TWEESPRAAK, OVER DE AANSPRAAK DER ZEVEN R. C. FAiSTOOE'S te HAARLEMj Aan hunne.respediive GEMEENTEN,1 den 3 Maart 1799 , «opens hun eigendunkeiyk gehouden gedrag, ter afdoening van de zaak der voormaals PUBLIEKE KERKEN; •door. SIM© en Te Haarlem , by da Erve van den Berg; van fValri & Cemp. en de Graaf. Leyden, Cesier, Ameftldam, van der Burgh & Zton; Wynands; van Tetroode; Grceven; Remyn; 1\ Crajenfcbêt; IFêege; van Suu' ren; Schalenkamp, enz. Utrecht, Banning. Den Maag, Leeuwenflein. Rotterdam , van Santen. Alk-, «naar, Hoogland Bkrlaag, en alom. De Prys is 4 Stuivers,  Matth. XXIII. vs. 3, 4» 5. 6, 71 13. 14» 24, 2», 27, 28. Mare. XII. vs; 38, 39, 40. Luc. XI. vs. 39, 43 , 46, 47, 52. XX. vs. 46. !  Pag. J rT W E E S P RA A K VAN SIMO.nDAVUS, SlMO H a! dat gaat wel... dat gaat wel Davus ! eerst dacht ik, dat de verdeeling der publieke Kei ken veele onaangenaamheden onder de verfchillende gezindten zoude gemaakt hebben: nu zie ik met vreugde het tegendeel. Te Leeuwaarden, Purmcende, Medenbhk; ja te Haarlem heeft men al..es ge aaten zo als het was; zonder éénen penning in aandeel te neemen. Is dat niet edelmoedig? Davus. Dank zy der Ariftocratle van fommige dis* fenterfche Pre.ekers en Priesters. Ook wordt uit kwaad het goede gebooren. Simo. Al wederom dwars! is dan de toegeeflykheid by u geene deagd meer ? Davus. Indien de Leden eener byzondere Kerkge-; mccnte vrykeurig en uit eige beweeginge van eene wettige aanfpraaak afftand doen; ten einde daardoor de eendragt, de vriendfchap en liefde aller verfchillende Kerkgezindten te winnen en zien des te verzekeren; dan noem ik het Deugd: maar indien Predicanten, Pastoors, cf andere Bewindsmannen, op eigen gezag, in weer* wil en ten koste hunner Gemeente, over derzelv-r gerechtelyke aanfpraak befchikken ; dan noem ik het Ondeugd , Simo! Srt/iO. Naamelyk van hun, die zulks beftaan. Dirra,akï A 2 een  4 TWEESPRAAK van een ander niet: elk Kérkgenoodfchap meet wecten wit het te doen heeft. Davus. Cy zegt welv~Kerkgcnooclfchap. Het VI. der Additioneele Artikelen onzer Staatsregeling drukt zich ook alzo uit: zy fpreekt van geene Kerkenpaden, vangeere' Prcdicantén , van gcénc Pastoor»,'of van anderen, die wnanen oVfer de bezittingen hunner■ opzichtelyke Gemeenten te kunnen beflisfen : zy fpreekt van de Kerlc' genootfehappcu in het gemeen; dat is, in alle zyne dee.en zamen genomen. Sim*, Gy ftrookt jniet met het gevoelen der zeven R. C. Pastoors van'. Haarlem. ' Zie hier hunne' Aanspraak ": hebt gyze. gcleczc'n'?. ' , . .Da\\us, . ik hebno gc'.cJzcn; en ik heb'my gefchaamtf.. " Simo. Ik prys echter hunne gedachten;, Kunne ihfehiklykheid , 'hunne vrede levendheid : hui.ue dankbaarheid behaagt my. Davus. Hunne ciyendankeivkhcid * hunne verwaandheid , hun Wederrechtelyk bedryrbehaagj; my niet, Simo I. j Siuo. Zacht,. zacht, Davus j Het zyn Pastoors, „. Davus. ]a Simo! het zvn Pastoors in naam; maar niet in de-daad. Zyzyn Mishonarisfen ,of Zendelingen, en niets meer: de geringftc Monnik der Mishc is niet minder dan -zy. Die zyn in zo verre mede Pastoors. Sn/o. Waarom noemt menze dan Pastoors? D>vus. Slechtsonderfehcidenheids halve, J. Stai-for'bïfoemt' de Ledemaaten der Clerifye , Janfcnistcn ; niet om dat-ze het waarlyk zyn, maar .orazs van de R. Catr holyken te onderfcheiden. Dus noemt men die Heercft Pastoors, in aanzien der geordenden, die men Paters of vaders gewoor is' te roemen. Om die zélfde .reden noemt mca  li S YMQ é rii D A" V U s'. S men de?'.genaamde Pastoors ook Watreldscb Heeren, maar geenzints om dat zy Hecren der TVaereld zyh , die over eens anders eigendom of aanfpraak willekeurig kunnen befchikken. Simo. Die Meeren zeggen evenwel dat zy de eefflgs? fte Opzieners over, en de Befiierers] vanj de belang*.ns hunner respective Gemeenten zyn, zie het Tytelbiad. Sr ic^ Davus. Zy zeggen het laatdunkend'genoeg: maar indien de %espective Gemeenten van Haarlem zulks verklaarden, -zou-dat niet veel beter pasfen ? zo Zy eene volmagt hunner Gemeenten kunnen voerdbrengen, die hen wettigt derzelver belangens in alle opzichten vrykeurig te handhaven, waartoe dan zo veelophefs ? waartoe dan zo