536 16   BESTEK EN CONDITIËN DER SLATTINGE van het COLLONELS-DIEP. Te LEEUWARDEN. Bij D. v. d. SLUIS, Landschaps Drukker in de Heerestraat. 1797.   BESTEK en CONDITIËN, waar op, en na dewelke de Burgen Rutger. van Sloten en Marten Ouwes , als Gecommitteerden uit de Commisfie van Gedeputeerden, waarneemende de Zaaken van [iet Collegie , aan de Minst-aanneemende gedenken te bejleeden, het Slatten van 't COLLONELS DIEP. ARTIKEL I. De Aanneemers zullen deze Vaart moeten flatten, ieder in zijn Percheel, ter wijte van 50 Voeten op het water, paslijn te rekenen; de Lijn te trekken na defpijkerpaal, en waar als dan de Lijn zal aanwijzen, de Bodem der Vaart zal wijd moeten zijn 30 Voeten, diep onder de fpijker $k voet. ö Alle Diepten, Lengten en Breedten zullen worden gerekend, en worden bepaald op Friefche maat het zij Roeden of Voeten, de Roeden van 16 Voeten, en de Voeten van 12 Duim Friefche maat. 3. De Aanneemers zullen direft, zo dra het water zulks toelaat, in hun werk moeten treeden, met zo veel Manfchap als nader zal worden bepaald, en dired na den Dag der Befteeding een aanvang moeten maken met het afzetten van Dammen, in alle kleine Toewateringen ieder in zijn Percheel, en digt houden geduurende de gantfche tijd der Slatting, deze kleiA co  ( * ) ne Dammen die in de Percheelen komen te vallen, ten minften 4 Roeden binnen 't end der Sloot te zetten, en na gedaan werk 'er fchoon weder moeten uitfloten, als mede 3 Roeden van de Vaart te meeten , de Sloot waar de Dammen ftaan uitfloten tot op den bodem. 4. Dog alwaar de Vaart thans geen meer dan 42 a 44 Voet wijd is, zal den Aanneem er kunnen voldoen met 45, 46 a 48 Voeten wijdte, en aldaar dan naar evenredigheid der wijdte boven, ook na proportie de bodem zal vernauwen, dog de diepte blijft gelijk die is bepaald. 5. Den Aanneemer zal in alle de gegraavene Percheelen, welke door hem zijn aangenomen, moeten volgen 't beloop der Vaart, dog alwaar kleine hoeken mogen wezen, zo veel mogelijk zij in een regte lijn te maaken, zo ook de kleine inhammen, het verwijden en minder aan te tasten, dog alle het losfe weg te neemen en tot een egale glooiwal te maken, tot genoegen der Befteeders of derzelver Gelastigde. 6. De Anneemers zullen langs de gantfche Vaart de wijdte van 50 of meer Voeten hebbende, de Boven-wallen tot op de Water paslijn of na 't beloop der glooiwal fchuins afmoeten fteeken, en dat de losfe wallen niet kunnen infchieten, wel verftaande daar dezelve ten naasten bij voorfchreven wijdte heeft. 7- Die Plaatzen welke de Vaart thans tusfchen de vaste Wallen met wijder zijn als 41 Voet met een goede doefeenng te brengen op 46 Voet, of was 't fchoon ook wat nauwer , zo dat de Wallen zo veel zullen moeten worden afgeftoken, het zij van de Zuid- of Noordkant, als hun zal worden aangewezen 2, 2^3 Voet - minder of meerder fia eisch van het werk en goedvinden der Opzienders. 3. Ook  ( 3 ) 8. Ook zullen de Aanneemers langs de gantfche Vaart, alle Boomgewas in hun Percheel ftaande , fchoon moeten wegmaken, of was de Vaart ver boven de gezegde wijdte van 50 Voeten. 9. Zo de Aanneemers Percheelen krijgen waar Huizen of Hoven zijn, zullen de Aarde op aanwijzing moeten brengen, en zo veel mogelijk zij, de Bewoonders daar van geen fchade word aangedaan, en zo de Bewooners der Huizen lieverds Aarde op een ander plaats verkiezen te hebben, zullen zij als het word goed bevonden, mogen brengen waar zij het zullen goedvinden, dog voor hun eigen Rekening te accordeeren met de Slatters, na welgevallen , en zo de Slatters, Boomen, Heggen, Hekken of Stekken, in hun werk hinderlijk zijn, zullen de Opzienders hun op de bevoeglte wijze opening moeten maken , waar door zij de Aarde kunnen weg kruijen. 