547 H 101    LEERREEDEN OVER II PETRI i : 13, i£ ter GEDACHTENIS VAN ZYNEN VYFTIGJAARIGEN PREDIKDIENST IN DE GEMEINTEN VAN ROON, MAASTRICHT en HAARLEM, ÜITGESPROOKEN, den 3 July 1796, 's Avonds in de Groote Kerk /W te HAARLEM, door JOHANNES TRELLONT, PREDIKANT ALDAAR. Te HAARLEM by J O HANNES JACOBUS BEETS. mdcclxxxxvi,  Uitgegeten volgens Kerkenorder  AAN den LEES ER. bad deeze leerreede gefchikt, om daar in alken de taaie van myn harte te doen /preeken, tot de gemeinte, die ik thans bediende, en waarin ik verre 't grootfte gedeelte > van mynen Euangely-dienst vervult heb, met dat oogmerk, om den Heere te danken, voor zyne bulpe en bewaar inge in zoo veele jaar en; de gemeinte optewekken, om my Jaar in te vergezellen ; aan dezelve eene fchetz van myne lotgevallen in den kérken-dienst, en 't Godlyk befiuur en onderfteuninge, daarin, ten mynen opzigie te ontdekken, mede te deelen; en te gelyk aan dezelve eene dankbaare meldinge te maken, van '/ goede, dat my ook in myne. twee voorgaande gemeintens ontmoet is. Intusfchen had ik geene de minfte gedagten, om deeze leerreede aan de drukperfe over te geeven, en '£ licht te doen zien; maar ik heb my aan de aanzoeken, die men my daar toe deed, en die men , met onderj'cheidene drang* 2 ree-  ïeedenen, die alle een liefderyk heginzel teekenden, aandrong, moeten gewonnen geeven: Ontvang dan, waarde Leezer, dit opftel, zoo als V is uitgefprooken, en geen de minfle tvezentlyke verandering heeft ondergaan: dienende 't weinige, dat -in de noot geftelt is, alleen tot opheldering, en wel byzonder de aan. teekening, die op bladzyde 16 voorkomt. Mag deeze uitgave by den leezer nog eenïge goedkeuringe wegdragen, en , onder Gods zeegen ,, nog eenige ftichtinge geeven, ik zal my verblyden; en die geene, die 'er my, door hun verzoek, toe bewoogen hebben, zullen hunne begeerte daarin vervult zien, dat zy, na my. nen uitgang, nog iets moogen hebben, zvaar door zy, aan my, en mynen dienst in liefde kunnen gedenken. Meer heb ik tot voorbericht niet te zeggen: cf, is iemant begeerig den voor- en nazang, ty deeze geleegenheid gebruikt, te weeten, de Voorzang was ontleent uit Pfalm 71 vs. 11, 12, 13, en de Nazang uit Pfalm 90 YS. O. VOOR-  VOCRGESPREK. Eeen Haczer! m fo* /»y'ds i&£r geholpen. 2^oo is dan 't tydftip gekoomen, tnyns hoorders, waarin ik met dankzegginge tot God, aan mynen VYFTIG JAARIGEN PREDIKDIENST, in 't openbaar gedenken zou. Eene plcgtigheid, voor my aangenaam, en teffens aandoenelyk, en voor de gemeinte van Haarlem ongewoon, als zynde, naar ik heb kunnen uitreekenen, geduurende deeze gantfche loopende eeuw, in deeze onze gemeinte nog niet, althans niet by openbaare vieringe, voorgevallen: wel is waar, dat drie van myne voorzaaten, in deeze eeuw, wel de jaaren daar toe beleeft hebben; maar ongefteldheid des lichaams, en toeneemende zwakheid, heeft de uitvoeringe belet. Heeft God dan myne jaaren niet alleen tot dus verre verlengt, maar  .✓I3 ïl*I2 3-O • ö V- maar fchenkt hy my nog eenige daar toe nodige kragten, zoo heb ik my daar van noch kunnen noch willen onttrekken. Maar hoe zal ik nu dit werk verrigten? ik kreeg daar toe onlangs eene aanwyzinge, by ?t prediken der gewoone voormiddagsvervolgftofFen, by geleégenheid dat ik het flot van iCor. 10, verklaarde, daar't laatfte vers zegt, niet die hem zeiven pryst, mcmr dien God pryst, die is beproeft. My dunkt, myne hoorders, als ik dat zeggen van Paulus, in dit avonduur, in 't uitfpreeken van myne leerreede, maar fteeds voor mynen aandagt houde, zoo zal alle eigen roem aanftonds vervallen, . en de Goddelyke genade, aan dewelke 't alleen toekomt, zal ook alleen de eere hebben, want , door de genade Gods ben ik dat ik ben. Wel aan dan, maakt den Heere t zamen met my groot, terwyl ik zynen naam verhooge. &c. &c. &c. LEER-  LEERREEDE OVER. II Petri i : 13, 14^ Ende ik achte het recht, te zyn, zo lang ik in deezen tabernakel ben, dat ik u op* wekke door vermaninge: udlzon ik zvect dat de aftegginge myne$ tabernakels haast zyn zal. Petrus de Apostel, fchreef, niet'lang voor zynen dood, deezen zynen tweeden brief* aan bekeerde jooden, die Christeheri geworden Waaren, maar zig ih de ver-* ftrooijinge bevonden. De overweeginge van zynen pligt ,• als Apostel der befnydenisfe; de erriönerfng Van zyn nadérend uiteinde; en het vooruit gezigt van 't gevaar, waarin de christen kerke^ door verleidende geesten zoude kunnen worden gebragt; gaaven den Apostel aanleidinge * om deezen brief te fchryven , met daÉ oogmerk, om de gelovige die in de verftrooijinge waaren, aan den eenen kant, te vermaanen , omby de aangenoomene leere, die zoo veele bewyzen van Göddelykheid met zig bragt, te blyven, en de kragt van die A Iqqu  leere, in eenen christen betamenden wandel uittedrukken; en, om ze aan den anderen kant, tegen fpotters en verleiders te waarfchuuwen, die 't op 't verderf der leere, en der zeeden, zouden toeleggen. De Apostel begint, na 't opfchrift en heilbede, in vs. i en 2 vervat, zynebriefiloffe, en legt. ten grondflaage, al't goede dat de Heer hun, als eene vrugt van 's Heilahds volwigtige