VERHANDELINGEN UITGEGEVEN DOOR HET ZEEUWSCH GENOOTSCHAP DER WETENS CHAPPEN T E VLISSINGEN.  UITLEGGING DER TITELPLAAT. *Jrl!e WY!HK,.D» f>« gezeten op haar Tliroon. Üelchouwt men ,n m i n m v V, ITaptnTmtin, , ' Doch, w.„sch van fabe.d.chr en valfche G,ö7, Schep, *.» ..., boek ha.r groo.fte zièisve Justin* 7W Z*>ltn, d,e -t gewelffel «n nMI Ketk r,U5"ng' Aar. d eenen kant bouwkunrt.g ondedchraago , Vctoonen t z k i. u w 5 c „ en v t, s s . 4 s wapenmerk, n . V Wlen 1 wc'k w'dt ongedr'gcn, ' Doorlucht.g ƒƒ„/* van „„ze M—lfik.pp-,. 6 * «irS* »°f teur,w«kke « W/i/jaaren, Hcni d Ec.ttelmg heur's arbc.ds, ving in bly. Voor de „ogen bréngt, met lust om voort te vaaien. Jfc ït'rT de" Vk bedekt Met pker/a,,, van Kun,, en Wntnfcbappn. tn | r,rVzuh, dat ginder d'aandicht weke Ter zyde van Gordyn- en tempeltrappen . Getuigen, dat de weetzucht, vlvt en lust, Door de Eet gefpoord, aan Zeelands verlte paaien In onze V,„ noch niet zyn uitgehluscht : Wen tracht door Nut "er mede een' Pr-,, te haaien Himlhav.ng van den G.d,d,ln„ en (Iet Rnht, Gwnbcbuio tot (leun van 't menschlvk leven, tA4»«.r*„* door God. hand ou.'voorgelegd , nI S 7k' do.°' A'™d» zelf bekh.even. De!Sfzoo & in kleur cn trekken, * Dc Putkmmtyk , d.e hanen opwaarts leidt. Haar dle de dofheid zelf kan wekken, t Ve:mogen om door 't helder Spiegtl.U, ' J!ArrcKt": ,"n * ««»«JI»chl>k oog ,e L-mnen Of door behulp van Gr„a«ho„„ c, Ai.w, ' Op verren tocht een dolle zee re temmen: " D e ™1T 1"'/? *' °Ude 'C meuw ''erfchept, n u en fl,tn van voeger eeuw doet tuiten Dte hon.ng zelfs Ult bitrren a.'zcm lept S * En uil vergil; weet artzenv te zuigen. En wrtjtrt* meer liet fchetzen op tfe print Zyn beeldfpraak van het doel, waar heen ^ trachten. Heeft ,T-Ik.r,n*' "iC dC^d en ««hei/mint, Heeft e.ndelyk op zyn' arbeid vrucht re wachten tS%2S3i ' °n?cn WateJleeuw De Schetpvaardy met de oefening der verflanden. Der braavcn gunst zal bv den noesten Zeeuw Den yvcrgloud noch flerker doen ontbtanden. J. ]• B R A H E.    VERHANDELINGEN UITGEGEVEN DOOR HET ZEEUW SCH GENOOTSCHAP DER WETENSCHAPPEN T E VLISSINGEN. ACHTSTE DEEL. TE MIDDELBURG, 8T PIET ER GILLISSEN, Drukker van het Zeeuwsch Gemotfchap der Wetenfchappen, mdcclxxxii.  Bet Genootfchap erkent geetie exemplaaren voor echt, dan die door eenen der Secretaris/en eigenhandig mderteekend zyn.  HISTORIE VAN HET ZEEUWSCH GENOOTSCHAP DER WETENSCHAPPEN T E VLISSINGEN. (Q)m te voldoen, zoo aan de gewoonte , federt het begin tot nu toe gehouden, als aan de belofte, by het uitgeven van het Zevende Deel gedaan, heeft het Zeeuwfche Genootfchap derWetenfchappen goedgevonden, hier een uitvoerig Hiftorisch bericht te doen plaatfen, en, daar door, aan het algemeen kennisfe van den toeftand dezer Maatfchappye * 3 te  [ vi ] te geven, voor zoo veel men daar by eenig belang heeft of rekenen kan. Sedert het laatfte Hiftorifche bericht, gedagteekend den vyftienden van Hooimaand des jaars MDCCLXxviii, en in het Zesde Deel te vinden, heeft het Genootfchap verfcheiden van zyne Directeuren en Leden, door den dood, verloren; van welken de meeften de waare belangen dezer Maatfchappye zoo behartigden, en, op verfchillende wyzen, bevorderden, dat Hun dood tot een wezenlyk verlies ftrekte. De overledene Directeuren zyn de Heeren: Mr. david grenier verwout noiret , Schepen en Raad der Stad Middelburg, Bewindhebber van de O. I. C. ter Kamer Zeeland; Jr. onno 2-wier van haren, Grietman van West -Jiellingwerf^ M'. jan ja-  [ vu ] jacob hartsinck , Charter- en Requestmeefter ter Admiraliteit te Amfterdam; Mr. adriaan isaac hurgronje, Secretaris der Provinciaals Rekenkamer van Zeeland, die één der vroegfte Directeuren was, zeer veel tot de eerfte oprichtinge van het Genootfchap toebragt, zoo dat het ten zynen huize eerst een vast beftaan kreeg, en die, federt, met allen yver deszelven wezenlyk belang daadelyk ter harte nam; Mr. johannes adriaan wilhel- Mius, Heer van Kleverskerke en Brakel, Schepen en Raad der Stad Middelburg ; Mr. gerard jan blankert , Secretaris der Heeren Staaten van Zeeland; M1'. cornelis steengracht , Heer van Pf^hell, Slangenburg, Oosten TJ^est - Souburg, Oud -.Raad der Stad Vlisfingen, Gedeputeerde, wegens Zeeland, ter Gene* 4 rali-  [ VIII ] raliteits Rekenkamer; Mr. ryk- lof johan quiryn vangoens, Schepen en Raad der Stad Middelburg ; en reinier de klerk , Gouverneur Generaal van Nederlands Indien. De Leden, door den dood aan het Genootïchap, na den bovengemelden tyd, ontnomen, zyn de volgende Heeren: willem noordenhout , Predikant der Lutherfche Gemeente te Amfterdam; M . johan jongbloet3 Advocaat te Arnhem; lucas reeder, Predikant der Lutherfche Gemeente te Amjlerdam; paulus 's graeuwen, Hoog- leeraar in de Geneeskunde te Groningen ; hieronymus david gaubius , Hoogleeraar in de Geneeskunde te Leiden, Lyfarts van Zyne Doorl. Hoogheid den Heere Erf - Stadhouder; jacobus van doeveren, Kolonel ten diende de-  [ IX ] dezer Landen; jacobus willem- Sen , Hoogleeraar in de Godgeleerdheid en Predikant te Middelburg ; maxtheus siderius , Kapitein Ingenieur ten dienfte dezer Landen; josua van iperen, A. L, M. Philof. Doet. , Predikant en Secretaris van het Genootfchap te Batavia; M'. jan coenraad copes van hasselt , Raadsheer in 't Provinciaale Hof van Gelderland; en gerhardus joHannes nahuys , Hoogleeraar in de Godgeleerdheid en Kerkelyke Gefchiedenislen te Leiden. Daarentegen zyn, van tyd tot tyd, eenige nieuwe Directeuren en Leden verkozen. De aangeftelde Directeuren , Zyn de Heeren: Mr. r. j. c*. van goens , Schepen en Raad te Middelburg ; reinier de klerk, Gouverneur Generaal van Neêriands Indien, die beiden, gelyk * 5 hier  [ x p hier bovengezegd is, reeds overleden zyn; Mr. jacob cornelis mattheus Radermacher , Ordinair Raad van Nederlands Indien Voorzittend Directeur van hetBataviaasch Genootfchap ; daniel steven schorer, Schepen en Raad der Stad Middelburg, Bewindhebber van de O. I. C. ter Kamer Zeeland; Mr. petrus guilielmus schorer, Raad en Secretaris der Stad Vlisfmgen; ert george hendrik de wilde Kapitein der Burgerye te Am/Ierdam. In de Algemeene Vergaderingen, zyn tot van't Genootschap aangenomen de volgende Heeren: in het jaar Mdcclxxviii christophorus saxe , A. L M.PMof. Doet., Hoogleeraar in de Hiitonen te Utrecht; her- mannus johannes krom, Hoog- Jeeraar in de Kerkelyke Hiflorie en  t XI ] en Predikant te Middelburg; sa- lomon de monchy, Med.Doct. enProfesfor te Rotterdam; fran- cois willem de monchy, Mcd. Doet. , Schepen der Stad Rotterdam ; arnoldus van de laar 5 Med. Doet. in 's Gravenhage; bernardus hussem 5 Heelmeefter by de Admiraliteit te Amjierdam; in het jaar mdcclxxix, Mr. joannes van lier, Ontfanger Generaal en Lid van den Loflyken Etftoel des Landfchaps Drenthe, te Asfen; hendrik albert schulxens , Hoogleeraar in de Oosterfche Taaien en Joodiche Oudheden te Leiden; ane dryfhoux, A.L.M. Theol. 8? Pkilo f. Doet., Predikant, toen te Vlh-. fingen, nu te Middelburg; Mr. piexer paulus a Advocaat voor de Ed. Hoven van Juftitie in *$ Gravenhage ; s amuel de wind , Med. Doet. 5 Stads Operateur en Vroed- mee-  [ xii ] meefter te Middelburg-, hendrik verheyk , Rector der Latynfche Schooien te Amfterdam; in het jaar mdcclxxx, Mr. johan diederik van leeuwen, Ontfanger Generaal der Middelen van 't kwartier van Nymegen over het Thielfche Komptoir, te Thiel; Mr. jacobus jasperssen brasser, Advocaat te Vlisfingen; johan jacob le sage ten broek , A. L. M. Theol. &> PUL Doet.; Hoogleeraar in de Wysgeerte, en Predikant te Rotterdam; johannes florentiusmartinet, A. L. M. Phil Doet., Predikant te Zul phen; m. s. du pui, Stads Med. Doet., Lector in de Ontleed-Heelen Vroedkunde te Kampen; in 't jaar mdcclxxxi, daniel Thomas, Predikant der Walfche Gemeente te Vlisfingen; Mr. Willem aarnout kien van citters , Schepen en Raad der Stad Mid-  [ xiii ] Middelburg; jan hendrik stolte. Stads Med. Doet. , Lid van de Gezworen Gemeente der Stad Zwolle; gerhardus de haas, S. S. Theol. Doet., Predikant te Amfterdam; h. mirandolle van ghert , Med. Doet., Stads Vroedmeefter te Breda; jan des Roches , Secretaris van de Keizerlyke en Koninglyke Academie der Wetenfchappen te Brusfel; enj. B. de betjnie , Med- Doet. te Antwerpen. Hadt het Genootfchap, in vroeger tyd, alle redenen , om de edelmoedigheid vanzooveele Heeren te roemen, die de verzamelinge van boeken , natuurlyke zeldfaamheden, penningen en oudheden , rykelyk vermeerderden; het ontbreekt ook aan geen gelegenheid 5 om zulks thans te doen, en daar by eenige byzonderheden te melden, die den Lezer, vermoede- ]yk,  I xïv ] iyk, niet onaangenaam zullen zyn. ^ De Heeren Grecve, van de Laar. sGravezande, G.deWind,Slabber% Vosmaer, van Haren, E.Sandifort, Bomme,^erheyk, Hofjlede, KhiiL Bondam , C. Ploos van AmfleL JSlieuwland, Dryfhout, Te Water, du Pui, van Iperen, van Leeuwen, N.C.Burmam, H'oogeveen, Krom, Martinet, G.J.Nahuys, Mirandolle van Ghert, Bonn, le Sage ten Broek, van Lier, en an- een afdrukfel van hunne uitgegevene Schriften aan het Genootichap ten gefchenke. De voorgeftelde Vraag, betreffende het Muntwezen, waar van breeder in t vervolg, gaf aan den Abt Kasco , te lurm, aanleidinge om , by een' brief, aldaar gefchreven den negenden van bloeimaand des iaars mdccxxxx, aan het Genootichap te melden, dat Hy, uit het Jour-  [ xv y Journal de Phyfique van den Abc Rozier de gemelde Vraage gezien hebbende, van voornemen ware geweest daar op te antwoorden, dan dat Hy daar over niets meer zou konnen zeggen, behalven 't gene reeds door den druk bekend was, in een werk, wel zonder naam iri het Italiaansch uitgegeven, doch waar van Hy als de Schryver bekend ftaat; wyders, dat Hy, fchoon uit dien hoofde oordeelende niet naar den prys te konnen dingen, echter gemeend hadde, of het misfchien voor deze Provincie van eenig nut mogte zyn, aan het Genootlchap zyn uitgegeven werk, tot titel hebbende: Delta Moneta Saggio Politico, en te Milaan in 't jaar mdcclxxii gedrukt, te moeten toezenden. Hoewel in deze Staatkundige Verhandelinge een nuttig gebruik van vroegere werken gemaakt is, by voorbeeld 3  beeld, van den beroemden Locke3 den ichranderen Graave Carli, den vernuftigen Abt Neri, en anderen ; hoewel de byzondere opmerkingen van den Abt Vasco, ten aanzien van de inwendige waarde, koers, verfcheiden metaalen, en de vergelykinge der geld - fpecien in onderfcheiden Ryken enGemeenebesten, alsook van de verbeteringen, welke daar omtrent in Italiën en elders zou konnen gemaakt worden, aandachtige overweginge verdienen; is echter, 't gene naauwlyks by iemand eenige verwonderinge baren zal, in dit Italiaanfche werk weinig of niets te vinden, dat tot oplosfmge der zwaarigheden en beantwoordinge derVraage,nopens het Munt-weZen, byzonderlyk in Zeeland, zou konnen dienen. Deuitnoodiging, door het Genootfchap gedaan en, onder belofte van een' gouden Eer-  [ xvii } eerpenning, in het Programma van het jaar mdcclxxix en volgende voorgefteld, om een kort, zaaklyk en zeker bericht te geven, betreffende verfcheiden (tukken ten nutte der zeevarenden, en in 't byzonder omtrent de beste wyze, om den mondkost inteleggen, te bewaren en bereiden, als mede omtrent de noodige verbeteringe van het by ons in gebruik zynde Scheepsbrood , gaf gelegenheid aan den Heere J.B.X. Joyeufe, Painé, Oud-Commisfaris der zee-zaaken te Marfeille, om aan het Genootfchap toetezenden eene Verhandelinge, te Avignon gedrukt, en waar van de titel is: Hijloire des Vers, qui stengendrent dans le Biscuit qiCon embarque fur les Vaiffeaux, avec des moyens pour Pen garantir. Jammer is 't, dat de Heer Joyeufe, door deze en gene redenen , ge* * lyk  f Xviii ] lyk Hy in zyn herhaald fchryven aan deze Maatfchappye te kennen gaf, is te rug gehouden van zyn voornemen , om meer foortgelyke waarnemingen over andere Scheeps-mondbehoeften in 't gemeen , en in 't byzonder over eene betere wyze, dan tot heden meest gebruikelyk was, waarop het vleesch voor de Schepelingen zou konnen ingezouten en meer voor bederf bewaard worden, aan het licht te brengen. 'Er is geen twyfel, of in alle die ongedrukte waarnemingen, wier uitgave liever moest bevorderd, dan eenigzins geftremd worden, zouden veele wetenswaardige en nuttige Zaaken te vinden zyn, niet minder dan in de Verhandelinge , kort te voren gemeld. Want van welk belang dezelve diene gerekend te worden, blykt, en uit haaren inhoud , en uit de goedkeuringe, daar  tXIX J daar aan door de Academie der Wetenichappen te Parys gegeven. De Schryver laat voorafgaan een bericht nopens den aart van het Biscuit, of Tweebak; de kennis > welke de ouden daar van gehad hebben; den oorfprong der wormen van verfcheiden fborten, die 'er nadeel aan toebrengen; de dwaasheid van zulken, die zich verbeelden, dat die wormen niet van buiten inkomen, maar als uit zich zeiven voortkomen, en die > uit hoofde van dit vooroordeel y Op geen middelen bedacht zyn, om het Biscuit voor dat fchadelyk gewormte te beveiligen; en het groot verlies, hier door in verfcheiden jaaren geleden. Hy toont, wyders, de ongenoegzaamheid der middelen, te voren tegen dit kwaad uitgedacht en in 'twerk gefield, fchoon Hy dezelven niet als ge-' heel nutteloos wil befchouwd heb** 2 ben.  [ xx ] ben. Naar zyn oordeel, zal het beste middel zyn, dat het Biscuit, zoo dra mogelyk, in tonnen gedaan en vooral gezorgd worde, om die tonnen, zoo digtzynkan,, te fluiten, en voorts dezelve met wel geteerd doek, ofperfenning, te bekleeden: zynde het Hem, door ondervindinge, en by herhaalde proefnemingen , gebleken y dat de wormen niet in het Biscuit komen, dan door het vaatwerk henen borende; en dewylhundit, door de geteerde perfenninge, belet wordt, befluit Hy, dat dit gemaklyk behoedmiddel het Biscuit volkomen tegen de wormen beveiligen zal. De Heeren Tillet en Brisfon, Leden van de Koninglyke Academie der Wetenfchappen teParys, en door dezelve gemachtigd tot een naauwkeurig onderzoek van deze Verhandelinge, waren van oor-  [ XXI 3 oordeel, dat dit middel voor een der beste fcheen te moeten gehouden worden, om daadelyk in gebruik te brengen , als zeer onkostbaar , en gefchikt ter voorkominge van een groot verlies; zy befchouwderi het ftuk van den Heere Joyeufe, als waarlyk nuttig in 'dezen, gegrond op een groot aantal van proefnemingen, federt langen tyd en met alle die oplettendheid, welke zy vorderden , gedaan; met één woord, zy verklaarden, den tienden van fprokkelmaand 5s jaars mdcclxxiii, dat deze Verhandeling de vrucht van langduurige waarnemingen was, die, naar hun begrip, de dankbaare erkentenisfe van 't Gemeen en de goedkeuringe der Academie verdienden. Indien de bekendmaking van Vasco\ ftaatkundig vertoog aan de nieuwsgierigheid van fommigen voldoet, en ** 3 het  [ XXII ] het bericht, uit de verhandelinge van Joyeufe ontleend, voor anderen nuttig is; zal deze uitflap, fchoon wat lang, gereedelyk by allen verfchooninge verwerven. By alle deze gefchenken is noch gekomen dat van den Heere G.J. Gerard, die aan het Genootichap toegezonden heeft een naauwkeurig affchrift van zeker Handfchrift, in eene der Abdyen van de gewezen Jefuiten gevonden. Het voert tot opfchrift: Paradifus Marine; en behelst de geichiedenis van een Konvent van Reguliere Kanunniken, in Zeeland weleer gevestigd , Maria! s Hof genoemd, en geftaan hebbende omtrent de verdronken Stad Reimerswaal, of Romerswaal; doch, naar het fchynt, reeds omtrent het midden der zestiende eeuwe, door de geweldige overftroomingen, geheel vernietigd. Schoon dit Handlchrift, waar aan men te vo-  [ XXTII ] Voren geen kennisfè hadt 3 niet zeer veel aanmerkelyks behelst 5 kan men echter daar uit eenigen} die in vroegere eeuwen tot de adelyke en voornaamfte Geflachten van Zeeland behoorden, leeren kennen ; gelyk elders breeder zal aangewezen worden. Het Kabinet van Natuurlyke zeldfaamheden is noch merkelyk meer, dan de Boekery van het Gcnootfchap , uitgebreid , door de gefchenken der Hceren Winckclman, A. J'.Hurgronje, Snouck Hurgronje , Schreuder Haringman , Gallandat, Krom, S, de Wind , Tjeenk, van CruisJeibergen, en anderen; doch vooral door de edelmoedigheid der Heeren W. A. Kien van Citters , van der Beke, Mocns, Radermacher van Nieuw er kerk, en Houttuyn. De Heer Kien van Citters hadt de vriendlykheid, een groot deel zy** 4 ner  [ XXÏV ] ner aanzienlyke verzamelinge aan het Genootfchap aantebieden , ter voltooijinge van deszelfs Kabinet van Hoorns en Schulpen; 't gene, op dien Zelfden tyd, ryklyk vermeerderd was door het uitmuntende en kostbaare gefchenk van den Heere van der Beke , die twee fraaie kasjes, met Hoorns en Schulpen gevuld, en waar onder zeer zeldfaame te vinden zyn, uit OostIndiën gezonden hadt. Van daar bekwam het Genootfchap ook, doorgunfte van den Heere Moens, behalven andere ongemeene dingen , een byzonder groot ftuk van den wortel, bekend onder den naam van Radix Lopefiana ,'t welke Hy vertrouwde niet onaangenaam te zullen zyn, hoewel die wortel in Europa nu zoo groote zeldfaamheid niet meer wezen kan, als toen de Heer Gaubius eene kleine hoeveelheid van dit voor*  [ XXV ] voortreffelyk Antidiarrheticum van Batavia kreeg, waar mede die groote Scheikundige verfcheiden proeven genomen , en de uitwertinge van dit in Indiën zeer bekende geneesmiddel teffens door de ondervindinge bekrachtigd heeft. Die zelfde Heer {lelde het Genootfchap in 't bezit van twee {tukken houts, en twee bekers, uit hetzelfde foort van hout gedraaid, 'Wanga Marom in 't Malabaarsch genoemd en daar groeijende, zynde eigenlyk het Lignum Nephriticum. De Heer Moens zondt dit hout vooral, om te doen zien, dat het ook in Afia groeije, en dus niet alleenlykin^wm'^, gelyk men doorgaans vastflelt; en merkte wyders aan, dat de eigenfchap daar van zy, dat, wanneer men de bekers met water vult, en dus een weinig laat {laan, het water blaauwachtig van koleur en ** $ bk-  [ XXVI ] bitter van {maak worde, hebbende eene afdryvende kracht: waarom men't zelve, aldaar, tegen de opitoppinge van water pleegt te gebruiken. De Heer Radermacher. van Nieuw erker k vereerde twee wel gevulde kasjes met allerhande Oost-Indifche Infecten, waar onder Zeer veele, die fpaarzaam gezien en in weinige verzamelingen gevonden worden. Al het welke, met het gene reeds te voren in het Kabinet voor handen was, door den Heere L. Bomme, op eene ficrlyke wyze, en, zoo verre mogelyk was , volgens de rangfchikkinge van den Ridder Linnaeus, in eene bekwaame orde gebragt is. Noch onlangs is hier bygekomen eene verzameling van Oost-Indifche Tin-Ertfen , aan het Genootichap vereerd door den Heere Houttuyn, die dezelve be^ komen hadt van den Heere Ra* ■ £ " der-  [ XXVII ] dermacher, Raad Ordinair van Neirlands Indiën. Het is onnoodig , hier in eenige byzonderheden over deze Tin-Ertfèn, die zeer zeldfaam zyn , te treden s' om dat de naauwkeurige beichryving daar van, door den Heere Houttuyn zeiven gegeven, reeds gedrukt is in het negende deel der Verhandelingen, bl. 337-350, 't gene kort na dit het licht zien zal. Betreffende, eindelyk, de verzamelinge van Penningen en Oudheden; het Genootfchap is, door aankoop, machtig geworden eene meenigte penningen , meest behoorende tot de Nederlandfche Gefchiedenisfen, en waar onder fommige allerzeldfaamfte, vooral Noodmunten, te vinden zyn. De Heeren Ermerins en Paludanus vermeerderden, door hunne giften, het aantal der oude en nieuwe penningen , by welken de Se.- cre-  [ XXVIII ] cretaris Te JJ^ater noch eenigen voegde. In 't byzonder heeft het Genootfchap, ten dezen opzichte, verplichtinge aan den Heere van Damme, aan wien het verfcheiden oude penningen en edele gefteenten verfchuldigd is. Onder de eerften muntten vooral uit, in 't zilver, een Parthifche penning , over welks zeldfaamheid men oordeelen kan uit het bericht van Pel Ier in m Supplement 1767. 34., die van Juba, den vader, Koning van Numidie , Alexander den grooten, Lyjimackus, de ftedenpenningen van Athenen , Tkafus, Hiftiaea en Majfalia; en, in 't koper, een ongemeen groote en zeldfaame penning van Caracalla, op welks achterzyde, behalven de letters en woorden T. n.H. AAOAIKE12N NE&KOP&N, ook de naamen »e zieken, zoo op kuil- als driedeks • fchepen; — » e,n'*Se"e verder nier toe ka» en moet betrek„ kehjk gemaakt worden." De Schrijvers moeten onder betoog houden, dat dit bericht zoo diene ingericht te worden, dac het (trekken kan tot een handboekje voor allen, die m eenige betrekkinge liaan tot de zorge over de Oost-lndifche en foorrgelijkc Maatfchappijen, en voor-  [ " ] vooral voor allen, die zich op de zee-fchepenbevinden, zoo Officieren, als Heelmeesters. — Hec Genootfchap vordert van allen, die over ditVoorftel fchrijven zullen, dat zij een naauwkeurg en oordeelkundig gebruik maken van allerleije Schrijvers en fchriften, zoo Nederlandfche als Uitheemfche, vooral zoodanige, die op proef - ondervindingen gegrond zijn, en meest dienstig zijn toe ophelderinge der onderfcheiden Hukken, hier bo» ven gemeld. Noch zullen voor den zoo aanftonds gemelden tijd de Antwoorden ingewacht worden op deze Vraage: IVelke zijn de waare oorzaaken en kenteekenen van de najaars ■ koortfen in de garnizoenplaat feu van Staats Vlaanderen; en welke zijn de beste behoed- en genees - middelen, die daar te~ gen, vooral bij de Militairen, konnen aangewend worden ? Men belooft aan het beste en meest voldoende Antwoord den gewoonen gouden eerpenning aftegeven, ten koste van zeker' menschlievenden en edelinoedigen Heer, die zich als noch verkiest onbekend te houden, en tot het laten voordellen v&ti deze Vraage bewogen is, om dat de ondervinding zoo duidelijk geleerd heeft de fchadelijke gevolgen van de najaars koortfen, die, vooral na heete en drooge zomers, en bijzonderlijk onder de Militairen, in de garnizoenplaatfen van Staats Vlaanderen heerfchen, en niet zelden een aanmerkelijk aantal van dezelven naar het graf liepen. liet is eene bekende waarheid, dat het belang van den Koophandel, welke door middel van de Zeevaart wordt gedreven, vordert, dat de Schepen , zoo veel mogelijk, konnen worden beladen ** ** a met  [ Lil ] met veele koopwaren , en te gelijk met vereisenten fpoed een' vaardigen voongang konnen maken, zoo wel voor den wind, en in ftille zee als fcj tegenwind, daar 't wenden noodig is, en in holle zee; wanneer de zwaarte van 't Schip , ver. meeraerd met de ladinge, ook noch aanmerkelii ve groot wordt door de nederdrukkende kr chc der_ bnftaande zeilen, waar door het zelve dieper m het water zinkt, dan uit de zwaarte van Schte Soïï»zich zelven en ata ssjsk .inSrrCheepjb°UWmeesters weten> dat ^ famenvoegmg van deze twee Scheepshoedanigheden, groote lad.ng en teffens vaardigheid of traagheid in den voortgang, met allerlei wind en zefën, zonde" de?™ T de §efteldheid van dat gedeelte PrZn 1$fZ b,£ke,]d' dat de ondervinding op de Proef heeft geleerd, dat een Schip, toegelteld uit flaauwe waterlimën , wel is gefchikt fo eenen vaardlgen v ng doQr he[ ^ Iktt0 weer, en daar uit vloeijende ftille zee :JDoch dat dit geen plaats hebbemetzwaaren wind, ehoóï aanlchietendezeeën; om dat de kleinec rSboof die het voorfchip uitmaakt, niet beftaanbaar I* pm wegens de zwaarte, zoo van 't Schip als dè inladmge, benevens de nederdrukkende Ziet del „,,?°Vencdiun hfftde ondervinding geleerd, dat zulk een Schip, 't gene uicflaauwQ bJogen of wa- ter-  [ LUI ] terliniën is gefield, eene ongelijk grootere cirkelboog moet maken, eer het door den wind is gewend, of zelfs voor den wind moet wenden, dan de cirkelboog is van een Schip, dat uit meêrgebogen Liniën is gefield, het geen eene kleinere boog maakt, en dus korter kan wenden, dan het eerstgemelde, met flaauwer boogen. Nochtans zijn 'er verfchillende begrippen, onder de Scheepsbouwmeesters, ten aanzien van de juiste gefteldheid van het deel der Schepen, dat door de genoemde oorzaaken in het water wordt ingedrukt, en het Levendecl wordt genaamd, in welkers welgefteldheid zoo wel de lading als de vaardigheid zoo veel belang heeft. Derhalven heeft het Zeeuwfche Genootfchap befloten, met belofte van eene gouden Medaille aan den besten fchrijver voor rekeninge van het Jiataviafche Genootfchap, optegeven ter beant\voordinge, voor den i van louwmaand 1783, deze tweeledige Vraage: Vooreerst: Hoe groot moet de Cirkelboog zijn van het voor/chip, of de zoogenaamde Boeg, indien dezelve zal gefchikt zijn, om het water zacht te klieven, tot bevordering van cenen vaardigen voortgang, en tefFens beltand te wezen, om het te diep inzinken der zwaarte van Schip en lading, door de drukkende kracht der bijttaande zeilen, voortekomen? Ten tweeden: Hoe groot moet de boog van het geheele Scheeps lichaam zijn, op de Lijn van het neêrgeladen Schip, ter bevorderinge van hetfpoedig wenden, zoo wel voor den wind, als door den wind? De antwoorden op alle deze gemelde Vraagen ** ** 3 en  [ LIV ] en Voordellen moeten leesbaar gefchreven, — in de INederduitfche, Latijnfche, of Franfche taal opgefteld, — met een dubbel, of affchrift, voorzien, — en, voorden bepaalden tijd, vrachvrij aan den Heere justus tjeenk , Secretaris van het Zeeuwfche Genootfchap der Weten/chappen, teVlisfingén, toegezonden worden. 15e Schrijvers moeten hunne naamen niet bij de Verhandelingen voegen; doch dezelven met eene zinfpreuke voorzien, en laten verzeld gaan met een verzegeld briefje, dezelfde zinfpreuke totopfchrifr hebbende, en waar in de naam en woonplaats der Schnjveren gemeld liaan. Elk kan naar den prijs dingen: uitgezonderd de Leden van dit Genootfchap; wien het echter zal vrijltaan over de voorgemelde Vraagen te fchrijven, en hunne Antwoorden, op de bepaalde wijze, toetezenden, doch onder voorwaarde, dat zij, zoo op de Antwoorden, als op de verzegelde billetten, achter hunne zinfpreuken, deze woorden : Lid van het Zeeuwfclte Genootfchap: moeten plaatfen. Wie een'eerprijs behaalt, zal geen vrijheid hebben, zijne bekroonde Verhandelinge, 't zij geheel, 't zij ten deele, in het ÏSederdaitsch, afzonderlijk te doen drukken, of in eenig ander werk uittegeven: ten ware hij hier toe vooraf vrijheid van het Genootfchap zal verzocht en verkregen hebben. Met Genootfchap behoudt aan zich het recht, om, naar goedvinden, gebruik van alle de toegezondene Antwoorden te maken, en dezelven, geheel, of ten deele, in zijne werken te doen drukken : fchoon de prijs daar aan niet mogte toegewezen zijn. Wan-  [ LV ] Wanneer alle de Directeuren en Leden, elk in zijne bijzondere betrekkinge, het belang van dit Genootfchap met de daad blijven behartigen, mag men met reden hopen, dat hetzelve meer en meer zijn groot doelwit zal bereiken, 'tgene geen ander is, dan de eer van GOD, de uitbreiding van Kunften en Wetenfchappen, het heil der menfchelijke Maatfchappije, en het nut van 't Vaderland. Uit den inhoud van dit Programma kan men zien^ deels > welke redenen het Genootfchap bewogen hebben, om aan twee antwoorden y betreffende den Wisfèlcours en het Muntwezen 3 en welker Schryvers naderhand bleken te zyn de Heeren C. Zillefen en J. de Mar eeuw > een zilveren gedenkpenning toetewyzen3 deels, op welke vraagen het Genootfchap de antwoorden noch verwachtte. Hier by moet alleenlyk gevoegd worden 3 dat de Voorzittende Directeur y de Heer PPtnckelmitn9 deze Vergaderinge opende3 met een kort en zaakryk bericht der ** ** 4 ge-  [LVI ] gewigtigfte gefchiedenisfen van ons Vaderland 3 federt het jaar 1572. tot op dezen tyd, en dus beginnende van dat jaar 3 met het welke een voorgaand bericht 3 door denzelfden Heer opgefteld 5 en gedrukt in de Hiftorie van het Genootfchap voor het 111 deel bladz. xix-xlih.j geëindigd was. De inhoud van dit ftuk is p als volgt. MYNE HEEREN! Het zou verwaandheid zyn, indien ik my verbeeldde in Maat te zyn tot het opftellen van, en uw aandagt nuttig bezig te konnen houden met, het voorleezen van eene Verhandeling, over welk ftuk het ook zoude mogen zyn , 't geen rechtstreeks betrekking heeft op het geen men eigentlyk Geleerdheid en Wetenfchappen noemt, en dus juist zou overeenkoomen met het geen men kan verwachten in eene Vergadering als deze, van een Genootfchap tot bevordering van kunsten en wetenfchappen: die taak moet ik overlaaten, en doe zulks gaarne, aan zoo veele Leden van het zelve, die zich reeds een naam in de geleerde Weereld gemaakt hebben, en van wier yver ik hope dat ook dit Genootfchap noch overvloedige vruchten zal trekken. Dan, daar de Zaaken, thans in deze Vergadering te behandelen, ons noch eenige ruimte van tyd  [ LVII ] tyd overlaaten, meene ik die nietkwalyk te zullen vervullen, wanneerik de Gefchiedenis van ons Vaderland in een kort beitelt weer opvatte, waar ik die liet in de Voorleezing, die ik ten jaare 177a deed, korte dagen voor men in deze Stad op den 6den April de ontheffing derzelve van het Spaanfche juk vieren zoude. Het verzoek van de toen aanweezende Leden, waar op dat voorgeleezene in het derde deel onzer Verhandelingen geplaatst is, was my een bewys van derzelver infchiklykheid, en ik hope dat UEd. my die ook thans niet weigeren zullen. Destyds begon ik met den aflland van Keizer Karei, en bracht het tot op de vrymaaking van Vlisfingen; een ftuk, federt plechtig behandeld, en keurig uitgewerkt aan het algemeen medegedeeld door de Heeren Brahé en Te PFater, waar by dus niets is te voegen. Korte dagen daarna kwam in deze Stad Don Pacieco, die een Neef van Duc d'Alva was; maar de Vlisfingers namen hem gevangen, en hy werd aan een galg opgehangen. Hier op volgde, dat de Stad Vere, alle de Noord-, en verfcheiden Zuid -1 lollandfche Steden, den Spanjaarden afvielen , en aan de zyde van den Prins van Oranje overgingen, endat die Prins noch in den zomer van dat zelve jaar, in de eerlte Vergadering van de Staaten, die toen te Dordrecht byeen kwamen, tot Stadhouder des Konings van Spanjen, en om zich tegen de Tyranny van Duc d'Alva te verzetten, verkoren werd, terwyl hem ook geld werd toegeflaan, om een tweede Leger, 't geen hy reeds geworven had, te onderhouden. Doch ook dit Leger moest hy wederom afdanken, ****5 fchoon  [ LVIII ] fchoon hy Mechelen en Leuven reeds had ingenoomen. Want de Hertog van Alva noodzaakte Graaf Lodewyk van Nasfau om Bergen in Henegouwen aan hem over te gceven; waar op veele Brabantfche Steden van den Prins afvielen en Alva door zyn Zoon Zutphen liet inneemen en pionderen , waar door Gelderland wéér den Spaanfchen toeviel, die daar op het beleg voor Haarlem floegcn, 'tgeen, hoe dapper het zich ook verdedigde, en waar in zelfs de Vrouwen, onder Kenau Hasfelaar, blyken van Heldinnenmoed gaven, ook voor de Spaanfche Wapens bukken moest. Doch voor Alkmaar itiet hy, wegens de gemaakte overltrooming, het hoofd; ook kreegen de Spanjaards, in een (lag op de Zuiderzee, de nederlaag, en de Graaf van liosfu, dien zy tot Stadhouder over Holland en Zeeland hadden aangefleld, werd daar gevangen genoomen. Kort hier na, riep de Koning van Spanjen den Hertog van Alva terug uit de Nederlanden , die hy verliet, zich beroemende, geduurende den korten tyd van zyn bewind, meer dan 18000 menfchen, om de belydenis der hervormde Leer, door beuls banden te hebben doen fterven, doch wiens naam daar door ook, zoo wel als door zoo veele andere gepleegde wreedheden en knevelaryen, in eene eeuwige verachting gekooraen is. Het was op den 28 Augustus van het jaar 1567, en dus heden de dag, dat hy over 214 jaar en te Brusfel aankwam en zyn tyrunnisch bewind aanvaardde; en het is aanmerkelyk, dat men ook weder op dien zeiven dag van het jaar 1577, en dus over tien jaaren kater, begon het kaiteel van Antwerpen af te breeken, en het trotfche Standbeeld, 't geen hy zich in die Stad  [ LIX ] Stad had opgericht, te verbryzelen. Wy konnen aan zyn bewind, en het tot hier toe verhaalde, niet denken, dan met de diepfte erkentenis aan het hooge Opperwezen, die, niet tegenflaande allen tegenftand, het licht der hervorming iteeds meer en meer deed doorbreeken, en onze Voorvaderen met zulk een heldenmoed bezielde, om alles voor de Vryheid op te zetten, hun door een verborgen hand daar in onderlteunde, fterkte, en den weg ter verkryging baande. Dit zag men duidelyk onder den Opvolger van den Hertog van Alva., DonLouïs de Requefens, wiens eerfle werk was, Middelburg, 'tgeen door 's Princen volk belegerd was, te ontzetten , doch waar in hy niet Haagde, want die Stad werd door den honger als anders gedwongen zich den 18 February van 'tjaar 1574 aan den Prince over te geeven, waar door dan ook dit geheele Eiland aan zyne zyde kwam. iVJen zag dit in het beleg van Leiden, dat door den Spanjaard Üreng belegerd, door de Krygslieden en Burgers dapper verdedigd, en door den felllen honger byna tot de overgaave gedwongen, door de manmoedige en Vaderland en Vryheid ademende taal van den Burgemeeiter van der Werf noch behouden, eindelyk onder het beleid van den Prince van Oranje, met hulp der dappere Vlisfingers en meest door gods wonderen - werkende Voorzienigheid op den 3 October van dat zelve jaar 1574 ontzet werd. Zulke heldendaaden deeden de Spanjaarden begrypen met welk een Volk zy te doen hadden en vreezen, dat zy met geweld van Wapenen die niet onderbrengen zouden en; van hunne Vryheid doen afzien: hierom wendden zy het op een anderen boeg,  [ LX ] boeg, en trachtten met Holland en Zeeland vrede te maaken; doch de onderhandelingen daar over te Breda gehouden, liepen vruchteloos af, en die twee Provinciën llooten daarop een verdrag van vereeniging tusfchen haar beide, en droegen het hoog bewind der Regeering, zoo lang het Oorlog duuren zoude, op aan den Prins van Oranje. Dus begon de kryg op nieuw, en de Spanjaarden behaalden niet alleen in Holland verfcheiden Voordeelcn, maar zy deeden ook een inval in 't land van Schouwen in Zeeland, waar door zy den toegang voor die twee Provinciën , tot elkanders hulp, zoodanig affneden, dat alles hopeloos begon te worden, en de Prins van Oranje zelf, die anders alle gevaaren tartte, nu ook den moed fcheen op te geeven, en voorfloeg de Molens te verbranden, de Dyken door te (breken, met Vrouwen en Kinderen, en wat men mede kon voeren, fcheep te gaan, het Land te verlaaten, en een ander Vaderland op te zoeken. Dan, in zoo een hachlyk tydftip toonde god, dat by Hem noch uitkomst was, en dat de fterflyke mensen tegen Hem niets vermocht. Hy fneed den levensdraad van den Spaanfchen Landvoogd, de Requefens, fchielyk af, waar op de Spaanfche Soldaaten overal aan het muiten (loegen 't geen de meeste Nederlanden in de noodzaakelykheid bracht om roet Holland en Zeeland een Verdrag aan te gaan, 't geen den 8 November 1576 geilooten werd, en bekend is by den naam van de Gendfche Pacificatie of bevreediging: men verbond zich daar by, de Spaanfche Soldaaten uit het Land te dryven, den Godsdienst te regelen, en de Steden, die onder het Stadhouderfchap van den Prins behoord  [ LX1 ]* hoord hadden, daar onder te doen wederkeeren; 't geen gefchiedde in zooverre, dat de Spaanfche Soldaaten Holland en Zeeland verlieten, en Haarlem, Goes, Tholen, en andere Steden zich onder den Prins begaven. Nu fcheen men wat adem te zullen haaien; maar een nieuw Landvoogd, Don Jan van Oo« ftenryk, bracht de zaakcn weder in nieuwe verwarring. Hy handelde listiglyk, trok de meeste Landfchappen af van de Gendfche bcvreediging, en hield zich of hy de Spanjaarden wilde doen vertrekken, maar ftond 'er op, dat zulks te water mocht gefchieden, omdathy voorneemens was met dezelve Engeland te overvallen; doch toen dit afgeflaagen, en het vertrek te lande was bepaald, handelde hy valfchelyk, en maakte zich mcefier van het Kaneel van Naamen; dan, dit kwaad loonde zynen Meeller. De Staaten zagen nu 't geen Oranje hen gewaarfchouwd had, dat Don Jan niet te vertrouwen was, en verklaarden hem opentlyk voor 'sLands Vyand; zy droegen de Landvoogdy op aan Matthias, Aarts-Hertog van Ooilenryk, onder voorwaarde dat hy den Prince van Oranje tot zynen Stedehouder zoude aanneemen. Dees Vorst was jong, en liet het bellier der zaaken, gelyk men voorzien had, rusten op den Prins, aan wiens zyde de Stad Amflerdam ook genoodzaakt werd zich te voegen. Intusfchen bleef Don Jan van Ooflenryk lleeds woelen; en de Nederlanders, niet machtig genoeg-om zich tegen hem te verzetten, verkooren den Hertog van Anjou, broeder des Konings van Vrankryk, tot hunnen Befchermheer, maar trokken daar weinig voordeels van, en hy keerde te rug naar Vrankryk. Ge-  [ LXII ] Geduurende deezen tyd, was de Prins van Oranje, 'c zy uic zich zelf, gelyk wel waarfchynlyk is, of daar toe door de Koningin van Engeland aangeraaden, bedacht geweest, om de onderscheidene Landfchappen in een nader verbond van vereeniging met elkander te brengen; doch zyne gezonde Staatkunde belette hem daar voor openlyk uit te koomen; waarom hy dat werk flegts bedektelyk en onder de hand bevorderde, door zulke perfoonen, die hy daar toe de gefchiktfte oordeelde, in welken hy eenvolkoomen vertrouwen Helde , en in de keuze van welken hy altyd zoo voorzichtig was, dat hy zich zelden by de uitkomst te leur gefield vond Onder dezen bediende hy zich inzonderheid van zynen broeder, Graave Jan van Nasfau, die door de Staaten van Gelderland tot hunnen Stadhouder verkooren was, en daar het werk der Unie en der Kerkhervorming niet weinig bevorderde. Verfcheidene byeenkomiten werden tot dit groote Stuk in verfcheiden plaatfen gehouden, verfcheidene ontwerpen werden daarvan gemaakt, naauwkeurig overzien, en eindelyk werd dit groot werk gelukkig tot Hand gebracht binnen Utrecht, daar het op den 23 January des Jaars 1579 eerst onderteekend werd, door de afgevaardigden uit Gelderland, Holland, Zeeland , Utrecht en de Ommelanden , en den 29 derzelve Maand met groote plechtigheid binnen die Stad afgekondigd. De Staatkunde liet den Prins van Oranje, Willem den I, als zynde Stadhouder van den Aarts - Hertog Matthias, niet toe, zich by de onderhandelingen te Utrecht te laten vinden, of dit Verbond als toen te onderteekenen; hy nam die Unie echter naderhand openlyk, en  [ LXIII ] en met Zyne gewoone Voorzichtigheid, aan, ca federt erkende hy zich den aanrader en voortzetter daar van geweest te zyn, gelyk hy ook de Staaten dikwyls vermaande: Myne Heeren, behoudt Unie Unie, bewaart uwe Unie wel. Die verbond werd ook federt door verfcheiden Landfchappen en Steden in Brabant en Vlaanderen aangenoomen, doch die daar by niet gebleeven zyn. Wat by gelegenheid van het twee Honderd jaarig Jubelfeest van den 23 Januari 17-9 in de Vergadering van dit Genootfchap daar op is aangemerkt en breedvoeriger voorgefteld door den Hooggeleerden Heer 'Te Water, zal men vinden in het Voorbericht voor het achtfte deel der thans op de Pers zynde Verhandelingen. Dus was dan nu wel de grond gelegd, en een band van vereeniging, in deze donkere tydenzoo noodzaaklyk, gemaakt, maar 't was noch verre af, eer Vryheid en Godsdienst eenen gevestigden Zetel hadden, 'er hongen noch donkere wolken faamgepakt boven 't hoofd, en ware god met onze Vaderen niet geweest, nimmer waren zy hec te boven gekoomen. De Spanjaarden waren noch machtig, en hadden den Hertog van Parma tot Opvolger van Don Jan van Ooltenryk gezonden •, die behaalde verfcheiden voordeden op de Scaatfchen, deed eenige Provinciën en Steden weder tot de Spaanfchen keeren; de looze Graaf van Rennenberg, met hem heulende in het heimelyk , koos naderhand openlyk zyne zyde, en deed Groningen omflaan; waar uit inlandfche Oorlogen ontftonden. Dan, men liet den moed niet zakken, in tegendeel, men kwam tot een ernftig belluit, en in den jaare 1581, den 26 July, verklaarden de Staaten  [ LXIV ] ten der Vereenigde Provinciën, Koning Philipf vervallen van de Regeering, en ontfloegen elk van den Eed , hem bevorens gedaan. Nu was alle hoop van verzoening afgefneeden. Nu moest het begonnen werk krachtdaadig worden voortgezet. Nu bleef'er niets dan het Zwaard over; dit kon nu niet meer in de fcheede geftooken worden. Nu was het de leuze onzer Vaderen , de Vryheid of den dood te fmaaken, en hunne hope was op god, en Vader Willem. Men verkoor wel den Hertog van Anjou tot Vorst der Nederlanden ; doch deezc, naar meerdergezag haakende en zulks door geweld zoekende , zonder echter daar in te flaagen , keerde weder te rug naar Vrankryk en ftïerf aldaar. Hier op beraadflaagden de Staaten, ernftiger dan te voren, aan den Prince van Oranje den titel van Graave op te draagen, en die zaak was nu ook zoo ver gevorderd, dat alleen de inhuldiging daar aan ontbrak. Maar hoe fpeelt de Voorzienigheid in de ondermaanfche zaaken! DeesPrins, die opgevoed was aan 't Hof van Keizer Karei, op wiens Schouders die Vorst leunde, toen hy de Regeering aan zyn Zoon overdroeg, die door hem aan Philips was aanbevoolen, die altoos den besten raad, fchoon doorgaans veracht, voor't Land en't Spaanfche Ryk gegeeven had, die de verdrukking der Nederlanderen niet onverfchillig had kunnen aanzien, en zich ter hunner befcherming had opgemaakt, die Prins was 'took even daardoor, op wien de Spanjaard 't meest gemunt had, die door Alva, om dat hy hem niet meer kon doen, gebannen was, en omtrent wien de Koning tot die laagheid verviel, dat hy hem Vogelvry verklaarde,  [ LXV ] de, en moordenaars op hem afzond, welken hy alle eer, voordeden, en brieven van Adeldom beloofde, indien zy den Prins konden van kant helpen, en hy vond zulke verfoeilyke fchepfels, waar van een den Prins, te Antwerpen, terwyl hyzich kleedde, gcvaarlyk kwetlle, en waar van een ander, Balthazar Gerards, den lojuly van 'tjaar 1584, hem met een zinkroer, waar op drie kogels gelaaden waren, zoo trof, dat de Prins onmiddelyk dood ter neder viel, op de trappen van zyn Hof te Delft. Daar ligt de hoop van (iaat! wie fluit nu Span* jes woeden? De handen hangen flap: de held is bleek van fchrikt IVie leeft 'er, die na Hem ons Neétiand kan behoeden? Zoo fprak het weerloos Folk; maar Néérlands god zei: ik! En waariyk god toonde zulks. Willem liet twee Zoonen na, Maurits en Frederik Henrik, waar van de oudfte noch geen zeventien jaaren oud was. Dees werd vervolgens tot Stadhouder aangeftdd; dan de ftaat dezer Landen was zoo gevaarlyk, dat men de hooge Overheid daar van den Koning van Vrankryk aanbood, die dezelve van de hand wees; waarna men, wyl de Spanjaarden zich van verfcheiden voornaame Steden meefter maakten, hetzelve aanbod ook deed aan de Koningin van Engeland, doch ook die weigerde het zelve aan te neemen; echter beloofde zy hulp in manfehap en geld; doch fchoot het laatfle niet dan onder verpanding aan haar van de Steden Briel »« en  [ LXVI] en Vlisfingen en het Kaneel van Rammekens, waar door zy de fleutels dezer Landen in verzekering had, en met de manfchap zond zy den Grave van Leicester, die tot Gouverneur werd aangefïeld, maar wiens kwaade oogmerken ras bleeken, en die van het bewind wederom afltanddeed. PrinsMaurits kreeg nu de handen vol werks,door inlandfche beroerten, en de Spaanfche Wapenen, die ter Zee uit Spanjen herwaards een ontzachlyke Vloot zonden, welke zy den naam van onverwinnelyke Vloot gaven, maar die god door zyne ftormwinden vernielde, en die te lande Rynberk innaamen: daarentegen nam Maurits Breda, by verrasflng, door een turffchip in; ook hadden zyne Wapenen elders voorfpoed, en de Spaanfche macht verminderde merkelyk onder de beltiering van Ernestus van Ooftenryk, die aan Parma was opgevolgd, en wederom opgevolgd werd door zynen broeder Albertus, die in 'teerst weder verfcheiden voordeden behaalde op de Staatfchcn, maar ook weder veel afbreuk van dezelven leed, terwyl zy op Zee gelukkig Haagden, Cadix pionderden en verbrandden, en een inval op St.Thomas deeden. Ook toonde de heer, dat Hy met Nederland was, in eene allergevaarlyklte omitandigheid, wanneer Maurits hei'Sraatfche leger aanvoerde tegen de Spanjaarden by Nieuwpoort, daar het of derven of overwinnen moest, wyl 'er geen vluchten plaats kon hebben, daar Maurits de Schepen van het ftrand had doen verwyderen, en daar zyn beleid en dapperheid, maar noch meer 'sMemels gunltige Voorzienigheid, de zege behaalde. Zoo bekroonde god den ingang der vorige Eeuwe, en nu begon voorfpoed en welvaart onder ons  [ LXVII ] ons aantegroeijen door den koophandel en vaart op de Oost en West-Indien en de oprechting der Oost en West - Indifche Compagnien. En hoewel het geluk der Wapenen den Spanjaarden nu en dan merkelyk medeliep, evenwel raakten hunne Schatkisten zoo uitgeput, dat zy ernllig op vrede begonnen te denken; doch men kon het over de voorwaarden niet eens worden, wyl men vorderde, dat de Neder ianden zich aan den Koning zouden onderwerpen, en dus gecne vryheid in het burgerlyke en Godsdienflige wilde verzekeren. Men kwam echter tot een befland voor den tyd van twaalf jaaien , 't geen den 9 April 1609 te Antwerpen geteekend werd. Dus geraakte Nederland aan een tyd van ademhaling, maar geduurende dien werd het inwendig van één gereten door de kerkgeichillcn tusfehen de Remonllranten en Contra-Remonllranten, en daar uit ontllaane beroerten , die aan 's Lands Advocaat Oldenbarneveld het hoofd, aan anderen de vryheid kostten ('t was den 28 Augustus 1618 dat Oldenbarncveld, Hoogerbeets en de Groot gevangen genoomen werden). Waarna de Godsdienst in het Nationale Synode, te Dordrecht in de jaaren 1618 en 1619 gehouden, werd vastgclleld. Met het uitloopen van 't beltand moest het Oorlog weer hervat worden, en 't liep den Staaten in de laatlte levensjaaren van Maurits niet voordeelig. Dan, die in den jare 1625 overleden zynde, en opgevolgd door zynen broeder Frederik Henrik , kreegen de zaaken een gunstiger keer. Onder dezen Vorst gaf god den Vaderlande overwinning op overwinning: hy won het llerke 'sHertogenbosch, waar van de Spanjaard gezegd had, in*** ** 2 dien.  [ LXVIII ] dien de Bosch overgaat, is God geus; jaarlyka ontnam hy den Spaanfchen plaatfèn van gewicht; geduurende zyn bellier veroverde de Lt. Admiraal Piet Hein de Spaanfche Zilvervloot, die op twaalf millioenenGuldens gefchat werd, en de Lt. Admiraal Tromp floeg de Spaanfche Vloot in Duins; met Hulst te veroveren floot hy de reeks zyner overwinningen; doch zelfs werd Hy door den dood overwonnen in het jaar 164.7, in een tyd, wanneer men reeds ver gevorderd was met de Vredehandelingen ; waar toe hy den weg had helpen baanen, maar die hy niet mocht beleeven, 'tgeen echter zynen Zoone Willem den Ite te beurt viel, want op den 30 Januari 1648 werd die binnen de Stad Munlter getroffen , en by dezelve werden door den Koning van Spanjen Philips den IV. de Staaten dezer Landen erkend, voor vrye en Souveraine Staaten en Landen. Dit was het, waarover men meer dan tachtig jaaren geoorloogd had, dit was de vrucht der Unie van Utrecht, nu mocht Neerland Dankaltaaren oprechten, en daar op fchryvcn: de HEERE is vrede. Dan hoe werd, al in 't begin, de bitterheid in dien Vrede niet bitter door de binnenlandfche onlusten, die tusfchen de Staaten en den Stadhoudes ontflonden, over het afdanken van het krygsvolk, en de maatregelen, die de laatfle nam om dat getal naar zynen zin te willen bepaalen; hoe korten tyd genoot die Prins de vruchten en zoetigheden van dien Vrede! hy werd door de kinderziekte aangetast, en daar door in den bloei zyns lerens (6 November 1650) weggerukt, nalatende eene hoogzwangere Weduwe, die maar acht dagen na zynen dood eenen Prins ter Wereld bracht, en, zoo  [ LX1X ] zoo wy ftraks hooren zullen, toe zeer gewichtige einden geboren. Zyne Moeder was eene Dochter van den Koning van Engeland Karei den icn, die de grootfte rampfpoeden onderging, door zyn eigen onderdaanen, onder de aanvoering van een oproerigen en heerschzuchtigen man van geringe geboorte Olivier Cromwel, van den throon gefchopt, en veroordeeld werd zyn hoofd op een Schavot te verliezen, en dit zyn treurig lot ondergaan moest: dees Cromwel, zich Protector van. het Ryk hebbende doen verklaaren, was bevreesd, dat de Nedetlanders zich de zaaken der ongelukkige Weduwe zouden aantrekken en noodzaakte hen tot den Oorlog, waar in hy echter ondervond, dat de heldenmoed door den Vrede niet was uitgedoofd, maar vuurig brandde in de harten van Tromp, de Ruiter, de Witte, van Galen, en andere Zeehelden, waar van de eerstgenoemde in den laadten Zeeflag fneuvelde. Waar op in 't volgende jaar ( 15 April 1654) de Vrede weder met hem gemaakt werd. Zoo hoog was nu de macht van deze Republyk geklommen, dat zy zich in Haat bevonden had zulken wederftand te bieden aan Engeland, dat Ryk, waaraan de Hooge Overheid dezer Landen in 't laastder voorgaande Eeuw wasaangebooden, maar van de hand gewezen. Hier toe had, onder den Goddelyken Zegen, geholpen, dat de Koophandel de fchatten van Oosten en Westen daar in had doen famenvloeijen, en dat de Advocaat Oldenbarneveld had weten te brengen, dat door afleg van de gelden, die Engeland had opgefchooten, de verpande Steden Vlisfingen en Briel en 'tKalteel Rammekens van het pandfehap ontfiaagen werden, waar **»**2 door  [ LXX ] •óoot Engeland anderzints ons de wet had konnen Hellen. Maar gelyk de Koophandel een bron van welftand was, zoo werd zy het ook ras van Oorlog. Brazil was den Portugeezen ontnoomen, doch zy gunden ons die ryke bezitting niet: wy geraakten met hun in Oorlog; zy hetwonnen Brazil C1654;, het bleef federt aan hun , fchoon zy naderhand (166') genoodzaakt werden daarvoor acht millioenen Guldens te voldoen, zou de Vrede anders met hun herlteld worden (1661). Zoo brachten de belangens van Koophandel ons ook in een vyf jaarigen Oorlog met Zweeden (1656-»66o). Maar nader kwam het Oorlogsvuur tot onze Grenzen, na dat Cromwel in Engeland geftorven, het Koninglyk huis weder herlteld, en Carel de IR Zoon van den onthalsden Koning, en broeder der Princesfe Wed. van Oranje , op den throon geraakt was, en daar op wel ras vergat de dienften hem door Nederland beweezen, cn ons noodzaakte drie jaaren lang met hem te Oorlogen, in welken tyd hy echter ondervond, wat, met god, de Nederlandfche Waterhelden, onder dien onflerflyken Vlisfinger , den Admiraal de Ruiter, vermochten, wanneer zy vier dagen achter een tegen zyne Vlooten floegen, en daarna zyne Scheepsmacht, in zyn eigen Ryk, te Chattham, verbrandden, en hem dus noodzaakten tot Vrede, die te Breda gellooten werd (31 Juli 1667). Geduurende dien kryg, was 'er noch eene te lande ontltaan, doch binnen 'tjaar bygelegd, tusfchen dezen Staat en den Bisfchop van Munftcr (1665—18 April 1666). Dan wat baatcn vrede's ïractaaten, als god het Oorlog  [ LXXI ] log gebiedt? Het duurde geen zes jaaren, of de Staat raakte in een Oorlog, die Nederlands ondergang fcheen te zullen na zich fleepen. Die zelve Koning van Engeland vereenigde zich met den machtigen Koning van Vrankryk, Lodewyk den XIV, met den Keurvorst van Keulen en den Bisfchop van Munfter tot ons verderf; hy zoude ons ter zee, de andere te lande den Oorlog aandoen; zy zouden ons als een buit onder hen deelen; en. die trotfche taal, Neerland moet verdelgd worden, was de Wapenkreet in 't Parlement van Engeland. Onze Zeemacht was wel, door de zorg der Staaten onder *t beleid van de broeders Jan en Cornelis de Wit, in een ontzachlyken Haat, maar voor de landmacht en de grenzen, was zoo wel niet gezorgd; men mistrouwde Vrankryk niet zoo zeer, en dit was de rede, dat die ons te lande zoo gemaklyk begon op te flokken, dat men niets anders fcheen te wachten te hebben, dan dat hy ons, in dat altoos gedenkwaardig jaar 1672, geheel zoude hebben opgegeeten, en wy ten prooije van onze vyanden geworden zyn; de Steden en llerkten vielen hem als rype vygen in de hand; hy bemachtigde in korten tyd de Provinciën van Gelderland, Utrecht en Overysfel, eenige Steden en Dorpen in Holland; maar de 11 eere llelde hem paal en perk ; de moed was ontzonken, maar hy herleefde, na dat, niet zonder geweldige inwendige beroerten, die beide de genoemde broeders de Wit jammerlyk het leven kostten, Willem de III. Prins van Oranje tot Stadhouder verkooren was, die liever verkoos in den laatltert gracht, die Nederland befchermen kon, te ller*** ** 4 ven,  [ LXXII ] Ven, dan zich over te geeven. Ter Zee waren de Vyanden zoo voorfpoedig niet geweest, en nu werden ze te lande geltuit, om dat men het onder water gezet had, en de zaaken veranderden zoo van gedaante, dat men reeds ten jaare 1674 met Engeland en Munfter zich te Keulen, en naderhand in het jaar 1678 te iNimwegen, met Vrankryk bevredigde, 's Jaars bevorens was Neêrlands Stadhouder in den Echt getreeden met de Koninglyke Princes Maria, dochter des Hertogs van York, die naderhand den Engelfchen throon beklom , onder den naam van Jacobus den II. Dees Vorst onderdrukte de Natie, en zyn toeleg was, den Roomfchen Gotsdienst in dat Ryk te herlteücn, en den Gereformeerden uit te roeijen: dit deed het volk uitzien naar hulp, en het oog werpen op 'sKonings Schoonzoon en Dochter, cn de Prins wist de Staaten te bevveegen , dat zy hem hunne Krygsmacht gaven, en met hunne Vloot ten jaare iéü8 naar Engeland lieten overbrengen , tot welk befluit men te eerder kwam, om dat de Engelfche Koningin, Gemalin van Jacobus, die tot hier toe kinderloos geweest was, nu, zoomen zeide, was bevallen van een Prins, wien men den tytel van Prins van Walles gaf, maar die men dacht een ondergeftooken Kind , en de Zoon van een MolenaarsVrouw te wezen, en alleen uitgevonden om de Princes van Oranje van haar Recht tot de Kroon te verfteeken. De Prins landde met de Staaf fche Troupcn, na eenigen tegenfpoed, in Torbay, de Engelfchen vielen hem toe , hy verfloeg 's Konings Leger, en de Koning zelve vlucht-  [ LXXIII ] vluchtte uit het Ryk naar Vrankryk, zyn throon werd open verklaard, en Willem de III. werd met zyn Gemalin Maria, tot Koning en Koningin gekroond. Toen werden Vryheid en Godsdienst in Groot-Brittanjen herlteld ; maar hier uit ontftond weder Oorlog met Vrankryk , die niet voor den jaare 1691 eindigde, wanneer de Vrede getroffen werd den 20 Sept. op 't huis te Uyswyk, niet ver van 's Gravenhage. Tot zulk een trap van macht, eer en aanzien was nu deze Republyk geklommen , dat zy zelfs de Verlosfer werd van een Volk 't geen noch zoo kort geleden gedacht had haar te vernietigen ; ook was zy bevorens (1683) haaren ouden wreedcn Heer, den Spaanfchen Koning, tegen Vrankryk te hulp gekomen ; nu bekleedde zy eenen rang onder de Mogendheden van Europa, en had invloed in alle derzelver handelingen , zoo dat zy zelf fchikkingen hielp bcraamen en die handhaaven, wanneer de opvolging op den Spaanfchen throon geregeld werden, en de Koning van Vrankryk niet goedvo.vd, zich aan die te houden, maar dat Ryk voor zyn Kleinzoon, den Hertog van Anjou, begeerde, en waar uit een zwaare en kngduurige Kryg ontftond, die met het tweede jaar dezer loopende Eeuw begon, een jaar in welks begin, den iy Maart, haar Stadhouder, Koning Willem de 111., in Engeland was overleden, en uit wiens dood, hier te lande, weder veele inlandfche beroerten ontftonden , die echter niet beletteden, dat de Staatlche Tronpen in het Veld verfcheenen, veele gewichtige Veldflagen , onder andere die van Ramillies , hielpen ***** 5 win-  [ LXXIV ] winnen, en Nederlands Helden lauweren plukten, onder hunne eigene Bevelhebberen, en den grootcn Eugenius en Marlborough: waar door Vrankryk zoo vernederd werd, dat men reeds in 't jaar 1710 te Geercruidenberg tot gefprekken van Vrede, doch vruchteloos, kwam, en daar niet toe kon geraaken, dan na dat hy het Engelsch Ministerie tegen den grooten Marlborough had weten in te neemen , de Koningin hem haar vertrouwen onttrokken had, een ander Legerhoofd in zyn plaats gelleld , en zich van de Böndgenooten afzonderde, die daar door genoodzaakt werden tot het maaken van een min voordeeligen Vrede, die te Utrecht, den 11 April 1713, geflooren werd. Onder de Ncderlanfche Bevelhebbers die zich in dezen Oorlog beroemd en bemind gemaakt hadden, muntte ook uit Prins Joan Willem Friib, die door wylen Koning Willem den III., by zyn Kinderloos overlyden , nevens den Koning van Pruisfen , tot zynen mede-Erfgenaam benoemd was; over deze EriTenis was verfchil ontftaan, 't welk door de Staaten, als uitvoerders van 'sKonings uiterften wil, tusfehen de Erfgenaamen llond bemiddeld te worden, waar toe zy den Prins uit het leger ontbooden, die zich daar op naar 's Hage fpoedde; maar welk een ongeluk treft hem! Van den Moerdyk naar het Stryenfche Sas overvaarende met de ponte, waar in ook zyn koets geplaatst was, komt 'er eene bui van wind en regen op , en om zich daar tegen te dekken , Hapt die Vorst in de koets; de wind fteekt op; de ponte, reeds dicht by land genaderd , Haat om; en die held, wien zoo meenige ko-  [ LXXV ] kogel gefpaard had, vind zyn dood in 't water, en verdrinkt den 14 Juli van 't jaar 1711, en Zyn lyk werd maar eerst na eenige dagen opgevist. Hy liet eene zwangere weduwe na, die den I. Sept. eenen Zoon ter Wereld bracht, wien zy noch tot de hoogfte waardigheden heeft verheven mogen zien, in dit Land, waar in zy zelve tot in een gryzen ouderdom een cieraad was van de Kerk, en waar voor zy altoos een Godvruchtige Voorbidfter geweest is. Sedert den dood van den Koning, en waarfchynlyk ook door den zoo even verhaalden dood van Prins Joan Willem Frifo, was de Regeering dezer Landen zonder aan het hoofd te hebben een Stadhouder van alle de Provinciën, of algemeen Bevelhebber over het Krygsvolk zoo te water als te lande: de Staaten beitierden alles, en bleeven ontzien en gezocht van Vyanden en Vrienden. De grootfte inwendige fchok, doch die op de buitenlandfche zaaken geen invloed maakte, ontftondonder hunne eigene Ingezetenen, die, door winzucht vervoerd, deel naamen in een Windhandel, die een Engelsch Gelukzoeker in Vrankryk had opgerecht, om de vervallen geldmiddelen van dac Ryk te herftellen, en waar in de Nederlanders, naar hunne dvvaaze gewoonte, met drift, deel naamen, waar door veele armen, dikwyls in een dag, fchatryk, en weêr arm werden, en veele ryken hunne middelen verlooren, doch deeze aclie - handel werd voor fommigen te vroeg, voor anderen te laat, na dat zy daar voordeel of fchade by gehad hadden , verboden. De buitenlandfche rust fcheen geftoord te zullen worden, doordien de Keizer aan de Nederlandfche Oost-Ind;fche Compagnie eene  [ LXXVJ ] eene gevanrlykc mededingfter wilde geeven en ee* ne foortgclyke Maatfchappy te Ooftende oprechten; ook geraakte de Staat in Oorlog met den Keizer van Algiers, doch de Vrede met hem werd herlteld (1726) en de gefchillen over de OostendeYcheCompagnie werden, door de tusfehenkomst van den eerllen Staats-Mir.irter in Vrankryk, den Kardinaal de Fleury, bemiddeld op het Congres te Soisfons ( 1728en by het verdrag, 't geen te Seville (1729) geflooten werd. Doch de vernietiging der Oostendefche Compagnie werd maar eerst volkoomen bevestigd, na dat de Staaten getrceden waren in het Verbond geflooten te Weenen (1731), en daar by mede op zich ge noomen hadden, de Verwaarborging der Erfopvolging, die Keizer Karei de VI. in Zyne Staaten had vastgefteld en waar van de gevolgen hun federt zoo duur te flaan kwamen, wyl zy, zich aan de oude goede trouw houdende, wilden bevestigen 't geen zy tot hunne fchade gezwooren hadden. Die gevolgen begonnen zich te openbaaren na den dood van genoemden Keizer, die te Weenen overleed den haagt, en nu zulks deed in een tyd, wanneer, hy uitlandschgeweld, zich verregaande binnenlandfche beroerten voegden, die den ontfangst der geldmiddelen geheel deed omkeeren, en meest nadeelig worden voor hen, die dezelve aangenoomert hadden op te brengen, 'twelk den Stadhouder en de Regeering niet weinig werks verfchafte. Dan 't was in allen dezen den Prince, tot een byzunder, en aan alle welmeenenden tot een ongemeene blydfchap, dat Zyne Koninglyke Princes hem den b Maart van dat zelve jaar eenenZoon ter werelJ bracht, die hy nu hopen konde dat hem in zyne hooge waardigheid zoude opvolgen, daar 's Lands Staaten dezelve reeds erflyk in zyn ge* flacht, zoo wel in de mannelyke als vrouwelyke linie, verklaard hadden. ** ** ** Dan  [ LXXX1I ] Dan hy genoot niet lang het genoegen, zich in den voorfpoed van zyn Huis en den Vrede van het Land te verblyden: noch maar pas 42 jaaren oud, werd hy uit den tyd afgeroepen, en Hapte de eeuwigheid in , op den 22 October van het jaar 751 De hooge waardigheden, die hy bekleed heeft, zyn dus erflyk overgegaan op zynen Zoon, den tegenwoordigen Prince van Oranje Willem den V, die het voorrecht heeft, uit zyn huwlyk met de Koninglyke Princes van Pruisfen, reeds twee Princen en eene Princes gebooren te zien, en bovendien zyne waardigheden te bekleeden, in een tyd van Vrede , die nu federt den Vrede van Aken, en dus meer dan 31 jaaren, dat is langer dan ooit het Vaderland genoot, door gods goedheid heef: mogen duuren , terwyl 't oorlog , intusfehen met de Algerynen gevoerd, verre is afgebleeven, gelukkig en met eer geëindigd, en tot merkelyke verleevendiging en verbetering van onze Zeemacht heeft mogen ftrekken. Dan deeze geruste gefteldheid is federt kort in geene geringe ongerustheid veranderd. De Vrede, die meer dan een eeuw tusfehen dit Gemeenebest en het Ryk van Groot-Brittannien behendig geweest is, is door het zelve verbrooken, en reeds heeft het ons geduchte fchaden in onzen Koophandel toegebracht, en onze Colonien voor een aanzienlyk deel ontweldigd. Mocht Neêrlands god het Neêrlandsch Volk tot die gevoelens en handelwys brengen, dat het op grond eener Nationale verbetering zich vleijen mochte, dat, daar Hy het zoo menigmaal gered heeft, Hy zich ook wederom in onze uitredding zal groot maaken, en daar Hy aanvankelyk heeft'getoond, dat door zyne  [ LXXXIII ] ne hulp onze kleine macht beltand is geweest tegen de groote overmacht onzer vyanden, verder de middelen ter onzer verdeediging en befcherming aan te wenden, zal Herken en zegenen Dat de dag van den 5 Aug. dezes jaars in onze dankbaare harten leeve! die maakt wederom een gedenkdag in onze Jaarboeken; hy was 'er al vroeg aanmerkelyk in; 't was den 5 Augultus 1566, dat de beeldftormery te Yperen een aanvang nam; 't was den 5 Aug. 1573, dat de Zeeuwen hetKaftcel van Rammekens innamen; 't was den 5 Aug. 1716, dat Prins Eugcnius met een leger van 80000 man voor Peterwaradyn de Turken, wier leger 200c 00 man iterk was, in een gevecht, dat 7 uuren duurde, zoo verfloeg, dat daar in wel 50000 van hen zoo gedood als gevangen werden; 't was den 5 Aug. van die jaar, dat Engeland ondervond, hoe groot de heldenmoed der Nederlanderen zy; een heldenmoed, die de verwondering aan de voornaamlte Hoven van Europa heeft weggedragen, en waar aan elk rechtfehapen Nederlander, nu en in volgende geflachten, met blydfehap en dankbaarheid zal gedenken. Op dit bericht nopens de vier laatfte algemeene Vergaderingen van het Genootfchap3 zal niet ongepast volgen het verflag van 't verrichte in de vergaderinge der Heeren Directeuren 3 den driccn- twintigften van louwmaand des ** ** ** 2 aars  [ LXXXIV J jaars mdcclxxix gehouden. Die dag was te aanmerkelyk in de gefchiedenisfen van ons Vaderland, öm denzelven^ by deze gelegenheid a ongemerkt te laten voorbygaan5 en niet,, met eerbiedige dankërkentenisle aan Neêrlands g od} met de zuiverfte hoogachtinge voor onze braave Voorvaders , te herdenken 3 wat juist twee eeuwen geleden ten beste van dit Gemeenebest, zoo wyslyk5 zoo kloekmoediglykj zoo recht tydig3 vastgefteld en geteekend wierde, te weten ,, het beroemde en nooit volprezen Verbond van vereeniginge., meest bekend onder den naam der Utrechtfche Unie. De Heer Prefident j^inckelman, die aanmerkelyke gebeurtenisje 3 de tegenwoordige tydsomftandigheid en het oogmerk dezer Vergaderinge onder het oog houdende deed by die gelegenheid de volgende aanfpraak: M Y-  [ LXXXV ] MYNE HEEREN! Het is noch maar zoo onlangs, dat ik UEd verflag heb mogen doen van den ftaat en de verrichtingen van dit Genootfchap, geduurende denmeeften tyd van het afgeloopen jaar, dat my alleen thans overblyft UEd. mede te deelett, wat in de Algemeene Vergadering op den i, en in die van het Committé gehouden den 20 Dec. laastleden verhandeld is, om Ulid. een volkoomen bericht te doen hebben van den gelukkigen voortgang, die dit Genootfchap wederom heeft mogen maaken ; ik zal ten dien einde UEd. de Notulen van die beide Sesfien voorleezen, en het zal UEd. daar uit blyken, dat geene der byeenkomflen onvruchtbaar geweest zyn, maar dat iedere Seslie het zyne heeft toegebracht, tot Vermeerdering van het geen tot bevordering van kennis, luider en aanzien kan flrèkken, en dat dus uwe edelmoedige pogingen een gewenschte vrucht hebben mogen genieten. Hartelyk wensch ik, myne lleeren, dat het jaar, waar in wy nu weder getreeden zyn, het vorige gelyk, ja noch verre overtreffende, moge weezen. Het zy voor UEd. een jaar van genoegen en voorfpoed, voor ons Land van rusten veiligheid, voor dit Genootfchap van bloei en wasdom! en het is my aangenaam dat deeze eerde byeenkomst gelegenheid zal geeven, zulke zaaken aan de overweeging vanUEi. voor te draagen, die een blyd vooruitzicht op dit laatde geeven. Het is toch voornaamentlyk langs twee wegen , dat wy die wachten konnen: de eene, door het in 't licht geeven van zulke dukken, die bevordelyk zyn konnen tot vermeerdering van kennis en uitbreiding der We** ♦* ** j ten-  [ LXXXVI ] tcnfchappen; de andere, door het voordellen van zoodanige vraagen, die behalven dat oogmerk noch eene algemeene nuttigheid in de beoeffening bedoel n. — Dit heeft het Genootfchap ook doorgaans trachten in het oog te houden, fchoon het niet altoos even gelukkig geflaagd is in het bekoomen van voldoenende antwoorden: thans evenwel heb ik het genoegen UEd. te mogen melden, dat op de Vraag, in de Algemeene Vergadering van den jaare 1777 voorgefteld, vier antwoorden zyn ingekoomen, onder welke ik my vleye 'er wel één zyn zal, waar aan de gouden eerprys zal konnen worden toegeweezen, terwyl thans by UEd. in overweeging zal moeten genoomen worden, welke Heeren ÜEd. zullen gelieven te verzoeken en te committeeren tot examinatie van dezelve, ten einde daar van aan UEd. rapport en in eene Algemeene Vergadering uitfpraak op te doen. UEd. weeten, myne Heeren, dat ook ten zeiven dage door den Heer Directeur Radermacher, Heer van Nieuwerkerke, een vraag is voorgefteld, raakende de ftructuur der O.I.C. Schepen, en dat zyn Ed. wel heeft willen op zich neemen den Schryver van het best en meest voldoende antwoord met een gouden medaille, op den ftem. pel van dit Genootfchap geflaagen, ten zynen koste te vereeren: die edelmoedigheid heeft ook de gewenschte uitwerking gehad, en wy hebben het genoegen, dat 'er drie mededingers naar dien prys zich hebben opgedaan, wier antwoorden nu ook het voorwerp van het onderzoek van des kundigen zullen moeten gemaakt worden. Dan alvorens deeze ziaken verder te behandelen, kan ik niet voorby UEd. te herinneren, dat juist  [ LXXXVII ] •juist deeze dag verkooren is tot deze bycenkomst, om dat dezelve eene epoque maakt in de gefchiedenisfen van ons Vaderland, en voor de tweedemaal de gedachtenis vereeuwigt van die vereeniging, welke op den 23 Januari 157»/. tusfchen eenige der vereenigde Provinciën, by de overige federt aangenoomen , binnen Utrecht onderteekend is. By gelegenheid, dat in het 72 jaar deezer loopende Eeuw binnen deeze Stad gevierd Hond te worden, de tweehonderdjaarige gedachtenis van de omwending derzelve op den 6April 1572, trachtte ik in eene korte fchets faam te trekken eenige voornaame lotgevallen van ons Vaderland, van den jare 1555. tot op dat tydltip. Sedert heeft de Gefchiedenis der Vereenigde Nederlanden het voorwerp uitgemaakt van de naafpooring van Inlandfche en Uitheemfche Gcfchiedfchryvers, en het blyft noch ten huidigen dage het voorwerp der algemeene verwondering, hoe uit zulke geringe beginzelen een Gemeenebest heeft konnen gebooren worden, zich ftaande houden, en tot zoo eenen trap van glorie en luister opklimmen, als waar in wy het voorrecht hebben hetzelve te mogen befchouwen. Eenige aanmerkingen daar over, en op de gronden die hoop op deszelfs voortduurenden welltand geeven konnen, koomen my thans niet ontydig voor. Bill'yk mag men, de medewerking eener gunstige Voorzienigheid Iteeds met dankbaarheid onderstellende, deezen gelukltaat toefchryven aan de naauwe vereeniging , die federt Itand gegreepen heeft tusfchen de Landfchappen, waar van 'er zeven thans noch de Vereenigde Nederlanden uitmaa***♦*♦ 4 ken.  [ LXXXVIII ] ken. — Holland en Zeeland flooten reeds met den anderen eene byzondere Unie ten jaare 1576; doch de voornaanie grondflag werd 'er van gelegd in de Unie van Utrecht ten jaare 1579. eene Unie, noch het plechtanker van dit Gemeenebest, van deszelfs Vryheid en Godsdienst; en waar door zeven Landlchappen, ieder zyne volltrekte onafhankelykheid in zich zelf behoudende, zich vrywillig tot één lichaam vereenigden, om nimmer van den anderen afgefcheiden te worden; waar hy aan ieder deszelfs voorrechten en viyheden geheel en ongefchonden bewaard bleeven- zy zich verbonden tot onderlinge befchermng tegen alle geweld, voorzagen tegen inbreuken, en op het geen tot handhaaving van dit Verbond llrekken konde. Hier uit rees al fpoedig eene gevestigde regeeringsform; het Opperbevel over de krygsmacht, eri het Stadhouderlyk bewind aan Prins Willem den 1. opgedraagen zynde , werd een Raad van -Staaten opgericht, die in afwezigheid der Staaten de voorkoomende zaaken beltieren zoude, en daar in voortvaarde, tot dat de toeneemende bloeiitsat het oprechten der Algemeene Staaten te weegbracht, kl welker daaglykfche byeenkomlten van toen af, gelyk nu noch, door de afgevaardigden uit ieder der Vereenigde Landfchappen, op last van de Staaten derzelve, de Oppermacht ieder in zyn eigen boezem behoudende, zonder die aan derzelver afgevaardigden aftcllaan, of die met dezelve tedeelen, belïooten wordt al het geen tot handhaaving der Unie , en uitvoering van het geen daartoe betreklyk is , door hunne hooge principaalen wordt noodig en dienltig geoordeeld. De duurzaamheid dezer regeeringsform hong federt af,  [ LXXXIX ] af, gelyk dezelve noch doet, van de betrachting dier bekende fpreuk, welke nimmer indracht behoorde te lyden, dat eendracht macht maakt; en hier uit zyn federt voortgevloeid alle die vereenigde pogingen, waardoor dit Gemeenebest in itaat geweest is , eenen Ho jaarigen Oorlog tegen den machtigen Koning van Spanjen uit te houden, en denzelven daar toe te brengen, dat hy reeds ten jaare 1609. zich genoodzaakt vond met hetzelve een 12 jaarig beltand te fluiten, en eindelyk in den jaare 1048. by den Munflerfchen Vrede hetzelve voor vry en onafhankelyk te verklaaren. En of fchoon, in dien tusfehentyd en federt, dit Gemeenebest zich meermaalen in de moeilyktlc omllandigheden , ja wel eens op den rand van deszelfs verderf bevonden heeft, zoo dat nu meer dan honderd jaaren geleeden, drie der Vereenigde Landfchappcn voor de overmacht van vyandelyke wapenen hadden'moeten bukken, en van het bondgenootfehap waren afgerukt, nochtans is hetzelve telkens wederom daar uit gered; tot heden zyn de zeven pylen vereenigd geblceven, en het Gemeenebept is ftaande gehouden, door die middelen, waar door het is opgericht, die ook noch de gefchiktlte zyn , om het te doen blyvcn (laan, en hunne betrekking hebben, op den Godsdienst, de Unie, de Tractaaten en Verbonden , het Krygswee/en en de Geldmiddelen. De Godsdienst toch is de zuil van deezen Staat. Men herinnert zich noch het zeggen van Prins Willem den I. dat zonder de oeffening van den Gereformeerden Godsdienst dit Land geen drie dagen bellaan kan ; dus moet die fleeds de heerfchende blyven * en gepaard gaan ****** 5 met  [ xc ] rtiet vryheid van gewisfe voor die gezindheden, die daar van verfchillen, en door hun gedrag geen inbreuk op denzelven, maar zich.de oogluiking en gedooging van den Souverain waardig, maaken. De Unie is van 'tgrootlte belang, als waar door het evenwicht tusfchen de Provinciën moet bewaard blyven, op dat geene derzelve, noch eenige Stad, zich eene meerderheid of gezag boven de andere aanmaatige, zich op zich zelf inlaate tot het aangaan van verbonden met Uitlandfche Mogendheden, Oorlog of Vrede maaken, Krygsvolk werven of afdanken; op dat alle oneenigheden, die onverhoopt ontftaan mochten, ten fpoedigllen mogen worden bygelegd, of naar de gronden der Unie bcflecht, zonder eenzyditïhcid, hoofdigheid, drift, twist, haat of verwyt. Heeft het aanzien van dit Gemeenebest en deszelfs gelegenheid, al vroeg het zelve doen deel neemen in de belangens van Europa, en Tractaaten en Verbonden met andere Mogendheden doen aangaan: ondervond het dikwyls daar van de nuttigheid, dikwyls de nadeeligfte gevolgen, zoo wordt voorzichtigheid in het aangaan, goede trouw in de onderhouding vereischt, en dat dezelve nimmer een oorkusfen van zorgeloosheid worden, 't geen zoo veel te gevaarlyker zyn zoude, als het grondbeginzel van zelf-belang algemeener geworden is. Is het Land gelukkig, dat in Vredens tyd op het Oorlog denkt , zoo zal het Krygsweezen iteeds een voorwerp van den grootften aandacht zyn moeten, om hetzelve tot zoo een Haat te brengen en te houden, dat de grenzen beveiligd en verdedigd, de  de koopmanfchap befchermd worde, de land en zeemacht zoodanige zyn, dac geen nydigenabuur uitgelokt worde, zyn voordeel met de verwaarloozing te doen, en het Vaderland geen nuttelooze last voor zyne vrienden worde. En daar het Geld de Zenuw van den Oorlog is, en dit ontbrekende alles ontbreekt, is het hoognoodig in 's Lands benoodigdheden te voorzien, en voor degemeene Schatkist zorge te draagen door opbrenging van het aandeel, 't geen ieder der Landfchappen op zich genoomen heeft in de gemecne lasten van het Bondgenootfchap tedraagen, volgens eene verdeeling gefchikt naar het vermoogen van ieder derzelve, en dus daar aan ook ondergefchikt moetende blyven, zoo dat hier in verandering moet plaats hebben, naar mate de geibiatheid, de vermeerdering of vermindering van welltand, de voldoening aan elk mogelyk maakt, en zich vrywülig verbonden heeft, ten welken einde ieder aan zich behoudt de vryheid om niet verder in te Hemmen in de gevorderd wordende fommen, dan door dadelyke voldoening achtervolgen kan, en dus niet gedwongen of gehouden kan worden e^nig aandeel te draagen in zulke opbrengingen, waar van het verzoek geweigerd heeft en welke het vry Hond van de hand te wyzen, op dat in tyds door de overige Bondgenooten daar m zoude konnen worden voorzien, en door den rykdom van de voorfpoedige, het gebrek der min welvaarende vervuld, en het gemeene lichaam altoos in evenwicht gehouden en voor deszelfs befcherming zorge gedraagen worde. Langs dezen weg dan zal de bloeiftand van dit Gemeenebest konnen gehoopt en verwacht worden,  [ XCII ] den, en allermeest noch, wanneer eendracht daar in plaats heeft, eigen belang voor het algemeen wykt, de goede trouw in alles de grondflag, en het onderling vertrouwen de uitvoering zeker maakt, de Koopmanfchap uitgebreid, de kunilen en wetenfchappen aangemoedigd worden, de deftigheid, matigheid, fpaarzaamheid, Godsdieniligheid de plaats weer zullen ingenoomen hebben, die zy in de tyden onzer Vaderen bekleedden, en elk in zyn Haat het zyne daar toe zoo toebrengt, dat men zich met de goedkeurende medewerking eener gunllige Voorzienigheid vleyen mogen. Dan, myne Heeren, het zal UEd. zeker aangenaam zyn, noch iet te hooren , 't geen eene meer bepaalde betrekking op dezen plechtigen dag heeft, en dit heeft de Heer Secretaris Te JVattrwe\ willen op zich neemen UEd. voor te draagen, waar toe ik dan ook gaarne Hem gelegenheid geeven zal. Dus mogen wy , myne Heeren, gedachtenis houden van deeze zoo gewichtige gebeurtenis. Een zoodanig evenement konden wy niet onopmerkzaam laaten voorbygaan; wy hebben in den jaare 1772. en volgende gezien, hoe in verfcheiden Steden dezer Republyk de Eeuwgetyden van derzelver onttrekking aan flaverny en geweetcnsdwang gevierd zyn; maar hoe zouden die eerfte beginzelen ooit een gelukkig gevolg konnen gehad hebben, waren de Gewesten buiten vereeniging gebleeven, en welke vereeniging kon 'er, naar de geneldheid der tyden, beter getroffen worden, dan die by de Unie van Utrecht is vastgefteld. Mogen wy dan dezelve niet wel aanmerken als een gefchenk der hooge Voorzienigheid, die ook hetzelve  [ XCIII ] zelve nu twee honderd jaaren onder ons heeft doen bewaard blyven, en niet hetft toegelaaten, dat die band noch immer geheel ontknoopt is, wat buireniandsch geweld daar ook voor een tyd van afgerukt hadde, wat inlandfche verdeeldheden, ufurpatien en infractien daar ook losmaakingen in te wege gebracht mogen hebben. Mochten alle verdere verwyderingen voorgekoomen, en de banden van vereeniging naauwer worden toegehaald, en ons Vaderland, door die eenigheid, onder goï>s Zegen, eens koomen tot zoo een hooge', trap van voorfpoed, als het in de twee nu afgeloopen Eeuwen noch niet heeft konnen bereiken 1 • -mofa' to gjMjfoired abisoqV is Wyders heeft de Secretaris Te 74^at er ^ in die zelfde Vergaderingen voorgelezen eene korte redenvoeringewelke de Utrechtfche Unie betrof, en van dezen inhoud was : MYNE HEEREN! D. t is het jaar! deze is de maand! heden is dezelfde dag! wanneer, twee eeuwen geleden, het Nederlandfche Gemeenebest zyne behendigheid omring; — wanneer ons Vaderland , na zulke harde fchokken te hebben doorgellaan, gegrondvest werdt; — de edele Vryheid, datonfehatbaar voorrecht , zoo lang vertrapt, op den throon herlteld; — het  [ xciv ] het gewetensonderzoek, dat affchuwelyk monffer, in de helle geboren en in Spanje opgevoed, voor eeuwig uit Nederland verjaagd; — de vrye oefening van den waaren Godsdienst bevestigd; en de band van vriendfehap en eendracht tusfchen fommige Gewesten naauwer toegehaald. Deze dag is, derhalven, een der merkwaardigfte en aanzienlykfte gedenkdagen voor ons Gemeenebest, Heden zyn twee honderd jaaren verloopen, dat het Verbond van vereeniginge, die beroemde Unie, tot heil van Nederland, te U* trecht gefloten en geteekend is. Wie , die eenig belang Helt in zyn dierbaar Vaderland, die niet onverfchillig is omtrent den zuiveren Godsdienst, die de waare Vryheid naar verdienflen hoogfchat, zou op dezen dag niet verblyd zyn? wie niet 's heeren goede en alvvyze Voorzienige heid, in de grondvestinge van Nederland zoo heerlyk doorftralende, ootmoedtg'yk aanbidden? wie zou niet vol vaardig zyn, om Zyne weldaadigheden, aan ons Land en Volk bewezen, eerbiedigst te erkennen, en ook thans met eene verhevene juichltemme te betuigen : god zy geprezen ! Zal eerlang het tweede Eeuwfeest der Uniey op eene plechtige en ftaatelyke wyze, door den beroemden Utrechtfchen Hoogleeraar Bondam gevierd worden in de Stad , waar zy den drieëntwintigften van Louwmaand 'sjaars 1579. geteekend, en zes dagen later afgekondigd is; zal morgen in Zeelands Hoofdftad door den gefchiedkundigen Kerkleeraar VGravezande, en, naar ik vermoede, ook elders, gedachtenis van deze aanmerkenswaardige gebeurtenisfe gehouden worden ;  [ xcv ] den; — het ftrekt my, want waarom zoude ik zulks verbergen of in het minde ontveinzen? het drekt my waarlyk tot een onuitfprekelyk gen, dat ik my juist op dezen dag bevinde in de vergaderinge der Heeren Bellierderen van het Zeeuwfche Genootfchap der Wetenfchappen, in 'rluiderrykegezelfchap zoo veeier aanzienlyken van dit Gewest, en te geiyk in de gundige gelegenheid om, in eene korte redenvoeripge, te herdenken, 't gene voor twee eeuwen, op dezen zelfden dag , den drieëntwincigllen van Louwmaand, tot wezenlyk nut van deze Republyk is voorgevallen. Het zou dwaaze vermetelheid zyn, indien ik my voordelde, Myne Heeren! iemand van U te onderrichten , wat 'er, ten tyde der Unie en kort te voren , gebeurd zy. Ook begryne ik ten vollen, dat het noch ongerymder zyn zou, indien ik my ten doelwit del de, zoo veele Staatsmannen, met welker tegenwoordigheid ik my nu vereerd vinde, te willen leeren, hoedanig de Staatkundige grondbeginfels, middelen en oogmerken der Utrechtfche Unie waren. Dan, myn oogmerk alleenlyk daartoe drekkende , om ons op dezen dag te herinneren, 't gene elk (Nederlander behoorde te weten, en ons onderling aantefpooren tot blymoedige dankërkcntenisfe vari 's heer en hoogstverplichtende gunde. aan Nederland bewezen; vertrouwe ik, dat Cy, aanzienlyke Begundigers der Wetenfchappen , als vrienden der Vryheid van ons Vaderland , my Uwe aandacht, voor een'korten tyd, niet ongaarne vergunnen zult, en my met een toegenegen hart hooren op een' gedenkdag, welken niemand  XC VI mand van ons ooit gezien heeft, of andermaal beleven zal. Hoe zoude ik 'er een oogenblik aan mogen twyfelen, daar de Heeren Staaten van Zeeland, door den mond van den Raadpenfionaris Veth, verklaarden de Unie van Utrecht te befchouwen als het eenig fundament, waar op het roemruchtige gebouw dezer Regeringe gegrondvest ftaat, het eenige ciment, waar mede deszelfs muuren aan alle kanten vastgehouden worden, de munimenten, waar door hetzelve tot deze hoogte geklommen is, en de pylaaren, waarop hetzelve in alle zekerheid berustende, zich zoo heerlyk vertoont in de oogen van de gantfche weereld ( a); — daar de Raad van Staate die Unie befcbouwde als een' eeuwigen band van eenigheid, en mogelyk de volmaaktfte'akte, waar op ooit eene gemeene Regering of Republyk gegrond is geworden, en daarom waarlyk een meefterftuk van Policie (£); en noch onlangs het Utrechtfche verbond beftempelde met den naam van de Originele Grond - Conftitutie van deze Republyk (c). Zulke heerlyke getuigenisfen , gevoegd by Uw eigen doorzicht, doen my hopen op eene luifterende aandacht; en Uwe toegenegenheid geeft my een gegrond uitzicht op verfchooninge van al het gebrekkige in deze redenvoeringe, 't welke Gy door Uwe kundigheden zonder moeite zult kunnen aanvullen en verbeteren. Naauw- (a) l. van aitzema Herftelde Leeuw, bl. 141. (J>) Notulen van Zeeland 1738, bl. 21. (O Refolutien van den Raad van Staate, 28. Aug. 1777.  XCVII Naauwlyks waren de meelle Steden van Holland en Zeeland, 't zy vrywillig, 't zy met geweld van wapenen, of op eenige andere wyze, uit de knellende banden der Spaanfche overheerfchinge en flavernye verlost, — naauwlyks was de beminnelyke Vryheid, zoo in 'tltuk van Godsdienst, als in den Burgerllaat, binnen deze Gewesten ingeroepen en aanvanglyk herlteld; — of Prins Willem de I, die door eene zeldfaamc wysheid en doorzichtige Staatkunde boven alle zyne ty gswMtea uitmuntte, dacht fpoediglyk op een verbond van vereeniginge tusfchen die beide Landfchappen , aan welken Hem meest gelegen lag, en wier behoudenis best dienen zou ter bereikinge van zyn roemwaardig doelwit Goed beleid, groote voorzichtigheid , aanhoudende arbeid, en de hulp der beste werktuigen, waren noodzaaklyk, om dit verbond tusfchen Holland en Zeeland, in den jaare 1575, en noch nader in het volgende jaar , tot lland te brengen (^). Oranje hadt hier groot belang by; anderen poogden zyn'toeleg, 't zy openlyk en met geweld, 't zy in het heimelyke en met list, te verydelen; hy kwam, echter, tot zyn oogmerk, en deze zaak kreeg haar vol beflag. De gunltige uitkomst van deze pogingen zal dien wyzen Vorst te meer aangezet hebben tot het doorzetten (r) van de Gentfche Bevrediginge, tus- (d) wagenaar Vad. Hifi:, vildeel, bl. 15 — 21, 93—95 j de timmerman Dij]\ de Uraan» Hotlamiam inter £f Zeekndiam, Tra], ad Rh. 1748- [t) Notulen van riolland, 12 Sept. en 26. Nov. 1570, •*♦#****  XCVIII tusfchen de meefle Nederlandfche Gewesten in'*t jaar 1576. gefloten, en welke eene ongemeene en algemeene blydfchap onder 't volk verfpreidde, doch die, federt, in korten tyd merkelyk daalde en verdween ( ƒ). Was de hope op meerdere vryheid opgewekt en meer levendig geworden door den fchielyken, doch voor ons Gemeenebest recht tydigen, dood van den Landvoogd Don Louis de Zttniga de Requefens (g); — de vreeze voor gewelddryvende overheerichinge en daar uit volgende flavernye groeide op nieuw by de komfle van Don Jan van Ooftenryk, 's Konings natuurlyken broeder, ecu onrustig, hoogmoedig en eerzuchtig mensch, die voorheen naar't Ryk van Tunis geilaan hadt, naderhand dat van Engeland begeerde, waar op Hem door den Paus een volkomen recht opgedragen was, en die, eindelyk, als Landvoogd door filips herwaards gezonden werdt. Was 'er wel iets goeds, of liever, hoe veel kwaads was 'er van hem voor de Nederlanders te wachten? Zyne brieven, die gelukkig onderfchept werden, toonden duidelyk zyn' inborst en toeleg; zy ontdekten zyne loosheid en valfchen aart; zy maakten, dat zulken in Nederland, die de oogen en harten wel geplaatst hadden, tegen hem op hunne hoede waren. Prins Willem in 't byzondec, zoo behendig in het ontdekken der diepfte geheimen, zoo geilepen op menfchenkunde, twee zaaken van het groot- (ƒ) p. bürwannus torn. 1. And. Belg.Praefat. p. ix, X. en de Schryvers, door Hem aangehaald. (g) p. BUKMAN KUS l. C. p. VIII , IX.  xcix grootfte aanbelang voor Vorlien en eerfte Staatgdienaaren, om door fchyn van woorden niet bedrogen te worden, niemand zonder gewigtige redenen te wanrrouwen, dreigende onheilen aftewenden , en zich te verlterken tegen allen gevreesden of bedreigden aanval, de Prins, zegge ik, worp aanftonds een kwaad oog op dezen Spanjaarden waarfchouwde de Algemeene Staaten, in een' brief, aan dezelven in flachtmaand des jaars 1576. uit Middelburg gefchreven, dat zy zich voor de trouwloosheid van Don Jan moeiten wachten, in geen verdrag met hem komen, en hem niet voor Landvoogd aannemen, dan onder eenige voorwaarden, van welke geenzins de minfte was, dat het Spaanfche en alle ander vreemd Krygsvolk ten Lande moeste uittrekken. Voorwaar ! een wyze raad. Men hadt helaas! maar al te veel, ten tyde van Alva en Requefens, ondervonden de nadeelige gevolgen van 't verblyf der Krygsknechten in de Nederlanden; en men begreep nu zeer wel, dat Don Jan, indien hy, naar zyn fchryven aan de Staaten, waarlvk gekomen was om het oproer te bedaren en de vryheid te herllellen, geen zwarigheid behoefde te maken, om zich deze voorwaarde te laten welgevallen, gelyk ook, dat hy, indien de Spaanfche benden vertrokken Waren, geen vermogen zou hebben, zoo veel kwaads uittevoeren, indien hy anders daar toe gezind mogte zyn. Na lang dralens, befluit hy het gemelde Krygsvolk de Nederlanden te doen ontruimen, doch onder beding, dat zulks te water moeite gefchieden. Zyn onbezonnen toeleg op Engeland, waarvan ik zoo aanftonds gefproken heb, een diep geheim, in dien tyd noch niet ******* a  [ c ] uitgelekt, althans aan weinigen bekend, zal de waare oorzaak van deze zonderlinge en ongehoorde voorwaarde geweest zyn: eene voorwaarde, tot welke de Staaten konden noch wilden befluiten. In welke bogten hy zich draaide, wanneer het aankwam op het goedkeuren en aannemen der Gentfche Bevrediginge, is bekend; en noch beter, met welke listen hy 't Kalteel van Namen ingenomen hebbe. Toen bleek ten klaarften, waarom hy den Gentfchen Vrede alleenlyk wilde aannemen tot den tyd toe, dat hem 't zelve berouwen zou; — toen werdt aan allen kennelyk, dat zyne beloften en eeden op eene trouwlooze wyze gelchied waren, dat hy nooit 'sLands algemeene ruste en welvaart, maar eigene grootheid en uitbreidinge van zyn gezag in deze Landen beoogd hadde, en dat hy, hoe listig ook, zyn bedriegelyk hart niet genoeg hadde konnen verbergen. Want het is 'er zoo verre af, dat de Staaten van Holland en Zeeland, of de Prins van Oranje, zich door zyne fchoonfchynende woorden en vriendelyk gelaat, waar van hy zich een* korten tyd wist te bedienen, lieten misleiden, dat zy, in tegendeel, te meer op hunne hoede waren, en naauwkeurigst acht op alle zyne woorden en daaden gaven; vooral geduürende de verfcheiden onderhandelingen, federt met hem gehouden, en flxekkende tot herftellinge van eensgezindheid, weringe van misverlland, en bevorderinge van 'sLands algemeene welvaart en verzekerdheid. De Algemeene Staaten, ziende, dat alle onderhandelingen met Don Jan vruchteloos afliepen, en dat hy zelfs een fnood misbruik van hunne langmoedighcid maakte, verklaarden hen\, ten  [Cl ] ten laatften, voor 'sLands vyand en ver/allen van de Landvoogdye dezer Gewesten. Hy bleef echter woelen, zoo lang hy kon, en zocht zich aan de Nederlanders te'wreken tot op zynen dood toe5< die, tot hun geluk, fpoedig volgde, en eenigeverademinge tenwegebragt(A). — Denkt, mogelyk , iemand by zich zeiven: waarom hier zoo breed gefproken van dien trouwloozen en onnatuurlyken Landvoogd'? waarom hem niet liever aan zyne plaatfe gelaten , en de naam van dien eerloozen der vergetelheid opgeofferd? Men zai de redenen aanftonds ontdekken, zoo dra men zyne aandacht vestigt op de inleidinge der Unie, waar in Don Jan van Oo/Ienryk als het hoofd van hun befchouwd wordt, die alle middelen zochten, om de Nederlandfche Provinciën, geheel, of ten deele, aan zich te onderwerpen, en onder hunne tyrannifche regeringe en flavernye te brengen. Het vermoeden van fommigeGrooten, dat Prins Willem-zelf naar de waardigheid van algemeenen Landvoogd ftaan zou, en zyn gezag dus al te hoog klimmen, gaf hun aanleidinge om te bewerken, dat Matthias, Aartshertog van Ooftenryk, 'sKonings bloedverwant en broeder van den Keizer, door de Staaten tot algemeenen Landvoogd, doch op zekere bepaalde voorwaarden, wierde aangenomen. Matthias, wonder wel in zyn fchik met (7;) Al het bygebragte, betreffende Dm Jan van Ooflenryk, en noch veele andere byzonderheden, worden door een groot aantaal van Gefchiedfchryveren in 't breede behandeld. Men zie vooral p. burmannus /. c. pt ll — Cill. »»»**** «  CII met deze aanltellinge, kon den voorflag der Staaten , om Oranje. wiens vrienden ook niet flïl gezeten hadden, tot zynen algemeenen Stedehouder in de Nederlanden aantenemen, niet gevoegelyk van de hand wyzen. Wie, denkt Gy, myne Heeren ' zal nu het meefte bewind voeren, de Landvoogd, of zyn Stedehouder? Wie bereikten nu best hun doelwit, die Matthias tot Landvoogd inriepen, of Oranje en zyne vrienden ? Buiten tegenfpraak, de laatflen. Het bleek op dat pas, gelyk zoo dikwerf te voren, en ook naderhand, dat de naaryver van fommige Grooten geen merkelyk nadeel aan den Vorst kon toebrengen, die, onderfteund door verltandige en getrouwe vrienden, doorgaans zyn oogmerk langs de gefchiktfte wegen wist te bereiken. Het was gemaklyk te vermoeden, dat een Stedehouder, die reeds diep geworteld was in 's volks liefde en vertrouwen, die 'sLands belangen, door langduurige ondervindinge, grondig verftond, die federt veele jaaren groot gezag in fommige Landfchappen bezat, en die verftands genoeg hadt om zich deze gunltige gelegenheid ten nutte te maken; het was., zegge ik, wel vooruittezien, dat zulk een Stedehouder den nieuwen Landvoogd, die jong en vreemd was, der Nederlandfche zaaken geheel onkundig, en wiens doorzicht, fchoon door Lipfius op een* vleyenden toon ten breedlten uitgemeten, niet zeer verre reikte, in korten tyd naar zyne hand zou konnen zetten, de klem der regeringe in handen houden, doch zich van 's Hertogen naam, midlerwyl, meefterlyk bedienen. Om van het laadle noch iette zeggen, en zulks met één bewys, doch 'twelke, hier meest te pas komt, te Haven; men moet nie*  CIII niet ongemerkt laten voorbygaan, dat de Prins, wanneer hy zyne goedkeuringe, openlyk, en in gefchrift, aan de Utrechtfche Unie gaf, betuigde, dat hy tot nu toe de onderfchryvinge der Urne uitgefteld,- doch daar toe eindelyk belloten hadde, alzoonuzyne Hoogheid, Matthias, met een groot deel der Provinciën, verklaard hebben raadzaam te zyn, dat zoodanige Unie, tot betere beleidinge der zaaken van het Vaderland, geraamd, gefloten en aangenomen worde, en hy zich verzekerd hieldt, dat in die Unie de Overheid en 't gezag der Hoogheid van den Aartshertog niet verkort of verminderd worde. Wie, die deze uitdrukkingen in aanmerkinge neemt, en daar by zich te binnen brengt, dat men, in dien tyd, den Landvoogd als de fchaduwe, maar den Stedehouder als het lichaam, of den eerften als den Griffier van den laatften, befchouwde, zal niet overtuigd zyn van de waarheid en volle zekerheid van het zoo Itraks gemelde? Men hadt, tot nu toe, geen opzettelyk,althans zeker geen openbaar voornemen, om Koning Filips voor altyd te verlaten, of van zyne Graaflyke waardigheid in Holland en Zeeland te verftooten. Eene waarheid zoo duidelyk bewezen, en met bondige redenen geltaafd, behoorde onder ons niet langer tegengefproken en ontkend te worden (i). Hoe men in 't byzonder op dit ftuk in Zeeland dacht, blykt, onder anderen, uit bet befluit, in grasmaand 's jaars 1578 genomen, en waar (i) Men zie de Heeren vandewall, Handvesten van Dordrecht vi. afdeeling, bl. 1372, 1373 . VAK nE sti egel, Hiftorie de Satisfactie van Goes, bl. 54—73»  [ civ ] waar by werdc goedgevonden, een zegel te doen maken op naam zyner Majefleit, als Graave van Zeeland, en daar op, rondom 's Konings wapen, te Hellen: Philip. D. G. Hilp.Rex. Comes Zeeland. Men zou daar mede alle Hukken zegelen . die op en uit naam van den Graave van Zeeland dienden gefchreven en afgegeven te worden Dan, 't gene onze opmerkinge verdient, men befloot te gelyk, om welke redenen zulks ook moge gefchied zyn, den HcmpeKnyder te belasten, dat hy dit werk moest geheim houden (k). Evenwel zocht men, federt eenigen tyd, en naderhand, hulp en onderfland by andere Mogendheden: dan in Engeland ; dan in Frankryk ; dan wederom by den Keizer en de Ryks-Vorften. De uitkomst beantwoordde of in 't geheel niet, of zeer flaauw, aan de verwachtinge der Nederlanderen: die, echter, hier door genoegzaam toonden, hoe diep hunne zaaken vervallen waren, hoe weinig moeds zy op eene gelukkige uitkomst hadden, en dat zy, naar de aanmerkinge van een groot Man (7), wel onder een' Heer konden en wilden Haan, doch onder geen' Spanjaard, of ten minften niet onder de wreede en gewelddryvende Landvoogden, uit Spanje herwaards gezonden. Hoe kwam het toch , dat niemand der Vorlten deze fchoone gelegenheid wilde waarnemen, om zich volkomen meefter van deze Landen te maken ? Was de reden hier van te zoeken in hunne zedigheid, vergenoegdheid, en ongezindheid om de paaien van hun gebied en macht wyder uittezetten? Dit is zelden het zwak der (k) Norulen van Zeeland, 17 April 1578. (/> GROTius, Annal. lib.iv. f. 89.  [ cv ] der Koningen geweest, en zal het, vermoedelyk, nooit worden. — Of was de oorzaak daar van te vinden in hunne liefde en hoogachtinge voor Koning Filips? Neen! hy was by de meeften in den haat; en, op zyn best, by eénigen gevreesd. — Ziet hier, Myne Heeren! een verborgen beltier der Godlyke Voorzienigheid, in de lotgevallen van ons Vaderland doorgaans zoo zichtbaar, en welke toen niet duldde, dat onze braave Voorvaders onder een nieuw juk zouden komen, of dat de gulden zon der alkoef terende Vryheid langer achter donkere wolken zou verborgen blyveni Neen! nu zou, eerlang, een beter en veiliger weg voor Nederlands volk gebaand, en, in weerwil van allen tegenftand, de deure der Vryheid geopend worden. Dit gefchiedde door het fluiten en onderteekenen der vermaarde Unie van Utrecht, dien grondflag van het aanzienlyke Gemeenebest der zeven nu Vereenigde Nederlanden; eene gebeurtenis, welker blyde gedachtenis wy, na den afloop van twee eeuwen, op dezen dag mogen vieren. Indien het volkomen zeker was , 't gene fommigen in dien tyd, naar het fchryven van Languet (w), vertelden, dat Elizabeth, Koningin van Engeland, in het begin 's jaars 1577, die van Gelderland, Holland, Zeeland. Friesland en Utrecht zou aangeraden hebben , zich door een onderling verbond naauwer te verbinden, onder toezegginge van haa- ren Cm) Epiftohe ficretat ad Auguftum lib. 1. epift. cvii 1 p. 274. Deze brief is gefchreven uit Praag, den 2 Febr. 1577. Het verhaal, hierhedoeld, begint met üicunt, en fchynt, derhalven, door Langutt in 't midden gelaten te worden. ******* »  t cvi ] ren by (land, wanneer zich iemand verftoutte hen te onderdrukken; — fchynen wy echter te mogen vermoeden, dat de Prins van Oranje, om wyze redenen, haar tot het doen van dezen voorflap alvorens zal aangezocht en bewogen hebben. Wiet die de onvergelykelyke wvsheid en het diepdenkende vooruitzicht van dien Vorst kent, zal ooit konnen gelooven, dat Hy, die met zoo veel beleids de Unie tusfchen Holland en Zeeland hada weten te bewerken, niet zou gedacht hebben op eene nadere verbintenisfe tusfchen die twee en eenige andere Nederlandfche Gewesten, dan op aanleidinge van den raad der Engelfche Koninginne, welke nochtans zyn oogmerk merkelyk kon helpen begunlligen en doorzetten. Bekende Ortjije zelf («), dat Hy de Unie eerst gedreven en daarna bevorderd hadde; wy mogen Hem op zyn woord gelooven, daar wy wel veele bewyzen van voorzichtigheid, maar niet van kwaade trouwe en opzettelyk bedrog, in zyne beide Verantwoordingen aantreffen. Het is 'er zoo verre af, dat de Prins , eerst anderhalf jaar na den raad der Kor.inginne yan Engeland, aan deze Unie zou geda;ht: hebben (o), of haaren raad in 't werk gefield, dat hy reeds in 't begin des jaars 157,7. en zelfs eenige maanden vroeger over dit ftuk in onderhandelinge kwame met eenigen in Gelderland, Friesland, Utrecht en Overysfel, om een vast en onverbrekelyk verbond tot onderlinge verzekerdheid met die van Holland en Zeeland te fluiten (p). Zot» («) Apoltgie p.74. der Franfche uitgave 15S1. (0) Leven van Willem den 1, 111 deel bl.247. (?). b0b. xboek, bl.776, verg. ixboek3 bl.702.  [ CVIÏ ] Zou een ftuk van zoo veel belangs ooit tot ftand komen, de weg hier toe moest, heimelyk en met omzichtig beleid, vooraf gebaand worden; en dit vorderden vooral de omftandigheden van dien tyd. Geen wonder, dat de Prins, gelyk hy gewoon was in alle gewigtige zaaken te doen, de gevoelens van anderen, die in eenig bewind waren, ondertastte ; hunne bedenkingen op zyn ontwerp zocht te vernemen en overwegen; de gemaakte zwaarigheden deedt oplosfen; en hen dus trapswyze bereidvaardig maakte, om hem de behulpzaame hand te bn den. Voorzichtig gedrag! ten hoogden roemwaardig, 'tgene anderen zich billyk ter navolginge zullen voordellen, en 'twelke mede oorzaak gaf, dat die wyze Vorst, zoo zelden, in zyne ontwerpen en voorflagen wierde te leur gcfteld. Daarenboven, was hy zeer bedachtzaam en oplettend in 't kiezen van z-ulken, wier dienst hy , ter bevorderinge van zyn doelwit, wist te gebruiken, mannen van een blinkend verltand, beproefde kundigheden, van een eerlyk en deugdzaam hart, van een' veritandigen yver voor Vryheid en Godsdienst, mannen, op welker onbezweken trouwe en onwankelbaare ftandvastigheid hy zich veiliglyk verlaten kon, zoo in andere gevallen, als byzonderlyk in dezen tyd, en by het bewerken van een nader Verbond. Wie kent toch niet de naamen van die groote mannen, in *s Lands gefchiedenisfen met zoo veel roeras vermeld, Muis, üfkens, Martena, Roorda, Thin, en anderen? Noch meer bekend en roemruchtig is Graaf Jan van Nasfau, 'sPrinfen broeder; die, noch in Duitschland zynde, de verdrukte Nederlanders met raad en geld onderfteunde; die het Stad-  [ CVIII ] Stadhouderfchap over Gelderland, hem tegen zyne verwachtinge (q) door den Aartshertog en de Staaten opgedragen, op Herken aandrag van zyn* Broeder, aanvaardde; die zoo veel toebragt tot bevorderinge van de zoo lang getrapte Vryheid, en tot voortplantinge van den zuiveren Godsdienst, vooral in Gelderland , waar hy denzelven, mee ongelooflyken yver, doch met verftand gepaard, met moed en beleid, gelukkig gevestigd heeft; en die vooral 'sPrinfen oogmerken begunlligde, en met alle kracht bevorderde, allermeest ten opzichte van het gewigtig ftuk der Unie, waar over ik noch wat nader moete fpreken. Wisten wy alles, wat die voortreffelyke Graaf, in 't heimelyke en onder de hand, in 't werk gefield heeft, waren wy alle de brieven machtig, welken hy, ter voortzettinge der Unie, in verfcheiden Landfchappen met eenige aanzienlyke Regeerders gewisfeld heeft; ik twyfele geen oogenblik, of zyne voorzichtigheid zou meer kennelyk zyn, en ons benydbaare loffpraaken afpersfen: gclyk ik met het hoogfte recht fchyne te mogen befluiten uit het weinige, 't gene ons is bekend geworden. Want, kort na zyne aanftcllinge tot Stadhouder van Gelderland, in bloeimaand 'sjaars 1578, begon hy fpoedig het ftuk eener nadere vereeniginge tusfchen Holland en Zeeland en fommige andere Landfchappen ter hand te nemen. Hier toe ftrekten, om alleenlyk eenige byzonderheden aanteftippen, 'sGraaven voorftel, door zynen Geheimfchryver aan de afgevaardigden van Holland en Zeeland in 's Gravenhage, omtrent het midden van Cj) d. ge koes Scrinwm Antiq. T.I.P. i.p. 103.  [ CIX ] van Hooimaand, gedaan, en waar by hy dezelven poogde te bewegen, om, gelyk hy hun reeds over vyf maanden voorgedragen hadt, zich wac nader met Gelderland te vereenigen , waar by Holland en Zeeland het grootfte belang hadden, naardien Gelderland als een voormuur moest befchouwd worden , en de vyand, zich meelter daar van makende, aan Holland afbreuk zou konnen doen (r); — wyders, zyne pogingen, om hec eerde ontwerp der Unie te Arnhem te doen vervaardigen, gelyk gefchiedde; — zyne redenvoering, den eerden September deszelfden jaars, in de vergaderinge der Staaten van Holland daar over gehouden; — zyn wys beleid op de Landdagen van Gelderland; — zyn nadrukkelyk voordel in de Staatsvergaderinge van Holland en Zeeland te Gorinchem, ruim twee maanden later gehouden: dingen, die u, myne Heeren! van elders (j) bekend zyn, en door my, hier, niet breeder behoeven voorgedragen te worden; doch die ons genoeg doen zien, dat Graaf Jan van Nasfau tyd noch vlyt fpaarde, om Holland en Zeeland in een nader verbond met andere Nederlandfche Gewesten te doen komen. Denkt, mogelyk, iemand, hadt het zoo veel arbeids in, om zulke Unie tot ftand te brengen? Ja zeker! Elk Landfchap hadt toen, gelyk noch, zyne byzondere belangen, voorrechten, gewoonten, waar omtrent men niet onverfchillig was; de Steden in een en hetzelfde Landco Dit aanmerkelyk ftuk berust ter Griffie der Heeren Staaten van Zeeland. co n. bondt Ilift. van de Unie van Utrecht, bl. o. en vc-Jgg.  [ex] Landfchap dachten niet op eenerleye wyze^ de byzondere Leden der Staats-en Stads-regeringen verfchilden aanmerkclyk in hunne raadflagerT en bedoelingen De Edelen en verfcheiden tlollandfche Steden werden haast in een btgrip gebragt» dat de gelegenheid tot het aangaan van een nader verbond niet behoorde verzuimd te worden, in 200 verre deszelfs punten nierftreden metdeGcntfche Bevrediginge; doch andere Steden, vooral Delft, waren van oordeel, dat men in deze zaak niets moest ondernemen , ten ware ook andere Gewesten vooraf van den Gentfchen Vrede afzagen , zonder het welke zy meer geraden keurden , zich aan dien Vrede te houuen, dan nieuwe verbintenisfen te maken (/) In Zeeland vondt het ftuk der Unie ook zyne bedenkingen, zoo by die van Goes en Tholen. welken ongezind waren daar in te treden, dan behoudens en onverminderd hunne fatisfactiën, als by die van Middelburg, waar men, in 't begin, eene andere Unie onnoodig vondt, naderhand befloot, dezelve aantenemen, zoo dra de Bondgenooten verklaarden, dat deze Stad, daar door, niet begrepen wierde benadeeld te worden in haare voorrechten, waar op men meende, dat door die van Vlislingen en Vere indragt gemaakt was, terwyl men, zelfs na het fluiten der Unie, niet driftig was, om dezelve in die hoofdftad goed te keuren en openlyk aftekondigen («). Bepalen wy de aandacht by de overige (t) Notulen van Holland, 29Aug. eni4 0ct. 1578. (te) wagenaar Vad. Hift. vndeel, bl. 263. Hiftorie der Satisfactie enz. door den Heere tam de stiegel, bl. 77, 246.  I cxi ] ge Gewesten, de Unie vondt in dezelve, min of meer, ook tegenftand en hinderpaalen. Want, om nu maar te fpreken van zulke Landfchappen, die noch tot de vereenigde Gewesten behooren, de meefte Gelderfche Steden, Amersfoort in het Sticht van Utrecht, de Stad Groningen, waren niet genegen, of weigerden rondelyk, in onderhandelingen op dit punt te treden. Die van Friesland, Overysfel en Drenthe werden, door verfcheiden omttandigheden, wederhouden, om zich diep in deze zaak intelaten. Niettegenltaande dit alles, wist de Graaf van Nasfau, door welberaden middelen en onvermoeide pogingen, het daar henen te bellieren, dat de Afgevaardigden van verfcheiden Gewesten, in Wintermaand 'sjaars 1578, naar Utrecht kwamen, over de hoofdpunten en voorwaarden der Unie, volgens hunnen last,raadpleegden, en eindelyk. , den zesden der genoemde maand, by voorraad tot een befluit kwamen. Men hadt, van tyd tot tyd, de ontwerpen der Unie befchaafd, vermeerderd, verbeterd, en, zoo veel mogelyk was, veranderd ten genoegen der Gewesten en Steden. Dit is bekend, vooral federt de geleerde en beroemde Burgemeeller van Goes, de Heer van de Spiegel (f), onlangs de ontwerpen van de Unie van Utrecht door den druk aan 'tlicht gebragt heeft; die daar by zyne belofte, reeds by eene vorige gelegenheid gedaan, vernieuwde, van Nederland te zullen verryken met eene Staatkundige Hillorie van dit Utrechtfche Verbond, eene belofte, wier vervulling, gaat het naar (t) Thans Secretaris der Edele Mogende Heeren Staaten van Zeeland.  [ cxn ] naar Uwen en myncn wensch, niet lang zal achterblyven. Met laatfte ontwerp, op den gemelden dag goedgekeurd, en, op het welbehagen der byzondere Landfchappen, vastgefteld, trekt allermeest onze aandacht, als geteekend door de Gemachtigden van Holland, Zeeland, Utrecht en Friesland. Dus begon men , in 't midden van den winter, de aangenaamfte vryheids-vruchten in Nederlands tuin te plukken. Welk genoegen voor een weldenkend en vaderlandlievend hart! dit ontwerp door zulke Mannen onderteekend te zien, die, ten grooten deele, federt den eerlten dageraad der Nederlandfche Vryheid , in 't jaar j565 opgegaan, zich openlyk lieten zien, en, na dien tyd, om lief of leed, niet afzagen van hun edelmoedig, welberaden en heldhaftig voornemen, om iNederlands heil met al hun vermogen te helpen bevorderen. Werden zy, door Alva en zvn Bloed- Raad, gehoond, gebannen, en in hunne bezittingen aangetast; hy kon, echter, de liefde tot hun Vaderland, de Vryheid en den zuiveren Godsdienst, uit hunne harten niet verbannen; en moeiten zy, toen, der woede ontwyken, om in haare bloedgierige klaauwen niet te vallen en het dierbaare leven te verliezen, zoo dra de tyden gunftiger waren en de wreedfte wreedheid de Nederlanden verlaten hadt, keerden zy weder herwaards, tot wezenlyk nut van ons Gemeenebest, gelyk in dit geval onwraakbaar bleek. Welk genoegen! de oorfpronglyke handteekeningen van zulke uitmuntende Mannen onder het oog te krygen , gelyk my ten opzichte van veele verdund is, of die alle volmaaktelyk afgeteekend en gedrukt te zien, 't gene aan elk van ons nu ge- beü-  r cxui*] feeuren mag, federt de kostbaare en overhecrlyke uitgave der Utrcchrfche Unie, op last van den Raad van Staate der Vereenigde Nederlanden, in het laatst verloopen jaar vervaardigd. Ik zag my een ruim veld geopend, wilde ik van allen, die dit ontwerp der Unie geteekend hebben, afzonderlyk (preken ; doch zulks is, hier, te minder noodig, om dat de meelten ons in 't vervolg noch nader zullen voorkomen , als die de Unie zelve met hunne handteekens goedgekeurd hebben. Vergunt my, dat ik nu alleenlyk van hun gewage, die de vergaderinge in wintermaand, maar niet in louwmaand van het volgende jaar, ter onderfchryvinge van het Utrechtfche Verbond by woonden. De edele Doetzelaar, wiens naarn zoo heerlyk pronkt in 'sLands gefchiedenisfen, kan aan niemand onbekend zyn: een man, die zyne vryheidliefde, door onderteekeninge van het roemwaardiglte Bondgenootfcbap, al vroeg betoonde; wien Alva's banvonnis weinig verfchrikte; die in de gewigtigtte zaaken van het Land gebruikt, en onder de geheimfle vertrouwelingen van den Prins gerekend werdt (y). Geen minderen roem behaalde de Stichtlche Edelman Johan van Renesfe, wien de wreedheid, aan zyn' vader gepleegd, en 't vonnis van ballingfchap. door Alva tegen hem geveld, niet konden aftrekken van zyne trouwe aan 't Vaderland, welks vryheid en voorrechten hy verdedigde, zoo lang hy leefde (w). Mogen wy hetzelfde niet, met alle reden, O) Hiftorie van 't Verbond der Edelen nStuk, bl. 243 — 245. O) Dit zal blyken uit bet In Stuk van dat werk; waar ook van Idzaeida zal gefproken worden.  [ cxiv 3 *èden, vermoeden van Bartholomeus van deh Waell (*/), hier uic de Ridderfchap van Utrechc afgevaardigd, fchoon zyne verdere pogingen ter bevorderinge van Nederlands heil lot onze ken■nisfe niet gekomen zyn. De naamen van Idzacrda en Sixma zyn aan niemand vreemd, die de Friefche Ililtoriefchryvcrs doorbladerd hecfr, uit welken, in 't byzonder, blykt, hoe veel zy, in hun Gewest, toebragten tot het doorzetten en aannemen der Utrechtfche Unie, tot welker verdere gefchiedenisfen ik wederkeere. Ruim cé:.e maand na deze onderteekeninge der ontworpene Unie, werdt de onderhandeling over dit (tuk dooiden Graave van Nasfau en de Afgevaardigden vk de Landfchappen hervat, en het ontwerp nader overwogen, naar aanieidinge van verfcheiden aanmerkingen , in de byzondere Landfchappen en Steden daar op gemaakt. De Iterklte verbeeldingskracht is noch veel te zwak, om zich levendig voorteftellen hetbelcid, de voorzichtigheid, Ihmdvastigbeid, gematigdheid, ernsthaftigheid en bclcheidcnbeid, welke, geduurende deze laatfte raadplegingen , in de byeenkomften der Afgevaardigden, in hunne harten, woorden en verrichtingen, plaats vonden, en die den weg baanden tot een fpoedig en cindelyk belluit. Het zal, echter, niemand vreemd voorkomen, die immermeer gewigtige raadplegingen bywoonde, dat, op dit pas, noch eenige veranderingen in het reeds geceekemie ontwerp, hier en daar, ten genoegen der byzondere Gewesten (*) Zyn naam wordt wel gemeld in alle afóruKËTi det ÏJnre, geteekemt-den 23 J*n. J579,- doch niet in den ia.:tlka druk, naar het oorfpronglyke ftuk vervaardigd.  gemaakt wierden, en dat alle Steden, naderhand** niet even wel te vreden waren. Trouwens, hoe Veel arbeids is 'er aan vast, Zelfs in eene reeds gevestigde Republyk, de zeven nu Vereenigde Landfchappen, ja! de Steden van cên Gewest, in zaaken van minder belang, ik laat liaan, van het Uiterlle gewigt, tot ecnftemmige befluiten te brengen ! Her zou niet mo'eilyk vallen, dit gezegde met voorbeelden te bevestigen ; doch 't is onnoodig. Getuige hier van zy alleenlyk de tegenwoordige tydïomflandigheid.' Och of alle vreeze voor noch veel Aerker vourbeclden ongegrond en ydel ware! Met omzichtige bedaardheid zal Graaf Jan getracht hebben, de meeste zwaarigheden uit den weg te ruimen, de verfchiller.debegrippen te vcreenigen, eri aan allen, zoo veel ccnigzins doenlyk was, genoegen te geven; met kiemmenden aandrang der bondigice redenen zal hy de Afgevaardigden aangezet en liefderyk gedwongen hebben, om, na zoo veele raadplegingen , het Utrcchtfche Verbond met alle hartclykhcü en eensgezindheid goed te keuren, ja maar ook zondereenig uitftcl, naardien de nood allen fpoed vorderde, 't Gebeurt niet zeiden, dit', wanneer het gevaar grooter is en meer naby komt, de allernuttigfte befluiten in weinige dagen, en als op ftaanden voet, met algemeene bevvilliginge genomen worden, die, anders, een' geruimen tyd en langwyligc beraadflagingen fchynen te vereisfehen. Dit hadt ook plaats in dien tyd: want 'er verliepen niet meer dan tien of twaalf dagen, van de aankomfte der Afgevaardigden tot op de plechtige fluitinge der Unie, welke door de meellen en voornaamften met de grootfle gewilligheid onderteekend werdt, ******** a doclj  [ CXVI ] doch door eenige weinigen uit vreeze der bedreJ^ gingen, aan hun gedaan, en onder eene heimelyke tegenbetuiginge, om dat zy de teekeninge der Unie niet langer onder eenige voorwendfels ver* fchuiven konden (#). Zoo kreeg dan, eindelyk, dit groote werk zyn beflag, en heden twee eeuwen geleden werdt het alom vermaarde Verbond van Vereeniginge gefloten engeteekend, binnen demuuren der Stad Utrecht, in 't groote Kapittelhuis ten Dom, in die zelfde plaatfe, waar nu de Gehoorzaalen der Hooge Schoole zyn, in welke over honderd jaaren het eerfle eeuwfeest der Unie door den Hoogleeraar van de Poll, met eene Latynfche redenvoerir.ge gevierd is, en ook het tweede eeuwfeest door den Hoogleeraar Bondam , eerlang, plechtig zal gevierd worden. Aanmcrkelyke plaats ! Hier werden , in vroegere dagen en op dien tyd, de Staatsvergaderingen gehouden (y); hier is de Unie geteekend; hier worden, federt meer dan 140 jaaren, de openbaare lesfen in Verfcheiden takken van Wetenfchappen door wydberoemdelVlannen gegeven. Vergunt my, by deze gelegenheid optemerken. hoe naauw de band zy, vooral in ons Vaderland, tusfchen Staatkunde, Unie , en Wetenfchappen. Wordt die band verbroken, ons Gemeenebest loopt gevaar, en dreigt nedertcftorten in een onhcrflelbaar bederf. Wat is alle Staatkunde zonder wysheid en wetenfchappen, wat anders, dandvvinglandye? De Unie is het leven der Nederlandfche Staatkunde, haar grondfteun, voedfel en fterkte. Waar (x) MATTHaeus de Fundat. EcckJ. lib.i.p 143. Ö)'k. cokdt H:ft, dur Unie, bJ. 21, 22.  [ CXVII ] Waar bloeijen de Wetenfchappen allermeest? in Landen, waar de Vryheid, de ziel der Uniey haaren zetel gevestigd heeft. En is het niet een voornaam deel en duel wit van waare Staatkunde, de Wetenfchappen met kracht voorteftaan en te bevorderen? liet laatlle heeft geen bewys noodig in de Vergaderinge, waar in ik thans het genoegen heb te fpreken; en de overige Hukken lyden, naar ik vertrouwe, by niemand eenige bedenkinge. Gelukkige Gehoorzaalen! waar in ik hartelyk wènfchc, en welk Nederlander zal zulks niet met my wenfehen? dat na een' afloop van honderd jaaren het derde eeuwfeest zal mogen gehouden worden ter vieringe van de Utrechtfche Unie, dat eerite meeflerfluk van menfehelyke wysheid en doorzichtige Staatkunde. Ik zegge niets te veel, v/anneer ik de Unie in dat licht befchouwe, en met dezen eernaam bekroone. De kortheid des tyds, myne bekrompene kundigheden, en vooral Uwe tegenwoordigheid, myne Heeren! verbieden my thans in alle byzonderheden te treden, en het Staatkundige beleid dezer Unie aantetoonen; ook is het veiliger te wachten op de Staatkundige Hiflorie van dezelve, waar op wy, gelyk reeds gezegd is, eene gegronde hope hebben. Ik zal my vergenoegen met het voorftellen van deze weinige aanmerkingen, wier uitbreidingeik gerustelyk aan Uwe eigen overdenkinge durve overlaten. — By alle groote veranderingen in het Staatsbeflier en de Kegeeringwyze is noodig, dat zich daar toe eene bekwaame gelegenheid opdoe, 't zy dat dezelve ongedwongen is, 't zy dat zy gezocht en door bedekte middelen is veroorzaakt. Wat de gefchiedenisfen van andere volken en van ons Vaderland ###**##* ^ ten  [ CXVIII ] ten dien opzichte aan de hand geven, zal ik nlce ophalen. Het gedrag van Don Jan van Ooftcnryk, te voren gemeld, fchynt de naalle aanleidinge gegeven te hebben tot het fluiten van dit Verbond, volgens deszelfs aanmcikclyke inleidinge. — Men wachtte zich zorgvuldigst, om niet aanftonds elk in het oog te doen loopcn, dat deze nadere verbintenis een' gevoeligen flag aan de Gentfche Bevrediginge, welke reeds aan 't wankelen was, zou toebrengen. — De Bondgenooten openbaarden wel, hoe zy dachten over de aanhangelingcn en voornaam (te werktuigen van den Konirg in deze Landen; doch lieten zyne Majefteit ongemoeid; waar van de reden uit het voorheen gezeg-ic gemaklyk is optemaken. — De hulp, weike de Nederlanders noch van het Keizenyk verwachteden; de naauwe betrekking van den Algemeenen Landvoogd op den Keizer, als die een broeder van Matthias was; het belang van fommige Landfchappen en Steden; de toeleg van Koning Filips, om den band tusfchen het Ryk en deze Nederlanden geheellyk te verbreken; en de treilende re ienvoering, door dengrooten Marnix van Aldegonde op den Ryksdag te Worms in het voorgaande jaar gehouden, in welke hy, 't gene hier vooral moet opgemerkt worden, de Nederlanden dcedt voorkomen als naauw met Duitschland verknocht, en een der leden van het Roomfche Ryk (z); alle deze dingen waren zoo veele gewigtige redenen, waarom de Bondger.ooten zoo uitdrukkelyk betuigden, dat zy zich, by het aangaan dezer Unie, in geen geval wilden onttrekken van of uit het Heilige Room* (?) bqe xii bock, bl. 27, 31,  [cxix ] Roomfche Ryk. — Wie de fchryver van die Verbondfehnre, en byzonderlyk van deszelfs inleidmge, geweest zy, is my onbekend; doch dit wete ik, en ziet elk met my, dat hy de waare belangen van ons Vaderland, naar de gelegenheid van dien tyd, op 'tnaauwkeurigite doorzag en inden grond verltond. Dit zal ons nader blyken, wanneer wy het oog wenden naar de voornaamite punten dezer Unie. — Eenige Nederlandlche Gewesten verbonden zich, om, ten eeuwigen dage, zoo vereenigd te blyven, als of zy maar ééne Provincie waren, zonder zich ergens door van één te laten fcheiden. Elk Landichap, iedere Stad zelfs, behieldt zyne byzondere voorrechten, vryheden, gewoonten, gerechtigheden; doch zy zouden malkanderen byftaan, metlyf, goed en bloed, tegen alle geweld, hun op 's Konings naam, of van zynen wege, aangedaan, om welke oorzaake het ook mogte zyn. Dit is de ziel der Unie; en zoo lang deze huisvest in 't gantfche lichaam der Vereenigde Nederlanden, blyft ons heil beflendig, ons leven, hoe zeer fomtyds aan 't kwynen gebragt, geduurzaam en onafgebroken. Men dacht derhalven toen, gelyk in onze dagen, wanneer zulks niet meer voor eenedoodwaardige misdaad gehouden wordt, dac elk der Vereenigcte Gewesren de Oppermacht aan zich behoude, en dat dezelve door een vrywillig verbond van vereeniginge aan niemand, wie hy zy, afgedaan worde. Daarenboven, het Staatkundig oog kon, op dien tyd, wel vooruitzien, dat een of ander Gewest,'buiten eigen fchuld, en door overmacht van vyandelyke wapenen, van het Bondgenootfchap zou losgerukt en voor een* tyd afgefcheiden worden. Gebeurde dit, wat ******** 4 moest  tcxx i moest liet gevolg zyn ? Dat zulke Gewesten voortaart van het Bondgenootfchap uitgefloten bleven? Neen maar, dat zy, zoo fpoedig mogelyk, n ar het recht der wederkeeringe, op nieuw daar mede vereenïgd wierden: gelyk wy weten, dat noch in de xvi eeuwe plaats gehad heeft omtrent Zutphen, Deventer en Groningen, en, byna honderd jaaren na het fluiten der Unie, omtrent Gelderland, Utrecht en Overysfel, welke, 't is waar, by deze gelegenheid, veel van haare oude rechten en vryheden moeiten verliezen, doch evenwel tot de Unie wederkeerden: welk voorrecht hetLandfchap Drenthe, onaangezien alle pogingen, vooral in 't jaar 1651 gedaan, tot heden toe blyft misfen. Jk achte het voor my onnoodig, langer by dit ituk Itil te Itaan, te meer, om dat de uitmuntende Bynkershoek, de roem van Themis zoonen en de eer der Zeeuwen, reeds hier over in het breede gehandeld heeft (rf), wiens voetfpoor anderen volgden. Laat ons liever den verderen inhoud van dit Verbond in een kort tafereel voordragen. Alles, wat eenigzins noodig en nuttig was tot vastltellinge van een welgeregeld Gemeenebest, alles wat men hier toe of te betrachten, of te vermyden hadt, werdt door deze Unie, op het naauwkeuriglte, doch naar de toenmalige tydsomitandigheden en het doelwit der Bondgenooten, bepaald. Hier toe behoorden de onderlinge verdediging tegen buitenlandsch geweld, 't gene minder kracht kan oefenen, als eensgezindheid binnen Lands de harten bezielt, en eendragt alle raad- 1 - jrnrs ifjjgi» fa) Qttaest. Jwïs PuUlci lib. I, cap. XVI. rerg. bohdt ©ver de Unie, tl. §1—104.  [ CXXI ] flagen en ondernemingen beftiert;— de verfterking der Steden, welke beter in een' tyd van ruste, dan wanneer de vyand voorde poorten is, gefchieden kan; — het heiten der gemcene middelen, zonder welke geen Land zou konnen beftaan, of tegen den aanval van vyanden beveiligd worden; — het maken van beiland, oorlog en vrede, terwyl men in een' tyd van vrede behoort bedacht te zyn op den oorlog, om niet overrompeld en weerloos bevonden te worden, in een' tyd van oorlog den vyand met kloekmoedigheid en wys beleid moer onder de oogen zien, om niet overwonnen of tot een' lafhartigen, fchandeiyken en nadeeligen vrede genoodzaakt te worden, en by het fluiten van een beltand zorgvuldigst dient in acht te nemen, dathet geen voedfelaan zorgeloosheid en werkeloosheid geve, of de vyand alleen 'er dit nut uit trekke, dat hy gelegenheid hebbe zyne krachten te verzamelen , en naderhand des te geduchter worde; —verder, het aangaan van verbonden met nabuurige Rykenen Voriten, die, fomtyds, ennoodzaakelyk en nuttig zyn, doch op andere tyden een Gemeenebest in veele moeilykhedenen langduurige oorlogen inwikkelen; — het aannemen van nieuwe Leden in dit Verbond, waar omtrent, vooral in dien tyd, de uiterlte bedachtzaamheid hoognoodig was, om door geen nieuwe Bondgenooten verfchalkt en ten ondergang gcbragt te worden; — de beitelling der muntzaaken, een gewigtig ftuk en van het grootlte aanbelang, allermeest ineen Land, welks bloei en grootheid van den Koophandel onaffcheidelyk zyn; — het ftuk van Godsdienst, die zuil van den Staat, weinige dagen later nader verklaard en zoo bepaald, dat de Hervormden in dezen veilig ******** 5 wa-  [ CXXII ] waren , de Roomschgezinden niet te vreezen hadden, en elk bevryd bieei van geloofsonderzoek en gewetensdwang, zynde het zeer aanmerkclyk, dae de opheldering van dit punt inden kostbaaren druk der Unie niet te lezen zy; — hier by kwam eene bepaling nopens de goederen en het onderhoud der Gecstelyken en Kloosterlingen, waar van de nadere verklaring, ook op den eerden van fprokkelmaand vastgedcld, in die oorfpronglyke uitgave noch voorhanden is; — de heiliging der gefchiüen tusfchen de verbonden Provinciën , of binnen dezelve, gerezen; punten, waar over meermaals twisten ontllaan zyn, doch over welker recht verdand, gelyk wy allen hartelyk wenfehen, na dezen nooit meer getwist worde; — de handhaving van recht en gerechtigheid, welke de vastheid van een Land is; — het achterlaten van zulke lasten in eene der verbonden Provinciën, die tot last en nadeel van eene andere zyn zouden; — de vergadering der Staaten van de Vereenigde Gewesten, om, met gemeen beleid, te raadplegen over 's Lands algemeene belangen; — cindelyk, het uitleggen, veranderen of vermeerderen' van de punten der Unie, waar toe byzondere tydsomdandigheden, naderhand, aanleidinge zouden konnen geven, en zelfs de gezamenlyice Bondgenooten verplichten. — Welkeen ruim veld van overdenkingen, in een kort bellek! Wat al zaaken, in weinige woorden! Elk, die ooit de Unie van Utrecht gelezen heeft, zal my dit gerecdelyk toellemmen. Moe meer wy dit Verbond, in zyn geheel befchouwd, met aandacht r.aargaan , en ons daar by te binnen brengen de kommervolle omflandigheden van dien verwarden tyd, zullen wy deze Unie ook te  [ CXXIII } te meer bewonderen als een pronkfluk van uitnemende wysheid en doordringende Staatkunde Gy allen, dit Vertrouwe ik gerustelyk, terwyl hec tcgengeftelde bynaonmogelyk is, Gy allen, myne Heeren! zyt hier van genoegzaam overreed; en 't gene ik heb aengeitipt , is overvloediglyk bewezen door de Heeren van Bynkcrshoek , de Beaufort, Bondt en l'aulm, of zal, eerlang, door den Hecre van de Spiegel in een heldercr 'licht gefield worden. — Sommige punten van dit Bundfchrift, ik erkcnne het, konden op den duur geen Heek houden; moeiten of van zelfs vervallen , of buiten kracht gefield worden; en zyn min beftaanbaar mec de Regeringsforme, welke, fedcre, in ons Gemeenebest heeft ftand gegrepen. Dan, wie, die onbevooroordeeld en met bedaardheid het ftuk dieper inziet; die geen vreemdeling is in de lotgevallen der beste Ryken of Gemeenebesten, byzonderlyk van ons Vaderland; die weet, hoenaauv/ beperkt het menfchelyk vernuft zy, en het fcherpfte oog van de fchranderfte flervelmgen te kort fchiete , om al het mogelyke te voorzien; die daarteboven bedenkt, dat de Bondgenooten in dien tyd zich durfden noch konden voorftellen, een Gemeenebest teftichten, hoedanig Nederland, door 's heeren albefticrendc wysheid, tegen hunne verwachtinge en boven alle menfehelyke uirzichten, federt, geworden is; wie, zegge ik, die dit alles gadeflaat, zal zoo vermetel zyn, om te befluiten, dat de nakomelingfchap onze voorvaders in beleid en Staatkunde overtreffen, of hun een' beteren weg zou hebben konnen aanwyzen, in het aangaan en fluiten der Unie van Utrecht? Het is niet noodig, dat ik van die dingen, in de«  [CXXIV] deze plaatfe en voor zulke Hoorders, breeder fpreke; en het is buiten myn bellek, dieper te treden in het gefchiedkundige, in zoo verre zulks betrekkinge heeft tot de Landen en Steden, welke zich by de Bondgenooten gevoegd hebben, of tot de gefchillen, die, van tyd tot tyd, over den zin en het oogmerk van eenige punten gerezen zyn, of tot de plechtige raadplegingen, daar over gehouden, byzonderlyk in 'tmidden der voorgaande en 't begin dezer loopende eeuwe, of tot de gevolgen, welke de Unie van Utrecht gehad heeft, zoo ten aanzien van de nu Vereenigde Gewesten, als ten opzichte van andere Landen en Volken, of cindelyk, 'cgene ik eerst hadbehooren te noemen, tot de plechtige afkondigingc, die, den negenëntwintigllen van louwmaand, met zoo veele teekenen van vreugde binnen Utrecht gefchiedde. Dan, by één Huk moeten wy noch een weinig tyds llilitaan, de ondertcckeningc van deze Unie, heden over twee eeuwen, gelyk wy reeds gehoord hebben, gefchied. Dit vordert de plechtigheid van dezen dag; dit eischt de dankbaare nagedachtenis, welke wy, met al het Volk van Nederland, aan die overtreffelyke Mannen verfchuldigd zyn; en dit, denkc ik, myne Heeren ! verwacht Gy ook in dit uur. Trouwens, fprak ik te voren van de voornaamflc Onderteekenaars van 't ontwerp der Unie, hoe veel te meer past het zulken te vermelden, die de Unie zelve eigenhandig onderfchreven hebben. Was 'er iemand beter gefchikt, om dit Verbond allereerst met zyne onderteekeninge te bekrachtigen, dan die doorluchtige Graaf Jan van Nasfau, aan wien de Vryheid en Godsdienst, ons geheel Gemeenebest en Gelderland  [cxxv ] ïand in 'c by zonder, de duurde verplichtinge hadden i gelyk te vorenis te kennen gegeven, en wien een onzer Gefchiedfchryveren (£), niet zonder gewigtige redenen, befehryft als een wys, kloek, vroom en verdandig Heer. Zyn naam, 't is waar, worde alleen gevonden in de beste uitgave der Unie\ 'c blykt, echter, van elders, dat noch vier Edelen, wegens Gelderland, dezelve onderteekenden, vier Edelen, gefproten uit de hoogaanzienlyke gedachten van Tellich, Pieck, Liere, en Bentinck, waar uit zoo veele uitmuntende mannen, by de eerde opkomfte van dit Gemeenebest, en naderhand, voortgekomen zyn, die aan het Vaderland wezenlyke dienden gedaan en hunnen naam der onderfelykheid toegewyd hebben. Vergunt my, ten hunnen opzichte , deze écne aanmerkinge te maken, dat, gelyk het Verbond derVereeniginge,nu, door hen geteekendis, zy ook zei ven, of hunne Stamgenooten en naade bloedverwanten, deel hadden aan het vermaarde Verbond en de Sraeekfchriften der Edelen ter verkryginge van vryheid in \ Burgerlyke en Godsdienllige. Zulk een voorbeeld zy ter navolginge van hunne noch bloeiende nakomelingfohap, welke wyslyk roeme op zulke voorouders! Uit Holland, ontmoeten wy hier den edelen van Poelgeest, te meermalen in 's Lands zaaken gebruikt, en die zyne vryheidliefde, gelyk de gemelde Gelderfche Edelen, reeds eenige jaaren vroeger hadt doen blyken; — den beroemden Paulus Buys, 's Lands Advokaat, door zyne binnenlandfche verrichtingen , bukenlandfche gezantfehappen, en ondankbaare mishandelingen ten tyde van Leycester, over- (b) VAK M2TEKEH XXVIII DOSll, b!. 514.  [ cxxvi 3 Dvervloediglyk bekend; en Reinier Cant» een* der Regeerdcreu van Amderdam, doch van wiens byzondere bedryven minder tot onze kennisfe gebragt is. JNu komen wy toe de Zeeuwfche Afgevaardigden , die vier in getal waren, en thans vooral onze aandacht naar zich trekken; mannen van naam en vcrdienilen, aan welken geen Zeeuw, tot op dezen dag, denken kan zonder eerbied en dankbaarheid. De eerlte, Willem Roels, behartigde met allen yver, in die zorgelyke dagen, de belangen der ftad Middelburg, welke hy als Penlionaris diende, den tyd van omtrent achtien jaaren (O, wanneer ChridoiielRoels, vermoedelyk, zyn bloedverwant, Raadpensionaris van Zeeland was. Zou hy, indien hy een geboren Zeeuw geweest ware, eene plaats in het Staatkundig Zeeland verdiend hebben, wy zien met blydfchap, dat zyn zoon en kleinzoon in het Geletterd Zeeland (<^) met. lof vermeld worden. — Nikolaas Blancx, de tweede Zeeuwfche onderteckenaar der" Unie, was in de Stads-regeringe te Gocs, en nu wegens dezelve Gekommittecrde Raad van Zeeland, die, uit aanmerkinge zyncr kundigheden , in veele gewigtige zaaken gebruikt werdt, zoo hier, als in andere Nederlandlche Gewesten. Hier door verworf hy geen mindere achting, dan zyn vader, die ons befchreven wordt als Dykgraaf der breede Wateringe, een man van aanzien onder de Landziaten, en afdammende uit het oud ndel\k huis van Jcrfike (e). — Meer bekend en beroemd 33 (O i577 - 1595- (rf) r. de la rue Gel. 7.eeland, bl. 147, 148. \e) vam de spieoel Hift. der Satisfactie enz. bj. 232.  [ CXXVïï J h Pieter de Rycke, een man van aanzienlyke geboorte, uitdekcnde bekwaamheden, wys beleid, voorbeeldigen wandel; een vriend van Vryheid en Godsdienst; de vertrouweling van den Vader des Vaderlands, die veel. gebruik van hem maakte, eerst, te Gent, federt, in deze Stad, waar hy het Jïailhufchap bekleedde, en, ten nutte van gantfch Zeeland, hem aandelde, na veele andere gewi'nigc posten bekleed te hebben, tot Piaatsbekleeder van den Eerden Edele dezer Provincie. Met welken lof hy zich in alle zyne amptsbedicningcn gekweten hebbe, hoe groot zyne verdienden aan Land en Kerke geweest zyn, verbiedt de tyd thans onderfcheidenlyk opt.malen, en het is aan allen van elders bekend (f). De gedachtenis van dien M m bly ve onder ons, en by zyne nakomelingfchap, waar onder de Prefidcnt van dit Genootfchap, de Heer Winckelman, zich rekenen mag, in behendige zegeninge! — De laatde, doch gcenzins de mmfle, die, wegens Zeeland, de Unie onderichreel, was Kaspar van Vosberghen, aanzienlyk door geboorte, eerampten, en verrichtingen, een -man, m wien Godsdienstigheid, heldhaftigheid Staatkundig beleid, verkleefdheid aan zyn Vaderland liefde tot de vryheid, en genegenheid voor den inns, zich op het naauwst vereenigden. Zyne daaden bevestigden de waarheid van zyn ze4en aan Mondragon, dat hy door eed aan den Prins en de Staaten, door 't gewisfe aan den gezuiverden Godsdienst, verknocht was (g). - Ik zoude, indien ik (/) w TE water Historie der Hervormde Kerke te 2Rkc 2ï1'2?;1'/; 'S cMvezande Gedachtenis van het Synode te Wefël, bl. 131 -134. (g) de la sti! Staatkundig Zeeland, bl. 103-107.  [ CXXVIIÏ ] tk zulks by U, myne Heeren! noodig oordeelde, verfchoomnge vragen, dat ik my met de Zeeuwfche Afgevaardigden wat langer bezig heb gehouden: doch ik wil my lit ver omrent de overigen bekorten, en naar het einde myner redenvoeringe fpoeden. Een tiental Heeren onderfchreef de Unie, wegens die van't Sticht van Uti echt, en een of twee Afgevaardigden in naam der Ommelanden: van welken fommigen, reeds jaaren lang, voorVryheiden Godsdienst gcyverd hadden ; anderen inlateren tyd met hun gedrag bewezen , dat zy, zoo wel met hun hart, als met hunne hand, deze Unie geteekend hadden ; terwylniemand van hun, die op dezendrieëntwintiglten van Louwmaand het Bondfchrift eigenhandig onderfchreven, naberouw deswegens betoonde, of, zoo veel my bewust is, zich naderhand tegen deszelfs inhoud opzettelyk aankantte. Vergunt my, doorluchtige Mannen, roemwaardige onderteckenaars der Unie van Uitrecht, vergunt my, dat ik, met diepen eerbied en waare hoogachtinge voor Uwen onflerfclyken naam en gezegende gedachtcnisfe doortrokken, in Uwe plechtige vergaderinge verfdyne, en U, in naam van alle myne Land-en tyigenooten, toeroepc: Hebt dank voor 't goede aan Nederland bewezen! hebt dank voor alle liefdezorge ten nutte van dit Gemeenebest, van Viyheid cn Godsdienst ! 't Kan u nooit berouwen , den zwaarlïcn last getorst te hebben. Uwe nakomelingen en ftamgenooten, die, na twee eeuwen, ons dierbaar Vaderland noch blyven verfieren,, ja! al het volk van Nederland, genieten tot op heden de aangenaame vruchten van Uwen arbeid, die niet ydel was. Gy waart de grootfte Mannen van  [ C X X I X ] van" Uwen leeftyd; in twee volgende eeuwen konden weinigen U evenaren, ik laat Ihun, overtref-; fen; en noch blyft Gy de bewondering der beste vernuften en fchranderlie Staatkundigen van onzen tyd. Werden Uwe naumen waardig geoordeeld, om in 't koper gegraveerd te worden; zy zrullen noch veel dieper en geduurzaamer in 't geheugen en hart van onze Vaderlanders gegraveerd blyven, en met den mceflen roem vermeld worden, zoo lang Nederland, Godsdienst, Vryheid en Dankbaarheid zullen aanwezig zyn. — Dan,ztl misfehien iemand niet eenige verwonderinge vragen, ontmoet men, in dit luilterryke gezelfchap der Bondgenooten, Prins Willem vuii Oranje niet ? Lem , die goed c-n bloed voor deze Republyk durfde wagen? Waren de onderhindelingen over zoo een ftewigtlg Huk buyen hem begonnen en voongeZet V nam hy geen kennisli? van 't fluiten dezer Unief of wefdr, die Vorst door menfehenvreeze en eigen belang weerhouden-, om de vergaderinge van dien d.;g bytewonen, en daar de Unie te onderteekenen? Niets van dit alles hadt plaats, fLhoon het waar is, dat die Vorst zich, pp dit pas, niet te Utrecht bevonde. Zyne gewoone vooizichtigheid, onbefchryfelyke wvsheid en ö'aaxliündig doorzicht geboden hem , de onderteekeninge der Unie noch eenige wekpn te verfchuiyen. Wie bemerkt echter nier, dat de geest; van Oranje de öondgcnöpten bezielde , en in hunne vergaderinge , op oene on;;ichtbaare wyze, tegenwoordig wjs? — My dunkt, ik zie de blydfchap op 't aangezicht der Bondgetiooten verfprcid ; ik hoorc hen van vreugde in de handen klappen; malkanderen geluk wenfehen; tot getrouwheid , fiandvastigheid en eensgezinde ge-  [ exxx ] voelens verbinden, na dat zy met eigen handen het Utrechtfche Verbond geteekend hadden; my dunkt, ik hoore hen by deze plechtige gelegenheid betuigen: de heere, Neérlands god, zy groot gemaakt! Zyn naam worde geprezen, nu, en door alle eeuwen ! Zoo Haat derhal ven, na tweehonderd jaaren, het gebouw van 't Neêrlandfche Gemeenebest noch vast op den grondflag der Utrechtfche Unie! Zoo mogen wy, op dezen dag, gedenken, hoe Nederland, door wonderen van 's heeren macht en wysheid gegrondvest, ook door wonderen vatt Zyne goedheid, tot heden, bevestigd zy en Maande gehouden ! Gelukkige Vereenigde Nederlanden ! Gy zyt uit kleine beginfelen, tegen verwachtinge en boven alle menfehelyke vooruitzichten, tot een aanzienlyk Gemeenebest verheven; Gy deedt, na een' tachtigjaarigen oorlog,Uwen machtigen vyand voor U bukken, hy werdt Uw vriend, en Gy een vry en onafhangelyk volk; Gy waart, op cénen tyd, de fchrik van Engeland en Frankryk; Gy hebt dc machtigde volken totUweBondgenooten gekregen; Gy hebt, fomtyds, de wet van vrede en oorlog aan anderen helpen Hellen; Gy hebt Uwen Koophandel in alle weereld-deelen uitgebreid, en Uw gebied geplant tot in de verfte Landen! Uw heil blyve beftendig, en worde noch grooter! Dan, zal dit gefchiedën, zoo moet, vooreerst, de Unie wel bewaard vitoden. Eendracht maakt macht; doch verdeeldheid} is dc eerde trap tot ondergang. Wy worden haast verbroken , wanneer wy tegen malkandéren aarriröoten. Op NeêrlandS volk pasfe nooit: men heeft hun hart verdeeld, nu zullen zy verwoest worden!  [CXXXI] den! Ten anderen, de Vryheid blyve hoog geFchat, die Vryheid, welke alle losbandigheid haat; De Godsdienst:, ten derden, de waareGodsdienst, behoude onder ons die achtinge en betrachting? , welke hy overwaardig is. Eindelyk, wy moeten den Vrede op den rechten prys Hellen en, zoo veel mogelyk, trachten te bev/aren, op dat de Koophandel, de zenuw van den Staat, niet verwoest worde, liet oorlogsvuur, dat reeds ontbrand is, nadere tot onze grenzen niet! god geve, dat wy noch veele jaaren de altaaren met dit opfchrifc: de heere is vrede , onder ons opgericht zien; of Hy fchenke , indien het oorlog ons aanvalt, feetdennioed, gelyk in vroegere da,e;en! De heeue onze god zy met ons, gelyk Hy geweest is met:onze Vaderen! Hy verlate ons niet! Hy begeve ons niet! Hy Helle dit Vereenigd Gemeenebest tot eenen lof op aarde! . Jfishvw J ifri3WY,d »naijjud U toov brtcy^ fl9§ti Op deze wyze herdacht het Genootfchap de Unie van Utrecht, juist op denzelfden dag > waar op 9 twee eeuwen vroeger , dat gewigtige Verbond door de Afgevaardigden der byzondere Landfchappen eerst geteekend is; terwyl anderen plechtige gedachtenisfè daar van in ons Vaderland vierden 't zy den volgenden dag. 't zy 2 ^en  £ cxxxix ] den negenëntwintigften van louw* maand 3 op welken over tweehonderd jaaren de Unie, onderveeIe blyken van vreugde l te Utrecht plechtiglyk werdt afgekondigd. Mag dit Verbond 3 twee eeuwen laater, noch in kracht zyn . mag deszelfs teekening en afkondiging o ;k dan met blyde dankërkentenisfe gevierd worden \ gelyk de vuurige wensch van alle braave Nederlanders is 3 dan zal dit Gemeenebest boven veele andere zich over zyne duurzame behendigheid konnen beroemen^ en 5s heeren lof met blyde klanken verheffen. In het bericht, voor 't vu deel geplaatst 3 beloofde men , dat 3 bchalvcn de antwoorden over de voorgeflelde vraage , in dit deel ook de verhandelingen en waarnemingen van verfcheiden Heeren zouden gevonden wórden; doch litvoerigheid der prys-verhan- deUn-  £ CXXXIII J delingen heeft zulks belet, en het Genootfchap doen befluiten, om de uitgave van die Hukken te verfchuiven tot het IX deel, 'tgene bykans afgedrukt is, en korten tyd na dit deel zal in 't licht komen. Hier vindt men, derhalven, alleenlyk drie Antwoorden op de vraag over de verbeteringe der Schooien, door de Heeren Krom^ van der Palm en van oors-t gefchreven: waar by gevoegd zyn eenige aanmerkingen , ten grootften deele ontleend uit de overige toegezonden Antwoorden, doch die door het Genootfchap niet bekroond waren 3 en een aanhangfel van den Heere G.J.Nahuys, wiens vroegtydigen dood het Zeeuwfche Genootfchap, de Hooge School van Leiden en de geheele Kerk in Nederland, om gewigtige redenen, zeer betreurt, en noch lang na dezen betreuren zal. Die Heer,  [ cxxxiv ] nevens anderen verzocht tot de beoordeelinge van alle de ingekomene Antwoorden, gaf een zeer uitvoerig fchriftelyk bericht over dezelven, en hadt de goedheid, om deze gedrukte aanmerkingen a uit meer andere ontleend, op het verzoek van 't Genootfchap, aan het algemeen medetedeelen , en by de verzamelinge der ftukken, de verbeteringe der Schooien betreffende, te laten drukken. Hier by zyn, in dit deel, noch gevoegd de waarnemingen der Hee^ ren Mechain en Fokker over de oppofitie van Saturnus in 't jaar MjpccLxxvin, en over de Comeeten in de jaaren mdcclxxix en mdcclxxx. Het belang van zoo veelen in ons Vaderland, wien het of aan gezindheid of aan geldmiddelen hapert, van zich in 't bezit van alle de deelen der Verhandelingen van deze Maatfchappye te  [ cxxxv ] {tellen, deedt het Gcnoorlèhap beüuitcn, om de Hukken over de. verbeteringe der Schooien ookafzonderlyk uittegevcn, en ze door dezen weg voor elk verkrygelyker te maken, ten einde het bedoelde oogmerk des te beter te bereiken, 'tgene geen ander is, dan de vermeerdering der algemeene kundigheden en de belchaving van 'tvolk van Nederland. Wordt dit heilzaam doelwit, zoo niet volkomen, ten minften gedeeltelyk, bereikt, dan zal de arbeid der Schiyveren niet vruchteloos zyn, en het Ge^ nootlchap aangeboord worden a om met allen ernst in zyne pogingen voorttevaren, en niets onbe* proefd te laten, wateenigzinsdie-» nen kan, zoo tot eer van god, als tot nut van het menschdom in 'tgemeen, doch byzonderlyk vaa Neèrlands volk en Zeelands in** *** 4 woq-  [ CXXXVI] wooners; op welken 's heereN zegen raste tot in het laatfte nageflacht! flis/ingen, den zevenden van louwmaand 'sjaars MDCCLXXXII. jona willem te water» SECRETARIS.  L Y S T fó'X* H HDjfloJ QQ VERHANDELINGEN het Achtfie Deel. ^Antwoord over de verbeteringe der Schooien', 'door u. j. krom, Hooglecraar in de Kerkelijke Gefchiedenisfen en Predikant te Middelburg. .... Bladz. i Antwoord over hetzelfde; door k. yjrfjj der ' palm, Franscb en Nederduitsch Kost- fchoolbouder te Delfshaven. . . . 22^ Antivoord over hetzelfde; door d. c. van voorst, Predikant te Catzand. . . 317 Verzameling van eenige Aanmerkingen, . uit de overige toegezonden antivoorden ontleend. .' . . " . . . . gpj Aanbangfel , .behelzende eenige uittrekfèls ' uit de beoordseling der Verhandelingen over de prysvVaag nopens de verbetering der Schooien; door fa. j. n.vhuys , in zyn leven Hoogleeraar in dé H. Godgeleerdheid , en Kerkelyke Gefchiedenisfen te Leiden. . ' . . ; . . . 455 Oppojttie van Saturnus, waargenomen den 1 Mey 1778 te Parys, en vergeleken met de tafels; dooru. mechain, Aftronome du Depot de la Marine, te Parys: uit het Franscb vertaald door Mr. p. boddaert, Med. Doét., Oud-Raad der Stad Vlisfingcn 503 Beginzelen der Comeet van 't jaar 1779, zynde de 64A wier loopkring berekend is; door j. p. fokker , A. L.M. & Philofophiae Doctor te Middelburg. . . 513 Waarneeming van de Comeet 'sjaars 1780/ (ioor 2-1. mechain 531 PRUK.  DRUKFEILEN. In het vu. Deeh BI 1S5, en volg. ftaat doorzwïlung lees doorzwilgihö ■— 243, reg. 6. ftoin — Homp. <— 249, 1— *7' Y'i0 Gal — Pio-Gal. -?S:'^.t:-:.v*Ut.''-»toto 16, »7 J In het viil. Deeh pi. 33. reg. 17/'ftaat der vobrdeels des voordeels 40. — 2. — vaceerden — vaceerde -- 45.»<'a- 4, *JL 'i>*#e» (f ~ -Vm Alphen - - 64. — 14. SBeifteJirea a :if*t • - 135- ■—■ 4- ~ iiot. lurettes '—■ lunittes - - 142. !—' 16. - - Ephjtneris —» Epltemeris .. jgj. — io. — Not. pender ■— pendct »; J64. jar i5« ■•— eenigzins —- eenigjyk - - 173. — 7. i— tó^nt O H viviinte -- 212. — 5. — Jurisprudentae — Jurisprudentiat _ 6. _ leg«nefy^a*\^lfmfa'„ 2g. labantoi - /«ia^j .- 214. -| 18. — amrt .,W,~,J--J» .. 315. — 3. — fojrh —■ Tiisrus . - 217. — r=;. — DcjeniYa — Dejanba — 27. —- Laodamica — Laodamia . - 221. — 4. — Aphtonius — Aphthmüus — 7. — ReUorts — ReÜors - - 226. —• 9. — Syrachuks ■— Sirachides -- 2ï8. — 12. — finit — finit -■ 333- ~ '»2-— Not. diepden- — diepdenkendfte kenfte NB. De twee Plaaten moeten geplaatst worden achter den Tafel, behorende tot Bladzyde 530.  ANTWOORDEN OP DE V R A A G, OPGEGEEVEN VOOR HET JAAR MDCCLXXX, f i. gnlwJadwv aniiajadia» — ,n ïr OVER DE V E RBETERINGE DER SCHOOLEN: j iviLUt^uwY — sainaMf^n-uiy ■, , 9 DOHA' yiET ZBEUrrsCTït GENOOTSCHAP DES. WETENSCHAPPEN BEKROOND, IN DES' ZELFS ALGEMEENE VERGADERINCE, Ü£N 9. AUGUSTUS IjtO.   ANTWOORD OP DE VRAAGE: Welke verbeteringe hebben de gemeene of opgnbaare, vooral de Nederduilfche Schoo? kn, ter meerdere befchavinge onzer Natie, nog wel noodig ? hoe zou die op de voordeeligfte wyze kunnen ingevoerd, en, op eert beftendigen voet, onderhouden n'orden'i DOOR H. J. KRO M. ITs 'er eene zaak, welke zorg en oplet? tendheid verdient, het is de opvoeding der Jeugd, ten einde men dezelve niet al? leen by tyds rechte begrippen van God, en Godsdienst, inboezeme; maar ook in alïe rangen en Handen, op eenen bekwamen tyd, voor de Maatfchappye nuttig maake. Billyk is derhalven djt ftuk, al voor lang, het voorwerp der aandagt van groote Mannen geweest: en treffclyk zyn fommigf?  2 VERBETERING Verhandelingen, welke zedert eenigen tyd over dit gcwigtig onderwerp zyn in 'c licht gekomen. Dan, zal men in 't opvoeden der Jeugd naar wensen flagen, de regeling der Schooien moet vooral niet vergeeten worden. De Ouders, welke de naaftc betrekkinge hebben op hunne kinderen, vinden zich doorgaans genoodzaakt, ( V zy wegens eigene onbekwaamheid in fommige byzonderheden, welker kennis tot eene gefchikte opvoeding vereischt wordt; 'tzy wegens veelvuldige andere bezigheden, in derzelver onderfcheiden Hand en betrekkingen ,) om een voornaam gedeelte van de opvoedinge, inzonderheid het onderwys hunner kinderen, aan anderen over te dragen; van welker kunde, deugdzaamheid , en bekwaamheid in het geven van een geregeld onderwys, in dit ftuk, onder 's Hemels zegen, zeer veel afhangt. Het is dérhalven niet evenveel, wie daartoe worde uitgekozen, en op welk eene manier dit onderwys worde ingericht. Dit ondertusfehen mag ik voor eene uitgemaakte zaak houden, dat dc Sc/ieolen ten  DER SCHOOLEN. 3 ten nutte van de Jeugd veel vooruit hebben , boven het huisfelyk onderwys: al was hier niets , dan eene betaameJyke tia-yver en het gewend worden aan eene gezellige verkcering, en nuttige zamenleving, gepaard met het ongevoelig verkrygen van zekere mensch - kimde, zouden deze dingen alleen de opcnbaare Schooien, boven de priyaate of huisfelyke opvoeding, verkieslyk maaken. Dan, hoe dit ook zy, daar zoo veele kinders voornamelyk, en de meeften geheel , worden overgelaaten aan het onderwys in de gemeene of openbaare Schooien , behoort deze zaak, de regeling der Schooien, eene der voornaamfte plaatzen te beflaan, in 't geen ten nutte der Jeu^d en Jongelingfchap , en dus ten beste0 der Maatfchappye, gefchreven en daadlyk ondernomen wordt. Schooien immers zyn de plaatzcn, gefchikt om de jeugd te vormen tot nuttige en welgefteideleden der Maatfchappye, elk van dezelve in zynen byzonderen ftand. Schoon nu dc Schooien hier en daar in ons Vaderland op eenen redelyk goeden voet zyn; kan men echter niet ontkennen, dat dezelve, inzonderheid de NeA 2 der-  4 VERBETERING derduitfche over 't algemeen, nog wel eenige, ja in fommige opzichten aanmerkelyke, verbeteringen noodig hebben, zullen zy ftrekken tot meerdere belchaving van onze natie. Ik fta geredelyk toe, dac zy, aan welken het onderwys in de Schooien wordt toevertrouwd, altoos menfchen zyn en blyven, dat is onvolmaakte en zondige fchepfels, en dus , zoo min als de jeugd, welker onderwys en opvoeding (immers gedecltelyk,) hun wordt aanbevolen , bevryd van alle grondbeginfels der zsdelyke verdorvenheid, die in dit leven, ook zelfs by den besten, niet geheel overwonnen of uitgeroeid worden, en dat men derhalven geene yoljlrekte volkomenheid van hen, of iemand van dezelve, te wagten heeft in hunne zedelyke gefteldheid, zoo weinig als eene allezinfche volmaaktheid in derzelver kunstvermogens en bekwaamheden. Doch het is niet te min zeer wenfchelyk de vereischte hoedanigheden in hen, die de jeugd recht zullen onderwyzen, en alle inrichtingen daar toe dienende, zoo Ver gebragt te zien, als de menfchelyke onvolmaaktheid toelaat. En wie, die 'er immer behoorlyk acht op floeg, werd niet ontwaar, dat, over het algemeen, de inrichting van ons fchoolwezen alomme niet zodanig is, als men in eene eeuw, waar in  DER SCHOOLEN. < in de gelegenheid tot het bekomen, en vermeerderen, van kundigheden zich zoo overvloedig voordoet, wel zoude wenfchen ? Billyk mag men dit veronderftellen; 't geen ik vertrouw dat zoo aanftonds in verfcheidene byzonderheden nader blyken zak Zeer tydig en gepast is dan de Vraag van het Zeeuwsen Genootfchap der Wetenfchappen : Welke verbeter'wge hebben de gemeene of openbaare, vooral de Neder duitfche Schooien enz- Welke Vraag ook my aanleiding gaf, om, hoe zeer ook bezet met andere bezigheden, myne gedagten over dit onderwerp te laatcn gaan, en eenige aanmerkingen , of dezelve het Genootfchap mogten aangenaam, en het algemeen van eenïgen dienst, zyn, op 't papier te brengen. De vraag is tweeledig. Eerst begeert men te weten de verbetering, welke de gemeene of openbaare SchooA 3 lm,  6 VERBETERING len, vooral de Nederduitfche, nog wel noodig hebben? Het tweede lid raakt de wyze , op welke zulk eene verbeteringe op de voordeeligfle wyze konde ingevoerd, en op een bejlendigin yoet onderhouden worden ? Beide deze Hukken zal ik, eerft met opzicht tot de Nederduitfche Schooien, onderzoeken, welker verbetering de opgegcvene vraag voornamelyk betreft. En dan vervolgens ook over de noodige verbeteringe der I'ranfche en Latynfcho Schooien in ons Vaderland kortelyk eenige aanmerkingen mededeelen. Volgens welke fchikking zich deze Verhandeling best in twee Hoofdflukken zal laaten verdeelen. HOOFD-  DER SCHOOLEN. * HOOFDSTUK L J. i. Zal 'smenfchen hart wel gevormd worden, 't verftand moet, zoo veel mogelyk, met eene waare en grondige kennis van God, en den Godsdienst, worden verfierd. Dc onkunde, de fchroomelyke onwetendheid in Goddelyke zaaken, mag te recht als de voornaame oorzaak van het diep verval en toenemend verderf onder de Christenen gehouden worden. Kennis en overtuiging (twee Hukken, waar uit, volgens de aanmerking van den grooten Mosheim (ji), eene rechtichaapen wetenfehap beftaat,)van den Godsdienst, behooren de gemoederen ingeplant, en op eene redelyke en geregelde wyze aangekweekt te worden: zalmen bewaard blyven voor het fchadelyk en fteeds toenemend ongeloof, en 't verzaaken der plichten van den geheiligden Godsdienst. Hoogst noodig is 't, dat daarop vooral worde acht gegeven in Kinderen, in Jon- ge- O) Zedenleer der H. S. I. D. 2de ft. p. 5o4. A 4  § VERBETERING gelingen en jonge Dochrers, welker tedere harten voor de meeile indrukzels vatbaar zyn. Zal iemand ook in Zynen Hand tot nut en fieraad zyn in de Maatfchappye, 't is iioodig, dat hy van jongs af, door 't aanleeren van noodige en nuttige kunsten en wetenfchappen, daar toe worde opgeleid, dat Zyn verftand befchaafd, en tevens zyne zeden verbeterd worden. Dit zyn derhalven zaaken, welke hun, aan wien het onderwys der Jeugd in de Schooiert toevertrouwd is, grootelyksmoeten ter harte gaan; waar toe zyde noodige bekwaamheid moeten bezitten, en waar op zy zich met allen ernst behooren toe te leggen. Buiten twyfFel dient 'er eenlg onderfcheid gemaakt te Worden tusfchen de Schooien ten platten lande, en die, welke rneii heeft in de Steden, vooral in de voorfraame Steden, kunnende fommige kleine Steden of Smallleden in dit opzicht met de Dorpen irt denzelfden rang gefield, en de Schoölen aldaar onder de Schooien van het platte land begreepen, worden. Waar»  eer schoolen. 