556 J 95   D E B A T A A F. N°. i. V R IJ H E I D, GELIJKHEID en "BROEDERSCHAP. VJij ziet dus eindelijk, o mijne medeburgeren! de zon der vrijheid wederom verrezen. Lang fclmilde zij agter nevelige wolken; doch thans is zij door de zelve héén gedrongen , en van nieuws vervrolijkt zij uwe gewesten. Gij zaagt de braave Franfchen naderen , en te gelijk zaagt gij die zon verrijzen. Ja, mijne landgenooten! dat wij der waarheid hulde doen! Het zijn de franfche ■wapenen, die ons de vrijheid weder fchonken; deze hebben de kluisters verbroken, waar in een dwingeland, zo langen tijd onze handen geketend hield. Doch laten wij thans hier bij niet berusten! Dat wij de vrijheid, dat gefchenk des Hemels, die zuster der gelijkheid, in haaren vollen luister tragtca te bevvaaren ! Daar toe worden wapenen v.ereischt, om de flaaven der dwingelandij, zo zij immer weder beitonden , uwen vrijen grond te betre. A den,  den, met kragt van daar te rug te drijven'; daar toe wordt waakzaamheid tegen die genen gevorderd, die u konden tragten te overheeren; daar toe is het rioodig, dat het volk verlicht zij, ten einde het zelf kan zien, of 'er waarclijk zodanigen gevonden worden, die naar de overheerfching ftaan, en daar toe is het noodzaakelijk, dat het zijne rechten en pligten lecre kennen. Om nu hier in onze landgenooten eenig zins te gemoet te komen hebben wij bepaald, hun dit weekblad aan te bieden. Zo het zelve, o medeburgeren ! uwe goedkeuring vermag weg te dragen, zullen wij niets ontzien , ten einde het in de daad belangrijk te maaken. Wij beginnen dus met u ora- den waaren aart en de gevolgen der vrijheid te onderhouden. Wanneer men den mensch in den wezenlijken Haat der natuur befchouwf, zodanig, als hij door wouden 'en wildernisfen aller wegen in het rond zwerft, kan niemand zeker ontkennen, dat hij het genot der vrijheid fmaake.Deze vrijheid wordt meestal met den naam van naturelijke vrijheid beftempeld. Doch welke is nu de rede, waarom wij het geheele menschdom thans nog niet werkelijk in dezen ftaat zien voordleeven ? Mijns oordeels zijn het gewis de behoeften van onderfcheiden aart; het is eené neiging tot gezelligheid, welke het Opperwezen , ter volmaaking van zijn eigen beflaan, den mensen heeft ingeplant; het is een zekere, onwederftnanbnare zugt tot het genieten van de vermaaken, aan den omgang mét de andere fekfe gehegc — deze drangreden en aanprikkelingen zijn  < 3 > zijn het, welke allen even zeer deze, in dc woes* tenije omdwaalcnde, wilden hebben aangcfpoord, om zich in maatfchappijen te vcrëcnigen. Bij het aangaan van dusdanige verbindenisfen, waar door de kragtcn en vermogens van ieder bijzonder lid dier famenleevirig tot een ccr.ig lighaam gevormd werden, was het nó'odzaakelijk, dat zekere voorbedingingen, het zij dan uitdrukkelijk, het zij ftilzwij-gend bepaald, in waarheid plaats grepen. Deze bedingingen waren het, waar bij volftrektciijk gezorgd werd, dat niet een enkel, of onderfcüeiden leden iets mogten verrigten, het welk aan een, of meer anderen, ofwel aan de ganfche famenlecving nadeellg ware, en deze waren het voor al, waar bij gezorgl werd, dat niemand zijnen natuurgenoot, die met hem in de zeilde maatfehappij leefde, in het verrigten van eenige daad, welke door geen wettig gezag verboden was> in het aller minst vermogt te verhinderen. Zie daar de wezenlijke grondflagen van een tweede foort van vrijheid, het welk ov-eindig volmaakter, dan het eerste — te weten, de natureliike vrijheid — de veiligheid van perfoon en goederen voor altoos op het onwrikbaarst bevestigde. Men noemt de zelve eene burgerlijke vrijheid. — Deze fteunt, gelijk onwcderlegbaar zeker is, op de onvervreemdbaarc en onverjaarbaare rechten van den mensch. De bepaaling (*), wel- A 3  < 4 > welke men naturel ijk van de burgerlijke vrijheid geven moet, is deze, dat zij beftaac in de magt, om alles te doen, wat een anderen niet fchaaden kan. ( *) Dat deze burgerlijke vrijheid in de daad oneindig volmaakter en onfchatbaarer, dan de nature* lijkc zij — dit zullen wij in het vervolg bewijzen. Voor eerst verkiezen wij ors met het befchouwen van de voornaamfte hoedanigheden en eigenfehappen van de zelve alleen bezig te houden. Dat de burgerlijke vrijheid geerié heerfcheloosheia , noch losbandigheid zij — dit, dunkt mij, blijkt reeds aanftonds duidelijk, en uit het boven gezegde, en tevens, wanneer wij op de eerftè oprigting der maatfehappijen, zo als wij die hier voorgefteld hebben, nog voor een oogenblijk onzen aandagt vestigen. De menfehen, na lang in het wild te hebben rond gedoold, nu eindelijk door het befcf van hun belang te famen gevloeid, begrepen duidelijk, dat, om eendragtelijk, en ongeftoord met elkander te kunnen leeven , en hunne kragtcn met vrngt tot het algemeen belang te vcrëenigen , 'cr zeker gezag gevorderd werd, het welk hunne daaden regelde; hunne onderlinge gefchillen beïïegte; den boosdoener ftraf te ; den zwakken befehermde, omtrent andere maatfehappijen , de noodige fchikkin- gen (*) Men zie de fransche constitutie, zo als de zelve door den koning op den 14. September 179Ï. is aangenomen. Art. IV. van tic Vcrklaaring ier Kochten van den Mcnsch,  < 5 > gen beraamde, het zij tot het aangaan van verbindenisfen, het zij, om de noodige middelen, ter zelfs verdediging, in het werk te ftellen. Dan, hoe nu zulk een gezag gevestigd? Het volk, dat zich tot eene maatfchappij wil vormen, koomt, als een man, behoorelijk famen, en kiest, bij meerderheid van {temmen, een zeker getal van de wijsten, en deugdzaamften onder hen, waar op zij ganfchelijk hun vertrouwen vestigen. Aan dezen fchenken zij, voor eenen zekeren bepaalden tijd, de magt, om alles te verrigten, waar door het algemeen belang op het wezenlijkst, en kra^cdaadigst bevoorderd wordt. Die genen, die dus verkozen zijn , erlangen nu den naam van vertegenwoordigers des volks. Eenigen uit de zelve worden afgezonderd, om de belangen, die zulk eene maatfchappij aan anderen verbindt, op de beste wijze te regelen. Deze laatften dragen den naam van het ftaats - beftier. Anderen uit de zelve worden gelast met het gezag, om recht tüsfchen burger en burger te fpreken. Zij vormen dus de vierfchaar of hoogfte rechts-bank, en alle de overigen maaken eene wetgevende vergadering uit. Dat deze, op zulk eene wijze verkorene, vertegenwoordigers des volks aan het zelVe de ftrengfte rekenfehap van hunne verrigtingen verfchuldigd zijn — dit zeker behoeve ik hier geen zins te zeggen. Wanneer dus elk van deze vertegenwoordigers des volks zijnen pligt betragt ; wanneer de wetgevende vergadering de daaden der burgeren, alleen in zo verre beperkt, als die voer A 3 het  < 6 > het algemeen in de daad nadcelig kunnen zijn; wanneer de rechteren, zonder aanzien van per* foon, het recht onkreukbaar, en heilig handhaavcn, en wanneer eindelijk het ftaats - bellier geftadig voor de eer, de ïust, en zekerheid van de maatlchappij, me: opzigt tot andere magten, waakt — in dit geval kan het volftrekt niet an» ders zijn, of elk ziet zijn perfoon en eigendommen volmaakt in veiligheid, cn kent geen andere perken voor zijne daaden, voor zijne zugt tot werkzaamheid, dan die hem door de wet alleen gsfteid wordt. Het is de wet, welke fpreekt: elk hoort haar 1b.m, en — in een plegtig pi"}gen eerbiedigt hij haar bevelen, terwijl geen grilligheid, geen willekeur, noch fpooreloozc hartstogtcn van menfehen in het aller minst over hem of zijne goederen vermogen te befchikken. Hij is dus vrij. De duidelijke, aan hem volmaakt bekende wet alleen, welk door die genen, die hij zelf daar toe verkoos, gemaakt werd, leert hem , wat hij tot heil van het algemeen verrigten, of veradjdwn moer. Geen enkele wenk van een gevloekte:! dwingeland vernedert hem in het ftof, of doet hem ziddc.cn, noch kan hemvan der vaderen erf, van zijne bezittingen, van gade en kroost beroovcn; hem, als een Hagtdier, om een gefchil, waar van hij zelfs geen kennis draagt, naar het bloedig veld van moord cn ijzelijkheden flecpen , of hem , als flaaf verJiOgt, naar verre gewesten henen zenden, cn dit alleen, ten einde de prijs van zijn onfchuldig bloed de weelde ^pragt en overdaad, ja zelfs de fchaa*  ♦C 7 rchnndclijkfle ontugtigheid van eenen onbeperkten hcerfcher vocdfel fchcnke. Hij is dus vrij. — Het is waar, hij betaalt eene zekere fch.ïttiug, welke hem door zijn vertegenwoordigers wordt afgevergd; doch hij betaalt die niet, dan na hier over zelf door deze vertegenwoordigers geraadpleegd te zijn, en zelve daar toe alvoorens zijne volkomen toéftemming gegeven te hebben; ja zelfs geen enkelen penning betaalt hij meer, dan de onvermijdelijke behoeften van den fhtat verëifchcn. Die dienaaren, die het belang des (taats in alle de onderfcheiden vakken vordert, worden,wel, en naar verdiensten, bezoldigd; doch tevens zorgt men hier bij op het naauwkeurigst, dat fommigen der zei ven geen zins ten kosten van het algemeen hunne weelde en overdaad vermogen te voeden, of bijkans nutteloos voor de maatfchappij in eene traage vadzigheid hunne dagen daar Lenen leeven; terwijl de nijvere landman, de ambagtsman, de koopman, en de meeste andere onoiitbeerbaare ftanden voor der zeiver overdaadig onderhoud geftadig zwoegen , en voor zich zelf, cn hun gezin flegts naauw , of zelfs niet eens het noodig brood kunnen overig behouden^ Het is dus geen zins een, in wellust verzonken , hof, geene kruipende hovelingen, geene trotfche grooten, geen ontugtïge vrouwen, geen balbaarden van een vortt, waar voor de vrije burger zwoegt. Zijn zweet en nijverheid betaaïen alleen de bedienden van den ftaat, die orde, recht, en billijkheid, handhaaven; die nutte konsten, en weten- fchap-  < 8 > fchappen beoefenen; die de jeugd tot vaderlandsliefde vormen ; der zeiver harten aan de deugd voor altoos heiligen; die hen den dood verre boven een verachtelijk flaaven-leeven doen verkiezen; die hun een onbeperkte menschlievcndheid, en broeder trouw weten in te boezemen. Het zijn alleen een maatig getal van leeraaren van een wel begrepen godsdienst, waar van het aanzijn van een Opperwezen en de zekere onftcrfelljkheid van des menfcheh ziel, de onwrikbaare grondzuilen uitmaaken — van geestelijken, die, warsch van alle bijgeloof, en dwceperij , ons leeren, onzen grooten Schepper, onze pligten , en het vaderland boven alles te beminnen — deze zijn het, waar voor de vrije burger van den ftaat alleen een zeer gering gedeelte van de vrugten van zijn arbeid, in gevolge van zijne eigenetoeflemming, behoeft ten offer te bieden. QHet vervolg, hier na.') Nota. In de volgende Nommers zullen wij allcrlcië belangrijke (tukken, van welken aart zij ook mogen zijn, mits aan ons oogmerk voldoende, die ons gezonden worden, van tijd tot tijd plaatfen. In tusfehen bedanken wij de geëerde zenders voor die opftellen, die ons bereids zijn toegekomen, en nodigen alle waare Vaderlanders van nieuws uit, om ons in de bereiking van ons wclmeenend oogmerk verder de band te bieden. Te L E T D E JV, . Bij B. ONNEKINK, En alöm bij de meeste Boekverkopers, waar dit Weekblak voor één en één halve St te bekomen is.  D É BATAAF, N°. 2. VRIJHEID, GELIJKHEIDEN BROEDERSCHAP. D aar oris uit meer dan eene flad van dezé provincie berigten zijn toegekomen, waar uit teri düidelijkfteh blijkt, dat de gloed der vaderlandsliefde , wel verre van alomme even zeer het hart der burgeren te ontvonken, in tegendeel aan fommige ptóatfen riog teri fteikfteri moet opgewekt worden , zullen de Nederlanders eenmaal van hunne heilrijke omwenteling de gewenschte vrugten pluk* ken; breken wij om deze redenden draad van onze redenering, betreffende de waare vrijheid, waar mede wij in ons eerfte nommer eenen aanvang maakten, thans voor een korte wijl af; ten einde die genen onzer landgenooten, die wij oordeelen, dat zij dit in de daad behoeven, eens eeni* B ge  «C 10 V f» bedenkingen, ter regeling van hun toekomstig gedrag, onder het oog te brengen, en hen te gelijk tot Iheèrder ijver in het behartigen hunner belangen aan te fpooren. De helden-deugd der edelmoedige Ffanfcheri, heeft ons nu eindelijk onze vrijheid wedergefchonken; terwijl de braafheid der burgerij van cenige der hollandfche lieden ook tevens het haare bijdroeg, om de zo'lang en vuurig ge, wenschte flaaking onzer kluisters te verhaasten. Dit is zo, mijne landgenooten! — dan hier mede moeten wij het gewigtig werk der omwenteling nog geen zins, als voltooid, befchoawen ! Er is oneindig meer te doen; er zijn nog veele gewigtige pligten, die werkelijk op ons rusten. Het zou ons buiten twijfel zeer weinig baaien , of wij het knellend juk van Willem V. hadden afgefchud, en met den naam van vrije Bataven fchitterden , zo wij nog fleeds de zelfde drukkende lasten moesten blijven torfchen; zo men nu niet alle mogelijke voordeelen, die de vrijheid ons kan aanbrengen, in de daad genoot; zo onze wcivaarasiet wéder, even als in voorige, gelukkiger dagen, fa vollen luister bloeide; zot niet onze zo lang beroemde, doch nu federd cenige jaaren in waarheid kwijnende koophandel,, van Aam met raajefteit het hoofd opbeurde; zo Ne-  «{ II > Nederland, dat federd eenen gcruimen tijd dé fpot en aanfluiting zijner nabuurert, ja zelfs de flaaf van het roofzugtig Engeland en het cereloos, onderdrukkend Pruisfen was, zich in den rang der eerfte en gedugtften mogendheden van Europa niet wederom wist te verheffen , en ander maals tot dat toppunt van grootheid op te ftijgen, waar op het zich omtrent den tijd van ket tekenen van den munsterfchen vrede en in de- dagen der fchandelijk vermoorde de Witte» bevond; zo wij overal op onze (tra-aten en wegen het even ontroerend , als vernederend fchouwfpel eener jammerende behoeftigheid, aan de zijde van een fpoorelooze pragt, van een ondragelijke trotschheid, van weelde en overdaad cn eene fchaamtelooze zedenloosheid moesten dulden; za men niet zorgde, dat ook de armffe onzer medebroederen zelfs de vrugten van dien fchooneiï boom der vrijheid plukte, die thans in de fchaduw van Frankrijks zege-vaanen op het erf der Batavieren, van nieuws geplant is; zo niet alle grieven uit den weg geruimd, alle onderdrukkingen , van welk een aart zij dan ook wezen mogen, niet alleen in het ftaatkundige, maar te* vens ook in het godsdienstige, volkomen vernietigd werden. Ja, mijne landgenooten, zo lang* er nog op uwen grond een enkele, fterveling B. a adem  genblik zijnen aandagt op de fpoorbijftere gerugten vestigt, die de flaaven van onzen verdreven dwingeland alörnme, ten aanzien van het aanrukken van pruisfifche huurelingen, verfpreiden, ten einde door zodanige verdiehtfelen den moed van eenigen der weidenkenden te doen verflaauwen; hun vreeze in te boezemen, ten einde zij dus de goede zaak geheel verlaten , of niet dan traag en fchroomagtig bevoorderen. Ja, wie kan twijfelen, of zelfs de ongemeene menschlievendheid der waare vaderlanders, en der zeiver edelmoedig gedrag hen reeds in waarheid hebben ftout gemaakt, wanneer men alleen in aanmer-; king neemt, dat, zelfs in het aanzien onzer braave gewapende burgeren, het zedenloosfte en domfte gedeelte des volks der zeiver afgelegen fchuilhoeken van gruwelen en onmenfchelijkheden ook nu nog bij wijlen van den afgrijzelijken moordkreet — Orange boven! — doet weergalmen. Den Alwetcnden, die onze hart kent, durven wij gerustelijk als den getuige onzer mcnschlievende gevoelens en van ons afgrijzen voor alle noodelooze ftrengheid inroepen: dan, niet te min zal zeker geen verfcandtge en billijk denkend fterveling het ook ontkennen, dat men, wanneer het niet anders zijn kan , tevens kragtige maatregelen behoort te nemen, ten einde de goede B 3 or-  *C 14 > orde in een vrijen (taat met klem en;-nadruk te handhaaven, en dus het wezenlijk heil , het welk Uit de zelve voor eiken deugdzaamen burger kan voordvloeièn, onwrikbaar te bevestigen., Door dit uit het oog te verliezen wordt, het gewigtigfle en eerite punt van het maatfchappetijk ver« drag, te weten — de veiligheid voor perfoon en goederen van ieder eerlijk en nuttig lid der famenleeving — op het onwederfprekelijkst gefchonden; naar dien zodanig een zich als dan be-v ffcendig aan de befcheidenheid en het goeddunker» van boos wigten, plonderaars en moorders — evert gelijk in de gruwel - jaaren van 1787 en 1788. —* ziet ten prooi gegeven, . Men denke in tusfchen geen zins, dat wij", te onvrede over de daaden der tegenwoordige vertegen* woordigers des volks, zo wel in de onderfcheiden fteden verkozen, als in het (taats-bewind geplaatst, derzelver handelingen, als van ter zijde, wildenafkeuren, of berispen. —■ Neen , dit zij, verre var», ons! — In tegendeel betuigen wij openlijk, dat der zeiver gedrag , zo verre dit ons bekend is, volgends onze wijze van denken, met recht de» hpogften lof en zuiverlte dankerkentenis verdiene. Dan, is het billijk , waarde medeburgers ! dat wij, daar tog de belangen van den (laat ook tevens die van eiken burger in het bijzonder zijn; x daar  < 15 > èaar wij mat den bloei of ondergang van dit gé» sneene-best, elk op zich zeiven befchouwd, ook tevens Haan, of vallen — is het billijk, zeg ik, dat Wij, daar dit onwederlegbaar zeker zij, in ecnen laakenswaardige onverfchilligheid thans alles» ïlegts als bloote aanfchouwers, betragten; dat wij niet tevens , ieder een in zijnen kring en naai zijne vermogens, werkzaam zijn; en niet alle onze kragten infpannen, ten einde onze kloekmoedigé vertegenwoordigers te onderfteunen; hen op alle mogelijke wijzen in het dragen van den gwtas ren last, hun opgelegd, tefchraagen; hun de doorïlaandfte blijken tc geven, dat zij in alle gevallen óp onzen bijftand en befcherming volkomen zeker kunnen rekenen, om dus hun moed, hun ijver en vaderlandsliefde nog meer aan te vuuren. Dat dit de pligt van eiken recht geaaarten bur-' ger van een gemeene - best zij — nier aan zal niemand twijfelen. Even zeker is het ook in tusfchön , dat, daar het volk thans eindelijk zijne rechten herkregen hebbe, het zelve voor het behoud daar van ook iteeds gehouden is te waaken; dat het die met alle kragt en allen nadruk beftendig behoort te handhaaven, door deze bij alle gelegenheden met magt en waardigheid uit te oefFenen; dat het geftadig zorgen moet, dat het niet op de een of andere wijze door lieden, die naar gezag  < I<5 > iig en eigen grootheid flaan misleid, bedrogen* of in flaap gefust worde ; ja, dat het bij allo voorvallen op hét duidelijks betocne, dat in den boezem des volks alleen de waare majesteit berust. Dan , welke hier toe dö gefchikte middelen zijn — dit zullen wij in het volgende nommer voordragen* té L E T D E N, Bij B. ONNEKINK, En alom bij de meeste Boekverkopers, waar dit t Weekblad voor één én één halve St. te bekomen is.  D Ê BATAAF. Na. 3. VRIJHEID, GELIJKHEID en BROEDERSCHAP. TTen einde thans aan de belofte, in ons voorig nommer gedaan, zo veel mogelijk, te beantwoorden, zullen wij thans, zo kort, en tevens duidelijk, als in ons vermogen is, die middelen opgeven, die ons het meest gefchikt fchijnen, om de majefteit, de rechten, en den voorfpoed van het bataaffche volk te handhaaven, en tevens met na* druk voor de rust, de veiligheid, en goede orde te waaken. Het eerde middel, dat wij, ter bevestiging en verzekering der vrijheid , volkomen onöntbeerelijk achten, beftaat hier in, dat alle braave, be' proefde vaderlanders, in elke (tad of (treek, zich tot een eenig lighaara verëenigen; dat der zeiver C ver-  < 18 > vergaderingen telkens op eenen vast geftelden tijd, van nieuws plaats grijpe; dat daar in eene zekere, bepaal de geregeldheid van werking heerfche; dat men ten dien einde de kundigfte en onverfchrokkenfte vrienden van vrijheid en gelijkheid aan der zei ver hoofd plaatfe; deze beurtelings met even verdienstelijke en even waardige leden, uit deze zelfde vergadering gekozen, doe afvvisfclen ; dat elk der zelvemet alle de overige uit dc andere Heden en gewesten van ons vaderland gemeenfchap houde, op dat dus alle de duizenden van echte beminnaaren der vrijheid van hunnen geboorte - grond , als het ware, door een onverbreekbaaren band van broederfchap te famen verbonden, bij alle gevaaren, die ooit den vrijen Batavier van de zijde der dwingelandij', of eene overheerfching van trotfche grooten op eenigerhande wijze mogte dreigen, zich fleeds in itaat bevinden, elkander met magt en onverfchrokkenheid te onderfteunen; ja den gevloekten dwang op zijnen ijzeren zetel te doen tzidderen. Het zij mij thans vergund, mij van de woorden van een beroemden franfchen fchrijver, waarmede hij van dusdanige volks - vergaderingen fpreekt, op deze plaats te bedienen. — De „ liefde voor het vaderland, uit de gelijkheid ge„ boien, en door de opvoeding verfterkt, erlang„ de der zei ver laatften, en voornaamften aanwas 33 in  < i9 > „ ïn de volks - vergaderingen, welke te Athenea, „ en te Rome zo veelvuldig waren. Te midden „ dezer vergaderingen bevond het heil des vader„ lands zich, als in een tempel, waar het zelve „ de hulde, en de geloften van des zelfs aanbid„ deren geftadig ontving. Hier was het, dat men „ aan het zelve, in het aanzien van geheel het „ gemeene - best, zijn hart ten offer bood; hier „ was het, dat des zelfs helden zegen praalden, en des zelfs godfpraaken zich ontvouwden; hier „ was het, dat, onder een plegtig zwijgen van „ alle bijzondere aandoeningen, de algemeen© „ hartstogt, der liefde voor het vaderland, even „ zeer tot alle burgeren fprak; hier was het, dat „ de redenaar geheel een volk befticrde , en ge„ heel eenen fcaat wist ftaande te houden ;'hier „ was het eindelijk , waar de troon der gelijk» „ heid zich verhief, en deze was derhalven ook „ tevens de waare zitplaats der liefde voor het „ vaderland. „ De geestvervoering der vaderlands-min was, „ of werd hier wel dra algemeen. Ook zelf de „ koelfhe en on'aandoenelijkfce harten gevoelden „ zich hier wel dra aangevuurd, en ontvlamd, „ te midden van een volk, het welk, tot uiterften „ zelfs, door de liefde voor het vaderland vcr„ voerd was, en op het hevigst blaakte. Dit C 2 „ vuur  ♦C 20 > „ vuur liep geftadig al verder, en verder voord, „ en wel ras vormde het een verbaazend groote, „ en wonderdaadige vlam, waar van men den „ leevendigiien gloed voor de deugd , cn eenen „ brandenden ijver, in zijnen boezem met zich „ voerde waar door men in ftaat was, alles te zeg„ gen? en alles te verrigten, hetwelk de godheid , „ waar aan men zich geheel had toegcheiligd, „ met mogelijkheid konde vorderen." — Zie hier de woorden van den roemwaardiger! ck* rutti. Zij doen u, mijne medeburgeren! niet alleen den waaren aart van dusdanige "volks-vergaderingen, maar tevens ook uwen pligt, als vrije menfchen, kennen. Om deze reden is het , dat wij die hier in der zeiver geheel hebben ingelascht. Wij vreezen geen zins, dat ons dit door iemand zal ten kwaaden geduid worden. U meer ten voordeele van dusdanige volksvergaderingen te zeggen , waarde landgenooten ! zou zeker overtollig zijn. Wij gaan dus over, om u te doen bcfeffen, tot welke einden wij deze willen gebruikt hebben Wij zullen ons hier in het eerst bepaalen tot die bijzonderheden, welke de omftandigheid van tijden onmiddelijk en zonder uitftel vordert , cn vcrvolgends, ten aanzien van verfcheidene gevaaren , die de herrezen vrijheid van Nederland voor zeker dreigen, wanneer men  < 21 > men daar voor niet met ernst en tijdig waakt, de noodige inlichting poogen mede te deelen. Men ziet uit alles, onder anderen ook voornaamelijk uit het uitmuntend ftuk, het welk de Reprefentanten van het Volk van Holland aan de' Staaten - Generaal dezer Verëenigde Gewesten gerigt hebben, in welk eenen rampzaligen toeftand, en hoe na bij zijnen gewisfcn ondergang ons vaderland zich thans werkelijk bevindt. Aller wegen, waar een billijk onderzoek de oogcn wendt, ontmoet het zelve niet anders, dan geheel uitgeledigde kasfen en tevens ontzettende agterftallèh, waar voor nog niet ligt de noodige bctaaling zal te vinden zijn. Uit een der volkomen echte flaats - papieren , van de Maatfchappij der Indien, het welk nog onlangs niet, dan enkel in het geheim, werd uitgegeven, wijl anders de braavé burger , die het gewaagd had, dit aan het licht te brengen, gewis der helfche dwingelandij ten flagtöffer ware gedoemd geweest — uit dit papier blijkt duidelijk, dat de gezegde Maatfchappij, wel eer een van de meest vermogende fteun-pijlaaren van ons vaderland, thans niet alleen tot niet gebragt zij, maar zelfs ook boven dien onder een gcdugten last van onbetaalbaare fchuldèn zwoege. Hoe zeer men, tegen allen eed en pligt, de goede trouw geC 3 - fchon-  < ii 5* fchonden hebbe, door uit de bank van Amfteldam aanzienelijke (ommen, tegen niets beduidende fchuld- brieven, te ligten — wie kan hier nog aan twijfelen, daar zelfs de Vertegenwoordigers der evengemelde fbid gedwongen geweest zijn, dit openlijk te verklaaren! — Welk een ontzettende toeftand is het niet, waar in ons vaderland zich flcgts in het kort verloop der laatfte agt vervloden jaaren heeft gebragt gezien , en dit niet te min, in weerwil van een vijf- en- twintigften penning; ja, in weêrwil van geftadige honderdfte, twee honderdfte penningen, van aanzienelijke vermeerderingen, van gewoone lasten . . . Wat zeggen wij? — Ja, in weêrwil van zo veel bloed en zweet, het welk de gevloekte hand der dwingelandij den al te geduldigen Nederlander, nu reeds zo lang niet min önmerifchelijk, dan onbefchaamd, heeft uitgeperscht... En welk een tooncel leveren deze gewesten thans verder op! Berooid, mishandeld, uitgeplondcrd, hunne huizen boven hen door de alvernielcnde vlam verteerd, zwerven thans geheele fchaaren van onze landgenooten aller wegen in het rond. De fchoonftc ftreeken ziet men alömme in eene huilende wildernis veranderd, de heiligdommen , de tempels, aan een alwetend God gewijd, in moord-fpelonken omgevormd, onfchuldige landlieden onmenfchelijk geilagt, ja alle gruwelen door onze roemwaardige geloofs- en bondgenooten, de gevloekte Britten, door de woeste horden , van een en duitfehen keizer, en dc fchandvlek van een, met recht vernietigden, adeldom en andere gevlugte booswigtcn, onbefchaamd, en  < 13 > en zonder wroegingen gepleegd! — Zie daar, wan Eato's erf, zie daar , wat het nabuurig Gelderland, wat O verijzel, en andere gewesten ons thans ten toon fpreiden! — Onze, eens zo fchoone, cn zo gedugte zec-magt is thans tot flegts zeer weinige kielen en eenigc nietige kanonneer-booten vernederd; onze fcheepvaard en,eens zo bloeiënde, koophandel zijn genoegzaam gansch bedorven.... "Welk een tafreel .. .! en egter geen zins te overdreven, en met te zwarte verwen afgefchetst. Ja, wie toch is, er, die flegts een enkelen druppel zuiver neêrlandsch bloed, nog voelt in de aderen ftroomen, en niet met ons van fpijt, verontwaardiging en billijke gramfchap gloeit! Dan wie toch zijn het, aan wien geheel het volk van Nederland die jammeren, die ellenden, dien hoon, die fmaad, en die vernedering alleen heeft toe te'.fchrijven? Te lang, mijne lijdzaame landgenooten! heeft de algemeene ftem omtrent die aterlingen reeds gezwegen. Een maand is nu bijkans voorbij gefneld, en niet, dan hier en daar hoort men den naam dier monsters, als het waare in het geheim, en flegts fchroomvallig uitfpreeken. Dan neen, het is de pligt van waare volksvrienden , van eiken Bataaf, dien openlijken te noemen, ja voor het oor van geheel de natie luids keels uit te roepen! — Het zijn uwe thans verdrevene regenten, uwe gewezen onderdrukkers, de laatfte flaaven van het vloekwaardig Orangehuis! Voor geheel de natie, wijl niemand dit tot nog toe buiten ons verrigtte, klaagen wij hen, als nüsdaadig en fb»-affchuldig, aan! Het  ♦C 24 > Het zij verre van ons, hun eerloos bloed te vor* 'deren! Dit j^locd bevlekte nooit den, aan de vrijheid toegewijden; grond van Nederland! Dan, dat het volk, alömme in geregelde vergaderingen gevormd , op eene billijke en befcheiden wijze , ter ftond van zijne vertegenwoordigers verge, dat men .1 zich van den perfoon, en de eigendommen van elken dier fchrik gedrogten behoorlijk verzekere; dat men hen allen naauwkeurig onderzoeke; hen van hun gehouden gedrag de ftrengfte verantwoording afvordere; de onfchuldigen, waar 'er zodanigen onder de zelve gevonden worden, naar recht en billijkheid vrij fpreke ; maar, dat ook tevens de goederen van hun, die zich aan wanbedrijven en een cereloos gedrag hebben fchuldig gemaakt , voor al het te kort komende, voor de ïchade, aan de gantfche maatfchappij moedwillig toegebragt, volkomen boeten ! Gij allen , verdrukte burgeren van Nederland! hebt reeds genoeg gezwoegd, om nu de uitgeledigde fchatkisten niet wederom te moeten aanvullen. Zij zijn het alleen, op wien deze last geheel behoort neder te daalen. Wel aan, dat men zich dus van hun en van hunne goederen aller wegen verzekere. Het aloude Dordrecht, Amfteldam en Leyden, zijn u hier in reeds vooruitgeftapt. Het-vervolg hier na. Te L E X D E N, Bij B. ONNEKINK, En alom bij de meeste Boekverkopers, waar dit Weekblad voor één en één halve St te bekomen is.  