Pro Memorie in antwoord op het Vborftel door of van wegen de Commisfie uit de Kerkenraad gedaan, inhoudende: „ om, „ 12 Leden der Gemeente by hun te verzoeken., „om, met deeze Commisfie vereenigd, een „Plan te formeeren tot naasting der Hervorm3,de Kerken; en een Fonds op te richten, „ waaruit de nodige Penningen daartoe — en „verder tot betaalinge der Traktementen aan „de Predikanten, &c. na de (by de Staatsregeling gefielde drie Jaaren,) zoude te vin„den zyn. „Welke 12 Leden der Gemeente aldus en „daartoe door hun geëngageerd zynde, door „hun aan den Kerkenraad ter approbatie voor„gefteld zouden worden, en door dezelve goedgekeurd zynde, met en benevens de voorn. „Kerkelyke Commisfie, mede uit 12 perfbo„nea beftaande, dus te zamen , als één Com,3misïie uit 24 perfoonen beftaande, der Ge„ meente van de Predikftoelen zoude voorge* 5, field worden , en welke Commisfie daarna „zoude gereekend worden de Gemeente te „ reprefènteeren , en aldus in name en voor „reekening der Gemeente bovengaande zaken „reguleeren, 5t zy by eenpaarige Conclufie, „'t zy anderszints by meerderheid van fiema,men." •—. TT JTToe zeer wy overtuigd zyn van de noodzakelykheid dat 'er eene Commisfie uit de Gemeente gecommitteerd word, tot het regulen van voorn, zaaken. — Hoe zeer wy vastftellen dat verfcheide notable Leden, die hier mede toe gevraagd zyn, en bedankt hebben, de noodzakelykheid van zodanig eene Commisfie ook wel gevoelen, en niet onverfchillig zyn wat 'ervan de zaken der Godsdienst al of niet zal geworden. —■ Zo zyn wy mede overtuigd dat geene onverfchiliigheid of werkeloosheid , hun den Lust of de Moed^ benomen hebben, om, ter bereiking van dit anderszints zo heilzaam oogmerk, mede te werken — maar dat de reden van hunne declinatoire antwoorden te zoeken zy, in't ontmoedigend vooruitzigt, dat zy, in dezen ftaat van zaaken, ver- eenigd  C * 3 eenigd met zodanig eene Kerkelyke Commisfie, en als onder het Opperbewind der Kerkelyken -daargefteld, en onder wien zy, zo zy al eens niet eenftemmig advifeerden, altoos door overftemmmg zouden bukken, en zonder vrucht zouden moeten werken. — Altans, dat deeze hunne vereeniging den invloed zoude weeren uit het harte van een aanzienlyk 211 groot deel der gemeente, wiens hulp en byftand zy echter zo zeer zoude behoeven. — En het is om die reedenen ook, dat Wy, na rype deliberatien, ons verplicht vinden te verklaaien, ons, mee dat yoorftel, met te kunnen vereenigen; alzoo wy, dus vereenigd werkende, niet als vruchtelooze poogingen, en wellicht onaangenaamheden voor ons, zo van de zyde der Gemeente, als van de zyde der Kerkelyke te gemoet zien en verwachten. — Indien het Plan der Kerkelyken of des Kerkenraads mogt weezen deze zaak (niettegenftaande de ondervinding der herhaalde weigeringen, en der waarfchouwingen) op de voorgeftelde voet doopte zetten, laten wy de zaake aan Gode en zynè goede Voorzienigheid over ! — Wy hebben onze gedagten daarop' gezegd, en zyn dus buiten alle verantwoording. Wy kunnen echter de apparente mislukking dezer.zaake, en de gewktige gevolgen, die dezelve na zich zal fleepen, met onverschillig aanzien, en zullen daarom ter voldoening aan onzen plicht, en ware het mogelyk ter Voorkoming van verdre verdeeldheeden en fcheuringen, vryelyk onze gedagten zeggen, die wy overlaten ter beoordeelmg van allen die deeze. zullen zien ot hooren, net zy dan Leden der Kerkenraad, het zy dan Leden der Gemeente. Het kómt ons voor, dat de zorge voor de naasting der Kerkgebouwen, en voor de betaalinge der traétementen, behoord niet aan de Kerkenraden, maar aan de Gemeentens! — zie de Aditioneele Articulen by de Staatregeiing , Art. t. en Art. 6. als mede Art. 21. der algemeene beginzelen. — Ook zullen aan de Gemeentens de penfioenen, geduurende de eerstkomende drie jaaren, afgegeeven Worden. — Zo begrypen het ook de Predikanten die deswegens te Utrecht vergaderd zyn geweest. — Dus moet zo wel te Amfterdam als overal elders eene Commisfie uit de Gemeente gemaakt worden. — Dit zo zynde, behooren de Kerkenraden de vrye keuze en -benoeming der perfoonen aan de Gemeente overtelaten , en niet zichzelven of eene Commisfie uit hun daarby indringen, en de Gemeente daardoor als aan banden leggen — neen, de Commisfie behoord vry en onafhangelyk te zyn van alle Kerkelyke invloed en bewind — en moet (zal dezelve wel gefteld zyn) tegens over de Kerkenraad èn de Kerkelyken Haan, de Gemeente reprefenteeren, en de magt hebben om alles te doen, wat anderzints de Gemeente, omtrent de Kerken en Kerkelyke zaaken, zoude kunnen en behooren te doen.— Tot  C 3 ) Tot het formeeren van zodanig eene Commisfie behoord de Kerkenraad (wil dezelve zich anders niet aan een fchromelyk verzuim fchuldig maken) de Gemeente aantefpooren en optewekken, maar dezelve behoord geene perfoonen optegeeven of iets verder te eisfchen. — En wanneer als dan door of van wegen de Gemeente een bekwaam aantal van perfoonen wierden opgegeeven, die bekend zyn achting en eerbied voor de Hervormde Godsdienst, en invloed by de Gemeente te hebben, behoorde de Kerkenraad die aan de Gemeente van de Predikftoelen voor te dragen, even als bv de beroepingen van Predikanten, Ouderlingen en Diaconen het klein getal van maar 12 Leden, die, om aan de ontvangene Qualificatie, van de meerderheid der Leden te beandwoorden, en het belang der Gemeente aan geene verwarring bloot te nellen, zich gedrongen gevonden hebben, om de aanvulling der nu openftaande Plaatfen te beproeven, —waarin zy zoo verre gevorderd zyn, dat 13 Leden dezer Gemeente, te weeten: Pieter Beyers, j Lourens Joukes. Adolph Julius Philippus Boom. Bernardus Meyer. Jan Engelberts. Nicolaas de Roever. Willem Tsbrand van Hamelsveld. Hermanus Scherius. Daniël Hooft Gerritsz. Jan Hendrik Stuhlen. Willem Cornelis Horneer. Willem Themmen. Zich genegen verklaard hebben, den gewichtigen post te willen aannemen, indien de meerderheid der Leden van de Gemeente, hunne aanftelling zou goedkeuren, en zy daardoor eene behoorlyke Qualificatie zoude ontvangen, om de Godsdienftige belangens der Gemeente, zoo veelmogelyk is, voor te ftaan, en met allen yver tc bevorderen. Om  Om nu van de waare goed- of afkeuring der vöórhoerride Burgers, en wegens derzelver Qualificatie,door de Gemeente, verzekerd te zyn, hebben wy hier by gevoegd, twee verfchillende Declaratoiren of Stem-Biljetten, vriehdelyk verzoekende, dat alle de Leden der Gemeenten tot een Huisgezin behoörènde , dat geene van die beide, 't welk zy verkiezen, met hunne Naamen gelieven te Onderteekehen, — Vervolgens te fluiten, om aan den geenen, welke hetzelve agt dagen na de rondbr.enging, zal komen afhalen te rüg te geeven. — Zullende wy na dfe terugkomst der Biljetten, ten fpoëdigften ons werk maaken om dezelve te openen, en daar uit de ftemming opmaaken. Wanneer dan blyken zal, dat de meerderheid van Stemmen is, vóór de goedkeuring der voorgeftelde Burgers, dan zullen wy der nieuw verkorens Leden, terflond onze Verjadering inlyven, om verder, gezamentlyk, met den meesten yver, en naar ons beste weeten werkzaam te zyn, in alles wat de opgedragen last van ors zal vorderen. Eindelyk moeten wy hisr nog byvoegen, dat van alle zodanige Naamtekeningen, welke door een en dezelfde hand getekend zyn, niét meer dan één in de telling aangenomen, en dat op de Tekening met kruisjes, zoo die niet behoorlyk bekrachtigd zyn» geen reflectie gemaakt zal worden, en dat de ftilzwygendeh niet onder dc Stemming zullen gerekend worden, maar dat alleen de behoorlyke Naamteekeniftg, op een van de beide Declaratoiren, door ons geteld, en daar uit het gevoelen van de meerderheid der Gemeente zal opgemaakt worden. Ziet daar geachte Mede - Leden van ons Nederduitsch Gereformeerd Kerkgenootfchap, wat wy noodig geacht hebben, aan Ulieden by deezé voor te draagen. Wy eindigen met den welmeenende wensch, dat het Gode behaage, alle goede pogingen die aangewend worden, ter inftandhouding van den openbaaren Godsdienst, zo in deeze als in alle de Gemeentens van ons Vaderland, zodanig te beilieren en te zegenen, dat dezelve mogen uitloopen, tot eer van syncn groucen Naam , en rnr. wezenlyk heil van alle de Gotnosntens. —. Gedaan In onze Vergadering, binnen Amfterdam, den 21 April iSoo. H. J. C O Ë R M A N, vt. Uit Naam van voornoemde Commisfie S. G. van der VOORT, Secretarie  STEM-BILJE T. De Ondergetekende, Lidmaat der Nederduitfche Gereformeerde Gemeente binnen deeze Stad, gelezen hebbende het Addres van de Commisfie tot de Zaaken der Kerken in deeze Gemeente van dato 21 April r8oo. verklaaren by deeze, de daarby voorgefteide Leden der Gemeente, en derzelver toetreding tot deeze Commisfie volkomen goedtekeuren, en dezelve tot al het nodige irt deeze meede te Quahlïceeren STEM- BIL JET. ïJe Ondergetekende, Lidmaat der Nederduitfche Gereformeerde Gemeente binnen deeze Stad, gelezen hebbende het Addres van de Commisfie tot de Zaaken der Kerken in deeze Gemeente van dato 21 Apnl 1800 verklaaren by deeze, de daarby voorgefteide Leden der Gemeente, en derzelver toetreding tot deeze Commisüe volkomen aftekeuren NB. Dit Stem-Biljet onverhoopt verzuimd wordende aftehaalen, wórden de Leden der Gemeente verzocht, 'c zelve binnen vier dagen na het ophalen, by den Kpster van de Nieuwe Kerk te laten bezorgen,   < 3 > Art. 9. Vari deze alzo geflotene Contracten zal, over het eerfte Jaar worden betaald eene Renté van 4 pCt. of ƒ 4000-: over Contraften van den iften Rang; ƒ2000: - over die varj den 2den; / 800: - over die van den 3den; en ƒ 400: - over die van den 4dcn Rang. . \ ■ Art. 10. In het eerfte Jaar en vervolgens Jaarlyks, zal, in ieder Contraft één Aandeel by uitlootihg worden afgelost: en wel in de Contraéten van den iften Rang van/1000:- Capitaal, met ƒ 1500:-; inden a** Rang van/500 Capitaal, met/750:-; in den 3den Rang van ƒ200:Capitaal, met/300:-; en in den 4den Rang van/100:- Capitaal met ƒ150:-. Art. 11. By affterven van het benoemde Lyf vervalt het Aandeel: gelyk mede zodanige Aandeden vervallen, waarvan in twee Jaarcn dé Renten niet zyn afgehaald, welke laatften voor afgeftorven zullen worden gehouden. Art. 12. De uitkeering der Renten, öp ieder Aandeel zal, Jaarlyks, op 4 perCt. blyven, tot dat, door uitlooting of affierving een Contraft zoo ver zal zyn gereduceerd, dat, uit de hierboven Ait. 9. bepaalde Sommens van / 4000: — / 2000: —• / 800 — en / 400:~ 1 perCf. meer over de overblyvendé Aandeelen zal kunnen worden betaald, en zo vervolgens perCentó gewyze opklimmende. \ . ~ Art. ïji Wanneer een Contraft tot op het laatfte Lyf zal zyn uitgeftorven, zal de Hooftlfom worden verdeeld tusfehen den Eigenaar van het Aandeel en het Kerklyk Fonds, zodanig: dat de laatfte Participanten zullen genieten, in een Contraft van den iften Rang / 50,000; in een Conffaft van den 2d™ Rang / 25,000: - ; in een Contract van den 3*0 Rang ƒ IO,ooo: -; en in een Contraft van den 4den Rang / 5000:- te betaalen, tegens gequitteerde overgifte van de Afte van Aandeel, of in Contanten, of in EfFeften, berekend naar den Cours op den dag van het fluiten van het Contract: ter keuze van Comirisfarisfen: zullende de wederhelft in EfFeften worden afgegeeven aan het Kerklyk Fonds om te ftrekken tot Capitaal, engeadminiftreerd te worden door den Direfteur van het Kerklyk Comptoir. Art. 14. De Infchryving gefchiedt ten allen tyde, by al zulke Perfoonen, welke door Commisfarisferi daartoe verzocht en gecommitteerd, zich met dat werk wel zullen willen belasten, en voorts op alle zulke Plaatfen alwaar zich Hechts één Predikant der Hervormde Kerk bevindt, by denzelven, of den geenen die hy daartoe zal benoemen, en ingeval van Vacature, by zodanig Perfoon als door de Leden van de Kerklyke Commisfie aldaar, benoemd tot behartiging der belangen van het Hervormd Genoodfchap, of, zodanige Commisüe nietbeftaande, door den Kerkenraad, daartoe) zal worden geauthorifeerd; en op Plaatfen alwaar, twee of meer Predikanten zyn, door zodanig Perfoon, 't zy Predikant of -byzonder Lid der Gemeenten, als de gezamenlykë Predikanten of Kerklyke Commiifien of Kerkenraaden, daartoe zullen authorifeeren. Art. 15. Ieder zal kunnen mfehryven voor zoo veel Aandeelen; hy zal goedvinden, en daarby moeten benoemen een Perfoon of Perfoonen waarop dezelve Aandeelen worden gevestigd, en wier geboorte-dagen by de .infchryving moeten worden opgegeeven.7 ,-. Art. 16". '' De Deelneeming zal gefchieden op Aften van Infchryving van den navolgenden inhoud: „ Wy ondergetekenden verklaaren hiermede deel te nemen, in de Negotiatie tot het Al„ gemeen en Permanent Fonds, ten behoeven van de Hervormde Kerk, voor zodanige Som„ men als nevens onze Naamen ftaan uitgedrukt \ waarvoor wy de Penningen, tegen den „ tyd van het Fournlsfement, aanneemen te voldoen." • » ■ ..." Art. 17. De Fournisfementen vóór Primo January 1800 ingefchreeven, zullen vóór Primo April daar naa volgende, moeten worden gepresteerd, en zo vervolgens de volgende infehryvingen voor Primo April, Primo July. en Primo Oétober, in elk Jaar binnen drie maan'den na het fluiten van den termyn van infchryving, ten einde de. Renten Jaarlyks geregeld op die vier Epoques zullen kunnen worden uitgekeerd, en. zal by bet fournisfement moeten worden gevoegd een Doop- Cedel of ander wettig bewys van geboorte van den benoemde Perfoon. A a ' Art. ï$i  < 4 > Art. 18. Voor ieder Fournisfemeïit wordt afgêgeeven een Acte van Aandeel in Blanco of op Naam, naar verkiezing; doch met uitdrukking van den Rang, de Clasfe, het Contraften het N°., zodanig gedrukt, dat alle vervalfchmg zoo veel mogelyk worden voorgekomen getekend door ten minften drie Commisfarisfen in den Haag, en den Administrateur als mede door den Direfteur van het Kerklyk Comptoir, ten bewyze dat dezelve aldaar'zyn geregiftreerd: waarby gevoegd zullen worden een getal oningevulde Attestatien de Vita, by wyze van Coupons, om Jaarlyks dooreen Predikant van de Hervormde Kerk* der Plaatze waar onder de benoemde Perfoon resforteert, of by vacature, door twee Leden van den Kerkenraad, op of na den vervaldag, getekend te worden, ten einde de Renten daarop te kunnen ontvangen; mitsgaders een Attestatie de Mortes, om daarop insgelyks te kunnen ontvangen de Renten van het Sterf-jaar, mits dezelve binnen zes maanden na den verfchvndagj benevens de Afte van Aandeel worde ingeleverd. Art. io. Ingcvallc de benoemde Lyven zich buiten 's Lands bevinden, zullen daar van moeten worden ingeleverd Attestatien de Vita in forma, door den Magiftraat der Plaatfe alwaar zy zich bevinden, üitgegeeven, en waarby het Coupon over dat Jaar zal moeten gevoegd zyn. s . Art. 20. Ingevalle op den termyn van het fluiten der Contraften, eenige Aandeelen overfehieten, welke niet in een Contraft kunnen worden vereenigd, zal voorde Penningen van zodanig fournisfement aan den Deelnemer worden afgêgeeven een provifioneel Recepis, tot de volle Som, de 10 prCt. furplus daar onder begreepen, en waar van zal worden betaald een Intrcst tegen 5 prCt. in 't Jaar, tot zoo lang dat zodanig Aandeel in een Contraft zal worden ingelyfd. Art. 21/ De uitdeeling der Renten zal Jaarlyks na den verfchyndag, op vertooning en overgifte van de Attestatie de Vita gefchieden, aan het Comptoir der Adminiftratie in den Haag, of op zodanige andere plaatfen, als, in der tyd, tot meerder gemak der Deelneemers, znllen kunnen worden in train gebragt. ' ■ \ . ■ v..;,, \ . Art, 22.... .: . r- :.' ■- • . Alles, 't geen, zo van de 10 prCt. furplus der Infchryvingen, als van de Revenuen van het Capitaal der Negotiaüe, na aftrek van de uittedeelene Renten, te betaalen Intresfen, aflosfingen en onkosten, zuiver zal overfehieten, zal Jaarlyks worden gefteld ter dispofitie van de Casfe der inkomsten van het Kerklyk Comptoir, waar mede een aanvang zal worden gemaakt in den Jaare 1801. Van het Kerklyk Fonds. . Art. 23. Het Kerklyk Fonds zal beftaan in een vast Capitaal, en in eene Casfe van Inkomsten. Het vast Capitaal zal in den tyd progresftf worden geformeerd: 10. Uit de wederhelft van het Capinw der wtgenótvene Conti-aAen in de Negotiatie, welke aan dit Fonds zullen worden uitgekeerd. 2°. Uit allen zodanige Erffenisfen, Legaaten of Donaticn, boven de ƒ 100:- als aan het zelve Fonds mogten toekomen, en waarvan, door dien Testateur of Donateur, niet bepaaldelyk anders, of tot geftipuleerde oogmerken, zal zyn gedisponeerd. De Casfe der Inkomften zal beftaan: i°. Uit die Sommen, welken volgens Art. 22. uit de Casfe der Negoüatie ter dispofitie van deze Casfe worden gcftcld. 20. Uit de Revenuen van de vaste Capitaalen van het Kerklyk Fonds zelve. 30. Uit alle Erfnisien, Legaaten of Giften, niet boven de ƒ 100:- bedragende, endoorden Geever niet bepaaldlyk tot aanleg van Capitaal beftemd. ' Art. 24. Alle de bovenftaande Inkomsten zullen ftrekken ten voordeele van de Hervormde Kerk. 'Tot'de Jaarlykfche uitdeelingen zullen mitsdien alleen zulke voorwerpen aanfpraak hebben, welke, naar Kerken-orde tot het Hervormd Kerkgenoodfchap worden gerekend te behooren; zonder dat het Beftuur van dit Fonds zich immer zal aanmatigen de beflisfing van Kerk- '' >w^;f''~ ' , .. . iy- i  AAN O N Z E LAN D GEN O O T ER JL3e Ontwerpers van het navolgend Plan, bieden, ingevolge him voorloopig Programma^ in de Boekzaal der Maand Augustus , en het beknopt Verflag in die van November reeds publiek gemaakt, aan hunne Medebroederen van de Hervormde Kerk, aan allen, welken belang ftellen in de bevordering van Godsdienst en Deugd, en eindelyk aan de zodanigen, welken dezelve als eene loutere rinantieele Operatie .zoude mogen behaagen, eene Negotiatie, welke in alle andere tyden harslcnlcliimmig kon fchynen; maar in de uitwerking bevonden is, veel ruimer aaïi de Oogmerken te beantwoorden, dan zy zeiven zich in den aanvang hadden voorgefteid. Zy, welken, of uit liefde voor hunnen Godsdienst, of uit een gevoel van rechtvaardigheid jegens de Li eraaren hunner Kerk, een werklyk deel willen neemen, in de poogingen tót inftandhouding van den Openbaaren Eerdienst der Hervormde Kerk, kunnen dit nimmer doen zonder Opofferingen: die Opofferingen jntusfehen zyn hier zeer gering: de mindere voordeden beftaan in eene maatiger Rente dan hunne Capitaalen hen in dezen tyd zouden kunnen opbrengen; en al hun gevaar beftaat in een vroegtydig affterven van het benoemde Lyf, vóór de uitloting: daar tegen, kunnen zy zodanige Lyven kiezen, als hun naar den kans der Natuur het gefchikst voorkomen: dan, ingeval van eenigen duurzaamen leeftyd, vermeerderen hunne inkomften al ras tot boven de reftitutie van hun Capitaal; en wanneer zy bet geluk hebben, dat hunne benoemde Perfoon, de langsüevende mogt zyn, waartoe de kansfen (als met Perfoonen van byna gelyke Jaaren in één Contract ftaande) omtrent gelyk liaan, en 't geen door de Jaarlykfche met voordeel gedaane Uitlotingen, nog wordt bevorderd; dan worden zy bezitters van een, naai- rato van hun gedaan Foumisfement, vry important Capitaal. Alle deze voordeden zyn ons voorgekomen, aanzienlyk genoeg te zyn, om, zelfs zodanigen, welken meer onverfchillig mogten zyn, omtrent het beftaan der Hervormde Kerk, door een gegrond vooruitzicht op eenen voordeeligén kans, tot deélneeming te animceren. En wat de beftaanbaarheid van deze verfprokene Voordeden met het Hoofd-oogmerk, dé voordcelen voor het Kerklyk Fonds, aangaat: elk, die het Finantieele maai- eenigermaate kundig is, zal ligt kunnen berekenen, dat de tegenwoordige Cours der Inlandfche Effeéten (welken men voor deze Negotiatie verkozen heeft, omdat, hoe zeer de Kerk van den Staat is afgefcheiden, dezelve- toch in den Staat blyft beftaan) toelaat, om, na de beftryding van alle. deze engagementen, zo uit de 10 pCt. furplus, van de Jaarlyks nieuw aankomende infenryvingen, als uit het overfchot der Intresfen, een aanmerklyke uitkeering aan het Kerklyk Comptoir te doen : hy zal zien, dat de opvolgende uitfterving der Contracten, door de Uitstotingen- bevorderd, allengs een Capitaal voor het Kerklyk Fonds formeert, 't geen, nimmer aangeroerd, en altoos aangroeyendc, door den tyd, aanzienlyk moet worden. En eindelyk zal de doorziende hoogacliter van zynen Vaderlyker Godsdienst 'er in befpeuren, dat, terwyl hier een Fonds gefticht wordt, om de kern te bevatten waarop het Capitaal kan aangvoeyen, en waaraan alle Liefdaadige Giften, Legaaten en Erfnisfen, tot een algemeen einde, kunnen worden toegevoegd, 'er tevens eeïie-Cas/c wordt daargefteld, waaruit de Hervormde Kerk Jaarlyks kan putten: en hy zal, boven dit alles zekerlyk met genoegen ontwaaren, dat 'er zodanige vaste regelen van uitkeering zyn voorgefchreven, dat niets van gunst of ongunst, of eenige eigenwillige voorkeur afhangt: dat de Kerk alleen zal genieten, en nochtans buiten allen invloed, en geheel vry blyven zal in haar inwendig beltuur: Ja, dat zy, door'den tyd, een geheel onafhanglyk beftaan bekomende, zelfs niet meer van, de milddaadigheid, of van den welvaart haarer Leden zal afhangen. De plaatslyke fchikkingen in de meer aanzienlyke en gegoede Gemeenten van ons Vaderland, vertrouwen wy, zullen geene bedenking, veelmin eene hinderpaal, tegen den goeden voortgang van dit Plan, opleveren, daar dezelve, voor zo ver zy op Jaarlykfche zuivre toelagen gegrond zyn, fchoon veelligt in het begin ten uiterften noodzaaklyk, echter geene algemeene inrichtingen onnodig maaken,■■ waardoor ook in den nood van meer afgezonderde en van hulpmiddelen ontblootte Gemeenten voorzien, en de band der Kerken nauwer toegehaald worden, terwyl dezelve door de Christlyke vereeniging worden aangepreezen. Hy die dit alles gevoelt, zalzyne poogingen en wenfehen met de onzen vcrëenigen, de voordeden, (misfehien langzaam) van den tyd inwagten, in vooruitzicht op de daadlyke vervulling der woorden, die wy ten Zinfpreuk van deze onze onderneeming verkiezen: Magna ex minima. A VQQR>  VOORWAARDEN VAN NEGOTIATIE TOT EEN ALGEMEEN EN PERMANENT FONDS, TEN BEHOEVE DER HERVORMDE KERK. Algemeent Artikelen. Art. i. Deze Negotiatie zal, voor zoo veel de Hoofdfom aangaat, zyn onbepaald, tot zoo lang dat uit de Inkomften van het, daaruit te formeeren, Kerklyk Fonds, genoegzaam in alle de behoeften der Hervormde Kerk, overeenkomftig het daarvan gemaakt Ontwerp, zal kunnen worden voorzien. Art. a. Het Capitaal dezer Negotiatie zal worden belegd in zodanige verfchillende foorten van Inlandfche Effeékn ten lasten van den Lande Ioopende, als ten meeste fecuriteit en voordeele zullen kunnen worden belegd of aangekocht: terwyl uit deIntresfen van dezelve zal worden voorzien, zoo in de Rentenier Deelneemers, als in de Inkomften van het Kerklyk Fonds, en by uitfterving geformeerd.worden een van tyd tot tyd accresfeerend Capitaal, om der Hervormde Kerke, door den tyd een onaf hanglyic beftaan te verfchaffen. Art. 3.' , I De Negotiatie en het daaruit aanteleggen Fonds, zullen gedirigeerd worden door Twaalf Commisfarisfen, benevens een Adminiftrateur der Negotiatie in den Haag en een Direfteur van het Kerklyk Comptoir te Utrecht. \' , . .'' " Art. 4.. ' . De 'Negotiatie zal ten aÜen'tyde,.■wanneer Commisfarisfen zulks voor het belang van het Fonds nuttig en nodig öordeelen , ter mfchryving en deelneeming open zyn en blyven. Van' de Negotiatie. Art. 5. De Negotiatie zal beftaan'by forme van Tontine: zy zal verdeeld zyn in Contraft en van honderd gelyke Portiën, geftèld op Lyven, ten dage van het Foumisfement, binnen het zelfde tiental van Jaaren van Ouderdom vallende. Art. 6. 'Er zullen zyn Contraften van Aandeelen in vier Rangen en agt Clasfen. Een Contract vm ' den eerften Rang zal teftaarf uit één honderd Portiën van f ï lóo:- Foumisfement ieder, err op Lyven in dezelfde Clasfe vallende. / , De Contraften van den .tweeden Rang' zullen beftaan in even zoo veel Portiën van. ƒ 550:- Foumisfement; die van den derden Rang, van ƒ 220:-, en die van den vierden Pang, van ƒ 110:- Founiisfetnen't, mede als böven. Waarvan zullen worden uitgegeeven Aftes van Aandeel ter Somi'nen van ƒ 1000:-, van ƒ 500:-, van ƒ 200:- en van ƒ 100:- Capitaal: en zullen de ïo perCent Surplus geftort worden in de Kas der Inkomften van het Kerklyk .Comptoir.. . " '■' ] ' \, Art. 7. : ' De Contraften van de ie Clasfe zuUqn beftaan uit Lyven beneden 10 jaaren. de 2e uit Lyven van 10 tot go Jaaren. de 3e — ——■ van 20 tot 30 -. ■ de 4e ; • — —— van 30 tot 40 ■—— de 5c ; — 1 van 40 tot 50 ~— de 6e ■—- — • ■ ■ van 50 tot 60 ■—?— . de4 7e ——- ■— >—1— van 60 tot 70 ■——p de* 8e ——- — ■ boven 70 Jaaren. Art. 8. Zoo ras een honderd Aandeelen van egaal Foumisfement op honderd differente Lyven in eene zelfde Clasfe van Jaaren vallende , zullen zyn ingefchreeven , zullen dezelve in één Contract worden verëenigd, en zodanig Contract worden gefloten. r Art. 9-  < 5 > ïyke gefchillen over de bevoegdheid van. eenig Perfoon tot de voordeden voor het zelve % maar zich altyd, diesaangaande, zal onderwerpen aan de uitfpraak der refpeclive Synodaale of Cïasücaale Vergaderingen, of wel van zodanig Ligchaam als, in der tyd, door dezelven, zoude mogen worden gemachtigd, ter handhaving van het Kerkbefruur. En zullen deze ' uitdeelingen gefchieden op de volgende wyze: i°. Reeds in den Jaare 1801. te rekenen van den 23 April, en vervolgens Jaarlyks, in ieder Jaar, waarin eene hoofdeïyke uitkeering van ten minften ƒ 100: - zal kunnen gefchieden, zullen de Inkomsten gelykïyk worden verdèeld onder alle nog in leven zynde Profesforen en Predikanten van dePIervormde Kerk, welke in 1794 dezelve Kerk hebben bediend, of naderhand tot den dienst zyn geroepen, of nog zullen geroepen worden, en welke niet, ■ of vry willig hunnen dienst hebben nedergelegd, of daar van kerklyk ontzet zyn, of wel de Republiek hebben verlaaten: zullende in die Jaaren, waarin de uitkeering geen/ioo:per hoofd zou kunnen bedraagen, de voorhanden zynde Somme tot verbetering van de volgende uitdeeling worden .gereferveercl. 2°. Zo dra met deeze uitkeering zoo ver zal zyn gevorderd, dat'dezelve hoofdlyk ƒ 500:zal bedragen, zullen de 'overige inkomften worden verdeeld onder alle Emeriti, zo wel die voor het Jaar 1801 zodanig zyn verklaard, als die, welke vervolgens, by getuigfchriften van hunnen Kerkenraad', zullen doen ; blyken, wegens ongefteldheden of verzwakking onbekwaam te zyn, om den dienst langer waar te neemen, en welke verklaaren kunnen geen ƒ 500: - jaarlyks inkomen te hebben, eene gelyke Portie, en 30. Aan alle Weduwen van Profesforen en Predikanten, die insgelyks verklaaren kunnen , geen ƒ 250:- jaarlyks inkomen te hebben., eene halve Portie; doch beiden al mede niet dan wanneer de lioofdlyké uitdeeling ten minften \-gedeelte van het geheele Penfioen, 't welk op de beide genoemde. Sommen refpeclïvelyk wordt gefield, zal kunnen bedraagen. 40. Wanneer cie inkomsten aan deze eerfté. behoeften kunnen voldoen, zal het restant derzelver worden uitgekeerd aan clie geenert onder de Profesforen en Predikanten boven bepaald, welke in 1704, hooger .Traélement genoöten hebben, of naderhand op hooger Traclement beroepen zyn, of vervolgens ih derzelver plaats zullen beroepen worden; doch - niet geïyklyk: maar in evenredigheid van het meerdere van dit Traélement boven de ƒ500:en zulks tot het volle Traclement toe, 't welk zy gewoon waren te ontvangen: zullende op zulke Plaatfen alwaar het Traclement onzeker was, een overdag worden gemaakt, zo als het .zelve'in de laatfte 10 Jaaren vóór 1801 door één heeft bedraagen, door de Kerklyke . Commisfiën dier Plaatfe, indien zodanige benoemd is, en anders door de Kerkenraad,om, door Commisfarisfen geappro'beerd zynde, zich daar'aan in de uitdeeling te houden. Doch ■ ten aanzien van deze Plaatzen zal,'ingeval van volgende beroepingen, aan den.gemelde Commisfiën of Kerkenraaden, onder approbatie als boven, worden overgelaten, om een Traélement, voor het vervólg, meer evenredig aan de ftandplaatfe te bepaalen. 5°. Wanneer wyders de Inkomsten van het Fonds zulks toelaaten, zal ook worden gezorgd voor een Kindergeld aan iedere Profesfor of Predikant als boven. 6°. Voor de betaal tig van Kosters, Vooiieezers, onderhoud der Kerkgebouwen, nodige behoeftens;, en voldoening der Intrcsfen van Capitaalen tot aankoop der Kerkgebouwen opgenomen. ' %. ... 7°. Voor. de vergoeding van Onkosten ,, gedaan tot inftandhouding van den openbaaren Godsdienst, en.aftosfing van Capitaalen, daar toe genegotieerd, alles zedert 1794. 