KORT BEGRIP DER LEERSTUKKEN en GEBRUIKLIKKËDEN DER ROOMSCHE KERK, AFGEZONDERD van alle TWISTREDENEN, en AANBEVOLEN aan alle ROOMSCHGEZINDEN, zoo wel als HERVORMDE. DOOR DEN ZEER EERWAARDEN HEER. DANIËL de BEAUFORT / uit het ENGELSCH, naar de TWEEDE UITGA VE, in 't FRANS CH VERTAALD, door , en VERVOLGENS in het NEDERDUITSCH , DOOR JOH. van DYK, Rustend Leeraar en Prof. in de H. Godgeleerdheid te Maastricht. Ubi Rerum testimonia adsunt, non opus est Verbis. Cicero. IN 's GRAATENHAAG E, bï J. A. B O U V I N IC   VOORREEDE VAN DEN UITGEEVER. Schryver van dit werkje, ging, naar zyne Studiënvolbragt , en eenigen tyd zich in Engeland opgehouden te hebben naar Ierland, alwaar hy |wel dra, de Kerk vanFavan, en vervolgens de waardigheid van Proost, en Aardfcli-Diacon van het Aardfch- Bisdom van Tuan, verkreeg; welke laatfte bediening Hy tegens de Kerk van Montrat verwisfelde, en dien van Navan aan zynen zoon afftond. * 2 Hy  iv VOORREEDE van den UITGEEVER. Hy had zich te vooren met werken van meerder aanbelang, die zyne zedigheid hem weerhouden hebben, in 't licht te geven, bezig gehouden; en ichoon zeer geoefend, in de geloofs verfchillen , die onder de Christenen plaats hebben, wist hy teffens, dat dezelve thans zoo weinig naar den fmaak waaren, deitegenwoordige Eeuw, dat hy nooit zoude gedagt hebben, zyne aanmerkingen, over dat onderwerp, in 't licht te geven; waare het nïet, dat de Hr. O'Leary, hem daar toe gelegenheid gegeven, en als 't waare verpligt, had. De vuurige drift, van dien bekwaamen verdediger der Roomfche Kerk, had verfchei. de gefchriften in het licht gegeven, in welken, gelyk als in meer werken van dien aart, het geloof dier Kerk, op de fchoonfchynenfte Wv-ze was voorgcltcld- Vooral had hy de. ze'.vc voor Ierland zyn Vaderland gefchreven. H Scheen onzen Schryver noodzaaklyk, en zeer gevoeglyk, dit geding eens, tot deszelfs waare en eenvoudige bepaling te brengen, door eenmaal, voor altoos, den Haat des gefchils, met, de te wederzyde toegeftaane geloofs be- lyde.  V03RREEDE van dex UITGEEVER. v Jydenisfen, te onderzoeker. Op deeze wyze de onzekerheid der grondbcginzelen ,■ cnLcerftukken der Roomfcbe Kerk omverre werpende, verpligt hy dcrzclver verdediger, voet by ftek te zetten, keert alle uytviugten ea vitteryen af, benevens de buitenipoorigheden, der verkeerden yver en kwaadc trouw. Hy bepaald zyn tcgenparty, tot een duidlyk bepaald ftuk, zonder hem eenige bewimpciingen over te laaten, of toeteftaan, dat hy van het verfchil afwyke. Dus za'i men moeten toeftaan, dat dit gefchil, nooit eenvoudiger, nooit kragtiger noch klaarder voorgefteld is , en binnen enger paaien beflooten is geworden , dan in dit werkje. Ik hebbe het zelve hier ter plaatze aan twee des kundige en van wegens hunne kennis en goed oordeel zeer geachte perfonen mede gedeeld; beide zyn zy van het zelve zoo voldaan geweest, dat den eene het met vermaak in hetFranfch, en den andere het in 't Nederduitfch wel heeft willen vertaaien. Hunne goedkeuringen de moeit-' diejfcwv! hebben willen nemen, doet te veel clre aan don Schryver, clan dat hunnen * 3 arbeid,  Vi VOORREEDE van den UITGEEVER. arbeid, door den druk niet zoude worden gemeen gemaakt. Dus dit werkje dan in het oorfpronkly k Engelsen,en de vertaaling van het zelve in't Fransch, en in 't Nederduitsch, zal kunnen geleezen worden. UITREK-  UITTREKSEL der ENGELSCHE, DAGSCHRYVERS. T~\eeze verhandeling vervat in zich, een kort „^"^ doch zeer naauwkeurig en gt. trouw voor (lel „ der onderfcheide Leerftukken der Roomfche Kerk. „ De ftyl in welke het gefchreeven is, is klaar en „ eenvoudig, ten einde van alle Leezers ver [taan „ te kunnen worden. De Schryver beroept zich, „ deswegen, mei opregtheid en vertrouwe , op de j, Heer O'Leary zelve, hoe yverig hy ook fchy„ ne, in de verdediging dezer Kerk , hem zeer „ te verlicht achtende, dan dat hy niet zoude erkennen, dat denftaat des gefchils, zodanig zy-, „ als men dezelve heeft voorgefteld, en al te be. „ fcheidenen Edelmoedig, om geen gunjiig getuig. 5) nis te geven, van de wyze op welke dezelve be- , nandeld is, en van de omzigtige naauwkeurig. „ beid, tot welke men zich verpligt rekende. * 4 3) Een  VIII „ Een zonderlinge onjlandigheid, moetdewaar„ de' vergrooten van het nut, dat men in dit ge, fchrift zal vinden. Het is het werk van een j, zeer achtenswaardig man, welke het in den Ou„ der dom van agt- en- tagtig Jaar en opftelde* j, Men kan in het zelve, niet dan met verwonde. ring de vrugt befpeuren van een gezonde en Jierke geest , in een levenstyd, welke „ zulk een klein getal ftervelingen mag be. „ reiken, en een nog veel kleiner getal, zooveel „ Lighaams kragten en Zielsvermogens behouden, „ als'er vereifcht worden, om zulk een naauwkeu. „ rig en oordeelkundig werk in het licht te geven- Monthlyand Criticaj Revieuw, A°- 178S. NB.Ditverkjeisyoornsmentlyk voorLrlam;'gefchtkt. VOOR-  VOORREEDE VAN DEN NEDERDUITSCHEN VERTALER. Indien dit werkje een weinig later in het licht kwam , zoude men kunnen denken , dat men het, met oogmerk had vertaald, en ter Drukperfc overgegeven, om in deezen tyd, in welke men in Braband, op nieuws de Geloofsbelydenis van Paus Pius den IV. als een voornaam gedeelte der Conftitutie bezwooren heeft, het hecmelfch breed onderfcheid, van die geloofs belydenis met die van het Confilie van Nicêen, en de onbeftaanbaarheid van de Eerfte met de laatste , aantetoonen. Dan nadien hetzelve, reeds eenigeMaanden voor dien tyd, te weten voor den 31 Dee. van het laatst verloopcn Jaar, op welke die plegtige bezweering te Brusfel, gefchied is , is vertaald geweest, ja zelfs de Franfche vertaaling, voordien tyd? het licht gezien heeft, kan deeze verdenking, geen plaats hebben: 't is echter zeer gevallig, en geenzintster ongefchikter tyd, dat het zelve thans tc voorfchyn koome. * 5 Weinig  x Voorreedde van den Vertaler. Weinig moeite waaren het my geweest, het zelve, door veele aantekeningen uit te breiden, indien ik flegts had willen gebruikmaken, van de Controvers-preeken, door/my, voor veele Jaaren, in het begin van mynen dienst, hier ter plaatze, daar dezelven toen in gebruik waaren, gedaan; doch in myn hooge Jaaren geen lust hebbende, tot eene penneftryd, die daar uit ligtelyk zoude kunnen ontftaan, heb ik meer om deeze reede, dan wel uit vreeze, van overwonnen te worden, dit werk nagelaten; ook oordeelde ik het beter te zyn, het werkje te laten zoo als het is, naardien men wel meerder, maar 'geen eenvoudiger , klaarder, kragtiger en meer overtuigender bewyzen , der afwyking der Roomfche , van de eerfte Christen Kerk kan bybrengen. Ik fchik my dan in deezen, naar het voorbeeld van den Hooggeërden, zeer geachten en zeer geleerden Schryver, die, weetende dat twistgedingen over den Godsdienst, thans niet naaiden fmaak dezer Eeuw zyn, zich met dit klein, doch keurig Werkje wel heeft willen vergcnoe. gen. ■ Hy fchreef het zelve in den hoo. gen ouderdom van 88 Jaaren,tegen den Ierfchen Franciscaner Munnik Artür Q'Lbary, die voor  Voorree de va n den Vertaler, xi voor nu omtrent 6 a 7 Jaaren , zich groote achting verworven had, door eenige vcrhan' delingen , door hem , voor zyne gezintheid gefchreeven, in eene zeer gemeenzame, doch y vengen, ftyl, in welke hy de Verdraagzaamheid , Zagtzinnigheid, en algemeene Menfch* lievenheid , leerden en gefchikt naar het begrip , en de Kundigheden der gecne voor welke hy dezclvcnhad opgefteld. By die gelegenheid, verkreeg hy een Jaarwedde van denKo. ning; dan hier door veel aanzien by 't gemeen verkregen hebbende, in die plaatzen, alwaar den opftand der Whitis Boys, tegens de tienden der geestlyken het allerhevigst was, fchreef hy voor dezelve, eenige andere werkjes, in welke hy het volk wel vermaanden, van zich ftil te houden, maar het zelve te gelyk verzekerde , dat hunne muiteryen zeer groot zynde, zy niet veel gunst van de Regering te wagten hadden. Deeze handelwyze gaf aan den Eerwaarden Bisfchop van Cloyne gelegenheid, om in een Boekje in het welk hy over de oneenigheden, die de Provintie van Munfter ontrusten, en het gevaar waar mede de Angli-  XII VoORREEDE VAN DEN VtSTALER. Anglikaanfche Kerk gedrygt wierd, zeer vry fprak, erj over de oogmerken, en flinkfche ftreken , van O'Leary, die hy een gevaarlyken en Muitzieken Monnik noemde Op dat werkje antwoorde WLeary , in een breedvoerig gefchrift, zonder orde, en met veel bitterheid gefchreeven , opgevuld met allerleye vuile fmaadredenen, tegens den waardigen Bisfchop,- en, naar dat de Muitery, door de voorzigtigheid, van het Gouvernement geftild was , verliet hy Ierland, en is thans een der Priefters in de Capel van den Ambasfadeur van Spanjen binnen Londen, alwaar hy by de Roomfchgezinden zeer weinig geacht en aangezien is: en het is dat werk het welk aan onzen Schryver gelegenheid heeft gegeeven, tot het fchryven en in het licht geven, van dit zyn, door ons vertaald, werkje. Dit een en ander vond ik niet ondienstig, omtrent het zelve te berigten. Ik hoope het den Ieézef ten nutte zyn mooge, en van hem met zoo veel genoegen zal gelezen worden, als het met vermaak door ons vertaald is. Maastricht den 10 Febr. 179$  INLEIDING. ïl JSe werken over Geloofs verfchillen, zyn thans buiten alle gebruik, wydlopige zouden dus niet gelezen worden, fortbegrippen onvoldoende zyn: dit heeft my bewogen om iets ar.ders, dan een eenvoudig voorftel der voornaamfte Leerflukken , en algemeene gebruiklykheden der Room/che Kerk in 't licht te geven, zonder eenige andere uitbreiding, dan die, welke my onver, mydelyk gefchenen heeft, om dezelve te verklc* ren en in derzelver k'aar daglicht te ftellen. Ik geloof hiermede zoo wel den Hervormden, dan den Roomfchgezindendienst te doen: -de eerst- genoemde toch kennen voor het meer'dergedeelte, hei Roomfch geloof te weinig , enhet g' ootfie gedeelte der laatstgenoemden, hun eigen Godsdienst niet, dan zeer o m 'koorncn. 't Is dan met dit uitzizt, dat ik deeze kleine verhand-ding gefchreeven hebbe. Heb ik my in het een of ander v:rgist, ik twyffele niet, of de Hetr O'Leary, wiens befcheidenheid , en kunde bekend zyn, zal my zulks wel willen onder 'tonge brengen. P*  Xir Inleiding. De Roomfche Kerk is het onderwerp van dit Werk, djin om de gedurige herhaling van een en het zelve woord te ontgaan, noeme ik onverfchiU Hg deszèlfs leden, nu eens Katholyken, dan eins Roomich -Katholyken, ƒPapisten. De' van dtz: drie , hun meest behagende, naam, is die yan Katholyken, welke in zyn oerfpronklyke bet kenis Algemeen te kennen geeft. Een Katholyk is dus een algemeen Menfch; maar het woord Roomfch - Katholyk maakt dat algemeen menfch tot niets anders, dan tot een byzonder lid, yan de Roomfche Kerk, het welk dus eene tegenfirydigheid ism de uitdrukking. Zy achten zich beledigt door de benaming van Papisten, daar nogthans dezelve, naar het zeggen van den Kardinaal Bellarmyn, die geene is, op welke zy zich het meefte mogen beroemen. Dit doch zyn zyne woorden, certè nullo fublimiori gloria? titulö exornare , nee certius eos esfe Catholicos , demonftrare potuisfent, quam eos nuncupare Romanos atque Papistas. Bellarm. in Martyrolog. ad 16 Ott. TAFEL  T A F E L DER HOOFDSTUKKEN. Bladzyde. t. Van het Geloof. i. ». Van de H. Schrift. io. 3. Van den openb. Godsdienst. 16. 4. Van het Misoffer. »i. 5. Van de Transubstantiatie. 25. 6. Van de Sacramenten. 30. 7. Van het Vagevuur. 35. 8. Van de Aflaaten. 40. 9. Van de Heiligen. 4^ ro. Van de Beelden. $4. n. Van de Reliquien of Heil- lige O ver blyfzels. 63. li Vy>ï  TAFEL der HOOFTSTUKKEN. Blad?. 12 Van den aart des Pausdoms. 74, A. De Ingewikkelde (of blinde ) GêHOORZAM- heid aan de Kerk. 74. B. Buiten de Kerk geen Zaligheid. 78. C. Oppermacht van den Paus. §9. Van  KORT BEGRIP DER LEERSTUKKEN en CE BR UIKLYKHEDEN DER ROOMSCHE KERK. I. VAN Ei ET GELOOF. H et Geloof der Protestanten is gegrond op het Godlyk gezag der H. Schriften: de~ zelven zyn de eenige regel van hun geloof, de eenige en onfaalbaare Rechter der gefchillen (a) „ en alles wat men in dezelve niet vind, word „ als geen Articul des Geloofs, ter zaligheid „ nodig, geëischt, en moet dus niet als nood„ zaaklyk geacht worden. Het geloof der Roomschgezinden, „ Zegt de Kardinaal Pallavicini, is gegrond, op het (<0 De Zesde Art. van de Godsdienst. (*) Hift. van't Concilie vanTrenten Lib. III. C. 4.5.6. A  2 Van het GELOOF. het onfaaibaar gezag, zoo men voorgeeft, van de Kerk, dat is gezegt, van de Roomfche Kerk; en fchoon dat geloof, de H. Schriften, de overleveringen, de fchriften der Kerkvaderen en de befluiten der Paufen bevat; ■ kan de oneindige meenigte van alle deze voorwerpen tot den eenigen articul gebragt worden, van te geloven met een ingewikkeld geloof, al wat de Kerk gelooft; het welk voor het grootfte gedeelte daar op uitkoomt, dat men alles wat den Parochie Pastoor gelooft, blindelings aanneemt. Ter verkryging eener volledige kennis , vandeleere der Roomfche Kerk, en omduidlyk en klaar te zien , waarin dezelve met de Engelfche Kerk verfchild , moet men te raade gaan , met de Bulle van Paus PiusdcIV. van den ,13 Nov. 1564. gefchikt ter bevestitiging van de Kerkvergadering vanTrente(a) Hy voegt 'er by, op ftraffe van vervlöekinge, aan alle Roomfchgezinden, dat zy zullen geloven en belyden, alle de volgende articulen: — deeze articulen nu zyn. „ Ik gelove, en belyde ftandvastig te ge„ loven, al wat in de Articulen van het ge- „ loof, O) Delaat(tederalgemeeneKerkvergadering,te Trenten Kergaderd 1543. en in verfcheiden ryzen hervat, tot in het Jaar 1563. De zaak die men daar voorftelden, was, zich te verzetten tegen de dwalingen van Luther en Calryn, en om de tucht en zeden der Kerklyke te verbeteren.  Van het GELOOF. 