G C 5-•».:•  Bibliotheek Universiteit van Amsterdam 01 3327 4209  il G po  ■  De EDELJüOEDlGÈj WAA fets^Sll^^^'P E R Te AMSTERD A P.JANSZ op de Leidfche Straat en J. H. TR0F ep de Zeeayk üoekverkooptrs j?8$; 10 0 NEELSPEL, Onder de Zinfpreuk: /«ar Orangt fif /« Concorde, V A D E ff"L AND-   AAN MTN BROEDER'. D e naauwe Band des bloeds die ons aan een verbind, 't Genoegen dat u hart in eed'len daaden vind, Noopt my dit Spel aan U myn Broeder op te draagesi En fchoon ik ü, nog my, niet opentlyk thans noem, Befcherm het openbaar, bevorder myne roem, Ban zal ik met myn naam wel licht een tweeden wagen » Ex Tempert, vr\ n v  V O ORBERICHT. 'Lie hier myne Geëerde Lezers, een Toneelftukje of het voetfpoor uwer lofelyke Overheden, en Regenten; niets dan edelmoedigheid, weldoen ; en anderen navolgens waardige Deugden ademende. Met moeiten heb ik my van het voorlcdcne moeten bedienen , om het cara6ler van den braven Ernestus en den weldenkende Karei te doen uitmunten. Daar ik Openbaar betuig, dat ik niets vuuriger verlang dan dat het voorlèdene te vergeten, en de onderlinge Lier den en Eendragt tusfehen alle myne Medeburgeren en Land genooten herleeven moog: op dat wy daar door, onder den Wettigen en Nuttigen Regeeringsvorm, welke thans tot Neêrlands Heil zo gelukkig her/lelt is; van nu af aan, ge duur enden den loop der volgende Eew ven : de Eensgezindheid en de verfchuldigde eerbied voor  VOORBERICHT. voor Oranje, en onze wettige Overheden, nimmer Weder gefclionde moogen zien, en den voorfpoed bloei en welvaar d van ons dierbaar Vaderland, voor altoos en on> wrikbaar hier door gevestigt zy, m * 3 VER*  VER TOONE-RS. Erhestüs, Lakenkooper. clarissa, zyn Dochter. Arno ld cs, Koopman. ka rel, zyn Zoon, en minnaar van Clarisfa* Hendrik, wirikelknegt van Ernestus. willem, vriend van Karei. Een Kruyer. Een Knegt van Ernestus. Het tconeel is in een voorname Stad» in Holland.  De EDELMOEDIGE OF DE WAARE VOORSTANDER VAN HET VADERLAND. TOONEEI. SPEL. 1 .'Sgssffi = $$3. EERSTE BEDRYF. Het Tooneel verbeeld een kamer in het huis van Ernestus, EERSTE TOONEEL. ERNESTUS. Zittende voor een Tafel waar op hy het groot Boek, en verfcheide Brieven heeft te leggen hy ziet eenige der zelve in en zegt: ie zou het kunne denken ? binne zes weken meer dan hondert klanten te verliezen! Het is byna onbegry. pelyk, en echter is het zo. (Hy neemt een der Brieven en leest) „ Myn heer, daar wy met verbazing vernomen heb, ben dat gy de zyde der dwingelanden, of laat ons , lieven zeggen, van den fnooden, van den eerver„ geten Willem de Vyfde zyt toegedaan. Zo kunne ., wy als waars Patriotten, U langer onze gunst niet A 4 1 »la-  8 Be EDELMOEDIGE, „ laten genieten: en verzoeken u daarom by dezen on„ ze rekening op te maken? Alzo wy in het geheel „ met geene vyanden van ons Vaderland langer willen „ te doen hebben. Waarmede wy met verachting zyn; 3J uw wel eer toegeneegen Dienaars. Gebroeders Batavus. Na het lezen. Wie! wie die een gevoelig hart bezit kan diergelyke Blieven zonder aflehrik lezen? hoe ik! ik een vyand van myn Vaderland? neep, neen God weet het, geen vuuriger voorftander, geen oprechter, en weZentlyker Patriot kan er zyi dan ik. Zy die er den naam zo fchandelyk van misbruiken, die door hunne woelzi&ke gedraagingen de rust verftooren, zy wier aieuwigheeden den misleiden Burger in den afgrond ftorten; en eindelyk zy, die zig het een eer rekenen, baldadig hunne Overheeden van den Stoel der eere af *e ftooten, de bezwoorene Rechten en. Conftitutien des Vaderlands om ver te werpen, zy, zeg ik zyn het die vyanden der Republiek, vyande der zo nutte, der onontbeerlyk, Eendracht zyn. Maar Gy, by alle, die Hs Lands we!zyn wezentlyk bedoelen, by alle braven Tederbeminden Vors:! die in uwe vervolging uw haa' ters zegend. en wiens gerustheid, het Godlyk kenmerk uwer onffhuld is. Gy zyt de Vriend, den waare Vriend des Vaderlands. U voorbeeld zullen alle weidenkenden volgen. Gy zyt grootmoedig in uwe verdrukking. Wy zullen het ook zyn; ikfzal het zyn. 'Jfczal myn Vaderland, ik zal u getrouw blyven; hoe. fee-.  TOONEELSPEL. 9 vee' nadeel, hoe veele rampen my ook des wegens beieg"nen. Eenmaal, eenmna' roch. zal den dag der verlosfing aanbreeken, en Nederland over den trouw der braven juichen O! hoe ftreelt my dit denkbeeldAch kon myn Dochter, myn lieve Dochter zig ook met dit aangenaam vooruitziet flreelen Maar alles is voor haar, zesrc zy verlooren, En, ach! wat zal ik haar ook tot troost zeggen: Arnoidus, we'eer myn Vriend, en wiens Zoon myn Dochter was toegezegd; heeft zig, daar wy in denkwyze wegens het politica gevoelen verfchilden, tot myn vyand verklaard. En zyn Zoon gedwongen in zyn haat deel te nemen. Hoewel dien Jongeling zyn Vaders denkwys noemd, heeft hy echter de wapenen op moeten nemen. Om in Utrecht tegen zyne Vrienden de Vrienden des Vaderlands te flryden. Hoe zeer myn Dochter zyn afweezen trof, heeft zy tot nu toe nog gehoopt dat zy haar Minnaar, daar zy elkander een eeuwige lievden gezwooren hebben, nog eenmaal zou bezitten. Miar zede-rt drieweken dat hy op gehouden heeft haar te fehryven, en een naamelooze briev die ik verdagt houde haar bericht, heeft, dat hy de zyde der Patriotten gekoozen had. En binnen kort met een ander trouwen zal; is zy hoope'oos, E:i niets kan haare faire verdry ven. Daar kooait zy A 5 TWEE»  10 De EDELMOEDIGE, TWEEDE T 0 0 N E E L. ernestus claris» a. CLarissa, zy komt peinzende na het tooneel en zegt haar Vader ziende op ecu ie' klagelyke toon. ■Ach myn Vader! .... ernestus. Wel nu myn kind? clarissa. Ach ik heb op het ogenblik iets naars, iets fchrikkelyks vernomen. En uw tederheid verborg dit voor my! e r n e s tos. Wat, Clarisfa, wat verborg ik u ? clarissa. Dat gy dagelyks klanten verliest, en het getal daar van zo groot is, dat gy wel haast geen inkoomen meer zult hebben, ernestus. Lieve Dochter ontrust u hier niet over. Debewee*reden waar door dit my overkoomt, kan my tot geen oneer ftrekken. Al zou ik in de elendigfte flaat nederftorten, zal ik het my tot een geluk rekenen ter liefde van Vaderland, ter lievde van de waarheid, van de onfchuld, ter liefden van onze Vorst te lyden. Den Hemel zal alles eenmaal toch weder herflellen. cl arissa. Ach Vader wat is u flandvastigheid groot. Konde ik  TOONEELSPEL ii als gy het noodlot tarten, maar hoe kleen hoe kleenben ik ben u. ernestus. Lieve Dochter, maak geene vergelyking tusfchen uw fmarten, en de mynen: gy lyd als Dochter, als Minnaresfe, en als Vriendinne des Vaderlands. De tweede betrekking alleen is genoeg, om een Vrouw, wier teder geftel voor de minlïe aandoeninge vatbaar is, «in een eindeloos verdriet neder te (torten. U droefheid is billyk, ik eerbiedig dezelve, en ver dat zy u verneedert, zou yder u mer verachting aanzien, indien u hart voor zo veel ramps ongevoelig was. clarissa. Wat zyt gy goed myn Vader; u Dochter mag dan haare idagten zonder te bloozen in u boezem uit Horten; van haar trouwlooze Minnaar in u byzyn fpreeken. O ik doe het zo gaarne! want u gefprek tracht my altoos de yslykheid van zyn misdaad te verminderen; en hem my verfchoonlyk af te maaien. Ach zou ly niet fchuldig weezen? ernestus.' Ik geloov het Dochter maar den tyd zal hem moeten rechtvaardigen. claris sa. Maar dien briev, myn