borgverdiensten, totgewigtige eindens, had mcdcgcdeelt vs. 3, 4. De fchenkinge van al dat goed moest waardiglyk worden beantwoord , en, om de gelovige vcrftrooijelingen, daar toe voor te bereiden, zoo geeft hy ze een allerkeurigst voorfchrift van eene christelyke zedekunde, die hy uit 't gelove afleidt, en waar van hy de beoeffeninge, onder de fterkfte drangredenen aandringt vs. 5 — u. Waar op hy dan zyn voorneemen uit. om, in zyn nuttig vermanend voorftel, zoo lang 'er hem God geleegentheid toe gaf, te te volherden vs. 13, 14. Hier uit heb ik myn textwoord ontleent, en de gepastheid daarvan laat zig aanftonds zien: en zal uit 't geen wy 'er nog met een woord toevoegen, nader blyken: geliefde Hoorders, de elf eerfte, en de zes laatfle verzen van dit hoofddeel, hebben wy, voor eenige jaaren, in twee agter een volgende wintertyden, in onze avondbeurten, aan de  de gemeente verklaard: maar, daar ik V middenfle gedeelte van dit hoofddeel, waarin, onder anderen, myn text voorkomt, onaangeroert heb gelaaten, en zulks my ook niet^ onder de vooriniddags vervolgftorïen, die in deeze gemeinte, gelyk gy weet, gepredikt worden, ter texte is te beurt gevallen, zoo heb ik t' zedert, meermaalen, op de nu voorgeleefene ftofFe gedagt, of ze my^ zoo de voorzienigheid my zoo lang in't leeven fpaarde, dat ik , in eene jubelreerie, aan mynen vyftig jaarigen predikdienst gedagt, niet een gepast woord ter overweeginge zoude kunnen aan de hand geeven: nu dan* in dit geval, door de verlenginge myner dagen verkeerende, ben ik, fchoon die ftoffë weegens haare gepastheid, ook wel-eens door andere leeraars, by zoo eene geleegendheid gebruikt is, by die gedagte "eri keuze gebleeven, te meer daar de text zoo fterk op myn geval fprak, alzoo deeze jubelreede * die ik doen zou, niet te gelyk eene afscheidsreede, maar veel eer eene leerreede, tot een vernieuwde verbintenisfe aan de gemeinte, zoo God my daar toe leeven, gezondheid en kragten verkenen zal, zal moe* ten gereekend worden, .en ik dit voornee* men niet klaarder dan door deezen text konde uitdrukken.,- waar uit ik de woorden; van Petrus maar heb over te nceraen, om *ot ültederi te zeggen,- ik agte *t regi te zy?i' h £ '" zoo  zoo lang ik in deezen tabernakel ben, dat ik ulieden opzvekke door vermaninge, alzoo ik weet dat de aflegginge mynes tabernakels haast weezen zal. Ik zal, Eerst den text kortelyk toelichten, zooverre 't tot ons oogmerk zal nodig zyn; En dan wat breeder zyn, in de opgaave van. de geleegenheid, die my in myne keuze tot deezen text bepaalde, en van 't gebruik dat ik daar van, in dit voor my zoo byzonder tydftip, ten uwen nutte, wilde maken. De text bepaald onzen aandacht, Eerst, tot 't welberaamde voorneemeri van den Apostel vs. 13 geuit, en uit zyne verpligtinge afgeleidt. En dan, tot den aandrang, die 'er door hem wordt bygevoegt vs. 14?. Zyn voorneemen was dan de gelovige verftrooijelingen optewekken door vermaninge zoo lang hy in deezen tabernakel was. De bewoordinge' door vermaninge vertaalt, geeft eene indagtigmakinge te kennen , zynde eene bewoordinge , die den Apoflel, onder Gods beftuur te recht is uit de penne gevloeit, om dat, het geene hy nu vervol? gens voor had, omtrent hen te verrigten, niet anders dan eene indagtigmakinge ofte errinneringe weezen zou; en zoo eene was ''erby zulke, die reeds onderwys genooten had-  hadden, ten allen tyde, dienftig; nooit werd 'er dog genoeg gezegt, dat nooit genoeg geleert wordt: door een herhaald voorftel ontfangt men meer licht, 't geheugen wordt gefterkt, en de aandagt wordt gevestigd, op dingen, die te vooren waaren doorgeVloeit; dit deed eens den Apostel Paulus, in den brief aan den Philippenfen zeggen, dezelve dingen aan u te fchryven is my niet verdrietig, ende 't is u zeek er. Zoo begreep het hier ook Petrus, hy wilde de gelovige verftrooijelingen, door zoo eene errinneringe ofte indagtigmakinge van hunreets bekende zaak en opwekken: eene bewoordinge, die een zoort van fluimeringe ofte geneigtheid tot den flaap, veronderftelt, en dus ook hier, door den Apostel, zeer gepast gebeezigt wordt; trouwens, de gelovige, zo lang zy in 't lichaam inwoonen, en aan verleidingen of dingen die hen aftrekken blootftaan, komen wel eens in een tyd van verval, waarin zy min of meer traag in 't bcnaarftigen zyn: Ik leeze van de bruidkerk dat zy /liep fchoon haar harte waakte; ik leeze van de wyze maagden, dat toen de bruidegom in zyne komst vertoefde, zy zoo wel als de dwaaze jluimerig wierden, en in flaap vielen: aan zulke gebreeken Honden nu de gelovige verftrooijelingen ook nog bloot, zy konden, (want de aanleidingen daar toe konA 3 den  den verfcheiden zyn ) in een geestelyk verval geraaken , waarin ze door errinneringe van 't geen zy wisten, en moesten toeftemmen nodig hadden te worden opgewekt: dit nu wilde Petrus, tot hunne geeftelyke volmakinge arbeidende, gaarne doen, zoo lang 'er God hem 't vermogen en de geleegenheid toe gaf. Althans, hy zegt hier, dat hy't doen wilde , zoo lang hy in deezen tabernakel was: waar door hy zyn leevenstyd op aarde zoo lang hy nog in 't