D E BATAAF. VRIJHEID, GEL IJ K H E I D en BROEDERSCHAP. Een ander onderwerp, het welk wij van geen minder belang oordeelen, is dit, dat men naamelijk in alle deelen van het hooger en laager bellier, zo wel in het burgerlijke, als ook met betrekking tot het krijgswezen, zodanige lieden plaatfe, zulke ambtenaaren verkieze , van wiertrouw , wier braafheid, en voor al , van wier Vaderlandsliefde men met het grootfte recht teri vollen kan verzekerd zijn. Met- de hoogde goedkeuring hebben wij bereids gezien, dat men aan eenige plaatfen fommigen van die genen, die door hun gehouden gedrag en openlijk'aan den dag gelegde onëdele , flaaffehe denkwijze, niet zonder reden, zich het verD trou-  < 26 > trouwen van alle wel denkenden hadden onwaardig gemaakt, werkelijk van hunne posten ontzet heeft. Het zij verre, dat wij ons in het leed van iemand onzer natuurgenooten, wie hij ook (frezen mogt, zouden verblijden : in tegendeel bloedt ons hart, zo menig maaien wij alleen een treurig gelaat aanfehouvven , of ccnen enkelen zugt vernemen. Dan, dit daar tegen is niet te min ook ten vollen waar, dat wij , uit hoofde eener volmaakte onzijdigheid en de heiligde rechtvaardigheid, ons tevens verpligt oordeelen, dusdanig eene handelwijze aan onze landgenooten, als; eencn voldrckten pligt, voor te Hellen , en hier op zelfs, zo veel ons mogelijk is, met gegronde reden aan te dringen. Dit is onwederleiSbaar zeker, dat het heil, het waar belang des volks, in alle gevallen, zonder onderfcheid, de hoogde wet uitmaaken. Het — falus populi fuprema lexefto! — is te zeer bekend, dan dat ik dit nog nader zou behoeven te betoogen. Derhalvcn, -zo dra dit heil des volks, dit algemeen belang dusdanig iets vordert, zijn geene, hoe genaamde tegenbedenkingen meer van het minst gewigr, of kragt; ja zelfs is het wezenlijke kenmerk van eiken echten beminnaar van zijn vaderland, in dusdanige gevallen, dat hij te gelijk alle bijzondere bedoelingen daar voor vol- ftrekt  < 27 ftrekt ter zijde ftellc. Geen maagfehap, geen» banden van het bloed zelfs, bchooren nog den aller minden invloed te behouden , zo dra het vaderland, de vrijheid en der zeiver gewijde rechten in het hart des burgers van een gemeenebest der zeiver dem verheffen. Deze fpreken, en — in een plegtig zwijgen eerbiedigt hij der zeiver bevelen, ja hier aan is het, dat hij alles — ook zijn eigen goed en leeven, met vreugd' ten offer brengt. Hier over thans breeder uit te weiden zou ons te verre van de opgenomen taak doen afdwaalen. Wel ligt behandelen wij dit .onderwerp nog eens opzettelijk en in het bijzonder. Genoeg is het tot ons oogmerk, dat wij onze medeburgeren in het voorbijgaan thans alleen hebben doen befcffen, dat niemand van hun, enkel uit aanmerking van het nadeel, dat iemand, of eenigen zijner naastbedaanden daar door zou kunnen lijden, dusdanige maatregelen behoort te wraaken, of wel op eenigerhande wijze tegen te werken. Dan, van hoe veel gewigt dusdanig eene handelwijze zij, zullen wij thans onzen lezeren een weinig nader doen befeffen. Dit is gewis, dat men geheel het daatkundig lighaam der maatfchappij, als een zeker konstig gevormd en ingerigt werktuig moet befchouD 2 wen.  < 28 > 'fchouwen. Zal alles geregeld en met orde werken, als dan behoort geen enkel rad, hoe gering en, naar den fchijfi, weinig beduidend, op eenige wijze verlamd, of werkeloos te zijn; geen enkei gedeelte kan flegts m het aller minste haperen , veel min gemischt worden, zonder dat ook tevens geheel dit konst - gewrogt onbruikbaar geraake, of voor het minst de gcvveldigfle fchokken doe gevoelen, en eindelijk hier door de aller noodlottigfte gevolgen , ja eene volftrekte llooping van geheel dit ftuk der konst en eener pngemeene fchranderheid ten gevolge hebbe. Wanneer zij, bij voorbeeld, aan wien de verdediging van het vaderland, het waaken voor de algemeene rust en veiligheid, het befchermen van onzen koophandel, het handhaaven van de eer van onze vrije vlag , het bellier der geldmiddelen cn het onderwijs der jeugd zijn aanbevolen, niet in waarheid vaderlandsch en, als echte gemeene - best gezinden, denken—wanneer de vrijheid en het geluk van dezen ftaat hun niet oneindig dierbaarer , dan alle andere bijzondere belangen zijn , en zij daar voor niet met de grootfte bcreidwilligheid hun laatflen druppel bloeds zelfs plengen — wat moeten dan hier van niet aanftonds en naturelijk de gevolgen zijn? — Behoeft men dit nog te vragen? Heeft de. laaxfte, fchandelijke  < 20 > engelfche oorlog en, de duizenden van billijke klagten onzer verarmde, beroofde en eereloos verraden kooplieden ons die niet reeds genoeg geleerd? — Gedenk nog flegts, o burgeren! aan onze rijk gelaaden oost-indifche en andere fchepen, die Willcms vloekwaardige handelwijs en de verradelijke famenfpanning van eene menigte onzer fcheeps-bevelhebberen aan het roofzugtig Al» bion ten prooië leverden! Gedenk, welk eene onfehatbaare vloot van op het kostbaarst bevragte kielen dien braaven geloofs - genooten ware in handen gevallen , had niet een eerclijke en ontfterfelijke zoutman dit verhoed! Gedenk aan St. Eirfhrius en andere onzer fchoonfte, buitenlandfche bezittingen, door de britfche roover- benden , zonder cenige moeite , afgelopen, geplonderd, en overweldigd ! Gedenk aan onze beste oorlogfchepen, moedwillig op een Haaks verzeild, of door de golven verzwolgen — alleen wijl men dit zo begeerden! — Gedenk verder aan de fchandelijke oproeren , door onze eigen krijgslieden begunfligd, en befchermd, of aangeftookt — aan dp gruwelen, in het ongelukkig 's Bosch gepleegd , op dat ik hier geene andere, bij kans even wreed geteisterde lieden van ons vaderland optelle. ■— — Gedenk tevens, ten einde ik mij wat meer tot het burgerlijk bellier bepaale, aan de fchandelijD 3 ke  •C s° 5» ke wijze, waar op men, bij het aanrukken der pruilifche horden, voor de middelen, ter verdediging van onzen grond, gezorgd had; ter wijl hier niet alleen al het noodige ontbrak, ofwel moedwillig geweigerd werd (*), maar zelfs - wie zou dit bijna, kunnen gelooven! — op fommige onzer batterijen .geene andere kogels te vinden waren , dan de zodanige, die voor de kanonnen , C*) Dus werd onder anderen aan den officier, die op den post, halfwegen Haarlem cn Amftcldam , het bevel voerde, op des zelfs dringend verzoek, een gewapend vaartuig op het Haaarlemmer Meir ontzegd , waar mede men deze plaats anders Van die zijde volkomen had kuunen beveiligen. Deze weigering had dan ook werkelijk ten gevolg, dat de Pruisfen, van deze onachtzaamheid verwittigd, van de daar tegen over ge. legen dorpen met plat-boomden fchuiten naar derwaard overftaken, en de bezetting, aldaar gelegd, ter ftond tot wijken dwongen, waar door de dappere verdedigers van Amftel-veen en andere plaatfen, wier naam met recht verdient onfterfelijk te zijn, wijl zij den roem van den alöuden bataaffchen moed in waarheid hebben ftaande gehouden , zich mede genoodzaakt vonden af te trekken , wilden zij niet van alle a.jdcn omcmgeld, en geheel nutteloos geflagt worden. En dus was dit opzettelijk verzuim dan ook de oorzaak, waarom zich Amfteldam gedwongen vond, veel fpoediger te daadigen, dan het anders' had behoeven te doen. Of zulk eene handelwijze dus niet ten duidêhjkfte toont, wat men van trouwlooze beftierers te « sgten hebbe - dit late» wij eiken ter bcöordeeling over.  ♦C 31 > sien , waar in zij zouden gebruikt worden, oneindig veel te groot waren. Hoe was het het dus ook met onze werven en magazijnen , voor den fcheepsbouw, bij den aanvang van den vloekwaardigen engelfchen oorlog gefteld? En, om verder tot iets anders over te gaan, hoedanig heeft men het recht in de laatst verlopen agt jaaren gehandhaafd; hoe heeft men op alle mogelijke wijzen den welvaard van het algemeen ondermijnd ! — Van het vloekwaardig verkwisten onzer geld - middelen behoeven wij hier niets meer te zeggen: hier van hebben wij reeds in het voorbijgaan in een onzer voorige nommers gehandeld. — Hoe zeer heeft men de verlichting van het volk, hoe zeer heeft men den bloei cn opbouw der konsten en wetenfehappen in alle de onderfcheiden vakken niet tegen gewerkt! Wij zouden hier meer kunnen zeggen , wij zouden bijzonderheden, tot fommige onzer hooge fchoolen betrekkelijk, kunnen opgeven, en naamen noemen — naamen van lieden, die zonder wezenlijke verdiensten te bezitten, of zich in het gemecne-best der letteren den minsten roem verworven te hebben, niet te min tot hoogleeraars door onzen fchranderen Willem V. verkozen werden, alleen, wijl zij onder het getal zijner kruipende flaaven en vuige vleiers behoorden, waarom hij dus ook  4 32 > Ook ten vollen zeker was, dat zij de leer der onderdaanigheid en eene blinde onderwerping altoos, ook zelfs de cathedra — zouden prediken, en op het ijverigst onder hunne leerlingen voordplanten. En wat toch was hier van het gevok? Ik fpreek hier niet van het verdrijven van zodamgen Ieeraaren, die waarelijk braaf en edel dagten, van der zeiver openbaare leerdoelen, gelijk dit lot onder anderen den met recht beroemden y. van ham els veld te Utrecht te beurtë viel. — Dit tog behoorde tot de orde van zaa^ ken dier afgrijzelijke dagen van geweld en onderdrukking. Dan, wat was hier van het gevolg? Wat anders, dan dat men de verfoei éï ij kfte flaavefi der heerschzugt van Orange, en domfte , onwetendite ïchcpfelen van onze hooge fchoolen naar alle oorden van ons vaderland zag te rugkeeren; dat deze, als de gefchiktfle werktuigen den dwingelandij, aller wegen in het bellier, in allerleië ambten bedieningen, en op den kanfel zelfs, geplaatst,' met deugd, met goede zeden, met het geluk der lamenleeving - ja, met den godsdienst en den Oncmdigcn zelfs fchaamteloos en openlijk den fpot dreven, en alles in dien bajaard van verwarring en ellenden dompelden, waar in men Nederland thans werkelijk vindt. Het vervolg in ons naast komend nommer. Te L E r D E N Bij B. O N N E K I N k En alom bij de meeste boekverkopers, waar dit week-blad voor één en één halve ft. te bekomen is  D E BATAAF. N\ 5- VRIJHEID, GELIJKHEID en BROEDERSCHAP. U it onderfcheidene gefprekken, met fommige niet onkundigen onder onze landgenooten gehouden, en de gevoelens, op verfchillende openbaare plaatfen door deze aan den dag gelegd, is ons, niet zonder dat dit onzen harten eene wezenlijke bekommernis baarde , onder anderen gebleken, dat, hoe veelen 'er in Nederland ook mogen gevonden worden , die de gevaarelijkheid van het behouden der meeste ambtenaaren, door het voorig flaats-bellier verkozen, en aangefleld, zeer duidelijk inzien, en uit dien hoofde de noodzaakelijkheid, om die door andfcren te doen vervangen , ten vollen befeffen; 'er niet te min zich ook zodanigen hier en daar werkelijk opdoen, die uiteen, gewis te ver gedreven, medelijden — eene aandoening, welke anders zins in alle gevallen den hoogden lof verdient — zich, tegen deE z«  < S4 > ze ontzetting der meer gemelden van hunne posten, openlijk en onbefchroomd verklaaren, door onder anderen deze vraag ter baane te brengen: — wat 'er naamelijk, indien zodanig eene verandering van openbaare ambtenaaren eens werkelijk plaats greep, van het gezin , van de vrouwen, kinderen, en andere naastbeftaanden van de zulken , wier jaar-wedden daar aan thans tot een noodzaakelijk onderhoud verftrekken — wat 'er van die vrouwen , kinderen en hoog bejaarde of nog onmondige bloedverwanten worden zoude? De bron, waar uit dusdanig eene vraag, in de daad door waare vaderlanders voorgefteld, natureïijk voordvloeit, is van dien aart, dat zij ons eenen wezenlijken eerbied voor het menschlievend en waarelijk gevoelig hart van eiken inboezemt, aan wien de deelneming in het lot van zijne natuurgenooten die doet voordragen. — Het ware dus ten uiterfteri onbillijk en beneden ons, die met eene andere flegts in het voorbijgaan te willen beantwoorden, of, als het ware, aan eene zijde ftellen, te weten door deze. — Wie heeft voor de kinderen, de vrouwen en aanhoorigen onzer wreed beroofde, mishandelde en verdreven landgenooten, wier eenigst misdrijf alleen in hunne liefde voor de vrijheid en het vaderland beflond — wie heeft voor deze bij de doemwaardige omwenteling van 1787. en in de volgende tijden gezorgd? — Heeft zich het toenmaals heerfchend vloek - gefpan ook om der zeiver middelen van beflaan bekommerd? Betoonden Willem V des zelfs zo ongemeen zagtaartige gemaalin , of zij-  < 35 > zijne verachtelijke flaaven zich ook in het aller minst bedugt, of onze uitgeweken , uitgeplonderde, van hunne posten verlaten, of op andere wijzen gedrukte en verarmde medeburgeren wel ligt in ellenden en behofftigheid mogten omkomen? Hebben de onderdrukkers van ons vaderland rrict in tegendeel gezegevierd, en, te midden van hunne helfehe boosheid , een luid vreugde - gejuich aangeheven, «zo menig maaien zij waanden, dat zij het overfchot der nog waarelijk moedige en echte Batavieren door armoede en gebrek in het cin- f de zouden zien omkomen? — Dan neen! Dank de edelmoedigheid der vrije, onvertzaagde Franken ! tot heden toe werden zij door de broederlijke onderftcuning dezer braaven voor nijpende armoede en gebrek bewaard! Deze tegen-vraag, welke wel ligt door fommigen onbedagtelijk konde gedaan worden , willen wij hier geen zins aanvoeren ; ja zelfs — wij achten die beneden ons. Doch eene andere, van meer belang, kunnen wij daar tegen in het midden brengen , en bidden onze lezeren, daar op een oogenblik hun aandagt te willen vestigen. — Wij hebben, naar ons oordeel, in ons voorig nommer, hoe wel flegts door het ontwerpen van eene vlugtigc fchets der onheilen, der rampen err wezenlijke nadeden, die het trouwloos gedrag van kwaalijk gezinde ambtenaaren, reeds in vroeger'dagen, ons vaderland berokkende , genoegzaam aangetoond, hoe na bij des zelfs volkomen ondergang deze ftaat door zulke ftrafwaardige aanhangelingen van den dwingeland geE i bragt  < 36 > bragt zij. — Wat dunkt u dus, mijne medeburgeren! wat is van meerder, ja van het meest belang — dat men het volkomen verderf van Nederland, van eenige millioenen menfchen aan het é lotgcval , aan een onzekcren kans waage , of wel, dat men flegts eenige weinigen — ten minften in tegenftelling van het oneindig grooter aantal der burgeren van dit gemeene-best — van hunne bedieningen verlate? — Dat hier de billijkheid alleen flegts uitfpraak doe, en wat dan in de daad het zwaarfte zij, dus ook gevolgelijk het zwaarfte behoort te wegen — dit, dunkt mij, kan dus niet lang twijffelügtig wezen. — Buiten dien zijn veelen der gezegde ambtenaaren tevens lieden, die met tijdelijke middelen gezegend werden. Deze tog worden hun geen zins ontrukt. Anderen, daar tegen, bevinden zich weder in ftaat, om door den koophandel, door handwerken, door hun vernuft cn nijverheid, zich het noodig onderhoud te verfchaffen. — Zij keeren tot den kring van gewoone burgeren weder. Geen eerelijk bedrijf wordt hun ontzegd; van niets, hoe ook genaamd, vinden zij zich uitgefloten. Zij worden niet, gelijk wel eer onze braave landgenooten, van hunnen geboorte - grond en, uit hunne kostwinningen, onmenfchelijk verdreven. In tegendeel , zij deelen zelfs met eiken anderen in alle mogelijke voordeden , die de ftaat van burger aan iederen Nederlander fchenkt. En buiten dien , is 'er ergends iemand, die zich , uit hoofde van een hoogen ouderdom, lighaams gebreken , of door eenige andere omftandighpden, buiten  < 37 > ten ftaat bevindt, voor zijn eigen onderhoul en dat van zijn gezin te zorgen — in een land, waar zo veele loffelijke inftelliugen gevonden worden, kan het voor zeker geen zins moeiëlijk zijn, zodanig eenen ook op de een of andere , niet vernederende wijze, het noodzakelijk onderhoud te doen erlangen. Boven dien is het immers ook voor zeker billijk, dat van het zweet der nijverheid van alle onze braave landgenooten die genen in de daad gevoed worden, dien geheel het volk van Nederland met reden zijn vertrouwen moet ontzeggen, of in wien het dit voor het minst met geene mogelijkheid ftellen kan — die genen die wel ligt, ja zelfs ten uiterften waarfchijnelijk, de eerfte voorkomende gelegenheid reeds greetig zullen aangrijpen, ten einde het gehaate vloek - gefpan, waar toe zij eens behoorden, en wiens doemwaardige grondbeginfels hunne harten nog in geenen deeie hebben afgezworen, daar zij die zelfs daar tegen in hunne gefbrekken niet zelden nog fcbaamteloos en ftout laten doorftraalen — is het billijk, zeggen wij; dat men van het zweet der nijverheid van alle onze braave landgenooten voor naamelijk de zulken voedt? Is het billijk, dat dit zweet der nijverheid van Neêrlands burgerfchaar de zulken voedt, die, niet zelden met recht onkundig, zedenloos en verachtelijk, met betrekking tot hunne kruipende , llaaffche denkwijze verdienen genaamd te worden? Is het billijk , dat dit zweet der nijverheid de zulken voedt, die zelve grooten deels niet een maal Nederlands E 3 zijn,  •C 3 8 >» zijn, en alleen om hunne verfoeiêlijke vleierij, waar van zij zich , onder den vernederenden livrij-rok, ter hunner bevoordering, zo meesterlijk wisten te bedienen — is het billijk, dat dit zweet dusdanige laag buigende fchepfels nog langer met gemak, ja zelfs niet zelden in overdaad doe voordleeven, terwijl daar tegen zo menig een, waarelijk wel denkende geboren burger dezer gewesten, die door zijne werkzaamheid en vlijt, door het beoefenen van nutte konsten, of wetenfehappen , door eenen ecrelijken handel, waar in het geluk hem egter geen zins begunstigde, of waar uit hij door de onderdrukking verdreven werd, zich bij het vaderland in waarheid verdienstelijk maakte — terwijl deze, wij herhaalen het, daar tegen in bekrompene omftandigheden met de zijnen zugt, en reeds den Hemel vuurig danken zou, wanneer hij flegts de helft dier jaarwedde voor het zelfde ambt bekomen mogt? — Het ware hier overbodig, nog te vragen , wat toch het lot van zo menig eenen verdienstelijken onder onze uitgewekene bataaffche medebroeders wezen moet, indien men het grootfte aantal van die genen, wier denkwijze maar al te zeer bekend is, nog geftadig in het beftier en hunne posten verkoos te laten blijven? Wij wenfehen hartelijk, dat de vertegenwoordigers van het vrije volk van Nederland alömme hun aandagt op dit onderwerp bedaardelijk mogen vestigen, het geen wij van der zeiver wijsheid en vaderlandsliefde ook met recht vertrouwen; wij verwagten van alle onze wel denkende medeburgeren, dat zij dit insgelijks werkelijk willen doen,  < 39 > doen; dat zij, waar het noodig wezen mogt, op eene eerbieiige en gepaste wijze hun verlangen hier omtrent aan hunne plaatsbekleders zullen te kennen geven, waarom wij dit dus ook gerustelijk aan de te beraamen fchikkingen en befluiten van deze beiden Handen onzer landgenooten ter regeling overlaten. Het is ons genoeg, ook in dit opzigt, alleen, als met den vinger, het pad te hebben aangewezen, het welk wij noodig achten, dat het door onze meieburgeren betreden worde. * * * Den volgenden brief, die de duidelijkfte kenmerken van eene vaderlandfche denkwijze en zugt ' voor het geluk van het algemeen, onzes oordeels , aan den dag legt, achten wij van een genoegzaam belang, om daar aan eene plaats in ons week-blad in te ruimen. Zie hier den zei ven woordelijk. — Medeburgers! fchrijvers van den Bataaf! Niet tegenftaande ik, gelijk meer andere bewooneren van het platte land, in de daad nog zeer onkundig ben, ten aanzien der algemeene belangen; durve ik mij egter vleien, dat 'er niet veelen onder mijne landgenooten zullen gevonden worden, die meer liefde voor hun vaderland en voor de vrijheid gevoelen. Dus hoop ik, dat «rij fchrijvcren mij dan ook niet weigeren zult, mij eenig antwoord, door middel van uw week-blad, op dezen te doen toekomen. Mijne vraag beftaat naamelijk hier in : — of gij ons ook eenig zins zoude kunnen gerust Hellen, dat er hier  < 4° > hier te lande geen wezenlijk gebrek of hongersnood te wagten is? Voor mij, ik denk niet, dat wij hier voor tot nog toe behoeven te vreezen. — Dan, daar 'er op het dorp, waar ik woon, zeer veelen gevonden worden, die den gewezen ftadhouder altijd zeer genegen waren, en ik geloof, dat het deze alleen zijn, die hier en elders zulke verfchrikkelijke maaren verfpreiden, om onze goede zaak nog, waar het mogelijk, den bodem in te flaan, zult gij fchrïjvers mij, en, zo ik denk, zeer veelen van mijne minkundige medebewooners van het platte land, met het oplosfen van deze vraag een zeer grooten dienst bewijzen. In vertrouwen , dat gij mij, uit broeder!'chap , dit niet zult weigeren, noem ik mij — . Uw heil wenfchenden medeburger T. W. V den 23. Febr. Het eerfte jaar der ne derlandfche vrijheid. De geachte fchrijver van dezen brief verwagte ons antwoord in het eerst volgend nommer. Wij zullen het ons een genoegen rekenen, zijne bedenkingen, wanneer hij die weder mogt hebben, op eene wel meenende wijze op te losfen, en, wenfehen hem in tusfehen — heil en broederfchap! Te L E T D E N, Bij B. ONNÈKINK, Fn alom bij de meeste boekverkopers, waar dit m eek-blad voor één en één halve ft. te bekomenis.  