DRIE KERKELYKE REDEVOERINGEN, t VAN J 0 HA N NES CLAESSEN, 3.3.abK)"I',;j r•«5(<■;nognoL-toc.'fiivoD /feri: Leer aar te Leerdam, in zyn verblyv te- Amll'ehhm> ah Eerfte Correspondent van de Zuid- op de A'oord* Iiollandfche Synodus uitgefprooken. DE EERSTE. TE A.VS TELD-AM, OP DEN EEKSTEN AUGUSTUS, - . ■,,/-•■. • ■ • ':•••*'• • ■ DE TIF EDE,TE SLOTERDYK, OPDENAGT. STEN DITO. DE DERDE TE SLO TEN, OP DEN FTF-EN. TWINTIG STEN JULT, mdcclxxxiv. OVER MATTH. XI: 12. JOSUA V: 13-15, 1 JOHANN. II: 28. Te A M S T E L D A M by MART INUS de BRUYN, Op het Rokkin , tusfchen de Gaper- en Duifjes -Steegeu.  Gevifiteerd en geapprobeerd, door de E. E Hee-. ren Vifitatores Librorum van het E. CJasfis i van Buren, den 21 Augustus 1784. JOH. THEOD. PETERSEN NOBBE, Predikant te Zyderveld. PETRUS JOHANNES MONHEMIUS ,, Predikant te Burenmalsfem. REINIER GODFRIED BARTZ, . Predikant te Leerdam,  By den Drukker dezes, is thans te bekomen: HET A. B. C. VAN HET CHRISTENDOM, D A T GELEERD WORD IN HET KRUIS-SCHOOL VAN. * CHRISTUS, OVER. MATTH. XVI. 24. Doe feyde Jefus tot fyne difcipekn, zoo yemant achter my wil komen, die verloochene hem zeiven, ende neme zyn kruys op, ende volge my. DOOR JOHANNES C LA ES SE N, Kerk Leeraar te Leerdam. NIEUWÏ UITGAAVE. In groot Oftavo, de Prys is ƒ— :i6: —  Het z*e* gelykend POORTRA IT van den WelEerw.Heer JOHANNES CLAESSEN, naar het leven getekend en in *tKoper gegraveerd wordende door de kunstryke hand van den be. roemden Graveur R. ,V-I N K E L ES, zal mede zo ras cene keurige uitvoering toelaat, by den Drukker dezes het licht zien , en daar het getal der Liefhebbers tot dit Pourtrait groot is, worden zy, die zich van eerfte en beste Afdrukken willen voorzien, verzogt, zig ten fpoedigften by hunne Boekverkoopers, of den uitgeever aan te melden, züiiëndc de eerfte Bcfpreefcers, de eerfte en befte Afdrukken ontvangen. NB. Dit Pourrrait is médë zeer- geknikt èrrf voor 's Mans Schriften geplaatst te worden. i» «l i De Conditiën of voorwaarden waar op den Wel Eerw.Heer j.claessen, Jongelingen in zyn huis en ondcrwys ter hunner bekwaam maakinge tot de lesfen van het HoogeSchool aanneemt, zyn by dén Drukker dezes gratis te bekomen.  b e ONWEERSTAANLY&E VOORDGANG, VAN HET EUANGELIUM, TOT WEZENLYK HEIL VAN DE GE EN EN •,-piE HET ZELVE GELOOVEN EN ^ETRACHTEN. IN È E N E • JCERKELYKE REDEVQERINGE, over MATTE XI: i2? 1SAVQNDS IN DE NIEUWE KERK OP, D,E$ Ijlen FAN OOGSTMAAND 1784. UITGESPROKEN DOOR JOHANNES C L A E S S' E 'K-erk Leeraar te Leerdam , en o.p dien tyd Eerfte Cortespondens van de Zuid- op de ISoordhollandJche Synodus te Amfteldam yergaderd, ft AMSTELDAMpy :£1 A R T I N ü S de B R U )f $? ^P^k'n 9 tusfchen ds Gaper- ejj rJuifjes-Steeg.eUa  ■Uitgegeeven volgens Kerken ■ ordening dezer Lande.  aan de BLOEIENDE en VERMAARDE GEMEENTE « VAN AMSTELDAM. Veelen hebben zich verwondcrdt, dat ik tot die jaaren geklommen , en reeds zoo lang in den Euangelie-dienst geweest zynde, nog nooit voor de Amfteldammers «enig woord tot openbaars Jligtinge gefproken hadd:.— *f Is ook wonderlyk daar de Mannen van tnyne orde, dit van eenen betaamelyken eerzucht niet geheel berooydt zyn, zich by de, Amfieldammers laaten hooren. Dan de goede Voorzienigheid Gods, heeft haar oogmerk daar door bereikt, dat ik wel niet eerer , maar ook niet taaier by die gelegenheid in het * 2 puik  iv V O O R B E R I G T. puik van alle Nederlandfche Gemeentens eene ge-, dachtenis zoude nalaaten. — ln voorige dagen, zelvs, toen ik nog Proponent was, ben ik wel aangezocht, om eens te Amfleldam te prediken, maar ik heb hst altyd moeten weigeren, om dat myne geftddheid in dien tyd zoo was, dat ik te Amftddam zynde, met zwaar e hoofdpvn, die my het bed deedt ver. kiezen , aangetast .wierd, welke, zoo dra ik weder buiten dezelve was, ophieldt. — Wanneer ik door de goede hand des Heer en, die over my geweest is, in het voorleden jaar te Haarlem als Correspondens de Christelyke Synode van Noordholland had bygewoondt, en wist, dat ik in het volgend jaar, wierden anders myne dagen verlengdt ,in deze vermaarde Handel Stad dat zelve werk verrichten moeste, ben ik eenige dagen binnen deze Jiad geweest, om te beproeven, of myne gevleidheid nu beter met de Amfteldam. fche lucht over een kwame, dan voor twintig en meer jaaren; en ziet! het was alzoo; want ik  VOORBERIGT, v genoot eene aangenaame gezondheid, en was op myne wyze vrolyk. — Toen begreep ik, dat ik myne Commisfie zelvs konde waarneemen, gelyk ook gefchiedt is. Veele goede kennis/en en vrienden hielden op dien tyd by my al aan, om te Amfteldam eens te prediken, waar op ik my verklaarde , dat ik de Gemeente van Amfteldam niet minder fchatte, dan die van Haarlem, en dat ik behoorelyk door iemand der Amftcldamfche Leeraars verzocht het zelve niet weigeren zoude. Dat op dien tyd in het voomeemen was, is gefch. it, m ik heb aan u myne Broeders en Zusters ! liet Euangelie medegedeeld op zulk eene wyze , als met myne begrippen en wyze van denken best ftrookte. — Myn predikaatie te Haarlem in het voorleden jaar gav zoo veel genoegen, dat ik eenen ft erken aandrang van allerhande menfehen kreege, om die Redevoeringe door den druk gemeen te maaken; maar ziet! het was my niet mogelyk, om dat ik van die Redevoeringe alleen maar d-e verklaaring, en niet de toepasftng op * 3 het  vi VOÖRBERIGT. het papier had, cn dus aan dat verlangen niet 'voldoen kon. — ' Wanneer my door onren waerdigsn en vricndly- \ ken voorzitter den Heere c oer man het predi. hen verzocht was, en ik het zelve aangenomen had, nam ik voor aan die Redevoeringe de toepasji-ng te voegen, op dat ik, viel dezelve goed vit, daar door niet verhindert zoude worden, om \ ZV uit te geven. —• Naar myne gewoonte en met ervaaringe van 4e Godlyke onderflmninge heb ik dezelve met veel genoegen Voor my zelvs uitgefproken in die zoo tahyke Vergaderingc, als ik in die Kerke, hoe groot ook, hebben kon. ' De aandacht , dien ik onder het voorjlel bespeurde, waarom zou ik het niet fchryven ? de aandoeningen , die ik by dezen en geenen ontdekie, gaven my geen ongunstig vooruitzigt, dat myn arbeid ook' ditmaal niet ongezegend zyn toude. — j Ik hb veel ftof tot-dankzegginge aan mynen groo-  VOOR-BERIGT. vn grooien Zender, dat hy myne poogingen bekrachtigd en tot aanmerkelyhn zegen hebbe doen zyn. Verfcheiden gaven my denzelven te kennen, van zinderen kreeg ik herigten, over het algemem was er een ftevke aandrang, dat ik die Redevoeringe ter gedachtenis/C voor ieder verkrygbaar maaken zoude, en die drangreden , welke genomen wierdt van zoo veelen , die. my niet gchoordt hadden, om dat de kerk de menigte van begeerigen niet bevatten konde, werkte by my zeer fterk, hier kwam by,dat ik in de vcrklaaringe en toepasftnge korter geweest ware dan in myn opftel was, vooral veroorzaakte het tyd-verloop , dat ik myne toepasfing voor 's Hoeren volk ongemeen bekortte, en met weinig woerden bejloot, welke nu by het drukken