vleesch verkeerde, en in 't lichaam inwoonde, uitdrukt. Het lichaam doch van den mensch, byzonder van eenen gelovigen, wordt een tabernakel genoemt, ofte daar by in vergelykinge gebragt, met toefpeelinge op temen , waarin herders, krygsknegten , en andere , die op 't veld verkeeren, gewoon zyn zig te onthouden , om daarin, voor een tyd, hun verblyf te hebben: zy waaren reets in de dagen der eerstvaderen bekent, die 'er als vreemdelingen in hebben gewoont. Waaren nu deeze tenten of tabernakelen doorgaans uit eene geringe ftoffe opgerigt, hadden zygeene vaste duurzaamheid, dienden zy maar voor eenen korten tyd; zoo is 't ook met ons menfchelyk lichaam gelee* gen, 't is eene leeme hutte. waar van de grond/lag in 'tftofis, en wordt weegens deszelfs broosheid, en kortftondigheid, by  eenen tabernakel vergeleeken; dus als Petrus zegt, zoo lang ik in deezen tabernakel ben, zoo drukt hy 'er, den tyd van 't verblyf zyner ziele in zyn lichaam door uit: en dien tyd, dien hy dan daar toe nog overig had , wilde hy, 'zoo 't hem in den weg der voorzienigheid gegunt wierdt, voornaamentlyk gebruiken, om de verftrooijelingen, op de gezegde wyze, door eene errinnerende vermaaninge en opwekkinge nuttig te zyn. Dit was intusfehen niet flegts des Apostels voorneemen alleen, maar hy begreep 't ook zyn pligt te zyn; en daarom by zegt, ik achte zulks recht te zyn; en waarlyk, deeze zyne verpligtinge ,v die zoo veel aandrang op zyn gemoed maakte, kon ook uit wettige gronden worden afgeleid; als christen, wierdt 't van hem gevordert, om 't geeftelyk welzyn van zyne mede-christenen naar 't uiterfte van zyn vermogen te behertigen; 5t byzonder bevel van zynen meester drong 'er hem toe, als die tot hem zeide, gy eens bekeert zynde, zoo verjlerk mve broeders; als Apostel was hem de zorge der gemeinte Gods toevertrouwt: zoo lang God hem dan nog in zynen dienst wilde gebruiken, daar toe zyne dagen verlengde, en hem de vermoogens en kragten daar toe nodig, nog liet, zoo wilde hy zig in deezen gereed betoonen , zeggende'^ achte 't recht te zyn, zoo lang ik A 4 in  in deezen tabernakel ben, dat ik u opzvekke door vermaninge. Voegende, en zoo koomen wy tot 't ander deel van onzen text, Vr deezen aan- weet dat de afleggmge mynes tabernakels haast Petrus blyftin dezelve toefpeelinge, hy had m t voorgaande vs., gelyk wy gezien hebben, zyn menfchelyk lichaam een tabernakel genoemt: '/ zyn in den tabelnakel gaf zyn keven hier op aarde te kennen, en t afleggen van dien tabernakel, zal hier zv nen dood uitdrukken, wanneer de ziel 700 mauw met het lichaam vereenigd, dien tabernakel , als niet meer gefchikt ter haarer jnwooninge verlaat, en 't lichaam der zonde daar de overblyfzelen der yerdorventheid t langst m huisvesten, als een last die bezwaart, en als een kleed dat belemmert, aflegt', en welk afleggen, om dat Petrus zig juist hier van die bewoordinge' bedient te gelyk de gewilligheid van den geenen die zig in t ondergaan van 't fterflot, aan des Heeren wil onderwerpt, te kennen geeft. Schoon nu de dagen des menfchen beitemt zyn, en t getal zyner maanden voor den Heereis, die zyne bepaalinge gemaakt heeft, die hy niet overgaan en zal, en ook memant den dag van zynen dood weet zoo, kon Petrus ten zynen opzigte zeggen' ' ik  mc 9 ik weet dat de afiegginge mynes tabernakels baast zyn zal. Maar hier zult gy my mogelvk vragen, hoe Petrus daar van kundigheid konde hebben, en zelfs met zoo eene verzeekeringe konde fpreeken, dat zyn fterftyd nabv, en zyne ontbindinge aanftaande was? hy'kon, geliefde, uit eene vergerykinge van de jaaren die hy reeds bereikte, met 't hooglte tydperk, dat den mensch, om op aarde te leeven , vergunt wierdt, opmaaken , dat zyn leeven ten einde liep: en daarenboven , fchoon de juiste tyd en wyze van iemands dood verborgen blyft, zoo wist egter Petrus uit de voorzegginge van den Heyland optemaken , dat de dood hem, die deezen brief fchryvende, wordt gereekend al hooge jaaren gehad te hebben , in den ouderdom ontmoeten zou; zynde deeze voorzegginge te vinden Joh. 21 : 18, 19, daar de Heyland tot Petrus zegt, voorwaar, voortvaar , zegge ik u , doe gv jonger zuaart, gordet gy u zeiven, en zvandeldet alwaar gy wildet, maar, wanneer gy zult oud geworden zyn, zo,o zult gy uwe handen uitftrekken, en een ander zal u gorden, en brengen waar gy niet en wildet; en dit zeide hy, beteeke* nende, met hoedanigen dood, hy God verheerlyken zou. Of nu Petrus, behalven deeze nog eene meer byzondere ontdekkinge van zynen naderenden dood gehad hebbe, gelyk A 5 ui t  uit de' volgende woorden van dit vers , g*. lykerwys ook onze Heere Jefus Christus my heeft geopenbaart, aan zommige niet vreemd voorkomt, dan of hy daarin alleen 't oog hebbe, op de voorzegginge zoo eeven uit Joh. 21 aangehaalt, laaten wy thands onbeilist, om dat wy die woorden, die hier in dit vers volgen, "als minder tot ons tegenwoordig oogmerk dienende, niet meede in onzen text begrepen hebben. Het zal ons nu genoeg zyn, om aan te merken, dat Petrus deeze bewustheid van zyn naderend einde hier invoere, als den iterkften aandrang voor zig