeft daarom goedgevonden , dit voorftel (uit aanmerking van deszelfs groot aanbelang) wederom op te geven; doch zonder eenige tydsbepaling : met belofte van den gouden' eerpenning aan den genen, die op 't zelve eene voldoende beantwoording (wanneer het ook zal zyn) aan het Genootfchap zal hebben toegezonden. Onder deze zelfde voorwaarde, met de bygevoegde nadere bepalingen, in het programma des Genootfchaps van het jaar 1785.. te zien, en geplaatst in het Hiftorifche voorlericht vóór het XL Deel der Verhandelingen ; worden de geletterden uitgenoodigd tot het fchryven vzn^een volledig en beknopt famenftel van het Staatsrecht der zeven Vereenigde Nederlanden: met aanwyzing der bronnen, waaruit men nadere en meer uitvoerige kundigheden, belangende de byzondere punten van dit recht, kan balen: — gelyk ook van een tydrekenkundig en naauwkeurig bericht van alle intandjche en uith?emfche fchryveren en jchriften, die 'ter opheldering der Nederlandjche gefchiedenisfen en oudheden Jlrekken, federt het begin ■ der Graaflyke regering tot op dezen tyd. Terwyl men, met verlangen, meerdere Ver-  C XX! ] Verhandelingen te gemoet ziet, vóór den eerften van Louwmaand des jaars 1789. ter teantwoording op de vragen; A. Dewyl het gereede gebruik van penningen de ziel is van alle handelingen en bedryven: op welke wyze kunnen eerlyke en naarflige kooplieden, commisfionarisfen, of ondernemers van fabriken en trafiken, {die geene obligatien of Joortgeiyke effecten bezitten , om tot pand ter minne te kunnen overgeven ; maar voorzien zyn van vaste panden: of pakhuizen, zolders, kelders, of winkels, met gemegfamen voorraad van goederen,) in deze Provincie van zeeland gelegenheid bekomen, om gelden a depofito, of op wisjel, voor zekeren tyd, machtig te worden, ter voortzetting hunner zaken: zoodat teffens de geldjchieters zekerheid hebben voor de veilige her kryging van hoofdfom en int eresfen ? B. Hoedanig is de fiaat der zeden onzer natie geweest, federt de oprichting van ons Gemeenebest, tot op dezen tydt —- Welken waren de oorzaken hunner verbetering of verergering^ — en welken zyn de beste middelen ter meer algemeens verbetering onzer nationale zeden ? C; Zyn 'er geene algemeene en byzondere gebreken in de inrichting en leerwys onzer Vaderlandfche hooge/cholen ? —7 welken zyn de voornaamflen? — en wat kan tot verbetering daarvan in het werk gefield worden : tot fpoediger * * 3 voort'  [ xxii ] voortzetting van allerlei wetenfchappen, en termeerdere befchaving onzer natie? Verder heeft het Genootfchap goedgevonden» heden: voor de eerftemaaï: drie Vraagftuk'ken op te gevtn» met belofte van den gewonen gouden' eerpenning, op oen ftempel van dit Genootfchap geflagen, aan hen, die vop de twee eerstgenoemden derzelvenj vóór den eerften •van Louwmaand des jaars 1790. de beste en meest voldoende antwoorden zullen ingeleverd hebben; terwyl aan den Schryver, die aan het derde voorfteJ het beste beantwoordt, vóór den eerften van Louwmaand des j?ars 1791. insge]yks de gewone gouden medaille, en veertig gouden dukaten bovendien, word toegezegd. $n wel word gevraagd: a. Voor rekening der MaatTchappy: — Hoe is de aardrykskundige gejleldbeid van zkhund, (voornamelyk ook betrekkelyk tot de rivieren et} Jiroamen) geweest, van de oudfte tyden dat hetzelve bekend is geraakt, tot aan het begin der Graaflyke regering ? ff elke veranderingen zyn in dez-elven voorgevallen, Je der t dat laat [Ie tydperk, tot aan het einde der veertiende eeuw? js naderhand fare gejleldbeid dezelfde gebleven; qf heeft zy ook merkelyke veranderingen ondergaan? Zoo ja\ welken waren dezen? en van welken invloed zyn alle die veranderingen geweest: zoo op het huishaudelyke beflaan; als op t>et Staatswezen van dat Landfchap ? B. Op fc05ten van het bataviasche Genootfchap;  [ XXIII ] fchap: — Wat is de reden, dat de kinderpakjes (variolae) op byzondere tyden en plaatfen , Jhmtyds onverwacht zich openbaren, en ze,er geweldig woeden; terwyl anderen, zefs in de nabuurjchap, daarvan op denzelfden tyd geheet bevrydt zyn ? — Hangt zulks af van eene byzondere gefleldheid in den dampkring; van de hoedanigheid der fleden en plaatfen; van het voedfel; of andere oorzaken? Zyn 'er ook voorbehoedende middelen ten dien opzichte te bedenken? Men wenscht, by de beantwoording dezer vraag, de redeneringen (zoo veel mogejyk) bevestigd te zien door wezenlyke gebeurtenisfen , uit de ondervinding .opgemaakt. C. Eindelyk vordert het Genootfchap, voor Zyne rekening: De Keuren van zeeland, m eene goede Nederduitfche taal overgebracht, en met korte aanmerkingen, ter opheldering, voorzien. De antwoorden op alle de gemelde vragen en voorftellen moeten, leesbaar gefchreven, — in de Nederduitfche, Lat-yniche, of Franfche taal ppgefteld, — met een dubbel of affchnfc voorzien, — vóór den bepaalden tyd ? en vrachtvry, — toegezonden worden aan dén Heer a. dryfhout, A. L. M. Ph.il. et Theo!. Doet. en Predikaat te Middelburg; of aan den Heer u. van roijen , Rector der Latynfchs fcholen te Vlisfinge: — Sekretarisfen van ,het Zeeuwfche Genuotjchap der wfteufebappen te Vlisfinge» ** 4 ■ Het  C xxiv ] "Het gewone Jlot is wederom volmaaktelyk „ hetzelfde, met dat van het hiervoren opge„ gevene programma over 1787. zulks wy het „ alhier achterlaten". Sedert dien tyd is de lust en yver van Heeren Directeuren , Leden, en Minijiers, weder aangevuurd: om, in onderlinge eensgezindheid, alles aan te wenden, ter bevordering van den bloei en welvaart des Genootfchaps: de notulen der maandelykfche vergaderingen , zoo van het perpetuele Committé te vlissinge, als van het Departement te middelburg, leveren hiervan overvloedige bewyzen op: terwyl men verfcheidene verhandelingen, in die Vergaderingen voorgelezen, in dit boekdeel vindt; en een aantal anderen nog voorhanden zyn. Dat fommigen der buitenleden ook, aan hunne verplichting gedachtig, ten dien einde het  [ XXV ] het hunne hebben toegebracht, blykt onder anderen uit de voorbeelden van den Utrtchtfchen Hoogleeraar luchtmans, en den Geneesheer Thomassen a thuessink : van welke Heeren men verhandelingen in dit Deel ziet. Dat wyders het Genootfchap zyn aanzien en achting by de geleerde waereld niet verloren nebbe , kan men veilig befluiten uit het aantal ingekomene antwoordt n op de voorgeftclde prysvragen, die in de onlangs gehoudenc algemeens Vergadering zyn beoordeeld geworden: ofïchoon men van de meesten derzelven wel gewenscht had, dat zy, overeenkomftig het bedoelde oogmerk , wat beter waren uitgewerkt geweest. Het nadere bericht derzelven; gelyk ook der prysvragen: zoo die bevorens reeds waren bekend * * 5  [ XXVI ] 'gemaakt; als die thans, by vernieuwing , of voor de eerltemaal, zyn uitgefchreven, is voorgemeld in dit programma: Het zeetjwsche genootschap der wetenschappen te vlis^inge heeft, in zyne jaarlykfche algemeene Vergadering, den zevenden van IVynmaand des jaars i7bo. den gouden' eerpenning toegewezen aan den Heer joachim fredrik. muller, Lid van het Provinciale Utrechtfche Genootfchap, woonachtig te jtimfteldam .* nadat, by het openen van het verzegelde bit let, gebleken was, dat hy (onder de zinfpreuk: Ligt *t fchip van handel op de reê; Js nutte koopzorg }t roer ter zee; Doet Peru's goud de zeilen zwellen ? Dan zal de kiel ter koopkust Jnellen \) fchryver ware van het bestgekeurde antwoord op de vraag: — Dewyl het gereede gebruik van penningen de ziel is van alle hanaelingen en bedryven : op welke wyze kunnen eerlyke en naarflige kooplieden , commisfionarisfen, of ondernemers van fabriken en trafiken, (die geene obligatien of foortgelyke effecten bezitten, om tot pand ter minne te kunnen overgeven; maar voorzien zyn van vaste panden : of pakhuizen, zolders , kelders , of winkels, met genoagfamen voorraad van goederen,) in deze Provincie van zeeland gelegenheid bekomen, om gelden a depoüto, of op wisfel, voor ze- ke-  £ xxvii j keren tyd, machtig te worden, ter voortzetting hunner zaken: zoodat teffens de geldfchieters zekerheid hebben voor de veilige herkryging van hoofd/om en interesjen ? Gaarne had het Genootfchap zich ook in ftaat gefield gezien, om eene gouden medaille te kunnen toeuyzen aan een uitgewerkt en voldoend antwoord op de vraag: Welken zyn de ziekten en kwalen der Negers, in de Nederlandjche volkplantingen in de Westlndiën? "— Welken zyn de uit- en inwendige teekenen van zulken derzelven, die {zonder behulp van eenen ervaren1 genees- of heelmeester) door planters, of directeuren, kunnen genezen worden: en welke middelen moeten zy daartoe gebruiken ? — en welken zyn die ziekten of kwalen, wnr genezing boven hun vermogen is? Dan de ingekomene Verhandeling, onder de zinfpreuk : Tot V Planters vaarwel, En V Negers her/hl! offchoon daarin verfcheidene nuttige zaken gevonden worden; die op eene eenvoudige, en voor de directeuren of planters vatbare, wyze zyn voorgedragen: is niettemin over het geheel niet meer voldoende geoordeeld, dan eene Franfche verhandeling, in 't jaar 1787. ingeleverd , onder de zinfpreuk: Experientia est magifira rerum; over welke in de algemeene Vergadering des voorgaanden jaars uitfpraak is gedaan. Het Genootfchap nochtans heeft goedgevonden:  [ XXVIII ] den: (ten einde blyk te geven, hoezeer men genegen zy de fchryveren tot het beantwoorden der voorgeftelde vragen aan te moedigen:') om aan beide die Verhandelingen ieder eene zilveren medaille toe te leggen : byaldien namelyk de Aucteuren hunne namen, binnen den tyd van drie maanden na dato dezes, aan éénen der Sekretarisfen zullen opgeven: — terwyl men van die verhandelingen in de Werken des Genootfchaps dat gebruik zal maken, als men voor het algemeene nut meest diênftig zal oordeelen. De vraag echter word , by vernieuwing, uk aanmerking vart derzelver groot aanbelang, voorgefteld: zonder tydsbepaling: onder belofte van den gewonen gouden' eerprys, wanneer dezelve voldoende word beantwoordt. Het Antwoord onder de zinfpreuk: Ter liefde voor 't belang van 't lieve Vaderland: op de vraag: Hoedanig is de jlaat der zeden onzer natie geweest, federt de oprichting van ons Gemeenebest, tot op dezen tyd? — Welken waren de oorzaken hunner verbetering of verergering ? — en welken zyn de beste middelen ter meer algemeene verbetering onzer nationale zeden? behelst wel eenige goede aanmerkingen: doch waarvan fommigen te oppervlakkig, anderen te breedvoerig, behandeld worden: — de ftaatkundige reflexien zyn veelal niet zeer belangryk; terwyl anderen een duidelyker voorftel en nadere verklaring vorderen. De fchryver, offchoon blyken van zyne kennis in de gefchiedenis eu letterkunde ge-  [ XXIX ] gevende , heeft echter de hijlori'èn van ons Vaderland niet genoeg met een wysgeerig oog befchouwd; om uit dezelven het zedelyke karakter onzer natie, in de onderfcheidene tydperken , behoorlyk op te maken : — de weelde word met recht als de zeden verbasterende door hem voorgefteld; maar , hoe dezelve krachtdadig behoorde befnoeid en tegengegaan te worden , niet genoegfaam aangewezen : — terwyl hy de verbetering onzer nationale zeden voornamelyk in de verbetering der lagere fenolen zoekt: een middel, van hoeveel aanbelang , alleen echter op verre na niet toereikende. Het Genootfchap heeft deze Verhandeling dus niet kunnen bekroonen; maar noodigt derzelver aucteur, en andere kundige fchryveren, andermaal uit, om deze vraag vóór den eerlten van Louwmaand des jaars 1791. te beantwoorden: met belofte van de gouden eermunt aan den genen, die op dezelve eene voldoende Verhandeling zal inleveren. Ditzelfde voordel doet het Genootfchap ook ten aanzien der vraag: Zyn Vr geene algemeene en byzondere gebreken in de inrichting en leerwys onzer Paderlandfche hoogefcholen ? — welken zyn de voornaamfl'en? — en wat kan tot verbetering daarvan in het werk gefield worden : tot fpoediger voortzetting van allerlei wetenfehappen, en ter meerdere befeba» ving onzer natie? naardien het Antwoord, op deztjive ingekomen, onder de zinfpreuk : ïirl)t: in  C xxx ] in het geheel niet voldoende is. De fchryvêf 4 ja, ftelt verfcheidene gewichtige aanmerkingen voor; en geeft verfcheidene wezenlyke gebreken der hoogefcholen op : dan hy telt ook zoodanigen daaronder, die twijfelachtig, ja die ongegroftdt zyn; terwyl hy niet,weinige voornamen geheel onaangeroerd laat. En met betrekking tot de eerlten , is het niet genoeg te kennen te geven, dat men deze of gene gebreken behoore weg te nemen; indien men niet te gelyk de middelen aan de hand geeft, hoe men die zal wegnemen ? wat in derzelver plaats ftellen, 't welke men vertrouwen mag, dat beftendig nuttig en goed zal zyn? — Daarenboven dient aangewezen te worden: uit welke bronnen die gebreken voortvloeiien; t»f dezelven, als wezenlyke ert beftendige, dan flechts als toevallige, te befchouwen zyn? in welk eene betrekking zy ftaan tot den algemeenen geest der eeuw? welk verband zy hebben met byzondere nationale omftandigheden: tot het karakter ; de levenswys ; de opvoeding; de manier van denken: enz. behoorende ? Zoo deze en löortgelyke {tukken in de beantwoording dier vraag niet worden onder de aandacht gehouden: zal men geene middelen ter verbete* ring aanwyzen, door welken de gebreken onzer hoogefcholen grondig worden weggenomen; en het voorgeftelde doel bereikt. Nogmaals lierinnert het Genootfchap, onder de meermalen gemelde voorwaarde , met de bygevoegde nadere bepalingen, in het programma des Genootfchaps van het jaar 1785» te  [ XXXI ] te zien; en geplaatst in het Hiftorlfche voorbericht voor het XL Deel der Ver handelingen* dat de geletterden worden uitgenoodigd , en wel zonder tydsbepaling, tot het fchryven van een volledig en beknopt famenflel van bet Staatsrecht der zeven Vereenigde Nederlan* den; met aanwyzing der bronnen* waaruit men nadere en meer uitvoerige kundigheden, belangende de byzondere punten van dit recht, kan halen: — gelyk ook van een tydrekenkundig en naauwkeurig bericht van alle inlaad» fche en uitbeemfche fchryveren en fchriften', die ter opheldering der Nederlandfche gefebiedenisfen en oudheden jlrekken, federt het begin der Graaflyke regering tot op dezen tyd. Terwyl men, met verlangen , meerdere Verhandelingen te gemoet ziet, vóór den eerften van Louwmaand des jaars 1790. ter beantwoording op de Vragen: A. Boe is de aardrykskundige gefleldbeid van zeeland (voomamelyk ook betrekkelyk tot de rivieren en flroomen) geweest, van de oudfle tyden dat hetzelve bekend is geraakt, tot aan het begin der Graaflyke regering? Welke veranderingen zyn in dezelven voorgevallen, federt dat laatfle tydperk, tot aan het einde der viertiende eeuw? Is naderhand hare gefleldheid dezelfde gebleven; of heeft zy ook merietyke veranderingen ondergaan ? Jgoo ja I weikeu w iren dezen '? en van welken invloed zyn alle die veranderingen geweest; 200 op btt  [ XXXII ] het huishoudelyke beflaan; als op het Staatswe* Zen van dat Landfchap? B. Wat is de reden, dat de kinderpokfes (variolae), . op byzondere tyden en plaatfen, Jbmtyds onverwacht zich openbaren, en zeer geweldig woeden; terwyl anderen, zelfs in de nabuurfchap, daarvan op denzelfden tyd geheel bevrydt zyn ? Hangt zulks af van eene byzondere gevleidheid in den dampkring; van de hoedanigheid der jleden en plaatfen; van het voedfel; of andere oorzaken? Zyn ">er ook voorbehoedende middelen ten dien opzichte te bedenken ? Men wenscht, by de beantwoording dezer vraag , de redeneringen (zoo veel mogelyk) bevestigd te zien door wezenlyke gebeurtenisfen, uit de ondervinding opgemaakt. C. Nog vordert het Genootfchap, vóór den eerften van Louwmaand des jaars 1791. De Keuren van zeeland, in eene goede Nederduitfche taal overgebracht, en met korte aanmerkingen, ter opheldering, voorzien; onder belofte van de gouden medaille, en veertig gouden dukaten. Eindelyk heeft het Genootfchap goedgevonden , heden: voor de eerftemaal: twee Vraagftukken op te geven, met belofte van den gewonen gouden' eerpenning, op den ftempel van dit Genootfchap geflagen , aan hen, die fop elk derzelven; vóór den eerften van Louwmaand  [ XXXIII ] maand des jaars 1791. het beste en meestvoldoende antwoord zullen ingeleverd hebben. En wel vordert het Genootfchap: A. Voor rekening der Maatfchappy: Een volledig compendium van de straibei>alende Wütten, die thans in de Nederlanden plaats hebben; en eene opgaaf van de wys , op welke die behooren ingericht te worden: zoodat tusfchen dezelven, en de misdaden, eene gepaste evenredigheid gevonden worde; die niet te flreng is, en echter voldoen kan tot het oogmerk , om aan de misdadigers gevoel te doen hebben van hunne euveldaden, en ten affcbrik te flrekken aan anderen. B. Op kosten van het bataviasche Genootfchap : Welken zyn de gefchikfte middelen, om nuttige ontwerpen, door deskundigen in de verhandelingen van geleerde Genootfchappen en andere werken opgegeven, tot nut der burgerlyke maatfchappy tn trein te brengen ? "Het verdere ilot, betrekkelyk tot hetbyvoe0* gen van verzegelde billet ten by de antwoor» den: — de vrylating aan Directeuren en Leden, » om (onder de noodige bepalingen) naar den » prys te kunnen dingen: — en de verdere ge„ wone aankondigingen: — juist overeenko- mende met die in het programma voor 't jaar n 1787.geplaatst: verwyzen wy dengeëerden 9, Lezer, kortheidshalve, naar blada.X. en XL'* siv. deel» f *i Wei-  E xxxiv ] Weinige dagen na dat de inhoud van dit programma, door de nieuwspapieren, was bekend geworden: heeft zich, als fchryver der Verhandeling onder de zinfpreuk : tot V Planters vaarwel, en 's Negers her {lel! geopenbaard seger abraham verSCIIUEren, Chirurgyn en Vroedmeester te vere : aan wien , na de opening van het verzegelde billet, volgens het bcfluit der algemeene Vergadering , de zilveren eerpenning zal ter hand gefteld worden: — gelyk ook aan den Heer piiilippe fermin , Med. Doctor , gezworen Raad te Maastricht , en Lid des Genoot^ fchaps; die zich, als aucteur van .het antwoord onder de zinfpreuk: experientia est magiftra r er urn: heeft bekend gemaakt. Gevoelige flagen hebben het Genootfchap ook in dien tusfehen- tyd  tyd getroffen , van welken wy niet , zonder mefkelyke aandoening , kunnen gewag maken : wegens het verlies, daardoor aan het Vaderland; de Kerk; de geleerde Waereld; en het Genootfchap ; toegebracht. Door den dood werden ons ontrukt de Heeren Directeuren Mr. s. m. snouck hurgronje: één van des Genootfchaps eerfte oprichters; — Mr. w4 van hogend orp; — Mr. r. paludanus; — Mr. a. j. de ruever: — en de Leden l. bomme; — n. barkeyj — r. van suchtelen y — adr* 's gravezande ; — p. camper ; P. CURTENlüS; — j. SPLINTER staVorinus ; — Mr. j. jaspersen brasser; — 'fl des röches. Terwyl (door vry willigen afftand) voor den post van Directeuren hebben bedankt de Heeren Mr. p. changuion; — Mr. ï*. *** 2 RA-  [ xxxvi ] radermaci-ier van Niemverkerke; r- Mr. l. c. van sonsbeeck ; — Mr. d. van alphen ; — Mr. w. thibaut vanAagtekerke; — Mr. n.c.lam"brechtsen; (blyvende echter zynen rang en plaats als Lid behouden;) — Mr. a. van doorn; — Mr. f. a. radermacher ; — Mr. w. j. iiuyssen van Kattendyke; — Mr. j. w. schorer ; — a. h. van eck ; — en Mr. p. gevaerts. De Heer g. de haas, wegens zyne veelvuldige bezigheden, niet in ftaat zyndc aan zyne verplichting jegens het Genootfchap te beantwoorden , heeft verkoren liever 'voor -deszelfs lidmaatfchap edelmoedig te bedanken; dan, zonder ■eenig wezenlyk nut aan 't zelve 'toe te brengen, met dien naam te .pronken; — gelyk ook de Heer j. th. van der kemp, van zyne betrekking op 't zelve, als Lid, goedgevonden heeft zich te ontdoen. Daar  [ XXXVII ] Daar tegen zyn tot Directeuren van het Genootfchap. feclert de algemeene Vergadering des jaars 1788. aangefteld, de Heèren: petrus alexander boreel de mau- regnault: Schepen en Raad te GoeK Mr. nicolaas joiian van hoorn van burgh: Raad der ftad Vlisfinge. Mr. apollo nius jan cornelis lam p». s 1 n s : Bailliu , wegens zyne Doorlucht, Hoogheid den Heere prinse van Oranje: te V'lisfinge. jan stavorinus: Schepen en Raad der ftad Middelburg. t Mr. gtsbert karelvan hogendorp: Penlionaris der ftad Rotterdam. Mr. johan adriaan moens: Raad der ftad Vlisfinge. Mr. adriaan francois lammens: Schepen en Raad te Vlisfinge. jacobüs van der steege: Med. Doctor te Groninge. Mr. johan assuerus becius: Schepen en Raad te Middelburg. *** 3 En  [ XXXVIII ] En tot Leden zyn, federt dien tyd, verkoren de Heeren: gENiticus van roijen: Rector der LatynJche fcholen te Vlisfinge; — en Sekretaris van dit Genootfchap. Mr. «... Baron van hupsch: Lid van verfcheidene Akademien en geleerde Maatfchappyen: te Keulen. sebaldus justinus brugmansi A. L. M. Phit. Doet. Botan. et Hifi. nat. Profesfor: te Leide. rudolphus forsten: Med. theor. Anat, et Chirurg. Profesfor: te Harderwyk. 3?redr. willem van der leeuw! Med, Doet. Anat. et Chirurg. Lector: te Dordrecht. % j. thomassen a thuessink: A. L. M. Phil. et Med. Doctor: in 's Hage. johan hendrik van der palm: Predikant: thans wonende te Middelburg. Jacobus de f uït: Stadsoperateur en Vroedmeester: te Middelburg. j, de k a n t e r , p h 11» z.: Notaris: te Zierikzee»  [ xxxix ] Wilhelmus kist: Eloq. et Hi/l. Prof. en Rector der Latynfche fcholen: te Middelburg. jan aar.noud bennet! A. L. M. PhU. Ct Med. Doctor: te Amjleldam. j. van breda: Stads Med. Doctor te Gouda. p. j. kasteleijn: Apotheker en Chemist: te Amfleldam. Nog moeten wy hier, met dankbare erkentenis, melden de namen der Hecren, die des Genootfchaps boekery; of het kabinet , 't zy der naturalten, 't zy der medailles; hebben vermeerderd. Tot de eerfte heeft de milddadigheid der Heercn van nuys klinkenberg; martj.net; vosmaer; ermepvINS ; tiiünberg ; kasteleijn; giiesquiere; dryfhout; brender a brandis ; bonn; van marum ; van roijen : en der Beftierderen der Hollandfche Maatfchappy ; van het Provinciale Utrecht fche Genootfchap ; van * * * 4 7 ey-  C xl ] Teylers Genootfchap ; van de Br usfel fche Akademie; en anderen: — niet weinig toegebracht. En het laatfte is (behalve door eenen aanmerkelyken aankoop, ten kosten des Genootfchaps, voornamelyk uit de verzameling van wylen den Heer l. bomme ,) verrykt door de gefchenken der Heeren ferleman ; lammens ; pruist; winckelman; en anderen. Vooral moesten wy hier niet vergeten de edelmoedigheid te roemen van den Heer moens, Directeur generaal van Nederlandsch Indi'ê: die , behalve twee rbimcereshoovnen ; en een zeer groot Huk verjleend hout, gehaald uit eene rivier in het district van Chtribon op Java; (een der eerfte bewyzen van verfteening, welken men op dat eiland ontdekt heeft:) het Genootfchap ten gefchenke heeft aangeboden eene  [ xli ] eene fraaije kas met laden, gevuld met eene fchoone verzameling van hoornen en fchulpen. Ook mogen wy hier, met ftilzwygen,. niet voorbygaan de oplettendheid van den Heer vosmaer op de belangen des Genootfchaps, betoond in het toezenden van twee gefchrevene ftukken van eenen bilsius , behelzende de ontdekking zyner geheimen in het bah Jemen der lichamen, en het dispeteren derzelven, met of zonder bloedftorting. In deze kunst had gemelde ontleedkundige groote vordering gemaakt: dan men meende, over het algemeen, dat dezelve weder met hem begraven was. Uit deze ftukken nochtans, die alle kenmerken van echtheid hebben, blykt, dat de Heer l. de bils die geheimen eigenhandig op pergament heeft gefchreven; en (by wyze van *** 5 een  [ xlii ] een befloten teflament) behoorlyk verzegeld, door Notaris en getuigen bekrachtigd, voor de nakomelingfchap heeft bewaard. Deze ftukken evenwel, na onderzoek, van dien aard bevonden zynde, dat dezelven onder de Verhandelingen des Genootfchaps niet welvocglyk konden geplaatst worden, zyn dezelven onder de zeldfaamheden, ter bewaring, weggelegd. Wat eindclyk den inhoud van dit deel betreft: men vindt in 't zelve drie Prysverhandelingen: — de twee eerjtcn ter aanwyzing, „ welken de beste en minst kost„ bare middelen zyn, om het ge„ brek der goede krankbezoekeren „ in dienst der oostindische „ Compagnie , te verminderen , „ en geheel weg te nemen; en „ de Compagnie van den last der „ kwa-  [ xliii ] „ kwaden te bevryden". De eerfte van den Heer l. verwyk is met den gouden ; de tweede van den Heer p. haak met den zilveren' eerpenning in het jaar 1786. reeds bekroond. Van deze Verhandelingen zyn eenige afgedrukte exemplaren aan Heeren Directeuren der 0. I. C., in derzelver voorjaarsvergadering van Zeventienen te Amfteldam, aangeboden , ter bereiking van het heilryke oogmerk, door het Genootfchap, in het uitfehryven dezer vraag, bedoeld. De derde bekroonde Verhandeling is van den Hoogleeraar a. bonn : "waarin „ der geleerde Maatfchappyen in „ ons Vaderland verfcheidene „ belangryke fchikkingen worden „ aan de hand gegeven : om , „ zonder elkander eenig hin•„ der toe te brengen, faam te 5? werken tot bereiking van haar » ge-  [ xliv ] „ gemeen doel: de bevordering „ van den bloei en de uitbreiding " van kunften en wetenfchapl, pen". Hierby zoude de Prysverhandeling van den Heer a. van solingen nog gevoegd zyn, aan welke (gelyktydig met de evengemelde) de gouden medaille, in de algemeene Vergadering des jaars 1788. is toegewezen: daartoe ingericht, om een middel op te geven: "hoe de aanlecring der „ Wis- Natuur- en Teekenkunde voor minvermogenden gemak„ kelyker te maken, en algemee„ ner in trein te brengen": — dan deze verhandeling vry uitvoerig zynde, is (met overleg van den Jucteuf) goedgevonden derzelver uitgave tot het volgende vyftiende Deel te verfchuiven: — op dat dit Deel niet al te zwaar en kostbaar zoude worden. Hierop volgen nog twaalf- ver- han-  C xlv ] handelingen over zeer verfchillende onderwerpen. En wel de befchryving van een' fungus aan den hiel; en een verflag van de doodelyke gevolgen, die de afzetting van het been, toen het gelukkig genezen was, by den lyder gehad hebbe ; door p. luchtmans: — eene verhandeling over de leer der vergiften , vooral betrekkelyk tot het ryk der dieren; door g. de wind: — het verflag , door Doctor e. j. Thomassen a tiiüessink gegeven , van verfcheidene proeven door hem genomen met het cur prurtï ommmiacum in zenuwziekten ; waarvan hy nimmer eenig nadeel, maar wel integendeel de beste uitwcrkfelen, zelfs in de harünekkigfte gevallen, heeft ondervonden : — een bericht wegens de afzetting van beide borden in ééne vrouw; door s. de wind :  [ XLVI ] wind : —' en verfcheidene proeven , door denzelfden Fleer, met het alcali volatih liquidum van Mr. martinet genomen; om aan te wyzen, dat dit middel, in het tegengaan der kankerftof, behalve de afzetting of het gebruik der bytende middelen, het beste zy: — alsmede nog het bericht van een Jleatoma, ter zwaarte van tien ponden, afgenomen door a. van solingen : — gelyk ook van een wanfchapen kind, medegedeeld door j. de puyt : — eene waarneming van j. was , omtrent een' worm , die, door een gezwel by den navel, ontlast werd : — en by dit foort van onderwerpen word nog gevoegd een bericht van j. watervliet , aangaande de heilrykfte uitwerkingen der clectriciteit in eene dochter, die aan de hevigfte opftygingen onderworpen was. En, ora  [ xlvii ] om (zoo veel mogelyk is) aan den verfchillenden fmaak der Lezeren te voldoen, is hierby gevoegd eene verhandeling van j. h. van der palm, over de reuzen der oude waereld; om eene waarfchynlykê reden op te geven, waarom GOD de eerfte waereld door de wateren heeft verdelgd: welke verhandeling binnen wei« nige maanden in eene Departe^^vergadering is voorgelezen: — waarby nog gevoegd is het aanhang fel tot de nieuwe handleiding , om den logarithmus voor eenig gegeven getal naaukeurig te vinden , tot veertien letteren boven den index, door Mr. k. k. reitz: — terwyl dit Deel befloten word met eene korte befchryving van een min bekend Indisch geneesmiddel, tegen de koorts, en de koek: door j. c. metzlar. Mo-  [ XLVIII ] Moge dit Deel met genoegen worden ontfangen : moge het dienen ter bevordering van nuttige kunften en wetenfchappen 3 ten algemeenen nutte der menfchelyke maatfchappy, en vooral onzer landsgenooten! dan zal het genootschap zynen wensen bereiken , zyne werkzame pogingen aangenaam beloond rekenen. vlissinge: den 27. van IVynmaand 1789. A. DRYFHOUT: sekretaris.  LYST DER VERHANDELINGEN van het VEERTIENDE deel. Antwoord op de vraag: "betreffende de ,, beste en minst kostbare middelen, ,, om het gebrek van goede krank„ bezoekers in dienst der Oost tndifche „ Compagnie te verminderen; en Dezelve „ van deii last der kwaden te bevryden": door lauriins veryvyk , te liotterdam. bl. l. Antwoord over hetzelfde onderwerp: door petrus haack, Predikant te Amfteldam. 76. Antwoord op de vraag: "rakende de fchikkin„ gen, welken door de gezamenlyke ge,, leerde maatfehappyen in ons Vader„ land zouden kunnen gemaakt worden, „ om, zonder elkander eenig hinder toe te brengen, faam te werken ter be,, reiking van derzelver gemeen doel": door andrEas konn, Med. Dnct. Anat. et chirurg. Prof., Lid des Genootfchaps, te Amfteldam. - - - 133. Befchryving van een' fungus aan den biel: door petrus luchtmans, Med. Doet. Anat. et chirurg. Prof. en Lid des Genootfchaps, te Utrecht. - - - 213. Verhandeling over de vergiften, betrekkclyk tot het ryk der dieren: door geraru de wind, Med. Doet. et Prof. en Lid des Genootfchaps, te Middelburg. - - 267. Verflag van eenige proeven met het cuprum ammoniacum ; door e. j. Thomassen a tiiuessink, A. L. 31. Phfl. et med. Doet., Lid des Genootfchaps, in 'sIlage- 363. xiv. deel. **** ]}e»  [ L ] Bericht wegens de afzetting van beide de borften eener vrouw: wegende de eene' over de zes; en de andere over de twee ponden: door samuel de wiNDj Med.. Doet. 's L&n&ïoperatew- eii (teenfnyder, Stadsaperateur en Vroedmeester, en Lid des Genootfchaps, te Middelburg. - bl. 397, Proeven mer. het alcali volatiie Uquidum van Mr. martinet : door denzelkleu Heer. 418, Bericht van een fieatoma , wegende tien ponden : door adriaan van solingen , Med. Doet. Lid des Genootfchaps, te Middelburg, - 443, Bericht van een wanfehapen kind: door tacobus de puvt J. Z. Sudsoperat'eur en Vroedmeester, Lid des Genootfchaps, te Middelburg. - - - 461, Waarneming omtrent eenen worm, door een gezwel by den navel ontlast: door joiiannes was, Qhirurgyn op St. Maartensdyk. - 473. Bericht aangaande de heilrykc uitwerking der electriciteit: door tacqbus watervliet, Lid des Genootfchaps, en carrefponderend Lid van Necrlands maatfchappy Tot nut van kef algemeen in Amfteldam: te Middelburg. - 485, Letterkundig onderzoek aangaande de reuzen der oude waereld: door joii. hendr. van per palm, Predikant, Lid des Genootfchaps, thans wonende te Middelburg, .... 502, Aan-  C M ] Aanharigfel tot de nieuwe handleiding otii den logarithmus voor eenig gegeven getal naaukeurig te vinden tot veertien letteren boven den index: door Mr. karei, koenraad reitz, Griffier in den Ed. Hove van Vlaanderen, Lid des Genootfchaps. bU $3$, Bericht Wegens een min bekend Indisch geneesmiddel tegen de koorts en de koek: door jacob casper metzlar, Predikant in de Klundert, Lid van de Hollandfche , Zeeuwfche , en Utrechtfchc Maatfchappyen. - gjji   ANTWOORD op de V R .A A Gï voor het jaar iviDCCLXXXVij öpgegevén: 'Naardien goede Krankhezoekers, in dienst dér Öostindifche Compagnie dezer Landen, van veel nut kunnen zyn; en zulken op de meeste Oostindi-» fche Comptoiren ontbreken: welken zouden de besteen minst kostbare middelen zyn, om het gebrek, van gbeden te verminderen en geheel weg te nemen % en de Compagnie van den, last der kwade Krartk* hezoekeren te bevryden? aan het welk de gouden eerprys, doof het Zeeuw* fche Genootfchap der Wetenfchappen, den zeven* den van Wynmaand des jaars 1786. is toegëwef zen»   Bhd& 3 ANTWOORD op de VRAAG: Nadrdien goede Kr ankbezoekers , in dienst .der Qostindifchè Compagnie dezer Landen, van veel tuit kunnen zyn; en zu/ken op de meeste Qostindifchè Comptoiren ontbreken : welken zouden de besta en minst kostbare middelen zyn, om het gebrek van goeden te verminderen en geheel weg te nemen ; en de Compagnie van den last der kwade Krank? bezoeker en 'te bevryden? door LAURENTZ FERWTKj, Onder de Zinfpreuk: Tot nut van 'veelen^ D eze voorgefielde Vraag komt my; voor van zoo veel gewichts te zyn,' dat zy de aandacht en oplettendheid van eiken Christen moest naar zich trekken: dat elk weldenkend mensch, die maar eenige achting of eerbied voor den XIV. HUL, A 2 Q-9rM~  4 U VERWYK ANTWOORÖ Godsdienst heeft, zeer veel belang iri de beantwoording van deze Vraag moet Hellen; en dat elk, die maar eenige kennis heeft van de gelleldheid der Oostmdifche Schepen en Comptoiren, en van de hoedanigheden der meeste Krankbezoekeren, die in dienst van dezelve gebruikt worden , zich opgewekt en gedrongen moet vinden, om, door eene bchocriyke beantwoording van die Vraag, onder Gods zegen, aan de belangens van den Godsdienst, aan het weïzyn van de Oostindifche Maatfchappy, van hare Schepen en Comptoiren, en aan de welmeenende en Godvruchtige pogingen van het Zeeuwfche Genootfchap , eenigszins dienstbaar en bevorderlyk te zyn. Welk Godsdienftig hart, dat eenige kundigheid heeft van de gefteldheid dezer zaak, gevoelt zich niet met een teeder medelyden aangedaan over den treurigen toeftand, waarin de Godsdienstoefeningen, op zulk een aantal Schepen, met zoo vele onflerfelyke Zielen opgevuld; op zoo vele lndifche Comptoiren, door zoo yele Heidenfche Volkeren bewoond  OVER DE KRANKBEZOEKË&S. £ en omringd , thans gedompeld liggen: en ('t gene in dezen vooral te betreuren is) dat dit jammerlyk verval meestal veroorzaakt word door het fchandelyke gedrag, en de ergerlyke levenswys, van verre het grootfte aantal van Krankbezoekers, die zich federt vele jaren herwaards in den dienst der Oostindifche Maatfchappy bevonden hebben? Ja wie, die eene oprechte liefde voor den Godsdienst heeft, zal niet van harte wenfchen, en het zyne gaarne willen toebrengen, om de Edele Maatfchappy van die onnutte ballasten niet alleen te helpen zuiveren; maar ook de beste middelen te beramen, om een genoegfaam getal nuttige en bekwame, en ter opluistering van de vervallende Godsdienstoefeningen , zoo op de O, I. Comp. Schepen, als Comptoiren in de indien, zoo noodzakelyke voorwerpen te verkrygen ? Ik twyfel dan geen oogenblik, of deze Vraag zal door vele beminnaars van onzen dierbaren Godsdienst op eene genoegfame wyze beantwoordt worden: dan, des niet teg«nftaande^ daar ik zelf, voor eenige A 3. \%&  6 L. VERWY/K ANTWOORD jaren, een' zeer geruimen tyd op onderfcheide Comptoiren in de Indien, oog- en oorgetuige van het üechte en ergerlyke gedrag, en van de fchandelyke God- en Godsdienst -onteerende levenswys, van vele ja zeer vele Krankbezoekers geweest ben (a) : zoo Jconde ik, zoo dra my deze Vrsag onder het oog kwam, 'er niet van iusfehen; maar hebbe het van myn' plicht geacht, om ook in dezen myne bedenkingen, van welke geringe en misfehien niet noemenswaardige waardy die ook mogen bevonden worden, vrywillig mede te deelem Het zal my genoeg zyn, en ik zal myne moeite rykelyk betaald rekenen, als ik maar het allerminfle heb Imnnen aanwyzen , of toebrengen , om aan dit allerheilzaamst oogmerk .te beantwoorden: en niets zal my aangenamer zyn, dan dat 'er, door anderen, zulke middelen zullen aan de hand CO Men gelieve hier eens voor.nl, óp te merken, dat vry fner, en op andere plaatfen , den grooten hoop bedoelen ; zonder dat wy aan ccnige byzondere perfoofieo het' recht willen weigeren, dat zy zich beter en e'déler in dien post gekweten, en door hun betamelyk gedrag aan de Godsdienstoefeningen luister bylrezefr tobben.. •■ • Ui. . .... »«ü S  over de krankbezoekers; I hand gegeven worden, waardoor de Oostindifche Maatfchappy, zoo voor hare Indifche Comptoiren, als voor hare uit- en t'hnis varende Schepen „ een genoegfaam getal bekwame, en zoo in leer als in leven voorbeeldige Krankbezoekers, op den duur zal kunnen bekomen. En. terwyl het Genootfchap in de uitgeloofde Prysvraag zelf vooronderfielt , dat goede Krankbezoekers in dienst der Oostindifche Maatfchappy van veei nut kunnen zyn; en dat de meeste Comptoiren in de Indien daaraan gebrek hebben; vereischt zulks; van ons geen nader betoog: 't zal 'er dan maar op aan komen: welken de beste en minst kostbare middelen zyn, waardoor het gebrek aan goeden kan verminderd of geheel weggenomen ; en de Oostindifche Compagnie van de kwaden bevrydt worden? Wel aan ! laat my eens beproeven, of 'er zulke middelen naar te fporen zyn , waardoor aan het heilzame en pryswaardige oogmerk des Genoot-, ichaps in dezen zoude voldaan worden. Het fpreekc. van zelve, dat de opA * ge:  't l: yerwyk antwoord gegevene Vraag eigenlyk tweeledig zy: en een onderzoek behelze naar de bekwaamfte en minst kostbare middelen; zoo om het gebrek van goede Krankbezoekers te verminderen , en geheel weg te nemen ; als ook om de Nederlandfche Maatfchappy van de kwaden te bevryden. Dan, eer ik ter beantwoording van, 'de vraag zelve overga, en my in het onderzoek van de gemelde middelen kan inlaten, moet ik vooraf iets aanmerken over den gefchikrften ouderderdom, en andere vereischte hoedanigheden , van zoodanige perfoonen, .welken (naarmyn inzien) ten meesten nutte van den Godsdienst, en van de O. L Comp., als Krankbezoekers op de Schepen en Comptoiren zouden leunnen ja behoorden gebruikt te worden, i In de eerfte plaats komt het my - voor: dat de ouderdom van die per• foonen, die tot dienst van de O. I* Comp, als Krankbezoekers verkoren worden , behoorde bepaald te wezen van 20. tot 30. jaren; dat het behoorden te zyn jongelingen, of onk gehuwde, perfoonen sonder kinde-  OVER DE KRANKBEZOEKERS, 9 ren; van eéne gezonde lichaamsgefteldheid ; en die. geene merkelyke uit- of inwendige gebreken hebben ; op dat ze niet, gelyk helaas! maar al te dikwyls gebeurt, tot voorwerpen van befpotting gefield worden. Daar zyn verfcheidene redenen te geven, waarom zulke perfoonen, en van geene hoogere jaren, tot dien post meest gefchikt zyn: dan laat my nu alleen twee, die ik vertrouwe voldoende genoeg te zullen zyn , daarvoor opgeven. Vooreerst, de ondervinding heeft doorgaans geleerd, dat deze jaren de gefchikften zyn, om niet alleen , door zoo vele klimaten heen, naar de Oosterfche gewesten gevoerd te worden ; maar vooral ook, om op de buitencomptoiren, die veelal zeer ongezond zyn , aan de Oosterfche levenswys zich beter en fpoediger te gewennen; 't gene zelden gelukt aan menfchen , die vóór hun engagement by de Compagnie den ouderdom van 40. 50. en 60, jaren bereikt hebben. De tweede reden, waarom het al* tyd jongelingen, of ongehuwde perfoonen en zonder kinderen, bekoor* A 5 d^  IO L. VERWYK ANTWOORD den te zyn> is van zeer veel belang 9 en vordert hier de uiterfte aandacht. Men gelieve maar in aanmerking te nemen, dat gehuwde perfoonen, die zich als Krankbezoekers in dienst der Oostindische Maatfchappy begeven, zich naar de wet moeten verbinden , om den tyd van 5. jaren in het land, zonder de uit- of t'huis-reize daaronder te rekenen, te zullen uitdienen: maar zoo niet allen, ten minflen de meeste Krankbezoekers, hebben genoegfaam geen' voet in de Indien aan den wal gezet, of zy Hellen alle hunne vermogens in 'twerk, om zoo fpoedig doenlyk, 't zy over Bengalen of Ceilon, 't zy direct van Batavia, te repatriëren : en de reden, die gehuwde Krankbezoekers hiertoe aanfpoort, is. Voornamelyk daarin gelegen, dat zy by hun vertrek uit Europa gemeenlyk vrouwen en kinderen , zonder middelen van beftaan, hebben achtergelaten; en daardoor, niet tegenftaande. hun gemaakt verband by de Compagnie, genoegfaam verplicht worden;, willen zy dezelven niet. van gebrek laten vergaan, zoo fpocdig maar eenigszins mogelyk is, w ester t'huis te varen; te  OVER DE KPANKBEZOEKERS, ïï te meer, daar zy by hunne t'huisreize, boven hunne verdiende gagic, nog eene praemie van driehonderd guldens genieten , die de Edele Heeren Bewindhebberen betalen , t'elken reize als een Krankbezoeker wederom in 't Vaderland retourneert: want, 't zy de reize twee of tien jaren geduurd heeft, zoo is en blytt de praemie maar driehonderd guldens. Daarenboven, het is den Krankbezoekeren, die vrouw en kinderen in 't Vaderland hebben, niet te vergen, den tyd van htm verband by de Compagnie op een buiten-comptoir uit te dienen: daar zy volftrekt buiten ftaat zyn, om van hunne gagie, die 24. guL, deus per maand bedraagt, als ordenlyke lieden, behoudens hun karakter, te kunnen leven; ik laat ftaan, om daarvan nog vrouwen en kindererf in het Vaderland het noodige. o.nder-i houd te bezorgen (b)„ Erf (b) Wel is waar, het word den Krankbezoekcren by de Oostindifche Compagnie gepermitteerd, hunnfe Vrouwen mede over te voeren; maar dit heeft ook , ter vervulling van de bniten-comptoiren, weinig of geen effect gchaci: want meer dan eenen Krankbezoer £crjiebbeik gekend, die met hunne Vrouwen naar de lu»  i2 L. VERWYK. ANTWOORD En deze omftandigheid verdient ie meer onze opmerking, daar ook dit eene van de voornaamfte redenen is, waarom de Comptoiren in de Indien van bekwame, onergerlyke, en nuttige Krankbezoekers, ontbloot en beroofd blyven ; want Krankbezoekers, die , eenige bekwaamheid hebben, en van eenftichtelyk gedrag zyn, weten zich, zoodra zy in Indië komen, bemind te maken, en by elk te veraangenamen: waardoor dezen niet zelden a door eenige goede vrienden krachtdadig onderiteund, hunne oogmerken bereiken, om, zoo fpoedig mogelyk, weder van Batavia op den eenen of anderen goeden tochtin het Land gebruikt te worden; of wel met de eerst retournerende fchepen over Bengalen , Ceilon, of direct van Batavia, te repatriëren: en dus blyft, 'er dan voor de Comptoiren in de Indiën niets anders over , dan het Hechte overfchoÉ van Krankbezoekers , die dan ook; veeltyds om hunne Hechte gedragingen a Indien vertrokken; maar ik weet 'er geenen gekend te hebben, die, zoo zy al de Caab pasfeerden, zonder daar te blyven, verder dan op Batavia gekomen zyn :• ten minften als het lieden van maar een, tamelyk goeü gedrag waren.  OVER DE KRANKBEZOEKERS. 13 gen, genoegfaam tot hun ftraf, naar de buiten-comptoiren gezonden worden j het gene ook den meesten tyd ten gevolge heeft, dat zy daar ter plaatfe binnen korten tyd van hartzeer overlyden. En, om hierin niet verder uitte weiden, de gegevene redenen zyn zoo 't my voorkomt, genoegfaam, om elk, die onbevooroordeeld dezelven ©verweegt, te overtuigen, dat jongelin* gen en ongehuwde perfoonen, de beste en gefchiktfte voorwerpen tot dien post zyn; en dat ook daarom, zoo veel mogelyk, dezen en geene anderen , by de Oostindifche Maatfchappy in dienst behoorden gefteld te worden. Wat verder het zedelyke karakter betreft van hun, die met het meeste nut by de Compagnie als Krankbezoekers zouden kunnen gebruikt worden: men behoorde vooral uit te zien, naar zoodanige perfoonen, dieniet alleen de vereischte bekwaamheid bezitten ; maar die ook daarby van een zedig, onergerlyk, en onbefproken gedrag zyn: — het behoorden te zyn jongelingen, die genoegfaam > zoo veel 't gei  !4 i. VERWYK ANtWOORI^ gewicht van die¥i> post vordert, onderwezen zyn in de zuivere leer der waarheid die naar de Godzaligheid is * die, vry van alle waanwysheid en pedanterie, en zonder zich een meesterlyk gezag over anderen te willen aanmatigen, eene zedige en gepaste vrymoedigheid bezitten, om hunne vermogens en kundigheden, onder den Goddelyken zegen, ten nutte van den veelszins ruwen en onbefchaafden zeeman, of van den verblinden en woesten Heiden, op woeker aan te leggen: die niet alleen bekwaam zyn, om by alle gelegenheden anderen, aan hunne zorg toebetrouwd , te onderwy* zen, te bellieren en te vermanen; maar die ook door hun eigen voorbeeld kunnen {lichten, en in hun gedrag Overtuigende blyken geven, dat zy zelve bezield zyn met eerbied voor, tnet beginfeLen van den Godsdienst (c): èn (c) Er is van die genen, die veel onder de Oostindifche zeelieden, en op deze en gene Comptoiren van de Compagnie plegen te verkcercn, voorlang opgemerkt, dat onder die mentenen niets den Godsdienst meer na- of voordeel kan toebrengen, ^lan het kwade of goede gedrag der Krankbezoekcren: 't welk van alle kanten begluurd en opgemerkt word, SOQ, 4oor de ruwfte zeelieden, als dooi- de' domfhi  ÖVÉR DE KMNKBEZOEKERS. ï $ en in de daad men behoorde vooral zorgvuldig uit den dienst van de Maatfchappy te weren, zulke menfchen, als 'er helaas! maar al te veel, federt vele jaren,_ zich in den dienst der Compagnie in dien post bevonden hebben: die voorheen, dees, door het gene zyne brave Ouders hem achterlieten , en gene door zyn eigen handen werk, of neringdoend !>edryf, in eenen goeden burgerftaat gezeten waren ; maar die, door eigen fchuld , door verzuim , verwaarloozing en verkwisting, of andere zedenverwoestende en alle inkomften verbindende dingen, het zooverre gebracht hebben, dat zy zich met hunne vrouwen en kinderen in de diepfte armoede gedompeld vinden, en daardoor by elk in verachting geraakt zyn* Dezen, nergens anders eenig middel van Ileidenfche volkeren: en van daar, dat Krankbezoekers in dienst der Edele Maatfchappy, die zicb. zoo gedroegen, onder de genen waaronder zy als voorgangers in den Godsdienst moesten verkeeren, en door hunne gefchikte en betatuelyke levenswys als t ware zeiden: ziet op my, en doet alzno.' ten allen tyde van de gefchiktften onder die menfchen geacht, geëerd, geliefd, ja hooggeacht; en van de ruwflen , domiïen en onbefchaafdften, gevierd, gevreesd- en gé* eeiMedigd zy» gewordt.  tÓ L. VERWYK ANTWOORD Van beftaan voor zich of de hunnen wetende te vinden, verbeelden zich -9 dat 'er niets voor hen overblyft, dan om voor Krankbezoeker naar Indien te varen; dat zy daartoe ten minften nog gefchikt en bevoegd zyn: — zonder het gewicht van dien post in aanmerking te nemen: even of dit eene bediening ware , daar leuiaarts, verwaarloozers, verkwisters, dronkaarts, en diergelyken, eene zekere aanfpraak op, of betrekking toe hadden. Zoodra men zich dit oogmerk heeft voorgefield, zoekt men deze en gene goede vrienden op, die door een innig medelyden met de arme vrouw en kinderen aangedaan, het zooverre weten te brengen, datzy, door hunne pogingen by de Edele Heeren Bewindhebberen aan te wenden, voor hen dien post verkrygen: maar, dit kan dan ook geen ander gevolg hebben, dan dat deze, veeltyds in allerlei opzichten onbekwame en in hun levensgedrag ergerlyke perfoonen, in een' post van dat gewicht gefield zynde, de oorzaken zyn, dat de Godsdienstoefeningen , zoo op de fchepen, als op de comptoiren der Com- pa-  OVER DE KRANKBEZOEKERS. 17 pagnie , in zulk een betreurenswaardig verval; en de Krankbezoekers, in 't gemeen, in zulk eene verachting en verguizing geraakt zyn , dat tegenwoordig een gefchikt ordenlyk burgerjongeling zich byna fchamen zoude, om den post van Krankbezoeker te verlangen of te begeren. Na deze aanmerkingen vooraf gemaakt te hebben, kan ik nu gevoeglyk ter beantwoording van de voorgeftelde Vraag zelve overgaan. Doch om deze, zoo veel mogelyk, in haar geheel te beantwoorden, zal het vooral noodig zyn te onderzoeken: vooreerst: welken de ware redenen en voorname oorzaken zyn, waardoorde Compagnie op den duur van goede en nuttige Krankbezoekeren beroofd blyft; en dan ten tweeden: welken , mynes inziens, de beste middelen zyn, om deze oorzaken uit den weg te ruimen, en daardoor het gebrek der goede en nuttige Krankbe' zoekeren te verminderen, ja geheel weg te nemen. Wat dan de redenen en oorzaken betreft, waardoor de Compagnie gebrek aan goede Krankbezoekers heeft; ' $ir* DBRfr & de-  :i8 L. VERWYK ANTWOORD dezen mogen in de grootheid en gevaarlykheid der reize; in de ongezondheid der Oosterfche gewesten ; of iets dergelyks; gezocht worden , •waardoor misfehien vele nuttige jongelingen zouden kunnen afgefchrikt worden, om dien post te begeren : — maar als ik hier Onbewimpeld myne gedachten mag zeggen, dan behoeft men de ware redenen nergens anders te zoeken, en men zal dezelven nergens zichtbaarder kunnen ontdekken, . dan, ten eerften: in de geringe en niet toereikende maandgelden , die de Krankbezoekers by de Compagnie winnen; ten tweeden: in de fgroote onkosten, die zy voor de reize genoodzaakt worden te maken; ten derden: in de met hun karakter niet overeenftemmende logering der Krankbezoekers op de fchepender Compagnie, waarmede zy overgevoerd worden; ten vierden : in de armoedige en ellendige levenswys, waaronder de Krankbezoekers op de buiten-com-» titojren moeten bezwyken,  OVER DE KRANKBEZOEKERS. Het is myn oogmerk in 't geheel niet, om over de opgegevene rede-r nen breedvoerig uit te weiden. Laat my alleen zooveel zeggen, als ik noodig en genoegfaam keure, om elk, die dit leest, het gewicht van de opgegevene redenen te doen gevoelen. Dat de maandgelden, de geringe maandgelden, eene reden zyn, waarom bekwame jongelingen niet kunnen aangemoedigd worden, om zich by de Compagnie in dienst te begeven voor den post van Krankbezoeker, fpreekt genoegfaam van zelve: want wat zal gefchikte en bekwame jongelingen , die op velerlei wyzcn hier in 't Vaderland aan een ecrlyk beftaan kunnen geraken, aanmoed^ gen, om zich in dienst der Maatlchap-» py te begeven; daar zy hun beftaan moeten vinden, uit de geringe lol-, dy van 24. guldens ter maand. Dit bedraagt, zoo men elke maand flechts op 30. dagen berekent, niet meer dan 16. Huivers '« daags. En dit word nog merkelyk verminderd, als de Krankbezoekers, door gebrek, in de Indien genoodzaakt worden hunne maandgelden op te nemen: dan word het hun ' 03 2, be-  £C L. VERWYK ANTWOORD 'betaald tegen 15. Huivers de gulden (d). En , maken' zy Hunne vei*-' diende, foldyrekeningen over naar '% Vaderland, dan is het niet veel beter: want, ongerekend de onkosten van procuratien en licenten , moet 1 jncn nog daarenboven vyi en een halt procento misten voor kamerrecht en borgtocht. Waar zal men dus ergens een' gefchikten jongeling xdnden, die (met geen ander middel van beftaan gemuniëerd, en met geen' vooruitzicht, om in dien post immer «en beter beftaan te krygen,) lust zal hebben, om zyne vrienden en magen' te verlaten, en met onderwerping aan alle de gevaren en rampfpoeden vaii eene Zoogroote, gevaarlyke, en langdurige reize, zich naar een vreemd Land te begeven, verwyderd van alle vrienden en bekenden ? Zoolang dierhalven de Edele Heeren Bewindhebberen niet kunnen goed-" lyinden, om het middel van onder* • houd" (d) Ik fpreke bier, b'epaaldelyk, van bet hoofd-comJrtdir tcbaravia: want op cie buiten-cemptoiren van Om in deze meerdere provifie eenig aandeel te moeten nemen: dit zy eens zoo! eert Krankbezoeker weigert eens hierin zyn aandeel te nemen, dan kan hy B 4 ook tyd toe verdiend, geheel verflonden. Het is waar, ds Kapiteins zullen, hier en daar uit, nog wel 't een of ander vinden, om hunne kosten goed te maken : doch hiervan zyn meenigmaal vele fcheepsofrreieren verdoken; maar vooral, en altyd, de attöe Krankbezoekers. Wel is vyaar, dat by de Kamer Middelburg in Zeeland, door de Edele Heeren Bewindhebbereu aidaar, federr eenige jaren, by eene Refolutie bepaali Is, dat niemand deVóppcroflkieren konde nog roochtcvernlicht of genoodzaakt worden, om meer dan twee maasden gage aan de tafel te betalen. Dan, zoolang niet deze Refolutie , door de Vergadering van Zeteötiëööfl, tot eene Refolutie voor alle de kamers gemaakt, en door dezelven ten fkrkftë onderhouden word; zoolang zullen de Krankbezoekers ;mn M willekeur der fchcepsbe?e!hebbereu gclubordmeerd blvvcn. Want, zoo ik wel geïnformeerd ben, is oncemclde Refolutie in Middelburg alwederom m zulk een onbruik geraakt, dat men daar, even gelyS by de andere RaÉUüfl, gttjke fittUMa aan df RW» bèftccdt.  •44 t. verwYk Antwoord* Ook ten vollen verzekerd zyn, dat hy 4 gedurende de gantfche reize, niet alleen als een verfchoveling zal moeten omzwerven; maar daarenboven ondervinden , dat, door duizende onaangenaamheden, hem het leven op allerlei wyze zal worden bitter gemaakt: en dus is een Krankbezoeker verplicht, wil hy niet veracht, verfmaadt, en van een' ieder der Officieren over den fchouder aangezien worden, zich dezer willekeurige beftelling te onderwerpen, en zoo gewillig zyn aandeel (hoe veel dat ook zyn moge) te 'betalen. En, behalven de reeds gemelde kosten voor de reis en tafel, is een Krankbezoeker by de Compagnie, met zyn fchip aanCabo komende, genoegfaam verplicht, om, nevens de andere Opperofficieren , die op de rheede geene bezigheid aan boord hebben, zich raar den wal te begeven, en daar eiken dag een' ryksdaalder in een logement te verteren: wel is waar, 'er zyn aan Cabo ook logementen, daar men Hechts de helft, en nog minder, 's daags behoeft te verteren; maar dit is ook -waar, dat in de laatstgemelde logement  OVER ÖÈ KRANKBEZOEKERS. 2£ inenten de fcheeps-dekofficieren en matroozen logeren. Daar nu de Edele Heeren Bcwindhebbcren, op hunne fchepen, zulk een zichtbaar ónderfcheid tusfchen de opper- en onderofficieren fielten; en de Krankbezoekers in den rang der opperofficieren plaatfen: zoo worden zy verplicht, willen zy hunne achting, zoo by 't volk als by de officieren, bewaren, om zich in zulk een logement te begeven, daar de opperofficieren gewoonlyk logeren : ongerekend nog het gene zy noodig hebben tot hunne verdere reize. Daar dan zulke zware onkosten aan dien post, gelyk wy getoond hebben, verbonden zyn: wie zal, wie durft brave jongelingen, die wel daartoe gefchikt, maar niet van middelen, om de onkosten der reize goed te maken, voorzien zyn, tot dien post aanmoedigen? Moet niet het reeds aangemerkte een middel zyn, om hen daarvan af te fc brikken? Dus blyven'er geene andere perfoonen voor die bediening by de Compagnie over, dan die wy te voren aantoonden, dat voor altoos, als onnutte ballasten, uit den dienst der MaatB 5 fchap-  26 L. VERWYK ANTWOORD fchappy, ten muitten uit dat emploi; behoorden geweerd te worden : want deze menfchen maken geene de minfte zwarigheid, dewyl zy door de fchaamte heen zyn, zich zoo diep in fchulderi te fteken, ais maar by mogelykheid gefchieden kan: zy maken behalven de48, guldens; die zy op hand ontfangen, by de Compagnie nog een transport van 300. guldens, 't gene zy dan wederom verkoopen, maar zelden voor eenen höogeren prys dan 150. guldens: en dus zyn ze zoo belast, dat Zy,fchoonmeer dan een jaar in dienst der Ed. Compagnie geweest zynde,nog geen' deuit op hunne rekening by de Compagnie te goed hebben. Het is wel waar, dat (om deze kosten eenigszins dragelyk te maken) de Edele Heeren Bewindhebberen, behalven de bagagie en gepermitteerde goederen, ook aan de Krankbezoekeren hebben toegeftaan vyf kasfen en vyf pypen op recognitie mede te mogen overvoeren: maar, om deze kaslen en vaten behoorlyk met wyn en bier te vullen, moet 'er ook geld zyn \ en dit hebben zy noodig gehad, om zich behoorlyk Uitte rusten, zonder iets over te houden ;  OVER DË KRANKBEZOEKERS. 21 den: hoe zullen zy dan hiervan profiteren (f)? Zoo- (f) Voor eenige jaren, torn Batavia, wegens den bloeijeriden koophandel in alle de comptoiren van de Compagnie, van een aamnerkeiyk getal gegoede burgers, en Éuropifche inwonereu, ais overladen was, zoo dat de lchecpsoffieieren, in dien tyd, in kleine en geringe huizen hunnen intrek, voorden tyd van hun verblyf aldaar, moesten nemen; toen ter tyd konden de Krankbezoekers, zoo wel hunne gepermitteerde als recognitie-goederen, hier te lande voor 4. 5. tot zelfs 7. a 800. guldens verknopen, aan zulke lieden, die het dan op naam der Krankbezoekers lieten overvoeren, en 'er nog een'goeden ftuivcr op overhielden: 't gene men licht bëgrypen kan, als men maar onder 't oog gelieft te houden, dat toen op Batavia een vat of pyp bier, van 70. tot 100. ryksdaalders, en een boddel wyn van 24.10130. Huivers verkocht werd: dan, federt der. particulieren handel in de Indien de bodem is ingellagen, ftdert zyi> de gegoede lieden van drf&r vertrokken; en Batavia inzonderheid is zoo ontvolkt geworden, dae geheefe , M dien tyd zeer miauw bevolkte grachten, thans van geene menfchen bewoond, de huizen vervallen, eu tot puiiihoopen geworden zyn: het gene daii ook de reden is, dat de Officieren, en cms- ook de Kranklws zoekers by de Compagnie, byna niets van hunne gepermitteerde of recognitie-goederen hier te lande kunnen verkoopen, tot welkeen' geringen prys z-/ dit meermalen aanboden: zoo dat'er zelfs al Krankbezoekers naar de Indien zyu, die vóór hun vertrek by Heeren Bewindhebbereu verzocht hebben, om eene geringe praemie te mogen verwerven, dewyi zy buiten Haat waren, door gebrek aan geld, hunne gepermitteerde goederen mede te nemen; dan , ditniet kunnen* de verwerven, genoodzaakt zyn geweest, met achter^ lating van die goederen, die reis. te ondernemen.  28 l. Ver-wyk ANTwöo&il Zoolang dus dë. Edele Heeren Bewindhebberen geene voorziening doen in de verbazende onkosten, die de Icheepsbevelhebberen voor hunne tafels maken; öf ten minllen, zoolang de Krankbezoekers verplicht worden daaraan te contribueren: even zoolang zal 't gebrek aan goede Krankbezoekeren niet verminderd* veelmin geheel weggenomen worden. Dan ten derden : met geene mindere reden worden brave, gefchikte, eil bekwame jongelingen argefclirikt van den post van Krankbezoeker by de Compagnie, door de plaats, daar zy, volgens ordre van Heeren Bewindhebberen , gedurende de geheele reize nioetert logeren; namelyk in de konftabelskamer. Het is voor de genen, die weten welk eene plaats de konftabelskamer op een Compagnies-fchip is, niet wel te begrypen, dat Heeren Bewindhebberen kunnen goedvinden, deze tot eene logeerplaats voor Krankbezoekeren te ordineren: 't is ook niet wel overeen te brengen, hoe dé Edele Heeren Bewindhebberen, die eene goede quantiteit boeken voor de 3^.rankJ)ezoeJcers tot hunne ftudie en mc-  pVER DE KRANKBEZOEKERS., 2% meditatie medegeven, te gelyk kunnen gelasten, dat zy op zulk eene plaats in 't fchip logeren, daar zy lomtyds, vóór dat zy aan Cabo komen; of, van daar vertrekkende, vóór dat zy in Indien komen j niet in ft;aat zyn, zonder behulp van kaars of lamp, (die zy daar niet gebruiken mogen,) een hand vuul uc uugcil LC /ACH. Het is waar, de Krankbezoekers hebben vryheid, om, ter verluchting en ter vertreding, gebruik van 't halfdek te mogen maken: dan geen ftorm of onweder alleen; neen flechts een geringe regenbeui is genoeg, om hen naar hunne donkere logeerplaats te doen verhuizen: en hoe is het te verftaan of te vereffenen, dat de Krankbezoekers de. fchepe.n der Maatfchappy, in zulk een' Tang aan der opperofficieren tafel geplaatst worden; endatzy, voor 9c overige, onder de dekofficieren en matroozen verplicht worden te logeren ? — want in deze kamer hebben, behalven den Konftabel en zyne maats , de Krankbezoeker, de tweede Meester, en twee matroozen, onder den naam, yanbusfchieters, hun logement.  30 L. VERWYK ANTWOORB! En dit moge gering voorkomen aan znlken, die niet weten, wat het zyop. een Compagnies fchip in zekere qualiteit te verkeeren: maar zy, wier zaak het is met fchepen naar Indien te varen, weten best, welke onaangename, en veeltyds de goede harmonie, onder de Officieren verbrekende gevolgen, diergelyke fchikkingen op. hunne fchepen veroorzaken zouden, zoo 'er niet tydig in voorzien werd: behatven, dat het logeren onderdekofficieren en matroozen, van die genen die dagelyks achterop verkeeren , te veel gelegenheid geeft, om met die lieden over zulke ïcheepsomltandigheden te fpreken, die de voorzichtigheid vorderde , dat van niemand dan van opperofficieren geweten en befproken werden. Ep dus kan een ieder uit het reedsaangevoerde ten duidelykften bemerken , dat het logeren van Krankbezoekers in de konftabelskamer x even zoo gevaarlyk voor de goede harmonie en andere fcheepsomftandigheden zy, als hetzelve voor zulke perfoonen, die gaarne hunnen post f " ' ge-  OVER DE KRANKBEZOEKERS. 3! getrouw behartigen, geheel ongefchikt is (g). En dit zoo zynde: gelyk het waarlyk is: wie kan dan bekwame jongelingen aanmoedigen, om zich tot eenen post te begeven, die, 200 dezel= ye uit het rechte oogpunt befchouwd, en op de rechte wyze behartigd zal worden, al veelmalen eene afgezonderde plaats vordert? daar men te voren weet, dat geene andere, dan de daartoe alierongefchiktfte, gedurende de reize, voor zulke perfoonen beftemd is: zoo lang derhalven als de Edele Heeren Bewindhebberen niet gunnen goedvinden, om afgezonderde apartementen voor hunne Krank- be- (g) Ik ben geïnformeerd, dat, fa, by de Kamer Middelburg, en mogelyk nog by eène of andere Kamer, daar men fchepen van 150. voeten bouwt, en dus meerder hutten dan op andere kleinere fchepen heeft, de Krankbezoekers op die fchepen veeltyds in eene hut, ofwel in de kajuit gelogeerd worden. Hierop behoef ik geenszins aan te merken, dat die plaatfen tot logies voor de Krankbezoekers noch nuttig , noch noodig zyn: maar wel, dat zoolang de Vergadering van Zeventienen, ook hieromtrent, geene vaste bepaling maakt voor alle de relpective Kameren , om op alle hare fchepen eene behoorlyke plaats voor de Krankbezoekers te laten afzonderen , zoolang ook de Krankbezoekers als bifllingen op de fchepen zullen moeten omzwerven.  