693 45  Bibliotheek Universiteit van Amsterdam' 01 3327 4191   '1  LANDMAN, RECHTER, TONEELSPEL, IN VIJF BEDRIJVEN. Na het Franfcht Stuk LE PAÏSAN MAGISTKAT. iets meer dan een vertaling, Te AMSTELDAM, bij J. van G U L I K- hdccxcv. Brftt Jaar der Bataaffche Vrijheid, D E„  AAN JOHANNA CORNELIA WATTIER, eerste actrice van de amsterdamsche schouwburg, werd dit stuk uit aanmerking van hare uitmuntende bekwaamheden opgedragen BOOR R. C. van GOENSv Amfterdam den zyïlen Februarij 1795. Rerfte Jaar der Bataaf [the Vrijheid. V ÖO R-  VOORBERIGT. Dit ft uk was door mij m vroeger jaren reeds vertaalt, en in een werkje dat ik met enige mijnerkennisfen in Utrecht uitgaf, geplaatst; het kwam mij altoos zo fchoonvoor, dat het mij leed deed , dat er met deze vertaling zo lugtig omgefprongcn was, en ik befloot om het zelve weder op nieuw na te zien , en afzonderlijk te doen drukken , ten einde het meer bckendt zou worden. Ik deed zulks ook circa twee jaren geleden, te meer, daar enige Acteurs van onze Schouwburg mij hun verlangen hadden te kennen gegeven, om het voor een benefice te fpelen, dan voor af * 3 moes-  \\ VOORBERIGT. moesten de Regenten het lezen en beoordelen; hen hier toe gelegenheid gegeven hebbende, was het antwoord, dat de omftandigheden del- tijden niet toelieten , dergelijke Hukken te vertonen. Ik heb het zelve daarom toen laten leggen , dog de tijden nu nog al zo iets of wat verandert zijnde, denk ik niet dat de tegenswoordige omftandigbeden de oorzaak zullen zijn, zo dit ftuk niet gefpeelt wordt ; integendeel, de omftandigheden zijn thans zodanig, dat. hetzelve nu niet meer kon gefpeelt worden, in diervoegen, als het door de Regenten zelve was afgekeurt, de Koninglijke en Vorstelijke uitdrukkingen zijn in onze Burger ören thans disfonnantcn geworden; 'dergèïïjke uitdrukkingen moesten er dus uit, dit heb ik gedaan, en er andere voor in de plaats geftelt, en wel zodanig, dat ik dit Huk niet meer voor een vertaling durf uitgeven, dan het zelve is zo , dat voor een ftuk dat in Spanje begrepen moét worden te ipekn\ het thans dragelijk zal wezen. Op  VOORBERIGT. 'Óp de'affiches van onze 'Schouwburg aav 'én dan gelezen hebbende dat men zou tïagtéi .voortaan patriottifche faikken te geven,'vlere ik mij dat dit ftuk wel eens in aanmerkiég • kunnen komen , niet als een Vaderlands/ ituk-voor ons , want ik Mg nog ec'ns, het fpeelt in Spanje,- maar als zodanig Mtepit welk ons aantoond, dat den braven Burger zijn recht door een cordaten handel kan mah> tineren tegens den Edelman , zo hij maar verftand, oordeel en fermeteit genoeg bezit, om zich door het clincant van den Adeldom niet te laten voorinnemen. Dit ftuk diende aan iemand opgedragen te worden, de zwakheid der vertaling vereischte de protectie van anderen. Koningen, Printen en Vorsten .die voor heen, door een enkele wenk, de flegtfte ftükken dragelijk, ja veeltijds admirabel konden doen voorkomen, zijn thans bij ons vrij wat in crediet vermindert. ]k heb daarom verkozen mijn ftuk te weiden aan haar, die volgens mijn oordeej, door de * 4 ta-  VI VOORBERIGT. talenten, waar van zij een zo uitmuntend ge. bruik maakt, oneindig meerder aanmerking verdient dan hen die, buiten hunne afkomst, door het wisfelziek geval hun deelagtig geworden, niets zouden kunnen te berde brengen , dat hen van de minfle der Stervelingen zouden dqen onderfcheiden. DE  D E LANDMAN, RECHTER. TONEELSPEL. IN VIJF BEDRIJVEN. Cevolgt na het Spaanfche van Calderon, volgens de overzetting van den beroemden Avocaat Linguet , en op het Theater gebragt door Collot D'Herbois.  PERSONEN. En hunne Kleding. PEDRO CR ES PO, een rijke Landpagter. Een rode borstrok van kalemink, met kleine zakjes, en vier of vijf knoopjes aan de mouwen ; daar ever een bruin kamizool, wijd gemaakt, met losfe momven die op den rug hangen, en openingen daar de armen doorgeftoken worden, een bruine broek , een zwart fluwele muts op 't hoofd, en blaaiuye wolk kqusfen. In de twee la/ttfie bedrijfén, als Ahade, een foort van een wijde Jas die niet over /laat, van bruine kamelot, met wijde mouwetH, de-jas, is geboord in de langte, gelijk ook aan de mouwen, met een donker groenen kamelotten rand van vijf vingeren breed $ een ouderwet' feiten kanten kraag, die vast gemaakt is met een rood lint, waar van de einden hangen op die van 'den kraag, een witte roede in de hand. jer lengte van zijn perfoon. J UAN, zoon van Cvespo,alde hairen bij eïkbnder in den 'ftaart gebonden, met een lint van vuurkleur, kamizool en borstrok op dezelve wijze als zijn vader, maar van een vrolijker kleur , een taffen Fago of Sjerp van rozenkleur om V lijf, witte garene kousfen, witte fchoenen, een ronden zwarten hoed, en een korte mantel ep de fchouclers wanneer hij V eerst te huis komt ISABELLE, dogter van Crespo; een klein zwart corfet met fchootjes , zonder plooien , en net naar  PERSONEN. maar \t lijf. gemaakt, donker rozekleure poffen, op ie fchouders,.lange mouwen dié tot op de handen komen , en ter zijde met zilvere knopen vast gemaakt zijn, lobben en tour de gorge van kanten, rozenkleuren rok, grote gaze voorfchoot zonder zakjes, ' de hairen op een zeer elegante wijze in een fraai netje. INES, nigt van Crespo, op dezelve wijze gekleed als Ifiibelle. DON LOPE de FIGÜEROA, Generaal en chef, blaauwen rok met een breed goud galon , waar bij men op de opjlagcn nog drie fmalle goude galonnetjes voegt, die zijn rang aantonen, het kruis van Stm Jacob, aan een vuurkleur lint hangende , is gehcgt aan een der knoopsgaten van zijn rok, het groot Cordon rouge van St. Genaro op zijn kamizool, en het bordunrfel van dezelre orde op zijn rok ; kamizool en broek van rood. fchaarlaken met goud galon, grijze paruik a la brigadicre, flappe laarzen , rotting met een gou' den kop , hoed met een goud galon , en rode plui-' men, cocarde van vuurkleur. DON LOUIS , neef van Don Lope, Capitain;' witte montering, rode op/lagen en klappen, mt kamizool en broek, hoed met zilver galon, cocarde van vuurkleur, glimmende laarzen , twee epauletten van zilver. RE-  PERSONEN. REBOLLEDO, Sergeant, dezelve montering als Don Louis, Epauletten van witte zij. EEN OFFICIER, dezelve montéring, Epauletten van zilver. EEN GRIFFIER, een bruinen kamelotten jas, die niet over/laat, opene mouwen , een kante kraag, kamizool, broek en kousfen van zwart-, een zwarten ronden hoed. TWEE BOEREN-KNEGTS van Crespo, borstrokken van geftreept chamois, met toegehnoopte mouwen , brede Iedere gordels die met een gesp toegemaakt zijn, blaauwe broeken; en wanneer zij Don Lope dienen , hebben zij over de borstrokken blaauwe kamizolen met hangende ■mouwen. Enige BURGER-OFFICIERS en verfcheide gewapende BURGERS. Verfcheide SOLDATEN, met montéring als Don Louis. Enige BOEREN, gekleed als de boercn-knegts van Crespo, maar met verfcheide kleuren van klederen. EEN TAMBOUR, blaauwen rok, liverei koord op alle de naden, opjlagen en kleppen van carmozijn kleur. Het ftuk fpeelt in een grote burgt van Andalouiïen ,aan 'thuis van CRESPO, en op het Stad-'wis. DE  A L C A D E OF DE LANDMAN > RECHTER. TONEELSPEL. EERSTE BEDRIJF. (Het Toneel verbeeldt een kamer, netjes ingericht, waarin /loeien, tafels, enz. maar geen verguldfel noch aan lambrifering noch aan de meubilen. Aan beiden zijden van V toneel is een ingang en een deur agter aan. Een der zijdeuren verbeeldt de communicatie te maken met een ander vertrek.') EERSTE TONEEL. ISABELLE, INES. Zij zijn bezig met kante of borduurwerk. Zij zien elkander verfcheide malen aan als of zij iets zeggen wilden , dog doen het niet, eindelijk zegt Ines, (tegen Ifabelle.~) Gij fpreekt zedert enigen tijd heel weinig, mijn lieve Nigt! voor uw reis naar Sevilien waart gij veel vrolijker. Isa belle (ziet haar aan, en zvgt?) A Ines. D E  4 se Landman, Rechter. gen, en mij met het voorval geluk te wenfchen. Ines. Ên dien jongen Officier, heb je daar niets meer Tan vernomen? Isabelle, (langfaam.) Neen! ik heb er zelfs niet meer om gedacht; (zeer fchielijk.~) hij is de kleinzoon van een beroemd Generaal, en Capitain in het Regiment van dien Oom, en.... Ines, (fpotagtig.) Ha! ik zie wel, dat je niets meer van hem vernomen hebt. Isabelle, (ook fpofagtig.') Je fpot met mij — pas op , ik zal je wst van, mijn broer vertellen. Ines. Om mij boos te maken — niet waar? Isabelle. Zekerlijk! want ik zal je zeggen , dat mijn vsder befloten heeft om u met hem te doen trouwen — ik heb dat opgemaakt uit zekere gezegden — wat zeg je er Van, Inês! je fpreekt niet; hm! (Ines, voer ziek ziende, zugt.) Isabelle, 'met pimheid.) Niet te fpreken en veel te zugten.... mij dunkt jij- zijt gantsch niet wel, mijn waarde Inês! Ines, (Ifabelle om den hals vallende.) • Onze hartea verftsan zig volmaakt, liefste Nigt! zie  Toneelspel, eerste Bedrijf. 5 lie daar is mijn Oom van het land te rug — maar uw broer is niet met hem .... (zij enkelzen zig andermaal.') TWEEDE TONEEL. Isabelle , Crespo , Ines , enige Boere Knects van Crespo ( achter aan V toneel.) Crespo, (tegen de twee meisjes.) Ze ! zo ! — kinderen lief, dat mag ik zien, (hij omhelst haar met een fterk genoegen, ) het leven van die jonge planten vervrolijkt mij , ik, ik ben maar een onwe ftam, daar de herfst de blaren van verwelkt heeft, (tegen zijne twee knegts.) Jongens! morgen zullen wij vroeg in het veld gaan, onze garven moeten voor den avond in de fchuren zijn, de troupes trekken door, en zouden ons fchaê kunnen doen, gnat heen. (hij reept hun we der,) hoor nog eens hier. — Brengt enige mand. jes met vrugten aan mijne goede vrienden, mijn buren , vooral hier naast bij den Doctor, ik heb hem in lang niet gebruikt, God dank! ik betaal hem bij voorraad, om niet bij mij te komen, maar ik wil niet dat het hem leed doe, dat ik gezond ben: (de kr.egts gaan wech.) wel nu, jonge luüJ wat nieuws is er? je fchijnt niet gerust, Inès! Ines, (met openhartigheid.) Jlijn neef is nog niet weer hier. Ces*- A 3  m Landman,- Rechter. " - - Cr.espó. «li Hij is zekerlijk de troupes te gemoet gegaan — zij hebben een dubbele marsch gedaan,, en .zullea zekerlijk niet voor den nacht hier zijn. _ Ines. Dus zal hij ook voor den nacht niet hier zijn, ha! ik zal er hem voor ftraffen — ik zal niet tegen hem fpreken, als hij komt, Crespo. - 13 Je moet hem wat onder den duim houden" —1 ! wen je daar aan — men moet een man bij zij» pligt weten te bepalen. Isabelle, (met drift.) Hoorje wel, Nicht? Ines, (insgelijks met drift.) .Wat zeit Oom toch? Crespo, (vrolijk en met aandoening.") Ik zeg, mijn lieve kind! zo het u niet onaangenaam is, zal 't mij veel genoegen wezen u te zamen te zien trouwen — daar door zal ik aan de nagedachtenis van een broeder, wiens verlies jk elk oogenblik betreur, hulde doen. Ines, (ttitgelaaten,) Ach! mijn waarde Oom! gij wilt dan altijd oh« -zen weldoener wezen! Crespo. Wat fpreekje van weldoen? het geen ik u geef, komt u toe, mijn lieve kind! — Toen uw Grootvader, voor vijftig jaren, ftierf, beval hij uw vader  Toneelspel, eerste Bedrijf. g der en mij de Voorzienigheid aan. Uw vader zag zig omringd door ongelukken, zijn wijnoogften weggehagelt, veldgewas verwoesten felle brand in zijne fchuren. Maar mij integendeel is alles rneê gelopen, mijne ondernemingen zijn wel gelnkt„ overvloedige oogst, volmaakte welftand, den Hemel zij gedankt! En heeft mijn broeder met tegenfpoed geworsteld, des te meer moest ik hem helpen; droefheid en vreugde, winst en verlies behoorden te famen gedragen te worden; dit wil ik bctragtcn; gij overleeft hem, gij zijt zijn beeld, 'en met u uit te trouwen krijgt gij van mij de hel£ van al mijn goed. Ines. Ach! mijn- waarde Oom! 'Crespo. Gij zijt wijs, zedig en bedaard — gij kunt mijn zoon gelukkig maken; en ik, ik wensch hem gene andere vrouw dan u toe; als ik uwe deugden tegens mijn rijkdom flelle, dan heb ik ze altijd nog beneden de waarde; en gij zuk er niet bij verliezen, mijn lieve Ifabelle! Isabelle.' Ach! doe toch, doe toch maar, mijn Vader! — al wat gij goed vindt is met mijn zin en genoegen. Crespo. Maar boor hu eens — ik heb je daar mijn hart opengeleit —• maar evenwel noch zij, noch jij — ik wil je Iuj zo vroeg aiet laten trouwea «■■"• A Ik merk wat gij hebben wilt. Geef het billet maar ever. Rebolledo. Hier is het! en met het zelve het valies van Don Louis de Figueroa, Capitain'm het regiment Yan Don Lope Figueroa zijn oom, bijgenaamd Mars van Spanjen ; en die u dit zegt, heet Relolledo, eerfte Sergeant in de compagnieën den kleinzoon (hij doet het valies néér zetten) zija vertrouweling, en die met hem hier logeren zal. Crespo. Dat is wel; zeg aan den Capitain, dat hij met zijn hospes te vreden zal zijn. Rebolledo, (ziende naar Ifabelle en Inès.'J Zo als je zegt..... ik geloof, dat hij er wel te vreden meê zal zijn (ter zijde) de Duivel de meisjes hier zijn verkwikkelijk! Dag Papa, ik groet u Mejuffrouwen! f hij groet ze met een fnoef* *chtig gezift, en gaat heen.) ZE-  f4 ï>e Landman, Rechter. Z E V E N D E T O N E E. L, i Isabelle, Ines, Crespo, Juan...' "Isabelle. Wat zijn die menfchen ten -gijrften gemeenzaam. Créspo, (tegen de Meisjes.) ' Die Officier komt zo aanftonds, gaat in de kamer-hier'naast,; onderwijl zal ik op de tuinkamer doen brengen al hetgeen je nodig Hebt. Ines, (iiunen gaande zegt.) Gij zult wel eens na ons boften zien?... JuanT je moet ons niet alleen laten '. J'üaiy. \~ . - Ik zal den kleinen trap opkomen (zij gaan in -de kamer daar naast.) AGTSTE TONEEL. Crespo, Juan. Waarlijk vader! dewijl je rijk bent, dunkt mij, ^ïoest je u van- dien last vrij maken, om vreemdelingen te moeten logeren. • - ' Crespo. - En hoe zou ik dat aanleggen? - Ik zou brieven van adeldom kop?n. *l! ■ Crespo. Zeg mij eens Juan, is er iemand, die niet weet dat ik een eerlijk man ben, zo wel als mijne Oud.e.rs?  