VER ZAMELING VAN AUTHENTIEKE EN ANDERE STUKKEN, BETREFFENDE DE ZAAK TUSSCHEN JOHANNES HENRICUS REDELINGIIUIJS AAN DE EENE, EN PIETER TAULUS E N REINIER LEENDERT BOUWENS AAN DE ANDERE ZIJDE; VOORZIEN VAN OPHELDERENDE AANMERKINGEN. De aanhoudende ramp, heeft dit goede ultwerkzel, dat gelijk hij geduurig marteld-, hi; eindelijk verhard. ~ Zodanig is de taal der Wijsbegeerte, en gelukkig is de man, die 't recht verkrijgt, van zig aan dezelv* vast te houden. — BOLINGBROKE'S Verhandeling over de Bailingfchap. Te AMSTERDAM, Bij P. E. B R I Ë T, in de Stilfteeg, mdccxcvi.  Ten bewijze der Waarheid, dat deeze Perzaneling va* S$ukken, voor de dood van den Burger Pieter Pau* lus, reeds ter Persfe was gebragt, heeft den Uhgeever de volgende voorloopige Verklaaring daarvan gegeeven, Copis Ik ondergetekende P. E, Brict, Burger es Boekhandelaar hinnen Amjierdim , certificeere bij deezen, dat den Burger joha nnes Henricus Rbdelinghuijs , op den i4den Maart mij cndergefchreevene in handen heeft gefteld, het brgin deezer Verzameling van Authentieke en andere Stukken, en dat hetzelve op dien datum, door mij ondergetekende ter Drukpersfe is gebragt ; bereid zjjr.de des gerequireerd wordende, deeze declaratie in een Notarieel Inftrument te willen veranderen, en met folemneelen eede te fiaaven. In teken der waarheid, heb ik deezen eigenhandig gndertekend, binnen Atfteraaun den 30 April 1706. (Was ga.) P, E. BRIE T.  AAN DEN LEZER, jjjindelijk treede ik, met al den moed van een Republikein, met mijne aangekondige Verzameling van Stukken, te vnorfchijn. Geene huivering bevangt in het oogenblik, dat ik dit jchrijve. Geene vrees doet mij aarzelen aan de Heilige Waarheid, die zuivere en ongekunjlclde hulde te bewijzen, die een eerlijk Burger haar verfchuldigd is. Ik ftelle mij voor de echtheid der bewijzen daarin aangevoerd, verantwoordelijk. Ik vreeze niemand, dan die onzichtbaare Macht, die mijnen veder beftierd, terwijl ik dit fchrijve. ïk heb eerbied voor de Wetten , die aan den onderdrukten befcherming verleenen, en ik gevoel de zuiverfte hoogachting voor alle Wettige Machten, die deeze wetten niet alleen handhaaven, maar ook zelve eerbiedigen. Alle andere Wetten en Machten, die niet onderichikt zijn, aan dit voornaam beginzel, van rechtvaarvaardigheid, verachte ik! — Zie daar mijne Burgerlijke Geloofsbelijdenis, hoe zeer ik ook een vijand ben, van alle politieke Geloofsbelijdenisfen. * 2 • Dat  ÏV AAN DEN LÉZER, Dat men, na dit ft uk met onzijdigheid ge'eezen te hebben, ook ophoude mij- te lasteren! — Te lasteren buiten eenige noodzaaklijkheid, te lasferm, wanneer wij maar eenigzints düor de „ waarfihijnlijkheid gelogenjiraft worden , is onëdJmoedig, is ééne daad van onrechtvaardigheid, — is e'éne daad, die het characler van een braaf ■man bczwalkt, — ja maakt aan den Patriot, dien eer tijtel, op welken hij zo veel roems draagd, onwaardig! — Maar, — te lasteren, ondanks de overtuiging dat men laster d! — of liever, ter kwaader trouw te {asleren, *r dit is het bedrijf van Schurken! Men helt mij, zo in 't duister, als openbaar . befchuldigen , dat het mij eeniglijk om een ampt te doen waare, en dat wanneer men mij daar mede geholpen haddo, tk mijne zogenaamde ke gin ze'en, wet zoude hebben laaten vaar en; — welk eau onzekere gisfing ! welk eene onrecht' Vaardigheid! Zei bet onbewinpeld gij allen, die vxij daar mede ben 'jd' hebt, heb ik immer de weg bewandeld, om tot een. Ampt te geraakeu?— Neen; vuile J,a teraars! dan had ik een ander fpoor kunnen infiaan! ■ dan had ik uwe voetftappen moeten drukken f want zijt gij verwaand ge- poeg van u te verheelden, dat de middelen, om in gojrinnge gevajlen , een verachtelijk fortuin te $ope;h , ajieen aan u bekend zijn ?- — Op deeze Wijs,  AAN DEN LEZER. V wijs, moord gij ' ondertusfchen een man, die ten allen tijde uit de zuiver/le grond-beginzelen gehandeld heeft, — dit weet gij! en nog kund gij over uwe uitgebraakte lasteringen, een hclsch genoegen jmaaken! hoe onverbeterlijk moet uw hart dan niet zijn! u derhahen van mijne waarachtige gevoelens te over reeden, zou de Moriaan gejchuurd zijn; maar ik fel er eene verdiende in, mij bij 't eerlijk publiek, van nader bij te doen kennen ; ik doe dit echter met weerzin , maar gij Lasteraars !■ noodzaal t mij er toe; luisterd dan met aandacht, naar 't geen ik u zeggen zal. Ik heb het Secretariaat van de algemeene Vergadering der Wijkvergaderingen te Amfterdam, met een Jaargeld van f 1500:- van de hand kunnen wijzen, om dat eenige weinigen in die Vergadering mij verdagt hielden, — (of zig gelieten mij verdagt te houden , om hunne eigene oogmerken te bereiken, —) dat het mij eeniglijk te doen waare, om dit Jaargeld magtig te worden! Deeze lasteraars nu, moest ik door mijne wijze van denken, tot zwijgen brengen. Ik bedankte voor de voorloopige keuze op mij gevallen; en den verdie>:ft'elijken Burger Bosch, thans Lid in de Nationaale Vergadering, nam den post aan, tot welken men mij, met geene algemeene Stemmen had willen benoemen; dit verlangde ik, om dat de 65 Wijk - Vergaderingen dit aan mij * 3 nr*.  VI aan den lezer. verfchuldigd waar en, daar ik hun meêr dan vier maan" den, met opoffering van mijne rust, en huifelijke heldngen, als eerften Secretaris , voor niet gediend had; —- al het vermoeiendfchrijfwerk, dat vervolgens na de tekening der Wetten, en de verkiezing eener nieuwe directie, tusjchen de twee Secretaris/en , en Gefalarieerde Clercquen verdeeld wierd, moest , geduurende deeze vier maanden, door mij waargenomen werden, — dan genoeg hier van» Daar ik ondertusfchen vooronderflelle, dat zommige mijner lézers verwachten , geheel andere zaaken in deeze aangekondigde Verzameling van Stukken te zullen vinden , dan waarmede ik hen reeds bij den aanvang vermoeie, — zaaken! hun diepen ernst, en aandacht waardig, —. zo moet ik hen verjchooning vraagen , over deezen kleinen uitflap, die, (ik bekenne het) misfchien ais beuzelachtig kan befchouwd worden; —•— maar ik zou vermijd hebben, van deeze gebeurenis, eenig gewag te maaken3 en daarmede hun juist oordeel te beledigen , waare het niet, dat ik door Lasteraars, daartoe gedrongen wier de. De zodanigen, zullen zig echter, wat mijne Verzameling van Stukken zelve betreft, niet bedrogen vinden. Ik wende mij daarom nog met eenige -weinige regelen, tot u fchepzels zonder beginzels! Om dat gij mij tracht te vernederen, en mijn charatler , welk boven uw bereik is, te bezwalken. Het  AAN DEN LÉZE R. vu Het Vaderland, is een flachtnffer van Tiet willekeurig gezach, befcherming Jchuldig; ■ dit denkbeeld heeft zig te diep in mijnen geest geprent, en ik vinde in hetzelve, te veel troost voor mijne beginzelen, dan dat ik de Revolutie van 1795, zoude willen ontheiligen, met de beledigende gedachte, dat een braaf Republikein, in het Bataafsch Gemeenebest, nodig zoude hebben, zijne gevoelens, naar de omflandigheden des tijds, te veranderen! ■— let wel,. Las te raars! naar de omftandigheden des tijds te veranderen! Maar, heeft men mij belasterd, men heeft mij ook recht gedaan! getuige daarvan het adres, door de Amfterdamfche Wijk - Vergaderingen en Bataaffche Clubs, aan de Provifioneele Reprefentanten des Volks van Holland, op den 14 December 1795 overgegeeven. Ik danke u, braave Vrienden! Ik danke u, hraave MedeBurgers en Stadgenooten l voor de taal van uw hart, in dat adres ten mijnen opzichte gebézigd. JSiettegenftaande ik op de fchandelijkjle wijze door ds Pcrfoneele Commisfie tot de Zaaken der OostIndifche Maatfchappij mishandeld was, had gij moeds genoeg, aan Hollands Provifioneele Reprefentanten te kennen te geeven: dat ik uwe achting en hunnen aandacht waardig waare; dat liefde tot mij, uwlieder zielen vervulde; ■ . en dat hoogachting en erkentenis voor mijne ge-  vilt AAN DEN LËZER. getrouwe en belanglooze dienften, u het tot eenen plicht maakten, U voor mij in de bresfe te ftellen! - (*) Jmflerdam, fletf en Broederfchap f den 28 April 1796. Het tweede Jaar der j REDELINGHUIJS. Bataafjcht Vrijheid. J 0 (*) Zie in deeze Verzameling van Stukken, pag. 95, tot ÏOO. VER*  VERZAMELING STUKKEN. C3nmicidelijk na de omwenteling van het laatst verloopen jaar 1795, — eene omwenteling waarvan de beste Vaderlanders nog de heilrijfclle gevo'gen verwachten! was het, dat den Burger jöhannes Hen~ ricus Redelinghuijs , bezettende zijne verplichting aan het Bataafsch Gemeenebest, goedvond, do ir middel van verfcheide Couranten , en onder a ideren die, welke onder het oog der Regiering binnen de Stad Amflerdam, uifgegeeven werd, zijne committenten in de Volkplanting van de Kaap de Goede Hoop, in deezer voegen aan te fpreeken: A VRT- V A N  C » ) WITHEID, GELTKHEID, BROEDERSCHAP. Jan de Burgers van de Kaap de Goede Hoop. BÜRGERS van mijn ongelukkig VADERLAND! Het is in de hoedanigheid van uwe Gecommitteerde , dat ik een aampraak , op den afftand van ruim eo^o mylen aan U doe. — Met onzen Medeburger Baïend Hendrik Tante, in den Jaare 1779, de bewerker der eerfte revolutie in mijn Vaderland geweest zijnde, heb ik moeds genoeg, U dit thans te ontdekken, en mij door deeze aanfpraak, andermaal bloot te ftellen, aan alle de gevaaren, welke mij deswegens dreigen! Verraaden door uwe Reprefentanten , aan wien gy de behartiging uwer belangen had toevertrouwd, moesten uwe Gecommitteerden en Gij, de flachtoffers worden der heerschzucht, van eenige weinige Grooten in de Hollandfche Republiek , bekend onder den naam van Bewindhebberen der Oost-Indifche Maatfchappije. — Aldus vernederd en kleinmoedig gemaakt, hebt gij uwe Medeburgeren, door U zelve afgezonden , en daar onder mij , aan hun lot durven opofferen! — hebt gij uwe heiligfte plichten kunnen vergeeten, en hen tegen uwe plechtigfte verbintenisfen aan, ten prooije van den honger en den dood durven ftellen ! — In deezen toefland befpot, befchimpt en op allerleie wijzen mishandeld, door laage en veragteh'ike zhlen, die de deugd des eerlijken mans , ten allen tijde , na de hoeveelheid zijns gouds, hebben afgemeeten, — heb-  C 3 ) hebben uwe Gecommitteerden echter hunnen plicht gekend; — nimmer hebben zij in hunne Republikeinfche grondbeginzelen gewankeld , fchoon het hun voor de beruchte omwenteling van 1787, mogelijk zij geweest, zig over de trouwloosheid uwer Reprefentanten en hunne Committenten, door liet terug zenden hunner Commisfie te wreeken , en daar mede een veragtelijk fortuin te koopen! — Aanuezogt door een Bewindhebber van 't vijfde Departement, met naame Salomon Adriaan van der Hoop, tot dien verachtelijkéfi itap , hebben twee uwer Gecommitteerden het voordel met verfmaading kunnen verwerpen , en hun Int durven afwagten. (*) Ik heb mijne waarde gekend, - kenne die nog — en durve des all rwege de eerloos uid tarten.' — Maar hebt GIJ, mijne verbijsterde Land» genooten! moeds genoeg, mij na te volgen? —. Welaan, verbrijzeld dan de ketenen, aan welke gij zekert het begin der Volkplanting , hebt gekluisterd gelegen! — Gev eld ook uwe waarde, en ij zult Menfdien gij zult VRIJ ZJN! Trots op mijne verwandfehap aan het Franfche Volk. als afllammende van die groote zielen, die na 't verl-.r.eken van '1 EJiCT: van Nanr.es, in denjaare 1633 , liever hun Vaderland wilden veriaaten, dan hun ie vrije halzen te kromm-n, o.ider den despo'il'.hen voet van Lodewijk de XIV, — kan ik U zegï^n,^dat dit grootmoedig Volk, in dit oogonblik meester is van den wiiiekcurigen arm , welke U meer dan anderhalve Eeuw geduisterd hield! — dat (*) Jthmnes Henrkus Redelinglmijs en Jihames Augustus Brester' A 3  C 4 ) dat het meester is van dien drom van Fielten, bekend onder den naam van Bewindhebberen; kortom : dat door de zegenpraalende wapenen der vrije Franfchen, het monfter der dwinglandy in .onze Republiek neêrgeveld is! — dat zij op den 19de Januarij deezes Jaars , hunne plechtige intreede in deeze Stad gedaan hebben, en dat zij in onze Republiek gekomen zijnde, als onze Verlosfers, de Natie helpen zullen, in het daarftellen van eene Regeeringvorm, die het groot oogmerk kan bevorderen, welke onzen goeden en algemeenen Vader gehad heeft , toen hij zijn redelijk Schepzel het aanzijn fchonk! — VRIJHEID, GELIJKHEID en BROEDERSCHAP, zijn de Gefchenken, welken wij van onze zegevierende Verlosfers ontfangen! — Grootmoedig Volk! GIJ! die het Plan DES EEUWIGEN , op eene luisterrijke wijze, hebt durven ontwikkelen ! ontfangt van uwen Medeburger die dankbaare erkentenis, welke zijne borst doet gloeien ! — ontvangt van hem , de vernieuwing van den Ecdy welke hij éénmaal aan de zaak der Menschheid heiligde, VAN VRIJ TE LEEVEN OF TE STERVEN! En gij mijne Landgenooten! onderdrukt, en door het willekeurig gezach ongevoelig gemaakt, en van de deugd afgedwaalde Burgers van den Afrikaanfchen uithoek! verheft uw hoofd , gevoeld uwe waarde, — gevoeld dat gij Menfchen, dat gij het zedelijk eigendom van DEN ALMAGTIGEN, en van geene Regeering zijt, en gij zult VRIJ zijn! — verzekerd U van uwen Gouverneur, — uwen zogenaamden po* litiquen Raad, — de Leden der Juiïitie, en uwe Geconftitueerdens , die onder den naam van Repre- fen»  ( 5 ) fentanten, U en ons verraaden hebben, en befchikt bij voorraad over uwen Regeeringsvorm , tot dat de Hollandfche Republiek in dezelve zal voorzien hebben; — blijft getrouw aan dezelve, en verliest in uwe fchikkingen niet uit het oog, dat gij eene Volkplanting bewoond, die befchermd kan worden door twee edelmoedige Natiën; -—- werpt U dus nooit in de armen van een trouwloos Volk : — de Engelfchen hebben in het tijdvak welk wij be« leeven, ondanks de grootfpraak eeniger Patriotfche Kwakzalvers onder hen Ceenen Stanhope uitgezonden) getoond, dat zij niets in 't oog hebben, dan moord en verwoesting! ■ Wagt U dus voor hen, en hunnen aanhang ; want daar wij weeten, dat uw tegenwoordig Gouvernement, gelijk de geweezene Staaten dezer Republiek , aan de inzichten van 't Engelsch Ministerie verbonden zijn , zult gij dienen te waaken, dat uwe Volkplanting niet de prooije haarer roofzucht worde! — Uwe achteloosheid of onverfchilligheid in deezen, zal U bij het Franfche en Hollandfche Volk verantwoordelijk ftellen, wanneer de Volkplanting door de zegevierende wapenen deezer beide Republieken, zal moeten heroverd wor Vreest ondertusfchen niet voor de magt van eenen onzinnigen Stadhouder; — Hij heeft reeds de wijk naar Engeland genomen , na alvoorens in de Staaten Vergaderingen, zijne waardigheden neêrgelegd te hebben. En om U, waarde Landgenooten ! van dit alles op de fpoedigfte en kortfte wijze te onderrichten, heb ik geen andere weg gekend, dan die de puA 3 blie-  C 6 ) büeke Papieren mij aan de hand gaven; — ontvangt dus met erkentenis de raad van Uwen Medeburger J. II. Redelinghuijs. Arofterdam den 21 Januarij 1795. Het eerjle -jaar der Hollandfche Vrijheid. DECLARATOIR, van den Maire der Stad Amfterdam, den Burger c. w. visschek, omtrent het bovengaande ir.uk „ Ik vin de geen zwarigheid, dat dit ft uk in de Stads Courant, met den naam van den Autheur 7} geplaatst worde.'''' Cwas getekend) c. w. VJSSCHER. (ter zyde ftond) Maire. Amfterdam den 31 Januarij 1795, D.»;) lezer zal ondertusfchen opgemerkt hebben, cd; c.eeze Aanfpraak in de Courant der Stad Amfterdam, op gezach van de Maire deezer Stad, den Burger Carel fVouter Visfcher, is geplaatst geworden. Dan, den Burger % H, Redelinghuijs, oordeelende, dat zijne plichten als Bataaf van hem vordtnien., het bij deeze Aanfpraak aan zijne Landgenoöteö, niet te moeten laaten berusten, verzond * op den 13de Maart 1795, aan de provifioneele Re-  7 ( 7 ) prefentanten des Volk van Holland, en dit wel onder het prsfidium van den Burger Pieter Paulus, de volgende MEMORIE, evifgegesven door en van wegens den ondergetekende, als Cecommitteerde der Burgertje van de Kaap de Goede Hoop , bij de Staaten Generaal der Ver'èenigde Nederlanden , aan de Provifioneele Repris* fentanten des Volks van Holland. Burgers Representanten ! Daar de oogenblikken ter redding van het Genieenebest, u , en elk Bataafsch Republikein dierbaar moeten zijn, zou het eene misdaad weezen, indien ik in de hoedanigheid van Reprefentant der Burgerije van de Kaap de Goede Hoop , niet ter uwer kennisfe bragt, eenige zaaken, welke al den aandagt uwer Vergadering zullen dienen bezig te houden , ten einde door de wijsheid uwer maatregelen, en door uwen invloed ter Generaliteit, of op de algemeene Reprasfentanten van het Bondgenootfchap in 'sHage , te verhoeden , dat deeze Volkplanting, door de poogingen van een heerschzugtigen en veroverzieken nabuur, aan de Bataaffdie Republiek , zo niet voor altoos verboren , ten minften , in het tegenwoordig tijdftip, geheel nutteloos gemaakt worde. En wat zou mij wederhouden , onbewinpeld , en in 't aanzien der geheele natie , de magt. der Provifioneele Reprefentanten van 't Volk deezer A 4 Pro-  ( 8 ) Provincie inzonderheid , (wiens oppergezach op de edeJmoedigfte wijze, door hen zelve is erkend geworden) in te roepen, ten einde ook mijne onderdrukte medeburgeren te befchermeu? — Niets ó mijn ongelukkig, en door uwe eige moeder te lang mishandeld Vaderland ! zal mijnen moed beteugelen ! — ik heb, geduurende de zegepraal van het willekeurig gezach, den dood kunnen trotzeeren , om den troost te behouden , van onwrikbaar irl mijne republikei lfche beginzelen gebleeven te zijn , — en, zou mijnen moed zig niet verheffen, daar ik de zaak der Menschheid , en niet een gebrekkig Patriottisme , ook in de Bataaffche Republiek zie triumpheeren! Burgers Repraeièntanten ! door deeze beweegrederen, en door deeze grond beginzelen geleid, is het dat ik mij met de. vrijmoedigheid van een waar Republikein tot u wende, om u te herinneren, en verder te vertoonen: Dat ik in den jaare 1785, op eene behoorlijke qualificatie, wier deugdelijkheid, door het herftelde vvdlekeurig gezach in 1787 zelve , nimmer heeft kunnen betwist werden , met en nevens de Burge. ren Marthinus Adrianus Bergh, Johannes Roos, en Jobaknes Augustus Bresier , van wegens de onderdrukte, en tot wanhoop gebragte Burgerije van de Kaap de Goede Hoep, ben afgezonden geweest ten einde de Staaten Generaal} als toen ter tijd Vertegenwoordigende ce Souvereiniteit der Bataaffche Republiek over alle derzelver Generaliteitslanden , met al den nadruk, dien het gewigt der zaake vorderde, te vertoonen, hoe zeer hun on- ge-  C 9 ) gelukkig en geteisterd Vaderland , door het gemis Van f'imdamenteele wetten en inifïfliugén , waar! door het gezach en de wederkeerige verplichting van de regeerders aan de eene zijde, en van de ingezetenen aan hun beduur onaer^or^en , aan den anderen kant, hadden kunnen bepaald, en oj een duurzaamen voet gevestigd worden , in weérWil van herhaalde klachten, en laatdelijk in den jaare 1779, gedaan aan het heerschzu.;tig, gevvel iaadig en daarom haatelijk beihuir der Oost-Indifche Maatfchappije, alhier bekend onder den naam van de Vergaderinge van Zeventienen, - echter langer dan anderhalve eeuw, had moeten verftrekken ten prooije van den gouddorst en den roofzurht der naastbedaanden en gundHingen van Bewindhebbren deezer Maatfchappije , en andere zogenaamde grooten in de Hollandfche Republiek, naastbeftaanden en gun delingen , die alhier in Europa," hun vermogen en hunne eer op de fchandeliikfta wijze verfpild en vernield hebbende, door deeze veragtelijke Bewindhebberen naar de Oosterfche Volkplantingen der Republiek, in de aan zienlijk de Regeerings.posten gezonden wierden, om aldaar door moord en phmhring iiun zogenaamd fortuin te verbeteren! — gelijk hier van verfcheide voorbeelden zouden aan te haaien zijn , dan omtrent welke voorwerpen ik mij thans maar eeniglijk bépaaien zal , tot zekeren Blanlenftein , geweezene Koster te Groningen, die aldaar zijue Kerk bedolen hebbende, door het bewind der Oost-Indifche Maatfchappije, waardig geoordeeld is, een aanzienlijke Regeerings.post in eéne van de didriften A ' der  ( io ) der Volkplantinge te bekleeden ! Burger-Reprsefentanten! dat mer^raij ter verantwoording roepe, zo ik hier aan de waarheid ^ geene plichtmaatige en Godsdienftige hulde doe! Dat Bewindhebberen ondertusfchen , ziende het voornecmen der Burger • Gecommitteerden, op al. lerleie wijzen getragt hebben, derzelver Commisfie bij den toen vermeenden Souverein te veriedelen , zo door laaghartige en kruipende poogingen bij den» zeiven, als door veragtelijke zijdelingfche voordellen , door middel van één hunner, aan deeze Burger-Gecommitteerden gedaan, indien zij wilden afzien van den last hen opgedraagen. Dat onder dit misdaadig aanzoek, den eerstgenoemden afgezondenen Marthinus Adrïanus Bergh, volgens zijn' eigene getuigenis, zijne plichien die hij aan de Burgerije , door een plechtigen eed geheiligd hadde, heeft konnen vergeeten, en zig verbinden aan een beduur, welk hij voorheen veroordeeld had in eenige adresfen , door hem zelve in 'ï laatst van 1784, aan de Kaap de Goede Hoop ontworpen , en van daar door hem, aan den toen vermeenden Souverein afgezonnen. Dat hij Marthinus Adrïanus Bergk, om aldus het doel der Oost-Indifche Maatfchappije te bevorderen , en daarmede zijn eigene zogenaamde grootheid te vestigen , zig bevoegd heeft geacht, in een advertisfement. geplaatst in de Leydfche Courant van den 26 December 1785, de klachten der Kaapfche Burgerije , tegen het beduur dier Maatfchappije , openlijk te verklaaren voor ongegrond, onwettig, en als aanloopende tegen de zogenaamde  ( u ) de voorrechten , door den voormaaligen vermeenden Souverein aan dezelve afgeftaan. Dat de prijs voor deeze eerlooze daad zoude ^geweest zijn , het Independent Fiscalaat, een monfter in het Gouvernement der Kaapfche Volkplantinge , als zijnde een post , welke den bezitter de magt geeft , om naar willekeur te befchikken over de perfoneele veiligheid en de eigendoTimen van derzelver ingezetenen , en denzelven in den jaare 1785, een jaarlijks inkomen verfchaffeude, van omtrent ƒ 80000 :- Dat alle de poogingen , door denzelven Marthi-, inss ttdritfnus Bergh in 't werk gefteld, om dit ambt, tegen den hem opgedraagenen last , hier te Lande, als een noodzaakeh'jk vereischte in het beftuur der Volkplantinge te doen in aanmerkinge komen, en zijne eigene bekentenis , van éénmaal deezen post geambiëert te hebben , genoeg bewee-. zen hebben , dat. dezelve het loon zijner verraderije moest zijn; — dog dar ééne op bovengemelde adverüsfement gevolgde declaratie , door zijne mede gecommitteerden in de Zuid hollandfche Courant van den 2 Januarij 1786 gedaan, waarbij oen» zeiven Marthinus Adrïanus Bergh aan den toenmaa» ligen vermeenden Souverein , als een openbaare meinëedige en verraader zijner medeburgeren aangeklaagd wierd , zekerlijk eene verandering in de aan de hem gedaane beloften zal hebben te weege gebragt. Dat deeze te leur iielling hem Marthinus Adriamts Bergh. dermaate verbitterd heeft , dat hij ze. dert de affchuuwelijke Staats-Omwenteling van 1787»  C « ) 1787 , zig heeft konnen verbinden aan alle zoge* naamde Gelderfche en Hollandfche grooten , als welken allezints getoond hebben, niets vuuriger te wenfchen, dan hun Vaderland op eene fchandelijke wijze, aan het Britfche rijk onderworpen te zien. Dat de wraak, welke hij zedert dat noodlottig jaar gekoesterd heeft , zig meêr en meer door zij» nen haat tegen de beginzelen van het Franfche Volk, en tegen alle Revolutionaire poogingen heeft ontmaskerd, in zo verre zelfs, dat hij zig niet ontzien heeft, van tijd tot tijd, openlijk zijne verkleefdheid aan het Engelfche Ministerie te betuigen , en te ftellen boven de plichten, welke hij omtrent het Bataaffche Volk te vervullen had; waar uit volgt, dat hij niets vuuriger heeft konnen wenfchen, dan zijn Vaderland, bij eene aanftaande Revolutie der Hollandfche Natie, in Engelfche han. den te zien. En laatftelijk, dat hij Marthinus Adrïanus Bergh, om zijn doel te bereiken , en zig daarmede aan de Bataaffche Republikeinfche partij te wreeken, niets . onbeproefd heeft gelaaten , als pasfagier naar de Volkplantinge