32 l. verwyk antwoord bezoekers op de fchepen te bezorgen, even zoolang zal 't gebrek, aan goede Krankbezoekers niet verminderd , veelmin geheel -weggenomen worden. • Maar eindelyk ten vierden: eene der gewichtigfte redenen, waarom goede, gefchikte, en bekwame burger-jongeHngen tot den Krankbezoekers-post by de Oostindifche Maatfchappy niet kunnen aangemoedigd noch uitgelokt, maar integendeel daarvan afgefchrikt moeten worden: is de ellendige en armoedige levenswyze, waaronder zy, op de buiten-comptoiren der Compagnie, noodzakelyk moeten bezwyken: want al waren deze landftreken (dat zy gants niet zyn) de. gezondften, en aangenaamtlen der gantfche waereld, daar men, op de minstkostbaarfte wyze, zyn beftaan of levens-onderhoud gemakkelyk konde vinden ; dan nog zouden deze menfchen van gebrek moeten omkomen. En dit is zeer gemakkelyk te bewyzen : als men maar onder het oog gelieft te houden, 't gene wy te voren aanmerkten , hoe de Krankbezoekers verplicht worden, om niet alf leei^  OVER DE KRANKBEZOEKERS.1 leen hunne twee op hand ontfangene maanden gagie; maar ook hun gemaakt transport van 300. guldens aan hunne confumtie en tafel ten koste te leggen voor hunne uitreize: want dan lpreekt het van zelve, wanneer deze menfchen op Batavia aankomen, dat zy, hunnen geheelen leeftocht op de reize geconfumeerd hebbende, zich arm, en van alle middelen, om een gering beftaan te hebben, ontbloot vinden; en zich dus, in dezen jammerlyken toeftand, veeltyds zonder meer te bezitten, dan een weinig kleederen, vandaar naar de buiten-comptoiren moeten begeven. I Wel is waar, dat den Krankbezoekeren, gelyk allen anderen, offchoon nog zoo vele maanden by de Compagnie te kwaad zynde, echter by hunne komst op Batavia twee zoogenaamde goede maanden verflrekt worden: maar hoe gering is deze fontme ? daar zy voor de 48. guldens, waarmede hunne rekening belast word, niet meer dan 36. guldens, of; 3 5. Huivers voor den gulden ontfangen.' Of zullen zy hieraan genoeg hebben, om zich van het noodige voor de reis &r. D&pi, C " naar.  34 Ift VERWYK ANTWOÖRÖ naar de plaats hunner deftinatie te kurf5 nen voorzien? En dit ware al eens genoeg voor die reize: in welk een' armoedigen toeftand bevinden zy zich dan by hunne aankomst daar ter plaats ? alwaar zy, buiten eene geringe woning, en eenige niet noemenswaardige emolumenten, geen ander onderhoud genieten, dan twee dukatons kostgeld ter maand : waarlyk eene fomme j die niet toereikende is, om een' naaf zyn behoorlyk onderhoud te kunnen - geven: want, al berekent men den dukaton op vier guldens het ftuk, dan bedraagt het nog geen 51 Huiver 's daags, voor het gene een Krankbezoeker te ' verteren heeft i en daarvan moet de arme mensch niet alleen eten en drinken ; maar ook zich kleeden; en by zyne aankomst van de roodige huismeubelen zich voorzien. Wie ziet dan uit dit alles niet, dat 'er voor een' Krankbezoeker, op de buiten-eomptoi•ren der Maatfchappy, niets anders overblyft, dan door naberouw over zyne deerniswaardige omftandigheden, zoo niet tot de uiterfte wanhoop te vervallen; ten minften, in eenen zeer kwynenden ftaat, door de-armoede zooda-  OVER DE KRANKBEZOEKERS.' hig verteerd te worden , dat de dood, binnen; korte, een einde van zyn ellendig leven maakt (h)? Maar hierdoor moeten dan ook de buiten-comptoiren genoegfaam aityd gebrek aan Krankbezoekers hebben : en hoe zullen zy die van Batavia genoeg kunnen aanvoeren? daar 'er zulk een fchrik en vrees onder ds Krankbezoekers, daar terplaatfe, voor de buiten-comptoiren, vooral die om de Oost liggen , heerscht; dat het weinig moeite zoude kosten, om bewyzen te produceren, dat 'er Krankbezoekers uit het Vaderland op Bata* via zyn gekomen, die aldaar geene vrienden vindende, om hen weder te doen repatriëren, zoo dat zy naar de Oosterfche comptoiren geordineerd werden, alleen van fchrik en vreeze voor die plaats, zelfs nog vóór het vertrek hunner fchepen der waards, op Batavia overleden: terwyl anderen wel diergelyke reize aanvingen, C 2 maar (h) Mogelyk zal 'er geen enkel voorbeeld re vinden zyn , van dien tyd af, dat de Compagnie een' aanvang nam, tot dato dezes, dat een Kraukbezogkcr, maar weinige jaren op een buitcn-comptoir geweest z-yndc, aldaar overleedt, die niet, met zwajfó R'lnüdcn beladen, is ten graye gedaald.  36 L. VERWYK. ANTWÖÖRi) maar eer hun leven j dan de reis geëindigd hadden; of anderen, ja, dc comptoiren bereikten , maar naauwlyks voet aan land gezet hadden, of zy gaven den geest. Zie daar dan zoo vele fprekendè bewyzen , dat de buiten-comptoireii gebrek aan nuttige Krankbezoekeren hebben: maar zie daar dan ook zoo vele redenen, waardoor zulk'een gebrek veroorzaakt word ; 't gene niet weinig vermeerderd is , federt men heelt kunnen goedvinden ftraffchuldige Krankbezoekeren , (en dit getal was velen) als in bannisfement naar de Oosterfche comptoiren te zenden. En hiermede meene ik genoegfame redenen opgegeven, en de ware oorzaken aangetoond te hebben, waardoor goede, nuttige, en in alle opzichten bekwame perfoonen, van de Krankbezoekers- bediening moeten worden afgefchrikt. Wat mensch, die eenige liefde tot zyn' evenmensen, heeft, zal eenen bekwamen en voorbeeldigen jongeling durven raden, om zich by de Compagnie aan te melden, tot het verkrygen van eenen post, in .welken hy zich verplicht vindt, zyn  O V-ER DE KRANKBEZOEKERS. 37 yolk en vadershuis, zoo niet voor eeuwig , ten minften voor vele jaren , vaar wél te zeggen; en dat met geen ander vooruitzicht, dan dat hy, na het volbrengen van eene groote en ge-= vaarlyke reize, zich eindelyk in de uiterfte armoede gedompeld ziet? Het fpreekt dierhalven van zelve, zal de Oostindifche Maatfchappy,op den duur, van een genoegfaam getal goede en nuttige Krankbezoekers voorzien woi> den : daar moet eene vermeerdering van maandgelden; daar moet eene ver-r mindering van onkosten plaats hebben: en behalven de betere logering op de fchepen, moet 'er ook een ber hoorlyk beftaan, en genoegfaam onderhoud aan de Krankbezoekeren op de comptoiren der Compagnie, overeenkomltig hunne bediening, bezorgd worden. Dan laat my nu beproeven , of ik ook de gefchiktfte, en genoegfame, midder len tot herflel in dezen, zoude kunnen aan de hand geven. Wat dan, in de eerfle plaats : de maandgelden betreft, die de Krankbezoekers in den dienst der Maat-. Ichappy winnen: dezen moeten merkeed 3  38 JU VERWYK ANTWOORD lyk verhoogd, en , zullen zy maat even een beitaan Opleveren, ten minilen tot 50. guldens (i) ter maand vermeerderd worden: zonder deze vermeerdering kan geen Krankbezoeker, boe fpaarzaam hy ook ieven moge / beftaan. ven zegge niet, dat deze vermeerderde maandgelden' een aanmerkelyk bezwaar voor de Compagnie wouden zyn ! want, als men dit eens wat meer van naarby befchouwt, zal men bevinden, dat dit veel minder is, dan het zich in den eerften opllag wel 3aat aanzien. Zoodra toch de Com: pagnie zal kunnen goedvinden, om aan • VERWYK ANTWOORD zal het dan wel zoo moeilyk zyn , om, zoo niet op alle de comptoiren van de Compagnie, ten minften op Bai tavia, Ceilon,dekust vanKoron andel, ^n Bengalen, een fonds van beu aan voor de Krankbezoekers te vinden f Cf zoude indié', in dezen tegenwoordig en" tyd , geheel beroofd zyn van 1 )irecteuren, die edelmoedig ge oeg waren, gelyk weleer, om, wanneer zy op hunne comptoiren eenen Krankbezoer ker aantroffen, die zyne zaak behoorlyk waarnam, denzelven daar te verbinden, door hem uit eigene beweging, voor eene nieuwjaarsgift, elk jaar dat hy daar bleef, eene fomme van duizend ropyen of yyftienhondcrd guldens , uit zyn Éd. privébeurs, te. fchenken; of, die een' Krankbezoeker, die zich onbefproken gedroeg, tot zyn verblyf op dat comptoir wist uit te lokken, door hem, gedurende dit verblyf, jaarlyks eene fomme toe te leggen , zoo groot hy zelf begeerde, en die hy genoeg rekende voor zyne. Yrouw en kinderen, om m Amfterdam daarvan te beftaan. Zoude, zeg ik, Indië thans van alle zulke weldadige' ipecjen^en eenenmale beroofd zyn?  OVER DE KRANKBEZOEKERS. 55 Men zoude, in de daad, de edelmoedige en cordate inwoneren derOosterfche Colonien benadeelen , ais men dit, zelfs voor een' oogenblik, wilde vooronderftellen. Of zou de men, daar ik zulke notabele voorbeelden van eene meer dan gemeene liefdadigheid heb aangetoond, daar ter plaatfe eene mindere mededeelzaamheid durven verwachten, dan men in eene enkele ftad binnen onze Republik zoo zichtbaar heeft ondervonden? in welke ftad men, tot het oprichten van eenige Diakenie-fcholen, en tot een beftendig fonds, om dezelven ten allen tyde te kunnen onderhouden, alleen door tweemaal 's jaars, in de Nederduitfche gereformeerde kerken, eene collecte te doen, in tien laren tyds* eene fomme van circa honderdduizend guldens byeenverzameld heeft; behalven dat ook nog misfchien eene byna gelyke fomme, door liefderyké gefchenken en legaten, daarby gekomen is. Daar blyft dan by my geen twyiel over; zoo men op Batavia, Cenon, de kust van Koromandel, en Bengalen, zich, ernftig op fondfen wilde toeleggen^  56 l: verwyk antwoord of *er zou zulk een ruime oogst in die Oosterfche gewesten kunnen worden ingezameld, dat zelfs geen tien jaren tyds zoude noodig zyn, om 'er zulk een aanmerkelyk fonds te vinden: uie welks interesfen men, niet alleen een ruimer beftaan aan bekwame , en in alle opzichten den Godsdienst eer aandoende Krankbezoekeren, zoude kunnen bezorgen; maar waaruit zy, door den tyd, geheel zouden kunnen onderhouden worden. En, gelyk dit wederom gefchikt zoude zyn, om voortaan brave, bekwame, en in leer en leven voorbeeldige jongelingen, tot den Krankbezoekers-post uit te lokken en aan te moedigen 5 zoo vertrouwe ik ook, dat dit middel, met de anderen famengevoegd, en wel beftierd zynde, by vervolg genoegfaam zoude bevonden worden, «m de Compagnie op den duur goede Krankbezoekers te bezorgen; en haar van de kwaden, als onnutte ballasten, te ontheffen. Maar dit brengt my van zelve tot een nader onderzoek: van waar men pest een genoegfaam getal gefchikte Jongelingen zal bekomen, prn tot den  OVER DE KRANKBEZOEKERS. 57 post van Krankbezoeker te worden aangekweekt en opgeleidt? Ik voor rny zoude van oordeel zyn, dat men nergens een betere voorraad van zulke jongelingen zal kunnen vinden, dan in de fundatie- wees- en armhuizen, welken in de gantfche Republik, en inzonderheid in die Heden, daar de Compagnie hare refpective Kameren heeft, voor handen zyn. Onder deze jongelingen zyn 'er altyd eenigen, van eenen uitmuntenden geest, fchranderheid, en leergierigheid; en uit het aanzienelyk getal derzelven zoude men, in overvloed, de gefchiktfte voorwerpen kunnen vinden: ja! hoe veleri zullen 'er niet onder dezen gevonden worden, die door de goede Voorzie* nigheid mijdelyk met de vereischte Zielsvermogens befchonken zyn; en die geene geringeblyken van bekwaamheid, vertoonen zouden, wanneer zy maar door een goed onderwys, van hun i4e of i5e jaar, en dus van jongs af, behoorlyk ontwikkeld werden: ja, ik twyfel niet, als zulke kinderen in die huizen daartoe behoorlyk aangelegd en opgekweekt werden; of men zoude, binnen weinige jaren, de D 5 'göi  58 L. VERWYK. ANTWOORB gezegendfte vruchten plukken, en een aanzienelyk getal jongelingen gereed zien ftaan, om der Maatfchappy in die bediening van wezenlyk nut te zyn. Maar, zuilen die jongelingen, in deze huizen opgevoedt wordende, wel lust en genegenheid hebben, om zich. tot dien post te laten fchikken, en bekwaam te maken? Ik twyfel geen oogenblik , zoodra maar Heeren Bewindhebberen de voorgeftelde of andere genoegfame middefen in 't werk gelieven te Hellen, om den Krankbezoekeren een behoorlyk beftaan, overeenkomftig met hunne bedieningen, te befchikken; of'er zal een overvloedig getal jongelingen in die huizen zich opdoen, om tot dien post aangekweekt en bekwaam gemaakt te worden. En zoude ik my wel bedriegen, als ïk vooronderftelde, dat Heeren R egenten van die Godshuizen, aan wien de bezorging en opkweeking van dit ouderlooze kroost is toevertrouwd, (zoodra zy overreedt waren, dat deze bediening een burgerlyk beftaan voor hunne opkweekelingen konde opleveren,) zich om ftryd bevlytigen zouden,  [OVER DE KRANKBEZOEKERS. $0 om de fchranderfte en meest oppasfende jongelingen op alle mogelyke wyzcn aan te moedigen, om zich toe te leggen op die bekwaamheden, waardoor zy, tot jaren komende, in ftaat zouden zyn, om aan de moeite en kosten , welken men aan hunne opvoeding befteedt heeft, te beantwoorden, door zich, ten nutte van den Godsdienst en het Vaderland, by de Oostindifche Maatfchappy in dezen post te laten gebruiken. Vraagt men; wie zal zich met de onderwyzmg van deze jongelingen la* ten belasten, om dezelven tot het werk dier bedieningen in tyds gefchikt en bekwaam te maken? ook deze vraag is, mynes bedunkens, zeer gemakkelyk te beantwoorden: daar 'er zoo vele Leeraars zyn, die al jaren lang zich beklaagden over de onkunde, en het ergerlyk gedrag, van zulke perfoonen, als 'er nu, van tyd tot tyd, in die bediening by de Oostindifche Compagnie zyn gebruikt geworden. My dunkt, ik zie reeds vele Leeraars zich vrywillig aanbieden, om zulken jongelingen het noodige onderwys tot: gezen post toe te dienen. Wie der keet  6o L. VERWYK ANTWOORD raren in ons Vaderland zoude niet zich tot eene eer rekenen, door de goede Voorzienigheid in de gelegenheid gefield te worden, om deze jonge Jieden tot zulk een nuttig einde te helpen opvoeden en aankweeken, en aan zulk een heil: aam werk de hand te leenen? Om nu niet te zeggen, dathec wederom, in ons lieve Vaderland, niet ontbreken zoude aan milddadige lieden, die, wanneer deze zaak tot Hand gebracht werd, het hunne zouden willen toebrengen, om de noodige kweekfcholen daartoe op te richten, en den arbeid, die daaraan befteedt werd, te vergelden. Niemand werpe ons hier tegen, dat de geringe afkomst van diergelyke jongelingen hen tot het werk dezer bedieningen ongefchikt zoude maken: want, om de ongerymdheid dezer tegenwerping duidelyk te bemerken , behoeft men zich Hechts te herinneren, dat zelfs de eerfte bedienaars van het zalige Euangelium, (en wat was deze bediening niet verheven boven die der Krankbezoekeren by de Oostindifche Compagnie!) niet geweest zyn vele ryken, vele edelen, vele wyzenj maar ar~:  OVËR DE KRANKBEZOEKERS. 6ï af mé, onedele, en eenvoudige visfchers: dezen, en geene anderen, behaagde het der Goddelyke wysheid, daartoe te gebruiken, om dus, door de gering* fte en onaanzienlykfte voorwerpen, de grootlte zaken ter uitvoer te brengen: en zoude men dan, van jongelingen uit dergetyke Godshuizen, geene nuttige Krankbezoekers kunnen aankweeken? of zoude het moeilyk te bewyzen vallen: dat, als de Nederlandfche Maatfchappy bekwame en voorbeeldige Krankbezoekers in haren dienst gehad heeft, dezen meestentyds geene anderen geweest zyn, dan jongelingen, die te Amfterdam en elders in dergelyke Godshuizen zyn opo-evoedt? en van welker bekwaamheid, en voorbeeldige levenswys, Batavia, Onrust, en Bengalen, zouden kunnen getuigen: alwaar de namen van eenen Eeling, fr^oudman, Servaas, Neder bof, en meer anderen, nog in gezegende nagedachtenis zyn, offchoon zy lange geftorven zyn (1), Edoch j (1) Nooit zyn de posten der Krankbezoekeren op Batavia met meer kundige, nuttige, en bekwame voorwerpen voorzien geweest, dan' over byna 30. jaren : toen werden alle de daar zynde Krauhbesjockefs-pos- teri,  62 i. Verwyk Antwoord Edoch , zullen jongelingen in ge-4 melde huizen, byzonder in die lieden daar de Compagnie hare Kamers heeft, door de Regenten tot dien post opgekweekt, en door de Leeraars van die plaatfen, door het noodige onderwys, tot dien post bekwaam gemaakt worden: dan zal 't vooral noodzakelyk zyn* dat de Edele Heeren Bewindhebberen, eens vooral, refolveren, om geene andere perfoonen , hoegenaamd, tot de Krankbezoekers-bediening aan te nemen, dan diergelyke daartoe te voren opgelegde en bekwaam gemaakte jongelingen. Want, als Heeren Regenten , die zulke kinderen daartoe aanfporen en opkweeken; als de Leeraars, die gaarne de moeite van het onderwys dezer kinderen op zich nemen; en als jongelingen, die zich op dit onderwys naarftig toeleggen, geene andere uitzichten, op één' of twee na, bediend door jongelingen, die in de Godshuizen waren opgekweekt: 't is maar te bejammeren, dat het gebrek aan het noodige beftaan , velen van die nuttige lieden heelt genoodzaakt, om den dienst der Compagnie te verlaten, en in't Vn"derland een beter beftaan te zoeken; waarvan Amfterdam, en meer andere fteden, tegenwoordig m& levende bevvyzen zouden kunnen opleveren.  ÖVER DE KRANKBEZOEKERS. 63 'Zichten op die bediening hebben, dan dat zy, misfchien, daartoe bekwaam geworden zynde, nu of dan, door de gunst van dezen of genen Bewindhebber, eens in dien post gefield zullen worden: dan moet noodzakelyk alle aanmoediging tot dit werk vervallen; en het is niet mogelyk, dat men ooit eene gewenschte uitkomst verkryge. Dan, eer ik hiervan afflappe, moet ik 'er nog by voegen, dat het my voorkomt, ter bereiking van het bedoelde einde, zeer noodig en nuttig te zyn, dat de Achtbare Heeren Bewindhebberen, voortaan, de bezorging van zulke daartoe bekwaam gemaakte jongelingen , zoo voor hunne fchepen als comptoiren, opdragen en toevertrouwen aan de Eerwaarde Kerkenraden in die Heden van onze Republik, daar hare relpective Kameren zyn; en wel zoo, dat de Edele Heeren Bewindhebberen , by 't aanleggen van hunne fchepen, aan de relpective Kerkenraden gelasten, om tegen zulk of zulk een' tyd, voor die of voor die fchepen, de noodige Krankbezoekers te bezorgen. Hierdoor zullen Hun Edele Achtb.zich niet alleen ontdaan van ve- 1%  64 t. VERWYK ANTWÖORÖ le lastige verzoeken; maar hierdoor zal ook de Maatfchappy beveiligd worden voor onbekwame en ergerlyke perfoonen. In dit geval moeten dan de Kerkenraden alle mogelyke voorzichtigheid en oplettendheid gébruiken, om zich op het zedelyke gedrag der aankweekelingen naauwkeurig te in3formeren; en niemand, volftrekt nie^ mand, hoe bekwaam hy anders wezen moge, daartoe aan te Hellen, dan dié zich, door een ftichtelyk en onbefproken gedrag, dezen post heeft waardig gemaakt (m). En dan zal het vooral ook noodig zyn, (m) Zoo ik wel geïnformeerd ben, gefehieden (by de kleine Kamers) door de Kerkenraden in 't geheel geene particuliere informatici! naar het zedelyke gedrag van lieden, die zicli tot den Krankbezoekers-post by de Compagnie aangeven. Alleen in Amlrerdam heelt men nog die gewoonte, dat een Ouderling uit de wyk, by twee a drie van de naaste buren, zich eens informeert naar het zedelyke gedrag van zulke perfoonen, als zich by de Compagnie tot dien post hebben aan-' geboden: en deze geburen, die hunne geburen lbmtyds alleen van aanzien kennen, geven gemeenlyk geen ander getuigenis van hen, dan dat zy 'er niets kwaads van weten; en daarmede is alles Wél! en dus, al is zulk een perlbon nog Zoo1 efgerlyk van gedrag, als het zynen naasten geburen maar niet in 't oog (leekt, of hy kan die te vriend houden , dan is hy klaar: en hy gaat voor een' braven Krank* jezoeker (ten miuften uit zyne buurt) naar boord.  OVER DE KRANKBEZOEKERS* doorgaans geë'venredigd naar het getal van de uitgaande fchepen: de vele en onderfcheidene comptoiren daar dezelven vereischt worden: hetjlerven, 't gene dit kleine getal (waaronder 'er niet zelden zyn die reeds bejaard zyn) jaarlyks onderworpen is j en op de reis of in Indië ondergaat; zoo wel als andere perfoonen die naar de Oost vertrekken: het repatriëren van dezulken, die in de Oost dikwerf kort gev/eest zyn 's en die met de retourfchepen wederom naar het Vaderland komen: om nu niet te fprej-en van zulken, die hunne bediening ver-  OVER DE KRANKBEZOEKERS. 8ï; verlaten, of van dezelve om wangedrag afgezet worden. Als men dit alles eens eenige jaren naarrekende; het uitgaande getal optelde; daarvan aftrok de gerepatriëerden, geftorveneh, of die hunne bediening hebben verlaten, of moeten verlaten: dan zoude menbevinden, dat'er weinige Krankbezoekers in Indië zyn: zoo lang 'er derhalve met de uitgaande fchepen niet een grooter aantal vertrekt, zullen 'er altoos weinige Krankbezoekers in de Indien zyn«- § 4- Eene tweede reden; waarom 'et weinige Krankbezoekers naar het Oosten vertrekken, en in hetzelve zyn; meenen wy dat te vinden zy, in de geringe bezolding aan die bediening vastgehecht, en den daaraan al te veel geannexeerden geringen rang en achting, die dezelven, zoo al niet Op de fchepen, altans in de ïndiën hebben: het gene wy onderfcheiden en breeder in 't verVolg zullen behandelen: zonder dat wy thans overwegen, in hoeverre de oorzaken van .minachting dikwerf in xir* dbel* E de  Ü2 P. HAACK ANTWOORD de perfoonen der Krankbezoekeren .zelve, en hun gedrag te zoeken zy. En dit leidt ons, om het tweede lid der vooronderftelling kortelyk te befchouwen; dat 'er onder die weinigen zeer weinigen zyn, die men inde daad, overeenkomltig met den aarten het oogmerk hunner bediening, goede Krankbezoekers noemenkan. Ikzonderehier faarne en met blydfchap uit fommige krankbezoekers, die hunner bediening eer, ja den Christelyken Godsdienst, èrf deszelfs uitbreiding en voortplanting, voordeel aanbrengen; en die waarlyk aanmoediging en ruimer bezoldmg verdienen: maar befchouwen wy anderen, wat zyn zy ? doorgaans menfchen, die of het eene of andere ambacht of beroep geoefend hebbende, het werken moede >zyn; of hunne middelen verteerd , of hunne achting by hunne medeburgeren verloren hebben, of uit andere verkeerde beginfelen, en met verkeerde oogmerken, befluiten Krankbezoekers te worden ; die alsdan de weinige kundigheden van de waarheid van den Christelyken Godsdienst, die zy bezitten, ter loops  OVER DE KRANKBEZOEKERS.1 83 loops naarziende, of zoo veel Hechts Vermeerderende, als zy oordeelen noadia te hebben, om hun examen te kunnen doen, daarop by Bewindhebberen of zelve folliciteren : of door anderen, die Heeren Bewindhebberen, dikwerf: uit gunst voor den follicitant, misleiden, met een voordeelig doch niet onderzocht getuigenis voorzien, laten folliciterenj; en die vervolgens, oin dat men fomtyds geen voordeehger baantje bekomen kan, naar de Oost vertrekken als Krankbezoeker! De reden hiervan is te vinden, ZOO in het te weinig onderzoeknaar het gedrag en karakter van zulke folhcitanten; als in de al te groote en verkeerde barmhartigheid van hem, aan wien het onderzoek van hunne kundigheden is toevertrouwd: zoo dat het ten dezen opzichte wel eens gaat, gelyk omtrent het examen van zekeren Krankbezoekerverhaald word: die, niet genoeg bekwaam bevonden wordende 9 00 de bekommering, die zyn examina* tor hem te kennen gaf, over zyne onkunde, daar 'er zoo vele zielen aan hem zouden worden toevertrouwd, F 2 viy  8 4 P. HAACK ANTWOORD vry luchtig antwoordde: ja, mynHeer, maar het zyn 'er ook zielen naar! Hieruit fpruit het flordige gedrag derzulken, op de fchepen en comptoiren der Compagnie; en de verachting, waarmede zy, en (dat het meest te bejammeren is) de Christelyke Godsdienst behandeld word; ja een reeks van nadeelen, die van de rampzaligde gevolgen dikwerf voor zeer velen zyn. { ... . § s. T Daar 'er dus weinige, en vooral weinig goede, Krankbezoekers in dienst der Oostindifche Compagnie zyn; en de goeden van veel nut kunnen wezen: moeten wy eerst onze aandacht bepalen op dit zoo nuttig als gewichtig voordel: welk de beste en minst kostbare middelen zyn, om het gebrek der goede Krankbezoekers te verminderen en geheel weg te nemen? dat is: het beste en minst kostbare middel trachten op te geven, om een genoegfaam getal van goede Krank* bezoekers, voor de Oostindifche Compagnie deur Landen) te bekomen. yoor-  OVER DE KRANKBEZOEKERS: $5 Vooraf echter vereischt de aard der zaak, dat wy te voren bepalen, hoedanig een Krankbezoeker behoort te zyn, om in de daad goed te kunnen genaamd worden; om (met grond) van denzelven eene goede waarneming zyner bediening te kunnen verwachten. Foor eerst: hy dient een mensen te zyn van eene gezonde conftitutie, en van geene hooge jaren: van zuiken, die de zwakheid op het aangezicht, en de afnemende krachten op het gelaat vertoonen , kan weinig verwachting zyn voor de Indien; welke goede hoedanigheden hun anderszins van den Hemel mogen gefchonken zyn: waarlyk de beste leeftyd, en de kracht der jaren, geeft de meeste verwachting, om de verandering van het klimaat, en de fatigues van de reis, zonder hinder te kunnen doorftaan; en met nut eii vrucht, op de comptoiren in het Oosten, aan het oogmerk hunner bediening te kunnen voldoen. Ten tweeden: het moeten menfchen zyn, niet alleen van een goed natuurlyk oordeel; maar ook van eenen vredelievenden imborst: een mensch toch, die F 3 wei-  *ö JWuiCfc ANTWOORD ■weinig verftand bezit, en driftig of gemelyk van hoofd en hart is, kan van weinig nut zyn, om onkundige en eenvoudige menfchen te onderrichten in waarheden, waarvan zy zeiven geene Of weinige bevatting hebben : en hoe meer liefde tot den Christelyken Godsdienst en deszelfs voortplanting, en het heil zyner medemenfchen, in hem gevonden word; hoe meer gegronde hoop 'er tot eene goede en heilzame verwachting van hem kan gemaakt worden. Ten derden; hy moet kundig 'zyn an de waarheden van den Christelyken Godsdienst; in de bronnen; en de wyze waaruit, en hoe dezelve daar uit word afgeleidt: hy moet de bedenkingen kennen, die daartegen gemaakt worden; en de bewyzen weten, die om die bedenkingen met vrucht te keer te kunnen gaan , dienen aangevoerd te worden. Hy moet onderwezen zyn in de beste en eenvoudigfte wyze, om die waarheden; eerst in hunne beginfelen- en daarna, aan meergevorderden, met meerder kracht van redenen te kunnen onderwyzen: en, hoe meer jhy ^n het een en ander hier op-  OVER DE KRANKBEZOEKERS.' %f opgenoemde ervaren is; hoe meerder vrucht 'er van de yverige waarneming zyner bediening, onder Gods zegen, te wachten zy. Ten vierden: hy moet een mensen, zyn van een goed en onberispelyk gedrag. Nimmer toch heeft de voortplanting en uitbreiding van den Christelyken Godsdienst, en het onderwys daartoe dienftig, meerdere engrootere hinderpalen en beletfelen gevonden, dan in een flordig, der heilige waarheid en derzelver heerlyke belydems onteerend gedrag. — Waaromzulken, dié de kracht der heilige waarheid, in hunnen wandel betoonen te kennen, niet hoop- genoeg kunnen gewaardeerd, en met°de gedillingueerdfte hoogachting dienen behandeld te worden. Dat Nederlands God geve, dat velen in het verre Oosten en op 'sLands kostbare bodems alzoo mogen zyn! dan zal Zyne eer verhoogd worden; de roem der Edele Compagnie vermeerderd ; en de blydfchap van de Zeeuwfche Maatfchappy der Wetenfchappen; ia van het geheele Vaderland, en van allen, die den Christelyken Godsdienst leeren en belyden, vergroot worden F 4 ö ^  P. HAACK ANTWOORD § 6. Overwegen wy nu daartoe de beste en minst kostbare middelen. Wy zullen 'er twee opgeven: en onderzoeken : welke het beste en minst kostbare zy; en dus de meeste aanpryzing verdiene. Het eene zoude hierin beftaan: dat de geheele Oostindifche Maatfchappy, ïn eene der fteden daar Kamers zyn, een etablisfement oprichtte, om jonge lieden (boven de 14. of 16. jaren) 3. of 4. jaren lang door daartoe gefielde meesters te laten onderwyzen, niet alleen in de waarheden van den Christelyken Godsdienst in 't gemeen, en van den hervormden in 't byzonder; maar ook in de wyze, waarop zy die onderwyzen moesten, en hun werk op de fchepen en comptoiren der Compagnie hadden te verrichten. Zulk eend oprichting zoude niet alleen gefchikt zyn, om jonge lieden van een goed oordeel daarin te onderwyzen ; maar teffens om hun verftand, hun hart, en hunne zeden, te vormen tot het einde, waartoe zy gefchikt Werden. Dan hiertoe moeten wy deze twee  OVER DE KRANKBEZOEKERS. 89 twee ftukken onderzoeken. Voor eerst: hoe krygt men hierin gefchikte jongelingen? ten tweeden: zullen niet de kosten van zulk eene oprichting te zwaar vallen voor de Compagnie ? Ten aanzien van het eerste: het ontbreekt in ons Vaderland niet aan jonge lieden van een goed oordeel : die, of door het verlies van hunne ouders, en teffens van hun onderhoud, buiten ftaat gefteld worden, om eenig middel van beftaan op die jaren te kunnen vinden: bovendien zyn 'er vele ouders, die door hun armoedig beftaan, en de veelheid hunner kinderen , buiten ftaat zyn, om dezelven eene behoorlyke opvoeding te kunnen geven: wanneer dezen uit geheel Nederland gelegenheid hadden, om hunne zonen, 14. 15. of 16.jaren oud, tot zulk een nuttig einde, en buiten hunne kosten, te kunnen overgeven in zulk een nuttig etablisfement; en met zulk een vooruitzicht, dat zy eene goede opvoeding bekomen zouden, en (zich wel gedragende) voor altoos een goed, eerlyk, aangenaam, en voordeelig beftaan verkrygen: wy twyfelen geenszins , of uit de Verëenigde NederlanF 5 den  QO p, HAACK ANTWOORD den zoude zich een overvloedig en meer dan genoegfaam aantal jonge lieden daartoe aanbieden, en altoos voorhanden zyn. Ja maar, zouden de kosten van zulk een etablisfement, hoe goed en nuttig, niet te bezwarend vallen voor de Gom-* pagnie? laat ons dit wat nader onder^ zoeken, § 7- Laat ons eerst de kosten bepalen: «-* en dan de fources, waaruit die zouden voorkomen, naargaan. Men ftelle eens een getal van 80. jonge lieden, die daarin zouden onderwezen worden: wil men het getal grooter of kleiner nemen, men heeft de onkosten, naar de proportie waarop het getal vermeerderd of verminderd word, ook flechts te vermeerderen of te verminderen: — men rekene voor elk derzelven, aan onderhoud van fpys en kleeding , éénhonderd guldens in 't jaar, dat te famen achtduizend guldens bedragen zal: voor welke fomme, in meer dan ééne ftad van ons Vaderland, meer dan 80. jongelingen in wees- en arm-  OVER DE KRANKBEZOEKERS, OT armhuizen worden opgevoedt en gekleedt : — men voege hierby voor trakr te nenten aart vier meesters, dien tefferts het opzicht en onderwys is toever-? fouwd, te fam en tweeduizend guldens: Z\l zulk eenê nuttige inrichting dan wel meer dan tienduizend guldens bedragen? Kunnen daaruit niet t'elken jare 20. of 25. perfoonen naar de Indien vertrekken, na 3. of 4, jaren onderwys genoten te hebben s en even zooveel jaarlyks, in derzelver plaats, in het zelfde huis aangenomen worden ? Is deze fom wel bezwarend voor de Compagnie ? daar een gelyk getal van 80. matroozen of foldaten in hunnen dienst, veel meerkost; dewyl eenfol-» daac 9. en een matroos van 9. tot 16. guldens ter maand trekt: en welk uitgebreid nut zoude hieruit niet te betogen zyn? — Daar en boven, daar het edelmoedige en weldadige Nederland , zoo gaarne, alle inrichtingen ad pios ufus met de daad betoont te onderfteunen, gelyk de voorbeelden daarvan (Gode zy dank) meenigvuldig zyn: zoude ook hiertoe geene hoop, ja meer dan waarfchynelyke verwach* 'dng zyn?  4 i>. riAACK ANTWOORD luchtnzreek gewennende, beter tegen de zeelucht gehardt worden : de Zeeuwfche lucht moge, uit al te veel Vooroordeelen, by velen vermydt worden ; maar de ondervinding van alle eeuwen heeft geleerd, dat de Zeeuwen^ uit hoofde hunner conftitutie, voor de zeevaart zeer gefchikt zyn: en zal die conftitutie, door een drie- of vierjarig verbly.f, aan zulke jongelingen niet eigen worden? zal dit niet op zee hun zeer voordeelig zyn? Bovendien, in de Zeeuwfche fteden zyn de onderwerpen en gefprekken, in alle ftanden , meer de zeevaart betreffende dan in de landlieden: kan dit niet dienen, om meer en meer, de by velen al te groote vrees voor de zee weg te nemen, en lust en begeerte daartoe in te boezemen? te meer, daar de voorwerpen der zeefchepen, zoo vroolyk aanbruifchende uit het fchuimende zout, de begeerte naar de zeevaart toch aanprikkelen ? § .10. Onder de Zeeuwfche fteden zoud« & Zierikzee voorflaan, pm deze redenen»  OVER DE KRANKBEZOEKERS. 95 nen. Een van deszelfs voormalige Regenten, de beroemde mogge van rk;nesse heeft een zeer aanzienlyk legaat, gemaakt, om in die ftad eene hooge fchool op te richten: dit heek tegenftand gevonden tot op dezen dag; en (zoo ver wy weten) is 'er geene hoop, dat immer aan den letterlyken inhoud van dat gedeelte van dien uiterften wil,en de beftemming van dat aanmerkelyk legaat, zal kunnen voldaan worden. Wat hiervan ook de reden zy, het is zeker deze niet, dat het haperen zoude aan de pogingen van de Heeren beftierderen van dat legaat: dit is bekend, en ontwyfelbaar zeker Het is buiten hun vermogen aan den letterlyken inhoud, en het godvruchtige oogmerk, van het by teftamente bepaalde legaat, te kunnen voldoen: dan't zy my geoorloofd te vragen: of niet de edelmoedige en weldenkende Regering van Zierikzee, die aan gecommitteerden uitHunne Edele Achtb. de befturing van dat legaat opdraagt, den uiterften en door den dood des teftateurs bekrachtigden wil naar de letter niet kunnende volbrengen ; aan het. oogmerk van den zakelykea inhoud daar~  q6 p. haack antwoord daarvan zoude mogen voldoen, door een gedeelte der revenues van dat aanzienlyke legaat, edelmoedig en godvruchtig, aan dit heilzame etablisfement of kweekfchool der Godgeleerdheid , ten nutte der Oosterfche Kerken, te contribueren (a)? Zoude het (a) In het XVII. Deel der Verhandelingen van de Hollandfche Maatl'chappy der Wetenfchappen word, in het met den gouden eerprys bekroonde antwoord, op de Vraag: welke zyn de beste middelen, om de ware en zuivere leer van het Euaiigclie onder de bewoners der Colonien van den Staat meer te bevestigen , en in die landftrcken voort te planten: door den i'chryver dier Verhandeling, den Heer P. Hoffiede, Prof. en Predikant te Rotterdam, opgegeven het oprichten van een Indisch feminarium, om daaruit bekwame Proponenten en Predikanten te doen voortkomen; en daartoe ook eerst Zierikzee en 't legaat van den Heer mogge voorgellagen : doch naderhand by voorkeur eene andere ftad, en wel bepaaldelyk Leiden, daartoe aangeprezen: oordcelcnde, behalven andere redenen, die ftad ook veel beter met de Üchaamsconftitutie der meeste menfchen over een te Memmen, dan Zierikzee. Doch hierin zouden wy van zynlloogEerw. ten aanzien van dit kweekfchool der Godgeleerdheid ten nutte der Oosterfche Kerken vcrfchillen, ook om dat jonge lieden, die ter zee naar de Indien vertrekken moeten, aan de zeelucht dus meer gewoon worden, en om andere redenen, gelyk wy breeder reeds gezegd hebben. Hartelyk wenfehen wy intusfehen, met velen, die 'het verval van 't Oosterfche Sion met treurige oogen befchouwen, dat eens zulk een feminarium wierd opgericht, om het gebrek van Predikanten in het Oosten, waarover jaarlyks de klacht  ÓVER DE KRANKBEZOEKERS.1 97 het niet, in 't zakelyke, aan het oogmerk van dengrooten en edelmoedigen mogge voor een gedeelte voldoen ? Het nut der jeugd, ook dat van land en kerk, was zyne bedoeling: zal nu, door zulk eene kweekfchool,het nu t der jeugd en der kerk niet aanmerkelyk bevorderd worden ? en zal niet de ftad Zierikzee, door die oprichting binnen hare muren, naar het oogmerk van den Teftateur,ten nutte van het gantfche Vaderland in 't gemeen, en der Oostindifche Compagnie in 't byzonder, de eer en het voordeel genieten? Het is immers eene bekende waarheid, dat de bloei der Oosterfche Maatfchappy, en de uitbreiding van den waren Gods-, xiv. deel. G dienst * klachten vermeerderen, te vervullen : en waaruit zeker dan ook zoude voortvloeijcn, dat het gebrek dergoede Krankbezoekers verminderd, ja geheel weggenomen wierd: déwyl wy daarin volkomen met den geleerden Schryver inftemmen , dat zoo 'er ten eenigen dar'e gebrek aan Krankbezoekers voor de iehepcrj mocht ontdaan, dezelven altyd uit het kweekfchool konden genomen worden, 1'ehoon zy aldaar niet onder dien tytel opgebracht werden : dan, daar alsnog zulk een allergewenscht Indisch feminarium ontbreekt, en daaruit dus het gebrek der goede Krankbezoekeren niet kan aangevuld worden, bepalen wy ons, by (te öpgegevene inrichting tot het vèrkrygen van een genoegfaam eetal goede Krankbezoekers., en nog eenige jpgenblikkfiü by dat aaiuienlyke Zeeuwfche legaat.  §8 1». HAACK ANTWOORD dienst, hand aan hand gepaard gaan; van daar, dat de Maatfchappy altyd zorgde, dat by het ftabileren van comptoiren, ook teffens fcholen werden opgericht, om de Heidenen en hunne kinderen in den Godsdienst te onderwyzen ; als het beste middel, om den welvaart der Compagnie in het Oosten te doen bloeijen. Ik zoude dit met vele bewyzen, uit brieven der Gouverneursvan Neerlands Indië, van aanzienelyke Opperhoofden van onderfcheidene comptoiren, en van uitmuntende Leeraars der Indifche kerk, zoo het noodig ware, kunnen ftaven. § ii. Ja maar, zal men mogelyk vragen: zullen de Edele Achtb. Heeren uitvoerders van dit legaat, tot zulk een etablisfement, uit deszelfs revenuës, kunnen en willen medewerken? Ten aanzien van het eerfte, zouden hier verfcheidene rechtsgeleerde decijfien kunnen bygebracht worden, om te bewyzen, dat aan den letterlyken inhoud van een legaat niet kunnende voldaan worden; de voldoening daaryan, zoo na mogelyk, en met deszelfs za-  OVER DE KRANKBEZOEKERS. Of/ zakelyken inhoud overeenkomftig,mag en moet gefchieden. Eene merkwaardige plaats van den zeer beroemden Friefchen Rechtsgeleerden huber, uit zyne Pravlectiones (b), zal hier genoeg zyn: "Debet autem (zegt hy) modus „ praecife impleri, modo per te (lat om „ verba posfit. — Sic etiam, ft modus „ per legem civitatis non fit licitus, in alt* „ um u/urn, quam proxime ad voluntatem „ te/latoris accedentem, pecunia deftinata „ convent debet". — Dit beduidt zakelyk: dat als een legaat, naar de letter, van het testament, niet uitvoerlyk is, om dat het tegen de burgerlyke wee ftrydt; in zulk een geval die gelden aangelegd moeten worden, tot zoo iets 't welk bet naast met den wil van den tefla« teur overeenftemt: en in 't vervolg leert hy nog, dat legaten aan eene kerk, of in ufus pios gemaakt, en niet naar de letter kunnende uitgevoerd worden, tot geene andere dan godvruchtige eintlen, en dus ad ufus pios, mogen gebruikt worden. ^ Op de tweede vraag: of nu de Edele Achtbare Heeren uitvoerders van dat G 2 lc- Cb) ad Tit. Dig. de Coiidit. et demonflraU (Lik., XXXV. tit. i.) n. 10.  160 P. HAACK ANTWOORD legaat, tot dit heilzame en godvrucht^ ge oogmerk, uit de revenues daarvan, zouden willen medewerken? daarop antwoorden wy, dat het nuttige en godvruchtige gebruik, *t gene die edelmoedige beftuurders daarvan wel gemaakt hebben, zoo zy op de rechte wyze daartoe werden aangezocht, ons hieraan geenszins doet twyfelem § 11. Te minder, als 'er van andere zyden daartoe edelmoedig de behulpfame hand geboden werd: en zoude men dan niet eene aantnerkelyke onderileuning van de Oostindifche Compagnie zelve; van het Bataviafche Genootfchap der "Wetenfchappen, dat zoo veel met de daad toont over te hebben voor het welzyn van land en kerk in het Oosten; van edelmoedige ambtenaaren der Compagnie, waaronder 'er zyn, die wy weten naar gelegenheid te verlangen, om hunne zegeningen mede te deelen ter bevordering van den Godsdienst in het Oosten : en wat zoude 'er niet te wachten zyn van zoo vele weldadige Nederlanders, die gaarne met daden toonen, dat wél te doen  OVER DE KRANKBEZOEKERS. IOI' doen aan allen, en byzonder aan de huisgcnooten des geloofs, hun lusten begeerte is. Eene infchryving ten dien einde te openen in ons gezegend Vaderland, en in de Oostindié'n; benevens het noodige adres aan de Edele Achtbare Regering van Zierikzee; zoude in deze (zoo wy ons vleijen) onze gedachten overvloedig bevestigen. Bovendien zouden de Edele Achtbare Heeren Regeerders van Zierikzee, daa-toe verzocht , wel een of twee Leden uit den hunnen mogelyk voegen met de andere Regenten, door de Compagnie daartoe dan aan te (lellen, om het opzicht over dit kweekfchool te houden, om naar vier bekwame meesters om te zien, en het onderwys in de Godgeleerde waarheden, en ?t gene wy verder opgaven dat in hen vereischt word, te regelen en te beilieren. Zulk een kweekfchool, waarin één der leermeesteren binnen-regent of binnen-vader zoude kunnen zyn , en dus. met eene der huishouding kundige echtgenoote alles zoude kunnen bezorgen, "Wftt tot fpys en kleeding der alumni o£ tG 3 kwesg  Ï02 p. HAACK. ANTWOORD kweekelingen vereischt werd: (welk laatste eenparig en burgerlyk zoude dienen te zyn; niet geheel ongelyk , fchoon 't minder in foort zoude kunnen wezen, dan in de huizen der Vrouwe van Renswoude ; en waarin ook de drie andere meesters, zoo men, om de zuinigheid te behartigen, hen niet liet tuiten wonen , om op gefielde uren een bepaald getal lesfen te komen geven , ook hun verblyf zouden kunnen hebben, om op de zeden en opvoeding zoo veel meer te kunnen letten:) zulk een kweekfchool zoude in 't vervolg nog van dubbel nut kunnen zyn, indien de Compagnie uit de Indien eenen of twee bekwame en verdienflelyke Krankbezoekers liet komen, die de Maleitfche taal, welke byna overal op de comptoiren der Compagnie gefproken word, den jongelingen onderwezen: dan zouden dezelven op de comptoiren in de Indb en geen' tyd onnut behoeven te flyten, om die taal, hun zoo nuttig in het onderwys , in 't Oosten aan te leeren. Zulke kundige en brave Krankbezoekers het Maleitsch machtig; en al ware 'ereenby, die het Mallabaarsch, dat op an-,  OVER DE KRANKBEZOEKERS. I03 andere comptoiren van veel nut is , onderwyzen kon de; zouden in 't vervolg het beste onderricht, ook in de form van onderwyzen, en den gefchiktften omgang met de heidenen , aan de alumni kunnen geven: en echter de kosten van het kweekfchool, daar zy de plaats van een' of twee andere meesters vervangen, niet merkelyk bezwaren. Ik eindige deze opgave, met alleen te zeggen, dat zulk een kweekfchool, Duiten het uitgebreide reeds beredeneerde nut, ook onzer natie, leer, en kerk, tot zeer veel eer zoude zyn: dewyi alle befchaafde natiën, in fborcgelyke kostbare en omflachtiger inrichtingen ons zyn voorgegaan, ter uitbreiding van den Godsdienst: gelyk uit het voortreffelyke werk van M'ükr, over de voortplanting van den Christelyken Godsdienst, kan gezien worden. Zie daar een der beste; en, gerekend naar het uitgebreide nut, en de veelheid der goede Krankbezoekers, die voor de comptoiren der Compagnie vereischt worden; der minst kostbare middelen > om (onder Gods zeG 4 gen>  104 P. HAACK ANTWOOSD gen) het gebrek der goeden te vermin-a deren , ja geheel weg te nemen. § 1.3. Het tweede middel, dat wy beloofden op te geven, is vaneen geheel anderen aard. Wy gaan over om hetzel-: ve voor te ftellen en te beredeneren: zeker minder kostbaar : en of het best gefchikt zy, om het gebrek der goede Krankbezoekers te verminderen en geheel weg te nemen ? laten wy aan het doordenkend oordeel van de Zeeuwfche Maatfchappy der Wetenfchappen over. — Men heeft thans in ons gezegend Vaderland geene ftad, vlek , of aanzienlyk dorp; of men heeft daarin een huis, waarin deouderlooze jeugd opgevoedt, en in den Godsdienst inzoover onderwezen word, dat zy daarvan belydenis kunnen of moeten doen, eerzy meerderjarig, en in eenig ambacht kundig geworden, uit hetzelve gaan; onder den naam van diakenie- arm- kinder- of weeshuis, en in fommige fteden dat alles te gelyk. Op deze huizen heb» j?e ik thans" bepaaldelyk myn oog ge-  ÖVÉR DE KRANK.BEZOEK.EjRS. ÏOg vestigd. Dezen, uit edelmoedige giften en godvruchtige gaven oorfpronkelyk , en uit de revenues en inkomllen daarvan onderhouden, voldoen inzooverre aan dat heilzaam oogmerk, dat de fchamele jeugd en ouderlooze wees , daarin , door Gods goede Voorzienigheid, milddadige liefde van, weidenkenden , en de arbeidzame zorg van kundige F egenten en binnen-! vaders en onderwyzers, tot werkende en nuttige burgeren van ons gein eenebest gevormd worden: dan zouden deze huizen ook niet aan het heilzame oogmerk van deze uitgefchreve-! ne prysvraag kunnen voldoen? wy oordeelen ja! en wel op deze wyze. In alle die wees- diakenie- aalmoefeniers- en aim^ kinderhuizen van den publiken Godsdienst, word de leer der waarheid, die naar de Godzaligheid is , benevens het lezen , fchryven, cyferen, en wat tot eene goede, burgerlyke, en Christelyke opvoeding behoort , aan de jeugd onderwezen; in fommige fteden word zelfs wekeIyks, door een' Leeraar der publike Kerk, de belydenis des geloofs in eene daartoe gefchikte katechefatie ond>r~ G 5 vfti  6oi P. HAACK ANTWOORD wezen< op andere, plaatfen door daartoe byzonder gefchikte meesters: uit zulke huizen komen zeer veel jonge lieden voort, die aan het voorgeftelde heilzame oogmerk zouden kunnen voldoen (c). Maar, hoe die jonge lieden (c) Vooral wanneer de Heeren Bewindhebberen der O. {. C. ter Kameren Amllerdam, Middelburg , Delft, U.otterdam, Hoorn, en Enkhuizen, (volgens! opgave van den onbekenden Schryver eener Verhandeling , onder de zinfpreuk: Een Krankbezoeker, zal hy menfchen flichten, enz.) éénen der llads Predikanten verzochten, om, voor een convenabel douceur, zich te willen verledigen eu verbinden, om ten miniton tweemalen ter week, naar eisen van zaken, eenige uren af te zonderen, om de aangemelde perfoonen, zonder aanzien of onderfchcid , even als in een kweekfchool, zoo over de Goddclyke waarheden, als andere hoognoodige kundigheden, te onderzoeken, te befchaven, en te onderwyzen, als 'er tot de gewichtige bediening van een' goeden Krankbezoeker vereisclit worden. Maar om nu zoo een oefen- of kweekfchool luister by te zetten, was het noodig, dat de een of andetf der Edele Heeren Bewindhebberen, nu en dan , hetzelve met hunne tegenwoordigheid vereerde : zulks zoude een' byzondcren naaryver onder deze difcipclen verwekken. Wy hebben dus doende gegronde hoop, dat (onder Gods zegen) de lust zal opgewekt, en dekennis der Goddclyke waarheden worden voortgeplant, zoo dat velen zich tot cere zullen rekenen, een lid van zoo eene oefenfchool te zyn. Intusfchen is het verre van my , aan deze aangeftclde Heeren onderwyzers een' regel of eene wet te willen voorfchry?cn , volgens welke zoodanig een onderwys diende ingericht. — Het is op de keper befchoud ook  OVER DE KRANKBEZOEKERS. I07 den daartoe vrywillig verkregen? Zie hier de middelen, die ons daartoe dienftig voorkomen, § 14. ook om \ even, doordien men overtuigd is, dat by een' iegelyk, daar de zuivere Goddclyke waarheden, vermaningen, en heillesfeu van • onzen gezegenden jigilamd, wél zyn ingeplant, ten allentydc de deug» delyke bewyzen en vruchten daarvan aan den dag zullen gelegd worden. Vergari my echter het eene en andere onder de aandacht te fchuivcn. Men dient te letten, of deze mentenen begaafd zyn met een goed, gezond, en vlug verftand, om 't gene 'er noodig is te kunnen uitoefenen? Men dient te'onderzoeken, of zy wel bedaard hebben ingedacht het gewicht der bediening? —f of het in de daad de welmeenende keur van huil hart en zielenlust is, om, als middelen in Gods hand, tot nut en heil van arme zondaren dienstbaar te mogen bevonden worden? dan of zulks maar alleen uit verkeerde ambitie, oogmerken, byeinden, en wat niet al, zyn' oorfprong nam? Men dient wel degelyk acht te nemen , 't zy dat men den leiddraad van den Heidelbergfchen^ onderwyzer, of dien van Hellenbrock, Mark, of anderen , ter behandeling der Goddelyke waarheden ten grondlage legt: dat'men zich maar niet moet vergenoegen, met een van buiten geleerd lesje, en dat maar op te zeggen: — neen vrienden! gy zoudt u bedriegen: de waarheden moeten zoo gekend en verftaan worden, dat men de zuivere Rybelleer van de valfche kan onderfchciden, verdedigen, wederleggen, en den tcgenftreveren den mond floppen: en hiertoe -is meer dan eene gewone kundigheid noodig! — te meer, om dat men onder de Heidenen en Mahomedanen, niet zelden, geoefende vernuften en fyn geflepene Deïsten aantreft, die (op hunne wy^e) voor derzelver gevoelens»  IÓ8 P. HAACK ANTWOORD § 14. Vooreerst, in alle plaatfen van ons Vaderland, daar zulke huizen zyn j voorai vry wat weten te neggen , en wonderlyke vragen en zonderlinge uitvluchten voor den dag brent . Daarenboven zullen min kundigen onzer . atuurgenooten daardoor overreedt, geleerd, beftuurd, "en bevestigd kunnen worden. Men dient ook niet te vergeten , dat vooral tot een* goeden Krankbezoeker behoort, om zich nuchter, èerlyk, en onaanllootelyk te gedragen; — om niet. alleen by de Christenen, maar vooral by de Heidenen , Mahotnedanen, en Onchristenen, gunst, lof , en achting te verwerven; — om inzonderheid de zier ken in hunne nooden, met zachtmoedig- en vriendenlykheid, alkszins by te liaan; — om de dagelykis voorkomende zonden en wanbedryven met wys- en voorzichtigheid te vermanen en te beftrafferi; — om, in alle voorkomende gelegenheden, onzen zondigen evenmensch het gewicht der zonden, des doods, en der eeuwige verdoemenis, in befcheidene, vsiendelyke % ■en Chris'telyke bewoordingen op het hart te drukken. Daarentegen, tot opbeuring, te onderrichten, dat God enkele liefde is; — dat hy geen' lust heeft aan den dood van zondaren, maar dat zy zich békeerén; — dat Gods eeuwige ongekende zondaarsliefde zoo groot, was, dat hy Zyn' geliefden Zoon op de waereld heeft gezonden, om mensch te worden; -r~. om allerlei fmerten te ondergaan in den kring zyn's levens; — en om fcindelyk dien bitteren kruisdood te ftèrven: en die, doop zyn lyden, de Zaligmaker, de Schuldverdelger, da 'Heilverwerver der grootde zondaren heeft willen worden , voor allen die hem, door een oprecht en waait geloof, als zoodanigen erkennen en aannemen zouden, /Allen, die men hiertoe ongenegen, onbekwaam, $f opjjetchikt vond, wjlde ik liever feza bediening  OVER DE KRANKBEZOEKERS. IQÓ Vooral waarin een aanmerkelyk aantal jongelingen zich bevindt: zouden de Hee- afradcn, en in 't geheel niet toelaten: waardoor *t gebrek van de goeden niet alken zal verminderen, maar geheel worden weggenomen: en dus langfamerhand de O. I. C. van den last der kwaden bevrydt worden. Wanneer nu de Edele Heeren Bewindhebbcren een' Of meer Krankbezoekers noodig hadden, was hiervan maar melding te doen aan den Predikant of onderwvzer der kweekfchool, om zoo vele bekwame perfoonen op te geven, of door 't lot te beflisfen, als 'er gerequireerd werden; omverder, als naar gewoen-* te, door de Kerkenraden te worden geëxamineerd: niet twyfclende, of hun Eerwaardens zullen dan niet al zuchtende, gelyk eertyds, maar met volle ruimte , blydfchap, en zegenbede, de getuigfehriften dezer Krankbezoekeren kunnen teekenen. Dan, behalven dit alles, dunkt my, dat geene .geringe achting en nuttigheid dezer bediening zoude byzetten, indien de Edele Heeren Bewindhebberen konden bcfluiten, eenigszins af te zien van die oude gewoonte , om den fcheeps-godsdienst te doen verrichten : met uit de Christelyke zeevaart; of wel eenige kapittelen uit den bybel; of formuliergebeden; door goede Krankbezoekers te laten lezen; met een vooren nagezang: om dat men, door deze voorgeftclde middelen, en door geene anderen, wiskundig geoefende en bekwame menfchen zal bekomen: zoude het dan niet veel te laag zyn, voor de zoodanigen, zich hieraan te moeten gedragen? Dit moet kundige lieden geweldig hinderen ! Ware het dus niet beter, dat zulks veranderd en verwisield werd, in een vricndclyk bevél, om ten minften eenmaal ter week, eene godsdienftige oefening te doen, met een' gepasten vryen text uit het oude of nieuwe Teftament, of den katechismus , te verklaren , met i^em vï» redenen op de gemoederen toe te pasfen ,  Hó P. HAACK ANTW00RÏ5 Heeren Bewindhebberen der Oostindifche Maatfchappy, aan de Regenten der* en met een gefchikt Voor- en nagebcd, als ook pfalmgezang, te beginnen en te eindigen? Zulks zou hun een' byzonderen lof doen verwerven : niet alleen binnen fcheepsboord; maar dus doende werden zy als kwcckelingen tot den predikdienst opgeleidt, om in Iiidië, by gebrek van Predikanten , met des te meer vfymoedigheid, door 't zaligmakende Euangelium vrede te verkondigen aan hun die verre zyn, en dien die uaby zyn. Niemand verbeelde zich, dat deze taak voor huil tc zwaar zoude zyn: een gering katcchizeermeester aan den wal behoorde zulks te kunnen doen: — en daar ons oogmerk is, om door goede Krankbezoekers de zoodanigen te verdaan, die genoegfaam een' bekwamen katechizeermecster evenaren, of hen anders tot deze gewichtige bediening niet toe te laten; is het dan wel te veel gevergd? En zoo 't gebeurde, dat 'er iemand, buiten dit kweekfchool, zich als Krankbezoeker aandiende; dan moeten, volgens 't aloude gebruik, de Kerkenraden maar beflisfen, wie de bekwaamde zy. Men behoeft ook niet befchroomd te zyn, dat door bekwame Krankbezoekers heterodoxe {tellingen zullen worden voortgeplant: zy zullen werk genoeg hebben, om onkundige menfchen en onchristenen, zoodanige denkbeelden van de onnaarfpeurlyke goedheid gods; — van onzen volzaligcn Hecre jesus; —1 dat ééne noodige; — dat alles in allen; ■ dat beste deel; — en hoe daaraan, door 't geloof en invloed van Gods geest, deel word gekregen, op de Verftaanbaarde wyze mede te deelen en in tc fcherpen; en juist in een' toon, die noch te hard , noch tc zacht, maar alleen gefchikt is, om dezelfde begrippen in hunne zielen vat- en verdaanbaar te maken. Daarenboven, om alle zwarigheden tc verhoeden, wil-  OVER DE KRANKBEZOEKERS. 111 derzelve huizen, derzelver heilzaam oogmerk , en de middelen om bekwame en gefchikte jongelingen daartoe te animeren, en het uitgebreide nut, daaruit (onder! Gods zegen) te verwachten, tot uitbreiding der leere der waarheid, die naar de Godzaligheid is, in de Oosterfche gewesten, onder zoo veele heidenen, die nog, of geheel of gedeeltelyk, onkundig zyn van den waren Godsdienst, en de bevordering van hun eeuwig heil, kunnen en dienen voor te dragen: ten einde de Regenten van die Godshuizen te bewegen , om hunne pogingen met die der Edele Oostindifche Compagnie, tot dat bovengemelde heilzame einde , faam te paren: om alzoo jonge lieden, die in inborst en oordeel goede hoop en verwachting geven, daartoe op de best gefchikfte wyze aan te fporen; en dus uit hunnen fchoot mannen te zien wilde ik dezen Krankbezoekeren de formulieren van eenigheid doen teekenen; en hierdoor als plechtig beloven , om zich ftiptelyk aan die Gereformeerde Religie te willen houden, welke in de publike Kerken der Vereenigde Nederlanden geleerd word: welk formulier te vinden is by N, WUtem Kerkelyk PlacaatbocK, Jfte deej, bladz. J31.  P. haack antwoord zien voortkomen , die de eer van den hoogen en dienenswaardigen god , de uitbreiding van den waren Godsdienst > den roem der Compagnie, en van het lieve Vaderland, bevorderen. Ëdele belooning! welk braaf Regent zal niet, als een rechtgeaard Christen , gaarne hiertoe medewerken? Kan hy niet verwachten, dat God dit goede, aan Kerk en Vaderland door dezen te verrichten , genadig en mild beloonen zal ? § i$* Dan, hoe worden jongelingen, van eenen veelbelovenden aard en zeden, hiertoe aangemoedigd en verkregen ? Aldus, zoo het my gepast fchynt. Dat Heeren Regenten aan alle jongelingen , die hun daartoe gefchikt voorkomen, vryheid geven, om 20. of 22. jaren oud zynde, na ir hunne bekwaamheid in die qualiteif, als Krankbezoeker naar de Oost te mogen vertrekken, zonder gehouden te zyn (tot hun 25e. jaar toe) in het huis te moeten blyven, en ten voordeele daarvan te moeten werken in het ambacht of beroep, waarop zy befteld zyn; integendeel dac  OVER DE KRANKBEZOEKERS. II3 dat zulke jongelingen, die daartoe genegenheid betoonen, 16. 17. ot i». jaren oud zynde, en zulks van Heeren Regenten verzoeken, vryheid zullen hebben, om zich met opzet in de leer der waarheid te mogen oefenen; en hun daartoe het noodige onderwys gegeven worde, boven anderen. HeetC het huis hierdoor eenig nadeel? zoo fchynt het, dewyl het huis in de laatlte jaren dat gene mist, 't welke daarin ten voordeele van zulk een huis verdiend word: doch dit is van weinig aanbelang, als men overweegt het groote nut en voordeel, dat de Godsdienst en het Vaderland door deze heilzame fchikkmg bekomt; en het eeuwige heil van velen bevorderd word. Zulke huizen toch zyn tot Godvruchtige oogmerken gefchikt. Hoe kan dit immer beter dan op deze wyze bevorderd worden? een gering rembourfement, door de Compagnie voor eiken bekwamen Krankbezoeker, uit zulk een huis voortkomende, (indien Regenten dat mochten vorderen,) zoude anders zoo veel zwarigheid niet in zich behelzen, alware het, dat het door de Compagnie, als eene praemie voor elk bekwaamfubject, aan jir. smul* K zuil£  ll4 V. HAACK ANTWOORD zulk een huis, waaruit hetzelve voortkwam, gefchonken werd. Het tweede middel, om jonge lieden daartoe te animeren, komt my voor te zyn, eene ichikking der Compagnie, omtrent zulke bekwame jongelingen , wanneer zy Krankbezoekers worden. Wy laten aan de Oostindifche Compagnie gaarne over te beoordeelen, of net tractement van Krankbezoekeren, vooral van zulken, die zich met yver van hunne plichten kwyten, zoo op S lands bodems als op de comptoiren, met de verdienden geè'venredigd zy ; en of vooral in een' tyd, dat de Compagnie flechts zulk een klein getal van Predikanten in de Indien betaalt, dat nog geen 25. halen kan, en voor welks vermeerdering zich weinige hoop opdoet; zulks 'er voor yverige en kundige Krankbezoekeren zoo veel te meer werk is: niet eene vermeerdering van tractement, zoo op de fchepen als in Oostindiën, gevonden konde worden? dat zekerlyk jonge en deugdfame lieden fcoude kunnen en moe.en animeren. S lót  OVER ÖE KRANKBEZOEKERS. 115 § l6> Maar, bovendien, elk mensen heeft In alle zyne daden zekere bedoelingen: dit is byzonder v/aar in hen, die naar de Oost vertrekken: behalven andere einden bedoelen zy ook difr, om (zoo God hen in 't leven fpaart) in later jaren een ruimer beftaan te hebben, of aitans met .mindef moeite en kommer te kunnen leven! wy zien niet, dat dit einde > word het flechts op de rechte wyze bedoeld, berispelyk zy. Men mag dit ook billyk vooronderftelleti in zulke jongelingen, die derwaards gaan ais Krankbezoekers: zy kunnen door den tyd een huisgezin krygen, het huwelyk is hun in de Oost zoo min als in het Vaderland verboden; zy mogen aan de les van den grooten Apoftel denken : die niet voor zyne huishouding zorgt, is erger dan een ongeloovige: dit alles kan gefchieden op eene eerlyke en onberispelyke wys. Wy zyn verzekerd, dat goede Krankbezoekers in de Oost, al doen zy geene ongepermitteerde negotie» vooral indien hun inkomen eenigszins vergroot werd, dat 3 wegens H 2 hfsa  II6 P. HAACK ANTWOORD het kleine getal der Predikanten in de Indien, thans te lichter kan gefchieden, voor een' lateren leeftyd nog al wat zouden kunnen overleggen: het is niet zeldzaam op de comptoiren, dat het onderwys in den Godsdienst en de gelukzaligheden van den Hemel, met aardfche zegeningen en liefderyke giften vergolden word. Dan dat ik eigenlyk bedoele, is dit: dat de Compagnie of de Heeren Majoresrefolveerden, dat Krankbezoekers, die met een goed getuigenis uit de Oost repatrieerden en tien jaren op de comptoiren hun werk yverig verricht hadden, jaarlyks zouden blyven jouïsferen van de helft hunner gagie: die 'er 15. jaren op deze wyze gebleven waren-, van twee derden: en die 'er 20. jaren op deze wys gebleven waren, van hunne geheele gagie. Dit moge in den eerften opflag kostbaar fchynen voor de Compagnie; dan 't is het in de daad niet: als men oordeelt, hoe klein dat getal zal wezen. In 10. 15. en 20. jaren kunnen en zullen in Indiè', zoo wel als op reis en in 't Vaderland, verfcheidene fterven; velen., die 'er zoo lang gebleven zyn, zullen of dan in het land  OVER DE KRANKBEZOEKER^ 1-7 land blyven , door een ruimer beftaan aldaar verkregen, aan vrienden en bekenden aldaar vastgehecht; en die dan mochten repatriëren, mogen ter aanmoediging van anderen, en ter belooning van hunnen moeilyken arbeid, dat jaargeld of een ander, door de Compagnie daartoe voor de emeriti te bepalen, naar de jaren van hunnen dienst gerekend, of naar een zeker getal van jaren in de Oost gebleven te zyn, wel genieten: of indien dit middel om hen te animeren, (dat ons anders zeer gefchikt voorkomt,) nog te kostbaar geoordeeld mochte worden, hun tractement en inkomen alle twee of drie jaren, (naar hun verblyf op de comptoiren gerekend,) met eene vaste lom jaarlyks verhoogen, wanneer zy zich onberispelyk en yverig in hunne bediening gedragen; en vooral, als zy ook in eene andere taal, 't zy de Maleitfche of Mallabaarfche , onderwys m den Godsdienst kunnen geven, gelyk in zulk een geval ook de Oostinditche Predikanten meer gagie op de comptoiren genieten. Of men konde, ter hunner aanmoedipw, by een der vorige middelen 00 ■ ]-]_ 3 voe-  'tl 8 ï. HAACK ANTWOORD voegeh: zoo de Compagnie refolveer? de, dat voortaan altyd de Voorzangers- en Kostersplaatfen , en andere voordeelige kerjcelyke bedieningen , die 'er in de Indien mochten wezen , by praeterentie aan die Krankbezoekers Zullen gegeven worden, welken, gedurende een zeker bepaald getal van jaren, hunnen dienst lofFelyk, en naar genoegen van de Regering of denKer* kenraad aldaar, hebben waargenomen. Dit laatfte verdient te meer aanmer* king: om dat de dienften van koster, voorlezer, doodgraver, binnenregent van het diakeniehuis , en fchoolmees^ tersplaatfèn, die nu in Indië" doorgaans aan andere lieden begeven worden, aan bekwame Krankbezoekers, vooral die eenige jaren blyken van hunne bekwaamheid 'en goed gedrag gegeven hadden, zoude kunnen en dienen ge* gund te worden. Eindelyk zoude de Compagnie aan zulke jonge en bekwame lieden, die als tCrankbezoekers naar de Oost vertrek* ken,  OVER DE KRANKBEZOEKERS. Hhet vorige, nopens zyn examen, te kunnen voegen : om die aan den Kerkenraad van Batavia* of van die plaats daar de befteinming des fchips ligt, te kunnen vertoonen: dewelken, indien hy daarvan niet voorden is, of zoo het zaken in zich behelst die zyn wangedrag vermelden, alles nader zullen onderzoeken: en hem, of in tractement , met voorkennis der Politike Regering (indien dit noodig is), voor een'tyd zullen fchorfen; of, zoo het cle zaak vordert* de facto van zyne bediening zullen ontzetten: integendeel, zonder aanzien van perfoonen, zulken die zich het meest in hunne bediening gekweten hebben* en dus van de beste getuigichriften voorzien zyn, naar de beste comptoiren verzenden. § 22. Tert vierden: dient 'er, Zoo dikwerf zulks mogelyk is, en kon het zyn elk jaar, in de vifitatie van den ftaat der kerken en fenolen , door de daartoe gecommitteerde Predikanten, op de Xir. deel. I on-  t$0 P. HAACK ANTWOORD onderfcheidcne comptoiren, naauwkeurig onderzoek naar het gedrag en de verrichtingen der Krankbezoekeren te gcfchieden, en altans jaarlyks naar ^Batavia, af andere hoofd-comptoiren van de Compagnie , verzonden te ■worden "naauwkeurige berichten van „ het gedrag en de verrichtingen der Krankbezoekeren, door kerkelyke perfoonen, daar die zyn, en anders „ door depolitiken onderteekend": en zulke perfoonen, die zich niet overeenkomftig met hunne bediening gedragen, in hunne tractementen geflraft; en zoo zy zich tot ergernis en afbreuk van het Chriftendom gedragen, de facto van hunnen dienst en waardigheid te ontzetten, en hunne plaats, met nuttiger Krankbezoekers, te vervullen: en van het eene en andere melding te maken in den- ftaat der Indifche kerken, die aan de Zuid- en Noord-Hollandfche Synodus, en aan de Clasfis van Walcheren word overgezonden: —- welfc vierde middel, hoe eer hoe liever, ten opzichte der thans in Indië zynde Krankbezoekeren, zoowel als die in het vervolg der waards zullen gaan, in het werk. dient gefteld en uitgevoerd te  OVER DE KRANKBEZOEKERS. T31 te worden: om de Compagnie, hoe eer hoe liever, van den last der kwaden, en de nadeelen daaruit ontftaande, te bevryden. § 23, Eindelyk zal geen Krankbezoeker, in die qualitcit, op een repatriërend fchip geplaatst worden, dan met goede en lofiyke getuigfchriften voorzien : zoo van den kerkenraad, daar hy geëxamineerd is: (het zy dan 111 het Vaderland, het zy dan in de Indien:) als van de comptoiren, waarop hy geplaatst geweest is; of het fchip waarmede hy uitgegaan is: — en by zyne komst in het Vaderland verplichtzyn, om een getuigfchrift van het loflyfC waarnemen zyner bediening, en van zyn onberispelvk gedrag aan boord, door den fcheepsraad of gezaghebber gegeven , ter Oostindifche kamer , waarvoor hy inkomt, te vertoonen: en in 't vervolg zonder hetzelve nimmer meer admisfibel zyn tot de voorfchreven bediening, om tot dezelve eeëmploiëerd te mogen worden. Kunnen nu goede Krankbezoekers, I 2 W  132 P. HAACK ANTWOORD ENZ. in dienst der Oostindifche Compagnie dezer Landen, van veel nut zyn ? en ontbreken die thans op de meeste comptoiren? zie daar, naar onze gedachten, de beste en minst kostbare middelen opgegeven, om het gebrek der goeden te verminderen, ja geheel weg te nemen; en de Compagnie van den last der kwaden te bevryden. De God der Goden gebiede daartoe Zynen zegen! Hy doe deze gewichtige en nuttige vraag der Zeeuwfche Maatfchappy het beste einde bereiken! op dat, hoe langs hoe meer, Zyn naam groot worde, van den opgang tot den nedsrgang der zonne ! Ik eindige deze Verhandeling : die teekenende met de zinfpreuk DEO ET PATRIAE. ANT-  ANTWOORD op de VRAAG, voor het jaar . MPCCLXXXVlt opgegeven; Welke fchikklngen kunnen 'er, door de gezamefthke geleerde Maatfchappyen in ons Vaderland, gemaakt worden: om, zonder eikanderen eenig hinder toe te brengen; zonder de eene van de andere, of van eenig opperbewind, afhanglyk te maken ; en overeenkomftig met eiker oorfpronkelyke inrichting, faam te werken tot bereiking van haar gemeen doel: de bevordering van den bloeien de uitbreiding der Iiunfleu en IVetenfchappen ? aan liet welke de gouden eerpenning , door het Zeeuwfche Genootfchap der Wetcnfchappen, den ucgenbntwuitigften van Wynmaand, is toegewe?   