verwaten .gefchreeuwd? Simo. ' Hier hapert het zeker: zo veel ten mm den heb ik-onder het doorlcezcn kunne» bemerken. Onderiusfehe$n. behooren zaaken van een algemeen belang ook cenen algcmeeaen last en goedkeuring te vorderen. Davus. Hun eigendunkelyk gedrag verontwaardigt -my te veel, dan dat ik hetzelve in allen opzichte nie'c zoude moeten verachten: de reden dringt 'er my toe. Wat toch willen die Heeren? ik magze geen Burgers noemen., willen zy de lang vergeetene Hiërarchie weder opdelven? willen zy den Kcrkdvtang van Barbaarfehe eeuwen hernieuwen ? willen zy den Kerk del her* ftellen, met Aardsbisfchoppen , Bisfchoppen , Kapittels en' anderen in te voeren ? dan willen zy tevens de D(< cima, Primitite & Oblat 'ton'es. • Simo. Hola, Davus! dat is my te geleerd", 'ik verftaa die weetenfehap niet. Davus, 'Het fchaadt niets : die weetenfehap is ons ge u penning waard: zy, die'by ondervinding geleerd hebben wat zy is, zullen 'er a-ni»tveel goeds van verhaa1'eii. Het1 zyn de Tienden", de eerste Landvluchten Y--} ' '"• •; T-%"1:' "' ' - ' " 'ca  6 TWEESPRAAK var en de Offeringen, allen der verftorveneTheocratie der aaloude Israëlieten ontleend, met achterlaating van andere Joodfche plichten; om dat juist deezen den Kerkheeren het meeste voordeel aanbrengen. In één woord, het is eene Godvruchtige wetenfehap om den geloovigen de beurzen te lecgen. Simo. Tienden en Chynfen of Tynfen, en al dattuig komen fey ons niet re pas: de Staatsregeling hecfize allen vervalen verkhard , volgens Art. XXV. Maar zëg my eens , Davus ! welk toch zyo die groote en willekeurige Mannen, die zich het recht hebben geh'even aantemaatigen van propria autoritate, over het eigendom hunner respecÜve Gemeenten te befchikken? Davus. Het zyn J. Stafford, G. Stadhouder, WSomveen, C Leenders, T. J. van den Broek, F. Meyer en T, van Tooit. De twee laatfte zyn Minderbroeders. De ecifte is de oudftc, en het Fac totum van allen. Simo. My dunkt die mannen moesten wys genoeg zyn te wceten wat hunne Gemeenten begeerden, en waartoe zy gerechtigd zyn. De Gemeenten behoorden haare Pastoors te volgen, die zy zelve verkoozen hebben;...* Davus. Nu moet ik waarachtig lachgen ! myn lieve •■ Vrind! Gy kent als nog het Kerkdispotismus niet! Hebt ge ooit gehoord- dat Schaapen Herders verkiezen. Zyn «de laatften Menfchen, dan zyn de eerften immers maar Beesten. Neen, Simo! De Aartspriesters zyn debefehikkershunne i onderhoorige Statiën. Zy zyn het" die de opengevallene plaatlén aanvullen. De Gemeenten zelve hebben niets te zeggen; ik laat ftaan dat zy haare Herders zouden verkiezen. Hef zy een Pastoor ryk of arm", jong of oud, bekend of onbekend, bemind of onbemind, met of zon.der talenten, geleerd of ongeleerd, wys of fot is; de Gemeente moet het zich laaten welgevallen: hy is Priesrer, en dat is haar genoeg. Ik zal u hier niet byvoegen wat al listen en kuiperyen 'er in aanzien van, en ónder de grootere en kleinere familiën vaak plaats hebben  SIMO ïn DAVUS. f ben gehad- zy die 'er ooit ingetrokken geweest zyn, weeien het voorzeker het best. Simo. De R. C. Pastoors werden dan niet naar hunne verdiensten bevorderd. Geen wonder dus, dat 'er onder zo weinige Apostels, zo veele Martelaars zyn. Mtar dit alles ovefgeflaagén. Laaten wy deeze Aanspraak der zeven Haarlemfche Pastaoren eens Kader bepleiten. Da'-us. Is zy het wel waard? Eed fchandfluk, dat zo veele ergenis , zo veele verontwaardiging veroorzaakt! My dunkt, men kan zynen tyd veel muter befteeden. Simo. Men leest wel Aïmanachen, Straatpapieren, en andere prullen. Laaten wy 'ér dit byvocgen. Davus. Welaan, om u te behaagcn. Laat hoorcn. Simo, De Pastoors geeven drie byzonderc redenen op, waarom zy voor hunne Gemeenten noch geld, noch Kerken begeeren. Davus. Ja, redenen om de Gemeenten zand in de ©ogen te fmyten. Simo. Ik vindze van naby zo gewigtig niet, dan zy my in den beginne voorkwamen. Ligt hebben zy andere redenen verzweegen: dit is een raadfel. ■ Davus. Laat het een raadfel zyn. Laaten wy het oplosfen. Simo. Ik ben geen kenner der harten, 'Davus. Davus. Het is maar raaden. Intusfchén zal hy, die den gantfehen dag mikt, het wit wel eens treffen, al kan hy niet fchieten. A 4 SimoJ  ■% TWEESPRAAK va-n Simo, Laaten wy dan beurt om. beurt raaden , om getypte zyn.' - . . . .. Davus. 