Vader! dien briev! zyn uil! zwygen? ernestus. Ja ik beken dit èeevt u billyk ftof om hem te verdenken; maar is 'geen beflisfend bewys zynerontrouw. Wel  12 De EDELMOEDIGE, Wel haast zal ik zeker weten wat er van is. Siel u in. tusfchen het ergfte voor; zo hy, gelyk ik denk, onfchuldig is: zal u daar door deeze tyding des te aangenamer zyn. clarissa. Ach 1 hoe zult gy dit te weeten koornen ? c r n e s t u s. . Ik heb Hendrik beveelen geg^even, om het nauwkeurig te onderzoeken. Hy is yverig, en zal niet onbezogt laten om my dienst te doen. eLARISSA. Daarkoomt hy, ach Vader! hoe angftig klopt myn hart. ernestus. Vertrek, Clarisfa. Indien hy goede tyding heeft, zal ik het u ten eerften komen zeggen. DERDE T O O N E E L. ernestus hendrik. ernestus. el nu Hendrik. wat goeds hebt gy vernomen ? hendrik. Niet veel, Mynheer. De Patriotten worden hoe langer hoe buitenfpooriger : Zy dwingen de Lieden met geweld om te tekenen: en die het niet doen wil. len, zweeren zy ten onder te zullen brengen; Ik voor my wenschte hartelyk dat zy zelfs door 't vuur des He. mels verteerd wierden; dat alle die den Prins tegen zyn, ih den afgrond neder Horten. e r ■  TOONEELSPEL. 13 ernestus, Schaam u, Hendrik, ik heb het u meermaalen gezegt, het voegt geen Kristen zyn naasten te vervloeken. Doea zy flegt, handelen zy omtrent ons ontmcnscht, het voegt ons een édeler voorbeeld te geven, hen , door onze verdraagzaamheid , door onze lievde, door ons geduld, (niet door geweld) te overtuigen dat zy, en niet wy, fchuldig zyn. hendrik. Maar, Mynhecr daar gy zoo veel door hen verliest en zy u openbaar al .het verdriet dat mogelyk is aandoen: hoe kan het zyn dat gy hen nog dulden kunt? en niet met, my, die u geluk zo ter harten gaat, u verlangd te wreeken, ernestus. Hun gedrag, fchoon ik in de wraak geen behaagen fchep. Zal my door den tyd genoeg wreeken. Maar wat word er van de Pruisfchen gezegt? hendrik. Schoon alle die zo als wy denken, Mynheer, gek», ven dat zy zeer na by zyn Denken het de Patriotten niet. En zo zy al, tegens hunne verwachting, komen mogten, Helle zy zig voor, hen te keer te gaan; en veilaaten zig op de byftand van Vrankryk. e r n e s t u s. Ongelukkige medemenfehen wanneer zult gy toch van uwe dwaling te rug koomen, ach ik vrees dat gy u nog aan den diepften verneedering bloot zult Hellen.  H De EDELMOEDIGE, hendrik. Hoe, Mynheer! befchouwd gy de bedryven der Pamotten als uit dwaling voort gefprooten? neen het * opzettelyke boosheid, die de geftrengfte uraf vordert. ernestus. Nog eens, Hendrik, u geftregheid behaagd my niet. Voor zeeker befchouw ik de bedryven der Patriotten, eenige opperhoofden uitgezonden, (die de misleide meenigte maar gebruiken om hun eige grootheid te bevorderen) als uit dwaling voort gefprooten, en deeze is menfchelyk, weinigen genieten het voordeel van zig tegens de verleiding en beguicheling te kunnen verzetten. Het grootfte getal zwigt voor hunne heimelyke aanvallen; en zyn Hechts de werktuigen der byzondere bedoelinge hunner aanvoerders. Maar hebt gy ook iets van Karei vernomen ? hendrik. Ach, Mynheer, vraag er my niet naar. ernestus. Hoe? h e n d r i k. Het is maar al te waer doch laat my lieve. zwygen. ernestus. Neen gy moet alles zeggen. Karei is dan een Patriot geworden? en hy zal binne kort trouwen? hendrik. ó Ja; een zyner tegenwoordige Vrienden heeft het my  TOONEELSPEL. 15 my in het Coffyhuis gezegt. En my zelv een brie» doen zien waarin hy zyn Huwelyk bekent maakten. ernestus. Is het mogelyk! waariyk dat had ik van dien Jongeling niet verwagt. o Myn Dochter welk een flagvoor u gevoelig hart. Maar is het wel volkomen zeker? HENDRIK. Kunt gy na het geen ik gezegd heb, nog twyfelen? ernestus. ó Hoe gaarne wilden ik bet! ... maar zeg niets van u ontdekking aan Clarisfa. Ik moet uit zyn. Schryf in die tusfche tyd. De rekeningen uit. Waar van ik de nota op tafel gelegd heb. Zeg, als myn Dochter hier verfchynt dat ik terftond wederkoom {in het heen gaan) ach ! Hoe treft my dit. V I EyR D E T O O N E E L. Hendrik, alleen, H a! alles gaat naar wensch, zo moet men dat verdoemt Oranje vee verdrukken. Het is niets beter waard. Ik zie myn toeleg volkomen (hagen. Dia valfche brief, en het ophouden der brieven van Karei die ik altyd aangenomen heb; doen een heerlyken werking. Het Meisje verdenkt hem reeds, en welhaast zal zy my uit weer wraak trouwen. O! Arnoldus, Arnoldus! ik dien u meer dan gy verwagt. U oogmerk was maar alleen Ernestus van zyne klanten te berooven. 0:n andere waare Vaderlanders voor te liaan. Maar ik veel wyzer dan gy, wil de lievde die, er tusfchen u Zoon,  IS De ÉDELSIOEblGE, en zyn Dochter, 'n weerwil van u gebod nog plaaH heeft, geheel vernietigen. Ernestus in de armoede ne^ derftortende, zo ver brengen dat hy van my af zal han. gen. En dan wil ik zyn Dochter trouwen, opentlyk voor het Patriottismus uit komen , en my over die verraadery niet bekreunen, alzo zy het welzyn van het Vaderland tot grondlhg heeft en liet my genoeg is als ik haar maar bezit. V T F D E T O O N E E L. arnoldus, hendrik. h e n d r 1 K. Hoe gy hier Mynheer! dit verwondert my. arnold V S. Ik vermoeden dat gy alleen waart alzo ik Ernestui heb zien uitgaan. En al was zyn Dochter hier geweest ik had zeer ligt een voorwendz_'l gevonden, om tnyrfe komst te billyke; maar laat ons nu geen tyd met nuttclooze gefprekken verkwisten; zeg my eens hoe liaan de zaken. hendrik. Uitmuntent, hy verliest dagelyks klanten en heeft er zeer weinig meer. arnoldus. Dit verheugd my, nu kunnen brave Vaderlanders liet voordeel genieten , dat hy door zyn verkaogthtid aan de Landverdervende party onwaardig is. h e «•  TOONEELSPEI» 17 hendrik, Braav gezegt Mynheer, en daarom bevlytig ik ray^ om hem zo veel nadeel, en U, zo veel voordeel te doen als my mogelyk is. Hebt gy ook nog iets naders van u Zoon vernomen? arnoldus. Ach fpreek my niet van hem, hy is myn aandacht myne lievde onwaardig, onlangs heeft hy my nog de ergerlyklte briev gefchreven die men bedenken kan. Ziec hier wat hy my fchryvt. Hy neemt een briev uit zyn brie vet as en leest die aan Hendrik voor. „ Waarde Vaderl „ Nog eens neem ik de vryheid „ om u te fchryven over het geen U tot myn innig „ leedweezen ten uiterften onaangenaam is. Ach ; „ mogt den Heemel myne woorden, myne poogin. „ gen, om u van den dwaling waarin gy zyt te om> „ rukken met zyne zegening onderfchraagen: hoe ge„ lukkig hoe volmaakt gelukkig zoude ik zyn. hendrik, hem in de reden vallendt'. Welk een vermeetel begin! arnol*dus. O dit is nog niets, hoor verder. Hy leest „ U be. , vel het welk my onophoudelyk de grootfte foltering. ', veroorzaakt; heeft my de wapenen opgedrongen. „ Om, kan ik hier zonder fiddering aan denken? het „ geweld by te (taan, het recht te vertreeden, de hei" „ ligde Verbonden te fchenden en de onfchuld te ver" B »  iS De EDELMOEDIGE, „ volgen. Toi op dit ogenblik heb ik onder verfchei„ den voorwendzelen, nog niet in de gruwelen der „ muitelingen waar onder gy my geplaatst hebt behoe„ ven deel te nemen , of by te woonen. Maar nu 3, begint men my verdagt te houden; en binne kort „ zal ik verpligt zyn met hun een uitval te doen, te„ gens de Gelderfche , tegens myne Vrienden , de Voorftanders van recht en billykheid. Ach myn Va„ der ik gevoel dat ik dit nimmer zal kunnen doen, „ hoe zeer ook de plicht der gehoorzaamheid in my „ fpreekt, Roept de Godsdienst, de reeden, en myn „ geweeten, my alle ogenblikken toe,neei?Karel er is geen „ plicht zo groot die u dwingen kan u Vaderland te „ verraaden , openbaar geweld en muitzugt voor te „ liaan. Ook zal ik liever fterven dan dit te doen. Maar myn lieve Vader gy kunt myn dood, myn fchanden „ en uwe wroeging voorkoomen. Laat my te rug „ ontbieden, op dat ik u mondelings van uw verblind-dingen overtuige , en u toone dat de :handelwys „ der Patriotten regtdreeks tegen alle billykheid aan,, gaat en ..... . Maar het verveelt my langer dien gevloekte briev te lezen want van dit en af is het niet dan een opftaapeling van bewyzen, (zo noemt hyzyne uittrekzels van de Vaderlandfche Gefchiedenisfe, Memoden en zo voorts) zo wegens den onfchuld van den Verraaderlyken Willem, als wegens de nuttigheid van het Stadhouderlyk beltier. Maar ik laat my door zulke beuzelpraat niet misleiden, ik weet wat een waar Pa-  ï O O N E E L S P E L. Patriot voegd; myn Zoon zal uittrekken: en voor het Vaderland heb ik goed en bloed veil. HENDRIK. Hebt gy hem op dien fraayen briev niet geantwoord f ARNOLDUS. ,Neen zy zullen hem wel dwingen uit te trekken, en dit is my genoeg. Myn fti'zwygen kan hem myn befluit genoeg aanduiden. Maar ik heb u nog vergeeten te zeggen, wat dien Deugeniet, my by het flot van zyn briev tracht wys te maaken. De Pruisfche zegt hy naaderen fterk ea zullen vrees ik de hoon aan haare Koninglyken Hoogheid aangedaan ten fterkiten wree* ken. Wat dunkt u hier van? HENDRIK. Dat het de gewoone praat der Oranje klanten is, waar meden zy ons denken bang te maaken, maar eea verftandig man vreest hier niet voor, ARNOLDUS. Maar om u de waarheid ie zeggen, fchoon ik er tot heden toe nog geen geloov aangeflaagen heb. Twyfel ik min of meer. HENDRIK. Kom kom denk er maar niet aan. Denk veel eer dat het tyd zal zyn om te vertrekken. Want Ernestus zal welhaast wederkoomen. En dat zo gy my nog iets te zeggen hebt dat gy U haasten moet. ARNOLDUS. Neen ik heb niets meer te zeggen, maar zeg my eens hoe maakt het zyn Dochter, nu zy van haar Minnaar gefcheiden is? 3 2 HEN  &a De EDELMOEDIGE, hendrik. Zy denkt geftadig nog aan hem. Maar ik zal u zodra ik u weder zie, deswegens iets ontdekken dat u aangenaam zal zyn. Vertrek fchielyk ik hoor Clarisfa koomen. ZESDE T O O N E E L. Hendrik, clarissa. clarissa. Is myn Vader uitgegaan ? hendrik. Ja Mejuffrouw, maar hy zal fpoedig wederkoomen. clarissa, ter zyden. Ach.' dan heeft Hendrik hem ook niets goeds gezegd. Zou ik er hem van fpreeken durven. hendrik, ter zyden het gezegden van Clarisfa gehoort hebbende. Zo, dan wist zy ook dat haar Vader my om berichten van haar Minnaar uitgezonden had. Laat ons hier voordeel uit trekken. clarissa. Zeg my Hendrik heeft myn Vader u verboden my iets te zeggen. hendrik. Neen Mejuffrouw, maar ik zal echter uit my zelve zo voorzigtig zyn, van u niets te ontdekken. clarissa. „ Hemel myn vrees was maar al te gegrond, zyn ant-  TOONELSPEL. e, antwoord zegt my genoeg maar ik moet alles weten tegen Hendrik, wees verzekert Hendrik dat ik geen misbruik van u vertrouwen maaken zal zeg my om 's Hemels wil , hebt gy van Karei iets vernomen ik weet myn Vader heeft u om berichten van hem uitgezonden gehad. hendrik. Verg my niets Mejuffrouw, het zou u te zeer bedroeven. clarissa. Neen gy moet alles zeggen; De waarheid kan zo fchrikkelyk niet zyn, als ik my zyn ontrouw voorftel. hendrik, Gy wilt dan volflrekt weeten,'het geenuzo fchade* lyk is? clarissa. o Ja ik wil het. hendrik; Wel nu verneem dan maar .... clariss a. Wat is het? hendrik. U Vader koomt, hy zal u alles zelvs zeggen. ZEVENDE T O 0 N E E L. ernestus, clarissa, hendrik. clariss *. Ach Vader wat verheugd my u komst. Kunt gy my nu iets goeds wegens Karei berichten? B 3 KR"  « D e E DE LMOEDIGE, ernestus, zegt tegen Hendrik. Gy hebt haar niets gezegd? h en d r i k , 0/ dezelve toon. Neen myn Heer niets. ernestus, als vooren. Goed, want de berichten die ik bekoomen heb zyn volftrekt ftrydig met de uwen. Tegen Clarisfa lieve Dochter ik kan u nog niets met grond zeggen, alle de berichten fpreeken zig tegen. clarissa, O, dit zegt gy maar om my nog langer, tusfchen hoop en vrees te doen verkwynen. ernestus. Nleen, myn Dochter; hetgeen ik zeg is waarelyk zo. Geloov, niet dat ten kosten van u rust u Vaderumisleiden zal. clarissa. Wat zal, wat moet ik, geloven.? :ernestus. Ik beken uw toeftand is moeijelyk; maar heb nog flegts eenige dagen geduld. Wellicht zullen wy dan meerder weten, de berichten die ik bekoomen heb zyn zeer gunftig. cl arissa. Maar die van, Hendrik, Vader? . . ernestus. Zyn juist het tegendeel. Te onderzoeken welke van beiden echt zyn, is „u onze zaak; en hier toe zal ik alles aanwenden. C L A"  TOONEELSPEL, '23 CLARISSA. Ik verlaat my dan op u myn Vader, Ach zyn ontrouw komt my verfchrikkelyk voor. Zy vertrekt. ACHTSTE T O O N E E L. ERNESTUS, HENDRIK. ERNESTUS. Ja Hendrik myne verwondering is zo groot dat ik, ze u naauw'lyks uic kan drukken. Gy zegt een briev gezien te hebben, waar in hy aan een zyner Vrienden zyn aanftaande Huwelyk , bekent maakt. En ik heb er zelve een in handen gehad, waarin hy zig over de gefirengheid van zyn Vader beklaagd. Clarisfa verklaart eeuwig te zullen getrouw blyven in weerwil van alle zyne tegenheeden , en dien briev was gisteren eerst ontvangen. HENDRIK. Dit is tog zeer vreemd (ter zyde) in dien hy nog veel zulke berichten bekoomt, zou myne fchelmery wel aan den dag kunne koomen ; wy moeten hier voor zorg dragen. ERNESTUS- Hoor eens, Hendrik, wend op nieuw alle uwe poogingen aan, om bericht van hem te bekoomen. Tracht voor al dien briev waar van gy gezegt hebt in handen te krygen. Ik zal van myne zyde, ook zien die waar van ik u gefprooken heb te bekoomen; een van beiden is verdicht. En daar ik zyn hand zeer welken, zalhet my niet moeilyk vallen. Het bedrog te ontdekken. B 4 II E R-  14 De EDELMOEDIGE, hendrik. Zeer goed Mynheer: (ter zyde) hoe verlegen maak dit my, maar ik moet my zien te redden. ERNESTUS. Wat zou het my aangenaam weezen, (daar ik met grond hoop dat binnen kort de waare Vaderlandfche zaak, de onfchuld van Oranje zal zegenpraalen,) dien Jongeling weder hier te moogen aanfchouwen, hem en my met zyn Vader te verzoenen, en myne Clarisfit door zyn bezit gelukk:g te maaken. hendrik. Gy zegt Mynheer, dat gy met grond hoopt. Neem het my niet l-.waalyk. Maar het koomt my alles nog zo duister voor. ERNESTUS. Die duisternis zal ras verdreven zyn. De Pruisfchen koomen zeeker; en die zullen alles weder te regtbren. gen. Zy zyn reeds nader by dan men vermoed. hendrik. Nu wy zullen zien. ernestus. Dit zullen wy tog ik verlaat my op de Voorzienigheid, het recht en de onfchuld. Eindt van het eerjle èedryf* TWEE-  TOONEELSPEL. 