ANTWOORD OP DE VRAAG: Wdhe fchikkingen kunnen 'er, door de gezantenfxke geleerde Maatfchappy en in ons Vaderland, gewaakt worden: om, zonder eikanderen eenig hinder toe te brengen; zonder de eene van de andere, of van eenig opperbewind, afhanglyk te ma, ken; en overeenkomftig met eiker oorfpronkelyke in-, richting, faam te werken tot bereiking van haar gemeen doei: de bevordering van den bloei en ds uitbreiding der Kunften en Wetcnfchappen? DOOR A N D R EA S. BONN, Onder de Zinfpreuk: COXCORDIA RE S PARVAE CHESCl'NT; D1SCORDIA MAXIMA 8 DILABUNTUR. * * * INLEIDING. ^^"anneer men een oplettend oog flaat op den tegenwoordigen ftaat der Kunften en Wetcnfchappen, en op * \ 4 de  Ï36 A. BONN ANTWOORD OVER de middelen, waardoor men derzelver bloei en uitbreiding tracht te bevorde? ren: moet men bekennen, dat het niet geheel zonder reden zy, waarom men de eeuw, die wy beleven, fchertiende DE EEUW DER GENOOTSCHAPPEN hoort noemen. Immers heeft men, inzonderheid federt het begin derzelve, alom onder de befchaafde Volken, geleerde Maatfchappyen zien oprichten: die niet minder tot nut der volgende eeuwen zullen ftrekken; dan zy, nevens de vroeger gedichte Kweckfcholen van kunst en geleerdheid, tot befchaving van onzen leeftyd toebrengen. Ons dierbaar Vaderland; altans meer dan één aanzienlyk gedeelte, om deszelfs voorfpoedigen Koophandel benydt, terwyl deszelfs Ingezetenen te d'kwerf door buitenlandfche hsteizieke fchryvers, voor een' hoop kramers en woekeraars worden uitgekreten: dit onq Vaderland is, federt het begin dezer eeuw, niet minder vruchtbaar geweest in Genootfchap.pen: die de fprekendfle bewyzen opleveren, dat, met de zucht voor den bloei van zeevaart en koophandel, 9.0.1$  DE GELEERDE MAATSCHAP?YEN. I 37 ook die ter voortplanting van kunften en wetcnfchappen, het verftanciige ge* deelte der Natie bezielde, en blyrt be-« zig houden. De eene handeldryvende Provincie gaf aan de andere het voorbeeld , tot het oprichten van geleerde Maatfcha pyen ; die door aanzien en verdienden van derzelver Bellierderen en L-den uitblonken. De eene Koopftad trachtte de andere voorby te lire ven door het flic'iten van Genootfchappen, die niet dan uitbreiding van kunften en wetcnfchappen bedoelden. Ja byna geene Stad is'er, waarin niet de veriiandigcn tot leerzame byeenkomften famenfcholcn: en fomtyds, eerst door leeslust alleen gedreven; daarna mei beproeving van eigene krachten, toi het opllellen en uitgeven van Verhandelingen zyn opgeklommen. Bewyzen hieivan.zyn de gedenkftukken van letterarbeid, die, behalven in de Werken der geleerde Genootfchappen: ook in de byzondere Tydlchnften, als het zoogenaamde Algemeen oefenfchool; de Vaderlandfche l' eitt roef e dingen y de Genees- Natuur- en Huishoudt I 5 Kun-  133 A. BONN ANTWOORD OVER kundige jaarboeken; het Genees- en Na" tuur kundige kabinet; de Algemeene bibliotheek} het Algemeene magazyn enz. , van tyd tot tyd zyn gemeen gemaakt geworden; die, indien dezelven buiten 's lands meerder bekend waren , ongetwyfeld gunftiger, nopens het zoogenaamde bekrompen oordeel en verftand onzer Landsgenooten, zouden hebben doen denken. Ondertusfchen, indien het waar is, dat door de vermeenigvuldiging der weetlievende Gezelfchappen; en vooral door de werkfaamheid der geleerde «Mannen, die zich tot Maatfchappyen vereenigden; tot welker nutbcdoelende oogmerken, buitenlandfchcGeleerden niet weigeren mede te werken, maar veeleer het Lidmaatfchap zich tot eere Tekenen: indien het waar is, zeg ik, dat daardoor aanwas van kennis, en zucht tot letteroefeningen onder ons aangekweekt worden: zoo moet het voorzeker vreemd voorkomen, dat het aanzienlyke Zeeuwfche Genootfchap, reeds federt twintig jaren te vlissinGENgevestigd, en 't welke, door dertien Deelen zyner Gedenkfchriften, zich by de geleerde waereld bekend maak:-  DE GELEERDE MAATSCttAPf|ENo ïfö maakte, thans fchynt te onderyinden, of voor het minne te onderflellen: dat de Nederlandfche geleerde Maatfchappyen niet, zoo veel mogelyk, aan het algemeene en nuttige oogmerk beantwoorden ; maar daaromtrent clkanderen, van meer dan éénen kant, hinder doen: waarom in het Programma voor het jaar 1784. de Vraag voorgefteld werd: 14- elke fchikkingen kunnen *er, door de gezamenlyke ge'eerde Maatfchappyen in ons Fadrrland , gemaakt worden: cm , zonder elk anderen eenig binder toe te brengen, faam te werken tot bereiking van baar gemeen doel: de bevordering van den bloei cn de uitbreiding der kunften en wftenfchappen ? De gegronde wensen van vele werkende Leden dezer Vaderlandfche Maatfchappyen, dat dezelven, inzonr derheid, van meerder nut zyn mochten voor onze Landsgenooten; en de daarby telkens ontftane vraag , "van waar „ de gebrekkelyke- voldoening dier „ beste oogmerken eigenlyk mocht af„ hangen"? deden my, in het voorleden jaar, eenen kans wagen, en myne geringe vermogens aan de be- ant-  Ï40 A. BONN ANTWOORD OVER antwoording dier voorgeflelde Vraag beproeven. De aanmerkingen, in het laatfte Programma, op myn ingezonden antwoord gemaakt, zouden my iichtelyk overgehaald hebben, om (op het voetfpoor van anderen) de voldoenende beantwoording dezer Vraag, aan bekwamer fchryveren over te laten; indien niet, van den anderen kant, de betuiging van zoo veel genoegen, waar--mede myne Verhandeling by het Genootfchap was gelezen, my vleijender gedachten van mynen arbeid had doen opvatten, en doen gelooven: dat ik waarheid gefchreven; ja niet geheel onmogelyke en verwerpelyke fchikkingen voorgedragen had. Devoorgefteldc Vraag echter werd, met eenige nadere bepaling, in het volgende invoeglel, vergroot: zonder de eene van de andere, of van eenig opperbewind afhanglyk te maken; en, overeenkomjlig met eiker oorfpronkelyke inrichting , faam te werken enz. Om aan de uitnoodiging en den wensch eener zoo aanzienlyke Maatfchappy genoegen te geven; maar piet minder, om daardoor, ware het mo-  DE GELEERDE MAATSCHAPPYEN. t4* mogelyk, aan myn Vaderland van öüt te zyn , zal ik nog éénmaal wagen i myn voorgaand antwoord, met meerdere uitbreiding omtrent het begeerde, in te zenden! aan het verlichte oordeel des Genootfchaps overlatende, om hetzelve, naar waarde, al of niet goed te keuren en te bekroonen. Het aanzienlykeZeeuwfche Genootfchap, zoo wel als de overige geleerde Maatfchappyen, vergeven het my ondertusfchen, indien ik, ook in dit nadere antwoord op de weder voorgeftelde Vraag, my genoodzaakt vinde, om breedvoeriger uit te weiden omtrent gebreken , die de onvoorziene gevolgen werden van derzelver oorfpronkelyken aanleg; die by buiteniandfche Akademien en geleerde Genootfchappen niet gevonden worden; en daarom aldaar geen zoodanig hinder toebrengen. Ter beantwoording dezer Vraag zal. ik derhalven wederom i. onderzoeken : welke Genootfchap pen in ons Vaderland , onder den naam van geleerde Maatfchappyen, iri de Vraag begrepen, zyn? ■2t naar-  I42 A. BONN ANTWOORD OVER 2. naarfporen : of, en in hoe verre, dezelven aan eikanderen eenig binder toebrengen ? 3. overwegen: welke fchikk'mgen , en welk plan tan Jamenwerking, alle hinder zouden kunnen wegnemen en voorkomen ? EERSTE HOOFDSTUK. Onderzoek; wdke Genootfcbappen in ons Vaderland, onder den naam van GELEERDE MAATSCHAPPYEN, in de Vraag begrepen zyn? Wat dit onderzoek betreft, zoude hetzelve wellicht overtollig fchynen , naardien in de voorgeftelde Vraag, met duidelyke woorden, de gezamenlyKe geleerde Maatjehappy en in ons Vaderland genoemd worden. In myne Inleiding tot dit Antwoord heb ik echter getracht te doen opmerken eene öiidsrfcheiding van Genoat- fchap-  DE GELEERDE MAATSCHAPPYEN. 143 fchappen: die, hoezeer van eikanderen afgezonderd, echter allen, ter bevordering van den bloei van kunften en wetenfchappen , famenwerken : waarby men voegen kan, dat, even gelyk niet allen den naam van geleerde, of geleerdheid bedoelende, Maatfchappyen verdienen; ook zeer weinigen gezegd kunnen worden, uit enkel geleerde Jttannen te beftaan, en hierin gelyk te zyn aan de buitenlandfche Akademien: —- indien men anders door Geleerden verftaan moete, de zoodanige veel wetenden, die zich, door boekoefeningen , op taalkennis en verhevene wetenfchappen alleen toeleggen; daarin boven hunne tydgenooten uitmunten ; en zich door uitgegevene fchriften beroemd maken. —■ De aanzienlykfte Nederlandfche Maatfchappyen bepalen zich niet tot zoodanige geleerdheid: maar alles, wat toebrengen kan tot de verheerlyking van het Opperwezen ; de bevordering van den welvaart hunner meriemenfehen ; byzonder van ons Vaderland; en dcrhalven ook, de verbetering van zeevaart, landbouw, en koophandel; de voortplanting der kunften, zoowel  144 a. bonn antwoord over •wel als der wetenfchappen, makeü de onderwerpen . uit, waarmede zy Zich bezig houden: en men kan hierom dezelven, betrekkelyktot de voorgemelde Vraag, gevoeglyker naar haTe werkfaamheid en verrichtingen verdeeien , in algemeenere en by zonder e > in enkel oefenende en gemeenmakende Maatfchappyen. A. i)e algemeeners gemeenmakenden, wier kring van werkfaamheid onbepaald is, en die, zoowel door 't uitgeven van ingezondene verhandelinen waarnemingen, als door het voorftellen en bekroonen van Prys vragen en Antwoorden , het voorbeeld der buitenlandfche geleerde Akademien naarvolgen; en daardoor den naam van geleerde Maatfchappyen het meeste zouden verdienen: zyn, buiten kyf, de hollandsche Maatfchappy eer wetenfchappen te Haarlem; het ZEEUWSGHE Genootfchap der wetenfchappen te Vlisfngen; het Provinciale utrechtsche Genootfchap van kunflen en wetenfchappen; het eataafsche Genootfchap der procjondervindelyke wysbegeerte te Rotterdam; en teYjkERS tweede Genootfchap te Haarlem : tc  de geleerde m aat5chappyen. 145 te tellen; offchoon de twee laatstgenoemde Maatfchappyen zich eenen meer bepaalden-kring van werkfaamheid voorgefteld hebben, 8. De by zonder e gemeenmakende Ger nootfchappen, die zich op eenen tak van wetenfchap toeleggen ; en mede, door het uitloven van eerpryzen, tot het inleveren van Antwoorden op Prysvragen of van gewichtige Verhandelingen aanmoedigen: zyn voornamelyk; bet stolpiaansche Legaat te Leiden; teylers eerfte Genootfchap te Haarlem ; bet Godgeleerde Genootfchap in 'sHage; het Geneeskundige, onder de zinfpreuk: servjndis civibus, te Amfterdam; de Geneeskundige correspondentie in 's Hage; de Maatfchappy der Letterkunde te Leiden; en alle de taal- en dichtkundige Genoot fchappen. C. De bepaaldere nuttige /lichtingen, die (door belooningen en eerpryzen) vlyt of menschlievendheid aanmoedigen en bekroonen : tot welken de Maatfchappy voor den landbouw ; die voor de zeevaart; of tot redding van drenkelingen te Amfterdam ; voor den koophandel en fabriken te Haarlem; de huishoudelyke tak der haarlemsche Xir. peel. K, Maah  I46 A. bonn antwoord over Maatfchappy * en de Teekenakademien behooren: offchoon geene eigenlyk gezegde geleerde Maatfchappyen, bedoelen echter, veelal, dezelfde onderwerpen, als de algemeene gemeenmakende Genootfchappen; en beftaan, ten deele, uit Mannen van naam en verdienfte, die ook by de andere Maatfchappyen Beftierders en Leden Zyn, en derzelver oogmerken bevorderen moeten. D. In de vierde plaats komen in aanmerking , de zoodanige algemeene oefenende Maatfchappyen, die op kunften cn wetenfchappen toeleggen, en der eigen werkfaamheid van de buitenlandfche Akademien naarby komen ; edoch met de onderlinge mededeeling van'gemaakte vorderingen in dezelven, en met de aankweeking van deugd en kennis, zich vergenoegen ; zonder door uit te gevene Gedenkfchriften zich eenen naam te maken: waartoe ónder anderen de leerzame Genootfchappen, onder de fZinfprenken concordta ÈT L1BERTATE, en FEL1X MER1T1S, te Amfterdam- bloeijende, behooren. E. Emdelyk kunnen mede daartoe gerekend worden,, alle die wetenfcbap-  DE GELEERDE MAATSCHAPPYEN. 1^7 Uevende mindere Gezel fchappen van Godgeleerden , Rechtsgeleerden, Genees- en Heelkundigen, Wysgeeren, NatuuronderzoekereiT, Letterminnaren , of voorftanders en beoefenaars van kunften en wetcnfchappen: die, alhoewel geene aanfpraak makende op den gtootfchen titel van geleerds Maatfcbappyeh; echter van geen minder nut zyn, en aan de oogmerken der algemeene gemeenmakenden bevorderlyk kunnen zyn: waarom zy, zoo ik ver trouwe, door den opgever der Vraag, en door het Genootfchap by de nadere bepaling derzelve, niet geheel buitengefloten worden. De vereenigde arbeid, en eikanderen niet verhinderende pogingen , van alle deze verfchillende nuttige Genootschappen , moesten niet misfen van gewenschte gevolgen te zyn: en ons Vaderland kan zich zoo veel1 als andere Natiën beroemen, niet alleen in vorige eeuwen groote mannen voortgebracht te hebben; maar dok nog heden werkfame verflanden ih zynen fchoot te kweeken: die in ïï'aat zyn, om genoegfamen voorraad vaji letterarbeid , en • vruchten van K 2 kun-  I48 a. bonn antwoord ove1 kunde en ondervinding op te leveren. Het overwegen van dit alles moet dan, billyk, tot de volgende bedenking en naarfporing aanleiding geven. TWEEDE HOOFDSTUK. Naarfporing: of, en in hoe verre, de genoemde geleerde Maatfchappyen eikanderen eenig hinder toebrengen? Eene, enkel oppervlakkige, befchouwing der voorgeilelde Vraag , kan en moet den lezer in twyfel en verwonderd doen liaan! Immers misgunnen, noch betwisten de geleerde Maatfchappyen eikanderen niet hare flichting, en in Hand houding; zy vinden allen, tot hier toe , weimeenende Befchermers, Begunltigers, Voorllanders, en Beflierders: — het ontbreekt geen van allen aan een groot genoeg getal bekwame Leden: — zy bepalen eikanderen niet in de keuze der op te gevene Prysvragen; noch in de wyze van gemeenmaking harer verzamelde Waarnemingen en V erhandelingen : — zy zyn allen werkfaam, terwyl zy aan eikanderen eene vol-  de geleerde maatschappyen. 149 volkomene vryheid overlaten, om naar goedvinden, op de meest mogelyke wyze, faam te werken, ten einde net alo-emeene doel te bereiken! Het moet derhalven, ten zy ik my bedriege, zeer bedenkelyk worden : of niet de geleerde Maatfchappyen meerder hinder aan zich ze!ven , en dus mede aan het bedoelde einde; dan wel onderling aan eikanderen toebrengen : welk eerfte my in het voorledene jaar waarfchynlykst voorkwam; waarom ik dan ook toenmaals meer onledig was met het opgeven der byzondere, dan wel der algemeene verhinderingen. Het aanzienlyke Zeeuwfche Genootfchap fchynt van andere gedachten: of verlangt, in- de eerfte plaats, het vooronderftelde algemeene en onderlinge hinder uit den weg geruimd en voorkomen te zien. Ik zal hierom dan ook thans wederom een tweederlei hinder in aanmerking nemen: I. waardoor de geleerde Maatfchappyen onderling elkanders werkJaamheid belemmeren kunnen? II. waardoor zy niet alleen zich zeiven nadeel doen; — maar tevens K. 3 ook  I£0 A. BONN ANTWOORD OVER ook het algemeene, en dus mede elkanders rust bedoelende oogmerk verydelen ? Voor en aleer ik hieromtrent in fcreeder onderzoek trede, moet ik vooraf aanmerken: ï. Dat alle b: zonetere geleerde Genootfehappen , die zich niet óp éé i en dtnzc.ukn tak van wetenfu?a.pp<.n of kunften toeleggen, elkanders niet hinderlyk zyn kunnen ; ook alsdan niet, wanneer zy door den arbeid van dezelfde werkfame Leden ondersteund worden: mits de op zich genomene taken dezer Leden niet te Zeer vermeenigvuldigd, en daardoor onuitvoerlyk worden. De Maatjcbapfy der mederlandsche letterkunde en die van den landbouw, die veelal dezelfde Leden hebben , kunnen hiervan ten voorbedde ftrekken. 2. De byzondere Maatfchappyen, die zich omtrent ééne en dezelfde wetenfchap of kunst bevlytigen, zullen eikanderen even min beletfel geven, indien zy zich elkanders werkende Leden niet berooven. De naaryver, die haar deed geboren worden, en voortduren, moge dezelven aanzetten, om door  DE GELEERDE MAATSCHAPPYEN. 15* door werkfaamheid eikanderen voorby te ftreven ; maar diezelfde loflyke naaryver word alsdan een nuttige prikkel, om allen, tot. bevordering van het eenftemmig bedoelde einde, aan te fporen. De taal- en dichthevcnde Genootschappen hier te Lande, en dikwyls in eene zelfde Stad, (trekken hiervan ten bewyze. 3. Hetzelfde is waar ten aanzien van die algemeene Genootfchappen van wetenfchappen en kunften , die zich, alleen tot oefening e» gulhartige mededeeling van gemaakte vorderingen, bezighouden; en, offchoon in eene zelfde Stad, en met dezellde Leden, eikanderen echter tot hun oogmerk niet hinderlyk zyn: indien maar een toereikend getal van werklame Leden , eikanderen in den letterarDeid behoorlyk blyft vervangen. Ik kan my hierby , ten voorbedde , op de reeds bovengenoemde beide Amfterdamfche Genootfchappen beroepen, onder de Zinfpreuken Concordia et Libert at e-} cnFelix meritir. in welker Vergaderingen dikwyls dezelfde uitmuntende Dichters en Redenaars hunne keurige Verhandelingen voordragen. K 4 4>  152 A. BONN ANTWOORD OVER 4. Alle deze, zoo algemeene als byzondere oefenende, Genootfchappen kunnen en moeten daarentegen nadeel toebrengen aan de gemeenmakende algemeenere Maatfchappyen; wanneer zy de vruchten van hunnen letter- of kunstarbeid, in den fchoot der laatstgenoemden niet uitftorten : maar die voor zich zeiven behouden; t'eeniger tyd eigene Gedenkfchriften uitgeven; of hunne Verhandelingen en Waarnemingen, ter gemeenmaking, aan de. opitellers der Tydfchriften overgeven. 5- Het zyn echter inzonderheid de algemeene gemeenmakende en Provinciale Maatfchappyen : die onderling aan elkanders werkfaamheid, en aan die der byzondere gemeenmakende Genootfchappen ; maar niet minder aan hun gemeen doel, hinder geven: wanneer zy, boven het mogelyke hare zucht tot het bevorderen van den bloei en de uitbreiding van alle wetenfchappen en kunften , evenzeer wenfehen uit te ftrekken; en, met een veel te goed vertrouwen, van alle kanten geleerde Verhandelingen inwachten: in welke hope zy zich by de uitkomst  DE GELEERDE MAATSCHAPPYEN. 153 komst te leur gefield vinden : waarvan de reden geene andere zyn kan, dan dat zy zich door haar getal, maar tevens door haren oorlpronglyken aanleg, eigen aart, byzonder belang, en onbepaalde werkfaamheid, onderling benadeelen; en, het gene ik 'er tegen wil en dank moet byvoegen, mislchien door een fomtyds te willekeurig befluur, niet altoos opgevolgde wetten , en onvoldoende aanmoediging, de achting en het credit voor de geleerde Maatfchappyen in ons Vaderland, by onze eigene Landsgenooten, doen verminderen. 6. De welmeenendfte yver, die de achtbare Maecenaten en Bellierderen dezer geleerde Maatfchappyen aanzet, om den bloei derzelven te bevorderen, kan het algemeene en voortreflyke doel nimmer naar wensch bereiken : indien niet de lust ter werkfaamheid tot alle de Leden zonder onderfcheid doordringt; en alle bekwame Vaderlandfche geleerden en kunilenaars, tot bereidwillige medewerking , niet overgehaald worden. Diezelfde Maatfchappyen misfen daarenboven in de bereiking harer oogK 5 mer:  154 A« BONN ANTWOORD OVER merken: indien zy haren oorfpronglyken aanleg en wetten, die reeds van tyd tot tyd veranderingen ondergaan hebben, verder willen doen gelden , dan tot in iland houding van hare {lichting en voortduring; die door nog meerder noodzaaklyke verbeteringen , naar de omitandighedcn gefchikt, niet ondermynd worden. Welverre van uit loutere bedilzucht de loflyke milellingen der aanZienlykfte en geleerde Maatfchappyen, door deze voorafgaande aanmerkingen en myn volgend onderzoek, aan te vallen; is het alleen, ter voldoening aan de Vraag, en aan het nader geè'ischte, omtrent de onderlinge verhinderingen , dat ik het wage, vrymoedig en befcheiden, dat gene voor te dragen, wat de wetten der geleerde Maatfchappyen, die door den druk zyn gemeen gemaakt, vergeleken met de diplomaia der Leden, met de jaarlykfche programmata, en uitgegevene Gedenkfchriften; gevoegd by herhaalde gefprekken met onderfcheidene werkfame Leden, en eenige genoeg bekende gevallen; my hebben doen befluiten de ware en Wettige redenen . te  de geleerde maatschappyen. 15£ te zyn, om welke de by het aanzienlyke Vlisfmgfche Genootfchap voorgemelde Vraag, de uitloving van eene gouden eerprys konde en moest verdienen. I. Ik bepaal my dan vooreerst tot de verhinderingen, welken de geleerde Maatfchappyen onderling aan elkanders byzondere werkfaamheid toebrengen, en die daardoor belemmeren kunnen, a. Het getal behoort voorzeker onder de oorzaken dezer verhinderingen geteld te worden. Immers, indien men den kleinen plek gronds, dien ons Gemeenebest beflaat, in vergelyking met de uitgeftrekte Keizer- en Koningryken in aanmerking neemt; en daarby den Koophandel, die verre het grootfte gedeelte onzer medeburgeren, in de handeldryvende Gewesten, dagelyks bezighoudt: moet men zich billyk verwonderen, dat men, in ftede van ééne algemeene nederlandsche Maatfchappy, of Akademie van kunften en wetenfchappen, zoo vele afgezonderde, Provinciale, en andere Geleerde, of Kunstgenootfchappen heeft zien oprichten -t en dat 'er nog  156 A. BONN ANTWOORD OVER nog meerder kunnen opkomen. Hoe grooter ondertusfchen het getal derzelven word; en zyzich dezelfde mannen van kunst of geleerdheid tot Leden verkiezen en aanwinnen; of dezen daardoor meer dan ééne gelegenheid bekomen, ja verbonden worden, om hunne Verhandelingen en Waarnemingen in te zenden : moeten ook daardoor de vruchten van letterarbeid meerder verdeeld geraken ; en door iedere gemeenmakende Maatfchappy, fchaarfcher voorraad voor hare Gedenkfchriften ingezameld en opgelegd worden. b. De oorfpronglyke aanleg, en eigen aart der Nederlandfche geleerde Maatfchappyen , is daarenboven van die der buitenlandlche beroemde Akademien en Genootfchappen geheel verfchillende. By dezen is het meestal de wyze flaatkunde van een' Vorst, die, met zoodanige hoogere kweckfcholen te Hichten, buitenlandfche en andere geleerden en kunflenaars, 'door aanzienlyke jaarwedden , naar zyne Staten lokt; en daardoor, met den bloei en de uitbreiding van kunften en wetenfchappen , de welvaart van  DE GELEERDE MAATS CHAPPYEN. 157 van zyn Land bevordert: waarby de, verplichting, die zyn gezag en goedheid op alle die Leden, by hunne verkiezing en aanltelling legt, hen werkfaam houdt; en zy fomwylen, door 's Vorften voorbeeld, des te meerder worden genoopt en aangemoedigd. Daartegen is het geen Hoog gezag , 't welke de geleerde Maatfchappyen in ons Vaderland heeft doen geboren worden: neen ! dezelven zyn alleen aan den weetlust, en pryslyken yver van inboorlingen en andere ingezetenen, haren opkomst en voortgang verfchuldigd; terwyl de achtbare Magiftraten der Steden, en de hoogaanzienlyke Landsregeringen, een genoegen {lellen, in zulke loflyke ondernemingen op de meest mogelyke wyze te begunftigen. In zulk een Land, waarin de kunst- en wetenfchaplievende Genootfchappen, zonder opgelegde verplichting, vrywillig -werkfaam zyn, zoude echter eene onbepaalde en bukenfporige vrybeid, zoo van beftuur als werkfaamheid, het eene ol andere geleerde Genootfchap kunnen doen uitfatten; en hierdoor niet alleen biliyk misnoegen by de Qve^  1^8 A. BONN ANTWOORD OVER Overigen verwekt; maar ook het algemeene doelwit van nuttige werkfaamheid , eindelyk, uit het oog verloren en verydeld worden: waartegen, ongetwyfeld, het aanzienlyke Zeeuwfche Genootfchap, door de gevraagde en naderhand bepaalde fehikkingen , wenscht te waken. e. Het byzondere belang van iedere algemeenere en gemeenmakende Maatfchappy; om zich te volmaken, üittemunten, en anderen voorby te ftreven ; kan gewis onderling hinder toebrengen: naar mate eik zoodanig Genootfchap, omtrent zyne fehikkingen en verrichtingen, willekeuriger handelt; en de overigen het recht behouden, om (op hunne beurt) eveneens te werk te gaan; zonder eenige voorafgaande rugfpraak en onderhandeling, welke door de oorfpronglyke grondwetten fchynen gevorderd te worden. d. De onbepaalde kring van werk' faamheid, door het zelfbelang aan de algemeene en Provinciale Maatfchappyen voorgefchreven; en welke aan de Haarlemfche Maatfchappy voordeel gaf, zoolang zy zich, in de eerste vyf-  DE GELEERDE MAATSCHAPPYEN. vyftien jaren, van 1752. tot 1767. als de eenige en algemeene Nederlandfche geleerde Maatfchappy mocht befchouwen, en nog geene mededingfters naar haren roem had. Diezelfde onbepaalde kring van werkfaamheid moest terftond een onvermydelyk onderling hinder aanbrengen, zoodra de' omftandigheden veranderden; en ook andere Maatfchappyen , langs gelyke wegen, naar 't zelfde doeleinde trachtten te dreven. — Om hiervan een fprekend bewys by te brengen: niets was natuurlyker, dan dat eenfoortvan volgzucht, die aan de meenigvuldige geleerde Genootfchappen, zoo hier als elders, het beftaan gaf, ook alle d'ezefven tot het opgeven van Prysvragen deed befluiten: en de keuze der onderwerpen daartoe, van tyd tót tyd, meer deed overhellen naar de zoodanigen, die niet alleen, ingevolge der wetten, de voor het Vaderland meest nuttige voorftelkn; maar ook de merkwaardig fke natuurveffchynfelen betroffen. De biiitenlandfche geleerde Akademien, die zich voornaamlyk der verhevene en proeföndervindelyke wysbegeerte bevlytigen,- gaven, in de laat-  l6o A. BONN ANTWOORD OVER laatfte jaren, een verleidend voorbeeld : en wel ras zag men ook de Nederlandfche gemeenmakende algemeene Maatfchappyen , zich op de zoogenoemde barnlleenkracht, en op de nieuwere luchikennis toeleggen; en daarover, als om ilryd, Prysvragen uitfchryven : met dat gevolg, dat de bekwame liefhebbers der proeföndervindelyke Natuurkunde onder onze Landsgenooten , de handen zoo vol werk kregen, dat zy genoodzaakt werden hunne pogingen te vereenigen, om de noodige proeven te nemen , en hunne antwoorden, vóór den te kort bepaalden tyd, uit te werken en in te zenden. Eene van den Koophandel ontleende, en noodzaaklyk gewordene compagniefchap van fchryvers : waarvan men te voren, noch hier , noch by buitenlandfche Akademien , geweten had; en die , hoewel federt by ons in zwang geraakt, alleen aan den overhoopten arbeid is' toe te fchryven! terwyl daardoor aan diezelfde werkfame mannen geen tyd overgelaten word, om aan het inzenden van andere uitgewerkte ftukken voor de Maatfchappyen te denken 1 #-  DE GELEERDE MAATSCHAPPYEN. l6l e Eene onbepaalde keur omtrent prysvragen, zonder eenige vooratLaak met eikanderen te houden, kan niet anders dan onderling hinder ten gevolge hebben, indien het gelyktydigvoortellen van gelykfoortige vra/en niet ras ontdekt word: gelyk in het jaar 1774. tusfchen-het Zeeuw che en het Bataaffche Genootfchap plaats had: zoo als het ook niet te verwonderen zoude zyn, indien zulks meermalen gebeurde. De mindere Genootfchappen en geleerde gezelfchappen , die in hunne kunst* of- letteroefeningen alleenlyk voor zich zeiven werkTaam zyn, kunnen eikanderen feulk een hinder niet toebrengen. De buiteniandfche Akademien en Genootfchappen loopen insgelyks minder gevaar daarvan, uit hoofde van derzelver minder getal in een en t zeltae land: maar daarenboven, omhetvoornaamfte doelwit, en den inhoud hmv ner gedenkfchriften: waarvan nader. ƒ De Maatfchappyen zouden onbetwistbaar eikanderen geen minder hinder toebrengen, indien plaats had het sene door het Genootfchap, m het voorbeding der v*teropgegevc- XIV% DEEL. L  ï6l A. BONN ANTWOORD OVER ne vraag, is afgekeurd geworden : naamlyk indien de eene Maatfchappy van de andere, of van eenig opperbewind, afbanglyk gemaakt werd. Dan ik weet niet, dat eenige geleerde Maatfchappy zich zooverre gezocht hebbe te verheffen; of dat men van elders getracht hebbe, om eenig opperbewind by de Maatfchappyen in te voeren: indien niet, waaraan ik liefst twyfele, de een of ander werklooze Beftierder, zich te veel boven de werkende Leden verheven waande. g. Eene vraag, my (voor eenigen tyd) door een' geleerden vreemdeling gedaan, was misfchien niet geheel ongegrondt: naamlyk "hoe het toe„ kwame , dat by de geleerde Pro„ vinciale Maatfchappyen in ons Va„ derland, in vergelyking met andere „ Akademien van wetenfchappen, zoo „ velen, en naar evenredigheid meer- dere Beftierders , dan Leden geteld „ werden"? waarop ik niets gevoeglyker wist te antwoorden, dan dat onder het getal der Heeren Directeuren niet alleen ware geleerde Beftierders, achtbare Magiftraten , en Maecenaten , gevonden werden; maar ook andere ver-  t>E GELEERDE MAATSCHAPPYEN. 163 Vermogende begunftigers , die (in vergelding van hunne ryke en milde giften) met dien titel befchonken werden, zonder tot geleerden arbeid verplicht te worden. Zoodanige Mannen van aanzien en vermogen, by meer dan ééne Maatfchappy tot Beftierders verkoren , kunnen onmogelyk de werkfaamheid, als het ware belang van allen, even zeer helpen bevorderen; noch de gewone vergaderingen, gelyk behoorde, als Beftierders mede bywonen. h. Eene andere, en voornamer oorzaak van onderling hinder der geleerde Maatfchappyen, is, zich dezelfde bekwame en werkzame mannen van ftudie of kunst, tot Leden te verkiezen: waardoor zy niet misfen kunnen, eikanderen de noodige hulp ter bereiking van haar doelwit te onttrekken. De buitenlandfche geleerde Akademien en Genootfchappen verkiezen geene anderen , dan hunne ftadgenooten en werkende Leden, tevens tot Beftierders; en benoemen hunne verdere bekwame landsgenooten, en vreemdelingen van verdiensten, tot buitenleden en correfpondenten. L 2 Daar-  *64 A- BONN ANTWOORD OVflR Daartegen worden buitenlandfche groote mannen met onze landsgenooten gelykgefteld * om , naar het fchynt, daardoor het gebrek van eigen letterarbeid te vervullen. Door de gelyktydige verkiezing dezerzelfde aanzienlyke en beroemde buitenleden , hinderen de geleerde Maatfchappyen wederom eikanderen: naardien het den gewilligilen fomtyds niet mogelyk word , om voor alle Genootfchappen, waarin hy tot Lid verkoren word, te werken; en het alleen den verwaanden vergenoegen kan, om met eenen langen fleep van onverdiende eertitels, als van geleerden adeldom, achter zynen naam te pronken. Het is 'er ondertusfchen wel verre af, dat dit al het hinder zoude uitmaken, waardoor de geleerde Maatfchappyen , in hare faamwerking , ter bevordering van den bloei en de uitbreiding van kunften en wetenfchappen , niet zoo veel mogelyk de uitkomst aan hare verwachting zien beantwoorden. Hiertoe behooren ongetwyfeld ook mede, II.  DE GELEERDE MAATSCHAP PYEN. 165 II die verhinderingen: waardoor de geleerde Maatfchappyen niet alleen |ich zeiven nadeel doen; maar tevens ook het algemeene, en dus ook elkanders nut bedoelende, oogmerk kunnen verycelen. _ Het aanzienlyke Zeeuwfche Genootfchap, en verdere geleerde Maatfchappyen, houden my dan ook deze volgende aanmerkingen wederom ten goedel , 1 a. De oorfpronglyke aanleg , en de wetten der geleerde Maatfchappyen, kunnen, naar myn inzien, aan de be{tierderen derzelven geen recht geyen tot onafhanglyk opperbewind. JJe Leden derhaiven , door geen gezag genoodzaakt om te moeten werken, zouden van tyd tot tyd meerder tot werkloosheid kunnen vervallen; indien niet biilyke wetten aan dezelven eenige verplichting tot inlevering van letterarbeid opleiden, voorde eer hunner verkiezing tot het Lidmaatfchap. ' Wanneer dus de Beftierders, tot medewerking en letterarbeid niet verplicht, daarom ook geen aanmoedigend voorbeeld geven, waarop zy zich kunnen beroepen; zoo kan eene L 3 te  ï66 a, bonn antwoord over te groote toegevendheid omtrent nalatige Leden eener Maatfchappy, niet alleen aan derzelver, maar tevens aan het algemeene doeleinde van nuttige werkfaamheid, hinder toebrengen. b. Eene andere reden tot het'uitIchryven dezer Vlisfingfche prysvraag moet ongetwyfeld geweest zyn : dat men zoo vele groote Mannen, allerbekwaamfte Beftierders, en andere Leden der geleerde Maatfchappyen, ze ld* Jaam of nooit iets zag inleveren voor degedenkfehriften, om door dezelven gemeen gemaakt te worden : het welke ook anderen trager moet maken; en hen, die geene Leden zyn, mets doen inzenden; of, op zyn best, een enkel ftuk, om daardoor, even gelyk fommigen door aanbeveling of gefchenken , eenen titel te bekomen: waaromtrent de mislukking hen van alle verdere medewerking kan doen afzien. c. De aanbieding van het Lidmaat* ichap aan de fchryvers der bekroonde prysantwoorden : waardoor, voor eenige jaren, aan dezelven de gelegenheid benomen werd, om naar meerdere eerpryzen te dingen; doch *t ge?  DE GELEERDE MAATSCHAPPYEN. l6? 't gene federt is herroepen: diezelfde aanbieding heeft niet zelden geene andere gevolgen gehad, dan dat zoodanige uitmuntende mannen, voor het vervolg, hunne welbeftuurde pennen hebben nedergelegd, en niets verder ingeleverd: maar langs anaere wegen, dan die der geleerde gedenkfchnften, hunne gaven ten algemeenen nutte hebben aangewendt. d Hoeveel eers en aanziens eene Maatfchappy ook in het groote getal harer Leden Helle , is dit echter het middel niet, waardoor zy eikanderen ter bevordering van byzondere werkfaamheid, en even zoo mm ter bereiking van haar algemeen doelwit, zouden behulpfaam zyn: daar de ondervinding fchynt te lecren, dat dezelve , door zulk een jaarlyks aangroeijend getal, niet naar evenredigheid vermeerdert. e Alle Leden zyn echter met even werkloos, Eenigen leveren, van tyd tot tyd, voortreffelyke verhandelingen of waarnemingen in: anderen, met min pryzenswaardig, ftukken van geringer belang, die zy, als voortbrengfels van hunnen goeden wil, ter beichaL 4 vm2  A. BONN ANTWOORD OVER ving aan de geleerde Beftierders der Genootfchappen overlaten , en dit laatfte billyk verwachten. Andere Wérk* fatrïe verftanden zyn in de noodzaakïykheid, om al hunnen tyd en ftudie te belleden, ten einde langs andere wegen, dan die der geleerde Maatfchappyen, den bloei en de uitbreiding van kunften en wetenfchappen te bevorderen. Nog anderen weigeren, uit misnoegen, aan de Maatfchappyen iets in te leveren; maar verkiezen liever de vruchten van hunnen letterarbeid, door hulp der tydfchriften, Ipoediger en algemeener bekend te maken: tot nadeel der gedenkfchriften, die alsdan, door vermindering van voorraad, moeten inkrimpen, en des tefpaarzamer kunnen uitgegeven worden. j. Het is hie-rby, en ter bevestiging dezer aanmerkingen , misfchien wel waardig eene vergelyking te maken tusfchen den arbeid en de verrichtingen onzer geleerde gemeenmakende Provinciale Maatfchappyen, met die der buitenlandfche Akademien en Genood fchappen van kunften en wetenfchappen.' •Pe inhoud der gedenkfchriften van ge-  piï GELEERDE MAATSCHAPPYEN. 169 gemelde buitenlandfche kweekfcholen van geleerdheid , beftaat hoofdzaaklyk in eene verzameling van voor* beeldige bewyzen van den eigen let> terarbeid der Leden, die de gewone vergaderingen uitmaken en bywonen, of afwezend zynde door anderen doen voorlezen 1 terwyl de prysvragen niet meer dan buitengewone hulpmiddelen zyn, om den bloei en de uitbreiding der wetenfchappen te bevorderen, en ook buitenlandfche geleerden tot medewerking uit te noodigen. De gedenkfchriften der algemeene geleerde Maatfchappyen in ons Vaderland, (men vergeve het my, indien ik hier in dwale,) fchynen 'daartegen, veeleer aan te duiden, dat de gewone vergaderingen derzelven geen ander oogmerk hebben , dan het huishoudeiyke bellier; en dat de prysvragen , om welken op te geven alle de Leden, door jaarlyks rondgezondene brieven, uitgenoodigd worden, de hoofdbedoeling derzelven uitmaken. De bekroonde prysverhandelingen beflaan het grootfte gedeelte der gedenkschriften: die, voor 't overige, geringe verzamelingen worden der van L 5 Wh  J7° A. BONN ANTWOORD OVER buiten ingezondene waarnemingen en verhandelingen ; waaronder bykans geenen gevonden worden, die door beftierende Leden zelve zyn opgefteld, en op de gewone vergaderingen waren voorgelezen en verhandeld geworden: die dus blyken geven, dat aan de oorfpronglyke inrichting en grondwetten, niet zoo veel mogelyk, voldaan word; en daarom ook wellicht door de aanzienlyke Vlisfmgfche Maatfchappy, in de voorgeftelde Vraag, de herftelling daarvan bedoeld word. g. Het crediet en de achting voor het bejfier der geleerde Maatfchappyen in ons Vaderland, kan daarenboven , by elk derzelven, op meer dan eene wyze verminderen; en daardoor de faamwerking tot het nutbedoelende einde verhinderd worden. a. Het kan gebeuren, en mogelyk heeft de ondervinding wel eens geleerd , dat nu eene enkele goede waarneming, dan eene geheele verhandeling, op de afkeuring van één' of twee invloedhebbende Beftierders, van de hand gewezen ; doch naderhand, op eene andere wyze, door den druk gemeen gemaakt; met algemeene goedkeu*  DE GELEERDE MAATSCHAPPYEN. 171 keuring van deskundigen ontfangen is geworden: terwyl de Maatfchappy, uit wier naam dezelve word teruggegeven, daardoor in geen gunftig licht, maar als partydig, moet voorkomen; en de misnoegde fchryvers wederhouden worden , om ooit iets weder aan eenige Maatfchappy, waarvan hy reeds lid is of word, ter .gemeenmaking mede te deelen. (3. Op eenen anderen tyd kan een nietsbeduidend ftuk, door kundige adviferende Leden afgekeurd, echter door de toegevendheid der Beftierderen, onder de gedenkfchriften eener Maatfchappy goedgunftiglyk eene plaats verwerven: het zy uit gebrek aan beteren voorraad, of om andere redenen ; terwyl een ander daardoor wederhouden word, om iets van meerder gewichts in te leveren, y. De beoordeeling dezer Hukken gefchiedt door de beftierende Leden der gewone Vergadering, met of zonder afgevraagd advis van eenige anderen. By het verfchillen der gedachten, moet de goed- of afkeuring aan eene meerderheid van Hemmen worden overgelaten, Dat echter vooringenomenheid  172 A. BONN ANTWOORD OVER heid, of bedekte partyfchappen, daaronder kunnen fpelen, is gants niet onmogelyk omtrent ingezondene ftukken by eene geleerde vergadering: alwaar zulks te meerder nadeel doet, naar mate een fchryver zich beledigd acht; welk laatfte echter de Maatfchappy niet kan voorkomen, indien Zy anders het oordeel der kundigften en onzydigften op 't oog houdt, J. Eene afgekeurde verhandeling kan daarenboven nog iets goeds bevatten, •het welke wel waardig was ten algemeenen nutte bekend gemaakt te worden: daar echter zulk een ftuk, doorgaans, ondermeer anderen van gelyken rang, by de Maatfchappy weggelegd; en, na verloop van tyd, niet meer daaraan gedacht word: het wei-< ke den fchryver verdrieten, en hem naderhand wederhouden kaïi, om iets mede te deel en. b. Hetgene ik tot dus verre zeide, betrekkelyk tot de ingezondene verhandelingen en waarnemingen, is misfchien niet minder waar omtrent de antwoorden op prysvragen, by eene geleerde Maatfchappy ingekomen. a. Onder een iömtyds yry groot  DE GELEERDE MAATSCHAPPYEN. 173 getal derzelven, komen 'er niet meer dan twee of drie by Heeren Beftierderen in aanmerking, om naar den prys te dingen ; terwyl de overigen geene oplettendheid fchynen te verdienen, niet tegenftaande de wetten der Maatfchappyen , en hare programmata, zich voorbehouden en beloven, om daarvan, by wyze van een aanhangfel tot de bekroonde verhandelingen, gebruik te maken; en de commisfie daartoe aan één' of meerdere Leden van het bellier op te dragen : aan welk pryslyk en aanmoedigend befluit, zoo als ik vinde, de Zeeuwfche Maatfchappy in hctrm'. en xif. deel harer Gedenklchriften voldaan heeft. Indien dit niet gefchiedt, word in de overigen al het goede, en iets , het gene in de bekroonde Verhandelingen ontbreekt, over 't hoofd gezien: met dat, voor de Maatfchappy en het algemeen bedoelde einde, nadeelige gevolg, dat de fchryvers van zulke antwoorden , naderhand in de bekroonde prysverhandeling die voortrctiykheid niet vindende , °daardoor wederhouden kunnen worden, om ooit iets weder ten dienfte van het Genootfchap te onder- ne-  174 a. bonn antwoord over nemen, of zich weder in zulk een ftrydperk te wagen. (3. De ingekomene antwoorden, waarover de opgever der vraag het best in ftaat moest zyn om te oordee* len, of 'er aan zyn daarmede bedoeld oogmerk voldaan zy ; worden niet altoos, ten minften niet allen, aan denzelven ter beoordeeling gezonden ; maar flechts die, welken vooraf by Heeren Beftierderen als de besten geoordeeld worden: — of indien meerder adviferende Leden geraadpleegd zyn ; en dezen de Vraag niet uit het zelfde oogpunt befchouwen, als de opgever; waardoor zy in de beoordeeling verfchillen: moet de beflisfing naar hetpraeadvis der Beftierderen gefchieden, door de Hemmen der Leden van de groote Vergadering, die de antwoorden niet ingezien hebben; of de uitfpraak moet aan eene onzekere lotwerping worden overgelaten. De misdobbelende fchryver, en de verongelykte opgever, kunnen hierdoor wederhouden worden, der Maatfchappy in 't vervolg met hunnen arbeid en raad te dienen.  DE GELEERDE MAATSCHAPPYEfJ. 175 y. De prys voor eene opgegevene vraag word by de wetten en het programma beloofd aan het beste of meest voldoende antwoord, dat tegen eenen bepaalden tyd zal zyn ingezonden : maar de prys word niet uitgekeerd , om dat het Antwoord niet juist vóór dien bepaalden dag inkwam; of om dat het niet geheel voldoende, dat is onverbet er lyk, geootdeeld word ; hoedanigen 'er mogelyk weinigen zyn bekroond geworden: daar 'er, onder verfcheidene minderen, toch één meest voldoende; ja voor een gedeelte der vraag geheel voldoende zyn kan. Het gevolg hiervan is, dat de vraag voor de tweedemaal voorgefleld, en door de Maatfchappy een dubbele eerprys beloofd word. Edoch de eerfte fchryver verkiest niet eene dergelyke uitfpraak voor de tweedemaal af te wachten: maar geeft zyne , door de Maatfchappy zelve geroemde Verhandeling, met of zonder zynen naam , in druk; terwyl een ander, die van dien kans gebruik zoude willen maken, met den beloofden dubbelen prys moet befchonken worden. — De verdenking, als of liet niet uitkeeren der  I76 A. BONN ANTWOORD O VÉR praemie wel eens uit fpaarzaamheid ge~ fchiede, kan andere fchryvers van het inzenden van een tweede antwoord terughouden. £, De niet genoeg onzydige beilisfing kan mede hinder aan het doel der gezamenlyke Genootfchappen toebrengen: indien een antwoord minder gekeurd word, het welke zonder geleerdheid, maar uit getrouwe waarneming alleen, was opgefteld. Ook zulk een moedeloos fchryver, tot werkloosheid vervallende, kan daardoor weigerig worden , om de vruchten van zyne ondervinding, die hy anders weizoude kunnen en willen mededeelen, aan eenige Maatfchappy in te zenden. s. De onderwerpen der prysvragen kunnen daarenboven van weinig gewicht zyn, en hierom geene antwoorden worden ingezonden; -~ of derzelver voor (lelling is niet duidelyk genoeg , en doet daarom in de voldoende, beantwoording misfen; — of, voor de tweedemaal, met verandering of byvoeging opgegeven, kan de vraag eene andere gedaante bekomen, en de fchryver daardoor wederhouden wor-  DE GELEERDE MAATSCHAPPYEN. £?7 den van een tweede antwoord — Ook kan de tyd, tot de beantwoording bepaald, te kort zyn, om dezelve behoorlyk uit te werken; vooral omtrent onderwerpen, die geene bloote theoretifche befchouwing en redenering, maar proelbndervindelyke bewyzen vorderen. i Eenige geleerde Maatfchappyen in ons Vaderland hebben , daarenboven, byzondere eerpryzen toegezegd aan de beste ingezondene verhandeling, waarneming, of ontdekking in eenigen tak van wetenfchappen. Indien zoodanige pryzen, by de wetten en programmata beloofd, niet uitgekeerd worden, om dat 'er wellicht nog beteren en meer waardigen konden inkomen; zoo kan en moet zulk eene fpaarzaamheid hinder doen aan het voorname doelwit, de bevordering van den bloei en de uitbreiding der kunften en wetenfchappen : vooral wanneer den fchryver geene vryheid gelaten word, om daarvan elders gebruik te maken. Het Vlisfingfche Genootfchap alleen deelde in 1772. twee zilveren gedenkpenningen uit; maar hield, na het volgende jaar, op zulke beloonjng in hare, zir. deel. M pro*  I76 A. BONN ANTWOORD OVER praemie wel eens uit fpaarzaamheid gefchiede, kan andere fchryvers van het inzenden van een tweede antwoord terughouden. & De niet genoeg onZydige befiisfing kan mede hinder aan het doel der gezamenlyke Genootfchappen toebrengen: indien een antwoord minder gekeurd word, het welke zonder geleerdheid, maar uit getrouwe waarneming alleen, was opgeiteld. Ook zulk een moedeloos fchryver, tot werkloosheid vervallende, kan daardoor weigerig worden , om de vruchten van zyne ondervinding, die hy anders wel zoude kunnen en willen mededeelen, aan eenige Maatfchappy in te zenden. s. De onderwerpen der prysvragen kunnen daarenboven van weinig gewicht zyn, en hierom geene antwoorden worden ingezonden; —- ol derzelver voor {lelling is niet duidelyk genoeg , en doet daarom in de voldoende, beantwoording misfen; -— of, voor de tweedemaal , ju et verandering of byvoeging opgegeven, kan dc vraag eene andere gedaante bekomen, en de fchryver daardoor wederhouden worden  DE GELEERDE MAATSCHAPPYEN. 177 den van een tweede antwoord. — Ook kan de tyd, tot de beantwoording bepaald, te kort zyn, om dezelve behoorlyk uit te werken; vooral omtrent onderwerpen, die geene bloote theoretifche befchouwing en redenérmg, maar proefondervindelyke bewyzen vorderen. i. Eenige geleerde Maatfchappyen in ons Vaderland hebben , daarenboven, byzondere eerpryzen toegezegd aan de beste ingezondene verhandeling, waarneming, of ontdekking in eenigen tak van wetenfchappen. Indien" zoodanige pryzen, by de wetten en programmata beloofd, niet uitgekeerd worden, om dat 'er wellicht nog beteren en meer waardigen konden inkomen; zoo kan en moet zulk eene fpaarzaamheid hinder doen aan het voorname doelwit, de bevordering van den bloei en de uitbreiding der kunften en wetenfchappen : vooral wanneer den fchryver geene vryheid gelaten word, om daarvan elders gebruik te maken. Het Viisfmgfche Genootfchap alleen deelde in 1772. twee zilveren gedenkpenningen uit; maar hield, na het volgende jaar, op zulke beioonjngin hare, xir. deel. M pro*  ï?8 .A. BONN ANTWOORD OVER frogrammata aan te bieden. — Het Utrechtfche Genootfchap heeft, in de laatfte jaren, mede zoodanige uitlovingen gedaan , zonder bekrooning. — De Oeconomifche Tak van de Haarlemfche Maatfchappy , en die voor den Landbouw, maakten daartegen, door zulke aanmoedigende belooningen , hare grootfte vorderingen. De Maatfchappy tot redding van Drenkelingen ziet jaarlyks het getal der reddingen , met dat harer uitgedeelde eerpryz-en, vermeerderen : en men bedient zich, met vrucht, van hetzelfde middel in de mindere Kweekfcholen. k. By de uitgave en gemeenmaking harer gedenkfchriften, kunnende geleerde Maatfchappyen, mede, niet alleen aan zich zeiven, maar ook aan elkanders nuttig en algemeen doeleinde verhindering geven: het zy door vertraging, kostbaarheid, of onvoldoende faamvoeging der ftukken. I. De vertraagde uitgave kanmeenig" fchryver wederhouden, om iets in te zenden, het welke hy gaarne fpoediger en algemeen er bekend gemaakt Zag: vooral, wanneer hy vreest in de eer der ontdekking van iets nieuws of  DE GELEERDE MAATSCHAPPYEN. 179 gewichtigs voor den bloei der wetenfchappen , door anderen te worden voorgekomen. Het goede voornemen tot 1'poediger uitgave der losfe ingezondene Hukken, fchyntby de geleerde Genootfchappen, door de voorkeur aan de prysverhandelingen gegeven, verdrongen te worden. Buitenlandfche Akademien hebben hunne bekroonde ftukken, (pieces couronnêes, of Memoires qui ont remportê le prix) van den overigen letterarbeid harer Leden onderfcheiden, en afzonderlyk uitgegeven. 2. Niets verhindert echter meerder de uitbreiding der kunften en wetenfchappen, dan de mindere verkrygbaar* beid Atv hulpmiddelen; en dat dus ook de nuttigfte verhandelingen, waarnemingen , of ontdekkingen, als begraven liggen in de werken der geleerde Maatfchappyen, die voor vele weetgierigen te kostbaar zyn, om zich dezelven aan te fchaffen. Het algemeene nut der gedenkfchriften zoude voor onze eigene landsgenooten nog minder zyn, indien niet de opftellers der tydJchriflen dezelven aanprezen, en van het eene en andere merkwaardigst ftuk M 2 uit-  ISO A. BONN ANTWOORD OVER uittrekfels maakten, en aan het publik mededeelden: dan deze, ten gemeenen nutte medewerkende, uittrekfels en korte fchetfen, waarmede zich vele lezers vergenoegen, verminderen den aftrek der oorfpronglyke Hukken. De van alle kanten aangevoerde en opnoopende meenigte van boekdeelen , van zoo vele verfchillende Genootfchappen , moeten den genen aifchnkken , wiens beurs of ftudeerkamer niet gefchikt zyn , dezelve allen te bekostigen of te bevatten. Hoe wenschJyk het ware, dat de werken der geleerde Maatfchappyen, in alle de fteden van ons Vaderland, in openbare boekeryen gevonden wierden; om dat zy dikwerf den aankoop van andere goede boeken verhinderen: zoo zoude misfchien de uitgever, en het fonds eener Maatfchappy, die 'er belang by had , daardoor te veel lyden. 3. Gebrek aan algemeene voldoening vermindert vooral het debit van de werken der geleerde Maatfchappyen, zonder het welke zy de uitbreiding van kunften en wetenfchappen, als het algemeene doel, niet kunnen bevorderen. — Om hiervan overtuigd te zyn, lee-  DE GELEERDE MAATSCHAPPYSN. l8l leene men het oor aan de dagelykfche klachten van onderfcheidene geleerden, of beoefenaars van kunften en wetenfchappen. De Godgeleerde; de Rechtsgeleerde, en Wysgeer; de Wisen Starrekundige; de Oudheidminnaar; of die der Taal- en Dichtkunde; ergeren zich, de werken der algemeenere geleerde Maatfchappyen, hoe langs hoe meer, overladen te vinden metGenees- en Heelkundige waarnemingen , en befchryvingen van de akeligste en dikwyls toch ongeneeslyke lichaamsgebreken. Meenig Geneesen Heelkundige daartegen beklaagt zich over zoo vele Algebraifche berekeningen, die in zyne kunst niet te pas komen. De ftille Natuur- en Kruidkundige flaat, altans in vredenstyd , alles oVer , wat tot de wreede kunst van oorlogen behoort: en de Krygsman, indien hy tevens geen wysgeer is, lacht met al het fyne ontleedkundige en de microlcopifche waarnemingen omtrent de planten en gekorvene dieren. De een wenschte in de gedenkfchriften der Genootfchappen niet dan proeven van ondervinding , en daarop gebouwde waarheden, te M 3 vil^  182 A. BONN ANTWOORD OVER vinden; terwyl een ander daarin meer voortbrengfelen van diepdenkend verftand, vlug vernuft, of fierlyke redenering, wenscht aan te treffen. Allen beklagen zich zoo meenigmalen, dat zy, om eene kleine verhandeling of waarneming van weinige bladzyden, een geheel, dik, en kostbaar boekdeel, meest met prysantwoorden gevuld, moeten koopen; en befluiten daarom, den aankoop niet te vervolgen: 't gene tot vermindering yan het debit; maar voornamelyk tot verydeling van het nuttig doeleinde der Maatfchappy, ftrekt. 4. De groote drukletters, 'die de boekdeelendoenuitdyden, en daarom reeds hy de Provinciale Genootfchappen, nu eens voor de prysantwoorden, dan eens voor de ingezondene verhandelingen, zyn verkleind geworden , kunnen mede de kostbaarheid vermeerderen; naardien de boekhandelaar gewoon en genoodzaakt is, om zyn voordeel, naar het getal der bladzyden, te berekenen. 5. De kostbare platen, die by eenige verhandelingen onontbeerlyk zyn; maar by anderen, meer totfieraad van $5 wer^ dan tot wezenlyke ophel- de.t  DE GELEERDE MAATSCIIAPPYEN, l8j dering der befchrevene gevallen dienen: Tamnen en moeten medewerken , om de gedenkfchriften niet voordeeliger voor den uitgever te maken, en nog minder bevorderlyk voor het algemeene nuttige oogmerk der geleerde Maatfchappyen. 6. Wel is waar, dat velen dezer bovengaande aanmerkingen ook toepasfelyk zyn op de werken der buitenlandfche geleerde Akaderdien en Genootfchappen: dan, daar deze laatften, als werken van geleerdheid en voor de geleerden, in de Latyntche ot Franfche talen opgefteld en uitgegeven worden, geraken zy hierdoor meerder door geheel Europa verfpreidt; het welke het nut zoo wel als den aftrek bevordert: terwyl daartegen de Nederduitfche Gedenkfchriften alleenlyk voor onze landsgenooten kunnen dienen. Men begint echter buiten 's landsmeerder waarde aan den letterarbeid der Nederlandfche geleerde Maatfchapu.yen toe te kennen, en gedeeltens" daarvan in andere talen over te nemen. Niet ten onrechte derhalven wenscht het aanzienlyke Zeeuwfche GenootM i fchap»  l84 a. bonn antwoord over ghap, en ongetwyfeld ook de verdere Provinciale en andere geleerde Maat. itnappyen • ja alle medewerkende Leden derzelven: dat het gemeene doel, vooral onder onze landsgenooten meerder bereikt; en daartoe^ door de gezamemyke Maatfchappyen, de noodige en geyoeglykfte fchikkingen beraamd worden! DERDE HOOFDSTUK. Overweging: welke schikkingen, en plan van Jaamwerking, alle hinder zouden kunnen wegnemen en voorkomen. In het voorgaande Hoofdftuk naargeipoord hebbende : of en ih hoe verre de geleerde Maatfchappyen in ons Vacferlandelkanderenm^hinder kunnen toebrengen; zoo aan elkanders werkjaamheia als doeleinde, de bevordering van den bloei en de uitbreiding der kunften en wetenfchappen: moet ik het thans wagen een' ftap verder te doen, d^or het voorfteHen van mogelyke en met onaannemelyke fchikkingen " by het eerfte voordellen dezer vraag. ,wer-  DE GELEERDE MA ATSCHAPPYEN. I 85 werden alleen geëischt fchikkingen: die, onbepaald van welk eene foort, door de gezamenïyke geleerde Maatfchappyen", zonder eikanderen eenig hinder te doen , zouden kunnen gemaakt worden. By de nadere bepaling werden, als voorwaarden, bygevoegd: zonder de eene Maatfchappy van de andere; noch van eenig opperbewind; afbangiyk te maken : en overeenkom/tig elks oorfprongfyke inrichting, enz. Ik fchroome niet, by herhaling van myn eerfte antwoord, na eene overweging van alle de takken van wetenfchap en kunst, waarmede zich de Nederlandfche geleerde Genootfchappen bezig houden ; of waaromtrent zy wenlchen werkfaam te zyn : aan het aanzienlyke Zeeuwfche Genootfchap, en de verdere algemeenere en Provinciale Maatfchappyen nogmaals in bedenking te geven: of het ook mogelyk zyn zoude,, aan de byzondere Godgeleerde, Rechtsgeleerde, Geneeskundige , en Wysgeerige, zoo wel als aan de Taal-enDichtkundigeGenootfchappen, voor hunne prysvragen af te ftaan, al ■wat rot derzelver byzondere bedoeling M 5 flrek-  ï86 A. B.ONN ANTWOORD OVER jjrekke,en 't gene dezen niet kunnen misJen, zonder zich t'elken reize in de opgave voorgekomen of verhinderd te zieri* _ De byzondere en bepaald ere Genootfchappen, daartegen, konden zich lichtelyk vrywillig verbinden, om hun eenmaal aangenomen bellek nooit te buiten te gaan; en geene andere, dan tot derzelver bedoeling gefchikte, prysvragen uit te fchryven. Eene briefwisleling en correfpondentie . zoude tot een bekwaam middel kunnen dienen, om eikanderen, van tyd tot tyd, gewichtige onderwerpen tot prysvragen mede te deelen; en öm, indien eenige tak van wetenfchap ot kunst fpoediger voltooijing vorderde, door ónderfcheidene daartoe betrekkelyke prysvragen, eikanderen te vervangen én ter hulpe te komen. Ik twyfele niet, of men zal toeflernmen: dat hierdoor, voor de byzondere gemeenmakende Genootfchappen, mede in de vraag bedoeld, meerdere ruimte van ftoffe voor hunne prysvragen zoude gevonden worden: en ik geloof, dat men het niet minder voordeeIig zoude keuren, indien voor het edelmoedige Bataviajche Genootfchap, in- ge-  DE GELEERDE MAATSCHAPEN, 187 gevolge deszelfs yoornaamfte bedoeling , geene andere prysvragen wierden voorgefteld, dan die bepaaldelyk tot den bloei en welvaart dier Nederlandfche Volkplanting dienen; en niet zoodanigen, waartoe dezelve geene byzondere betrekking heeft: als waardoor de Provinciale Maatfchappyen thans zich zeiven en anderen verhindering toebrengen. De overige wetenfchappen, waarop Zich geene Genootfchappen alsnog aizonderlyk toegelegd hebben, en die echter ryken voorraad voor een groot getal prysvragen, gedurende vele jaren, kunnen opleveren; dat ruim en naauwlyks overzienbaar veld van bereikbare kundigheden, die de zedekunde, de natuurkunde, de oudheiden gefchiedkunde, en meer andere voor de famenleving nuttige wetenfchappen en fraaije kunften, van alle kanten aanbieden: dezen verbeelde ik my, dat, by verdeeling onder de algemeene en Provinciale Maatfchappyen, aan derzelver pryslyken yver en milddadigheid overvloedige gelegenheid zouden kunnen opleveren , tot ^ het jaarlyks ^dtloven yan meer dan éénen gouden én  183 A. BONN ANTWOORD OVER en zilveren gedenkpenning; zonder daarom gezegd te kunnen worden van algemeene in byzondere, dat is, tot éênen tak van wetenfchap zich bepalende, Maatfchappyen te verkeeren. Ten einde aan de wederopgegevene vraag, ware het mogelyk, te°voldoen, Zal ik thans beproeven , of 'er een plan van faamwerking uitgedacht kunne worden, waarby het recht van onbepaalde werkfaamheid en beftuur , en de vrye keur van prysvragen der gemeenmakende Maatfchappyen in ons Vaderland, minder verkort en beperkt worden ? Eene famenfmelting der gezamenlyke Nederlandfche Genootfchappen van geleerdheid , tot ééne algemeene Akademie van kunften en wetenfchappen; zoude, by een'gelyktydigen aanleg van alle dezelven, op gezag der Algemeene Staten , en overeenftemmende Souveraine Provinciën , niet onuitvoerlyk geweest zyn: doch alsnu, zonder benadeeling der reeds gevestigde Maatfchappyen , onmogelyk worden; al wilde men dezelven ook tot Provinciale Departementen van zulk eene Akademie maken. Een,  DE GELEERDE MAATSCH APPYEN. 189 Een tweede, en naar'cmy toefchynt, der overweging waardig voorftel , is dit: of ook de drie Provinciale geleerde Maatfchappyen; de hollandscke te Haarlem; de zeeuwsche te Vlisfingen; en de utrechtsche in hare Hoofdjiad; zouden kunnen befluiten: om zich, zoo ten aanzien der keur van fommige prysvragen , als omtrent de verkiezing van derzelver Maecenaten, Beftierders, en Leden, ieder tot hare eigene Provincie te bepalen; en de bekwaamde en werkfaamfte mannen onder hare mede ingezetenen tot den letterarbeid aan te moedigen: ten einde dus, evengelyk voor den koophandel, door loüyke naaryver bezield , om ftryd, met die der andere gewesten, ten alge meen en nutte faam te werken. De geleerde Leden der mindere gezelfchappen in de byzondere fteden van> iedere Provincie, die tot nog toe niet bekend zyn geworden , zouden alsdan lichtelyk overgehaald worden, om hunnen reeds verzamelden letterarbeid in den fchoot der Maatfchappyen uit te ftorten. Tot zulk Lidmaatichap zouden daarenboven ook uit andere, en wel de naastgelegene, gewesten, de (T£-  igo A. BONN ANTWOORD OVER geleerden en kunftenaars genoodigd kunnen worden, zoo lang dezen zich niet tot byzondere Provinciale Maatfchappyen vereenigden: dan ook dit laatlte plan Van faamwerking zoude kunnen ftryden met de oorfpronglyke inrichting der Provinciale geleerde Genootfchappen. Na derhalven deze vraag nogmaals van alle zyden befchouwd te hebben, blyft my niets overig, dan eene invallende gedachte ter toetfe te brengen , en aan het meerdere doorzicht des'aanZienlyken Genootfchaps te onderwerpen: of het ook mogelyk zyn zoude, ter voldoening aan den vollen eisch der weder opgegevene vraag; — tot een plan vanmeerdere faamwerking; — zonder omkeering in den oorfpronglyken aanleg; — zonder de algemeene Maatfchappyen in byzonderen te doen overgaan ; — zonder de eene van de andere, of van eenig opperbewind, afhanglyk te' maken; — overeenkomftig elks oorfpronglyke inrichting; — en daarenboven overeenkomltig met onzen vryheidlievenden landaart; — alle de" geleerde Nederlandfche Maatfchappyen en G-n»o< fchappen, of ten min- ften  DE GELEERDS MAATSCHAïTYEN. iqi ften de gemeenmakendert onder dezelven, tot ééne geleerde eepublik of gemeenebest van kunsten en wetenschappen te vereenigen, en voor altoos te verbinden? De nadere bepalingen en eifchen der vraag hebben my op dit denkbeeld gebracht; en doen gisfcn, of wellicht de opgever derzelve zulk een Vaderlandsch plan van faamwerking mocht bedoeld hebben. De mogelykheid van zulk een ontwerp fcheen my toe des te grooter te worden, toen ik hetzelve vergeleek met den eendrachtsband onzer zeven Vereenigde Gewesten; en met de Oostindifche handel maatfchappy, in onderfcheidene kamers verdeeld : —> waarby ik, ter uitvoering van zulk een plan van geleerde faamwerking, de noodzakelyke convresfen , of byeenkomflen , vergeleek met de algemeene en Provinciale Staatsvergaderingen ; met d» Landsdagen ; de Synoden ; de Vergadering van Zeventienen der O. I. d en de jaarlykfche groote Vergadering der geleerde Maatfchappyen, en van den Oeconomifchen Tak : welke één gemeen belang ten doelJhebben, en, door  192 A. bonn antwoord over door overeenkomst en fchikkingen, de heilzaamfte oogmerken bevorderen. Dergelyke algemeene jaarlykfcbe ; en (als ik die 200 noemen mag) geleerde staatsvergaderingen; — afgevaardigde Beftierders en Leden van iedere Maatfchappy; Hoofdparticipanten in derzelver geleerde werkfaamheid ; — een by beurten afwisfelend voorzitterfchap onder deze voordeelige Genootfchappen , naar den rang hunner ftichting; — eene naar reden en billykheid beflisfende meerderheid van Hemmen , met opoffering van eigenbelang aan het algemeene nut; en zonder inbreuk op het befluitrecht der groote vergadering van iedere Maatfchappy, evengelyk zonder eenig willekeurig opperbewind in ieder derzelven ; — algemeen nutbedoelende fchikkingen , door de gezamenlyke Genootfchappen ontworpen , en by iedere derzelven getrouwelyk naargekomen: — dit alles, en wat meer tot eene gemeenebestbeftiering behoort, of tot derzelver volmaking kan toebrengen , op zulk een gemeenebest van letteren toegepast, kwam my ten laatften voor,  DE GELEERDE MAATSCHAPPYEN. 