Ö E BATAAF. VRIJHEID, GELIJKHEID en BROEDERSCHAP. Ter gerustftellmg van onzen braaven medeburger,]. W., oordeclenwij thans volkomen te durven verzekeren, dat men niet alleen geen hongersnood, maar zelfs niet een maal een wezenlijk gebrek aan de voomaamfte noodwendigheden, te dugteii, heVüC. — Wij hebben gcene moeite gefpaard, ten einde ons van alles, zo naauwkeurig mogelijk, te onderrigten, en vinden, na een bedaarde over■ weging, dat men het volgende gerustelijk, als de Waarheid, kan aannemen. — Uk de verhooging van den prijs der meeste onderfcheiden foorten van leevensmiddelen en andere noodwendigheden, zou men gewrs op het eerfte inzien een zekere fchaarsheid , of gebrek kunnen afleiden. Doch, wanneer men omtrent dit onderwerp alleen een weinig nader doordenkt, F vev-  < 42 > vervalt dit vermoeden reeds ter flond, zo dat men de ongegrondheid daar van wel ras ten vollen inziet. Voor eerst blijkt dit ten duidenlijkften uit het plotfelinge der verhooging van den prijs dier waaren, en dit wel juist op het zelfde tijdftip, toen onze franfche broederen in deze gewesten werkelijk inrukten. Was 'er onder het geweldaadig beftier van Willem V. geen wezenlijk gebrek aan leevensmiddelcn te befpeurcn , en wel in een tijdsgewrigt, toen wij geheel een leger van Engclfchen , Keizerlijken en Hanoverfchen op onzen grond beflendig moesten voeden? — Van waar dan zou die fchaarsheid thans ontdaan ? De zoeven genoemde vreemde huurelingen, benevens een, ook waarelijk niet gering getal van allerlei, zo wel brabandfche, als franfche vlugtelingen, zijn Bato's erf ontweken, en door de edelmoedige verlosfers van Nederland vervangen Wanneer men het aantal van deze beide magten eens tegen elkander oprckende, de emigrds, onder de eerst gameiden meden begrepen, zou dan de uitkomst niet genoegzaam tooncn, dat het zelve aan beide zijden genoegzaam gelijk fta, en dat het dus geen zins een zo veel aanmerkelijker getal van menfehen, die dagelijks in Neêrland moeten gevoed worden, in waarheid zij, waar door de gezegde verhooging de'r prijzen' van alle mondbehoeften veroorzaakt wordt, voor al, zo dra men het ganfche gemcene-best over het p-eheel neemt * Wij oordeelden het noodzaakelijk, dit hier voor eerst te doen opmerken, ten einde dus aan te too-  El < 43 > toonen, dat men onze gelukkige verandering van zaaken en den intogt der onversaagde Franken in dezen ftaat hier van geens zins, als de cerfte en voornaamfte, ja zelfs in geene decle als eert wezenlijke oorzaak, moet opgeven, gelijk dit ui tusfchcn door het meerder gedeelte der kwaadwilligen in der daad gefchiedt. In tegendeel zo dit werkelijk zo was, waarom veroorzaakte dan de affchuwelijke inval der pruififche pionder-benden, in 1787 niet even zeer een daadelijk gebrek aan leevensm'iddelen, daar het getal van hun, die toenmaals deze oorden op der zeiver aannadermg verlieten, met de zelve niet in het aller minst gelijk ftond* - En egter, geen gebrek of aanmerkekelijke duurte werd 'er in die afgrijzelijken dagen befpeurd. , _ Dat 'er in een enkel foort van mondbehoeften te weten de aardappelen, werkelijk voor een oogenblik eene wezenlijke fchaarsheid hebbe plaats gehad - dit achten wij ten vollen zeker. Dan, dit fproot geen zins daar uit voord, dat deze'werkelijk niet voor handen waren, maai? werd alleen door den feilen vorst veroorzaakt, wijl deze het den landlieden ongeraden, of wel onmogelijk maakte, die plaatfen te openen, waar zij. de zelve in den grond verborgen hadden. Aan eene rede van bijkans den zelfden aart, naamelijk het langduurig befloten water, kan mei» ook de duurte van eenige andere noodwendigheden toefchrijven , naar dien deze de kooplieden in de kleene fteden hier en daar in de noodzakelijkheid bragt, om dat gene, wat hun ontjr Ck of»»»  < 44 5» brak, met wagens, in ftede van met fchuiterï* van elders te doen komen — iets, het geen veel kostbaarer is , en dus, zouden die' ongewoone uitgaaven worden goed gemaakt, die waaren ook-' haturelijk in prijs moest doen ftijgen. Door de ongemeene koude werden eenige fabrieken, welke onöntbeerelijke koopmanfehappen opleveren, gelijk bij voorbeeld de zeepziedcrijën, ook voor een wijl buiten werkzaamheid ge-1 ftcld, of der zeiver arbeid voor hét minst aanmerkelijk vertraagd. — Al weder eene rede der thans heerfchende duürte. ,. Wat eenige voorwerpen van weelde, gelijk de fpecerijen en andere oost- en west - indifchö voofdbrengfelen betreft — hier' over behoefde ik mij geen zins uit te laten. — Men kart die niet alleen, over het gemeen, in de daad zeer ligt óntbeeren, maar zelfs mag men deze met rederi onder de nadeelige, ja voor de gezondheid onzer landgenooten waarelijk hoogst fchadelijke dingen rekenen, en enkel als voorwerpen befehou'wen, door middel van welke de kooplieden zich niet zelden op eene fchreeuwende wijze, ten kosten van het algemeen, verrijken. — Of deze dus Voor handen waren, dan niet — dit zou in het tegenwoordig tijdsgewrigt tot het geluk van onze wel denkende, waarelijk bataaffche medeburgeren zeer weinig af, of toedoen. — Dan, dat zij wezenlijk ontbreken zouden — dit wordt door ons niet te min nog geen zins toegeftemd. Doch , dat wij ons thans tot eene zaak van meer gewigt nog voor een oogenblik nader bepaa- len,  < 45 > len, te weten het koorn en de aardappelen, van welke laatfte wij reeds in het voorbij gaan gefproken hebben. — Het is aan eiken ten vollen bekend, dat deze twee voordbrengfelen van de volftrektfte noodzakelijkheid zijn — het laatfte voor al voor de laager ftanden. Dat het hier aan in tusfchen geen zin6 in Nederland mangele — dit achten wij onwederlcgbaar zeker. Het is eene ontegenzeggelijke waarheid, dat Neerland de voorraad - f'chuur van geheel Euro? pa zij. De bcwooners dezer gewesten doen alles, wat flegts als noodzaakelijke behoeften, of bruikbaare koopwaarenkan befchouwd worden, uit alle gewesT ten der bekende wereld naar herwaard overvoeren, en verkopen dit vervolgends wederom- aan hunne nabuuren. — Onder deze «waaren behoort onder anderen ook wel voornaamelijk het koorn. Dit ontvangen wij, gelijk bekend is, in verbaazenda hoeveelheden uit Thorn en Danfig. Ontzaggelijke pakhuizen , die eenen voorraad voor verfcheiden jaaren kunnen bevatten , worden hier door,, vooral te Dordrecht, te Rotterdam en te Amfteb. dam telken reize weder op gevuld. Men kan wel, dit is zo, geen zins ontkennen, dat het ongelukkig Polen , uit hoofde der gewei daadige mishandelingen , van Rusland en Prujsfen ondergaan, in het laast afgelopen jaar juist niet zo veel graanen zal hebben opgeleverd, dan wel in voorige, gelukkiger dagen. Dan, dit is égrér tevens gewis, dat deze handel nimmer ten vollen geftremd zij, als ook, dat, fchoon de verzendingen naar den lei gers der dwingelanden , uit Nederland gedaan, F 3 in  < *s > In de daad geduurenden de laatfte tijden aan merkelijk waren , deze egter nog geen zins onze voorraad-fchuuren hebben uitgeput, daar anders de markt - prijzen reeds voorlang verfchrikkelijk zouden geitegen zijn. Aan de andere zijde leveren eenige gewesten van dit gemeene-best, gelijk onder anderen de Veluwe in Gelderland, Zeven-wouden in Vriesland, en het grootfte gedeelte van Zeeland zeer veel en voortreffelijk koorn op; terwijl Overijfel eene zeer groote hoeveelheid aan boekweit teelt, welk laatfte, ter voeding van onze landgenooten, ook niet weinig bijdraagt. De laatst genoemde gewesten in tusfchen hebben , geduurende den voorigen zomer, van het krijgsvolk niets geleden, en warén dus in ftaat, hunnen fchoonen , rijken oogst in te zamelen — een oogst, die veel meer opleverde , dan 'er verbruikt, of wel verzonden werd. Van waar dus de aller minfte fchijn van gebrek, of een aanftaanden hongersnood? In tegendeel durven wij gerust verzekeren, dat, zo men alleen te Goes, waar voor het minst zich drie zeer aanzienlijke koorn-kopers bevinden, flegts eenig onderzoek deed om nu niet een maal van de boven reeds genoemde hollandfche fteden te, fpreken — men daar alleen een ruimen overvloed zou aantreffen. Wat de aardappelen aanbelangt — hier omtrent zijn wij in het zekere onderligt, dat, zo dra het weder flegts gedoogt, den voorraad, dien men voor de vorst verborgen had, ten voorfchijn te hengen, de zelve ook in prijs aanmerkelijk zullen daalen. — Het zelfde, wat wij van dc graanen gezegd hebben, is ook, ten aanzien der aardappelen , ten vollen waar. — Zeeland, Gelderland en Vriesland , waar dit voorbrengfel in eene verbaazende hoeveelheid verbouwd wordt , hebben daar van ook in het laatst afgelopen jaar eenen ontzaggelijke voorraad geleverd , die tevens nog werkelijk voor een aanzienelijk gedeelte aanwezig is. Het  *C 47 > Het blijkt dus uit dit een en en ander, dat 'er geen de minfte gegronde reden voor eene knellende duurte in waarheid te vinden zijn, en, daar de gunftige verandering van het weder, als ook een zagter' jaargetij onze wateren en «roomen wel dra ten vollen zullen ontkluisteren, durven wij onze waarde landgenooten met de hoop op gunftiger tijden op goede gronden vleien. Wij achten het dus met onzen geëerden correspondent ten vollen zeker, dat bet alleen de kwaalijk gezinden zijn, die het hart der braave Nederlandcren met zu'ke ontzettende bekommeringen vervullen, ten einde hier door de verfchrikkelijkc tooneclen, daar door in het vrije Frankrijk wel eer geopend, ook op den bataaf- j fchen grond te doen plaats grijpen. Waak dus, o moedige Bataven! Waak ! Die koorn in houdt , vloekt het volk ! — Ziedaar, wat ons de gewijde Bladen zelve keren! Wij oordeelen dus^ dat, in gevalle de heerichende duurte nog -werkelijk eenigen tijd mogt blijven aanhouden, 'de vertegenwoordigers van het oppermagtige bataaffche volk geen zins zouden aarzelenf om, na' alvoorens hier omtrent het noodig onderzoek onder de hand door bekwaame lieden te hebben doen in het werk «ellen , alle verborgen voorraad-fchuuren niet alleen in beflag te nemen tegen eenen maatigen prijs, maar zelfs, zo dit niet baaten mogt, die genen, die dusdanige noodwendigheden, in hoop van eene fchandclijke winst, durfden opkopen, of te rus; houden , anderen ten voorbedde, oogenblikkeiijk met den dood te «rafTcn! En, dat het waarelijk geen gebrek aan voorraad zij, waar door deze verhooging der prij-z n thans veroorzaakt wordt — dit blijkt onder andereu hier, uit, dat naamelijk, ook zelfs die zaaken, ■ waar van men eene o ïtzagqr-lijkc menigte, ja zelfs den ftapel in ons va.Ierland aantreft, even zeer in  < 45 > in prijs goftegen zijn. Onder deze voorwerpen behooren onder anderen de kaas, Elk weet, dat niet alleen deze Vcrëenigde Gewesten, en wel voornaamelijk Holland, daar van niet alleen eene zeer groote hoeveelheid opleveren, maar dat, daar •alle gemeenfchap met Frankrijk nu reeds een geruimen tijd was afgefneden , de verzending hiervan zeer gering geweest zij, zo zelfs, dat alle bewaar? plaatfen daar van werkelijk, als overladen werden. En egter , welk een fchaamteloosheid \ — men vindt niet te min in waarheid kooplieden , die durven ftaande houden , dat zij daar van niets meer bezitten ! Verdienen zulke laaghartige belangzoekers niet met reden, als vijanden van het algemeen, bij de natie te worden aangeklaagd? — Ten aanzien der raap olie , heeft het zelfde volkomen p.aats._ Dat door den oorlog de verzendingen van Jpecerijen en andere indifehe waaren ineede veel geringer geweest zijn , dan wel eer — dit is ook even zeker. De handel op die ver afgelegen gewesten was egter niet ganfcbelijk gèftremd. —, Wat moet men dus ook ten dezer opzigte denken? — Wij laten dit, ter nadere overweging, aan onze landgenooten over. Dan , die in middels is, met opzigt tot de west-iridifche koopgoede? ren ten vollen zeker, dat, zo het tegen woordig ftaats-bellier van Nederland zich haast, om zo dra mogelijk naar dat gedeelte onzer buitenlandfche bezittingen de noodige convooiën te verkenen , men daar vap in onze gewesten wel dra eca ruimen overvloed bezitten zal, naar dien men in het zeker weet, dat onze volkplantingen in dat wereld-deel daar van in waarheid overkropt zijn. Een der zekerfte middelen, ten einde aan de eene zijde het agterhouden en verbergen van alle leevens middelen — gevolgeiijk eene geweldige duurte, wei-e dus alleen het gewrogt van kwaa. lijkgezinde en gewetenlooze kooplieden wezen kan, kragtdaadig te verhoeden, en aan den anderen kant een wezenlijk gebrek , waar het njet wérkelijk heerscht,  4 49 > heerscht zonder moeite te verhoeden, beftaat vooreerst in het vrij geven, of openftellen van allen invoer van mondbehoeften, en andere loortjreliike noodwendigheden, het geen onze_ reprefentanten, waarde landgenooten! ten aanzien van het rogna* ea-tarwen-meel reeds werkelijk gedaan hebben ; en ten tweeden , in het yolftrekt verbieden van allen uitvoer van dusdanige zaaLn - iets. het geen niet in het aller minst tegen de rechten van den mensen, of zijne vrijheid aan- l°°Mcz hc't uiterfte genoegen hebben wij tevens de fchikkingen gezien, welke 'er door de volksvertegenwoSniigers, ten aanzien van het vangen der zee-visch, beraamd zijn. Ook deze - zijn .eer gefchikt, om het ontbrekende voor een ge, deelte te vervullen , en eene wezenlijke lchaars}heid, in zeker opzigt, voor te komen. En nu, o landgenooten! wij heimalen het nog*. ffiaais _ waak, 'dat men u door dergelijke doemwaardige konftenaarijen geen zins moedeloos maalt-' of wel tot onberaden flappen aanzette, wa?r door gij u regen uwe verdienstelijke verte, gcnwoordiecrs 4 ja tegen de menschheid zelfs, or> het frhandelijkst zoudt kunnen vergrijpen! De doemwaardige aanhangeiinjjen van den verdreven dwingeland woelen nog geftadig. Men hennnere z-:ch aan het geen flegts zo onlangs te Thiel en Rotterdam gebeurd is! Wees geftadig op uwe hoede, en dat het zwaard der wet, of het foits van uwe bajonetten hen voor de majefteit des vrijen volks, zo het niet anders wezen kan, beftendig leeren tzidderen! fl Men zie over dit onderwerp - ToëL barlow, Raadgeving aan de bevoorrechte /landen , op het artq. tel der leevens - middelen. F S  •C 50 > Den volgenden brief kunnen wij niet afzijn, eene plaats in te ruimen. J " Medeburgers l fchrijvers van den Bataaf! Daar de geld- middelen van dezen ftaat zich thans in eenen aller beklaagelijkften toeftand bevinden acht ik het den pW Van eiken waaren vaderlander, zrjne bedenkingen, ter verligting van dit bezwaar, op de een of ander wijze, gemeen re maaken. Ik verkies ten dien einde' u§w vader! landsch week-blad, en verzoek u dus, zo m deze ïe^te^plaJlen!106^ """^ aCht' in zei" Het is geen zins een geheim, dat het ongemunte zilver thans ,tot zo laag een prijs gedaald zii dat het naauw voor dertien Huivers het lood kan verkogt worden. Men weet te gelijk, dat de fpecie , waar uit onze gewoone agt- en-twintigen beftaan, naauwehjks een en een halven ftuiver het engels, aan innerlijke waarde, bezitte. Jedere agt'-en-twin" tig weegt ongeveer zestien engels - gevolgeiHfo bedraagt de zelve , wanneer het zilverhdes zeï V gewoone waarde van dertig, of twee en deS ftuivers heeft, althans niet meer, dan vier en twintig dergelijke ftuivers. ' V1C1 en Men rekene hier uit na, hoe gering de we, zenhjke kosten, tot het flaan van zulk een ftuk vereischt, in deze tijden dus moeten wezen terwijl het zilver nu, gelijk gezegd is, niet meer' dertien ftuivers tol^^doild^gïL^g ™ ftuiver het engels bedraagt. Dan wanneer men nu al eens ftelle, dat, net de onkosten, Welke het een en ander na S fleept, het engels van een thans geflagen agt en twhing op ruim eene ftuiver en een kierde lopen ™ >b dan kostte elk dusdanig ftuk, thans g3& niets  < 5* > niets meer, dan ongeveer eenen gulden m den agt. cn-twintig tegen zestien engels gerekend, het wel* de zelve in de daad niet een maal weegt; De ftaat won dus op iederen agt - en- twinde niet minder dan agt ftuivers , het welk juist veerti» ten honderd uitmaakt, en dit, zonder dat hier door de muntfpecie in het aller minst vervalscht werd, of het algemeen de genngfte fchade leed Men bedenk dus eens, welk een verbaazend voordeel, van niet minder, dan vier honderd op de duizend, of veertig duizend op de honderd duizend dit kon opleveren, en, welk eene groot» hoeveelheid van gereede penningen, dit tevens moest in omloop brengen! Hoe wenfchenswaardig ware het dus, dat het ftaats-beftier zich tegen dezen tegenwoordigen laa2en prijs van het verkrijgbare ongemunt zilver meester maakte, en hier van dusdanige agt- entwintigen deed vervaardigen. Een ander ontwerp van foortgelnk een aart, en waar van ook reeds meer maaien gefproken is bellaat hier in, dat men alle de zo genaamde zesthalfven, door middel van een ftempel, die niet kond nagemaakt worden, in fchelmgen verkeerde Men rekene, dat dit ftempelcn op den zafc zesthalven, eene onkoste van vijf guldens veroorzaakte — als dan bedroeg een zodanige zak zesthalven die nu alleen twee honderd en vijf e» zevend» gulden waardig is, na dus alvoorens geklopt te zijn, aanftonds drie honderd der zelfde guldens en, wanneer men daar van dan voor het ] ftempelen vijf guldens aftrekt, beliep de zuivere winst op eiken dusdanigen zak zesthalven nog altijd twintig gulden?, waar door dus op de vijf foortgeliike zakken, of twaalf honderd en vijf ert twinn» guldens, niet minder, dan honderd gewonnen werden. En daar het bij de toest en wigt gebleken is, dat de zwaarte en fpeciè der geklopte fchellingen, met die der meer gezcg.le zcsth/lvcn, volkoEienb gelijk fta, zoude hier door wederom  *€ 52 > noch de munt in het aller minst in der zei ver hake verlaagd worden, noch iemand, hoe E naamd iets Inden, terwijl de zo genaamdvak fche klop dan tevens uit de wereld geraakte : Deze opgaavc, vertrouwe ik, zal bii nader ™, derzoek volkomen juist bevonden w^den n welk geval het mij aangenaam zou zijn, die n uw wee*.blad geplaatst te zien, fa welke venvaS rnStS t0ewenfchinS ™ M en broeJerfchapf uwen vlijtigen lezer " T I £ P. -L/ , den i. Maart. / Het .eerfte jaar der bataaffche vrijheid. AAN De * IJ EEN KOM STEN MIJNE* VADERLANDSGEZINDE MEDEBURGEREN, BEKEND ONDER EEN NAAM VAN LEE S - G EZ ELSC HAP P E N< Oi hoe flaat mijn hart van vreugde, braave landgenooten ! wie Wie kan dit gevoel befchrijven, daar ik u vergaderd ziel Leer,  < 53 > Leer , leer dus uwe waarde kentïën ,1 feclu geaartc burger - (toet! Leer voor-uwe waarde ftrijden , ■. als het heir der Gallen doet! Blijf ftaag rustig faamvergadren ! • , Leer elkaar wat hij bedoelt, Die despoten durft bevegten, wen hij de onderdrukking voelt. Dat fteeds de echte menfchenliefde , „ •• eene liefde — o! zo fchoon! Met de goede trouw verbonden, \ 'i heilig in uw midden woon! • - •' ' i. Ban de trotschheid , Bato's telgen! Ze is des Satans evenbeeld! Vloek de zugt naar rang en tijtels, beiden in de hel geteeld. Dat geen — Edel!... Hoog-gebooren! — immer uwen kring verpest! be eerste rang en naam is — burger! — burger van een vrij gewest! Helfche nijd, of vuige wangunst, die zo vaak de tweedragt baart, Moet ge, als uw verderf, ontvlugten 1 Nijd is Bato's kroost onwaard! Mijd verftandiglijk het twisten! Eendragt vormt uw grootfte kragt; Tweefpalt is 't, die vrije volken onder 't juk, in ketens, bragt! Han«  < 54 > Handel met elkaar, als broeders! ^ Schuw bedrog, en list', en. fchijn? Vrijheid, vriendfehap en gelijkheid' moet fteeds uwe doelwit zijn. Kies, voor uwe burger-vadren , hen, welke een ariftocraat, Tot hun jongden Hond, vervloeken, als een pest van eiken ftaat 1 Zorg... o ! zorg toch, dat de heerschzugt thans geheel word neergeveld! Anders ziet ge in 't kort uw handen door een nieuwe boei gekneld. Denk eens zeven jaar te rugge, en — gij leert oneindig veel! Vaak ... ai! waak , of 't zelfde uoodloi valt u thans ligt weêr ten deel. Waak.. . waak ijverig voor de wetten l Toon een onbezweken moed, En zie zelf met arends oogen , wat men in uw raadzaal doet 2 Let op alle handelingen! O.' verlaat u op geen fchijnf Dumouriez en Robespierre moeten u ten fpiegel zijn! Elke (treek teelt aterlingen. •Wagt u dus voor vuig verraad Ja, wees altijd op uw hoede! 't Naberouw koomt fteeds te Iaatf Desk  . '4 55 > Denk niet, waarde landgenooten! dat ik ooit de zuivre trouw Van oprechte burger-vrienden in verdenking brengen zou! Neen — ik gaf voor hun mijn leeven , zo het ooit de tijd gebood. ja — voor echte patriotten vlieg ik juichend in den dood. Dan , verachtelijke zielen , een ariftocraten-ftoet, §£ Hen, die eigen grootheid zoeken, deez' vertrap des vrij-mans voet! Draag u altoos ftil en vreedzaam; maar wees fier, wen uw waardij Wordt miskend door aardstijrannen , en duld nimmer dwingelandij! Voed ftaag eerbied voor die burgers , die gij zelf hebt aangefteld. Om de wet cn 't recht te fchraagen; maar weérfta zelfs 't minst geweld'. Haat een Nero , haat Tarquijnen , monsters voor een vrijen ftaat, Uit den afgrond opgedonderd , met een onverzoenbren haat! Worden rechters recht-vertrappers, ftoot hun dan den dolk in 't hart! Toon, dus dat ge, als vrije menfchcn, onverfchrokken , dwingers tart! Han-  < 56 $* Kandel dus, o vrijheids-zoonén ï Blijf ftaag rustig, wel te moê f God zal zelf voor Neerland zorgen! Reeds lacht u de vrijheid toe! Ja, gij ziet reeds 't onrecht "bukken" , en Orange's magt geknot , En eens eiken booswigt tziddrend, op ten bloedig fchand-fchavot, Nimmer zullen volks verdrükkei's hunne ftraf ontviugten. — Neen God ziet Van zijn hoogen zètel 't recht en 't onrecht hier beneên / Zijn' er "nog ariftocraten. — O! zij vallen, en zelfs vroeg! Heeft men hier geen guillotines — 't wreekend ftraf -zwaard is genoeg. Sta, mijn vrienden, fta, als helden", dus fteeds voor de vrijheid pal , En vertrouw, dat 't Opperwezen aan uw' zijde ftrijden zal.' E. Te L E T D E N, Bij B. O N N E K I N K, En alöm bij de meeste boekverkopers, waar dit <«eek-blad voor één en één halven ft. te bekomenis,  D E BATAAF. N°. 7. VRIJHEID, GELIJKHEID en BROEDERSCHAP. D •aar het geluk van een volk beflaat in de bekwaamheid en deugd van zijne vertegenwoordigers; moet ook een volk boven alles wel beraaden zijn bij zulk een flap, en het oog houden, of zuiken, die het tot handhavers zijner rechten, en de uitvoerrers der geheiligde wet benoemt, mannen zijn van eer en kunde. Wanneer een volk dezen regel uit het oog verliest, is het, en het zal eeuwig, ongelukkig zijn. Welke zijn de reden geweest, da; dit ons vaderland zo lang onder folterende rampen gezugt heeft? Niets anders, dan de eereloosheid en onkunde zijner beftierers. Willem V., onbekwaam tot den post, dien hij bekleedde, opgehitst, en geleid door eene flegte vrouw, en geruggefteund door eigen belang zoeG ken-  < 53 > kende regenten, heeft alleen Neêrlands verderf berokkend. En wie gaf hem, wie hun allen, die magt, om ons vaderland op den oever van zijnen ondergang te brengen? Wij, mijne landgenooten! wij zelve, en/het zoude onze eigen fchuld geweest zijn, bij aldien wij in den poel der jammeren werkelijk waren nedergeftort. Wij allen, eertijds zo dapper, hadden nu geen moeds genoeg, om dc zuilen van onder den verdervenden troon dier dwingelanden weg terukken, en hun, met euveldaaden overlaaden , hoofd voor het zwaard der gerechtigheid te doen buigen. De waakzaame leeuw Hiep nu , en had de vrije Gal hem niet doen ontwaaken, hij ware gewis in den dood ontilapen. Dan, thans zijn wij weêr tot hier toe gered; de ontluikende vrijheid werpt ons eenen hart ftreelenden blik toe, daar de tijrannij zidderend van onze grenzen te rugge wijkt. Juich, juich nu, mijne broederen! doch waak tevens voor de vergulden boeien der bedrieglijke heerschzugt! Zie, wat gij doet, en laat geen onherflelbaare misflap uwen gantfehen val na zich fleepen. Kies geene vertecgenwoordigers uit uw midden, dan zulken, 'op wier eerelijk hart, beproefde deugd en kunde gij u ten vollen mogt verlaten. Zie toe, dat geene verraders zich ooit in de raadzaal nederzetten! Welke verfchrikkelijke tooneelen heeft niet het nabuurig Frankrijk aan uwe oogen vertoond! Dat nu het eene volk door de rampen van het andere leere, en wijs worde! Schenk nimmer aan eenen uwer verteegen- woor-  •C 59 > woordigers zo ten vollen uw vertrouwen weg, dat gij niet de minste zijner handelingen zelve nagaan, wikken, en weegen zoudet. Gu moet en, aauwkeurig gadeflaan, of de vemgungen uwer reprefentanten der gerechtigheid hulde doen. Laat uw oordeel over de werken en met over de woorden gaan. De lippen brengen fomtuds hooning voord, wanneer het hart buterer, dan alsfem is! ; . Hoor een Mirabeau in de vergadering — ee nen Dumouriez voor het krijgsvolk - eenen Robespierre op het gefroelte fpreken! - Wdto eene hemelfche taal uit den mond van zulke affchuweliike verraders! 1 Waak din, opdatgeene uwer, dooru^ geftelde, vertegenwoordigers, uwe verdruktei worden. Gij zijt thans vrij - maak dus, dat uwe vrijheid niet weder gevaar lope . Gj w art ,wel is waar, rampzalig, toen een tihÏÏ u nog onlangs zo zeer drukte - dan gij zoudt nog duizend werf rampzaliger zijn, mdien " na een houten juk afgefehud te hebben uwe halzen onder een ijzeren krommen moest. Zi t dus op uwe hoede, op dat niet uwe vijanden de vijanden uwer vrijheid u verrasfen! Draa ïïrge, dat niet uit eiken druppel geftort bloed van ee^en omgebragten dwingeland een nieuwe tiiran herrijze! O Nederlanders! waan niet, dat uwe vrijheid reeds volkomen gevestigd is _ **f ™^ de volksverdrukkers allen uitgerooid zijn! O neen , ÏenloertnogwerkelijkoPuwevrijheid,opuwgeluk. G i  < 6c > De geketende tijger is wel buiten ftaat gefteld, om te vernielen; maar, wen de meester zich zorgeloos betoont, niet waakt, dat de fchakels houden, breekt hij los, en — wie zal hem weder aanbinden ? Zij, die uw geluk benijden, zijn thans, wel is waar, in de onmogelijkheid, om u te deen vallen; dan,hunne opvolgers zijn gcvaarelijk voor tawe vrijheid, en die zullen, daar het aangezigt der tijrannij te affchuwelijk is, het masker van vrijheids- liefde voor doen , om u te verderven. Het gebroed der ariftocraten is 'er nog, en houdt zich alleen fchuil, om, wanneer het volk van Nederland-weêr eens in flaap geraakt, met voordeel aan hunne zijde ten voorfchijn te komen. Burgers! blijf waakzaam, op dat men u niet verftrikke ! Deze tijd is een blijde tijd. De zelve baant u den weg, om vrij te worden; dan, gij zult nog veel, ja zeer veel te ftrïjden hebben, eer gij7 volkomen vrij zijt. Gij zijt thans wel verlost van eenen dwingeland; doch gij voedt 'er nog honderd anderen aan uwen boezem. De vrijheid is nog niet ten vollen veilig; zij zal geduurig haare tegensftrijders hebben, en, indien haare zoonen niet met een waaleend oog en ontblooten kling de zelve befchermen, loopt zij gevaar bm weder te vallen. Gij hebt thans de wapens' het grootfte fieraad voor een vrij man, in handen 5 zorg, dat deze u nimmer weder ontrukt worden, de ondervinding leert ons, in onze dappere nabmiren, hoe veel het ftaal in de vrije vuist "vermag. Dat dit ftaal , zonder onderfcheid Van per*  < 6i > perfonen, den fcheedel van eiken, die zich vermeten zou , "u te onderdrukken, voor zeker klieve! Had de Frank zo waakzaam niet geweest voor zijne vrijheid, en tevens zo veele ariftocratcn , die zich telken reize van nieuws lieten zien, ter Hond geflagt, nimmer ware hij vrij geworden. Volg dus zijn voorbeeld na , zo ook hier van nieuws ariftocraten verrijzen mog'cen! Befchouw hen , die uwe rechten zouden willen vertrappen, als uwe ergste vijanden, en zweer, door de edele drift voor de vrijheid bezield , den zulken den dood. Dat het zwaard eens vrij - mans , tegen de heerschzugt getrokken, niet in de fchede keere, zo lang 'er nog een enkele dwingland leeft. Befchouw het gclaaden geweer en de aangezette bajonet, als de hegtfte zuilen, waar op het gebouw der vrijheid rust. Hij, die u dit uit de hand kon rukken, zoude uw meester zijn. Ja, befchouw uwe wapens, als een heiligdom, het welke geen fterveling u met recht ontnemen kan. Steun op uwe vuist, en zijt altoos op uwe hoede — zo doende, zult gij een maal vrij worden. Wie zou een volk, wanneer het hart van moed en beleid vervult is, onderdrukken? — G 3 Bur-  •{ 6ï )• * Burgers! fchrijvers van den Bataaf! Voorde lelijke omwenteling van het jaar 1787. heb ik zo fomtijds wel eens een brief aan foortgelijk een week-boekje, als gij thans fchrijft, gezonden , om, als ik zo iets weten wilde, dit te vragen. Gij zult wel zien uit mijn misfive, als dat ik juistement geen comptoirfchrijver ben: verflaat gij mij ? — dat is te zeggen, wat den flijl betreft; want, wat het fchrift aangaat, denk ik, dat ik mooier fchrijf, dan gij; want gij moet weten, dat ik fchoolmcester ben. Ik wil nu aan u ook zo nu en dan eens fchrijven , en dat ik niet wel weet, of als ik ergends mede verlegen ben , u vragen. Mijn vader zaliger zeide altoos , door vragen wordt men wijs — en zo denk ik ook. Maar ik moet tot de zaak komen. . Gisteren met mijn buurman over de tegenwoordige zaaken fprekende, zeide mijn buurman mij, dat het, naar zijn bedunken, alles zo patriotfeh niet toeging, en dat het in Frankrijk vrij wat beter ging. Zo als wij daar druk bezig waren met redeneren , werd er gevraagd, of mijn buurman te huis was, en zie, dö,ar koomt een oude vriend van hem in, die nu met het corps Bataven weer in oms land gekomen, en van 't jaar 1787 af in Frankrijk geweest is. Na dat men elkander welkoom geweufcht had, begon men over de zaaken van het land te praaten. Deze vriend beklaagde zich, dat de Patriotten  < 63 > ten hier nog zo in flaap waren. Hij zeide, dat, als men nu in dezen niet oppaste, men dan voor eenen prins wel duizend prinfen krijgen zou, en dat de ariftocratie weêr den kop opftak. Hij vertelde ons, dat men in Frankrijk, zo ras als iemand maar liet zien , dat hij een ariftocraat was, hem naar de andere wereld hielp, en, dat het daar door in Frankrijk thans zo goed ging Hij was zeer geërgerd, dat men hier in Holland in de meeste ftcden den raad met gefloten deuren hield.—„Wie heeft het ooit gehoord ? "—zeide hij „ dat, wanneer in een vrij land de municipaliteit ", vergaderd is, men als dan de deuren der zaal toe2 doet! — Dat was goed, in dien tijd, toen men in den " raad, niets als verder velijke plans voor de burgerij '„ beraamde; maar, nu'er niets gedaan wordt, zo wij „ vertrouwen,als tot nutvan den burger—waar toe nu 2 de zaal gefloten? Mogen die zaaken, die daarver" handeld worden,ook niet gehoord worden? Er „ wordt immers niet behandeld, als de zaak van het volk, en mag het volk zijne eigen zaaken niet hooren ? Men moest het''—zeide hij — „ in Frankrijk ens waagen, om den raad met gefloten deuren te " houden: de burgers zouden hunne reprefentanten »aauw uit de kamer helpen, en de Patriotten " moeten ook oppasfen, dat dit niet meer gebeure. Als 'er raad is, moet elk, mits zich fl.il houdende, daar binnen kunnen komen,elk moet daar de ad" vijzen kunnen hooren, dan leert men de lieden " kennen, en, zodoende, leert men , zo er eeni„ ge ariftocraten gevonden worden, die als dan | tevens kennen." — Hij zeide mij, dat 'er niets  < 64 > zo tegen de vrijheid van een volk aanliep, als dat de reprefentanten bcfloten raad hielden; want, dat zij daar handelen konden, naar hun believen, zonder dat de burger iets van hunne handelingen wist, en dat zij dus, als de deuren gefloten zijn, zo wel het verderf, als het geluk van de burgerij bevoorderen kunnen. Hij vermaande mij, om met mijne meburgers daar tegen te waaken, dat de raad met gefloten deuren vergaderde.