3 5, loof, zoo als1 dezelven by de Roomfche }, Kerk zyn aangenomen, begrepen is. „ Ik geloof in een Eenig God de Eerjle Deel. „ Vader, Almagtig Schepper van Hemel en Aarde, en van alle „ zigtbaare en onzigtbaare dingen. „ En in eenen Heere Jezus Christus , de ,j eenige Zoon van God, door den Vader, ,, voor alle Eeuwen geteeld, God van God, ;, Licht van Licht, waaragtig God , van den „ waaragtigen God, geteeld en niet gemaakt „ vaneen en het zelve weezen met den Vader, „ door wien alle dingen gemaakt zyn ; die „ voor ons menfchen, en tot onze zaligheid, „ van den Hemel is nedergedaald, vleesch is ,, geworden door denH. Geest, en de Maagd „ Maria, die Mensen geworden, voor ons is ,, gekruischt onder Pontius Pilatus; die gele„ den heeft, is begraven geworden, enten ,, derden dagen weder opgeftaan naar de Schrif„ ten, die ten Hemel gevaren is, en zig gezet heeft, aan de Regterhand des Vaders, van ;, waar hy komen zal, in Heerlykheid, om „ de levendigen en dooden te oordeelen, en zyn „ Koninkryk zal geen einde hebben. „ En ik geloof in den H, Geest, Heer en „ oorfpronk van het leeven, die uitgaat van den Vader en van den Zoon, die met den „ Vader en met den Zoon aangebeden en ,, verheerlykt word, en die tot de Profeten „ gefproken heeft. A z a En  4 Van het GELOOF. „ En ik geloveeene algemene Apostolifche Kerk. Ik erkenne éenen Doop ter Verge„ vinpe der zonden, en ik hoope op eeneop„ ftandinge des Vleesch, en een toekomftig leeven. . Dit nu is tot hier toe het geloofsformulier van Niceen, zoo als het overal door de Roomschgezinde in de bediening der Misfe, en ook door de Anglikaanfche Kerk, in den openbaaren dienst, des Zondags, en op zommige Feestdagen gebruikt word. ( dit geloofs formulier, wierd door de Kerkvergadering van Niceen , in het Jaar 325. opgefteld, en de aanneming van het zelve, wierd aangemerkt als een genoegzaam bewys, dat iemand een waarachtig Christen waare.) Voor het tegenwoordige is dat Formulier niet genoegzaam ten bewyze , dat men een goed Roomfchgezinde zy, ten zy de volgende belydenis door de Bulle van Paus Pius de IV. voorgefchreven, welke het bepaald en eigenaartig gedeelte van het Roomfch geloof is, 'er nog bykoome. „ Ik ontfang en omhelze, met Tweede Deel. „ een vast geloof; de Aposto„ lifche en Kerklyke overleve„ ringen, en alle de Inftellingen „ en gebruiklykheden van de ,, Roomfche Kerk. ., Ik omhels, de H. S. in den zin van „ de Moederkerk (gewisfelyk de Roomfche „ Kerk, ) aan welke, het alleen toekoomt, over deszelfs waare betekenisfe en uitleg- » ging  Van het GELOOF. 5 ,, ging te oordeelen; en ik belove dezelve „ noch te verftaan noch te verklaarcn dan in „ den eenpaarigen zin der Vaderen, (a) „ Ik belyde ook dat 'er zeven Sacramentf „ ten zyn, van het nieuw Verbond, inge- field door onzen Heeren Jefus Christus, „ tot zaligheid van hetMenfchelyk geflagt, — „ fchoon dezelve aan allen niet even nood- zaaklyk zyn: te weten, den Doop. „ het Vormzel. het Nachtmaal. de Boete. 't laaste Olyfel. dc „ Orde. en het Huwlyk. Ik omhelze en neeme aan, alle de gebruiklykheden enplegtigheden,by deRoomfche Kerk goedgekeurd, in de opcnbaare „ toediening van deeze Sacramenten. „ Ook belyde ik, dat 'er in de Mis, een „ waar behoorlyk en voldoenend zoenoffer „ gefchied, voor deLevendigenen Doden,en „ dat in het H. Sacrament des Avondmaals, „ het lighaam en bloed, van onzen Heere „ Jezus Christus. inderdaad, eigentlyk, „ en weezendlyk, te zaamen met zyn Ziel en „ Godheid, gevonden word; dat 'cr eengan,, fche verandering in gefchied der zelfftan„ heid van Brood in't Lighaam van onzen Za„ ligmaker , en van de ganfehc zelfftandig- heid C«) De Vaderen zyn gewis dc beste Bybelverklaarers niet; — en indien zy zulks al waaren, waar doch vind men by dezelve dcnÉenparigen zin. A 3  6 Van het GELOOF. „ heid van den Wyn in zyn Bloed; een ver„ andering en omkeering, die de Roomfche Kerk noemt Tranfub/lantiatie. Ook gelo„ ve ik dat Jefus Christus geheel en al, gelyk „ het waare Sacrament, byde gelovigen ont„ fangen word, onder het een of ander dier twee zelfftandigheden. ?, Ik gelove volkoomentlyk, dat 'er een „ Vagevuur zy, én dat de zielen die daar in „ gehouden worden geholpen worden door de gebeeden der gelovigen. „ Daar en boven, dat de Heiligen die met „ Christus in den Hemel regeeren, moeten geëerd en gebeden worden, dat zy voor „ ons by God bidden , en dat men hunne „ overblyffels eeren moet. „ Ik gelove volkoomen , dat de Beelden „ van Jezus Christus, en van dc gelukzalige 3, Moedermaagd, gelyk ook die van de an„ dere Heiligen, bewaard , in acht geno5, men en met allen betaamelyken Eerbied „ moeten geëerd worden. „ Ik ftaa toe dat Jezus Christus, de macht „ om aflaten te geven in zyne Kerk gelaten „ heeft, waar van het gebruik zeer heilzaam „ voor het Christen volk is. „ Ik erkenne de Apostolifchc algemeene w Kerk , als moeder en Meestresfen van „ alle  Van hit GELOOF. 7 „ alle Kerken, (a) en ik bclove en zwee„ re, eene opregte gehoorzaamheid, san den „ Paus van Komen, Stedehouder van Jezus „ Christus, opvolger van den Heiligen Pe„ trus, den Prins der Apostelen. ,, Ik belyde en omhelze, zonder eenigzints „ te twyfelen, alle andere dingen door de „ overleeveringen, nagelaten of door de hci„ lige befluiten, en algemeene Kerkvergade„ ringen, en in het byzonder door de heilige „ en geheiligde Kerkvergadering vanTrenten, „ bepaald. „ En ik veroordeel, verwerp en verdoem, „ alles wat tegens deeze Articulen ftryd; alle „ ketteryen welke die ook zyn mogen, welke „ veroordeeld, verworpen en van de Kerk „ vervloekt zyn. „ Dit is het waar geloof, buiten welke nie„ mand kan zalig worden. Het eerfte gedeelte 'van deeze Articulen word door de Proteftanten beleden en aangenomen ; niet om dat het door de Niceenfche Kerkvergadering bepaald, maar om dat het ten klaarfte in de H. Schrift te vinden, is. Het twede gedeelte door Paus Pius de IV. daar by gevoegd, is by de Protestanten verworpen en veroordeeld, niet om dat het by het Concilie O) Dit raakt eigentlyk de Roomfche gecstlykheid. .. A 4  8 Van HtfeT GELOOF. Concilie van Trenten befloten; maar om dat het in de H. Schrift, noch ingewikkeld noch duidlyk, vervat is. De Apostel Paulus, drukt zich in het eerfte Hoofdftuk in het 8. f. van zynen brief aan de Galaters aldus uit. „ Al waar het ook dat „ wy, of een Engel uit den Hemel U een 3, Evangelium verkondigde, buiten het geene wy U verkondigt hebben die zy vervloekt", fa) Gewislyk nu zyn alle de Articulen van dit tweede gedeelte van het geloofs Formulier van Paus Pius IV. zeer verfchillende met de Leer van Paulus, zoo als wy die in zynen brief vinden, en derhalven zyn ze door den Apostel vervloekt. Aan de andere zyde fpreekt Paus Pius, en de Trentifche Kerk Vergadering Anathema uit, tegen alle die geenen. welke alle deeze byvoegzels en byzondere Articulen niet willen aannemen, noch geloven. Dan welke van deeze twee vloekfpraaken, heeft den Christen wel het meeste te duchten? aan 't gezag van welke dezer twee zullen wy ons geloof onderwerpen? aan dat van den Apostel, of aan dat van den Paus van Romen ? Zoo de „ Heere God is volgt hem na, maar zoo „ BaalGodis, volgt hem na i Kon. i$.f. 21. De voortreflyke Bisfchop van Kilmore, — Wiljam Bedel, heeft in het midden deezer laatste O) In dc overzetting der vulgata Gal. 1. 8. Sedlicet nos, aut angelus de calo Evangelifet vobis O»? i ) pra~ terquam quod Evangelizavimus, vobis, Anathema fit.  Van het GELOOF. 9 laatfte Eeuw gezegt: (a) „ de Roomfchgezinden „ en Proteftanten, hebben eene Godsdienst, „ die hun beide gemeen is; de een en de andere „ geloven, in den zeiven God de Schepper „ der waereld , in denzelven Jezus Christus, j, behouder en Verlosfer van het Menfchelyk „ geflagt, in eenen H. Geest, die van den „ Vader en Zoon uitgaat. Uit hoofde van dit grondbeginzel is het oneigentlyk, van een Proteftant die Roomsch of van een Roomfchgezinde die Protestantfch word ,te zeggen , dat hy van Godsdienst veranderd: zy beide waaren Christenen, en blyven Christenen , met dat onderfcheid; dat de Protestant die Roomsch word, zyne rede en de H.Schrift verzaken, en op het fundament der zuivere leere, die hy ontfangen had en beleed, daadlyk een nieuw leerftelzel van Godsdienst moet bouwen, het welk het eerfte omverrewerpt: Hymoet op ftraffe van vervloeking, de Godsdienstige vergaderingen verlaten, in welke hy God in zyne eigen taal bad, om eenen dienst by te woonen, welke in eene taal gefchied, die hy niet verftaat: Hy moet bi inde¬ ling zyn geloof onderwerpen aan het gezag der Roomfche Kerk, een vast geloof hebben in de oppermagt van den Paus, in de Tranfubftantiatie, in het Vagevuur, in dc aanroeping der Heiligen en in den Beeldendienst &c. Dat een verftandig Protellant nu, alle deeze (tf) Het Leven van den Fitfchop Bedel, door B*rt:tt. A 5  19 Van het GELOOF. ze Articulen , met een goed geweeten belyden en geloven zoude, en een waar Papist worden, is iets dat zedelyker wyze onmoog]yk is; daar een Papist om Protestant te worden, niet anders te doen heeft dan aftezien van die Articulen , welke geen den minften grond, noch in de rede, noch in de Schrift, hebben , en zich alleen te hegten, aan het eerfte gedeelte zyner geloofs belydenis, aan het Formulier van Niceen, het welk dat der eerfte Christenen is. Welke dezer beide veranderingen of bekeeringen nu, is wel de meest redelyke, en de meest overeenkomftige met de H. S. ? Ik beroepe my op alle Roomfchgezinden, die vry van eenzydigheid en drift zyn, zelfs op den Heer O'Leary. II. VAN DE H. SCHRIFTEN. Niets is 'er waarop de Protestanten zich meer beroemen, dan op de overeenkomst hunner leere met de H. Schrift; ook is 'er niets het welk zy met meer yvcr alle zoorten van Menfchen aanraden, dan het leezen van het Oude en Nieuwe Testament Om de leezing dier boeken gemaklyk te maaken , hebben zy dezelve in alle bekende talen doen overzetten, men ziet dezelve in alle huisgezinnen, by Armen  Van de H. SCHRIFTEN. iï men zoo wel als by Ryken, en men leest dezelve in het openbaar en afzonderlyk. Dit is net het tegengeftelde van het gene in de Roomfche Kerk plaats heeft: niets is 'er waar tegen men in dezelve meer waakt, niets dat ftrenger aan het Roomfchgezinde Volk verboden word, danhetleezen derH.Schrift, (a) het zelve is aan niemand dan aan de geleerden , en in de taal der geleerde geoorlooft; en dan nog wel met deeze bepaling, dat zy in dezelve te verklaren, van den zin der Kerke, noch van die der Oudvaderen zullen afwyKen; deeze vryhcid nogthans, word ook nu en dan nog wel eens door een byzonder verlof van den Paus of Bisfchop aan byzondere leeden, echter altoos, met veel moeite, en bepaling, doch nooit aan het Volk in het algemeen, toegeftaan: de Kerk oordeeld deeze Boeken als te duister, en al te gevaarlyk, om in zulke handen gefield te worden. Dit vind men voorgefteld, en geleerd in een franfch werk, gedrukt te Parys op hoog gezag, en gefchikt om te betogen, dat het heiligdom voor de onkundigen moet gefloten blyven, en den Bybel aan het gemeene volk verboden, (b) „ Voltaire heeft in zyne algemeene Hiftorie j> gezegt (rf) Concik Trident. fes. IV. Deer. de canon, fcript. Index lib. prohib. Reg. 4. ( £) Le Sanftuaire fermé aux profanes , oü la Bible defenduau vulgaire: a Paris 1651. en 4to. avcc privilege & approbation des Docteurs en Theologie, dc la Faculté de Paris.  32 Van de H. SCHRIFTEN. gezegt, dat onder de Regering van den „ H. Lodewykinde 13e de Eeuw, een Kerk„ vergadering te Toulofe is gehouden, in „ welke voor de eerfte maal het leezen der „ H. S. aan den gemeenen Man verboden „ wierd: dit was zegt hy alle menfchen bele„ digen , en zoo veel als hen te zeggen, „ wy willen dat gy een Godsdienst hebt, „ maar het boek te leezen, waarin dezelve „ vervat is, verbieden wy U. (a) Ik haale deeze Schryver niet aan, als van eenig gezag zynde, maar als woorden van het gezond verftand. 't Is even zoo goed, als of Executeurs van een Testament een willekeurige befchikking maken over een Erfenis, en het Schriftelyk bewys, het welk den wil van den Testamentmaker in zig bevat, aan de kennis van den wettigen Erfgenaam, onttrekken. De Roomfche Kerk geeft voor, de eenigfte bezitfter te zyn, van den wil en het Testament, van onzen Heere Jezus Christus; zy onttrekt zoo veel haar mooglyk is dezelve aan het oog der wettige Erfgenamen. aan 't oog der Christenheid. Dus was het in het begin niet, en wanneer men aan Fenelon, de beroemde Bisfchop van Kamerik vroeg, „ in welken tyd, „ en om wat rede, heeft de Kerk de leekcn „ de H. S. verboden? antwoorde deeze uitmuntende Kerkvoogd ; „ Dat in de eerfte „ Eeuwen de leeken de H. S. ieesden, „ dat de eerfte Kerkvaders, het volk daar toe „ aanmaanden, datdeH.Chrifoftomus,allede }, Ket- O) Confi. Tolos. Csp. XIV.  Van de H. SCHRIFTEN. 13 „ Ketteryen en dwalingen aan het verzuim „ van dezelve toefchryft, dat zelfs de Kin„ deren, dezelve moesten leezen, dat de H. Hicronymus Lata aanfpoort, om die van „ haar jong Dochtertje te laten leezen; maar „ dat in het vervolg eenige leeken misbruik „ van de leezing gemaakt hebbende, de Kerk ,, nodig geoordeeld had, van dezelve niet dan „ met omzigtigheid te vergunnen (a ) „ en ,, het eerfte verbod van het welk hy fpreekt, js dat van Paus Innocent de III. in de 13e „ Eeuw, ter gelegenheid van de Waldenfen „ en Albigenfen. (fc) Erasmus zeide, „ Ik wenfchte wel dat de H. Schriften, in alle talen overgezet wier,, den. (c) En de woorden van deezen geleerden Man , wierden ten hoogften afgekeurd: wat? zeide men, „ zou een „ Vrouw, eenAmbagts-man iets van deH. S. „ weeten? Ja zegt Erasmus, „ laat den Land„ man, den Wagenaar, en den Leyendekker, „ de H. S. leezen " Dan de Sorbonne verklaarde volgens eenbefluit, van den i/.Dec. 1527. dit zeggen van Erasmus voor rukeloos, fchandelyk, en Ketters. Paus O) (Euvres fpirituelles de Fenelom T. IV. p. 241. (*) 1 bidp. 232. 