te rugge te keeren , gelijk hem dit ook ten deele gelukt is, en verder gelukken zal, indien de Reprcefentanten des Hollandfchen Volks, gebruik maakende van de hun provifioneel toevertrouwde magt, niet alles aanwenden, om, waare het mogelijk, zijne heillooze bedoelingen, door fpoe> dige en wijze maatregelen te veriedelen. Aldus aan 't Engelsch Ministerie verpand , en njet den geest eener tegenomwenteling, ten voordeele van Willem den Vijfden en zijnen aanhang bezield,  ( 13 ) zield , is het; dat Marthinus Adr'wn.ts Bergh, in eene der Britfche Zeehavens, op het Oost Indifche Schip Oosthuizen gereed ligt, om naar zijn vaderland te ftevenen. Burgers Reprasfentanten! ik klaage den verraader dus openlijk bij u aan, en bezweere u bij het heil des Vaderlands, door fpoedige en cordaate maatregelen, voor het behoud der Volkplantinge te waa. ken; — zo zijne aankomst aldaar niet voorgekomen worde, zal men te laat ondervinden, dat het gevaarlijke van zijn charafter , zijne talenten , en zijnen invloed op den geest van veelen zijner me. deburgeren van dien aart waren, dat zij het verlies van eene der gewichtigfte bezittingen der Republiek, konden naar zig fleepen! — Voorlopig heb ik in de betrekkinge waarin ik tot de Burgerije van de Kaap de Goede Hoop ftaa, eene aanfpraak tot haar gerigt, op gezach van den Maire der Stad Amfterdam , op den 5 Februarij laatstleden , in deeze Stads-courant doen plaatzen, ten einde mijne ongelukkige landgenooten, van het hun dreigend gevaar te onderrichten; — dan, Burgers Repr;efentanlen ! wie uwer gevoeld niet net zwakke deezer welmeenende pooging , zo dezelve niet ter Generaliteit, door de wijsheid uwer maatregelen, onderfchraagd worde! — Eene Commisfie roet de Souvereine magt des Bataaffchen Volks bekleed, met een thans alhier te Amfterdam gereed liggend Amerikaansch Schip fpoedig derwaards gezonden, zou mijns bedunkens, veel tot het behoud der Volkplantinge konnen toebrengen; en daartoe biede ik u, Burgers Reprefentanten! mijn per-  perfoon aan; — geene gevaar en zullen mij, wanneer ik. nevens- eenige andere Burgeren daartoe gecommitteert worde , affchrikken , om eenen last ter uitvoer te brengen, welke mij tevens de gelegenheid verfchaffen zal , om u , en alle Repuhlikeinfche Ingezetenen van het Bataafsch Gemeenebest, van mine hartelijke1 verknochtheid aan hunnen roem en voorfpoed ten vollen te overt' igen, — En wanneer omtrent dat gewichtig (luk ter Generaliteit, of ter algemeene Vergadering in 'sHage, eenig gun (lig befluit mogt genomen worden, zou men tevens Bewindhebberen der Oost-Indifche Maatfchappije alhier konnen aanfchrijven , van het bovengemelde Aaierikaansch Schip, nog eenige wecken te doen vertoeven , ten einde een zodanige Commisfie van eene behoorlijke inftructie te voorzien. (was getekend) J. H. Redelinghuijs. (ter zijde flond) Amfterdam den 13 Maart 1795. Het eer ft e jaar der Bataaffche- Vrijheid. Dee2e Memorie werd daarna , met uitzondering echter van de periode , dat den Burger J H. Redelinghuijs, zich zelve aanbood, om in Commisfie naar de Volkplantinge gezonden te worden , ten ein le dezelve voor het M >e Ierland te behouden , alhier te Amfterdam uitgegeeven door den Burirer' P. E, Briït; dit werd vermijd, om ó oranje fa&ie in ons Gemeenebest, geene gelegenheid te geeven , deezen maatregel van Hollandsen Provifioneele Repte-  ( 15 ) prefentanten , zo zij hadden kunnen goedvinden dezelve tot behoud der Volkplantinge in het werk te ftellen, te verïedelen; - en den Burger Kedelinghuijs heeft altoos geoordeeld, dat hij, niet dit niet onder 't oog vai het publiek te brengen, als welmeenend vaderlander handelde. Voor 't overige werd voor deeze gedrukte Memorie, het volgend voorbericht aan den lezer geplaatst: „ Uit het dagblad der Vergadering van Holland van den iode Maart laatstleden, gezien hebben- de, dat de Memorie door mij, als één der Ge„ deputeerden van de Kaap de Goede Hoop , eenige dagen te vooren, aan den Preiident deezer Ver„ gadering gezonden, in dezelve ter tafel gebragt, ,, geleden, en vervolgens is gefield geworden in handen van het Committé tot de zaaken van de „ Oost-Indifche Maatfchappij, zonder dat men ech„ ter had kunnen goedvinden , dezelve in het ge„ noemde dagblad te plaatzen; — en terwijl men „ mij dit heeft doen opmerken , en daarbij te ken„ nen gegeeven , dat het Republikeinsch Publiek „ deezer (laJ inzonderheid, hartelijk verlangde, dit ,, ftuk ééns zelve te konnen beoordeelell, — zo heb ik niet konnen vermijden, aan dit verlangen ,, te voldoen» „ Dan, ik heb voor mij zelve , nog eenige an„ dere redenen, welke mij noopen, dit ftuk onder „ 't oog der Natie te brengen: — de commisfie,, der Gecommitteerden van de Kaapfche Burgerije, „ is nog niet ten einde geloopen ; — den (teller ,, van het dagblad, (chijnt zig dus vergist te heb»» ben, met in hetzelve melding te maaken, van. „ hun-  C 16 ) hunne Commisfie vóór den Jaare 1787; — daaren- bbven : als geboren Burger der Kaapfche Volk,, planting , en die dus door eigen ondervinding ,, ééie vergelijking maaken kan, tusfchen het Des„ po:isme daar het Vaderland zo lange mede ge,, worfteld heeft, — en dat , waaronder den /ifri. „ kaanfchen uithoek nog zucht, gevoel ik tegen ,, het beftuur der Oost* Indiiche Maatfchappije, ,, dien onverwinlijken afkeer, die mij na de ver- nietiging deezer gedrochtelijke heerfchappije , als ,, zijnde een imperium in imperio , of eene opper- maat in eene oppermagt, op de vuurigfte wijze ,, doet wenfchen; — iets dus toetebrengen , om het beftuur deezer Maatfchappije , die billijke „ diepe verachting te doen wedervaaren, welke zij ,, bij alle eerlijke lieden verdiend, befchouw ik als „ een mijner heiligfte plichten 1 ,, Ach ! dat men in de Bataaffche Republiek, „ thrns , daar de rechten van den Mensch toch „ éénmaal in dezelve erkend zijn , ook ééns het ,, haatelijk denkbeeld laate vaaren, da* haare Vo'k„ plantingen moeten dienen, om tegen het plan des „ eeuwtT3en, of ten koste der eeuwige rechtva^r,, digheid, eenirii/k het handeldrijv-nd belang der ,, Naeie te bevorderen; — dat men voor eeuwig „ uitroeie , het toeh maar al te diep ingeworteld „ vooröirdeel , dat de Volkplantingen bewoond „ worden, door wézens, die geen aanfpraak maa„ ken mogen op de verfijnde l^uropeefche billijkheid. ., De tijden der vc-fchalkinge, en der eerlooze ,, logen , verdwijnen allengskens , en eerlang zal „ men het helder licht der reden, tegen alle de woe-  C t? ) li woelingen van het vuig eigenbelang , ook haare ftraalen zien verfpreiden in die Volkplantingen der Europeefche Natiën , alwaar den dégelijker» „ mensch , door een groot gedeelte hunner, tot ,, heden toe, niet meerder dan als eene Koopwaar ,, werd geacht! — Men wil in dit verlicht Wae,, relddéel vrij z:jn; — meri vervloekt in hetzelve, jj op gronden van rechtvaardigheid de tirannie der ,; Koningen; -— en de handen dier Vrijheid-ade„ mende veroveraaren in de beide Indien, druipen ,, nog van Menfchenbloed! — Welk eene haatélijke tegenftrijdigheid! - ,, Beïcverd U derhalven , vrijheidlievende Bata,, ven ! waarlijk edelmoedig te zijn; 'en aldus het ,, verwijt te ontwijken, dat eenen Raijnal, fpree,, kende over de tirannie der Europeaanen in de „ beide Waerelddeelen , en dus ook van die, wej,, ke door U bedreeven wierden, met zo billijkheid ,,, uitboezemde , en hierop nederkomende : Bar,, baarfche Euroiïeaanehl de Luister uwer bedrijven, ,, heeft mij de oogen niet 'verblind, — de gelukkige ,, uitjlag vah .dezelve», hebben hunne ongerechtigheid ,, voor mij niet verborgen gehouden; — dikwerf heb „ ik mij in mijne verbeelding bègeèven op u;vc fchè,, pen , welke u na deeze afgelegene gewesten voer„ den, doch een getuige geworden zijnde van uwe eü* „ veldaaden , heb ik mij van U afgezonderd; — ik heb de wapens tegen U opgevat; — ik heb mijne j, handen tn uw bloed gewasfchen! Dit bei ui ge ik ,, plecutigiijk , en indien ik een-oogenblik ophoude, U aan te zien , als zo veele wolken van hongerige „ en wreede gieren , met even weinig zedelijkheids  ( 13 ) „ en gewêtens als deeze roofvogels , mogt dan mijn „ werk , mogt dan mijn nagedachtenis , indien het „ mii geoorloofd zij, te hoopen eene nagedachtenis te „ zullen nalaat en, in de uit erft e ver acht inge komen, „ en een voorwerp van vervloekinge wotden!" — Maar neen! Vrijheid en Gelijkheid, zullen op „ den zuchtenden Aardbol, niet langer idiaalen „ zijn , en voornamelijk zullen zij het niet zijn, in die Gewesten, daar de Wetten van het edel„ moedige Bataaffche Volk, hunne zachte heer„ fchappij voeren zullen.'" — Heil en Broederfchapi J. H. Redelingiiuijs. Amfterdam den 10 April 1795. Het eerfte jaar der Bataaffche Vrijheid. Uit dit Voorbericht zal den lézer opgemerkt hebben , dat de voorfchreeve Memorie wierd gefteld in handen der perfoneele Commisfie tot de zaaken der Ü9st-Indifche Maatfchappije , ten einde de Vergadering van Holland daarop te dienen van bericht; — dan nimmer is den Burger Rcdelinghuijs wegens zijne belanglooze en vaderlandlievende aanbieding gehoord geworden; — en dit verzuim word door denzelven befchouwd, als één der voornaame oorzaaken van het verlies van de Kaap de Goede Hoop. Immers , daar men bij het provifioneel Beftuur van Holland onderftellen moest, dat hij het vertrouwen zijner medeburgeren, als hunnen Gecom- rnit-  C 19 ) mitteerden bezat, en dat men a£ti hem , evett om die qualiteit en dat vertrouwen, eene locaale kennis Van zijn Vaderland niet betwisten kon , had men dien Cokmist op eene andere wijze , dan met een verfinaadend flilzwijgen dienen te behandelen; —daarenboven: had men bij hetzelve beftuur zich behooreu overreed te houden, dat wanneer de plan» ters onkundig gelaaten wierden van het groote doel der Franfche en Bataaffche Revolutie, men hen ook in eene wreede onzekerheid ten aanzien van het lot van het Moederland zoude houden, en waarvan het rampzalig gevolg altoos moest zijn , dat het Gouvernement der Kaapfcht Volkplanting, bij de eerde verfcjiyrjing van een Engelsen Escmader, en door de poogingen van een trouwloozen Stadhouder, die onfehatbaare bezitting van den Staat, on* der de beheering van het Bntfche rijk bragt. Zo den Burger Redeiinghuijs ondertusfchen, van eene behoorlijke inltruclie voorzien , in zijn ongelukkig Vaderland aangekomen waare, zou hij zijne medeburgeren hebben doen zien , dat den gevllichten Stadhouder nimmer eenige hoop voeden kon, andermaal zijnen ijzeren Scepter over een vrij volk te zullen zwaaien, — hij zou, na de zee met gevaar doorklieft, en na zich van eene vrouw en kind, die hem waard zijn, afgefcheurd te hebben, ter hulpe van zijn al te lang onderdrukt VTaderland, gevlogen zijn , om zijne medeburgeren , met het handfehrift der Provifioneele Reprefentanten van Holland te overtuigen , dat Vrijheid , Gelijkheid , en Broederfchap, geene idiaalen meer waaren, — en hij zou daar door het Moederland eenen. wezenlijB & ken  C 20 ) ken dienst gedaaii' Hebben, ondanks het gevaar dat hl) liep, van in handen van woeste Britten te vervallen , en vermoord te worden! - — Immers daar hij in zijne aanfpraak aan zijne Committenten van den aifte Januarij 1755, den gevluchten Stadhouder en het Britsen Ministerie, had durven aanranden, zouden veelen in zijn lot, niet hebben willen deelen, indien hij in dat geval, ongelukkig genoeg waare geweest, van in Engelfche handen te vallen; — en evenwel heeft men van deeze bereidvaardigheid, — van deeze vaderlandsliefde, die opweegen kan, tegen al het gekakel van eenige nietsbeduidende wezens, konnen verfmaaden! Dat dus, die lieden, welken hier van de middelijke Oorzaaken zijn , ter verantwoording geroepen' worden, — dat zij zig verdedigen.' — Het moet aan eene Vergadering, zamengefteld uit de beste en verlkhtlte Burgeren eener geheele Natie, niet voldoende zijn, wanneer een lid dier Vergadering befchukligd , en volgens de Wet ter verantwoording geroepen word, dat zeggen wij, een zodanig befchuldigd lid , zich tracht te redden , met de machtfpreuk: ïk heb altoos, zoortgeljke bejchuldigin. gen,'wet een ver ac'it dijk ft.dzwijgen behandeld ! i Neen! het is beneden de waardigheid van eene zo.' danige Vergadering , van in dergelijke machtfpreu- ken te berusten.' Kortom:, den Biïfgèf Pieter JPaulus , als den- toeumaaligen Preiident der Provifioneele Reprefentanten des' Volks' van Holland , moet zich zuiveren Van de zijdelingfche belchukliging, dat hij m zijne qualiteit , geene maatregelen aangewend hebbe , om uoor middel van den Burger Re-  Redelinghuijs, de Kaapfche Colonie te redden! ■— Indien den grooten man, die de bewondering van het Bataaffche Volk , in veele opzichten verdiend, zich weet te verdeedigen „ zal dat zelf je Volk, en daar onder den Burger Redelinghuijs, hem, recht doen , over zijne poogingen daartoe aangewend; hij zal echter verplicht zijn, eene duidelijke verklaaring te doen, door wien, deeze zijne poogingen veriedeld ziju! —— zo den Burger Pieter Paulus dit niet doen kan; — is hij, (het hooge woord Uioet er uit) is hij de middelijke oorzaak, van het verlies van de Kaap de Goede Hoop. Er zijn nog andere befchuldigingen tegen dien grooten man, en waaröp hij zich zonder eene machtfpreuk , zal en moet verdedigen, —- dan hiervan nader. Hoe zeer nu de belanglooze poogingen van den Burger Redelinghuijs, om het Vaderland eenen wezenlijken dienst te bewijzen, met verfmaading waa. rea behandeld, zo had hij nochtans het genoegen, van dezelve opgemerkt te zien , door zijne Amfleldamfche Medeburgeren , in Wijk-vergaderingen en Bataaffche Clubs verzameld. Immers was het, dat hij door dit aanzienlijk gedeelte van Amfleh Burgerije, op den 12de Oólober 1795, nevens eenige Burgeren gecommitteerd wierd , om ter Vergadering van Hollandsch Provifioneele Reprefentanten, door zijnen mond , eene voordragt ter zake van de •nverwijlde daarftelling eener Nationaale Conventie , te doen. Van deeze gebeurenis zou in deeze Verzameling van Stukken geen gewag gemaakt worden , indien B 3 het  ( 22 ) het niet noodzaakelijk waare , het Bataaffche Volk te doen zien , welke de Republikeinfche grondbeginzelen van den Burger Redelinghuijs zijn ; dog wel voornaamelijk gefchied dit, om dat deeze Commisfie , buiten zijn eigen aanzoek, den grond lag tot onderhandelingen met denzelven, ten einde hem in het Committé tot de zaaken van den Oost-Indi* fchen Handel en Bezittingen, te plaatzen. De voordragt zelve, en het antwoord door den Prefident der Vergadering den Burger Pieter Paulus daarop gegeeven, zijn intusfchen van dat gewicht, dat die beide ftukken wel verdienen in deeze Ver* zameling ingelascht te worden. VRTHEW, GELTKHEID, BROEDERSCHAP. De Algemeene Vergadering der Wijkvergaderingen, en de Grondvergadering der Bataaffche Clubfen binnen Amfterdam, aan de Provifioneele Reprafentanten van het Volk van Holland. Burgers Representanten! „ Wij fpreeken tot u , in naam van talrijke Ba., taaffche Clubfen en Wijkvergaderingen, in naam van het edeldenkendst het braafst gedeelte „ van het Volk der grooffte Stad onzer Bataaffche „ Republiek! Van die duizenden, van die braaven I hebben s,, wij een Jast, die voor ons zo vereerend , als voor u en de gebeek Bataaffche Narie belangrijk ,, en gewichtig is. „ On-  ( 23 ) „ Onze last behelst de begeerte, den eisch, den „ wil van het braafst gedeelte van Amftels Volk, dat 'er, onverwijld eene Nationaak Conventie " worde daargefteld; — dat deeze, met de vor" ming eener Republikeinfche Conftitutie, op de „ Natuur gegrond, en uit de Rechten van den „ Mensch, voortvloeiende, daadelijk beginne; — „ dat deeze het Volk zelf vertegenwoordige, • „ deszelfs wil uitvoere , en al het ander Provin„ ciaal Volksbeftuur vernietigt! ,, Dit, —- Volksvertegenwoordigers! is onze ,, last, — dit is den eisch van hun , die in U „ hun vertrouwen ftellen; en die deeze groote „ Volkszaak , de daarftelling van zulk een confti„ tueerend lichaam, — zulk een Vertegenwoordi- gend Beftuur; of van zulk eene Nationaale Con„ ventie, van U verwachten'• „Onze Committenten, Burgers Reprefentanten! „ zijn verzekerd van uwe welwillenheid, van het „ heil des Volks te bevorderen! — en daarom be„ zweeren wij u , bij alles wat ons dierbaar is, — '„ bij de Vrijheid, die de Bataaven verkreegen , — „ dat gij geen oogenblik aarzeld, met de daarftelling der zo lang begeerde Nationaale Conventie! — " dat dit uw eertte befluit zij', ten einde de Natie eens zien moge , wat de groote bedoeling van ,' waare Vaderlanders, — van braave Patriotten „ zij ! — „ Geen Provinciaale Ariftocraaten, die den dwingen„ den teugel der Regeering gaarne in handen hielden, „ — geen eigenbaatige Intriguanten , die liever de ketens willen doen voortliepen, dan op het altaar B 4 » der  ( 24 3 der Vrijheid oiFeren! _ geen Volkshaaters, zich „ vermomd onder de Volksvrienden mengende, „ kunnen of moeten dit hefluit: 'er zal eene Na„ tionaale Conventie zijn , één oogenblik méér ver»» traage"i - Het braafst gedeelte van het Bataaf, fche Volk, houd een yW^^op alle de beweegingen van het zieltoogend zevenhoofdig beftuur „ gevestigd! — en wacht met ongeduld op dat ,, groote befluit, waaraan de vernietiging van dit ,, gedrocht verbonden is! s, De duizenden, uit wier naam wij fpreeken, V c" deezen eisch doen, Maan .aan uwe zijde! , »» Z!') znUm ter volbrenging van denzelven, indien >, het de nood vorderd, U met hun goed en bloed „ onderfteunen ! zij zullen dan hun wtt\ door U » doen gelden, en, in weêrwil van Despoten, Ari. Jiocraaten en alle vermomde Volkshaaters! het groo„ te gebouw eener waare Volks-Conftitutie, met „ U helpen vestigen, optrekken, en voltooijen! „Ja! zij zulien daarvoor , met eigen handen, als „ dan, voor hunne vijanden fchrijven : lhil en Broederfchap ! „ Wij vertrouwen van u, Burgers Reprefentan„ ten! dat gij aan de begeerte, — aan den eisch, - van zo veele duizenden van waare Bataaffche ,, Patriotten voldoen; — en ons daarvan, eer wij „ deeze Vergadering verlaaten, de plegtigfte ver- zekering zult geeven! ,. Dan — alsdan, Burgers Reprajfentanten! zul. #? len wiJ met vreugde deeze zaal , dis den Tempel l> der Vrijheid verlaaten! - dan, zullen wij naar ,? onze wachtende Committenten vertrekken , -*  ( «5 ) „ en een blij gejuich zal de zaal van Am Hels 5j braaven , wier harten , voor u kloppen , geheel vervullen!" In dat vertrouwen, wenfchen wij ulieden Heil en Broederfchap l Uit naam en last der Algemeene Wijkvergaderingen binnen Amfterdam, en derzelser Jurisdiftie." J. H. REDELINGHUIJS, H. NOBBE, J. VAN DER IIEIJ, N. BREUKELAAR, E. SLUIJTER, anthsz, Uit naam en last van de Grondvergadering der Bataaffche Clubfen, binnen Amfterdam en derzelver Jurisdiétie. ELIAS HAMBEEK, A. H. BETZEEN, J. H. VERVLOET, H. C RAVENSTEIN, Amfterdam den 13 Oétober 1795. Het eer ft e Jaar der Bataaffche Vrijheid. B 5 And-  C ) Andwoord van den Prejidem der Vergadering van de Provifioneele Representanten des Volks van Holland, aan de Gecommitteerden uit de Algemeene Vergadering der Wijkvergaderingen binnen Amfteldam en derzelver Jurisdi&ie, en de Gecommitteerden uit de Grondvergadering der Bataaffche Clubfen, enz, mede binnen Amjierdam en derzelver JurisdiBie, op derzelver Aanfpraak, gedaan in de bovengemelde Vergadering, op Dingsdag den 13 Oclober 1795. medeburgers! De Vergadering van de Provifioneele Repre„ {entanten van het Volk van Holland, kan niet, „ dan met veel genoegen , ,uit den mond van de jj Gecommitteerden uit de Wijkve-gaderingen, en „ een menigte andere Burgers der ftad Amfterdam , „ verneemen, derzelver zoo duidelijk uitgebragte „ gevoelens , nopens het werk eener Nationaale Conventie. Zij kon daar echter niet aan twijfe„ len, daar zij, in de Ingtzeetenen van Amfterdam, „ te veel wijshei;! en te veel deelneeming in de ,, groote bela gens des Algemeenen Vaderlands ver„ onderftel'e 1 moest, dan dat zij zig zou verbeeld „ hebben, dat dezelve niet volijverig zouden heb,, ben r^ riegewerkt, om deze heilzaarae zaak, tot een gcwenscht einde te helpen brengen; — Want dit is zeker; en dit kan in de daad door „ nie-  ( ■) „ niemand ter goeder trouwe meer worden tegen., gefproken; dat zonder eene Nationaale Vergadè„ ring , op de populatie der geheele Republiek ge,, grond, dit land niet betlaan kan; maar in den ,, afgrond der verdeeldheid, en der rampen en on„ heilen, die daar van altijd en overal de onver„ mijdelijkc gezellinnen zijn, als te voren, weder „ zou moeten nederftorten , en alle dc vrugt der ,, tegenwoordige Omwending van zaaken, daardoor ten eenemaale zou verloorcn zijn. „ Gij kunt derhalven , Medeburgers, volkomen „verzekerd zijn, en aan uwe Committenten, als ,, het onwrikbaar befluit dezer Vergadering , aan,s kondigen , dat dezelve niets onbeproefd laaten „ aal, om eindelijk éénmaal , en wel binnen zo korten tijd mogelijk, eene Nationaale Vergade„ ring daar te ftellen , en dat zij vertrouwt, dat ,, het begin van het aanftaande jaar niet daar zal ,, zijn, of ds Nationaale Vergadering, naar den re. „ delijken wensch des Bataafichen Volks ingericht, ,, zal teffens daargeiteld wezen. — Gij kunt er zelfs „ bijvoegen : dat deeze Vergadering thans hoopen ,, durft, dat dit werk tusfehen de Bondgenooten zoo verre gebragt is, dat eerlang bij Hun Hoog „ Mogenden zal worden befloten: Daar zal een „ Nationaale Vergadering wezen : en dat omtrent haare geheele inrigting, wijders welhaast een vrij eenpaarig befluit door dezelven zal kunnen wor« „ den genomen. — Althans Gijlieden , Medebur„ gers! kunt de Burgerije van Amfterdam verzeke„ ren, dat dit het onveranderlijk befluit dezer Vergadering is , en dat van de daarftelling daar- ,. van,  C *8 ) s, van, door dezelve , nimmermeer zal worden af,, geweeken. ,, Voor het overige biede ik U, in naam van ,i deze Vergadering, de eer haarer zitting aan." Accordeert met het Origineel, Cf S C II E F F £ R, De Commisfie te Amfterdam terug gekomen zijn* de, deed van haare verrigtingen aan derzelver Committenten rapport, en befloot hetzelve, door den rnond van den Burger Redelinghuijs , met de volgende woorden: „ Eindelijk, Burgers! Broeders! zal uwe Com„ misfie haar Rapport eindigen, met u te bezwee5, ren , ter redding van het gefolterd Vaderland , „ uwe levens , en uwe goederen niet te dierbaar „ te achten; - en aldus handelende , het verwijt s, niet te verdienen, dat uwe edelaartige Voorvaderen u uit hunne graffteden zouden konnen toe- s, roepen: Is het dan alleen urn deeze ftchande, „ om de ftavernij, welke gij boven de Vrijheid ver„ kiest, dat wij de zeeën met ons bloed geverfd, en deeze aarde daar mede gedrenkt hebben! — Ach Batavieren ! geen Volk op den geheelen aardbol „ heeft heiliger drangredenen, dan gij, om d$ a, Vrijheid, dat gefchenk van den Almachtigen, te a, beminnen, en tot uwen laatften adem te befcher„ men! — Vestigd uw oog op den heiligen grond, „ welken gij betreed, en dat van treede tot treede met het bloed uwer braave Voorouderen, die a» »» veg*  C 29 ) 4, Vegtende voor de Vrijheid gefneuveld zijn, be* „ fprengt is , en Iaat dit denkbeeld uwen republi- keinfchen moed doen ontbranden! „ In het blij Vooruitzicht, dat gij u allen om „ den tempel der Vrijheid zult fchaaren, en dat 9. gij , wanneer het Vaderland u wenkt, uwe le- vens, en al wat u dierbaar is, Voor de Vrijheid „ veil hebt, wenfchen wij u Heil en Broederpchap ! Dan, om weder te keeren tot het geen hier vooren reeds is te kennen gegeeven, namelijk , dat ter gelegenheid Van deeze Commisfie in den Haag, den Burger Redelinghuijs aldaar aangezogt wierd , om zig in het Comroitté van 28 tot den Handel en de Bezittingen der Oost-lnd, Comp. te döen plaatzen, — zo diend daaromtrent gezegt te worden, dat een zijner' Mede-Geaommitteerden, den Burger Hendrik Nohbe , denzelven te kennen gaf, dat men in de Vergadering van Holland, het verlangen had laaten blijken , om van de locaale kennis, welke men in dien Gedeputeerden van de Kaapfche Burgerije vooronderftelde, het nodige gebruik te maaken, en dat wanneer denzelven daartoe genegen waare , hij zig