Toneelspel, eerste Bedrijf. ^ Juan.' Keen! Vader. Crespo. Waar toe zou mij daiv dat parkemcnt dienen dat je wilde, dat ik kogt? zal ik daar door van beter afkomst zijn? zal mén zeggen , dat ik beter ben dan te voren?.... integendeel.... men zal mij uitlachen , om dat ik voor eenig geld edelman geworden ben.... Al, dat ik bewezen zou hebben, i dat is , dat ik geld heb, en dat ik op mijn jaren nog niet weet, hoe ik het gebruiken moet, 'Juan. Ja ! maar daar door waart gij ten minften yti] ■ van deze belasting. Crespo. Waarom zou ik den Staat die niet geven? j Een krijgsman betaalt met bloed, en ik met goed. • — En wat betreft de ware adeldom, het hart móet idie van God ontvangen. — Een Koning, zo wef : als een Burger, moet eindelijk eens zes voet in i de aarde béflasn. ■— Ik zou mij adelijk doen ver* I klaren! —.'Gij ziet dat kale hoofd wel, Juan! idat zou ik'met vreemd hair kunnen dekken, maat i ik zou daarom zelve niet te min kaal blijven. Ik tben burger geboren dusdanig zal ik fterven, zo cals■ ook mijne kinderen; en zo wij van andere imenfchen begeren onderfcheiden te worden, zo i moeten wij tragten om. door ■ de een of andere i reemrugtige daad dat onderfcheid te verdienen. JüAM  itf de Landman, Rechter» Juan. Ach! mijn Vader! dergelijke daden. — Ik voel mij daar toe in Haat. — Mijn Vader! zo ik mogt in dienst gaan. Crespo. Mijn waarde kind! door mij te verlaten zoudt gij mijn hart doorgrieven. — Maar ik zal er in toeftemmen , als het tot üw roem en geluk kan ürekken. — Denk maar om uwe eerde jaren wel aan te leggen. — Wij hebben tijd om verder dieswegen te fpreken. NEGENDE TONEEL. De vorigen, don Louis, Rebolledo, (ver* fchéide foldaten die het oveHge van het reisgoed brengen.) Don Louis. Het is dan hier dat ik gelogeert ben? , Crespo. Ja mijn Heer! zijt welkom, ik wenschte een feeter huisvesting aan een man van uw rang te kunnen aanbieden. — Men zal uw reisgoed in ww kamer brengen. — ene kleine ververfching ' zal u niet ondienftig zijn, mijn zoon! laat het in deze kamer gebragt worden. Niets znl u ontbreken, als je 't maar vragen wilt, ik ben gedienftig, ',ta voorkomende zelfs , maar ik kan iemands ge- I "dachten niet raden. TIEN-  Toneelspel, eerste Bedrijf. ty TIENDE TONEEL. Don Louis, Rebolledo. Don Louis. Die Landman heeft een goed voorkomen, mij dunkt dat ik hem meer gezien heb. Reb olled ö. Hij is de Crefus van dit Land — hij heeft de Staat een grote fomme gelds gefchoten. ■— Men zegt dat het een fier mensen is , zo ftijf-hoofdig als een Infant. — Een man voor 't overige van een fcherp oordeel. Don Louis: Maar die meisjes, daar je van fprak? — Rebolledo Ja, waarachtig! die zijn-opgelloten— ó mijn Heer, er is één voor al — ó! — Don Louis. 'T zal een dikke vette boerin ziju, met een bruin gezigt. RebolledoZeg geen kwaad van dat gezigt, er is geen vrouw in Madrid die dat geen eer Zou doen — en een taille! — en ogen' — Don Louis, (geeft geld aan' Rebolledo ) Daar! dat is om je de reis Wat gemakkelijk te maken. Rebolledo. Ja, mijn Heer —• het zou jammer zijn, dat zo'. B een  it be Landman, Rechter. een juweel in andere handen kwam dan de uwe. — Don Louis, (op een lucktigen toon?) Rebolledo! — Ik geloof dat men allerliefst kan ziin op het Land — dat jonge land meisje dat ik te Seviiie gezien heb, heeft mij dat klaar bewezen. Rebolledo» Zij lag u aan \ hart het is voor n en voor haar goed, dat gij haar voor de twede reis niet weêr gezien hebt. Don Louis. En je weet niet waar de vader deze meisjes geflopt heeft? Rebolledo. Waarlijk niet — wagt daar zie ik een tletrr — (hij ziet door het feutelgatj vivat! mijn Heer, zij zijn hier — kijk'! Don Löuis,i (ziet er vok door?) Zij keren ons den rug toe. Retolledo. Zie ten minden haar taille eens.... dat maakfel.... Hem! hem!.... ffil... ftil... ELFDE TONEEL Da vorigen, Juan, (twee 'knegts' die enig fruit enz. brengen.) Juan, (ter zijde.) Wat loert toch , die Heer ? (tegen don Louis) Zie daar, mijn Heer! op deze wijs kunje met geduld  Toneelspel, eerste Bedrijf. '9 duld het eten afwagten. (de Knegts gaan heen.) Don Louis. Wel verpligt... Rebolledo, (meer of min verlegen.) Zeg mij eens, mijn vriend! kan men in de kamer hier naast niet komen... zou die niet goed voor mij zijn? Juan, (Je onvreden.) Zij is voor niemand goed (ter zijde) er is hier iets dat mij. argwaan geelt, laat ik eens luisteren, om er agter te komen, (hij gaat keen en verfekuilt zig om te luisteren?) Don Louis. Ha ! die ouwe Vaderlief verftopt zijn dogtertjes... maar hij zal er, op mijn eer, niet meê winnen;... ik ben er nu te meer op gezet, als ik ze gezien had, kon het mij niet fchelen... maar nu hij ze voor mij wech Hopt.... nu wil ik gaan daar zij zijn.... hoe vangen wij dat aan? Rebolledo. Wagt.' daar valt mij wat in... dat is goud waard ... (met een list) maar ik Ipreek daar van goud, waar heb ik het gelaten, datje mij gegeven hebt? (hij doorzoekt zijn zakken, de Capitain wordt ongeduldig ) Don Louis, (hem geld gevende?) Daar! daar! zoek maar niet meer... je benteen fchoelje. Maar hoe doen we? zeg dan, laten we eens boren wat je uitgedacht hebt. B 2 Re*  2» de Landman, Réchter. • Rebolledo, (jnet een zagte ftem?) -j 'T overheerlijk!... houdt je als of je kwaat op mij zijt. Ik zal u ontwijken... gij moet mij vervolgen met de degen in de hand... ik zal tegens de deur aanvallen , en ze moet wet fterk wezen zo ik-ze niet open trap... gij volgt mij maar, en dan ben je bij het meisje ; dan is het u\V zaak', ik -bemoei er mij verder niet meê... kom aan ! Mijn Heer!-begin maar. Juan, (acfiter? Wat hoor ik!... laat ik fchieüjk haar langs de kleine trap weg brengen zo het mogelijk is. Rebolledo. Denk op uw antwoord., pas op. (zeer hardt) Ja voor den duivel zo handelt, men de arme foldaien, men belooft veel en houdt niets (zagtjes te* gen Don Louis) nu dan, kom aan. Don Louis, (veins! boos te worden?) Hoe nu fchurk ! durfje zo tegen uw Capitaïn fprekeu. Reboléedo, (voortgaande in het veinzen.) Hoe moet ik dan fpreken?... al waart gij mijn Generaal. Don Louis. Wagt! wagt! ik- zal je leren. Rebolledo, {zagtjes.). Goed zo! goed zo! je hoed in je ogen, trek uw degen, (overluid) wat zou je doen?.,, als ik durf-  Toneelspel, eerste Bedrijf. si durfde (zagtjes) val op mij uit (overluid) zou ik je een lesje geven. Don Louis, (overluid.) Hoe kan ik nog in beraad (taan zo'n brutalen hond door en door te fleken... (hij trekt zijn degen) denk maar om je arme ziel, ellendige.' Rebolledo, (uit alle magt fchreeuweude.) Ach ach'. ach! (hij valt tegen de deur zo dat ze open fpringt.) TWAALFDE TONEEL. De vorigen, Ines, en een weinig daar naIfabelle. Ines, (verfckrikt.) Wat is hier te doen? Rebolledo, (voor haar voeten vallende?) ' Mejuffrouwen ! ik ben een man des doods als je-geen medelijden met mij hebt. Don Louis. Ik wil dien fchurk dood fteken. Isabelle, (zig voor hem fiellonde.) Houdt op, mijn Heer! (tegen Inès) ach hemel!... hij is het. Don Louis, (ter zijde.) Het is het meisje van Sevilie, ik moet voorzig. tig zijn. Ines, (tusfchen beiden.) Mijn Heer, hij heeft zig nu in onze befcherB 3 miiig  de Landman, Rechter. Biing aanbevoolen , gij weet, wat men aan onze) Sexe verfchuldigt is, gij zijt Officier en dat is genoeg gezegt. Don Louis, (naar Ifabelle toegaande?) Duizendmaal vergiffenis Mejuffrouwen ! dat wij u zo verfchrikt hebben... alle lust tot wraak verdwijnt in uw bijwezen... het hart moet met een aangenamer gevoel zijn aangedaan... (zagtjes tegen Ifabelle) hoe nu, ik vind u dan weder' (men hoort Crespo en Juan die door de opengeftoten deur inkomen.) Rebolledo. Wel duivels! daar zijn getuigen, die wij wel jnïsfen konden. DERTIENDE TONEEL. De vorigen, Crespo, Juan, Juan, (binnen komende.) Kom toch fchielijk , Vader/... dat is verfoeilijk. Crespo. Wat is dat, Mijn Heer! terwijl ik verfchrikt kom aanlopen om u te beletten van een man te vermoorden , zo vind ik u integendeel bezig om een vrouw wat aartigheden te vertellen... ik moet bekennen dat het wel grootsch is, zijn woedende gramfchap zo fchielijk neder te zetten.' Don Louis. 'T v. aj niet zonder reden, d,at ik toornig wicrdt... maar  Toneelspel, eerste Bedrijf. «3 tnaar ik heb mij laten bevredigen uit eerbied voor deze fchone Dame. Crespo. Zij is Ifabelle mijne dogter , mijn Heer , een Landmeisje, en gene fchone Dame. Juan. Ik zeg je Vader ! dat het leugens zijn , die hij u vertelt. Don Louis. Leugens!... Crespo, 'tegen zijn zoon?) Wie zeit je dat je hier fpreken zult, jongeling! (tegen Don Louis) mijn Heer! mijn dogter bedankt u, zo wel als ik, voor uwe infchikkelijk'heid voor haar. (Hij doet Jmar naast zig komen.) Don Louis, (tegen Crespo.) Gij fprcekt redelijk , (tegen Juan) maar gij moet voortaan anders leren fpreken. Juan. Ik fpreek, zo als ik behoor te fpreken. Crespo, (tegen zijn zoon,j Nog, daar ik bij ben. Don Louis, {dreigt Juan?) Indien ik het om uw vader niet liet, zou ik je anders leren leven. C p.espc. Zagt, zagt, mijn Heer ! ik kan mét mijn zoon handelen naar mijn goedvinden, maar gij hebt niet. over hem te zeggen. B 4 Juan.  54 öe Landman, Rechter; ' Juan. Ja! ik zou alles van mijn vader verdragen, maar van een ander... Dón Louis, (hem dr-eigende.) Wat zou je doen? Juan. Ik zou mijn leven wagen voor" mijn eer. DoN Louis. Schone eer!... de eer van een Boer! Zo z„ive, als de m;eT:ndien er ^ Boeren ; n' zouden er geen Edeliui zijn. Don Louis, (flaat de w ^ ^ _ Rebolledo dat ziende. doet insgelijks.) Vit is te veel gezegd men houdt hem tegen) Iaat mij begaan! laat mij begaan! Rebolledo. Sla dood' voor den duivel, fla dood' alle de Acteurs , t^fchen hun en Juan.) houw op, hoUW op.. J«"n.) VEERTIENDE TONEEL De vorigen, Een 0FFICIER, Don Lope. M.jn Heer, daar komt onze Generaal. Don  Toneelspel, eerste Bedrijf. z$ Don Lope, (komt binnen, hij gaat kreupel, en [preekt uit gewoonte fchreeuwende.) Wel nu ! wel nu ! wat is 't ? het eerst dat ik hoor is een krakkeel. Don Louis. Oom! het is een wisje wasje. Don Lope. Wat is er? wat is er gebeurt, zeg dan? — Crespo , Juan, Isabelle. Mijn Heer, het is — Don Lope. Stil!... ftil!.., fpreek één voor één 'men zwijgt) zulje fpreken , wat is het dan? — als men niet fpreekt, mans, vrouwen, het hele huis, ik gooi al den donder de venfters uit... Is het niet genoeg dat ik zo een verdoemd been moet voordflepeu, zonder dat men mij, daar en boven, nog tegen fpreekt... kom, ik wil de waarheid weten. Don Louis, (in verlegenheid.) Oom! de zaak is deze , ik ben hier gelogeerd, een foldaat heeft mij genoodzaakt den degen te trekken om zijn brutaliteit te ftraffen , hij zogt 'daar te ontkomen, ik vervolgde hem, die Dames \ kwamen uit, hebben zijn verfchoning verzogt... haar vader... haarbroêr.. al wat je blieft, heef* ; kwalijk genomen, dat ik hem , tot in haar kamer i toe vervolgd heb en... Don Lo pe. Goed! goed! ik ben net van pas gekomen, ik B 5 zal  co¬ de Landman, Rechter. zal je allen genoegen geven. Waar is die foldaat, die zijn Officier in 'het geval heeft gefield om den degen te trekken. Rebolledo. Nu zal alles op mijn kop te huis komen! Juan, (hem aanwijzende.) Daar is hij. Don Lope. Hij moet door de fpits roeden. Rebolledo. De duivel! dit is geen gekfeheren meer. Don Louis, (zagtjes.) Wees gerust— Ik zal je vrij maken. Rebolledo, (bars,) Ik bedank je zeer Generaal! het is een ftreek van mijn Capitain om gelegenheid te hebben van deze Dames te zien, en ik, ik kan hem niets weigeren. Don Lope, (zijn kleinzoon aanziende.) Hem.' hem.' (tegeii. Crespo) moest daar zo een geweld om zijn? — Ik zal alles fchikken. Zorg, Neef! dat de vaandels die bij dien duïvelfehen Alcade zijn, daar men mij gelogeerd had, hier gebragt worden. Da;;r na kunje het fchikken , zo als je wilt — jij zult hier van daan — dat verdoemde huis , daar die fchelmen van Qiiartiertneesters mij bezorgd hadden. ■— Er is noch deur, noch venfter ; geen kusfen zelfs om mijn been op te leggen — alles is er in de war. Cres-  Toneelspel, eerste Bedrijf^ 27 Crespo. Mijn Heer! hij legt van daag zijn ambt neer —alles is bij hem in wanorde. Don Lope. Gaat heen! je lui, aileu ; Tambour ! maak de order bekend , dat geen foldaat uit zijn quarticr kome op levens ftraffe; kom, ga henen, (de Soldaten gaan weck.) Orespo, (tegen de zijnen met gezag.) Gaat henen! VIJFTIENDE TONEEL. Don Lope, Crespo. , Crespo. Ik ben u verpligt, mijn Heer! gij hebt mij daar 1 uit een geval gered, dat mij ongelukkig had kunnen 1 maken. i Don L ope, (is gaan zitten en wrijft zijn been?) Hoe zo! u ongelukkig, maken. C r e;s po , (insgelijks gaande zitten?) Ja! ik had mijn befluit genomen. — Don Lope. Om wat te doen? Crespo, (zeer koel.) Om hem van kant te maken, die de gastvrijheid Ifchondt, en mij beledigde. Don Lope. Hoe, ter Duivel! weet je wel, dat hij mijn Neef lis, en Capitain. Cres.  48 de Landman, Rechter. Crespo. Ja, ter Duivel! hij mag Capitain zijn zo veel hij wil , maar als hij mij beledigt maak ik hein van kant. Don Lope. Verdoemd' die een van de minfte van mijn fol* 'daten een hnir aanraakt, dien doe ik ophangen, zonder genade. C respo. Die mij denkt te zullen onteeren — verdoemd, dien hr.ng ik zelve op, zonder talmen. Don Lope Wat drominelfe kaerel is dat! — weet je wel wat je pligt is? Crespo. ■ Neem al mijn goed, ik zal ftil zwijgen _ mijn leven en mijn goed zijn tot dienst van het Land, doe er meê zoo als gij wilt, maar mijn eer, neen! Don Lope, (haastig) Dat je de weergaa! (zagtzinnig) ik'geloof dat je gelijk hebt. ■ Crespo. Ja • drt je de weergaa, ik geloof, dat ik altijd gelijk heb. Don Lope. Laten wij om het foupé denken. Crespo. Je zult er niet lang na wagten. Don  Toneelspel, eerste Bedrije. sj*: Don Lope. En dan om te gaan flapen ~~ de Duivel heeft rmij zoo'n vervloekt been bezorgt, dat ik het wat i moet laten rusten. Crespo. Wie zeit van neen? —- de Duivel heeft mij ceen zeer goed bed bezorgt, en daar kunje gebruik \ van maken. Don Lope» Vervloekt! ik ga zo gekleed er op leggen, tot !het eten komt, want ik kan 't niet langer uitrtaano. Crespo, Vervloekt' je hebt gelijk van je gemak-nemen, aals je 't krijgen kunt. Don Lope» Breng er mij dan voor den drommel maar na 1 toe. Crespo, fglimlaggende? Kom ik zal er jo voor den drommel na toe '.brengen, gij zijt van mijn gehele huis meester. Einde van het-eer ft e Bedrijf. TWEEDE BÈDR IJ F. (Het Toneel verbeeldt een Tuin, aan de regter hand is een muur welke zig iiitftrckt van het teerfte fchertn tot op één na het laatfte, aan dei zelve zijde is een tuinkamer, boren welker deur een  go be Landman, Rechter. een ven/ter is met een jaloufie en gordijnen daar egt er het Bakon ziet uit op den tuin: op de helft van den muur is een deur om in te gaan. De tafel, waar op één bord ftaat, is gedekt onder een kleinen wijngaard op latwerk , voorwaards ter linker zijde van het Toneel; het is nagt en de Tuin is verlicht door enige vuurpotten?) (Wanneer men van de regte of linke hand fpreekt, zo is het altoos van die van 4en Acleur.) EERSTE TONEEL. Twee Boeren-KKegts van Crespo, (bezig zijnde om de vuurpotten aan te /leken.) eerste boeren-knegt. Al was het waarlijk de Koning zelve —■ onze meester zon geen meer omflag kunnen maken. tweede boeren-knegt. Hij is bijna niet minder ais de Koning — die mijn Heer hij is de Genderaal, men zal hem zo de vaandels komen brengen. eerste boeren-knegt. Ohze Meester heeft belast ze hier door te brengen, om dat het van het huis van den Alcade de naaste weg is. tweede boeren-knegt. Heb je hem wel zien flapen die Genderaal? eerste boeren-knegt. Ja zekerlijk! hij flaapt met zijn ogen toe, net als  >>>—" Toneelspel, tweede Bedrijf. 3! als jij en ik, daar is geen onderfcheid in.— Maar wij zullen hem zien eten, daar ben ik eerst nieuwsgierig na. tweede boeren-knegt. Hij zei, dat hij honger had — daar was ik ver* wonderd over — Maar waarom gaat hij kreupel, zou men zeggen? — kan men geen Genderaal zijn zonder kreupel te gaan? EERSTE boeren-knegt. ö! Je vrangt meer als Ik weet, ik moest in dienst geweest zijn , zou ik dat -«-eten kunnen. (al pratende hebben zij alles voor het avond eten gereed gemaakt. De tuin is verlicht?) TWEEDE TONEEL De vorigen, Isabelle, Ines, (aan het ven/Ier van het Balcon?) .(de jaloupe is open, men ziet licht in de Tuinkamer?) Isabelle, (tot den eerften Boeren-knegt?) Nuno! eerste boeren-knest. Juffrouw? isarelle. Zal men van avond in den tuin eten. eerste boeren-knegt. Ja, Juffrouw! uw vader zegt, het zal er koeler zijn, en wij hebben daarom licht gebragt , dat is immers goed zo?  32 de Landman, Rechter.1 Qiien hoort de trommels, dié de komst dér Vaahdels aanduiden.) Isabelle, Wat hoor ik daar, Nuno! eerste boeren-knegt. , Het zijn de Vaandels die flapen van de nacht bij den Genderaal — zij zullen hier door komen. (hij doet de deur open ) Ines. t Nigt! wij kunnen ze zien voorbij gaan als de jaloufie half open ftaat. (zij zetten de jaloufie zo, dat er ene kleine opening blijft tusfchen de twee deuren , maar nogtans dat men haar maar even zien kan. De Vaandels komen binnen met het detachement , met flaande trom.) DERDE TONEEL, De Vrouwen (agter de jaloufie) de boerén- knegts. het detachement VOOf de Vaandels, aan het hoofd hebbende Don Louis en Rebolledo. eerste boeren-knegt. De Genderaal flappt, mijn Heren! zo je hem niet wilt wakker maken"!—i je kunt de Vaandels in een kast in de grote kamer zetten niemand zal er nniraken Rebolledo, (ziet door zijn lorgnet naar de jaloufie, en*zegt tegen Don Louis heel zagtjes.) Zij zijn agter de jaloufie. Don  Toneelspel, tweede Bedrijf. M Don Louis, (tegen Rebolledo.") Zeg aan den Vaandrig, dat hij haar falueert. eerste boeren-knegt, (tegen Rebolledo.) Mijn Heren! de foldaten kunnen de deur van de gindfe flraat uitgaan , dat is nader bij de hoofdwagt, — en gij, mijn Heren! kunt hier uit gaan. Don Louis, (commandeert het detachement.) Marsch! (het detachement trekt af, en gaat tings af, in het voorbij gaan voor het venfler falueert Bon Louis met zijn degen , de Vaandrig falueert eok, de twee Boere-knegts die onder't Balcon ftaan *m te kijken ,■ verbeelden zich dat het falueren voor, hen gefchiedt, en buigen ieder keer weerom.") Rebolledo, (het Toneel overgaande zegt.) Diegeringe militaire eerbewijzen maken het hoofd der meisjes op hol dat is een geheim om zijn oogmerk te bereiken, dat Is het fijne van de kunst. VIERDE TONEEL. de twee boeren-knegts van Crespo. / (Het venfler van het Balcon is toe, de jaloufie t/ en gordijnen zijn toegetrokken.) eerste boeren-knegt. Die lui doen wel aartig haar procesfe , wat zeg jij er van? tweede boeren-knegt. 'T is vermakelijk — zeg eens, het is als of wij van dezen nacht niet flaperi zullen. C eer-  f3f se Landman, Rechter, eerste boeren-knegt. En morgen moeten wij in het veld zijn met het aanbreken van den dag. tweede boeren-knegt. Wat kan dat fchelen eene nacht; twee blinde nachten voor onze meester, dat is niet met al. eerste boeren-knegt. Och neen zeker! — Nu, wij zullen dien Heer dienen. Wij moeten onze beste kleeren aandoen; doe uw best om niet lomp te zijn; doe zo als ik.,, daar komt die officier van de vaandels weêrom! ga de tafel verder klaar maken, hij zegt tegen Don Louis, die binnen komt) mijn Heer de deur is open, gij kunt uitgaan, (zij gaan heen i VIJFDE TONEEL. Don Loüis, Rebolledo. D o n Louis, (naar het venfter ziende?) Rebolledo! ik zie daar licht. Rebolledo. Ja! maar alles is gefloten. Don Louis, met drift?) Nu dat ik haar weergevonden heb zo wil ik haar fpreken, het kost wat het kost. Rebolledo Wij zullen bres moeten fchieten — auders is er gene mogelijkheid toe P«n  Toneelspel, tweede Bedrijf. SS .Don Louis, (vuriglijk?) Dat is geen liefde , het is een razernij ! een razernij ! maar indien wij haar een briefje konden doen ter hand Hellen ? Rebolledo. Maar, Mijn Heer! fcheer je de gek wat ? Het : is geen Salet-juffertje van de Hofftad. Je hebt hier i immers geen kappers, geen dansmeesters of zangi meesters of iets diergelijks zelfs niet één kanaei niertje. Don Louis, (met fpijt?) Mijn Oom vindt zich flegt gehuisvest — hij nood: zaakt mij hier van daan te gaan. Het was immers (hier regt gefchikt voor mij! — wat is zij fchoon,. 1 Rebolledo/ Rebolledo, (lachende?) Vooreen Boerinnetje —■ hé! wat zeg je er van? vmet een bruin gezigt, niet Waar? Don Louis, (ah buiten zig zeiven?) Een Boerin! — zij is een Godin! een (Godin is zij. Doe maar zo als je het goed vindt, rmaar ik voor mij wil haar ernftig mijn liefde kenbbaar maken. Rebolledo. Ach! mijn Heer, gij brengt mij om hals — gij vveroorzaakt mijn verderf, ik ben nnauwlijks de ffpitsroeden ontfimpt en er zal mij erger gebeuren, iindien gij niet voorzigtig wilt zijn. C 2 Don  &4 de Landman, Recht ex. Don Lo'ürs, (hem geld gevende.) Weiger mij uw hulp niet. Rebolledo, (neemt het geld.) ïk zeg ti, dat ik voor altoos ongelukkig Wat nu bedacht' uw Oom maalt mij te veel in het hoofd - hij is een braaf man , maar hij zou zijn herten vriend doen ophangen, zonder veel zwang heid' te maken, Don Louis. Wel nu da*! zoek andere middelen, voor mij ik vind er geen, dan die geweldig zijn. Rebolledo. Wacht eens — wei de drommel geef haar een ferenade. Je hebt de-- Mujtcanten van het Regiment tot uw dienst.... zing zelve, of laat msar enige woorden, die wel verftaanbaar zijn , dboV hun zingen. Don. Louis. Goed!, kostelijk. Maar vervolgens, hoe zie ik haar, om te weten hoe zij eigenlijk denkt. Rebolledo. Ach, mijaHeefi — de Generaal is ia-het zélv* huis — denk toch eens. — Don Louis. Zijn kamer is verre hier van daan — laten wir den fleutel van het huis nemen , zij fteekt \n de d*ur — wij zullen deze nacht er zagtjes- inkomen. Rebolledo. Een üegt middel! — men zal merken, dat de  Toneelspel, tweede Bedrijf. 37 'fleutel wech is, en de vader, die over al erg in heeft, zal de meisjes fterker bewaren of misichiea wel geheel doen verhuizen. Don Louis. Wel nu! laten wij een leer zien te krijgen, wij zullen den muur over klimmen, die is niet heel hoo<* — men kan er van dezen kant opipringen. Rebolledo. Ai! — ai! — neen toch niét — ik had het liever geüjk vloers, en dat er in dat hele gevalletje vs« geen leer inkwam, als 't je belieft. Don Louis. Ben je zo bang? Rebolledo, (voh ■aardig?) Ik bang — dat treft mij Capitain! — Rebolle. 1 do bang! kom aan, wij zullen haar zien, 1 er gabeure wat er wil — maar indien zij zig er tegen verzet? want die Boerinnen zijn dragonders. D.qn Louis, (jnet verwaandheid.) Ik ben verzekerd; dat ik haar wel behagen zal.— Maar zo zij zig tegen mij verzette — dan ben ik tot 1 alles in ftaat. Rebolledo. Kom aan! ten ecrlten een ferenade. Er zal I geld nodig zijn voor de Muficanten , mijn lieve (Capitain! en wat veel — om hen niet te doen bab1 beien — en daarenboven moeten wij ook enige j gerefolveerde kaerels hebben, men kan niet weten, 1 >v,ar er gebeurt, C 3 ' Don  j8 de Landman, Rechter. Don Louis, (hem zijn beurs gevende.") Daar! — de ene dienst is de ander waardig; dat is regt daar komen menfchen aan 5 laten wij wech gaan. de eerste boeren-knegt (die binnen komt tegen Don Louis. Eten de Heren hier dezen avond? Reb o lled o. Neen! (tegsn Don Louis) wij moeten gaan klimjnen, gaan klimmen, \_zij gaan heen) ZESDE TONEEL. de twee boeren-knegts. (Zij brengen het overige van het geen op de tafel hoort, en een kusfen; zij zijn met malkander in de war hoe het leggen moet, de een wil het aan de ene, en de andere aan de andere zijde van d3 ft oei leg. gen, daar de Generaal op zitten moet.) eerste boeren-knegt, (zigzetter.de, zo als Don Lope moet doen.) Ik zeg je, dat het aan dien kant liggen moet want dat is het regte been. tweede boeren-knegt, (het zelve fpelletje doende.) Ja! dat is het regte been in de kamer — maar hier zon 't het linke zijn. eerste boeren-knegt. Ei! neen, je bent koppig; kijk! gaat hij niet zo zitten? diis moet het hier liggen, ZE*  Toneelspel, tweede Bedrijf. 3'.) Don Lope. Komen mijn knegts niet dienen? Crespo. Alt 't u belieft, niet. Wij zullen ons best doen, ®n maken, dat u niets ontbreekt. Don Lope. Crespo! wees zo goed en roept uwe dogter. hier, laten zij met mij eten. Crespo. Mijn Heer de ene is mijn nigt, de andere mij* dogter. Juan zeg, dat zij beneden komen. (Juan 'gaat naar boven.) Don Lope, (lachende.) Je zoudt dat zo niet doen — als ik zo grijs niet was, en zo vol pijn, en hompelend en vermoeid. C re sp o. Al waart gij zo wel als ik het wenschte, zo zou ik het even eens doen. Ik laat die meisjes nooit wechgaan dan voor onbedagtfame losbollen; als alle krijgslui waren, gelijk gij, zou ik haar zelfs belasten die bij alle gelegenheden te zien. Don  Toneelspel, tweede Bedrijf. 