195 voor, het eenig mogelyke, niet on* aanneemlyke, en zoo ik wenschte , voldoende middel te' zyn , om al het hinder, het welke de geleerde Maatfchappyen , zoo wel onderling aan derzelver werkfaamheid , als eik op zichzelve, aan het algemeene, en dus aan elkanders doeleinde kunnen toebrengen , weg te nemen en voor altoos voor te komen: terwyl de Doorluchtige protector der algemeenere en Provinciale Maatfchappyen, ook tot befebermer dezer geleerde Repubiik, zoude kunnen genoodigd worden. Dan ook zulk een plan van faamwerking is niet vry van zwarigheden: die, ondanks de goedkeuring des aanzienlyken Zeeuwfchen Genootfchaps, zouden kunnen overblyven; zoo lang eenige andere geleerde Maatfchappy mocht verkiezen, om met eene volftrekte onafhangjykbetd, ook van het algemeene belang, hare geleerde werkfaamheid en bellier willekeurig te regelen: zonder, met infehikkelykheii, iets van zulk eene onbepaalde vryheid en recht, op oorfpronglyke, doch tot het algemeene oogmerk onvoorziene, gebreke JÖT. DEEL. H ki*  Ï94 A. BONN ANTWOORD OVER kige inrichting alleen gegrondt, af te -ftaan. Onder de mindere zwarigheden , die by het uitvoeren van zulk een ontwerp z.ch opdoen, zyn de volgenden; 1. De plaats, waar zoodanige algemeene geleerde famenkoimt, jaarlyks, of zoo dikwerf noodig, te houden: die (onder verbetering) beurtelings , en naar den rang der Maatfchappyen die daarin deel namen, van de eene plaats naar de andere verlegd , of by overeenkomst tot ééne hoofdplaats konde bepaald worden : wanneer zulk een nuttig fpeelreisje tevens den geleerden Beftierderen en Leden tot eene uitfpanning zoude dienen. 2. De tyd tot het houden eener zoodanige algemeene vergadering j deze zoude a|toos vroeger zyn moeten , dan de groote vergadering van ieder der deelnemende Maatfchappyen; doch na dat by ieder derzelven, op voorafgaande gewone beftieringsvergaderingen, de prysvragen en andere pointen van beraadflaging ontworpen waren; om vooraf aan eikanderen medegedeeld te kunnen worden.  DE GELEERDE MAATSCHAPPYEN. 195 Aan de overweging van zulk eene geleerde gemeenebestvergadering, (indien dezelve, boven myne verwachting, ooit tot Hand mocht komen,) zoude ik, gelyk thans andermaal aan het aanzienlyke Zeeuwfche Genootfchap, de volgende fchikkingen voordragen: fchikkingen, die ten minften voor alle nieuw optenchtene Genootfchappen van geleerdheid zouden kunnen dienen; gelyk velen derzelven door gevestigde Maatfchappyen reeds tot wetten zyn gemaakt, en alleen noodig hebben opgevolgd te worden. a, Het getal der Genootfchappen van kunften en wetenfchappen, in een vry land, niet wél, dan tot nadeel van derzelver bloei, bepaald kunnende worden; ware het echter te wenfchen , dat de algemeene gemeenmakende Maatfchappyen in eene zelfde Provincie niet vermeerderd werden : maar daartegen de tot oefening zich bepalende, zoo algemeene als byzondere, Genootfchappen zich des te meerder vermeenigvuldigden; en, op aanpryzing eener geleerde gemeenebestvergadering, in alle de fteden van ons Vaderland opgericht werden; orn N 2 daar-.  Ï06 A. BONN ANTWOORD OVER daardoor, als door het beste middel, het doel, de bevordering van den bloei en de uitbreiding van kunften en wetenfchappen , op de meest mogelyke wyze te bereiken : waarby het naarvolgingwaardige voorbeeld van het Vlisfmglche Genootfchap, ten aanzien van Zeelands hoofdftad Middelburg, ook aan meerdere plaatfen verdient gevolgd te worden; en de zoodanige oefenende Genootfchappen, overal, den naam van ftedelyke Departementen der Provinciale Maatfchappyen zouden kunnen dragen. b. De aart der geleerde Maatfchappyen , overeenkomftig met die onzer vryheidademende gewesten, behoorde altoos, door eene toegevende eendracht, tot haar algemeen nutbedoeIend oogmerk, en waar belang, geleidt te worden. c. De oorfpronglyke inrichting en aanleg, die by het ontdekken van de onvoorziene gebreken derzelven, van tyd tot tyd, nuttige verbeteringen ondergaan heeft, konde altoos vatbaar blyven yoór het gene ter ware bevordering van het algemeene doel, met eenftemmig goedvinden, zoude ' '* * ' kun-  DE GELEERDE MAATSCHAPPYEN. I97 kunnen bygevoegd of veranderd worden. d. De onbepaalde kring van werkfaamheid der Provinciale en andeie gemeenmakende Maatfchappyen zoude, zonder verkorting van ieders verdere vryheid, omtrent eigene vooitbrengfels van kunst of geleerdheid , ten minften in zoo verre gevoeglyk kunnen beperkt worden, dat dezelven, door gelyktydige opgave van gelykfoortige prysvragen, eikanderen geen hinder deden. e. De algemeene en Provinciale gemeenmakende Maatfchappyen zouden, zoo veel mogelyk , vermyden kunnen, om dezelfde mannen van aanzien en geleerdheid zich tot Beftierderen en Leden te kiezen; maar zich' liefst daaromtrent tot hare eigene gewesten bepalen; — buitenlandfche beroemde mannen tot correfpondenten benoemen ; — of, in allen gevalle , tot het lidmaatfchap benoemen alleen de zoodanigen, die door uitgegevene fchriften, of ingeleverde ftukken, zich tot getrouwe medewerking bekwaam en bereidwillig betoonden. /. By nieuw opterichtene MaatN 3 fchap-  A. BONN ANTWOORD OVER fchappyen zoude, gelyk by eenige reeds gevestigden, de titel van honorair Lid mogelyk gepaster dienen, om alle vermogende en edelmoedige begunftigers en begiftigers van de verplichting tot geleerde medewerking; maar tevens van allen invloed op de beftiering, uitte fluiten: het welke de achtbare Maecenaten en geleerde Bellierderen meerder zoude onderfcheiden van die Heeren, die met den rang van Directeuren befchonken worden, zonder in geleerdheid of kunstverdienllen boven de werkende Leden uit te munten. En, wat ieder dezer Provinciale en andere geleerde Genootlchappen meer m 't byzonder betreft: g. Op de gewone vergaderingen z ude, ingevolge der wetten en des oorfpronglyken aanlegs, ook onder de tegenwoordig zynde Leden , de eigene geleerde werkfaamheid herfteld of ingevoerd kunnen worden ; om dus die byeenkomilen der gemeenmakende Maatfchappyen tevens voorbeeldig oefenende gezelfchappen te doen worden: waarby niet alleen de beftierende, maar ook werkende Leien, zonder t\vy£d viytiger zouden opkomen.  DE GELEERDE MAAT5CHAPPYEN. 100 h. De groote vergadering, of die ter üitdeeling van de eerpryzen, zoude misfchien (op het voorbeeld van eenige buitenlandfche Akademien j van de dichtlievende Genootfchappen; en mindere' kweekfcholen) ook by de geleerde Maatfchappyen, met eenige meerdere plechtigheid, en vergunden toegang voor geleerden en kunftenaren van rang, zoo wel vreemdelingen als onder onze landsgenooten, kunnen worden gehouden: ten einde ook hierdoor mede te werken ter aanmoediging van anderen, die nog geene Leden zyn; om ook hunne verborgene fchatten van letter- of kunstarbeid , vrywillig, aan de Maatfchappyen ter gemeenmaking aan te biedem u De voorwaarde van aanftelling, om als Leden van één lichaam faam te werken, zoude door de jaarlykfche programmata en rondgaande brieven aan alle de bekwame Leden en Beftierderen kunnen herinnerd worden : waartegen het ontzeggen der eer van het Lidmaatfchap den onwilligen niet konde beledigen; — daar wettige verhinderingen altoos verfchooning verdienen. N 4 *•  200 a. bonn Antwoord over k. Het voornaamfle onderwerp der beraadslagingen van eene zoodanige geleerde gemeenebestvergadering; maar tevens ook van die van iedere Maatfchappy ; zyn thans voorzeker de geleerde prysvragen:. — dezen behoorden geene anderen te zyn , dan zulken ) waardoor eene oude dwaling beureden en wederlegd; eene gegronde twyfelwg beflist; of eene nieuwe waarheid in het helderfle licht gefield werd; met, naar derzelver aart, de zekerheid of hoogfle waarfchynlykheid daarvan te betogen en te flaven. /. De tyd ter beantwoording behoorde altoos op twee of meerder jaren gefield te worden : vooral omtrent onderwerpen , die proefondervindelyke bewyzen vorderen; en daardoor des te vollediger zouden worden ingezonden, m. Omtrent de bepaling van den tyd, tot inzending der antwoorden, zoude aan de Beftierderen overgelaten kunnen worden , om infehikkelykheid te oefenen omtrent iets later ingezondene antwoorden, die van buiten inkomen; of boven de tydig ingezondenen eenige meerdere verdienflen hebben mochten: zulk bene vertraagde inzending, van een  PE GELEERDE MAATSCHAPPYEN. 20l een anders voldoend antwoord , behoorde altans geene reden te worden, om hetzelve daarom alleen van den prys uit te lluiten. n. Naardien het daarenboven van belang is voor iedere gemeenmakende IViaatfchappy, dat zy, by het opgeven der prysvragen, altoos eenig' vooruitzicht hebbe op een antwoord : ware het misfehien wenfchelyk, dat ieder Lid, die eenig voorftel tot eene prysvraag aan de Maatfchappy, op haar verzoek, mededeelt, in (laat en niet ongenegen ware, om by gebrek van eenig inkomend antwoord zyne gedachten over hetzelve ter gemeenmaking in te leveren: en behoorde tevens, by het voorftel aan Heeren Beftierderen, den waren zin der vraag, én zyn oogmerk met dezelve, duidelyk op te geven; maar ook dan in de opgave ter beantwoording, zonder zyne toeftemming, geene verandering gemaakt te worden. o, De opgever der vrage zoude van de beantwoording , en het dingen naar den prys, kunnen en behooren uitgefloten te worden: ook geen mededingend Lid zich ooit tot Advifeur laten verkiezen; maar zelfs vermyden, N 5 de  202 A. BONN ANTWOORD OVER de raadplegende en beüisfende vergaderingen by te wonen, ten einde allé verdenking te voorkomen, p. Aan zulk een opgevend medelid zouden daartegen alle de ingekomene antwoorden kunnen toegezonden worden ter beoordeeling • en zyn advis , zoo wel by Bellierderen , als op de groote vergadering, het meest in aanmerking komen j waardoor de uitlpraak, en toewyzing van den eer^ prys, met de meeste billykheid zoude gefchieden; de opgever der vrage, zoo wel als de fchryvers der overige niet bekroonde antwoorden, beter te vreden gelleld worden ; en minder noodig zyn, om over de toewyzing der praemie het lot te werpen. q. Het zoude daarenboven aan den opgever van eene voorgeftelde vrage, by.voorrang, kunnen worden opgedragen, om al het goede uit deniet bekroonde verhandelingen by een te verzamelen; en daaruit, ingevolge der wetten, een aanhang jel tot de bekroonde prysverhandelingen temaken, het zy met of zonder de namen en zinfpreuken der fchryveren. De naam des Opgevers hierby bekend, gemaakt wor?  ©E GELEERDE MAATSCHAPPYEN. 203 dende, zoude hem zulks tot geene mindere eer verftrekken, dat hy, door zyn voorgelTeld vraagftuk , het doel der Maatfchappy en het algemeene nut bevorderd hadde. r. Ieder adviferend Lid, den fchryver van eenig antwoord, aan den fchryfftylof iets anders, herkennende, zoude zich op goeden grond aan de beoordeeling onttrekken kunnen ; liefst eenen anderen daartoe doen verkiezen; of, indien zyn advis gevergd werd, hetzelve zonder eenige partylchap, naar gemoede en onbewimpeld , aan de Maatfchappy moeten mededeelen. li Niets zak echter meerder tot aanmoediging der fchryveren van prysantwoorden kunnen dienen, dan het jaarlyks uitkeeren des toegezegden gouden gedenkpennings aan het beste antwoord; 'en het niet fpaarzaam zyn met den zilveren voor de mindere verhandelingen; offchoon dezelven niet in al* le opzichten voldaan, maar Hechts aan een groot gedeelte der vraag mochten beantwoordt hebben. Het minder volledig beantwoorde gedeelte eener prysvraag, alsdan op nieuws voorgemeld , had geene uitloving van eenen  ftC>4 A. BONN ANTWOORD OVER dubbelen eerprys noodig; en de eerde fchryver zoude alsdan, minder misnoegd, wellicht tot de volledige beantwoording des te eerder befJuiten , in plaatfe van zelf zyn eerfte antwoord uit te geven , en alle medewerking voortaan der Maatfchappy te ontzeg- t> Betreffende de van buiten ingezondene losfe waarnemingen en verhandelingen , zouden (indien myn eerfte voorftel goedkeuring mocht verwerven)'alle de gelykfoortige ftukken aan zoodanige Maatfchappy ter hand gefteld kunnen worden , die zich, omtrent dezen of genen tak van wetenfchappen, het meest bevlytigde. Het is alreeds immers niet zonder voorbeeld , dat de geleerde Provinciale Maatfchappyen zich meerder tot het eene of andere onderwerp bepaald hebbeh. — Dehuishoudelyke ofÜeconorhifche Tak der Haarlemfche Maatfchappy ftrekt daarvan ten voorbedde. — Het Utrechtfche Genootfchap kondigt in zyn laatfte programma het voornemen aan, om zich byzonder op de befchaafde letteren , en eigenlyke geleerdheid , te willen toeleggen; en daar*  DE GELEERDE MAA TSCHAPPYEN. 20£ daarvan zyne acta Latïna uit te geven. — Het aanzienlyke Zeeuwfchj Genootfchap heeft, meer dan eens, door zyne programmata en prysvragen doen zien, feoezeör hetzelve een byzonder belang ftelde in de bevordering der ge* fchiedkunde en nes koophandels; en ik geloof nogmaals, dat niets den roem der Provinciale Maatfchappyen, noch den bloei en de uitbreiding cier kunften en wetenfchappen , meerder zoude kunnen bevorderen, dan dat zy zich, niet onbepaald op alle, noch op ééne enkele ; maar, by onderlinge overeenkomst, op een minder getal wetenfchappen toeleiden , waarin zy door de byzondere Genootfchappen niet verhinderd werden. Hierdoor alleen zoude misfchien de oprichting van nieuwe byzondere gemeenmakende Genootfchappen kunnen worden voorgekomen; en aan verfcheidene rangen van geleerden meerder genoegen gegeven worden. — Indien ik niet kwalyk onderricht ben , arbeidt men , reeds federt eenige jaren , aan het ontwerp eener Heelkundige Maatfchappy : die, indien zy eenmaal tot iünd mocht komen, der algemeene Maat-  206 A. BONN ANTWOORD OVER Maatfchappyen een nieuw hinder zou* de aanbrengen. w. Niet minder aangenaam zoude het, voor vele Leden der geleerde Maatfchappyen , en andere beoefenaars van kunften en wetenfchappen, kunnen worden, indien de ingeleverde verhandelingen en waarnemingen, t'eeniger tyd, onder zekere hoofdverdeelingen van Wysgeerige, Natuurkundige , Gelchiedkundige, enz. byeengebracht en verzameld, werden uitgegeven: en, indien ai het Genees- en Heelkundige, uit de reeds gemeen gemaakte boekdeelen der algemeene Genootfchappen , ware byeengebracht; of voor 't vervolg , jaarlyks , by ieder derzelven of gemeenfchappelyk, konde worden uitgegeven: zouden andere geleerden zich minder daaraan ergeren ; en de geneeskundigen redenen hebben , om de gezamenlyke Maatfchappyen , en de geleerde ge^r mcenebestvergadering , waar zulks befloten werd, voor deze verbetering in haar plan van faamwerking dank te zeggen. _ v. De uitloving en niet fpaarzame uitdeeling van gouden en zilveren prys^ iner  DE GELEERDE MAATSCHAPPYEN. 2Cf medailles voor nieuwe ontdekkingen of uitvindingen in eenigen tak van wetenfchap of kunst, verdiende wel by alle geleerde gemeenmakende Maatfchappyen , ter aanmoediging, iuge* voerd te worden. w. Ik herhale ook hierby een an? der voorftel , om alle geleerde en natuurkundige waarnemeren , tegen eerbeloonmgen, uit te noodigen, tot het inleveren van eene hundelwyze verzameling hunner dagelykfche aanteekeningen en waarnemingen omtrent het eene of andere onderwerp , het welke door de Maatfchappy, of door eenig Lid derzelve , zoude worden opgegeven * en dat vervolgens deze ingezamelde oogst aan den opgever terhand gelteld worde, om daarvan voor de gedenkfchriften der Maatfchappy, er\ met erkentelyke melding der namen en zinfpreuken van alle de fchryvers , eene verhandeling faam te ftellen. Ik beken, dat door het uitloven van zoo vele gouden en zilveren gedenkflukken , eene Maatfchappy op buitengewone onkosten gebracht word! —* dan ik vertrouwe, gat derzelver eenig, wezenlyk, en prys* waart  208 A. BONN ANTWOORD OVER waardig doel, de bevordering van den bloei der wetenfchappen en kunften, dit meer dan dubbel zoude opwegen ! — Het nut van zulk een verzamelen en uitgeven der waarnemingen, door ondervinding, als de beste leidsvrouw, opgeleverd; word inzonderheid bevestigd door het voorbeeld van de Koninglyke Akademie der Heelkunst te 1 arys; en door dat van de Geneeskundige correfpondentie in 's Hage. De reeds voorlang by de geleerde Maatfchappyen weggelegde ftukken zouden, wellicht, nog het "eene en andere hiertoe kunnen bydragen: en de Oeconomjfche tak der Haarlemfche Maatfchappy zynen voorraad van ingekomene, maar tot nog toe onuitgegevene , prysantwoorden en andere verhandelingen, aan de Provinciale Maatfchappyen, tot zulk een einde, op verzoek kunnen medtdeelen. x. De uitgaaf der gedenkfchriften zoude misfchien de volgende fchikkingen verdienen: ct. De reeds meermalen gemaakte fplitfing der boekdeelen in twee ftukken, waarvan het ééne de bekroonde prys verhandelingen; het andere de ver*  DE GELEERDE MAATSCHAPPYEN, 200. verder ingezondene waarnemingen en verhandelingen bevat: zonde algemeen ingevoerd; en hierdoor beide ftukken te famen, of elk afzondeiiyk, naar de keur der koopers, by den uitgever kunnen bekomen worden. §, Op verzoek, of ten minften op eige kosten, der fchryveren van de eene of andere uitgewerkte verhandeling * zoude een meerder getal exemplaren derzelve afzonderlyk gedrukt; en tot meerder uitbreiding van die kunst of wetenfchap , waartoe dezelve betrekking had , verkrygbaar gemaakt kunnen worden , voor hen , die de geheele boekdeelen weigeren of buiten ftaat zyn te bekostigen. Zy* wier vermogen het toelaat, zouden daardoor niet wederhouden worden, om de compléte werken voor hunne bo keryen te verzamelen. Het fonds eener Maatfchappy, 't welke by de uitgave oelang had, zoowel als de uitgever, zoude tdoor meerder aftrek) op die wyze wellicht minder lyden: — en meemg fchryver zoude niet, door weigering daarvan, wederhouden worden, om iets aan de Maatfchappyen ter gemeenmaking aan te bieden. > XIV» PEEL. ö V'  210 A. BONN ANTWOORD OVER 7. De fpoediger uitgaaf van zulk een tweede ftuk zoude algemeener voldoening geven. £ Kleinere, doch niet minder duidelyke, drukletters zouden (buiten de dikte der boekdeelen) de kostbaarheid kunnen doen verminderen, s. De kunstplaten voor de prysverhandelingen behoorden door de Maatfchappy zelve bekostigd te worden : maar de fchryvers der verdere ingezondene verhandelingen zouden kunnen genoocigd worden, om de onkosten der platen voor hunne rekening te nemen , ten einde de kostbaarheid der boekdeelen daardoor te verminderen; ofwel, om toe te liaan, dat de ontbeerlyk geoordeelden werden weggelaten. Deze of dergelyke fchikkingen zyn het, naar myn gering oordeel , die by de gezame-dyke Maatfchappyen en Genootfchappen van kunften en wetenfchappen , . door derzelver afgevaardigden op zulk eene geleerde gemeenebestvergadering, nader overwogen; de nuttig bevondenen beraamd en vastgefteld; en die by ieder derzelven naargekomen en onderhouden  DE GELEERDE MAAT SCHAPPYEN. 211 den zouden kunnen worden: ten einde voortaan niet meer eenig binder , het zy onderling aan elkanders werkfaamheid, 'tzyaan het algemeene doeleinde, toe te brengen: terwyl zulk een eenmaal gevestigd gemeenebest vam letteren den roem der Nederlandfche geleerden en kunltenaren , van tyd tot tyd, meerder zoude doen verbreiden. . Indien nochtans ook zulk een plan van faamwerking de goedkeuring, noch des aanzienlyken Zeeuwfchen Genootfchaps, noch der verdere geleerde Maatfchappyen , mochte wegdragen: — en wel te minder , naardien de droevige ondervinding in onze dagen leerde, hoe ook de voorbeeldige verbintenis van ons dierbaar Vaderland, waaraan ik het denkbeeld van een Gemeenebest van kunften en wetenfchappen toetfen dorst, blootftaat voor de jammerrykfte fchokken van ondergangdreigende verdeeldheden: — indien, zeg ik, hierom dit voorgedragene ontwerp onuitvoerlyk mochte voorkomen; of, ter beraming der noodzaaklyke fchikkingen , geene zoodanige byeenkomjlen en algemeene O 2 ver-  212 A. BONN ANTWOORD ENZ. vergaderingen konden ingevoerd v/orden: zoo ftelle men, in derzelver plaats , die vriendfchapkweekende correspondentie , door de wetten der geleerde Provinciale Maatfchappyen zeiven aangeprezen, en op dien grond, reeds in het voorledene jaar, door my voorgeflagen. — Wanneer echter, ook zulk eene briefwisseling, niet met toegevendheid en opoffering van eenig zelfbelang aan het algemeene nut, onderfleund en gehouden word: oordeele ik het onmogelyk, dat immer, door de gezamenly. ke geleerde Maatfchappyen in ons Vaderland, voldoende fchikkingen kunnen gemaakt worden. _ lk eindige, en onderfchryve , ook dit myn tweede Antwoord, met de toepasfelyke zinfpreuk van het Gemeenebest, waarin wy leven: CONCORDIA RES PARVAE C^ESCUNTJ DISCORDIA MAXIMAE DILABUNTUr!  BESCHRYVItf. G VAN BEN' fungus aan den HIELï DOOR PETRUS LUCHTMANS. C3;iderrievigaan eene °nteibare mee* nigte van verfchillende ziekten en on* gemakken; zien wy daardoor de genoegens en het geluk van ons leven, meenigwerf en op verfcheidene wyzen, geftoord en afgebroken: — wel verre is 't echter, dat wy dezelve allen met een even ongunftig oog befchcuiwen moeten; — men vindt daaronder, die een' langen tyd, zonder veel hinder , gedragen worden ; — zells zulken, waardoor ons leven (menfchelyker wyze gefproken)verlengd; en verfcheidene andere heviger kwalen en ziekten, die ons leven in een oogfchynelyk gevaar brengen, of ten minden door pynen 0 3 €ïl  2t 4 p- LUCHTMANS OVER EKn' en benaauwdheden allerbitterst maken, zoo niet ten eenenmale voorgekomen en afgewendt, altans merkelyk verzacht en gematigd worden: — dezen , van dien kant befchouwd, maoen moet men eeruer als voorrechten voor hetmenschdom, dan als rampen van ons leven, aanzien. Dat dit geftelde zyne waarheid hebbe omtrent de Podagra, zal hedendaags niemand, tenware hy ten eenenmale een vreemdeling in de Geneeskunde zy, lochenen: daar de ondervinding ons zoo dikwyls heeft doen zien, dat daardoor ons lichaam van eene fcherpe en allerfchadelyklle ftof gezuiverd «pn ontlast word; welke, door de krachten der natuur naar de huid gevoerd, daar gekookt en uitgedreven wordende, ons meermalen, gedurende een' geruimen tyd, het genot eener f^ngename gezondheid laat: daar deze zelfde Üof, wanneer zy in ons lichaam blyft woelen, en zich hier of daar op eene van deszelfs edelfte deejen en werktuigen vastzet, niet alleen hooggaande pynen en benaauwdheden ; maar niet zelden, (na het uitHaan van zware, ziekten ; en ongemakken)  FUNGUS AAN DËN HIEL. 215 of na eene langdurige kwyning, of foms ook op het onverwachtfte, den dood zelve veroorzaakt. En ditzelfde zien wy ook dagelyks gebeuren met koortfen ; met uitflag aan de opperhuid; met velerlei zweren; met bloedvinnen ; met aanbeijen; met andere bloedingen; en wat dies meer zy: — en, zoo ik my niet bedriege , heeft hetzelfde ook plaats met de zoogenaamde fpek- (a) en papgezwellen (b), die men zoo meenigmalen in de klieren der huid, en in den vetrok (c) ziet opkomen: in welken niet zelden eene overmaat van dikke, olieachtige, of vetachtige ftof word uitgeftort; die daar opgehoopt en verdikt wordende, gezwellen maakt: weiken, wanneer zy maar voor drukking en ander uiterlyk geweld bewaard en behoorlyk ontzien worden, meermalen jaren lang, offchoon met eenig ongemak, ecffter voor het overige onder het genot eener gewenschte gezondheid , en zoo het lchynt tot derzelver behoud, gedragen worden: terwyl diezelfde fcof, O i OA- (a) Sltatomata» (b) Afherornata. (cj Pannïculits aclipofw, membrana ceAuloja*  216 p. luchtmans over een? onder het bloed gemengd , en met hetzelve door het geheele lichaam blyvende omloopen, fomwylen in het eene ot andere van deszelfs edelfte deelen zware verftoppingen veroorzaakt, welken verfcheidene hevige en gevaarlyke ziekten en ongemakken voortbrengen , die niet Hechts met hooggaande pyncn en benaauwdheden vergezeld gaan, maar ook fomwylen in de gevolgen doodlyk worden. De waarheid van dit laatfte zal, zoo ik vermeene, door het volgende geval, waarvan ik (niet lang geleden) in onze ftad ooggetuige was, ten klaarften blyken: het welke ik, ten dien einde, voornemens ben in deszelfs voornaamfte omftandigheden te befchryven. jacob van wyk, een leidekkersknecht, omtrent 42. jaren oud, genoot, van zyne eerfte jeugd af eene byna onafgebrokene gezondheid : zynde, hy, behalven dat hy voor eenige jayen, als foldaat in 'sLands dienst zynd'e, in Zeeland, daar hy toen ter tyd in .bezetting Jag, een- en andermaal de koorts kreeg, nooit ziek geweest: r ruim drie jaren voor zyn' dood  TÜNGUS AAN DEN HIEL. 217 ontdekte by aan den rechter voet, omtrent den hiel, eene kleine verhevenheid, die hem , behalven datze fomwylen eene lichte pyn veroorzaakte, weinig ongemak gaf: — meenende, dat dit alleen uit eene verdikking en verharding van het eelt der hak voortkwam, fneed hy dit een en andermaal met. een mes af; en hierdoor bekwam hy iri den beginne t'eikens eenige verr lichting: by verloop van tyd echter befpeurde hy, dat deze verhevenheid langfamerhand toenam, en een klein gezwel formeerde, dat de grootte en gedaante kreeg van een' gemeenen knikker: — tot dus verre evenwel had het hem niet zeer veel ongemak veroorzaakt; maar nu, meer en meer in grootte toenemende, begon het hem pynelyker tc worden , en den gang meer moeilyk te maken: — hierop gaf men hem den raad, om eene opgegevene plaaster daarop te leggen, die inden eerften aanvang van eene goede uitwerking fcheen te zyn; wordende het gezwel min pynelyk, en (zoo het fcheen) eenigszins kleiner: —• dus jpleef hy , by aanhoudendheid, daarop loopen tot het begin van het jaar 9 5 ?7S4»  218 p. luchtmans OVER EEn' 1784. wanneer het wederom aanmerkelyk grooter werd, en hem op nieuws meerdere pyn en ongemak verwekte: — hierop leide hy, volgens raad van een' ander', wederom eene andere plaaster daarop ■ doch nu met weinig vrucht; daar het gezwel hem thans, by aanhoudendheid, zware pyn veroorzaakte, en hem teffens in het gaan Zeer lastig werd: ook nam het, fchoon langlaam, nog al doorgaande in grootte toe : en op deze wyze fukkelde hy het geheele jaar door henen, tot aan het einde van hetzelve; maar, met het begin van het volgende jaar, wies het gezwel in kort veel fterkcr , en onze lyder begon nu, van tyd tot tyd, zeer hevige pyn daaraan te gevoelen: — hierop leide hy-, naar raad van eenen Chirurgyn , dien hy omtrent dezen tyd over dit ongemak raadpleegde, eene kwikplaaster (d) daarop: en, zoo het zich in den eerften aanvang liet aanzien , met eenige vrucht: wordendehetgezwel,gedurende hetgebruik dier plaaster, waarmede hy een vierdedeel jaars lang aanhield , eenigs- {(v) Ewplaftnm de taais caut Mercurio^  FUNGUS AAN DEN HIEL. 210 «enigszins zachter, terwyl hy nog op liet voorde gedeelte van den voet konde blyven gaan: — doch, doordien de beterfchap by vervolg van tyd niet merkelyk vorderde, nam hy ook deze plaaster wederom daar af; en leide nu, op raad van zyn' Lhirurgyn, eene pap van wittebrood, in zoete meik gekookt, waarmede hy omttznt twee maanden aanhield : dan hierby vond hy ook geene baat; maar befpeurde veeleer, dat het gezwel, onder het gebruik dier pap, niet alleen veel grooter, maar ook hoe langer hoe pynelyker werd: waarom hy ook hiervan wederom ahiapte, en ?er (insgelyks op raad van zyn' Chirurgyn) eene pap op leide van havergort, vlierbloemen, uijen, en oude boter: — hiermede hield hy wederom een' geruimen tyd aan ; doch met even weinig baat: wordende het gezwel , onder het gebruik der middelen, hoe langer hoe grooter; hebbende het nu de grootte en gedaante bekomen van een ganzen ei: — daarop liet hy ook deze pap varen; en toen werd 'er, naar het verhaal van onzen lyder? door zyn' Chirurgyn een zeker atflf-  220 P. LUCHTMANS OVER EEN* zalfjen op gefmeerd, welks voornaam-: fte ingrediënt rattekruid (e) was : — dit des anderen daags afgenomen, en de afgebetene korst weggenomen zynde , werd het gezwel in zyn' geheelen omtrek door den Chirurgyn ge* Jcarifiéerd, en toen met terpentynolie -afgewasfchen; vervolgens eenvoudig verbonden zynde, werd het, na verloop van twee dagen, nogmaals met hetzelfde zalfjen befmeerd; alles echter met een flecht gevolg: dewyl het ongemak, na dat het gezwel hierdoor geopend was, nu hand over hand toenam, en hem hoe langer hoe heviger pynen veroorzaakte: het breidde zich nu naar alle kanten uit, en werd binnen korten tyd zoo groot, dat men, omtrent het einde der maand Juli, het ■beiluit nam, om het af te binden: — dit op de gewone v/yze verricht zynde, viel het afgebondene deel wel af; doch binnen weinig tyds groeide het gezwel wederom merkelyk aan: zoo dat de Chirurgyn, die onzen lyder nu behandelde, niet lang daarna befloot, om het af te fhyden : — dit ge- tf§ Jj-fevicum  FUNGUS AAN DEN HIEL,. 221 getchiedde met weinig bloedftorting: — toen trok de overgeblevene wortel binnenwaards ; 'er formeerde zich eene holte, waardoor men eenige hoop kreeg, dat men nu het ongemak welhaast zoude te boven komen: —• maar niet lang hierna befpeurde men dat, midden uit den grond dezer holte, een fungeus uitwas opkwam: het welke, niet genoegfaam bedwongen zynde , zich in het kort naar alle zyden uitbreidde, en tot eene aanmerkelyke grootte aanwies: deze fungus werd uit verfcheidene kleinere vleeschklompjes famengefteld, en vertoonde zich. omtrent als een groote tros, die aan een' dunneren fleel hong: dus dagelyks grooter wordende in omtrek, rees hy ook teffens tot eene aanmerkelyke hoogte > en federt half September, toen de fungus bykans vyf duimen in zyn' omtrek had, was hy op den 28. derzelfde maand tweemaal grooter geworden, dan voor dien tyd; en in dien korten tyd van 14. dagen verergerde de toeftand van onzen lyder merkelyk ; ja werd allerdroevigst ; hy klaagde nu van onlydelyke pynen ; die hem onophoudelyk, nacht en dag,  222 p. luchtmans over een' dag, afniatteden, en nog geduriglyk heviger werden : ook begon de fungus nu van tyd tot tyd te bloeden, vooral by het veranderen van het verband: en deze bloedingen, die in het begin van weinig aanbelang waren , werden dagelyks fterker, en ontftonden fomwylen op verfcheidene plaatfen te gelyk , fpringende het bloed een en andermaal met zoo veel geweld, dat het, met geheele itraien, uit zyn bedftede tot op de helft der kamer fpoot. Des nachts tusfehen den 27. en 28. September hervattedc zich de bloedftorting op nieuws van zelve; en deze was zoo geweldig , dat de lyder, door het groote verlies van bloed , fiaauw werd en ftuipen kreeg: —• men dacht niet anders , dan dat dit toeval een einde van zyn leven zoude gemaakt hebben: de jonge Heer greve, (wiens Vader, de Heer g. greve, zeer kundig en beroemd Chirurgyn alhier, op requifitie van den Heer w. de koning, Stads-Doctor, federt den 20. September van ftads wege onzen lyder als Chirurgyn behandelde,) in den nacht daarby geroepen zynde, had veel  fungus aan den hiel. 223 Veel werks, om deze zoo hevige bloeding te dempen; en bereikte zyn oogmerk niet, dan met veel moeite, door het liquor fiypticus van looff (f)4 — Intuslchen was onze lyder hierdoor zoodanig verzwakt, en zyn toeHand zoo zeer verergerd, dat de Heeren greve bedoten, om ook met andere Genees- en Heelmeesters over dit ongemak raad te plegen, en derzelver gedachten omtrent het gene in de tegenwoordige omltandigheden van zaken konde en diende gedaan te worden, in te nemen: — dus beleidcn Hun Ed. eene conlultatie tegen vier uren des namiddags, en werden door Hun Ed. behalven bovengemelden Heer de koning, (die onzen lyder al federt eenigen tyd van ftadswege als gewoon Doctor behandelde,) daartoe verzocht de Heeren j. e. romer, van lklyveld , l. van loenen , en harlingen, allen Stads-Doctoren; benevens de Heeren c. veumeulen, h. van loenen, en j. buyn, allen StadsChirurgyns : terwyl de jonge Heer gre- (f) Men vindt dit befchreven in Zyn Ed. Damm ckemïcüfrt , in het jaar 1773. tc Groningen gedrukt , pag. 25. et feqq.  &24 p. lüchtmans OVER EETs' greve, dien ik federt eenige jaren'ori' der myne beste en yverigile leerlingen tellen mocht, en die my meermalen in gevallen van aanbelang raadpleegt, my, teffens ook uitnaam van zynen Vader, kwam vooritelien, om daarby tegenwoordig te zyn. Alle deze Heeren (de Heeren romer en harlingen alleen uitgezonderd , die door andere bezigheden verhinderd werden, om zich hierby te laten vinden) op den bettemden tyd byeen gekomen zynde, en den toeHand des lyders onderzoekende : vonden wy hem zeer zwak; de pols zeer fiaauw en klein , doch anderszins natuurlyk en gelyk, zonder de minde koortfige beweging ; het aangezicht zeer bleek , doch niet zeer vervallen; en het oog Hond nog vry levendig. Zoo haast het ongemak ontbloot werd, gaf het een'zeer benaauwden rotflank op, en maakte eene verfchrikkelyke vertooning : het befloeg niet alleen het geheele gedeelte van de zool des voets; maar hing ter wederzyden vry ver over dezelve hene: en, van den hiel beginnende, ftrekte het Zich  FUNGUS AAN DEN HIEL. 11$ zich voorwaards uit, tot over de helft van den voet: het beftond (zoo als wy te voren meldden) uit eene meenigte van kleinere vleeschklompjes (g), en had, in zyne uiterlyke gedaante, veel overeenkomst met de buitenzyde van eene placenta of moederkoek, die tegen de lyfmoeder aanligt: — op fommige plaatfen was het bloedig; doch voor het overige bleek en eenigszins witachtig: het was verder overal gelykelyk zacht; en vry beweeglyk op de zool van den voet. Dit gezwel naauwkeurig befchou-, wende, bleek het duidelyk, dat het een fungeus gezwel ware: het welke uit een^klein beginfel, van tyd tot tyd, grooter zynde geworden, teifens kwaadaartigwas geworden; en wegens het doorknagen der bloedvaten, die allerwegen daardoor liepen, aanleiding gegeven had tot de ontdane bloedingen. Over den tegenwoordigen aart en toedand van het ongemak waren wy het allen volkomenlyk eens: doch over den eerften oorfprong vielen 'er tusfchen ons verfchillende gedachten: naardien een en ander onzer Xit. deel. £ meen- ; (g) zie Fig. L  %2$ P. LÜGHTMANS OVER EEN* meenden, dat het ongemak zynen eerften oorsprong verfchuldigd ware aan eene ongefteldheid van een of meerdere beenderen, van den voet; terwyl anderen in begrip {tonden, dat hetzelve in zyn eerfte begin een gewoon foekgezwel ware geweest, het welke in den vetrok onder de huid van de zool des voets ontftaan zynde, door de gedurige drukking, die by het gaan piaats had, tot zulk een' trap geklommerf \(as,( als wy het tegenwoordig zagen. Omtrent de behandeling en genees.wyze van dit ongemak, in het tegenwoordige tydsgewnclit, was men het ook niet ten volle eens : elk onzer #emde wel gereedelyk toe, dat men in deszelfs tegenwoordigen toeftand Op het enkele gebruik van geneesmiddelen niets te hopen had; maar dat 'er integendeel alle reden was , om te vreezen: ja dat men, uit hoofde der zich gedurig herhalende en telkens toenemende bloedingen, veilig mocht yastftellen , dat, wanneer men niet in tyds, door eene ervarene heelkundige hand, dit ongemak krachtdadig tekeerging, het in 't kort met den lyder gedaan zoude zyn; doch omtrent de  FUNGUS AAN DEN HIELJ 22? de wyze, waarop dit te doen, waren de gevoelens in den beginne verfchtllende : de meesten onzer meenden, dat'er niets op ware, dan het afzetten van het been; — zy waren van gedachten , dat men, zonder verwyl, daar* toe behoorde over te gaan: doch anderen waren van oordeel> dat men, alvorens tot dat uiterfie middel (het welke altoos, en vooral in onzen verzwakten lyder, gevaarlyk was) te komen, eerst behoorde te beproeven, ot men niet, na vooraf het gezwel, zoo ver docnlyk, door het mes te hebben weggenomen , deszelfs wortel, of doof cauihque middelen, of door het brandyzer zelve, zoude kunnen uttroeijen; èn dus den lyder, met behoud van Zulk een voornaam deel, als het beea is,, en dat bent in 't byzonder in zyn beroep zoo zeer te ftade kwam, van dit fchroomelyk ongemak te verlosfenc doch, behalve dat het, wegens de onzekerheid hoe diep de wortel van dit ongemak naar binnen ging , zeer twyfelachtig was „ of deze genees wys wel zoude kunnen ter uitvoer gebracht worden, was zy ook zeer hachelyk; daar Mchtelyk dezelve eene zwam P 2 ploed-  228 p. LUCHTMANS OVER EEN' bloedftorting konde veroorzaken in onzen, van bloed reeds zoo zeer uitgeputten, lyder: daarenboven had men, wegens den hoogen trap, waartoe dit ongemak nu reeds geklommen was , en deszelfs kwaadaartigheid, weinige reden, om zich te vleijen, dat men het zelve met den wortel, (alware het al, dat het been van den hiel zuiver ware,) ten eenenmale zoude kunnen uitroei jen : — 'er was dan, naar het fcheen, tot behoud des lyders mets overig, dan de afzetting van het been; en hoe meer men de zaak wikte en woog, hoe meer wy allen daartoe overhelden. De vraag was nu vooral, of deze kunstbewerking in dit geval, en in de omftandigheden waarin onze lyder zich tegenwoordig bevond, aan te raden ware, dan niet? en of men dezelve, met eenigen grond van hoop eener gelukkige uitkomst, zoude durven ondernemen ? De beflisfing dezer vraag was zeker bedenkelyk : en toen ik dezelve overwoog , kwamen 'er by my twee gewichtige bezwaren op tegen de afzetting; — de eerfte was, de zoo,  FUNGUS AAN DEN HIEL. 22$ zoo zeer verzwakte toefland des lyders: wiens krachten, door de herhaalde bloedingen zoo zeer waren uitgeput, dat het twyfelachtig moest zyn, of wel de lyder die kunstbewerking zoude kunnen doorltaan ; en of zyne krachten wel toereikend zouden wezen , om derzelver toevallen en gevolgen te boven te komen: — hierby kwam nog eene andere omftandigheid , die in dit gëval byzonderlyk plaats had; enbymy, in de beoordeeling van dit geval, zeer zwaar woog: — dat namelyk onze lyder, onder het verhaal, dat hy ons van zyn ongemak, deszelfs beloop, en den tegenwoordigen toeftand gaf, onder anderen gezegd had, dat hy aan het zelfde been , waaraan hy het hierboven befchreven gezwel had, ook federt eenigen tyd aan de buitenzyde, even onder de kuit, nog een klein knobbeltje ontdekt had: h.t welke hem, federt men op het voorname ongemak aan den hiel rattekruid had v aangelegd, meer en meer pyn veroorzaakte: — dit knobbeltje kwam myaanflonds, voor van denzelfden aart te zyn, als het hoofdongemak in den beginne geweest was; het P 3 deed  23° P. LÜCHTMANS OVER EEN? deed my denken, dat het eene en andere zyn' oorfprong had uit eene zekere ongefteldheid, die in alle de vochten , ai van vroegere tyden, had plaats gehad; en zulks deed my vree? zen, dat, offchoon wy aleens 'de ongemakken, die daaruit reeds werkelylc ontftaan waren, door de afzetting van het been boven het laatstgemelde knobbeltje wegnamen, deze ontaarting der vochten zich naderhand, van nieuws, op eene of meer andere plaatfen zoude openbaren, en aldaar dier-r gelyke gezwellen maken. By nadere overweging, kwam ech? ter geene dezer beide bedenkingen my voor voldoende te zyn, om van de afzetting van het been af te zien. Dat in dit geval tegenwoordig deze kunstbewerking niet alleen het veiljgfte, maar Zelfs het eenigfte middel was, om het leven van onzen lyder te behouden, ftond by my vast: en dat de groote zwakheid, die by hem plaats had x niet zoo zeer eene uitputting van krachten was, die door het ongemak als ongemak, en door deszelfs gevolgen, veroorzaakt en van tyd tot tyd toegenomen was^ als Wel een onmid-  fungus aan den hiel; Ifï delyk gevolg van het groote verlies van bloed, het welke hy, vooral inde laatite dagen, geleden had; bleek, mynes bedunkens, klaar en duidelyk: daar niet alleen de pols, uitgenomen dat hy klein en zwak was, geenerlei ongeregeldheid of kooftfige beweging deed voelen; maar ook het oog van den lyder eene nituurlyke levendigheid vertoonde, die my van den beginne af getroffen had ; daar zyne kleur , behalven dat deze wat bleek was, niets ziekelyks aahdüidede; en daar de lyder , by dit alles, nog in het beste van zyn leven, en te voren doorgaans gezond was» feheen het my , met betrekking tot zyne zwakheid , gants niet hopeloos, dat hy en de kunstbewerking zelve, en hare gevolgen , wel zouie kunnen doorftaan.°~ En wat de tweede zwarigheid betrof, dié uit het- kleine gezwel, 't welke aan de kuit gezien werd , ontttond: deze, offehoon by my zëër jj v^aar wegende , moest ons , dacht my , hiet alfchrikken , om in dezen dringenden nood dit üiterfte middel, tot behoud van onzen lyder , te beproeven : want, ollchoon de ender1 P 4 vin:  ^32 P. LUCHTMANS OVER EEN* vinding meermalen geleerd heeft, dat wanneer 'er in het eene of andere deel van het lichaam een diergelyk gezwel, als dit was, ontftaat, en men hetzelve wegneemt; als dan dikwyls in het kort hier of daar een ander van denzelfden aart opkomt; en dat, dit ook wederom weggenomen zynde, 'er op nieuws, elders een of meer anderen volgen: — ja al eens gefield zynde, dat er, na het doen der kunstbewerking ook m dit geval, een of meer nieuwe* gezwellen ontftonden, ('t geile de uitkomst alleen beflisfen moest,) dankon. de het nog een' geruimen tyd aanloopen , eer dezen zich vertoonden : — daarenboven konden die geformeerd worden op zulke plaatfen van het lichaam, die aan mindere beweging onderhevig waren; en dan was her zeer waarfchynelyk, dat zy veel langfamer in grootte zouden aanwasfen, dan hier aan den hiel, daar het gewicht van het geheele lichaam, het welke in het ft aan, en vooral m het gaan, gedurig daarop fteunde en drukte , buiten allen twyfel zeer veel tot deszelfs fchielyken aanwas en ontaarting had toegebrachtg- en dys doende zoude de afzetting  r fungus aan den h7el. 233 van het been, gelyk het zich van voren liet aanzien, nog kunnen dienstbaar Zyn, om het leven van dezen ongelukkigen lyder, (voor wien anderszins niets dan een zekere en fchielyke dood te wachten was,) nog een' aanmerkelyken tyd te verlengen. Door deze overweging overgehaald, itemden wy, ten laatften, allen tot de afzetting van het been; en daar elk oogenblik van uitftel den lyder aan eene nieuwe en allerzorgelykfte bloeding blootilelde, viel het befluit, om (tot voorkoming van dit gevaar) de operatie, zoo ras het maar eenigszins mogelyk was , te verrichten. — Dit ons befluit den lyder medegedeeld zynde, hadden wy het genoegen, "dat hy gereedelyk daarin toeftemde ; met eene zeldfame bedaardheid daarbyvoegende, hoehyby Zich zelve al gedacht had, dat het daarop zoude uitkomen. De jonge Heer greve , die deze operatie, onder het oog en met byftand van zynen Vader, ilond te doen, nam op zich, al den toeftel, Zoo tot de kunstbewerking zelve, als tot derzelver verband, met den eerP 5 fte*  234 tUCHTMANS O VÉR ËEN' ften in gereedheid te brengen; en daar het nu, na het afloopen der confultatie, reeds over haif vyf uren was, werd het tydperk van zes uren tot het doen derzelve bepaald. Op den beftemden tyd allen by een gekomen zynde, vonden wy onzen lyder even bedaard als wy hem gelaten hadden: — na ons vertrek met een' Ziekentrooster, dien hy by zich had laten komen, gefproken hebbende , had hy daarna eene pyp tabak gerookt; en betoonde zich, by aanhoudendheid, zeer gemoedigd tot het ondergaan dezer gewichtige operatie, De lyder uit het bed geholpen en op een' ftoel gezet zynde, begaf de jonge Heer greve zich aan het werkr na het Hellen van het draaituig (h), en het aanleggen van eenen fmallen band, ter bepaling van de plaats der te doene fnede, deed hy dezelve met een recht mes, in de rondte omtrent ééne handbreedte onder de knie , daardoor de huid met het groatfte gedeelte der fpieren te gelyk doormydende j eh deed ons dadelyk zien, hoe door een recht mes, wanneer het door eene kuft- Qi) toHrniqust  FUNGUS AAN DEN HIEL. §3| kundige en geoefende hand beftuurd werd, de ronde fnede ruim zoo fpoe* dig en egaal gefchiedt, als met een krom, dat men anderszins gewoon is hiertoe te gebruiken (i). — Vervolgens het overige vlccsch der twee py> pen van het been, beneffens het beenvlies, naar gewoonte met een kleiner mes afgefcheiden en ontbloot hebbende, zaagde hy de beide beenpypen, op de gewone wyze, en met de vereischte behoedmiddelen, vaardig door: hierop de afgefnedene bloedvaten gezocht hebbende , bond hy dezelven af; en daarop, door het losdnaijen van het draaituig, beproefd hebbende, of Zy behoorlyk onderfchept waren, werd de operatie door onzen jongen Heelmeester allergelukkigst volvoerd: hy gaf hierin veelvuldige blyken van eene weergalooze handigheid en door en door geoefende kundigheid, gepaard met (i) Dit was de tweedemaal, dat de mecstcn onzer dezen jongen braven Heelmeester, in de afzetting van het been zoo handig en voovfpoedig een recht mes zagen gebruiken: daar hy zich van het zelve, insgelyks met hetzelfde voordeel, heeft bediend in de afzetting der dye. van zekeren jongman, doof hem, in zyne Obferv. et Quaeft. Med. Chir. in het jaar 1783. onder myne voorzit ting 200 treffelyk, Verdedigd, befchreven.  236 P. LUCHTMANS OVER EEN* met eene byzondere bedaardheid en eene tegenwoordigheid van geest, die fomwylen, zelfs den alierkundigflen Heelmeester, in het doen eener gewichtige operatie begeeft. Daar fchoot nu niets anders over, dan het aanleggen van een bekwaam verband, het welke door den Heer greve den Vader, die zyn' Zoon ook in het doen der operatie van tyd tot tyd geadfifteerd had, met ongemeene netheid, naar de manier van whyte, verricht werd: alleen met dat onderfcheid, dat hy op de ftomp eerst eene laag van plukfel, en daarna de fpons, aanleide. Na de operatie, die de lyder met een' onverfchrokken moed dooritond, en waarby hy niet dan zeer weinig bloed verloor, (zynde hetzelve alleen in den beginne, by het fterker aanzetten van het tourniquet, met eenigen meerderen aandrang, op verfcheidene plaatfen uit het gezwel gefprongen,) werd hy te bed gelegd, en hy bracht den nacht zeer bedaard door, van tyd tot tyd iets rustende. Des anderendaags vonden wy zynen pols vry bedaard, en hy had weinig koorts,  FUNGUS AAN DEN HIEL. 137 koorts , maar klaagde van gedurige trekkingen in de Homp. Vry dag morgen was zyn toeftand gewenscht; maar des nadenmiddags kreeg hy toevallig, waarfchynelyk door aandoening , een aanval van koorts, gepaard met benaauwdheden en fpafmodique trekkingen door het geheele lichaam: doch alle deze toevallen bedaarden welhaast, en in de eerfte acht dagen na de operatie deed zich verder niets buitengewoons op: de lyder at, dronk, en fliep wel, en hy nam dagelyks toe in krachten. Na acht dagen, toen het verband voor de eerftemaal werd losgemaakt, vertoonde zich de ftomp volmaakt wél; en 'er had zich eene genoegfame hoeveelheid van goeden dikken etter gejormeerd: — by het nieuwe verband bedienden zich de Heeren greve van enkele drooge plukfel, zonder eenig ander middel, en gingen in het vervolg op denzelfden eenvoudigen voet voort: met dat gelukkig gevolg, dat de wond, die by aanhoudendheid eenen zeer goeden etter opgaf, aan alle ka iten begon te cicatrtferen; terwyl intuslchen de lyder nu dagelyks fterker werd 5  238 P. LÜCHTMANS OVER EÉN' werd, en naar zyn eigen getuigenis zich volmaakt wél bevond j —• dit werd ook door zyne ukerlyke gedaante ten vollen bevestigd: hy zag 'er ongemeen wél uit; hy had eene frisfche kleur , en gaf alle bewyzen van gewondheid: zoo dat 'er zich allerwege hoop tot eene fpoedige en gelukkige genezing opdeed, en ik my fomwylen ook begon te vicijen, dat de vrees , die ik in den beginne had opgevat, (welke echter nooit geheel van my geweken was , waarom ik genoegfaam t'elken reize, als ik met den jongen Heer greve onzen lyder bezocht, dezelve aan hem, over het geval en deszelfs gevolgen fprekende, te kennen gaf,) mocht ongegrondt zyn, Dus ging alles, eenigen tyd, naaf wensen: de rand der wond ck'amfgerd$y by aanhoudenheid, zeer voorïpoedig; en de ettering begon in het begin der maand November merkelyk te minderen: toen onze lyder, omtrent de helft dier maand, op het onverwachtse , eene zware benaauwdheid eii bezetting op de borst kreeg, gepaard met eene lterke koorts, dieniet, dan na eene herhaalde aderlating, bedaarde.  FUNGUS AAN DEN HIEL. 239 de. — Dit toeval fchreef men, in den aanvang, gedeeltelyk toe aan eene koude of tocht, dien de lyder door de plaatling van zyn bed gevat had; gedeeltelyk aan den damp van een lampje , het welke hy des nachts tegen den muur, waaraan de gordynen vast waren, binnen dezelven had branrien: — in die onderltelling zettede men het bed op eene andere plaats, en het lampje werd weggenomen ; dan noch het eene noch het andere voldeed aan het oogmerk : zelfs konden gepaste middelen, door den Heer dk koning den lyder toegediend, noch herhaalde aderlatingen, 'hem bevryden voor nieuwe aanvallen van benaauwdheid en bezetting op de borst. Deze toevallen, dus van tyd tot tyd hervattende, werden gedurig heviger; en de lyder op nieuws daarvan den 25. en 26. dier maand aangevallen zynde, waren zy verzeld met geweldige hrakingen van galachtige ftoifera. — Van deze ongefteldheid des lyders kennis gekre~ gen hebbende, ging ik hem van tyd tot tyd bezoeken, en eens en andermaal by hem geweest zynde,. nam myne vorige- vrees \gederofio- toe ; ja  240 p< luchtmans ovër een' ja ik kwam welhaast in het vermoe-8 den, of niet fomwylen diezelfde Hof, die te voren oorzaak van het ongemak onzes lyders geweest was, %n die vervolgens, zoo lang de ftomp van het algezette been overvloedig etterde, zich onder de gedaante van etter, of liever met denzelven gemengd, ontlast had; nu daartegen, by het minderen der ettering, wederom binnen het lichaam blyvende, en met de overige vochten door hetzelve omloopende, door eene of andere onbekende oorzaak, in de longen, daar dog al ons bloed doorloopen moet, was opgehouden ; aldaar verftoppingen had ver-' oorzaakt, die de bovengemelde bezetting en benaauwdheid in de ademhaling hadden te weeggebracht. — Hoe meer ik onzen lyder bezocht, en alle de omftandigheden, die zich by hem opdeden, naauwkeuriger naarging, hoe meer ik in dit vermoeden bevestigd werd: de koorts, die in den beginne afging, bleef hem federt eenigen tyd meest by, en was op geenerlei wys te overwinnen: zelfs was het aanhoudende gebruik der kina niet alleen ongenoegfaam, om dezelve geheel te over-.  FUNGUS AAN DEN HIEL.' 24Ï overmeesteren, maar zy nam zelfs, in weerwil des aanhoudenden gebruiks van den koortsbast, eerder toe dan af, met eene zichtbare vermindering van krachten. Met den Heer de koning over den toeftand van onzen lyder fprekende, en over de oorzaak van deszelfs tegenwoordige ongefteldheid* deelde ik aan ZynEd., alsmede aan den Heer romer , Stads- en Hospitaal-Doctor alhier, die (op verzoek van den Heer de koning) onzen lyder meermalen , met Zyn Ed. bezocht , myne gedachten mede; en het fcheen, dat Hun Éds. daarvan niet ten eenenmale vreemd waren. — Intusfchen diende men den lyder, van tyd tot tyd, velerlei inwendige geneesmiddelen toe; zoo om de geheelei masfa der vochten te verdunnen, als Om bepaaldelyk de verftoppingen in de longen tegen te gaan: —• en daar de ondervinding, vooral in de laatfte jaren, meermalen geleerd heeft, dat het aanleggen van fpaanfchevliegplaasters tusfchen de fchouders, dikwerf in ongemakken der longen en daaruit ontftane benaauwdheden, eene ongemeene uitwerking doet; beproef.jar* deel, Ö den,  &42 P. LUCHTMANS OVER EEn' den wy', of dezen ook fomwylen onzen ongelukldgen lyder eenige verlichting van scyne benaauwdheid geven mochten: maar te vergeefs. Want ©ffchoen zelfs de ettering een' geruimen tyd onderhouden werd, ging het by aanhoudendheid met onzen lyder meer en meer achteruit: de koorts verliet hem nu nooit; zyne krachten namen van dag tot dag-zichtbaar af; Zyne eetlust verminderde hoe langer hoe meerder; hy werd dagelyks magerder ; en zyn aangezicht verviel oogfchynelyk ; zyne benaauwdheden namen meer en meer toe; tot dat hy eindelyk, na zeer veel te hebben uitgedaan, op den 7. Februari dezes jaars onder zyne ongemakken bezweek. Dus zagen wy, in een doorgaand bericht, hoe dit geval in zyn gantsch beloop zich 'hebbe toegedragen : nu ftaat ons nog te zien, wat een ontleedkundig onderzoek ons omtrent hetzelve geleerd hebbe: — en hiertoe zullen wy, in de eerfte plaats, kortelyk opgeven, wat licht het afgezette been ons, ter verkryging eener nadere kennis van het ongemak aan den hiel, heb^  FUNGUS AAN DEN HIEL; 243 hebbe bygezet; en dan verflag doen van het voornaamfie , dat wy, met betrekking tot des lyders ongefteldheid en ziekte, in zyn lyk ontdekt hebben: — zullende, zoo ik my nieC bedrieg, het eene en andere voldoende zyn, om ons een naauwkeurig denkbeeld tc geven, zoo van het ongemak zelve, als van deszelfs gevolgen; en teffens, om het gene ik by de inleiding dezer befchryving voorftelde , nader te bevestigen. Om het onderzoek van het afgezette been op eene gefchikte wyze te beginnen, nam ik eerst de maat van het gezwel. Ik bevond deszelfs omtrek, aan den wortel, van ruim iOf duimen te zyn j terwyl eene koord, van den hiel over hetzelve naar voren geflagen, de lengte had van bykans 9. duimen i en toen ik het gezwel op dezelfde wyze overdwars mat, bleek het iets breeder dan langer te zyn; daar de koord hier eene lengte vertoonde van omtrent 91 duimen i —« deze metingen waren zeer gefchikt, niet alleen om ons den juisten omtrek van het gezwel te leeren kennen; maar ook, om ons te doen zien, hoe Q. 2 fm  244 P. LUCHTMANS OVER EEN' het van zynen wortel opryzende, zich naar alle kanten uitzette, en tot welk èene aanmerkelyke hoogte het zich verhief. — Dit gedaan zynde , fneed ik het gezwel in de rondte , langs deszelfs wortel, met een fcheermes af: zoo om het alzonderiyk te kunnen wegen ; als om tellens te kunnen naargaan, hoe het inwendig aan den wortel ^efteld was. , Het gezwel dan, van den voet afgenomen en gewogen zynde, werd 14 fg zwaar bevonden : hierop overgaande tot een naauwkeuriger onderzoek van het overgeiatene gedeelte van hetzelve, maakte ik hiertoe dicht by den rand eene diepere infnyding in de rondte, fcheidende dus ditoverfchot, met een klein gedeelte der gemeène bekleedfelen en het pezige bekleedlel der fpieren van den ondervoet (k) ; en het gelukte my dit zoo te doen, dat het zelve zich genoegfaam overal vry zuiver vertoonde, en het zich in den eerften opflag het aanzien, als of het ongemak zich alleen bepaalde in den vetrok, die het zoo evengemelde pezige bekleedfel der fpieren van den onr (k) aponeurojis plantam  FUNGUS AAN DEN HIEL. 245 ondervoet met de huid vereenigt: doch hetzelve nader befchouwende, fcheen de wortel des gezwels tusfchen detwee hoofden van het pezige bekleedfel naar binnen te gaan, waarop ik dit bekleedfel meer zydwaards in de lengte dooriheed, en te gelyk met de daaraan zoo naauw vereenigde kleine buigfpier der teenen (1) van de daareven bovenliggende groote buigfpier der teenen (m) affcheidde: het welke ons ftraks deed zien, dat niet alleen een klein gedeelte van den buik of het vleezige deel der kleine buigipier, maar dat zelfs het bykomende hoofê (n) aan de groote buigfpier , het welke die fpier van den hiel ontfangt, en met zyne pezen vereenigt, was aangedaan; en dat de laatstgenoemde fpier, tegen over die plaats, daar het o tgemak tusfchen het bovengemelde pezige bekleedlel naar binnen drong, aan hare onderzyde met eenige langwerpige kleine fpekgezwellen bezet was (o). — Eindelyk fneed ik het zoo Q_ 3 even-t 0) flexor Irevis digltorum pcdk ,(m) flexor longus digitorum. pedt.s ' (n) capüt accesforium,  246 P. LUCHTMANS OVER EEN* evengemelde hoofd van de groote buig;pier, by derzelver beginfel, van den hiel af; u flens hare pezen, die van het been afkomen, affnydqnde: en daarop het eene en andere voorwaard? van de daarop volgende banden van de Deenderen des voets affeheidende, bleek het, dat zoo wel het bovenfte gedeelte van de groote buigfpier der teenen, als het bandachtige bekleedfel der beenderen van den ondervoet, volmaakt gezond was; doende Zich daarin niets op, 't welke naar de rntnfle ongefteldheid of ontaartmg Zweemde. Dus het hoofdongemak met alle naauwkeurigheid naargegaan hebbende, gingen wy over tot het onderzoek van de kuit: waaraan ook onze lyder, (zoo als wy reeds te voren aanteekenden,) federt eenigen tyd, een klein gezwelletje had ontdekt, dat hem, na het herhaald aanleggen van rattekruid op het ongemak aan den hiel, zeer gevoelig was geworden, en hem federt dien tyd eene doorgaande knagende pyn had veroorzaakt: — ten dien einde de huid met een gedeelte des, vetrpksj die Over de tweeling- fpier-  FUNGUS AAN DEN HIEL. 24? fpier (p) loopt, afgefcheiden hebbende, zagen wy welhaast aan hetonderlte gedeelte, naar de buitenzyde, een klein witachtig gezwel, iets grooter dan eene groote graauwerwt: het welke, door my geopend zynde, eene witte fmeer- of papachiige flof bevatte , in allen deele gelyk aan die, welke men gewoonlyk in de fpekgezwellen aantreft. — Dus fcheen 'er geen twyfel aan, of het was in de beginfelen een gewrocht van dezelfde kwade gefleldheid der vochten , die tot het eerfte ongemak van den hiel aanleiding had gegeven: — verder befpeurdèn wy hieromtrent niets , 't welke onze aandacht trok; zynde alles omtrent hetzelve, naar het uiterlyke aanzien, frisch en gezond. In meer dan één opzicht diende het gedane onderzoek ons, ter opheldering van dit geval, en tot recht verhand van deri waren aart en oorlprong van dit ongemak: — over den eerften oorfprong' toch (zoo als ik te voren reeds met een woord meldde) waren wy, by het houden der raadpleQ_ 4 Sin2 (p) wttfcuJus gemsllm  M P, LUCHTMANS QVER EEN* ging niet van dezelfde begrippen • zynde eenigen onzer van gevoelen^ dar het hoofdongemak aan oen hiel fcvnen een.en oorfprong verfchuldicxd ware aan een' zoogenaamd en winddoorn (q), of bederf aan het hielpeen (r): hetwelke door verloop van tyd zich uitbreidende, eerst het beenvlies (s) en de pezige banden (t) der beenderen van den ondervoet, en vervolgens de buigfpieren der teenen had aangedaan : en dat deze fpieren Vervolgens meer en meer ontaart zynoe geworden, eenfungeus gezwel daaruit ware voortgekomen ; het gene door verfcheidene oorzaken, vooral door de gedurige drukking by het gaan en itaan, m grootte was toegenomen, en naar buiten uitipattende, tot zulk een' trap van kwaadaartigheid geklommen was» als wy hetzelve gezien hadden Met meerdere waarfchynlykheid o-af een ander onzer, by de gehoudene raadpleging, in bedenking: of dit ongemak niet behoorde gebracht te worden, Cg) fpina ventofa (j^- ca.'ca neus ' ' (s^ psriolleum (ij ligaments'   2$0 P. LUCHTMANS OVER EEN' door verkeerde behandeling, dagelyks grooter geworden zynde, daardoor tot kwaadaartigheid was overgegaan; en het fungtüfegezwel, dat het onderwerp dezer befchryving is, veroorzaakt had. Tot deze gedachten meende ik meer dan ééne reden te hebben. — Het gezwel toch had ik, by het betasten, zoo beweeglyk op den voet gevonden, dat het my gants niet waarfchynlyk voorkwam, dat deszelfs eerfte begin en voornaamfte wortel zoo diep zat; veelmin uit het been zelve voortfproot: hierby kwam, (en dit1 was by my van veel gewicht,) dat onze lyder de teenen, tot het laatfte toe, met alle vryheid en dat zonder pyn bewegen konde ; het welke zekeriyk (indien de buigfpieren derzelven, die tusfchen het randachtige bekleedlel der beenderen van dén ondervoet, en tusfchen het gezwel, gelegen waren, zulk eene groote ontaarting ondergaan hadden) onmogelyk zoude hebben kunnen plaats vinden: eindelyk gaf het kleine gezwelletje; dat (zoo als wy boven zagen) aan het buitenfte gedeelte der tweelingfpier van de kuit ontftaan was, en deszelfs zitplaats had .. . even  FSJNGÜS AAN DEN HIEL. 25I even onder de uitwendige gemeene bekleedfeien; veel grond om te denken , dat ook het groote gezwel aan den hiel zyn eerfte begin niet in het been, maar (even gelyk het kleine) in de zachtere deelen, en wel in den vetrok, gehad had. Deze gedachte nu werd door het ontleedkundige onderzoek van het afgezette been ten vollen bevestigd: daar alle de beenderen van den ondervoet, met deszelfs bandachtige bekleedfeien, benevens de pezen van de groote buigfpier der teenen, gaaf en ongefchonden waren; en, daar het kleine gezwel, by deszelfs opening, een waar fpekgezwel bleek te zyn, werd het meer dan waarfchynlyk, dat 'er by onzen lyder eene zekere kwade gefteldheid in de vochten plaats had, die tot het ééne gezwel zoowel als tot het andere aanleiding gegeven had. Hierdoor werd myne reeds in den beginne opgevatte vrees voor nieuwe gezwellen zeer gefterkt: en dat deze niet ongegrondt geweest zy, maakten de kwalen , waarmede onze lyder by vervolg van tyd werd aangetast, en die hem na eene vleijende hoop eener fpoedige en gelukkige  252 P. LUCHTMANS OVER EEN3 ge genezing, ten laatsten in het graf fleepten, niet alleen zeer waarfchynelyk; maar, zoo ik my niet ten eenenmale bedriege, werd dit ten vollen zeker uit het gene ik, met den Heer de koning en de Heeren gkeve, na den doöd van onzen lyder in het lyk heb waargenomen. Naauwlyks was onze ongelukkige lyder geflorven, of de jonge Heer greve ,: door eene allerpryslykfle leergierigheid gedreven, gaf zich alle moeite om vryheid te be-; komen tot opening van het lichaam. Hierin gedaagd zynde , kwam hy dit aanflonds my mededeelen; met verzoek, om daarby te willen tegenwoor^ dig zyn. Begerig, om te zien of wy daardoor niet het eene of andere zouden mogen ontdekken, dat my in myne gedachten omtrent de oorzaak en den aart der ongefleldheid van onzen lyder bevestigde, nam ik zulks gretig aan: en ten dien einde nog dezen zelfden avond met de beide Heeren greve, en den Heer Doctor de koning faamgekomen zynde, begonnen wy het onderzoek met het openen der borst: de kraakbeenderen der ribben op de geyone wyze doorgeleden, en het borstbeen.  