235. c'etoit pour extirper, & Extcrminer ces Reformateurs en France, que St. Dominique établisfoit I'Inquifition. (O Erasmus inPnefat: ad Ma tb.  14 Van de H. SCHRIFTEN. Paus Clemens XI. behandeld op dezelve wyze de Hellingen van Pater Quesnel, die in de franfche overzetting van het N. Testament, met eenige Zedekundige aanmerkingen, gezegt had, „ dat het leezen derH. S. „ aan allen vryftond, —— dat de duisterhe„ den die daar in voorkomen, de leeken niet ,, ontheft van de verpligting om dezelve te leezen. — „ dat deeze leezing'te verbie„ den, zoo veel is, als het licht aan de-Kin„ deren des lichts te ontneemen, en hun aan „ een foort van uitbanning te onderwerpen." De drie Articulen , welke men uit het N. T. van Quesnel getrokken had, namentlykde 80, 81, en 83, wierden valfch, fchandelyk, ketters , en allergevaarlykst aan de Kerk door Clemens den XI. verklaard, in zyne berugte Bulle Unigenitus van den 8«. Septemb. 1713, bekend onder de berugte naam, van Conflilutie. De Roomfche Godgeleerden houden ftaande, dat de H. Schrift, alle, de ter zaligheid nodige leerftukken, niet in zich begrypt; en zoo het waar is, dat de leerftukken, begrepen in het twede gedeelte van het Geloofs Formulier van Pius de IV. ter zaligheid noodzaaklyk zyn, zoo zal het ook waar zyn, dat de H. Schriften ten deezen opzigten, gebreklyk zyn zullen; dan, van dit begrip was Paulus niet, welke in zynen tweden Brief aan Timotheus zegt. ( a ) „ Maar 2 Epift. Pauli. ad Tim. III. 14— 17. Tu vero permane in üs quae ' didicifti & credita funt tibi; fciens a 4 op de woorden van den Zaligmaker, by de inftelling van het Sacrament. Ten opzigte van het Brood zeide Hy, „ dit is myn „ Lighaam". en ten opzigte van den Beker. „ dit is myn Bloed", (a) Wy Protestanten verftaan deeze woorden in eenen oneigentlyken zin; het Brood en den Wyn,niet anders dan teekenen zynde, zinnebeelden van het Lighaam en Bloed van Christus, aan welke wy deel neemen,volgens zyn uitdruklyk bevel, ter zynergedagtenisfe (b) met geloof en dankbaarheid in de hoope, om ook te deelen, in het heilzaam uitwerkzel van zynen dood. De Roomfche Kerk neemt deze woorden naar den letter (c) en houd ftaande, datjezus Christus, ten opzigte van het Brood zeggende- „Dit is myn Lighaam, de zelfftandig- J} heid raj Matt, XXVI. 26-28. Mare. XIV. 22-24. (>) Luc- XXII. 19- Ccj Conc. de Trente Sesf. XIII. Can 4. B 5  16 Van de TRANSUBSTANTiATIE. heid van het Brood veranderde, in de zelf- Handigheid van zyn Lighaam. En ten opzigte van den Beker zeggende, „ Dit is „ myn Bloed, maakte dat den Wyn niet langer Wyn, maar wezendlyk zyn eigen Bloed wierd: wonderlyke leer voorwaar! volgens welke, Christus zyn eigen lighaam , en zyn eigen bloed in zyn eigen handen, en te gelyk aan zyneApostelen geven moest, terwyl de Apostelen het Brood en den Wyn, uit Christus hand ontfangende geloven moesten, dat zy wezendlyk het Lighaam aten, en wezendlyk het Bloed dronken, van hunnen Meester, welke zy levendig voor hunne ogen zagen. Wie kan geloven , dat zulke buitcnfpoorige begrippen hun in de herfens gekomen zyn? Buiten twyfel begrepen zy de woorden en het oogmerk, van hunnen Meester: En hoe toch zouden zy het Brood en den Wyn anders hebben kunnen ontfangen , dan als zinnebeelden van zyn aanftaande lyden? wy zien niet dat zy van hunne plaatzen opgeftaan zyn, dat zy zich ter aarde gebogen hebben , dat zy de iloffelyke zelfstandigheden hebben aangebeden, gelyk men in dc Roomfche Kerk doet.. 't Is waar in de Engelfche Kerk, ontfangen de Avondmaalgan • gers het Bondzegel geknield, maar zulks is niet ter eere van de zelfftandigheden : wy bidden Christus in den Hemel aan, terwyl wy zyn heilige inftelling eeren. Maar in de Roomfche Kerk, is het eenig en onmiddelyk voorwerp der kniebuiging , de zeil Handigheden , de Hosty , zoo als zy het noemen, die volgens de uitfpraak van die zelve Kerkvergadering, moet aangebeden worden, met die zelve aanbidding ,  Van de TRANSUBSTANTIATIE ij bidding,als die, welken wy den Hogen God, verfchuldigt zyn. {a) Het woord Transubstantiatie , word by de aloude, Kerkelyke Hiftoriefchry vers niet gevonden , ( b) Paschafim Radbertus , Abt van Corbia fchreef in de IX. Eeuw, eene verhandeling, over het lighaam en bloed van onzen Heere , in welke hy beweerden, dat „ het Lighaam wezendlyk in het Avondmaal „ het zelve was, het welke hy uit het Lig„ haam van Maria had aangenomen; dat ge„ kruist, uit den dood opgewekt, en tenHe„ mei gavaren was". Indien hy de eerfte uitvinder van dit mislyk leerfiuk nit zy, word hy ten minflen voor den eerften gehouden, die het klaar en uitdruklykJieeft geleerd en voorgefield, ter naauwer nood verfcheen het in. het licht, en wierd in de Christen waereld bekend, of het werd als een nieuwigheid aangezien , en onmoeten daadlyk eenen geweldigen tegenftand: Ratram een Monnik uit dezelve Abdy, fchreef tegen het zelve, gelyk ook Rabanus Maurus, Aards-Bisfchop van Maience, Bruno , Berengarius, en boven al Joh mnes Scotus Ca^ Concil. Trident. Sesf. Xlp. Can. 5. b) Zoo deeze leere der Tranfubftant>'arie, onder de aloude Christenheid had plaats gehad, hoe zoude dezelve nietdoorde |oden, en HcidenfchePhilofophen, endoor de Ketters zyn befpot geworden ; daar men nu niets diergelyks by dezelven vind, is het een zeker en klaar bewvs , dat dit Leerftuk , voor den tyd van Paschajius Radbertus is onbekend geweest ; het wanfchikkelyk woord van Tranfubfiantiatie, kwam niet dan twee Eeuwen daar na, en Bisfchop van Autun, was do Eerfte die 'er gebruik van maakte.  28 Van de transsubstantiatie. Scotus Erigena^een geleerd Ierlander, gunffr lmg van Karei den Kaaien, Kvzer en Koninjr van Vrankryk ; het Leerftuk nogthans , hoe dol en uitzinnig, won veld ; en het werd eindelyk in het Confilie van Lateranen , als een geloofs Articu! vastgefteld in het Jaar i 215 en Amalrik, werd levendig Verbrand om dat hyhetontkend bad. PausHonorius de IV. ftelde de aanbidding in, van het Sacrament, in het Jaar 1287. en Gregoor de XI. beval, dat op het geluit van het Belletje, en by de opheffing van de Hosty, hetVolkzoude knielen, de handen zamen voegen, en de Hosty, dat is te zeggen, den Ouwel, veranderd in Christus, Christus zelve, aanbidde. Maar wat bewys, wat zekerheid heeft den aanbidder, dat dien Ouwel, welke hem word aangeboden, de waaren Hosty, het wezendlyke Lighaam van Christus zy? De Tranfubftantiatie hangt af van de Heiliging; hoe weet hy nu, en hoe kan hy weten, of het brood behoorlyk geheiligt zy? De Priefter aan het Autaar keert het volk den rug; hoe weet het zelve wat hy doet, of wat hy zegt? de Sacramenteele woorden moeten ftü en* zagi («) uitgefproken worden , en met oogmerk om te heiligen, (b). Veel dingen worden'er vereifcht, zoo in den Mispriester als in de zelfftandigheden; het nalaten van een eenige van deeze vereifchtens, het gebrek van een eenige der vereifchte omftandigheden, maken dit Sacra- O) Concil. Tredent. Sesf. XH. C. 9. Can. 9. O) Ibid. Sesf. VII. Can. 11.  Van de TRANSUBSTANTIATIE. ïo Sacrament onvoldoende, en van geen waarde; en het volk in zulk een geval bid in plaats van de Hosty, niets dan een ftukje brood aan. Is dit inderdaad niet de allerlompfte afgodery? Ondertuslchen den blinden Roomfchgezinden, werpt zich op het zien der Hosty, zoo als die is , op zyne kniën, bid dezelve als zynen God aan , ontfangt dezelve in zynen mond, flikt ze in. Hoe ! zynen God? — Ja zynen God! want dus heeft het de Kerk van Romen begeerd. Het zoude niet zeer gemaklyk geweest zyn, Cicero yan de waarheid van dusdanig een leerftuk te overtuigen , hy dieCotta, dus fprekende invoerd. „ Ecquem tam ammtem ejfe „ put as qui Mud, quo vescatur, Deum effe cre„ dat?" Wie zoud ge zoo zot geloven te zyn, van zich zei ven te overtuigcrr,dat het geene hy opeet, een God waare? (a) Averroes eenMahometaansch Philofoof, zeide ten dezen opzigten „ Ik hebbe door zeer veel „ gedeeltens der Waereld gereist, veele on„ derfcheidenSeélens heb ik gezien; maar ner,, gens hebbe ik eene wet nog Secle zoo zot, », als die der Christenen gevonden, welke den ,, God, dien zy Eere en aanbidden, teffens „ tusfehen hunne tanden verbryzelen en infiok,f ken". (6) De Roomfchgezinden maken deeze Seften uit,de eenigfte onder de Christenheid, Ca) Cicero de NatiJra Deorum Lib. III. 5. 16. O) Vide Tillotfon Disc. 26.  30 Van de TRANSUBSTANTIATIE. heid, welke gelooft, dat men zynen God opè'ete. Dan het is niet mooglyk,datzy zulks wezendlyk en in der daad zouden geloven waar- dochisdenRoomschgezindenCAmtoj, die met een gezond verftand,en bedaarde zinnen zich zou kunnen overtuigen , dat, na de Hofly entjangen te hebben , hy zynen God, de Schepper der waereld . de Verlosfervanhet ganfche menfchelyk geflagt, in den mond, en vervolgens wezendlyk in de maag hebbe. . En is dit nogthansniet het wezendlyk en noodzaaklyk gevolg, der Tranfubftantiaüe? Gewis 'i is meereen zotte inbeelding, dan een waara^tig geloof want dit voor een wezend¬ lyk geloof te houden , is volftrekt onmogelyk. VI. VAN DE SACRAMENTEN. De Protestanten erkennen niet meer dan twee Sacramenten, den Doop namentlyk, en het Heilig Nagtmaa!, als de eenigfte door Jezus Christus ingefteld. De Roomfche Kerk heeft goedgevonden, om'er nog vyfbyte voegen, te weten, de Confirmatie, de Penitentie, het laat/ie Olyfel, de Ordenen het Huwelyk; welke alle, noch de wezend.ykc kenmerken van een Sacrament, noch het gezag der Heilige Schrift voor zich hebben. Dt  Van de SACRAMENTEN. 31 In de Kerk van Engeland word de De Doop. Doop , op de allereenvoudigfte wyze bediend; het Kind ontfangt de befprenging met water, in den naam van den Vader, den Zoon en van den Heiligen Geest; men voegt 'er het teken van het kruis by, doch de Doop zoude niet minder geacht worden, fchoon het teken van het kruis wierd naargelaten. De Doop by de Roomfchgezinden, word verrigt met een meenigte van kruistekenen; in de naam des Vader, een Kruis, des Zoons, een Kruis, des H. Geest, een Kruis. &c> kruisfen op het voorhooft van het Kind U)p de borst &c. de Priefter bezweerd Tiet Kind, blaast op het zelve, om den Duivel te verdry ven , en ingang te geven aan den H. Geest; hy legt een korn zout in den mond van het Kind, ter betekening van Wysheid; hy fmeert het de oogen en de neusgaten met fpeekzel, zalft het met de Heilige Oly en met Melk, en verrigt een menigte andere, even onnodige, en bygelovige Ceremoniën, (a ) met welken wy het geduld van den leezer niet willen vermoejen, Nu vraag ik aan een Roomfchgezinden, of hy gelooft, dat den H. Petrus, toen hy drie duizend Perzonen doopten, welke hy by zyn eerfte Predikatie bekeerde, alle die plegtig- heden Zie net Roomfche Misboek.  32 Van de SACRAMENTEN. heden gebruikt heeft? (» of toen hy den Doop bediende aan Corrulis den Hooftman; b, or Paulus, doopende het huisgezin van Stepnanus v c) aHe deeze dingen in 't werk fielden, en zoo zy zulks niet deden, waarom het de Koomiche Pnefters dan doen? De Trentifche Kerkvergadering verklaard den DooP noodzaakelyk tb! zaligheid(rf;den Heiligen Augustinus, doemt alle ongedoopte Kinderen , en dat ingevolgen de Erfzonde. De Kardinaal Spondrati in een Boek het welk hy geheel op einde der laatste Eeuw uitgaf, (nodus Ptcedefïinationis disfolutus) houd ftaande, dat de kinderen, fchoon ftervende zonder doop, echter in den ftaat der genade er* der zaligheid zyn. Zodanig een voorftel ergerde de Franfche kerk geweldig, weike aan den Paus fchreef, ten einde hy dat Boek wilde laten veroordelen, als Ketters. Ik wenfchte wel, dat elk verrtandig Roomfchgezinden, ernftig het gevolg, van het begrip der volftrekte noodzaaklykheid van den Doop overwoog. Wat Roomschgezinde kan dan zeker zyn, van niet in den ftaat der verdoemenis te wezen ? \olgens de leere der Roomfche Kerk, hangt zyn zaligheid af van het Bondzegel des Doops. Volgens de befluiten van de Roomfche Kerk, hangt de deugdlykheid van het Sacrament af yan het oogmerk, van dien, welke het bediend;en wie is de menfch, die'oor- declen Ca) Hand. II. 4I, W idem. Ca jr Cc) i Cor. i. v. 16. Cd) Sesf. VII. Caa-g.  de, SACRAMENTEN. 33 deelen kan van het oogmerk van een ander menfch ? Waar is de Roomfchgezinde , die zich ten vollen kan verzekeren, dat hy behoorlyk gedoopt zy? By gevolg kan by niet anders, dan zich in de verfchriklykftê onzekerheid bevinden cn in eene eeuwigdurende twyfeling omtrent het ftuk zyner zaligheid. Heeft de Roomfche Kerk Het Nachtmaal het- Bondzegel des Doops met een groot getal ydele en bygelovige gebruiklyheden. bezwaard; zy. heeft daar en tegen goedgevonden , het twedé Bondzegel, riamentlyk dat van het II. Avondmaal te ; verminken en eëne van deszelfs wezendlykfte, deeien aftefchaffen. De Zaligmaker het zelve inftellende, zeide ten opzigt van het Brood ! neemt , eet, dit is myn Lighaam; en ten opzigten van den Beker, deeze is myn Blted. drinkt alledatr uit. En het was geduurende veertien Eeuwen , het ftandvaftig gebruik der Kerk, dat alle de Chriftenen, het Sacrament, onder de twee gedaantens ontfingen ; tot dat in het Jaar 1414 , het Concilie van Conftans, door eene wezendlyke Kerkfchennis , dc Leken beroofden van het gei bruik der, Bekers , welke zy alleen, voor de Kerkelyke behield. Het bevel nogthans- van Christus is nadruklyk. Met wat recht en metr welk een gezag meenen dan de menfchen.toch van het te kunnen affchaffen?' Gewis zulks gefchicde niet met toeftemming van de ganfehe. algemeene Kerk: want geheel Duitichland, Vrankryk &c. deeden fterke vertogen tegen zulk eenen handelwyzc ; vooral de Bohemer i C voor  34 Van de SACRAMENTEN voor welken de voortreflyke Maximiliaan den II. de herltelling van den Drinkbeker, fchoon nutloos , verzogt ; en zints dien tyd is het Volk, van de helft van dit Sacrament verftoken gebleven.. Ondertuffchen belet dit niet, dat den dienfidoenden Priefter. naar den Wyn gezegend te hebben , altoos voortgaat met te zeggen: Neemt, drinkt allen daaruit; accipite, bibite omnes. is dit niet (met God en Menfchen fpotten? En wat reden toch geven de Vaderen, van dat Concilie, om hun beilfchendig bcfiuit optefchikken ? De vreeze, dat 'er met het overfyken van den Beker, geen druppel Bloed van Chriftus geftort worde, het welk van het allervreeslykft gevolg zyn zoude,- maar kan zulks niet insgelyks den Priefter gebeuren ? De Cardinaal Ballarmyn , verdedigt de nutteloosheid van den Beker, door eene andere deftige reden , zeggende : dat het Bloed een gedeelte zynde van het Lighaam , de genen die het Lighaam eet, ook teffens het Bloed drinkt. Maar de Jefuiten Vasques en Salmeron, niet te vreden met deeze reede, zeggen ons, dat den dienitdoende Priefter de Kerk vertegenwoordigt , en dat gevolglyk , wanneer den Priefter, de Wyn drinkt, de Kerk , (dat is te zeggen het Volk ) gehouden word , te drinken , en deel te hebben aan den Bee- ker. Doch op deezen wyze redeneerende, zouden zy het Brood insgelyks hebben kunnen onthouden. ■ . Bojfuet de berugte Bis- fchop van M'eanx, heeft nog vry iets geefti- gers,  Van de SACRAMENTEN. 