8°. Voor allé Predikanten, geftaan hebbende of nogflaande in alle zulke Plaatfen, welke in 1795 aan de Republiek hebben behoord, doch als toen zyn afgeftaan, onder de nodige bepaalingen. 90. Alle nog onbefteedde Inkomften zullen worden gebezigd tot zodanige, voor de Hervormde Kerk, nuttige oogmerken, als Commisfarisfen in der tyd zullen oordeelen meest overeen te komen met de bedoeling dezer inrichtinge. Art. 25. Vermits de inrichting van dit Fonds eensdeels ten Hoofddoel heeft, de inftandhouding van den Openbaaren Godsdienst, der Hervormden, door dë geheele Republiek, vooral op zulke Plaatfen, welke, geheel of ten deele, van genoegzaame R.esfources zouden verftoken blyyen, en een tweede, daaraan ondefgefchikt oogmerk is, de Leden der Gemeenten, gradatim, en naar evenredigheid, van den last der temporaire Contributien te ontheffen; zo zullen de Leeraaren in die Gemeenten, waarin dóör plaatslykë vaste Fondfen, in de behoeften der Kerke reeds geheel of gcdeelteiyk mogf zyn, óf in der tyd nog worden voorzien, geene aanipraak kunnen maaken op de hiervoren gemelde uitkeeringen, dan voor zoo verre het te kort komende betreft, en het Qverfchot, ten voordeele van hunne minder gelukkige Medebroederen keeren; maar zullen de Predikanten in clie Gemeenten, waarin Hechts temporaire voorzieningen beftaan, recht behouden op de uitkeeringen uit het Kerklyk Fonds, teneinde de Gemeenten, des goedvindende, hunne Contributien, in evenredigheid kunnen verminderen. 15 Art. 26.  < ^ > Art. 26. Allen die aanfpraak maaken op eenige uitkeeringen, zullen zich voor de eerfte maal, en vervolgens, hy verandering van Standplaatze, met de nodige bewyzen, (Vracht-vry) moeten adresfeeren aan het Kerklyk Comptoir, en zal aan dezelveii, by deugdlyke bevinding hunner prstenfien , worden gezonden, gedrukte Quittantien : welke behoorlyk getekend, ten Comptoire van den Directeur, ter registratie, zullen moeten worden vertoond; zullende op eenen volgenden zitdag de bemaling volgen, en daarby telkens worden afgêgeeven nieuwe Quittantien voor de volgende reize. , Art. 27. De betaalingen zullen gefchieden, om de 3 of 6 Maanden, dan wel Jaarlyks, naar gelang van de hoegrootheid der uitkeeringen, te rekenen van het ophouden van Tradement, of begin van den Dienst. Art. 28. Alle uitkeeringen worden betaald tot op 3 Maanden na het overlyden van de daartoe gerechtigde Perfoonen; doch houden op met den dag, by Predikanten, wanneer dezelve naar elders vertrekken, of vrywillig hun Ampt nederleggen, of daarvan Kerklyk worden verhaten, of in de Clasfe der Emeriti overgaan, en by Weduwen, wanneer dezelve komen te hertrouwen. Van de Dire&ie. Art. 29. , De Algemeene Directie zal beftaan uit twaalf Commisfarisfen, allen Leden en Voorftanders der Hervormde Kerk, geaccrediteerde Perfoonen, van goeden Naame; en infehryvers op dit Fonds; waarvan zes, benevens den Adminiftrateur zuilen uitmaaken, het Collegie van Adminiftratie van het Comptoir der Negotiatie in den Haage, en de zes overigen met den Directeur het Collegie van Directie van het Kerklyk Comptoir en Adminiftratie van het in der tyd te ontftaan Kerklyk Fonds te Utrecht. Art. 30. De zes eerften zullen worden benoemd by mondlyke of fchrifdyke ftemming, van gezamerrdyke als dan beftaande Infehryvers, inde Maand Maart 1800, door den Adminiftrateur een Maand te vooren daartoe op te roepen, uit een twaalftal door de Infehryvers in den Haag woonachtig te formeeren; van welk twaalftal ten minften zes Perfoonen hunne vaste Woonplaatfe in den Haage houden,. De zes Commisfarisfen van het Kerklyk Fonds zullen, uiterlyk in de Maand December 1800 worden benoemd, of door zodanig Lighaam van Gemachtigden door de verfchillende Gemeenten, Clasfen of Synoden dezer Republiek, 't welk als dan zou mogen beftaan, en de Hervormde Kerk in ons Vaderland zou kunnen vertegenwoordigen, of, by ontftentenis of weigring van zodanig Lighaam, door Gedeputeerdens van de Gemeenten of Clasfen van de Synode van Utrecht, en wanneer ook deze niet beftaan of de verkiezing mogten weigeren, door de Kerklyke Commisfie der Stad Utrecht, of eindlyk, by weigering van deze, door Commisfarisfen der Negotiatie, en als dan uit een twaalftal, geformeerd door de Infehryvers binnen de Stad Utrecht, door den Directeur daartoe op te roepen: waarop insgelyks ten minften zes Perfoonen moeten gevonden worden, hunne vaste Woonplaatfe te Utrecht houdende. Art. 31. By Vacature zal die plaats wórden vervuld door de Commisfarisfen van de beide Comptoïren, welken gezamenlyk daartoe, uit de Deelneemers in de Negotiatie, zullen benoemen een geaccrediteerd Perfoon van goeden Naam, Lid en Voorftander van de Hervormde Kerk: in het oog houdende, dat altoos ten minften drie der Commisfarisfen van het Comptoir der Negotiatie in den Haag, en ten minften drie der Commisfarisfen van het Kerklyk Comptoir, te ) Utrecht zullen moeten woonachtig zyn. " Art. 32. De Commisfarisfen in loco refideerende, zullen afdoen het loopend werk van elk Comptoir: terwyl de overig-en; voornaamlyk daargefteld voor de Correspondentie, en ter bevor- ■ dering van de belangen van het Fonds in de verfchillende deelen van de Republiek, alleen in gevallen van aanbelang of dubië'teit, zullen worden geconfuleerd of geconvoceerd. Art. 33. Commisfarisfen over elk Comptoir zullen hebben het algemeen toezicht over het zelve, en de Amptenaaren en derzelver Bedienden, by hunnen plicht, in eene accuraate, getrouwe en expedite waarneeming van derzelver refpective Posten beftaande, houden. , Ait. 34. I Zy zullen de Effecten tot elk Comptoir beboerende,' refpectivelyk onder hunne bc- I waanng hebben, gefloten in Yzeren Kisten, elk met vier dillerente Sloten, waarvan drie I . Sïeu- I  < 7 > Sleutels onder drie van hen, en den vierden onder den Adminiftrateur by het ééne, en onder den Directeur by het andere Comptoir, zullen berusten. Ait. 35. Alle Effecten van beide Comptoiren zullen moeten worden geftempeld, aan 't hoofd met een merk, houdende de woorden, fonds voor de hervormde kerk, en alzo niet wezen aliënabel, dan wanneer by handtekening van twee Commisfarisfen, door een openbaar Amptenaar geverifieerd ten kosten van den geenen aan wien dezelve worden gecedeerd, zal blyken, dat dezelve by uitfterving van een Contract, in particulieren Eigendom zyn afgêgeeven. Art. 36. Onder Commisfarisfen zullen Op gelyke wyze als by Art. 34, berusten, zodanige Sommen van Penningen, als by de Comptoiren, boven eene bepaalde Som aan den Adminiftrateur of Directeur, tot de loopende uitgaaven, aftegeeven, voor handen mogten komen. Art. 37. Commisfarisfen van elk Comptoir zullen bepaalen den aanleg of aankoop van Effecten, zoo voor de Penningen uit infchryvingen geprovinieerd, als voor die, welken uit Erfnisfen, Legaaten of Donatien, aan het Kerklyk Fonds mogten aankomen. Art. 38. De Dispofitie over zodanige Penningen ten bovengcmelden einde, zullen gefchieden op handfchrift van twee Commislarisfen, door den Adminiftrateur of Directeur mede ondertekend. Art. 39. Wanneer door Commisfarisfen van ée'n der Comptoiren, naar den zin van Art. 1 en 4 bedenkingen mogten worden gemaakt, omtrent het fluiten of opfchorten der Infchrvving in de Negotiatie, zal het gecombineerd Collegie van Commisfarisfen, der beiden Comptoiren, of door den Direéteur naar Utrecht, of door den Adminiftrateur naar den Haag worden befchreeven, en in dezen bellisfen. Art. 40. Het gecombineerd Collegie van Commisfarisfen zal na het eerfte Jaar, Jaarlyks, eerst in den Haag, en vervolgens te Utrecht by den anderen komen, omtehooren, optenemen ,^en te fluiten de Rekeningen, zo van den Adminiftrateur als van den Direéteur; en vifie te nee* men van de Effecten, Casfen en Boeken by elk Comptoir voorhanden. Art. 41.' De Negotiatie zal onder op en toezicht van dé zes daartoe benoemde Commisfarisfen worden geadminiftreerd door reyer van den bosch, in den Haag: en het Kerklyk Comptoir zal te Utrecht worden gehouden, door anthony callenburgh baartmans, als Directeur: welke mede, onder op- en toezicht als boven, inde tyd, zaladminiftreeren de Capitaalen en Inkomften van het Kerklyk Fonds. Art. 4a. By de eerfte vacature van één dezer Posten, zal de tegenwoordige Bezitter van den anderen Post, als Mede-Oprichter van deze inftellinge, de keuze'hebben om zyn Comptoir met het 1 opengevallene te verwisfelen, en zal alle Vacature wyders vervuld worden, door het Collegie ■ van Commisfarisfen van het Comptoir, waartoe deze Post behoort, onder approbatie van Commisfarisfen van het andere Comptoir, met een gefchiSt en geaccrediteerd Perfoon, Lid van het Hervormd Kerkgenoodfchap. Art. 43. Deze Amptenaaren zullen hebben de aanftelling van hunne eigene Geëmployeerden of Bediendens, cn voor derzelver activiteit, accuratesfe en goede trouw respoiifabel zyn. IZy zullen op zich neemen alle de werkzaamheden elk van hun Comptoir, zo van de Correspondentie, de Infchryvingen, afgifte van Aandeelen, Beleggingen, Ontfangst en Uitgaave van Penningen, Repartitiën en Uitkeeringen, als het houden der Boeken en opmaaken der Staaten en Rekeningen, elk voor zoo veel derzelver Adminiftratie en Directie concerneert: mitsgaders het houden der Notulen van Commislarisfen van hun Comptoir, in wier Vergaderingen zy Stem en Zitting zullen hebben. De Adminiftrateur zo wel a's de Directeur zullen nimmer eene merklyk grooter Somme van Penningen onder zich behouden, dan waarvoor zy, ten genoegen van Commisfarisfen van hun Comptoir voldoende cautie zullen hebben gefield. Vermits de onzekerheid van de reüsfite dezer Negotiatie, en de zekerheid- van de groote werkzaamheden en onkosten, daar aan verknocht, zal by den eerften Adminiftrateur en Direéteur gczamenlyk, voor de Onkosten van deze Adminiftratie en Directie worden genoten, l*ct gewoone, Adminiftratie - loon, zo als by den Hove van het voormaalig Gewest Holland in  < 8 > Adminiftratien Is geaccordeerd: mits echter onder de by Art. 48, hierna te meldene kortingen ten vóordeele van de Casfe der Inkomften van het Kerklyk Comptoir. Art. 47. Uit deze Revenuen, zal by dezelven moeten worden Voorzien in het etablisfement der beide Comptoiren, zo in den Haag als te Utrecht,-en vervolgens in de jaarlykfche Onkosten van Commifemen Comptoir-behoefteiis, .Vrachten en Briefporten, uitgenomen de Zegels, indien daarvan de vrydom niet mogt worden geobtineerd. Doch ingeval door eenig Deelneemer of Gebeneficeerde uit het Kerklyk Fonds, buiten fchuld der Adminiftratie, eenige onkosten worden veroorzaakt, zal zulks aan zyne uitkeering worden gekort. Art. 48. . Van deze Adminiftratie zal ten allen tyde het volle Adminiftratie-loon over de Revenuen worden genoten. Dan vermits uit de eerfte Inkomften de Onkosten van het Etablisfement van tyd tot tyd zullen worden gereconvreerd, zal, zo ras het Capitaal, zoo in de Negotiatie, als in het vast Kerklyk Fonds, gezamentlyk, boven twee Miilioenen mogt komen te monteeren, van het meerdere! geen Adminiftratie-loon van het Capitaahvordtn berekend. Art. 40. De bovengemelde Adminiftratie-loonen, zullen, by den Adminiftrateur en Directeur, voor . derzelver werkzaamheden, en tot onderhoud van derzelver refpective Comptoiren, zodanig •worden verdeeld:"' dat Jaarlyks door den eerften | gedeelte aan den laatstgenoemde zal worden .uitgekeerd, en, in der tyd, insgelyks door den Directeur | gedeelte van het geene hy als Adminiftrateur van het vast Kerklyk Pouds zal berekenen, aan den Adminiftrateur der Negotiatie. . Art. 50. Ingevalle van Vacature zullen Commisfarisfen met den nieuw aanteftellcn Adminiftrateur of Directeur, zodanige fchikkingen kunnen maaken, als de alsdan bekende werkzaamheden zullen toelaaten ,. en de belangen van het Fonds vereisfehen: mits niet pnejudicieerende aan den nog overgebleevenen Mede-infteller van het Fonds. Art. 51. ■' 'Er zal Jaarlyks worden uitgegeeven een Staat van de Negotiatie en van het Kerklyk Comptoir, ten yoordeele van het Fonds. ... : . Art. 53. Ingevalle, onverhoopt, tegen Primo April 1801, een zoo weinig beduidend Capitaal in de Negotiatie mogt zyn ingefchreeven, dat men reden meende te hebben, om op de verdere reüsfite geen ftaat te mogen maaken, zullen de gezamenlyke Commisfarisfen mogen delibe•reeren, om de betrekking tusfchen.de Negotiatie en het Kerklyk Fonds te fepareeren, en de Negotiatie, enkel als eene Financieele Operatie ten vóordeele der Deelneemeren te doen doorgaan. CONCEPT-ACTE van AANDEEL* Rang; Clasfe; Contract" "Ia ; N13. ;ƒ Wy Ondergetekenden, Commisfarisfen en Adminiftrateur van de Negotiatie tot een Algemeen en Permanent Fonds, ten behoeven der Hervormde Kerk, wvH^iren , in onze opgcmclde Qualiteit ontvangen omhebben van een Somma van voor een Aandeel ten Capitaale van gefteld ten Lyve van Beloovende wy Ondergetekenden, zoo voor ons als voor onze MedcCommisfarisferi, ons ftiptelyk te gedraagen aan de Voorwaarden, ^ïier boven gemeld, en daarvoor verbindende alle de Capitaalen en Inkomften dezer Negotiatie. Actum in den Haage, den 18 Geregistreerd by het / Kerklyk Comptoir. ' ^Commhfarnfen. . Directeur. Aëmjniftrateur.  Dé Perfoonen aan welken deze- Acte van Infchryving wordt toegezonden, worden verzocht, Wegens het belang, *t welk zy ongetwyffeld ftellen, by de inftandhouding yan den Openbaaren!Hervormden Godsdienst, mede te werken tot bevordering der Negotiatie, tot het algemeen en permanent Fonds, ten behoeve der Hervormde Kerk; door de Inwooners hunner refpeetive Plaatfen aan te fpooren tot ruime Infchryvingen, of, voor zoo ver derzelver omftandigheden zulks zullen gedoogeh, tot milde giften ten vóordeele van het zelve Fonds, vooral reeds in den aanvang'van dit werk, op dat de uitkeeringen eenigzins mogen beantwoorden, aan deszelfs heilzaame bedoeling. En gelieven de bovengemelden, indien eenige Infchryvingen by hen zullen zyn gefchied, op de hier onder gedrukte Actens (waarby genbegzaam klaar is aangeduid, 't geen 'er by dient te worden ingevuld) dezelve, na deh eerften January aanftaande, of vervolgens na verloop van den drie Maandelykfchen Termyn, door hen getekend zynde, . intezenden aan zodanige Correspondenten, als by publieke Papieren, vóór elke Plaats, zullen worden bekend gemaakt, ten einde de Actens van Aandeel kunnen worden opgemaakt. Haag den 30 November 1799. R. van den .BOSCH, Admimjïrateur. \ ' ACTE v an INSCHRY VING/ I Wy Ondergetekenden verklaaren hier mede deel te neemen indeNegoriatie tot het algemeen en permanent Fonds, ten behoeven van de Hervormde Kerk, voor zodanige Sommen als nevens onze Naamen Haan uitgedrukt, waar voor Wy de Penningen, tegen den tyd van het Foumisfement, aannemen te voldoen. L 1 - Was der I INSCHRYVERS. BENOEMDE LYVEN. Fournisfe- •yvmge. iN-aEimen. lopNaamof . Naamen IGeboortedagjWoonplaats meuten. in blanco.  Datums der I INSCHRYVERS. | BENOEMDE LYVEN. Fournisl 7 Infchryvinge. Naamen. op Naam of Naamen Geboortedag Woonplaats mentett in blanco. ;' ! • : j ! ■ I J i I \ I ■  f^sderj INSCHRYVEIIS. BENOEMDE LYVEk Fournisfe* Firyvinge. Naamen. op Naam ofi Naamen {GeboortedagWoonplaats mentcn. in blanco.  Datums der INSCHRYVERS. BENOEMDE LYVEN. Foufl» ïnfchryvinge. Naamen. op Naam of Naamen Geboortedag. Woonplaats I in blanco. > I I H ■ Ingefchreeven by my  La Commission pour les affaires de FEglIse Wallonne d'Amsterdam Aux Membres du dit Troupeau, & a cm% qui s'intéressent au maintien de sou Culte Public! TRÉS CIIER.S FRÈRES & SOEURS! Jl y a plus d'un An quc nous nous adressames a vous, pour vous, engager a seconder les efforts que nous n'ayons cessé de faire, pour établir les moyens de pourvoir a 1'entrctien du Culte public, & graees soient rendues a Dieu, de ce que ces efforts ont été accucillis par ime partie d'entre vous. Nous aurions souhaité pouvoir satisfaire au dcsir de plusieurs autres, en vous détaillant 1'étenduë des besoins, cn même terops que nous vous offrons les moyens les moms onéreux possibles d'y pourvoir. Mais quoique tout ce qui s'est passé depuis, ait du mettre chacun en état d'apprècier environ ces besoins, la nature des circonstances reste telle, qu'il ne convient peut être pas de les publier encore, & qu'une prudence raisonnable, & le desü' ardent de ïïêtre pas pris au dépourvu, ont dü nous engager & recourir a une mesure, qui sans vous être trop a charge, assurem une portion conséquente des moyens de les remplir,  Nous espéïons que vous trouverés que le plan que nous vous présentons atteint ce but, & que vos souscriptions abondantes nous mettront a même de lefFeftuer. S'il ne repond pas entièrement a ce que quelques uns d'entre vous désireroient encore, vousserés du moins convaincus, que malgré les soins & les nombreux travaux, que cette Affaire importante & épineuse nous donne, il n'est gueres possible de satisiaire a la fois aux desirs de tous; en 1'agréant donc tel qu'il est, nous le considérerons comme une preuve de la confiance que nous croyons mériter de votre part, lorsque nous vous assurons, que eest la tout ce qu'on pouvoit faire de mieux, après avoir bien pesé toutes les circonstances. Saus doute fi nous avions la ■ satisfaftion que ce plan vous plut assés, pour que 1'emprunt se remplit en entier & avec assés de promptitude pour y revenir avec le même suceès, sar.s doute alors, une fi grande partie des besoins présumés se trouvant remplie, le reste se completteroit a peu prés par une sage Oeconomie, par un emploi utile des deniers confiés. a nos soins, & nous le regarderions comme la récompense la plus glorieuse & la plus douce, que vous pusfiés accorder a nos travaux! Mais si la pénurie & la détresse des circonstances nous font envisager une pareille réussite comme trop brillante, nous espérons qu'en sollicitant de votre part des Contributions annuelles & gratuites, votré piété & le sentiment q\ie vous avés de 1'importance de la chose, nous mettront a même de pourvoir a ce qui pourroit y manquer encore. En conséquence nous nous proposons, de commencer liuit jours après que la présente vous aura été remise de notre part, a venir chez vous, afin que ceux que des circonstances particulieres empêcheroient de participer dans 1'Emprunt, ayent aussi occasion de manifester leur bonne volonté par un don direcl: ou annuel.  Seroit il nécessaire de vous réïtérer que c'est du Culte public, de la Religion qu'il s'agit; que c'est au maintien d'un des plus beaux & des plus touchants monuments de la piété & des vertus de vos Ancêtres, que nous vous invitons a contribuer? Non sans doute! Et veuille le Chef Suprème de 1'Eglise, veuille le Dispensateur Souverain de tous les'biens, récompenser abondamment vos généreux elforts! Fait en Commission le 26 Mai 1800. (signê) {signé) P. J. van den VELDEN, Président, Par ordre de-la Commission susdite, R. ROULLAUD, Secretaire,   SoUSCriptioil Combinde pour un don direcT & Annuel. Je soussigné inengage de fournir a la première demande de la Commission pour les affaires de V Eglise fVallonne de cette Ville, pour les debours que les circonstances exigeront, une Somme de Et en outre, Annuellement, pour les fraix nécessaires au tnaintien du Culte Diyin, la Somme de & cela proyisionellement pour Années. —— Amsterdam, le SoUSCriptioil pour Simple don direct. Je soussigné inengage de fournir a la première demande de la Commission pour les affaires de lEglise fVallonne de cette Vitte, pour les debours qiie les circonstances exigeront ■> & pour former un fonds nécessaire a Ventretien du Culte Diyin, une Somme de Amsterdam, le SoUSCription pour Simple don Annuel. Je Soussigné niengage de fournir Annuellement ct la Commission pour les affaires de VEglise Wallonne de cette Ville, urn Somme de pour les fraix nécessaires au tnaintien du Culte Divin & cela proyisionellement pour Années. — Amsterdam, le   La Commission charge'e des affires-de 1'EghW Wallonne h. Amsterdam. Aux Membres de ce troüpeau &t k ceüx qui s'intéressent au maintien de son Culte Public! TRÉS GHERS FRERES & SOEURS! Pénétrés de 1'étendue de votre Confiaace & des obligsmm sacrées qu'elle nous impose, chargés de votre part de f'èUês au* moyens de pourvoir a vos intéréts les plus diers; la consemtiön du Culte Divin & de cette touchante réuniou oü vous allés porter en Corps aux pieds de VEtrt Suprème le tiibut de vos adorations & de vos louanges* vous fortifier & vous éclairer sur les moyens de 1'engager a vous continuer sa protedion & ses bienfaits, nous venons nous addresser a vous pour en obteiir les fondemeiits qui doivent en maintenir le précieux ensemble. II s'agit pour remplir vos voeux de pourvoir au rachat & a 1'en- tretien des édifïces oü nos Anc&res 1'exerceent ce Culte, pendant des siècles ! bientöt aux honoraires de vcs Pasteurs , & k tous les fraix nécessaires a eet important objet. Dignes rejettons de ces martirs vertueux qui s'exposèrent aux plus cruelles soufFrances, qüi abandonnèrent pa:rie, parens, fortune» tout! pour conserver un si riche dépöt! fcvous ames généreuses. qui en vous attachant a cette Eglise avés perpétué Pintérêt tendrê  que vos prédécesseurs portèrent a ces illustres fngitifs ! C'est a la démonstration de sentiments qui vous honorent que nous venons vous appeller ! Notre coeur éprouve un mouvement de joie en songeant au pieux enthousiasme qui va vous animer ! Pour récompense de nos travaux, accordés nous d'en être les heureux témoins l Trois jours après vous avoir fait remettre Ia présente addresse, permettés qm ™<~>ns venions recevoir vos souscriptions aux soumissions ci-jointes, qui nous mettront a même d'asseoir sur des bases solides une gestion discrette & bien ordonnée, & d elever ainsi ce monument auguste de votre amour ardent pour Dieu notre Créateur & notre Pere, & de votre vive reconnoissance envers Je sus Chris t son fils notre Sauveur, & notre bienfaiteur suprème. Fait en Commission le 4 Avril 1799. Qigné) P. J. van den VELDEN, Président, par ordre de la Commission susdite Qigné) JAQUES BREGUET, en 1'absence du Secrétaire RENÉ ROULLAUD.  ERICH T eener NEGOTIATIE, Tot inftandhouding der Godsdienst-Oefening, by teWalfche Gereformeerde Gemeente der Stad Jmfterdam. Art. I. Öeezc Negotiatie zal beftaan in 225 Aandeelen, yder groot ƒ1000:—, met as Coupons, /go._. eevestinl op ƒ500 ooc:— Nationaale Schuldbrieven, ten lasten de Bataatfche Repuouek, Ktênde uit ecïyke ibmma in Recepisfen a 3;, pCt. Intrest, van de Heffing op een yders bedingen, bv vvvzevan Voorbctaaling, gearrcltecrd den 28 November 1798, en 29 October 1799, Vaar van de Convcriie met den i- Juny eerstkomende begint. Art. 2. ,£>e Deelncemers zullen echter ïn hunne keuze hebben te neemen Obligatien van f 5cv~~ of l*Xr. het zy op naam of in blanco, zullende die van ƒ500:— ondericheiden worden door 'wee Obligatien van één Nommer, getekend met de Letters A en B. Art. S- *>e Fournisfementen zullen kunnen gefchieden in Contanten, ofte wel in Recepisfen van geklde Heffins. zonder onderfcheid, op welke Lands Comptoiren gefourneerd , die in deeze NepOtiatic tot 900:—:—> * 1805. — 9- ■ - 15 * — * i35°-'—: — = 180Ö, — 9 15 = — * i25°'~: — = 1807. — 9 15 * — * iB5°'-— : — * 1808 — 9 - 15 * — * J35°: — : — * 1809. — 0 • ■ - 20 «= — ? 1800: —:—. * 1810. — 9 —— - 20 * — f ]8cc:—.j—, i tin. —■ 9 20 * — * j8co:—— f 1812. — 9 —■ ■ - 20 * —■ = i8co;——i * 1813. — 9 ■• " 2'5 * — * 2250: — :-, * 1814. — 9 25 * — * 225c: — :— • - * 1815. ' — 9 ■ - 25 * — * 2250: — : — * 1816. — 9 • ■ - 25 * — * 2250:—<~- * 1817. — 9' 33 * ' —■ * 2880: — : — <■ 1818. — 9 - 32 * — * 2880:—:—, < 5= 1819. •— 9 - 32 = — # 2880: — ;—, 5= 1820. —; 9 • ■ - 32 = — = 2880; — ; * 1824. *-' 9—■ - 45 * — * 4050:—■:—- 225 Aandeelen, in 25 Jaaren, ƒ56250: — :—. De Berichten dezer Negotiatie zyn te bekomen by de Makelaars GERRIT WILLEM van OP HO VEN, JACOBUS AUGUSTUS JOURDANY, PIETER HEIMBACH Jan pietersz, LAURENS JACOBUS LAMAISON, HENDRIK JAN BOISSEVAIN en JACOBUS JOHANNES ESCHAUZIER, By welke de Infchryvingen kunnen gefchieden, alsmede by de Thefmirltrw voormeld,.  De Commisfie van Zes-en-Dertig, waarnee* mende de Belangens der Roomsch Catholyke Gemeente 5 te Amfterdam. AAN DEN STAATSRAAD VAN HE T BATAAFSCH GEMEENEBEST. BURGERS BEWINDSLIEDEN! Het was op i Febr. 1.1. dat wy een geextendeert Adres, waar aan gearmeXeert een Relaas der Aanftelling, Verrigtingen en onzes Wedervaren ter lafel en cognitie van ULieden inzonden, welk Adres zonder ledure op bet preadvies van den toenmaligen Pradïdent (om de uitgebreidheid van 't Stuk) beüooten wierd, te ftellen in landen van den Raad tot de Binne^andfche Zaaken, ten einde ULieden te dienen van Confidïratie en Advies. Zo dra B. B. waaüenwy van ULieder Beflmr. niet geitformeeid, of beflooten onderling, eene Commisfie in Febr. 1. ï. mt ons midden na 's Hage te decerneeren, gemunïeerd met Last, om de gedrukte Exemplaaren van het, infiripis ingeleverd, Stuk te ftellen in handen van UL. toenmaligen Prefident, met amicaal verfoek, om dezelve (ter facilitering der Leclurej onder de Leden Uwer Vergadering te diftribüeren; welke aanbieding door Hem ook zeer graticus wierd aangenomen, jaa zelfs met raadgeving aan de Commisfie, om zich by den Prefident van den Raad tot de Binnenlandfche Zaaken te adresfeeren, ten einde aldaar dezelve Diftributie te verrigten; De Comrnisüe aarfelde B. B. geen ogenblik, om aan't Confult Uws Prefïderrts te beantwoorden , en Helde daadelyk aan den Voorzitter van den Raad tot de Birmelandfche Zaakeit de gedrukte Exemplaaren ter hand, welke ook door Hem zeer minzaam ontfangen wierden onder beloften van dezelve niet alleen onder zyrie Medeleden te difbibueeren, maar (tot groot genoegen der Commisfie) ook met toezegging van op UL. gemanifesteerd Befluit zonder uitftel te rapporteren, na echter alvorens het Stuk aan de refpective Municipaliteit onzer Stad geranvoyeert te hebben, ten einden zeker te zyn, of de pofitieven in 'c zelve vermeld, conform der waarheid waren. Wy ontveinzen niet B. B.! openhartig te verklaaren, dat wy van * ingewonnen Advies (over de Routine van 't Stuk) den Voorzitter onzes Intermediair Gemeente Beftuurs gepnevenieerd hebben, die ook over de gedaane anonu in dezen alle blyken van achting wel gegeven heeft, Maar  Maar Maas B. B.« na een gefolterd geduld van drcavier Maanden, na die fchoone ge ,dWrdentoenmaligenVoorzter va» denBaadtordeB—e Zaaien, Tol ingele erd Sn* niet aüeen aan ons «air Gemeente Beuuur ten eer«en e re, 1 Zn. maar daarenboven nog «t veering op een fpoedig ^ ddayeTgT^en aandringen. zyn egnr, alle die heilzaame ***** « "es ■* vrugteloos, ja ibhynen o„s eerder L. als of in * boek der vergetenhetd waren TÏÏ"lU om dezegeaiegee.de Redenen, dat wy, als getrouwe Handhavers van de Rechten ons in dezen competerende.als Eerbiedigen van de Hoogst Gecongrueerde Magten ^ZL Aankieevers van den Godsdiens, onzer Geioovige Vooronderen, en ^ lt gt van de Regtvaardigheid o*er zaak, niet fchroomen.onze klaagRem over den* ^dezen.indenfchoot Uwe, Vergadering neder t= ftorten,e„ met gepasten eerbted te verzoeken; primo. Dispofitie op ons voorig ingedimd Adres. Secundo: Den Raad tot de Binnelandfche Zaaken «e verzoeken.en des noods te gelasten, om zonder verwyl aan het gemanifesteerd Beflüt Uwer Vergadering in dezen te voldoen. Ten einde wy eenmaal afdoening van zaaken mogen erlangen, en in ftaat geftelt worden (ook ter handhaaving onzer eigene eer) aan den eisch onzer Committenten te voldoen met ate Leverhandeide Stukken, ter iriigting onzer verongelykte Geloofsboten « den druk gemeen te maken, en aan x geheele Bataaffche Volk ter beoor eehng over te aaten Egl B B. I durven wy ons vleien, dat ook Gyk door ons mgeleverd Adres en deszelf Bylaagen van d= regtmatigheid onzer Vertoogen overtuigt zult zyn; het eene en andere » de onpartydigfte regtvaardigheid zult beoordeelen, de mislydingen om <™**' aantal kunstgrepen te betwist™, e» de byna "f^ZlX^l » Handhavers reeds fchandelys verarm, Kerkgenoctfchap zult erkennen, ^y L * Geregtighedens, Haaters van Dweepzugt en overig dennaate z„>t b* Z I de regl ardigheid der zaak van ULieder Perfoonen e„ Waarmghetd af zal vor eren. «dl neU en over 't Vaderland in , algemeen, en UUeden in x byzonder zy t0egeW°°Sd* Door de Commishe van Zes-en-Dertig, waarnemende de Belangens der Roomsch Catholyke Gemeente dezer Stad; En uit derzelver Naam Amfterdam i+Meyi8oa. ^ ^ ^ ^ Cs. pe HEY, Secretaris*   ( ] 1  VRYHEID, GELYKHEID, BROEDERSCHAP! De Commisfie van zes-én-dertig waarneemende de belangens der Roomsch-Catholyke Gezindheid te Amfteidam AAN Dl EER S T E K AM E R V A N HET VERTEGENWOORDIGEND LIGHAAM DES BATAAF SGHEN VOLKS. BURGERS VERTEGENWOORDIGERS! "\^eiheugden wy ons in den aanvang des Jaars 1795, toen onze Franfche Broeders onè de lang gewenschte Vryheid zo edelmoedig kwamen "aanbrengen? Vermeerde de, daar op volgende plechtige afkondiging der Natuurlyke Rechten van den Menseh en Burger onze blydfchap? en bevestigde de daarftelling onzer nieuwe Conftitutie onze hoop, dat na eene Verdrukking van meer als twee eeuwen, ook óns Kërkgenootfchap de vruehten fmaaken Zoude van het bloed zyner Voorvaderen, van hen zo bereidvaardig tèr vestiging der Vryheid opgeofferd ? ja ftreeide de* zo algemeene goedkeuring en aanneeming onzer nieuwe Staatsregeling door het Bataaiïche Volk op den 23ften April des Jaars 1798 gedaan,onze' gegronde verwagting , dat Vryheid waarlykop Neêrlands Grond zoude woonen, dat Gélykheid niers Hechts in de klank des woords beftaan zoude, en volgens den ipden Artikel der Algemeene Begifjfelen, elk Burger even vry zyn zoude om God naar de overtuiging van zyn hart te mogen dienen, en de Maatfchappy, ten dezen opzigte, aan allen gelyke zekerheid en befcherming zal verléenen ? en vleidden wy ons ter dier tyd met het aangenaam vooruitzigt, dat dit alles ipoedig, en zonder weerzin van het eertyds heerfctiend Kcrkgenootfebap ten uitvoer gebragt zöude Worden,en alzo die wenfcbelyke Broe. derfchap weelig onder ons bloeien zoude?