EX BIBLIOTHECA F.G.WALLER 1933  HANS K O M T DOOR Z Y H DOM II E l D VOORD. tweede deel. TE AMSTERDAM, B T tl GARTMAN en I. de JONGH < md cclxxxiv.   HANS KOMT DOOR. Z Y N DOMHEID VOORD EERSTE HOOFDSTUK, De jalouzy verraadt de liefde. Carolina , in M. . .. aangekomen zynd'e , Hapte in ds Witte Roos af: daar zy de Familie van R. . . . flechts uit de befchryving van haaren broeder kende , wilde zy niet aanftonds derw aards gaan, maar liet Augustus verzoeken in haar Logement te komen , onder voorwendzel, dat hem aldaar een goede vriend opwachtte: de bezigheden van Augustus lieten niet toe, vóór vier uuren'iri den middag te komen; hy had zeker werk onderhanden , waaraan de minfte ophouding nadeel foegebragt zou hebben. Hoe begeerig hy dan ook ware, om te weeten wie hem toch opWachtte; kon hy evenwel zyne nieuwsgierigheid niet voldoen. — Carolina was dit vertoeven ii dBïi, A aan--  1 HAffS KOMT DOOR Z Y ff aangenaam, want de zamenkómst met Augustus was voor haar gevreesd; zy gevoelde te wel, hoe zeer zy hem beledigd had, en hoe weinig zy zyne vricndfchap verdiende: zy bedwong zig zo veel mogelyk , maar dit bslettede niet, dat zy fidderde , toen zy Augustus voor de kamer hoorde vraagen: Wie is de vreemde die my moet fpreeken ? — de deur werd geopend. — zy zagen elkander aan , en bleeven op eenige fchrceden afItands fpraakloos ftaan: verfcheidene minuten duurde dat ftilzwygen, en Augustus was de eerfte die fprak: Hoe Gy hier genadige Vrouw; —• Carolina kon zig niet wederhouden traanen te ftorten, en zeide: [pot niet met my, ik ben reeds genoeg beffot! — maar ja , zeg alles wat gy denkt; geen ftraf is voor fny te zwaar. — Ik verfta u niet Mevrouw , zeide Augustus ; waarop Carolina antwoordde : Gy zult my mogelyk beter verflaan indien gy dezen brief geleezen zult hebben: dit zeggende gaf zy hem den volgenden brief van Froderik over. FREDERÏK AAN AUGUSTUS. ,, Daar Augustus hebt gy de Vrouw door Van 3» c verhaten ; zy heeft befchermmg nodig, jjen ik ken geen menfeh, die waardigis den s 5 esrnaam van haaren befchermer te draagen , ;> da»  DOMHEID VOORD, j ilMn gy. — Ik kan het niet over my verkry„gen, u de gantfche gefchiedenis van haare verftooting te melden; laat zy zelve ze u versi haaien: — het zy u genoeg gezegd \ dat ik vertrek , om dien hoon te wreeken, en de ,, boosheid van den trouwloozeh te llraffen. .., Wanneer gy dezen brief leezen zult, dan zat -,ik mogelyk of geheel niet meer onder de Ieven. „ den zyn , of ik ben dan een vluchteling, ver. 3jbannen uit myn vaderland, en dus in beide gevallen niet in ftaat, om op het welweezer. ,i van myne gehoonde zuster tc denken. Indien ,,-ilt ih het leven blyf, zal ik uten eerfcen ïehryven; maar fterf ik — zyt dan broeder en vriend j, van de vrouw die u zö zeer beledigd heeft: maar ik behoef u dit niet aantebeveden , üw eigen hart zal hét u zeggen; ik' ber., war „dat betreft, gerust. — Vergeef my, waards s, vriend , dat ik haar weder onder uw 00% breng; ik zou het niet gedaan, ik zou u geen „fmart veroorzaakt; geene hartstocht in uver5, nieuwd hebben , die u zo menig treurige da„veroorzaakt heeft, indien my uwe brieven '„niet verteld hadden, dat gy die harstocht „overwonnen, en dat een waardiger meisje, „m uw hart, de plaats der trouw'oo::e vfryulïl -,had; — mogelyk weet gy zelf zulks niet, f$ A 2 U fe-  4 HANS KOMT DOOR ZYN „ gelooft het niet; maar ik ken uw hart niet, in„ dien gy. Wilhelmina niet bemint, en gy hebt 'er recht toe; verdien haar en leef zamen ge„ lukkig. Ik heb u, met ernst, hieromtrent f, de oogen willen openen; zonder dit voorval „ zou ik het nog niet gedaan hebben, maar „ thans was het mynpligt: — het zal nu gemak„ lyker zyn , myn zuster als uwe vriendin te be„ handelen , en haar raad te geeven ; mogelyk „ is zy ook zo gelukkig om Wilhelmina tot haare „ vriendin te krygen, en door den waardigen. „ Geheimraad befchermd te worden ; dit is „ myn wensch; want dan is zy veilig. „ Als ik in het leven blyf, zal ik verder zor„ gen; maar fierf ik — zorg gy dan, Augus„ tus. — Zeg haar niet dat ik om haarent wil „ ga vechten, want het baat tog niet, en gy „. zoudt haar verdriet tegrooter maaken; zy is, „ zonder dat, genoeg geftraft; ja meer dan zy „ verdiend heeft. — Vaarwel, vriend van myn „ jeugd ! — zyt zo gelukkig als gy verdient te weezen, en wyd fomtyds eenige oogenblik„ ken toe aan de gedagtenis van uwen FREDERIK. De aandoeningen door het leezen van dezen briefin de ziel van Augustus veroorzaakt,'waren  DOMHEID VOORD. 5 mi in zyne oogen te leezen; zyn teder hart leed veel op het verneemen van Carolina» ongeluk, want tot op ditoogenblik had hy geloofd , dat zy gelukkig was: maar nog grooter was zyne droefheid over zynen vriend, die of reeds dood, of, nog erger, als moordenaar voortvluchtig was: _ vol aandoening wierp hy zig in een" leuningftoel. - Carolina kwam weenende voor hem ftaan , en zeide : — Heeft myn broeder u myne fchande verhaald ? — Deze weinige woorden bragten hem tot zig zeiven ; hy verborg zyne droefheid om Carolina geen meer droefheids te veroorzaaken. — Gy zelve, antwoordde hy , fchryfi my» vrhndmy, zult my uwegefchiedeni; verhaalm: Carolina deed het, zo kort als mogelyk was, wanr haare traanen beletteden haarveele woorden te gebruiken. Het bloed van Augustus raakte aan 't zieden, op 'thooren van de flechte behandeling het weleer geliefde voorwerp aangedaan; en hoé zeer hy anderzins ook tegen het tweegevecht ware, twyfele ik niet of, indien Van C... . dit oogenblik by hem geweest ware , zyne toornigheid zou zya wysheid overweldigd hebben : - thans vattede hy de hand van Carolina , drukte dezelve vuuriglyk, en riep uit: Arm kmd 1 hebt gy zo veelgeleeden f CAROLINA. En ik zal nog meer moeten lyden. A 3 au- ;  Ó HANS KOMT DOOR ZYN AUGUSTUS. Dat hoopen wy niet. Zyt gerust: be- fchouw my als uw besten vriend, die alle uw wenfehen zal trachten te vervullen, zo verre het zyne krachten toelaaten: onze betrekking is waarlyk wonderbaar; maar laat ons het gebeurde vergeeten ; elkander als broeder en zuster befchouwen , en in die hoedanigheid zal ik myne pligten omtrent u vervullen. CAROLINA. Knnt gy my vergeeven ? kunt gy het voorgaande vergeeten ? AUGUSTUS. Dat is reeds gefchied, en fpreek my van nu af geen woord meer daar van. CAROLINA. Augustus! Augustus! ach! welk een man heb ik beledigd ! AUGUSTUS. Zwyg, zwyg: maar ik moet zorgen dat gy een beter verblyf bekomt, in dezen herberg moet gy niet blyven; heden echter is daaromtrent alles onmogelyk; maar ik zal heen gaan , en een oord zoeken, waarin gy tot nader order gerust kunt woonen ■ Morgen vroeg zie ik u weder. CAROLINA. 5j!og eene vraag : zeg my, op uw gewe-  DOMHEID VOORD. f weten vraag ik het u af waar is mrn broeder ? AUGUSTUS. By zyn Regiment. CAROLINA. Is het waar? maar waarom zendt hymy dan by u ? —? waarom houdt hy my met by zie» Augustus werd op deze vraag verleegen; zyn gezicht, 't welk zyne ïogens verried, zou gewis alles ontdekt hebben, indien Carolina niet zo veel vertrouwen op zyne liefde voor de waarheid gehad had : hy zweeg , cn zy vervolgde. CAROLINA. Nu, waarde Augustus! waarom fpreekt gy niet ? —zoudt gy mogelyk nog een ongeluk voor my verbergen ? AUGUSTUS. Voorzeker niet: denkelyk. heeft uw broedérn niet by zig willen houden, om dat tog het verblyf onder een menigte van jonge Officieren , voor een vrouw als gy , niet aangenaam kan weezen : wat toch zoude ik voor u verbergen ? CAROLINA. Ik geloof u, fchoon ik my diesaangaande niet TOikomen gerust kan ftellen, A 4 Z>  $ HANS KOMT DOOR ZYN Zy wilde nog meer vraagen, maar Augustus verhinderde haar; nam zyn afscheid, en deed haar op den aanftaanden morgen hoopen. Zyn ztel was ondertusfchen geheel in beweeging gebragt: Carolina's tegenwoordigheid had aandoeningen in hem verwekt, die hy reeds byna overwonnen had; maar, naauwlyks wilde hy dezelven gehoor verkenen, of Wilhelmina vertegenwoordigde zig aan zyn'geest; voor de eerfle maal maakte hy aanmerkingen over zyn vriendfchap met haar; de brief van zyn' vriendgaf hem eenig licht in een zaak, waarvan hy de waare gefteltenis nog niet recht begreepen had' hy beproefde zig zeiven , en bevond dat Frederik gelyk had: — maar word ik ook weder bemind ? zeide hy : en het gedrag van Wilhelmina fprak deeze vraage niet tegen. ■ Zyne gefteltenis was zeer verward. Wilhelmina evenwel behield de overhand by hem; hy bevond dat hy heden wel de hartlyke vriend van Carolina, maar de minnaar van Wilhelmina was. By dit alles kwam nu nog de ongelukkige omftandigheid van zyn' Vriend; de onzekere uitflag van deszelfs geval veroorzaakte hem nog meer onrust: ■ wat zou hy met Carolina beginnen ? hoe zon zy op eene eerlyke wyze met hem leven kunnen > eene vraag, die hy  BOM HEID VOORD. Q hy zig dikwyls deed, maar die echter onbeantwoord bleef. In 't midden van deze verwarring , nam hy zyn toevlucht tot den Geheimraad ; ontdekte hem Carolina's gefchiedenis; • zyne voorgaande verbintenis met haar, bene. vens het gedrag van haar' broeder, en bad hem om raad. De zaA is zonderling genoeg, ant¬ woordde de Geheimraad , het noodzaakelyhte moet ten eerften in orde gebragt woden; het is uw pligt dat gy de Juffer een gefchikt verblyf bezorgt, want w den Herberg kan zy tog niet blyven. —— Voorzeker niet, zeide Augustus, maar waar ; Bemint gy haar nog ? ——• Ja , als Zuster ; als een my toebetrouwd goed eere ik haar, maar detyd en eeni 'er inwendig over •zuchtte. — Den volgenden morgen werd Carolina in het huis van den geheimraad gebragt ; Deze zo wel als Wilhelmina ontving haar met ach-  1% HANS KOMT DOOR ZYN achting, en verzekerde haar dat zy alles zouden aanwenden, om haar ongeluk te verzachten ; zy deeden 't ook werkelyk, en Carolina zou reden geRad hebben , om met haar lot te vreden te weezen , had zy ilechts den vooiledenen tyd err haaien broeder kunnen vergeeten i dikwyls vroeg Tf Augustus naar hem , maar hy verried het aan hem vertrouwd geheim niet, en bleef aan de bevelen van Frederik getrouw. In deze gevleidheid verliepen 'er agt dagen; Augustus werd van dag tot dag ongeruster; hy verwachtte brieven van Frederik, en vermits die niet kwamen, geloofde hy dat zyn vriend dood was: deze gedachten trof hem zodanig, dat hy zig geheel aan zyne droefheid overgaf: hierby kwam nog dat Wilhelmina federt de komst van Carolina , dagelyks achterhoudener werd , ja dat zelfs haare gezondheid fcheen te verzwakken: hy vroeg haar dikwyls naar de oorzaak van die verandering, maar ook dikwyls kreeg hy geen antwoord; dikwyls borsten de traanen uit haare oogen , en dan was het antwoord : 't GevftH deze wereld is voor wy nltt bewaard — Op zekeren dag gaf Augustus zig over aan zyne droefgeestigheid; by toeval kwam hy in den ïhuirt ; een eenzaam prieeltje was federt eenigen tyd zyne geliefde rustplaats; dei-waards wendde hy  DOMHEID VOORD. 13: hy zyne fchreden, en had 'er niet lang in geweest , toen ook Wilhelmina daar in kwam: — beiden waren zy over deze onverwachte byeenkomst ontroerd: 'na een weinig zwygens wilde Wilhelmina vertrekken , maar hy hield haar tegen zeggende: Waarom wilt gy uwen getrouwen vriend ontwyken? wilhelmima. Ik ontwyku niet, maar vrees u te zullen ftoorea. augustus. Kan dat mogelyk zyn, vriendin ? — is uw gezelichap my niet dierbaarder dan alles ? wilhelmina, zuchtende Voorheen geloofde ik dat. augustus. En nu niet meer ? — waarmede heb ik dan uw vertrouwen verlooren > wilhelmina. v Laat my gaan : — 'cis beter dat ik vertrekke.' augustus. . Neen, by God! ik laat u niet gaan, voor dat gy my geregd hebt wat u op het hart hgt, dat u anders doet weezen dan voorheen : ondanks myn droefheid heb ik zulks ondekt: — ik ben uw vriend, en mag'aanfpraak op uw vertrouwen maaken, 1 Wil-  14 HA NS KOMT DOOR ZYN wilhelmina. Laat my u ontvluchten. ..... ik ben ee?i awak Meisje, dat. ..... augustus, haar in zyne armen drukkende. Om Gods wil, licr'fte Wilhelmina ! — waarover bedroeft gy .u? geen zwak Meisje J neen — gy2yt een engd _ gy ^ _ en zou uw vriend in uw lyden niet d-e- wilhelmina, fchmjende. Weg, Augustus ! — weg, waarde Augus- Uis ! Carolina mogt ons befpie- den U4 en dan (Zy fioeg haare oogeé befc/iaamd neder.) JGüSIDS, Dat zy komc,. — ik wenschte het! — zy 2ou, met my, haare vriendin de oorzaak van haar fmart afdwingen. w i l a e i m i n a , zuchtende. Ach ! — voorzeker Biet maak Carolina gelukkig; dat is ar;es wat ik begeer. augustus. | Dat zal ik doen zo veel ik kan: — het is m vh wilhelmina. Maar het is ook uw pligt, alle andere Meisjes te vlieden; A'ü-  DOMHEID VOORD. 15 AUGUSTUS. Dat weet ik niet Wilhelmina , daar flechts de vriendfchap my aan Carolina verbindt. w 1 l ;: F, I M I N A. Foei Augustus! tot lieden toe heb ifc -i hoog geichat, maar gy ontè'ert u zeiven als' gy de rechten van Carolina lochent. AUGUSTUS. Redr. en ! —s* zy is alleenlyk myne vriendin ■ ik haar vriend wiiHciun'j, En haar minnaar. AUGUSTUS. Neen, waarachtig niet: -— voorheen beminde ik haar -— zy beminde my mede: maar die tyd is voor by, en .... ik moet fprceken : gy moogt my haaten , verachten ; ik kan deze gelegenheid niet laaten voor by gaan. om my aan u te ontdekken: ja Wilhelmina u bid ik aan; 11 myn Engel bemin ik, en zal 11 eeuwig beminnen : verdien ik uwen haat, uwe verachting door deze ontdekking, zo fta my fiechtS toe, dat ik u ontvluchte en nooit zu'.i gy my wederzien; ik zal uw vaders huis, dalhuis 'twelk my zo veele gelukkige üuretó ver- fchaft heeft, vlieden. ■ (Hy wille vertrekken, maar mthtlmma-hiili hem tegen.) Vit-  Xfj HANS KOMT DOOR ZYN wilhelmina. Gy bemint dan Carolina niet ? augustus. 'Als vriendin eer ik haar; — maar ik kan niemand dan Wilhelmina beminnen. wilhelmina. Zy lag haar hoofd epzsptborsi. Ach Augustus! augustus. Wilhelmina ! kunt gy 't my vergeeven ? haat gy my vermetele niet ? wilhelmina. Voel de kloppingen van myn hart: — Haat het door haat tegen u ? augustus. Goede Engel ï wilhelmina. Neen — geen Engel! — flechts een zwak Meisje , dat de mannen te ligt gelooft. Thans was de gewigtigfte flap; de eerfle verklaaring gedaan, en nu viel het hun gemaklyker elkander hunne liefde te belyden. Wilhelmina bekende haarjalouzy omtrent Carolina, maar was te vreden dat haar minnaar haar van het tegendeel overtuigd had. — Eeden van eene eeuwige getrouwheid werden in het Prieeltje afgelegd, en de gelieven gingen zo vergenoegd heen, als zy treurig gekomen waren. — Inhet naar  DOFHEID VöOltrii. f? F&sr kuis gaan werd nog afgefproken,. dat men zig wel in acht zoude neemen , op dat de Geheimraad niets van deze liefdé mogt bemerken , tot dien tyd dat Augustus' in Haat gefield zou weezen , om zig met eer voor haar' minnaai; te verklaaren ,' welke tyd zy dachten zeer naby te zyn! Den ganfehen avond was lou? (er geluk en venmrak in beider oogen te kezen ; de Vader was verheugd zyn kind zo blymoedig te mogen' zien.; Carolrna' relv? was vrolyk , en vierde,- fchoon oweeterid d? verëeniging'van het jtmge paar. In dezen' ragenoegden ftaat vergift Augustus voor eenige uurenzyn'vriend;'maat welhaast dacht hy weder aan hem , en dit maatigde zync'ov'ergroote vreugde: den volgenden dag fchonk hem ook desaangaande eenige gerustheid , evenwel nier /onder kommer te veroorzaaken : vroeg' is den morgen ontving hy eén' brief;' hy gaf et a' fehre'etiw van blydfchap, toen hy de hand en hst e«$he,t van Frederik ontdekte : deze brief was van «ie volgende inhoud: '< " 1 0 | ;' i f$m itetriizy.aïis/ « NïDERIÏ AAN AUGUSIÜ'. ,-J'Ik'Sen' éëri moordenaar! i—~ klirAi rf dit 3, woörd ook zo' verfchrikkelyk ia,de oóran $ als my ? «—> ik bén j'fed'ert ik dezer, naa^rf li" OEÜt 9 VT'^  l8 HANS KOMT DOOR ZYN „.verfren, geen oogenblik gerust geweest.! —— „ by dag en in den (laap zie ik het bloed van >, mynen vyand ftroomen; zie ik de wond, die „ door den kogel gemaakt is, zig openen. Ware „ hyflechts in de laatfte oogenblikken vóór het „ tweegevecht,verwoed en oplopend geweest, „ mogelyk. zou ik my beter te vreden kunnen „ ftellen; maar zyn dood , en de angst van myn ,, ge weeten wreeken hem, want hy deed alles ,, wat hy doen konde, om het gevecht te vermyden. —«- Het is waar, hy had my zeer „ beledigd, my in myne eer te kort gedaan; dan „ wat is de begocheling der eere , tegen dewroe„ ging van het geweeten, die ik nu ondervin„ de ? Ik kan u onmogelyk al het voorgevalle„ ne vernaaien; dit alleen moet ik u zeggen, „ dat, zo laag hy zig omtrent myne zuster „ heeft gedraagen, zo edel heeft hymy behan„ deld: — nog na het ontvangen van de wond „ zorgde hy voor myne veiligheid; was minder „ op zyn eigen gevaar bedacht, dan op dat van „ zyn' moorder. — Ik vluchtte, fchoon ik niet „ wist werwaards: myn knecht bragt my naar „ P . . , en hier ben ik nog. Reeds voor „ lang zou iku gefchreeven hebben , maar myn ,, bevende hand ontzeide my haaren dienst; „ zelfs heden weet ik byna nog niet , wat ik ,, fchry-  DOMHEID VOOR Ö. tji h fchryve en zegge. — 6 Myn Augusfus! had », ik immer geloofd, dat de pyniging van het « geweeten zo verfchrikkelyk is! met vreugd i, zou ik myn leven ten besten geeven, kon-> >, de ik flechts het leven van Van C. herroe„ pen. — Tot dus verre was ik voor drie da„ gen aan dezen brief gevorderd; myn 'angst >, vermeerderde , en ik kon niet verder fchry„ ven ; maar midden in deze omftandigheid 3, viel my in , myn' knecht naar W ... te zenden i, om te verneemen, of myn vyand geftorven j, ware of nog leefde. — Gezegend zy dezen >, inval, en de zorg van myn' bediende; — hy „ bragt my een troostlyk bericht: — Van i, C. leeft nog en zal mogelyk nog langer lee>, ven; de Heelmeesters hebben ten minften „ hoop op zyne herftelling ; hy zelf fchryft s, my den inleggtnden brief, lees en zie daar-„ uit, welk een zonderling fchzepel de mensch ,, is, — Hoe is het mogelyk dat Van C. zo edel „ omtrent my èn zo onedel omtrent myn zus„ ter kan hahdelen ?— ik begryp het niet: — maar ik dank God dat hy nog leeft- Ik a„ dem hu vryer, en kan thans met ü fpreeken , t' welk my vóór 't ontvangen van dit be„ richt onmogelyk was. — Is myn Zuster by A u aangekomen? of gy haar verzorgd hebt behoef B * „ik  to HANS KOMT DOOR ZYN ,', ik u niet te vraagen, daartoe ken ik u re „ wel. Troost het meisje , indien z.y „ troost uoodïg heeft; maar verzwyg toch my,, nen tegenwoordigen ftaat: wat baat het haar „ te weeteh dat haar broeder door haar onge„ lukkig is; veel beter is het dat zy 'er niets ,, van weete. Vermits zy geld tot haar onder„ houd noodig heeft ,zendik u hiernevens veer„ tig Louis d'or; neem zeaan, ik ben door de ,, zorg van Van C. ryklyk van geld voorzien: „ ook zend ik u het papier, waarin hv myn * 7uster van driehonderd daalders jaarlyksche „ inkoinften verzekert; ik durf hetzelve niet by „ my houden , aangezien my nog onbewust is, „ welk eenuitflagdezaak.ten mynen opzichte , „ neemen zal: —- ik geef u derhalven haar toe„ komend lot in handen — valt 'er eenige veranderingmet my voor, dan zal ik u fchry ,» ven. Uw' Vriend, FREDERIK. Het gemelde ingeflooren briefje van Van C; luidde als volgt : >, Stel u te vreden vriend! uw knecht heef&' m m7 opgefpoord, my uv/e angst omtrent my „ veihaald, en my daardoor vreugd veroorü mfct ; die angst, Frederik, zegt my , dat » gy  DOMHEID V O O R B. at «gy my vergeeft; dat gy weder myn vriend »*zyt, en daarvoor dank ik u. —— Men .»bericht my, dat myne wonden niet doodlyk ff zyn; ^ zal alleenJyk vier of vyf weeken „hier moeten blyven, eer ik weder naar my„ ne goederen zal kunnen reizen; en dat ,, doe ik gaarne. Zyt te vreden: ik ,, heb tot uwe zekerheid, een gerechtelyk be,,wys van uwe onfchuld, naar uw Regiment ,, gezonden , en verzocht, my uwe fchriftelys, ke vergiffenis te laaten toekomen; zo haast ,, ik dezelve bekomen heb , zal ik ze u zenden. — 3, Nog eens, zyt te vreden: welhaast hoop ,fik u by my te ?ien: — gy zult my im3 j mers komen bezoeken, eer gy naar 't Re,, giment gaat ? — dit zal een bewys van uwe „ vergiffenis zyn. — Ik mag thans niet meer „fchryven; de Geneesheer belet het any. — „ Ik blyf altoos uw vriend VAN C. Augustus flelde terftond aan Garolina het meergemelde gefchiift en de veertig Louis dor ter hand, en zeide haar dat hy berichten van haars broeders welfland bekomen had : daar zy niet anders vermoedde, of hy was by zvn Regiment „ zo behoefde Augustus geene uitvluchten E "* (1  9.Z HA NS KOMT DOOR ZYN te maaken , om zyne waare omftandighedente verbergen. Den Geheimraad ontdekte hy alles , deze gaf hem de zoete troost, dat als Van C. in het leven bleef, de zaak niet veel te beduiden had; en dat, fchoon hy boven vermoeden kwame te fterven, door zyne verklaaring dat Frederik onfchuldig was, zyn vriend zeer hgtelyk genade zou krygen. Frederik ontving binnen den tyd van weinige weeken van Van C. , zyn opónthod by zyn Regiment, benevens den volgenden brief: VAN C. AAN FREDERIK. „Ziehier uwenvergiffenisbrief; dezelve ver, „ oorzaakt my meer blydfchap, dan of ik zelf het 3, grootfte geluk verkreegen had : kom haastig „ maar vergeet niet uwen weg over N te neemen , alwaar ik nog eenigen tyd zal blyven: „ kom echter niet met een donker gezicht: „ fchenk uwen ouden vriend eene volkomene „ vergiffenis: ik belyd mynen misflag en bid u „ om verfchooning ; ja ik heb zelfs berouw o„ ver myne begaane buitenfpoorigheid: dan die „ is nu niet meer te veranderen: verzoening „ van uwe, en vergeeving van mynezyde, is „ alles wat ons overig blyft; tot het laatfte ben a, ik bereid, en .verlang zelfs te mogen weeten, war  DOMHEID VOORD. 23 „ wat ik ten besten van uw Zuster doen moet, „ ik wil het gaarne doen, alleenlyk om hetge„ noegen te hebben, van niet veracht te wor„ den door den man dien ik eer. Gy kunt, wel „ is waar, my tegenwerpen , dat de wereld „ eene en andere aanmerkingen over onze ver„ zoening zal maaken ; maar zouden \vy ons ge„ luk door ongevoelige fchepzels laaten bepaa„ len ? — door fchepzels, die niet eens begry„ pen kunnen hoe noodzaakelyk een vriend „ voor een denkend hart is; die niet weetcn » „ hoe noodzaakelyk uwe vergiffenis voor het „ myne is ? — Maar de eer! — nu, heeft myn „ bloed niet geftroomd om deze hersfenfchim te „ bevredigen ? —; dus kunt gy ook van dien „ kant niets inbrengen, of de haat moest by u in het fpel komen , en dat verwacht ik niet. Myne beterfchap gaat lang- „ zaam , men verzekert my dat ik thans in het ,, leven zal blyven; maar men voegt er by , „ dat ik nooit weder in myne voorige gefteldheid „ 7al komen , en mogelyk eindelyk de teering ,, zal krygen : — dan wat weeten de men„ fchen wat in het toekomende . gebeuren „ zal! en ook al ware het zo, wat verfchilt het „ dat ik dus of zo leeve, of op deze. of gce„ ne wyze fterve? —- Van kindsbeen af wist B 4 ik  2.J HANS KOMT DOOR ZYN ,, ik reeds, dat ik eenmaal zou moeten nerven, ,', maar de vyy'ze van myn' 'dood wist ik niet; „ gevoïglyk maakte ik my tot iedere wyze vari „ nerven bereid , en thans is de dood , hy kome'dan in welke gedaante hy wil, vóór i my niet verfchiikkelyk. — Haast ziet gy Uw' Vriend, Van C. ÏBEDERIK AAK VAN C. s, Gy hebt gelyk; ja het zou haat en geen i, gevoel van eer zyn , indien ik aarfelde om my met u te verzoenen , fchoon ik wel wensch'„ te dat wy deze verzoening niet noodig ge„ had hadden; — doch alles is voorby en vergcetcn , en ik ben weder zo oprecht uw „ vriend, als' ik het voorheen was. Dit moet „ ik .evenwél by het aangaan van onze nieuwe '„ vriendrchap vooraf bedingen, naamlyk , dar „ myne Zuster in onze gefprekken of brieven „ nooit genoemd worde: — ik ben een mensen , „ en'weet niet, waar toe de zwakke mensch„ beid my zöude kunnen vervoeren , wanneer „ my , ten ongelegenen tyde, zaaken herrinnevd ,, werden,'dië ik liever vergeeten wil;'ik ken mynen'oploopenden aart, die my dikwyls teti gen myn genomen bellutt doet zondigen: zie ,s daar  P ,0 M H E I D VOORD. £5 „ daar de oorzaak vzn dit voorbeding: ook. »> moet gy niet bcgeeren dat ik op uwe land„ goederen kome, en uwe vrouw zie; ik heb „ 'er dezelfde reden voor. Zoek in deze my„ ne bede niet nog een overblyfzel van vyandU fcliap, want alles is alleenlyk voorzorg; ik j,.heb u reeds gezegd, ik ben een mensch, en ,, ken myne zwakheid. Eene Weinigheid brengt „ dikwyls zaaken voord, die men niet ver,, moed had, en ik wil alles vermeiden, wat ., onze herficide vriendfchap zou kunnen bree„ ken. — Spreek my, bid ik , vervolgends, „ niet meer van vergoeding; want het grieft „ my te zeer , wanneer gy dat punt aan'„ roe.it. — ik heb met gevochten om het in„ komen van myn Zuster te verzekeren , of 3', om hetzelve te vermeerderen; neen, maar i, alleenlyk om haare fchande te wreeken. In„ dieri zy van myn gevoelen ware, zou zy niets „ van u neemen , dan leefde zy liever van den „ arbeid haarcr handen , dan vaH een inkomen, „ 't welk haar haare fchande en ongeluk, bj „ iederen maaltyd , moet herrinneren : — mo„ gelyk denkt zy hierover anders dan ik, en ik wil haar dienaangaande geene lesfen voor- „ fchryven.' Geef ook geene onbil- 3J lyke uitlegging aan deze ruime gezegdens., ♦ B 5 ' , zy'  *6 HANS KOMT DOOR ZYN „ zy komen voord uit een waar gevoel van ,, eer, en. ik ben verzekerd dat gy my, by „ eerie bedaarde overweeging van dezelven , „ gelyk zult geeven. — Zie daar alles wat iku „ te zeggen had , eer ik u als vriend en broe„ der weder de hand kon geeven: — nu is al „ het voorgaande vergeeten, en, onder de gemel}, de voorwaardens, beloof iku op nieuw vriend„ fchap en liefde, gelyk ik ook hartlyk om „ de uwe wensch. — Morgen vertrek ik, ik „ ik zal u in Ü zien, en dan mondling ,, meer. 1 ■ - ' 1 FREDERIK. FREDERIK AAN AUGUSTUS. „ Ik ben weder by myn Regiment, en on„ ze onrusten zyn geëindigd; echter niet ge- heel: Van C. is wel herftcld , maar nog veel „ te zwak , om naar zyn landgoed te reizen; ,. evenwel hoop ik dat ook die zwakheid ver„ minderen zal,' ja ik wensch het hartlyk ; • „ want de rust van myn ziel hangt 'er van af.