3j gers,' dan dit alles uitgevonden : hy wil ingevolge de grondbeginzels zelfs der Proteftanten bewyzen , dat den Beker geen wezendlyk gedeelte zy, van dat Bondzegel, naardien volgens hunne toeftemming, iemand die een onoverwinnelyke tegenzin in den Wyn heeft, van het gebruik des Bekers kan ontflagen worden. Doch, dit zy eens zoo.—— De Blinden zyn ook ontflagen van het leezen der H. Schrift; — maar is dit een reden, om de. Schrift, aan alle die geenen , welken oogen hebben om te leezen , te onttrekken? Vïï. VAN HET VAGEVUUR. Een Vagevuur, of een plaats van ftraffe, tot welke alle Zondaars naar den dood, zouden verweezen worden, voor eenen bepaalden tyds' in het welk naar het getal, en grootheid der misdaden , zy met meerder of minder pynen zouden gekaftydt worden en in welke zy vervolgens, de voorwerpen van, het Godlyk* medelyde geworden zynde, toegelaaten zouden worden, tot dien ftaat van gelukzaligheid, tot welke den Menfch van den beginnen af aan voorgefchikt was : Zodanig eene plaats van zuivering (indien dezelve eenigen grond ii FiSn Lm XII. A?. 48- 2 Cor. s- 10, C 2  36 Van het VAGEVUUR. in de H Schrift had ,) zoude door de Protestanten kunnen toegeftaan worden. Maar het Roomfche Vagevuur, is van een ganlch anderen aart. Deszelfs plaats is niet bepaald; gy kunt het noemen,, het voorburg der Helle." (a) Het is gemaakt, noch voor de Propheten. noch voor de Apoftelen, noch voor diegeenen die uitgemunt hebben in heiligheid. Deeze naar hunnen dood, worden daadlyk ten Hemel ingelaten. Het is noch minder fcfchikt voor den ongelovigen, noch vóór de Ketters, noch voor overgegeven Boosdoenders, noch voor de Onderdrukkers der Kerke, die zonder Biegt fterven; deeze alle gaan daadlyk in den afgrond der Helle. Maar alle Roomfchgezinde, welke in den fchoot der Kerk geleeft hebben, gaan, zonder door tydelyke ftraffen, of door vrywillige boete , hier op Aarde, voor hunne Zonden voldaan te hebben, naar deezen tuffchenftaat. genaamt het Vagevuur, en moeten daar, in het midden van zodanige fmerten en pynen blyven, welken aan deHelfche, in grootheid, en zwaarwigtigheid gelyk ftaan, en met dezelve, in niets , dan in derzei ver duurzaamheid verfchillen; tot" zoo lange •«dat hunne Zielen gezuiverd zyn, van de fmetten, met welke zy zich in dit leven bezoeteld, en zy volkomen de voldoening hunner Zonden voldaan hebben. ( b) „ De Gebeden der gelovigen, zegt het Con- „ cilie O) Tillotfon. (b) Conc. Trid. Seff. rj, Caf... XVJ., de Jujltficatione.  Van het VAGEVUUR. 37 „ cilie van Trenten, en inzonderheid de Miffe, „ zyn tot een groote hulp , aan de Zielen in het „ Vagevuur." (a ) Is het dus te verwonderen , dat in de openbaare Misfen , geen het minfte gewag van bet Vagevuur gemaakt word? en dat men daar in geen een Gebed offerd, voor de Zielen, die in die plaats der pyniging lyden ? In de Canon der Misie , bid men-voor de levendige, en voor die, qui dormiunt m face, die in vrede ruften. — Quüscentibus in loco refrigerii , htcis et pacis , welke ruilen in de plaats van Verhvikk.ng , van Licht en Vrede. Ik vrage derhal ven. aan elk goedRoomichgezinden , welke die geenen dan zyn. voor welke hy bid, en welke naar hunnen dood . in zulk een plaats zich bevinden? De Heiligen in den Hemel kunnen het niet zyn; men doed geen Gebeden voor hun . maar wel aan hun. Het kunnen de verdoanden in cie Hel niet zyn; zy zyn de voorwerpen onzer Gebeden niet; het zyn nog minder de zielen in het Vagevuur: want het Room fche Vagevuur is gewis geen plaats van verkwikking en ruft. Ballrrmyn zegt, dat de ftraffe van het Vagevuur, de ailereyslyklte zyn. Atrocisfimas. — in genen deelen, met die welken men in dit leven lyden kan, te vergelyken. Een ar der Jefuit, (.iregorius van Valence, verbeeld dit Vuur, als een wezendiyk en ftoflyk Vuur. Dus is het niet om zich te verkwikken, ofomdeZielm vrede te doen rujlen. C iS f«) id. Se(j'. XXr. C 3  $8 Van het VAGEVUUR. 't Is zeker dat in de eerfte Christen tyd, de Kerk, gebeden voor de dooden offerden, zelfs voor de Profeten, Apostelen en Martelaaren; voor de grootfte Heiligen, ja zelfs, voor de gelukzalige Maagd Maria, de Moeder Gods. *De alleroudfte Kerkvaders geloofden , dat die welken in den Heeren flierven, niet daadlyk naar den dood , ten Hemel wierden opgenomen; maar dat zy, in verwagting derOpftanding, in eene plaats van verkwikking, hades, locus refrigerii, in een minder Paradys, in den fchoot van Abraham waaren : Zy baden dat hunne Zielen daar in rufte mogten blyven, de voorfmaak mogten genieten van eene volmaakte Gelukzaligheid, die zy verwagten, en volgens zommigen , deel hebben aan de ^™ Opftanding, in een Duizend -jaarig Ryk O) in het welk te dier tyd veele geloofden. Men ziet ten klaarden, dat de woorden , in het Misboek, qui dormiunt in fomnepaci?, eene toefpeling zyn, op die eerfte begrippen, en een klaare -blyk , dat het Misboek, voor de uitvinding van het Vagevuur is opgebeld ; en ondertusfehen behoud men die ouwerwetfche fpreekwyZe, enmenfpreekt ze uit in de Misfe, fchoon zy geen de minfte zin hebben , in den mond van een Roomfchgezinden. ° ■ Het Leerftuk van het Vagevuur, is een Fundamenteel Articul van de Roomfche Kerk, om dat er geen een voordeliger is voor dezelve; het O) Openh. Cap. XX.  Van het VAGEVUUR. 39 het is een goudmynvoor de Geeftelyke, een onuitputlyk fonds van Rykdom Hoe menig duizend Misfen, de duizende verdubbeld, worden 'er daaglyks niet uitgefproken, en ryklyk betaald , ter hulpe en verloffinge der Zielen! Dan hoe fteld het den Armen, en Behoeftigen , die buiten ftaat is om te kopen ? Deeze moet alle de ftraffen van het Vagevuur ondergaan , en zich vergenoegen tot den 2 November te wagten, op welke men algemeene Gebeden doed, voor alle de Zielen, voor de ganfche meenigte, der geenen, die ge^ ftorven zyn. Dat de Gereformeerden zich niet vlyen, van deel te hebben aan het Vagevuur, de Cardinaal Bellarmyn zal hun zeggen , „ dat alle de „ geene, welke geen Leden zyn van de Kerk (te weten van de Roomfche Kerk ), of die „ in geen Vagevuur geloven, 'er niet zullen „ inkomen": men laat daar niemand toe, dan de vroome Catholyken, 't is ook zeer redelyk, datzy, die 'er dc ondekking van gedaan hebben , ook alleen het gebruik van hebben. Nee invideo. c.a vin  VIII. OVER DE AFLAATEN, De Kerkelyke tucht, was in de eerfte Uiriften eeuwe zeer ftreng; de ergernis gevende zondaaren , wierden de Sacramenten en alle de voorrechten der Kerken onthouden! Straften van tien, twintig., ja zelfs van dertig Jaaren wierden voor Moorden, Over/pel, Af godery en Afval opgelegt , de Boetling kon met de Kerk met verzoend, noch tot de Sacramenten toegelaten worden , voor en aleer hy de hem opgelegde ftraffe voldaan , en de klaarste blyken, van zyn berouw en verandering gegeven had- •. . ; 6 In de volgende Eeuwen verzwakte de Kerk» me tucht; men óórdeelden het nodig, de tfrengheid , en langdurigheid , der boeten te matigen ,• en te verkorten: en dat was het, het welk men Aflaat doemden ; ■ het welk aan de Bisfchoppen wierd overgelaten , en zomtyds ook aan de voorfpraak der Biegtvaders, der Martelaars, of aan zommige Perfoogeftaan.an **** uitmuntende Heiligheid, toeIn het vervolg (maar niet voor de VU. of I n ^UWi v°nden de Bisfchoppen vanRoK:' T P^fen §eworden, goed, de uitifgeren * Aflaten >'a^ zichWn toe te  over de AFLAATEN. 4* Geen Leerftuk is 'er , omtrent het welk meer verwarring plaats heeft , omtrent het welk men meer oneens is , en meer twist, onder de Roomfchgezinden zelfs, dan over het Leeiftuk der Aflaaten. Men kan het aanmerken , als een toepasfing yan de meer dan geneegzaamen voldoening van Jefus Chriftus, van de H. Maagd , van Johannes de Dooper, van de Apoftelen , van de Heiligen , en van de Martelaaren ; eene toerekening aan de Zondaaren gedaan, by wyze van voldoening, voor de Zonden , door hun bedreven ; en dat onder zekere voorwaarden , welken wy daadlyk zullen aanwyzen. „ De Heiligen , zegt Bellarmyn, 'meer ,, gedaan en geleden hebbende, als noodzaak„ lyk was, om zich zeiven vry te koopen; kun„ nen hunne overtollige Werken, niet vergee„ ten noch verlooren voor God zyn ; zy ko„ men by Hem in afrekening, tot verligting 3, van de gelovige Roomfchgezinden , in „ plaats van boete in deeze, of in de toe„ komende Waereld, om hun uit het Vage„ vuur te verlosfen". — (a) Dat is het , het welk de Schatkift der Verdienften maakt, welke Jefus Chriftus, ter befchikking van dc Roomfche Kerk, dac is den Paus, (i) als hoofd der Kerk, en Stedehou: 4e? (a) Bellarm. de Indulg. (£J) ConcÜ. van Trentea Sesf. XXV. C 5  4% over de AFLAATEN. der van Jefus Christus gelaten heeft. («) Want de Bisfchoppen of Priefters , kunnen daar over geen hertelling maken, zonder toeftemming van den Paus. De Religeufe Ordens , echter beweeren, ook een diergelyke fchat van verdienftlykheden te hebben, verkregen door de uitmuntende heiligheid van zommige hunner Monnikken; deeze gebruiken ze ook, en draagen ze over aan zulke van hunne Boetelingen , die eenige giften aan hunne Kloosters gedaan hebben. Men moet bekennen Overtollige Werken, dat de Heiligen van de Roomfche Kerk , meer gedaan hebben dan God hun bevolen heeft. Doch God betuigd dat hy geen luft heeft, in die daden van eigenwillige Godsdienft, die Hy niet bevolen heeft; dat dezelven niet anders zyn, dan vugten van eene ydele bygelovigheid ; de Heiland zegt; „ te vergeefs eeren zy my, leerende, Lee„ ringen -. die geboden, en inzettingen van „ menfehen zyn". In vanum me colunt, docentes dotirinas & Prcecepta hominum. (&) En op welke voorwaarden geeft men die Aflaaten (a^ Deeze magt van Chriftus aan de Kerk gegeven, om aangaande de Aflaaten befcbikkingen te maken, kari met alle recht, nevens de Gift van Conftantyn den Groten, en by die van het Palys van Lateranen, aan Paris feylvcfter de II. gefteld worden'. O) Matt. XV. 9. Mare. VII. 7-  over de AFLAATEN. 43 Aflaaten , of die vergiffenisfen , welke in plaats van voldoening, en daden van berouw, moeten verftrekken? Dit gefchied doorgaans door 't verrigtcn, van eenige geringe plegtigheden , als, het bezoeken van eenige Kerken. — Een Bedevaart te doen , naar de een of andere Heilige plaats , of naar een Miraculeus Beeld. - Pater Nofters te leezen , &c. —— Maar de voorwaarde is zomtyds ook , het uitvoeren van fnoode daden. Als Rebellie verwek: en tegen den wettigen Souverein, wanneer het aan zyn Heiligheid behaagd heeft, denzelven in den Ban te doen. - ■ ■ Moord en Doodflag &c. van welke de gefchicdenisfen helaas! maar al te veel blyken en voorbeelden opgeven. De beruchte Hiftoryfchryver Vollen Aflaat. DuThou, tekend aan, datdc Aflaaten van Paus Leo den X., vergifnis der Zonden, en het Ecuwig keven beloven. Dat dezelve deGeldfomme bepalen , naar mate van het getal en zwaarwigtigheid der misdaden, (a) Niemand is onkundig van de onbetaamlyke en godslafterlyke uitdrukkingen , van welke den Dominikaan Tetzel, zich bediende , by de opveiling zyner Aflaaten, van het algemeen fchandaal het welk dezelve veroorzaakte, en welk onder andere oorzaaken, eene gelukkige Hervorming te weeg bragten. Dan O) Thuanus L. XI.  4* over de AFLAATEN. Dan dit heeft, den voordeeligen handel dep Aflaaten niet tegengehouden; dien fchanöclyken handel gaat nog met alle kragt zynen ouden gang , yder weet dat men voor weinig geld, en zeer goedkoop , niet alleen voor voorledene, maar ook voor Zonden die in het toekomende , nog moeten begaan worden, de vergeving kan verkrygen. Op dusdanig eene wyze gefchied die vergiffenis voor hon derd, voor duizend, voor tien duizend Jaaren. (fl) Het ganfche geheim beftaat daar in, dat de eerfte Kerk , boeten van zeer langen duur oplyde voor groote Zonden- Wanneer dus een Moord , by voorbeeld , een boete eischten van tien Jaaren, zoo had men, een Aflaat kopende voor honderd Jaaren , de vergiffenis voor tien Moorden , bedreven of nog te hedryven. De O) Men kan de origineel van zodanige Aflaaten te Romen gekogt, onder zommige Perfoonen in Ierland nosr vinden. * Men kent de Taxe van de Roomfche Canfblary in »t Latyn en Franfeh gedrukt te Leyden, naar het oorfpronkelyke gedrukt te Parys A-. 1520, met de Privilegie en de Wapenen van den Paus, en van den Koning van Vrankryk, aan 't hooft. Daar in ziet men alle zoorten^n u°"de^ en de ai!erysfelykfte Misdaden op prys geteld: beneJens de prys der kwytfchelding van vdere zonde bepaald; dit beruchte Boek, veroorzaakte zodanig een fchandaal tegen het Hof vanRom,en, dat het zich verpiigt vond , het zelve te verbieden : het zelve was zeer zeldzaam geworden, zoo dat men het in 't Franfeh Herdrukt heeftteLonden A . 1701 in 8vo. in 158 oladzyden.  over de AFLAATEN. 