9 Waarom ik met eenig onderfcheid vaa dezelve zal handelen. Beide hebben (myns oordeels) nog wei eenige verbetering noodig. S 3- Heeft: iemand gelegenheid gehad de Schooien ten platten lande, in verfchei. dene gedeelten van deRepublicq, te zien, en dezelve met eenige oplettendheid war'! genomen, ras zal hy hebben kunnen bemerken , dat verre de meeften niet zeer gefchikt waren, om te voldoen aan de einden, waar toe dezelve moeiten dienen namelyk ter befchavinge van het verftand' ter verryking van hetzelve met Godsdienstige, en andere noodige, kundigheden, en ter verbeteringe der zecden: ten einde namelyk zulken, die aldaar onderwvs genieten, met 'er tyd ftrekken tot fieraad"hunner Christelyke belydenis, en ook in hunnen ftand der Maatfchappye morren nuttig zyn. Laat ik kortelyk eenige voorname gebrrken van onze Schooien ten platten lande, en ook in de Steden aanwyzen; en, zo ik mv met bedrieg, zal elk, die dezelve overweegt, gereedelyk moeten tceftaan, dat A 5 de-  IO VERBETERING dezelve , althans in die byzonderheden, wei degelyk verbetering noodig hebben. § 4. Om nu niet te zeggen, dat op veele, cn waarfchynelyk dc meefte, dorpen llegts eenige weinige maanden van het jaar worde School gehouden; dat in fommige buurten , of gehugten, byna in 't geheel geene gelegenheid is voor de ouders, om de kinders ter School te zenden (V), gelyk in- (>) Verfcheiden' buurten namclyk, of gehugten, zyn verre verwyderd van het dorp, waar onder dezelve póliticq of kerkelyk behooren , dit maakt het Schoolgaan bczwaai-lyk; tc meer, om dat doorgaans alleen in de Wintermaanden wordt fchoolgehouden, wanneer de wegen op fommige tyden en plaatzen genoegzaam geheel onbruikbaar zyn; hoe is het te vergen, dat de Ouders hunne tedere wigtcn van 5, 6, 7 a 8 jaaren, door regen, hagel, lheeuw, ftormwinden, langs moriige of zwaar befneeuwde wegen, een half uur, drie quartier uurs, ja fommige byna een uur verre ter School zenden? — Men duldt dikwyls in zulke buurten gcenc andere Onderwyzers. Doet zich, gelyk wel gebeurd is, iemand op, die eenige bekwaamheid heeft, om tot eene mnatige bezolding, de jeugd geduurende den Winter, of zelfs langer tot genoegen det Ouderen in 't lezen, fchryven, zingen, enz. te onderwyzen , door tusfehenkomst der klagten van den Schoolmccfter van 't dorp, wordt het geven van Onderwys, voor cenig loon , zulken perfoon verboden, al vinden dc Ouders in zyn onderwys veel genoegen, cu door het zelve grooter vorderingen by hunne kinde- rca  DER SCHOOL F, N. II inzonderheid hier en daar op de Veluwe en ook elders plaats heeft ^ nog ook, dat ai vry algemeen de plaatzen of vertrekken, waar in School gehouden wordt, daartoe niet zeer gefchikt zyn, waarom ordentelyke lieden, welke de gezondheid hunner kinderen ter harte gaat, niet zonder alle reden, zwarigheid maaken om dezelve daar te laaten onderwyzen j'zynde dezelve doorgaans, of zeer togtig, of wegens de laagheid der verdieping, kleinheid van het Schoolvertrek, en het aantal van Schoolkinderen , zeer benaauwd: op welke gebrekkige gefteldheid der Schoolvertrekken over 't algemeen geen acht genoeg gefln- gen ren , dan door d.it van den gewoonen Schoolmeeflcr: in welk Verbod, wegens de geringe inkonilten van den Dorps - fchoolmcelïer, die tot het seven van onderwys ilaar ter plaatze alleen is aangèfleld, ook eenige billykheid fchynt gelegen te zyn. Ondertusfchcn kafl niemand loochenen, dat hier in eenige hardigheid is voor zulke ongelukkige buurten, d:iarmen fumtydsde aartigite, de levcndiglte kinders, bv welke de ichrauderheid de oogen uitkykt, niet zonder aandoening van een gevoelig en menschlievend hart, ziet opwasfen, als hct redenlooze vee, wordende flegts zonder eenige befchaavinge van den Geest tot den 'iichamclyken arbeid gefchikt, zoo dra de ledematen zulks maar toelaten, lin zulks alleen by gebrek van bckwaame gelegenheid tot liet bekomen van behoorlyk onderwys. En wie zal zeggen, hoe veele groote geelïen , by gebrek van gelegenheid tot ontwikkeling der vermogens', wel op het land fmooren!  12 VERBETERING gen wordt; waar uit echter mogelyk meer ziekten en onheilen fpruiten, dan men wel denkt, en doorgaans wordt waargenomen.} Om van de gemelde dingen, zegge ik, thans niet uitvoerig te gewaagen ; zal ik my liever terftond tot de Schoolmeeiters, en dc wyze waar op het Schoolhouden is ingericht, bepaalen. § 5- Het kan niet ontkend worden, dat veele Schoolmeefters, vooral ten platten lande , niet zeer gefchikt zyn tot hunnen post, waar toe meer vereische wordt, dan men zich doorgaans verbeeldt; want, behalven de noodige kundigheden, waar van zoo aanftonds nader moet gefproken worden, behooren eene goede maate van gezond verftand, om de Jeugd te leiden, van geduld, zagtmoedigheid, deftigheid, gepaard met vriendelykheid, om de liefde, en het vertrouwen der leerlingen te winnen, en eene geduurige oplettendheid op hunne onderfcheidene geaartheid, en van de beste manier , om hen op eene ongedwongen wyze tot hunnen plicht te houden , en aan dezelve nuttig te zyn, zich in zulk eenen perfoon te vereenigen. § 6.  DER SCHOOLEN. 13 § 6. Dan, om my nu voornamelyk by d© vereischte kundigheden van /pellen, lezen, Jihryyen, cyferen en zingen, te bepalen: dac veelen daar in niet genoegzaam ervaren zyn, om goede Schoolmeeiters te wezen, blykt, zonder dat ik iemand perloneel bel doele, of zoeke te benadeelen, by de ondervinding: trouwens, dit is al eene oude klagte, welke de Edel Mog. Heeren Raaden van State reeds noodzaakte, by hun Ed. Mog. Reglement, om gevolgd te worden in het aanitellen van Voorlezers, Kosters en bchoolmeejters ten platten lande, in het diftricl: van de Generaliteit den 20 Tuly 1709. die bepaaling te voegen § 5. „ dat „ dewyl onder de Voorlezers, Kosters en „ Schoolmeesters, bevorens aangefteld, „ eenige zouden mogen wezen, welke niet „ allefins hadden de vereischte bekwaamheid „ om hunne ambten conform dat Regle„ ment waar te nemen, aan dezelve ver„ gund wordt hun levenlang, hunne amb„ ten te laaten bedienen ten hunnen kosr> ten, door gequalificeerde Subftituuten: „ mids exhibérende aan hun Ed. Mo<* at„ teftatien, van de refpeclive Ciasfen^ on~ 3, der dewelke de plaatzen of dorpen, aU 9, waar zy Voorlezers en Kosters zyn, ge. H h0Q Hebben anderen, 't zy drin in de Steden of ten platten Lande , al voor zich zeiven eenige meerdere kundigheden eri bekwaamheid, hoe veelen echter van dezulken vindt men niet, die niet genoegzaam in ftaat zyn, om de Jeugd behoorlyk te Onderwyzen ! hoe gebrekkig is by Veelen de manier op'welke men dikwyls leert lezen' en van buiten opzeggen! Eu hoe wenfehe- Vlll, DEEt. B iyÜt  l8 VERBETERING lyk ware het, dat ook dit gebrek in de Steden by Schoolmeefiers en Sclioolv rouwen (by welke men gcwoonlyk de kinders in hunne vroeglte jeugd, by voorbeeld van het 4 of 5de tot het 7de of 8,1e jaar ter fchool beitelt,) niet te veel plaats had! Zy fchynen te gelooven, dat, zoohaast men de letters kent, de lettergrepen en gchcele woorden agtervolgends uitfprcekt, 't geen men lezen noemt, zulks dan genoeg is; gelyk ook in 't van buiten opzeggen, dat het al zeer wel is, wanneer dit volgends 'tgeheugen, en zonder haperen gclchiedt, al is 't dat men niets begrypt van 'tgeen men opzegt, en zelfs deze en geene woorden uitlaat, van weke fomtyds de geheele zin afhangt, waar door alles wat men hoort niets anders gelykt, dan loutere brabbeltaal, nemende ook de moeite niet om die jonge knaapen te Berispen of te verbeteren, zoo zy valfche toonen hebben, of in zekere tecmingevallen; iets, 't welk zeer eigen is in 't opzeggen aan veele fehoolieren. Een gebrek, dat veelen altoos byblyft, en dat zelfs fommige Proponenten, ja hun, die aireede Leerraars zyn, in 't voortbrengen hunner Predikatiën, nog aankleeft: en 'twelk, vo.1gens de aanmerking van den Heer P. Ro- ques?  DER SCHOÖLEN. 19 Qties Qa), is afteleiden uit den invloed ; welken de kwaade aanwcnzels by het opzeggen van de lesfen in hunne jeugd op hen gemaakt hebben. S 10. ris 'er iets dat den post van Schoolwee/Ier Voor hem zeiven lastig maakt, en by de jeugd de vordering, op eene aanmerkelyke wyze, verhindert, het is dat verward gebrom en geraas, dat men in de rncefte Ichoolen vindt ^ door het famen pïaaten, het overluid leeren en rabbelen van de lesfen, enz. Zoo dat iemand op eenen vry goeden afftand op de ftraac, zoo de fchool in een dei-, voorvertrekken van het huis gehouden wordt, dezelve reeds van verre gewaar wordt: — eene zeer kwaade gewoonte ! eene zeer gebrekkige manier van fchoolhouden ! welke oorzaak is dat de kinderen, Vooral zy, die nog niet fchryVen, gëduurende eenen geheeleri voor- of1 namiddag niets van eenig belang leeren kunnen, dan alleen in dien korten tyd* dat de leerling, om zyne les of yraagen op v te (<0 In zyn Werk, genaamd de Ëuangetifche Leeraar p. 225. van de Nederduitfche Uitgaave", tef Leyden 1744. B 2  20 VERBETERING te zeggen, aan den lesfenaar van den Meelter ftaat, die nog werks genoeg heeft, van wegen het algemeen gerammel en geraas, zynen kleinen fchooher wel te verftaan, en naar behooren zyn feilen aan te wyzen en te verbeteren. — En hoe gefchiedt veeltyds het Zworen en opzeggen van de lesfen by hen die /pellen of lezen? — de Meelter praat zynen leerling? van letter tot letter, van lettergreep, tot lettergreep, voor, en dat weeken en maanden achter eikanderen ; fommige lezen dus , met dit behulp van den Meelter, in den Catechismus of de Euangeliën, daar zy nog nauwlyks in ftaat zyn , om de letters van eene lettergreep, of de lettergreepen van een woord wel zamen te voegen, en behoorlyk uittefpreken ; waardoor het niet te verwonderen is, dat kinderen, die reeds verfcheidene maanden hebben fchool gegaan , dikwyls na dien tyd niet veel geöeffender zyn , dan wanneer zy eerst ter fchool gezonden werden. — Hoe veel beter ware het, eene behoorlyke ftilte geduurende den tyd tot het leeren gefchikt, in de Ichool te doen in acht neemen; de kinderen daar aan te gewennen, — allen zoo veel mogelyk te gelyk bezig te houden , op zulke of diergelyke wyze, als ik zoo ftraks melden zal, als ik aan de verbete-  DER S C H Q O L E N. 2i beteringc zal gekomen zyn: en op eene geregelde wyzê van langzamer hand in 't onderwyzen der kinderen in 'c fpellen, lezen, enz. voort te gaan! $ ii. By dit alles komt nog een ander gebrek, dat men, helaas! al te algemeen in veele Schooien aantreft, ik bedoele de onverftandigé, en veelzins al te geflrenge tugcoffeninge: waar van de reden op fommige tyden veel meer in de korfelige gcaartheid of in eene knorrige bui van den Mee* fter, dan wel in eenigwezenlyk wanbedryf van de Schoolieren te zoeken is; want daar, by voorbeeld, de man gisteren vry goedaartig entoegeeflyk was, is dat blaadje zedert gisteren aanmerkelyk omgekeerd.; 'tminde abuis, dc geringfte misflag wordt onbedenkelyk hoog genomen, de knorïifheid en verdrietelykheid ziet hem geduurig de oogen uit: op zulke tyden Vagtc hier zich elk voor fchade; want is de man in zulk eene ongeflelde luim, op de minne aanleiding viert hy zyne oploopendheid den teugel, en of 't verdiend is, of niet verdiend , hy ftaat 'er onder , gelyk het fpreekwoord zegt, als malle Jan onder de boenders. B 3 En  22 VERBETERING En gaat het op andere Schooien zoo erg niet toe, bezitten fommige Meefters hunne driften beter, hoe ongelyk echter en zonder het minfte beleid, zonder eenige evenredigheid met de vermeende of gepleegde misdaad, worden de ftralbeffcning'en toegedeeld; (waar in eenige veel milder zyn, dan in eenigen lof of andere belooningen,) om quanswyze zich doorzuHÉ een geftrengheid ontzag te verwerven, of het zelve te bewaren; daar het meer eene flaafagtige vrees is, dan eenbetaamh'kontzag, meer eene heimelyke afkecrigheid, dan liefde, welke de kinderen bezielt omtrent hunnen Meelter, en hun eene gedwongene gehoorzaamheid afperst. Eene geftrengheid, eene ftrafoeffening zeg ik, dikwyls huiten alle evenredigheid mep Je misdaad. Grovere wanbedryven zal men fomtyds over het hoofd zien of met eene ligte beitraffinge overftappen; en integendeel, aan loutere beuzelingen of kleine misflagen zich ten ltrengiten laten gelegen leggen. Een inktvlek , by ongeluk uit de pen op de tafel of 't papier gevallen, een verkeerde letter of woord by vergisfmg in 't fchrift gefield , eene enkele aartigheid, die  der schoolen. 23 die meer geeftigheid dan kwaadaartigheid aanduidt, en zoortgelyke kleinigheden , welke ten hoogden eene kleine berisping, en vriendelyke onderrichtinge verdienden, zullen fomtyds in toorn en woedende drift geftraft worden, als ware 'er de grootfte godloosheid bedreven; niet minder byna, dan de zedelyke misdaad van zulk eenen, die zich aan opzettelyk bedrog en leugentaal, aan kleine dieveryen, of, hoe zeer ook gewaarfchouwd, aan een fchandelyk vloeken , en ontheiligen van Gods gedugten naam of zoortgelyke zonden , heeft lchuldig gemaakt. Een handelwys voorwaar, welke de fchoolicren eene ivonderlyke zedekunde moet inboezemen: en de gemelde dingen ten naastenby in den zelfden rang van zedelyk kwaad doen Hellen! Een grillige geftrengheid van zulke Meefters , welke de kinders voor hen fteeds^benaauwd maakt; en byna zoo bang voor 't fchoolgaan als voor den dood doet worden. Niets is hun aangenaamer, dan daar van bevryd te worden ; daar integendeel het zelve met lust en genoegen diende te geB 4 - fchie-  $4 VERBETERING fchipden, en het onderwys in de fchoo-. len, waar van veele kinderen, uit de natuur meest al eeniglyk tot het fpel geneigd, buiten zulk eene onredelyke geftrengheid, afkeerig genoeg zyn, zoo aangenaam als mogelyk is, diendp gemaakt teVorden. En nimmer behoorden 'er kastydingen plaats te hebben in drift of toorn: nimmer dan in eenige evenredigheid met de gepleegde misdaad, en na voorgaande overreding , dat dezelve wel verdiend waren, en alleen uit zugt en liefde tot het welzyn van de kinderen , met een klaareu weerzin van den Meelter gefchieden. § 12, By 't geen gezegd is van de manier van onderwys, en tugioejjenwg in verfcheidene fchoolen kan men, myns oordecis, nog eenige andere wczenlyke gebreken voegen , -- dat van eenige dingen geen werk gemaakt wordt, welker kunde echter voor elk van 't grootfte belang moet gerekend worden, dafr men 'er zich niet genoeg op toe legt, om van jongs af aan, het oordeel der kinderen, en oudere fchoolieren te fcherpen. — rHet van buiten leeren begaat meestal in memorie-werk, zonder oorr deel-  DER SCHOOLEN. 25 jacl of begrip, — en dat fomtyds van dingen , die weinig of geene nuttigheid in zich hebben (4), — dat veele kinders niet naarllig genoeg aan 't fchool gaan gehouden worden, en de fchool dikwyls verhaten , eer zy eenige bekwaamheid heb? ben, waardoor de vrugt van al het fchool gaan in dezulken genoegzaam geheel verlooren gaat, het geen althans met opzicht tot fommigen ligtelyk was voortekomen, — en eindelyk, dat 'er, vooral ten platten Lande, en ook in fommige Steden nauwlyks eenige gefchikte aanmoediging is, tot> verwekking van eene betameiyke ambitie of nayyer, om elkander in 't leeren, in \fchryven, te overtreffen; en in 't maaken van geduurige vorderingen voorbv te ilreeyen. 5 13. Zoo heb ik dan eenige grovere gebreken der fchoolen aangewezen, welke, helaas i vry algemeen plaats grypen. De zul- O) Hier overwordtook.metbetrekkingtotDuitscbI.ind , geklaagd door den geleerden Moshcim. Zie P Mlller uittrekzel uit deszelfs zedenleer der H. S. in S°. p. 75- Toe Schoohneefters bieden zich meest „ de omrefchiktfte lieden aan. — Hunne gantlcheon,, derncbtlng is grootendeels een onvrugtbaare weor- den kramery". • . B 5  20 VERBETERING zulken onder de Schoolmecfters, die bekwaam zyn, en den hun toevertrouwden post zonder de gemelde gebreken zoeken waar te nemen, raken myne berispingen niet; zy behoeven zich dezelve dan ook niet aan te trekken ; en zyn in hunnen post te meer achting waardig : terwyl ik vertrouw dat dezulken my gereedclyk zullen toeftemmen, dat de genoemde gebreken over 't algemeen maar al te zeer waarachtig zyn. Andere verbeteringen, welke de Nederduitfche Schooien noodig hebben, zullen ons van zelfs onder 't oog komen: wanneer wy aanwyzen, waar in dezelve behoorden plaats te hebben , wat 'ernamelyk in de Schooien al behoorde geleerd te worden, en hoe dat onderwys moest zyn ingericht. Waartoe ik nu overgaa: — zullende eerst voorflellen hoe , myns oordeels , de Schooien ter meerdere befchaaying onzer natie behoorden te zyn ingericht. — En dan onderzoeken welke de gefchiktjle middelen zyn, om zulk. eene inrichtinge op de voordeeliglte wyze in te voeren, en op eenen beftendigen voet te onderhouden. § 14- Wat de inrichting betreft» Gaar*  DER SCHOOLEN. 2J Gaarne fta ik toe: men kan hier fraaije plans opgeven, aangename fchilderyen ophangen. Maar zullen dezelve aannemeJyk zyn, men moet zorge draagen , dat de uitvoerlykheid, volgens de gelteldheid van ons gemeenebest, daar aan niet ontbreke : — 't geen men tot verbeteringe voorftelt, moet kunnen gefchieden; immers, indien men handen wil aan 'twerk liaan, 't geen ik derhalven in 't overige van deze verhandeling , zoo veel mogelyk, zal zoeken in 't oog te houden. i 15. Het is een zaak, die van zelfs fpreekt, dat men niemand, dan die bekwaam is, tot geven van behoorlyk onderwys , in die dingen, welke tot zyne taak zullen bchooren, en tevens ftichtelyk is, in zyn gedrag en wandel, tot het fchoolhouden moet aanliellen of toelaaten. En 't is grootelyks te beklagen , dat in fommige plaatzen iemand, die niet de minlte gefchiktheid tot dien post heeft; wanneer het met zyn voorig beroep niet meer lukken wil, of hem het werken met de handen begint te verveelen , Schoolmeeftec worden kan. En,  28 VERBETERING En, gelyk het niet te verfchoonen is, wanneer men perfoonen tot het H. Dienstwerk onbekwaam, uit een kwalyk gcplaatfle barmhartigheid, tot Proponenten of Predikanten toelaat, en daaraan het wclzyn van gehecle gemeenten waagt, zoo berispelyk is ook die verkeerde barmhartigheid , wanneer men Schoolmeeiters , die de noodige gefchiktheid niet hebben, daar ter plaatze, alwaar zy aan een behoorlyk onderzoek of examen onderworpen zyn, in hunnen dienst ltelt: (al is 'tdan met een' ernflige recommandatie, om zich, namelyk , verder te oeffenen en in ftaat te ftellen, welke juist niet altyd even zeer wordt nagekomen, en daar het ook, by gebrek van de noodige vatbaarheid , in fommigen wel te voorzien is, dat zy waarfchynelyk nimmer tot hunnen post zullen bekwaam worden:) en zulks met oogmerk, om één perfoon of huisgezin dienst te doen, zonder regt te bedenken dat men daar aan het meeite voordeel der Jeugd, het voornaame welzyn van zulk eene geheele plaats opoffert. — Niemand moest Schoolmeefter of Schoolmeefteres worden, dan die genoegzaame proeven van deszelfs gefchiktheid daartoe gegeeven hadde. % 16.  DER SCÖOOLEN. 29 § 16. Zy, welke by gedaan onderzoek, van bekwaame, en daartoe gequalificeerde, perfoonen beproefd bevonden, en voorts als Schoolmeeiters of Schoolmeelteresfen zyn aangefteld, 'moeten in dezen hunnen post in zekere eer en achting gehouden worden, opdat edelmoedige lieden uit den deftigen burgerltand zich over dezen post nimmer fchaamen. De geringe bezoldtng, de minachting by fommigen, fchoon kwalyk denkenden, voor dezen post, zyn de voornaame oorzaaken, dat dezelve niet fterk gezogt wordt van braave en ordentelyke lieden, die 'er anderzins de juilte gefchiktheid toe hebben zouden: naar waarheid leest men by j. p. miller volledig uittrekzel uit de zedenleer der H. S, van j. l. mosheim. p. 75. Tot Schoolmecfters bieden zich meest „ de ongqfchiktfte luiden aan wyl deze „ mannen veragt , en kwalyk beloond „ worden". Een beroep wordt meer of min gevolgd „ beoeffend,en volmaakt, naar dat het voordeel en aanzien geeft, waarvan echter het tweede het meest werkt op edele harten. — Te  go VÉRÈETERINÖ Te recht wordt op dit ftuk gezegd in 't voorbericht voor het Magafyn aer Kin der at van Juffr. Ie Prince de Beatimont (ö). Waaraan moet men den opgang van „ den Koophandel in Engeland toefchry* „ ven? aan de vernietiging van het voor„ oordeel, dat den Koophandel doet hou„ den voor een beroep des adeldoms on„ waardig. Een getrouw en naarltig Koop5, man kan hier alles verwachten enz." En in der daad, zoo iemand uit liefde van zyn beroep, aanfpraak heeft op de achting van braave en weldenkende lieden; 't is zulk een perfoon, die de noodige vereischten heeft, ( welke waarlyk al verfcheidene zyn, gelyk zoo aanftonds blyken zal,) om een geregeld onderwys, tot eene goede opvoeding, zoonoodzaakelyk, aan de tedere Jeugd te geven; die eerbied heeft voor zynen pügt, en zich met alle mogelyke oplettendheid en getrouwheid van denzelven poogt te kwyten, in de gewigtige zaak, weUe hy op zich heeft genomen ; en waar aan zoo veel zorg en moeite vast is; voorwaar zulk een mag billyk zeker aanzien en achting, met de voorrechten daar uit fpruitende, by alle welden- O) P. stf. van de Nederd. Fertaaling.  DER SCHOOLEN. 31 denkende onder zyne medemenfchen verWagten • dewelke, wanneer men hem die, nevens eene behoorlyke bezolding, toedraagt, hem natuurlyker wyze te fterker zal aanzetten, om op eene waardige wyze, en uit edelmoedige beginzels, aan zynen pligt te voldoen. En moet men 't niet voor dwaasheid rekenen, althans, zal het geen fchadelyke gevolgen hebben, wanneer men dit beroep niet in behoorlyke achting houdt, 'twelk, wel waargenomen, Kerkenstaat, zoo veel voordeels aanbrengt! en eenige fchynbaare minachting te toonen voor zulken , die de Ouders zoo aanmerkelyk verligten, in den gewigtigen last der opvoeding, waar toe immers de Ouders de naafte betrekking hebben ? — en aan welke wy het beste van den Staat, ik meen de jeugd en jongelingfchap, en het dierbaarfle dat wy, of onze medemenfchen, op de Waereld hebben; onze ingewanden, onze kinderen, wat derzelver onderwys en befchaaving betreft, gerustelyk toevertrouwen. Men werpe my niet tegen, dat by 't vermeerderen van het aanzien, en daar uic fpruitende voorrechten, de hoogmoed en trots-.  3* VERBETERING trotsheid van zulke perfooncn niet zorj verminderen, en dat zulk iets, juist voedzei geven zou, op de meefte Dorpen aan de zoo zeer bekende pedantery van die half Eerwaardens: want behaiven, dat dit vcrwyt van pedantery , fchoon ten aanzien van veelen maar al te gegrond, echter op allen niet toepasfelyk is, vooral niet op fommige braaye-en kundige Mannen,welke naar hun vermogen en met droefheid over hun eigen gebrek, hunnen pligt zoeken te betragten; zoo verbeelde ik my vastelyk, dat, was 'er meer aanziens gehegc aan dit beroep; dagt men in 't algemeen,ook onder fatzoenlyke lieden, daar anders over, zulken, die nu dien post fchuwen, zich de moeite getroosten zouden, welke daar aan vast is * en dat verfcheidene lieden uit den deftigen burgerfland, en van' eene goede opvoeding, welke een waare zugt hadden, om in hunnen ftand het Vaderland van wezenlyk nut te zyn, (van welke men natuurlyker wyze, die laffe en walgelyke pedantery niet behoefde te verwagten,) de talenten zouden oeffenen en aankweeken, welke zy tot de opvoeding en beichaaving van de Jeugd hebben. En wat zou toch den Zoon van eenen deftigen burger, of eene braave burgerdoel*--  der schoolen. 33 dochter, met zulk een lust bezield, beletten , om zich daar toe bekwaam te maken? — en wat zou een wel opgevoed jongman weerhouden, om dat beroep, ook zelfs, althans vooreerst, op een Dorp te aanvaarden ? zoo men zich maar van het denkbeeld der verachting of minachting by lieden van eenig fatfoen, naar den uitterlyken fchyn, aan dit beroep verknogt, ontdoen konde ? Hoe wcnfchelyk zoude het zyn, wanneer zy, die dezen gcwigtigen last op zich nemen, zich lteeds uit edelmoedigeb'cginzels in dat werk bezig hielden, meer met dat heerfchend oogmerk, om waarlyk nuttig te zyn, aan Kerk en Vaderland, dan enkel om der voordeels wil! En, fchoon het ten hoogftcn billyk is dat dezulken voor hun zwaar en moeijelyk werk, eene behoorlyke, en zoo veel mogelyk, ruime bezolding genieten, dient den zodanigen, welke tot dezen post gefchikt en opgeleid worden, al vroeg te worden ingefcherpt; 't geen zy zich ook (leeds moeten voor den geest brengen; dat het bevorderen van den welftand der Maatfchappy hun voornaam doeleinde zyn moet; waar in edelmoedige zielen. Hagen v 111. d e ë l, C zy  34 VERBETERING zy daar in gelukkiglyk, hunne grootltc be* loning Hellen. § 17. Wat de plaats betreft, waar in de School gehouden wordt; deze diende gefchikt te zyn: zoo dat 'er wegens tocht, of benaauwdheid in volle Schooien, en de beflotene vunze en verderffelyke lugt, geen gevaar is voor de gezondheid, zoo by den Meelter, als by de Schoolieren. Die vertrekken behooren, fehoon niet tochtig, echter luchtig en ruim te zyn: vooral niet te laag van verdieping, zoo veel eenigzins moogclyk bevryd van den rook , opdat 'er des winters , naar de grootheid of kleinheid van het School, een maatig vuur kan gehouden worden, 't welk niet flegts van wegen de koude in den winter noodzaakelyk is, maar ook een goeden doortocht geeft,' een zaak, in fommige Schooien, met allerlei lugt en dampen vervuld, zeer noodzaakelyk. — Inzonderheid behoort'er zorg gedragen te worden, dat zonder aanmerkelyke benadceling, door te veel tocht, of te fchielyk ingelatene wind of koude (want eene te fchiclyke verandering is doorgaans zeer nadeelig,) verfche lugt kan worden binnen  DER SCHOOLEN. 35 r.en gelaaten, zoo dikwyls men die noodig heeft. Best is 't aan de bovenfte zyde der venfiers of raamen , in zulke vertrekken, eenige kleinere of grootere opening tc maaken, naar de grootheid der benaauwdheid in de School, of de hoeveelheid van verfche lugt welke men begeert. — Daar toe zoude ik vooral aanpryzen, by den aanboüw van nieuwe Schooien, daar dezelve in 't vervolg mogten noodig zyn* of by de verbeteringe van de oude, raamen , van welke men het bovenfte gedeelte, wanneer, en zoo veel, men wilde, naar beneden kon laaten zakken, waar door men deze voordeden heeft, — eensdeels dat de verfche lugt zonder iemand te benadeelen, van boven het fchoolvertrek indringt, 't welk anderzins, by 't opfchuiven van een raam naar boven, het openzetten van een deur of venfter, zulke kinders, die in den tocht zitten grootelyks kan benadeelen: — anderdeels dat aan de fchadclykfte dampen, de verderffelykfte deeltjes in de lugt, welke, gelyk de bevinding in meer dan een geval geleerd heeft, doorgaans naar boven klimmen, en zich in het bovenfte gedeelte van een befloten vertrek meest ophouden, C 2 door  36 VERBETERING door het nederlaaten van het raam, ds ecrftc gelegenheid om uit te gaan gegeven wordt; — kunnende daarenboven zulk een raam, zoo lang men wil, en men het noodig oordeelt, met meerder of minder opening, blyven neërgelaaten, zonder eenigen hinder of nadeel aan iemand toe te brengen. In Kost -fehoolen behoort men daarenboven een goede, en ruime opene plaats te hebben, alwaar zich de Schoolieren, in de uuren van uitfpanninge, in 't byzyn der Ondermeelters, of anderzins onder 't oog van den Msnjieur, zonder benadeeling, of liever, zoo veel moogelyk, ter meerdere bevorderinge der gezondheid, by goed en droog weer, met onfchuldige dirertisfementen, by voorbeeld, palletten, kegelen enz. kunnen bezig houden. § 18. Gelyk de plaats behoort gefchikt te zyn, zoo moet ook de tyd om fchool te houden, dagelyks niet te kort of te lang geltcld worden, en eenigzins geëvenredigd naar 't getal der discipelen, en naar 't geen in de onderfcheidene Schooien te leeren is: den gewoonen tyd, op de vier voor-  DER SCHOOLEN. 37 voornaame fchooldagen, Maandag, Dingsdag, Donderdag en Vrydag, kan men Hellen voor den middag van 9 toe 12 uuren; na den middag van half 2 tot half 5 uuren; — en in het midden van den winter, als de dagen op het kortlte zyn, tot 4 uuren. Op Woensdag namiddag, naar myn plan gefchikt tot ander dan het dagelykfche fchoolwerk, by voorbeeld, het [pellen van eenige opgegevene woorden uit het hoofd enz., kan de School een half uur of één uur vroeger uitgaan, en dewyl de boog niet altyd even zeer kan gefpannen zyn, en ook de Meelter tyd tot eenige wandeling, bezoek van goede vrinden, of bezorging van zyne eigene zaaken noodig heeft, kan men , volgens 't geene thans meest overal, en in alle fchoolen, gebruikelyk is , des Saturdags middags van den fchooltyd uitzonderen , en de Schooljeugd vacantie geven. Maar wat den tyd van 't jaar betreft, geduurende welken men zal fchool houden , deze dient zoo lang gefteld te worden, als maar ccnigzins mogelyk is: op de kleinfte en geringfte plaatzcn zelfs moet 'er fchool gehouden worden geduurende den gcheelen winter, ten minlten van het midden van October tot het beC 3 gin  38 VERBETERING gin of midden van April des volgenden jaars; op groote Dorpen, en in de Steden, dat fpreekt van zelfs, ja overal, waar zulks maar eenigzins gcfchieden kan, het gehele jaar door: — Hier op behoort men acht te geven op plaatzen, waar, wegens de traagheid der Schoolmeeiters, of meerder lust tot andere bezigheden, het gezet fchoolhoudën te zeer verwaarloosd wordt. — De School-Reglementen, welke 'er reeds zyn, brengen dit mede: by het yifiteren der Kerken, waar zulks in de Republicq plaats vindt, behoorde hier op overal behoorlyk onderzoek gedaan te worden: althans, in het Fi/itatii-Reglement, 't welk is opgefteld by de C. Synodus van Delft 1721. gerevideerd, gelimiteerd door de Synode van Leyden en Gouda 1722. 1723. en eindelyk gearreJleerd in de C. Synode van Rotterdam 1724. en van Breda 1730. te vinden in het Kerkelyk Handboekje bl. 454 en volgende, vindt men onder de vragen aangaande de Schoolmeefters te doen, ook deze , zynde de 6^ : o f zy het geheele jaar tot onder.wys der Jeugd fchool houden, daar het moogelyk & — Deze vraag moet ook gedaan worden, by 'tyifiteren der Kerken, in Gelderland, volgens de ordrc van vifitatie, te vinden agtcr de Synod. Ordonnantiën en Rejc-  DER SCHOOLEN. 39 Refolutien, door J. Smetius, zyndc onder de vraag-pointen betreffende de SchoolmeeJlers " ook deze §. v. of 't geheele jaar door fchool houden daar 't cenigzins ge,, fchieden kan." Ook vinde ik in 't Compendium der Kcrkelyke Wetten van Vriesland door G. Nauta Tit. xxxvi. §. iv. „ yder dorp dient niet alleen een School,, meefler 't geheele jaar te hebben tot dienst der kerke en inflruclie der jeugd „ enz." — 't Is waar, als 'er geen ftof is, en geen kinderen ter fchool komen, kan de Meelter geen fchool houden: maar ik verbeelde my, dat wanneer een Meelter zulks zogt, en zyn hart op de fchool, en den bloei der Jeugd ter zyner ftandplaats, ltelde, en dezelve, zoó wel als de Ouders, aanmoedigde, dat het op weinige plaatzen geheel aan ltof zou ontbreken; men behoorde hen te verpligten om fchool te houden, zoo dra, en tot zoo lang een zeker getal discipelen , al was het maar dat van 5 of 6, zich daar toe aanboden: fchoon ik 'er niet tegen ben, dat, in zulke gevallen, de tyd om dagelyks fchool te houden wat korter gefield worde, en eenigermaate geëvenredigd aan -het getal der Schoolleren, al was het, dar, men in zulk een klein getal van Schoolkinderen aneenlyk voor den middag fchool C 4 hield;  40 VERBETERING hield; — en des avonds nog cenigen tyd vaceerden voor zulken, die genegen waren, om, na 't verrichten van hun beroepswerk, nog eenig onderwys in 't lezen, fchryven, zingen enz. te genieten: gelyk het ook billyk is, dat 'er by zulk een klein getal van Schoolieren, waar aan de Meelter zyn' tyd en moeite beIteedt, iets meer worde betaald voor het onderwys; ook door de Diaconyën voor kinderen, die anders voor niet leeren, of voor welken het fchoolgeld uit de Armen - penningen betaald werdt. S 19. En opdat het heilzaam oogmerk te beter bevorderd , en de Mcefters tot het fchoolwerk gehouden worden, behoort men te zorgen, dat zy overal behoorlyk gesalarieerd worden, zoo dat zy uit dat inkomen, by eene maatige levenswys, in hunnen ltand een onbezorgd beltaan kunnen genieten: — en daar by zorg te dragen, dat zy buiten den Kerk-dienst en 't School-ambt, geene andere posten of bedieningen waarnemen, vooral niet zulken, die den tyd, voor't fchoolhouden noodzakelyk, wegnemen, of hen in 't naarftig en getrouw waarnemen van dezen  DER SCHOOLEN. 41 zen hunnen gewigügen post, die waarlyk wel een geheel man vereischt, hindcrlyk zouden kunnen zyn. Zulke bepaalingen behoorden 'er overal te zyn in de Republicq, en, waar men dien aangaande Wetten en Ordonnantiën heeft, dient men wel toe te zien, dat dezelve flipt worden nagekomen, of wederom in obfervantie gebragt, waar die eenigermaate in onbruik mogten geraakt zyn: — In 't Vi fit at ie- Reglement van de Kerken in Holland, zoo even aangehaald, en in de Synodalia van Zeeland, vinde ik daar niets van onder de vragen, welke de Voorzangers en Schoolwee/Iers betreffen, maar wel in de Kerkelykc Ordonnantiën van eenige andere Provinciën, by voorbeeld, in Gelderland moet, by de Kerken- vifitatie, onder anderen gevraagd worden, volg. §. 11. van de Artykelen, betreffende de Schoolmeeflers; " of zy hun„ nen dienst niet vrugteloos maaken met „ Tapperyen, Pagteryen van Accynièn, „ Imposten enz." En in de Kwkelykc Wetten van Friesland heeft men 'Ut. xxxvii. dit Artykel: " Een Schooimeelter „ zal niet te gelyk Pagter mogen zyn, „ noch dient zich te bemocijen met den „ dienst van Notariëren, of voor de Gec 5 ->•> regtea  42 VERBETERING „ regten te pro-cureren, tot hindering van „ de School- en Kerkedienst enz." Dit zy nu genoeg aangaande den iyd van 't fchoolhouden. § 20. Wat in een goed Schoolmeefter vereischt worde, zal van zelfs blyken, als ik zal gefproken hebben van de onderfcheidene byzonderheden, waar in onderwys moet gegeven worden, en de wyze, op welke zulks ten meeften voordeele gefchiedt. Ondertusfchen is het zeker, dat men van alle Schooien, ten dezen aanzien, niet evenveel verwagten kan, en dat 'er noodzakelyk tusfchen Schooien en Schooien , en tusfchen het onderwys dat in de eene en andere School behoort plaats te hebben, onderfcheid dient gemaakt te worden. In de Schooien alleen voor jongere kinderen gefchikt, waar in ik veronderftelle dat dezelve van hun 4de of 5dt tot het 6de of 7ae jaar blyven (maar hoedanige kinderen op de Dorpen meestal by de Meeflers of hunne Vrouwen worden ter fchool gezonden) diende dit navolgende geleerd te worden, namelyk het a. b. c. in  DER SCHOOLEN. 43 in de onderfcheidene figuuren der letteren, zoo in het Capitaal, als gewoon Romeinsch, cn loopend fchrift enz. prompt Jpelkn en lezen. Voorts moeten hier dc kinderen wel leeren uitfpreken, en van buiten leeren , het aller volmaaktfle Gebed, de twaalf /Jrtykelen des Geloofs, cn dc Wet des Heeren, ("waar by men voor die wat verder zyn, en het gemelde reeds prompt kennen , eenige korte fpreuken, of treffende gezegden uit den Bybel zou konnen voegen, ) — het Bybels gefchiedkundig vraagboekje van Borflius of een ander kort opftel; de oudfte en verstgevorderdc ook eenige vragen uit het kleine kort begrip der Cliristelyke Religie. Waar over de Schoolvrouw, naar de vatbaarheid der kinderen, eens of tweemaalen in de week diende te Catechizeren; opdat zy dus al vroeg met eenig oordeel leeren, en gewend worden aan een' zekeren lust, om te begrypen het geen zy leeren. En de bevinding leert, dat waarlyk veele kinderen, alreeds in hunne vroegere jeugd, meer begrip en oordeel toonen te bezitten , wanneer 'er maar eenig behoorlyk werk van gemaakt wordt, dan men zich gemeenlyk verbeeldt. Ook behoorde \?r door zulken onder de kinderen, die 't verst in 't lezen gevorderd waren (en die daar  44 verbetering daar in een zekere eer Hellen zouden, ~) dagelyks een gedeelte van den Bybel, al ware het maar een half Capittel, of eenige weinige verzen gelezen te worden, terwyl de anderen luifteren. Best gefchikt, en meest begrypelyk voor de kinderen zouden daar toe zyn de gefchiedenisfen van het N. Testament, namelyk de 4 Euangehën, en de Handelingen def Apostelen. - Waar by zouden kunnen gevoegd, en by verwisfeling gelezen worden , fommige der treffendfte gefchiedenisfen uit het O. Testament, by voorbeeld, de opoffering van Izaak, de droom van Jacob, vooral dc gcfchiedenis van Joleph, ook van David; en gaat de vatbaarheid zoo verre, befpeurt men by fommige begrippen van 't geen 'er gêiezen ivordt, vervolgens ook eenige der merkwaardigfte byzonderheden uit de lotgevallen van Israëls volk, onder 't geleide van Mozes en Jozua, onder de Richteren en Koningen enz. By dit alles, zou het niet kwaad zyn, dat door een' der oudflen van deze kleine Schoolleren, by 't aangaan der School, of een hall uur na dien beltemdcn tyd, bv voorbeeld 's morgens omtrent ten half io uuren, zeker kort en beknopt Schoolge- bed,  DER SCHQOLEN. 45 bed, en voor 't uitgaan van het zelve het allervohnaaktjle Gebed door een ander, daar toe te verkiezen, eerbiedig wierde opgezegd. Kon 'er nu daarenboven in deze Schooien een zeer kort en beknopt opftel van eenige der treffendfte gevallen uit de Nederlandfche gefchiedenisfen, waar van een klein gedeelte (al was 't maar tweemaalen in de week) zou moeten gelezen worden, ingevoerd worden, zulks zou, verbeelde ik my, den kleinen knaapen zelfs een aangenaam genoegen, cn foort van uitfpanning geven, (in welker voege dit ook flegts behoorde behandeld te worden,) en hun al vroeg ongevoelig een zekere zugt geven voor de kennis der gefchiedenis van hun Vaderland. — Waar by ik nog voegen zou, om hun vroeg eenigen fmaak te geven in de nuttige en befchaavende Digtkunst, en hun tevens op eene-aangenaame wyze ongevoelig hunnen pligt te leeren , eene dagelykfche voorlezing uit dc eenvoudige, maar kunflige kinderversjes, welke men thans heeft van de Heeren Alphen, Vape, H Hoen, welke zy door 't lezen van zelfs zullen van buiten leeren, en tevens ongevoelig eenen goeden fmaak krygen. Intus-  46 VERBETERING Intusfchen begrypt men ligtelyk, indien de Schooien voor kinderen, op de gezegde manier zyn ingevoerd, (hoedanig die alle zonder onderfeheid behoorden te zyn,) dat dan niet elk, die maar wil, zich tot dit beroep zou mogen begeven, maar alleen zodanigen, welke zich daar toe hadden bekwaam gemaakt, en daar van in een behoorlyk Examen, ten overltaan van Heeren Sclioolarchen,' blyken gegeven hadden. Gelyk zy ook met hun Schooien, zoo wel als de andere, onder Heeren Schoolarchen (waar van llraks nader) Haan moeten, en deze Schooien aan eene zekere ïifitatie onderworpen zyn. Zulke of diergelyke order, ook op de Schooien voor kinderen zou kunnen oorzaak zyn, dat de kinderen niet genoodzaakt waren veele kwaade gewoonten en gebreken in 't f pellen en lezen, waar aan zy hier gewend waren , wederom met veele moeite af te leeren, en veel meer nut zouden kunnen hebben, dan thans veelzins, van den tyd, welken zy in deze Schooien doorbrengen. § 21.  DER SCHOOLEN. 47 $ ai. Maar om op deze Schooiert niet te lang te Haan, zal ik nu overgaan tot het onderwys , het geen aan de Jeugd, een weinig ouder geworden en tot eenige meerdere vatbaarheid gekomen zynde, in de fchoolender Meeflers het meest dienflig en noodig is. — Wy zullen zoo flraks eenig onderfcheid moeten maaken, vooral in de Steden, tusfchen Schooien en Schooien ; maar 't geen ik nu ten aanzien van het noodigst onderwys zal opgeven, betreft alle de Schooien der Meeflers zonder onderfcheid; en 't geen ik omtrent de Schooien ten platten lande aanmerke, moet ook op de Schooien van de laagfle en benedenjle Clasfen in de Steden , voor zoo verre het daar geiden kan, worden toegepast. § 22. Onder die dingen, welke in alle Schooien, ook ter befchaaving van de natie, moeten worden aangeleerd, komt de Godsdienst zekerlyk in de eerfle plaats, en boven al, in aanmerking. Dat dezelve uit zynen aart flrekke tot de bevordering van 't geluk, en den waa- ren  48 VERBETERING ren voorfpoed, niet flegts van byzondere pcrfooncn; maar van geheele Volken en Maatfchappyën, kan niet gclochend worden : kundige mannen hebben dit in treffelyke Verhandelingen overvloedig bewezen O); ook leerde dit de ervarenheid van alle eeuwen. En kan 'er wel iets kragtiger (trekken ter bevorderinge van het heil, en tot een waarc hefchaaviug eener natie, dan de Godsdienst van Jefus Christus ? Ik ben niet voornemens, en 't is ook thans myn taak niet, in een breedvoerig betoog van dit gewigtig ftuk te treden. Die dezen Godsdienst van naby heeft leeren kennen, die dewaaragtigeveranderinge en verbeteringe van het hart, welke dezelve bedoelt, cn waar op in dien Godsdienst boven al wordt aangedrongen, in aanmerking neemt: O) Men leze dit Stuk krngtig betoogd,in eene der Predicathen van den beroemden Aarts - Bislchop van Tork, den Heer Sharp, I. D. Pred. VII1. waar van de inhoud is. De Godsdienst, het eenige middel om een Vdk vovrfpoedig te manken over Deut. F. 29. p. 181. en volg. — Bekend is het voortreffelyk werk over de voordeden van den Chiistelyken' Gods'dicnu, van den Wct-Ecrw. Heere jav. van Nttjs Klinkenberg, thans Predikant te Aiuiteidam.  DER SCHOOLEM. 49 neemt: die de zedenleer van dezen grootHen aller menfchen, en van zyne dienaaren de Apostelen enz. ja, die de geheele zedenleer van den Bybel, welke den geöpenbaarden Godsdienst bevat , vergelykt met de Zedepligten welke de natuurlyke Godsdienst, in dezen ftaat der verdorvenheid, en de fchranderfte zoo wel als de deugdzaamfte der Heidenen aan de hand geven, zal gedrongen worden te erkennen, dat deze, ook zelfs tot regie befchaavinge eener natie, niet minder danwyn en water, in kragt en aangenaamheid van elkandereit verfchillen. Anderzins kan ik my gerustelyk beroepen op de gewigtige veranderingen en verbeteringen , overal veroorzaakt, zcdert het invoeren van den Christelyken Godsdienst in verfcheidene landen en gewesten, op het verdwynen van de barbaarfche woestheid en wreedheid, benevens de fchreeuwendfte onreinheden, en het ftraffeloos plegen van de fchroomlykfte ongeregtigheden, voor de heldere draaien van het licht des Goddelyken Euangeliums. — In der daad, wat men ook moge bybrengen , aan het naarftig infcherpen der zuivere Euangelyleer, aan den Godsdienst van Jefus Christus, moet buiten twyffel de eerfte rui. DE.&L, P plaats  50 VERBETERING plaats worden ingeruimd, onder al het geert immermeer tot bejfchaaviiig eener natie heeft kunnen (trekken. (>) Terwyl ik tevens vry mag veronderltellen, dat dezen Godsdienst, van fchadelyk by geloof gezuiverd , gelyk dezelve in de pubiique kerken dezer Landen geleerd wordt, en daarom, de by ons heerichende Godsdienst hiet, ook in zyne gefchiktheid ter meerdere befchaaving van eene Natie, de voorrang toekomt. Zaaken 9 O) VI at invloed de Godsdienst van Kus Christus ook byzonder gehad hehbe op de bevordering van kennis en geleerdheid, zoo zeer (trekkende tot befchaavtnge eener natie, is door de ondervinding van vorige tyden bevestigd. Men denke ilegts, hoe deze het voorimmc middel zy geweest tot verdryvin-; van woestheid en barbaarschheid by verfcheidene volken vanLuropa, inzonderheid door de Karmannen, op aanleiding van Jtaliaanlchc Lceraaren, die zich in vlrankryk, en wel voornaamelyk \n Normmidyë, hadden neergezet, zedert Normandyë den Cliristelyken Godsdienst had omhelsd. Aan de Normannen had Angeland, bad Sici/ien, en ook de zuidelykst-gelegene Gezvesten van I taliën, tisApulïën, Calabrièn^ — den invoer èzxlVctenfchappen te danken, alzo de Normannen hunne Leenncdrers werden. Merkwaardig zyn, by het breeder verhnalen dezer byzunderheden, de Woorden van den Heer r. t. moshgim , in zyne A■ L'elc,"e(le"'sfe>i' " Het aanncemen van den „ Christelyken Godsdienst had de rum zeden derllryJ- baare  DER SCHOOLEN. 51 Zaaken, welke ik als waarheden, by andere gelegenheden , en door anderen betoogd, ja als op de natuur van de zaak gegrond , voor toegedaan en bewezen raag houden. Immers, om thans geen ander bcwys aan te voeren, hy, die de ondervinding raadpleegt, en de oogen niet moedwillig voor het licht fluit, zal moeten erkennen, dat de mee/Ie befchaafdfieid, by voorbeeld, oprechtheid, eerlykheid, kuischheid, naarfligheid, befcheidcnheid, liefde en trouwe, zugt voor den „ bnarc -Normannen zeer verbeterd en bef-haafd: „ want de?,e moedige krygsliedcn, die nog onder „ liet Heidendom levende, den verregaandflcn af„ keer betoonden van alle wetenfchappen en 't geen ,, naar geleerdheid fmaakte, muntten na hunne be„ keering uit, door zich yverig op de kennis van den „ Godsd'ienst toe te leggen, en de fraaije letteren te handhaaven. „ Deze fterke zugt tot wetenfehap, die van dig „ tot dag toenam, en cindelyk de heerichende drift „ werd der belchaafdfte volken van Europa, had „ veele gelukkige gevolgen. Hier aan moet bovenal „ tocgefchrevcu Worden'het groot getal van openbaa„ re Schooien, op vede plaatzcn geopend, als mede „ de verkiezing van bckwaame en uitmuntende Mee„ fters, enz." Men zie het IV. D. der Kerkel. Gefchied. p. 42. der Nederduitfche uitgave. Dus ziet men, wat ook de geleerdheid en wetenfchappen in Kuropa aan den Christelyken Godsdienst verfcliuldigd zyn. D 2  52 VERBETERING den welftand van het algemeen, zugt voor kennis en wetenfchappen, en wat ik meer als bewyzen eener waare befchaafdheid zou mogen optellen, daar ter plaatze en onder zulken het allermeest heerfchend is, waar men zich in dezen Godsdienst het meest oeffent, en 't naaukeurigst naar denzelven zoekt te leven. Het onderwys in den Godsdienst behoort dan vooral in de Schooien niet verzuimd te worden; deze moet boven alles der Jeugd, tot wat Hand de kinderen dan ook in de wereld mogen gefchikt zyn, ernflig worden ingefcherpt. Derhalven heeft men in de aanflellinge van Schoolmeeiters op dit gewigtig point voornamelyk te zien, en den zodanigen behoort men de voorkeur te geven, die fligtelyk en deugdzaam zyn, die by andere noodige bekwaamheden tot den post van Schoolmeelter, waare liefde en achting toonen voor den Godsdienst, welken zy belyden, denzelven door hun voorbeeld aanmoedigen , en bekwaam zyn, om daar in, naar de vatbaarheid der Jeugd, op gezette tyden , eenig gefchikt onderwys te geven. En wordt hier op over het algemeen wel acht genoeg gellagen ? Ware dit echter nieï hoogst  DER SCHOOLEN. 53 hoogst billyk? Immers de Schoolmeeflers zyn verpligt die Leer te ondertékenen, zoo als dezelve vervat is in de Formulieren van Eenigheid, — zy behooren derhalven dezelve te kennen. — En aan die ondertékeninge behoorden alle Schoolmeeflers zonder onderfcheid gehouden te worden, volgends de Synod. Nation. van Dordrecht Sesf 17. 't welk ook van allen zonder onderfcheid uitdrukkelyk bepaald is in de Kerkelyke Wetten van Vriesland door G. Nauta Tit.xxxvu.Art.vu. "Alle School„ meeflers van deze Provincie, zoo La„ tynfche als Duitfche, als ook die By„ fchoolen houden; zullen den Heidel„ bergfchen Catechismus, en de Formu„ lieren van eenigheid , zonder eenige „ uitvlugt dies te neffens, in Clasfe on„ dertékenen, enz." Of zulks wel gefchied zy by de Schoolmee/Iers, (althans van die, welke ook Poorzangers zyn, waar op die Artykelen fchynen te doelen,) moet gevraagd worden by de vifitatie der Kerke in onderfcheidene Provinciën , uitwyzens de Ordre van vifitatie in Gelderland % 1. in de VraagArtykelen betreffende de Schoolmeeflers; het Vifitatie-Reglement van Holland, te Delft opgefteld, inde vraag-pointen aanD 3 gaande  54 VERBETERING gaande de Voorzangers en Schoolmeeflers $ 3- Daarenboven zyn de Schoolmeeflers verphgt, volgends het zelfde An. van het Dordfche Synode, om de Jongheid hun toehetrouwd in de fondamenten der ChristeIjke Religie naar/lig te onderwyzen : welk onderwys niet blootelyk moet beflaan in de kinderen iets uit den Catechismus , of 't kort begrip te laaten van buiten leeren; maar 'tis, volgends de uitdrukkelyke verklaaring van dat Nationaal Synode, " hun ampt, „ alle hunne discipelen naar gelegenheid „ van hunne jaaren en begrip, twee da„ gen, ten minflen in de week, niet al„ lecnlyk in 't van buiten leeren, maar „ ook in 't verftand der beginfelen des „ Catechismi te ocfienen. V Voorts, na gemaakte bepaal ing van de dnederlei Formulieren van den Catechismus, welke maar alleen O) in de Schooien zouden Ca) Het ware in der daad te wenfcbcn, tot voorKoniing van ichadelyke vooroordeeleu, en meerdere wegnemii.ge van alle haatelvke broedertwisten, dat men zich in alk Schooien ook Hipt aan deze bepalinge hieldt, en dat geen Vraagenboekjes , van wie , en hoe goed ook op zich zeiven, by voorb. noch van den Jlr. Uclknbreek ,mc\i vail den \\x.Lawpe, noch van iemand  DER SCHOOLEN. 55 zouden mogen gebruikt worden, te weten van kinders de twaalf Artykekn des Geloofs, de tien Geboden enz. — voor die wat verder zyn, een kort begrip van den Catechismus van den Paltz, — en eindelyk de Catechismus van den Paltz zelve, leest men vervolgends: " ook zullen de Schoolmeeiters zorge dragen, dat de „ discipelen niet alleen deze Formulieren van buiten leeren; maar ook de leer in „ dezelve vervat tamelyk verltaan. Tot „ welken einde zy dezelve naar een ie„ ders begrip duidelyk zullen verklaaren, „ en naerltelyk ende meermaals hen af„ vraagen of zy den zin wei hebben be„ grepen." Gelyk zy ook in fommige Provinciën, by voorbeeld, in Vriesland, volgends de aldaar gearrelteerde Wetten, de eerlte en voorlte zyn moeten, die gevraagd worden iemand anders, in de Schooien, of openbaarc Catechifaticn gebruikt werden ; dit is goedgevonden by de Clasiïs van Walcheren den ao. September 1736. ten aanzien van dc Kerken,onder dezelve resfortecrende, gelyk my gebleken is, uit zeker gedrukt ontwerp en pr<êad'.'\s over dit Huk, door Gedeputeerden van gemelde Clasfis, en ten zeiven dage geconverteerd in eene Clasficaale Refolutie; welk ftuk ik onder myne papieren gevonden nebbe. D 4  56 VERBETERING den in de Catechifatien, opdat zy zoo te bekwaamer mogen zyn, om hunne leerlingen in de gronden der Christelyke Religie te onderwyzen. Kerkelyke Wett. van Vnesl. Tit. xxxvii. § vin. En het Reglement van de Edele Mog. Heeren Raaden van State, voor de Schoolmeeiters ten platten Lande onder het diflrict van de Generaliteit, van 1709. bepaalt: dat een Scaoolmeefler ten platten Lande niet alleen een jaar voor zyne aanftellinge moet geweest zyn Lidmaat der Hervormde Kerk, en zulks doen blyken met behoorlyke attestatie, volg. § 2. " maar inzonderheid „ dat hy moet zyn van een goed, cn „ Chnstelyk leven, en zoo ver in de „ gronden van de Religie geoeffend, dat „ hy de Jeugd daar in kan ondenvvzen. J . Trouwens deze voorgemelde manier om de Jeugd uit den Catechismus, of het kort begrip, in den Christelyken Godsdienst te onderwyzen, komt overeen met verfcheidene Synodale befluiten zoo voor als m t Nationaal Synode 1718 en 1719 gehouden, gelyk men ziet in zeker gedrukt ontwrp en prasadyys van Gedeputeerden der A- Uas/is yan Walcheren, over de wyze Qm de vastgroeide uniformiteit in het Ca^ . techi»  DER S C H O O L E N. 57 techiferen algemeen in te voeren, van den 20. September 1736. De Schoolmeeflers behooren dan ongetwyffeld , uit hoofde van den post, waar toe zy geroepen zyn, wat meer te weten van den Godsdienst, dan een gemeen lidmaat, om de kinders, althans die van Hervormde Ouders, in den Godsdienst te kunnen onderwyzen, en daar toe ook van deze hunne kunde, volgends hunnen pligt, gctrouwelyk gebruik te maaken. Of het niet zeer nuttig zoude zyn, dat tot gebruik in de Schooien wierde ingevoerd een kort opftel van de voornaamfte pligten der Zedekunde (waar van men doorgaans zeer gebrekkige en verwarde begrippen vormt, ) uit den Christelyken, en yooral den Hervormden Godsdienst afgeleid, mits dat opftel vooraf goed gekeurd wierde door de Kerk van Neerland, en als uit haaren fchoot voortkwam e, wil ik by deze gelegenheid gaarne aan het oordeel van kundige lieden overlaatcn. Schoon ik toefla, dat door bekwaame Schoolmeeflers, uit den Heidelbergfchen Catechismus, 't welk als een zeer voortreffelyk Syjlema theoretico- practicum mag gehouden worden, ook hier en daar de heerlykfte zedelesfen, D 5 welke  58 VERBETERING welke eenen onmiddelyken invloed hebben op 'smenfchen waaragtig welzyn, de vatbaare Schoolieren kunnen worden ingefcherpt. Voor het overige konde het geen geringe nuttigheid hebben, tot bevordering en aankweekiiig van Godsdienflige kundigheden , en ook om de kinderen van jongs af te gewennen , om van den openbaaren Godsdienst, en wel met oplettendheid en vrugt, gebruik te maaken, dat alle Schoolmeeflers hun werk maakten om des maandags morgens, ten minflen geduurende den tyd van één uur, hunne Schoolieren te ondervraagen, over 't geen op den voorigendag, inzonderheid uit den Catechismus, gepredikt was: de kleine kinderen zullen, by voorbeeld, vooreerst kunnen volftaan, met alleen den text te weten; — die wat verder zyn, moeten dien voor den Meefler in den Bybel opzoeken; — andere wederom wat meer van 't verhandelde , op gepaste vraagen, moeten antwoorden; alles naar gelang van jaaren, vatbaarheid, en reeds gemaakte vorderingen. Zulks zou niet alleen de kinderen ten reeds gezegden einde kunnen nuttig zyn, maar  DER SCHOOLEN. 59 maar ook verfcheidene vohvasfcnen opfcherpen, en met meerder aandagt de Predicatien doen hooren, alzo zulke ordre, wanneer zy Hipt wordt onderhouden, aanleiding geven zou, dat de kinders met hunne Ouders of anderen der huisgenooten uit de Kerk te huis komende, dezelven ondervraagden, om eenigzins gevat op 't geen de Meelter zou mogen vragen, en te beter heilagen, ter fchool komen. Men denke ondertusfchen niet, dat ik van de Schoolmeeflers te veel wil vergen; of hun nieuwe lasten opleggen: in tegendeel, dat onderzoek zal juist gefchieden op deze of dergelyke wyze, als ik heb voorgefleld, wanneer flegts het oude, 'c welk"in veele Schooien in onbruik geraakt is, en waar toe verfcheidene Schoolmeeflers mogelyk ook de vereischte bekwaamheid niet zeer hebben zouden , maar wederom wierd in obfervantie gebragt; Immers dus fpreekt het Nationaale Synode van Dordrecht, in het zoo even aangehaalde Artykel Sesf. 17. " De Schoolmeeflers „ hoofd voor hoofd, zullen de School„ jongeren, welke hun bevolen zyn, „ brengen tot het gehoor der heilige Pre? ,, dikatien, maar voomamelyk de Cate„ chetifche," ('t geen ten aanzien van dc  60 VERBETERING de Armen-Schooien overal behoorde ' te zyn, gelyk thans te Rotterdam, en in fommige andere Steden werkelyk gefchiedt,) " ende NB. naarftiglyk reken„ ichap der zelvige afvorderen." En opdat dit met nog te meerder vrugt niogt gefchieden, ware het te wenfchen, dat ook de Heeren Predikanten, vooral in hunne Catechismus-predicatien (welke doorgaans te lang en te geleerd zyn, gaande dikwyls tegen het oogmerk van deze inftelhng, het begrip en de vatbaarheid van eenvoudigen verre te boven,) dat gedeelte van het zelfde Artykel uit het Synode van Dordrecht in 't oog hielden, en daar aan poogden te voldoen, 'c welk aldus luidt: " Der Predikanten ampt en „ discretie in de Kerke zal wezen, de „ Catechismi-predikatien dermaren opent„ lyken aan te Hellen, datzebehoorlykkort „ zyn, en naar 't begrip; niet alleen der „ volwasfene, maar ook der jeugd, zoo „ veel mogelyk is, gepast." Ik heb op dit ftuk een weinig langer geftaan, om dat ik begryp, dat de Godsdienst, by andere heerlyke voordeden, welke hy geeft, de ziel is van een' Staat; en dat het geen , 't welk boven al den naam van  DER SCHOOLEN. 6"t van waare befchaafdheid eener Natie draagen kan , daar uit voornaamlyk zal moeten voortvloeijen. § 24. 't Geen voorts in alle Meeflers-fchoolen moet geleerd worden , is het nauwkeurig /pellen, zoo wel uit het hoofd, als uit de fchool boeken; prompt lezen, psalmzingen, net en duidelyk fchryven, en wel cyfferen; althans tot zoo ver, dat men den regel van drieën wel verflaat; het welk in alle Handen, ook in de huishouding, aan de meeflen in 't vervolg, wel te pas komt. Een Meelter echter, ook op een Dorp, behoorde wel wat verder te zyn, en ten minften ook de Hoofdfpeciën van Additie, Subflractie enz. in de gebrokene getallen te verltaan, of 'er zyn mogten onder zyne leerlingen, die fmaak in 't cyfferen vonden, en zich verder begeerden te oeffenen: gelyk men ook zelfs eenige kundigheid van de gebrokens dient te hebben , om eenige fommen uit den regel van drieën, welke door Bartjens of Coutereels zyn opgegeven, wel te kunnen cyfferen. Schoon ik toefta, dat men, ten aanzien van dit laatlle,als voor veelen minder noodig , op fommige kleine dorpen eenige toegevend»  62 verbetering gevendheid zou konnen gebruiken, wanneer namelyk een Schoolmeefter, anderzins, tot de overige deelenvan zynen post behoorlyk in ftaat was. Was 'er, behalven het genoemde, gelegenheid , om op eene aangenaame en genoeglyke wyze, welke als een zeker fbort van uitfpanninge zyn moest, eenige onderrichting te geven aan die, welke zulks begeerde, in 't geen betrekking heeft tot den Landbouw; en op andere Dorpen, die voor de Vaart meer gelegen zyn, in de beginfels van de Zeevaart, ten minften in 't geen die wetenfchap zulken, die 'er toe opgeleid worden , meer bevattelyk maaken zou, zulks konde voorzeker op fommige plaatfen aan de Vaderlandfche Jongelingfchap veel dienst doen, en zou aan eenen Meefter, die daar in eenige ervarenheid had, alle andere dingen gelyk ftaande, de voorkeur geven. Dan van dit laatfle, de Zeevaart, zal ik zoo aanftonds by de Kunst - fchoolen in de Steden efiniae nadere melding maaken. $ 25. Ik heb te voorcn § 12. onder de gebreken der Schooien ook die genoemd, dat van, eenige  D ÊR SCHÖÓLEN. 63 eenige dingen, waar in het onderwys echter zeer noodig is, niet genoeg, of in 't geheel geen werk gemaakt wordt. Daar toe konde ik brengen de Bybelfche gefchiedenisfen; een onderwys, tot regt verltand van Gods Heilig Woord , en om de leeslust van het zelve by de Jeugd op te wekken en aan te kweeken, zeer noozaakelyk; waar in derhalven ook op zekere tyden , al was het maar ééns of tweemaalen in de week, onderwys diende gegeven te worden; waar toe ik voor zulken, die 't Hiftorisch Vraageboekje van Borflius geleerd hebben, zeer zou aanpryzen, het nuttig werkje van den Heer G. van Kesfel, in leven waardig Predikant in 's Grayenha. ge, of de Bybelfche Hifi or ie-vragen van den Heer J. van den Berg, geachten Predicant te Arnhem. Waar by zulken, die wat verder zyn, de grootere werkjes van de Heeren JVats ofKulenkamp te huis konden gebruiken, — of ook by gedeelten op de School, over de les die uit van Kesfel of van den Berg opgezegd was, breeder voorlezen. — Behalvcn dat ook de verstgevorderde, uit den Bybel zelf, dat gedeelte der gefchiedenis, 't welk volgends het boekje van den Heer van Kesfel enz. op zulk eenen dag de les was, breeder zou* den moeten vernaaien, en zich in (laat Hellen,  64 VERBETERING Hellen, zoo veel mogelyk , om te antwoorden op die vraagen, welke de Meelter breeder daar over, naar hunne vatbaarheid , doen zoude. § 25. Maar is 'er iets, dat te veel verzuimd wordt in de Schooien; en het welk nogtans in allen behoorde plaats te hebben; het zyn de twee volgende byzonderheden ; In de eerfle plaats bedoele ik het onderwys in de Vaderlandfche Gefchiedenisfen, waar in uit dien hoofde de gemeene man op eene verwonderlyke wyze onkundig bevonden wordt: daar eene meerdere algemeene kundigheid in denzelven zeer dienflig zyn zoude, ter meerdere hefchaavinge; en inzonderheid de liefde tot het Vaderland en handhaaving der Burgerlyke en Godsdienflige Voorrechten, welke onze Voorouders ten koste van goed en bloed verkregen hebben, grootelyks opwekken en aankweeken : — behalven dat het fchandelyk is, onder een befchaafd volk, en inzonderheid voor elk vrygebooren Nederlander, om in de gefchiedenisfen, in de merkwaardigfte gebeurtenisfen van zyn eigen Vaderland, onervaren te zyn, en dus  DER SCHOOLEN. 6> dus grootelyks te bejammeren, wanneer niet elk gefchikte gelegenheid hebben mag om die te leeren kennen! In der daad, naast den Bybel en den Catechismus, behoorde by waare Vaderlanders , het onderwys der kinderen in de Vaderlandfche Gefchiedenisfen in aanmerking te komen, opdat eene waare zugt voor 't welzyn van het Vaderland in tedere harten wierde ingeplant, om hen de wonderen van Gods hand, in de opkomst en bewaaring van deze Republicq, niet minder blykbaar, dan oudstyds inde lotgevallen van het Joodfche Volk, te doen eerbiedigen, en, opdat ik niet meer noeme, om een ieder aantemoedigen , tot het najaagen van die deugden, welke onze Voorvaders zo zeer eerwaardig en ook gedugt maakten in 't oog van hunne na» buuren. Ja van alle volken. Behoorden zaaken van die natuur wel ©oit in vergetelheid te geraaken ? Zou dat beantwoorden aan 't gecne wy aan de nagedagtenis van zulke braave en dappere Verdedigers van onzen Godsdienst en Vryheid, of liever aan den God van Nederland , verfchuldigd zyn? Moest dan niet naast den Bybel en Catechismus (ik vui. deel. E her-  66 VERBETERING hërhaale het,) in alle Schooien gezet werk gemaakt worden van het onderwys in de gefchiedenisfen van ons gezegend en dierbaar Vaderland ? Voornaaralyk behooren dezelve geweeten, en in de Schooien aangevangen te worden, van het jaar 1555. af, te weten zedert den afftand van de Regeermge dezer landen, door Karei den Fyfden, aan zynen Zoon Filips; want fchoon ik erken, dat de oorzaaken van de troebelen al onder de regeering van voorige Graaven moeten gezogt worden, begint van dat tydflip eerst regt dat geen, 't welk het meest interesfant is in de gefchiedenis der Republicq, als zodanig. — Hier wordt de gefchiedenis voor de Jeugd het aangenaamst; — ook zal men, van dit tydflip begonnen zynde, wanneer men wat ouder geworden is, en daartoe in zynen Hand tyd en gelegenheid heeft, van zelfs onderzoek beginnen te doen, ook naar de vroegere gebeurtenisiën in deze ge* westen. Dit onderwys behoorde dan, myns oordecis, in alle de Schooien hier te lande te worden ingevoerd ; 't zou zelfs voor de Meeflers nuttig zyn, van welke fom- mi-  DER SCHOOLEN. 6? rüige zeker daar niet veel van weeten, zy zouden opgewekt worden, om ook buiten den ïchooltyd breedvoeriger daar over te lezen, en het merkwaardige aan hunne leerlingen te vertellen; en dus zouden zy, langs dien weg, ook in dit ftuk wyzer en meer ervaren worden. 't Is waar, 't ontbreekt ons mogelyk aan kleine werkjes, of korte opftellen van dien aart, datze voor alle Schooien gefchikt zyn; echter kunnen de Vaderlandfche Idijtorien verkort van den Heer IVagenaar voor eerst beginnende, daar toe zeer wel gebruikt, en 't voorn aam fte, zedert den°geinelden tyd van .1555. van buiten geleerd worden: zoo echter, dat men zorge drage, dat de kinderen verftaan, 't geen ze van buiten leeren, wanneer daar aan ook veel minder moeite voor hen zal vast zyn. — Voor anderen, die wat verder zyn, zou men ten gebruikc kunnen invoeren zeker daar toe gefchikt Werkje, waar van de titul is: Kort begrip der Nederlandfche Gefchiedenisfen, tot ge^ bruik van Neêrlands Jeugd, maar onlangs, in het jaar 1776. te Utrecht by G. van den Brink in 't licht gegeven. — Waaruit dc verstgevorderden, 't geen zy op order van den Meefter t' huis gelezen hadE a den,  63 VERBETERING den, zouden moeten verhaalen: ook konde hetzelve, by gedeelten, op zekere tyden, in de School worden voorgelezen, best,- mogeiyk dat zelfde gedeelte, 't welk anderen in weinige korte vraagen en antwoorden uit Wagenaars verkorte Vaderlandfche gefchiedenis hadden moeten opzeggen , en de anderen volgends dit kort begrip op aanleiding van eenige vraagen, door den Meelter gedaan, uit het hoofd hadden moeten verhaalen. Ik verbeelde my, dat dat onderwys, wanneer het door een' Man van verftand, om met de [eugd om te gaan, op die wyzc gcfchieddè, de aangenaamfte bezigheid voor onze Vaderlandfche Jeugd in de Schooien zoude opleveren. § 27. De andere zaak , welke ik in 't oog heb, cn welke ik oordeele, dat in de Schooien moest worden ingevoerd , is het leeren fchryven, zo wel niet de linkerals met de rechter-hand. Het is immers zeer mogeiyk, dat door onvoorziene toevallen, iemands regterhand, voor altoos, of voor eenen geruimen tyd, onbruikbaar wordt. Hoe dikwyls, en aan hoe veelen leerde  DER SCHOOLEN. 69 de dit dc droevige bevinding? en hoe veel ongelukkiger is het dan, wanneer men nevens de regter- ook niet de linkerhand heeft leeren gebruiken? Vooral is zulks in de Schooien noodig in 't fchryven. Zou het op de uitterlyke welvaart van fommigen geencn merkelyken invloed maaken by 't verliezen of het onbruikbaar worden van de rechterhand, wanneer zy in 't geheel met de andere niet fchryven kunnen, terwyl zy in hun beroep fomtyds het fchryven hoogst noodig hebben? behalvcn het ongemak dat by eenige wezenlyke ongemakken aan de rechterhand veroorzaakt wordt, by een ieder, die nooit het fchryven met de linkerhand geleerd heeft. Moet men zich niet verwonderen, dat men zich niet toelegt, om dezelve zaak, en dienvolgens ook vooral het fchryven, met beide de handen, even vaardig te kunnen verrichten ? De wyze Schepper heeft ons twee handen gegeven, zoo wel als twee voeten, twee oogen en ooren; zullen wy dan de overige ledematen of zintuigen, welke wy dubbel hebben, als van zelfs, en zonE 3 der  yo VERBETERING der dat wy 't byna opmerken, beide gebruiken, beide ongevoelig aan dezelfde verrichtingen gewennen, en onze handen , door zeker fchadelyk verzuim, alleen daar van uitzonderen ? De meefte mehfchen zyn uit de natuur rechts, en van zelfs geneigd tot het gebruik van de rechterhand; andere in tegendeel, welke uit de natuur links zyn, gelyk men gewoon is te fpreeken, wendt men aan 't gebruik alleen van de rechterhand, en zy worden met zekere moeite daartoe gedwongen. Ik onderzoek, noch bepaal thans, (als tot myn oogmerk niet behoorende,) van waar zulk eene verfchiliendc geneigdheid van onze ledemaaten haaren oorfprong hebbc: welke waarfchynelyk ontftaat uit zekere dispojitie, of de onderfcheidenc hggmg van menfchen en beeftcn reeds voor de geboorte. Maar dit is zeker, dat die geneigdheid, om liever het eene lid van ons ligchaam dan het andere te gebruiken, of zelfs, om het eene lid van beide, welke de natuur ons dubbel gegeven heeft, in fommige oefleningen en verrichtingen, in 't geheel niet te gebruiken, als 'er maar van jongs af aan werk van  DER SCHOOLEN. 71 van gemaakt wordt, ligtelyk in kinderen te veranderen, en te overwinnen is. De bevinding leert dit immers overtuigend genoeg, zelfs in redelooze dieren, inzonderheid in paarden, die men, fchoon uit dc natuur links of rechts zynde, als zy behoorlyk gedresfeerd worden, links of rechts, zoo als men 't hebben wil, kan leeren loopen, en zekere exercitiën verrichten. Hoe veel te meer is zulks dan mogeiyk in redelyke fchepfels? men zag in fommige gevallen, wanneer eene droevige omftandigheid van dezen of geenen zulks noodzaakelyk maakte ; wat men eindelyk, zelfs reeds tot zekere jaaren gekomen, fchoon dan met veel meer moeite, door aanhoudende oeffening verkrygen kan. Ik heb ook zelf, nog niet lang geleden , fchrift gezien , door drie kinderen van 8, n en 13 jaaren, met de linkerhand gefchreven, 't welk voor 't geen zy met de rechterhand gefchreven hadden, maar nauwlyks behoefde te wyken. Waarom dan deze gewoonte in de Schooien niet algemeen ingevoerd? Waarom de kinderen niet geleerd en gewend, ook met de linkerhand re fchryven, 't welk in verfcheidene gevallen zoo wel kan te pasfe komen ? WaarE 4 em  72 VERBETERING om zou men hen, met dezelfde moeite voor den Meelter, niet den eenen dag met de rechter-, en den anderen dag wederom met de linkerhand kunnen laaten fchryven ? of tweemaal op eenen dag met een onderfcheiden hand, zoo dat het hun genoegzaam onverfchillig wierd , welke van beide zy daar toe gebruikten ? In der daad dit mogt men, myns oordeels , als eene aanmerkelyke verbetering, en welke met weinig moeite, al konden de Schoolmeeflers nog zelve niet fchryven met de linkerhand, by de Schoolkinderen van langzaamer hand kon worden ingevoerd. § 28. Wat nu dc wyzc van Schoolhouden aangaat, de Meelter moet, onder het zorg draagen voor eene behoorlyke flilte geduurende den leertyd, (waar aan de Schoolieren, zoo de order van de School dit medebrengt, van zelfs al fpoedig zullen gewend worden,) zoo veel mogeiyk alle zyne leerlingen te gelyk, geduurende den geheelenfchooltyd, zoeken bezig te houden. Dit mag in den eerflen opflag vreemd en  DER SCHOOLEN. 73 en onmogelyk fchynen, het zou echter minder moeite kosten, dan men zich verbeeldt; wanneer een Meelter maar het noodig beleid had, en gebruikte, en zich als met de borst daarop toeleidde. Laat ikditvoorbeeldshalven in eene korte ichets eenigzins bevattelyk maaken. Ik verdeel, by voorbeeld, de School van den Meelter, waar in ik my Schoolieren van onderfcheiden ouderdom en kundigheden voorftelle, in drie of vier Claslën. Ik onderftel dat zich in dezelve bevinden kinderen, welke nog zelfs de letters van het a. b. c. niet kennen , of maar -even twee letters tot eene lettergreep leeren maaken. Deze plaatfe ik op de laagfte Clasfe. Op de tweede Clasfe heeft men zulken, die verder zyn ia'tfpellen, en reeds beginnen te lezen. Op de derde Clasfe, die redelyk vaardig den gewoonen druk lezen, en daarenboven fchryven. E 5 Op  74 VERBETERING Op de vierde eenigen, die loopend of gefchreven fchrifc leeren lezen, en daarenboven ook cyfferen. — Allen worden ook eenigen tyd geoeffend in 't Psalmgezang. Den fchooltyd beginnende, geeft de Meelter onmiddelyk na 't gewoon fchoolgebed, aan de kinders van de beneden/Ie Clasfe hun werk. Hy fchryft, by voorbeeld , op een zwart bord, in School opgehangen, met kryt, twee of drie letters, welke op eenigen afltand, voor al die kleine Schoolieren duidelyk te zien zyn, of hy heeft die reeds vooraf gereed gemaakt, of wel, hy deelt aan elk van die kinderen twee of drie letters, gelyk men dezelve heeft, op bord-papier geplakt, in 'trond, van zulk eene figuur, als de onderfcheidene kinders bezig zyn dezelve te leeren, — ook fchryft hy op dezelfde wyze voor de anderen op die Clasfe eenige lettergreepen, elk uit twee, of ten hoogden uit drie letteren beltaandc, en heeft dit eenigen tyd geduurd, hy leert de verstgevorderde, welke haast die Clasfe flaan te verlaaten , op dezelfde wyze twee lettergreepen aan elkander koppelen: deze letters moeten zy allen hem zoo  DER SCHOOLEN. 75 zoo ftraks in hun a. b. c. boek aanwyzcn, en zeggen, hoe zy genoemd worden, de andere de opgegevcne lettergreepen vaardig fpellen. Terwyl deze kleine knaapen op de letters kyken, die in hunne a. b. c. boekje? nazoeken, en de andere van hen zich tot het wel fpellen en uitfpreeken van de opgegevcne fyllaben gereed maaken, helpt de Meelter terftond de fchryven aan 't werk, die dus genoegzaam terzelfder tyd aanvangen hunne fchriften te fchryven. — Onder dat fchryven is de Meelter bezig de lesfen te overhooren van de ade Ciasf e (te weten van beneden gerekend ): 't geen hy die opzegt, kwalyk leest en fpelt, laat de Meefter door een ander verbeteren, moetende alle op die Clasfe, de les, terwyl een van hun opzegt, in hun bock nazien; en elk op zyn beurt daar uit fpellen en lezen. — Tot nog toe zie ik het geheele fchool bezig: en doordien de geheele 3 de Clasfe moet nazien , wat 'er beurtelings door een van hen gefpeld of geleezen wordt, om op de eerftc vraag van den Meelter te kunnen zeggen, of iets goed gefpeld, gelezen of uitgefproken zy, of wel om de fout van hem die opzegt te verbeteren, heeft elk van die ge-  76* VERBETERING gehede Clasfe dezelfde vrugt en nuttigals,hy ^bben konde, indien de Meelter dien geheeien tyd, met hem alleen had doorgebragt: middelerwyl laat hy al eens het oog gaan over de fchry vers, onderricht den een of anderen, die de hand met wel houdt, of zyn werk niet VI f e",°P,et.tend genoeg verricht. Deze 2de Clasfe in dezer voegen de lesfen opgezegd hebbende, laat hy nu by zichzelfs nalezen of overfpellen, 't geen zy by hem hebben gedaan, met recommandatie om te onthouden 't geen hun geleerd is, en de fouten by eene volgende gelegenheid te verbeteren; hy geeft hun vryheid, om de volgende les by zichzelven, en m ftilte natezien, of ftaat hun toe, naar dat.de omftandigheid, en de meefte genegenheid van de kinders het medebrengt (waarop hy acht dient te geven, zonder dat zy het byna zelve merken,-) V^n fin,iernuCfechisraus' bybelfche of Vaderlandfche Hiftorie voor den volgenden dag, doch elk by zichzelven in ftilte, natelezen en te overdenken: 't welk hun dezen morgen, geduurende het overige van den fchooltyd werk verfchaft; of an- lerS gCefC hy fomm,'Se van h™ eenige tekjlen op, met capittel en vers uit het Oude en Nieuwe Testament, welke zy  DER SCHOOLS N. 77 by zichzelven in den Bybel moeten opzoeken , en hem voor 't eindigen der School aanvvyzen; waardoor zy zich gewennen aan 't behandelen van den Bybel, en eene zekere gemeenzaamheid, met de volgende der boeken in denzelven krygen. Dit gedaan zynde, vervoegt zich de Meelter weder by de laaglte Clasfe, onderzoekt of men daar het opgegevene kent, zo niet, hy onderricht hen, en geeft 'er nog een of twee letters, of enkelde fyllaben by. Thans mag ik onderflellen , dat de fchriften, althans by verfcheidenen, gefchreven zyn; de Meelter kan nu ook gevoegelyk met de fchryyers aan 't werk komen: hy hoort dan hunne lesfen, en laat dezelve, korter of langer, naar de tyd zulks toelaat, iets lezen; en wel eerst, die van de vierde of hoogffe Clasfe, omdat die nog cyfferen moeten, die ook na dit opzeggen der lesfen terflond aan dat werk geholpen, en de fommen hun fpoedig opgegeven worden. En terwyl deze met dit werk bezig zyn, worden de fèhriften gecorrigeerd, eerst van de derde Clasfe, dat is, van die geenen, welke nog niet cyiFereüé Tus-  78 VERBETERING Tusfchen beide roept de Meelter wel eens een of ander van de kleinfte knaapen by zich, om te onderzoeken, of men wel genoeg werk 'er van maakt-, om zoo aanftonds de opgegeevene letters of lettergreepen te kennen enz. daarop worden nu ook de fchrifien van de hoogfte Clasfe gecorrigeerd, de fommen nagezien, voor zo verre dezelve gereed zyn; aan anderen, die 'er niet mede te regt hadden kunnen komen, hun misflag, en de reden daar van, aangewezen; — dit gefchiedt, terwyl zy, die ilegts alleen fchryvers zyn, en welker fchriften even te vooren gecorrigeerd waren, vryheid hadden bekomen, om by zichzelven den Catechismus, Bybelfche of Vaderlandfche Iliitorie natezien, of, zullen ze haast aan 't cyfferen beginnen, zich de tafel van multiplicatie by zichzelven eigen maaken, of de naamen der psalmnooten enz., naar de Meelter meent dat het de onderfcheidene leerlingen meest noodig hebben. Waarna de Meefter kortelyk zyne kleine Schoolieren nader examineert over de hun opgegeevene letters of fyllaben. En terwyl hy daar nog mede bezig is, haaien inmiddels de eerften van elke Clasfe, op zyn order, de fchrifien cn pennen op,  DER SCHOOLEN. 