— :„ Ik heb hem in N gefproken, en my met „ hem verzoend. — A ■gestus! ik weet niet ,,, wat ik zal zeggen , en nog veel mind :ï kan ik myn gevoel uitdrukken: — Van C. heeft  DOMHEID VOOED. 27 „ zig in deze bloedige gefchiedenis zo edel„ moedig gedraagen , dat ik hem bewonderd ,, heb. — Dikwyls vroeg ik my zeiven af, of ik „ in een dergelyk geval ook zo edelmoedig ,, zou hebben kunnen handelen ? en ik moet „ tot myn fchande belyden, dat myn hart „ kw» zeide. — Wanneer ik nu ecnige fchreden ,, te rug keere; wanneer ik dc lichtvaardigheid ,, van dien man, waardoor hy zo veel onrust: „veroorzaakte, befchouwe, dan verlies ik '■ „ my in myne denkbeelden, en vraag my ; „ zeiven dikwyls:— is dit de man, dien gyzo „ tegenftrydig hebt zien handelen ? De ,, mensch is een zot fchepzel, ja byna kan ik „ bcweeren dat hy boos is, wanneer hy zyne „ hartstochten niet bedwingt. Zoveel is zeker „ dat dit voorval my _ opmerkzaam op my 1 „ zeiven zal maaken; ik heb door hetzelve meer „ kennis van het menfehlyke hart gekreegen , „ en zal 'er voordeel mede doen, — Tot hier „ toe leefde ik in de wereld zonder veel te ripnlrpn - rno4r A\r. t-.,A io -™~,.U„ . *i i« W A~ nsl .„„,,.•.„ 3 — " > ..„.uw. t, jf 5tlia.ll VVUiUtli „ dat wy tot een verhevener oogmerk gevqj-md ! „ zyn, dan de redelooze dieren , die, volgends „ hunne ingefchapene drift, op dezelfde wyze „ voordleeven; — maar ik ga te ver, als ik  25 HANS K O.M X DQQR ZYIjf tf my aan myn gevoel overgeef:- dan zeg ik din5S gen die ik niet gaarne wil zeggen : — afgedaan ,8 derhalven, en nu dan van iets anders ge„ fproken. — Hoe gaat het u? — hoe met „ uwe huisgenooten ? Carolina tel ik daar on„ der. — Hoor vriend, indien gy te veel met „ het meisje bezwaard zyt, zend haar mT we„ der; thans kan ik voor haar zorgen , fchoon a, ik wel wenschte dat zy bleef daar zy was. „ Gy zult beter dan ik voor haar kunnen zors» gen, en ik zou myne wenschen vervuld zien indien zy met u eene z.elfde befcherming „ genoqt:— ja Auguitus, her zou my fmar- ' s, ten, indien ik haar weder by my moest nees, men, want daaruit zou niet vee] goeds voord„ komen; ik vertrouw het meisje niet meer, „ zy is eenmaal onftandvastig geweest; zywas' „ u ongetrouw, en zy die zylks eenmaal kaa », doen, doet het ook voor de tweede en der-' „ de maal, en het zou my verfchrikkelyk er„ geren, wanneer ik haar in een nieuwe liefs, de ingewikkeld zag, waartqe 7.y hier echter 9> veel gelegenheid zou hebben. — Schryf taf derhalven haastig, ik ben zeer begeerig „ om weder iets van u te leezen; ik heb dat ?> genoegen in langen tyd niet gehad.—r Maar  U O 19 ti E I D' V O O* R D. 2j „ fchryf my niet in uwe gewoone droefgeesr„ tige luimen, ik ben zonder dat zwaarmoedig * genoeg, en wens'chte wel weder eens vrolyk ,, te zyn. " FREDERIK. AUGUSTUS AAS FREOERIK. u Ik zal u g-hoorzaamen 79 góed ik kan'; „ ik wil zo goed opgeruimd zyn als my mo~ „ gelyk is, en ben het ook ih allen ernst! „ de oorzaak van myn blydfchap fpruit uit hè? „ gelukkig gevolg van uw tweegevecht, waar- „ mede ik u hartlyk geluk wensch. Dar. „ de Heer Van C. lééft, is my dubbeld lief, „ zo wel om mynent als om uwent wil„ le; want fchoon hy my zeer beledigd heeft ; „ heb ik zulks echter ïeeds vergeeten , en wensch „ hem een gerust en gelukkig leven toe. .-> ■ ~-' Uwe Zuster bekomt gy' niet weder; „ indien myn weldoener een jongeling ware , „ zou ik gelooven dat hy op haar verliefd „ was, zo zorgelyk is hy voor haar: hy heeft haar niet alleenlyk in zyn huis genomen, „ maar heeft, onverzocht, ook beloofd haaf te ,', befchermen , en by zig te houden , tot haare- zaaken eene andere keer zullen genomen hebs, ben, —• ZfYindtia Wilhelmina eene vrien- „ di«'  3=» HANS KOMT DOOR ZYN din en gezellin, en zou deze plaats, alwaar » zy wel te vreden leeft, ongaarne verlaaten • » zy is ook veel beter opgeruimd dan toen » zy by ons kwam , en bevind dat zy zoh- >, der Van C. gelukkig kan zyn Tocn >, ik den Geheimraad zeidedat gy my „e» fchreeven had om Carolina by u te zenden, » werdhy byna onvergenoegd, en zeide: wat „ zou m dmr doen ? , « z0!l de„yn d.( ^ „ verb.yfby haar brevier daarom het beste verblyf „ nkeis; ook moet men bekennen, dat een jong vrouw s„ perfoon , met zo veele jonge Keerm als % by het „ Regiment zyn , gemaklyk in opfpraak komen, en, » 't geen nog veel flimmer is, ookgemaklyk verleid „ u-orden kan: ■ maar t Wil Car^ ^ ^ V met -? — Ik verzekerde hem dat zy „ en ook gy niets dan hetzelfde wenschre; dat « aIleenlyk ^ Wig, datzy tot last mogt'vcr„ ftrc&en, u hetbefluit had doen neemeft , om haar by u te doen komen. — Dit hoorende „ werd hy weder geheel opgeruimd: — Nu „ zetde hy, laat zy dan iT,K: zo Lmg ab JVühehmna ongetrouwd blyfi is zy hier het beste „ geplaatst; en als dit ten eenigen tyde gefchiedt ,~ " im «fof* US m* dat myn dochter haar zal » lmtm ver^kken; en daar mede afgedaan: - , » fchryfda aan uw vriend, en tevens myne dienst- », aan^  DOMHEID VOORD. fl aanbieding, •—— Daarmede verliet hy my: gy „ behoeft dus niet voor uwe zuster te zorgen , zy behoeft ook niet van de genade van ari„ deren te leeven, want drie honderd daal* dersjaarlyks zullen genoeg zyn, om haar alle behoeften te bezorgen , indien dezelve ,, niet buitenfpoorig zyn; uw hoogmoed kan „ derhalven ook te vreden zyn. Nu nog één „ woord van uwe zuster, of liever van uw „ wantrouwen op haar , waarvan gy in het „ flot van uw' brief gewag maakt. Het is waar zy ftruikelde eenmaal in haar leven, ja „ ik ftem zelfs toe dat haar misflag zeer groot „ was, maar evenwel verdient zy nog niet dat „ gy zo flecht over haar denkt: de man kan ,, dwaalen, en hoe veel te meer dan niet een „ zwak meisje , vooral wanneer zy door harts- „ tochten geregeerd wordt: zyt gy dan „ zonder gebreken ? —— ik ben het niet, ik „ beken het gaarne, en wensch evenwel de -,, achting van ieder mensch te behouden. Wilt gy uwe Zuster ftrenger dan u zeiyen en my „ beoordeelen ? — De begaane misflag is voor„ by, zy is genoeg daarvoor geftraft, en gy „ noch iemand anders moet 'er voortaan „ meer over denken, zal 'er geene ongerechtig„ heid plaats hebben, Zo zy vervolgends meer „ kwaa-  3'a ÖAN S K OMT DOOR ZYli „ kwaadc flappen deed , en daardoor geheel vaft „ het fpoor afweek, dan eerst zou ik het ma! „ u eens zyn , en uw mistrouwen billyken , „ maar dat kan, dat zal Carolina niet doe'n; zy „ is door ondervinding wyzer geworden, er? „ zal zig wel wachten die ondervinding te vcr- „ meerderen : fpreek my derhalven geen1 „ woord meer daar van , of ik J31 mét u kfJ „ ven. Nu zal ik' u een vrolykétyding melden ƒ „ uwe gedachten wegens Wilhelmina zyn ge„ grond ;" ik bemin en word wederbemind ï ,, verbeeld u alle mogelyk geluk , en dan „ hebt gy u nog niets by het geluk , 'érn „ van Wilhelmina bemind té zyn. — Zy & „ zachtmoedig, volgevoels en fchoon ; dan dit „ is haar geringde verdiende: haar hart is' za' „ edel, dat zy hem die haar tén echtgrnootc be-* „ komt, voorzeker gelukkig zal maaken; denk „ derhalven of ik geen" reden heb" om' vcrblyd te zyn , dat zy my die'zegen heeft to'ege"„ zegd; dat zy my dagèlyks verzekert, dat zy' „ alleenlyk wéhscW door my gelukkig te wor*r „ den; en het woord van zulk een meisje is „ zo heilig als het wóórd v'an 'een' Ëngél. Het „ geene my evenwel fomtyds nog onrust ba?rt ,', is, dat wy onze liefde voor haar eerwaar„ digen Vader verbergen moeten ; deze Üasfc  BOM HEID VOORD. 33 5, alle verbintenisferi van dien aart , vooral wanneer zy geflooten worden , vóór dat men in Haat is dezelveh door het huwe,,lyk te bekrachtigen. — Zie hier zyne eigene 3, woorden over dat onderwep : Dergelyke verpifandhoudingen zyn buitenfpoorigheden , die den „man beletten zyne jligten te vervullen, en zy„ne geestvermogens tot het meest nuttigst oogmerk ,,te befieeden; daarentegen maaken zy ■ het meisje , , omtrent ouders en nabeftaandin ongehoorzaam : " " ' „en het fllmflt van alk deze geheime vtrbmte,, nisfen is, dat 'er onder de vyftig naauwlyks „tin tot ftand komt , en ook die ééne nog maar zeldzaam gelukkig is, aangezien zy in den tyd „ der minne koozeryen doorgaands hun ckarakter voor „ elkander bedekken, en na het huwelyk bevinden „dat wy alle menfchen zyn, en gebreken hebben.—i 5, Gy ziet wel, dat wy, daar haar vader zul},ke gevoelens omhelst, niet openlyk te werk ,, durven gaan; daarby komt nog eene kleine ,,famielje hoogmoed; wanneer ik eerst een ,,amt verkreegen zal hebben, dan hoop ik, ,,dat het geluk van ëen kind dat hy liefheeft dezen hoogmoed zal Overwinnen , want hy heeft een zeer gevoelig hart, maar thans zöus,den wy , door onze liefde, hoe fchuldloos ,,die ook zy, zynen toorn op ons haaien.—' si be ei. C ,jWel ■  34 HANS KOMT DOOR ZYN „Welhaast hoop ik alle hinderpaalen te overwinnen, en dan zal uw vriend volkomen gelukkig weezen.'.' AUGUSTUS. Frederik ontving dezen brief en nog verfcheidene anderen, die ik niet zal plaatfen vermits zy te weinig van belang zyn. —. Hy bezocht ook eens zyn zuster; befchouwde het geluk van zyn' vriend in de verkeering met Wilhelmina , en billykte zyne keus. De Geheimraad vond dat de jonge foldaat zyne achting waardig was , en onthaalde hem by uitneemendheid wel; Carolina bleef in het huis als te vooren, en vergat dat zy eenigen tyd genadige vrouw, geweest was; zy had dezen tytel reeds voor lang afgelegd en was nu weder een goed duitsch meisje, 't welk wel een misflag gehad had, maar even daardoor verbeterd was geworden. De Heer Van C. was weder herfteld, behalven eene verzwakking die hem den overigen tyd van zyn leven bybleef; doch deze zwakheid ftrekte meer tot zyn voor- dan na - deel, want zy bragt hem telkens zyne voorige dwaasheid te binnen, en maakte dat hy een goed man voor zyne tegenwoordige vrouw was. —m In deze gevleidheid van  DOMHEID VOORD. 35! van zaaken verliepen eenige jaaren; Augustus kwam, met betrekking tot het bekleden van een amt, dikwyls in aanmerking, maar altoos deeden 'er zig zwaarigheden op, die onoverkomelyk waren : wel is waar, dikwyls werd hem het een en ander amt aangeboden, maar dezelven waren niet aanzienlyk genoeg , zo wel van de zyde der eer als van die des voordeels, en zyn Befchermer beval hem, liever geduld te oefenen, dan zig onder een jok te begeeven, waaronder hy zyne vermogens nutloos zou verfpillen, en dit ried hy hem te eerder, daar hy grond had om op een beter amt te hoopen: zyn omgang met Wilhelmina bleef dezelfde, naam- lyk teder en deugdzaam; zy kon veele andere voordeelige huwelyken fluiten , maar floeg dezelven altoos ftandvastiglyk van de hand; haar vader dacht te redelyk om zyn kind te dwingen, fchoon hy zeer hartlyk naar haar huwelyk wenschte; en ten opzichte van Augustus en Wilhelmina had hy te veel vertrouwen , ook waren dezen te omzichtig, dan dat hy eenig vermoeden op eene verbintenis tus~ fchen hen zou gehad hebben : voor het overige vielen 'er geene veranderingen voor, geene andere dan dat de jonge Heer R. van de Academie te rug kwam, en wel met een buitenge€ 2 woo--  j6 HANS KOMT DOOR ZYN woon en lof: — hy zag Carolina, werd haar vriend, en van den vriend eener fchoone vrouw „ Wordt ligtlyk een minnaar, zo ging het ook met den jongen R. evenwel wist hy zo wel als Augustus zyne hartstocht voor den vader te verbergen; want hy had even zo weinig hoop als deze, op eene aanzienlyke bediening , fchoon hy de zoon van een Geheimraad en daarby een bekwaam voorwerp was. Hy openbaarde Carolina zyne liefde, zy hield zig langen tyd afkeerig, doch vierde eindelyk haare tedere gemoedsbeweegingen den teugel: hy wist haare gantfche gefchiedenis met Augustus, en den Heer Van C.; nogthans verloor zy daardoor niets van zyne achting, en hy bleef ftandvastig by zyn voorneemen. De verliefden waren onderling elkanders vertrouwden; zy waren allen gelukkig, en hoopten op het toekomende, waarvan elk zig veel geluks voorfpelde; met één woord, zy waren allen vergenoegd, en konden zulks te eerder zyn, om dat zy alleenlyk het zoet der liefde, en niet dezelver fmarten gevoelden. Thans zullen wy dit gezelfchap verlaaten, cn Hans, den Held dezer gefchiedenis, opzoeken» TWEE-  DOMHEID VOORD» 37 TWEEDE HOOFDSTUK. Eene Zeereis. Ook in B. . . . . alwaar wy de troep Tooneelfpeelers verlaaten hebben , vond de Directeur zyne rekening niet; weing tyds te vooren was aldaar een beter troep geweest, eri de inwooners konden die niet vergeeten; niet alleenlyk Hans maar ook alle zyne makkers verboren geweldig , wanneer zy by de gemelde voorgaande troep vergeleeken werden : zy vertrokken dan weder en gingen naar L. aldaar vonden zy hunne rekening beter: ,op dit plaatsje was in langen tyd geen Schouwtooneel geweest, en die 'er al geweest waren, waren zulken waartegen Hans an zyne makkers wel op konden: onze troep werd derhalven door de algemeene toejuiching, die zy alhier bekwamen , zo opgeblaazen, dat zy het eindelyk waagden naar D te vertrekken, zynde dit een ftad die waarlyk niet verdiende, om door dergelyke kunstvertooners bezocht te worden. De Directeur had dit evenwel beflooten , en het beftuit werd in *t werk gefield. — De veeIe inwooneis aldaar, veroorzaakten een grooten toeloop , hoewel men in 't algemeen bekenC 3 de,  S§ HANS KOMT DOOR ZYN ,de, dat men , voor zottemyen geld verfpilde ; maar ondanks dat betaalde men evenwel, en de troep fchreef alles aan haare verdienften toe; in 't byzonder was onze Hans zo verr waand , als men, met reden, van een' Hans zou kunnen verwachten. —— Hy fchreeuwde, en fchermde met handen en voeten, als een bezetene , het tooneel rond, en verbeeldde zig lauweren geplukt te hebben, als het publyk om hem lachte, het was dan ook evenveel of zulks in Treur- of Bly - fpel gefchiedde : daar Uit kan men zyn yerfland beoordeelen.— Omtrent dezen tyd viel 'er iets voor, dat Hans veel onrust had kunnen baaren, indien hy zyne verdienften flechts een weinig mistrouwd had. Een jongeling van goeden huize en levenswyze , gevoelde trek tot het Tooneel, en vermits hy nooit beter fpeelers gezien had dan dezen , bood hy den Directeur zynen dienst aan : deze handelde in dit opzicht als een onderdanig echtgenoot, en ondernam het engagement niet zonder den raad en goedkeuring van zyn vrouw : Mr. Flink , dit is de naam van den jongeling , werd aan de Directrice, in het byzyn van Hans, voorgefteld, en zy zag met een genadig lachje op hem neder; met één woord , flink werd aangenomen en fpeelde na verloop van  DOMHEID VOORD. 39 van «enige dagen voor de eerftemaal. ■ . Sckoon hy een aankomeling was, en voorheen nooit iets van een Tooneel gezien had, was echter zyn fpeelen beter en natuurlyker dan dat der overige Acteurs ; het ontbrak hem daarom ook niet aan toejuichers; zelfs zyne medefpeelers overlaadden hem met complimenten ; in het byzondcr de Directrice, ja deze ging zo ver, dat zy hem in dc kunst van wel te fpeelen, boven Hans ftelde , waarover de geheele troep zig verwonderde ; zelfs werden eenige van hun propheeten en verheugden zig over de aanftaande gevvigtige veranderingen. Hans bleef by dit alles wel opgeruimd; hy beklaagde den jongeling, dat hy ter oorzaake van de zwakheid zynerftemme , nooit een groot Acteur zou kunnen worden. — Hy mat in die gedachten zyn eigen figuur, en dat van Flink in een fpiegel af — en riep uit: — och arme tlpé ! — Hy deed dezen uitroep onwillig , en ging met eene zekere tevredenheid naar de Directrice, die nog bezig was met den lof van Flink te zingen , maar als een fchrandere vrouw, op zyne aankomst ftil zweeg. Den volgenden morgen verfpreidde zig het gerucht in de ftad, dat Flink by de troep was aangenomen. — Deze jongeling had aanzienlyke bloedverwanten , welken C 4 daar  XO HANS KOMT DOOR ZYN daar niets van wisten; dien flap als zeer on-1 bezonnen befchouwden, en denzelven aan de verleiding toefchreeven. Zonder verdere omftandigheden te maaken, werd de jongeling in verzekering genomen, en den Directeur, als een verleider van hem, aangeklaagd. Hoe onrechtvaardig deze aanklagte ook ware, waren echter de aankiaagers te aanzienlyk, om, hun in dit opzicht den eisch te ontzeggen: het vonnis was kort; de Directeur had, als oorzaak van dergelyke onheilen, een veel zwaarder ftraf verdiend, maar hem zou, uit genade, vergund worden, om, zonder verdere opfchudding te maaken, binnen vier- en- twintig uuren met zyn troep de ftad te mogen verlaa- ten : hier was niets tegen intebrengen , zy moeiten vertrekken, en wel zo fpoedig als mogelyk was. Men beraadflaagde waar nu heen te gaan : met eenpaarigheid van Hemmen be- iloot men naar K te trekken, 't welk dan ook den volgenden dag gefchiedde. Zy openden het Tooneel inK. . . ., tegen het vermoeden van alle de Inwooners j hadden ook veel toeloop; maar verwierven zo veel te minder goedkeuring; behalyen de Dames der troep, doch dit zou wel een andere oorzaak kunnen gehad hebben. Na verloop van  DOMHEID VOORD. 41 van weinige weeken , kwam Mr. Flink onverwacht by den Directeur, bad hem om vergeevmg , wegens de moeite die hy hem veroorzaakt had, hem tevens om engagement verzoekende , het welk de Directeur hem te gereder toeitond , om dat hy zig daardoor aan zyne bloedverwanten kon wreeken , zonder voor wederwraak bevreesd te zyn, aangezien, hy thans buiten hun beryk was; met ée'n woord, Flink werd lid van het gezelfchap, en de mededinger van Hans; eerst by de troep, en naderhand ook by zyne fchoone; deze echter bemerkte zulks niet, en was zo wel te vreden als voorheen. De toeloop werd eindelyk minder ; de Directeur hoopte vruchtloos op beterichap, en was na verloop van eenige maanden, verpligt K te verhaten. Hy zou dit reeds voor lang gedaan hebben, maar was te ver verwyderd van alle lieden , alwaar hy hoopen konde eenige rekening te maaken ; hy was genoodzaakt een verre reis te rug te doen , en daartoe hoopte hy alhier nog eerst de kosten te winnen , maar te vergeefsch; wilde hy niet geheel verarmen , zo moest hy zig daadlyk tot de afreize vaardig maaken : hy befloot naar St te trekken. Te water kon men die reis met d« minfte kosten verrichten, en c 5 dus "  4S HANS KOMT DOOR ZYN dos werd 'er beflooten, om de bagagie en een groot gedeelten van de troep op die wyze overtebrengen; de vrouwen en zwakken zouden over land reizen. Hans wilde niet by de laatfien gefield weezen , en had ook , behalven dat, veel zin om eens een togtje ter zee te doen , dus behoefde hy daartoe niet verzocht te worden; de Directrice belettede dit mede niet, offchoon *er meer gevaars by was dan te land; — maar fcy had 'er meer tegen dat Flink mede van het zeegezelfchap zoude zyn ; zy ftond het niet toe, ja hy moest, op haar uitdrukkelyk bevel, «le eer om in haar wagen te ryden, aanneemen. Alles was nu gereed, en het verdeeld gezelfchap begaf zig op weg. Die over land gingen kwamen op den bepaalden tyd te St aan, alwaar wy hun laaten zullen , om onzen Hans te volgen. — In het begin was de reis voorfpoedig; Hans at en dronk, en nam het gezelfchap op, dat met hem voer. Behalven ayne makkers, waren nog twee jonge Edelheden , die naar het Cadetten corps te B gingen , en een Jood, mede van het gezelfchap. — De Iaatftgenoemde was aan de fpotterny blootgefteld ; hy zuchtte dikwyls, daarover, dat hy tegen den aart van zyne Natie een zeereis ondernomen had; dan dit was niet meer te ver-  DOMHEID VOORD. 43 veranderen, en hy moest verdraagen wat hy konde. — Deze zelfde Jood had de gnnfche zeereis opgetekend; ik zal zyn journaal hier woordlyk overneemen, vermits zyn verhaal my beter voorkomt, dan ik zelf het zou hebben kunnen opftellen. ,,In het jaar der wereld, vyfduizend vierhonderd twee- en-dertig, (1770) op den derfden dag van de maand Aph, (Augustus,) 33 ging ik, Ben Baruch, tegen de gewoonte my- ,,ner voorvaderen te K aan boord van ,, een fchip om in dennaame des H. . . . naar js St te vaaren : " / ,, Met my reisde een deel volks die zig Tooneelfpeelers noemden; een volk dat de ge,, breken van anderen belachelyk ten toon ftelt; „gebreken die zy zeiven bezitten: dezen reis5J den mede de zee over. " ,3 Het andere gedeelte van deze menigte van Schouwfpeelers, met hunnen ruiters, foldaa33 ten , jongens , wyven , byzitten , zoonen, ,,dochteren en jongvrouwen zonder tal, wa:, ren listiger en vreesachtiger, dan alle de an,3deren; want hunne lichamen niet opdebaa- ,, re»  44 HANS KOMT DOOR ZYN „ren der zee betrouwende , togen zy over „ land, naar de plaats hunner begeerte. *' „Het geen my, Ben Baruch, op deze reis wedervaaren is, en wat 'er met de andere ;J reizigers is voorgevallen , dat alles heb ik in „het tweede kapittel dezes chronyks aange■}, tekend." ,, De reizigers die zig aan boord , dat is, ge',,trouwlyk overgezet zynde , op het fchip be„ gaven , waren twee- en- twintig in getal: — '-, als daar zyn : " „Twaalf van het gezelfchap, genaamd Schouw„ fpeelers: "• „ Twee anderen , jonkers genaamd , die „ naar B togen , om te leeren hoe hun- -, ne broeders naar de kunst te vermoorden ; „deze werden aanvanglyk kadets genoemd; s,die fchier dagelyks omtrent veertig ftokilagen „ krygen, ten allerminften eens , worden daar„om hoofdmannen over vyftigen, wanneer „ zy het volk afgryzelyk plagen: " „ Ook waren 'er zes meesters van het fchip, 5, beftaande uit matroozen en bootslieden, be„ nevens een meid van één derzelven, ten dienst fte van het gezelfchap:" >, Eeu  DOMHEID VOORD. 45 *,Een Meester in het kunflig bearbeiden van ,,'t hoofdhair, zynde het gantfche gezelfcnap „ cynsbaar: " Voords beftond het gezelfchap uit verfchei- dene geflachten en volken , als: „ Sarmaten en Wandalen 3 " „ Creti en Pleti;" „Filistynen, en van het gedacht der kindek „ren Enaks; deze waren van eene geweldi-„ ge natuur." „En het fchip was bevracht met kisten en „kasfen, grooten en kleinen; gefchilderd h/n„waad, en dokken van verfeheidenerlei aart." „Het gefchiedde nu toen wy in de haven van P. . . . . gekomen waren, dat ons de „wind tegen werd, en dat wy vyf dagen „lang naar een goeden wind moesten blyven wachten." ,i Het gezelfchap nu begaf zig aan land, eri „vermaakte zig, en vermengde zig met de „Inwooneren des lands, bedreevén fnoodhe„ den , en werden niet meer verzocht, daar t, zy eenmaal geweest waren. " „ Op den agtften dag van de vyfde maand y, om.  tfi Hans komt boor Zyn i, omtrent het midda guur , begon de wind zig s, te wenden en goed te worden; toen liet de fchipper de vlag waaijen , en gaf het teil ken van aan boord te komen. " „ Yder vloog derwaards. " j,En het anker werd geligt; en Wy namen '9,met ons een ervaaren man , in de zeeal vaardkunde , Locts genaamd : deze toonde ,,ons den rechten weg in zee, en, dit gedaan s,hebbende, fcheidde hy van ons." ,,Men maakte de zeilen los, en zy zwols,len op van het geblaas des winds, zo dat ,,het fchip fchuddede en fiingerde : " ,,En ziet , daar onftond een benaauw'5>de braaking onder het volk: —— maar de' }, kinderen Enaks alleen bleeven bevryd , van j, wegen hunne (lerke natuur." ,,Na drie dagen werd de wind ml, en de -,zee was zo vlak als een tafel van gegooten b, zilver, en het fchip ging noch voor noch j, achterwaards. »,En het gantfche gezelfchap was vrolyk; j,zy zongen , toen den dag koel geworden was, by den grooten mast, met vollen choor; ■a dronken, en zat van den zoeten wyn get, worden zynde , vielen zy in een diepenilaap, en herhaalden den volgenden dag de vreugde van  DOMHEID VOORD. 