538 E 29   VERVOL G^iJ O P D E NEDERLANDSCHE S P I O Ns> ONTDEKKENDE: Een Aantal van Kluchtige Gevallen, welke daagelyks in de Zaamenleeving der Waereld voorkoomen, zoo van GEHUUVVDE ah ONGEHUUWDE Mannen, Vrouwen, Vryjers, Vryfiers, Jongmans en Jonge Dochteren. Hunne Ondeugden gelaakt, veracht, befpot en opentlyk ten Toon gefpreitj Tot WAARSCHOUWING van Neêrlandfch Jnwooneren in 't algemeen, en yan hun die zoortge/yke Gevallen zyn overkoomen in 'c byzonder. Onder de Spreuk: Niemand genoemd, Niemand geblameert; * . * ■* * * * * *j * *. i / VERVOLG O P D E NEDERLANDSCHE SPION. De greetigheid waar mede dit Gefchrift by myne Landgenooten ontvangen en geleezen is, heeft my aangezet en doen befiuitcn, 'C zelve te vervolgen, om met nog andere Parabelen of Gelykenisfen de Ondeugd te gispen, en levendig na de Hedendaagfche Levenswyze af te maaien. Denkt echter niet geachte Leezers en Leezeresfen , dat het myn oogmerk is, deeze öf geenen hier mede te bedoelen, zulks zy verre van my; tot dat einde neem ik tot een Spreuk voor dit en 't voorgaande Blad aan: Niemand gendemt, Memand geblameert. Ik ben voorneemens in dit Blad, de zotte opfchik der Burgerdochteren af te fchctfen, en als een groote Ondeugd in het verfoeilykfte daglicht te (lellen. Om in dit myn oogmerk wel te flaasen, deed ik door voornaame Plaatfén eene wandeling , om dus de Galante Cequetterye na te fpoolen. De eerfte die ik in deeze myne wandeling B a aan-  C H ) aantrof, waren twee Juffrouwen, die eefder na Staat Dames als na Burgerdochteren geleken, en waar van men zeide, dat zy zich verbeelde nog fchoonder in haare gedachten te zyn, als de bekende fchoone Hclena! Doch ik kondc in haar zulk" een uitmuntend fclïoon niet vinden: Haare bleeke couleur en de Hoofdfchc Opfchik die zy hadden, deeden my haar met medelyden aanzien. Ik dacht in my zelve welk eenc Inbeelding moeten die Juffrouwen wel van hun zelve hebben ? Het flonkeren van haare vuurige oogen, gaf in my wel ras een denkbeeld, en ook ondervond ik zulks aan haare meer dan gemeenzaame Complimenten, met een vriendelyk lonkje verzeld, dat zy naanwe gemeenfehnp met verlcheide Heeren Officieren hadden. Ik wierd in dit myn denkbeeld niet weinig gefterkt, door haare Fierriteit die zy omtrent zeker jong Burger Heertje gebruikte, die hoe nsdrig hy zyn Compliment voor haar aflegde, naauwlyks aangezien wierd. ïk dacht in my zelve wat beelden die Stinhiejlen zich al niet in? Een vry fatzocnlyk Burgerzoon dan zy Burger Dochteren zyn, verwaardige zy niet eens te groeten! met deeze gedachten voortgaande kwam my een goede Vriend te gemoet, aanwienik het bovenflaande verhaalde, die daar over juist niet zeer verwondert was, dewyl hy my berichte, dat zy ai dikwils in hoop geleefd hadden, dat deeze of gcenen voomaame Heer, aan haare keetenen zou vast gekluisterd zyn geworden, dat haar tot nog toe mislukt is, maar wat zwaarigheid ? zy krygen voor 't gerief dat zy die Heeren doen, kostbaare Prefenten, waar door zy in ftaat geilek worden, om tot fpyt van Ijaare Meede Burgerdochteren, als Staat Dames, de  ( is ) de meeften tyd van den dag, Buiten haar Hof.te Pronk te ftann. Ik volvoerde vervolgens myne wandeling tot in een der Straaien van het Hof, daar ik nieede een opgefmukte Dame ontmoeten, uit wiens gelaat en Houding men wel haast haar Adel zoude kunnen befpeuren, even of zy (zo als op zekere Almanaks Prentje eenige Jaaren geleden, ten fpot geftaan heeft) met de Mosfel- of Knollen Wagen gekapt in 't hair, met een Zak aan, deftig uitgedost de ftraaten rond reedt. De opfchik die deeze Burger Dochter heeft, is zo buitengemeen Hoofsch, dat veele die ze niet in haar geflacht kennen, door haar Grootsch voorkoomen, wel eerbied zoude inboezemen. De Galantheid die zy bezit is de reeden , dat zy nog al van deeze of geenen Galante Heer, ter wandeling uitgenodigt word , dewyl zy zich nog wel met haar weten te vermaken, doch als dit gebeurt, kent zy geen Burgeren hoe ook genaamt; zy fteekthaar Kop in de wind en zet een Borst, als een Paauw vo jüit. 