43, Don Lope. Gij fpreekt zeer verftandig. TIENDE TONEEL. De vorigen, Isabelle, Ines, Juan!. Cresp o. Mijn Dogter, en Nigt! mijn Heer doet u de eer aan van na u te vragen. Don Lope. Zij zijn allerliefst, (hij neemt den hoed af en wil opftaan, maar voelt op nieuws verheffing van pijn aan zijn been, Crespo doet hem fchielijk weêr néér zitten.) wil je de goedheid hebben van met mij te eten? Isabelle. Het zou beter pasfen, dat wij u diende, Mijn Heer! , Don Lope. Je lacht er meê! — gaat zitten, bid ik u. (er worden twee borden gezet voor- de meisjes) en gij ook, Crespo! Crespo. Ik bedank u, ik heb gegeten, toen gij fiiep Op mijn jaren doet men het geen tweemaal agter een. Don Lope. Je hebt gelijk — je bent toch een gelukkig mensch — zie, dat zijn onvergelijklijkelieve meisjes  4+ bk Landman, Rechte*. jes — en een zoem, die een zeer voordelig voorkomen heeft. Ik voor mij heb nooit het genoe. gen gehad van kindereu te hebben. Maar ik heb een Neef, daar hou ik veel van, van dien losbol. Isabelle, {ter zijde, met droefheid.) Die losbol! Crespo. Ik hou ook veel van mijn Nigt. Don Lope. Hij heeft een zeer goed hart, hoe wild hij ook is, hij is cerzugtig, ik hou zo veel van hem, of bij mijn eige zoon was. Isabelle, (ter zijde.) Hij heeft een goed hart, hij is eerzugtig. Juan, (met ene zedige houding.) Ach, mijn Heer! wat is hij gelukkig, dnt gij betrekking op hem hebt, (met een zware zugt) als ik Edelman geboren was! — Don Lope. Zoudt gij zin in den dienst hebben?,..,., zehet mij, Crespo! ik zou uw goed onthaal gaarne erkennen — dan zal ik zorg voor hem dragen. Juan. Dat is mijn enig verlangen, mijn Heer! ik denk «laar nacht en dag op. Ines. Ach, Juan! wat hebt je daar gezegt? Don Lope, (lachende.) HaJ ha! Nigtje — gij fchijnt u daar aan gelegen  Toneelspel, tweede Bedrijf. $5 gsn te laten liggen? —■ gij krijgt een kleur Crespo! zij zijn het zaraen eens, mijn vriendl C r e-s p o, (koeltjes.') Dat weet ik wel — ik heb ze voor elkandw groot gebragt. Don Lope. Bevallig Nigtje! — vertrouw hem mij toe, maar één jaar — en ik zal hem zo plaatfen dat uw minnaar u eer zal aan doen — zal je niet ia uw fchik zijn, dat hij Officier is? Crespo. Ach, mijn Heer! wat zegt gij daar? Don Lope. Dat zal hij zijn, ik zal hem voort helpen — hij is braaf en eerlijk; aan zülken geef ik den voorrang — dat hangt van mij af — welnu Inés? Ines. Mijn Heer! ik bemin hem al te zeer, om daai mijne toeliemming niet aan te geven. Crespo en Juan. Ach, mijn Heer! hoe zullen wij 't erkennen? D on Lope. Ei! fpreek daar toch niet van — laat dat ftaan, Crespo!- fchenk mij eens in, ik drink op de ge-' zondheid van uwe dogter en uwe nigt; drink ook eens, Crespo! Crespo. Mijn Heer! gij doet ons te veel eer aan. (zij drinken allen.) Don  4# be Landman, Rechter. Don, Lopë. Die lieve kinderen! — Gij moet er wel grootsch op zijn, daar is niets zo lief — het zijn Engelen, (hij omhelst Ines, zo als hij zig omdraait om Ifabelle te omhelzen, komt de arm van Crespo tusfchen beiden, die bezig was met in te fchenken.) Crespo, (fpot-achtig.) En den wijn! den wijn! hoe vindt gij die? Don Lope, (lachende.} Die maakt mij warm — Juan! ik zal je dikwils verlof geven, (men hoort de prelude van een Sijmphonie) wat is dat Crespo! — onthaal je mij cp een Concert? Crespo. Neen! waarlijk niet — wij hebben hier geen Mujicanten, dan de vogels in den boomgaard; en die zingen 'snagts niet. (men hoort een accompagnement van het volgend aria.) aria. (wijs : Pauvrejaeques quand'ƒ'etais pres de tol. enz?) Wil mijn Item, door tedre min bezield, Wil de taal der liefde niet weerftreven, Hoor mijn' eed; terwijl ik u, geknield • Heilig zweer der min getrouw te leven, (bis.) Crespo. Het zijn defoldaten, die zig op'ftraat vermaken. Don Lope. Ik rass wel eens — en echter zie ik dat door de  Toneelspel, tweede Bedrijf. $p i de vingers — als zij zig eens vermaakt hebben : (doen zij hun pligt' des te beter, (de mufiiek gaat : zijn gang, men zingt het volgende; elke reis, < als de naam van Ifabelle herhaald wordt, maakt i Don' Lope tekens van gramfchap, zoekende die t egter te verbergen; Crespo en Juan insgelijks, i Ifabelle is op V punct van fchreien en bedekt haar 1 aangezigt ~~ Inèi is verbaasd, zij zien allen mal* kaar telkens aan.) Vervolg van het Air. Maar, ach! hoe zou ik trouwloos kunnen- zijn? ( Gij zijt te fchoon om dit te vrezen, Neen — uw gelaat verbant den minften fchijn, ï Mijn trouw is in uw oog te lezen. ((De mufiek van de vier eerfle vaerzen wordt herhaalt, bij de hier volgende woorden.) "Echo! die mijn eed en trouw herhaalt, /Zeg —op dat'geen vrees haar' boezem kwelle — Zeg haar teder hoe zij zegenpraalt, 2 Zeg mijn zielsgeheim aan Ifabelle. (bis.) (fin.) Don Lope, (ter zijde.) Dat zij eens zingen — dat gaat heen, maar eea ƒ ferenade te geven voor het huis, daar ik ben! — d die fchurken! Laat ik mij bedwingen voor Crespd ten zijn dogter. (hard op, als lachende) wat gekhheid! Crespo, (insgelijks.) Het zijn jonge lui! (zagtjes) als Don Lope daar tiniet was, of ik -ze zou nazieh, JlLAN.  de Landman, Rechter. Juan, (ter zijde.) Als ik liet "niet liet om den Generaal, zou et wat te doen zijn. . . Isabelle, (niet droefheid.) Wat heb ik gedaan, om voor zulk een hoon bloot te (taan. (de Sijmphonie begint weder, en eindigt êp het zelve ogenblik.) . Rebolledo, :op den muur verfcheinende.) Ach! honderd duizend duivels! — de Generaal is daar — maken we ons wech! maken we ons wech! {hij gaat fchielijk weer weg.) Don Lope, •' woedendende.) Dat kan ik niet uitftaan ! dat is fchrikkelijkf (hij gooit een tafeltje, dat naast hem flaat, omver met enige fchotels.) Crespo, (aan den anderen kant, gooit zijn ftoel om.) Wat is dat? Don Lope, (zeer driftig.) Verfchoon mijn ongeduld, 't is vreeslijk! (met bedaardheid) zo een been, dat mij zo veel pijn doet. .Crespo, (de hand op zijn hart.) Gij hebt gelijk, ieder voelt 't geen- hem zeer doet. Don Lope. Ik dagt dat het heel iets anders was, toen ik je de ftoel zag omver fmijten. Crespo. En ik, toen ik je. de tafel zag omgooien. DoN  Toneelspel, tweede Bedrijf.' Don Lope, (zagtjes.) Wat. voor een Duivel is er op ftraat? de fleutel fteekt in de deur. Ik moet dat eens regt weten. (hard op) Ik zal niet meer eten, wij kunnen henen gaan. (zagtjes') Ik moet mijn degen maar gaan halen, {hard op) Breng mij, Crespo! als je blieft. Crespo, (zagtjes.) Ik ga hem naar zijn kamer brengen , en ik zal met mijn rondftok die Muficanten eens gaan (preken, (hard op en het licht nemende) Ik beu tot uw dienst, Don Lope. Vaart wel, Mejuffrouwen! — want ik vertrek morgen vroeg. Isabelle en Ines. Vaar wel, mijn Heer.' Isabelle, (tegen Inès,') Of zij hun toorn ook zoeken te verbergen. Crespo. Juan ! verlaat haar niet voor dat zij wel opgefloten zijn, en kom dan weder bij mij. (hij gaat met Don Lope heen.) Juan. 'T is wel, Vader. SLF.  5#. de Landman, Rechter. ELFDE TONEEL. Isabelle, Juan, Ines. Isabelle, (de tranen in de ogen.) . Heb je het gehoord, Broeder! dat zij mij noemden? — Juan, (in toorn?) De onbefchaamden! — ik wil weten wie ze zijn. (hij gaat naar de deur,y Ines, 'hem tegen houdende?) Waar ga je naar toe? je ziet, dat zij wech zijn.,— Juan. Zij hebben wijsiijk gedaan — als de Generaal hibiv niet geweest was / mijn lieve Zuster!. troost u. — En gij ook, gij fchreit, Inès! Ines. Gij gaat vertrekken! Juan. Het is pligtelijk dar ik mijn Vaderland ten nut ben, gij zult er mij des te meer om beminnen. Ines, (haar ogen afivisfchende?) Buiten twijffel, het behoort wel zo, maar gij vertrekt heden nagt. : Juan.Neen, morgen ochtend, Ines. Ga niet heen, zonder ons vaarwel te zeggen! Isabelle, Beloof ons dat,. Broeder! Juan.  Toneelspel-, tweede Bedrijf. 51 Juan. Ik beloof het u — maar gaat nu naar binnen, Isabelle. Op 't ogenblik — zie of de deur gefloten is. Juan, {gaat naar de deur, en puit die op het nacht-pot. Ja! gij kunt gerust zijn. Isabelle. Goeden nagt dan Broeder! Juan. Goeden nagt Zuster lief! — goeden nagt lieve Inês! (onderwijl hebben dc knegts al het licht, daar de tuin mede verlicht was, uitgedaan , behalven dat, '/ welk op de tafel gebleven is.) TWAALFDE TONEEL. Isabelle, Ines. Isabelle, (werpt zig om den hals van Inès.) Ach! ongelukkige meisjes als wij zijn. Ines. Beide even zeer te beklagen! Isabelle. Gij trouwt Juan — vroeg of laat ■ maar ik mijn lieve nigt! maar ik - hoe ftout zijn die jonge Edellui! Ik beflierf het, als mijn Vader kon geloven, dat ik er hem vrijheid toe gegeven had ; hij had zig allereerst met zo veel zagtheid gedragen^ Ines. D a  5a be Landman, Rechter. I-ne s. . Zijn Oom heeft veel goed van hem gefproken; I s a b e i, l e. Ja! maar wat kwaad heeft hij ondertnsfchen daar niet gedaan. — Laten wij er niermeer van fpreken, waarde Ines! laten wij boven naar onze kamer gaan. Don Lope, {achter aan V toneel, zijn degenonder den arm.) Ik zal wachten, tot zij wech zijni, Ine s-. Niet om daar te rusten. Isabell'E; Ais het hart verliefd is, dan is het met dè rust* gedaan, (zij nemen het licht, dat nog overig was r en gaan.er mede naar de tuinkamer, alwaar men. een ogenblik ■ daar na licht ziet ) DERTIENDE TONEEL. Don Lope, Crespo*, (zij komen, door dóór dien het donker is, al rond tastende op het toneel?) D on Lope, (zijn bloten degen onder zijn arm.) De. deur is aan dezen kant. — Ik zal die fchelmcn neus en oren afhakken. Crespo, (met een rond/Jok.) Ik zal ze toedekken, dat zij 't heugen. Don Lope. Daar is hier iemand — wie daarf antwoord of ik Heek je over hoop. Creï-  Toneelspel, tweede Bedrite. 54 Crespo. Wé, daar is Don Lope! zagtjes wat — ak ben Crespo. Don Lope. Wat doe je hier op dit uur? Crespo. En wat doet gij hier? Don Lope. Verdoerad, om die buitenfporigen te flraflen. •Crespo. En ik ook. Don Lope. Dat is mijn zaak, en niet de uwe. Crespo Ik heb u gezegt, dat ik deed als een ander — maar er is geen Mufiek meer; zo dat, ga naar bed. Don Lope. Die vervloekte Canailles! — ach! ik Zil nooit flapen; — voorden fatan! ik wil alarm doen flaan om ze wech te jagen, Crespo. Wagt tot morgen ogtend. Don Lope Spreek me, voor den duivel' niet tegen. Ik : zeg je, dat ik om mijn been niet zou kunnen fhpen. Laat een van uw volk den Tambour WasrI.Uchouwen, dat bid ik u. T> 3 C re4-  54 . de Landman, Rechter. Crespo. Ze gaan er naar toe — maar laat mij mijn zooh nog een paar uren bij niij. Don Lope. Ocli hemel! zo lang als je wilt. Crespo, (met teder gevoeligheid.) Twee uren maar. — Ik behoef hein u niet aas te bevelen. Don Lope. Wees gerust, hij zal u binnen kort goede tijdingmelden.— Waarachtig, gij zijt het pronkjuweel •der menfehen — omhels mij. Crespo. Wij zijn van caerlei vormfcl herinner ij overal et; in alles, dat de goede Crespo tiw dienaar is. Don Lope. Ik zal indachtig zijn, dat hij mijn vriend is! kom brave en opregt eerlijke Crespo. (zij gaan heen) (geduurende het tusfeken Bedrijf hoort men de trom om het volk hij een te doen komen. Enige tijd daar na, faat men een marieh , die tekennen geeft het vertrek der troepen. liet geluid verminderd naar mate dat zij verouder field uwden zich te vcrwijdcrciu ) Einde van het twede Bedrijf, PER-  Toneelspel, derde Bedrijf. JS DERDE BEDRIJF. (liet is nacht geweest in het gantfchen tusfcheubcdrijf. Nu komt de dag langzaam aan. Rebolledo vertoont zig op den muur, enigen tijd na 'dat de tambour heeft opgehouden met /laan.), EERSTE TONEEL. Don Louis, Qbutten den muur?) Rebolledo, (op den muur met een grooten mantel.) Rebolledo, Wij hebben geen tijd te verliezen, Capitain'. daar komt de dag al aan. liet geen wij doen willen vereischt de zon niet. Don Louis, (sgter de muur.') Haast u met afklimmen , en kom mij de deur ■open doen. Rebolledo, (krabbelende tiaar den kant van den tuin») Mij haasten! ik verzoek van neen. Ik zal za 'ftilletjes gaan, als mogelijk is, tot ik op den grond ben, — daar ben ik 'er, (hij doet de deur open., hij bezigtigt de plaats : op .het ogenblik dat de Capitain gaat om binnen te komen , roept hij driftiglijk) ach! Mijn Heer! ik zie den ouden vriend komen, zijn zoon is er bij! — kom niet binnen! kom niet binnen! D 4 Don  de Landman, Rechter." Don Louis, (nog agter de muur.) En je zei, dat hij met mijn Oom vertrokken was, Rebolledo, heel fchielijk. ) Dat dagt Ik! - waarfchijnelijk vertrekt hij nu, de vader verzelt hem, neem de ladder wech, tot hij voorbij is. Verberg menfehen en paarden; ik zal gaan ftaan achter het latwerk , op levens gevaar — kom niet binnen voor dat ik, een fteen over de muur gooij - fchielijk: fchielijk! Don Louis. Maak ftaat op j2ne goede beloning. Rebolledo. Ga dan maar heen ga heen ! (hij doet de deur weder toe) De beloning zal haast verdiend zijn. (hij verbergt zig achter het latwerk.) TWEEDE TONEEL. Rebolledo, (verfchokn.) Crespo, Juan. Juan, (is gelaarsd , en heeft een cocarde op den hoed, een effen rok, en de degen in een bandelier•) Mijn waarde vader! laat ik haar vaarwel zeggen. Cre sp o. 7.o gij het begeert. Juan. Ik heb haar beloofd, jdat — En wat zou Inês denken, als ik mijn woord niet'hielt? Cres-  Toneelspel, derde Bedrijf. fj* Crespo. Gij hebt het belooft — laten wij haar roepen, ( (hij roept en klopt aan de deur van de tuitikai ww.) Ifabelle! Ines! komt beneden. > Isabelle, (door het venfler, zonder het open te doen.) Aanftonds, Vader! Crespo. Van alle de zegeningen, die mij de Hemel heeft t toegevoegt, —- zijt gij de dierbaarfte voor mijn 1 hart; gij verlaat mij, mijn kind! — (met fmarte) e als ik des avonds te huis kom, — dan zal ik imijn waarden juan niet meer vinden. Juan. Mijn waarde Vader! gij houdt mijn zuster en llnès nog bij u... gij zult zamen nu en dan van iiinij fpreken. DERDE TONEEL. Isabelle, Ines, Crespo, Juan, Rebolledo, Crespo, (zig bedwingende om zijn droefheid te verbergen.) Ifabelle ! Inès 1 zegt nu vaarwel aan Juan. Isabelle, (zig om zijn hals werpende.) Gij verlaat ons dan, broeder! —— nu is het raiet onze vreugde gedaan. D 5 Ines,  £t de Landman, Rechteiuj, Ines, (hem de hand op een kwijnende ■wijze gevende.') Gij vertrekt dan! — Qzij omringen hem a/Je, Juan heeft de tranen in de ogen, er is een ogenMik fti/ts) Juan, (droevig, tusfchen de twee Vrouwen.) Ach: mijn Vader,' Crespo. Gij hebt het begeert, — Ik wist wel dat dit Ogenblik vreeslijk