47 . „•van den voorgaanden; — maar de Hemel „ ftrafte hen." „Na drie dagen ontftond een ftorm, die. „ ons tegen was: wy voeren van het oosten „ naar het westen , en van het zuiden naar „het noorden, dat de zeevaarende, Lanereu* 55'noemen. " „ Wy waren evenwel , voorby het land- "van C en W. . . , . . ter linker, „en het eiland B ter rechter zyde „gevaaren , eene halve dagreize van de ha„ ven." „En ieder verblydde zig over het einde „van hunnen togt, maar onze hoop werd „verydeld, even als ten tyden onzer voorvaderen, toen Mofes het beloofde land van „ verre zag." „ Want ziet, daar vertoonde zig een zeegedrocht uit het midden der baaren, en het „wentelde zig in de zee, dan ter rechter ea „dan ter flinker zyde van het fchip: Zyne „lengte was omtrent tien vademen, en zyn „kop was als de kop van een zwyn, bc„ nevens den fnuit , ook waren zyne 00„ren , de ooren van een ezel gelyk; en het „blies lucht en water uit zyn fnuit en neus,» gaten," n De  4* HANS KOMT DOOR ZYN „De zeelieden noemen het Tuimelaar, en 3, houden het voor een voorboden van '■}, ftorm." Op den agttienden dag van de vyfde maand , 5, omtrent de tweede nachtwaake, wanneer dé nacht plaats maakt voor den morgenftond; a, verhief zig een ftorm, en eene 'dikke duis„ ternis verfpreidde zig over de aarde: de a, golven bruischten verfchrikkelyk;, de ftórmen 9, brulden en raasden, zo dat de baaren hemel„ waards reezen; Blixemftraalen vermengden zig j,daar onder, en waren my verfchrikkelyker dan legerfpietfen , want ik kon dezelven niet „ ontvlieden." „En ieder riep den Hemel öm uitkomst „aan " „Men weende, en hief weeklachten aan, r,,en zy die voorheen het ftoutmoedigfte warren, verfchoolen zig in de hoeken en vreesden den dood , well» niemand van óns zal onzen Broederen ie St. . . , i, onzen rampfpoed kunnen melden." „ En de ftorm werd heviger." „Maar fommigen lasterden den Hemel, èri "j,namen wyn, en dronken, en zeiden.- Op dfi. „te wyze moet men de bitterheid des doods veri, dryven. " „ En de ftorm verhefte zig." „En ik, Ben Barueh, werd zeer verflagen i>van harten, ik aanbad den Verlosfer mynei „ vaderen; trok het hair uit myn hoofd; be,,ftrooide my metasfche; toog my een hai,,rcn zak aan, en deed belydenisfe van mynd zonden." „ En de ftorm werd nog heviger fela!: „En hy hield drie dagen en drie nachten „aan: — het roer werd vastgebonden, en 5, het fchip aan de baaren der zee overgegeer „ ven." „En 'er onftond een gemor onder het volk, Tizo dar. de een tegen den anderen zeide: 'er „is voorzeker één onder ons, om wiens willen wy „lyden; — komt, laat ons het lot werpen, op dat „wy dm fchuUigen ontdekken." „ Maar de Tooneelfpeelers waren bevreesd^ s,en wilden daartoe niet overgaan." ii tïnt. D '„, En  5« HANS KOMT DOOR. ZYJt ',,En tiet, men werd gewaar, dat dc go!-* 5» ven zeer fterk tegen dé eene zyde van het fchip aanfloegen;—men deed onderzoek, 3, en ontdekte, dat die zyde met kisten en 3,kasfen beladen was, die, van wegen hunne e, dikte, breedte en hoogte, boven alle hoog',,ten in het fchip., als een toren van Babel s, uitftaken." „Men bragt dezelven dan op de snodere zyde , maar de zee begon ook aan dien kant te woeden, te gieren en te raa» 9, zen." ,,En de fchïpper merkte dit aan, en riep s, allen die op het fchip waren zamen, en zeide: — Vrienden! —— lieve broeders! ■ i,/preekt: —— wat is 'ir in deze koffers?" ,,En de Tooneelfpeelers ftaken de hoofden \, by elkander, als wilden zy de waarheid verV» bergen , en zy zeiden: — In deze kisten zyn „de noodigt klederen, der zwakke werktuigen van ons gezelfchap. " ;,Maar de fchipper, ftreek zig over zyn ge> ,,fchoren kin, en ziende dat zy niet openhartig fpraken, verhefte hy zyiie ftemme, en ,,riep: —<~* spreekt verder, en tekent it waar» heid!"  DOMHEID VOORD, $r 7» En zy bekenden en logen niet, en zeih den : —s ook zyn daar in goudene gespen, «en armringen , en de hairverfierzelen der i, zwakke werktuigen van öns gezelfchap; — » benevens mantels met peltery gevoerd, en »met hermelynftaarten bezet, en klederen » van fcharlaken, witte , groene, geele en ver„ milioen verwige ftofFen. " „En de fchipper ontzettede zig op dei, ze woorden, floeg op zyn borst, en zei- H '' " w1 "Ue verkoren .' , „ komt, laat ons alles in de zee werpen , want „Alk deze goederen zyn grouwelyk en afroj, diesch. " - „Maar die van het gezelfchap baden hem, „ om het gevaar op eene andere wvze aftei, wenden, want zy vreesden voor donkereeci> zichten indien zy t'huis kwamen." „Toen nam de fchipper water uit de zee,, befprengde de koffers daarmede van alle 'kan-' i.ten, bad een m,r lang cn a >t ydfc „ nep: — het zy zo ! " „ En de zee bedaarde. *' „Deze zee, word van de fchriftgeleerden9 ï,genoemd, Mare Balttcum ; ~ dat is Oonii zee." D 2 . U Wf  52 HANS KOMT DOOR ZYN „ Wy waren zestig ftadien van den weg af„ geweeken , en liepen binnen, in de noodha- „ ven , H een Schiereiland, onder den „ Hoogen Raad te D. . . . behoorende." „ Hier wierpen wy het anker; — de fchip,i per liet de vlag waaijen,—- en ziet, twee van „ de inwooneren des lands kwamen by ons „ aan boord." „ En veele voeren met hun over, in 't by„ zonder waren 'er vyf; en dezen, zo haast „ zy aan land kwamen , vielen op hunne knie„ én, hieven de voorftc en middenfte vinger „ in de hoogte, en deeden eenen eed, van «reen voet weder op het water te zullen zetten; ,] en, nog dienzelfden dag, omgordden zy hun* j, ne lendenen en reisden over-land naar huis.r „ De anderen hadden in het land een' man „ oevonden , die hun had opgedischt, fpys „ en drank; en toen zy te rug kwamen, ver„ haalden zy dit aan de overigen, welken in „ het fchip gebleeven waren , en zy kwamen „ en zeiden: I „ Lieve vrienden , en broeders! wy hebben 'm '„ het land gevonden een' man oprecht van harte. 4, want hy heeft ons onthaald *p vruchten dis „ lands p  DOMHEID VOORD. 53 s, lands, en ons veryerscht, met gedroogde vis, en „ brood en meel, en honingzeem, en wy hebben » gieten en gedronken, en zyn verzadigd gewtrden. " „ En de anderen deeden desgelyks .van wc» gen den honger' dien zy leden ; want veelen „ van hun hadden zig flechts voorzien vanfpys en „ drank, voor vier- en- twintig miren , gelyk „ ook met kostelyke artszenyen uit de Apo»» ^heke , voor veele monden." „ En den volgenden dag voeren zy allen naar „ het land, en ik deed desgelyks; maar be„ vond de plaats zo woest als Baron, want „ het was alles rul zand. „ Zy geleiden my naar den man, waarvan ,, zy gefproken hadden , en ik bevond het „ alzo." „ Den volgenden dag begon de windtewen„ den en goed te worden ; en het teken tot ,, de aftogt werd gegeeven," Het anker werd geligt, en de zeilen uiN „ gefpannen, en wy verlieten het eiland, als „ op vleugelen." „ En de man die ons in het land geherbergd », had, verzelde ons tot aan hetftrand, en gaf „ ons den zegen zyns monds; — want ziet, w deze man was een Priester, " D-3 • ,,'Er  #4 HANS KOMT DOOR 2Y» ,, 'Er was nu in het land een gerucht ont„ ftaan, als of de baaren der zee, alle reizir gers, met alle hunne goederen, verzwolgen „ hadden; want 'er waren vyf fchepen die met ons uitgevaren waren geftrand £n verbryzeld, ,, één derzelven was voor onze oogen gezon„ ken , met zeven zielen. " „ En de wyven van de Tooneelfpeeleren, „ twistten met haaren beftuurder, en huilden en. „ weeklaagden , en rukten de hairen'uit, en riepen luidkeels: ,, Wee ons! — de verfierzelen onzer lichaar ,, men zyn verkoren ; onze goudene gespen , en man„ tels met hermelynftaarten bezet, en onze klederen. ,, van witte , geele en vermiljoen kleurde zyde, ,, waarmede wy de harten der mannen tot ons trok„ ken. " „ JV'.e ons f —— de winter onzes levens zal ,, ons overvallen , en wy zullen de fchande onzer. „ naaktheid niet kunnen bedekken. '' ,, Maar toen het fchip, met alle de goederen , ,, wel behouden aankwam, vielen zy op haare ,, mannen aan, en dansten, en gedroegen zig buitenfpoorig, even als de Baals Priesters,' >.».ver-  DSMHIID VOORB. 4, vergeetcnde haare broederen te verwelkos, men. " f En ik > Ber» Baruch, was verheugd, vanwe» der myne beenen gerust op het drooge te „ kunnen nederzetten, en ik dankte den He„ mei, maar de Tooneelfpeelers gedroegen zig m als voorheen. ". Tot dus verre Ben Baruch: ik kan niet Bankaren hier nog iets bytevoegen : — Deze ftorm was waarlyk één van de verfchrikkelykfte die men zig verbeelden kan : de fchipper zelf bekende, dat hy, omtrent dien tyd van 't jaar, nog nooit dergelyk eenen beleefd had: Hans was geduurende denzei ven geheel van verftand beroofd; met ieder golf, zag hy den dood te gemoet, beefde en kroop onder het verdek,' om voor het minft niet te zien op welk eene wyze hy zyn jong leven verloor. — Hy klaagde en weende als een vrouw, en deed eenen eed, van nooit weder op zee te komen , als hy 'er thans behouden afkwam. — Op het einde van de derde nacht begon het weder te veranderen , de vreugd daarover was algemeen, en men konde het, na eenige uuren, waaD 4 gen  $6j HANS KOMT DOOR ZYP* gen om in de naby gelegene haven M. . . ; "'3 pinnen te loopen.' De blydfchap welke 'er op, dat bericht, onder de reizigers onftond, was* onbedenkelyk, — even weinig is de vreugd te befchryven, welke zy gevoelden, toen zy op den zandheuvel H aan land Hapten. Ik zal hieromtrent niet wydloopig zyn 4—fe de Jood heeft met alle mogelyke kortheid alles gezegd, wat 'er van gezegd kan worden , zonder iets te vergeeten dat opmerkzaamheid verdiende:— maar het gedrag van den Priester , waarvan hy melding gemaakt heeft, is, myns bedunkens, wat te kort behandeld , in vergelyking van het overige: te meer daar het menschlievend hart van dien waardigen man , wel verdiende duidelyker gekend te worden : hy was de Predikant van dit Schiereiland : hy had, zo veelen door honger en ftorm afgematte menfchen ziende , voor hen zyn huis geopend ; zonder verborgen oogmerk , zonder hoop op voordeel, liet hy zyn tafel dekken , cn herbergde , twee volle dagen, een aantal menfchen , die hy voorheen, nooit gezien had, en van welken hy niet kon verwachten ooit weder iets te zullen hooren, niet weetende wie zy waren , en of zy zyne weldaaden verdienden, — dit alles onderzocht hy niet; hy lag Mn gebrek en ly-  DOMHEID VOORD. lyden, en dit bewoog hem, hun te helpen ' fchoon hy zelf niet in overvloed leefde. „ Ten volgenden dage werd de wind gunftig en ons volkje was genoodzaakt weder aan boord te gaan ; by welke gelegenheid de braaveLeeraar nog een vootreffelyk voorbeeld van zyn vroomheid en goed hart gaf j hy begeleidde de reizigers tot aan den oever, en wanneer het anker geligt werd, zegende hy hun , en wenschte hun zo veel gcluks als zy te vooren ongeluks gefmaakt hadden: ieder gebaarde, by het .doen van dezen vroomen wensch j toonde de gevoeligheid van zyn ziel aan, welke van alle fchynheiligheid bevryd was. Hy miste ook in zyn oogmerk niet, want ieder der reizigers was getroffen , zegende en dankte den, man Gods met een verrukt hart. — Ik zelf dank den Schepper, dat dit mensch geen hersfenfchim is, dat hy , tot eer dermenschlykheid, waarlyk beftaat, en met eenen geftadigen yver de pligten der menschlykheid vervult. — Het fchip kwam in de haven S aan , en van daar ftevende men naar St alwaar het gerucht verfpreid was, dat zy met man en muis verongelukt waren. Het overige gedeelte van de troep , die derwaards , over land , de reis gedaan hadden , en reeds aangekomen waren, hoorden D 5 dit;  'gS HANS KOMT DOOR ZYN dit mede, en waren hartlyk bedroefd; in het byzonder ftortteden de vrouwen heete traancn over het verlies van haare kostbaarheden, meer dan over dat van haare vrienden en vreindinnen. De vreugd was ondertusfchen tegrooter, toenzy allen weibehouden aankwamen ; ja de blydfchap fier Directrice was zo buitenfpoorig, dat zy, in haare verrukking, niet eens bemerkte dat Hans niet mede onder het gezelfchap was; zy hoorde dit ook eerst den volgenden dag, en ,werd door Mr. Flink over zyne afwezcndheid. getroost. DERDE HOOFDSTUK. Het Tooneelleven van Hans neemt een einde. nze Held vergat zyne gelofte niet; —want zo haast hy op het Schiereiland aankwam » trachtte hy dezelve te volbrengen; nooit wilde hy zyn lichaam de baaren weder tpebetrouWen, en om dit voorneemen te volbrengen , Zocht hy eenige makkers uit het gezelfchap, om de verdere reis over land met hem aanteneemen : hy vond 'er wel haast vier, die juist zo waterfchuw waren als hy, en met welken hy aan-  DOMHEID VOORD, 5^ aanflonds de reis vootzettede: dit reizen gefchiedde zekerlyk op de kommerlykfte wyze des werelds ; want behalven dat zy weinig gelds by zig hadden, zo moesten zy vanH.... naar St door een woest land trekken, alwaar zy dikwyls voor geld niet eens een boerenwagen konde bekomen: zy waren dierhalven menigmaal genoodzaakt mylen ver te voet te gaan; ja zy hadden dikwyls het ongeluk, van , als zy zig eenige verkwikking beloofden , niet eens brood te vinden om hunnen honger te iiillen, Niemand trof dit gebrek meer dan Hans, die niets minder kon verdraagen dan honger, doch hier was geen middel om het geval te veranderen , en zy moesten allen gedald neemen: in dezen toeftand kwamen zy naby de plaats alwaar zy wenschten te weezen. — Zy moesten nog maar tien mylen afleggen , toen zy des avonds in een Dorp aan* landden , alwaar zy volop te eeten en te drinken vonden : de waard had ook een wagen, en hy beloofde hen met denzelven voor eene goede betaaling , tegen den volgenden avond naar St fa brengen, -—- Zy klonken dapper in 't ronde, uit vergenoeging dat zy het einde van hunne elenden mogten zien : byna allen hadden zy te veel gedronken, en yermiis  6o HANS KOMT DOOR ZYN zy dien nacht nog verder wilden reizen , had de waard gelegenheid om < a> hunne dronkenfchap gebruik te maaken, ten zynen voordeele ; hy deed dit ook zeer wel, want dc rekening was zo hoog , dat elk den laatften duit moest geeven, om zyn fchraapzucht te bevredigen. In hunne bedwelming hadden zy geen erg in de onrechtvaardigheid van den waard; zy waren alleenlyk vergenoegd .unii.n honger en dorst geftild te hebben, en eerlang by de troep te zullen zyn : — in die gefteldheid plaatften zy zig op het rytuig. Naauwlyks waren zy afgereden, toen ieder reeds, behalven de voerman en zyne paarden , in flaap viel, en wel zo gerust, dat hy hun niet konde wakker krygen , toen hy aan een herberg (til hield, om de paarden drinken te geeven; dus liet hy hen flaapen, tot dat de dag aanbrak. Omtrent dat uur kwam hy ter plaatze daar hy uit wildo fpannen; hy wekte zyne pasfagiers , die , al grommende, van den wagen liegen; — Hans was de laatfte. Toen deze afftapte, begonnen zyne reismakkers te lachen ; de oorzaak was hem onhekend , #n hy bekommerde 'er zig aok niet over, tot dat een van allen hem zeide, dat hy één pand van zyn rok geheel verlooren had. Hans ftond bedremmeld, en kon niet begrypen wat de  B O M H E I D VOORD. dl «le oorzaak daarvai ware, daar zyn rok gisteren nog ongefchonden geweest was: maar het gelach van zyne makkers wekte hem eindelyk geheel uit den flaap, en deed hem vermoeden , dat zy hem dien trek gefpeeld , en uit baldaadigheid zyn kleed gefchonden hadden: hy begon hun te drygen, maar hierin fchoot hy veel ts kort, en zou, had hy niet rerftond goede woorden gegeeven, nog Hagen toe gekregen hebben ; hy was derhalven genoodzaakt, zelf om zyn ongeluk te lachen. Dit voorval met het rokspand is ondertusfchen ligtlyk te verklaaren s Hans zat tegen een der raderen; in den flaap hing zyn rok buiten den wagen uit, en het rad ileepte.van tyd tot tyd, dat gedeelte, 't welk ket beryken konde, mede. Het figuur van onzen Held was door dit voorval zeer belachelyk geworden , en zyne reisgenooten , die niet gaarne een gelegenheid lieten voorby gaan om vrolyk te zyn , bedienden zig van zyne omftandigheid om zig zat te lachen; om dit te gemaklyker te doen , gingen zy in den herberg, en ontbeetcn van het beste dat de waard konde geeven ; maar, midden in hunne vreugd , kwam een van hun te binnen , dat zy den voorgaanden avond hun laatfte geld uitgegeeven hadden ; deze herinnering maatigde hunne blyd- fchap  ï HANS KOMT DOOR ZYN fchap volkomen , en niemand wilde verder iets gebruiken, want zy zagen zelfs geen kans om het reeds genootene te betaalen. Zy namen hunne toevlucht tot den voerman, maar deze vfos niet ryker dan zy. De waard bemerkte Cindelyk hunne verlegenheid, en eischre betaaling ; niemand fprak, en de boer vergat de beleefdheid ran een' waard; eerst fchimpte en fmaalde hy, en zeide eindelyk, van den voerman een paard in bewaaring te willen houden; doch deze hoorde dit naauwlyks, of hy begon' mede gramftoorig op zyne pasfagiers te w°orden. Ondertusfchen vermeerderde op ieder oogenblik de verlegenheid der reizenden , en evenwel wisten zy geene uitkomst te bedenken; want al had men hun ook allen wilde wurgen] rouden zy nog geen vier fhrivers by elkander' hebben kunnen brengen. Eindelyk belloc/ten zy dat één van hun als borg in den herberg zou' blyven, dan zouden de overigen naar de troepgaan en de betaaling van daar overzenden, om * den makker te verlosfen: — Ecr „ dedon. der .... . riep de waard , eer ïk die kaale jakhals de kost zou geeven, om vervolgends met al de fchuld naar den duivel te vaaren! neen \ daar tal nuts van komen. =sa Wat zouden zy nu verrichten i s8 zy beraadflaagdéh zo lang, tot dat  DOMHEID VOORD. 63 *at de voerman den besten inval kreeg. - . Ha! riep hy, tot één' van het gezelfchap, ,y hebt daar een goede rok aan, geef dien de waard; elk juichte den inval toe, behalven hy, die Zyn reisrok zou geeven; doch hier werd niet lang gevraagd, maar half goed fchiks en half gedwongen , moest hy zig ontkleeden en zyn goed in de plaats van betaaling laaten: de waard was echter redelyk genoeg, om hun nog twee daalders te leenen, ten einde zy nog voor dien dag teergeld hadden; maar zy moesten belooven , het kleed binnen den tyd van agt dagen weder» om te haaien, of het zou voor verboren "oed! aangemerkt worden : — en wat zouden zy in dat oogenblik niet al beloofd hebben, om Hechts uit de verlegenheid te komen ! nrnr genoeg, alles was nu wederom in orde gebragt en de waard fchonk de glazen nog eens boorden Vol , die op eene gelukkige reis geleegd! werden. Hans met een halven rok, en de andere , geheel zonder'^fleed, maakten eene aartige tertooning, toen zy, tegen den avond, te Sr. .... . binnen reeden. Ieder lachte die hen zag, en dit lachen vermeerderde, toen de voerman zyne pasfagiers deed uitflappen ; want, toen kon men het wonderbaare van onze reigers eerst reeht wen. De Directeur was verheugd ,  04 HANS KOMT DOOR ZYN heugd, dat het overige gedeelte van zyn troef, aangekomen was, vermits hy nu het Tooneel weder kon openen, het welk hy nog niet gedaan had; zig verder over hunne kleeding niet bekommerende. —— Hans ging aanftonds naar de Directrice, maar werd koel genoeg ontvangen : Mr. Flink was by haar, en dus kon het niet anders weezen. ■ Deze koelheid behield zy altyd in het byzyn van Flink, evenwel had Hans over haare viendlykheid niet te klaagen als zy met hem alleen was: hy was te veel met zig zeiven vooringenomen, om op deze verandering te letten , fchoon die in 't vervolg zo zichtbaar werd, dat ieder, behalven Hans, dezelve bemerkte. —^ Het Tooneel werd nu geopend, en alles zou goed gegaan zyn , ware het dat zig niet een zeker Criticus met het Tooneel bemoeid gehad had. Hans en zyne makkers fpeelden zo goed als zy konden; fchreeuwden zo fterk als hunne organifatie toeliet, cn men vond alles goed ; men bezocht het Tooneel ook yverig ; om kort te gaan , alle waren zy te vreden, zo wel de Aanfchouwers als de Speelers; maar door zekeren knaap, by de Speelers bekehd, en die naauwlyks de roede zyner moeder ontlopen was, werd dat vergenoegen geftoord; zyn eigenwys gedrag veroorzaakte hem  DOMHEID VOORD. 6$ hem élks haat, en gevolglyk ook die van de Acteurs, welken hy meenigmaal door zyne kinderachtige aanmerkingen leeren wilde: hy werd dus eerst alleenlyk uitgelachen en befpot, en het (geen deze fpotterny vermeerderde , was, dat hy den minnaar by Mejuffrouw Betty wilde fpeelen; dezë was het rechte voorwerp om hem ten fpot van de gantfche Stad te doen verftrekken; zy deed het ook, en de verliefde werd zelfs vari de kinderen op ftraat uitgejouwd: dit maakte zyne toorn gaande, en hy zwoer Betty op de flrengfte wyze te ftrafferi, alleenlyk wist hy nog niet op welk eene wyze hy zyne wraak zöude uitoefenen; maar een tweede voorval bragt hem tot befluit. — Dé verliefde jongen had reeds langen tyd eene zucht voor het Tooneel gevoed, en ook eenige fpeelen vervaardigd ; één derzelven had hy de troep ter uitvoeringe gegeeven, welke het ook van buiten leerde, fchoon elk vooraf wel zag dat het" Hecht zoude uitvallen: de Oorzaak van dezen nutloozen arbeid, was, dat de jongeling veele aanzienlyke bloedverwanten had , en die trachtte men door de uitvoering van het ftuk te yerpligten. De vertooning Werd volbragt, zekerlyk zo elendig als mogelyk was; voeg daarby dat het ftuk zelf ten uiterften Hecht en langwylig ii. DE Ei, E  66 HANS KOMT DOOR ZYN was, en dan zal niemand zig verwonderen, dat in her vyfde bedryf niet meer dan een derde deel der aanfchouweren in den Schouwburg was; de overigen hadde uit verdriet de vlucht genomen : zy die bleeven deeden zulks alleenlyk om den Autheur naar verdienften te beloonen, het welk ook by het eindigen van het Stuk, door een Confert van rottingen , gefchiedde; het mannetje fpoog vuur en vlam , toen hy zyn' arbeid Zo fmaadelyk hoorde beloonen ; fchoof alles op de flechte uitvoering, en werd van dat oogenblik af, een gezwooren vyand der Troep. — Hy wilde zig wrceken , en deed het ook. Nog dien zelfden avond zettede hy 'er zig toe; ïchreef een vers in den fmaak van een hekeldicht , en zond het aan eenen zyner vrienden, die juist een verzameling van dien aart uitgaf. Eenige weeken daar na verfcheen dit Werkje *n druk; de Troep kreeg 'er bericht van, en had ook het genoegen dit fchimpfchrift te kezen : de inhoud was, dat hy de Speelers en hunJie talenten befchreef, op eene wyze die van zyne boosheid getuigde. Het was geen hekel- maar een' waar fchimpfchrift ; in het begin lachten alle de leden der Troep 'er over, maar eindelyk vonden zy het noodzaakelyk , de boosheid van den knaap te  DOMHEID VOORD. 6f te ftraffen; Hans was het meest mishandeld, en nahem volgde, in orde van mishandeling, de Directrice en Betty : deze beiden zetteden Hans aan tot wraak , en hy moest belooven , den knaap met zyn fterken arm te ftraffen; Hans beloofde het, en hield weinige dagen daarna ook werkelyk zyn woord: eerst zocht hy gelegenheid om onzen dichter op zyn kamer te lokken , doch dit mislukte , want deze wist al te wel hoe zwaar hy de Troep beledigd had, en vermeidde daarom hun allen ; Hans was dus genoodzaakt, wilde hy hem fpreeken, aan zyn huis te gaan; die deed hy en nam het Schimpfchrift mede.- de Auteur verfchrikte over het bezoek van Hans, en nog meer toen hem deze zyn Werkje toonde, en hem vroeg of hy dat gefchreeven had ? —de knaap ontkende het, maar dat hielp niet, wan! Hans was niet gekomen om zo gerust weder te vertrekken : hy greep den Criticus zo ruwlyk aan, dat deze om genade bad; doch de vertoornde Hans hoorde niet, m aar floeg zo on . barmhartig op het arme fchepzel aan, dat hft gantfche huis in beweeging raakte, en men den Dichter aan de woede des Acleurs ontrukte. Hans zag zig van een menigte menfehen omringd.die allen op hem fcholden , en nog meer„ toen zy den geflagenen bebloed en ademloos op E 2 de.  68 hans komt doör zyn de aarde uitgeftrekt zagen liggen; onze Held had ook waarlyk niet met hem gefpot, maar in zynen yver geheel vergeeten dat hy op een breekbaar ding floeg: het was dus geen wonder , dat zyn ftok eenige openingen in het hoofd van den knaap gemaakt had, waaruit het bloed met gantfche ftroomen vloeide. Na verrichten arbeid wilde Hans vertrekken, maar één van de aanwezenden had om den wacht gezonden , dié hem , in 't heen gaan, in bewaariftg narn , en in de gevangenis bragt. In het begin van zyn arrest was hy tamelyk gerust, maar toen 'er twee of drié dagen verlopen waren, zonder dat hy iemand van zyne Speelgehooten gezien, en niets dan water en brood tot onderhoud gekreegen had , begon'hy verlegen te worden : zyne benaauwdheid vermeerderde niét weinig toen hy, op den" vierden dag, aan een keten geklonken werd, welke hem een zeer onaangenaame last was. Hy vroeg den Cipier, naar de oorzaak dier nieuwe behandeling, en kreeg het volgende antwoord, 't welke hem al den moed benam : De jongt Heer is gevaarlyk , en fierft misfcliien: ■ maak » daarom ook gereed om affclieid van de wereld te nee- pten. Hans huilde en kermde op dit bericht, Verzekerde by al wat heilig is, dat het zyn voorneemen niet geweest was, om hem zo gevaarlyk toe  DOMHEID VOORD. 