deswegens te vervoegen had bij den Burger Pauhii Geevers, als een der voornaamfle leden van de perfoneele Commisfie, en die binnen eenige dagen den Burger Piet er Paulus in het prefidium der Vergadering van Holland, Itond op te volgen. Dit aanzoek, — dit betuigd den Burger Redelinghuijs openhartig, — dit aanzoek deed gemengelde gewaarwordingen in zijnen boezem geboren worden. - Hij had, ondanks de omwenteling van 1795 > a'> zedert eenige maanden daarna, voor altoos  C 30 > toos de hoop laaten vaaren , van immer aan zijn ongelukkig Vaderland , de Kaap de Goede Hoop , eenigen nut te zullen toebrengen; — trouwens daar men zijne liefde tot het Bataafsch Gemeeuebest, zo belangloos in zijne Memorie van den 13de Maart, ten toon gefpreid, met verfmaading had kunnen behandelen , moest het natuurlijk gevoig van zodanig eene behandeling ook niet anders zijn, dan dat hij zijne ongelukkige en zo lang mishandelde Landgenooten, aan hun noodlot overliet, of hen aan de eeuwige rechtvaardigheid, die de dwingelanden haat, aanbeval! — dan, zo onverwagtst uit zijne gevoelloosheid gewekt zijnde, en zig andermaal voor den geest kunnende brengen, de troostvolle gedachte , dat hij niet misgetast had in het eerlte denkbeeld , welke hij zig v2n de Revolutie van 179,5 had gevormd, — zulk een treffend bewijs ontdekkende, van goede trouw, — ziende dat de beftuurders des Volks door beginzelen van rechtvaardigheid geleid wierden! — hervatte hij zijnen moed, en kon hij andermaal de hoope koesteren , van iets te zullen toebrengen , om het lot van zijn ongelukkig Vaderland te verbeteren! — O gij ongevoelige! gij, wiens hart hier niet ge« troffen word, — gij weet niet wat het is, het Vaderland belangloos te beminnen! — Ingevolge dan van dit aanzoek, begaf den Burger Redelinghuijs zig naar den Burger Paulw Geevers; hij werd door denzelven op de vriendelijk Re wijze bejegend, en ontving de gulle verzekering, dat een aanzienlijk deel der Vergadering van Holland, reeds provifioneel eene keuze omtrent hem gedaan had, met  C 31 ) met verdere betuiging, dat deszelfs komst hem aangenaam waare, alzo dit hem de gelegenheid verfchafte, daar van behoorlijke kennisfe te geeven. Intusichen oordeelde den Burger Redelinghuijs, dat terwijl dit de oprechte meening van een deel der gemelde Vergadering , of liever van die der perfoneete Commisfie tot de zaaken der Oost-Ind. Comp. waare, hij dan ook niet misdoen zoude, wanneer hij ten bewijze van zi;ne werkzaamheid en vader» landfchen iever , betoond in de Commisfie, welke hij hier te Lande, oij Hun Hoeg Mog. in naame der Burgerije van de Kaap de Ge. .e Hoop bekleed had, een eenvoudig getuigfchrifr, nam, van een der Praétifijns die deeze Comm . fie van de Kaap, met zijnen welmeencnden raad gediend had : dan dit'ftuk, hoe onöpgefmukt ook, — hoe zeer ter goeder trouwe gevraagd en gegeeven , gelijk mede de poogingen der Amfierdamfche Burgerij, daarna ten zijnen voordeele aangewend , hebben eigenlijk de afgunst Van zommigen aangevuurd, en den haat van den Burger P/eter Pairlus tegen dien Colonist, doen geboren worden , gelijk hierna klaar genoeg blijken zal. Het getuigfehrift zelve, was van den velgenden, en waarlijk, ongekunftelden inhoud: Het orgineel op een Zegel van 12 fiuivers. „ Ik ondergetekende Matthijs Hendrik van Son, „ Hendrikz. , declareere bij deezen in de jaaren „ 1786 en 17S7 te zijn geëmploijeerd geweest in de zaken der Kaapfche Burgerij, en in dien tijd me., nigvuldige beioignes te hebben gehouden, onder  ( 3* ) 1, anderen met den Burger Johannes Henricüs Rg'. delinghuijs, een der Gecommitteerdens van de ,, gemelde Kaapfche Burgerij, expresfelijk herwaards ,, gezonden , om de voorrechten van dezelve Bur,, gerij met mijne adfiftentie te reclameeren; dat ik 2, bij die gelegènheid hebbe ondervonden, dat gë,, melde Burger Redelinghuijs zeer wel was geinfor,, meert van alles , de Kaap de Goede Hoop be- trëfFertde , en toen met veel ijver en activiteit j, voor de belangens zijner Committenten heeft ge,, arbeid, en alleen daar inne is verhindert, door de opgekomene Revolutie van September 1787; „ zoo dat ik ondergetekende zoude weezen van ,, oordeel , dat ingevalle gemelde Burger Redeling' hüijs ; op eene of "andere wijze, zoude kunneft ,, worden geëmploijeerd, in de zaken der Oost-In-,, dHche Compagnie, hij in dit vak zeer dienstbaar j, zouden kunnen zijn." Aótum 'sllagc den 27 October 1795. (was geteekend) M. H. VAN SON, HENDRIKSZc Procureur. Deeze kleine uitweiding brengt den Burger Redetwghüijs dan van zelve, tot de poogingen der Amfierdamfche Burgerije, in het laatst van het afgelo. pe-i iaav 179-, , bij de Provifioneele Reprefentanten van het Volk van Holland aangewend, om denzelven in het Committd tot den Handel en de Bezit, tingen in Indien te doen plaatzen, —■ pooglngen ! die  ( 33 ) die, geboren uit eene zuivere erkentenis voor zijne belanglooze Vaderlandsliefde , meêr dan eenmaal aan haar gebleeken, vrij zijn van eenige berispelijke bedoelingen! gelijk zü dit ongevergd, en meêr dan éénmaal, aan die zelfde Vergadering van Holland verklaard heeft, en het geen ook uit het vervolg deezer Verzameling, als onbetwistbaar blijken zal. Het was dan op den aofte October des voorleden jaars , dat namens de Wijkvergadering No. 41, door derzelver Gedeputeerden in de Algemeene Vergadering der Wijkvergaderingen binnen de Stad Amfterdam, het volgend voordel gedaan wierd: VRTHEID, GELTKHEID, BROEDERSCHAP. Presfant Voorftel, gedaan in de Wijkvergadering van Wijk 41 * ten einde goedgekeurd werdende, het zelve te brengen ter tafel van de Algemeene Vergadering der Wijkvergaderingen, binnen Amfterdam en derzelver Jurisdictie. medeburgers! Daar den ondergetekende, medelid deezer Wijkvergadering, geïnformeerd is, dat op het voorloopig decreet der Provilioneele Reprefentanten des Volks van Holland, genomen op den 15de September laatstleden, op den 15de November aanltaande, bij H. H. Mog. ftaat gerefolveert te worden, om het monfteragtig Imperium in Imperia der VergadeC ring  ( 34 ) ring van Zeventienen, en aldus het geheele Lichaam van Bewindhebberen der Nederlandiche Oost-Indifche Maatfchappij , met al het geen daar toe behoord, te disfolveeren , en in derzelver plaats te creëeren een Committé van c8 Perfoonen, ten einde de zaaken van den Oost-Indifchen handel , en der bezittingen in Indiën, uitfluitend te dirigeeren; — zo is 't, dat ik aan u, Burgers van Wijk 41, voorftelle, om namens de Burgerije van Amfterdam, als in de Oosterfche posfesfiën der Republiek, een important aandeel hebbende, aan de Reprefentanten des Volks van Holland, ten fpoedigften de begeerte van dezelve Burgerije te kennen te geven, en hier in beftaande: dat, daar de genoemde Burgerije van Amfterdam kennisfe draagd , dat den Burger Johannes Henricus Redelinghuijs , geboren aan de Kaap de Goede Hoop , en thans Burger en Inwooner dezer ftede, in den jaare 1785, is afgezonden geweest van de doleerende, en redres-verzoekende Burgerije in gemelde Volkplanting , ten einde met zijne Mede - Gecommitteerden , bij de Staaten Generaal der Veréenigde Nederlanden, aan de onderdrukking van het toenmaalig ondeugend Gouvernement aldaar , en de medewerking tot die onderdrukking van de gemelde Vergadering van Zeventienen, éénmaal paaien te ftellen; — en dat zij Burgerije van Amfterdam daarënboven declareeren kan, dat de gemelde Kaapfche Commisfie, en dus ook haare Committenten in de Kaapfche Volkplanting , na de fchandelijke omwenteling van 1787, hebben moeten deelen, in de algemeene rampen der Nederlandfche Republiek; en dat wat betreft, de exe.  C 35 ) executie van haaren last bij H. H. Mog. zij Com« misfie heeft moeten fuccumbeeren , onder het ge* weldaadig despotisme der Vergaderinge van Zeven* tienen , waarvan den laatften Stadhouder het ondeugend hoofd is geweest; — dat zegge ik ondergetekende , daar de Burgerije van Amlterdam van dit alles kennis draagd, zij Burgerije hier van, door de ordinaire Commisfie der beide Corporatiën, van de Algemeene Vergadering der Wijkvergaderingen, en de Grondvergadering der Bataaffche Clubs ter Centraale Vergadering, en gemuniëert van een behoorlijk Credentiaal, ten fpoedigiten aan de Reprefentanten des Volks van Holland behooren te kennen geeven , dat de Burgerije van Amlterdam ïïw'3 vuuriger wenscht, dan dat zij Reprefentaaten van Holland het daar heen dirigeeren, dat den gemelden Burger J. H. Rtdelinghuijs , verkooren worde, om in het bovengemelde Committé van 28 Perfoonen , namens de Provincie v.tn Holland en Westvriesland , fesfie te nemen; ten einde in het zelve , aan «"et Vaderland , en zijne onderdrukte lanlgenoten, den getrouwen dienst, waartoe zijne locaale kennis van de Kaapfche Colonie hem altoos in ftaat ftellen moet, te bewijzen. Heil en Broederfchap! Uw Medeburger J. van DRIEL. Amlterdam den 29 Oftober 1795, Het eerjle jaar der Bataaffche Vrijheid. C a Dit  C 36 ) Dit voorfiel in onze Wijkvergadering goedgekeurt zijnde, hebben wij, Burgers der Wijkvergadering No. 4:, onze Gedeputeerden ter Algemeene Vergadering van Wijkvergaderingen gelast, hetzelve aldaar ter tafel te bezorgen, en als preslant voorteftellen. Uit naam en last der Wijkvergadering No. 41. JAN ViSBEEK, Voorzitter. LAMBERTUS van der HANS, Secretaris. Amfterdam den 29 October 1795. Het eerfte jaar der Bataaffche Vrijheid. Den Burger Redelinghuijs s geduurende de raad* pleeging over eene zaak, die hem van zo nabij betrof, als Gedeputeerde uit zijne Wijk, de Vergadering verlaaten, en zijne Mede-Gecommitteerden verzogt hebbende voor Wijk 34 buiten advis te blijven, vernam daarna , dat overëenkomftig het voorfiel, met 45 Wijken de Conclufte genomen was , terwijl de overigen verklaard hadden, voor als nog, buiten advies te moeten blijven. Dit gaf eenigermaate aanleiding, dat den Burger "Redelinghuijs, daarna weder in de Vergadering verfcheenen zijnde , en den uitflag vernomen hebbende , zijne dankbetuiging tot de voorfchreeve 45 Wijken richtte, en wel in deezer voegen: „ Den  ( 37 ) „ Den Burger jf. H. Redelinghuijs, met de levendigftc fmart gezien hebbende, dat 16 Wijken „ hebben kunneri goedvinden, van de groote meer„ derheid deezer Vergadering, omtrent een zo ge» ,, wichtig vcorffel als dat van Wijk 41 is, te dis,, fentiëeren, verklaard bij deezen', dat hij de 45 „ Wijken en de Bataaffche Clubs , die zig voor „ zijn ongelukkig , en door de Bataaffche LNatie, 5, al te lang mishandeld Vaderiand , in de bresfe „ gefield hebben, in naam zijner mishandelde land,, genooten, zijnen opregten dank betuigd; hij ver„ zekerd de meerderheid deezer Vergadering, dat „ wanneer hem immer door Hollands braave Ver„ tegenwoordigers, op den aandrang van Amflels „ Burgerije , fesfie in het CommUté van 28 verleend worde, hij zorgen zal, dat de band van eendragt, tusfchen de Bataaffche Republiek en de Kaapfche Volkplanting, in weerwil der Jielterijen van eene zogenaamde Vergadering van Ze„ ventienen, hoe langs hoe meer toegehaald worde. ,, Hijièeeft op den 2ifte Januarij 1795, Iier Raap„ fche Volk weeten verSntwoordelijk te ftellen, in ,, eene aanfpraak aan haar gedaan , indien het im,, mer trouwloos wierd, omtrent het Moederland; hij heeft gezien dat die aanfpraak die uitwerking „ heeft gehad, welke hij 'er zig van had voorge. field, het Kaapfche Gouvernement heeft gehui* „ verd zig aan het Britsch E quader aldaar, op eene verraaderlijke wijze overtegeeven; hij heeft „ dus zijn ongelukkig Vaderland gered , het Moe,, derland eenen dienst gedaan, die door geen ver„ achtelijk goud , maar door edeliiartige erkenteC 3 niss  C 38 ) „i nïs , kan beloond worden, en dit is hem ge- ,, Den Burger Redelinghuijs verzoekt voor 't ,, overige , dat deeze zijne verklaaring woordelijk „ in de Notulen deezer Vergadering, geinfereert „ worde; ten einde daar van, aan Hollands braave „ Vertegenwoordigers, door onze Ordinaire Gede„ puteerden ter Centraale Vergadering, de be9, hoorlijke kennisie te geeven; —" Heil en Broederfchap! J. H, Redklinghuijs. Na deeze aanfpraak verklaarden de 16 dlsfenticerende JFijken , terug gekomen te zijn , en met de meerderheid der Vergadering niets oprechter te wenfchen, dan dat den Burger J./-/.Redelinghuijs, in het Committé van -8 Bewindhebberen geplaatst Wier Je. Middelerwijl had zig laaten aandienen, en werd ter Vergaderinge binnen geleid, eene Commisfie uit de Algemeene Vergadering der Bataaffche Clubs, eenige Burger-Wij ken en Vaderlandfche Gezelfchap. pen binnen deeze Stad, in last hebbende, aan de Algemeene Vergadering der Wijkvergaderingen kennis te geeven , dat in de bijeenkomst haarer Committenten een voorfiel was gedaan , en met alge. tneene Stemmen tot conclufie gebragt, inhoudende: om door een behoorlijk adres aan de Vergadering van Hollands Provifioneele Reprerentanten te doen blijken, dat de Bataaffche Clubs voornoemd, als uit-  C 39 ) uitmaakende een aanzienljk deel van Amfleh Burgerije, niets hartelijker en vieriger wensclnen , dan den Burger Redelinghuijs, in het Committé van 28 geplaatst te zien; — dan, dat de Bataaffche Gubs, de zaak van te veel gewicht hadden geoordeeld, om daarin buiten medewerking der Wijkvergaderingen , werkzaam te zijn ; — dat zij Commisfie derhalven van haare Committenten gelast waaren, dit aan dz algemeene Vergadering voor te draagen, en op derzelver medewerking aan te dringen. Den toenmaaligen Voorzitter den Burger Willem Holtrop, verklaarde na deeze voordragt aan de Commisfie, dat hij haar met vermaak kennis geeven kon , dat één eenigermaate daarmede overeen {temmend voordel eenige oogenblikken te vooren, mede bij hem, ter tafel was gebragt, en dat de Vergadering conform hetzelve beflooten had. Dit met geen minder genoegen door de Commisfie aangehoord, en dezelve vertrokken zijnde, werden er vervolgens eenige fchikkingen tusfchen de directiib der beide Vergaderingen beraamd, en derzelver Gedeputeerden ter Centraale Bijeenkomst in 'sHfge gelast , een adres ter Vergadering van de provifioneele Reprefentanten des Volks van Holland in te leveren; — dan, voor dat dit plaats konde hebben, liet den Burger Redelinghuijs, zig bij de algemeene Vergadering der Bataaffche Clubs aandienen , ten einde deeze onbezweekene Vaderlanders, in naam zijner onderdrukte Landgenooten, zijnen oprechten dank te betuigen , voor hunne medewerking, ter redding van zijn zo lang mishandeld Vaderland, en fik wel door de volgende aanfpraak; C 4 Bov  Burgers! Broeders! Door een beginzel van zuivere erkentenis ge« dieeven, vcrfchijne ik thans in uw midden; — 5, indien gij mij een perfoneele weldaad bevveezen m had, zou de bewustheid van mijn' eigen waarde J} aan de eene, en de wreede noodzaakelijkheid „ van mij onder het gewicht van dankbaar gevoel f» te moeten krommen aan de andere zijde, — zou de tegcnfiijdigheid deezer beide gewaarwordin» gen, eene wcrsteling in mijne ziel verwekken, waarvan gij de kentekenen op mijn gelaat zoud t, zien. Neen! ik gevoel in dit oogenbhk eene er„ kentenis, waarover . ik niet behoeve te bloozen! — Ik kome thans in uw midden , braave Bur„ ge'rs! om u allen, cn uwe Coomittenten in uwe „ bijzondere Kamers , in naam mijner onderdrukte „ Landgenooten in de Volkplanting van de Kaap „ de Goede Hoop , den oprechtften dank te betuï,, gen, yoor het edeliiartig belang, dat gij in hen „ tteld! — Gij toont hier mede, dat de liefde voor „ het Vaderhand, die in ulieder harten gloeid, be„ flierd word, door een edeler en verhevener geestdrift! — dat zij beftierd word door een' onbe„ padde Iiefi'e voor de Vrijheid! — Gij toond met „ het belangloos aandeel dat gij neemt, in het lot „ van onderdrukte Cohnisten, dat gij de Goddelijke „ Vrijheid zoud beminnen en beichermen, — dat „ gij de onderdrukking en flaavernij zoud vervloe„ ken en vervolgen, fchóon het noodlot u ook van „ den vaderlijken grond verwijderd had ! — uwe onbepaalde liefde voor de Vrijheid, zoud gij ook doen  ( 41 ) s> doen gelden in een vreemd gewest, wanneer gij „ deszelfs bewooners gekluisterd zaagt! -— Gij ,, handeld dus , uit een verhevener en edeler be3, ginzel , dan die geenen, die hunne bekrompene Vaderlandsliefde bepaalen , tot het klein plekjen 3) gronds , waarop zij het eerfte levenslicht aan» u lchouwden , en die omtrent de Volkplantingen nog het gevloekt denkbeeld voeden, dat dezelve „ eeniglijk dienen moeten , om de weelde van den 9, brooddronken Europeaan te voeden. „ De edele gevoelens, welke ik dus, in het best „ en edeldenkendst gedeelte van Amftels braave „ Volk, met zo veel onderfcheiding heb zien heer» ,, fchen , zal ik mijne ongelukkige Landgenooten 5, doen kennen; — ik zal daar door hunne liefde „ voor het Moederland, dat hun wclêer onderdruk„ te, herwinnen! —- lk zal hen in de zuiverde „ vervoering melden , dat hun lot door het goede „ Volk deezer aanzienlijke Stad, ten hunnen voor» „ deele beflist is! V— lk zal hen, onder 't Horten •t van traanen van blijdfehap fmeeken, de hunne ,, af te droogen! Ik zal hen melden, dat zij van de flaavernij bevrijd , geene bange zuchten meer naar den ontfermenden Hemel zullen behoeven op tc zenden! — Want dat Amftels braa„ ve Volk zig voor hen heeft in de bresfe gefield, „ en dat ik, door dit zelfde Volk gerugfteund, mijn „ leven veil heb , om mijn te lang geteisterd Va« Jt derland te redden!" Heil en Broeüerfchap f J. H. Redelinghuijs. C 5 Het  Het adres, waarvan hier boven melding gemaakt word, en dat voor de ordinaire Gedeputeerden der beide Corporatiën , ter .Centraale Vergadering in 'sHage ontworpen was, en ook werkelijk op den 4de November 1705 ter Vergadering van Hollands Provifioneele Reprefentanteu ingeleverd werd, was van den volgenden inhoud: VRTHEID, GELTKHEID, BROEDERSCHAP. De Algemeene Vergadering der Wijkvergaderingen, en de Grondvergadsring der Bataaffche Clubs eenige Burger-Wijken en Vaderlandfche Ge9.elfchappen, binnen de Stad Amper« dam en derzelver Jurisdictie, aan de Provifioneele Reprefentanten des Volks van Holland. Burgers Representanten! Hebt gij voor het oog van geheel Europa , in weêrwil der woelingen van Aritlocraaten en Intriguanten, kunnen recht doen aan den wensch des Bataaffchen Volks , hebt gij als Hollandfche mannen,! die met het Gemeenebest ftaan of vallen wild, dat zelfde Volk op de heiligfie wijze betuigd: aan uwen eisch zal voldaan worden; — 'er zal volgens uwen wil eene Nationaale Conventie zijn; — met geen minder moed hebt gij ook, het gedrochtelijkst Imperium in Imperiö dat immer beftond, den doodfteek toegebragt! — hebt gij de vernietiging van het geweldadig Oost-Indisch Beftuur, bekend  7 C 43 ) kend onder de benaaniinge van Vergadering van Zeventienen, gedecreteerd.' en aan het bedorven zevenhoofdig lichaam voorgefteld, in uw ontworpen Plan, tot eene verbeterde dire&ie voor de Zuidelijke en Oosterfche bezittingen der Republiek, te treeden. Burgers Reprefentanten ! de Burgerij van Amfterdam betuigd u haare zuivere erkentenis voor dit bewijs uwer onwankelbaare Vaderlandsliefde, — eene erkentenis, die gevolgd flaat te worden, van de dankbaare juichftem van die duizenden in de Volkplantingen, welken, helaas! te lange door eene ijzere roede van de Vergaderinge van Zeventienen zijn geteisterd geworden! En, onder den galm dier duizenden, zullen de dankbaare toonen , der onderdrukte bewooners van de Kaap de Goede Hoop , zich éénmaal in deeze raadzaal doen hooren!— Hoe zeer ook mishandeld, heeft niets hunne trouwe kunnen doen wankelen; — veelen deezer braave Kapenaaren, hebben ten allen tijde getoond, dat de eer, den roem en voorfpoed van het Moederland, hen aan het harte lagen! daarvan daan het grootsch befluit, van welk den toenmaligen Voorzitter deezer Vergadering, aan U, Burgers Reprefentanten! de behoorlijke kennisfe heeft gegeeven, om ten koste van al wat hun dierbaar was, de Volkplanting tegen den aanval van den trouwloozen Brit, voor het Bataafsch Gemeenebest, te bewaaren. Het zij de Burgerij van Amfterdam echter vergund, hulde te doen, aan de onbezweeken Vaderlandfche trouw van een vergeeten inwooner in haar midden; — het is den Burger Johannts Henr ri-  C 44 ) ricus Redelinghuijs , die in de Volkplanting van de Kaap geboren, zijn Vaderland heeft willen redden, en het Gemeenebest eenen dienst doen , die door geen verachtelijk goud kan beloond worden. In den jaare 1785, van de mishandelde Burgerije van den Afrikaanfchen Uithoek, de goede Hoop, afgezonden geweest zijnde, ten einde bij de Staaten Generaal der Verëenigde Nederlanden, aan de vertrapte menschheid in zijn Vaderland , recht te doen wedervaaren; — en in het laast van het jaar 1787, onder 't despotisme der Vergadering van Zeventie. nen , en het toenmaalig ondeugend beftuur alhier, hebbende moeten fuccumbeeren , heeft hij moeds genoeg gehad , in een' aanfpraak op den aifle Januarij deezes jaars, en in onderfcheidene 'Couranten geplaatst, de Kaapfche Burgerije te bezweeren, bij een te verwagten aanval van de zijde der Engelfchen, de Volkplanting voor het Moederland te befchermen; — hij heeft haar, en het Gouvernement aldaar, voor een tegenftrijdigen flap, verantwoordelijk weeten te Hellen; — en 't is deeze republikeinfche daad geweest, die het ondeugend beftuur in de Volkplanting heeft doen huiveren , zich voor den geweezen en trouwloozen Stadhouder te declareeren. Om alle welke redenen, de ondergetekenden, door de Amfterdamfche Burgerije gevolmagtigd zijn, aan u, Burgers Reprefentanten! door dit adres, en de hier bijgevoegde bijlaage (*), te verklaaren: dat de (*) Deeze hijlaage lefond in het gegeeven getuig, fchrift van den Procureur M. H. van Son , Hendriksz,  C 45 5 de gemelde Burgerije van Amfterdam niets vuuriger wenscht, dan dat gij Burgers Reprefentanten! het daar heenen gelieven te dirigeeeren , dat den gemelden Burger J. H. Redelinghuijs, verkooren worde, om namens de Provincie van Holland en Westvriesland , in het op den 15 November aanftaaude te formeeren Committé van 28 Perfoonen.. fesüe te neemen, ten einde in hetzelve, aan het Vaderland en zijne Landgenooten, den getrouwen diensr te bewijzen, waartoe zijne locaale kennis van de Kaapfche Colonie. hem altoos in ftaat ftellen moet. Heil en Broederfchap! Uit naam der Wijkvergaderingen en Bataaffche Clubs voornoemd, P. C. MULLER. J. F. TöPPEL. H. C. RAVENSTIJN. 'sITage den 4den November 1795. liet eerjïe jaar der Bataaffche Vrijheid. Op het antwoord van den Voorzitter der Vergadering van Holland , en in haaren naam , aan de voorfchreeve Commisfie op deeze voordragt gegeeven, zal den lézer al zijnen aandagt dienen te vestigen, om daarna op gronden van rechtvaardigheid het befluit bp te maaken, op welk eene wijze men de Burgerije van Amfterdam en den Burger Redelinghuijs behandeld heeft; ■ hetzelve behelsde Woordelijk het volgende: Ant-  ( 46 ) Antwoord van den Prefident van de Vergadering der Provifioneele Reprefentanten van het Folk van Holland, den Burger P. Gevers, gegeeven aan de Commisfie, hefiaande in de Burgert P. C. Muller, J. F. Töppel en H. C. Ravenliein." Dat door de Reprefentanten des Volks van „ Holland, het fentiment der Burgerije van Amfter„ dam ten hoogften werd gelouéert , doordien zij „ de noodzaaklijkheid van het aanftellen van een zodanig Committé had bevroed; en dat op den „ iöden dezer , zonder verwijl , hier op zoude „ worden geconcludeert; dat den Perfoon van J. H. Redelinghuijs, bij hun reeds zodanig was be- kend gemaakt, dat zij hem als een der onöntbeer,, lijhfte voorwerpen voor dat Committé befchouwden; „ en dat hij er niet aan behoefde te twijfelen, of ,, de verkiezing zoude zekerlijk op zijn Perfoon „ vallen; en eindelijk, dat de Commisfie haare Com- mittenten konde verzekeren , dat hij Rede.