kon worden mede gedeelt. U derhalven fchoone Gemeente van Amfteldam! fchoongy my niet allen gehoordt hebt, wordt nogthans deze Redevoering toegewydt, met een dankbaar harte voor alle die blyken van genegenheid, lievde, en. acliting-e, welken ik, zoo in mynen * 4 tost  vin VOORBERIGT. post als Correspondens , als in myn CharaÜer als Predikant en vriend, ontvangen heb van vee. len, en meer zou hebben kunnen ontvangen, had ik, of meer tyi, of meer lighaamen gehadt. — Ik vergeet uwer goedgunstigheden niet, maar gedenke wel degelyk daar aan, deze Redevoering *y ieckr> die de^lve leest, tot een bewys van myne hoogachtinge voor- en genegenheid tot hem. — God heeft de ftem van zyne knechten juist niet noodig, om menfehen te ftigten, en te bouwen in hun allerheiligst geloove} hy kan dat door het leez.n insgelyks doen. — Kryg ik myne bede van hem , dan zal de naleezing van deze Text nog eenfpreekend bewys opleveren van 't geweld, 't welk het koningryk der hemelen doet, en het zal blyken, dat er in het leger van den geestly. ken Gideon verfcheiden Helden zullen komen, die de vyanden van Christus befiryden en hem in zy. ne genade door een aanhoudend worstelen zullen zoeken te winnen. — Bat deze Verhandeling nog  VOORBERIGT. ix nog eene blydfchap in den hemel onder Gods Engelen verwekte over éénen, mogt het zyn, over meer zondaars, die zich bekeerden, dan over negen en negentig, die de bekeeringe niet van nooden hebben ! lkfchryv dit, ftout zynde,maar gy zult my in die ftautheid wel willen draagen , ik denk niet, dat uwe Leeraars reden hebben , om my dit zeggen te benyden, die weeten, wat het te zeggen is, bekeert te worden, zullen mynen wensch met hunne voorbiddingen verfterken, en dat zoo veel meer, om dat wy allen in eene beurs arbeibeiden , gy neemt die uitdrukkinge niet kwaalyk. — Ik zal my verblyden, wanneer ik mogt hooren, dat ik onder Gods mede werkende genade, want ik weet zins veele jaaren, dat 't te vergeevsch zy , of Paulus plante of Apollos nat maake, dat het God alleen zy, die den wasdom geevt , en geeven moet, geweld gedaan hbbe, dat er in dat machtig Amfteldam geweldigers gemaakt waren, die den ftryd tegen de vyanden van hun heil aannamen, en onverzettelyk beftoo-  x VOORBERIGT. ten, dat zy de wapens geenzins zouden neder- leggen, ten zy zy overwinnaars waren. . Neemt my als uwen vriend aan,, die u dit gedeelte van Gods woord heeft mede gedeeld met. geen ander oogmerk, als om een mede werker tot uwe blydfchap te zyn Godzaligen! en u bekend te ina:iken, dat ik te Leerdam (fchoon ik er die woorden nooit verhandeld heb') geenen anderen weg weete , om het koningryk der hemelen met geweld in te neemen, als die van vrye genade en veroodmoediginge voor God, door het geloove in Christus* Jefus.— Waar het ook zyn moge, en langs hoe veelt onderfcheiden wyzen God ook werken wille, het genade - werk is overal het zelve. Dit gedenkteken van myne hoogachtinge en genegenheid voor u Amfteldammers worde met lievde ontvangen, laat het de gedachtenis van my ■leevendig houden, en neemt my aan onder die geenen, waar voor gy by den genade-troon om zegen en hulpe aanhouden wilt. — Amfteldam zy by uitftek eene ft ad Gods, een hei-  VÖORBERIGT. st heiligdom der wooningen des Allerhoogften! Vorftin der Hollandfche handel-jleden, waar in het tegenwoordig door eenen gezegenden koophandel leevt,en waar van ik, zins eenige dagen,met vermaak getuigen geweest ben, herwin denfchade, dien gy in den jongstleden Oorlog geleeden hebt, kryg den zeiven met eene genoegzaame verhooginge weder, de waar en van meer volken, dan die, waar mede de Tyriers handel gedreeven hebben, worden onder u gelost, en met verzekerde winst wederom afgelevert. Doch, ik wensch u vooral, dat de koophandel van de waare wysheid, dit vry wat betere en beftendigere winften en voordeelen aanbrengt, dan die der Markt-waaren van allerhande zoorten, onder u zynèn hoofdzetel hebbe, en er veele lievhebbers en trek moge zyn in het goud van Christus gerechtigheid beproevd, komende uit het vuur. — Dat hy , by wien rykdom en eer, duurachtig goed en gerechtigheid te vinden is, de gezochtjie Koopwaar zyn moge, en dat men van  *n V O O R B E R I G f, van Amfteldam niet alleen kunne zeggen , das liet ryk zy , maar, en dit is het voornaamfte s dat het ryk zy in den Heer e, ryk in gelocve, ryk in goede werken. Ik beveel u Gode en den woorden zyner -genade aan , fchat my en de mymn uwer vriendfchap waerdig, en geloov, dat ik bet} Uw heïlzoekenci Vriend JOH. CLAESSE^ Amfteldam, «len 6dcn Augustus 1784.  D Ë ONWEERSTAANLYKE VOORDGANG VAN HET EUANGELIUM, TOT WEZENLYK HEIL VAN DE GEENEN, DIE HET ZELVE GELOOVEN EN BETRACHTEN. T E X T MATTH. XI: 12. Ende van de dagen Joannis des Doopers tot nu toe, wordt het koningryk der hemelen geweit aengedaen , ende de geweldigers nemen het zelve met gewelt. INLEIDING. D e Bybel is vol van wonderfpreuken, paradoxen , aangaande het werk der verlosfinge. —1 Die fchiet niet mis, wiens pyl in het harte van den vyand gedreeven wordt; want zulk een bekomt daar door ontwyffelbaar eene doodwond. — Geen Genees- of Heelmeester zou, by het fchouwen van zulk een ïyk aarzelen, om te verklaaren, dat zoo iemand aan die wond onmiddelyk geftorven ware. — 't Is met hem , die zoo getroffen wordt, gedaan. A Dan  " co Dan zoudt gy, wen gy in het 45^ {haarlied leest in het 6dc vers: Uwe pylen treffen in het harte van konings vyanden , niet denken, dat daar dnor de gewisfe dood en ondergang van de zulken wierde aangeweezen? Maar neen*! neen! de zonde moge doör dien pyl doodlyk gewondt worden, en er zékerlyk aan moeten fterven, die pyl in zyn harte is eigenlyk de aanvang van dat genade-leven, 't welk hem voor eeuwig gelukkig zal maaken ; want daar de zonde en verdorvenheid fterven , daar wordt de genade en het geesdj k leven gefterkt, en verheerlykt. Van dat begrip was de Heiland ook in den tcxt, dien ik uwen luisterenden aandacht ter overweeginge voorlas: Fan de dagen Joannis des Doopers tot nu toe. — De Evangelist is bezig, om tegen de Jooden te beweeren, dat Jefus de Nazarener niemand anders als de lang beloovde Meslias zy,'twelk by uit de vervullinge der oude voor/peilingen daar van zeer gelukkig verricht. — Maar het is my en ulieden, gelyk ik meen, om het even , of hy dit in het Hebreeuwsch of in het Griex gedaan hebbe. Dewyl de onderfcheidingen van het N. T. zoo wel als die van het Oude, in hoofddeelen en verzen van laater tyd is, en door feilbaare menfchen gefchiedt is, moeten wy ons niet verwonderen , dat er feilen in begaan zyn. —. Naar myn inzien is het hier zoo; want het eerfte vers van dit Hoofdd. hadt het laatfte van het tiende, en het twede het eerfte vers van het elvde Hoofddeel moeten uitmaaken. — I. In het eerfte vers wordt het verhaal op het » ein-  C 3 ) einde van het tiende Hoofddeel, waar in de Zaügmaaker zyne Apostels , aangaande het verrichten van hunne hoogwigtige EuangelieBedieninge bevelen gegeeven heeft, beflooten. tl. Hier op laat de gewyde Schryver het bewys van Jefus Mesüasichap volgen , dat tegen de bedenkingen van de afgezondenen uit de volgelingen van Joannes den Dooper geftaavt wordt, vers 2. — A. Welk ftuk ons zoo als het gebeurdt is, voorgedragen wordt, vers 2—6. De aanleiding tot dat bewys was te vinden in een gezantfchap van Joannes den Dooper aan hem, tervvyl hy reeds gevangen en naby zynen dood was, vers. 2. 