zijn zoude, (ter zijde) Laat ik mijne krachten zien weder te krijgen, (overluid, en op een zeer bemoedigden toon?) mijn Zoon! uw Vader heeft gene beftelling meer over u, Don Lope heeft u twee uren vergunt, die zijn nu voorbij Uw nieuwe ftaat verpligt ene zorgelijke naauwkcurigheid, ga weder bij uw Generaal. Ines en Isabelle, (hem de hand gevende.) Kunnen wij hem zo laten gaan. Crespo, [zig in het midden ft ellende.') Ach! kinderen" heb ik hem niet bemind even •als gij.... Vroeg of laat zal hij ons deze opoffering vergelden. Juan. Buiten twijffel! zeker, mijn waarde Vader! Cr.espo, (hem in zijne armen drukkende.) Hoor eens naar mij, Juan! hoor mij. {Ifabelle tn In'es fchreien.' Schreit niet, kinderen! en Iaat 3iem toe mij aan te horen. Mijn zoon! om uw gedrag wel aanteftellen, zo prent in uw hart, het geen  Toneelspel, derde Bedrijf. Jjh . geen ik u. ga. zeggen. Gij zijt óorfpronkelijk uit een zuiver bloed, zo zuiver als de zon, maar gij zijt van een burger afkomst. Dit hou ik u voor ogen, op. dat gij nog trotsch noch laag zoudt zijn. Wanhoop nooit om tot een zekeren verheven ftand te geraken, maar zijt nederig; men vindt zig altijd er wel bij, als men zedig en ne^ derig is. Wees niet gierig, maar ook niet overdadig; het geen men verkwist is verloren, en het geen men uitfpaart, het eerst uitgewonnen. Zonder alles toeteflemmen, moet gij echter niemand tegeniprekcn, men maakt zig daar vijanden door. Wees zagtzinnig, weilevend, en gedienftig, dus doende maakt men zig bemind, al het goud der Indien kan niet opwegen tegen het genoegen van door een ieder bémint te wezen. Vecht nooit dan om een regtvaardige zaak. Denk dat Inês de vrouw is, die gij verkozen hebt, en welke ik u toegedagt heb. {hij legt hunne handen in een') Laat zij nooit iets van u horen, dat haar leed kan doen. Wees met andere vrouwen ingetogen, maas niet lomp.; geestig maar niet liefkozend; fprjek nooit tot nadeel van een van haar, de afctöSzeifs verdiendt onze' imchikkeüjkheid, want zonder haar zouden wij niet in de wacreld zijn. Zie daar vier honden ducatcn, waar mede ik mijn les befluit. Denk aan alles wat ik u gezegt heb. Kweek.de Yïiendfchap van Don Louis aan , en vergeet uw Va-  -1» ve Landman, Rechter. 'Vader nooit. Vaarwel! mijn kind. (hij omhekt hem,') Isabelle, Ines. Mijn lieve broeder! mijn 'waarde Juan! (zij om. heizen Juan voor het laatst tederlijk.) Crespo, 'zagtjes tegen zijn Zoon? Houdt u moedig, Juan! houdt u fterk; de teergevoeligheid (laat haar zeer wel, maar de kloekmoedigheid ftaat ons nog beter. Juan. Ik begrijp u — Ik vertrek Vader. Crespo, (vuuriglijk, de deur openende.) . Dat is de naaste weg; uw paerd ftaat gereed aan de poort van de ft ad, Juan (verhergt zijn aangezigt met zijne kanden , als -of hij niet durft zien het geen om hem is, hij gaat fchielijk uit, na veel moeite op zig zeiven gedaan te hebben.) .Vaartwel! — vaartwel! {Crespo doet de deur Weder toe.) VIERDE TONEE L.-* Crespo, Isabelle, Ines, Rebolledo. iverfcholen) (de Vrouwen blijven elkander omhelzen, en zijn.ontroostelijk.) Crespo. ^Hijn fieve Ifabelle, gij behoudt uwen Vader' — gij "zijt mij nog overig, mijne waarde kinderen] gaat  Toneelspel, derde Bedrijf. 6t s gaat weder naar boven, in uw kamer, en latera \wij onze fmarten niet verzwaren, (zij gaan naaf ,de tuinkamer) Ik dagt dat ik fterker van geesi 1 was.. — Nu kan ik gerust fclireïen. Vloei Hamlij ne tranen! vloei- — verligt mijn bcnaauwd hart. IHemeP vergun mij nog tieu jaren levens om oog-' : getuigen te zijn van den welvaart van mijn Zoon, i vergun- mij die! — en dat ik daarna fterve. Ik t draag hem aan u op, 6 mijn Opper-Heer! hij bei mint de de'ugd; laat uw oog hem Iteeds vergezell len. (hij gaat hestr.) . 1 Rebolledo, (van achter hei latwerk komende-.J Ik mag een fchurk zijn — zo zij mijn hart niet 1 bewogen hebben — zo hartstogtelijk als die r*uï ■ ; zijn. .— K-om' kom! geen zwakheid; — Er isii 1 hier van daag heel wat anders te doen. (hij ziet I i naar dien kant, daar Crespo uitgegaan is) De I - oude man gaat binnen — goed! —- hij is toeftI ver van hier, hij zal' ons niet horen kunnen. ■— En wij zulien haar wel beletten te fchreeuweir — : laat ik den Capitain waarfchouwen. (hij gooit een- fleen aan de andere zijde van den muur, en gaaP is deur openen.) VIJF*  6& de Landman, Rechter, V IJ F D E TONEEL. {Men blijft zagtjes fpreken; het wordt -wat meer dag.) Rebolledo, Don Louis (met een Mantel om.) Don Louis, (binnen komende.) De Zoon verwijdert zig met grote fchreden. Rebolledo. Ze veel te beter! het is altijd goed, wanneer men de zusters vervoeren wil, dat de broeders niet te huis zijn. Don Louis. Ons volk is hier digt bij, mijn paerd is gereed — gaan wij naar onze fchone toe. Rebolledo, ;hem flerk aanziende.) Zijt gij in ftaat, mijn Heer! om een goeden raad aan te horen? Don Louis. Zo Ifabelle daar door één minuut eerder in mijn magt komt, dan hoor ik er na — maar anders niet. Rebolledo. De toorn en de liefde zijn grote vijanden vaa de reden. Don Louis. Van de reden.' ik bezit die meêr dan gij wel denkt; ik ben in ftaat om haar te trouwen; niets is zo redelijk — al was zij ia het midden van het  Toneelspel, derde Bedrijf. 4Jt , het vuur, ik zou er haar uithalen. — Mijn bloed i kookt van ongeduld — kom. aan. Rebolledo Nog één woord eer wij beginnen —- en denk ter aan. De bijeenkomst is onder aan den voet ;yan den berg, lings af — waar denkje haar dan ;te brc igen? Don Louis, (uitgelaten.') Dat weet ik niet; — aan 't einde van de waereld I als het wezen moet; in een woeftijn zou ik zelf* iHieer dan gelukkig met haar zijn..... Rebolledo. ' Maar wat zal uw Oom denken, als hij u van I.dezen avond niet ziet? Don Louis. Je kunt zeggen, dat ik gebleven, ben, uit onv \gefteldheid — dat mijn paerd de poot gebroken' i.heeft, — daar zijn voorwendfels genoeg. — Ik 1 fta voor alles in, en boven dien gehoorzaam mij ;;maar; je bent immers mijn Sergeant? Rebolledo, (vast bepaald.) Zekerlijk de fubordmatie — ho! Ik zeg niet» jmeèr. Laat het gaan zo het wil, (hij doet even i de deur open, en zegt aan de gene die buiten itzijn) bezet dezen doorgang; en kom hier op het 1 minde gerugt (tegen Don Louis) Van wat kanc z;zullen wij den aanval doen? Don Louis. Laten wij de deur zien open te lopen.  i(f de Landman, Rechter. Rebolledo. Neen! — Ik weet een heter middel, er zou l anders geen einde aan zijn, — de kortfk weg is i de beste. — Van den muur kunnen wij op het Balcon komen, — Ik zal daar op klimmen, ~» , en gij, plaatst u hier. — Geen genade! vooral dat hier komt. (hij klimt op den muur.) Don Louis. Ik zal haar dan wel haast bezitten!.... het hart klopt mij op ene ongewone wijze. Rebolledo, (op den muur, met één been op het Balcon? . Daar ftaa ik nu op de halve maan. (hij ziet door de jaloufie heen) — zij zijn daar! — 'T is of zij elkander beklagen. Dit is nu een gevaarlijk tijdftip, pas op: moet ik de jaloufie infhoten? Don Louis. . Stoot in maar! ach, wat talmje, Rebolledo, (floot de jaloufie in, en opent • het venfler,) Je bent gehoorzaamd, men ziet de twee meisjes, die verfchrikt zijn; en fchreuwende vlugten.) Zij willen naar beneden wech komen... houdt ze vast als zij uit de deur gaan (tegen die buiten zijn'' komt lolletjes binnen; brengt het paerd hier naar toe. men heeft de Meisjes onophoudelijk horen fchreeuwen, zij doen de deur open.) ZES.  Toneelspel, derde Bedrijf. €$ ZESDE TONEEL. Devorigen, Isabelle, Ines, (fchreuwende) Ines. Oom! Oom! help! help' wij zijn ongelukkig! (zij lopen het Toneel over in de grootfte wanorde ; van dat ogenblik tot aan het uiteinde van het Toneel is alles in oproer ; het geen niet wel te befchrijven is , en door de verbeeldlngskragt moet. worden begrepen. Zes kaerels zijn binnen gekomen.) Isabelle, (wanhopig tnsfchen de Soldaten?) Zal er dan iemand twee jonge meisjes helpen-, die men geweld wil aandoen! (zijfaan van haar af, en lopen lings heen.) Rebolledo, (afkomende?) Houdtze vast, bele£ dan dat zij naar het huis toe gaan. Don Louis, (haar grijpende.) Vrees niet, Ifabelle! volg mij. — Isabelle. Ach ! hemel! verrader, vermoordt mij liever. — Don Louis. Er zal u niets kwaads gebeuren. — Ik zweer u voor den Hemel!... REffO lled o. Gij verfpilt uw tijd, Mijn Heer de Officier! te paerd ! te paerd ! (vier man en Rebolledo voeren E Ifn-  66- de Landman, Rechter. Ifabelle wech, en gaan door het kleine deurtje; haar gefchrecuw verdubbeld.} Isabelle, Q.veeh gevoerd.) Mijn Vader! mijn Vader! {Don Louis volgt haar) Ines, (haar Killende volgen.) Mijn lieve Nigt! — mijn lieve Nigt! — (zij Wweert zig tegens. de overgeblevene Soldaten, die haar willen tegenhouden) Ach! lafhartige fchelmeu zijt. gij fterk genoeg ir.et u allen om tegen ene Vrouw te vegten, — help! moord! moord'. Rebolledo, (terug komende, meteen verzekerden toon.) Steek hsar toch maar een neusdoek iS den mond. (menfieekt haar een neusdoek in den mond; zij blijft fclireuwen, zo veel zij kan.) ZEVENDE TONEEL. Rebolledo, Ines, Crespo, (half ge Idee d.~) . Crespo. Grote Hemelr wat zie ik? — Gij mishandelt mijn Nicht, eerloze fchepzels! (hij ontweldigt den degen van een foldaat Ms is vrij, hij zegt haar') ga voord na huls en roep al 't volk hier. Ines, (wan'wjdg uitfehreuwende.') Zij hebben mijn Nigt vervoerd , mijn waarde-Oom ! zij hebben haar vervoerd. Crespo, (met de fèhreeüw der wanhoop.) Wagt zegt gij? — mijn dogter is vervoerdt — mijn  Toneelspel, derde Bedrijf. 67 mijn dochter! — 6 wanfchepfels! ftort nu vrij al mijn bloed, (hijvecht zoo veel hij kan, Ines vliegt , heen om, hulp) ó Moordenaars! waar is zij? — I beneem mij dan ook maar het leven. Rebolledo, (hem ontwapenende? Ben je gek, dat je denkt ons weérftaud te kunnen I bieden?— wij zoeken uw leven niet, ouwe vriend! ■ wij willen uwe dögter hebben, en die hebben wij, c dat is 't hele geval. Crespo, 'vast gehouden door de foldaten.) Neen! _ zo mijn dogtcr wech is — dood mij ■ — dood mij dan ! uit medelijden — Rebolledo, (neemt de fteutel en /leekt dien aan den anderen kant van den deur.) Wij willen u niet doden, zeg ik je — wij laten u : zelfs, wat meer is, uwe nicht, wij zijn niet kwaadi aartig, wij. (defoldaten, die Crespo vast hielden, 1' laten hem nu vrijen gaan zeer fchielijk de deur uit, ï welke men op het nachtpot hoort puilen aan de ft raat 1 kant; echter heeft Crespo,vrij zijnde een ftoel opge! nomen, die hij hun, op het zelve egenblik , dat zij, i uit gaan, naar het hoofd werpt.) AGTSTE TONEEL. Crespo, (alleen, razend van gramfchapi) Ach! ongelukkige!... ongelukkige!. ..mijnekrach- , 1 ten begeven mij... 6 woede' ó razernij'., zij fluii ten mij op... en ik leef, ik haal nog adem. Neen! E 2  öS' de Landman, Rechter. mijne ziel heeft mij begeven, (de [nikken verfinprefirhem, en doen alleen enige afcebroke fchreuwen horen) mijn dochter!... mijn dochter'... mijn lieve kind !... (hij is als ijlend, en gaai naar het venflervan de Tuinkamer.) Ifabelle! Ifabelle!... Zij ïs er niet... die wreedaarrs... die beulen! — hebben haar wechgevoerd... waar is zij?... Ach! waar is- zi:? (hij waggelt) 6 machteloze ouderdom... gij bedriegt mij... dat ik toch fterve, ó dat ik fterve,. als ik'mijn kind nierweêr heb... Ach! Hemel.'. . aeli Hemel 1... (hij /laat neer op den. grond zondïr enig gevoel? NEGENDE TONEEL. Crespo,.Ines, (komt aanlopen met e enige Boeren knegts. Crespo ligt uiige-ftrekt op den grond, midden ophet Toneel*) Ines. Kómt fchielijk!... kom fchielijk! (zij ziet haar Oom op den grond liggen, en zegt met een vreeslijk, gefchreeuw) ach! mijn Oom is dood! de b oer'en-knegts , (rondom Crespo met de tranen in hun ogen.) Hij ïs dood!... hij is dood! (Crespo doet de ogen open;) Ines, 'werpt zig om den hals van haar Oom,\ Mijn Oom.'.,, mijn waarde Oom-.'... ach.' hij. leeft.,-  toneelspel, derde bedrijf. &t} leeft, hij opent zijne ogen. (men neemt hem op, en zet hem op een ftoel.) Crespo, (hij zig zeiven komende als ijlende. "\ Waar zijn zij ... waar zijnzij!... , hij ziet Ines aan met verwilderde ogen?) ach! zijt gij daar-, mijn kind?... zij hebben u dan van uwen Vader niet ontvoert:!... Gij zijt het mijn Ifabelle? Ines. Mijn Oom!., mijn waarde Oom'.. Ik-ben het.. Inês is het. Cr espo, (uitbarflep.de i;i tranen.) 'T is Inès... 