't Is. wel: begin Hechts. Simo, Wel aan. • De Haarlemfche Pastooren begeeren of alles of niets. Zy kunnen alles niet krygcn ; daarom begeeren zy niets. Zy waiien dan wachten tot dat zy al es kunnen krygcn; dat is: dat alles herftcld worde, op den voet, zo als het ten tyde van Philippus den tweeden heftondt. - > ,n . •*. * " , ' * * *' * '"'». •< ? • '.'jg ■ M ' "■j> ,l 5'. ••• Davus. Dm mogen zy voor de eeuwigheid wachten , gelvk de JöÓden naa den Me.fias. Neen, Siko. Ik zal nader raaden, 't is myn beurt. ' D'c Geestelyken; ik" verzin my, ik meen Kerkelykcn: Geestelyk zynze niet, of zy moesten van den wind leeven, de Kerkelykcn dan., zyn altoos vrienden van den Mammon; dat is volgens het Evangelie, en altóós Vrinden van de Grooten; dat is volgens het eigenbelang. Waaren'nü de Groóten der Stad in hunne Gemeenten te Vinden , dan waaren • zy ongctwyfcld de grootftc vrinden hunner Gemeenten ; maar nu die Grooten zich 'eerder byandere gezindten bevinden, zyn zy eerder hunne «genei Gemeenten tegen, om toch den Grooten niet te mishaagen, al waaren zy Turksch. Simó. , Nu is het wederom myne beurt. Üe Priestersvreczen of Iioopcn dat «Ie'Prins van Oranje weder zal komen, dat.de lieerfchende Kerk herfteld' .zal worden, dat zy wederom zouden'moeten aflangen het geene hun ten. deele 'waarc geval/en , dat zy 's Prinfen haat 'op den hals zouden haaien: iet dat zy zeer' gaarne wilden vermyden; daar ".y doorgaands zulke getrouwe vsorlbndcrs. van Vorftcn -zyn. Wat dunkt u vara-ait raadfel'? • ■ •rA-'rfrsi-> '■ ' "biml *>uua ai i-.I' .'-JvaCT Davus. Dat 'is een Oranje raadfel. ,. L,gJ l ■" |  SIMO bn DAVUS 9 Simo. Denk gy dan dat de Pastoors doorgaands goed ?atiiotsch zyn? Davus. Ik:denk neen; en daarom raad ik al verder, dat zy de aan^enomene Staatsregeling der Bataaffche Republiek niet °verder erkennen en aanneemen , dan in zo verre zy 'er volftrekt toe genoodzaakt zyn. Dat zy uit dien hoorde de deéling der voormaals publieke Kerken, in het VI 'der Additionccle Artikelen vervat, a!s niet verordend achten, en by gevolg hun aandeel in dezelve om andere voorgewende redenen hebben van de hand geweezen. Simo Hebben zy dan eene Conftitutie boven de Burgerlyke Conftitutie, of\willen zy eene Regeering in eene Regeering? Davus. Hoor, Simo! zy hebben hun Jus Canonicum, of het zogenaamde Geestelyk Recht. Alles fchocijen zy over dien leest, en alles verwerpen zy dat zy oordeelen daarmede ftrydig te zy(n : doeh komen 'er zelden fechtftreeksch' voor "uit, zo dra zy bemerken ,^ dat het Buro-erivk recht, waar onder zy leeven, dit huh Recht niet zoude willen erkennen. Dit is hier'het geval. Kerken "worden by hun Res Sacree & Sun&a, of Heilige en Godgewyde zaaken genoemd. .Gevolglyk zyn de Kerken, volgens hun inzien , ter huniierbefchikking. Het is des Bisfchop's Kerken te maaken , te herftcllen en intewijen. Het is des .Kapittels de zaaken des Bisfchops, fede vacante, waar te neèmen: ergo.... Simo. Wie wéët hier van Bisfchoppen , van Kapittels: de Catholyken zelfs erkennenze niet. Davus. Evenwel heeft men te Haarlem zodanig een Kapittelding weeten te fmceden , Pastoor j. Stafford is *er de Deken van. Vatje het nu, Simo? Simc*. Wie hadt dat kunnen raaden! Maar wat bednic"; A s toch  50 TWEESPRAAK vau toch Kapittel en Deken , zo ze de fiaat, zo ze de gantfche Bataaffihe Catholieiteit nimmer erkend heeft? Davus. Behalven dat, Simo! Het geestelyk recht fpreekt alleen van Kerken te Ix.uwen, te herfteilejv, te wij en, ter plaatfe daar Bislchoppen zyn. Dit heeft geene de minste verknachting met Stedelyke Kerken te deelen door , en ten behoeve v;n verlchiliendc Kerkgenootfch;:ppen , naar het voorfchrift eener nieuwe Staatsregeling bepaald. De toepasling deugt niet. Simo Derwyze zoude ik hetwel kunnen verliezen: ik Wilde ons raadfel zelfs ©p eene tweevoudige wyze oplosfcn. Davus. Dat neemt niets weg, laat hooren. / Simo. Eerst dacht ik, hebben de Pasteoren gemeend, Mry zyn wyzer en geleerder dan alle de leden onzer Gemeente te