3. Dit zal door het bewys zelvs vervangen worden , 't welk zeer nadruklyk wordt voorgefielt, vers 3—6. ». Die Gezanten ondervraagen hem aangaande zyn Mesfiasfchap, vers. 3. (3. Dit bevestigt hy voor hunne ooren, en daar toe a. Betoogt hy zyn voorftel uit zyne veelvuldige heerlyke wonderwerken , die hy bezig was, ten blyke van zyn Godlyke zendingen te verrichten, vers 4 en 5. b. De kracht van dit bewys was zoo groot, dat van het aanneemen van die waarheid de zaligheid afhinge, en het was niet om het even, of men dit geloovde, of verwierp, vers. 6. , B. By die gelegenheid tracht hy de menigte, die zyne lesfen als lesfen van dien grooten Propheet hoorden, eene nauwkeurige perzoons A 2 be-  f4) I. B.2.M. befchryvinge van Joannes den Dooper te geeven, vers 7. N. Hy legt van hem een ontkennend, en een ftellig getuigenis af, dat hy wel meerer dan de oude Propheeten ware, maar niet dan die geenen die onder hetN.T. leeven zouden, vers 7—9. 3. En op dat hy dit in een nog fterker licht voorftelle, zal hy ze et, Inleiden in die oude voorfpellingen, die er van hem te vooren gedaan zyn, als van eenen byzonder opmerkelyken perzoon , naamJyk van eenen komenden Elias, vers 10. 3. Hier uit vloeit nu voord, dat hy een voortreffelyk perzonaadje ware. — a. Men kon hem met anderen vry in vergelykinge brengen; maar niemand, als de navolgende genieters van het N. T. en zyne goederen, zouden hem te boven gaan , vers 11, b. En dit bleek nog te klaarer uit het doorbreekend werk van de Euangelie-Bedieninge in die woorden, die het onderwerp van onze Redevoeringe zyn zullen. Ik vertrouw A. H. dat gy gemaklyk bevattet, dat wy ons in dit avond-uure onledig zullen houden, met een zeer nadruklyk vertoog van den heerlyken en krachtdaadigen voordgang des Euangeliums, met de gelukkige werkzaamheden van die geenen , welken aan die zalige heilgoederen deel zullen krygen , gelyk dit met het begin van de leere van Joannes den Dooper aangevangen was, en tot op dien tyd en voorder zoude agtervolgt worden, waar uit beweezen wierdt, dat joannes de Dooper een groot Man ware, wel verheven bo-  C5) boven alle de oude Propheeten, doch ook minder dan de Mesfias, wiens leere zoo veel heerlyke uitwerkzels hadt. I. Hier zyn zaaken van gewigt en aanbelang te overweegen, ik beloov A. My uwen onafgebroken aandacht, en wel bepaaldlvk by deze twee hoofdzaaken. Vooreerst by den krachtdaadigen voordgang van de Euangelie Leere en de uittekeninge van de declgenooten van dezelve het koningryk der hemelen. — D. Ten tweden, by de opmerkelyke tydsbepaalinge van dit zonderling voorval, 't is: van de dagen Joannis. — N. Ons eerfte ftuk is tweeledig, laat ons opmerken «. De uitmuntende krachten onverhinderlyken voordgang van de Euangelie-Bedieninge wordt het koningryk. — (3. En dan die geenen, die op eene betaamelyke wyze aan het zelve deel ontvangen; En de geweldigers. — «. De Dichter hadt het zeer wel, wanneer hy verrukt door 't Godlyk Alvermogen in den 20/"" Pfalm aanhiev: de ftera des Heeren is met kracht; de ftem des Heeren is met heerlykheid; want wy zullen de waarheid van dien aanhef, hier geftaavd vinden. a. Wy worden met onze befpiegelingen getrokken tot het koningryke der hemelen. — 1. De fpreekwys » fiatinU tuv li,puvuv het koningryk der hemelen komt overeen met die van f&atrtruit to door deze geweldigers moeten verftaan bepaaldelyk de tollenaars, hoeren, en zondaars, welke tegen de woeden, en het woelen van de Pharifeen aan, echter het Euangelium aankleevden, en , om het zelve te genieten , ieverden , overwinnende alle beletzelen , die hun dien aangaande mogten in den weg komen, hebbende het daar op toegelegt, dat zy het willen deelachtig worden> het koste, wat het kosten wilde. inr. Gaan wy lievef voord, om u de overwinnaars van dat hemelryk te vertoonen als rechte geweldigers, die geweld oeffenen, en gebruiken. AA. Men kent op deze waereld geweld dryvende Godloozen, geweldige Tyrannen ; maar derzelver geweld is zondig en wee dien! die van hun geweld de proev onder gaat: Hier hebt gy een gewenschE zoort van geweldigers. — Zoodraa heeft een natuurlyk mensch voor het geweld van de Euangelie-verkondiging niet moeten bukken, of hy wordt een geweldige, dat woord houdt hem ftaande; hy begint te overdenken , hoe het met zynen ftaat is; hy komt tot eene erkentenis, dat hy waarlyk onbekeerd en overanderd blyvende, voor eeuwig ongelukkig zyn zal; hy kmt van zyne gevangenisfe onder de macht B eö  ( 18; I. A. x./s.fl. i.§$.iiii.AA. en het geweld der zonden en des zatans begrippen , die wordt hem zwaar; hy begint zyne ketenen met onwil en ongemaklykheid te draagen , zy verveelen hem, by begint eene pooging te doen , om die banden te verbreeken ; en uit die flaaverny te geraaken, en zoo onderneemt hy als eenen geweldiger te handelen. Het wordt zoo iemand ernst, hy breekt dan door, tegen de zonden in, hy fchaft ze al aanftonds af, en begint, alfchoon dikwyls niet beraaden, en op eigen krachten eene hervorminge van zyne uiterlyke zeden en leevenswyze. — Hy begeert er voor uit te komen, dat hy wat anders zoeke, als te vooren , en dat hy verzekert zy, dat hy het hebben moete, om gelukkig te zyn. — En vergunt my Toehoorers! dat ik u zoo eenen geweldiger affchildere, zoo veel ik kan. Ik ben gereed, om u, nevens andere Godgeleerden , zoodanigen te vertoonen als eenen geweldiger tegen God , den duivel, de waereld en zich zelvs. KN. Ik zeg eenen geweldiger tegen God,dat is zekerlyk,dan een zondaar, die in zyne overtuiginge God te zien krvgt in zyne heiligheid en regtvaerdigheid, zoo dat hy bdlyk moet vreezen, dat hy ondervinden zal, hoe vreeslyk het zy in dé handen van den leevendigen God te vallen, zoo eear kan wel geen ander denkbeeld hebben , of vcrwagteri, als dat hy. vergaan zal. - Maar begint hy over dat ftuk meer bedaard te denben , en te redeneeren; hy krygt God in zvne hooge en taaije. langmoedigheid en verdmg. zaam-  i.Aiï.f.a. i.