547 B lo:s   TWEETAL EEEBJLEBEWES; TER VOORBEREIDING voor en op den laatstgehoudenen DANK, VAST, en BEDEDAG, Deezes Jaars MDCCLXXXVI1. uitgesproken door CHR. de GROOT STIFFRY, Predikant en Hoogleeraar in de H. Godgeleerdheid Te MAASTRICHT. Te ROTTERDAM, BvJOHANNES POLS, MDCCLXXXVII.   VOORBERICHT. Niet zonder my dringende Redenen, komen deeze Twee Leerredenen door den Druk te voorfchyn; Redenen, die ik lievst met ftilzwygen voorby gaa. — Mogelyk zal de Tekst, ter Voorbereiding gebruikt, by fommigen éénige bevreemding baaren; doch men weete, dat die de Lydens-ftoffe was, die toenmaals,volgends de alhier gebruikelyke order, my te beurte viel, en waaromtrent verandering te maken my niet nodig voorkwam. — Voords kan ik den Lezer verzekeren , dat de beide Leerredenen van my zyn uitgefprokcn, gelyk ik ze gemeen maake, en dat ik die, als van my geheel gefchreeven, zo, niets uitgezonderd , geve. — Mogen dezelve, hoe gering ook anders haare waarde zyn moge, tot de oogmerken, waar toe ik ze mynen Hoorderen voordroeg; — oogmerken, van my, met de Oprechtfle^ Vaderlandlievend/Ie en Zuiverdjle betuigingen en inzigten, by herhaling, er in opgegeven , en, zo ik meene ( zulks was ten minften myn toeleg) naar myn vermogen, volgends den inhoud van den Uitfchryfbriev der 's Lands Hoge Magten, onder het oog gehouden, en betracht, dienen, en bevoorderlyk zyn; dan heb ik mynen wensch bereikt!  jjïtöegeven volgends Kerkenörder.  VOORBEREIDING^ LEERREDEN, voor den BANK-VA5T-enBEDEDAG; Gehouden in de Jans - Kerk , 's Voordemiddags op den 25 Maart 1787. Voor- Psalm XCV:' vs. i en 2. Na- Psalm CXLV; vs. 6 en 7. TEKST. Luc. XXIII: vers 27^-32. En eene groote meenigte van Volk en van Vrouwenvolgde Hem, welke ook weenden, en Hem beklaagden. En Jezus Hem tot Haar keerende zcide , Gy Dochters van Jeruzalem, en weend niet over My, maar weend over u zeiven, en over uwen kinderen : Want ziet, daar komen dagen, in welke men zeggen zal, zalig zyn de onvruchtbaar en, en de buiken, die niet gebaard en hebben, en de borften die niet gezoogd en hebben. Als dan zullen zy beginnen te zeggen tot de bergen, vald op Ons, en tot de heuvelen, bedekt Ons. Want indien zy dit doen aan het groene hout, wat zal aan het dorre gefchieden? A Volgends  (») Volgends den inhoud der voorgelezene ftoffe moeten wy Jezus laatfte redenvoering op weg nae Golgotha in overweging nemen. Ze zal Ons errinneren, hoe veilig het zy , op tydige waarfchuwingen van een naakend bederf acht te geeven, en de Joodfche Natie zal Ons ten fpiegel ftrekken kunnen, hoe ongelukkig een Volk Is, welk zich in vindenstyd verharden blyft, en weigerd te bekeeren. Mochten wy 'er-dit uit opmerken ! — Dit zal Ons Eénig doel heden zyn U inteboezemen, waar door Wy bekwaame gelegenheid ontfangen zullen, U een woord ter Voorbereiding toetefpreken voor den aanftaanden Biddag, volgends den inhoud van den van Ons U vooraf voorgelezen uitfehryf briev der Hooge Magten. — Mocht het daar toe onder Gods Zeegen dienen! A. Zeggen Wy iets kortelyk van den tekst; B. Maar betrachten Wy meer opzettelyk het gemelde. Verklaaring. A De gefebiedenis der verwoesting van Jeruzalem en het ganfche Joodfche Land, waar op de Heiland kennelyk ziet, vergelyken wy daar meê, hec geen Jozephus heeft; verfpreid een genoegzaam licht over Onzen tekst. — Zonder daar in uitte» wyden, merk ik alleen op, dat nimmer iets by dien Gruwel der Verwoefting , gelyk ze de Zaligmaker elders noemd, kwam; i. Noch  ( 3 ) 1. Noch bevruchte en zogende Vrouwen, noch onnoozele Kinderen, wierden door tien Romeinen gefpaard. 2. Jong noch Oud, Niemand wierd ontzien, maar overal in de holen en fpelonken der bergen en heuvelen, waar zy de woede meenden te ontwyken, opgezogt, vermoord, van alom verjaagd, en het ganfche Land uitgeplunderd en verwoest. Op beiden ziet de Heiland, met fpreekwoordelyke gezegdens, in dien tyd bekend en gebruikt, om de hoogfte ellenden en droeviglte jammeren uittedrukken, dat ze natuurlyk en levendig doen. — Op het eerfte flaat vers 28 en 29, wanneer Hy de weenende en Hem beklagende Vrouwen, Die Hem, uit wat oirzaak ook, zo op den weg nae de Hoofdfcheelplaetfe volgden, terwyl Hy van het torfchen van het zwaar kruishout door Simon van Cyrenen was ontheft; in deezer voege toefpreekt, en Haar daar mee tot hartelyk weenen over Haare aanftaande lotgevallen te rug roept, Gy Dochters van Jeruzalem, weend niet over My, maar over Uwen Kinderen, want ziet, let 'er op, de Dagen komen, en ftaan voor de deur, de ysfelykfte, die 'er ooit kwamen, waar in men zeggen, dit bekend fpreekwoord gebruiken, dat, ten minften, zyn kracht en waarheid verkrygen zal; Za. lig, dat is, Gelukkig zyn de Onvruchtbaaren, en de buiken, die niet gebaard en hebben, en de borflen, die niet gezoogd en hebben. — En waarom? — Herinnerd U het reeds gemelde, en bedenkt teffens, dat onvruchtbaarheid anders, al van vroege A % tyden,  co tyden, en by het Joodfche Volk, om bekende redenen, voor de uiterfte fchande, en fmaadheid wierd gerekend, en men zich nergens meer op verhief, dan op een calryk A'akomelingfchap. — Welk eene ftoffe tot gefchrei, en bitter geklag! — Veelen Haarer zouden die dagen nog beleven. — Maar die verwoesting zou algemeen zyn. — Niemant zou worden ontzien , — Zy, Die zich in holen en fpelonken verborgen; overal opgezogt, vermoord, verjaagd. — Jaar op ziet de Heiland vers 30. en bevestigd het een en ander vers 31. — Van beiden vinden Wy in bet O. en N. Testament, diergelyke, of gelykluidende gezegdens, doch die, gelyk ook het eerfte, waar toe men ook eene zekere plaats uit het O, T. aanhaald, of op andere gevallen worden te huis gebracht, of met eene merkelyke verandering voorkomen, en in de daad weinig licht byzetten. — Als dan, wanneer die Verwoesting met het innemen van Stad en Tempel begind, en men zeivs geene bevruchte, of zogende Vrouwen ontziet; als dan, wanneer Die teffens het ganfche Joodfche Land ten doel zal hebben, het natuurlyk en vreeslyk gevolg 'er van ; zullen zy, Die te weten, welke op bergen en heuvelen gevloden zyn, beginnen te zeggen, uit prangende angst, en is het niet met zo veele woorden, met 'er daad, wat de zaak betreft, wanhopig wenfchen, om vry te zyn van den woedenden Vervolger, en op éénmaal' een einde aan Hunne ellenden te zien, indien het mogelyk waare,  C5) waare, dat zulks gcfchieden kost; — tot de. Bergen, vald op Ons, en tot de heuvelen, bedekt Ons! — Het een en ander deezer Zyner gezegdens bevcsugd de Zaligmaker in deezer voege vers 3 r, want, indien Zy dit doen aan het groent hout, wat zal aan het dorre gefchie~ den ? — Gemeenlyk verftaat men door het groen hout den Zaligmaker, door het dor, de foodfche Natie. — Om hier niets van te zeggen; eenvoudigst, dunkt ons, verklaard men dit gansch gezegde uit den zamenhang, en laat het op al het voorig flaan in deezer voege; „want indien Zy, de Verwoesters, de Romeinen namentlyk, dit doen aan „ het groen hout, het welk nog van nut „ en dienst weezen kost, dat is, indien Zy „ geene bevruchte en zogende Vrouwen, „ noch Jonge Kinderen fpaaren; hoe veel „ te minder zullen Zy anderen, het dor „ hout, ouderen en afgeleefden ontzien, „ nergens meer toe dienstig, en gelyk aan „ het dor hout, dat uitgerooid en verbrand „ wordt"? — Zulken toch zyn vooral gewoon de wyk te nemen in diergelyke ge. vallen, dat in het bergagtig Joodsch Land, in de holen en fpelonken gefchiede. — Niemand , dit wil 'er de Heiland mcê feeren, zou worden ontzien , en de Verwoesting zou algemeen zyn. Naare dagen ! Mocht Hy ze den Hem beweenenden en beklagenden Vrouwen ftoet niet te A 3 binnen  C 6 ) binnen brengen, en daar m:ê de aandacht van zich aftrekken, hoe beklagelyk anders zyn lotgeval, hoe onfchuldig zyn Perzoon. — Dit toone ik thands niet aan, offchoon het zich, zo ergens, allerduidelykst hier op doed. — En was de droevige ondervinding de vervulfter deezer voorfpelling, dat ik voor het tegenswoordig insgelyks veronderftel, en bewyzen dit de tot heden ten dage verftrooiden Joden, wien de wraak over het geplengd bloed des Rechtvaardigen op de hielen volgd; Wat levendiger waarborg van Jezus waar Mesfiasfchap en Gewillig Borgtogtelyk lyden voor de zonden ? — Meermaalen had Hy dit voorfpeld. — Thands vernieuwd Hy het met veege lippen. — Hoe moedig treed Hy nae Golgotha, terwyl Hy Zich zeiven vergeet, en de aanltaande fmerten zyner Natie, offchoon Zyne vyanden Hem treffen ! — Smerten, waar over Hy wel eer geweend, en gewenscht had, gelyk dat nog op dit ogenblik Zyn doelwit was ten aanzien der Hem beweenende Vrouwen, Och! Dat Gy nog bekendet in deezen Uwen dag, wat ttt uwen vrede diend! Hoe getrouw waarfchuuwd haar de Zaligmaker, hoe liefderyk! Hadden zy, had voorheen de Joodfche Natie er op acht gegeven, en waaren zy er door tot bekeeringe gebracht! — Daar toe diende Zyne heilryke vermaaning, maar hoe moest ze ook ons ten fpiegel ftrekken! — Daar toe is ze Ons befchreven. Mocht ze van dien invloed op onze harten weezen, en Ons eigen wezenlyk belang, en dat van onze kinderen en Nageflacht, uit waare liefde voor Ons zei ven, voor Hun en voor  (7) voor Ons Vaderland, Ons daar toe aanvuuren! Tweede Deel. B . . . Wy zien hier, welke de gevolgen zyn, wanneer eene Natie bJyft voordvaaren zich tegens God te verharden, tegen alle uitdrukkelyke vermaningen en waarfchuwingen. — Die word ten laatften aan het Richterlyk oordeel der verharding overgegeven, en zo komt het verderf, en de geheele onherftelbaare ondergang, van de vreesfelykfte gevolgen vergezeld. De Joodfche Natie , Ons daar toe in den Bybel ten byzonderen voorbeelde opgegeven, als eertyds Gods Volk, gelyk Wy tot heden toe in deszei vs plaatfe zyn , leerd Ons dit zo levendig , zo fterk en duidelyk, dat Wy op geenen anderen volkeren Onze aandacht behoeven te vestigen. Wy zien er uit, welke de treurige gevolgen zyn, wanneer zo een volk God verlaat, en , dat niet anders weezen kan, eindelyk de mate der ongeregtigheid vol maakt. „ Zederd lang Hunne Vryheid kwyt, en den ,, Romeinen Cynsbaar gemaakt, verloor het „ die, door zich tegen eene overmagt, waar „ tegen het niet beftand was; ontydig, dol en „ oproerig tevens, te verzetten: — eene Over„ magt, waar onder het zich voorheen gewillig, „ en wel te moe, begeven had; geheel en al.— „ Door driefte Onkunde in de leere der Vade„ ren, verwachte het dwaaslyk eenen aardfchen A 4 » Ver-  „ Verlosfer, als den Mesfias. — Het verzette „ zich met verjletene krachten hoe langer hoe meer En , daar de ganfche Godsdienst in „ handen van blinden Leidslieden gekomen» „ geheel verbasterd was: de Zedenloosheid, daar by „ nai uurlyk gepaard, den hoogden trap beklom; „ Oproer, Moora, onrecht) aardigheid, verdruk„ king, en allerlye fchenmsfm, doorbraken. — „ De Burger tegens den Burger ftraffeloos op5, ftond, en zich tegens de Hoogfte Magt aan„ kantede; verkeerde Grondbeginszels en Roerzeis de bloedigfte ioneelen openden, en men „ zo in Elkanders ingewanden onzinnig wroetede; „ wierd het Land beroerd, verwoest, alles omge„ keerd, en deeze voor heen' zo bloeijende Maat„ fchappyeen Vrye Burgerftaat, geen Folk meer". Welk een fpiegel voor een Vry Volk met Burgerlyke en Godsdienftige voorrechten, de grootfie, die men van den Hemel begeeren kan, begiftigd ! — Zulk een Volk zyn Wy tot op heden door Gods verfchon.ende Goedheid. Ondankbaar, OnveffchiUig daaromtrent-te zyn, of, gclyk het de Bybel uitdrukt, noch heet, noch koudt maar laauwi zou Ons waardig maaken met den Laö.uceërs , dat God ons uit zynen Mond fpuuwde. Wy worden van 's Lands Hooge Magren ter viering van eenen plegtigen Dank, Vast, en Bededag geroepen, en dat in Onhandigheden, die er Ons, zo immer, toedringen. — Dan het is by lange nae niet evenveel, hóe wy er op ver. keeren. — Of,  ( 9 ) — Of, zou het genoeg zyn deezen Bededag te houden enkeld ais eenen tyd van uitcrlyke algemeene verootmoediging? — Als een tyd, die gewoonlyk 's jaarlyks koomt, en eene zekere van ouds gebruikelyke plegcighcid is ? — Ongetwyfteld worden wy tot verootmoediging, en wel tot eene hartelyke, geroepen, en och! waare dit degewenschte uitwerking! -— Dan, het is Onzepligt, Dien byzonder inte^ richten nae de Omftandigheden, waar in Wy Ons bevinden, en tot het oogmerk, waar toe Wy van 's Lands Vaderen worden opgeroepen als een éénig man. — De zonden, al konden wy ze allen op noemen, of al wierd Ons het ganfche Zwart-Register daar van vertoond, te betreuren, zonder de bronwellen derzelyen in te zien, noch daar van overtuigd te zyn ,• zou iedcl weezen. — Te betuigen, Die door GereglfQheid te willen afbreken , en Dezclvde te blyven ten aanzien van Ons