zeiven, om zig geen oogenblik, van den tyd die hem nog overig was, te laaten ontglippen, om den verftrooijelingen door eene herhaalde errinneringe van zyne voorige gezegdens, tot nut te zyn. Dit zy van den text, ter verklaaring, naar ons tegenwoordig oogmerk, genoeg gezegt. Wel nu dan , myne waarde gemeinte van Haarlem, myne blydfchap, en, zoo ik wenfche, myne kroone in den dag van Christus: de geleegenheid, die my met myne keuze op deezen text deed vallen is De VYFTIGSTE VERJAARING, van MYNEN EUANGELY-DIENST, die ik niet geheel onaangemerkt kon laaten voor  voorby gaan, zonder ondankbaar, aan mynen zender en weldoender te zyn, die my zoo veele jaaren in zynen dienst gebruikt; my in den loop myner bedieninge, met zoo veel goeds, naar den uit, en inwendigen mensen, bevoorrecht; en my in zoo veele posten onderfteunt, en voor befchaaminge bewaart heeft. Ik zal intusfehen niets zeggen van 't geene mynen Euangelie-dienst is voorafgegaan, ofte my tot voorbereidinge daar toe gedient heeft; dit deed ik by myne eerfte intreede, cn voor zoo verre 't noodig was, ook by myne intreede in deeze gemeinte; maar nu zou 't buiten myn beftek zyn, als zynde nu alleen tot den kring van die vyftig jaaren bepaalt, die ik geduurende mynen dienst , op deezen dag vervuld heb. Ik moet dan, fchoon 't kort zal weezen, zal ik iets van den loop myner bedieninge zeggen, met den dag waarop ik in 's Heeren dfenst, in myne eerfte gemeinte, door oplegginge der handen, wierdt ingehuldigt, •beginnen. Dit gefchiede op den 3 July 1746; en 't is byzonder, en 't (trekt my tot genoegen , dat ik by deeze geleegenheid nog een waar- ( dig lid deezer gemeinte voor myn aangezigt mag zien zitten, in dit heiligdom, die te dier tyd, van de plegtigheid myner eerfte bevestiginge, heeden voor vyftig jaaren oor en  en ooggetuige was; als wordende verrigt, door haaren waardigen vader den nu zaligen Joannes du Vignon, toen veel geagt leeraar te Rotterdam. Door deezen gewensten man, wiens gedagtemsfe by my desweegens nog in zeegeninge is , wierdt ik ten dienfte van myne fór//* gemeinte te Roon, geleegen over de Maas, in de clasfis van Schieland, irigeweidt: de text van mynen genoemden Bevestiger was üklTbesfs. ontleent; daar de Apostel Pauius, onder anderen zegt, Wy bidden u, broeders, erkent de geene die onder u arbeiden, ende uwe voorftanders zyn tn den Heere , ende u vermanen: en agtze, zeer veel in liefde, om hunnes werks wille: uit welke woorden de gemeinte een voorfchnft ontfing hoe zig omtrent haren leeraar te gedragen; terwyl my, uit dien zelfden text, met eenen nadruk, dien ik niet ligtelyk vergeeten zal, de pligt van eenen geestelyken arbeider, en voorftander in den Heere, wierdt op 't harte gebonden, en voorts de gantfche last der heilige bedieninge, op myne teedere fchouders, als zynde nog maar 23 jaaren oud, gelegt. Ik begon, bevestigd zynde, op dien zelfden dag myn dienstwerk met eene leerreede uit 'tflot van V Euangelium van Marcus; daar, van de eerfte Euangely-dienaars gezegt wordt, uitgegaan zynde , predikten over-  mc is.)»» overal, en de Heere wrogt 'meede, ende bevestigde 7: woord door tekenen, die daar op volgden.;. ... —1 Ik vond daar eene gemeinte van omtrent twee honden leede.maten, dus in groote juist gefchikc voor eenen jongeling, om 't werk van. den Heiligen dienst te beginnen, en te leeren boe men in 7 huis des Heeren meet .verkeer en , 7 welk is de gemeinte van den levendigen God: ik heb daar de leiding, de,medewerking, en de onderfteuning, van den goeden God, in eenen tyd. toen ik nog jong en onbedreeven was, merkelyk ondervonden;'en 'tftrektemy tot blydfchap, op deeze myne eerfte- ftandplaatfe, eene gemeinte aantetreffen, die vry wel geregeld, en daar de jcugt door catehifatien, door eenen waardigen en arbeidzamen voorganger Qi) wel opgeleidt was; ik heb, tot opbouw van dezelve, ook 't myne gedaan, en ik heb reeden om te, gclooven , dat myn werk aldaar niet vrugteloos geweest is. Het behaagde intusfehen den Heere myn verblyf aldaar niet van langen duur te doen zyn; want, na twee jaar, en ruim neegen maanden in den H. dienst geweest te zyn , wierdt ik door cene wettige roepinge naar de gemeinte van Maastricht, overge- bragt, (a),D. W, S;c«ovTrN, die mar Schiedam ge« roepen was.  wm 14 bragt: ik moest dan myne Roonfche 88* meinte, aan welke ik de gebrekkige eeriïeimgen van mynen dienst had toegeweidt SS!^J? jeffêns de opregte eerftelingen van myne liefde genooten had, en waaraan ik al zeer verbonden was, vaarwel Zeggen gelyk dan ook, niet zonder aandoening den 20 April 1749, door de woorden van den Hoogenpriesterlyken zeegen gefchiedt is. Ik vertrok dan, daar toe geroepen zynde, naar M a a s t r 1 c h t , daar ik nevens nog eenen anderen, daar geroepenen leeraar, O), den 18 Mey 1749, doormyned oudften daar toen in dienst zynde amptge-- nOOt johan F RE DER IK van GoOR bevestigt zynde, op Woensdag den 21 Mey* 's avonds, mynen dienst begon, met de verklaaring van eenen text, die aan de eene zyde van de blyde omftandigheid, waar in de ftad Maaftricht zig t' zedert onlangs door eene gewenste behoudenis uit 't oorlogs gevaar zig bevond, ontleent was cn die, ten mynenopzigte, in 'tgeval waar m ik my toen, als naauwlyks26 jaaren oud zynde bevond s my aanleidinge gaf, orrt daar uit den wensch te ontkenen, dat V koorrt den (F) D. M. A. de Jongh, die de plaats van den tor I ÏZZJl?