ïng. ,, huijs daartoe zoude benoemd worden." Van dit antwoord gaf de Commisfie ook onmiddelijk daarna, aan de gemelde Burgerije de behoor, lijke kennis , en dit eerwaardig lichaam berustede in hetzelve, als ter goeder trouwe door den Voor. zitter, den Burger Pau.'us Gevers gegeeven Hetzelve was ondertusfchen voor de eer der Commisfie van zo veel aanbelang geworden , dat toen den Burger Pieter Paulw, eenige dagen daarna, als het eerfte lid der Perfoneele Commisfie , met eea  ( 47 ) een lijst van perfoonen tot het Committé van a8, in de Vergadering van Holland verfcheen , en het bleek, dat den Burger Redelinghuijs , door hem, van dezelve geroijeert was, — dat zeggen wij, den Burger P. C. Muller , toen in zijn character als Reprefentant des Volks van Holland, dit antwoord op den 5 November aan de Amtlerdamfche Commisfie gegeeven, en waarvan hij Muller, toen ter tijd lid was geweest, reclameerdel terwijl den braaven Paulus Gevers van zijne zijde openhartig verklaarde, hetzel ve in naam der Vergadering van Holland, gegeeven te hebben. Dit alles, werd nochtans voorafgegaan van eenige fiaadzaake(v, die ons verplichten, eene kleene tree. de terugge te doen , en welke gebeurde zaaken, in verband gebragt, verre van 't oordeel van den onziidigen Jézer , (want gehuurde Lasteraars komen hier niet te pas) te verbijsteren, integendeel hem in ftaat ftellen zullen , om over het Staatkundig , zo niet misdaadig gedrag der perfoneele Commisfie, en voornaamelijk dat van den Burger Pieter Paulus aan de eene zij 6 van de meest afgerichte knaapen van het voorig ondeugend beftuur, in het nieuw daar te ftellen Com-  ( 51 j Committé van 28 geplaatst wierden, het hun niet moeilijk zoude vallen, de principes welke in 't oog moesten gehouden worden, te verbasteren.—Trouwens, wie der Leden van het Committé van 28, zou zig willen benoemen, die doorflépene dog ondeugende Staatkunde van eenen Machiavel te willen bézigen , waardoor weder de poogingen zouden moeten veriedeld worden van lieden, die in de be« oefFening van deeze gedrochtelijke kunst , die een zamenweefze! is van meinöed , verraad en bedrog, uitgedacht, om de rampen en onheilen over het Menfchelijk.fgcllacht te vermenigvuldigen ! van lieden 1 die in de beöelFening deezer eerlooze Weeten* ichap, grijs geworden zijn ■, ■—en die er het grootst belang bij hebben, om hunne fchandelijke grondbeginzelen, ook het Sijsihema te doen worden, van het tegenwoordig Republikeinsch Beftuur? — Dan fchoon men ons de gevolgtrekking uit de bovenaangehaalde periode der voorafrede tot het decreet, al ééns tegen de waarheid niet wilde toeftaan, zo werd dit gevoelen van de Tei-foiieele Commisfie echter volkomen bewaarheid uit de volgende premisfen tot het decreet zelve: 1. Dat onaangezien alle pogingen reeds zedert veele jaaren door het vorig Gouvernement van tijd tot tijd , hoewel gebrekkig en in de daad onvoldoende, aangewend, om eene verbétering niet llegtS in de directie van deze allergewigtigfte Maatfchappij te weeg te brengen , maar daar en boven om haar verder verval en eindelijken ondergang door de onvoorbeeldigfte onderlteuning van ontzettende geldfommen te gemoet te kooaien * zulks egter tot D a hier  ( 5* ) hier toe van geen liet geringst gevolg bevonden is geworden , als zijnde de ftaat dier Maatfchappij, welke onder het wijs beftuur haarer eerfte oprichters en van derzelver primitive fuccesfeuren met het maatig fonds van flegts zes millioenen, tot het hoogfte toppunt van haar aanzienlijk vermoogen opgevoerd is geworden, thans zints naauwlijks vijftien jaaren, tot een daadlijk agterwezen geraakt van niet minder dan elf honderd en twintig tonnen Schats. 2. Dat alle de middelen van redres door het voorige Gouvernement bij de hand genoomen, en voornaamenlijk beftaande in het decerneeren van StaatsCommisiiën ; het toevoegen van een vijfde buitenge, woon Departement aan het plaatshebbend bedorven \e> ft uur; het zenden eener kostbaar e en onnoodige Commisfie naar de Indien; het benoemen eener permanente toeziende Commisfie uit den boezem van den Souverein dezer Provincie; het onophoudelijk fourneer en van penningen, zo ten koste van den geheelen Staat, als van deszelfs bijzondere Ingezetenen; het fpaarzaam en on* geneegen beproeven van weinig beduidende épargnes; en eindelijk het bewerkftelHngm in eenen geheel verkeerden en tegenftrijdigen zin, van alle zodanige middelen , als tot eenig wezenlijk redres en opbeuring van den deerlijk vervallen ftaat van zaaken , zouden hebben konnen dienen ; tot niets anders hebben medegewerkt, dan om den val en ondergang van deeze aanzienlijke Maatfchappij, in plaats van dezelve te ge* moet te koomen, integendeel, zo veel mooglijk, te verhaasten. 3. Dat ondertusfehen de wézenlijke oorzaaken van het afneemen van den bloei der Maatfchappij en  C 53 ) en het diep verval, waar toe zij eindelijk in deze laatfte jaarqn is gebragt , nimmer gezogt zijn geworden in die waare bronnen , waar uit dèzelve inderdaad zijn voortgefprooten, en welke voornaa< menlijk gelegen zijn , in het gebrek van tijdigen aandagt op de verandering van het ganfche Handelwezen van Europa , en wel bijzonder op de langzaamerhand toeneemende concurrentie der industrie van andere omliggende Natiën tot het drijven van dien Handel, welke de Maatfchappij in de vroegere jaaren van haar beftaan , geheel en alleen , aan zig had weeten te bezorgen, en in welken zij zig door de vlijt en nijverheid van haare toenmaalige Directeuren op de verwonderingswaardigfte wijze wist ftaande te houden en te handhaven, dog welke aandagt, vlijt, en nijverheid, in plaats van toe te neemen, integendeel zijn afgenoomen, naar dezelve maate, waar in de wakkerheid en naarïever van den handelgeest bij andere omliggende Volkeren is aan» gewakkerd en doorgebrooken; tot dat eindelijk de directie van dit handeldrijvend ligchaam langzaamerhand geheel is overgegaan en toevertrouwd geworden , in handen van zodanige onkundige en onbevoegde Pcrfoonen , welke de toeneemende grootheid van andere handeldrijvende Natiën , met een onverfchillig oog hebben zien gevestigd worden , op den zigtbaar afneemenden bloei en welvaard der Maatfchappij aan hunne zorg aanbevolen; en die voorts voor niets anders wectende te zorgen dan voor het behoud hunner Perfoonlijke inkomsten , en der voordeden of aangenaamheden , aan hunne bedienin* gen in gunjliger tijden vastgehegt, eindelijk eenftemD 3 mig  C Si ) wig met het voorig bedorven Gouvernement , welks gunjlelingen en beambten zij ten eencnmaal geworden wa>en , geene andere middelen ter redding hebben weeten bij de hand te neemen, dan, gerugjleund door bet gezag hunner heillooze befchermers, de fchatkis-, ten van den Staat zo wel als die van deszelfs vermoogende Ingezeetenen te openen, met geen ander vooruitzigt, dan om, zonder cenig wezenlijk nut ter herftelling van den taeftand der Maatfchappij ; beide zfi wel den Staat als zijne Ingezetenen , in den overweldigenden ftroom van haare onvermijdlijke ruine en totaalm andergang, geheel en al mede te jleepen en te bedelven. (*) 4. Dat het voorig Gouvernement intusfehen aan zig zelve niet geheel en al heeft gedeguifeerd, dat de tegenwoordige directie der Oost-Indifche Compagnie even onbeftaanbaar is met, als onbevoegd tot • het vereischt wordende beftuur over deze aanzienlijke Handelmaatfchappij, blijkens het geen de Hollandfche Staats-Commis'ïe aan haar Committenten reeds betuigde bij haar Rapport van den 15 Meij 179;? , waar in zij onder anderen te kennen gaf: ,, dat de Maatfchappij zig niet zoude kunnen ftaande houden op dien voet en na die inrigting, waar op dezelve tot hier toe heeft gefubfift'eerd; ?, dat hunne bekommering grooter en grooter wierd, ,, als zij hier bij voegden de veelvuldige gebreken, ,, welke in den form van haar beftuur hier te lan*» de plaats hebben, en uit haar gecoroplicqueerda >. ge- (*) Bit werd door den Burger Pieter Paulus, aan H hoofd der Perfoneele Commisfie gezegt.  ( 55 ) „ gefteldheid natuurlijk moesten plaats hebben; „ waarom zij alzints gepast en voorzigtig reken„ den , dat al aanftonds deliberatiën ter Generali„ teit wierden aangelegd over de wijze, op welke ,\ de zaaken zouden dienen te worden behandeld „ na het uiteinde van het Oftrooij;'' waar bij zij nog voegden in hun Rapport van den n Ottober 1794, „ dat zo lang het beftuur van de Compagnie „ op den tegenwoordigen voet moet blijven voort„ loopen , het ondoenlijk is, de zo hoogstnoodige „ befpaaring in de directie te brengen , en het „ daarom ten uiterften noodzaaklijk is, dat beftuur „ nader te concentreeren:" terwijl dezelve StaatsCommislie reeds bevoorens op den 14 Maart deszelven jaars had geadvifeerd , „ dat het bewind „ niet fcheen die acceleratie te geeven aan de voor„ Hellingen van de Gecommitteerden tot de zaaken " van de Oost-Indifche Compagnie ter bezuiniging „ en redres , maar bij aanhoudenheid fcheen te „ weezen in die vleijende denkbeelden van conti„ nuëelen onderftand, en het meer dan tijd was, „ deeze illufie weg te neemen; dat de Staaten van „ Holland ten dien einde aan het bewind behoor„ den te declareeren: dat de zaaken blijvende „ voortgaan op den tegenwoordigen voet, zij niet gedisponeerd waren, om nieuwe onderftanden „ van penningen in handen van het bewind te ftellen , om dezelve te doen dienen tot gaande hou" ding van den geheeleu omllag der Oost-Indifche Compagnie; zo als dezelve is ingericht;" waarbij dezelve Commisfie op den 6 Junij daar aan volgende , al verder verklaarde: „ dat het voor D 4 » Ho1-  ( 5« ) Holland ncch raadzaam nog onooglijk was, het ,, ligchaam van de Compagnie met gek! of crediet „ te onderfteunen ten dien effecte , dat deszelfs „ adminiftratie op den voet van het tegenwoordig „ Oftroij kan voortduwen; dat het van zelve „ fprak ; dat , wanneer de Verkrijgers van het „ Óctrooij niet meer in ftaat waren, om aan de „ conditiën te voldoen, de Souverein het recht „ had, om order te ftellen op het beftuur van de ,, algemeene belangen , die bij het Oetrooij gecon„ cerneerd zijn geweest;" voegende dezelve hier eindelijk op den 12 September daar aan volgende, nog bij: „ dat, zo lang het beftuur van de Com»» PnS',ie moet bIiJv^n voortloopen op den'voet bij „ het Oetrooij bepaald, het niet alléén ondoenlijk „ m zijn de noqdige befpaaring in de directie te „ brengen, maar ook, dat, wanneer het ogenblik 5, daar zal zijn , om tot fchikkingen te komen, ,, men zig in eene groote verlegenheid za! vinden,' door de omfiagtigheid en incoherentie van het 3, beduur, en derhalven ten hoogften nodig zal zijn, dat beftuur nader te concentreeren, en on. ,, dertusfchen het ligchaam van de Compagnie, » met de meest« menage en affnijding van overtol' .:, lige depenfes, gaande te houden." 5. Dat het daar en boven uit het gantfche gedrag der tot hier toe plaats gehad hebbende directie, maar al te zeer blijkt en ten overvloede kenlijk is[ dat de tegenwoordige bewindslieden noch de wezenlijkegronden kennen , welke ten grondjlag van een getfèhicH herfiel der Maatfchappij konden dienen, noch bonnen , waar uit haar verval voornamen lijk is • VQ.9,rt'  C 57 ) ■tStrtgefprooten ; dct derzelve diretlie daar en boven alle'Ö t/higtigfl en in-evenredigheid van haar onkunde en onbevoegdheid, ko ibaar en allerfchadeliiht is; en eindelijk, dat van zodanig beftuur voortaan nim. mer eenig heil, maar integendeel verder de jammerlijkfte rampen voor dit ligchaam te dugten zijn. (.*) 6. Dat de grondilag van het gebouw, waarop deze aanzienlijke Maatfchappij 'gevestigd is geworden , thans geheel en al van aart en natuur is ver* ankert ; a!s zijnde dezelve bij haare oprichting en tot flegts voor weinige jaaren onafgebrooken aangemerkt , en bij den Souverein dez.r landen (leeds geconfidereerd geworden, als één Genootfchap van Handelaars en Commercianten , welks leden ieder voor zig een uitfluitend recht en aanfpraak hadden op deszclfs deelge.:ootfchap en beftuur, uit hoofde der alleen door hen in deeze Handelmaatfchappij ingelegde particuliere capitaalen, ten bedraage van één fonds van 6 Millioeuen ; dog aan welk fonds, geduurende de laatfte jaaren van het bewind der geheel bedorvene directie, de Natie deei genoomen en eenen onderftand verleend heeft, welke na genoeg twintig maaien het zuiver ingelegde fonds der Oost-Indifche Compagnie te boven gaat, en van welke aanzienlijke contributie en bijlaag door den Souverein van dit gewest, ongeveer niet minder daa ééne fomma van negentig Millioenen aan de Ingezétenen van den Staat geguarandeerd is geworden. 7. Dat noch het belang van den Staat, noch dat der (*) Dit werd door den Burger Pieter Paulus, aan 't hoofd der Perfoneele Commisfie gezegt, D5  ( 58 ) der particuliere Ingezetenen dus ecnigzints toelaat, om dit mishandeld en thans zo onereus geworden ligchaam te disfolveeren of te doen ophouden; maar dat dezelve veel eer imperieufelijk gebieden , om alle kragten en vermoogens aan te fpannen t om hetzelve te behouden, en waare zulks mooglijk in zijnen voorigen bloei en aanzien te herftellen ; dat uit dien hoofde bij de tegenwoordige deliberatiën geenzins behoort gedagt te worden aan de vernieti* ging of intrekking van het Oétrooij aan deze aanzienlijke Maatfchappij voorheen verleend; maar dat integendeel alie mooglijke middelen daadlijk behooren te worden aangewend, welke dienftig konnen zijn, om aan deze beroemde Maatfchappij haaren alöuden luister terug te bezorgen, en haar op nieuw te herftellen in de moog-lijkheid, waar in zij zig in haare bloeijendfte dagen, onder een kundig en fpaarzaam beltuur, bevond, om niet flegts aan alle haare engagementen ftiptelijk en naauwkeurïg te konnen. voldoen , maar om daar en boven haar Vaderland iu den dringendften nood op de efficacieuste wijze bij te konnen ftaan. 8. Dat ondertusfchen uit al het boven opgegeeveue meer dan ten overvloede blijkt, dat, ingevalle men immermeer op een gewenscht herftel van dit voor deeze landen zo allerUangelegenst handeldrijvend Jichaam- zal konnen hoopen, men ook daadlijk tot meer kragtdaadige maatregelen zal moeten beUuiten, dan tot hier toe is gefchied; en dat men in de allereerfte plaats zal behooren overtegaan , om bet geheel bedorven , onnut, en allerfchadelijkst geworden bewind, het welk tot nog tot over deeze hoogst*  C 59 ) hoogstbelangrijke Maatfchappij gevoerd wordt geheel en al te vernietigen , en eene geheel andere DireStie over dezelve aan te ftellen , van welke men met reden ml konnen verwagten , dat dezelve niet flegts alle nodige middelen van fpaarzaamheid daadlijk in het werk zal ftellen, maar daarenboven eenen geheel nieuwen geest en leven aan den handel dezer Maatfchap» pij bijzetten. (*j Zijn die de gronden geweest, waarop de Perfoneele Commisfie in haar project decreet van den 15de September 1795, aan de Vergadering van Hollands Provifioneele Reprefentanten, de vernietiging van het geheele oude Beftuur der Oost-Indifche Maatfchappij voorftelde ? hoe is het dan mogelijk geweest, vraagen wij verder, dat den Burger Pieter Paulus daarna , en wel op den 8fte December daaraanvolgende , in voornoemde Vergadering met eene lijst verfcheen , ten einde daaruit de benoeming der leden voor het Committé .van &S te doen, waaröp hij vier Bewindhebberen van het door hem zelf als ondeugend befchreeven Beftuur der O. I. Comp. had geplaatst, en waarvan eenige nog daarenboven , als aanhangeiingen van Oranje bij hem bekend Ronden? Lieden! die hij in de bovenaangehaalde premisfen tot dit decreet, voor eeuwig gebrandmerkt had, als beroovers van 'sLands vermogen niet alléén , maar ook van den bijzonderen eigendom van 'sLands goede Ingezetenen! • Lieden! van wien hij getuigd had; dat zij niet atu ders Dit werd door den Burger Pieter Paulus, aan 'f hoofd der Perfoneele Commisfie gezegt.  ( «o ) ders weettnde te zorgen, dan voor het behoud hunner perfoonlijke inkomsten , en der voordeden of aangenaamheden , aan hunne bedieningen, in gunjliger tijden vastgehegt, eindelijk eenftemmig met het voorig bedorven Gouvernement, welks gunftelingen en beampten zij ten ééwEMAALE geworden waaren , geene andere middelen ter redding hebben weeten bij de hand te neemen, dan gerugsteund door het gezach hunner heillooze Beschermers , de fchatkisten van den Staat , zo we! ah die van deszelfs vermoogende Ingezeetenen, te openen, met geen ander vooruitzicht, dan om (NB) zonder eenig wezenlijk nut, ter herftelting van den toeftand der Maatfchappij, beide , zo wel den Staat, als zijne Ingezeetenen in den ftro'om van haare onvermijdelijke ruïne 'en totaalen endergang , geheel en al mede te jleepen en te bedelven ! Geeft dit loflijk getuigenis ondertusfchen niet oneindig meêr te kennen, dan het geen wij hier voo> ren , op goede gronden meenden te moeten befluiten, den waaren zin der voorSfrede tot dit decreet van den 15de September 1795 te zijn, namelijk: dat daar het voorig ondeugend beftuur der O. 1% Maatfchappij , was toevertrouwd geweest aan Lieden van dien Stempel, de Vergadering van Holland diende te waaken , dat zij geweerd wierden, uit het verbeterd Beftuur dat gedecreteerd ftond te worden , ton einde voor te komen, dat deeze nieuwe diretlie, door de oude, in derzelver Republikeinfche Grondbeginzekn ,• bedorven wierd? — Ingevolge dan ook van dit juiste denkbeeld, werd er in het meergenoemde ontwerp van decreet, aan de  C 6x ) de Vergadering van Holland , door de Perfoneele Commisfie voorgfteld , en ook overëenkomftig dit voordel door gemelde Vergadering op den 15 Sep* tember 1795, onder andere artikelen, het volgende beflooten: Is goedgevonden en verftaan, uit aanmerkinge „ van al het boven geallegueerde, en in conformi. ,, teit van het reeds gedecreteerde principe deezer Vergadering, vervat in derzelver decreet van den j» J5de Juni] laatstleden, thans nader en finaal vast „ te ftellen en te decreteeren , zo als vastgeireld „ en gedecreteerd word bij deezen, dat de Gedepu,, teerden deezer Provincie ter Generaliteit zuilen „ worden gelast , zo als dezeh-e gelast worden „ mits deezen, om met den meesten klem, en met „ dien aandrang , welke het gewigt der zaak alle- zints is vorderende , ter Vergadering van Hun „ Hoog Mogende te proponeeren , en als het be,, fluit deezer Vergadering voor te draagen: „ Foor eerst, dat, onvermindert het Octrooij door „ Hun Hoog Mog. aan de Maatfchappij der Oost„ Indiiche Compagnie verleend , en het welk in „ de maand December des volgenden jaars ftaat te ,, expireeren, het tot hier toe plaats hebbend Be. „ wind over de gemelde Maatfchappij daadlijk ge„ heel en al zal worden vernietigd , en gehouden „ voor niet meer te exfteeren , en alle cleszelfs Le„ den, Ministers en beëedigde Hoofd-Participanten alzo daadlijk worden ontflagen en gelicentiëerd; r*) ge- (*) Bit werd door den Burger Pieter Pauius, aan 'f bonfd der Perfoneele Commisfie, aan de Fergadering van Holland voor gefield.  ( 6* ) gelijk ook alle derzelver Ontvangers, Boekhou„ ders, Commiefen, Suppoosten, en alle verdere ,, en hoe ook genaamde Beampten en Dienaaren , ,, met last nogthands aan deeze laatften, om hun- në posten zo lang te blijven waarneemen , tot ,, dat des wegens eene nadere befchikking zal zijn gemaakt; en dat wijders , in plaats van het te„ genwoordig Bewind, door Hun Hoog Mog, zal worden aangefteld een Committé tot de zaaken van „ den Oost - Ind'fchen Handel en Bezittingen , be,, ftaande uit 28 Perfoonen; welk Committé uitflui* tend de directie zal hebben over alle de Bezittin,, gen en Heerfchappijen , welke tot hier toe aan ,, het Bewind der Oost lndifche Compagnie com- peteerende en onderworpen zijn geweest : en ,, welk Committé voorts geheel en al fubintreeren „ zal , in plaats van het genoemde en bij dezen vernietigd wordende Bewind , met behoud van ,, alle zodanige Voorrechten, Odlroijen en Privile- gien, als tot hier toe door den Souverein dezer „ Landen aan deze Handelmaatschappij vergund ,, zijn geworden." enz. enz. Uan, het zijn niet alleen dééze daadzaaken, die ten laste der Perfoneele Commisfie, of van eenige van derzelver leden kunnen aangevoerd worden,— neen! er zijn nog eenige anderen, en waaruit aan den onzijdigen lézer blijken moet , dat deeze lieden , om tot haar oogmerk te geraaken , zig bedienden van middelen , die aan de eenvoudige beginzelen van eerlijkheid ën braafheid getoest, met de naamen van bedrieglijk en fchandlijk m eten beftempeld worden! —— dit word thans niet voor de  ( 63 ) de eerde maal gezegt, neen! den Burger Redelinghuijs, heeft dit aan die zelfde lieden openbaar durven te laste leggen in de Nationaale Courant van den nde en 14de December 1795, en waarvan den zakelijken inhoud hierna in deeze Verzameling zal ingelascht worden ; ondertusfchen hebben die befchuldigde lieden, in deeze aantijging toen ter tijd, wel willen berusten. Om den Burger Redelinghuijs, omtrent het bedrog dat men jegens hem pleegen wilde, (om dat de Amfterdamfche Burgerij zig voor hem in de bresfe had willen ftellen) geheel onkundig te haten , moest den Burger Wifelius, een der leden van de Perfoneele Commisfie , den volgenden brief aan hem fchrijven: „ Brief van den Burger Wifelius, als Prefident ,, der Reprefentanten des Volks van Holland, aan „ den Burger J. H. Redelinghuijs gefchreeven: Geacht Medeburger! ,, Voor en'aleer door Wijk 41, de motie U betreffende , gedaan wierd , waart Gij door ons (naamlijk door de Perfoneele Commisfie, beltaan„ de onder anderen in de Burgeren P. Paulus, P. „ Gevers , Wifelius en von Liebeherrj op de lijst, ,, der voortedraagen leden, voor het' Committé der „ O. I. Compagnie geplaatst; verre er van ,. daan , dat ik u eenigzints hierin zoude tegen „ zijn, zal het mij integendeel ten hoogften aange„ naam zijn, U-, dien ik voor een braaf man houde , en die doorflattnde blijken van zijne Vaderlands-  C 64 ) ,-, liefde gegeeven heeft, (*) in dat Committé tot lid te „ zien benoemen. Ik twijfel ook niet, of zulks „ zal ten uwen opzichte, zo wel bij Holland, gis „ bij Hun Hoog Mog. naar uwen wensch gelukken, enz." (was getekend) W 1 S E L I ü S. In den Haag den 18 November 1795. En dat deezen brief gefchreeven was , met het oogmerk, om al den aandacht van den Burger Redelinghuijs te vestigen op de goede trouw en welmeenenheid der Perfoneele Commisfie, en hem niets ergs te doen vermoeden, maar om hem des te gewisfer te bedriegen , en dit alléén , om dat men hem de deelneeming in zijne zaak, van de aanzien, lijkfte Stad in onze Republiek bewijdde, — dit is hem driarna genoeg gebleeken uit eigenhandige brieven van zeker lid der Vergadering van Holland, dog welke hij thans niet noemen zal; — zo hij er echter toe mogt genoodzaakt worden , is hij rond en en cordaat genoeg, van zulks te doen! Eene definitie van de laage vrees te geeven , laat hij over aan lieden, die een fchuldig geweeten met zig omdraagen! den , Burger Redelinghuijs vreesd dus niets meêr, dan tegen de plichten van mensch te zondi«apj urx'o* > *fc?hm 'u ' ff t gen, (*) Dit moest mijnen vijand zeggen, — en wat zullen nu mijne fchijnvrienden doen? — J. H. Redelinghuijs;  ( 65 ) gen, en durft des allerwége de eerloosheid tarten! — Men noeme dit vrij, ongemefureerd, — men zegge vrij, den Burger Redelinghuijs, had zig meêr politiek dienen te gedraagen, hij laat dit over aan kruipende zielen, die over de plichten des eerlijken mans niet weeten tc oordeelen; of zo gij, — gij lasteraars! dit liever wild, — hij laat dit over aan lieden , die geen Rtpublikeinnismus kennen, en die dus over het gedrag van den Burger Redelinghuijs, de bevoegde Rechters i-iet zijn! Hij zaf ondertusfchen op alle die lasteringen van laage wézens , dit antwoorden: dat die geenen,die open baar beschuldigd worden, zig ook openbaar verdédigen moeten, vooral, wanneer dit plaats heeft, omtrent een lid der geconfiituëerde magten; - al h;/d het noodlot den befchuldiger ook gedoemd, zijn brood met een gering handwerk te winnen , moet zodanig ééne geconftituëerde magt, al waare het de Nationaale Vergadering zelve, volgens het richtfnoer. daar zij naar handelen moet, aan dit befchul* digd lid zeggen : (hij zij eenen Pieter Paulus of eenen anderen) Gij moet u tegen de ingebragte be* fchuldiging verdédigen! maar, wanneer de befchuldigde, of zwijgt, of zig met eene magtfpreuk tragt te redden, dat men dan ook ophoude, den befchuldiger te. lasteren! — Door deeze Verzameling van Stukken, in 't licht te Hooien, zou men den Burger Redelinghuijs kunnen martelen, —— maar, dat gehuurde Lasteraars , wanneer hun geweeteii hen in 't aangezicht vliegt , dan ook zeggen , dat den man onfchuldig vermoord wierd! —— dog het is hem onverfchiüig wat fchurken van hem E ver.  