25 TWEEDE BEDRYF. Het tooneel verbeeld een flraat. Op de voorgrond ziet men het huis van Ernestus. EERSTE TOONEEL. KAREI, WILLEM. K A R E L. Neen ik kon er niet langer blyven. Gy kunt er u geen denkbeeld van maken. WILLEM. Ik vermoede wel dat het er zeer ongef-hikt toeging, maar volgens u zeggen moet het myne verwagting ver overtreffen. K A R E L. Er zyn geen gruwelen daar zy zig byna dagelyks in Utrecht als ook elders niet aan fchuldig maaken behalven het ongebonden leven, zo van zig in den drank als met vrouwen te buiten te gaan; worden alle die geenen daar zy maar eenig vermoeden van op kunnen vatten dat de Stadhouderlyke parry zyn toegedaan. Door hen alle beleediging, Geweld,en verdrukking aangedaan die by mooglykheid uit te voeren is. Zelfs zyn eenigen onder den last hunner vervolgingen bezweeken. Zyn dit Menfchen! zyn deeze die het Recht en de Vryheid zullen voorftaan ? Daar zy openbaar de grootfte dwang en het fterkst onrecht uitoeffenen. Welke uitzinnigheid dit te geloven. "Ach als ik bedenk dat zo ik die monAers niet ontvloden had, ik my morge mogelyk geB 5 nood  26" De EDELMOEDIGE, noodzaakt zou zien om de waare Voorftanders van Recht en Vryheid te beftryden, dan word myn ziel met fchrik bevangen. willem. Zo dat zy dan een uitval willen doen? k a r e l. o Jafchoon eenige Opperhoofden op het gerucht der aannadering van de Pruisfche Troepen er niet veel behagen in vinden, ten ininfte zo het my voorkoomt want ik heb zeer veel verlegeuheid. Onder hen befpeurd. Het zou my niets verwonderen, indien de goede zaak Ipoedig zegenpraalden. willem. Ik wensch het met al myn hart, maar wat zult gy nu doen? isu Vader van u komst verwittigt! Zo niet zal hy gelyk als ik zeer verwondert zyn u te zien. Ik kon myne oogen nauwelyks geloven toen ik u vanhetrytuig af zag flappen, kakel. Was uw verwondering hier omtrent groot. Niet minder was de myne van by myn aankomst zo gelukkig te wezen van myn beste Vriend aan te treffen. Neen myn Vader weet van myne komst niets: en ik hoop zo gelukkig te zyn dat hy die niet ontdekken mag. willem. Maar wat hebt gy dan voor ? kakel. My heimelyk hier in de Stad te onthouden, tot zo lang de zaken een andere keer neemen; of zo tegens alle  TOONEELSPEL «7 alle verwachting de Patriotfche party, triumfeerden, my naar vreemde Landen te begeven. Want myn Vader zal, nu ik volgens zyn begrip my zo fchandelyk uit Utrecht begeeven heb, my nimmer willen vergeven. Het fmart my innig dat ik hem verdriet aan doe. Maar kan ik om hem, tegeus God, tegens myn geweeten, ea tegens myn Vaderland handelen? WILLEM. Neen myn Vriend. En gy hebt genoeg gedaan. Zelfs heeft uwe toegevenheid omtrent de wapenen op tenemen en na Utrecht te gaan, my verwondert te meer daar gy het voorwerp van u lievde hier moest laaten. K A B. E L. Ach de wanhoop dreef er my toe. Myn Vaderhadge. zwooren dat wat ik ook doen mogt, hy my wel beletten zou haar immer te huwen: en , dat zo hy merkten dat ik met haar eenige verkeering hield, hy my de ftrengfte uitwerkzelen van zyn macht zou doen gevoelen. Daar by verweet hy my dagelyks dat ik een ontaarde was die zyn Vaderland niet wilde dienen. En wat ik hem ook trachten te beduiden door gezonde redeneeringen door gefchiedenisfeu van ons Vaderland dat het welzyn der Republiek aan de Stadho.-derlyke Regeering afhing en dat Oranje onfcnuldig was, hetmogt -niets baten; hy haate my om myn gevoelen. Moe van alle deze onaangenaamheden nam ik het woedend befluit hoe veel myn hart er door leed van zyn wil op te volgen. Hoopende daar ik Clarisfa misfe moest dat een weldadige kogel my van het ieven zou beroven, maar  s8 De EDELMOEDIGE, maar nauwelyks daarzynde, of ik gevoelden myn gedrag overdenkende de grootheid myner misflag. Ik befioot dan door nood geperst, daar ik het veinze verfoey. My van die laage kunst te bedienen om in de gruwelen myner mede ge^ellen niet te deelen; dangelyks bedacht ik hier toe nieu we voorweudzels. Maar nu begon men my verdagt te houden , en het was meer dan tyd dat wilde ik my met geen euveldade bezoedelen, ik hun byzyn ontvlugten, wat Clarisfa betreft, heimelyk fchreev ik haar van tyd tot tyd; enige brieven zyn door haar beantwoord geworden. Maar nu zeden eenige weken heeft zy opgehouden my te fchryven. En myn waarde Vriend ik weet niet wat ik er van denken zal, haar van trouwloosheid te befchulgen. £ou, daar wy in weerwil onzer fcheiding el, kaar een eeuwige.: trouw gezwooren hebben , haar onregt aandoen en onteeren. Neen wellicht heeft men onze brieven opgehouden, of is zy door onpasJykheid belet geweest my te fchryven. Het verheugd my zeer dat myne vlugt my nu gelegenheid verfchaffen kan van myne bekommernis omtrent haar uit den weg te kunnen ruimen. Schoon gy aan Ernestus onbekent 'zyt zeg my weet gy niets van hem of zyn Dochter? ! willem. Niets als door berichten waar by men my verzekert heeft dat hy alle zyne klanten die maar eenigermaaten het Patriottismus zya toegedaan, verliest. Dat zyne fchuldeisfchcrs welhaast op zullen koomen, en dat Clarisfa van droefheid dagelyks verkvvynd, k Ar  tooneelspel; # K A R E L. Dit zyn dan de droeve gevolgen der dwaling ea verleiding, ó Myn Vaderland! ó Myn Vaderland] WILLEM. Ja myn Vriend de vervolgzugt, der overheerfchende party is groot; die maar een eerlyk hart bezit, en niec in hun ontwerpen deel neemt, weigeren zy alle byiland zo hy dezelve benodigt heeft. De armoede word gedwongen om hunne fchand bedryven by te wonen, den Ambagtsman moet tegens zyn geweeten, de neiging van zyn Meester op volgen. En alle die maar in het minst van hen afhanglyk zyn, vinden zig genoodzaakt willen zy zig van de middelen huns beftaan niet verftokenzien, de Patriotfche party aan te kleeveu. K A R E L, Het is beklaagens waard. Maar met reden mogen wy thans op uitkomst hoopen ach hoe verlang ik dat die tyd genaakt en ik met myn Vader weder verzoent moog worden. WILLEM. Zouergeenmogelykheid zyn dat dit voor die tydgefchieden kon? K A B. E L. Ach ! neen, voor dat hy door de uitkomst zyne dwaling bemerkt, zal hy nimmer van zyn gevoelen afflaan, en ophouden my over myn gedrag te haaten. WILLEM. .Ik verbeel my dat ik dit door het uitvoeren van zeker ont-  '20 De EDELMOEDIGE, ontwerp dat my in de gedachten koomt fpoediger bewerken kan. K A B. B L. Wat wilt gy doen ? WILLEM. Buiten het Patriottismus, dat u Vader verblind, bemind hy u geloov ik zeer fterk? K A R E L. ó Ja indien hy, of ik van gevoelen veranderen kon, zou ik geen tederder of goethartiger Vader weafchen kunnen. WILLEM. Nu dit is genoeg ik durf u byna verzekeren dat gy ueer deeze weekten einde is volkomen gelukkig en Ernestus zo wel als gy met u Vader verzoend zult zien. K A R E L. U goethartigheid verblind u, wat zult gy tog doen gy kend geen van beide. WILLEM. Bekommer u deswegens niet. Ga maar met my en wy zullen zien wat in ons vermogen is. TJVEE»  TOONEELSPEL. §1 TWEEDE T O O N E E L. 