§§ HH.AA..VS. zaamheid onder het oog; hy begrypt, dat er de Hcere reden toe hebbe, dat hy hem draage, niet tot zyn nadeel , maar tot zyn voordeel. — Krygt hy te doen met 's Heeren genade, lievde, cn ontVermingen; zyne iever wordt hoe langs hoe meer ontftooken 5 hy wordt vuurig en gaande gemaakt, om met dien Hcere zelvs in een heilig twistgeding te komen,hy gebruikt wapens, maar niet om den Hecre te benadeelen, die zyn hem uit de hand gevallen; want hy weet dat zich niemand tegen hem verhard en vrede heeft, die de bergen verzet, dat zy het niet gewaar worden, die ze omkeert in zynen toorne- _ Maar wapens van oodmoed cn nederigheid , van bidden, fmceken, kermen, fchreien, pleiten-ja, mag ik het met Jacobs woord noemen f worftelen. — Hoe doet dit zulk een geweldiger by den Heere, hy doet het door gebeden , traanen , fmeekingen , belovten, pleitgronden , vooral door geftadigheid. — Hy wordt op eene heilige wyze eene geweldiger, die den Hcere met geweld vast heeft, en niet los zal haten, voor dat hy met dien zegen, dat hy aan hem deel hebbe, mag heenen gaan. — Hy beftormt Gods ingewanden van lievde en ontverminge met zyn roepen en fchreeuwen om genade, genade, en geen recht. — 23. Nog eens hy is een geweldiger tegen duivel, waereld en zonde, te vooren was hy in deszelvs vriendfehap, en hadt er vrede by, zoo hy meende; maar nu heeft hy een ander, denkbeeld van dien Tyran met al zynen aanhang, nu verklaart hy hem B a voor  C 20 ) I.A.k.,3. a. i.§§.inr.AA.33. voor zynen grootften vyand, dien hy vervolgen zal tot zynen dood toe; hy komt er voor uit, dat hy het eerder befterven zal, dan vrede met hem maaken ; hy worftelt om uit zyne klaauwen te geraaken ; hy zegt hem voor eeuwig allen dienst en gehoorzaamheid op ; hy zal hem voordaan vyandig zyn; hy bidt tegen hem, hy vast om hem te verdryven, want dit geflagte taart toch niet Uit als met vasten en bidden. — Hy is eene geweldiger tegen de waereld, al het geen hem te vooren als zoo fchoon, be« geerelyk en wenfchclyk voorkwamen , daar hy zoo veel zin, vermaak en genoegen in vondt , dat befchouwt hy nu als iedelheid der iedelheeden, als iets, dat niet in ftaat is, om de fchatkameren zyner ziele te vervullen, hyacht dan alie dingen fchade en drek; hy verfoeit het, dat men zich met drav voeden zal; dat het onbeftendige nagejaagt zal worden , boven het beftendige en eeuwige. — De waereld mee derzelver iedelheden worden hem een last, hy ziet er niet dan droevheid, moeite, ellende en zonden in , en dat kan hy niet verdraagèn , dat hy erin blyven zoude; hy worftelt, om er uit te komen, hy zondert zich af van de waereld, — hy kan het niet meer houden in die gezelfchappen, daar hy te vooren met zoo veel vermaak en genoegen verkeerdt heeft; hy ziet zyne mede makkers in den dienst der zonden als zyne vyanden aan, zoo lang zy zoo blyven, en daar in voordvaaren , en daarom neemt hy affcheid van hun; hy waarfchuuwe ze, en zal het gaerne afwagten, dat zy hem hoon, fmaad, en bitterheid aandoen, dit vry Wat  C 21 ) LA.K.jS. «.!.§§.«"• AA. ar. wat liever, dan dat hy langer met hun gemeenfchap en verkeering houden zoude ; men ziet hem in die gezelfchappen niet meer; zyne ziel heeft het er te bang onder, want zyn geweeten is ontwaakt, en dat vuur brandt in zyn binnenfte. JJ. Eindelyk hy is een geweldiger tegen zich zelvs; zulk een verfoeit zich, hy heeft een afkeer van zich zelvs, dat hy den voorgaanden tyd zyns levens , dien kostlyken tyd zoo aan den dienst der waereld, der zonde en des zatans befteedt hebbe; hy kan dat niet verzetten , dat hy zoo menig voorftcl van genade aan hem gefchied, zoo menige geweetens- waarfchuwinge te leur gefteldt en in den wind geflaagen hebbe, hy haat zich zelvs, hy fchaamt zich voor zich zelvs, als hy ziet, wat een fnood , fchandelyk, en onrein monfter hy is, die van het hoofd tot de voeten melaats is. — Hy is een geweldiger, die zich zelvs daarom beoorloogt en met kracht beftrydt, hy gordt het harnas aan, en fteekt zich in de wapenen, om de begeerlykheeden van zyn zondig vleesch tegen te gaan, en, met Gods hulpe , te overwinnen ; hy fpeent zich , hoe veel het hem ook kosten mag , van zyne drivten, en zoekt zich zelvs te beheerfchen , en te overwinnen; zulk een is dan een rechte verlochenaar van zich 2elvs, erkent gy in hem geenen geweldiger ? BB. Maar gy zult wel verlangen, dat ik hem juist met dit woord voordraage, gy moet u dan alles, dat boos en ver» dorven is , voorftellen als iets, dat geweld op hem oeffent, en daar hy mede ftryden moet, B 3 wil  C P ) I, A.v.j. a. i. §§.mi. Bij. wil hy overwinnen. Dat gewelddoende Euangeliurn heeft hem dat alles recht leéren kennen , zoo als het is, en daarom hy worde eene geweldiger tegen dat alles , hy ftrydt daar tegen ; hy verzaakt alle godloosheid en waereldfche begeerlykheeden, — hy laat de, wet van zyn gemoed ftrydvoeren tegen de wet in zyne leden, cn, ten aanzien van de flegte dingen zo- even vermeld, handelt hy als eenen geweldiger, of verftaat gy het beter als eenen Tyran, die is onverbiddeiyk, zoo ook deze; hy doet alles met de grootfte wreedheid, hy is op alles even grimmig, en haat alles met eenen volkomen haat, het geweldigfte en fmertelykfte nadeel dat hy duivel, waereld en zonden aan kan doen, behaagt hem het meeste, cn dat zal hy ook by de hand neemen. Die Helden Davids, die mee levensgevaar doorbraken , om hem Bethlehems water te bezorgen , deedcn minder, dan deze , die mee alle geweld en ernse door alle deze vyanden heenen flaat, om maar het. goede water van den Bethlemitifchen Christus te bekomen.— Het verwondert my derhalven niet, dat de Bybel ons de godvruchtigen, als Helden voorftelle, de Heer toch beloovt, dat hy hen zal ftellcn als het paerd zyner Majefteit in den flryd , want zy moeten als helden het flyk der ftraaten met de voeten treeden. Elk rechtvaerdige, zegt de koning der wysgeeren Salomo, is moedig als een jonge leeuw, daar de godlooze vliedt, daar geen vervolger is. Spreuk. XX Vill: i. die is dan eene rechte geweldiger, %. En wat getuigt hy van die gewei?  ( *3 ) I. A.**.a.i. weldigers : Zy neemen het met geweld, ep7r«£W/c «taf» dat is dan § Hun voorregt , dat zy hun oogmerk bereiken onder Gods medewerkende genade. ii. Laat ik u eerst die zaak in het gemeen doen begrypen, eer ik dat uit het byzonder voorftel aandringe. Het koningryk der hemelen is de ftaat der kerke van het N. T. die derhalven daar aan deelt krygt, die krygt deel aan de genade met alle deszeivs dierbaare gevolgen, die ontvangt Christus mee alle zyne heilgoederen, en die geniet den ftaat der kinderen Gods; hy door dat geloove gerechtvaerdigdt zynde , heeft vrede met God door den Hcere Jefus Christus. Zo veel het koningryk der hemelen op de verkondiginge des Euangeliums ziet, kan men zeggen : dat hy die ontvangt, wanneer hy gehoorzaamende alle de pligten, die het Euangelium vordert, ook aanfpraak en recht heeft op alle de heilryke belovten, waar van het Euangelium vol is, zoo dat alle de belovten de zynen zyn, en hy met rede op het genot der goederen hopen kunne. — Zal dit koningryk der hemelen dan eerst recht in zyne heerlykheid zyn; wanneer de bezitters daar van in den hemel overgebragt cn tot het genot van de eeuwige zaligheid toegelaaten zullen worden; hy weet dat, als hy zyn vertrouwen des geloovs daar in leevendig heeft, dat hy daar aan deelheeft, en dat er, by zynen uitgang uit de waereld, voor hem zal zyn een ruime ingang in Gods eeuwig koningryk en heerlykheid; dat hy met Abraham, £ 4 Ifaak  ( 24 ) I. A.N./S.