C 66 ) verfpreiden, hij herinnerd zig, dat hij tegen eerlij, ke lézers fpreekt, en daarom zal hij verder gaan. Den Burger Wifelius , niettegenftaande hij den voorigen brief aan den Burger Redelinghuijs gefchreeven had, — niettegenftaande hij wist, welke maatregelen er door de Perfoneele Commisfie , waarvan hij lid is geweest, genomen waaren, om dien Colonist uit het Committé van 28 te weeren, vond hij evenwel goed, om denzelven nogal meerder voor zijnen gek te doen fpeelen; immers oordeelde hij, dat het nodig waare, om quafie bij den Burger Redelinghuijs voor eenen welmeenenden vriend door te gaan, eenige dagen daarna, den volgenden brief, te moeten fchrijven aan eenen man, die hij genoegzaam had leeren kennen, en van wien hij, ondanks alle zijne groote politieke kundigheden berekenen kon, dat denzelven zig niet tot zijn fpeel- pop zoude willen laaten gebruiken: het fmart den Burger Redelinghuijs, dat hij over de aan hem gepleegde bedriegerijen fpreekende , perfonaliteiten "bézigen moet, maar den lézer zal hem dit wel willen vergeeven , wanneer deezen bedenkt dat de eige liefde, volgens onze leer, mede onder het getal der zonden bij overerving behoord; —- de zijne is ondertusfchen vau die tedere foorty dat hij niet verkiest het blinde werktuig van zommige politie' ken te zijn, immers van geenen Wifelius. Den Brief, om den Burger Redelinghuijs, dan nog langer te misleiden, was van den volgenden inhoud: Geacht Medeburger' Ik oordeel mij verplicht U kennis te-geeven, „ dat  ( 67 ) 9, dat er zich zerlert eenige dagen , zwaarigheden ,, tegens uwe benoeming in de O. I. Comp» begin-, „ nen op te doen. Gij moet naar mijn inzien, illko op ontfangst deezes, herwaards komen, en mij terftond komen opzoeken; alzo ik van»voorneemen ben , om overmorgen eens naar Amfterdam te gaan, en ik daar door buiten ftaat zoude „ werden gebragt, om U dienst te doen." Heil en Broederfchap! (*j (was geteekend) Den 30 November. WISELIUS. Uit den inhoud deezes briefs, zal den lézer zich misfchien verbeelden, dat den Burger Redelinghuijs zijnen zó trouwhartigen vriend, dan ook in denHaag moest gaan vinden, —— neen goede lézerl de fchrandere Bewindsman! was op het zelfde tijdftip dat den brief bij den eerstgemelden ontvangen wierd, reeds te Amfterdam; dit werd door den Burger Redelinghuijs vermoed , om dat hem daartoe, door het dubbelhartig gedrag der Perfoneele Commisfie , aanleiding gegeeven was: dog om daar zéker van te zijn, vervoegde hij zig voor zijne afreize naar den Haag , eerst ten huize van dien welmeener.den vriend.' — hij werd alddar ontvangen door eene bejaarde Matrone, — die hem verzekerde , dat haaren zoon in den Haag was, dog op (*) Kund gij, eerlijke Lézer ! u bij dit Heil en Broederfchap wel modest houden? — moet gij hier lagchen offchreiin ? ■—■ den man vermoorde den Burger Redelinghuijs, en hij kon hem dit toewenfchen! —• E 3  C 68 ) op de betuiging, dat hij van den Burger Wifelius door eenen brief ontbooden was, kwam den man te voorichijn; — eene ontmoeting ondertusfchen, die aan dien Burger niet aangenaam kon zijn : dog 'na eenige veröntfchuldigingen en eene lompe vein*. zerij , te baate genomen hebbende , ontdekte hij den Burger Redelinghuijs, dat de bedoelde zwaarigheden onder anderen beftonden, in eene verklaaring van den gewézenen Bewindhebber M. Romswinckel, die voorloopig tot lid van 't Committé van 28 benoemd zijnde, verklaard had, met den Burger Redelinghuijs geene fesfie in dat Committé te willen neemen. uit hoofde dat denzelven in zijn' aanfpraak aan de Burgerije van de Kaap de Goede Hoop, en in het begin deezer Verzameling geplaatst (*) Bewhdhebberen van't oude Beftuur, voor fielten verklaard had. Dit waaren dan de zwaarigheden , die zig zcdert eenige dagen tegen zijne benoeming hadden beginnen op te doen ; — dan hier tegen werd ingebragt , dat , en de Perfoneele Commisfie, en de Vergadering van Holland, in het decreet van den 15 September, aan deeze aanfpraak hun zegel van goedkeuring gehegt hadden, met Bewindhebberen voor heroovers van 'sLands Vermogen te verklaaren! dit werd door den Burger Wifelius erkend, en die derhalven zijnen niet zeer welkomen gast ook raade , zijne reis naar den Haag niet re ftaaken, en-bij zijne aankomst aldaar , zig zo ras doenlijk, naar het hoofd der Perfoneele Commisfie den Burger Pieter Paulus te begeeven , ten einde van denzelve de ingebragte zwaarigheden te verneemen, en daarop (*) Zie jag. 2.  ( 69 ) op als dan naar bevind van zaaken te antwoorden; dog aan dien Burger niet te ontdekken, dat hij Wifelius, hem deswegens gefchreeven had, Den Burger Redelinghuijs vertrok dan ook naar den Haag, dog niet met het oogmerk , om door laag kruipen, of door eene verfchooning over zijne verklaaring in deszelfs aanfpraak van den 21 Januarij te vraagen , de gunst van den Burger Pieter Paulus te herwinnen ; maar door déne daad zijner waardig , aan de Vergadering van Hollands Provifioneele Reprefentanten zelve, rede van zijne komst aldaar, en dit wel door het volgend adres, te geeven. VRTHEID, GELTKHEID, BROEDERSCHAP. Aan de Provifioneele Reprefentanten des Volks van Holland, Burgers Representanten! Geeft met alle betaamelijke gevoelens van achting te kennen , den ondergetekende Johannes Henricus Redelinghuijs, geboren Burger aan de Kaap de Goede Hoop, en thans woonachtig te Amfterdam. Dat hij in den jaare 1787 , nevens eenige andere Burgeren, van de doleerende en redres verzoekende •Burgerije in gemelde Volkplanting, herwaards is afgezonden geweest, ten einde van HUN HOOG MOG. de Staat en Generaal der Fereenigde Nederlanden , RECHT te imploreeren over de grouwzaamfte onderdrukkingen, waaronder de gemelde Burgerije aldaar, genoegzaam zedert de erectie der ColoE 3 nie,  ( 7o j nie, en wel voornaamelijk onder het geweldaadig beftuur van den toeumaaligen Gouverneur Joachim van Plettenberg, heeft moeten gekromd gaan, ——. en zulks alles op authoriteit en last der gefubfti. tuëerde Overheid der Oosterfche posfesfiën van den Staat, alhier bekend geweest zijnde, onder de benaaminge van Vergaderinge van Zeventienen. Dan , dat den ondergetekende met zijne Medegecommitteerden, na de fchandelijke omwenteling van 1787, heeft moeten fuccumbeeren, onder het despotisme der gemelde Vergadering van Zeventienen. Dat het gevolg daarvan is geweest , dat de ondergetekende , zig door de geweldaadige maatregelen dier Vergadering van Zeventienen, waarvan Willem den Vde het laatst ondeugend hoofd is geweest, zig genoegzaam uit zijn ongelukkig en mishandeld Vaderland heeft verbannen gezien! Dog, dat alle deeze grievende onaangenaamheden voor den ondergetekende , zijn komen op te houden, zo ras het Volk der Bataaffche Republiek, geholpen door de wapenen der zegevierende vrije Franfchen, het juk der dwingelandij verbrijzeld had. Dat dit gelukkig evenement voor het lieve Vaderland , ook dit verder gevolg voor den ondergetekende heeft gehad, dat, (na de mortificatie van het voorig Oost-Indisch bewind,) door het Volk der machtigde Stad, binnen deeze Republiek, aan U, Burgers Reprefentanten! is te kennen gegeeven, dat hetzelve niets hartelijker en vuuriger wenschte, dan den ondergetekende aangefteld te zien, als lid van het te creëeren Committé tot de zaaken van den Oost-Indifchen handel en bezittingen. Dat  C 71 ) Dat dit zelfde volk , zulks aan u, Burgers Reprrefentanten! heeft te kennen gegeeven, door een adres in dato 4de November laatstleden, en aan U geprefenteerd, door een expres daartoe benoemde Commisfie. Dat het antwoord van den toenmaaligen Prefident deezer Vergadering , den Burger P. Gems , aan gemelde Commisfie gegeeven, ook alleziats zo voldoende , en ten genoege van welgemelde Burgerije is geweest, dat zij, en nevens haar, ook den ondergetekende, volmaaktelijk in hetzelve hebben konnen en mogen berusten, blijkens nevensgaande gedrukte bijlaage. Dat den ondergetekende verder tot zijne bijzondere fatisfactie heeft mogen verneemen, dat hij ten dien einde was geplaatst, op ééne daartoe door de Perfoneele Commisfie geformeerde Nominatie, ten einde daaruit door U, Burgers Reprefentanten! de gefchiktfte voorwerpen te doen verkiezen. Dog dat den ondergetekende, tot zijne grievende fmart heeft moeten ontwaren , dat tegen zijne benoeming zwaarigheden ingebragt worden, en zulks wel door eenige leden van het voorig ondeugend beftuur der Oost-Ind. Compagnie. Dat dit aan hem is komen te blijken , uit eene fchriftelijke en mondelinge declaratie van den Reprefentant en lid deezer Vergadering, den Burger Wifelins , en die hem daarom in 'sHage heeft gere. cuireerd, ten einde de zaak zelve te onderzoeken, en daartegen gepaste maatregelen -te neemen. Weshalven, zo keerd den fuppliant zig tot U , Burgers Reprefentanten! verzoekende, om wanneer E 4 de  C 72 ) de lijst der geproponeerde perfoonen, tot het gemelde Committé van 28 door uwe perfoneele Commisfie ter tafel deezer Vergadering mogt worden ingebragt , alsdan door ééne wijze en welberaadene heuft , ook den ondergetekende in ftaat te ftellen, om door de locaale kennis , die hij heeft van de Kaapfche Volkplantinge, - aan het Bataaffche Gemeenebest, en ook dit zijn ongelukkig Vaderland, ais lid van dit te eregeren Committé , {ingevolge het antwoord van den Pref/dent deezer Vergadering,) wezenlijke diensten te bewijzen. Het welk doende enz, (was getekend) J. H. REDELINGHUIJS. 'sHage den 3 December 1795. liet eerfte Jaar der Bataaffche Vrijheid. % Dit adres zond den Burger Redelinghuijs, aan den Burger Hugo Gevers, als den toenmaaligen Prefident der Vergadering van Hollands Provifioneele Reprefentanten, vertrok vervolgens dien zelfden avond, en vernam dslarna van een lid dier Verga, dering, dat hetzelve was gefield geworden in handen van de Perfoneele Commisfie , ten einde daarop behoorlijke acht te flaan , ingevalle tot de benoeming overgegaan wierd. Bij zijne terugkomst te Amfterdam, gaf denzelve aan den Burger Wifelius, door den volgenden brief kennis van den gedaancn ftap, en waaruit den lézer nader zien zal, welke zwaarigheden er tegen de be. noe-  ( 73 ) noeming van den Burger Redelinghuijs ingebragt waa» ren, — zwaarigheden ondertusfchen! welke de leden van het voorig ondeugend en fieltdgtig Beltuur der Oost-Indifche Maatfchappij, niet zó zeer tegen den laatstgemelden , als wel tegen de Vergadering van Holland zelve , of liever tegen de Perfoneele Commisfie hadden moeten doen gelden , gelijk uit den inhoud wel blijken zal. Burger Representant! Zo gij recht wild doen, aan mijn caraéter, zult gij mij ook fermiteït toefchrijven. Het was dan ook uit dit beginfel, dat ik , toen ik laatstleden Woensdag van u afging , om in de fchuit op den Haag te frappen, het befluit nam, mij zelve gelijk te blijven ,. en in een adres aan de Reprefentanten des Volks van Holland , met ronde woorden te verklaaren, dat ik vertrouwde, dat zij als mannen van eer, het antwoord van den Burger P. Gevers, in zijne qualiteit, en in naam der Vergadering gegeeven , zouden doen gelden , tegen alle de zwaarigheden, die tegen mijne benoeming ingebragt wierden, door eenige lieden , die volgens het decreet der voornoemde Reprefentanten, in dato den 15de September laatstleden , niet anders yveetende te zorgen, dan voor het behoud hunner perfoonlijke inkomften, en der voordeelen of aangenaamheden, aan hunne be* dieningen in gunjliger tijden vastgehegt , eindelijk eenftemmig met het voorig bedorven Gouvernement, welks gunficlingen en beampten zij ten eenemaal geworden waaren, geene andere middelen ter redding E 5 heb.  C 74 ) hebben weeten bij de hand te neethen , DAN GERUGSTEUND DOOR HET GEZACH HUNNER IIE1LLOOSE BESCHERMERS, de fchat. kisten van den Staat, zo wel als die van dcszelfs vermoogende Ingezetenen , te openen , met geen ander vooruitzicht, dan om (NB. zonder eenig wezenlijk nut, ter herftelling van den toe/land der Maatfchappij , beide, zo wel den Staat, als zijne Ingezetenen in den flroom van haare onvermijdelijke ruine en totaalen ondergang , geheel en al medetefleepen en te bedelven! —— Zou ondertusfchen een rover op de publieke wegen, natuurlijker en in fterker kleuren, aan het eerlijk publiek kunnen omfchreeven worden , dan het Oost-Indisch bewind in dit decreet aan de geheele nrv:ie niet alleen, maar aan geheel Europa, afgefchilderd word? — en hoe kunnen er dan leden van dit gedrochtelijk lichaam zijn, die er nog tegen hebben , dat zij door mij, in mijn' aanfpraak op den 21 Januarij deezes jaars, aan de Kaapfche Burgerij gedaan, en in verfcheide Couranten geplaatst, voor FIELTEN gedeclareerd wierden? — de Vergadering van Holïand heeft hen immers op goede gronden voor BEROOVERS VAN 'SLANDS VERMOGEN VERKLAARD ! of anders begrijp ik dit decreet van den 15de September niet! — (*) Men zou hierop kunnen avanceeren , dat dit niet op alle Bewindhebberen moge toegepast worden; — dog d2n vraage ik, of ooit eenig Bewindhebber door (*) Nog eens: of anders begrijp ik dit decreet van de 1 1 de September niet! — moest mende NaS:e dan bedriegen? — was dit nodig? —  c 75 ) door een openbaar en manifest bewijs, zig tegen de roverijen , waarvan in het decreet melding gemaakt word, gedeclareerd hebbe? — en daar Reprefentanten des Volks van Holland, deeze vraag, met geen ftellig JA hebben kunnen beantwoorden: hebben zij RECHTVAARDIG gehandeld, de befchul. diging van beweezene rooverijen, in hun decreet van den ï5 September, op alle Bewindhebberen, zonder eenig onderfcheid toetepasfen. Voor 't overige heb ik begreepen, dat het MIJNE ZAAK waare, in dit bovengemeld adres, welk ik geprefenteerd hebbe, ook melding te moeten maaken, dat gij mij door eenen brief, in den Haag gerequireerd had; en ik vertrouwe, dat gij als een man van eer, op wien de Natie het oog gevestigd houd, en die ik eerbiedige, ook cordaatheid genoeg hebben zult , dit onbewimpeld en zonder eenige huivering te erkennen, ddar en wrtar zuïks behoord. Ik heb niet willen' afzijn; U van mijne voorloopige demarche , (want bij onverhoopte tegenkanting, zal ik verder gaan) de behoorlijke kennis te geeven, en noeme mij inmiddels met de oprechtfte hoogachting. (was getekend) Uwen Medeburger! J. H. REDELINGHUIJS. Amlterdam den 7 Dec. 1795. Thans zijn wij genaderd aan het tijdftip der ontknooping van de bijzondere bedoelingen der reeds zo dikwerf genoemde Perfoneele Commisfie, - en van welke bedoelingen nu bij de uitkomst bleek , dat dezelve reeds door deeze Commisfie waaren gekoes-  C 78 ) koesterd geworden van 't eerde oogenblik af, dat zij van de Vergadering van Holland was daarirefteld. Den Burger had zig, zo als hiervooren reeds gezegt is, uit den Haag verwijderd, en bevond zig op dit oogenblik te Amlterdam , alwadr wij hem dan ook laaten zullen , tot dat de benoeming der leden van het Committé van s8 , zal afgeloopen zijn. Hij had nodig geoordeeld, bij deeze benoeming niet tegenwoordig te weezen , om dat hij zelve een der benoemden zijn moest; — ja, om de fchijn zelve niet te hebben , dat hij de partij van den Burger Redelinghuijs waare, moest hij aan deezen ook den brief fchrh>en, gedagtekend den 30 November, hiervooren reeds geplaatst(*; en waarïn hij aan dit zijn flachtöffer kennis gaf, dat er zwaarigheden tegen deszelfs benoeming ingebragt waaren. De verkiezing aldus in zijne afwezenheid gefchiedende , oordeelde hij vrij gepleit te kunnen worden van deeze twee zaaken, welke op 't punt ftonden van beflischt te worden, te weeten: Eerfielijk , de verkiezing van hem Wifelius , tot lid van 't Committé van 28 , en zulks agtervolgens eene lijst, die door de Perfoneele Commisfie, en dus mede door hem Wifelius zelve, als lid dier Commisfie , fiond ingebragt te worden, en Ten tweeden , dat den Burger Redelinghuijs door de Perfoneele Commisfie, uit het Committé van 28, geweerd wier de. En beide deeze zaaken werden ook al ras uitgevoerd ; — want den Burger Redelinghuijs op den 7de December 1795 , den hiervooren reeds geplaat- ,* „ fte« (*) Zie pag. 6j.  ( 77 ) Ren brief aan den Burger #?/i?//«rafgezonden hebbende, ontving hij twee dagen daarna, van een der Reprefentanten van Holland, het volgend fehrifte. lijk bericht: Mijn Vriend! „ De groote flag is gegeeven! en hoe veel de „ Vergadering en ik ook voor u gepleit hebben, „ zijt gij NIET op de lijst geweest ; met moeite „ hebben wij u nog naderhand op de lijst gebragt, „ en bewerkt dat dezelve, nog agt dagen zoude „ blijven liggen ; het zal nu aan u Raan, zo veel „ leden van Holland opteloopen, als gij kunt. Hier », ingeflooten de lijst der benoemde perfoonen; ——i Ik kan niet meer fchrijven!7" — (was getekend) T. T. P. C. MULLER. Den 8 December 179$. Welke gemoedsbeweegingen er bij het flachtöfier der Staatkunde van de Perfoneele Commisfie, — der Staatkunde van lieden, die de leer der Vrijheid hadden durven prediken, plaats hadden, toen hij deezen brief ontving, hiervan zult gij u braave , dog rampfpoedige menfchenvriend, misfchieneenigflaauw denkbeeld kunnen vormen ! — aldus onverdiend door de zodanigen mishandeld te worden, ———« dit was hard! — Met bedaard — met helsch overleg aldus tot een Schouwfpel zijner vijanden te maaken een man, die voor de zaak der Vrijheid, in  ( 78 ) in zijnen toelïand , meerder opofferingen had durven doen, dan eenig Republikein in dit Land, — dit was moorden! — In koelen moede iemand aldus tot een Staatkundig flachtöffer te maaken, om eenige verachtelijke zogenaamde Grooten , die men te vooren reeds zelf voor fchurken had willen verklaaren, te believen, — hier toe moesten de bewerkers daarvan, weinig zedelijkheids, -- weinig menfchelijk gevoel bezitten! — Zegt het vrij uit , Gij Picter Paulus! Gij Wifelius! wat hebt Gij aan te voeren tegen eenen man, wiens Patriottisme ouder en zuiverder is dan de uwe , en die zig ten allen tijde , ja zelfs toen het despotisme zegevierde , gelijk gebleeven is? ; Zegt het vrij uit Gij Pieter Paulus ! en Gij Wifelius ! die ik diep, zeer diep verachte! wat hebt gij thans in te brengen tegen eenen man, van wien gij engevergd betuigd hebt, dat voor en al eêr de Amfterdamfche Burgerij eenige pooging had aangewend, om hem aan het Bataafsch Gemeenebest, en zijn ongelukkig Vaderland van dienst te doen zijn, hij reeds door u en uwe medeleden, daartoe verkooren was geworden, — en dit, om dat Gij hem hield voor een braaf man , en die doorjlaande blijken van zijne. Vaderlandsliefde gegeeven had? Wild Gij weeten wat braave lieden van u zeggen? ■— gaat dan n;-ar bijëenkomflen van onbedorraie Vaderlanders , hier en elders, en masqueert u, om het ongekunfteld gevoelen van Republikeinfche mannen over uw charafter te hooren, — dan, —■ dan zult gij met fchaamte weder heênfluipen. — Gij had den Burger Redelinghuijs in die rust kunnen  ( 79 ) nen laaten , die hij zo zeer verlangde te genieten, naar iets toegebragt te hebben tot de gelukkige omwending van zaaken in ons Vaderland, — gij had u daarna in geene briefwisseling met hem moeten begeeven , om hem des te gewisfer te moorden! want dit was zeer zot van u gehandeld; . den Burger Redelinghuijs moest blijven leeven, om deeze gefchiedenis , die gij misfchien gaarne in da duisterheid begraaven zaagt, met. eene zwarte kool te vereeuwigen! — Nu dit gedaan, htt dit volvoerd is, kund gij den man vermoorden, zo gij wild, dit is hem vrij onverfchillig; maar bekend dan ook tevens, dat gij allerwege veracht werd, en gij Uw loon in uw eigen boezem vind! Aan het characler van u braave vriend! van u dcugdzaame Muller ! die als lid der Provifioneele Reprefentanten van 't Volk van Holland, méér dan eens in de bresfe hebt willen ftaan, voor eenen man, die men bedriegen en mishandelen wude, en die men ook fchandeüjk bedroogen en mishandeld heeft, aan uw charaétcr, brr.ave Man! zal recht gedaan worden door elk gevoelig fterveling, die de oprechte deelneeming van een belangloczen vriend in onze lotgevallen, weet te waardeerenj Men kend uw hart! Gij zult één traan hebben laaten vallen , toen gij uw mishandelde vriend , op den ofte December 1795, e\i zittende in de Vergadering van Holland, 'savonds ten half tien uuren, den bovenftaanden brief fchreef, om hem te zeggen, dat zijn voorgevoel door de uitkomst niet gelogenfti aft waare geworden! — om hem te zeggen, dat hij verraaden wierd! — door deezen (lag moest gij dan uit uwe mijmering gewekt worden! uw  C 80 ) uw vriend had u dan te vergeefs meer dan éénmaal uit uwe fluimering willen doen ontwaaken, uw al te verre gaand vertrouwen om verre willen rukken., met u toe te roepen : Wij worden verraaden! — Thans waart gij overtuigd van de gegrondheid zijner gistingen. Dat den lézer ondertusfchen den brief van dien braaven en cordaaten man nog eens leeze : ,, de „ groote flag is gegeeven mijn vriend'" (dus fchreef hij) ,, en hoe veel da Vergadering en ik ook, voor u gepleit hebben , zijt gij niet op de lijst gewekt; ,, met veel moeite hebben wij u nog naderhand op „ de lijst gebragt, en bewerkt, dat dezelve nog agt dagen zoude blijven liggen. Hier ingeflooten de lijst der benoemde perfoonen. Ik kan niet meer „ fchrijven.'" — Moeten hier niet natuurlijk eenige vraagen ontdaan , die het diameter der Provifioneele Reprefentanten van 't Volk van Holland, ten opzichte eener inlchikkelijkheid voor den wil of de begeerte van eenen Pieter Paulus, van zeer nabij raaken? Wat er van zij, den Burger Redelinghuijs zal daarover voor zig zelve denken, in tegen, overftellinge van die vrijheid, die hij deswegens aan geene zijner lezers betwisten wil; —- dat is: hij zal trachten te vermijden het oordeel van 't publiek , door zijne eigene gewaarwordingen te verbijsteren; — dat is :* hij zal, zo min hem mogelijk zij, zijnen lézer pre'öccupeeren. Maar { zijn de woorden: hoe veel de Vergadering en ik ook voor u gepleit hebben enz. door een Reprejentant zelve gebézigd, niet van te veel gewicht, dan dat den Burger Redelinghuijs de vrijheid niet zoude hebben , den aan-  ( Bi ) aandagr zijns lézers daarop te vestigen? -»— heeft men den Reprefèntant Muller deswegens, immer openbaar ter verantwoording geroepen? —- Dan, deeze gefchiedenis van ongehoorde mishandeling , ontwikkelde zig ook wel ras, al rad bleek het aan den mishandelden , dat den Burger Piefer Paulus, op den 8fle December 1795, toen de benoeming geleideden moest, en ook werkelijk plaats had , in de Vergadering van Holland , met eene lijst verfcheenen was, waarop, tegen de in» tentie der Vergadering (immers wanneer wij het antwoord door den Burger Paulus Gevers als Prefident op den 5de November aan de Commisfie def Amfterdamfche Burgerije gegeeven , en den bovenaangehaalden brief van den Reprefentnnt Muller raadpleegen) den Burger Redelinghuijs niet gevonden wierd .' dit had aanleiding gegeeven dat door den gemelden Reprefèntant Muller $ zittende in de Vergadering bij of omtrent den Burger Paulus, overluid gevraagd was, Wat de Perfoneele Commisfie, of liever hem Paulus had konnen beweegen, den Burger Redelinghuijs , tegen de intentie def Vergadering, van de lijst te roijeeren? Het hoofd dier Commisfie, op de gedaane vraag, geen Voldoend antwoord hebbende konnen geeven , had vervolgens nog tot zijne fmart gezien, dat den Bur* ger Muller onderfteund wierd, door eenige verdere leden der Vergadering, als de Burgers Nuhout van der Veen, Hahn, Eikenbroek en anderen. De benoeming gefchiede echter in weerwil van dit alles volgens de ingebragte lijst, en er werd door da plaats gehad hebbende tegenkanting niets anders F tlit«  C 8a ) uitgewerkt, dan dat den Burger Redelinghuijs, nevens eenige andere perfoonen genomineerd wierd , om, ingevalle eenige der verkoorenen, de verkiezing niet aannaamen, in aanmerkinge te komen. Van de toedragt