45 De Zaligmaker zegt j dat het fb'ezwaarlyk zy, dat eene Ryke, in het Koningryk der Hcemelen inga , Mat XIX. 33. Dit is by de Roomfche Kerk niet waar: een^Ryke kan goedkoop het Koninkryk der Heemelen ingaan. Een lugtige belydenis, een gering bewys van Berouw , en de vryfpraak van den Priefter , bevryd hem van de Helfche ftraf. De Aflaaten in dit leeven, de Misfen naar de dood gedaan, zenden hem regelregt naar den Hemel, of verzagt voor het minft, zyn fmert in het Vagevuur. Dat nu elk verftandig Roomfchgezir.de ernftig overweege; dat hy zie, of die Aflaaten , en Vergiffenilfen der Priesters, hem van eenig nut kunnen zyn voor de Vierfchaar van Jezus Christus; alwaar een yder zyn eigen laft zal moeten draagen, Vrius quisque onu: fuum portahit G*l. VI. : 5. IX. VAN DE HEILIGEN. Hier doet zich een ruim veld op voor de' Godsdienftigheid van aiie vrooms Rooifffch Catholyken. Zoo veele Engelen, zoo veele Heiligen, die met Chriftus in den Hemel regeerenden derhalveh ook zoo veel voorwerpen van  46" Van de HEILIGEN. van Dienft; aan welke men gebeeden offerd, van welken men hulp en dienft verwagt, en van welken men hoopt het Eeuwigleéven te verwerven. Maar hoe weeten zy, welke Heiligen 'er in den Hemel zyn, of die Heiligen hun hooren kunnen, of zy in ftaat zyn van hem te helpen? Hebben zy deswegen eenig getuignis der Schrift > tot gezag en grondflag van het ge- Zy hebben 'er geen één: — geen één ander dan het gezag van het Concilie van Trenten C a ); daar heeft men befloten. ,, Dat men 3i Misfen kan doen, ter eere van de Heili„ gen, om hunne voorfpraak te verkrygen. — si Dat de Heiligen aan God, gebeden voor de Menfchen kunnen doen- • Dat men „ hun moet aanroepen , om hunne hulp en „ byftand te verkrygen." (i) Is dit geen voorfpraken of middelaars by God maken, vlak tegenftrydig aan het geen Paulus aan Thimotheus zegt: (c) „ Daar is een God, en „ een Middelaar Gods en der Menfchen , de „ Mensch Christus Jezus; die zich zeiven gege„ ven heeft , tot een Randzoen voor allen." Geven nu de Heiligen zich tot een Randzoen voor ons? De , ■ O) Concil: Trident. Qb) Sesf. XX. Cap. g can. 5, idem Sesf. XXV. de Invocat, & Venerat, fanftorium. C^) 1 Tim. II; 5, 6. Unus enim Deus &hominum, homo Christus Jezus, qui dedit femet ipfum redemptioHem pro Omnibus.  Van de HEILIGEN. 4 - De Zaligmaker gereed (taande om dc Aarde te verlaten , en henen te gaan tot zynen Vader , zegt tot zyne Apoftelen. „ Ik ben de „ weg de waarheid en het leeven, niemand „ komt tot den Vader dan door my." Ca) Waarom dan willen dc Roomfchgezinden, door eenen anderen dan door Christus tot den Vader gaan" ? „ Voorwaar , voorwaar zegge ik „ u, „ voegt Hy 'er verder by " dat alles wat gy „ van den Vader zult begeeren in myncn „ naam, dat zal Hy u gecven." • Waarom zouden dan de Chriftenen, hunne Gebeden aan God, in eens anders naam, dan in den naam van Christus doen ? De Roomfche Kerk vergenoegd zich niet met van die Heiligen, zoo veele Middelaars en Voorfpraken temaken tusfehen God en den Menfch; zy maakt 'er daar en boven nog zoo veel Virlosfers en Zaligmakers van in het algemeen Gebed: by den dienft van St. Nicolaas op den 6 December, vind men deeze woorden • Ut ejus meritis & precibus a gehennce fiammis li„ beremur. Op dat wy door zyne verdienften „ en gebeden van de Helfche vlammen ver„ loft worden." Zoo wy nu door de verdienften van den rieiligen Nicolaas, of door die van eenen anderen, van de Helfche vlammen O) Joh. XIV: 6. Ego furj) via & veritas & vira . ncmo vemt ad Parrem niii per me. Cb) Amen, Amen, dico vobis, fféuN petieritis b) nomine meo;, Patrem, dabit vobis. Joh. XiV: 33.  4? Van de HÈILIGER ünen verloft wordèn,dan hebben deRoomfeh-, gezinden recht, om tot hunnen Zaligmaker zulk een Heilig te verkiezen als 't hun belieft zy hebben hierin de toeftemming van der! Kardinaal Ballarmyn, die de Heiligen onze Ver, loyfers noemt, non abfurdum erit , fi far.Üi viri Redemptores, aliquo moao dicantur. Qa) Doch de Heilige Petrus, heeft ganfch anders gefproken, wanneer hy Zeide (£) „ daar is geen „ andere naam onder den Hemel den Men„ fchen gegeven, door welken wy moeten „ Zalig worden: en hy kan alleen volkomen „ Zaligmaken, de geenen die door hem tot „ God gaan." (e) De g&nfche Roomfche Godsdienft , kan ge> volglyk gebragt worden, tot den dienft, en de aanroeping der Heiligen. Eiken dag van 't Jaar, is aan den dienft van den eenen of den anderen , dier Heiligen toegewyd, gelyk men in hun Dagregifter zien kan: alle dagen doet men eene Hoofdmis , in de eene of andere Kerk, ter eere van den Heiligen van dien dagen ingevolge van die Leer, word de eenige' Zoon, van God tot eene Offerhande, Zynen' Eeuwigen Vader, ter eere van dien Heilig op. geofferd. Men doet zelfs Misfen, ter eere van ingebeelde Weezens, van Heilige namentlyk, die 'er nooit geweeft zyn, als St. Lont giuns O) Bellarmin: delndulg: L: i. 4. CO Ad. IV. 12. , (O Heb. VII. 25. • j  Van de HEILIGEN. 49 ginos» op den 15. Maart, St. Urzel op den 21. Oélober | en meer anderen van hot zelve iöort. (a) By de A portelen en Martelaren voegt men in de Mis ook , Alexandcr Marcellus, Felieita, Perpetua, Agatha, Agnes, Cecilia, A- rièftalia &c. pkbs fuperum. Wie van de toehoorders weet iets, van al die Heiligen? en welke van de Priefters zelfs , kan 'er ons een goed berigt van geven? Is iemand begerig te vreten , om welke buitengemene verdienften , deeze en geene der grootfte Heilige der Roomfche Kerk , tot zulk eenen hoogen rang, in de Hemel verhe. ven zyn, hy leeze, de gulde Legende, door Jaques de Voragine, Bisfchop van Genua, gefchreven; de daden der Heiligen A&a Sanctorumy door Bollandus, en zyne volgers; daar zult ,ge de verbazcnfte - wonderwerken verhaald vinden, en zulke heerlyke verhalen leezen , alle zoo waaragtig als de duizend in eene Nacht Arabifche Vertellingen. . Alle Godsdienftige Roomfchgezinden hebben hun Patroon!, en byzondere Heilig, in den Hemel; die Heiligen hebben de befcherming, pver Koningryken, Steden, Famifien ; byzondere perfoonen; over de bezigheden § over de Ambagten en over de Ziektens &c.; St. Lucas is de Patroon der Doctoren, St. Yves (<0 Zie Mabillon ( een geleerd Eenediflyn ) de cuftu ignotorum Sanctorum. D  50 Van de HEILIGEN. Yves die der Advocaten, St. Crispyn van de Schoenmakers, St. Margariet is de Patrones der Kraamvrouwen , St. Apolonia van die geenen, die tandpyn hebben. Quisque Deam fibi invocet quam liiebit protititim. (a) r r Maar alle die eerbiedigheden , die men den Heiligen bewyft met eikander vereenigt, en zamen genomen, haaien op lange na niet by die, welke aan de H. Maagd Maria bewezen worden. Alle anderen genieten eene mindere eerendienft, en wel zodanig eenen, aan welke men de naam geeft van ' naamt word. Salva me Salvatrix, Rcdime me Redemtrix, Tu nos ab hofte protégé Et Hora mortis fucipe. (a) De Heilige Stephanus de eerfte bloedgetuige bcveelde zyn Ziel aan God, zeggende: Heere Jezus ontfangt mynen geeft ( k) Domine Jczu fuscipe fpiritum meum. En de oude Christenen zeiden in de uure des doods het zelve ; maar thans zyn 'er nieuwerwetfche Christenen, welke hunne Zielen, niet aan Christus, maar aan de Maagd Maria aanbevelen, zeggende hora tnortis fuscipe. In de voorgaande Eeuw was 'er een Hoogduitfcher, zelfs een Roomsch Katholyk, doch die deeze Afgodendienft geheel niet goedkeurde , en welke, eenen heilzamen raad aan de buitenfpoorige dienftverrigters aan de li. Maagd, ifi 't licht gaf. (O Dit werk veroorzaakte veel beweging, en ergerde Romen en Vrankryk ten hoogften, daar het veroordeeld werd, als veel verkeerde bewyzen en godloosheden in zicji bevattende,(trekkende tot omverwerping van de waare Eerdienft, aan de Moeder Gods verfchuldigt. De Jefuit Crasfet, fchreef O) Dienft van de H. Maagd. (*) Hand. : VII. 59(O Monita Salutaria Beatse Virginis &c. D *  5* Van de HEILIGEN. fchreef daar tegen een magtig groot Boek in quarto, ten tytel voerende, „ de waare Eer„ dienft aan de H. Maagd («)" gedrukt te Parys. met Privilegie en goedkeuring. In het zelve field hy de magt van Maria, byna gelyk, aan die van God, en zegt rond uit, 5, dat God geen genade aan iemand bcwyfï, j) als op haare tusfchenfpraak, dat zy haaren „ Zoon heeft geofferd, voor de Zaligheid „ der Menfchen". Een voornaam Prediker te weten Cheminais, vertegenwoordigt in een zyner Leerredenen, „ de Moeder van Jezus „ ftaande by het Kruis als haare toeftemming „ gevende, aan de Offerhanden van haaren „ Zoon , voor het heil der Waereld." 'r. Is waar zy ftond aan den voet van het Kruis en Chriftus zeide tot zynen Apoftel Johannes, „ziet Uwe Moeder." fjy beveelde haar als het voorwerp van zyne tedere liefde,en van Zyne zorge , maar geenzints als het voorwerp van Zyne aanbiddingi En wat zullen wy zeggen, van nog een ander Boek ter ze]ver tyd in 't licht gegeven door den Jefuit Barry, onder den tytel van.' „ den Hemel geopend, door honderd , zeer „ gemaklyk in 't werk te ftellen, Gods„ dienftige , verrigti'ngen aan de Moeder' „ Gods"? (b~) Honderd Godsdienflige verrigtingen .' Een laft gewis naar het J'chym , niet'gemaklyk uit te voeren; Maar de Jefuiten zyn nief 0 {a) De Ia Veritable devotion a Ia fainte Vierge. CO Le Ciel ouvert a' Phïlagie par cent devorions h Ia mêre de Dieu-, aifées a pratiquer.  Van de HEILIGEN. 53 nietonredelyk,zy dragen wel zorg van hunne Boetelingen niec al te zeer te bezwaaren; „ Een èénige van die Godsdienflige verrig„ tingen,' naar hunne keuze, uit die hon„ derd, zal genoeg zyn om u te behouden." De beruchte Pa. cal en Nicole, beide zeer yverige Janfeniflen, verwerpen dit Boek, en nogthans ftaan zy toe, dat het een zeer goede zaak zy, zyn toevlugt te neemen tot de welzalige Maagd in alle noden, en hebben medelyden met die Ketters, welke zich van zulk eene kragtdadige byfland beroven, (a) Dc H. Maagd Maria is niet flegts de Konin^ ginne des Hemels, zy is ook Koninginne op de Aarde; zy bcfluurt de Koninkryken en Kyzerryken. Ooflenryk is onder haare onmiddelyke befcherming. Lodewyk de XlII Koning vanVrankryk, fielden in het Jaar 1638, zyn Koninkryk onder de befcherming van de Maagd , Moeder van God. Lodewyk de XIV. deed het zelve (£) maar van alle die Eerbe-. wyzingen, is de allcrplegtigfle die van Cafimir Koning van Polen, die te vooren Jefuit en Cardinaal geweeft was. Zie hier het Compliment dat hy aan de gezegende Maagd maakt: Ik Johan Cafimir, die door uwe genade, en door die van uwen Zoon, de Koning der „ Koningen, Koning ben, neeme ü,my voor ,, Uwe voeten werpende, ten Befchermftcr, „ van myne Koningryken; lk verkieze U tot „ Koningen ^ Lettres ^rovinciahs Lib. IX. (£) Ha'rault, Abrcgé ChroiKlo^ique &c,, en Voltaira ficle de Lou.is A.IV. Ch. 1. D 3  S4- Van de BEELDEN. Koninginne van beide myne Ryken van 3, Polen en Lithouwen; Ik beveele myne „ ganfche magt, myn volk, en al de plaatzen „ van myn gebied, in Uwe befcherming; lk „ roepe Uwe goedheid en hulpe aan; Ik be„ loof in mynen naam, en in die van alle myne „ Amptenaaren en Onderdanen, Uwen dienft 3, te onderhouden, en Uwe Eere uit te bry„ den, in alle de Landen, die onder myne „ heerfchappy gelegen zyn." ( a) Had Mahomet derhalven wel ongelyk, en bedroog hy zich wel veel, wanneer hy zeide, dat de Drie-eenheid der Chriftenen beftond, in de" Vader, den Zoon, en de Maagd Mana ? Doet men aan Maria niet honderd duizende verzoeken, tegen één aan den H. Geeft, die met den Vader en den Zoon, Eeuwig gezegend en Verheerlykt zyn moet ? X. VAN DE BEELDEN. ■Van alle de gebruiklykheden der Roomfche Kerk zyn er geen die ongunftiger, en teffens natuurlyker bezwaren tegens hunnen Goddienst opleveren , dan deeze twee, namentiyk; de Openbare dienft in eene on- heCtf) Basnageannales desProvinces Unies: T. f. d aïi d'apres Puffendorif. Rerum Brandenb. Lib. VI.  Van de BEELDEN. SS bekende taal , zoo alierduidelykst ftrydende, tegen het gezond verftand, en alle reden, — en den Beelden dienst, zoo duidlyk in de ganfche H. Schrift verboden. In het Twede Wetgebod word gezegt, „ Gy zult U geen „ gefneden Beeld maken, gy zult U voor het „ zelve niet buigen, noch het zelve dienen." Ca) Maken nu de Roomfchgezinden zich zulke Beelden niet? Buigen zy zich niet voor dezelven? Vallen zy voor dezelven niet ophunne kniën ? Bidden zy dezelven niet aan ? Indien dit geen Afgodendienst zy, is het voor het allerroinften iets, dat 'er zeer nabykoomt en zeer fterk naar gelykend. Vader Le Comte een berugt Jefuit, zegt het zelfs in zyn berigt uit China, in deeze woorden: „ Gewis indien men, om van het „ Ro omfch Geloof te oordeelen, zich bepaald „ by het geene daaglyks in onze Kerk gefchied, „ zoude men moeten geloven, dat den „ Beeldendienst, niet alleen een bygeloof, maar „ daar en boven,eenewezendlykeAfgoderye, „ waare." ( b) Zeker zoude men het moeten geloven , en zoude men zulks niet met alle recht doen, wanneer men hunne Kerken en Kapellen, opgepropt met Beelden ziet, de Wvrook voor dezelven ziet rooken, de lfch3 ten (a) Exod.XX:4.nonfaciestibirculptile, nequeomnem fimilitudinem, qu» eft in ccelo fuper, &_qux inTerra deorfum, nee eorum quac funt m aquis lub terra; nou ïdoraHs ca, i.e ;ue coles. . (£) Louis Le Comte, des Ceremonies de IvUv.ne, Pag io.. D 4  56 Van de BEELDEN. ten ontftoken en de Roomfchgezinden /eerbiedig voor hun neergebogen, hunne Gebeden tot dezelve ziet opzenden. In alle Roomfche Landen vind men alom op alle wegen, Kruisfen en Kapelletjes, met de bee tenisfen, van den een of den anderen heilig: doch vooral van de H. Maagd Maria, houdende net Kind Jezus op haare armen. De Reizigers Kaanvoor dezelven ftil, werpen zich voor dezelven op de kniën, befproeijen zich met Wyb3tfl' *nrverrigten hunne Godsdienst aan het Beeld. Wat lomper afgodendienst verrigte men ooit onder het Heidendom ? h dit niet juist het zelve, het geen de Profeet het afvallig Jodendom verwyt.? „ Haar land is vervuld met Afgoden: „ Voor het werk hunner han„ den buigen zy zich neder, voor het gecne „ hunne vingeren gemaakt hebben; daar buigt ,, zich de gemeene man, en de aanzienlvke „ man vernederd zich, daarom zult gy het hen „ niet vergeven." ^a) ■ Deeze Christelyke Afgodcry, is als geêndt geworden op de Afgodery Van het Heidendom, zy wies trapsgewyze aan , naar mate dat het Heidendom, van welke zy eene naarvolging is, afnam. Aanhoudende gefchillen .ten opzigten van de Beelden , beroerde de' Kerk, gedurende de V. VI. en VII. Eeuw dezelve veroorzaakte alzints veele oorlogen en  Van de BEELDEN. en wreedheden , tot dat op het twede Concilie van ' Nicea A . 