't is mijn nigt... Wel nu Inés?... zij hebben uwe 'nicht wechgevoerd... zij hebben haar wechgevoerd... die fcbelmen'1 hebt gij ze gezien? waar zijn zij doorgetrokken?... ja ik herken u wel.,, maar zij is dan mét hun.! TIENDE TONEEL. De vorigen, de Griffier, vele gewapende B oer ek. be Griffier, (zeer fchielijk.') Burger Pedro: Burger Pedro!... men benoemtb iot Alcade. Crespo, (geeft een fchreeuw van blijdfehap.) Alcade! ö Goddelijke wraak, gij verlaat nimmer den onfchuldigent>. loopt die verraders achter na!., .bet zijn foldatcn. E £ BE  7& de Landman, Réchter. de Griffier. Ik kwam u dit zeggen om er u geluk mede te Wenfchen. Zij zijn reeds aangehouden, en naar het itadhuis gebragt. De Capitain is zwaar gewond ; door wien is onbekend... Er wordt gefproken van ene fehaklng , er moet onderzoek gedaan worden daar hebt gij. omlfonciigheden; die regt gefchikt zijn om uw ambt mede te beginnen, Burger Pedro 1 en morgen of overmorgen word de Vergadering der Reprsefentanten van de Natie hier gehouden. Van dat ik Griffier geworden ben , heb ik geen fchoner tijdflip, dan dit beleeft! Crespo, (vuriglijk.) ó Voorzienigheid1... gij hebt mijn ongeluk in ontferming aangezien... befeherm mijn dogter!... zij is uit de handen van hare rovers .. Ik b'egïa weder te leven... Ik riep om wraak, en gij bezorgt mij die... die wreedaarts ! dat zij in pijnigingen omkomen, (bij zig zeiven komende.) Wat zegt gij daar, Crespo?... uw verftand is bedwelmd... Bedenkt u zelve, gij zijt nu Regter, en gij moet geen bijzondere haat in aanmerking nemen. Het zijn alleen de wetten, die uw rigt'fhoer moeten zijn, al moest gij nog meer uitftaan. (tegen den Griffier') Houdt de gevangenen wel in verzekering, roept de getuigen in, ik zal u volgen. de Griffier. Ik zal een begin met de zaak maken, en het verboor aanzeggen. Cres-  Toneelspel, derde Bedrijf. 71 Crespo, henen gaande.") Waak over mijn zwak begrip... en de leidingen ▼an mijn hart. ó Ilemclfehc Gcrcgtigheid! beftuur d;t regt, het welk ik aan anderen moet doen wedervaren ! Einde van het derde Bedrijf. VIERDE B E D R IJ F. (Hei Toneel verbeeldt een grote Zaal van het Stadhuis; op den voorgrond van het toneel is ene tafel, en verfcheide ftoelen flaan hier en ■ daar-. ~Dc.Grijper komt binnen met papieren in de hand, échter hem is eene hoop gewapende Burgers en boeren^ welke Rebolledo, die veel geweld maakt, geleiden?) EERSTE TONEEL. De Griffier, Redollf.^o, Gewapende Burgers en Boeren. de Griffier, (jut zig aan tafel, waarop hij papieren legt. En zegt' deftiglijk met eene hea/ing van gezag.) Uit den naam en van wegen den Staat, cn den Alcade, zijt gehoorzaam. Rebolledo. Ik Hoor mij anders heel veel aan den Alcacle-! ik. E 4 BE  72 de Landman, Rechter. de Griffier. Heb eerbied voor den Regter. — Onbefchaamdct Rebolledo. Heb eerbied voor den degen —> Gij! de Griffier, (altijd even deftiglijk.') Eerbied — Wij zullen die hebben — (togen de Wacht) vr.t dien kaerel aan, zeer eerhiediglijk. Bindt hem op dezen ftoel met fterke Icjro riemen, zeer eerbiedigüjk; hangt hem twintig pond gewigt aan ieder been , zeer eerbieuiglijk ; en dan zullen wij hem ondervragen, en zien, of wij hem zullen doen ophangen, zo eerbiedigüjk, als immers mogelijk is. Rebolledo, (driftiglijk.) Maar hoor eens,! alle gekheid op een ftokje. Hangen niet, voor den duivel: daar ben ik tegen. Als je mij voor getuigen van noden hebt, zal ik het zijn als een ander; kom aan.' (hij vil vlugten, maar wordt vast gehouden,) de Griffier, {altijd even deftig) Gantsch niet , mijn [leer de Soldaat! dit zou niet overcenkomffig het regtsgeding zijn , de andere zijn getuigen en zijn vrij. Hier zijn hunne, verklaringen. Gij zijt aangeklaagd en gevat. Rebolledo, (moetjelijk.) Gevat? — wat drommel! ik ben getuigen, zeg ik je. Zo er iemand u zeggen kan, hoe het geval zig heeft toegedragen, ben ik het.  Toneelspel, vierde Bedrijf. 73 de Griffier. Gij zult liet zeggen, zo dra er niet meer dan uwe cïge bekentenisfe van noden is om het vonnis te veL, ten. Rebolled o. Wel ! dat is ecu geweld! en dat om een avond Mufiëk. — Gij zijt dan geen liefhebbers van de Muftékl de Griffier, 'fchrijvendei) Maak jij maar grappen ... Maak jij maar grappen!... het komt hier wel te pas van een avond Mufiek te fpreken.' —■ Wij zullen u aanftonds wel doen zingen, Rebolledo. Dat al de duivels uit de Hel je halen! Uit welken hoofde hou je mij vast? Ik .zal mij aan den Generaal beklagen. De Griffier. Ik geloof eer, dat je u hier namaals er over beklagen kunt. Rebolledo, (geweld makende,,) Vervloekte papierkladder! Wat heb ik met uw regtsgeding te doen. De Griffier. St!... St!... dat zijn flegte redenen. Ondêrwerp u. ( men omfingelt Rebolledo. ) Rebolledo, (hen met woede aanziende.) Ach! fatans kinderen!... Zulke fchelmen , die nog geen geweer overhalen kunnen, die zullen E 5 mij  74 be Landman, Rechter.; mij wetten ftellen! (hij neemt een ftoel op") Ik wil je lui vergruizen. De Griffier, (zig agter cle tafel ftellende.~) Bedwingt hem •—■ pakt hem van achteren aan» (men vat Rebolledo van alle kanten aan.") Rebolled o. Van achteren — ach! vervloekte Griffier! kom nader dan, gij duivels dienaar! kom nader dan. (hij ftaat van alle kanten van zig af.) De Griffier, op een verzekerden toon, naderende.*) Schiet hem door én door, zo hij zig verroert, (men houdt drie geweren-op zijn borst; hij blijft onbeweeglijk.) gij zijt weêrfpannig, gij zult dan £ien — Maak hem vast op dien ftoel, handen en voeten gebonden, 'men bindt hem op den ftoel, zittende, de handen achter op den rug. \ Rebolledo, (fchreuwende uit al zijn macht.) Drie dubbelde fatans kinderen! Rebolledo te binden! — Ik wil mijn Officier fpreken! — Ik Wil mijn Officier fpreken! De Griffier. Uw Officier'. — hier is hij. (Don Louis komt èinnen, verzeld met vier man, gewapend.) TWEE-  Toneelspel» vierde Bedrijf. 75 TWEEDE TONEEL. De Griffier, Don Louis, (de arm in een band dragende') Rebolledo, gewapende Burgers en Boeren. Mijn Capitain'. hak die fchurken eens neus eft oren af. —— Zie, hoe zij mij behandelen, (hij fpringt op met ftoel en al, en wordt vastgehouden.-) Don Louis. Je ziet, dat ik gewond ben. (Jegens den Griffier?) Mijn fleer.' dat is niet wel gedaan. De Griffier, (ftaande, met de papieren in de hand.) Waar beklaagd gij U-over, mijn Heer! heeft meu U niet gegeven, dat U toekomt? D on L ouis. Ja wel, mijn Heer! Maar mijn Sergeant? De Griffier. Uw Sergeant is beestachtig, en men heeft hem op dien voet ook. behandeld. Men is verfehuidigt regt te doen aan alle menfehen, maar het regt is aan niemand iets verfchuidigt. Re :;olledo. Zie dien fchoeijen! hoe hij tegen O fpreekt. Don Louis. Ik heb je maar één woord te zeggen. Zo wij van dit alles gene voldoening krijgen, ftaat deze plaats  75 de Landman, Rechter. plaats in twee uren in vuur en vlam; mijn ooisi is reeds gewaarfchouwd. De Griffier, (edel-sartig) Eén woord op mijn beurt. — Sta mij toe-, ora het belang dat ik in u neem, dat ik u ohderrichie, wat ecu Alcade is. Mot een wit ftokje in de hand, kan liij, door één taken t? geven al de Burgers tegen u in de wapenen doen komen; en door een ander teken, is hij in ftaat het hevigfte oproer te doen bedaren. Bedenk dit wel, mijn Heer! in de antwoorden, die gij hem geven zult; en zie mij alleen als uwen dienaar aan. {tegen de vacht.) Gaat gijlieden achterwaards, en verliest hen niet uit het oog. :hij gaat heen.) DERDE TONEEL. Don Louis, Rebolledo, (gebonden.) De Wacht, achter af. ) Rebolledo. En hij laat mij niet .los maken! — Mijn waarf Capitain'! Neem niet kwalijk, dat ik niet op en Ha. Ik geloof haast, dat dit gek aflopen zal — de Alcade is juist de Vader van Ifabelle Don Louis, (verbaasd.) ó Hemel! ^met belat-g-netning.) en waar is zij gebleven? REBOLLEriO. Zij wordt hier gebragt met Je getuigen. Don  Toneelspel, vierde Bedrijf. Don Louis, (zittende met de elleboag op tafel.-) Alles wordt bij een gebragt om ons zeer fchuldig te doen voorkomen. Heb o l led o; Daar behoeven zij niet veel moeite toe te doen, em je de waarheid te zeggen, mijn Heer! Don Louis, \ hem wijzende., dat men acht op hun fiaat.) Zwijg dan — zwijg dan toch. Rebolledo-, 'halver flem.) Die vervloekte broer is daar mal van pas geko-men. Hij is ook aangehouden, en hier gebragt. Don Louis, (met opregtheid.) Hij is in de daad een brave jongen! — Ik misprijs hem niet, ik zou het zelve in zijne plaats gedaan hebben. Ik kan aan niemand, dan aan mijn noodlot de fchuld geven. Rebolledo» En hoe is het met uw wond'? DonLouts, (zugtende, mét gsmcciïsbt*weging.) Het is maar in het vleèsch — de wond, die zijne zuster mij heeft toegebragt, is vrij gevaarlijker. Rebolledo. Ei! denk aan gene wisje wasjes meer. — Voor let overige, zo ik niet anders kan, moet mijn Of  y$ »e Landman, Rechter. Officier niet kwalijk nemen, dat ik alles op zijn rekening (lel.... Gij kunt er u wel uit redden. Don Louis, (op ene onverfehillige wijze.) Doe zo gij wilt. , met nagedachte) Mar.r wees niet bekommerd, wij kunnen niet geoordeeld worden, dan door den Krijgsraad. VIERDE TONEEL. De vorigen, De Griffier. De Griffier. Hier is de Alcade die een aanvang met liet verhoor zal maken, mijn Heer! men zai met u beginnen (hij komt bij Rebolledo, en hem vlak in V aangezigt ziende zegt hij op een ftrajfen toon) — een zeer flegte zaak! Rebolledo, (op de zelve wijs het herhalende.)Een flegte zaak! — ho! ho! VIJFDE TONEEL. De vorigen, Crespo, (gekleed als Alcade.) Crespo, (hij ziet Don Louis met enige driftige aandoening aan, doch bedwingt zig; deze gemoedsbeweging behoort wel uitgedrukt te worden; vervolgens keert hij zig tot Rebolledo, en zegt tegen den Griffier.) Waarom heeft men dien man gebonden? se  Toneelspel, vierde Bedrijf. ff De Griffier. Om dat hij den beest fpeelde. Crespo. Maakt hem los; laten wij de wet op zijn flrengst 1 voigen , maar daar niets bijvoegen (tegen Don 1/Louis) mijn Heer! geef mij uw degen. Don L o ü i s. Aan «? — mijn degen! Crespn, (op een koele en henfche wijze.") Een gevange heeft er geen nodig. ; men neemt\l:heiu zijn degen af) ga heen, mijn Heer! tot dac lik u laat waarfchouwen (tegen de wacht.) Be I t.toont aan mijn Heer door uwe zorg dat gij niet loongevoelig zijt aan de omilandigheden, waarin hij I zzich bevindt. Don Louis, (heen gaande met de wacht?) Gijlieden zijt de fterkftcn! — Gij doet het ook I uwel gevoelen. ZESDE TONEEL. Crespo, de Griffier, Rebolledo. Crespo, (tegen Rebolledo?) Gij! draag zorg van de waarheid niet te verIbcrgen. (tegen den Griffier die aan de tafel zit) 1 Houdt aantekening van zijne verklaring. Rebolledo, 'ter zijde.) Ik weet niet op welke wijs te antwoorden. [[overluid) Ik zal alles zeggen dat uiet tot mijn nnadeel kan zijn, dat beloof ik u. Cre »f  SO; be Landman, Rechter. - Crespo. Hebt gij Don Louis behulpzaam geweest in een aanflag tegen een jong meisje in het huis van haar Vader? — Rebolledo. Dat is buiten onze afïpraak! — zet dat vraagftuk ter zijde. Crespo. Zult gij antwoorden? — hebt gij hem geholpen? -— hoe fterk waart gij lieden? —■ {ftilte) wel nu? 1 * Rebolledo. Laat ik mij toch eens bedenken, wat ik je moet antwoorden ; dit vereischtwel enige nadenking , —> maar je vraagt mij eigenlijk het geen je zo wel weet als ik. Crespo. Tot hier toe weet ik het niet. — Bekent gij de daad zelve? Rebolledo. Ja! onder ons gezeit; maar laat er buiten af dan ook niet van gefproken worden. Crespo. Welk was het voornemen van pon Louis, na zulk een geweldige onderneming? Rebolled o. Hij heeft er mij iets van gezeit — maar ik herinner 't mij niet meer. — Ik verlies dikwils mijn geheugen als ik niet gegeten heb, Cres.  r Cr.es- ToNEELSPEL, VIERDE BEDRIJF. tK Crespo. Tragt het weer te vinden. Rebolledo. Jtk heb het bij 't Regiment gelaten. Crespo. Ongelukkige fpotter!... Je weet niet, dat het leven van uw Capitain en het uwe gevaar loopt. Rebolledo, (ter zijde.) Waaragtig! nu, weet ik geen middel meer om er af te komen. Ik zal 't op Don Louis zijn rekening zetten (overluid.) Waarom wilt gij mij in die zaak betrekken ? wel nu ! Ja mijn Capitain heeft uw dogter vervoert; hij heeft mij gecommandeert; ik ben Sergeant, ik moet blindelings gehoorzamen. Crespo. Dat is zo, voor zo veel den dienst betreft. Rebolledo. Vermids hij 't mij bevolen heeft behoort het tot ( den dienst, het ftaat aan mij niet om dat zo uit t te pluizen. Crespo. Je had hem ten minften kunnen voorhouden — Rebolledo. Ja wel! hem voorhouden ! aan een man die de lihete koorts heeft; waarom is uw dogter ook zo lilief? zij heeft hem in een fraaien ftaat gebragt; vvraag 't hem maar.  $3- de Landman, Rechtere Crespo. Gij hebt niettemin u medepligtig gemaakt aaneen doodftraffelijke misdaad. REBOLLED Oi En waarom wilt gij- mij voor altoos ongelukkig maken? mij' vraag ik u nog eens; gij lijkt zoo'n braaf man te zijn ! ik had u kunnen vermoorden, en dat heb ik niet gedaan ; gij dient mij zulks teerkennen; ftel u in mijn plaats: mijn Officier is razende gek van verliefdheid, hij bedient zig van mijne hulp-, hij is müdadig als een Vorst; dat hijeen wild (tukje begaan heeft dat kan zijn, maar hij is door en door eerlijk ; in tegenwoordigheid van uwe dogter was hij onderdanig als een kind; laat zij fpreken moet men zig aan haar voeten werpen men zal het doen; maar help mij van de zaak af-, het zou ook hard zijn geftraft te worden om dat men de waarheid gefproken had , daar ik ondertusfchen zeer wel betaald zou geweest zijnvoor het liegeu. Crespo,- (tegen den Griffier,.) Teken aan het geen hij bekend heeft, (tegen Rebolledo.) 't is altijd voordelig zig als een eerlijkman te gedragen-; wees ondertusfchen geruster. Rebolledo» Teken aan! dat ik gehoorzaamd heb uit fuiordi*tiatie dat bid ik. u! C r.e s~  V Toneelspel, vierde Bedrijf. -Sj C re s p o. Dat's wel! dat*s wel! (tegen de wagt) breng hem weêr wech. Rebolledo. Mijn Heer de Alcade' houdt gij mij nog gevangen ? Crespo. Ja, tot dat de Generaal komt. Rebolledo. Maar hoor dan ! ik heb je gezegt dat ik nog niets gegeten had: je hebt gemaakt dat ik honger gekregen heb; zo je wilde belasten — Crespo, (tegen de wagt.) Laat hem nergens gebrek aan lijden. Rebolledo. Dat's wel! dat's kostelijk! — 't is maar om dat een verhoor geen maaltijd is. (hij gaat heen met de wagt, zeggende) 't is onmogelijk het tegen dien inan uittehouden — 't is onmogelyk! ZEVENDE TONEEL. Crespo, de Griffier. de Griffier. Deze zaak is afgelopen , er blijft overig het 1 verhoor van dert Capitain , en de ondertekening' ' van uw dogter. Crespo. Zendt haar mij, bid ik u. (de Griffier gaat heen?) AGT; F 2  ?4 »e Landman, Rechter. AGTSTE TONEEL. Crespo, (alleen.