fungus aan den hiel. 253 been van de fleutelbeenderen afgefcheiden hebbende , lichtte de jonge Heer greve het borstbeen op; en hetzelve , naar den loop van het middelfchot, van boven af tot beneden toe^ losgemaakt hebbende , floeg hy het over den buik hene, op dat wy vryelyk in het binnerile der borst zouden kunnen zien. Naauwlyks vestigden wy het oog op de beide holligheden der longen, of wy zagen, dat hier gewichtige ontdekkingen te doen waren: — de linkerlong was by het openen van het borstvlies (w) niet toegevallen, zoo als zulks anderszins in den natuurlyken ftaat plaats heeft; maar zy bleef opgezet, zoo datze hare holligheid ten vollen bleef beilaan: en toen wy haar poogden faam te drukken, bood zy flerken wederftand; en wy bemerkten , datze op verfcheidene plaatfen aan het borstvlies was aangegroeid: — hare zelfftandigheid was ook veel vaster en harder dan gewoonlyk: het was even of wy op vet duwden, dat wel eenigszins voor eenen drukkenden vinger wykt, doch alleen tot zekeren trap; en (w) pleura  254 p- LUCHT MANS OVER ÊEN' en het was dus even of de long met eene foort van vet of fmeer bezet wa-' re: — dit kreeg nog meer waarfchynlykheid door hare kleur en het uiterlyke aanzien: — zy was van buiten ten eenenmale wit, en had overal veel overeenkomst met een' grooten vetklomp, die de gedaante der long had; en toen wy vervolgens deze long doorfheden, vonden wyhaar van binnen allerwegen met eene vet- en fmeerachtige ftoffe bezet. De rechterlong was zekerlyk minder ontaart, dan de linker: en niet alleen was zy by het openen van haar borstvlies toegevallen , ja genoegfaam overal van hetzelve los; (bevattende het borstvlies eene matige hoeveelheid van een doorfchynend roodachtig vocht;) maar de long was ook op vele plaatfen uiterlyk gezond, en, zoo als men zulks veeltyds ziet, hoogblaauw: op verfcheidene plaatfen echter was zy bezet men knobbelachtige gezwellen (x), die van verfchillende grootte en gedaante waren; en waarvan het eene meer verheven was dan het andere: zoo dat, daar 'er fommigen aanmerkelyk boven hun- (t) zie Fig. HL  FUNGUS AAN DEN HIEL. 25$ hunnen naasten omtrek uitpuilden (y); de anderen integendeel meer binnenr waards lagen, en (als het ware) in de zelfstandigheid der long4 inzonken (z). Vervolgens, tot nader onderzoek der long, een gedeelte daarvan affnydende, bevonden wy, dat 'er binnen in dezelve nog verfcheidene andere gezwellen waren, die zich aan den buitenkant niet vertoonden, en insgelyks in grootte en gedaante verlchifden: dezen, even als de buitenlten, opgefneden zynde, toonden door de fmeerachtige ftoffe, die zy bevatteden, den aart van een gewoon fpekgezwel of Jleatoma te hebben. Na dus de beide longen naauwkeurig onderzocht te hebben, openden wy de holligheid van het hart: wy Honden verwonderd het hartenzakje (a) (dat in deszelfs gezonden flaat overal glad en gelyk is) allerwegen ruw, en met harde en puntige verhevenheden bezet , te vinden, die witachtig van kleur waren, eenigszins naar geel trekkende, en dus in hare kleur veie over- een- (y) a, h, c.d. O) e, f. (a) pericardiam  25^ P. LTJCHTMANS OVER EEN* eenkomst hebbende met vet: — heè oog over den gebeelen omtrek van het hartenzakje latende gaan , maakte deszelfs geheele oppervlakte de vertooning van eene doorgaande beginnende" zoutfchieting, of cryftallijatie. — Het hart was in deszelfs omtrek met diergelyke verhevenheden bezet, als het hartenzakje, en maakte eene evengelyke vertooning: zynde alleen dit onderfcheid daarin , dat de uitbottingen iets korter waren. — Verder vonden wy hier niets dat eenige opmerking verdiende: het hart had zyne natuurlyke gedaante; en het hartenzakje bevattede eene matige hoeveelheid van een doorfchynend en lichtrood gekleurd vocht. Dus de borst verlatende, openden wy den buik: doch ook hier ontdekten wy niets buitengewoons : zynde alle deszelfs ingewanden, naar het uiterlyke aanzien, gezond en natuurlyk gefield: — en daar,; gedurende het geheele beloop der ziekte, zich niets by onzen lyder had opgedaan , het welke eenigen fchyn van ongefleldheid in het hoofd gegeven had; en de omflandigheden niet wel toelieten, om ons onderzoek lan-;  FUNGUS AAN DEN HIEL.' 257 langer voort te zetten , Haakten wy hetzelve: meenende, uit het gene wy gezien hadden , genoegfaam ontdekt te hebben, het gene ons tot noodige kennis en verftand der ongemakken van onzen lyder dienen konde: — immers , zoo ik my niet misgisfe, bleek het nu, by debefchouwing der longen, zonneklaar; dat alle de ongemakken, die onze lyder, na het afzetten van het been, ondergaan had, alleen toe te fchryven waren aan die zelfde flof, die te voren de fpekgezwellen aan den hiel en aan de kuit veroorzaakt had: en die, nadat zy (op de gedane operatie) een' geruimen tyd door middel der daaropgevolgde ettering was ontlast geworden; na verloop van tyd (by de mindering der ettering) in het lichaam opgehouden zynde, en allerwegen door hetzelve onigeloopen hebbende, zich eindelyk in de vaten der longen had vastgezet, en aldaar zware veritoppingen te weeg gebracht hebbende , de hierboven befchrevene fieatomateufe gezwellen en ontaartingen gemaakt had : met dat gevolg , dat de blyde hoop van herftelling, die ons in den beginne zoo aangenaam Xiv. dml. R, . ylejs  258 V. LUCHTMANS OVER EEN* vleide, verdwenen zynde, onze ongelukkige lyder, ten laatften, na het uitftaan van de geweldiglte benaauwdheden , daardoor uitgeput en bezweken zy. Dus zagen wy uit dit geval 1.) Hoe de natuur ; om -zich van eene fchadelyke ftofïe, die in bet lichaam gevormd en opgehoopt word, te ontdoen, en het gevaar, dat haar deswegens over het hoofd hangt, af tekeeren; niet zelden, met zuik een heilzaam oogmerk, die nolle naar het eene of andere deel van het lichaam dryft , wiens werking mindere verknochtheid heeft met het leven: daar zy wel eenig ongemak veroorzaakt, doch dat meermalen van weinig aanbelang is; en het welke, met voorzichtigheid behandeld, en behoorlyk gemydt wordende, dikwerf een' zeer langen tyd met gering ongemak gedragen word, en den mensen voor het overige gezond laat. Maar wy merken hier 2.) aan: hoe zulk een uiterlyk ongemak, wanneer het, in den beginne, niet naar behooren vermydt, maar veronachtfaamd worden door herhaalde drukking, als andersZins  FUNGUS AAN DEN HIEL. 259 gins, getergd zynde, daardoor meermalen in korten tyd tot eene aanmerkelyke grootte toeneemt. 3. ) Leeren wy hieruit, hde fommige ongemakken , wanneer zy door zekere geneesmiddelen al te fterk aangetast; of door mingefchikte kunstbewerkingen te fel beltreden worden: fomwylen zeer ontaarten, en zoo kwaadaartig worden, dat daardoor niet alleen het leven in gevaar komt, maar dat meer dan eens de dood zelf daardoor veroorzaakt word. 4. ) Geeft de befchouwing van dit geval veellicht, in de wyze, waarop men, in de behandeling van dergelyke gevallen, zich te gedragen hebbe: en zy levert ons daaromtrent verfcheidene nuttige lesfen op. Ten eerften: wy leeren hier, uit deze en foortgelyke uitwendige ongemakken, van hoe weinig aanbelang zy in den beginne ook fchynen; onder welke eenvoudige gedaante zy ook in den eerften opdag zich Vertoonen: datzy altoos met vele omzichtigheid moeten behandeld worden: —■ daar men by ondervinding ziet, dat dezelven uit geringe beginfelen niet zelden tot eene aanmerkelyke grootte toene- K 2 men,  z6o p/luchtmans over een' men, en teffens zeer kwaadaartrg worden. Ten tweeden: dat ook," wanneer zulke ongemakken by aanhoudendheid toenemen en verergeren r zoo dat 'er niet alleen geene hoop zy, omze te zullen overwinnen; maar het veeleer te vreezen Haat, dat zy door den tyd treurige gevolgen zullen naar zich liepen : men niet te lang moete wachten, omze door de kunst weg te nemen: — daarzy, door verloop van tyd meermalen diepere wortelen fchietende, in de nabygeiegene deelen zulke zware verwoestingen te weeg brengen: datze naderhand, of geheel niet; of niet dan met verlies van het geheele deel, waarin ze ontflaan zyn, kunnen worden 'weggenomen: en het ook fomtyds gebeurt, dat door verdere ontaarting, de overige vochten van het lichaam aangefloken wordende, meer foortgelyke ongemakken op andere plaatfen voortkomen , of het geneele lichaam ziekelyk word. Ten derden', wy zien daarenboven, dat het niet altoos voldoende zy, het ongemak zelve weg te nemen; maar dat het teffens allernoodzakelykst zy, dat men zich beyvere, om (zooveel moge-  FUNGUS AAN DEN HIELJ 261 gelyk) de aanleidende oorzaken m tyds tegen te gaan: daar het anders te vreezen is, dat 'er één of meer nieuwe gezwellen van denzelfden aart er of ander fcherpi/zJlrument,in ftaat om wonden aan te brengen : — door den mensch ingenomen zynde, werken deze vergiften door hunne hoekige fcherpe puntert, op het teedere en gevoelige faamftel van maag en darmen: zy prikkelen, vliemen^ fnyden de vaten open; brengen ontftekirrg, bloedftorting, en verzwering S 2 te.  27^ G. DE WIND OVER te weeg: het zenuwgeftel word op eerie hooggaande wyze in beweginogebracht; waaruit braking, hik, en ltuipachtige trekkingen geboren worden, die zeer ras de gantfche dierlyke huishouding van' het lichaam verbryzelen, en in een' ftaat van werkloosheid brengen , waardoor zy ontbonden, en met den dood ten eenenmale vernietigd word. Sommige vergiften uit het ryk der bergftoffen zyn natuurlyk: vertoonende zich in hunne eigene gedaante; of wordende , door fcheidkundige bereidigen, tot den ftaat van vergiften overgebracht. Velen van die, ingenomen zynde, werken op eene bedekte wyze: anderen met eene meerdere zichtbaarheid en gewaarwording : ten hoogften echter gevaarlyk, dewyl zy, door de fcheidvochten van maag en darmen ontbonden en opgeflorpt; door beweging, warmte, en levende kracht van het lichaam in werking gebracht; dieper in het lichaam indringen, en de vochten van hare natuurlyke zachte geaartheid berooven: waardoor zy naar den aart der vergiften, en de werkende kracht des  DE VERGIFTEN. 277 des levens , eenen meerderen of minderen trap van fcherpte ontfangen: bekwaam om dezelfde doodelyke uitwerkingen te veroorzaken, die byna aan alle vergiften gemeen zyn. De vernielende kracht van andere vergiften, voornamenlyk uit het ryk der planten, bepaalt zich, om de vaten van het dierlyke lichaam hevig faam te trekken: de vochten te verdikken; den omloop derzelven te vertragen; de werkingen der affcheidende en uitwerpende emunctoria van het lichaam te belemmeren, en ten eenenmale te verdooven: waardoor vroeger of later de dood word te wege gebracht. Sommige vergiften werken, door een verrottend vermogen, zoo hevig op de vochten, dat zeer ras het famenweeffel zoowel der vaste als vloeibare deelen ontbonden, en in een rottig Hinkend liquamen veranderd, gepaard met alle doodelyke teekenen, ten lichame uitvloeit. Doch verre de meesten, en v/el de gevaarlykften, oefenen hunne verdervende kracht op die edele., en voor het leven zoo noodzakelyke werktuigen; het hart en de longen: dewyl zy, door eene hevige prikkeling, het S 3 l*  273 Q. pp WIND OVER levendwerkende beginfel dezer deeleh Verontrusten: met hunne bewegingen te veel aan te zetten; of door traagheid te verminderen, en te doen ophouden • en dus door onregelmatige werkingen eene geheele vernietiging van levenstrachten te voorfchyn brengen Het is zeifs ten hoogüen waarfchynjyk, dat de verbazende uitwerkingen der vergiften ten grooten deele aan de beledigde bewegingen van het hart en de longen moeten toegefchreven wordenten minsten dat deze bewegingen altoos medewerken, en dus temeerdoodelyk zyn. Hierdoor kan men licht begrypen, uit welke oorzaak de vermogens van gevoel en beweging, die onzen wil ten dienfte ftaan, zoo jammerJyk m wanorde geraken; waardoor het naauwe verband van ziel en lichaam onder de angstvalligfte benaauwdheden zeer ras verbroken word: — zelden kunnen de krachten der natuur van liet dierlyke lichaam hierin iets te wege brengen. Mét recht inag men onder deze bovengemelde clasfis van veraiften de fchadelyke micjmata fteilen, die de luchtbederven: hoewel zy niet altoos Wi m eene vernielende kracht hunne kwaad-  DE VERGIFTEN; 279 kwaadaartigheid aantoonen, werken zy echter, met weinig geringheid van {toffe, op eene bedekte en byzondere. wyze- brengen halsftarrige en kwaadaartige ziekten voort, die moeilyk door de natuur van het lichaam kunnen overwonnen worden; zynde maar al te dikwerf de uitvloeifels van rottende lichamen. Heeft nu, door alle eeuwen heen, de dadelyke ondervinding geleerd, op welke wonderbare, fyne, en bedekte wyze, de vergiften hunnen rol fpelen: zoo is het echter den fchranderflen natuuronderzoeker , hoewel door eene talryke en regelmatige aaneenfchakeling van proefwaarnemingen geholpen, nooit gelukt, om reden te geven van hunnen inwendigen aart, natuur, en zoozeer verichillende uitwerkfelen, aan ieder vergift in het byzonder eigen j — waarom lömmigen op deze; anderen wederom op andere deelen van het lichaam werkende zyn? Alles is hier, even als de oorzaak van de kracht en mededeeling der beweging; de zwaarte- en aantrekkings^ kracht der lichamen ; en meer andeS 4 re.  28o G. DE WIND OVER re verfchynfelen in het gefchapene ; goor den Goddelyken wil met eene floers van duisterheid omhangen. Indien onze oogen konden indringen tot het gezicht van het wonderb re larnenweeffel der deelen, waarvan de byzondere verfcheideuheden der vergifven. afhangen: welk eene verbazende vertooning van onnaaryolgelyk borduurfel, zouden wy dan niet befchouwenin hetmaakfel dezer deelen ? Doch het heeft den aanbiddelyken Schepper behaagd , om aan de vermogens onzer ziel eene bepaalde uitgeflrektheid van kennis te hechten, nopens het onderzoek der ftoffelyke wezens, die ons omringen: — 'er zyn palen gefield aan het menfchelyke verffand , die. GOD niet heeft gewild, dat men overichreiden zoude. Lat et, aeternumqne latebit, is de uitmuntende taal van baglivi (c), mink ma illa at: Jubtilis, non folum a fenfibus , Jed ab humanae mentis acie prorfus retnota, folidarum aeque ac Jiuidarum corporis viventis part mm textura; — JallU turquoque nonraro experientia, fi ratio-, nis. ductu juertt dejlituta: quapropter, nij% 00 2AGLIVI Ötera medici, C. /ƒ./>. 6,  DE VERGIFTEN. 2.%l wutvam fibi heem ccmnnmicent, aeqvcm trrtns atijam fratbebuut: welk laatfte zeggen van dezen zoo beroemden geneesheer maar al te dikwyls bevestigd word ; en zich vertoont in de zoozeer van eikanderen afwykende /yfiemata of fa men ft elfels , die geneeskunde en wysbegeerte aan het mensen-? dom oplevert. Ik ga nu over, om van fommige die-? ren te fpreken, wier fchadelyk vergift altoos de aandacht en het onderzoek van het menschdom naar zich heeft getrok-r ken. Van de eerfte kindschheid der waereld af werd de mensch door ondervin-ï ding geleerd, hoe doodelyk de beet ware van vergiftige adders en Hangen; de vlugge en ais oogenblikkelyke uitwerkfelen van het vergift verbaasden hem. Wanneer de hraëliten, in hunne omzwerving door de woestynen van Jrabië, hunnen God en Wetgever door hemeltergende murmuréringen hadden vertoornd, gebruikte God deze dieren als werktuigen van wraak %vl Verzoening, om dit hardnekkige volk S 5 ter  S>§2 G. DE VIND OVER ter gehoorzaamheid zyner allerheiligste geboden en inzettingen te rug te brengen (d). a De degyptenaren befchouwden deze dieren als voorbeduidfelen van ge* luk of ongeluk: zy werden als heilig aangezien; men zwaaide hun den rook der offerhanden toe ter bevrediging* en die niet vergiftig waren, hield men in meerdere eere. De priesters gebruikten hen als werktuigen hunner voorfpellingen ; en het werd als een gelukkig voorteeken gehouden, wam neer deze dieren het offer proefden en zich traaglyk om den altaar beweegden. De ftang werd, in de Biëroglyphilche of fpraakbeeldige taal der priesteren, als een zinnebeeld van macht en heerlykheid aangenomenhunne priesters , zoowel als die van Aethhpïè, gelyk diodorus siculus (e) getuigt, droegen langwerpige hoeden, waarvan de kruin vcrlierd was met omslingerende figuren van afpides, of zeker loort van vergiftige Hangen; — en het diadêma hunner Koningen praalde altoos met de figuren van dit zinnebeeld, (d) Nuprer. XXI. vf. t—r,. C?) moDOR.. sicul. Li'b. £11.  DE VERGIF 'TE N. 283 beeld. Volgens aelianus (f) werden 'er in alle tempelen van Aegypte flangen opgevoedt, en in voedfel on? derhouden, tot godsdienftige gebruiken. By de Grieken, het bygeloof der Aegyptenaren naarvolgende, öntfingen deze dieren dezelfde eerbewyzingen. jupiter werd, op verfcheidene plaatfen in Griekenland, onder de gedaante van eene Hang aangebeden. Zy werden by de goden zeiven in de hoogde eer gehouden, en geen god was 'er, die niet met eene flang, als zinnebeeld van waakfaamheid en voorzichtigheid, zich verfierde. Onder de vergodenen was ook aesculapius, de god der geneeskunde , aan wien de ilang was toegeheiligd, die de meeste eerbewyzing ontfing; men richtte hem tempels en altaren op, waaronder die van Epidaurus, eene Had van groot Griekenland, aan de kust van den Adriatifchen zeeboezem , de beroemdfte was: hy liet zich nooit zien, dan onder de gedaante van eene flang; en volgens het fabelachtige yerhaal van aurelius victor, nam AE- (0 ae+ianü's de N-atvra animathim: Lib.X.ca*. \\\ <  284 g. de wind over aesculapius de moeite, om, op het verzoek van eenige Romeinfcbe alge* zanten, wanneer zy hem in zynen tem* pel te Epidaurus aanbaden, om. Rome van de pest te verlosfen, de gedaante eener flang aan te nemen: hy vér* gezelde in die gedaante de afgez op hunne terugreis; en naby Rome genaderd zynde, fprong hy uit de galei, ter plaatfe, daar de rivier de Tiben een eilandtje maakt: men (lichtte hem op die plaats een' tempel; en men be* merkte terflond, dat de pest ophield: — dit gebeurde in het 35ofte jaar van Ron mes opbouw. Uit al dit bygebrachtekan men licht bemerken, waarom aesculapius meestal, op de gedenkpen* ningen en beeltenisfen der oudheid, met eene flang vergezeld word algebeeldt: zyne ftaf, met eene flang daarom geflingerd, is federt het zinne* beeld der geneeskunde. By de Romeinen, en andere afgodi* fche volkeren, werkte het bygèloof ten dezen opzichte niet minder; en is Zelfs in deze dagen nog werkende op de verharde gemoederen der Afiatifcbe en Africaanfche natiën. De Fe ticbes of afgoden der Negers, zyn meestal afzien*  DË VERGIFTEN. 285 zichtelyke afbeeldingen van adders * Hangen, en andere vergiftige dieren: de pagoden of tempels van Afïê pronken, op dezelfde wyze, met deze affchuwelyke vertooningen: — zooveel vermag het bygeloof! Ünder alle de luchtftreken dezer bewoonbare waereld, doch wel voornamenlyk onder de verzengde luchtftreek, worden adders, flangen, en andere vergiftige dieren gevonden : die in uitwendige geflalte, kleur, grootte, kracht van vergift, en verscheidenheid van foorten , zeer van eikanderen verfchillende zyn: — zeer velen echter zyn 'er ontdekt, die geheel onfchadelyk of zonder vergift zich vertoonen. De Ouden waren ten hoogflen in gevoelens verfchillende, omtrent de ware zitplaats van het vergift in adders en flangen. Verre de meesten waanden, dat hetzelve in de galblaas zich onthield; en door fyne buisjes naar het tandvlies gevoerd werd: daarby voegende, dat dit vocht gedronken zynde het allerdoodelykfte vergift ware, het gene gevonden kondë worden. Anderen befchuidigden het fpeek-  28Ö g. dé wind over" fpcékfel, H welke het dier, door woede getergd, van zich uitwerpt, wanneer hy den doodelyken beet dreigende is"; Sommigen wederom zochten nctzelve in de tong en tanden: anderen in den ftaart. Na zoo velé eeüwen van twist eii onzekerheid over de bewaarplaats van dit vergift, bracht de XVII! eeuw een' fchranderen Italiaan te vöorfchyn^ die door keurige waar- en proefnemingen, wel betwist, doch echter thans algemeen aangenomen, de ware zitplaats bepaalde (g). rhedi, eerfte' Lyfarts van den Groothertog van Tofcane, ferdinand den II. en coSmus den lil., geboren in 't jaar 1Ó26. te Arezzo, eene ftad in het Tofcaanfche-gebied, én geftorven in't jaar 1697. was de eerfte, die beweerde: dat het vergift dezer dieren uit een geel vocht belfond, in fmaak en kleur mei olie van zachte amandelen zeer wéf overeenkomende; en zich ophoudende in den bodem of wortel van die twee fcheden of holligheden, binnen welken de twee hondstanden van het Böu ven- _ (g) rhetm Experimenta circa res naturaksi Tonn U.jpag'. 157. et feqa;  i> È VERGIFTEN. 28? venfle kakebeen, waarmede zy den beet doen, belloten liggen: en nam verder waar, dat Wanneer de adder zyne tanden van die fcheden ontblootte, en toebeet, noodzakelyk dat gele vocht of vergift, over de tanden heenvloeijende, in de wond moest invloeijen: dewyl deze fcheden of blaasjes , aan den wortel der tanden hangende, het vermogen bezitten, om zich faam te trekken, en wederom over die tanden heen te fchuiven. Hy toonde aan, dat het vergift niet fchadelyk is^ wanneer het door den mond word in-genomen; maar dan alleen, als de adder den beet in het werk fielt, en het gele vocht in de wond word uitgeltort: dat ditzelfde vocht, uit een' dooden adder genomen, altoosvenynig is, Wanneer het in de wond gebracht, en met het bloed van het gekwetffee beest gemengd word; het zy men 'cr zich van bediene, als het nog vloeibaar, het zy als het gedroogd en tot poeder gemaakt is. Zyne proefnemingen, op .adders van Italië ondernomen, leerert ons.aak, dat de olie van tabak een doodelyk vergift zy voor deze dieren, ■wanneer men derzelver huid met eene naald  S88 g. de wind over naald doorfteekt, die in haai* oog eeir draad heeft, met olie van tabak bevochtigd. De ondervinding deed hem teffens waarnemen, dat wanneer de adder in zyn' beet zich geheel van dat gele vocht ontlastte; en hem andere dieren ter byting werden aangeboden; deze beten niet doodelyk waren i het gene licht te begrypen is, dewyl 'er tyd vereischt word ter bevordering der jecretie of affcheiding van een nieuw vocht. Dat dit doodelyke vocht niet fchadeiyk ware, om door den mond ingenomen te worden , toonde rheüi ten klaarden aan, in de proefneming van eenen giacomo sozzi , een' addervanger: die, in bywezen van verfcheidene Ffaremynfcbe geleerden , waaronder rhedi zelf was, een' vollen lepel van dat vergift of geel vocht met de uiterfte bedaardheid uitdronk; en den volgenden dag herhaalde. Deze proefneming werd gedaan met groote, al Ier vergiftigde, en getergde adders. De oprechte fchryltaal van dezen zoo beroemden man laat niet toe$ dat wy in zyn verhaal eenige de min£te twyfcling zouden dellen* Hoezeer nu deze proeven, gepaard mefi  DE VERGIFTEN. 289 met zyne naauwkeurige waarnemingen omtrent de voortteeling der diertjes, en zyne verhevene bekwaamheid in de Italiaanfcbe dichtkunde, (waarvan zyn bacco in Tojcana een eeuwigdurend bewys met zich wegdraagt,) den roem van rheui door geheel Europa heen verfpreidden; — vond echter moyses charas (h) een geleerd Fransen geneesheer goed, om fommigen van die proefwaarnemingen te beftryden: hoewel hy die van de venynige uitwerking des tabaks; en van de onfchadelykheid van het gele vocht, inwendig gebruikt, door zyne eige waarnemingen bevestigde, charas wilde, dat het gele vocht, door kwylklieren, in den mond hangende, bereidt, en in de blaasjes der tanden door va/a lympbatica of water vaten, uit die kliertjes voortkomende, ingevoerd werd; en niets anders ware dan het zuivere fpeekfel van het dier zelve, met geen venyn bezwangerd, en dus geheel onfchadelyk: waaruit hy dan belloot, dat de verbeeldingskracht van den getergden adder, aangezet door het denkbeeld xiv. deel. T van ' (h) moyze charas ExpHcation fur la vipére : Cfrap. IF.pag. 91. et fuiv.  ^9° G. DE WIND OVER van wraak, in zyne dierlyke geesten of fpiritus animales eene beweging veroorzaakte, waardoor zy met hevige kracht invloeiden in de holligheden der tanden, en door den beet des adders Zich vermengden met het bloed van het gebetene dier, om daar alle de mtwerkfelen van een doodelyk vergift voort te brengen: zoo dat al de werkiaamheid van het venyn tot niets anders zich bepaalde, dan tot de getergde dierlyke geesten van den adder zetve. Deze vooronderfteliing van charas heeft zeer weinig indruk gemaakt op de gemoederen der geleerden: en men heeft de verdere opheldering van deze gewichtige ftoffe te danken aan den onvermoeiden arbeid, en het doordringende vernuft, van den alomberoemden RicHARD mead, Engelfchen geneesheer en Jyfarts van george den Jl. in zyne voortrefTelyke verhandeling over de Vergiften. Dees uitmuntende man, de proefnemingen van rhedi naarvolgende, hield dikwyls den ge* tergden adder met de hoogfte omzichtigheid vast; deed hem zyn vergift, uitfpuwen ; en met de uiterfte zorg hetzelve op een glas geplaatst heb:  DE VERGIFTEN. 2Q* hebbende, bevond hy, door het microfcoop , dat in dit venynige vocht een deel fyne fpikkeltjes van zout dreven ; die na eenigen tyd in zeer puntige kryflallen veranderden , welken als uit zekere knoopen fchenen voort te komen: zynde zoo hard, dat zy verfcheidene maanden op het glas onveranderd bleven. De gantfche famenweving geleek eenigszins naar een fpinneweb, doch was oneindig dunner en fyner. In zyne ontleedkundige befchryving van het hoofd des adders nam hy waar, dat in het boven* He kakebeen, even als men by de meeste vleeschverflindende dieren befpeurt, één, twee, fomtyds drie, holle tanden gevonden worden: — dat deze tanden, zeer naar flagtanden gelyken* de, een weinig krom gebogen naar achteren Haan: — en dat eene holligheid in dezelven loopt, van den wor* tel af tot dicht aan de punt; alwaar zy eindigt met eene fpleet (niet ongelyk aan die van eene fchryfpen) in het bo* ventte of bolle gedeelte van den tand; door welke fpleet de adder zyn ver* gift uitftort: — behalven deze vergif* tige tanden . op iedgre zyda van d&  292 G. DE WIND OVER bovenkaak geplaatst , heeft zoo wel de boven- als onderkaak nog verfcheidene kleine tandjes met fcherpe punten , om de prooi te vatten, terwyl het dier bytende is. Het getal hiervan is zeer onzeker: en was oorzaak van den onderlingen twist der Oude geneesheeren, met betrekking tot hetzelve. Somtyds vindt men 'er zes of zeven • dikwyls minder; aan de zyden van het opper- en onderkakebeen : de vergiftige tanden van het bovenfte kakebeen hebben aan de binnenzyde van hunne wortelen kleine gaatjes , waardoor vaten loopen ter hunner voeding. De Heer mead toont verder aan , dat de eigenlyke bron van dit venynige vocht, van het bloed afgefcheiden, haren oorfprong neemt ■ uit klieren , geplaatst op de zyden van het hoofd, aan het achterfle van ieder' oogbol, onder eene fpier, die tot neerdrukking van de bovenkaak dient: in welke plaatfmg eene verhevene kunst zich vertoont; dewyl hare werking de fecretie of affcheiding bevordert van het vocht, 't welke onder het byten word uitgeperst. Deze kliertjes be-  DE VERGIFTEN. 293 bedekken de wortels der lange venynige tanden; hebben ieder hunne uitwerpbuis , uit welker famenloop eene gemeene afleidende buis voortkomt; die, tot de wortels der tanden zich uitftrekkende , het gele venynige vocht in de blaasjes, aan de wortels der tanden hangende , van zich afgeeft. Het is de werking der bovengemelde fpier niet alleen , waardoor, de uitfypeling bevorderd word ; het dier zeif helpt hier mede : want, zoodra het bytende is > drukt het zyne tanden tot de wortels toe in de wond; dus worden deze blaasjes nog meerder geperst, om zich van haar vocht te ontlasten. Het is echter zeker, dat deze beten niet altyd vergiftig zyn j de reden hiervan fchynt te wezen , dat het dezen dieren nu en dan aan vergift ontbreekt, of dat het fomtyds in de wond niet met het bloed vermengd word. De Abt felix fontana, beroemd Italiaamch natuurkundige, niet voldaan van alles , wat men over dit onderwerp vóór zyn' tyd gefchreven had, heeft in het jaar 1781. te ikT 3 ' rer^  594 G. DE WIND OVER revceeen alleruitmuntendst werk (i) in het licht gegeven , voor een gedeelte handelende van het vergift der adders: welk werk het korte begrip in zich bevat van zesduizend proefnemingen ; waartoe drieduizend adders flachtoffers zyn geweest van zyne hevige drift ter naariporing van dit aanmerkelyke deel der dierlyke natuurkunde. Uit deze waarnemingen word volkomen bewezen , dat de adcer dne foorten van tanden heeft: r- dat de hondstanden alieen de vergiftige tanden zyn: — dat deze tanden, (door eenefchede bedekt,) wan* neer het dier byt, het receptaculum of de bewaarplaats drukken , waarin een geel vocht zich ophoudt; 't welke het vergift zelve is: — dat het vergift van den adder, zoo verfchriklyk voor de meeste dieren, echter geene vatbare kracht van werking oefene op het lichaam van Hakken , bloedzuigers, en flangen; en dat dus zyn beet onvermogend is, om deze dieren ter dood te brengen, even 0) f. fontaka , Traité fup k ven-in de la riW «fa Qfo Ffai i?8j, //. Tom,. 4°. «vee  DE VERGIFTEN. 20$ even zoo min als, wanneer zy eikanderen byten, deze beet voor henzelven doodlyk is. De Abt fontana beweert verder, dat dit vergift geen kenmerk in zich bevatte van een zuur of loogzout te zyn, zoo als eenige fchryvers voorgeven; maar dat het van een' gomachtigen aart zy, zonder eenigen bepaalden fmaak. Deze keurige naarfpoorder had de ftoutheid, om al het venyn, het gene hy uit den adder deed druipen, op de tong te nemen , en daarmede den mond te bevochtigen, zonder ander bykomend vocht, dan alleen van zyn fpeckfel: hy werd niets anders gewaar, dan eene famentrekking en wrangheid in den mond: zeer verfchillende van het venyn der [corpioenen, het v/elke bytend is ; of dat der byen en horfels, waarvan de fmaak bitter is, en op de tong eene fenfatie of gevoel geeft van een alterfcherpst mineraal zuurvocht. fontana heeft, gedurende eene reeks van jaren, het vergift van een' dooden adder in zyne volle kracht behouden, zoo als hetzelve befloten lag in de hplligheid van een' tand, die uit zyn alveolus of kas geweken T 4 was:  20<5 G. DE WIND OVER was : ja (dat wonderbaar is) dit vergift gedroogd, en tot poeder gebracht zynde , verloor zyne werkfaamheid met, dan ten einde van acht of negen maanden. Volgens het gevoelen van dezen Abt werkt de kracht van dit verbazende vergift alleen op het bloed, 't welke eene oogenblikkelyke coagulatie of ftolhng in zyne vaten ondergaat; waaruit eene onmiddelyke wanorde in het gebetene lichaam geboren word, die een' Ichielyken dood te wege brengt, gepaard met allerhevigfte fluiptrekkingen cn zware pynen: — doch deze bloedftolling heeft geen plaats , dan by het leven van het gebetene dier: want het bloed, na deszelfs dood uit de vaten afgetrokken, blyft vloeibaar, hoezeer men daarop vergift late druipen; en neemt eene zwarte kleur aan. Hy gelooft verder , dat de fchielyke dood veroorzaakt worde, uit hoofde, dat de kracht van het vergift, de irritabihteit of gevoelige prikkelbaarheid van het fpiergeflel zeer ras vernietigende, een beginfel van verrotting in de vaste en vloeibare deelen aanbrengt; en welk rottig beginfel het eigenaartige ken-  de vergiften. 297- kenmerk van het venyn des adders uitmaakt. De proefnemingen, door fontana in het werk gefteld, hebben hem ten vollen overtuigd, dat de beet van een' vergiftigen adder niet volftrekt voor den mensch doodelyk zy; hoewel hy echter zoude moeten bezwyken voor den beet van meerdere adders. Eene berekening, die de Abt vastgelteld heeft naar de hoeveelheid van het vergift, in betrekking genomen tot de grootte van een gebeten dier, komt hierop uit. De hoeveelheid van het venyn, hetwelke de adder in zyn blaasje of bewaarplaats met zich voert, bepaalt hy op twee greinen. Uit deze bepaling wil hy by gevolgtrekking afleiden: — dat een duizendfle deel van een grein genoegfaam zy, om eene musch of klein vogeltje om hals te brengen; — dat een zesduizendfte deel van een grein eene duif ter dood brengt, die zesmaal zwaarder weegt dan de musch zelve: — dat drie greinen van het vergift voor den mensch volftrekt doodelyk zyn; en dat men wel twaalf greinen nooT 5 dig  203 Cf. DE WIND OVER dig hebbe, om een' os van kant te helpen , die 750. ponden zwaar weegt. Onder alle de tegengiften voor den venynigen beet van een'adder, heeft het eau de Luce, een doordringend okali volante, den meesten roem verworven : doch de beroemde fontana heeft door herhaalde proeven waargenomen: dat, welverre van nuttig te zyn, dit eau de Luce de ziekte verzware j en zelfs den dood in verfcheidene dieren, als kikvorfchen, konynen, en anderen, verhaaste. Het venyn der adders en flangen is meerder of minder gevaarlyk, naar de verfchillende trappen van hitte; waardoor het als bewerkt, en eene heviger 'kracht daaraan word bygezet. In de zuidelyke ftreken der vier waerelddeelen is hun beet het allervergiftigfte; en bygevolg het allerfchadeiykfte : deze dieren worden door geheel Europa gevonden; doch in de noordelyke landftxeken in minder getal. linnaeus (k) getuigt, dat de adders in Zweden vry gemeen zyn , en hun beet fomtyds doodelyk. Volgens lin- 0.i) linnaei Fauna Suecica: pag. 96.  DE VERGIFTEN. 2'QQ Lïndestolpe is dc caecilia, of blindflang, in Zweden de allervenynigfte Ö). De Heer l. montin (m) zegt, in het XX Vllfte deel der Verhandelingen van de Zweedfche akademie der wetenfchappen: dat 'er Hechts weinige vergiftige dieren in Zweden zyn; en dat men aldaar niet meer dan twee flangen te vreezen heelt: nameniyk de coluber berus en de coluber cberfea. Schoon deze flangen, vooral in fommige jaren, by koud en vochtig weder, met in eene groote meenigte gezien worden; zoo gebeurt het echter niet zelden , dat menfchen, die in heete zomers blootvoets gaan, door flangen gebeten worden; en fchoon dit doorgaans zon* der levensgevaar afloopt, moeten zy echter vele dagen pyn uitftaan; en fomtyds fchieten zy ook daarby het leven in, of blyven voor altoos ongezond. Deze Heer bevond, dat (onder alle beproefde hulpmiddelen tegen den beet dezer flangen) het loof der es{chen het eenigfte ware, waardoor velen, (1) lindestot.pe Tr. de Venenis: pag. 169. . (mj sKtimvoKT Geneeskundige bilrliatlisek: FUIe, Deels ijle Jluki bi. 17,  3°0 G. DE WIND OVER len, die van zulke flangen waren gebeten, zyn geholpen geworden. pontoppidanus (n), Bisfchop van Bergen, fchryft in zyne Natuurlyke hiftorie van Noorwegen : dat men daar overal in de zoete wateren waterflangen, en op het land adders vindt, die ïömtyds vergiftig zyn. Dewyl de adders zich meest onthouden in berg- en boschachtige drooge landflreken, of heiden, worden zy zelden gevonden in moerasfige of aan zee liggende gewesten: het gene ook door de plaatsligging van fommigen onzer Provinciën bewaarheidt word (o). De toevallen, die op den beet van een' vergiftigen adder volgen , zyn naauwkeurig door den kundigen Heer iyiead (p) afgemaald. Eene fcherpe pyn in het gewonde deel openbaart zich al ras, met eene roode opgezwollenheid; die onmiddelyk lood- of bleekkleurig word; en allengskens verder de nabygelegene deelen aantast: (n) roNTOPPiDANUS Natural hijlory of Nerway: Lond. 1745. fol. pag. 25. , (o) j. van lier. Traité des ferpens et des ripéres: 4°. pag. 130. (p) mead Tractat. de Venenis, edit. Lat. L. B.  DE VERGIFTEN. 30Ï tast: — eene zware loomheid; een rasiche, doch zwakke, en fomtyds tusfchenpozende polsflag; hevige benaauwdheid aan het hart; galbrakingen; ftuiptrekkende bewegingen ; en koud zweet; vergezellen deze pyn: — wanneer men niet fchielyk eenige hulpmiddelen in het werk Helt, worden deze verfchrikkelyke verfchynfelen onmiddelyk door den dood opgevolgd; ten zy de vermogende levenskracht zich in ftaat bevinde, om alle deze toevallen te overwinnen : en hoewel dit ook gebeuren moge, zoo blyft echter het gezwel voor een' tyd ontftoken; en word, naar evenredigheid dat de toevallen verminderen, fomtyds grooter: — uit de wond vloeit een vuil fcherp vocht: — rondom het gezwel vertoonen zich dan kleine puisten; en eene gele kleur, even als in de geelzucht, verfpreidt zich over de geheele huid des lyders. De verfchillendheid der uitwerking van dit fchroomelyke venyn bepaalt zich echter, ai veel, tot de meerdere of mindere warmte van het jaarfaifoen; de hitte der landftreken ; de woede van het dier zelve; en de wyze, waarop het zyn' beet aanbrengt. Men  3Ö2 G. DE WIND OVER Men vraagt nu: hoe kan het be* ftaanbaar zyn met de Goddelyke goedheid , om zoodanige vergiftige° dieren voort te brengen, die ter vernietiging van andere gefchapene wezens verftrekken ? Doch onze verwondering verdwynt, wanneer men begrypt, hoe het Gods wysheid behaagd heeft, om dit venynige vocht tot zelfbehoudenis van het dier (ad Jui confervationem) te doen geboren worden! want zoodra word het daarvan niet beroofd, of het derft. De Heer mead heeft zeer wél aangemerkt, dat, vermits het voedlel der adders voornamenlyk beftaat in haagdisfen, kikvorfchen, padden, muizen, mollen, en andere dergelyke dieren; een krachtig ontbindend kwylvocht noodig ware tot vertéring van dit voedfel: dewyl zy hetzelve niet kaauwen , maar ruw indikken ; zoo dat het hun dikwyls in de keel, die in deze dieren zeer kan uitgerekt worden, blyft hangen; en niet dan zeer langfaam door de vezelen der maag, en werking der buikfpieren, verteerd word: het gene veel tyds wegneemt 3 en de oorzaak is, waarom de-  DE VERGIFTEN. 303 deze dieren drie of vier maanden zonder vernieuwing van ander voedfel in het leven kunnen blyven. Ten anderen is de reden daarvan insgelyks te vinden hierin: dat hun bloed dikker, lymiger, en dus trager, door de vaten'heen loopt, dan men gemeenlyk by andere dieren gewaar word; en dewyl hunne trans fpiratie of uitwafeniing zeer gering is, verliezen zy weinig van het bewerkte voedfel: dus is de vernieuwing daarvan te minder noodzakelyk. Daarenboven blykt het uit de ontleding van het hart, dat dit inaewand maar uit één' ventricuius of holligheid beflaat; en de omloop van het bloed by hen op dezelfde wyze gelchiedt, als men dit in den kikvorsch en de fchildpad heeft naargelpoord: (in welke dieren niet boven een derde deei van hun bloed door de longen heenvloeit:) zoodat het bloed dezer dieren, in evenredigheid van dat der andere dieren, niet genoegfaam in de longen bewerkt word, ter meerdere vloeibaarheid. Deze wyze van voeding in adders en flangen brengt noodwendig te wege, dat het dier onmidlyk zyne prooi moet van kant helpen ; De  304 G. DE WIND OVER De maag kan dit niet ter uitvoer brengen, dewyl hare fpiervezelen te zwak zyn: — de beet alleen, en de kracht van een' byna niets beduidenden druppel van het venynige vocht, zyn de ware werktuigen der vernieling. Daar nu het dier alle zyne vermogens aanwendt ter zelfbehoudenis, moet men zich niet verwonderen, dat het, getergd en in woede gebracht, mensch en dier aan zyne wraak opoffere. Hoe verderflyk zich dat fcheplel moge vertoonen, beantwoordt hetzelve, niet minder dan andere dieren, in het verruklyke, en wonderbare famenilel van al het gefchapene, aan de Voorzienige inzichten van zyn' verhevenen Maker: want, dewyl zyn voedfel meestal beftaat uit fcorpioenen , haagdisfen , en ander fchadelyk gedierte , waardoor de bewoners der heete landen zoozeer geplaagd worden; verwoest zyn doodelyke beet eene verbazende meenigte van dit ongedierte: — dus word dit dier nuttig in de algemeene fchakels van de groote keten der fchepfelen, waarmede zy zoo naauw aan eikanderen verknocht zyn, om aan de heilzame oogmerken der Godlyke wysheid te vol-  DB V E R G i F t È i 3°l Voldoen; zoo dat'er geen hiatus of gaping overgelaten word: — want lyn de adders en flangen vyanden vari fommige dieren; zy worden ook wederom door dezelven beitreden en Overwonnen. _ De ichneumon, Öf rat van Pbaraoi een klein doch listig dier, zeer gemeen in Aegypte; en tot het frettengeflacht behoorende , is zeker de grootfte vyandin van de krokodillen en flangen, die op den aardbodem leeft: zv is byna het eenigile dier, buiten de varkens, (waarvoor de flangen fchuw zyn,) 't welke met deze fchepfeis in het ftrydperk durtt treden: want zoodra dit dier eene flang bekropen heeft, tracht zy haat van achter te vatten; het gene zy ook behendig weet te dóert , haar altoos in den nek grypende; waarna zy de flang binnen kort van kant maakt. De Wis der Aegyptenaren, zoo ver-* maard in de fchriften van herödötijs * BiODORUS siculüs, AELiAKüs, èn andere Oude fchryverèn, wegens haren natuurlyken haat tegen de flangen, en dö Verwoesting derzelven , is een vogel * die veel overeenkomst heeft, in ge* glV. DEEIh V.  30(5 g. de wind over Halte en bek, met den oievaar eri kraanvogel: eigen aan het land harer geboorte, ontfing zy alvroeg om hare Uitnemende nuttigheid van deszelfs inwoners een afgodisch eerbewys; en voor heilig verklaard, was het eene doodelyke misdaad de ibis om hals te brengen. Men vindt hare beeltenis op byna alle de oude gedenkfchriften der Aegyftenaren afgemaald; en zy beteekent in de hïèroglyphen genoegfaam altoosAegypte zelve. In eene medaille van Keizer adrianus, alwaar Aegypte fchynt nedergebukt te liggen aan de voeten des overwinnaars, vindt men de ibis ter zyde geplaatst: — op de gedenkpenningen van quinctus " maJBius, een' Romeinfchen veldheer, ziet men haar, nevens een' olifant, als kenmerken zyner zegenpralende wapenen over Aegypte en Libye (q). Buiten deZe ongenoemden, behooren nog (onder het getal der vyanden van flangen en adders) de reigers, havikken, oievaars, fprinkhanen, en meer andere dieren. Hoewel de venynigheid in fommi- ge .(-q) BUFFOKf Hij] oir e naturelle des.oifeaux: Tom. VUL pag. 9,  V de vergiften. 3°? ge flangen zoo blykbaar en hevig is^ worden 'er echter zeer vele Jpecies > of foorten, van adders en flangen in de heete en getemperde luchtftreken des aardbodems gevonden, wier beet onfchadelyk, en dus in het geheel niet vergiftig is: — hun getal overtreft verre dat der vergiftigen. De natrix der Ouden behoort, hier inde eerfte plaatsin aanmerking te komen. Deze flang draagt, uit hoofde van den gelen band of kraag om den hals, den naam van ringflang (torquata): en begrypt in hare foort die gemeene Europifche onfchadelyke flangen, by de Franfchen bekend onder den naam van coleuvre d collier • by de Engel fche n, the common fnake • by de Zweden, ring-orm; en die, welken (hier te lande) veel in moerasfige plaatfen, veenachtige- en heigronden, gevonden worden, ray (r) , zeer naauwkeurig de natrix befchry vende, zegt: dat de lange venynige flagtanden aan dit dier ontbreken; doch dat, in plaats van die, de kaakbeenderen met eenen rei van kleine zaagsgewyzc tandjes voorzien zyn: waaruit hy met reden afleidt, V 2 dat (r) raï S^uop/is animaiïmni-pag. 334»  Jo8 G. DE WIND OVER dat de natrix onfchadelyk kan behandeld worden: het gene dan ook, door het verhaal van geloofwaardige reizigers, bevestigd word. kalm (s) in zyne reize door Noordamerika verhaalt, dat de provincie van Nieuw Jerfey vol is van zwarte flangen: dat zy zeer gezwind voortloopen • en zich ftrengelen om het been van den vluchtenden, zoo dat de mensch vallen moete: doch een geluk is het, dat hare beet niet vergiftig is: — zy fchynt de coluber conjlrictor van jlinnaeus te zyn. De flang van aesculapius, of de parêas van aelianus, is om zyne zachtzinnigheid en onfchadelykheid, welke aan dit dier eigen is, zeer beroemd. Volgens het getuigenis van ray (t), word deze adder in Italië, Spanje, en andere heetere landftreken, gevonden; leeft zeer gemeenzaam met den mensch: men ziet hem fomwylen kruipende in de vertrekken en flaapbedden der inwoners: de huid is van eene geelachtige groene preikleur; fomtyds aanmerklyk verfchillende ; en zyne kaakbeenderen zyn, ge- ' (s) kalm Reize door Noordamerika: Ilde deel bi. 3*1 • (t) ray Synopfis animalium: pag. 291.  de vergiften. 3°9 gelyk de natrix, aan beide zyden met zeer vele fcherpe tandjes gewapend. Aan aesculapitjs toegewydt, werd hy oudtyds voor heilig gehouden , en by uitnemendheid anguis genoemd: doch de fpottende geest van fommige Romeinfche fchryveren belachtte alvroeg deze dwaasheid, persius zegt: Pinge duos angnes: flteri! facer est heus; extra Mejitei — De domicella of juffer flang, die in Afiè zich vertoont; en de MalabaarJcbe tweekleurige flang van seba fchynt te zyn; is zoo onfchadelyk, zoo fraai en bevallig aan het oog der Oostindifche dames voorkomende, dat zy, tot verkoeling in heete dagen, dit dier by haren boezem infteken. Deze adder is lang, en heeft het hoofd fierlyk gefchubd : de kleur is fpierwit; overdwars geringd met zwarte banden; die op den rug breed zyn, en aan den buik zeer fmal, Ibmtyds niet famenloopende (u). De Heer h. sloane befchryft, in zyne Natuurlyke hiltorie van Jamaïka, de gele flang (the yellow fnake\ als eem V 3 on- (u> Dr. HOUTTUYN Natuurlyke hijlorie volgens fclNNAEUS j Ijle Deel 6de fiuk.  O G. DE WIND OVER onfchadelyk dier, in de bosfchen van JNoordamerika' zich onthouaende , alwaar men haar, als een kabel ineengerold, op de voetpaden ziet liggen: zy heeft de lengte van omtrent 7. ot' 8. voeten : de buik is geheel geel; de kop van eene donkere kleur; en de fchilden pver het geheele lichaam met gele Itrepèn hier en daar bezet. In Brafil word eene foort van flanken gevonden: die, uit hoofde van een brommend geraas , door de beweging van haar wonderbaar breed uitgeftrekt lichaam in- de lucht te wege gebracht, bomflangen genoemd worden; en geen vergift by zich hebben (v). De kpningsflang, waaraan de Braillieinen den naam geven van boiguadu, van wege zyner grootte; en de cobra cie veado van de Portwiezen is: heeft wel icherpe getande kaken, doch hare beet is niet vergiftig. De negers in 'Afrika aanbidden haar, om het overgroote nut: dewyl zy eene groote vernielfter is van velerlei ongedierte, 't •welke haar tot voedfel verftrekt. Men 'befpeurt, in deze foort van flangen, eene meenigvuldige yerfcheidenheid van won- (v) Dr. ovven Natural'Mftory of ferpents; t>, 109,  DE VERGIFTEN. 311 wonderbare teekening in huid , en in lengte van lichaam. Piso (w) getuigt,, dat hy 'er gezien heeft, die ib'. ja 24» voeten lang waren: zy word als de grootfte van alle flangen gerekend: —■ met één woord, alle die flangen en adders , aan welken de dentes canini, of de vooruititekende flagtanden, ontbreken, fchynen niet vergiftig te zyn, d'ulloa heeft, in zyne reis door Zuidamerika, waargenomen , dat 'er omftreeks Lima, en in alle de valeijen van Peru , geene foort van venynig kruipend gedierte gevonden word* ook niet in de getemperde luchtftreken van Chili, omftreeks der baai de la conception: — hy fchryft dit toe aan de natuurlyke droogte van het Climaat, en de zachte luchtftreek dier gewesten, waarvan hy de natuurkun■ dige oorzaak voldoenend opgeeft (x). Onder alle de vergiftige adders en flangen is 'er geene , die de verwondering van het menschdom zoo zeertot zich heeft getrokken, ais de ratelV 4 of (w) pisu deltuïiae utriusque re nat. et med: pag. aVx) d'ui.loa Foyage de rJweriqus merid 5 Tm.  *3fa 6. DE WIND OVER of bélflang: by de Erafilianen en Surinamer* onder den naam van bo'teminga' bekend. Hoewel 'er fchryvers zyn, diehecverblyf van deze zoo gevreesde flang, zoo wel in Oost- als in West*, indië Hellen; komt het echter den Heer vosmaer vry twyfelachtig voor ^ of deze flang wel ergens anders, danin de nieuwe waerelddeelen, gevont den worde : dewyl de reizigers der pude waereld daarvan niet, of ten minften zeer onzeker, fpreken. En, offchoon skba, in het tweede deel van zyn Tbefaurus animalium, verfcheide Oostindifche ratelflangen afbeeldt en befchryft; weet men ook tevens zeker, (zegt die beroemde natuurkenner,) dat de eerfte, die seba op Tab. 45. fit- 4. verbeeldt, en voor eene Ceilónjche wyfjes-adderflang befchryft^ geene andere zy, dan een jong Westin* disch ratelfoort: zo.odat men denken moge , dat de Heer seba in de opgave der woonplaatfen van deze dieren zal misleidt zyn geweest (y). De kundige aan- mer- (y). "Wanneer ik den nu overledenen lieer raderïuacher', Extraordinair Raad van Indië, onder. ^, verfcheidene voorftcllen , rakende de Natuurlyke hijs ftorie, mede had gevraagd: zyn'er ook ratelslan-  DE VERGIFTEN. 313 ïnerking van den Heer vosmaer (z) verdient alle onderzoek : en is zeer aannemelyk, zoolang 'er zich geene zekere berichten van geloofwaardige reizigers desaangaande voordoen, die ooggetuigen zyn geweest van het wonderbare maakfel der ratelflangen. Zy hebben gemeeniyk de lengte van twee tot vyf voeten. Volgens d'ui> loa (a) vindt men ze in nieuw Spanje maar twee of drie voeten lang: die een' halven voet meerdere lengte hebben, zyn zeer zeldfaam. I )c kleur is bruin en zwartachtig, met gedipte vlakken: aan het eind van haren ftaart is vastgeV 5 hecht ,, gen in Oostindiel kreeg ik van zyn Wel Ed. daaromtrent tot antwoord: aan de kust van mallat ,, bar zyn 'er zeker.' Zoude het niet kunnen zyn, dat dezelven, even als in Noordamerika: (at „ waar rqenze in meerjig-te gehad, en by het ontginnen van woeste landouwen door varkens, of zwyneti, die 'er geen letfel van hebben, heeft la- " ten" vernielen :) "ook in Oostindië op fommige plaatfen uitgeroeid waren ? Jmmers seba fchynt te „ kundig geweest te zyn, om Amerikaanfche ratelflangen voor Ceihnfchen uit tc venten. Het verfchil derzelven is ook zeer blykbaar en opmerkelyk", {Aanteekening van den lieer m. houttuyn.) (z) vosmaer Befchryving eener Surinaamfcha ïatelflang, pag. 4. (a) d'ulloa Voyaga d'Amerique me-rid: Tom. 1% $*g\ 54- ')  314 G. DE WIND OVER hecht de cafcabelo of ratel, die veel overeenkomst heeft met de wollige fchel of den dop van boereboonen , op de fteng der plant droog geworden;, en, op dezelfde wyze verdeeld, bevat zy in zich vyf of zes ronde beentjes, als erwren , die een geluid maken , evengelyk aan twee of drie rammelende bellen, wanneer het dier zich beweegt: — vanwaar het ook den naam ontleent van kjteislajmg. Dus heeft de natuur ; die aan de koraalQang eene yerfchillendheid van levendige kleuren gefchonken heeft , om door een' fchitterenden glans zich te doen bemerken; ook aan deze flang een geluid verleend , waardoor men Van hare aannadering kan verzekerd worden : — zonder welk geluid het onmogelyk ware, om haar van de aarde, of den grond, waarop zy kruipende is , te kunnen o.nderfcheiden. Deze aanmerking van den Heer d'ulloa moge plaats hebben, in betrekking tot Peru en Chili; doch dewyl men in tra-, [tl, Suriname, en Noordamerika , ratel-: llangen van verfchillende kleuren ontmoet '9 mag men liever met piso (b) '. . . zeg-- (b) piso de Re nat. utriusque Indiae: pag. 74.  DE VERGIFTEN1. 315 zeggen : buic tam perpieiofo' evlubro benigna natura, cautitmis- quaji gr at ia, erepitaculum addidïife videtnr; ut iliius fo. nitu admoiitus qnilibet- homo' non folum, Jed et qua/ecumque pecus vel jumentum, te-npeflvve fibi eaveat ab vicino hojle; "het ichynt, dat de gaedgunftige na„ tuur, als ter behoudenis, den ratel aan „ die zoo verderfeivke flang heeft: toe„ gevoegd, om (door deszelfs geluid) j, mensch en dier in ftaat te ftellen, om ,> zich in tyds van zyne naburige vyan„ din te wachten1': hoewel het echter ook zeker is, datzy, in hare woedende gramfchap , en fchromende vrees, van haren ratel gebruik maken. Het heeft evenwel den Heer vosmaer altyd toegefchenen, dat eerst de vrees, daarna de gram-chap , het dier terrateling aanfpore: en dat zy hare rateling ook in het werk ftellen , om in den tyd der paring elkander ter byeenkomst uit te lokken. De verbazende en vlugge werking van het vergift, door den beet der ratelflang toegebracht, is door meenigvuldige proefnemingen van de Koninglykejfo/^/Y der wetenfchappen te London naargefpoord: waaruit blykt, <^at de kracht van het vergift niet alleen  316 g. de wind over in ftaat ware om kiekens , maar ook fterke honden, in twee, drie, of vier minuten tyds, na den gegevenen beet, uit het leven weg te rukken: — in acht minuten werd eene zwarte flang , waarmede eene ratelflang gevochten had, door dezelve om hals gebracht. Men nam eene proefneming, of de ratelflang ook zichzelve zoude kunnen befchadigen; en men deed alle pogingen, dat zy zich beet: dit gelukte; en in den tyd van acht minuten gaf zy den geest (c). De Heer vosmaer (d) heeft deze waarnemingen door eigene proeven , met eene, aan hem in het jaar 1765, toegezondene, Surinaamfche ratelflang, nader bevestigd : aan den beet dezer flang verfcheidene vogels, in verfchillende tydftippen, overgelaten hebbende, ftierf de een in vier minuten; een ander binnen tien minuten; een derde in veertien minuten; en een vierde in twee en twintig minuten: — eene muis, door deze flang gebeten, verviel in zware ftuiptrekkingen; en was in minder (c) Philofophical transactions: Num. 399. et 401. (d) vosmaer BefcKryving van eene Surinaamfche ratelflang: bl. 18.  DE VERGIFTEN, 317 der dan één en eene halve m'mut dood» Alle deze vogels, (gelyk mede de muis,) zaten oogenblikkelyk na de ontfangene wond zeer ftil; tot dat hun de fluiptrekkingen meer en meer overvielen: — in deze doode vogels, en muis, kon men naauwlyks den beet der tanden ontdekken. Doch het gene meest verwonderlykis , was de proeFneming, welke deze Heer in het werk Helde, na dat de flang geltorven was. — Na de vergiftigende tanden van de flang, (die reeds drie maanden in brandewyn had gelegen,) door een werktuig naar voren gebracht te hebben; nam hy een' frisfchen levenden vogel, en kwetfte met de uitgebrachte tanden deszelfs vleugellid : zoodra was de vogel niet wederom in zyne kooi gezet, of hy gaf aanflonds blyken der werking van het venyn; en bleef onbeweeglyk op ééne plaats, dan met toe- dan wederom met opene oogen, zitten: na verloop van tusfchen de vyf en zes uren vond men hem fchielyk dood liggen. Deze flang was, volgens ontfangen bericht, op eene plantagie in Suriname gevangen, in het begin yan grasmaand des jaars 1765., en had 3  3'iö g. de w i n d over had, toen de Heer vosmaer dezelve hier te lande kreeg, reeds vyf in sanden en drie weken zonder voedfcl geleefd; en, nadien tyd, by hem nog zevenentwintig dagen. Uit welk laatst aangehaald zeggen van dezen fchranderen natuuronderzoeker, ook wederom bevestigd word, hoe Hangen en adders , ettelyke maanden , zonder voedfel in het leven kunnen blyven. Tot eene beruchte foort van allervergiftigfte flangen, in de Oost- mW-estindien zich onthoudende, behoort de naja of brilflang. Men noemtze brilJlang, om dat zy op den rug, een weinig achter den kop, met eene foort van bril geteekend is: waarvan de teekening echter by fommigen zeer verfchillende is ; en aan het wyfje niet gevonden word. De ammodytes of zandadder, die in de zandige woestynen van Libye zich' vertoont, is niet minder gevaarlyk: — die 'er van gebeten worden fterven, doorgaans, zeer fchieïyk, volgens getuigenis van aetius. De beet van de haemtirrhöü, een Jlcgyptifebe adder, brengt dezelfde u:~werking voort; en fchynt het bloed zoodanig te ontbinden, dat het uit alle de ope- niflj  D E VERGIFTEN. 319 ningén van het lichaam wegvloeit, vergezeld met hevige ftuiptrekkingen en eenen onvermydelyken dood. De Heer bancroft (e) bevestigt dit door een verhaal, hoe een iiegerflaaf, op eene plumagie aan de rivier van D#T inerary, gebeten werd .door eene kleine flang van 15, duim lengte, (la bar ra by hem genoemd,) van eene donkerbruine kleur, met zwarte vlakken geftippeld, en de dikte hebbende van 'eene zwanenfchacht: — deze flang had zich fchuilgehouden onder timmerhout, waaraan de neger als timmerman werkende was; en, met het omdraai; : n van een frak houts, beet zy hem in den voorften vinger van de rechterhand: — naauwlyks haar gedoodt hebbende , viel hy in flaauwte; en nederzygende ftierf hy, in minder dan vyf minuien na de ontlangene wond.: het vergift had zoo eene vlugge .ontbindende werking op het bloed gemaakt , dat niet alleen uit neus, oogen, ooren, en longen , eene bloedftorting volgde; maar Jat ook teffens het /bloed uit de uiterfte iÖagaderen van de buitenlle oppervlakte van het lichaam wegvloeide: waaraan zjch (e_) bancroft Natural hifiory ofGutana: j>, zi£%  §20 g. dê wind over zich purperen vlakken vertoonden, als uitwerkfelen van eene \ hevige verrol* ting. DeJeps^ eene kleine flang, die men in Lióye vindt, wier venynige beet, zoo akelig, door het fchoone en dichtkundige penfeel van lucanus (f) word afgemaald, behoort mede onder die foort van vergiftige flangen begrepen te wordem Nooit echter heeft een adder zich zoo berucht gemaakt, als de JegyptiJche ajpic of af pis van cleopatra : — volgens aelianus vindt men verfcheidene foorten van afpides , van verfchillende lengte. Het vergift van dit dier is zeer fnel in zyne werking j — wanneer iemand van dezen adder gebeten is, valthy terftond in eene fluimering; welke welhaast in een' vasten en koFt daarop volgenden eeuwigen flaap verandert ; zonder dat 'er zich geweldige toevallen voordoen j wordende de pols allengskens zwakker. Het was om deze reden, dat de wellustige cleopatra, Koningin van Jegypte, om de zegepraal van octavius te ont- ' CO LUCAifus: Ltbé IX. pag. 665. et 666. ex ei*  DE VERGIFTEN. 321 ontwyken, zich van dit vergift bediende, om een einde aan haar losbandig leven te maken: 't zy, dat zy zich door eene ajpis in den arm heeft laten byten; 't zy, dat zy door eene gemaakte wond in den arm het venyn uit een flesje heeft laten indruipen , dewyl men by haar uiteinde (volgens verhaal van dio cassius) geen' adder in hare kamer gevonden heeft: — om wél verzekerd te zyn, had zy het vergift van verfchillende adders op misdadigers laten beproeven, en niets beter bevonden, om een' zachten dood te wege te brengen, dan het vergift van dezen adder. De Natuurlyke hiftorie brengt nog eene reeks van andere vergiftige adders en flangen , onder verfchillende benamingen, te voorfchyn: doch het zy genoeg, om uit de aangehaalden te kunnen bemerken, dat het vergift dezer dieren niet op eene en dezelfde wyze op het lichaam van mensch en dier werkende is. Daar is geene fpinnekop, die zich zoo berucht gemaakt heeft, als de Apulïfche fpin, onder den naam van tarantola bekend. • Dit wollige dier, met acht oogen en xir. dm el, X achc  322 G. DE ^VIVB OVER aeht voeten-yoor^zifiR-, en, in grootte en dikte andere fpinnen overtreffende , ontleent zyn' naain van Taramp, eene ftad,, zestig uren van Mapels afliggende, «i jdpuliè of de-Pauilje , een der vruchtaarfte en heetfte lajidfchappen van het Koningn k W^pel;. baülïvi (g), Qjfd uitmuntend over de tat'anicia gefchreven heeft, zegt: dat dit dier, in de velden omftreeks Taratao en bari, gedurende; de brandende hitte der hondsdagen zich onthoudt; en door zyn' venynigen iteek (in den oogsttyd) $ot; eene gedurige plaag verllrekt aan de boeren en maaijers: dat zy , om die reden, ter voorbehoed.ing, laarzen om de beenen dragen. Men vmdtze van pnderfcheidene fqort, in meerdere en mindere kracht van venyn verfchillende : — die van zoo eene fpin gebeten Zyn, worden tarantqti genoemd. Meenigmalen heeft men gefchreven, dat iiaar venynige fteek doodelyk ware, zoo niet een zekere mufiktoon den gebetenen, totbezwymens toe aan hetdanfen bracht-; en da,t de mufik alleen nets ware hulpmiddel van herftelling zoude zyn. Men heeft alle moeite aangewend t, Cg,). baslivi Opera medica: pag. 605. et fetowi  r> Ë VERGIFTEN. wendt, om de wonderbard verfchynfelen, waarmede de gebetene geplaagd word, te willen ontvouwen: met aan té toonen, dat wel zeker de mufik, het zenuwgeftel des lyders aandoende * in ftaat ware, om de genezing te bevorderen ; en, jaarlyks herhaald zynde, ten eenenmale in vorige ttandhouding van gezondheid weder te brengen^' Doch in de vorige eeuw begon meit alreeds te twyfelen aan het romanefqua van alle de verhalen, waarmede de ge*( leerden hunne fchriften opfierden. Altans swammerdam (h) teekent aan: dat een zeer naauwkeurig Heer, uit Ita* /^ gekomen, hem verzekerd had, daö men, zelfs in Apulïè, eene fabel daarvan maakte: zoo dat het niet dan geringer menfchen, bedelaars, en landloopera waren, die men bemerkte, nadat zy, voorgegeven hadden van déze dieren geftoken te zyn, dat met een' dans of mufik, daarvan genezen werden; opt dat zy aizoo hunnen kost in ledigheid* zouden winnen, en de lichtgeloovigeiv bedriegen. Uit datzelfde oogpont beX 2 fchoti-} Til) SWAMMÈRDAXr-- BWta tmtirfcf Tevti ht w 50.  324 °- - d e wind o v er" fchouwen het ook de fchryvers van dö Encyclopedie, op het artikel araignêe; BOMARE in zyn Dictionaire a"hifloire paturelle; les Memoires de l' Academie des fciences de Paris, pour Van 1707. en het Journal etrangcr, mois de Mai J758. Doch niemand heeft fterker deze volksdwalingen te keer gegaan, dan de Heer francisco serrao, ïyfarts der Koningin van Napels. \ Deze geleerde Heer Ipreekt, in zyn werk üella Tarantola e overo Falangio di Puglio, in 4" te Napels gedrukt, v.:.n alle de fchryvers, die over deze gewaande , kracht der mufik en het tarantifmus gefchreven hebben: van perotto af, die in het jaar 1480. ftierr; tot nicolao cntiLLO, een' hedendaagfchen geneeshe er, toe. V olgens het gevoelen van serrao, brengt de fteek van de tarantola geen grooter ongemak aan, dan of men van eene paardenvlieg of wesp gebeten was. Hy denkt echter, dat dewyl de Apuliërs fterk op de mufik verflingerd zyn, en velen van hun door hypochondrie of miltziekte worden aangetast, fomtyds gelukkige genezingen worden te weeg gebracht door dans en mufik; hoewel hier- . on-  DE VERGIFTEN. 