— halsreikende zagen wy den toen aanftaanden eerften November te gemoet, wanneer volgens het zesde der Additioneele Artikelen onzer Staatsregeling tüsfchen alle de Kerkgenooticbappen eenig vergelyk reeds had moeten getroffen zyn, en eene geregelde verdeeling had plaats gehad moeten hebben van de Kerkgebouwen en Pastoryhuizen &c. in vroegere eeuwen door onze Röomsehgezïnde Vöor- A va-  < 2 > vaderen, of federt uit ajgemeene penningen opgebouwd. Ja wy ftaroogden toen reeds op den nü aanftaanden ïsften April, wanneer de drie jaaren verloopen züüen zyn, eü dus het tydftip daar zal wezen, waarmede volgens den eerften Additioneelen Artikel het bezoldigen der Leeraaren en Hoogleeraaren der geheerscht hebbende Kerk beflooten moet worden, en alle de Geeftelyke Goederen en Fondien, waaruit tot hiertoe hunne Traéleipenten of Pennoenen betaald zyn, volgens het vierde der Additicneele Artikelen, tot een vast Fonds moeten wórden aangelegt voor de Nationaale Opvoeding, en ter bezorging der behoeftigen. En dit feroogen,, deze hoop, dit verlangen in ons was toch redelyk; alzo de ondervinding ons genoeg geleerd had, dat, zo lang 'er nog bizondere voorrechten aan het eene of,anderv Kërkgenootfchapgëhegêblyven, zo lang het eene Kërkgenootfchap nog boven het andere gefavorifeerd , begunftigt, of bevoorregt wordt, nimmer waare Broederfchap order ons leeven zal, en de gulde fpreuk van Vryheiö , Gelykheid, Broederschap? ter onzer onderrechting öp alle Uwe Decreeten en Ordonnantiën voorkomende, fle*ts uit fehoonichynende woorden beilaan, en niets heilzaams effectueren zal. Uit Uwe Befluiten , Burgers Vertegenwoordigers! hebben wy dikwerf vernomen,- dat Gyl: op niets minder denkt, dm op den Staatsregel hierin te rerkragten. Meermaal ontwaarden wy, dat Gyl: met pjjj van begrip zyt, dat Uwe Pligt en Waardigheid yan UL. vordert, dat geene té bewer&tefligen., het welk dö groote meerderheid der Natie aan Uwe zorg en werkzaamheden ter uitvoering heeft toevertrouwd. Ja als Mannen van Eere wist, en durfdet Gyl: verfcbeide ryzen de verzoeken, hier tegenaanloopende, moedig van de hand te wyzen. — , A Dan hoe moeten wy ons ni meesters efi bezitters van alle de te verdee.ene Kerken &c te blyven, en denafftand vjn eenige derzelver aan ons Kërkgenootfchap angs allerlei wegen zoeken tegen te houden \ dermaate, dat ons Kërkgenootfchap, het welk ongetwyifeld op veele plaatfen tot de toasting yan Kerk of Kerken gerechtigt is, ten huldigen dage (meer als twee jaaren laater als alles deswegens reeds had moeten vereffend zyn; nog zo verre niet gevorderd is, dat men hetzelve inde geheele uitgeftrektheid van het voormaalig gewest Holland in eene eenige gehaaste Kerk, zynen Godsdienst werkelyk Ziet verngten, ja meest op alle de plaatfen wegens de naasting nog tegenkantingen ziet ontmoeten. Hoe grievend, Burgers Vertegenwoordigers! moet het ons niet vallen , dat wy allenwege onder hen Adresfen zien rouleeren, dat wy hen Uwe gewigtige Deliberatien telkens zien mterrumpeeren, dan door verzoeken van Kerkelyke Commisfiën (niet zo zeer in) maar op naam van haare geheele geffieefltens, dan wederom door individueele leden derzelver, om, nu ook de tyd der bezoldiging hunner Leeraaren &c. ten einde loopt, dezelve nog langer, al was het maar by wyze van Penfioen (als of zulks ten onzen opzigte, en in de geld pecie eenige merkelyke verandering te wege bragt) ten prsejudice van ons en de overige Kerkgenootfchappen, ja ten nadeele van het School en Armen-wezen , uit de GeestelyKeijoe. deren te doen onderhouden, en gevólglyk om UL: (ware het mogelyk) tot het aberonrechtvaardigst befluit, ja tot iets (het zy met eerbied gezegt) het welk r"et in Uwe mabc is, over te haaien. . , T\. Wy hebben, Burgers Vertegenwoordigers! tot dus verre hier in op Uwe Vader lyKe zorg en gerechtigheid vertrouwd; wy vertrouwen 'er ook nog op, waarom wy zelfs de geheele zaak veilig aan Uwe voorzienigheid zouden kunnen overlaaten; dan om niet van zorgloosheid, laauwheid en onverfcbi/ligheid verdagt te worden, hebben wy vermeend , aan onze eer en plicht verfchuldigt te zyn, by Uwe vaderlyke zorg aan te kloppen, Uwe vlugtige aandagt voor een oogenblik tot ons te trekken, ons verlangen met vertrouwen aan ÜJ. voor te draagen, en (of het mogelyk aan Uw doorzigtig oog iets aan konde brengen) tevens eenige van onze aanmerkingen op de rouleerende adresfen der hervormden te doen toekomen, ten einde de zwakheid hunner motiven en gronden aan den dag te leggen, en het weinige gewicht derzelver te enerveeren. De Requestranten funderen zich in hunne requesten voornaamentlyk op de volgende gronden. Jmo, Voeren zy aan het langduurig gebruik en genot der kerken en fondien. Avanceren zy het groot getal hunner ledemaaten, of geloofsgenooten. 3'ip. Wenden zy voor het onvermogen hunner gemeentens, als niet in ftaat zynde de kosten van hunnen Godsdienst te kunnen draagen. rfo  < 3 > «ude£opea, VU: voortellende, dat dezelve het verderf en ondergang van de burgerlyke Maatfchap. cv onvermeidelyk na zich fleepen zal. , ,. Vergunt ons Burgers Vertegenwoordigers! dat wy voor een wyl tyds uwe attentiehier ■ede bSe houden ; dat wy UL: onze remarques op ieder derzelver motiven afzonderiTby dezIn voordragen, 'aan uw veel ver.igter oordeel het nietige ^nner geavanceer^ de gronden ontwikkelen, en tevens aan ULieden den waaren zin voordraagen, dien wy vermeend hebben van den vierden Additioneelen Artikel te moeten vormen, en op welken Artikel de Réquestranten hunne groote, doch waarlyk ongegronde aanfpraak vermeenen ^He^eeritefwTarop' de Réquestranten zich, beroepen, is het twee - eeuwiggebruik der Kerken, en het byna gelyktydig vrugt-gebruik of genot *^ee«etykegoeto,^^ wie weet niet op.wat wyzezy 'er aan gekomen zyn? - Het 4ofte Artikel W fgem*, negrondbeginfelen voor onze Staatsregeling geplaatst, luidt aldus: .„ «lOTmdbuiwi. „ hit geringfte gedeelte van zijn eigendom bu.ten zyn e toeftemming berooftgorden, dan alleen, wlnneer de öpenbaare noodzaaklykheid , door de Vertepnwoordigendr Magt.erkend, zulks vordert, en alleenlyk op voorwaarde ^rotal,yk«r^^S£ ding." Het geen in dezen Artikel gezegt wordt , is geen ftellige, maar natuurelyke wet, al flondt dit Artikel niet voor onze Staatsregeling geplaatst, was het geene er m gezegt wordt, toch altoos waarheid; even gelyk bet waarheid is, dat men met tteeien, niet rooven mag, al wierdt zulks door geen eene ftellige vet verboden- . • Hy moet wel geheel onkundig in de Vaderlandfche gefchiedems zyn, die niet weet» dat de Gatholyken voor twee eeuwen van hunne Kerken en Geestelyke goederen op eene wederrechtelyke wvze ontzet zyn, dat de toenmaalige ftaaten ons van de Kerken en tondfen berooft, en het alles door enkele willekeur,.en eenzydige gunst,zo .als de Municipaiiteit van Haarlem jn haare onlangs aan UL: gezondene Adftrudive Misfive zich uitdrukt, aan het Hervormde Kerkgenoodlchap geaffecteerd hebben; en zulks wel tegen de uitdru^ kelyke accoorden aan, by den overgang van veele fteeden plaats gehad hebbende* net is UL: overbekend, dat de öpenbaare noodzaakelykheid, die het natuurlykreent, ais eene Conditie fine qua non j ook voor de Vertegenwoordigende Magt zelfs vordert, mee geëxteerd heeft, dat 'er nimmer eene behoorlyke fchaevergoeding plaats gehad heett ,en^ het jusbeUi, het Recht des Oorloge den Hervormden hier in niets geho pen heeft} dier tyd er geen oorlog tusfehen Roó'mfchen en Onroomfchen alhier plaats had , maar de Roontschgezinden , zo wel als de toen opkomende nieuwgezinden.f ^^gg? den Koning van Spanje geftreden , en met hun goed en bloed de Vryheid gevest g hebben, by al het welk nog tornt, dat door de Hervormden aan de Vereischtens , by veele ftichtiriffen door de furtdateurs wel cupreéfelyk geftipulecrd, nimmer voldaan. lSj — het welk jncontestabel volgt, dat alles in dezen wederrechulyk gcfchied w, da.hetgeene in zvnen aanvang op zulk eene wyze begonnen.is, door geen verjaaring ten hunnen vóordeele beflischt is, en vervolgens dat het twee-eeuwig gebruik en genot der kerken en fondfen van hen te vergeefsch tot een grond van reclame gea legueerd wordt. Dan behalven dit alles hebben wy ter hunner wederlegging niets anders te antwoorden dan dot de, door de Natie algemeen goedgekeurde en aangenome Staatóregeling omtrent de Kerken en fondfen, omtrent de Geestelyke goederen, nu nieuwe fcmJKingen ep bepaalingen gemaakt heeft, wier daarftelfing ieder Burger recht heeft: tc-^^J^gen ïvelke den Hervormden zo min het twee-eeuwig gebruik, a s onshetvoormaaliggebruik, cn het oud-eigen iets ten fiade komen kan ; want óf men al wil beweerep, dat deStaaten ter dier tyd toch ex pleniwdine potestatis dat is uil de volheid des maehts het vermogen gehad hebben van den Roomfchen het eigendom,te ontneemen, en het ze veaan nej, Hervoimde Kërkgenootfchap të affecteren dit alles baat hen niets, d.*o m^anojran het geringfte gedeelte van zijn eigendom ook niet door de erkende Veitegenwooraigende Macht berooft kan worden , dan in geval van öpenbaare noodzaaklyMieid, {die er niet geëxteerd heeft") en dan nog alléerilyk op voorwaarde eener billykefchaevergoeding, die 'er nimmer -weven is; waaruit dus een ieder zeer gemakkelyk de concluiie op kan maa ken, dat alles in dezen wedérrcchtclyk, en onwettig gefehied is, en het geene de deur A z VOOS  ^flrjD < 4 > voor alle uitviugten toefluit, is dit: dat, zo de Staaten ter dier tyd waarlykal het vermogen gehad hebben,om den Roomlchen de Geestelyke goederen na een genot van 6. 7 ja 8 eeuwen teontneemen, en dezelve aan het Hervormd Kërkgenootfchap wettig te afl fefteren, ook zeker het volk ex fuprema plenitudine potestatis, uit de allervolfte magt nu dan ook het Recht en het vermogen heeft, waarvoor het zich by de aanneemingder Staats, regeling verklaard heeft, van die zelve goederen wederom van het Hervormd Kerkge. ncotlchap afte trekken, en dezelve ten algemeene nutte, aan het School en Armenwezen, te affecteren. , Het tweede, dat zy aanvoeren , is het groot getal huuner Ledemaaten, ofgeloofsgenooten. , b Hoewel de groote hoeveelheid hunner ledemaaten naar ons inzien hen niet het minfte recht aanbrengt,orn daar om ifeerder dan wy en alle andere Disfentew; aanfpraak op alle de Geestelyke Goederen te fcuimen maaken, maar de wet voor allen dezelfde is, zo vertrouwen wy Burgers Vertegenwoordigers! hen die grootheid, by alle gelegenheden door hén aangevoerd wordende, wel eenigzints te mogen betwisten, en zeer wel in ftaat te zyn van te kunnen bewyzen,dat in de daad hunne hoeveelheid zo groot niet is, als zy dezelve telkens doen voorkcrncn. : Wel is waar 5 in de meeste feden der zeven voormaalige Provinciën furpasfeert het getal der Hervormden dat der ^,.jM Contribuant»»,, boo minder e;dor te Contribueren heeft. 'Uit dit alles Burgers Vertegenwoordigers! vervalt ook reeds het gewicht van de derde, door de Hervormden aangevoerde reden van onvermogen;, als of hunne gemeentens volftrekt niet in ftaat zouden zyn van de noodzaakelyke kosten tot den Godsdienst te kunnen draagen; want dat toch over veele fchyven loopt, loopt gemakkelyk: waarby nog komt, dat in het algemeen onder de Hervormden veel meerder vermogende lieden dan onder ons gevonden worden; waartoe de plaats gehad hebbende bevoorrechting tot de ampten en benencien , waar door veele hunner familien tot aanzienlyke fchatten gekomen zyn, niet weinig heeft toegebragt; terwyl onze talryke gemeentens flegts haare nyverheid te baat haciuen , en veelal daar uit haar beftaan en noodwendigheden te zoeken hadden. Wel is waar ; dit willen, dit kunnen wy niet ontkennen, dat'er op veele plaatfen, vooral de zulke, alwaar met veele ampten en beneficiën te vergeeven waren, zo weinige Gereformeerden gevonden worden, dat het hen volftrekt ondoenelyk is, alle de kosten van. hunnen Godsdienst goed te maaken — op plaatfen B. V. alwaar'(zo als behalven het Bata'afsch Braband, zelfs in het voormaalig gewest Holland voorbeelden voor handen zyn) buiten den Predikant en Koster en derzelver huisgezinnen weinig of byna geene hervormde leden gevonden worden ; aldaar de mogelykheid 'er van te vetonderftellen, zoude de on-  ongeremdheid, en dwaasheid zelve zyn — maar waar toch ftaat Këf kéfchréveül dat dhervormden juist op alle plaatfen Kerken of Predikanten hebben móéten * Waarom zou den er ook by hen, zo wel. als by ons, geen meerdere Combinatiën van twee, drie, en vier Dorpen kunnen ingevoerd worden ? Ja dit zoude zelfs by hen (als minder Kerkda gen hebbende ,én zich ook tot de viering derzelver veelal minder verplicht rekenende) veel gei makkelykcr, en met minder Jasten bezwaar tót Hand gebragt kunnen worden-en brengt men hier tegen m, dat zulks toch altoos met eenige klyne moeite verzeld zoüde gaan 1$ dat zy het evenwel nu daaromtrent gemakkelyker hebben? Wy hebben hen flegts te anti woorden , dat eider met even digt by de Kerk woonen kan, en dat het gemak ten préjudice van een derden met gezogt mag worden. ■ v J Dan het blyft altoos waar, zullen zy zeggen, dat'er toch plaatfen zyn, zodanig gcfitu. eerd, dat er hoegenaamd op geen Combinatie gedagt kan worden, en op welke plaat, fen ueden woonen, die den hervormden Godsdienst belyden, maar volftrekt in het onver, mogen zyn van eenen Predikant, Koster, Kerken Pastory (maar fober zelfs) fe kunnen onderhouden. Doen hoe veele voorbeelden van dien aart extereü 'er by onsniet? Warom zouden vermogende gemeentens van andere plaatfen de zodanige minvermogende niet kunnen te hulp komen? Waai om zouden hunne Predikanten,zo wel als veelen onzer Priestc" ren, daar voor jaarlyks niet iets Contribueren willen ? Dan ftrjct genomen, die zaak raakt ons in het geneel mets ; willen zy Kerken en Leeraaren hebben ? het is Kunne zaak rgelyk wy by-ons. doen,en al veele jaaren hebben moeten dóen) naar middelen om te zien! die zy in den haaien daar voor de gefchikfte zullen.oordeelen. De reden, waarom wy 'er ons over uitgelaaten hebben, iseemglyk, om het minwichtige, het nietige van hun , in hun. ne requesten voorgewend onvermogen aan den dag te leggen, en hen en de geheele Na. tie te overtuigen, dat zy hierom geen meerder aanfpraak op de Kerken en Geestelyke goederen, dan wy en andere Kerkgenootfchappen by U. -L, maaken kunnen Het vierde Burgers Vertegenwoordigers! dat onder de gealleguéerde mo'tiven der Requestranten gevonden wordt, is, dat zy voorgeeven te vreezen, dat hunne Leeraaren van hunne bezolaigirigen ontbloot, hunne gemeentens verhaten zullen, en dezelve als /chaoten zm. aer Herder, aart hun droevig noodlot zullen overhalen. Dan hoe liefdeloos iVdit niet en van hunne Leeraaren, en van hunne vermogende gé. loofrgenooten gedagt f hoe weinig ftrekt deze voorgewende vreeze tot eere van hun beiden? nimmer kan bet m ons opkomen, dat hunne Leeraaren eeniglyk om den Broeden zouden leeren, en dat de Hervormde Gemeentens, en vooral de vermoogend'fte leden derzelvermerfveörlïnnnenGJdsdie^ zouden Jaaren lyden. Zoude dan het gedrag van onze gemeentens, van die dei: Lutherfchen, Remonftranten, Jcodfche en alle andere Gezindbedens, die in ons Vaderland zevenden worden, by hen niets te wege kunnen brengen? zoude de fchaamte alleen (al had er hoegenaamd geen zugt tor Godsdienst by hen plaats, fa al waren hunne harten zo koud als yschj hen niet prangen, het voorbeeld van alle anderen te volgen * iNeen, zo hebben onze Voorvaderen, en onze Priesters voor twee eeuwen niet gedaan, toen hen ahes eensklaps (en zeker ten onrecht; ontnomen wierdt; daar den Hervormden, ter_ voorziening huner behoeftens, en ter voorkoming van alle verwarring; by de aanvaarding der Staatsregeling nog een driejaarige onderftand uit toenscblievenheid is toe. geftaan; dan welken tyd zy meestal zorgloos, en cp hoop van nog langer ëlfës vcór zich te behouden, cn uit de algemeene penningen onderhouden.te zullen worden, hebbende laaten vcorby gaan, zy zelve nu ook oorzaak van hunne verwarring zyn , en de rampen waar voor zy vreezen (zo zy waarelyk volgen) aan niemand anders , dan aan zich zeiven te verweken hebben. Dan neen! wy denken 'er veel guftiger over; wy gelooven veeleerder, dat het fort der Predikanten 'er door verbeterd zal worden, dat de Géroeenteens (zich met het onderhoud haarer Leeraaren gecharcheerd vindende) der zeiver bezoldiging meerder géa>érireedigt aan den teegenwoordigen prys der levensmiddelen, en gewoone lévenswyze onzer tyden, bepaalen zullen als de voorige, die op veel goedkopere tyden, en volgens de teen plaats hebbende en fomberder lévenswyze geregeld was; en aan welke onvoldoende bezoldiging hunne Predikanten meestal onderhevig zvn gebleven, en waarfchynlyk voor altoos onderhevig zouden bly ven, indien, en zo lang de gemeentens zelve zich hunner bezoldiging niet zullen behoeven aan te trekken. Het vyfde Burgers Vertegenwoordigers! daar de Rcduestranten hunne toevlugt toe neemen, en den mm oplettenden mede fchyneri te willen vërftrikken . is, dat zy hunnen Godsdienst waanen den Nationaalen Godsdienst, dat is: dm Godsdienst onzer Natie te wezen nets, het geene wel overwogen, door de Muniqpalieteit van Haarlem in der zel- W . "v ver  < 6- > ver Adftru&ive Misfieve Bladz. 6. te recht van verre uitzichten* en als regelrecht aanlooienSe tegen de gronden en voorfcbriften onzer Staatsregeling befchouwd wordt: want wie ziet niet* dus fpreekt dezelve Mumcipaliteit aldaar, dat het denkbeeld van eenen*Nationaalen Godsdienst ... en dat der bezoldiging van deszelfs dienaar en, tevens dat van eene timèmiGMQ van Kerk en Staat van zelve injluit. Behalvett dat ons niet bewust is, zeggen wy met gemelde Munieipaliteit van Haarlem Bladz. 7., dat die van het voormaalig heerfchend Kërkgenootfchap ooit voorheen dezen uitlluitenden tyteP van Nationaalen Godsdienst met opzicht tot deszelfs byzondere leerbegrippen zich hebben toegeëigend, zo bekennen wy rondborftig, niet in ftaat te zyn, den eigenlyken zin, in den welken deze eernaam van de Requestranten gebezigt wordt, en in welken zy denzelven verftaan willen hebben, juist te kunnen bepaalen; immers hoe langer wy er op denken, hoe meerder wy die uitdrukking wikken, des te meer opvattingen ontwaaren wy, waartoe dezelve betrokken kan worden. Zouden zy, hebben wy al gedagt, hunnen Godsdienst misfchien den Nationaalen Godsdienst noemen, om dat hunne ledemaaten het grootfte gedeelte onzer Natie uitmaaken? dan dit (men mag zeggen wtf men wil) ontkennen wy volftrekt, en zyn zeker van het tegendeel — zal het zyn, om dat de Bataaffche Natie verplicht is den hervormden Godsdienst te belyden? dit loochenen wy - of is het mogelyk om dat hun Godsdienst in ons Vaderland de oudfte is? dit is onwaarachtig; alzo het overbekend is, dat, federt Wilhbrord met zyn gczelfchap m de zevende en agtfte eeuw het Christengeloof alhier gepredikt heeft, tot aan de tyden der hervorming in ons Vaderland geen ander dan dë Catho. iyke Godsdienst geöeffend iS; ja zelfs was deze Godsdienst in den jaare 1581, toen Prins Willem I. en de Heeren Staaten over onze Kerkelyke goederen reeds Contracteerden, en den gepretendeerden eigendom 'er fomwylen aan bizondere fleden van afftonden, Ook toen nog, zo als de Munieipaliteit van Haarlem in haare Misfive Bladz. 10. zelve erkent, de Calrykffe, zö als ook volgens het getuigenis eens onpartydigen Scbryvers (* ), zelfs nog in het midden der zeventiende Eeuw; zociat het ook in dezen zin niet zyn kan, dat de hervormden hunnen Godsdienst met den naam van Nationaalen Godsdienstkmmen beftempelen — dan misfchien beygen zy dezen eertytel ,om dat zyuit loutere willekeur, en een. zydige gunst geduurende twee eeuwen ujt gedeeltelyk aan ons Kërkgenootfchap wel eer gemaakte fondfen, en gedeeltelyk uit algemeene peningen onderhouden zyn? dan omdat zulks onrechtvaardig was , heeft £e recht onze flaatsregeling hier in voorzien; zo dat ook in dezen Zin de Requestranten eigener authoriteit, en zonder 'er tce bevoegt te zyn , den naam van Nationalen Godsdienst voor hunnen eerdienst ufurpeeren, en wy met alle andere Kerkgenootfchappen, wel dege|yk recht hebben, om'er ons tegen te mogen verzetten, en van Uheder Zorg en toeverzigt te mogen vorderen, hen het gebruik daar van voor het vervolg te interdicéren. Het zesde, dat door de Requestranten (wel niet zo zeer als een grond van Recht, maar als eene prysbaare bëzorgtheid; wordt aangevoerd, ten einde tcch alles in het werk te ftellen watZy, nu de tyd expireert, by fioc van de Rekening nog eenigzins kunnen vermoeden, hen dienftig te zullen zyn, en in ftaat te zullen wezen van ÜL: tot een, voor hen gunftig, befluit ovér te haaien, is heébederf'van zeden, die beklaaglyke zedenloosheid , van hunne walfche Broeders, zo als zy zich uiten , in derzelver Adres zo akelig: setekend , en die in haare pernicieufe gevolgen het verderf en de ondergang van de Burgerlyke Maat. Jcnappy, zo als zy vervolgen, onvermeideiyh na. ziS jieepen moet. Wy erkennen wei, Burgers Vertegenwoordigers! dat de Godsdienst de fteun van den Staat is, de band der faamenleéving, en de bron van eeuwig en tydelyk genoegen en welvaart, dat de ongodsdienftigheid het verderfïyk zaad is van allerlei ondeugd erT boosheid • ja ook ftemmen wymet de Requeftrantenin, dat dezelve onvermeidelyk den totaalen ondergang van Land en Volk na zich fleept; maar kunnen niet ontwaaren, dat zulks meerder betrekking heeft tot hunnen, dan tot onzen of eenigen anderen Godsdienst in ons VaderJand. JXooit hebben wy de Hervormden bekommerd gezien over het onderhoud der Leeraar-nJJaJn 0jZe-n°f fenige- andere gezindheid, uit welker gemis toch ook onder alle die gezindheden de Godsdienst verflaauwd,en de zedenloosheid zoude hebben toegenomen.— dan, (*) Incolaruifl etiftn Belgicg... médiam partem, aut forte aliquanto plus Corftiruunt Pcntificii: a]feïiuï med.etaus quadjamen,, aut circiter, faciunt (ut judaos p^reream) Lutherani, Wennonita, et ReZ fn? rfi!JIIr',,Ir W* Ü 'f °Ct° PArt.es ?™de>e™r, tres ad fummum fuiura esfent Ülorum, Romaftn rL .-r'ftl ^c.cIefi,am' Populumque Dei electum, non minus ridicule et fuperbe, quam aiiqu PaS £ ' d,clV0lttUt- StePh: Carcel; in piaf: Apolog: pisfka eXauiim D: B ondel deJ!»  < 7 > dan> indien in waarheid de vreeze voor de zedenloosheid en de pernicieufe gevolgen daaruit voortvloeiende, de dryfveer van deze hunne demarche zyn mocht, dan kunhën vvyonzë verwondering niet ontveinzen , dat zy eeniglyk voor het bezoldigen hunner Leeraaren , en niet voor dat der andere gezindheden bekommerd zyn — hadden zy hun verzoek nog dermaate ingerigt, dat alle gezindhedens zonder onderfcheid (proportioneel aan het aantal haarer zielen) tot inftandhouding van derzelver Godsdienst, en ter voorkoming van de beklaaglykfte zedenloosheid, aan de geestelyke Goederen deelachtig mochten worden (het geen toch ook nog tegen de Staatsregeling zoude aandruifchen) dit had nog eenigen fchyn van Broederfchap gehad, en dit haddeh wy ook van hunne zorglyke bekommering voor het verderf der zeden natuurlyk moeten Verwagten; dan zich aan de zedenloosheid by adderen niet te kreunen, voor zich alleen te zorgen, en voor zich allés te vraagen , ié naar ons inzien zich blootftellen aan het onaangenaame der alom bekende fpreuk: Qui nimium peut, nihil petit, dat is: die te veel vraagt, vraagt niets; of moet zich troosten met eenen enkelden niet. Dan ongetwyffeld zouden zy ons hier Wel willën toevoegen, dat onze én ander Gëe» zindheden reeds in de gewoonte zyn van zelve haare Leeraaren te falarieren, dat zulks1 by ons reeds ih zwang is, en het by hen veel moeite kosten zal, die zaak zo verre té brengen. Wat het eerfte betreft, dat zulks by ons reeds in zwang is, dit ftemmen wy toe, en dat zulks aan onze Voorvaderen in de dagen na de Reformatie (toen ons alles ontnomen is) ook moeite gekost heeft, dit Zullen zy mét ons wel.erkennen willen; dan wat het tweede betreft, dat het nu hén ook moeite kosten zal, zulks in te voeren, daar voor kunnen wy niet zien, dat Vertegenwoordigers van een, Uit verfcheide én verfchil. lende Gezindhedens beftaanend volk meerder gratie voor hen zouden mogen gebruiken,* als zy ooit voor anderen aan den dag gelegen hebben. Dit geeft den Hervormden hoé genaamd geen recht, om bevoorrechting te vraagen, en altoos hebben zy in defituatie^ waarin zy zich thans bevinden, nog dit voor uk, dat zy het gedrag van ons en alle de andere Gezindhedens ten voorbedde hebben, en Hechts behoeven na te doen het geen wy hen nebben voorgedaan, en den weg te vólgen, dien alle de anderé Gezindhedens ten dien éinde zyn ingèflagen. Eindelyk, Burgers Vertegenwoordigers! roepen wy Uwé aandacht nog een oogehblik in op de listige trek die de Requestranten onder fchoonfchynende woorden in hun Adres nog bezigen, en hier in is beftaande, dat zy alles aanwenden, alle hunne vermogens infpannen, óm de zaak tot de herziening der Conftitutie fleepende te houden, en ten dien einde dezelve voor de ordinaire of éene nieuw te benoemen Judiciele Rechtbank te brengen, ih vast vertrouwen zynde, dat, daar zy de zaak der Kerken zelfs by Üliedèn al meer als twee jaaren over den tyd hebben gaande gehouden, zy ook die der Geestelyke Goederen by de ordinaire Rechtbanken wel in ftaat zullen zyn van eèn paar jaaren uitterekken, na welken tyd zy by de herziening onzer Staatsregeling zich vastelyk vleyen te zullen erlangen, het geene zy voor als nog fchynen te vreezen, van UL: te zullen verkrygen.. Dan gelukkig, dat de Conftitutie die geheele Zaak aan de Wétgevënde Vergadering gedemandeerd heeft,'gelukkig! dat 'er by de Conftitutie een tyd bepaald is, binnen welken die geheele zaak moet afgedaan worden, waardoor wy geWaarborgt, eh aan geen willekeur meer blootgefteld zyn — immers fcboön wy wel willen erkennen, dat by de herziening der Staatsregeling in veele wetten én bepaalingen verandering gemaakt zal kunnen wordeu, zo beweeren Wy, dat geen herziening van Conftitutie, eenige de minftë Verandering maaken kan in zaaken, die.volgens de Conftitutie zelve voor dat 'er eene herziening plaats mag hebben, moeten afgedaan en geregeld worden, en dat alzo de herziening, flegts voor het toekomende gefehikt, hooit eene terugwerkende kfagt voor het voorledene hebben kan. , . Ja wy vérmeenen in zulk èen géval wel degelyk gercchtigt te zyn , om' daar tegen te kunnen en te mogen protesteren; ja neemen zelfs de vryheid, Burgers Vertegenwoordigers! ten einde den Requeftrantèn dien pas af te fnyden, ten einde ons voor het verwyt des nageflagts te waarborgen, en wél Zonderling ten einde UL:, Burgers Vertegenwoordigers! van alle verdere ontydige en onbillyke aanzoeken der Requeftrantèn In dezen té ontlasten, henlieden en der geheele Natie by voorraad kennelyk te doen worden, waar wy ons, indien immer zulk eenë onverhoopte gebeurtenis mochtexteerén, verplicht toe zullen rekenen. . . .. En Medeburgers ! welk eéne óndraaglyke last, (indien het verzoek der Requestranten èens wierdtingewilligt) zoude hierdoor voor ÜL en uwe opvolgeren niet berokkend worden V hoe zoude van dag tot dag uwe Vergadering van Requesten overftroomen, dan van deze, dan van geéne gezindheid, om ook kosteloos haarën Godsdienst te mogen oefte- B 2 hén?  < 8. > nen? om ook uit de geeftelyke goederen, en zo deze niet meer toereikend bevonden mochten worden, dan uit algemeené penningen haare Leeraaren gefalarieerd , en haare Kerken onderhouden te krygen ? Welk eene onberekenbaare koste voor 's Lands uitgeputte en leedigè kas! waar by nog komt, dat de ondervinding ons leert, dat .het onderhouden uit aigemeene kasfen doorgaans kostbaarder, loopt, dan uit bizondei e. — En evenwel wie zoude in zulk een geval het hen durven afflaan ? op watgrond vanbillykheid zoude hen dit mogen of kunnen betwist worden ? daar het 2ofte Artikel der aigemeene beginzelen voor ónze Staatsregeling geplaast, zo duidelyk zegt: geen burgerlykè yoordeelen, of nadeelen zyn aan e enig Kerklyk leerftelfel gehegt , en het aifte Artikel'er ten overvloede nog by voegt, elk Kërkgenootfchap zorgt (zelf) voor het onderhoud van zynen Eerdienst, deszelfs bedienaaren en geflichten. Ja wat doch Burgers Vertegenwoordigers! indien uwe voorzichtigheid en wysheid (waar voor wy juist niet bekommerd zyn). eens niet zo wys en voorzichtig ware, van dat onbillyk verzoek der Requestranten te refuferen, wat doch zoude de befchaafde wareld van de Bataaffche Natie moeten oordeelen ? iets, dat ter verbanning eener twee-eeuwige twist door onzé Conftitutie op Gelykheid gebafeerd, zo wyfelyk bepaald en door de groote meerderheid des volks, zo'bróederlyk gegouteerd was ,, nog voor dat het in werking gebragt wierdt, ten fpyt van zulk eene verbaazende meenigte der inwoonderen, ja ten nade.ele van de groote meerderheid des volks, welke zeker aan de zyde der gezamentlyke disfenters is, wederom om verre te zien werpen ? wat zouden inzonderheid onze Franfche Broeders, die de Gelykheid zo hoog waarderen, van eene zo fchreeuwende ongelykheid moeten denken? wat trouw>,wat ftaat zouden zy op zulk eene Natie kunnen en durven vestigen? zouden zy den Requestranten met reden niet kunnen afvraagen, of zy by de aanneeming der Conftitutie dan onkundig geweest zyn, wat of dezelve behelsde? ,Neen Burgers Vertegenwoordigers! wy wagtën van UL: betere befluiten ;^ wy verwagten van ÜL: dat Gyl. a1 het geene, wat onze Staatsregeling wegens de Kerken en Geeftelyke Goederen &c. bepaald heeft, ftiptelyk en zonder verwyl in werking brengen zult, en dat uwe wysheid, die z0 dikwerf de gerechtigheid heeft weeten te handhaaven, en uwe voorzichtigheid, die zo meenig een blyk van rechtzinnigheid heeft aan den dag gelegt, ook in deze iedere gezindheid Recht zal doen wedervaaren , en aan geen enkeld individueel lid derzelver eenige de minfte reden van ontevredenheid zal doen geworden. Wy zouden Burgers Vertegenwoordigers! hiermede , als de voornaamftegronden, waarop de Requestranten zich funderen, wederlegt hebbende, kunnen eindigen, cn overgaan tot het voordraagen onzer verzoeken ; dan nog een enkeld woord dienen wy 'er by te voegen, betreffende het Bot des vierden Additionelen. Artikels, het welk, woordelyk aldus luidt: „ blyvende nochthands onverlet de aanfpraak, welke e.enigLichaam, ofGe« „ meente daarop mogt maaken, en, met de noodige bewyzen voorzien, aan het Verte. „ genwoordh-end Lichaam ter beflisfing zal moeten inleveren." Dezen Artikel oordeeJen de Requestranten voor zich gunftig, en rekenen zich 'er als door gewaarborgt; dan wy integendeel befchouwen denzei ven voor hen zeer ongunftig, en zyn vast van begrip, dat niets hnn in dezen gehouden gedrag zo fterk afkeurt, als wel de Artikel zelf. Door dezen Artikel wordt wefvrygelaaten aan eenig Ligheanx, of Gemeente aanfpraak te mogen maaken op zodanige der Geestelyke Goederen, welke door klaare en bondige (of gelyic de Artikel het noemt noodige} bewyzen kunnen aangetoond worden, en ook daadelyk aangetoond worden,-aan zod^ig Lighaam of Gemeente (qua talt, als zodanig) het zy by testament, het Zy by legaat, donatie, aankoop uit eigene penningen, als anderzins op de eene of andere wettige wyze in eigendom te zyn aangekomen; maar uit dien Artikel zich te veroorloven, eene globale aanfpraak op alle de Geestelyke Goederen in eens te maaken ; uit dezen Artikel eene aanfpraak zonder de noodige bewyzen te inftitueeren , zo als in waarheid de geheele gedaane aanfprcak der Hervormden is, dit is den Artikel zich al te zeer toeëigenen, dit is den Artikel zeiven omkeeren en vernietigen. De Artikel wyst alle de Geestelyke Goederen, waaruit de traftamenten en Pennoenen der Leeraaren &c. betaald worêlen, tot een vast fonds voor de Nationaale Opvoedingen ter bezorging der behoeftigen aan: indien nu de Geest des Artikelsio.ok was , dat op alle die goederen en fondfen door eenig Lighaam of Gemeente aanfpraak gemaakt kon » de worden , en, zo de noodige bewyzen 'er by gevoegt waren, dat dan alle die Goederen en Fondfen aan zodanig reclameerend Lighaam of Gemeente in eigendom zouden moeten worden overgegeeven, Wat bleef 'er dan voor het Schooi en Armen Wezen over? wat konde 'er dan tot een fonds worden aangeiegt voor de Nationaale Opvoeding en ter bezorging der behoeftigen? niets —- zullen wy dan niet ftellen, dat de Artikel zich zeiven tegen is, en in het begin iets regelt, het geene hy in het flot wederom om verre werpt? dan  < 9 > 5 moeten wy noodwendig vastftcllen, dat de Artikel wel eere aanfpraak op eenige der Weren duldt,maar volftrekt niet eene globale aaidpraak op alle- en om ons nog meer. te verklaaren, willen wy het denkbeeld , uat wy van enen Artikel hebben, vooi UU ^rondborftig openleggen. . , , , r j \v selooven, de juifte bedoeling des Artikels eigenlyk deze te zyn: tot een vast fonds H»r de Nationaale Opvoeding en ter bezorging der behoeftigen te adfigneeren, alle :oude Fondfen en Geeftelyke Goederen, weike van de Roomfche tyden afkomen,waar de traftamenten der Leeraaren &c. betaald wieraen, zonder op dezelve noch m globo, Ph in facie* noch in het geheele, noch in het bizondere, noch van eenig Lighaam ot keentè noch van eenig Particulier eenige aanfpraak hoe genaamd te admitteeren en r ook aa'n dat zelve School en Armen Fonds te adfigneren alle andere goederen en penSügen rëvenuën uit ten dien einde opgelegde belastingen, en mogelyk ook wel de gekelvke Subfidien, uit Stedelyke of Dorpskasten jaarlyks gegeeven wordende,met een !°0rd pczeet, al het geen, wat'federt de tyden der Reformatie totbeeteronderhoud der kaaren en Hoogleeraren der geheerscht hebbende Kerk &c. bepaald, en by de aloude ^dfen en Geeftelyke Goederen op eene of an.ere wyze ten zei ven einde gevoegd iSj ^dit laatfte echter in dezen verftande en met deze uitzondering, dat al het geene, wat :% Lishaam of Gemeente met de noodige-bewyzen aan kan toonen, dat aan het zelve *M, als zodanig, door testament, legaat, donatie, aankoop uit eige penningen, op ce eene of andere wettige wyze in eigendom aangekomen is, dat dal zelfde Lighaam Gem «ente, daar op aanfpraak maakende, en die goederen reclameerende, dezelve ook len' vrank voor zich alleen behouden kar; wordende die Goederen, welke m waar*i aan eenig Lighaam of Gemeente, als zodanig, wel fpeciaal gemaakt^ zyn, maar waar ■ ^ de bewyzen' niet voor handen zvn, met en benevens de oude Geeftelyke GoedeMoor den Artikel aan het fonds der Opvoeding en der Behoeftigen zeer wysfelyk We*d, als het beste middel zynde, om de waare eigenaars, voor zo veel als eene enbftaatkundige zorg toelaat , 'er nog de best mogelykfte jouisiermg van te doen Gieter- ; terwyl wy tevens uit het oog niet moeten Verliezen , dat de Artikel oolc 'If'niet eens verftaan kan worden,eene aanfpraak te dulden op alle de zogenaamdeGees'% Goederen van de tweede foort; op die Goederen, willen wy zeggen, die federt 5 tyden der Reformatie ter böetere onderhouding der Leeraaren en Hoogleeraaren by Andere gevoelt zyn. Neen de Artikel, duit flechts eene aanfpraak op zodanige Goe. ■ S3 welke in de daad aan eénig Lighaam of Gemeente, als zodanig, in eigendom, zo \S erffenis, legaaten, doraden ajs anderzins zyn toegekomen (*), maar de Artikel Pt niet, en kan niet dulden , dat 'er van eenig Lighaam of Gemeente eenige aanipraaK hakt zoude worden op de, door de Voormaalige Staaten of Regenten ingevoerde, Bela*. • n,op de Stedelyke of Dorpiyke Subfidien , of op eenige goederen of revenuen van dien 5,rt, welke wel voor en ten behoeve van het hervormd en geheerst hebbendKerKgenoocS gefchikt zvn geweest, maar wier eigendom of Recht tot dezelve nimmer aan dat ^kgenootfchap gegeeven, maar altoos by den ftaat gebleven is - geen yan deze goede« kan door eenig bizon oer L'gtiaam ot oemeente in ue dagen der Gelykheid gereclaUrd worden ; afle die goederen volgen denzelven voet van de oude Geestelyke GoeJren en Fondfen, en moeten of wel ophouden, of wel tot de Nationale opvoeding en |borging der behoeftigen hefteed worden; en dit behooren , dit moeten zich de Hervormden zowel als wy getroosten; ja als wy, die zelfs op die verbaazende fchat van aloude Geestelyke Goederen en Fondfen, die onbetwistbaar wel eer aan ons Kërkgenootfchap, bis zodanig, gemaakt zyn geweest, als getrouwe aankleevers der bezwoorene Conftitutie Vermeenen volgends den Staatsregel geen aanfpraak meer te mogen maaken. . Ziet daar Burgers Vertegenwoordigers! den zin, dien wy oorceelen aan den vierden Adtiitioneelen Artikel te mogen, en te moeten toelchryven; eenen zin, zo wel aan de door UL- gegeeven verklaaringen, als aan het principe van Gelykheid conform. Wy vlyen bns, het juiste doel des Artikels getroffen te hebben, en met UL: in dezen van den zei. ['en verftande te wezen. , ,. , Dan Burgers Vertegenwoordigers! daar het zoude kunnen gebeuren, dat wy dwaa Wen; daar het gebeuren zoude kunnen, dat Gyl: in uwe wysheid 'er anders over oordeelden , en de gepretendeerde globale aanfpraak der Gereformeerden op alle de Geestely- KG (*") En dit heeft geen betrekking tot poederen, die aan de eene of andere Kerk gemaakt en gehegt zyn geweest, alzo deze aan het gebouw gehecht, en tot onderhond van het zelve gefchikt, volgens te voreH gedaaneuitfpraaken met en benevens de Keiken aan het naaltend Keikgenootfchap moeten overgaan. 4 C  V < io > ke Goederen en Fondfen, als op het flot des Artikels gegrond, befchoüwden, dan kun^J dan mogen wy toch ook niet nalaaten ULieden Burgers Vertegenwoordigers! wel ferie» ïyk by dezen te informeeren, dat wy deeze onze gedaanen afitand dan ook, als nietged^ befchouwen , en wy niet alleen met de Hervormden (als even zo wel als zy daar toe gerj* tigt) eene proportioneele aanfpraak maaken op alle die goederen, revenuen, en Fondie , welke federt de Hervorming ten laste van het algemeen aan het gehecrscht hebbend Ke' ; genootfchap geaffecteerd geweest zyn, maar ook boven de Hervormden alle de oude Ge» lyke Goederen en Fondfen,waarvan het (hetzy uit derzelver oudheid,het zyuit derze' ^ maakingen en geannexeerde verpligtingen, als anderzins") baarblyklyk is, dat zy van Roomfche tyden af komftig zyn, en gevolglyk aan ons Kërkgenootfchap behoort he^ (als de belangens van ons Kërkgenootfchap moetende behartigen) in die veronderfteliM wel expresfelyk reclameeren by dezen. j En hiermede Burgers Vertegenwoordigers! neemen wy om Uw reeds te veel gevj geduld niet langer te tergen , de vryheid van te eindigen, en ten flotte dezes van « Vaderlyke zorg te verzoeken. «!'■.-,.« ê i™>. Dat uwe Vergadering den gemelden Requestranten geheven te interdicêren, \ hunne'nGodsdienst immer wederom den eernaam van Nationaal en toe te;voegen, (als zj'' eenep naam, aan geen afzonderlyke Gezindheid, maar der Natie eigen , en toekomende J Dat Gyl. alle addresfen tegen de additioneele artikelen onzer Staaesregehng». wel "fpeciaal de verdeeling der Kerken en Geestelyke goederen betreffende, aanloopen buiten deliberatien gelieft te houden, en daadelyk van de hand gelieft te wyzen, en e*10. Dat Gyl. in Uwe wysheid zulke maatregelen gelieft te beraamen, dat al het ge, de°additioneele Artikelen wegens Kerken, Leeraaren, Geeftelyke goederen &c. bep hebben, daadelyk in werking gebragt worde, en zfender verwyl effecT: fortere. u Dit alles verwagten wy van uwe bekende doorzigtigheid, en verkleefdheid aan c,e , zwoorene Conftitutie;terwyl wy Burgers Vertegenwoordigers! ons en onze geheele inmiddels aan uwe vaderlyke zorg, en Ulieden aan de befcherming des Allerhoog aanbevelen, verblyvende met den diepften eerbied voor uwe perfoonen en waardighe^ Burgers Vertegenwoordigers! A ULieder heilwenfchende Medeburgers de ComA" van zes-en-dertig, waarneemende de belang der Roomsch- Catholyke Gezindheid te Amfittw' en uit derzelver naam J. C. VAN ANRAE. I Prcefes. i Q, HOELEN. 1 Scriba,  De Commisfie van Zes-en-Dertig, waarnemende de belangens der Roomsch-Catholyke Gemeente te Araflerdam. AAN DEN STAATSRAAD VAN HET BATAAFSCH GEMEENEBEST. BURGERS BEWINDSLIEDEN! D i onlangs voorgevallen verandering in ons Beftuur, de ontbinding der Hoogstgeconftituterde Magten, de invoering eener geheel nieuwe Staatsregeling, en daar in voorkomende verfchillende Wetten en bepaalingen, deeden ons byna befluiten, uit een te gaan, en on3 zei ven als gedefungeerd hebbende befchouwen — dan een Lighaam zynde op eene zo legale wyze daargefteld, en by Hen, die in het Beftuur UL: voorgingen, zo dikwerf, en openlyk erkend, vermeenden wy (om onzen Committenten geen het minfte ongenoegen te geeven, en ons zeiven by Hen niet van pligtverzuim verdagt te maaken) ook na de verandering der zaaken niet geheel werkloos te mogen zyn, maar ook onze bezwaaren, of die eigenlyk van ons Kërkgenootfchap, ter Uwer Cognitie te moeten brengen, onze grieven in Uwen fchoot te moeten neder Horten, en de belangens onzes Kerkgenootfchaps Uwer attentie en zorg te moeten aanbeveelen. Wy hebben, Burgers Beftuurders! onder het voorige Bewind agtervolgens onze aanftelling alle devoiren aangewend, om aan de ons opgelegde last te voldoen. 'Wy hebben ons meermaalen by de geconfütueerde Magten vervoegt, -wy hebben geklopt, wy hebben aangehouden, zonder dat wy troost of recht erlangden. Wy hebben ons tegen de tegenwerkingen van partyen verzet, zonder dat wy in de zaak ten principaalen vorderden, waar omtrent wy ons aan het hier gëannexeerde verhaal onzer aanftelling, verrigtingen en onzes wedervaren refereeren. Staatmaakende op Uwe , ons zo plechtig toegezegde Geregtigheid , naderen wy dan ook tot Ulieden, Burgers Beduurders! en wel met al dat vertrouwen, dat wy in Uwe ver. dienften weeten te ftellen. Wy hoopen van Ulieden al dat recht te zullen wedervaaren, dat de bewyzen voor onze zaak, die wy de eer zullen hebbenÜL: onder het oog te brengen, in de Schaal der Gerechtigheid opgewogen, zullen meriteeren; en dit doen wy zelfs met des te grooter vertrouwen, als wy ook in de thans exteerende Staatsregeling grond vinden Van UL. onze eisfchen en belangens voor te mogen draagen. Er zyn zeker, betrekkelyk de zaak omtrent welke wy van onze Committenten gelast zyn, Artikelen in de tegenwoordige Staatsregeling, die klaar, dieduidelyk zyn, zo als B: V: de eerfte Artikel: Bet geluk van allen is de hoog fle wet: geen Lid, noch eenig deel der Maatfchappy kan uit dien hoofde door eene bizondere wet ten nadeele der overigen bevoordeeld worden. Artikel 5> Ieder ingezeten wordt gehandhaafd by de vreedzaame bezitting en het genot zyner eigendommen. Niemand kan van eenig gedeelte derzelven worden ontzet, dan wanneer het algemeen welzyn zulks vordert, tn in zodanig geval niet anders , dan tegen eene billyke fchadevergoeding, Insgelyks Artikel io. waar by alleen aan wettig daargeftelde en erkende Lighaamen het recht wordt toegekend van verzoeken of voordragten aan de daartoe bevoegde Magt in te dienen, mits over onderwerpen tot derzelver bepaalde werkzaamheden beboorende. Zo ook Artikel i f. Alle Kerkgenootfchappen, welke ter bevordering van deugd en goede zeden een Hoogst Wezen eerbiedigen, genieten eenegelyke befcherming der wetten... en diergelyke Artikelen meer, van welken wy de opgenoemde vermeend hebben te moeten avanceeren, als tot het onderwerp, waar van wy fpreeken zullen, betreklyk; als de gronden voornamentlykopgeevende, waarop wy verrneenen vryheid te hebben van Ulieden te mogen naderen. ^an. Burgers Beftuurders! in deze zelfde Staatsregeling ontmoeten wy ook, betrekkelyk onze zaak, Artikelen, die, hoe klaar ook in het oppervlakkige en op zich zeiven fchynende, echter nader befchouwd, en althans in de relatie tot anderen, en wel fpeciaal tot eenigen der, zo even opgenoemden, ons duifter voorkomen; waarover wy niet afkunnen zyn, eerbiedig TJvv gevoelen afte vragen, ten einde wy geen verkeerdeftappen doen, maar in hetzetere onderiegt worden, wat wy verwagten, wat wy vorderen mogen, ja wat wy in onze qualiteit eifchen moeten — wy twyffeien ook in het minfte niet, Burgers Beftuurders! of die zelve welwüieriheid, die genoegzaam ongevraagt by Befluit van 28 September 1 1. den 12 en i5de." Artikel, ter gerustftelling onzer Geloofsgenooten, wel opentlyk heeft willen verklaaren, zal ook in deze onze verlegenheid ons Uw licht en verftanden niet onthouden; ja ons des te bereidvaardiger willen te hulp komen, als Gyl. de zwaarte, en het gewicht weet te pondereeren van iemand, of van eene Commisfie, die voor eene, aan zich toevertrouwde zaak van anderen, verpligt is op te komen, boven het geval, waar in iemand flegts voor zyne eigene zaak opkomt, of verpligt is te waaken.  Gedooet dan, Burgers Bewindslieden! dat wy, om Uwe attentie niet langer noodeloos bezig te houden, ter zaak toe treededen UL. die Artikelen der plaats hebbendeStaatsregeling op noemen, waar over wy van UL. Wysheid, Juistheid en Gerechtigheid verklaring vraagen. Tri:ikel A vande Staatsregeling luidt woordelyks aldus: Ieder Kerkgenoot}chap blyft onherroevelyk in het bezit van het geene met den aanvang dezer Eeuw door hetzelve wierdt bezeten. Niet een enkeld, maar verfcheide bezwaaren en duisterheden komen ons in dezen Arrikel voor , als im0. Hoe verre het bezitten en in het bezit blyven hier moet uitgeftrekt worden * of dit alleen'bepaald moet worden tot de Kerken en Pastoriehuizen, dan of het ook hPtrókken moet worden tot de geannexeerde goederen en fondfen; en zo. ja ? of het dan ook. Seeëxtendeerd moet worden tot de gewoonelyke en buitengewoonelyke Subfidien, mi alge, meene Sn jaarlyks, of by bizondere gevahen, zo als B: V: by merke^e venmimonng Z Z^vel^ wordende; als «ede , of die Kerken uit kragt van dezen Artitol pnvativelyk het reef t van begraaven behouden , of ten minfte dat hetzelve aan geen andere Kerken kan tnppeftaan worden, ten zy onder extra drukkende belastingen? ' Wv lwopen, Burgers Beftuurders! dat Gyl: nimmer deze onze vraagen als van weinig heZl of als niet vreemd van vitlust befchouwen zult: neen, dit zy verre van ons! want penmnen eens" dat het Ulieder meening was , alle de Kerken, door de Hervormde GeITnTe alhier met den aanvang dezer eeuw bezeten, aan de Hervormden ten gebruike te laaten f^i!S^m^üyk,6^^]s en banken'er onder gerekend, volgens taxatie ,n het ons iltbotTo^Zp , beloopen een fomma van 275,216 guldens) zo bedragen de geannexeerdd Hnfzer1 rbwèkend tegens deh 25^ Penn.)Obligatien, Rentebrieven, &c.&c, boven dien alhier Huizen, Cber^ena teg1 e 5 r 'GoU(fs * „ en zo 5ovsn dit alles bet recht van Jaariyk. f >Sl ^il tor irQr tedraaenhebben ï^i^io - 16- en dus de Jaaren doorelkander ge* teit van l774f*W7bed ra „uIde^/z07lde de zaak gewis nog al helangryker worden.; flaagen, ledei Jaamm 4 47 ê"aen.; geïnteresfeerd lynde , ons Kerkgenoot' malle welke posten wy vooi meeiais een^vy 5 1If a]let)eDjs{entersbenevens ons ^.^^^^^^^ (20 als de bevolking van Amfterdam wordt opgegee* fchap, hetwelk van ^'^^%^2^eet dan de helft zynen Godsdienst ten laste van «'ï?^ van dezen Artikel zeer wysfeiyk van het eigendons, Z K het bezitrecht toegewezen; de Artikel immers zegt niet, dat ieder KerkgenootSp den eigendom krygt van het geene hetzelve met den aanvang dezer e«wNH«g ■ n^n-makr dat hetzelve onherroepelyk in het bezit 'er van zal blyven— er istoch nuri tCn 5 KuS«een groo^onderfcheid tusfehen den aart van bezitting Posfesfio en van eigendom, gers Beftuuiders een groot on ri bet e]gendont. *" Ö "ffi^b to"» « ons Kërkgenootfchap; en e m. of partieele belastingen, f * ren fblvkèhs hunne advilen , en daarop gevo!bcK ïcm King; ^nle Geestelykejoe- s^SS - --tal humer LeS'oo™ ^BSmfïS» » ** *fpea befchouwd; dan vraag.nwv ™  . t< 3 > ULieden, 0f, ingeval de Hervormden'in het bezit van alle de Kerken && &c.' alhiermbgSSi óf wy voor ons Kërkgenootfchap van Hen (naar rato van het aandeel, dat wy ïr in hebben) dan ook geene gemaatigde buur, volgens-de waarde der Kerken &c berekend ^ni^migenJ^tcS^orderenl Dan of, byaldien Gyl zulks oorbaarder oordeeldet , wy en alle de overige Kerkgenootfchappen (des begeerende}.uit ««Jyrf* K^fen niet behoorlyk gededomageerd dienden te worden ?— Geen LH of e nig ïeTdTmatfchappy. kan.tog] volgens den eerften Artikel der Staatsregebng> f°«J™fr Iedere Wet, ten nadeele der overigen bevoordeeld worden; en volgens den vyf den At tikel, mott TJr Lez zen by het genot zyner eigendommen gebandhaaft worden , «ton met van emg ge. dtlte 'ïr van ontzet worden, dan wanneer het algemeen welzyn zulks vol/trekt vordert- en , zo afde Artikel woordelyks zegt, in zodanig omt niet ArritPi oprorat is voor de Schadevergoeding der Leenheeren? ne dfrT magT die wy ter onzer gerustftelling aan Uwe wysheid voor moe en draagen , • ^t of'er volgens Artikel a van de Publicatie van a8 September 1. 1 aangaande ^ f^Ïvm^^egdwp, door hef woord genaaste verdaan moet worden? <■ • H ,5tde A tIkel van voofnielde Publicatie verklaart, naar ons inzien, dat uit de woorden TtleTin van denUre i7% gederogeerd hebben aan de waard* yan eigendommen,of wettig ver^tSleZml *y» allLzie&ng onderworpen^, herzeggen wy ^«Mta S vieeze moet wbrden opgevat, dat zodanig Kerkgenootichap, weik fedei i?95 eene SSS.ITS^doïï de Hervormden voorheen bezeten) wel en wettig genaast moge heb. of meer Kertep t_aoc verkregen recht wederom gepraiiudicjeerd zoude kun' bfnVoSn^ f^S^SS rFNAMTF^ri!' tuede/owi verandering te maaken.üit blykt zonneklaar uit de yergelyking met/lrtikeliQ; n,n ïft^eene ons duister voorkomt, is eigentlyk de juiste, alnier bedoelde, betekenis ! °i ' ÏEiSSXteS moeren wy door lehe'genaak Kerk alleen zodanig eene Kerk van het ^/^VeSSast, ook overgeleverd, en in handen en in het gebruik verftaan, welke wel en wejig btm ' „ £f . ok zodanig eene Kerk door ^XTwSïïTS - £^i^fr^^gewezenTmaa^og niet is overgeleverd f nf Srden 'er ook zodanige Kerken onder begrepen, welke wel behoorlyk benaderd, maar ?f,W ïï„ riet zvntoegewezen? Of, eindelyk, wordt de naasting ook begre- m h6t SSS t°f yn als eenTgêKerkgenootfchaD zich op den geftclden tyd wel en behoorlyk pen gefchied te zyn als eenig b Staatsregel competerend, recht gebruik te verklaard heef. van het, * ™,AWn m en dilayeringen van partyen daarin is te leur men maaken, ^^^^S^ans, Burgers"Beftuurders! zo als Gyl. uit het geteld?-— in^^f^^er ven-igtineen maar al te duidelyk zult ontwaaren, en van dean- VT*£"L**dl geva len 'Srwy d« noods in itaat zyn, exteerende bewyzen op cieie vaemdeJtelde ge a len ua «e y el ^ dfi be?unng üegls m kennen — dan, kan zuiks oe beesi ae! wc ^ paalvast, dat de eene wet nen komen? Ditwch verbiedt het Recht, ^fj^™*^ SeSniet zyn tusfehen door de andere verklaard moet woraen. - Het ^ M^ne^e%J, ielke haar (by de een Whe^bend « een, hetwelk aanneeming der Staatsregeling gegceuWÜU b fcheen.- Ja, zouden dezulken, eene party aantrof, die haar iH^^^^^^^^hAb^ , dan zo veel die, ter verkryging; hunner rechten, Irder ,g™ de ■ minfte haate, gelukkiger boven^ hen zyn, die^» mt z^kft tegenkantingen lydzaam verduurd, en ïyke ftappen gedaan, de ^f^j^ veel liever met geduld de rechtvaa -dige u»«P™ ^onren* - dit toch Burgers Beduureau de zo noodige rust en order «ft--.h« i»1^"^ wY UL. toe moeten draagen, van ders 1 kan Uwe wil niet zyn; dit verbiedt de achting, d K w;y u oe m t, ULieden te denken - En dit alles doet ons ^ o°rdee «n, a de ^.^^ van in boven aangevoerde Publicatie ^et betrekking tot den ig> ™\ehoori kgefchie| gewaagt wordt, in de ■ daadgeconfidereerd moet ^en^^fR^ j^" eerd kan worden, te zyn, dat de Publicatie ook in ons geva ten onzen ^^a^Tr van uitfloot (en In L by aldien waarlyk de Art.ke\<^^&^£™M wy , zo-als'zo alzo a!s algemeen* wet aan de waarde van ons/efP^>l^*S,S hebben, derogeerde} pven betoogt is,