69 toe te dekken ; dat hy hem alleenlyk een kleine vermaaning had willen geeven , en anders met: — Daar zult gy uw rekening fchoon by vinden: de Heeren zullen zig daar mede wel laattn afzetten; liep de Cipier, terwyl hy hem vaster kluiflerde. — In deze elende bragt Hans drie weeken door, vervloekende zyne wraak, benevens hun die 'er de aanvoerders van waren , en hem nu verlieten; menigmaal vroeg hy naar zyne makkers, maar kreeg geen antwoord; de Cipier was geen man die veel fprak, 'r ftond Hans vry te vraagen wat hy wilde, maar het antwoord bleef gemeenlyk achter. Terwyl Hans dus elendig leefde, waren de overigen van de Troep mede niet in de befte omftandigheid • het bewufte gevecht had hun veel vyanden verwekt; want hoewel Hans alleen de misdaadige ware, zo ondervonden nogthans ook alle de overige Leden , den haat der Inwooneren, het welk zy terftond gewaar werden, daaraan dat niemand meer in den Schouwburg kwam : de Direéteur was derhalven , daar hy geen toeloop kreeg, genoodzaakt, veertien da^en na dit voorval de Stad te verhaten , en had zelfs reden om verheugd te zyn, dat men hem zo gerust liet vertrekken , zonder hem mede in het proces van Hans intewikkelen, 't welk zekerlyk ook gefclüed zou weezen , indien de wonden van ? 3 dc»  HANS RO!\fT DOOR ZYN den afgeklopten dichter, niet beter geworden waren. Eenigen van het gezelfchap wilden Hans nog bezoeken , maar zulks werd hun niet vergund , en deihalven moest hy troostloos in zyne gevangenis blyven. Vermits wy deze troep niet weder zien zullen , ben ik verpligt nog iets van de Directrice te zeggen, over welke men zig zal verwonderen, dat zy haaien Minnaar , zo wel te vreden in de gevangenis liet. — maar men herinnere zig Hechts, dat Mr. Flink by de troep was; — behoef ik nu wel iets meer te zeggen , als, dat Hans was vergeeten , eer men de Stad verliet; en herinnerde men zig zyner nog eens, dan was het om wat met hem te lachen. — Ondertusfchen werden de wonden van den fchimpfchrijver van tyd tot tyd beter, en het proces van Hans verkreeg daardoor ook een beter aanzien. rMu werd hy verhoord , en zyne Rechters bewonderden zyne domheid, gelyk zy ook ligtlyk za- . gen, dat het zyn oogmerk niet geweest was om het elendige dichtertje te vermoorden, fchoon men zulks in den beginne geloofd had. Hy werd dan weder te rug gebragt, zonder zyn vonnis te ontvangen , hetwelk men eerst gereed moest maaken; evenwel hy had nu reden om zig te verblyden , want hy werd nu niet alleenlyk in eene betere gevangenisgebragt,maar Zyne boeijens werden.  DOMHEID VOORD. 71 den hem ook afgenomen. — In dezen toeftand bleef hy nog vier weeken. Indién het gekneusde verzenmaakertje niet zo wraakgierig geweest was, dan zou Hans wel eer ontflagen zyn geworden , maar zyne klagten over hem hielden nog onophoudelyk aan, fchoon hy byna ook volkomen herfteld ware ; hy hoopte, dat de man , die zyn zwak hersfengeftel nog meer gekrenkt had , ten minften met het tuchthuis geftraft zou worden ; doch de Rechters waren , in weerwil van alle zyne poögingen, redelyker, en wilden den misdadiger geen zwaarder ftraf dan die hy verdiend had, opleggen. Na verloop van vier weeken, werd Hans gevonnisd om drie maanden gevangen te zetten, en twintig daalders boete te betaalen; dit was waarlyk ftrafs genoeg, en evenwel nog genadiger dan hy had kunnen verwachten. — Eer ik van onzen Hekelichryver affcheid kan neemen , moet ik nog zeggen, dat hy thans tot een man opgewasfen is, maar evenwel zyne kinderachtigheden nog behoud ; hy fchryft wel is waar geene fchimpfchriften meer, want van deze dwaasheid heeft Hans hem gencezen , ten minften ik hoop het, maar in weerwil van alle de ontvangene flagen , mengt hy zig nog daagelyks in gevallen , die hem ligtlyk weder een Kaas zouden E 4 kun-  7.2 HANS KOMT. DOOR ZYN, kunnen befchikken! nu verder: — hoe genadig het vonnis van Hans dan ware, zo vond hy het na ryp overleg, nogverfchrikkelyk genoeg. De gevangenis zou hy nog wel uitgehouden hebben ; maar van wie zou hy twintig daalders beltomen , daar hy naauwlyks zo veele ftuivers beaat ? By de aankondiging van het vonnis, had hy gehoopt, dat zyne makkers, en in 't byzonder de Diredrice, hem zouden onderfteunen : maar nu had de Cipier zyn fpraak weder gekreegen, en van hem verftond hy, dat de troep de Stad verlaaten en geen het minfte bericht van hun achter gelaaten had. Indien Hans een man van gevoel geweest ware, zou hy zig nu te onvreden getoond, en over hunne ondankbaarheid geklaagd hebben, maar daartoe was hy de ■man niet. Gelyk de dommen, in het ge¬ luk opgeblaazen, maar in de rampfpoed laaghartig zyn, zo was Hans ook zyner broederen gelyk, hy weende, gaf den gevangenbewaarder, van wien hy tog de geringfte hulp niet kon verwachten, de befte woorden om hem in zyn nood. byteftaan , en toen hy geen troost by hein kon verwerven, weende hy weder als te vooren. De Cipier ried hem zyne klederen te verkoopen*, waaruit hy zyn boeten tog wel. zou kunnen betaaW^maar dit kon ook niet gefchieden, aangezien.  O M HE I D VOORD,. 73 zien de waard , by wien de klederen waren , geldt van hem moest hebben, en geen ftuk wilde laaien volgen, voor dat hy betaald was. Hy gaf hem echter na veel biddens eenig linnegoed, 't welk Hans zeer noodzaakelyk zelf van doen had. 1 Hy bleef derhalven zonder troost en hulp; at brood en dronk water; en zelfs dit had hy dikwyls niet genoeg, want vermits hy den gantfchen dag niets te doen had , en te weinig geest bezat, om zig ook de geringde bezigheid te bezorgen , zo at en dronk hy dikwyls voor tydverdryf, en fliep zo dra hy 'er lust toe kreeg. Op deze wys bragt hy eenige weeken door. — Eindelyk naderde de tyd , dat hy uit de gevangenis zou komen, mits twintig daalders te betaalenj De Cipier had hem zo iets van het gevangenhuis, indien hy niet betaalen konde, gezegd, en dit maakte hem 't meest bevreesd;. In hoe ver deze man gelyk had, weet ik niet, dit zy ons genoeg dat hy de angst van Hans door zyn gezegde vermeerderde. Met deze zorge.belast, wierp Hans zig eens op zyn ftrozak neder; niet kunnende ilaapen, dacht hy aan dezen en geenen, en bragt zig eindelyk ook zyn Moeder te. binnen; die gedachte bragt hem verder, en eindelyk kwam hy zo ver , dat hy bedoot, aan zyne moeder, te fchryven, — in vertrouwen dat deze hem, wel zou. E 5 kun-  74 HANS KOMT DOOR ZYN Kunnen redden. Nu was al zyne angst voorby>maar hy dacht 'er niet op, dat het zyn moeder zo min als hem mogelyk was om twintig daalders by elkander te brengen; genoeg, hy fchreef, en hoopte zekerlyk welhaast geld te zullen ontvangen. — Terftond deelde hy den Cipier zynen inval mede, die , op dit vooruitzicht, een vriendelyk gezicht aannam , en pen en papier haalde, om" te eerder het geld te zien , waarvan hy ook zyn aandeel hoopte te trekken : HANS AAN KAATJE. HARTLYK GELIEFDE MOEDER! „ Gy zult immers niet boos op my zyn, om ,, dat ik u nu in zo langen tyd niet gefchreeven „ heb? —* Cy zult ook wel gezond weezen? ik „ ben God dank ook gezond. — Ik ben wel „ niet meer gewoon water en brood te eeten, „ maar het gaat tog nog al heen ; indien gy my „ maar twintig daalders kunt bezorgen , die ik „ aan boete moet geeven; —— wantgy moet weeten, dat ik nu reeds elf weeken gevangen j, gezeeten heb; niet evenwel om eenige dieven- ftreeken, neen, daar bewaare my God voor! „ neen; ik heb alleenlyk iemand afge- ,, rost, en ik kon in myn drift niet zien waar ik floee, daardoor heb ik hem eenige gaten in den kop  DOMHEID VOORD. J$ „ kop gellagen, en om die reden moet ik nog agt ,, weeken in de gevangenis zitten , en alsr ik 'er ,, uit wil, moet ik twintig daalders boete betaalen; ,, maar die heb ik niet, en weet ze van niemand ,, als van u te bekomen ; zo gy zelve" het geld n met hebt, dan zal myn Petemoei juffer Willig 't u wel leenetn, orde genadige Heer, en ,, zo 'er een paar daaldertjes over waren , zou ,, het my lief weczen, op dat ik my daarvoor ,, nog eens te goed kon doen, anders zou ik ,, cindelyk wel, alleen van water en broodie- ,, vende, llerven moeten. Bezorg het geld ,, maar aan den Heer Brombaard, zo heet de „ Cipier, die zal het my wel geeven , en wordt „ toch maar niet bang, ik zal, als ik uit de ge,, vangenis ben, wel weder geld verdienen , waar „ van ik alles zal betaalen, zo gy 't voor my ,, moet leenen. Het is fchande en zonden , dat ,, myn kameraads my zo in de pekel hebben laa„ ten zitten, maar zy zullen reeds wel gewaar ,, worden dat ik niet meerby hun ben. ■ „ Gy kunt niet gelooven moeder wat ik al „ ondervonden heb , in al den tyd dat iku niet ,, gezien heb. —m Storm en gevangenis, hon„ gersnood en doodsangften ; ontferm u daarom „ over my , en zend my het geld zeer fpoedig, „ op dat ik uit de benaauwdheid verlost worde ; ». Ik  7, men, als ik uit de gevangenis kom. —> Gy zult my dan zelve kunnen raaden wat ik doen „ moet, want twee weeten tog altyd meer dan „ één, en daarom zal ik uwen raad volgen. — Wist ik alleenlyk waar myne makkers waren, „ dan was ik aanftonds uit de nood, maar dat j, weet ik niet; bezorg my daarom het geld, „ en twee daalders meer; groet myn Petemoei „ Willig , en den genadigen Heer; Vader ook, als „ gy wilt, en ftuur toch geld, op dat ik van j, myne verlegenheid verlost worde. —— Nu ,, ik op u gedacht heb ben ik wel zo bang »-, niet meer, maar evenwel ben ik niet zo als ,i 't behoort, '■' ,, Uw Getrouwe Zoon, hans! De brief werd weggezonden , en Hans vertrouwde zo zeer op de hulp van zyne moeder , dat hy vrolyk en welopgeruimd werd. Thans maakte hy ook voor de eerflemaal gebruik van eene vryheid die de gevangenen hadden : zy mogten , naamlyk , daags twee unren , in een groote Z|al wandelen, ten einde een frisfeher lucht te fchep-  DOMHEID VOORD. ff fcheppen dan zy in hunne hokken hadden. Hans ontmoette aldaar boosdoeners, van aHerleije clasfen,die echter allen over onrechtvaardigheid klaagden; ieder van hun poogde Hans, nog een nieuweling zynde, te bewyzen , dat hy een eerlyk man, en alleenlyk doör de boosheid van' anderen in dezen ftaat gebragt was; terwyl tevens, elk hem waarfchouwde, om voorde overige gevangenen op zyn hoede te zyn, aangezien het niet dan fchelmsch gefpuis was. — Hans hoorde elk en ook niemand, want hy gaf op niemand acht; zyne oogen waren en bleeven gevestigd op een Meisje, dat zig mede onder de gevangenen bevond. — Zy was door haar voorkomen van alle de overigen onderfcheiden , ook liet zy zig met niemand in, maar zag door de yzerene traliën op ft raat, en bemoeide zig met niets, dat rondsom haar voorviel. Hans zag een figuur dat hem bekend fcheen, en waagde het te naderen; by nauwkeuriger befchouwing zag hy, met verwondering , 'dat het Louiza , zyne geweezene minnaresfe was. — De vreugd van zulk eene oude bekende te ontmoeten, maakte hem onvoorzichtig , hy omhelsde Louiz?, eer deze dit kon verwachten : het Meisje gaf een gil, over de vrypostigheid van een kérel, dien zy op het eerfte gezicht, niet herkende; de Cipier,'  ?8 HANS KOMT DOOR ZYN Cipier wilde Hans reeds beftraffen * toen Louiza zag wie hy wapy en hem hartlyk omarmde: — zy deeden elkander, te gelyker tyd, de vraag; — Bot komt gy hier ? Het geen Louiza Hans voorloog , kon zy een' Hans gemaklyk voorliegen , maar zou wel iemand van ons het geloofd hebben ? —. Ik zal daarom haare vertelling niet opgeeven , en liever haare waare gefchiedenis met de mogelykfte kortheid mcdedeelcn. — Na dat dan Louiza R had moeten verhaten ^ had zy verfcheidene Steden, onder verfchillende charakters, en met veelerlei gezelfchap , bezocht, en nu eerst voor eenige, wecken had één van haare minnaars , haar naar St.. . medegenomen, en haar aldaar prachtig onderhouden ; doch de Magiftraat maakte aanmerking op haar, en vroeg daarom Daar haaren ftaat en verrichting , en daar zy geen voldoend antwoord kon geeven, werd zy, als iemand die onder verdenking hg, ter plaatze gebragt, daar Hans haar vond. Had haar minnaar niet zo veel vrienden inSt gehad dan zouLouiza mogelyk al voor lang geftraft geweest zyn, maar hy bleef haar befchermer, onderhield haar in de gevangenis, en wendde alles aan om haar ontflag. te bewerken. Louiza konde dus in haare gevangenis ook ruim leeven, en Hans, die haar zyne waare gefchiedenis verhaalde , deelde in haaien over--  DOMHEID VOORD. ?§| overvloed, en verkreeg door middel van haar geld, verlof, om hetgrootfte gedeelte van den dag in haar gezelfchap doortebrengen. Zy had de gedachte om Actrice te worden nog niet vergeeten, en verheugde zig daarom te meer, haar ouden vriend wedergevonden te hebben ; beloofde hem zyne boete te zullen betaalen, indien hy haar fchriftelyk wilde be!ooven,haar tezullen trouwen: Hans deed dit gaarne , en het belluit was, om zo haast zy vry zouden weezen, zig in den echt te verbinden, en een Tooneel te zoeken, waarop hunne verdienften beloond werden; maar gelyk 'er dikwyls ontwerpen gefmeed worden, die op niet uitloopenging het ook zo met deze fchikking. Hans enLouiza leefden eenige dagen gerust en te vreden en hy kreeg van haar eenig geld om den Cipier ten vriend te kunnen maaken. De twintig daalders moest Louiza zelve eerst van haaren minnaar verzoeken ; zy geloofde ook hieromtrent geen tegenfpraak te zullen vinden , en Hans geloofde zulksnog meer; toen'er iets gebeurde, dat zy geen van beiden verwacht hadden. De fchrandere Magiftraat ontdekte in Louiza's minnaar, die tot nog toe haar befchermer geweest was, een boosdoener , dien zy ftraffen moeften.: hy had, als valfche fpeeler, menig land bezocht; had verfcheidene naamen gevoerd, en was 'ultQos gelukkiglyk , en met  8o HANS KOMT DOOR ZYN jnet voordeel ontkomen ; maarniet werd hy echter om zyn fchelmftukken gevat, en in de gevangenis geworpen. Louiza werd toen als een vari zyne Creatuuren in naauwere bewaaringe gefteld, door welk toeval Hans niet alleenlyk van zyn gezelfchap , maar ook van zyn toekomende hoop; cp eenmaal beroofd werd: Louiza was inderdaad aan de misdaaden van' haaren minnaar ottfchuldig; dan, dit kon de Magiftraat niet weeten; wy zullen zulks mogelyk in 't vervólg ontdekken , en tot zo lang moet zy nog ih de gevangenis blyven. Indien Hans had kunnen denleen , zou hy hier gelegenheid genoeg gehad hebben, om zyn ongunftig noodlot te over weegen i maar hy dacht alleenlyk op het tegenwoordige. Thans kon hy zig nog eenige dagen van Louiza's geld te goed doen, en geduurénde dien tyd, zag hy de tweede fcheiding van haar gelatener aan , dan hy anders zou gedaan hebben; daarenboven hoopte hy haar tog eerlang weder tè zullen zien, want volgends haar verdicht verhaal, badhy reden om zulks te verwachten,en gebeurde dat niet, dan bleef hem nog het antweordvan zyne moeder overig , en by dat antwoord , de geWeUschtc troost; dit antwoord kwam ook, in den volgenden brief.doch' hy werd door denzelven, en door het daarbygevoegde alleenlyk half getroost: KA'ATJSf  DOMHEID VOORD. 8j kaatje aan hans. „lieve zoon! i, Nu kunt gy wel aan uwe moeder denken ! ,„ ja, gy zyt my ook dc rechte ! — maar ik ,, ben evenwel uwe getrouwe moeder, en. vergeef „ u allés; ik ben bly' genoeg, nat ik eindelyk eens. . „ weet waar gy zyt, en dat gy leeft; want gy „ zyt myn hartlap, en zq ik u verloor zou ik ■„ ook niet wenfchen langer te keven. Nu. „ kunt gy eens denken hoe ik fchrifcté, toen ,, ik hoorde dat gy in dê gevangenis zat; doch „ twintig daalders kan ik u niet bezorgen; dat „ gaat niet, myn lieve Hans; want ik weet zo ,, in 't gantfche Dorp niet te vipden; als de Ge-, „ nadige Heer ze ffechts had , ja dan zou ik ze „ wel krygen , want die lieve man is nog zo ,, genadig als voorheen ; maar, lieve Godl „ twintig daalders is zo veel geld! Zo ik het „ Mejuffrouw willig dorst zeggen, die heeft ze n wel, maar die moet niet weeten dat gy ge„ vangen zit, zy mogt eens kwaade gedachten „ van u krygen j en dat zou my aan 't hart ,, gaan; want ik denk altoos nog, dat gy haar „ erfgenaam Zult worden ; zy houdt zo veel van „ u, en heeft geen trrérgch buiten u om haar „ geld aan te geeven; lang zal zy 't ook niet „ meer maaken, want zy heeft de jicht al, en ii. deel. b' Kar  8 2 HANS KOMT DOOR ZYN „ kar byna niet meer uit haar bed komen: — j, ik ben alle dagen by haar, en pas haar op, „ zo dikwyls ik kan, en daarom heeft zy my „ gisteren nog gezegd, dat zy u niet vergeeten „ zal en my ook nier. Nu ziet gy wel dat „ ik het haar niet zeggen kan : gy zult wel een i, ander middel vinden , om u te helpen. — „ Ik zend u hier nevens vyf daalders, om dat i „ het alles is wat ik heb; — zy zyn van „ August, die Michel menigmaal eenige daalders ,, toezend, en die heb ik weggenomen , om zc ,, in het huishouden te gebruiken , want waartoe „ heeft Michel geldnoodig? deze vyf daalders heb .,, ik daar van overgehouden. Wanneer gy nu eens „ aan Augustus fchreèft en hem uw nood klaag„ det ? hy zit 'er tegenwoordig warm in ; maar zo „ gaat het, die het verdient heeft niets, en de „ liederlykg vlegel, die my zo -veel verdriets „ aangedaan heeft, die heeft volop. -— Hy „ is by den Geheimraad R. in M doen en „ laaien: fchryf toch aan den jongen , hy „ heeft voorzeker meer dan wy met ons allen , ,, en hy moet u wel helpen; het is.zyn pligt „ zyn'broeder uit de gevangenis te verlosfcn: — „ fchryf hem maar, en zeg hem , als hy het niet ,, doen wil, dat hy zyn lieve moeder nooit weder * ', onder de oogen behoeft te komen. Kom zo ■ ,* . - ; ' , „ haast  DOMHEID VOORD. „ haast alsgy los zyt by my, op dat ik u toch ook „ eens te zien kryge; want ik verlang op eene >, vreezelyke wyze naar myn' Hans: en loop my >, nu niet vveêr de wereld in; volg niet weêr uw hoogmoedig hoofd, als het welk zulke grappen „ bedenkt: Want daar men geboren is leeft men >, het beste; en een penning heeft nergens „ meer Waarde dan daar hy gemunt is. — Gy », hebt nu genoeg geleerd om 'er van te kunnen ,, leeven ; ook wil uw Petemoei u gaarne vóór „ haar' dood zien, begin daarom zulke lompe „ lireeken niet weer, en kom fchielyk hier. " 5} Uw Getrouwe Moeder tot in den dood, 'l KAATJE ALBRECHTS. Hans las den brief, en las hem nogmaals; telde het geld eens en tweemaale; maar de brief was niet trooftelyker, en de vyf daalders werden geen twintig. 'Er ontbrak weinig aan, of hy had zyne treurigheid weder den vryen loop gegeeven.maar daar kwam het niet toe , want hy had nu vooreerst tog vyf daalders: ook hoopte hy nog dat Louiza weder zou komen, om hem te vertroosten, en in gevalle van noodzakelykheid beiloot hy den raad van zyne moeder te volgen, en aan zynen broeder te fchryven.van F z wieii  84 HANS KOMT DOOR ZYN wien hy zig vel niet vee! beloofde , maar evenwel wilde hy het niet onbezoehf .laaien: —— zie hier den brief dien hy vervaardigde :' 'HANS AAN AUGUSTUS. ,, LIEVE AUGUSTUS" ,, 't Gaat my flecht genoeg, fchoon het een „ goed begin,met my genomen heeft: gy hebt „ hetmy welgezegd, maar ik dacht, dat, daar „ gy myn jonger bioeder waait, dat gy het niet ,, zo wel verftond als ik: miar gv Juint wel dik„ wyls gelyk hebben, fchoon moeder het niet ge - ,, loofr. Zie Aiigusins, ik ben nu reeds vier ^ maanden in de gevangenis in £t en heb voile elf weeken van water en brood geleefd; doch >, federt twee weeken ;s 1 èi een weinig beter „ gegaan, want ik lieb myn Louiza gevonden , „ cn die heeft raad vtrfchaft , dat ik tog iets „ beiers dan droög brood heb gekreegen. ■ „ 7.v zou ook de twintig daalders boetegegceven „ hebben, die ik moet betaalen als ik uit de ,, gevangenis wil; maar zy hebben het arme ,, meisje in éen ander gat gebragt, en ik kryg „ haar niet meer te zien. — Ik heb aan Mor„ der gefchreeven dat zy my twintig daalders zou overzenden; maar die heeft ze niet, en fchryft „ my dat het u in M... zo wel gaar, dat gy alles  DOMHEID VOORD. S5 „ vol' p hebt; en 'dat ik.ook maat aan u meest ,, fchry ven, dat gy ze my wel zoud geeven , want „ het was uw pligt zei ze, en zo gy het niet ,, wildetdaen, dan moest ik u maar fchry ven , ,, dat gy nooit weer onder haare oogen mogt ,, komen. — Zend ze mynu tcneerften, lie,, ve Augustus ! , want anders zou ik mogelyk ,, wel in het tuchthuis kunnen komen , gelyk de i, Cipier zegt. — Ik heb nog vyf weeken tyd; daarna moet ik betaalen of-— nu, ,, gy zult wel zo goed zyn en my in den nood „ niet verlaaten; ik blyf ook, „Uw getrouwe Broeder, HANS. Na het afzenden van dezen brief, leefde Hans nog drie weeken in zyn hok taamelyk gerust, maar deCipier had gezorgd dat het geld tegen dien tyd op was ,want in eene gevangenis moet alles duurder dan ergens elders betaald worden; Hans moest daarom met de overige gevangenen dezelfde kost eeten, of op nieuw geld verfchaffen, en .het laatfte was hem onmogelyk. Toen de Cipier dit bemerkte ,' en ook wel zag, dat Hans .vervolgends geen geld meer zou kunnen geeven, veranderde hy ook zyn viiendelyk gedrag, en werd te onbefchofter ,naar maate hy tot nu toe F 3 be-  86 HANS KOMT DOOR ZYN beleefd geweest was. — Hans gaf goede woorden , huilde dikwyls, om hem handelbaarder te maaken , maar nog nooit is iemand van dat foort van menfchen doortraanen bewopgen geworden ; gevolglyk weiden de elenden van Hans dagelyks grooter. De Cipier vroeg hem telkens of hy nog geen raad wist te fchaffen ? • en zo meenigmaal de gevangene neen antwoordde , het geen natuurlyk moest volgen, dan herinnerde de andere hem, de toekomende elende van het tuchthuis, en dit bleef voordduuren , tot op twee dagen voor dat de bepaalde tyd verftreeken was. Hans fchreeuwde óver de boos¬ heid van Auguftus, dat hyhem niet helpen wilde , fchreef het zyne'eigenzinnigheid toe, ja nog op het zelfde oogenblik, dat de gewenschte hulp van Augustus aankwam, verwenschte de domme Hans, zynen goedhartigen broeder. — Het was de fchuld van Augustus niet, dat hy zynen broeder zo langen tyd gebrek deedlyden; want Hans had op zynen brief, zulk een misfelyk opfchiift geplaatst, dat dezelve veertien dagen van plaats tot plaats rond zworf, eerhy in de rechte handen kwam. ---Hoe zonderling de brief ook ware, en hoe weinig Augustus de misdaad kon begrypen waar van zynen broeder fprak , was hy evenwel aanftonds gereed , om hem by te ftaan : hy zond het  DOMHEID VOORD. 87 liet geld terftond na het ontvangen des briefs naarSt en juist op het tydilip dat Hans éyn'è onverfchilügheid vervvenschte, bragt de Cipier hem met een vriendelyk gelaat den brief, zeggende : Daar is geld! Kom zucht niet ! fo:i .' zulk een groet kerel huilt ais een oude hoer ! — Hrins nam aanftonds den brief, en vyf f:aaije Louis d'Or fchitterden hem 't eerst in de oogen ; hy lag den brief ongeleezen ter zyde , en befchouwde met eene innerlyke tevredenheid het goud; de Cipier zelf werd door de glans daarvan zodanig getroffen, dat hem de lust bevong» om 'er op eene listige wyze iets van magtig te worden , Ha ! dat fchoone geld •• riep hy , kom • ik zal aanfio.id een fles wyn haaien , en op zyn welkomst drinken. Hy liep zonder het antwoord van Hans aftewachten heen , en bragt een fles wyn , twee glazen en eenig koui eeten mede: — Daar dan t zeide hy , voor hst laatst, wees nog eens ter chgm vrolyk;— drink Hans! gy z'tltfgniet lang meer whA by my drinken. —— Hy fchonk in , en beiden aten én dronken zy , zo wel vergenoegd , en zo fchiclyk dat de fles fpoedig leeg was. De Cipier had nog niet genoeg gedronken , en Hans be • vond zig al drinkende ook zo wel, dat zy beiden naar meer wenschien. — Wacht, wacht: riep de Cipier, wy zullen aanftonds raad verfchafF 4 fen ;  23 hans komt door zyn Sm ; hy was ook terftond weder by de hand , en om met verpligt te zyn, van denzelfden weg nog eens te moeten doen, had hy,uit yoorzorg tw.ee flcsfen te gelyk mede gebragt ; ziedaar, ik heb 'er twee, zeide hy, wyvülen die tog wel oP k-mnen; hy fchonk, in , cn roemde de kleur en goede fiuaak van den wyn: , Ja! dst is een wyntje! zo nat! zolieüyk! en hy kist by.ta niets ; zestien fimylrs voer een flesje , niet Vüm Kameraad, dat is geen geld i Hans oordeelde dat zestien duivers niet zo goedkoop was als zyn Hospes meende, want de wyn was vry flecht , doch in dc gevangenis, en na lang vasten was dezelve goed genoeg om te drinken, anderzins werd hy een derde deel te duur beiaa.ld; maar men moet aanmerken dat het den Cipier met om het genoegen van Hans, maar alleenlyk om zyne Louis d'Orte doen was; onze Held had ook geen moed, om iets te zeggen, en dus dronk de Cipier te meer. Aangezien" Hans dit foort van wyn niet gewend was, gevoelde hy welhaast deszelfs uitwerking, en Cel zo fterk, dat zyn waard genoodzaakt was, hem op zyn ftro te liggen; des morgens bragt hy hem de volgende rekening: — Hans las; Vierfiesf. wyn, è lójluiv, defies, 2 daald. 