79 op, van hen, die volgens gewoonte de opgegeevene correktien hadden moeten namaaken, en deelen de psalmboeken rond. Elk zoekt den te zingen psalm op; en laat het de tyd toe, de Meelter, nu ook met de kleinfte kinderen gedaan hebbende, vraagt beurtelings, de eene reis aan die, op een ander tyd wederom aan een ander deze of geene vraag over de zangttooten, de wyze van den psalm enz. laat voor af, gaat de psalm in B. mol of in B.duur, dien fleutel zingen, door een der verstgevorderden, en ook der pas beginnenden. Waarna eindelyk met het zingen van van écn of twee psalmverzen, en 't eerbiedig opzeggen van het gewoon fchoolgebed, of wel het allervolmaaktfte gebed , door iemand van den Meefter, daartoe telken reize te benoemen, de School voor ditmaal gefcheiden wordt. Na den middag worden 'er by de opgegeevene letters en fyllaben, voor de laagfte Clasfe, nog twee of meer bygevoegd, en voorts gaat de School in dezelfde orde, en op dezelfde wyze wederom haaren gang; alleen met dit onderfcheid, dat 'er nu op de Ünkerzvde van het fchrift r * het  8o VERBETERING het zelfde gefchreven wordt, met de kerkand, 't welk voor den middag op de regterzyde met de regterhand gefchreven was. § ao. Ligtelyk begrypt men, zal 'er zulk eene orde op de Schooien plaats hebben, dat 'er verfcheidene dingen voor den fchooltyd, en niet geduurende dien tyd, gefchieden moeten, by voorbeeld: het vermaaken van pennen, het voorfchryyen van letters of woorden, uitgezonderd van enkele fchriften, vooral van zulken, die nog meest noodig hebben, by voorbeeld, in 't houden van de hand en pen, het maaken van de letters, door het voorbeeld van den Meefter onderricht worden: in welk voorrecht, van door den Meefter te worden voorgefchreven in hunne tegenwoordigheid, men hen beurtelings kan doen deelen. Dat ook de Meefter, geduurende den fchooltyd in zyn fchool moet zyn, en zich inmiddels met geen ander werk bezig houden, zonder dat hy buiten de hoogfte noodzaakelykheid vermag dezelve, geduurende een goed gedeelte van den dag, alleen aan 't beftuur van Ondermeefters 0verhaten. Dan,  DER SCHOOLEN. 8l Dan, fchoon de Meefter by het houden van deze of foortgeiyke inrichting een veel» grooter School dan anders met vrucht al* leen zal kunnen waarnemen, is 't echter noodig, wanneer het getal zyner Schoolieren te groot wordt, by voorbeeld wanneer het boven de 40 of 50 gaat, dat hy voorzien zy van eenen bekwaamen Ondermeefter, opdat die acht geve op de Schryvers, terwyl de anderen hunne lesfen opzeggen, opdat hy tusfchenbeide het oog laate gaan, op het leeren van de kleinfte kinders, en dezelve , zoo 't noodig is, onderrichte, — en ook fommigcn van hen, die cyfferen, in een of andere byzonderheid te recht helpS. _ Vooral is deze Ondermeefter noodig om voor of tusfchen de Schooltyden den Meefter in \vermaaken der pennen, het vervaardigen van letters of regels tot voorfchriften behulpig te zyn. En is het getal van Schoolkinderen al te groot, loopt het by voorbeeld boven de honderd: zal de Meefter van zulk een School verpligt zyn tot het nemen van twee bekwaame Ondermeefters, die hem nu in 't overhooren der lesfen, het corrigeren der Schriften, het nazien der fommen, inzonderheid van de ligtfte (alzo dit alles voor één Man onder zoo veele vui. dril. F Schop-  82 VERBETERING Schoolieren te veel, en te zwaar is,) de behulpzaame hand moeten bieden ; zoo echter, dat elk van hen dagelyks zyn bepaald werk heeft, het oog van den Meefter over alles gaat, en alle de Schoolieren (de kleinfte zelfs niet uitgezonderd,) beurtelings ook by den Meefter hunne lesfen moeten opzeggen, en de onderfcheidene Clasfen beurtelings zoo wel aan den Opper- als Ondermeefter hunne Schriften moeten vertoonen, die zorg dragen moet voor een geregeld onderwys, en gefchikte vorderingen zyner Schoolieren, waar voor hy by de Ouders of Voogden, en hen, die voorts het opzicht over de Schooien hebben mogen, alleen of voornaamejyk verantwoordelyk zyn zal. Gelyk 'er ook geene kaftydinge over eenig wangedrag, hoe ook genaamd, dan, alleen door den Meefter zeiven zal mogen geoeffend worden. § 3°. Op andere dagen, wanneer door de kleinfte de Geloofsartykelen enz. door de volgende een les uit het kort begrip der Christel)ke religie, en door de verst gevorderden uit den Heidelbergfchen Catechismus, wordt opgezegd: moet de gantfche School aandagtig gehouden worden. Daar toe kan de  DER SCHOOLEN. de Meefter zelf, terwyl hy de benedenfte Clasfe het geloof of eenige korte Spreuken laat opzeggen, tusfchen in, daar over een of andere eenvoudige vraag doen, dan aan die, dan wederom aan een ander van de hoogere Clasfen, die door zulk eene gewoonte van den Meelter oplettend gemaakt worden, gelvk de Meefter ook niet vergeeten moet den leerling eenigen lof te geven , die hem 't best beantwoordt en de meefte oplettenheid toont. Voorts moet over dc les uit het kon begrip en den Catechismus behoorlyk, en op eene eenvoudige wyze, worden gecatechifeerd; dezelfde vraag, die men niet kon beantwoorden, en daarom door den Meefter zelvcn beantwoord werdt, kort daar op , nog eens herhaald worden , opdat men zie of de zaak wel gevat en onthouden zy, dit maakt oplettendheid op 'tgeen tot hunne onderrichtinge gezegd wordt: te meer, omdat de Meefter zyn genoegen toont, over dezulken, welke hem niet vrugteloos even te vooren het een of ander hadden laaten zeggen of ophelderen. Tot zulk eene oefening behoort een geruime tyd geftcld te worden; by voorbeeld het grootfte gedeelte van den Woensdag morgen. • Fa En  84 VERBETERING En opdat zulks in een behoorlyke orde gefchiede, en allen ook hier in zoo veel mogeiyk te gelyk bezig zyn, moeten alle de Schoolieren, ten minften die tot dezelfde Clasfe behooren, uit het kort begrip, of den Catechismus dezelfde les leeren, die niet te groot moet zyn, opdat 'er niemand verdriet in kryge, en opdat de min vatbaarer nevens de overigen van zulk eene Clasfe gelykelyk het zelfde gedeelte zouden mogen leeren : alleenlyk zou men de vluchten cn verst gevorderden de bybeltexten ten bewyze by die afdeeling van den Catechismus of 'tkort begrip aangeteekcnd , boven de algemeene les kunnen opgeven, of eenige korte en eenvoudige vraagen over 'tkort begrip, waar toe ik dan, (zoo men een kort opftel begeert,) het boekje van S. Molenaar enkel over het kort begrip, als voor de Jeugd zeer gefchikt, wel aan alle Schooien durve aanpryzen. Komen 'er nieuwe Schoolieren op eene of andere Clasfe; dezen moeten daar beginnen, waar ook de anderen zyn; of loopt het boekje in 'tkort ten einde, zoo lang wagten met mede te leeren, tot het zelve haast wederom wordt aangevangen, inmiddels onder 't Catechiferen van de overigen bloo-  DER SCHOOLEN. 85 Mootelyk toeluisteren, en hun nu en dan, ter beproevinge van hunne vermogens, een of andere vraag, al is het maar by herhaaling van 't geen even te vooren, door anderen beantwoord is, door den Meelter gedaan worden. Woensdag na den middag zoude ik fchikken, om dc kinders eenige opgegevene woorden uit het hoofd te laaten lpellen, de laben van het gefpelde woord nauwkeurig te laaten optellen, hen in het onderfcheid van klinkers en medeklinkers en de interpunctatien te onderwyzen; het onderfcheid tusfchen het gebruik van één of meer klinkers in onderfchcidene lettergreepen te leeren; waar in veelen van onzen landaart, by 't fchryven van brieven als anderzins, zoo zeer het fpoor bysterzyn, en voorts't geen tot eene goede Orthographje en Spelkunst van Duitfche en ook lommige onduitfche woorden behoort: waar in de Meeflers over het algemeen wel wat beter behoorden ervaren te.zyn; en waartoe eene korte, doch goede en duidelyke Nederduitfche Grammatica of Letterkunst, doorpublicq gezag., overal in Neêrlands Schooien ingevoerd, niet ondienflig zyn zou (V). Het (a) Het invoeren van eene goede Nederduitfche v J F 3 Gram-  86 VERBETERING Wet overige van den tyd op dezen namiddag kan beneed worden aan een klein ge- C.rammatica achte ik zeer noodig; geen eene ken ik 'er die voldoet. En zonder zulk eene Grammatica door eenige taalkundige lieden opgefteld , en, door openlyk gezag, algemeen ingevoerd, zal men niet ligt tot kennis van verfcheidene byzonderheden van onze taal komen; maar ten aanzien van dezelve in een aanhoudende onzekerheid blyven moeten. In een middelmaatig goed School dient men eenig onderfcheid te leeren, tusfchen de onderfcheidene naamvallen en gejlagten, iemand behoort te weeten of hy, by voorbeeld, de of den, des of der, of hy hun of haar fchryven moet. Maar verfcheidene dingen zvn 'er, zelfs de Orthographie betreffende, welke een Meelter zvne leerlingen niet kan leeren, en al oelïènde hy zich naarltig, zelf nooit met zekerheid kan wecren, of men, by voorbeeld, moet fchryven in fommige gevallen, bemint of bemind , gevreesd of gevreest enz. Dat de 3 § 34- Dit vooraf over de noodzaakelykheid van Diaconye- of andere Schooien hebbende aan- (*) Iets dergelyks fchynt men gehad te hebben ïn de beroemde Zedenfchoolen der oude Perflaanen. Althans die werden ook niet door gemeene loon-trekkende Meefters beftierd. Van welke Perfiaanfche Schooien men uit de Cyropcedie van Xenephen eenig bengt kan vinden in de Algemeene Hifierie, uit het Engelsch vertaald, by Westerbaan , D. IV. p. 477 en 478. Die Schooien dienden om de liefde tot de deugd " en een afkeer van de ondeugd inteboezemen. — üm dit oogmerk te bereiken mogten de Ouders, volgens de Wetten, hunne Kinderen zulk eene opvoe" ding niet geven, als zy wilden; maar moeften hen " naar openbaare fchoolen zenden, alwaar ze met " groote zorg werden opgevoed; — tot dat ze den ouderdom van zeventien jaaren bereikt hadden. Deze Schooien Honden niet onder het opzigt van :' gemeene loon-trekkende Meeflers, maar werden beltierd door luiden van den eerften rang en de beste ' zeden Die in deze Schooien niet waren opge- voed , werden van alle bevordering en beamoten „ uitgeflooten."  112 VERBETERING aangemerkt, zal ik nog kortelyk eenige? byzonderheden melden, welke vooral ten aanzien van deze Schooien behoorden plaats te hebben. i. 't Geen ik van de lugtigheid der School-vertrekken, de gelegenheid om verfche lugt in te laaten, zoo wel, ais van het noodzaakelyk onderwys, en de manier om fchool te houden gezegd hebbe, moet ook op deze Schooien worden toegepast, inzonderheid het eerfte, raakende de ruim-te en verdere gefchiktheid van het fchoolvertrek, 't geen elk onder zulk een groot aantal van kinderen, dat men daar heeft, welke juist altoos niet van de netfte en zindelykfte Ouders zyn, voor Meefter en Kinderen, ten hoogften noodzaakelyk zal oordeelen. 2. Wat de Onderwyzers van die Schooien betreft, daartoe moeten zonder gunstbewyzing, of acht te geven op de voorfpraak van dezen of geenen, de bekwaamflé die zich aanbiedt verkoren, of zelfs, daartoe op- en aangezogt worden: moetende debezoldingvoor zulk een zwaar en moeijelyk werk ter meerdere aanmoediging van bekwaame mannen, van wegen het publicq of uit de byzondere daartoe gemaakte fond-  DER SCHOOLEN. I13 fondfen, liever wat te ruim, dan te bekrompen , geftcld worden. 3. 'Er moeten aan den Meelter de noodige Ondermeefters worden toegevoegd , om hem behulpzaam te zyn in diervoegen , als reeds van de andere Schooien gezegd is. Is zulks ergens noodzaakelyk, het is in de meefte Armenfchoolen, die doorgaans vry talryk zyn, en waar van hec getal der fchoolieren in groote Steden fomtyds tot by, of over de drie honderd beloopt. — ZoO dra dan het getal is boven de 50 of 60, zal men hem één Ondermeefter geven, en tzvee, wanneer het gaat boven de honderd, of honderd en twintig is; en loopt het boven de twee honderd, hy zal vryheid hebben om uit de oudfte en bekwaamde fchoolieren nog een' derden tot Ondermeefter aan te brengen en, metgoedkeuringe der Opzienders van zulk een Schooi, provifioneel aan te ftellen; die. wanneer hy zich, onder 't opzicht van den Meefter verder oeffent, en goed getuigenis heeft; by vacatuur als tweede of eerfte wcrkelvke Ondermeefter zal kunnen invallen. Ik weet wel, dit aanftellen van bekwaame Ondermeefters zal eenige meerdere kosten vereifchen : maar waacam zou men v vui. dm al. H ia-  114 VERBETERING indien de fondfen niet toereikende mogterl zyn, dezelve, vooreerst althans, niet kunnen neemen, uit de bekwaamden, in de Wees- of Armhuizen, waar men fomtyds geen ongefchikte jongens of jongelingen in de fchool heeft; waar van men fommigen, die lust en genie hebben, tot Ondermeeiters in de Diaconye-fchoolen kon aanbrengen en opleiden, die zich, onder het opzicht van den Meefter, van tyd tot tvd al meer bekwaam zouden kunnen maaken. Dezen kon men buiten aanmerklyk bezwaar of onkosten tot Ondermeefters aandeden , mits by hunne aanftelling niet zynde beneden de agtien, noch boven de vyf en twintig jaaren , terwyl ik in de Meefters zelf* van zulk een zwaar en werkclyk fchool, by hunne aanftelling den ouderdom van dertig of ten minften, zoo hy in bekwaamheden mogt uitmunten, van agt en twintig jaaren vcreisfchen zou. Uit zulke Ondermeefters, 't zy dan uit de Godshuizen, of van elders gekoren, konden met den tyd de bekwaamde Schoolmeefters voor andere Schooien, ook ten platten lande gebooren worden : ja zelfs zulken, aan welke by vacatuure van de School, uit hoofde van hunne bekwaamheden s  DER SCHOOLEN. 115 den, en bekomene gefchiktheid daar toe, de post van Meefter in dezelve met de meeite vrugt kon worden toevertrouwd. 4. Dewyl de bevinding leert, dat de kinderen veeltyds te vroeg, en eer ze regt bekwaam zyn, uit de fchoolen genomen worden, en ook zelfs uit de Armenfchoolen , 't geen vooral omtrent de jongens plaats heeft, opdat de Ouders door het ambagt dat zy leeren zullen, al vroeg weekelyks eenig klein voordeel van hen mogen trekken, zullen de ouders aan welker kinderen het onderwys in deze fchoolen vergund wordt, zich moeten verbinden, dezelve een' zekeren bepaalden tyd aldaar te laaten, 't zy twee, drie of meer jaaren, naar gelang van derzelver ouderdom, en niet vermogen dezelve voor dien tyd uit de fchool te houden, of tot het leeren van een handwerk te beftellen; dan alleen in enkelde buitengewoone gevallen, en met toeftemming van Diakenen, of andere Opzienders, die daar niet ligtelyk toe moeten komen, begrypende dat het een verkeerde zuinigheid zyn zoude, dooreen al te vroegtydig vertrek van fommigen plaats voor anderen te maaken , of om op die wyze beter voor 't onderhoud der Ouders te zorgen, en de Diaconye eenigzins te verligH a ten,  Il6 VERBETERING ten, alzo daar door de moeite en kosten tot het onderwys der zodanigen hefteed, by gebrek van eene redelyke bekwaamheid, byna geheel verboren gaat. 5. Ook zal men vooral hier de kinderen aan 't Hipt waarncemen van de School houden: al zoude men, zoo het anderzins niet te krygen ware, tot eene penaliteit, wanneer de kinderen telkens buiten wettige reden weg bleven, de gewone gift tot alimentatie, voor die week, aan de Ouders, die van de Diaconyepenningen trekken, onthouden; althans zoo zulks gefchiedt dooide fchuld en met toeftemming van de Ou* ders, of eenige andere poenaliteit, om ook tot yiyiig fchoolgaan te noodzaaken , de kinders van zulken, aan welken, fchoon niet gealimenteerd wordende, het onderwys alhier is toegeftaan. Van welke abfentien der Schoolieren de Meefter kan verpligt worden, weekelyks een getrouwe lyst voor de Opzienders van dc School open te leggen, opdat 'er naar de waare redenen van dezelve behoorlyk onderzoek kunne gedaan worden. ■ 6. Ook in deze Schooien behooren op gezette tyden eens of tweemaal in 't jaar pleg-  DKR'SCHOOLEN. 117 plegtige Examina te gefchieden, en aan de naarftigften en meergevorderden op de onderfcheidene Clasfen , op dezelfde wyze als op de andere gewoone Schooien, eenige prysjes of kleine verëeringen te worden uitgedeeld, welker getal eenigermaate naar het aantal der leerlingen op zulk een School of Clasfe behoort geëvenredigt te zyn. 7. De bepaaling van 't Synod. Nat. van Dordrecht Sesf. 117. „ dat de Meeflers gehouden zullen zyn, de Schoolieren, die hun bevolen zyn, te brengen tot het gehoor der Heilige Predikatie, voornaamlyk de Catechisatie" , zal ten aanzien van deze Schooien in volle kragt worden onderhouden; gelyk ook in fommige Steden, en thans ook te Rotterdam, met vrugt gefchiedt, en daar zulks niet gefchiedt, dient het wederom in gebruik gebragt te worden, waartoe de kinderen des Zondags voor den tyd van den Godsdienst in de School kunnen vergaderen, en vervolgens door den Meefter en Ondermeefters, ten minfle des namiddags, tot de Catechismus-predicatien geleid worden. 5 36. Dit zy genoeg over de noodige verbeteringe van de openbaare Schooien in 't algeli 3 meen*  Il8 VERBETERING meen, en in 't byzonder van de Diaconyeof Armenfchoolen: alleen zal de vraag zyn hoe krygt men daar toe de gefchikte perfootien ? en hoe kan zulk eene voordeelige inrichting op eenen bejlendigen voet onderhouden worden'? Doch eer ik toe de beantwoordinge daar van overgaa; moet ik nog kortelyk eenige bedenkingen opgeven , ten aanzien van de inrichting der Schooien, inzonderheid in de Steden, en eenige verbeteringen, welke dezelve ter meerdere befchaaving van onze natie nog wel zouden noodig hebben. S 37- Ik zal thans vooronderftellen, dat overal in de Steden de Schooien liaan, of behooren gefield te worden, onder het opzicht van drie of vier School'ar-chen, uit de bekwaamften, zoo wel als aanztèhlykften deiStad, daar toe verkoren, als namelyk, uit twee leden van den Magistraat, benevens eenen Predikant, welke Schooien in de Steden men behoorde te hebben (tot voorkoming van alle wanorde of verwarring der dingen onder eikanderen,) van twee of drie foorten of rangen , gelyk ik 'er thans, bchalven de Armen- enKïnderfchookn flegts twee vooronderftellen zal 5 3&  DER SCHOOLEN. lip § 38. In de eerste of laagfle foort, waar minder betaald wordt, is 't genoeg, dat zelfde onderwys te geven, en in diervoegen ingericht, als wy met opzicht tot de open. baare fchoolen in 't algemeen reeds breedvoerig en klaar genoeg bepaald hebben. Ondertusfchen kan het gebeuren, dat iemand een zeer goede gefchiktheid hebbe, om een Schoolmeelter te zyn, en uitfteekend bekwaam is om in de meefte der vereischte byzonderheden, by voorbeeld, den Godsdienst, het Lezen, Schryyen, Cyfferen enz. behoorlyk onderwys te geven; maar die juist in ee'ne andere byzonderheid zoo bekwaam niet is, als die, by voorbeeld, de gave niet heeft, gelyk 'er veelen zyn, van wel te zingen ; terwyl een ander die n de hemel¬ globe , ^ ^ vöor een goed of midd " , v* it~ '.ouden te maaken : - > 3 niet kan inlaaten^" -_ ' - hans deze We ten fel " '>% [ eten van een bekendo Égfe: 'matk of door 1 >vj ' ïoogte en azimu: 1 i :^ : ffjg-:| •- of Zui- der-bre - '. , le^r nauwkeurig te berekenen! Maar, dat ik nu boven al beöoge, dezelve kan nauwlyks gemist worden om eenige bcpaaling op de lengte te maaken, die door geen ander middel, dan door deze Wetenfchap tot nog toe voor eenen Zeeman  DER SCHOOLEN. 133 man met eenige nauwkeurigheid te bepaalen valt. Waartoe by hen, die 'er kundigheid van hadden , zeer zou te pas komen het waarnemen van den afitand der Maan, op lommi ce bepaalde tvden , van een of ander der vaste Herren, door derzelver afitand van de Maan, op gegevene tyden, van drie tot drie uuren, die op de hoogte van Parys door een Genootfchap van Geleerden aldaar, zelfs eenige jaaren te vooren, nauwkeurig berekend en in het zeer nuttig Werk , genoemd la Connoisfance des telnps , aangeteekend is , 't welk wy nu reeds hebben voor het jaar 1732. Wanneer men nu den meerderen of minderen afitand der maan van zulke Her ter plaatze waar men is, waarneemt, zoo kan men, dcwvl de maan oogenblikkelyk en geregeld voortloopt, daaruit al zeer nauwkeurig by helder weer de lengte weten, en al vry naby bcpaalcn, hoe veel mylen, enz. men ziclï beoosten of bewesten den Meridiaan van Parys bevindt. Waartoe men vooral de voornaamfte Herren in den Zodiak of dierenriem , inzonderheid de Herren van de eerfte grootte in dezelve, die zeer gemakkelvk van de andere te onderkennen zyn, wel behoort te weten. I 3 lk  134 VERBETERING Ik llaa toe, deze waarneming, om door dezelve, namelyk, de juiste lengte te weten vereischt eene goede opmerking, en eene nauwkeurige begrooting en berekening van de Graadcn aan alle plaatzen des hemels; waaraan men echter door opmerking en ondervinding meer en meer zal gewend worden , en waartoe de Zeelieden ook hunne tafels van de wasfende graaden mede krygen. Mogeiyk echter gaat het nog wel zoo nauwkeurig , de lengte , op welke men zich bevindt, op te maaken uit de bedekking van een of andere Her in den Zodiak door de Maan , hoedanige bedekkingen, insgclyks in de Connoisfance des temps bereekend en bepaald zyn ; dewyl, gelyk wy weten, de immerfie of ingang, van zulk een Her, en ook haare emerfie of uit gang, op alle plaatzen van den Aardbol, waar de maan dan zigtbaar is, op het zelfde tydflip wordt waargenoomen : door welk middel men dus de lengte, waarop men is, uit vergclyking van den Meridiaan van Parys, al vry nauwkeurig weten kan: Het welk, uit het geen ik van een ander middel om de lengte met eenige zekerheid te bcpaaIcn nu zeggen zal, eenigzins klaarder zal worden. 'Er  DER SCHOOLEN. 135 'Er is namelyk nog eene derde en zeer eenvoudige manier, om door middel van de Sterrekunde daar zeer nauwkeurig agter te komen: door namelyk den juisten tyd der Eclipfen van dc fatellites of w agter s van Jupiter waar te neemen: wanneer die treffelyke en zoo kenbaare dwaalfler, zynde de grootfte en heerlykite in ons geheel Zonneftelfel, op die plaats waar men zich bevindt, zigtbaar is, en de fchommelende bewceging van het fchip die waarneeming toelaat (*). Men weet, namelyk, dat deze planeet zeer kenbaar is, en dagelyks niet aanmerkelyk van ftand verandert, alzoo hy in byna twaalf jaaren maar eens zynen loop om de Zon volbrengt, vorderende dagelyks maar bykans 5 minuten op zynen loopkring, en dus, na genoeg, omtrent een (*) DeTIeer Maupertuis zegt 'ervan, na dat hy kortelyk van dit middel om de lengte te vinden gefprooken had, „Maispour obferver ces Phénomenes, ., 'tl faut, de longues lurettes: & k mouvement dit „ vaisfeau , qui fait perdre a chaque inftant di• teh „ objets, en rend Pufage impr-actieable." Lettre XXI. Oir la longitude, in de Oeuvres de Maupertuis, 'Tom- II. p. 350. Zoo ik wel onderricht ben , heelt men wel reeds gepoogd onder de Engelfchen ot I-ranfchen die waarneeming op Zee mogeiyk te manken, maar tot nog toe zonder een' gewenschten uitinig. Wenschlyk zou het zyn, dat in deze onze eeuw, 14 zo°  136* VERBETERING een iaar zich ophoudt in een en hetzelfde hemelteken , waar door hy nog te beter kan gekend en waargenomen worden : men weet vervolgends dat deze hoofdplaneet voorzien is, met vier by-planeeten, welke men gewoonelyk zyne fatellites, wagters of maanen noemt. — Deze wagters beweegen zich (zeer zigtbaar door eenen middelmatigen Telescoop,) in korten tyd rondom hunne hoofd-planeet, die de naaste is by dezelve in minder dan twee dagen, of nauwkeuriger gezegd, in één dag 18 uuren, 27 minuten en 34 feconden: de tweede, binnen de 4 dagen; de derde in ruim 7 dagen; de vierde in ruim i6\ dagen. — Daar men nu de Cirkels van hunne loopbaanen uit de aarde van ter zyde ziet, en derzei ver vlakken waarin zy loopen niet zeer veel verfcheelen met het vlak der Ecliptica, zoo dat zy met de- 7.00 vrugtlmnr in nuttige uitvindingen , hierop door lieden des kundig iets wierd uitgcdagt, Kykers van een groot reld,cn het hezorgen van eene- flille' houdi»?, 200 veel mogeiyk, aan den Waarnemer, zouden daartoe, dunkt my, vooral vereischt worden. De Heer Maupertuis fchynt op de aangeholde plaats zulk eene uitvinding nog niet geheel hoopeloos te (tellen. Waardig is dc gemelde Brief, handelende fvr la /ong/tudè, of, over de lengte, betrekkclyk dit Huk te wor.ïeu hageleczen : waar rae.i ook zien kan, dat om vnn dc lengte een goed begrip te hebben, de kundigheid vw de Globe of Sph&re niet kan gemist worden.  DER SCHOOLEN. 137 dezelve maar zeer kleine of fcherpe hoeken, by voorbeeld, van ruim 3 of 4 graaden maaken, moet daaruit voort fpruiten, dat 'er geduurig taaningen of Eclipfen van die wagters op onzen Aardkloot gezien worden, zoo datze in de Jchaduw van Jupiter geraaken, en daaruit na eenigen tyd weder te voorfchyn komen, of ook, dat men dezelve, als een zwart vlekje, over den fchyf van Jupiter ziet heenen loopen. Het begin van deze taamnge zoo wel als de uitgang van die Maanen uit de I loofdplancet, zyn met eene groote nauwkeurigheid reeds eenige jaaren, voor dat zc voorvallen, op de lengte van Parys berekend , en van dag tot dag aangeteekend in het zo even genoemde Werk la ConnoiS' fance des temps. En, daar 't hier op aankomt, dit zyn juist verfchynfels, welke altoos, overal op den Aardbol, waar die Planeet zigtbaar is , op één en het zelfde tydflip gezien worden: waar uit derhalven by eene nauwkeurige waarnecming, wanneer die op Zee moogelyk is, door middel van het verfchii van 't meerder of minder verloop van den dag, ter plaatze waar men zich bevindt, en dc waarneeming doet, ook het verfchil van de lengte tusichen die plaats en Parys zeer eenvouI 5  133 VERBETERING dig en geraakkelyk is te berekenen: by voorbeeld; om het kortelyk met een geval op te helderen: Ik weet uit de berekening, die anderen voor my gedaan heb. ben , namelyk uit de Connoisfance des tcmps, dat de naafte of eene andere Satelles van Jupiter moet eclipferen, ik zie dat het begin of einde van die taaning moet voorvallen dezen avond ten 9 uuren, maar by myne waarneming gefchiedt zulks reeds een quartier vroeger , te weeten , een quartier voor den tyd, op welken die volgends dc lengte van Parys bepaald was, of om klaarder te fpreeken: wanneer ik dezelve waarneemc is 't op de plaats waar ik my bevinde eerst quartier voor 9 uuren, daar uit befluite ik ontegenzeggelyk, dat ik zoo veel meer westwaards myne lengte hebben moet, en kan nauwkeurig berekenen, hoe veel mylen ik thans in lengte westwaards van den Meridiaan van Parys vcrwyderd ben; dat ik, by voorbeeld, my niet op den Meridiaan van Parys,maar ten ruwflen gerekend, omtrent op die van London bevinden moet. Vergeef my, Leezer! wie gy zyt, dezen uitflap, welken ik zelf voele dat te groot is. Juist komende aan een myner begunftigde liefhebberyen, bemerk"ik, dat ik onge-  DER SCHOOLEN. 139 ongevoelig in zekere langwyligheid (*) verval, terwyl myn geest zich mogeiyk wat te hoog boven het laage Schooljlof verheft. — Wy zullen ftraks van den hemel tot de aarde wederkeeren , laat het gezegde maar daar toe dienen , dat wy overtuigd worden uit de bygebragte ftaalen, hoe nuttig het zou zyn, en hoe zeer het zou (*) Het zou echter zvne nuttigheid kunnen hebben voor fommigen, dit 'ftuk, zoo het ooit in hunne handen komen mogt, een weinig breedvoeriger te zien uitgehaald, met eenige bewyzen geftaafd, cn door voorbeelden opgehelderd. Althans meermallen heb ik ondervonden , dat het moeilyk was, zelfs lommi»^ zee-varende lieden, van welke veelen de Stuurmans-kunst meest machinaal leeren , volkomen te overtuigen van de groote nuttigheid van de Uemelloopen Stemkunde : het geen my echter van anderen gaerne werd toeeeftaan. fchoon men zich beklaagde over "ebrek van bekwaaflre gelegenheid om zich daar in naar behooren hier te lande te oeffenen. Men kan, bet is waar, veelzins op zee te recht raaken en zich behelpen met de kennis van de zeevaart, welke men zich hier scwoonlyk, en vervolgends naader door de • bevinding", verkrygt, indien zich alles wel fchikt, en 'er geene buitengewoone voorvallen of ontmoetingen komen. Maar hebben 'er deze plaats, dan is het ligtclykte begrypen voor elk, fchoon hy anderzins geen kennis heeft van de zeevaart , dat men dan dikwyls ook in de grootfte verlegenheid en fomtyds ongelegenheid moet geraaken, waar voor men waarfchynlyk zou zyn behoed geweest, indien men had kunnen gebruik 'maaken van de voordeden welke de Sterrekunde aan de hand geeft.  140 VERBETERING zou kunnen (trekken tot befchaavinge van lieden tot de Zeevaart gelchikt, wanneer zy in hunne aankomende Jongclingfchap, in iommige Kunst-fchoolen, aanleiding hadden , om in hunne Moedertaal van eenen betiwaamen Onderwyzer de behandeling der Globen en de beginfels der Aflronomk te leeren, daar, zoo veel ik weet, behalven het horologie van Harrisfon en het verheetercl beflek (ö), de drie genoemde waarnemingen de eenige middelen zyn, om op ondcrfcheidene plaatzen nauwkeurig de lengte te berekenen, (die echter van zoo veel belang in de Zeevaart is,) welke tot hier toe bekend zyn. Hoe nuttig en voordeclig zou het voor hen zyn in meer dan een opzigt, de Planecten en de yoornaamflo der vaste Sterren te kennen, en met de Hemelglobe te kunnen omgaan? hoe noodig de Sterren, inzonderheid van de cerite grootte in den Zodiak of Dierenriem, (die flegts weinige in getal, en zoo ligt te onderkennen zyii) wel O) Over welk verbeeterd bedek zv, die daar lust toe hebben, in de openbaare lesfen van den 1 leer P. Steenftm, Amfierd. 17-0, kunnen nazien dc tweed» les, p. £i>. cn volgende.  DER SCHOOLEN. 141 wel te weten, om de gezegde obfervatit op den afitand der Maan van dezelve van tyd tot tyd te leeren doen? Hoe voordeelig inzonderheid Jupiter met zyn gezelfchap in derzelver ftand wel te kunnen vinden en waarnemen? daar zy zich nu by gebrek van deze kundigheden met hunnen Klaas de Vries of Gietermaker, die immers op alle plaatzen de nauwkeuriglte aanwyzingen niet doen kunnen, be-^ helpen moeten. Schoon men in gemelde Schry vers, die waarlyk hunne verdienlren hebben , onderfcheidene propofitien heefc tot het vinden en berekenen van de breedte en lengte uit het waarnemen van bekende Sterren, en welke propofitien zy, die zich tot de zeevaart fchikken, wel op het papier leeren uitcyfferen en bewerken, maar waar van de meelten, by gebrek van de kennis dier Sterren aan den hemel, op zee, om de waare breedte te vinden, geen gebruik kunnen maaken. Zynde het onder de hemelfche lichaamen alleen de Zon , waar op zy met hun Veü-compas, Octant-, Graad- of Azimuthboog alleen gewoonlyk de volltrekt noodige waarnemingen doen moeten. Daar  142 VERBETERING Daar dan deze kundigheid zoo voordeelig is voor de Zeevaart, en zoo aangenaam en opleidend voor eenen ieder, die 'er wat van weet, waarom moet dezelve alleen in de Latynfche taal en op de Hooge vSchoolen geleerd worden, en daarom voor zoo veelen onzer Vaderlandfche Jeugd, en verre de meefte van onze Zeelieden, ontoegangelyk blyven? De Mathefis fublimior, eene nauwkeurige berekening van de Eclipfen, van de Cométen in derzeiver loop, en lbortgelyke dingen, wil ik gaarne alleen aan de Academiën laaten, opdat men van daar ons zulke werkjes levere, als de Connoisfance des temps, de Engelfche Ephimeris, Nautical sJlmanack, &c; maar zoo verre diende elk Zeeman gevorderd te zyn, dat hy de voornaamlte byzonderheden in die werkjes vcrltaan, en daar van gebruik maaken konde. Elk begrypt dan, dat ik 'er juist geen de la Landes, Eulers, Hennerts of Bodes van wilde gemaakt hebben; maar hun gelegenheid geven, om in hunne jeugd in de Nederduitfche taal zoo veel te leeren, als zy naderhand, ter volkomener beoeifening van de Stuurmanskunst, noodig hebben. 't Is waar, hier of daar vindt men een' Dnder-  DER SCHOOLEN. 143 Onderwyzer in die wetenfchap in de Nederduitfche taal, maar hoe weinig Steden hebben dit voorrecht ? en hoe weinige Jongelingen of derzelver Ouders komt het belegen, zulk eenen voor hunne kinders alleen, 't zy geheel of eenige uuren op den dag, aan te neemen? De gelegenheid, om in die wetenfchap eenigen fmaak te krygen, behoorde algemeener te zyn: En het zou eene wezenlyke verbeteringe zyn tot meerder befchaaving van de natie; indien dit onderwys, immers in eenige Nederduitfche Kunst -fchoolen , vooral in de Steden van zeevaart, waar voor ons Vaderland zoo voordeelig gelegen is, wierd ingevoerd; niet flegts in den naam (want misfchien vindt men wel de belofte van onderwys op de Globeit en in de Aflronomie voor fommige Kunstfchoolen geplaatst,) maar in der daad: zoo, dat een bekwaam man in de kunst, na blyken van zyne ervarenheid in die wetenfchappen te hebben gegeven , althans in voornaamc Steden op een zeker convenabel tractement tot Aftronomus, of Onderwyzer in de behandeling der Globe en in de Stemkunde, inzonderheid voor de Kunst-fchoolen in zulk een Stad, wierde aangefteld, waar in elk der Schoolieren, voor  ■ 144 VERBETERING voor welken zulks begeerd wordt, op gezette tyden onderwys in gemelde wetenfchappen bekomen kon. Zoo ik my niet bedrieg, zou zulk iets voor de meefte jonge lieden in zulk School eene aangenaame bezigheid zyn: te meer, daar reeds zoo veel is in 't werk gefield, om die wetenfchappen, zonder dat men daar toe voor eerst veel van de Matbejis noodig heeft, bevattelyk en zeer aangenaam te maaken: met GÏoben, met ürreri'cn, en Planetaria kan men de verbeelding hier merkelyk te hulp komen; hun van tyd tot tyd by handzaam en helder weer de voornaamfte der Sterren en Gejlcrntens van het Noorder halfrond aan den hemel aanwyzen : als, behalven de Poolfler, de groote Beer, de Sterren van Casfwpea, Artturus in het beeld van Boötesj Lucida Lyra, Athair, Corona met de Gemma in dezelve, Capella, vooral het groot Starrenbeeld van den verrukkelyken Orion &c. en foortgelyke , door iemand die wat oplettend is, allen zeer fpoedig cn gemakkclyk te kennen, zoo wel als de meet Zuidelyke, Sirfas, Procyon en anderen; naderhand de Starren van de eerfte grootte, in den Dierenriem, neem eens, hét oog van Taurus of den Aldebaran, Cor cn  DER SCHOOLEN. 145 en Cauda Leonis, Spica Virginis &c. welke by eene goede Helling van de Oiobe byna van zelf gekend , en , door eenen goeden Onderwyzer, der Jeugd al vroeg zeer gemakkelyk kunnen geleerd worden. Zoo veel wetenfchap van de Uathefis of Wiskunst, dat men zelf eenige waarnemingen kan doen, zullen zy, die tot de zeevaart worden opgeleid, vervolgends krygen, wanneer zy onderwys ontvangen in de Stuurmanskunst; behalven dat daar in ook eenig onderwys behoorde gegeeven te wouden in zulke Kunst - fchoolen, in zoo verre, dat men ten minden door gefchikte Onderwyzers eenigen fmaak daar van bekomen konde. Hier leeren zy provijioneel, en dit hebben zy dan vooruit, de Globen gebruiken, het Waereldsgeftel befchouwen, de Sterren kennen, de Planeeten in hunne onderfcheidcne loopkringen waarneemen, begrypen wat 'er zy van derzelver voortgang, fchynbaaren ïlillland, en teruggang, Kykers en Telescopen dellen en gebruiken, de Kunstwoorden Culminatie, Azimuth, Amplitude Vagboogen , en foortgelyke verdaan ; c welk alles hun aanmerkelyk zal te ltade komen, om naderhand binnen een' korten rui. d bel. K tya>  I46 VERBETERING tyd , met een byzondere aangenaamheid;, en ongelooflyken voorfpoed zeer gegronde vorderingen in de Stuurmanskunst te doen, en in ftaat te zyn, om niet flêgts op het papier, maar aan den hemel zelfs de voordeeligfte cn nauwkeurigfte waarneemingen en berekeningen te kunnen in 't werk ftellen. Men denkc niet, dat daar toe geeneOnderwyzers in de Nederduitfche taal zouden te bekomen zyn; want zoo dit onderwys Gen noodzaakelyk vereischte wierd van eenige Kunst-fchoolen in de voornaamfte Steden, en men daar toe bekwaame Mannen zogt, tot eene ordentelyke beiooning, wat zou verhinderen, dat daar toe geene Jongelingen van fmaak en liefhebberye zouden kunnen opgeleid en gebruikt wordeny En zulks, daar men hier en daar langs hoe meer tot de beöelfening van die verhevene wetenfehap, op eene gemakkelyke wyze aanleiding krygt: ook zelfs door fommige werkjes ten dien einde in 't licht gegeven, gelyk ik daartoe deze navolgende : het Waereldflel gemakkelyk gemaakt, door den-lieer iV. Schmid Qa~), de CO Uit het Hoogduitsch vertaald, en gedrukt tc Haarlem 1774.  DER SCHOOLEN. I47 de vertaalinge van 't klein werkje van den Heer Fergttfon in 8°. en vooral de Aflronomifche Oefeningen, 2 deeltjes in 8°. met afgezette plaatjes, gedrukt te Amfterdam by Houttuyn 1771. wel durve aanpryzen: waar uit men met eene kleine onderrichting zich al redelyk zal kunnen voorthelpen, en waar van het laatstgenoemde, myns oordeels, voor het fchoolgebruik niet ongefchikt zyn zou. Ten ware men liever de uit het Hoogduitsch vertaalde werkjes van den Heer Bode verkoos, die anderzins, in 't vervolg, voor die zich verder oelfenen wilden, konden te pas komen ; fchoon zy, als van eene uitneemende klaarheid, by een geleidelyk onderwys in de Sterrckunde, al vroeg konden gebruikt worden. Dus verre van dc Nederduitfche Kunstfchoolen. §. 42. Nu zal ik deze Verhandeling , voor zoo veel dezelve de noodige verbetering der Nederduitfche Schooien betreft, kunnen eindigen, wanneer ik nog kortelyk deze vraagen zal hebben beantwoord: Hoe krygt men, zoo de opgegevene inrichtingen zullen plaats grvpen , voor alle Schooien beK. 2 kwaaim  148 verbetering kwaame Meeflers? en welke middelen zyrl 'er uit te denken, om dezelve op eenen voordeeligen en beftendigen voet te onderhouden? Wat de eerfte vraag betreft: zeer dienflig zoude het zyn kunnen, en tot een uitgebreid nut voor de Schooien, wanneer in eenige voornaame Steden van elke Provincie fundatiën wierden gefh'cht, of zeker foort van huizen opgericht, waar in door eenige ervaren perfoonen goede Schoolmeeflers of Schoolmeeflercsfen gevormd wierden, waar in, onder 't opzicht van een voornaam en kundig perfoon, de nodige inflrtiLlien gegeven wierden, voor de onderfcheidene Clasfen of foorten van ■Schooien. Daar zy, die zich tot den Schooldienst begeven wilden, vooraf zekeren tyd, korter of langer, naar hunne •Vatbaarheid cn bekwaamheid , in al 'c geen tot den post van Schoolmeefter vereischt wordt, zich behoorden geöeffend te hebben, eer men zich tot het aanvaarden van een School mogt kunnen begeven, of zelfs in voornaame Schooien voor Ondermeefter verkiesbaar zyn. ( Terwyl zy, die zich tot den Schooldienst aanboden, behoorden voorzien te zyn met oen getuigfehrifc van de Mee- fters  DER SCHOOLEN. 140 fters of den Opziender van zulk een huis, noopens hun gedrag, en gefchiktheid tot leiding en onderwys der Jeugd, met byvoeging voor welk foort van School zy waren bevoegd gekeurd, en in welke byzonderheden zy bekwaam geoordeeld werden een goed en geregeld onderwys te geven. — Terwyl aan geene anderen, dan die waarlyk bekwaam, en tot onderwys voor de Jeugd gefchikt waren, zulke gctuigfchriften behoorden verleend te worden; Daar de overigen, die men bevond, dat geene genoegzaame gefchiktheid of vermogens hadden, moeiten opgewekt en aangefpoord worden, om zich liever tot een ander beroep of levensftand in de waereld te begeven. Maar dewyl zulke huizen of gedichten vooreerst nog niet te voorzien zyn, immers nog zoo fpoedig geen plaats kunnen vinden, zal ik eenige andere middelen voordaan, om daar van inmiddels gebruik te maaken. En dat zyn eenvoudig deze navolgende: ; 1. Niemand zal Schoolmeeder kunnen worden in Steden of Dorpen, dan, na een behoorlyk Examen, ten overdaan van Schoolarchen en in den Godsdienst door K 3 den  15° VERBETERING den Kerkenraad, Clasfis, of eenige ge* deputeerden uit dezelve, zoo als dit op iommige plaatzen gebruikelyk is. Zal men, in middelmatige plaatzen niemand tot het oeffenen van een Ambagt toelaaten, waaraan zoo veel niet gelegen is, zonder het doen van een proeve, ten overftaan van Dekens cn Hoofdmannen van dc respeétive Gildens, hoe onverfchoonelyk is het dan tot zulken gewigtigen post, als die van Schoolmeefter , waarvan voor 't Vaderland zoo veel afhangt, onbekwaame perfoonen zonder examen op veele plaatfen toe te laaten; zoo dat elk, die maar wil, zich tot,dien post begeven kan! een misbruik , een verzuim , 't welk nergens door de geheele Republicq behoorde plaats te hebben! 2. Dat Examen moet gefchieden in gemoede en getrouwheid , geduurende een behoorlyken tyd, en in alle dc byzonderheden , waarin zy zullen moeten onderwyzen ; ook omtrent de wyze waarop de Jeugd moet geleid , en het onderwys in de School ingericht wordenmoetende de onbekwaame tot dien post van wien zy ook anderzins tot den Kerke-  DER SCttOOLEN. 151 kedierist of het waarneemen van de Kostery (welke ten platten lande al veel aan het Schoolambt verbonden is) mogen zyn aangefteld, zonder oogluiking worden afgewezen: al zou men op gepaste middelen bedagt zyn, om, gelyk het is op eenige plaatzen, die ambten te fplitzen, alzoo iemand tot het eene bekwaam, cn tot de waarneeming van het andere ten eenemaal ongefchikt zyn kan. >.Tot dat Examen zal niemand kunnen worden toegelaaten, dan na vertooning van goede getuigfchriften, nopens het Lidmaatfchap, goed en Gcdsdietijlig gedrag, enz. terwyl het wel behoorlyk was, dat zulk iemand , die zich voor Meefter aanbood , by atteftatie moest doen blyken, dat hy ten minften een jaar Lidmaat der publicque Kerke dezer Landen geweest ware. 4. De Jaaren van een Meefter of Ondermeefter behoorden bepaald te zyn, wanneer zy, namelyk, zullen mogen worden aangefteld , by voorbeeld , voor een' Meefter van een gewoon School kon men den ouderdom van 20, in de Heden van 22 jaaren, en voor een Onderin 4 mee-  152 VERBETERING meefter, die van 17 of 18 jaaren bepaaien : heeft zulks plaats ten aanzien van fommige andere posten of bedieningen, die bepaaling van eenen gevoeglyken Ouderdom behoorde hier ook plaats te hebben, voor dezen post, welke geoefendheid, beleid, en bedaardheid vordert. 5- 't Zou niet kwaad zyn, dat iemand hier of daar een School willende oprichten of overneemen , geduurende eenden tyd, ftel ten minften een jaar, of half jaar, 111 'tSchool van een ander bekwaam man als Ondermeefter moest hebben gefungeerd. En dat de zoodanige verpligt waren, in zulken geval een getuigfchnfc te brengen, zoo van hun goed gedrag, als van hunne bekwaamheid tot het behandelen en onderwyzen der Jeugd. 6. De Schoolarchen in de fteden, dienen zich tot de bezorging der Schooien met alle zorgvuldigheid en oplettendheid te verledigen; onder alles ook de noodige toezigt te hebben op de Ondermeefters, om daaruit gewoone Schoolmeefters voor hunne of andere Schooien aan te kweeken , en zoo veel in hun is, beide, Mee- fters  DER S C H O O L E N. itf fters en Ondermeefters, tot hunnen pligt zoeken te houden. 7. Wenfchelyk zoude het zyn , dat door Hoog Gezag, de gemelde Artykels ingevoerd en tot ftand gebragt wierden. § 43- Maar dan blyft nog deze bedenking over: gefteld zynde, dat zulke inrichtingen en verbeteringen overal in ons Vaderland der Schooien wierden ingevoerd; hoe zal men dezelve, voornamelyk ten platten lande, wel, en op eenen beftcndigen voet doen onderhouden ? Van de Schooien in de Steden, (welke ik Heeren Schoolarchen aanbeveele,) zal ik nu niet verder handelen: van 't geen ik omtrent de Schooien, ten platten lande, zal aan de hand geven, mag, zoo veel hec in de fteden kan ftand grypen en te pas komen, ook daar gebruik gemaakt worden. Het ware in der daad grootclyks te wenfchen, dat de hooge Overheid dezer Landen zich de zaak der Schooien, zoo dienftig voor eene goede opvoeding der Jeugd, waaruit alle verbeteringen, ook vooral in K 5 de  Ï54 VERBETERING de zedelyke gefteldheid , zullën moeren voortkomen, ernftig aantrok. Kan iets de ^.j^J^dheid der Natie, de goede gefteldheid van het Vaderland bevorderen het is juist dat ftuk, eene goede inrichting' der Schooien; een zaak derhalven van dien aart, datze wel waardig is voor 'sLands Vaderen, om 'er bepaaldeJyk en met ernst op te denken, en de gepaste middelen ter bevordennge van haaren weiftand met yver ter hand te neemen Ca) : kan het Fi- (*) Het is zoo ver van daar, dat dit zorgen vior eene goede inrichting der Schooien eenigzins SëedSï dc waard.ghe,d zyn zou van de Vader™ des Vader lands, dat zulks hun veel eer tot eenen uitnemend™ roem en hunne nagedagtenis tot eenen beftendigen zefi S^en ^ Mcrkwaa-AJig en tredend 1de taal van Miu Ignat. Sciimidt, waarmede hy den velenden lof geeft aan den Prins-B sfcl op yan Bamberg w IFumburg, wegens deszelfs yvS zWge voor de Schooien, in zyne Methodu: tlnde,fdi pnma ehmenta rehgionis, Jive Cattvhifandi' in Pr7fat welke ik niet ongepast oordeele hier ter neer te toien * dezelve Juuit aldus: Materam hanc (C^S » SÈft3 60 ma§is "0(tris convenire te.npo bus » cen f"n' S»™ maximara Germania: partem, remulis „ quaf. ftudus Scholarum optima, compolitioni vacÏÏe „ VKleamus,.p(eque etiam Re ve r endiss m L- c „ nus, Adamus Fridericus, D. G. Rpisco- „ pus Ij a m Ji kr G e k s 1 s cc W, r c e b D r g e n s Ï „ I r a n c ia>, Orientalis Dux, &c, banc ren „ in pnnus numeret curis, multis jan. pra-clarillime „ ordmatis, quibus prima juventutis initruftio pluri- mum  DER SCHOOLEN. 155 Fmancieek, het bevorderen en begunfbgen van handwerken en Traficquen, kan iets, hoe ook genaamd, wel meer den waren en innerlyken welitand van het Land bevorderen , dan eene goede opvoeding der Jeugd, de hoop van den Staat, de verwagting van het nageflagt? En kan deze zonder goede Schooien, en eene geregelde inrichting daar van, by alle leden van de Maatfchappy wel behoorlyk plaats vinden ? Groote Mannen zien dit belang voor den Staat in. En de fchranderfte en geöeffendfte verftandcn hebben het, vooral zedert eenigen tyd, niet beneden zich gerekend voor de Jeugd te fchryven. Het geen in 't Nationaal Synode van Dordrecht den Predikanten is aanbevolen, om namelyk de Meelters, zoo zy nalaatig zyn, tot hunnen pligt te vermaanen, de fchool dikwyls te bezoeken, de ylytigheid der Meeflers mum juvatur. Dignum fane tanto Principe & «1 Prsfule opus, quo novo adlnic titulo Pater patria, educatione nimirum publica reftaürata, i'ajculis re„ motillimis audiet. Ecquid enim cum Patrh muncrc , propius conncxum, quam fubjectorum bon» educa', tioni invigilare? quod majus confcrri poteft benub„ cium in integram provinciam, ierosque adco ncpo„ tes , quam eo curam fuam convcrtcrc , ut boni „ Chriftiani cives atque fubditi, cx quibus ialus cc„ clefia ac Patrise pender, erFormentur? "  156 VERBETERING? fiers op tefcherpen, in de wyze van Catechi, jerenvoor te gaan, enz. fesfi r7. behoort elk Predikant, als een gedeelte van zyn ambt, in 't oog te houden, en getrouwelyk na te komen: Maar dit betreft, voornamclyk, het onderwys in den Godsdienst: fomtyds is 't moeijelyk voor een Predikant, t zy alleen, of zelfs met behulp van den Kerkeraad en Magiftraat, den Meefter tot zyn' pligt te houden, of zoo hy nalaatig is, klagten tegen hem by de Clasfis in te brengen. De Predikant heeft zynen Meefter dikwyls te veel van nooden, de onderlinge betrekking is te naauw, men kan op fommige plaatzen eikanderen té veel genoegen, of onaangenaamheden verwekken, en dit doet mogeiyk fommige Predikanten (want die zullen ook altyd menfchen blyven) hier en daar, naar de fchool weinig omzien. Men behoort dcrhalvcn, by 't geen den Predikant en Kerkeraad is, en altoos blyft, aanbevolen, nog op eenig ander middel bedagt te zyn. Wilde men de voorgeflagene inrichtingen, in alle, immers in de meefte byzonderheden, wel waargenomen, en op eenen bejfendigen voet onderhouden hebben. Zog  DER SCHOOLEN, 1^ Zoo ik het wagen durve, om daartoe êen gevoegelyk middel aan de hand te geven , het zou uitkomen op dit volgende. Myns oordeels zou het ten gemelden einde allerheilzaamst wezen, zoo 'er door Hoog Gezag Schoolarchen of Infpeïïores der Schooien over onderi'cheidene Dijlri&en ten platten Lande wierden aangefteld , welker post zyn zou: 1. In 't gemeen, het oog te hebben op de Schooien van zulk een Dijlrict; toe te zien of 'er overal op de Dorpen en in de onderfcheidene buurten gefchikte gelegenheid was tot onderwys der Jeugd; of de Schoolvertrekken wel gefchikt, en in behoorlyke orde waren, dan, of daar omtrent eenige verzoeken, tot vergrooting of verbetering ter plaatze waar het behoort, dienden gedaan te worden. 2. Op zekeren bepaalden tyd de Schoeien ' van zulk een Diftrict op te nemen, met iemand uit den Magiftraat, 't zy Burgcmeefter, of Schepen, of Secretaris van de plaats, benevens den Predikant, in tegenwoordigheid van Heer, of Ambagtsheer, van zulke plaats, zoo dezelve" daarvan voorzien was, die van den tyd  I58 VERBETERING tyd van het School - examen vroegtydf* moet verwittigd , of wel die tyd met overleg van zulken Heer, door den Schoolarch van het diitricl bepaald, worden. 3. 't Moet daarenboven den Infpeiïeur of Schoolarch vry liaan, zoo dikwyls, als hy 't noodig oordeelt, de Schooien van zyn Diftnct te bezoeken, de Kinderen te examineren, of in zyne tegenwoordigheid te laaten examineren , hunne fchriften na te zien, enz. 4. Opdat de plegtige, 't zy jaarlykfche of haifjaange School - vilitatien , nimmer ter loops zouden gefchieden , zal het den Schoolarch niet vry Haan, meer dan de Schooien van twee of, zoo 'er geene byfchoolcn zyn, en de plaatzen niet te verre van eikanderen zyn verwyderd , ten hoogden van drie dorpen, op eenen dag piegtig te vifiteren. 5. In deze Vergadering van den Infpecleur met dc overige Heeren van de plaats, daartoe , benevens den Predikant benoemd , zal men de fchriften nazien, die voor het examen gefchreven zyn , elk op een vel of half vel papier, en die  DER SCHOOLEN. ïfö die eenige dagen vooraf, benevens de fchriften, welke in het laatfte Examen gediend hebben, (opdat men te beter de vorderingen mag kunnen zien,) ten r huize van den Heer Predikant of Burgemeefter door den Meefter moeten bezorgd worden, om behoorlyk te kunnen geëxamineerd worden: gelyk ook, na zulk een examen met onderling overleg, de vorderingen zullen beoordeeld, op de onderfcheidene Clasfen de prysjes toegewezen, en, indien mogeiyk, ook terftond uitgedeeld, worden. 6. De Schoolarchen zullen gehouden zyn jaarlyks uiterlyk een maand na de gehoudene plegtige School- vifitatien, aan de daartoe aan te ftellene Opper - Schoolarchen , uit de Hooge Magten van elke Provincie of Quartier, eene fchriftelyke opgaave te doen van den ftaat der Schooien onder zyn diftriót, — 't getal der Schoolieren op elke fchool, —■ 't gedrag der Meeflers, — de aan hem gedaane klagten, waartoe, om dezelve weg te neemen, en den meerderen welftand van een of ander School te bevorderen , hunne veel vermogende hulp mogt noodig zyn. Het  ióo Verbetering Het welk, om 'er thans niet meer by te Voegen , myns oordeels, zonderling gefchikt zyn zou om eene goede regeling der Schooien, wel en beltendig te doen onderhouden: en onder 'sHemels zegen grootelyks tot welzyn en befchaavinge onzer Natie zou kunnen verurekken. HOOFDSTUK II. De vraag der Zeeuwfche Maatfehappye betreft inzonderheid de Nederduitfche Schooien. Dus heb ik aan den voornamen inhoud en bedoeling van dezelve tragten te voldoen; Echter, devvyl dezelve zich daartoe zoo volftrekt alleen niet bepaalt , of men fchynt in de antwoorden ook iets 't welk tot de nooélgc verbetering der andere Schooien betrekkclyk is, te verwagtcn; zal ik nu, fchoon zeer kort, ook myne aanmerkingen, zoo nopens de Franfche als Latynfche Schooien in ons Vaderland , ter overweginge voordragen. i. Af-  DER SCHOOLEN. l6l i. Afdeeling. Over de Franfche Schooien. Gewoonlyk heeft men tweederlei foort van Franfche Schooien, namelyk voor jonge Heeren cn voor jonge Juffrouwen. 2. Van de Franfche Schooien voor jonger Heeren behoeve ik nu nauwlyks te handelen, 't Geen ik te vooren van de Nederduitfche Schooien gezegd heb, moet ook op deze worden betrekkelyk gemaakt. Alleen zal ik nu daar deze weinige byzonderheden byvoegen; i. Dat het over het algemeen eene betere inrichting dezer Franfche Schooien geven zoude, wanneer men die op foortgelyke wyze als de Latynfche in zekere Clasjen verdeelde, en dat 'er elk half jaar door Heeren Curatoren van de franfche Schooien een zeker foort van promoue der Discipelen gefchiedde , van de eene Clasfe naar de andere, met toedceling van eenige pryzen aan de naarftigften en meestgevorderden. De taal beL hoor-  IÖ2 VERBETERING hoorde zoo veel mogelvk geleerd te worden naar de regels van een goede Grammaire: de eerst aankomenden moeten vooral wel leeren Declinéren en Conjugeren: en voorts moet eenige reizen, ten minften vier maaien in de week , op elke Clasfe een thema gemaakt, na! melyk een zeker opftel uit het Nederduttsch in 't Fransch overgebragt, en dagelyks een zeker gedeelte uit een Fransch werk van ftyl en fmaak, buiten den fchooltyd in 't Nederduitsch overgezet, en in de School verbeterd , en vervolgens geëxpliceerd, worden. Doch die van de hoogfte Clasfe dient men te oeffenen, om onderfcheidene Autheurs voor de vuist te expliceren. Waar uit men dan ligtelyk begrypt, dat een goed onderwyzer in een Fr al Jche School beide de taaien, de Neder duitfche en Franfche, wel eenigzins grondig behoorde te verftaan. Van de feilen in de Thêmas zoo wel als de Ignorantien in de lesfen: behoort door den Monfieur nauwkeurige aantekeninge gehouden te worden, en volgens dezelve de promotien en uitdeelinz derpryzen te gefchieden. 2. Da-  DERSCHOOLEN. 163 0. Dagelyks dient 'er een Capittel uit den Franfchen Bybel, onder de noodige ftilte, en met eerbied geleezen, en weekelyks door elk, die van den Hervormden Godsdienst is, een gedeelte uit den Geneeffchen Catechismus van Cahyn of ook uit den Catechismus van Saurin of Superyille te worden opgezegd: zoo echter, dat men niemand iets laat van buiten leeren , ten zy hy het vooraf hebbe overgezet, en hy den zin daarvan verftaat. Immers het behoort, buiten allen twyffel, onder de duurfte verpligtingen van Ouders cn Meefters.de Jeugd kundigheden van den Godsdienst te geven, zuivere begrippen daarvan in te boezemen, en aan te kweeken, waartoe , zoo wel als aan andere befchaavende Wetenfchappen, op alle , en ook op deze , Schooien gezette tyd moet befteed worden: Maar ook dit zal grootelyks kunnen dienen, om te beter en fpoediger deze en geene uitdrukkingen van de Theologie, zekere kunst-termen, gelyk men dezelve noemen mag , te verftaan, en met meer vrugt gebruik te kunnen maaken van de Franfche Predicatien, waartoe de Jongelingen doorgaans gehouden worden , doch welke hun, hoe kort fommige van dezelve L a ook  164 VERBETERING ook mogen duuren, dikwyls nog veol te lang vallen, omdat zy 'er zeer weinig van verttaan en nog minder van begrypen. 3. Dewyl deze Schooien gewoonelyk ook Kost-Schooien zyn, in welke dé jonge heden, zoo wel buiten, als onder den fchoolcyd , zeker opzicht noodig hebben , behooren dezelve vooral, van bekwaame en deugdzaame Onder-Monfieurs voorzien te zyn, die niet llegts voor halve knegts van den Monpeurof de Discipelen moeten dienen; maar ecnigzins gehouden worden, tot dat geen, het welk eigenlyk den post van eenen Onder-Meelter uitmaakt. E-n kan men daartoe krygen zedige jongelingen, van eenen goeden fmaak, van kundVheid in eenige nuttige Wetenfchappen, cn die met vriendelykheid en beleid met de Jeugd weeten om te gaan , deze zyn voor een Fransch Kost-School zeer veel waardig. Zulk een Onder-Meelter zal in de uuren van uitfpanning zelf, 't zy onder 't wandelen, of andere oeJFeningen, hen by voorkomende zaaken bepaalen, dingen doen opmerken, kleine natuurkundige waarneemingen met hen doen, een gefchiedenis verhaalen, nuttige  DERSCHOOLEN. 165 tifre gevolgen daaruit trekken, een zede-les infcherpcn, en 'er dus zyn werk van maaken, om eigenlyk dat geen tc doen, het geen men noemt, iemand al fpeelende onderwyzen. Met een foort van weerzin zullen zyne jonge luiden deze leerzaame uitfpanning vcrlaaten, en zich, na verloop van den bepaalden tyd, van hunnen Onderwvzer fcheiden, nauwlyks begrypende dat hy geduurende één of twee uuren niet gedaan heeft, dan hen te onderwyzen, en hun veritand met de nuttigde' kundigheden te verryken. 4. De uitfpanningen moeten nimmer, dan onder het oog van den Monfieur, of onder het opzicht der Onder - Monfieurs plaats hebben, en alleen zulke worden toegedaan, die de gezondheid bevorderen , althans dezelve niet benadeelen, vooral niet dezulke die met eenig gevaar gemengd zyn, als zwemmen, visfehen, hoog fpringin, en foortgelyke. 3- Een weinig uitvoeriger zal ik moeten zyn over de ^Franfche Schooien voor jonge juffrouwen. J " L 3 Waar-  i6o* verbetering Waarlyk zeer veel wordt 'er verëischt in eene Mademoifelle, die gefchikt zal zyn om jonge Juffrouwen regt te befchaaven, wel ce vormen, en voor haar beftemming in de waereld nuttig te maaken. De Franfche taal, handwerken, eene goede houding, befchaafde manieren, zekere fmaak in eenige nuttige Kunnen en Wetenfchappen, ook fommige takken van de huishouding, zyn de zaaken, waarin hier het noodig onderwys behoort te worden gegeven; en by dit alles dienen ook hier de Viderlandfche Gefchiedenisfen , en bovenal de kennis van den geöpenbaarden Godsdienst, de Wysheid die van boven is, niet vergeeten te worden. 't Geen van dit laatfte gezegd is, by de andere Schooien , inzonderheid die der jonge Heeren, zal ik thans niet herhaalen. 4- De vraag is thans alleen: Voldoen die Schooien over 't algemeen aan die oogmerken ? Hebben Ouders of Voogden doorgaans reden om zich te bedanken over de aanwinst van noodige kundigheden, en befchaafdheden, geduurende den tyd  DER SCHOOLEN. \6j tyd welken hunne kinderen , tot hunne redelyke kosten , aldaar hebben doorgebragt ? Is het by veelen niet meer de mode, de heerichende gewoonte om hunne Dochters, één of twee jaaren, op een Fransch School te beflellen, dan wel de overtuiging van het waare nut, 't geen veele Ouders daartoe doet befluiten ? 't Is waar, eenige dezer Franfche Schooien in ons Vaderland zyn van dien aart, dat, zoo'er by de Juffrouwen zelve eenige genie, eenige lust en yver is, om wat te leeren, 'er nog wel eenige vorderingen te maaken zyn : fchoon over het algemeen fommige gebreken dezer fchoolen dienden te worden uit den weg geruimd, zullen dezelve tot waar nut van die voor de maatfehappye beminnelyke fchepfels ftrekken, cn in dat opzicht onze Natie regt befchaaven. 't Zy my geoorloofd hier een plaats te geven aan zekere gezegden van den Eerwaardigen Heer Fordyce, in zyn voortreffeiyk werkje, welk ik, boven veele verdartelende of. zedenbedervende Romans, de 'jonge Jufferfchap gerustelyk durve aanr L 4 Pr>r-  ï6B VERBETERING pryzen, genaamd de Vriend der jonge Juffrouwen (n) terwyl ik niet zal beflislèn, maar liever aan het oordeel van elk des kundigen ovcrlaaten, of, en in hoe verre , die gezegden ook op de Franfche Kostfchoolen voor jonge Juffrouwen in ons Vaderland toepasfelyk zyn : zy zyn te vinden in deszelfs eerfte Redenvoering p. 22. en 23. yan het t. Deel, en luiden aldus: „Het is heden ten dage een alge„ meen gebruik geworden , zelfs onder „ geringe Winkeliers en Handwerkers, „ die om hunnen meerderen niet toe te „ geven, kosten doen die de ftaat hun,, ner middelen niet toelaat, de jonge „ Dochters op Kostfchoolen te beftellen. ,, Behoef ik te vraagen, wat zy meestal „ hier leeren ? ik zeg meestal, want uit,, zonderingen zyn 'er , en zulke zelfs, ,, die aan de Meefteresfen waarlyk eere „ doen. Buiten deze uitzonderingen , ,, weet men , dat het voornamelyk uit„ loopt, op het leeren yan zich op te fchik„ ken, dansfen, jlegt Fransch te f preken, „ laffe beuzelary te praaten, ik weet niet „ wat niet al, vrypostige en laatdunkende » ge- O) Uit de Enalfcbe in de Nederduitrche taal overgezet, cn voor de zie maal gedrukt te Amfter-  DER SCHOOLEN. 169 „ gebaarden aan te wennen, en ingevolge „ van dit alles, zich zeiven als volmaakt ,, wel begaafde Juffers aan te merken. Ik „ zwyg van de bedenkelykhcden die 'er „ mogen zyn, met opzicht tot het bederf „ haarer zeden. Dus toegerust komen zy „ in de groote waereid, enz." Niemand der bevallige fexe zal my dan, vcrtrouwe ik, de gemaakte , of verder te maakene aanmerkingen, op 't geen ter haarer opvoedinge in de Franfche Schooien wordt te werk gefield, ligtelyk ten kwaade duiden , men moge zich verzekerd houden, dat dezelve gefchieden om, ware het mogeiyk , die jonge Juffrouwen aan welke door de gunftige beilellinge der Goddclykc Voorzienigheid, zulk eene befchaavende opvoeding mag ten deele vallen , te aangenaamer en bevalliger in 'c verlicht oog van het weldenkend menschdom, voor den ftand haarer beftemming te gefchikter, en voor de maatfehappye te nuttiger en voordeeliger te maaken. En wie twyffelt 'er aan, daar zulke Juffrouwen , en dat fomtyds al zeer fpoedig, eenen zeer aanmerkelyken invloed ftaan te krygen, op den bloei, en innerlyken welftand van het Vaderland, daar de befchaaving van het verftand, de vorming L 5 van  170 VERBETERING van het hare, de regeling van het gedrag, voor den man met wien zy trouwen, voor de opvoeding der kinderen welke zy Maan voort te brengen, en voor de maatfehappye in 't algemeen, (.gelyk de zoo even gemelde Heer Fordyce in dezelfde Leerreden uitdrukt) (*) van het allergewigtigst belang zyn; wie, zeg ik, twyffelt 'er dan aan , of ook de regeling van deze Schooien , tot derzelver befchaaving gefchikt , diende overal in de Republicq , zoo veel eenigzins mogeiyk is, op eenen goeden voet te zyn, of gebragt, en, onder het opzicht van bekwaame Curatoren of Curatricen , voor derzelver goede inrichting gezorgd te worden. Myne aanmerkingen echter daar over, alzoo dit ftuk flegts yan ter zyde in de Vraag van het Zeeuwfche Genootfchap begrepen wordt, zullen voorts nog maar weinig zyn. 5- Een der voornaamfte gebreken, wat het on- (*) Vriend der jonge Juffrouwen , p. 27. welke byzonderheden in 't vervolg van die Leerreden , op eene aangenaamen trant uitgebreid en betoogd worden*  DER SCHOOLEN. 171 onderwys in de Franfche taaie betreft, is dit, dat dezelve niet regt, en niet genoeg, volgens de regels eener goede Grammatica geleerd wordt, uit welken hoofde men zich niet behoeft te verwonderen, dat lieden, die kenners van die taal zyn, zich niet zelden (met den Heer Fordyce) beklaagden , over het liegt Fransch, 't welk inzonderheid de jonge Juffrouwen op de Schooien aanleerden. Hoe zeer wordt 'er gezondigd tegen eene goede Orthographie door Juffrouwen , welke fomtyds reeds twee of drie jaaren hebben ter fchool gelegen ? hoe dwaalt en vergist men zich daar in by aanhoudendheid ! En is dit wel te bewonderen ? veele Mademoifelles vèrftaan die zelve niet, al zyn zy ook geboorene Francoifes. Men behoeft dikwyls maar de brieven te Ieezen van de Juffrouwen , aan hunne Ouders, Voogden, of andere bekenden, ja van de Leermeeltercsfen of Demoifelles zelve, en men zal nauwlyks éénen regel vinden zonder aanmerkelyke feilen tegen de Orthographie ; op eene zonderlinge wyze ziet men daar door de gejlagten, de wyzen, de tyden, enz. verward en door eikanderen ge-  172 VERBETERING! gehaspeld. Nauwlyks fchynt men fomtyds in 'c fchryven onderfcheid re weten, tusfchen aimer, aimez , aimè, en duizend diergelyke of andere buigingen der woorden. Men leert fprceken, ik beken het, voornaamelyk over eenige huisfelyke zaaken : en dat doorgaans al vry fpoedig, maar hoe leert men zulks ? 't is waar, fomtyds vry vlug , maar ook tevens vol feilen. En een kenner van dc taal, die daarom dikwyls zwaarigheid maakt, om zonder zich wel te bedenken, eer hy nog aan 't vaardig fpreeken gewoon is , dezelve flegts voort te rabbelen, ontdekt ras by 't hooren van dat zo genaamd vlug fpreeken, dat men nog niets van den waaren aart der taal verftaat: En zulk een inderdaad kan niet anders dan'er by zich zeiven van walgen , als hy fomtyds eenen hedendaagfehen Petit-maitre of eene Cóquette, die 'er zich vry wat airs op geven, dat zy eenen geruimen tyd het Franfche Schooi hebben gefrequenteerd, met ruim zo veel blyken van onbefchaamdheid en verwaandheid , als van onkunde, de misfelykite brabbeltaal hoort uititooten. Men maakc echter hier uit geen bcfluic, als  DER SCHOOLEK 1J$ t\s of ik 'er tegen ware, dat de Juffrouwen zich vroeg gewennen aan 't fpreeken van de taal, dat men door het fpreeken en hoeren fpreeken pooge te leeren, en zich zoo de taal meer zoeken eigen te maaken: Integendeel, dit is zeer nuttig en noodig; dit kan in eenelangueviyant of'levendetaal, gelyk de Franfche is, zeer gevoegclyk gefchieden; maar 'er moet meer gedaan worden ; en het een moet met het andere faamen gaan. Men dient 'er al ras zich op toe te leggen, om eenige gronden te hebben, volgens de voornaamlte regels eener goede Grammatica. Mademoifelle moet terltond corrigceren, als 'er een fout gefproken wordt. — En niet flegts te kennen geven, dat het gezegde, door die of die Juffrouw, eene fout in zich behelsde, en hoe het moest verbeterd worden , maar waarom het gezegde eene fout zy, waarom het zoo moet verbeterd worden, wyzende de Juffrouwen naar 't geen haar deswegens in haare Grammaire wordt geleerd. Om dan dit gebrek te verbeteren, moet in alle deze Franfche Schooien eene goede Gramviaire geleerd, cn de regels zoo van deOrihographie, Etymologie, als ook de meest voornaame van de Syntaxis van tyd tot tyd worden ingefcherpt. By  174 VERBETERING By aanhoudendheid dient 'er gelet te worden op het fpellen zoo wel als het kezen der Juffrouwen. Ook moet het Declinèren en Conjugéren wel geleerd en onderhouden worden. Dagelyks byna moest Mademoifelle in de School zeker opftel, 't zy een Thême van het duitsch in 't Fransch, 't zy een Franfchen brief laaten maaken, of althans corrigeren , het geen des avonds te vooren, buiten den Schooltyd, daartoe door de Juffrouwen was opgefteld. De eerstbeginnende zouden kunnen volftaan met eene opgegevene Declinatie of gedeelte eener Conjugatie, aan de oudfte en verstgevorderde onder de Juffrouwen moet nu en dan het opftel van een' brief van onderfcheiden inhoud worden overgelaaten, waar van Mademoifelle alleen den korten inhoud of materie opgeeft. Ook behoorde dagelyks een of ander werk van fmaak, by voorbeeld , eenige Contes Moraux, deze of geene Elóges van voornaame perfoonen, in de School voorgeleezen en beurtelings door de Juffrouwen geëxpliceerd te worden, al waren het maar eene of twee bladzvden op eiken morgen. Hoe-  DER SCHOOLEN. 175 Hoedanige Auéteuren tot dit fchoolgebruik door Heeren Schoolarchen behoorden bepaald te worden. Comedien, al waren het Zedckundige zoo min als deze of geene Romans, ( fchoon ik wel wil gelooven , dat de leezing van enkele der zoodaanigen in de School de goede zeden niet fchadelyk zouden zyn, en wanneer men met de noodige voorzichtigheid eene keuze deede ( * ) > de waare kennis van de taal, zeer zou kunnen bevorderen,) zoude ilc daar toe juist niet lterk durven aanpryzen, uit vreeze, dat men welligt te grooten fmaak (*) By voorbeeld dc Treur/pelen van Racine, inzonderheid zyne Esther en Athalia, en foortgelyke, zoude men anderzins de Jufvrouwen zonder bezwaar mogen in dc hand geven. Maar hoe fraai en onfchuldig ook fommige Toneellrukken van Voltaire aan liefhebbers van dit foort van fchriften mogen voorkomen , zoude ik zwarigheid maaken het leezen van eenige dcrzclvc op dc School, of buiten den Schooltyd aan de Juffrouwen toe te liaan , opdat zy door zyne geeftigheid geen ('maak krygen in zyne anderen werken , en aanleiding tot eene gemeenzaamheid met de verpestende fchriften van eenen man, die hoe zeer hem ook de groflte misdagen, in de oude, fomtyds ook zelfs in de nieuwe hiftorie, in de Aardrykskunde enz. meer dan eens zyn aangewezen , waar uit hy zyne ïpotternyen en tegenbedenkingen ontleende , echter fteeds zyn vernuft op alle mogelyke wyzen heeft in bet werk gefield ter befchimpinge van de Gewyde boeken , en ter benadeelinge der dierbnare Euaugelyleer van ouzen Hoogst-gepreezen Heiland.  Jj6 VERBETERING fmaak in dat foort van fchriften krygen mogt, waartoe veeier geneigdheid van zelve te zeer overhelt, en men van dezulke wel ligt tot flegtere, ja tot zedenbedervende en verwoestende, gelyk de meefte zyn, mogt overftaan. ^ Eenige voornaame byzonderheden uit Vllifloire Romainc of deze en geene gewigtige voorvallen uit VHifloire de la Patrie kunnen in meer dan een opzicht hier haare nuttigheid hebben. Misichien zou het korte Werkje, dat men voor het laatfte heeft, en op fommige fchoolen voor jonge Heeren,by kleine gedeeltens, van buiten laat opzeggen, tot deze voorleeziiig wat al te kort zyn: wenfchelyk ware het daarom , dat eene kundige hand de voornaamftc en gewigtigfte byzonderheden uit de Nederlandfche gefchiedenis in een' goeden ftyl, tot zulk een gebruik, in 't Fransch overbragt. Dus kreeg men onder het leeren van de Franfche taal, wel ook ongevoelig, eenige kennis van de Vaderlandfche Gefchiedenis. Deze en geene fprcekwyzen of gezegden , die den aart van de taal beter leeren verftaan, moet Mademoifelle onder het leezen doen opmerken ; na 't aflcczen van ze-  DER SCHOOLER 177 zeker gedeelte daarover ondervraagen, opdat zy moge vernoemen, of 'er met vrugt geleezen zy, en door deze gewoonte elk gehouden, en aangefpoord worde om onder hec leezen aandagtig te zyn. En heeft Mademoifelle daartoe het vermogen , en maakt zy 'er tevens de pryslyke gewoonte van , om fommige dingen die geleezen mogten zyn, 't zy een gefchiedenis, 't zy een of ander leerzaam Vertoog, wat breeder uit te breiden, geduurig eene betaamelyke nieuwsgierigheid op te wekken of aan'te kweeken, uit het voorgeleczene eenige zedekundige of andere leerzo.ame gévolgen te trekken, en daar door de Juffrouwen als van zelve aan zich en aan haar onderwys te verbinden, haar School zoude voorzeker daar door zich des te meer boven veele andere aanpryzen. Niet kwaad was het ook van tyd tot tyd de Juffrouwen buiten den fchooltyd iets te laaten leezen, om des anderen daags daarvan een kort opftel, 'tzydan in'tFransch, 't zy in 't Nederduitsch, naar dat Made* wolfelle het voor elk nuttigst keurt, te vertoonen , of wel om gepraepareerd te zyn, daarvan mondeling in 't Fransch of Nederduitsch een verhaal te doen, of althans nopends den inhoud van het gelee- yill. DEEL. M ' Zè*  I78 VERBETERING zene in de School behoorlyk bericht te geven. Ondertusfchen, zullen deze dingen plaats hebben, zal men klaar en geregeld onderwys geven, in de Franfche taal, den aart van de taal, het verfchil of de overeenkomst, van of met de onze, doen opmerken, en wel infcherpen: zoo behoort de Mademoifelle, of ten minften eene der geene die nevens of onder haar het Schoof helpt waarneemcn , in beide de taaien wel te zyn onderwezen. 7- Een ander gebrek, immers op fommige Schooien, is dit, dat 'er doorgaans te weinig eerbied is by de Juffrouwen voor de Meeflers, die na den fchooltvd eenig ander onderwys komen geven, en te weinig oplettendheid op hunne lesfen. Heeft een Juffrouw zelve lust tot het teekenen, óemuzyk, het dansfen, dat gaat fomtyds nog het beste. Maar wat'het Schryyen, het Cyfferen, en vooral het Catechiferen betreft, men doet, wat lusteloos zynde , of niet veel geleerd hebbende, zyn best, om den Meefter , is hy wat goedaartig, op een ander gefprek te brengen,  DER SCHOOLEN. 179 gen , ondertusfchen loopt de tyd door , en het uur is weg, eer men byna begonnen heeft. — Om dit gebrek te verhoeden behoorde 'er in alle Schooien eene gezette Catechifatie te zyn in de School zelve, 't zy dan door Mademoifelle zelve, zoo zy daartoe by haar examen was bekwaam bevonden, het zy door een bekwaam Caiechifeermeefler of Catechifeermeefleres, terwyl voorts al het overig onderwys, zoo veel mogeiyk, onder het oog, en in de tegenwoordigheid, van een der Mademoifelles behoorde te gefchieden. 8. Ook zyn mogeiyk in fommige Kostfchoolen de Juffrouwen, na den fchooltyd des namiddags, doorgaans v/at al te lang buiten het oog van haare Opzichtercsfen. Ik weet wel, de boog kan en mag niet altyd gefpannen zyn, men moet zich op eene onfchuldige wyze, ten meeften genoegen, eens kunnen vermaaken of verlugten, 'er moet behoorlyke tyd zyn voor uitfpanning. Elk zoekt dan ook gewoon!yk zyn gezelfchap , iedere Juffrouw voegt zich by die, welker humeur en denkwyze haar best aanllaat. En dit is zeer natuurlyk. Pan, het past Mademoifelle, om zoo veel M 2 zulks  iPo VERBETERING zulks doenlyk is waar te neemen, wat in dien tusfchentyd de meest geliefkoosde uitfpanmngen der Juffrouwen zyn. Het telkens leezen van flegte Comedien, van zedenbedervende Romans, moet zoo wel, als het houden van zotte en onnutte discoursfen, met alle magt worden te keer gegaan, opdat de fmaak, helaas! niet reeds zoo vroeg bedorven worde : Mademoifelle kan by gepaste gelegenheden daartegen met te ernftig waarfchouwen, of te zeer haar ongenoegen toonen , wanneer zy bemerkt, dat zulks echter tegen haare vermaaningen aan fomtyds mogt gefchied zyn; en is 'er een of ander onder haare ünderwyzelingen, welke zy klaarlyk kan bemerken , dat reeds het ongeluk heeft van in dien fmaak te vallen, zorgvuldig moet'er worden toegezien, dat deze aan eene andere, eene jongere, niet tot bedervinge flrekke. Eene aangenaame en nuttige gefchiedenis, een zedekundig vertoog van geest en fmaak op een' fchertfenden trant, kunnen den fmaak verbeteren, en aan zulke Juffrouwen, welke liefhebiters zyn van leezen, een nuttig en vervrolykend divertisfement opleveren. Ondertusfchen moet Mademoifelle met beleid en vriendelykheid, zonder dat de Juf-  DER SCHOOLEN. l8l Juffrouwen het byna merken of zoo opvatten , over alles het oog laaten gaan , waartoe het haar zeer wel zou te pas komen , als zy de kunst verltond , om de achting en 't vertrouwen van haare Onderwyzelingen te winnen. Tot voorkoming van te veel gelegenheid , om zich lang met eenige zedebedervende boeken op te houden, heb ik daarom reeds §. 6. voorgeflagen , om de Juffrouwen, buiten den fchooltyd , eene middelmatige taak te geven, uit een of ander werk van fmaak en vernuft, 't zy dan tot een kort opltel, 't zy om zich tot het verhaalen van een of andere byzonderheid , den volgenden dag te prapareren. Dit konde haar aangenaam bezig houden, en tevens dienen, om haar in 't leezen van goede boeken te doen fmaak krygen. 