325 onder dikwyls veel bedrog loopt: want als eene Apulijcbe vry fier het trouwen in den zin heeft, geeft zy voor, dat een tarantola haar gebeten heeft; waardoor zy gelegenheid krygt, om te kunnen danfen, en vroolyke gezelfchappen by te wonen. Daarenboven beweert sekrao, dat hoewel een groot aantal fchryvers het tarantijmus begunüigen en voorlpreken ; echter eene groote verlchillendheid van tegenftrydige gevoelens, waarmede hunne fchrifi ten bezwangerd zyn, een genoegfaam beletfel is, om alles voor waarheid op te nemen; en eerder gefchikt, omze als fabels te verwerpen. Hy befluit ten laatften, met te zeggen: dat deze tarantijmus eene belachelyke volksvooringenomenheid zy, niet anders (leunende, dan op dwaasheid en onkunde. Dit dier is niet volftrekt eigen aan de luchtftreek van Apuh'è alleen. De Heer rell (i), in zyne reis door Jfië, vond de tarantola omtrent Kafcban ; weleer eene groote en volkryke ftad van Perfiè; doch in het jaar 1755. deerlyk door eene aardbéving verwoest. De Perjianen noemen het dier inX 3 cu- , (i) 11BLL Reize door dfit:. L deel, b!» i03*  $?6 G. DE WIND OVER cureck, en fpreken 'er van op dezelfde ■wyze als de Jpulïén. Een dezer yfelyke dieren viel eens (volgens het verr liaal van bell) van de zoldering op zyne hand; hy fchoof het daarvan af, zonder eenig ongemak te bekomen: — inen doet daar ook den gebetenen danfen op het geluid van fpeeituigen; 't welke de zieke fomtyds uit zichzelven doet, %ot dat hy op den grond nederzygt. Deze naauwkeurige reiziger fchryft ook, dat 'er in KafcLxin vele allervenyjpigfte fchorpipenen gevonden worden. Van eene zwarte foort ; en dat hun fteek binnen weinige dagen, ja zelfs in Weinige uren, doodlyk is, indien 'er. niet ras bekwame behoedmiddelen in het werk worden gefield. Het geneesmiddel, by de Perjtanen in deze om-» flandigheid gebruikelyk, is de wond tc fmeren met olie, welke men uit die dieren trekt, als menze in eene pan braadt; of zy kneuzen een' fchorpioen, en leggen hem op het beledigde deel: ieder van die hulpmiddelen, tydig gebruikt, zal zelden mislukken. De Pcrjïarim hebben zoodanigen Schrik voor die dieren, dat zy, van iemand beledigd zynde, hem wen- jjchen^  D E VÊR ÖÏFTEN. 327 fchen, dat een Rafchairffbë Fchórpióèh hem {leken moge: —<■ échter d'oert zy zelden leed, ten ware zy fchielyk aangeraakt worden. Dit infetf is een émifnèl viviparum, of levendbarend dier, 't wélke, in ééne dracht, van 26. tót 40. fchorpiöentjes, (volgens de keurige waarneming van rheui) (k) voortbrengt, van eene witte melkachtige kleur, die echter van dag tot dag vuurachtiger word. Het is voorzien met acht pooten, eh twee breede fcharen of tengels, in lichaams gedaante vrywel met die van eêne krabbe Overeenkomende: de ft-art word uit •zes wervelbeentjes of geledingen famengefteld; uit de laatlle komt de angel, fpits als eene naald, uitfchieten: de Haart ftaat boogswyze uitgeftrekt; Scorpius elaiae meiuendtts acumhie caudae: zegt ovidiüs. Sterk heeft men onder de Ouden getwist, of de angel, waarmede het infect zyn' venynigen fteek ter uitvoer brengt, van binnen hol ware; dewyl men nooit met het bloote vog aan zyn uiteinde een gaatje had X 4 kun- (k) r hftDt Experiment^ circa fes nat art Tom,. & |/7£. 78. ct feoa.  328 G. pE WIND OVER kunnen ontdekken :■ doch rhedi beIpeurde by geval, dat aan een' getergden fchorpioen een droppel zeer nelder wit vocht uit het einde van den angel uitvloeide. Dit vocht is het ware vergift, 't welke het dier door zyn' {teek in de wonde inbrengt: meerder of minder gevaarlyk , naar de verfchillende . hitte der landflreken. in Italië, fchry f t phedi, (zoo als plimiüs reeds in zyn' ,tyd had aangemerkt,) word de fteek aan den mensch toegebracht voor onfchadelyk gehouden: dewyl men gefladig ziet, hoe de boeren een meenigvuldig getal van Ichorpioenen in de .hondsdagen te Floreuge te koop brengen; en die met de bloote hand behandelen, zonder door eenigen fchroom voor vergift bevangen te worden. De Florentynfche Apothekers perfen de olie daaruit, om als een alexipharma-. cum of tegengift gebruikt te worden. De proefondernemingen met Franfche adders uit Languedok, door den Heer de maupertuis (1) ondernomen, komen met die van rhëdï nagenoeg over» (Y) Memoires de.1'Academie des fciences de Paris, de rannée'ijiu ' ' '' ",h '* '"• •  DE VERGIFTEN. 329 overeen: waaruit men dan met reden mag befluiten, dat de (leek van een' fchprpioen in de heetere luchtftreken van Europa niet gevaarlyk is. ga?J1 nu over tot de befchour wing van dat verichrikkelyke vergift, waarmede het lichaam van een' dollen hond befmet is. De droevige ervarenis heeft door alle tyden heen geleerd, dat deszelfs beet, in het famenllel van 's menfchen li-? chaam, eene wonderbare aaneenfchakeling van akelige toevallen te weeg brengt: die de werkingen der dierlyke huishouding belemmeren; en, tot het hoogfle toppunt van woede opgeklommen zynde, ten eenenmale door den dood vernietigen. Dit vergift heeft iets opmerkelyks in zich, te weten, dat zyne trage werking gemeenlyk niet eerder verfchynfelen te voorfchyn brengt, dan wanneer de oorzaak, of de tyd wanneer men is gebeten, als uit de geheugenis is weggeraakt: want de fchriften van geneeskundige waarnemers yloeijen over van voorbeelden, dat dit vergift een'zeer geruimen tyd van maanden, zelfs jaren, zich in het lichaam kan gedekt houden, zonder zyne werking & 5 &  S30 G. DE WIND OVER te openbaren ; hoewel doorgaans de eerfte trap van kwaadaardigheid zich doet zien binnen den veertigften dag na de bekomene beet. Dan toch her gint de gebetene te klagen over pyn door het geheele lichaam; doch wel voornamelyk ter plaatfe van het lidteeken der wonde: de lyder word pein-? fende, droefgeestig, en toornig; klaagt over eene loomheid en traagheid; zyrt flaap word onrustig, fomwylen afgebroken door hevige ftuiptrekkingen; eene gedurige angstvalligheid met zuchten gepaard, en neiging tot eenzaamheid, bevangt hem; het bloed, in dien ftaat van lichaamsgeftelte den lyder afgetrokken, vertoont alle kenmerken van gezond bloed, en is zelfs in de watervrees in alle deelen goedbevonden, volgens het verhaal van Doctor lister (m). In het tweede tydperk der ziekte beginnen de toevallen zich akeliger te vertoonen: eene zware benaauwdheid ; eene moeilyke ademhaling ; braking van taaije ftinkende galftof; eene inwendige brandige hitte, met (m) Dr. lister Exercit, med. de morbis chronrCis; Qbf.I.pag. 117.  P E VERGIFTEN. 33; met hevigen dorst gepaard ; gedurige flaaploosheid; koorts; onwillige oprichting der manhkheid; huivering ; fchrik , en beving, op het zien van water of andere vochten; met belette doorzwelling derzelven; maken den doorgaanden loop uit van dit tydperk: en deze watervrees mag men dan aanmerken , als het zekerfte kenmerk van liet woedende vergift, waarmede de lyder is befmet geworden. Eindelyk, in het laatfte tydftip, beginnen alle deze toevallen fchielyk in hevigheid vermeerderd te worden : dewyl het rampzalige voorwerp, op het hooren alleen van den naam van water, in dolheid uitfpat, en door hevige ftuiptrekkingen word aangedaan; deftem raakt heesch uit ontbering van vochten; de tong hangt hem arfchuwlyk uit den mond: en dewyl de ellendige zyn eigen fpeekfel niet durft indikken, blyft het fchuimend hangen om de lippen: fommigen hebben tusfchenpozende vlagen van dolheid; anderen blyven volkomen by hun verftand, en waarfchuwen de omftanders , om zich voor het fpeekfel te wachten , 't welke zy, in hunne hygende |enaauwdheid van ademhaling, van zich al-  332 G. DE WIND OVER afwerpen : by eenigen befpeurt men eene onverwinnelyke drift, om naar ailes te byten, wat zich voordoet: doch alle deze verfchrikkelyke verfchynfels duren niet lang: de krachten, door alle die hevige werkingen afgemat, beginnen ten laatften te ontbreken; de pols verzwakt; de ademhaling word allengskens moeilyker; een koud lymachtig zweet overdekt het lichaam; en gemeenlyk maken de ftuiptrekkingen een einde aan dit rampzalige leven. Wanneer de watervrees volkomen tot zyn' hoogften trap gekomen is, fterven deze lyders gemeenlyk met den vierden dag: te rekenen van het einde des eerr ften tydllips der ziekte: terwyl de eerfte toevallen enkel aantoonen , dat het zoolang verborgene vergift eindelyk in zyne werking komt uit te barsten, en de toevallen fomtyds een'geruimen tyd aanwezig blyven, voorenaleer de hy~ drophobie of watervrees zich komt te openbaren. Wanneer men de lichamen van die ongelukkigen opent, zoude men vertrouwen de ware oorzaak van alle deze toevallen te zullen ontdekken; doch de verfchillende, en fomtyds tegen eikanderen ftrydende, waarne^ • - m;n--  de Vergiften. 333 mingen in de ontleding dier lichamen, beletten, dat men een gegrond oordeel daarover kan vastftellen. De Heer brogiani (n), Hoogleeraar in de geneeskunde te pisa , getuigt in zyne verhandeling over de vergiften der dieren; dat hy tegenwoordig is geweest by de ontleding van dertien lichamen van hydrophobi of watervreezigen: daaromtrent gelukkiger dan de vermaarde morgagni (o), aan wien het nooit heeft mogen gebeuren, om zoodanige ziekte, na den dood, door eige kunstbehandeling naar te fporen. brogiani zegt: dat hy doorgaans befpeurd had, in velen van die lichamen, eene ontfteking in de eerfte wegen, en daaruit volgende gangraena of heet vuur; eene byzondere verdrooging en fpanning der vaste deelen, inzonderheid van byna alle de vliezen: by fommigen vertoonden zich zeer dikwyls kenmerken van eene ontfteking der longen: by anderen waren de vliezen der herfenen, en derzelver maak- fel, (n) brogiani Dhf. de Veneno animalium: pag. 104. et fcqq. (0) MOiUiAGyi de Sed. et causf. morb.per anat. (ndi Lib. /. Bluft. Vliï. pag. 61.  3^4 G« DÊ WIND O V S Rl fel, geheel ontdoken : in een van dië' lichamen vond men eene paraphrenitis, of inflammatie van het middenrif-: in drie byzondere lichamen werd de blaas, het hoofd der roede, met de caverneufe lichamen, insgelyks ontdoken bevonden: dan vond men dé maag met Hinkende zwarte gal bezet: niet Zelden de lever opgeipannen en uitgezet: de galblaas fomtyds ledig; by anderen wederom met iymige zwarte gal opgevuld: doorgaans beipeurde men eene inflammatie in den plmrynXi of het bovenite gedeelte van den ilokdarm, Voornamenlyk zich uitlirekkende naar de tong , welker zenuw tepels waren opgezwollen: zelden en-minder was de ontfteking van den larynx, of het bovenfte deel der hlchtpyp: in eenige lichamen zag men' geene van die twee 200 evengemeide verfchyniels: anderen waren zoodanig uitgeteerd, dat 'er geen vet, zelfs- niet het netvlies der darmen, te vinden was. Het bloed had niet zelden een' meerderen trap van vloeibaarheid, dan gewoonlyk in de vaten van geftorvenen belpeurd word; en ondergi ig niet gemaklyk eene CQmüaüs of ftremming, wanneer hes  DÊ VÉRGIFTEN. het in een glas ontfangen werd: doch het gene de meeste verwondering baarde, en ilandvastig in alle deze lyken werd waargenomen, was: dat de flagaders ledig gevonden werden,, ea de aders met bloed opgevuld, brogiani was daarover ten hoogden verwonderd: dewyl dit ftreed tegen het achtbare gezag van den onilerielyken Boerhave; en eene waarneming, di© men in de Verhandelingen van de Kx> ninglyke Akademie der wetenfchappen te Parys van 't jaar i Ó99. vindt: die het tegendeel bevestigen. saviaro (p) fchynt aan het getuid genis van brogiani eenig gewicht by te zetten, daar hy verhaalt: hoe een, fchoenlappersknecht, in den voorden; vinger van de rechterhand door eene.dolle kat gebeten zynde, op. den vyf*den dag aan de watervrees overleed. Nieuwsgierig om hetlyk wan dezen lyder te bezichtigen, liet hy het bekke-' neel door zyn' broeder doorzagen ; en.' vond de aders van. het harde herlenvlies geheel vol zwart en geftremd bloed; zoowel.als de pkxas cliomïdeus o£ Cp) SijtViARD Obfervations ckirürgicaks: obf. C,  336 g. DE WIND OVER of netswyze vlechting; en in het algemeen alle de aders van de herfenen, en derzelver vliezen, saviard opende verder de borst: en vond de longen zoo vol luchts en geronnen bloed, dat het onmogelyk was verdere naarfporing te doen: waaruit dan die kundige heelmeester befluit, dat de lyders in deze ziekte door verftikking Iterven: doch ik denk, dat het woord veines , waarvan saviard zich bedient, voor vaten moet opgenomen worden; en dan ftemt deze waarneming overeen, met het gene morgagni aanhaalt omtrent het lyk van een' watervreezigen: va/a omnia cerebri fanguine plena, ut choroïdes plexus nigrkarent: "dat de vaten der herfenen zoo „ met bloed waren opgezet, dat de „ netswyze vlechtingen 'er zwart uit„ zagen". Dit lyk, 16. uren na den dood geopend, ftonk reeds ilerk: de longen waren zwart en Hinkende; de groote en kleine herfens meer naar het drooge dan naar het vochtige hellende; en over het geheel was het bloed meer geneigd tot Itremming , dan wel tot ontbinding: aan dezen lyder had men gee.n delirium of ylhoofdigheid be- fpeurd.  DE VERGIFTEN* 33?. tpeurd. Doch een ander geval, 't welke : morgagni (q) bybrengt, geeft eene i fterke kracht aan het getuigenis van : Brogiani. Een man, 60. jaren oud, < van een fterk lichaamsgeftel, werd in » de linkerhand van een' dollen hond gebeten; en drie maanden na den beet door.iemand zwaar gellagen: hierop begon het eerfte tydperk der ziekte zich 1 te vertoonen: dat hem ras de waterVrees aanbracht. By dezen lyder zag 1 men geenefpuma of brem op den mond: ! hy fpoog wel; doch zyn fpeekfel was > vloeibaar. Na den dood vond men 1 de darmen ledig, doch fterk met lucht ! opgezet; in de maag een lymig bruin ' vocht; weinig gal in de galblaas, die van eene gele kleur was: de venae ïliacae, of heupbeensaders, waren zoodai nig met bloed opgefpannen, dat zy in i dikte de gewone middenlyn van een' der dunne darmen evenaarden; daar S integendeel de arterïae iliacae, of heupbeensflagaders, geheel ledig werden i bevonden : de vena azygos begreep < weinig bloed; de kropflagaders, zoo ■ wel als de inwendige kropaders, ledig xiv. deel. Y van (q) morgagni de Sedib. et eamt. nwb. per anat% indag: Lib. J. Epist. V1H. pag. óo_«  338 6. D l WIND O VEU van bloed: de werktuigen der doorflikking zonder eenig kenmerk van ontftekmg: de longen,.met dik geronnen bloed opgefpannen, aan den achterkant gangraeneus : in bet hartezakjc vond men, naar gisfing, drie oneen donker geel water; weinig bloed in het hart, als halfvloeibaar pik 'er uitziende ; de aderlyke, zoo wel als flagaderlyke, vaten van de vliezen der herfenen, met zeer zwart bloed uitgezet: de gezichtzenuwen dikker dan naar gewoonte; doch minder lievig: in de holligheden van de herfens drie oneen donker geel water: men kon echter niet .gewaar worden, dat het gantfche famenflel der herfenen, noch het ruggegraatsmerg, noch fpieren, noch ingewanden van de borst en den buik, drooger waren , dan men dezelven gewoonlyk ziet. Uit alle deze bygebrachte waarnemingen , waarby men nog anderen zoude kunnen voegen, indien de bepaaldheid -dezer Verhandeling zulks toeliet; mag men met eenige reden befluiten, dat de flaat der watervreezigen, zoo wel in hunne ziekte, als na den dood, zich fceer verfchillend vertoont, ten opzichte.der verfchynfelen, die men daaromtrent  DE V Ë & G I 'F TEN. 33#' trent gewaar word. Zeker is het, dat alle fchryvers daarin overeenftemmen> dat de lyder, niet dan met de hoogde moeite; en de meesten niet dan met grooten fchrik, beving, en trilling; kunnen drinken: en van welk ftandvastig verfchyniel, de ziekte den naam van watervrs.es ontleent: —* de daaropvolgende convuljie, of ftuiptrekking, in de werktuigen der doorflikking , zoodra de lyder tracht het ingenomenö vocht door te flikken, is ook een ftandvastig verfchynfei, waardoor de zieke op het allerhevigfte word aangedaan , en de doorgang der vochten belet word: — by de meesten is het gezicht van water alleen genoeg, om hen •Van drinken af te houden; zelfs de poging om te drinken, brengt by de meesten convulfiën voort in de fpieren van het aangezicht: de ziel des lyders , reeds in zyne denkbeelden onthutst en belemmerd, fchynt als een vooratgcvoel te fmaken van eene ondraaglyke aandoening; dewyl zy pasjtve of lydelyk word aangedaan : hoewel de wyze daarvan moeilyk te begrypen is. Dewyl nu het lichaam des lyders, door zulke hevige fluiptrekkin^en geY % fol-  340 g. de wind over* folterd word , hebben caesalpinüs , j. de aromatarus, ridley, en andere geneesheeren, de watervrees als eene ftuiptrekkende aandoening aangemerkt. van swieten, wiens roemruchtige naam van veel gezag is, belchouwt de meerdere of mindere ontftekingen, die men dikwyls, in de werktuigen der doorflikking en ademhaling, als ook in fommige ingewanden van het doode lichaam , ontdekt; als uitwerkfelen van eene meerdere of mindere ftuiptrekkende beweging van het zenuw- 1 geftel, op ?t welke het vergift met ongelyke kracht werkende is (r). Hoe fterk de krachten z> n van fommige watervreezigen, in hunne vlagen van dolheid, leert ons ridley (s) in zyne XXV11- waarneming. Een ftalknecht, van een' dollen hond in het aangezicht; gebeten, op het einde der maand Oetober, verviel in den eerften trap der ziekte in de maand December: indien ftaat; werd hy droevig en peinfend; klaag- ■ de: (r) van swieten Comm. in aphor. boerhavii , , $ 1140. Cs) kidley Obf. de Afthmate et hydrophobiai\ obf. xxv.  DE VERGIFTEN. $41 , de over een koud, doof, en lastig, gevoel op die plaats, alwaar hy gebeten 5 was: kort daarop overviel hem de watervrees : doch het gene ten uitterften merkwaardig is, deze vrees ontdekte e zich, het allereerst, door zyn' hevigen I afkeer tegen het zetten van een clyfleer i r want, voorover op het bed liggende, r werd hy fchielyk door een' hevigen n fchrik aangedaan, wanneer het pypje e van de clyfleerJpuit naby het aarsgat II gekomen was; hy woelde en beweeg). de zich zoo fterk in het bed, dat men, na herhaalde pogingen, verplicht was j- van het clyfma af te zien. ridley , als geneesheer by dezen wan- tervreezigen geroepen, vond hem by :ti I tusfchenpozen met allerhevigfle ftuip?| trekkingen aangetast, voornamenlyk Ji in de werktuigen der doorflikking en \ê ademhaling: de overige fpieren trokken >fl het lichaam met zoo een geweld, vooral nameniyk de tegenwerkende fpieren J der leden , dat het als een kluwen in v een gerold lag: — vier zeer fterke menjj fchen waren niet in ftaat om hem op zyn' ftoel te houden; hy overweldigde hunne macht, en liep op een' afftand van #even voeten, naar de deur van de kaX 3 nier.  342 g. de wind over mer, waarop hy met het hoogfle geweld ftampte: in zyne vlagen van dolheid wendde hy wel eens een gram* ftorig gezicht op de omftandefs; eri trachtte hen te byten: het gene étóM gelukkig eens ten deel viel aan de meid, die van hem in den duim werd gebeten ; doch zónder nadeelig gevolg, hoezeer trien een' geruimen tyd daarna de meid hierover ondervraagde: y± dikwyls heeft ridley opgemerkt, dat het hoofd naar de rechterzyde getrokken werd, zynde de Wêef in de rechterwang gebeten. Eindelyk ftierf dces ongelukkige, na alle zyne krachten verfpild te hebben, zonder eenige doodsangst te ondergaan : hebbende hy, eenigen tyd vóór zyn' dood, nog 'eene groote hoeveelheid van geroost brood, met bier bevochtigd, zeer gretig ingellokt. De alombefocmde boerhave (t), dë doodelyke gevolgen van deze zoo ras voortloopcnde ziekte in oogenfchyn nemende, fchryft: dat van de 'opkomst der geneeskunde af, door alle eeuwen heen, de grootlte geneeshecreh zich beklagen /dat 'er geene zekere f>r• dit verzoek werd hem toegedaan: hy kuste zyne kinderen; en ftierf daarop: — zeven dagen daarna werdén dê kinderen door dezelfde ziekte aangetast, en door dezelfde fmerteh gefot* terd; zoodat zy in korten tyd hun ellendig leven met den dood Verwisfelden. Die geachte fchryver verzekert ook geziert te hebben, dat döör flroó, waarop dolle varkeiis gelegen hadden, eenige paarden, osfen, fchapèh, en andere dieren, dol werden^ na dit flreó tot hun voedfel gebruikt te hebben (y). Hoe (y) PALMARU Tractat. de morbis ebttfagiojis; éa^ 3*2« -  348 g. de wind over Hoe het venyn kan blyven hangen aan kleedtren en andere voorwerpen, ziet men by caelius aukelianus (z), Eene naaifter, een geicheurd krygskleed van iemand te verltellen hebbende, die door een, dol dier gebeten was; en, onder het werk, den doorgetrokkenen draad afbytende, bevochtigde zy denzelven met het ïpeekiel van haren mond, en likte de naden der lappen met de tong: — zy werd op den derden dag dol. Een byna gelyk geval vindt men by hildanus, die ook melding maakt van een' jongeling, die een' verroesten degen, waarmede voor ettelyke jaren een dolle hond doorftoken was, fchoon en glanzig makende, onvoorziens zich daarmede in den vm.ger kwetile: — hy verviel in dolheid, en kwam ellendig om. Hoe eene enkele Ichrap, door eene dolle kat, op den rechterduim van de hand , daar naauwlyks de opperhuid beledigd was, een' mensch tot dolheid gebracht hebbe: verhaalt dezelve hildanus (a). Dat de beimetting per congres/urn maritalem, of ge- ' (z) caelius aurelianus: Lib. III. Cap. 9. (a_) hildani Opera mediso-chirurg: Obf. 36. een*. "ftir. i.pag- 65.  J5E vergiften. 34p| gemeenfchap van man en vrouw, kan overgebracht worden, fchryft de beroemde f. hoffman (b) , in het geval van iemand, die door een' dollen wolf gebeten was, en de wond verwaarloosd had: hy bekende zyne vrouw ; eenige dagen daarna werden zy beiden door de watervrees aangetast: de vrouw echter ontkwam het gevaar, en werd herfteld; doch de man ftierf. Men zoude hiertegen kunnen inbrengen de waarneming van den kundigen geneesheer f. ü£Ck.ers (c), waarin hy zegt: dat een man, door eene dolle kat gebeten, zes dagen vóór zyn' dood, met zyne zwangere vrouw dikwyls gemeenfchap had genomen, zonder dat dezelve eenige befmetting had gekregen ; hoewel de man reeds door de watervrees was aangetast: het kind toonde, na de verlosfmg, geene teekenen van befmetting; doch ftierf, eenigen tyd daarna, aan ftuiptrekkingen. van swieten (d) heeft zeer wél opge- (b) f. hoffmanni Medicinae rat. et fyfl: Tom. II. pag. 178. (c) f. dbckers Exercitat. practicar: Cap. VII, pag. 565. (d) van swieten Commettt. m apli. boerhavus» Tom. III. pag. 545.  550 G. de WIND OVEl gemerkt, dat deze gemeenfchap^ friet zyne vrquw plaats gehad moet hebben, vóór dat hy watervreezig werdt want uit het gantfche beloop der waarneming blykt, dat de watervrees maar twee dagen geduurd heeft i dus was het vergift nog niet in werking geraakt , maar fchuilde nog bedekt in het lichaam, By bonetus (e) vindt men: dat een man, 70. jaren oud, die de watervrees had, in een priapifmus zyne vrouw bekende, zonder dat zy eenig ongemak daarvan ondergaan hebbe. Daar zyn echter vele geleerde geneesheeren: als salius diversus ; amatus lxjsitanus ; fracastorius 1 fernelius; stalpart van der wiel; tulpius ; en anderen: die volftrekt van gevoelen zyn T dat noch de onmiddelykeaanraking.van hetbefmette dier, noch zyn fpog, noch zyn adem, eenig kwaad of letfel kunnen te wege brengert. Qnder alle dieren zyn 'er geenen, die meerder aan dolheid onderworpen zyn, dan honden, wolven, vosfen en katten, by linnaeus in den rang der jff- (ej boneti Sepukhr. anati Idb. I. Sect, vin. m adpend. Tom. I.  t)E VERGÏFTE*. $$i ferae, of roofzuchtige dieren geplaatst» Deze ziekte word by hen, zonder voorafgaande befmetting, door inwendige oorzaken van zelve voortgebracht; en doet in hunne lichamen een vergift geboren worden, 't welke het vermogen heeft, om by wyze van mededeeling in andere lichamen te worden overgebracht. Die zelfsvoortbrenging fchynt geene plaats te hebben in paarden, osfen, fchapen, ezels, varkens, en andere dieren; dewyl men zulks uk geene zekere waarnemingen kan gewaar worden: dus zy allen door den beet van een dol dier het vergift in hunne lichamen ontfangen. boerhave (f) heeft uitmuntend de kenmerken opgegeven, waaruit men befpeuren kan , dat de honden met dolheid zyn aangetast. Zy worden droefgeestig; houden zich afgezonderd en verborgen; blaffen niet, evenwel een fr.il geluid makende; weigeren alle voedfel van fpys en drank; gramflorig, en op ieder aanvallende die hun onbekend zyn; hunnen meester echter nog gedachtig en gehoorzaam: zy laten de ooren en den Haart nederhan- (f) boerhave Jphorifm. S 113.5»  35^ g. ti e w i nd o v e r gen,' druiloorig heenloopende. Dit i3 de eerile trap der ziekte: en hun beet in dit tydperk is wel gevaarlyk, doch niet ten hoogden kwaadaardig: daarna beginnen zy te hygen; de tong uit den bek te Heken; zeer veel fpog uit te fpuwen; te geeuwen; dodderig links en rechts teloopen, dan meteen'1 tragen , dan fchielyk met een' rasien tred; zy kennen nu niet meer hunnen meester: de oogen zyn neerllachtig , tranende, enftoffig; de tong loodkleurig ; zy vermageren fchielyk ; raken uitzinnig en dol. Dit is de tweede trap van hunne ziekte, dien zy naauwlyks dertig uren kunnen doorftaan, of zy fterven: in dit tydperk is hunne beet ongeneeslyk: hoe heviger nu het dier in dolheid uitfpat, hoe langtydiger de ziekte heeft geduurd, hoe nader het dier is aan den dood; des te doodlyker is zyn beet; des te fcherper het vergift; zeer fchielyk de heviglte toevallen te weeg orengende: en zoo integendeel. By alle deze opgenoemde teekenen kan men nog voegen het gene Dr. james (g) getuigt dikwyls waar- - (g) r. james, a new method of curing the rage: pag. 36.  DE VERGIFTEN. 353 Waargenomen te hebben: namenlyk, dat alle honden, als door een natuurlyk inflintt gedreven, met de hoogde Vrees de verkeering met een' dollen hond vermyden, en voor hem uit den weg loopen : het gene echter reeds door palmarius is opgemerkt. Dat de oorzaak van de dolheid der honden niet altoos moet gezocht worden in dë buitengewone hitte van het faifoen of climaat, waardoor de fynfte vochten van die dieren uitwafemen, en de overigen, verdikt rakende, tot een' ftaat van verrotting overgaan ,) zooals dit het gevoelen was van fommigen der Ouden,) is ontegenzeglyk: en kan door vele waarnemingen bekrachtigd worden omtrent menfchen, die in den winter gebeten zyn : zelfs kan deze oorzaak niet toegefchreven worden aan de buitengewone ftrenge koude, waardoor alles bevroren raakt, en dus dwalende honden belet worden om te kunnen drinken: dewyl hiertegen ook waarnemingen inloopen. Dr. russel (h) kwam het aanmerklykvoor, dat in eene zoo heete luchtjciv. deel. Z ftreek, (h) Dr. russel Befehryving van Akppot bh 70.  354 O. DE WIND OVER Hreek, als die van Aleppo des zomers is, nochtans geene voorbeelden be^ kend waren, dat 'er eenige honden , waarvan de ftraten krielen , dol geworden zyn ; fchoon dezelven meest van vuilnis leven, en weinig by water kunnen komen. Het is echter dit vuilnis of verrottend voedfel, 't welke de honden over.al op Hraat vinden, en gretig indikken; gepaard met gebrek van water, oi het drinken van vuil Hinkend water; het gene zeer veel vermag, om in hunne >vochten eene zekere geneigdheid tot verrotting te weeg te brengen ■ die {door b.ykomende gevallen van zware hitte of iirenge koude) tot een' hevigen trap van rottende werking kan overgaan: waardoor de vochten in hunnen aard en natuur veranderd, en tot een venynig vermogen worden overgebracht: welk vermogen dan in Haat is, .om door een onzichtbaar klein gedeelte •van vergift eenen anderen hond te be.fmetten; en door dezen wederom honderd anderen; gelyk dit ook in andere ■befmettelyke ziekten plaats heeft. Üf ;nu de. wormen, die men zoo dikwyls in de Jinus frontale*, of boezems van het  Ü E VERGtFTErt. 355 het voorhoofdsbeen, en in de niefen der honden vindt, als medewerkende oorzaken der dolheid kunnen gerekend worden? is geheel onzeker. Daar rtu de gulzige verflinding van flecht voedfel, gepaard met eene geringe uitwafeming, welke de honden hebben- wegens hunne taaije, ruige^ en drooge huid, hun woelig leven, en kort Gapen; reeds, in den natuurleken ftaat hunner gezondheid, eené vlugge loogzoutige fcherpte in de vochten doet geboren worden: — wat is 'er dan niet te verwachten, als eene buitengewone heete , of zeer koude, luchtsgefteltenis hierbykomt? die ras in ftaat is, om eenen allerhevigften trap van verrotting aan de vochten mede te deelen: waaruit eerte kwaadaardige koorts ontftaat, die de dolheid veroorzaakt. In dezen ftaat zweet de hond nooit : dus kan 'er geene ontlasting Van fchadelyke vochten door de huid öntftaan : de kwylklieren worden dan aangedaan; en werpen, in eene meerdere hoeveelheid dan gewoonlyk, een ïchuimend ziltachtig fpeekfel uir, gelyk fitt klaar te zien is: even als of de naZ 2 tuur.;,  35<$ G. DE WIND OVER tuur, door dezen weg , zich van hef fchadelyke ontlasten wilde. Hieruit kan men met alle waarfchynlykheid afleiden: dat dit vergift, by zyne geboorte, zyn eerfte kracht oefene op de gantfche masfa der waterachtige deelen van het bloed, en op de afgefcheidene fpeekfelvochten, door het Jyftema lympbaticum bewerkt; en by verderen voortgang op het bloed, en alle andere vochten en vaste deelen: zoodat het dier ten laatften als geheel venyn word: — het behandelen alleen van een befmet hondtje, zonder daarvan gebeten te zyn, bracht de watervrees en den dood te voorfchyn,in een kind van omtrent drie jaren oud (i). - Waarin nu het vergift befta ? is zoo min te bepalen, als van dat der andere befmettelyke ziekten. Men kan echter, uit velen zyn er woedende uitwerkfels, door befmetting in het lichaam van den mensch overgebracht, opmaken: dat zyne esjeimèle deeltjes (i) Uiïgtkze philqfophijche verhandelingen: lïde deel,.bh 281. ■  DE VERGIFTEN, 357 t^es langen tyd in een' ftaat van werkloosheid kunnen blyven , en van eenen taaijen en vasthechtenden aard zyn; waarvan ik voorbeelden heb aan* gehaald: — dat zy, uit hunne fchuilhoeken zich ontwikkelende, in eene vlugge doordringende kracht van werking uitbarften; en niet allereerst het bloed aandoen, maar fui fimiles humores; namenlyk de waterachtige en fpeekfelvochten van het menfchelyke geitel zelve: waaraan zy hetzelfde vergiftigend vermogen mededeelen; na hen beroofd te hebben van die zachte geaardheid, en dien naauwen band van vereeniging, die hun natuurlyk eigen is. Voor het overige zoude men dit vergift kunnen befchouwen, als eene ontbondene masfa of klomp van verrotte olieachtige, zwavelachtige, en bytende zout-r deelen; van eene lymige, gistende, en geestryke natuur: in welke laatfte hoedanigheid mogelyk de kracht van het vergift zit: — want anders zoude het fpeekfel der fcorbuiïci of fcheurbuikigen, tot zyn' hoogften trap van verrotting opgeklommen, en alles cxi'cerêren4t, wat hun in den mond \oorkomt, Z 3 even  3|S O. DE WIND OVER' even zoobefmettelyk, en van denzelfv den aard kunnen geacht worden: het gene echter door de ondervinding niet geleerd word: —i daar moet derrialven iets bykomen, waarvan dé kennis ons ontbreekt,' dewyl wy niet in flaat zvn , om in het inwendige famenweeflel,, óf de byzondere brganifaiie der deelen zoq door te dringen, dat wy alles in zyn volmaakt verband kunnen befchouwen. Het kan niet ontkend worden, dat het eten van mosfelen fomtyds fchadeJyke en angstvallige yerfchynfelen in het menfchelyke lichaam voortgebracht hebbe: die echter, binmn een kort verloop van één of twee dagen ; of door de natuurkracht des lyders zelve; of door aangewende hulpmiddelen; ponder levensgevaar verdwynen: échter zyn 'er (doch allerzeldzaamst) voorbeelden,-dat op zoodanige toévallen de dood gevolgd is. Dus verhaalt de beroemde werlhof van een' man, 78, jaren oud,"die na het eten van mosfelen fchielyk zware benaauwdheid Jcreeg, met braking vergezeld; waarOp een purperachtige uitflag over het  DE VERGIFTEN. 35$ lichaam volgde, en verval van krachten ; zoodat hy op den derden dag ftierf (k). In de Pandectae medicinae legcdis van valentinus, vindt men een geval van een' man, die (na het eten van mosfels) door zeer hevige toevallen werd aangetast ; en fchielyk den dood onderging: — men befchouwde dit fterfgeval zoo ontydig te zyn, dat de vrouw in groote ongelegenheid geraakte, en befchuldigd werd, haren man door vergift van het leven beroofd te hebben: —<- men leefde raad met de geneeskundige Faculteit van Leides boagefchool; die dezen dood aan de gegetene mosfels toefchreef (1). De gewone toevallen, die by eenige lyders in meerdere of mindere hevigheid zich vertoonen : zyn eene opgeblazenheid van lichaam; benaauwdheid om het hart; pyn in den buik; by : fommigen, vaneen teedergeftel,zenuwtrekkingen: fomwylen befpeurt men ! een' rooden uitflag over eenige deelen 7L 4 van (k) werxhof Tract. de Adfectïb. a comefiis mitn11:, in praef. ad OisJ'. epifl. r. buure^s. I (1) valentinï "Pandectae m.edic. leg: Paft: L >Sect. ui. Caf. 28.  360 G. DE WIND OV,ER van hetlichaam, met eene hevige jeuk* ie vergezeld. De natuurgefteltenis des lyders redt zich dikwyls door braking en afgang; waarop de toevallen dan fchielyk verdwynen : doch zoo dit geene plaats heeft, moet men aan#onds overgaan tot een braakmiddel, uit eene gepoegfame hoeveelheid olie van zoete amandelen beftaande; of , het gene gemaklyker is, een paar lepels wynazyn gebruiken: waardoor men dan gemeenlyk eene ophouding en verdwyning van alle deze toevallen gewaar word. Waren nu de mpsfels in zichzelven zoo fchadelyk, als men fchynt té. duchten, dan zoude gods albefturende Voorzienigheid dezelven aan den mensch, tot een fmakelyk voedfel, iri zulk eene meenigte niet verfehaft hebben :/ —1 neen zeker' de mosfel is* hierin zoo onfchuldig, als het krabbetje , 't welke men dikwyls tusfchen hare fchalen gehuisvest ziet: — dit kwade gerucht yart vergiftige fchadelyk? hejd, kan de mosfel toegefchreven, jiangt van eene toevallige oorzaak af. Want het venyn der mosfels is niets anders; dan de kuit, of eijeren, val  DE VERGIETEN. 361 een zeedier , 't welke den naam draagt van ftraalkwalte: — deze kwallen laten zich gemeenlyk zien op het einde van de maand April, of in het begin van Mei; (naar mate de luchtsgefteltenis eene meerdere of mindere hitte in zich bevat;) tot het begin van de maand October: en zyn zoo venynig en kwaadaardig van aard, dat, als menze aanraakt of opneemt, de hand onmidlyk opzwelten ontdoken raakt, met eene ondraaglyke jeukte; doch dit toeval yerdwynt zeer ras, voornamenlyk als men het beledigde deel met azyn afwascht: — men vindt echter kwallen, die men zonder letfel kan aanraken en behandelen. De eijeren van deze kwallen, of mogelyk die kleine kwalletjes, naauwlyks voor het oog zichtbaar , waarvan Dr. baster fpreekt, worden door de fpoelende zee in de gapende mosfel geworpen; die, gegeten zynde, oorzaak geeft aan alle de gemelde toevallen. Doch, als men in overweging neemt de verbazende meenigte van mosfelen, die alle jaren Zonder eenig letfel gegeten worden : is het gevaar, om zoodanig eene mosfel aan te treffen, zeer gering; en kan * * ' Z 5 ge:  36*2 de wind over de vergift, gemaklyk door bet gebruik van azyn overwonnen worden. Men kan, over deze kwallen, verder naarzien de om vermoeide naarfporingen van den Heer baster , wiens geachte naam aan Zeeland altoos tot eer zal ftrek«i ken, zoolang men aan zvne verdienften in de Natuurlyke hiirorie eenen welgegronden lof toezwaait (m). (m) bas ter i Opufcula fubfeciva: Tom. I. Lib, III. pag. 101. et feqq.  VERSLAG VAN EENIGE PROEVEN, GENOMEN MET HET plJP RUM AMMONIjeUMs M. J. 1'HOMJSSEÏÏ A THUESSINK, De zenuwziekten zyn, van alle tyJen, voor de moeilykfte en verdrietigfte ongemakken gehouden, die onder de behandeling der geneesheeren yallen: en geen wonder! dewyl de ■werking der herfenen, en des zemiwgeftels, ondoorgrondelyke geheimen voor de doorzichtigfte artfen oplevert. De ziekten der zenuwen zyn dus, voor het grootfte gedeelte, duister; zeer dikwyls hardnekkig; en niet zelden onoverkomelyk. Hierom zien wy, dat 'er zoo vele, zoo verfchillende, geneesmiddelen in deze ziekten gebezigd worden: en dat dezen met % ■ ' zulk DOOR  3^4 A THUESSINK, PROEVEN MET zulk eenen verbazend yerfchillenden uitflag achtervolgd worden. Onder alle de toevallen van het zefiuwgeftel, die uit een oneindig getal van verfchillende oorzaken voortfpruiten; kunnen wy echter twee hoofdziekten ond^rfcheiden, waartoe wy ze allen brengen kunnen : zonder dat wy daarom de natuur dezer ziekten duidelyk kunnen uitleggen. De eerfte is een gebrek aan behoorlyke werkinpr van het geftel der zenuwen: het welke zich; of door een gebrek aan gevoel; beweging; of van beiden openbaart. De tweede,is eene overmaat van gevoel; beweegbaarheid; of eene tegennatuurlyke beweging; 't zy van het geheele zenuwgeftel, 't zy van een gedeelte van hetzelve. Deze groote beweegbaarheid vertoont zich door kramp , of eene tegennatuurlyke famentrekking, of beweging der fpiervezelen. Het is thans myne taak niet, om alle de oorzaken naar te fporen, welken deze toevallen kunnen te weeg brengen. Zeker is het, dat wy deze foort van ziekten het meest in teedere en zwakke geftellen aantreffen. Eene groote teederheid en gevoeligheid der/ ze-  HET CÜTRÜM AMMOtflACUM. 365 •zenuwen is oorzaak, dat ook de geringde uitwendige aandoening krampachtige bewegingen te wege brenge. De weeke opvoeding ; de verzwakkende leefregel; het gebruik van verflappende warme waterdranken; zyn de bronnen , waaruit de thans zoo meenigvuldige zenuwziekten der grooten, vooral der vrouwen, voortfpruiten. Ik befchouwe dus de voornaamfle oorzaak van alle de hedendaagfche zenuwziekten , (weinigen uitgezonderd,) die ons onder den naam van vapeurs, convulJiën, fpanningen op de zenuwen, epilepfie, en ftüipen, voorkomen; ja zelfs fommige gevallen van verlamming en beroerte: als de uitwerkfels van atonie^ van zwakheid: alhoewel zeker ook deze zelfde toevallen uit geheel andere ert tegengeftelde oorzaken kunnen voortyloeijen. De geneesmiddelen, die men gewoonlyk ter wegneming dezer ziekten bezigt, zyn zoo meenigvuldig, dat derzelver getal byna ontelbaar is. De .meeste zenuwmiddelen zyn heet, prikkelende, en opwekkende: welken 00genblikkelyk de zenuwen opwekken, en tot eene geregelde werking brengen; doch daarna het zenuwgeflel meer dan ooit  366 A THÜËSSINK, PROEVEN MET ooit verzwakt laten, en dus tot nieuwë Aanvallen aanleiding geven. De eenige geneesmiddelen, welken eene duurza^ me en zekere genezing te weeg brengen, zyn de tonica; en alle die middelen , welken uit deze dasje genomen worden. Hiertoe zyn dan ook met de meeste Vrucht gebezigd: zoowel dé amara tonica j vooral die te gelyk eene zachte opwekkende fpeceryachtigë kracht hebben; gelyk de valeriaan wartel; de oranjebladen; enz. i als dé koortsbast; en andere zachte famentrekkende middelen. Doch, onder alle de tonica, zyn de metalen boven de andere middelen te verkiezen. Hetyzer^ op verfchillende wyzen toebereidt; defpiauterbioemen, lang onder den bedekten naam van luna fixata door lüdeman gebruikt; hebben in deze ziekten den meesten roem verworven; Lang heeft men gedraald, om de andere metalen ook in deze ziekten te beproeven : en de vergiftige eigenfchar> pen van verfcheidenen derzelven > hebben de geneesheeren hierin tegengehouden. Voor niets heeft meii meer fchrik, dan voor het koper 5 ïirelks vergiftige eigenfchappen zooé zeer  - HET CUPRÜM AMMONIACUM. 367 zeer bekend zyn , dat het overbodig zyn zoude, dezelven hier op te tellen. Dan, gelyk wy veel verfchuldigd zyn aan het gelukkige geval; veel aan roekeloosheid ; veel ook aan de wanhoop; wanneer men fomtyds liever een dubbelzinnig middel toedient, dan den zieken aan zyn jammerlyk noodlot overgeeft* zoo is ook, waarfchyn* lyk, "het bloote geval oorzaak van het gebruik des kopers in de geneeskunde. Intusfchen is het koper geenszins een nieuw geneesmiddel in zenuwzakten, aretaeus cappadox fpreekt r is van het koper, als een middel, ; het welke op eene byzondere wyze de zenuwen aandoet, en daardoor de vallende ziekte wegneemt. De oplosfmg van koper in het vlugge loogzout, fchynt ook^ reeds van ouds , de voorkeur boven andere koperbereidingen e ïhadte hebben. Immers, was het ge* b *uik des vluggen loogzouts, in krampen , ftuipen, en epilepfie, reeds zeerlang bekend; geen wonder dan, dat taen deze beide middelen ook vereeïtigd gegeven hebbe. De blaauwe vttri? tJ, ook dikwyls in zenuwtoevallen gebezigd, werkt te hevig.; zelfs, in zeer , klei-;  368 a thuessink, proeven met kleine giften: en veroorzaakt, niet zelden , zware buikpynen en brakingen,, Het koper, met het Jal alc. volau vereenigd , geeft wel walging ; dan het veroorzaakt zeldfaam krimpingen, of braking. Om dit voor te komen, is het altyd veilig, dit middel in pillen, met de eene of andere gomachtige zelfftandigheid gemengd, te bed gaande toe te dienen: wanneer ik nimmer eenig ongemak van dit middel befpeurd heb. In de minfte gevallen had ik een purgeermiddel nu en dan noodig: dewyl ik veeltyds zag, dat het zelfs ruime ftoelgangen te weeg bracht. Ik merkte bereids zooeven aan, dat het koper, al overlang, in de geneeskunde als een antifpajmodicum gebezigd was: — dan het koper, met het alc.volatdevereenigd, is ook reeds door stisser, boyle, boerhave, weisman, maux, van swieten, en andere geneesheeren, toegediend; ja als een uitftekend middel geroemd. Intusfchen is dit middel naauwlyks gebezigd, dan federd weinige jaren in Enge/and; daar het thans ook maar zeldfaam gebruikt >vord. Eene al té groote befchroomd- heid  HET CUPRUM AMMONIACUM. 36$ heid omtrent de vergiftige eigenfchappen van het koper , is misfchien de eenige oorzaak, waarom hetzelve niet dan in byna wanhopige gevallen word toegediend. Dan eene langdurige ondervinding heeft my volkomen van hèt tegengeftelde overtuigd: daar ik nimmer eenig nadeel hiervan ondervonden ; maar integendeel de beste uitwerkfelen, zelfs in de hardnekkigfte gevallen; befpeurd heb. Men ontmoet in geene apotheken een voörfchrift van de bereiding der vereeniging van het koper, met het vlugge loogzout; dan in de EdinburgJcbe en Zweedjche pharmacopoeèn. De laatfte komt genoegfaam overeen met die van weisman : die eene bepaalde hoeveelheid kopervitriool in water ontbindt; en doorgezegen zynde, eene genoegfame hoeveelheid Jp. JaL ammon, daarby voegt: waarna hy eene zekere mate wyngeest daarby giet, om de kryflalfchieting te bevorderen. In de Edinburgfche apotheek word voorgefchreven, te nemen twee deelen biaauwe vitriool, en drie deelen ƒ«/ alc. volatile ficcum : dezen te famen wél te wryven, en dan op een' kajjdleen te , xm d&el. Aa la-  37° a thuessink , proeven met" laten droogen. Op deze wyze verkrygt men een cuprum ammoniacum ; dewyl het acidum viirioli vry aoed zich niet de kalk vereenigt, en daarin dringt Wanneer de Jp. Jül. ammoru cum cake paralus gebezigd word, verkrygt men groene cryjlal/en. Tot myne proeven heb ik gedeeltelyk cuprvm ammcmacum gebruikt, 't welke i'k uit hamburg ten dien einde had medegebracht; ten deele ook het gene ik, met yeei nauwkeurigheid, naar het Edinburgjche voonchrift had laten gereed maken: het katfte voldeed my beter* dan het eerite. Doctor odur van Gcneve vond, dat j^y,V?eging der JV^ut er bloemen dit middel krachtiger maakte; en dat de Jyders dan ook grootere giften konden verdragen: dan ik heb dit nimmer kunnen befpeuren. Prof. home, te Etiinbwg, verhaalt pag. 218. ed 3 van zyne Med. and cimical exp. bijl. a1'd disfert. vier proeven, waarvan 'er maar eene gelukkig uitviel: doch van verfchillende proefnemingen van dien geneesheer ooggetuige geweest Zy»de, befloot ik hieruit zeer weinig Den oplettenden Dr. duncan zag ik dit, . hec  HET CÜPRÜM AMMONIACUM. 3 ft liet eerst, met den besten uitflag gebruiken $ na dat hy reeds in zyne Med, obf. twee. gevallen had bekend gemaakt. Pag. i\.obf.\. verhaalt hy het geval van een' jongen van 12. jaar, die reeds vier jaren aan eene epilepjie, by overerving van zyne moeder gekregen , gelaboreerd had. Hy genas het kind, door het 's avonds eene pil, beftaande uit | grein cuprum ammoniacum* met kruim van brood te geven: in het eerst bleef het kind eenige dagen geheel vry , doch 'er volgde een fterke aanval van vallende ziekte: toen gaf hy twee pillen dagelyks, met het gelukkige gevolg, dat de ziekte geheel wegbleef;. Pag. 323. obf. 21. verhaalt hy het gevafvan 'een' mah; die alle avonden, te bed gaande, fterke ftuiptrekkingen kreeg door het geheele lichaam, vooral door de armen en beenen, die fomtyds een halfuur en by wylen langer duurden , en dan met een zweet over het geheele lichaam eindigden; te gelyk had hy duizeling, en penaauwde ademhaling; doch was niet.te min volkomen by zyn kennis, en kon over alles fpreken : hierna verviel hy in eenen gerusten flaap , die den geheeAa 2  372 A thuessink, proeven met" len nacht duurde. Gedurende den dag was hy volkomen wél; behalven dat hy met winden, opfpanningen , en een gevoel van zwaarte omtrent de maag gekweld was. Na te vergeefs verfcheide middelen gebruikt te hebben, gaf hy hem een van de pilulae caeruleae, en een flaapdrankje met 25. droppels laudanum. Aanftonds bevrydde hem deze gift van zyne üuiptrekkingen, gedurende verfcheide dagen; doch van de pillen gevoelde hy walging, en braakte zelfs daarvan by wylen : zy veroorzaakten daarenboven eene vertraging van den afgang, en hierom was hy genoodzaakt fomtyds een laxeermiddel toe te dienen. Na dat hy, gedurende eenige dagen, ééne pil 's morgens, en ééne 's avonds, gebruikt had, was hy volkomen van alle zyne toevallen bevrydt. Voor vier jaren, ter voortzetting myner letteroefeningen, te Edïnburg my bevindende , had ik het genoegen, in het Difpenfary den Heer duncan eenige proeven met dit middel te zien nemen: welken , vooral ook in hyjlerijche gevallen , van een gewacht gevolg waren. Op dien ' zelf-  het cuprum ammoniacüm. 373 welfden tyd bezigden de Heeren Prof. home en gregory, alsmede de Heer Doet. cuncle , dit geneesmiddel in. Eet koninglyke bospital: wanneer ik >:ook deszelfs uitmuntende krachten als [ooggetuige waarnam. De Heer duncan zegt, in zyne aanmerkingen op de twee ftraks gemelfee gevallen , dat hy voornamenlyk (vertrouwd heeft op het cuprum amvmoniacum; dewyl hy geen geneesmiddel kende, het welke zoo krachj:tig is in het wegnemen eener geifneigdheid tot convulfie, als dit: en 5}dat hy kort te voren iemand met i dit middel uit den grond genezen had ïlvan de epikppe, En elders: dat het by fhem het Iterkfte tonicum is, en de zachtIfte en veiligite bereiding van het koI per. Gedurende drie jaren heb ik een J: aantal proeven met dit middel genoimen: van weiken ik alleen fommigen |kort zal aanhalen; met uitlating, zoo 'Weel mogelyk, van alle overoodige IomfUndigheden.  374 A THUES3INK, PROEVEN MET •EERSTE GEVAL. In den zomer van 't jaar 178$ kwam een zeer kundig büiknpraM ttzyn niet een meisje van zeven jarenPy my die (volgens zyn zeëséM meer dan een jaar eene febris' vernM pq/a gehad had. Hy zelf, en vel icceidene geneesheeren, hadden te vergeefs alles aangewendt, om dezelve te verdry ven. Van tyd tot tyd hadji zy, door verfcheiderhande wormverdryvende middelen, zoowel ronde i vormen als maden geloosd:'wanneer altyd , voor eene wyl, de toevallen verminderden. By my komende had' zy zeer zeldzame toevallen. Het kmd fcheen uiterlyk volbloedig , tcnoon, en gezond; de oogappel was zeerverwyderd; de opperhp gezwol^ l ien : by tusfehenpozen was het kind I volmaakt ge29nd; dan, verfcheidene* reizen opeen' dag, klaagde het over geweldige krimpingen en pynen in den buik , wanneer het ftuipen en tpfpufebe toevallen kfeeg • op dien tyd en fomtyds even daarna, werd' l het fond zinneloos, en geheel van I fM YHftand beroofd ; zy v0?lde j 4»%,  HET CUPRUM AMMONIACUM. 375 li'dit altyd aankomen, en waarfc huwde hiervan de omftanderen. Deze ii toevallen duurden den eenen tyd ;l langer, den anderen tyd korter. De long was nu en dan heilagen ; de I buik gezwollen ; en de ontlasting | traag; de eetlust fterk ; het water 1 wit en ongekookt; de pols ingetrok| ken en fnel. Ik dacht dit geval juist gefchikt, om I eene proef met dit middel te nemen, ■k (lelde het daarom, als een twyfel; achtig middel, aan den Chirurgyn I voor; die met my begreep: fatius esfe \ anceps experiri remedium, quam nullum: I wy gaven dienvolgende het kind 's morllgens eene pil met een half grein cu* ! prum ammoniacum. De heelmeester Kam het kind dagelyks verfcheide uren Inaauwkeurig waar: en bevond, dat het : middel walging en diarrhoea veroor[ zaakte: de toevallen verminderden echter van dag tot dag; en nadut wy eenige dagen met het gebruik van dit middel hadden aangehouden , en de gift tot op zes greinen daags hadden vermeerderd , zonder dat het kind daarvan eenig ongemak, dan verlcheidc ftoelgangen dp één' dag, onderAa 4 vond*  37°" A THUESSINK, PROEVEN MET vond, waren deze toevallen zoodanig verminderd, dat dezelven zelden en naauwlyks meer befpeurd werden. Sedert dien tyd heb ik van dit kind niet meer vernomen. T WE EDE GEVAL. Het gelukkige gevolg , het welke deze eerile proefneming had , moedigde denzelfden heelmeester aan, om het zelfde geneesmiddel toe te dienen aan een meisje van 12. jaren, die uit dezelfde oorzaak ftuiptrekkim gen , en epileptifche toevallen had: twee a drie greinen voldeden voor dit oogmerk; en het kind werd daardoor herüeid. ' s DERDE GEVAL. Dan de derde en vierde proef mislukten: en geen wonder! De één was een lyder, die gedurende verfcheide jaren eene melanchoüa had , die fomtyds eene volilrekte zinneloosheid ver-s ^9.ndet -Pö ander was een jongeling,  HET CUPRUM AMMONIApUM. 37f ling, die gedurige aanvallen van mama had , doch tusfchen beiden wél was. Wy beproefden in beide gevallen dit middel, met weinige hoop, en pok zonder de minlle viucht. VIERDE GEVAL. Het tweede voorwerp , waarin ik dit middel met een uitftekend goed gevolg 'bezigde, was eene vrouw van in de zestig jaren; een hypochondrisch, zwak, en rheumatick geitel. Zy was meermalen aan rheumatijmi chronici onderhevig geweest: dan in de maand December 1786, ontbood zy my by zich. Ik vond haar diep in eene kap tewonden, over een onlydelyke pyn aan de linkerzyde van het hoofd klagende: zy had ook hevige pynen in den arm, lendenen, en been van diezelfde zy de: haar pols was klein en gefpannen; de huid droog ; geene ontlasting ; het water vuurrood. Zy was adergelaten; men had fpaanfche vliegen gelegd; zy had zweetdranken, fumtgafies, en dampbaden gebruikt: ponder de minfte uitwerking. 11$ Aa § fchïeef  37 8 A THÜESSINK, PROEVEN MET fchreef haar een decoctum aperïens rret de fpir. Mindereri, het decoctum ligna* rum; daarna de ilnet. guajac voht, de gum. guajac. en verlcheide andere geneesmiddelen voor: doch aüe! \ erergerde de ziekte. Dan, daar ik befpeurde , dat 'er aanmerkelyke tnsfchenpozingen van pyn waren, en dat dezelve altyd 's nachts het hevigfte was; dacht ik, dat hier mogelyk een febris topica plaats had, waarin ik haar den koortsbast toediende: dan, daar dit geneesmiddel even vruchteloos was, dacht ik, dat mogelyk hier het cupnm ammoniacum , als een uitftekend tonicum en druif pafmodicam, van nut zoude kunnen zyn. Ik gaf haar dan \ gr, cuprum ammoniacum , met het fucc. liCjuid. en gum. guaj. tot pillen gebracht. Tot myne blydfchap en verwondering vernam ik twee dagen daarna, dat de krampen veel verminderd waren: de pillen veroorzaakten alleen een weinig walging; en de ontlasting traag zynde, moest ik een laxeermiddel voorfchry-? ven, waartoe ik eenige greinen rhabarber bezigde. Na een gebruik, gedurende veertien dagen, van één grein cuprutn ammoniacum dagelyks, was de ly-  HET CUPRUM AMMONIACUM. 379 ïyderesfe zoo volmaakt herfteld, dat zy daarna nimmer eenig ongemak meer gevoeld heeft. V T F D E GEVAL. In Januari 1787. werd ik fchielyk tep hulpe geroepen by eene vrouw van jn de vyfcig jaren / die federt verfcheide weken de yfelykfte pynen in de lendenen gevoeld had, zonder eenige tusfchenpozing: zy had van twee andere geneesheeren allerhande foort van geneesmiddelen gebruikt; en dezen hadden haar, zonder verderen byftand te geven , verlaten. Ik vond haar luidkeels fchreeuwende, de armen om hoog , leunende tegen een' hoogen fchoorfteen, om Zoo de lendenen te fteunen. Ik gaf haar aanftonds een gr. laudanum, met een half grein cuprum ammoniacum , viermaal 's daags : dit werktewonderbaarlykfchielyk. Nadat zy vier pillen gebruikt had, bedaarde langfamerhand de pyn: de pillen gaven haar eene geringe walging, en veroorzaakten een' tragen itoelgang : ik gaf haar daarom pillen van het exir. ca* ** ihols  380 A TH0ES6INK, PROEVEN MET ihol. Binnen acht dagen was zy volmaakt herfteld. Nimmer zag ik ipoediger en gelukkiger uitwerking van het geneesmiddel, dan in dit geval van ïumbago% waarin zelfs het opium, in meenigte ge^ bruikt, de pyn niet kontie bedaren. ZESDE GEVAL. Eene vrouw van vyfentachtig Jaren had, federt verfcheide jaren, gelukkeld aan zenuwtoevallen, welken aan zwak? heid werden toegefchreven, en door eerte opeenzameling van tegenheden waren veroorzaakt. Zy was voor het overige wél; doch van een zeer teeder, fietsen, en chlorotiscb geitel. By de minfte aandoening viel zy in flaauwte, zonder byna eenige teekenen van leven te geven; de ademhaling verminderde langfaam met de pols; en beiden werden zoo gering, dat men naauwlyks zeggen zoude, dat zy leefde. In dezen ftaat bleef de zieke fomtyds eenige uren : kwam dan langlamerhand tot zichzelve; was zeer vermoeid ; en klaagde over duizeling % en zwa-  HET CUPRUM AMMONIACUM. 38f zware hoofdpyn. Na alle nervina, gedurende langen tyd, gebruikt te hebben zonder uitwerking, gaf meri haar een aftrekfel van verwerkende kruiden op wyn; en den koortsbast met ftaalvylfel in poeder: deze middelen verfterkten wel het geitel, doch konden geen' nieuwen aanval voorkomen. Ik gaf haar pillen met een half grein cuprum ammoniacum, waarna deze toevallen aanftonds verdwenen: na de eerfte reis kreeg zy geene flaauwte meer; na een gebruik van veertien dagen, vond zy zich zoo fterk en wél, dat zy het gebruik daarvan naliet, Gedurende drie maanden in den zomer van 1786. bleef zy volmaakt wél, en veel fterker, dan zy in verfcheide jaren geweest was. Door een' fterken fchrik° kreeg zy op eenmaal deze flaauwtens weder, welken aanftonds door eene mania gevolgd werden: tegen den avond kwam 'er een klein koortsje , 't welke een gedeelte van den nacht duurde: de pols was uitermate klein en zwak: welke zwakheid zoodanig de overhand nam, dat zy in geen twee dagen verbedt konde worden. Aanftonds nam ik myne toevlucht tot  ?S2 A THUESSIXK, PROSVEN MET tot opwekkende en verfterkende middelen , waarby ik een grein cuprum ammoniacum in pillen s~oegde. Na een gebruik van vier of vyt dagen vermeerderden de krachten, en hiermede ook de zielsvermogens , langfamer^ hand; tot dat zy, door een aanhoudend gebruik dezer middelen, in veertien dagen herfteld was. De lyderesfe bleef zes maanden gezond: doch nieuwe onaangenaamheden brachten haar in een' veel ellendiger toeftand dan te voren. In 1787. waren de fiaauwtens zoo meenigvulcfig, dat de eene genoegfaam zonder tusfchenpozing de andere volgde. De pillen voldéaen nu niet meer, voor dat zy daarvan zes dagelyks gebruikte: hierdoor verminderde de hevigheid en langdurigheid der fiaauwten; een nieuwe fchrik en droefheid nam dezelven geheel weg. In 1788. kreeg zy wederom deze toeval-»" len in een' minderen graad: en toen werden zy, door het gebruik van ééne pil, weggenomen.  2£r£.v;£ G £ VAL. mêódk op andere lydkn wist iv \2«  3§4 A THUESSINK, PROEVEN MET ondraaglykfte hoofdpyn bevrydt was^ en dagelyks deze toevallen kreeg. Ik werd dus te rade het cuprum ammo* nlacum te gebruiken: het welke my toen reeds in andere gevallen uitftekende diensten gedaan had. Ik gaf een half grein 's avonds en 's morgens: dit veroorzaakte walging, en eene hevige diarrhoea: de hoofdpyn hield onmiddelyk op ; en alle de zenuwtoevallen bleven terftond weg. Na dat de lyderes eenige dagen met die pillen had aangehouden, hielden de fterke ontlastingen op: zy gevoelde aileen 's morgens een weinig walging: de ontlastingen werden natuurlyk; en tot myne grootfte verwondering kwamen de maandftonden te rug, en regelden zich volkomen. Sedert meer dan een half jaar genoot zy de beste gezondheid: dan ongelukkig een ander meisje met hyfienfche toevallen ziende, kreeg zy eene flaauwte , en daarop volgende ftuiptrekkingen, even als te voren; doch het toeval keerde niet te rug, dewyl zy onmiddelyk van hare pillen innam. Niettegenftaande zy nog onlangs de hevigfte aandoening gehad heeft, door een treffend ver-  HET CUPRUM AMMONIACUM. 3®5 Verlies , heeft zy de zenuwtoevallen niet gekregen, mogelyk om dat ik uic voorzorg de pillen liet gebruiken* J C H T S T È G E V AU Eene jonge juffrouw kreeg, door het tegengaan van een huwelyk, alle de toevallen van catakpfis^: uiterlyk was zy zeer gezond en wél: op éénmaal, zonder dat zy iets voelde, kreeg zy de volgende toevallen: zy viel neder , en fomtyds bleef zy ftaan of zitten, in dezelfde houding, Zonder beweging; langfamerhand begon de pols te zinken; de ademhaling langfamer en trager te gaan ; en alle de leden ftyf te worden, zoodanig dat zy niet te buigen waren: haar wezen werd dan bleek ; en zy geheel en al koud, zoodanig dat zy als een marmeren beeld fcheen te zyn. hit toeval duurde by wyien een halfuur; fomtyds veel langer, en wel tot twee uren toe: waarna langfamerhand de omloop van 't bloed, de kleur, en warmte wederkeerden : zy was dan geheel wél, en voelde niets dan wat hoofdpyn. Men had haar allerhande xiv. deel. B b ge-  386 A THUESSINK, PROEVEN MET geneesmiddelen voorgefchreven, zonder dat zy 'er de minfte vrucht van had: waarom ik pillen met een half grein cuprum ammoniacum aan haar voorfchreef. Den eersten dag fchenen de pillen geenerhande werking te doen; doch den tweeden dag kreeg zy de toevallen niet weder; zy gebruikte nog eenige dagen de pillen, doch zy gevoelde daarvan zoo veel walging, dat zy die niet verder wiide voortgebruiken. Door weinige pillen bleef 'zy evenwel een' geruimen tyd vry i echter heb ik naderhand vernomen , dat zy dezelfde toevallen had wedergekregen. NEGENDE GEVAL. Een jongeling van 17. jaren kreeg fchielyk, zonder uitwendige oorzaak" •een paroxyfmus epilepticus, welke met de gewone toevallen (van fchuimen des monds, verdraaijen der oogen, en ftuipachtige famentrekkingen der armen en beenen) aankwam. Dit toeval duurde korte minuten; en werd dan door eene hevige heete koorts gevolgd.  HET CÜPRUM AMMONIACUM". 38^ volgd, die in een fterk zweet eindigde. Men meende vooralstoen , dat dit uit eene volbloedigheid voortkwam, waarom hy ook meer dan eens werd adergelaten : — inderdaad verdreef dit den aanval; en hy was, ge-; durende drie of vier maanden, volkomen van deze ziekte vry: daarna echter werd hy, veel heviger dan te voren, daaglyks door deze ziekte aangetast. Braak- en purgeermiddelen werden, door een' ander' geneesheer, (die deze ziekte aan een taai je flym, in de ingewanden huisvestende, toefchreef) rykelyk toegediend; doch met geen ander gevolg, dan dat de lyder zwak werd, en de zenuwtoevallen hand over hand toenamen. By my komende , had hy in verfcheide weken geenerhande geneesmiddelen gebruikt: hy klaagde over trage ontlasting en gebrek aan eetlust: —- na dat ik hem een zacht laxeermiddel gegeven had , fchreef ik hem pillen voor van \ grein cuprum ammoniacum , vier reizen *s daags. Den eerften dag was het toeval minder: den tweeden dag had hy alleen eenige duizeling, zonder wezen- . Iyke mleviifcbe toevallen,. Denderden Bb 2 en  3^8 A THUESSINK, PROEVEN MET en volgende dagen gevoelde hy niets, dan by wyien walging en fterke ftoelgangen van de pillen. Na dat hy drie weken van alle toevallen was vry geweest, ondernam hy, om een' geheelen dag, die zeer warm was, achter op eene koets te ftaan. Des avonds kreeg hy daarop, in myne tegenwoordigheid, een lichte paroxyfmus, die Hechts weinige minuten duurde, en die door eene kleine koorts gevolgd werd : ik gaf hem wederom dezelfde pillen; en federt dien tyd bleef hy volkomen vry. Hy verwaarloosde weldra zyne pillen, en ging tot zyn vorig ieven terug: waarna hy, door een' val op de fteeuen, ftierf aan eene beroerte, die hierop volgde. TIENDE GEVAL. Een bakkersknecht, negentien jaren oud, kreeg in den winter van 'C' jaar 1787. zonder eenige voorafgaande toevallen, een'aanval van epiiepfie. Dees duurde eenige minuten: en zich , voor het overige, (behalven een weinig hoofdpyn,) vry wél bevindende, ging  HET CUPRUM AMMONIACUM. 389 hy wederom uit : hy werd op 't onverwachtst door een' nieuwen aanval , veel heviger dan de eerfte, aangegrepen. Hy nam eene purgatie, en ging weder uit: dan toen op nieuw fterke ftuiptrekkingen krygende, met lchuim op den mond, welken byna een half uur duurden, werd myne hulp verzocht. Ik kon geene oorzaak dezer toevallen ontdekken: — alleen dacht ik, dat de verfoeilyke gewoonte van zelfbevlekking hiertoe mogelyk aanleiding had gegeven. ïk gaf hem daarom aanftonds 's avonds eene pil, uit twee greinen fucc. liquir. en een half grein cuprum ammoniacum beftaande. Hy ftond 's morgens met duizeligheid en hoofdpyn op; doch dezen duurden niet lang : wanneer ik hem eene tweede dergelyke pil toediende: hy had hiervan fterke walging en braking. Des avonds nam hy wederom eene pil; en des anderendaags morgens was de hoofdpyn beter : geene ftuipachtige toevallen vertoonden zich, federt het gebruik der eerfte pil. Ik liet hem echter, gedurende veertien dagen, naarftig voortgaan met twee pillen : waarna ik hem alleen des avonds eene B b 3 Pil  39° A THUESSINK, PROEVEN MET pil liet gebruiken , gedurende andere veertien dagen. Sedert dien tyd heeft hy geenerhande geneesmiddelen meer gebruikt, en geniet nu de beste gezondheid. ELFDE GEVAL. Een timmermansknecht, zeer fterk en volbloedig van geitel, kreeg voor een paar maanden op ééns eene duizeling; viel van eene ladder; en kreeg aanftonds fterke ftuiptrekkingen: hy was buiten zichzelve, en had een fterke fchuim op den mond. Bykomende klaagde hy over drukking op het hoofd, duizeligheid, walging, en pyn door de leden. Men deed hem aanftonds eene ruime aderlating, en gaf hem een fterk purgeermiddel. Niettegenftaande dit wél gewerkt had, kreeg hy, twee achtereenvolgende dagen, dezelfde ftuiptrekkingen weder:, waarom hy myne hulp verzocht. Ik vond zyn wezen rood; de pols fnel, en zeer opgezet; de tong wit beflagen; den eetlust en ontlastingen ongeregeld. Ik liet hem nog eens" aderlaten , en gaf hem verdunnende en verkoelende 'dran:  HET CUPRUM AMMONIACUM. 