16 fiuirers. Voor  DOMHEID VOORD, Sö. Voor avond eeten fl-jivrt. Summa fmnmarum. 3 Aaaidm. Hans wilde Hechts drie flesfen betaalen, vermits zy niet meer gedronken hadden, maar dat ging niet door; want de Cipier riep hem toe: Gy gek.' gy weet veel wat gy gedronken hebt! gy waart zo bezoopen, dat gy op uw beenen niet ftaan kond:.— Hans was van het tegendeel wel overtuigd , maar "de overmagt van geweld, was oorzaak dat hy betaalen moest. Eene van de Louis d'Or was dus wel haast gcvloogen. - Van middag, zeide de Cipier, wil ik u eenen maaltyd bezorgen; die u recht jbihaagen zal; gy zult voor 't laatst in uw fdiihmet my zyn; en'er moet weder een fles van myn wyntje by , r.iet waar ? ia! ja.' ik zal alles wel bezorgen ; Hy vettrok: Hans zag zyn geld na, en begreep, (hoe weinig hy ook kon rekenen) dat den volgenden dag zyn twintig daalders boete gevloogen zouden zyn , hy was daarvoor zeer verlegen , toen hy gevallig uit die verlegenheid gered werd. _. Zyne Rechters hadden zig in de bepaaling van zyn' ftraftyd écnen dag misrekend, of zy deeden dit uit eene byzondere gunst; hoe het zy , Hans werd even na de betaaling der voorgemelde rekening, opontboden en van zyn arrest oütflagen; ook werden hem vyf daalders van zyne boete te rug F s ge-  90 HANS KOMT DOOR ZYN gegeeven , en 'er hem bygezegd*, dat hy zig in het vervolg voor een dergelyk gedrag te wachten had : —-— tevens werd hem bevolen den Cipier nog een daalder te betaalen ; dit deed hy en verliet de gevangenis zo vrolyk, als hy 'er voor de eerftemaal beangftigd was ingetreeden. Toen hy vertrekken wilde , herinnerde de Cipier hem dat de middagmaaityd gereed was, maar Hans vond het nu niet meer noodzaakelyk, om met daalders te betaalen, het geen hy met Huivers bekomen konde, tn vertrok, terwyl de Cipier hem nawenschte, dat de Tmmï hem haaien mogt! Hans ademde nu weder een vrye lucht; zag zyne gevangenis nog eens aan , en dacht daarby aan Louiza, die hy moest achterlaaten.— Hy beklaagde haar wel, maar had zig 70 fterk niet verbonden , om ten haaren gevalle in een ftad te bly ven , daar hy het zo flecht gehad had : hy wenschte haar een gelukkige uitkomst , en hoopte dat de Hemel haar wel zou nazenden, indien zy voor hem beftemd was. Hy ging met zo veel haast de poort uit, als het zyne becnen gehengen wilden, ja hy vergat zyn middagmaal, een toeval 't welk hem nog nooit was overgekomen ; maar hy had naauwlyks een uur gewandeld , of kwam in een dorp alwaar het uithangbord van een' herberg hem herinnerde, dat een mensen  DOMHEID VOORD. 01. - roensch ook eeten moet: hy ging 'er in, werd goed bediend , en de betaaling was gering ; dit bewoog hem te blyven en het overigen van den dag uitterusten: hy liet zig een kamer geeven, om alleen te kunnen zyn , en hier overleide hy , wat hem in 't vervólg te doen ftond, of werwaards hy vertrekken wilde. Toevallig ftond hy al peinzende voor een fpicgel, en zag zyn figuur , dat 'er eer verfdirikke'yk dan bevallig uitzag-; zyn baard was lang , zyn linnegoed zwart en zyn kleed, dat voorheen blaauw was geweest, zag 'er graauw en geel uit, ook was het door een lang gebruik vol gaten geworden : in 't kort, hy zag 'er uit als een bedelaar, en verfchrikte voor zyn eigen gedaante. Van zyn' baard ontdeed hy zig aanftonds; herftelde zyn kleed een weinig , de werktuigen daar toe van zyn" waard kenende, en hy dankte by het verrichten van dezen arbeid, zyn geluk, van het kledermaaken geleerd te hebben ; maar wat zyn linne-r goed betrof, dat kwaad wist hy niet ie hertellen; — zyn Hospes was flaande deze bezigheid in de kamer gekomen, en was hierdoor nieuws, gierig geworden, om zyn gast nader te keren kennen Hans wist van geene geheimhou¬ ding , verhaalde hém openhartig zyne gevallen en maakte daardoor het medelyden van den Hospes  02 HANS KOMT DOOR. ZYN Hospes gaande : — Indien gy wilt, zeide deze, dan kunt gy, om uit de verlegenheid te komen , van my een hemd hopen. —<—■ Hans nam dien voorflag met blydfehap aan , en betaalde 'er aan den waard zestien Huivers voor. Nu verkreeg onzen Held weder een menschiykc gedaante, fchoon zyn toefiel 'er nog ellendig genoeg uitzag ; hy telde zyn overig geld na , en dankte God, dat Hy hem nog ten rechten tyde verlost had uit de klaauwen van den Cipier,die hem voorzeker niets overgelaaten zou hebben; ook dankte hy by gedachten de Rechters, die hem uit barmhartigheid eenig reisgeld gegeeven hadden ; maar waarheen hy reizen, of wat hy in 't vervolg aanvangen wilde, wist hy zelf nog niet. —• By toeval tastte hy in zyn zak, tn vond daarin den brief van zynen broeder, welke hy nouniet geleezen had; zulks deed hy nu uit tydveidryf: augustus aan hans, 1ieve eroeder! „ Uw ongeluk doet my leed, en fmart my „ te meer ,, om dat ik het zelve reeds lang „ te gemoet gezien heb, fchoon ik niet geloof„ de dat het zo fchandelyk met u zou afloo- ,> pen.  DOMHEID VOORD. 93 „ pen. Gy zegt my niet om welke oor- zaal; gy in de gevangenis gebragt zyt, en „ evenwel ben ik geneigd te gelooven, dat het ,, g;enzins om eenige boosheid (want daar ken », ik uw H&rt te wel toe) maar alleenlyk door een ongelukkig toeval gebeurd is ; daarom „ ben ik bereid, u uit uwe elende te helpen, en verheug my daartoe het middel in han,, den te hebben. Ik zende u hier nevens vyf j, Louis d'Or , vier om te betaalen, en de vyf,, de , die gy tog wel zulc noodig hebben, om ,, r.aar uw believen te gebruiken. — Maar ,, lieve broeder! wat zult gy toch in het toe,, komende aanvangen ? ■ ■ ■ gy zult immers „ geene kunst biyven oefenen , waartoe de ,, natuur. u geene krachten genoeg veleend ,, heeft. —i— Bedenk dit, ik bid het u als ,, een broeder, En zo gy zonder raad „ of ondérlleuning, geen be'flüit over uwen „ toekomenden Ijevemlla.u kunrvormcli, kom „ dan by my , ik zal u naar, myn beften wecj, ten en brocdcrlykcn pligt, raadgeeven en u onderfteunen : veel heb ik Wel niet, maar „ het weinige dat Be heb is tot uwen dienst ; „alleenlyk onder dit voorbeding, dat gy u ,, eene levenswys. verkiest, die met uwe ttraïn.- ten overeenkomt, het zy' dan deze bf gce-  V4 HANS KOMT DOOR ZYN " Seene» ieder beroep is eerwaardig, indien „ de man die het bekleed, zyne pligten kent, „ en dezelven ook vervult. Leg deze raadgee- ving niet weder uit, a's een bewvs van den „ hoogmoed uws jöngften broeders , geloof niet, dat ik het alleenlyk waage u te raa„ den, aangezien ik dit voorrecht door eene „ kleinigheid verkregen hebbe; — neen , dit „ zou uwen broeder fchande aandoen; waare . „ broederliefde gebiedt my zo te fpreeken, en „ ook zo te handelen • en gy zult de waarheid ,, beveftigd vinden, indien gy by my komen „ wilt. Blyf zo zeer myn broeder, als ik ben"' j5Uwe toegenegene Broeder", AUGUSTUS, Deze brief bepaalde Hans; hy befioot naaf Augustus te reizen; te hooren wat deze hem wilde raaden, en maakte zig reeds des anderen daags vroeg te voet op weg. Hy moest ten minften veertig mylen gaan, en dus was het geen wonder, dat, tegen het einde der reize, zyn klein capitaal geheel gefmolten was; want fchoon hy zeer fpaarzaam reisde , had hy tog, de rustdagen daar onder geiekend, veertien dagen noodig, en ieder dag had evenwel zvne  DOMHEID VOORD. 95 zyne eigene behoeftigheid. In zyn laatfte nacht- Verhlyf, naby M gaf hy zyn laatfte geld uit.en moest den volgenden dag nog drie mylen zonder eeten of drinken afleggen : dus was hy hartlyk verheugd dat hy de poort van M berykte. Zyne eerfte zorg, by zyne intrede in de ftad was, om aan de poort naar de woning van den Geheimraad R. te vraagen, en zo dra men hem den weg gevveezen had , zetlede hy zyne vermoeide beenen voord, om zo haast mogelyk ware, zyn moeijelyken togt te eindigen. Indien Hans, daar komende , niet aanftonds naar den Heer Augustus Albrechts gevraagd had, zou hy gewis gevaar geloopen hebben , van door de bediendens uit de deur geftooten te worden, want hy had volmaaktlyk het aanzien van een' ftruikroover, gemerkt zyne klederen en gelaat, door het reizen nog verfchri.dtelyker waren geworden , dan toen hy uit de gevangenis kwam; ook waren de wonden van zyn rok, die hy in den herberg geneezen had, weder opengegaan, cri met nieuwe vermeerderd ; desgelyks had ook zyn gezicht, door weêr en wind, benevens eenen langen baard een zeer verwilderd aarzien bekomen ; — doch Augustus was van alle de huis'ocdiendens zo be> mind, dat het noemen van zyn' naam alleen genoeg  96 HANS KOMT MOOR ZYN norgwas, om Hans ingang te vergunnen. Augu tus was, benevens Wilhelmina, den jongen HcerR. en Carolina in den tuin, en genooren het aangenaame van den morgenfiond, toen een bediende hem zeide, dat 'er een kérel w as die hem verzocht te fpreeken. Hy gaf bevel om hem in den tuin te brengen en wandelde hem te gemoet; maar naau wlyks werd hy Hans gewaar, of hy verdubbelde metblydfehap zyne fchreder, en omhelsde hem in het byzyn der bedienden; ja hy fchaamde zig niet htm in 1 unne tegenwoordigheid broeder te noemen. In de verrukking van zyne vreugde beichouwee hv het geringe aanzien van zyn' broeder niet; gaf geen acht op de vodden die hem dekten, h/ nam alleenlyk den wedergevondenen broeder in zyne armen, en geleidde hem naar het gez^fehap. - Reeds van verre riep hy tegen zyne vrienden : Hier breng ik, U myn broeder, en verzoek « lem gunftig te ontvangen. Wilhelmina, dat lieve meisje, by wie elk aangenaam was die wet Augustus in eenige betrekking flond, ortving Hans zo minzaam, als ofhy in het beste gewaad een bezoek by haar afgelegd had; zy bemerkte zyne wanorde wel, maar vergat degeheeiè toeflei, zo haast zy hoorde dat het de broeder van Augustus was; zelfs de jonge Heer R. en Caiolina, om vingen hem  DÓilHï lÖ V O O R Di 97 hem vriendlyk, en hy werd door alle genodigd nevens hun plaats te neemen. Voor Hans was zo veel beleefdheid te wydloopig, hy beantwoordde ook alles met eene ftyve buiging, en was verheugd toen men ophield met fpreéken , en hy dus gelegenheid kreeg om Zynen br6eder te zeggen , dat hy grooten honger had ; dit deed hy ook aanftonds, zonder te denken of het te pas kwam of niet. Wilhelmina nam terftond de zorg op zig om de rol van fpysverzorgfter te fpeelen ; zy ■Vertrok, om daartoe de noodige orders te geeven , en Augustus oogen bedankten haar voor ueze goedheid. Slechts weinige minu¬ ten vertoefde zy , en onze reiziger zag zyne wenfchen vervuld; deze viel ook daadlyk aa» 't eeten, en liet zig door niets beweegen één woord te fpreéken, zo lang hy at, offchoon Augustus en ook de anderen hem vcrfcheidene Vraagen deeden : na dat zyn honger geftild was, zeide hy : — Ja, kon ik nu trgers flaafen" want ik ben ontzac/dyk vermoeid. Zy begon¬ nen allen om dezen hartlyken wensch te lachen , en Augustus maakte zig gereed , om denzelven mede te vervullen : hy bragt hem op zyn flaapkamer, en toen bemerkte hy eerst hét wanfchikkelyke in zyn broeders kleding : dic moest, zo fchielyk als mogelyk ware, hern. deel G fteM  9* HANS KOMT DOOR. ZÏR fteld worden, en hoe vermoeid Hans ook ware , moest hy zig echter eerst laaten fcheeren, wasfchen , en fchoon linnengoed, het welk zyn broeder hem gaf, aandoen. Augustus had hem ook gaarne een van zyne klederen gegeev.en , maar het lichaam van Hans was te groot om 'er gebruik van te kunnen maaken; dus moest 'er daadlyk een fnyder komen, om den half flaapenden Hans de maat te neemen; het welk hy deed, met belofte van tegen den volgenden morgen ten negen uuren het een en ander ge eed te hebben. Na dit alles was het onmogclyk Hans langer uit den flaap te houden ; ook had hy zig naauwlyks nedergelegd, of hy fhorkte reeds, en ontwaakte niet dan des anderen daags , 's morgens omtrent elf uuren. Augustus had ondertusfchen van den Geheimraad vetlof verzocht, om zynen broeder te mogen herbergen, en dit verlof ook gemaklyk vcrkreegen; want deze had begeerte om ook onzen Held te kennen, en daarom verzocht l*y Augustus hem met zig aan tafel te brengen. Hans werd na zyne ontwaaking, met behulp van zyn' broeder, een geheel ander mensch , als hy den voorgaanden' dag was: de kledermaSker had zyn woord gehouden , en dus kon Augustus hem nu,met fchik, zynen Befchermer voor- ftel-  DOMHEID VOORD. 99 ftellen i de Geheimraad ontving hem, overeenkomftig zyn charakter, vriendelyk , zeggende : Ik ben v.rhtugd « te keren kennen, Mynhttr Albrethts: indien gy zo braaf zyt als uw broeder, dan zyt gy dubbeld welkom. Augustus bedankte den braaven man , maar Hans gevoelde niets; hy zag zig weder goed gekleed , en^geloofde, dat men niets meer aan hem deed, als het geen zyn perfoon verdiende: zelfs hadhy zyn' broeder nog op geenerleije wyze eenigen dank betuigd. Men moet evenwel niet denken dat deze ondankbaarheid, uit eenige boosheid zyns harten voordvloeide; neen; het was alleenlyk onberedeneerde hoogmoed, welken hy van tyd tot tyd den teugel gevierd had , eh die dikwyls in zyne ongelukkige omftandigheden in eene kruipende demoedigheid veranderd was j maar by het rninfte fchynzel van geluk weder volkomen ontwaakte. Aan tafel gaf hy menig bewys van zyne domheid; hy had wel meer aan gioote tafels gefpysd, maar in welk gezelfchap ? hy wist geen onderfcheid te maaken; en hoe zouhy dat ook hebben kunnen maaken ? met één woord i hy had nooit gelegenheid gehad , om in zulk een deftig gezelfchap te zyn. Augustus werd dikwyls fchaamrood, en had gelegenheid genoeg om te ontdekken, dat Hans nog dezelfde Hans was : de Geheimraad bemerkte G z «iet  IOO HANS KOMT DOOR ZYN niet minder het onderfcheid tusfcheri de broeder*; hy zag wel dat Hans voor tegenwoordig niet op zyn rechte plaats was, en lachte dikwyls om zyn gedrag. Wilhelmina, die de verlegenheid van Augustus bemerkte, liet de bedienden vertrekken , en trachtte menigmaal, door eene fchrandere draai, de lompheden van Hans een glimp van vernuft te geeven; maar deze moeite was vruchtloos, want om dat oogmerk te beryken zou meer dan menfchlyk verftand noodig geweest zyn : eindelyk ftond men ■van tafel op, en Hans vertrok, wel over zig zeiven te vreden, naarzyn kamer: Augustus moest met den Geheimraad in zyn Gabinet gaan : - Uw broeder, zeide deze, is zeer van u onderfcheiden,myn kevt Aibrecks! Augustus wilde zig verontfchuldigen, maar zyn befchermerftuitte hem, zeggende:-- Spree 't daar niet van, myn vriend; hoe minder uw broeder u gelyk is , des te grooter eere dcet u de genegenheid aan , met \ t kegy hem behandelt — maar wat doet hy thans voor zyn befladni en waarvan heeft hy voetheen iet leef Ir — Augutus verhaalde hierop alle de lotgevallen van zynen broeder die hem bekend waren; alleenlyk verzweeg hy zyn weldaadige zorg voor hem. — m , zeide de Geheimraad , dan verwondert my zyn gedrag niet meer: ik prys u, dat gy voom.em.ns zyt hem te verboeren, enu een broeder niet jc kaamt, wien  DOMHEID VOORB. lot y ie» gy zo verre overtreft. Gy doet zeer wel, want een broeder blyft tog broeder, 't zy hy dus of zo is: hyfdrnt niet b'osaartig te zyn, maar alleenlyk eenvoudig, en dit is mogelyk een gebrek van zyne eerfte opvoeding; liet is gelukkig voor u, dat gy die ontloopen zijt, en by den braaven Ritmeester eene betere opvoeding gekregen hebt; - ■ maar welk is nu uw voornetmen met uw' broe- d.rs ? — Indien myne werfeben gelukken , antwoordde Augustus, dan keert hy weder tot zyr.e eerfte beftcmming te rug , en wordt een fnyder; ik dsr.li dat dit ambacht met zyne geestkrachten ovei'éeikomt. Ik vertro iw met u , dat dit het beste is, zeide de Geheimraad ; nu , doet zo als gy het goedvindt, gij kent hem btftf dan ten ander maar myn lieve Albrechts, houd het niet voor eene belediging, wonxcer ik uwen broeder niet weder aan tafel verzoek; wat mij betreft zou hy 'er vry komen mogen , maar de bediendden Ik zelfs zou u. dit verzocht hebbtr.' hcrvattede Augustus, en bedank u wegens deze voorzag; want ik wenfchte zelf niet gaarne weder met zo viel angst tt eeten, als ik heden ge '.aan heb: om evenwel myn broeder niep te beledigen, zo verzoeke ik met hem op myn kamer te mogen eeten, zo lang hy by my is. — Gy zyt een goede jongen, Aibrchts! riep zyn weldoener uit, zeer gaarne fta ik u dit tot, doe zo als gy he goedv.ndt. — Augustus ging by Hans, maa„ fprak niet met hem over het toekomende; hy G 3 ver-  ï02 hans komt door zyn vergunde hem eenigen tyd om uit te rusten, en Hans leefde zonder zorg, even als of dit leven eeuwig zou düurén, Augustus deed alle pooging , om hem zyne vooiige elende te doen vergeeten, en zulks gelukte hem gemaklyk. Hans vertelde hem alle zyne lotgevallen, tot op «ie geringfte kleinigheden toe , en Augustus nam toen de gelegenheid waar, om hem te vraagen , of hy vervolgends weder voorneemens was om zig aan het Tooneel te begeeven; zie hier hun gefprek over dit onderwerp: HANS Ja, dat weet ik zelf niet. AUGUSTUS. Dat kan u geen ernst zyn broeder: gy kunt over dit onderwerp niet in twyfej ftaan, zq haast gy te rug denkt HANS. Hum ! i—> en waarom niet ? AUGUSTUS, Ik wil u het ongeval niet herinneren , 't welk u door het Theaterleven is overgekomen ; want dit bewyst nog niets, aangezien men in eiken levensftand ongelukkig kan worden ) , maar hebt gy dan nog nooit onderzocht, hoe weinig bekwaamheid gy voor dit beroe» Jrcbt ? RANS.'  DOMHEID VOORD. 103 HANS. Ho, ha! gy begint weder het oude liedje te zingen. Ik zeg u dat moeder gelyk heefc, en dat gy nydig zyt als het my wel*gaat. Augustus ftond over dit antwoord, 't welk hy niet verwacht had , verwonderd; hy zweeg ftil, want hy kon niet befluiten omhetgefprek aanftonds weder op te vatten; liever wilde hy het geheel afbreeken, toen Hans weder op nieuw begon, zeggende : Wel nu ï AUGUSTUS. In waarheid broeder, uw verdenking doet my leed, en wel te meer , daar gy dezelve uiten durft, in een' tyd, waarin ik al myne vermogens infpan om uw geluk te bevorderen. HANS. Ei! zo ! — wel nu, wat dealt gy dan dat ik doen moet ? AUGU STUS. Gy hebt my bevreesd gemaakt, om u myn waare meening te zeggen. HANS. Kom, kom; laat my die hooren. AUGUSTUS. Wanneer ik u dan volgends myn geweten raaden zal, keer dan aanftonds naar vader te rug; oefen u in uw ambacht.; tracht daarvan G 4 °P  jt.04 hans KOMT DOOR zyn op eene redelyke wyze te leeven, en . . . ;.. HANS. ' Vervloekt! —ik geloof zelfs nu Dog mooyer ! waarom ben ik dan zo lang op de Academie geweest? Ik ben tog zo wel als gy een Student geweest, en kan dus zo wel als gy fortuin maaken. Nu nam de verwondering van Augustus, de iwaasheid van zyn' broeder hoorende, niet weinig toe : hy werd overtuigd, dat het vruchtloos; was hem verftandig te willen maaken , en liet hem daarom aan zigzelven over, zeggende.- Goed dan , doe wat gy wilt, maak u zo gelukkig als gy kunt; hoe groo; er uw geluk is, hoe meer ik'er my over zal yerbly- den. Zeg my flechts op welk een wyze ik u kap dienen; ik ben 'er bereid toe. HANS. ' | jï| Ik geloof dat ik best zal doen als ik eerst naar ons dorp vertrek: mogelyk weet moeder een beteren raad; en zo niet, dan is de Heer Van Linde nog in H , die verblyd zal zyn, als hy my wederziet: —— maar, reisgeld ! AUGUSTUS, Dat wil ik u gaarne geeven : . zeg maar wanneer gy wilt vertrekken. HANS. Wel morgen; —— want hoe langer hier, hoe Jaater daar. a u-  DOMHEID VOORD. 19$ Augustus liet zig alles welgevallen; bezorgde Hans het geen tot zyne reis noodig was, ca gaf hem den volgenden dag zes Louis d'or, om hem gemak op den weg te bezorgen. • Hans bedankte zynen broeder, zo als men iemand bedankt, die alleenlyk zyn' pligt vervult; nam van de huisgenooten des Geheimraads affcheid, en verloor by die gelegenheid de achting , die men van wegen zynen broeder voor hem had opgevat, geheel; want Hans, fchoon met zts Louis d'or in zyn' zak , en wei gekleed, was een lompert; hy geloofde, dat zyne eer beledigd was, aangezien zyn broeder ondernomen had , hem zyn voorig ambacht aan tebeveelen; hy liet de-wegen ieder zyn lompen hoogmoed gevoelen, en ieder lachte methem, gelyk vernuftige menphen altoos dedwaa» zen feelachen. VIERDE HOOFDSTUK, Eene erfenis welke ter rechter tyd komt. Hy had zyne reis binnen kort geëindigd: yi het fteedje , waarin hy als fnyders jongen gewerkt had, hield de post ftil; dus moest hy den weg naar Z, . . . te voet doen , of hier een G 5 ander  lot» HANS KOMT DOOR ZYN ander rytuig neemen : het eerstgemelde was voor zynen hoogmoed te gering, want hy wilde zyne intrede binnen zyne geboorteplaats luisterryk maaken, en Zond derhalven om een wagen, welke hem derwaards brengen zoude: — de zorgvuldige voerman zond eerst zyn vrouw naar den vreemdeling , om wegens de prys met hem te fpreéken, welke dan aan de kamerdeur van Hans klopte, en zo lang wachtte , tot hy gebood binnen te komen. — Hans ontftelde toen de vrouw de deur opende, want hy herkende in haar zyne gewezene minnaares Fytje, die hem als fnyders jongen zo veel gunst beweezen had. Het fnapachtige Fytje bemerkte aanftonds niet, dat zy by een ouden kennis was, en maakte, volgends de wyze van een voermans vrouw, aldus haar compliment: Myn man laat den genadigen Heep vraagt, wanneer hy wil afrijden, en wegens de prys Hans fchepte adem, toen zy van haaren man fprak, want hy hoopte hu van haare liefde niets meer te vreezen te hebben: dus kon hy zynen hoogmoed niet wedcrftaan, die hem aanfpoorde, om zig aan haar, in zyne tegenwoordige omftandigheid, bekend te maaken: hy viel haar derhalven in dereden, zeggende: — Ei, ei! getrouwd Fytje! — kent gy my dan Hitt metr ï Zy bedacht zig een  DOMHEID VOORD. IG? ècti o ogenblik, en het viel haar niet moeijelyk haar ouden vriend te herkennen , hoewel zyn perfoon zeer veranderd was, want Hans was nis een man geworden, en toen zy hem het laatst gezien had , was hy nog maar een jongeling. —• {felheden! wel heden! riep zy uit waarlyk ik geloof ja wis en waarachtig , het is Monfie Mans ! Och wat zyt gy fchoon en groot geworden ! wat ben ik een dom fchef zei, dat ik u niet aanftonds gekend, niet gewacht, en my met zo een morfig dier als myn man is, verbonelen heb ! — maar , myn lieve Monpt Hans; dat is nu vcorby: •»— ( Hier liet zy een traan vallen, ten minften zy geliet zig zo, en vervolgde:) wat zou'ik u Hf gehad hebben .'maar dat is, als ik zeide, voorby; wy moeten maar denken, dat heeft zo niet moeten weezen; ma \r waar, in al de wereld, hebt gy dan zo lang geweest? — Hans zou haar hebben laaten voordpraaten , indien zy 'er lust toe gehad had , want het ftreelde hem , dat zyn verlies haarleed deed, fchoon hy nooit lust gehad had haare wenfehen te vervullen 5 maar nu was hy verpligt haar te antwoorden, want zy zweeg 0:11 zyn antwoord te hooren: hy verhaalde haar dan het wonderbaate van zyne reizen; wat hy al gezien had, eh hoe hy in de wereld geëerd was; met één woord niet dan loutere zotheden, gelyk men met réden van hem ver- wacti-  ï«8 HANS KOMT DOOR ZYN wachten kan Fyrje ftond verbaasd over *yne gefchiedenis, en hoe praatachtig zy m ders ook ware, kon zy rog tusfchen beiden met anders zeggen, als: ■— Bi, ei! — 0f, — « Lieven Heer! dat h cm te verwonderen ! - 'op het verhaal zyner zeereize werd zy zo bevreesd dat zy zjg uit angst op de fchoot van Hans nederzetrede, en hem zo vast hield, als of zy werkelyk in den ftorm geweest ware en by Hans befcherminggezocht had. Ondertusfchen viel haar man de tyd te lang ; by wachtte voor en na op zyn vrouw, en het antwoord van den vreemdeling; doch, aangezien het verhaal van Hans te lang duurde, en Fytje vergat dat zy haar' man antwoord moest brengen, zo ging hy zelf naar het Posthuis o,n te zien hoe het met de zaak ftond. Hy vroeg naar