—„Gij moet het beletten"— zeide hij — „De burgers moeten nietdulden,datditmeer ge« „ fcbiede, of uit het eenkoomthet ander voori, 'cn „ dan zijt gij weêr in 't kort op nieuws flaaven. — . Kijk,! burgers! fchrij vers van den Bataaf! ik begrijp ook wel, dat die vriend gelijk had; maar wat zal ik 'er alleen aan doen, om die bcfloten vergaderingen te doen ophouden ? Nu wilde ik, dat gij in uw volgend nommcr de burgers eens voorlichttet.Voor eerst ^vilde ik, dat gij hun het gevaarelijke en tegen de waare vrijheid aanlopende aantoondet van dat vergaderen met gefloten deuren op het raadhuis, en, ten tweeden, dat gij hun de middelen aanweest,'om zulk een wijze van vergaderen te doen ophouden. Zo doende zou ik niet alleen, maar wij burgers allen ons met grond verzetten kunnen tegen zulke eene manier van vergaderen, welke, naar mijn oordeel, aller verderfelijkst voor de vrijheid van Neerlands burgers is — Ik blijve uw vriend — CQRNELIS VRIJLIEP. ö Te L E T D E N, " Bij B. O N N E K I N K, En alöm bij de meeste boekverkopers, waar dk week-blad voor één en één halyen ft. te bekomenis.  D E BATAAF, N\ 8. VRIJHEID, GELIJKHEID kn BROEDERSCHAP. Xn antwoord op het voorftel van den braaven fchoolmeester, CORNELIS VRIJL1EF, wiens fchrijven wij in ons voorigen nommer woordelijk aan onze lezeren hebben medegedeeld, durven wij niet alleen gerustelijk zeggen, dat het zelve ten vollen gegrond zij, en geene, de aller minfte tegenfpraak lijdt, gelijk ook de gezegden van den wedergekeerden Bataaf, in den bewusten brief voorkomende, ten vollen juist cn onwederlegbaar zijn; maar zelfs achten wij het onzen volftrekten pligt, bij dezen alle onze wel denkende medeburgeren , en wel voor al alle leesgezelfchappen , alle vaderlandfche focieteiten en andere lbortgelijke vergaderingen op het plegtigst op te roepen. Va het is tot u, o onze waarde landgenoo' H ten!  < 66 > ten! die u, of reeds federd eenen geruimen tijd, of wel alleen nog onlangs, tot geregelde, met kragt en nadruk Werkende, lighaamen gevormd hebt; dan, wier vaderlandsliefde en waarelijk bataafiche trouw, hoe kort, of lang uwe vergaderingen ook reeds mogen beftaan hebben, niet te min thans op het duidelijkst en omvederlegbaarst uit uwe daaden blijkt — tot u is het in de eerde plaats, dat wij ons thans wenden. Dan ook tot u, o vaderland fch gezinde burgeren van zodanige Heden, dorpen en fheeken, waar nog dusdanige bijeenkomsten niet aanwezig zijn! — tot u ook keeren wij ons met al dien ernst en al dien 'aandrang, waar voor het hart van eenen waaren Bataaf, dat luidt voor vrijheid, recht en de algemeene belangen klopt, flegts nimmer vatbaar was. Het is in naam van een, in het einde ontketend, vaderland, het welk nu reeds zo lang onder eene verfchrikkelijk knellende flaavernij gezugt heeft — het is in naam van uwe dierbaarfte panden, van uw onfchuldig kroost, van uwe geliefde gaden, ja zelfs van een toekomftig nageflacht, het welk u een maal, naar gelang van uwe tegenwoordige handelingen, of eens vervloeken, of wel — voor nimmer zegenen zal — ja het is in naam van al, wat het edel en aandoenelijk hart van eenen Belg boven alles waard, boven alles dierbaar, en boven alles heilig wezen kan, dat wij u thans bij den Al wetenden bezweren — bezweren , u, die reeds tot geregelde famenkomften gevormd zijt, orn u aanftonds, indien men in uwe ftad,  ♦C 67 > ftad, uw dorp, of uwe (treek dusdanige befloten raads-vergaderingen houdt, u daar tegen met aldien nadruk, maar tevens ook met al die bezadigdheid en waardigheid, welke vrije lieden voegen , oogenblikkelijk te verzetten, en niet te rusten, alvoorcns dusdanig een fteen des aanftoots ten vollen zij uit den weg geruimd! En u, o burgeren! bewooners van zodanige oorden, waar men tot heden toe nog geene burger - bijëenkomften, of geregelde volks-vergaderingen heeft aan- ^ gelegd! — van u durven wij, in naam van geheel ' ons vaderland en des zelfs heil, gcrustelijk eifchen , dat gij u, zonder het aller minst verwijl, daar toe ter ftohd verecnigt; dat gij allen, die in waarheid edel denkt, elkander eene onverbreckbaare trouw op het outer van de vrijheid zweert, en dan— na dezen eed in het aanzien van hemel en aarde te hebben afgelegd, aanftonds met kragt uwe ftem verheft; de boozen zo, 'er hier of daar de zodanigen onder uwe vertegenwoordigers gevonden worden, het welk wij geen zins durven vermoeden, veel min geloovcn, en tevens fmeeken, dat de Oneindige verhoede — de boozen,zeg«en wij, voor uwe alvermogende ftem doet tzidderen , en van angst verbleeken, de braave burger vaderen in alle hunne roemwaardige poogingen fchraagt, en dus — wanneer eens alles aller wegen in het openbaar gefchiedt — u zelve tevens in ftaat ftelt, om aan die grootmoedigen, die waare vrienden van een vrij en moedig volk, de wel verdiende hulde van een ontroerd en dankend hart door uwe luide toejuichingen te bewijzen — Ha f*  < 69 > , ja deze afgoden van iedere groote ziel door een wel verdiend en vrolijk handgeklap al meer en meer aan te vuuren, ten einde zij, wat dit ook immer kosten moge, uwe wr.are belangen geftadig onverfchrokken befchermen, uwe vrijheid zelve op eenen onwankelbaaren grondflag, op een voetftuk vestigen, dat eeuw, noch rijd, noch het gedoemd geweld van listige aterlingen, die in het verborgen wroeten, noch de bebloede vuist der dwingelanden ooit vermogen in het ftof te fmakken! Zie daar, o alle onze geregeld bij elkander komende, of nog niet vergaderende medeburgeren! zie daar, wat wij van u verlangen, wat wij begeren , ja zelfs, als vrienden van het vaderland, van vrijheid en gelijkheid gerustelijk durven eifcheu, en — een vloek voor hem of hun, die aan deze billijke ftem der rede en waire vaderlandsliefde geen gehoor geven ■— ja eene eeuwige vervloeking moet een dusdanige , of de dusdanigen in Neêrland wezen! Doch het is geen zins genoeg, zodanig ten min* ften oordeelen wij over dit onderwerp — dat men alleen de raadsvergaderingen in de fteden en dorpen , met open deuren, houde. Alles, wat men, ten aan zien van het zonderlinge, vreemde en onnaturelijke — om hier niet van fchsdelijk, cf nadeelig te fpreken — van het fluiten der deuren van de zo even genoemde raadzaalen zeggen kan, mag ook met het volfte recht op de hooge vergaderingen, als die der vertegenwoordigers van elk der zeven ondcr'chcidcn gewesten en der zaal van  < 6o > van de perfoons-verbeelders van geheel het fouveraiue volk der verëenigde Nederlanden — te vooren onder den naam van Staaten Generaal bekend even zeer beweerd worden. Ook hier pp, o burgeren van iedere provincie, en gij allen, die de bewooneren van geheel ons vaderland uit maakt! — ook hier op bidden wij u dus in uwe famenkomften, het zij die reeds in werking zijn, of nog daadelijk moeten gevormd worden — ook hier op, bidden wij u tot uw eigen geluk en het behoud van uwe onfehatbaare vrijheid uwen aahdagt niet alleen te vestigen, maar zelfs door uwe wel beraden , manmoedige en bedaarde poogingen daar in de vereïschte verandering te willen bewerken, en el. ken , die hieromtrent zich onverfchillig, of koel betoont , verklaaren wij, den naam van eenen vrijen ij ata vier. vol (trekt onwaardig te achten ! Men waane in tusfehen egter geen zins , dat wij ook even het zelfde, ten aanzien der ondericheiden convniltês wilden doen plaats grijpen! O neen! Dit is onmogelijk, of wel voor het minst in de meeste gevallen ten uiterften nadeelig. Dusdanige committés, meestal uit de leden van de groote raadsvergaderingen faamgcftcld, behandelen voor het grootcr deel alleen zodanige zaaken , welke eerst aldaar behoorelijk moeten voorbereid worden , alvoorens de zelve in de algemeene zittingen der vertegenwoordigers kunnen overgebragt, en daar ten vollen afgedaan voorden. Zij vormen plans, waar naar zeer veelc handelingen en werkzaamheden der reprefentanten zich' regelen. Zij zijn gefchikt tot het uitdenken van allcrleië middelen, die zeer ligt niet zelden door de kwaadwilligen verijdeld werden, indien deze tot der zelvcr kennis kwamen , eer zij der zeiver volkomen rijpheid erlangd hadden. Zij zijn beftemd tot het aangaan van onderhandelingen met vreemde mogenheden, welke de vijanden van den ftaat, zo zij daarvan bewustheid droegen, zeer ligtelijk fomwijlen vermogten af te breken, te H 3 ftrem.  < 7° > ftremmen, of eene nadeelige rigting te doen erlangen, ja ganfchelijk niet zelden te verijdelen. Boven dien zijn der zeiver leden met geene volftrekte magt bekleed; men kan zich meestal van de zeive op geheel den raad beroepen, ten minflen, wanneer alles naar behooren is ingerigt. — Alleen het committé van rectrefpreking 'van iedere Had, van ieder dorp, of van iedere ftreek, en het hooge gerechtshof van elk der zeven vrije gewesten, oordeelen wij, dat hier van volftrektelijk behoort uitgezonderd te zijn, voor al, wanneer hier in over de eer of het leeven van eenen burger gehandeld wordt. — Dan hier over zullen wij in een der volgende nommers nader en opzettelijk handelen. Men verbeelde zich in tusfehen geen zins, als of wij zelve eenig, het aller minflen wantrouwen tegen de thans zittende vertegenwoordigers des volks, in welk een rang of betrekking die dan ook mogen voorkomen, in waarheid zouden voeden. Het tegendeel is ten vollen waar; ja, zelfs durven wij'gerusrclijk betuigen, dat niet weinige van der zeiver handelingen en beraamde fchikkingen onze harren met het flreelendst gevoel van bewondering cn dankerkentenis vervuld hebben , en wij ons zelfs verzekerd houden, dat eens het nageflacht de naamen dezer braaven nimmer, dan met de leevendigfle vervoering noemen zal. Ook achten wij het zeer verre daar van, dat de vertegenwoordigers, en het volk zelf, dat deze heeft aan gefield,' twee geheel verfchillende en onderfcheiden lishaamen zouden uitmaaken, waar van het een zich altijd natureliik bereid moest toonen, om op de rechten van het ander de grievendfle inbreuken te maaken. •— In tegendeel, wij plaatfcn dit met den verdienftelijken y. van hamelsvelü (*), onder de aller (*) In des zelfs Vertoog over de middelen tot voU tooi-  < 71 > Ier noodlottigfte; ja, volftrekt verpestende vooröordéelen , en wenfchen niets vuuriger, dan zulk een denkbeeld voor altijd uit aller harten verbannen te zien. Dan, aan de andere zijde oordeelen wij het niet te min den volftrekten pligt van eiken waaren vaderlander, om tegen alles, wat gevaarelijk of nadeelig worden kan, op het zorgvuldigst te waaken. De reden hier van hebben wij in ons laatst voorig nommer reeds genoegzaam opgegeven. Wij zullen 'er deze eene dus''nog enkel bijvoegen, naamelijk, dat — alhoewel alle raadzaalen in geheel ons gemecnebest al eens in de daad thans met de braaffte, de eerelijkfte en belangcloosfte burger-vaderen mogen vervuld zijn, het egter daarom nog geen zins zeker is, dat dit altijd het geval zo volmaakt zal blijven, dat 'er niet fomwijlen hier, of elders cenige onwaardigen, op de een, of andere wijze, daar in zitting nemen. En wat moet als dan het gevolg eener raadpleeging met gefloten deuren wezen ? Dat Robespierre, 'op dat wij hier oeene verdere voorbeelden uit de aloude en hedenSaagfche gefchiedenisfen aanhaalen, u allen ophet' zigthaarst overtuigen, o medeburgeren! van hoe vcrbaazend een vermogen zelfs de invloed van eenen enkelen booswigt worden kan, ook dan zelfs nog', wanneer een groot gedeelte zijner handelingen openlijk gefchieden, en — wat dan, indien hij en des zelfs afhangelingen zich , met de ondoordringbaare duifternis van geheimhouding vermogen te omwinden — wanneer alles met gefloten deuren verrigt wordt! Dit een ëm ander, waarde landgenooten ! oordeelen wij volkomen noodzaakelijk, u in ernftige overweging te geven, voornaamelijk u, die thans daadelijk geregeldelighaamen en burger-vergaderingen tooijing en handhaving van de goede zaak der Vrijheid, te Leyden, bij C. de Pecker 1795 blz. 6 en verd.  <. 73 > gen uitmaakt. Het is ons onmogelijk, aan alle uwe vergaderingen dit blad recht ftreeks te doen toekomen, naar dien wij van het beftaan van ieder der zelve tot nog geene genoegzaarne kennis dragen. Dan, ten einde dit gebrek met te min , zo veel ons mogelijk is, te gemoet te komen, zullen wij door middel eener aankondiging, van de openbaare nieuws - papieren gebruik maaken , en •vertrouwen van uwe ontwijfelbaare vaderlands, liefde, dat gij dan ook Uwen aandagt hier op gewis zult vestigen, wijl deze zaak voor zeker van het uiterste belang zij. In middels bedanken wij niet alleen onze braavenmedeburger,Vrijiief, voor zijne recht vaderlandlche letteren; verzoeken hem, cns verder van tijd tot tijd zijne bedenkingen te doen toekomen; maar wenfchen tévens op het vuurigst, dat men wel dra in alle onze openbaare, zo wel hooge, als laage fchoolen, geene andere, dan dusdanige werkelijk wel denkende leermeefters moge geplaatst zien, en men alle leerftoelen, van welk een aart zij dan ook zijn, zo dra flegts immer doenelijk zij, van alle zodanige wangedrogten zuivere , die het nog fchuldeloos en voor alle indrukken zo vatbaar hart der jeugd voor immer met onëdele, flaaffche en kruipende gevoelens verpesten. Deze zaak oordeelen wij ook van een genoegzaam gcwigt, om de opmerkzaamheid van alle burgeren van Nederland daar op met nadruk te durven bepaalen. Te L E T D E Nt Bij B. O N N E K I N K, En alöm bij de meeste boekverkopers, waar dit week-blad voor één en één hal ven ft. te bekomenis.  D E B A T A A F. VRIJHEID, GELIJKHEID EN BROEDERSCHAP. Medeburgers! fchrijvers van den Bataaf l D aar naar bevind van zaaken, te tan-  < 74 > en handelen, of wel, dat 'er geftadig iemand aanwezig zij, die zodanig een gezag bezit, en aan'den genen, die het bevel voert, oogenblikkelijk den noodigen last vermag te geven; dat zodanig een gewaapend lighaam, niet alleen in fommio-a maar zelfs in alle mogelijke deelen van den wapen-handel en alles, 'wat daar op eenige betrekking heeft, op het naauwkeurigst geoefend worde , en eindelijk, dat alle de mindere. ondergefchikte bevelhebberen tevens zorgen , dat zij, door het nauwkeurig vervullen van hun pligt, den dienst' voor hunne onderhebbende 'manichap zo aano-enaam en ligt maaken, als immer doenelijk is. & Dat dit gezegde eene onwedeiiegbaare waarheid zij, zal zeker niemand in twijfel trekken. Dat wij het zelve dus thans op de vijf volgende bedenkingen toepasfen! i°. Is het noodig, dat een gewapend lighaam behalveh dés zelfs gewoone wapenrusting, gefta' dig ook van het verëischte kruid en lood voorzien zij; — van waar dan, dat niet een der tegenwoordig wagt doende fchutters een enkelen fcherpen patroon bezit? Wat moet hier van, in gevalle 'er onverwagts eenige onrustige beweningen plaats grijpen, naturelijk het gevolg zijn?" Wat anders , dan de vreezelijkfte verwarring en fchroomelijkfte onheilen! Men zal hier tegen mogelijk aanvoeren, dat, zo dra 'er eén gedeelte der wagthebbcnde burgeren bevel bckoomt, om ter handhaaving van de goede order werkzaam te zijn de gene, die de zelve geleidt, als dan ook daa'delijk eenige patroonen ontvangt ; die bij zich fteekt, en, zo de nood dringende wordt, d'eza aan zijne fchutters vermag om te deelen. ' Doch is zulk eene fdiikking in waarheid °-enoegzaam? Mijns oordeels, neen! Wat toch moet daar uit voordvloeiën, indien die genen, met wien men te doen heeft, zodanig een officier, of onderofficier eens plotfeling en öp het onverwagtst ter nedervellen, of zich van den zeiven weten mees-  < 75 > meester te maaken, pra ttö niet eens van het zuvaar te fpreken, waar aan dusdanig iemand zich, bii eene vijandelijke ontmoeting, voor zeker vindt bloot gefield, uithoofde van de mogelijkheid, dat zulke, los in den zak gefleken , patroonen zeer ligtelijk kunnen inbrand geraaken? En ook, zo eens een aantal kwaalijk gezinden de fchutters zo plotfelina overvallen, dat hij, die de zelve aanvoert, 'tfeen^tijd of gelegenheid meer vinden kan, om den noodden kri'jgs-voorraad aan de zijnen om re deelen;'— wat dan? Wat ware 'er van de braave Rotterdammers , onder het bevel van Zwijndregt, r/e worden, zo deze, nietbehoorehjk vanpaToonehvoorzien, hadden moeten wagten, tot men die'aan hun rond gaf? Wat ware in zulk een o-eval ook wel eer het lot der dappere burger-patrouille te Arnhem geweest, welke nu, daar teoen, wijl zij zich naar vereischte van kruid en lood voorzien vond, een dubbel getal van huurelin^en van den thans verdreven dwingeland op de vWt jaagden? Deze beide gebcurtenisfen, uit eenen "tijdkring gcnömcn , die eiken gewis nog lecvendig voor'den geest zweeft, zullen hier genoeg zaam zijn, om alles af te doen. — Docli men° zal mogelijk beweeren, dat men zich in dusdanige omftandigheden met voordcel van de blanke wapenen —' den fabel en de bajonetten — roukunnen bedienen , en, ten dien einde de wonder ren van helden-moed, door de onvertzaagde Franken zo menig maaien reeds daar mede gedaan, willen bij brengen. Dan, aan de eene zijde, was de fchrik 'der Franfche wapenen alleen genoeo' om de huurelingen van het geweld en de dwingelandij te doen tzidderen, en, aan de andere zijde ftond ook het getal der Franfchen met dat der flaaven niet zelden bij dusdanige voorvallen genoegzaam gelijk , of overtrof dat der laastgemeldenbzelfs fomwijlen. Dan, hier in tusfehen heeft volmaakt het tegenövergeftelde plaats. — Her aantal der kwaadwilligen is — voor het minst m  .< 7<5 ■> deze ftad — veel grooter, dan dat der gewapende en wel denkende fchutterij, in der zilver geheel genomen. Konden dus de eerst gemeldèn door de hclfche raazernij , welke nog geftadig niet weinigen van hun bezielt, wcrk'elifk aangeblazen, niet' ligtelijk eens eene wanhoopige pooging waagen, om een maal voor het minst op cenige flagtöffers hunnen wraak te koelen , en dus-met hun meerder getal werkelijk voor een oogenblik hun voordeel re doen? Daar tegen, wanneer men eens eenige onzer gewapende fchutters, ter ftuidng van de een of andere ongeregeldheid, tegelijk meteen zeker getal, der .alhier in bezitting liggende, kloekmoedige Franken bezigt, — wat moet hier dan uit voordvloeien? De laast gcmelden zijn aanftonds gereed; vliegen op hunnen vijanden jn, en betoonen zich onverfchrokken — de burgeren daar tegen, uit gebrek aan den verëisc'nten voorraad van kruid en lood, fchijncn te aarzelen, hoe dapper zij oqk anders wezen mogen, waar aan voor zeker niemand met eenig recht, , na het gebeurde op Jeu dag der gelukkige omwenteling, met eenige grond kan twijffelen. Hoe ligt -zou zodanig cciie uiterlijkheid, gevoegd bij het vcrichü der b-idc taaien waar door .men elkander niet oogenblikk'clijk verftaat. eene niet geringe verwarring, onëeni"hcden of onheilen kunnen veröorzaaken,? — En toonden tevens ook niet bcfiendigdc dwingelanden in alle ?ewesten, ja .heeft niet zelfs de gehaate Willem'V ten duidelijkften door zijne handelingen aan den ' dag gelegd, hoe zeer hij, en zij allen, de noodzaakclijkheid befeficn , van aan de gehuurde krijo-sknegten altijd een zekere hoeveelheid van' kruid en lood te doen toedeelen. Immers, ook ten tijde van eenen volkomen vrede en rust,betrok no dompeld, den geweldenaar voor geenen onverwag» ten aanval, noch het omrukken van zijnen ijzeren troon deed tzidderen. Ja , heeft men ook ■niet reeds in den jaare 1785. over dit verzuim in deze ftad de bitterfte klagten aangeheven! En egter ontbrak het, ook in dit opzigt, nimmer aan goede wetten. Eischte niet de keure op de Schutterij en de Nacht Wacht, reeds in vroeger tijden vast gefield, Art. jó, dat iedere burger ten minften een pond kruit cn een half pond loot moest bezitten — cn dit wel op eene boete van twaalf Huivers, volgends Art. 5., van deze zelfde keure —1 waar het lood op voor het minst agt kogels bepaald werd. — En egter in deze tijden, d.rar men nog aller wegen van vijanden en belaagers onzer vrijheid omgeven is, in deze tijden, zegge ik, bezit niet een fchuttcr, gelijk reeds hier boven is aangemerkt, een enkelen fcherpen patroon! Wat moest hier van het gevolg zijn? Niet alleen, dat men de verdienftelijke wagthebbende manfehap hier door beftendig aan een wezenlijk en dringend gevaaren bloot ftclt, het welk ik reeds bewezen heb , maar tevens dat men de zelve ten fpot en aanfluiting der kwaalijk denkenden ftclt; dat dit deze fteeds ftouter maakt, dan zij anders ooit zouden durven zijn, ge-lijk het ook reeds meer, dan eens gebleken is, daar zij geen zins gcfchroQind hebben, om openlijk, in het aanzien der burger - patrouiles, het afgrijzelijk — Orange boven! — aan te ftommen, gelijk gij fchrijveren ook zelve bereids in een uwer voorige nommers hebt opgegeven; maar ook, dat men de wel denkende fchutters hier door verbittert, en morringe onder de zelve doet ontftaan. Dit een en ander zal over dit eerftc punt voor zeker reeds genoeg zijn. e°. In de reeds hier boven aangehaalde keure vinden wij onder anderen, Art. 1, dat 'er alle Nachten een Regent in eigen perfoon uit de groote vroedfchap pp het ftadhujs de wagt moet houden, Dei 3 ze  < "S > s;c, zo genaamde, groote vroedfchap is thans voorzeker vernietigd; dan, waarom nu de plaats van zodanig een gezag hebbend lid niet door een der leden van het committé van algemeene veiligheid vervuld.' Niemand toch zal durven ontkennen, dat 'er in de tegenwoordige dagen niet zeer ligt op bet onvervvagtst iets zoude kunnen gebeuren', het geen oogenblikkclijk vereifchte, dat daar omtrent door iemand, die met een volkomen gezag, om naar verëischte van zaaken, te handelen , de noodige bevelen gegeven werden. In tusfehen zit 'er egter des nagts thans niemand, hoe genaamd, op den raadhuize, aan wicn men zulk 'scne volftrekte magt heeft toevertrouwd, terwijl ©trs tog op geenerhande wijze gebleken is, dat men die aan den commanderende!! officier der hoofitwagt hebbe opgedragen, cn hoe gevaarclijk, ja hoogst nadeelig het niet zelden voor de rust, de veiligheid én 'net behoud der geheele ftad en bur-r gerij' konde wezen, wanneer' men in zulk een tijdsgewrigt altijd ' zou moeten wagten, tot dat het ganfche committé van veiligheid vergaderd ware, terwijl hier door voor zeker nier weinig tijds_ verlopen _moest — dit zal ieder een met mi) gewisfelijk inzien. 3°. Iets van bijkans den zelfden aart is? dat de bevei hebbende officier der wagt, in ftede van beftendig bij alle voorvallende 'gelegenheden bij de hand te- zijn, zich thans in tegendeel aan de andere zijde van het raadhuis , dus, op den grootftcn afftand mogelijk, van zijne fchutters verwijderd vindt; daar men den zeiven pp de zo genaamde, krijgsraads - kamer geplaatst heeft l cn gelukkig zeker, zo men dezen daar nog altijd kan aantreffen, Ter voorkoming van' alle mogelijke wanorde, geloove ik, dat het dus ten -aiterften wenfehenswaardig ware, dat men voor dezen, aller naast de fchutters wagt, een gefchikt vertrek vervaardigde, en den zeiven tevens verpligtte, zijnen post geen enkel oogenbiik te verli-  < 79 > laren , j ten einde dus in alle gevallen beftendig te kunnen bij. de hand zijn. 40. Het is een onwederlegbaare Waarheid, Welke ook. bereids zo menig maaien, en zelfs nog voor eenige jaaren, door den fchrijvèr van het zo berugte boekje — aan het volk van Nederland — met de hoogst mogelijken nadruk gepredikt werd , dat naamelijk alle de geweldenaaren in het genieën, en die van het gehaate huis van Orange in het bijzonder, beftendig alle poogingen hebben in het werk gefield, teneinde niet alleen alles, wat den burger-wapenhandel, maar ook het juist en naauwkeurig fchieten met het geweer konde be voorderen , op het kragt daadigst tegen te gaan , als ook alle inftellingen^ welke hier toe bevoordelijk waren, waar onder ook mede de vrije; jagt behoorende, volkomen uit den weg te ruimen , of voor het minst in onbruik te doen geraaken, Dan, de tijden der onderdrukking en van het geweld zij» thans niet mCer — de burger kent zijne rechten, en heeft die, benevens de wapen, te rug bekomen. Doch waarom, daar dit zo is, poogt men dan ook dé inrié'ring van hertog Willem van Beieren van tien jaare 1354, waar bij bepaald werd, dat de ftad Leyden alle jaaren, ten eeuwige dage, voor trouwe-dienften, door de zelve aan den gezegden hertog bewezen, genieten moest een fom van vier en twintig pond Hollands, welke ftrekken moest, om te Verteren aan dien lydfchen burger, die dat jaar , door een gefield wit te treffen , of daar aan het naast te komen, koning der fchutters wezen zou — waarom dan, herzeg ik, poogt men zodanig ■ eene inrigting niet wedermin zwang te brengen? Behoeft men geene geöeffende fcherp - fchutters onder onze gewapende burgerij ? Is het ons vergeten , hoe veele dienften alleen de jagers van Kampen voor het moord-jaar 1787 bewezen hebben, en ziet men niet zelfs, dat 'er bij e'ike compagnie der Franfchen tegenwoordig werkelijk een zeker aan-  < 8o > aantal dergelijke wel afgerigte lieden, onder den naam van tirailleurs bekend, alömme worden aangetroffen? Was het niet wel der moeite waardig, dat wij hier in hun voorbeeld mede navolgden? 5°. Men klaagt op veele onzer wagten niet weinig, dat men den 'fchuttercn den dienst zeer lastig maakt, door hen niet zelden een halfuur erf langer, dan den bepaalden tijd, op der zei ver posten te laten fchilderen, en dit alleen door de agteloosheidder corporaals,die in ftede, van aanftonds op het uur de lieden af te losfen , deze in tegendeel zo lang doen wagten töt, zij het een of ander ipel, Waar mede zij bezig zijn, hebben uitgefpeeid.' — Dusdanige misbruiken moeten zeker, mijns oordeels, aanftonds met nadruk geweerd worden. Iers, het geen ook niet weinig opzien en ontevredenheid bij fommigen baart, be'ftaat hier in, dat de tegenwoordige raad het provifionele wagt-reglement, zonder dat daar over alvoorens het gevóélen der wagt doende fchutters in het aller minst Zij in genomen, daadelijk hebbe vastgefteld en afgekondigd. Ik verkies mij hier over geen zins verder uit te 'la* ten; maar had in tusfehen wel gewenfcht, dat dit dus niet gefchied ware. Zo gij, burgeren! fchrijvers van den Bataaf! deze bedenkingen in'tusfehen verkiest teplaatfen, zal het mij zeer aangenaam zijn, Uwe ge-» dagten, door middel van uw Week - blad, daar over te mogen weten. Na toewenfehing van heil en broederfchap, teken ik mij — uwen medeburger EEN WAGTDOENDEN S CHUTTER. Leydeh den 12 Maart. Het eerfte jaar der bataaffche vrijheid. Te~~ïT~E T D £~lv7~~ " Bij B. O N N E K I N K, En alöm bij de meeste boekverkopers, waar dit week-bladvoor éénenéénhalven ft. te bekomen is.  