787 ', den Beelden-' dienft eindlyk wierd vaftgefteld, naar welken tyd het bygeloof het naauwkeuriginachtnam, en gedurig aan het zelve iets byvoegden. 't Concilie van Trenten, 't is waar, verklaard, „ dat'er noch Godheid, noch Deugd „ in de Beelden zy, dat de Eere die men „ dezelven aandoet, betreklyk zy, en zich bej, paald tot Jezus Christus, en tot de Apofte„ len, welke zy vertegenwoordigen" ( « ) doch niet te min zegt den H. Thomas d'Aquinas, die fchool Engel, met meer andere, Roomfche Doftoren. ,, Dat men aan de Beelden dezelve „ Eere verfchuldigt is, als aan die geenen welke zy vertegenwoordige." Indien het Heilige geweeft waren, zouden zy dan ooit toegedaan hebben, dat men hen Eerden gelyk men hunne Beeltenisfen doet ? De H. Apostel Paulus nochthans verhinderde Cornelius, van zich voor hem nedertebuigen. (Z>) Paulus en Barnabas riepen fterk tegen de' Lycaoniers, wanneer zy hen offeren wilde, (c) De Engel verbood den H. Johannes van zich Voor hem nedertebukken. ( d~) Waarom dan bewvst men die Eere aan derzelver Beelden. In- Qa) Concïl. van Trenten, fesf. XXV. O 1 Hand. X'. 25. 26. CO Hand. XIV: ii. (d) Apocal.XXII:8. D 5  $8 Van de BEELDEN. Indien die dienst niet, dan flegts betrekIyk zy; indien in de Beelden geen Godheid noch deugd, woont; indien zy nergens anders toegefchikt zyn, dan om de Ziel te verheffen, tot den geené*welke zy verbeelden, zoo zyn alle Beelden, tot dat oogmerk gefchikt. Maar wat moet men dan denken, van alle die wonderwerkverrichtende Beelden,, aan welken men zoo veel gelofte doet, zoo veel gefchenken geeft, en voor welke men zoo veel lastige bedevaarden verricht? Doen de Roomschgezinden niet alles wat zy zouden kunnen doen, indien zy overtuigt waren, dat zeekere deugd of Godheid in die Beelden was opgefloten? By voorbeeld, in dat van het H. Huisje van Lorette, door de Engelen, zoo men zegt, van Nazaret, op die plaats daar het tegenwoordig is, overgebragt, en welke Fabel, fchoon van alleRoomschgezinden verworpen, in de beroemde Jefuit Tursfelinus echter eene verdediger ge vonden heeft. Te Halle vind men nog een ander Beeld van de Maagd Mar;a, door Justus Lipfius geëerd onder de benaming van Diva virgo Hallenjis, de Godin of Godlyke Maagd van Halle: Dit kan niet gezegt noch verftaan worden, van de welgelukzalige Maagd zelve; nadien zy zoo min te Halle, dan ergens elders is; daar is derhalven dan gefchil over haare Beeltenis, aan welke Lipfius, zoo veel wonderwerken toefchryft,en geen minder van dezelve verhaald, Ji credere jas est en hoe veel Mirakelen, van dezelve zekerheid, verteld men ons niet van de Lieve Vrouw van Liesfe, van Zeil, van Marienburg &c. In  Van de BEELDEN. 59 ïn het Jaar 1724 heiligde Karei de VI.'ten einde eenen mannelyken Erfgenaam van den Hemel te verkrygen, een Beeld van de H. Drieëenheid, niet aan Gode, niet aan de Maagd Maria zelve, maar aan het wonderdoende Beeld van de Maagd te Zelle. (c) Zyt ge begeerig te weten op welk eene wyze men de Drieëenigheid verbeelden kan, zoo weet; dat op een der Markten te Weenen, eene groote en koftbaare Beeltenis der Drieëenheid ftaat, welke de Godheid verbeeld, houdende Christus in zyne Armen, en den H. Geest, die hen overdekt. Elk Roomschgezinde die 'er voorby gaat, buigt zich voor dat Meesterftuk van buitenfporigheid neder. Mevrouw Montague (i), fpreekt van een Beeld van de Drieëenheid te Regensburg, in het welke „ de Vader, gekenmerkt door eenen „ langen baart, Jefus Christus aan 't Kruis ,, in zyne eene hand houd, en in de andere den , H. Geest. " Daar nochthans de Profeet „ Jefaia zegt: Waar mede zult gy God vergely„ ken, of welke gelykenis zult gy Hem toe- , pasfen"? (O Enondertusfchen, wat Beelden en misfelyke Schilderyen, van de Godheid en der Heiligen, vind men in de Roomsch Katholyke Landen niet alom, voor welke het Volk tekenen van'tKruis maakt, en aan welke het Godsdienflige Eere bewyst. Maar (<0 La Lande , Hifi. de Charles VI. ( b~) In haare Brieven li. Deal P. 26, CO Jefaia XI. 18. &c  6o Van de BEELDEN. Maar zullen de redelyké Roomschgezinden zeggen, dat zyn misbruiken, en geen wezendlvke deelen van onzen Godsdienst. Gewis zvn het abuifen, en wel van het allerlompfte Yoort, die de Afgodery en Godslaftering zeer naby komen. Maar indien de Roomfche Kerk, dezelve als zodanig erkend , waarom beftryd en verbied zy dezelven dan niet? Datzyn van die dingen, welke zy 't meeft moeft, persqui & . impugnare, vervolgen en beftryden (a); die zy met haare vervloekingen moest overladen, met welke zy anderzints zoo gereed is tekens alles wat zy veroordeeld. Alle deeze bygeloyigheden integendeel worden te Romen, onder het oog van den Paus en van de Kardinalen verrigt: Wel verre dat dezelve daar zouden veroordeeld en verfoeid worden, moedigt men dezelve aan, door Aflaaten, die men aan dezelve hegt en daar op belooft. Wat eerbied betonen de Roomschgezinden niet, aan alle Kruisfen, die zy ontmoeten? Bewyzen zy geen Godsdienflige Eere, aan het Kruis (wat zeg ik aan het Kruis, aan het hout zelfs van het Kruis,; op den goede Vrydag? O Crux fanÜa, micansfuper omnia fidsra cali! Te Colo, tefateor, yenerans te pronus adore'. En in den Lofzang van het Kruis. 6 Crux O) Zie den Eed van alle Roomfche Bisfchoppen.  Van de BEELDEN. 6t 6 Crux , ave, fpes Unica. Hoe pajjionis tempore, Auge piis Jufiitiam, Reisque iona yeniam ! &c. (a) 't Is moeilyk om te begrypen, hoe het mogelyk is, dat redelyké Schepzels, van een ft.uk hout, de vergeving hunner zonden, en de vermeerdering der genade kunnen afwagten. Ik gegelove niet dat'erRoomschgezindezyn, dom genoeg, om hunne Gebeden te bepalen aan dat hout, voor het welke zy nederknielen, en hunne gedagten niet te verheffen tot die Jezus die gekruist is. Ondertusfchen blykt het klaar, dat het oogmerk der Kerke geweest zy, dat het kruis, ja het hout zelfs van het kruis, het voorwerp der aanbidding zyn zoude, waar aan die aanbidding zoude gefchieden; want op den goeden Vrydag, heft de Priester het kruis om hoog, vertoont het aan het Volk, en zegt : Ecce Lignum Crucis in quo falus mundi pependit. Befchouwd het hout van 't kruis, waar aan het Heil der Waereld is vastgchegt geweest- „ Ve„nite & Aderemus, komt en laat ons aanbidden. De Lofzang tot het kruis begind aldus } Crux fiedelis, inter omnes Arbor una nobilis: Nulla fylva taiem profert Fronde, fiore, germine, Dulce lignum, dulces clavos Dulce pondus fustinet, &c. Geen (a) Den Dienft op goede Vrydag.  62 Van de BEELDEN. Geen één van deeze woorden , boom, hout noch het geheel van dit Vaers, kunnen toegepast worden, op den geenen, die daar aan genageld geweeftzy, cn kunnen niet verftaan worden, dan van het hout zelfs van het kruis Dit is het, het welk, dit volgende geval no? beter zal aantoonen. In het Jaar 1683, öp goede Vrydag, riep, terwyl het Volk het kruis aanbad, in eene Kerk in Gascognes eenen zekeren Imbert, Prior en Doctor in de h! Godgeleerdheid, tegen al het Volk. „ De i, Roomschgezinden aanbidden Jezus Christus, „ in ce tegenwoordigheid van het Kruis , „ maar niet het geen hun voor oogen gefield „ word." De Parochie Priester riep daar tegen in met luider ftemmen. „ 't Is het Kruis „ neen neen, antwoordeDoctor Imbert, niet „ het hout, maar Jezus Christus." Om deeze woorden wierd den Doftor, voor den Aards bisfchop van Bourdeaux gedagvaart; hy be riep zich op het boek van den Bisfchop van Meaux, die de zaak op deeze wyze verklaarddan dit was gansch vergeefs, hy wierd van alle zyne Kerkelyke bedieningen ontzet, en met eene Eeuwige gevankenis gedry^t Daar ziet ge, wat 'er van de Heer Bosfuet' de onroengfte van alle de Controverfisten, en wat er van zyn voorftel van het Roomsch Katholyk Geloof, het bedrieglykfte van alle werken van dat foort, in der daad is. Maar wy hebben het allerfterkfr. bewvstan de Afgodery der Roomfche Kerk, en van de overtuiging, waar in zy zelve is, dat zodanig  Van de H. OVERBLYFZELS. 63 danig eene befchuldiging zeer gegrond is; in de uitlating, die zy heeft durven onderftaan van het twede Wetgehod, het welk zy in alle Cathechisme en in alle Godsdienstige handboeken , hebben uitgelaten, uit vreeze, dat de Kinderen, in dezelve, zulk een groot verfchil, tusfchen Gods geboden, en de gebruiklykheden hunner Kerk, niet merken zouden. XI. VAN DE H. OVERBLYFSELS. Daar zyn nog andere voorwerpen van den Roomfchen Godsdienst, omtrent welke nog bygeloviger, zoo 't mooglyk is, dan omtrent de Heiligen en Beelden, verkeerd word. Ik bedoele de Reliquien, zoo geëerd van alle goede Katholyken,ten einde het voordeel te genieten, der Aflaaten, belooft aan den dienst, die men dezelven bewyst. Men zoude geen einde vinden, indien men eene breedvoerige opgave wilde doen, van alle de Reliquien welke de Kerken van die gemeentens zich beroemen te bezitten. Ik heb geen oogmerk dat werk te ondernemen. Gy zult het verhaal en de befchryving daar van, in de werken der Roomsch Katholyken, en der Protestantfche Schry vers, vinden, die de Landen  64 Van de H. OVERBLYFSELS. Landen daar deeze Godsdienst de heerfchendc is, doorgereist hebben. De eerfte fpreken 'er van met de grootfte eerbied, de laatfte met de uitei fte verachting; en waarlyk zy verdienen niet anders, dan de befpotting, met welke zy overladen wordem De meeste zyn niet meer dan de allerlompfte bedriegeryen, toegeftemt en erkent zelfs, van de geleerde Roomschgezinden. „ En des niet tegenftaande verklaard het Concilie van Trente," dat men eene groote achting moet hebben, voor de heilige Lighamen der Martelaaren en Heiligen. - Dat God door dat middel byzondere genade aan de gelovige fchenkt, en dat degee- nen. welke dit ontkennen, dat men dezelve eere en achting bew3'zen moet, veroordeeld, en eene vervloekinge zyn. ■ Uit hoofde van -deeze, kragt van wet hebbende, uitlpraak , worden alle de beenderen der Heiligen, en alles wat men maar eenigzints Vcronderftellen kan, hun 't eeniger tyd toe behoord te hebben, wezendlyk of verzonnenL in kasfeii bewaard, of pragtig in Zilver, omzet met Edele gefteentens geplaast. Al die dingen fchryft men wonderwerken toe; men doet Bedevaarden hun ter Eere, en riien hegt Aflaaten, en de vergiffenis der'Zonden aan deeze Godvruchtige verrichtingen' vast; op plegtige Feestdagen fteld men deeze Heilige overblyfzelen ten toon; het Volk loopt tot dezelve, om hunne oogen te verzadigen; knield 'er voor neder, cn bedryft deswegen groote vreugde. Doch dezelve te naderen, aan^- te-  Va» de II. OVERBL YFZELS. 6j teraken, of eerbiedig te kusfen. Dat is eeri voorrecht, byzonder aan Prinfen , en Perfoonen van den ecrften rang geoorlooft, en het welk altoos agtcrvolgt word, van ongemeenë en aanzienlyke gcfchenken , voor de Kerk, die door dat middel fchatten heeft verkregen en op een geftapeld, welke fchatten dan ook in die Kerken aan een yder vertoond worden. Eens op een tyt had ik het geluk, om de overblyffels die in de Kerk van St. Servaas te Maastricht bewaard worden te zien, onder veele vreemdigheden, trok een zeker, zeer. mislyk gedraait gebeente geweldig myn aandagt tot zich, en de Geheimverklaarder ( a ) of Prebendarius, wiens post het is, de Reliquien te vertonen, zeide my dat 't het Kakebeen (£) was* Myftagogos.- CO Ik vinde in de Lyft der Reliquien, die in bbven-i gemeld Kerk van Sr. Servaas bewaard worden, wel een» Ribbe van een der Zeeven Slapers, maar geen Kakebeent vermeld. Het zal deBeminnarea van Antiquiteiten en Reliquien denke ik niet onaangenaam zyn, de geheele Lyst dier Kcrkfchat hier onder geplaatst te zien; men Ti'nd ia dezelve. N°. i. Hout v-an dc Ark van Noach. 2. Een Kruis van de Arke des VerbondS. 3. Een fluk van de Ribbe van St. Anna, Mócdtf van de H. Maagd Maria. 4 Een fluk van het Hooft van St. Jan raptist. 5. Een notabel fluk van het Kruis onzes Ileere. 6. Een fluk van de doorne Kroon. E W* P  66 Van de H. OVERBLYFZELS. was , van een der zeven Slapers. Maar wie toch a en die zeven Slapers? Vraagt 'er de H. N°. 7. Een fiuk van het Doek, waar in hy is gewonde geweest. 8. Een ftuk van zyn ongenaaide Rok, die met Hem opgeroeid is. 9. Een miraculeus Kruis van Ivoir, wiens voeten afgevallen zyn, naar dat zy de voeten hadden genezen van Heurvois , Hertog yan fieyeren, die met Flerezyn was gekweld. 10. Een Zilver Kruis gemaakt door den H. Lucas, dat de H. Moeder Gods gedragen heeft, op haare Maagdelyke Borften, en herwaarts overgebragt, van de Heilige St. Servatius , als hy van Jcrufalem in deze Contryen kwam. 11» Een fiuk van de Kolomme onzes Heere. 12. Een gedeelte van het Hair waar mede haar ge- benedyd Hooft is bedekt geweest. 13. Een ftuk van haare Klederen, 't welk ook van den H. Servatius alhier gebragt is. 14. Een ftuk van haar Hemd. 15. Melk van haare gebenedyde Borflen. 16. Een Ring van St. Peter. 17. Een fiuk van zyne Ketenen. 18. Een fiuk van zyn Kruis. 19., Het Hair van St. Jan Evangelist. 20. De regter Arm van St. Thomas. 21. Een ftuk van St. Andnes. 22. Een notabel fiuk van het Hooft van St. Paulus 23. Een ftuk van St. Simon en Judas. 24. Een merklyk fttfk van den Schouder van St. Bartholomeus. 25. Een fiuk van St. Pieter, daar St. Maternus ,mcde van den Dood opgewekt is. 26. Stukken van fommigc andere ApofteJen. N\ 27.  Van de H. OVERBLYFZELS. 6> H. O'Lcary vry na; want de zaak is ongemeen aartig. Ter N'. 27. Een ftuk van het Hooft van St. Stephanus dén cerfren Martelaar. 48. Een fiuk van het gebrade Vleefch van St.Laurerw. 29. Zommige Tandekens van de onnozele Kinder- kcns. 30. Zommige Reliquien van St. Blafius en St. Grc- gorius Martel. 31. Een Lighaam van een der uooo Maagden. 32. Een Arm van St. Mauritius. 43. De Ribbe van eene Martelaar der zeeven Slaper» 34. Een Tand van St. Cornelius. 