™ien£' lb™ck, vervuldf, daar verving IWaf vertrokken D. p. Tiqust  den jongelingen , en de most de jongvrouwen mogte fpreekende maken (V) Veel zoude ik tot lof van die gemeinte, zoo als ze toen geftelt was, kunnen zeggen s verbeeldt u, myne hoorders, eene gemeinte, die 's jaars te vooren eerst eene benaauwende beleegering had uitgeflaan, en in 't midden van dezelve door de onderteekening van de preliminaire -Vredes-Artikelen te Aken, uit de vreeze geredt, en 't uitzigt op eene fpoedige verlosfmge kreeg; verbeeldt u eene gemeinte, op veele, van welker leeden, zoo 't een als 't ander eenen goeden indruk had naargelaten, die dus voor 't ontfangen der Euangely-bootfchap als was vatbaar gemaakt, en my, en den te gelyk met my bevestigden leeraar als fcheen toe te roepen, komt over en helpt ons. Veel zou ik ook kunnen zeggen vatl 't genoegen, dat ik daar voor my zeiven, geduurende den tyd van ruim tien jaaren , in onderfcheidenebetrekkingen genoot: waar by ik dan ook nog tot verheffinge van God, 't een en ander zoude kunnen gcwaagen, zoo, van eene byzondere blyk van Goddelyke onderfbeuning, die ik in den tyd der aardbeevingen, in mynen dienst en bidwerk beezig zynde, op denpredikftoel mogt ondervinden, en waar aan ik, zoo lang ik leef (c) Zacb. DC : va 16, 17.  leef gedenken zal (jf); als, van den zeegeri waar meede 't God behaagde mynen dienst aldaar, zoo onder de burgerye, als onder t krygsvolk, te kroonen: en waar door ik met weinig aan die gemeinte, daar ik , zoo' lang ik leeve, in liefde aan gedenken zal, ver- r Op Ik zaï't geval dat ik bedoelde een weimg breeder uitbreiden: t was op den iS February, van 't iaar 17^6 zynde een Beededag; dat zig 's morgens ten 8 uuren' eene aardbeevinge die te MaaftrkH al vry zwaar was ket gevoelen; ik moest-voormiddag ten 9 uur en aldaar* ïn de kerk op de houtmarkt, prediken: van myne ontzetting wat bekoomen zynde, dagt ik. op een voorgel iprek, waar van ± my, by zuu eene buitengewoone lei leegenheid, Wilde bedienen: myn aandagt viel op Hand 4 : 31 , daar men leest dat, als de eerde christenen zig Z de oeflèmnge des gebeds beczig vonden, zig de aarde ieweegde' met dat gevolg, dat zy werden vervult mei /-f' 'A fpl?km * vmrd mt goedigheid. Ik biagt dit wenfehender wyze op de gemeinte en op mv zeiven over: begon daar op 't voorgebed, en in 't niid> den van t zelve zynde, liet zig wederom eene aardbeevinge gevoelen, die, aan die» kant van de ftad, daar dd kerk ffond, waar in ik predikte, wel 't zwaarltc wasdeeze deed my in de hoogte op den predikftoel (taande' nog des te fterker aan: door Gods byzondere hulp en be' waannge, behield ik prafentie van geest, en God -af my, m dat byzondcr tydffip, de zoo noodige gaave des gebeds : waar door de ontfleltenisfe onder de gemeinte be! daarde en de Godsdienst onafgebrooken haaren voortgang had, predikende by die geleegenheid over %r 28 : 21, 22*, tot welke text-keufe, my 't geval vari lvissABon, in t laatst van 't eeven voorgaande jaar en [meer andere aardbecvingen' en waterberoerineen, tl dier tyde voorgevallen, aanleidinge gegeeven hadden: enWaar van de uitvoering, zoo als my van agteren gebleken is, ook niet ongezeegent geweest is.  t? )^| Verbonden wierdt: maar laat ik , van 't my voorheen zoo dierbaar Maastricht afftappen, en my in myne betrekkinge op dié gemeinte. thands niet breeder ingeeyen, op dat myne aandoeningen, niet ontydig worden opgewekt, op de errinnering," zoo van t geen die ftad onlangs tot twee maal toe door 't lot des oorlogs ontmoet is, als van denftand, waarin die gemeinte met haare leeraars gekoomcn is: en hoedanig een lot my ook had kunnen treffen, zoo niet de goede Voorzienigheid, ook in deezen, dat ik met dankzegginge erkenne, door eene tydige verplaatzinge, voor my ten goede' gezorgd had.. Ik worde dan van' zelfs, in myn kort verhaal , tot myne derde ftandplaatze gebragt; die, dit zoo welgeleegen Haarlem geweest is, daar ik , om kort gaan, met eenpaarigheid van ftemmen beroepen zynde," den 2 September van 't jaar 1759, door mynen waardigen Amptgenoot,'en in dien tyd 1 in deeze gemeinte zoo nuttigen en geagiek leeraar Lucas Luyken beveftigt ben > om mynen geliefden Academie-vriend, dèrï beminnelyken Robertus Cas'tènbyk; toen naar 's Hage vertrokken, in zynen! predikdienst alhier te vervangen. Myn be-' vestiger fchetste ons toen uit Openb. 2i vs.- ii een gedeelte van die geeftelyke kerkttadj die eenen hoogen muur had, en in de-'  zelve-twaalf poorten, en daar in twaalf Engelen: terwyl ik, die te Maaftricht myne afscheids-reede uit Lucas 4 vs 42b en 43 genoomen had; mynen predik-dienstalhier onder inroepinge van Gods veelvermoogende hulp, nog dien zelfden avond van den dag myner bevestiging, van deeze zelfde plaatze begon, met eene intree reede, uit Openb. 