Burgerlyk, Zedenlyk, en Godsdienftig gedrag err Ongeloof, den Bron van alles, zou tegenzeggelyk, en de vertoning daar van huichelachtig weezen. — Ootmoedig Dankbaar zich te willen vertonen, en de waarde der verkregene Voorrechten niet te kennen , Die te verguizen of te verwaarlozen, noch optemerken, wat Wy genieten, en wat onze plicht, cn waürlyk Ons dienfiig is, en, Elk in zynen kring, daar toe niet te willen medewerken; zou de grootfte Onbegaanbaarheid, jae, laat Ik het zynen rechten naam geven, /potten zyn , en Hemeltergend. —- Vraagd Ge dan, hoe gedragen wy Ons best op den aannaderenden Verbodsdag ? — 's Lands A 5 Oudften  C ro) Oudïten geven dit Ons allerkeurigst, en recht Vaderlandsch in Hoogstderzelver Uitfchryfbrief op. — Laat ik U, en Ik doe zulks te gereder, daar dit luttel word in acht genomen, weinigen den Biddagsbriev, zo zy jen al leezen , behoortyk overdenken, en een aantal zich vergenoegd, en dikwils met weinig aandacht, veel minder eerbied , daar zulks op dien tyd tot den Openbaren Godsdienst behoord, Denzelven van den Predikftoel te horen voorleezen, terwyl Die intusfchen ten Richtfnoer diend; — Laat ik U Deszelfs inhoud kortelyk mogen I. errinneren, en volgends Deszelvs beloop opgeven, II. Met eene beftierende, en opwekkende taal deeze Leerreden mogen bejluiten. I. Het Eerjle, daar de H. Magten Ons toe opfporen, is Verootmoedigingen Dankbaarheid, die H. Dezelven te lamen voegen. — Niet alleen maar in het gemeen, tot erkentenis van Gods Langmoedigheid, Verdraagzaamheid, en Goedertierenheid, ter roeming van Die nooit genoeg volprezene Volmaaktheden. — Maar in het bizonder, Dat Hy Ons by den Vrede heeft bewaard, waar toe H. Dezelven de verdedigende Alliantie, welke anders, dan van het Edelmoedig Vrankryk, als het beveiligend middel, onder de Gunstryke beftiering der Voorzienigheid, opgeven. —Dit dus moeten Wy opmerken , als een der bizonderfte blyken van Ni ér lands Algoedheid, en, het van harten gelovende, zeggen, De Heere Zy Grootgemaakt! — Voords melden de Hooge Magten de bewaaring voor verdervende kafty-  (») kaftydingen onder de Runderen , door Water- vloeden, en voordloopende Ziektens onder de Menfchen, die te voren, maar nu zeer gematigd, of opgeheven, wel eens gevoelig knelden: — midsgaders den welvaard van Onzen Koophandel en Zeevaart, en andere Zenuwen van den Staat, Die, hoe zeer het voorwerp van Nyd en JNayver, en nog niet lang geleden, gelyk meermalen, van Engeland onrechtvaardig aangevallen, niet ten eenenmalen , offchoon ze merkelyk hier en daar mochten zyn befnoeid en kwynend, zyn verlamd geworden? — Dit levendig te erkennen , en telTens te bezeffen, dat deeze fterkte afneemd, daaruwe Vryheid, waar by Wy zyn behouden gebleven, wykt, is Onze onvermydelyke, maar hoogstgenoeglyke pligt. — Want, en dit moet Ons vooral ter harten gaan, gelyk er Hunne H. M. by voegen; De Eer, en Onafhangelykheid van Onzen Staat, is tot in de buitentandfche Bezittingen, beveiligd gebleven. — Voor de Eer en Onafhangelykheid yan Onzen Staat moet Alles, des noods, worden opgezet. — Gedankt Zy> naast God, 's Lands trouwe Vaderen! -— Ziet daar Onze Dankftof, Edele plicht! — Die moeten wy grondig kennen, gezet, en eerbiedig overdenken, oprechtelyk gevoelen, zullen wy ze tot Neêrlands God met eenparige harten, en niet huichelagtig brengen. — Die toch moeten Wy, met de Hooge Overheid, aanmerken, als den gelukkigen grondflag Onzer tegenswoordige, plegtige Nadering , en daar door aangezet worden tot waare Dankbaars  C 12 ) D-ankbaare Verootmoediging wegens Onze 0«. waardigheid, en een hartelyk betrouwen, op dat dus de bevinding >evens hope werke ! — Ze word daarom Ons het Eerst opgegeven, en, dat dit niet weinig aankJemd, tusfchen de errinnering van het u,enot van den Vrede, en de bewyzen der Ontfermende Verfrhonmgen, dat ik daarom, als geen van het minst aanmerkelykfte, hier ter plaats het laatst wilde melden, van de H. Overheid ingeroeg l; hoe t,od Almagtig genadig heeft verhoed , dat de inwendige beroeringen, die de fundamenten vim het Staatsgebouw doen fchudden en daveren, en hier en daar treurige toneelen geopend hadden , echter noch niet alle die vreeslyke uitwerkzels gehad hebben, welke anders daar van te duchten waaren. Welk eene ruime Dankftof, vooral dit laatfte, welke alles, in onze tegenwoordige om/handigheden vergroot. — Dat ze dan geene gerinpe plaats beklede! Na dit Alles, worden Ons de bronnen des bederfs en der te vreezene rampen opgegeven. De Rechtmatige bekommering der H. Magten, zo de inwendige verdeeldheden toenemen , waar van * Zy de akelige gevolgen naar het leven tekenen, en ten Hotte zeggen. dat Ze den totalen Ondergang van dit Gemeem best, dat door eendracht be- ftaan moet , onvermyaelyk na zich Jlepen, - • Geen minder akelige fchiiderye, tot vergroting deezer bekommering, word ons daarop opgehangen van den Zedelyken en Godsdienftigen toeftand der Natie, en den bron van den Laatften, het Ongeloof, en de daar uit reizende onverfchil. ligheid  ( 13 ) iigheid omtrent fmaad en verachting van het grootst gefcnenk , de Goddelyke Openbaring; den bron der Eerfte, de zatheid en weelde, die Ons van Vaderlandfche Deugden ontaarten doed; opgegeven. — En worden Wy voords op deeze gelegde Gronden tot het waardig, en met dit een en ander overeenkomftig, houden van den Bededag aangefpoord, vooral tot Oprechte bekeering, die er het uitwerkzel van weezen moet, en vuurige Zuchtingen voor Alles, wat Hoog in den Lande, Gewenscht en Dierbaar is, midsgaders voorde Algemeene, en byzonder voor de Hervormde Kerk. — Ziet daar in het kort het keurig beloop van den Uitfchryf briev. — Dit alles meenden Wy U te moeten errinneren, dewyl Wy Ons daar naa richten moeten. — Laat het My echter vergund zyn, omtrent dit een en ander U het navolgend nog te mogen kortelyk onder het oog brengen, en wel, i.Dat, gelyk in Onze Ootmoedige Dankftof, zo ook in de erkentenis van al het Opgenoemde, en de verpligting daar toe, Gansch Nederland ééne ftcro tot God voerd op den Biddag. —. Dat het kortom de Dank en fmeekftof van het ganfche Volk is, op éénmaal, en by herhaalde reizen Throonwaards op dien Dag opgeheven. — Dit, hoe zeer zich zeiven aanwyzend, kunnen Wy niet geno g bedenken. — In het Openbaar Gebed vertegenswoordigd altyd de Biddende Leeraar de Gemeince, Die eigenlyk bid, en daarom in alles diend te kunnen medebiddeii, waartoe ook het Gebed moet  ( n) moet zyn ingericht; doch byzonder heeft dit plaats by plegtige Bededagen, en dan nog veel algemener, als rakende de ganfche Natie. — Dit moet Ons op dien dag aandringen, gezet doen opkomen, en daar aan dien ganfchen dag, ook in het verborgene, doch niet alleen voor Ons zelvs, maar met en voor den Onzen , daar aan toewyjen. 2. Wy Allen hebben eenerlye verpligting, eenerleye belang m het behoud Onzer 'Voorrechten en Vryheden; Eénerlyen Wensch moet Ons bezielen , dat inwendige beroeringen, en alle ver. deeldheden , fchadelyk en hinderlyk tot hertelling van het gebrekkige en verkeerde; ter bewaaring en bevestiging van 's Lands gezegende Conjlitutie, mogen ophouden, nimmer bloedtoneden openen, noch Burgerkryg verwekken, en moeten Wy voor de bewaaring daar voor tot dus verre, dankbaar zyn. — Eénerleye Bede moet de Onze zyn, dat alle verkeerd Eigenbelang, alle Geweld en Heerschzucht, ah Derzelver bronnen, de Verftooringen Onzer Waare Vryheid, geweerd en gedempt, en de genomene of nog verder te nemene Maatregelen daar toe gezegend zyn. — Spiegelen Wy Ons aan de Joodfche Natie, en bidden Wy tegens Alles, wat geweldig zou zyn, en Inconstitutioneel, en aan de gewenschte Hertelling en Bewaaring nadelig zou weezen. 3. De fchuld, dien Wy voor Neêrlands God te brengen hebben, is de Valksfchuld. Elk hebben  ( 15 ) hebben Wy het Onze er aan toegebracht. Zy vooral, Die, 't zy rechtfireeks, of van ter zyde, ook zy die door onverfchilligheid , of door bemantelen, of onbeschaamd verdedigen, aan Eénigen der genoemde Bronnen des bederfs of der Rampen voet gaven, liaan hoogst fchuldig. — Zedeloosheid en Ongeloof zyn te zamen verbonden. Zo ook Godsdienst en Vaderlandfche deugden. — Geloofd, dat dit alles waarlyk zo is. — Vertrouwende fmekingen om vergeving in Christus, Ons m het Euangelie geopenbaard; waare Vernedering en Bekeering daar by gepaard, als de vertooning niet flegts op dien Eénen dag, maar het noodzakelyk uitwerkzel voor het vervolg, elk voor Ons zeiven, waar van Wy beginnen moeten, en voor de geheele Maatfchappye, met de hartelykfte Wenlchingen, uit zuivere, onpartydige, en belangelooze bedoeldens; Dit alles is onze overmydelyke pligt. — Kortom Onze Smeekltof moet overeenkomftig Onze Dankftof ingericht, en het een en ander evenredig zyn. Vraagd Gy, hoe houden Wy dus Bededag ? — Waare dit U waarlyk ernst, daar Gy onder het Oog van Nederlands Alzienden naderen zult! •— Dit alles, G., moet van Ons behoorlyk overdacht worden. Het is veel te laat, wanneer Wy het op den Biddag zelvs laten aankomen, en 's Heeren Getrouwen Knechten alleen voor Ons het werk zouden laten verrichten. — Is Hunne Item Die der Natie, Wy moeten daar toe  C « ) toe als een éénig Man bereid Zyn. 't 2yn Onze Zuchtingen, Onze Betuigingen. — He: Geloof, de Verootmoediging, de Bekeering is Onze zaak. ii Dat d^n Elk zyne eigene wegen en handelingen onderzoeke en doorzoeke. Smeekt om een cnpartydig inzien in 's Lands waare belangen, de heerfchende gebreken , en de nodige Hertelling , waar in- Die ook zoude mogen vereischt worden volgends Deszelfvs waare Constitutie, de waare Volks-Vryheid en Voorrechten daar aan verknocht. — Smeekt zo als Inboorlingen en Mede - Ingezetenen van Ons Vry gevogten Gemeenebest, Die daar niet minder belang in hebt. 't Is niet evenveel, of Wy hier wel, of kwalyk denken. 2. Gaat daar toe dankbaar Gods oude daden en tegenswoordige handelingen met Ons , aandachtig, onbevooroordeeld, en eerbiedig naa, zo als Wy de laatften U, volgends de recht Vaderlandfche taal van 's Lands H. Magten nu kortelyk hebben opgegeven. 3. Draagd Vaderland en Kerk, Overheden en Ingezetenen, en Alles, wat Dierbaar is, op aan de verdere befcherming van Nederlands God , met hartelyk gevoel over de rampen van een lang gefolterd Vaderland, en de waare oirzaken daar van. 4. Keerd Ootmoedig tot U zeiven in. Befchouwd U als Medewerkers van 's Lands Ongeregtigheden. — Naderd met de Uwen, met Die van  C *7 ) Vftri het Ganfchc Land, gelovig Throonwaards' in Immanuël — Beleid ze voor de gaarne Vergevende Goedheid. — Voor een Verzoend God in Christus. Smeekt zo gelovig om vergeving, en neemd die op Gods eigene verklaaring in het Euangelie aan. — Staat toch by dit een en ander bedaardclyk ftil. Laat geen fchuld, hoe hoogfteigerend , U affchrikken, op dat Gy God de eere geve, en tot die blymoedige erkentenis kome, Er is by U vergeving , op dat Gy gevreesd worde! 5. Langs deezen weg alleen zou onder den Goddelyken Byftand en Genade Uwe bekeering, en vernieuwde verbindenis oprecht zyn, en van uitwerkzel, het groot oogmerk van dien plegtigen en gewichtigen Dag. Mogelyk denkt iemand, hoe zal dus de Bededag Van Neêrlands Ingezetenen kunnen gehouden worden , daar de Denkbeelden , in het Burgerlyke alleen befchouwd, zo verfchillend zyn, en dit zo veel invloed heeft ? — Dan het zy zo — Het is, zeggen Onze H. Magten te recht, de plicht van Elk Ingezeten, (.ten blyke, dat het ook U allen raakt, of behoord Gy daar niet onder) om met ter zyde ftelling van verkeerd eigenbelang en baatzuchtige bedoelingen, elk in zyn rang en kring, de rust en éénsgezindheid te bevorderen, bedachtzaam en onpartydig, uit zuivere Vaderlandsliefde medetewerken ; inzonderheid om uit Godsdienstige begin/els zich toeteleggen op de beoeffening van alle Vaderlandfche en Ghristelyke deugden, door welke de Republiek is groot geworden, m door welkt alleen Haar befiaan en t/elvaard op B duur-  C -8 ) duurzame gronden kan behouden hlyven. — Scboone taal, waar mee al het voonge zo juist overeenftemd. — •• Hebt Gy daar iets tegen? of He er, laat ik vragen, kunt Gy daar iets tegen hebben ? Zo jae, dat wy echter van Niemand zouden durven denken, dan zoud Gy geen Waar Vaderlander heten mogen, noch tot God mede kunnen naderen , noch waardig zyn den Bata iffchen grond langer te betreden. — Ziet daar. wat Elk onzer te doen ftaat — Scheid het een van het ander niet. - Ik erken , naa mate wy denken , is de gefteldheid en werkzaamheid van Ons hart ook op onze Bededagen. —— Maar toetst even nier aan Uwe bedoelingen. — Beantwoorden Zy met aan dit Voorfchrift, of kunnen de daar in gevorderde gewenschte uitwerkzels orimpge yk daar van de heugchelyke gevolgen zyn, verdei kt dan Uwe begrippen, en Politiek zamenftelzel, zo Gy er één hebt, en zo Gy ooit de moeite naamd om zelvs doortedenken, of daar toe in ftaat zyt: Ei veranderd in Gods Naam van denkwyze en be. ginsfels van dit ogenblik af aan. —• Wil I I hier niet aan, laat Gy verouderde vooroordeelen en moedwillige blindheid liever hardnekkig heerfchen, Gy zyt dan tot het behoorlyk Bededag hou. den onbekwaam, Uwe beginszels zyn verkeerd, en alle Uwe betuigingen zullen itetsdi en bedrieg- lyk zyn. God bewaare Ons daar voor.' Mochten wy zo, als Onze H. Overheid Ons voorfchryft; Mocht Elk , zo Overheden, al.s Burgers en Ingezetenen in den Lande, volgends de Cnristelyke meening, en recht VaderJandiche bedoeldens van  Van 's Lands Vaderen, Gelovig, Verftandig, Önpartydig, Godvruch'ig, en recht Vadeilandlievend, Biddag houden ! Laat ik er U II. Met een woord toe opwekken, en daar meê dee/e Leerreden eindigen. 