Eindelyk Bufgers Beftuurders! eindelyk dienen wy uwe wysheid ook nog raad te pleegcn omtrent den zin en inhoud des I4den Artikels onzer Staatsregeling. Deze Artikel zegt aan de Hoogleeraaren, Leeraaren en Kerkelyke E'edienden der voormaals hevnorrechie Kerk toe, zo verre die by de aannleming dezer Staatsregeling in die,\st syn gesteld . en uit eenige politieke Kas/en worden gifalarieerd of gepe?ifioneerd, dat zy hunne 'Jraaememen of'Penfioemn zullen blyven genieten tot dat het bepaalde by Artikel vi (namentlyk om van de leden tot hun Kërkgenootfchap behoorende jaarlyks eene gift tot hun onder» houd af te vordejen) in werking zal gelragt zyn. Gedoogt Burgers Beftuurders! dat wy uwe aandagt nog voor een oogenblik gaande houden ! het gewicht der zaak roch vordert het, en uwe toegeefelykheid isonsteover bekend, dan dat wy zouden aarfelen ULieden met eerbied te naaderen. " Doch om ULieden ook niet te verveelen, en wy ons verzekerd houden, wy uwe wysheid flegts de zaaken behoeven aan te flippen, zullen wy zo kort zyn, als mogelyk is, en genoegzaam met twee woorden Ulieden onze bezwaaren des wegens voorftellen. Wy vraagen dan van ULieden Burgers Befluurders, i™ Of tot de Kerkelyke Bedien* dens, waar van in dezen Artikel gefproken wordt, alle zodanige lieden betrokken worden, die maar eerige de minfte relatie tot de Kerken, of tot den Kerkdienst hebben? 2<±°. Of het toegezegde Salariëren ook nog zal uitgeftrekt worden tot zodanige Hoogleeraaren, Leeraaren en Kerkelyke Bedienders, welke by het begin onzes tegenwoordigen Beftuuis wel nog niet in dienst gerteld waren; maar, voor dat het fonds volgens Artikel 12 te bepaalen gevonden zal zyn, inmiddels nog in dienst gefteld zullen worden? gtio. Of volgens boven opgenoemde Artikelen 1, 5 en 11 voor alles, wat aan het Hervormd Kërkgenootfchap uit algemeene Kasfen , eigendommen en fondien zal worden toegevoegt, de overige Kerkgenootfchappen niet behoorlyk gededomageerd zullen worden, en op welke wyze? — En of, zo lang het fonds by Artikel 1* bepaald, niet zal gevonden en in werking gebragt zyn, (waar voor blykens den traagen voortgang, dien de Hervormdenon. der den voorigen Staatsregel ten dien einde hebben aangewend, nog al eenigentyd zal noo* dig zyn) ons Kërkgenootfchap en alle de overigen op denzelfden voet en wyze niet behandelt zullen worden? — Dit laatfte (om ULieden niets te ontveinzen,) vertrouwen wy van uwe Gerechtigheid; het begin des i4«i»n Artikels, het welk alle uitfluitende burgerlyke voorrechten aan de eene Godsdienftige Geloofsbelydenis boven de andere ontzegt, verfterkt ons in dit vertrouwen, en dat ook in het gedeelte des Artikels, waar by aan de Hervorm, de Gemeente het onderhoud haarer Hoo.leeraaren, Leeraaren, en Kerkelyke Bedienden voor eene» tyd wordt toegezegt, haare Kerk de voormaals bevoorrechte Kerk genoemd wordt, fielt ons byna volkomen gerust, dat GyL. nimmer bedoelen kunt, die Kerk wederom op nieuw te bevoordeelen , veel minder te bevoorrechten; maar dat Gyl. met de juiste acuratesfe ons en geheel Europa overtuigen zult, dat volgens de boven meermaalen geavanceerde gronden onzer Staatsregeling alle Kerkgenootfchappen binnen de Bataaffche -Republiek gelyke rechten en befehermmg erlangen, en de eene Geloofsbelydenis alhier niet be. voordeeid wordt boven de andere. Wy dan, Burgers Bewindslieden ! Wy neemen dan de vryheid, om met den gepasten eerbied voor uwe Perfoonen en waardigheden te verzoeken: i1?0. Eene nadere verklaaring in de boven geopperde duisterheden, ten einde wy in het vraagen onzer rechten niemand offenferen , maar in het zekere weeten mogen, wat wy voor onze Committenten te wagten en te vorderen hebben. £d.0. Herftel der geledene grieven, door aan ons Kërkgenootfchap fpoedig dat alles te doen geworden, wat Gyl. in uwe Gerechtigheid zult oordeelen, dat hetzelve leeds lang had toegekomen. 3tw. Het fpoedig daarflellen eerer volkome gelykheid tusfehen alle de verfchillende Kerkgenootlchappen binnen den Bataaffchen grond, in burgerlyke voorrechten naamentlyk, in pccuniëele ondtrftanden uit gemeenzame kasfen, of iets diergelyks. Ach! mochten deze, met eerbied onder uwe oogen gebragte, rcflexienen aanzoeken van dat gewicht by Ulieden gevonden worden, dat Gyl billyk oordeeldet, dezelve met eenen gunftigen Voordragt onder het oog der VVetgeeving te brengen, en deze eene Commisfie geliefde te benoemen, met last om ons te hooren, en op de welvoegelykfte wyze t« bevredigen! wy zouden zeker diegeenen, welken wy in zodanig geval uit ons midden ten dien einde committeren mochten, zo als wy reeds in onze eerfte Tegenbedenkingen aan de Municipaliteit onzer Stad al verzekerden, van zulke vredelievende en gemaatigde lastgeevingen voorzien, als immer met eenigen fchyn van billykbeid van ons eevorderd , of verwagt zouden kunnen worden. Ja , gelukte ons dit Burgers Beftuurders! wy zouden uwe naamen zegenen, en uwe onfterffelyke nagedagtenis zoude fteeds, door de dankbaare erkentenis van allen Catholyken der vergetelheid onttrokken worden , ja zoude eeuwig leeven. De Commisfie van 36, waarnemende de belangens der KoomschCatholyke Gemeente te Amfterdam en uit derzelve naam j. C. van ANRAE, Prefident. C. de HEY, Semttris.  REL A A S DER Aanftelling en Verrigtingen van3 en het wedervaren aan de Commisfie van 36, waarneemende de belangens der Roomsen Catholyke Gemeente te AMSTERDAM. H et was op den 6d™ October van hec jaar 1798, dat by bét voorige Gouvernement geuecreteerd Wierdt, alle Kerkgenootlchappen, die eenig 'echt vermeenden te hebben zo op de Kerkgebouwen als Pastoriehuifen écc., door de voormaals heerfchende Kerkgemeente gebruikt, op te roepen, of te waarichouwen ,öm voor den r.0en aanftaanden eerrten jSfoveinber, ingevolgen van het zesde der Additioneele Artikelen der Staatsregeling, hunne aanfpraak , of reclames (ieder by zyn refpeftivelyk Plaatfelyk Beftuur) deswegen te komen doen; en wel op verbeurte van by ftjjzwj'gen gerekend te zullen worden, voor altoos afftand van alle hunne aanfpraak op gemelde Gebouwen gedaan te hebben. , Een aantal welmeenende Leden van ons KerkgenooUcbap alhier, bedagt, om zich zeiven, en hunne Geloofsgenooten het effect der aangenome Staatsregeling te doen genieten, als mede om het tegenwoordig Geflacht voor het toekomend onverantwoordelyk te ftellen j verzogt op aandrang van verlcheiden hunner Medegeloofsgenooten hierop, op Zondag den loden oftober alle de Burgers, Leden der R. C. Gemeente binnen deze Stad en derzelver Jurisdictie, om binnen de eerstkomende drie dagen in eetie onzer Kerken (het zelve welke) èenc Nominatie van drie braaven en kundige Mannen (mits Leden van ons Kërkgenootfchap alhier zynde, te bezorgen, om uit alle de verkozenen de 36 meestgeftemden opteroepen, ten einde deze 36 meestgeftemden uit hun midden eene Commisfie fzo groot als zy zouden goed vinden) mochten verkiezen, om in bovenftaand geval, en gevolgen van dien, uit naam der R. C. Gemeente van Amfterdam te kunnen fpreeken, handelen en contracteren met wien, en waar zulks zoude behooren. Groot was het genoegen onzer Geloofsgenooten over deze, allenzins wettige, onderneeitiïng, en onbefchryflyk de geestdrift, waar mede ieder der daar toe gerechtigden zyne nominatie op den gefteldcn tyd, en plaats bezorgde. —. Verfcheide duizenden van Stembiljetten kwamen 'er in, zy wierden in prefentie van Notaris en Getuigen geopend en opgelezen, de Stemmen beliepen het aanzienlyk getal van 20,601, en op Vrydag den 20fte" Ocfober wierden do 36 meestgeftemden in een der Vertrekken van het Roomsch Catholyk Ouden Armen Comptoir door de Provifionele Commisfie geïnftalleerd, en met het vertrouwen der Róomsch-Catholyke Gemeente vereerd. In deze eerfte byeenkomst wierdt daadelyk, na het benoemen van èenen provifionelen Voorzitter , gehandeld over het daar ftellen eener Commisfie , welke in naam der Gemeente zoude fpreeken, handelen en contracteren — eenige Leden (ten einde men hiernaar, het getal der Leden van de Commisfie zoude kunnen regelen,) verzogten , dat men vooraf zoude bepaalCi,9 0f de overige Burgers, welke niet in die Commisfie vallen zouden, gererekend zouden vorden voor gedefungeerd te hebben; en (blykens de notulen onzer Vergadering) by appei nominaal verklaarde zich de Commisfie van 36 in de geheele zaak permanent te zullen houden^ a]s begrypende, de zaaken van dat gewicht, en van zuik eene omHagtigheid te zullen z>^ , dat 'er fteeds een groot aantal werkzaame leden noodig zyn zoude , om het aan hen wantrouwde tot genoegen hunner Committenten te behartigen en të bevorderen; gaande vervo\gens ^ Commisfie voort tot het verkiezen van vyf Leden (als begrypende de Vergadering, nu zy z\ch in de geheele zaak permanent verklaard had, en de Leden alle zich met dien last wei hadden willen bezwaaren, het getal daar van onnoodig verder te extenderen) tot eene uitvoerende Commisfie, om naamens de Vergadering van 36' te gaan fpreeken, en handelen met wien en waar zu]jjS zoude behooren. A 00  € * > óp baandag 22 Octöber 1798 gaven wy door onze Uitvoerende Commisfie aan de MürJcipaliteit onzer Stad kennis van ons aanwezen; wy reclameerden in generale termen aldaar alles, waar toe wy door de Staatsregeling gerechtigt waren; en ziet hier den oorfprong van ons beftaan; her. is aan deze allenzins wettige daad , dat wy ons aanzyn verfchuldigt zyn; het is op dezen grond, dat wy fteeds yverig geweest zyn, en onze pligt ook dermaate betracht hebben, dat wy niet alleen onder ons, en als in het heimelyk, de goedkeuring onzer Geloofsgenooten, maar ook, zo als nader blyken zal, op de eclatantfte wyze in het openbaar daar vcor Ontvangen hebben. » Dit vooraf opgemerkt zynde, gaan wy over tot het opgeeven der voornaamfte werkzaamheden , die wy (om aan den ons opgelegden last te voldoen} vermeend hebben te moeten Verrigten; als mede tot het aanltippen van eenige onaangenaamheden en tegenwerkingen, die wy geduurende onze verrigtingen van verlcheide kanten ondervonden hebben. De t>de der Additioneele Artikelen had bepaald, dat binnen een half jaar na de aanneeming der Staatsregeling, en dus voor 23 October 1798 , de verdeeling der Kerken tot ftand gebragt moest zyn—dan eerst op den i9den October (maar vier dagen voor dat de zaak volgens de Staatsregeling reeds geheel had moeten zyn afgedaan) bragt de, door de Municipaliteit ten dien eintle aangeftelde, Commisfie een rapport en ontwerp van fchikking over de Kerkgebouwen uit, en welk Ontwerp na aanzoek onzer Vergadering zo by de Kerkelyke Commisfie als ter Municipaliteit zelve gedaan, ons eerst op den 24ften February van het volgende jaar is ter hand gcfteld. De Publicatie van het Intermediair Beftuur van 12 July 1798 had bepaald, dat het plan van fchikking aan ieder Kerkgenootlchap-moest worden ter hand gefteld, om het zelve te examineren en zich ten fpoedigjle, immers binnen drie weeken na het ontvangen, aan de Municipaliteit te expliceren , of zy het zelve goedkeurden , 'en daar mede genoegen naamen. Ingevolgen van deze toegeftaane vryheid beoordeelden wy het Ontwerp; wy oordeel' den het zelve niet genoegzaam onzydig, in veele opzigten afwykende van den gemanifesteerden wil der Hooge Vergadering, en althans niet gefchikt om alle Kerkgenootfchappen (zo veel men konde) genoegen te geeven; waarom wy op den 14*" Maart (en dus binnen de diie daar voor bepaalde weeken) daar aan voldeeden, en onze (zo wy vermeenen gegronde) Tegenbedenkingen ter Municipaliteit inleverden. Op den i8dert April van het jaar 1800 bragt de Commisfie die het Ontwerp vervaardigt had, ter Municipaliteit Rapport uit op de dobr ons, en eenige andere Kerkgenootfchappen ingeleverde Antwoorden en ïegenbedenkingen; terwyl de Nederduitfche en Walfche Gereformeerde Gemeentens by het Vertegenwoordigend Lighaam een Uitftel van drie Maanden verzogt, en op den 2ifl:en Maart ook reeds gekregen hadden, waardoor de Commisfie ook buiten ftaat was van op hunne eifchen, en reflexien (als dezelve nog niet ontvangen hebbende) te kunnen rapporteren. Wy ontvingen vervolgens het zo even genoemde Rapport op onze, en eenige andere Kerkgenootfchappen ingeleverde Antwoorden en Bedenkingen; als mede ook na verloop van tyd het, op den i6den October 1800 ter Municipaliteit ingeleverd, Tweede Rapport, het welk ft rekte ter beantwoording van de onheufche eisfehen en weigeringen der Nederduitfche en Wallche Gereformeerde Gemeentens: En op den iften November deszdven jaars wierdt ons per Misfive van de Commisfie der Municipaliteit tot de zaaken der Kerken afgevraagt, of wy ons met hét Rapport der Commisfie conformeerden, dan wel, of wy ons aan onze gemaakte Tegenbedenkingen nog hielden, en tot dezelve ons refereerden, met verzoek "erb.Vi om nog voor den I2dcn dierzelve maand ons deswegen te expliceren; alzo, indien voor 19 November 1800. de zaak der Kerkgebouwen by minnelyke fchikkingen niet mogt zyn gatermineerd, die geheele zaak met alle de ftukken, 'er toe betrekkelyk, volgens Decreet van 19 Augustus van dat jaar daadelyk en zonder eenig uitftel aan het Vertegenwoordigend Lighaam zei ven zoude moeten verzonden worden. , Vuuriglyk Verlangden wy, en hadden dit ons verlangen roeermaalen doen blyken, dat toch de Municipaliteit beproeven zoude, de gefchillen door minnelyke Conferentien van belanghebbende partyen uit den weg te ruimen. In het flot van ons Duphecq , het welk wy ter rescontreering van het antwoord op onze Tegenbedenkingen op den 11 November (al weer binnen den bepaalden tyd) door onze Uitvoerende Commisfie ter Municipaliteit overlagen, gaven wy Zulks al wederom ten daidclykfte te kennen, wy beloofden 'er m , opofferingen te zullen doen, en niet alles , wat wy wel bcgreepen te kunnen vorderen, te zullen vorderen : „Nimmer, (dus was onze taai) nimmer zullen wy uit het oog verhezen , qat, „ zo wel als wy van eenen kant door de leden van ons Kërkgenootfchap met dien gewigtigen " „ taak  < 3 > * taak b-last zvn, ten einde aan hetzelve de, door de aangenome Staatsregeling daargéflet ' ï^ GekkhTd te helpen bevorderen, wy ook van den anderen kant verpbgt zyn, de,Z ttfchVn ileKe^ zo noodige, onderlinge vreede, liefde en Broeder fchap „,,„i rnrvtrpUrir rp helüen bevorderen." , .. . 4. , " Het"is waï de Municipaliteit proponeerde eindelyk, op onzen, op den 4 November 180cten dien 'einde nog expresfelyk ingelevefdén, aandrang, aan de Nederduitfche en wSfch^ Gereformeerde Gemeentens de door ons volgens de Wet gevorderde Conferentien; d!n dezen toonden, door hunne Refcriptie van 10 November, zich daartoe volftrekt onwülig-ïn te voeren een uitftel van drie maanden, ter beantwoording vanhetorrwERf, h^bbrade weeten te verkrygen, wisten zy fin plaat» van, volgens Publicatie van 10 Aug. benevens on hun tweede antwoord voor 12 November inteleyeren) indedaad by het WeLeevend Ligchaam op voorgewende ondoenelykheid, ter beantwoording van het, op Z^Mmo^nfeè^, Rap-p!r.t; tenpréjudice van ons en andere Kerkgenootfchappen, SeSXenlitftelvan twee maanden te erlangen; het geene ons deed beilmten, otnop ^nSennenemi onsbyde EerfteKametdès Vertegenwöordi- g TJfSSStoSjS tc beklaagen, en op het nadrukkelykfte te verzoeken: ï|S.Dat Van Ken Commisfiën (hoegenaamd) te Amfterdam, ten opzigt van de zaak der Kei ken, " Snif^erder ïïtuel verleend, en de verzoeken, daartoe dienende, buiten Deliberatie " eehouden, en daadelyk van de hand gewezen mochten worden. " |aoh dm zo dra de voort, toegeftaane termyn van twee maanden geëxpireerd zoude zvn "alle de ftükken daartoe betrekkelyk in handen van de perfonele Kerkelyke Gommis " S cefteld mochten worden, met mjunclie aan dezelve, om, uit hoofde van de aange- * gelegenheid der zaak, daarop ten fpoedigfte, en *el zo veel mogelyk met postpofine " fan andere foortgelyke {tukken 4 te dienen van Confideratien en Advies, ten einde de " zaakeetermineerd, en de gcfchilien beflischt te krygen." Wv lieten in dit ons rechtmaatig verzoek ook nog deze overredende drangredenen, die wy verhoopt hadden, nog iets te zullen uitwerken, invloeien: „Wy vertrouwen, Burgers Representanten! (zeiden wy) dat dit ons verzoek met onbillyk door UL. zal befchouwJ " woeden" wanneer Gyl. in aanmerking zult genomen hebben i« dat reeds voor twee " Lrén ? volgens het voorfchrift der Staatsregeling, deswegens een vergelyk had moeten getroffen zyn. .. 2d0. Dat zo lang deze verfchillen niet getermineerd zyn, de kosten tot " het onderhoud van de dertien Kerken, welke te Amfterdam gevonden worden, mede uit * de inkomften van de voorhanden zynde Eflèaen, en Revenuën der vaste Goederen van " de respecttve Kerken, welke, zolang deswegen geen vergelyk tusfehen de respecl.ve ! Kerkgenootfchappen getroffen is, een gemeenfchapPelyk eigendom (zo als deStaatsregeHn° het bepaald had) der Gemeente van Amfterdam zyn, betaald worden, en er zelfs bovendien nog aanzienlyke Subfidien uit Stads Kas (eh dus al wederom ten laste van alle " de Interenen) noodi^ zyn, om het te kort komende te vervullen." " Dan niettegenftaande dit alles; het behaagde der Eerfte Kamer Van het Vertegenwoordigend Lichaam, zonder aan onze bede te voldoen, ons Adres te ftellen in handen van haare Perioneele Kerkelyke Commisfie, welke hetzelve order zich hieldt, en'ergeenhetminlte egard op floe?, althans nog nimmer eenig Rapport over heeft uitgebragt. Inmiddels 'kwamen 'er van alle kanten Requesten ter Wetgevende Vergadering in. ut Hervormden vervulden den Raadzaal met verzoekfehriften, om de Kerken door Hen, reeds 'epen het Sociaal Contracl te lang , gebruikt, te mogen h!j7*~n hPhn»d0n _ en daar de tyd der bezoldiging hunner Leeraaren ten einde fnelde, waagden zy het ook , aanfpraak op de aloude Geestelyke Goederen en Fondfen voortewenden; ja durfden der Vergadering afvraa• gen, hunne Hoogleeraaren, hunne Leeraaren &c. &c, uit de, zo zichtbaar van den Roomfche berkomende, Geestelyke Goederen ,enuitgemeenzaameKasfen, ten kosten van het algemeen, eefalarieerd krvgen. — Wy verzetceden ons hier tegen, zo veel wy konden. Op den 29 Tanuary 180I Werden wy ten dien einde by het VeriegenWoordigend Lichaam een breeu voerig Adres in, waarin wy bondig de nietigheid der bewyzen, die de Hervormden veelal aanvoerden, aan den dag lagen; waarin wy de rechtmatigheid onzer eisfchenallerduidelykst ten toon fpreidden, en op geavanceerde en onwrikbaars gronden der Vergadering afvorderden, alle Adresfen, tegen de in werking brenging dei Additioneele Artikelen (en wel ipeciaal de verdeeling der Kerken en Geestelyke Goederen betreffende) aanloopende, toch buiten Deliberatie te hoüden daadelyk veel eer van de hand te wyzen, en m Haare wysheid toch eindelyk zodanige maatregelen te beraamen, dat het geene de Additioneele Artikelen wegens Kerken, Leeraars, Geestelyke Goederen &c. bepaalden, daadelyk in wer-king gebragt mocht worden. ^  Omtrent dien 7.elFden tyd vervoegden wy ons ook, namens onze Vergadering, by Regenten van het Almoesfeniers Weeshuis dezer ftad; een Huis, waarin verlaatene kinderen, waarin Vondelingen, en voorts alle zodanige Weezen worden opgevoed, wier Ouders tot geen byzonder Kërkgenootfchap behoord, of (zo als hier veeltyds plaats heeftJ de jaaren van inwooning (om tot de byzondere Weeshuizen gerechtigt te worden) niet bereikt hebben; — een Huis, hetwelk uit algemeene fteedelyke fondfen en belastingen onderhouden wordt, en in welk Huis alle de kinderen, ook nog na dat ons de vrye Franfchen, in het jaar 1795, de Gelykheid aanbragten , (wat Godsdienst ook der kinderen Ouders beleden hadden, ja in welk Kërkgenootfchap de Kinderen zelve ook by den H. Doop reeds mogten zyn ingelyft) evenwel alle in den Gereformeerden Godsdienst wierden onderwezen en opgevoerd. Meermaalen waren hieromtrent reeds Vertoogen gedaan ; in het jaar 1797 was die zaak in de Stedelyke Grondvergaderingen, die 'er toen ter tyd plaats hadden, voorgedraagen en verhandeld; 'er was in alle de Grondvergaderingen over geftemd, en met eenegrootemeerderheid van Hemmen (en geen wonder, alzo 'er in dien tyd ook nog zelfs nieuwe algemeene Stedelyke Belastingen op zekere foort van Vragtkarren, en ook nog op het houden van honden, voor dat Huis wierden ingevoerd) met eene groote meerderheid van ftemmen, herhaalen wy , was toen al beftoten, dat de gevraagde Godsdienscvryheid 'er in zouden worden ingevoerd; en uit hoofde van hetStedelyk Reglement was ook de Municipaliteit in de daad verpligt geweest, den wil der Burgery hier in op te volgen; dan daar entwaarde men huiverigheid! de zaak wierdt verfchoven, wie-dn uicgefteid; nietige zwarigheden wierden 'er voorgewend, en de loop der natuurelyke «burgerlyke Vryheid wierdt geftremd. Het is waar, fedeft dien tyd wórden 'er wel zulké fterke middelen in het gemelde Huis niet gebezigt, om de kinderen allen tot den Hervormden Godsdienst aan te fpooren als te vooren; dan hoe verre de waare gelykheid wegens het Godsdienftige in dat Huis nog te"zoeken is, kunnen zy, die zich de moeite geeven willen 'er naar te onderzoeken, draoncwaaren en beoordeelen* | Wy, als het eenigfte Lighaam zynde, dat van ortze Geloofsgenooten legaal daar gefteld was, om aan ons Kërkgenootfchap. in de Godsdienftige verkregenè Rechten het effecl: der Staatsregeling te bezorgen , wy vervoegden ons dan namens onze Vergadering (zo als boven gezegt is) by Regenten van het Alme-esieniers Huis ; wy verzogten van Hen in de eerbiedigfte termen, dat. zy toch in die zaait de behóorlyke, en met recht gevorderde verandering zouden gelieven te maaken, en dén kinderen, tot ons Kërkgenootfchap eigentlyk behoorende, die vryheid zouden gelieven te vergunnen, welke in een land, waarin Godsdienstvryheid erkend en geroemd wordt, niet langer geweigerd of terug gehouden mogt worden-'- wy verzogten het, wy deedjn onze aanvraag, namens de Vergadering, ah CoftunisJie van $6 de belangens. der Roomsch-Catholyke Gezindheid waarneemende (zo als wy van de Municipaliteit genoemd en befchrevtn wierdén) eh wy deedën het ook nam ens onszes en dertigen, als Ihdmd'uS, dan helaas! vy fhagden in onze poogingen niets; en tot heden toé wordt de weerlooze Wees in zyn mtuurlyk Recht gedwarsboomd, en zy, die'er voor opkomen, van de; hand gewezen. Ziende nu, dat wy by onze Stads Collegieh in de, uit de Staatsregeling en derzelvc Additionele Artikelen voortvloeiende, rechten voor ons Kërkgenootfchap niets, althans in verre na niet genoeg vorderden; en weelende, dat ook de papieren, die al met half November aan het Wetgeevend Lighaam hadden moeten verzonden zyn, alhier nog berustende waren; ja bemerkende, dat 'er de vereisChte Ipoed in geene deele mede gemaakt wierdt, zo vervoegden wy ons in de maand Maart des laatst verioopen jaars door onze 'Uitvoerende Commisfie per Misfivc ter Municipaliteit, en verzogten, dat zy de papieren en Hukken de Kerkgebouwen &c. betreffende, ofiverwyld ter'plaatfe geliefde te bezorgen, ai waar dezelve agtervolgens boven vermeld Decreet reeds in de maand Augustus des voorjgert jaars hadde» moeten bezorgt zyn geweest —- en bemerkende, dat ook dé geest zelfs van veele-Leden des Vertegenwoordigenden Ligha'arps op de inkomende klagten en verzoeken der Hervomdenden ('voorwendende, fchoon zy zeker het vermogendst Kërkgenootfchap uitmaaken, alleen buiten ftaat te zyn de kosten van hunnen eeredienst te kunnen draagen) ten hunnen faveure begon te neigen ; ja ziende zelfs op 5 Febr. 1. 1. door de Kerkelyke Commisfie een voor hen gunttig, doch voor ons en andere Kerkgenootfchappen niet juist, Rapport ter tafel bren.gen , zo vervoegden wy ons al wederom op den i8d.crt Febrtiary per Adres by het Vertegenwoordigend Lichaam hoofdzaakelyk verzoekende, dat gemelde Rapport niet verder in deÜberarie komen mogtj dan nadat door dezelve Kerkelyke Commhfie ook Rapport op bns  < s > ingeleverd antidotaal Request zoude zyn uitgebragt; en dat, in geval de Verga dering (om reden Haar daar toe moverende,) befluiten mogt, geheel of gedeeltelyk den Voordr gt der Commisfie op te volgen, de verzoeken der Hervormden in te willigen, en aan het vocumaals bevoorrecht Kërkgenootfchap wederom eenige (hoe genaamde; gunst, of bevoorrechting toe te ftaan, hetzelve dan ook aan alle disfenters, des begeerende, geaccordeerd zoude mogen worden. , _ rt «■„___„__ Dan fonaangezien alle onze vertoogen en verzoeken) het behaagde der Eerfte Kamer van het Vertegenwoordigend Lighaam, op Vrydag daaraanvolgende, een, voor ons en alle disfentieerende Kerkgenootfchappen allerongunstigst, en volftrekt tegen de Additionele Artikelen der Staatsregeling ftrydend, Befluit te neemen; volgens welkBefluit eenig yk aan de Leeraars en Hoogleeraars der voormaals heerfchende Kerk, vast voor een jaar, hunne gevvoonlvke traktementen wederom wierden toegeftaan; waartegen wy ons nog ter Iweede Kamer, zo veel wy konden, per Adres verzetteden, en aldaar allerernstigst verzogten, het onverwagt Decreet der Eerfte Kamer niet te bekragtigen, en althans nimmer, zonder de, door ons verzogte, Gelykheid. . Wv herinnerden de Tweede Kamer nog het aanmerkelyk getal van 43195 zielen, diewy in dezen reprefenteerden: wy riepen de duure verplichting in, die de Staatsregeling zowel de Leden des Vertegenwo'ordigenden Lighaams, als hen, die zy vertegenwoordigden, op. leide; dan ook daar Haagden wy niet in onze pogingen-En om zich van alle verdere aan. zoeken door, en namens onze Commisfie te ontdoen, begon men eindelyk onze Reques enter Wetgevende Vergadering van de hand te wyzen, op grond, dat dezelve niet van lndividueele Burgers, maar van een Corpus waren ingeleverd 5 waaromtrent echter te vooren nimmer' gediticukeerd was, en waarop (zo lang de Hervormde Kerkelyke Commisfiën de eenigfte waren, die zich per Request ter Wetgeevende Vergadering vervoegden) misfchien niet eens gedagt was, en, zo zy de eenigfte gebleven waren, ook vermoedelyk nimmer op gedagt zoude zyn geworden. . >• u* Onze werkzaamheden ondergingen hierdoor eene groote ftremming; Zy, die ons recht moesten verfchaffen, weigerden, onder een nietig voorwendzel, ons te hooren; en het eenige, dat ons trooste, was, dat wy by ons zeiven overtuigt waren, wel gedaan , en alle ons geoorloofde, devoiren aangewend te hebben ; waar in wy op Vrydag den fc»8nMey \ ]j ' de honorabelfte wyze ook verfterkt wierden; toen zich ter onzer Vergadering eene Commisfie fisteerde, ons ter hand Hellende eene notariële Copie van een Adres, door verfcheide duizendenlndividuele Burgers, Leden van ons Kërkgenootfchap alhier, ter Wetgeevende Vergadering, na dat men ons qua Commisfie aldaar had van de hand gewezen , ingeleverd- in welk Adres zy opentlyk verklaarden, alle onze flappen ten vollen te homologueren 'en alle onze aanzoeken, voor ons Kërkgenootfchap door ons gedaan,,ook, als door Üen zeiven qua Individu* gedaan, befchouwd te willen hebben. Zeker indien onze Staatsregeling dermaate was ingerigt geweest, dat men in alle de vakken van'eenig Beftuur of Collegie de proportioneele berekening van ieder der alhier, en in ons Vaderland exterende Kerkgenootfchappen ook in de benoeming der Leden tot zodanig een Collegie in agt had moeten neemen, en aldus in alle de Vergaderingen ieder Kërkgenootfchap zynen gëevenredigden invloed 'er in gehad had, dan zouden wy ons durven 1 vleiien, dat wy gewis voor ons Kërkgenootfchap dat geene, dat ons volgens de Staatsre. geling toekwam, voor lang erlangt, en de zo nodige verbroedering tusfehen alle Leden van ons Gemeenebest op het heilrykst vooruitzigt tot ftand gebragt gezien zouden hebben 5 1 want toch, dat een ieder zugt voor zynen Godsdienst heeft, is te zigtbaar, dan dat wyhet zouden ontkennen; nimmer is hem zulks ook ten kwaade te duiden. Wy , zullen wy der waarheid hulden doen? wy zyn 'er alle van doordrongen — dan het zyne te eifchen zonder iemand te beledigen; zyne rechten te vorderen, zonder eens anders te verkorten, isgeen dweepzucht maar zorgvuldigheid; fchoon wy greetig toeflaan, dat het dweepzucht zyn zoude, een ander uit Godsdienstyver, uit zugt van prsedommence te weigeren wat hem toekomt,.ja dat het erger als dweepzugt, en zelfs ongerechtigheid wezen zoude. Wy intusfehen twyfelen niet, of de laatfte Naneef die immer dit relaas zal leezen, en onze verrigtingen, en het gedrag dat wy in alle onze ontmoetingen gehouden hebben, onpartydig zal beöordeelen , zal de Commisfie van zes en dertig, al gebeurde het ook, dat zy voor haare Committenten niets verwierf, moeten louëren, en met eene dankbaare naoedaetenis Reeds erkennen , dat wy ons aan geen pligt-verzuim hebben fchuldig gemaakt, maar als Mannen van eer voor onzen alouden Vaderlyken Godsdienst en het ons toegewezene Recht geyverd hebben. Redenen, waarom wy ter onzer decharge ook niet geaarfeld, maar zelfs ons verpligt gerekend hebben, dit Relaas door den drukte vereeuwigen, en voor ieder een verkrygbaar te maaken. _ A1V7DAir c r3 * J. C. van ANRAE, Prefident. C, de HEY, Secretaris,   De Commisfie tot de Kerkelyke Zaken in de Nederduitfche Gereformeerde Gemeente te Amfterdam^ Aan De Lidmaaten van dezelve Gemeente* Hoe zeer het aan veele Leden der Gemeente niet onbekend zal zyn, dat reeds voor eenigen tyd vyf Leden deezer Commisfie, met naamen Georgs Severyn, Mr. JanPieter Fanet, Daniël Bleeker, Ds. A. F. van der Scheer en Mr. Daniël Hooft, goedgevonden hebben, hun octflag van deeze Commisfie te neemen; hebben wy echter nodig geoordeeld *Ulks, by deezen, te brengen ter kenhisfe van de geheele Gemeente, en teVQis te berichten, dat wy herhaalde pogingen hebben aangewend, om de 'enoemde vyf Leden tot de continuatie met ons in deeze Commisfie overtellen, doch welke tot onze fmart vruchtloos afgelopen zyn, waarom wy geene andere middelen van aandrang hebbende, die vyf plaatfen als vacant, en ajz0 deeze Commisfie als onvoltallig moeten aanmerken, beftaande thans dezelve uit de navolgende 19 Perfoonen i Jan Tayfpil jdunout de f Hommel, ffenricus Jacobus Coermati. Franco Jan JEmilhts. Bartholdus Meerkamp. Godefridus Büys. Üittehrandüs ■ Menfes. Adrianus Lauverhek. jPan Mes. Meyndert Groen. NicoUas UdiriK AntWy Meynis. yan Schimmel f Jïendnksz. Piett? Roos. Dirk Cnrnelis van Voorst. Fr art Tayfpil-, Jansz. Bareld JVeddelink. Joha'ïnes Allart èk óatomön Gesner van der Voort. 'Er was j naar ons oordeel, als toen geen dringende noodzaak, om op ten fpoedige aanvulling van het eerfte getal bedacht te zyn, vermits onze werkzaamheeden, zo lang het Plan van fchikkingen over de Kerken, van wegen de Municipaliteit niet kon inkomen, van zo weinig belang waren, dat wy dezelve zeer wel konden verrichten. —- Dan, daar Wy thands in dé verwachting zyn, dat het gemelde Plan, binnen kort aan ons zal worden voorgelegd, en daardoor ons werk in deszelfs waar gewigt een aanvang neemen, vinden wy ons nu gedrongen, de voltalliginaaking van ons vier - en • twintigtal met ernst ter harte te neemen en te óverleggen op welk eene wyze zulks best zou kunnen gefchieden. Na bedaarde overweging der onderfcheidene Voordragten hier toe by ons gedaan > hebben wy geoordeeld, de volgende manier minst omflagtig en best ge*  C 2 ) gefchikt té zyn. — Dat namelyk door onze Commisfie zelve, een Lyst gemaakt worde yan eenige Leden der Gemeente, van welker kunde, welwil lenheiden godscrrenst-liefde, men zou mogen verwachten, dat zy gefchikt en genegen zullen zyn, om deezen last.post op zig te neemen, en met ons te draagen. — Dat wy dan beproefden om van zulk een Lyst vyf Leden daar toe overtehaalen, en wanneer die zig bereid verklaard hadden, als dan der. zêlver naamen, by afkondiging van de Predikftoelen, ter goedkeuring aan de Gemeente voorftelden—De voornaamfte, zo niet de eenige, bedenking, welke hier tegen kan worden ingebracht, is deeze, dat wy by onze aanftelling, tot zulk eene aanvulling niet gemagtigd zyn geworden, 't geen echter, zaT dezelve als wettig kunnen befchouwd worden, ons volftrékt nodig voorkomt, en het is door overtuiging daarvan, dat wy ons door deezen tot Ul. vervoegen om in het tegenwoordig geval, en ook vervolgens by onverhoopt invallende vacatures, daartoe de nódige volmagt van Ul. te erlangen. — . Alle Leden der Gemeente, welke dit ons Voorftel goedkeuren , gelieven het ncvenfïaande Billet, binnen agt dagen na deszelfs ontvangst, met hunné haamen te ondertekenen, aftefnyden en te verzegelen; en zyn'er die dit Voórftel mogten afkeuren, dezulke worden verzocht daarvan eigenhandige Billetten te vervaardigen en te tekenen binnen dien zelven tyd. Alle deeze Billetten zullen, na verloop van die agt dagen van de Huizen der Leden worden afgehaald, en vervolgens, zo ras mogelyk, door ons geopend, en daaruit de ftemming ter goed- of afkeuring worden opgemaakt, terwyl wy de Leden die niet mogten goedvinden, zodanig Stembillet af te geeven zullen befchouwen als deeze zaak aan ons overtelaaten, en alzo ons Voorftel mede goedtekeuren. Wanneer dan moge blyken dat de meerderheid der Leden ons tot de aanvulling deezer Commisfie op voorgemelde wyze wel heeft gelieven te magfigen, zullen wy met de meest mogelyken fpoed dezelve trachten uit te voe. ren, en na opgevolgde goedkeuring van de benoemde en gedisponeerde perfoonen, dezelve als Leden deezer Commisfie aanneemen, om voorts gefamenlyk de gewigtige belagen der Gemeente, naar ons beste weetén, en met den meesten vver te behartigen. Wy eindigen met dien haftelyken wensch, dat onze aan te wenden pogingen onder den Godiykcii zegetf, en door uwer aller goedwillige medewerking, dienstbaar mogen zyn ter inftand. houding van ons Kërkgenootfchap en van den openbaaren Eerdienst in deeze Gemeente en in geheel ons Vaderland. — Dat dezelve, bewaard voorverder vervaI» ■ meer en meer moge opluisteren, alles tot eer van God en van onzen Gézegenden Verlosfer, tot waare ftichting 'der Gemeente en bevordering van het wezenlyk heil van alle haare Leden Gedaan in onze Vergadering, binnen Amfterdam, den 13. Jan. 1800. F- l Jt M I L I V S, vt. Op last van voornoemde Commisfie, D. C. van VOOR SÏY&cfJKftfe  STEMBILLE T. De Ondergetcekende Lidmaat der Nederduitfche Gereformeerde Gemeente alhier, verklaard by deeze, de Commisfie tot dc Kerkelyke Zaken van dezelve Gemeente, ten vollen te Qualificeeren tot de aanvulling der openftaande, of vervolgens openvallende plaatfen in dezelve Commisfie, op zodanige wyze als door dezelve by het rond - gezonden 4dres is voorgefteid. Amfterdam den iSoo, NB. Dit Stembiljet kan door alle de in het zelfde huis wonende Lidmaten getekend worden. — Zo onverhoopt enige Biljetten niet mochten worden afgehaald, worden die leden der Gemeente ver zocht, dezelve binnen 4 dagen, na het ophalen, by den Ko~) Te vinden in de Stukken, betreffende de Vergadering dier Gecommitteerden, ultgegeevea by J". Thierry en C Menftng, in 's Hage, 2= Stukjen.  ( 3 ) telyke en kerkelyke goederen binnen deeze Had, by liet vervolg' dezer Memorie zal blyken, dat zy, uit de handen der Overheid, welke dezelve ten behoeven der hervormden adminiftreerde, in handen der Magiftraat dezer Stad zyn overgegaan, niet. ten vdordeele der Burgerlyke Gemeente , maar wederom ten behoeven dier her> vormden. Kunnen deeze dan zodanige gronden voor hun eigendom op de Kerkgebouwen binnen deeze Stad, welke ten tyde der hervorming reeds in hunne gemeenfehap aanwezig waren, aanvoeren, met hoe veel recht hadden zy mogen verlangen, dat de Commisfie der Municipaliteit op het beginfel „ de Kerkgebouwen zyn ftedelyke „ Eigendommen" arbeidende, vooraf hadde betoogd, dat de Gemeentens, nog uit hoofde van aanbouw uit derzelver afzonderlyke Kasfen, nog uit hoofde van eenigen anderen ttiul 3 het eigendom dier Kerkgebouwen verkregen hebben— deeze toch zyn de uitdrukkelyke voorwaarden, waarop, zo wel het 6e. der additioneele Articulen, als de algemeene beginfels der Staatsregeling , de befchikking van het plaatfelyk Bewind, van de Burgerlyke Maatfchappy, over de Kerkgebouwen toeftaan en alleen kunnen toeftaan — wanneer deeze geene byzondere Eigendommen zyn, als dan is die befchikking geoorloofd. Wy zien echter al aanftonds de Commisfie zelve twyffelen, of de grond der Kerken in voorigi dagen waarlyk gefchonken, dan ^d vergund geweest zy (c). Wy hooren ook van elders de veel afdoende bevestiging van het eerstgemeld gevoelen (d). Is dan aan deeze twyffeling omtrend den grond der Kerken, in het eigen Syftenu der Commisfie, niet verbonden, eene gegronde twyffeling, ten vóordeele der hervormden, wegens het eigendom der Kerkgebouwen zelve? immers hoe is de vooronderftelling mogelyk, dat de grond tot de Kerken 'zoude gefchonken zyn, en niet de Kerken op dien grond gebouwd? Zal men het ons dan ten kwaade duiden, zal men ons van onbetaamlykheid kunnen befchuldigen, dat wy op de reeds aangevoerde tituls van eigendom, ten vóordeele der hervormden, ongeftoorde Bezitters zedert twee eeuwen der Kerkgebouwen, het volkomen zegel drukken door ten hunnen behoeven interoepen het verjaarings recht, en het recht van Bezit; immers het effecl: dier rechten, tot beveiliging en waarborg hunner Bezittingen ftrekkende, kan op geene redelyke gronden geoordeeld worden, hun minder toetekomen, dan aan ieder ander ligchaam of byzonder perfoon. En dit beroep op dé voorfz. rechten zy mede van daadelyke toepasfmge gemaakt op het gebruik der Kerkgebouwen, uit welk tweede oogpunt de aanfpraak der hervormden oy alle dezelve Gebouwen, tot uitoeffening van hunnen Godsdienst bezeten j het zy reeds ten tyde der hervorming aanwezig, het zy daarna verkregen, immers en in allen gevallen behoort te worden befchouwd;—Wy zullen, onverminderd het hiervooren gefuftineerde omtrent het eigendom zelv', by deeze befchouwing thans eenige oogenblikken ftil ftaan. Leverden de aanteekeningen van voorige jaaren geenen genoegfaamen grond aan de Commisfie op, om te bewyzen, dat de Kerken, na de reformatie opgebouwd, wezenlyk Stedelyke eigendommen zyn; hebben ook onze Voorouders, weinig voorziende, dat derzelver nakroost (ö ondoorgrondelyke wegen der Voorzienigheid!) het tegenwoordig pleitgeding te eeniger tyd zoude moeten voeren, ons de gefchiedenis niet be- (c) Verzam: van Stukken, bl. 39. Tegenbedenkingen van Gecomm: van het R. C. Genootfchap, bi. ifi. A 2  ( 4 ) bewaard van het verband der onderfcheiden handelingen, welke met 's Lands of Stadsbeftuur ten tyde dier opbouw mogen hebben plaats gehad, en waaruit de fchenking ofte wel de vergunning duidelyk zoude kunnen blyken; oordeelde niettemin de Commisfie in weerwil daarvan, haar ontwerp te kunnen doen berusten op de vooronderftelling „ alle de Kerken zyn Stedelyke Eigendommen"; billyk hadden wy voor het minst mogen verwagten, dat zy als dan, ook het verkregen recht der hervormden op het gebruik van allen, zoude hebben ih het oog gehouden en overwogen. . Dit immers is in de gefchiedenis van voorige dagen niet duister, -dat de hervormde Godsdienst, na eene lange en bloedige worfteling, op eene allezints recht-, vaardige wyze in ons Vaderland geworden zynde de Nationaale Godsdienst (e), de Kerkgebouwen uit dien hoofde derzelver eenige beftemming ontvingen, en ontvangen moesten, naamentlyk, om te ftrekken tot de Godsdienst-oeffening dier hervormden, en dat de toenmaalige Overheid, de Natie ook met opzicht tot haare,uitwendige godsdienstige belangens vertegenwoordigende, verplicht was, zoude zy de toenmaalige Staatsgefteldheid niet overtreeden,het gebruik van Kerkgebouwen den hervormden aantewyzen. • Geene gebeurenis heeft, fiats het lang verloop van dat tydvak, dit verkregen recht der hervormden verminderd, en dit is zo weinig twyffèlachtig, dat de voormaalige Regeerders dezer Stad, zelfs dan, wanneer eenige byzondere omftandigheid den hervormden de uitoeffening van hunnen openbaaren Godsdienst in dit of geen Kerkgebouw verhinderde, daadelyk, waar zulks noodig was, andere plaatfen daartoe aan-, weezen. Eene zoodanige beftemming aan die Gebouwen op eene rechtvaardige wyze, en volgens de toenmaalige Staatsgefteldheid, gegeven zynde; de hervormden alzo op derzelver gebruik zodanig wettig recht verkregen, en geduurende twee Eeuwen in het ongeftoord genot van het zelve, onder befcherming der burgerlyke wetten en der hoogfte machten onafgebroken gebleven zynde; op welken grond van billykheid kan dan eene laatere gebeurenis hen van het zelve recht berooven? op welken grond kan het zelve door verandering van Staatkundige gevoelens voor hun krachteloos worden? En indien, aan de eene zyde, de omftandigheden van den tyd geoordeeld kunnen worden, het voortduurend genot van dit verkregen recht tot gebruik te ver* bieden, dan ook doet, aan de andere zyde, de Staatsregeling de uitfpraak der rechtvaardigheid in het gebod van billyke fchadevergoeding (f). - Wel verre echter van den hervormden eenige aanfpraak op fchadeloosüeliing toetekennen, bedreigt hen, volgens het ontwerp van fchikking, behalven het verlies van het recht van eigendom, het welk zy op de Kerkgebouwen mogen hebben, behalven het verlies van het recht van gebruik, bet welk zy, immers en in alle gevallen, daarop fiats twee Eeuwen verkregen, daarenboven het verlies van hunne overgebleven Goederen en Fondfen, van onbetwistbaare vrye Bezittingen — waar op nimmer de burgerlyke maatfchappy eenige betrekking had of kan hebben, maar die de byzondere en wettige Eigendommen der hervormden zyn, en behooren te blyven; — Het betoog hier van is de voorgeftelde taak van onze tweede afdeeling, by welker behandeling onderfcheiden gronden, die wy nader ontwikkelen zullen, ook op deeze eerfte van kracht en toepasfinge zyn. Dan, O) Zie het Request hier voor aangehaald, bladz. 20. (ƒ*; Afte van Staatsrcg., Burgerlyke en Staatk. (ïrondbeg. Art 40..  ( 5 ) Dan, tot dit betoog toetreedende, moeten wy vooraf we! uitdrukkelyk verklaaren , en dit zy eenmaal voor altoos gezegd, dat wy onze aanmerkingen by de twee volgende afdeelingen, omtrent den inhoud van het ontwerp yan fchikking, niet anders ter nederftellen, dan onverminderd het hiervoor verhandelde, wegens den eigendom der Kerken en derzelver gebruik, en zonder alzo te willen gehouden worden van ons gevoelen ten dien opzichte, middelyk of onmiddelyk, te zyn afgegaan — onder welke verklaaring wy, onzen taak vervolgende, tot de behandeling onzer tweede afdeeling overgaan. II. De Commisfie, door Thefaurieren uit de onzekerheid, waarin zy zich bevond, gebragt zynde, beflist, dat de Obligatien, door de meesten der Kerken bezeten , moeten befchouwd worden als vervallen aan de Stad, en wel voornaamelyk op grond van teruggaave of vergoeding der onderffandgelden, uit de Stedelyke Kas aan de Keiken verleend (g). Welke waren deeze onderffandgelden? waartoe hebben dezelve rgeftrekt? Thefaurieren en de Commisfie geeven geenen uitflag van hun onderzoek dieswegens op; voorzeker hebben dezelve geftrekt tot onderhoud der Kerken — dan hoe firookt eene terugvordering der uitgaven wegens hetzelve, geheel of gedeeltelyk, met het eigen gevoelen van Thefaurieren en de Commisfie, dat de Kerken de Eigendommen der Stad zyn? op wien anders, dan op den Eigenaar, rustte, in die vooronderHelling, de verplichting van onderhoud? Ook fchoon de Commisfie dezelve verleende onderfiandgelden moge befchouwd hebben als de gevolgen van voorrechten in den tyd aan de hervormde Godsdienstoefening van wegens de Magiftraat dezer Stad toegekend, — Ook fchoon wy dezen grond al eens vooronderftelden, zonder denzei ven toetegee ven, nimmer zoude daar uit voortvloeijen de bevoegdheid van het tegenwoordig Stadsbeftuur, om de teruggave of vergoeding van dezelve ondeiftandgelden aan de Stedelyke Kas uit de aanwezige fondfen der Kerken toetewyzen. — Die voorrechten hadden als dan nog tot grondflag de toenmaalige Staatsgefteldheid dezer Repuhlicq, welke, na denMunfterfchen Vrede, door geheel Europa was erkend,niet alleen als eene onafhangdyke Natie, maar ook als eene Natie, als zodanig den hervormden Godsdienst toegedaan. {h) Hebben andere tyden een ander ftaatkundig ftelzel aangebragt; heeft de Staatsregeling, thans voor het Maatfchappeiyk verdrag dezer Republicq gehouden wordende, andere beginfels gevestigd, dat Maatfchappeiyk verdrag kan alléén van den tyd van deszelfs daarftelling af, op het toekomende, nimmer op het voorledene terug werken — ook dit beginfel is onveranderlyk, en fchoon wederom de Staatsregeling het zelve niet mogt hebben erkend, op de natuur en de eeuwige rechtvaardigheid zo onwankelbaar gevestigd , dat het zedelyk onmogelyk is, bet zelve te overtreden. — Dan de Commisfie Hemt met ons overeen, en wy maaken haare woorden de onze, dat die zelvde A) Verzameling van Stukken, bladz. 9. (0 Idem. Ibid. /  ( 9 ) voort uit de verplichting van het Stadsbeftuur, om de Kerken tfc onderhouden; dit onderhoud , en het geen daaraan verknogt was, is niet by leening gefchied, het is even weinig eene gunst, eene orgehoudene weldaadigheid, welke konde worden ingetrokken of verlengd naar goedvinden ; en dus van daar geen recht, om uitgaven tot dat onderhoud, uit Stads Kas gedaan, geheel of gedeeltelyk terug te vorderen; ook van. daar geene bevoegdheid, om ten dien einde de hand te leggen op de yrys bezittingen der Kerken ! Het is hier de plaats de uitfpraak der Commisfie, omtrent deeze 'vrye Bezittingen, meer van naby te befchouwen. Dezelve worden door Thefaurieren , als vervallen aan de ftedelyke Kas, als een Fonds zelv" dier Kas, befchouwd, om dat, en zo dra de verleende onderftandgelden zo hoog klommen , dat dezelve uit de bezittingen van zulk een Kerk niet konden terug gegeeven worden, (r) — Hebben wy hiervooren middagklaar beweezen, gelyk wy ons zulks iaaten voorftaan, dat het Stadsbeftuur verplicht was, en zich, tegen een wederkeerig genot van voordeden, verbonden had tot het onderhoud der Kerken en de betaabnge der Leeraaren , dan is ook de terugvordering der daartoe gedaane uitgaven geheel verkeerd en te onpasfe, en de Helling van Thefaurieren, waarop zy de vrye bezittingen der Kerken aan de Stads Kas toeëigenen, wordt van zeiven krachteloos. — De Commisfie, zonder die .Helling nader te betoogen , verklaart alleen, in dezelve veel rechtmaatigs gevonden te hebben, te meer, zegt zy, daar de Leden der onderfcheiden Kerkgenootfchappen , het geen zy door het gemis dier Bezittingen in die hunne betrekking verliezen mochten, in hunne andere betrekking als Inge* zeetenen weder bekomen : dan de Commisfie vergeeve ons, dat deeze .troost onze wond geen balfem kan aanbrengen, zo lange wy niet kunnen gevoelen, dat, wanneer onze Bezittingen ons worden ontnomen, om tusfehen ons en onze meede -ingezeetenen te worden verdeeld, wy niets , of juist alléén zoo veel, aan de eene zyde, verliezen, als wy, aan de andere zyde, weder bekomen. Den aart dier vrye Bezittingen ontleedende, zegt de Commisfie, met zo veele woorden: „ van fommigen is de herkomst geheel onbekend; van anderen duister; „ een gedeelte is gemaakt of gefchonken voor den nog duurenden last van Graffteeden „ onaangeroerd telaaten liggen; het grootst gedeelte is vry aan de Kerken vervallen." Het grootst gedeelte is vry aan de Kerken vervallen! — Zie daar het getuigenis der Commisfie, en in weêrwil daarvan wordt het geheel door haar aan de Stads Kasfe toegeëigend; kan het, in alle gevallen, en zelfs in het Systhema der Commisfie, rechemaatig genaamd worden, dat ook dat gedeelte myner Bezittingen, waarvan myn wettig Eigendom blykt, my ontnomen worde, omdat de herkomst van een ander gedeelte onbekend of duister is ? Volgens de Commisfie zelve, blykt het dan, dat de hervormden vrye Eigenaaren zyn van het grootst gedeelte dier bezittingen — dit moest, onzes inziens, reeds eene prafumptie,ten vóordeele dier hervormden, wegens het overig kleener gedeelte opgeleverd hebben, en, by aldien de Commisfie daar by in het oog had gehouden, gelyk hier vooren is aangetoond, dat de goederen,de Kerken toebehoorende, onmiddelyk na de reformatie, door de Had in bezit genomen zyn tot het daaraan verbonden oogmerk; dat dierhalven de thans nog aanwezige vrye bezittingen aan da Kerken daarna zyn opgekomen; dat niemand met eenigen grond kan vooronder- (f) Verzameling van Stukken, blajz. 8. c :  ( é ) Hellen, dat, geduurende de tyden, die de reformatie zyn gevolgd, de Leden van eenige ander Godsdienstig Genootfchap , giften, tot inftandhouding van den Gereformeerden Godsdienst, gedaan zullen hebben; dan zoude de Commisfie met ons geoordeeld hebben, dat dezelve bezittingen den hervormden opgekomen zyn van dt leden van hun Kërkgenootfchap, en wel gedeeltelyk uit maakingen en gefcnenken, zo ten behoeven van deeze of geene Keik in het byzonder, tot inftandhouding van den hervormden Godsdienst in het algemeen, als voor den nog duurenden hst van het onaangeroerd haten liggen en onderhouden van Giaffteeden,aan Welke voorwaarde door zodanige Kerk voldaan is, en wyders voldaan moet worden; dat dezelve wyders voortgefprooten zyn uit de inzameling van den jaarlykfchen opbrengst der Zitplaatfen, verkoop en verhuur van Graflieden, en wat dies meer zy. - Inkomften, die, daar wy aangetoond hebben, dat het Stadsbeftuur by verdrag met 's Lands hooge Regeering het onderhoud der Kerken op zich genomen had nimmer tot dat onderhoud konden worden beftemd. Het door de Commisfie (0 aangevoerd ftilzwygen der publicatie van den 12 July I798 wegens deeze bezittingen zoude reeds ;by aldien het zelve ons met bleek, volkomen gegrond te zyn) ons waarborgen, dat het zelve op de door ons aangevoerde beginfels berustende was, en nog Thefaurieren, nog de Commisfie, nog het Stadsbeftuur waren, in alle gevallen, bevoegd (het zy met allen eerbied aangemerkt) dit ftilzwygen uitteleggen. Dan de voorfz: Publicatie zwygt ten rechten; haar fpreeken was noodeloos, waar de Staatsregeling zo duidelyk gefproken had; deeze was de leidftar, welke de Commisfie op haaren onzekeren weg konde geleiden; - Men hoore haare uitfpraak by het 5* der additioneele Articulen, „ alle andere Kerkelyke Goederen door vry willige gift, erfmaaking, inzameling of aankoop, by eenig Kerk" genootfchap verkrèegen, worden als het wettig Eigendom der bezitteren erkend, " en als zodanigen aan hun verzekerd." Terwyl daarenboven het Wetgeevend Lighaam wel uitdrukkelyk by Decreet van 27 Novemb. 1798. heeft verklaard Ödat door de afzonderlyke Kas der Gemeente, waarvan in het 6<: der addmö" neele Articulen wordt gewaagd, moet worden verftaan eene verzameling van " gelden of goederen, ten byzonderen dienfte van deeze of geene Kerks m, e, " niet uit de fondfen of goederen, origineel tot de Kerk of Pastory behoofende, " nnar welke de Kerkgemeente uit de private Beurfen van deszelfs Leden of van " elders door inzameling, vrywïllige giften, erfmaaking of aankoop heeft ve.kree" gen" (O Zie daar de vrye bezittingen der Kerken , waarover wy handelen, op eene niet dubbelzinnige wyze, door den Wetgeever, den hervormden, als. hunne afzonderlyke Kas , als hun byzonder Eigendom, verzekerd. Eindelyk, ook fchoon deeze vrye Bezittingen door de uitfpraak der Staatsregeling, en de bevestigende beflisfing des Wetgevers, zo uitdrukkelyk niet wierden beveiligd, wat zoude debillykheid als dan nog voorfchry ven ? Kan de Staat, ook uit dat oogpunt, den Hervormden, aan de eene zyde, gebieden: „ zorgt voortaan uit eigen middelen voor de inftandhouding van uwen Godsdienst; voor uwe Tempels; voor de * bezoldiging van uwe Leeraaren en Kerkelyke beampten!" - en, aan de ander, zyde, tevens zeggen: „ wy eigenen ons die Fondfen toe, welke u overgebleven O) Verzameling van Stukken, bladz. 8. _ (O Verzameling der Dccreeten van het Vertegenwoordigend Lighaam, IV Deel,.bladz. 517.  ( II ) I» zyn ■> welke ftrekken kunnen, om u die Godsdienstoefening in itand te doen houden."—• Gelukkiger dan voorwaar de oveiige disfentieerende Kerkgenootfchappen ! —Toen de begirtféts der Overheid,in voorige dagen,medebragten, dat dezelve de inftatidhoüding van den Hervormden , van den nationaalen Godsdienst, onder de Staatszorgen telde, bieeven deeze niet alleen in het ftil en rustig bezit hunner Eigendommen, maar zagen ook dikwerf hunne onderneemingen van 's Lands of Stads wegen onderfteund; — Thans, na dat, door' verandering dier ftaatkundigé beginfels, de zorgê, zo voor den Hervormden, als iederen anderen Godsdienst, geoordeeld is niet te behooren tot den taak van het Burgerlyk beftuur, blyven de disfentieerende Kerkgenootlchappen in gelyk ftil en rustig bezit. — Wy roepen dan geene meerdere voordeden, aan eenig leerftelfel verknogt, terug; maar billykheid, rechtvaardigheid , dat heginfel van gelykheid , het welk de Staatsregeling tot haare eerfte grondzuil aangenomen heeft ; die veiligheid van Eigendommen, welke zy verzeekert, en welke de Staat befehermen moet. — Zie daar , het geen wy vraagen, en het geen een'Beftuur, op die beginfels handelende, ons niet ontzeggen kan. Uit dit alles vloeit dan voort, dat de vrye Bezittingen der Kerken, byzondere en Wettige Eigendommen der Hervormden, buiten het bereik der burgerlyke Maatfchappy en van iederen anderen derden zyn; dat deZelve dienvolgens, middelyk nog onmiddelyk, in eene waardeering of naasting kunnen gebragt worden: zo dêStad er geene aanfpraak op heeft, (zegt de Commisfie, met betrekking tot het Fonds van de Wester Kerk, en wy maaken haare woorden, ten opzichten van de Fondfen der overige Kerken, tot de onze,)w) De naafiers van een Kerkgebouw, waarin Graf [leden zyn, zuilen zich ter befcherminge derzelve moeten verplichten tot behoorlyk onderhoud, al was het, dat zy zulk eene Kerk tot den openbaaren eerdienst in het vervolg niet meer behoefden, (cc) Toe welke waarde vermindert, bidden Wy, zodanige blyvende last het gebouw voor hem, die daarvan Eigenaar wordt? en deeze vraage verkrygt eene dubbele kracht, wanneer wy de Commisfie zelve hooren getuigen; dat de zuivere opbrengften delgraven reeds geene genoegfaame vergoeding is voor den last van het onderhoud, waarmede het naastend Kërkgenootfchap bezwaard wordt, —dat het daarenboven onzeker is, of het begraavenin de Kerken voor het vervolg geoorloofd zal biyven — in weerwil van alle welke eigen bedenkingen de Commisfie niet te min oordeelt, te kunnen voorftellen om voor den nu volkomen afftand van het (vooronderfteld) Grondeigendom en Stedelyk recht, als ook voor de Roeven, Baaren &c. het naastend Kërkgenootfchap te verbinden aan eenen nieuwen opbrengst ten behoeven der Stedelyke Kas, voor ieder Lyk, in zodanige Kerk begraaven wordende, (dd) Niemand zal wyders ontkennen, dat eene taxatie van Kerken, ziï zy biliyk zyn, niet behoort te fteunen op de waarde, die eenig byzonder Kërkgenootfchap daar aan zoude kunnen hegten, maar op die waarde , welke zy in het algemeen als zodanige hebben voor hen , aan wien dezelve aangeboden worden. — Wan* neer wy , dit vastgefteld hebbende , de Godsdienstige begrippen der Roomsch Catholyke en Joodfche Gezindheden toetfen aan het aanwezen in de Kerkgebouwen der graven, welke de lyken der hervormden bevatten — aan het UÏt dien hoofde voortduurend mede-eigendom der hervormden — aan de verbanden deswegens vcor het toekomende blyvende, dan zoeken wy vruchteloos naar de beandwoording dezer belangryke vraage : welke waarde de genoemde twee Kerkgenootfchappen aan dezelve gebouwen kunnen hegten, en wat er ten hunnen opzichte wordt van die waardeeringe, welke reeds zo bezwaarend is voor de zodanigen, wier Godsdienstig ftelfel tegen het bezit en gebruik der Kerkgebouwen geene hinderpaalen oplevert? — < Eene geenfints onverfchillige omftandigheid , welke wy met betrekking tot de gemaakte taxatie eindelyk moeten opmerken , is deeze : dat de verkrygers der (zj Verzameling van Stukken, bladz. 39. KerkOO Idem, ibid. bladz. 38. (fiï) Hierby verdient ook opgemerkt te worden, dat de Regenbakken, op de Pleinen by fommïge Kerken aangelegd , en hun water ontvangende van de Kerk, welke het eigendom van het naastend Kërkgenootfchap wordt, niettemin eigendommen der Stad biyven. — Is zulks biliyk > (cc) Verzameling van Stukken, bladz. 39. ■ O?*) Verzameling van Stukken, bladz. 38. D  { i4 ) Kerkgebouwen geene de minste onderrichting, wy laaten ftaan , verzekering hebben , uit welk oogpunt de Natie of haare Vertegenwoordigers, dezelve ten opzichten der reeds plaats hebbende, en de toekomftige algemeene of byzondere Lands lasten zullen befchouwen. (ee) Zuilen de Kerkgebouwen daarvan ontheven biyven, of in dezelve, op gelyken voet als alle andere bezittingen, deelen? zullen die lasten alleen reëel, of zullen dezelve ook perfoneel zyn? —- zo btnge ook die alles een raadlél blyfe, tasten wy vergeefsch in het rond naar eenen geregelden Maatftaf van waarde. By aldien de onderfcheiden bovengemelde omfhndigheden op de taxatie der Kerkgebouwen waren toegepast geweest, daaruit zoude voorzeker een. meer gemaatigd, biliyk, evenredig facit geboren zyn, en zulks zoude ten gevolge gehad hebben, dat niet fommige Kerken, gelyk onder anderen, de Nieuw* Waale op zodanigen prys gefteld wierden, dat de jaarlykfche uitgaven verre de inkomften te boven gaan; — Zynde daarenboven, op dat wy dit in het voorbygaan, optekenen , het Woonhuis van den Koster dier Kerk, hoe zeer uit drie geheel afgefcheideh gedeeltens beftaande, binnen de muuren dier Kerk ingefloten, en tot verkoop of verhuuring aan iederen anderen bewooner even zeer ongefchikt, als tot ieder ander einde, niettemin in eene afzonderlyke wawdeeringe gebragt. — In 't kort: eene bepaaling van waarde, waarby zodanige cnHandigheden en betrekkingen uit het oog veiloren worden, welke op die waarde onraiddelyken invloed hebben, of liever, welke die waarde zelve uitmaaken, zal fteeds onnauwkeurig, en onaanneemelyk zyn; en aangezien aan de uitgebrs'::e taxatie der Kerkgebouwen binnen deeze Stad de gemelde eerfte vereischtens onrbreeken, kan zy op geene meer gunstige beoordeeling onzerzyds aanfpraak maaken (ff). Wy omwaaien mede, uit het ontwerp van fchikking, dat de Orgels, welke zich in veele Kerkgebouwen bevinden, door de Commisfie befchouwd\vorden als gsen Eigendommen der Hervormden, en dienvolgens getaxeerd en onder de naasting begreepen zyn: ook ten dezen hadden wy mogen verlangen, dat de Commisfie haare verrichting op aangevoerde bewyzen hadde gegrond: het biyft de taak der opzieneren van de Nederduitfche Hervormde Gemeentens, om met betrekking tot de Orgels, zich in die Kerken bevindende, uit de aantekeningen, welke aldaar berusten, het recht der Hervormden te beoordeelen — Wy, die ons tot het aeen de Oude Waale Kerk ten dien opzichten betreft, moeten bepaalen, vinden, by derzelver registers opgetekend : dat de Kerkenraad der Walfche Gemeente in het Jaar 1678 maatregulen nam om het Orgel in dezelve Kerk te doen plaatfen; dat in het daarop volgend Jaar veele Leden der Gemeente voor hunne Contributien tot bereiking van dat oogmerk, intekenden, en eene Commisfie gemachtigd wierd om giften der overige Leden intezamelen; dat dezelve Kerkenraad in "i 680 een voorfchot van 200 Dukatonnen deed aan den geenen, aan wien het vervaardigen van het Orgel was opgedraagen, en dat de rekening van ontvang en uitgave wegens het zelve in 1681, ter vergadering van denzelve Kerkenraad, is ingebragc en goedgekeurd. Hierom Reeds is op den 14 Maart deezes Jaars ter Vergadering der Municipaliteit deezer Sm4 een Voorftel gedaan, om de Huizen, aan en tegen Kerken gebouwd, onder verponding' te brengen. Dagblad der Municipaliteit 62 Stuk, pag. 309. (ƒƒ) In het nabuurig Haarlem, is de groote Kerfe op gsane, «u — met de vredetak in de hand voor alle meede - ingezetenen , ook aan andere gevoelens verknogt; — met den eerbied, de gefielde Machten verfchuldigd, en de liefde des Vaderlands in het hart; en boven alles, met eene vertrouwende onderwerping aan de wegen van Hem, die, na den nacht van tegenfpoed en worfteling, den fchoonen morgehftond van eeuwig heil doet verryzen! (ii) Addition. Art. e. Amft. 12 Juny 1800. Le Commisfie tot de Kerkelyke Zaaken van de Walfche Gemeente. En naamens Dezelve (Was Get;) P. J. van den VELDEN, Prefident. RE NÉ ROULLAUD, Secretaris.  TWEEDE MEMORI E, DIENENDE TER ADSTRUCTIE VAN ■de MEMORIE ter beantwoording der VERZAMELING VAN STUKKEN, en tot onderzoek van het TWEEDE RAPPORT der commsssie, belast geweest met het vervaardigen van een ONTWERP van SCHIKKING over de kerkgebouwen der êertyds eeerschende gezindheid binnen amsterdam. door de commissie tot de kerkelyke zaaken van de waesche gemeente' te amsterdam < •aan de MUNICIPALITEIT; Ingeleverd den 14 January 1801, Te AMSTERDAM, By de Wed. CHANGUION en den HENGST, Boekverkoopers. Voor rekening van laatstgemelde Commisfie. 1 8 o 1.   