1 vs 4, 5a genade zy u en vreede, van hem, die is* ende die was, ende die koo* men zal, en van de zeeven geesten, die voor zyn throon zyn., en van Jefus Christus den getrouwen getuigen, den eerstgeborenen uit den dooden, ende den Overften over den Koningen der aarde. Ik wierd alhier, met alle toegenecgenheid, daar ik nog met aandoeninge aan gedenke, door de'gemeinte ontfangen, en heb nu byna 37 jaaren, dat maar aan zeer weinige van myne voorgangers heeft mogen gebeuren, onder ulieden als een dienstdoend Herder én Leeraar omgewandelt. Wat mynen predikdienst betreft. Schoon ik , gelyk betamelyk is, in dingen waarin men broederlyk verfchillenkan, gaarn vryheid van propheteeren gelaaten heb, zoo ben ik, war. de hoofdzaak betreft , aan eene zuivere geloofs leere gehegt geweest, en my aan eene leere gehouden, die God verhoogt en den mensch vernedert. Be-  Bebalvende gewoone Catechetifche, lydenU en andere ftoffen, dk jaarlyh zvederkeerden, heb ik het N. T. voor myn aandeel, Zoo verre 't hier vervolgt wordt, reeds vier jaaren geleeden, in meer dan 400 leerreedenen rond gepredikt, en meer dan 7 maal in de donderdags catechizatie, voor myn aandeel behandelt, behalven zoo veele andere , zoo kortere- als langere ftoffen, die ik niet byzonderen zal; en die, zulke leeden der gemeinte , die ze in vroeger of laater tyd gehoort, of 'er eenig nut van gehad hebben, zig wel zullen weeten te errinneren. .Is 'er iets goeds onder uitgerigt, God» die my in deezen als een middel gebruikte \ hebbe 'er alleen de eere van; dit kan ik met nederige dankzegginge zeggen, dat ook; myn dienst, in deeze .gemeinte, niet önge-f zeegent geweest is; 't overige laat ik aan den Heere, en aan de ondervindinge myner hoorders over: want te roemen is my niet oorbaar. Wat myn Herderwerk betreft; ik hel mep aangedrongen, meer dan een herder agter Ü het aam de, ook heb ik den doodelyken dag niet begeert, V geen ik gefprooken heb, is voor uw aangezigte gezueest: als mensch heb ik myné gebreeken gehad: als leeraar; en, wie ftruikelt niet dagelyks in veele f wenfche ik by den Heere, in 't zoenbloed van den ge» B % kruis-  kruisten Jefus, verzoeninge te vinden, over alles, dat niet geweest is, naar den regel van 't heiligdom; en de geregtigheid van dien grooten Hogenpriester, bedekken de gehreeken van mynen priesterdienst. Zie daar, eene fchetz gegeeven , van den loop myner bedieninge geduurende 50 jaaren. Ik dank den God van myn leeven, en van myne goedertierenheid, dat hy myne leeftyd zoo lang verlengt heeft; 't is wat te zeggen eene halve eeuw in den heiligen dienst, onder de kennelyke ondervindinge van Gods hulpe verkeert te hebben; en, 'dat byzonder is, nu, in myn vier en zeventig/Ie jaar getreeden zynde, juist twee derde van myn leeftyd, in den H. dienst; en juist de helft van myne leeftyd, in deeze ftad te hebben doorgebragt;^ en, in den tyd van vyftig jaaren, (wat de* jaaren van dienst betreft) onder 't getal der zes oudfie, van de nog in dienst zynde leeraars deezer provintie te zyn opgeklommen. Zie ik, vervolgens, op 't tydvak, waarin ik deezen mynen vyftig jaarigen dienst vervult hebik heb in dat aanmerkelyk tydvak, dat in 't midden van 7 jaar 1746 begon, al wat beleeft, maar, alzoo de byzondering daar van , geheel en al buiten myn tegenwoordig beftek is, treede ik daar niet in: ik bepaale my alleen tot my zeiven, en tot de kerke-  lyke betrekkinge, waarin ik verkeert heb. Als ik dat tyd vak dan , ten opzigté van my zeiven en mynen dienst befchouw, zoo herdenk ik, met dankbaarheid, aan de gezondheid, my, geduurende zoo veele jaaren , door den God mynes leevens, vergunt, en aan de bnderfleuninge in mynen predikdienst, en in 't werk daar toe betrekkelyk, en ook zelve in byzondere posten , tot myn dienstwerk behoórcnde , in onderfèheidene gevallen, daar ik nu niet zal intrceden, maar die ik , zoo lang ik leef eh 't'vermoogen heb, in een dankbaar geheugen , by my zei ven bewaaren zal, toegebragt. ik herdenk vervolgens, met genoegen, aan 'r aantal myner amptgenooten, zoo te Maaflricbt, als in deeze gemeinte, dat al in de dertig beloopt: waar van 'er nu al zoo veele naar de eeuwigheid zyn; amptgenooten , die my, in der tyd, met hunne vriendfchap , vereerden; en uit wier leerreedenen en verkeeringe, inzonderheid in den tyd toen myn gehoor nog fterker was, ik mynen voorraad van tyd tot tyd heb zoeken te vermeerderen; als hebbende van Salomo geleert die met zuyze omgaat zal zvys ivorclen. Daar blyven, voor 't overige, by my in zeegeninge: zoo veele vrienden, die my in myne onderfèheidene gemeintens , met de blyken hunner vriendfehap bejeegenden , en omtrent mynen dienst niet onverfchillig B 3 waa-  Waaren: gelyk ik ook met dankzegging gei flffv' A™ de befche™inge, die ik ten allen tyde, Van myne Overheeden, in myn dienstwerk genooten heb, en nog genieten mag: terwyle ik ook , van myne zyde, niet anders weet of ik heb altoos getragt eere Wilde ik nu hier ook iets van de gemewte, en in 't byzonder van deeze 'er byvoegen, waarin ik 't langst verkeert heb: ais ik op 't aantal van leeden zie, 't is zeekerlyk, .door tusfchen beide gekoomen