een, vreem(i. Heer, ep de kamer van Hans werd hem aangeweezen: tot allen ongeluk opende hy de deur toen Fytje, m vrees, Hans tegen haaren boezem drukte, terwyl zy haar hoofd op zyn borst liet hangen. — Deze houding kwam den voerman zeer dubbelzinnig voor; hy green naar zyn voorhoofd; geloofde de misdaad van wn wyf aldaar reeds te voelen , en gaf zulk een geweldigen fchreeuw, dat Hans en Fytje verfchnkten;hunne plaats verlieten,en delaatstge- mel-  DOMHEID VOORD. ÏÖÖ melde nu in waarheid den ftorm zag, die haar in het verhaal zo verfchrikkelyk was voorgekomen. Ha verdoemde hoer! vind ik u xj>! galgenaas! — dat u de die en d.e tn die Heer, hy mag zyn wie Jiy wil, maar hy behoeft niet hier te komen om eerlyke mans wyven te likken; ik verhuur wel koetfen, maar myn wyf vut. — -Als ik dol word , dan fla ik hem met jou , lelyke hoer! de huid vol. — Fytje kende haais mans zwakke zyde, trad dus naar hem toe, ftreelde hem aan den baard, en zeide: — Och lieve Christoffel! wat fhreeuwt gy tóch ! gy zyt geheel verdwaald.' — Verdwaald.' — heb ik niet gezien dat gy dien kerel of de fchoot zat ? en .... Wel nu ja, en wat hebt gy dan meer gezien ? — wy zyn teen wy kinderen waren al goede vrienden met elkander geweest. ——• Als kindtren ! oud vel zyt i eertig , en die kaerel is naauwlyks twihtlg jaar, "* Zy zyt als kin dei en vrienden geweest ! Maar hoor toch myn Ho '.d den bek, vxrken ! riep hy, maar Fytje ftreek hem als vooren onder de kin, en zyn gezicht begon zig in een vriendlyker plooi te trekken; hierop verhaalde zyhem dat Hans als jongen byhaar vader gewerkt had , dat zy hem federt al dien tyd niet weder gezien had ; en de voerman {teldeziggrootendeels te vreden, Om de verzoening volkomen  1IO BAKS KOJlT DOOR 2ÏN te maaken , verzocht zy Hans dat h7 voor haar' man iets te drinken wilde laaten haaien, vermits hy , terafdryving van deze ergernis, wel iets noodig had : dit verzoek werd aanftonds ingewilligd ; Fytje fchonk haar' Christoffel ettelyke volle glaasjes in, en by het ledigen van ieder derzelven begon hy 'er vriendlyker uit te zien : — Ja Fytje, zeide hy, gy aflaat 'eru op , om uwen man weder goed te maaken — gy zyt een recht galgenkind wel, ik geloof mies wat gy zegt; fchenk nog eens in Fytje: en gy jonge Heer , moet het niet kwalyk neemen dat ik hoos was: — toe fchenk dan in Fytje .' ver ftaat gy 't niet ? ( Zy fchonk in ) want zie , jonge Heer.' myn wyf op uw fchoot t te donder , dat is maar waar wilt gy heen ryden? — mar Z antwoordde Fytje : — Wel ik handel Christeiyk, en, begesr geen ftuiver meer dan ik verdien. Twee Guldens zal hy betaalen. — /, 'er nog wat in 4e fles, Fytje? —,Ja —_ Schenk dan nog een voldertje' men moet niets laaten ftaan. Kom °, Fytje , met my naar huit. —— Gy weet wd , ah ik kwaad geweest ben, dat ik dan flaafe» moet > • George zal den kaerel ryden. — Fytje moest met hem heen, hoe ongaarne zy MonfieHans verliet, maar zy moest haaien Christoffel te bed brengen, op dat hy zyne erger-  DOMHEID VOORD. IIK gemis uitflaapen konde. George kwam welhaast, en bragt Hans, zonder ongeluk ,naar Z Onderweg overdacht hy het geluk, van zo goedkoop van Christoffels flagen en Fytjes liefkoozingen verlost te zyn geworden. De ryknecht hield voor het heerenhuis uil, en de boeren die in langen tyd zulk een prachtig rytuig niet in het dorp gezien hadden, waren hetzelve nagevolgd ; maar niemand kende Hans toen hy uitflapte, zelfs zyn moeder Kaatje, die hem by geluk te gemoet gegaan was, kende haaren lieveling niet aanftonds, zo dat Hans zig het eerst moest bekend makken. — Nu begon zy te fchreeuwen van vreugd, en alles wat op het Landgoed wa« kwam daarop uit, vermits elk eenig ongeluk vreesde. Ontelbaare maaien omhelsde zy haaren eerst* geborenen,en al de boeren verwonderden zig,dat Hans zulk een fchoone kaerel was geworden. —■ De Dorpheer zat op zyn kamer , en hoorde het geweld; hy zou gaarne mede met de anderen derwaards geloopen zyn, om te verneemen wat'er gebeurde, indien Kaatje zyne krukken niet te ver van zyn' ftoel af gezet had, zo dat hy dezel ven niet krygen kon ; want federt jaar en dag was hy altoos zieklyk geweest, en byzonder wilden zyne beenen niet meer voord, zo dat hy zonder hulp van zyne krukken niet gaan kon : hy moest da*  112 HANS KOMT DOOR ZYN dan geduld neemen , fchoon hy deze deugd vooi* ditmaal niet lang behoefde te oefenen, want Kaatje kwam welhaast met Hans binnen: — Daar; riep zy , zie, genadige Heer ! daar ! is hy niet 'ten gantsch Kaerel geworden? — Wie is /ry dan ? Wie! — Hans! onze lieve Hans! MU Dé Dorpheer was niet meer zo vlug als vooiheen; zyne jaaren en in 't byzonder zyne krankheid , hadden zyne levensgeesten verzwak! . 't was dus geen wonder, dat hy die vreugde niet toonde , die Kaatje verwacht had dat hy tooneh zoude; een onverfchillig, kt! zo t — was alles wat hy zeide. . De moeder van Hans nam dit teer kwalyk : Z« ! zo ! — zeide zy ; wel nu ! is dat al de vreugde die gy over mijnen Hans laat biy- Isen? ik Jacht dat gy u ze- fterk als ik zond veiblyden , dat hy zulk een groot Kaérel geworden is ; en gy hebt 'er toch zo wel reden toe als ik, want Hier zweeg zy , waarfchynelyk wilde zy iets anders zeggen. — al fhmelende kwam 'er verVolgends uit: want hij is immers uw Petekind. — Michel had ondertusfehen door de boeren de aankomst van zyn' zoon verftaan; hy wilde hem tog ook zien; liep aanftonds naar het Hcerenhuis en in de kamer .van zyne Genade, uitroepende: Hé Hans !— hé! zilt gij Hans ? — zie! -~ kijk! kijk t — wat is de jongen  DOMHEID VOORD. ÏI3 êen groet gewerden' Hy zou hem gaarne om den hals gevlogen hebben, maar Hans zag 'ér hem te aanzienlyk uit, en was ook veel te ongevoelig , om de neigirig van den goeden Michel voor te komen; een, God groeleu! was al. les wdt hy zynen vader zeide. De moeder fprong toog Meeds om hem heen, vroeg hem dan dit 4 dan wat anders, en beantwoordde telkens zelve hiare vraagen: na dus lang genoeg gerammeld te hebben, viel hriar eihdelyk in, dat haai zoon wel honger zou kunnen hebben; des beval zy den Dorpheer, dat hy zyn' g*st zolang zou onderhouden , tot zy het avondè'eteh had gereed gemaakt. —— Michel kreeg bevel om naar huis te gaan , hetwelk hy ook aanftond* deed , echter nam hy nog de vryheid , om zyn' zoon dé hand te drukken, én hem ten goeden nacht te wenfehen. De Dorpheer en Hans bleevert nu alleen; beiden waren zy voor elkander een zeer onaangenaam gezelfchap; niemand fprak een woord, want geen van tweën wist iets te zeggen : eindelyk begon Hans te hoesten, en de genadige Heer te rochelen; dit kortte hun den tyd, tot dat Kaatje met het eeten kwam. m hom Hansje', riep zy , eet; laat het u wel [maaken , gy eet nu tog met zyne Genade: voords bragt zy dezen zyne krukken , 11 d e e 1. H waar»  114 HANS KOMT DOOR ZYN waarmede hy naar de tafel hinkte. Zy fnapte nog voord, en te meer daar de vreugde haar den eetlust had benomen. Eindelyk moest er ook op een flaapkamer voor Hans gedacht worden", en Kaatje vond goed, dat de kamer der overledene genadige Vrouwe voor hem ingeruimd werd. De Heer van Hans was te vreden, want ik moet hier in 't voorbygaan zeggen, dat Kaatje zig in zulk een aanzien gebragt had , dat hy met alles te vreden zyn moest, wat zy beveelde; daarom behoeft men zig niet te verwonderen , dat Kaatje zo willekeurig handelde. Den volgenden dag liet moeder Kaatje de koets van zyne Genade infpannen , om met haar'zoon by Mejuffrouw Willig een bezoek af te leggen : voorheen was zy altoos te voet derwaards gegaan; maar dit kon voor een byzonder bezoek genomen worden , en dus voegde het niet, dat Hans voor dc eerftemaal zo flecht en recht verfcheen: Michel moest dan zyn oude kunst verrichten , en wyf en zoon bedienen, maar hy was 'er volkomen mede te vreden, ja hy was 'er zelfs hoogmoedig op, een' zoon te hebberig die hy in de koets van zyne Genade ryden mogt; want wat wist Michel hoe weinig verdienften 'er noodig zyn om in eene koets te ryden : hy geloofde dat die in een koets reed,  DOMHEID VOORDE 115 reed, ook verdienften moest hebben ■ en dit befluit had hy met zo veele menfchen gemeen , dat wy 't hem gaarne vergeeven willen. — Door het «Jorp reed hy zo langzaam als mogelyk ware ', ten einde alle de inwooners de eer die zyn zoon genoot zien z»üden ; en ditgefchiedde ook, want ieder boer, die niet aan den arbeid was, ftond * Hans aan te gaapen; en ligttezyn muts of hoed van den kop , gelyk zy gewoon waren voor den genadigen Heer te doen. ■ Hans knikte zyn hoofd wel op hunne groet, maar dat was het ook alles. Michel fchreeuwde ondertusfchen tegen zyn paarden : Ho! ho ! — vort! om door dit geroep nog meer volks by elkander te lokken : aldus fpeelde vader J moeder \ en zoon ieder eene rol naar zyn eigen aart, en. kwamen welgemoed by MejuffrouwWrllig aan. — Kaatje had federt lang de vryheid om maar recht toe recht aan naar haar toe te gaan, en dus verwonderde zy zig daarin nu belet te worden : evenwel ftelde zy zig te vreden , toen zy hoorde, dat de Juffer zeer ziek was ,* en den Geestlyke van de plaats by zig had: zy wachtte dan zo lang geduldig tot dat deze Vertrokken was, en toen geleidde zy haaren zoon in de kamer der Dame. — Ik zal de inleiding en voordgang van het gefprek tusfchen de Bid'zvï: H 2 J  IIü" HANS KOMT DOOR ZYN ter, den dommen Hans, en zyne fnapzuchrige Moeder, hier niet ter neder ftellen ; het 7.y genoeg dat Mejuffrouw Willig een volkomen welgevallen in Hans had. — Kaatje, die de Dame grondig kende, was fchrander genoeg om Hans alle verdiensten toe te fchry ven , die zy wist dat zyn Petemoei behaagden : Hansfprak niets tegen, en de Juffer geloofde alles. Onder anderen had Kaatje haar veel van zyne geleeidheid voorgezwetst, waarom deze zig verbeeldde een groot Geleerde voor haar te zien> maar zy wist nog niet onder welke clasfe van Geleerden hy behoorde; of hy een Godgeleerde , Rechtsgeleerde , dan of hy een Doctor in de Medicynen was, en daarom vroeg zy Hans „ waarvoor hy geftudeerd had ? Hans werd wel bevreesd dat men hem op de proef zou Hellen , maar nogthans was zyn antwoord overëenkomftig zynen hoogmoed ingericht, want hy zeide , alles geleerd te hebben : — Zo! ei, ei! antr woorde de Juffer, dan zendt gy wel eens kunnen prediken ? ja wel, als ik gezond ware. ... . maar wacht, als ik herjleld Len. Hans wist niet wat hy hierop zou antwoorden, doch vermits het prediken tot na de herftelling van haare gezondheid werd verfchooven, zo had hy de onbeehaamdheid van t e antwoorden : Ja, ja ! dat  DOMHEID VOORD. 117 'ff msesterlyk ! waarop Juffrouw Wilg zeide, w/z } der ï —- denk aan uwe jaaren, en of men -i in uwen ouderdom , met een goed gevolg , beifvginnen kan zig aan de wcetenlchappen t$p „ te  12(5 HANS KOMT DOOR ZYN „ te wyden ? ik ben uw broeder, en al zouat „ gy 'er ook kwaad om worden, moet ik ü „ tog het volgende voorftellen : i Naauw- „ lyks kunt gy leezen en fchryven, en waar„ lyk nog flecht genoeg: — bedenk dan, welk » eene ho°gte gy nog te beklimmen hebt, eer i, gy aanfpraak op den naam van een midden., maatigen Geleerde maaken kunt! en al zyt » gy dan, na veel moeite enarbeids, zulk een „ middenweezen; vleesch nogvisch ! — wat zyt „ gy dan nog in de wereld j — Mogelyk een „ voorwerp van verwondering voor eenige dwaaj, zen, en van medelyden voor waarlykfchran. s, dere menfchen. Ga niet naar H , „ maak een nuttiger gebruik van uw geld , dat gy gemaklyk in H verfpillen kunt, „ zonder de geringfte nuttigheid daarvan te heb„ ben. Men kan met vyf duizend daalders nog „ wel iets beginnen , denk op eenen u wel- „ voegelyken ftand. Wilt gy geen Snyder „ worden , goed , 'er zyn meer bezigheden; s, waardoor men met geld, geld winnen kan, „ zonder noodig te hebben het hoofd met meer „ dingen te breeken dan gy reeds weet. : „ Neem eene vrouw, en beleef, met vaderen 3, moeder, geruste dagen; ik ben verzekerd, H dat gy my eindelyk bedanken zult, wanneet »gy  SOMHEID VOORD. 127 » gy myn' raaa" volgt- Maar vermits ik „ niet kan verwachten dat gy hetzut doen, zo „ wensch. ik u, in allen ftand die gy u mogt „ verkiezen, veel geluks. — Ik zende 11 hiei,, nevens negen Louis d' or te rug; het mogt „ te hoogmoedig fchynen , wanneer ik de eif, „ die ik ik u geleend heb, niet aanneemen ,, wilde ; maar meer dan ik u gaf wil ik i, niet te rug ontvangen: ik heb thans geen „ geld noodig , en ben, dank zy den He„ mei! door de weldaaden myner vrienden, ,, nog ryklyk daarvan voorzien. Indien ik ech„ ter teneenigen tydeiets noodig mogt hebben» zult gy de eerfte zyn , dien ik 'er om zal ver„ zoeken, fchoon ik hartlyk wenfche nooit „ genoodzaakt te worden , u in dit opzicht i, lastig te moeten zyn. ■ Omhels vader en moeder „ in naam van hunnen gehoorzaamen zoon. Uw toegenegen Broeder, AUGUSTUS. Deze brief deed juist een tegengeftelfte uitwerking i Hans vond het zeer beledigend, dat zyn broeder hem ronduit de hoo'p durfde ontzeggen , om een groot Geleerde te worden ; hy herdacht daarbv, dat Augustus hem voorheen ook gezegd had < dat hy nooit een goed Too™ neelfpeeler zou worden , en het gevolg had echter het tegendeel bcweezen, want Hans wa* vast-  If8 HANS KOMT DOOR ZYN vastlyk overtuigd dat hy een groot Acteur was ? waarom zou hy dan ook geen groot Geleerde kunnen worden , fchoon Augustus dat niet ge» geloofde ? — 'ja , riep Kaatje, daar weet die wysr.eus reel van; ga Jy naar ƒƒ,..., leer vlytig en maak den gek befchaamd. Ja, ja, zeide Hans, dat zal ik ook dien; hy mag denken wat hy will' , ik bedenk niet wat 'er van hem nog zal worden. ■ 'Er werden nu toebereidzelen tot zyne af» reize gemaakt, by welken Kaatje bedroefd en de Dorpheer verblyd Was : Michel was noch 't een noch 't ander : Hans had zig niet zo hehaagelyk by hem gemaakt, dat hy over hem treuren konde, en evenwél was hy een te goede Michel, dan dat hy naar't vertrek van Hans . zou gewenscht hebben. Hans «roest öndertusfchen, tegen vermoeden , nog iets tot het geluk van Michel toebrengen: Vader en Zoon waren eens alleen by elkander; Michel begon zyne oude klagten over den dienst van Nachtwaker weder op te heffen : —- Die dienst, zeide hy, zal *y nog om 't leven brengen , v ant ik heb geen gefust uur; en behalven dat is het ook fchande voor u, dat uw vader Nachtwaker is; wie weet wat 'er nog van u wordt! en koe aanpotelyk zou het dan weezen , als men zeide, zyn rader is een Nachtwaker ! Hans gevoelde, voor de eerftemaal van zyn leven ,  DOMHEID VOORD. 129 «eri, hoe onvoegelyk het was, een Nachtwaker tot vader te hebben, daar hy zo veel gelds bezat; hy zeide dit nog dien zelfden dag tegen zyne moeder, die. het ook aanftonds met hem eens was, en 'er den genadigen Heer van verwittigde, zeggende , dat haar man geen Nachtwaker meer kon blyven , vermits de eer van haar' zoon daar te veel door leed. - De Dorpheer was nu oud en des levens zat, en ftcmde daarom te gemaklyker in de wenfchen van Kaatje: 'etwerd dus ook reeds den volgenden dag een nieuwen Nachtwaker verkozen, waarover Michel van vreugde als buiten zig'zeiven was, zig' reeds ten zes uuren des avonds ter rust leide , en , federt verfcheidene jaaren voor het eerst weder gevoelde , hoe genoeglyk het voor den mensen is, den nacht gerust in zyn bed te kunnen doorbrengen : nu bedankte hy eerst de overledene Juffrouw Willig , dat zy zyn' zoon tot erfgenaam gemaakt had; want aan dat toeval alleen had hy zyne ritst te danken. VYFDE HOOFDSTUK. Hans de Voorvechter. Moeder Kaatje' begeleide Hans .met traanèn' én zegenwenlchen naar H. . . . ook wenschte' r a ■ I ï DEEL, 1  13° HANS KOMT DOOR ZfS de Dorpheer en Michel hem eerlang als Doctor weder te zien . want dit was het geringfte dat zy van hem verwachtten. Van al zyn "eld voorzien, kwam hy in H aan , en zyn eerfte zorg was, den H#er Van Linde op te fpooren : deze was nog aldaar, maar leefde op eene geheel andere wyze dan voorheen : dekennis met Fredcrica had van den vlytigen jongeling een zuiper en vechter gemaakt; dit was wel haar oogmerk niet geweest, maar het gezelfchap dat hy by haar had leeren kennen, maakte hem welhaast zo als zy zeiven wa:en, Hy had federt het vertrek, van Hans geen collegie waargenomen, maar daarentegen was hy by iedere .lichtekooi in de ftad bekend , cn hy bezocht elk huis, alwaar, dikwyls voor veel gelds, ziekte, ja de dood gekocht wordt: om kort te gaan, de Heer Van Linde was niet meer dezelfde , behalven dat hy nog ftceds een oprecht vriend vanHans bleef: de aankomst van dezen was hem aangenaam , en hy moest aanftonds met hein naar een vrolyk gezelfchap gaan .alwaar veelejongelingen en Nymfjes dikwyls den blyden beker, wegens zyne aankomst leegden; ook werd Var) Linde nog den zelfden avond , by her drinken van verfcheidene glaazen ,de broeder vanHans; zo als «ook die van het gantfche gezelfchap, de vrouwen zeifs  » ÖMHEID VOORD. 131 zelfs niet uitgezonderd, onzen Hans tot broeder maakten, en zo langen tyd , ter eere van Bachus , liederen zongen ,- tot de een na den ander onder de tafel viel; of, indien hem nog zo veel verftands overig bleef, naar huis zeilde, en het bed zocht. Van Linde en Hans behoorden onder de laatstgemelden; zy fliepen tot den volgenden middag, toen zy beiden, verdrietig, en ra azend van hoofdpyn , ontwaakten. — Het eerfte werk was om Kans een beter figuur te bezoden, want zyne klederen waren niet naar den fmaak ', ten minften niet naar dien van het gezelfchap waarin hy zig begeeven had: daar werd dan een Jood gehaald, die altoos gemaakte klederen had ; met dezen handelde dc HeerVan Lir.de , om Hans volkomen uit .te dosfehen : de Jood bragt alles aan ,en na flechts.twee uuren tyds-,wns Hans met een korte Reirok, groote ftev-ei'marzen, Iedere kousfen , éen gro.otcn vederh: ed , en tevens met-een groote-n houwer-, voorzien zynde dit alies voor een braaven zoon .der Muzen onontbcerelyk. ..Hy zag 'er nu rcehe eigenaarti.g uit, en Van Linde was volkomen met hem te vreden : zy hadden nog geen -van beiden elkander hunne gelukken veihaald; maar thans hoorde Van Linde dat Hans een goede-' fom gclds geërfd had, en hy verhaalde aan zynen I % vriend  HANS KOMT DOOR. ZYN" vriend, dat hy zyn' vader en moeder had ver-i Jooren , en dus nu meester van alle hunnen goederen was : Ik wil broeder ! zeide hy , dat ■geld gebruiken ah \ een mar,: het ergert my alleenlyk , dat ik myn eerften tyd in R . . . . als een droo«ner doorgebragt, en myn verfiand bezwaard heb met zaaken , die my nu geen duivel waardig zyn : alles heb ik u te danken , myn vriend.' waart gy geea ■ Acteur geworden , dan zou ik onze Makkers nooit Lebien loeren kennen en ik was, de duivel haal my, hot ee>i droomer ,men zag my mogelyk reeds met een wyf aan myn hals, en vol zorgen voor myne tcekomende kin' deren. ; Ik ben, by myn ziel, nog ten rechten *yd verftandig geworden. Maar duizend mi- 'lioenen duivels.' — wy vergeeten dat wy gisteren beloofd hebben mede naar R te ryden. Sa.' voor; f 'Aê! George.' hé.' Jmrt die ftomme oS met? . lloort ge n;ft! George kwam , en Van Linde vervolgde : Ga, haal tweepaarden, 0f breng 'er maar drie, want wy moeten "*"* R m mogt en u even ah onlangs, des avonds noodig hebben. ya Hans, uit R. . . , komt men zelden mchtcren t'huis. . Op de- ize wys bragt zyn ge weezen Heer hem in atje gezelfchappen, daar hy zelf ging; Hans gevoelde een drift om zyne vrienden na te volden ? en- hm gelyk te worden, en noch hoofd- pyn  DOMHEID VOORD. 133 j»yn noch andere kwaaien konden hem van dit voorneemen afbrengen ; hy bragt het ook eindelyk zo verre, dat elk hem hield voor dat geene. waarvoor hy gaarne gehouden wilde weezen i, fomwylen ontmoetten zy wel eenigen diezigdc eerfte verfchyning van Hans op het tooneel her-, innetden , en hunne aanmerkingen daarovet, maakten , dat hy nu den Student fpeelen wik-: c!e, maar voor de vuist durfden zy het hen» echter niet zeggen , want Hans zag 'er in zynt pieuw gewaad te vreeslyk uit; en wel te, meer, aangezien zyn lichaam volkomen meb zyn gewaad overe'eenftemde. Op deze* wyze bragt Hans een vol jaar door; ieder dagj van hetzelve was een nieuw feest, waartoa de Heer Van Linde en Hans mcestyds de kosten betaalden. Hans had geene an-, dere belooning voor zyne gastvryheid, als dat hy van ieder medelid gehouden werd voor heb geene hy gaarne zyn wilde, maar echter niet was: tot heden toe had hy nog geene proe-. ven van zyne heldhaftigheid gegeeven, maar ieder geloofde dat hy , van wegen zyn forfches ftem cn fterk gefpierd lichaam, een groot hart bezat; re meer daar hy van zyne broeders geleerd had , elk te overfnoeven , waarvan hy geene wrankneeming te duckte» kaal.,. De na-> ï 3 W  *34 hass komt nooii ZYS Jatenfc'-.ap van Mejuffrouw Willig verminderde irt dit jaar zo fterk , dat Hans geen ftaat kon maaken, van op die zelfde wyze , nog één jaar daarvan te zullen kunnen leeven ; maar hy berekende dat ook nier , hy dacht altoos Hechts op\ hei tegenwoordige , en bekommerde zig niet over het geen morgen konde gebeuren , en zo hem al eens te binnen kwam dat dit leven tog een einde z.Ou nee.nen, dan had hy aanftonds de troost by de haast] dat Van Linde hem niet zou verlaaten , van welken hy die verzekering dikwyls gekregen had. Dat hy in zyne tegenwoordige levenswys niet bedacht, met andere oogmerken in H.... gekomen te weezen , dan om zyn leven op de voorgemelde wyze door te brengen i kan men gemaklyk begrypen: al had hy ook een middel gehad om tien jaaren lang in H te Wy ven , zo geloof ik niet, dat hy zyne kundigheden , zelfs niet door de geringde weetenfchap verbeterd zou hebben , behalven eenigen Latynfche woorden, die hy in zyn zuippartyen leerde, uit liederen, welken aldaar gezongen werden, en die hy ni. t eens verftond, maar, als de papegaayen, Hechts naklante. — Het ging nog eenigen tyd goed, Hans bewaarde zyne achting, doch het vertrouwen op zig zelvcn bra^t èïndelyk zynen val ten weje; hy had zig we* der  DOMHEID VOORD. der als voorheen in het vechten geoefend, ja had daarin eene tamelyke bekwaamheid verkreegen , en dit, gevoegd by de achting die men hem betoonde , maakte hem zo ftout, dat hy zig thans minder dan voorheen wachtte om in twist te geraaken; hy waagde het zeer dikwyls, met. een hoogen borst, vonnisfen te fpreéken, want hy geloofde dat een Knaap die geld in handen had, zulks vry ftond: meenigmaal gingen die fnorkeryen door, maar op zekeren tyd fprak een dapper Jongeling dezelven tegen; Hans beledigde hem, en werd ook tegen den volgenden dag uitgedaagd. In de eerfte drift nam Hans de uitdaging op eene ta^ rr.elyk goede wyze aan , en bleef ook nog in het gezelfchap; maar van tyd tot tyd overdacht hy, hoe veel een bloote degen van een floret verfchilde , en 'er drong eene koude rilling door zyn ganfche geitel. Hy ging naar huis, overpeinsde het voorval, en dacht opeen middel, om het verfchil op eene vriendlyke wyze b^ te leggen, maar alle zyne bedenkingen waren vruchtloos, hy moest thans vechten , of zig. de verachting van de ganfche Univerfiteit op dtn hals laaden ; geen van beiden wenfehte hy, cn celeer was 'er geen andere weg voor.hem open. Van Linde vond hem des avonds nog I 4 • m  ï'ïfiy HANS KOMT HOOR ZYN in zyn peinzende luim , doch deze vermoedde niets minder dan de moedloosheid van Hans , en fprak van het voorval als van een zaak die hem zeer aangenaam moest zyn : Hans zweeg uit angst 0; Van Linde wenschte hem een goeden nacht, en bood hem tevens aan zyn Seconde te weezen. Onze Held leide zig wei te bed, maar kon niet flaapen; en wanneer zyDe oogen toevielen , dan droomde hy aanftonds van bloed en dood, en werd beevendc wakker: hy zweette doodsangst en vervloekte dikwyls ooit een mensch tegengefproken te hebben; ook deed hy eene gelofte van het nimmer weder te zullen doen , of het moest een mensch zyn, zwakker dan hy, en dan tog op eene wyze dat 'er geene gevecht met moordgeweer by te pas kwam, want by een vuist partytje kon hy niet verliezen, dit verftond hy zeer wel, en in zulke gevallen had hy ook harts genoeg, maar de bloote degen fchrikte hem af. '■ Onder deze angftige woelingen liep de nacht ten einde. De dag begon reeds aantebreeken, en Hans had nog geen middel uitgevonden om het gevecht te ontwyken; daar bleef dus geen anderen weg open, dan te fterven of te doen fterven : dit nu was ondertusfehen van beide zydca niet te vreezen, en 't was ook ,  DOMHEID 'VO ORD. 137 ook het oogmerk van Hans zyn vyand niet, de zaak tot zo ver voord te zetten; deze was alleenlyk voor.neemens hem een weinigje broeds aftetappen j maar Hans dacht 'er zo los niei over; hy geloofde dat daar bloed vergoten wordt, dat daar de dood ook te vreezen ftaat, en dus zag hy geen middenweg open. Sidderende kleedde hy zig aan, ftak al zyn geld by zig, 't welk tot op een derde deel gefmolten was, en gorde eïndelyk zuehtende zyn' houwet op zyde. Hy was nog naauwlyks gereed , toen Van Linde hem kwam af haaien; Hans volgde hcra zwygende: onderweg gingen zy een' herberg voorby, en Van Linde wilde aldaarontbyten: Laaeen ze ons wachten, zeide hy, wy hebben nog een quartier mrs tyd; met een ledtge maag kan men fiets goeds ondernecmen.