AAN DE MUNICIPALITEIT D ER STAÖ AMSTERDAM. MEDEBURGERS' Wv namen dc vryheid aan Uwe Vergadering, per Misfive den 7d.en Novem» ber 1. ï. kennis te geeven, dat wy, van uwlieder Commisfie, benoemd tot het vervaardigen van een ontwerp van fchikking over de Kerkgebouwen der eertyds heerfchende Gezindheid binnen deeze Stad, een tweede rapport ontvangen hadden behelzende een voordragt van Uwlieder Vergadering, en memorie van confideratie op de aanmerkingen, door de Nederduitfche en Walfche Gemeenten gemaakt, als ook eene misfive, waar in van ons, voor den i 2,den dier maand, een decifief andwoord gevorderd wierd, doch, daar wy ten eersten de onmogelykheid inzagen, om aan deeze vordering te voldoen, daarom ook, na rype overweeging, befloten hadden, ons by Requeste by het Vertegenwoordigend Lighaam des Bataaffchen Volks te vervoegen, ten einde een uitftel van drie maanden te verkrygen, op welk Request dan in zo verre een gunstig befluit gevallen is, dat ons, volgens Decreet van den I5den November, een uitftel van twee maanden is vergund geworden, om ons te beraaden over de ai, of niet opruiming onzer bezwaaren, en om ons te verklaaren wegens de referve van aanfpraak, als privé-eigendom op de Kerkgebouwen, op de Fondfen, op de Goederen enz. binnen deeze Stad zich bevindende. Wy hebben van dit kort uitftel gebruik gemaakt, om met alle naauwkeurigheid, en omzichtigheid, de in het tweede Rapport aangevoerde confideratien op onze aanmerkingen naartegaan, te overweegen, en volgens ons inzien te beoordcclen; dan, daar dezelve ons niet van dien aart zyn voorgekomen, dat wy ze voldoende gevonden hebben, om, of in dezelve te kunnen berusten, of onze fustenu te veranderen, maar wy veel eerder daar in volharden, hebben wy dezelve in eene memorie gerescontreerd. En daar de tyd, bepaald om ons decifief andwoord aan Uwlieder Vergadering te doen geworden, naby is, zo hebben wy de Eer, Ulieden hier van een affchrift aantebieden, (in afwachting, dat de gedrukte exemplaaren in gereedheid zullen zyn) waar 'ra Gylieden zult zien, dat wy, met alle gepaste befcheidenheid, docb, zo wy vertrouwen, met klem van redenen, onze zo dierbaare rechten * ft ver-  ( ) • verdeedigen, by onze fustenuen, in beide onze] Memorien ten vollen gededuceerd, biyven perfifteeren, en mids dien verzoeken, dat, wanneer de (tukken ten deezen gewisfeld, mogten moeten verzonden worden aan het Vertegenwoordigend Lighaam, ook deeze onze Memorie daar by gevoegd worde. En hier meede enz. Heil en Achting! De Commisfie tot de Kerkelyke Zaaken van de Walfche Gemeente te Amfterdam. En uit aller naam. Getekend WILHELM van PEMBROEK. Prefident. Gedaan in onze Vergadering Amfterdam den i2dcn January 1801. RENE ROULLAUD. Secretaris.  ( I ) Tweede MEMORIE, dienende ter aclftrucrie van de Memorie ter beandwoording der Verzameling van Stukken, en tot onderzoek van het tweede Rapport der Commisfie, belast geweest met het vervaardigen van een Ontwerp van fchikking over de Kerkgebouwen, door de Commisfie tot de Kerkelyke Zaaken van de Walfche Gemeente te Amfterdam, aan de Municipaliteit ingeleverd, den 15 January 1801. Gaarne hadden wy ons ontheven gezien van de onaangenaame noodzaakelykheid, om dezelvde zaak, welke wy in onze eerfte Memorie, bondig doch befcheiden, meenden behandeld te hebben, nader te adftruëeren, en ons bezig te hou den met wederlegging van het geen Uwe Commisfie gemeend heeft tegen onze fustenuën en de gronden, waarop wy die vestigden, in te moeten brengen: -— gaarne hadden wy door alle mogelyke infchiklykheid voldaan aan het verlangen der Commisfie, waarneemende de belangens der R. C. Gemeente, voofgedraageri in haar Addres, aan het Vertegenwoordigend Lighaam geprefenteerd op den 5 December 1. 1., indien wy maar eenigzints hadden kunnen berekenen, dat dé zaak in haar tegenwoordigen loop voor infchiklykheid vatbaar was. Doch hoe kan men van onze zyde die infchiklykheid vorderen, daar w^ bovendien niet voor ons zeiven fpreeken, maar in den naam eener menigte, dié ons, hoe volleedig ook door dezelve gemagtigd, van te veel toegeevenheid, van verwaarloozing haarer belangen, met recht zou kunnen befchuldigen, indien al eens lievde tot vreede en eensgezindheid ons eenigzints van ons recht deed afgaan: wy voeren daarby een pleitgeding over een bezit, dat wy beweeren door onze Voorouders, ook ter vergoeding van doorgeftaane verdrukking en vervolging, verkreegen, en op ons overgebracht te zyn; — een bezit van den gewigtigften invloed op de inftandhouding van onzen openbaaren Godsdienst; — wy beroepen ons ter verdeediging van dat bezit op gronden, waarvan de voornaamfte door de Commisfie, als buiten derzelver beftek, aangemerkt, en uit dien hoofde; onaangeroerd gebleeven zyn, terwyl de andere, onzes inziens, niet zo beandwoord zyn, dat wy in derzelver wederlegging zoudert kunnen of mógen berusten. En het onderzoek dier wederlegging heeft ons, wilden wy niet billyke reden geeven om ons v..n vooringenomenheid met onze fustenüeh, én daaruit vöordvloeiende onberaaden andwoord te befchuldigen, in de noodzaakelykheid gebragt om op nieuw een uitftel te Vraagen, waarvan wy zonder tyd verzuim gebruik gemaakt hebbende, nu in ftaat zyn om den uitflag van dat onderzoek aan Ul mede.; tedeelen, en, fchoon uwe Commisfie in den voordracht dienende voor advis hl. 5. A ter-'  verklaart, dat 'er vervolgens geene aanmerkingen ter refutatie kunnen aangenomen worden, vertrouwen wy egter, dat Gyl., confidereerende, dat zo wel de befcheidenheid aan uwe Commisfie verfchuldigd, als het belang onzer Gemeente van ons een andwoord op het ons toegezonden tweede Rapport vorderde, deze onze Memorie, die wy de eer hebben aan Ul. te prefenteeren, niet zo zeer zult aanmerken als eene refutatie van gemeld Rapport, maar, gelyk zy in de'daad is, als een gemotiveerd andwoord op het geen van ons door Ul. gevorderd is, en maaken uit dien hoofde ftaat, dat dezelve door Ul. met de overige ftukken naar het Wetgeevend Lichaam zal verzonden worden. In de behandeling van dit Onderwerp ons die zelfde, gemaatigdheid voorichryvende, welke wy als nog gelooven in onze eerfte Memorie in acht genomen te hebben, kunnen wy veel met ftilzwygen vqorbygaan , waar omtrend wy ons in onze eerfte Memorie in 't breede uitgelaaten hebben:'— immers uwe Commisfie rescontreert geene van onze bewyzen, die gegrond zyn op -r- of betrekking hebben tot de reclame der Geestelyke Goederen, en wyst ons zelv den weg, om by onze fuftenuen, op die gronden gebouwd, te biyven. Bovendien, daar het in het vervolg blyken zal, dat wy ons verplicht rekenen om ook by onze overige fuftenuën te perfifteeren, fpreekt het van zelf, dat wy ons, in het geene de taxatie en verderen voordracht tot fchikking betreft, zo lang ons onze fuftenuën niet ontzegd zyn, tot dus ver niet kunnen inlaaten, maar, het geen wy vermeenen daar op te kunnen en te moeten andwoorden, referveeren, tot tyd en wyle nadere omftandigheden zulks noodzaakelyk mogten maaken, terwyl wy echter, om alle kwaade indrukken weg te neemen, als of wy wegens het Orgel in onze Kerk ter kwaader trouw de plegtige afftand , waarop uwe Commisfie zich bl. 43, beroept, verzweegen hadden, verklaaren, dat wy , niettegenftaande liet naauwkeurigst onderzoek der archiven van onzen Kerkenraad , geen het minfte bewys van dien afftand gevonden hebben, en, fchoon wy in ons particulier geen de minfte reden hebben om het geallegueerde bewys van uwe Commisfie te verdenken, egter in onze betrekking vermeenen (des noods) vifie van dat bewys te moeten vorderen, en over het geheel ons verplicht rekenen, ons leedwezen te betuigen over de wyze, waar op onze Memorie by uwe Commisfie ontvangen is: wy erkennen, dat wy met eene röndbórftigheid, eigen aan elk, die zich eene goede zaak bewust is, onze bezwaaren tegen het ontwerp van fchikking hebben voorgedraagen, doch meeneh, daarby de geheele Memorie door, die befcheidenheid en gemaatigdheid in agt genomen te hebben, welke wy ons by den aanvang voorfchreeven, en' dezelve nu nog by het nader overweegen der gronden, die uwe Commisfie rescontreert onbevooroordeeld herleezende, verklaaren wy niet te befeffen, waarmede wy de rechtftreekfche en zydelingfche befchuldigingen verdiend.hebben, welke ons zo in den Brief aan uwe Vergadering, als doorgaands 'in het Rapport, zeif nog in dat deel daarvan , het welk de beandwoording der Memorie van de Commisfie der Nederd. Kerk behelst, aangetygd worden ; befchuldigingen, door welke nu eens onze goede trouw verdacht wordt, dan weder, tegen het geen men van een' fcheidsman biliyk verwachten zou , eene vooringenomenheid tegen onze Memorie maar al te zeer doordraait; het geen ons zeer ligt zou zyn te betoogen, zo wy niet, ons vleijende , dal uwe Commisfie by bedaar-  ( 3 ) daarde herziening van haaren arbeid zich zal overtuigen, dat zy ons te onrechte befchuldigd heeft, liever van de verdrietelyke taak, om onze fchryfwyze te verdeedigen, af wilden flappen, en nu terttond ter zaak komen. Wy zullen, ons alleen bepaalende by die gronden en fuflenuen, welke door uwe Commisfie gerescontreerd worden, eerst eenige algemeene aanmerkingen, tegen onze Memorie gericht, beandwoorden , en dan de redenen, die dezelve tegen ons aanvoert, fluksgewyze onderzoeken. Uwe Commisfie merkt bl. 6 van haar tweede rapport aan, dat de beide Memorien (die der Nederduitfche Commisfie en de onze) in niets ten vollen eenflemmig zyn. Dit gezegde baart ons verwondering, daar wy in de beandwoording van de Memorie der Nederduitfche Commisfie bl. 49 leezen, dat 'er poinclen zyn, welke in de rescontre van de bedenkingen van onze Commisfie reeds behandeld zyn, gelyk zy bl. 50 en 62 ook daarheen verwyst, het geen duidelyk toont, dat 'er tusfehen de gronden, waarop de refpective Memorien rusten, nog al vry wat overeenkomst is: en dit niet alleen, maar, als wy de verfchillende poinclen, zo als uwe Commisfie dezelve bl. 6 opgeeft, vergeïyken, vermeenen wy, dat dat verfchil zo groot niet is, om uit hetzelve te befitiiten, dat die Memorien in niets ten vollen eenflemmig zyn: laaten wy die poincten één voor één nagaan: de reclame der Kerkgebouwen geldt by ons op alle, zegt uwe Commisfie; by de Nederduitfche flegts op die na de reformatie gebouwd zyn: de twee Memorien Hemmen dus in de reclame der laatfle overeen. — Hetzelvde geldt omtrent de gronden, waarop zy het Fonds van de Wester Kerk aan de Hervormden toekent; deze worden in onze Memorie onwederfpreekelyk genoemd; de Nederduitfche zegt, dat zy niet alle middelen, waarop dit befluit gevestigd wordt, kan toeflaan: beide Memorien komen dus daarin niet alleen overeen, dat zy dit befluit billyken, maar ook dat zy in fommige middelen, waarop het gegrond is, inflemmen. — Het ftilzwygen van de Memorie der Nederduitfche Commisfie wegens het verdrag van 1581, als ook wegens de contra-pretenfien, welke wy formeeren, bewyst geenfints dat zymet de onze niet overeenftemt, want reeds heeft dezelve getoond wegens gemeld verdrag met ons eenflemmig te denken, door haar addres dieswegens onlangs aan het Vertegenwoordigend Lighaam geprefênteerd. — Het zelvde is ook toepaslyk op d;e «««ken, waarin de beide Commisfiën, gelyk wy bl. 7 leezen, gedeeltelyk overeenftemmen, gedeeltelyk verfchillen.— Ook ons ftilzwygen omtrend het Beggynhof bevestigt de Helling.der Commisfie niet, daar deze zaak door de Nederduitfche Commisfie geheel op het laatst als een accesfoir behandeld , en door ons van zo veel invloed op de groote questie niet befchouwd wierd. Er blyft derhalven maar één poinél over, waarin de Memorien regtsftreeksch verfchillen , dit is de grond by de Nederduitfche Commisfie ontleend uit het veroverings recht, welke by ons wel degelyk afgekeurd is, en nog afgekeurd wordt, maar gefteld zelf, dat 'er een volftrektverfch.il was in de aangevoerde gronden, dan nog doet zulks niets ter zaak, en wy gelooven derhalven met recht te kunnen vraagen, hoe uwe Commisfie uit dit verfchil in beide Memorien het gevolg heeft kunnen trekken, dat alle deze verfchillende vorderingen flegts tekenen, hoe onbeproefd de gronden zyn, waarop al die tegenfpraak rust. Indien twee Pleitbezorgers, dezelvde zaak verdeedigende, zich van onderfcheiden A 9, gïQXk-  ( 4 ) gronden bedienen, indien zelf (het geen wy vermeenen zo even wedeilegd te hebben) die gronden teh fterkften uiteenloopen, zal dan een Scheidsman of Rechter Uil hoofde der uiteenloopende gronden dezelve wederzydsch voor onbeproefd houden? zal hy door de fchynftrydigheid in de gronden een ongunstig oordeel vellen omtrend de zaak zelve ? Het komt ons voor, dat uwe Commisfie uit dit voorbeeld zal kunnen zien, dat, fchoon de gronden in de onderfcheiden Memorien vervat, uiteenloopen, dit volftrekt geen bewys oplevert van derzelver onbeproefdheid, ja dat, ingeval zelf de gronden , of zommige derzelve in een van beide Memorien vervat, onbeproefd waren, het de grootfte onrechtvaardigheid zou zyn, om uit dien hoofde de gronden van de andere Memorie voor onbeproefd te houden: in het tegendeel, wy zyn in een vast vertrouwen , dat het onderfcheidene der aangevoerde bewyzen, daar de twee Memorien in de hoofdzaak eenflemmig zyn, ver van de onbeproefdheid der gronden te toonen, ten fterkften voor de zaak ten principaale pleiten zal: immers) indien de onderfcheiden bewyzen, in de refpecfive Memorien aangevoerd, van kracht zyn, zou het wederzydsch eene dwaasheid zyn van de ftellers derzelve, elkanders gronden niet te willen avouëeien, en van de gezindheid hiertoe by die van de Nederduitfche Kerk zagen wy hier boven de blyken, en verklaaren van onze zyde ook die bewyzen, welke door de Nederduitfche Commisfie aangevoerd, en door ons niet gebruikt zyn, zo veel mogelyk ten onzen faveure te arripiëeren, terwyl, indien men eenig bewys of bewyzen in een der Memorien kon ontzenuwen, de bewyzen, in de andere Memorie bygebracht, als dan nog moeten krachteloos gemaakt worden, eer wy de zaak ten principaale behoeven gewonnen te geeven. Eene tweede algemeene aanmerking komt ons voor bl. 15, waar uwe Commisfie zegt, dat het ontwerp alleen gaat, en gaan moest over de Kerkgebouwen der Hervormden in Amfterdam enz. Zy keurt op dien grond af. j. Dat wy de zaak der Kerkgebouwen verbinden met die der Geestelyke* Goederen, en fchynt in de tweede plaats te oordeelen, dat wy ons alleen hadden.moeten bepaalen by de twee Walfche Kerken. Doch hoe konden wy vermyden de zaak der Kerkgebouwen te verbinden met die der Geestelyke goederen, daar beide zaaken in haare natuur zelve en door plaatfelyke omftandigheden zo naauw verbonden zyn? Zyn niet zeer veele Kerkgebouwen voor de reformatie Geestelyke goederen geweest? waren niet de Kerken der Kloosters Geestelyke goederen, en dienden ze niet te gelyk ter uitoeffening van den openbaaren Godsdienst voor alle de inwooners der Stad, of; het geen van dezelvde betekenis is, waren ze geene Kerkgebouwen? Heeft de Stad, volgens het verdrag van 20 December 1581, (gelyk wy voordaan, zonder ons in een onderzoek over de juistheid van den datum van dit verdrag intelaaten, met uwe Commisfie, volgens haare remarque bl. 27, hetzelve zullen aannaaien, fchoon Wagenaar in zyne Befchryving van Amfterdam, door ons bl. 6". van onze eerfte Memorie aangehaald, hetzelve noemt het verdrag van 17 Jan. 1581. de Geestelyke goederen naastende, het provenu derzelve in eene byzondere Kas geftort ter betaaling der Predikanten, of zyn beide, de tractamenten der Predikanten, en de fubfidiën voor de Kerken uit dezelfde Kas, waarin de opbrengst der GeesteJVke goederen geftort was, betaald geworden? In-  C 5 ) Indien dan de voordeden der Geeftelyke Goederen , in die Kasfe gekomen zynde, mede verftrekt hebben tot onderhoud der Kerken, en daar door Kerkelyke Goederen geworden zyn, indien zeer veele Kerkgebouwen tevens Geestelyke Goederen geweest zyn, konden wy ook niet anders, als de zaak der Geeftelyke Goederen met die der Kerkgebouwen verbinden: en dit diene tevens ter opheldering van de reden van geneigdheid tot vermenging, welke de Commisfie ons bl. 29. te laste legt. De Commisfie fchynt voords te oordeelen, dat wy ons, het zy alleen, het zy meer byzonder, hadden moeten bepaalen by de twee Waaien Kerken. Maar hoe kon zy zulks van ons verwachten, daar zy zelf bl. 7 oordeelt dat wy gelyk belang hebben, en bl. 44. verklaart, dat het onderfcheid tusfehen de twee Kerkgenootfchappen alleen in de taal beftaat; daar zy in haar ontwerp van fchikking, hoe zeer daarin te onrecht door Gecommitteerden der Roomfche Gemeente, fchoon in dat Kërkgenootfchap zelf het onderfcheid van taal, waarin een gedeelte van den Godsdienst verricht wordt, geene fplitfing heeft te wee»gebracht zo in derzelver tegenbedenkingen als duplfcq , zonder grond tegengefproken de drie Gereformeerde Kerkgenootfchappen by de opgaave der zielen byeenvoegt^mmers op deze gronden hebben wy, na ryp beraad over de wyze van beandwoorden van het ontwerp van fchikking, geoordeeld, dat het geval in questie niet was, of ons als Walfche Gereformeerde de twee Waaien Kerken toekwamen, maar of de Kersen by de Gereformeerden in gebruik, een eigendom waren van dat Genootfchap in masfa: dit beflist zynde, was het naar onze gedagten eene huishoudelyke zaak tusfehen het Nederduitsch en ons Kërkgenootfchap, welke Kerken wy tot ons gebruik zouden hebben. Nu overgaande tot het onderzoek der wederlegging onzer fuftenuën, volgen wy dezelvde orde, die wy ons in onze eerfte Memorie voorgefchreeven hebben. Wy hebben by den aanvang getoond, dat onze vorderingen niet ftrydig zyn tegen de aangenomene Staatsregeling: tegen dit betoog fchynt zich uwe Commisfie bl. 16, 17. te wapenen, doch wat doet dezelve? Daar wy aan den 6"den Add. Art. der Staatsregeling, die in den ftrikften zin tegen ons fchynt te zyn,die verklaaring geeven, welke en het natuurrecht,en de algemeene begmfelen der Staatsregeling vorderen, roerc uwe Commisfie geene van beide die gronden aan, maar blyft, zonder de fchynftrydigheid tusfehen dezelve en de letter van gemelden Artikel optelosfen, by die letter ftaan, en verdeedigt daar uit haar eigen voorftel, terwyl zy tevens oordeelt, dat wy naauwkeuriger zouden gefproken hebben, door de Helling, dat de Kerkgebouwen in questie eigendommen der Burgerlyke Maatfchappy gebleeven zyn, te noemen eene uitfpraak van den 6den Add. Art. — doch Was deze ftelling eene uitfpraak van dien art., dan kwam 'er van onze zyde geen reclame te pas, dan hadden wy niets te doen als ons te onderwerpen, terwyl egter uwe Commisfie, bl. 17. onder aan, ons zelf den weg wyst om onze andere titels van eigendom volgends den 4de Add. Art. te doen gelden. Wy biyven dus, zo lang wy geene andere inlichting bekomen, gelooven, dat wy, overeenkomftig het natuurrecht, de algemeene beginfels der Staatsregeling, en den waaren zin van den 6den Add. Art. voor den eigendom der Kerken, ten vóordeele der Gereformeerden kunnen en moeten pleiten, en hiertoe vermeenen wy B des  { 6 ) des te meer gerechtigd te zyn, daar men , behalven het reeds aangemerkte, den letter van den 6den Add. Art. niet kan verdeedigen, zonder de Stellers derzelve eene ongerymdheid aan te wryven: een yder, die maar weinig in de Schooien der Rechtsgeleerden bedreeven, zich herinnert, dat, onder alle tytelen van verkryg, die van aanbouw voor den zwakften en laatften gehouden wordt, gevoelt die ongerymdheid: zouden toch de Stellers der Staatsregeling, zou het Volk, dat ze goedgekeurd en aangenomen heeft, alleen den zwakkeren titel van aanbouw laaten gelden, en niet toelaaten, dat wy, gelyk wy doen, onzen eigendom uit hoofde van bezit, gift, maaking, aankoop en verjaaring beweezen. En fchoon uwe Commisfie bl. 18. zoekt aantetoonen, dat wy den aanbouw'der Kerken uit de afzonderlyke Kas der Gemeente niet kunnen bewyzen, vermeenen wy egter uit de overeenkomst van 1581. eenen grond te kunnen ontleenen , welke, fchoon dezelve dien tytel van eigendom niet rechtftreeks bewyst, egter, by onwederfpreekelyke gevolgtrekking, °ns uit hoofde van dien tytel het bezit der Kerken toeëigent. Immers zyn de Hervormden, gelyk wy bl. 2. van onze Memorie aanmerkten, het geen door uwe Commisfie niet gerescontreerd is, als hervormden de wettige eigenaars "der Kerken, als Geeftelyke Goederen befchouwd, gebleeven; heeft het StadsBeftuur, volgens gemelde overeenkomst van het grootfte deel dier Kerken een ander gebruik gemaakt; die zelvde overeenkomst bragt het Beftuur onder de verplichting, om, door het bouwen van nieuwe Kerken, den Hervormden dit gemis te vergoeden, of aan hun de penningen tot aanbouw derzelve, uit de verkogte of tot andere eindens aangewende Kloosterkerken, te verftrekken: daar nu deze twee wegen van vergoeding op een uitloopen, volgt daaruit, dat de Kerken door de Stad gebouwd, ter vergoeding van de door haar genaaste Kloosterkerken, wel degelyk uit hoofde van aanbouw een eigendom der Hervormden zyn. En, fchoon dit bewys, als voldoende aan de letter van den 6de add. art. genoegzaam zyn zou, willen wy egter ten overvloede zien, wat tegen ons tweede bewys, uit de fchenking der Grond ontleend, ingebracht wordt: uwe Commisfie gelooft bl. 19., dat flegts de vergunning voor hoogstwaarfchynlyk gehouden moet worden, uit hoofde, dat in geene der tegenbedenkingen eene enkele aanwyzing ter contrarie is aangehaald. Wy bouwen op eene waarfchynlykheid, waaromtrent uwe Commisfie zelf erkent, dat de beflisfing moeilyk is, en welke de Gecommitteerdens der Roomfche Gemeente in hunne tegenbedenkingen bl. 52. oordeelen geen oogenblik in twyfièl te kunnen trekken; uwe Commisfie voert hier tegen geen één ftellig bewys aan, maar befluit uit het gebrek van ftellige bewyzen, dat de grond der Kerken niet gefchonken, maar hoogstwaarfchynlyk vergund is: onzes erachtens, kan egter hier uit ten hoogften afgeleid worden, dat de zaak in dezen geheel onzeker is, in welk geval wy meenen als Bezitters de prefumtie ten onzen vóordeele te kunnen verwachten. Het voorbeeld, door uwe Commisfie ontleend van het Luthersch Diaconiehuis bl. 10, is ver van gelyk te ftaan met het geval in questie: aan de Hervormden, als toegedaan den Nationaalen Godsdienst, worden Grond en Gebouwen verleend; de Lutherfche hadden volgens de toenmaalige Conftitutie, nog op het een, nog op het ander, aanfpraak, maar ontvingen den grond als een gefchenk. — Daarby, ten op-  C 7 ) opzichte van het Luthersch Diaconiehuis is de grond door de Stad gefchonken, het Gefticht zelf door de Opzieners dier Gemeente gebouwd: hier is de grond door de Stad verleend, de Gebouwen door dezelvde Stad voltrokken: uit de fchenking derhalven van den grond van dat Gebouw alleen, zonder het Gebouw zelve, kan geen bewys ten nadeele onzer prefumtie genomen worden. Wy zyn nu, de bewyzen, die de Commisfie niet rescontreert, voorby gaande, gekomen tot onze tweede fustenue, het recht van gebruik: zonder onze Helling in dezen direct, te wederleggen, trekt zy uit dezelve een gevolg, waar door dezelve in een, voor de disfentieerende partyen, zeer ongunstig licht wordt voorgedraagen: zy zegt, bl. 20, dat zulk een recht, ten onzen faveure ingeroepen, den geheelen 6den add. art. weggeredeneerd zou hebben: behalven het geen wy reeds ten opzichte van den waaren zin van dezen Art. gezegd hebben, en hetwelk wy hier van applicatie maaken, ten betoog, dat wy dien Art. niet winen wegredeneeren, maar denzelven recht willen verftaan hebben, verklaaren wy niet te zien, hoe dit gevolg de kracht van ons bewys om ver kan ftooten: immers,indien onze grond van reclame doorgaat, en wy uit hoofde van gebruik tot het recht op de Kerken gewettigd zyn, het geen uwe Commisfie door geene tegenbewyzen wederlegt, dan vervalt van zelf ten onzen opzichte het bepaalde by den meergemelden Art., en het zou de fchreeuwendfte onbillykheid zyn, den inhoud daar van in dien gevallen op onze Kerkgebouwen te appliceeren. Onze aanfpraak':op fchadevergoeding oordeelt uwe Commisfie ook buiten haar beftek te zyn, doch zoekt ter loops door een paar vraagen de ongegrondheid derzelve te bewyzen: zy vraagt bl. 21, van waar die fchadevergoeding zou komen. Om hier op duidelyk te kunnen andwoorden, moeten wy het denkbeeld van fchadevergoeding een weinig ophelderen. Schadevergoeding veronderftelt twee partyen, eene, die fchade geleden heeft; de andere, die de fchade toegebracht, of door de fchade van den eerden bevoordeeld is, of kan worden. 'Er is dus een evenwicht, eene gelykheid gefchonden, dieherfteld moet worden: zal dit gefchieden, dan moet hy, die de fchade geleden heeft, van den anderen te rug ontvangen, of de zaak zelve, of iets van gelyke waarde: indien derhalven de masfa van ingezetenen dezer Stad eigenaar wordt van Kerken, die den Hervormden toebehooren, dan lyden de Hervormden fchade, en diezelvde masfa van Ingezetenen moet dan iets van gelyke waarde aan de Hervormden geeven, zy moet dezelve fchadeloos ftellen, en dus zou, indien onze gronden van reclame doorgaan, en onze Kerken des niettegenftaande voor het eigendom van het publicq verklaard wierden, de fchadeloosftelling gewis uit de publicque Kas moeten komen, en dit zou dan niet zyn met de eene hand geeven, wat men met de andere te rug neemt, maar den eenen de waarde geeven van het geen den anderen zonder grond toegekend was. Wy kunnen dus in het tot hier toe door de Commisfie beredeneerde niets vinden, dat ons van onze fuftenuën, zo ten opzichte van ons eigendoms - recht, als van dat van gebruik, zou kunnen doen afgaan: wy moeten nu toonen, hoe dezelve hier in gedaagd zy, ten opzicht van de Fondfen der Kerken. Wy vestigen onze reclame ten dezen op zes gronden, en zoeken door dezelve den rechten aart der verleende Onderftandgelden te bepaalen. B * Den  ( 8 ) Den eerften ontleenen wy uit de vooronderftelling der Commisfie zelve, wanneer wy trachten te betoogen, dat, daar zy oordeelt de Kerken een eigendom der Stad te zyn, in dat geval het onderhoud niet op rekening der Hervormden, als gebruikers, maar op die der Stad, als eigenaars komt. Hier op antwoordt uwe Commisfie, bl. 2, dat, wanneer gebruik,genot,en vruchten ten vóordeele van een' anderen kómen, de billykheid vereischt, dat die ander de kosten van onderhoud draage: het befchreeven recht leert ons, en het dagelyksch gebruik bevestigt dit in alle verhuuringen, dat, waar gebruik en genot voor den huurder komen, egter de kosten van onderhoud zyn voor rekening van den eigenaar; doch in alle die gevallen zyn gewis de vruchten, te weeten de bedongen huurpenningen , ten vóordeele van den eigenaar: maar wat is 'er gebeurd omtrend de Kerken: welke vruchten hebben zy aangebracht? of geene, en dan gaat de regel niet door, welke de Commisfie voorfchryft9 0f men moet voor de vruchten der Kerken houden den luifter, welken wel ingerichte Gebouwen aan de Stad byzetten; en deze komt gewis niet enkel ten vóordeele der Hervormden, maar wel van de geheele Burgery, waar door dan ook het onderhoud der Kerken aan de Stad als eigenaar ten deel valt. Men trekke egter uit deze onze redeneering geen gevolg, als of wy om den vryen eigendom van de Fondfen der Kerken te bewyzen, het gevoelen der Commisfie, dat de Kerken Stedelyke eigendommen zyn, overnamen: het tegendeel blykt klaar, uit het voorverhandelde: wy hebben alleen willen toonen, dat zelvs uit het gemeld gevoelen der Commisfie de vrye eigendom dier Fondfen kon afgeleid worden; en dus kon zy, dit overweegende, op bl. 23, de vraag niet omgekeerd voorftellen, op wien anders, als op den eigenaar rustte in onze vooronderftelling de verplichting van onderhoud? Want, daar wy ons ten opzichte van die verplichting beroepen op een Contract, door Stads Regeering vry willig met de Hervormden aangegaan, is het klaar, dat uit hoofde van dat Contracl: de verplichting tot onderhoud op de Stad rustte, uit welk oogpunt men ook den eigendom der Kerken wil befchouwen. In de tweede plaats hebben wy de Onderftandgelden befchouwd als een gevolg der Munfterfche Vrede, en ons beroepen op het niet te rug werken der Staatsregeling. De hoofdzaak van dit ons bewys oordeelt uwe Commisfie bl. 23. haar niet te reguardeeren ; wy houden hetzelve dan voor niet wederlegd, maar in volkomen kracht en waarde. En, daar wy even min genoegen kunnen neemen in de oplosfing der volgende gronden, gelyk ftraks blyken zal, zo gelooven wy, dat de aanhaaling van verfcheiden Decreeten, die wy bl. 24, 25. leezen, op de fondfen in questie van geen applicatie zyn, zo lang ons de gronden niet ontnomen zyn, waar op wy dezelve als vrije bezittingen reclameeren, welke uit hoofde van genoten Onderftandgelden aan geene teruggave onderhevig zyn, dewyl, voor dat die Decreeten van applicatie kunnen gemaakt worden op deze Fondfen, eerst confteeren moet, dat dezelve het eigendom der Natie, en niet der Hervormden zyn. Doch de Commisfie fchynt zich zeer te ftooren aan de uitdrukking teruggave, door ons, haar eigen voetfpoor volgens het ontwerp van fchikking drukkende, meermaalen gebezigd, en tracht ons beroep op het.'niet terugwerken der Staatsregeling, op bh 25, 26. te'wederfprceken, door eene nadere bepaaling van het woord Onderftand- geU  ( 9 3 géiden, en door eene verklaaring, dat dezelve niet konden terug gevorderd worde!!