iterrtens, die meer dan gewoon waaren, merkeyk minder geworden: behalven dat ik ook mag reekenen, dat 'er van de geene die by myne komsten jaaren, of daar boven oud waaren, weinige meer zullen overig zyn; althans ik weet 'er my zeer weinige meer te errinneren, die by myne komfte reets m eenige burger-posten, ofte kerkelyke bedieninge, geftelt waaren: zoo dat ik, m een zeeker opzigt, nu als een andere gemeinte voor myn aangezigte zie, als toen ik van deeze zelfde plaatfe myne intreede deed:s toen zag ik de ouderen nu de kinderen ; t een geflagte is gegaan, 't ander is gekoomen; uwe vaders waar zyn ze? uwe propheeten zullen zy in eeuwigheid leeven? En, verwagt gy van my dat ik ook iets van dén ftand der gemeinte zegge, waarin ik  ik ze by myne komfte vond , en van den ftand waarin ik ze thans befchouwen moet ? ik zoude van tyden van aanwasch, en van afneeminge,.moeten gewaagen; ik zoude moeten zeggen daar zyn tyden van opzuekkinge geweest, waarin 'er veele waaren, die hunne mede christenen door een Godsdienstig voorbeeld uitlokten, maar 'er zyn ook tyden geweest, van verflaauzving en verflappinge, tyden, waarin 't ongeloof veld won, of beletzelen, en afleidingen tusfehen beide kwamen , die voor eenen tyd den aanwasch der gemeinte, minder ofte meerderhinderlyk waaren, zoo dat 't toeneemen van dezelve tin kennis, godsvrugt, en heiligmakingc, voor eenen tyd, zoo zeer niet wierd openbaar gemaakt. Was nu, myne zvaar de gemeinte van Haarlem, deeze myne Jubel-reedc , te gelyk voor eene Afscheids-reede te houden, waar meede ik mynen dienst bcfloot, zoo zoude hier wel een woord dienen ingevlogten te worden, zoo, van vriendelyke aanfpooringe, aan zommige, als, van ernftige waarfchoüwinge aan andere; daar zouden 'er wel te vinden zyn, aan dewelke deeze taaie zoude moogen worden toegevoegt, gedenkt dan, zuaar uyt gy gevallen zyt, ende bekeert u, ende doet uwe eerfte zverken. Maar dat, deeze myne leerreede, voor geene afscheids-reede te houden zy,' en 'èr B 4 dus  dus, zoo lang 't God my vergunt, no<* tyd van opwekkinge en waarléhuuwïnge voor my overig is, hebt gy reets uit 't aiieezen yan den text, eif de daar op gevolgde verklaannge kunnen merken: en van weiken mynen text ik nu ook myn gebruik wil maaken, door de taaie van Petrus overteneemen, en tot ulieden, by deeze voormy zoo plegtige geleegenheid te zeggen , ik achte t recht te zyn, zoo lang ik in deezen tabernakel ben; dat ik ulieden opzvekke door vermaninge, ekc. Het is waar vyftig yw, in-'tH dienstwerk te heboen verkeert, doet al wat af: de Priesters kreegen oucyds op hun óofle jaar ruste; t znude mv , in de hooge jaaren , waarin ik reeds geireeden ben, ook met kunnen misduidt worden, dat ik ruste zogt: trouwens, als ik door liehaams kwaaien bezet was, ofte door zulke ongefteldneeden die myin 't prediken hinderlyk waaren belet wierdt, ik zoude ook 't voetfpoor van waardige mannén volgen, die ruste zogten; maar, dit nu door Gods goedheid noch zoo niet zynde, en mvne 'begeerte zig noch tot 't H. dienstwerk uititrekkende, verkieze ik voor als noch, althans voor een tyd daar in te blyven, maar, hoe lang dit weezen zal, kan ik ulieden niet toezeggen, want ik weet niet, hoe lang ik mg m deezen tabernakel weezen zal:, ik merk dien  dien tyd, die my nu noch vergunt wordt'f als een toegift aan; 70 of 80 jaaren , zyn iemant, die al hoog in jaaren klimt, geftelt, en fchoon ik, door Gods goedheid, een vry gezond lichaams geitel mag omdraagen, zoo heb ik egter ook al fchokken gehad, die my aankondigden, dat de aflegginge mynes tabernakels eens koomen zou; ook zal Vveel afhangen van de krag• ten die my gelaaten worden, en van 't gebruik dat 'er van mynen dienst gemaakt wordt; want ik zoude niet gaarn, ;t werk, dat ik altoos met blydfchap heb tragten te doen, op 't einde van myn leeven, al zugtende verrichten; mogten zelfs, en dat is myne beede,. myne laatfte jaaren in den dienst, door eene milde bedeehnge van Gods zeegen , nog myne beste jaaren zyn: waarin ik my zeiven , onder dit werk, dat 'er zoo gefehikt toe is, tot de aflegginge mynes tabernakels, mogt voorbereiden, en teffens mynen evenmensen, nog mogt kunnen nuttig zyn. Vraagt gy my nu, waar door ik dat doen zou? ik zou u, om my wederom van de woorden van mynen text te bedienen, tragten optewekken door vermaninge, of, zoo als de bewoordinge, gelyk wy zeiden, te kennen gaf, door eene indagtigmakinge van dat geene, waar over ik u, gedüurende den ioop myner bedieninge, te deezer plaatze, B 5 voor-  voornamelyk 'onderhouden heb. Dus moet ik hier uwen aandaet, eenige oogenbhkken, bepalen, tot de wyze, waar op wy onder ulieden in den Euangelie-dicnst verkeert hebben, en waarin wy, zoo lang wy m dat werk onder ulieden nog moeten bezig zyn, zullen tragten te vol herden. Ik weet, en ik heb 't u en my zeiven reets ernnnert, te roemen is voor eenen £uangely-gezant niet oorbaar; maar dit,kunnen wy, zonder eenigen fchyn van zelfsverheffinge zeggen, onze roem is deeze, namentlyk, 't getuigenis onzer consciëntie, dat wy, w eenvoudigheid en opregtigheid Gods, fiietin vleefchelyke zvysheid, maar