Ö. 2. §, II. Ifaak en Jacob aan zal zitten in het koningryk der hemelen. Dit nu is rui: Hetgemeene denkbeeld, dat wy ons van dat neemen des koningsryks AA. Moeten vormen; dan nu zal het nodig zyn, dat wy bepaalder NN. Op het voorftel van den Heiland onzen aandacht vestigen. Het woord wordt van zommigen afgeleidt van een Griex woordapm een zeizen, en men fielt, dat het uitdrukke alles af te maaien, en weg te neemen, geiyk een zeizen het gras of het graan, daar zy door heenen geflagen wordt. Echter merken Taalkenners ook aan, dat het eigenlyk dat woord zy, waar door het bedry v van woeste en verfcheurende dieren aangeweezen wordt, daar toe fchynen de 70 te behooren, immers zy drukken 'er door uit het Hebreeufche woord tp& dat wy leezen Gen. XXXVII: 33. ende hy bekende hem, en zeide: „ 't Is myns „ zoons rok, een boos dier heeft hem opge„ geeten , voorzeker is Jofeph verfcheurt nog dmdelyker Pf. VII: 3. op dat hy myne ziele met roove als een leeuw, verfcheurende, terwyl daar geen verlosfer is. Zy neemen het voor rooven, Levit. VIII; 11. daar wy leezen van den roov, die iemand geroovd heeft; ofzy bedienen zich van dit woord, als zy iemand uitbeelden, die iets haastlyk en fchielyk neemt, dit vinden wy klaar vertoond, Pf. X; 9. hy leit hagen in eene verborgene plaatze, gelyk een leeuw, in zyn hol, hy leit laar gen, om den ellendigen te rooven, hy roovt den ellendigen, als hy hem trekt in zyn net. Het wordt in het N,, T. toegeëigent aan den boo-  ( 25 ) I. A.>'.^.fl.2. § nu. AA. xx. booze, want die zegt de Heiland rukt weg, het geene in het harte van eenen , die het woord des koningryks hoort, en niet verftaat; gezaaidt is. —- Het is dat woord, dat van den Heiland door Joannes Hoofd. VI: 15.. gebruikt wordt, zeggende hem met geweld neemen om hem koning te maaken. Hoofd. X: 12. wordt het van eenen wolv gebezigt, die de fchaapen grypt, omdat zy door den huurling verlaaten zyn. Zoo rukte het krygsvolk Paulus uit het gedrang des volks. Hand. XXIII: 10. Het wordt een en andermaal gebezigt van eene wegrukking van iemand buiten zyne zinnen , 2 Cor. XII: 2—4. daar Paulus by herhaalinge van zich zelvs getuigt, dat hy eenen menfche iri Christus kende voor veertien jaaren, of het gefchiedt zy in het lighaam , en weet ik niet, zegt hy, of buiten het lighaam en weet ik niet, God weet het, dat de zodanige opgetrokken is geweest tot in den derden hemel. Uit dit alles befluit ik , met uwer aller toeftemminge, hope ik, veilig, dat dit een allernadruklykst woord zy, waar door ons de allerheerlykfte gedachten van dit werk bekend gemaakt, en door den Heiland hier medcgedeelt worden. 23. En het zal der moeite wel waerdig zyn , dat wy dit eens uit haaien. **. Dit koningryk der hemelen wordt ons dan voorgedraagenals eenen roov of roovgoed, zekerlyk het is op zich zelvs heerlyk, dierbaar, zalig en begeerelyk; maar het is buiten de macht van den mensch, zoo lang hy in den natuur-ftaat leevt , heeft hy er B 5 geen  ( 26 ) I, A. x. /3. a. 2. %. mi. AA. ar. . . geen recht op, dit alles is in verzekerde bewaannge. Verbeeldt u vyanden van zyne zahgbeedcn, gy zult vinden , dat zy dit goed voor hem "vei bergen, en op alle mogelyke wyze tegen bun bewaaken, op dat by het niet neeme. Dit leidt ons eenvouwig op, om te bedenken hoe duivel, waereld en een zondig vleesch met alle macht het daar op uitleggen, dat zy den menfche van zyne bekeeringe en zaligheid afhouden, de God dezer eeuvve verblindt en betovert hem de zinnen, zoo dat hy de goede eigerdchappen van dien genaade ftaat niet recht befchouwen of kennen kan, —door hsten en laagen zoekt hy hem daar van af te houden, en hem den ingang in dat koningryk te beletten. Dan, zoo haast hem de Hcere het verftand verlicht,en by weet, wat het is, genade te hebben, en zalig te worden, dan is hy met alle zyne zieden lichaams vermogens en krachten daar op uit, om, het gaa, hoe het gaa, dat te verkrygen, by ontfteelt die genade dan aan zyne vyanden, — hy neemt die tegen wil cn dank van die looze en boozo beftryders weg, — hy wordt tuk op dien roov, en, om hem maar te bekomen, waagt hy goed en bloed; daar is geene moeite zoo groot, geen gevaar zo fterk en dreigend, dat hem kan doen afgaan van zyn voorneemen, om dat koningryk der hemelen te rooven, men noemt een onvertzaagd en ftout mensch eenen, die eenen roov voor de hel weg zou haaien, maar dit is hier waar, die het ryk der hemelen roovt, haalt eenen roof voor de hel weg. 0/3, Daa*  C 27 ) I A.ï'. p'a'2 §«"u- AA.jr.**. /3/3. Daalen wy nu nee* der tot de byzondere omftandigheden hier aa. Wy zullen zyne begeerte,voorzigtig-en haastigheid zien. ii. Ik zeg dat hier begeerte en voorzighcid uitblinken; f. neemt hy het, geen verfcheurend dier, door honger geperst en tot woede gebragt, kan zoo begeerig zyn naa prooi, als deze door de genade gemaakt is naa het koningryk der hemelen, — te vooren hadt hy geen trek daar naa, in tegendeel, hy hadt ér eenen walg en afkeer van; maar zoo haast heeft God zich aan zyn gemoed niet vertoonde, en hem zyn verftand doen gebruiken in de befchouwinge van de noodzaakelykheid en dierbaarheid van de gemeenfehap aan die genade, of hy heeft daar in al zyn lust gek reegen; hy hongert en dorst naa de gerechtigheid , hy kan betuigen in der waarheid, dat hy een vuurige begeerte daar naa heeft: ge]yk een .hert naa de wateren fchreeuwt, alzoo. dorst myne ziel naa u ö God! by brandt van begeerte cn die begeerte pynigt hem zoo, dat hy niet na kan laaten alles maar te bezoeken , cn in het werk te Hellen, waar door hy ter bereiking van dezelve hoopt te komen; zyn vuur gaat niet uit: met myne ziele heb ik u begeert, ook zal ik u vroeg zoeken, is zyn woord, en, dat die begeerte opwekken en rterkcv maaken kan, is hem aangenaam; als die begeerte hem niet dringt, dan is zoo eene droevig; dan moet hy klaagen cn zeggen : dat hy vreeze, dat zyn werk geen waarheid zy,  C 28 ) J.A.x./s.'a.2.§.nri.AA.^./3 .aa. n.f. . , , , , ■ . maar dat hy zich zelvs noch bedriegen, en op het einde zien zal, dat hy.gedwaaldt hebbe. ff. Niet minder wordt er voorzigtigheid gevordert in eenen, die dat hemelryk neemen wil. Althans hoe loozer en boozer de vyanden :zyn, met welke men te doen heeft, hoe naaukeuriger, opletlettender en omzigtiger men zyn moet. Heb. ben wy nu vernomen, dat deze de aller looste vyanden zyn, het is de oude flang, die door haare arglistigheid Eva verleidt heeft zoo eene neemer kan niet voorzigtig genoeg zyn in de bejaaginge van de genade; men kan zoo ligtlyk dwaalen, en daarom is er voorzietigbe.d noodig, om het regte pad te houden en dat te verkrygen; naderhand was het eeno gepaste vermaaning van Paulus Eph. V: ziet dan hoegy voorzigtig wandelt, niet als onwyzen, maar als wyzen, den tyd uitkoopende, tcrwyl de dagen boos zyn. 22. Nogthans is ook dit. nog met genoeg, daar moet ook haastig, heid by komen, zoo ,is het doch, die zalig wil worden, moet, al wat zyne hand vindt om te doen, met alle zyne macht doen Daar is van God voor den mensch maai- een zekere tyd bepaaldt, waar in hy het koningryk der hemelen neemen kan; maar die duurt met langer dan zyn leeven, en zyn einde is onzeker, ieder oogenblik is de mensch in levensgevaar, en daarom uitftel in dit werk, is afftel,— men mag het wel gelooven,'t is hier, nu of nooit, cn daarom die dat hemelryk neemen wil, moet zich haasten om binnen te ge-  C 29) I. A. Ka i». a. 2. §. im. AA. u:. 