35. HetLighaam en Hooft van den HeiligcnServatius, 36. Een Bisfchops .ctaf, hem van den Engel gege¬ ven te Tongeren. 37. Zyn Autaar Steen. 38. Twee van zyne Kelken, de eene voor gemeene Dagen, de andere voor Hoogtyden. 39. Zyn Pellegrims : tok. 40. Zyn Kroes of Kop van den Engel gegeeven Jjv Alfatie. 41. De Tand en Vinger van St. Nicolaas. 42. Een ftuk van het Hooft van St. Amandus. 43. Het Hooft van de H. H. Bisfchoppen MonuW phus en Goudulphus. 44. Hunne Cafuiffels. 45. De Tand van St. Lieve Bisfchop van Gent. 46. Een merklyk ftuk van't Hooft vanSt. Martinus. 47. Een ftuk van St. Medardus. 48. Een ftuk van de Casiüiffel en Dalmatica, van St. Lambertus. E 2 ff- 4P>  68 Van de H. OVERBLYFZELS. Ter ze] ver tyd deed men myzien, de beende • ren van een der Elf duizend Maagden, van welke men 49. Een ftuk van de Casfuiffel en Dalmatica, van St. Hubertus. N». sa. Een ftuk van de Dalmatica van St. Carolus Bolomeus. 51. Oly gevloeid uit het Lighaam van St. Catharina. 52. Een merklyk ftuk van het Hooft van St. Mar- gareta. 53- Van St. Lucia en St. Euphemia. 54. Een ftuk van de Kin van St. Agnes. 55- Een notabel ftuk van het Hooft van St. Maria Magdalena. 56. De Zalve daar zy de gebenedyde voeten, van ons Heer, mede gezalfd heeft. 57. Het Hooft van den H. Servatius, het welk den Doorluchtigen Prins van Parma, zaliger Membry, na dat hy de Stad Maastricht, ftormenderhand had ingenomen, heeft doen vereieren , met een fchoon en kostlyk Zilver Hoofd , verguld; 'twelk nogthans in kostlykheid geenzints te vergelyken is, ïpiet het geen dat ïh de Belegering van Maastricht verlooren is: om alle de kostelyke fteenen, daar het mede verciert was; als te weten, met om K trent 31 Saphieren, 62 Robynen, 53 Amaranden, 20 Dyamanten, 162 Paarlen, zoo groote als kleine, 122 Dobbletten, boven alle de Amathiste, Hyafinten,Topafen,en andere diergelyken. 58. Een Sleutel van een onbekend Metaal, door St. Pietcr aan St. Servaas te Romen vereerd, waar van veele zeldzaamheden verhaald worden. Adnteekming van de7iKcrtaaier.  Van de H. OVERBLYFZELS. 69 men dit verhaald: „ St. Urzcl Princesfe van „ Brittanje, verzcld met Elf duizend fchoone „ Maagden, ging een Bedevaard te Lande vcrrigten"; te Keulen gekomen zynde, wierden zy alle gemarteld, en door de Hunnen, Menfchen, die dus zeer wreed, en bittere vyanden, van de beminnelyke Sexe, moeten geweest zyn, vermoord. (0) Veel ligt, Lezer, twyffeld gy aan de daad; dan leest den geleerden Jefuit F. Crombach, die een magtig groot Boek heeft gefchreven , om deze vreemde overlevering te bewyzen. Vader Couplet, een ander Jefuit, fpreekt ook nog in zyn verhaal wegens China, van eene Chineefche Dame, een goede en zeer Godsdienflige Christinne, dieeenganfch byzondere eerbied voor St.Urzel, en haar Elf duizend Maagden, had: deze, naar het fchynd, nam haare Heilige in 'tgros. — En wie kan deeze gefchiedenis in twyfel trekken , daar de beenderen dier Heilige Martelarcsfen, nog te Keulen, alwaar deeze bloedige vertooning gebeurd is, te zien zyn. -—— Te Keulen, een Stadt der Roomfchgezinden, in welke men de meefte en verwonderlykfle Reliquien vind. Daar doch vind men de Hoofden der drie VVyze uit het Oosten, die het Kindt Jezus kwamen aanbidden (i) : de Roomfche Kerk heeft dérzelver getal op drie bepaald, hun tot Koningen verheven, en de namen gegeven van Kaspar, Melchior en Bah thazar. Daar kunt gy flukjei papir ko pe 3 CO Tollandus in 21 Octob. CO Mach. Xi: 1.2. E 3  7o Van de H. OVERBLYFZELS pen , of genezing aanbrengende kaartjes met dit opfchrift; „ dat deeze papieren de Hoof,, den der drie Koningen hebben aangeraakt, en een behoed middel zyn, tegens de Ziek„ tcns,'welke daar op vermeld worden, en tegens de gevaaren, en ongevallen op de ^ Reis." Ik kogt zodanig een Talisman van Papier voor een gering ftuk Geld; ik nam het met my, en naar de Zee tweemaal overgevaaren, en een groote weg te Land afgelegt te hebben, kwam ik zonder eenig ongemak t'huis. Is zulks door de kragt van deeze toverkaart ge* fchiedj dan ben ik de KoningenKaspar,Melchior, en Balthazar, daar voor ten hoogfte verpligt. Het geen nog verwonderlyker is, is, dat men in verfcheide Roomfche plaatzen Reliquien , vind die evenwezig dezelve zyn , en dé eene net zoo waar,net zoo zeker, en net zoo wezenclyk zyn als dc anderen; want Romen haat alle bedrog en fchelmerycn. Dus ziet men te Befancon, en te Turin, ( het KerklykHof, de Wet van evengelykheid, waren alle de zooBurgerlyke als Godsdienflige vryheid, zeer onderdrukkende; maar halen zy by de Inftelling van het H. Officie, en de Rechtplegingen der Inquifitie? ■ De allerhelfte Rechtbank, die de Herfens, of het hart der Menfchen ooit heeft uitgedagt; die vuuren, zegt men, beginnen flaauwer te worden. Gave God dat ze voor altoos uitgeblufcht wierden ! Men Ca) De tyding van deeze Doorluchtige daad, veroorzaakte te Romen, de grootfte vreugd, en Paus Gregoor de XIII. gebood een Proceflie als een Dankoffer, wegens de uitroeijng der Ketters, en men floeg Medailles, om de geheugnis van deeze afgryslyken dag, te vereeuwigen; zie du Thou. ' CO In 't Engelfch; the Star Qhamber, in 't Franfch: la Qhambre Etoilée,  BttfËN de KERK gièa ZALIGHEID. «3 Men moet toeRemmen, dat de Prcsbitrianen of Puritynen , zeer hart behandeld wierden, onder dc Regeering van Elizabeth, van Jacobus den Eerften, en de twee Kareis, Verfcheidcn onder dezelven wierden verpligt, of verkozen, hun Vaderland te \rcrlaten, om de vrye oefening van hunnen Godsdienst te kunnen oefenen, en om zich met bunre Familien, in dc Amerikaanfchc Wildernisfen nedertezetten. Geen, dier vervolgde, Disfidenten, gaat de Heer O'Leary meer ter harte, dan den bcruchten Wiljam Penn, „ welke" zegt „ hy," de halve Waercld waardig Is." Nochtans, dc Quaker Wi'.jam Penn, die gunftcling van den Hr.O'Leaiy- zou gewis té Romen zyn verbrand geworden , zoo wel als den ouden en braven Ridder Jan Öldccastle , t_ü trord Cobham, door den wredi-n Arimdel te Londen in het jaar I418. (a) Dan hoe word deezen Penn behandeld? Hy wierd by het Volk geacht, en door de Koning gelief* koost, dermate, dat hy hem,een Rreek Lands toeftond, van vyf graden van 't Coften naar het Weften, en van drie van 't Noorden naar het Zuiden, voor hem en voor dc zynen ten Eeuwigen dagen. Wat harde vervolging was dit niet! Lord Baltimorc een Roomfch- gezinde genoot eene diergelyke; hy verkreeg dc bezitting van de gcheele Provintie van Maryland ten Eeuwigen dagen ; aan deeze beide' overgiften, wierd een volkomen vryheid vari geweeten Die Arimdei, was Aards - Bisfchop van Cantef» bury, den trotften aller Prelaten en vervolgers. F 2  84 BUIXEN de KERK geen ZALIGHEID. geweeten vaftgehegt, met eene volkomen uitoefening, van hunnen byzonderen Godsdienst. Dezelve handelwyze had plaats byalle Disfidenten, die zich buitens Lands begaven , om de nieuwe Waereld te gaan bevolken; de Natie wees hun Landen aan, het Parlement gaf hun bewyzen, ter verzekering van hun eigendom, enbegunftigde hunnen Koophandel. De Heer O'Leary, diende zulk eene ontvolking te vergelyken, met die van een Millioen Franfche Proteftanten, op het einde der laatfte Eeuw, welke gedwongen, het geweld der Dragonders te ontvluchten, niet ontkwamen, dan met gevaar van hun leven, langs veele ongelooflyke moeilykheden , dwars door gewapende Legers, die de Frontieren omringden, agter latende hunne Familien , en Goederen, en in alle plaatfen van Europa de bewyzen brengende, van den geest der Roomfche vervolgzucht. (a) En watzalhy van de Paltzers zeggen, welke uit hun Land verdreven , aan de Koninginne Anna eene Befchermller vinden; en van de Saltzburgers, die voor nog maar weinig Jaaren geleden, op diergeJyk eene wyze zyn behandeld geworden ? Alle de arme vlugtelingen uit Duitfcbland , wierden naar America gezonden, om onder de Wetten van Engeland, daar het genoegen te hebben, van de vrye en vreedzame oefening, van hunne Godsdienst en van hun Geloof Een ("«") De Abt Choify, fprekenrie van Lodewyk den XIV. tekenende de herroeping van het Edikt van Nantes, zegt, door deze kleine penneftreek, beroofden hv zyn Koningryk van een mihoen Menfchen, en van twee Aonderd milioenen baar Geld. Memoirei de 1'Abbé Choify, Tom. II P. 36 & 39.  BUITEN de KERK geen ZALIGHEID. 8$ Een magtig groot en aanmerklyk verfchil, doet zich dus in deezen hier op. De Protestanten hebben, door eene buitenfporige en blinden yver, vervolgers kunnen zyn; maar dit zynde, handelden zy, en, tegen hunne Godsdienst en tegen de Chriftelyke Leere die zy beleden, welke alle wegen van geweld, in 't ftuk van Geloof verbied. Maar de Roomfchgezinden, moeten vervolgers wezen, zy moeten het zyn, om zich zeiven gelyk te wezen , en om niet tegens hunne eig.e leere te handelen; want alle Ketters vervolgende, gehoorzamen zy, aan de beveelen van hunne Kerk, en regelen hunne daden naar den Eed hunner Vorften, welke alle by hunne komfte tot den Throon zweercn, alle Ketters en Ketteryen te zullen uitroeijen (a) De O) De Eed , van den Koning van Vrankryk by zyne Kroning is deeze, lk belove in den naam van Jezus Christus aan het Chriflenvolk, dat my onderworpen, is van geheel uit myne Staatert te roeijen, alle Ketters die door de Kerk verourdeeld zyn ? Bosjutt, Poli-, tique de 1'Ecriture Ste. Tom. II p 73. 76. VUlaret Hift. de France Tom. XIV. p 43. Voyage du Roi Louis XV. a Rheims. Deeze Koninglyke Eeden dienen, om denzin der woorden, in den Eed van den Paus te verklaren, van Perfequi & Expugnabo ; die van den Koning van Schotland is by naar een en denzeiven. De Eed van den Grave van Morton, gedaan in naam van Jacobus den. VI. is: Ik Jacobus beloove oprecht, en voor God dat ik uit alle myne Landen, de Ketteryen en Vyanden van den waaren Godsdienst, die door de waare Kerk zullen overtuigt worden zulks te zyn, zal uitroeijen. Collection d'Anderfon rclat. a la Reine Marie d'Ecofle, Vol 11, hy de Kroning van de Koningen van Engeland is 'er ih hunnen Eed, geen fchyn offcfoaduuwj tot eene verpUgïing; van dien aart'. F 3  86 BUITEN de KERK geen ZALIGHEID. De Heer O'Leary zelfs geeft ons een doorflaanst bewys van het onderfcheid dat 'cr is, van onder eene Proteftantfchc of RoomfchgezindeRegeering te leven; hy die zoo vry van de Paufen en van hunne Ballen fpreckt, zoude hy zulks te Romen wel durven onderftaan, of in het een of ander Roomfch Katholyk Land? Hy is Roomfch, beweerd, en verdedigt zyn Religie; beftryd vrymoedig die van het Land, in het welke hy leeft; hy vald een Bisfchop der Nationale Kerk, een Prelaat geacht en achtenswaardig, zoo om zyne byzondere als Kerkelyke hoedanigheden, met geweld aan ; en geeft aan alle die hem tegenftaan, de allerhatelykite en beledigenfte benamingen. Ik vraag hem dus, of een Proteftant, in een Roomfch land zich bevindende, ooit het hart zoude durven hebben, en ongeftraft onderftaan, van tegen een Bisfchop van de Roomfchgezinden , zulks te onderncemen? Hier ftaat Zulks aan dc Hr. O'Leary vry, en doet het met die vrymoedigheid, die dc bepaalde Wet hem daar toe geeft, in een Protcftants Land, in het welke alle gezindheden de vryheid genieten van te fpreken cn te fchry ven , daar geen vervolgzuchtige gecstlykheid, en geen onderdrukkende Regeering is. Een verftandig Schryver heeft daar om te recht aangemerkt, dat de Engelfchc Kerk, aan alle trouwïooze en ongelovige zelfs zeer lief en aangenaam zyn moet, naardien'dezelve allermeest van alle bygeloof gezuiverd is ~- vry van den geest der vervolging, en de  BUITEN de KERK geen ZALIGHEID 87 de weldadigfte van alle Kerken: haare openbaare Godsdienst ademd niets dan toegeeflykheid en liefdadigheid omtrent alle, gelyk blykt uit haar Colle&c, of algemeen Gebed, voor de Menfchen van alle Raat. Dus luid het zelve: „ 6 God! Schepper en Bewaarder van het „ ganfeh Menfchelyk Geflagt, wy bidden U „ ootmoedig voor alle Menfchen, van wat „ ftaat of toeftand zy ook mogen zyn, dat het „ U behage hen Uwe wegen te leeren, en Uw „ heil aan alle Natiën te openbaren. Wy bid„ denU inzonderheid voor den welftand der „ Katholyke Kerke (a); dat zy beftuurd en „ geregeerd worde, door Uwen goeden geest, „ dat alle die geene welken belyden Chriftenen „ te zyn , mogen geleid worden, in den weg „ der Waarheid; dat zy het Geloof in eemg„ heid des Geest bewaaren, en ;de Heiligheid des Levens." En in de Kerkgezangen, f i ) „ Dat het U 6 God behage, de dwalende en „ afgedwaalde, op den weg der waarheid te „ rug te brengen, medclyden met alle \y Menfchen te hebben, onze vyanden, ' onze vervolgers , en onze lafteraars te ver" geven, en hunne harten te veranderen. En " op de goede Vrydag bidden wy, voor alle '! Toden, Mahomedanen, Ongelovigen en " J „ Ketters", ra") Dat is te leggen; de Algemeen*, voor het geheele Ligtaaarri der Chriftenheid, ran wat gezindheid of benaming, dezelve ook zyn, al die de naam van Christus aanroepVn, zyn Chriftenen alle die zyne geboden bewaare, goede en gelovige Chriftenen. (b) Litanien. F 4  88 BUITEN de KERK geen ZALIGHEID. ,, Ketters", geen één van alle die buiten de Kerk zyn word uitgefloten, gelyk als in de Roomfche Kerk, geen ééne vervloeking uitgebragt tegen die geenen, die met ons in zaken van den Godsdienst verfchillen. Honderde van Anathemaas, zyn 'er ondcrtusfchen door de Kerkvergadering van Trenten uitgefprooken, tegen alles wat maar eenig' zints Kettery genaamt wierd ("waar van 'er zommige zeer gering waaren ). Op witte Donderdag worden alle Ketters geëxcommuniceert , geanathematifcert, door den Paus vervloekt, en aan alle de Duivelen en Helfche pynen overgegeeven. Maar gelyk de Hr. O'Leary, zeerwel aanmerkt, alle deeze Anathemaas, zynkragteloze Blixems geworden Brutum Fulmen, en doen de Proteftanten geen leed; zelfs zyn dezelven bv de Roomfchgezinden, niet meer geacht. De geest van onverdraaglykheid, die zoo lang haare woede geoefend heeft, is, Gode zy dank, vry wat verzagt, in meest alle Chriften Landen. De Roomfchgezinde en Hervormde, leven op dit Eiland , of in andere plaatzen, onderling met elkander in vreede, vereenjgd door den band der Zamenleving, en der onderlinge pligten ; ja ik durf geloven en hopen, dat zy onderling, het onderfcheid hunner Godsdienflige begrippen, verdragen. Verfcheide Roomfchgezinden, dezulke namentlyk die redelyk zyn (en van deeze kenne ik 'er yeelen } voeden veel zagter en gunftiger begrippen,,  BUITEN de KERK geen ZALIGHEID. 