9- Nog een gebrek is 'er eindelyk in deze Schooien, het welk ik niet geheel met ftilzwygen kan voorby gaan , omdat het my, als een van de grootfte voorkomt; het beftaat hierin, dat in dezelve de opvoeding der Juffrouwen te veel op eenen gelyken voet gefchiedt, daar dezelve tot M 3 on«  l8o VERBETERING zulks doenlyk is waar te neemen, wat in dien tusfchentyd de meest geliefkoosde uitfpanningen der Juffrouwen zyn. Het telkens leezen van flegte Comedien, van zedenbedervende Romans, moet zoo wel, als het houden van zotte en onnutte discoursfen, met alle magt worden te keer gegaan, opdat de fmaak, helaas! niet reeds zoo vroeg bedorven worde : Mademoifelle kan by gepaste gelegenheden daartegen niet te ernftig waarfchouwen, of te zeer haar ongenoegen toonen , wanneer zy bemerkt, dat zulks echter tegen haare vermaaningen aan fomtyds mogt gefchied zyn; en is 'er een of ander onder haare Onderwyzelingen, welke zy klaarlyk kan bemerken , dat reeds het ongeluk heeft van in dien fmaak te vallen , zorgvuldig moet 'er worden toegezien, dat deze aan eene andere, eene jongere, niet tot bedervinge Itrekke. Eene aangenaame en nuttige gefchiedenis, een zedekundig vertoog van geest en fmaak op een' fchertfenden trant, kunnen den fmaak verbeteren, en aan zulke Juffrouwen, welke liefhebbers zyn van leezen, een nuttig en vervrolykend diyertisfement opleveren. Ondertusfchen moet Mademoifelle met beleid en vriendelykheid, zonder dat de Juf-  DER SCHOOLEN. l8l Juffrouwen het byna merken of zoo opVatten , over alles het oog laaten gaan , waartoe het haar zeer wel zou te pas komen , als zy de kunst verltond , om de achting en 't vertrouwen van haare Onderwyzelingen te winnen. Tot voorkoming van te veel gelegenheid , om zich lang met eenige zedebedervende boeken op te houden, heb ik daarom reeds §. 6. voorgeflagen , om de Juffrouwen, buiten den fchooltyd , eene middelmatige taak te geven, uit een of ander werk van fmaak en vernuft, 't zy dan tot een kort opftel, 't zy om zich tot het verhaalen van een of andere byzonderheid , den volgenden dag te prepareren. Dit konde haar aangenaam bezig houden, en tevens dienen, om haar in 't leezen van goede boeken te doen fmaak krygen. 9- Nog een gebrek is 'er eindelyk in deze Schooien, het welk ik niet geheel met itilzwygen kan voorby gaan , omdat het my, als een van de grootfte voorkomt; het beftaat hierin, dat in dezelve de opvoeding der Juffrouwen te veel op eenen gelyken voet gefchiedt, daar dezelve tot M 3 on-  182 VERBETERING onderfcheidene rangen en posten in de waereld gefchikt zyn; de eene Juffrouw, die van het eerfte aanzien is, en van geld en goed overvloeit; fchynt uit de School komende voor eerst te zullen behooren tot die zeldzaame wezens, die zich flegts met haaren opfchik, geduurige divertissementen, het bywoonen van asfemblées en pleizierpartyen zal hebben bezig te houden, en in zulke gezelfchappen met haare fchoonheid en begaafdheden te fchitteren, dat is, die ter School fchynen gelegen te hebben, enkel omdat het zoo de mode is, en voorts gefchikt zyn om, vervolgens, volfirekt niets te doen. Eene andere Juffrouw wordt van haaren Papamet verlangen uit de School verwagt, om in zeker werk te komen, om namelyk zyne huishouding waar te neemen , en als een andere Moeder het opzicht te hebben overhaare jongere Zusters of Broeders. — En Vader, die buiten de huishouding bezigheids genoeg had, verlangt fferk, om, benevens zyne overige Kinders de aaegenaame vrugt te mogen genieten van die kosten, welke hy twee, drie, jaaren of langer op het Franfche School aan zyne Dochter beiteed had. Een  DER SCHOOLEN. 183 Een andere Juffrouw, misfchicn van maatig fatzoen , uit den burgerftaat, de Dochter van een of ander, burgerheer , fchoon zynog al zoo ras niet tot het waarreemen der huishouding geroepen wordt, past het echter niet zich in alles met de eerst gemelde gelyk te Hellen: en echter, hoe weinig onderfcheid kan men dikwyls tusfchen de Juffrouwen van den eerften rang, cn uit den deftigen of middelmatigcn burgerftand, wanneer zy uit de School te huis komen, befchouwen! zy fchynen eikanderen volmaakt te willen gelyk zyn, in kiecdiug, in kapfel, in opfchik, in houding en manieren , zoo dat iemand , die de Juffrouwen niet kende, tusfchen eene Dochter van een' vermaarden Edelman, of een' Heer die onder de eerften van het Land behoort, en van een' middelmatigen Heer uit den burgerftand, nauwlyks eenig onderfcheid zou weten te maaken. Terwyl verfcheidene dezer Juffrouwen niet fchynen te bcgrypen, omdat haar nooit anders geleerd is, hoe befpottelyk zy zich. juist door haaren optooi en houding aanitellen in 't oog van haare medeburgers of burgeresfen, en fommige, welke nu tot zekere bezigheden geroepen worden, uit de Franfche School niet veel overbehouden, dan 't geen haar in haare betrekking zeer M 4 mis-  jt84 VERBETERING misfiaat, benevens eene goede maate van ehagryn of verdriet, dat zy kunnen noch mogen in de groote waereld mede doen met zulke Dames, met welke zy zich te vooren genoegzaam in eenen rang geplaatst rekenden. Niet dat ik 'er tegen zyn zou, dat zulke Juffrouwen van verfchiilenden rang en geboorte in één en dezelfde School by eikanderen waren, in tegendeel, dit geeft eene onderlinge gemeenzaamheid , dit maakt zelfs al vroeg zekere verbintenisfen en betrekkingen tusfchen onderfcheidene Clasfen en rangen van menfehen, welke anderzins door te veel opzien van den eenen, of een foort van minachting van den anderen kant, doorgaans te verre van eikanderen vervvyderd bi wen. Ook bcgrype men my zoo niet, als of ik het zou afkeuren, dat een man van een matig fatzoen en bedryf in den burgerfland, wanneer de V oorzienigheid hem met toereikende of zelfs overvloedige middelen gezegend heeft, zyne dochter of dochters tot het verkrygen van eene goede educatie op zulke Schooien beftelde, wat zou hem daarvan behoeven te weêrhouden ? Waarom zal hy in eene vrye Republicq daartoe niet dezelfde vryheid hebben, als menig groot Heer, wien 't misfehien, wat zyne hujsfelyke omftandigheden betreft, ruim zop  DER SCHOOLEtf. 185 zoo bczwaarlyk valt? en daar zyn beroep, zoo min als de bezigheden en bekwaamheden van zyne vrouw, toelaaten , om ten zynen huize voor eene geregelde opvoedinge van zyne kinderen, de behoorlyke zorg te draagen. Maar dit wilde ik in die Schooien hebben , dat elk der Juffrouwen daar eene kleedinge kon, en mogt hebben, en eene opvoeding krygen naar haaren ftand, en de keuze"haarer Ouderen: Dat, by voorbeeld , de Mademoifelles niet zoo zeer haare gezetheid toonden op dien grooten opfchik en praal by elk haarer Kost-Juffrouwen , ook by die uit den burgerltand; om langs dien weg kwanswyze zoo veel te beter met haar School in kerken en op openbaare wandelplaatfen te brilleren; En vooral, dat 'er in onderfchcidene takken der huishoudkunde de noodige onderrichting wierde gegeven, in dier voegen dat beurtelings lommige Juffrouwen eenigen tyd van den dag nevens eene der Mademoifelles of Onder - Mademoifelles opzicht moeiten hebben over de keuken , de fchikking der tafel, enz. andere over de bewaaring van het linnen, een derde gedeelte over het behandelen van de wasch , ftryken , ftyven , mangelen , en zoo vervolgens; M 5 waar-  l86 VERBETERING waarin weekelyks het ééne gedeelte het andere konde vervangen , terwyl uit de oudlte Juffrouwen eenige konden gebruikt worden, om ten aanzien van lömmige takken der huishoudinge, onder het oog der Mademoifelle aan haar aanbevolen, zeker bock of behoorlyke aantekening te houden van dagelyklchen ontvangst en uitgaave, 't welk van tyd tot tyd moet nagezien worden, en dc Juffrouwen geleerd, hoe alles dient gedaan te worden met behoorlyk overleg, en hoe men in verfcheidene byzonderheden best de menage zal kunnen hetragten. Ware het niet vvenfchelyk, dat burger Julfrouwen, en al waren zy zelfs van meerder aanzien in de waereld , daartoe gehouden wierden op deze Schooien! 't zou haar fommige uuren buiten den noodigen Schooityd op eene nuttige wyze voor iigchaam en geest en met voordeel doen doorbrengen: zy zouden tevens leeren begrypen , dat zy vervolgens iets zouden moeten doen in de waereld, waartoe zy zich hier in dc School moesten bekwaam maaken. En waren of kwamen zy immer al in zulke omltandighcden, dat zy zelve die dingen niet behoefden te doen, wat nadeel kon het haar geven daar kennis van  DER SCHOOEEN. 187 van te hebben: zy waren dan ten minften in ftaat, om tot het een of ander goede fehikkinge te maaken, cn haare dienstboden de noodige orders te geven. 10. Opdat zulk eene order en inrichting dezer Schooien op eenen goeden en beftendigen voet onderhouden worde, is vooral noodig , dat overal waar deze Schooien zyn, of waar zy vervolgens worden opgericht , bekwame Curatoren en Ciiratricen over deze Schooien worden aangefteld, onder welker opzicht deze Schooien ftaan moeten, en door dezelve afzonderlyk, ten minften twcemaalen of vicrmaalen in 't jaar, worden gevifitcerd: door Curatoren, om dc vorderingen der Juffrouwen in dc Frahfche taal en andere Wetenfchappen te onderzoeken; door dc Curatricen (daartoe te verkiezen uit de aanzienlykfte des volks, en tevens eene of twee Juffrouwen, van de bekwaamde uit den deftigen burgerftand,) om de handwerken na te zien, en hunne'onderfcheidene bezigheden en vorderingen in huishoudenlyke zaaken optenecmen. Langs welken weg ook deze Schooien, myns  188 VERBETERING myns oordeels, tot meerder voordeel en befchaavinge onzer Natie, eene aanmerkelyke verbeteringe zouden kunnen erlangen. 2. A F D E E L I N G. Van de Latynfche Schooien, i. Zoo kome ik eindelyk tot de Latynfche School. Zoo ergens, hier is het waar, dat de opcnbaare Schooien verre te verkiezen zyn boven het privaat of huisfelyk onderwys, om redenen reeds in het begin van deze Verhandeling bygebragt, welke ik niet zal herhaalen. En deze Schooien zyn, in de meeite Steden van ons Vaderland, op eenen vry goeden voet, fchoon fommigen, dat zal men niet ontkennen, in de eene of de andere byzonderheid, nog wel eenige verbeteringe noodig hebben. 2-  DER SCHOOLEN. iSg 2. Ik veronderftel als eene zaak die elk moet toeftemmen , dat men voor deze Schooien naar de bekwaamfte Mannen tot Retlor en Praeceptoren moet omzien, zonder aan gunst of byzondere toegenegenheid voor min bekwaamen iets toe te geven; Maar 't is te gelyk waar, dat de bekwaamheid hier vooral moet gepaard gaan met een Deugdzaam en Godsdien/lig Character. 'Er wordt te veel aan deze Meeflers toevertrouwd, om daarop geen byzonder acht te liaan; niet minder namelyk , dan het onderwys van Jongelingen, die de bloem van de Natie zyn, Jongelingen gefprooten uit de aanzienlykflc lieden , of uit den deftigften burgerftaat, waarvan fommigen voor de eerfte en gewigtigfte posten , van Land, Stad of in de Kerk gefchikt zyn. Is de Retlor of Praeceptor een heimelyk verachter van,of fpotter met, den geöpenbaardcn, of met den Hervormden Godsdienst, die de Godsdienst van het Land is, welke eenen fchadelyken invloed kan het voorbeeld, het gedrag, fommige fchertzende gezegden by voorkomende gelegenheden, of laffe fpotternyen met de bediening van het Euangelie, met Regtzinnigheid , met ingetogen-  19O VERBETERING genheid, totycnmrf.V/g,in plaats van ware befchaaying der zeden en gemoederen, op de tedere harten maaken by jongelingen, die hunnen Praeceptor, cn vooral hunnen Kccfor wegens zyne geleerdheid, en mogeiyk daar bykomende verwaandheid van fommigen , vceltyds voor een onfeilbaar mensch aanzien, 'av/o? tip* 9 dat is hun doorgaans bewys genoeg. Ik ben verzekerd, dat braave Recloren, die achting voor den Godsdienst hebben, my dit zullen toeftemmen, te wel overtuigd (en ach! waren 'er nimmer bewyzen van voor handen!) welk een onbefchryflyk nadeel, zulke onnutte meubelen, met alle hunne geleerdheid en grootfpraak by hunne onderu-yzelingcn,der maatfehappye kunnen toebrengen. Van harten wenfche ik, dat 'er niemand der zoodanigen onder hun getal gevonden worde! Verre zy het ook van my, iemand hunner hier van te bcfchuldigen of verdagt te maaken. Ik heb te veel omgang gehad met verfcheidene dezer Heeren; al te zeer ben ik over-  DER SCHOOLEN. TOI overtuigd van veelcr braafheid cn godsdienftige gevoelens , en men is te veel verfchuldigd aan fommiger kimde en geleerdheid , dan dat ik hun niet eene ware hoogachting in myn hart zou toedraagen, en erkennen de groote verpligting, welke de Natie waarlyk heeft aan den aanhoudenden en vermocienden arbeid van braave Retlor en en Praeceptoren. Dit echter kan men niet ontkennen, dat fommige Heeren Literatores ('t zy dan met of zonder grond, 't welk ik nu niet zal onderzoeken) by anderen , die wat ernftig denken op het ftuk van Regtzinnigheid , in eenige verdenking zyn geraakt, of zy wel zeer ingenomen zyn met de her en Confliïntie van de Hervormde Kerk : waartoe mogeiyk het gedrag1 van dezen of geenen Literator wel eens eenige aanleiding kan gegeven hebben,'t welk men niet dan met de grootfte onredelykheid en 't fchreeuwendst onregt op de rekening van allen of de meeften ftellen kan. Of de Rectoren en Praeceptoren, die niet tevens Predikanten, of Proponenten zyn, in fommige lieden en provinciën, de formulieren van eenigheid onzer kerke onderteekenen, weet ik niet, dit weet ik, dat het  192 VERBETERING het op verfcheidene plaatzen niet gefchiedt, daar men zich vergenoegt met eene atteflatie van Lidmaatfchap, fchoon zulks bepaald is in de Post Acla van het Nationaal Synode van Dordrecht Sesf. 164, waar men ook het formulier van ondertekening voor de Rectoren vindt. Volgens 't Vifitatie Reglement van Delft 1721. boven reeds aangehaald, moet by de Vifitatie onderzogt worden, in plaatzen waar Latynfche Schooien zyn, „ of de ondertekening der Formu„ lieren gefchied zy, na de ordre van de ,, Post Acla Synod. Nation. Sesf. 164/' In de Kcrkelyke IVetten van Vriesland geapproheerd door de Edel Mog. Heeren Gedep. Staaten van die Provintie, heeft men daarvan ook een uitdrukkelyk Artikel 'Lit. xxxvu. art. vu. „ Alle Schoolmeefters van deze ,, Provincie, zoo Latynfche als Duitfche „ zullen den Heidelbergfchen Catechismus ,, en de Formulieren van eenigheid dies „ te neffens in Clasfe ondertekenen, enz." Omtrent de Belydenis of Belydenisfen des Geloofs was zulks reeds te vooren bepaald ten aanzien van de Schoolmeefters in 't algemeen, in het Synod. Nation. van Middelburg 15 81. art. 3 7, en van 's Hage 1586. §. 47 en 48. gelyk uit het Kerkelyk Handboekje kan gezien worden. Nim-  DER SCHOOLEN. IQJ Nimmer, zoo veel ik weet, zyn deze bepalingen ingetrokken, of die wetten afgefchaft : Echter fchynt die ondertekening, immers op verfcheidene plaatzen, te zyn in onbruik geraakt: Doch 't zou niet kwaad zyn, wanneer men dezelve , althans by de aanftelling van nieuwe Recloren, wederom zogt in te voeren (en zy die van harten de leer der publicque Kerk van het Vaderland omhelzen, zullen immers daar omtrent geen zwarigheid maken), opdat men in 't algemeen van de Godsdienftige beginzels dezer mannen te beter moge overtuigd zyn, waar van, onder de fteeds toenecmende losbandigheid in beginzels en zeden , (waar over 's Lands Hooge Magten jaarlyks in hunne Biddags-brieven niet ongegrond klaagen) , voor den bloem van Neêrlands Jeugd zoo veel afhangt. 3- Wat nu het onderwys in de Latynfche Schooien zelf aangaat; daartoe heeft men, zal alles, wat hier te leeren valt, wel geleerd worden, eenige jaaren noodig; want fchoon het waar kan zyn, dat men hier of daar de Latynfche Schooljeugd wat te lang ophoudt, zullen kundige lieden my toeftaan, dat 'er voor gemeene of dagelyk- va 1. deel. N fche  f 94 VERBETERING fche verftanden der Schoolieren ten minften s of 51 jaaren, en voor de vlagde en naarftigfte (een praecox ingemam, of vroegryp verftand, uitgezonderd) 4; of 4 jaaren dienen hefteed te worden, om de taal met al het geen daartoe behoort wel te leeren, zich daar mede eenigzins gemeen te maken , de voornaamfte auctcurcn te verftaan, en eenen goeden fty] te verkrygen. Schooien, waarin men binnen de 2, 2;- of ten hoogften 3 jaaren gewoonlyk alles afdoet, hebben doorgaans weinig te beduiden, fchoon zy om de minfte kosten, van fommige minkundige Ouders of Voogden , boven andere mogen in trek zyn. Jongelingen, die zulke Schooien in twee of op zyn hoogst in drie jaaren doorloopen hebben, fchoon zy al telkens met pryzen van de eene naar de andere Clasfe mogen zyn gepromoveerd, vergeeten veeltyds al fpocdig hun Latyn, en woonen zelden met die vrugt, als anderen, de Academifche lesfen by; ten ware zy hunne zwakheid bemerkende, zich verder oeffenen, en door aanhoudende vlyt en naarftigheid dat gebrek vergoeden. — Hoe befpottelyk maaken zich dan by elk verftandig man die grootfprekende baazen , die zich laaten voorftaan, binnen anderhalf of twee jaaren de Latynfche taal in den grond, en mogeiyk ook  DER SCHOOLEN. 195 ook wel het Grieksch daar by, aan eenen aankomenden Jongen of Jongeling te kunnen leeren! Te meer heeft men hier een' geruimen tyd noodig, alzoo men de Kinderen thans meestal vry jong op het Latynfche School beitelt, en op de Latynfche Schooien ook de beginzelen van de Griekfche taal geleerd worden. Trouwens, om de Latynfche taal eenigzins grondig te veritaan en daarin redelyk wel te kunnen fchryven , behoort men eene goede kennis te hebben, niet alleen van de Grammatica, maar ook van de Rhetorica (zoo de tropi als fchemata) en de Dialectica of Logica (a). Daar- (ii) By de herftelling der Schooien, inzonderheid in de XI. eeuw van het Christendom, leerde men de zoogenaamde zeven vrye Kunfien. De eerde trap dezer \Vetenfchappen was de Spraakkunst, die door de Redenryk- en Redtneer-kunde gevolgd werd , drie knullen of wetenfchappen bekend onder den naam van het Trivium, een naam in de tyden der Barbaarschheid reeds uitgevonden , om daar mede de gemelde wetenfchappen te beduiden , welke allereerst op de Schooien werden onderwezen, en waarvan herkomftig is de naam van Triviaaie fchoolen, welke men nog gewoonlyk aan de Latynfche geeft. Wnnneer de Leerling nu hierin genoegzaame vorderingen gemaakt had, ging &en met hem verder tot het zoogenoemde QitaN 2 /«  IQÓ VERBETERING Daarenboven, om met vrugt goede Latynfche Schryvers te lezen, om de Poëten, om de Chisfïci en andere aucfores in profa wel te verftaan, moet men eenige kundigheid krygen van de Romeinfche Oudheden en Gefchiedenisfen, van de Hijlma Mj* thka of Fabel-gefchiedenis, van de oude Geographie volgens Pompcnius Mela met de kaarten van Ptolomeus: Alle zaaken, waartoe tyd vcrüischt wordt , en waarin op goede en wel ingerichte Schooien , meer dan flegts oppervlakkig, tot goed verftand der oude en beste Latynfche Schryvers, op dririum, bevattende deze vier Wiskundige wetent'chnppcn, de Rekenkunde, Zangkunde, Ac Meet- en Sterren-kunst. Men zie onder anderen J. L. Mos. iieim, in zvne Kerke/. Gefchiedenis der X[. Eeuw\ U. D Hoofdft. I. $. ƒ. Zynde het IV. D. ^.44^,45. der Nederduitfche Uitgave. Wat ondertusfchen elk der hier van ons gemelde Wetenfchappen, namelyk, de Grammatica, Rhetorica en Logica toebrengen tot verftand van de taal, tot fiera*d van den ftyl, het verdaan, of ook het plaatzen van de argumenten of bewysredenen in eenig Opftel of Redevoering, is den Geleerden bekend, 't geen ook kan gezien worden by Jo. Gottl. He ine ccius in Fundam. Jlift. Cult- Proó'em. §. VIII. ƒƒ lui manquent". In hoe verre dit toepasfelyk zy op dien Eer- ^^ftmnorum fecunda parte p. ioc ic6 , volgends de aanteekening van den Heer S Êapt. Casp d Jnsfe de H/Ioi/o* in deProcecmm van zvne fraa e u k^nave rirr >■ jr'0UScme>ut j>, XWl. uuönave ucr Pastoralia van Longn:  DÉR SCHOOLEK. Ëerwaardigen Kerkvader, zal ik thans niet onderzoeken; maar dit is zeker, dat de Schoolieren veelal zoo tewerk gaan; geen een zin byna, ja genoegzaam geen een woord, van eenig belang, of het moet opgezogt worden in de Phrafes, getrokken uit een' of ander Aucleur , of ook in de Etymologia of Syntaxis. Dit kan in het begin niet anders wezen , en het ia zelfs pryslyk , maar het moet niet altyd duuren, men vertrouwt daar door te veel op zyn boeken ; en, fchoon men reeds zwaare themata zonder of met weinig fouten maakt op de Schooien, durft men naderhand nauwlyks een volzin in 't Latyn fpreeken, of kan die voor de vuist fchryven , zonder terflond aanmerkelyke feilen te begaan , is 't al niet tegen de Syntaxis, ten minften tegen de Etymologia, ik meen tegen de genera, declinatien in fommige naamvallen, tegen de praeterita en fitpina der werkwoorden. Vraagt iemand, hoe zal rrien dit voorkomen of het gebrek eenigzins verbeteren ? ik antwoorde : het is eene goede zaak, dat in fommige Schooien de Ignorantien in de lesfen opgetekend, en nevens de thema fouten, tot het bekomen of niet bekomen van een' prys, in aanmerking genomen worden. Maar daarenboven kan 'er nog een fpoorflag zyn, em  50Ö VERBETERING om vooral de Etymologia, de Preterita eri Supina, enz. zoo wel als de Syntaxis wel te leeren, en met applicatie hunne Ancienren te expliceren : namelyk, dat men nu en dan eenige themata moet maaken voor het Examen, en de Curatoren, al waren het 'er maar één of twee vooreerst in elk half jaar, zonder eenig boek, zelfs niet de Grammatica te mogen medebrengen of gebruiken; en waarvan alleen de betekenis van fommige woorden, welke zy niet weten konden, hun dienden gezegd te worden. Dit zou de naarftigheid tot leeren , tot prompt leeren opwekken, en het geheele half jaar door de oplettendheid en opmerkzaamheid onder het expliceren meer gaande houden. En zy zuilen dus het genoemde gebrek van zelve eenigzins afwennen. 8. Wat het expliceren betreft, het fpreekt van zelf dat men de beste en gefchiktfte Au&eurs moet neemen; met de gemakkelykften beginnen, en niet al te fchielyk overgaan tot zulke, welke zeer zwaar zyn; maar ook, de Praceptor moet hen zulken Auüeur , wien men expliceert, leeren kennen, van zyn' kef tyd en de aulU-  DER SCHOOLEN. 2of tü&oriteit of 't gezag welke hy heeft in de Latynfche taal, onderrichten, en ook by voorkomende gelegenheid onder het expliceeren te kennen geeven, wat al, wat niet mag worden nagevolgd: waar toe by voorbeeld in de Comki, gelyk Terentiits is, telken reize gelegenheid voorkomt, en is het mogeiyk, ook iets zeggen van de onderfcheidene drukken, of wel de beste uitgaave van zulken Auéteur. Door zulk eene onderrichting krygen de Discipelen ongevoelig eenigen fmaak van de IJifloria Literaria, en leeren althans daar door kennen de onderfcheidene ata* tes Lingua Latina. Billyk mag ik veronderftellen, dat de Praceptoren hier in niet onkundig zyn, anderzins, zoo 'er een of ander zyn mogt, wien deze noodige kennis ontbrak, hykon immers by de Heeren Pope Blount of Sax in hunne nuttige werken dien aangaande overvloedig te regt raaken, en anderzins zal hem de nuttige en beknopte lyst der quatuor Lingike Latina atates earumque (criptores , welke men vindt achter het Lexicon antibarbarum van Noltenius, een boek dat geen Retlor of Praeceptor misfen kan, genoeg te regt helpen.  2p8 VËRBETERfNÖ 9' Een Retlor o? P receptor moet, zoo vee! mogeiyk, zorg dragen, dat men in het ex* phccren, zoo wel met gemak cn plaizier, als met vrugt voortgaat. Om het een en ander te bevorderen, moet hy niet te veel gelyk opgeevcn, en de les, welke t'huis moet gemaakt worden, althans in den beginne, als men een' nieuwen Aucteur krygt, en tot dat de jonge lieden een weinig aan zyn ftyl gewend zyn, daags te Vooren in School vooraf expliceren, of door een discipel van een hoogere Clasfis laaten vooraf expliceren: voorts onder 't expliceren van zulken Auclcur den zin wel doen verftaan, en het fraaie vandenftyl, de Lumuia Orationis, ik meen de jigura, tropi en fchemata enz. doen opmerken. Ook moet men niet al te fchielyk tot Cicero, noch Poëta principes, Virgilius of Jdoratm overgaan: en komt men tot Cicero, de■ Epiflola felecla door Valkenaar, en de Oraliones Jeletfa door Zurck uit) Alhoewel de overige, zelfs ook de laatfte drie, namelyk de X, XI en XII. Boeken, die men oordeelt dat door den Dichter zclven nog het minst voltooid zyn, treffende (tukken , fraaije fchilderyen in zich vervatten. Hoe aandoenlyk wordt, by voorbeeld , daar de dood van Pallas door Turnus, en het wegdragen van hem op zyn fchild, van dezen Dichter getekend! hoe beweeglyk het fneuvelen van Laufus.' hoe fterk de woede deswegens van Mecentius! hoe ftout en meeiterlyk het fneuvelen van dien held door de hand van vEneas ! Hoe eigenaartig in het volgende XIde boek het tropeum of zegeteken toegefteld uit de wapenen van Mecentius! hoe fchilderagtig, hoe treurig de Lykltaatie van Pallas, — enz. Hoe fterk en yiu. z»££i. O ftout  2IO VERBETERING fend zyn verfcheidene ftukken, inzonderheid in de Carmina of de Oden van Horatius? Maar is 't niet wonder? Van de veertig of vyftig jonge luiden, die veel behaagen vinden in den zoetvloeijenden Oyidius , zyn 'er nauwlykws twee , die eenigen fmaak kunnen krygen in Virgilius of Hor at hts. Wat is daar de reden van? waarlchynelyk al veel, dat zy dezen zoo wel niet kunnen verftaan of begrypen, dat men dat geen, het welk in dezelve waarlyk treffend is, niet genoeg deed opmerken. 't Geen ik zoo aanftonds aanbeval, om namelyk, niet te veel te gelyk op te geeven, en ook van te vooren, wanneer 't noodig is, de les of een gedeelte van dezelve yoor te expliceren;komt by deze Poëten vooral te pas : anderzins krygen de Discipelen 'er fpoedig verdriet in , en worden den Mantuaner zoo wel als Venu- finer ftout is doorgaands dicPoëzyl hoe levendig de verbeeldingskragtl Hoe treffend zyne Profopopoeïen! Hoe fraai en ongedwongen zyne gelykenisfen! en hoe meeiterlyk weet hy zich daarvan te bedienen , en hoe ongevoelig, ja , als van zelf, zynen Lezer die voor den geest te brengen ! In welke twee lanstgemelde byzonderheden (profopoeïen namelyk en gelykenisfen^ men onder ongewyde Dichters weinigen, die hem gelyk zyn, zal aantreffen.  DER SCHOOLEN. 211 fmer dichter , wat ook anderen daarvan praaten mogen, ras moede, en dus komen 'er weinigen van de Schooien, die daarin bedreven zyn en zich aangefpoord vinden , om zich vervolgends meer en meer daarin te oefFenen. En hoe kan het anders , of de jonge lieden moeten 'er verdriet in krygen, als men hen vooraf niet onderricht van fommige dingen , welke zy buiten dat onmogelyk begrypen kunnen ? waardoor zy den geheelen avond over één gezegde van zulk een' Dichter te zoek maaken, welken zy tot nog andere bezigheden rykelyk noodig hadden ? Verfcheidene Oden van Horatius zyn (gelvk in zeker opzicht de Psalmen van Davïd en anderen,) daarom vooral moeijelyk om te begrypen, omdat men niet regt weet de aanleiding tot het opftel en de voornaame bedoeling van zulk eene Ode: verder, (dit begrypt elk,) wil ik de vergelyking tusfchen de gewyde Psalmen en de Gezangen van eenen Horatius niet hebben toegepast of uitgebreid. Maar daarenboven kunnen fommige dingen in die voornaame Dichters niet regt begrepen worden zonder eenige kennis, zelfs van deRomeinfche Rechten. O a Dit  212 VERBETERING Dit heeft nog fnaar onlangs de Heer fVilh. Corn. Ackersdyk aangetoond in zyne Disfertaho Philol. Jurid. de Utilitate & mictoritate Poëfws & Poetarum in Jurisprudentia, nee non de Utilitate Jurisprudentie in legendus £? explicandis Poet is, Tra], ad Men. \119- en ook het laatfte gedeelte met verfcheidene voorbeelden zoo uit Horatius en Virgilius als anderen bewezen, inzonderheid Part. II. Sett. 2. C. II £? III. p. 117. 134. Zyn Wel Edele had echter die lyst nog kunnen vermeerderen, met eene aamnerkelyke plaats uit het III. Boek der Carmina van Horat. de Vdc Ode welke my onlangs by gelegenheid dat het gefprek viel over het moeijelyke en tevens fchilderagtige en aandoenelyke van Virgilius en Horatius, een zeer kundig Vriend deed opmerken ; 't is die Ode, waarin vooral de fiandvastigheid van Regulus in 't wederkeeren naar Carthago gezongen wordt. Hoe aandoenlyk, hoe treffend maar tevens ook hoe Jchilderagtig zyn daar onder andere deze regels : Fertur pudiccz conjugis osculum Parvosque natos, ut capitis minor A [e removisfe, virilem Torvus humt pofuisfe vultum; Donec labantos confüio patres ■Firmant, &c: Maar  BER SCHOOLEN. 213 Maar wie kan dezelve regt verftaan ? Wie, al heeft hy al eenige geöeffendheid in de Latynfche taal,begrypt wat de Dichter zeggen wil, met die woorden Capitis mhwr? die niet weet, dat 'er zekere, en wel driederlei Capitis dimimttio in het Roomsch Recht bekend is, familia, Ciyitatis en libertatis, in welk laatfte geval, zynde de maxima capitis dimimttio, zich Regulus in zyne tegenwoordige omftandigheden bevond, in welke omftandigheid hy, gelyk daar zoo aandoenelyk gefchilderd wordt, de liefdekus van zyn echtgenoot weigert, en zich ook zelfs de tegenwoordigheid zyner kinderen, als zynde, namelyk, vry geboorene, ontrekt, enz. 't geen onder liet leezen voor een teder gemoed eene aandoenelyk vertooning maakt. Wanneer nu zulk iets een' Jongeling te voorcn gezegd is, werkt hy met vermaak, wint daardoor veel tyd uit tot wat anders, welken hy alleen aan die twee woorden Capitis muur, zonder nog regt de betekenis te kunnen uitvinden, zou hebben moeten hefteden , en hy voelt reeds onder het opmaaken van zyne Explicatie het aandoenelyke van zulk een mcefterlyk Schilderftuk. 0 3 wy-  214 VERBETERING n Wyders moet 'er vooral ook niets geëxpliceerd worden dat in ftaat is de zeden te bederven, of te verwoeften: en daarom zulke dichters en dichtftukken, hoe goed ook anderzins in de taal, hier zorgvuldig vermyd worden. Men begint in fommige Schooien wat vroeg, en, behoudens beter oordeel wat al te vroeg met de Bucelica en Georgica van Virgilius, alzoo tot begrip van lommige plaatzen in dezelve, nog al eenige kennis van de Fabelkunde behoort. Het fraaije van het Rustifche of Boerfche wordt dikwyls ook niet wel gevat, 't geen men moet doen opmerken; Virgilius wiize zelf met zulk een oog geleezen hebben, hatende Damoetas zingen: Pollio amet nojlram, quamvis fit ruflica mufam. J 9 Maar 't geen ik meest heb tegen het ex phceren van de Bucolica in de Schooien, is het Obfcoene, het ontugtige, dat 'er in voorkomt, en dat de Praeceptoren, zonder het maaken van eene keuze uit de onderfcheidene eclogce maar laaten voort expliceren , -daar zy immers gemakkelyk om een of andere reden, zonder dat de jonge lui*  DER SCHOOLEN. 215 luiden byna bemerkten, wat 'er in ftond, deze en geene konden overflaan: de eerite Ecloge, by voorbeeld, Tityvus genaamd, kanonfchuldig, en met vermaak, behandeld worden: ook de IV* of Polho: f raai en fchilderagtig is in dezelve de befcnryving van de gulden eeuw by de geboorte van dien Perfoon , hy mag dan wezen wie hy wil, op welken Virgilius die Eclosa gedicht heeft. Zulke Hukken zyn aangenaam en treffend. De Praceptoren of Recloren moeten 'er met hunne Discipels niet fchielyk over heen loopen: om thans van andere fraaiheden uit de Bucokca or Gcorgica niet te fpreeken. Maar zoo is 't niet met fommige anderen , waarin Virgilius toont, wie hy geweest zy, en 't welk ik in zyne vaerzen bejammere en verfoeije. Zulke Hukken moet men met de Jeugd voorbygaan. Hoe kunnen zy, by voorbeeld, expliceren uit de Palcemm of de 3dc Ecloga dit zeggen van Lamoetas vs. 8, 9- Novimus, et qui te, transver fa tuentibus hit* ets Et quo,fedfacilesNymph# rifere,facello. en in die zelfde Ecl. V. 66. dit antwoord van Menalcas aan Damoetas: O 4  316 VERBETERING At mihifefe offert ultro meusignis Amyntas? Buiten dit weinige, en 't is jammer dat het er in is, is deze Ecloga niet van de ergfte of ongefchiktfte, om te behandelen; maar verfoeilyk is de 2de of de Alexis. Men heeft genoeg aan het begin Formofum paftor Corydon, &Pc. In dien fmaak loopt dat geheele ftuk door. 'Er is buiten zulke Hukken genoeg ook in de Bucolica, dat kan geëxpliceerd worden: zulke dingen dient men voorby te gaan: want verftaan de jonge luiden de zaaken niet, en expliceren zy zonder te weten, wat 'er bedoeld wordt,dan krygen zy ras verdriet in dat werk, dat hun vermaak moest wezen; en verftaan zy het, dan lachen zy dikwyls onder eikanderen over dat geene, waarvan hun het fterkfte afgryzen moest worden ingeboezemd. Jets dergelyks heeft men aan te merken, ten aanzien der Heroïdes van Oyhints, en verfcheidene Oden uit de Carmina van Hora* tlus. De Triftia van Oyidius en zyne Meta, morphofts zyn doorgaans zeer gefchikt voor de ^hooien; leerzaam, zyn ook de HeroU des,  DER S C H O O L E N. 217 des, welke hier en daar gebruikt worden, althans indien de Retlor of Conretlor, voor het laaten bewerken of overzetten van een* brief, een goed en beknopt verhaal doet van het byzonder ftuk uit de Fabel -Gefchiedenis , waarop dezelve betrekking heeft* ten minfte bekwaame aanleiding geeft, om het ter plaatze waar 'zulks te vinden is, by voorbeeld , in Hyginus , of in eene Diclionarium Poëticum of elders, te kunnen lezen, en hen vervolgens onderzoekt, of zy zulk eene gefchiedenis in haare omftandigheden weten. Hoe zal anderzins een jongeling, al is hy al eenigzins in het Latyn bedreven, by voorbeeld, de Dejenira, de Hypermnejlra, Medea, &c. met vermaak bewerken, en met vrugt en goed verftand expliceren? Maar, zoo leerzaam de Heroïdes zyn, op dien voet behandeld, zoo zeker is het ook, dat de Retlor met voordagt de jonge luiden eenige byzonderheden moet laaten overftaan, en dat zoo veel te meer , omdat dezelve , wat de zaak betreft, zich voor hen vry wat gemakkelyker laaten verftaan,dan de bedoelde ftukken uit de Bucolica van Virgilius. Vry zeedig is, by voorbeeld, de Laodamica, de Hypermnejlra; maar wie zal zulks zeggen kunnen van de Sappho, die 'er op volgt? en welke mogeiyk in dit opzicht O 5 al  2l8 VERBETERING al een van de flegtïte is. Wie zal met zyne jongelingen deze en eenige volgende vaerzen uit dien brief expliceren? „ Ilaïc quoque laudabas, omnique a parte placebam; „ Sed tune prascipue, cum fit amoris „ opus, „ Tune te plus folito, &c. Behalven eenige uit de Epodoi, van Hora. tius, als de VIIP* de XIue ad Pettium coutubernalem, de XIIde en diergelyke, zyn 'er ook onder zyne Oden, welke een Rector zyne jonge luiden niet moet laaten expliceren, by voorbeeld, die ad Venerem in het I en IIIieBoek, ad Ligurinum, zynde de iode van het IVdc Boek, vooral ook de 5de van het IId= Boek. In Lalagm , Nondumfuba&a, &>c. Zelfs zoude ik de naast vorige ad Xanthiam Phocium liefst willen hebben overgeflagen, zoo wel, als Boekl. Od. 19. de Glycera, Od. 23. aan Chloë, en Od. 25. ad Lydiam, en foortgelyke. 'Er is buiten deze genoeg in de Carmina van dezen Lier- dichter, het geen leerzaam, en tevens aangenaam ja treffend as : by voorbeeld, de 22ftc Ode van het Ifte Boek, ad Ariftium: die dus begint: „ In-  DER SCHOOLEN. 219 „ Integer vitte, fcelerisque purus „ Non eget, &c. de iode van Boek II. ad Licinium. Reiïtus vives Lkint, &c. en andere van dat foort, zoude ik, Rector zynde, liever by herhaaling laaten expliceren , in het geheugen prenten , cn de jonge luiden by het fraaije en aangenaame ftühouden. Een Redor ondertusfchen , indien hy wys en voorzichtig wil handelen, moet niet eens de reden zeggen , waarom hy deze of die Hukken overflaat, anderzins heeft niet zelden plaats, Nitimur invetitum, &c. Kan hy niet eene keuze maaken, zonder daarvan juist rekenfehap te geven ? en zeggen , by voorbeeld , nu gaan wy eens tot die over, deze is zeer leerzaam; of de zoo veellte is eene fraaije Ode, laaten wy die nu expliceren; — or, die nu volgt is wat duilter en zeer mocijelvk fgelyk dit van fommigen der gemelde, vooral voor jonge luiden, wel zeker zoo is,) die zullen wy liever voor als nog overflaan! of iets diergelyks? In  220 VERBETERING In desEneis van Virgilius weet ik niets, dat van dezen opzichte eenige aanmerkeiyke zwarigheid heeft, buiten eenige weinige dingen in het IVde Bock, inzonderheid de bekende converfatie van ALneas met Dido in de Spelonk, vf. 165. feqq. „ Speluncam Dido, Dux & Trojanus „ eandem „ Deveniunt, &c. Het geen echter nog veel beter dan het gemelde uit de Bucolica, gelyk ook uit Oyidius en Horatius, met de verëïschte omzichtigheid kan behandeld worden. Welke dingen in de /Eneis minder zwarigheid hebben , alzoo die meer in het voorby gaan, en niet zoo zeer met oogmerk om kwaade geneigdheden te bevorderen en aan te zetten, daar voorkomen. Uit de Georgica herinner ik my niets van dien aart, fchoon ik ook gaerne erkenne daarmede minder gemeenzaam te zyn dan met zyne JEneis. Doch dit zy genoeg hier van. Bekwaame Reftoren en Praeceptoren, die tegen het bederf der jeugd zoeken te waaken, dienen zelve tot het maaken van eene goede keuze, de noodige oplettendheid en eene behoorlyke zorgvuldigheid te gebruiken. Ut  DER SCHOOLEN. 221 IO. Wat nu betreft het maaken van fommige Exercitatien, als Brieven, Chreide vollens 't voorfchrift der progymnasmaa van %htonius, het onderwys in de Fabelkunde, TZmeinfehe Oudheden, de oude Geografe en Logica, waartoe gezette tyd dient genomen te worden, op des Rfores Ichooldaarvan zal ik niet afzonderlyk handelen , te minder, alzoo ik bemerke da feze verhandeling reeds veel breeder i ufgeloopen, dan ik my heb voorgemeld . S het by 'tgezegde laaten, als ik er alSen nog maarzal hebben bygedaan, dat de gemelde Exercitatien vooral niet moeten worden nagelaaten. Ta dat men (tot voorkoming of weering van het ftraks genoemde gebrek der Schoolleren, om alles uit de boeken van anderen te willen ligten, terwyl zy verleegen ftaan, als die hen verlaaten) hen ook al eens nu en dan zulk eene exercttaUe t zy dan een brief of Chreia, waarvan flegts de "orte inhoui is gedifteerd, zonderRoeken en ex temport in de School moet laaten maaken: gaat dit in 'teerst zoo goed met, Tzu k eene exercitatie gebrekkelyk, wat zwarigheid men kan hun zelfs te gem<£  222 VERB ETERING komen en aanmoedigen met de bekende Spreuken^ qui numquam male, numquam bene; — Fabricando Fabri Jmus; en dienre]yke. 6 11* Nu nog een kort woord over het Grieksch: en dan zal ik dit ftuk eindigen. Het declinêren en conjugéren, de formatio temporum , voorts de voornaamfte regels uit de Grammatica ("zynde die van Wellerus voor de Schooien zeer gefchikt,) moeten prompt geleerd en ingefcherpt worden, men moet de jonge luiden vooral gemeenzaam maaken met het gebruik van den articulus, ook van de voces enclithce. Zulke kleinigheden , gelyk zy Ichynen, kunnen naderhand iemand in 't lezen en verftaan van een taal zeer ophouden ? gebrek aan kunde daar aan kan fomtyds eenen geheelen zin duifter maaken. Vervolgends behoort men hen vaardig te maaken in de derivatie van de woorden van de onderfcheidene tempora, en perfoonen, met de daar uit voortvloeijende betekenis, waartoe de Methodus admirabilis van Cattierius, door den Heer Abresch uitgegeven, zeer kan te pas komen. Ook moeten zy geöeffend worden, in de  DER SCHOOLEN. 22$ de onderfcheidene accenten, derzelver^fverplaatzing of verandering, en onderfcheiden gebruik. Leeren zy dat op de Schooien niet, zy krygen er naderhand zelden het regte begrip van , en worden genoodzaakt, by gebrek jan kunde altoos 'tGrieksch, ook zelfs als zy iets uitgeven mogten, daar Grieksch in te pas komt, zonder accenten te fchryven; iets dat echter thans, helaas! te veel op. fommige Schooien verzuimd wordt; daar nogthands dezelve van een zeer oud gebruik zyn. Salmafms fchryft dezelve al toe aan }ri(lophanes (V) (wien men immers voor een der beste kenners en voortreffelykfte Griekfche Schryvers houdt) die volgends de Heeren Pope Blount en Sax reeds vierhonderd jaaren of meer voor de ^boorte van den Zaligmaaker bloeide; — Daar dezelve binnen zekere vaste regels befloten zyn, en overeenkomftig dezelve bv alle Griekfche Audeuren gebruikt worden- - ja daar de Griekfche accenten , zo wel als de Spiritus, dikwyls, zeer diklis, alleen de waare beteekenis van een woo d bepaalen. Hoe kan men dezelve dan, zonder aanmerkelyk verhes, gehee weglaaten? Is 'tniet onverfchoonelyk,dat (*>JM MorhofPebhi.fi- 54-  224 VERBETERING daar in op fommige Schooien geen of geen beter onderwys gegeven wordt? zoo dat de discipelen haast geen onderfcheid meer zullen weeten tusfchen de uitfpraak en betekenis van de woorden bij voorbeeld 'e^i en ?Et,u«} vita d. i. het leven, en /3,cff arcus, een boog, en honderd andere woorden. Wat mag van deze kwaade gewoonte de reden zyn? Misfchien heeft Gesner, dat fieraad weleer der Hooge Schooi van Göttingen, zoo veel ongelyk niet (zonder dat ik de kunde van Geleerde Mannen wil te kort doen,) als hy ergens zegt (V). In eo delitescere nonnumquam Jludet Ignorantia. En inderdaad veelen zouden denkelyk boven de Griekfche woorden wel accenten zetten, zoo zy die allen maar wel wisten te plaatzen. Met genoegen zie ik dat in zekere gedrukte Wetten van het Latynfche School te Middelburg , ontworpen en bepaald door Heeren Curatoren , toen de Hoog Geleerde Heer Kluit aldaar Retlor was, en dus onder zyn opzicht, zorg gedragen wordt p. 15., dat de discipels hec Grieksch moeten leeren met de accenten; 't geen te wenfchen was, dat over al plaats vond (by r Ver- (*) M Hiineec. Fund. fiil. P. I. Cap. 1. 5. III. Ct) Ik weet wel, dat H. C. Henninim niet veel op-  J) E R SCHOOLEN. 22f Vervolgens moet ook de fyntaxis (zynde die van Posfelius, vry goed,; geleerd en begrepen worden. En wat het analyf'ren en explicéren betreft, de jonge lieden moeten, zoo veel mogeiyk , gemeenzaam gemaakt worden met het N. Testament, en ook met eemse andere Schryvers. Behalven een gedeelte uit de Ilias van Homerus, heeft men verfcheidene Hukken uit andere van debeste Griekfche Schryvers, in profa by elkander in de Colleclio Scholajlka vm.Wek., t welk opheeft met de Griekfche accenten, er. gedeeld wordt omtrent dit ftuk over het geheel gcleerdelyk te hebben gefchreeven. Ik bezit zyn werk niet; en. Inn het thars zoo fpoedig niet bekomen. Maar wat & g oSaamen grond tegen de gemelde byzonderheden kan worden ingebragt, hoe geleerdelyk dan anderzins dat werk ook moge gefchreven zyn, bekenre ik voor als nog niet te kunnen begrypen. Laat Eet zoo zyn dat^de accenten die oudheid met hebben dat men de ot.de penningen en opfchtfen zonder accenten vindt, gelyk ik ook gercedelyk toeftaa, ï BTCSi- «iets te beduiden hebben; men beert dezelve, ook in vermydmg van dnbbclzinnighe d noodig geoordeeld, toen de taal veel meer dart thans in bloei was, cn gelyk Wellerm ifl zyne GramS;K wel'zegt", Het zy genoeg dat men SIS' tè«nW0brdig in de Griekfche boeken pS vSltl weshalvat zy moeten geleerd Worden van een ieder^die üi de Griekfche taal wel zal bedretren worden. " yin. ds&l. "  226 VERBETERING 'tv/elk daartoe een zeer goed Schoolboek is. Maar bovendien was het niet kwaad voor zulken, welker werk het zyn moet het Grieksch van het N. Testament, en de onderfcheidene fpreekwyzen grondig te verftaan , en te kunnen ophelderen, dat men ook by afwisfeling iets expliceerde uit de zoo genaamde Apocryphe boeken , neem eens uit Syrachides; de Septuaginta, Jofephus, of uit de Tryphon van Jujhynden Martelaar, welke Schryvers met het Grieksch van het N. Testament meer overeenkomst hebben. Om ongevoelig eenige Copia Vocabulorum te krygen, konden eens in de week de moeijelykfte woorden, welke in de Explicatie zyn voorgekomen, voor eene Griekfche les, van buiten opgezegd worden. Ook diende 'er eens in dc week een Grieksch Thema te worden gemaakt, dat ook te veel verzuimd wordt; en het zou, myns oordeels, niet kwaad zyn, dat 'er ten minften,behalvende latynfchePryzen, by elke promotie ook een Griekfche" prys aan hem, die daar in het meest had uiteemunt, wierde toegedeeld. 12  DER SCHOOLEN. 227 12. Zeer nuttig en noodig is het, dat deze Schooien overal itaan onder het opzicht van Heeren Curatoren , waartoe men uit de aanzienlykfte leden der Maatfehappye, inzonderheid van de Stad, waar de School is, dc kundigflen en die het meest liefhebbery voor de taaien en Schooien hebben, dient te verkiezen, zulken van welke de Schoolieren een goed vertrouwen hebben, dat zy over hun werk, hunne feilen, hunne vorderinge, enz. wel en nauwkeurig kunnen oordeelen, een zaak, die een ieder in 't oog loopt, welke ik dus niet verder uitbreide. BESLUIT. Ziet daar myne Heeren! eenige aanmerkingen over de Schooien, inzonderheid de Nederduitlche, en derzelver noodige verbeteringen in fommige byzonderheden, ontworpen op aanleiding der vraage, van het Zeeuwfche Genootfchap (welks loffelyke pogingen de God der Wetenfchappen bekroone met zynen genaderyken zegen!) aan UWEd'ens voorgedragen. De Schryver die Eer heeft Lid te zyn van het Genootfchap; en het zich altoos tot een voorP a recht  228 VERBET. DER SCHOOLRr*. recht zal rekenen ter bevorderinge van UWEDlens pogingen, en ter bereikinge van de bedoelde einden mede te'werken, vleit zich eenigzins met de hope, fchoon zyne Verhandeling breedvoeriger geworden is, dan hy zelf gedagt had, dat dezelve het Genootfchap niet geheel onaangenaam zyn zal: en tekent zich ter voldoeninge aan deszelfs billyke wetten, alleenlyk met deze Zinfpreuk: 5, Ingenuas didicijfe fideliter artes, „ Emollit mores, nee finit esje f er os. " A NT-  ANTWOORD OP DEZELFDE VRAAGE: O V E x Dl VERBETERING der SCHOOLEN. DOOR KORNELIS van der PALM. oe nuttig de voorgeflelde Vraeg zy, en welk eenen invloed zy op ons Gemeenebest heeft, zal uit onze Verhandeling' moeten blyken. Het is waer, het voorltel behelst in zich geene diepzinnige waerheden, maer kundigheden , die de teedre jeugd , den bloei van ons Vaderland, betreffen; dan dit is de waere reden waerom het allereenvoudigst moet opgelost en voorgefleld worden. Het uitvoeren der voor te Hellen regelen moet uit het mis- of verkeerd gebruik der zaek afgeleid worden, en derb p 3 hal»  2JO VERBETERING halven, als van zelfs, uit het wezenlyk belang der jeugdelingen blyken. Des nier te min is de behandeling der zaek gantsch niet gemakkelyk: Regtltreeks is, mynes wetens, hier nimmer over gefchreven; alles wat wy zullen bybrengen, moet op een naeuwkeurig onderzoek en eene wel waergenomen ondervinding fteunen; voorts zyn hier een aental zaken, die wy Hechts in het voorbygaan moeten aenraken, trouwens in het voorltellen der regelen tot verbetering, behoeft men alleen, zonder uitbreidinge, de gebreken, welke deze verbetering noodiggemaekt hebben,op te geven. Het voorftel verdeelt zich als van zelfs in de volgende deelen. i. Zullen wy handelen over de openbare Schooien in 't gemeen. s. De Nederduitfche Schooien in het byzonder. By elk Huk zullen wy de befchaving en verbetering, naer de ons toefchynende minst kostbare wys , voordellen. Het eerfte zynde, volgens het voorftel, het min voorname deel, zal ik zeer korten by wyze van Aanmerkingen behandelen. «.  DER SCHOOLEN. 231 In het laetfte zal ik, meer uitgebreid, over alles wat tot de hoofdzaek betrekking heeft handelen. Door gemeene of openbare Schooien verftacn wy: alle plaetfen waer de Kinders van de Leden der Maetfchappye , door vast geltelde Mcefteren, ter volmakinge hunner opvoedinge, kunnen onderwezen worden. Het zyn deze openbare Schooien die, in het voorftel, van de nederduitfche onderfcheiden worden en eene byzondere, doch min uitvoerige, behandeling vereisfchen. In dezen wordt de jeugd in alle vreemde talen, volgens het oogmerk hunner Ouderen, onderwezen. Als daer zyn: de Latynfche , Franfche , Engelfche en Hoogduitfche talen, voor het overige is my onbewust dat 'er in andere Europeaenfche talen eenig openbaer onderwys gegeven wordt. Van fommigen dezer Schooien is het getal nog zeer gering: by voorbeeld: de Engelfche en Hoogduitfche, waer van'er flechts eenige weinigen, in de voornaemfte Steden van ons Land, gevonden worden: waerom het onnoodig is om van deze ieder afzonderlyk te fpreken. Te meer , daer eenige algemeene aenmerkingen, die p 4 wy  232 VERBETERING wy over de Latynfche of Franfche Schooien moeten maken, hier toe ook kunnen gebragt worden. Voorzeker verdienen, in deze Verhandeling, de Latynfche Schooien den voorrang: De bloei onzer jeugd, de hoop des Vaderlands, moet hier de gronden leggen, om, in vervolg van tyd, met lof in de geleerde weereld te verfchynen: Hoe gelukkig is ons Land , dat hun getal hoe langs hoe meer toeneemt en derzelver voortgang , door het aenmoedigen der Heeren Rectoren en Preceptoren, bevorderd wordt. Men heeft voor lang getwist, of het gewoon onderwys , in die Schooien wel nuttig ware. De lange tyd dien men noodig heeft om deze tael magtig te worden, en bekwaem te zyn om naer dc hooge Schooien gezonden te worden, heeft aenleiding tot gewigtige bedenkingen gegeven. Plet kan in dit eenvoudig voorltel het oogmerk niet zyn, om des aengaende eene breede uitweiding te wachten. De verfchillende gedachten der geleerden hebben de veranderingen en verbeteringen dus onderfcheiden opgegeven, dat men, in dezen, yeel beter uitkiezen, dan nieuwe regels voor»  DER SCHOOLEN. 233 voorftellen kan. Men heeft over dit onderwerp Hechts de werken van Locke en Rousfeau naer te zien: vooral hebben zich hier over uitgelaten de Heeren Schryvers der Zedekundige opvoeding', die de pryzen,in den jare 1763. by de Maetfchappy der Wetenfchappen te Haerlem hebben weggedragen : Byzonder heeft zich hier omtrent uitgelaten K. van der Palm in de vierde Verhandeling §. 61. pag. 92. en vervolgens. Uit het een cn ander zal men befpeuren, dat wanneer de geleerden het Hechts eens waren, 'er hier wel eene befchaving ten goede kon gemackt worden: Doch , zoo lang men geene volkome overeenfteraming vindt, zal men best doen den gewoonen voet te volgen: Terwyl de Heeren Opzieners dezer Schooien, naer bevind der zaken, van de by die Schryvers gemelde aenmcrkingen hun voordeel kunnen doen. 'Er is eene andre Vraeg, die mede aen zeer veele verfchillende bedenkingen onderhevig geweest is: zy is deze : Wanneer moet men de jeugd aen het openbaer onderwys in de Latynfche tale overgeven? 'Er zyn geleerde en agtingswaerdige mannen van oordeel, dat men met de Latynfche , even gelyk met de levendige talent P 5 hï  234 VERBETERING by voorbeeld: Het Fransch en Engelsch moest handelen: dat men de kinders, zonder zich aen de regels der talc veel te bekreunen , al vroeg behoorde te gewennen dezelve te fpreken, dat men dus doende, met weinig moeite , de moeielyklte zinuitingen zou magtig worden en op eene gemakkelyke wyze , het geene nu met veel harsfenbreken geleerd wordt, al fpeelende zich zou eigen maken. Ik beken zeer veel achting voor die geleerde Heeren te hebben, echter zyn myne denkwyzen, in dit Huk, geheel van de hunne onderfcheiden. Het is zoo, men heeft kinders in de vorige eeuwen gehad en mogeiyk worden 'er nog gevonden, die , al zeer vroeg, de Latynfche even gelyk een levendige tael, konden fpreken. Dan wat was hier de oorzaek van? Niets anders als de byzondre aenleiding die zy door hunne Ouderen of Beltierdercn daer toe hadden: welke gelegenheid Hechts aen weinigen te beurte valt. Vraegt men: waerom zulks door een geduurig fpreken in de Schooien niet zou kunnen bevorderd worden ? Ik antwoord, dat wy op zich zelfs, hier niets tegen zouden hebben , wanneer men niet verzuimt om te gelyk de gronden dier tael te leeren, waer voor de  DER SCHOOLEN. 235 de Kinders in de eerfte jaren onvatbaer zyn. Dan laten wy recht uit fpreken : Zyn 'er in deze eerfte jaren geen andre en nuttige kundigheden te leeren? by voorbeeld hunne Moederfpraek, de gronden der Aerdryks- en Hiftorykunde, de Reken, Wis en Stelkunde, onontbeerlyke kundigheden voor de aenzienclyke burgers van ons Land, welke wetenfchappen men de jeugdelingen veel al te vergeefsch zal pogen in te prenten, wanneer zy 15 of 16 jaren bereikt hebbende, door het alloopen der Schooien, in hun begrip, ver boven derzelver grondbeginfelen, meenen geftegen te zyn. Zyn 'er vroeg uitbottende verftanden , andere H. de Groots, J. Canters, Anna^ M. Schuurmans en foortgelyke fieraden van ons gemeenebest, dezen zyn, als zoodanig, buiten ons bellek: Immers kan het onderwys, in de openbare Schooien, naer hen niet ingericht worden V Hier moet men de gewoone wys van onderrichten volgen, zal men niet het voordeel van eenige weinigen, maer het gemeene welzyn betrachten. Uit het een en ander fchynt ons genoeg te blyken, dat kinders van 7, 8 of 9 jaren geene voorwerpen zyn, die men aen het leeren der talen, in deze openbare Schooien moet overgeven. De  236 verbetering" De Vraeg blyft dan: Wanneer moet men deze tael op de openbare Latynfche Schooien beginnen te leeren ? Indien men in aenmcrking neemt de wys , langs welke men gewoon is deze tael te onderwyzen, en te gelyk acht geeft op de vry gemeene onvatbaerheid der jeugd ben ik, voor my, van oordeel,dat men onze Kinders op zyn vroegst niet voor de twaelf jaren naer dezelven zenden moest; waerlyk was het een of twee jaren later het zou 'er niet erger om zyn: in dezen tyd zyn de jeugdelingen vatbaer om de gronden dier tael te begrypen, te meer, als zy die van hunne Moederfprake vooraf geleerd hebben, wanneer zy dan 5 of 6 jaren met het leeren dier tael doorgebragt hebben, komen zy in de gefchikte jaren, om naer de hooge Schooien gezonden te worden : wie dus met de twaelf jaren op de Schooien komt en binnen den tyd van zes jaren deze tael .niet magtig wordt, zoude ik raden zich niet op de Studiën, maer op een ander beroep toe te leggen. Wanneer zy nu een gelyk getal van 5, 6 of 7 jaren, naer de omftandigheid van zaken en middelen vereisfehen, op de hooge Schooien geweest zyn en in de eerfte jeugd de gronden der wetenfchappen, waer van wy boven gewag gemaekt hebben , geleerd hebben , twyffcl  DER SCHOOLEN. 237 twyffel ik geenszins of zy zullen als bekwame jongelingen van de hooge Schooien komen. Zy zullen minder voor de verleidingen op de Academiën vatbaer zyn en, in hunne Studiën, op wisfer gronden voortgaen. Ook kan het eenen Leeraer, Rechtsgeleerden of Geneeskundigen niet fchaden, dat hy zyne mondige jaren bereikt heeft, alvorens hy zyn beroep begint te oeffenen. Wil men voorts zien welke voordeden uit het naervolgen van het geen ik hier voorgefteld heb, volgen, men leze de vertogen over de Zedekundige Opvoedinge , der Maetfchappye te Haerlem ingeleverd, van welken ik reeds boven gewag gemaekt heb: Indien deze verandering al niet algemeen mogte aengenomen worden, om dat de eerzucht de Ouders veel al prikkelt om Kinders te hebben die al vroeg de Latynfche Schooien zyn doorgeloopen , elke ftad , wat zeg ik, elk burger kan hier zyn voordeel doen: Ik ftap hier van af en ga over tot de Schooien waer in de Franfche, Engelfche , Hoogduitfche of andere talen der nederlandfche jeugd, ter volmakinge hunner opvoedinge noodig , worden onderwezen. — Hoe  $38 VERBETERING Hoe onontbeerlyk de kennis van vreemde talen voor de jeugdelingen, die men tot den Koophandel, Krygsdienst of andre byzondere oogmerken oplegt, zy, kan ligt begrepen worden. Naerdien nu elks vermogen niet toelaat zyne Kinders byzondere Meeders te geven, worden de openbare Schooien, om deze talen te leeren, hoogst noodig. — Indien het hoofdoogmerk dezer verhandeling ware, deze Schooien alleen te behandelen , zouden wy dezelven in twee foorten: te weten, in kost en gemeene Schooien, onderfcheiden , en dan van elk derzelven, naer heuren aert en byzondre gebruiken fpreken. Dan, nu wy ons voornamelyk tot de nederduitfche Schooien moeten bepalen, zal ik myne verbeteringen en aenmerkingen meest laten gaen omtrent zulke dingen , die, of met de nederduitfche Schooien gemeen zyn , of op de befchaving en het voordeel derzelven betrekking hebben. Voor eerst: Zal ik eenig onderzoek doen aengaende de perfonen welken men , om de jeugd te onderwyzen , in deze Schooien moest verkiezen, en hoe-  DER SCHOOLEN. 2$) hoedanig hun onderwys moest ingericht zyn. Ten tweeden: Spreek ik van den aenicg dier Schooien. In hoe ver zy al of niet , in de plaetfen waer zy gehouden worden, nuttig zyn. By elk dezer Hukken zal ik de verbetering en befchaving door allereenvoudigfte en zeer min kostbare regelen voordellen. — De eerfte vraeg hier te overwegen is: welke zyn de bekwaemfte perfonen om onze jeugd de vreemde talen te onderwyzen? — De gedachten onzer Landgenoten zyn hier zeer onderfcheiden. Verre de meeften hunner zyn van oordeel, dat men, om de vreemde talen te onderwyzen, zulke perfonen, die van het land, waer die talen gefproken worden, afkomftig zyn, moest verkiezen. Men geeft hier deze reden van. Voor eerst: zeggen zy: Wie is 'er meer en beter in ftaet om deze talen te fpreken of te onderrichten, dan zy die dezelve van hunne teedre jeugd af gefproken hebben ? Hebben dezen niet alleen het-  f 40 VERBETERING het ware dialect., of de zuivre uitfpraek en kunnen zy die niet best andren mededeelen ? Ten andren: Dewyl zy onze Moederfpraek niet raagtig zyn, wórden de Kinders genoodzaakt geduurig met hun te fpreken en gewennen zich dus ongevoelig en als van zelfs aen de moeielykfte zinuitingen, waer door zy binnen korten tyd de geheele tael magtig worden. Dan laten wy deze reden eens een weinig nader inzien en wy zullen bemerken, dat een zekie trek, onzen Landaert zoo eigen, om vreemdelingen boven onze eigen inwoonders te bevoorrechten, en niet de opgenoemde reden 'er de ware oorzaek van zy. Is 't niet enkel inbeeldig te denken, dat men van vreemdelingen alleen het juilte dialect, zou moeten leeren ? Is niet de tongval by alle volken, naer de byzondre plaetfen daer zy woonen, zeer onderlchciden? Hebben onze Nederlanders , door de moeilykheid onzer fprake niet het vermogen om alle levendige talen magtig te worden? Doet hier hy, dat wy,'in ons midden een aantal Landgenoten hebben, die  DER SCHOOLEN. 24! die van genaturalizeerde vreemdelingen af* komftig zyn en zekerlyk bekwame voor* werpen, tot dezen post, kunnen worden* Wat de andre reden belangt. Een bekwaem Meefter, die zyne Leerlingen eene vreemde tael zal onderwyzen, maekt by* zonder zyn werk dat zy, door een geduu* rig fpreeken, zich de tael magtig maken, en dewyl het levendige talen zyn, moet zyne School een levendig afbeeldfel van het land, welks tael in dezelve gefproken wordt, wezen. Des heeft een vreemdeling hier niets vooruit. Men zou zelfs in aenmerking kunnen geven, of een Meefter , die te gelyk onze Moederfpraek magtig is; niet beter in ftaet zy om hen al (prekende te doen leeren, dewyl hy de meening hunner zinuiting best verftaet en hen, onder het fpreken, onderrichten kan ? Doch laten wy nu eens zien, hoe gevaerlyk het fomwyl zy , zyne Kinders aen Vreemdelingen toe te vertrouwen. Wat hebben wy dierbarer dan önze Kinders ? moeten wy niet de uiterfte zorg dragen dat hun aert niet bedorven, noch hunne zeden verbasterd worden ? Hoe noodzakelyk is het dan, dat wy hen, aen Wier zorg wy hunne teedre jeugd overla- ruu nEsit. Q ten*  242 VERBETERING ten, grondig kennen. Dan, wat is 'er van deze Vreemdelingen! De meelten hunner kennen wy niet; velen zyn 'er wier zeden en godsdienftige begrippen verre van de onzen verfchillen, andren betoonen zich oploopend en fchynen weinig achting voor hunne opvoedelingen te hebben; ten zy dezen zich in hunne begrippen en gedragingen geheel naer hen in alles feniks ken. Zouden wy hier niet een deel van de oorzaken vinden waerom 'er veele van onze Nederlanderen zoo verbasterd zyn ? Dan laten wy hier nog eene andre reden by doen: zyn deze vreemdelingen wel in ltaet om de Kinders dat geen, het welk in die jaren, in die Schooien, behoorde geleerd te worden te onderwyzen ? veelen hunner bezitten geene andre kundigheid dan de tael van hun land; het Schryven en Cyferen, twee zaken voor onze jeugd onontbeerlyk,zyn hun meestal onbekend; de gronden der tale , waer in zy onderwyzen, weeten velen niet, des zou men haest moeten vragen hoe het mogeiyk zy, dat zy dus boven onze Nederlanders gekozen worden ? Waerlyk om geene andre oorzaek dan uit een trek om vreemdelingen boven onze eigen Landgenoten voor te ftaen. Eene neiging die door lang beftryden, in onze dagen, een weinig fchynt te  DER SCHOoLÊN. VERBETERING rige vrees en fchrik te weeg brengt, waer uit veeltyds eene aUerongelukkiefte eeaertheid ontftaet. Hoe gelukkig zal ons JN/ederiand worden, wanneer de Beftierers hunner jeugd, van een zedig zachtmoedig beftaen zyn! veele voordeden zullen hier voor de jeugd uitryzen ! Zie daer de kundigheden, met welken ik onze nederlandlchc Schoolmeefters gaerne bekleed zag, opgegeven, dan hoe veel verfchillen verre de meeften hier van! hoe zal men hen best hier toe brengen! zullen niet alle pogingen hier toe aengewend, geheel vruchteloos zyn? gantsch niet, wanneer men Hechts, door vooroordeel of eigen belang niet al te fterk aen oude gewoontens gehecht is, en die zaek met ernst ter hand wil nemen. Men heeft het Schoolmeefters ampt alleen eenige achting by te zetten en te maken dat het die waerdigheid en naem verkryge, welk een deugdzaem en verftandig Meefter verdient. Om dit uit te voeren heeft men alle omzichtigheid m het verkiezen te gebruiken, en niemand dan na een ryp beraed tot dien post toe te laten. Doch hoe elendig is het in dezen opzichte thans gefteld? daer zyn Dorpelingen zoo ongelukkig, dat hun fomwyle , door hunne Heeren, Meefters , die nergens minder dan tot dien post in ftaet zyn,  DER SCHOOLEN. I75 zyn, worden toegezonden, gelyk wy boven reeds opgemerkt hebben; op andere plaetfen maekt men eene verkiezing, die meer uit gunst dan kunst gefchied: In verre de meefte lieden, onzer vereenigde Landfchappen, hangt de keus derSchoolmeefteren van de regering af, en de aenftelling gefchied veel al min of meer vaerdig, naer mate die Sollicitanten min of meer by de Heeren in gunst llaen. Hoé zeer zulk eene handelwys oorzaek van een aental onbekwame Meefteren moet zyn, wordt van zelfs begrepen. Het zoude dan niet weinig ter verbetering en befchaving onzer Schooien ftrekken, als wy eenen weg konden aenwyzen, waer door wy, in onze Schooien, konden verkrygen zulke Onderwyzers, die in alles wat wy boven opgenoemd hebben, kundig waren: wy zullen het ons best toe fchynend middel daer toe voorftellen. Om bekwame Schoolmeefters te verkrygen heeft men Hechts het loflyk voorbeeld van het vorftelyk Delft naer te voL gen, gelyk, zoo ik wel onderricht ben, ook reeds van eenige weinige andere Steden gefchied is, te weten: men heeft daer ter plaetfe het Schoolmeefterfchap tot een foort van gilde gemaekt: uit de S a voor-  276* VERBETERING voornaemfte der Meefteren kiest men eenigen tot Hoofdlieden; deze, echter onder het toezicht der Ed. Achtbare Magiftraet, nemen het examen der zich aendienende Meefteren af, en doen er verflag van. Niemand wordt tot dit examen toegelaten, ten zy hy een bepaeld getal jaren zich als ondermeefter van zynen post gekweten hebbe. Wanneer men nu bevind dat hy van een ^oed gedrag en voor zyn werk bekwaemis, verkrygt hy vryheid orn de jeugd, alleen in het geen waer van hy proeven van bekwaemheid gegeven heeft, te onderwyzen. Zie daer een middel, mogeiyk het eenigfte, ten minften een vrv zeker, om de onkunde der Meefteren tegen te gaen. Dit middel kan algemeen gebruikt worden, en flfrekt zich zelfs tot de Dorpen tiit, waer van het examen der Meefteren zou kunnen gebragt worden tot de Hoofdlieden dier Stad, waer onder zulk een Dorp behoort. Wanneer zulk eene Stad geen genoegzaem getal van Meefteren had om een gilde daer uit te maken, zou men uit grootere Steden bekwame en onpartydige Hoofdlieden kunnen roepen, om de zich aendienende te onderzoeken en den bekwaemften met den post te begunftigen. Wanneer dit in 't werk gefield wordt kan noch  DERSCHOOLEN. 277 noch zal zich iemand, ten zy hy de noodige kundigheden bezit, durven aengeven, even gelyk by de andere gilden? daer nimmer iemand zyn handwerk zal willen oeffenen , ten zy hy in ftaet is om eene proef van zyne bekwaemheid te geven. Wat denken hier myne Beoordeelaers ? Zou men op deze vvys de onkunde in de Meefteren niet met vrucht te keer gaen ? Dit middel is allereenvoudigst, het kan, naer bevind der zaken, op alle plaetfen, fomwyl met een weinig verandering, gebruikt worden. Wie kan twyffelen of het zal eene merkelyke verbetering en befchaving in onze Schooien te weeg brengen ? Dan ik moet hier eene en andere bedenking uit den weg ruimen. Men heeft my onderricht, dat eenige Schoolmeefters in een der voornaemiïe lieden van ons Land, reeds ondernomen hebben, om het Schoolmeefterfchap, te dier plaetfe, by wyze "van een Gilde te behandelen, en niemand, dan na een grondig examen, onder hun getal aen te nemen. Doch dat dit verzoek geheel, van de hand gewezen is. Dan ik meen zeer wel bewust te zyn, dat zy, die dit voorgefteld hadden, duidelyk deeden zien , dat zy veel meer hun eigen belang dan het S 3 wel-  278 VERBETERING welzyn der jeugd onder het oog hadden. Hier uit ryst echter deze vraeg: of niet de Hoofdlieden, door eigen intrest aengezet, fomwyien hen, die de jeugd zeer bevorderlyk konden zyn, om hunne kundigheid, zouden weeren? Deze zwarigheid is ligt uit den weg te nemen: men heeft alleen op te merken, dat wy in ons voorftelofopgaef, heteerfte toeverzicht, en de in ftandhouding van dit gilde, der hooge regering hebben overgelaten, die, in dezen, zoo wel als in andere gildens, derzelver bloei en welvaert wel behartigen en alle onrecht met kracht weeren zal: doe hier by dat de eigenbaet, die voornamelyk by lage zielen huisvest, niet zoo ligt by bekwame Meefteren zal plaets grypen: wie van hun, die zelfs in ftaet is om zynen post waer te nemen, die reeds eenen goeden opgang gemaekt, eenen naem verkregen cn de achting veler bekwaem geworden leerlingen zich waerdig gemaekt heeft; wie van dezen, want anderen moeten geen Hoofdlieden zyn, zal laeg genoeg van geest wezen, om een ander, alleen om zyne bekwaemheid, te weren ? Ik zal in 't vervolg, op zyn plaets gelegenheid hebben , óm te doen zien, dat het een bekwaem Meefter, wanneer hy in zynen pligt getrouw is, nimmer aen werk  DER SCHOOLEN. 279 werk ontbreken zal. Nog kan dit volgende middel voorgefteld worden. Dat men in elke Provintie, by voorbeeld op de hooge Schooien , of in de voorname Steden, een of meer perfoonen aenllelde, by welken allen, die, in vervolg van tyde, naer het Schoolmeefters ampt wilden ftaen , een examen moeiten afieggen en met behoorlyke getuigenisfen van dezegevolmagtigde perfoonen moeiten voorzien zyn, alvorens zy naer eene plaets konden ftaen. Hier mede meen ik alles wat de befchaving en verbetering van de Meefteren of opzieneren der nederduitfche Schooien betreft, gezegd te hebben. De weg door my aengewezen is noch moejelyk, noch kostbaar, en kan overal, of op elke plaets in't byzonder, beftendig in het werk gefteld worden: zoo dit gefchied, twyffel ik niet of men zal der nederlandfche jeugd een merkelyk voordeel toegebragt hebben. Nu zullen wy fpreeken van de jeugd die in hunne Schooien onderwezen wordt. Het is eene overbekende zaek dat veele ouders , door eene dwaze toegevenheid, hunne kinders, voor al met opzicht op het geen zy in de Schooien te leeren heb6 S4 ben,  28o VERBETERING ben, zeer nadeelig zyn. Deze gebreken tegen te gaen zou voorzeker een nuttig werk zyn en niet weinig ter bcfchaving yan onze Schooien kunnen flrekken; dan dit werk is buiten het bellek der E. Maetfchappye, die niet zoo zeer naer de befchaving der ouderen en van hunne kinderen, als wel naer die der Schooien onderzoek doet. Het behoort reehtftreeks tot de zedekundige opvoeding, waer het ook in het werk, reeds van ons aengehaeld, duidelyk behandeld is. Eene andere Vraeg die reehtftreeks op ons onderwerp betrekking heeft is deze: Op welke jaren behoort men de kinders in de openbare Schooien te zenden ? Deze vraeg is van grootgewicht, en heeft eenen merkelyken invloed op de verbetering onzer Schooien. Men moet zich verwonderen, in de nederduitfche Schooien, kinders van vierenvyf jaren te vinden. Wie ziet niet dat zulks niet wemig het werk der Meefteren ftremt en den voortgang der overige leerlingen hinderlyk is? Wrat moet men aen een kind van dien ouderdom leeren? zyn zy vlug, gelyk 'er zeker onder zullen zyn, zy zullen dit zoo wel op de kinder als op de openbaere School betoonen. Zoo niet, zal men dit weerloos fchaep met harde woorden en flagen iets inprenten? dit gefchied  DER SCHOOLEN. 28t fchied helaes! maer al te veel: Na dc kinders een weinig tyds in 't School geweest zyn en geene vordering betoonen, klagen de Ouders aen de Meefters, deeze uit vreeze van ze te verliezen, of door eerzucht aengezet, zoeken, door harde woorden en Hagen, hen tot hunnen plicht aen te manen en bederven dus hun aert; en het geen hier het voorname is, maken, door een' geest van geemclykheid , zich buiten ftaet, om hunne andere Leerlingen naer behooren te behandelen. Hoe moet men dan hier handelen ? wanneer is de rechte tyd om onze kinders in de openbare Schooien te zenden ? wy voor ons zouden van oordeel zyn, dat de 7 of, wil men wat vroeger, de 6 jaren en voor al niet eerder, de gefchiktftc tyd waer, om de jeugd naer de openbare Schooien te zenden. Ik weet wel dat hier merkelyke tegenbedenkingen komen en dat men zeggen zal. Zyn 'er niet een aental ouders, wier vermogens niet toelaeten hunne kinders, die al vroeg een ambagt moeten leeren cn den kost mede helpen winnen, langer dan tot de 9 of ro jaren op de Schooien te laten ? voor al op de Dorpen daer de kinders al vroeg mede aen het werk in het land moeten f Hoe zullen zulke kinders, in zoo kort een bellek van tyd, het geen s 5 zy  282 VERBETERING zy noodig te leeren hebben, kunnen weten ? Eene andere tegenbedenking is: Indien men de kinders niet eer dan, met de 7 of 6 jaren naer de openbare Schooien zendt, zullen de Meeflers een deel van hun inkomen moeten verliezen, hier door genoodzaekt zyn het fchoolgeld te vergrooten, het welk de Schooien der behoeftigen zeer tot nadeel wezen zal. Deze bedenkingen zullen wy, zoo kort mogeiyk, uit den weg ruimen, zy zullen, uit heuren eigen aert , ons eenige aenmerkingen ter verbeteringen der Schooien opleveren. Wy merken aengaende de eerfte bedenking op: voor eerst: dat maer zeer weinig kinders, voorden tyd van ons opgegeven, dat is voor de zes of zeven jaren, voor iets aenmerkelyks te leeren vatbaer zyn, en dat de ervarenis veeltyds geleert heeft, dat wanneer kinders eenige jaren te famen in de openbare Schooien geweest zyn , zy die met de vier of vyf jaren in het fchoo'l gekomen zyn, de anderen, die 'er vry later kwamen, weinig of niets voor uit waren ten 2Ac: Dat wy geenzins de Schooien der kleene kinderen willen afgefchaft hebben; in tegendeel, deze achten wy hoogstnoodzakelyk, het zou den Schoolmeefteren geen kleen gemak toebrengen , wanneer de  DER SCHOOLEN. 283 de kinders, voor zy inde openbare Schooien gezonden worden, in dezelven eerst de letters en de beginfels van het Spellen geleerd hadden: Het geen daer ruim zoo gemakkelyk als in de openbare Schooien gefchieden kan, wanneer men Hechts zorg draegt, dat niet ieder een, maer een bekwaem mensch, de post van Schoolvrouw gegeven wordt. Met opzicht op het tweede merken wy aen in 't gemeen, dat wanneer het getal der Schoolieren op eene plaets merkelyk vermindert, men ook, naer evenredigheid, een kleener getal Meefteren noodig heeft. Voorzeker behoorde hier omtrent altoos een juifte evenredigheid in acht genomen te worden. Even gelyk in alle beroepen een al te groot aental van beoeffenaren eene algemeene vermagering in zulk een beroep te weeg brengt, zoo is het ook wanneer men grooter aental Meefters, dan 'er naer evenredigheid Leerlingen zyn, heeft; Hier om zal het, in dit plan ter verbeteringe niet ondienftig zyn onder het oog te brengen, dat, wil men in onze Schooien bekwame Schoolmeefters krygen, men wel zal doen in elke Stad 'er niet meer toe te laten, dan naer het getal der kinderen zal noodig zyn: kan men dit getal niet juist bepalen, geen zwarigheid  284 VERBETERING heid, men rekene Hechts tegen 50 Leerlingen voor ieder Meefter, laten 'er 10 of 12 voor elk meer zyn, het komt hier op de volftrekfte juistheid niet aen, wanneer een al te groot getal maer niet belet dat de Meefters hunne bekwaemheid aen elk, hoofd voor hoofd, kunnen te koste leggen. Meer byzonder kan men op het voorftel antwoorden, dat even gelyk de kundigheden der Meefteren onderfcheiden zyn, zoo behoort 'er ook verfchil tusfchen hun inkomen te zyn. Dan mogeiyk is 'er geen beroep daer de verdienften hun eigen loon meer met zich brengen, dan dat van een' Schoolmeefter; men vind weinig Ouders , of zy zien met vermaek den voortgang hunner kinderen, en willen-gaerne deze moeite naer hun vermogen erkennen. fZeer verfchiHende is ook het inkomen der Meefteren op de Dorpen; op vele plaetfen is dit gering, men heeft dacrom zeer wysfelyk den Kerkendienstaen het Schoolmeeftersampt gehecht: Eertyds zag men ook wel de verzameling van 'sLands middelen nog hier toegevoegd, dan men mag 'er dit met recht afnemen, alzoo 'er geen overeenkomst tusfchen deze posten is, en dit laetfte de Meefters, in hunne veel- vul-  DER S C H O O L E N. 385, vuldige bezigheden, ten nadeele van de jeugd, te veel ftremt. Indien men nu in de Steden ook zoo handelde, dat de dienst der Kerken altoos aen die der openbare nederduitfche Schooien gevoegd waer, of menmaekte naer de grootheid der Steden, alle de Schooien ondcrhoorig aen de Stad, en gaf den Meefteren of vrye Stads wooningen, of eenig jaerlykscn inkomen, hier in naer den ouderdom opklimmende, twyffel ik geen oogenbhk ofc men zou zeer bekwame Meefters voor de jeugd verkrygen: Meefters die, ontflagen om klecneKinderfchoolen te houden, met al hun vermogen zich op den voortgang der hun toevertrouwde jeugdehngen zouden toeleggen. Hier door zouden onze nederlandfcbe Schooien eene merkelyke verandering en verbetering ondergaemj Mogeiyk zal men zich over dit voorftel verwonderen en denken, dat dit voor zulke Steden te kostbaer vallen zou. Dan is k niet veel meer onbegrypelyk dat wy in onze Provintien en onderhoorige Landen zeer veele Steden hebben die s jaer]yks2, 3, a4oo: guldens benevens een vrye en ruime wooning aen de Franfche Kostfchoojhouders durven geven; welker voordeden , gelyk wy boven zeiden y  286 VERBETERING fomwyl meer ingebeeld dan wezendlyk zyn. En waerom zou men, ter aenmoediginge van de nederduitfche fchoolen, welken ons het meefte behoorden ter harte te gaen, niet iets ten besten hebben; daer van het goed onderwys, niet der Franfche, maer der nederduitfche Schooien de welvaert van het volgende geflacht afhangt? Zoo lang men de waerdigheid van het nederduitsch Schoolhouderfchap door zulke middelen niet doet ryzen, en door eene deftige belooning dien post aenzienelyk maekt, zal men onder de Schoolmeeiters een groot deel verwaende zotten en weetnieten hebben. Maer maekt men hun zwaer beroep, door hun eenige vryheden te verleenen, aenzienelyk, het kleen getal van brave en verftandige Meefteren, welker namen reeds in Nederland bekend zyn, zal van dag tot dag toenemen , onze tedere jeugd, de hoop der braven, zal onder hun opzicht niet alleen in 't lezen, fchryven en rekenen ervaren gemaekt worden, maer zy zullen ook hunnen geest vormen, zy zullen de zucht om vreemde, en by onze vaders niet gedoogde houdingen naer te apen, tegengaen, de oude Hollandfche deftigheid doen herleven , hunnen geest met nedrigheid en deugd verfieren; zoo veel leerlingen als zy hebben  DER SCHOOLEN. 