3,3. aa. 22. geraaken , eer dat hy voor eeuwig van de mogelykheid der genade beroovt wordt. bb. Wy behoeven onze taais mannen niet tegen te fpreeken als zy het overzetten, die neemen het zelve met geweld , want doch , daar hoort wat toe , om de zaligheid te verkrygcn, het is een grypen naa het eeuwig leven , het is een ftryden, om in te gaan door de enge poorte; het is een naauwlyks zalig worden, daar toe behoort wat klaagen, weenen, en kermen over de zonden, wat bidden, fmeeken, pleiten, worftelen, wat ftryd en moeite, eet men zyne vyanden die zaligheid ontroovt, of dezelve uit genade van den^Heere verkrygt; het moet een aanhoudend geweld zyn; het moet ftandvastig zyn zonder verpoozinge ; daar moet zoo lang gearbeidt worden, tot dat men zyne zaligheid verkrygt, ik zwyg, dat zulke geweldigers wel eens als verrukt en buiten hunne zinnen getrokken worden, want dit ftuk te behandelen, is hier de tyd noch de plaats. BB. Is 't, het koningryk der hemelen, dat hy met geweld inneemt, het is iets, dat oneindig meer moeite waerdig is, dan hy er om doet. Ondergaat men, om aardfche rykdommen te vergaderen, allerhande gevaaren te water en te land; men verkrygt maar tydlyke en verganglyke goederen, maar hy, die het koningryk der hemelen neemt, die krygt het eeuwige en beftendige, dat hem niet ontnomen zal worden, — hy krygt het alles, dat genoeg is, om zyne be- rr«er-  ( 3° ) J.A.K./S.& 2. § IIII.BB. vervullen, em hem zalig te maakef 7if "vof komenheid. §§. Maar wie zyn het, die dit koningryk der hemelen neemen ? het zvn ge weldigers, die het daar op onveranderlyk ïö'. zet hebben, en dieniet aflaatcn , voor dit zv hun oogmerk bereikt hebben. Maar niemand moet denken, dat dat geweld, dat zv ocffe nen, om zalig te worden, verdienstelyk zv heen! dit blykt uit het verband met het voorgaande, gelyk wy ftrax verneemen zuFen maar Wy kryged befcheid, hoe dat de Heere met verlaaten zal, die het goede van hem zoeken, hy zal hen by blyven door zynè , enbe handelt den Bybel zo niet losfer, ^ wemf ften zoo los als eenenXenophon.FlJoiephus, en andere ongewyde Schnvten - Men wü den Christenen doen gelooven, dat t • bolden™eten niet fchonde. - Hoe gevaariyk zvn zv , die '■ menfehen verdorven natuur 35j&« -ne natuurlyke «^ij™ mede die bedorven mensch weg kan, die hem w fin dit of dat (tuk bepaalt, maar even wel in het opvolgen van zyne ë^™*»^ t-pnpel laat, invoeren? — -^n was nei w ^ daeen nïar ™iver van ™lken >die fen T^" Hddendom voorftaan, en te luttel werk maa ken , van het aandringen op het erkennen van de verdorvenheid, en van de vrye genadem Christus, die alleen door het geloove kan worden aangenomen. ^ m ^ doet het koningryk der hemelen geweld ; want men heeft nog bewaarers van dat dierbaar pand der waarheid, het mangelt ons niet aan Leeraars, die op meer dan eenen tak van wectenfehappen gevat de heimelyke en openbaare aanva kn op de openbaaringe op deze ve wyzeas zy gedaan worden, tegengaan; die het niette C 4  JI.A.K «r.A.4. ^ 40 ) 1 1 , vfel moeite «i terwyl de wvs van het beftryden der openbaaringe verandert is, hunne tegenpartyders ook in de wyze van verdedigen volgen, en met dezelve van battery veranderen, die het noodig oordeelen , om die oude grieven , die reeds by het eerfte tegenzeggen van de openbaaringe in het wezen dezelven waren, maar die nu naar den hedendaagfche fmaak opgetooid zyn, op eene niewe wyze te wederfpreeken. — 't Zy tot roem van Gods goedheid gezegd, dat zich de werking van Gods Geest hier en daar nog by het woord voege, zoo dat men van dezen en geene verneemc, dat de H. Geest nog overtuige van zonden, gerechtigheid, en eordeeJ, en er nog zyn, dit- vraegen: Lieve Heeren! wat moeten wy doen, om zalig te worden? Wy gelooven naar Gods woord, dat er maar weinigen mtverkooren zyn, en daarom, .hoe gering in aantal het geflagt der oncierdaancn in bet Ryk der genade ook zyn moge, het is er evenwel nog,en in dat ovèrblyvzel is een zegen. — Mogten zy, die ik naar den aart der lievde vertrouw, dat in deze vergadennge die zoo tab-yk is , gevonden worgg °f We kvn, b"L hemelryk geweld gedaan heeft, fpreeken! hoe veel zouden er uitroepen: ,, My, myis deze genade gefchiedl het s> komngryk der hemelen oeffende op myzulk „ een onwederftaanlykgeweld, dat ik genood„ zaakt vvierde om het als een geweldiger met 3> geweld in te neemen L" Kft„ 11' Dan r yne Gcli'^'de Hoorers! laat ik oöpaa.der tot uJieden komen, en het gebrek van hun,  ( 41 ) II. A.NV.&. 2. hun, die eigenlyk tot onze Kerke behooren, aanwyzcn. a. Wat men er ook van vertellen mag of niet, deze is eene vaste waarheid, — Gods koningryk moet met geweld ingenomen worden. Hoe ftaat het dan met alle die geenen , en zy maaken g^en geringe fchaar uit, die met rust'en lust in het koningryk des zatans, en der zonde leeven , die wel geweld willen doen , om de dingen van deze waereld te verkrygen, hunne vermaaken te genieten, en zich daar in naar willekeur te baaden, zonder eens bedacht te zyn, dat hun tyd hier kort en onzeker zy? — Hoe is het gefteld, daar men zich den weg tot dat koningryke gemaklyk maakt; gedachten van God den Koning voedt, die hem ontluisteren en onteeren, gedachten van eene barmhartigheid eene onbepaalde barmhartigheid , zonder heilig-of rechtvaerdigheid? Menfehen! die God , foei! foei ! verlaagen onder zich zelvs, die eene zotte goedheid zouden verachten , en in hunne kinders en ondergefchikten beftraffen ! Ja het gerucht van de goedertierenheid van deezen Koning is waarheid, boven dat van de koningen Ifraëis; maar hy , die goedertieren is, is ook heilig, en kart zich zelvs niet verlochenen. -— Waagt gy het met dat begrip te fterven, gy komt bedrogen uit. 't Is ftellig waar, zoo lang de mensch in dat begrip leevt, dat hy geene veranderinge van ftaat en weg noodig hebbe, zoo lang hy geloovt, dat hy Gods Ryk, zonder van levenswyze te veranderen , inneemen kunne , zoo lang doet hy geene moeite , om gelukkig te zyn. C 5 b, Waar  C 42 ) ir.A.x./s.k b. Waar vindt men geweldigers? de natuur leert het niet, die blaast geenen moed, noch dapperheid tegen dat oude Ryk in. In tegendeel, de natuur is vyandig tegen de bediening der genade, daar de mensch zoo vernedert en God zoo verhoogt wordt, daar is men niet zeer te vreden,— men poogt zulke denkbeelden, die door het geweeten maar al te zeer bekrachtigt worden, tegen te gaan.