83 pen, dan zy te vooren hadden, ten opzigten der Zaligheid, van de Gereformeerden; en ik hebbe reden te geloven, dat de Hr. O'Leary, zelfs die liefdcryke wyze van denken heeft; .(«) want hoe boos hy ook mag fchynen tegen den Bisfchop van Cloyne, en tegen Iheophilus, zyne Menfchlievenheid zal hem echter, denkè ik niet toelaten, van zyn ongenoegen zoo verre uit te ftrekken, om ze alle buiten het Koningryk der Hemelen te fluiten. C. Van des Paufen Oppermacht. De Kerk van Romen is wel het wonderbaarlykfte Gebouw, dat men ooit of ooit, in de Waereld gezien heeft. Zy is op wonderwerken en verbaazende dingen geveftigt; doch het wonderbaarlykfte gedeelte van dat Gebouw is het Hoofd zelfs, namentlyk de Paus. Een Menfch, dat nergens in, met een ander Menfch verfchild, het welk noch door zyn kennis, noch door zyn wysheid, (£) noch door zyne Deugden, eenigzints aanmerklyk is; O) Dc Hr. O'Leary wil ondertusfchen niet dat men hem voor eene Latitudinaire aanzie. (è) De beruchte Koninginne Chrifh'na van Zweden, zeide aan den Bisfchop Burnet, dat van de vier Paufen die zy gekend had. geen een éénige een gezond verftand gehad, hadde. Reizen van Burnet. F 5  go Van 's PAUSEN OPPERMACHT. is; (a) dat Menfch word eensklaps, door da keuze van eenige andere hem gelyk zynde Menfchen, een zoort van een halve God, gemaakt, of gelyk de Kerkleeraars zich uitdrukken. „ Nee Deus nee homo, neuter inter u)■> trumque. " Noch God noch Menfch, maar iets tusfehen beide." Een Onder God, (£) Stedehouder van Jezus ChriRus , Opperhoofd der Kerk Onfaalbaar Richter over alle gefchillen, bekleed met een gezag, boven di« van Keizers en Koningen, met de overheerfching der geweetens, en met het hoogRe gezag over tydelyke en geeftelyke zaken, (c) Zoo dra een Paus verkoren is, draagt men hem op de fchouders, men plaats hem op het hooge Autaar, van St. Petrus, daar alle de omftanders, groot en klein hem met hunne aanbidding komen vereeren; en de vreugde, welke men te Romen by die gelegenheid verrigt , zyn niet ongelyk, aan die, welke den Egyptenaar, ten tyde, wanneer men den God Apis gevonden had, bedreef. Wat ( a ) Guichardin berucht Italiaans Hiftoriefchry ver!, zegt, men acht die Paufen de beften, welke de allerergfte der Menfche niet zyn. Qb) Stapleton in de opdracht van zyne Werken aan Gregorius den XV. noemt hem: San&ijjimus & Beatiffimus Pater, Pontifex optimus maxi mus, planeque fupremum in terra Numen. Zyne. Werken wierden te Parys gedrukt, in vier Deelen in Folio, in het Jaar lóio . Zie ook het opfchrift, op het Autaar Paulo Pio vice Deo &c het leven der Bisfchoppen p 306. CO Lees het Leven van Bonifatius, den VIII.  Van 's PAUSEN OPPERMACHT. 91 Wat moeten de Cardinalen toch wel by zich zeiven denken , wanneer zy naar veelvuldige geheime afinraken, (a ) in het eind, dien nieuwen onfaalbaren Menfch gemaakt en verkooren hebben ? Wat moet Hy zelfs, niet wel van zich zeiven denken, wanneer hy tot zich zeiven,zeggen kan: Ego fumPapa. Gewis het is byfter moeilyk te begrypen! Zy zien hem, en hy ziet zich zelve, nog als denzelve, indien Hy naar zyne verheffing maar nog niet erger word; waar van de gefehiedenisfen der Paufen, maar niet dan te veel voorbeelden aan de hand geven, (i) Het is waar; de magt en weezendlyke grootheid van den Paus, zyn thans vry wat minder; zy hebben niet meer dan de fchaduuw, van 't geene zy te vooren waren; „ de Paus, zeide Montesquieu, is een „ ouden Afgod, die men den Wyrook nog uit gewoonte toezwaaid: ( c) te vooren was hy den Koningen en Vorften ontzaglyk; „ want hy friet dezelve met zoo veel gemak „ van den Throon, als onze Sultans, dc Ko„ ningen van Imirette en Georgicn afzetten; „ maar men vreest hun thans niet meer." (d) Echter bewyrookt men hen nog alle dag. Al het oudeGochel-Spel oefend men nog, tot op den huidigen dag. Hy -eifchtnog op den duur, het opperbeftuur der Kerke, de üitflüii tende £ie de gefehiedenisfen der Conclaven, 1 b) Zie het geen Mainbourg heeft gefchreevei) van Paus Urbanus deVl in zyn Hul, du Grand Schisme d'occident, p 55 , & du Thou, over denzclven Paus, en over meer anderen. 1 t) Lett. Perfannes, 1, 22. («O Aft. X. 25.  92 Van 's PAUSEN OPPERMACHT. tende bezitting, van de fleutelen des Hemels als opvolger van den H. Petrus, die dezelve van Christus had ontfangen. Wat zoude, indien deezen Apoftel, die niet wilde gedogen, dat de Hoofdman Cornelius, aan zyne voeten viel (d), eens uit het Graf opftond, niet verwonderd* ftaan, ziende zich tot de hoogfte waardigheid, en tot Prins der Apoftelen verheven, Prinfen en Koningen voor hem de kniën buigen . en zich van dezelven eerbiedig dienen. Jezus zeide tot Petrus, weid myne Schapen, (a) en door deeze woorden, naar de uitlegging van Romen, heeft hy deezen Apoftel tot Prins der Apoftelen verklaard, en hem de oppermacht, zyner Kerk opgedragen. De Paus als opvolger van Petrus, matigt zich dien zeiven Rang, en die zelve macht aan, eigend zich den tytel toe, van eenifte Herder, en algemeen Bisfchop van alle Kerken ; de andere Bisfchoppen zyn flegts gemagtigde, en het Confilie van Trenten, heeft dus de uitfpraak gedaan. Dit is het, het welk Philippus de II. Koning van Spanjen, ten opzigten van de Bisfchoppen deed zeggen, dat zy als Bisfchoppen naar het Concilie van Trenten gegaan waaren, maar dat zy enkel als Priefters waaren te rug gekomen. De Bisfchoppen bezitten hunne Bisfchoppelyke ftoelen, door Gods genade en den Apoftolifchen Stoel, en doen by hunne inwyjing aan den Bisfchop van Romen den Eed. Die Eed heeft groote bepalingen, in die Koningryken, daar de Prelaten, hunne Bisdommen la) Joh. XXI. 15. 16. j7.  Van 's PAUSEN OPPERMACHT. 9$ men van den Monarch ontfangen, en niet anders dan dc goedkeuring van Romen van noden hebben, die dezelve zonder veel zwarigheden te maken toeftaat, mits betalende de Regten. (a) Maar de Bisfchoppen in Partibus, zyn nog ongelyk meer aan den H. Stoel onderworpen , en hangen onmiddelyk van denzelve af, van denzelve hebben zy hunne Bisdommen, en weten beter dan iemand, tot welk eene trap hunne Eed, hen onderwerpt, aan dcszelfs volftrekte beftuuring. Ik zal niet fpreken van die macht van dispenfatiedie de Paufen zich aanmatigen, en die de Geeftelyke Rechtsgeleerden, huntoeifaan, vermits dit een onderwerp van gefchil is, onder dc Roomfchgezinden zelfs, het welk men zeer verfchillend, aan deeze, of aan de andere zydc der Alpifche Gebergtens befchouwd. Men kan ook nog zoo veel zeggen ten opzigte van de onfaalbaarheid van den Paus die zy ten huidigen dagen nog volftrekt Ruande houden, en welke naar veel twiRens, de Gallikaanfche O) Te Romen gefchied alles om Geld, de Gierigheid van dat Hof is bekend, gelyk als al die oude gewuontens, en nog veel meer andere hedendaagfche bewyzen. Accipe , cape, rapé ; funt verba placentia Papas-— Rome manus rodit, quos rodere non valet odit Dantis cuftodit; non dantes fpernit & odit— C b) De Heer O'Leary gelooft het niet; en ik nog minder: dan, 'tzy wy zulks al of niet geloven, 't is niet re min het Leerftuk yan zyne Kerk.  94 Van 's PAUSEN OPPERMACHT, Gaïlikaanfche Kerk, eindelyk heeft erkend-, als blykt, uit het gebeurde ter gelegenheid ' van de vyf befaamde Articulen der Janfenisten (a) 5 welke door eene Bulle, als Ketters zyn veroordeeld geworden. De Geeftlykheid van Vrankryk, ten minften den grootRen hoop derzelve, nam die Bulle aan, in zoo verre dezelve de Leere betrof, ten aanzien der veroordeelde vyf Articulen; — doeh aan den andren kant ftaande houdende, dat deeze voorftellingen, in het werk van Janfenius niet te vinden waaren; de Paus, daar en tegen dreigden een yder, welke ontkennen durfde, dat 'er deeze voorftellingen in gevonden wierden, met den Ban, na dat Hy gezegt had, dat zy 'er in gevonden wierden; hy hield Raande dat Hy denonfaalbaarenRichter was, de fatio, zoo wel, als de Jure, in zake van daad, zoo wel als van Leere, en de Geeftlykheid zag zich verpligt, zich aan die uitfpraak te onderwerpen. Al de madht, al het gezag, het welk de Paufen bezitten , word volgens hun begrip afgeleid, van Jezus ChriRus, en deszelfs Apoftelen, door eene onafgebroken opvolging. (£) Maar van alle deBisfchoppelykeStoelen,heeft die van Romen het minfte recht, van naar zulk '.?'.. !> rJ ip van Ypercn overleden A". 1638 ; zyn ;et :eld> Auguftinus, kwam in 't licht A°. 1640; ta . 5 naar, een Eeuw, een onderwerp geweest, der ali rhcvïg-fte tegenkantingen - (h) Het Priefrérfcbap der Jooclfche KcrT:, had de op"' •••• 'ï-t g«flagt, van Aaron, maar in de Chriften- fieid is het Pnefterfch'ap verkieslyk.  Van 's PAUSEN OPPERMACHT. 95 zulk eene opvolging te ftaan. Zy mift in het grondbeginzel, vermits'er niets zoo twyfelagtig is, dan de komR van Petrus en zyn bediening als Bisfchop te Romen, en niets zoo onzeker dan alles wat de Eerfle Bisfchoppen betreft; bovendien, wat fcheuringen, zyn 'er niet in de Roomfche Kerk voorgevallen, en nooit een eenige, die zonder bloedRorten geëindigt is! De Stoel zelfs heeft ganfche Jaaren opcngeRaan, in welken tyd, ten minde de opvolging is afgebroken geweeft. En wat onderging dezelve ten tyden van de groote fchcuring in hetWeRcn, welke meer dan vyftig Jaaren geduurt heeft, (a) Waar was toen ter tyd de Stedehouder van Jezus Christus, den opvolger van Petrus, en den onfaalbaaren Rechter der gefchillen ? Was hy te Romen of te Avignon, toen de Paufen van die twee Stoelen, den een den anderen, met alle hunne aanhangers, in den Ban deden? De gehecle Roomfche Waereld was toen onder de vervloeking, en in den Raat van verdoemenis* Was ook die voorgewende Heiligheid der Paufen, in de !Xe. en Xe. Eeuwen, niet verre te zoeken, toen Formofus den cerftcn, en zyne opvolgers, den Stoel van den H. Petrus bezaten, toen Johannes de XK Paus verkooren wierd oud zvndc 25, Tohannes den XI!a. 18, en Bencdictus den IX". iz Jaaren? (b ) De Kardinaal Baronius teld tien Paufen van dat foort, en noemt zelfs dezelve monRcrs van O) In 't einde der XIV. Eeuw. 0)_Alle in de X . Eeuvf.  )6 Van 's PAUSEN OPPERMACHT. het Menfchelyk geflagt, van een ganfch ongebonden en losbandig leven. Alle die geenen welke ooit de gefehiedenisfen derPaufen gelezen hebben, kunnen niet onkundig zyn, hoe veelen 'er niet geweeft zyn, van welke men het zelve konde zeggen. Een voornaam Schryver, heeft ons de volgende Beeltenis, van die hoofden der Kerkallereigenaartigft gefchetft. „ De Paufen, „ zegt hy , wierden geduurende veele Eeu„ wen, niet, dangewapender hand verkoren, „ en de Volkeren en Vorften waren zoo „ dwaas, dat een valfche Pausy door hun er„ kend, van dat ogenblik af aan, en den Ste„ dehouder van God, en een onfaalbaar „ Menfch wierd. En in plaats van deezen on,, faalbaaren Menfch aftezetten, eerbiedigde „ men, het kenmerk der Godheid in zyn op„ volger. Deeze Goden op aarde, nochtans, „ beurtlings moordenaars en vermoorden, ■ „ vergiftmengers en vergiftigden hunne „ Baftaarden verrykende, en befluiten ge„ vende, tegens de ontucht; vloekende de 3, Tournooyfpelen, en voerende alom den „ Oorlog; Koningen afzettende, en vergif„ fenis der Zonden aan 't Volk verkopende; „ waaren te gelyk, de fchandvlek, defchrik, „ en teffens de Godheid van het Roomfch „ Europa." Indien nu de Heer O'Leary, met dit fchildery niet mogte te vreden zyn, dat hy vrybeproeve, een ander en meer gelykenend te maken. Hoedanig  Van 's PAUSEN OPPERMACHT. 97 Hoedanig nochthans de Paufen ook waren, Zy hadden echter het middel gevonden , om hunne macht, verre boven die van Keizers en Koningen te verheffen, en over Keizer- en Koningrvken, uit hoofde van hunne tydelyke en geèftlvke Oppermacht, befchikkingen te maken. ïn dc XIIe. Eeuw, begeerden Paus Adriaan de IVe. het opperbewind over alle de Eilanden, en uit hoofde van deeze overweldiging, deed hy aan Hendrik de Iie. Koning van Engeland, afRand van Ierland, ten einde om, gelyk hy zeide, de gebreken uitteroeijen, die 'er in dat Eiland heerfchten. En welke waaren die gebreken? De grootRe in het oog van Romen, was, de tegenftand en de verzettin^ van deIerfcheGeeftlykheid, tegens de eifchen en Bullen der Paufen; want van alle Chriften Natiën, heeft de Ierlandfche zich het alleiiangfte verzet, tegens alle hunne Tyrannifche geweldenaryen. Men ziet zulks zelfs in de XI !e. Eeuw, ten opzigte van de viering van het Pafcha. Waar omtrent men het fchoone Werk van UJeriasPrimaat van Ierland , over den Godsdienst der Ierlanders, te lezen hebbe. De Ierlanders ontfingendeChriRenleer, van hunnen eroten Patriarch, den II. Patrik, en nooit was het ChriRendom zuive*der en aanzienlyker dan by hen, zoo lang als zy de Leer, die de H Patrik hun geleerd had, bewaarden, en dezelve, tegen het bederf en de bygelovigheden van Romen befchermde. Zyn naam, is nqg ten huidigen dagen in groote achting, bv de Roomfche Ierlanders, maar zyn Godsdienst is 'er genoegzaam geheel vergeeten. G  98 Van 's PAUSEN OPPERMACHT. Het twede gedeelte van de Geloofsbelydenis van Paus Pius de IV*. kon noch het Geloof noch de Godsdienst wezen van den H. Patrik; want ten zynen tyde was dat van Nicea, de eenigfte belydenis van de Roomfche Kerk.(a) De H. Patrik, heeft de Chriftenen, van het lezen der H. Schrift, niet kunnen afleiden, noch hun daar van beroven ; fj l) want hy leerden ten tyde van den Heiligen Auguftinus, Chrifoftomus, en Hyronimus, die aan alle Chriftenen, met allen y ver aanrieden, dezelven naarftig te lezen, in de gemeene taal. De H. Patrik kon geen denkbeeld hebben .van de Mis, en van de aanbidding van den Ouwel, (