't Is jammer dat zo een Burger Dochter wiens Ouders nu eenige Jaaren geleeden in itaat verhoogd zyn, namentlyk van Winkelier een Koopman is geworden, hunne geliefde Dochter , zo eene ondraagelyke gekke Opfchik. hebben doen geven, die de Galante Coquetterye ten duidelykfte te kennen geeft, en dat ieder weldenkend Burger (en byzonder die haar kennen) van doet walgen. Ook vond ik op een van 's Heeren Straaten wandelende Twee Juffrouwen, die hoewel zy nedriger in hun opfchik zyn, als de reeds opgenoemde , egter dezelve in haar licht gedrag verre overtrofj zo als de Heer N***.die ik onderB 3 weegs  c 16- ) tteegs opgedaan had my berichte, daar ik myn toeiïemming greetig aan kon geven, zo dra hy my betuigde, dat zy geen een Heertjeaffloegen, als zv maar een Vies Wyn voor haar ten besten hadde. Hier maaken zy (vervolgde hy) ook vry veel gebruik van, door dien haar Moeder zulks toelaat terwyl haar Vader buitens Huis, voor zyn heerlyk Huisgezin de Kost won ; doch my wierd door'dien zelve Heer te gelyk bericht, dat haar Vader vry beter fentimenten heeft om zulks zyn Dochters niet toe te laaten , want indien hy het wist, zou hy ze gewis zo blaauw kloppen, dat a^s men ze van verre by een Smit, in zwart zyn befchouwde, men geen onderfcheid zoude kunnen zien. Noch verhaalde die Heer my, dat zich ook zeker Burger Juffrouw (een Meisje zo zagt of zy in 't Bondt gebaakert was) verre haar ftand in Opfchik te buiten ging, eengeboulioneerdeMuts, moest zy trots de belle draagen, fchoon haar , Motte gezicht, met haar fpitfe Neus 'er aardig uit kwam kyken, kortom, alles zeide Hy, moest na de uitterfte Mode zyn, fchoon haar braave Moeder haar zulks niet in Prenten, maar ge? duurig over beftrafte, doch dit kon niet helpen, zy verliet haar Moeders huis, kon zelfs al de Kost winnen, en geen wonder, zy had zo min zin om kuisch te leven, als een Kwakzalver zin heeft, om zyn eigen Brood verguizer uit te halen ; dit was de reden dat zy zich zeer Galant aanflelde, zo dat zy binnen kort een Meefleresfe in het Tuimelen genasmt wierd, doch dat fteeken van de Beijen bekwam dit Meisje niet al te wel, door dien zy hoe langer hoe dikker maar niet vetter begon te worden, tot zo lang hec  het opeens uitberffcende, een Pigmeéuwtje voof den dag kwam, een korce tyd daar na toen ons Juffertje weder herfleld wai, was zy weder geïyk te vooren, Eerlyk! 't geen de reden wa« dat zeker Heer haar iterk beminnende, eenweekelyks Penfioentje toeleide, daar zy met het geen 'er van de gaande en komende Man by koomt, i la Coquette van leeft. Dus discoureerende kwamen wy ongevoelig op eene laage Burg aangelant, daar wy elkander door 't zingen van Bly en my, dat 'er gedaan wierd niet verflaan konde, doch dit gejuil hield ras op, zo dat myn vriend zyn verhaal vei volgde : Ja zeide hy, geen Stalhouders Dochten fchaamen zich niet, fchoon haar Vader eer goed] beftaan heeft, en haar een Deugdzaame Opvoeding heeft gegeeven, om zich als Juffertjes van den Lichtentrand over al te laaten vinden, op Danspartytjes als anderzints, daar zy gemeenlyk in Coquetterye boven veele haar's gelyken uitmunten. Doch die Renomée hebben zy, dat zy zich zeer wel weeten te fchikken, naar de gang van *t werk, zoo als het fpreekwoord zegt,""want komen zy wat laat in den Nacht t'huisdaar geexren zy weinig om, alzoo de Kolt altyd de goedheid heeft, haar Avond Eeten gereed te laaten ftaan , tot de Dametjes t'huis komen, zoo dat zy na hunne gedachten een Heerlyk Leeven leide, vol van vermaak en wellultige Geneugtens. PS.  C 18 ) . PS. Tot naricht dient dat de Welgedresfeerde Juffertjes, waar van in 't voorige Blad van geiprooken is, hun thans fchuil houden onder eene Vruchtbaars Bogaart, met verkwikkelyke Vruchten , die zelfs het huis omringen, en groot voordeel coc haar beiïaan opleeveren. EINDE.