'arnoldus, hendrik, van een andere zyde ah Kaarel en Willem zyn afgegaan op het toomeel koomende. arnoldus. Ja gyhebtmy onbegrypelyk veel dienst gedaan, het fpyt my echter om het Meisje. hendrik, Dat doet hetmy ook. Maar den tyd zal haarefmarte wel geneezen; indien zy maar eens volkoomen is verzekert dat hy haar ontrouw is, dan zal zy hem wel geheel vergeeten. Ik heb u gezegt dat ik alles aangewend heb zo by Ernestus als by haar om hen in die waan te brengen. Maar die ongeiukkige briev daar ik u van gezegd heb , heeft ons ontwerp veel nadeel toegebragt. Echter vlei ik my, indien gy my behulpzaam wilt zyn alles weder te herftellen. arnoldu s. ó Zeer gaarne! zeg my maar wat ik moet doen. hendrik. By Ernestus gaan en hem zelv het gewaande Huwlyk daar ik u van gefprooken heb bekent te maaken. arnoldus. Maar! hendrik. Maar gy moet het doen zo gy voor altyd u Zoon van Clarisfa af wilt lcheiden, A R-  $2 De EDELOMEDIGE, arnoldus. Ja dat wil ik zekerlyk, het zou iny een onoverko. melyke fmart zyn. Myn Zoon aan de Dochter vaneen Voorftander der verdervende hand te zien huwen. Maar echter een leugen. .... hendrik. Een leugen ....bekreunt gy u daar over! hoe veel heb dk er al niet voor u gedaan; een goed oogmerk wettigt alles. Het'is voor het welzyn van het Vaderland, ter zyde, ik ken zyn zwak, hoe ongerymt het is, Dit woord doet.gelyk by veelen,alles by hem af. arnoldus, Ja dat alleen kan my er toe doen befluiten; maar wat zal ik voorwende om myn bezoek niet verdagt te maaken? hendrik. Wacht hem hier af. Hy gaat gemeenlyk tegens den avond uit. En zoo hy er nu al niet toegeneegen mogt zyn. Zal ik er hem door dees of geene reden wel toe aanfpooren; ik verzeker u dat hy hier komen zal. En als hy nw ziet zal hy u zonder twyfel na zyn Zoon vraagen. Gedraag u maar voorzigtig: en flort hem het gif zo listig in den boezem dat zyn Dochter er de uitwerking van gevoeld. ARNOLDUS. Als gy in myn plaats waan; Zou hier van de uitvoering zekerder zyn, HEN-  TOONEELSPEL 33 HENDRIK. Hoe voelt gy u dan niet in flaat u Vaderland dienst te doen. Zyt gy van u zelv niet zeker? ARNOLDUS. Ik beken dat ik zeer firydige aandoeningea in myn gevoel. HENDRIK, Maar denk aan u plicht, aan de beweegreden die het vordert, ARNOLDUS. Nu ik beloov het u. HENDRIK. Vaarwel dan, ik ga alles tot myn oogmerkin't werk fielleu. DERDE T O O N E E L. arnoldus alleen, in overdenking'. Ik zalmy dan van een leugen bedienen, om een teder Meisje in de wanhoop neder te ftorten. Maar ik moet het doen, zegt hy, om myn Vaderland dienst te doen. Doch myn hart zegt my dat ik flegt doe. Is het dit alleen dat ik my te wyte hebbe? Neen ik heb myn Vriend ook van zyn beftaan beroofd, en myn Zoon gedwongen om maar hou op laaghartige vergeet ge u Vaderland? vergeet gy dat n .Vriend den vyand van het zelve, een fnooden aanhangeling van den trotfche muiter Willem de Vyfden is. Neen alle banden «ter Yriendfchap koomen in geen aanmerking wanneer C het  U De EDELMOEDIGE, het algemeen belang fpreekt. ó Ik zie nu geheel myn dwaling en ik verfoei myn zwakheid. Ily wandelt geduurig eenigc ogenblikken in een diep gepeins waar na hy zegt: Neen is heb toch niet wel gedaan: het is ftrydig met de leer der weldadigheid, zyne vyanden te vervolgen, te verdrukken, en dit dorst ik beftaan! duizende met my deden het maarditkan myniet vryfpreeken? zyn de Voorftanders van Oranje niet meede myne Stervelingen, beftaat hunne yver voor hem niet in dwaaling? 6 Ja! dan welk een item roept my weder toe, Arnoldus gy misleid u. Ach ik hetken u , gy zyt het myn Vaderland. U moet men alles opofferen, en uwe tegenitreevers zo men dezelve niet kan vernietigen ten minften zo kleen maaken dat alle vermoogens om u fchadelyk te zyn. Hen ontnomen is. Maar ik zie Ernestus koomen. \Velk een aandoening gevoelt mya hart. VIERDE T 0 O N E E I. ARNOLDUS ERNESTUS. ERNESTUS. Wat zie ik? Arnoldus! ARNOLDUS*' Zyt gy het Ernestus. ERNESTUS. Ja ik ben het wy ontmoeten hier elkander zeer zonling. A R-  TOONEELSPEL. 3J arnoldus. Dat koomt my ook zo voor maar wy kunnen fpoedig fcheiclen om onaangenaamheeden voor te koomen. ernestus, ö Ja indien gy van voorncemens zyt om my op nieuw over myne denkbeelden omtrent de omftandigheeden van ons dierbaar Vaderland te hoonen. arnoldus. Neen dit bèn ik niet maar het zal toch voorzigter zyn dat ik ga. ernestus. Ik wil u niet tegenhouden maar zeg my eer gy gaat trouwt u Zoon. arnoldus. Is u dit ook al bericht 1 Ja Ernestus het is waar. e r n e s t'u s, ter zyde. ö Myn Clarisfe! V T F D E T O O N E E L. i De veorige een Kruyer. be kruter,flp het huis van Ernestus wyzende tegen Ernestus. "Xv^oont daar den Heer Ernestus ? ernestus. Ja, maar ik ben het zei?. Is deeze briev voor my! arnoldus, ter zyde. Hemel indien dit nu maar geen briev van Karei is! C 2  36 De EDELMOEDIGE de kruter. Ja Mynheer. e r n estus. Goed, daar is het beitel loon. De Kruyer vertrekt. ZESDE T O O N E E L. arnoldus, ernestus', arnoldus. M!ag ik n nu op] myn beurd ook iets vraagen? ernestus. ó Ja. arnoldus. Het opfchrift van dien briev te zien? e r n es t u s. Daar is zy. arnoldus, ter zyden. Ha! zy is niet van myn Zoon; tegen Ernestus, daar is zy wederom. srnestus, breekt den briev open, geeft ep het lezen derzelve tekenen, de *, viterfte droefheid en verwonde • ring. Moet ik myn oog geloven? is het waarheid dat ik zie? arnoldus, ter zyden* Het is zeker weer een briev van een zyner Correspondente , die wisfels op hem trekt. x R-  TOONEELSPEL. 3" ernestus' Ach Arnoldus, welk een tyding voor ons beiden! arnoldus. Hoe betreft dien briev my ook ? ernestus. Ach of zy het niet deed! berei u iets fchrikkelyks aan te hooren. arnoldus. Hemel! wat moet ik vreezen? er nestus. De grootfte ramp. U Zoon arnoldus, ontroert. Wel nu myn Zoon ? ernestus. Leevt niet meer. Lees dit nootlottig fchrivt dat my zyn dood bericht. arnoldu s. ó God! wat komt my over! Hoe heevig flravt gy my tegen Ernestus ach lees die briev voor my, ik kan, ik kan , het niet. ernestus. Het kost my ook zeer veel ,, maar echter^uister toe. ,, Mynheer, daar my, Karei, op zyn ftervbed, ver„ trouweling van alle zyne geheimen gemaakt heeft, „ Zal u het bericht van zyn dood zo veel als het by„ woonen daar van my , fraarte veroorzaakt heeft, „ deernis en droefheid wekken. Dat hy ondanks zyne ,, neiging door de verblinde yver van zyn Vader naar „ Utrecht gezonden', en hier door van u Dochter g C 3 » (die  3* De EDELMOEDIGE, „ (die hy tot zyn doot toe getrouw bemind heeft) ge- fcheiden is geworden, Is u bewust Mynheer. Maar „ niet hoe veel hy geleeden heeft; dat onbefchryve- lyk is. Hy flierv afgefoltert door wreed gefcheide „ lievde, door de ongehoorde handelwyze van zyn „ Vader, en door de beklagelyke toefland, waarin hy „ zyn Vaderland, door den uitzinnige yver der zo ge„ naamde Voorftanders van Regt en Vryheid, geftort „ zag. Hy beval my by zyn jongde fnik u zyne dood bekent te maken ten einde gy het aan zyn Vader „ konde doen. Waar doorhy hoopte dat de Vriendfchap „ tusfchen u, en, hem weder ftandmoog grypen. Dat zyn eenigfte troost naast zyn Hemeifche weldoener „ by zyn flerven is geweest. Hy zegenden zyn Va. I, der, fprak nog eens van u, en ftamelde by de fchei„ ding zyner ziel de naame van God en Clarisfa uit „ myne fmart is op dit herdenken te heevig dan dat „ ik u thans meerder fchryve kan ik blyv met achting „ u bedroefde Dienaar Willem. arnoldus. Myn Zoon, myn waarde Zoon, ach waar verberg ik my! ó wroeging die my moord. Ik heb zyn dood verhaast, waar vind waar zoek ik troost. ernestus. I3y my, door my myn Vriend. arnoldus- Neen, neen! ik moet my voor u van fthaamte ver. tergen, de fnoodfte leugen die immer bedacht wierd dorst  TO ONE E -L SPEL. & dorst ik in u by zyn Haven. Vervloekte raadsman, koom, zie hoe den Hemel de waarheid voorftaat en den fchuldige ftraft Ach myn Zoon, myn Zoon moest gy dan \ het flagtoffer myner eigen zinnigheid worden; o hoe laag ben ikgedaalt! Zie my niet aan Ernestus; ik ben een monfter. Ik heb u val bewerkt: en myne gruwelen zullen wel haast in haar volle yslykheld aan den dag koomen; Wee hem die my .in dezelve verfterkt heeft. Ik merk te laat dat niets de ondeugd wet* .tigt, o ürnestus! Ernestus ERNESTUS. Myn Vriend? RRNOLDUS- Noem, my dus niet ik ben u ergflen vyaud, ik heb alles aangewend om u nadeel te doen; ik heb u Clarisfa myn Zoon ontrokken, haar en hem fampzaiig ge" maakt. Schrik voor my. ERNESTUS. Ik ken myn Vriend. Zyn hart is altyd zo boos niet geweest. Men heeft u verleid. ARNOLDUS. Ja men heeft my verleid, maar dit neemt myne misdaad niet weg. Hy die een moord, door verleiding begaat, word geltraft. Ik heb meer dan dit gedaan, en myn geweeten getuigt tegens my. ERNESTUS. Gy fielt u alles veels te zwaar voor. ARNODDUS. Hoe! kan er iets erger, iets wreeder weezen dan de C 4 oor-  f,o De EDELMOEDIGE, oorzaak van zyn Zoons dood te zyn. Dan een onfchuldig Meisje hier door voor eeuwig ongelukkig gemaakt te hebben, dan een Vriend. ...... ERNESTUS, Om 's Hemels wil herinner u alle die yslykheedeE niet. ARNOLDUS. Neen ik moet, ik moet my dezelve herinneren. Opdat het denkbeelrdaar van my tot een beul verftrckken enmy onophoudelyk pyninging veroorzaak, maar ik kan niet langer in u byzyn blyven, u gelaat waar op de onfchuld geprent fiaat. Verwyt my ondanks u alle myne euveldaden, ach wat wroeging moord my. Ik moet gaan. Wacht u voor Hendrik. ZEVENDE T O O N E E L. ERNESTUS. "Weiije naare welke zonderiinge ont(iekkinge koom ik te doen, Karei is dood, Amoldns noemt zig zelve de oorzaak van myn ramp, en ik moet vermoeden dat hy de beweegreden is waar door ik meest al myne klanten verlooren heb. Maar in het midden van zo veele onheilen is het als of myn hart my zegt, rampzalige de tyd van u geluk genaakt, doch waarom zegt Arnoldus dat ik my voor Hendrik wachten moet, is dien Jongeling daar ik al myn vertrouwen op zei te dezelve. Onwaardig, moet ik hem verdacht houden? Ach dit heb ik nooit geleerd, die eerlyk is denkt het van an- de-  TOONEELSPEL. 41 deren ook. Maar myn Dochter welk een tyding moet ik u brengen. Hemel zy koomt, ach had ik hier niet vertoeft. ACHTSTE T O O N E E L. CLARISSA, ERNESTUS. CL A R I S S A. O Myn Vader, vind ik u hier, ik was van voornemen naar een myner Vriendinne te gaan om haar daar gy niet by my waard de grootfte fmart en de diepfte vernedering my aangedaan, te ontdekken. ERNESTUS. Verneedering myn Dochter, verneedering wie dorst u dit te doen? CLARISSA. Het verhaal daar van, zal u zo wel als my de daad verwonderen, en beleedigen. ERNESTUS. Ach toef niet, myn veriangen te voldoen? CLARISSA. Na dat Hendrik my de ontrouw van Karei met de arfchuwelykfle couleuren had afgemaalt, en myn hart waar in nooit wraakzugt fprakvoor deeze verfoeyelyke neiging door list volle uitdrukkinge en gezegdens vatbaar had gemaakt ftelde hy my hier toe een middel voor. Ach myn Vader welke een middel! Zelfs zo misdadig te worden als Karei en myne beloften te fchenden,maar hoor zyn eigen woorden en zie welk een vernedering in deC 5 zei-  4» De EDELMOEDIGE, zelve ligt opgeflooten. „ Ja MejufFrouw, fprak hy „ Kirelshandel wys en u eer, dwingt u,u te wreeken, toon „ door een Hnwelyk met een ander aangaan, Hoe zeer' „ gy hem veracht; u Vaders zaaken zyn in zodanig een „ (laat, dat wy byna gelyk zyn; trotsheid zoiï u wei,, nig voegen. Ik heb u heimelyk lang .bemind , en „ door my uwe lievden en u hand te fchenken, kunt ,■> gy u gelukkig maken en u van Karei wreeken." Ik bedank u voor u raad zeide ik hem, maar verwacht nooit dat ik zo laaghartig weezen zal van hem , die myn Vader en my, door zyn vermeetle voorflellen zo fchandelyk durft hoonen, te huwen. Vertrekt, ik veracht u en koom nooit weder voor myn ooge. Knarstanden, vertrok hy van fpyt, en riep my vvoedenttoe ik zal my van u wreeken. ERNESTUS. Het raadzel begint zig te ontwinden. Ik zie maar te laat welk een flang ik in myn boezem gekoestert heb. Clarisfa, zo de waarachtige betuiging van Kareis onfchuld. De hoon u door dien fchaamtelooze aangedaan eenigermaate verzagten kan. Verneem ze uit myn mond. Hy is onfchu'.dig, en altoos onfchuldig ge. weest. Denk niet dat ik u misleide ik roep den Hemel tot getuige van myn gezegden aan: Hy was u fteeds getrouw (ter zyden) ach ik kan haar zyn dood niet zegge. CLARISSA, 6 Myn Vader, myn lieve Vader welk een balfem voor myne wonde, hy is my getrouw, ach u verze- ke-  TOONEELSPEL 43 kering fchenkt my alles, moed leven en kragte, weder. ernestus. Koom, myn Dochter, laat ons binnen gaan, ik heb u nog iets te zeggen. clari ssa. Nog iets myn Vader, ik verlang het te verneemen, nu Karei my getrouw is zyn alle myne rampen ver. mindert en hoop ik ons alle nog gelukkig te zien. ernestus, ter zyden, ,, Ongelukkige . . . . gy weet nog niet dat u de j5 zwaarfte (lag nog (laat te treffen . . . koom gaan »> wy« QZy Saan binnen,) Einde van het tweede hedryf. DER-  4* De EDELMOED'IGE, DERDE BEDRYF Het Tooneel verbeeld een vertrek in het huis van Arnoldus. EERSTE TOONEEL. arnoldus, in den rouw gekleed. w ie had dit kunnen vermoeden in zo weinig dagen zo veel verandering, zulk een omkeering. Utre'cht verlaaien, den Prins in alle zyne waardigheeden herfleld de Pruisfchen in ons Land en hy voor onfchuldig verklaard, o! hoe heb ik gedwaald, en wat kost deeze dwaling my niet! Vergeefs tracht ik my vry tefpreeken, allesbefchuldigdmy; en niets, niets herfteldmyn verlies, een wro'egend, een knaagend gewecten is alles wat my overfchiet. Koom nu, koom nu Hendrik, en zie de wanhoop daar gy my door u vervloekte raadgeeving in geftort hebt; dat alle myn's gelyken, in my een voorbeeld zien, van fchrik en afgryzen! o Patriottismus! Patriottismus! welke onheilen hebt gy teweeg gebracht. Ikfchaammy, ik gruw, dat ik immer onder het getal uwer heillooze aanhangelingen behoord heb. Maar.... TfFEE-  TOONEELSPEL. 45 TWEEDE T 0 0 NE E L. arnoldus,**» Knegt. arnoldus. Wat wilt gy. de knegt. Een Heer my onbekend verzoekt om n te fpreekeu. arnoldus. Heb ik u niet gezegd dat ik geen menscb wil zien. de knegt. Ja, maar hy heefc my zo fterk aangedrongen dat ik fchoon tegens u bevel het u verzoeken koom. arnoldus. Nu laat hem dan maar komen (de Knegt vertrekt.) Wie of hy zyn mag. DERDE T O O N E E L. arnoldus, willem. willem. Ik heb de eer niet van u bekend te zyn, Mynheer? arnoldus. Neen Mynheer, maar gy zult my verplichten, u zo fpoedig bekend te maken als doenlyk is, ik heb niet veel tyd om u aan te hooren. willem. fit ben^e» Vriend van u overleeden Zoon Mynheer. A R-  4* De EDELMOEDIGE, ARNOLDUS. Ach Mynheer, vertrek dan fpoedig ik kan van hem niet hooren fpreeken zonder in de uiterfte droefheid te vervallen, en ik heb niet gaarne getuigen van myne fchande, ik zie myne gruwelen genoeg! me» behoeft ze my niet te komen voorflellen. WILLEM. Mynheer, dit is ook in het geheel de oorzaak myner komst niet; ver van n te bedroeven koom ik u troost verfchaffen. ARNOLDUS. My troost verfchaffen! neen IVlynheer dit kunt gy niet, hy die zig zo fchuldig als ik bevind kan nergens troost vinden; maar gy zegt een Vriend geweest te zyn van myn Zoon , zyt gy dan ook gelyk hy was een waare Vriend des Vaderlands, of behoord gy onder die monflers waar onder ik verkeerd heb , en wier gevoelen ik tot myn ongeluk ben toegedaan geweest, die mymyn bloed het recht en demenschlykheid hebben doen vergeeten? Zo dit laatfle waar is, ach fpiegel n dan aan my, of ontwyk my, indien gy de rampzalige indrukder wroeging ontgaan wilt. WILLEM. Neen, Mynheer, dank zy den Hemel! nooit heb ik in de buitenfpoorigheden myner misleide Landgenooten deel genomen, altoos ben ik de waarheid en de onfchuld getrouw gebleeven , zeeker veronderftellende, dat hoe trien dezelven ook tracht te verdrukken , zy wanneer het den Hemel behaagt altoos tot hanren luis  TOONEËLSPEL. 