D E BATAAF. N°. IQ. V R IJ HEID, GELIJKHEID en BROEDERSCHAP. TT oen Willem de tijran , dit lang gefolterd Nederland onder zijnen ijzeren fcepter deed ztigten, en den Bataaf, met heete traansn, zijn rampvol lot beweende ~ toen heerselmigt en geweld, aan den ongelukkigen Nederlander, bloedige wetten voorfch'reef; toen de ondeugd, bij eiken woesten aanval op de onfchuld, van helfche blijdfchap juichte; toen, in dien tijd—een tijdvak, bij welks herdenken, het braave hart ■tziddert, toen, ja, toe fpraken wij, als vrije menfehen. Wij bragten onze medeburgers de gebreken dér ftaatgefteltcnis onder het oog, en leerden hen , dé wandaaden hunner onderdrukkers kennen. Hoé veel te meer zullen wij nu niet, daar een eerelijk mari thans openlijk fpreken, en fchrijven iriag , ook onzen landgenooten , de gebreken hunner' ftaatkundige inrigtingen doen inzien. Ja — wij willen, en zullen fpreken, en fchrijven, tot zö lang al het gebrekkige verbeterd worde, of — dat God verhoede! —eene nieuwe dwingelandij ons" zulks verbicde. Hoor dan, braave, waarde landgenooten' dié gebreken in uwe ftaatsgefteitenis, die, zo gij de zelve niet metkragt te keer gaat, en doet ophouden, ons gantfche vaderland, na verloop van eeneri korten tijd, van nieuws zullen verwoesten. . K De-  < 8a > Deze gebreken zijn voor al — het voorduuren der gevloekte familie-regering, en het begeven der ■ambten voornaamelijk aan grooten. O Nederlanders! hoe kunt gij toch zo dwaas zijn, daar u reeds voor zo veele jaaren, het voor u, en uwe vrijheid, verderfelijke dier legering is aangetoond, van nog fteeds voord re gaan, met aan dat kwaad een wezenlijk voedfel te geven, en dit aan te kwecken ? Slaapt gij nog ? Heeft het vergif der heerfchzugt en onderdrukking zich reeds volkomen door uw bloed verfpreid , en werkt het zo fterk op u, dat 'er geen hulp middel meer overig is, om te beletten, dat het u in den eeuwigen flaap ftorte ? Hoe zeer hebt gij niet reeds in vroeger dagen die regering, waar van de vader met zijn zoon, de broeder met zijn broeder, de oom met zijnen neef, alleen de leden waren , vervloekt, en wel met recht , vervloekt. Toen hing het niet van u af, dit te veranderen, maar .gij moest, onderdrukt, met lijdzaamheid uw lot dragen. Dan nu, daar gij vrij zijt; daar gij dit gebrek verhelpen kunt, nu verbeeterd, gij dit niet alleen in geenen deele, maar gij fchept zelf eene nieuwe familie-regering, fterker, dan zij ooit geweest is. (*) In veele fteden zijn de leden der municipa- li- C*") De onvoorzigrige, doch anders weldenkende burgerij, der ftad Goes, in Zeeland, heeft deze regering van nieuws zo zefcr ingevoerd, dat men 'er zich over moet verwonderen, aldaar ziet men thans vader, zoon, broeder, oom, neef, voogd, pupil, alien aan elkander vermaagdfehapt, de municipaliteit uitmaaken. Dat de burgerij, nog te onkundig van het gevaT eener familie regering, hen onvoorzigtig tot municipaal benoemd heeft,, is te vergeven — doch, dat de leden, die meest allen gelludeerd hebben, en. die >.elve, in voorige tijden hunne me ieburgers het gevaar voor de vrijheid, eener familie - regering aangetoond hebbende, dus zeer wel het fchadelijke van zulk  < 83 > lïteit, ten minften de meeften, bloedverwanten, als— vader, zoon, broeder, oom, neef, enz. Of zü zijn zulken, die men in den tijd der verdrukSng Wel-Edelen, Wei-Edele Geftrengen, en Hoog-Wel-Geboren noemde, dat is, die meest tïSX, o Nederlanders! zijn ten hooien verderfelijk voor uwe vrijheid. — Wat het eerfte, te weten de familie-regering, betreft — het is onzes bedunkens onnoodig, om u de fchadelijkheid daar van aan te tooncn, daar in vroeger dagen, zo veele kundig lieden, hunnen geest reeds hebben afgemat, om i,fd>t aan tetoonen. Wij wijzen u hier over naar het wel bearbeide week-blaadje , den Post van den Neder-Rhijn, voor de revolutie van 1787 gefchreven. Eu wat het tweede ftuk aangaat, naamehjk het «evaar, dat 'er in gelesten is, dat menden grooten te veel in het bewind ftelle, met voorbij gaan van den minderen burgerftand - hier omtrent, merken wij dit volgende aan. — Burgers! vertrouw niet veel op de grooten! HeL is waar, 'er beftaat geen ftand, waar in niet eenige Joelen gevonden worden. Zo ook heeft men wel goede patriotten, onder de zo genaamde grooten, maar egter nog fteeds zeer wetmgcn._ He volgend geflacht van hun zal mogelijk beter zijn, omdat lv hoopen, ;dat trotfehheid en eigenbaat allengs deze oorden zullen verlaten. Dan, het tegenwoor- 7ulk eene regering weten , dien post aanvaardden in t onderling! maagfchappelijke betrekking , welke die leden aan elkander verbindt, 15 onvergeeflijk t\ haalden zich dus die befchuldiging op den ha s dat z i, even als de voorige afgezette regermp • lede„! zulke eene zugt, tot eigen grootheid , en belang voeden, dat zij nu ook, even als dc voorige regenden al e recht en billijkheid, fchijncn Uit bet oog « verliezen, wanneer het ter bcvoordenng van bet gevloekt eigenbelang noodig is Dit ,n het voortij 8a«U  < &4 > dige is door de geboorte en opvoeding in de voo. nge fchrikvolle dagen , zedanig bedorven .dat weinigen, ja zeer weinigen onderhen, hunne eigen grootheid en belang aan het geluk deiburgers en het heil des vaderlands durven opofferen. r ! De trotschheid hunner ouders heeft hen van jongs af aan geleerd, zich boven hunnen medemensch te verheffen. De gedienftige knegt van hunnen vader-, die hen altoos met ontblooten hoofde bediende , en op elk bevel, aan hem gegeven, zich ootmoedig ter aarde boog, heeft hen een zeker begrip ingeboezemd, als of zij van eene beter flof gemaakt en wezenlijk gefchikt waren, om over anderen hunner natuurgenooten te héerfchen. De vervloekingen, met een barfche ftem in hun bijzijn door hunnen vader tef.cn den bedienden uitgefloten, wanneer het bevel van zijn Hoog-Wel-Geboren, niet wel uitgevoerd was, en het hooren der nasmen ~ domkop, ezel enz. die foms wel eens van eenen ichop vergezeld, door papa, den armen dienstknegt toegeduwd werden, heeft hen in het vervol? met eene zekere verachting op hunnen evenmensch doen nederzicn; het heeft hen in het denkbeeld gebragt, dat zij ziph fchaamen moesten, bijaldien zij zich met de burgers, die zij. het best onder den naam van canaille, rapaille , of jan-hagel .kennen, werkelijk gelijk fielden. : De wtjdfche pragt cn - overdaad ' in welke ïiï ppgebragt zijn , heeft hen zodanig verhovaardig op hunne febatten , dat zij volitrekt geen men Sh &nzfen,_ of dulden konden, wanneer die, even gehjk z.j, geen gelds genoegj bezat, om dit met hun te kunnen verfPi!len,öen om fchatten te verzamelen , ter voeding hunner ' verkwistin! gen, behoort zulle eene overmaat van eiëenhl lang dar zij, d verzonk het vade* land onder zijne, fchulden, tog wel zorg dragen, dat zij het ga zo het ga, geld vinden, tm aan hunne god-  < 85 > goddelooze verkwistingen , den vrijen teugel te vieren, en hunne familie rijk te maaken. De armoede is hen altoos onbekend geweest. Dit niet kennen van gebrek heeft hun hart jegens hunne behoeftige en bij na honger lijdende medeburgers zo verftokt, dat zij met den rijken man alle menfchelijk gevoel uitfchuddende, den armen Lazarus de kruimkens zelf weigeren, die onder hunne wel voorziene tafels liggen. Dusdanige eene opvoeding, braave medeburgers ! heeft hun hart zo verdorven, dat zij onmogelijk oprechte vrienden van vrijheid cn< gelijkheid kunnen zijn. Neen , burgers! het is bijna niet mogelijk, dat 'er onder die zo genaamde grooten zulke waare vaderlanders gevonden worden , die het aigemeene belang boven hunne bijzonder belangen Hellen, en men zou bijna met David , betrekkelijk de grooten dezer wereld, kunnen, en mogen uitroepen. — „ Zij zijn allen „ afgeweken-, te famen zijn zij Hinkende jewor,, den. Daar is niemand, die goed doet; ook niet „ één." — Zouden zij, Nederlanders! zouden zij, wier gantfche hart altoos door grootheid en eigenbaat geleid werd, zouden die zo verre hunne natuur verzaaken, dat zij met een zuiver, wel menend hart, uit hunnen grootfehen ftaat in den nederigen fchoot der burgerij konden wederkeeren? Zouden zij, wel gemoed, zich met den burger gelijk ftellen, en hem onvervalseht de hand, als aan hunnen broeder, willen toereiken? Hij moet dwaas zijn, en zeer weinig wereldof menicheu -kennis bezitten, die dit gelooft! Zij mogen in dezen tijd, daar zij niet anders durven, zich aan u, als waare vaderlanders , voor doen; zij mogen met den naam van burger pronken; zij mogen aan uwe zijde en als het ware, op éénen ftoei, met u nederzitten; zij mou hunnen vriend en broeder noemen —het is waar, alles doet zich fchoon vóór, doch zijt voorzigrig omtrent hen! De wijze, Cato zeide reeds: — 'h K 3 Fis-.  •C 86 > Fiftata dulce canit, volucrem dwn decipit auceps. dat is — r Daar, waar het vogeltje door V fluitje wordt misleid; Ligt voor V onnozel dier 't verwarrend net gefpreid. Het is allergevaarlijkst, te veel op die grooten te vertrouwen. — Zij kunnen even min 'hunnen aart veranderen, als een Moorman zijn huid', of een luipaard zijne vlekken. Ik vergelijk hen bij eenen , zo het uiterlijk fchijnt, getemden leeuw, of beer. Men kan die dieren wel oppervlakkig , voor het onkundig oog, tam maaken , zo dat men 'er mede in ftaat is , naar welgevallen om te gaan, doch hij vindt gewis den dood in hunne klaauwen, die te veel op de zelve vertrouwt. Den wilden aart willen, of liever kunnen, zij" nimmer afleggen. Zij mogen zo handelbaar fchijnen, als mogelijk zij: een maal koomt hunne oude geüartbeid weder boven, en als dan zullen zij met eene onzinnige raazernij, is het hun doenelijk, volgends hun ingefchapen natuurs - drift vijanden van den mensch zijnde, hen , die niet voorzigtig genoeg met hun handelen op het wreedst verfcheuren. Even zo is het o«k met de grooten. — Thans mogen zij zich voor het oog, als burger-vaders, voordoen. In het vervolg misfchien zouden veelen van hun, ware het hun doenelijk weder volks - verdrukkers worden, en daarom ' Nederlanders! geloof, wat zuivere patriotten u raden. Wij zoeken niets, dan u uw belano- te doen kennen. Wij beöogen niets, dan u, en* dit ons vaderland gelukkig te maaken. Wij worden door geen eigenbaat aan gedreven , om u dus voor te lichten. Neen — alleen de waare liefde tot de vrijheid , het hoogfte geluk en de grootfte fchat voor een volk, is de drijfveer van alle onze woorden en daaden. Geloof en vertrouw ons dus! SteUde grooten, xo veel mogelijk, bvi-  ■< 87 > buiten de magt, om kwaad te dosn, dat is, geef hun zo weinig gezag, als immer zijn kan, m handen Het is thans' aller wegen — burger; bur„e/i _ Kies dan ook burgers uit uw midden, om 'het roer van ftaat te bellieren. Hebt gij, bij het kiezen uwer vertegenwoordigers geene burgers genoeg, die bekwaam zijn , om op het raadhuis eene plaats te bekleed™ ? Voor zeker ia< _ Geene ftad zo klecn, waar men die niet vindt: genoeg dus voor die plaats. Denk altijd, dat bet voor u beter is, eenvouwiee, doch-braave lieden tot dien post te ver. kieken, dan u te laten wegliepen, door het Ichitterende vernuft van fhun, aan wier eerelijkneid gii in her vervolg zoudt kunnen twijfelen! 6 Hoe zeer hebt gij, burgers van Nederland ! reeds te vooren u niet verontwaardigd over de famiile-regering! Hoe zeer hebt gij u niet beklaagd dat .alle de voordeeligfte ambten, ja het «antïche beftier alleen in de handen van_ grooten was' Gii hadt het hoogfte recht, om u aaar over re bcWgen, en de fchadelijkheid van beiden zult gij thans begrijpen. Nu is het in uwe magt , lit alles te verbeteren; maar, in ftede van het dan ook werkelijk te doen , voert men m lommigc plaatfen beiden die misbruiken weder in, en de waare vaderlander moet met fchreiënde 00aen zien, dat alles wel ligt den kreeftengang gaat, en de vrijheid, indien men dus vervolgt, zich maar voor een oogenblik aan ons zal vertoond heb ben, niet anders, dan, om ons en dit vaderland voor eeuwig vaar wel te zeggen. Doch wilt gij, braave. burgers! wezenlijk vrij en gelukkig worden —volg dan den raad, dien echte vaderlanders u zullen geven, en lees hunne gefchriften. Door dit middel wordt een volk W1Het oogmerk van hun, die u wel ligt willen onderdrukken , is , u blind en dom .te houden, op dat uw oog hunne kwaade daaden niet zien,  < 88 > en uw oordeel de zelve niet wikken, of we^eri zoude. Lees derhal ven alles wir n „«, • we6en deel leert gebruiken; £^5^0^."!? worden - Dus doende, zult gij waarclijjL tomen het genot van uwe vrijhfA^ÏÏn Ach dat men dus die fpreuk op u * Neder landers! nimmer moge toepasfen! Dat naameHft een dom volk zeer ligt is te beheerfchen J Den brief van den wagtdoenden „h.p,, m ons voorige geplaatst, zullen wiMn het volgend nommer beantwoorden i„ ,lst nogmaals bij dezen aan ons van tijd tot tijd zijne bedenkingen of zad? mge vraagen, welke 'er bij hem ovef hef erfTof ander mogten opkomen, te'willen toezenden 0S der het adres van den uitgever dezeT „l;;i zich gerustelijk kan verzfkerd houden daf S aan zijne Hukken niet alleen een nhars in « week-blad ingeruimd, maar daar op ook , nfïoJds naai^vereischte ons gevoelen zal' mTdelett Te L È T D E N. Bij b. o n n e k r n k, Én alöm bij de meeste boekverkopers, waar dit week-blad voor één en één hal ven ft. te bekomen is,  D E BATAAF. N°. ii. , V R IJ H E ï D , GELIJKHEID ' en BROEDERSCHAP. W ij zullen thans, volgends onze belofte, in het voorig nommer gedaan, den brief, ons door een Wagtdoenden Schutter van Leydcn toegezonden , beantwoorden. Wij vinden zijne aanmerkingen zeer fchoon, en zullen die kortelijk na« gaan. Den Wagtdoenden Schutter klaagt, dat 'er, zo als volgends de keure op de Schutterij en Nachtwacht bepaald is, des nagts geen regent, of gelijk men thans zegt, municipaal, op het raadhuis de wagt houdt ; dat de officier van de wagt, die altoos bij zijne fchutters behoort te zijn, 'er foms zeer verre van verwijderd is; dat den burgeren kruid en lood ontbreekt; dat de tegenwoordige raad het provifionele Wacht-reglement naar welgevallen vast gefield , en afgekondigd heeft, zonder in het minst, den burger L daar  < 9° > daar in te kennen. Men kan niet alleen over deze pünten , maar tevens nog over veele andere kkagetu Wij zien ook wel, dat de wagen in dezen niet recht gaat; dan, het is onze fchuld niet, wijl wij dien niet mennen. Om onzen vriend in tusfehen op elk punt te antwoorden, koomt ons onnoodig voor, daar hij genoeg bij ieder der zelve het fchadelijke daar van zelf heeft aangetoond. Wij zullen dus alleen ftil Haan bij dat punt, waar hij klaagt, dat de burgeren noch kruid, noch lood hebben. Dit gebrek, begrijpen wij, de baarmoeder van veele . andere te zijn. Want, wat kan toch eene ongewapende burgerij verrigten ? Die fchreeuwende misbruiken en de vrijheid verpestende gebreken die in onzen ftaat nog werkelijk plaats hebben'' zullen alleen ophouden, dan, wanneer het bataaf. fchc volk des zelfs ftem doet hooren, en in ftaat is, om, zo het niet gehoord mogt worden, als dan door het donderend musketten-vuur te fpreken. ' Hoe gegrond is niet de klagt van onzen vriend wanneer hij -zegt, dat-de burgerij nog kruid, •noch lood bezit! — blij begrijpt zeker met ons al het fchadelijke, dat daar uit in volgende dagen kon ontitaan; cn wie, die door denkt, zal'dit mede nier bezeffen ? "Nederlanders ! dit artijkel moet uw oog geen zins ontglippen ! Gij moet u wapenen! Indienden volk ongewapend is, kan het onmogelijk vrij blijven. Altoos zijn'er, zelfs onder het vrijheid lievendfte volk, heerschzugtigen, die, vinden, zij den weg op;n.  9i open, onderdrukkers hunner medeburgeren worden _ en die weg is altijd voor hun open, wanneer het volk flegts geene wapens heeft of alleen zulke wapens torfeht, die het, even als de lundeten, die met hunne houten geweertjes en fabeltjes Ipeelen, tot geen ander einde gebruiken kan, dan om 'er mede te pronken. . Wat zal ondernemende, baatzugtige en listige lieden beletten, om een ongewapend volk, hoe talrijk het anders zij, zijne vrijheid te ontroovcn, indien zij, door -een gehuurden, wel gewapencen hoop onderfteund, zich als meesters, van het zelve willen opwerpen? Niets! Men heeft bij de ondekking van -America reeds gezien, hoe fomtijds, door een hand vol van zodanige, wel gewapende manfchappen, uitgeftrckte ftreekcn onder het juk gebragt werden. Want, daar de bevvooners dier landen geene wapens kenden, veel minder hadden, die tegen die hunner befpringers konden opwegen, moesten zij zich aan hunne roofzieke vijanden en der zeiver onrechtmaatig gezag geduldig onderwerpen. En, zonder verdere beween bbfte brengen, de gezonde rede leert, dat een ongewapend man zich voor dien, die, brj voorbeeld, van een paar wel gelaaden piftolen, en een feherp gewetten fabel voorzien is, meestal burgen moet. De ondervinding heeft ons ook tevens geleerd, hoe gevaarelijk de despoten altoos eene gewapende burgerij voor zich geoordeeld hebben, wrjl 2 overtuigd waren, da, een, van wapens voorziene, burger zich niet gemaklcehjk laat onder-, drukken. ^ * Over  < T- > Overal, waar het despotisme heeft plaats gehad , of nog werkelijk plaats vindt, zijn de burgers ontwapend; want, dan eerst kan een dwingeland, zonder te vrcezen, het volk trappen, en mishandelen; dan eerst kan hij volkomen een .Nero, een Filips II., of een Robefpierre zijn. Daarom, Nederlanders! vrienden der vrijheid! wapen u, en wel met zulk geweer, het welk, koomt het 'er ooit op aan, ter befcherming uwer vrijheid , uwer rechten , uwer dierbaarfte panden dienen kan. Oeffen u in den wapen-handel, en leer die wapens gebruiken, die in deze dagen, ter uwer verdediging noodig zijn! Hoe listig heeft niet het voorige bewind u in de daad geblinddoekt! Ja, hoe listig! — zeg ik, daarmen u, wel is waar, nog op fommige plaatfen, in het behandelen der wapens liet ocffenen, maar te gelijk zulke wapens deed handelen, die alleen voor eenige eeuwen bruikbaar waren, maar in dezen tijd u geen zins in geval van nood, dienen konden. Wij zien op die belachgelijke gewoonte, welke 'er fteeds in Zeeland plaats had, en nog heeft. Begrijp, dat men zich daar in dezen tijd nog van boog en pijl bedient. Daar fchiet men naar het wit, het welk een houten vogel, op een hoo«en paal geplaatst, is. Die 'er dan met dat wapentuig den vogel affchiet, is koning, waar na die geheele belden-oefféning met eene dronken mans partij afioopt. Dus denkt men zich al zeer dapper te kwijten, en voor zijne vrijheid te waar ken, terwijl de ariftocraat met een helfchen lach van blijdfchap inwendig juicht, dat. hij het volk  < 93 > volk zo fchoon', volgends de leer van het oude testament, onderwijzen kan, als bij zich zei-. ven wel bewust, en verzekerd zijnde, dat die moedige boogfehutters, wanneer zij eens — gelijk de ariflocraten fpreken — opftonden, dat is, naar hunne rechten vraagden , gemakkelijk door een compagnie militairen tot hunnen pligt te brengen waren, dat heet, onderdrukt zouden kunnen worden. De gewoonte, om op gezette tijden naar een wit te fchieten, is nuttig voor eene burgerij; die gewoonte is zelfs aller prijzelijkst — doch men moet "nier toe wapens hebben, die men in deze dagen gebruikt. Ja, burgers! ftel onder elkander zekere dagen en uuren, op welke gij gezwind en juist leeft fchieten. Hoe hoogst noodig is u de vaste en wel gemikte aanleg uwer geweeren. niet, r wen het de nood vereischt! De naijver, om elkander in die kunde niets toe te geven, zal u goede jagers maaken, die bij meest alle voorvallen onontbeerlijk zijn. U dus te oeffenen is zeker een nuttige, en tevens aangenaame bezigheid. Tot hier toe hebben uwe onderdrukkers u belet, om de verëischte wapens te behandelen; zij] hebben u die ontnomen, en de zelve aan huurlingen gegeven. Wat was hier van wel anders de rede, dan, dat zij bevreesd waren, dat gij deze wapenen , volgends het recht der natuur, tegen uwe dwingelanden zelve gebruiken zoudet! Dan, die tijden van geweld en onderdrukking zijn voorbij. Gij zijt vrij. O! dat uwe wapens, u uwe vrijheid verzekeren; dat elk uwer, even als in Zwitferland, L 3 die'  < 94 > die wapens fteeds in handen hebbe, en houdè," tnet al dat gene, dat daar toe behoort. Men klaagt, dat u kruid en lood ontbreekt. Draag dan zorge, dat ook dit u ter hand gefteld worde, op dat, wanneer 'er onverhoopt eens iets gebeure, het u als dan hier aan niet mangele! Eisch! — een vrij volk mag eifchen — dat men u dat gene verfchaffe, wat ter befcherming uwer vrijheid noodig is. Wie zoude u dat ontzeggen ? In vroeger dagen weigerde men u dit, om dat uwe beulen met hunnen gevloekten aan-' hang bedugt waren, dat de zoonen der gerechtigheid hunne wandaaden ftraffen zouden; maar thans vreezen immers uwe vertegenwoordigers niets van uwe zijde! Waaróm zouden zij u dus ongewapend laten? Wat is grootfeher voor het oog van braave volksvertegenwoordigers, dan zich rondsom omgeven te zien van gewapende, vrije" burgers! Hij, in wiens oog dit onaangenaam wezen kon, of dien het doet fchrikken, is in zijn hart een onderdrukker van het volk, en fchoon hij den tijd nog niet geboren ziet, om daar voor openlijk te durven uitkomen, beloert hij nogthans in het verborgen uwe vrijheid. Eisch dan, mijne medeburgers! dat men u wapenc; niet met wapens , die u, wanneer de nood het gebiedt, van geenen dienst kunnen zijn; maar vorderd , dat men u zulke wapens geve , die u befchermen kunnen. Een ledige patroontas en botte fabel zijn goed voor kinderen, op dat zij elkander niet kwetfen; doch een vrij burger moet beter wapens voeren, op dat hij de dwingelanden Isan beftrijden, en ten onder brengen. Noch  < 95 > Noch tm gepolijst gewacr, wanneer u kruid en lood ontbreekt, noch het fraai gevest va uwen ongefcherpten fabel zullen uwe vijanden "reiken. Neen - in tegendeel, gij wordt een fnot uwer wederpartijders, en men kan u du, mbt recht met een fchoon gemonteerde batterij, waar op noch konftapels, noch kardouzen zijn, gelijken. En waarom toch bezorgt men u, voor al in deze tijden, niet van het noodige wapentuig? Eene voorzigtig volk kon zeer ligt agterdogt opvatten wanneeralleszouitgeileldwordt.-„lioe . . kon het bij zich zelf denken - „ zouden er onder onze tegenwoordige representanten op wien wii zo ten vollen vertrouwen, ook foms nog " lieden wezen, die eens ariftocraten denken te " worden?' Zouden zij ons in het vervolg ook op hunne beurt willen onderdrukken? Zouden zij " uit zulke inzigten ons flegts ongewapend laten, even als onze voorige onderdrukkers, wijl zij " oordeelen een ongewapend volk gemakkelijk te " kunnen overheerfchen ? Zouden zij wel ligt " het kusfen op het raadhuis zo zagt gevonden " hebben, dat zij op allerharde wijzen die plaats voor altoos voor zich willen verzekeren"? " Zulke en dergelijke invallen zijn aan een vrijen burger, die .naijverig op zijne vrijheid is, juist niet'zeerkwaalijk te nemen, voor al, wanneer hij ziet dat 'er in alles eene zekere laauwheid heerscht; dat'alles, wat 'er gedaan wordt uitftel . . . uitftel zii en - wee! wanneer het een, of ander eens geen fenger uitftel lijden kan! Waarom dus alles niet in orde gebragt? Waarom den burger niet gewapend ï  < 96 > pend ? Dit zijn waarelijk veel betekenende vraagen. Wij vermaanen derhalven onze mcdedebur» gers, om zich van dat gene te voorzien, het welk, willen zij zich nimmer door nieuwe dwingelanden van hunne vrijheid wederom beroofd zien, hen volftrekt noodig is, naamelijk — kruid en lood! Dit is verfchrikkeiijk voor de ariftocraten, die, even min , als hunne broeders , de roofvogels , die onder het geflacht der vogelen ook ariftocraten zijn, de reuk van het buspoeder niet kunnen verdragen. Met genoegen hebben wij in tusfehen het voorftel van den burger de lange van wyngaarden , betreffende de burger-wapening, in de openlijke nieuws - papieren gevonden, en verlangen vuurig, dat de edele pooging van dezen braaven, alömme naar behooren onderfteund, ook wel dra de gewenschte uitwerking zal te weeg brengen. Niet zonder de uiterfle tevredenheid, hebben wij mede vernomen, dat men onze wagt doende burgeren, nu eenige dagen, ten minsten van zes fcherpe patronen, voorzien hebbe. Wij verwagten in tusfehen van onze ftadgenooten, dat zij zullen aandringen ; dat dit getal ten minsten verdubbeld worde, en zij zich dat onfehatbaar wapen-tuig nooit weder laten ontweldigen. Te L E T D E N. Bij B. ONNEKINK, En alom bij de meeste boekverkopers, waar dit week-blad Yoor één en één halven ft. te bekomen is.  BATAAF. N°. 12» V R IJ H E I D, GELIJKHEID in BROEDERSCHAP. Meni-r eene zaak, welke op een zeef goedetj voet ftaal wordt, fomwijteri alleen door araalen irtabZ'bXvVn. Wee ons! wanneet het om dl reden eens zo ook met de vrijheid gmg! Niemarid zal ons willen betwisten, dat ons Vade SS zicb in zeer gevaarvolle omltandiheden bevindt. Zouden wij wel doen, indien ynj voert onze medeburgers den neteligen toeftand van Nederland verbergen wilden ? Zoudea wij wel doen, indien wij maar enkel vree^ de i vreede! zonder gevaar!, predikten? Neen — dit' zoude niet alleen bedrieglijk zijn, «laaf zelf tecrert de beginfelen van oprechtheid, . cn deugd aanlopen. ? Het is de pligt .van eet* eeSijk man, om, "«S^r^jK ftiensch het gevaar te gemoete ziet treJen , hem dan daar voor te waarfchuwen maar wet* bedeel, hem met onverfthilligheid tot zijnen val te laten naderen. Die zijn goeder van het bevaar dat hem dreigt, niet behoorehjk verwitfat ftort hem in het zelve. Wij willen deihalven aan onze medeburgers het gevaar, dat om M  < 08 > allen boven het hoofd zweeft, opentlijk aan deri dag leggen! Gelooft geenzins, Nederlanders! dat dit land, dat uwe vrijheid voor alle gevaar beveiligd zij. Jammeren op jammeren, rampen op rampen, ellende op ellende zullen u treffen i zo Bi de gevaaren die u boven den fchedel hangen, niet bemerkt. Uwé vrijheid, welke nog in haare geboorte is, kan, door onachtzaamheid verwaarloosd , voor eeuwig voor u verloren zijn. Veele duizenden benijden u het geluk, van vrij te zijn. Het zijn niet alleen uwe opentlijke vijanden die u dat geluk zoeken te ontrooven. Gave God! dat gij maar alleen met die genen te doen hadt, die bij den helderen middag bet zwaard tegen u opheffen ! — Dan, gij moet u ook tegen anderen befchermen, die 'u in den bedriegelijken fchemer-avond tragten te overvallen. Ja — het Vaderland is in gevaar, in het grootst gevaar! — daarom, wijl het de grootfle 'en onvcrzoenelijkfle vijanden der Vrijheid op zijnen' bodem voert. M Zich voor de woesten aanvallen van eenen opentlijkcn vijand te beveiligen, is geenzins zo ge« vaarclijk, als zich voor de listige hagen van éenlehijn - vriend te wagten. Net is waar, wij hebben zeker nog veele vijanden van bu:ren, maar nog meer in 'onzen eigen' boezem ; zij zullen alle hunne laatfte kragtcn 1nfpanncn. om ons dat geen , dat aan elk volk het dierbaarfte zijn moet, de vrijheid! te ontrukken. Van buiten, ik beken het, hebben wij vijanden , die door magt van wapenen ons hun juk willen doen torfchen — maar van binnen zijn 'er, die door kragt van Goud, en bedriegelijke vleitaal ons tot hunne flaaven poogen te maaken. Er mogen zich van buiten legers verzamelen om u aan te tasten, en te doen buigen — dit gevaar is nog geenzins zo groot, ja, verre na zo groot niet, als het binnenlandsch gevaar, dat ïi dreigt; en zo gij, mijne medeburgers! dit niet afweert,- is het voor eeuwig met Nederland, met s, en uwe Vrijheid afgedaan!