zamen genomen , gcvolglyk komt ons de befchikking haarcr belangens alleen toe : maar dat is te laatdunkend voor Kerkdiena ren geitel d. Daarna dacht ik, veelligt komt een overvid helluit.uit eene onnozele gewoonte voord. Herders ea Zielzorgers zyn jaaren gewoon te onderrichten', te vermaanen , t« bedistelen, te bedillen, te bekyven en tcgentefpreeken; tot dat ;door liet gebruik , al hun vermaak in twisten beftaat: de gewoonte wordt eene tweede Natuur. Hadden nu de zeven Cathoiyke Gemeenten van Haarlem verklaarddat zy volftrekt niets van de pubieke Kerken begeerden, dan hadden hunae Pastoors ligt uit Habakuk. of uit cenig ander Propheet,kunnen beweereu „ winters door koude, regen, hagel of meeuw na de Kerk te wandelen? Simo. Hebt gy nu nog iets meerder te raaden , of anders beginnen wy, met deeze Aanfpraak te ontleeden? Davus, Ik had zeker nog veel te raaden, tc^vraagen, te verdenken wegens het gewaande Haarlemfche Kapittel, zyn herkomst, oude fondfen, wettigheid, enz. maar ik zal het, als hier niet ter zaake , voorby gaan. Het is by den meesten oen geheim ; en gy weet ik vertrouw' geen geheimen. De angst voor nassoek doet vrinden werven , zelfs ten koste van anderen. Simo,... De oorfprong- des Kapittels acht ik de Kerkheerschzucht te zyn. Davus. Ongetwyfféld.' Het is de Kerkheerschzucht aneen, die de Catholyke gemeenten van den aanvang deezer eeuwe zo bitter verdeeld heeft: Onder het voorwendfel van Kette;fche .leering, van Scboplgefchillen, en wat meer is, trachte ieder party n.ar het opperbewind; men wilde Kerkdwang. De tyd> ontdekte vervolgens den heiligen list. De Jefuïten ftierven plotfdyk by eene vallende ziekte; de Janfenisten kwynen aJyoord aan eene nydige teering. °' Simo. Dat is [de verdiende loon van Kerktwist en heer»Oizu.cht,: Davus.  i* TWEESPRAAKvan Davus Laaten wy nu eens zien wat onze Aanfpree kers hebben te zeggen. Simo, De eerfte reden is deeze: om alle' aanleidingtot afgunst, haat, nyd en verbittering uit den weg tc ruimen. Davus. Zy veronderstellen dus, dat de Proteftanten de Catholykeh zouden haaien, benyden en afgunftig zyn, ZQ de laatften hun wettig aandeel in de publieke Kerken aanvaarden. Hoe weeten die Propheeten dat? of hebbende Proteftanten zich deswegens zodanig verklaard ? of fchatten zv alle anderen naar hun eigen beftaan ? Men moet in waarheid een flecht gevoelen van zyne Stadgerïootén, van zyne Medeburgeren voeden, om zulks zo ftellig tj dryven. Zy doen den Proteftanten daarmede geen eer aan. Simq. Het was de wil des Volks, dat de publieke Kerken moesten worden verdeeld. De Staatsregeling verordent het. Wy allen hebbenze aanvaard. Hoe kan men dan iemand benyden of haaten over het geen me» zelfs gewild heeft? Davus. Keer het geval flechts om, en gy zult de ongerymdheid ontwaaren. De Catholyken willen hun aandeel der Kerken, volgens de Staatsregeling, en niets meer; maar zy erlangen niets: moet dit dan aan hunne zyde geene even gelyke afgunst, haat,'-nyd en verbittering maakpn tegens hen, die 'er de oorzaak van zyn ? willen dan die Pastoors liever den haat en nyd hunner eigene Gemeenten dan die van andere Gemeenten ï zonderlinge Herders! Simo. Geen van beide deugt Een Ieder, het zyne te geeven is het waare middel, em alle afgunst, haat, nyd en verbittering te fmooren; met de gunst, vriendschap en eer.Jragt onder alle gezindten te doen leeven. Davus.  SIMO m DAV'ÜSJ *S Davus. Die uitgedachte verfchoonreden doemt dierhalve zich zelve. Laaten wy de tweede hooren. Simo. Deeze is op zya preekersch, ryk van woorden en arm van zin. Zy komt hier op uit: dat Zy'als nu niet kunnen gedoogen de Gemeenten in onkosten te itorten, die haar vermoogen verre te boven gaan. enz. Davus. Als zy dit omtrent de plecht! e Zielmisfen even zorctyk behartigen, dan zal ik het pryzen Maar waarin beftaan die onmaatige kosten ? hoe veel zouden die wel moeten bedraagen? waartoe? op wat wyze ? ' S/Mós Dit zeggen zy niet: men moet hen maar gelooven.' Het zyn onkundige , die anders denken dan zy. 