der zaake, zo als wij dezelve hier boven gefchetst hebben, werd den Burger Re* delinghuijs twee dagen laater onderricht; werdende hem onder anderen door een lid der Vergadering van Holland uit den Haag deswegens gefchreeven, Wat er ten zijnen opzichte voorgevallen was , met verzoek , geene openbaare flappen ter ontdekking van het gepleegd bedrog te doen, dan wanneer dé zaak hoopeloos mogt worden; — integendeel onmiddelijk na den ontfangst van dit bericht , zig , naar den Haag te fpoeden, en aldtfar aankomende, oogenblikkelijk zo veele Leden van Holland over het voorgevallene te gaan onderhouden , als hem wegens de kortheid des tijds zoude doenlijk zijn. Voor dit een en ander , heeft den Burger Redelinghuijs , de bewijzen in handen, en kan die ten allen tijde vertoonen , da:lr en wddr dezelve kunnen en mogen gevorderd worden; dat hij dezelve niet in dééze Verzameling woordelijk inlascht, gefchied, om dat ze daartoe niet gefchikt zijn. Dan , om van deezen kleenen uitflap te rugge te keeren. Daar den Burger Redelinghuijs op de fchandelijkfle en lafhartigfle wijze verraaden en mishandeld 'was, moest hij het doen van dern hem voorgeftelden fiap weigeren, van namelijk /o veel Leden van Holland op te loopen als hem doenlijk waare; (dit was de uitdrukking die men bezigde) hij oordeelde integendeel, dat hij een befluit moest neemen  ( 83 ) zijner waardig» en hierin beflaande, dat hij het gebeurde ten zijnen opzichte, onder't oog der Naiiel bragt; — dit deed hij, door middel der Nationaale Courant van den nde en 14de December 1795, en men heeft hem algemeen het recht gedaan van te erkennen , dat men hem fchandelijk behandeld had. Op welken wijze den Bu'ger Redelinghuijs heC aan hem gepleegd bedrog onder 't oog der Natie bragt, zal moeten blijken, uit het geene hij daarvan in evengemelde Couranten gezegt hebbe; —■ hier mede zal dan ook voldaan worden aan het geene hij hiervooren reeds te kennen ga", (*) namelijk dat hij ook den zakelijken inhoud van het daarin ter nedergeftelde daaromtrent, in deeze Verzameling zoude inlasfchen. Den Burger Redelinghuijs, fchreef dan op den ode December 1795 tot een inleiding der Stukken, die hij het publiek mededeelen wilde , den volgenden brief aan den Redacteur van gezegde Courant. Burger Courantier.' ,, Gij hebt op den 16de en 18de November laatst* leden, in uwe Courant de (lukken geplaatst, die" ,, betrekkinge hebben, tot den oprechten en onge„ kunftelden wensch, van Amftels braave Folk tett ,, mijnen opzichte; — Gij hebt daarbij niet vergeeten, het adres door eene buitengewoone CommiS- „ fió (*) Zie pag. 63. F 1  ( H } f fie uit de algemeene Vergadering der Wïjkvergade„ ringen , en de Grondvergadering der Bataaffche ,, Clubs , aan de Reprefentanten des Volks van Holland, cp den 4de November geprefenteert; — „ gij hebt daar nevens ook de edelmoedigheid ge,, had, alle deeze ftukken niet te verminken, maar zo als ik dezelve opgegeeven had, te plaatzen, „ en daaronder het antwoord van den Prefident van Holland, den Burger Paulus Gevers, aan deeze „ gecombineerde Commisfie uit naam van Hollands ,, Reprefentanten gegeeven. „ Thans, daar de benoeming gefchied is; « thans , daar ik U door eenen brief van eenen „ Reprefèntant van Holland zelve, aan mij gefchre,, ven, toonen kan, dat er, ondanks het decreet der „ Reprefentanten van Holland van den '15de Sep- tember laatstleden, en waarbij het geheele lichaam ,, van Bewindhebberen der Oost-Indifche Maatfchap- pij, voor fchurken gedeclareerd werd , vier Be- windhebberen onder de benoemde perfoonen ge„ vonden worden; — thans , heb ik cordaatheid „ genoeg, U den geneden toedragt der zaake door ,, deezen brief nader te omwikkelen , en dit wel „ door de volgende authentieke /lukken , die ik in „ mijne handen hebbe. — Ik ben niet dwaas ge„ noeg, te hoopen , dat ik mij door deeze openbaar. ., maaking bevoordeelen zal! — Neen: het bedrog tegen den moed van een eerlijk man, inde weeg. „ fchaal te leggen, is de drijfveer van den ftap die ik gaa doen; zie hier dan de bewijzen, die „ het bedrog, het mom moeten afrukken: Hierop volgde dan eerftdijk den brief van den Bur.  ( 85 ) Burger Wifelius, gedagtekend den 18 November 1795 > en welken hiervooren reeds geplaatst is, (*) Vervolgens zal den lézer in de Courant van den nde December vinden , dat den Burger Redelinghuijs zijne rede tot het publiek, in deezer voegen richtte: Nadat deezen brief bij mij ontfangen was, twijf„ felde ik ook niet, of de bovengemelde perforeele Commisfie, zou de braafheid hebben, mij te doen j, blijven op de lijst der door haar zelf genomineerde perfoonen, en dit wel voornamelijk, om dat de ,, Burgerije der aanzienlijkfte ftad in deeze Re,, publiek, zig voor mij had willen in de bresfe ftel„ len niet alleen; maar zelfs op fundament van het ,, antwoord van den toenmaaligen Prefident van ,, Holland , en lid van deeze perfoneele Commis„ fie den Burger P. Gevers, en in de Nationaale -,, Courant van den 18 November geplaatst, aan de „ Amfterdamfche Commisfie gegeeven , beftaande „ in de Burgers Muller thans Reprefèntant van Hol,, land , Tippel en Ravenflein , en hoofdzaakelijk in„ houdende: dat door de Reprefentanten des Volks van Holland, het fentiment der burgerij van Amfterdam, j, ten hoogften werd gelouëert, doordien zij de noodzaa- kelijkheid van het aan ft ellen van een Committé, tot ,, het bejlier van den handel en bezittingen deezer Repu,, bliek in INDlëN had bevroed; — dat zij Reprefen,, tanten , den perfoon van J. H. REDELING- HUJJS , als een der onontbeerlijkfte voorwerpen , ,, voor dat Committé befchouwden; — dat hij er niet ,, aan (*) Ziepag. 63. F3  C 86 ) „ aan behoefde te twijfelen , of de verkiezing zoude „ zekerlijk op zijn perfoon vallen; — en eindelijk, dat de Commisfie haare Committenten koude verze. „ keren, dat hij Redelinghuijs, daartoe zoude be», neemd worden. „ Dan, ondanks dit gedeclareerde, — ondanks „ de overtuiging, dat er geen lid in dit Committé, „ met de goedkeuring des volks kan geplaatst wor„ den , op eene wijze , die gelijk ftaat, met de „ declaratie der burgerije, van de aanzienlijke ftad „ binnen deeze Republiek , ten mijnen voordeele # „ gedaan, —• ondanks dit alles zegge ik, kon even„ wel de perfoneele Commisfie, op de tegenkanting ,, van den Bewindhebber Romswinckel, goedvinden, mij van de lijst der geproponeerde voorwerpen „ te roijeeren, en zig zelve, of vijf haarer eigene „ leden op dezelve te ftellen; — immers werd mij „ hierover, door den Reprefèntant Wifelius de vol» ,, gende brief gefchreeven: Dee?en brief echter mede hiervooren reeds geplaatst zijnde, (*) vinden wij onnodig dezelve andermaal hier in te lasfchen; — op dezelve liet den Burger Redelinghuijs in evengemelde Courant van den nde December clan onmiddelijk volgen:, „ En door welken brief ik mij dan ook genood„ zsakt vond, direct naar 'sHage te vertrekken, ,, voorzien onder anderen van eenen brief van deu ,s Burger Hendrik Nobbe alhier , en geadresfeert aan den geweezenen Prefident der Vergaderinge „ van Holland , den meergemelJen Burger Rauluf ,, Gevers, en van den volgenden inhoud: Bun- {*) Zie pag, 60,  ( 87 ) Burger Representant! „ ,i Daar gij mij de verzekering hebt gegeeven, ,, „ dat gij alles, en zo veel in Uw vermogen was, „ „ zoudt aanwenden, om den Burger J. H. Re„ „ deüiighuijs , (die voor eenige jaaren van we„ „ gens de Kaapfche Burgerije, bij de Staaten „ ,, Generaal is gecommitteerd geweest,) in het ,, „ Committé van 28 te doen plaatzen, — zo „ ,, is mijn vriendelijk verzoek, denzelven Burger „ „ daarin bevorderlijk te zijn; — te meer , daar ,, „ ik informatie heb , dat er tegens zijne benoe- „ ming zwaarigheden worden ingebragt; — en „ „ evenwel zullen die niet mogen opweegen tegen „ het antwoord, door U als Prefident van Hol„ „ land aan de Amfterdamfche Commisfie gegee„ „ ven. Dit antwoord is in de Couranten gepu„ „ bliceerd, en ik hoope , dat gij Uw antwoord „ „ zult doen gelden, enz."" (was getekend) HENDRIK NOBBE. Amlterdam den ade Dec. 1795. In den Haag komende, oordeelde ik, dat mijne eer en mijnen pligt van mij vorderde, een adres j, van den volgenden inhoud aan de Vergadering van Holland te moeten prefenteeren: Dit adres vind den lézer mede hiervooren reeds geplaatst (*), als mede onmiddelijk op hetzelve, eenen (*) Zie pag. 69. F4  C 88 ) eenen brief van den Burger Redelinghuijs aan den Burger Wifelius , ten einde deezen van dit adres tennis te geeven. (*) En eindelijk na alle deeze ftukken in gemelde Nationaale Courant van den nde December geplaatst te hebben, befloot den Burger Redelinghuijs zijnen brief aan den redacteur van dit dagblad, met deeze Woorden; „ Voor 't overige laat ik aan het eerlijk Volk van „ dit Gemeenebest, alle deeze ftukken die authen,, tiek zijn, en waarvoor ik mij zelve verant„ woordelijk Helle, ter beoordeelinge over." - (was getekend) , ; J. H. REDELINGHUIJS. Amfterdam den 9 December 1795. Bet eerfle Jaar der Bataaffche Vrijheid. Midlerwijl werd de grief denzelve , door deeze trouwlooze handelwijze toegebragt, ook gevoeld bij eerl aanzienlijk deel van Amftels braave burgeren, invoegen , dat nog op dien zelfden dag, toen de bovengemelde ftukken publiek waaren gemaakt, jn de Algemeene Vergadering der Wijkvergaderingen \ bet voorftel gedaan wierd, om deswegens, zo fpoedig mogelijk, door eene buitengewoone Commisfie, een behoorlijk adres, ter tafel van de Provifioneele Reprefentanten van 't Volk van Holland te doen inleveren, en dit wel voornamelijk op fundament van het antwoord van den Prefident dier Ver• gadwing, op den 5de November aan de Commisfie  C 89 ) der Amfterdamfche Burgerije gegeeven (*), en tot de afzending van welke nieuwe Commisfie , de voornoemde Algemeene Vergadering , dan ook met eenpaarige Memmen befloot, werdende tot het bekleeden derzelve benoemd, de Burgeren Willem Holtrop, P. M. Pertal, Willem Uijlenburg en E. DeugIer Sweers. Den Burger Redelinghuijs, dien dag mede in gemelde Algemeene Vergadering tegenwoordig zijnde, oordeelde het zijnen plicht, zijne braave Mede-burgeren , een gering bewijs te moeten geeven van zijne zuivere erkentenis , voor deeze hunne hartelijke deelneeming in zijne zaak; en om zo veel mogelijk aan de geheele Natie te doen blijken , welke gevoelens hij wegens het gedrag der Perfoneele Commisfie , zo ten opzichte der Amfterdamfche Burgerije, als van hem zelve gehouden, koesterde, — befloot hij den volgenden dag , zijne aanfpraak bij die gelegenheid gedaan, mede publiek te maakenj — dezelve zal woordelijk met den brief, die daarbij verzeld ging , in deeze Verzameling ingelascht en daarmede voldaan worden aan de belofte, ten opzichte der Nationaale Courant van den 14de December 1705 gedaan, (f) Zie hier beide deeze ftukken. Burger Courantier! ., Daar gij uwe belofte volbragt hebt, — daar „ gij alle de ftukken , die betrekking hebben tot „ de (*; Zie pag. 46. (t) Zie pag. 63. F 5  ( 9= ) de zaak der misleide Amfterdamfche Burgev ril'e> volgens mijne opgaaf, in uwe Courant van ,, gisteren den n deezer geplaatst hebt, en waar« „ uit het Bataaffche Volk ontwaaren kan, hoe eeni„ ge niets beduidende wêzens , zig verftouten durv ven , het eerbiedwaardig Ligchaam der braave „ Reprefentanten des Volks van Holland zelve te misleiden, — zo zende ik u hiernevens mijne y> aanfpraak aan de algemeene Vergadering der M Wijkvergaderingen deezer Stad, op gisteren ge„ daan, ter gelegenheid dat deeze Vergadering het „ befluit nam , zig zelve gelijk te blijven , en an- dermaal eene Commisfie te decerneeren, ten ein,, de gemelde Reprefentanten liet gepleegd bedrog „ als vrije mannen, die het despotisme niet vreezen „ onder 't oog te brengen ; zie hier de aanfpraak ,» zelve: Mededürgers ! Broeders! In mijne aanfpraak aan de Bnrgers Pieter Brou* ,. v.er en A> G. Ferfter, weleer Prelïoent en Vice- Prcfident deezer algemeene Vergadering, dog ty thans Leden onzer Stads Municipaliteit; wel,, eer ieverïge Voorftanders van de zogenaamde voorrechten deezer Vergadering, — dog thans ,, handhaavers van het Municipaliteits gezach! —— „ weleer verdedigers van de Volksftem binnen deeze „ Stad, en wel zo ongereimd, dat zij durfden ftaan,, de houden, — met onbefchaamde kaaken Maande „ houden : dat de Souvereiniteit des Volks van ,, Amfterdam , in den boezem deezer Vergadering „ be«  ( 9i ) „ berustte ! blijkens de notulen deezer Vergade. ring, dog weder van toon veranderd, verdedigers van het Municipaliteits gezach, tegen„ deeze door hen zelf erkende zwakke Vo!ks-Majefteit! — In deeze aanfpraak zegge ik, bij gele. „ genheid dat zij de eerwaardige plaatzen in deeze ,, Vergadering van Prefes en Vice-Prefes verlieten, om anderen te gaan vervullen, waartoe zij door het goede en zo zacht te leiden Volk deezer Stad, met zo veel vertrouwen geroepen waren , — toen herzegge ik, heb ik hen op deeze wijs aan,, gefprooken: ,, Uit aanmerkinge dat gij de betwist wordende jietn van het aanzienlijk en achtenswaardig Folk „ binnen deeze Stad , ook in de nieuwe betrekking ,. waarin gij gefield zijt, met kracht en onbezweeken moed zult deen eerbiedigen, aan allen die de vermctelheid hebben , dezelve met fioutheid aanteran,, den, getroosten wij ons het verlies dat wij lijden , „ met u van ons verwijderd te zien! — dan , zo gij x, immer tot de veragtelijke laagte vervielt, van in „ uwen pa t, de hier zo menigwerf betuigde gevoelens ,, van uw hait te verbannen , en het goede,'— het „ deugdzaume Folk fchandelijk te misleiden, — weet dan ook, dat gii in onzer aller harten gewaarwor„ dingen zult doen geboren worden , welken u zullen „ do. n ondervind n, dat de veragiing van een braaf en misleid Volk verfchrikkelijk is, aan alle de gee„ nen , die gefield om voor 'sFolks heil te waaken, 4> hef&lye iegjtn de eenmaal door hen betuigde gevoe,, lens verraaden kunnen.1" «—— „ paare;,boven, mijne waarde Medeburgers! heb „ ik  C 9* ) „ ik u éénmaal in zekere aanfpraak, bij gelegenheid „ dat ik van het Secretariaat deezer Vergadering af. „ ftand deed, gezegd : Wanneer mijne zucht tot de „ vrijheid, immer kon miskend worden, zou misfchien »» het gwigt'g tijdvak mijns levens eenen aanvang „ neemen!- verachtelijke Jïervelingen! die onder het „ mom van Patriottisme het Folk jchandelijk mislet. » den, aan het misleide Folk te doen kennen , zou " dan de heil ftantie zich aldus te uiten: ,, De Voordragt, Bur„geren! die gij ten behoeve van uwen Stadgenoot „ aan mij doet hooren , is reeds in de Provinciaalé „ Vergaderzaal voor hem van onzentwegen gedaan ge- worden; uw Medeburger Redelinghuijs, bij ons ,,niet minder dan bij u bekend, zal , wanneer het „naar mijnen wensch moge gaan, in het nieuw be- (tuur der Oost-Indifche Maatfchappij zeker mede ge„ plaatst worden." — In deze blijmoedige hoop Crt met zo veel gronds van Vertrouwen, nam de Vertegenwoordiging der Amfteldamfche Wijkburgeren eert plegtig en pligtmaatig affcheid van den toenmaaligen Voorzitter dezer Vergadering, den braavenBur; ger en belangloozen Volksvriend Paulus Gevers; zij keerde in liet midden haarer Committenten Wederj en verblijdde ook deze met den zoo zeer gelukkigen uitflag haarer poogingen , en Redelinghuijs j haar medelid, werdt aanvanglijk, als met eenen ven Ö kti»  kregenen post hartlijkst begroet. Hij echter, nimmer gewoon da.n op gronden van zekerheid zijne hoop te vestigen, liet niet na, hoe zeer ook overtuigd van de edJe zugt dezer aanzienlijke Vergadering, om de billijke weiifchLii ailer Burgeren, en in dezen die der Amfteldamfche Burgerij in het bijzonder, te vervullen, — van zijne zijde daarënboven alle mogelijke poogingen aantewenden om zijn doel en daar in ook de redding van zijne verdrukte Landgenoöten , en het heil onzer Oost-Indifche bezittingen tevens, naar zijne vermogens, hoe gering die immer'wezen mogen, te bereiken en te bevoorderen. Getuigen hier van kunnen en zullen altijd zijn, zoo veele hei haalde mondelinge en fchriftelijke onderhandelingen , als door hem zoo met welgemelden toenmaa/igen Voo/zitter, als met onderfcheidene individuëele Leden dezer Vergadering, mogten gehouden worden, Burgers Reprefentanten! mogt de hoop van onzen Medeburger aldus van dag tot dag aangroeien ! durfde hij zich vleiën, weldra tot den eindpaal zijner wenfchen te zullen zijn gekomen ! daadlijk en levendig zal elk uwer ook zijne fmart gevoelen, toen hij, op den oden dezer maand, met u braave en cordaate Vertegenwoordigers van het Volk van Holland , de treffende grief moest ontwaaren, dat van wegen deze Provincie eene nominatie tot een aanzienlijk gedeelte der Leden van het meergemelde Comn.itté uitgebragt was geworden , waarop gij , Burgers Reprefentanten! de Amlteldanifche Burgerij met u, en hij Burger Redelinghuijs, met deze beide aanzienlijke CorporMiin , zijnen naam te vergeefs poog-  C 99 ) poogde te vinden ; en zulks in weerwil van uw vermogen, van de hoop der Amfteldamfche Bur- gerij, van den wensch uwes toenmaaligen Voorzitters, van zijne eigene ftreelende vooruitzichten, en van zoo onderfcheiden toezeggingen en gemanifesteerde verlangens! Ja Burgeren ! een zoo duistere nagt moest, ondanks dit alles, een zoo helderen dag plotsüng opvolgen ï maar zpu zoo veel hoops, met zoo veel kragts ge. geven , ijdel kunnen zijn en blijven ! Neen Reprefentanten! neen: de enkele verönderftelling zelfs zou het Volk van Holland, dat door u vertegenwoordigd wordt, in uwe onderfcheiden perfoonen gehoond zijn i flegts één wenk van u, en alles is herfteld! De ftem onzer duizenden behoeft daar toe voor u niet optegaan , de mond alleen van deze Vergade. ring opene zich, en Redelinghuijs, onze Medeburger, zal erlangen, wat op de voorfpraak zijner Amfteldamfche Medeburgeren aan hem is toegezegd geworden , wat het fouverain vermogen des gantfchen Volks op dezen grond, in één punt van werking gebragt, kan daarftellen, en wat ons dankbaar en verheugd denzelven kan doen verlaaten. Vreest niet, Burgers Reprefentanten! dat wij uwen prztieufen aandacht en gewigtige oCcupatiin, na zo veele herinneringen aan gebeurde zaken, langer zullen vermoeien en afbreken; geenfints, onze pooging is alleen geweest om de belangen van onzen Medeburger Redelinghuijs , kon het zijn , op het leevendigst aan uwen geest te vertegenwoordigen : goedgunfüge gevoelens op het oog en in het gelaat dezer aanzienlijke Vergadering voor hem te doen geboren worden, is de eenige last, ja de eeniG 3 gö  ( loa ) ge pligt, dien wii ter dezer plaatfe hebben te vervullen. Vernieuwde hoop , op ae zekerheid van zijne aanftelling aan het hart van onze Committenten te mogen waarborgen , zou in dit oogenblik meer zijn , dan wij ons aanvanglijk durven belooven. Troost ons, Burgers Reprefentanten I met het mogelijke dier zo zeer verlangde zekerheid : hij , voor wien wij ook deeze intenesfie bij u maaken, is onze achting en uwen aandacht waardig. Liefde tot hem vervult de ziel van onze Committenten ; pligt gebiedt ons tot dezen aandrag ; mogt flegts de last, aan ons opgedragen, beter en volkomeiicr zijnuitgevoerd geworden! eene welbefpraakter tong zeker hadt zijne zaak bij u kunnen bepleiten, maar een hart, dat ongeveinsder voor hem klopt, zou bezwaarlijk te vinden zijn. Uwe heuschheid vergeeve het gebrekkige dezer Voordragt , en ook dezen kleinen uitftap , en duide ten goede de oprechte wenfchen, die door eik onzer en door ons allen te fameu , ook in den naam onzer talrijke Committenten, gevormd worden, voor den welvaart van uwe perfoonen, voor het welgelukken uwer ondernemingen , en voor den blijvenden luister van deeze aanzienlijke Vergadering, in welke de geest der Wijsheid fteeds voorzitte, en de mond des Rechts behendig uitfpraak doe! Heil en Broederfchap! In naam en op last van de Algemeene Vergadering der Wijkverg. voornoemd. w. holtrop, p. m. pertat Wm. uulknburg, em. dengler sweers. In den Haag 14 Dec. 1795. Eerfte Jaar der Bataaffche Vrijheid. Dit  C 101 ) Dit verflag der Commisfie, werd door den Voorzitter van de Algemeene Vergadering der Wijkver* gaderingen op de volgende wijze beantwoord: Medeburgers ! Ik verbeelde mij, en kon niet anders van u ver„wachten, dan dat gij de op u genomen taak man,,lijk zoudt volbragt hebben. Uwe achting voor den „ Burger Redelinghuijs; — uwe bekende welfpreken,,heid, gevoegd bij doorwrogtekunde, doen mij, en ,, ieder onzer gevoelen wat uw taal zal geweest zijn. ,,Is het u niet mogen gebeuren, meer vruchts van uwe aangewende vlijt genoten te hebben ; wij twijf„ felen geen oogenblik, of gij zult al uw vermogen ,1 hefteed hebben, zo ten dienfte van den Burger Re. „delinghuijs zeiven, als tot maintiïn der eer en aan,,zien van deze onze Vergadering. 'T is daarom, ,, waarde Medeburgers! dat ik u allen mijnen harte„lijken dank betuigde, dat gij zo gewillig waart om „ten dienfte van uwen Medebroeder u wel te willen ,.preteeren, de Vergadering te believen met die netelige Commisfie op u te nemen, en het belang van dien Burger zo wel, als dat van het algemeen te willen helpen bevoorderen. Het doet mij leed, dat „het van geen meerder effeel is geweest — Dan, gij „en wij hebben onzen pligt gedaan, en dit is genoeg. ,,De onaangenaamheid, die gij daaromtrend hebt ,.moeten verduuren, zal ras bij u vergeten zijn; ik „ken uwe edele gevoelens te wel, dan dat ik daar „aan een oogenblik zou twijfïelen. — Hollands Ra..prefentdnten dragen intusfchen overtuigend kennis, G 3 „dat  ( 102 ) „ dat Amftels Wijkvergaderingen mannen oplevert , „die moed en bekwaamheid hebben om voor hun „heil te kunnen zorgen, — en deugds genoeg be„zitten, om dat voor hunne Medebroederen wel te „willen belteeden; waar voor ik u nogmaals mijnen „dank betuige." „Heil en Broederfchap.'" Aldus werdt den Burger Redelinghuijs andermaal opgeofferd aan eenige bijzondere Staatkundige bedoelingen, bedoelingen nogthans ! die getoetst aan de waare belangen des Vaderlands'ten hoogden berispelijk, zo niet ftrafwaardig zijn. Den Burger Pieter Paulus, als de hoofdrol in 't begin der Revolutie van 1795 fpeelende, mengde in de dronkenfchap zijner gewaarwordingen, over de toejuichingen eener onderdrukte natie, onder het rechtmaatig Vólks-misnoegen jegens het voorig ondeugend Beftuur , zo veel van den perfoneelen haat, dien hij over zekere mishandeling hem aangedaan, dit Beftuur toedroeg, dat hij zig daardoor bittere vijanden onder deeze partij verwekte ; kortom : om zig te wreeken wegens eene niet zeer ftaatkundige daad van den ge weezenen Stadhouder, van hem naamlijk in den jaare 1788 te ontzetten van zijnen post, als Advocaat-Fiscaal op de Maaze, niettegendaande hij gefteund had , op de bekende deugd en grootmoedigheid van zijne Hoogheid (*), haavende hij de leden van (*i Dit was de verachtelijke taal van eenen Pieter Paulus, in den Raad ter Admiraliteit op de Maaze, ter gelegenheid dat Hij in dezelve in de maand Fe. bruarij 1788 eea' aanfpraak deed, om zijnen post van  C 103 ) van het voorig Oranje Beftuur, als Prefident der Provifioneele Reprefentanten des Volks van Holland, zo oumedogenloos, öat wij moeten twijffelen aan het groote doorzicht van eenen man, van wien het allezints blijkbaar is, dat hij zig al zeer vroeg een plan van eigen grootheid gevormd had; -—immers , toen hij daarna ontwaarde , dat hij zig onverzoenbaare vijanden , onder de Stadhoudersgezinden en Neutraalen of Rillen in den Lande, door de Democratifche denkbeelden zijner . i'tie te vleien, verwekt had , omhelsde hij genoegzaam op het zelfde oogenblik, een geheel tegenftrijdig fielzel, hierdoor dagt hij zijn vermeenden misflag te verbeteren, en zijne vrienden onder de Stadhoudersgezinden te bevredigen ; i - daarvan daan onder anderen, zijne keuze, gevallen op zodanige Bewindhebberen, dia hij voorheen en wel in het Decreet van den 15de September 1795, aan geheel Europa had ten toon geReld , als Rrafwaardige aanhangelingen van Oranje; immers, ah lieden, die gerugfteund door het gezach hunner heillooze befchermers, 's Lands Schatkisten beroofd hadden. En aan dit Sijsthema van gemaatigdheid, moest eenen Redelinghuijs opgeofferd worden; trouwens, men moest dien Colonist doen ondervin. den, dat het eene verregaande vermetelheid in hem geweest waare , eenig gewag te maaken van dit beruchte Decreet van den 15de September , aangezien van Advocaat-Fiscaal te behouden. De Aanfpraak zelve, is in zijn geheel te vinden, in de Nederlandfche Jaarboeken van Februarij 1788, bladz. 