1. Het Eerfte, dat ik ter aanmoediging aanmerk, is, dat het gansch anders met Ons is, dan met de Joodfche Natie. Haar voorfpeld bederf was door de Volmaking HaarerOngercgtigheid zeker. Hoe groot ook Onze fchuld zy, en wy, voordgaande, de mate haast zouden kunnen volmaaken, terwyl God aan Volkeren Hunnen Ondergang niet meer laat voorfpellen, maar Hen als met den flag waarfchuuwd; zo is het nog voor Ons de Vindenstyd , Wy worden plegtig van Gods wegen door Onze H. Overheid opgeroepen, en Hy die ons roept, is Neerlands Gods, Onze Zegenaar, de Bewaarer en Bevestiger Onzer Voorrechten tot heden toe! 2. Offchoon Ongeloof en daar mee1 gepaard gaande Ongevoeligheid en Zonden heerfchen; het waar en zuiver licht van het Euangelie befchynd Ons. De fieutel der kennisfe is van Ons nog niet, gelyk by de Joodfche Natie, weggenomen. Integendeel, wy leven in eenen tyd, waarop, hoe zeer de Waarheid en Verzoenings Leer word aangevallen, men zich toelegd op zuivere, eenvoudige, Bybeifche, en recht Euangehfche begrippen, —— fchoon Wy allang B % wegens  C 20 ) wegens Onze verachting en toenemende Ongodsdienstigheid de wegneming eri ver* plaatfing van den Kandelaar des Woords verdiend hadden 3. Onze ftaat moge gefch"kt worden , maar Vryheid Zegenpraald nog De Onéém'^heden zyn tot heden toe in de ver lerfelykegevolgen, die Zy anders zouden kunnen , en natuurlyker wyze befchouwd zouden moeten gehad hebben, doo' Gods Almagtige Hand gefluit, en wenfchen Wy niets meer dan, maar hebben ook alle hoop, dat Wy door geene verderfelyke aanhitzingen verder wroeten in malkanders ingr wanden , en dat het Oproer en de Muitzucht, die God echter verhoede, telkens, ais ze opkomt, Haar boos doelwit, gelyk tot heden toe , zal misfen , en dat Rust en Eensgezindheid, op Waare VolksVryheid gegrond, en ta bevestiging Onzer Grondwettige Constitutie, ten fpyc van alle Beladers, eens eindelyk; God geve het, regeerenzal! —. Een Volk, dat bchoorlyk wakker is, ziet bedaard en kloekzinnig de gevaaren; en wat Oordeel is grooter, en wanneer is het btderf meer naaby, dan wanneer God op een Volk den Geest des diepen fiaaps, in het Burgerlyke zo wel als in het Zedelyke en Godsdienftige, laatva;len? —• De Joodfche Natie bleef blind, en hardnekkig, had Haare eigene Vryheid ten prooi gege-  ( 2i } gegeven, en zocht dwaaslyk Dezelve, door dolle beroertens, en te laai, weder, toen ze reeds lange verloren, en buiten Haare magt was Dat wy een nog Vry Volk Ons laten waarfchuwenJ 4. EiiKielyk, Wy hebben met een Verzoend God in Christus te doen, wien wy Ons zeiven en een zondig Land vryelyk gelovig mogen opdia^en. - Die de Kénfteninnge gebeden hooren wil. Die c!oo/ Zyne JLangmoedige beftiering, en in Zyn Euangelie, Oris at keerige Kinders roept en genezioge beloofd. Die» gelyk weleer isjraël als het uit de verdrukkirige riep, Ons hooien wil, jaa wacht om genadig te zyn. — Met wien Wy in het Verbond liaan. Die een Volk, dat zich tot Hem bekeerd, op nieuw aannemen , als van ouds behandelen wil, en de trouwe en weldadigheid houden tot in Navolgende Geflachten! Amen! N A G E B E D. S~^od van Nederland! Leerd ons door Uwen Geest en Genade zo Biddag Iwuden! Leerd dat Ons, en Onzen Oudften! Veroodmoedig Ons door Geloof, en Beieer Ons zo tot U, op dat Wy in Uwe wegen wandelen, Ons Land uitgered, het Gebrekkige en Verkeerde herfleld worde , éénsgezindheid daar toe bevoorderJ, zo de Rust kome, de geest van Oproer gefluit, Uwe Kerk, en byzvnder Neer lands Zion £ 3 bevestigd,  ( =2 ) bevestigd, *t Lands Oudften gezegend worden, en de beste maatregels ter bewaaring Onzer Gezegende en Grondwettige Conflitutie, Vryheid en Voorrechten, in welverè'ende poogingen genomen, en met Uwe Hoge goedkeuring bekrachtigd worden! —- Uvs Knecht dankt U voor de tegenswoordig bewezen hulp! Sterk Hem en Uwen Knechten op dien plegtigen Dag verder! Doe het op heden gefprokene van Vrucht en Zegen zyn. Bevestig Alle Onze Gewenschte Dingen! Stort den Geest der Genade en Gebeden rykelyk uit ! Zegen den Godsdienst op het overige van deezen Dag. - - Help Uwen Knechten. Hoor, en verhoor Ons, en zyt Ons genadig om Christus wille i Onz» Vader , enz. BIDDA.GS  ( 23 ) VOORAFSPRAAK. 't TTs een onuitfprekelyk groot Voorrecht, maar Jl, teffcns eene zaak van het uiterst gewicht voor een zondig Volk, tot God, als een éénig Man, ftatig temogen naderen. — 't Is, zeg ik, eene zaak van het uiterst gewicht. • En hebben Wy maar te bedenken, wio God is, en wat, by Hem vergeleken, den Hogen , Heiligen, en Rechtvaardigen , een nietig ftof, een zondig Volk, by welk daarenboven de bronwel der Ongeregtigheid Ongeloof is, met daar mee gepaarde fhoode Ondankbaarheid, als aan God op het hoogst verB 4 Ph'gt, B I D D A G S LEERRFDEN, GEHOUDEN te MAESTRICHT Op den 2b^en Maart «787. I n d e J A N S KERK. Voorzang Psalm CV: vs. 1, 2 en 3. Tusfchenzang Psalm LXr: vs. 1,2 en 3. Nazang Psalm CXLIV: vs. 6 en 7.  C 24 ) pligt, wegens eene tallooze en onafgebrokens reeks der uitnemendfte weldaden en gunstbewyzen. Ten opzichte van het voorrecht; — welk eene Vryheid, echter gelovig te mogen toetreden met vertrouwen op verhoring, jaa zulks gelast: te worden, met,verklaaring van bereide Genade, en gereede Ontferming in Christus, in wien God verzoend, Zondaars wil aanfchouWen,Ellendigeh uitredden,en vernachten by zulk een Volk met Zyne zegenende Goedertierenheid, Zo te naderen is het groot doel van deezen Dag, en Onzer tegenwoordige plegtige Zamening. — Daar toe zyn Wy van 's Lands H. Overheid opgeroepen in de drukkendlte otnftandighedeh. De Leerreden, die Ik naa gewoonte vooraf houden moet, zal dienen om Ui. daar toe aantewakkcren, te onderrichten, hoe Gy thans en vervolgens verkeeren moet, en U tot Geloof, Ootmoed, Dankbaarheid en recht Bezef Uwer wezenlyke Belangen, Foorrechten en Venpligtingen, aan te fporen. Komt, fmeeken Wy daar toe gelovig, eerbiedig , om eenen verbeurden Zegen in het navolgend Gebed. GEBED. S2od van Nederland! Tot U moeten Wy met de ganfihe, Natie 'in'dit'uur, en op deezen Dag, in één/iemmige gehelen naderen. Wy komen daarom alvorens ta Uwen Genade Throon, in Christus voor Ons gapend. Gy kena] Onze harten Uw  ( 25 ) Uw Knecht zou Ons vooraf daar toe opwekken, en bejiieren volgends Uw Woord, en het Voorj'chrift van 's Lands Vaderen Bekwaam Hem, en Allen Uwen Knechten Verken bedachtzame Wysheid, vereischten Tver en Getrouwheid aan Licht en Pligf. - Vervul Hunne Harten en het Zyne met Geloof en Liefde. —r Maak Hunne en Zyne woorden door Uwen Geest en Uwe Genade Van gewenschte vrucht en zegen op Aller, en ook op onze Gemoederen. • Doed ze Ons recht verftaan, onpartydig en zagtmoedig aanhoor en, en vooral hartelyk geloven. • Schep zuivere Vaderlandsliefde; Laat Ons daar al den verkwikkelyken invloed van fmaaken. Leerd Ons Onze waare belangen kennen; de waarde Onzer Voorrechten, en Onze Verpligtingen bezeffen. Veroodmoedig Ons over Onze zonden. Maak Ons gelovig aan Uwe Ons in het Euangelie gefchoniene Genade; Vertrouwende op Uwe Beloften, Goedheid , Magt en Trouw, Dankbaar .voor Uwe onverdiende Zegeningen. Dat Wy Uwe Rechtvaardige Tuchtingen erkennen ; gelovig en met allen aandrang, om Afwending, Htrftelling , en teffens om waare Bekeering fmeeken. Dat Deeze, en Heden , en voor het Vervolg, Onze oprechte Gezindheid zy, en Wy Ons zo in Uwe Kracht aan U verbinden. Stoft den Geest der Genade en Gebeden voor het Algemeen Behoud , en 's Lands Oudften, op Ons rykelyk uit. Doe Ons op de Beweegre¬ denen , die Ons tot dit een en ander zullen worden voorgehouden, behoorlyk acht geven. Zegen zo de Prediking, en verfchyn, als verzoend in Christus, Onder Ons blinkendel Onze Vader, enz. B $ TEXÏ,  TEKST.Psalm LVII: vers 2 en 3. Zyt My Genadig, 0 God! Zyt My Genadig, want Myne ziele vertrouwd op U, en Ik neme den toe. vlucht onder de fchaduwe Uwer vleugelen, tot dat de vrdervingen zuilen zyn voorhy gegaan. Ik zal roipen tot God, den Aller hoogften; tot God, Die het aan My voleinden zal. — Ik zeg niets van het Opfchrift van deezen Pfalm, nóch houde my op met het geen 'er volgd, voor den OpperzangweeMer, Altafehet. -— Het, laatfte woord, eigenlyk, Gy zult niet verderven, ftrookt wonder wel met deszelvs inhoud, Leesd maar onder anderen de woorden van Onzen Tekst, volgends welken David betuigd te zullen volharden in het vertrouwelyk toevlucht nemen, tot dat de verdervingen zouden zyn voorby. gegaan. — Hy vervaardigde dit Dichtftuk, ter gedachtenis, gelyk Hy het opgeefd, van Zyn heenenvlieden voor Sauls aangezigte in de fpelonke, en Zyne wondere uitredding by die gelegenheid. Saul vernam, dat David thands zich ophield in de woefteine Engedi, en zoekt Hem daar heenen op met 3000 uitgelezene Mannen. Dit wierd David niet gewaar, of Hy verborg zich in de fpelonke. • Doch d:»a>- komt ook Saul, en gaat 'er in met Zyne Manfchap, terwyl David met den Zyv. Ben aan Derzelver zyden zit. In  ( W ) In welk eene verlegenheid geraakt Hy ! Doch , daar Saul 'er in overnachte, kiceg Hy gelegenheid, zo Hyflegts gewild had, zich in ééns van Deezen Zynen Vervolger aftemaaken. Dan, hoe zeer daar toe aangezet ( Gy kunt de gefchiedenis vinden i Sam. XXIV.) vergenoegd Hy zich , in ftike, tot Hem te naderen, eene fiippe van Zynen mantel aftefneiden, en zo het leven des Kb- nings edelmoedig te veilchoonen. Hy toond ze Hem, en fpreekt Hem aan; van dat gevolg, dat, daar Saul zyn leven aan Hem ichuldig kend, Hy voor eene poos Zyne vervolgingen ftaakt, en David zo, tot Sauls befchaaming, ook deeze reize uit Deszelus bloeddorstige handen vry geraakte. — Dit erkend Hy met nederige dankzegging in deezen Pfalm; Hy bid Eerst, om genadige verlosfing, zyn vertrouwen, waar toe deeze Zyne zo zonderlinge uitredding Hem allen grond van hope gaf vs. i tot 8. Daar op volgd Zyne dankbaare taal van vs. §, tot het einde. In het Eerfte deel komen Onze woorden voor, waar m Hy Zyn gebed aanheft, met vertrouwen en .betuiging, dat Hy zo gemoeuigd zou biyven verkeeren, tot dat Hy geheel en a! zou zyn uitgered ; leesd onzen Tekst. Wat Hy tot Zya heil verwachte, leerd Hy vers 4. In het 5de en 6de vers Held Hy het akelig geval, waar in Hy verkeerd had, levendig voor, en bid, dat God zich in Zyne verlosfing verder verheerlyke. — Eene verlosfing, die Hy, als in de beginszelen weêr genoten, vers 7 vermeld; welk alles duiddyk Haat op  C 28 ) op de genoemde omftandigheid, waar in Hy zich toenmaals bevond. Genoeg hier van. Onze voorgelezene Tekst vervat dus in zich Bands fmeehgebed in den lloogften nood tot God opgezonden. Leerd ons Zyn vertrouwend ver- keer en Zyn volgend gelovig voornemen tot het einde van Zynen weg. Woorden, die Ons, zo cénigen, zullen Jeeren, hoe wy niet alleen thands, maar ook ver volgends, Ons hebben te gedragen. — Genade zal alleen Ons zuchtend Vaderland door tweefpalt en beroeringen gefchud , moeten behouden. — Daarom betaamd het Ons gelovig te fmeken; doch zulk een den Heere achteraankievend Beftaan moet van nu af aan en voor het vervo,g, het Onze zyn, tot dat Neêrlands God red; van welk een verkeer het gelovig aanhoudend Gebed het best, en het levendige bewys opleverd. ° Mocht dit door 'sHcerea Geest en Zegen er d* invloed van op Onze Harten zyn, en wy er door worden aangenoopt, om in het bidden, het gereedst Geestelyk wapentuig te blyven vyaken, Amen ! — Laat ik iets mes dat inzicht I, Tot verltand der woorden mogen zeggen • II. Dan 'er dit, zo ik meene, allergepast gebruik van maaken. Eerste Deel , Verklaaring. I. Gelyk Niemand Uwer, ze ik vertrouw, eene op-  c 29) opzettelyke, brcede ontvouwing wacht, zo laat het volgend tot Ons ugenswoordig oogmerk, genoeg zyn. L_ Gy ziet in de twee verfen, Onzen tekst uitmakende, eene keurige en Dichterlyke