*) ól Zwaare en moeielijke bediening van een Rég"« ter, wanneer hij te gelijk vader en mensch is! — Ik heb met genoegen vernomen het geen die Sergeant mij. van zijn Officier gezegt heeft; Don Louis heeft mogelijk een goede imborst , maar de driften — de driften I — Onredelijke en wrede ouders.' uwe onachtzaamheid bederft dikwils het inwendig goed beftaan van een jong mensch , om dat gij hem niet te hulp komt tegen zijn eigen zeiven. Hij was eerlijk, en deugdzaam, het kwaad voorbeeld van anderen doet hem dwalen, het vergift der ondeugd bederft zijn hart, en hij fterft eindelijk, verfoeid, door de maatfehappij, welke hij in wanorde gebragt.heeft , om dat gij hem overgelaten hebt aan dolle driften, die zijn verderf verhaast hebben, ó Mijn Zoon! uw gedrag is goed , ik keur het goed, maar ik ben genoodzaakt om u aan de wet over te laten , de Regter kan tot uw voordeel niets doen — daar is mijn dochter. NEGENDE TONEEL. Crespo, Isabelle. Isabelle, (wanhopig bedroefd?) Ach ! mijn Vader, ik zal het bederven eer deze zaak tot een einde komt — ik zal het bederven/ CRESr-  Toneelspel, vierde Bedrijf. Jfc Crespo. Schep moed, mijn dogter! — mijn waarde dogter — deze naam, die mij gisteren nog zo aangenaam was, fhiit mij op dezen dag het hart toe, als ik die noem. Isabelle, Mijn Vader! Ik ben u altoos waardig — mijne imarten hebben niets te beduiden maar die welke ik u veroorzaak! Crespo. Zet mijn vaderlijke gramfchap niet aan. Ik ben uw Regter. Ifabelle! Gij moogt vrij fchreien, maar ik, getrouw en vreeslijk werktuig der wetten — het past mij niet tranen te (lonen. (hij laat haar papieren zien) Vertroost u als gij de voldoening ziet, welke u het regt belooft en 't welk ons een geoorloofde wraak verfchaft over de aanflagen der boze menfchen. Onderteken dit verzoekfchrift, mijn dogter! Isabelle. Wat belooft mij dat regt, waar van gij fpreekt, Vader? Crespo, (op een ftrengen toon.) De Jood van den fchuldigen! Isabelle, (zidderende.) De dood van Don Louis! — Crespo. Ja! al de verklaringen leiden daartoe; en den F 3 He-  Pö* BE Landman, Rechter. Hemel weet dat ik die niet verzwaart heb, teken kind! Isabelle, (bevende?) Moet het Voltrekt zo zijn, Vader? Crespo. Deze daad is fmartelijk voor u, edelmoedig meisje' — maar zo gij niet gewroken zijt — gij zijt daarom niet minder deugdfiiam, cn echter is door een onregtmatig vooroordeel, uw Broeder, en alles dat u raakt en naast beflaat, bedekt met fchsnde;-van ouder tot ouder is euwen lang geen de minfle vlek op ons geflagt gebragt geweest, en deze alle verdwijnen voor ons door ene onvoorzigtige daad van een ftout jong mensch — neem de uen, Ifabelle! Isabelle, (Met een klagende flem.) Geef ze; (zij tekent) het is getekent, Vader! (zij valt bijna fiaamv in de armen van Crespo.) Crespo. Gij bevindt u niet wel! ... wie brengt u in dien flar.t?,.. zeg het mij:..-. Isabelle, ' flerk fchreiende.) Ach Vadef' mijn zwakheid is groot — ik wil nerven voor uwe voeten; maar ik wil niets verbergen, voor u — dat Ongelukkig meisje, die de dood eischt van een fchaker. — (zij juikt.) Crespo, " Eindig; *«r ' Isa  Toneelspel,'vierde Bedrijf. 87 Isabelle. Zij is veel misdadiger tegen u dan hij; één enkel woord zal mij uwe liefde ontnemen, — ach — Hemel! ■— (met een zeer flaaitwe ftem) Don Louis! — Crespo. Wat doet gij mij niet uitftaan — wel nu! Don Louis? Isabelle, (driftiglijl.) Het is dezelve Officier! dien wij ontmoeteden te Sevillc; het was mij onmogelijk hem met onverfchilligheid te zien... 't is mij onmogelijk hem te haten... mijn leven is aan het zijne verknogt. Crespo, (op een firepgen toon.') Onvoorzigtig meisje! welk ecu bekentenis doet gij mij. Isabelle, Ceigenaartig.) Aan wicn zou ik die doen anders dan aan denbesten, den tederften der Vaders! ja de fchuldige, Welken wij vervolgen, wordt mij even daarom, te meer waard.mijn hart verwijt het mij, maar het is vol van hem; mijne tedere liefde tot u, cu zijn beeld vervullen alleen mijn verfcheurde ziel. Ik heb dat bloedig verzoekfehrift ondertekent; ik zou het nog tekenen, geloof het vrij, om dat de eer mij zulks beveelt.... hij zal fter-, ven, die ongelukkige! maar zijn .misdaad, welke F 4 ^  88 de Landman, Rechter. geen andere is dan die der Liefde, is niet zodanig als de getuigen die hebben kunnen doen voorkomen; zij hebben hem afgefchildert als geweldadig, doldriftig, dreigende, en zonder enig berouw; helaas! ik heb hem gezien in alle zijne gemoeds-bewegingen , teder, onderdanig , eerbiedig, en berouw hebbende — durf ik het zeggen! in dat vreeslijk ogenblik kwam hij mij beminnelijk voor — wat zeg ik uitzinnige! —- ach! verberg mij in uw boezem, Vader! op dat ik daar mijn deugd weder vinde, en de kragten die ik nodig heb. —. Hoe is het mogelijk! dat die wrede, die mij uit uwe armen fcheurde, mij dergelijke gevoelens heeft kunnen inboezemen. Crespo, (haar tegen zijn boezem drukkende.') ö! mijn waarde Kind! die tot troost van mijne ouderdom moest ftrekken, wat zijt gij te bekingen? _ en echter bidden wij den Hemel om lange jaren icvens... dat was het dan dat mij te wagten flondt! — (hij jiaat 0p^ en zegt op ee}} verze_ kerden toon) Ja! ik zal deze fchrikkelijke zaak volbrengen.... indien ik aan mij zeiven wanhoopte wat zou er van deze zwakke fchepfels worden! mijn waarde dogter, hoor, kom weder biju zelve. Don Louis ftaat voor mij gebragt te worden ; één middel is er voor hem overig om den flag te ontwijken die hem dreigt, en die op ons allen neer zou komen; mogt hij maar zig niet verharden tegen de ftem van een grijsaart, welke hij onteert heeft, jSA  Toneelspel, vierde Bedrijf. tgl Isabelle, (met vervoering.) Hij zal er door aangedaan zijn. — Ik zou het I bederven zo ik dat niet hoopte; raijn hart verraadt i mij; haat mij toch niet, mijn Vader! offchoon ik I het wel verdient heb. Crespo. Ga heen mijn kind! laat uw Vader begaan; zo de D natuur u een al te gevoelige ziel gegeven heeft, i zo zou het haar beledigen wezen, wanneer menu i zulks tot een misdaad rekende, [zij gaat heen.) TIENDE TONEEL. Crespo, (alleen, haar na ziende?) Neen ! ik zal niets tot uwe fmarten bijvoegend V Welke flagen hebben haar hart niet getroffen bij het k tekenen van dat ongelukkig papier! welk een fterkte b en zwakheid te gelijk .' wat vrees ik, dat ik in Don L Louis een dergelijken moed niet zal aantreffen. Oni dertusfehen behoeft hij niet anders dan vooroordelen :e te boven te komen; indien hij nog gehoor geeft aan ! de deugd, dan verdient hij haar echtgenoot te zijn. ' (hij roept) hola! (de wagt komt binnen) Brengt •'.den Capitain hier! (de wagt gaat heen ) Al mijn -.begeerte tot wraak is verdwenen , alles, wat naar [rferamfchap en geftrengheid zweemt, is uit den weg :.geruimd ; daar blijft mij niets overig dan het verhangen om mijne dogter gelukkig te zien. ELF-  de Landman, Rechter. ELFDE TONEEL. ; Crespo, de Griffier, Don Louis, de Wagt. Don Louis, (onbefchroomd tegen Crespo) Wel nu, Mijn Heer! waar moet uw vreemde handelwijs eens op uit komen? Crespo, (ook onbefc hroomd zonder enige hardheid?) Op het handhaven der wetten van uwe Natie, mijn Heer' van welkers inhoud het mij toeichijnt dat gij zeer kwalijk onderrigt waart. (op een zagter toon?) mijn Heer! het zal voor u niet kwaad zijn dat ik u alleen fpreek, geef gij uw woord van eer om tegensmij, in mijn post als Alcade, geduurende ons gefprek, geen kwade voornemens te koesteren, Don Louis, (na een kort ftilzwijgen.) Dat geef ik u. Crespo, 'tegen de wagt.) Verwijdert u ! en doe de deuren bezetten, (de wagt gaat heen.) TWAALFDE TONEEL. Crespo, Don Louis. Crespo, (met goedheid.) Gij ziet, mijn Heer, waar toe het gezag, waar mede ik bekleed ben, mij verpligt; welk een hoon gij, mij ook hebt aangedaan, wees echter niet bevreesd , 9°  Toneelspel, vierde Bedrijf. 91 Vreest, dat ik daar misbruik van maken zal oni -uw tcgenwoordigen toeftand te verflimmeren. Don Louis. Gij kunt, op dusdanige wijze handelende, alle voldoening van mij vcrwagten, alles wat ik bezit dat fta ik aan uw dogter af, zo het nodig is; ik fta het met al mijn hart af. Crespo, (flrenglijk en met drift?) Het is wonderlijk dat gij mij van dusdanige fchavcrgocding durft fpreken, mijn Heer! ik heb 'altijd gemeent, dat het in den dienst was dat men leerde de ware eer regt te fchatten .... en gij fchijnt daar meê koopmanfchap te willen drijven... zeg mij, is het niet de eer verlagen, wanneei men dezelve in tegenwigt (telt met het verachtelijk goud? — ik merk wel dat wij malkander niet yerftaan. Don Louis, {bewogen.} Welke andere voldoening kunt gij dan eisfchen? Crespo, Kop een toon die hoe lang hoe meer gemoedsaandoening te kennen geeft.) Welke andere voldoening! — gij leest dan niet in het hart van een Vader? —kent gij uw toeftand wel, roekeloos jongeling! — weet gij wel, dat ik genoodzaakt ben, om het rapport van dit regtsgeding aan de publieke audiëntie te brengen? > en dat het. hier om uw leven ,te doen ist welk ene fchikking zou er te maken zijn, indien ik  $2 de Landman, Rechter; ik enkel de drift mijner gramfchap volgde, zeg" mij dat? — maar neen! ik offer u mijn gevoeligheid op — en het fmert mij dat ik de wet niet mede aan u kan opofferen ... maar ik ben Regter.... Ja dat ben ik! — dan nu wil ik ophouden het te wezen, (hij legt zijn roede neder) Het is Crespo, de landman, die gij thans voor u ziet; zie dien grijsaart ter degen aan, hem die gij ontè'ert hebt na zeventig jaren levens onberispelijk te hebben doorgebragt; ik begeer uw dood niet — ik zoek uw geluk, ik zoek het geluk van mijn dogter... zij is afkomftig van een braven vader en moeder, dat durf ik zeggen... maar ik ben een Burger, ik ftel daar mijn eer in, en den adel is aan mij geheel onverfchülig; ik .was gelukkig en ik wist niets meer van den Hemel te begeren. Mijn gelijken eerbiedigden mij, en die boven mij gefield waren droegen mij hun agting toe... Het moet wel. zo zijn dat die weinige deugd, welke men in mij prijst, wezentlijk is, vermits in een kleine plaats als deze waar alle mijne daden van nabij befchouwt worden, niemand daar aan twijfelt; echter is het onderfcheid tusfchen ons groot, maar ik bezit, den Hemel zij dank! genoeg om ons nader bij elkander te brengen... Ik zou u zonder dat niet fpreken van mijn rijkdom... die is meêr, dan gij geloven kunt. Ik biede u die aan, zo gij mijn dogter trouwt... dit is het enigfte middel dat er over is om u te fparen; en ge. - ■ • loof  Toneelspel, vierde Bedrijf. 03 loof mij, brave lieden 'zullen u 'er niet te minder om achten. Neem al mijn goed... het bedraagt meer dan honderd duizend ducatcn.... Ik hou er niet één ftuiver van over, voor mij, noch voor mijn zoon; wij zullen leven zo als wij kunnen, al moesten wij ons zelvcn verkopen om het huwelijksgoed, dat ik u aaübiede, te vermeerderen.... maar geef mij de eer v/eürom... de uwe zal daardoor niets lijden, gij ^uft des niettemin een der eerfte edellieden van Spanjenzijn. Wel nu, zegt uw geweten u niets? — een gemoedsbeweging van medelijden en edelmoedigheid.. . Ontferm u over mijn grijze haaïren ... Ik omhels uwe knien! ik befproei die met mijne tranen, en het is op dusdanige wijze dat ik mij wreken wil over het kwaad, dat gij mij hebt willen doen. Don Louis, (met de fierkfte gemoedsbeweging.')Hebt gij gedacht, dat ik een wreed hart had,... dat gij mij zulke vreeslijke wonden toebrengt?... Eerwaardig man! mogt ik u kunnen antwoorden-, gelijk ik wilde.... één enkel woord zou ons verenigen. Uwe dochter en uwe achting, dat is al wat ik in de waereld verlang.... Ik zou zelfs al te gelukkig zijn dat ik u mijn vader mogt noemen.... Maar kan ik over mij zeiven befchikken? mijn Oom.... Crespo. Uw Oom bemindt u; hij zal u niet opofferen,— j \ En  £4 de Landman, Rechte ft. En zo hij het geen gij doen wilt afkeurt, dart offert hij u op. —- Ik ben geen meefter over deze papieren; dit heb ik u gezigt Mijn kind! Ik bedank u altijd om de gevoelens, die gij betoont te hebben, Don Louis. Ach! erken mij zulks geenzins — hangt het van mij af u te wederftaan? Indien de zuiverfte liefde mij mijn antwoord niet voorgefchreven had, welk een gelukkiger lot zou ik kunnen verlangen dan dat van het mot Ifabelle te delen? — Ene vrouw die goedaartig, fchoon en deugdfaam is, is immers het kostbaarfie gefchenk des Hemels? — voor 't overige, ik geef mij over aan de wet. — Ik heb ene daad gedaan, waar over ik mij moet fchamen; indien ik fterve o:n uwe dochter dan zal mijn lot niet fmartelijk zijn. Crespo. Wees geruster! ik ben genoodzaakt uw oom op ene vreeslijke proef te ftellen, dat gevoel ik. Ik weet niet, wat den Hemel behagen zal, maar ik heb nog veel hoop. Ga weder naar binnen; wij zullen allen gelukkig zijn , of allen ophouden het te wezen. Don Louis. Deugdzame grijsaart!... gij zult zien, dat ik zo (legt niet ben... Hoe ook de uitkomst zijn mag, ik zal mij nergens over beklagen, (hij gaat heen?) DER-  Toneelspel, vierde Bedrijf.' ^ DERTIENDE TONEEL» S „ Crespo, de Griffier. de Griffier. Men wagt u in de audiëntie, Alcade! Crespo. Het is zeer wel'... neem de papieren mede. (V# Griffier neemt de papieren mede.) VEERTIENDE TONEE L.