— Men houdt met handen en tanden vast, dat het niet bezwaarlyk zy om zalig te worden; men gaat al zingende en fpringende niet naa den hemel, en als dat op het gemoed nu of dan werkt, zoekt men het te verdooven. Men fielt zich tegen het geweld, dac Gods woord doet, aan; men zal zulke Leeraars, waar onder men zyn geweeten voelt roeren, wel alleen laaten. De kerk waar in men wel eene ligte wond krygt, zal men myden, wat hoevt men, naar het denkbeeld der menfehen, tot zulk eenen prys bekommeringe te koopen ? Neemt het my niet kwaalyk, dat ik u in de tegenwoordigheid Gods afvraage: wat hebt gy ooit gedaan, om het■ koningryk der hemelen met geweld in te neemen ? — Wanneer hebt gy bedaard overdacht, dat die koning heilig zy, en dat, hy zoo weinig met den zondaar als met de zonde gemeenfehap hebben kunne?— Is er wel ééne zonde, die gy met eenen ftryd tegen uwe neigingen en natuur aan verlaaten , om Gods wille verlaatcn hebt?— Is er wel ééne deugd, die gy, zonder inzigten van eigen belang, of roem, om Gods wille betracht hebt?— Kunt gy wel zeg-  ( 43 ) lL A" {''?' L''ze^en: y, ik heb reweld op my zelvs gedaan , om dit of dat niet te doen ofte zeg' eén Het komt op eene waare zelvs verlocnenthfe aan. Deedt gy geweld op de genade, zonder Tnf drachtig! kenn^^ die genade in haare dierbaarheid I - Deedt pv glweld op het koningryk del- hemelen, zonder uwen ellendigen en fchuldigen toeftand, a's wanden van het zelve te betreuren ?Seed? gygeweld op het zelve zonder eene waaraehtigeS droevheid en berouw over uwe zonden; zonder bidden, fmeeken, en aanhoudend worilelen om- en pleiten op genade en ^hartigheid in Christus? - Deedt gy op den hemel geweld zonder Christus, of zonder e "en waarachtigen toeleg om geloomg met hem vereenigd,°u op de betrachtinge van waare deugd en Godzaligheid uit te leggen ?-1 Wilde ik olieden wys maaken, dat dit een recht geweld doen op het koningryke der hemelen zyn zoude, ik zou u bedriegen, en ik had van buiten niet behoeven te komen, om dit te doen, en behalven dit, is het gevaarlyk voor ulieden dit te gelooyen - Zou het wel te verwonderen zyn, dat uit zulk eene talryke vergadcringe noch deze week iemand ftierve, en voor den Rechter verfcheen voor wien het de laatfte maal zou zyn, dat het koningrvk der hemelen en de pred.kinge op hen geweld deede.- Dit weet ik, dat wy Jamen aan den ontzaglyken Rechter verandwoordinge doen zullen— Ik, wat gewe heden op u gedaan hebbe, en hoe vreeslyk Sou het niet zyn, dat uw bloed van myne hand geëischt wierde.- Gy heden, hoe gyhct  II.A._, C44> ontvangen en gehoordt hebt, wat uitwerkingen het by uheden maakte. *. Ik kan de waarheid niet bewimpelen * mof f u zeSgen, gy zyc tegenftanders tegen dat koningryke5 gy wik niet? dat E over uheden koning zyn zal, gy m Jze "s Heeren, gy doet dat koningryk ?en%4 geweld aan.- Leevt hier op deze waereld se rust en wel te vreden, helaas! helaas! wat zal het zyn, wanneer gy fterven zult? dan zal die koning uw Rechter zyn, hy heeft eenen yzeren fcepter, om zyne vyanden aan ftukken te flaan als pottebakkers va?en. — Wat ee weid kan er tegen den Heere gebruikt worden * hJhJil ian^fedïg'd^h van groote kracht", hy houdt den fchuld.gen geenzins onfcbuldia — Hoe durvt gy het te waagen, om op dén duur tegen den Heere te ftryden, daar hv maar eenen klop noodig heeft om uw verderv voor eeuwig te verzegelen!- Wanneer gy indacht, de gramfchap des konings is als het S^^SmdCn lTWSi ZOUltSy dan nie In H ma3r Wat kan een koni"§ haaien by den Heere, ,n wiens toorn een vi?ur ontftee! helle!' ' ° 231 t0t in het 0nderfte der t* 5S U hard ValIe" te-en den Heere te itiydcn , die u met zoo veel Jangmoedigbeid gedraagen , en zoo menigmaal door zyne Ge- ' zanten heeft laaten bidden en fmeeken; gv zoudt toch zonder uitftel het koningryk der hemelen zoeken te bemachtigen. ft Hoe kunt gy het van u zelvs versagen, dat gy u zoo moedwillig in zoo een ramp vol ongeluk ftooten zoudt ? denkt het na,  (45) A'3 na', wat geweld het koningryk der hemelen op u gedaan heeft. Hadt zich God met eeuwte in uw ongeluk kunnen verheerlyken ? Wat anders als menfehen - lievde bewoog hem dat hy het koningryk der hemelen opende ; hv U i zelvs boven anderen door zyne knecliSi Het nodigen, om in dat koningryk: ,n te gaan? Is u uwe zaligheid dan niets waeidig? gv hebt immers oneindige begeertens m u — Nu dan het aanbod van dat koningryke wordt u gedaan; de koning wil u, als gy degapens uit de hand werpt, en met fineekingen Aomt, niet afvvvzen.- Geloovt het, de waerelJiche vermaaken zyn fchynvermaaken, het zoet * wezenlyk bitter.- Eilieve poogt dan om in te gaan door de enge poorte, en den weg d..s levens tot uwe zaligheid op te flaan! B Zou ikevenwel niet mogen gelooven, dat onder zulk eene aanzienlyke fchaare van toehoorers zulken waren, die niet meer onverfchi lig^waren, of zy by hun overlyden naa de he lot naa den hemel gingen,- die op dit voorftel wel wenscheen,8 dat zy het koningryk der hemelen met geweld mogten inneemen, maar di© door beletzels te rug gehouden worden.— Laat u niet bedriegen, als of het koningryk u-geen geweld deede, en de genade vooi u niet ware. - Is dit waarheid , dat gy uwe oude gerustheid en zorgeloos beftaan kwy.C. zvt en dat er bekommeringen by u huisvesten ' van waar komt dit anders als van het geweld, dat het koningryk der hemelen op u gedaan heeft?— Voelt gy zelvs tegenftand tegen de genade werkingen in uwe natuur; zoo gaat  II. B t». ^ gaat het juist met al/cn, die het ryk der h". melen inneemen, — de mensch werkt zoo lang tegen als hy kan, tot dat het geweld van het koningryke der hemelen hem overmeestere, en hy gedrongen wordt om zich op koste van genade aan den Heere over te geeven met die betuiginge: Heer! gy hebt my overreed ik ben overreed geworden, gy waart my te iterkaf, gy hebt overmogt! — Waar heenen ftrekt zich uwe keus uit ? Is die om het ryk der hemelen te bemachtigen ? Zo ja, wel oeffent dan geweld; toont aan den Heere uwe gedaante, laat uwe Item hooren ; komt tot hem met geween en fmeekingen, waarlyk grimmig, heid is niet by den Koning, maar wel goedertierenheid, komt toegetakeld als de knechten van Benhadad, en bidt om levens - genade ' — Ziet niet op tegen den ftryd, en doet op den duur geweld; houdt aan met bidden en worfte. len , dit doet op het harte van den Koning geweld, daar is het koningryk der hemelen, mag ik my zoo eens uitdrukken , te zwak toe, om zulke aanvallen van roepen en fchreien , van bidden en geween uit te houden, gy zult het inneemen. — Laat het over aan den Heere wanneer gy dit koningryk met bewustheid inneemen zult; hy weet zynen tyd, hy zal u binnen laaten. — Zoo gerefolveerd als Esther was, moet gy in het geestlyke zyn: Ik zal tot den Koning komen, kom ik om", zoo kom ik om.' — Neemt met Gods onfeilbaar woord deze verzekering aan, de Heer heeft ze onbegrypelyke lievde ! met eenen eed bekrachtigde. Zoo waarachtig als ik leev , fpreekt de Heer,' zo ik lust heb in den dood des godloozen ; maar daar  ( 47 ) II,B,X:daar in heb ik lust., dat zich de jrodlooze