-, Ziet  < )9 > Ziet gij niet, dat ' c zich een fterke partij opwerpt, om allengs, i plaats van het huis van Orange, zelf te heerfchen? Bemerkt gi] met, dat vee en uwer medeburgers eene gansch .andere rol beginnen te fpeelen, als in het begin der revoluac? 'Toen werkte de emisjfé anders dan thans. 1 oen zaa men het treeallomeerile kleed en bet geicheurde&fchootsvel broederlijk met elkander yerto^ ren Toen fchaamde uwe grooten het zich in geenen deele om met u, arm in arm, te wan .leien. Zij kwamen in uwe vergaderingen. /A) verlieten de koffij - huizen, om met u m de herbergen te kunnen omgaan. Zij fpeelden, even pis den minsten arbeids - man, om een hal ven Huiver met u een jasje. . Toen hielden zij zich als een burger men*, 'Dit alles verblindde uw oog. Zij wonnen uwe harten, zo dat gij hun door «WJ* ftem, plaatstet waar zy etgentlijk wententen te ZliDoch, hoe is het nu? - Helaas! de wind is om, en blaast uit een gansch anderen h#ekl Waar zijn zij thans? Verfchijnen zij meer m uw midden? Noemen zij u meer hunnen broeder' Is het thans meer egalitéï Waar is Hun vricidclijkheid gebleven? Die zagte cn mmzaamc hanJdrukkin-T _ die lieve naam van burger — hoort, of ziet 'men van dit alles wel iets msot ir- Merkt gij dus niet op, mijne niede.mrgers ! wanneer gij alles eens recht overweegt d.it er een groot gevaar nabij is; dat met aUeen een buiteirlandfche, maar zelfs ook levens een binnenlandfche vijand, de gedugtfte die er immer zijn kan. u bef prinsen wil? — .. Dan Godc°zij dank! beiden zullen wrj hun overwinnen; en noch het zwaard van den eenen noch het geld of de listige waarden van den anderen, zijn in ftaat, om ons te bederven, zo wij flegts als één eenig urn ons verbinden om 'liever, ons tevens wreekende, met hun om te koien, 'dan hen te dienen. Welk een Nedenanuei  door wiens aderen nog het bloed van zijne voorvaders fpeelt, zal niet liever den dood dan de flaavernij verkiezen? Gelooft mij , mijne medeburgers ! dat ftoute flappen , alleen uwe vrijheid kunnen vestigen. Bij God ! gij zijt thans nog niet geheel vrij — Gij ziet de vrijheid nog enkel als in het verfchiet, en nimmer zal uw oog haar van nabij aanfchouwen, zo gij ook niet zelve naar haar toetreedt. Ik heb u dus in weinige woorden aangetoond, dat alle gevaaren nog niet voorbij zijn , maar dat wij in tegendeel, fteeds veel te vreezen hebben' Gij moet derhalven op uwe hoede zijn. Er behoort, door gewerkt te worden. Wij woonen, waarde medeburgers! uwe vergadering te eiken reize bij — ' dan, ach! wij zfeh maar al te klaar , dat 'er veel voorgefteld, maar nietsbefloten, veel minder iets uitgevoerd wordt! ^len houdt u in een maalftroom, die, wanneer gii' dien niet ziet, u in den afgrond fleepen zal. Wat heeft de arme patriot tot nog toe gewonnen? Zij, die'het niet noodig hebben, verdeden de beste ambten onder elkander, daar in tegendeel , het gebrek van den uitgeputten burger niet alleen voortduurt, maar zelf fteeds hooger ftb'gt. Waar toe zijn uwe vergaderingen , braave landgenooten? Waar toe zijn zij ingerigt ? Immers om met elkander, ten nutte van het Vaderland' te beraadflagen, en alle gebreken in onzen Staat te verbeteren! Dit laatfte is eene groote onderneming. Men moet thans met dubbele kragt en ijver •werken , om ons Vaderland uit den ellèndiren toeftand, waar in het zich bevind, te redden1 Men moet de bronnen nagaan , uit welke fiééïlandfs rampen zijn opgeweld. Men moet hem, die de oorzaak van het onheil is , dat ons allen trof ftraffen, gedugt ftraffen, en hem, zo veel mogelijk, de onreekenbaare fchade doen vergoeden' welke hij ons allen heeft aangebragt. De*patriot  101 5* is wel bereidwillig , om alles voor de zaak der vrijheid op te offeren; hij wil de helft zijner bezittWn gaarne geven , doch niet , al voorens zii die de oorzaak van het verval van ons Vaderland geweest zijn , een dubbel deel zullen gegeven hebben, en geftraft zijn. Over dit alles zullen wn m ons volgend Nommer breeder fpreken. Wij vermaanen dus onze medeburgers boven alles, om toch m hunne vergaderingen den tijd niet met beuzelingen door te brengen, maar mannelijke befluiten te nemen en ftoute daaden te verrigten! Geloof niet, dat zij alle oprechte vrienden der natie zijn, die het nationaale teken dragen. Wees waakzaam! er is eene fterke partij , wier oogmerk alleen is, om u in eene foort van mijmering, om alles üeepcnde te houden; en die tevens waant, dat wanneer het hun gelukte, dat Neêrlands inwoopders eens weêr in flaap vielen , de gelegenheid voor hun daar zoude zijn , om hen op hunne beurt ooi? eens, in plaats van anderen, als flaaven, te kunnen behandelen. Deze volgende regels vielen mij, uit de volksvergadering te huis komende, uit de pen. *t Gaat al, helaas! den kreeften - gang: Niets wordt 'er afgedaan. Dc zaak van 't algemeen belang, Blijft op de lange taan. Men heeft het druk; men befoingneert; Geeft praepojttiès in: Men kootnt bij een; men confaherf, 't Smoort al in zijn begin. M 3 Eb  s{ ioa En aan commisfies faalt het niet —» Dan o! wat voert men uit? confidereren , zo gij ziet; Ja, niets wordt een befluit; En 't geen men foms nog decreteert , Wordt nog, helaas! weldra, Op *t fchandelijkst geëludcerd, Slegts nog geen uur daar na. Wen 't zo , rechtaarte Burgerfchaar ! Nog langer voord moet gaan, Loopt uwe vrijheid 't grootst gevaar; Uw wisfen val fpoedt aan! Wij hebben reeds zo vaak geleerd, Dat, zo men ecuwig twist, Om kleenigheden disputeert; Men *t groote docl-ëind mist. Geene exclamatie maakt ons vrij: Geen uitroep ook, hoe tcêr, Van Burgers! Burgers! Burgerij!*' Geeft ons de Vrijheid weêr. Men moet met kragt aan *t werken gaas. En aan *t gebouw van Staat, Dat in verval is, handen flaan; Of eeuwig is 't te laat ! Uw hand, o Belg! is thans ombocid, Nu manlijk toegetast; En *t kwaad met wortel uitgeroeid; Gelijk Bataven past! Geeft alles, wat gij hebt, ten best, Voor 't dierbaar Vaderland; Elk Patriot uit dit gewest, Geev' met een' milde hand. Geeft geld, wanneer het wezen moet; VLands kas is uitgeput; Miftr  *C I03 Maar eerst 't ariftocraatsch gebroed, Gansch nakend uitgefchudl Het is de ariftoeraat alleen, Die u heeft kaal geplukt: Zoudt gij dus weêr eerst geven? — neen! Gij zijt genoeg gedrukt, 't Is redelijk, dat hij, die meest Van 's Burgers zweet en bloed, Zich als een wild verfcheurend beest» Tot hier toe heeft gevoed, 't Is reedlijk, zeg ik, dat dat zwijn, Dat zich heeft vet gemest, Ten nutte thans geilacht zal zijn, Voor dit Gemecnebest. Neem 't goud dat u is afgetroond, Door list, of door geweldJ Zo wordt de Patriot verfchoond, En 't Vaderland heeft geld! Waarom 't op hem toch niet verhaald, Die u in 't lijden bragt? Tast toe! waarom zo lang gedraald? Hebt gij noch moed noch kragt? Gij zijt van 't kwaad nog niet verlost, Zo lang de ariftoeraat, Zo vrij en vrank, in 't goud gedoscht i Nog largs uw ftraaten gaat. Waarom geen fchuldig hoofd geknot, Gettraft? Dit cischt de wetl Dan 't, is helaas! gij wordt befpot— Familie die 't belet! Deez' heeft een oom, die weêr een broér Dien ge op het kusfen ziet. 't Is al aan 't zelve maagfehaps-fnoer! Vraag nu — „ hoe! ftraft men niet?'*  < i»4 ï* En ach! wen uit een Iaage zugt, De deugd geen wreeker vond, Was 't recht weêr ras dit land ontvlugtf i De Vrijheid zwaar gewond! Neen — ftraf hem, die een misdaad pleegt * Zo wordt het kwaad geweerd , En van der Belgen grond geveegd, Door gruwlen eens ontëerd. Geef eiken fchurk 't verdiende loon, Hij zij ook wie hij zij! Straf, als Romein, uw eigen zoon! — Zo wordt gij eenmaal vrij. Ë. te L È T D E R. Bij B. Ö N N E K I N É, £n alöm bij de meeste boekverkopers, waar dit ^eek-blad voor één en éénhalvenii. te bekomen»,  D E BATAAF. VRIJHEID, GELIJKHEID* BROEDERSCHAP, of de DOOD! "K" wnd te pkeaea wordt bij zeer vcclcti niet ^C-uSlfSvOQrlde. deugd maar alken Kees voor de flraf, het loon der misdaad». Dk ondervinden wij in deze daSe"; . Hoe liefeliik en aanminnig de \iijluia en üc liikJdd zich ook aan eiken braaven voordoen, In a Vetware de hartender üegtcn hervormen winen Sen wij nogthans dat 'er ^g^? wier verpest hart , met vatbaar is voor haa. aan VagzS°omaarte wezens, die zich openbnarè Vifanden% Vrijheid en Gelijkhed verrem Sommi^e zijn ftout genoeg, om door fche drift aangevuurt, zich tegen de vrienüen van Vrijheid en Gelijkheid uit te laten „ , dtfzij de Vrijheid en Gelijkheid met voeten treden yJke wanfchepfels rijn te boos om hun met vetheid tot onze Vrienden te maaken. _ ^Necn - wij zesgen dezen voor eeuwig onze VrSfthaE op. 'Wij vergaaien hen voor onze  < ïoö > gezworen vijanden. Wij bedreigen ben, indien zij iets tegen de Vrijheid mógten ondernemen met de ontzaggelijkfte ftraf. Onze vuist zal hun den verkankerden fchedel vergruizen. Wij kondigen hen verwoesting en den dood — den fchrikkehjkften dood aan! En — om aan die boozen te eiken reize de ftraf te herinneren welke de waare vrienden van Vrijheid en Gelijkheid met reden aan hun toewijzen — naamelijk den Doodplaatlcn wij dit woord ook voordaan aan het hoord van ieder Nomrner van dit ons weekblad. VERGEVEN—, Dit woord is thans in ieders mond beftorven — anders hoort men nier. Men roept niets anders, dan — Vergeven! vergeven! even als of alles daar door te herftellen Was. Veelen rebruiken dit woord, om dat zij het hooren gebruiken , zonder te weten, wat eigenlijk vergeven is, en in hoe verre, als ook in welke opzitten , het vergeeven beftaan kan. ö ' Vergeven is eene fchoone Mank voor het veel vertrouwend oor. De waare betekenis van dat woord is beminnenswaardig; cioch men kan hetook ligtehjk, en dit is gevaarelijk voor het recht uit zijn verband rukken; ja — indien men het zelve gebruikte , en uitoeffende , om een booswi heili-de wet, de misdaad der flegten tegen eene gantfche Maatfchappij gepleegd, in den post als Rechter, vergeven kan. . Wat net eerfte aanbelangt — het is de phgt eens Chrtfcens alle ongelijk, hem alleen ra zyn prrfoon aangedaan, te vergeven. De grootfte, Wiiftc en beste Leermeeftcr beveelt ons dit. Niets is onedeler voor den Christen dan wraakzog* tig, niets voor den mensch vernederender, dan bloedgierig te zijn. , , - Als meefter van zich zelden , heeft elk het recht en de magt, om alle misdaaden, tegen hem in zijn bijzonder begaan, te vergeven; en~dus moet hij ook zijne Vijanden alles ten goeden houden. ' Sm*ad hoon, laster, wanneer het ons alles alleen in onzen perfoon aangedaan is, moeten wy 'onzen evenmensen vergeven. Al ware het, dat ons iemand de grootfte beledigingen, het grootfte onrecht aangedaan had, moeten wij het hem nog, indien hij berouw en leedwezen over zijn misdrijf toont, vergeven. Vraag* hij ons om vergiffenis, als dan mogen wi] als'mensch en Christen hem alles kwijtfche den. WÜ moeten gedenken, dat een mensch zwak is, en dat wij allen dagelijks in die wandaaden vervallen kunnen, welke anderen onzer broeders be- i**npl"tCTÏ n Al had iemand zelfs naar ons leeven geftaan, kunnen wij hem voor ons zelve en wat ons hetreft deze boosheid vergeven. De wraak past reen Christen. Hoe zouden wij toch, indien vvii hier op aarde onverzoenbaar waren in de eeuwigheid op vergeving onzer misdaaden kunnen hoopen* Wij moeten kunnen vergeven. Zo te doen, zo te handelen, is de pligt der braaven; maar ook maar alleen dan, wanneer men ons enkel in perfoon beledigt, want gansch anders moet het vergeven van een rechter zijn, die zonder aanzien des perfoons, volgends phgt en red her kwaad, dat de gantfche Maatfchappij, N a - ver-  *<[ io8 Jj* Verpest, welker befchermer hij door de wetten is moet ftraffen. Iemand kan, als rechter, niet vergeven, zode wet, welker uitvoerer hij is, het hem verbiedt. De misdaaden, tegen eene gantfche Maatfchappij, of het Vaderland begaan!, zijn oneindig grooter dan die, welke tegen bijzondere per'foonen bedreven worden, cn dus ook onvergevelijker. Een rechter moet van zich zelve geen de minfte magt hebben, maar, alleen volgends de wet als magt hebbende, befchouwd Avorden. De wet en geenzins de rechter, ftraft de misdaad; zo ook kan alleen de wet en geenzins de rechter, eene misdaad vergeven. In een rampzalig land, waar de inwooners door tijrannen verdrukt worden, ftraft en vergeeft de rechter, zonder de wet daar in te kennen; dan in een vrij gewest, ftraft en vergeeft alleen de wet. Wanneer een rechter een misdaad ziet, moet hij de geheiligde wet om raad vragen, cn volgends deze handelen. Wij kunnen wel het ongelijk, ons in perfoon alleen aangedaan, vergeven, maar niet het kwaad aan anderen toegevoegd. Men kan eenen fchuldenaar wel die fomme kwijtfchelden, welke hij ons Ichuldig is, maar niet die, welke hij aan anderen betaalen moet — Zo ook is het met den rechter. Wij ftaan hem gaarne toe, dat hij de beledi? gingen, hem alleen in zijn perfoon a's Buro-er aangedaan , zonder dat iemand hier iets van weet' vergeven kan. Zulk een verbeven kan den rechter zo wel uitöefferen, indien het maar alleen hem betreft, als eenig ander bijzonder perfoon; dan — eene misdaad welke de gantfche maatfchappij kwetst, kan, en vermag hij niet te vergeven, indien de wet hem zulks niet veroorlooft. Hoe zoü toch iemand voor anderen vergeven kunnen indien de beledigde de ftraf van den belediger eischte? Dit had wel plaats toen een dwingeland nog pardon geven kon, wanneer hij verkoos; maar ten dien tijde werd 'er ook nimmer recht gedaan, en de wet moest zwijgen ? Neen —  < 109 > j van de edele de witten, roept nog om wraak voor den throon van God. Tijden her waards heeft dat huis, onderfteund door een aantal aterlingen, Neêrlands bederf gezogt; en — nu zoude bij na den laatften Willem dat gevloekt oogmerk, had God het niet verhoed, bereikt hebben. Leveren niet de laatfte afgelopene dagen, die ontzettende laatfte zeven jaaren , de grootfte bewijzen daar van op? Welke fchrikverwekkende rollen hebben zij niet op het tooneel der godloosheid crefpeeld? Hoe geweldig hebben zij niet de allerlaatfte poogingen aangewend, om dit Vaderland te vernielen en tot een moordfpelonk van enkel afgrijzen te maaken ? Hoe fchandelijk en eereloos helben zij hun Vaderland niet verraden? Zij leverden deze Gewesten aan vreemde benden over, om dat hun eigen kragt niet groot genoeg was, om vrije burgers ten onder te brengen. Pruisfens magt vestigde hun geweld. Met oogen, die van helsch genoegen tintelde , lieten zij door woeste krijgs-knegten , den van alles beroofden burger, van kroost cn gade afgefcheurd, buiten 's Lands naar akelige kerkers, door gefelflagen als beesten voortgezweept, henen drijven; waar den dood een einde aan het ongelukkig lot van ontelbaare dier ellendigen, maakte. Dus hebben zij moord op moord begaan — dit bloed getuigt tegen hen, en in de eeuwigheid zal ook die ftemme des bloeds hen bij de opperfte Gerechtigheid aanklaagen. Om dat de braave patriot zich niet onderwerpen wilde aan eenen heerschzugtigen en zijnen aanhano', heeft men eene algemeene plundering uitpefenreven. Zij , die met duuren eede voor het oog van een alwetend God, gezworen hadden, recht en gerechtigheid te handhaaven, en de rech-' ten der burgeren te befchermen, vergaten zo verre hun eed en pligt, dat zij niets, dan enkele ongerechtigheid bedreven. Men zette eenen onwetenden en verdwaalden hoop aan, om den burger te mishandelen , en uit te plunderen. Tot deze boosheid kost men dien met goud om. Dit kwaad vliegt  < na > vliegt over van plaats tot plaats, van Stad tot Stad, van Dorp tot Dorp, waar het overal zijne aanvoerers vond. Toen in dit Vaderland den deugdzaamen burger te veel verzwakt, en uitgeput was, om zich langer tegen zijne onderdrukkers te kunnen verdedi-» gen, beroofde men hem tevens'van dat gene dat hem nog overbleef. Men fchrcef belasting op belastmguit, en ontkleedde de ingezetenen. De lands fchatkist werd ledig gefiolen, om den trotsch der verraders flaande te houden. Van dit alles getuigt thans den vervallen ftaat des Vaderlands. Zie hier burger-vertegenwoordigers! de wan daaden van verraad, moord, plondering, en dief '.. do.or hun bedreven Kunnen 'er grooter, afgrijzelijkér boosheden zijn ? verdienden die in een land waar het recht gezegd word gehoord te worden, geene ftraf? Verdienen zij' uwe oplettendheid niet ? Zo ja — indien gij dus alle de gruwelen, door hen bedreven, nagaat, zal hun vonnis ras opgemaakt zijn. Burger-vertegenwoordigers ! rechters van Nederland! Gij zijt immers alle getuigen van die lchrik-daaden? Kunt gij die booswigten dan niet ltraften? Straf hen! Wat houd u tegen? Gij kunt, noch moogt hunne fchuld bedekken! De ondeugd niet te ftraffen is even groot eene misdaad, als de deugd te fchenden. Die den godloozen rechtvaardigt, en den recht- vaardigen verdoemt, zijn den Heerc een gruwel, ja — die beiden! In ons voorig No. p. 98. r. in ftaat: voert — moet zijn voedt. Onze geerde lezeren gelieven dit te lezen, wijl het anders eenen gansch verkeerden zin geeft. Te L E T D E N, Bij B. O N N E K I N K, En alom bij de meeste boekverkopers, waar dit week-blad voor één en één hal ven ft. te bekomen is.  D E BATAAF. N°. I4< VRIJHEID, GELIJKHEID, BROEDERSCHAP, of de DOOD! Deze volgende brief is ons wederom toegezonden door onzen Vriend, Cornelis Frijlief t fchoolmeestér te ... . Burgers, fchrijvers van de Bataaf! Gij zult nog weten, dat ik u over eenige weeken eens een brief gefchreven heb , over het houden der vergaderingen onzer reprefentanten met genoten deuren. — weet gij, dat was toen net, toen die Bataaf bij mij kwam, die ons vertelde hoe veel mooijer en patriottifcher het in Frankrijk ging, dan hier. — Kijk, daar hebt gij mij zo knap op geantwoord , dat ik lust krijg, om weêr eens, zo als gij ziet, aan u te fchrijven. Maar Burgers! gij zult mij wel voor een Jobs bode houden, want ik koorn altoos met zwaarigheden voor den dag, doch het is zo,- het fpijt mij en alle braave en belangelooze Vaderlanders genoeg, dat wij zo veel te O • klaa-  < H4 > klaagen hebben. En kon het dan nog maar door al die klagten eenigzins in orde gebral worden dan zoude men nog al hoopen, doch ik voor mij zie 'er geen beterfchap op, zo lang ons volk zo laf en dom blijft. Niet, dat ik meer wil weten , dan mijn buurman. God bewaare mij' neen — maar ik zie tog wel ftil bij mij zelve, hoe de algemeene zaak voordgaat, en dan moet ik zo gantsch uitfcheiden met denken, om mij niet aan melancholie over te geven. Hoor Burgers' het gaat hier op ons Dorp bedroeft toe, tè weten Ariftooaatsch. Het geval , hier laatst rebeurd' zal u daar van overtuigen. Weet dan, dat toen de omwenteling bij ons gebeurd is, er een keerel op ons Dorp gevlugt is, om dat hij altoos zo goddeloos Oranje geweest was. Acht dagen voor de omwenteling had hij nog een Patriot half dood gcflagen, om dat hij zeide, dat de Franfchen zo kwaad niet waren. Enfin hij is gevlugt, toen de omwenteling hier kwam,'omdat hij overtuigd was , hoe veel kwaad hij gedaan had. Nu, Burgers! is hij weêrom gekomen en woont veilig bij ons, zonder dat de flxaf welke hij zo rechtvaardig verdiend had, aan hem uitgeöeftend wordt. Hoe kunt gij dit alles begrijpen? Iemand, die zeven agter een volgende laaren, niets dan kwaad gedaan, iemand die zijnen Medeburger mishandelt en uitgeplundert heeft — iemand, die de hoofdvijand van deugd en braafheid is. — zulk een wanfchepfel woont en huisvest zo vrij op ons Dorp, als iemand, die van een onbefproken gedrag is. De oorzaak hiervan is, Burgers! dat een Oom van hem Schout van ons Dorp geworden zij, zijn Oom is altoos een groot Patriot geweest, en daaröm is hij nu als Schout, bij ons geplaatst. Dit alleen is de reden, waarom die gaauwdief nu weêr in ons Dorp is komen woonen, om dat hij gedagt heeft, mii'n Oom is Schout en die zal mij geen leed doen. Js dit nu voor braave Patriotten te verdragen Burgers, Schrijvers! dat wij zulk een deugniet in ons  < "5 > ons midden dulden moeten? Is dat voor alle onze ingezetenen te vertragen, dat iemand, die indien'er recht gedaan werd, ftrop en galg verdiend had, zich thans zo vrij in onzen burgerkring in dringt; dat zulk een ongeftraft blijft, alleen om dat zijn Oom Schout is. Meer dan eens hadden wij onze verontwaardiging daarover aan den Schout en onze Reprefentanten te kennen gegeven; maar alles is nul op 't rcquest. Men hoort ons met. Het is alles — vergeven en vergeten, het geen men ten antwoord krijgt. Daar mede is de zaak afgedaan, en de fchurk blijft ongeftraft. En wat meer is — hij durft ons Patriotten nog in ons gezigt uitlagehen, om dat hij zo vrij koomt. Dit is' onverdragelijk voor ons allen , en gij kunt denken uit dit geval, Burgers, fchrijvers! hoe het dus hier toegaat. Niet alleen dit eene geval, maar veelen andere van dien aart hebben hier plaats. De Oranje vrienden lagchen ons waarlijk uit, en befpotten de verdraagzaamheid hunner al te edelmoedige roedeburgers. Zo onze partij, welke ons zo fterk vervolgt heeft, nog ftil was, en onze verdraagzaamheid dankbaar beantwoordde, door van hunne haatelijke oproerigheid af te zien, en het hoofd inden fchoot te leggen , dan — jadan zou den wij hun gaarne ailes vergeven, en als rcgtfchapen overwinnaars, de overwonnenen edelmoedig behandelen ; maar in tegendeel, onze vijanden fchoon in onze magt,gaan voort in hunne oproerige poogingen, om, ware het mogelijk hun die hun thans als broeders, de hand toereiken te vernielen. Zijfpotten met onze goedheid, en bedreigen ons — „ Dat, wanneer ,, zij eens weêr triumpheeren, zij zo gek niet zullen zijn als wij, om zo zagt te handelen, " maar dat zij ons in onze deuren zullen ophan" n-en." — Dit moet men aanhooren, zonder hun te mogen, en te kunnen ftraffen. Dit valt hard, en ik vrees, dat, indien men zo voortgaat'er no neer de wraak eens meester wordt over her zo zwaar getrapte hart, zal men een fchrikkelijken tijd heieeven. Dit voorzie ik klaar. Wanneer de rechter weigert te ftraffen uit laage inzitten, zal het volk dit beginnen te doen, en wee' wanneer een volk ftraft — zie burgers, fchrijvers! zo gaat het bij ons toe — men ftraft de fchelmen even min, als voor de omwenteling. Wat moeten wij doen? Is het een Souveram Volk geoorloofd, de misdaad van fchurken te ftraffen, wanneer de rechter, die door het Volk verkozen is, om de onfchuldigen te befchermen , en de fchuldigen te ftraffen, zijn pligt niet doet, als dan — heeft een Souverain Volk ook de magt om den rechter, die zijn pligt vergeet, door die fchuldigen, die hij volgends de wet ftraffen moest, niet te ftraffen, als dubbel misdaadig te vonnisfen. Burgers, fchrijvers van de Bataaf! beantwoord mij dezen brief, en vooral de laatfte vraagen. Alle de braave Patriotten , op ons Dorp, die uw weekblaadje lezen, zullen u altoos, met mij, hartelijk danken , voor uwe onderrigting. Uw Medeburger — GORNELIS VRIJLIEF. Onze geëerde Lezeren zullen uit dezen brief zien, hoe het in or,s Vaderland toegaat. Niet alleen op een enkel Dorp, maar in de meeste plaatfen van Nederland, hebben nog de Vrijheid ontëerendfte gebreken plaats. Wat is, in een land, waar recht en Vrijheid woonen zal, ondragelijker en onbetaamelijker, dan de rechters werkeloos te zien, En — ach! most ons deze taal op de lippen fmooren ! — „ Wordt er thans in Nederland „ recht gedaan?" —Burgers! braave Nederlanders! oordeel zelve eens, of "er recht gedaan word? —Wat is recht doen? Wanneer voUt een rechter zijn pligt? Dan alleen, ja dan alleen, wanneer hij de misdaad ftraft, dan alleen wordt 'er in een land  < "7 > land recht gedaan, wanneer de fchuldigen geftraft worden 'En ftraft men in ons Vaderland de fchuldien? Ons bedunkens ma», en kan men dit Spreekwoord in dezen tijd wel gebruiken — De kleene dieven hangt men op, en de groote laat men lopen — Den misleiden en omgekogten, die vöor eenige festehalven eens Oranje boven! —roept' voert men met de grootfte ftatie, als ol men wonder wel het recht handhaafde, ten fchavotte, daar men de aanftokers en verraders van het Vaderland op vrije voeten, als hadden zij geen het minfte kwaad bedreven , daar henen laat wandelen. Wij willen ons geenzins uitlaten, als of wij den zulken, die reeds om hun oproerkreet cevonnist zijn, die ftraf met verdiend hadden — wel verre daarvan zij zijn volgends het recht en ■ d-m eisch der wet behandeld, zij hebben de welverdiende ftraf ontvangen, doch wij wilde hun, die die misleide burgers tothetkwaad met geld omgekoot hebben, dubbel ftraffen doen lijden. Het is ten hoogften onbillijk, dat men die arme en waarelijk ongelukkigen, die zich door goud lieten verblinden, en als enkele werktuigen gebruikt zijn in den hand der grooten, alleen ftraft, zonder ook tevens hun te ftraffen, die de oorzaak en het berin van het kwaad zijn. Men bijt met den hond op den fteen, cn geenzins op dien, die denzelven werpt. ' Eisch medeburgers! dat zij, die het kwaad beraamd en ten uitvoer hebben doen brengen, geftraft worden. -Zo gij niet maakt, dat het gefchiede, zal alles weêr op den kop van den kleenen, van den minderen burger neder komen. Is er geld genoeg om vijftig gulden van ftads wege te befteeden, om een fchavot op te zetten, om eenen omgekogten en misleiden uwer broederen te geefelen — 'er zal ook gelds genoeg zijn, om een guillottme re doen maaken, om de hoofden van hun. die alles verdient hebben, te doen vallen. Waarom eenen godloozen van den Spiegel, eenen geveinsden Fagel, eenen eer en pligtvergetenen Bentink en SuideO 3 ras —  < n8 > ras—waarom die monsters niet geftraft? of is Hurne misdaad niet bewezen, en hunne boosheid bekend ? — Dan, zoude het in het groote ook wel ligt even zo niet gaan , als in het kleen ? — Wij meenen eigenlijk, zou het ook in de groote fteden even zo ' als °P dat dorP, waar onzen vriend Vrijlief woont? Vrijlief klaagt, dat een fchurk, die na 1787. meer dan een huis van een braaf patriot geplunderd heeft, en die bij de omwenteling laatstleden, uit vrees voor ftraf, gevlugt was, thans weêr vrij op het dorp woont, zonder dat de Municipahteit zulk een fchepfel weert. En, zegt onze vriend Vrijlief, dit koomt daar van daan, naamehjk, om dat de fchout van het dorp de oom van die deugeniet is. Ongelukkig dorp! ongelukkige landlieden) waar zulk een fchout, waar zulk eene municipaliteit is, die de fchelmen ongeftraft laat, om dat zij 'er aan vermangfchapt zijn. Doch, zoude het op meer plaatfen in ons vaderland zo niet toegaan? Zoude die groote weledel geboren landen volkverraders ook wel niet ongeftraft, cn zo vrij blijven, om dat zij weêr ooms, broêrs, neven, enz. hebben, die groote patriotten heeten, en in dezen tijd veel gezag hebben ? En — wat het ftraffen van die groote fchelmen betreft — het is hard, medeburgers! om iemand van uwe familie te ftraffen, of op het fchavot te brengen; en nooharder is het, geen erfgenaam van hun te kunnen zijn, wanneer~zii nog al wat bezitten. Wij willen 'er eigenlijk dit hiede zeggen — bij voorbeeld — Jan is een groot rjatriot, en Piet een Oranjc-kraiër die veel kwaad gedaan , en den burger lange jaaren getrapt heeft; doch Piet is oom van Jan, en Jan moet, als oompje koomt te overlijden, braaf wat van oom baas.crven. Nu begrijpt gij wel, dat Jan wel fchoon ,-zal oppasfen, dat oom Piet niet geftraft wordé, en uit zijn geed , zo als volgends recht zijn moest, de fchade, die hij het vaderland toegebragt heeft, betaald worde. Want gebeurde dit, dan kreeg Jan niets van oom Piet, daarom blijft oom Piet ongeftiaft, om dat neef Jan tog zijn  < "9 > zijn erfenis niet kwijt raaken zou. Zie, medeburgers! begrijpt gij nu de zaak? Wij gelooven, dat dus ieder een van u dit gemakkelijk vatten zal. Dan, landgenooten ! hoe rampzalig is het toch niet wanneer het recht zo verkort wordt. En dit wordt gedaan. De burger Vrijlief zegt immers rond uit, dat, daar hij woont, een befaamde fchurk vrij loopt van zijne zo wel verdiende ftraf, enkel om dat hij een oom heeft, die fchout is op die plaats. Geloof, dat het overal zo is, anders was het onmogelijk, dat het gelaat der gerechtigheid zo weenende de misdaaden moest aanzien. Waarwordt tot nog toe het kwaad geftraft? Nergends, nergends! Ja wij durven dit zeggen — wij vreezen voor niets, wanneer wij de waarheid hulde doen. Wij zullen op de hoeken der ftraaten uitroepen, dat het recht niet gehandhaafd, de burger misleid, en — de euveldaad ftraffeloos bedreven wordt, en dit enkel uit eene gevloekte famillezugt, om het goddeloost eigenbelang. Daar zijn, wij weten het!, genoeg laffe zielen, die om eene beete af ^ebeedelt broods zich bij de grooten van dezen tijd voegen, en op alle hunne handelingen een laag ja en' amen zegr.en. 