10. Ook zullen de Slatters, van de naastbijftaande Huizen of wel de Eigenaars van Wallen, enz. niet hinderlijk mogen zijn tot het maken van Wallen of anderzins geduurende de Slatting. 11. De Slatters zullen langs 't ganfche werk een halve Roede fchoone wal moeten hpuden, ten zij zulks op zommige plaatzen niet wel kan gefchieden dan te overleggen met de Opfienders der werken, dan meer of minder moet worden gehouden. 12. De Aanneemers zullen ijder zijn eigen Percheel droog moeten houden, ten zij bijzondere Aanneemers te zaamen daar over een kunnen koomen, wort dat aan hun overgelaaten, om als dan te zamen te doen; geen Dammen zullen in de Vaart mogen worden overgelaten, maar bij het eindigen der A a Slat-  C 4 ) Slatting zal alles fchoon en droog moeten worden geleverd, of bij weigering dezes niet aan het Beftek voldaan zijnde, zal het door de Befteders op hunne Costen worden aanbefteed, en van hun ingehouden geld worden afgehouden, zo ook wanneer een of ander uit zijn werk quame te gaan of niet mogte komen te voldoen aan zijn Manfchap die hij verpligt zal zijn te leveren zo veel als bij ijder Percheel zal worden vereischt. 13. De Aannemers zullen wanneer zij met hun bepaalde Manfchap in het werk bezig zijn y 's weeks kunnen Ontvangen van den Burger voor ijder Man daags 10 Stuivers, dog op geblijk van den Opfiender, die agt zal moeten geven of de bepaalde Manfchap in het werk is of meerder Manfchap, en daar van aantekening moeten houden. 14. De Aannemers zullen moeten houden, hoeden en noeden, alle de Gereedfchappen, als Kroijen en Planken, Schoppen of Spaden, kortom alles wat tot het bewerken nodig zij. 15. De Ingehouden of nog te goede hebbende gelden zullen ten langsten dagen na dat het werk is opgenomen, kunnen ontvangen op tijd en plaatze als dan zal worden aangewezen, op den dag der Opneeming, GE.  C 5 } GENERA ALE AR TIJ KELEN. ARTIJKEL I. ÏJE Aanneemer zal gehouden zijn, om voorenftaande Werk, volgens beftek aangenoomen, goed en knap af te maakcn, waarop de Opzicnder goed toezigt zal moeten houden, en het gebrekkige laaten verhelpen, dog.den Aanncemer onwillig zijnde het gebrekkige of ficgt bewerkte werk te verbeteren, zal het den Opzicnder vrij ftaan zulks door anderen te laten verbeteren, en de kosten daar over loopende, zullen den Aanneemer gelijk vooren gemeld is, worden afgehouden, en daar en boven na bevind van zaken zal worden geftraft. 2i Alle gereedfehappen hoe genaamd, fampt, kost, drank en arbeidsloonen, niets uitgezondert, tot het werk behoorende, zullen zijn ten Laste van den Aanneemer. 3. Zo er iets in dit Beftek mogte vergeeten, of kwaalijk uitgedrukt zijn, en evenwel tot dit voorfchreven werk behoorde of vereilcht wordt, zal den Aanneemer, zonder tegenfpreeken, zulks moeten verrigten tot genoegen van de Befteders of derzelver Gelastigde, eveneens of het van woord tot woord in de Conditiën befchreven was, mits kleinigheden zijnde. 