°" Crespo, (alleen.') Vreemde gemoedsbewegingen!... aan welke on„ ophoudelijke (tonnen is het hart van den mensch niet bloodgedelt!.. hij is mij dierbaar geworden, die ongelukkige! federt dat hij door mijne dochter bemindt is... ondertusfchen * zo het vonnis eensuitgefproken is , en het huwelijk door zijn Oom: verworpen wordt, wat zal er dan van ons worden?.. ach: jonge lieden, zie welk een onrust gij in 't hart van een vader veroorzaakt, en in welke benaauwtheden hij die u redden wil, en u zo teder bemind* door uwe misdagen gebragt word. Einde van het vierde Bedrijf. VIJF-  de Landman, Rechter. V IJ F D E B E D R IJ F. EERSTE TONEEL. Crespo, De Griffier, Een Officier, een menigte gewapende Burgers en Boeren. (De Burgers en Boeren komen bij pelotons bin. nen, geleid door een Burger-Capitain, de Griffier volgt. Crespo komt binnen, [prekende met den Officier:) de Officier. Ik herhaal het u, Mijn Heer! de Generaal volgt mij, zo gij hem zijn neef niet weder geeft... zal hij nergens na luisteren. Crespo, Gij behoefde uw paerd niet dood te rijden, mijn Heer.' om ons hier zulk een berigt te brengen,... Don Louis is verklaard fchuldig te wezen aan het vervoeren van een jong meisje, en voorts gecondemneert. — De Officier. Gecondemneert door u?... een Edelman! Crespo. Een Edelman, die zig onteert door ene lage daad fielt zig beneden den geringiten Burger. De 3*  Toneelspel, vijfde Bëdrijf. §7 De Officier. Een detachement Grenadiers kon wel met brandende lonten uw vonnis te leur ltellen, denk daar eens aan, Mijn Heer, de Alcade! Crespo, (op een verzekerden toon?) Ik denk er aaii... Burger-Capitain.' doe de gevangenis wel.bewaren! vel, zonder enig aarfelch èen ieder, die daarbij of omtrend dürft komen ter néér... (op een veel zagter toon) Zie daar, Mijn Heer! raad aan Don Lope, dat hij alleen kome... Ik heb de magt van op dit ogenblik het vonnis van het geregtshof ter uitvoer te brengen... maar ik wil hein eerst wel afwagten... wij zullen te famen fpreken... intusfcheii ongelukkig hij, die dë wetten zal willen fchenden. de Officier. En .de Vrijwilliger, die den Capitain gewónd ' heeft — moet ten minften niet door u geoordeelt worden het komt hier op een militair deliet aan. Crespo. Gij hebt gelijk — verzeker den Generaal, dat dien vrijwilliger hem zal worden overgegeven. — Men zal bevinden, dat ik een man ben, die voor de vuist handelt. Uwe zending is voldaan ; gij kunt daar kennisfe van gaan geven, (de Officier gaat heen.) G TWEÈ-  p& uk Landman, Rechter. TWEEDE TONEEL. Crespo, de Griffier, Burgers én' Boeren. Crespo, (voor op het Toneel.) ó Mijn Zoon! in welke handen ga ik u overgeven! maar dit moet zo zijn! — Ik heb den neef van Don Lope moeten oordelen , en uw nieuwe ftaat vereischt dat Don Lope u oordeelt. — Gelukkig is het dat de rcgtbank der eer uw gedrag niet kan afkeuren. — Gij moet u hier aan onderwerpen — maar u bevrijden voor de wraak, (tegenden Griffier) Laat mijn Zoon bij mij komen (de Griffier en de wagt gaan henen.') DERDE TONEEL. Crespo, (alleen.) In welk een ijsfelijke bekommernis bevind zich' mijn ziel in dit vreeslijk ogenblik.'... aan wien zal ik hulp vragen?... wie zal mij regt verfchnffen!... de Koning — helaas! is het bij Koningen daar men regt te wagten heeft, hoe weinig zien die door hunne eige ogen; altoos misleid en bedrogen door doemwaardige dienaars, zijn zij weinig in ftaat, om den armen en verdrukten Burger regt te verfchaffen... neen het zoude nutteloos wezen mij bij hem te vervoegen, en mijn Zoon zou reeds het flagtoffer der wraak wezen voor dat mijn klagten nog tot aan zijn troon waren gekomen! o Vrankrijk! Vrankrijk!...,. uwe dappere en edelmoedige Natie  Toneelspel, vijfde Bedrijf. s>9 tic,welk een voorbeelt geeft die niet aan het flaafsch ■Europa en hoe doet zij de verbij(terde Vorllen niet ziddercn! ... Goddelijke Vrijheid! bij haar wordt gij gevierd en aangebeden, bij haar kan men het zoet uwer befcherming fmaken !..•.* welaan, het is dan bij mijn mede Burgers daar ik mij beklagen moet, zij zullen de mijne bevrijden, zij zullen mij regt doen erlangen,het wordt eens tijd dat de Spaanfche Natie zich zeiven ook doet kennen! ö mijn Volk j alle de huisvaders fchreien met mij.... alle de jonge Dogters ftrekken de armen tot u uit , zo gij u doet gelden, dan zal haare onfchult voor geen aanvallen meer bloodgeftelt wezen, en gij zult ons uiet doen afhangen van zulke toomloze Bevelhebbers* (na enig fiilzwygeh.) mijn befluit is genomen, én ik ga een proef nemen wat het volk doen kan wanneer het tot het uiterlïc gctergt wordt. Daar komt mijn zoon... akelige geltrengheid die ik moet vertonen, wat kost gij niet aan mijn hart! VIERDE TONEEL. Crespo, Jüan, (binnen gebragt door de boeren; hij is vervallen, bleek en necrfagiig , hij vliegt na zijn Vader toe die hem terughoudt met enige tekens van gefit-engheid; Crespo wenkt de boeren , dat zij wech gaan.) J uan, (verftomd door het onthaal van zijn Vader.) Mijn Vader! G 2 Cres-  >oo de Landman, Rechter. Crespo, (jnet een aangenome koelheid?) Juan!... gij hebt gcvogten tegen uw Capitain, gij moet door den Krijgsraad geoordeelt worden. Juan, (met een geweldige gemoeds-beweging, die hij wil inhouden.) Die Capitain hoonde mijn Zuster... mijn Vader! is het op deze wijze dat gij hem onthaalt, die de luister van uw geflagt heeft opgehouden^., en die het bevrijt heeft voor onté'ering. Crespo, (zijn hoofd naar den anderen kant wendende om zijne fmcrt te verbergen?) De Alcade had wel gewenscht, dat alle de getuigen tot uwe verontfchuldiging gedient hadden... Juan! maar zij verklaren, dat gij aanvaller geweest zijt; ik kan hunne verklaringen niet uitleggen, of daar in verandering maken... de wet is van geen nut meer wanneer een ieder zig zeiven regt verfch'aft. Juan. Ik heb mij gedragen volgens de wetten der eer, maar mijn Vader ! waarom dan zulk een ftrengheid? Crespo, (zig naar zijn Zoon wendende?) Strengheid!. ... ach, zie mij aan Juan! zie mijne ogen in tranen, (met flerke ontroering werpt hij zig in zijne armen?) kom, kom, dat ik u tegen mijn hart drukke; ik bemin n nog veel meer na het geen gij gedaan hebt... zie met blijdfdiap hoe  Toneelspel, vijfde Bedrijf. taf, hoe uw vader uw moed toejuicht... gij zult dien nodig hebben om voor Don Louis te verfchijnen; houdt u onverfaagd wat er ook gebeuren mag. Juan. Nu ben ik omtrent alles getroost! (hij omhelst zijn VaderS) maar wat is er van mijn Zuster geWorden? Crespo. Zij is hier.., gij zult hij haar blijven tot dat de Generaal gekomen zal zijn. Juan. Zal hij hier komen? Crespo. ^ Ja! maar de ontknoping zal vreeslijk zijn.,,, zijn Neef is een man des doods zo hij uwe zuster niet trouwt... hij is daar toe genegen, en hij gedraagt zig op een grootmoedige wijze, dat moet ik bekennen; maar zijn Oom zal ons mogelijk tot het uiterfte brengen... mijn kind! mijn waarde Juan! zo het wezen moet fterven wij als flagtoffers van onzen pligt, dan er zal altoos aan de Natie de nagedagtenis overblijven van een fchoon voorbeeld, dat aan haar gegeven is. Juan, (droeviglljk.) Wie zou gelooft hebben, dat deze dag zo vreeslijk zijn zou! Crespo. Gij ziet het, mijn Vriend! gisteren was alles nog ftil, wij waren onbekommerd te faraea, zo G 3 wel  m de Landman, Rechter. vel gij als ik; een weinig eerzugt van uw kant; de ongebondenheid van een jong edelman; de trotsheid van een grote, de wraak.., alle de driften te gelijk hebben ons van elkander verwijdert. ach, Juan! hoe ver zijn wij af van den gelukkigen ftaat, waar in wij ons nog gisteren bevonden,, dewijl het mij niet geoorloofd is u mijn zoon te noemen. VIJFDE TONEEL. Crespo, Juan, de Griffier. . de Griffier, {komende aanlopen?) Aleade! — men meldt den Generaal aan, hij is voor de poort van de ftad. Crespo, (tegen den Griffier, fchielijk maar met nauwkeurigheid.) Hebt gij de nodige voorzorgen genomen welke ik u aanbevolen heb? De Griffier. Ja! Crespo. Ik heb mijn befluit genomen; neem dit papier < aan (hij geeft hem een verzegelt paquei) gij weet het gebruik dat gij er van moet maken, (tegen Juan) Wees getroost mijn kind, zo wij vergaan, zo wij voor 't gewelt moeten bukken, dan zal gen hoger raagt, een magt groter dan die van alie de Vorsten des aardbodems ons ten minsten regt-  Toneelspel, vijfde Bedrijf. i©S regtvaardigen, en onze ondergang zal nog tot nut •verftrekken voor onze nakomelingfchap; de krijgs* raad vergadert; laat u dit gerust nellen. — Ga bij uw zuster, -ik zal u aan Don Lope overgeven als bet tijd is. (tegen den Griffier.) Gij weet op welke een teken gij de zaak moet uitvoeren... wanneer ik mijn neusdoek aan mijn ogen breng — (hij luistert hem iets in) dan zal alles afgedaan zijn; wij zullen eindigen als brave lieden — plaats de wagten — laten de wapenen in goeden ftaat zijn; ik hoor gerugt! (hij geeft andere papieren aan den Griffier.) Neem dit! dat is mijn laatfte wil.— Zij zullen alles hebben. Geleidt mijn Zoon.— Vaarwel, mijn kind! (de Griffier en Juan gaan kenen.~) ZESDE TONEEL. Crespo, -(alleen. ó Hemel! geef dat Don Lope niet onhandelbaar is, de wet, de natuur, en de eer zijn hierin betrokken, {hij houdt zijne handen voor V gezigt.) Laat ik alle bewegingen die ftrijdig zijn met de voorzigtigheid weerhouden in één quartier uur zal alles afgelopen zijn. § 4 ZE-  -34 de Landman, Rechter, ZEVENDE TONEEL. Crespo, Don Lope. Don Lope, (in gramfchap.) Hij is niet t'hnis, die verdoemde Alcade! ach! mijn vriend Crespo! toen ik uit zijn elendig huis gong dagt ik nooit daar weder in te •komen. — Waar is die afzendeling van den fatan! — Wijs hem mij, bid ik u, Crespo, (op een drogen toon.) Wat heeft toch die Alcade gedaan, dat gij' zo boos op hem zijt. Don LopeWat hij gedaan heeft! — den Capitain, min Neef, gevangen te nemen, zoudt gij Let wel geloven — hjj! die fchurk! verdoemd! — dat heeft mij zo fterk aangedaan, dat ik de pijn van mijn been niet méér gevoelt heb — ik kom om hem dood te ranfelen.... Crespo; In dat geval, zoudt gij wel de moeite voor niet kunnen genomen hebben ; ik geloof niet dat een Alcade zig zo gemakkelijk, ftokflagen zal laten geven. Don Lope. Hij zal die wel moeten ontfangen! die ellendige boer! zeg mij dan waar hij is. Crespo, i Ellendige boer! dat kan zijn; — maar zo hij % .. . ia  Toneelspel, vijfde Bedrijf. 105 in zijn hoofd krijgt zou die gene die hem dagt ftokflagen te geven , daar wel eens berouw van kunnen hebben. Don Lope. Wij zullen zien — ik vraag je nog eens waar zal ik hem toch vinden? Crespo. De'Alcade? — niet ver van hier. Don Lope. Maar waar is hij vraag ik je? Crespo. Wel hier voor je. — Ik ben het zelve. Don Lope, (zig bedwingende.') Ik vermoede het al ; gij zijt het dan zints van daag,? het fpijt mij, vervloekt! maar dat gezeit is blijft gezeit. Crespo, (koel.) Zeer wel, maar dat'gedaan is, blijft gedaan. Don Lope. Maak flaat om mij den Capitain over te geven; hij heeft geen anderen Regter dan mij. Crespo. Ilij heeft mijn dochter vervoerd. 't Is. het geregt van de plaats dat hem oordelen moet, Don Lope. Wees verzekerd dat ik u regt verfchaffen zal. Crespo. Ik heb nooit een ander verzogt te doen het geen ik zelve verrigten kon. G 5 Don  i met vergenoegen aan- ■ ziende.) Hij heeft wel gevogten! is 't niet waar? liet is de fchoonbroér van mijn neef! dat's genoeg gezeit. Crespo. Kom aan dan! 't is genoeg gezeit — Griffier!! geef f  ToNBELSPEi) VIJFDE BedR?J?. t.3 geef mij de papieren weerom. (hij neemt de papieren in de hand, maar houdt er twee af die hij in zijn zak {leekt.) Don LoPe. Wat zijn dat voor papieren die je er afhoudt? Crespo, {lachende.) Dat is! — dat is mijn testament — op mijn eer, ik had het reeds gemaakt, en ik had er u niet in vergeten. Don Lope, (met gulheid.) Gij zijt een zeldfaam mensch! ik heb er dergelijk geen gezien; ik zweer u dat ik zeer vergenoegd ben, dat mijn neef uw fchoon-zoon is; ik dagt hem echter zo vroeg niet uittetrouwen. Crespo. En ik niet zo een groot huwelijks-goed aan mijn dogter meê te geven. Don Louis. Wij zullen ons niet fchamen over ziflke naastbeftaanden, mijn Oom! Don Lope. Waarachtig! bijaldien ik Don Lope niet was, wilde ik wel Crespo zijn. Crespo. Uwe nakomelingfchap zal, zo ik hoop, naar beiden aarten. Mijne maagfchap vereenigt zig op heden met de uwe, gelijk een klare beek met een fchone rivier—uitmuntend man! gij zijt nooit II zo  XM, - de'Landman, Rechter, -zo te bewonderen geweest als heden, nu gij u zeiven overwint — ik twijffelde daar ook niet aan — de trotschheid op een aanzienelijken naam kan wel een eerzugtig hart kwellen — maar gij zijt menschlievend, en de hoogmoed kan in ene ziel als de uwe nooit de gevoeligheid uitdoven. EINDE.