verandering van ftyl, gelyk meermalen, die des Zangers aandoening en Godsdienftigen aandrift teffens tekend , en overeenkoomd met den onderfchcidenen aart van Zynen voordracht. In het tweede vers, richt Hy zyne taal en aanfpraak rechtftreéks tot het Opperweezen, dat Hy, daar, en vervolgends, van Deszelvs Eer en hoogfte Dienenswaardigheid benoemd. . Trouwens, die woorden bevatten Zyn ootmoedig fmeekgebed in zyne, in het gemeld geval, benaauwde omftandigheden , wat de zaak betreft, opgeheven, als den toenmaligen toertand van Zyn Gelovig en Godvruchtig Hart; een toeftand,dien Hyzich hier levendig errinnerd. — In het derde vers fpreekt Hy van God, met denzelvden Naam, in den derden perfoon; want Hy geefc 'er hec vervolgend voornemen Zynes Harten mee te kernen. Gy ziet dus, dat, volgends deeze natuurlyke fchikldng, twee de Hoofddeelen van den Tekst zyn; In het Eerjie, dat het Gebed uitmaakt. begeerd David om Genade, en anders ruet. Hy herhaald het andermaal, Zyt My Genadig! — dat den ernst uitdrukt, de beweging van Zyn Hart, en het Dichterlyk vuur; en dat in de fchounfte fchikking; zo als Hy den Naam God, Zynen «* Die-  C so ) Dienenswaardigen Verbonds-God, van wien Hy ze met allen den mogelykften nadruk begeerd» keurig tusfchen beiden plaatst. — Het volgend drukt het gelovig vertrouwen Zynes Harten tut, Eerv, voor het tegenwoordig , want Myne ziele vertrouwd op U, of v om dat Mync ziele, enz., dat is, om dat Ik geheel en al, met Mynganfehe hart, op Uw betrouw. Ten tweeden; voor het totkomftig; — waar in Hy dit Zyn vertrouwen, als het bewys daar van, in Zyne echte werkzaamheid afmaald, En Ik (gelyk wy het lievst vertalen, en dat ook best met het volgend overeenkoomd) zal Mynen toevlucht nemen onder de fchaduwe Uwer vleugelen , tot dat de verdervingen zullen zyn voorbygegaan. — Gelyk Hy door het Eerlle zyne volkomene berusting m Gods Genade, Eigenlyk Deszei vs tcderfte Liefde en Ontferming in Hem te verlosfen; te kennen geefd, ten biyke, dat Hy er gelovig om fmeekt, en die verwachte, maar als een Ellendeling, zo ais Hy in Zynen benarden toeftand was, en als een Zondaar, Die, in zich zeiven befchouwd, gansch onwaardig; — zo toond Hy met het Laatfte, en Ik zal myn toevlucht nemen onder enz., dat, gelyk het betrouwen de reden was Zyner ootmoedig gelovige fmecking om Genade; dat vertrouwen zo diep in Zyn Hart was ingeprent, dat Hy het voor het vervolg zou bcöeffencn, en vertonen, door toevlucht te nemen onder de, 'In benaauwdheid verkoelende en overdekkende, fcha. duw van Gods Almagtige, en Gunftig uitgebreide Vleugelen (eene fpreekwys, waar van de natuur. lyke  C 31 ) lyke toefpeelmg Elk aanftraald) — tot dat de verdervingen , naa de kracht var, het Woord de afgrond , de grondeloze diepte van Rampen en Gevaaren ) zouun zyn voorbygegaan, en Hy volkomen in de ruimte gefteld ; alle zvvaarigheden zouden zyn wechgenomen , dat is, Hy van Sauls vervolgingen bevryd, ten Throon zou klimmen, volgends de Goddelyke beloften Hem gedaan. — In het tweede deel, dat Zyn voornemen nader uitdrukt; geeft Hy, niet minder krachtig en aandoenelyk, het best bewys op van zyn ftandvastig vertrouwen op Gods Magt en Goedheid, midsgaders Zyne onwankelbaare Trouw. — Hy doed dit niet minder op eene fierlyke en Dichterlyke wyze. — Ik, zegd Hy, zal, te weeten, in de benaauwdheid, tot dat die zal voorbyzyn, roepen; onophoudelyk, gei nig, met allen aandrang, plytende op Zyne Magt en Trouw, in vuurige gebeden, waarmee Ik My tot Hem zal wenden, roepen ter verlosfing; tot God, den Allerhoogften, Die boven den kloot der Aarde zit, en alle fchepzelen, ook Myne lotgevallen, in Zyne Hand heeft, den Hoogften en Rechtvaardigften Rechter, Die Myne Zaak en Rechtvaardige Belangen kend; tot God, het Voorwerp Myner Vrees , en van Myn Godsdienstig betrouwen; Die als de Magtige en Getrouwe Jacobs , het aan My voleinden zal, dat is, My volgeneis Zyne beloften zal uitredden, en alle Myne lotgevallen, door Goedertiernc uitkomsten , voor My, tot Myn Heil, beftuuren zal, t. w., totdat, daar ziet Hy op, de verdervingen zullen zyn voorby gegaan, en Ik die allen ben te by ven gekomen. Ziet  ( 32 ) Ziét daar m het kort den zin, en de kracht van des Dichters Bede en Betuiging. — Wat kon Hy meerder wenfchen? - Wat kwam Hem in zyn ongeval, toen Hy in de akelige fpelonke zat, dan Genade, eene Gena^ dige uitredding, te ftade? — En Deeze Ellendige riep, en de Heere hoorde Hem. — Hoe gelovig fmeektHy? — Ten blyke daar van zyn tegenswoordig en volgend, ftandvastig werkzaam vertrouwen. -— Waar op fteunde dat anders, dan op Gods Genade, onbegrensde Magt, en onveranderlyke Trouw? — Welk bevvys kost Hy daar van beter geven, dan in het met aanhoudende gelovige fmekingen tot Gods Throon te Uyven wenden, en dat op die zelvde onbeweeglyke grondflagen, waar van de uitkomst, als de ondervinding Teerde, en Hy vervoigends opgeefd, nimmer faalde ? Tweede Deel. Laat Ons, zonder er meer bytevoegen, deeze Leer te baat nemen, Myne Waarde Hoorders! in Onze tegenswoordige Omftandigheden. — Wy hebben U bereids in het kort het een en ander ter voorbereiding uit den Uitfchryf briev voorgehouden, en den Hoofdinhoud daar van , volgends Deszelvs keurig beloop, in het gemeen, voorgedragen. — Ik zal dit, als U bekend, en waarvan Gy, als Vaderlanders, overtuigd zyt, ten minflen diend  C 33 ) diend te zyn, dat Ik gaarne van elk Uwer vertrouwen wil, aanmerken. Laat het Ons, als met Davids Leer écnfterrimlg, eigen belangeloos overnemen. — Laat het zelvde doelwit, daar in gevonden , het Onze zyn, filet defcelvde Davids Taal, Gelovig cn Godvruchtig voorgedragen aan Neêvlandsch Magtigen, Goederticrnen, en Getrouwen Befchermer ! — Laat Ik het U , naar Onze omHandigheden, een weinig nader mogen ontwikkelen , dan aandringen, cn er U mcê tot het plegtig Gebed, het voornaamfle van deeze Onze ftatige Zamening, het Hoog bevel van 's Lands Souveraine Magten, en waar toe de Leerredenen, die ook by deeze gelegenheid moeten gehouden worden, dienen gefchikt te zyn, opwekken en voorbereiden ! — Ik zal in het een en ander, gelyk ik meen , dat Elk Leeraar verpligt is, en Ik in myne Voorbereidings-Leerreden geheel gedaan heb, alleen den keurigen, recht Vaderlandfchen, en in den tegenswoordigen tyd zo wyslyk en bedachtzaam vervaardigden, Uitfchryf briev van 's Lands Vaderen, weder ten Regel nemen, en my daar op voor Uwe onbevooroordeelde aandacht , en , zo ik hoope, recht Vaderlandfche harten , telkens beroepen. — Mocht Ik j gelyk alleen myn doel is, en U ten voorbedde zyn moet, behoudens voorzigtige Getrouwheid aan myn licht en pligt, onpartydig , maar tot bevordering van éénsgezinde denkbeelden in Onzer aller wezenlyk Algemeen Belang, en teffens duidelyk en overtuigend, fpreeken. — Mochten myne woorden niet flegts tot Uwe ooren, maar C ook  ( 34) ook tot Uwe harten ingaan! — Laat Ik, den tekst volgende, deeze Vier Hukken, met U ve Aandacht, en geef ze My, wat nader mogen betrachten. i Gelyk in de tegenwoordige gefteldheid van Om Itev en dierbaar, maar lang gefolterd, Vaderland Ons mets rest dan Genade, Genade alleen, zullen Wy volkomen worden uitgered; zo is het Onze pligt die nedenmet allen aandrang, doch gelovig, aftefnmken, maar waar van Ons vertrouwen op Neêrlatids God het voornaam bewys moet opleveren. I I. Hier in moeten Wy volharden, tot dat de verdervingen zullen zyn voor by ge gaan. Dit moeten Onze werkzaamheden en Ons gedrag, daar meê overeenkomflig, aanwyzen, en zulk een aanhoudend Gelovig en Godvruchtig Werken is het onbetwistbaar teken van den invloed Deezer Onzer Jiatelyke Biddags-viering. I I t Hei gejïadig, maar gelovig opgezonden Gebed, als het best middel en het Geestelyk Wapentuig in de uure der beproevinge, leverei daar van inzonderheid 'iet gewen;scht en levendigst bewys op. -JgnO «i «ibbsdjl- i v> j m ^jafoov Tot zulk een aanhoudend Gedrag hebben Wy allen gro»d en reden, en alles moet Ons daar toeaanfporen. Myne  ( 3S ) Myne eerfte Aanmerking is deeze: I. Gelyk in de tegenswoordige gevleidheid van Ons liev en dierbaar, maar lang gefolterd, Vaderland, Ons niets rest dan Genade, Genade alleen, zullen Wy volkomen worden uitgered; zo is het Onze pligt, die heden, met allen aandrang, doch gelovig, aftefmeken, maar waar van Ons vertrouwen op Neêrlands God het voornaam bewys moet opleveren. A. In de tegenswoordige gefieldheid van Ons liev en dierbaar , maar lang gefolterd, Vaderland rest Ons niets, zullen Wy volkomen uitgered worden, dan Genade, Genade alleen. — Wanneer Wy één ogenblik hier aan twyffelden, zouden Wy toonen deszelvs tegenswoordige gefteldheid niet te kennen. — Wanneer Wy die niet begeerden ; dezelve niet recht te kennen, zo, dat Wy ze ter harten namen. — Hoe tekenen Ons toch 's Lands Vaderen de innerlyke Burgerlyke , of Politicque gefteldheid? — Hoogstdezelven erinneren Ons (en ze kunnen Ons niet onbewust zyn) inwendige beroeringen, die hier en daar, fchoon nog gelukkig, door Gods Almagtig fluitende Hand, zonder alle die vreefelyke uitwerkfels, die anders daar van, natuurlyk, de gevolgen zouden hebben moeten uitmaken, zyn opgerezen. — Eene niet minder akelige fchilderye hangen Hoogstdezelven Ons op van den Zedelyken toe- C 2 ftand  C36- ) fland der Natie, welks herflel niet minder noodzakelyk, dan van alle andere gebreken, zofchandelyk tot nog toe word verzuimd; terwyl de geopenbaarde Godsdienst, het best gefchenk, dat God een Volk kan mededeelen, een voorwerp is van koele onverfchilligheid, fmaad en verachting, daar de zatheid van overvloed, eene alles verteerende weelde, en daar uit volgende verbastering van zeden, de plaat/en van Eerbaarheid, Rechtvaardigheid en goede Trouw hebben ingenomen. Befchoiuven wy beide; Genade, Genade alleen, zal zich moeten verheerlyken in Onze volkomene uitredding. Wat de E erft e betreft; een David mocht aan de zyde der fpelonke, toen Saul met Zyne Manfchap daar in ook was gegaan, in de benardfte omftandigheden zitten, en eene onverbeeldelyk groote benaauwdheid gevoelen, wegens bet Hem over het hoofd hangend en dreigend gevaar; inwendige be, roeringen doen, gelyk deHoogeMagten aanmerken, de fundamenten van het Staatsgebouw fchudden en daveren. — Dat Neêrlands Jaarboeken, God bewaare Ons voor zulke tyden , dit getuigen ' — En kan iets gevaarelyker zyn, daar 's Lands Va deren met ronde woorden zeggen, dat zy bekommerd zyn, dat de onverdiend genotene gunstbewyzen met aanhoudend kunnen blyven, by aldien de inwendige verdeeldheden blyven voordduuren, de tweedracht aan ftoken', debetamelyke herftelling van het Gebrekkige en Verkeerde, (dat er dus is, blykens der H M eigene duidelyke taal) geduurig verhinderen; de getrouwe en yverige pogingen, tot bewaring van 's Lands  C 3? ) *i Lands gezegende Conftitutie, Vryheid en Voorrechten geftadig belemmeren, en aldus Onze eigene ingewanden vetteerende, den totalen Ondergang van dit Gemeenebest , dat door ééndracht bi (laan moet, onvermydelyk naa zich fleepen. — Ziet daar de Verdeeldheid, en daar uit ontftaane Tweedracht, door 's Lands Hooge Magten te recht afgemaald, als eene inëetende kanker, een wroeten in Malkanders ingewanden. — Zouden Wy Vaderlandsch kunnen heeten te denken, indien Wy dit niet toeftemden ? — Kunnen Wy eén ogenblik twyffelen, ot' Eéndracht, de inhoud der Guldens Zinfpreuk van Onzen Hoogst-Gcëerbicdigdcn Souverain, word vereischt tot herftelling van a! het gebrekkige en verkeerde ? Wat wenscht een oprecht Vaderlander anders ? Wat anders, dan de bewaaring van 's Lands Gezegende Conftitutie, die zonder behoud van Waare Volks Vryheid, en alle de Duurgekochte Voorrechten {waarom 'er die'sLands Vaderen hier, en nog tweemaal, geduurig by voegen ) niets betekend, en llegts eene betoverende Naara zou zyn in een waarlyk Vryë, en door Edel Burgerbloed Vrygekochte Republiek, waar in de H. Overheden der Zeven Vrye Gewesten de Souveraine Vertegenswoordigers zyn van een Vry Volk, om wiens wille, om wiens Voorrechten en Vryhedente befchermen en te handhaven Hoogstdezelven zyn, als verbonden (ik fpreek wederom met de Eigene Vaderlandfche taal van Onze Hooge Magten^) het heil des Volks, dat Hoogftdezelven tot de gemelde eindens heeft verordend, en by het welk «e oirfprongelyke Magt is en blyft, boven alles te behartigen, Onze duurgekochte Voorrechten en Vry. C 3 heden  C 38 ) heden te handhaven en te befchermen, wanneer Die t. w. (want anders komt geen befchermen te ftade) op welk eene wyze ook, zouden worden aangevallen, gefch-Jen, of ondermeind. — Wie beefd dus niet voor ; jeneemende verdeeldheden. — Wie fchrikt niet voor Heerschzugt, Geweld en daar meê gepaarde