287 ben zoo veel oprechte vrienden zullen zy zich maken, vrienden die met eerbied en liefde tot aen hunnen dood aen hen denken, en hunne nagedachten met dankzeggingen zullen zegenen. Myne Heeren Beoordeelaers, hoe dieper ik den post van onze Schoolmeelteren inzie, zoo veel meer wordt myn hart in tedere genegenheid voor onze kinders ontvonkt; zoo veel gewigtiger komt my ditampt voor: Laet dan kan't zyn, gantsch Nederland, laet elke Stad, elk Dorp 'er zich op toeleggen, om bekwame Meefters, oprechte menfchenvrienden te verkiezen, laetze, tot dat einde , geen kosten of moeiten ontzien; laten zy medewerken om hunne Schooien te zuiveren van alles wat tegen derzelver ware oogmerk ftrydt, en wy zullen eene onbegrypelyk groote verbetering en befchaving te weeg gebragt hebben. Daer ik hier van de jeugd en van hunnen Schooltyd fpreek, zoude ik ook kunnen melden, hoe het zeer ter hunner verbetering, in het leeren, zou kunnen ftrekken, wanneer zy op hunne Schooien in byzondere Clasfen verdeeld werden, dan ik zal hier eene meergefchikte gelegenheid, in het vervolg, toe krygen: Met een enkel woord zeg ik nog, dat wanneer een kind van redelyke vermogens van de 7 tot de 11 jaren op het b School  288 VERBETERING School en by een bekwaem Meefter is*' dat het zoo veel zal leeren als het te weten noodig heeft. Deze tyd is best gefchikt voor de jeugd, Ouders zyn verpligt denzelven voor hunne kinders te geven. Gedoogt het hun ftand om 'er nog een of twee jaren by te voegen, zoo veel te beter, de goede orde moet in dezen ook merkelyk ter bevordering van de jeugd en die Schooien medewerken. Laten wy nu zien het geen wy aengaende de boeken, waer in de jeugd onderwezen wordt, op te merken hebben. Verftandige Meefters hebben reeds Voor lange zich beklaegt over de boeken, welke doorgaens in de Nederlandfche Schooien gebezigd worden. ^Het is voorzeker uit een goed en godvruchtig oogmerk herkomftig, dat men haest geene andre boeken dan die een gedeelte der Heilige Schrift behelzen, gebruikt. Men bedriegt zich wanneer men denkt dat dit eenen merkelyken invloed op het gedrag en de zeden der jeugd zal hebben. De kinders verftacn weinig of niets van het geen zy lezen, ook zyn de lesfen, die hun in dezelven gegeven worden, fomwyl zoo kort, en zoo ver van elkander verwyderd , dat zy 'er onmogelyk iets van verftaen kunnen. Nog mag men 'er byvoegen, dat fommigen van dien.  DER SCHOOLEN. 289 dien te ftug van ftyl en voor het kinderlyk begrip geheel onvatbaer zyn. Dan het geen ik voornamelyk wil opgemerkt hebben is; dat dezelven vol zyn met fpelcn taalgebreken , dewelke in de teedere verftanden zoo vasthechten datzy, ouder geworden zynde, niet dan zeer bezwaerlyk 'er zich van kunnen ontdoen. Zie daer een gebrek dat niet weinig ter ontfiering van onze nederlandfche Schooien is. Een gebrek waer van wy tot heden in ons land, de droevige gevolgen ondervinden; dewyl maer weinig bejaerde lieden onze Moederfpraek wei kunnen fpellen. Wat moet men doen om dit gebrek te boven te komen, om eene algemeene befchaving te weeg te brengen en dezelve op eenen beftendigen voet te onderhouden? Het fpreekt van zelf dat wy, om dit gebrek wel tegen te gaen, een onderzoek moeten doen aengaende de in gebruik zynde boeken, voorts, welke van dezen dienen afgefchaft, hoe de blyvende zullen verbeterd worden en welke nieuwe men, ter meerdere volmakinge der Schooien, 'er moet by doen. yin. DEEL. T Zoö  200 VERBETERING Zoo veel my mogeiyk geweest is, heb ilc een onderzoek gedaen aengaendc de boeken welken in de nederlandfche Schooien gebruikt worden. Ik zal 'er een tastte van opgeven, het welk, zoo niet volkomen , ten minften ver het grootfte deel en de voornaemfte aenwyzen zal. Men gebruiktgemeenlyk, bchalven het A BBoek, den Heidelbergfchen Catechismus, de Spreuken Salomons in kleen formaet, ook in quarto, met een' ouden Hollandfchen druk ter eener, en een foort van Schrift-druk ter andere zyde, een Euangehum, zynde de gefchiedenis van het leven des Heilands, voorts verfcheiden bybelfche Hiftorien in quarto formaet, als daer is van Jozef, David, Jonas en anderen. Een Schriftuurlyk Schoolboek, beftaende m een aental Schriftuurplaetfen, in eene orde naer de letteren van ons A, B met Hollandfche, Romeinfche en Schriftletteren gedrukt. Voorts eenige brieven in een boek, genaemd de Zendbrief, met een ioort van moejelyke oude Schriftletteren gedrukt. Nogeengeflachtboekje, behelzende de geflachten van Adam tot op den Heere Christus door P. Bakker met eene Romeinfche Jetter. De Courant, ook wel de Postryder en eertyds, ook by fom- raigen  DER SCHOOLEN. 2Q1 niigen nu nog , eenige oude Brieven , Huurcedullen, Óverdragten enz. met zeer moejelyk Schrift, dat in de vorige eeuw gebruikt wierd. Voeg hier by twee of drie Ipellenboeken , waer van by dezen dit, by een ander weder een ander in gebruik is. Zie daer de voornaemite boeken in onze nederlandfche Schooien in gebruik. In 't gemeen merk ik hier aen hoe noodig het zy dat 'er eene verfcheidenheid van boeken in de Schooien gebruikt worde, zoowel om den lust der jeugdelingen op te wekken, als, om eenen trap in de opklimming of vermeerdering van hun verltand te maken en hunne vorderingen aen te wyzen. Vereischte echter eene goede orde niet, dat men in onze nederlandlche Schooien, even gelyk in de Latynfche,'eenen geregelden opgang behield en daer door de vordering fpoediger en zekerder maekte ? Waer toe ik dan ook het verdeelen der Leerlingen , in byzondere Clasfen , als hoogstnoodzakelyk onzen Schoolmeelteren wil aenbevolen hebben, en dan te gelyk eene verdeeling maken der boeken, welken in elke Clasfe of orde, moeiten geT 2 bruikc  2Q2 VERBETERING bruikt worden. Waer van ik zoo dadelyïc een kort ontwerp zal voorftellen. Met opzicht op de lyst van de by my opgenoemde boeken merk ik verder aen, dat, wanneer zy van raelgebreken gezuiverd waren, en eene eenparige Spelling hadden, zy hunne nuttigheid zouden kunnen hebben, waerom wy ook verre de meeite in onze lyst opgeven. Dan het fchynt my toe dat zy om deze en nog een en ander , nu nadere van my op te noemen, reden , verbeterd dienen te worden en eene merkelyke verandering moeten ondergaen. Voor eerst: 'Er is, gelyk wy reeds met een woord hebben opgemerkt, geene genoegzame verfcheidenheid in dezelven , zoo is 'er weinig verfchil tusfchen den Catechismus, de Euangeliums en de Spreuken , alle de Hiftorien zyn volmaekt eenderlei. Ten andere : het fpreekt van zelf, dat men de jeugd zulke boeken moest doen lezen die op hun gedrag en verkeer bctrekkelyk waren, of zulken die de gronden der tael' ten onderwerpe hadden. Immers zyn de opgenoemde boeken hiervoor niet toereikende. Dat men by voorbeeld de Spreuken, om derzelver kracht en fraei- heid,  DER SCHOOLEN. 293 heid, een Euangelium, om 'er het leven van den Heiland uit te doen opmerken, behoude, is zeer goed en prysielyk , dan ter bekoming van het boven voorgeftelde, zouden korte versjes of dichtltukjes van onze hedendaegfche Dichteren een weinig vrolyk, naer den aert der kinderen gefchikt, kunnen dienflig zyn. Voorts zou men de ligtfte Spraekkunst die men bekomen kon daer toe moeten nemen. Hier toe kunnen wy aenpryzen die van K. van der Palm, welke de gemakkeiykfte is die ik ken, en voornamelyk voor de jeugd is opgefteld, gelyk dezelve ook vry algemeen is, voorts zou men eenige van onze nieuwberymde Psalmen by een kunnen vergaderen en in een kleen bandje laten binden , omdat al de Psalmen te famen wat kostbaer vallen. Dan waer het te wenfchen, dat 'er een kinderlievend Dichter opftonde, en ons eenige Dichtltukjes voor de jeugd vereerde. Nog kunnen wy aenpryzen de Vaderlandfche Hiltorie verkort, door den Heer Wagenaar; een verftandig Meelter zou 'er, naer bevind van zaken, nog het een en ander nuttig werk kunnen bydoen. — Nu zal ik tot myn laetfte Huk overgaen, en opgeven op welk eene wys men deze boeken moet gebruiken, om tot nut voor onze nederlandfche Jeugd te zyn: niet.twyfT 3 felende  294 VERBETERING felende ofwy hebben, in her afgehandelde ftuk , opgegeven , zulke dingen die de verbetering en befchaving onzer Schooien reehtftreeks betroffen. Het is zeker, dat elk verftandig Schoolmeefter in het gebruik der leerboeken in acht moet nemen de omftandigheden waer in hy zich, zyne Leerlingen en derzelver vermogens bevinden: Hy moet alles naer bevind zyner zaken fchikken en het welzyn van allen en elk in het byzonder zyner jeugdelingen onder het oog hebben; dit alles belet niet dat 'er algemeene regels zyn waer naer men zich, fe het onderwys der jeugd, met vrucht kan fchikken. Zoo ergens de goede orde behoort in acht genomen te worden, het is in de openbare Schooien. Door eene welgerelde en naeuwkeurige uitgevoerde orde kunnen de domfte kinders allengskens iets leeren. De Jeugd kan zich zelve niet voorthelpen, maer moet, door een rechmatig beftier, geleerd en op het juifte fpoor gebragt worden; anders zal het werk zich onderling verwarren of verdringen. Hier toe is, gelyk ik met een woord reeds gezegd heb, de verdeehng der Leerlingen in bvzondere Clasfen zeer noodig: by voorbeeld: Laet ons eens flellen, dat een Meefter zyn geheele School  DER SCHO.OLEN. 295 School in drie Clasfen of orden verdeeld hadde: in de eerfte, die men de beneden of laegfte orde zou kunnen noemen, moet men de eerstbeginnende plaetfen. Deze orde zou men weder in drie deelen of banken kunnen onderfcheiden ; even gelyk op de Latynfche Schooien gefchied. Op de eerfte of laegfte bank zou men kunnen plaetfen hen die het A, B leeren en in dat boek beginnen te fpellen. Op de tweede bank kan men onderwyzen de woorden van een, twee en drie lettergrepen in het Spelleboek, voorts de beginfels van het Spellen en Lezen in eenen kleenen Spreuken of Euangelium. Op de derde, of hooge bank, moet men voortgacn cn leeren fpellen woorden van twee, drie en vier Lettergrepen, dit moet een byzonder deel van een Spelleboek uit maken. Voorts moeften hier de Kinders in het leezen van de opgenoemde boeken ervaren gemaekt worden, en dan naer de tweede Clasfe met prysjes, naer hunne verdienften gefchikt, overgaen. In de tweede Clasfe zou men een aenvang met fchryven kunnen maken. Want dit in de openbare nederduitfche Schooien langer uit te ftellen is ten hoogften onvoorzichtig ; omdat veele menfehen, door T 4 ge-  296 VERBETERING gebrek aen middelen of andere omftandigheden, fomwyl buiten ftaet geraken om hunne kinders den gantfchen Schooltyd te laten leeren, wanneer deze, door zulk een te lang uitftel , een voornaem deel van hunne opvoeding moeten misfen. Deze Clasfe kan men weder gelyk de vorige in drie deelen of banken önderfcheiden. Op de eerfte bank moet men voortgaen 111 een tweede deeltje van't Spelleboek, leerende de woorden van vyf en zes Lettergreepen, en vervolgens onderwyzen in het lezen van deze of geene Bybelfche gefchiedenis; hier by zou men het fchryven der letteren van het A, B kunnen voegen. Op de tweede bank kan men in dit Spefleboetfje voortgaen, leerende woorden van zes, zeven en agt lettergrepen, al waren alle deze woorden geen volftrekt nederduitsch, het is genoeg wanneer men, door de aeneenfchakeling der lettergrepen, de bevordering der jeugd in de Spelkonst behartigt; voorts kan men op deze bank gebruiken een Spreuken van Salomon in quarto, met den gefchreven Zendbrief, or het lezen van de bovengenoemde fpraekkunst, hier kan men onderwyzen in het fchry-  DER SCHOOLEN. 297 fchryven van twee Ietteren cn eenen regel. Eindelyk op dc derde of hoogde bank, zou men hen in het opgenoemde 2Ac dukje van een Spelleboek kunnen bekwacm maken, alle de woorden zoo wel binnen als buiten het boekje doen fpellen , de verkorte Hidorie van ons Vaderland, dooiden Heer Wagenaar, kunnen laten lezen en de lotgevallen onzer voorvaderen doen opmerken ; zeer nuttig Zal het zyn indien men hier kan by doen het een of ander fabelboekje met eenvoudige en nuttige moralen, en ook eenige vermakelyke dichtltukjes van onze hedendaegfehc goedeDichteren en niet een party afgellcten oude rymen, gelyk men eertyds pleeg te doen en die heden, op veele Schooien, nog in gebruik zyn. Hier kan men voortgaen met de Leerlingen naer voorfchriftcn te leeren fchryven entegelykin de eerlte beginfelen der Rekenkunde te onderwyzen.' van deze tot de hoogde Clasfe overgaende , zal men de jeugd naer hunne verdienden weder met eenen prys begiftigen. Nu kom ik tot de derde of hoogde Clasfe , in deze moet men niet komen, ten zy men alles, wat in de vorige geleerd wordt, wel en grondig verdaet. Voor deze T 5 Clas-  298 VERBETERING Clasfe wilde ik een derde deeltje of ftukje, om door en door in de fpelkonst ervaren te worden , opgefteld hebben. Hier in zou men moeten Hellen alle moejelyke namen van menfehen, voor al die uit de H: Schrift genomen zyn: voorts alle vreemde of bastaerd woorden , om derzelver uitfpraek wel en naeuwkeurig te leeren. Dit ftukje moest weder op eene alfabetifche orde , naer dc hoeveelheid der Lettergrepen, ingericht zyn, en tot het einde van den Schooltyd geleerd worden. Nimmer toch kan men in de fpelkonst te veel onderwezen worden. Men gebruike dan behalven dit boekje op de eerfte bank het werkje van P. Bakker, waer van ik boven gefproken heb, dit werkje is van eene ongemeene nuttigheid , wie het zelve wel kan lezen, kan alles lezen. Nu dient men ook de beginfels van de Spraekkunst te leeren, te weten om de fpraekdeelen wel van elkander te onderfcheiden; de kinders zyn in dezen tyd voor dezelven vatbaer. Men ga dan voort met hen in het fchryven en rekenen te onderrichten. Zie daer het geen men op de eerfte bank te doen heeft. Op de tweede bank doet men hen, behalven  DER SCHOOLEN. 299 halven het opgenoemde Spelleboek, in de Couranten, Postryders en foortgelykcr.de werken, lezen; voorts kan men hen in de gronden onzer tale onderwyzen , wel voornamelyk in het maken van de conftructie, of te famenvoeging der woorden, waer by men het leeren en fchryven der Declinatien, buigingen, en Conjugatien, tydvoegingen, doen kan: gaende verder met het fchryven en rekenen op den voongen voet voort. Eindelyk komen wy tot de hooglte of derde bank , hier moet men telkens herhalen het geen inde voorigc orden geleerd is. Voorts kan men hier alle foorten van fchriften, oude brieven, koop-en Huurcedullen doen lezen. Eenigen fmaek zien in te feherpen voor het lezen van deftige Dichtftukken , en ten laetften, zoo veel hun tyd en de vermogens toelaten hen in de woordvoeging onderrichten.' Voegende hier weder het fchryven en rekenen by. Wanneer nu de jeugdeling by eenen Meefter zynen Schooltyd geheel uitgeleerd en zich van zynen pligt gekweeten heeft, kan men hem met een prysje van het .School laten gaen. Dit wekt den Leerlust  300 VERBETERING lust op, en doet hem met yver werken, ook worden andere, die nog op het School zyn, hier door aengezet. Deze geringe kosten kunnen ligtelyk gevonden worden, het zy dat men deze prysjes op de laetfte rekening der Ouderen brengt, of het van hunne edelmoedigheid, die dezelven fomwyl dubbel betalen zal, afwacht, of een zeker iets Held dat de ouders , wanneer hunne kinders van het School gaen, moeren betalen. Zie daer een ontwerp op hoedanig eene wys men in onze nederlandfche Schooien de jeugd zou kunnen onderwyzen, welke boeken men hun geven, en hoe men die moet gebruiken. Men moet dit voorfchrift aenmerken als een plan, dat verandert, vermeerdert cn van ieder Schoolmeefter, naer zyne omftandigheid, kan verbeterd worden. Myn hoofdbedoelde is geweest om te doen zien, hoe men, op eene gemakkelyke wys de jeugd met voordeel kan onderwyzen , hoe men hen door nayver lust in den arbeid kan doen krygen, en hoe eene geregelde orde de grond van alle vordering zy. Indien men volgens het opgegeven plan, of een foortgelykend, te werk gaet, twyffel ik geenzins, of onze Schooien zullen bekwame jongelingen opleveren. Niets hebben zy meer noodig dan de verdeeling hunner Leerlingen in byzondere Clasfen en  DER SCHOOLEN. 30! en dat de boeken naer dezelven ingericht zyn. Waer men dit waerneemt gaet alles als van zelf, waer men het verzuimt zyn de vorderingen Hechts toevallig. Dus heb ik ook indezen iets, nuttig ter befchaving en verbetering onzer nederduitfche Schooien, opgegeven. Nu zal ik nog met een woord fpreken over het geen men in deze Schooien gewoon is de kinders te laten van buiten leeren. Waer over wy ook iets ter befchaving en verbetering zullen aenwyzen. — Het is ten hoogden noodig, dat wy onze tedere jeugd al vroeg de kennis en vrees van God hunnen Schepper en liefderyken Verzorger inprenten; dat wy hen leeren welke diere verpligtingen zy hunnen waerdigen Ouderen moeten toedragen, en hoe hun geluk, in den tyd en in de eeuwigheid, grootelyks hier van afhangt De wyze Koning Salomon heeft ons geleerd dat de mensen in de dagen zyner jongelingfchap aen zynen Schepper gedenken moet. Hier kan men niet te vroeg mede aen 't werk flaen. Dan de groote vraeg is: wat en hoe moet men hen leeren ? Dezelve Vorst zegt: „ de eerfte heginfels en naer den  302 VERBETERING den eisch van hunnen weg " dat is te zeggen * naer zyn veritand, vatbaerheid en jaren. In onze Schooien heeft men de gewoonte om de jeugd de te famenftellen van den Godsdienst, naer leidraet van den Heidelbergfchen Onderwyzer of van byzondere opitellen, te laten van buiten leeren. Veel al gefchied dit, zonder hen eenige verklaring of uitlegging van het geen geleerd is, te geven. Een verftandig man kan nu van zelf oordeelen hoe weinig dedeze kundigheid, by veelen met moeite verkreegen , den kinderen tot wezenlyk nut zy. Ik heb zeer veel eerbied voor onzen Heidelbergfchen Onderwyzer, insgelyks voor verfcheiden opitellen van ons Christelyk geloof, doch wil alleen in bedenking' geven of de begrippen van kinderen , die 7, 8 of 9 jaren bereiken , voor dezelven wel vatbaer zyn! In den Catechismus zyn de vragen en antwoorden veel al lang, volzinnig en gefchikt ter belydenisfe van een verzekerd Christen, in de andere opitellen wordt over de geloofsverborgenheden en andere donkere Hukken van onzen Godsdienst veel al gehandeld, op eene wys die ver boven alle kinderlyk veritand is. Deze dingen worden echter onzen jeugdelingen te leeren  DER SCHOOLEN. 303 ren gegeven, niemand van hun begrypt 'er iets van; die vlug van geheugen zyn, leeren het opgegevene fchielyk, doch vergeten wel haest het geen geleerd is; anderen worden veeltyds met moeite en Hagen tot het van buiten leeren gebragt. Mag men hier niet vragen of dat eene redelyke wys van handelen met onze kinderen is? Ik weet wel dat men gemeenlyk voorgeeft, dat fommige dingen, die in de jeugd van buiten geleerd zyn, in het geheugen blyven hangen en dat de kinders, ouder geworden zynde, die met vrucht herdenken. Zoo dit denkbeeld waer is, kan met het alleen tot de klanken der woorden en nimmer tot het wezen der zaken brengen. Hoe weinig zyn de jongelingen die, wanneer zy de Schooien verlaten hebben, iets oordeelkundig weten van het geen zy, van den Godsdienst, in hunne Schooien geleerd hebben? Laten hier onze Leeraers my ten getuige zyn, en hun gezegde zal een proef der waerheid, van het geen ik hier voorltel, opleveren. Wat ontmoeten deze Heeren een aental bejaerde lieden, die jong zynde verfcheiden malen deze boeken van buiten geleerd hebben, maer nu, wel verre van oordeelkundig hunne belydenis te doen, weinig van de Goddelyke waerheid die zy moeten bely- den,  304 VERBETERING den, begrypen ? In tusfchen begrypt men Hgtelyk hoe fchadelyk die voor de jeugd zy, en hoe de Schooien, in plaets van een der wezenlykfte belangen der kinderen te behartigen, in dit groote ftuk, hun nadeel toebrengen. Wat zal men hier ter befchaving en verbetering op geeven? Het eerfte dat wy in dit ftuk van aenbelang voorftellen, is eene hartelyke vermaning aen alle Schoolmeefters, om toch hunne Leerlingen niet al te zeer te pynigen met een lastig van buiten leeren , voor al niet van zulke dingen die ver boven hun vermogen zyn. Hier door maekt men hen tot Haven, die een afkeer krygen van alles wat naer het leeren ftnaekt, en verdriet fcheppen in het geen tot hun wezenlyk heil kon dienftig zyn. Voorts zouden wy aenbeveelen, zulke werken, of opftellen, waer in de zaken allereenvoudigst voorgefteld en naer de vatbaerheid der jeugd gefchikt waren; werken waer in de kinders dc vrees voor den hoogen God, hunnen weldoener en verzorger en de liefde tot hunne waerdige Ouders, den evennaesten en ook tot hunne medeleerlingen allerfterkst worden ingeprent. Onwaerdcerlyk zyn voor de kinders de eenvoudige vraeg-  DER SCHOOLEN. 305 Vraegjes van den gewezen Rotterdamfchen Leeraer Borstius, voor al die, welke uic het beloop der Heilige fchrifc genomen zyn. Met dezen moest men eene opklimming maken en over alle de gefchiedenisfen des Bybels handelen: Hier zyn de kinders vatbaer voor, zy konnen dit in hunne huizen naer lezen en het geen voor hun nog duister is, kan hun gemakkelyk uitgeleid worden : wat is 'er voor de jeugd nuttiger dan ervaren te worden in de gefchiedenisfen der waerheid ? Dus zoude ik de werkjes, die daer over handelen, hier aenbevelen. Hier kan men by doen een eenvoudig Gebedenboekje, waer door dc jeugd geleerd wordt, welke verpligtingen zy Gode en hunne medemenfchen verfchuldigt is: van zulk een werkje voorfpel ik my veel goeds. In het zelve moest de hoogde eenvoudigheid , vergezeld -van den diepden eerbied over al uitblinken. De tael der kinderen, dié altoos oprecht is, moest hier fpreeken. De gebeden moeden naer de jaren der kinderen gefchikt zyn. De Meesters en Ouders moesten 'er zich op toeleggen dat de kinders met eerbied dezelven opzeiden. Het ftaet lief dat de teedere wichtjes tot een kinderlievend God den toevlugt nemen. De menfehen maken in 't gemeen te wcivm. deel. V nig  306* VERBETERING mg werk van 't gebed, veel al komt dit, dat zy kinders zynde al te lange en te ingewikkelde gebeden geleerd hebben. Laten dan onze eerwaerdige Godgeleerden , die veritand van bidden hebben, in deze onze nederlandfche Schooien eens behulpzaen wezen, zy zullen een nuttig werk verrichten. Konden deze kindergebeden in trippelende versjes veranderd^vorden, dit zou het geheugen te hulp komen en het werk veraengenamen. In dezen zou men dan ook iets groots ter verbetering en befchaving onzer nederlandfche Schooien uitgewerkt hebben. Uier mede denk ik alles gezegd te hebben wat ik in 't gemeen van onze Schooien op te merken had. Nu ga ik tot de Arm-, of Schooien der bchoeftigen over; omtrent welke myne aenmerkingen alleen zullen gaen over zulke dingen waer in zy van de andere openbare Schooien onderfcheiden zyn. JBfoe gelukkig is ons Land door de oprichting van byzondere Schooien, waer in de kinders van behoeftige lieden kunnen onderwezen worden. Wy mogen ons beroemen te hebben niet alleen Schooien, waer in de ongelukkige nakomelingen van ar-  DER SCHOOLEN. 307 armen en van weezen, maer zelfs van alle, die door onvermogen buiten ftaet zyn, om het Schoolgeld te betalen, voor niet kunnen onderwezen worden. Hoe pryzenswaerdig zyn de zulken, die de aenkweeking en bevordering derzelver ter harte genomen hebben; en of fchoon de bedilzucht meenigmael hunnen yver beknibbeld , en hunne loffelyke pogingen gelasterd heeft, 'er is geen twyffel of Hy, die ons den armen, in zyne plaetfe, heeft nagelaten , zal dezen arbeid met zyne liefde en gunst bekroonen. Niemand echter zal ontkennen of men moet, in het uitoeffenen zyner weldadigheden, de behoorlyke perken niet te buiten gaen. God heeft eenen onderfcheiden ftaet van menfehen in de weereld gefteld, ryken en armen zullen en moeten elkander altoos ontmoeten. Voorzeker moet het onderwys dat aen kinders van behoeftigen gegeven wordt, onderfcheiden zyn van het geen aen anderen in de openbare Schooien gefchied. Hier uit ryst deze vraeg: wat, en tot hoe ver moeten deze kinders onderwezen worden ? Deze vraeg blyft ons alleen nog overig: zy moet noodzakelyk in deze beantwoording invloeijen, omdat veele menfehen in begrip ftaen, dat het onderwys in deze Schooien , door het te lang ophouden der kinV & de-  308 VERBETERING deren , tot nadeel van fommige Trafiken zy, of dat men, door dezelven al te bekwaem te maken, den burgerftaet, wiens vermogen fomwyl niet toelaet hunne kinders zoo lang op de Schooien te laten , al te veel verkleend. Behoeftige menfehen brengen fomwyl zeer vernuftige kinders voort. Men heeft in ons Vaderland hier van doorluchtige voorbeelden. Geen verftandig man kan immer oordeelen dat het algemeen onderwys naer dezen moctgefchikt wezen. Veel eer is hier toe ingericht het liefdewerk der Weled. vrouwe van Rhenswoude , in welke Schooien gelegenheid gegeven wordt, om in de meeste konften en wetenfchappen ervaren te worden. Niets is meer waer dan dat een onderwys, gefchikt om vernuftige geesten aen te kweeken en voort te zetten, het algemeen verderf dier Schooien zou uitwerken. Wat moet men in die Schooien dan onderwyzen ? Zal men die vraeg wel beantwoorden men moet een recht denkbeeld van het hoofdoogmerk dier Schooien hebben. '"Dit bedoelde kan niet anders zyn dan om behoeftigen in ftaet te ftellen om, zoo veel aen hunnen ftand mogeiyk is, de voordeden van dit leven te genieten, en voornamelyk om hen tot nut-  DER SCHOOLEN. 309 nuttige burgers van de te famenleving te maken. Zal men dit oogmerk bereiken, men moet den aert der te famenleving kennen en wel byzonder van ons land, derzelver Trafiken en middelen van beftaen. Allermeest welken invloed de arme lieden en hunne kinders hier op hebben. Het blyft eenen vasten ltelregel dat men nimmer eenig nut moet doen, waer uit eene groote fchade ontftaet. liet een en ander in acht genomen zynde, komt deze vraeg allereerst in aenmerking: wanneer, dat is, op wat jaren moeten de kinders der behoeftigen in de armfchoolen gezonden worden, tot hoe lang in dezelvenblyven? In plaetfen , gelyk 'er gevonden worden , daer Schooien voor de kleine kinders der arme lieden zyn, mag men hen wel vroeg naer deze Schooien zenden. Al wat zy hier vorderen helpt de Meefters en maekt dat zy vroeg bekwaem worden, doch in de openbare Schooien moeten zy niet dan voor de zes of zeven jaren komen , gelyk wy boven, by de nederlandfche Schooien airede gezegd hebben: Behalven alle de reden van ons daer opgegeven, is hier nog eene byzondere. Deze Meeflers, zoo wel in de Steden als op de Dorpen , hebben gemeenlyk een groot aental van Leerlingen , waer door zy volltrekt buiten ftaet V 3 wor-  3IO VERBETERING worden om eenig werk van die kleene kin* ders te maken, of doenze dit, zoo ftrekt het ten hoogften tot nadeel van de overigen. Dus, met de zes of zeven jaren in het School komende, kunnen zy tot de elf jaren in dezelven leeren. Hoe noodig deze bepaliug zy, blykeuit de volgende aenmerkingen. ifte In dezen tyd kunnen zy genoegzaem leeren het geen zy in hunnen kring noodig hebben. ade Wanneer zyelf jaren bereiken komt de rechte tyd dat zy in ftaet zyn om in deze of geene Trafiken gebruikt te worden, of om een ambacht te leeren, of ter Zee te varen, naer het met hunnen ftaet of genegenheid overeenkomt. 3deEindelyk wilde ik dezen kinderen, na deze jaren geen onderwys meer geven, voorgaende ziekten of merkelyk belet echter uitgezonderd , om hier door te beletten de nalatigheid hunner Ouderen, die veeltyds ziende, dat hun het onderwys om niet gegeven wordt, verzuimen hunne kinders naer de Schooien te zenden, bewust dat zy tot de 13 of 14 jaren kunnen on-  DER SCHOOLEN. 3II onderwezen worden. Hoe nadeehg is zulk eene handeling! Hier door worden zy, van de n tot de 14 jaren der Maetichappye onttrokken; en in plaets van naerihg aen het werk gehouden en de gronden te leggen om bekwame werklieden te worden, aentraegheid en ftraetloopen overgegeven. Is het niet een zaek die van zelf fpreekt, dat kinders die met de elf jaren of hun handwerk beginnen, of ter zee gaen varen , jongelingen van goede hoop zullen worden, en mannen die ons vaderland tot nut zullen zyn? Om in eenigen post bekwaem te worden, moet men denzelven zoo rasch het de krachten en vermogens toelaten, beginnen. Dan hier ryst de vraeg: Is die tyd van vier of vyf jaren wel toereikende om alles te leeren wat deze Kinders noodig hebben ? Voorzeker voldoet het, wanneer kinders van behoeftige lieden, vaerdig kunnen lezen, redelyk wel fchryven en goede gronden tot het rekenen gelegd hebben? Een Ambagtsman hier m ervaren kan, door zyn beroep, voor zich en de zynen 'er een goed beftaen door verkrygen. Een Zeeman bchaelt 'er achting dooien heeft gelegenheid om zyn geluk te bevorderen. ___ V 4 Wan-  312 VERBETERING Wanneer een kind naerftig ter fchoole gaet, redelyke vermogens en een goed Meefter heeft, zal hy in dezen, ja in minder tyd, het voorgeftelde kunnen leeren , ja 'er zelfs zeer vaerdig in worden, gelyk uit de proef met zeer veel kinderen dagelyks blykt. Dan 'er is nog eene zaek waer van ik moet fpreeken, dewelke ik ten hoogfte, en voor deze Kinders, onontbcerlyk oordeel. Het is deze : dat men hen , in deze Schooien , met allen ernst en te gelyk metde uiterfte omzichtigheid, al zeer vroeg en op den duur, dekennis en vrees voor God, de hefde en onderwerping aen hunOuders en aen allen die over hen gefteid zyn moet trachten in te fcherpen. Hier toe zyn zeer veel een gewigtige redenen. Voor eerst: deze Kinders hebben hier toe weinig gelegenheid aen hunne huizen , waer door zy, in de onwetendheid opgroeijcnde voor alle driften, üngodsdienftigheid, Bygeloof of Dwcepery openleggen; waer uit meenigmael droevige onheilen geboren zyn. ö Ten tweeden: zal de kennis van een vrybedeelend God, van zyne wysheid, goed-  DER SCHOOLEN. 3T3" goedheid, enz: hen leeren zich aen deszelfs wil te onderwerpen en met naerftigheid hunnen pligt te betrachten, waer door zy onontbeeiiyke leden van de Maetfchappy zullen worden. Ten derden: hier door Zal men hen waerlyk gelukkig maken. Immers beftaet het heil van een redelyk wezen in zynen Schepper te kennen cn te eerbiedigen. Het denkbeeld van behoeftig verdwynt, wanneer een mensch onderworpen aen God, wel te vreden, zich aen zyne fchikking overgeeft. Deze kundigheden zullen hen leeren als deugdzame lieden in de weereld verkeeren. Hier door moet het getal der behoeftigen waerlyk verminderen, de rust der te famenleving bevorderd en alles goeds uitgewerkt worden. Wat ik door deze vrees verfta, hoe men de jeugd hier voor vatbaer moet maken en welke de gefchikte en best opleidende boeken zyn, heb ik boven gezegd. Hier komt het 'er voornamelyk op aen, dat men bekwame Schoolmeesters in deze Schooien heeft, menfehen die een gewisfe hebben. De zulken die weten dat God een byzonder oog heeft op hen aen wie zyne, ons nagelaten, armen hier zyn toe verV 5 trouwd»  314 VERBETERING trouvvd, en dat zyne barmhartigheid de getrouwe waerneming van hunnen vim met geestelyke en ligchamelyke zegeningen bcloonen wik Niet dat ik hier door wil zeggen, dat deze menfehen den armen om een zeer gering Joon en als uit liefde moeten dienen. Niets minder: wy hebben, Gode zy lof, in ons land, weldadige lieden, die zonder ophouden durven mededeelen, hier in overtreft ons land vele anderen, Ik fprcek alleen van het getrouw waerncmen van hunnen post-, en ben zelfs met reden van oordeel dat deze Meefters niet karig maar rykelyk moeten beloond worden, Hier door moet men brave, deugdzame en verftandige Meefters uitlokken om deze zware "taek op zich te nemen. Vooral vorder ik van hun dat zy in de Goddelyke waerheden kundig zyn en dat zy, by het doen van hun examen, hier van bewyzen geven. Kon het zyn dat zy een vastgefteld opftel hadden, op Welk eene wys zy de jeugd in de kennis van den Godsdienst moeften ervaren maken, het ware zoo veel te beter: voorts moeten zy onderworpen zyn, aen het examen waer van ik boven gefproken heb, hun gebruik maken van die fchoolboeken welken reeds op  DERSCHOOLEN. 31$ opgenoemd zyn. Terwyl de Heeren Beftierders dier Schooien dc jeugd, aen hunne vaderlyke liefde toevertrouwd, met zulke prysjes en uitdceligcn zullen aenmoedigen als hunne wysheid, de ftaet en de vorderingen dier behoeftige wichten, volgens getuigenis des Meefters, vereisfchen zullen. Ziet daar, geëerde Beöordeelaers! myne aenmerkingen over deze Schooien; ik heb hier in weder iets, ja voorzeker zeer veel dat ter befchaving en verbetering dier Schooien kan itrekken, opgegeven. Nu ben ik aen het einde van myn werk , en meen uwe nuttige vraeg beantwoord te hebben. Ik heb alles met weinig woorden klaer trachten voor te Hellen, naerdien de kort-enduidelykheid in foortgelykende verhandelingen moeten betracht, en den lczeren daer door gelegenheid gegeven worden, om van de voorgeftelde zaken gebruik te maken. — Hoe zeer ware het te wenfchen, dat myne en alle nuttige lesfen, die ter beantwoording van het opgegeven Voorftel, zullen gegeven worden , voor de Nederlandfche Jeugd en derzelver Schooien tot wezenlyk heil mogten ftrekken! myne bede is: Wel-Ed. Heeren! dat uwe loffelyke pogingen, hier toe aangewend,  316 VREBET. DER SCHOOLEN. gewend , gezegend zullen zyn ; en dat deze dingen niet in de befpicgeling' zullen blyven hangen , maer werkdadig in gebruik mogen raken. Wy geven ons werk aen uw welwikkend oordeel over. Heb ik het doel getroffen, het zal my aengenaem zyn: heeft een ander meer cn betere befchavingcn opgegeven, geen nyd zal my bevangen, wanneer Hechts onze Nederlandfche Jeugd onderwezen en hun waer heil bevordert wordt. Terwyl ik, na der Maetfchappye alle heil over deze en andere poogingen te hebben toegewenscht, dus tecken. Wordt Batoos kroost in deugd en godsvrucht opgevoed\ Zoo wordt ons nagejlacht door Néér lands God behoed. A N T-  ANTWOORD op dezelfde VRAAGE: O V t U DE VERBETERING der SCHOOLEN. door DID. CORN. van VOORST. ^^an hoe veel gewigt de opvoeding der kinderen zy, hebben de fchranderfte vernuften van alle tyden gezien , gevoeld, geleerd: een uitmuntend tafereel hier van fchetst ons de doorzichtige rollin, in zyne Manière d'enfeigner-les belles Lettres ( i ) ; en is zyn vertoog ingericht om aantetoonen den invloed, welken deeze opvoeding heeft op de welvaart van eenig Koningryk, Gemeenebest, of Staat; nWkon dit ftuk met verfcheidene byzonderheden nog nader aandringen: opdat ik van de groote vrucht, welke de opvoeding der Jeugd den Godsdienst aanbrengt, ö niet CO Tom' Iv< P' l"i9'  318 VERBETERING nietfpreeke, het wys beftier van den Vader des Vaderlands, het rechtveerdiV vonnis van den Rechter, het geregeld'ovcrleg, en de gevorderde trouwe van den Ainptman, de ryzende voorfpoed van den Koopman, dc aanlachende overvloed van den Land - en Ambagtsman, ja! ook een vlug nagedacht hangt van de opvoeding al: myn tegenwoordig oogmerk laat niet toe meer byzonderheden optenoemen , veelmin dezelve uittebreiden , en aanteklemmen : alleenlyk bepaale ik my een oogenbhktot het laastgezegde,dat, namelyk , een vlug nagedacht zynen oorfprong ook aan dc opvoeding te danken heeft: ik bedoele hier mede niet, dat de kinderen door eene welbedierde opvoeding meerdere vlugheid van geest verkrygen; maar, dat men uit zulke kinderen," wier ziels-vermogens door de opvoeding zyn aangefcherpt, te wachten heeft een nagedacht, 't welk van natuure grootere fynheid van geest bezit: moede ik dit ftuk betoogen, ik zoude my voornaamelyk op de ondervinding beroepen; want, gelyk dezelve ons voorbeelden oplevert, dat hchaamelyke gebreken voort geplant worden , zo kunnen wy van die getrouwe leermeederes ook leeren, dat zielsgebreken insgelyks niet zeldzaam overerven : of  DER SCHOOLEN. 310 of ziet men niet dat van domme Ouders ook domme kinderen , en van vlugge Ouderen vlugge kinderen voortkomen! ja wierde in het aangaan van huwelyken meer gezien op de gefteldheid, en overeenkomst van ziels-vermogens , dan op andere dingen , men zoude het opgenoemd gevolg, welligt zonder merkelyke uitzondering , kunnen opmerken (2). Is de nuttigheid van eene befchaavcnde opvoeding zo aanmerkclyk, men bewondere zich dan niet, dat ftichters van Koningryken , en Gemeenebesten hunne zorg aan dit ftuk inzonderheid hebben toegewyd: men leeze dat geene, 't welk rollin (3) ons van Lycargus , Plato en JriJIotcles heeft geboekt: hoe groot was de zorg ook niet, van den Burgemeefterlyken Paulus Aemilius, van welken plutarcküs O) ons verhaalt, dat Hy de bekwaamde leermcefteren voor zyne kinderen in allerlye takken van onderwys op- (2) Men vergelyke hiermede liet geene men vindt byden bekenden j. f. ia co bi in zyne Abhandlungén uber wichtige Gegenftande der Rcligion, 1. lh. p. aoo-202. (3) loco l T. iv. p. 1S3, 187. , ( 4 ) In efus vita $4. fluL%& S l$' 0 L L" * /. T. 1. /. 7.  320 VERBETERING Opzocht, dat hy ook zelve by het onderwyzen tegenwoordig was, ja! het belang, t welk hy nam in de opvoeding zyner kinderen , ging zelvs zo verre, dat hy, Perfiën overwonnen hebbende, zich met de magtige fchatten van dat ryk niet bemoeide , en alleeniyk den boekenfchat van den Perfifchen Koning voor zyne kinderen nam. Kan men ook zonder aandoening verneemen dat geene, 't welk men van den Roomfchen Keizer Markus Aurelius vermeld vindt (5), dat Hy de Goden boven al voor twee zaaken dankte; omdat hy voor zichzelven uitmuntende Leermeefters genoten had, en dat hy diergelyke voor zyne kinderen ook had gevonden. Zal men dan, het gezegde overweegende, onze wettige en gebiedende Overheid haaren welverdienden lof weigeren, daar ook zy een waakzaam oog vestigen op de opvoeding der jeugd, gelyk men uit het bellier van hooge en laage Schooien kan afneemen ? zoude men insgelyks van zulke Staatspcrlbonen niet billvk verwachten, dat zy hunne veel vermogende hulp geerne zullen willen befteeden aan het verbeteren van die gebreken , welke in de Schoo- (S) r.ROLL./. I. T. IV. />. 382.  DER '.SCHOOLEN. 32É Schooien van ons Vaderland, vooral in de Nederduitfche, zyn ingellopen ? 't Is waar, veele Nederlanderen zulleri wonder ophooren , wanneer zy verneemen, dat men van gebreken, en wel van groote gebreken in de Schooien gewag maakt: veele, moge ik niet welzeggen dc meeften, zullen denken, dat alles hier zeer wel gefield is; de Schooien doch zyn nog op denzelvdcn voet, als in hunne jeugd: en mogte het maar by zulke denkbeelden blyven! de kundigfle lieden ondertusfchen in ons Vaderland , die niet maar oppervlakkig denken en oordeelen, zyn van gansch andere gedachten , en fchroomen ook niet, op hoop van eene waare beterfchap, hunne gedachten wereldkundig te maaken. Ziet men in Vrankryk een Genootfchap ( of Univerfiteit) van Parys, door de Koningen van dat Ryk geflicht tot onderwys der Jeugd in weetenfehappen , Zeden en Godsdienst! verfchynen hier van daan in dat wereldgewest voortreffelyke werken * gefchikt om de gebreken , ook wat de Schooien betreft , te keer te gaan; ons Vaderland mag roemen op Zeelands Genootfchap , 't welk thansch noodig keurt VUL DEEL. X OOk  322 VERBETERING ook hier aan zich te laaten gelegen liggen; 't is hierom, dat de Beftierderen van dat beroemd Genootfchap ter beantwoording voorgefteld hebben , de volgende vraag: „ Welke verbeteringe hebben de „ gemeene, of openbaare, vooral de „ Nederduitfche Schooien, ter meer„ dere befchaavinge onzer Natie, nog „ wel noodig ? hoe zou die, op de „ voordeeligfte wyze , konnen inge,, voerd , en, op een' beftendigen „ voet, onderhouden worden? De liefde voor de welvaart van myn Vaderland heeft ook my bewoogen dit ftuk meer naauwkeurig nategaan, en myne gedachten hier omtrend ter beöordeeling mede te deelen. Op dat dit myn vertoog in eene geregelde orde moge af loopen, moet ik, naar aanleiding van de voorgeftelde vraag, 1°. Opgeeven, hoe de openbaare Schooien in ons Vaderland, vooral de Nederduitfche, moeten verbeterd worden, om onze natie meer te befchaaven ; om dan 11°. Te overweegen, hoe men die beter-  DER SCHOOLEN. 323 terfchap op de beste, en minst kostbaars wyze kunne invoeren; terwyl ik III0. Zal trachten aantetoonen, hoe men deeze beterfchap op eenen gefchikten voet kunne onderhouden. I ITct eerfte ftuk, hetwelk ons onderzoek vordert, is, hoe de openbaare Schooien, in ons Vaderland, vooral de Nederduitfche, moeten verbeterd worden. Om deeze zaak wel te behandelen, is noodig, dat wy vooraf het waar begrip van de befchaaving eener natie vastftellen , welke hier veronderlteld wordt, als zynde het oogmerk, waartoe de Schooien ingericht worden. Dit met alle mogelyke klaarheid verricht zynde, zullen wy onderzoeken, of, en in hoe verre onze Schooien hier aan niet beantwoorden; of, en in hoe verre, naamelyk , onze Vaderlandfche , Vooral Nederduitfche Schooien, ongefchikt zyn, om onze natie te befchaaven. En dat opgegeeven hebbende, zullen X a wy  324 VERBETERING wy moeten aantoonen , op welke wyzé' men deeze gebreken uit den weg kunne en moete ruimen. A. Om zich een juist begrip te vormen van, en een naauwkeurig oordeel te vellen over, de goede of kwaade gefteldheid der Schooien , moet men het echt oogmerk , waartoe zy ingericht zyn , voor oogen hebben en klaar doorzien: is dit oogmerk nu de befchaaving der natie, dan moeten wy geene verwarde, maar duidelyke begrippen van de waare befchaafdheid en befchaaving hebben, dan moeten wy weetcn, welke de waare kenmerken zyn van eene befchaafde natie. Wanneer gefproken wordt van de befchaafdheid, en befchaaving eener natie , zo fchynen deeze haare voornaamfte betrekking te hebben op de burgerlyke Maatfchappy, zo dat eene befchaafde natie zyn zoude eene zaamemng, eene menigte , van nuttige leden der burgery: doch daar het eene zekere waarheid is, en blyft, dat niets meer bevorderlyk is (aan des menfehen kant) voor den Godsdienst, bo- (*) Ik fpreeke in het meervoud, omdat het onderfcheidene zaaken zyn  DER SCHOOLEN. 325 boven al voor dien der Christenen, dan de befchaafdheid der natie, der burgery; 20 zou men de befchaafdheid der natie verder kunnen uitftrekken, en wel zo, dat men van eene befchaafde natie fpreekende , hier door niet alleen verllonde eene welgeordende burgery, welke de gemeenfchappelyke plichten jegens eikanderen kent en uitoeffent, maar ook zulk een burgery welker befchaafdheid insgelyks van invloed is op den Godsdienst: wy voor ons willen te liever eene befchaafde natie in die ruimte begrypen , omdat het zeker is, dat men geene waare befchaafdheid onder eene natie zal aantreffen, alwaar de Godsdienst ontbreekt; eene befchaafde natie dierhalven in het gemeen is zulk een volk, onder 't welk wee* tenfchappen , zeden en Godsdienst gevonden worden, welke drie Hukken de Uiiiverfiteit van Parys beoogt in het onderwys der Jeugd (6). Deeze drie Hukken nu worden vereischt tot de befchaaving eener natie , waarom men dezelve voor oogen moet houden en door juifte midde» len trachten te bereiken, Eer ik eenigzins nader ontwikkele, hoe men (6) Cf. roll. /. /. r. r, p. 1, X 3  326 VERBETERING men eene natie tot de weetenfchappen , zeden en Godsdienst befchaaven kunne, moet ik my nog eenige oogenblikken bezig houden, met de overweeging van den waaren aart der befchaafdheid, voigends de drie opgegeevene Hukken. De waare befchaafdheid , zeiden wy , beftaat in kennis van weetenfchappen, zeden, en Godsdienst: welke kennis echter niet maar befchouwende, of befpiegelende zyn moet, maar ook beoeffenende. Dat zeden en Godsdienst (van het onderfcheid deezer woorden ftraks nader ) op elk lid eener natie betrekking hebben , zal geen weldenkend gemoed betwisten: eenige twyffeling zal misfchien by den een' of anderen ryzen omtrend de weetenfchappen, of men, naamelyk, dezelve tot de befchaafdheid eener natie wel brengen kunne , daar het doch zeker is dat men zich geene Maatfchappy van enkel geleerde menfehen kan voorftellen, dan in de verbeelding: de verfchillende noodwendigheden immers, welke tot de welvaart eener Maatfchappy gevorderd worden, laaten niet toe dat elk lid zich tot het onderzoek van weetenfchappen begeeft: hoe zal doch een fchaamele huiswaard  DER SCHOOLEN. 327 waard met zyne behoeftige vrouw zich kunnen oeffenen in edele weetenfchappen, daar hen al den tyd van nooden is, om hunne behoeften te vervullen? niet minder ondertusfchen worden zy tot den welftand eener natie vereischt, dan de doorzichtige Wysgeer: doch deeze bedenking is haaren oorfprong alleen verfchuldigd aan oppervlakkige denkbeelden; 't is waar door weetenfchappen verftaat men gewoonlyk, of de verfcheidene takken der geleerdheid, of de edele kunften C7): maar welke voldoende reden is 'er, waarom wy dit woord niet in eene meerdere uitgebreidheid, naar zynen oorfprong, zouden neemen ? zo dat men 'er door betekenen zoude alle weetenfchappen, zonder onderfcheid, wanneer de geringde ambachtsman , ja! elke huismoeder, zowel eene weetcnfchap, elk in zynen kring, zouden bezitten, als de diepdenkende geleerde: wil men het woord dit zyn oud burgerrecht niet vergunnen, men ftaa my ten minften toe het zelve in dien zin ter neder gefteld te hebben ( 8 ). Vraa- (7) Ik erkenne, dat men dikwerf kunften en weetenfchappen onderfcheidt; doch ik wil alleenlyk uitdrukken , dat men ook wel onder de weetenfchappen de edclfle kunsten bcgrypt. (8) Ik behoeve niet te onderzoeken, in welken X 4  328 VERBETERING Vraage ik inmiddels by my zeiven na de oorzaak, waarom die woord zo veel van zyne oorfpronglyke uitgebreidheid ontnomen zy, ik meene dezelve niet verre te moeten zoeken, en te gelyk daar in den grond aantetreffen, op welken ik myne gegeevene bcpaaling van dat woord bouwen kan en mag: deeze toch fchynt my de voornaamlle, of eenige, reden te zyn , waarom het woord weetenfehap tegenwoordig in zulke enge paaien beperkt is; omdat de ambachtsman, by voorbeeld, en de huismoeder in het gemeen hunne bezigheden meer werktuiglyk, dan oordeelkundig verrichten ; en , omdat hunne daaden naar geene redelyke regelen van oordeelkunde gefchoeid zyn, daarom verdienen zy den naam van weetenfehap niet, maarfchynen veel eer aan zekere navolging of dierelyke drift te moeten toegefehreeven worden ; even gelyk men de bedryven van die dieren , welke in den eerften opflag een rcdelyk vermogen fchynen aanteduiden (zo als bevers enaapen), bynaauwkeuriger onderzoek alleen van navolging, of dierelyke drift, moet afleiden, daar zy nim ain de üniverfiteit van Parys het woord fcience neeme , zy fchynt hier door vooral de Geleerdheid te vepfiaata.  DER SCHOOLEN. 329 nimmer den geringften trap van grootere volmaaktheid in hunne bedryven vertoonen. Wanneer nu elk mensen niet meer werktuiglyk, maar oordeelkundig te werk gaat, dan zal men hunne verrichtingen , van welk zoort die ook zyn mogen, wel ras onder de weetenfchappen Hellen, en dan ook dit woord in zyne oorfpronglyke betekenis (in die ruimte, waar in wy het opgegeeven hebben} herftelien. Uit het gezegde nu kan men opmaaken, dat de waare befchaafdheid eener Natie bellaat, — in eene waare kennis van alle weetenfchappen, welke de welvaart van eene natie vordert; en — in eene waare kennis (9) der zeden; — en in eene waare kennis van den Godsdienst, te gelyk met eene redelyke uitoeffening van dio gekende Hukken, doch eer ik hier van afftappe moet ik nog met een woord aanHippen , in welken zin ik de zeden en Godsdienst hier wil opgevat hebben: ik zal my in geen angstvallig en hiHorisch Giiderzoek begeeven over het waar onderfcheid (9) Ik herhaalc hier het woord kennis met voordacht, om te kennen te geeven, dat men even zeer, als hl de weetenfchappen , omtrend de zede.i , ta Godsdienst werktuiglyk veelal verkeert. X 5  330 VERBETERING fchcid deezer woorden , noch het zelve wysgeerig trachten te verdedigen: het is ons genoeg , dat andere eenig onderfcheid opgegeeven hebben , en dat men aan dit onderfcheid eene verklaaring geeven kan : wy verftaan dan door zeden, de kennis en beoeffening dier plichten , welke eene menfchelyke Maatfchappy vordert, zo van elk Jid jegens zichzelven, als jegens zyne medeleden: en door den Godsdienst meer in het byzonder, de kennis en betrachting der plichten, meer onmiddelyk jegens God. En zo kan men dan de weetenfchappen aanmerken , als de bouwftoffe eener aan God onderworpene Maatfchappy, van welke derzelver leden, naar hunne verfcheidene betrekkingen, zich bedienen moeten, om een redelyk gebouw te ftichten, hetwelk beantwoordt aan de onderfcheidene verplichtingen, welke op hun liggen: met andere woorden dan, beftaat de befchaafdheid eener Maatfchappy, of natie, hier in, dat elk lid , naar zyne redelyke vermogens, en volgends den kring, in welken hy geplaatst is, alle die weetenfchappen opdoet en ten gebruike aanlegt, welke noodig zyn om aan zyne verplchting jegens God, zichzelven, en zynen evenmensen te voldoen. Zo  DER SCHOOLEN. 33I Zo veel van de befchaafdheid eener natie ! nu moeten wy by derzelver befchaaving nog eenigen tyd ftil Haan, dat is, de wyze, op welke men eene natie die opgegeevene befchaafdheid kan aanbrengen. Het is eene hier veronderltelde, en te gelyk zekere waarheid, dat de mensch onbefchaafd gebooren wordt, welke onbefchaafdheid, of ruwheid, door de opvoeding veelal vermeerdert: doch deeze onbefchaafdheid moet verminderd en ware het mogeiyk geheel en al weggenomen worden, de mensch moet befchaafd worden. Maar hoe moet men dit werk aanvangen, en uitvoeren ? 'Er is een zeker zoort van menfehen, ook in ons Vaderland, die my, deeze vraag doende, vry luchtig een half douzyn twee drie geradbraakte uitlandfche woorden na het hoofd zouden werpen, om uittedrukken, dat zulk een zich in waarheid befchaaft, die, naar de eerfte mode uitgedost, zulk een air heeft weeten aanteneemen , dat hy op het falet, in de Etiquette nimmer eenen mispas begaat. Schoone befchaaving ! Het is verre van my, dat ik eene lompe houding des lichaams zou goedkeuren, en boven eene deftige welgemanierdheid ftellen : men zal toch veelal zien, dat een onbefchaafd lichaam eene  332 VERBETERING eene onbefchaafde ziel in zich bevat, terwyl zy, wier ziel de waare befchaafdheid aanneemt, niet geheel onbefchaafd naar het lichaam zullen blyven (10). Offchoon wy nu eene befchaaving van het lichaam geenzins afkeuren, maar ten hooglten aanpryzen, zojaaken wy hunne handelwys geheel en al, die alleen op de befchaafdheid van het lichaam zich toeleggen, zonder aan de befchaaving der ziel te denken, terwyl zy eveneens doen, als hy, die tot verciering van eene kamer alles te koste legt, om fchoone lysten te verkrygen, waar in de alleraflchuwelykfte broddelftukken van fchilderyen gevonden worden: en gelyk wy zulk een beftaan mispryzen, zo moeten wy ook hun doen ten hooglten afkeuren, die met de befchaaving van het lichaam beginnen, zullende naderhand ook de ziel trachten te befchaaven; deeze zyn gelyk aan eenen mensch, die bouwt zonder "fundament gelegd te hebben. Zal men dan met vrucht een' mensch befchaaven, men moet overeenkomftig zynen Cio) Cf. roll. /. /. r, iv. j,. s35, #274, £.  DER SCHOOLEN. 335 nen redelyken aart hier in bezig zyn: men moet met de ziel beginnen , en in het lichaam eindigen : men moet, met de ziel beginnende, de orde der zielsvermogens volgen , en die allen befchaaven : men moet in dit werk vooral acht geeven op die neigingen , welke den mensch van zynen Schepper ingefchapen , en dus goed zyn. Laaten wy deeze Hukken wat nader ontwikkelen. Men moet in de befchaaving van eenen mensch met de ziel beginnen. Elke beweeging , welke het lichaam aanneemt, is onredelyk, en enkel dierelyk, indien zy niet voortfpruit uit, en volgt op, de denkbeelden en neigingen van verftand en wil(i 1). En, omdat dit veelal ontbreekt, ziet men veele menfehen dat geene, 'twelk zy eens geleerd hebben, verrichten, zonder dat zy 'er eenige denkbeelden van vormen , of ook vormen kunnen, zonder dat zy in ftaat zyn, 'er eenige reden van te gee. (n) Het doet hier niet ter zaake, dat de diepdenkende Wysgeer in zeer veele van zyne bedryven deeze orde niet kan opfpooren: de zaak is van voortui zeker , en heelt haaren grond in de redelykheid der ziet  334 VERBETERING geeven , of 'er eenige verandering , of verbetering in voort te brengen. Men moet met de ziel beginnende, de natuurlyke orde der zielsvermogens volgen. De wil moet van kwaade neigingen» zo gewoone als buiten gewoone, welke wy harst-tochten noemen, gezuiverd worden; maar te vergeefs zal men hier mede bezig zyn, indien men niet eerst en vooral het veritand befchaaft: by voorbeeld , een mensch heeft eene kwaade begeerte tot het een of ander : men zal te vergeefs hem hier van zoeken aftebrengen, zo men hem te vooren geene denkbeelden heeft verwekt, welke hem van de llegtheid dier begeerte kunnen overtuigen. Men moet alle de vermogens der ziel befchaaven. Verftand en wil in alle hunne uitgebreidheid, ook zo als deeze zich door het werkvermogen der ziel in het lichaam uitoeffenen , moeten befchaafd worden; allerleie neiginge van den wil met de hier uit fpruitende heblykheden: en zo ook het verftand (intelleclus); waartoe men gewoonelyk vernuft (ingenium ) , oordeel en geheugen brengt, met de heblykheden van het verftand , deeze alle moeten befchaafd worden: by voorbeeld, om  DER SCHOOLEN. 335 om in die wyde veld niet uitteweiden , het is verkeerd alleen op het geheugen te werken, zonder dat men vernuft en oordeel bezieheid verfchaft heeft, zonder dat men door vernuft en oordeel die dingen voor het geheugen heeft laaten ryp maaken: zo ziet men veelal, dat der kinderen geheugen beballast wordt met dingen , welke zy niet verftaan , waar van daan zy in het vervolg zich gewennen alles alleenlyk aan het geheugen toe te vertrouwen, zonder hetzelve bedacht, of beoordeeld te hebben: hoe gewoon dit kwaad zy, weet elk opmerkend gemoed: men moet derhalven eerst het vernuft, en oordeel aanfeherpen, om dan aan het geheugen dien zagten, en voordeeligen last, welke tot het gebruik bearbeid is, optedraagen. Men moet eindelyk in deeze befchaaving acht geeven op de ingefchapene neigingen van den mensch, en overeenkomitig dezelve zyne befchaaving inrichten: ik onderzoeke met den Wysgeer thansch niet, of en hoe veele neigingen men ingefchapen kunne noemen : ik bedoele voornaamelyk de eigenliefde, dat edel gefchenk van den Schepper: men moet deeze neiging onder het oog houden, en de befchaaving van den mensch zo inrichten,  336 VERBETERING ten, dat men op zyne eigenliefde werke, dat men dezelve gaande maake en die in het tegendeel door eene verkeerde handelwys in hoogmoed of hardnekkigheid niet doe ontaarten: aan deeze neiging is ondergefchikt de neiging om gelukkig te zyn: zal men dan den mensch verbeteren, men moet hem die beterfchap door beredeneerde denkbeelden, als dienftig voor zyn geluk, zoeken fmaakelyk te maaken. Ziet hier, zo kort mogeiyk de waare befchaafdheid cn befchaaving gefchetst, genoegzaam voor iemand, dien men tot de befchaaving van het menfchelyk geflacht bekwaam kan keuren; genoegzaam, om tot ons ftuk B. Overtegaan, naamelyk , om te onderzoeken , of onze openbaare Schooien, vooral de Nederduitfche, aan dit haar oogmerk beantwoorden, of zy gefchikt zyn, om onze jeugd de waare befchaafdheid te verfchaffen. Wordt 'er van openbaare, en wel Nederduitfche Schooien gewag gemaakt, dan, meene ik, worden hier uitgefloten byzonder huisonderwys, Latynfche, en Hooge Schooien , of Academiën in ons Vaderland.  DER SCHOOLEN. 337 land (12 ); terwyl die Schooien, welke men gewoonelyk Franfche by ons noemt, ook, onder de benaaming van Nederduitfche, kunnen begrepen worden , omdat men tegenwoordig de Franfche taal te gelyk in die Schooien onderwyst, alwaar men de jeugd in 't leezen, fchryven,enz. oeffent: de bedoelde Schooien zullen dan voornaamelyk die zyn , in welke men Neèïlandsch jeugd aan Meefteresfen toevertrouwt, om de allereerfte beginfelen, zo als de letteren, fpellen, en leezen, aanteleeren , als ook die, in welke de kinderen verder onderwezen worden in het leezen , fchryven, en wat hier toe betrekkelyk is; 't zy hier de Franfche taal bykome, of niet. De vraag is dan, of deeze Schooien gefchikt zyn, om onze natie waarlyk te befchaaven ? en hierop antwoorde ik volmondig, neen! Ik zal dit trachten te betoogen door — eerst een tafereel voorteltellen van het gewoon onderwys, — om dan de gebreken hier (12) Of niet eenige trekken, welke wy zullen opgeeven , ook deeze, vooral de Latynfche Schooien, raaken, behoeven wy nu niet te onderzoeken. VIII. DEEL. Y  338 VERBETERING hier in aantetoonen, — en eindelyk derzelver oorfprong te kennen te geeven. In de eerfte plaats dan, zal ik het gewoon onderwys, 'tgeen men in die beide Schooien geeft, in een tafereel voorftellen. Wordt eene moeder haar kind te lastig, aanftonds zal zy beiluiten hetzelve na de Meelteres te laaten brengen ^ en dit zal by de besten den naam hebben , dat zy voor de opvoeding der kinderen zorgen; 'er wordt eene Meefteres uitgedacht, of omdat moeder by dezelve geleerd heeft, of omdat zy in de buurt woont, of om diergelyke redenen ; zonder aan de bekwaamheid te denken: en is 'er hier of elders eene zeldzaame moeder, welke niet geheel en al onverfchillig is omtrent de bekwaamheid der Meefteres , indien zy al beoordeelen kan, waarin de waare bekwaamheid beftaa; zo is nog weinige of geene mogelykheid om hiervan onderricht te krygen: hoe hetzy, het onnozel wicht wordt uit moeders armen gefcheurd en gaat fchreiend en fnikkend na de School. Niet zo ras is aldaar van alle kanten het teder kroost vergaderd, of de Meefteres neemt een gevreesd wapen in de vuist, of aan haare zyde : dreigen, fchreeuwen, zo al niet  DER SCHOOLEN. 339 niet een onverwachte flag, zyn de middelen, welke haare buitengewoone wysheid, en zeldzaame menschkunde beproefd heefc gekeurd, om die onnozele wichten eene onmogelyke ftilheid te doen aanneemen: en terwyl de hangende lipjes, betraande wangjes, afgebrokene fnikjes en zuchtjes, de bewyzen zyn van de flaaffche vrees, welke deeze tedere zieltjes beheerscht, zo zal de Meefteres met de grootften tot het onderwys overgaan: en; daar de overige eene diepe ftilte moeten bewaaren, zal 'er een of ander opgeroepen worden, met het a, b9 bordje, of boekje in het teder handje: het onnoozel wicht nadert met trillende leedjes ; het beevend handje wordt aangevat: men zal beginnen met letter a: de Meefteres wyst; het kind moet ook zyn vingertje aan die plaats houden: deeze oeffening brengt het geduld der Meefteres al ten einde: eindelyk komt het zo verre, dat het kind zyn vingertje daar ftil houdt: nu moet het zeggen, welke letter dit is; daar het nergens begrip van heeft, en de vrees het nog meer bedwelmt: de Meefteres bromt en pruttelt over zyne verregaande domheid, en, ziende dat het knaapje nog wel wat wachten zal, eer het uit zich zeiven a zeggen zoude, zal zy hem voorzeggen a: het Y 2 kind  340 VERBE TE RING kind heeft geen begrip , wat het verrichten moete; het kan geen denkbeeld vormen van dit te moeten nazeggen: verwonderd en toornig over zyne zeldzaame botheid, fchreeuwt zy nog eens meteen fchelle dem a, zo dat het deinfend kind de beide ooren klinken : het wicht zwygt, het fchreit: men zal het onderwys herhaalen zo lang, tot dat het zoetertje werktuiglyk heeft nagezegd , a. Dit alles gefchied onder een onophoudend geraas en getier over de minde beweging der overige kinderen: terwyl het gevolg van zulk onderwys is, dat veele kinderen in een jaar de letteren al kennen. Welke vordering! 't is waar, hier of daar zal nog wel eene Meederes gevonden worden , die meer zagtzinnigheid gebruikt, dit echter zal men by alle het zelvde aantreffen, dat 'er langer tyd vereischt wordt, om een kind werktuiglyk op de boven gezegde wyzen de letteren aan te leeren. Is nu eindelyk, met veel hoofdbreeken, Oen of ander zo ver gevorderd, dat het knaapje de letteren kent, wel aan! het zal leeren fpellen : dit zal wonder wel gaan! het kind moet /pelden (1.3), zegt zy (13) Wie weet, of onder alle de Meefteresfen van ons  DER SCHOOLEN. 341 zy tegen de kinderlievende moeder: men gaat aan het werk: on moet het eerfte bewys van de bekwaamheid van het kind zyn : 0 , n, on, zegt de Meefteres voor, het wicht, 't welk^al mooi heeft leeren klappen, zegt het na: al verder! z, e, ze, onze; terwyl de Leermeefteres in dit onderwys haare ftem zo wonder fraai weet te buigen, dat men zeggen zou, dat zy bezig was, met de eerfte regelen der mufyk aanteleeren: het kind kan dat woordje fpellen, en wel op den aangeleerden toon, welke veelen menfehen tot aan hun' dood byblyft: maar 'er moeten meer vorderingen gemaakt worden; het onze Vader moet geheel gekend worden. Doch zo veel moeite aan elk in 't byzonder te befteeden , elk beurtelings by zich te laaten komen, dit kan niet aangaan, dit zou geen mensch kunnen doorftaan ! men heeft 'er iet opgevonden, het welk tyden lang beproefd is uitgekomen; de Meefteres laat dan deeze , dan geene by zich komen, de overige moeten elk hun boek in de hand neemen en inzien, en alle hard ons Vaderland wel tien (wel een) gevonden worden, die onderfcheid kennen tusfchen [peilen, en [pelden: die ooit gehoord hebben van eene verkeerde ipelhng onzer taal. Welke gronden moeten hier dan gelegd worden! Y 3  342 VERBETERING hard op nazeggen o, n, on-: om dat te kunnen aanhooren, moet men dikke hersenpannen, en weinig brein bezitten: het kind komt na dagen en jaaren eindelyk zo verre dat hetzelve het onze Vader weet op te deunen, zonder dat het hier van een eenig woord begrypt: op dat nu deeze vorderingen aan elk blyken zouden, moet het kind dit dikwerf opzingen niet alleen, maar ook in Godsdienftige huizen moet het wicht dit aller volmaaktst gebed, yoor- en na het eeten, en op andere tyden, op zeggen (14 > Hier op zal het kind by zyne Meefteres overgaan om de gewoone geloofsleuze (om ik geloof, moest jk zeggen) ook even werktuiglyk te kunnen naklappen. Na alle deeze vorderingen , zal men het bedorven fchaap aan het leezen zet ten: dit gaat wonder wel! het kind kan zo wat leezen, en echter heeft het nog nooit eenig denkbeeld gevormd van al, Wat het gefpeld, of geleezen heeft. Ondertusfchen mag ik niet verzuimen op- (14) Ik pryze zeer de loflyke gewoonte, dat men iïaf! blddCn' maar h"^chineeIe kS  DER SCHOOLEN. 343 optemerken het onderwys, 't welk zy in den Godsdienst geeven: ik zal, om dit wiskundig te betoogen, niet bybrengen , dat zy de kinderen uit het volmaakte Gebedje Geloofsleuze, en de Wet der twee tafelen leeren fpellen, en leezen; zy doen voorzeker meer! zy hebben daar en boven veelal, de eene dit, de andere een ander Catechifeer-boekje, waar uit zy de eerfte beginfelen van den Godsdienst inprenten: zommige bedienen zich zelve van den Heid. Catechismus! Maar hoe (want hier komt het voornaamelyk op aan) zal zulke ervaarene Meefteres dit waar onderwys inrichten ? op deeze wys: zy heft met luider item san: Wie heeft u gefchapen S dit bauwen alle de kinderen luidkeels na, terwyl hier in zulke faamenftemming (harmonia') heerscht, dat elk zeggen zou , dat men hier op de vier toonen zong: zo gaat het ook met den Catechismus , tot dat de kinderen eenige klanken zonder denkbeelden verzameld hebben. Van wegen zulke doorflaande blyken van kundigheid, worden zy nu ryp geoordeeld om hooger op te gaan, en de wyze lesfen van de Meefters aantehooren, en hunne tedere handjes tot de nuttige fchryfkunst te laaten plooien. Y 4 Men  344 VERBETERING Men zal het jongje dan in de School van eenen Meefter beftellen: de keus is op deezen of geenen gevallen om gewigtige redenen: denkt men al eens aan bekwaamheid, (dit komt zelden te pas!) men heeft 'er de boncrigfte bewyzen voor by de hand: die manvis bekwaam! die en die hebben 'er fchool gegaan ! heb je wel gezien, wat een bord 'er voor zyn deur hangt! hy weet 'er van! men fluit den koop met zulken bekwaamen man op het voordeeligst: (het is toch bedroefd, dat men zo veel aan die Schooien moet geeven .''tisomarm te worden ! ) Eindelyk de tyd is daar, dat het kind na den Meefter of Monfieur met blydfchap ftappen zal: het gaat de School manmoedig in, waarvan het zich wonderen belooft: de deftige Meefter beurt zich op, en verwelkomt het knaapje met eenen ftaatigen knik van het eerwaardig hoofd, (dit past echter niet op allen , 'er zyn weinige die van natuure vriendelyk zyn.) Alle zyne kundigheden haalt hy by een, om eene goede plaats voor het wachtend kind uittekiezen: komt hier, is eindelyk, na ryp overleg, het befluit van den taalkundigen Meefter, gaat daar zitten als een jongetje: deeze zagte woordjes belooven wat goeds; mair zuip daar wat flil zitten} zulje je graauwt hy, zich om-  DER SCHOOLEN. 34$ omkeerende, een ander toe, die eens toezag, of een enkel woordje fprak over den nieuwen Schoolier : het nieuwlings aankomend kind zet al een' fchrik. Meefter (of Monfieur) gaat na zyn' floel : het gebed (wisten die knaapen maar, wat het beduide!) wordt opgezegd: nu aan 't werk! terwyl eenige een voorbeeld (zo fpreekt men in de Schooien) zullen nafchryven , moeten de overige in 't fpellen en leezen onderwezen worden: een deftige Ondermeefter, of de Meefter zelv, roept zommige: zy naderen veel al beevende : zy moeten zich in orde fchaaren rond om zynen leerftoel, zy moeten te gelyk fpellen of leezen, terwyl hy ziet en luistert, en met een houtje, plak, of iet anders hen opmerkzaamheid inboezemt. Das niet goed, '/ moet beter gaan, of ik zelje - - - bythy'er een toe: Het fchepfeltje,'t welk zo even in de School verfcheenen is, ziet en hoort dit, en begint te fchreien. De Meefter zal nu ook eens met eenen ftatigen tred de School doorwandelen, om te zien hoe het met het fchryven gaat; doch zyne onderrichtingen , zo zy al tot verbetering ftrekken, zyn meer hard, dan hartïnnemende , meer gevoelig dikwerf, dan gefchikt om den fchryflust optewekY 5 ken.  34<5 VERBETERING ken. Hy zal zich wederom op zynen zetel ter neder zetten om gewigtigere dingen te behandelen: men moet Cyfferen of ook eene Franfche les opzeggen: en , terwyl hy op het minst geraas uitbuldert,' en den Kinderen de onvriendelykfte woorden toefnaauwt, is hy wonder wel in zyn fchik, wanneer de kinderen hebben leeren klappen, en alles zo wat, zonder denkbeelden te vormen, nadoen kunnen. Even ZO ?jl °°k mec zyn onderwys in den Godsdienst, waarvan zy op het hoogst eenige klanken verzameld hebben, 't Is waar, de opgegeevene trekken zyn zo algemeen niet, dat zy op elk in het byzonder pasfen; hoe algemeen echter het werktuiglyk onderwys zy, leert de dagelykfche ondervinding: dit laatfte is algemeen, het eerfte lydt eenige uitzondering. Een denkend leezer heeft de gebreken welke in dit School-onderwys plaats m-ypen, reeds opgemerkt: laat ik echter dezelve nog eens kortelyk opnoemen , om elks vatbaarheid, ware hetmogelvk. ter hulpe te komen. De grootfte vorderingen, welke uit dit onderwys getrokken worden, zyn in het geheugen: beredeneerde denkbeelden aan het  DER SCHOOLEN. 347 het verftand mede te deelen is een vreemd ding, hier denkt men niet aan, men weet 'er in 't geheel ook niet van: men fprcekt van den Godsdienst, men geeft hier onderwys in, maar ook dit alles is voor het geheugen; men denkt aan geene befchaaving der Zielsvermogens: indien men kan leezen, fchryven, en eenige waarheden van den Godsdienst uit eenig boek napraaten, dan heeft men den hoogften trap van kennis beklommen; vooral indien hier by komt de kennis van eenige Franfche woorden, zonder dat men eenig begrip heeft van de nuttigheid dier kennis: zo ook heeft men nooit hooren reppen (misfchien nu of dan eens in 't voorbygaan) van de plichten , welke van een Kind , Huisvader, Huismoeder , Koopman , enz. gevorderd worden, om nuttige leden van de maatfchappy te zyn, en voor eene eeuwigheid bereid te worden: wordt 'er nog eens een plicht behandeld, het is by gelegenheid van eenen mispas van het kind , welk onderwys dan nog eer redenloos, dan redenlyk is. Met één woord, geheel en al verkeerd is de leiding der kinderen, men let op geene verfchillende temperamenten, om naar dezelve de opvoeding interichten : de boeken , van weke men zich bedient, zyn ook vol- ftrekt  348 VERBETERING ftrekt ongefchikt: men heeft wel een goed oogmerk met het volmaaktfte Gebed, enz. den kinderen te laaten fpellen , leezen , enz. doch indien men deeze nuttige boeken wilde behouden, dan moest men die | op het minst van fpelfouten zuiveren, en dan een beredeneerd onderwys uit dezelve geeven. Men zal zich over deeze gebreken niet bewonderen , indien men overweegt, welke de menfehen zyn, die hier onderwys geeven, vooral de zogenaamde Meefteresfen : zy weeten niets : zy hebben wel een examen doorgedaan, maar met dat al kunnen zy noch fpellen, noch leezen: menfehen te befchaaven is by haar een vreemd en ongehoord denkbeeld: en hoe komt dit ? omdat zy dit onderwys op zich necmen, op dat zy op eene deftige en gemakkelyke wyze den kost zouden kunnen verdienen : cn was het zo ook maar niet met een groot deel der Meefteren ! deeze worden anderzins door hunne ouderen hier toe gefchikt, en dit is bekwaamheid genoeg. Doch laat ik hier afftappen, en liever overgaan, om, in de derde plaats, te bezien, hoe men deeze gebreken moete ver- be-  DER SCHOOLEN. 349 beteren. Ik zal hier eerst de (charakters of) hoedanigheden, welke vereischt worden, opgeeven , om dan ook aantetoonen, hoe men dezelve moete aanleggen. Men zou meer grond van hoop hebben op eene waare beterfchap, indien men by de Ouderen de eerfte beginfelen van eene befchaavende opvoeding konde aantreffen: ten minften, indien zy in de tegenwoordigheid der kinderen alle oplettendheid gebruikten, om hun geen kwaad aanteleeren (15)- Doch dit zo niet zynde, moet men dit voor als nog by anderen zoeken: mogten de Ouderen dan in de eerfte plaats hier op uit zyn, dat zy hunne kinderen in handen van zulke dienstboden niet gaaven, van welke zy door den tyd kwaade indrukfelen by hunne natuurlyke verdorvenheid ontfangen kunnen (16). Maar laat ons verder gaan. Gelyk het de plicht der Ouderen is de onderwyzeren te onderrichten van den aart der kinderen, zo is het ook reeds door des kundige Mannen opgemerkt, dat men , om de eerfte ronden van befchaaving in eenen mensch te (is) Cf. Ror.L. /. /. T. l. p. 17. (16) P. ittJm R.OLL. T. ïv. p. 187.  35° VERBETERING te leggen, de kundigfte menfehen , ja f Wysgeeren moest verkiezen (17); de volgende kundigheden, ten minfte, worden vcrcischt, of alles zal vruchteloos zyn. Is men gewoon, in de eerde plaats, by eenen Meefter te zien na de bekwaamheid in de Schryfkunst, men geeve deeze kundigheid eenen laageren rang; veel meer geeve men acht, of de Onderwyzer zyne eigene taalverftaat: hoefchandelyktochishet, dat men in die taal, in welke men is gebooren en onderwyzen zal, onbedreven is: niet minder wordt gevorderd eene kennis, zoal niet van alle gefchiedenisfen, ten minften van de Vaderlandfche, op dat men in zyn eigen Vaderland geen vreemdeling zy: zeer nuttig, en ook gewoon is de Rekenkunst, waar by ik hierom niet ftaan blyve, als ook niet by het nut der Franfche taal: laat ik my tot gewigtigere Hukken bepaalen: de Onderwyzers onzer Jeugd moeten menfehen zyn, die vernuft (ingenium, genie (•)) hebben; hiervan hangt alles af; heb- . (17) Iterum confuhtur Roll. T. u p. 20. (*) Wanneer ik hier alleen van vernuft fpreeke, moet men niet denken, dat ik oordeel en geheugen als minder nuttig befchouvve; zonder deeze zal het vernuft geen vveezenlyken dienst doen.  DER SCHOOLEN. 35I hebben zy geen vernuft, hoe uitgeftrekt hunne kundigheden ook zyn mogen, dan zullen zy die ten gebruike niet weeten aanteleggen; zy zullen, alleen met hun geheugen werkzaam geweest zynde, het vernuft hunner leerlingen ook niet aanfcherpen: hoe noodzaakelyk echter dit vernuft zyn moge, zo moeten zy niet minder ervaaren zyn, niet alleen in de reeds genoemde weetenfchappen , maar ook en vooral in den Godsdienst; in de ziel- en menschkunde (*): ik wil zeggen zy moeten menfehen zyn , die ook weeten dat zy eene ziel hebben: wie zou dat niet weeten ? vraagt welligt iemand in de uiterfte verwondering: maar deeze juist weet dit niet: ik bedoel toch geene oppervlakkige en werktuiglyke kennis, door welke men in jongere jaaren heeft leeren napraaten, dat men eene ziel heeft, zonder dat men van dezelve iet meer weet: ook be- (*) Psyckohgia en Anthropologia: men heeft weinig, of niet gedacht, of gefchreven over de zo noodzaakelyke Anthropologia : zedert eenigen tyd heeft reen in Duitschland zich hierop beginnen toeteleggen; zommige Geleerden in ons Vaderland hebben over dit gebrek geklaagd : zulke klacht meen ik ook gevonden te hebben in de Letter- en Outheidkundige Verlustigingen van den Geleerden P- Nieuwland, maar ik 'kan my de plaats niet erïnneren.  352 VERBETERING bedoele ik niet, (met welke kundigheid men zomtyds de geheele waereld te geleerd is!) dat men een of ander bewys voor de onftoflykheid, of onfterflykheid der ziele weet by te brengen: ik vordere aan den anderen kant ook niet, dat men alle twistvraagen , welke onder de Wysgeeren beltreden worden, zo als over den zetel der ziel, enz. weet te beflisfen: maar ik eifche zulke kennis der ziel, door welke men zich onderfcheidene denkbeelden weet te maaken van de vermogens der ziel, van hunne werkingen op elkander , van hunne gewrochten , en kracht op het lichaam, van de verlchillende temperamenten. En niet alleen moeten zy zulke befchouwende kennis van de Zielkunde hebben, maar zy moeten die kennis , met alle de vermogens hunner ziel bearbeid hebbende , ook weeten te gebruiken , dat is, zy moeten bedreven zyn in de Menschkunde, welke op de Zielkunde gegrond is , om met die kennis menfehen , verfchillende menfehen , te behandelen. Bezit een Onderwyzer deeze volftrekt noodzaakelyke kundigheden, dan kan men van hem ook verwachten , dat hy zulk een mensch zal zyn, als Q u i n c t i l i a- nl's  DER SCHOOLEN. 