47 luister zal zeegenpraalen gelyk wy thans tot behoud van ons dierbaar Vaderland, dien blyden dag geboorett zien! ARNOLDUS. Dus kan dan myne wroeging u tot zeegenpraal verftrekken, zie hoe den Hemel in my zyn recht geftand doet en de onfchuid wreekt, verheug u in myn lot! WILLEM. Neen ik beklaag u , het is geen eerlyk man, die zig in de verneedering zyner Landgenooten, zyner meede menfchen verheugd, bewonder met my in u nootlot de fchikking die den Hemel gebruikt om u aan het Vaderland weder te geeven, want zonder u Zoons dood zou by u het vermogen der waarheid nimmer eenigen overtuiging te weeg gebragt hebben. ARNOLDUS. Ach, hy bediend zig, van een fchrikkelyk middel, fchoon ik het wel verdiend heb, en myn voorigbeftaan verfoei! WILLEM. Indien u Zoon nog leevde, zou mogelyk deeze bekentenis by u geen plaats vinden en gy wederom de party die gy nu zyt afgevallen en verfoeid, aankleeven. ARNOLDUS. r Neen al leevde hy, ben ik nu door de uitkomst genoeg overtuigt dat ik gedwaald heb, en zie hoe zeer men de Wetten het Hecht en de onfchuld gefchonden heeft;  48 De EDELMOEDIGE, heeft; ach kon ik al het leed door my verwekt herHellen. WILLEM. Wend daar toe zo veel in u vermoogen is aan, verZoen u met Ernestus en vergoed hem al de fchade die hy door u geleeden heeft. ARNOLDUS. Ach zeer gaarne, maar er is een verlies dat onherftelbaar is ik heb myn Zoon, zyn Dochter ontrukt... voor eeuwig ontrukt. Haar daar door in de onoverkomelykfte elende geftort, en dit, dit, kan ik niet vergoeden. WILLEM. Indien gy alles herftellen kunt, behalven dit, dan neem ik aan, haar fmarte te geneezen. ARNOLDUS. Hoe denkt gy dan dat zy hem ooit vergeeten zal? WILLEM. Neen Mynheer, neen, en toch zal zy gelukkig weezen. ARNOLDUS. Welk een raadzel, verklaar u nader. WILLEM. Dit zal den tyd wel voor my doen; ftel gy in tusfchen alles in 't werk wat Ernestus zyn geleede fchaden vergoeden kan en vertrouw dan zeeker dat de hoofdoorzaak uwer fmarte geheel zal weggenomen zyn. ARNOLDUS, ©p het ©ogenblik zal ik er een begin meede make* i {fa  ÏOONELSPEL. 4» (/}y fchelt, een Knegt keomt binne) gaat eens naar Mynheer Ernestus en verzoek hem of hy dadelyk met zya Dochter of zo fpoedig het hun mogelyk zal zyn, my d« eer wil aan doen van hier te komen, dat ik hea beiden fpreeken moet (de Knegt vertrekt) nu zult gy zelve zien hoe zeer ik geneegen ben, myne misdagen indien het mogelyk is, te herftellen; gy zult er van getuigen zyn. willem. Verfchoon my, ik kan nu niet langer blyven; maar Welhaast zal ik met een myner beste boezem Vrienden weeder koomen, waar over gy verbaast zult (laan, ik zeg u niets meer, vaarwel. VIERDE T O O N E E L. aunoldus, alleen. Hemel.' wat moet ik van dit gefprek vermoeden!zo» myn Zoon nog leeven, maar neen het bericht van zyn dood is veels te omftandig, het kan niet zyn, ik zal dan myn Vriend weederzien, myn geweeze Vriend moest ik zegge: want naar het geen dat ik hem aangedaan heb, kan hy myn Vriend niet zyn, hoe zal ik my zonder van fchaamte en naberouw te 11 erven voor zyn gelaat vertonen: zal my zyn Dochter de dood myn's Zoons haar Minnaar niet verwyten? en den Hemel om xvraak over my aan roepen, ach! welk tooneel zal ik moeten bywoonen, maar wie koomt met zo veel geweld de kamer D indrin;  5'o De EDELMOEDIGE, indringen, ach het is myn verleider! hy moet ook gefiraft zyn. VT F D E T O O N E E L. ARNOLDUS, HENDRIK. HENDRIK. Eindelyk zie ik u, in weerwil van u koppige duivel van een Knegt, maar, wat heb ik gehoord! hebt gy Ernestus en zyn Dochter hier ontbooden ? wat hebt gy noch met dat verdoemd Oranje vee voor? wilt gy hun geluk wenfchen, met de herftelling van hun lieve af. god Willem de Vyfde, of wilt gy uwe traanen met de hunne vermengen over de dood van u Zoon wiens Iaage ziel zyn Vaderland meede heeft helpen verraden, o hoe juicht dat vee nu, maar wacht; welhaast zullen wy met de Franfchen vereenigt, hoe zeer nu ook verdrukt, hen dit duur betaald zetten. ARNOLDUS. Monirer, hebt gy eindelyk met u vervloekte redeneering gedaan? gy die de oorzaak zyt dat ik myn Zoon verlooren, dat ik een fchelm geworden ben, en aj,le menschlykheid vergeetende, de geheiliglte Rechen Plichten verwaarloosd heb; hoedurftgy, daargyziet, op welk een zonderlinge wys den Hemel de onfchuld voorftaat , en het recht doet zeegenpraalen; u nog voor myn oog vertonen? bloos met my over de gruwelen die gy gedaan hebt. Maar hoe! het fchynt dat u ge-  T O O N E E L S P' E U & geweeten voor alle indrukfelen der waarheid geflootett is, dat gy met alle myne gezegdens den fpot dryvt. HENDRIK. Ja dat doe ik, en met alle die zo als gy zig gedragen dog ik kan het u nog vergeeven, gy hebt u Zoon verlooren, enikben verzeekerd dat als ugrootfle droevheid eens bedaard zal zyn dat gy tot uw vorige gevoelen weder zult keeren. ARNOLDUS. Ik' neen nooit,al gaf den Hemel my zelf myn Zoon Weder, zal ik altoos myn voorig doen vervloeken ik zie met affchrik op alle myne euveldaden op alle die der zo genaamde Patriotten terug en wenschte dat ik nooit myn ziel met hunne heilloctee gedraagingen bezoedeld had; dan ach myn berouw koomt veels te laar, en myn hart word door helfche verwytinge van een gefehcurd, ach! zidder, ook voor het fchrikkelyk ogenblik dat u geweeteu ontwaaken zal, en aan de oulydelykfte foltering zal overgegeeven worden. HENDRIK. Ik vrees er nier voor, myn ziel is zoo laag niet als de uwe, en myn verneedering fpoort my nog meerdec tot wraak aan zie ik nu myn ontwerp mislukke, ik zat er nieuwen fmeede om myn oogmerk te bereiken, nestus en zyn Dochter zullen weeten, dat zy my ge. koond hebben: door myn voordel te verwerpen. ARNOLDUS. Wat zegt gy? welk een voorflel. Da «RH  52 De EDELMOEDIGE, hendrik. Clarisfa te trouwen, i arnoldus. Hoé! hebt gy dit durven doen ? hendrik. Waarom niet, verfchillen wy zo zeer in rang hy is een Lakenkoper die alle zyne klanten verloren heeft, en ik een Jongman die de toezegging van deeze heeft, hy is.. . arnoldus. Deugdzaam! en gy van alle Deugd ontbloot, zyn ongeluk hebt gy bewerkt, en my in n fchelmery listig doen deelen. hendrik, fpo tachtig. Ik weet waarlyk niet wat ik van u zeggen zal, maar myn goede man ik beklaag u, en ben zeer u Dienaar wy zullen elkaar wel nader fpreeken. arnoldus, Neen gy moet blyven en getuigen zyn van het geea het naberouw op een hart waar in de deugd nog niet geheel uitgedoovd is, vermag, moog'lyk treft u myn voorbeeld, en ben ik zo gelukkig „ van u waarlyk mensen te doen zyn. hendrik; Hoe! moet ik Ernestus nog weder zien ? hem die my zyn huis ontzegt heeft; ea die ik de grootfie haat toedraag, neen, ik ga. * *-  TOONEELSPEL. 