't Is zonder voordeel; 't is onnoodzaaklyk, 't is zyn hoogmoed involgen, om Kerken te neemen, Denk liever aan den armen Davus. En aan den Pastoor. Simo. Dat ftaat 'er niet by. Davus. Is hy da» ook niet arm, die van liefdegaaven moet léeven? Simo Het kluchtigfte dat my in deeze tweede rede* voorkomt, is, dat de Pastoor zo zorglyk fchynt voor het benaauwde beftaan zyner Gemeente, enze tevens derwyze in een nederig daglicht ftelt, dat, zo dergelyke befcheiden ter Amfterdamfche Beurze wierden ingewonnen, niemand zyne gantfche Gemeente één honderd guldens zou durven crediteeren. Davus. 't Is, beuzelen, Vrind« Maar hoe luidt dè derde reden? Simo.  ?d . T. W P R jfc A K van Simo, Deeze doet de deur.tbe'j ja deeze huane overweeging, zeggpnzy, moet alleen • genoeg zyn om van het bezit en van het gebruik dier Kerken te doen afzien, Davus. Dat moet een duchtig bewys zyn. Simo. Het raakt den leevenden niet ; maar den .dooden. Davus. Goede God! Zy. die de leevenden beledigen „ ontzien rdie de dooden dan oqk niet.. Simo. Laat ik het u vóorleezen r ',, 'Om dat het bc ~ „ graaven der lyken van alle Kerkgenootfchappcn in de ,, voorheen publieke Kerken, volgens onze Kerkwetten, „ dezelve tot 'de oeffeninge van. onzen Godsdienst vol- ftrekt, ongeTchikt maakt " Davus. Het wordt hoe langer hoe erger. De leev nde wykt voor dooden; de Man vreest voor Ipooken , de Simo. Met uw verlof Davus ! ik begryp den zin niet wel: het fchynt my te duister. Davus, Die Dekenpastoor. wist wel wat hy . wilde .zeggen , maar wilde niet zeggen wat hy wist. Och! men wil zo gaarne een vriend des Keizers blyven; al zoude men 'er zelfs .de onnozelheid om verraaden: dc .Vrind fpant al zyn vermoogen aan , om in de gunst van .Proteftanten te blyven. Hy vermydt zorgvuldig al wat aanleiding megt gecven van die .gunst te kunnen verfiaauwen, verdenken, vernietigen. Hy verzwygt de 'Kerkwetten , die hy der Gemeente hadt moeten, verkJaaren. Wel, wel, wat praat ik! men moet .immers den Pastoor gelooven, zonder verder bewys. •i. liwtii -.'o':[ «sM i t-j n*)iip.i';a' zl >' ■.tnvïet*', Simo. Maar welke Kerkwetten meent gy, dat de Pa©oor bedeelt ? Davus.  SlMO tK D A V u s. Davus. 'Dat zal ik u zeggen: het onderwerp zelf verraadt het. Hy heeft den XXVII Titul van het II Boek der Canonieke Wetten , over het begraavën , in 't oog. Daar ftaat, dat allen, die in den Kerkban zyn , alle verbodenen, alle bekende Woekeraais, Jooden, Heidenen, Ketters, en NB die den tienden nier betaalen', enz. Op o-eone Kerkelyke wyze; dat is, met Ceremoniën mogen worden begraavën. ' ,i..i.;.-,1/i'»V-(l- • •li.lV . T tl*«WÏ«i«»1 »V>S**. •«?>' J»J'/Ot'*>l Simo. • De vraag is niet of zy op hunne Kerkelyke wyze ; maar of zy op eene: Burgerlyke wyze in hunne • Kerken mogen worden begraavën, Davus. Maat 'hoor 'verder. De begraaving. moet nie*géfchieden in de Kerk;'maar in den voorhof, of in het portaa:, in Atrio vel Porticu, of buiten de Kerk in de t Kerkhoven; ten zy Bisfchoppen, Abten, Aartspriesters en geloovige Leeken begraavën worden. Simo. Dat is hard ,'; en wel Waardig van verzweegen. te wórden. '' ' Davus. Gy brgrypt ligt Simo! dat het laatfte met H «effcein ,een verband ftaat; dat zulks op eene Kerkelyke' wyze vereischt wordt; dat herplaats'heeft daar Tien, den melden, daar Bisfchoppen en Abten bellieren;"irf" één woord, daar de Kerkdwang heerscht. . Het heeft peen plaats in een vry land van verfcheidene gezindten, . daar niet dan zindelingen , ten dienste der geloovigeh het noodige verrichten. Die Kerkplechtige gewoonten zyn geene grondwetten des geloofs: gy zultze te vergeefsch onder de Canonct van het Trentifche Cotdilie zoeken: zy worden verfchikt, zy worden nagelaaten, naar dat tyden en plaat» fen zulks verëisfchen. ' , Simo. Dit moet zeker zo zyn. In DuUschland heb ik gezien dat anders gezinden in Roomfche _ Kerken, werden begraavën: ja, wat meer is; ik zag 'beiden -Catholyken en Proteftanten beurtelings in ces. zelffte KevF R hum  I rj$ TWEESPRAAK van hunnen Godsdienst vreedzaam verrichten. Dat is recht foroederlyk! ik moet u betuigen, Davus! hunne gydeloozè eendragt trof my; ik hadt eene gelyke acnung voor beide gezindten. Davus. - *Dat is braaf.' zo moet het zyn. Maar om u de ongerymdheid dier voergewende Kerk-» ■wetten te beter te doen gevoelen , zal iK hunne eigene reden in eene gelykfoortige betrekking overbrengen. ,, Om dat onze Republiek niet duldt, dit men Pro„ cesfiën en openbaare bedieningen houde.of met eenig ©rdeskleek of teken buiten zyn Kerkgebouw verlchy„ ne, zie Art. XXIII. volgens onze Kerkwetten, dezel„ ve tot de oefeninge van .onzen. Godsdienst vofSrekt ?r ongefchikt maakt; daarom moeten wy het land ver- laaten." / Simo. Zeer wel; als die zeven Pastoors dan goede Herders zyn, laatenze maar eerst vooruit loopen. Ik gaa ondertusfehen maar voord Blz. 7. ,, Wy hebben nog eenen ftap verder gedaan, a, wy hebben ook volkomen afftand gedaan van „ ons aandeel in de penningen, welke van den verkoop i, der voorheen publieke Kerken zullen komen." Bravo ! dat is grootsch.! dat is edelmoedig! dat noem ïk belangloos. Davus. Te recht, myn vrind! zo zy over het hunne befchikt hadden; maar van een andermans leer is goed riemen fnyden, zegt hét fpreekwoord. Het geringfte, het nederigftc kind der gemeente heeft, uit kraehte deiVolkstelling . even 'zo veel te vorderen en te ontvangen als een trotfche Hans Deken van -Haarlem. Welk eene gevloekte uitzinnige laatdunkendheid, den eigendom van zeven talryke gemeenten noodeloos, moedwillig, en op eigen gezag weg te fchenken! • Simo. Zachtjes; zy geeven reden van hunne verrichting, die alle redelyke fchepfelen genoegen moet geefren: zo drukken zy zich uit, Davus.  SIMO in DAVUS. Ijl Davus. Ja, zo als de trouwlooze Vorst by Macbi** veilt. Een Vorst, zegt hy, zal nooit wettige gelegenheden ontbreeken, om het niet nakomen van zyn „woord eene kleur te geeven (a). Simo. Het geene my ltrydig, ja ongerymd voorkomt, is, dat die Pastoors aan den eenen kant hunne respective Gemeanten als gering vermogend, en hunne armen als noodlydende affchetfen; en aan den anderen kant zo> ryk, zo ruimfchootsch, zo onbedwongen gelden wegfchenken, als of het 'er niet op aan kwam. Hoe ik het^keere of wende, het fluit niet: ik wilze voer gee-« ne Financiers erkeanen. Davus- De minfte Pastoors voeden eenige liefde voor hunne Gemeenten : al hunne liefde is eigenbelang. Voor dien pryt achten zy hun Vaderland; en anders zouden zy het verhaten. Zonder Vrouw, zonder Kinderen, zyn zy zonder bloed; en dus zyn zy natuurlyk minder verbonden; zy zyn als Diegcncs overal t'huis; zy zy* der Waereld onafhangelyk, en volftrekte Ifolés. Nergens vinden zy hunne bloedverwanten of ^zymaagea, ten zy eene gunftige of geheimzinnige aanblaazing het anders befchikke. Simo. Dit laatfte merktge te recht_aaa. Ik heb my menigmaalen verwonderd over de Affcheidspredicatiën onzer Perdicanten. 't Was nooit de gunst van Vrinden; 't was nooit eene heilige kuipery, [die hun eene geringere Gemeente daedt verhaten, om eene aanzienlykere te aanvaarden: 't was altyd de Goddelyke roeping, 't was altyd de heilige infpraak des Geestes, die het wilde. Ik dacht menigwerf, houdt dan de H. Geest altyd éénen zelfden regel? wil hy immer de verhooging zyner dienaaren, en nimmer derzelver verlaaging? Tro»-s wens die Preekheerca vernederen zich zrfven nooit. Davus, {*) II Principe Cap. XV1IF. Ne mai »d un Principe inaucarsntte tagioti legiiime éi etltrart PintSferyMnza. x a  TWEESPRAAK van Davus. Begryptge dat niet, Simo.! Als de Hemel ie«' mand roept, dan luistert hy immers naar boven? Simo. Nu begryp ik het. Maar laat ik verder leezen. ,, De natuurlyke beftemming van deeze penninM gen , als uitmaakende ons aandeel in de voerhepn pu-blieke Kerkgebouwen, kan niet anders weczen, dat> het onderhoud van oaze Kerkgebouwen." Davus. Dat deugt niet, Bürgcr! Het beginfel is valsch met alle deszelfs gevolgen, 'Er komt geen verkoop der publieke Kerken te pas; noch deeling der daaruit voordfpruitende penningen; noch beftecding van het toegevallene aandeel. Laaten wy eens zien wat 'er de Staatsregeling zelve van zegt. die alleen hebben wy tp volgen, en geene trotfche, grilzieke of fchraapzuchtige gedachten van anderen. Additioneele Artikelen VI. ,, De Kerkgebouwen ,, cn Pastory - huizen der voormaals hccrfchendc Kerk „ worden overgelaatcn aan de befchikking van. ieder p'aatfelyk Bewind, om des wegens tusfehen alle Kerkgenootfchappen eenig vergclyk te treffen . . . . . „ De grondllag van dit vergelyk is, in ieder plaats het ,, grootfte aantal van Leden der onderfcheiden-Kerke- lyke Genoodfchappen, het geen alzo de relatieve meer,^ derheid van Zielen zal uitmaaken. ,, Hetzelve zal de vóórkeus hebben omtrent de naas- ting eener plaatslyke Kerk en pastory, onder bepaa,, ling echter, na gedaane begrooting van de waarde ,, dier gebouwen, van eene maatige uitkeering, het zy ,, in eens of by termynen aan de andere Kerkgemeen- ten, naar evenredigheid van derzelver leden , enz,. 