353 Nus hem tekent (18): Dan zal hy erkennen , dat niets zo moeielyk is , als menfehen te behandelen en te befchaaven: dat niets meer wysheid en voorzigtigheid vórdert , dan tedere wichten te leiden en op te kweeken; dan zal hy hefeffen > dat alle verwaandheid en hoogmoed hem niet pasfen; dat hy wel zyn gezag moet bewaaren, maar des niettegenftaande zich bemind weeten te maaken by zyne leerlingen : dan zal hy de Ouderen onderrichten, dat zy hunne kinderen nimmer moeten dwingen na de School te gaan , maar hen de wys aantoonen , op welke zy de jongfte knaapjes zelvs gewillig derwaards kunnen krygen: dan zal hy voor oogen hebben het oogmerk , waar toe de kinderen hem toevertrouwd zyn ; dat hy ze kundiger, en beter moet trachten te maaken, door hen te leeren fpellen, leezen, fchryven, enz.; door hen den waaren Godsdienst voorteftellen en te verklaaren» op zulk een wyze, als hunne vatbaarheid vordert: hy zal onder dit voorHel op hunne gemoederen trachten te werken, om hen hier door, ware het mogeiyk , beter te maaken , vooral door het onderbrengen van hunne verkeerde driften 5 (18) Cf. RotL. /. /. T. ïv. />. 210. fqg. VIII. DEEL. Z  354 VERBETERING ten: hy zal om dit oogmerk te bereiken dien weg inflaan, welken hem de Ziel- en Menschkunde aan de hand geeven ; hy zal niet alleen en zo zeer op hun geheugen werken, maar hen, zo veel mogeiyk is, denkbeelden leeren vormen : hy'zal, tot dat einde, van dien eerften tyd af, reeds rcdeneerenderwyze met hen handelen , terwyl dan ook blyken zal, dat zy hier voor meer vatbaar zyn, dan wanneer op den gewoonen voet alleen hun geheugen werk wordt verfchaft: hy zal zich dan ook veel van vraagen bedienen, op alle tyden cn by alle gelegenheden, en hen hier toe de gelegenheden zelvs aan de hand geeven : hy zal hen nimmer met hardheid behandelen; willen zy,door eene boosaartige hardnekkigheid en dwang, hunne fpoorelooze begeerten vervuld hebben, hy zal ze voornaamelyk door onthouden te keer gaan, cn niet, dan na alles beproefd te hebben, tot zwaardere Itraffen overgaan, en dan nog op eene redelyke wyze , zonder drift, en met betooning van liefde, ja door hen zelve, zo zy hier voor reeds vatbaar zyn, hun eigen vonnis •te laaten opmaaken : hy zal wectcn hen fpcelender wyze te leeren, vooral in den eerften tyd: hy zal bekennen, dat zy niet alle op eenen leest moeten gefchoeid worden:  DER SCHOOLEN. 355 den: hy zal ook op kleinigheden acht geeven , niet om hen hier over geduurig te ftrafren , te beftraffen, of te onderhouden, maar om by gelegenheid zich hier van te bedienen, en hen ook hier op, als in het voorbygaan, te doen letten: Hy zal door aanmoedigende beloften, en loftuitingen op hunne ingefcliaapene eigenliefde werken, en dezelve opwekken, door eene edele jaloersheid (amulatio) hen onder malkanderen opfcherpen: hier toe zal hy zich ook bedienen van openbaare (19) pefFeningen en ftrydfpeelcn: naar hunne vorderingen zal hy hen hooger doen opgaan. By zulk een onderwys zullen niet langer zo zeldzaam zyn de voorbeelden van jongelingen, met eene manlyke geleerdheid voorzien , waar van men tegenwoordig nog een uitmuntend voorbeeld heeft in Vrankryk ("20), 'tgeen men aan de vlyt der Univerfiteit te Parys veelal te danken heeft. By zulk een onderwys zal het nu of dan ook noodzaakelyk zyn, opteletten , dat veel beloovende kinderen hunne jonge krachten niet te veel vergen. Tot dus verre hebben wy de vereischte be- O9) Cf. R o l !.. /. /. T. iv. p. 310. ( 20) v. Bibliotheca Critica T. 1. p. iv. p. 127, 8. Z 2  356* VERBETERING bekwaamheden, met dezelver gebruik in *t gemeen opgcgeevTen; laaten wy nu eens nagaan, hoe men, naar aanleiding van het gezegde, in de Schooien moete bezig zyn. Geene Meefteres of Meefter zal een kind toelaaten, zo zy niet vooraf gemeenzaam met hetzelve geworden zyn: en ook dit zal de gewenschte vrucht niet hebben , indien het kind zyne fchoolmakkers niet heeft leeren kennen: dan toch zal hetzelve, die knaapjes in de School aantreffende, hen aanftonds kennen, en in derzelver gezelfchap geerne blyven willen. Dus in de School gekomen zynde , zal het wicht wel ras begeeren te vertrekken, indien het genoodzaakt wordt zich onbewccglyk te houden, cn tot eene ernftige manier van leeren wordt gefchikt; dit zou zelfs eene gekandheid tegen het leeren, welligt voor al den leeftyd, te weeg brengen. Wat dan in de School verricht ? fpeelen? jaï zeker ! en wel den meeften tyd (21). Maar hoe? is dat leeren? gewis! zulke kinderen moeten alleen fpeelcnde leeren r men (2O Ik bednele alleenlyk dc kleinfte kinderen; men kan niet wel jaaren bepaalen, hoe lange zy in zulke School moeten blyven, of zulke manier van onderwys genieten: dit hangt veel af van de vatbaarheid : vier of up het hoogst vyf jaaren moeten zy aLltkr bereiken.  Der schoolen. 357 men moet de kinderen dan laaten fpeelcn, hoe zy ook begeeren mogen, indien 'er geen gevaar van vallen, of andere ongemakken zy: en in dit fpeelen moet men hen zo lange toegeeven tot dat zy met hun oordeel kunnen begrypen wat Orde zy; opdat zy dan uit zich zelve beredeneerd bevatten, en begeeren Uil te zitten om ingelpannenheid uitteoelfenen : men zal ze dus tot den ouderdom van omtrent vyf jaaren in zulk een School laaten, om dan hooger op te gaan : maar zullen zy dan al dien tyd niet anders doen, dan lpeelen ? wat zou zulk een Babelvan verwarring niet al baaren? ik antwoorde; men zal ze niet altyd in het wilde laaten fpeelen, maar ook tot eenig oogmerk , om te leeren fpellen en leezen; waar toe men zich van de volgende wyze kan bedienen: wanneer men dc kinderen hunnen gang laat gaan, zal men wel fpoedig bemerken , welke de meelle genegenheid jegens eikanderen hebben : hier zal men een hoopje zien, ginds wederom een ander, welke geduurig by een zullen hokken: men zal dan het een hoopje voor, enhetanderna, aanfpreeken: komt, kindertjes, nu eens lief gefpeeld, gaat zitten , zoetertjes: zy worden 'er al vuurig op: wat dan verricht ? men gebruikt in de Schooien wel eens prenten, om die aan Z 3 de  358 VERBETERING de kinderen te geeven; dat men nu in de plaats van die gcvvoone prenten andere, tot dat einde gefchikt, neeme, in deezer voege: men ftelle zo veel kleine prentjes toe , als 'er letteren zyn; aan de eene zyde kan men het een of ander prentje hebben met een of ander woord onder hetzelve , terwyl dan, aan den anderen kant die letter gedrukt, ofgetekcntzy, met welke dat woord, 't welk aan de andere zyde geleezen wordt, begint : by voorbeeld , indien men goedkeure Bybelfche gefchiedenisfen op die prentjes te Hellen, dan kan men eenen hof met een' man in denzelven afbeelden, met den naam van Adam onder aan, en dc letter A, a, aan den agtcr kant: of keurt men de Bybelfche gefchiedenisfen af, omdat men hier door wel eens verkeerde en verwarde denkbeelden in de jonge vcrHanden verwekt, men kan zich bedienen van de vier getyden, van de elementen enz. zo kan men aan de eene zyde de aarde afbeelden met dat woord onderaan, en de letter A, a, van agteren: zulke prentjes, die weinig zouden kunnen kosten, by de hand zynde, zal de Meefter of Meefteres rond dcclen, naar dat het getal der letteren en kinderen medebrengt: ik ftelle nu, dat alle die kinderen, nog de letteren leeren moe-  DER SCHOOLEN. 359 moeten, dan zal de Onderwyzer hun die prentjes vertoonen, en zeggen, by voorbeeld, dat is z/, a, en die letter dan aan allen laaten zien , en zo zal zy voor de eerfte reis vyf of zes letteren vertoonen en de zelve dan onder alle de overige letteren, of voor dat zy rond gedeeld zyn of na het zelve, vermengen: dan zal zy vraagen, onder belofte van eene belooning waar is # ? waar is bl enz., de eerfte reis zal dit wel niet vlot gaan, maar indien zy dan zelve die letter, welke zy vraagt, heeft uitgekipt, en wederom aan allen vertoont, zullen die knaapjes hier van fpoedig den flag weg hebben, cn binnen weinig tyd zullen zy die letteren en zo ook de overige kennen. Zo zal de Meefteres wederom met een ander hoopje doen. Nu heb ik vcronderfteld, dat alle die kinderen even onbedreven zyn, doch dit zal men zelden aantreffen: is 'er dan een cn ander onder den hoop, die de letteren reeds wel kent, deeze kan fpeelendc zyne jongere makkers leeren, terwyl de Meefteres nu of dan alleenlyk moet toezien, of alles ordelyk gefchiede, en om belooniugen uit te deelen: op deeze wys zullen de kinderen zelvs buiten de School, ja! eer zy in de Z 4 Schoo-  360 VERBETERING Schooien komen, al fpeelende de letteren leeren (22). ik zag by eenen myner goede vrienden onlangs iet diergelyks , die voor zyn kind, 't welk nog maar weinig woorden kon napraaten, letteren van eenen duim lengte op dik papier gerekend had, welk kind al fpeelende, en door de kamer loopende, nu en don een letter aangreep, noemde, en 'er mede {peelde. De letteren dus aangeleerd hebbende moeten zy ook fpellen, hier komen dezelvde prentjes te pas: de. Meefteres gaat dan by eenige zitten , zy legt de a en b naast elkander, en zegt, a, b, ab: en vraagt wie kan dat na zeggen? op hoop van belooning'zullen zy wel'fpocdig dit kunnen naroepen a, b, ab; vooral indien hier onder ook een en ander is, die al wat van de kunst verftaat: op dezelvde wyze kan zy uit die letteren allerleie lettergreepen vormen, en na dat zy dit eenige reizen met hen herhaald heeft, zal zy na eenige dagen die prentjes al kunnen omkeeren, en het geene onder aan gedrukt is, hen (22) Deeze manier van de letteren te leeren fcliynt pog veel eenvoudiger; dan die, welke rollin op* getft, /./. T. z.p. 81,  Ö ER SCHOOLEN. 36*1 hen fpellen laaten: men zou die woorden zelvs zo kunnen doen drukken , dat tusfchen elke lettergreep een ltreepje gezet ware, 'twelk den eerstbeginnende zo veel gcmaklyker zoude zyn ; al ras zullen zy die woorden kunnen 1 peil en , terwyl de bclooningen der Ouderen , en de aangenaamheid dit fpel ook wel te huis zal doen by de hand vatten. Men kan hierop zich van prentjes bedienen, waarop een, twee, of meer regels, 't zy in rym , 't zy in onrym, te leezen liaan: men zal hier best zulke woorden, en fpreekwyzen bezigen , welke dagelyks voorkomen , op dat de kinderen tot meerdere jaaren komende zo barbaarsch, vooral de mcestbekende woorden, niet fpellen: men neeme dan zo veele prentjes , als 'er kinderen zyn , op alle welke dczclvde regels gefchreeven Haan; men laat die naast aan zit de eerfte lettergreep leezen, die daar op volgt dc tweede, en zo al voord: indien de een of ander niet wel fpelt, de volgende worde gevraagd , hoe het zyn moete: diergelyke manier van leeren heeft de Heer Garot in Vrankryk voorgefteld met een gewenscht gevolg (23 3. Men zoude het nog eenigzius op eene andere wyze (23) F. nou. T.\. p. 86, 7. Z 5  362 VERBETERING wyze kunnen inrichten : men laate een alleen alles fpellen tot dat hy mist, dan vatte men een ander uit den hoop by 't hoofd, om het te verbeteren, vooral indien men bemerkt, dat hy niet zeer oplettend was, en zo kan men dan deeze, dan geene laaten voor-fpcllen. De kinderen zullen op deeze wys fpellen en leezen kunnen binnen dien tyd , in welken zy volgends het tegenwoordig onderwys de letteren nog niet ten halve kennen. Dus verre gevorderd zynde , kan men hen eindelyk (terwyl zy dan na Meeflers gezonden worden (24), welke hen vriendelyk ontfangen en met alle minzaamheid behandelen) leeren flilzitten, en alleenlyk dat geene doen , waartoe zy fchcep komen ; men kan ze groote , cn ongemaklykc woorden uit het hoofd laaten fpellen , hen boekjes geeven, en wel zulke, die de weet- en leeslust opwekken, om uit dezelve te leeren : de belooningcn zullen hen by eenen minzaamen Meelter van zelve doen llilzittcn: men geeve hen dan die (24) Uit het geene nader gezegd zal worden, kan ook blyken dat riien hier geen verandering in de onderwyzers behoeft te maaken, dat het niet nnoiizaakelyk is hen van de eene, naar den anderen te zenden.  DER SCHOOLEN. 363 die boekjes, als gefchenken, in de band, zo als de gedichtjes van den Heere van Alphen, de fabelen van Gellert enz. (men zie vooral toe, dat men hen geene boekjes geeve, dan zulke, waarin de lpeiling zuiver is.) Ook kan men zelve (25) eenige opitellen maaken van Iiybeliche of andere gefchiedenisfen, vooral uit de Euangelien, en de gelykenisfen van den Heiland: hieruit kunnen zy niet alleen leeren leezen, maar ook door de gemeenzaame verklaaringcn der Meefteren kunnen onder dc hand hunne zeden befchaafd worden: deeze is ook dc gefchiktfte wys om hen de eerfte beginfelen van den Christelyken Godsdienst met oordeel inteboezemen: Israëls groote Propheet toch keurde de wys van leeren door gelykenisfen de meest gepaste; van hier dat" alle zyne Godlyke lesfen met gelykenisfen doorweeven zyn. Maar zal men dan die jonge kinderen het Gebed des Heeren, het Geloof, de Wet, denHeidelbergfehen Catechismus en diergelyke, niet meer laaten fpellen en leezen, gelyk dit het Iöflyk gebruik geweest is van onze Voorvaderen , 't welk ook nog veelal ftand grypt?Ja! zeker! men behoeft deeze niet ge- ( 25) Hiervan wordt hier achter op bladz. 386. nader geiproken.  364 VERBETERING geheel en al te verleggen; doch indien men hier mede begint, werkt men voor het meest op het geheugen ; daar van daan is 't, dat van dc honderd kinderen welligt niet één begrypt, wat het aanleere; wat kan dan zulk een onderwys baaren? Men beginne dan om te leezen, endc zeden en Godsdienst te onderwyzen en inteprenten, roet gelykenisfen cn gclchiedcnislen : na het leezen van dezelve veihaafc men die nog eens aan aflen; men maake toepasfingen hiervan naar de vatbaarheid der kinderen ; men trekke hier uit zedelesfen, vooral zulke, welke toepasfclyk zyn op hun gedrag, of die gebreken, welke men in hen befpeurt, of welke veelal in kinderen gevonden worden : by voorbeeld, om hen opmerkzaam te maaken , zegge men vooraf, komt kindertjes, ik zal wat fchoons verhaalen; of, laaten wy over het gclcczene, nog wat praaten: men vertelledan de gefchiedenis van Elias, met nuttige en vatbaare leeringen tusfchen beide, zo als; Hy bad, dat het niet zou regenen , en het regende niet: wederom bad hy , dat het zoude regenen, en het regende: zo kindertjes! zo moeten wy ook doen , wy moeten bidden , dan verkrygen wy alles : gyl. wilt immers ook wel bidden, gy wel, Jantje, Pietje! God moet  DER SCHOOLEN. 36*5 moet alles reeven: al wat wy hebben is van God: Hy kan het ons alles alr.eemen , cn dan kunnen wy niet eeten, drinken, ons kleeden enz., en hoe droeVig zou dat zyn? God kan het water doen opryzen en ons verdrinken, (Hy vlegte hier de gefchiedenis van den zondvloed tusfchen in,) of zo fterk doen regenen, dat alles bederft; en wat zullen wy dan gaan beginnen? gy, Jantje, wilc immers wel bidden, dat God u bewaare, op dat gy niet valt, en dat hy u eeten en drinken geeft. Zegt de een of ander (anders moet de Meefter hen zulke vraagen inden mond leggen) myn Vader, myne Moeder geeven my eeten: goed, lieve, jonge! zy 't antwoord; maar als Vader en Moeder eens fterven, zo als die en die (welke het kind gekend heeft), welke daar in dc Kerk onder de Iteenen hegraaven liggen , of als Vaders huis verbrandt, wie zal Jantje dan eeten geeven? hier kan men wederom eene gefchiedenis van brand, hier of daar voorgevallen, byvocgen, en zo zal men die kinderen ongemerkt den plicht van bidden leeren, en op diergclyke'wyze de overige plichten van onzen Chrisïclykcn Godsdienst, vooral ook zulke, welke in hunnen toeftand meest te ftade komen: op dezelve wyze kan men hen  3Ö6 VERBETERING hen ook de waarheden van onzen Godsdienst oordeelkundig inprenten: eene aaneengeschakelde redeneering is geheel en al onvatbaar voor die jonge verltanden , en meer gefchikt om de verwaandheid der Onderwyzeren openbaar te maaken , dan nuttig te zyn: men bediene zich dan van die Bybelfche gefchiedenisfen, welke zy geleezen hebben , vooral van het leven van den Heiland: men kan hen, by voorbeeld, een en ander wonderwerk Van'den Zaligmaaker verhaalen, en hen door vraagen en wedervraagen hier uit de verhevenheid van dien perfoon zelve doen opmaaken: na dat men dit eenige keeren herhaald heeft, zal men hen zyn fmertelyk en fmaadelyk uiteinde voorlteïlen; dit zal hunne harsttochten gaande maaken, omdat men zulk eenen, die niet anders dan goed deed, zo behandeld heeft; hier door zullen zy ook begecrig en opmerkzaam.worden, om den perfoon meer van naby te kennen, en vatbaar voor het einde van zyne komst in de wereld, de voldoening voor de overtredingen van zondaaren: door eene andere, en wel de gewoone, manier van onderwys vergt men het geheugen veel, zonder dat dit invloed heeft op dc overige vermogens van de ziel, en dus ook op hunnen wandel, zelvs in rypere jaaren. Uit  DER SCHOOLEN. 367 'Uit het gezegde kan, zo wy meenen, een oordeelkundig Meefter, (want zodanige moeten de Onderwyzers alleen zyn) opmaaken, hoe hy zich verder in dit onderwys te gedraagen hebben: terwyl men dit in het gemeen onder het oog kan houden, dat men, met hen te ondervraagen, het meest vorderen kan en zal. Na dat men ze dus, op dat ik mynen draad wederom opvatte , eenigen tyd geoeffend heeft, zal men ze ook eenige denkbeelden trachten mede te deelen van de godlykheid van de H. Schrift, van het Gebed des Heeren, de Wet der twee tafelen , het Geloof, en den Heidelbergfchen Catechismus, wanneer zy deeze voortreffelyke ftukken , in een goed Nederduitsch gewaad geftoken zynde, ook met oordeel en vrucht kunnen leezen en leeren: het kan ter opfcherping ook zeer dicnflig zyn, hen onderling te laaten redentwisten over ftukken van den Godsdienst, en de verfcheidene plichten van den mensch. Maar ik moet voortgaan : het is nu al hoog tyd om hen aan het fchryven te zetten: hoe hier in gehandeld? met alle zagtzinnigheid, en onder het voorftel van belooningen moet men ook hier te werk gaan.  368 VERBETERING gaan. Komt, Jongens ! kan hy zeggen tot die knaapen welke tot het fchryven kunnen overgaan, wie wil fchryven ? Men zal 'er niet een' vinden, die hier geene genegenheid toe heeft: dit toch is iet byzonders, iet nieuws: zy zullen dan gaan fchryven: Hy laat hen zien, hoe hy de pen houdt: hy laat ze zelve hunne hand hier toe buigen (gedrongen en gedwongen worden, zal nooit eenen goeden fchryftrant voortbrengen): Hy zal hen een en ander fchrapje, haakje,enz. voorfchryven, en hen dit laaten nadoen: dan zal hy het werk eens gaan bezien en pryzen (zy zyn toch in den beginne voor geene fouten vatbaar, herhaalen is veel gefchiktcr weg ter verbetering): dit zal hen aanvuuren; zy zullen verlangen wederom te fchryven; hy zal ze dan eindelyk gebreken aantoonen, en wel door vergelyking met beter fchrift, en hen zelve laaten beöordeclen, wat regter en juister gefchreven zy: en zo kan hy door trekjes en belooningen hunn' fchryflust verder aankweeken. Nu wordt het ook de tyd, dat zy hunne moedertaal oordeelkundig beginnen aantelceren: alle boeken, in welke geene echte fpelling heerscht, moeten zy in het geheel niet in handen gehad hebben, om uit  DER SCHOOLEN. 369 uit dezelve het een of ander te leeren: maar nu kan de Onderwyzer ook verder gaan; uit andere boeken kan hy ze nu feilen aanwyzen, endaar over fpreeken, en hen die leeren verbeteren: hy zal hen verder opitellen voorleezen, die zy, op het hooien, moeten nafchryvenmet hunne eigene fpelling: wanneer zy die gefchreeven hebben, zal hy ze over de gefchreevene feilen onderhouden , vooral en vooreerst over die, welke het meest Voorkomen, zo als in Zeeland het gebruik: van de letttr h: hy zal tot dat zelvde einde eenige Schoolieren te gelyk by zich roepen, en hen elkanders feilen laaten aantoonen, daar over dan redeneeren, en met voorbeelden alles ophelderen: vooral moet hy niet vergeeten over de noodzaakelykheid en betaamelykheid, van onze taal wel te fpreeken, en wel te fchryven, hen dikwerf te onderhouden: zoo zullen zy ook ryp worden voor verder onderwys in de Nederduitfche taal, en daar over wel het een en ander willen nallaan, indien deeze kundigheden hen belooningen kunnen aan* brengen. Men kan de tot dus verre onderwezene jeugd nu ook leeren Cyfferen: de beginfelen, als de allermoeilyklte van alles, deel. A a moe-  370 VERBETERING moeten hen, op de gemaklykfte en eenvoudiglte wys, bekend gemaakt worden: veelen zyn ook hier in aanltonds vatbaar voorde gewoone wyze; anders kan men hen te hulpe komen: by voorbeeld om die knaapen te leeren optellen, legge de Meelter eenige Hukken geld aan den°eenen kant, en aan den andere zyde insgelyks, dan vraage hy, hoe veele hier in het"geheel legge: hy herhaalc dat met alle enkelvoudige getallen , en binnen korten tyd zal de jongen op het fpoor zyn: men kan in het aftrekken enz. op gelyke wyze hen te gemoete komen. Hebben de leerlingen verder lust, of zyn hunne Ouderen genegen hen de Franfche taal te laaten aanleeren: ook hier in moet men van de gewoone leerwyze eenigzins afwyken. Men is doorgaans lang bezig met hen, uit eenige Grammaire's, lesfen te laaten opzeggen: deeze zyn byna zoras vergeeten, als aangeleerd: het zal van veel meer vrucht zyn, wanneer de Onderwyzer hen vooraf veel over de nuttigheid van de kennis dier taal onderhoudt, en hen daar op doet verlieven. Hy kan hen dan het een en ander (wat de uitfpraak de Declinatie's en Conjugatie's) betrelfe, uit een of ander boek onderwyzen; maar ver-  DÈR SCHOOLEN. 371 verder moet alles voor de vuist geleerd worden. De Meefter kan dan, by voorbeeld, eenige by zich laaten komen, of by hen gaan, en ze afvraagen: koe zoudt gy dit of dat in het Fransch uitdrukken? alle gefprekken zal hy hen voetftoots laaten overzetten, en hen hier in helpen: belooningen voor die geene, welke hem het best in die taal verftaan en antwoorden, zal hen ook yverig maaken, om te huis zich te oeffenen, of ook in zyn byzyn boeken te vertaaien. Op diergelyke wyze kan men bezig zyn, in andere Weetenichappen te onderwyzen : dikwerf moet de Meefter zyne leerlingen de nuttigheid derzelve voorftellen en aandringen, op dat men, na den afgeloopen Schooltyd, de boeken niet voor altoos vaartwel zegge, gelyk, helaas! maar al te veel gefchiedt: een gemeenzaame leertrant zal veel toebrengen, om hen fmaak te doen krygen in de weetenfchappen. De Meefter kan, by voorbeeld, nu en dan een wandeling gaan doen met eenige leerlingen: terwyl zy zich door deeze gunst vereerd zullen rekenen, kan hy zich hier van bedienen, om hen op alles opmerkzaam te maaken, en van alles ongemerkt de eerfte gronden te laaten leggen, Aa z zo  372 VERBETERING zo als van de iïerrekunde enz. Hier door zullen zommige opgewekt worden , om zich hier in verder te oeiïenen, en te laaten onderwyzen: onder zoortgelyke wandelingen , en op andere tyden, zal hy ze malkanderen door vriendelyke verfchillen laaten opfcherpen, en vlug en vatbaar maaken. Tot dus verre heb ik my bezig gehouden , met de wyze van leeren optegeeven: nu moet ik nog eenige oogcnblikken beftccden, om de verdere behandeling der kinderen voortedraagen. 't Is waar, uit het gezegde kan men dit al eenigzins opmaaken : dc zaak is echter van dat gewigt, dat derzelver byzondere overweeging niet nutloos zyn kan. Ik bedoele tansch het gedrag der kinderen, omtrent welk men zo moet verkeeren, dat zy zich, niet alleen in de School, maar ook buiten dezelve ordelyk aanftcllen. Alle hardheid en grilligheid is hier volfïrekt aftekeuren, terwyl zulke handelwys, op het hoogst, eene flaaffche vrees zal inboezemen , cn ten gevolge hebben, dat de kinderen niet zo ras uit dien band zyn, of zy geeven zich in alle losbandigheid toe. Men kan dan hier omtrent eenige regelen in acht neemen, terwyl de Menschkunde hier de nood-  DER SCHOOLEN. 373 noodzaakelyke leidsvrouw zyn moet: zyn de kinderen ftout, waar toe ik alleenlyk (in de kleinfte kinderen) betreklyk maakc het moedwillig vcrfcheurcn van een of ander , of, wanneer zy malkandcren weezenlyk kwaad aan doen ; dan moet men zich wel wachten hen aanftonds toetefchreeuwcn , te dreigen, of te liaan ; men moet, om tegen zulk kwaad doen eenigzins vooraf zorg te draagen, op het verfchil der temperamenten acht geeven: indien dezelve volftrekt ftrydig bevonden worden, kan men die kinderen voor eerst van malkanderen zetten ; ook moet men wel opmerken, of het een of ander kind ligtelyk geraakt is (een gevolg van eene dwaaze opvoeding!) ook dit maakt onderfcheid in de behandeling van den belediger. Indien nu de daad daar is, zo zal men op eene redelyke wyze met hen handelen , men zalze, met de grootfte zagtzinnigheid, en met betoonen van medelyden, afvraagen, wat zy gedaan hebben, en waarom? men zal hen het kwaad in zynen aart en gevolgen voorhouden; of kunnen zy die redeneeringen, ten minften in haar geheel, niet bevatten; men zal ze op eene andere wys redelyk behandelen: by voorbeeld, is 'er een kind , 't welk een gnder knypt, of krabt; men zal het fterk At 3 aan-  374 VERBETERING aanzien, en wyzen op die plaats, alwaar het geknepen, of gekrabt heeft: men zal het hoofd fchudden, en, is de beledigde een kind, het zelve iet goeds of aangenaams geeven, in tegenwoordigheid van den kwaaddoender; Haat dit dien knaap niet aan , fchreeuwt hy , men zal hem nimmer genoegen geeven, maar op de beledigde plaats wyzen, en het hoofd blyven fchudden; verdubbelt hy ondertusfchen zyn gekryt, men zal, in dien uiterftcn nood , hem eerder mèt zagte flaagen tot bedaardheid brengen , dan door het geeven van 't geene, waarom hy tansch dwingt : de zaak verandert, indien de knaap niet eenig ander kind, maar of zyne Ouderen, of iemand anders beledigd heeft, en ook voor redeneeringen nog onvatbaar is, of fchynt: men zal , gelyk ook in het voorige geval, eerst redenen beproeven , dewelke vroeger ingang vinden, dan men wel zoude denken : verder zal men het kind iet in het oog doen krygen, 't welk aangenaam is: de knaap zal 'er wel aanftonds op wyzen, en het zelve begeeren, maar men zal het hem volftrekt weigeren , wyzende op 't geene hy gedaan heeft. Zyn de kinderen tot meerdere jaaren gekomen, men zal hen het kwaad uit alle zyne oogpunten, met alle zyne gevolgen»  DER SCHOOLEN. 3^5 gen, voorflellen en affchuwelyk maaken : men zal hen dit door voorbeelden ophelderen, vooral door zulke, welke op hunne eigenliefde vat hebben kunnen: men zal denzulken, die zich misgrecpen hebben, door vraagen zich zeiven doen veroordeelen, en ftraf toewyzen : en na dat men dien knaap een-en ander-maal verfchoond heeft, zal men hem zelve doen befluiten, dat de liefde, welke men hem toedraagt, tansch vordert, dat hy gekaftyd worde. Zie daar de noodige verbeteringen in korte trekken opgegeeven : veel breeder had ik dit alles kunnen voorflellen, maar dit fcheen my niet noodzaakelyk te zyn, vooral dewyl zulk een Meefter , die de vcreischte kundigheden bezit, dit plan op byzondere omftandigheden zelve kan toepaslyk maaken: Hy toch, die alles alleenlyk naar een uitgebreid voorfchrift moet inrichten, mag billyk tot deezen post onbekwaam gekeurd worden. I I. Gelyk ik nu myn eerfte ftuk meene afgehandeld te hebben, zo moet ik tansch overgaan om aantetoonen, hoe men deeze beterfchap op de minst kostbaare wyze Aa 4 kun?  376* VERBETERING kunne invoeren ? dat is, hoe en waar men met de minde kosten zulke menfehen zal kunnen vinden en onderhouden ? > Om de opgegeevene vcreischten te bezitten , diende men wel, zo het fchynt, op.eene Hooge School verkeerd te 'hebben ; ten minften zich zeer veel in de Zielen Menschkunde te hebben geöeffend, en, om te weeten, hoe men de kundigheden vernuftig kan aanleggen, eenen langen tyd befteed hebben. Ik bekenne, het fchynt eenige moeite in te hebben, om zulke menfehen aantetrcffen „ en dezelve dan nog in het Schoolbeftier te plaatzen : ik zal echter deeze twee ftukken zo trachten te behandelen, dat men klaar zie, dat het niet zo onmogelyk is, als men wel meent, zulke menfehen te vinden, en dezelven het Schoolbeftier in handen te ft ellen. Weinig hoop is 'er, dat men het gros der tegenwoordige Meefters en Mecftcrcsfen die bekwaamheden zal kunnen inboezemen , cn , omdat zy veelal mcenen de wysheid in pagt te hebben , en , omdat andere geheel cn al onvatbaar zyn voor de vereischte kundigheden: hier en daar echter  DER SCHOOLEN. 377 ter zullen er welligt nog gevonden worden , die zich in de Theöretifche en Practifche kennis van de Ziel - en Menschkunde zullen en willen oeffenen. Doch hoe zal men deeze en andere hier toe bekwaam maaken ? In het gemeen merk ik aan , dat het noodzaakelyk is, dat 'er eenige mannen van beproefde kunde in elke Had of voornaame plaats (is het mogeiyk door de Regeering dier plaatzen ; tot welk einde , zal ftraks blyken) verkooren worden , om opzigt te hebben op het Schoolbeftier, mannen, die het zich eene eere zullen rekenen, hunne kundigheden, zo wel aan de bevordering van de opvoeding der kinderen te kosten te leggen, als aan den bloei der weetenfchappen , cn de welvaart van het Vaderland : mannen, die de voortreflyke Genootfchappen in ons Land verfieren: elke Had zal buiten en beha{ven deeze leden van Maatfehappyen en Genootfchappen nog wel deezen cn geenen opleveren, welke, met zulke kundigheden voorzien, eenigen tyd aan den welitand van Nederlands" jeugd zullen willen opofferen. Twee of vier zulke kundige mannen worden dan aangefteld, en aan Aa 5 hen  378 VERBETERING hen het opperbeftier der Schooien van zulke Stad, en omliggende dorpen toevertrouwd, tewyl dc Regeering zoude kunnen beveelcn, dat men, in het aanftcllen van Meeflers of Meefteresfen, aan de beItellingen dierOpperbcftierders zich zoude moeten onderwerpen. Deeze Schoolarchen , uit de onderfcheidene Steden en plaatzen, zouden als een zeker Genootfchap kunnen vormen, op dat alles eendragtelyk gefchiede: eene of andere Provincie zou kunnen voorgaan, welk loflyk voorbeeld aanftonds navolgeren zoude hebben. Terwyl dan deeze mannen die zorg, zonder eenig voordeel daar van te trekken, geerne op zich neemen zullen, zo kunnen zy ook uitzien na eenige lieden in ons Vaderland, die met de verëischte en opgegeevene kundigheden voorzien zyn, die zich gcöeffend hebben in de Ziel- cn Menschkunde, en die, by een onpartydig onderzoek, dc bewyzen opleveren, datzy anderen, niet alleen naar deeze kundigheden weeten te bellieren, maar ook dat zy in ftaat zyn deeze kundigheden aan anderen mede te deelen, dat is, om nieuwe Meefters te vormen. Deeze lieden zou men dan kunnen bezigen, of, alleenlyk om  DER SCHOOLEN. 379 om Meefters aantekweeken , of, öm te gelyk de Jeugd te onderwyzen, en Aleeiters voorttebrengen. Deeze beide voorflellen zal ik wat nader ontwikkelen. Indien men deeze lieden alleenlyk wil gebruiken , om door hun onderwys een bekwaam getal van Meeflers te verkrygen, kan men gevocgzaam dus te werk gaan. flVlcn kan dan eene School oplichten door het beitel cn onder opzigt van de aangeflelde Schoolarchen, in eene of andere flad of plaats: deeze twee menfehen (welligt zou één voldoen kunnen) zal men dan over deeze School als Oppermeeiters zetten : hierop moeten zy overal rond zien, waar zy Jongelingen vinden kunnen, die vernuft (genie) hebben , en dus vatbaar zyn om gefchikte Onderwyzers te worden: de Godshuizen zullen 'er wel eenige opleveren : deeze Jongelingen moeten dan aan hun opzigt worden toevertrouwd, om dezelve van de vereischte kundigheden te voorzien, en hen door oeffening zo verre te brengen, dat zy die bekwaamheden ten gebruike weeten aan te leggen. Bevinden zy onder de hand, dat een en ander aan de opgevattene verwachting niet voldoet, men zonde dezulke met voorkennis der Schoolarchen weg, zonder aanzien des per- foons:  380 VERBETERING foons: in het tegendeel komen zich bckwaame aanbieden, die wel niet door die Oppermeelters zyn aangekweekt, en evenwel eene fcherpe beproeving kunnen doorltaan, ook deeze kunnen door de Schoolarchen als nieuwe Meelters aangenomen worden. Doch hier doen zich zwaarigheden op; zullen zulke bekwaame leeden (*) deezen post wel willen aanvaarden? zullen zy niet op eene veel luifterrykere wys door de waereld kunnen komen? maar men houde wel onder het oog , dat deeze post veel aanzienelyker worden zal, wanneer de perfoonen meer loflyke hoedanigheden bezitten : zyn de Franfche Meelters zelvs tegenwoordig geene geëerde menfehen ? Eene andere zwaarigheid! Geld wordt vcreischt, om die Oppermeelters te onderhouden, te beloonen , cn om voor zulke aankweekelingen zorge te draagen (zy moeten toch by deeze Oppermeeftcrs in huis zyn), welker Ouderen hen van het noodige niet voorzien kunnen : Maar ook deeze zwaarigheid is van geen belang : indien Jongelingen uit Godshuizen genomen worden, zo zullen deeze het noodige van de Opzienderen dier Godshuizen kunnen ont- fan» (*) Ik bedoele de Oppermeelters.  DER SCHOOLEN. 38$ fangen: doch dit niet kunnende gefchieden , en andere by hunne Ouderen geen toevlugt hebbende; van waar dan penningen tot dit einde gehaald ? van waar het noodig onderhoud der Oppermeelters ? Ik zou myn Vaderland onëere aandoen, indien ik dacht, dat veele Bewoonderen van hetzelve niet aanftonds gereed zouden zyn om de behulpzaame hand te bieden: zoude elke Provincie (mag ik niet wel zeggen, elke Stad, indien ik aan het geene in onze dagen gefchiedt gedcnke) de geringe zom van omtrend vier duizend guldens niet kunnen opbrengen ? vier honderd perfoonen zouden dit zonder eenig nadeel kunnen by een brengen : wie toch zou hier toe onwillig zyn, daar de kinderen de dierbaarfte panden zyn, welke men bezit; en daar, van de opvoeding der kinderen, niet alleen de welvaart van alle Maatfchappyen en Genootfchappen, maar ook en vooral van den Oeconomifchen tak afhangt ? Al moeften zelvs onze tegenwoordige Genootfchappen , of de Oeconomifche tak, een gering gedeelte van hunne fchatten hier aan belleden; welke zwaarigheidl Daarenboven, deeze onkosten worden alleen voor zekeren tyd gevorderd, voor drie,  382 Verbetering drie, of vier jaaren: binnen dien tyd toch zouden reeds Aankweekelingen genoeg kunnen gevormd zyn, om als Meefters in de Schooien geplaatst te worden. Dan zou men deeze Oppermeelters of van eenen anderen post kunnen voorzien: (indien alles gefchiedt onder de gunftige goedkeuring van 'sLands Hoofden, zo zullen deeze, op verzoek der Schoolarchen, die menfehen geerne eene loflyke bediening geeven; zy zyn het ook dubbel waardig!) of konde dit niet gevoegzaam gefchieden, dan zou men hun te gelyk het onderwys der jeugd van dien tyd af, met de verdere aankweeking van nieuwe Meefters, kunnen opdraagen: eene zekere bclooning zouden zy jaarlyks nog kunnen ontfangen voor hunne vlyt cn moeite, buiten cn behalven het geld, 'twelk zy, van dien tyd af aan, van de Schoolkinderen zullen ontfangen. Maar verkiest men, dat zulke School, in eene of andere Stad eener Provincie, in ftand blyve; dit kon dan als eene Hooge School worden aangemerkt, uit welke alleen Meefters zouden mogen aangefteld worden; ten zy anderen zich aanmeldden, die bh/ken gaven , dat ook zy de vereischte bekwaamheden bezitten: van waar men het geduurig onderhoud voor zulke School  DER SCHOOLEN. 383 School kan trekken is reeds gezegd: indien al niet 's Lands Vaderen hier aan een zeker getal penningen kunnen befteeden; tot welftand van zulke School kunnen alle de Schoolarchen der byzondere Steden zaamfpannen, en uit hun midden eenige Mannen benoemen, die eene byzondere zorg voor deeze School zullen draagen ; konde het gefchieden , zo zouden eenige Schoolarchen van die plaats , alwaar die School opgericht wordt, onder dit getal zyn moeten, om te beter by de hand te zyn, in alle voorvallende gelegenheden. Anderzins kan men nog eenen anderen weg inflaan , welke nog minder kostbaar zyn zal. Men Helle in elke Stad, door beitel der verkoorene Schoolarchen, een' beproefd man aan tot Meefter; indien 'er zo veele niet gevonden worden, moet men de voornaamfte plaatzen het eerst voorzien. Deeze Meefter, door de Regeering en Schoolarchen begunftigd zynde , zal aanftonds grooten toeloop krygen, vooral van de kinderen der voornaamfte lieden van zulke plaats: andere zullen volgen, al ware het niet uit hoofde van de noodzaakelykheid. Deeze Aieelter zal zelvs in den gewoonen Schooltyd een veel grooter ge-  384 VERBETERING getal kinderen naar de opgegeevene manier kunnen onderwyzen , dan nu mee verfcheidene Ondermeefters te gelyk: Hy zal ook geen byzonder inkomen noodig hebben; het groot aantal kinderen zal hem dubbel onderhoud verfchaffen, vooral , wanneer de Ouderen, om zyne beproefde kundigheden, een grooter Schoolgeld betaalen, dan tegenwoordig: is dit zommigen, die het anders wel betaalen kunnen, te veel; dc tyd zal komen , gelyk wy ftraks zien zullen, dat zy hier toe zullen moeten overgaan, of hunne kinderen als woudezels zien opwasfen. Gebeurde het ondertusfchen onverhoopt, tot eene eeuwige fchande van zulke flad, of plaats, dat deeze Meefter in het eerst, door weinig toeloop, geen genoegzaam onderhoud bekwam ; de Schoolarchen zouden hier tegen kunnen voorzien, door de opgegeevene middelen. Kan nu zulk een Meefter (want hy zou wel dienen ongetrouwd te zyn, of zulke vrouw te hebben, als wy zullen voorflellen ) eene Vrouw vinden, in welke hy met grond vertrouwen kan vernuft te zullen aantreffen; zulke Vrouw is hem meer dan fchatten -waardig; deeze toch kan door hem ook bekwaam gemaakt worden 01TJ  DER SCHOOLEN. 385 om kleinere kinderen te onderwyzen, of ook die van de Vrouwelyke fexe zyn , welke zelvs tot meerdere jaaren zyn gekomen : dan kon men ook hoop voeden, van vrouwen te zien verfchynen in ons Land, die hunne fexe eere aandoen, hoedanige wy hier en daar kunnen aantreffen: 't is waar, zulke vrouw zou nu of dan, door een kraambedde, eenigen tyd kunnen buiten Haat gefield worden, doch hier zal op het hoogst deeze zwaarigheid uit voortkomen, dat de kinderen dan jaarlyks eenige vrydagen hebben zullen. Zyn 'ér ook hier of daar jonge Dochters, welke, buiten het huwelykzynde, ookbelooven vatbaar te zyn voor zulke kundigheden, deeze zouden insgelykskunnen aangekweekt, cn door de Scholarchen tot Meefleresfen aangefteld worden. Zulke nu alleen (naamelyk de vrouwen der Meefters en deeze jonge Dochters) moeten ook de plaats dier Meefleresfen bekleeden, aan welke men de kleinfte kinderen toevertrouwde, en niet de tegenwoordige onbekwaame fchepfelen. Doch deeze Meeflers en Meefleresfen, zyn niet alleen gefchikt om de jeugd te onderwyzen, maar ook om nieuwe Mee- yïii. deel. jjb fiers,  386 VERBETERING fiers, en Meefleresfen te vormen (26). Deeze zullen dan vemeemen ( of ook wel de Scholarchen) na jongelingen en jonge dochters, welke met natuurlykevermogens voorzien, aan hen, in het byzonder, zullen worden toevertrouwd, om dezelve by zich te houden en te onderwyzen, vooral om hen, in de School, de oeffening of behandeling der kinderen te leeren": dc weinige onkosten, welke hier op nog zouden loopen, zal men op de boven genoemde wyze kunnen vinden: en zo zal men binnen korten tyd bekwaame Meeflers en Meefleresfen hebben, zo veele als elke flad en omliggende plaatfen noodig hebben. Ondertusfchen moet ik hier nog aanmerken, dat men deeze jongelingen en jonge dochters , welke men tot de Schooien vormt, geduurig opflellen moet laaten maaken, over het Schoolbeflier, over de behandeling van zielen, over (26) Maar hier fchynt zich eene zwaarigheid ot» te doen; indien deeze Meefter zo veele kinderen omfangt, dan zon hy tyd gebrek hebben, 'en om dezelve wei ce onderwyzen, en om nieuwe Meefters te vormen: Doch hier tegen zou voorzien kunnen worden, indien men bepaalde het getal van kinderen, 't welk hy tegenwoordig zoude kunnen bellieren: cn die dc eerfte dan kwamen, zouden worden toegelaaten.  DER SCHOOLEN. 387 over dc zuiverheid van taal, over onderfcheidene weetenfchappen enz. ; deze (terwyl men hier uit ook bekwaarae Schoolboeken zal kunnen zaamenitellen ) moeten aan de Scholarchen, en de be. proefde en reeds aangeltelde Meelters, ter onderzoek worden overgegeeven, om die jongelingen zo, enkel en alleen naar hunne bekwaamheden, te kunnen bevorderen: zommige om wederom nieuwe in vervolg van tyd aantekweeken; andere voor de Steden, andere voor de Dorpen: Men kan en moet hen, naar de vorderingen welke zy maaken, wanneer zy reeds in de Schooien geplaatst zyn, ook doen opklimmen, van Dorpen na Steden enz: En terwyl men deeze jongelingen ook moet aanzetten (dit zal van zelve gefchieden, wanneer zy eens fmaak in de Letteroeffeningen krygen), om zich in alles bekwaam te maaken, in taaien, Geographie (Aardryksbefchryving) Landmeetkunde, enz.; om zo ook tot hoogere posten (door de Overheid en Scholarchen begunftigd zynde) op te klimmen: dan kan men hier ook bekwaame Prajceptoren voor de Latynfche Schooien vinden , Gouverneurs (want dan zullen wy buiten twyifel vreemde kunnen mislen), en diergelyke. Bb 2 Nu  -;S8 VERBETERING Nu zal de vraag maar zyn (27), hoe men deeze Meefters en Meefteresfen in hetSchoolbcllier, over het geheel, zal krygen ? zal men de tegenwoordige Meelters cn Meefteresfen na eenig onbewoond eiland zenden, om het dieren- en vogelryk aldaar te leeren praaten, en klappen, onder beding dat deeze hun ook den kosc verzorgen ? Dit zou wel het gemaklykst zyn, maar juist niet Christelyk: zal men hen dan op penfloen dellen V dit zou hen wel aandaan : indien zy dit al weerdig waren , van waar die penningen? zyn 'er plaatzen alwaar men dit kan en wil doen, dan is de zaak aldaar klaar. Daar wy inmiddels twyi'Felen, of dit wel zo algemeen zal gefchieden, willen wy liever eenige andere middelen opgeeven. 1 Terwyl alles onder de verzochte hulp der Hooge Overheid orrdcrnoomen wordt, zo Helle men yoJftrekt geene aan in de ledigvallcnde plaatzen, dan zulke , die door en door beproefd by de Scholarchen zyn bevonden. 2. Daar (27) Men kan dat geene, 't welk wy bier aanmaken, ook brengen tot het III. ftuk onzer verhandeling; doch ook hier kan het plaats vinden, cn wel zo gepaat-  DER SCHOOLEN. 389 2. Daar de Meefters in de meefte Steden op eigene verkiezing (ja! wel na een voorafgaande examen!) zich tot het geeven van onderwys hebben neergezet, kunnen zy het niet kwaalyk ncemen, dat 'er ook andere worden aangefteld door de Scholarchen. 3. Men zou dan de voorige Meefters kunnen laaten geworden : zy hebben elkanderen wel afbreuk gedaan; en mogen 'er dan geene andere komen? Of is dit te hard; worden zy van alle hunne Schoolgangcren beroofd, cn kunnen zy niet anders aanvangen om het lecven te onderhouden, men zou uit medelyden dc Overheid kunnen verzoeken, denzulken eenige bediening toe te fchikken, waar uit zy den kost haaien konden. Hebben zy eigene kinderen , deeze zouden of kunnen aangekweekt worden tot Meeflers of Meefteresfen , indien hunne natuurlyke vermogens dit toelieten, of anderzins kunnen verzorgd, en tot het een of ander opgeleid worden: jonge lieden toch kunnen onder des Heeren Zegen altoos door de wereld geraaken. De meefte echter van die Meefters zullen nog wel het een of ander kunnen by de hand vatten, om voor zich en hunne kinderen brood te Bb 3 win-  390 VERBETERING winnen: het ergst, 't welk hier op zoude kunnen loopen, is, dat de Scholarchen uit de verzaamelde , of te verzaamelen beurs, hen eenig geld zouden toeleggen; 't welk maar voor weinige oude lieden zoude behoeven te gefchieden en dus ras een einde zoude hebben. 4. Meer zwaarigheid fchynt zich op te doen by dezulke, die of in Armfchoolen of Godshuizen , of op de Dorpen aangefteld zyn; doch hier omtrent merke ik aan: 1. Dat 'er verfcheidene door den dood of ouderdom wel ras ook hier plaats voor anderen maaken zullen. ir. Kan men de overige tot iet anders bezigen, en hen dus een ecrlyk affcheid geeven, dit zou het best aangaan. in. Anderen kan men uit de voorgeflelde kweekfchoolen Ondermeelters toevoegen , op welker bellier zy moeiten acht geeven, en aan dezelve vriendelyk leeren , hoe zy menfehen en kinderen behandelen moeten. Dus doende (want het zal alles zo in een  DER SCHOOLEN. 391 een oogenblik niet kunnen gefchieden;) zal men binnen eenige jaaren eene geheele hervorming der Schooien beleeven : dan zullen wy andere Volken, vooral den Franschman , niet meer behoeven toe te geeven in de opvoeding der kinderen. I I I. De Schooien dus voorzien wordende, zal het geene moeite in hebben dezelve op deezen voet te onderhouden , gelyk uit het gezegde blykbaar is: ik moet hierom nog alleenlyk eene en andere aanmerking maaken , om myn plan voor afgewerkt te houden. Deeze Meefters en Meefteresfen, gelyk reeds gezegd is , verdienen grootere bezoldingen , dan andere: maar welke Ouders zullen dit niet kunnen of willen befteeden aan hunne Kinderen? het zal zelvs noodzaakelyk worden , indien 'er geene andere Meefters meer zyn , deeze randrang zal nog fterker zyn, indien zulke kinderen, welke by deeze Meefters ter Schooien gegaan hebben, tot manlyke jaaren komende, door de Overheid begunftigd worden , zo dat men dezulke alleen tot ampten en bedieningen zoude kunnen beBb 4 vor-  39* VERBETERING vorderen, welke dit onderwys , cn. we! roet de vereischte vrucht, genoten hebben. En een volgend gellacht, het nut bemerkende, 't welk voor Kerk en Burgerftaat, uit zulke Schooien fpruit, zal geerne dubbele inkomften aan die bekwaaii;e Me citers geeven. Doch dit gaat aan met zulke kinderen, wier Ouders dit kunnen misfehen; maar het is ook billyk, dat men voor de Armen zorge draagt, hier onder zal 'er men niet zelden vinden, welke betoonen geest te bezitten, die dus moet aangekweekt worden : hoe zal men dan middelen vinden om ook deeze te laaten onderwyzen, terwyl de Meelters een goed inkomen hebben moeten ? In die plaatzen, alwaar men reeds Annfchoolen heeft opgericht, doet zich geene zwaarigheid op; deeze Schooien kunnen op de gezegde wys voorzien worden : maar hoe zal men het Hellen op zulke plaatzen, alwaar die nog niet zyn? tegenwoordig kunnen geringe Burgers nog belaalen, maar dan niet, om dat het te veel zoude zyn : Indien de Armbeurs aldaar wel voorzien is, zo dat men uit dezelve zulke Schooien Kan oprichten, en Meelters aan- ttet-  DER SCHOOLEN. 393 Hellen, dan is ook hier geene zwaarigheid meer: doch indien de beurs dit niet toelaat, dan kan men op dezelvde wys, als te Rotterdam gefchiedt, te werk gaan: aldaar wordt eenige keeren in het jaar eene vryw-illige Collecte gedaan aan de huizen der Ingezetenen, voor het onderhoud der Armfchoolen. Deeze zorg zou men dan ook kunnen overlaaten aan dc aangeltelde Scholarchen: dit eene moet ik hier nog byvoegen : dat men die arme kinderen onder het beltier van hunne Ouderen niet wel geheel kan laaten , dat is, dat men dezelve de keuze niet moet overlaaten , hoe lange zy dezelve in de Schooien willen doen gaan: hierin moeten zy afhangen van de Scholarchen: en zo zou men die Ouders ook kunnen aanzyn, (ik durve niet fterker fpreeken) om het verder beltièr hunner kinderen ook ten deele aan de goede zorg der Scholarchen, of Armbeltierdeien over te laaten. Men kan ook zorge draagen, dat 'er in elke Stad of plaats niet te veel Meefters aangefteld worden, op dat deeze kundige lieden een behoorlyk loon kunnen hebben : 't geen zeer zoude kunnen verminderen, indien het getal te groot was: de bepaaling van die getal zal men best kunBb 5 nen  394 VERBET. DER SCHOOLEN. nen afneemen uit het getal der tegenwoordige Meefters: indien deeze allen een ruim beftaan hebben , dan kan men zulk een getal behouden , of anderzins vermeerderen of verminderen, naar maate zy wel of niet hebben kunnen beftaan. Maar nog iet, en daar mede eindige ik. Is zulke verbetering in te voeren wel raadzaam , vooral op de Dorpen: denkt men niet aan zeker a, b, c. boek? Doch hier omtrend zeg ik alleenlyk, dat men dan nooit van verbeteren fpreeken moet, om dat de domfte menfehen altoos by het oude zweeren; goed, of niet goed, dat raakt niet: daarenboven eene waare verbetering kan zonder de hulp der Overheid nimmer gefchieden ; maar onder derzelver opzigt zal hier geene zwaarigheid zyn. Eindelyk deeze Meefters en Meefteresfen zyn ook zeer gefchikt om menfehen, die nog maar iet van het menfehelyke bezitten, op eene langmoedige wyze eenigzins te overreden van de nuttigheid van zulke verandering. La Nature nous montre la difference hifinie, que la culture met entre deux terres, d'ailleurs ajfez femblables. ROLLIN. VER-  VERZAMELING VAN EENIGE AANMERKINGEN, UIT DE OVERIGE TOEGEZONDEN ANTWOORDEN ONTLEEND. * * * * * §. 1. Voorafgaande Aanmerking. _Aüs Agefilaus eens gevraagd werd, wat hy oordeelde, dat de Kinders moeiten leeren , antwoordde hy wyslyk : Dat geene wat zy doen moeten als zy yolwasfen zyn. Hier uit volgt, dat het niet nodig zy, noch het aanbelang der Maatfchappy vordere, dat de jeugd, in alle rangen of clasfen van menfehen, een even uitgebreid onderwys op de Schooien erlangen. Dus dienen de Kunften en Wetenfchappen, zullen zy tot algemeen nut dienstbaar zyn, zoodanig in evenredigheid verdeeld te weezen, als in ieder rang of kring nodig is; zoo dat de laagfte clasfis der werkende  396 VERBETERING de Leden zoo wel in 't weezen kan blyven, als die van hooger rang; tot welke anders zy, die met anderen in alles gelyk onderwys ontfangen , zich zouden zoeken te verheffen, 't Geen ook in de behandelinge der Armfchoolen te pas komt. Vwtoont in tyds de j eugd, enz. §. II. Schoolmeejlresfen (V). De Vrouwen, die zich tot het Schoolhouden als Mecftresfen fchikken, vangen niet zelden dit werk aan als een gemakkelyk beroep of kost-middel, zonder zich zelve af te vragen of te onderzoeken , veel min een behoorlyk examen te ondergaan , of 'er by haar wel de vereischte bekwaamheden gevonden worden, om een zaak van dat gewigt, zoo als het ook inderdaad is, met nut en voordeel voor de jeugd te kunnen beginnen. Deze kleine Kinderfchoolcn kan men thans eerder als bewaar-plaatfcn voor de kinderen aanmerken, dan dat men 'er inderdaad zal vinden, waar toe dezelve eigenlyk gefchikt zyn; te weten, om 'er grondig de A, B, C, letteren te doen kennen , (<0 Vergelyk hier hoven bl. 338.  DER SCHOOLEN. 397 ncn, goed te doen fpellen, het beginfel van wel te lezen te onderrigten , en 'er al ftaamelendc gepaste indrukken en onderwyzing van God en zyn beminnelyken Dienst, tot fieraad van Land en Kerk, ia te planten. Onderzoekt men, wat dc reden hier van zy; de drieste onkunde der vrouwen (de goede niet benadeeld) is 'er de oorzaak van, en om dat zulk Schoolhouden maar als een middel van beftaan wordt aangevangen. Daarenboven is het onderwys dat 'er gefchiedt, in't algemeen, op zooeenen teemenden trant, dat men daarna veel moeite heeft om de kinderen zulks af te wennen. Het van buiten leeren, by voorbeeld, van het Onze Vader, de Artikelen des Geloofs, de Tien Geboden, Morgen-, Avond-, voor of na den Maaltyd, in gebruik zynde Kinder-Gebeden, Psalmen, de kleine Kinder-Vraagen; dit alles wordt oneerbiedig, gebrekkig, door de kinderen geleerd en uitgefproken (*). Dan (*) By voorbeeld, in het Onze Vader zal men de kin-  3£8 VERBETERING Dan is het nog met zoo een onaangenaamen dreun vergezeld, zonder de minite indrukken; en zoo luid, dat men het huizen verre kan hooren, en daar andere Gezinten niet zelden den fpot mede dryven. De Schoolvrouwen kunnen niet veel ter ontfchuldiginge hier tegen inbrengen: De voornaame oorzaak van dit alles is de onopmerkzaamheid, wyl de vrouwen, niet zelden, geduurende den fchooltyd, haare huishoudelyke bezigheden oeffenen , en de kinderen laaten voort-rammelen. Hier komt by de geringe kundigheid, welke zy bezitten, waar door zy geen onderfcheid weten te maaken, tusfchen goede of kwaade Letterklanken. Dat het hier aan mangelt blykt, dewyl de kinderen, eer zy in deze Schooien komen , niets van deze gebreken hebben, maar zoo ras zyn zy 'er niet eenigen tyd geweest, of zy zyn 'er mede behebt. Twee kinderen liooren zeggen Ryke die home, voor Uw Ao- tiingryke home; lyk in den Hemel, voor gelyk in den Hemel; senk op aarden, voor alzoo ook op de aarde; ryken de kragt, voor Uw Koningryk en de kragt; daatnen, voor Amen; en zoo diergelyke by meenigte.  DER SCHOOLEN. 399 Twee myner kinderen heb ik nooit in deze Schooltjes laten gaan, zy zyn door my zeiven onderwezen, maar hebben ook nooit iets van dezen lymigen Schooldrcun getoond in hun opzeggen: het een en ander zullen oplettende Ouders met my moeten getuigen volgens de ondervinding. 'Er behoorde wat meerder zorg en toeverzicht over deze kinderkens geöeffend te worden, dan thans wel in 't algemeen gefchiedt. 'Er behoorde, onder een eerbiedige houding der kinderen, by den aanvang en uitgang dezer Schooltjes, een kort en gepast Gebed door de Schoolvrouw gedaan te worden. Geduurende den fchooltyd moeiten de kinderen niet fpeelen, noch ongezouten redenen, in hunne Ouderlyke huizen of op de ftraat gehoord , met malkanderen fnappen; men moest een ieder op zyne plaats houden, hun een afkeer van liegen, van vuile en ongepaste woorden, van vloeken , van 't misbruiken van Gods Naam, en daarentegen allen Eerbied voor God en deszelfs beminnelyken Dienst, liefde jegens hunne Ouders, Vrienden en Overheden  ^oo VERBETERING heden inprenten, gepaard met beleefdheid jegens hunne naaften. Vooral dienden dc Schoolvrouwen' te zorgen, niet te hard, noch te laf, de Kinderen te beftuuren: niet zelden vallen deze Vrouwen van het eene in het andere iiiterfte, om dat zy de byzondere humeursgeitellen der kinderen niet genoeg gadeliaan, en dit is van zeer groot belang. En hierom diende men vooral in acht te nemen, om deze kinderen met zagtheid en vriendelykheid te behandelen: in het oelfenen der ftraffen vooral het flaari te vcrmyden , maar liever te verkiezen alles wat op de fehaamte werkt, en 't geen gefchikt is, om de kinderen naar derzelver vatbaarheden te doen bczeffen de fchandelykheid hunner bedryven. De Schoolvrouwen , niet zelden door zuinigheid gedreven, behelpen zich in bedompte Itulpen , of lbinbre kamers, tot groot nadeel der toevertrouwde kinderen. Wie heeft, deze Schooltjes naderende, niet ondervonden eene benaauwde lucht daar veelal te heerfchen? Hierom dient gezorgd, dat de Schoolvrouwen goede, ruime,  DER SCHOOLEN. 40I ruime, luchtige beneden vertrekken hebben , en dat dezelve voor, tusfchen, en naden fchooltyd, door verfche lucht gezuiverd, rein en fchoon gehouden worden. Als 'er geen wyze raad/lagen, enz. §. III. Schoolmeeflers (by Van wat aanbelang is het niet, eenLeermeefter voor de. kostelyke jeugd te moeten zyn ? Wat vermogen heeft zoo een Man niet noodig, om dezen post, naar eisch, met alle getrouwheid waar te neemen? Ik houde my verzekerd, wanneer de Schoolmeeiters dit wel bezeften, en het belang om de jeugd wel te beftuuren , vooraf rykelyk overwoogen,dat veelen eerder te rug zouden keeren , dan eene zoo zwaare, niet zelden ontrustende, en netelige bediening op te vatten. De goeden niet benadeeld, 'er zyn weinigen, van welken men met roem zoude kunnen melding maaken. By de meeften weegt deze bediening zoo zwaar niet j deze fi) Boven bl. 27. en 2/2« VIII. DEEL. C C  402 VERBETERING ze en die zyn 'er wel doorgekomen, als meri maar zoo verre is, dat men een redelyke hand kan fchryven, war. lezen, wat cyfferen en zingen, dan poogt men, en niet zelden vry jong, Schoolmeeftcr te worden. En het meefte dat overwoogen wordt, is, dat het een deftige burgerlyke bediening is; men heeft niet zwaar te werken; het geeft wel, als men wat kinderen heeft; kortom, het wordt by de meeften even als een handwerk, om 'er mede door de wereld te komen, aangevangen. rMaar was het niet beter en boven alles noodig dat iemand zoodanig een post begeerende, zich zeiven vooraf naauwkeurig onderzocht, of hy , behalven de LeesSchryf- en Zang-kunst, wel met een gefchikt lichaam en opgeklaard verftand en teder hart begiftigd was ?. Of hy wel 't vermogen had, om de gaaven en kundigheden in hem gelegd, op den juisten tyd, met alle befcheidenheid mcede te deelen? ji Of hy wel bezefte, dat het School-be■ftuur een groot en voornaam deel der opvoeding is ? Of  DER SCHOOLEN. 4C3? Of hy wel begreep, van de Natuur byzondere hoedanigheden daar toe te moeten bezitten, als: ongemeene oplettendheid, vergezeld met gepaste voorzigtigheid, zagtheid en bedaardheid ? Of hy van natuure vry haastig en oploopend zy, dan een taai geduld bezit? Of .hy wel een liefdenryk hart jegens kinderen in zich gevoelt? Of hy wel 't vermogen heeft om zich naar den gang van 't werk te fchikken, en de kinderen naar evenredigheid van hun hart en vermogens te behandelen ? — Dc vluggen niet te veel te roemen, de Hompen niet te fterk te bedroeven. — Hier behoort meer toe, dan men wel zoude denken, en het is een groot en algemeen gebrek in de Schooien, dat men de kinderen om de gelykheid der jaaren aan een en dezelfde Leer-tafel plaatst, dezelfde lesfen doet leeren, en dezelfde vorderingen van hun verwagt. — Men bevroedt niet, dat de gelykheid van jaaren, geen gelykheid van vermogens geeft: Men onderhoude twintig kinderen van dezelfde jaaren, over een en dezelve zaak, men zal Cc 2 wel  404 VERBETERING wel ras derzelver onderfcheidene begrippen bemerken. Of hy wel dat byzonder vermogen heeft, om zich in de genegenheid der kinderen in te wikkelen ? Hier toe behoort hy zich altoos effenbaar te houden, geen wreed gelaat te vertoonen , noch ook altyd de kinderen te berispen of tebedillen. Of hy het Caracter wel heeft, om zyn Meefterlyk gezag te bewaaren ? Waar toe vriendelyke gemeenzaamheid in den dagelykfchen ommegang met deftigheid gepaard moet gaan. Of hy de konst bezit, de kinderen vooral te gewennen tot gehoorzaamheid , en 't geen men wel bedagt bedreigd heeft,uit te voeren , het eens geweigerde niet toe te Haan, en de billyke opgelegde flraffen ter uitvoer te brengen , zonder zich door fchreien, pruilen of grimmende houdingen daar van te laaten verzetten ? Hoe meer van de opgenoemde verëischten in een' Schoolmeefler plaats hebben, hoe minder verbeteringen 'er zullen noodig zyn , en zoo is het ook omgekeerd. Als 'er geen wyze, enz. %• IV.  DER SCHOOLEN. 405 §. IV. Schooltyd (c> Op de Schooien worden gemeenlyk Kinders van 6 en 7 jaaren, ook vroeger en laater befteld, en tot de 10, 11 en 12. en fomtyds wel 14 jaaren. Deeze Schooltyd is een der allergewigtigfte van 's menfehen leven. In dit tydperk ligt de jeugd voor alles bloot, en is vooral genegen om God zynen Schepper te vergeeten; dies de roede en tucht naar Spreuken 13: 24. 23: 13, 14. zoo hoog nodig is, om de jeugd te behoeden. In deeze tedere jaaren oelfenen de vyanden der ziele groot geweld, om dezelve te verfhïkken. Dan is 't gevaar groot om door kwaad gezelfchap vervoerd, en door gebrek aan oordeel en ondervinding bedorven te worden, eer zy het kwaad en deszelvs gevolgen recht kennen. En hebben verleidende en kwaade gezelfchappen, met derzelver bittere gevolgen eens wortelen gefchooten in 't jeugdige hart, men zal'er dezelve niet gemaklyis uit krygen: Qjw fimel eft imbuta &c. Wierd dit van zoo veel belang zynde levensperk der Kinderen door de Ouders meerder overwogen, men zoude zoo los en onbedacht niet handelen in 't be- ftel- (c) Boven bl. 42. en 280. Cc 3  406 VERBETERING ftellen van kinderen ter Schoole. Als 'er geen wyze, enz. §. V. Fatbaarheid der Jeugd Qd"). De bevinding leert, dat de vermogens van de ziel van een Kind , zich even als hun ftoffelyke lichaam van tyd tot tyd ontwikkelen, zoo dat naar maate het lichaam opgroeit, het redelyke van hunnen geest zich meer en meer begint te vertoonen. — Doch heeft het lichaam voedfel noodig, — de ziel niet minder, fchoon van een andere natuur. — Zodra zich by een Kind maar eenig fchemer-licht van kennis begint te ontdekken, ziet men al fpoedig, dat de eigenliefde de voornaamfte dryfveer zyner bedryven is; doch de reden, die dezelve moet beftuuren, heeft in het eerst weinig vermogen ; — Het vuur zyner driften is heftig in zyn ontvlammen , maar laat zich fchielyker blusfchen dan in een bejaarden ouderdom. — De zintuigen van gezicht, gehoor, reuk, fmaak, en gevoel, ontdekken zich eerder dan dc redelyke vermogens. — En om dat de mensch in die zintuigen , eenige weinige gevallen uitgezonderd, volftrekc ly- (<0 Boven bl. 280.  DER SCHOOLEN. 407 lydelyk is, zo (taan de Kinderen bloot voor alle gewaarwordingen, die zich aan hunne zinnen opdoen, waar uit aandoening en begeerten voortkomen, die het vuur hunner driften gaande maken. De Indrukken die deze voorwerpen in de eerfte jeugd op de zinnen geeven , beflaan de plaats der reden. Zy leeren door neigingen en aandoeningen , eer nog hun verftand en gedachten werkzaam worden. — Het vermogen van denken, (of de vertegenwoordiging van voorige gewaarwordinge), gelyk ook het geheugen of bewustheid van vorige zaaken of denkbeelden , ontdekt zich mede al fpoedig in de jeugd. — Doch om dat de aandoenmge en gewaarwordinge hunner zintuigen vlugger , met minder aandagt, en kortftondiger zyn dan by bejaarden, zoo zyn hun denkbeelden meer eenvoudig en minder zaamen gefteld. — Ja ! hunne begeerten zyn ook meer tot voorwerpen die tegenswoordig dan afweezig zyn. — Maar des niettegènftaande ziet men in hun , dat fommige voorwerpen of denkbeelden hun behaaglyk, en weer andere onaangenaam voorkomen. — De driftvermogens of hartstochten zyn in de vroege jeugd mede fterk, om dat als dan het redens - licht te gering is om ze te beftuuren. — Daarom 6 Cc 4 is  408 VERBETERING is by hun goed, al dat hun vermaak aandoet, — en kwaad, al het geene daar ze een afkeer van hebben. — De verdere driftvermogens laaten zich zien, in evenredigheid dat het vuur hunner driften gaande wordt. — Alle de veranderingen van voorwerpen zyn den Kinderen aangenaam ; zy zyn vyanden van de eenzelvigheid, het geene biykt uit de geduurige veranderingen die zy in hun fpeelen verkiezen. — Maar teffens zyn ze ook, hun lichaam welgefteld zynde, afkeerig van de ledigheid, hun geest zoo wel als lichaam, is rusteloos, en verkiest de werkzaamheid» Vertoont in tyds de Jeugd, enz. §. VI. Schooien voer arme Kinderen yan allerleie gezindheden Qe). Het % °u goed zyn, zo men van de Hooge OverhV'd kon verkrygcn, dat niet alleen in alle ftea'sn, maar ook op alle dorpen, behalven de jcmeene Schooien, nog arme kinder-Schooi en wierden opgericht; waarin de jeugd , zo wel jongens, als meisjes van alle gezindheden in 't lezen, fchryven, Psalmzingen, en een weinig rekenen, op '5Lands kosten onderwezen wierden, en dat Ce) Boven bl. ioo. e» 207.  DER SCHOOLEN. 400 'dat alle menfehen, die in ons land wonen, en onder ons verkeeren, gehouden wierden hunne kinders naar fchool te Huren. Daar moest niet geduld worden, dat de kinders ledig langs de ftraat liepen fpelen , en alderhande ondeugden bedryven, veel minder langs dc huizen, ook wel fomtyds zonder weten der ouders , te beedelen. Het fpreckt van zelfs, dat de ryken, die hunne kinders aan hunne huizen door eenen Paedagogus, of bezonderen Leermeefter laten onderwyzen, of zelfs onderwyzen , en van de ftraat afhouden, niet moeten gemoeid worden. Ook zou men den Ouderen wel de vryheid mogen laten, hunne kinders van de School af te nemen, zoo haast als zy goedvonden dezelve tor eenig ambagt, of eerlyke hantering te gebruiken: maar niet om ftraatlopers, lediggangers, of bedelaars daaruit aan te kweken. Het is wel waar, dat op zommige kleine dorpen zo weinig ryke, en ook zo weinig arme kinders zyn , dat het niet weerdig is, voor ieder foort een bezonderen Leermeefter aan te ftellen: maar gelyk ryken en armen, zo kinders, als oude lieden , in ééne kerk gaan, alzo konden ook arme, behoeftige, en bemiddelde kinders op één School gaan, mits voor de eerften C c 5 het  410 VERBETERING het Land, en voor de laatften de ouders betaalden. Maar ten hoogflen heb ik my verwonderd , dat men my tegen werpt, dat wy in een vry land wonen, waar de vryheid door geen dwang moet gekrenkt worden; als of dat vryheid was, wanneer de kinders, tot ichande van onze eeuw, in alle ondeugd, dartelheid,en uitgelatene ongebondenheid omlopen, mets leeren, dan moedwil, onbefchaamdheid, oneerbare, vuile woorden, boosheid, kwaaddoen, en in luiheid opwasfen. Gewisfelyk zo iemand een liefhebber is van de waare vryheid, zo ben ik het; maar ik make onderfcheid tusfchen hbertas en hcentia, tusfchen vryheid, en moedwil ; welke laatfte, tot fchande van ons Land, onder de jeugd in fommige lieden cn dorpen van onze vereenigde Gewesten al te zeer de overhand genomen heeft, en door geen ander middel geheel kan uitgeroeid worden, dan door de goede opvoeding van een braaf Schoohneefter, indien den ouderen door hun beroep de tyd ontnomen wordt, hunne kinders zelfs te onderwyzen, wel op te voeden, en van de verderflyke ledigheid af te houden, eerbaarheid en goede zeden in te planten, . . nog  DER SCHOOLEN. 411 nog de zwaare kosten dragen kunnen van een Leermeefter aan huis te hebben. — Men zegt ook: wat legt ons aan die genen gelegen, die buiten ons zyn , en niet met ons het zelve dierbare geloof belyden ? zouden wy moeite en kosten doen, om hunne kinders groot te brengen? Johannes de Apostel zegtimmers in zyn tweden zendbrief vs. 10. Indien iemand tot Uii'en'en komt en deze leere niet brengt, ontvangt hem niet in huis, en zegt tot hem niet, zyt gegroet. Waar door alle gemeenfchap met de zulken, die buiten onze kerk zyn, ten eenemaal afgefneden en geheel verboden wordt. Maar vooreerst, is deze zwaarigheid uit Johannes van ge'en kracht; want geleerde mannen hebben overlang bewezen, en zonneklaar getoond , dat de overzetters zich hier zeer kwalyk van hunnen pligt gekweten hebben, om dat zy licht denken konden, dat het woord $ipu, fert, het welk zy door brengen vertaald hebben, op deze plaats verdragen, dulden , tolereren beteekent. Ten tweeden vraag ik, of er ieder burger en ingezeten niet veel aan gelegen is, dat zyn buurmans kinders, (al zyn zy van een andere gezindheid) in goede wetenfchappen, zeden en manieren worden opgebracht, en of hy 'er niet veel overlast van hebben zal, indien zy, in alle  412 VERBETERING le godloosheid, lui en ledig opwasfen? Of het hem evenveel is, dat zy, die eens zyne, of zyner kinderen medeburgers zullen worden, in. deugdzame lieden veranderen, waarvan hy in nood cn gevaar hulpe en byfland te verwachten "heeft, dan of 'er fchelmen en dieven uit groeien, die alles met angst en fchrik vervullen. My heugt nog , dat ik eens eenen heer geIproken heb, die Europa vry verre doorgereisd hadde, en verklaarde, nergens zo veel ledigloopende kinders, maar ook nergens zo veel galgen vol misdadigers gezien te hebben , als in ons Nederland. Ik zeide, dat het een tceken was, dat dit Land beter bevolkt was dan andere landen. Maar hy antwoordde , indien ik maken konde, dat alle ouders hunne kinders naar fchool Huurden, dat dan terHond de Hraten, en na verloop van 50 jaren, of nog wel eer, alle die galgen, die nu zo vol waren, byna ledig zyn zouden, en dat de kinders te onderwyzen den Lande zo veel niet zou kosten, als de misdadigers te vangen , te overtuigen en te ftraffen. — Eindelyk werpt men my ook tegen, dat andere gezindheden zig daar tegen verzetten zouden, en hunne kinders niet willen op onze Schooien Huren. Maar dit is niet waarfchynlyk, indien zy niet gedwongen wier-  DEH SCHOOLEN, 41% wierden iets anders te leren, dan lezen, fchryven , Psalmzingen , en een weinig rekenen. Vreemde gezindheden en zelfs Jooden gaan immers vry willig op onze Latynfche Schooien , waarom zouden zy 't dan weigeren op de Duitiche te doen? *Eav [s Jti T. A. S VII. V Leeren der Letteren yan 't A> $. (ƒ)• In de zoogenaamde Haane-boeken en trappen der jeugd, vindt men eenige woorden en regels met Latynfche en andere met Duitfchc letteren gedrukt, _ waar door men gedwongen wordt de kinders terflond van 't begin vier verfcheiden gedaantens van ieder letter te laaten leeren kennen ; de groote en kleine Duitfche, de groote en kleine Latynfche, waar door de eerstbeginnende verbyfteren en verwarren in zulk eene menigte der Letteren , die hun dan in deeze, dan m geene gedaante worden voorgefteld. Waar door de kinders niet zien, dat zy iets vorderen, de lust vergaat, fommigen kyken zelfs buiten het boek eenen anderen weg, als hun de letters vertoond en voorgenoemd worden. 'jwtv \,S ». t. A. §. VIII. (ƒ) Doveu bl. 339 s 340*  414 VERBETERING §. VIII. Spellen (g). Het wel fpellen legt den eerften en besten grond van wel te leezen, en goed te fchryven, en mangelt het hier aan , alle hoop tot eene verdere befchaafde vordering zal in rook verdwynen. Niet zelden volgt men in deezen de gewoonte der Stad of van 't Dorp, daar zich de Schooien bevinden. By veelen heerscht eene onaangenaarae gewoonte; men laat, by voorbeeld, fpellen: Aap, Aal, Handen, Hoojd, Haazen, Harten, Haaien, Hout, Hoop, Ezel, Een, El, Ey, en men laat toe dat zy uitfpreeken, Ilaap, Haal, Anden, Oofd, Aazen, Arten, Aaien, Out, Oop, Hezel, Heen, Hel, Hey, en honderd diergelyke meer. Dit dient vooral verbeterd. Ah 'er geen wyze, enz. [Öë ondervinding leert, dat de Meefteresfen vooral, en fommige Meefters, na dat de kinders het A, B. kennen, minder werk maaken van het A, B. Ab, en B, A, Ba, (dat is de eenvoudige fyllaben van twee letteren) voor reden gevende, dat de kinders dit uit het hoofd nazeggen zonder in 't boek te zien. Dies brengen zy hen al fpoedig tot het O, n, On, (g) Boven bl. 266, 360, 369.  DER SCHOOLEN. 41$ On, dat is, 't Gebed des Heeren. De beste weg zoude zyn niet ras van dit A, b, Ab af te gaan; En om te beproeven of de kinders op 't gezigt deeze Lettergreepen kennen, dezelve door eikanderen te laaten fpellen, dan hier dan daar; ook de lettergreepen van twee letters, in 't Gebed des Heeren, 't Geloof, enz. te laaten opzoeken en fpellen. Waar toe zeer nuttig zyn konden de A, B, Boeken met gefcheiden lettergreepen , by voorb. On ze Va der, enz. of On-ze Va-der, enz. hoedanig een met Latynfche letters te Middelburg 1740. by A. L. Callenfels van eene Taalkundige hand is gedrukt, met onderfeheiden lettergreepen, On ze Va der, enz. En een ander by Louis Taillefert met ftreepjes tusfchen de Lettergreepen: On-ze Vader. Waar na men lettergreepen van drie of meer letteren konde vereenigen ; en daar mede handelen op dezelve wyze. Waar toe geen ongefchikte handleiding zyn konde, een A, Be, Ce en kleen Woordenboekje, te Middelburg gedrukt by Adriaan de Vin.] §. IX. Lezen (/;> Heeft men de kinderen wel leeren fpellen, (/;) Zie boven. bl. 61. ^7- en 364.  4iö Verbetering len, zy zullen als van zelfs aan het lezen komen. Zal het lezen wel verrigt worden, het moet duidelyk en overluid, zoo als 'er ftaat, niet te ras, noch teftrara, in een natuurlyken fmaak, doch met geen verwaanden zwier, en oplettend op de zinfnydingen, gedaan worden. En wat is'er op dit Huk niet te verbeteren ? In het gemeen lezen de kinderen onoplettend, oneerbiedig, overfchreeuwen zich, of mompelen binnen'smonds , vecltyds een voor en of ende u. voor uwe, en omgekeerd , onverltaanbaar voor zich zelve , cn onaangenaam voor den hoorder. I Iet gebrekkig lezen fpruit eensdeels door de ouderwetfche School-boeken , welke nog in gebruik zyn: doch voornamentlyk om dat de kinderen niet genoegzaam in de gronden onzer Nederduitfche Taal onderweezen worden: Dit is te meer te bejammeren , daar onze jeugd het vermogen heeft om de Franfche Taal volgens taalkundige gronden te leeren, waarom dan zouden zy ook niet in Haat zyn om hunne MoederTaal dus te leeren ? zoo zy maar verftandig onderwezen wierden. Laaten wy dan de kinderen doen onderwyzen  T5 E R SCHOOLEN. 417 Wyzen in zuiver en fierlyk Nederduitsch, volgens dc grondregels der Spraakkunst, cn hier toe het keurig werkje voor de jeugd, door Kornelis van der Palm zamengeflreld, en by R. Arrenberg te Rotterdam 1769 gedrukt , ter Schooien invoeren. De Meelters moeten zich vooral toeleggen, om dc kinderen, in den beginne, eerbiedig, langzaam en als op eene Syllabetifche wyze te laten lezen: by voorbeeld: Ge-dul - dig - heid - zal - voor - de - kin - de - renen - Mees - te - ren • nut - tig - zyn. Het ras leezen wordt te vroeg geleerd, en doet gemeenelyk rabbelen. Vooral moet men zorgen, dat 'er over de zinfneeden, punt- of twee punt-fcheiding , vraag - verwonderings- en andere teekens, telkens zoo niet heen geleezen worde. Als 'er geen, enz. %. X. Schryven (i). Men geeft ook in deze Schooien onderwys in het Schryven, eene allerëdelfte en nut- (/) Boven bl. 61, 68, 269, en 367. vin. deel. Dd  418 VERBETERING nuttigde konst. Maar wat is 'cr in het Schryven niet al te verbeteren ? De dagelykfche ondervinding leert meer dan te veel, hoe lam en gebrekkig het fchryven van veele menfehen is, niet alleen met het maaken van genoegzaam onleesbaare letteren , maar vooral ten opzichte der zoo ongelukkige en onaangenaam klinkende fpelling der woorden (V); ook het plaatzen der zinfneeden, en het misbruik der hoofd - letteren (*). Als Ct) Deze volgende woorden zullen ten voorbedde Itrckken, en welke van tyd tot tyd, zelf onder den |>raaven Burger, zoo in liet fpreeken als lcbryven hebben ftand gegreepen: als, jully, zully, heum, wouw je, wilje, keb dat gedaan, toen zevk , keb geen ting, goeje ting, webben daar geweest, weetje/hebje, hy of zy heit, en diergelyke by menigte; voor, gy lieden, zy heden, hem, wilt gv, ik heb dat gedaan, toen zeide Ik, ik heb geen tyding , goede \yding, heeft2*'11 daai' SeWCest' vveet gy> hebt SY> hy of zy Men zoude kunnen zeggen dat op zoodanig een wyze re fchryven of te fpreken gemaakt en verwaand üaat,doch het is inderdaad zoo niet, ons Nederduitsch IS te keurig, om liet zoo te misvormen: als het maar m de gewoonte en in den fmaak komt, waartoe de Schooien juist gefchikt zyn, en van nu voortaan met de jeugd begonnen wordt, dan zal men 'er eere in itellen om zoo te fchryven en te fpreeken. (*) Niet zelden vindt men dc naamen van uitmuntende  DER SCHOOLEN. 419 Als de kinderen iets leezen, dan is het de fpelling van een ander; maar als zy zelfs iets zullen fchryven, dan moeten zy hunne eigen fpelling gebruiken: derhalven moet in de Schooien byzonder hier op gelet worden, dat de kinderen, niet alleen eene goede, maar ook eene vaste bepaalde fpelling aanneemen, en hun de grondregelen der Spraakkonst ingefcherpt worden. Doch wil men de woorden, klaar, maar , baar , daar, enz. met aa of at fpellen, 't is my eveneens: elk gevoelen heeft onder de Taalkundigen zyne voorftanders. Zoo is het ook omtrent andere woorden. Waarom de Geleerde Heer A. Kluit in de Voorreden voor Hoogflraten bladz. 