- Hans gehoorzaamde gaarne, want elk minutje uitftels was hem aangenaam; zy dronken , Hans uit angst, en Van Linde uit gewoonte : eindelyk fprong Van Linde qp, uitroepende : Nu kom broeder! anders wordt het tt iaat, wy moeien den iongen ook niet ie lang laaten wachten en zo vloog hy de deur uit. Hans volgde hem langzaam en met een beklemd hart. Reeds waren zy buiten de poort; reeds zag Hans in 't verfchiet de plaats, alwaar hy voor het eerst bloed zou zien vlieten, toen I 5 Ya"  *38 HANS KOMT DOOR ZY W Van Linde een taamlyk lang ftuk weegs voor hem uit ging. De benaauwdheid van Hans werd groorer, hy kon de drift niet wederftaan , om de vlucht te neemen , en te laaten vechten die vechten wilde. Inplaats van voorwaards te gaan , fioeg hy een zypad in , en liep wat hy loopen kon , om van zynen vyand niet ingehaald te worden: Van Linde was hem fteeds Vooruit gegaan en geloofde dat Hans hem volgde : naby de vechtplaats zag hy eerst om, en kon niet begrypen, waar Hans gebleven was; evenwel zetlede hy zyn' weg voort, en hoopte . hem ter befl.err.de plaatfe wel te zullen vinden : doch party vond hy "er wel, maar Hans niet: zy wachtten twee of drie uuren, maar Hans kwam niet opdaagen. Ondertusfchen vloeTcte de een, terwyl de andere lachte, en nu waren zy allen van gevoelen , dat Hans een fchoft was, indien hy geen gevvigtige reden van zyn achterblyven geeven kon: Van Linde verzekerde wel, dat hy met hem uitgegaan was, maar juist daarom was zyn achterblyven te onbegrypelyker: evenwel kon Van Linde nog niet gelooven dat de vrees oorzaak van dat uitblyven was , maar toen hy t'htiis kwam en hem ook na verloop van eenige dagen nog niet feag wederkomen, gaf hy de anderen gelyk in' ku,>  DOMHEID VOO ID, I39 hunne gisfmgen , en lachte met hun över den vrolyken uitflag van dit tweegevecht. . Hans was ondertusfchen in de angst zyns harten , eenige mylen voordgtloopen , en echter geloofde hy zig nog niet zeker te zyn : indien hy 't van zig had kunnen verkrygen, zou hy zig onderweg niet opgehouden hebben , maar de honger dwong hem daartoe; evenwel bleef hy zo kort aan tafel als mogelyk was, ftak het overfchot van. 't eeten by zig, en liep verder. Hy had tegen den avond negen myen afgelegd en wist niet waar hy was, of werwaards hy gaan wilde : de zon was reeds ondergegaan , en hy werd noch dorp noch ftad gewaar, alwaar hy kon blyven; eindelyk zag hy van verre een wynbergs-huis, ging daarop aanwenkende 'er menschen te zullen vinden , maar vergeefsch, het huis was geflooten, en 'er was geen levendig fchepfel daaromtrent te ontdekken. Hoe verdrietelyk hem dit ook ware, kon hy tog onmogelyk verder gaan, hy had dezen dag te veel ongemaks geletden, om nog meer te kunnen verdraagen, ook was het reeds dem ook gaarne , en dikwyls verliet zy hem met innige fmarten , daarover dat hy alleenlyk van zyne liefde fprak, en haar nooit om wederliefde bad; maar niets kon hem de oogen openen, zy mogt doen wat zy wilde. Men kan, tot yerontfchuldiging van Hans, niet anders bybrengen, dan dat hem nooit de gedachten ingevallen waren, dat de ryke Mevrouw Straube , zig wel met een', man zou willen verbinden , die alleenlyk nog eenige honderden daalders bezat. — Op deze wyze dan vetliepen dagen en weeken, ja Hans was reeds twee maanden in haar huis geweest , zonder te overweegen wat 'er eindelyk van hem zou wwden; ook dacht by niet om te vertrekken , want hy bleef gaarne daarhy welwas. Eindelyk begonnen de inwooners der Stad. nadeelig te fpreéken over het verblyf van Hans by Mevrouw Straube; de vriendfehap van den broeder werd niet meer als een voldoend voorwendsel aangenomen; men wilde dingen bemerken, die tog niet zeker te bemerken waren, en ieder floeg Hans en Mevrouw Straube met opmerkzaame oogen gade : de weduwe kreeg yan dit alles beticht, er. byaldicn zy haaren; K 3 goe.«  ISO HANS KOMT DOOR ZYN goeden naam redden wilde, was zy genoodzaakt van de zaak een einde te maaken, het zy dan op deze af geene wyze: zy wilde Hans niet gaarne verliezen , want zy was heden nog verliefder dan voorheen, en evenwel zag zy geen middel, om hem met eere by zig te' houden, indien hy zig niet fpoedig, overëen- komftig haaren wensch, verklaarde: zy gaf hem verfcheidene maaien gelegenheid om dit te doen , maar vruchtloos: Hans was blind ; de oogen moesten hem eerst geopend worden, indien hy zyn geluk zien zoude: de weduwe nam dan daartoe het laatste middel by de hand; zy overleide met haaren broeder , om Hans op den weg te brengen , het welk de Heer Simpel ook met vreugde op zig nam: by de eerfte gelegenheid verhaalde hy Hans het gepraat der Inwooneren; ftelde hem voor , hoe noodzaakelyk het, ten opzichte zynerzuster, was, dat hy de Stad verliet: deze inleiding klonk Hans als een donderdag in de ooren; hy was wel niet verliefd op Mevrouw Straube, en zou haar ook wel zónder veel fmarts hebben kunnen verlaaten ; maar het zorgloos leven , dat hy in haar huis geleid had, kon hy zo gemaklyk niet vaarwel zeggen; ook wist hy niet werwaards hy gaan , of waartoe hy zig bepaalen zoude. — De  DOMHEID VOORD» I^r De Heer Simpel zag zyne verlegenheid, en zetlede zyn gefprek op de volgende wyze Yoord : SI MPEt. ' Gy verlaat ons ongaarne, zo als het fchynr; en dit is voor my en myn zuster een bevallig compliment: — 'er is echter nog een mid-j dei overig om u hier te houden: — ik wenschta dit zelf wel, maar het is mogelyk zo min naaC uwen , als naar myn zusters fmaak; —■ fchoonv ik wel weet dat gy veel vermogen op haar; hebt. Hans; Zeg my dat middel. SIMPEL. Een huwelyk tusfchen myn zuster en rhy- nen vriend Albrechts. hans hartlyk lachende. Ja , ja; dat middel zou inderdaad goed weezen : — maar zou uw zuster een kérel nemen die geen geld heeft ? simpel. En waarom niet ? — de liefde brengt dikK 4 wyls  Ï5a HANS KOMT D OOR ZYN wyls menfchen zamen, daar men het gehesl niet gedacht had. hans. Gy hebt veel hoops; —— maar ik zo veel te Blinder. / ' ; ' '; SIMPEt. Zoudt gy dan myn Zuster wel gaarne tot hw vrouw neemen , als ik de zaak in orde bragt ? HANS Vraag my toch niet of ik een gek ben! — en dat moest ik zyn indien ik uw Zuster aifloeg. SIMPEL. Maar bemïht gy haar ook ? HANS. Och ! . fpot niet met my: wat helpt my liefde ? ik zal haar daardoor tog piet verkrygen. simpel. Maar gy zultevenwel te vreden zyn, als ik de zaak in orde brengen kan ? hans,  DOMHEID VOORD. Ï5S HANS. Dat fpreekt van zelf: ft ™1 onder- tusfchen een koffer koopen, om 'er myn toqftel in te pakken. SIMPEL. NU nu i wy zullen zien wat wy doe* kunnen. De Heer Simpel verliet Hans, die zig niet yeel van zyne onderneeming beloofde, maar treurig overleide, werwaards hy nu gaan wilde. Hy doorzocht zyn geldkas, en bevond dezelve zo ligt, dat hy reeds voor de naald te vreezen had, indien het geluk niet weder eene goede Petemoei wilde laaten fterven; maar ongelukJdglyk had hy dit niet te verwachten , en dus was hy buitengemeen treurig : de Heer Simpel was omtrent een half uur van hem weg geweest, wanneer dezelve met een groot gejuich in de kamer van Hans kwam ; en uitriep:— Hier, gtefmy de hand Hier zwager ! Hoe veel kryg ik nt* voor koppelloon ? — Spot niet, antwoordde Hans: — Op myn ziel niet, zeide Simpel, de zaak is reeds half klaar: myn zuster wil zig alleenlyk tot morgen kedtnken, en ik zou my zeer moeten bedriegen, indien ■zy verzen niet ja zeide. - Wil de duivel! riep  I£>4 «ANS KOMT DOOR ZYN Hans, door de kamer In 't rond danfende, . Gy zoudt een engel van een jongen weezen, ah gy dit tot ftand kon brengen; jk zou u'tn uw Zuster van loutere liefde cpeeten:.—— maar gy bedriegt my i 't kan waarachtig niet mogelyk zyn! - K„ f hérvattede' Simpel, morgen zal het b'yken, wat al of niet waar kan weezen; — en het was niet zonder grond gezegd; want de Heer Simpel had zyn Zuster het bericht gebragt, dat Hans zo begeerig was om haaf tot vrouw te hebben , als zy wenfchte om hem tot man te bekomen ; zy was over dit bericht zo verheugd als Hans, en zou hem aanftonds het jawoord gezonden hebben , indien zyhet Wélftaanshalvcn niet gelaarcn had; zy was evenwel verpligt den fchyn te maaken als of zy de zaak ©verleide , en dit was de reden dat zy hem tot den volgenden dag uitftelde : die dag verfcheen : Mevrouw Straube, liet niet na alles aantewenden wat de kunst vermogt, om haar in zig zelf reeds bevallig lichaam fraai opteiieren , ten einde nu zeer fchoon voor haaren Bruidegom, die door den Keer Simpel binnen geleid werd,' te verfchynen. Met de befchaamde houding der pnfchuld , bekende Mevrouw Straube onzen Hans dat hy de man was, dien zy zou kunnen bat finnen, Zy fcn0nk hem haar hand en hart;  DOMHEID VOORD. I$$ Itarf. 'er werden nog maar eenige weinige voorwaardens gemaakt; hier in beftaande: — Vooreerst begeerde zy, dat Hans Doctor zou worden; maar deze werd verlegen op hethooren van die voorftelling ; zyne geheele onwee- tendheid kwam hem hierby te binnen: Doctor te worden en naauwlyks te kunnen leezen en fchry ven, fcheen hem , hoe domhy ook ware , eene onmogelyke zaak te zyn : indien hy een weinig ervarenis gehad had, zou hy geweeten hebben, dat men met klinkende fchyven , alles kan uitrechten ; is het niet hier dan is het elders; maar Hans wist dit niet, daarom poogde hy zig van het Doctorfchap vry te maaken : het geluk deed hem ook een goede verontfchuldiging bybrengen. —• De Promotie, zeide hy , en de daarmede verbondene bezigheid, zou my te lang van hier verwyderen; en,u in zo langen tyd niet te zien, Mevrouw! " % onmogelyke zou ik geen anderen tytel kunnen verkrygen, waardoor ik u niet behoefde te verhaten ? ■ dit was een vlyende uitvlucht voor het weeuwtje , zy ftond dus van haar voorftel af; doch bragt aanftonds een ander te berde : Uk , zeide zy, aan woest gy u tot Hofraad laaten maaken ; voor geld kunt gy dien tytel verkrygen, zonder uit myn huis te gaan; ik zal daartoe doer myne " ' ' vritn-  156" HANS KPMT DOOR ZYN P«fc ^ H« W%>, en h,opu welhaast ah Hofraad te bloeien. . Qe. ze vooifteJling beviel Ham beter, en hy liet bet aai, zyn Bruid over, om alles tot dat einde in gereedheid te brengen: hettweede beding was, om haar' broeder, tot dar hy een bediening verkreegen had, een jaargeld toe te legoen • ■Ik zede, zeide zy , dit wel zondr uw medeweeten kunnen doen , waar vermits ik u met myn perJoon ook tevens myn vermogen overgeef, zo meet V tn 't vervolg niets zonder uw weeten gefchieden : . Hans was ook hiermede te vreden ; alleenlyk vilde hy zig, zo haast mogelyk was, vsnzyn geluk verzekeren , daarom verzocht hy , dat het huwelyk op 'tfpoedigst voltrokken mogt worden: de weduwe ftemde dit toe, echter ging het zo fchielyk niet voord als Hans'wel gewenschthad ■ 'er moesten toebereidz.ejengemaakt Worden, en ook moest de Hofraad gereed weeZen eer men alles tot fiapd kon brengen • want Mevrouw Straube wilde haar tweede huwelyk niet. alle mogelyke pracht voltrekken ■ evenwel werd hem toegeftaan, dat zv zig den eigenden Cag aan elkander verloven zouden , het welk dan ook, in de tegenwoordigheid van wein;ge getuigen, gefchiedde. Hans was nu een geborgen man, bekwam een aartigc vrouw en g:oQ-  DOMHEID VOORD. *57' «roote rykdommen. Zyn hoogmoed vermeerderde by deze uitzichten verbaazend veel, in het byzonder, toen hem zyn Bruid, terfttmd na de verlooving, voor.Heer van het huis ver, klaarde, en hem toeftond alles daarin naar zyn welgevallen te fchikken : zyne eerfte fchikkin, toonde duidelyk genoeg aan hoe weinig hy zyn geluk verdiende : Mevrouw Straube had tot nu toe haar overledenen mans koophandel gaande gehouden; een bekwaame Boekhouder nam dcnzelven waar, en 'er was jaarlyks een aanzienlyke winst uit voortgekomen ;. maar deze handel kwam onzen aanftaanden Hofraad te. laag voor; hy overreedde derhalven zyne Bruid denzelven geheel aan den Boekhouder overte-. doen, en haar geld op intrest te zetten: —het verliefde vrouwtje was met alles tevreden, en eer 'er vier wecken verftreeken waren, was deze zaak mede in orde. Niet lang daarna bragt. de Advocaat van Mevrouw Straube, Hans het decreet als Hofraad, waarover hy de gelukwenfchin«en van zyne bekenden met veel hoogmoed^ ontving: zyn Bruid betaalde de kosten dezer eere, en verblydde zig , van in het vervolg een' rang boven verfcheidene haarer geweezene vriendinnen te zullen bekleeden. Toen de nieuwe Hofraad zyn geluk ceaige «Jagen genooteu had,,  158 «AKS KOMT BOOR ZYN had, begreep hy dat het bülyk was, 7.yne Qu_ deren van Zyne ^ omftanmghS bencht te geeven; ook wilde hy aan Augustus fchryven.enhem ter bruiloite noodigen U bmnen veertIen dagen gehouden zou worden • of de hoogmoed met wel de eerfte dryfveer' ■ van de volgende brieven was, zal rk than/n e onderzoeken; hetzy genoeg dat hy , met to Jemmmg van zyn Bruid, die her/ is J£ ^nzyuMoederKaatJe^naan Augt, HANS AAN KAATJE, 5>Nu heb ik eindelyk myn koetjes op he> •^roog gebragt; want ik ben nu Hofraad, en » rouw met een fchoone rykc vrouw :J«7 "kUm nl£t Sd00-" ^t een goede ziel ha»«: gy moet de groetcnis van haar hebben »en Vader ook. Ik ben heel wonderbaarelyk » maar tot myn geluk, uit H. . . . hier geko» men;_ ,a ik wdst wel dat ik nog wat dege"]yk\ ytexvto zou worden, en dat hebt ;'.f altyd 00k Sezcêd; daarom Moeder, heb »ik u heel lief om ,u, „ ' om c,at gy zo goed ee„profeteerd hebt. Heden over veertien £ **J tr°llW *#g Mevrouw Straube, kom  DOMHEID VOORD. 159 7, tegen dien tyd in goede orde naar G ,,gy zult u verwonderen hoe het alles by my „van goud en zyde blinkt; 't is alles volop, ,,en alles is het myne. De geheele ftad isny„dig over myn geluk, en vooral de jonge „Heeren, welken ik myn Bruid voor den neus „weggeknipt heb. Maar op dat gy my „ geen fchande zoudt aandoen , zo zend ik u „hiernevens vyt honderd daalders; koop daar „mooije klederen voor, en voor Vader ook; ,, want gy moet hem ook maar mede brengen , opdat hy zien kan, dat ik beter ben dan myn „BroederAugustus, dien hy altoos liever dan ,, my had; en zeg hem, dat hy zig nu zo wat een „ voornaame houding geeve , en gy ook ; want „hoewel myn Bruid wel weet wie myne ouders „zyn, zo behoeft de geheele Stad het tog „ niet te weeten ; want zie , ik ben Hofraad ! — „Ontzie het geld niet, en als gy meer noo„dig hebt, dan zal ik u meer geeven, want „ik heb tog genoeg: nu, vergeet niet te „komen;-doe ook de groetenis aan den ge„ nadigen Heer, en zo hy mede wil komen , 'er „zal genoeg te eeten en te drinken zyn. Ik ben Uw gehoozaame Zoon, HANS WBJECHTfc HANS  löo HANS KOMT ÜOOR ZYf? hans aan augustus. '„ Gy hebt 'er altoos aan getwyfeld of ik myn* „fortuin wel zou maaken, maar nu heb ik het „tog gemaakt, en wel een recht groot fortuin: „ik trouw hier een jonge weduwe, die hon,,derd duizenden bezit; ik ben bovendien reeds Hofraad geworden, en heden over veertien dagen trouw ik: — kom bymyop'het feest; ik wilde u gaarne zien, want gy gelooft rog nieC „dat ik zo ryk ben; maar gy zult u bont en' a,blaauw zien van verwondering; want het is r> alles by my goud ,.zilver, fluweel en zyde,' ,>en myn Bruidje ziet 'er recht hups uit.- „ Trouw toch ook fpoedig, dan zal.ik u ook ko„men bezoeken. Maar haast had ik vergeeten u te zeggen , dat Vader en Moeder ook by my ter bruiloft komen; myn Bruid wil het „ zo hebben, en daarom heb ik hun verzocht. „Het moet u niet fpyten dat ik Zo gelukkig ben; wie weet waar gy nog eens uw geluk vinden zuit! — Ik bly ve niettemin, Uw getrouwe Broeder, Hans alb rechts, Hofraad. Kaa-r  DOMHEID VOORD. l6t Kaatje ontving haaren brief met vyf honderd daalders, en wist niet of zy droomde of waakte ; reeds langen tyd had zy vruchtloos tyding van haaren Hans gewacht, en 'altoos wel groote verwachting van hem gehad , maar haare gedachten waren nooit zo hoog geftegen; het haar overgezonden geld alleen, kon haar van de waarheid der zaake overtuigen. Zy was buiten zig zelve van vreugde, liep in de vervoering haarer drift eerst naar den Dorpheer; verhaalde hem het geluk van haaren zoon, en dat hy mede ter bruiloft genodigd was: zonder zyn antwoord aftewachten , liep zy naar Michel, en bragt zyn krank hoofd mede van zynen ftreek: deze danste en fprong door de kamer al» een fchooljonge, toen zyn vrouw hem vertelde, dat haar zoon honderd duizend daalders ryk was: Nu, God zy gedankt; Kaatje! riep hy , is hy Hefraad! nu kunnen wy under zorg leeven : —— Hofraad zegt gy ! - Ja waar¬ achtig , zeide Kaatje , en hier zendt hy ons vyfhonderd daalders, om bruiloftskledertn voor ons te kunnen laaten maaken : maar draag m zorg, ezelskop ! dat gy onder zulke voornaame lieden, geene lompheden begaat; gy moet u wat grtotsch houden , óp dat onze zoon geen fchande aan u beleeft. —'— Kom , kom ! riep Michel, zo het anders niet is, ii. deel. L' als  tol HANS KOMT DOOR ZYN ah om tretsch te weizen, dan zal het vel gaan ; zyt daar niet verlegen voor. Kom , zeide Kaatje , nu moet ik tog ook by onze buurengaan en hun 'er iets van verhaalen, op dat zy ons in het toekomende met meer respect behandelen, en toezien wie zy voorhebben, ah tzy met ons eens fpreéken. Zy ging van huis tot huis, het dorp in 't rond, en waar zy iemand t'huis vond, deed zy een volkomen verhaal van alles, met dit kleine onderfcheid, •dat .zy, by iedere herhaaling, eenige duizend daalders, by het vermogen van Hans voegde; het was dus geen wonder, dat hy, by het laatfte verhaal van zyn moeder, viermaal honderd duizend daalders rykwas; eenfommegelds waarvan zig geen boer eenige verbeelding kon vormen; het was genoeg, dat ieder zig een menigte gelds verbeeldde, grooter dan de gantfehc ïykdom van den Dorpheer, en die was in henne verbeelding, tot hier toe, het non plus ultra geweest. Hetgantfche dorp was door het bericht van Kaatje in beweeging gebragt;; de eene tuur riep den anderen toe: Wel.' hebt ge 'tgehoord buurtje ? . Eindelyk vergaderden zy zig allen rondsom Kaatje , en hoorden wederom't zelfde nieuws met dezelfde verwondering , ja her ging zo ver, dat de kinderen naar het veld liepen, en hunne vaders zochten, om hun het  DOMHEID VOORD. IÖJ liet nieuws mede te deelen. — Michel was zyn vróuw gevolgd, en bevestigde alle haare vernaaien met ja of zeide : daar kunt gy het nu zien buurman. Maar zeker fchoohnakker van Hans maakte van die vreugd een einde ; zeggende, in zyne eenvoudigheid : Heden ! dat is gek , dat die domme jongen ko gelukkig wordt: hy was inde fchool tog zo Satans dom , dat hy niet eens een dryfiol kon voortlzweepen; niet waar Michel ? — Michel antwoordde : Ja een wdnig dom was hy ; maar myn Aug ist was fchanderer: — Ho .' zeide die knaap ; <— van dien zoude het my ook niet verwonderd hebben. — Kaatje hoorde dit alles aan, en kon, uit loutere kwaadheid, het gefprek niet afbreeken , eindelyk borst haar toorn aldus op Michel uit: •—■ Daar komt nu die ezel weder met zyn Augustus voor den dag. i Myn Hans dom ! gy zyt zelf een os, ja dat toont gy met uw Augustus! wat zal 'er van dien vlegel toth eindelyk worelenl Ik had gedacht dat gy nu wel zoud zie}' dat myn Hans heter was. ■ De boer die aanleiding tot haaren tootn had gegeeven, poogde haar nu te bevredigen , en zeide : Hede, Kaatje! ik meende mtar Wat, fchreeuwdezy , gy zyt ook een domkop , met zo van myn' Hofraad te babbe■■ len : zo gy my durft nydig maaken , lom¬ pen rekel. . . De boer was ook niet zeer hofL i lyk,'  36*4 HANS KOMT DOOK. ZYN 3yk, en wilde reeds met zyne vuisten antwoorden, toen het vermogen van Kaatje by den genadigen Heer hem te binnen kwam : hy bromde dan alleenlyk, de woorden, bedelaars hoogmoed, of zo iets, binnens monds, en vertrok. Deze twist maakte Kaatje zo verdrietig, dat zy driftig naar het heerenhuis keerde : Michel «enterde haar na , en verwachtte de gevolgen van zyn vrouws gramfchap; maar gelukkig fchoot haar te binnen, dar zy haar' zoon moest antwoorden; dus vond Michel haar aan 't fchry.ven. K A A T J Z AAN HANS. V» Och ! honderd duizend maal lieve zoon ! 9» wat maakt gy my verheugd! kom , '„zeg het my, is het dan alles waarheid ? — i.dat vervloekte volk in het dorp heeft "my („geërgerd, zo dat ik nog fidder en beef; «want zy willen niet gelooven dat gy zó fc, voornaam en ryk geworden zyt; maar ik heb '«het immers altoos gezegd, dat gy een ryk «kerel zoud worden ? ja, wanneer ik de waarb.zegftcr weder zag, die my dit alles voorfpel'„1de., toen gy nog een kleine jongen waart, «ik gaf haar myn geheele Zondagspak, want 'tijk kan dat nu tog niet meer draagen, de- „ wyl  SOMHEID VOORD. l6$ »7 wyl gy Hofraad geworden zyt. ——— Wees ,, maar niet bevreesd , ik zal my zo goed in des »klederen flxeken, dat gy eer van uwe moe„der zult hebben. Indien de overledene ge-? ,, nadige Vrouw zulk een grooten bochel niet ,, gehad had, zou ik haar nagelatene ldederen , van den genadigen Heer koopen, daac „ kwam ik goedkoop aan; maar om dien vcr,, weerden bochel kunüen haare klederen niet „gebruikt worden: doch dat is niets, ik zal „toch rechte mooije koopen, en voor Michel ,5 ook. ,, De genadige Heer zal wel niet kunnen' ., komen, want hy kan van zyn' ftoel niet op,., ftaan , hy heeft dezelfde ziekte van uwe zali,,ge Petemoei, en zal het ook niet heel lang; ,, meer maaken; maar alles wat onze Lieve „ Heer doet is welgedaan: myn Hans is be,-,zorgd en die zal ook wel voor zyn moeder „zorgen. — Gy hebt immers Augustus ook „verzocht, op dat hy zien kan, dat gy uwe „zaaken verftaat, en een geheel andere kérel ,, zyt dan hy > alleenlyk maakt uw vader my be„ vreesd , als hy onder zulke voornaame men3, fchen komt; ik zal hem wel zo veel ovei ,, den hekel haaien als ik kan , maar een „ eze! blyft tog altyd een ezel. Het allerbcft L 3 is  Ï6*5 HANS KOMT DOOR ZYN ,,is dat hy niet veel fpreekt, wanneer hy ,,flechts eeten, drinken en flaapen kan. Doe ,,uwe Bruid, (ik durf haar nu wel myn dochter noemen , dat kan niemand my beletten ,) ,,myne hartlyke groetenis; ik heb haar recht 3»hef om dat zy zo verftandig was, van u T* tot man te neemen : en gy , blyf frisch en ge,,zond, tot dat ik u wederzie. ,,Uwe getrouwe moeder tot in den dood, KAATJE AIEER'CHTS. Michel moest nog dien zelfden dag den brief naar de Post brengen, waardoor hy dan gelegenheid had, om zyne vrienden het geluk van zvn' ïoon te vertellen. —- Fytje, de meergemelde vrouw van den voerman, hoorde het ook, cn zuchtte over de trouwloosheid van Hans, maar durfde in de tegenwoordigheid van haar' man niets laaten blyken. In Z was niemand verdrietiger over het geluk van Hans, dan de genadige Heer, want hy had om zynen wil den gantfchen dag honger en dorst moeten lyden : Kaatje was zodanig door haare vreugd verdrukt, dat zy haaren pligt jegens hem vergeeten had, en behalven zy, was 'er niemand die zig zyns bekreunde, by gevolg zat hy dea gar.t-  DOMHEID VOORD. Iö> gantfchen dag in zynen leuningftoel, en leed zo lang hongèr en dorst, tot dat Kaatje met babbelen gedaan had: niet voor den avond kreeg hy haar te zien , wanneer hy tot zyn verdriet hoorde, dat hy den volgenden dag een zelfd lot te wachten had, want Kaatje moest naar de Stad, om haar' toeftel in gereedheid te brengen; maar hy bedong voor zig eerst eene andere bediende, ten einde dien dag niet weder zo droevig doortebrengen, 't welk hem dan ook toegeftaan werd. Moeder Kaatje nam dus een wollenaaifter aan , en deed den anderea dag inkoop ; zy had evenwel nog maar weinig gekocht, toen haar geld, tot op honderd daalders na, reeds weg was, en van dezen moest zy nog vry veel fieraadjen koopen , die echter zo» noodzaakelyk als de klederen zeiven waren. Haar ontbrak ook nog het noodige linnengoed, het geen by den overigen toeftel evenredig moest zyn; behalven nogal het geene tot Michels lighaam behoorde ; in 't kort, Kaatje had alleenlyk drie fraaije kleeden voor zig zelve gekocht, al het andere moest van de gezegde honderd daalders komen: zy zag wel dat dit onmogelyk was, en wilde