391 dranken, met falpeter enbraakwynfteen. Hy gevoelde hierdoor veel verlichting; doch hy bleef dezelfde toevallen van epilepfn behouden. Zyne oogappels waren fterk verwyderd: hy gevoelde jeuking in de neus, en omtrent den navel: gedurig had hy buikpynen; en zyn eetlust was nu bovenmate fterk. Ik dacht aanftonds, dat wormen de oorzaak der ziekte konden zyn: waarom ik hem een afkookfel van twee oneen cort. Geoffraeae Surinamenfis, in ééne pint water, liet gebruiken: hy loosde hierdoor drie groote ronde wormen. Ik herhaalde dit genees* middel, zonder dat 'er meer wormen voor den dag kwamen: weshalven ik hem aanftonds een fterk purgans uit de rad.jalapp. het jcammon. en de eahmcl deed gebruiken; 't welke veelflym, doch geene wormen, uitdreef. Intusfchen gevoelde hy wederom duizeling, en eene fterke trilling in den rechter arm : ik fchreef hem daarom de pil ex cupro ammoniaco voor, zoo dat hy één grein dagelyks gebruikte. Ik liet hem opklimmen tot drie greinen , om dat hy dezelfde duizeling bleef behouden : dan nu begon Eb 4, cie-  $92 A THUESSINK, PROEVEN MET dezelve te verdwynen; zoo dat ik hem, gedurende nog veertien dagen , flechts één grein 's avonds voorichreef. Sedert vier weken gebruikt hy, uit voorzorg, nog een half grein *s avonds: en thans is hy volkomen ïn haat om zyn werk waar te nemen, zonder dat hy eenig toeval meer heeft. Dezen zyn de gevallen, waarin ik, met een oo.gfchyr.lyk nut, dit geneesmiddel heb toegediend: — dan ik moet, aan den anderen kant, bekennen , dat men dit middel geenszins als onfeilbaar te befchouwen hebbe. Verfcheide reizen heb ik het cupmtn cmmonlacum in verouderde epilefjien toegediend, zonder dat het eene gene-, zing te weeg gebracht heeft, In den beginne echter beantwoordde het altyd aan de verwachting; en had eene zeer merkbare verandering der toeval-* len tot gevolg: — dan daarna vererger* de de ziekte wederom zoodanig, dat zelfs eene gift van zes greinen den aanval niet tonde voorkomen, Nim-. mer evenwel ondervond ik eenig nadeel uit dit geneesmiddel: — het vergprz-aa&te meestendeels eene lichte mh  HET CUPRUM AMMONIACUM» 393 walging; en (in zeer teedere geitellen) eene diarrhoea, die my altyd een' goeden uitftag beloofde. Meermalen heb ik dit middel met het opium, met de va/er iana , en de flor es zinci verbonden , doch ik vond altyd, dat het cuprum anmoniacum alleen veel beter voldeed. Wanneer 'er intusfchen eene groote fietsehheid der fpiervezelen plaats had, heb ik den koortsbast naderhand met veel vrucht laten gebruiken, De gemeenzaamheid der zenuwtoevallen , (vooral by vrouwen, die een teeder en fletsch fpier- en vaatgeflel hebben :) en derzelver hardnekkigheid, tegen de flerkfle gewone anti' fpajmodica , overwegende : dacht ik , dat mogelyk dit middel als een vermogend tonicum, en antifpafmodicum, ook in deze ziekten van een uitftekend nut zoude kunnen zyn; wanneer men hetzelve met eene voorzichtige hand, in kleine giften , toediende. Het voorbeeld van andere geneesheeren, die het, zelfs aan zuigende kinderen, tegen de ftuipen hadden toegediend, bevestigde destemeer my- Bb 5 no.  S94 A THÜESSINK, PROEVEN MET he verwachting ; en overtuigde my van de veiligheid, en onfchadelykpeid des kopers, op deze wyze toer bereidt. Ik beproefde dit middel in verfcheide gevallen van pasjiones hyfte~ ricae; van benaauwdheden, en zoogenaamde fpanningen op de zenuwen, welken uiteen' defectw energiae' nervofae voortfpruiten: en de ondervinding overtrof verre myne verwach* ting. Eene jonge vrouw van een volbloedig, gezond, en fchoon geitel, was door vyf, zeer fchielyk eikanderen opvolgende, ongemakkelyke kramen zeer verzwakt: haar zenuwgeftel was daardoor uittermate gevoelig geworden ; zoodanig, dat zy by de minfte aandoening, by de geringtte koude, ja fomtyds zonder merkbare uitwendige oorzaak, groote benaauwdheden, hoofdpynen, hartkloppingen, en een' flerken vloed der maandftonden kreeg. De koortsbast, (taalmiddelen, en aromatike kruiden , brachten fomtyds wel verlichting, doch geene genezing te weeg. ik gaf haar tweemalen 's daags een achtfte grein cuprum ammoniacum: dit bracht (zonder eenig merkbaar uitwerkfèi op het geitel te doen,) zoodanig  HET CUTBÜM AMMONIACUM. 39£ nig eene verbetering harer toevallen te weeg, dat zy door alle die .oorzaken , welken te voren de lterkfte zenuwtoevallen verwekten, nu naauwlyks meer aangedaan werd. Zy gebruikt, by hevige aandoeningen, altyd Hechts ééne of twee dier pillen; en bevindt zich daarby zoo wél, dat zy my betuigde, nimmer met zoo veel vrucht eenig geneesmiddel gebruikt te hebben. F ene andere vrouw, van een diergelyk geitel, had daaglyks de onlydelyk'fte kramp en hoofdpynen; en is, federt het gebruik dezer pillen, byna geheel en al hiervan bevrydt. Ik bediene my thans, in hyjlerifche gevallen, byna van geen ander middel : vindende, dat dit zeer verre alle de andere zenuwmiddelen, als de liquor anod. de at fa foetida, de caftoreum^ enz. overtreft. Sedert eenigen tyd heb ik ook dit middel in paralyfes, uit zwakheid des zenuwgeftels ontftaande; in melanchaIke; en in maniae gebezigd: dan tc* . ■ nog  39ó A THUESSINK, PROEVEN ENX jog toe heb ik daarvan geen nut be- Ik hoop, dat myne Landsgenooten, door deze gelukkige proeven aangefpoord, ook dit middel eens recht zullen onderzoeken: — houdende ik my verzekerd, dat zy dit boven aiie de tot hier toe geroemde antijpofmodica verre zullen verkiezen! 's hage, den 18. Auguflm 1788, BE-  BERICHT WEGENS EENE AMPUTATIE, OF AFZETTING, VAN EENE VROUWEBORST, wegende over de zes ponden Middelburgsen gewicht; ALSMEDE VAN DE ANDERE, wegende over de twee ponden; IN DEZELFDE PERSOON: DOOR S A MÜE L DE WIND- ]Q)en 11. Juni des jaars 1781. werd ik in confult geroepen by Juffrouw claassen , huisvrouw van Monfr. claassen , mr. fchilder, op den dam binnen deze ftad: om raad te leven met den Chirurgyn opdendyk, wegens de beste middelen, ter verbetering van eene hevige, en van tyd tot tyd vermeerderen-  398 S. DÉ V/ÏND, AFZETTING rende pyn , in de rechterborst of mam; waaraan zy, 17. jaren Oud zynde, door den elleboog van iémand} die onvoorzichtig tegen haar aanviel j zich hevig geftooten had: welke pyn echter maar eerst in Maart 1779. na op nieuws eene kneuzing te hebben ondergaan, in hevigheid toegenomen was. Zy kwam my voor van een phlegmatik en eenigszins bloedryk temperament te zyn: — had toen ter tyd den ouderdom van 41. jaren bereikt; en echter de menfes geregeld behouden. Wy vonden de rechterborst veel grooter dan gewoon is, ongemeen hard, en met knoestachtige verhevenheden (naar kanker overhellende) bezet: voorts was de fchyf los; fchoon het knoestachtige van den vetrok als met de fchyf van de borst vereenigd fcheen; en onder den arm of okfel geene verhardingen plaats hadden. De linkerborst fchêen uiterlyk gaaf; doch had van binnen mede eene ïnerkelyke verharding, voortgeforoten uit den val van eene kom, welke zy in  ÈÈNER VROUWEBORST. 399 in 't jaar 1769. boven'shands had willen afnemen; doch die op 't ouvoorzienst op deze borst gevallen was; en federt dien tyd, by verandering van weder, veel pyn had veroorzaakt. Wyders had zy eene zekere volfappigheid, en fcheen inwendig (uitgenomen de pyn) vry gezond, en van haar dagelyksch voedfel vrucht te hebben: eene omftandigheid, welke meest plaats heeft in kankers, die door uitwendige oorzaken, als val of floot, enz. geboren worden: — terwyl doorgaans zoodanigen, welken uit inwendige oorzaken hun begin nemen, met eene langlame vermagering en uittering van Tappen vergezeld gaan. Beide de borften dan, met veel oplettendheid, geëxamineerd hebbende, fcheen het ons toe; (alzoo de rechter vooral, door haren gevorderden Haat van fcirrhus in kanker overhellende; geene refolutie of ontbinding konde doen verhopen;) dat de operatief of liever de afneming {amputatie), het eenigfte middel ware, om haar voor alle verdere toevallen te behoeden: te meer, om dat, gelyk boven gezegd is, het geZwel volmaakt los was; en 'er geene ver-;  400 s. de Wind, afzetting verhardingen onder den okfel plaats' hadden: weshalven wy, met reden.j eene gelukkige genezing konden verwachten: — terwyl men intusfchen, en naderhand, gelegenheid zoude hebben, om de noodige middelen, zoo in* als uitwendig, ter verbetering van de linkerborst aan te wenden. Dan hoezeer wy ons beyverden, om de patiënte tot de operatie te bewegen, liep zulks vruchteloos af : en dewyl zy te voren reeds onder opzicht van haren gewonen Doctor geweest was, en myn verblyf in deze vruchteloos werd, nam ik van haar atfeheid, Intusfchen in de maand Februari 1782. by geval met den Heer w. schorer (prae/iderend Raad in den Hove van Vlaanderen) in gefprek zynde, zeide Zyn Weledele my, onder anderen, in de Gazette litteraire (Jan* vier 1782.) een extract gelezen te hebben, wegens een fpectfik middel tegen den kanker; en bezorgde my daarop het extract: waaruit ik dan ook, met veel genoegen, de opgaaf van een zeer eenvoudig middel tegen die geduchte kwaal vernam, en te gelyk het voprnaamfte daaruit aanteekende: met  E ENER VROUWEBOR9T. ^ot met oogmerk, om by de eerfte gelegenheid hetzelve werkftellig te maken. Verder dit extract doorlezende, vond ik, dat de opfteller (zynde de Heer martïnet (a), Curé de SoulairiCf prés Bar fur PAube,) de oorzaak van den kanker, voornamenlyk, aan een actdum concentrathfimum, of een allerfcherpst zuur in de vochten, toefchryft: het welke hy verder, door aanmerkingen en proeven, tracht te ftaven: waarmede hy, fchöoii in vele opzichten Zeer hypothetisch en oppervlakkig, echter over zyne gezegdens eenig licht verfpreidt; 't welke, by nadere overweging , zoo al geen merkelyk geloof verdienende, evenwel niet onder het onmogelyke te ftellen is, en met oplettendheid door herhaalde proefnemingen kan naargevorscht worden. Eenigszins getroffen door zyne aanmerkingen, herinnerde ik my, meermalen van eene beruchte genezings* wys , by de Nonnen van Rees, by Xanten in het Kleefsland, in gebruik, gehoord te hebben: en wel in xiv. deel. Cc dier- (a) Obfervations medicb-cntmiqtieè fur Je Cancer i par Mr. martïnet Paris 1783. 8°.  4£. Dl WIND, AFZETTING. diervoege, dat met eene uitwendige applicatie van geftampte rivierkreeftjes met lookazyn enz. tot eene pap gemaakt, vele fcirrheufe gezwellen, \f kundige geneesheeren voor niet ontbindbaar gehouden, door haar werden gerejolyeerd of ontbonden; — dat verder, ingevalle gemelde Jcirrheuje gezwellen eenen aanmerkelyken graad van verharding bekomen hadden; en de geweldige pyn en, beginfelen van een cancer occultus, of verborgen kreefts- gezwel, te kennen gaven; zy Nonnen et toeval voor ongeneeslyk hielden, en de raadplegenden ongetroost lieten vertrekken: daar anderszins, byaldien het kwaad zoover niet gevorderd was, hare cuur met opgenoemde, alcalijche middelen , in de ontbinding van zeer verharde klieren en be^ ginnende fcirrhi beftaande, iomtyds in de 24. uren volvoerd werd. Doch, om weder tot onze patiënte te keeren, federt vernam ik van ter zyde: dat zy, tot de operatie niet kunnende befluiten , in half Üctober van. hetzelfde jaar naar Rees, hy Kanten, vertrokken was, om gemelde beruchte remedie te laten appliceren; — doch aon-  EENER VROÜWEBORST. 40$ zonder eenige vrucht, gelyk ik by hare terugkomst verftond. Zy had gemelde cuur in alle orde ondergaan, en de zoogenaamde remedie 48. uren op beide de borften gehad: terwyl zy, kort nadien, de beide borften meer en meer in verharding toenemende, tot het gebruik van de afgeraspte peen of gele wortelen overging; waarmede zy, eenig foulaas ondervindende , eenen geruimen tyd aanhield. In het laatst van Februari 1782. ging zy, op aanraden van den Heer Doctor van visvliet, (aan wien ik de remedie van martinet had gecommuniceerd ,) tot het gebruik van opgemeld middel zoowei in- als uitwendig over: met dat gevolg , dat de pynen by tyden wel eenig'szins gematigder waren, en de linkerborst meest in denzelfden ftaat van induratie bleef: doch, met opzicht tot de rechterborst, fcheen zulks weinig vrucht te weeg te brengen ; alzoo deze nog dagelyks in grootte toenam, en de pyn daardoor merkelyk ftond te vermeerderen. Den 29. Januari 1783. zag ik de lyderesfe andermaal: en vond de rechterCc 2 borst  404 S. DE WIND, AFZETTINÖ borst driemalen grooter dan te voren, echter minder geïndureerd , alsmede van kleur veranderd; hare wezenstrekken kwamen my ook van een' blygeestiger opflag voor, dan dien ik te voren in openbare en geweldige kankers had geobferveerd: waarom ik haar raadde met het gebruik van het alcali wlatile fluïdum, zoowei in- als uitwendig, te continueren. Sedert verliep 'er een aanmerkelyke tyd, waarin ik niets van haar vernam : alleen gaf my de Heer Doctor keitz, welke haar adfi* fleerde, op het einde van 't jaar te kennen, dat (niettegenftaande alle aangewende devoiren) de rechterborst dagelyks nog vergrootte; en bereids in de maand Mei, na drie of vier aanmerkelyke bloedltortingen, tot eenen ope. nen kanker was uitgeborften: 't welke haar noodzaakte, om in eene fmertelyke Jituatie altyd het bed te moeten houden. Toevallig in de maand Maart 1784, aan haar huis moetende zyn, om hare zuster te fpreken, welke mede op eene merkelyke wys met feirrhus en kanker (vooral in de rechterborst) bezet was; — ontmoette ik myne pa-  EENER VROUWEBORST. 405 ti'ènte in eenen deerniswaardigen toe-ftand; te bed liggende; zeer bleek, en loodkleurig. Dewyl ik de borst in langen tyd niet gezien had, was ik zeer verlangende, orn my te overtuigen , wat het alcali volatile fluor had te weeg gebracht. Maar hoe groot was myne verbazing ! wanneer ik eene borst zag, die, wegens hare zwaarte en uitgeftrektheid, in eene foort van zak moest gedragen worden; hangende tot ver beneden den navel: voorts meer dan één' en een bal ven voet lengte befloeg; terwyl de omtrek ruim ééne el evenaarde. — Echter konde ik myne verwondering niet verbergen , wegens eene zekere foort van fuppuratie of ettermaking, die byna op de geheele oppervlakte van de borst plaats had, en welke my toefcheen vry gebonden, en van eene goede kleur te zyn : voorts was ler eene fterke en onaangename reuk by , doch niet in diervoege, als ik by voorgaande kankers, wel heb. waargenomen: — de bloeding was toen zeldfaam , zelfs niet by het aanraken; en had iets. zachts in hare fubftantie verkregen; Qc 1 het  406 S. DE WIND, AFZETTING het gene men zelden in de gewone kankers ontmoet: — al het welke ik met reden meene te moeten roefchryven, aan het langdurige gebruik van het alcali volatile jtiiotr, of de bekende remedie van dtn Heer martinet. — En fchoon deze borst, by de eerfte belchouwing, toen drie jaren geleden, my als een fcitrhus in kanker overgaande was voorgekomen , en daarvan de meeste teekenen droeg; zag ik echter duidelyk, dat het aanhoudende gebruik der remedie van martinet , eene aanmerkelyke verandering daarin had te weeg gebracht: voorts was dezelve nog los: ook vond ik onder de beide armen of okfels geene induratien. De andere borst, waarin zy mede veel pyn had, was merkelyk op-» gezet; doch insgelyks aan alle zyden los. Voorts was hare zwakheid bovenmate, 'tgene nog vermeerderd werd door hevige pyn, die haar alle oogenblikken deed op de tanden knarfen, en allen ftaap voor altoos fcheen te verbannen, In dezen ongelukkigen toeftand het myne tot verbetering willende toe» krengen3 kwam my in. de gedachten  EENE R VROUWEBORST. 40J de les van celsüs: "in defperatis morbis ! „ anceps experiri remedium quam nul„ lum praejiat". Voorts de fpreuk: .... immedicabile vulnus Enfe r'efclndendum est, ne pars fineera trahatur. Men voege hierby aph. 6. hippoCRAtis Sect°L "ad extremos morbos exp trema remedia exquijite optimd". En dewyl de borst, fchoon reeds van groote bloedvaten voorzien, door hareWaarte, eene foort van hals, ter grootte van den binnenllen omtrek' van een gewoon tafelbord bekomen I had; — aarfelde ik niet, om haar de afzetting nogmaals op het krachtigfte aan te raden: met byvoeging, dat fchoon my bewust was, hoezeer velen, ja zelfs onder die genen waarmede zy geconfuleerd had, tegen de operatie van den beginne af zich verzet hadden; het my nochtans, uit opgemelde omftandigheden , voorkwam , dat de 1 operatie het eenigfle middel tot hare behouding ware, en met hoop van genezing konde ondernomen worden. Dat verder, wat de andere borst betrof, welke mede een' aanmerkely*ken trap van verbastering had ondergaan ; — deze, zoodra de andere Cc 4 ges  4°S S, pE wind, afzetting genezen was, mede een voorwerp, van onze zorg konde worden : ook maakte ik geene zwarigheid, om haar de afzetting daarvan in 't vervolg Van tyd aan te raden. Het eene en andere bekleedde ik met zoodanige redenen, dat ik, na een weinig"toevens, het genoegen had, haar geheel tot de opera* tie te zien Overgaan: mét dat gevolg, dat zy naderhand Zelve my daartoe' aanzettede. Dewyl echter hare conflitutie door hevige pynen te zeer verzwakt was , raadde ik haar, om vooreerst nog eenige verfterkende en koortsbrekendê middelen ' te gebruiken ; welken dan ook met vrucht door den Heer reitz aan haar werden toegediend. ' ' Het was eerst op den 9. April 1784. wanneer ik in den namiddag' gelegenheid had, om de amputatie v/Qrkittï\\g te maken: — fk v'erkobr daartoe een dubbelfnydend mes, bistourigenaamd,; zoo als by fommigen tot de lithotomid ih gebruik is: — voorts belfond het; verband uit plukfel, eenige compresJen, en een' breederi windei van acht ellen. Myne medehelpers waren dé Heeren a. van solingen, Med. Doctor $n Operateur j en m. van sqlïngen,  EENER VROUWEBORST. 4GQ, Chirurgyn ; alsmede twee helpers, waarop ik in dezen konde ftaatmaken. De rechterborst dan, aan het boyenfte gedeelte , met de linkerhand vasthoudende, deed ik eene matige ine-tfie, ter lengte van een' vinger, van myne linker- naar de rechterhand; waarin ik de twee voorde vingers van de linkerhand bracht ; allengskens voortgaande, en tevens het afgefcheidene telkens oplichtende. Vervolgens achter de fchyf rondom gaande, en den oklel omtrent de groote bloedvaten naderende , nam ik de bistouri in de linkerhand: beginnende wederom van myne eerfte inafie, dezelve naar den arm uitltrekkende, tot dat ik aan beide. Zyden was rond geweest: ai hetwelke in omtrent anderhalve minut tyds verricht was (b). Gedurende dit tydftip was Cc 5 de (b) Ik heb, ten allén tyde, by het zien verrichten en zelf wérkfiellïg ' maken van operatien , ondervonden: dat het fchielyk opereren, in eene famengeftelde reden, zich bevindt met de pyn en de ïiitwcrldelen daarvan op het menfchelyke lichaam: zoodanig, dat eene operatie, welke in eene halve minut Verricht word , dikwyls fyncopen of flaauwten , ja Êelfs convuljien te weeg brengt: daar integendeel dezelfde operatie, in drie of vier minutenmet tusIchenpofing verricht wordende, in het minst geene' toevallen onder het opereren naar zich fleept.  410 S. DE WIND, AFZETTING de haemorrhagie zeer matig: en alle de arteriën, welken eenig bloed van belang gaven, werden door het opplaatfen der vingeren aanitonds toegedrukt: doch op dien oogenblik de afgezette borst zullende opnemen , gaf deze een' Aroom bloed van zich, welke de ontbloote oppervlakte van het lichaam in een' oogenblik bedekte, en alle gezicht vooreerst benam. Dit opgenomen zynde, werd eene groote quantiteit droog plukfel daarop geapfliceerd, en met de hand, gedurende twee a drie minuten, wél tegengehouden: het gene ten gevolge had, dat 'er, na dat de omtrek der wonde met eene natte fpons gezuiverd was, naauwlyks een druppel bloeds meer te voorfchyn kwam. De patiënte had zich, gedurende de operatie, ongemeen ftandvastig gehouden: — zy was in 't geheel niets van zich zelve geweest, of door flaauwte aangedaan. — Met weinig moeite leiden wy het verband aan; en hadden het genoegen, dat de bloeding ten vollen door dezelvs bepaald was: — echter lieten wy dé wonde, gedurende de drie eerfte uren, door de hand van eenen medehelper zacht-  EENER VROUWEBORST. 4IÏ zachtjes toedrukken: waarvan men, doorgaans, in foortgelyke gevallen de beste uitkomst zich beloven kan. De afgezette borst fcheen, op het oog, eene vleeschachtige ongefchikte masfa: byna zonder huid, behalven op deszelfs randen : had hare vochten , by het oplichten van hare zitplaats , alsmede gedurende het verband, afgegeven: — zy woog nochtans op de fchaal ruim zes ponden Middelburgsch gewicht. De patiënte, te bed gelegd zynde, was in het eerst ongemeen pynlyk: *s nachts diende ik haar een rustmiddel toe, waarvan zy eenig effect genoot, en by tusfchenpozen fluimerde. Dewyl de ftaat van zwakheid vooral diende in het oog gehouden te wolfden , liet ik haar dagelyks den cortex Peruv. in decocto voortgebruiken: te meer, alzoo zy, een uur of vier na de operatie, ongemeen veel bloed was kwytgeraakt (c). — Tot den vierden dag (c) Men ziet doorgaans, na alle groote operatien, dat de haemorrhagie, of bloedftorting, eerst plaats heeft eenige uren naderhand, wanneer dejpafmus in de gckwetde vaten begint op te houden of te ver- ©eerderen.»  412 S, DE WIND, AFZETTING dag had zy het zeer matig: doch, met het begin der etterkoorts , werd zy bovenmaten pVnelyk en woelachtig; het gene niet dan door rustmiddelen tot bedaren kwam: en waarvan zy een dubbel effect, namelyk vermindering van pyn, en verfterking, erlangde (d). Het eerfte verband, den derden dag afgenomen zynde, gaf van den eerften oogenblik af blyken van verbetering: de wond ftond aan alle kanten gaaf en versch; en gaf niets op, dat naar eenige blyken van overgeblevene kanker-» ftof zweemde: ook was de afgezette borst aan alle kanten als in een vlies befloten. Sedert kwam 'er dagelyks eene zeer gewenschte etterftof te voorfchyn ; het gene de wond langfamerhand deed genezen, of incarneren en verkleinen: waardoor, met toeneming der krachten , de wonde reeds den 6. Juni (negen weken na de operatie) volkomen gecicatrijeerd of gefloten was: zynde de patiënte in ftaat, om hare dagelykfche bezigheden met lust en vergenoegen te kunnen waarnemen. Nog had ik ver* ge* (d) tralles de Vi opü cardiaca, . .  ÈENÈR VROUWEBORST. 413 geten te melden: dat de wond kort voor de volkomene genezing eens was opengebroken ; doch zonder gevolg: zynde vry fpoedig, door het opleggen van droog plukfel, geheeld. Weinige dagen na dezen gewenschten uitflag, de linkerborst examinerende , vond ik deze harder dan té voren, en eenigszins toenemende in dikte: waarom ik het verzoek, om dezelve mede af te zetten, vernieuwde; en de patiënte reeds, tot nadere gelegenheid , deed bewilligen. Sedert dien tyd fcheen de pyn in de linkerborst, naar mate zy meerder in beweging kwam, niette vermeerderen: waarom ik op de afzetting niet te fterk injleerde. — lntusfchen kreeg zy hare krachten en kleur ten vollen wederom: en werd* na zoo vele fmarten te hebben uitgeftaan, welvarender en lyviger, dan in vele jaren te voren. Dit genoegen duurde echter niet lang: alzoo de linkerborst langfamerhand begon op te zetten , en dag voor dag pynelyker te worden: — degenererende , na verloop van een maand of zes, in een' openbaren kanker. Door.  4T4 S. DE WIND, AFZETTING Door vrees voor de operatie, hield zy, op aanraden van een' Cuitfchen Heer, zich eenigen tyd op met een' balfern, welke uit Bohemen gekomen was, en aldaar voor onfeilbaar gerekend werd: doch by welks applicatie zy in 't minst geen foulaat gewaar werd, maar integendeel, van dag tot dag, in diervoege verergerde , dat de borst door den kanker geheel gedegenereerd, en van huid ontbloot werd, en de pyn en dagelyks zoo onlydelyk werden, dat zy naauwlyks iets van aanbelang meer konde uitvoeren. Het was ruim een jaar na dat ik de vorige borst had afgezet, wanneer zy uit overtuiging te rade werd, om tot de operatie over te gaan. Den 30. April zette ik dezelve af: in praeJentie van den Chirurgyn van solingeN, en deszelfs zoon Doctor a. van solingen : welken my in beide gevallen byzonder geadjifteerd hebben. Deze borst was ruim een derde kleiner dan de vorige; doch woog echter, op de Ichaal, over de twee jxmden. Geene toevallen van eenig merkelyk be-  EENER VROUWEBORST. 415 belang deden zich na de operatie op: zynde de wond ten behoorlyken tyde, naamlyk na verloop van zes of zeven weken, geïncarneerd en gecicatrifeerd t en de vrouw by uitltek welvarende: wanneer ik my zelve reeds gelukwenschte met de volkornene genezing. Dan , hoezeer wy ons hiermede vleiden, wilde echter haar noodlot, dat zy het jaar naderhand nog eenmaal , en wel voor het laatst, eene lichte operatie moest ondergaan. Het was wederom byna een jaar geleden , wanneer ik een knarachttg of kankerachtig gezwel ontdekte op een' der randen van de laatst afgezette linkerborst , waaraan nog eenig vet was overgebleven, in 't welke dit gezwel zyne zaden verfpreidt had. Dit gezwel, 't gene alle de eigenfchappen van een' kankerachtigen uitwas had, was in grootte als een duivenei^ en te v.oorfchyn gekomen op den buitenflen rand van de c'tcatrix naar den okfel: — echter was deze cicatrix. van tyd tot tyd opengebarflen; en telkens, zonder uitgroeijing, door gepaste middelen geheeld: tot dat in Mei 1786. de uitgroeijing in diesvoege begon  416 S. DE WIND, AFZETTING gon toe te nemen, dat ik verder niets raadfamer oordeelde, dan dit van nieuws uit te nemen: 't gene niet dan met veel moeite door de patiënte, welke een' levendigen indruk van de vö^ rige pynen had, werd ingewilligd. Den 12. Juni 1786. nam ik, in weinige oogenbiikken, dit knarachtige geZwel met een anatomifeermesjQ weg> zonder der lyderes merkelyke pyn te veroorzaken: 'er kwam weinig of byna geen bloed te voorfchyn: de genezing volgde naar wensch ; — de wond waSj na verloop van vyf of zes weken, volkomen geheeld; en de porti ente in krachten heriteld. Het is thans ruim twee jaren en zeS maanden geleden, na datzy deze laatfte operatie heèft ondergaan: doch zy. is en blyft genezen: — zy bereikt den ouderdom van 48. jaren: genietende j met eene gewenschte gezondheid, alle de vruchten van hare ftoutmoedig^ heid, in het ondergaan van twee zware operatien; zynde de derde van ongelyk minder aanbelang geweest: zy mist alleen hare beide borllen, welf ker tegenwoordige huid gaaf en natuurlyk is. Verre  EENER VROUWEBORST. 417 Verre de meeste lieden van de kunst hadden haren toeftand hopeloos geoordeeld ; en de operatie volkomen aP* geraden: — zy zoude ook denkelyk niet daartoe gekomen zyn, indien niet : de pyn en ftank in de eerfte borst, haar het levpn ercrer crpmanlff hariH^ dan het vooruitzicht van den dood; de- 1 wyl zy het leven met de allergrootfte tmert dagelyks omdroeg. Uit het opgegevene blykt derhal- \ ven ten klaarften, wat men dikwyls in hopelooze omftandigheden van eene : ftoute onderneming te wachten hebbei volgens het bekende Latynfche fpreekwoord: audaces fortuna juvat, ttmidos* ,.que repellit. Zekerlyk zoude deze lyderes , door verlies van krachten en bykomend verfterf, het niet lang hebben kunnen uithouden; en, als eene martelares , denkelyk eenen pynelyken dood hebben moeten ondergaan* xir.vnEz, Dd . PROE  DROEVEN MET HET 41CAU VOLATILE LIQUIDUM VAN Mr. M A R T I N E T: DOOR SAMUEL DE WIND. By de hiervorcii geplaatste berichten , wegens de amputatie oï afzet-1 ti.ng van de beide borsten der huis^ vrouw van zekeren Monfr. claasS£j?q, op den dam binnen deze ftad, melding gemaakt hebbende van zekere voordeden der uit- en inwendige applicatie van het alcali i olalatile fluor of fluidum van den Heer, maktinp-T, in het tegengaan der uitbreiding van de kankerilof: heb ik dienflig geoordeeld, als een aanhangfel derzelven, ten nutte van het algemeen, hierby te voegen eenige door my genomene proeven met  S. DE WIND, PROEVEN, ENZ. 4X9 hetzelfde vocht: zoo met relatie tot de gelukte als mislukte curatren; zoo kort als mogelyk is voorgefteld: beftaande düs dit aanhangfel uit EEN TWAALFTAL- VAN PROEFNEMINGEN met het alcali volat1le liquidum Of alcali volatile fluor, zoo als hetzelve is opgegeven door den Heer martInet, Paft-or Curé van Stkhü, by Bar fur FAit* be, in zyne Obfervations medico-chy,niq.ues fur le Cancer: ten blyke, dat dit middel (fchoon niet onfeilbaar) inhei tegengaan der kankerftof, onder het bellier eener kundige hand aan te pryzen; en tot nog toehet beste zy, im gene (^zoo- veel- men weet)- tot uitdelging-van deze byna ongeuee.slyke kwaal: buiten de amputatie;, of het gebruik van het cauterium patentiale,. (bytende middelen,) in kleinere gevallen: is uitgedacht. EËRSTÊ PROEFNEMING. De eerfte, welke hier- in aanmerking: Dd 2 komt,  420 s. de wind, proeven met met komt, is de patiënte zelve , waarvan! ik in myn opgegeven bericht wegens de amputatie gefproken heb. — Zy heeft dit middel, nog onder de directie der Heeren van visvliet, reitz, en negre zynde, van Februari 1782. tot laat in het jaar 1783. zoo in- als uitwendig gebruikt: — en fchoon de pynlyke toevallen, en de gedurige aangroei en uitzetting , in dien tusfchentyd niet tot Haan zyn gekomen: — is echter, tegen een's ieders verwachting , het kankerachtige in diervoege veranderd, dat 'er, na het gebruik van deze middelen, eene regelmatige ettermaking plaats had; het bloeden ophield; en de verftopping in het kliergeitel over het geheele lichaam, waardoor de voeding of nutritie, naar mate van het gebruikte voedfel, aanmerkelyk geftremd werd; is weggenomen en verbeterd: in zooverre zelfs, dat men, wanneer de ampw tatie der eerste borst verricht was, na verloop van weinige dagen reeds konde gewaar worden , dat dit gedeelte der neconomia naturalis op eenen gewenschten voet was: — waaruit dan ook blykt, dat opgemelde remedie , in  alcali volatile liquidum. 42 T in dit geval, van zeer veel vrucht is geweest» TWEEDE PROEFNEMING. De tweede was zekere jacob muller, oud by de 50. jaren: welke, van het eerfte tydftip, waarop ik hem zag, my voorkwam een gefchikt voorwerp te zyn, om myne proefneming werkftellig te maken: fchoon ik gaarne zoude gewild hebben, dat hy drie of vier maanden eerder was gekomen : —wanneer het geval in verre na zoo erg niet zoude geweest zyn. Het was namelyk den 20. Februari 1782. wanneer hy, voor de eerfte reis, by my aan huis kwam; en my, (voornamelyk ter linkerzyde van zyn aangezicht,) verfcheidene carcinomateufe of kankerachtige ulceratien vertoonde : waarvan onder anderen ééne het meerder gedeelte van de opperlip, tot by het jakbeen {os jugale) ter linkerzyde , had weggevreten ; voorts eene tweede op gemelde zydè, aan den neus en het oor, met wegneming van fubflantie;.alsmede differente openingen aan de Dd 3 recht  4-22 S. DE WIND, PROEVEN MET HET rechterkaak, by de minfte aanraking bloedende, en met omgekrulde kanten bezet: welke ulceratien of zweren eenen benaauwden reuk , en dunne {tinkende ftof, van zich gaven ; en met veelvuldige pyn, fmert, en jeuking verzeld gingen. Uit deze teekenen nopens de kwaadaartigheid van dit geval, het welke, als meerder in breedte dan diepte voortgaande, my yoorkwam den kanker te evenaren, overtuigd zynde ; Ichreef ik hem direct elyk eene fles met 22. oneen gekookt water, waarby ik eene once alcali wiattle fluor deed, voor: en liet hem hiervan driemalen 's daags een' theekop vol inwendig gebruiken ; daarby voegende eene geiyke fies, om dagelyks de wonden tweemalen mede te verbinden : het welke hy ook getrouwelyk naarkwam , zonder in dezen myne dagelykfche hulp npodig te hebben; terwyl de middelen van tyd tot tyd vernieuwd werden. Na verloop van vier of vyf weken zcide hy my ? merkelyke verlichting te gevoelen; wanneer ik ook, weinigen tyd daarna, eene gewensch-  ALCALI VOLATILE LïCjÜIDÜM. 4^3 te affcheiding van de membrana cellukfa of het vetvlies, waarin het kwaadaartige postgevat had, gewaar werd: en het welke, na de feparaiie, eenen gezonden en zuiveren grond opleverde; vervolgens meer en meer aan» vulde, of incarneerde; en my ten klaarften deed zien, dat zyne genezing niet onmogelyk was. In het midden van den zomer werd hy door eene zware galkoorts aangetast, die zyne genezing noch verbeterde noch verergerde: — eindelyk , na vry itiptelyk de bovengemelde middelen, ten naastenby tien a elf maanden, gebezigd te hebben; was zyn aangezicht meest genezen: uitgenomen de palpebrae of oogleden, waarin zich nog eenige ftof onthield; en eene of twee kleine fiftuleufe openingen in de onderkaak ter wederzyden: — hebbende hy te voren reeds verloren het Jeptum narium, of middelfchoti van den neus: niet zonder vermoeden, dat zulks uit eene voorafgaande venerique oorzaak was voor'tgefproten: fciioon de aart van het kankerachtige anders fcherp genoeg was, om dit te veroorzaken. D d 4 Ii\  424 S. DE WIND, PROEVEN MET HET xii ueze juuatie is hy ruim een half jaar, wanneer de flfluleufe openingen allengskens verminderden, van alle toevallen vry geweest; en konde zyne dageJyklche kostwinning hervatten. , Gedurende het jaar 1783. kwamen er nu en dan nog nieuwe ulceratien of zweren te voorfchyn, welken gelukkig, dan met het alcali volatile fluor, of VUK "^t oen jpir. jalis ammomaci cum Calce viva parat, genezen werden. m In Juni 1784., wanneer hy aan eene uitterende koorts lag, waren alle zyne wonden genezen: echter overleed hy in gemelde maand, eerder aan gebrek van krachten, dan aan zyne geledene ongemakken. Uit dit geval blyk-tten klaarften, dat de aangewende middelen van veel vrucht zyn geweest, in het uitdelgen van de uitwendige kankerftof, welke (indien zy geheel van een' veneriquen aart was geweest) door het gebruik van deze middelen niet zoude ten onder gebracht zyn: dan het deed my leed, dat ik 4it geval niet eerder had kunnen behandelen. Hy was den 20. Fe* h-uqrï 1782. by my voor bet eerst aan  ALCALI VOLATILE LIQUIDUM. 425 huis gekomen, en had dit ongeval (het gene van langfamerhand door het bloed en fappen verfpreidt was) reeds drie jaren gedragen; wanneer hy, na veelvuldige middelen zonder vrucht te hebben gebruikt, myne hulp verzocht. — Zekerlyk zoude 'er dan meerder kans geweest zyn, om zyne fappen te verbeteren, en allefacheufe toevallen voor te komen: welken echter nog ruim een half jaar vóór zyn' dood volkomen genezen waren, en blyken gaven, dat het uitwendige naar de boyengemelde middelen geluisterd had. Ik heb dit te ampeler voorgefteld, om dat men hieruit zien kan, wat voordeel men in defperale gevallen, weiken als hopeloos zyn opgegeven, van deze remedie nog te wachten hebbe. Thans ga ik over tot de DERDE PROEFNEMING. In Juguiïus 1782. op de Hoofdplaat Romende, zag ik aldaar zekeren hospes in de herberg aan N° 6., wiens geheele neus ter zyden met eene kan-; P d 5 ; fceri  426 S. DE WIND, PROEVEN MET HET kerachtige opene zweer bezet was: -~ vette middelen, als plaasters en zalf, (welke hy dagelyks daarop appliceer* de,) hadden federt eenigen tyd dit on* gemak zeer verergerd, en ongemeen veel pyn te weeg gebracht. Hy heeft dit ongemak, vervolgens, met het alcali volatile fluor in bedwang gehouden, en de verfpreiding verhinderd; terwyl de pyn algemeen gefoulageerd of verr minderd is. — Voorleden jaar echter is deze man aan eene ziekte van een* geheel anderen aart overleden. VIERDE PROEFNEMING. De vierde waarneming behelst een foortgelyk geval in de onderlip van zekeren willem van someren, oud tusfchen de 50.cn 60. jaren, woonachr tig binnen deze ftad, by de dambrug. In December van 't jaar 1782. ten zynen huize gehaald, vond ik den patï'. ent doodelyk zwak: hebbende eene verbazende dikke onderlip, waarin koud vuur gevallen was, het gene het vertrek met eene benaauwde lucht vervulde, en alk blyken van een' open-  ALCALI VOLATILE LIQUIDUM. 427 baren kanker gaf. — De Chirurgyn caspary , welke hem reeds eenigen tyd had bygefcaan , verbond dezelve met het afkookfel van den Kaapfchen roodencortex. — Ik verzocht hem de doode lip af te fnyden; het gene gemakkelyk en byna zonder pyn gefchiedde: — voorts (om alle verdere kwade uitbottingen van jungeus of wild vleesch voor te komen,) het alcali volatile liquor pf den fpir. [al. ammon. cum cake viva parat, onder het afkookfel van den rooden cortex te mengen : beide welke reine dien ik, naar bevind van zaken, door eikanderen gebruikt heb ; en het gene in werking vry na met het alcali volatile overeenkomt. Dit dagelyks op de wonde gelegd zynde, gaf eene gewenschte affcheiding of feparatie, en volmaakte genezing: welke ik dan ook den 29. Januari 1783. met genoegen befchoude. VTFDE PROEFNEMING. Nog vóór het einde van 't jaar 1782, werd myn aangehuwde broeder, Prof. g. de wind, door den Heer Burgemr. pE jonge van Zierikzee geraadpleegd, over  4^8 S. DE WIND, PROEVEN MET HET over de rechterborst van Mevrouw des» zelfs echtgenoote: in welke borst een hevige fcirrhus, reeds in kanker overgaande, zich had geopenbaard. Gemelde Profesfor raadde, buiten het noodige destyds, het uitwendige gebruik van den geraspten daucus fativus vulgaris, of gele peen-wortel, aan. Den 15. Februari 1783. had ik voor de eerftemaal de eer Haar Edele te zien, en de borst van naby te mogen examineren. Ik vond dezelve buiten-^ mate groot, en byna in haren geheelen omtrek zonder huid; met kankerachtige ulceratien bezet, welken eenen kwaden reuk van zich gaven: — verder nog de linkerborst geheel geindureerd en fcirrheus; — zoo ook mede de klieren onder de beide okfelen. Haar Ed.gebruikte, eenen korten tyd , zoowel den fpir. fat. ammon. in water gedilueerd of ontbonden, uitwendig; als het alcali volatile liquor inwendig : — echter verergerde hare kwaal zoo fchielyk, dat voor en aleer wy van het effect konden oordeelen, de krachten indiervoege verminderden , dat de dood een einde aan hare fmerten te weeg bracht. ZES»  ALCALI VOLATILE LIQUIDUAI. 4?Q ZESDE PROEFNEMING. Den 10. Januari 1783. kwam ten mynen huize de Heer buske , Apotheker te Vlisfingen, wiens huisvrouw, 54. jaren oud, ruim \ \ jaar een knoestgezwel aan de linkerborst, met eene verharde klier onder den oklel van dezelfde zyde, had omgedragen; — doch 't gene voornamelyk federt Februari 1782. was verergerd, en in hardigheid en pyn toegenomen. Ik fchreef haar den fpir.falis ammon.mw&tev ontbonden voor: namelyk: $ Aq.coetae % viij. Spir.fal. ammon. dr. ij. M. D. ÜJui om hiervan, driemalen 's daags, een* theekop vol in te nemen: en uitwendig , om op de borst te appliceren, $ Aq. coctae pint.}. Spir. fal. ammon. \ j. M. D. U/ui om tweemalen 's daags in dit vocht, een weinig gewarmd, compresfen nat te maken, en op de borst te appliceren. Het gebruik hiervan bracht, in het eerst, aanmerkelyke verbetering van pyn, en eetlust te weeg; deed alle droef- gees-  430 S. DË WfND, PROEVEN MET HÈT geestige trekken uit het aangezicht verdwynen: doch de kwaal, bevorens te ver ingeworteld zynde, naim tegen alle aangewende middelen (waaronder ook het alcali volatile liquidum) indicrvoege de overhand, dat dezelve niet meer te fteuiten was; overlydende de lyderes , aan deze zoo fmertelyke kwaal, vooraan in 178-44 ZEVEN DË PROEFNEMING* Den 18. Januari 1783. examineerde ik de borst der vrouw van dirk dellevuh:, binnen deze ftad: ik vond dezelve ter linkerzyde meest als by de, voorgaanden; namelyk hard, pynelyk, en met een knoestgezwel bezet: bovendien laboreerde zy aan eene pïwfis pulmofiafis of longtering, en gaf geregeld fluimen op, welken veeltyds bloedig waren. — Zoo veel de indicatie toeliet, diende ik haar het dP cali volatile fluidum toe: echter was ik dikwyls genoodzaakt, wegens ge*: brek aan goede fappen, met het inwendige gebruik op te houden: — met1 het uitwendig appliceren van dit middel  ALCALI VOLATILE LIQUIDUM. 431 del ging zy eenigen tyd voort. Zy had van beiden veel vrucht in het begin; doch werd, nog vóór het einde van 't jaar, door uittering uit de waereld gerukt: hebbende maar weinig tyds achtereen dit middel gebruikt; — en zulks nog maar in het begin. ACHTSTE PROEFNEMING, Het was den 22. Januari 1783. dat ik in confult geroepen werd, met den Heer liebert, Chirurgyn alhier, over de linkerborst van Juffrouw de weduwe veele , oud 52. jaren , en woonachtig in de brakflraat binnen, deze ftad. Wy lieten haar mede dezelfde remedien, als boven gemeldt, (namelyk eerst den fpir. falis ammon.; en naderhand het alcali mlatile liquidum,), zoo in- als uitwendig gebruiken. Vóór het einde der maand , en in de volgende, bevond zy zich minder pynlyk; hebbende meerder eetlust; en alleszins vroiyker van gelaat: terwyl het tegenovergeftelde doorgaans een characteriferend. teeken is in geconrfirmeerde kankers, en zelden eenig goeds voorfpelt. In  432 S. DE WIND, PROEVEN MET HET In het begin gebruikte zy deze middelen zeer naauwkeurig; doch , wanhopig wegens de geringe vordering, hield zy allengskens met gebruiken op: — zy viel in handen van eene onkundige vrouw, die (door het aanleggen van emplajlrïque of vette midj delen) de borst meer en meer tot openen kanker deed overgaan; waarop zy eenigen tyd daarna is overleden^ NEGÈNDE PROEFNEMING, Den 29. Januari 1783; zag ik, te Vlufingen, de linker borst der vrouw van marinus spoors , oud 62. jaren : zy was, ten dien tyde, onder handert van den Heer correvont, die volgens regelen van kunst haar behandeld , en het aq, vegeto-miner. van gotjlard daarop geappiiceerd had. — Hare borst of mam was reeds lang open geweest, en meteen' fungeut'en of kankerachtigen uitwas, welke daar ter plaats zeer verheven, en als over de borst heen gegroeid Icheen, bezet. — Ik raadde Zyn Ed, het middel van marTiNET, in- en uitwendig, te beproeven.  Alcali volatile liquidum. 433 ven. In het begin had zy eenige baat * — doch, niet alleen in deze borst; onder beide de armen ; in den hals; met één woord in 't geheele lichaam; met geïndur eerde en fcirrheufe klieren bezet zynde: overleed zy kort daaraan: te laat, en te weinig tyds, deze remedie gebruikt hebbende, om eenige vrucht daarvan te kunnen er* langen; TIENDE PROEFNEMING. Schoon ik thans, in de vyf laatfte waarnemingen, geenszins op de voordeelige uitkomsuier geappliceerde middelen kon bogen: — mag ik echter met zekere fatisfactie zeggen > dat de drie volgenden met ongemeen veel Jucces bekroond zyn geweest: — waarom ik my haaste > dezelven aan den dag te leggen. Den 30. Januari 1783. liet Juffrouw susanna maria van der werf, Oud 40. jaren, ongehuwd, en eige zuster der vrouw van Monfr. claasseN op den dam, my hare rechter borsg Zien: welke ik met een verhardf en XIV* 2?MELi É @ il*  434 s-de wind, Droeven met het in kanker overhellend knoestgezwel 'bezet vond: 't welke zy nu reeds federt drie jaren, van langfamerhand , was gewaar geworden. Ik Jiet haar van ftonden aan het " bovengemelde middel uit- en inwendig gebruiken: waarmede zy tot Juli 1783. of ruim den tyd van zes maanden onafgebroken aanhield : hebbende, van den beginne af aan, reeds vele verlichting daarby ontwaar geworden. Jn liet laatst van Juli wakkerde de pyn geweldig aan, wanneer 'er zich \ een abces formeerde, het gene kort 1 daarna openbrak, en veel bloed en etter van zich gaf. — In'dezen ftaat het geval naauwkeurig examinerende, t bevond ik de deftructie, of vertéring van de borst, ongelooflyk fchielyk voortgaande. De lyderes, in deze fituatie, de prikkeling der opgemelde remedie niet kunnende verdragen, werd dagelyks het affchrapfel van peen of gele wortelen op de borst gelegd: waarmede zy den geheelen winter aanhield. Alvroeg in het voorjaar 1784. fcheen de borst inwendig geheel gecoufameerd; 'er deed zich toen  ■ ALCALI VOLATILE LIQUIDUM. 43^ toen eene verbazende holte op, welke met geene vuist te bedekken was; doch, tot myne verwondering, waren de kanten van deze ulceratïe naar binnen omgekruld : — daar kwam een goede etter te voorfchyn, en de grond gaf dadelyk blyken, dat de vertering gefteuit; en 'er dus genezing te hopen was: al het welke ik meene aan de gebruikte remedie van martin et te moeten toefchryven; alzoo te voren in andere foortgelyke borden nimmer dit verfchynfel van eenen verharden fcirrhus, in goede refolutie of ontbinding overgaande, ben gewaar geworden. Reeds in het begin van April des jaars 1784. was deze ulceratie volkomen genezen: — van tyd tot tyd brak dezelve echter open, t'elkens goeden etter van zich gevende. Heden in 't jaar 1787. is zy volmaakt welvarende : houdende alle de toevallen, welken met de fcirrheufe en kankerachtige gezwellen doorgaans gepaard gaan, volkomen op. MLFt  43 6 s. de wind f proeven met het" ELFDE PROEFNEMING. Den 2. Februari 1783. kwam by my, aan huis, de dienstmaagd van den Heer tim, Apotheker en Drogist binnen deze ftad , om raad te plegen wegens hare linkerborst; waarin zy dagelyks ongelooflyk veel pyn uitftond, en welke inwendig niet vry was van induratien; terwyl de tepel met drooge korften bezet was : al het welke zy voorgaf, uit val, of ftooting, te zyn voortgekomen. Ik ordonneerde haar, ten eerften, de opgemelde remedie daarop te plaatfen : zy hield hiermede eenen geruimen tyd aan; wanneer ik het genoegen had, dat de pyn ten eenenmale verdwenen, en het korstachtige, by den tepel, ten vollen genezen was. TWAALFDE PROEFNEMING. Mejuffrouw frescarode, van eene zwakke en aandoenlyke lichaamsgefleldheid, werd in 't jaar 1774. eene hevige pyn in hare linkerborst gewaar, haren oorlprong nemende uit verplaatfing van  ALCALI VOLATILE LIQUIDUM. 437 van fcherpe ftoffen, met roos verzeld, d?e.de borst merkelyk deden opzetten: zachte en verkoelende middelen brachten, na verloop van tyd, hierin merkelyke verbetering te weeg: — dan echter in 1778. vertoonde zich van nieuws een notabel gezwel, terzelfder plaats, met allerhevigfte pyn en koorts verzeld gaande. In September 1780. (na intusfchen nu en dan wel wat minder pynelyk geweest te zyn) vertrok Haar Ed. naar Leuven in Brabant, om met de Heeren Profes/oren aldaar te confuleren. — Die Heeren, zoowel als wy, oordeelden het van een' kankerachtigen aart te zvn; — doch ordonneerden niets dan eene goede dieet, en een gierenvel om de borst, ten einde dezelve daarmede voor de aannaderende koude te dekken. Haar Ed. retourneerde dus in denzelfden ftaat. Den 2. November 1780. vond ik, met den Heer van klemmen, Chirurgyn alhier, die my adft(leerde, raadfaam, om het bovengemelde gezwel, het gene ryp lcheen, en waaruit door ^ eene kleine opening een bloedig vocht te yoorfchyn kwam, te openen. Int  43$ *• M WIND, PROEVEN MET HET begin fchenen alle onze pogingen r vruchteloos te zullen zyn: alzoo 'de i bloedttorting, pyn, en koorts, elkander byna dagelyks verwisfelden, en eene I volkome bedlegering, gedurende het jaar 1781. te weeg brachten: — eene I zachte pap, uit wittebrood en melk, gaf nu en dan wel eenige verzach- ■ ting; — doch echter bleef de pyn by* na dagelyks aanhouden. Den eerlt en Metaft 1783. ging zy de remedie van I martinet gebruiken ; en had van ftonden aan eenige verlichting ten op-* zichte van de pyn ; ook hield hetj bloeden, van dien tyd af, op. Den 27. November 1783. werd de borst in fchyn erger; 'er kwam meerder etter; doch aan den anderen kant i was 'er iets meer natuurlyks ingekomen dan te voren 3 zy was echter genoodzaakt, oni het gebruik der remedie, uit hoofde van gevoelige prikkeling, te ftaken ; fchoon zelve overtuigd, dat dit middel veel heils had te weeg ge^ bracht. — Sedert den 2. Maart. 1784. verbeterde hare borst ongemeen: en zy was, kort naderhand, op eene kiek Vg: opening na, met een wiekje dige* jiif bedekt, genezen, Ia  ALCALI VOLATILE LIQUIDUM. 439 In het volgende jaar brak deze borst, oo de oude cicatrice r van tyd tot tyd open, wanneer 'er nu en dan wederom veel bloeds te voorfchyn kwam: — koorts, pyn, lichthoofdigheid, en zwakheid in het zenuwgeftel, waren doorgaans de ordinaire toevallen, die dit ongemak verzelden. Emdelyk heeft dit geval zich tot eene Muleufe opening gezet; waaruit fomtyds veel {lof, met bloed gemengd, te voorfchyn komt: — hare ftaat van gezondheid is intusfchen niet verminderd ; de borst is allengskens zachter geworden; en doet zich, buiten eene kleine opening, welke dikwyls fluit, zeer natuurlyk op. In dit jaar 1787. heeft Haar Ed nu en dan pyn, met lozing van bloedige ftof, ondergaan: — de vrees voor kankerachtige toevallen is ten eenenmale geweken; alzoo het geval, door lengte van tyd, tegens een's ieders verwachting , van een' anderen aart is geworden. Haar Ed. bevindt zich heden , naar den aart van hare conftitutie, byzonder welvarende: — zynde veel gezonder dan te voren. Zie daar, geachte Lezer! een twaalftal  44° f, DE WIND, PROEVEN MET HET van proefnemingen, welken ik (zoo veel my mogelyk was) met de vereiscfcte naauwkeurigheid heb opgegeven: en waaruit ik vermeene de volgende confequentien te mogen trekken.' Vooreerst: dat deze remedie verre af W van onfeilbaar te wezen ; vooral, wanneer zy te laat in 't werk gefteld word; of wanneer het kankerachtige, uit inwendige oorzaken geboren," reeds te lang in het lichaam heeft postgevat, om van gemelde middelen eenige merkelyke verbetering te erlangen. ^y fchynt alleenlyk in gevallen', welken door uitwendige oorzaken nunnen oorfprong genomen hebbende, van een' kankerachtigen aart zyn geworden; en, door het appliceren van vette middelen, doorgaans verergeren, van uitnemenden dienst te zyn in de eerfte; tweede; derde; vierde: zevende; tiende; elfde; en twaalfde proefnemingen: heeft dit middel, in het veranderen der natuur van het geval, ongemeen veel dienst gedaan " In de vyfde; zesde; achtfte; en negende : welken vry wat laat ondernomen waren; fcheen het vruchteloos.:.  I ALCALI VOLATILE LIQUIPUM, 44I hoewel het echter in 't begin veel foufaas te weeg bracht: — dus van de twaalf gevallen zeven verbeterd; en in één de patiënt, kort daarna, aan een toeval van een' anderen aart overleden. Ten tweeden: dat deze remedie, fchoon (naar bevind van zaken) aan eenige verandering onderworpen, tot nog toe het beste zy, het gene ons, onder een verbazend aantal van middelen, is voorgekomen, omdekankerftof, indien zy niet altevér is ingeworteld, in haren aart te keer te gaan, en te veranderen: dewyl de natuur, inwendig hierdoor geholpen, effecten te weeg brengt, door eene natuurlyke affcheiding van het kwaadaartige , welken alle verbeelding te bovengaan. Tot flot voege ik hier nog by: dat ik in eenen gedesefpereerden , of volkomenen, kanker in de borst; wanneer dezelve nog los was, ten allen tyde zoude raden, om dadelyk tot de amputatie over te gaan:- en liever, na de genezing, het opgemelde middel Inwendig te laten gebruiken, om daa*» Ee 5 door  442 S, DE WIND , PROEVEN ENZ. door (zoo veel mogelyk) het virus inwendig üit te dooven, en alle recbutes, of vernieuwing van toevallen, voor te komen.  B; E R. I C H T VAN EEN $ T E A T O BT A> wegende tien ponden Middelbargsch ge:vicht A F G E N O M E: N D O O Bj 4. VAN SOLINGEN. 33e leerftellige heelkunde is, tot nog toe, beter geflaagd in de opfporing der kenmerken, welken de vethonig-papgezwellen, enz. van eikanderen onderfcheiden; dan in het opgeven der bepalende oorzaken, welken aan iedere foort dezer gezwellen byzonder eigen zyn. De beroemde sauvages , die he€ gantfche wezen der ziektekunde, in rangen en onderdeden verdeeld, en leerllellig heeft afgedaan, fpreekt van het onderfcheid tusfchen deze gezweljen 3 zonder de onderscheidende oor-  444 A. VAN SOLINGEN, BERICHT zaken aan te flippen (a): zoo ook doen de uitmuntende van gesscher (b); en de voortreflyke van swikten (c) : welker eerfte de heelkunde met een volledig famenftel verrykt heeft; en de laatfle zoo naauwkeurig geweest is, in alles naar te fporen, wat tot opheldering dienen konde van die onderwerpen , welken hy behandelde. Paar drie zulke groote mannen zwygen, is het te vermoeden, dat men weinig van die onderfcheidende oorzaken weten konde. la motte is de eenigfte, dien ik gevonden heb, dit ter loops in zyn fraai werk aan te raken. Hy is van oordeel, dat alle gezwellen door verftopping geboren worden t — ontvating van bloed, dat daarna bedorven is, word by hem als de oorzaak van het tnelkerU gehouden: ontvaatte wei integendeel, wier fynfte deelen vervliegen, en het kaasachtige nalaten, maakt de (a) f. b. de sauvages , Nofologie methodïque: Tom. I. % xxxvii. (b) d. van gesscher , algemeene oefenende, heelkunde : Deel i. § 669. (c) g. van swieten, Co:nment.t in 11. boerhave aphorifmos: Tom. I. $ 75. pag. m. et $ 112. ?ag. 165.  VAN EEN STEATOMA. 445 de lupiae (d), onder welker rang. het fleatoma behoort. In deze waarneming zal waarfchynlyk de ondervinding eenig licht geven, op welk eene wys een fleatoma kan geboren worden: zy zal ten minften toonen, hoe eene verrekking zulk eene kneuzing en daarop volgende lekking; ofwel zulk eene verftopping, en daarop volgende ophooping van weiftofFert veroorzaakt hebbe : dat hieruit een fleatoma geboren zy, het welke tot de zwaarte van tien ponden gewichts is aangegroeid. Dan, het zy deze wei door kneuzing uitgelekt, of door verftopping opgehoopt zy; zeker is het, dat de vaten eene hebbelykhëid gekregen hebben, om zoo vele weiftoffeh, op eene onnatuurlyke wys, en daartoe gants ongefchikte plaats, af te fcheiden. Eene verklaring te geven van de werktuiglyke wys, waarop deze en diergelyke tegennatuurlyke affcheidingen gefchieden, is voor de natuurkundigen zoo moeilyk; als het voor de befpiegelende heelkunde is, om de onderfcheide- nö (d) g. m. de, la motte, Traité complet de Chirurgie : Tem, L J>ag. 107.  44°" A. VAN SOLINGEN, BERICHT ne oorzaken op te geven, van de drié opgenoemde geënkifteerde gezwellen. De Natuurkundigen, welken zich eene byzondere taak gemaakt hebben, om de huishouding van het gezonde dierlyke lichaam op te fporen, hebben de vraag nog niet volkomen be* antwoordt: door welke werktuiglyke bereiding de afïcheidingen, en afkleinzingen, van zoo vele verfchillende vochten in de dieren gelchieden ? De vindingryke geest van den vernuftigen descartes , reeds bedacht op deze vraag, vond verfcheidene poriën uit, welker gedaante de werktuiglyke oorzaak moest zyn van de verfchillende afgekleinsde en afgefcheidene vochten. De fcheidkundigen verbeeldden zich, dat het beantwoorden van deze vraag hunne byzondere taak ware: zy Helden verlchillende gistingen, die zy op eene geleerde wys verklaarden; en maakten het menichelyke lichaam tot een chemisch laboratorium: — zy, die overal klieren vonden, begrepen, dat 'er (zonder dit werktuig) geene affcheiding hoegenaamd gefchieden konde. Het is myn oogmerk niet, om een ge-  VAN EEN S TE AT OMA. 447 gefchiedkundig verhaal te geven, van aile de verfchillende Hellingen, welken (aangaande dit gedeelte der dierlyke huishouding) in de waereld gekomen zyn: het is genoeg hierby te voegen, hoe het velen aannemelyk is voorgekomen, dat de verfchillende gedaanten der uiteinden van de affcheidende llagaderen, de werktuiglyke oorzaken zyn van het bepaalde verfchil tusfchen de afgekleinsde ftoffen. ik geloof, dat men, in zulke en diergelyke vraagflukken op te losfen, voorzichtiger doet, om met de ondervinding, zoo dikwyls zy zich aanbiedt, naar de uitkomst raad te plegen; dan door vele konstftelfels, op eene befpiegelende en geleerde wyze , van voren te redekavelen. Het bericht van het volgende geval is, myn's bedunkens, gefchikt, om veel kracht by te zetten aah het gevoelen van hen , die in het verfchil van de uiteinden der flagaderen, de daar ftellende oorzaak vinden, van de verfcheidenheid in de afgefcheidene zelfitandigheden : —- het zal ten minflen bewyzen : dat eene verrekking, of vertilling, zoodanig eene verandering in fommige wei-  44$ A, VAN SOLINGEN, BERICHT en watervaten te weeg gebracht hebbe; dat dezen, het zy gedrukt of gekneusd, en naderhand verlengd, gefchikte werktuigen zyn geworden, om eene verbazende meenigte van vetftoffen af te fcheiden i welken vervolgens verhard, meenige klonters gevormd hebben; die> door dezelfde huid omvangen, een fleatoma of vetgezwel vormden, wiens grootte en zwaarte zoo verbazend was, dat ik my gedrongen ge* vonden heb, om (deels wegens het reeds tegenwoordige ongemak; en deels wegens het kommerlyke vooruitzicht) de lyderes, door de operatie, van dezen geduchteh vyand te verlosten. De huisvrouw van den Heer N. iV. koopman binnen deze ftad , vertilde* zich, toen zy 22. jaren oud was, in het lichten van eene zieke bloedverwante , welke zy oppaste: — zy voelde dat Zy zich verrekt had; en werd eene zeer lichte dove pyn gewaar, die eenige weken duurde: — korten tyd daarna ontdekte zy, even boven de crifla van het rechter os Mum, fchuins naar- achter, niet ver van de lendenwervelen, ter plaatfe daar zy dé  VAN EEN STEATOMA.' 449 de pynelyke aandoening was gewaar geworden, een zeer klein, geheel onpynlyk knobbeltje; wiens grootte eenige jaren ongemerkt dezelfde fcheen te blyven. Na verloop van tyd groeide deze knobbel merklykaan; en fchoon hy volftrekt onpynlyk was, begon hy der lyderes alle die ongemakken te verwekken , welken ik terftond onder de redenen zal opgeven, die my gedrongen hebben, om de operatie aan te raden. Toenzy, gedurende twee-en-dertig jaren, dit ongemak met zich in een' zak, onder het gevoel van een' geheimen kommer, had omgedragen, confw leerde zy een' myner kunstgenooten, die Haar Ed., om verfcheidene redenen, de operatie aanraadde: doch, twee andere kunstgenooten in confult geroepen, weiken (zoo als ik vernomen heb) voor eene lekking beducht waren, ftemden tegen de afneming: zoo dat deze alstoen , ongelukkig, geen' voortgang had. Zy bleef dan haar ongemak behouden: dat nog zes jaren groeide; en tot zulk eene verbazende grootte en zwaarte toenam. Geconfuleerd zynde zag ik, niet zonder verbazing, dit acht-en-dertigjarige gezwel, hangende aan een' Xiv. deel. Ff fteel,  45° A. VAN SOLINGEN, BERICHT fteel, wiens inplanting op de bovengemelde plaats van den knobbel was: de omtrek van dezen fteel was 12* duimen; de lengte van het gezwel zelve ii| duimen; en deszelfs grootfte omtrek niet minder dan 251 duimen: deszelfs kleur was wit, gelyk die der vet* honig- en papgezwellen: ik begrootte deszelfs zwaarte op acht ponden; waaromtrent de ondervinding my getoond heeft, dat ik nog twee ponden te kort rekende : — het gantfche gezwel zelve was eigenlyk onpynlyk; van een doof gevoel > en rondsom door gezonde huid omkleedt: zoo dat het, als in een' zak van huid, aan den fteel over de crifla van het os Mum hing. In dezen fteel ontdekten zich dri'e taamlyk breede koorden, waaraan het fcheen te hangen: langs deszelfs oppervlakte vertoonden zich voor het gezicht eenige takken van aders, wier diameter my overtuigde, dat de bloedvoerende flagaders, welken het gezwel voedden, nog al van eenig belang waren; gelyk ook, aangezien de grootte van het gezwel, gemaklyk was op te maken. ' Drie redenen drongen my, om der pa*  VAN EEN StEATOMA, 451 tiè'me, die niet alleen volkomen gerefofveerd was; maar ook, op eene verftandige wys, zelve naar de operatie verlangde: rw drie redenen (zeg ik) drongen my , na een bedaard overleg van eenige' dagen, om de afneming van dit gezwel ernftig aan te raden. Fooreer si het kommervolle ongemak, dat dit gezwel aan de lyderes verwekte: — ten tweeden de ctiagnafis van het geval zelve: — en ten derden deszelfs fchroomlyk vooruitzicht in het toekomende. Ik zal deze drie drangredenen , één voor één, met zeer weinige woorden uitbreiden. Elkbegryptgemaklyk, welkeen'lasc een gezwel van tien ponden moet verwekt hebben: deszelfs zwaarte noodzaakte de lyderes meest altyd te zitten ; zynde alle beweging ten uiterften moeilyk: terftond vermoeid en afgemat , vermocht Haar Ed. zoo min haren huishoudelyken plicht uit te oefenen , als eenig genoegen van uitgaan te fma* ken. Dit merkelyk hinder werd vermeerderd door eene gedurig knagende pyn in het rechterbeen; welke het onvermogen van gaan nog erger maakte : — het gezwel werd ten koste F f 2 van  452 A. VAN SOLINGEN, BERICHT van het been gevoedt; zoo dat dit altyd koud, doof, en als onvermogend • was: inéén woord, het gaan was zoo pynlyk en vermoeijend, dat een enkele kerkgang altyd eenige koorts, en niet zelden eene zware, veroorzaakte. Daar wyders de floffen, welken het gezwel voedden, weder voor een gedeelte in den omloop van het bloed terug kwamen, en ook anderen daaruit werden opgeflurpt; verwekte dit in de lyderes, die anderszins een der gezondfte en fterkfte geitellen heeft, eene aanhoudende ongcfteldheid: laborerende zy meestal aan intermitterende fluipkoortfen,-welken ik wel telkens door zachte aperientia, rejolventia, en eccoprotica kon overwinnen, doch welker recidive, wegens de voortdurende oorzaak, onmogelyk konde worden voorkomen. Zoo veel ongemak, dat de lyderes doorgaans ongefteld, doorgaans pynlyk maakte, en tegelyk van voorname genoegens des levens beroofde, maakte de operatie alleszins wenschlyk; zoo maar de diagnojis van het gezwel zelve hierin geene zwarigheden opleverde. Ik verklaarde dezelve alleszins doenbaar  VAN EEN STEATOMA. 