11. zegt: Zoo weinig 'er twee grasfcheutkens elkander gelyk zyn , zoo weinig vindt men 'er thans twee, wier fpelling met den tende Perfoonen, als Koning, Prins, Graaf, enz. met een kiemen letter vooraan gefchreven; zoo ook de naamen van Steden , als : Middelburg , Vlisnngen , Vere, enz. Dit ontmoet men ook wel in de Eer-Tytels van r.urgemeeiler, Vroedfchap, Scheepen, Predikant, cn óergelyke: Doch hierop moet byzonder gelet worden, >H het Sehrvf-onderwys der Kinderen. Ook dat een jiieuw Hoofdftók of Reden, of Vers altoos met een grootcn of hoofd-letter moet begonnen worden. Dd 2  420 VERBETERING den anderen overeenkomt. Over de Spellingen Taalkunde van ons Nederduitsch kan men nazien de Werken van Thidecoper , 1 en Kate , Mooncn , Sewel, Zeydelaar r en anderen. Nu met een woord iets van 't eigentlyk fchryven: zullen de kinderen wefleeren fchryven, zy moeten de letteren wel maaken, wel fchikken en zetten; vooral ret voor het menschdom. - Het verftand, nu meer ontwikkeld in dit tydperk, verliest zich zeiVe * jd^n .AêjÜmS der Natuur, zo dat het verdriet en de Wteeh* diein tverlchietop den derden grond zich beginnen te vertoonen , nog* over het hoofd gezien worden. Zy denken in dit tyd vak nog weinig op den naderenden 1 ierfst en Winter; het fterke licht en bruin des eerften en tweeden gronds, houdt hun oog als gevangen, om het verfchiet niet te zien- — Maar al ongevoelig nadert de mensch 'tot den  DER SCHOOLEN. 44$s den Herfst van zyn leven, nu is de oogst voorby, en de vruchten worden ingezameld, het verrukkelyke groen verwelkt, de bladeren vallen af , en de ftormwinden doen de fundamenten der aarde beven, wyl degaapende afgrond der zee den ftoutften Zeeheld doet fidderen. — Hier is het, dat de Natuur haar fluier laat vallen, en het onbeftendige voor 's menfehen oog ten toon fpreidt. — Hier befchouwt hy met een ryper oordeel,alle de beurtwisfelende omwentelingen en lotgevallen zynes levens, nu is zyn gezicht opgeklaard , het fterke licht en bruin van den eerften en tweeden grond verleid zyn oog niet meer; Hy ontdekt een gedeelte van den fchakel van het ondermaanfche , en krygt van verre in 't verfchiet het waare oogpunt van 's menfehen doeninge te zien ; Verdriet en zorgen trekken hier zyn aandagt; De dag verkort, de nacht verlangt, en zyn weg wordt moeilyker , hoe meer hy tot zyn laafte tydperk nadert. — Hier op den agtergrond van 's werelds Toneel gekomen zynde, befchouwt hy met heel andere oogen alle de veranderingen der Natuur, en dc lotgevallen der menfehen-kinderen; Hy treedt hier met zyne gedagten te rugge tot den eersten, tweeden en derden grond, hy zoekt zyne tydgenoten , maar ach!  44m£l. Ff voor  450 VERBETERING voor te komen, die 'er door kastydingen onvoorziens kunnen veroorzaakt worden, wilde ik liever zagtere kastydingen den voorrang geeven, ten zy in verregaande moedwilligheden. Onder de zagtere kastydingen bepaale ik het Schoolbly ven, het fchryven van regels; het van buiten leeren, te pronk Haan op een ezels-bank; met één woord, alles wat op de fchaamte werkt, en gepaste berispingen aangaande het misdryf, 't welk gepleegd is. Als 'er geen wyze, enz. %. XVI. Schoolboeken Q>). Onder de nuttige Schoolboeken wordt ook gepreezen tot de kennis der Bybelfche gefchiedenisfen: Lusthof der Godlyke Hiflorien. by S. J. Baalde, te Amjl. 1772. of Hifi:. Kinderbybel by Levering; tot de Vaderlandfche Hiilorie, 't werkje by A. van der Krot te Amft. nopens de Land en Zeehelden enz. Als 'er geen enz. De Schryver van 't andwoord : Vertoont in tjds enz. oordeelde, dat al het geen de kin- (/>) Boven bl. 67. 290.  DER SCHOOLEN. 451 kinderen rer leezing gegeeven wordt, ook defpelboeken moeiten betrekking hebben, opdat geene waar toe de jongelingen moeiten worden opgebragt; als landbouw, ambagten, handwerken, koophandel, bedieningen van ftaat enz. Zoo dat de lees-of fpel-boeken een t'faamenltel uitmaakten van lesfen, die daar toe nodig waren , waar door de kinders al fpellende en leezende ook een denkbeeld zouden bekoomen van 't geene waar toe zy worden opgebragt. Terwyl ook zedekundige lesfen, gefchikt naar hunnen Handen vatbaarheid, 'er konden worden bygevoegd. 't Geen ook tot de byzondere Handen, waar toe de Dochters worden onderwezen en gefchikt zyn , wordt uitgeftrekt. En om zulke fpél-en lees-boekjes voor de jeugd in alle takken der ambagten en wetenfchappen te bekoomen, geeft de Schryver onder anderen aan de hand, dat een of meer der geleerde Genootfchappen van ons Vaderland byzondere vraagen opgaven, die betrekking tot den Godsdienst, Zedekunde, Gefchiedenisfen, Landbouw, Koophandel , Handwei-Ken , Fabrieken , KonHen en Wetenfchappen hadden, en waar van de antwoorden der Schryvers zoodanig ingericht moeiten zyn, dat ze tot fpel-en Ff 2 lees-  452 VERBETERING leesboekjes voor dc jeugd tot dat einde gebruikt konden worden. $. XVIII. Schoolplaat/en (q). De ondervinding leert, dat deze Schooien in het algemeen te eng beperkt, meest al laag van verdieping, bedompt en donker zyn. Wel is waar, men kan in alle de Steden van ons VereenigdNederland, zoo gemakkelyk die Schoolplaatfen niet bekomen , daar men genoegzaame ruimte en luchtigheid, hooge verdiepingen, en een overvloedig daglicht heeft: Derhalven moet men in de verkiezing eener Schoolplaats, het zoo na mogeiyk aan deze vereischten brengen; omdat de ervaaring maar al te veel geleeraard heeft, hoe de jeugd zoms op 't onverwagtst wordt blootgefteld aan doorgaande en aanfteekende ziekten, waar van de oorzaak niet dan aan de bedorven , ongeitelde, en befmettende School-luchten kan worden toegefchreven. Hierom is het boven alles noodig, deze School- (j) Boven bl. 36.  DER SCHOOLEN. 453 Schoolvertrekken zuiver en rein te houden, als mede voor, tusfchen, en na den School tyd, de raamen open te zetten, om 'er de verfche lucht door te laten fpeelen, zelfs in den winter, en zoo het niet te veel hindert, zal het zelfs nuttig zyn, om onder den Schooltyd de bovenfte fchuifraamen neder of open te laaten , en wel om aan de fchaadelyke dampen, welke, volgens de ondervinding en proefneemingen, zich allermeest naar boven heffen , een fpoedigen uittocht te geeven De Schooien moeten geen meerder kinderen bevatten, dan gevoegelyk kunnen beftuurd worden, om te verhoeden alles wat door overtolligheid kan worden te weeg gebragt. De geheime of private plaatfen moet men, zoo het mogeiyk is, buiten de Schooien hebben, om de benauwde en bedorven dampen, die door de verrotting gebooren worden , voor te komen. Geen vuurftooven moeten 'er in de Schooien worden gebruikt ("zal men wel doen) , om de Maag opklimmende zwaavelige vuur-deel-camp en te verhoeden. Ff 3 In  454 VERBETERING In fnerpende koude is hec best een goed turf- of Engelfche-kooien vuur, zoo ter verwarming als ter zuivering der Schoollucht , te doen branden, doch de kaggels zoude ik afkeuren. De leertafels moet men zoodanig plaatfen, dat men tusfchen en rondsom dezelve kan gaan om alles te konnen opmerken. Ah 'er geen wyze enz. §. XVIII. Schoolarchen (>). De eerfte, beste en bekwaamfte middelen ter uitvoering van zoo een heilzaam oogmerk, zal men moeten zoeken, om dc gemeene of openbaare, vooral de Nederduitfche Schooien, zoo wel de kleine als de groote, onder het bejluur en opzicht van kundige en eerwaarde Mannen te brengen. Aan deze Mannen zoude men den eernaam van Schoolarchen, Regenten, Opzienders of Beftuurderen kunnen geeven. Deze Mannen zoude men naar gelang der Steden en Dorpen kunnen kiezen uit de (r) Boven bl. 118, 149. 377.  DER SCHOOLEN. 455 de leden der Magiftraat, Predikanten , Kerkenraaden (verg. IViltens Kerkel. Placcaatboek bl. 156. §. 21.) of'eerlte en beste Burgers: Als twee uit de Magiftraat, twee uit de Predikanten, vier uit de Kerkenraaden of eerfte Burgers, zoo als men raadzaamst, keurde. Deze Mannen zoude men een bepaald getal van jaaren kunnen laaten dienen: By voorbeeld 2, 4, of 6 jaaren vast, doch dan zou een der Regenten, Predikanten, en twee leden des Kerkenraads of Burgery, hei: vry mogen ftaan , om af te gaan , en in zoodanig een geval, weder een even gelyk getal anderen in dezen post moeten verkiezen; opdat aldus op een beftendigen voet het beftuur der Schooien konde gehouden worden; doch hoe langer men in zoo een post verkeert, hoe ervaarener men wordt in alle voorkomende gelegenheden. My zyn School-Regenten bekend, die zederd de oprechting hunner Schooien tot nu , volvaardig zyn blyven volharden den tyd van reeds 6 jaaren, en 'er nog geen verdriet in hebben. Alhoewel zulk een post niet zonder moeilykheden kan geoeffend, noch verricht worden, zoo moet men echter denzelven, Ff 4 niet  45Ö VERBETERING niet als een ondraagbaaren last aanmerken, maar als een eere, hier toe boven anderen dienstbaar en bekwaam gekeurd te worden. Ik voor my voede eene goede hoep, dat recht gc-aarte Vaderlanders zich niet zullen onttrekken, maar uit zuivere liefde voor onze jeugd, en ten nutte van ons Vaderland en Nagellacht, genegen zyn alles op te offeren, wat ter verbetering der Schooien, en befchaaving der Natie, dienstbaar kan worden uitgedagt. De verkiezing van bekwaame Heeren nu eens, als voor een oogenblik, vast gefield : moet men ook zorgen, dat de last niet te veel en te zwaar zy. Hier toe dient men in de groote Steden deze Heeren te verdeelen, overeenkomltig de wyken , of naar het getal der Schooien, zoo als best geoordeeld wordt, opdat alles in goede orde , en met de minfle moeite kan verricht worden. Nog dient gelet, dat 'er tot houding der vergaderingen, een bekwaam verblyf worde gegeeven, en de noodige boeken, papieren, pennen, inkt, vuur en lichten 't geen verder noodig is, voor Stads of Dorps rekening worde toegediend. Om  DER SCHOOLEN. 457 Om dan verder alles op een beltendigen voec tebelluuren, zal noodig zyn in iedere Stad of Dorp, een der leden, tot waarneeming van het Prsefidium, vice - Prajlïdium en Scribafchap aan te (tellen, om van alles aanteekening te houden. Deze Heeren zouden een of meermnalen in een Maand vergadering kunnen houden, om de belangen der Schooien, en 't geene 'er mogt voorkomen, ernftig te overwegen , en de raadzaamlte beiluiten te neemen. Op deze vergaderingen, zoude men verzoeken te komen de Schoolmeeiters en V rouwen van ieder zyn wyk, dezelve te ondervraagen naar het onderwys, vorderingen en gedrag der kinderen. Deze Heeren zouden de vryheid moeten hebben, om ten allen dage en uure een vriendelyk Schoolbezoek af te leggen, om alles ten nutte der jeugd en ten voordeele der Sqhoolmeelteren aan te wenden. Deze Heeren zouden, om de heilzaame vorderingen der kinderen te beproeven, alle 3 maanden een opzettelyk onderzoek of examen in de Schooien moeten houden, Ff 5 dat  458 VERBETERING dat naar gelang der Steden by verdeeling, of door allen, zoo als men best keurde, konde verricht worden. In deze SchooI-examens moet men het fpellen, leezen, fchryven, cyfferen, zingen en gemaakte vorderingen in de Goddelyke waarheden, by de School-kinderen, hoofd voor hoofd, onderzoeken; Die kinderen , welke nog in het A. B. C. of fpellen, onderwys genieten, naauwkeurig gadeflaan; De leezers eenige verzen overluid in den Bybel laaten leezen, of in een of ander moeielykgefchrift; De fchryvers, een of ander exempel in hun tegenwoordigheid doen fchryven; De cyfferaars naar hunne vorderingen een fora doen maken; De zingers met een vers uit een der Psalmen of Geeftelyk lied, hunnegaaven laaten hooren; De geenen, welke vordering in het ter Zaligheid leidend woord hadden gemaakt naar hunne vermogens daar over onderhouden ; De kinderen , welke zich in zoodanig een examen wel hadden gek weeten , ter verdere aanfpooring den verdienden lof door een of ander nuttig met lindtjes verfierd Boekje, als een wel verdienden eerenprys, of iets anders te beloonen. Wie der rechtgeaarte Vaderlanders en kin-  DER SCHOOLEN. 459 kinderen, zal niet verlangen naar zoo een heilzaam en vriendelyk Schoolbeftuur ? Ik voor my, wenfche het te mogen beleven , dat myne kinderen dus vereerd, uit de Schooien t' huis komen. Deze Heeren zouden , om de fchryfvorderingen der kinderen best gade te liaan, die, welke [exempel fchryven, ten minften alle jaaren, een Toonfchrift op een geheel vel papier, met den naam van den fchryver, in de Schooien laaten fchryven ; om door alle de Heeren, de Ouders en Vrienden der Kinderen, de Magiftraat, de Kerkenraaden, de Schoolmeefters, de bloem der Burgery, enz. bezigtigd te kunnen worden; Doch onder opzicht der Heeren Schoolbeftuurderen bewaard blyven in een portefeuille, zoo lang tot dat de kinderen van het School afgaan, dan dezelve ter gedagtenisfe hunner gemaakte vorderinge mede geeven , of laaten berusten, zoo als men best zal keuren. Aan deze Heeren moest ook worden overgelaaten, het onderzoek der bekwaam-  460 VERBETERING kwaamheden, wanneer iemand een Nederduitsch , Fransch, of Engelsch Schoolmeefter , of kleine-kinder-Schoolvrouw begeerde te worden. In zoodanig examen diende gelet , dat de meefters en vrouwen, ledemaaten van den openbaaren Gereformeerden Godsdienst waren, en begaafd met vermoogens om de kinderen in deze waarheden eenigzins te kunnen onderwyzen. Verder van een goed, zedelyk en onbefprooken gedrag. De Schoolvrouwen dienen vooral goed te kunnen fpellen en leezen. De Schoolmeefters moeten bekwaam zyn in 't leezen , fchryven, cyfferen, en zingen (en in de byzondere taaien, welke zy aan de jeugd wilden onderwyzen), van welk alles in het examen blyken moeten worden vertoond ; opdat derzelver bekwaamheden eenig en alleen de dryfveeren zyn om dezelven aan de Regeeringe daar ter plaatfe, met allen gepasten lof, ter aanftelling aan te beveelen. Als 'er geen ziyze, enz. J. XIX.  DER SCHOOLEN. 461 §. XIX. Hooge-School O). In ons Vaderland heefc men hier en elders Hooge Schooien , daar veele voornaame jongelingen door hunne Ouders of Vrienden worden bezorgd, om door Hoogleeraaren in onderfcheidene takken van Geleerdheid geoeifend en bekwaam gemaakt te worden, om als Predikant, Rechtsgeleerde , Genees-heer, Taal-Hiftorie-Natuur-of Wiskundige, hier of daar beroepen te worden, of zich neder te zetten,en aldus wel toegerust aan de Menfchelyke Maatfchappy dienstbaar te zyn. Legt 'er in 't algemeen hier nu veel aangelegen; niet minder, dat het veelgrootere gedeelte van onze prilfte jeugd, en welke meerder tot den koophandel, ambagten en burgerlyke bedryven gefchikt zyn , ook onder het opzicht, beftuur en onderwys van kundige en bekwaame Schoolmeefters , geleerd , befchaafd , en tot nuttige leden der zaamenleving gevormd worden. Om nu aan dit heilzaam oogmerk te voldoen, zoude het dan wel af te keuren zyn, (V) Boven bl. 148. en. 379.  462 VERBETERING zyn, dat men in de voornaamfte Steden van ons Vereenigd Nederland, met gunftige medewerking van onze Vaderlandlievende Overheden, eens uitzag, om maar in ieder dier Steden, een allerbekwaamften Man ais Opper-fchoolmeefter op eene behoorlyke Jaarwedde aan te ftellen ? Zoodanig een Man zoude zich dan eenig en alleen moeten toeleggen om 10, 20, 30, ja 40 jongelingen , lust in het ampt van Schoolmeefter hebbende, alzins te oeftenen in zoodanige zaaken, welke ten meeften nutte der Schooien en jeugd konden worden uitgedacht. Zoodanig een Man zoude zich ten minften 4 uuren daags moeten bezig houden , 2 uuren voor, en 2 uuren na den middag met het onderwys , niet alleen in het leezen, fchryven, cyfferen , zingen, maar vooral met die dingen welke tot een goed School-beftuur behooren, om in alle voorkomende gelegenheden , naar de byzondere vermogens , humeurs-gefteldheden en onderfcheidene vatbaarheden der kinderen,juist en gepast het onderwys in te richten, 't welk eene der voornaamfte zaaken van een goed fchoolbeftuur is, en daar men in 't algemeen de minfte aandagt op heeft. Schoon de ondervinding de beste Leermeefteresfe is, zoude  DER SCHOOLEN. 463 de men tot handleiding kunnen gebruiken do reeds bekroonde verhandelingen over de opvoeding der kinderen, door de Heeren Formey, Hulshof, Chatelain, van der Palm enz. Zie Haarl. Maatfchappy 9 deel 1 & 2 ftuk; Alg. Vaderl. Letter-oeff. 1. deel n. 13. Mengelwerk Bladz. 557 — 564 , en het Werk van den Heer Fenelon, door den Heer j. yan Iperen uit het Fransch vertaald. Zoodanige Mannen, begaafd zynde met byzondere kundigheden , als Stuurmanskonst, Wiskunde, Algebra enz. zouden zulks den jongelingen in gefchikte uuren ook kunnen mededeelen. Zoodanige Mannen nu aangefteld zynde, dan moeiten deze jongelingen den ouderdom van 15 of 16 jaaren bekomen hebbende , zich ten minften onder zoodanig een Man 4 jaaren doen onderwyzen, om daarna op deze gronden, zich nog voor 1 of 2 jaaren in beroemde Schooien , als Ondermeefter te begeeven, om het Schoolbeftuur dus in de practyk te oeftenen. Waarna deze jongelingen, met alle recht zouden kunnen dingen naar het zoo wigtige Ampt van Schoolmeefter in deze of geene Steden of Dorpen, of zich met alle  464 VERBETERING DER SCHOOLEN. Ie of gewenschte verwachting hier of elders nederzetten. Edoch zoodanig een Opper-fchool-meefter benevens zyne leerlingen, zouden zich ook onder het Stadsfchoolbeftuur daar ter plaatfe ondergefchikt moeten gedragen. Dit keure ik een der beste wyzen, niet alleen om kundige en bekwaame Schoolmeeiters aan te kweeken, maar dit zal ook den weg baanen om een eenpaarige en algemeene fpelling te bekomen, entevens ervaarener, bekwaamer en befchaafder kinderen voort te brengen, daar ons Vaderland zeer veel belang in heeft. AAN-  AANHANGSEL, behelzende eenige uittreksels uit db beoordeeling der verhandelingen OVER v E PR.YSVRAAG» NOPENS DE VERBETERING der SCHOOLEN, B Y HET ZEEUfVSCH GENOOTSCHAP ingekombn. DOOR G. J. N A H U Y S. ]De Weledele Beltuurders dezer Maatfehappye my in de commisfie , ter beöordeeling van de ingekomen Verhandelingen over de voornoemde Prysvraag, mede benoemd en gefteld hebbende, heb ik ter beandwoording aan die eer, en tot eenige voldoening aan den gewigtigen post my opgedragen, met alle mogelyke oplettendheid de Verhandelingen nagegaan, en myne aanmerkingen over dezelve, zoo in viu deel. Gg haar  466 AANHANGSEL. haar geheel, als in opzigt tot verfcheiden daar in voorkomende byzonderheden, uitvoerig op 't papier ontworpen , en den Genootfchappe toegezonden : En terwyl ik bezig was, om over dit onderwerp te denken, cn 't beloop der Verhandelingen m myn geheugen had, tellens een ontwerp daar by gevoegd, in 't welke ik myne gedagten , — zoo over de bronnen van t gebrek , dat in onze NederJandJcne Scholen plaats heeft, — als over de middelen ter verbetering; - deels teil aanzien van 't opzigt over de Scholen, deels ten aanzien der Meeflers, — deels ten aanzien van den ftaat en inrigting van t gewoone School-onderwys, gefchetst heb. Ik heb het genoegen gehad, dat deze myne aanteekcmngen met welgevallen zyn ontvangen , en ben deswegens van wegen de Maatfehappye met een nieuw verzoek vereerd, om een uittrckfel van eeniee der voornaamfte byzonderheden uit dezelve, inzonderheid betreffende de Arm-fenolen , in de vorm van een aanhangfel te brengen, ten einde, agter de Prysverhan■dehngen in dit zelve deel, mede gedrukt te worden. Aan dit verzoek heb ik my ook met mogen of willen onttrekken; «an , van t zelve oordeel zynde met het Cülll-  AANHANGSEL. 467 committe', dat de uitvoerigheid der in dit Deel vervatte Verhandelingen, en de grootte tot welke het is uitgedyd, de bekorting van 't aanhangfel hoogst begeerlyk maakte ; heb ik goedgevonden, my alleenlyk tot twee of drie aanteekeningen, die my toefcheenenvan'tmeefte belang te zyn,te bepalen, en al het overige agter wege latende , dezelve alleen uit myn uitvoeriger opftel teligten en hier te plaatfen. Dit kan te beter zonder eenig verlies (findien men 't anderszins zoo zou willen agten) gefchieden , om dat het wezenlykfte van al het overige myner beöordeelende aanmerkingen, en daar by gevoegde fchets, zakelyk overeenkomt', met het geen deels opzetlyk, deels ingewikkeld in de by uitftck fchoone Verhandeling, (welker Autheur by de opening van 't billet gebleken is , myn hoog gefchatte cn agtingswaardige vriend en Medebroeder , de Heer Prof. Krom, te zynj) gevonden wordt. Men dient daar toe te weten , dat dc laatstgenoemde Verhandeling my , eenige weeken later dan de overige, ter beöordeeling is toegezonden, en wel, even na dat ik myne fchriftlyke beüordeelingen, en daar nevensgaande fchets van myn ontwerp , aan den Heer Secretaris van 't GeGg 2 noot-  468 AANHANGSEL. nootfchap , reeds verzonden had. Ik zal hier toe, volgends bekomen vryheid, den Lezer het begin mededeelen van mynen brief, ter beöordeeling van de laatst ingekomen Verhandeling , aan den Heer Secretaris gefchreven, uit Amiterdam, den 12 Juny 1780. „ Het kan , myns oordeels, geen be„ denking lyden, of deze Verhandeling, „ ingenuas didkisfe &c., my van Middel„ burg, door den Heer Prof. Te Water, „ met eene bygevoegde Misfive van den „ , de Arm-fcholen, deze boven andere „ burgerkinderen, ja zelfs boven die van „ aanzienlyke lieden , verheven of wel „ aan dezelve te veel gelyk gefield zullen 5, worden, en de Maatfehappye daar door „ gebrek zou kunnen lyden aan een clas„ fe van leden, die haar zoo noodzakelyk „ is, als de heff op een wyn-vat. Doch „ ik durve gerustelyk zeggen, dat de erSJ varing dit tcgenfpreekt; als men onder- 5» vin-  AANHANGSEL. 473 „ vindelyk dit werk wat van naby kent, „ wordt men ras overtuigd, dat, wanneer „ men alles doet wat mogeiyk is, om de „ arme kinderen te befchaven, er altoos „ onder den ganfchen hoop, een genoeg„ zaam getal overfchiet, aan welke alles „ vrugteloos gefchiedt, 't zy wegens on„ vermogen , domheid , lusteloosheid , „ traagheid , geringe natuurvermogens; „ 't zy wegens onwilligheid , ftugheid , „ flegten inborst enz. En dit getal der „ kwalyk Dagenden zal genoegzaam zyn, „ om eene toereikende heffe des volks „ over te houden, en in een veel gefchik„ ter evenredigheid ftaan tot het gecivi„ lifeerde deel der Natie, dan anders „ plaats heeft of hebben zou, wanneer „ men de befchaving der armen verwaar„ loosde, ofllegts tot een zeer geringen „ trap cultiveerde, 't Is waar, 't kan ge„ beuren, en 't gebeurt in der daad, dat „ de Arm-fcholen uitmunten boven die „ der andere Burgers: Maar wat dan te „ doen? Moet men, in zulk een geval, „ de Arm-fcholen vernederen, op dat het „ gebrek der andere Burger - fcholen niet „ zou ontdekt, niet in 't ooglopend zou „ bemerkt worden ? Maar dit ware den „ verkeerden weg tot befchaving ingefla,a gen. Neen : Laten de Arm-fcholen en p Gg 5 der  474 AANHANGSEL. „ derzelver Opzienders alles doen, wat „ m hun vermogen is, 0m die te volma„ ken cn te doen uitmunten ; en even „ oitza de ambitie der overige Scholen „ opwekken ; even dit zal de gemeinte „ doen zien, wat 'er in de Scholen, zelfs n van onbefchaafde armkinderen, die geen „ opleiding van hunne ouders hebben, kan „ verkregen en verrigt worden; Dit zal „ hun u,t vergelyking van de mindere „ vorderingen hunner kinderen, doen roe! „ pen om verbetering, doen uitzien naar » de bekwaamfte Meefters en die Mee» fters aanfpooren alles aantekenden, om „ voor de Arm-fcholen niet onder te doen m Ja maar (zegt men) de Schoolöe„ fening zal de armkinderen uit hunnen » van werken trekken! Doch deze „ bedenking kan nauwlyks van iemand » ppperd worden, die eenig denkbeeld „ heeft van die Scholen, of immereeni„ ge van derzelver inrigtingen overwogen » of gezien heeft. Juist het tegengeftelde "i::7heid;Ze W°rden tocioor tot „ hun kring van werken opgeleid en be, » ter in ftaat gefteld. » De Armkinderen worden in de daar » toe aangelegde Scholen, en onder de „ di-  AANHANGSEL. 475 , directie van derzelver Opzienders, tot al" lerlei ambagten, en de zeevaart, opgeleid ', enopzedvk aangevoerd. Het onderwys, „ dat hun in die Scholen gegeven wordt, is '„ voornamelyk ingerigt, om hen tot hun„ ne ambagten te bekwamer , en in de „ oefening derzelver te nuttiger te ma„ ken ; terwvl de Meisjes tot het fpin" nen , naajën enz. aangefpoord en ge, bruikt worden. Waarom dan toch zou" den de armkinderen uit hun kring van " werken getrokken worden , door hen " promt te leeren lezen , fraei te laten •, fchryven, bevallig te leeren zingen, " grondig te doen cyferen, hen in de beginfelen der ftuurmanskonst en zuivere " nederduitfche taal te doen onderwyzen, " in de kennis der Godlyke Waarheden in te leiden, aan de eerbiedige waarne', ming van den Openbaaren Godsdienst en '', behoorlyke fubordinatie en discipline te " leveren; en voords dat elk verphgt zal zyn zyne kinderen op het School van die wyk te doen, wam in hy woont, althands nier vermogen, dat School voorby te gaan, en een ander te kiezen, zonder voorkennis en toellemming der Curatoren , en met een geheele of gedeelteiyke voldoening vau t Schoolgeld aan den Meeller in zvne- wvk.  AANHANGSEL. 485 „ men Tractementen, pryzen, en verde„ re onkosten betale. Dit fonds was op „ de volgende wyze te vinden. „ Vooraf merkje ik aan, dat het een we„ zenlyk gebrek is, dat lieden, die de Maat„ fchappye het meelte voordeel aanbren„ gen , meest bezwaard worden in allerlei „ belastingen: Laat ik dit met een voor„ beeld van een anderen aart ophelde„ ren , en dan op deze zaak toepasfen. „ Nae mate een huisgezin in kinderen „ toeneemt en talrykcr wordt, wordt het „ voor de Maatfehappye van des te meer „ belang en nut; er ligt de Maatfchap„ pyc aan de goede opvoeding zulker kin„ deren des te meer gelegen ; nae mate „ hier van, moeiten dan ook zulke oU„ ders verligting krygen in de gemeene „ lasten. Zulken, die ten dezen opzigte „ minder voordcel aan de Maatfehappye „ aanbrengen , en met geene opvoeding „ van kinderen bezwaard zyn, behoorden „ daar en tegen die lasten te helpen dra„ gen : Hier in is eene billykheid, om „ dat elk lid der Maatfehappye deelt in 't „ voordeel van 't algemeene nut. Maar „ het tegendeel heeft plaats. Wordt het „ huisgezin talryk , met vele kinderen ge„ zegend ; worden de ouders genoodHh 3 „ zaakt,  4$6 AANHANGSEL. „ zaakt, by voorbeeld meerder dienstbo„ den,niet uit weelde, maar uit voiflrek„ te noodzakelykheid te nemen, of wordt „ eene regtgeaarte Moeder door zwakheid „ of onvermogen belet haar kind te zoo„ gen; ftraks moet zy vervallen in het „ groot bezwaar (zelfs wegens eene hoog„ benodigde Minne) van 't verhoogde „ Dienstboden-geld. Zou het in tegen„ deel niet billyker zyn, dat aan de huis„ gezinnen, met kinderen bezwaard, ver„ gund wierde, nae mate van het toene„ mend getal der kinderen,ook in eenze„ kere evenredigheid de dienstboden te „ vermeerderen : en eene Zoogvrouw© „ aantenemen, zonder te vervallen in een „ hooger belasting of contributie tot 's „ Lands middelen; en dat daarentegen de „ belasting op de dienstboden , en de „ progresfie dier belasting, nae mate van „ derzelver getal, in Huisgezinnen zon„ der kinderen , twee of meermaal ver„ hoogd wierde ? Op gelyke wyze ware ,, het niet onbillyk, dat, vooral de wel* 3, gefielde Leden der fturgerlyke Maatfchappyemet geen kinderen'bezwaard, ,, iets hielpen contribuëeren tot de opvoe„ ding der kinderen, en bevordering van „ den bloei der Maatfehappye waar van „ zy leden zyn. „ Hier  AANHANGSEL. 487 „ Hier toe nu ware niets meer nodig, „ dan dat er eene zeer matige belasting „ wierde ingevoerd, nae de onderfchei„ den Uaslen der Ingezetenen, onder de „ benaming van Schoolgeld; waar toe al„ len (de laagfte Clasfis alleen uitgezon„ derd ) contribuëeren moeften, volgends „ een daar toe te ftellen Taks; en wel de „ huisgezinnen die geen kinderen heb„ ben , het meest; die al kinderen heb„ ben, nae mate van derzelver getal, min„ der ; die er meer dan 5 hebben moe„ ften vry zyn en niets tot de jaarlykfche „ Schoolbelasting behoeven toetebren5, gen. Dit fonds moest Haan ter directie „ der Curatoren, en van wegen dezelve „ jaarlyks ingezameld worden: terwyl tef„ fens jaarlyks daar van Rekening zou „ kunnen gedaan worden, 't zy publyk, , 't zy ten overftaan eener daar toe te be" noemen commisfie. De Takfen der „ Contributie in iedere plaats dienden zoodanig bepaald te worden, dat daar „ uit een goed tractement, boven 't voor„ heen bepaalde Schoolgeld , kon ver„ ftrekt worden , ten minften in groote „ Steden van 1000 gl. voor ieder Meefter. „ Deze 1000 gl. moest egter niet egaal „ aan allen gegeven worden, maar op die wyze dat er een opklimming in tracteHh 4 » men"  488 AANHANGSEL. „ menten kon plaats hebben, tot aanwak„ kering voor die geenen, die zig wel „ evertueerden. Men ftelle by voorbeeld „ een plaats waar 4 Scholen , ieder van „ 100 kinderen, kunnen volgemaakt wor„ den , en dus 4 Meefters nodig zyn: „ Voor dezen zou dan ƒ 4000 gl. aan „ inkomen nodig zyn, welke in diervoege „ konden verdeeld worden, aan den jong„ ften ƒ600 - , aan den tweeden ƒ 800 - „ aan den derden ƒ1200 - - aan den oud„ ften ƒ 1400 - - zoodanig dat de s, opklimming afhinge van derzelver „ conduite , en het oordeel en goedvin„ den der Curatoren, die egter, aan den „ anderen kant , altoos de opklimming „ dienden nae orde te laten voordgaan, „ wanneer die geen, welke aan den tour „ lag, 't zig niet onwaardig gemaakt had. „Langs dezen of dergelyken weg, kon„ de den Meefters of Nederduitfchen Pra„ ceptoren, een deftig inkomen bezorgd ,, worden: Langs dezen weg, zouden wel „ draa lieden van goeden huize , mannen „ van kundigheid en geest-vermogen , zig „ vinden opgewekt, om naar dien post te ,, ftaan, en zig met ernst toeteleggen op „ al het geen tot de opvoeding der jeugd 3i en befchaving der Natie dienen kan. » In-  AANHANGSEL. 489 „ Indien egter dit Project, by wege van „ belasting, onder den naam van School„ geld, onuitvoerlyk mogt gerekend wor„ den, kon het inkomen van ƒ 3000 - „ voor eiken Schoolhouder,in voorname ,, Steden dus gevonden worden, dat ieder „ Leerling ƒ 7-10 - , Schoolgeld betaal„ de in 't J jaars,in welk geval ioo Scho,, lieren de lom van ƒ 3000- - zouden uit„ maken. — In kleiner Steden, waar men „ met minder inkomen beftaan kan, zou „ een fora van by of omtrent ƒ 2000 - „ volftaan kunnen, en dus het Schoolgeld „ daar op ƒ 5 - - m 'tjjaars bepaald bly„ ven, en de verdeeling dus kunnen wor„ den ingerigt, dat, waar de kinderen „ niet boven 150 in getal gewoonlyk be„ liepen, llegts één School aangefteld wier„ de, waar zy beneden de 300 in getal wa„ ren, llegts twee Scholen: dan konden „ in die zelve Scholen de kinderen der „ Diakonie (welke mede onder de ge,, noemde getallen gerekend worden ) „ voor niet daar onder lopen, behouden„ de de Meefter dan nog van die 150 „ zoo veel Schoolgeld betalende kinderen „ over, als er nodig zyn, om't geftelde „ inkomen van ƒ 2000 - - te vinden — „ Op de Dorpen, waar de Meefters door„ gaans vrye woningen hebben, konden ^e, H h 5 „ nae  400 AANHANGSEL.' „ nae evenredigheid der plaatfen , met „ zoo veel minder inkomen beftaan, (ge„ lyk het ook zoo is met de Predikanten), „ en dus het Schoolgeld wat minder ge,, field worden dan in de Steden. Ook „ zou, in Dorpen en kleine Steden , onder „ welke afgelegen Buurten behooren, de „ Stad-of Dorp-meefter, door eenen en „ anderen zyner bekwaamfte Leerlingen, „ lesfen kunnen laten geven of School „ doen houden, zoodanig, dat hetSchool„ geld voor den Meefter ware, die daar „ tegen, aan die Ondermeefters, een ge„ deeltelyke uitkeering daar van zou heb„ ben te doen, en ook zelfs intusfchen, „ van tyd tot tyd, in perfoon zou dienen „ optenemen en te examineeren. Ble„ ven er, met dat al, fommige Dorpen „ over, dieflegtseen fober inkomen voor „ een man van geoefende kundigheden „ zouden kunnen opleveren; het is ten „ opzigte der Predikanten eveneens ge,, fteld: de hoop op beroepingen naar be„ ter plaatfen zoude lust en yver gaande „ moeten houden, om zich meer en meer „ bekwaam te maken : Dit althands is wel „ zeker , dat de bekwaamften op zulke „ plaatsjes juist niet zouden fmooren. Ten „ derden ; om intusfchen van al 't voor„ «noemde de gewenschte vrugt te pluk- ., ken,  AANHANGSEL. 491 „ ken, moet er noodzakelyk nog iets by „ komen, 't geen het wezenlykde en de „ ziel van alles is, namelyk, er moet ge„ zorgd worden voor eene bekwaame ge„ legenheid, om regt gefchikte Meelters „ of Nederlandfche Pra3ceptoren, aante„ kweeken en te formeeren. De midde„ len daar toe voorgellagen , verdienen, ,, voor zoo verre zy uitvoerlyk zyn, groo„ telyks opmerking. Het ware misfchien „ goed dat in elke Provincie van ons Ge„ meenebest , op een , twee , of drie „ plaatfen in dezelve, een foort van Hoo„ ge School wierd aangelegd, daartoe ee„ niglyk ingerigt, om jonge lieden die „ lust vonden om zich tot dat werk te „ fchikken, daartoe opteleiden, en alle „ die kundigheden (onder een goede dis„ cipline ) toe te dienen , welke er nodig „ ware, om de vereischten te verkrygen, „ welke door de opftellers der onderfcheï„ den Verhandelingen, billyk in bekwame „ Meefters, gevorderd-worden. Of an„ derszins moest men de Scholen der „ hoogde clasfis in elk der voornaamfte „ Steden , (volgends het plan van den „ Schryver onder de zinfpreuk Ingenuas „ clidhisfe &c., Konst Scholen geheten , en „ nae dat fraaje ontwerp ingerigt) daar „ toe onder anderen bededen. In welken ge.  492 AANHANGSEL. „ gevalle hoogstnodig zyn zoude , dat „ de Hooge Overheid eene wet ftelde, „ dat voordaan niemand tot Schoolraee„ fter mogt toegelaten worden , dan die „ op zoodanig een Opper-School den be„ hoorlyken tyd hadde doorgebragt, en „ met een aanpryzend getuig-fchrift der „ Scholarchen voorzien ware. Althands „ hier van houde ik my volkomen verze„ kerd, dat de zaak het waard is, ern„ ftig op dit ftuk te denken, en dat, on„ der den Godlyken zegen, de uitkomst „ rykelyk die moeite en koste zou beloo„ nen,en het nagellagtons deswegens ze„ genen zou. Ten Hotte moet ik te dezer plaats nog by voegen, 't geen ik elders in myne aanteekeningenover dit onderwerp gelchreven heb. „ Voords fchynt my, onder de artike„ len van veel belang, waar van middelyk „ de uitvoering en onderhouding van al „ het overige mede veel zal afhangen, „ dit te moeten vastftaanin 't plan van re„ forme , dat er, op elke plaats, een „ vast bepaald getal van Scholen zy, nae „ evenredigheid der Inwoners, door de „ aanteftellen Scholarchen of Curato„ ren, nae eene voorafgaande nauwkeuri- >5 ge  AANHANGSEL. 493 „ ge opneming, te bepalen: en geen an„ dere boven die getal toe t,e laten, maar, „ by voorvallende vacaturen , den be„ kwaamften Meefter, dien men krygen „ kan, te beroepen, op gelyke wyze als „ zulks omtrent de Latynfche Scholen „ plaats heeft. Ook moeten volftrekt aï„ le Byfcholen , zonder oogluiking, ge,, weerd worden. I I I. De derde byzonderheid , welk ik uit myne aanteekeningen , hier zal plaatfen, raakt de Franfche Scholen; waar over ik myne gedagte op volgende wyze uitdrukte. „ Wat voords de Franfche Scholen be„ treft; deze wilde ik in de verbeterde „ Scholen infmelten; en dit dunkt my no„ dig, om elkander niet te verdringen, al„ les wat op de Franfche Scholen geleerd „ wordt, wilde ik in de verbeterde Scho„ len invoeren, waar door de zoogenaam„ de Franfche Scholen van zelfs zouden „ uitvallen , of onnodig worden. De „ Franfche Taal, gelyk ook de Hoogd. en „ Eng. moeften op het Kunstfchool in de „ perfectie geleerd worden, al zou men „ daar toe op het zelve, onder den Mec- «fter,  494 AANHANGSEL, ,, fier , een afzonderlyken onderwyzer op „ dit School aanftellen. Ook moest de be- doeling niet zyn, om alle Leerlingen „ van die Clasfis te verpJigten, om alles te leeren, wat op dit kunstfchool on„ derwezen wordt, maar nae verkiezing; by „ voorbeeld in de talen, 't zy 't Fransch, 't zy 't Hoogduitsch,'t zy het Engelsch ,'t „ zy twee ,'t zy alle drie deze talen by ag„ tervolging, nae dat elk verkoos, en 't „ hem te pas kwame. Men zou kunnen „ inbrengen , maar waar zullen dan de ,, Franfchen , in onze republiek , hunne „ kinderen brengen, eer ze tot het kunst„ fchool bekwaam zyn ? Wat hebben a, die met het Nederduitsch en Neder„ duitfche Scholen te doen? Doch dit is waarlyk fchande genoeg: 't is niet tot „ de befchaafdheid bchoorende, de taal 5, niet te leeren van een Natie in wier „ midden men woont, en zyn welvaart ge„ niet, ja waar onder men als een inboor3, ling behoort: 't zal niet weinig tot be,, fchaving dienen, als men langs dien weg ,3 ook in dit deel reforme bekomt; ook hebben kinderen van Franfche ouders 3, overvloedige gelegenheid , in derzelver „ huisgezinnen en verkeering, die taal van 3, kinds af te leeren fpreken, en kunnen „ dan,  AANHANGSEL. 495 „ dan, de lagere School - clasfen doorlo?, pen hebbende, hun taal op 't Kunstl, fchool regelmatig perfectioneeren. „ Alleen fchynt my toe , dat men de „ Kost-fcholen voor jonge Juffrouwen „ dient te behouden, waar toe het plan „ van verbetering, door den Autheur der „ verhandeling, Ingenuas &c. voorgefteld, „ my uitneemend behaagt. De diftingu„ eerende naam egter van Franfche Kost„ fchool wilde ik doen verdwynen : al „ fprak men er niet dan Fransch, al las „ men er meest Franfche Autheuren ,wil„ de ik er toch ook de Nederduitfche taal „ en zeden mede grondig geleerd hebben, ,, en dus dezelve onder 't denkbeeld van „ Nederlandfche Scholen medebevatten. „ Ook is 't zeer goed dat over dezelve „ Curatrices gefield wierden. „ Laat ik , by deze gelegenheid , tot „ ftaving van 't geen de Schryver der Ver- handeling onder de zinfpreuk, wordt Ba„ toos kroost &c. heeft, blz- 239 en volg. nog dit hier by voegen: dat iemand, die „ een vreemde taal regelmatig geleerd „ heeft, en in den grond verflaat, veel „ bekwamer is, om in dezelve zyne Land„ en taai-genoten regelmatig te onderwy- zen,  4q6 aanhangsel. „ zen, en hen, tot de gronden dier vreem„ de taal in te leiden, dan zy, die dezel„ ve , als eene Moederfpraak, met min„ der opmerkzaamheid, van der jeugd af, 3, aangeleerd hebben; zulke mogen, over „ t algemeen genomen , dezelve door3, gsands beter fpreken, maar ze zullen of ,, kunnen die niet beter, ja op verre na „ zoo goed niet, aan anderen leeren, dan ,, de eerstgenoemden; vooral niet, zo zy de Moedertaal der zulken, welke zy „ moeten onderwyzen, niet grondig ver- Haan,en dus buiten ftaat zyn, van hun„ ne Leerlingen de vergelyking der beide talen (welke een allerwezenlykst verj, eischte is, tot gegronde taalkennis, en ,, een gemaklyken weg baant tot de aan,, leering eener uitheemfche fprake) on,, der 't oog te brengen en regt te doen „ verftaan. By voorbeeld, een Franfche „ Monfieur of Mademoifel, die, zonder 5, een Nederduitsch boek te kunnen lezen 33 of verftaan, ja zonder een woord goed ,, Nederduitsch te kunnen fpreken, zig tot ,, het onderwys van Nederlanders in de Franfche taal aanbiedt, maakt waarlyk „ een liegt figuur; en het is inderdaad on3, begrypelyk, dat egter veel al de zooda„ nige verkoren worden boven anderen, „ die de beide talen verftaan, en daar in „ on-  AANHANGSEL; 497 M onderwyzen kunnen, daar het nogthans niet ontbreekt aan zulken, die ,, het Nederduitsch tot hunne Moeder„ taal hebbende, de Franfche taal gron,, dig verftaan , volmaakt fpreken , en ,, daar door de meefte bekwaamheid hebben om daar in onze Land-genoten te „ onderwyzen; die daarom ook het meest „ behoorden gezogt, aangemoedigd, en „ by Voorkeur gebruikt te worden; te meer, daar de Nederlanders, in de buig- i,, zaamheid hunnerfpraak- deelen veelbo,, ven anderen vooruit hebben. Weinige, ,, en misfchien geene Natiën, hebben dat ,, vermogen, om allerlei uitheemfche ta3, len en dialecten zoo eigenaartig en vol- maakt te leeren uicfpreken, als door3, gaands de Nederlander. Hoe velen zyn ,, er onder ons, die, by voorbeeld, het „ Fransch, Hoogduitsch, Engelsen, Ita„ liaansch enz. zoo volmaakt fpreken i „ als of het hun eige Moedertaal ware ? „ Hoe Zeldzaam is 't daarentegen , ee,, nen Italiaan, Duitfcher, Engélsch-of Fransch-man aantetreffen , die volmaakt ,3 goed onze Nederlandfche; of ook el,', kanders talen leert uitfpreken, Zonder te bemerken, dat het zyne Moeder,, taal niet is ? Het was te wenfehen 3 dat riilk, DSÉL. li *>  49§ AANHANGSEL. ,, het Patriotismus, ook ten opzigte der j, taal, een weinig meer by onze Natie „ in agt genomen wierde! Dat men omtrent vreemdelingen , die doortrekken, of 5, uitheemfche Gezanten, alle gedienfti"„ heid gebruike, en op de voorkomendife 3, wyze met hun in hunne Moedertaal 3, fpreke, behoort tot die loflyke vriende5, Jykheid, en befcheidenheid, die den ,, vlytigen en leergierigen Nederlander 3, tot eere ftrekt: Maar, dat men zulk een ,3 onbepaalde toegevendheid gebruikt om„ trent zoodanigen, die in onzeRepublyk „ gezeten, _ die 'er genaturalizeerd zyn ; ,, ichynt niet te kunnen vrygefproken 3, worden van lafheid. Althands 't is my voorgekomen, dat iemand, die, io, 20 en meer jaren, een Ingezeten van ons Land geweest iS) en dan nog zig „ verlchoonen moet, de taal van 't Land »j met te kunnen fpreken; die zoo weinig „ agting betoont voor Nederlandfche ,, Schryvers, dat hy 't zig der moeite niet heeft waardig geagt, in al dien „ tyd, zoo veel Nederduitsch te leeren, dat hy een goed boek, in onze taal gefchreven, kan verftaan of lezen; 'tis » my? zegge ik, altyd voorgekomen, dat „ zulk een waarlyk een zeer liegt comple- ,, ment  aanhangsel; 499 „ ment maakt aan de Natie, in welke hy „ is ingelyfd. Onze taal, wordt ze llegts „ behoorlyk geleerd, en geoefend, heeft ,, die bevalligheid, deftigheid, en nadruk, „ dat men zich dezelve noch aan het Hof, „ noch in de Paleizen der aanzienlykcn „ onzer Natie, behoeft te fchamen, noch „ eenige reden heeft, om het geineen„ zaam gebruik der Franfche of eeniger andere tale, boven dezelve te verkie„ zen; ten zy men tot een regel van wel„ levendheid wilde aannemen, dat men „ al het Nationale, als te gemeen, moe„ te kleinagten en het vreemde den voor„ rang geven: een regel die andere Na„ tien met veel genoegen den Nederlan„ deren alleen wel zullen willen overla„ ten; althands men zal nog wel wat wag„ ten, eer men, aan de Duitfche, Fran„ fche, Engelfche hoven, en in derzelver „ aanzienlyke huizen, die beleefdheid o£ „ wellevendheid aan de Nederlanders zal „ zien bewyzen, dat men, ten hunnen „ gevalle, in 'tfpreken en prediken, hun„ ner tale zoodanige hulde doe, of eenen „ welbefpraakten Nederduitfchen Rede„ naar boven eenen van gelyke bekwaam„ heid, van hunnen Land - aart en fprake „ de voorkeur geve. I i 2, j? Kor*  500 AANHANGSEL. „ Kortelyk: De talen der befchaafde „ Natiën, allermeest de bevallige Fian„ fche taal, te leeren, de voornaamfte „ Schryvers in die talen te kunnen ver,» ftaan, en veel te lezen, heeft groot„ lyks zyne nuttigheid, en is een wezen„ lyk en noodzakelyk vcreischte eener „ befchaafde opvoeding: Alleenlvk het „ moet de agting voor het Nationale, in „ opzigt ook tot de taal, niet verdrinj» gen; het behoort zoodanig te worden „ mgciigt, dat men het een en andere in „ die ondergefchiktheid t'zamen voege, „ welke het waardig Character onzer Na„ tie, en Nationale fpreek- en denk-wy„ ze, niet doe verbasteren maar in eere „ houden. Met één woord, men moet ge„ wis onder ons Franfche Scholen heb. „ ben, maar het moeten Nationale, dat „ is Nederlandfche Franfche Scholen zyn , „ en niet zulke, die, in plaats van onze ,, Natie, overeenkomftig hare oorfpron^?, lyke conftitutie, te befchaven, in te„ gendecl eenegansch vreemde en on-va„ derlandfche wending aan onze jeugd „ geven, waardoor wy, helaas.' van trap » tot trap ons eigenaartig en oud Vader,s lands Character zien verdwynen. j> Voords  AANHANGSEL. jol ,, Voords heb ik myre bcöordeelingen „ geëindigd met eenen voorilag , dien „ ik ook hier ter plaatfc ten Hotte by 't „ gezegde voegen zal. „ Ik kan niet nalaten hier by te voegen „ een hartgrondigen wensch, dat het edel ,, oogmerk der Maatfehappye tot dade„ lykheid komen en ter uitvoer gebragt worden moge! vele voortreflyke plan„ nen, in Prys-verhandelingen ter verbe„ tering van zaken opgegeven, worden „ gelezen, met genoegen gelezen, goedje gekeurd , gewenscht! . . . Maar daar „ blyft het by; het gefchrevene blyft lig- gen, en 't wordt weer vergeten. Och „ of men het onderwerp dezer Prys-ver- handelingen kon bezielen met een kragt „ van uitvoering! Zou daar toe niet eenig „ middel voor handen zyn? My dunkt, „ ja; zoo onze lofwaardige zoogenaamde „ (Economifche Tak kon bewogen wor„ den om dit onderwerp, 't welk haar zoo „ zeer van naby raakt, zig aan te trekken, „ en tot de uitvoering mede te werken : „ Tot welk einde het gefchikfte middel „ misfehien zou zyn , dat de Weled. „ Maatfehappye het beste uit alle deze „ Verhandelingen, door eene Commisfie I i 3 „ hier  502 Aanhangsel. „ hier toe te benoemen, liet uittrekken, j, t' zamenbrengen, en tot een volledig, be,, knopt en welberedeneerd plan opftel„ len; dat deze het zelve aan den (Eco„ nomifchen Tak aanbood, om het te „ overwegen, verder (zoo 'tnodig ware) 9, gemeenlchaplyk te volmaken, en mid„ delen te beramen, om het op de beste 9» wyze in practyk te brengen. EINDE, OPPO.  Bladz. 503 OPPOSITIE VAN SATURNUS, WAARGENOOM EN DEN I. M E Y I778. TE PARYS, EN VERGELEEKEN MET DE TAFELS, DOOR DEN HEER M É C H A I N, STERREKUND1CEN TEN DIENSTE DER FRANtCUE MARINE , LID VAN V ZBBUfVSCHS GENOOTSCHAP DER IVETENSCHAPPEN , EN VAN DE HOLLANDSCUE MAATSCHAPPTE TE HAARLEM. Xk heb vyf volkomene waarnemingen op Saturnus in den Meridiaan gedaan, te weeten den 17 en 28 April, den 1, 4 en 8 Mey. Telkens heb ik deeze dwaalfter met verfcheiden Herren vergeleeken, en haare Middags - hoogte genoomen met een Quadrant van drie voeten ftraals, waarvan ik de miswyzing zeer naauwkeurig heb verbeterd, door t waalf Middags-hoogli 4 tens  504 OPPOSITIE VAN tens van fterren ten Noorden en ten ZaU den waargenoomen. Zie hier ieder waarneeming op zig zelfs, en haare uitkomst. 17. Jpril. 13». o''. 51" middeltyd, ging Saiurnm door den Meridiaan. iu. 31'. 52", van te vooren was de fter van de koorn - air- door den Meridiaan gegaan. In aanmerking nemende de Aberratieen Nuiatie, was de fchynbaare Regte opklimming der lier doe ter tyd, volgens de fterren-lyst van den Heere de1 la, Caille, 198". 23. 14', 6; dus die van Saturnus 221°. 24'. 59". Volgens de fterren-lyst van den Heere le monnier zoude men moeten hebben 22 r. 24'. 54".* De fter et van de fphaal ging door den Meridiaan 6'. 59" middeltyd voor de Plar neet, de fchynbaare Regte opklimming der fter was doe ter tyd, volgens de fterren-lyst van den Heere de la caille, 219'. 39'. 49", 3.; dus die van Saturm 24/. 51", 5. Volgens de lyst van  SATURNUS. 505 den Heere monnikr moest men hebben 2210. 25'. 4", rv, en volgens eene middelrekening 22i°. 24'. 57", 7. De Middags - hoogte, gezuiverd van de ftraalbreeking, cn miswyzingvan netwerk-F tuig, was 27°. 51'. 18' , 3. De hoogte van den Evenaar is (te Parys aan 't Kon. Obferv.) 41°. 8'. 53", o. derhal ven had Saturnus 130. I7''34"»7« zuidelyke Declinatie. Onderftellende de fchuinsheid der Ecliptica van 230. 28'. 10", belloot ik de fchynbaare Lengte \m Saturnus 223 . 3'. 49", en dus 11'. 12". kleiner dan men volgens de Tafels van den Heere de la lande (uitgave 1770.) moest hebben, en de fchynbaare Breedte 20. 30". 25",; en dus 21". kleiner dan die zelfde Tafels geeven. 28. April. Ten 12'. 14'. 26". middeltyd ging Sa-, furnus door den Meridiaan. 41'. 16", 6 middeltyd te vooren was de fter % van 4e Maagd door den Meridiaan gegaan. Ii 5 Volgens  506" OPPOSITIE VAN Volgens den Heere de la caillf was de fchynbaare Regte opklimming dier fter 210°. 30-; «5., dus die van Saturnus ïzo>. 37'. af,3. Men heeft / zelve uitkomst wanneer men de Catalogus van den Heere monnier gebruikt. 35'- 14"» 6* voor den doorgang van Saturnusnvm ik de fter a van de Maagd in den Meridiaan waar; volgens den Heere SLn* m-ILLE Was haare fchynbaare Regte opklimming am 47'. r/Vo. dus die van 220°. 37'. 3a", 8. Volgens 37\il% 8 NIER Z°Ude ^ hGbben «jf*-?^ 39} middeltYd voor Saturnus nam ik den doorgang van de fter * in de Raav waar; haar Regte klimming was, vol- f™ Ó™ ^ d* LA c a ille , doe J:t' 3^- 3J ,4, dus die van Saturnus «iZ ' ?1 c1 ° '4', Door eene middelrekenmg heeft men dus de fchynbaare Regte opklimming van Saturnus 220; 37'. 20", 3. vnSf Middaghoogte van Saturnus, gezuiverd van de ftraalbreeking, was, volgens de waarneeming, 28°. 6. 1", derhalven zyne zuidelyke Declinatie 13 . 2'. 52"., wcs-  SATURNUS. 507 weshalven ik befloot, dat zyne Lengte was 222". 15'. 9" en dus 11'22' kleiner dan de Tafelen van den Heere de la land e zouden geeven , cn zyne Breedte 2°. 36'. 31"» en dus 29" kleiner dan volgens die zelfde Tafelen. 1. Mey. Ten i2u. 1'. 48". middeltyd ging Saturnus door den Meridiaan. Ik had den doorgang van de fter en door eene middelrekening 2200. 24'. 43"* Ik nam de middags-hoogte van Saturnus waar, die, na alle noodige verbeeteringen, was 2 8°. 9'- 5°%5-> weshalven zyne zuidelyke Declinatie 120. 59'. 2', 5. Waaruit ik vervolgens befloot, dat zyne fchynbaare Lengte was 2220. 1'. 48'5, 'er 29" van aftrekkende, wegens eene verbeeteringj die in de voorige doorgangen ver-  5©3 OPPOSITIE VAN vergeeten was, en dus ri'. 10" minder dan door de Tafels, en zyne fchynbaare Breedte a». 36\ en dlls 3o" minder dan volgens die zelfde Tafels. 4. Mey. Ten 1 T. 49'. 8'\ middeltyd ging »»$ door den Meridiaan, . 33'- 3o"- middeltyd te vooren had ik a in de Maagd in den Meridiaan vvaargenoomen. Yo/gcns de Catalogus van den Heere o k l a c a iLLt heeft men de Regte opklimming van Saturnus 220'. 11'. 10". Volgens den Heèrè monn. 2200.\ ï. 1» 5. 2'. 5" middeltyd voor Saturnus nam ik den doorging van * in de Schaal waar. \ oigens den I ieere de la catlle leide tk er uit af, dat de Regte klimming van Saturnus was 22a0. 11'. 11", 8 , volgens den Heere monnier 220% u'. 24', 4, en door eene mrddelrekening22o.m i'.i21* Na alle verbeeteringen gedaan te heb. ben, was de Middags-hoogte van Saturnus waargenoomen 28°. 13V 56', 5, dus  SATURNUS. 5C0 zynezuidelykeDec//». 120. 54'- 56"', 5yM}$r? uit beiluic ik zyne Lengte 221°. 48'. 27'* en dus 10'. 57". 30"'. kleiner dan de Taiels van de la lande geeven, en zyne Breedte 20. 36'. 20', en dus 32" klei*, ner dan die zelfde Tafels. 8. Mey. Ten 11". 32'. 15" middeltyd ging Saturnus door den Meridiaan. 55" te vooren nam ik den doorgang van a in de Schaal waar. Hieruit beiluic ik de fchynbaare Regte opklimming van Saturnus 219'. 53'- 40"- Zyne Middags - hoogte was zeer twyfelagtig, zo dat men, na het doen van alle noodige reductieri, hebbe zyne Declin. 120. 49'. 22". (doch llegts) ten naallen by. (Hier uit) vinde ik de fchynbaare Lengte van Saturnus 2210. 30'. 27' en dus 12" kleiner dan volgens de Tafelen. Zie hier de feilen der Tafelen, zo in Lengte als Breedte, voor yder dag der waarneeming. Doo-  510 OPPOSITIE VAN middelbaare dooling 4- 11'. 8 in Lengte, en + 25" in Breedte. Om nu den tyd en de plaats der Oppofttie te vinden, weet ik, dat de Tafelen op den i.Mey ten 12". 1'. 48". middeltyd, de fchynbaare Geoc. Lengte van Saturnus geeven 7!. 12°. 12'. 58 '. de dooling der Tafelen is n. 8. aft. weshalven is de verbeterde Ceog. Lengte van Sat. 7*. 120. 1'. 50". De lengte van de Zon op hetzelfde ogenblik, volgens de Tafels van de la caille, is if. n°.36'.52". verfchil der Geoc. Lengten 6'. o\2^'. 8'. Men zal de tyd, wanneer het verfchil der Lengten net 6 teekens is, vinden, wan- Dooling in Lengte. in Breedte. 17. April, -f 11'. 12". _j_ 21". 28 +h - 22". 4- 29'. 1. Mey. 4. 11'. 10'. 4. 30". 4- + 10'. 57". 4- 32". 8 4- 11". o 1". 4. 12".  SATURNUS. 51I wanneer men de dagelykfche beweeging der Zonne of 58'. 4' by die van Saturnus (4'. 31", 8) voegd, (in dit geval) is defom 62'. 39'; 8. het geen de opzigtelyke dagelykfche Geocent. beweeging is. Vervolgens, deeze evenreedigheid ma-; kende, 62". 39,8:24" = 25', 8":x, komt3c = 9a.' 37.34", die men by den tyd der waarneeming van den 1. Mey voegen moet, het geen de plaats van Saturnus tegen over de Zon geven zal, den i.Mey 2iu. 3 9'.2 2''. middeltyd te Parys op f. 12°. o'. 11". verbeterde Lengte, met eene verbeterde Breedte van 2Ü. 36'. 3". De Tafels van den Heere halle? geven voor den tyd der Oppofitie van Saturnus in Lengte Y. 40', en in Breedte, uit de Aarde gezien, 16" te veel. NB. Men zal, ten opzigt van den feil der Tafelen, aanmerken, dat de vier eerfle waarneemingen vry wel overeenkoomen, en eene gemiddelde dwaaling van 28" zouden geeven, terwyl die van den 8. Mev maar 12" geeft; maar de rede is dat  512 OPPOSITIE VAN SATURNUS*. dat de Middags - hoogte van Saturnus maar" zeer onvolkomen kon waargenomen worden op dien tyd. Zo dat het wat naauwkeunger zai zyn , wanneer men de feil der Tafelen van de la lande in Breedte op -f 28 iteld; in dat geval zal die in de Tafelen van iialley zyn -f- 19'., en de Geoc. Breedte van Saturnus, op het ogenblik der Oppofitie zal zyn 20. 36". 29" Alle bovengemelde Waarneemingen zyn gedaan op het Obferyatorium van den Heere de la lande, aan het College Royal te Parys,  Bladz. 513 BEGINZELEN OER COMEET VAN 'TJAAR 1779, ZYNDE DE 6"4fte WIER LOOPKRING BEREKEND IS. DOOR J. P. FOKKE R, f)e Comeet, die den 6. Jan. 1779- eerst door den Heer bode te Berlyn ontdekt, vervolgens door den Heer messier te Parys, den Heer d. klinkenberg in '* Hage, en eindelyk ook door my te Leyden, is waargenomen, fcheen zeer kleen, en had een zeer flaauw licht, zo dat dit verfchynzel weinig gerugts gemaakt hebbe. • vuu deel. Kk Den  ,514 J- P- FOKKER, Den 28. Febr. gelukte het my onze Comeet voor het eerst te zien; gedurende die Maand, benevens een gedeelte der Maand April heb ik dit verfchynzel, hoewel gebrekkig , waargenomen , en deze Waarneemingen aan het Publiek bekend gemaakt, Het is op aanraaden van eenigen rnyner vrienden, liefhebbers der Starrek unde , dat ik myne Waarneemingen van den Schynbaaren, en de Berekening van den Waareri Loop der Comeet aan het licht geve. Zie hier op wat wyze ik waargenomen heb. Een Kykertje , wiens voorwerp - glas van 28 duim, door a. marcel, met een pog-glas van iiduim, diende my om de afltanden der Comeet tot eenige vaste Sterren te bepalen, en daar door haare Lengten en Breedten optemaaken. Intusfchen zoude het zeer dwaas zyn, uit Waarneemingen, zonder Micrometer, Quadrant of dergelyken gedaan, den Loopkring eener Comeet te willen berekenen; dan, twee Waarneemingen van den Heere bode, benevens twee van den Heere-messier, die tot myn kennis gekomen zyn, mag ik veilig als gronden tot eene Berekening gebruiken , terwyl eenigen rnyner beste ' • Waar-  COMEET VAN 'T JAAR 1779. 51$ Waarneemingen ter toetfe der berekening kunnen dienen (a). ^e ^er de Waarneemingen zelfs. Febr. 17. 14 uur. nam ik de Comeet waar by Zeeta in Herkules, met eene Lengte van j\ 2 8°. en eeneiV. Breedte van 54°. Het verfchynzel vertoonde zig als eene Nevel-fter, waar van het zig egter zeer gemaklyk liet onderfcheiden door een flaart van eenige minut. na het Westen gerigt. Den 18. dit. 14". 14'. was de Comeet meer Westljk van Zeeta af, en dus nader by hebbende zy Lengt. jt. 26°. 30'. en N. B. 530. 30'. Z>?« 20. dit. 13". 4'. had de Comeet 7'. 250. Lengte, en 520. 30'. iV. Breedte. Den 23. dit. 13'1. 3'. vertoonde zig de Comeet by < in de N. Kroon met eene / engvan 71. 17% en omtrend 51°. 2V. B. Den De Waarncemingen, die ik hier bedoel, zyn flechts op eenige minuten na naauwkeurig; het is met het uitterlte leedwezen dat ik deze aanmerking maak. Gebrek aan Werktuigen zy myne eenige verfchooning: eene vreemde verlchooning voor Londonfchc «f JParyfclie ooren ! Kk 2  516 J. P. F O K K E R, Den 26. dit. i2u. 50'. was de Comeet oostlyk van 6 en /S in de i\T. Aroo»; doch het lterke maanlicht belette my haaren ftand tot eenige bekende fter te bepalen. Maart den 5. i2u. 24'. was de Comeet digt by x m Boötes, met eene Lengte van 7*. 2°. en N. Breedte van 430. 30'. Den 8. ift. I2U. 30'. zag ik de Comeet by Mirach, zynde haare Lengte omtrend 6'. 280. 30'. en N. B. 410. 30'. De« 10. 12". was haare Lengte na genoeg 6'. 25°. 30'. en N. B. 390. 40'. Den 11. dit. iou. 22'. was de Comeet meer Westlyk van Mirach, hebbende zy eene Lengte van 6'. 230. 30'. en N. B. 3 8°. 40'. 12. dit. 'iou. 48'. bepaalde ik haare Lengte op 6C. 220. 30'. en 2V". /i. 38°. Ik nam de Comeet nu waar door Kykers van 6 en 9 voet; doch befpeurde geen aan merkelyke verandering in haare grootte, gelyk de Hoog Gel. Heer Prof. v. d. w y npersse my de Comeet door een zeer goed Gre-  COMEET VAN 'TJAAR 17.79. 517 Gregor. Telescoop van 2 voet, doch met den zelfden uitflag, liet zien. Den 13. dit. deed de Heer Prof. v. d. wynpersse my de eer de Comeet van het Leydfche Obfervatorium, door een Newtoniaansch Telescoop van 5 a 6 voet, te zoeken; dan, het verfcbynzel fcheen my niet aanmerklyk grooter. Is dit om dat het beeld der Comeet in myn Kykertje zo wel bepaald niet was als in het Newtoniaansch Telescoop, of zag men de kern der Comeet llegts door de laatfte? Dien zelfden avond, om 9 uuren, begon de lugt dermate te betrekken, dat ik de Comeet niet voor den 21. dit. vernam. Den 21. dit. 9". zag ik de Comeet aan de knie van Boötes by met eene Lengte van 6'. 14°. 40' en N. B. van 29'. 40'. Den 24. dit. 9U. 7' had de Comeet 6'. 11* 50'. Lengte, en 270. 40'. N. Breedte. Middelburg. Ben 3. April 8". had de Heer l. bomm e , Directeur der Commercie, en bekend Kk 3 Lief-  5l8 J. P. FOKKER, Liefhebber der Nat. Wysbegeerte te Middelburg , de vriendlykheid van my de Comeet van zyns Edel. Obfervatorium te laten zien by den N. arm der Maagd, met eene Lengte van 6'. 7°. 30'. en N. Breedte van omtrend 200. Den 5. dit. zag ik in gezelfchap van gemelden Heer de Comeet wederom; dan, konden haare plaats, overmits de wolken, niet wel bepalen, gelyk we Den 19. dit. zulks insgelyks beproevende, door een betrokke lugt in ons onderzoek niet beter Haagden. Lcyden. Den 14. dit. vertoonde zig de Comeet by 0 in de Maagd met eene Lengte van 6'. 30'. en N. B. van 130.30'. HetverTchynzel vertoonde zig nu genoegzaam zonder Haart, zynde de Comeet over 't geheel, en haar ftaart zints den 21. Maart aanmerklyk in grootte afgenomen, zo dat ik dikwyls in't onzekere was, of ik de Comeet, dan wel eenige onbekende Nevelfler zag. Den  COMEET VAN 'TJ'AAR I 779. 519; Den 15 en 16. zag ik de Comeet eenigeminuten zuidlyk van /> af. r Den 19. maakte de Comeet een regthoekigen driehoek met 0 en * in de Maagd; flaande de Comeet in den regten hoek, zo dat ik haare lengte op 6C. i°. en haare iV. Breedte op omtrend 11°. gistte. > Z)e» si, 22, 23 24. zogt ik onze Comeet te vergeefs. De» 25. zag ik iets, dat meer na de Comeet dan wel eene duiftere Her geleek; dan, daar ik door naburige huizen beledt wierd om lang in myne nafporingen voort te gaan, zag ik van verder onderzoek af; te meer, daar ik geen hoop had van naauwkeuriger Waarneemingen te kunnen doen, dewyl de fchynbaare voortgang der Comeet zeer gering was, cn 'er zig geen zeer bekende fter opdeedt, om diflantien op te meeten. • Men ziet intusfchen uit deze Waarneemingen: . ! 1-. Dat deze Comeet, gedurende haare verfchyning, of van onze Aarde Kk 4 zeer  520 ]. P. F O K K E R, zeer ver af, of in de daad zeer klein geweest zy. a°. Dat haar ftaart waarfchynlyk van de Zon afgeftaan heeft. 3°. Dat haare fchynbaare loop tegen de orde der teekens geweest zy. BEREKENING VAN DEN WAAREN LOOP, UIT DRIE WAARNEEMINGEN. Na eenig denkbeeld van den Loopkring der Comeet door een teekenkunftig ontwerp verkregen te hebben, heb ik denzelven , door de Indirecte handelwyze, volgens de zeer bekenden formulen, nader tragten te berekenen. Zie hier de uitkomst der berekening. De drie Waarneemingen, waar van ik my voornamentlyk bediend heb, zyn deze: Waar-  COMEET VAN 'TJAAR 1779. 521 —s?rn o o <*"• «O. ^ a M g r * ° w ? 3 « S I s = 0 I • » » " ! . o B ft n i_j g ? ? ^ *p co *< M U3 O o_ *4 p ? i e ■ vo no vo . b re 2 3 VO vo j Vo 1' [> N ?ï* -S| CO «P e O °» ^> .ov 2.3 a, to 0\ < » • O O O w S, 2 —ir- m : : * ■ ?~ 3, "f- w • ' ' •J I 'J 10f h , f 3 óT 00 M Cn ï» S? 1 4^ Ca .0* -f. O Ov ? f« ?- toirJ k> » m q j§ O, O k> «s vi "oki 4* 4* ^ r. a.m ; os o\ R 3 3 I 1 r* 1 /  522 J. P. F 6 K K E R, Na verfcheidene beproevingen gedaan te hebben, bevond ik, dat men aan béide deelen van hetProblema Qb) vry wel konde voldoen, wanneer men veronderfleldt den Log afitand der Zonne van de Comeet voorden (J.Jan. 7». 7=9.7958800=:Log. R. voorden 22.Jan.i8".37'=9.83847i3=Log.R: i°. In welke veronderitelling men, uit berek. Zons-plaatzen, afiland tot de Aarde , en uit de waargenomene Geocentrijche plaatzen der Comeet, de Helioc. plaatzen der Comeet vindt voor den fj. Jan. 2f. 28^. 47'. 36" T engte, en 29°. 17'. 42". Noord. Breedte. voor den 22. Jan. 4'. 9°. ó'. 16". Lengtel en 31°. 16'. 31". Noord. Breedte. Het (*) Het overbekend Problema, Loopkring eener Comeet door drie tVaarneemingen te bepalen, is tweeledig: i°. Vraagt men een Parabel van zodanig eene afmeeting en betrekking tot den Loopkring der Aarde dat, daar men dezelfde Lengten en Breedten nis twee waargenomene hebbe, het verfchil van Anomalie in den Parabel een tvdverloop geve, dat gelyk zy aan het tydverloop tusfchen de twee Waarneemingen. 2°. Vor-  COMEET VAN 'TJAAR 1779. 523 Het verfchil van deze Hel. Lengten geeft de beweging der Comeet op de Eclipt. uit de Zon gezien = 40°. 12'. 40". NB. Dewyl de tweede Hel. Lengte grootter dan de eerfte is, ziet men reeds dat de waare beweging regtftreeks is geweest. Om de beweging, uit de Zon gezien, op de Eclipt., tot den Parab. Loopkr. over te brengen , zy (phat ï. fig. II.) rqs een ftuk der Ecliptica: rew een gedeelte van den loopkring der Comeet: Voords zy q e de Hel. Noord. Breedte der Com. in de eerfte Waarneeming = b. sw de Hel. N. Breedte in de tweede Waarn. — V. rq haar Hel. Lengte in de eerfte Waarn. = /. t s haar H. L. in de tweede == /'; dan is Sin.s q = Sin.^pr^ Sin. (/-/'); de voerftraal zy in de eerfte Waarneeming = r. jn de tweede =r', en eindlyk zy de waare Anomalie in de eerfte Waarn. =». in de tweede = »'. In 2°. Vordert men, dat de Beginzelen uit dien Parabet voortvloeiende zodanig zyn, dat men uit dezelve de plaats der Comeet van vooren dermaten bepale , dat de gevondene plaats met de waargenomene overeenkome.  524 J. P. F O K K E R, In de regth. driehoeken pkw en twk heeft men Cof. (7 Q x Cot.£' = Cot. pk= Cot. 53°- 4ö'. 31". gevolglyk is ^ c = 90.12'. 15". Cof. ke X Sin.b'. „ „ ,Cn CoLpk. = Cof.34e.35'.2o"= Cof. beweg. op den Loogkring. De beweging der Comeet op haaren Loopkring = 3 40.3 5 '.20" is dierhalven = Qu'± u) of = (« + u'); dan, L°g' (coO) r= L°S- r = 9- 8553077- en LoS' CcoTT')=L°g-r' = 9-906668 8 zynde, komt 34°. 35'. 20"= O'±*0 Door middel van r'enr. en (u'+u^ vindt men «' = 39°. 17'. 30". « = 4. 42. 10. dus («-«) = 34°- 35'- 20"= de beweging der Com. op haaren Loopkring; weshalven was de Comeet reeds voor de eerfte Waarneeming door haar Perihelium gegaan. De  COMEET VAN 'T JAAR 1779. 525 De Log. afftand in 't Perih. vindt men = 9.8545758 = Log. (^) = Log. (I Cof. u'u X r') In een Parabel van de gevondene afmeeting Hemt met de Anomalie van 39°. 17'- 3°" overeen een tydverloop = i8J,«-, 51. met Anom. van 40. 42'. 10" komt overeen 2, 04. 16, 47- Het verfchil 16,47= i^K u». 2a£ geeft dus een tydverloop dat flegts 8 minut. kleinder is dan het verfchil tusfchen de Waarneemingen. De beginzelen in den gevonden Parabel, wiens Log. (^)=9- 8545758. is, nafporende vindt men i°. Den doorgang der Comeet door haar Perih. den 6. Jan. 1779. 50. 54'- middeltyd te Parys. Wanneer men den regth. driehoek yqe ©plost, vindt men iPew = 760. 24'. 33"- q y. of  525 J. P. FOKKER, qv. of de afitand des knoops van de Lengte Ql) = 63 °. 24'. 33". 20. 5/» evq = Sin. helling des loopkrings op de Ecliptica = 320. 2'. 19". v e afftand des knoops tot de eerfte Waarneem. = 670. 16'. 28". waaruit 3°. De Lengte des klimm. knoop op de Eclipt. = ry. 250. 5'. 12". 4°. Lengte yan het Perikel, op den Loopkring = 2'. 270. 39'. 30". 50. L. (-■£-) vonden we = 9. 8545758. 6°. De Beweeging hebben we bepaald H zyn geweest Regtjlreeks. Er is dus aan het eerfte deel van het Problema voldaan. Zien we, of de plaats der Comeet voor een gegeeven tyd, uit de gevondene Beginzelen bepaald, overeenkome met de waarneeming. Nemen we de proef voor den 10. Maart j juur. jQtTiiu. Tus-  COMEET VAN 'T JAAR 1779. 527 Tusfchen den 10. Maart 1 iu. 10 en den doorgang der Comeet door haar Perihelium zyn verloopen 65 dagen 5 uur. 6 min.; met deeze dagen ftemt overeen Anomalie = 2*. 29". 7. 52". Voor deeze Anom. bekomt men Argum. van Breedte = 5'. l0- 42'. 10", het welk tot de Eclipt. overgebragt, met de Lengte des klimm. knoop, de Hel. Lengte geeft Voor dien tyd = &. o°. 33'. 36". waaruit men de Commutatie vindt = ion. 25'. 19', en de Log. (R") bekomt voor dien tyd = 10.1348832. Sin. Plell. X S. Arg. B. = Sin. 320. i'. 19" X S. 280,17'. 5°" — Sin. 14 . 33'. 54'— Sin. Hel. Breedte - {b"> . Door middel van de gevondene Comm., berekende afitand der Aarde tot de Zon, en de gevondene afitand der Comeet tot de Zon op de Eclipt., vindt men de Elongatie der Comeet voor den 10. Maart ir. 10' = 1440. 8'. 17" = 4C- 24 • 3°- 43"- Deze Elongatie van de Lengte der Zonne voor dien tyd aftrekkende, vindt men de Geoc. Lengte der Comeet = 6'. 2 5". 37'.34"- en  528 J. P. FOKKER, Geoc. B. Men ziet dus, dat de berekende Lengte 7 ' 53' grootter dan de waargenomene, en de berek. Breedte 4'. 5" grooteer dan de waargen. is. Men herinnere zig, dat myne Waarneemingen niet dan ten naaflen by naauwkeurig zyn, en dat dus de Berekende Lengte en Breedte mogeiyk naauwkeuriger zyn dan de door Waarneeming bepaalde. Ik ben in de waarfchynelykheid dezer gisfing bevestigd, door de Waarneemingen van de Heeren bode en mess ier, die ik zonder fchroom voor naauwkeurig houde, ten minften die van de Heer messier. Nu vindt men , de berekening doende volgens de gevondene beginzelen , voor den 6. Jan., tusfchen de Waarneeming en de Berekening, eene dooling in Lengte = -f- 2'. 20'. in Breedte -f- 3'. 28'. Voor den 10. Jan. dooling in Lengte = +16'. 46". ih B. = + 3'. 48". Voor den 19. Jan. dool. in Lengte = - 3'. 33". in Breedte — -f 11". Voor  COMEET VAN 'T JAAR 1779. 529 Voor den z$.Jan. dool. in Lengte = - 7". in Breedte = - 3 a''. Ik heb my verder niet willen verledigen, om de gevondene Beginzelen te verbeteren, zo, om dat ik van llegts twee goede Waarneemingen (ten ftrengften namelyk genomen) voorzien was , als om dat men, rykelyk van goede Waarneemingen voorzien zynde, zeer gemakkelyk een dooling van 4! kan begaan; eensdeels, dewyl de weg eener Comeet flegts ten naaften by, in t Perih. zelf, Parabolisch is; anderdeels, dewyl de Waarneem, veeltyds niet dan op 2 min. na naauwkeurig zyn.. . Zie de la lande Aftron. §. 3054«lwufi£n ioov mooirbi isbno^ ' '3H eb Atv *i!> nsftoim noJ f sóik NB. Ik heb verkozen de datum in den Parabel (plaat II.) overeen te doen komen met die van den Loopkring der Aarde, ten einde men de plaatzen der Comeet uit de Aarde des te gemakkelyker zouze zien, en, op dat men eenigzins zoude kunnen oordeelen , in hoe verre namelyk men veronderftellen moge, dat de ftaarten der Comeeten van de Zon afftaan, heb ik (plaat I en II.) de Comeet met haaren ftaart in eene grootere evenredigheid vui. deel. LI dan  530 J. P. FOKKER, COMEET ENZ. dan haare waargenomene grootte afgetekend. P.S. Het komt den Heer prosperin als zeer waarfchynelyk voor, dat deze Comeet een omloopstyd heeft van 1150. jaaren; een groot verfchil zeeker tusfchen die van A~. 1770., die de Heer lexell met oneindig veel moeite berekend heeft, en, volgens dien Heer, een omloopstyd zou hebben van flegts 5I jaar. Zie QMem. de VAcad. 1776. pag. 639. 1777. pag. 352. Mem.de petersbourg *777- Pag- 37°- en Ephém. de berlyn *777- P- 327-3 by de la lande Supplem. pour ÏAjlron. Tom. IV. p. 704-711. 1780. 3. April. WAAR-  By bladz. 530' TAFEL VAN EENIGE WAARGENOMENE EN BEREKENDE GEOCENTRISCHE PLAATZEN DER C O M E E T MDCCLXXIX. 2 (—li—• • o u rt Q< *"* H9 >-t ,? f4 X 3 fP • 3 5° njcx. Ksa.sa 3 £7 3 « 3 «2 o " cL ? , Jf ? ? r °? r ?: 5 8 .0- 'De Hr. BODEMS' aur' min" teek'! gr- I fefc ! I u l gl. Win. fee, gt. jm»>-fee. r. I p, [min, fee. teBerlyn. 6. 7. 7. 9.',16".25.56.9.9926960. 10.12.28. 39-6.' 10.12.25.40^39. 2.38. Idem. 10. 7. 9. 20.29.29.9«992794o. io.'9. I 43.30. 10. 3J43. i4^43.'33*]48.i De Hr. mes- I | | I \ \ M siERtèPar. 18., 18. Q9- 9-*9- s- 3^p-P93o8oo.^ p,z?. 3.35. Si-M- 2. 9.^7- °- 3-j5x..I4-13. | Idem. 22. 18. 37. 10. 3.12.40.9'9932730'j 9.W 5-58^3» 9>2o. 5.5I-.53-47- 3« Stud. FOK-Febr. ' | „ I ' „„ KERteLeyd. 17. 14- 6. 10. 29.29.25-9-995*4*0, 7, 28. 54- 7-*7-59-*o. 54,| Idem. 18. 14. 14. 11. o.2o.58.9'99533 zynde het weer zeer weinig gunftig geweest. Eindelyk heb ik ze voor de laatfte maal gezien des nachts tusfchen den 3 en 4. December, wanneer ze uittermaa* ten flaauw was, en moeilyk waarteneemen. Ik geloof echter, dat myne berekening vry naauwkeurig is, hebbende die LI a op.  532 MECHAIN, opgemaakt uit 15 achtereenvolgende Waarneemingen, dien zei ven nacht gedaan. Tot myne Waarneemingen heb ik gebruikt een zeer goeden Acromatifihe Verrekyker, met een objectif, uit drie glaazen t' famengefleld , van 40 linten opening, en van drie en een half voet ficus, daar ik een zeer naauwkeurigen Micrometer heb aangevoegd De Comeet is altyd zeer klein geweest, en zonder eenigzints een ftaart te vertoonen : met de beste inftrumenten zelf fcheen zy duifier en kwalyk bepaald, haar kern onderfcheidde zich genoegzaam niet van de nevelachtigheid die ze omringde: men heeft ze niet dan zeer moeilyk met het bloot oog kunnen zien omtrent den 6. November. Voords is haar licht zeer fchielyk verminderd: toen ik ze des morgens van den 4. December voor de laatfte maal zag, was zy zeer klein, flaauw en eenigzints langwerpig; misfchien had men ze nog^eenige dagen kunnen volgen, had het weer zulks toegelaaten; maar de lucht is betrokken geweest tot den 17. December, wanneer het niet meer mogeiyk was tiaar weer te zien, uit hoofde yan haaren  COMEET VAN 1780» 533 ren verren afitand van de Zon en van de Aarde. Deeze Cornet is ontdekt een weinig beneden de fter /3 in den ftaart van den Leeuw. Toen ik ze de laatfte maal zag, was ze omtrent 2 graaden ten Noorden van de fter * in den grooten Beer. Het is 'er ver van daan dat haare beweeging, uit de zon gezien, zoo aanmerkelyk zoude geweest zyn: ik zal hierna haar afgelopen weg opgeeven, na zulks eerst gedaan te hebben van de beginzelen van den Loopkring, en de Waarneemingen, waarop die gegrond zyn. Wanneer de Comeet des morgens van den aj.October het eerst ontdekt wierdt, was haare afftand van de aarde 1,192. en van de zon 0,876. (de gemiddelde afftand van de zon tot de aarde onderfteld zynde = 1,0): haare grootfte nabyheid aan de aarde is altoos geweest boven den gemiddelden afftand van de aarde tot de zon, en is geweest omtrent den 29. November en den 3. December: wanneer de laatfte Waarneemingen gedaan zyn, wa3 haare afftand van de aarde 1,1031. en van de zon 1, 6625. LI 3 Zie  534 MECHAIN, Zie hier de beginzelen van haaren' Loopkring, zoo als ik die bepaald heb: zy fteunen op myne Waarneemingen, onder eikanderen vergeleeken, en die ik vervolgens zal opgeeven, voornamentlykvandie van den 6 en 20. November 's morgens, en van den 4. December ook des morgens. beginzelen van den Loopkring. Lengte van de opgaanden knoop 4t-4°-9'-i9» Inclinatie van den Loopkring 53 48 - 15 Lengte van haar perihelie op den Loopkring 81 6- 21-18 Perihelifche afitand = 0,992556, logarith- mus 8,9967550 Doorgang door het perihelie 30. Sept. 18 12' 50' middeltyd te Parys. Rigting van de beweging, teruggaande, of tegen de orde der teekens. De twee volgende Tafelen behelzen myne Waarneemingen, derzelver uitkomHen, en de vergelyking van de berekening gemaakt op de hier vooraf opgegeeven beginzelen met die uitkomst. Voords zal het hoofd van ieder colom genoegzaam aanwyzen wat ze behelzei Mid-  COMEET VAN 1780. 535 r o h, g & 01 K S (3 S B M ' g S1 tos cocfi o oaNi ö'*^ era cu M W Hl Hl M >H O (O WUWM 0\ 0\^J {3 CL. • ,c k> V< P f ? ?° • . n n> O p O M O p O 0_ £! I ' .♦■••.« »0, » W <-t s ^ ^ 5i'BSlfa II CL. ^C.r g « < %. *" ■*-3 3 S ^ 3 £ ' s ^3 . b< hn " Z H. "lOI w bu t- «3 w W rt J P ' ' * 8 ,_,MWHIH,HIWH fa 'J- " H H >_, 4». -f» >-i ls> -Lv 4^ 00 (o -u- -f^ re 3 N> OW OC -vj +- C\ C\ S g • ^ ^WOJ B (O B N t3 w \o o> 0003 to to cn <-» ; 1 " Ê. A W IO H HUW ^ § 03 h\o ooco rt > • ? i O» -f. to Oi V| — I , ' ' ' ' ' ' * ' g J  53Ö mechain, 2 < * • 3 • -t- VD O O N co M c\ rj lo cs « >h tJ- 0 lO V) tJ- o t 3 o •••••• • o-o c* « MM lo f> s r - O M d « « CO CO ■+ rj- S £ . w "O Th rj- CSI ly-i rt- ►4 Ws; *oO"-iinVccqoo co f S lo + W c| M + CO w o H o ' u h co in c-i hi cn 'o „-U N N N NO « V3 ™ M M W W tH fH M Hl c! _ , DJ £ 0 2 g 'o « 4 w Ó ei !Ó 6 5: C/D ■=> c| H a H Cf) i3> co S H O 0 -*...... . — ^«J "O ft V) V) o \o co g «wcs co ^ I 5 1 1 ++ 1 1 ++ + ó é s • 0\«oCOOVDcoio Cs tó ~ g « c) h >0 tf) m na O -*•.*• t • • , (Uw ifj w N « O V) 00 CO « £ < . M Q) « « "3 2 a. 0 !> {  COMEET VAN 1780. 537 9 ?^ R ^ EU r < o •« ë £ • p> *-ï f-t to w _ B • r_0 ?° V P ^ ^ P1 V" ^ o co 3 re * * *-t +v 4- O, tv, CN CN pv 0\ PI ë co « o, o od 4- 4- K . ....•• O b-Cfq re re M >o 1-1 to >-< oa ? M o « « o 01 m f o • »•••••, % m o m 4k w w h h « z * * o oo toooboioMMi-i ("5 ta <* CO h n ^ b o m v) ' •* n o t/, O, h p M w 4^ B3 4*- -si 0\ OO f f f CN •••• *.« re 2 g • + + + + 14- 3- | 1—1 o1 4*. w w m p a* o H -f 03 l-l CO *0 o 2 O ~ 0? h „ pp S =* U ■ B 2 I re •* + + i | I + 3- |g. o, 4^ w 03 tO m _ E? "F 03 o w v r1 ?° ? °. J? 2 I * * •. £^ re re re I " ? LI 5  538 MECHAIN, Het teeken + wyst aan, dat de berekening, volgens de beginzelen gedaan, eene meerdere Lengte of Breedte heeft uitgebragt, dan de Waarneemingen (opleveren). De twee fterren, waar mede ik de Comeet vergeleken heb, den 13. November en 3. December, zyn tusfchen de 7de en 8fte grootte, men vind haare pofitie in geen Catalogus. Ik heb den ftand van beide bepaald, vergelykende de eerfte met q van Cancer, en de 45fle in denkleinen Leeuw; en de tweede met^, en de 65ftevan den grooten Beer. Ook heb ik myne beginzelen vergeleken met de Waarneemingen van den Heer messier den 26. October ten 17". 5'. 43". middeltyd te Parys, waargenoome Lengte 1690.13'.57"., waargenoome Breedte 10°. 49'. 52"; verfchil in Lengte o", en in Breedte - 15". De Comeet heeft, op haaren kring, niet meer dan een boog van n°. 3'. 17" in Lengte, van den 26. Octob. tot den 3. Dec. afgeloopen; en haar heliocentrique Breedte • is  COMEET VAN 178c. 539 is flegts 8°. 37'. 20". veranderd. Den 26. October was haare anomalie reeds 1400. 39'. 37% zo dat die boog genoegzaam niets meer was dan eene rechte linie. Waar uit volgt, dat, niet tegenftaande het voldoend overeenkoomen, 't geen men vind tusfchen de uitkomften van de berekening met die van de Waarneemingen , men zich echter niet vleien kan, de beginzelen van den kring, met de uiterfte naauwkeurigheid te weeten. De grootfte onzekerheid valt op de plaats van den Knoop, en op de Helling yan den Loopkring; want fchoon ik die al vry aanmerkelyk veranderde, kwam ze egter vry wel met alle de Waarneemingen overeen. Ondertusfchen zyn de beginzelen, die ik hier opgeve, die, welke het naast overeenftemden, en ik geloof dat zy vry na aan de waare zyn. Deze Comeet is de 65fte, waar van men den Loopkring heeft berekend; ze gelykt op geene van die men tot heden heeft waargenoomen. EINDE.