'Vindtge. hier één woord in, van het vericoopen van publieke Kerken ? Ik vind wel het 'peelin van Kerken , naar de befchikking van ieder plaatslyk Bewind; nevens dat de talrykfle Gemeente naar evenredigheid de vóórkeus zal hebben; dat is, de hakeus■ ovcrgelaaten aan dé andere min talrykc, in evenredigheid haarer zielen. Men hadt dierhalven Kerken , ten minften ééne maeten necmen , en het dcelverfchilin geld daar by ':e •ntvangen, ten behoeve der verkreegene Kerk of Kerken  SIMO bk DAVUS. ken moeten befchikken. Maar wat heeft men gedaan? Men heeft den ,wil der Staatsregeling, en met dien den wil hunner eigene Kerkgemeenten verraaden. Is dat niet fraai? Simo. Iudiervoege vervalt alles wat de man prevelt op Blz. 7. 8. 9 &.10. wegens het aandeel in de verkooppenningen der Kerken; dat zy of voor het onderhoud hunner eigene Kerkgebouwen, of voor de Gemeenten, of voor den Armen zouden moeten worden beftemd. Het nydig herinneren van voormaaLs geledene Ichade; het lieflyk herdenken van genoetenc weldaaden komen hier geen van beiden te pas. De vraag is eenvouwig; moet men de zin der Staatsregeling volgen af niet? zo ja, dah hebben zy gefaald; zo neen, dan faalen zy nog meer: de Staatsregeling verklaart in haar Hot: D at allo inbreuk op dezelven is een aan/lag op de vei- lig beid van den Staat." ' Davus. Zo is het. De Gemccntenlcdcn zelfs hebben geen recht hunnen Pastoorcn eene volmagt te verkenen , wier inhoud met onze Staatsregeling niet ftrookr. Zy hebbenze aangenomen; zy verongelyken niemand met hun woord geftand te doen. Maar wie heeft de Pastoors gevolmagtigd ? Simo. Dat is'hier de vraag, Blz. 11. naamelyk ,, of de P istoors wel bevoegd zyn tot deeze flappen 0 Dit beantwoordt hy, Blz. 12 en 13. op eenen toon als de oroote Turk. Hy is Allcenhecrfcher, allccnbeftierer en opziener zyner Pastorye, en derhalven alleen tot alles bevoegd; gevolglyk ook om den eigendom zyner gemeente naar willekeur weg te fchenken. Davus. Geldt dit voor het Credit, dan geldt het ook voór het Debet"; en waarom betaalt hy dan de ƒ10000: — fchuld zyner Pastorye niet af? Hoor, Simo! geloof al dat Presbyteriaarfche gclhork niet. Schulden of infchulden •ener Roomfche Pastorye- is der Gemeente, en niet des Pastoors. Wordt hy naar elders beroepen, of komt hy te overlyden; zyn Opve-lger of zyne Erfgenaamen bekreunen zich des niets. Hy is Pastoor voor den Kerkdienst, en voor het overige niets meer. S 3  3* TWEESPRAAK van Simo. Ik weet het niet; de man is zich zelvea niet gelyk: dan pocht hy op zyn gezach; dan beklaagt hy zich over den last; en dan weder gunt hy het eenen anderen niet. Davus. Laat ik het u zeggen, Simo < Het beftier of •de verzorging der R. C. Kerken is ia de Nederlanden tweewyzig: ten platten Lande zyn daartoe Kerkmeesters verkooren, en beftaan uit de vooraaamfte Leden der refpeêtive Gemeenten zelve. In de Steden is die lastpost aan den tydelyken Pastoor, by vergunning, overgelaaten. Simo. Nu begryp ik het; dan is het ten Dorpe kerkelyke Democratie, en ter Stede Ariftocratie. Davus. Wel geraaden. De Kerkelyken zyn Weêrhaanen; zo de wind waait, zo waait hun belang, zo het belang waait, zo waait hunne Theologie, 't Is een Chameleen. Ik wed dat zy Democratisch worden, als zy niet Ariftocratisch kunnen bellieren. Simo Hun Kerkbeftuur is dan eene ftilzwygende toeftemming der Gemeente , tot opzeggings toe : maar lieve deugd, wie kan zich een recht aanmaatigen over eene vreemde zaak , daar hy het over zyn eigen, niet heeft? Davus. De Kerkelyke hoogmoed, ten fpyt van den Satan. Simo. Word niet driftig: ik wil