57 arnoldus. Gy ruit blyven, daar zyn zy reeds. ZESDE T O O N E E L. ernestus, clarissa, arnoldus, hendrik. ernestus, tegen Arnoldus. Hoe Hendrik hier! wat heb gy met ons voor? arnoldus, My met u te verzoenen, al het leed, al de fchade, die ik u aangedaan heb, indien het mogelyk is te herHellen, dat ik hier Hendrik gehouden heb , die gekomen is om my tegens u te verbitteren, is om hem tot zyn fchande, ooggetuigen van myn berouw en fmarte te maken. Weet dan myn beste Vriend dat ik op zyn aanrading medegewerkt hebt om u van uwe klanten te berooven, dat hy ver van uw gevoelens toegedaan te zyn geweest, een dier Patriotten is,1 die in dea ondergang hunner evenmenfchen hun behagen vinden, en wier eigenzinnigheid, het wis bederv van het Vaderland bewerkt zou hebben. ernestus. Hoe! hy een Patriot, dit wist ik nog niet maar dan is hy gewis een der fnoodften; te dwaaien is menfche. lyk, maar tweederly gevoelens om zyn belang toegedaan te weezen, den eene te doen dienen om den anderen te bevorderen, en zig aan verfoeyelyke veinzeD 3 ry  '$4 Dï EDELMOEDIGE, ry fchuldig te maken: dit is meer dan boos te zyn. ik had hem myn huis verboden, omdat hy zig vermeeten dorst van myn ongeluk gebruik te maken, my daarom te verneederen en myn Dochter ten Huwelyk te vraagen, op de beleedigenfte wyze. Maar ik wist niet dat hy zelv myn ramp bewerkt had hoe zeer ik ook geneegen ben misdaade en dwaHnge te vergeeten dit zal en kan ik nooit. ■arnoldus. My hoop ik echter dat gy wanneer ik alles zal herfteld hebben Weder tot u Vriend zult willen aanneemen. clariss a, ter zyde. Ach wat hy ook herflellen moog myn verlies is onherSelbaar, myn Karei leevt niet meer! A tl n o l d v 5-, het -gezegde van Clarisfa gehoerd lubbende. Ach Clarisfa, dit is, dit is, het geene dat my zo ihmg ik leev, tot beul 'verilrekken zal,o! konde ik door myn dood u Karei wedergeeven l ernestus. Laat ons hem betreuren , maar niet weder op de aar. de terug wenfchen; daar zulke fnoode, en booze flervelingen hun verblyf hebben. arnoldus. Neen Ernestus: mogt hyleeven, om op die zelve aarde, waar zo veel gruwelen gefchiedeu den kring te vermeerderen van zo veel edelmoedigen en braaven waar onder gy behoord! ach! dat ik ze zwak ben ge- wees:  TO..ONEELSPEL. 55 vveest van u voorbeeld niet naar te volgen , fpreek, kunt gy my wel vergeeven ? ben ik wel vergiffenis waardig, fchoon ik nu myn voorig doen, myn denken handelwys verfoey. ernestus. o Ja! myn hart heeft het u lang. vergeeven, en yder die weldenkt zal myn voorbeeld volgen. Omhels my. arnoldus. Neen, ik moet eerst alles dat in myn vermogen is herftellen; maak de lyst op der fchade die gy door my als ook door het verlies uwer begunfligers geleeden hebt, ik zal u dit vergoeden en daar na van u vergiffenis gebruik makende met u myn Vaderland gelyk het alle brave doen door eerbied, achting en lievde voor den beste aller Vorften, Willem den Edelmoedige gelukkig maken. ernes tus, hem omhelzende. Gy zyt myn Vriend en ik wil niets meerder hooren. arnoldus. Maar u Dochter, ach! haar lyden pynigt my het '.vroegend hart. clarissa. Mynheer! fchoon ik voel dat myne droevheid my tot in het grav verzeilen zal; fmeek ik u echter indien de zelve tot vermeerdering uwer fmart ftrekt, te geloven dat ik het nootlot meerder dan u den dood van myn Karei wyt. D 4 AR-  56 D s EDELMOEDIGE, arnoldus. Deugdzame Clarisfa , ach mogt hy voor u leeven mogt hy getuigen van de vernieuwde Vriendfchap tusfchen u Vader en my zyn. ZEVENDE T O O N E E L. ernestus, CLARISSi, arnoldus, willem, karel dl hendrik. k a r e l. FT XJ-y Ifevt, myn Vader, zie hem aan uw voeten. arnoldus. God waar ben ik! clarissa. Is hy het? o myn Vaderlik flerv, zy bezWykt in de armen van haar Vader. ERNESTUS. Wat onverwagte gebeurtenis. hïndrik, ter zyde. Laat ik dit ogenblik waarneemen om te vluchten, hy vertrekt ongemerkt va» V tooneel. ACHT-  TOONEELSPEL. ACHTSTE T 0 0 N E E L, ernestus, ciarissa bezweeken, karei., arnoldus, willem. Willem, tegen Karei die op het gezegde van Clarisfa opgeflaan en na haar toe gegaan is. Ziet gy nu wel myn Vriend, de gevolgen uwer on' voorzigtigheid, fchoon u de lievde en het verlangen van u Vader weder te zien verfchoonlyk maken. k a r e l. Ja, ik had uw raad moeten volgen en gy myne komst langfamerhand moeten bekend maken, maar wie kan wanneer de lievde fpreekt zig zelve bedwingen? ó Clarisfa! ó myn Vader. clarissa, langfaam bykomende. Is hy het waarlyk? of heeft een droom myn zinnen verbysterd. K a r e l. Neen, ik ben het Clarisfa en wy zullen alle gelukkig zyn. clarissa. Het bericht van u dood. k a r e l. Is valsrh, en door myn Vriend uitgedagt om dus te fpoediger ons geluk te weeg te brengen. willem. Ja geëerde Vrienden, dus noem ik u alle wyl gy D 5 Vrien-  5g De EDELMOEDIGE, Vrienden van myn Karei zyt; vergeev my de fmart daar ik u in geflort heb, om daar uit het geluk dat ik my voorfpelde, en nu beleev, te zien gebooren worden, ar.nol dus. AMynZoon! watheb ik ubefchreid, vergeevmyden èwang die ik u aangedaan heb ; en zie my geheel van myne dwaling te rug gekomen, en gy dierbaar Vriend myn's Zoons, hebt gy my voor een weinig tyds droeve fmarte veroorzaakt; u gedrag fchenkt my nu een eenwig duuréud Heil! clar issa, tegen Willem. Ach! Mynheer, het geen u de Heer Arnoldus zegt voegt my ook te zeggen, myne .erkentenis kan ik a door geen woorden te kennen geeven. ernestus. ISfog ik Mynheer' arno l d u s. Hoe meer ik nu my zelve befchouw, hoe meer ik myn vorig gedrag verfoei, ach myne Kinderen, want u Clarisfa, fchenk ik myn Karei. Leev. Voortaan gelukkig? Leev. Tot heil van 't Vaderland, u Vader zal met u en alle braaven: zyne wettige Overheeden eeren ; en het Doorluchtige Huis van Oranje getrouw blyve, zie nu, maar waar is hy ? karei. Wie! .... ... arnoldus. Hendrik, die my zo barbaarsch tegens u heeft doea han-  TOONEELSPEL. 59 handelen , en die u van ontrouw by Clarisfa beticht en u brieven opgehouden heeft , ja zelfs my dea fchandelyke le-ug^n doen ftaaven van u gewaande t»ntrouw in het ogenblik dat alles dit tegenfprak. Waar is hy? dat ik my op dien fchelm wreeke. ERNESTUS. Hy zal zig van onze ontfleltenis bediend hebben om te ontvluchten : maar myn Zoon, want zodanig be* fchouw ik u reeds; laat de wraak aan den Hemel, en hem aan zyn nootlot over, laat ons alle nu in de «gtmatigfte blydfchaP deel neemen ! u Vader ns van -zyne dwaling overtuigd en ons dierbaar Vaderland behoede, ó mogten alle als hy, zyn voorbeeld volgen! de haat en partyfchap voor eeuwig vernietigd zyn; op dat hier door gantsch Nederland met ons aan het Doorluchtig Huis van de Gfondftigters onzer wezenttyke Vryheid in zeegening gedenke: zo leven den Edelmoedige, den Groote, Willem de Vyfde, zyne Echtgenoote, Telgen, en Nazaaten , nog lang, en in de geroste ultoeffening hunner belangryke Posten, tot heil en behoudenis van Neêrlandsch vrije Gewesten. Einde van het derde en laaUfte Indryf»  DRUKFEILEN. In bet Voorb. pag. 4 teg. 8 flaat dan dat het lees dan het pag. 7 reg. 21 fiaat Lieven lees Liever 9 13 denkwys noemd denkwys doemt 10 s na het Tooneel op htt Tooneel Ut. '24 van Vaderland van het Vaderland 28 6 voorweudfels voerwendfels 3S 5 »" «nyn in my 34 11 eenftemt een ftero ii. 2onling • zonderling 35 20 tekenende tekenen der 3 16 Rampzaiig Rampzalig 41 iS veriangen verlangen 42 3 aangaan aan te gaan ïè. 1} 1 knarstanden knarstandende