bekeere van zyne wegen. —Ziet daar de Koning reikt u zynen gouden genade-fcepter toe Ai grypt hem aan, kust hem , gy zult oveïwinnaars van het koningryke der hemelen Zyn"3 Gelukkig dat volk, op het welk hetko- ^^^^^^ ingen°mef Hoe heugelyk en zalig is het te mogen herdenken aan het geweld, dat Gods woord op u gedaan heeft, - hoe verwonÏÏyk wPas het u, toen die pyl in uw harte gefchooten wierdt; gy weet, wat er toen omgins, hoe gy hem ontevreden poogdet uit het harte te ryten, en tot uwe oude rust weder te keeren. - Maar de Heer heeft er voor gezorgdt, die pyl bleev daar, die wond wierdt vooi de zonden doodlyk, maar door Christus gene-zen. — Geluk met dit zalig voorrecht, uwe waerdigheid noch pligten waren er geene reden toe, Gods genade, zyne vrye ontverming moet hier geroemt en gepreezen worden , hadt de Heer geen geweld gedaan, hadt hy het niet begonnen , nooit zoudt gy het gezocht hebben , want toen was dat genade-leven u ook niet bekoorelyk. VaAa„ b Doch hoe ftaat het met uheden? gy hebt het wel aanvanglyk met geweld ingenomen. ^ ^ ^ .q ^ denk_ beeld, dat dit werk geheel afgedaan zy, dat zou voor uwen ftaat nadeelig zyn. Vrienden! g> moet dieper in dat koningryk der hemelen in-  II.B.3.f.*.i. J ' _ dringen, om nader by dien Koning te komen in het binnenfte van dat Ryk d-ar heeft hy zyn paleis en eeren zetel, daar is Wal lerzahgst, - maar hier behoort een aanhoudend geweld gedaan te worden. — Waare onderdaanen van Gods koningryk! zelvs-verio. ehenmg is in het zelve de eerfte les, die gv Jeeren moet, zy moet door uw geheele leverr geleert worden, en gy zult er niet in uitgeleerd zyn, als by uwen dood. — Geen Chris tcngeevt duidelyker blyk, dat hy op-het koningryke der hemelen geweld doet, dan wanneer hy toont, dat hy om Gods wille gene^n is wat int te ftaan en te verdraaien. ~ OefFent een heilig geweld op den Heere , geevt daar m den moed niet op , hoe het ook met u mo*e gcfteldt zyn. — Denkt te rug, hoe vaak |v op het gewelddoen den Heere overwonnen hebt, en geloovt, dat hy zich ook wederom niet onbetuigd aan u laaten zal. — Ieder da* moet er onderzoek plaats hebben op uwe nabyheid by den Heere , — van zynen kant kan ik u zeggen: by omringt alle uwe treden , hy is dicht by u; maar van uwen kant is er te veel affcheiding,— die koning in dat hemelryk bezit onnoemelyk meer fchoonheden als gy tot hier toe gezien en gekendt hebr,— doet geweld op hem, om er meer van te ervarren en te genieten. — Gy kunt in geene omftandigheid geraaken, of gy hebt hem noodig, doet dan geweid op hem , en grypt hem by herhaahnge aan tot uw heil, dit, weet gy, is een waarachtig woord: zonder my kunt gy niets doen. —Biddende onderdaanen in bet GenadeRyk is het zaligst middel om dit Ryk meer en meer  ( 49 ) II. B.a.*•&•»• meer te overwe]digen en in .te neemen ; daar door dringt gy tot in het S va'n den Koning door d,e geenen P tcnden boet'ling afwyzen kan. - t Gaa niet goed. Chnstenen! daar men zonder geweld en Sn tegen zich zelvs leevt, dat is een bewys dat het van binnen niet wel gefteld is, mee maaien moeten zich de vroomcn fcbaa* mee. maaien d menfchcn van deze ^pU*** * arm dan zy om naa den hemel te komen— goch dat eeweld tegen uwe zonden, tegen uwe Sdle monden 5 poogt die meer te vermees, cn hunne kracht te beneemen ; doet leweld "gen alle zonden , zoo wel de klemftcn fs dfgïootften, er mag geen Canaamet overbl wen , die moeten allen tot éénen toe weg S n «y dat geweld in de mogenheeoen des Hem Heeren, want hy wil helpen en met zyne genade medewerken , het zal voor u za% zyn , en gy zult het voor u zelvs goed hebben. ^ door dc waereld niet af- trekken, fielt u aan dezelve niet gelykformig; want, daar dit gebeurt,daar geraakt gy buiten het -ènot van de goederen in dat Genade-Rvk. Uw Koning is een geestlyk Koning, en, het geen hy van u verwagt, is eer, dienst in geest In n waarheid. - Beziet telkens de waereld als de plaats van uwen ftryd, daar in moet gy £ér en meer op het koningryk der hemelen geweld doen, om het in te neemen, - t gaa u als de worstelaars, die het worstelperk tt"et eden, verlangen om het zelve als overwinnaars te verbaten. - Zouut gy u door d^n  . , vyand haten affchrikken «on„ i neen! want hy is een vyand de deKoniïi reeds verwonnen heeft. - fctm] fuZ°n,.nS raad hem ligt te achten, ik geloovvVooin VX r:deneeit,maar hem afwy.st met die zelve taal öie hy van uwen Heiland hoorde - ual ^ rl^ satan zoo raad ik u ten *e^JRS verzekeren moogt, dat Jefus uw he per zv te gen hem want, is dit waarheid, dan^oopt » met hem door eene bende, dan fpringt Tm et hem over eenen muur, die met u is?fs dan oneindig meer dan die by uwe vyanden i hy kan u befchermen en alvermogend verdedgeZ Dat u geene onlpoeden affchrikken , imS dat koningryk der hemelen is het wel £t dat gy er kruis en tegenfpoed om uitfat Iri verdraagt, en hoe kunt gy dit ande oonen tót daar in, datgy om zynen wille lydeh wS £ hoe is uw lyden, Jefus Christus heeft e Jyk lyden. - Het inneemen van eene fhd baart genoegen, naarmaate de mbeite! om ze te bemachtigen groot geweest is, nu daTzol zal he inneemen van het koningryk der hem e Jen ook zaliger zyn , naanuaarenTgy door vee Jfe verdikkingen daar in gaat. - Nimmer ve ! fprak u die Koning, dat gy het hemeJrvk lil overcn zoudt zonder geweld, Mwiïïé Z zyne beovte, dat gy „iet tegenftaande dat al Jes,gelukkig zyn zoudt. Alle inftrunient dar tegen u bereid wordt, ZaJ niet gehSen ',1e tong, (]e tegen u inliet gerichte6 opfta ,'^ gy verdoemen, kh #. Nimmer fcoihe'eïeeöig wantrouwen om*  (51) omtrent den Heere by u op, als ofgy het koningryk der hemelen niet zoudt in de zaligheid deelachtig worden ; want nimmermeer kan Gods woord feilen, dat eenen ruimen ingang in Gods eeuwig Koningryke toezegt aan hun, die haare roepinge en verkiezinge vast maaken. — Ik beken het, hier op aarde zyt gy buiten dat koningryke der hemelen; maar dit duurt niet langer dan tot uwen dood, want by u fterven zult gy in het binnenfte vertrek Van het Paleis des Konings,in dat Koningryk, dat u voor de grondlegginge der waereld bereid is, ingelaaten worden. — Wat verrukkend gezigt zal u daar wedervaaren , gy zult dien Koning' der eeren daar vinden en aanfehouwen , Zittende als overwinnaar met zynen Vader in zynen Throon, hy zal gereed zyn om ulieden ook te verheerlyken, en de kroon der rechtvaerdigheid op uw hoofd te drukken, wanneer gy in de eeuwigheid, met Jefus, als overwinnaars zult zitten in zynen Throon. Amen!  By den Drukker dezes, is onlangs mede van de Pers gekomen: GEDACHTENIS VAN DEN HARDEN WINTER EN ONGEMEENEN WATER-VLOED Van het Jaar 1784. TOT WAARACHTIGE VEROODMOEDIGINGE VAN DE NEDERLANDERS: IN TWEE KERKELYKE REDEVOERINGEN, De eerfte uit Amos IX: 5,6". te Leerdam, de tweede uit j Petr. V: 6, 7. te Asperen , OP DEN DANK- VAST- EN BEDE-DAG Den I4dcn van Grasmaand 1784. UITGESPROKEN DOOR JOHANNES CLAESSEN, Kerk Leeraar te Leerdam. In groot O&avo, de1 Frys is ƒ — : 14: —