317; en dus een half jaar na de omwenteling van 17 87. G 3  C 104 ) zien den Burger Pieter Paulus voor zig zelve het plan ontworpen had , om ter zijner eigene beveiliging , de leden van het oude Beftuur zo veei mogelijk te bevredigen; — 0f duidelijker gezegt: dat den Burger Redelinghuijs dit decreet had durven opdelven uit den poel der vergételheid, daar het door de Staatkunde der Perfoneele Commisjie in geworpen Was, dit was ongemefureerd, zo niet misdaadig, en daarom moest men hem doen gevoelen, dat hij nog niet rijp genoeg waare, om eenen rol te fpeelen, die diensthaar konde zijn aan de oogmerken die zij koesterde. Dat dit door dien Colonist, die zig geheel andere denkbeelden van het charafter deezer Matadors der omwenteling van 1795 gevormd had, gevoeld wierd, — hiervan zal elk braaf Republikein die dit ftuk leezen zal, zig wel willen overreed houden; —■ ja! de mishandeling hem zo onverdiend aangedaan , — het bedrog aan de Amjlerdamfche Burgerij, bui-, ten eenige noodzaake gepleegd , door lieden , die deeze revolutie, met de finesfes van de ondeugende Staatkunde der Vorsten bezwalkten, dit moest hem, en elk vrij se worden Bataaf, aan 't harte gaan J — Hij had zig kunnen vernederen deeze heden te vraa. gen: of zij bij eene ongelukkige ondervindig, en dit als het waare nog in de geboorte onzer revolutie, geleerd hadden, dat het nodig waare, Volken, of geheele Maatfchappijen te bedriegen, om derzelver geluk te bevorderen, of het doel van den Schepper in de beftemming van den mensch, te bereiken? — maar neen! dit deed bij niet , om dat hij d.oor zijne ondervinding, deeze vraagen tot in 't on-  C 105 ) oneindige zoude hebben moeten vermenigvuldigen; — Lézer! zie hier nog eenigen, die hem toen ter tijd op de lippen brandden , en die hij aan eenen Pieter Paulus en eenen Wifelius , zoude hebben kunnen doen : wat waaren toch uwe bedoelingen toen gij aan het Nederlandfche Volk, de rechten van den mensen prediktet? — was dit Volk dan zo gevoelloos omtrent het verhévene uwer bedoelingen, dat het diende misleid te worden? kende het zijne wezenlijke belangen dan zo weinig, dat het met het gedrochtelijk hulpmiddel van de Staatkunde der Vorsten , die gij openbaar had durven vervloeken, andermaal moest geleid worden? ■ ■ — was het dan nodig eene geheele Burgerij te misleiden , en een eerlijk Republikein te vermoorden, om uwe Staatkundige inzichten te bereiken, of het decorum uwer Vergadering te bewaaren ? — Maar wierd dit decorum bewaard , toen gij goedvond de geheele Vergadering van Holland aan uwen baldaadigen wil te onderwerpen? — immers fchreef den Reprefèntant Muller aan zijnen door u mishandelden vriend: fchoon de geheele Vergadering en ik ook voor u gepleit hebben , zijt gij niet op de lijst ge. weest! Maar gij moest uw character tegen den Burger Redelinghuijs doen gelden! niettegenftaande men zig in de Vergadering van Holland over uwe handelwijze verontwaardigd had, — ja! verontwaardigd had! gij zult u immers kunnen herinneren, dat den Burger Swart, wegens Oudewater in die zelfde Vergadering fesfie hebbende, zijn gevoelen over deeze uwe handelwijze met die diepe verachting heeft doen hooren, die dezelve verdiende! gij Cr 5 ZUlt  C 106 ) tuit n immers mede weeten te herinneren, dat men dien braaven Vaderlander over deeze cordaatheid, op een gevraagd appèl nominal de Vergadering heeft willen doen ruimen, en gij zult u daar nevens kunnen herinneren, dat het grootst gedeelte der Vergadering , dit geweld , welk men aan den Burger Swart pleegen wilde, nog heeft belet! Burgers! Gij, die de Vergadering van Hollands Provifioneele Vertegenwoordigers toen uitmaaktet, aan u vraagd men , of dit op den 14de December 1795, onder het Preftdium van den Burger Hugo Gevers, niet heeft plaats gehad? — Maar, om weder te keeren tot de bcfchuldiging, dat Gij Pieter Paulus , en Gij Wifelius, uw flachtoffer niet rijp genoeg oordeeldet, om aan uwe oogmerken dienstbaar te zijn, —- dit werd door den Burger Redelinghuijs zeer wel gevoeld ! verre was het er ook van daan , dat hij dit gevoel niet bi| elke gepaste gelegenheid zoude hebben laaten blijken; — een nieuwe drangreden misfchien voor u, om dien Colonist als de pest te fchuuwen, maar eene wijze van handelen, zo cordaat, dat die hem de achting van elk braaf man moest waardig maaken. Dan, dit drukkend gevoel wegens de onverdiende mishandelingen hem zo onophoudelijk aangedaan , gaaven aan een onverlaat, die voor zijn vermétel gedrag, allerwege eenen fteun zogt, de middelen in handen , om den Burger Redelinghuijs nieuwe onaangenaamheden te berokkenen. Het wis op den 28fte Januarij 1796, dat de Burgers Willem Holtrop, % van Driel, J. H. Redelinghuijs, Dirk Hoitsma en J. Bonnectoij van we-  ( 107 ) wegens een aanzienlijk gedeelte der Stemgerechtigde Burgerije der Stad Amfterdam naar den Haag afgezonden wierden , om namens hunne Committenten ter Vergadering van Holland eene voordragt te doen, ten einde de bekende Commisfie van 24, tot onderzoek der financië'ele en politieke gedragin* gen der Leden en Ministers van 't voorig Beftuur, die door de Provifioneele Reprefentanten des Volks van Holland op zes perfoonen verminderd was , weder in haar geheel te brengen, of duidelijker gezegt: om ten koste deezer Stemgerechtigde Burgeren, aan den Burger Reinier Leendert Btuwens (die onder de agttien ontflaagene leden behofjrde) eene foort van fatisfaétie te verfchaffen , en hem voor den korten tijd, die er nog tot de eerfie zitting der Nationaale Vergadering overig waare, in zijnen post waare het mogelijk, te herftellen. Maar , zou den Burger li.. L. Bouwens niet gezweegen hebben, indien men hem onder 't getal der zes uitverkoorenen geplaatst hadde? — zou hij zijne Committenten, of liever de Natie, niet beduid hebben, dat zij met deeze reductie te vreeden konden zijn , om dat hij onder dit verminderd getal behoordeP — Maar de zaak zelve, zal veel opgehelderd worden, wanneer wij onzen lézer zeggen , dat aan deeze Commisfie een daggeld van fj:-:verbonden was. Den Burger Redelinghuijs beroept zig voor 't overige op het getuigenis zijner medegecommitteerden; — het is immers aan hun geweest, dat de Burgers Bouwens, Bisdom en Stegman betuigd hebben, dat de verdienltelijkffe en werkzaamfte leden deezer Com-  C IeS ) Commisfie van 24, (dat zij die waaren, dit fprnk van zelve; plaars hadden moeten maake,i, voor anderen , die werkeloos geweest waaren , als eenen Paape en anderen. Van dit oogenblik af aan, (en hier durft den Burger Redelinghuijs, zig weder op het getuigenis zijner medegecommitteerden beroepen) van dit oogenblik af aan, had hij er een grievend leed van, zig immer tot zodanig eene Commisfie te hebben laaten benoemen. Den Burger Redelinghuijs, is er echter verre van daad , °n|fcde reductie te verdedigen van de eerfie en toen de eenigfte Commisfie, die door hetSouvereine Volk van Holland wettig was daargefteld, en dit zonder het Volk zelve te raadpleegen; dan het is hier de zaak niet, om de bijzondere bedoelingen van eenige leden der toenmaalige Vergadering van Holland te taxeeren; — den Burger Redeling. huijs herinnerd zig thans, dat hij van de bedoelingen van den Burger Reinier LeendertBouwens fpreekt, en daarom zal hij vervolgen. Dien Burger zal zig mogelijk vleien uit deeze Verzameling van Stukken, die publiek aangekondigd is, eenig vergif te zullen trekken ; maar den Burger Redelinghuijs, wil hem dit vermaak wel gunnen ; dit zal voor hem het fignaal zijn, om de gecontinueerde macht der ftad Amfterdam eenige ophelderingen nopens deezen Burger Bouwens en zijne brakken te geeven ; dit was de eernaam daar dien Burger zelve , eenige laage wézens mede beftempelde , die , ter gelegenheid der verkiezing van leden tot de Nationaale Vergadering binnen deeze Stad, hem van de hand vlQO'  ( lc-9 ) vloogen, om hem Bouwens te doen verkiezen. —* Dun om weder te rugge te keeren. Het was op den 28 Januarij 1796 , dat de voorfchreeve Commisfie van een aanzienlijk gedeelte der Amfterdamfche Stemgerechtigde Burgerije zig in den Haag bevond, om ter Vergadering van Holland eene voordragt te doen , zo als hier vooren nader omfchreeven is , en dat den Burger Redelinghuijs als tot deeze Commisfie behoorende, zig dien dag 's avonds naar de Burger-Sociëteit aldaar begeeven hebbende, door eenige aanwézenden aangezogt wierd zig te mengen in zeker discours , gaande over het verlies onzer voornaamfte posfesfien in Indien; —• en het is dit gefprek geweest, waarvan den Burger R. L. Bouwens, zig vervolgens heeft willen bedienen, om zig over zijne ontzetting uit de Commisfie van 24, aan eenige leden der Vergaderinge van Holland, te wreeken, terwijl hij daardoor den Burger Redelinghuijs nieuwe onaangenaamheden berokkende; ifïïmers op den 19de Februarij daaraanvolgende , voor het Committé van Waakzaamheid te Amfterdam gerequireerdzijnde, vernam hij alddar tot zijne veibaazing , dat hij over eenige perioden van dat gefprek in den Haag, ftond ondervraagd te worden. De redenen echter, waarom den Burger Reinier Leendert Bouwens , dit gehouden gefprek, of wel het aandeel dat den Burger Redelinghuijs in hetzelve had gehad, tot een grondflag ftellen wilde, om zig over zijne ontzetting uit de Commisfie van 24 te wreeken, zijn nog niet alaemeen genoeg bekend, en daarom zal den Burger Redelinghuijs daar eenig. zint?  ( «O ) zints wijdloopiger over zijn, als hij wel anderzints doen zoude: maar om een bewijs te geeven, hoe .zeer hij laage intriguanten veracht, — (en onder deeze clasfe rangfchikt hij den Burger Bouwens en zal hij hem dit bewijzen , wanneer hij zulks verlangt) oordeeld den Burger Redelinghuijs, van die geheime redenen proviftoneel zo veel te moeten zeggen, als dienen kan, om het charafter van dien man van nader bij te doen kennen. Voor zo verre den Burger Redelinghuijs onderrigt is, en dit wel van goeder hand, waaren er op den 19 Februari} 1796, of wel eenige dagen vroeger, verfcheide verklaaringen tegen den Burger R. L. Bouwens ingewonnen, onder anderen van eenige officieren der gewapende Burger-magt binnen deeze ftad , en dit wel wegens gefprekken , welke dien Burger in het Officiers Collegie van die zelfde gewapende macht en elders gevoerd had; inhoudende dat hij den Burger Pieter Paulus en verfcheide andere leden der Vergaderinge vaa Holland verklaard had voor openbaare fchurken. — Dan den Burger Bouwens daarover voor het Committé van Waakzaamheid voornoemd, gerequireerd zijnde , en zig daar niet uit weeten de te redden , had daarna de behendigheid van te zeggen, dat hij zulks op authoriteit van den Burger Redelinghuijs had gezegt, — dat deezen zig over het charaéter van den Burger Pieter Paulus uitgelaaten, en hem in den Haag op de Burger-Sociëteit aldaar, als een openbaare fchurk gedenonceert, en dat hij dus (om dit nog eens te herhaalen) op 't crediet van den Burger Redelinghuijs, in het Officiers- Collegie, deeze denonciatit nagebaauwd had, ])en  (III) Den laatstgemelden zal echter het Committé van Waakzaamheid vraagen , of den Burger Bouwens, (volgens den inhoud der gegeevene verklaaringen ten zijnen laste) dit alles niet op eigener authoriteit gezegt heeft? — ten miniteii heeft den Burger Bouwens deeze woorden gebézigdj pieter paulus is een verdoemde fchurk! Maar, nog eens: om dit nu goed te maaken, na dat hij Bouwens deswegens voor Waakzaamheid ge-, roepen was, — wat ftond hem te doen? het ant-. woord moet zijn: zig te beroepen op het gefprek. van den Burger Redelinghuijs, gehouden op den 18 Januarij 1796, op de Burger-Sociëteit in den Hang ; — den man kon er zig zo het fchijnd , op geene andere wijze uit redden; en wat behelsde dit1 gefprek? niets anders, dan het geene hij Redelingm huijs met zijne naamtekening voor het Committé van Waakzaamheid te Amjlerdam had durven bekrachtigen ! — niets anders, dan het geene hij reeds opi den 11de en 14de December aan eenen Pieter Paulus, die hij diep verachtte, ha-.! durven zeggen! — niets anders , dan het geene dien Pieter Paulus bij zijne klederen had doen neérdrduipen! doen- neerdruipen zedert den nde December 1795! —— doen neêrdruipen niet tegenftaande den Burger Redelinghuijs , daarna , en wel op den 3'jfte Januarij L796, als tot de Commisfie der Amfierdamfche.Stemgerechtigde Burgeren behoorende, onder 't oog van den Burger Pieter Paulus als Vice-Prefident der Vergadering van Holland , in dezelve verfcheenen was, om eene voordragt over en ter zaake der jeiuétie van de bewuste Commisfie van 24 te doen! - Al  C «* ) — Al het geene hij Burger Redelinghuijs op dien beruchten avond in de Burger-Sociëteit van den Haag , had durven zeggen, fchaamde hij zig niet, voor eene der gecontinueerde machten der ftad Amjlerdam te herhaalen / — en zal hij dit herhaalen, fchooh hij ook een flachtöffer der boosheid en kwaadaardigheid mogt worden! — Ziet hier dan lezer! het geen hij opdien avond, mee al den moed van een eerlijk man gezegt, en door Waakzaamheid te Amfterdam. herhaald heeft! — een zeker iets, — maar een zeker iets ! daar de Nationaale Verga* der ing, den Burger Pieter Paulus, op den eisch van een braaven Withuis en andere leden, overhad ter verantwoording moeten roepen , en dit volgens het i2ofte Artikel van 't plan tot de zamenftelling dier Vergadering! — dan om kort te zijn, zal alhier Woordelijk ingelascht worden, het geen den Burger Redelinghuijs , tot zijne verdediging in de Bataaf* fche Courant van den 7de Maart 1796 geplaatst heeft, en dus drie dagen laater, na dat den Burger Pieter Paulus door de ingezondëne Hukken van Waakzaamheid te Amfterdam, in de Nationaale Vergadering befchuldigd wierd. In die aanzienlijke Volks-Vergadering, zegt zekef dagblad haarer handelingen, werden op den 4 Maart I796 , van het voornoemde Committé van Waakzaamheid eenige ftukken ter tafel gebragt, waarbij den Voorzitter befchuldigd wierd, de Kaap- de Goe. de Hoop, in handen der Engelfchen geleverd te heb» ben, en den Burger Redelinghuijs over deeze gebeurtenis in de gemelde Courant fpreekende , zegf er het Volgende van: ' Dee-  C ï*3 ) Deeze befchuldiging van Waakzaamheid te Am fterdam, zou volgens het dagblad van de Nationaa-* le Vergadering weder gegrond zijn, op eene accu* fatie van den Burger R. L. Bouwens, en die publiek, volgens daarvan gegeevene verklaaringen zoude gezegt hebben, dat den voornoemden Voorzitter, den Burger Pieter Paulus een fchurk was. En in dit alles word den Burger J. H. Rede* linghuijs, thans Burger van Amfterdam en Voorheen afgezondene van de klaagende en redres-verzoeken, de Burgerije van dc Kaap de Goede Hoop , gecorapromitteert. Het voorfchreeven dagblad der Nationaale Conventie , komt intuslchen aan den Burger Redelinghuijs zo verward voor, dat hij, ten einde allen ver^ keerden uitleg van het gebeurde ten zijnen opzichte voortekomen , nodig geoordeeld heeft, deeze Zaak, die hem tot op dit oogenblik maar in abjlraEto betreft, nader op te helderen, en dat wel door de volgende authentieke ftukken, en waarvoor hij aan Waakzaamheid te Amfterdam , of welke geconfti* meerde magt ook verklaard heeft, verantwoordelijk te willen ttaan ; dan, het zal nodig zijn ter beter begrip van zaaken, voor deeze ftukken, een kort verbaal te plaatzen. Op den 19 Februari] werd den genoemden Burger J. II Redelinghuijs voor het Committé van Waak* zaamheid altlier , gtrequireerd; dert volgenden dag daarop voor hetzelve vtrfeheenen zij.ide, werd denzelven door den Prefident, zijnde den Bürger Dé Meiander onder anderen gevraagd, of hij niet voor eenigen tijd, op de Burger-Sociëteit in den Haag, H • den  ( H4 ) den Burger Pieter Paulus voor een openbaare fchurk, en als de eenige oorzaak van het verlies van de Kaap de Goede Hoon, gedenonceert had? dit werd door den ondervraagden beantwoord, met te zeggen, zeer wel te weeten wat hij te dier gelegen, heid gezegt had, dat hij zijne gezegden niet zoude retrafteeren , dog dat hij ten opzichte der gedaane vraagen door het Committé, ontkennende antwoorden moest, begeerende voor 't overige te weeten, wie zijn befchuldiger waare; dan hierop door Waakzaamheid geantwoord zijnde , dat dit blijken zoude uit het vervolg der interrogatïèn, zo ontwaarde den meergenoemden Redelinghuijs dan ook, dat den Burger R. L, Bouwens Lieutenant Collonel der gewapende Burgermagt binnen deeze ftad, ter verdédiging van deszelfs bijzonder gedrag den gedaanen en fermen ftap van gemelden Redelinghuijs, in de Nationaale Courant van den n December 1.1. had trachten in het midden te brengen, en den ondervraagden aldus te compromitteeren in eene zaak, die denzelve niet betrof. Dit gaf aanleiding dat den Burger Redelinghuijs van het Committé pen , papier en inkt verzogt, ten einde onder zijne naamtekening een verbaal van het voorgevallene in den Haag te geeven; dit verbaal , het welk in het dagblad der Nationaale Conventie, de verklaaring van den Burger Redelinghuijs genoemd word, was van den volgenden, inhoud: ,, Na gisfing vier weeken geleeden, in den Haag „ zijnde om aldrtrir namens eenige Stemgerechtig. „ den in de Vergadering van Hollands Provifioneele „ Reprefentanten eene voordragt te doen, werd ik v op  ,, op een ledigen avond door eenige goede vrienden j, uit mijn Logement gehaald, ten einde te gaan nsi M de Burger-Sociëteit aldaar, — en dit gedaan en „ mij aldaar bevonden hebbende, heeft Het discours van zommige aanwezenden bij mij aanleidinge g&„ geeven om mij in hetzelve te mengen. Hét dis- cours hoofdzaak :!ijk gaande over den critiquen ,, toeftand waarin het Vaderland thans gedompeld was, kwam ook tepasle. dat er gefprooken wierd „ over het verlies van een onzer gewichtigfle Colo„ niën in Indien: (ds Kaap de Qoede Hoop) Dit dis„ cours gaf aanleiding , dat ik aan eenige ömflan„ ders verhaalde, dat ik in de betrekkinge waarin 4, ik hier te lande gekomen was, namelijk die van Gedeputeerde der zo lang gcöppresfeerde Burgerij „ in die Colopie, op den 13de Maart eene Memorie ,, aan Reprefentanten van Holland geaddresfeerd ,j had, waarin ik had te kennen gegeeven, dat de „ vcorfchreven Volkplanting zeer veel gevaar liep „ van in Engelfche handen te vallen , indien zij „ Reprefentanten geene maatregelen naamen: 3, dat deeze maatregelen onder anderen daarin kon* „ den beftaan, dat men een klein fchip daar na toe „ zond, ten einde het Gouvernement en de Cola» j, nisten te informeeren, op welk een wijze de Re. volutie in dit Land had plaats gehad, — dat de Franfchen hier niet gekomen waren om ons (zo 5, als algemeen zou verfpreid worden) te berooven en te plunderen , maar ons op eeuwige gronube- ,, ginzelen eene goede regeeringsform te bezorgen, dat wanneer zij Reprefentairten dit wilden doen, „ ik mij aanbood , mij op een klein fcheepj te H a plaat»  » f C "O plaatfen , ten einde als braaf Hollandsch Republikein mijn ongelukkig Vaderland voor het Moederland te bewaaren; want dat wanneer men dit niet tijdig deed, de goede Colonisten zouden ge,3 priveerd blijven, van echte berichten, en dat de „ Colonie aldus gevaar liep , van in Engelfche „ handen te vallen. „ Dat ik deeze Memorie geprefenteerd hebbende, „ daarna in het dagblad van Holland geleezen had, „ dat dezelve gefield was geworden in handen van „ de Perfoneele Commisfie tot de zaaken van de „ Oost-Ind. Compagnie , ten einde daarop te berichten; dog dat ik nimmer gezien had, dat daar„ op eenige refleStie geflagen was: — dat na mju „ beste weeten in dien tijd Prefident van Holland ,» was, den Burger P. Paulus, en indien deeze of „ anderen toen ter tijd invloed genoeg hadden ge.,, had, om de zaak daar heenen te ftieren , dat wij van eene zodanige posfescie niet beroofd wierden, ik als Burger van Nederlanden als Gecom. „ mitteerde der Kaapfche Burgerij , dit liet ter „ hunner rekening en verantwoording; dat het éénmaal zoude moeten blijken , waaraan het verlies ,, der Volkplanting was toctefchrijven; — dat ik „ als individu daarbij belang had dit te weeten „ om dat ik door dit verlies geruineetd was, — „ en dat ik om de waare oorzaak van dit verlies te 9, wekten, mijn kop veil had. ,, Na deeze uitweiding werd ik aangerand van „ een joi g mensch , naar gisfing oud 16 a 17 faa,, ren, die mij fommeerde te verklaaren, of ik P. „ Paulus dan hield voor een fchurk? — met aeeze » on«  ( 117 ) ,, onbefchofte echter niets willende te doen hebben, „ vervoegde ik mij weder tot eenige Burgeren die „ zig verledigd hadden naar mijn gefprek te luis,, teren : verhaalde daarop dat de Perfoneele Commhfie, waaronder Pieter Paulus en Wifelius, „ als daartoe door de Vergadering van Holland ge„ magtigd , een ontwerp van decreet aan gemelde „ Vergadering op den <*5 Sipt. i?95 bad voorge„ fteld , en dat op dien zelfden datum in eene re„ folutie was geconverteerd, waarbij bepaald wierd „ de vernietiging van het geheele vorige beduur „der Üost-Ind. Comp. , onder denunciatie', dat „ alle de leeden van dat vorig bewind (gerugfteund „ door Oranje en zijnen aanhang) op allerlei frivole ,, wijzen' het Land hadden beroofd — de Ingezete„ nep, ongelukkig gemaakt — en wat dus meer zij; ,. — en dat Pieter Paulus aan het hoofd van de Perfoneele Commisfie, ondanks dit alles had kon„ nen goedvinden , van eenige leden van dit vorig „ beduur aan de Vergadering van Holland te pro, poneeren, ten einde dit ondeugend beduur van „ de Comp. te vervangen En dat ik hem die „ mij zo draks had durven fommesren , om te de* „ clateeren dat Pieter Paulus een fehurk was —- wel wijzen wilde tot de Nationaale Courant van „ den ii December 1795, waarin deeze hidorie ontwikkeld was , door bewijzen die ik in mijne „ handen had, en van welks echtheid de Vergade„ ring van Holland zelve onderrigt was." (was get.) J. H. REDELINGHUIJS. Amfterdam, op het Huis der Gemeente, in het Committé van Waakzaamheid, den iofte Februarij i79. H 3 Na  ( i.8 ) Na dat dit verbaal getekend en aan Waakxaamheid overgegeeven was , werd den Burger R. L. Bouwen;, uit een appartement geroepen, eri tegen den Burger Redelinghuijs gehoord, als wanneer tot verbaazing van het Committé, den genoemden Burger Bouwens niet alleen zijne gezegden op eene voonge ondervraaging trachtede te verdraaien , maar zelfs al het geene hij ten laste van gemelden Redefmghuijs geconfesfeert had, te retratleeren. En evenwel kon Waakzaamheid van Amfterdam goedvinden , den Burger Redelinghuijs te gelasten de ftad zijner inwooninge niet te verlaaten; hij ech! ter oordeelende , dat zijn openbaar gedrag deezen hoon niet meriteerde, ontwierp het volgend adres met het oogmerk , om hetzelve aan het voornoem! de Committé te preftenteeren, en daardoor de vernietiging van het hem opgelegde ftads-arrest te bewerken ; dan hierin werd hij door Waakzaamheid zelve voorgekomen , toen hij op den 23 Februari] voor haar gerequireerd zijnde, het genoegen had te verneemen, dat het Committé begreepen had, dat er geene redenen van arrest tegen hem waren, en men hem daarom ontflagen had. Hij nochtans oordeelende, dat het zijne zaak ware, zijne eer te verdedigen, gaf aan het Committé tot derzelver /peau latte , het reeds door hem vervaardigd adres over ?ijnJe van den volgenden inhoud: * Aan het Committé van Waakzaamheid te Amfterdam. Burgers Representanten! v Den ondergetekende op laatstleden Zaturdag „ voor  C "9 ) „ voor ulieder Committé gerequireerd zijnde, ten einde gehoord te worden op vraag-artikelen, we„ gens onvoorzichtige en allezints bezijden de waarheid gaande zijdelingfche befchuldigingen van den ' Burger Rei nier Leendert Bouwens, in het Offi\] ciers-Collegie alhier, ten laste van den ondergetekende gedaan , zo is daarop gevolgd, „dat aan hem, tot zijn grievend leedwezen