'Er zijn maar, helaas! al te veel van die verachtelijke fchepfels, die op hoop van eene bediening, of verbetering hunner zaaken, alles toeftemmen, en bevreesd zijn , om den mond open te doen. — Groote God! is dit het nakroost der eertijds zo oprechte en dappere Bataven? Is dit het na^ellacht van hun, die als rechtfchapcn mannen, zonder eigen grootheid zoekende inzigten, alles, ja zelfs hun leeven, voor de vrijheid "opofferden? Bastaards! verfchuil u, wanneer de zon opyaat, in de duistere holen der ongerechtigheid ; verberg u , op dat de Godheid niet op u verbolgen worde, en u vernietige! Diep, al te diep gezonken vaderland! daagt er dan geen befchermer'meer voor u op! Vrijheid ! zwaar mishandelde Vrijheid! Zijn uwe zoonen zo geheel ontaart dat geen hunner bijna meer uwe zaak durft handhaaven! Ja'er zijn nog edelen, nogbraa- ven,  ♦<£ ISO ]> ven, die uwe zaak willen op hun nemen. 'Er zijn 'er nog, die, in fpijt van hel en dood, u tot hunnen jongften ademtogt dienen, en verdedigen zullen. De God onzer vaderen heeft ons van'het juk van Spanje verlost; Hij heefr ons bevrijd van Oranje's dwingelandij,- Hij zal ons ook verder verlosfen van allen, die ons op nieuws zouden willen verdrukken. Hij zal, als de God des rechts, ook het recht doen zegepraalen, en in weêrwil van alle menfchelijke poogingen, om de. misdaad te verfchoonen, het kwaad ftraffen. Dan, God werkt door middelen. Hij zal daarom de waare vrienden der vrijheid eenmaal gebruiken, om zijnen wil uit te voeren. Vreest niet, gij braave landgenooten! gij allen, die de gerechtigheid lief hebt! Vreest niet, de ondeugd__zal eens zeker geftraft worden, en tegelijk ook zij, die haar niet ftraffen. 'Er gebeure^ wat 'er gebeure, Neêrland zal vrij worden! Wij verzekeren het u, houd moed, zij die tegen de vrijheid famenfpannen, zullen verdelgt worden. Tot hier toe zijn wij gered; het Oppcrbeftier zal ons verder helpen; onzen vrijen grond voor eeuwig van de op nieuws faamgerotten hoop van dwingelanden zuiveren, en ons waaragtig vrij maaken! Wij zullen in een onzer volgende nommers verder den brief van onzen vriend Vrijlief beantwoorden. Wij verzoeken hem, geduurd met ons te willen corresponderen, waar na wij hem heil en broederfchap toewenfehen. Te L E T D E N, Bij B. ONNEKINK, En alöm bij de meeste boekverkopers, waar dit week-blad voor één en één hal ven ft. te bekomenis.  D È BATAAF, N°. 15* V R IJ HEID, GELIJKHEID* BROEDERSCHAP, of dé DOOD! A lvoorens wij dit Nommer beginnen , vragen wii onze geëerde Lezeren om verfchoomng, dat dit Nommer niet op de gewoonen tnd uitgekomen is. Eenige omftandigheden hebben ons de handen zo vol gegeven, dat wij genoodzaakt waren, ons weekblad eenige dagen te moeten laten liggen. Ook willen wij voordaan het recht aan ons behouden, om, indien de eene of andere omftandigheden ons beletten te Schrijven, ons blad eens een week te laten liggen, zonder dat onze geachte lezeren daarom behoeven te denken, dat wij ons werk ftaaken, of de pen nederwerpen. Wij hebben in ons laatfte Nommer beloo.d den ons toegezondenen brief van onzen vriend Vrijlief verder te beantwoorden: - wij zullen dus aan onze belofte voldoen. .', « ■ Onze Vriend vraagt ï - „ bf het een Souveraia volk Vrijftaat, de misdaaden van fchurken te ftraffen, wanneer 'de rechter, door de ^huto ongeftraft te laten, zijn pligt vergeet, en of dat Volk dan ook het recht heeft, om den rechter, als dubbel misdaadig, te vonnisten?" - Wij antwoorden volmondig, Ja! Wanneer een Volk ziet, dat zij die verkozen zijn, om recht en gerechtigheid te handTaven nun pligt vergeten, door uit laage inzigten bet kwaad ongeftraft0 te laten, moet het volk.  4<[ iii ])♦ wil het zich niet in eene poel van jammeren ggftort 'zien, de handen zelf aan 't werk flaari. Ziet het, dat de rechters hunnen pligt niet doen, dan moet het Volk het ampt van rechter zelfs bekleeden; den misdadigen rechter die tegen eed en pligt gehandeld heeft, voor deszelfs vierfchaar daagen, en dubbel ftraffen. De rechter, die tegen de wet zondigt, verdient dubbele ftraf. Hij is aangefteld door het volk, om de misdaaden -te ftraffen, en de zaak der gerechtigheid te verdedigen ; dit heeft hij duur bezworen. Miskent hij mi dien eed , dan begaat hij zelve de grootfte misdaad; hij zondigt, als rechter, dubbel tegen de wet, en moet dus dubbel geftraft worden. Een volk moet nimmer toch uit het oog verliezen , dat alleen de waare oppermagt in zijn midden berust. Een volk kan verkiezen en verwerpen. Zo wel als een volk het recht heeft om zijne vertegenwoordigers te verkiezen, heeft het ook het recht, om die, wanneer zij niet volgends den fouverainen wil des volks handelen, van hunne posten te ontzetten. Daarom, Medeburgers! ziet gij, dat de wet, uwe geheiligde wil, niet uitgevoert wordt door hun,' die gij tot handhaavers uwer wetten fteldet, zorgt dan , dat gij anderen in hunne plaats verkiest, en ftraft hen als weêrfpannigen tegen een vrij volk. Ziet gij, dat de boosheid ongeftraft gelaten wordt, uit eene, tegen u verradelijke handelwijze — want wanneer een rechter het recht vertrapt, is hij een verrader der vrijheid en deS volks, — ftraft dan zelve. Burgers! Burgers! gij flaaptnóg'! Ach! zult gij dan nimmer ontwaaken ? Gij kent uwe vrijheid nog niet. Nooir hadden wij gedagt, dat gij zo langzaam uwe vrijheid bevestigen zouder. Wat is 'er rot nog toe uitgevoerd? Wat wordt er uitgevoerd ? Men wij u weêr doen inflaapen, en weê! dan — dun zijt gij flaaven van nieuwe heeren. De fchelmen, die u hebben doen uitplonderen, die uw vaderland verwoestten, blijven nog ongeftraft, en zelfs wandelen nog veelen van hun vrij daar henen, met eenen gevloekten glimlach op het  *C 1^3 > het gelaat, hunne medeburgers befpotteode. Waarom die niet geftraft? Laar u met dien roep van — verseven! - niet in ilaap wiegen. Waarom die monsters, die u, die de vrijheid naar het leeyen geftaan hebben, niet geftraft? Hebt gij. pene bewijzen voor hunne euveldaaden? Wilt gij die hebban neem die genen, die door geld omge^ogt, zo fchandelijk u mishandeld hebben, m hegtems. WTü allen kennen hen; wij allen, elk m onze bijzondere woonplaatfen , kennen die plonderaars, die onze goe leren en bezittingen op last van de, in den pïondertijd meester zijnde, regenten, zo woest vernield hebben. Laat men die fcheplels doen klappen, en zij zullen ons den draad van het kluwen der codonteerende handelwijze uwer grooten (hunne aanvoerers) geven. Dan — burgers 1 'er is eene partij, die u zoekt te blinddoeken' De zugt tot familie heerscht weêr,. en de grooten, zo'gij niet oppast, zullen elkander weder dekken. . 'Er zijn 'er, die onder den fchijn van een chnstéliik verbeven, alle de bedrevene godloosheden zouden ongeftraft doen blijven, uit eigenbelangzoekende inzigten, daar zij u nogtans zouden willen doen gelöoven, dat dit uit godsdienst bij hun voortkwam. Dan, vertrouwt, vertrouwt hun niet. Zir voor de zulken op uwe hoede, die de misdaad, onder welken fchijn ook, maar zo ongeftraft willen doen doorgaan. Zij roepen alleen — vergeven! vergeven! - terwijl hun hart onverzoenbaar voor de zaak der vrijheid en der gerechtioheid is. Met dien roep van vergeven! willen zii de kortziende oogen hunner medeburgers verblinden. Zij willen'zich, als zagt-gestarte broe" ders aan u voordoen , die aan hun evenmensch alles'gaarne zouden willen kwijcfchelden. Zij willen zich , als waare christenen, voordoen. Zij nemen wederom, even als uwe oude onderdrukkers, den godsdienst-fchijn te baat om hunne daaden van eigenbelang voor u te verbergen Zij fpreken niet als van vergeven, om dat het hen in hunne flegte oogmerken te pasfe koomt. Maar  »C 124 > vertrouwt, vertrouwt hun niet. Denkt aan den wolf, die zich in het fchaapsvel vermomde. Zo gij meent, braave landgenooten! dat die roep van vergeven! vergeven! uit eene waaragtige zugt tot het edele, het welgeplaatste vergeven voordfpruit, bedriegt gij u. Wij kennen het menfchelijk hart al te wel, om dit voor goede munt aan te nemen. Neen — zij willen hét zelfde konstje der aloude aristocraten gebruiken, om u te bedotten. Zij willen weêr den godsdienst te hulpe roepen, om dat zij geleerd hebben, hoe veel van alle tijden herwaards de volks-verdrukkers daar mede bij den zo genoemden gemeenen man uitgevoerd hebben. Maar wagt u voor hun, die met den godsdienstigen fchijn van vergeven voor den dag komen. Zij gebruiken nooit den fchijn van godsdienst, dan wanneer zij in den zin hebben, kwaad uit te voeren, of, wanneer zij het reeds verrigti ten. De godsdienst-fchijn is het fchoonfte bol-: werk voor de goddclooze huichelaars. Denkt gij riog aan die plegtige dank- vast- en bede-idagen, die uwe oude tijrannen lieten uitfehrijven, om de godheid te danken voor die gezegende omwenteling van 1787. — eene omwenteling, in het oog. aller biaaven eene verwoestende omkeering van ons gantfche vaderland. Denkt gij wel aan die nog onlangs gehouden bede - (tonden, op bevel uwer onderdrukkers gehouden, waar in men Gods zegen moest affmeekon over die wapenen , die met burger - bloed, het bloed der braaven, bevlekt waren. Mijn God! hoe! durft het nietig ftof u zo in het aanzigt vliegen en u befpotten ? Zo ziet gij, medeburgers! hoe afichuwelijk de boozen fomtijds den godsdienst te hulpe roepen, Óm hunne heillooze oogmerken te bereiken. Leer, Jeer hier uit, om door te zien, en u niet door fchijn-deugd te laten bedriegen. Gelooft niet, ^at dat vergeven, daar zommigen thans zo veel inedc op hebben, uit een christelijk hart voort-, kpomt. Neen — wij kennen verfcheiden van plie lieden van nabij, en weten, dat zij zulk een menschlievend hart geenzins bezitten, om zo voor het  het vergeven te zijn. Derhalven , Godsdienst of een zao-t hart is het niet, welke hun tot zulke voorftanders van het vergeven maakt, dus moeten andere redenen hnn hier toe bewegen. En _ gewis, zij hebben 'er de ichandelijkïte en laagfte oogmerken mede voor, Sommige willen die flegten , die dit Vaderland zo langen tijd verdrukt en verwoest hebben, met ftraffen — Waarom? Enkel en alleen, omdat zij die geftraft moesten worden , tot hun maagfchap behooren, of, vreezen, dat die handvol gouds, welke zij daar van. erven moeten, ligt dan voor hun verloren zijn zou. Eene groote flag waarliik voor hunne hebzucht 1 Laage zielen! hoe bekwaam zijt gij niet, om, wanneer zich de gelegendlieid opdeed, verraders van uw Vaderland te worden, zo het eens uwe familie betrof, of uw millioenen werden aangeboden; daar gij thans om familie zucht, of, eene lileene fomme het welzijn van uw Vaderland waagt. Sommigen zijn zulke vrienden van het vergeven uit laffe vree's Zij denken aan dat lpreekwoord — „ He-r den ik , en morgen gij! " - Zij zijn dwaas genoeg , om voor eene tegenomwenteling te vreezen. — Zij zegden — „ wanneer wij nu zagt met onze partij han, delen, zal men ons, bij aldien de tijd eens veriin" deren mogt, ook genadig zijn." Lafnartio-e i'chepfels I Gij zijt onwaardig, dat een vrij volk u voor zijne vertegenwoordigers verkozen heeft. Gij moet lief en leed met uw Vaderland dragen. Gij moet het grootst gevaar moedig tar. ten, en goed en leeven veil hebben, ja zelfs vrij willig opofferen , zo gij uw Vaderland van nut kunt zijn. Hoe weinig vertrouwen zou de Bataaf in u kunftell'en, wanneer zijn land eens in een wezentlijk gevaar was , daar gij nu reeds uit eene belpotteüjke vrees voor een herfchenfchimmig gevaar, uw pligt vergeet. ■> . Sommigen zijn zulke vijanden van revolutionair te handelen ; om dat zij zicli zeiven niet vertrouwen. Zij zouden thans gaarne flegts alles zo laten, omdat zij beangst zijn, dat wanneer liet volk eens aan het ftraffen gaat , en de mond der gerechtigheid begint te fpreken , zij ook op hunne beurt geftraft zouden worden. Zij kennen hun eigen hart het best in dit geval. Zij zijn bij zich zeiven overtuigt, dat zij te flegte patriotten zijn , om niet eens in het vervolg tegen de vrijheid te zondigen. De lust tot heerrenen "' ? I is  h nog te fterk bij hen, dan dat zij zo alles aan de vrijheid zouden opofferen. Zij zijn bevreest, om zo iterk te handelen , wijl zij overtuigt zijn , dat zij hunne drift tot onderdrukken, zo gantsch en al niet beteugelen kunnen , dat die hen niet eenmaal zou doen vallen. Zij hebben geen zin in de guillottine, om dat zij vreezen, om wanneer zulk een werktuig eens opgerecht was , zij foms bij eenen donkeren avond daar over vallen zouden» Zij zoeken thans maar eene foort van werkeloosheid onder het volk in te' voeren. De burgers zijn wakker geworden ; zij hebben de dwingelanden verjaagt. Dit was hun tot blijdfchap. De burgers van Nederland vereerden hen met het vertrouwen ; zij werden op het raadhuis geplaatst. Nu is het genoeg ! Niet verder! Thans wilden zij wêer van harten, dat Neèrlands ingezetenen wêer infliepen, om ook nu eens op hunne beurt den baas te fpeelen. En — om dus in het vervolg ftraffeloos tegen de vrijheid te kunnen zondigen, verfchoonen zij thans de openbaare vijanden van vrijheid en vaderland. Schijn vrienden der deugd! monfters onder het menschdom.' hoe gevaarlijk zijt gij niet voor Nederland. Gij geveinsden! Gij hebt een voornemen, om, indien gij uw kans klaar ziet, onderdrukkers van uw Vaderland , tyrannen uwer medeburgers te worden. Maar, vlei u niet, uw boos voornemen te zullen bereiken! Eer zal uw oog dit Vaderland geheel verwoest zien; eer zal de laatfte Patriot, met bloed en ftof bedekt, zijnen jongften adem voor uwe voeten, zich nog tevens aan uw wreekende, uitblazen, eer gij ons weder in kluisters voeren zoudt. Gij zijt de lchandvlek onzer natie. Gelukkig was ons Vaderland , waart gij nimmer op dezen grond geboren! Gelukkig, hadden wij u nooit gekent! Zie, braave landgenooten ! drieërlei foorten van fchijnpatriotten, waar voor Gij u wagten moet. Hun hart is niet zuiver. Zij beo'ogen den val van dit Vaderland. Zij weten, dat 'er niets fchadelijker en verderfeljker voor de vrijheid is, dan de misdaad ftraffeloos te laten bedrijven. Wilt gij vrij en gelukkig zijn, ftraf dan de boozen. Verzoekt met die befclieidenheid, welke het echte kenmerk van waarelijk vrije lieden is, dat uwe reprefentanten die genen willen doen ftraffen, wier misdaaden zo bekend zijn. Eischt van tiwe vertegenwoordigers, dat zij de zaak der gerechtigheid hulde doen, door die fchuldigen, die de oorzaak  < > *aak van Neërlands rampen zijn, volgends de wet te doen ftraffen. Indien gij dit van uwe vertegenwooro-ers vordert, zullen zij, zo het mannen van eer en. laat u niet wijs maaken, dat men niet ftraffen kati om den invloed der Franfchen. Neen — dit geeft toen op, om de werkeloosheid, welke 'er overal plaat? heeft, te verfchoonen. Men zegt: „ ja waren wij „ vrij, men zoude anders handelen, doch men kan „ nog niet, omdat wij niet weten, hoe wij met Frank- rijk ftaan." Doch , dit zijn voorwendfels, om de zaak te verbloemen. Nooit zullen de edele Franken ons beletten ; om de fchuldigen te ftraffen. Zij zijn te groote vrienden van het recht, om de uitvoering daarvan te beletten. Ook durft men, gelijk blijkt, de kleine wel ftraffen. En het is weer zo als het fpreekwoord zegt: „ de kleine dieven hangt men „ op, en de grooten laat men loopen." Zo gij, medeburgers! die grooten niet ftraft, zal nw partij triumpheeren. Gelooft ons, gij zult het u beklaagen, zo gij niet doortast. Wij zeggen het u — God geve, dat gij nimmer onze waarTchuwing met fmart herdenken moogtl A Handelt dan, als het vrije lieden, betaamt — ftraft de aanvoerders van het kwaad, of is het fchrikjaar' van 1787. u vergeten? Zijt gij die lieden vergeten, die u hebhen doen uitplonderen? Straf hen: Zo gij die niet ftraft zijt gij verloren. Handelt zo, en als dan eerst zal de Vrijheid veilig in uw midden woonen, en de dwingelanden beven en omkomen. Te L E T D Ê Ni Bij B. ONNEKlNKji En alom bij de meeste boekverkopers, waar dit week-blad voor één en éénhalven ft. te bekomen is*  D E BATAAF» N°. ï6. VÏUJÏI Él D, GELIJKHEID* BROEDERSCHAP, of de DOOD! D ezen door ons ontfangen brief, plaatfen wij hier woordelijk. Burgers , fchrijvers van het Weekblad , de Ba:aaf ! Ik fchrijf aan geene onbekenden. Ik kenne ü — ik acht u hoog, als ook de waarelijk Vadcrlandfche gevoelens, die u bezielen. Gij zijt mijne Vrienden; ik ftel belang in uw geluk , en — daarom is het, dat ik u dezen welmeenenden brief toezende. ]k leze met vermaak uw weekblad, omdat gij dé taal der waarheid daarin fpreekt. Gelukkig, zo allé menfehen zo fpraken, en dagten. Kondet gij door uw fchrijven dit bewerken, dan zoude ik u aanniaanen om voort te gaan met uw werk; doch daar dé waereld zo boos is, en ik geene kans zie, om die té verbeteren, of te veranderen, vi'ees ik, dat; terwijl gij het geluk van anderen zoekt te bevoorderen, gij uw eigen ongeluk bewerken zult. In eene waereld Van list en bedrog wordt de waarheid en derzclvef Q bé-  < 13° > beminnaars gehaat en vervolgt. Geloof mij, gij fchrijft te fterk de waarheid. Uw weekblad, gispt de heerschzugtigen en hunne, lievelingen te onbefchroomd. Gij wilt het volk te vee! magt en regt geven. Gij leert ons de ariftocraVen te wel kennen. Gij openbaart ons hunne aflchuwclijke koqstgreepen. Gij zet het volk te zeer tegen hen op. Gij toont ons te veele fchadelijke gebreken , die 'er in ons Vaderland nng plaats hebben. Gij wilt het recht en de wet te veel doen gelden — In een woord, gij ontziet u niet, om alles te zeggen, wat de waarheid is, zonder u om iemand in te houden . of iets te verbloemen. Ik wil u hier over niet berispen - als of gij iet deedt, dat niet recht was , In tegendeel, ik priize uwe eerlijke handelwijze, maar met dit alles wilde ik , dat gij u een weinig naar de tijd fchiktet. Gelooft gij niet, dat onder die perfoo. nen , die bij den gemeenen man voor echte patriotten doorgnar., en die in fommige fteden al vrij wat te zeggen hebben, haatelijke ariftocraten zijn, die kwaadaartig, oni dat gij hen bij het vofk kenbaar maakt, u in allen opzigte vervolgen , en benaadeelen zullen , waar zij kunnen. Of meent gij , dat de fchrijvers van den Bataaf niet bekend zijn. Veelen van die fchijn - patriotten kennen u, zo wel als ik, en zullen alles aanwenden , om u fchade toe te brengen. Zij zijn tot nog toe fterk genoeg om u te befchadigen En men moet zich toch altoos voor den magtiger buigen, zo lang hij fterker is, dan wij. Waarelijk burgers, fchrijvers ! gij berijdt te wild een paard. Gij moet wat in> binden , en doen als anderen, dan kunt gij met den tijd ook eens een goed ambtje krijgen. Doet met den grooten hoop medé. Vleit, ftreelt, buigt, en dan zult pij, zo wel als een ander, het een of ander vet brokje bekomen; maar nu zit 'er niet op. Die thans het meeste te zeggen heeft, krijgt het meeste, want, hoe het ook in een land gaat, dat oude fpreekwoord blijft altoos waar, en is ook thans waar, naamelijk, dat—,, de Haan de grootfte korrels van den hoopweg,, pikt" — dat is, dat de grooten altoos de grootfte zijn. Zo gij nu meent, dat de grooten van onzen tijd, bij veelen van welke gij wel bekend zijt, dat gene wat g:j fchrijft, goedkeuren, bedriegt gij u ten hoog. ftcn. Veelen van hun willen wel eene Vrijheid, maar eene gnutlch andere Vrijheid , als gij bedoelt, en zoudt willen voortplanten. Ik verzeker u , dat gij hun gantfeh niet naar den mondplaat-Gij alleen zult immersdegebreken der  < i3i > der gemeene zaak niet verbeteren. Om dat ik u vriend ben zoude het mjj fmerten, dut gij u uit een al te groote opregtheid en liefde tot de waarheid , ia 't ongeluk Itortet. Indien ik in uw plaats ware , /oude ik bijdraaijen . en zo doende , het ten of ander lekker postje zien te krijgen. Zie burgers fchrijvers1 eenige weinige regels van een Vriend, mooglijk u onbekend. Hij fchreeft u dezen, om dat hij belang fteld in uheder welvaart. Ik. ben uw Vriend — AMSTELDAM 25 Mei 1793. P R U D E N S. Wij merken zeer wel waar den fchrijver van dezen naar toe wil. Zijne rondborftige taal toont ons , dat hij een te terelijk caracter bezit, om weze,nlijii den brief naar den letter te moeten opvatten Hij wil ons niec anders, dan fpottender wijze , het heerfchend gebrek van veelen onzer tijdgenooten aanwijzen. Hoe veelen zijn 'er niet, die zich zoeken grooc te maaken, door reclitsftreeks tegen de beginfelen van een eerlijk nian aanlopende konstgreepen ie gebruiken. Elke tijd heeft zijn gebrek; ook deze dagen hebben nog hunne misdagen; dan, een waar vriend van zijn Vaderland moet die tragten te verbeteren, al zoude het ook tot zijne grootüe fchade uitlopen. Er zijn maar meer dan al te veel van die laage wezens, die, op welke eene wijze ook, hun voordeel en grootheid najagen. 'Er zijn 'er genoeg, die altoos de rijtende zou aanbidden. Zij zien enkel wie het hoogde woord votrc; bij dien v-aegen, zij zich , en beaamen zijne daaden cn handelingen , zij mogen goed of kwaad zijn. Op hoop yan ccnig ambtje of postje, zouden zij met den magtigften , zo hij een verrader des Vaderlands was, hun Vaderland nclpcn verraden. Zulken waaren 'cr door alle tijden heen, en zijn 'er nog Zie hier de waare eigenbelangzoekers; de grootfte vijanden der zuivere Vaderlanders. Nimmer zullen de fchrijvers van den Bataaf, zo lang zij leeven , de voetllappen dier flegten volgen Wij zullen altoos onpartijdig hen, die thans het bewind der zaaken in handen hebben , beoordelen. Blijven zij als braaven handelen, dan zullen wil hen, als waar • dige Burgervaders hoog'aJiten, hunne deugden aan het volk bekend maaken, en alles, wat in ons is, aaufpanacn, om hen door het volk te doen beminnen, met Q_ a die  die eigen onbepaalde liefde, welke wij zelfs hen toe-, dragen. Maar worden zij ooit vijanden der Vrijheid, pf des Vaderlands, dan zullen wij alle onze vermogen* bij een roepen , om hun als montiers bij de natie te doen kennen, cn hunne ondeugden in het fterkfte dagjigt te ftellen. Wij vrezen niet, wen het de waarheid be» treft. Geen dwingeland, hoe verfchrikkendook , zal ons poit doen zwijgen, daar wij denken, tot nut des Vaderlands te moeten fpreken. Geene Vrees, om vette ambten te zullen mislopen , zal ons een eenig woord doen in houden. Zou ooit het ariftoeratismc , waar voor God ons bcwaare! weer zoop nieuws hcerfchcn , dat inen hen, die de waarheid fpraaken, in allen deelen vervolgden cn benadeelde ; dan weten wij wel, dat wij geene lekkere postjes krijgen zouden; doch wij willen nimmer afgebedelde brokken eten. Liever, als vrij-man eene drooge fneede broods, dan fchatten aan inkomen te hebben , en als flaaf te moeten kruipen. Wij verachten alles, en begeeren niet alleen , maar zelfs wij willen niets, het geen wij langs flinkfche wegen, of met verkragting van ons geweten verkrijgen moeten. Niets zal ons zo diep , zo verre vernederen. Ten allen tijden zullen wij toonen Bataaven te zijn. Wij zullen de Vrijheid hulde doen, ook zelfs omringd door tijranncn, cn vervolgd door burgerbeulen. Vreei ken. nen wij niet, en ontzag hebben wij voor geene dwingelanden. Zij kunnen ons niet doen beeven. ' De ariftocraten kunnen ons noch bedriegen met hunne geveinsdheden, noch verfchrikken door hunne bedreigingen. Zij zullen orts moeten hooren, en dulden, dat men hen juist affchildere. Wij zeggen, en zullen de waarheid zeggen, welk een geweldenaar, of war geweld ons zulks zou poogen te beletten. De oafchuld wordt wel mishandelt, maar nooit vernietigt Een cerelijk man vreest niets. Wij zeggen dit gerust-in de volgende coupletten, en. roepen onze vervolgers tocl — ,, Gij zijt tijrannenL gij zijt geweldig! maar wij vrezen u niet." —•  ♦€ 133 > AAN DE ARISTOCRATEN, G een wreed gezigt van een Tijran doet ooit dien boezem fchrikkea , Wiar de onfchuld fteeds zijn' zetel vest. Wat zou haar rust verwrikken? Geen juist geworpen javelijn , geen' ftrak gelpannen boogen , Geen' pijlen van de taaije pees, als blikfems afgevlogen. Cpen fchutter ook, hoe wel hij mikt, zal de onfchuld doodlijk treffen. Altoos voelt zich 't onfchuldig hart, ver boven ramp vcrheflen 1 De woeste blik, noch 't dreigend oog van duizend dwingelanden , Ontzet mijn' geest in *t allerminst. ik vrees noch boei, noch banden. ' Hoe fel de koord der pijnbank zelfs mijn' leden ook mogt rekken, Spreek ik daar 't moet; niets dwingt mij ooit, mijn' woorden in te trekken. Wanneer 't de zaak der Vrijheid geldt , ontzie ik goed noch leeven. En eer ik ooit de ketens torsch, verkies ik 't bitterst fneeven. ^3 Ia-  < m > Indien 't de Vrijheid van mij eischt, verfchuon ik vriend noch maagen. *k Zoop mij eer zat aan 's dwinglands bl»ed, dan 't knellend juk te dragen. Zo denk — zo fpreek ik niet alleen. O neen — ontelbre braaven Waardeeren met mij ver den dood , voor 't wrange lot der flaaven. Wee! wee' u dus, tijrannen - drom .' gevloekte aristocraten! Wij zweren uwen ondergang. Geen list zal u meer baaten! Het Vrijheids - kleed bedekt noch u , noch uwe gruweldaden. Ja — huichlaars! ja, wij kennen ul Gij kunt ons niet verraden. Hoe, veinsaards !.... hoe ! durft gij ons nog om onze vfiendfehap vragen, Terwijl ge ons ongeluk bewerkt, en kluisters wilt doen dragen? Neen — Bato's kroost bedriegt gij niet. Uw valfche wezens-trekken — Dien faters lach op uw gelaat, doet ons uw hart