-, maar wel, dat de Stad in zekere gevallen de hand kon leggen op de Fondfen: móet men de onmogelykheid van die terugvordering zoeken in de onbillykheid derzelve, dan zou het gewis even onbillyk zyn, dat de Stad 'er de hand op-leide; of zal men die onmogelykheid zoeken in het onvermogen der Gemeente, dan is het even onmogelyk 'er de hand op te leggen, als die te mg te vorderen: wy zien hier geen midden, en meenen ook, dat het onderfcheid tusfehen terug vorderen en de hand opleggen., meer in de uitdrukking, als in de zaak zelve beftaat, en zien derhalven niet, hoe ons beroep op het niet te rug werken der Staatsregeling door deze onderfcheiding vervallen kan. Tegen onzen derden grond, welke de Onderftandgelden aanmerkt als vrywillige giften, vinden wy hier geen woord ingebragt, en kunnen dus overgaan tot den 4den» het verdrag van 1575 en 1581. • Omtrend dat van 1575. merken wy met een woord aan, dat, fchoon Amfterdam, toen rei tyde aan de Spaartfthe zyde zynde , met dat verdrag niets te doen had, die Stad egter, onder de gehoorzaamheid der Staaten zich begeevende, daardoor met de daad zelf haare toeftemming gaf aan voorafgaande Decreeten. Met opzicht tot het tweede Placaat zegt de Commisfie bl. 27., dat 'er toen maar vier Kerken met derzelver Goederen waren; maar dienden dan de Kerken der menigvuldige Kloofters niet ter beoelfening van den Godsdienst voor de verandering der regeering? Waren, na die verandering, de vier Kerken aan de Hervormden aangewezen, daar toe genoegfaam, byzonder by de herhaalde vergrootingen der Stad? Was het Stads beftuur niet verplicht aan de zelve of van de Kloofter-Kerken, (gelyk zulks reeds vroeg met de oude Gasthuis Kerk, en met de Waaien Kerk naderhand gebeurd is) zo veele, als zy noodig hadden, in te ruimen, of in derzelver plaats., gelyk met de meefte gefchied is, andere te bouwen? En vloeit daar dan niet van zelf uit voord de verplichting van het Stads beftuur, om in het onderhoud der Kefken te voorzien, uit kracht van het verdrag van 1^81? In hoe ver derhalven bl. 28. kan gezegd worden , dat het onderhoud der Kerken derzelver Goederen verllonden heeft, dat die Kerken door ruimer fubfidien in ftaat gefteld zyn zich Fondfen aan te fchaffen, zal blyken, als wy verder onderzoeken naar den aart dier Onderftandgelden, en hangt boven dien af van de gevraagde opgaave der Kerkelyke en andere Goederen en inkomften, waar onder wy duidelyk meenen getoond te hebben, dat de Kloofter - Kerken ook behooren, en welke, hoe zeer uwe Commisfie bl 6. dezelve maar ter loops aanroert, zeggende en wat niet al meer, van vry veel gewicht zyn; en, wanneer die opgaave, gelyk wy bl. 29. vinden* niet meer op te fpeuren is, rekenen wy ons uit hoofde der conventie van 1581. gerechtigd tot de Kerken thands by ons in gebruik, tot billyke fchadeloosftelling voot de Kerken en Kerkelyke Goederen, door de Stad in bezit genomen, en wy biyven nog oordeelen, dat uit dien hoofde uwe Commisfie de Fondfen in questie niet kan toeivyzen aan de publique Kas, voor de verleende Onderftandgelden, niet tegenftaande zy bl. 30 zegt, dat de bevoegdheid of onbevoegdheid om de Kerkelyke Goederen te mogen veralieneeren, en het pleit, daar omtrend te voeren, niet het tegenwoordig, maar het voormaalig beftuur geldt: ook wy fpreeken bl. 6. van de Staaten;, en niet van het tegenwoordig Beftuur: ook het gevolg, dat uwe Commisfie hier uk C af-  ( 10 ) afleidt, dat het voorig Beftuur 'er geheel anders over gedacht heeft, als wy in onze Memorie, kunnen wy in zo ver toeftemmen, dat hetzelve gebruik gemaakt heeft van die Goederen, maar niet, zonder daar voor, door het bouwen van nieuwe Kerken, de Hervormden fchadeloos gefteld te hebben, en het is ook op dien grond, en uit dat oogpunt befchouwd, dat wy gezegd hebben, dat de ordinaire inkomften der Kerken nimmer konden worden beftemd tot onderhoud derzelve: daar boven is het tegenwoordig Beftuur in de posfesfie gekomen van die Kas, welke, onder de voorwaarde by het verdrag van 1581. bepaald, het voordeel en genot der Kerkelyke Goederen gehad heeft; waar uit wy vermeenen als nog met recht te moeten belluiten, dat gemeld beftuur , volgens de tegenwoordige Staatsregeling ophoudende te voldoen aan die voorwaarde, verplicht is tot reftitutie of compenfatie der voordeden uit hoofde van dat verdrag genoten, en dat het zelve althands geen recht heeft om de Fondfen der Kerken voor verleende Onderftandgelden zich toe te wyzen. Dit zal, hoopen wy, nog fterker blyken uit de nadere ontwikkeling van onzen vyfden grond, by welken wy ontkennen; dat de onderftandgelden als koningen moeten aangemerkt worden. Vooraf moeten wy de twyifeling uit den weg ruimen, welke wy leezen bl. 31, of wy ten opzichte der verleende onderftandgelden wel iets kunnen aanwyzen, dat den naam van Contract verdient: uwe Commisfie biedt ons hiertoe zelf de behulpfaame hand, daar zy, bi. 29, het Placaat van 1581 een verdrag noemt, en wy op gronde van dat verdrag voordgaan het Hervormd Kërkgenootfchap, niet als een bevoorrecht, maar als een contraéfeerend Genootfchap te befchouwen; en op dezen grond heweeren wy ook, dat betaaling en afftand, waarvan uwe Commisfie bl. 37. fpreekt, in dezen geen veiliger grond van verzekering onzes eigendoms kan opleveren als gemelde verdrag van 1581. 'Na dezen grond gelegd te hebben, moeten wy nu den aart der onderftandgelden nog nader onderzoeken: uwe Commisfie verklaart zich daaromtrend nader bl. 26, zeggende dezelve befchouwd te hebben als een medium tusfehen gefchenken en ter leen verftrekte penningen: ook wy kunnen dit in zekeren zin zeggen; want, wil men ons niet toegeeven, dat die onderftandgelden gefchenken waren; toonen alle de aangevoerde en nog aantevoeren gronden zonneklaar, dat zy niet ter leen verftrekt zyn, dan houden wy dezelve voor een gevolg van het verdrag van 1581, en dus als, eene fchuld, die op het Beftuur rustede, zonder dat wy in dezen een ander medium kennen: althans de verklaaring, die wy bl. 31 leezen, en die hoofdzaakelyk overeenkomt met het geavanceerde op bl. 29, (fpreekende uwe Commisfie daar van de hand te leggen op de Fondfen, hier van dezelve terug te brengen), kunnen wy, uit hoofde van het geen wy op die plaats aangemerkt hebben , «liet admitteeren; hier by alleen nog opmerkende, dat, zo 'er al eenig onderfcheid tusfehen te rug geeven, en te rug brengen mogt zyn, wy in het rapport der Commisfie, waar uit onze Memorie ontftaan is, wel de eerfte, maar niet de laatfte uitdrukking leezen; en uit dien hoofde gelooven, door uwe Commisfie, bl. 27, ten onrecht befchuldigd te zyn van ongetrouwheid in het voorftellen van haar gevoelen: immers, dat uwe Commisfie nu een ander denkbeeld hecht aan het woord teruggave, dan wy ons konden voorftellen; dat zy nu voor terug geeven terug brengen bezigt, dit kan ons niet ten laste gelegd worden. * . j Het  •( II ) i Het overige, dat hier toe betrekking heeft, rekenen uwe Gecommitteerde genoegfaam vvederlegd in de rescontre van de bedenkingen der Roomsch Catholyke Conv jnisfie: wy zyn dus verplicht ook dat Huk intezien. Wy vinden daar voor eerst dezelvde onderfcheiding der fubfidiën, die wy reeds -gerescontreerd hebben: alleen wordt het hier, bl. 21, door eene gelykenis geadflrueerd; de Kerken worden befchouwd als overleden perfoonen, de Stad als iemand, die erfgenaam is en den boedel aanvaardt : maar behalven, dat gelykenisfen ten hoogden dienen ter opheldering, en geen bewys opleveren; behalven, dat wy de juistheid van deze nog niet inzien, zouden wy uit dezelve een geheel ander gevolg afleiden: wil men de Kerken befchouwen als een overledene, de Fondfen in questie als de nalaatenfchap, dan zal, even gelyk uwe Commisfie oordeelt, dat de Stad erfgenaam is, die der Roomsch Catholyken dezelve aan de masfa der Ingezetenen dezer Stad toefchryven, terwyl wy die voor de Hervormden reclameeren; het is dus eene nalaatenfchap, die door drie onderfcheiden partyen gevraagd wordt; maar, zal men zeggen, de Stad treedt als erfgenaam in, mits betaalende de doodfchulden j doch ook dit is nog in questie, of de fubfidiën als zodanig in aanmerking komen, waar van wy met Gecommitteerden der Roomfche Gemeente het tegendeel fuftineeren, en genoeg meenen beweezen te hebben. Heeft uwe Commisfie in haar tweede Rapport, bl. a6., gelyk wy even te voren zagen, geoordeeld, dat de Stad op de Fondfen de hand kon leggen, uit hoofde van te hoog geklommen fubfidiën, wy vinden hier bl. 21. deze Helling nog veel ruimer voorgefteid: te weeten,, het ftond aan de Regeering in der tyd vry de doode posten, die op Thefaurie reeds afgefchreeven waren, in het leven te roepen: deze Helling komt ons ten uiterften vreemd voor. r Leeren wy dan niet uit het befchreeven recht, dat een eerfte vereischte van eene gift is de wil van den geever, en dat eene gift, eens vrywiilig gedaan, niet herroepen kan worgden? maar kan de wil van de voormaalige Stads Regeering, 0111 deze Onderftandgelden aan de Kerken te fchenken klaarder blyken, als uit het affchryven dier posten, uit het niet afrekenen der zelve, daar zy in de Recepisfen op Maandgelden, gelyk men zegt, het hecht in handen had? en, door byRefolutie van Burgerm. van 30 December 1785. te ordonneeren, om alle ontvangene penningen van aflosfingen, enz. ter Thefaurie op-Recepisfen aan te leggen, ten klaarften getoond heeft, die KerkenGoederen niet aan te merken als een Stads eigendom, waar van zy naar welgevallen gebruik kon maaken, maar dezelve gelyk gefield heeft met goederen van Pupillen, over welken zy alleen het oppertoevoorzicht had. Behalven het geen wy hier vinden wegens de Kerkelyke en Klooflergoederen, waarover wy reeds genoeg gefproken hebben, tracht de Commisfie haar ontwerp te verdeedigen, en aanneemelyk te maaken door eene berekening, bl. 24., uit welke zy tracht te toonen, hoe gering het overfchot is, het welk Stads Kasfe van die Fondfen overhoudt, waarby wy voegen, het geen wy bl. 24 en 26". van het tweede rapport leezen, wegens de fchulden uit het onderhoud der Kerken na het aanneemen der Conflitutie fpruitende. ' Uit vergelyking van een en ander zien wy, dat uwe Commisfie zo evengemelde fchulden, even als de Onderfiandgelden, befchouwt als moetende medewerken ter terug brenging der Fondfen in Stads Kasfe: doch wat zegt hier omtrent de Publicatie C 2 van  C 12 ) van is Jttly 1798.? wy leezen in dezelve fob. N°. z6. dat, ingevalle de refpe&ive Kerkgenootfchappen niet kunnen worden bewogen tot onderlinge minnelyke fchikking, de geheele zaak zal moeten worden gelaaten in fldte, tot de by eenkomst van het Vertegenwoordigend Lighaam, en de poincien van gefchil door de Municipaliteiten, ten fpoedigften aan het Uitvoerend Bewind zullen worden toe gezonden, om ter kennis van het Vertegenwoordigend Lighaam gebracht, en door het zelve beflegt te worden: dat de zin dezer woorden geen andere zyn kan, als dat, zo lang de zaak niet, het zy by hiinnelyk accoord, het zy by het Wetgeevend Lighaam, beilist was, de geheele zaak, dus ook het onderhoud der Kerken, moest worden gelaaten in ftate, en derhalven op dezelfde wys, als onder het voorig Beduur, zal, onzes bedunkens, niemand twyffelen, te meer, daar Gecommitteerden der Roomfche Gemeentens, de Publicatie volgens hunne fuftenue in dien zin verftaande, by hun Request den 5 Dec. 1. 1. aan het Wetgeevend Lighaam ingediend, als een motief voor haar ver. zoek aanvoeren, dat, zo lang deze verfchülen niet getermineerd zyn, de kosten tot onderhoud der Kerken uit de inkomften der voorhanden zynde Ejfe&en betaald worden , en ''er bovendien nog aanzienlyke fubfidiën uit Stads Casfa noojiig zyn, om het te korP komende te vervullen. En, zo wy hierin den zin der aangehaalde Publicatie recht gevat hebben, dan kunnen zelfs de Onderftandgelden, na het aanneetnen der Staatsregeling, ons niet weerhouden de Fondfen aantemerken als vrye Bezittingen, gelyk wy, tot het tweede rapport terug keerende, hierop onzen laatften grond van reclame vestigen, denzelven als een wapen aanneemende, ons door de Commisfie zelve in de hand gegeeven, wanneer zy by het ontwerp van fchikking zegt: het grootfie gedeelte is vry aan de Kerken vervallen- Door eene nadere uitlegging dezer woorden tracht uwe Commisfie, bl. 31, 32 ons dit wapen uit de hand te wringen: wy willen omtrend deze uitlegging ons in geen pennenftryd begeeven, ons gedraagende aan den gewoonen regel, elk is de beste uitlegger yan zyne woorden, terwyl wy egter die zelvde regel op ons geappliceerd willen hebben, wanneer wy verklaaren, zonder deze uitlegging, de woorden van het rapport, even min als Gecommitteerden der Roomfche Gemeente, nog niet anders te kunnen opvatten, als wy in onze Memorie gedaan hebben, en dus ver zyn van dezelve niet juist, of buiten verband te hebben willen aannaaien. Doch, offchoon wy in deze uitlegging der Commisfie berusten, zulks doet niets tan principaale; een kort overzicht der aanmerkingen, die wy bl. 32 en 33 vinden, zal dit ftaaven. Met het geen de Commisfie ftilzwygend voorby gaat, ons niet ophoudende, moeten wy zien, of onze redeneering niets betekent, ten zy wy bewyzen, dat de Kerkelyke Goederen door de Stad, onmiddelyk, na de reformatie, in bezit genomen , en onder eene afzonderlyke adminiftratie gebracht zyn. Dat de Kerkelyke Goederen onmiddelyk na de reformatie door de Stad in bezit genomen zyn, hebben wy niet beweezen, om dat wy begreepen, dat, alwie in de alombekende Befchryving van Amfterdam, door Wagenaar, alleenlyk gelezen heeft, welk gebruik van de Kloosterkerken gemaakt is, hiervan geen nader bewys zou vorderen, z. Wagenaar, Befchryving van Amfterdam, 1 D. bl. 24: wil men egter meer, wy beroepen ons op verfcheiden nog aanweezige Woonhuizen, op verfehei... i • • den  ( *a ) den by de Stad in gebruik zynde Gebouwen, welker bouörde nog ontegenzeglyk bewyst, wat dezelve te voren geweest zyn; op de oude grondbrieven van veele Huizen, waaruit, zo zy nog in wezen zyn, gewis nog zal optemaaken zyn de waarde door de Stad daar voor genoten. Maar is het, om verder te komen, ter adflructie onzer redeneering over de vryheid van eigendom, een noodzaakelyk * vereischte, dat die Kerkelyke Goederen door de Stad onder eene afzonderlyke adminiftratie ^gebragt .zyn? Schoon wy nog biyven beweeren, en ons in dezen op Stads archiven meenen te kunnen beroepen, dat de Stad altyd van den ontvang en uitgaave, ten behoeve van den openbaaren Godsdienst gedaan, afzonderlyke rekening gehouden heeft, zien wy dit verband niet: integendeel, indien de Commisfie óns toeftaat, gelyk zy fchynt te doen, en het geen vvy meenen bondig betoogd te hebben, dat het produéf. der verkogte, en de voordeden der genaaste Kerkelyke Goederen en Gebouwen, hoe zeer zulks had behooren te gefchieden, niet geheel afgezonderd gebleeven, maar ten deele in Stads Kas gekomen zyn, verfterkt deze toeftemming der Commisfie ons bewys voor den eigendom der Kerken, na de reforfnatie gebouwd, het welk wy ontleenen uit het voordeel, dat de Stad van de Kloosterkerken getrokken heeft. Zelfs het rapport van Kerkmeesteren van de Oude Kerk, het welk bl. 33, boven aan, op de overige drie Kerken applicabel gemaakt wordt, pleit ten onzen vóordeele. Hetzelve zegt, dat die Kerk van oude tyden onderfcheiden vaste goederen bezeten heeft, welke fuccesfivelyk verkogt zyn &c: hier uit blykt klaar, dat die goederen door de Stad in bezit genomen zyn, tot het daaraan verbonden einde, en dat, Kerkelyke behoeften derzelver te gelde maaking vereifchende, het Stadsbeftuur volgens het verdrag van 1581 des te min de kosten tot die Kerkelyke behoeften in rekening kon doen valideeren, daar het de goederen reeds te gelde gemaakt had, en dat dus zeker de nog overgeblevene Bezittingen vryeBezfitingen der Hervormden zyn. Wy noemen deze Bezittingen verder ook vry, uit hoofde van maaking of gefchenken: ook hier van betuigt uwe Commisfie bl. 33. niets te weeten: wy leezen egter in het zo even aangehaald rapport van Kerkmeesteren van de Oude-Kerk, fub. N°. 3. een Obligatie door L. Schey, voor en ten behoeve der Kerk gelegateerd. N°. 4. twee Losrentenbrieven aan Kerkmeesteren in hunne qualiteit gelegateerd, door Joiian Rothb. N°. 5. een Obligatie op dezelvde wyze gelegateerd, door W. .Slichek., omtrend welke, en meer andere van dezelvde natuur, welke reeds verkogt zyn, Kerkmeesteren bl. 54. oordeelcn, dat volgens het 5de Add. Art. zou kunnen worden gefustineerd, dat dezelve, zynde het particulier eigendom der Gereformeerden, als hun eigendom geconfedereerd, of wel het montant van die Legaaten aan hun goedgedaan en gereftitueerd behoort te worden, en, even gelyk uwe Commisfie van de Oude Kerk het befluit trekt tot alle de overige Kerken, vermeenen wy, zo lang ons door vifie der bewyzen van eigendom het tegendeel niet blykt, een gelyk gevolg te mogen trekken, ten opzichte der Effecten van de overige Kerken, en, daar volgens meergemeld rapport de Legaaten zedert 1700 tot 1797 aan de Kerk befproken en gekomen, maar tot de onkosten derzelve geimpendeerd, eene fom bedraagen van ƒ 24570, gclooven wy, dat de pretenfie, welke wy uit hoofde yan giften of maakingen aan alle Kerken formeeren, veel aanzienlyker zyn zal, als men zou verwacht hebben. D We-  C 14 ) Wegens het ingekomene van Begraaf- en Zirplaatfen, vinden wy geene andere öplosfing, als de reeds genoegfa'am gerescontreerde contrapretcniie, wegens hec onderhoud der Kerken, En dit geleidt ons van zelve tot de beandwoording der vyf vraagen, bl, 33, op welke uwe Commisfie ter verdeediging van haare fteliing wegens het onderhoud der Kerken zo veel vertrouwen fchynt te ftellen, dat zy zich zelf verlegen vindt, hoe onze fuftenue ernftig te rescontreeren: wy zeggen, in weerwil hier van, met den grootften ernst, ja, op de drie eerfte vraagen, dewyl, wat de eerfte betreft, het aangehaald verdrag geene bepaaling maakt; en, zo 'er van de zyde van het Stadsbeftuur, eenige bepaaling was, zulks fpoedig by de eerfte aan vraage om fubfidiën gebleeken, en door de Commisfie wel geallegueerd zou zyn geweest, en die zeivde onbepaaldheid billykt ook ons bevestigend andwoord op de 2de vraag, daar hec Stadsbeftuur by dat verdrag zich geheel met het onderhoud der Kerken belast heeft, terwyl het beredeneerde wegens het aanbouwen der overige Kerken, in plaats der Kloosterkerken, duidelyk toont, dat ook die Kerken daarin,vervat zyn. En gelvk wy die vraagtii zeer gerust met ja hebben durven beandwoorden, zyn wy ook niet verlegen op de vierde te zeggen, dat uit die Kas, welke de voordcelen der verkogte of gebruikte Kerken en Kerkengoederen genoot, ook het geheel van onderhoud voor allen geput had moeten worden , en ten opzichte van de iamfte vraag, dat die inkomsten, voor zo ver zy geftrekt hebben, tot aanbouw van nieuwe Kerken, en 'tot onderhoud van alle, juist aangewend zyn, zo als het aangegaan verdrag vorderde. Maarlaaten wy met de Commisfie tot iets anders overgaan, en onderzoeken, met welk recht dezelve zoekt te wederleggen, dat het ftilzwygen der Publ. van 12 July J708. toe te fchryven is aan den uitfpraak van den 5de Add. Art. Ten dien einde zoekt de Commisfie bl. 34. te toonen, dat die Art. op ons geval niet applicabel is. Wy volgen haare bewyzen ftuksgewyze, en vinden bl. 34. terftond een grond, die ver is van beweezen te zyn, te weeten, dat de aanweezige Fondfen gevolgen zyn van furpasfeerende Onderftandgelden uit de algemeene Kas: behalven de menigvuldige bewyzen door ons ter contrarie aangevoerd, en op nieuw geadftrueerd, vraagen wy, hoe deze fteliing ftrookt met de Verklaaring, welke dezelfde Commisfie doet in liet omwerp van fcliikking, van fomtnige de herkomst geheel onbekend, van andere duister is: wie kan van bezittingen, welker herkomst hy zelf erkent, ten deele onbekend en duifter te zyn, den oorfprong ftellig aanwyzen! Op dezen grond vinden wy eiken tytel van verkryg in dien Art. ons ontzegd, en wel den eerften, vrywillige gift, uit het door ons overvloedig gerescontreerd denkbeeld, dat Onderftandgelden geen eigenlyk gezegde giften, zyn: — erfmaaking en inzameling, door dit enkel gezegde: zy komen hier niet in aanmerking; welke uitdrukking, daar toch door ons hier boven de tytels van erfmaaking en inzameling reeds tegen de rescontre der Commisfie verdeedigd zyn, wy als onbeweezen voorbygaan; en eindelyk, wegens het geen wy ten opzicht van dén tytel van aankoop leezen, aanmerken, dat, al gaven wy eens toe, dat de Kas der Gemeente zo met die der Stad vermengd was, dat fcheiding en deeling onmogelyk waren, egter de billykheid zou verbieden de geheele Kas der Gemeente als Stads eigendom aan te mer-  ( i5 ) merken,-om dat in dezelve een gedeelte van Stads Kas gekomen is": indien derhalven, gelyk meergemeld Rap|>ort van Kerkmeefteren duidelyk toont, veele Effecten aangekogt zyn uit de Penningen aan de Kerk door Hervormden gemaakt, zo wordt de aanfpraak op die effecten uit hoofde van den aankoop zelf dan niet vernietigd, wanneer de Kas der Gemeente gedeeltelyk met die der Stad vermengd was. Eer wy hier van afftappen, moeten wy nog vraagen, op welken grond bl. 35. zo ftèllig verklaard wordt, dat de woorden yan elders niet kunnen zien op bydraagen uit de algemeene Stads Kas: mogelyk' voert ons de Commisfie het andwoord toe, dat zy bl. 62 geeft, te weeten, dat giften uit de Stads Kas geene vrywillige giften zyn: doch, de wederlegging dezer fteliing overlaatende aan Gecommitteerde der Nederduitfche Kerk, zy het ons vergunt ons te beroepen op het voorbeeld van het Luthersch Diaconiehuis, bygebragt bl. 19., en te vraagen, of, deze fteliing doorgaande, de Luiherfche Gemeente wel veel grond had, om zich van de ongeftoorde posfesfie van dien door de Stad gefchonken grond verzekerd te houden. Ook dit zelfde voorbeeld kan dienen ter bevestiging der door ons gemaakte vergelyking van den tegenwoordigen toeftand der Hervormden met dien der overige KerkGenoötfchappen : laat dit Luthersch Diaconiehuis, laaten andere -Genachten door meest alle disfentieerende Kerkgenootfchappen gebouwd, getuigen, welke onderfteuning zy, zo uit de publique Kas, als van de byzondere Leden, den Nationaalen Godsdienst toegedaan , ontvangen hebben: de disfentieerende (dit vertrouwen Wy,) herinneren zich dit met dankbaarheid, en zullen gereeclelyk alle toeftemmen, dat in dit opzicht het lot der Hervormden, by aldien het ontwerp van fchikking moet doorgaan, veel ongunftiger zyn zou als het haare ooit geweest is: zy zullen hier met ons moeten by voegen, dat, het geen door hun werkftellig gemaakt is, zonder aan eene tydsbepaaling verbonden te zyn, van ons binnen een bepaalden tyd gevergd wordt, en binnen welken tyd?— maar laaten wy de klachten over het verval der geldmiddelen niet vermeerderen; genoegfaam blykt het, dat, uit welk oogpunt befchouwd, deze vergelyking in geenen deele te ver getrokken is. En nu, alle onze gronden onderzogt hebbende, komt uwe Commisfie tot de conclufie, die wy daar uit opmaaken, doch, daar wy, behalven eene fcherpe aanmerking, die wy ftilzwygend voorby gaan, hier niets anders vinden, als eene zaakelyke herhaaling van meermaalen in deze memorie beiindwoordde tegenfpraak, hebben wy hu nog maar met weinig woorden te fpreeken, over het geen wy bl. 36. wegens de Wester Kerk leezen. Wy vraagen vooraf, waar uit toch de Commisfie opmaakt, dat wy geconcludeerd hebben, dat de aanfpraak der Stad op dat Fonds door haar erkend was; de Commisfie heeft zich daar omtrend te ftellig verklaard, dan dat wy dwaas genoeg zouden zyn, om tot het tegendeel te befltiiten. Verder fchynt de Commisfie in den waan te zyn, als of wy, haare gronden omtrend het Fonds der Wester Kerk onwederfpreekelyk noemende, dezelve in die periode van onze memorie wilden appliceeren op de Fondfen der overige Kerken, daar wy toch duidelyk niets anders verzoeken, als dat de Municipaliteit, die gronden tot een onderwerp haarer deliberatien maakende, van Thefaurieren als nog de voldoende bewyzen hunner beflisfing zal requireeren: wydoen dus enkel een verzoek ten opzichte der Wester Kerk, zonder dat wy in die periode aan de andere Kerken gedacht hebben. D 2 Dus  C 16 ) Dus zouden wy, volgens ons voorgefteid Plan het overige, dat het 3de Deel onzer memorie fpe&eert, voorby gaande, onzen taak volbracht hebben, bleef 'er niet, nog eene korte aanmerking te maaken , wegens het gezegde op bl. 45. ten.op-, zichte van het einde onzer memorie: de Commisfie verwisfeit hier twee uitdruk-, kingen, die zeer veel in betekenis verfchillen: wy fpreeken van rechten, welke de inftandhouding van de Godsdienstoefening bevorderen of bewaaren: de Commisfie noemt dit Godsdienftige rechten: omtrend de laatfte fpreeken wy niet, deze wor-, den ons niet betwist: wy biyven onzen openbaaren Godsdienst, volgens zynen eiscli, waarneemen: maar men betwist ons de eerfte: en ook die rechten zich onverfchillig te laaten ontneemen, zou , onzes erachtens, een teken zyn van bederf van onze, Maatfchappy, vooral van hun, dien de zorg voor de inftandhouding van den Gods-, dienst toevertrouwd is, wanneer men vooruit kan zien, dat door het ophouden dier rechten de Godsdienstoeffening, zo niet voor altyd, ten minften voor eenigen tyd, zou kunnen geftremd worden. En het gevoel van dit vooruitzicht is de dryfveer, die ons, na een bedaard onderzoek der wederleggingen in het tweede Rapport uwer Commisfie vervat, noopt, om, ingevolge de aanfchryving aan ons gedaan, te verklaaren,dat wy oordeelen te moeten biyven reclameeren den eigendom der Kerkgebouwen, op die gronden, welke wy by onze eerfte Memorie gelegd, en by deze geadftrueerd hebben; dat wy jon verminderd dit recht, tevens biyven aandringen^op het recht]van gebruik, en, wanneer ons de Staatsregeling voor het vervolg dit recht ontzegt, volgens die zelvde Staatsregeling ftaat maaken op billyke fchavergoeding; dat wy verder niet kunnen berusten in de uitfpraak door uwe Commisfie ten opzichte der Fondfen van de Kerken, maar dezelve als een wettig eigendom der Hervormden reclameeren;' dat wy op grond van het verdrag van 1581 biyven infteeren op eene verandwoording van de Kerkelyke Goederen," die door het Staatsbeftuur in bezit, of onder adminiftratie genomen zyn; en vermeenen, dat nog de kosten door het voorig Beftuur tot onderhoud der Kerken geimpendeerd,tnog die kosten, welke ten dien einde door het tegenwoordig Beftuur gemaakt zyn /of nog gemaakt moeten worden, tot tyde der finale decifie van de zaak ten principaale, den Hervormden kunnen in rekening gebracht worden; dat integendeel ons behoort reftitutie gedaan te worden (alles, ingeval de Stad ophoudt zich met het onderhoud der Kerken belasten,) van alle de penningen, welke, het zy door gift, het zy door maaking, inzameling of aankoop, de Kerken aangekomen, en tot het onderhoud derzelve geimpendeerd zyn; eindelyk dat het advis.der Thefaurieren omtrend de Fondfen van de Wester Kerk, indien niet reeds uwe Vergadering, door het gaaf overneemen van het tweede rapport uwer Commisfie, den voordragt derzelve omtrend die Fondfen nu goedkeurt, door eenen competenten Rechter mogen onderzocht en beoordeeld worden. Veel vraagen wy, maar ons bedreigt ook het gemis van zeer veel: welke dap ook de uitflag onzer poogingen zyn moge, ons geweeten zal ons altyd getuigen, dat wy, overeenkomstig onzen plicht, voor de panden, ons toevertrouwdt. gewaakt hebben, en, zonder onze anders denkende Medeburgers te hebben willen beleedigen, of in hunne rechten krenken, alleen gefproken hebben voor rechten, die ons onder den naam van voorrechten zyn ftrydig gemaakt, doch die wy niet anders konden aanzien dan als zulke rechten, op welke, ons rechtmaatig van onze Voorouders nagelaaten-, geene au-  ( 17 ) andere eenige aanfpraak konden maaken: welke ook de uitflag onzer poogingen zyn mag, nimmer zullen wy uit het oog verliezen den eerbied en gehoorzaamheid aan de Geconftitueerde Magten verfchuldigd, nimmer te kort fchieten in de betrachting van de plicht van eensgezindheid, en liefde tot vrede jegens alle onze Medeburgers. Amfterdam, 13 January 1801. De Commisfie tot de Kerkelyke Zaaken yan de Walfche Gemeente. en naamens dezelve (was get.) W. van Pembroek, Prefident. René Roullaud, Secretaris.