door ulieden „ is geïnterdiceert geworden, provifioneel deeze Had „ te verlaaten. „ Dan, Burgers Reprefentanten ! vergund den „ ondergetekende , U met de vrijmoedigheid van „ een man die zijne eer , meer dan zijn leven be„ mind, met alle befcheidenhcid te vraagen: wel„ ken grond er is, om hem dit niet zeer verëerend „ arrest op te leggen? — Immers heeft den geoiel„ den Burger Bouwens , op laatstleden Zaturdag '„ allezints , en zelfs tot uwe billijke bevreemding „ in het wederzijdsch gehoor laaten blijken, dat hij „ zijne gezegden op ulieder ondervraaging van den ■, voorigen dag, niet alleen wilde verdraaien of re" traiteeren, maar zelfs daarbij ftaande houden, '„ nimmer aan ulieder Committé geconfesfeert te heb'„ ben, dat den ondergetekende, den Burger Pieter " Paulus met ronde woorden , als een openbaare " fchurk zoude gedenonceert hebben; komende zij" ne tweede Confesfïe in tegendeel, in mijne pre'„ fentie gedaan , ftrijdig echter (volgens ulieder eige „ bekentenis) met zijne declaratie van den voorigen " dag, hierop neder: dat al het geen hij ten laste " van den ondergetekende ten deezen regarde ge' avanceert had, uit discour/en van anderen , bij H 4 Z1S  C 120 ) ,, zig zeiven had opgemaakt; en Burgers Reprefen. „ tanten! zal den Ondergetekende aldus, en op de s, wraakbaare zo niet flrafbaare ongelijkheden in het „ getmgenis van een onvoorzichtige, die misfchien „ voor zijne befchuldigingen allerwege eenen fteun » zoekt, onder ftads • arrest, kunnen en mogen jre. », field.worden? En wat betreft mijne afgelegde fchriftelijke ver„ klaaring van Zaturdag i. !. betreffende het gebeurde in 's Haage, dit, Burgers Reprefentanten! is niet dan eene herhaaling , van het geen den „ ondergetekende reeds op den n December i795 „ onder zijne naamtekening in de Nationaale Courant » heeft durven deelareerenX de Perfoneele Commisfie » tot de zaaken der O. I. Comp. en aan wier hoofd ,, den Burger Pieter Paulus is , heeft tegen ,1e bewij,, zen en accufatihi daarin aangevoerd, in de Vergadering van Hollands Provifioneele Reprefentan. n ten , niets kunnen avanceeren en verrichten. „ Deeze zaak, Burgers Reprefentanten! is gedeelte„ lijk in tegenwoordigheid van eene Commisfi» uit ,, de Algemeene Vergadering der Wijkvergadering v binnen deeze Stad, i„ Hollands Vergaderzaal™ den 14de December daaraanvolgende, gedebatteerd „ en onderzogt geworden , en den ondergetekende „ heeft daarna tot zijne bijzondere fatisfattie mogen „ Muller de brieven die hij i„ deeze Courant had ,, doen plaatfen, niet hebben ontkend; terwijl den „ ondergetekende daarna nog van een groot aantal Oemgerechtigde Burgeren geco.nmitteert geweest v «oude j om m de gemelde Vergatte-ing van Hof, land,  C 121 J „ land , eene voordragt over en ter zaake der re- ducïie van de Commisfie van 24 te doen, ook? „ aldaar verfchéenen is, en zulks in tegenwoordig„ heid van den Burger Pieter Paulus zelve , als „ Vice-Prafis der voornoemde Vergadering. ,» Dit, Burgers Reprefentanten! werd door den u ondergeteekende met vrijmoedigheid gedsanceert, „ ten einde u te overtuigen ; dat de plaatzing zij„ ner ferme declaratie in gemelde Courant van den )> 11 de December thans moet befchouvvd worden als eene beweezene waarheid, en waarvoor den „ ondergetekende , zig nog ten allen tijde Verant* „ woordelijk wil ftellen. „ Om alle welke redenen den ondergetekende zig „ met alle bctaamelijke gevoelens van achtingc tot „ u wend, verzoekende, hem, van het voor hem „ en zijn huisgezin zo dishonhoreerend arrest te „ ontdaan ; beloovende hij daarëntegen, op zijn „ woord van eer, en op zijnen eed als burger dee„ zer Stad gedaan, voor ulieden te zullen compa„ reeren , zo menigmaal hij voor dezelve ten dee- zen zaake zal werden gerequireerd. „ Referveerende den ondergetekende voorls bij „ deezen , voor zig alle zodanige wettige demarches, ,, jegens den gemelden Burger R. L. Bouwens, we„ gens deszelfs bezijden de waarheid gaande be„ fchuldigingen, als denzelven tot maintlën zijner „ gefchondene eere, zal vinden te behooren." (was getekend) J. H. REDELINGHUIJS, (ter zijden) Amde'rdam den 22 Februari! 1796. Met tweede jaar der Bataaffche Vrijheid. H 5 16-  Lézer I dit is het hooiüzaakelijke, van het geen er tusfchen het Committé van Waakzaamheid te Amfterdam , den Burger R. L. Bouwens , en het flachtöffer der Perfoneele Commisfie op den 19de en 2 3(te Februarij 1796, heeft plaats gehad. Den Burger Redelinghuijs, zou deeze nnaangenaame gebeurenis voor hem , nog door zijne eigene aanmerkingen kunnen ophelderen , maar hij wil dit liefst vermijden, en van den lézer vergen, zelve te oordeelen; — alleenlijk zal hij zeggen: dat hij, ten aanzien van het voorgevallene op de Burger-Societcit in den Haag, zo als dit door hem bij het voornoemde Committé van Waakzaamheid opgegeeven is, zig durft beroepen op het getuigenis van braave mannen, en die verklaard hebben, hem daarvan ten allen tijde, openbaar bewijs te willen geeven. Ondertusfchen was het hem niet ontfnapt, dat den Burger Pieter Paulus, op dien beruchten 4de Maart, op de ingezondene ftukken van 't Committé van Waakzaamheid te Amjlerdam aan de Nationaale Vergadering , in dezelve verklaard had , dat hij foortgelijke befchuldigingen, als tegen hem ingebragt waaren , altoos met een verachtelijk ftilzwijgen behandeld had, en dit ondanks den eisch der Burgers Witbols , van Amftel en andere leden dier Vergadering, dat hij zijnen Prefidiaalen floel behoorde te verlaaten , en zig te onderwerpen, aan het i2ofte Artikel der lnftrn£tie voor de Nationaale Vergadering. (*) Door (*) Dit Artikel behelsd het volgende: Wanneer een hd der Nationaale Vergadering van eenig misdaad be»  C I23 ) Door dit gedrag van den Burger Pieter Paulus, werd den Burger Redelinghuijs, om zijne beide ftukken, (hiervooren reeds geplaatst (*), en door Waakzaamheid te Amfterdam , aan de Nationaale Vergadering gezonden) te verdedigen, genoodzaakt, den volgenden brief aan denzelven af te zenden , niet in de kwaliteit van den Burger Pieter Paulus als Prefident deezer aanzienlijke Vergadering, want hiertoe was dien Colonist, door een genomen befluit omtrent deeze ftukken, niet aangemoedigd, — maat als het hoofd der Perfoneele Commisfie tot den handel en de bezittingen der Oost- Indifche Maatfchappij in Indien, zo als den lézer uit den inhoud blijken moet. BRIEF aan den Burger Pieter Paulus , als eer ft e lid van de Perfoneele Com. misfte, tot den handel en ae bezittingen der Oost-Indifche Compagnie, en aan denzelven verzenden op den % Maart 1796. Burger! Wat bedoeldet gij , toen gij op den 4 deezer, als befchuldigd lid der Nationaale Vergadering goedvond te zeggen : (immers zo ik aan het dagblad , ge» befchuldigd word, zullen er bij het lot een-en-twiutig Leden uit die Vergadering aangefteld worden, welke onderzoeken zullen, of er grond tot befchuldiging zij. (*) Zie pag. 114—121,  C 124 ) gedrukt bij des Villattes en Comp. in den Haag, eenig geloof geeven zal) dat gij omtrend zodanige jiukken, als er door het Committé van Waakzaamheid te Amfterdam, ten uwen laste ter Vergaderinge in ge. zonden en gekezen waaren, U altijd met een VERACHTELIJK STILZWIJGEN, gedraagen had. Op dit verachtelijk ftilzwijgen, voele ik mij beledigd, Burger PAULUS! raakt mij dit van nabij, of hoe moet ik mij deeze zaak aantrekken ? — Ik heb opvoeding genoeg gehad, om op deeze periode tot mijne verdediging, geene ftraattaal te gebruiken; maar ik zal U vraagen, of gij onder deeze ftukken, hier boven gemeld, ook rangfchikt mijne annonce in de Nationaale Courant van den 11 December 1795? — Zo ja, dan zal ik U Burger Pieter Paolus antwoorden, en wel in deezer voegen antwoorden: Dat den Burger J. H. Redelinghuijs, niets ge* meens heeft, met de dolheid van eenen Burgerpa. wens, maar dat hij zig verantwoordelijk fteld voor het ter nedergeftelde in de Nationaale Courant van den 11 December 1795, en waarin GIJ Pieter Paulus bericht word , van aan het hoofd der perfoneele Commisfie tot de zaaken der O. I. Comp. aan de Vergadering van Hollands Provifioneele Re. prefentanten, ZEKERE LIEDEN geproponeerd te hebben, teneinde het voorig beftuur der Oost. Ind. Comp. te vervangen, lieden! die gij zeifin uw pro. jeft decreet van den 15 September 1. j. als fchurken ten toon geReld hebt, zie hier de woorden, die gij omtrent deeze fchurken gebezigd hebt: dat zij, niet anders weetende te zorgen, dan voor het behoud hunr.er perfoonlijke inkamften , en fier voordeelen of aan. ge.  ( "5) genaamheden , aan hunne bedieningen in gunftiger tijden vastgehecht, eindelijk eenjlemmig met het voorig bedorven Gouvernement, welks gun/lelingen en bedmpten ZIJ TEN EENE.M AAL geworden waaren; (nog eens Burger paulus) welks gunjlelingen en bedmpten, ZIJ TEN EENËMAAL geworden waaren,) geene andere middelen ter redding hebben weeten bij de hand te neemen, DAN GERUGSTEUND DOOR HET GEZACH HUNNER HE1LLOOZE BESCHERMERS, D2 SCH ATKISTEN VAN DEN STAAT, ZO WFL ALS DIE VAN DESZELFS VERMOGENDE INGEZETENEN TE OPENEN, MET GEEN ANIjER VOORUITZICHT, DAN OM ZO WEL DEN STAAT, ALS ZIJNE INGEZETENEN, IN DEN STROOrvWAN HAARE ONVERMIJDELIJKE Rüï\'E, EN TOTAALEN ONDERGANG, GEHEEL EN AL MEDE TE SLEEPEN EN TE BEDELVEN! En eenige van deeze lieden, hebt GIJ, Pieter. Paulus ! op eene lijst aan de Vergadering van Holland geproponeerd, om in het Committé van aS tot de zaaken der O, I. Comp. geplaatst te worden; gij hebt U tegen deeze befchuldiging op den n December 1795 niet kunnen verdedigen, en gij zult nier. bekwaam zijn het thans te doen. J. H, REDELINGHUIJS» AmRerdam den 8 Maart 1796 Het tweede Jaar der Bataaffche Vrijheid. En 't is op de:zen brief, die aan den Burger Pieter Paulus op uen 8fte Maart 1796 gezonden, en den  ( «« ) den volgenden dag in de Bataaffche Couraht geplaatst werd , dat den Burger Redelinghuijs , met al den moed van een eerlijk man, thans nog durft aandringen , om het gedrag van dien eerften Prefident der Nationaale Vergadering te onderzoeken ! Met de wet in de hand, vermag hij dit te doen, en zal hij nimmer daarover misdaadig, maar braaf moeten genoemd worden, ondanks eene rouwltaatige buiging van eenige leden der Nationaale Vergadering! —— Maar, wat is het lot van dit bewijs van het misdaadig gedrag van den Burger Pieter Paulus geweest? —— Niettegenftaande hetzelve publiek gemaakt, en onder elks oog gebragt waare, niettegendaa.ide hetzelve ééne daadzaak behelsde , wel waardig d£f''men die onderzogt, — heeft men zig daarvan onkundig gehouden. Met al den betaamelijken eerbied, die den Burger Redelinghuijs als Nederlander heeft voor de geconfiitu'Jerde Machten van het Bataafsch Gemeenebest in 't algemeen, en als Burger en Inwooner der Stad Amfterdam , voor het refpeélable Corjn van Waakzaamheid binnen deeze ftad in 't bijzonder, verklaard hij nog in 't denkbeeld te ftaan , dat daar men hem ter verantwoording geroepen had over zijdelingi'che befchuldigingen ten laste van den Burger Pieter Paulus, thans de gelegenheid geboren was, om het gedrag van dien Burger, volgens het i2ofte Artikel van het plan tot de Nationaale Vergadering te onderzoeken, en zulks wel op vaster fundament dan te vooren; immers werd 'er in deezen brief, ééne daadzaak opgegeeven, die eene réê e befchuldiging tegen den Burger Pieter Paulus in zich  ( 127 ) zich belloc*: dan, dit onderzoek is niet gefchiedondanks den Burger Redelinghuijs goedvond van deeze zijn gedaanen flap, aan den Procureur Ier Gemeente te Amfterdam, door de volgende Misfive, de behoorlijke kennisle te geeven , en die mede door middel der Bataaffche Courant onder 't oog van 't publiek te brengen. Aan den Burger VAN HALL, Procureur der Gemeente te Amfterdam. Burger Procureur! Uit het dagblad van de handelingen der Natio« naale Vergad-mg gezien hebbende, dat den Burger Pieter Paulus op de ingekomene ftukken van Waak' zaamheid te Amfter am, tn dus omtrent mijne verklaariüg eir?. gea^clareerd had, dat hij zig omtrent zodanige (lakken , altijd n et een verachtelijk flilzwiigen gedraagen bad , zo heb ik nodig geoordeeld, aan gemeUen Burger op gisteren, eenen brief te zenden, die ik dan mede door middel van inleggende Courant, onder 't oog van het publiek heb gebragt. Ik heb voor 't overige de noodzaakelijkheid bevroed , om U hiervan als Procureur der Gemeente tijdig kennis te moeten geeven. Ik beveele mij als eerlijk Burger deezer flad, in de befchermiiige van derzelver geconftituèerde magten; en ik ben met de zuiverde gevoelens van hoogachtinge Uwen Dienstwilligen Medeburger (was getekend) T. H. REDELINGHUIJS. Amfterdam en 9 M^art 1796. Bet tweede Jaar der Bataaffche Vrijheid. Hier  ( "8 ) .ÏJiér zou tien Burger Redelinghuijs, deeze VerzaV meling van Stukken kunnen eindigen , voor zo verre dezelve eenig licht verfpreiden over - de zaak tusfche.] hem, en de Burgers Pieter Pauius en Reinier Leendett Bouwens; dan hij wilde nog gaarne ten flotte deezer Verzameling aan den lézer mededeelcn , welke begrippen den Burger Pieter Pauius in den jaare 1773 over het gedrochtelijk Stadhouderfchap koesterde, en dit Wel uit een Werkje door denzelve gefchreéven , en getijteld : het nut der Stadhouderlijke Regeering; zie hier dan lezer I uit hetzelve eenige trekken aangehaald. In 't voorbericht van dit toen ter tijd zo veel geruchtmaakend ftuk, vind men eene betuiging voor 't oog der Godheid gedaan , van deezen inhoud : Die weet," (.hier bedoeld den Burger Paulus het Opper wé zen) „ die weet, dat het werkje zonder ,, eenige malice, partijdigheid, of lust tot het zaaien ,, van oproerigheid in 't licht gegeeven zij, ja voor ,, Hem, maak ik geene de allerminfte zwaarigheid y, te betuigen, dat ik van harten wensch, dat zijne „ Doorluchtige Hoogheid, Prins Willem de Vde, en zijne Illujlre Familie, met dezelfde liefde jegens mij mogen zijn aangedaan , waarmede ik van ,, jongs op , tot nu toe , omtrent Hem en zijn „ gantfche Huis ben bezield geweest. Dan dog hield ik mij verzekerd , dat ik van deezen Vorst « zo teder zou bemind worden, als hij zelf, van „ zijne Prchtgcnoote of iemand in ons Vaderland, „ kan bemind worden." (*) In (*) Zie pag. 11 van 7 voorbericht, tot het Nut der Stadhouderlijke Regering door den Burger Pieter Paulus. Had dien Burger Prins Willem de Vde 20 lief,— zo  C 129 ) In 't werkje zelve, na alle de diensten, die ander door de Stadhouders, uit het Edel Blind der Oranje'Vors ten voortgefprooten, (dit is de taal van den burger Pieter Paulus, en niet die van den burger Redelinghuijs, houd dit wel in 't oog, waarde Lezer!) aan de Nederlandfche Republiek, van Willem de IJÏBi tot de vierde, van dien naam, beweezen wierden, opgenoemd te hebben, weid hij ook uit over de onbetaalbaare weldaaden. waarmede heê de Gouvernante Anna van Groot - Brittanje, Moeder van den Ex-Stadhouder Willem de Vde, in haar» Vorstelijke Goedertierenheid behaagde, geborene Nederlanders boven Vreemdelingen te begunstigen, —• en fchrijft hij als met een diamant deeze Woordert op haar grafzerk: ,, Haare ontijdige dood beroofde }, het Vaderlan d van eene getrouwe Gouvernante, het „ Volk van eene goedhartige Weldoenster, — en den „ Prins en Princes van eene tederhartige en ver* „ Jlandige Moeder!" (*) Vervolgens doet den burger Pieter Paulus in d*t zelfde werkjen, als in eenen adem eenige winderige vraagen, en beantwoord die zelf op een meesterachtigen toon, en wel op deeze wijze: Aan „ wien zal men zaaken, die flechts door éénen be- s, hoo- zo hartelijk lief.' — koe kon hij hem dan daarna s zo regt hartelijk vervloeken? — Ik weet het niet, lezer! — maar de eene of andere politieke kwakzalver, zal u dit wel ophelderen. (*) Zie het Nut der Stadhouderlijke Regeinerg* door dén burger Pieter Paulus, pag, I  „ hooren te gefchieden, veilig genoeg, toevertron„ wen? — Wie zal 'sLands hooge Machten, bij„ aldien zij door verfchillende gedachten, tot geen befluit komen, met eenigen fcaijn van recht, „ daar toe aanzetten, en door zijn crediet, dik- wils, zo veel te weeg brengen? — Wie zal de ,, wetten en befluiten der hooge Overheid tegen ,, wispeltuurigen en opfchuddingen altijd doen ftand houden? — Mij dunkt, elk roept mij toe: Nie- „ mand beter. , dan den stadhouder ! (*) Eindelijk befloot den burger Pieter Paulus dit juweel van zijn vernuft, maar in ons oog, dit verachtelijk gedenkftuk van laage vleierij, met deeze hartroerende rede: ,, Hoe is het mogelijk, mag hier iemand vraagen , dat men nog geduurig ,, hoord van twist en tweedragt, in zo vee- le Steden en Plaatzen? — Hoe is 't mo,, gelijk dat elk niet beter zijn best doet, om zijn „ lot te bewaaren, en 't zelve zó te verzekeren, dat hij in ftaat zij het zijnen opvolger onbevlekt ,, overtegeeven? ■ Het gaat immers zeker, dat „ op onëenigheid en onderlinge fcheuringen, ont„ zachgelijke veranderingen gevolgd|zijn. Waarvan daan deeze onvoorzichtigheid? — ik onderzoeke thans niet, en hiervoor meen ik gegronde rede,, nen te hebben, hoe verre het waar zij, dat men hier en daar van tweefpalt hoort; ieder mensch, die (iechts-de nieuwspapieren leest, zij hierover „ zelf rechter. Maar, gefield dat het waar is, of „ He- (*) Zie het Nut der Stadhouderlijke Regeering, door den burger Pieter Paulus , pag. 95 en 96.  ( 131 > liever, dat het waar zijn kan, geloof ik , dat men zulks niet aan de Regeering men een Door„ luchtig Hoofd, tewijten hebbe,maar aan de fchraap- zucht van hun, die een eerlijk man zwart maa,, ken , opdat zij in zijne bedieninge geplaatst „zouden werden: of, op dat de hinderpaal van hunnen onbetaamelijken handel daar door „ weggenomen, en 't hun, voortaan vergund wer„ de, onbefchroömd te mogen handelen: of mis„ fchien, om dat eenige laage en verachtelijke zie* „ len , met kracht en geweld, alles aan den Slede„ houder, die 'er veelmaals, niet eens ómgedagt ,, heeft, willen afftaan, en als 't waare, de. Re* ,, geering van 't Land, hem, nolens volens, geheel in handen ftellen, waarover anderen te recht on,, vreden, al hun vermogen te koste leggen 4 orfi „ deeze ónwaardigen te keer te gaan; en hieruit ,, fpruiten, waarfchijnlijk, nu en dan, eenige ver,, fchillen. „ Edog, bij aidien ik de gelukkige geft.Hheid „ van deeze Landfchappen met ernst nagaa, en de „ voorrechten die dezelven genieten" (dat wil zeg» gen onder de Stadhouderlijke Regee-ing) „ naar 4, hunne waarde fchatte, kan ik naauwlijks in dia gedachten vallen, dat er zulke menlchen, als ,, waaraan wij, inde tweede plaats, de fchuld vari tweefpalt toefchreeven, in ons Vaderland gevon» 4, den worden, die niet alleen tegen eed en plicht, ,, maar ook tegen de liefde, die zij hunnen uaas„ ten verfchuldigd zijn, iets, dat hun ter befclk.r», minge en bevorderinge is toevertrouwd , tegefl „ wil en dank van de meesten hunner medemertI« ,, fchan#  ( -3» ) fchen, voor altoos aan een ander zouden durven overgeeven, en daar door alles uitdooven, 't ., geen ons Vaderland, welör zo lieflijk deed fchit,, teren. In gelijke ftrijd van gedachten, en om de„zelfde oorzaaken, vroeg de geleerde brown: „ Zal er iemant dan gevonden worden onder ons, die „ willens en weetens de hand zou willen kenen aan de „ ondermijning of ver/loot ing der grondvesten van dat ,, fchoon en aanzienlijk Gebouw?'" (de Stadhouderlij. i, ke Regeering,} „ lk hoop neen. Want zulk eenen ,, zoude ik moeten aanzien als een wanfchepfel der Na. „ tuur, en als een fchandvlek van het Menfchelijk geflacht; zo verre dat ik mij fchier zo laag niet zou ,, kunnen vernederen, om tot hem te fpreeken van de „plaats, waar ik tegenwoordig ftaa (*)". Hierop laat den burger Pieter Paulus volgen: „ Het waare derhal ven eene allerheilzaamfte zaak, dat zulk „ foort van wangedrochten, ingevalle hetzelve ook „ in deeze Republiek plaats hebbe, in allerijl wier„ de uitgeroeid, en met wortel en tak afgehouwen, (dat wil zeggen, alle de tegenftanders van het Stadhouderfchap! — dat wil zeggen, alle Patriotten, die het Stadhouderfchapin ons Gemeenebest als depest fchuuWen !; „ op dat de eendracht niet langer van onze grenzen verbannen worde, of misfchien geheel, bui. „ ten ons beroep geraake, en wij de droevige ge„ volgen van haar afwézen te laat gevoelen! Er is „ dus geene reden! waarom wij niet zouden hoo. „ pen, dat onze Doorluchtige en dierbaare Erfftad„ houder in 't bijzonder, en alle Stedehouders in 't „ ver. (*) Zie zijne Leerrede gehouden op den plechtigen Dank* Vast. en Bededag, den ia Februarij, 177a. uitgegeeven in Svo.pag. 54,  vervolg, geduurig met dien geest van edelmog. ,, digheid en grootheid mogen blijven aangedaan, „ enz. Elk zal dan kunnen verzekerd zijn, dat ons Vaderland, 't welk gelijkerhand, door'sLands „ Opperheeren en den Stedehouder befchermd „ word, door geene buitenlandfehe vijanden ooit >, zal overheerd worden, maar geduurig door den „ Lommer der Stadhouderlijke Regeering befchaduwd, „ zig luisterrijk zal blijven opdoen in V aanzien zij„ ner vrienden. Dan zal gantsch Nederland, ziende „ dat men. ten onrechte, het Vorstelijk Oranje-Huis 3, gevaarlijk hebbe opgegeeven, daaraan eene altijdblij. ,, vende achting toedraagen, hetzelve als zijnen waa. ,, ren Befcherm-Heer aanmerken, en aan deszelfs Door„ luchtige Afftammelingen eene Eerezuil van dankbaar,, heid, in het hart der Ingezetenen, oprechten, waar door de Sterflijkheid hunnen naam niet zal vermogen t, uittewisfchen. Eindelijk, dan zal deeze Stoat meer vruchten plukken van de Stadhouderlijke Waardig» heid, als de zuivere Staatfche Regeering immer heeft ,, knnnen aanbrengen (*). Dan, deeze gevoelens werden niet alleen in 1773 door den burger Pieter Paulus gelief koost, —neen ! hij durfde zelfs in den jaare 1788, en dus na dat de Nederlandfche Republiek, door het geweld van Pruisfifche Wapenen, onder den ijzeren fcepter van het Stadhouderlijk despotisme te rug gebragt waare, zijn eigen' Potriottisme bezwadderen.' om zijnen post (*) Zie het Nut der Stadhouderlijke Regeering, door den Burger Pieter Paulus, pag. 185—189. 13  C 134) post als Advocaat Fiscaal op de Maaze te behotl. den; immers was het, dat hij daartoe in de maand Februari] deszelfden jaars, in een' aanfpraak aan den Raad ter Admiraliteit aldaar, de volgende woorden bezigde, en dit ondanks het groot aan. deel, dat hij had gehad in de poogingen der braave Nederlanders van de jaaren 1786 en 1787, om het Stadhouderlijk gezach te beperken, zo niet geheel te vernietigen. Zie hier lezer! de woorden , die toen door hem gebezigd wierden: „ Ik (leunde op de bekende deugd en grootmoedig' „ heid van zijne Hoogheid, als onder anderen het „ Hoofd van deezen Raad, en die nimmer dulden „ zou, dat ik van een post, mij door de geza„ menlijke Bondgcnooten eenpaariglijk opgedraagen, „ zonder dugtige redenen en gronden zoude wor» ,, den beroofd; te meer, daar ik dit altijd gehou„ den hadde voor een der loflijkde Staatsmaximes ,, van dit Land, wanröp een ieder Ingezeten met „ volkomen zekerheid zig kon verlaaten , enz. „ Ik houde mij ten vollen verzekerd , dat UEd. „ Mog. met mij zullen toeftaan, dat het voor een „ eerlijk man ten hoogden hard moet vallen, zig van „ van de waarneeming van deszelfs post, provificnetl „ te moeten onthouden , zonder dat hij direct of in. direct, daaromtrent is gehoord, enz. ,, Ja, ik durve mij vleien, dat hei gedrag, het „ welk ik in al den tijd van mijn Miniderie, in decri„ tique omfiandigheden, waarin de Republiek zig ge* ,, duurende eenen geruimen tijd door binneland» „ sche verdeeldheid heeft bevonden, heb gekou~ »» den,  ( i35) den, eene andere behandeling verdiend hadde^ (*). Dan, genoeg van dit alles! — den burger Redelinghuijs walgt van alle deeze aanhaalingen; —■ hij gevoeld voor zodanige Characters, als waarvan hij een fchets, op onwraakbaare bewijzen, gegeeven heeft, het diepst afgrijzen! en om welk afgrijzen te fchilderen, hem de woorden ontbreeken....... Hij herinnert zig evenwel, na zijne verbeelding ontvlamd te hebben, een fchoone trek des Bijbels: VAN DEN MAN DES BEDROGS, HEEFT DE HEER EEN GRUWEL i (*) Zie Nederl. Jaarboeken, van den j'aare 17BS. t*g- 317- EINDE.