liever voordleezen. Davus. Ik zal het betwisten , zo het niet deugt. Simo. ,, De Reclame, die wy gedaan hebben zon„ der u op te roepen, en zonder eenige byzordere qualificatie tot het doen derzelve ontvangen te heb„ ben, is door de Municipaliteit dezer Stad gunstig aan- genomen." Davus. De Municipaliteit heeft de reclame gunstig aangenomen, en met reden ; zy vertrouwden, dat Eerwaarde Heeren niet dan Eerwaarde zaaken kwamen verrichten; maar heeft hen daar door geenszins tot het afdoen der zaake gewettigd. Alle gemeenten berusten in de reclame door hunne refpective Pastooren verricht: het was haar wil om de reclame te doen; het was haar •1  SIMO s» DAVUS. in zo verre om 'f even door wienze gedaan Werdt. Maar verder. Simo. „ Waren wy, zonder eenige nieuwe qualifïcatie bevoegd tot het doen van deeze reclame, dan „ zyn wy op dezelve wyze bevoegd tot de finale af- ,, doeninge van deze zaak." Davus. Die Helling is dubbeld valsch: die Heercn waaren zonder qualificatie niet bevoegd de reclame te doen, en in zo verre hebben zy de Municipaleit misleidt. De reclame werdt des niettegenftaande gunsti"' aangenomen; de Gemeenten droegen 'er kennis van* namen 'er ftilzwygend genoegen in, en in zo verre werdt de reclame gewettigd. Maar eens genomen die Heeren waaren door hunne refpective Gemeenten tot het doen der reclame gequalificeerd geweest, volgt daar dan volftrektelyk uit, dat zy uit krachte dier fpeciaale qualificatie tot de finaale afdoening van zaaken gerechtigd waaren ? of konden alle Gemeenten zamen, de eenen niet qualificeeren tot het doen der reelame, en de anderen tot de afdoening van het gereclameerde ? De magt des uitvoerers gaat niet verder dan zyne qualificatie. Simo. Dit is zeker, en daarom vervalt al het overige dat zy prevelen, als of 'er geene reclame naar behooren gedaan ware, zo wy de hunne niet erkenden. Davus. De Gemeenten erkennen de reclame; het raakt haar niet op welk' eene wyze die gefchied zy; 't is haar genoeg, dat zy is aangenomen: maar zy erkennen in geenen deele , dat iemand, hy moge zyn wie hy wil , door het daarftellen eener reclame het recht zoude verkrygen van de zaak finaal te beflisfen; ik laat liaan alles eigendunkelyk weg te fchenken. Simo. Wat dunkt u van dit Jaatfte vaarwel? „ Waaruit verder volgt, dat het te laat is, om, of »» eenige der Kerken, of «enig aandeel in de daar ui» f, provenieerende penningen te pretendeeren." Davus. Nu weet ik waarachtig niet wat ik moeC Zeggen. Ik vraag my zeiven, is het onkunde of list? Is het domheid of verwaandheid ? Is het fpel of bedrog? li het kinderwerk of rerfchalking? Is het een geestely- k»  'U TWEESPRAAK van SIMO en DAVUS. ke nyd öf een waereldfche afgunst? Is het eene laagheid der" ziele of een gebrek der hersfenen? of is het alles te zamen genomen? Och! Simo! Simo! Het harte gloeit my van verontwaardiging.... Ik flap 'er van af. » SrMO. Blyf Davus ! Hier heb ik ten flot nog eenè Christelyke vermaaning, eene Loffpreuk van zien zeiven Davus. Wie zou hen pryzen, zo zy het zelfs vergaten v Simo. En dit alles eindigt met een lielreerend gebed. , Davus. Wy kennen die Theo'ogifche kunstgreepen zeer wel. Ah de Vos de Pasfie preekt, Boer pas ep uw gttnztn* Vermaanen en bidden is goed; maar rechtvaerdig te leeven, een ieder het zyne te laaten toekomen, en zynen evenmensen niet te verfchalken, is beter. . Simo. Ik geloof niet dat 'er onder de Pastoors veele Patriotten zyn. Davus. 6 Ja, van onderfcheidene foorten; als. quartpatriottcn, halfpatriotten , twyfelpatriotten, tuimelpatriotten , raare , fyne, kwastige, zwakke» loenfche, takkige en fommige ronde Patriotten. Simo. Wat rommelzóó discht gy my op! Wie zyn rende Patriotten? Davus. De braaven, die 'er rondborstig voor uit komen; niet met woorden; maar met daaden, i-nyn Vrind. Simo. Die zyn myne achting waard. Wie zynze? kent gyze? Davus. Dat kan ik zo fpoedig niet zéggen: ik moet roy herinneren. Bo.. Beu Va . Ve .. J A Simo. Wat ftamelje, Vrind! beginje te Ezelen? . Davus. Zo doen zy... ik wil 'er u liever een nota van geeven, als ik u wederom fpreek. Ik gaa... lee? gezond. SfMo.' Die nota zal ligt niet groot zyn. Vaarwel.