in de genade Gods, in de wereld verkeert hebben, en allermeest hy ulieden: Wy kunnen ook deeze betuiging van den Apostel Paulus, in een zyner brieven, overneemen, en zeggen, Wy zyn vriendelyk onder ulieden geweest, gelyk eene voedfter haare kinderen koefiert, alzoo ook wy, tot ulieden zeer geneegen zynde, hebben u gaarn zuillen mededeelen, niet alleen t Euangelium Gods, maar ook onze eigene ziele, daaróm dat gy ons lief geworden zvaart. Ik wil niet alleen , niet ontveinzen , maar ik ftelle 'er zelfs myne eere in, dat ik in de behandeling, der H. waarheden, fteeds hebbe zoeken vast te houden, aan 7 gezon-> dg Woord, dat naar de leere is, ik heb daar van niet agtergehouden dat ik u niet zoude ver-  verkondigt hebben, den gamfchen raad van God. In 't verklaar en der H. Schrift, heb ik den zin, en meeninge des Ceelles tragten naar te fpooren: en die uitlegkunde gevolgd die my 't gelchikfte fcheen om de Goddelyke wysheid te doen opmerken (J); zonder aan fpeetzieke vindingen, die geenen genoegzamen grond hadden, botte vieren, I n (wat V. bejluur van menfcloen betreft, heb ik, overeenkomitig den 'woorde Gods , deezen voet gehouden. Nooit heb ik van den onbekeerden zondaar, iets gevordert, dat hy in eigene kragten als zoo iets doen zou, dat hem regt zoude geeven op de genade, of om de tyd en wyze van haare werkinge te bepaalen: maar wel iets als een pligt voorgeftelt dat geene dat God door zyne genade zelf werken wilde: egter zoo, dat ik den mensen, op 't emftigfte, ter voorkoominge van een lydelyk chriftendom, geraaden hebbe, om, van dat middel, waar onder God naar zyne vry- magt, 0) De uitlegkunde, die ik in 't'verklaarcn der H. Schrift doorgaans gevolgd ben, kan zoo zeer niet uit deeze leerreeden, waarin ik aan byzondcre tvdsomftandighedcn gebonden was, worden opgemaakt: maar zoo men daar omtrent nader wilde onderrigt zyn, men leeze dan myne Synodale Slot-Predikatie over Haggai n : 5, 6. Ao. 1766 te Amfterdam gedaan, en waar van by den drukker] deezes, nog eenige weinige Exemplaaren voerhanden zyn.  magt, zonder aan tyd of wyze gebonden te zyn, gewoonlyk werkt, gebruik te maken. s Heer en gunstgenoten heb ik, als ik een medewerker van hunne blydfchap tragtede te weezen, en de gronden van hunne hoope zogt optewekken, nooit op gemoedsgeftalvi',° \_ betra§te PUgten neergezet, maar ik heb hen wel bepaalt, tot dat geene dat Gods genaade in 't harte werkt, en, daar hy t begint, ook volvoert; ik heb hun de kenteekenen daar van ter hunner beproevinge , uit Gods woord aan de hand gegeeven , en voorts 't geloof in de liefde werkzaam a s t egte kenteeken van 't christendom verklaart. De geregtigheid intusfchen van Jefus den lorg der uitverkoorenen, is de eenigfte grond geweest, waar op ik myne prediking en beltuur gebouwt hebbe, en daar uit heb ik verzoenende, heiligende, en vertrooftende genade afgeleidt. Hebben wy nu op de gezegde wyze, tot dus verre onder ulieden in den Euangelydienst verkeert; wy willen dan ook, op dien zelfden voet, zoo lang 't ons gegunt wordt, onder ulieden voortgaan, u door errinneringe van onze voorgaande gezegdens opwekken door vermaninge, en in dit alles geen ander fundament leggen , dan 't geene gelegt is, namelyk Christus; zie daar dan, gemeinte van Haarlem, deeze is onze  2e verbiiltenisfe, wy zullen voortgaan in de moogenheden des Heeren Heeren, en zyne geregtigheid verkondigen de zyne alleen. Dit nu geliefde, zoo lang ik in deezen tabernakel ben, en God my daar toe vérmoogens laat, en kragten en opgewektheid geeft, ten uwen nutte; by wyze van indagtigmakinge, te verrigten, achte ik regt te zyn; en fchoon myne jaaren wat hoog geklommen zyn, zoo heb ik egter in mynen 50 jaarigen dienst, ondervindingen, genooten, waar van de errinnering my nu nog vervrymoedigt. Ik heb in de eerfte plaatfe s geleert, dat God die roept getrouw is; onder die indrukken heb ik mynen dienst, in myne drie onderfèheidene gemeintens begonnen, ik heb de waarheid van dit gezegde, in alle die gemeintens, in zoo veele gevallen, byzonder in mynen predik-dienst, en den aanklecve van dien , ondervonden: in dat woord hy die roept is getrouw, vond ik de oplosfinge van myne zwarigheden; en dat zelve woord, doet my nog in een gemoedigt vooruitzigt zeggen, de Heere zal 7 voor. my voleindigen, zyne goedertierenheid is in eeuwigheid, hy laat niet vaar en de zverken zyner handen. Het geen my vervolgens tot bemoediging vcrftrekt, is, dat ik, zoo God wil, " dit  mc 30 dit werk zou moeten verrigteh, M gemeinfcbap van myne Amptgenooten ; die ik liefhebdieikweetdatmyook alJeeengeneegen harte dat zv^zoo11 WdkC ik Vm~ kan' dat zy, zoo wanneer myne harthoorend heid my m zommige gedeeitens van myn dienstwerk, als by voorbeeld, in 't è^te chizeeren, of bezoeken van kranken\mo% hinderlyk worden, my hunne hulpvaaS heid niet zullen ontzeggen: en mogfil ook nog daar toe, mynen thans zoo zéérverzwakten amptgenootC/), met wien ik zoo veele jaaren, als met een aangen ani medebroeder m vertrouwen heb omS gaan, door Gods alvermogende hulp, zoo ^met zynen raad beftaan kan, litMt Een derde grond myner bemoedi