453 baar en veilig: houdende het gezwel voor een fleatoma of vetgezwel, geboren door eene ophooping of lekking uit wei- en watervaten , verftopt of gekneusd door de verrekking; zoodanig, dat 'er naderhand verlengingen plaats gekregen hebben, welken gefchikt zyn geworden ter affcheiding van alle die vetdoffen : de koorden in den hals fchenen my dus toe die verlengde vaten te zyn, omgeven door eene ver* harde ceUulofa: — de natuurlyke gedaante van den buik verbande alle vermoeden van eene hernia: —• de plaats was alleszins veilig, dewyl de arteriae lumbares geene merkelyke takken geven , en derhalven de vrees voor bloediïorting niet gewichtig genoeg was om af te fchrikken. Ik nam dan alleen meer in overweging de genoemde lekking , waarvoor de vorige confuienten, over zes jaren, beducht waren geweest. Zonder hier over den aart dier zoogenaamde •zenuwlekking te fpreken, welke ik alleen voor uitvloeijing van lymphatique ftoffen houde, zal ik alleen aanmerken: dat 'er zich, myn's bedunkens, geen verfchynfel opdeed , 't gene my voor dezelve konde doen beducht zvth Ff 3 Wat  454 A. VAN SOLINGEN, BELICHT Wat de verfpreiding der zenuwen be* treft: de takken , die het gezwel kon* den doorloopen, moesten hunnen oorfprong nemen uit de achterfte ver-1 Jengiels van de lendenzenuwen : ik wist v/el, dat dezen uit dienselfden tronk lproten, wiens voorfte verlengfels ee* ne onmiddelyke gemeenlchap hebben met de groote tusichenribbige ze* nuw: doch ik wist ook, dat afgefnedene zenuwen geene toevallen verwek* ken; te min daar het gezwel doof, en 'byna ongevoelig was: de plaats zelvd van deszelfs inplanting was geheel vry van peesachtige uitfpanfels: de anders* Zins gezonde, fterke, en vigoureufë (onftitutie van de lyderes, die meer eene vrouw van 40. dan van 60. jaren geleek, begunfligde eindelyk de onderneming volkomen. Vooral kwam, ten Iaatflen> by my in aanmerking het fchroomlyke vooruitzicht van aanftaand gevaar, 't welke dit gezwel verwekte: <— door de zwaarte begon 'er doorzakking plaats te hebben: — de huid begon van onderen open te gaan: 'niemand kon der lyderes verzekeren, of het niet eenmaal kwaadaardig zoude worden; en of deszelfs ver* meer!  VAN EEN STEATOMA. 455 meerderde aafigröeijing, in dat geval, de afneming niet geheel onmooglyk zoude maken. Deze vrees , gevoegd by de aanhoudende ongefteldhedcn en pynlykheden, voorfpeide een' kommervollen ouden dag: terwyl door angst, fmart, en dadelyke toevallen, niet alleen de gezondheid, maar zelfs het leven der lyderes, in een onmidlyk gevaar ftond gebracht te worden. Dus my zeiven, op verzoek der lyderes , eerst verklarende, en Wel ten voordecie van de operatie; was deze uitfpraak volkomen overeenkonftig met den wensen der patiënte: waarop myn verzoek tot een confult tefftónd werd ingewilligd. Hiertoe werden door my verzocht de Heer s. ds Wind, Meduinat'Doctor; en mynVader, Heelmeester binnen deze ftad: welken, iïa eene naauwkeurige bezichtiging en bedaarde overweging , gelukkig met myne gedachten intiemden: waarop, zoo van onzer; kant, als van die der lyderes en van haten echtgenoot, tot de afneming van het gezwel eenparig befloten werd. Éenige dagen naderhand vervoegden zich opgemeld© ■ cmfidenten ten Ff 4 ku£  456 A. VAN SOLINGEN, BERICHT huize der lyderes, om my in de operatie te adfifteren. Ik plaatfte de lyderes behoorlyk op eene rustbank : de Heer Doctor de wind onderfteunde het gezwel: myn Vader omvatte deszelfs fteel, en rekte de huid bovenwaards, om dezelve zoo veel moo-e3yk te fparen: ik plaatfte de vier vingeren van myne rechterhand langs den onderkant van den fteel, en derzelver duim op den bovenkant; zoo dat ik den hals zoo veel mogelyk omvatte; en de klonters, welken los van het lichaam fchenen , maar vastgehecht waren aan opgemelde koorden, naar beneden drukte: hierop deed ik, met eene platte tweefnydende bistouri, die ik in myne linkerhand hield, eene halve circulaire incifie; welke ik, na de bistouri vervangen te hebben, met myne rechterhand voltooide : en verloste dus, in minder dan drie minuten, de lyderes van een' vyand, die haar, gedurende acht en-dertig jaren, eene "oorzaak geweest was van veel angsten kommer. Myne adfiflenten waren my bchulpfaam in het houden van de vingers op de bioedgcvende vaten: de bloedftorting was met zeer aanmerklyk: het on- der:  VAN EEN STEATOMA. 457 derfcheppen en afbinden van twee vaten ; en het appliceren van twee kleine wiekjes , in eenig liquor ftipticus gedoopt; waren (behalven de drooge wieken , waarmede ik de gantfche wonde bedekte) genoegfaam, om dezelve volkomen te fleuiten: de lyderes geraakte, deels door de geledene en nog voortdurende pyn, deels door het verlies van bloed, tweemalen in eene lichte bezwyming: wy lieten haar eenige oogenblikken aan zichzelve over; zy bekwam vry fchielyk; en bevond zich, na het gebruik van eenigen rbynfchen wyn, zeer tamelyk. Een uur na de operatie diende ik der lyderes een' hauflus hypnoticus toe: zoo wel om de pyn te bedaren, als om de onregelmatige bewegingen van het zenuwgeflel te ftillen: — na een' vry tamelyken nacht, waarin geene vernieuwde bloedftorting haar noch my ontrust had, was des morgens alles naar wensch. Zes en dertig uren na de afneming vertoonde zich de wond, by het' eerfte verband, zeer gunftig: ik heb omtrent derzelver genezing geene byzonderheden mede te deelen: den derden dag vertoonde zich het begin der fup>  45$ A. VAN SOLINGEN, BERICHT fiiratie: den zesden dag ging de lyderes reeds eenige fchreden door hare kamer, waardoor zy zich reeds van het ongemak der fedes op bed bevrydde. Vier lichte koortfen waren ai liet hinder, 't welke het geitel zelve geleden heeft: ik liet haar regelmatig een apti* %etna van den cortex peruvianus gebruiken; waaronder ik, in de drie eerfte dagen, v/atcampber mengde. Èeni e lichte aanraking van tyd tot tyd eer randen van de wond met het vtirunum citpri, was genoegfaam om het voze vleesch te overwinnen. Den veertienden dag wandelde de lyderes reeds met eene vaardigheid, die zy meer dan 20. jaren gemist had; terwyl zich tevens êën dankbaar genoegen op haar gelaat verfpreidde. De genegenheid der lyderen, Myne Heeren! is eéne der bekoorlykfte belooningen, die voor onze kunst zyn weggelegd. Alles bleef naar wensch gaan: eindelyk was, op den drie en vyftigften dag, de wond geheel gefloten; en de lyderes volkomen herfteld. ■ Daar zyn omtrent drie jaren verloopen, tusfchen den dag der afneming, Ch heden: — na de genezing hebben zich gee-  VAN EEN STËATÖMA. 459 geene toevallen vertoond: de lyderes is vry gebleven van hare altoosdurende intermitterende koortfen. Daar het gezwel, ruim 30. jaren, tert koste van het been gevoedt iS> zoo begrypt men ïichtelyk, dat het been mager j kouwe lyk, en voor de mififle rheumatiqüê aandoeningen zeer gevoelig gebleven' zy : 't welke, aangezien de vergezellende zwakheid van het vermagerde been, het gaan moeilyk; en (wanneer de rheumaiijmus hevig is) fomwylen onmogelyk maakt: doch daar het been volkomen genezen, en de lyderes zelve van een zeer gezond geitel is, worden wy die toevallen t'elkens door eene lichte uitwafeming meester: aandoeningen, welken in geene vergelyking komen by de fchroomelyke gevolgen , weiken de ontaarding van het ongemak reeds begon te vertoonen , en de fchrikbaarlyke toevallen , welken deszelfs uiterlyk aanzien te kennen gaf. Ik meen dat dit geval gefchikt zy, om te bewyzen: dat eene verrekking, kneuzing, en verlenging van wei- en watervaten, dezelven tot werktuigen jjcan maken, om eene verbazende mee-  460 a. van solingen, bericht enz. nigte van vetitoffen af te fcheiden: — dat deszelfs waarneming belangryk zy, wegens den alleszins gelukkigen uitflag: — en dat het afgenomene fleatoma der bewaring waardig zy, wegens deszelfs verbazende grootte: — 't welke ik de eer heb, als zoodanig, het genootschap aan te bieden! BE-  BERICHT VAN EEN WANSCHAPEN KIND, ZONDER HERSENPAN OF HERSENEN GEBOREN: MEDEGEDEELD DOOR JACOBUS DE PüTT, J. Z. De verlosfingen van wanfchapene kinderen hebben, ten allen tyde, de verwondering, zoo van Genees- en Heelkundigen, als van alle andere perfoonen, en te recht, naar zich getrokken: — vooral, wanneer de wanfchapenheid aanmerkelyk was, en niet wél aan de inbeelding of aandoening der moeder konde toegefchreven worden. Men heeft, wel is waar, veelvuldige waarnemingen van zeer wanfchapene kinderen , reeds waereldkundig gemaakt; en daaronder ver-  462 j. be puyt, bericht van verfcheidenen van kinderen , met zeer mismaakte hoofden geboren. Zoo vindt men, onder anderen, me* de in het lXe. Deel der Verhandelïn. gen, door dit genootschap uitgegeven , twee waarnemingen van wanfchapene kinderen , die zeer vele overeenkomst met het door my ftraks te melden kind fchynen gehad te hebben. Doch het heeft den waamemeren meest altyd, door eene verkeerde teerhartigheid der ouderen en vrienden, aan gelegenheid ontbroken, om de lichamen van zulke kinderen na den dood te openen ; of zelfs alleenlyk te laten afteekenen 1 — een geluk , dat ook my naauwlyks, en niet dan met veel moeite, is te beurt gevallen: — waarom dan ook de af* beeldingen van deze wanfchapenheden zeldfaam; en die van het beenachtige geftel derzelven nog zeldfamer zyn. Ik neme dus de vryheid, om de afbeelding van eene my voorgekomene wanschapen vrucht; alsmede van derzelver beengeflel\ zoo getrouw en naauwkeurig als my mogelyk was , en de kor-, te tyd (welke my daartoe vergund werd)  EEN WANSCHAPEN KIND. 463 werd) toeliet, afgeteekend : met het volgende daarby noodige bericht , aan het genootschap aan te bieden (a). By de verlosfing, welke in het jaar 1785. binnen deze ftad voorviel, bood zich het kind zeer natuurlyk met het hoofd aan; het welke juist het misvormde deel was. Vóór het breken der vliezen, was ik wel eene tegennatuurlyke verlosfing wachten*de , en gaf zulks aan de byzynde vrienden te kennen : dan geen won-der, dat ik my hierin bedroog! want het geheel ontbreken van de herienpan, en het zachte fpongieuje gezwel, dat in derzelver plaats gevonden werd, benamen my de gelegenheid, om den aard dezer verlosfing recht te kennen : 7- ja zelfs na het breken der vlie- (a) Men vindt eene zeer dnidelyke befchryving en afbeelding van een kind , zonder herfenpan , of herferien, in het naauwkeurige werk van den Heer Profisfor e. sanmfort , tot opfchrift hebbende: Analome infc>ntis cerebro deffitttti. Doch dat g$> val, behalven dat liet in de Ldtynfche taal beiVhreven is, en dus min algemeen kenbaar kan worden, verfchilt nog daarenboven, in fomniige opzichten, inerkelyk. van het onze.  464 J. DE PUYT, BERICHT VAN vliezen bleef ik in diezelfde gedachten. Ik werd, wel is waar, een zacht oneffen deel gewaar, even alsof de moederkoek (placenta) zich aanbood: dan het niet tegenwoordig zyn eener bloedftorting, welke niet kan misfen in het laatstgemelde geval plaats te hebben, belette my het daarvoor te houden: en deed my befluiten, dat eenig ander deel, dan het hoofd, zich aanbood; en het kind tegennatuurlyk gelegen was. Aanftonds befloot ik derhalven de hand in de baarmoeder te brengen, om my volkomen van de plaatsing der vrucht te onderrichten: het gene my, dadelyk , door het gevoel van de ooren , den nek, en het aangezicht , in ftaat ftelde, om van de wanftaltigheid en plaatfing der vrucht met volle zekerheid te oordeelen: —waarna ik dacht best te wezen, om alles aan de natuur over te laten, gelyk ik dan ook deed: — met dit gevolg, dat de vrouw zeer voorfpoeèlig van eene levende dochter verloste , welke (uitgenomen de wanftaltigheid, waarvan de befchryving en afbeelding aanftonds volgt,) dik, vet, en vol- dra-  EEN WANSCHAPEN KIND. 465 dragen was, en welvarende fcheen te zyn. (b) Na de verlosfing merkte ik aan: vooreerst: dat het kind niet recht dóórfchreeuwde, zoo als andere kinderen gewoon zyn te doen; maar dat hetzelve alleen een klagend geluid gaf, het gene allengskens verzwakte, tot aanhaar overlyden, hetwelke omtrent twaalf uren na de geboorte plaats had. Ten tweeden: dat het ook de bewegingen van alle hare ledematen had; offchoon die bewegingen zoo fterk niet waren , als wel by andere kinderen plaats heeft. Ten derden: dat dit kind geheel van herfenpan beroofd was, eveneens alsof dezelve van de oogputten, langs de ooren, tot aan het achterhoofd was weggenomen ; gelyk in de ontleedkundige befchouwing fomtyds gedaan word: het gene echter in de volgende eerfte Plaat, {waarin men het hoofd, een weinig van boven inziende, heeft afgeteekend, om XIV. DEEL. Gg keC (b) Dit geval fchynt dus mede, zoowel als dat van den Heer sandifort , de ftelling van den Heer MOiiGAüNi te bevestigen: — dat (namclyk) deze mismaaktheid meer in meisjes, dan in jongens, plaats heeft; otïchoon hiervan geene redenen worden opgegeven, j. 13. MO&.gagn1, de Std.et causf. worbor. J£j)ijt. 12. et 49.  466" j. de puyt, bericht van feet gezwel, dat zich daar ter plaats ver* toonde, des te beter te doen zien,) zich zoo duidelyk niet vertoont, als wel in de tweede Plaat, waarin het hoofd van ter zyde is afgebeeld. Jen vierden: dat de oogen fterk uitpuilden, door het ontbreken van het bovenfte gedeelte van deoogholfens (orbitae); en dat de oogappels (pupillae) buitenwaards gekeerd waren. Ten vyf den: in de plaats der herfenpan vertoonde zich een zacht oneffen gezwel, hetwelke hoogrood van kleur, even als een naevus matermis, of -moedervlak, grooter in zyn omtrek dan een dukaton, en ruim twee vingeren dik was. Dit gezwel was met geene huid, nochhair bedekt; maar alleen bekleedt met een dun doorfchynend vlies, dat gemeenfchap met de opperhuid fcheen te hebben .* — en waaruit, zoo lang het kind leefde, eenig dun waterachtig vocht vloeide: — zynde waarfchynlyk dit vlies inde verlosfing eenigszins gefchonden geworden. Eenige dagen na den dood van het gemelde kind gelegenheid krygende, om hetzelve, in tegenwoordigheid van mynen vriend, den Heer Med. Doctor j. p. ermerdns, nader te befchouwen: — be-  EEN WANSCHAPEN KÏNO. 4$f «— bevonden wy, by de opening, het < voorfchreven gezwel op het hoofd, van ib innen, gedeellelyk vaatachtig, gedeelteilyk papachtig, en geheel rood en blo»» idig. Hetzelve gezwel had zyn' oor* Ifprong van, of immers gemeenfchap imet, het verlengde merg (medulla obilongata), door middel van eene ronde opening in het beengeftel, groot genoeg om een' vinger door te laten: zoo ;als in de volgende derde Plaat litt. H. •vertoond word. Het verlengde merg (medulla oblongata), benevens de zenu« wen, die daaruit voortkomen; en het ruggemerg (medulla fpinalis); waren rooder dan naar gewoonte, doch anderszins natuurlyk gefield : — maar. (het gene zeer aanmerkelyk voorkwam) van de geheele achterherfenen (cereiellum) werd niets gevonden. Ver'der was hét lichaam, in alle deszelfs ; leden, immers zooverre wy uitwendig befpeuren konden, zeer wél gefield, . Aanvankelyke ontbinding der deelen, ien gebrek aan tyd, beletteden ons i den oorfprong en byzonderen loop der zenuwen naauwkeuriger naar te gaan. In dit voorwerp was dus, behalven he£ ontbreken der herfenpan, zoo als flraks G g a  468 J. DE PÜYT, BERICHT VAN blyken zal, nog een aanmerkelyk gebrek aan zachte deelen: — want geene achterherfens werden gevonden; noch ook voorherfens, die anderszins in een kind, naar mate van deszelis grootte, zoo zeer aanmerkelyk zyn: — ten ware men het voorfchreven gezwel zelve, het gene de plaats der herfenen befloeg, als een ontaard herfengeftel befchouwen wilde, gelyk my waarfchynlyk voorkomt; ofichoon het dan nog maar voor een zeer klein gedeelte van hetzelve zoude kunnen gehouden worden. By verder onderzoek en befchouwing van het wonderlyke beengeftel van het hoofd, bevonden wy: dat het geheele voorhoofdsbeen (os frontis) ontbrak; mitsgaders de geheele wandbeenderen (osfa parietalia) ; en het fchubswyze deel van de flaapbeenderen (osfa temporum) ; alsmede het opperde gedeelte van het achterhoofdsbeen (os occipitis); .zoodat daar niets overig was, dan eene .vaste dikke beenplaat, zonder holligheid, die men voor de bafis van het cranium kan houden, gemaakt door het benedenfte deel van het achterhoofds:been, het fteenachtige deel van de flaapbeenderen, het wiggebeen, en het Ja «  EEN WANSCHAPEN KIND. 469 zeefbeen: gelyk in de derde Plaat vertoond word. In het midden van deze beenplaat was het gat van gemeenfchap, tusfchen het Jpongieufe gezwel, en het verlengde merg, waarvan hiervoren reeds gewag is gemaakt. Verder was deze beenplaat alomme effen en glad, zonder dat ergens eenige oneffenheden, fcherpe kanten, of overblyffels van de ontbrekende beenderen gevonden werden: — waaruit, zoo het my voorkomt, kan wederlegd worden, het gevoelen van eenige beroemde mannen, die oordeelen, dat een waterhoofd (bydrocepbalus) van de vrucht , in 's moeders lichaam lang vóór de geboorte opengeborsten, de oorzaak van zoodanig eene mismaaktheid zoude zyn: behalven dat dit gevoelen, in het tegenwoordige geval, word wederlproken door de wonderlyk gevormde bafis van hel; cranium , indien ik de hiervoren befchrevcne beenplaat zoo noemen mag; en door de byzondere naden (futurae), waarmede hetzelve voorzien was; welken in de derde Plaat eenigszms vertoond worden, en waarvan de afbeelding naauwkeuriger zoude hebben Gg 3 kun*  4?Q J. DE PUYT, BERICHT VAN kunnen zyn , indien my de tyd vergund ware , om het praeparaat beter fchoon te maken: willende de vrienden volftrekt, dat alles, zonder langer uitftel, ter aarde zoude bezorgd worden. Deze nu befchrevene mismaaktheid fchynt my derhalven toe, van de eerHe wording der vrucht te moeten worden afgeleidt: — en dus, zoowel als het eerfte beginfel derzeive, een ondoorgrondelyk geheim te wezen. Want, offchoon men deze mismaaktheid gereedelyk toefchreef aan de inbeelding of aandoening der moeder , welke zich herinnerde, datzy, omtrent de helft harer zwangerheid, het hoofd eens geweldig geftooten had; gelyk men altoos gewoon is alle wanflaltigheden van eerstgeborene kinderen, aan hét gene de moeder (gedurende hare zwangerheid) gezien, gemist, of ondervonden heeft, toe te fchryven, en te redeneren s post hoe; ergo propt er boef zoö denk ik echter, dat niemand der genen, die de afbeelding van dit kunftig beengeftel met aandacht befchouwen, hierin füjfeii toeftemmen. Want, niet alleen, gouden alsdan doör de aandoening der moeder,3 ajle de ontbrekende beenderen  EEN WANSCHAPEN KIND. 471 ren hebben moeten vernietigd zyn, zonder daarvan eenig overblyffei na te laten ; maar ook zoude diezelfde aandoening hebben moeten werkfaam :zyn, in de formatie van een geheel nieuw beenftuk , het gene, om deszelfs wonderlyke gedaante en famenftelling, verdiend had, als een won: derlyk gewrocht der natuur bewaard : te worden. Dan ik trede hier niet , verder in, maar beruste by het ge; zegde, om de palen van een eenvoudig bericht niet te overfchreiden: — alleenlyk merke ik aan, dat onder de mismaaktheden, waarmede fommige kinderen geboren worden , my nog geene is Voorgekomen, die ik met eenigen grond aan de inbeelding of aandoening der moeder konde toefchryven; en ik voor my denke, dat de voorfchrevene wanfchapenheid een uitwerkfel zy van aan ons geheel onI bekende oorzaken: zonder dat de rrtf beelding of aandoening der moeder I hiertoe iets gedaan hebbe: immers ; zoolang meerdere kundigheid, en beter oordeel, my niet verplichten, om van gevoelen te veranderen. Cg 4 l»T,  UITLEGGING der PLATEN. Plaat I. vertoont het hoofd van een wanfchapen kind, van voren, en een weinig van boven, te zien in zyne natuurlyke grootte. A. gezwel, dat in de plaats der hetfenpan gevonden werd. b. b. b. b. Omtrek van het gezwel, waartusfehen eenige hairtjes voorkomen. c. c. c. c. Groeven en oneffenheden, waarmede het gezwel voorzien was." Plaat II. vertoont hetzelfde kind van ter zyden: op dat de «nchtero.verhelling, of liever ontbreking van hztvporrioofd, des te beter zoude kunnen gezien worden. De uitlegging is als van de eerfte Plaat. Plaat III. Vertoont het beengeftel van het hoofd , van boven, en van ter zyde te zien, A. Opperkaak. B. Onderkaak. C. Kraakbeen, van de neus afgefneden. D. üoghoite van de flinkerzyde. E. Oplïaande rand van de oogholte. . F, Opftaande rand van de oogholte van de rechterzyde.G. Achterhoofdsbeen. tl. Gat in de beenplaat, waarin het verlengde merg geplaatst was; en waaraan het gezwel , Plaat I. en II. vertoond, vast was. I. Platte oppervlakte, waarop het gezwel gedeeltelyk rustende was: hoedanig eene oppervlakte men zich aan de andere zyde mede verbeelden moet, WAAR-    Wt AAR NEMING OMTRENT EENEN WO RM (X . U M B R I C U S) DOOR EEN GEZWEL BY DEN NAVEL ONTLAST'. MEDEGEDEELD DOOR JO HANNES WAS. jfjpe fomtyds de natuur, dat wonderbare vermogen, 't gene de Alwyze SCHEPPER in de bezielde wezens gelegd heeft, vreemde en buitengewone wegen gebruikt, om vreemde en tegennatuurlyke zaken uit 's menfchen lichaam te dry ven; zelfs niettegenftaande daartoe meer natuurlyke en gepaster wegen voor handen fchynen te zyn: is uit de waarnemingen der genees- en heelkundigen overvloedig bekend. langius merkte op, dat Zy de zwar* £e en verrotte beenderen van eene in Gg 5 !smoe3  474 J- WAS, ONTLASTING VAN EEN' 's moeders lichaam vergane vrucht, niet door de vagina of fchede, den natuurlyken weg, maar door den l$3~\ (fchoon niet hetzelfde, als dat in genesis gebruikt word, nkp/jfLTM d,l7öi) is echter blykbaar van dezelfde beteekenis. Men zie num. XIII. vs. 33. waar de Kana- nh  528 j. h. van der palm, over de fiitifche reuzen, de eigenlyke rephaim, nephilim genoemd worden. — Het is waarfchynlyk, dat het oude woord hephilim by de komst van Israël in Kanaan eerst verouderd, en voorts geheel in onbruik, ja byna onbekend, Seraakt zy, toen men het met den, in, 'enicië en op de grenzen, zoo algemeen aangenomen' geflachtnaam rephaim verwisfeld heeft. ïen tweeaen : geiyü niemand zai ontkennen, dat de beteekenis reuzen de eigenlyke en gemeende zy van het woord rephaim, zoo wil ik ook gaarne toegeven, dat het eenigemalen dooden, fchimmen uit het fchaduwryk , te kennen geeft; en zelfs zoude ik niet eens het gevoelen van den grooten taalkenner a. schultens willen verdedigen, die door Rephaim overal de fchimmen der verdoemden verdaan wil hebben. De denkbeelden van reuzen en fchimmen zyn zoo verfchillende niet, als zy in den eerden opflag lenynen. ue jcmmmen op den wand, of de verlengde fchaduwen van den avond, zyn in de daad reuzengeftaltens: het verwondert my zelfs, dat dit denkbeeld den Hcbreeufchen ety- tJ20z  reuzen der oude waereld. 529 moïogiflen , die met dit woord verlegen zyn, niet in het hoofd gekomen zy. Over deze twee beteekenisfen van reuzen en dooden is derhalve geen verfchil: maar, of het woord die twee beteekenisfen fomwylen vereenige, en doode reuzen • reuzen uit bet doodenryk ; te kennen geve? dit zoude twyfelachtig kunnen fchynen: — doch, indien ik ook dit bewyzen kan , zal men gaarne deze dubbele beteekenis aan onzen jesaias willen verleenen: dewyl zy nergens beter kan te pas komen dan hier. Dit nu meen ik ten derden te kunnen bewyzen, en met twee onbe: twistbare plaatfen bevestigen. De eerfte is spreuk. XXL vs. 16. "Een mensch, die van den weg des ver„ ftands afdwaalt, zal in de gemeente „ der dooden (rephaim) rusten". Wil dit zeggen, dat een zedenlooze dwaas fterven zal ? dan is de zin zeer krachteloos! — of dat hy fchielyk fterven zal, en zynen dood verhaast? dan is de uitdrukking niet goed, en niets minder dan fententieus! Maar, verftaat men door smphaim hier de oude #iF. DEEL. LI reu:  53° j. h. van der palm, over de reuzen; die (in de Hebreeufcbe poèjic) zelfs nog onder de aarde' hun ryk, hunne onderdanen, hunne gemeente, hebben, die zy als tyrannen beheerfchen: — dan is de zin krachtig, en heeft die fraaije eigenfchap eener puntfpreuk; de fyne en bedekte allujie op de oude gefchiedenis. "Die van den weg der deugd af9, dwaalt, zal niet flechts op aarde >, geen rust hebben; maar ook niet in „ bet toekomende: — wanneer hy rusten „ zal in het graf, zal hy zich vinden „ by die oude rustelooze geweldefy naren , en behooren tot hun on„ deraardsch koningryk : — hy zal 9y rampzalig zyn met en onder hen"! Nog fterker Ipreekt de tweede plaats, die wy vinden job XXVI: 5. waar onze Nederduitfche vertaling byna onverftaanbaar is: "de dooden zul» len geboren worden van onder de wa» teren, en hare bewoners". Wy moeten ten minden lezen, de dooden krimpen voor hem weg: want hetzelfde Hebreeufcbe woord (dat baren, geboren worden, beduidt) beteekent ook ba* %£nsweeëngevoelen-, wegkrtmpen met den angst  REUZEN DER OUDE WAERELD. 53! angst eener barende vroówe. Maar nog zekerder moeten wy het woord dooden {rephaim), zoo wy eenigfms job's oogmerk willen treffen, door reuzen vertalen. De LXX. hebben hier yiyctnsc: en de Griekfcbe ovcrzetter symmachus, beide op deze, en de aangehaalde plaats uit de spreuken, Q>Eop,aypi: Godbejïryders. job wil eène allerilerkfte teekening geven van GODS macht en grootheid: waarvan het oogmerk is, om eene even voorgaande fchildery van GODS majesteit , door Bildad gegeven , ver te overtreffen. Hy begint met het doodenryk, en zegt: "zelfs de reuzen, „ de tyrannen der onderaardfche wae„ reld, krimpen voor hem weg met den n angst eener barende vrouwe" l In dezen aanhef heerscht het floutfte en verhevenfte gevoelen: dit merkt zelfs de koelzinnigfte lezer: — doch een aandachtige merk tevens, dat dit iloute byna geheel afhange van het woord reuzen. En deze zin word nog duidelyker bepaald door het byvoegfel van onder hl 2 de  532 j. h. van der palm, over de ■de wateren : want hier worden wy terHond gewezen op de wateren van den zondvloed, waaronder deze geweldenaars begraven liggen; waarmede zy •weggefleept waren naar het hart der aarde, toen deze wateren de oppervlakte des aardbodems weder verlieten. "Voor gods aangezicht krimpen, in het hart der aarde, de oude reuzen weg, van onder de wateren „ des grooten afgronds, die eens de „ aarde hebben overdekt: zy, zoo „ wel als hunne medebewoners, hun„ ne geburen en onderdanen, hun„ ne gemeente in dit doodenryk"! Het is dan ontwyfèlbaar, dat het woord rephaim niet flechts in 't algemeen schimmen uit het doodenryk; of meer byzonder schimmen der verdoemden : maar dat het ook allerbyzonderst de schimmen der oude reuzen beteekene. En indien dit waar is, zal men my lichtelyk toeftemmen, dat die beteekenis ter dezer plaats by jesaias het allerbeste vleit: en dat de aanfpraak tot den Koning van Babyion aan geene perfoonen beter kan in den mond gelegd worden, dan aan de berucht-  REUZEN DER OUDE WAERELD. 533 ruchte geweldenaren der oude waereld. Laat my tot een befluit komen! — Zyn het deze perfonaadjes, die by jesaias het woord voeren: zeggen zy, dat de gefneuvelde Vorst hun gelyk was geweest; terwyl zy fpreken van een' hemelftorm, een beftygen van den berg der famenkomst? dan meen ik hieruit te mogen opmaken , dat de ongenoemde , maar afgryfelyke, misdaad der oude reuzen eene foort van kryg tegen GOD geweest zy, zoo ver die konde plaats hebben: te weten, eene poging om het Paradys te herwinnen; en de verfchrikkelyke hoogtens te beftygen, die het van hunne woningen afzonderden. Ik meen, dat wy hier een niet onduidelyk fpoor dier vermetele onderneming ontdekken; gelyk ook van derzelver uitflag: — dat zy door de almacht, als het ware, uit den hemel werden nedergeftort, en van hier hunnen naam nbphilim , nedergsploften , verkregen hebben by het nagedacht; — eindelyk, dat hieruit de LI 3 be:  534 v. d. palm, over de reuzen. bekende hemelstorm in de Fabelgefchiedenis moet en kan opgehelderd worden! En dit was het oogmerk dezer kleine bydrage tot de gewyde letterkunde. AAN-  AANHANGSEL tot de NIEUWE HANDLEIDING om den LOG ARITHMUS voor ee- nio gegeven getal naaukeurig te v i x d e n t o t r flechts behoeve te deelen door den noemer der in te lasfchen proportionêlen; vermeenigende vervolgens dien quotiënt met den teller der breuk. § 32. By voorbeeld. Indien men tusfchen n en n -\- 1 negen evenvérafftaande getallen (numeri aequidlfïantes) wil invoegen; en dus de kunsttallen begeert voor n -f- &: n -f- j| : n -f- ï3 enz. tot«-f-ï§- wil men, dat het verfchil A gedeeld worde door 10 — want de afftand tusfchen de getallen 11 en n 4- 1. is nu in tienen verdeeld. Om dan het kunsttal voor n -j- ^ te vinden, voegt men ^ ^ by Dat voor « -j~ jé oordeelt men te beftaan uit Z, en tweemalen dat tiende van A (of Z, + ra eriz- Zulks de logar. voor « + jg zoude zyn L-\- é A. Dus verkrygt men, naar die rekening, in orde deze kunsttallen: (n -f L + th (» + ,-0 X + ^: O + tl) Z -f- ï| (« + .5) Z -f ,4 ^ enz. tot (« + li °f n -f-1) L -f ïa ^ dat is L -f ^: alle welken onderling, zoo wel als hunne natuurlyke getallen, evenvér van alkander ftaan; en dus eene telkundige reeks  DE BEREKENING DER LOGARITHMI. 539 reeks opleveren, welker termen t'elkens een verfchil geven van £ A. ($ 33. Dat evenwel die vooronderHelling handtasteiyk mis zy , moet aanftonds blyken: zoo men flechts op 't oog houdt, dat het verfchil tusfchen twee kunsttallen in de daad zelf een kunsttal zy; en wel van eene oneigenlyke breuk; (dat is, die grooter is dan de éénheid:) ontftaande uit de deeling van het grootfte der gegevene getallen door het kleinere. § 34. Stel eens (om door een voorbeeld meerdere duidelykheid te geven) dat n = 5 zy; en dus n -f- i = 6. tusfchen welken men negen gelykftaande deeltjes wil voegen: namelyk 5*, 5i§» 5.1» enz. tot &8. Nu zal het verfchil tusfchen de logarithmi voor 5 (of 5:0) en 5:1 juist het kunsttal wezen van |è = Dat tusfchen 5:1 en 5:2 = log. ff of 1,?. Tusfchen 5:2 en 5:3 is 't verfchil gelyk aan den logar. voor §1 = ijf enz. aar, gelyk het zeker is, dat I53 grooter zy dan 1 ir. dit wederom meerder  54-0 K. K. REITZ, AANHANGSEL TOT der dan ijl enz. even zoo moet cok noodwendig de logarithmus van dien eerften breuk (of de differentie tusfchen 50 en 51) grooter zyn, dan die van den tweeden (of 't verfchil voor 51 en 52): deze insgelyks grooter dan het kunsttal des derden (of diff. 52 en 53): enz. naardien de logarithmi telkens met de natuurlyke getallen, offchoon in eene andere evenredigheid, in waarde ryzen of dalen. $35. Hieruit blykt dan ook van zelve, (en dit was het andere lid der bevorens by my opgegevene reden,) dat deze verfchillen eene foort van afnemende wiskundige reeks vertoonen: welker termen bygevolg met geene mogelykheid van gelyke waarde kunnen zyn; maar in den aanvang het grootjle moeten wezen, en van tyd tot tyd verkleinen. Dierhalve begrypt mert ook aanftonds, dat het verfchil der kunsttallen voor n en n -f- ^ niet öechts zy & A: maar nog iets daarboven. Dat tusfchen n -f ^ en n + T§ is wederom meer dan \l A: doch niet zooveel als in 't voorgaande; — en  DE BEREKENING DER LOGARITHMI. 54i dus t'elkens in 't vervolg altyd minder: zoodat na n -f- \\ de eerfte verfchillen reeds beneden ïJ A worden |Yj. § 36. Met andere woorden: de eer* Jle verfchillen hebben gedurig wederom (zoogenoemde) tweede verfchillen: die insgelyks aan eikanderen niet gelyk zyn; maar gelegenheid geven tot derde verfchillen: — ja, hoe meer men de logarithmifche Xe. breuk (of de getallen achter den merkletter ftaande) begeert uit te ftrekken; zoo veel meer gelegenheid bekomt men voor vierde, vyf de, en volgende differ entten. Nu ziet men duidelyk, dat het verzuim dier tweede, alsmede (daar 't noodig zy) van de derde of volgende verfchillen: en bygevolg het niet mederekenen van 't gene elk eerfte verfchil metterdaad grooter is dan $ A; juist veroorzaken moete, dat de kunsttallen, volgens den gewonen weg gevonden wordende, flechts voor een zeker getal letteren naaukeurig zyn; [«] Om dit, met een' opflag van het oog, te vat» , ten: zie men flechts in het tafeltje, hierachter § 4.3, vóorgefteld: of dat ia $ 50. kolom T.  542 K. K. REITZ, AANHANGSEL TOT zyn; maar over 't geheet genomen noodwendig te klein moeten wezen. § 37. Om nu te bepalen, hoevér zoodanig gevonden kunsttal voldoende zal zyn? merke men vooraf aan: dat, gelyk het eerfte verfchil der togarithmi voor n en n -f Ti (dat ik a zal noemen) iets meer is dan $ van Jt (of het ie. verfchil tusfchen » en « «f-1) — zoo ook het tweede verfchil tusfchen 71 > n -f- ï», en n -f- r| ('t gene ik b heet) jets grooter zal zyn, \b~\ dan & van Ü (of het ae, verfchil der /og. voor «, n +• 1, en « -{- 2.) Het 3- verfchil c zal iets meer bedragen, dan j&j C. En zoo t'elkens by afdaling in tienen: namelyk d m T33;3 X) + .ar; vervolgens * = töö'óo E-{-y: enz. § 38. Thans zal elk (zoo ik vertrouwe) al aanftonds vatten: eerst: dat by verwaarloozing van de tweede diffeï\ zooals in de gewone manier gefchiedt, het kunsttal niet verder juist kan [i] Men vergelyke hiermede 't gene vervolgens in $ zul u-orden gezegd: nis 't welke, voor zoo veel nood, tot opheldering van het hier gefielde dienen kan.  DE BEREKENING DER LOGARITHMI. 543 kan wezen, dan tot op die letter, (ja zelfs, naaukeurig gefproken, nog ééne minder,) waarop het honderdfte gedeelte van het tweede verfchil B begint te werken. § 39. Men befpeurt dus ook: ten tweede: dat het getal der letteren , welken voldoende zullen zyn, amange van de plaats, alwaar de tweede differentie haren aanvang neemt. Deze nu kan gemakkelyk bepaald worden: zoodra men opmerkt, dat het eerfte verfchil doorgaans [c] beginne Op de zooveelfte cyfer der logarithmifche X* breuk; en dat 'er bygevolg zoovele nullen, min één, moeten vooronder- fteld [c] Ik zeg tïnorgnmis: want, in gevalle r!e voorO letteren van het natuurlyke getal boven de 434 zyn, krv.'j^ de eerfte differentie der hgnritbmi reeds zoovele nullen vóór zich, als het gegevene "getal zelf letters heeft. Ik konde bet gezegde in deze §, kortheidshalve, zonder-voorafgaand wiskundig betoog, voor eene beWo.tL'ne waarheid. Twyfelt iemand echter daaraan , hy ila Hechts de eene of andere tcgarithtttastafü op, die van eerfte verl'ehillen voorzien is; het oog zal hem overtuigen: — hy trekke, waar hy wil, twee achtereenvolgende ver-fchilkm van elkander: hy zal by ondervinding ontwaar worden, dat het tweede, verfchil, volgens de hier gedane opgaaf, begint; *n «zoO'Wyders.  544 K- K- REITZ, AANHANGSEL TOT Held worden vooraf te gaan; als 'er talletteren zyn in het natuurlyke getal. Het tweede verfchil heeft nogmaals zoovele nullen meer, en dus het dubbeltal, vóór zich. Het derde op nieu een gelyk getal nullen daarboven: — en zoo vervolgens. $ 40. Wanneer men nu van het gegevene getal, welks logarithtnus gezocht word, vier letteren (volgens § 5. der Verhandeling) affnydt, om als een heeltal te dienen; zal de eerfte differentie tusfchen de kunsttallen, voor dat heeltal en het naastvolgende, beginnen op de 4e ; en het tweede verfchil op de 7e. of 8-; letter. Dus heeft sis daarvan reeds op de 9; of ioL. letter invloed: en bygevolg zyn flechts de acht of negen eerften naaukeurig. . § 41. Indien 'er vyf letteren afgefneden worden, heeft het eerfte verfchil 4; het tweede 8 of 9 nullen vóór zich: en ^ hiervan werkt bereids op de io\ of ii*; letter: zulks alleen negen of ten hoogfte tien der eerften juist zyn: — even als te voren in § 7. was aangemerkt. § 42.  DE EEREKENING DER LOGARITHMI. 545 $ 42. Ik vleije my, dat niet alleen de oorzaak, waarom de gewone manier onvoldoende is, hieruit genoegfaam blykbaar zy geworden: het verwaarloozen namelyk der tweede verfchillen: — maar dat ook, evendaardoor, een oplettend Lezer lichtelyk zal bevat hebben, hoe het gebruikmaken van die tweede verfchillen zoodanig gebrek verhelpe: — en hiertoe ilrekt juist de verbeterde handelwys. TWEEDE AFDEELING. De oorfprong en gronden der verbeterde handelwys opgegeven. § 43. Men herinnere zich, hieromtrent, het gezegde in $ 3. der Verhandeling : dat die verbeterde manier te houden ware voor eene ontwikkeling en toepasfmg van een' regel, door briggs , in het voorwerk zyn er logarithmifche tafelen, (onder den naam van Arithmetica logarithmica bekend,) Cap. XII. pag. 24—26. opgegeven , om de logaritbmi voor de negen gexir. DWL, Mm lyk-  546 K. K. REITZ j AANHANGSEL TOT lykafftaande natuurlyke [Y/] getallen tusfchen n cn n -f-1 naaukeurig te vinden tot 14 letteren: — en zulks, zoowél voor allen naar orde achter eikanderen ; (welk gedeelte wy voor het tegenwoordige eigenlyk op 't oog hebben ;) als voor één van allen op zich Zelve> naar believen. § 44. Ik diene dus, in de eerfte plaats, dien regel voor te ftellen: welke hierop uitkomt. "Neem het veffchil der logarithmi „ van twee getallen n en n *f-1: bene- vens het middelbare tweede ver„ fchil : dat is (gelyk wy hiervoren ,, meermalen zagen) de helft der fom „ van de dijferentien tusfchen het ge- „ inel- . .[«] In de Franfche vertaling (door vlacq te Gnaêla uitgegeven in 't jaar 1628.) is, zoowel dit 'XII; , als liet volgeiuk: XIIï* HeofiHed, uitgtla.tea: waai fchynlyk, om dat zy tot het plan , volgens 't welke de tafelen alleen tot 10 letteren werticn uitgewerkt, en op dien voet de ontbrekende 7.0000 kunsttallen waren ingevuld , niet zoozeer noodig konden gerekend, worden. Evenwel beklaagde ericgs zich llerk, over die en andere verminkingen, in het voerwerk zyner trigonometrlfcke tafelen , of de bekende 'frigsnometria Dritaimica (onder" het opzicht van vlacq zelve gedrukt te Gouda : IÓ33.) Cap. XII. pag. 37.  DE BEREKENING DER LOGARITIIMI. 547 )j melde eerfte verfchil, [é „ 1000 gedeeld) te hebben, £ „ moeten de vyf eerfle over-—1 „ fchotten by é der eerfte ,-, differentie gevoegd; doch de vyf „ laatflen daaraf getrokken worden. „ Dan zullen , door deze nadere „ uitkomften, naar orde aangewezen „ worden de achtereenvolgende ver„ fchillen der logarithmi, voor alle de „ 10 tusfchentallen van n af tot n + i." § 45. Dus verre de regel van Mm 2 BRIQGS, [ § 46. Dewyl nu die groote Wiskundige zich vergenoegt met de enkele opgave van den regel, en het bybrengen der noodige voorbeelden; zonder den oorfprong, of (zoo men wil) het bewys daarvan aldaar voor te dragen: — zal ik, alvorens dien regel op myne handelwys toe te pasfen, tot beter verftand daarvan, het eene en andere laten voorafgaan, nopens de eigenfchappen, en betrekkingen op elkander, van de verfchillen der kunsttallen voor « en « + i: en die voor hunne tusfchendeeltjes « + rl> n .3 enz. — om dus op eene (mag ik zeggen) mechanifche wyze, en als 't ware by inductie, of betoog [ƒ] a poMm 3 (le- [ƒ] Het wiskundige betoog a priori van dezen regel, zoo het gevergd werd, was anders niet moeilyk; als vloeijende van zelve voort uit de bekende oneindige reeks, door onze latere wiskundigen uitgedacht , om de differentie» der kunsttallen, welken men tusfchen twee anderen wil invoegen, aan te wy-, zen: namelyk (J+lSl B + — X—C enz.) p waarin A, 5, C, de eerfte., tweede, en derde verfchillen afbeelden , tusfchen de kunsttallen voor ,7 , n + 1, n + 2, n + 3, enz. — terwyl p beteckent het propoitionéle deel, of de afftand in eene tiende* breuk.  $$0 K. K. BEITZ, AANHANGSEL TOT fleriari, den regel van briggs, door middel van een (naar goedvinden) aangenomen getal in plaats van n: en bygevolg in een bepaald vooritel : te ontwikkelen en te verklaren; ten einde dezelve, zonder diepzinnig overdenken, door het enkele gezicht blykbaar worde. § 47. Men neme dan , uit briggs tafelen, het eerfte verfchil A tusfchen de logarithmï voor twee getallen (n en n -f- 1) boven de 9000. naar believen: — ftef eens 9877 en 9878 — alsmede die der kunsttallen van het naastvoorgaande en naastvolgende getal, of 9876 en 9879 — voegende daarnevens hunne tweede verfchillen. Van de fom dier laatflen neme men de helft, om eene breuk tusfchen het gegevene getal », en datgene, waarvan men den logar. begeert: — en dus i—p deszelfs complement. Doch ik verkies zulks niet: deels, dewyl zoodanig betoog voor minkundigen misfehien niet genoegfaam duidelyk zoude zyn; deels en voornamelyk, om dat ik tevoren de nieuwe of verbeterde manier bePa R S T V ÏP X tusfchen zyn de verfchillen of a — thsM ^A+ tIIöAf « en » + T§ T| ^ + Tgg5 M QA + T§| itf) Tg iow + 2 0 - T§5 1/ T§^+ x?§5 71/ » en » +1§ T| A + T§§§ il/ + T|§ M) t| io» + 3 <*-ï§5^ ïhd+TïêöM »en« + T* Tl^ + t§§§Af («f + t§§ Af) t§ iok + 4 « - t§5 Af rb A+ ,8§3 3f » en » + 7§ T§ A + T§§§ ilf + T§§ ilf) Tf io« + 5 ,, « - ïSö Af -\A-ï5§5 ilf 1 » en n + Tg- T§ A + T§§§ Af + T§° Af) Tg ïo »-f 6 * ~ ïoö M T§^_ T§§5 #ƒ » en * + T£ Tg ^ + T|§§ M, + T|§ Af) Tg io « + 7 * — ïio Af rlA— r%hM n en » + T| T| A + T|g5 A7 CA + jhi Af) T| io w-j-8 * - t&s Af t5 A- Af » en » + T§ t§ ^ + *£§5 M (A + 7§5 ilf) iglo «+9 ö — T§5A/ T3§5 Af «en«+i \% A A 10 »+ io io a — T|| Af = ^ •f io « s= ^ + ,§§ M. Dus o 5= T| A + x§§5 Af.  DE BEREKENING DER LOGARITHMI. 553 § 50. Daar nu de waarde van A, alsmede die van M, bekend is: vinden wy ook, door eene eenvoudige Helkundige vergelyking, de waarde van a: biykens het nevensftaande tafeltje: waarin de kolom S de eerfte verfchillen bevat der logarithmi voor de getallen in kolom R ftaande. Deze gevondene waarde van a in plaats daarvan ftellende, verkrygen de verfchillen in kolom S die gedaante, welke in kolom T word voorgefteld: juist overeenkomftig met het tafeltje, naar den regel van briggs in § 45. opgemaakt. $ 51. Doch, ingevalle men die tien verfchillen niet afzonderlyk noodig heeft; en dus dadelyk begeert te weten, wat het verfchil zy tusfchen het bekende kunsttal van 10 n, en dat van een der tusfchengevoegde deelen p, welken in kolom V daarnevens zyn aangeteekend: behoeft men flechts de fom te nemen van de voorgaande verfchillen, in kolom T geplaatst. Deze vindt men in het nevensgevoegde Tafeltje, naast p, in kolom fr. Mm § § 52;  554 K» K' REITZ, AANHANGSEL TOT , § 52. De kolom X. vertoont diezelfde fommen, in eene andere gedaante; namelyk gedeeld door p: om bepaaldelyk te dienen tot het tegenwoordige oogmerk, en dus den grondllag der verbeterde hanjelwys aan te duiden. § 53. Immers , wanneer men het verfchil zoekt tusfchen de log. voor 10 n en 10»+ 1 (of, dat hetzelfde is, tusfchen die voor n en n -f- ï') zoo dat het proportionèle deel zy = n of o: i zal het complement (zie § 9. der F er handeling [dl hl. 432.) wezen T§ of 0:9. en de helft daarvan H| == M of 0:45. Maar, dit is juist het getal, waarmede, volgens het tafeltje, het tweede verfchil M vermengd moet worden, eer men het by Af of (de eerfte differentie, voege: welke fom vervolgens met p (hier =z ^) vermengd moet worden. <$ 54. Wederom: het proportionèle deel ftellende = $ is het halve complement =5 j|: en dus 't zelfde getal, waarmede, volgens kolom X, het middelbare verfchil M is gemultipliceerd: ter? wyl men de uitkomst, by A gevoegd, -A ma-  de berekening der logarithmi. 555 4 malen te nemen, of met p te vermengen, hebbe. § 55. Nog eens: zoo men den lo* gar. wil vinden voor n -f- wyst de tafel in § 50. kolom X. aan, dat deszelfs verfchil met dien voor n is =5 {A+ Nu is ris sts 0:05 niets anders, dan het halve vervulfel van $ of 0:9, en dit laatfte is wederom = p. <$ 56. Gelyk het dan, zoo ik vertrouwe, duidelyk blykt, dat deze manier van berekenen alleszins voldoende zy, om de verfchillen voor tusfchengevoegde tiendedeelen te vinden: evenzoolicht valt het betoog, dat diezelfde manier dienftig zy, om ook de kunsttallen voor honderdfle, duizend/te, en verdere deeltjens, te bepalen. Want, op gelyke wys als wy, hiervoren, de Xe. deelen tusfchen twee heeltallen zochten; kan men wederom, tusfchen twee dier. tiendedeelen, tien nadere Xe. deelen (die bygevolg, ten opzichte der heeltallen, looft en zyn) invoegen. Stel  55<5 K. K. REITZ, AANHANGSEL TOT Stel eens, tusfchen io n -f- 2 en 10 n + 3, dat is n + sS en n -f- d (of, naar onze tot voorbeeld genomene getallen, 9877:2 en 9877:3) wil men wederom negen gelykafilaande logarithmen invoegen: namelyk n + r§ + iss (of n + r§0 « + i§ -f xoó (» + r") enz. tot n -f ê + = « + >i§ (of » + t!) dus; volgens de voorgeflelde natuurlyke getallen, 9877:21 tot 9877:3. Dit verkrygt men op even dezelfde wys. , § 57. Laat ons, ten dien einde, het eerfte verfchil tusfchen n -f*é en n + is noemen en het tweede (want hier is geene middelbare differentie noodig; daar zy telkens gelyk is aan ^5 M) aanduiden met /3. Nu zal het verfchil der kunsttallen voor n -f ,§ en » -f- ï§3 (of 9877:2 en 9877:21) volgens § 50. kolom T wezen & « -f- @ of (# -f- ïcI /S) Ts — dat tusfchen 9877:21 en 9877:22 = (2 + ïli /S) ï5 enz. Waaruit blykt, dat de rei dier verfchillen volmaakt overeenkomt met die in kolom T zoo men flechts A verandere in ol : en M in /S. § 58. Begerende nu den logarithm. voor  de berekening der logarithmi. 557 voor n -f-1§£ (of 9877:27) voege ik alleen by het kunsttal voor n + & (of 9877:2) het verfchil tusfchen den log. van dat getal en n + t{g (of 9877:27) : 't gene ik uit kolom X. vinde te zyn =3 Maar « (of 't eerfte verfchil van 10 « + 2 en 1 o « + 3 — « + is en «-f ïl) was, volgens £0/0772 T =s T| ^ -f ïêlö M: en /3, of het tweede verfchil ^3 j/. Dus -m 13 == ï-o?5 Bygevolg a 4. ril ƒ3 = ïè ^ + ri& Af: of (^ -f- #j i/) ,|. En (« + T£§ (3) T§ = thA+ xlUês M hierby de log. van n + T§ of '9877:2 (zie £o/o/« /F.) " l + ïs a + ïö-oo M komt%. 9877:27 =L+rUJ+ T§§§§5 Af zulks het verfchil, tusfchen dit kunsttal, en dat voor 9877 = L, wezen zal £ A + Mö M~(A + ïêSI Jtf) j§5- § 59. Nu is T3S of 0:365 (met hetwelke M is aangedaan) juist het halve complement van het proportionèle deel £1 of 0:27 — en men ziet nu duidelyk, dat het onnoodig zy, om eerst het verfchil te zoeken tusfchen de logarithmi voor n en n -f* s§: en daarna op nieu  558 K. IC. REITZ, AANHANGSEL TOT nieu dat tusfchen n -f»,! en n -f- fU-: — maar dat men terftond, in ééne en dezelfde berekening, de differentie kunne vinden tusfchen den logaritbmus voor het heeltal n, en dat van n -f p (hier 9877 en 9877:27.) door het middelbare tweede verfchil Mte vermengen met het halve vervulfel des proportionélen deels; en die uitkomst, gevoegd zynde by het eerfte verfchil A, nader te multiplicéren met het evenredige deel p. § 60. Deze behandeling Hemt dus volmaaktelyk overeen met de door my opgegevene verbeterde manier: aan welker gronden hiermede genoegfaam licht is bygezet: — terwyl het (zoo ik vertrouwe) onnoodig zal zyn, om nogmaals te betogen, dat het gene in $ 56. en volg. is voorgefteld omtrent de honderdile deeltjes, ook evenzoo, op gelyken voet, plaats hebbe ten aanzien der iooo1^ en volgende Xe. deeltjes: — daar alles uit dezelfde berekening voortvloeit. DER-  DE BEREKENING DER LOGARlTHMI. 559 DERDE AFDEEL1NG. Het nut der verbeterde handelwys 9 ook met opzicht tot de berekening der hoekmaten {sinus), aangewezen. <5 61. Het zoude volftrekt overtollig zyn, wanneer ik (thans) van nieus opgaf: hoe men, door middel der voorhanden zynde Jinustafelen, de hoekmaten , zoo in natuurlyke als kunsttallen uitgedrukt, berekenen kunne voor een' gegeven' boog, die niet dadelyk in de tafelen gevonden word: *— naardien de behandeling volftrekt gelykloortig is, als op dezelfde gronden fteunende, met die, welke te voren , tot vinding der logaritbmi, is voorgeileld. § 62. Alleen behoef ik te melden, dat men, om hierin eene naaukeuriger berekening te doen, zich bedienen moete van de groot ere of meer «/> gebreide tafelen van dienzelfden wiskundigen briggs, geplaatst achter zyne Trigonometria Britannica, na den dood van briggs uitgegeven door henrf  560 K. K. REITZ, AANHANGSEL TOT henr. gellibrand : te Gouda in 't jaar 1633. — in welke tafelen de graden niet verdeeld zyn in 60 minuten; maar in honderd/Ie deelen; wordende de radius of flraal (anders Jïnus totus) daarby gefteld, in de natuürltke getallen , op de éénheid met 15 nullen achter zich; doch in de kunsttallen alleen op één met tien nullen, zynde de merkletter of index 10: fchoon de logarithmifche Xl: breuk word uitgeftrekt tot 14 letteren. § 63. Even weinig heb ik noodig, om het nut en den voorrang der bevorens opgegevene verbeterde manier van berekenen , boven de gewone; — ook met betrekking tot de hoekmaten of sinus: — breedvoerig aan te wyzen. Want hiervoren (§ 36. en volg.) is betoogd, dat het gebrek der gewone manier, (het verwaarloozen namelyk der tweede verfchillen,) — waardoor geen meerder getal van letteren juist is, dan ten hoogfte twee boven de Elaats, op welke de tweede differentie egint, — door deze verbeterde handelwys verholpen, en dus eene uitkomst bekomen word, die voldoend is  DE BEREKENING DER LOGARITHMI, $6l is tot twee of drie plaatfen verder, dan het begin des derden verfchils. Hieruit vloeit dan van zelve voort: dat de hoekmaten, het zy natuurlyke, het zy in kunsttallen voorgefteld, wanneer zy volgens de oude handelwys gezocht worden, naaulyks tot 8 of ten hoogfte tot 9 cyfers naaukeurig zullen wezen; — daar die, op de nieuwe manier verkregen, doorgaans tot 12 of 13.ja fomtyds tot 14. letteren [g] juist zyn. <5 64. Eenige weinige voorbeelden zullen dierhalve ter opheldering genoeg zyn: in welker voordracht ik, kortheidshalve, (zonder thans de volledige bewerking op te geven) alleen de uitkomften zal daarftellen. xir. deel. Nn Eer- \g\ Hieromtrent dient men echter, voorzooveel betreft de hoekmaten in kunsttallen, (of log. jlnuum ,) op 't oog te houden: dat, vermits in de eerfte graden , tot de vierde of vyfde tne, de differentiae fecundae reeds op, ja vóór, de (£ letter; én de derde verfchillen op de S? of 9e (ook vroeger) beginnen : dierhalve de logarithmus, op de gewone manier gevonden, niet verder voldoende zal zyn, dan tot 6 of minder cyfers; en die, naar de verbeterde wys, zelfs teir hoogde tot 10. Wanneer dus de log. fin. voor zoodanige kleinere boogjes tot eene meerdere juistheid gevorderd word: zoeke men liefst de natuurlyke hoehnaat naaukeurig; en berekene daaruit, volgens het te voren opgegevene, derzelver kunsttal. Zie hierna 5 70»  $62 li, k. reitz, aanhangsel tot Eerjle voorbeeld: § 65. Men begeert den sinus, zoo in natuurlyke getallen, als in een' logaritbmus uitgedrukt, voor den boog van 42°:ooi04. of 42 graden, 3 feconden , 44 tertfen, 38 quarten, en 24 quinten. Eerst zullen wy den natuurlyfien; dan den logaritbmifcben, zoeken. Voor den eerften vindt men in de tafelen de navolgende verfchillen fin. nat. eerfte 4I0:qq tweede 12,97134.31021 . P~:io4 42°:co 203.S2884 compl. 89Ö 12,96930.48137^ C s=. :448 42°:oi 203.86834 12,96726.61303 42°:o2 407.69718 2 M £5 203.84859 met C vcr- ■ mcngd komt 91.32417 12.96930.48137 ss A 12,97021.80554 ss D met P geeft - 1,34890.26778 . by - 66913,06063.58858 ss fin. 4a0 dus - 66914,40953,85636 voor fin. 42°:ooro4 § 66.  BE BEREKENING DER LOGARITHMI. $6$ § 66. Om nu de logarit/jmifcbehöekmaat voor dienzelfden boog te vinden, neme ik uit de tafelen log. fin, i« dif. 4i°--99 9* dif. 8,41977.4517 PcnCzyn 42°:oo 295.4726 alsboveu 8,41681.9791 A 42°:oi 295.3581 8,41386.6210 42^:02 590.8307 r> . . 295-4153 = M en M met C geeft - - 132.346 c gevoegd by A ~ 8,41681.9791 8,41814.3252 = D vermengd met P komt - - 8754S.6898 hierby - 9:82551,08951.7436 = log. fin. 420 zoo heeft men 9:82551,96500.4334 voor de gevraag•de legarithmifche hoekmaat. Tweede voorbeeld. § 67. "Welke is de hoekmaat, in » natuurlyke getallen" (want voor den logar. zal, naar ik denk, nu geen nader voorbeeld noodig zyn) "voor » den boog van 7f:ga^g6. of 77 graNn 2 v deni  :SÓ"4 K. K. REITZ, AANHANGSEL TOT den t 59 minuten, 56 fecunden, 15 „ tertjen, 21 quarten, en 30 quimen"? nat. fin. eerfte verfch. 77°.'98 i« verjch. 3,63321.28411 P:89Ö 77°:99 297.94973 xoc^compl. 3^3023.33438^ 78°:oo 297.960S0 C:o52 3,62725.37358 78°:oi 595-91053 2 297.95526 M X C ==• 0:052 maakt - - 15-49367 t>y 3563023-33438 = A komt D =: 3,63038.82805 't gene ver- -Kiengd niet P uiilevert 3,25282.78993 voeg by - 97811,12984.00368 = fin. 77°:99 dus - 97814,38266.79361 voor den fin. 77°:99896 § 68. Als een derde voorbeeld, dat te gelyk ter proeve [h~\ kan dienen, voege ik hierby de berekening van den \h\ Ik noeme dit voo-rbeeld eene proef: omdat, volgens een'bewezen'regel der driehoeksmeetkunde , ."de fbm van twee natuurlyke sinus, welker bogen „ te famcn juist 6o° uitmaken , gelyk moete zyn aan „ den sinus van een' boog, die zooveel boven de ,, 6o° beloopt , als een der beide voorgaan den". Zie briggs Tr/'gon. Bril. Cap. dl. § 6. geplaatst achter Cap. XIIL pag. 42. Hier  DE BEREKENING DER LOGARITHMI. $6$ den Jinus naturalis, voor een' boog van 17°:9989Ö. of 17 graden met evenzoovele kleinere deelen als in het voorbeeld. fin. nat. 17°:9« /ƒ. diff. 16,60047.897 [4 " PenCals 'i7°.'99 94.08140 ïn het iós59953-3i574 ' tweede i8°:oo 94.13195 voorb. 16,59859.68379 i8°:oi 188.21335 2 ■— : 94.10667 = /!/ dit, metCvermengd, geeft 4.89355 by 16,59953.81574 — A 16,59958.70929 — D met o:896 = P komt 14,87323.00352 30885,09989.93373=7?». i7°:99 fin. i?0:99896 = 30899,97312.93725 by fin. 42°:ooio4=:669i4,40953.85636 (zie § 65) i! komt (voor fin. 77°-99§96) 97814-38266.79361 (zie §67) Nn 3 § 69. Hier nu is, in het eerfte voorbeeld, gevraagd naar dj; hoekmaat des boogs van ... 42°:ooio4 Iri dit derde begeert men die van - - 17° 99896 famcn - 6o° Maar een boog van 77° 199896, wiens hoekmaat by het tweede voorbeeld was berekend, verfchilt juistmet den nu opgegeven' 6o°, cn moet dus gelyk zyn jaan de fom Acï firnts in het eerfte cn derde voorbeeldt  5<5<5 K. K. RËITZ, AANHANGSEL TOT § 69. Tot (lot, nopens deze afdegVmgy llrekke een Vierde voorbeeld: "Om de hoekmaten, zoo in na„ tuurlyke als kunsttallen, te bcrew kenen voor een boogjen van 37 fe9J cunden, 28 quinten, en ééne fext; — „ of o°:oio27,78i38.o744" fin.nat. ie verfch. o°:co 2* 17,45329-243i 3 P=:o27781380744 o°:oi 5317 197222 comph 17,45329.18996 C=:48óii. o°:o2 f- 10633 i7>45329-°8363 o°:o3 15950 7975 MX Cis 3877 by 17,45329.18996=^ 17,45329-22873=!) \ gene, met P vermengd, uitlevert 48487.65583 voeg hierby 17,45329.24313 =ƒ?«. o°:oi komt 17,93816.89896 voor den gevmngden: die tot op de 14e letter juist is [ij; dewyl het derde verfchil eerst met de 12e cyfer begint. ö 7°. [/] Tot bewys hiervan kan dienen de berekening dezerzeifde hoekmaat, uit den grond; te weten Vfligens den regel van keill : 40t, AR.C a 33 a — l A% + j|j as &c. Nu  DE BEREKENING DER LOGARITHMI. $6? § 70. Indien men nu voor ditzelfde boogjen de logaritbmifcbe hoekmaat uit de finustafelen wil berekenen, zal de uitkomst zyn: - - - - 6:25743,70 enz. waarvan reeds de derde letter der Xt verfchil D: waardoor alsnu het „ overfchot V moet worden gedeeld. „ Deze uitkomst zal dan het pro9, portionêle deel, of de volgende let„ ters, van het zoogenaamde heel„ tal, door den logaritbmus L uitgej, drukt, opleveren". Alle die talletteren nu, naar orde achter eikanderen geplaatst, vertoonen het gevraagde natuurlyke getal: — terwyl de index van den ge- ge- [£] Dewyl nu dc naaukeurige waarde van ƒ>, dat juist hier gezocht word, vooralsnog onbekend is, moet men zich met een nabykomend getal behelpen. "Hiertoe fnvde men , zoo van F, als van de onver- beterde differentie A, zoovele letteren af, dat A „ vooraan behoude 5 of 6 cyfers: — deel hiermede de overgeblevene letteren van v." De uitkomst Zal voldoende zyn, om voor P gebruikt te worden.  Dg BEREKENING DER LOGARlTHMl. 57! geven' logarithm. doet zien, hoevélen dier cyfers als heeltallen aangemerkt; en de overigen als eene XL: breuk derzelven befchoud moeten worden. § 74. Om ook dit met een voorbeeld op te helderen, ftelle men gegeven te zyn het kunsttal 6: i554^9o69I-935i wiens waarde men begeert te weten hl natuurlyke getallen. De naastbykomende logaritbmus, welken men uit de tafelen vinden kan, is die voor 14271. of : 15545,44061.3957 Dit afgetrokken van den gegeven' : i554-6?9°69l-935l laat tot overfchot 1,46630.5394 = ^" log. van i« rerfch. Nu A= 30431 14270 2". verf, gedeeld 3,04330.2492 in V = 14663 14271 21.3244 geeft 3,04308.9248 A P t=! 148185 14272 I 21.3213 compl. 51815 3,04287.6035 ■ C = ^59075 14273 42-6457 2-- ■ M = 21.32285  572 K. K. REITZ, AANHANGSEL TOT Vervolgens M vermengende met C verkrygt men by . . 3,04308.9248 = A komt . 3,04314.4491 = D r D in V— 146630.5394-j^ 0:48183892:0 Bygevolg (het afgefnedene zoogenaamde heeltal zynde 14271) zal het, gevraagde natuurlyke getal van den gegeven' logarithmus wezen = 1427148: 18389. De proef hiervan kan men halen uit het voorbeeld, te voren in °37i9- 3532. Geen heeltal van vyf letteren voor deszelfs X. breuk in de tafelen vindbaar zynde, voege ik, naar opgave van het vorenftaande lystje, daarby den logar. voor 2. dus «:8i547,os7i9.353a ~ gegeven kunsttal by :3oio2,99956.6398 S= log. 2 af 14650,01286.4566 es log. 14012 2389-5364 = V I« dif. 14011 die dif. ^=30993 in 35o9955-7379 239 14012 22.1200 3,09933.6179^ komt P=:: 0077 J4013 " 22.1168 compl. 9923 3,09911.5011 C = :49ói5 14014 44-2368 2 M = 22.II«4 M X C geeft .... 10.9740 by . . 3,09933-6179 A 3,09944-5919 O Z> = 3099445919 i" j"^ = 23895364 f0:00770956  DE BEREKENING DER LOGARITHMI. 575 Bygevolgis het natuurlyke getal van log. N. zs 1401200770956 gedeeld door 2 komt . . 700600385478 tot antwoord op den voorgcftelden. Vergelyk § 17. der Verhand. XI. Deel, hl. 442— 443. en § 26. bl. 452. Ander voorbeeld: § 79. Men wil het natuurlyke getal weten, 't welke aangeduidt word door den volgenden logarithmus: 9:52322,14189.7008 by 47712,12547.1966 B= log. 3 N = 10:00034,26736.8974 at" 3°ü38997-8482 log. 1000? blyft 3587739.0492 = V l» veifch. icooó 2* verf. 4,34012.3743 * ^door ^gedeeld, 10007 43.3688 geelt 4,33969.0055 A Pz=. =89347 10008 43.3600 corapl. 10653 4533925-6455 C = =053265 10009 86.7288 2 M = 43-3644 il/met C vermengd, komt . . 2.3098 4,33969-0055 A 4->3397I-3I53 D hiermede gedeeld V = 3,87739.0492 verkrygt men tot uitkomst 0:839467. Dus  57<5 K. K. REITZ , OVER DE LOGARITHMI. Dus is iVrr 10007S93467 gedeeld dóór 3 komt 3335964489 voor het gevraagde natuurlyke getal: — juist hetzelfde, voor 't welke de nu opgegeven logar. berekend was § 19. (XI. Deel, bk 445—6) 't gene dus hier tot proef kan dienen. § 80. Nog gemakkelyker is de berekening , wanneer men gebruik maakt (zoo als hier gefchieden kan) van myne breedere tafel, achter de voorgaande Verhandeling geplaatst. Hierin vindt men een kunsttal, zeer naby" aan het nieugemaakte inkomende, te weten dat voor 1000789 = :00034,2523a. 3857 afgetrokken van 34,26736. 8974 == Ar komt 1504. 5117 -= V Nu behoeft men alleen op de gewone wys (want het tweede verfchil werkt flechts op de 15. letter) dit overfchot te deelen door de differentie tusfchen 10007H bygevolg^=4339. 5188 in H" 1504. 5117 £0:3467 of, voor uitkomst, 10007893467 = ^ alsboven. BE-  BERICHT WECENS EEN MIN EEKEND I N D I S C H GENEESMIDDEL tegen de koorts en de koek enz. DOOR JACOB CASPER METZLAR. e kwaal, die men de koek noemt, is (onder de militairen en zeevarenden} op Batavia vry algemeen. — Uit hoofde van het gevaar in heete koortfen, waardoor men, aldaar, fchielyk word weggeraapt; neemt men in het gemeen , al fpoedig, den toevlucht tot het gebruik der kina: die, de koorts Hoppende, meermalen de verdrietige en allen moed benemende kwaal, de koek, veroorzaakt. Ik heb daartegen , in Indië, wel eens hooren voorfchryven het aanjnr. dzei. O o hou-  578 J- C. METZLAR, OVER EEN houdende gebruik van eene goede hoeveelheid Japanfcbe sota: dat echter, naar het gene men my verhaalde, van een zeer onzeker gevolg was. Beter kwam my (uit hoofde der ondervinding daarvan in anderen) voor, het geneesmiddel, dat ik , by het doen van een reisje in de Bataviafche bovenlanden, toevallig ontdekte op het landgoed Pondok-Gedê (a), 60 palen,- of quartieruren gaans, boven Batavia. De Europee fche opzichter en tuinier aldaar, Frans Stamkart, had eenigen tyd met de koorts, als een gevolg van de koek, gefukkeld; —■ een oud inlander, of Javaan, Bappa Ranbanna genaamd , vroeg hem , of hy wel iets van hem tegen zyne kwaal wilde gebruiken; onder verzekering, dat de koorts dan niet weder zoude komen. — Hiertoe verklaarde zich de lyder gewillig. — Bappa Ranbanna voegde daarby, als men drie van de vruch- ■ (a) Op den weg, van batavia tot liet fchoone landgoed buitenzorg , ftaan , van quartier- tot quai'tieruur, houten palen; die van 1 tot 50 genommerd zyn: — i0palen hoogcr ligtpondok-geds.'.  INDISCH GENEESMIDDEL. £79 vruchten, die hy zoude voorfchryven, in eene maand gebruikte ; te weten telkens ééne; dat dan de koek zoude minderen: — en, al had iemand ook het water, daarvan ten vollen zoude genezen worden. Hy gaf, voorts, den lyder drie ftuks van die vruchten, waarvan hy ééne gebruikte: met dat gewenschte gevolg, dat hy naderhand van geene koorts, of koek, meer geweten heeft. Genoemde Frans Stamkart heeft, naderhand, datzelfde geneesmiddel, in dienzelfden omtrek, aan drie andere lyders, zynde twee Javanen, en eene meid, met het besté: fucces, medegedeeld. De naam dezer vrucht, waaruit dit geneesmiddel voortkomt, is (in het JMa/eidscb oïjavaansch) martie conde\ Zy word uicgepeld; de korrel fyn gemaakt in een' mortier of vyzel, zonder daarvan iets verloren te laten gaan; naardien men dezelve in eene kleine quantiteit krygt, en gebruikt: — dan doet men het in een kopje met fchoon water: — zoo gebruikt het de lyder; mits wel toeziende, dat telQp 2 kens,  580 J. C. METZLAR, OVER EEN kens maar ééne dier vruchten te gelyk gebruikt worde. — Dan wacht men io of 12 dagen, en neemt weder, op diezelfde wyze, ééne dier vruchten: en zoo voorts, tot drie toe. — Waarna de lyder, naar 's mans zeggen, op ondervinding gegrondt, zich volkomen herfleld moet bevinden. — Men behoeft niets na te drinken, daar het van zelve overvloedig werkt: — welke werking , circa twee uren na het innemen, zeer natuurlyk, zonder de minfle fnyding, begint. Ook zeide die man, dat de bladeren van dien boom zeer nuttig waren voor kinderen, die de pokjes hebben: — te weten: — men kookt eenige van die bladeren in fchoon water, waarmede men de lyders wascht: dit veroorzaakt, dat geene de minlte nablyvende vlekken , of teekens, gevonden worden. Ook word de bast van dezen boom gebruikt van menfchen, die behebt zyn met de koorts, die niet uit de koek ontflaat: wanneer men den bast van buiten affchrapt, te weten het groene daaraf; en dan van binnen, zoo het OP  indisch geneesmiddel. 58 f op het hout zit, ook op gelyke wyze' — Dan word dezelve op een' Heen (in het Maleiiïcb of Javaanscb bato gilling genaamd) fyn gemaakt; daarna in een theekopje gedaan, met laauw water; en zoo ingenomen, iedere reis als zich de koorts laat gevoelen , tot drie keeren toe: — deze twee laatfte middelen waren (naar de verzekering van Bappa kanbanna) b kt ^ bCStG uitwerkinS > 8e" De vorengenoemde Frans Stamkart heeft my eenige van die vruchten bezorgd. — Zy zullen, door de verre reize, en langdurigheid van tyd, waarfchynlyk hare "kracht verloren hebben: doch ik neem echter de vryheid, om dezelven, zoo als die zyn, Dy deze der Edele maatschappy aan te bieden: — zynde ééne foort ongepelde; en ééne foort gepelde. Mogelyk, dat door de mededeeling van dit middel aanleiding gegeven worde, dat men het verder onderzoeke, tot nut van het gemeen! — dit was myn oogmerk met dit bericht. — ijp Batavia heb ik geene gelegenheid O o 3 ge„  582 METZLAR, INDISCH GENEESM. gehad, om dit nader te doen beproeven: wegens myn kort verblyf aldaar, na de ontdekking van dit geneesmiddel. eeusichem; den 11. Qctober 1786.