ontdekken. Terwijl uw aanzigt vriendlijk lacht, en uwe lippen ftreelen, Beraadflaagt gij, op welk een wijs, uw helfche rol te fpeelen. Maai  Maar wagt u , eenmaal zullen we ons aan u , o monsters ! wreeken t Men kent den wolf in 't fchaapenvel! Wij kennen uwe ftreeken! Ja wij gelijken uw gevlei, bij 't kronkelen der flangen, Die dooden met hun zwart venijn, daar ze aan den boezem hangen. Gij zoekt, gevloekt en heilloos rot! dit Neêrland te beroeren. Gij meent ons onder 't flaafsch gareel, 1 naar kerkers heen te voeren. Maar God — de God der Vrijheid, zal uw boozen aanflag (luiten. Gij zult den edlen Vrijman niet in boei en ketens fluiten. De Batavier vreest geen geweld. Dit weet het trotfche Spanje. Wij kromden ons niet voor den throon van Pruisfen of Oranje. Veel minder zullen wij dan nu , verachtelijke zielen! Ons voor u buigen in het flof,. of voor u neder knielen. Neen — wreedaaarts! neen — barbaren hoopl 't zal u'niet meer gelukken, "t Bataaffche Volk, gelijk wei eer, zo bloedig neêr te drukken. Eer  < 136 > Èer zullen we u den blanken pook, in 't trouwloos harte drukken Eer we ons voor uwe wreede vuist als flaaven , zouden bukken. Eer flappen we in uw giftig bloed.' Eer ftaaplen we uwe lijken, Tot hooge bergen op elkaér, eer wij te rugge wijken. Geen fnoodaart zal ons 't dierbaarst paud des flervlings ooit ontwringen. Wij zullen, daar 't de Vrijheid geldt, door ftaal en fpiesfen dringen. Beeft! beeft! wij zijn die fchelmen moé » die ons geluk belaagen. Het onrecht vliedt: de dag des rechts begint met pracht te daagen. Gij zult in 't kort ter plaats der ftraf, de vrugt dier wandaên lezen; Daar moet uw ijzing wekkend lot, eik een ten affchrik wezen. E. Te L E T D E 2V, Bij B. ONNEKINK, En alom bij de meeste boekverkopers, waar dit week-bladvoor één en éénhalvenft. te bekomen is*  D É BATAAF* ■ No. if* VRIJHEID, GELIJKHEID* BROEDERSCHAP, of de DOOD! ^/S^ij rallen wel den naam van zwaar-hoofden verkrijgen, om dat :ons weekblad doorgaans met zwaarigheden opgevuld is. Het is ook waar dat wij meestal klaagen, en weinig tijds oris verblijd toonen; maar wij zien zo veel gebeuren > dat misfchien anderen niet zien, dat wij geene ftof tot eene groote vreugde hebben, Wij hebben zo veel zien gebeuren reeds nu tien jaaren lang, dat Wij daardoor ons verbeelden, fcherp leeren gezien te hebben. Wij laten anderen juichen over het m hun oog verloste vaderland. Dat zij zorgloos zig verheugen over het hexftellen onzer Vrijheid l Maar wij," wij kunnen ons tot nog toe zo niet verblijden, zo lang wij het akelig vooruitzigt hebben, dat, neemen de zaaken niet fpoedig iefl R  < 133 > anderen keer, wij met ons land onherftelbaar verlooren zijn. Nederlanders! laat ü niet, in flaap en wijn gedompelt, overvallen. Hoe zijt gij zo zorgeloos? op welke gronden roemt gij op uwe verlosfing, op uwe Vrijheid? zijt gij zeker van vrij te zullen worden, of verbeeld gij het u reeds te zijn, en vrij zijnde, het te-zullen blijven? Ja! gij verbeeld dit u, gij gelooft dit; maar zo gij dit blijft vastftellen, zijt gij nabij uw val. Uwe vijanden verheugen zich met vrij meer grond over tiwe dwaaze zorgeloozc blijdfehap , als gij over uwe verlosfing. Zijt bedaard in overdenking over den ftaat van ons vaderland en gij zult zien, dat u eene menigte gevaaren dreigen, gevaaren , van welke gij zelf de oorzaak zijt. Gij werkt uwe Vijanden in de hand. Gij fielt uw belang in handen van hun, op welke gij u niet verlaten kunt. Ja, burgers! wilt gij wel gelooven, dat gij lieden aanftelt om uwe geheiligde rechten te handhaaven, die plegtig beloofd hebben, om de dwingelanden altoos te zullen helpen in het uitocffenen hunner heerfchzucht; die beloofd hebben , ecuwigduurende vijanden der Vrijheid te zuilen blijven. Met een woord , burgers! zoud gij wel gelooven kunnen, dat gij lieden tot uwe P.eprefentanten aangefteld hebt in zommige plaatfen, die naar het jaar 1787, laag en liegt genoeg geweest zijn, om actes vanberouw te tekenen. Waar moet dit naar toe? — Wij zullen onze Gct'erde Lezeren geen ondienst doen, gelooven wij, bij aldien wij dit Declaratoir of liever deze acte van berouw, door zulke lieden getèekend, die thans door onze Medeburger*  *€ T39 > gers als Reprefentanten van een vrij volk aange» fteld zijn, hier nevens plaatfen. . Zie hier een fchoon linkje , aldus luidende: „ Wij ondergeteekende verklaaren bij dezen, dat wij door een onbezonnen drift en verkeede inboezeming, ons hebben laten vervoeren en verleiden, om zeker Dank-adres aan de Staaten van Holland en Westvriesland op den 30. No vb. 1786. ter Vergadering van hoogst dezelven ingekomen, te ondertekenen, en dus deel te hebben aan de hoonende en onbetaamelijke uitdrukkingen , lasterlijke , onwaarachtige 'en onrechtvaerdige aantijgingen ten lasten van Zijne Hoogheid Prins Willem den Vijfden, Erfftadhouder, Erfgouverneur, Erfcapitain, Generaal en Admiraal der zeven verëenigde Nederlandfche Provinciën, in dat Dankadres vervat; dat wij daarvan en van alle andere z amens p ankin gen, hoon, laster, en ondernemingen tegen Hoogst gem. Vorst , voor zo verre wij daar aan deel hebben gehad, berouw hebben, en over zulks zijne Hoogheid om vergiffenis verzoeken , terwijl wij de gelegendheid, welke ons daar toe gracieufelijk word aangeboden, met dankzeggingen aan Hoogst gem. Vorst, omhelzen." „ Weshalven wij plegtig belooven, voordaan in allen opzigten aan Hoogst denzelven en het Vorstelijk Huis van Oranje en Nasfau, die eerbied en die gehoorzaamheid te zullen.betoonen , welke ieder goéd en getrouw ingezeeten van den Lande , aan een Vorst, wien door de Hceren Staaten van Holland en Westvriesland, (den eenigen cn waaren Souvera'in van deze Provintie:^ de voorgem. hooge Waardigheden in deze Provimie erf? R 3 lijk  Hik zijn omgedragen, en aan Hoogst deszelfs door* luc'.tig Huis, veiTchuldigt is." „ Dat wij afzien van alle voorgaande zamen» spanningen, en beloöven, nimmer wederom, met wien zulks ook zoude moogen zijn, te zullen zamenspannen, of in eeniger hande maniera de hand leenen tot iets, dat tot hoon of nadeel van voorn, zijne Hoogheid , van Hoogst deszelfs Doorluchtig Huis, of de daar aan opgedragen erflijke rechten, direcb of indirect, zoude ftrekken." Acttim den i November 1787. en volgende dagen. Burgers! een fchoon Declaratoir, niet waar? kunt gij u wel verbeelden, dat zulke laage fchepfels, die dit goddeloos ftuk hebben kunnen tekenen , nog thans wederom tot uwe Vertegenwoordigers verkozen zijn ? En toch is het maar al te waar, dat er zulke lieden in fommige plaatfen weêr aan het beftuur zijn. Kan men die vertrouwen? Neen — zij mogen zich verontfchuldigen zo veel zij willen, om alles gedwongen gedaan te hebben — een waar patriot zal hen nooit vertrouwen. Befcho.uwt met aandagt dit "ftuk, en gij zult overtuigt zijn, dat een eerelijk man het nooit heeft kunnen tekenen, daar zij getoont hadden, den geest daarvan te vervloeken. Ziet het woord z a mensp ann in ge n Pe bijëenkoomfïen, de vergaderingen van vrije, maar toen te dier tijd op nieuws onderdrukte burg rs, noemen zij z a m e n s p a n n i n ge n. Zij .k&oyeri nimmer weder iets toe te brengen, dat to>  141 J* tot nadeelder tijrannen verftrekken kan. Ja — zij belooven [den onderdrukker alle hulp, en zweren de Vrijheid af — En zulke fchepfels zijn thans weêr verkozen als Reprefentanten van vrije burgers. Nederlanders! hoe kunt gij zo blind zijn, om niet te zien, dat zulke handelingen uwen val berokkenen zullen. Er zijn immers, Gode zij dank! nog waare Vaderlanders genoeg, In wiens handen gij de zaak der Vrijheid kunt toevertrouwen, dan dat gij zulke weezens voor uwe vertegenwoordigers verkiest, Gij haat de eigenbelangzoekers, en gij verkiest hun te gelijk voor uwe beftuurders. Zijn zij niet de grootfte eigenbelangzoekers, die zulk een fchandèlijk Declaratoir geteekend hebben? Het gevloekt eigenbelang heeft hun alleen bewogen, om zo verre beneden het Character van een eerelijk man te handelen. Hoe zullen zij in het vervolg handelen? Is er eenige ftaat op hun te maken ? Zijn zij niet de gevaarelijkfte fchepfels die, wanneer hun eigenbelang het vordert heden uwe vrienden en morgen uwe vijanden zijn. Wij wantrouwen hun. Zij willen ons wel doen gelooven, dat zij alleen maar zo gehandelt hebben uit vrees. Wij zien dit ook wel — namelijk , dat zij uit vrees om iets te zullen verliezen, zo laag gevallen zijn. Wij willen hun wel voor zo liegt niet aanzien, dat zij van gantfcher harte zo gehandelt hebben Wij willen hun ' wel niet gelijkftellen met die, welke dit Vaderland en den burger zo lang en zwaar getrapt hebben; doch wij moeten hun verachten Toen de zaak der Vrijheid van alle kanten bedreden wierd, bukten zij zich voor den geweldenaar, en traden bevreesd agterwaards, in plaats manmoedig te blijven ftaan. Een braaf krijgsman veracht zo wel dien, die, als het er op aankoomt en den ftrijd begint, uit vrees de vlugt neemt, als den overlor per; en beiden worden zij ook volgends de krijgswetten geftraft. Dus, hoe men hen ook befchouwd', zij zijn fchuldig. Zij moesten, indien volgends bun voorgeven dan zulk een Declaratoir R 3 van  **> him afgeperst was, liever hun Vaderland verlaten hebben als zulk een lehand-fchrift te ondertekenen. Braave patriotten hebben het ge^ weid van onderdrukkers als mannen, getart. Zij hebben alles voor de Vrijheid opgeöffert, en alles verlatende, zijn zij der Vrijheid getrouw gebleven. Dit zijn waare, dit zijn echte vaderlanders. Zich zelve bannende, hebben zij zeven jaaren lang de vervolgingen hunner tijrannen ondervonden, door in armoede en gebrek rond te zwerven, daar zij, hadden zij ook zo laagvvillen handelen als deteekenaars der hier bovengaande acte van bf.rouw , in vrede cn rust, dat is, als flaaven—in hun rampzalig vaderland hadden kunnen blijven, even als die andere kruipende wezens. Maar neen — deze hebben liever alles willen ondergaan voor de zaak der gerechtigheid, als hun te bukken voor hunne dwingelanden. Zulken kan men vertrouwen. Burgers! kiest zulken voor de waarnemers uwer belangens. Neemt dezen voor uwe rechters, zij zijn niet om tekopen. En helaas! hoe weinig worden de uitgeweekenen , die braaven , geholpen! Hebben zij niet de eerfte aanfpraak op alles? gewis — maar hoe weinig worden zij voor hunne getrouwheid beloont. Zij, die nooit iets gewaagt, maar den gantfehen tijd der onderdrukking zich vet gemest hebben, zonder zich aan het Vaderland te bekreunen, worden thans voordgeholpen om dat zij toch altoos den naam van pvnuor gevoerd hebben, en het eerst (wel te weten toen de zaak al in orde, en er geen gevaar meer was) fpreken durvden, daar zij eenige dagen van te vooren te bang waren, om het woord vrijheid onder getuigen of in gezelfchap te noemen. Zulke lieden hebben thans door voorfpraak en goeden vrienden het zo verre weeten te brengen dat zij goede postjes hebben, daar die geenen' die wezentlijk alles voor het Patriottisme gewaagt hebben , niets bekomen kunnen, en voor het hoofd gefloten worden. Waarom, burgers! zorgt gij niet, zulke eene handelwijze te doen ophouden? Geloof  < 143 > looft ons, dat men uwe Vrijheid belaagt. Het hoofd van het Vloek-gefpan is wel niet meer in Nederland, doch hij heeft zijne vrienden agtergelaten om, waare het mogelijk, zijne zaakte berftellen. I Het heeft zijne reden dat die grooten, die even zo goed als Willem den Vijlden hebben kunnen vlugten, hier gebleeven zijn. Hebben zij reeds misfchien al vooraf geweten, dat zij niet volgends verdienden zouden geftraft worden? Die vraag is ongemakkelijk om te beantwoorden, ja — zij zijn hier gebleeven, om de zaak van onze onderdrukker in orde te brengen. Hier toe werken zij met al hun vermogen onder de hand; en zo men die knaapen niet in het oog houd, zullen zij gewis en misfchien binnen korten tijd, hun helsch oogmerk bereiken. Met fmart zien wij, dat zommigen, die voor deze laatfte revolutie, of in 't geheel niet bekend waren , of voor ariftocraten te boek ftonden, thans het hoogfte woord in uwe vergaderingen voeren, en een verderffelijken invloed onder u verkregen hebben. Hoe veelen hebben naar de jongfte omwenteling den rok niet gekeert? En die fchepfels zelfs geeft gij nog zo uw vertrouwen , dat zij u een befluit kunnen doen aannemen of verwerpen. Verheugd u zorgeloos over uwe laatfte Verlosfing;-maar zij zal niet alleen van korten,, duur zijn, maar in rouw veranderen wanneer alles zo voord gaat. Gij zult binnen weinig jaaren de heerfebzucht weder zien zegevieren, bijaldien gij. niet beter voor uwe Vrijheid zorgt. Wij,weten, dat veelen reeds weder u zoeken onder het juk te brengen. Zij willen niet dat gij werken zult, om uwe zaak tot ftand te brengen. Zij zullen weldra ontkennen dat de opper-magt bij het volk berust. Zij ontzien zich niet, uwe bijeenkoomften, die zij van te vooren als heilig befchoawden, een bijeengeraapten en verwarrenden hoop te noemen. Zij befpotten uwe werking, en men durft in den post van mairs, zich in fommige gevallen uitlaten, dat — „ als de Bur„ gers zelve beginnen te werken, zij dwaas gedaan  < 144 daan hebben, een m ai re te verkiezen, en men dan voor dien post bedanken zal. —" fchoone woorden waarlijk uit den mond van hem die een weinig te vooren, door de werking der burgers tot dien post van eer verkozen was. Hoor burgers! hoe zij, die u een vrij Volk willen noemen, oVer u denken. Zij hebben u niet anders gebruikt dan om op uwe hoorens uit den put te komen, en zij zullen er u in laten verfmooren. Gij zult het zien, dat wij de waarheid fpreken zo gij niet beter voor uwe vrijheid waakt. Te L E T D E iV, Bij B. ONNEKINK, En alom bij de meeste boekverkopers, waar dit week-blad voor één en é én halven ft. te bekomen is*  D £ BATAAF. N°. 18. VRIJHEID, GEL IJ K [HEID, BROEDERSCHAP, of de DOOD! Dezen brief geven wij eene plaats in dit ons Weekblad. Schrijvers van het Weekblad de Bataaf! D c zwarte Mantels hier gerevolteerd zijnde , hebben vrij wat ongeregeldheden veroorzaakt. Zij hebben hun zo liegt gedragen , dat wij niets erger van de keizerlijke Roodemantels zouden jkunnen verwagten. Zij zijn opentlijk tegen onze tegenwoordige Conftitutie, gegrond op de Rechten van den Mensch , opgeftaan. Hoewel hun getal niet boven de a8 is (waaronder ook nog goede zijn) zijn zij nogthans in ftaat geweest, om duizenden te verleiden, en tegen de Gelijkheid en Rechten van den Mensch op te zetten — En zo er geene fpoedige hulp koomt, zullen de Rechten van den Mensch hier weder met grooter ftatie uitgeluid worden, als zij plegtig afgekondigt zijn. Het gaat hier maar gantsch niet goed, en van dit alles zijn de zwarte Mantels de oorzaak. Zij hebben hun geest van oproer door de gantfche Stad reeds verfpreid. Zij zullen van geheel Amfteldam meester worden. Onze ingezeetenen zijn S niet  niet tegen hen opgewasfen, en geen wonder — Daar onze burgers in langen tijd niet tegen eenigen vijand opgetrokken zijn; daar thans dat rebelleerend Corps reeds ontelbaare jaa en eene geduurige Oorelog met hunne dood - vijanden, de Jooden, Roomfchen, Remonftranten enz, gevoerd hebben. Gij begrijpt, dat zij dus de kneepen van oude krijgslieden kennen. Zij zijn in ftaat om d5 beste onzer burgers door listen te verleiden, en de Rechten van den Mensch ontrouw te döen worden. Deze gebeurtenis kan voor onze Stad niet alleen , maar voor ons gantsch Vaderland de nadeeligfte gevolgen naar zich ileepen. Begrijpt, dat zij het vuur'van Oorelog weêr ontfteken konden, en den algemcenen vreede, naar welken alle braaven wenfehen, en op welken men misfchien goede hoop kon hebben ,• ver agteruit zetten. Zij zijn door den oorelogzuchtigen geest zo aangevuurr, dat zij niet hebben kunnen rusten, voor èn al eer zij weder in ftrijd waren. Om in dit hun ontmemcht oogmerk te flaagen, hebben zij eerst de leer van Gelijkheid , volgens hunne gewoonte, weten te verdraaijen en aan onze Burgers verkeert uitteleggen; het welk hun ook in. zo ver gelukt is, dat zij veelen reeds op den dool — weg gebragt hebben. Ik moet het met droefheid melden dat zeer veelen mijner medeburgers de voetftappen der zwarte Mantels gevolgt, en tegen de vrienden van gelijkheid gerevokeert zijn. De braave Jooden hebben het eerst hunne woede ondervonden. Veelen mijner misleide broeders zijn reeds onder de baniere van Huichelaarij en geveinsde Godsvrugt, tegen de waarelijk braave jooden in aautogt.' Wat hebben die vreedelievende menfehen hen toch gedaan om die zo onrechtvaardig te behandelen, en zo zonder de minfte oorzaak, tegen de Rechten van den Mensch aan, welke* zij zo duur bezwooren hebben, op het lijf te vallen ? Deze gebeurtenis kan verre uitziende gevolgen hebben, zo andere braave Burgers hier niet voor zorgen. Ik  < 147 > Ik zal u burgers, fchrijvers! 'het gantsch geval , zo als het hier in Amfteldan gebeurd is, in korte woorden verhalen. Weet dan — dat de meerderheid van de burgers der Wijkvergaderingen (ik zeg de meerderheid, want ik zou de minderheid het prootfte onrecht aandoen, bijaldien ik zeide, allen) tot dien onrechtvaardigen ftap hebben kunnen overgaan, om de waare Vaderlandfchc Sociëteit der [ooden , onder de Zinfpreuk: felix liïïrtatï, geen deel aart de Vrüheid te willen geven. De meerderheid der Wijkvergaderingen heeft het fchandelijk en tegen de Rechten van den Mensch aandruifchend befluit kunnen nemen, om de Jooden de voordeden der Vrijheid, die elK mensch, Heiden of Turk, toekomen, te onttrekken. De meerderheid der Wijkvergaderingen wil de Joo: den niet, als Stemgerechtigden, befchouwen. Zij willen hen het reeht van een braaf burger betwisten. Dan — burgers, fchrijvers! ik klaag de burgers van Amfteldam niet aan, over zulke eene onrechtvaardige handelwijze; maar ik klaag alleen die flegten, die 'er onder de Geestelijken zijn, als aanvoerers van alles, aan; en ik zal bun bii de Natie aanklaagen. Het onbillijk en onmenïchelijk befluit van de meerderheid der Wijkvergaderingen, om naamelijk, de Jooden zo te mishandelen, is enkel een gewrogt van eenige weinige verachting waardige Geestelijken. Die hebben de burgers doen dwaalen, en tot zulke handelingen aangehitst. Zij zijn in ftaat worden zij niet met geweld te keer gegaan, bet Vaderland het onderst boven tekeeren, en in bloed te doen drijven, wanneer men met een oplettend oog doorziet — En wie kan de onrekenbaare gevolgen te gemoet zien, die uit dit alles zouden kunnen voortforuiten. Hier fcbrik ik reeds ia mijne verbeelding! Buroers, fchrijven! mijn brief is met uitgebreid ;°maar gij zult er toch uit zien wat van die zaak, die alom reeds zo veel gerugt maakt, is. Ik verzoek u voor dezen een plaatsje in uvv g 2 week-  *€ 148 > weekblad. Wilt gij nog eenige verdere aanmer? kingen over mijne letteren maken , welk tot nut van het algemeen kannen verdrenken,hier doorzult gij aan u verpligten, Uwen Vriend, AMSTERDAM, I. T. 8 Junij 1795. Het eerde Jaar der bataaffche Vrijheid. Wij zijn ten hoogden verontwaardigd over het onrechtvaardig befluit, dat de meerderheid der Amdeldamfche Wijkvergaderingen omtrent die Jooden, die de Vrijheid zijn toegedaan, genomen heeft. Wie, die onpartijdig oordeelt, zal niet moeten bekennen, dat zulk een befluit voldrekt tegen de Rechten van den Mensch en Burger aanloopt? Waarom wil men de welgezinde Jooden toch het recht van burger betwisten ? Zijn zij geene inwooners van ouders tot ouders in dit land? Toonen zij niet even als wij Christenen, de Rechten van den Mensch te erkennen? DraT gen zij niet even als wij, dezelve lasten? Bttaalen zij niet dezelve fcirartingen? Men wei nc mij tegen, dat 'de Jooden hun al-, toos flegt jegens de Vrijheid gedraagen hebben; dan dit ontkennen wij. Het fs onbillijk om te Zeggen, dat bij voorbeeld — „ Alle Jooden be„ driegers zijn, om dat veele flegten onder hun, „ bedrog op bedrog pleegen." — Neen, men heeft ontelbaare Jooden die in opregtheid de Christenen befchaamen. Zo is het ook omtrent de denkwijze met hun gelegen geweest. Veele jooden, het is waar, hebben hun gantsch maar niet goed gedragen zedert eenige jaaren. Veelen zijn flerké voordanders der orange partij geweest; maar wie zijn die geweest? Onkundigen, en dommen onder hen zijn Orange - calanten geweest, en die nog, zijn het door omkoop geweest. Vooreerst — Heeft men die wijsgemaakt, dat de Prins hun yeele voordeden zoude doen genieten, bij aldien hij Souverain en alleen meester was. Ten anderen — Heeft men geld onder die uit-  < 149 Ir* gedeeld, om hun in zijn belang te krijgen. Kan men nu zeggen, omdat er zulke onkundigen en omgekogten onder hun geweest zijn, dat alle de Jooden, oranje-calanten cn flegten zijn, en hen daarom het recht van een vrij man onttrekken? Dir was onredelijk cn onbillijk. Niemari't zal ontkennen, dat de onran ge -partij in ons Vaderland fterk is, cn er zijn oneindig meer van die partij, over het geheel gereekent, onder de Christenen als onder de jooden; maar zou men nu iemand niet uitlagchen indien hij zeide — „ De Nederlanders zijn alle OrangeCalanten" — Indien de Franfchen zo onbillijk gedacht hadden, als de meerderheid der Amfteldamfchc Wijkvergaderingen, hadden zij ons voor geene vrije Republiek verklaart, want dan hadden zij even goed kunnen zeggen, dat — „ Om dat zij veele orange - calanten hier in dit land „ gevonden hebben, de Nederlanders allen orange vrienden waren. — Dat zij den oorlog tegen „ het Huis van Orange en deszelfs aanhangelin„ gen gevoerd hadden, en dat zij ons derhalven „ niet als vrijgemaakten maar als overwon„ nenen befchouwden." — Wie voelt nu niet het onbillijke, 'van de Jooden het genot der Vrijheid te willen onttrekken? En , de godsdienst moe t in dit geval in geen aanmerking komen. De Rechten van den Menseh verbieden dit. Dan — wij geven de meerderheid der Amfteldamfche Wijkvergaderingen den fchuld niet, het onbillijk befluit genomen te hebben, om de Jooden overal buiten te fluiten, Wij gelooven met den fchrijver van den hier voorgeplaatften brief, dat (*) Men mooge roemen, dat wij ons zelve vrij gemaakt hebben, dit zij zo ! Veelen nogthans gelooven met ons, ilat in dien dit waar geweest ware, bet den Frank zo veel moeite en bloed niet zou gekost hebben ons vrij te maken. Wanneer begonnen wij in fommige fteden die zogenaamde Revolutie? Toen eerst, wanneer onze verlosfers reeds al meester waren van deze gewesten.  *C 150 > dat de Geestelijkheid hier weder onder de hand in werkt. ( f ) Dweepers! gij wilt den mensch recht en gerechtigheid prediken, en gij kent het minfte regt der burgers nog niet. Wie geeft u de maar om de Jooden voor onmenschen te houden? En dit doet gij, daar gij hen gaarne het recht van menfeh en burger zoudt willen ontnemen. Is dit uwe roeping, zo te handelen? Gij volgt zeerwel uwen grooten meester naar. O ja ! weder ■ om ook hier zo fchoon als in andere zaken. Uwe gantfche Godsdienst is uitwendig en enkele huichelaarij. Gij vermaant uwe toehoorders den Behoeftigen te hulp te komen, en gij weigert den hongerigen Voorbijganger een ftuk broods van Uwe welvoorziene tafel. Gij prijst de mildaadigheid aan, en onthoud den Armen een aalmoes. Met eene donderende ftem beftraft gij den Hoereerder, en zelve houd gij er twee Maitresfes op naar. Gij ftelt den bedrieger in het allerhaatelijkst ligt voor, en zelve zijt gij het, doorreis op reis allen die niet zulke Dweepers zijn, als gij , te verdoemen en voor eeuwig naar den Duivel te jaagen. Zie hier uwe Godsdienst! Burgers! ontneem dezen toch het gezag, en de magt om verder kwaad te doen, of gij zult de ijlTelijkfte tooneelen geopend zien. Ziet eens vooruit Nederlanders! en gij zult verfchrikken zo gij u alle de gevolgem.voor den geest brengt, die uit den dommen ijver van fommige heerfchzugtige en kwaadaartige Geestelijken kunnen geboren worden. Zij zijn in ftaat om uit kleene beginfelen eene afgrijfelijke religie-oorelog te doen ontftaan; en — welke eene oorelog is ae-r dugter als deze. De waereld is wel verligter geworden , maar de Geestelijkheid vermag nog veel. Het Ct) wii verftaan door het woord Geestelijkheid niet allen die tot de Kerk behooren, maar alleen die kwaadaartige en domme Dweepers; die, daar zij Gode mcenen eenen dienst te doen, den Duivel in de hand werken.  < 151 > Het is daarom burgers! dat gij voorzichtig moet zijn, en op de Geestelijken acht flaan, als ook op hunne bedrijven. Zij zijn bitter. En ach! dat nimmer weêr het ftuk van Godsdienst te berde kome. De Godsdienst moet geene betrekking op het ftaats beftuur hebben. Vooronderftel eens dat onze Geestelijken der gereformeerde Kerk door hunnen invloed op het volk, het zo ver konden krijgen, dat zij de Jooden uit alles weerden. Stout op het wel uitvallen hunner onderneeming , zouden zij ook wel ras andere gezindheden aantasten, en wie kan de fchrikkelijke gevolgen zonder te tzidderen daarvan vooruitzien. De Jooden, altoos gewoon te lijden en verdrukt te worden , en niet groot genoeg in getal zijnde om bun te verzetten, zouden hun ook weder laten onderdrukken ; maar dus zoude het met die andere gezindheden niet gaan. Welk een aantal Roomschgezinden hebben wij niet in ons Vaderland. Zouden die dulden, dat men hun om hunne Godsdienftige begrippen verdrukte ? Neen — zij zouden als vrije menfchen opftaan voor hunne rechten. Zij zouden hun verzetten tegen eenen hoop geestelijke Dwingelanden en derzelver aanhangers. De Franfchen , in vrede edelmoedige vrienden , maar in oorelog gedugte nabuuren, zouden nimmer gedoogen, dat wij hunne broeders die toch, het zij hoe het zijn mooge, in Godsdienstige begrippen met hun overeenkomen, vervolgden. Gewis niet. Zij zouden liever ons gantsch Vaderland verwoesten , dan te dulden , dat de Rechten van den Mensch op zulke eene laage wijze gefchonden wierden. En — God weet! of als dan ook niet wederom de roomlche Geestelijkheid alles aanwenden zoude, om hun gezag van voorige dagen te herkrijgen. Ziet hier eene jammerlijke religie-oorelog geboren. Welk een krijg nu is ijsfelijker, dan wanneer dweepzieken Geestelijken het hart van den bloeddorftigen Krijgsman, door het vuur der vervolging, een vuur ais dat der helle, kunnen [doen gloeijen. Ontzaggelijke Ichilderij! Ne-  < 15* > Nederlanders ! dusdanige rampen konden ons treffen zo de Geestelijken weder begonnen te woelen. Geen haat feller als de Godsdienst haat. Smoort derhalven dezen in zijne geboorte. Alle Godsóienftige begrippen móeten aan eene zijde liaan, zullen de Rechten van' den Mensch gelden, en ongefchonden in ons midden bewaart worden. Waereldlijke en geestelijke dwingelanden zijn verdervers van eene ftaat. Zij zijn vijanden der Vrijheid, en zoeken altoos van vrije menfchen, flaaven te maken. Waarom zouden wij de Jooden flaaven maaken, daar wij zelve wenfchen vrij te zijn? Ons geweten zoude ons voör onrechtvaardig befchuldigen. Het zijn menfchen — Het zijn burgers — Het zijn onze broeders. Ons Vaderland 'is ook hun Vaderland, Te L E T D E N, Bij B. ONNEKINK, Tfi alom bij de meeste boekverkopers, waar dit week-blad voor éénen één halven ft. te bekomen is.