4. Zoo iemand der liefhebbers in het Beftek enige fwarigheid of duisterheden mogten hebben ontdekt, moet dezelve zig, voor dat het werk is aanbefteed, aanmelden, alzo anders na de finale befteding geene verandering plaats zal hebben, nog iemand zig over misverftand of onkunde van eenig Art. zal mogen beklaagen, terwijl de Befteeders A 3 aan  C 6 ) aan zig het recht behouden, om, in Cas van dispuit, dit Beftek en Arficuten nader te interpreteren, zo dat de Aanneemer zig dien te neevens aan den uitfpraak van Commisfarien uit de Comrnisüe waarneemende de zaaken van het Collegie zal moeten iubmitteeren. 5. De Aannemer zal zig ftiptelijk hebben te gedraagen na den inhoud van het beftek, en uit te voeren de ordres van den Architect, of zijn aangeftelde Opzienders over het werk, cn bij gebreeke dies, zal de Architect, bij een fchriftelijk Rapport, aan Commisfarisfen-zig kunnen beklaagen welke hier over zijn gefteld, die als dan den Aanneemer na bevinding van zaaken . zullen knnnen ftraffen. 6. Daar en tegen zal het den Aannemer., zo hij meent boven het Beftek bef waard te zijn, vrij ftaan, zig te adresfeeren en te beklaagen bij Commisfarien, en zijn beklag tegen den Architect of Opziender in te brengen, dog .door Commisfarisfen in het ongelijk wordende gefteld, zal hij ieder keer verbeuren drie Guldens aan den Armen, daar ter plaats waar het dispuit heeft plaats gehad. 7. Zal de Aanneemer zijn aangenomen werk niet aaneen ander mogen overdoen , dan met voorkennis van Commisfarien of derzelver gelastigde. 8. De Aanneemer zal voor geen buiten werk onder wat benaming ook zoude mogen wezen, iets hebben te pretenderen, nog aan hem worden verleend, ten zij de Architect hem iets ten nutte van het werk, extra invallende, zal hebben gelast te doen maken, en in zulk een geval zal de Architect daar van kennis moeten geven aan de Commisfarisfen van die Posten welke Befteed zijn. De Aannemer zal betaalen voor het Beftek een Gulden en tien Stuivers. 9. Tot  C 7 ) 9, Tot Strijkgeld voor de minst Schrijvende word gefteld op ijder Percheel Gulden. 10. Den Aanneemer zal gehouden zijn Borgen te ftellen , tot genoegen van de Commisfarien of Befteeders. n. Het geheele werk zal worden Befteed bij Caroli Guldens , in onderfcheidene Perchelen, en zal moeten afgedaan wezen voor den bij poene dat, wanneer de Aanneemer daar langer aan zal komen te werken, zal verbeuren 's daags tien Guldens, dat hem van zijn bedoogen Loon zal worden afgehouden. ia. Daar zal Optie worden gehouden op hui¬ den den 24 Augustus Geprocedeerd zijnde tot Befteding van voorenftaande werk, is het Strijkgeld getrokken bij met ƒ en in flag vermindert bij met ƒ zo dat voorenftaande werk is aangenomen door voor De Aanneemer heeft tot Borgen'gefteld de Ondergefchrevene Perzoonen. Wij Ondergefchreven Aanneemer of Aanneemers en Borgen nemen aan het werk, volgens de Conditiën van dit Beftek te volbrengen , onder renunciatie van de beneficiën van divifie en discusfie, waar van Wij alvorens van de Land*  C 8 ) Laiids Architect onderrigt zijn; Submitteerende Onze Perzoonen en Goederen 's Lands rëaale en Paraate Executie. In Kennisfe Onze handen Actum den Als Aannemer Borgen Aldus gedaan en Publicq Befteed op den ten overftaan van de Commisfarien uit de Commisfie waarnemende de zaken van 't Collegie.  ( 9 ) Eerfte Percheel. begint aan 't Oost-end van de Vaart, kort bij de Puntdam, tc meeten van 't geflaagen Plaatje, ftaandein de kant der Rjjdweg westwaards ter lengte van 60 Roeden, de Vaart wijd 48 Voet, te bewerken op 50 Voeten, of zo veel meer als nodig zal worden geoordeeld om een soede ichoone wal te maken, na het beloop der Glooiwal en zal wijd in de bodem moeten zijn 30 Voeten, en diep bêneffens de fpijker die in de paal is geflaagen 52 Voet alles Friefche maat, de Roeden lang 16 Voeten, alles breeder in voorenftaande Speciaale en Generaale Artijkelen vermeld en waar na de Aanneemers van volgende Percheeleu zich moeten rcguleeren, de Aarde van dit Percheel te brengen op de Noordkant. Tweede Percheel, aanvolgende westwaards mede de Aarde op de Noordkant, op en over de weg op aanwijzing ter lengte van 100 Roeden, niet minder dan 36 Man 111 een Percheel lang 100 Roeden zijnde, te bewerken, korter Percheeleu of langer na proportie. Derde Percheel, 100 Roeden als boven gemeld, aanvolgende westwaards. 33 Vierde  C «o ) Vierde Percheel, lang 1065 Roeden tot aan de Dam bij ae Brug van Augustijnsga È Roede van de Dam te moeten blijven, tot het einde van het werk, en als dan alles is geflat op 't laatst uit te graven, d: Aanneemers van Percheelen waar Dammen ftaan, moeten allen \ Roede van de Dammen af blijven tot het laatst, gelijk boven is gezegd. Vijfde Percheel, 100 Roeden van deze Dam westwaards in dit Percheel ftaat het Oud Blauw Vallaat, houden deBcfteeders de keus om zo veel Roeden aan zich te behouden als zullen goedvinden; daar 't Blaauw Vallaat is ftaande in deze 100 Roeden, is ongeveer 15 ter wijdte van 45 Voeten te bewerken op 48 Voet. Zesde Percheel, aanvolgende Westwaards 100 Roede 44 voeten Wijd, mede de Glooi- wallen af te werken op 48 Voeten. r Zevende Percheel, 100 Roeden, wijd 50 voeten of zo er iets aan mogte mankeren op 50 voet gladde wallen te werken, dog de rooijing zal worden gefteld door de Opfiendersy op dat de wijdftc en nanwfte plaatzen egaal bij malkander komen de aarde op aanwijfing  Agtlte Percheel, 100 Roeden, de aarde het meerendeel op de Zuidwal, dog op nader bepaling, bij de Rohel. Negende Percheel, 100 Roeden, aanvolgende de Vaart wijd 50 voet de aarde ten principaale op .de Zuidwal. Tiende Percheel, bij Blankenburg, de aarde op de Zuidwal, zijnde dit Percheel ook lang 100 Roeden. r"* Elfde Percheel, 100 Roeden, dito dito. • Twaalfde Percheel, 100 Roeden, dito dito. Dartiende Percheel, 100 Roeden, de Vaart thans wijd. ruim 40 voet, en te brengen op 45 [voeten.  ( 12 ) Veertiende Percheel, 100 Roeden dito dito. dezePercheelen na te meeten. Vijftiende Percheel, 100 Roeden, wijd 43 a 44 voeten, te Slatten op 46 a 47 voeten wijte. Zestiende Percheel, 100 Roeden, dito dito. Zeventiende Percheel, 50 Roeden bij Cootftertille, blijft buiten Befteding. Agtiende Percheel, 100 Roeden aanvolgende, thans wiju 42 voet te Slatten op 45 a 46 voeten. Negentiende Percheel, 100 Roeden, de Vaart wijd 48 voeten.  ( »3 ) Twintigfte Percheel, 100 Roeden dito dito. Een-en twintigfte Percheel, 80 Roeden, tot bij het Schuilenburgcr Vallaat; Twee-en twintigfte Percheel, van het Vallaat 100 Roeden Westwaards, de Vaart wijd 42 voet, op 45 voet te Slatten. Dric-en-twintigfte Percheel,. 98 Roeden tot de Dam, bij de Meer in het begin van dit Percheel is een korte bogt, waarvan de Zuid-wal ongeveerd 12'vocten zal af moeten,"en 6 voet aan de Noordkant ter lengte van ongeveerd 10 Roeden , voorts de Vaart wijd 42 — 43 a 44 voeten, te Slatten op 45 — 46 en tot op het wijdst 48 voeten. , Alle voorenftaande Percheelen zuilen gewerkt of geflat moeten worden, als in de eerfte en meervolgende Percheelen vermeld ftaat. Ën verders na den inhoud van de Generaale Artikelen.