Beroeringen? Wie erkend niet de gevolgen, die ze volgends het maar al te zeker doorgaand zeggen der H. M. naa zich Hepen, den totalen ondergang van dit Gemeenebest, dat door Eéndracht, in xvelverëende pogingen, ook ter Herftelling van het gebrekkige en Verkeerde, dat zich opdoed, en bewaaring en handhaving *an hei gemelde , bejlaan moet? Kunnen Wy twyffelen, of in deeze benaauwdheid, erger dan een openbaaren oorlog, zal Genade, Ontfermende Goedheid, niet minder, dan aan David in Zyn geval, Ons volkomene uitreddinggeven moeten ter HeriM'ing en Bewaaring door eigen belangelooze, cn tot één en het zelvde genoemde doelwit werkende, gewenschte Eéndracht; dusdanig, Onze waare, innerlyke fterkteï Wat den Zedelyken toeftand aangaat. — Ach was de korte, maar zo treffende tekening van 's Lands Hooge Magten, maar niet al te waaragtig! — Hoe lange hebben Wy uit der keele ge. roepen ! Maar hoe te vergeefsch tot nog toe! Dat alle de verlopene Bededagen getuigen! De ge. fteldheid is hier omtrent als over tyden, dezelvde verflimmerde ze maar niet, t. w., in trap en mate! — Reeds lang toonden Wy aan, ongeloof was de bron der Zedenloosheid, ook dat wy Gods Woord, Zyne beloften en bedreigingen niet geloven ; Zyn Wy zederd den Ons onrechtvaardig aange-  ( 39 ) aangedaanen Engelfchen Oorlog, en den gevreesden, maar tot heil der Republiek, in de omftandigheden , waar in ze toen was, en zich tegenswooi dig nog bevind, tot blydfchap van alle welmeenenden, gelukkig gekeerden, met Zyne K. Majefteit; Zyn wy 't zederd niet bevestigd tot heden toet VVy voorfpelden het U toen (*> De uitkomst heeft het geleerd. — Zou Neêrlands Oppernchter geen recht doen ? — Wat zyn by veelen Godsdienstige Voorrechten? — Wat het Euangelie? — Moedwillige onkundigen onder zuIk een Licht; — ftoute Verachters, — grillige Befpotters — Onverfchilligen, Ongodsdienftigen , — Epicureërs, of openlykc Verzakers hunner Belydenis, waar van de beginsfels en beweegredenen by zommigen best bekend zyn. — Kan God meer vertoornd worden, dan dat men het Euangelie, en daar in Zynen eigen Zoon, om wiens wille Hy de ganfche weereld draagd, en Zyne aangebodene Genade, veracht? — Kan een Land zonder Godsdienst beftaan ? Wat is de band van vertrouwen in de Zaamenleving ? Wat alleen weerd het verkeerd Eigenbelang ? Wat dringd meer op Rechtvaardigheid, Matigheid en Trouw door de Leer der Opftanding en het toekomend oordeel aan?— Daarvan verzekerd Ons de Geopenbaarde Godsdienst — Dien zyn Onze Vryheid en duurgekochte Voorrechten heilig. — Die ook is, om het gemelde, de bron der deugden, waar in Onze Vaderen (*) Predikende, op den Bededag vaa tien Jaare 1784, over jfefaia VII: vers 9. twe/ie deel. C 4  C 4* ) Vaderen uitmunteden , de opgenoemde napen!Jyfc van *s Lands Hooge Magten. — En Ach! was Ons Land door fpooreloos Ongeloof en Ongodsdienftigheid niet verpest! -— Waren Die in allerlye Staaten en Rangen niet doorgedrongen ! Ging door deezen vuiJen bronwel de flank der Ongerechtigheid niet op, en was het niet geheel verontreinigd.' — Laat ik zwygen — Neêrlands boosheid ftaat voor de ffaale Voorhoofden gefchreven. — Geen wonder, dat ze van al zulk flag vooral, vieriglyk bedreven word; vooral daar, waar de Satan zynen Throon tot eene afgrysfelyke hoogte heeft opgericht, en men der Ydelheid en den Dagon Tempels ftieht J - Maar, befchouwen Wy deezen Zedelyken toeftand meer van naby, zyn Wy niet hoogstonwaardig, dat God Ons uitred en verlost? /• Wat is een ondankbaar Volk, het welk God verlaat? — Tegens hoe veele onverdiende Zegeningen druisfchen Wy aan ? /•■• Is dit een beantwoorden aan Gods verfchoonende Goedheid? - Aan de wegneming van veele Zyner tuchtigingen, die Ons, nog kort geleden, troffen? — Dat Onze Zeevaard en Koophandel, en de andere Zenuwen van den Staat, nog niet zyn verlamd geworden, en de Eer en Onafhangelykheid van den Staat tot huiten 's Lands toe bewaard zyn, en beveiligd? — Ik fpreek weder met Hun Hoog Mogende. /■•. Is dit een waardig gedrag omtrent Zyne Almagtige Hand, Die, gelyk Onze Souverain erkend, de te duchtene gevolgen der inwendige beroeringen,  ( 4i ) beroeringen, de gevreesde bloedtoneelen, heeft gefluit, en een Burger Oorlog genadig heeft afgekeerd. Is er wel iets in onze benaauwende Omftandigheden nagelaten ? — Worden de ydelheden niet vermeerderd ? — Schieten by veelen, waar onder die er op roemen durven, de dagen in de week niet te kort ? — Word de openbaare Godsdiensttyd ontzien ? — Neemd de dartelheid en weelde, neemd de Onreinheid niet toe? — Wat is er meer heilig? — Wat plaats, wat tyd ? Geene benaauwdheid roept meer, terwyl men maar alles verzind, wat men kan, dat den openbaren Godsdienst, is het niet in het befpottelykst, ten minllen in het onverfchilligst oogpunt, moet doen voorkomen , wier Ongeloof en Libertinagie meer in één ogenblik verwoesten, dan bygeloof den gezuiverden Godsdienst, of den waaren Godsdienst in het gemeen befchouwd, immer afbreuk deed ; want de eerfte maaken op éénmaal alle banden los. — LaaE Ons dan met den Dichter zeggen , Zyt Ons Genadig, o God! Zyt Ons Genadig ( B. Doch het is Onze pligt die Genade heden met allen aandrang, en gelovig, aftefmeken; maar, waar van Ons vertrouwen op Néér lands God het voornaam bewys moet opleveren. Zo fmeekte de Dichter by herhaling, als wy vernamen, en zyn bewys was, Want Myne Ziele vertrouwd op U! C 5 / h  (40 / Is Onze toeftand hoogstgevaarlyk wegens het vermelde, en maaken Onze bykomenda boosheden, waarom God Ons ftrafc, Ons hoogstónwaardig; behoeve ik dan de redenen van aandrang wel optegeven, ten zy de Behoudenis of Ondergang van Ons Geineend •:• eené fchiUige zaak zy? ■ Tor cweemaal > e b «r. den Wy het uen Dichter herh ialen, Zyt My Genaaig Zyt My Genadig! Ons Gevaar moet Ons op Ons hart weegen. Onze zonden, die het Land nier mm^er beroeren, nu>e. ten Ons ten hoogften bekommeren, en mis. hagen. / Maar hoe zal dit plaats hebben, ten zy Wy van Ons Ongeloof, de daar uit ryzende Onverfchülig. leid, en daar mee gepaarde kwaade begmsfels genezen worden? Wy moeten daarom, Gelovig fmeektn. Gelovig aan Onze Onwaardigheid, en niet minder aan Gods Magt en Goedheid, die Hy om Christus wille aan Zondaars, die er de voorwerpen van zyn, en aan een zondig en zinkend Land betoonen wil. — Zyne Genade; Die, waarom de Dichter fmeekte, was en is altoos dezelvde; — Ze is Ons nog veel duidelykerin het Euangelie der Vervullinge geopenbaard, waar onder Wy leven,verklaard, gefchonken. — God bied ze Ons zelve aan, — Hy gebied , ja laat ons bidden, dat Wy ze in den naam zynes Zoons aangrypen; — Ze wierd altyd, op dezelvde wyze, en om dezelvde redenen, t. w., om Nieii beweezen, op gelovige fmekingen ontfangen, en niet apders, dan door  (43 ) door het Geloof, waar door men tot God en Zynen Pligt wederkeerd, met verlaating tevens der llegtigheden, aangenomen. / Dan, daar zo gefmeekt word, zegd men m dcnen adem met den Dichter, Want Myne Ziele vertrouwd op U! — Neêrlands God moet het Eénig en Geheel Voorwerp van Ons Betrouwen weezen. En is Hy dat niet Waardig, Hoogstwaardig? — Kan men zich, door op Hem te betrouwen, ooit bedriegen ? — Hoe zal men anders Zyne Genade oprechtelyk begeeren, en Die gelovig aanvatten? — Of, js Zyne Genade niet genoeg ? — Is ze Die alleen niet, welke Ons helpen moet? — Hoe koomd anders Onze Volksfchuld verzoend? Hoe Onze Staat, en zo de waare Kust, heifteld, bevestigd? — Hoe Ons Hart bekeerd , en Onze Weg veranderd? — Of is er een Geloof zonder Vertrouwen mogelyk? — Of is Ons Heil alleen, fchoon God door Middelen werkt, en Wy Die niet verachten mogen, maar gebruiken moeten, in de meenigte der Bergen, en der Heuvelen ? — Dat wy dan met allen aandrang, op Heden, gelovig om Genade fmeeken, en ten bewyze daar van op Neêrlands God Vertrouwen. Doch welk een Vertrouwen ? Eene en- kelde losfe vastftelling met vasthouding aan Onze ongerechtigheden? — Een Vertrouwen, dat alleen op deezen éénen Dag, als een kweldag, Ons Haft, of liever, zo zoude het dan flegts zyn, Onze Hartstochten beheerscht ? — Neen zeker! —— II.  C 44 ) I I. Wy moeten, en dat was Onze tweede aanmerking, daar in volharden , tot dat de Verdervingen zullen zyn voorbygegaan; Dit moeten Onze werkzaamhedenen Gedrag, daar meê overeenkomfiig, aanwyzen, en zulk een aanhoudend Gelovig en Godvruchtig verkeer, zoude het best, en onbetwistbaarst teken zyn van den vereischten invloed Deezer Onzer Statelyke Bededags viering. • Hoe deed de Dichter? 't was Zyne Taal, gelyk Wy het gaven, en Ik zal Myiï toevlucht nemen onder de fchaduwe Uwer Vleugelen. Ziet daar Zyne Geloofswerkzaamheid. 'c Was dus een werkzaam, en geen ledig vertrouwen, en dat volgends Deszei vs aart, gelyk wy by andere gelegenheden aantoonen. — Of, mag het een Vertrouwen op God heeten, dat zich ergens nog veilig keurd, en niet tot Hem geduurig, alleen, en geheel, den toevlucht neemd ? -— Want dit was Zyn voornemen voor het vervolg. Hy voegde 'er toch by, tot dat de Verdervingen zullen zyn voorbygegaan, en dus aanhoudend. Zodanig derhalven moet ook Ons Vertrouwen weezen. Dit zy de echte proeve er van — Waar is men veiliger, dan onder Gods befcbaduwende Vleugelen? — Waar kan men beter, geduung, heenen vlieden? Dan, daar meê moet ook Ons gansch Ge. drag overeenkomfiig weezen. Hoe teder was dat van David? Men raadplege flegts de Ge-  (45) Gefchiedenis, en vergelyke ervoords Zyn ganfche leven meê. Hy had zich van Saul in ééns kunnen afmaken, maar Zyne Godsvrucht gedoogde zulks niet. Hy grild zelvs op de enkelde gedachte daar van — zelvs flaat Hem zyn Hart, dat Hy, (en wat kwaad had Hy Hem daar meê wezenlyk aangedaan) Sauls Hippe fi.il had afgefne- ,den. In diergelyke gevallen, wanneer wy gelegenheid hebben Onzer Driften op Onze haaters bod te vieren, zulks uit waare Vreeze Gods, al hebben wy van geen fchepzel in de weereld kwaad te duchten, natelaten, en Ons verkeerd Eigenbelang te bedwingen, daar in blinkt best de zuivere Godsvrucht uit. En hoe was Davids ganfche leven geduurende Zyne vervolgingen? Het overtrof dat in Zynen Voorfpoed. Hoe om- zigtig, hoe braaf, hoe, in zyn geval, recht Vaderlandsch, daar Hy niets voor Sauls dood, die zo lang Hy leefde, de Gezalvde des Heere was en Koning blyven moest, aanving, dat Hem anders gemakkelyk zoude zyn te doen geweesd, maar te vrede met zyn onaangenaam Lot, om het heil des Lands, warsch was van het aanftoken zelvs der minfte Beroeringen , daar aan alle Zyne Grootheid en Eerzucht opofferde, als een Balling' liever omzervde, en voords op den Heere wachtede, aan wien Hy Zyne Rechtvaardige Zaak, gelyk Hy, ook in zulk een verkeer, doen mocht, toevertrouwde, terwyl Hy zich daarenboven veilig op Deszelvs byzondere beloften, aan Hem gedaan , vcrlaaten mocht. —7- Hoe ftandvastig bewandelde Hy middelerwyl de paden der Deugd en Godvrucht,  (45) Godsvrucht, zo dat Hy zich, gelyk Hy, in Zyne Pfalmen daar op ziende, betuigen kost; aan den Heere ter beproevinge telkens dorst voorftellen, en van achteren zeggen, 't is My goed, dat Ik ver* drukt ben geweest; op dat Ik Uwe Inzettingen leerde — welkeen Voorbeeld.' Geloof, weten Wy, word uit de vruchten gekend; Ons gedrag moet met Ons gevoed Vertrouwen overeen- komftig weezen. Vraagd ge, hoe zulk een Volk verkeerd ? Ziet daar, over het geheel genomen, in korte trekken; maar naa Onze omHandigheden en waare Conftitutie ingericht, Des- zelvs Tekening. • „ Het verfchynd voor Gods Aangezicht op „ eenen Dag als Deeze, met een oog op Des- „ zelvs Genade en Ontferming. De beroerde „ Toeftands des Vaderlands; — de overweging „ der onheilen en gevaaren, zo God niet uitred, „ doed het uit de benaauwdheid, maar gelovig „ roepen. Het draagd zich zeiven , alle „ Zyne Belangen, en Die van het door tweefpalt „ van een gereeten , en zuchtend Vaderland, „ welks waare gefteldheid het in derzelver waare bronnen kend, en onpartydig onderzoekt (hoe „ zal het anders recht oordeelen en werkzaam zyn ) „ der Ontfermende Goedheid op. Dank- „ baare erkentenis van het onverdiend genotene, j, — Levendige herdenking van Gods oude da„ den — gevoel van de waarde der onfehatbaare „ Vryheid, en duurverkregene Voorrechten — „—- Recht en onbevooroordeeld bezef, waar in ïj die beiden' beftaan. —. Hartelyke zucht om derzelver  C 47 ) „ derzelver bewaaring en behoudenis — volyve* „ rigc begeerte ter herftelling van al het verj, keerde of de ingeflopene Gebreken, ter wee,, ring van alle Geweld en Heerschzucht tegens „ de waare Conftiturie ftrydig, zyn de Edelaartige „ en Vaderlandlievende Dryfveeren. Ter „ redding erkend het zich, buiten Gods Magt en Genade, magteloos. — Alle behoorlyke mid„ delen ( die het echter, elk in Zynen kring, „ daar toe gezind is mede aantewenden) buiten „ \s Heeren Zegen vruchteloos. Dien we- ,, gens Zyne en 's Lands vermeenigvuldigde on„ gerechtigheden, waar toe elk het Zyne, dat „ het hartelyk bekend, heeft toegebracht, ten „ eenenmaal onwaardig. Zyt Ons Genadig, „ o God! zegd Het, Zyt Ons Genadig; met een ,, Hart door bet Geloof waarlyk veroodmoedigd! ,, — Het brengd de fchuld met boetvaardige „ Belydenis voor 's Heeren Aangezicht, enfmeekt „ om Verzoening en Vergeeving om Christus „ wille. Op God vertrouwd het, en houd „ aan Zyne Onbegrensde Magt en GadeloozeOnt„ ferming vast. — Daar op plyt Het, en fcnept „ uit Voorige en Tegenswoordige bevinding „ Hope. Het geefd aan Neêrlands God de „ Algemeene en byzondere l'elangen rustig over, „ en zegd, daar Het zich voords tot Hem wend in alle zwaarigheden , in U fchuile Ik. „ Daar zich geduurig heenen te begeeven, me? „ het zelvde vertrouwen, in 'sHeeren Mogenhe„ den, is Deszelvs gezet voornemen, tot dat de 3, Verderyingsn zyn voorbygegaan. -— £n hier j, meê  C 48 ) „ meê komt al Deszelvs volgend gedrag overeen, „ daar Het zich ook tot God wend, om zich in Waarin heid tot Hem te bekeeren. — Zou het her„ ftelling en bewaaring van Zyn ontrust Vader„ land begeeren, en Dat, of helpen beroeren, of „ laauw, zyn; onverfchillk, hoe het gaê, en, „ uit wat beginsfels ook, weigeren, elk in zynen sj kring, en naar Zyn vermogen ; daar toe het „ Zyne toetebrengen ? — Zou het de zonden, „ de redenen van Gods Rechtvaardig Ongenoes, gen, betreuren, Die voor eenen Verzoenden j, God in Christus brengen, zonder er in waar„ heid afftand van te doen; de zo nodige verbe„ tering van zich zeiven en den Zynen te begin„ nen, en te zeggen, jaa met er daad te toonen, 3, Wy en Ons Huis, Wy zullen den Heere dienen; s, — De Godsdienst is by Het zelve in Hoogach- „ ting. Daar gaan de Stammen met den 3, Oudften , wier Hoogst Achtbaar voorbeeld „ ieder wekt, vlytig op! — Eerbied omtrent „ het Euangelie, dat uitnemend Goddelyk ge„ fchenk, neemd de harten in, befchaamd bet „ wuft ongeloof, vooral door eenen Godvruch„ tigen Geloofswandel; — terwyl Die zelvde „ Godsdienst, die als de fterkfte en tederfte band „ aan het Vaderland verbind , het zelve niet ,, minder verliefd doed zyn, om te treden op het „ fpoor der braave Voorvaderen, in de koefte„ ring van reine Vaderlandfche Zeden; in de ver- „ meiding van laffe ydelheid en weelde; „ Daar heerscht Arbeidzaamheid, Naarftigheid, „ Matigheid, Rechtvaardigheid en Trouw, waar „ in  C 49 ) in Onze Natie voorheenen uitblonk, en waar door ze is groot geworden. Daar wykr Gc- „ weid en Onderdrukking, terwyl de Nakome- lingfchap dus word opgekweekt, en onder Gods j, Zegen op Haaren tyd den echten Vaderlander „ kenfchetst". Wat dunkt U van zulk eene Natie, welke, ten minften een groot deel, zo gezind is, terwyl de Ovciigen worden ingetoomd, de openbaare zonden gefluit, veelal, ten minflen uit fchaamte, en al is het by fommigeri uit verkeerde dryfveeren, maar die God beoordeeld, word nagelaten, terwyl lloute Beroerders en Overtreders met verachting worden aangezien, en behandeld; en de tomofoosheid en losbandigheid, het tegenövergeltelde der Waare Vryheid, niet minder gebreideld word ! ,, Onder zulk een Volk kwyt elk zich van ,, Zynen piigt. Leeraars behoeven niet te „ zwygen, noch te zuchten; — Zy ook mogen zich vryelyk van alle hunne wyduirgeitrekte „ verpligtingen kwyten. Men verkeerd „ Hunne woorden niet, noch is ketelacht g van }i gehoor. Ronde taal, wel bedacht en on- si partydig, maar zonder bewimpeling, of bedek,, zeis van fchande , of dwaaze menfehen vrees om flegts te behagen, is aangenaam. — Men wacht dat daar van Hen , en boord het gaane, ,, al verfchild men hier of daar in, want het \s „ onmogelyk, dat alle menfehen in alles eveneens „ denken. Men voorderd van Hen, dat Zy „ niet alleen als onze mede-menfehen en Christenen, „ maar als Mede-burgers en Vaderlanders fpreken D „ zulltn,  C 50 ) „ zullen, en houd dit voor beminneJyke,en tot haan „ Eénsgetindhéii /trekkende, pogingen. Men „ hoord onpartydig, en kunnen Zy daar door „ met Hunne vermaningen, zedelyker wyze, nut » doen' Daar gaan Overheden en Leeraars „ zo m den Openbaren en byzonderen Godsdienst, „ als in het zedelyk en rechtgeaart Burgerlyk ge„ drag, voor. — Welk eene achting, ver verfchil„ lende van laage fl laflche vrees, welk eene ach„ ting, Grooter, Kedeulyker, Waardiger, Bo„ minnelyker en VerkiesfeJyker, Behendiger en „ Getrouwer , dan Die zo op Godsdienst, Zede„ lyke, en Vaderlandlche Deugd, gegrondvest „ is! Daar heerscht de goede Order en de „ Veiligheid; - Daar is het Heil des Volks » het Hoogfte doel. Daar word elk by „ zyne Rechten en verkregene Viyheden be- „ waard. Daar woond, dit is het uitne- „ mendst van alles; daar woond het Opperwee„ zen met Zyne Onwaardeerbare Gunstbewyzen„ terwyl waare Eendracht, in ééne en dezelvde* „ Heilzame bedoelingen werkzaam, (want wat „ beduid ze anders; anders doed ze fchade) door „ onbevlekten Godsdienst, en daar meê gepaarde „ zuivere Deugd aangevuurd; bloeid en Jeefd". Behoeve ik nu wel aan te tonen, dat zulk een aanhoudend gelovig , Godvruchtig, en, voege ik erby, recht Vader landsch Verkeer, het onbetwistbaar teken zoude uitmaken van den vereischten invloed Deezer Onzer Statelyke Bededags-viering? . Wat moet anders het oogmerk, welk de Vrucht daar van weezen? Waar toe zyn wy te faamen geroepen? Of, zullen Wy Onze Ziele  C 51 ) KteJe1 flegts éénen dag kwellen, en zal dit een Vasten hecten den Heere aangenaam ? Of, kan het één zonder het ander beftaan ? — Waare Godsdienst en Deugd belmoren eren zeer tot het behoud van Onze Gezegende Conftitüfie, a's de waare Volks Vryheid met de bewaaring en handhaving van Onze Onafhangelykheid en duurgekre- gene Voorrechten. Die dezelve, of door on- geloove, of met Zyn Gedrag fcheid, is geen waar Vaderlander. Vryheid zonder Godsdienst en D.ugd, loopt in Losbandigheid uit; Vaderlandsliefde zonder deezen is op zyn best eene koestering van dikwyls verborgene verkeerde dryfveeren; en wederom Godsdienst cn Deugd in een Vry burger Gemeenebcst, zonder Waare Burgerlyke Vtyheid, is eene onbeftaanbaarheid. — Daar vervald rasch met het Magtig Romen de Maat* fchappye. — Ze ontaart van Vaderlandfche Deugden, die derzelver kenfehets uitmaken, en mist eene der lterfcfte dryfveeren voor het hart van Vry geboren Burgers, die, nergens in, flaaven kunnen zyn. •— Beginsfels teffens , Ons door Na. tuur en Godsdienst in gedrukt, en door den laatItcn aangedreven; — Natuur en Godsdient, welke beide derzelver bewaaring en handhaving gebieden, en die van Gods wege , derzelver genagen fchenker, uit dankbaarheid , ten fterkiten aanbeveelen. Ziet daar eene korte fchets, opgegeven, ontwikkeld , en aangedrongen , volgends het plan myner H. Gebiedende Overheid in Hoogllderzelver weergalozen Uitfchryf briev. Intusfchen, D 2 III.  I I I. Het gefltdig, maar gelovig Opgezonden Gebed,, als het beste Middel, en hd Geestelyk Wapentwg in de uure der Ihproevinge, leverd daar van inzonderheid het gewenscht en levendigst bewys op. — Dit aantetoonen, was Onze derde aanmerking. — Vestigen Wy Ons oog wederom op den Dichter in het derde vsrs van Onzen Tekst; Dit, Dit is het bewys juist, dat Hy van Zyn Gelovig en Godvruchtig Gode aanklevend voornemen opgeeft. — Ik, zegd Hy, zal roepen tot God, den Allerhoogften, tot God, Die het voor My voleinden zal. — Hy zou dus, gelyk beftendig toevlucht nemen; zo ook gelovig tot God zich wenden in het Gebed, en met fterken aandrang roepen, Zyne nooden den Heere voordragen, en Hem geduurig, zo alle Zyne Belangen aanbeveelen. —. Wat levendiger Bewys van een ltandvastig werkzaam Geloofs-vertrouwen? — Immers, /. In het gelovig Opgezonden Gebed wend men zich tot God, tot God alleen, van wien Onze Hulpe is, en neemd tot Hem den toevlucht. //. Ja, de zaak wel ingezien, zou het Geloov, in bekommeringen wel recht werkzaam kunnen geheten worden zonder vertrouwelyk uitgeftorte Gebeden ? — Waar meê anders geefd men het zelve aan God te kennen? — Door het Gebed naderd men rechtftreeks tot , handeld , fchoon een nietig flof en made, gemeenzaamst met God. ///. Wat  C 53.) ///. Wat levendiger erkentenis ? — Roepen, lchreeuwden Wy, als een Hart, dat heigd naa de frisfche waterbeekcn , tot God; Wy bevvyzen er meê, dat het Ons waarlyk ernst is; dat Onze en 'sLands bekommeringen op Onze harten weegen, en die Ons drukken. , ////. Van daar, om er dit nog bytevoegen, dat het ruepen en vvaakcn in den Gebede niet alleen door Onzen Gezegenden Verlosfer meermalen word aangeprezen, maar dit het gediag was van alle Heiligen van alle tyden, waar meè Zy Hun gelovig verkeer uitdrukten , en daar in met den Dichter zo lang aanhielden, tot dat de Heere verhoorde; — God op zyne Magt , Goedheid, Rechtvaardigheid en Beloften, maanden, en daar op pieueden. — De Voorbeelden zyn te hekend en te veel, om optegeven. — GoJ ei:ieht het, Hy ziet naa de zulken, die m ue hresfe liaan , en wil verbeden worden. — Wat gropter voorrecht voor nietige Vervelingen ( Wat koomd meer overeen niet hec einde van deezen D.ig, als eenen Bededag, het Hoog bevel yan 's Lands Vaderen '{ Maar, zal dteze beiameijke pligt voor het tege r.iii'uuraig alleen genoeg zyn? Dan, gelyk Wy er op heden , elk in het byzonder, toe ver. phgt zyn , en die weinig beduiden zoude, als Wy denzelven alleen op Onze Voorgangers lieten aankomen ; zo blyft dezelven zodanig voor het vervolg —- Of, D 3 - Kun'.  ( *4 ; Kunnenn Wy op deezen éénen dag, of op heden, door een wonderwerk, dat als dan zou dienen te gebeuren, op Onze Gebeden en Smeekingen volkomene Herftelling in het Godsdienftige, Burgerlyke en Zedelyke op éénmaal verwachten ? Blyven onze Noden dezelvde, zo dan ook de verpligting, dat Wy er om bidden — Of, Zo Wy Ons niet verwaardigen God door Onze aanhoudende Gebeden in erkentenis te houden, mógen Wy verwachten, dat Hy Onzer, die Hem voords vergeten, en tot voorige onverfchiiligheid weder vervallen , in gunst gedenken zal, om dat Wy op deezen éénen dag eene Godsdienstige vertooning maaken, waar van het Gebed het voornaam bewys is ? Moeten Wy, be- halven, dat Wy van Hem in alles afhangelyk blyven, en om dezoalgemeeneNoden, als byzonzondere, al redde God Ons zelvs uit Onze tegenswoordige bekommeringen , naar wensch uit, Hem niet altyd bidden, en danken ? Leveren niet altyd dealgemeene en Onze byzondere zonden, die Wy bedry ven, al verbeterde de zedelooze geitel J• heid eens vry merkelyk, ftof tot fchaamte, ge, lovige belydenis, verootmoediging, en geduqrige, verzoening op? — Zal ik meer zeggen? — Een gelovig opgezonden Gebed is in de daad een kort begrip van het geheel üo moedig, Dankbaar, en God verheer lykend leven qenes welberaden Christen Volks; een leven , waar toe het voor het Alziend Oog daarmee Zyne gezindheid toond ook op heden, eene gezindheid intusfchen, waaraan het gansch gedrag moet geJykvormig zyn. — Dat  t 55 ) Dat dan de Geest der Genade en der Gebeden wicrde uitgcftort! Dat Wy in het roepen aanhouden. Wat Wcnschbaarer ? Het Gebed toch is hei beste middd en Geestelyk Wapentuig in de uwe der beproevinge. Immers . God is nahy allen den ge men* die Hem aanroepen, die Hem aanroepen in der Waarheid. Dit veronderflel Ik thands i welk een aantal voorbeelden bewysd dit, wat meer ter aanmoediging *? Hy, tot wien Wy naderen, is God de Ailerhoogfte, wien, gelyk in Magt en Waardigheid oneindig verheven, Wy als den Rechtvaardigen Rechter, Neêrlands Belangen en gefokerden Sraat veilig mogen aanbeveelen, Die ze kend, en naa Waarheid beoordeeld. .. Wac beter Wapentuig in den Geestelyken ftryd, waar door dc Verzoeker, opkomende Zonden en verkeerde driften best beteugeld en overwonnen worden, het Geloof, de Liefde, en de Hoop, opgewekt; want cinde'yk .•.God is het, Die, gelyk Hy alleen kan, hoe donker ook, wat belemmeringen zich mochten opdoen; volgends Zyne onfaaibaare beloften, het voleinden zal aan Qns, ren goede van Ons Vaderland. Dit vertrouwde David voor zich, en, wat zouden Wy meer begeerenjf Om dit ter aanmoediging aanteklernmen , daar toe diend myne vierde en laatfte aanmerking, die deeze is; D 4 1 V.  ( 56 ) I V. Tot zulk een gedrag hebben wy allen grond en reden, en alles moet Ons daar toe aanfporen. — Ik zeg, tot zulk een aanhoudend gedrag. • Daar meê heb ik het oog op al het daar van opgegevene tot dus verre, niets uitgefloten. Het gelovig verkeer op deezen dag moet, toonden Wy aan, als oirfprongelyk uit een waar vertrouwen des harte, door een evenredig geloofsverkeer worden achtervolgd, Dit beftond in een werkzaam geduurig vertrouwen , werkzaam in den toevlucht te nemen onder de fchaduwe van Gods Vleugelen ten einde toe; met een daar mei in alle Onze betrekkingen overeenkomstig gelovig, Godvruchtig en recht Vaderlandsch Gedrag; . Waar van het roepen tot God, den /J lier hoog ft en, als den voleinder , door tot Hem in de benaauwdheid met onophoudelyke Gebeden het gelovig heenen te wenden , het best en gewenscht bewys opleverd. Is dit alles Ons betamelyk en pligtmatig gedrag; Daar toe hebben Wy alle gronden, alle redenen, en alles moet Ons daar toe, als aan malkander5 gefchakeld, gelyk Wy het U vertoonden, aanfpooren. j. Voor zulk een gedrag is alle grond. De Dichter had ter Zyner uitredding byzondere beloften ontfangen, maar Hy wend Zich in Onzen Tekst, als Wy zagen, tot Gods ontfermende Genade, Onbegrensde Magt, en On- veranderlyke Trouw. - Hierop, gronden buiten  C 57 ) buiten Ons, hebben Wy ook alle aanfpraak, en mogen ze in den Gelove aanvatten. -—- De eer(le, de Genade, zagen Wy, is Ons gefchonken. — — Aan de tweede en derde, Gods Magt en Trouw, Gode niet minder eigen, kunnen Wy geen ogenblik twyffelen; terwyl ook vo'orioe en tegenswoordige ondervinding er óns de bewyzen van opleverd. Voonge; want Hy, Die Ons vertrouwen is, en tot wien Wy het alleen, en geduurig wenden moeten, is de God van Onze Vaderen, Die Ons tot een Vry Gemcenebest gemaakt, geformeerd en bevestigd heeft. Die Ons meer- maalen , als Wy tot Hem vloden, zelvs als de Wateren op de lippen kwamen, even als Zyn oud Volk, heeft urgered; fchoon Hy Ons kaftyde om onze zonden. Herdenkt hier aan, vooral by eenen tyd , als deezen. Zoekt de Gei'chiedenis des Lands grondig te kennen , en vergeet , ondankbaar, Gods oude daden niet. ■ Scherpt ze. nevens den Bybel, Uwen Kinderen in. Die eindelyk ( gelyk dat de Jaarboeken leeren, en dat verd'end Onze Opmerking) nooit gedoogd heeft, dat Hecrschzugt en Geweld, van wat aart ook, Onze Waare Burgerlyke Vryheid voor altoos vast boeiden ; die edele zucht Sltyd deed ontwaken, cn alles daar voor opzetten, fchoon dikwyls met allerysfelykftegevolgen, en nadeelige uiterftens vergezeld. Och, mochten Wy na zo veele dobberingen eens eindelyk het Waar Midden, dat voor deezen Tyd fchyod overgelaten, treffen, en alles zo D 5 komen  C 58 ) komen tot een volkomene en beftendige rust volgends den waaien aart, cn ter fcaving, voor altyi, van Qrjjze Grondwettige Constitutie! Dat daar toe Aller handen Eigenbelangeloos in len sloegen , en dat ünzydige Rechtvaardigheid elk het zyne gaf, en behjuden deed! - Wie heefc, of kan iets hebben, tegens deeze Onze (God is gctuige)7;srtelyke, waare, Paderlandfche, Zucht, den onpartydigften wensch, die er kan gedaan worden! — En wie zou niet op Neêrlands God , zulk eenen Goeihrtierenen , Rechtvaardigen, Almagtigen, en Getrouwen van oudsher, betrouwen, zich onder deszclvs Vleugelen veilig achten , en het met Zyne Gebeden Throonwaards wenden blyven ? Of, zullen Wy den Moed opgeven, wanneer God zici niet ter Onzer, volkomene redding binnen kort haast? Doch, hebben Wy iets zodanig van God te eisfehen ? -- Integendeel, zagen Wy, zien Wy op onze zonden. Dat Wy fmee- ken , Haast U, ter Onzer Hulpe ! Maar tevens bedenken, dat Gods Wysheid, fchoon onder het gebruik der gepaste middelen, den bepaal, den tyd aan zich behoud — Hy fchepc, doch op Zynen tyd, het Licht uit de Donkerheid, en in dit opzicht ook geld de Taal, Die Geloofd, zal niet haasten. -— Gedenken Wy aan Paulus te binnenbrenging ; dat het Geloof Bevinding, de Bevinding Lydzaamheid, die ejhte Vaderlandfche fiere Deugd; de Lydzaamheid Hope werkt. Merken Wy op, wat de Heere ai gedaan  I 59 ) gedaan heeft, en intusfehen doed, vertrouwen Wy vast Neêrlands Belangen den Opperbelb'erer toe, en vertragen Wy in Gelovige Gebeden niet! • Tot zulk een gedrag leverd Ons de Tegenswoordige Bevinding de Bcwyzen op tot heden toe, wegens de Goddelyke Goedheid, dieniet flegts in het gemeen, als Onze H. M. opmerken, maar in de aanrrerkelykjle byznnderheden, over Ons blyft voordduuren. — Laat Ik ook in Deezen al'een het veilig fpoor van Myne H. Gebiedende Overheden betreden, j, Gods onverdiende Goedheid, en onbezweken Trouw heeft Ons tot hier toe by het genot van den Vrede met Magt i ge Nabuur en bewaard, waar van Onze Souveiain de lieden (als htt middel in 's Hemels Genadig en Wys Beftuur) toefchryftaan, en dat opgeefd ais, een uitvloeizel der heüzaame Vruchten van de Verdedigende Alliantie, met het Edelmoedig, en Ons genegen (dat de Bewyzéii fpreck.cn) Hof van Vraakryk aangegaan. -— Zou nu diezelvde Voorzienigheid, welke zelvs het middel daar Helde, waar van wy deeze zo aangename en gewenschte Viucht trekken, geen waakzaam oog hebben en houden over 'en op de wezeniyke Belangens der Republiek ? Mogen wy dit niet vertrouwen, en tot Haar in Onze tegenswoordige bekommernisfen vluchten? —Of, welke zullen daar van de bewyzen zyn ? a. Waarom heeft het Haar behaagd, zo ze Ons wilde verlaten, en een einde met Ons maaken; Dat,  C öo ) Dat, gelyk de H. Overheid ten tweeden by, brengd, de inwendige beroeringen, die de fun. damcnten van hei Staatsgebouw doen fchudden en daveren, en hier en daar treurige toneclen geopend hadden , echter mg niet alle die vreeftlyke uitwerkzeis gehad hebben, welke, zo God Mnagtig het niet Genadig had verhaed, daar van te duchten waaren ? Moeten wy dit niet opmerken ? --— Erinnerd U, wat Wy daar van gezegd hebben. — Laat de Ondervinding fprecken, en aanbid met Ootmoedige Dankbaarheid Gods Hand, en vertrouwd van diezelvde Goedertierene en Onbegrensde A'magt, dat ze Ons verder behoeden za]! Loopt ze aan als een Waterftroom! 3. Waarom eindelyk (het laatfte, dat de B. M. opmerken) waarom verfchoonde ze Ons ontfermend , door voorige bezoekingen onder de runderen, felle watersnooden, buitengewoone fterfie onder de menfehen, die te voren hier en eiders. woededen, te matigen, of niet te doen komen tot hier toe? Waarom^» Onze Cum. mereie en Zeevaart, en ander» Zenuwen van den Staat, niet geheel verlamd? Mogen wy niet hopen, dat de laatfte wederom , door dat . zelvde middel, waar door wy den Vrede biyven genieten , als wy eens geheel tot rust geraken, zullen bloeijen? En , ten laat- iten, dat de Eer, en Onaf ha gelykheid van den Staat tot in de Buitenlandfche Bezit tingen bewaard en beveiligd; zodanig blyven zal, waar voor door Onze 's Lands Vaderen, onder Gods Zegen,  ( 6i ■) Zegen , zo yverig gewaakt word tot- Ons Heil ? Welk eene Goedheid, welk eene ftof tot Dankbaarheid? Voornamenrlyk, zo Wy Onzen Zedelyken toeftand , en de Burgerlyke gefteldheid in aanmerking neemen, en Ons eri'ineren. Maar, kunnen Wy Dankbaar zonder Vertrouwen zyn, en vertrouwen , zonder het Gelovig voords Throonwaards heenen te wenden, met verandering van Ons gansch gedrag, daar by noodzak.elyk, als Wy zagen ? En welke gronden leveren Ons deeze vernieuwde bewyzen van Gods Goedheid op ? 4. Voegen wy hier eindelyk by; dat een Volk, over het welk de Naam des Heeren is aangeroepen , en dat in het Verbond met God ftaat; dat, zeg ik, wanneer het zelve dat Verbond bewaard, en volgends Zyne Verbondsmatige verpligting hande'd, zulk een Volk gewis mag ftaat maaken op Gods Getrouwheid, die van Zyne zyde het Verbond en de Weldadigheid bewaaren wil. — Dit, eene Waarheid, die ik thands veronderftel, leerd Ons, dat, houden Wy het Verbond, Wy wegens en in dat Verbond en deszelvs Beloften grond van Vertrouwen hebben, en God dat, Zynen Naam ter Eer, houden, en Zyne Beloften, als de Waarachtige en Overanderlyke, vervullen zal aan Ons , Zynen Verbondelingen. Dit Euangelie, welk Hy nog onder Ons behoud; De Kerk, die Hy onder Ons door Woord en Geest vergaderd; ftrekken er tot onfaalbaare Waarborgen  (62 ) Waarborgen van. — Dit Vèrbond leverd de Genade oP, die toch is er de groote inhoud van. - Het verklaard Verzoenin?, en zcd Ons den Geest des Geloofs en der Bekeerde teffens toe , waarom Wy maar als Zondaars te vragen hebben. Welke vaste Gronden ' Hebben Wy meer noodig? Maar ook ten Laatiïen, 11 Tot het van Ons gevorderd Gedrag hebben wy aFe reden, en alles moet Ons daar toe aan* fpooren. A. Dit voorderd het Algemeen Belang , waar in Wy als Neêrlands Mede - Ingezetenen dcc* Jen, Ons Vaderland en dejzelvs Luister, zonder welks behoud de Onze, hoe verre Wy ook van de Zeven Vrye Gewesten af. gelegen zyn, niets in de daad beduiden zou B. Dit vorderd de Gefcbokte Staat van Ons Vaderland, dat om herftel roept, en vaar toe Wy het Onze, elk in Onzen kring- en rang, gelyk Hunne H. M. zeggen, moeten toebrengen. Vraagd ge waar door? —- Door beoefening van Christelyke en Vaderlandfche Deugden, zeggen 's Lands Vaderen, K Onze Republiek grtot geworden, en daar door kan alleen Haar Beftaan en Welvaard op duurzame gronden behouden blyven. Een Ongodsdienftige, Zedeiooze, en Vader.' landfche deugd verwaarlozende, werkt dus, in Zynen kring, mede tot den Ondergang. — Elk moeten Wy (gebied Ons Onze Souveuki) in zyn ra»g. en kring het Onze tot de Rust  ( «3 ) totst en èèns gezindheid , met ter zyde Jldling van alle verkeerd eigenbelang en heerschzugtige bedoelingen, bedachtzaam en voorzichtig, en uit zuivere Vaderlandsliefde, tot her ft el van het vervailene, toebrengen. Wie zou dan aüe zulke pogingen wraaken ? Wie zich uitmonlteren ? Wie den Burger der Zeven Vrye Gewesten het kwalyk duiden , tot dit gewichtig en heiizaam einde, Zyne waare belangen, op eene bedaarde , eerbiedige, en bedachtzame wyze, Zynen H. Vertegenwoordigers voortedi agen, die éénsgezind zo te handhaven en voordtezerten, door Redeniyke, Constitutioneels middelen, en, dat de Natuur leerd , zich tegen gevreesd oproer, en den Geest der muitzucht in behoorlyken ftaat van tegenweer te ftellen, — zich tegen bedreigd of aangedaan geweld van een wuft en misleid Gemeen te wapenen, en , des noods, te verdedigen. Zich aan Zynen H. Sou- verain, word zulks vereischt, dreigd bet gevaar, ter belcherming vry willig aantebieden, en zich, voor het toekomende, ter bewaaring der rust, en beveiliging der Gezegende, Grondwettige Confiitutie, in ftaat te ftellen en te houden ? Wie kan zuïken en diergelyken, tot gemelde eindens ftrekkenden, behoorlyken Volks invloed wraaken ? Een invloed , die met deszelvs H. Vertegenwoordigers , dit deszelvs Heil boven alles ftellen, kragtig te famen werkt, Hoogftde- zelven  «elven ruggefteund , het zo noodzakeJyk onderling vertrouwen voed, ter vaster bolwerk der Gezegende Conftitutie , van zyne eigene Vryheid en Voorrechten diend, en tef fens ter mede befcherming en bewaaring vari 's Lands Hoog Gezach J Zyn wy Vrye Onde rdaanen van Hunne Hoog Mogenden, en raaj;t ook OnsHoogftderzelver Taaien Vaderlyke vermaning ; de betrekking , waar in Wy,fchoon onderfèhciden ftaan,voordcrd ook k an Ons, voor herjhlling van al het gebrekkige efn verkeerde aanhoudend te fmeeken, daar in éénsgezind te zyn, op Onze Voorrechten, zo Burgerlyke als Godsdienfbgé, naa behooren acht te geven , de Gezegende Conftitutie wel te kennen, zich daarop toeteleggen, elk naa Ons vermogen; en die te eerbiedigen; — Malkanderen op eene onpartydige, bedaarde, en van alle verkeerde drift verwyderde wyze, te zoeken, te verlichten , eigen belangeloos te handelen, alle aanleiding tot verdeeldheid en beroerenden tweefpalt zorgvuldig te fchuuwen, en, al verfchilde men in eenige byzonderheden, één en het zelvde oogwit, Het Heil des Vaderlands, te bedoelen; door zuivere Vaderlandsliefde alleenj te belaken , en alles daar voor, word het ook van Ons vereischt, over te hebben, allen Voor. ftanders daarvan, alle zulke pogingen, en in het werkgejlelde gepaste middelen, en bedaarde, Conftitutioneele, flappen, hoog te achten, en te beminnen, aanupryzen, goedtekeuren, en voorteflaan.  (65 ) voortejlaan. — Onzen éénigen en Wettigen Souverain boven alles, naast God , te eer. biedigen, alle hunne Vaderlyke Bevelen te gehoorzamen, en daarom ook die, welke van Onze Wel Ed. Achtb. Stads-Regeerers, als van Hoogstdezelven daar toe aangefteld, volgends derzelver aanbetrouwde Magt, gegeven worden, of gehandhaafd, en uitgevoerd. —- Dit zyn de lesfen, die, onder anderen, Jezus Zynen Heilherauten gebood te prediken, en die Hy zelvs met zyn Heilig voorbeeld ftaafde , gelyk Zy deden , en Zyne gezegende voetltappen drukten. —— Dit alles den Volke intefcherpen, is Onze pligt met woorden en gedrag , zo werken Wy, elk in Onzen kring, mede ter bevoordering van waare Rust en Eénsgezindheid, met ter zyde (lelling van alle verkeerd eigenbelang en heerschzuchtige bedoelingen ; bedachtzaam en voorzichtig; tot herftel van het vervallene, en uit zuivere Vaderlandsliefde; woorden, dis Ik nog wel eens herhaalen mag; de recht Vaderlyke vermaning der Hooge Magten. C. Dit eischt de betrekking tot Onzen H. Geürbiedigden Souverain , en deszelvs Hoog Gezag. . Laat ik er maar kort by voegen; —— de Eer van Onzen Godsdienst. De waarde Onzer Voorrechten. Ons Eigen Heil, en dat van Ons Nagejlacht, welk verandwoording van Ons vragen zal. Dus dan tot een waar betrouwen op Neêrlands God, en eene tydige verandering E en  C 66 ) en verbetering van Ons gedrag, met al bet geen daar toe behoord, a!s Vaderlanders, en als Christenen, tot medewerking van 's Lands gewenscht herftel, en bevordering van het Algemeen Belang, elk in Onze betrekking, op, zo ik vermeen, duchtige gronden, en met de Ons mogelykst, fterkfte beweegredenen, aangezet, zouden Wy, niet hoorende, het verderf en den haastigen ondergang aan Ons zeiven te wyten hebben. — God verhoede dat! AMÈN1 NAGEBEO;  N A G E B E D. God van Nederland! Tot U naderen Wy, als een èènig Man! Getroffen door Uwe aanhoudende Zegeningen. Dankbaar voor Uwe byzondere Vaderlyke voorzorgen in de omftandigheden , waar in zich Ons lang gefolterd, maar Vry Gemett nebest bevind, i ■ Vernederd over Onze en's Lands vermenigvuldigde ongerechtigheden , de algemeene Volksfchuld , en dus ook , dat Wy met hartelyke fchaamte belyden, Onze oude en vernieuwde j'chuld, die Wy in alle deszelvs vuige Bronnen, en ver derfe- lyke gevolgen , befcliouwen. Aangedaan over Uwe ontfermende verfchoningen, in Rechtvaardiging aller Uwer tuchtende Handelingen. Ons alles heden, volgends de zo nadrukkelyke, als recht Vaderlandfche errinnering Onzer Hooge Gebiedende Overheid, door Uwen Knecht, overeenkomfiig Uw woord, voorgehouden; komen Wy tot U, als Uw Volk, de fchaapen Uwer weide van oudsher, tot nu toe. • Wy komen met bezef Onzer dierbaare, duurverkregene , en van U , tot op dit ogenblik bewaarde, Voorrechten en Vryheden. Wy komen met ganseh Nederland, in ootmoedige en dankbaar e fmeekingen, gelovig, op het ftatigst, tot Uwen Genade Throon l Hoe Rechtvaardig zoud Gy zyn in Uw fpree. ■ken,- hoe Rein in Uw Richten, wanneer Gy Ons alles ontnaamd, jaa Ons geheel ontwortelde, en afbrak, en daartoe vermeerderde onéénigheden, enontflaane Jitmertens, mtt de vreefelykfle gevolgen vergezeld, E % ZO  to de doodftuipen van een Land en Volk, in Uwe ontflokene grimmigheid deed werken ; die niet, als tot nog toe, Alnagtig en Genadig ftuite, en Ons ten prooie gaafd, dat Wy al lang, vooral wegens Onze ongelovigheid verdiend liebben. —— Dan, hoe zeer Wy niets zouden te zeggen hebben, echter zo nemen Wy, maar alleen op Uwe onbegrensde Magt, Genade, en gadelooze Trouw, de vrymoedigheid, die Gy Ons in Christus fchent, om tot U vertrouwend hemen te vluchten; een zondig, maar gefolterd, Vaderland aan U te vertonen. Om verzoening met allen aandrang te roepen, en On* ze, en de algemeene belangens aan U op te dragen. Leeven wy onder de verklaaring Uwer aan Ons in het Euangelie gefchonkene Genade. Hebben wy de bewyzen, dat Gy nog niet moede zyt in weldoen, voor Ons, en mogen wy dankend zeggen, tot hier toe heeft Ons de Heere geholpen, en het kwaad ten goede beftuurd ! Red verder, fmeeken Wy, Ons zuchtend Vaderland, Uwen Naam ter eer.' Laat de pogingen tot hertelling van al het gebrekkige en verkeerde wel gelukken! Laat geen Tweefpalt die belemmeren. Keerd alle de nadeelige uitwerkfels daar van gun [lig af. Stuit alle aanflagen, die 's Lands waar welzyn tegenftaan ; alle onderdrukking, geweld en heerschzugt. Befchaam den ftouten Leugengeest — verydel alle kwaade List, die tegens de welmeenendjle pogingen zou kunnen worden uitgedacht, den Besten verftrikken, of fcheuringen verwekken, en van het waar doelwit verwyderen. . Siüd de Beroeringen. — Bewaard Ons voor Bloed- toneelen,  C 69 ) toneelen, of diergelyke gedache gevolgen. —• Herflel zo de Rust en Eensgezindheid, enfchept het Licht uit de Duisternis. Bewaar Onzen Staat by deszelvs onafhangelykheid. Befchut 's Lands Hoog gezag, en bevestig onze gezegende Conftitutie, Voorrechten en Vryheden. Laai elk in zynen rang en kring , onder Uwen zegen, naa behoor en daar toe mede werken, en het Zyne toebrengen, uit zuivere Vaderlandsliefde , met opoffering van alle eigenbelang, heerschzuchiige bedoeldens, zelvs van allen eigen roem en grootheid; bedachtzaam, en on- partydig. Doe, ten fpyt van allen, die het beny- den mochten, de Zenuwen van Staat, byzonder de Zeevaart en den Koophandel; onze Fabricquen, Traficquen, Maatfchappyen en Visfcheryen, de Inlandfche Bronnen van Onzen Welvaart bloeijen, en Zegen alle onze gewenschte Dingen. Zegen den Burger en den Ingezetenen, zo in de Stad, als op het platte Land, elk in zyn eerlyke Neering, Beroep, Ambt, en Handteering. — Kroon het Jaar Uwer goedheid \ Bewaar ons by den Vrede van buiten, en doe ons verder alle aangenaame Vruchten der gewenschte Verdedigende Alliantie plukken. ■ Weer alle verderfe- lyke Land en Volkplagen, en laten Uwe voetftappen over ons druppen van vettigheid! —— Dat wy niet alleen nu, maar vervolgends, om dit alles gelovig, aanhoudend, fineeken, tot dat Gy ons genadig zy, en ons volkomen uitredde! Laat de levende erkentenis hier van, van dien invloed door Uwen Geest en Genade op onze harten wezen, dat wy van de zonden, die ons, gaan wy er in voord, van Uwe gunst beroven zouden, in waarheid E 3 af ft aan.  C ?o ) afflaan. -, Dat wy voor U vernederds ertze wufte hoogmoed , en laffe weelde volle! . . Dat wy gelovig m U wederkeeren. Doe de verdere verfmadingvan Uw Euangelie, het grootst gefchenk dat Gy ons geven kunt , ophouden. . Stuit de toenemende ongodsdienftigheid, en openbaar e y delheden. Bewaar ons voor verder misbruik Uwer Zegeningen. En bekeer ons tot U, op dat wy in Uwe wegen wandelen. Laat oud en jong, groot en klein , de een den anderen voorgaan, in Geloof, Godsdienst, Godzaligheid, ontzag voor den Souverain , waare Vaderlandsliefde, en Vaderlandfche Deugden. Gedenk het Verbond met ons opgericht, en maak onze Verbindtenisfen oprecht. En heven wy onder die Belofte van het Verbond, dat Gy Uwe wetten in onze harten fcbryven wild, en maaken, dat wy in Uwe Inzettingen wande'. Jen, Uwe Rechten bewaaren, en die doen; be. keerd onze harten, tot U, den God onzer Vaderen, die ons zo meenigmaal uitredde en verfchoonde! Doch daar het U behaagd ons door middelen te Zegenen, en ten dien einde over ons gefield hebt, die ons, tot ons Heil, regeer en. Zegen 's Lands Oudflen, in het Hooge Staatsbewind gefield! . In het byzonder Hunne Hoog Mogenden, de Heeren Staaten Generaal, onzen éénigen, Wettigen, en Hoogst- Ge eerbiedigden Souverain. Hunne Edel Mogenden, den Raad van Staaten, en voords alle de Hooge Souveraine Vergaderingen der Zeven Vrye Gewesten ; En fme- ken wy hartelyk , ootmoedig, volgends Hoogstderzelver alles bevattend Voorfilm ft, dat Hoogstdezelven in  (70 in deeze moeite volle dagen eene dubbele mate van Wysheid, Getrouwheid, Standvastigheid en Kloekmoedigheid mogen bezitten, ten einde Zy met Welverëenigde Poogingen, het Heil des Volks boven alles behartigen, onze Duurgekochte Vryheid en Voorrechten , handhaven en befchermen , Hun Wettig Gezag en Achtbaarheid, zo binnen als buiten 's Lands, ongefchonden bewaaren, en Hunnen Arbeid en Zorgen mogen bekroond zien met de Goedkeuring, de Liefde en het Vertrouwen, waar op ze zo, zeker mogen ftaat maken, van een Vry en Dankbaar Volk! U Dragen wy met 's Lands Hooge Magten Zyne Doorl. Hoogheid, Neêrlands Erf-Stadhouder op, en fmeken met de zuiyerfte , reehtgeplaatfle, en tot Hoogstdeszelvs dierbaarst welzyn met dat van den Lande, ingerichte Liefde; dat Zyne Hoogheid, met het rechte doorzicht in 's Lands waar welzyn verlicht, en met eenen trouwhartigen yver voor het algemeen Belang bezield zynde, zyne gewichtige Staatsbedieningen moge aanwenden, om de belangen van het Lieve Vaderland, weike met die van zyn Huis zo onaffchcidbaar verbonden zyn, kloekmoedig te helpen bevorderen ; de pogingen tot weering van alle fchadelyke misbruiken en inbreuken aanmoedigen en onderfteunen; de rust cn veiligheid te handhaven, 'sLands Hoog Gezag te befchermen ; en zo lange de Band van Unie, de getrouwe Raadsman in de Souver ame Vergaderingen, en Uitvoerer van derzelver Hooge Bevelen zyn moge, en Hy rykelyk genieten die Edelmoedige Achting cn Dankbaarheid, waar op eene E 4 getrouwe  C70 getrouwe uitvoering van deszelvs gewichtige Chatges billyke aanfpraak, en eene zekere verwagting gronden kan! Dat ook Haare Koninglyke Hoogheid , de dierbaarfte Zegeningen in dit goede Land beftendig moge genieten; dat onder Haar opzicht de Vorstelyke Telgen voorfpoedig mogen toenemen in alle uitmuntende hoedanigheden, en al vroeg de blyken geven van die Edele Volksliefde en Vaderlandsgezindheid, welke Hun aanzienlyk Geflacht tot Eer, Hunne Perfoonen tot Roem, en den Lande tot wezenlyk nut en Zegen verftrekken kan. ■■■ Wy bidden voor Zyne Doorluchtige Hoogheid, Onzen getrouwen Gouverneur; • Bewaar Hem lange in Uwe gunstryke Befcherming tot Heil, byzonder ook van deeze Vesting. ■— Zegen alle Zyne pogingen ter behoudenis en handhaving der goede Order en vereischte Ondergefchiktheid, die, vooral in het Krygswezen, diend plaatst te hebben, tot bevordering van Veiligheid, en teffens van Godsdienftigheid en reine Deugd! Zegen zyne Hoogheid, deszelvs Vorftelyke Gemalinne, en Doorluchtig Huis, dat zo veele Voorstanders opleverde van den gezui- verden Godsdienst. Laat Hoogstdezelve Hunne voetftappen door Uwe Genade Standvastig navolgende, ook hier, in Zynen hoogen kring en rang, medewerken tot het welzyn en den bloei deezer Stad, en Uwer alhier geplante Gemeente, en het rykelyk loon daar van genieten in Tyd en Eeuwigheid! Dat de Wel Edele Achtbaare Raad jen Magistraat deezer Stad met Uwe Genade en  C 73 ) en Geest overjlort, Hunne Bedieningen U tot Êer, en tot Heil van deszelvs mede-Burgers en Ingezetenen luifterryk maake, en zo uitvoere! Dat Recht en Gerechtigheid door dezelve uitgeoefend, Godsdienst en Deugd, ook door Hun veel vermogend voorbeeld, bevoorderd worden. Dat de openbaare zonden en ydelheden geweerd, het welzyn deezes Volks van hun ook, boven alles, gehandhaafd worde! Dat hunne onjlerfelyke Zielen U dierbaar; Zy en Hunne, aanzienlyke Gefiachten met allerleye Zegeningen van den Hemel in Chrijtus van U beweldadigd, en Zy ook Uwe Hooge goedkeuring, en de rechtmatige achting en dankbaare Liefde hunner Stadgenoten, op hunne loflyke en heilzame pogingen, tot in een lengte van dagen genieten mogen! Dat de verdere Hoge Krygsbevelhebbers in deeze Vesting alle hunne pogingen, elk in hunnen rang en kring, mede ten goede mogen aanwenden, en aankunnen Eed en PHgt altoos getrouw bevonden, de gewenschte gevolgen daarvan, hier en hier namaals trvaaren mogen 3 ■ Dan, daar Gy, Uwen Naam ter Eer, al het gefmeekte om Uwes Verbonds en Uwer Kerke wille geven wild; — Zegen die alom — Breid ze uit — Wees met het gansche Protestantsche Weezen, Maak den arbeid van deszelvs Leeraa- ren vruchtbaar, op dat Waarheid en Godvrucht, Liefde en Vrede, haare beminnelyke invloeden overal verfpreidea, en de Heerlyktte uitwerkzeb daar van openbaar worden! ■ Bewaar Uwe Kerk in ons liev en dierbaar Vaderland l Byzonder de Hervormde - Stoot  r 74) Stoot getrouwe arbeiders in deezen uwen oogst uit! ~» Sterk den gezondenen hier en elders. — Dat zy in welvere'ende pogingen tot bevoordering van het Ryk van Uwen Zoon, ook in de harten der menfehen, onder Uwen Zegen, werkzaam zyn! Aan elk Zynen pligt, als hunnen Mede-Menfchen, Christenen, in Vaderlanders, verkondigen, zo tot de waare Rust en Eensgezindheid het hunne, in hunnen kring, volgends hun Ambt en Pligt, toebrengen! De yereischte middelen daar toe aan elk, getrouw en onbewimpeld, onder het oog brengen, met den Opzieners der Gemeentens, in alles, achtingswaardige voorbeelden zyn, ook in hun gansch gedrag! Gemoe- digd voords en gelovig verkeer en, en op die Genade en Zaligheid ftaroogen , en voor zich zeiven dadelyke aanfpraak - hebben , die zy hunnen Medezondaar en frediken ! Laat in de Gemeintens hier en elders, Waarheid, Liefde, en Vreede heerfchen. • De Godsdienst, en alle Vaderlandfche Deugden Moeien. Elk daar toe medewerken. Zon¬ daars worden toegebracht, en Uw Volk in de Genade apwasfehende en bevestigd, als Lichten fchynenl > Sterk verder Uwe Knechten op deezen dag, gelyk Uw Knecht Uwen Naam dankt. Laat deeze dag vruchten geven, en wy aan onze betuigingen , en gedaane, of nog te doene, Verbindtenisfen in Uwe Mogenheden, beandwoorden. ■ ■ Hoor dit Gebed, en alle onze verdere fmekingen om Christus wille l 0.nz e Vader, enz.