daarom ook aan haaren zoon fchryven , dat hy haar meer gelds zou overzenden , maar de tyd was te kort, want het ftond L 4 tc  It>8 HANS KOMT DOOR ZYN te vreezen, dat het huwelyk zou voltrokken zyn eer zy meer gelds bekomen had: gelukkiglyk viel haar het beste middel in, om dit getrek te vergoeden , en zelfs haare overige honderd daalders te fpaaren. _ Zonder den DorpHeer veel te vraagen , bediende zy zig van de nalaatenfchap der genadige Vrouwe, ten opzichte van het linnengoed kwam de bochel niet in aanmerking, en Kaatje kon alles daarvan gebruiken ; zy bediende zig dan van haare doeken , mutfen en dergelyke dingen j dezen voegden wel niet volkomen by haare klederen, die allen naar de meuwfte mode gemaakt waren , maar dit was Kaatje onverfchillig; het was haar genoeg, dat ry, gekleed zynde, zig zelve beviel, en daarom bedacht zy niet, of 'er iemand iets op aantemerken zou hebben. Nu was vader Michel nog geheel vergeeten, dan daarmede was zy fchielyk gereed; ty het hem met weinige koïten een rysrok maaken , en het feestgewaad nam zy „it de Kleedkamer van zyne Genade , half zonder en half met deszelfs toeftemming; de goede man durfde niet veel zeggen, hy moest te vreden zyn, met de belofte dat Kaatje het kleed hem onbefchadigd zou weder bezorgen : Michel werd ook met het linnengoed van den genadigen Keere opgefchikt. Haare  DOMHEID VOORD. l6*9 Haare verwaandheid fpoordehaar nu aan , om zig, eer zy vertrok, in haare nieuwe pracht aan de boeren te vertoonen ; ter haare verontfchuldiginge voorwendende dat zy zulks alleenlyk deed, om Michel aan zyn nieuwen ftaat te gewennen : deze moest dan des zondags voor den aftogt zynen rol beginnen; zyn vrouw deed het zelfde, en dus gingen zy te voet naar het andere Dorp ter kerke: groot en klein , oud en jong , volgden onze beide fpectakels, en lachten over hunne dwaasheid ; en inderdaad , zy waren ook in den hoogden graad belachelyk. Michel met een bruin ouderwets kleed, zwaar met zilver bezet , en dat voor vyftig jaaren in de mode was; de wol-paruik van den genadigen Heer op het hoofd ; op dezelve een grooten , met goud omgeboorden, hoed, en een ouden officiers degen op zyde : in deze toerusting maakte hy een figuur niet min aartig als Kaatje, welke by haar nieuwe roozeroode japon, een muts met geele linten op had, terwyl zy haar overige toeftel uit groene en blaauwe linten zamengeflanst had, invoegen zy volmaakt een zomervogel geleek: zy gingen zo ftyf als Marionette - poppen, en durfden het niet waagen, iemand van hunne goede vrienden te groeten , om door geene buigende beweeging, hunL 5 nen  17° HANS KOMT DOOR Z VN «en opfchik te bederven. Zy kwamen eindelyk , wel over zig zeiven voldaan , weder t'huis, cn Kaatje maakte haar' man een compliment vermits hy zig zulk een goed air had weeten te geeven. '£r waren nu nog drie dagen , voor het vertrek van dit lieve paar, voorhanden, en Kaatje was redelyk genoeg om al dien tyd alleen Jn 't gezelfchap van den genadigen Heer doortebrengen, dien zy tevens over haa.e afwezenheid vertroostte, en hem ook beloofde vastlyk te zullen wederkomen , zo haast de bruiloft afgeloopen zou weezen: zy fteideook orde op zyne bediening, invoegen hy haar, taamlvk te vreden, liet vertrekken. Augustus had ondertu^chen den brief van Hans ontvangen, en , hoe wonderbaar hem ook de ganfche zaak voorkwame, zo verblyddehy zig echter oprechtlyk over het geluk vanzvnen broeder: hy bedacht niet eens of zyn brief 011voegelyk was, zynde hy te goedhartig om 'er eemge belediging in te vinden, fchoon byna Jeder woord eene belediging was: met veel verdnets verliet hy zyne Wilhelmina, en evenwel wilde hy zynen broeder, door zyn wegblyven, geen verdriet aandoen. Hy gaf den Geheim, raad dan bericht, wegens het huwelyk van Hans, en verzocht de vryheid te mogen hebben, om  DOMHEID VOORD. 171 om naar G. ... te reizen, ten einde het zelve bytewoonen: na hem dit verzoek toegeilaan was, fchreef hy het volgende aan zynen broeder tot antwoord: AUGUSTUS AAN HANS: ,, Zegen zy u, beminde broeder! — Het geluk blyve uw deel tot in de laatfte jaaren uws le- „ vens! De vreugd over uwen voor- ,,fpoed, heeft my geheel verrukt; het bericht „daarvan kwam onverwacht, en was my daar,,om te aangenaamer. ■— Ik zal komen, met „blydfchap uw geluk zien bevestigen, en den ,, godlyken zegen over uwen echt afftneeken: ,, ik zal myne nieuwe Zuster leeren kennen, ,,en haar trachten te overtuigen, dat ik niet ,, onwaardig ben my haar' broeder te noemen , „indien anders een ecrlyk man den naam van „broeder verdient. Dat ik vaderen „ moeder mede by u zal vinden , is voor my „eene nieuwe oorzaak om verheugd te zyn: ,, ik zal daar alle myne bloedverwanten nog„maals by elkander zien, een geluk dat ik in „'t vervolg misfchicn niet meer te verwachten „heb , aangezien wy waarfchynelyk beftemd „zyn om ons geluk in verfcheidene plaatfen te «, vinden. —- Ik twyfel niet of het zal u aan-  17* HANS KOMT DOOR. ZYH „genaam zyn te hooren dat ik gegronde hoop b.heb, om in korten tyd alhier een bediening te bekomen; en dus zou het kunnen gebeuren, dat ik hier den loop myns levens be»floot: doch hier van mondelings meer, t> welhaast omhelft u, Uw tederbeminde Broeder AUGUSTUS. Niemand in het huis van den Geheimraad was met het vertrek van Augustus te vreden , en dat wel te minder, aangezien hy hoop had , om binnen korten tyd een ampt te bekomen • zyne tegenwoordigheid was dus in M noodzaakelyk : 'er was eene gewigtige bediening opengevallen, om welke te bekleeden Augustus in aanmerking kwam; de Geheimraad fprak zeer tot zyn voordeel, en niemand was hem tegen ; elk waardeerde zyne verdienften • — . dan, in weerwil van dit alles, was hy niet van befluit te veranderen, hy hield het vooreen Pl'gt, de wenfchenvan zyn'broeder te vervsiJeri, en zyne ouders nog eens te gaan zien: ook had hy nog een oogmerk, dat een braaven zoon waar*  DOMHEID VOORD. 173 waardig was, en dat hy voor elk, zelfs vooi Wilhelmina verzweeg: hy kende zyn* broeder , en wist hoe weinig hy zyne pligten betrachtte; hy hoopte dan hem te bewegen, om zyne arme ouders een jaargeld toeteleggen , waarmede zy hunnen ouden dag gerust zouden kunnen bekeven: > dit meende hy beter in perfoon dan door brieven te zullen kunnen bewerken: ook geloofde hy geen zwaarigheid te zullen ontmoeten, indien zyn broeders geluk zo groot ware, als hy zelf 't befchreef, of zyn bruid moest te hoogmoedig of te gierig zyn. ■ Zyn vertrek werd op den volgenden dag bepaald, en des avonds nam hy van de treurige Wilhelmina geheel alleen affcheid: het goede meisje weende, en noch de liefkozingen van Augustus , noch zyne verzekering van fchielyk te -/.'uilen wederkomen , en dan altoos by haar te blyven, konde haar vertroosten.—Let 'er op Augustus , zeide zy , gy doet niet wel datgy my verlaat.'" Ik weet niet waarom; maar ik ben zo beklemd —— en zo ik myn voorgevoel vertrouwen mag • dan zie ik u neoit weder. 1 ■ ■ Niet weder, Wilhelmina ! riep Augustus, hoe kunt gy zulks denken ! 1 ■ gy zult my immers niet ontro-iw worden '. ik word het nimmer. — God bewaart u, antwoordde zy, datgy di*gejacht ya» my ooit zoudt vormen }  J74 "ANS KOMT DOOR ZYN mtn. m . ik denk het ook met , riep hy uit, m™r. ..... hier weende zy fterker , en naauwlyks was zy te beweegen , uit de armen van Augustus op re ftaan , het geen echter, vermits haar Vader naderde, noodzaakelyk was : men ging nu aan tafel , en ieder was treurig, „lft wüde de Gehdm_ «ad geen affcheid van Augustus neemenIk weet het niet, zeide \iy , wy zyn allen .0 droèvig over uw vertrek, even ah of wy u moit jé» zien zullen' het is tog wondcrlyk! _ „, CvHw , betekent uw reis zeer weimg; maarwy jaaren aan elkander gewend: _ ei Ueve .'hoe zullen wy het toch maaken als wy voor altoos fikede» moeien fX. en zulks moet tog eens gebeuren. ; Nu God «gene « of uwe reis.' , «j nu verzoek ik', dat men verder ge.n affcheid neeme. Ondanks het" verbod van den vader , kreeg Augustus, toen hy vertrok, van Wilhelmina, en ook van &rolma, eenige affcheidskusfen, en de jon*e' Heer R. deed hem, te paard, een goed gedeelte wegs uitgeleide. By het affcheid neemen verzocht Augustus zyn' vriend, dat hy zyn zucrer wilde vervrolyken , en daarmede vertrok hy Byna gelyktydig kwam hy met zyne Ouders te G aan: Mevrouw Straube ontving hem vriend-' '.xyn! ' hof toch heen! — ftel myn hart we'der gerust ,w ant het ff ringt my fchier uithetlyf: — Wel m, zeide hy, maar eerst moet ik met Mevrouw 'Straube ff reeken , en . . ,.. . Ja goed, viel zy hem •ïn , ga toch hem!ga! ■ doe haar myn groetenis, tn zeg dat ik haar om Gods wil laat bidden, toch geen zotte kuuren te maaken -. — nu, kom, ga dan ! - - , 'fa dan! dit zeggende ftiet zy hem ter dcure uit. — Augustus vond in het huis van i Mevrouw Straube, nog een menigte bloedverwanten eji fcekenden , die »!,!es aanwendden om kaar  B O M II E I D VOORD. iSr haar wegens het voorgevallene te troosten, maac echter in hun hart lachten, daarover,dat de dwaasheid der weduwe zulk eene onverwachte uit-i komst had: de meesten waren 'er verblyd oveK en in het byzonder de reeds genoemde voogd. —• Wat nieuws brengt gy ? riep de weduwe , toen zj> Augustus zag: Ik wenschte, antwoorde hy, metSi u Mevrouw , een woord alleen ti fpreéken : de aanwezenden begreepen wel, dat dit gefprek op eene, verzoening zou uitloopen; zy trokken hunne. Jieuzen op, maar niemand van hun waag-* de het, iets te zeggen; want Augustus hacfs zig in dien korten tyd , door zyn gedrag, elks achting verworven. De weduwe gaf hem, de hand en bragt hem in de naaste kamer, alwaar hy haar terftond dé volgende vraag deed : - Mevrouw! gy ■ moet, eer ik verder fpreik) rny vergeeven, dat ik de vryhtid nêemi', », na al het gebeurde, nog lastigte vall.n : — de zaak is van belang, en verdient wil dat men 'er ever fprceke; maar eerst moet ik u vraagen: ——— bemint gy myn.' broeder nogi. . ■ « Zou ik hem anders, antwoorde'iy, wel voor my» man hebben kunnen neemen ?' > •• ■» ' Goed, zeide Augustus, indien gy hem bemint hebt, dan hint gy hem , om het gsm 'er voorgevallen is, niet haattn ; en ik ben gekomen om de zaslk in orde te brengen-, iadkngy 'er anders mcttegcvüyt: U 3 «#  l8a HA.NS KOMT DOOR ZYN uwi eigene eer lydt te veel by dit voorval, en gy zyt 'er te fterle ingewikkeld» dan dat gy met 'ecre epien anderen man, dan myn' broeder, zo'idt k-trmen trouwen : ik wil u evenwel niet dwingen, maar alles aan uwe eigene verkiezing overlaaten: myn oogmerk is alleenlyk, om myn' broeder, naar de ftriktfte regelen van rechtvaardigheid, te beetrdeelen, vervolginds uw befluit te kooren, en als het niet met myne wenfchen overeenkomt, u nooit weder lastig te va.lcn. De weduwe weende een weinigje, en gaf geen antwpord, waarom Augustus vervolgende , zeide : Myn broeder is, daar hy u niets van zyne verbindenis gezegd heeft, miniler berispelyk, dan hy fchynt te weezen ■. hier verhaalde hy de gefchiedenis van Hans en Louiza, in 't breede, waardoor de weduwe veele dingen hoorde, waarvan zy1 tot hier toe niets geweeten had ; maar zy behoorde niet onder het getal dier delicate wezens, welken dergelyke zaaken niet vergeeven kunnen; gevolglyk had Augustus reeds de helft gewonnen : -— Het komt 'er nu maar op aan , Mevrt.iw ! vervolgde hy , of gy 't myn' broeder , nu gy alles weet, vergeeven, kunt : indien gy toegievende omtrent hem zyt, en hem neg uwe hand wilt geeven , dan zal ik 't by hit meisje wel goed maaken; maar wilt gy niet, dan heb ik afgedaan en kan mets meer, als myn' broeder beklaeigen. M,?4r  DOMHEID VOORD. 1R3 Maar wie blyft my borg, zeide zy, fchoon ik hem dit vergeeve, dat niet weder iets dergelyks tot mynt fchande zal voorvallen ?—Ik, antwoordde Augustus, indien gy my voor eenen genoegzaamen borg wilt houden. Hans had in het hart van Me¬ vrouw Straube eene te fterke voorfpraak, dan dat zy in het verzoek van Augustus niet toegeftemd zou hebben; wel nu , zeide zy, fltl het mei:je te vreden, en al het overigen Ik bedank, u hartelyk voor uwe goedheid! zeide Augustus: maar Mevrouw , ik heb neg eene zwaarigheid: zonder geld zal het meisje niet naar reden willen hooren, en my» broeder — heeft niets. — Dat weet ik wel, antwoorde zy; maar dat zal niet kinderen, gy kunt van zo veel gelds bekomen als gy neodig zult hebben, en breng "20 fchielyk als mooglyk is, alles in orde , of dat, 'er aan het gepraat der menfchen een einde kome. — Ik hoof , zeide Augustus, u goede tyding te brengen , als ik weder de eer zrf hebben u of te wach* ten: hy vertrok, en werd door de i weduwe bedankt, want zy wenschte even zo zeer dat de zaak bygelcgd werd als Hans en Kaatje; zy wikle gaarne alles vergeeven, om haaren fchoonen minnaar niet te verhezen; het is derhalven niet te verwonderen , dat zy alle haare raadgcevers, en in het byzonder haaren Voogd, moedig afwees, en wet te vreden was dat men M. 4 haai  ï§4 HANS KOMT DOOR ZYN ' haar het overige van den dag en des avonds alleen liet. Augustus was ondertusfchen by Louiza gegaan, die zig in een Hechten herberg ophield, en haar geval reeds een' Advocaat in handen gegeeven had : hy vond haar in een blygeestig humeur, want haar goed geluk had haar vrolyk gemaakt. , Hy deed haar alle mogelyke aanbiedingen, om van haare aanbraak 'afteftaan , maar te vergeefsch, zy wilde yolftrektlyk de vrouw van Hans worden, en ^vas tot niets anders te beweegen; vruchtloos vertoonde hy haar de armoede van Hans, indien hy niet met Mevrouw Straube huwde ; Helde haar, vervolgends,' niet dan gebrek en elende voor oogen, 't welk zy met hem zou moeten deelen, indien zy by de gedachten bleef van met hem te willen trouwen', daar zy, in tegendeel, als zy van hem wilde afzien, een goede fomme gelds kon bekomen, 't welk haar nuttiger zou zyn, als een' man te verkrygen, die geen ftuiver bezat; doth Louiza was door niets te overreeden, en hy was derhalven verpligt voor ditmaal onverrichter zaake te vertrekken : toen hy t'huis kwam, liep Kaatje hem , vol drifts te gemoed,, en gunde hem naauwlyks den tyd om verfïag van zyn boodfchap te doen :hy verhaalde dan het voorgevallene,  DOMHEID VOORD. I§5 «e, cn Kaatje was zo buitenfpoorig in het pryzen van Mevrouw Straube , als in het fchelden van Louiza; Hans kreeg mede zyn deel; Augustus alleen noemde zy thans een goede jongen, toen hy haar verzekerde, dat, nu hy Mevrouw Straube bevredigd had, zig alles wel fchikken zou, want Louiza, haar lot, naamlyk van honger te fterven of te moeten beedelen, begrypende, zou wel tot andere gedachten komen, — Op deze wyze eindigde het huwelyksfeest, ftil en droevig, zelfs Michel zuchtte toen hy s' avonds ■te bed ging, dat zyn maag zig zo zeer in haare verwachting bedroogen had. Augustus had in tegendeel hoop óp de herftelling van zyn broeders dwaasheid, en was dus van die zyde taamlyk gerust; meer kwelde hy zig , daarover, dat hy nu verpligt was zo veel langer dan hy voorgenomen had, van zyne Wilhelmina afteblyvem.hy was reeds te zeer gewoon haardagelyks te zien, dan dat het gemis van haar gezelfchap hem niet bedroefd zou hebben; te meer daar hy hier geen wezens ontmoette, met welken hy kon redenecren; want hoe goed een zoon hy ook ware, kon e'chter vader noch moeder zyn' geest geen voedzel geeven , en dit, gevoegd by de bewuste lastige bezigheid, was verdriets genoeg voor een' man zo gevoelig als Augustus ï M j hern  lS6 HANS KOMT DOOR ZYN iiem bleef derhalven niets overig als zig door briefwisfeling met Wilhelmina te verpoozen; dit deedhy ook, en floot haaren brief ineen' aan den jongen Heere R. vermits hy , om den Geheimraad , zyn brief niet openlyk met de post durfde afzenden. AUGUSTUS AAN DEN JONGEN R. ',, Het is myn oogmerk niet geweest, u, ftaande „myne afwezenheid, met iets lastig te vallen: ,5 maar omftandigheden veranderen een befJuit: ik „ geloofde, in plaats van dezen brief, zelf naar » M. ..... te komen: maar myn plan is „ geheel vernietigd ; waarfchynelyk zal ik „ nog wel een maand hier blyven; mogelyk „.kom ik vroeger, maar mogelyk ook niet: „ dat my dit geteem zeer verdrietig valt, kunt „ gy gemaklyk begrypen , en evenwel durf ik „ niet vertrekken, voor dat ik een onaangenaam „ geval vereffend heb. Ik moet eerst den „ broeder- en kinder-pligt vervullen, eer ik de „ vriendfchap en liefde gehoor kan geeven : „ dit zal u een raadzel zyn, maar twee woor„ den zullen alles verklaaren.Myn broeders huwelyk is by deszelfs voltrekking, door een meisje ^t p welkhy voorheen trouwbeloft hadgegeeven , » ëe"  DOMHEID VOORD. 187 ,, geflaakt worden; men heeft de vokrckking uit» ,, gefield, en ik kan nog mei geen zekerheid „ zeggen, of het vast vc „ kent myn familie, en weet hoe weinig cler„ gelyke menfehen zig xdvei) kunnen redden ; „ dus zult gygemaklyk begrypen, dat myne „ tegenwoordigheid alhier noodzaakelyk is: —. dit is de reden waarom ik u verzoek, den inleggenden brief aan myne Wilhelmina te „ bezorgen: ik kan onmogelyk zo lang afweezig zyn, zonder met haar te fpreéken; „ zonder haar te zeggen, hoe teder ik haar be- „ min. Ik weet hoe zeer het Jie- „ ve meisje genegen is, om zig treurige denkbeelden te vormen, en myn lang af„ weezen zal haar zekerlyk ftofs genoeg daar „ toe verfchaffen : — doe u best om die „ droefgecuigheid te verdryven, en haar hart „ voor de blydfchap te openen; ja, wend al„ les aan om haar te overtuigen , dat myne „ afweezendheid wel ten uiterften noodzaakelyk, „ maar echter voor onze liefde niet nadeelig ,, is. De liefde beloone u, en altoos zal, 5, u daarvoor dankbaar zyn, uw vriend, AUGUSTUS. AVr.  388 HANS KOMT DOOR ZY*fr AUGUSTUS AAN W II H El MIN A.' „Zyt niet vertoornd op my , allerlieffte ,„ Wilhelmina! vrees r.iet voor verkoeling van „myne liefde, nu ik zo lang van u afgefchci„den moet weezen, want indien ik de neiging _„van myn hart volgde, zoude ik alles, myne „ouders en broeder verlaaten, en naar u toe„ vliegen : — maar de man heeft meer pligten „ dan die der liefde; en ook dezen moeten vol'„ bragt worden. Zoudt gy niet den tederen man 9,uwe genegenheid ontzeggen, die alleenlyk «leefde om u te beminnen? ——> Neen, gy „zoudt niet kunnen hoogachten , hem, die alie „zyne pligten vergat, en om niemand als zyne „minnaares dacht? zo denk ik van u , en „daarom hoop ik op vergiffenis.— De oorzaak „van myne vertoeving zal uw broeder u ontdekken; want ik wil mynen brief aan a met „die onaangenaamheden niet Opvullen; ook ',, wil ik u niet vertellen dat ieder oogenblik uwe „aandenking toegewyd is;gy weet dit reeds; „ gy kent uwen Augustus, en zyt verzekerd dat „hy niets dan liefde voor u ademt: laat ik u alleenlyk de gelukzaligheid onzer wederver„ eénigmg, welke op dit kort afzyn- ftaat te vol5?gen, herinneren; eens vereeniging, die ons i> geluk  DOMHEID VOORD. l8o 5, geluk zal vergrootem Denk aan liet „ vermaak , myne Wilhelmina ! wanneer ik u „omarmen, de vreugde traanenvan uwe gloei,, jende wangen kusfehen zal, en als gy my toe,, roepen zult: — o Myn Augustus! — maar bedenk 5, dan tevens, hoe naby wy by onze volkomene vereeniging. zyn; hoe groot de hoop is, dat ik eerlang in ftaat zal weezen, om myne Wilhelmina van haaren vader ten huwelyk te ,, verzoeken, en laat deze gedachten uwe troost „ in myne af A-ezenheid zyn. — Noch ééne „ bede, myn lief! en gy moet dezelve ook ,, toeftaan; volg den raad van uwen broeder ; „ hy zal zyn best doen om u te vervrolyken; „ bezoek met hem de gezelfchappen; verzet „ uwe naargeeftigheid ! — wees blymoedig, en „ verwacht met gelaatenheid de komst af van „ hem, die u daarvoor zal dankbaar zyn. — „ Vergeet niet dat van uwe te vredenheid af„ hangt het geluk van uwen, AUGUSTUS. Deze brieven werden afgezonden, en Augustus zettede vervolgends zyne broeders zaaken weder voord: ongelukkiglyk had Louiza de bewuste ervenis van Hans mede vernomen ; geloofde daarom dat hy nog gelcis in menigtehad, en om die reden ftond zy nog veeifterker  100 hans komt door 2yN óp een huwelyk met hem. Augustus poogde haar wel te overtuigen, dat Hans al zyn geld doorgebragthad, en dat het geene hy'er nog van overig had naauwlyks zou toereiken , om Mevrouw Straube weder te geeven, het geen zy hem geleend had; waaronder, voornaamlyk, de vyfhondcrd daalders behoorden, door hem aan zyne ouders toegezonden; dan , dit was mede vergeefsch. Louiza zou mogelyk buigzaamér geweest zyn, maar de voogd van Mevrouw Straube maakte haar door zynen raad dagelyks hardnekkiger, zo dat de zaak tot het üftèrfte gebragt werd : Hans durfde ondertusfehen niét by zyn Bruid komen, desgelyks ook Kaatje niet; alleenlyk Augustus fprak haar dikwyls, welke ook alles aanwendde om haar in een goeden luim te houden , ja hy raadde haar zelfs om zynen broeder niet te fpreéken , voor dat de zaak volkomen afgedaan was, en te meer, daar dezelve van dag tot dag ernftiger werd. r : Louiza ftond 'erop, om de vrouw van Hans te worden j 'het oogenblik was aanflaande, dat de gerechtelyke uitfpraak in haar voordeel gedaan zou worden, toen Augustus een' inval kreeg , die hem gelukte :hy gaf'er den Advocaat van Mevrouw Straube kennis van , en op den dag toen de uitfpraak gedaan zou worden, verfcheenen alle de par-  DOMHEID VOORDi IOt partyen voor het gerecht, naamlyk Hans, Louiza, Augustus en de Advocaat van Mevrouw Straube: volgends het oordeel van den. Rechter moest Hans de man van Louiza worden , of van alle wettig huwelyk afzien : thans verfcheen de Advocaat der weduwe ; begeerde vergoeding voor de uitgave , die zyne principaale voor Hans gedaan had, en ten minften vyftienhonderd daalders bedroeg; hy vorderde aanftonds betaaling, of genoegzaams borgtogt : Hans kon den eisch niet loehenen , doch kon zo min betaalen als borgtogt Hellen : — hy had nog zes honderd daalders, er» dezen wilde hy aanftonds geeven, maar de Advocaat wilde de geheele fom hebben: dit alles gefclüedde flechts om Louiza aftefchrikken; doch op dat Hans zyn rol te natuurlyker zou fpeelen, had Augustus hem niets gezegd: deze bereikte ook zyn oogmerk, want Hans geraakte zodanig verlegen , dat men medelyden met hem hebben moest; en dezebenaauwdheid nam niet weinig toe , toen de Advocaat den Rechter verzocht , dat men zig van zyn perfoon zou verzekeren, waartoe dan ook gereedheid gemaakt werd. Louiza bemerkte naauwlyks dat zy zig bedrogen had; dat het geld van Hans op was, cn dat hy waarfchynelyk, paarde gevangenis  192 HANS KOMT DOOR. nis zou moeten , waarby zy al het voordeel vas haar gewonnen proces zou verliezen, of zy liet den moed zakken , en het berouwde haar, zig met van de bemiddeling van Augustus bediend te hebben : deze las het berouw in haare oogen , en verzocht den Advocaat der Weduwe alleenlyk één dag uitilels voor zynen broeder, het welke hem toegedaan werd, en daarmede fcheidden de part yen : Augustus verliet Louiza niet, maar vertrok met haar naar haare wooriing, ftelde haar nog eens voor, hoe dwaas het was, op een huwelyk met Zynên broeder aantedringen; een huwelyk, waar door zy béiden ongelukkig zouden worden: zy begon nu merkelyk te buigen, en , na korten tyd bragt Augustus haar zo ver, dat zy zig met een veel geringer fom gelds vergenoegde, dan haar voorheen geboden was om Hans vrytelaaten : hy liet haar ook geen' tyd om zig te beraaden, maar ftelde aanftonds een gerchrift op, waarin zy voorheden en voor het toekomende,van alle aanfpraak op Hans afftond, daarentegen kreeg zy tweehonderd daalders; dit gefchrift werd in het fbyzyn van Mevrouw Straubes Advocaat door Louiza ondertekend : zy ontving haar geld, maar moest tevens belooven, de ft ad te verhaten, en , zo lang Haas !er woonde, niet weder daarin  DOMHEID VOORD. 193 in te komen : dus werd deze zaak , toen men voor de flimfte gevolgen Vreesde , afgedaan. Augustus ging nu naar Mevrouw Straube, die dit bericht met blydfchap ontving, en hem toeftond zynen broeder den volgenden dag by haar té brengen , om zyn recht op haar hand te vernieuwen : hoe weinig deze goedhartigheid van Mevrouw Straube, naar den fmaak der meefte Dames zyn zal, zo geloof ik echter dat het genoeg is, tot haare verontfchuldiging te zeggen , dat zy verliefd was; want welke misflagen kan de liefde niet bedekken: maar genoeg daarvan. . . Augustus ging met dit goed nieuws naar den herberg, daar hy zyne bloedverwanten in de treurigfte omftandigheid vond • Kaatje die op de tyding van Hans alle hoop had opgegeeven , brandde in vollen gramfchap los op Augustus, die haar tot hier toe met een gunfh'gen tiitflag gevleid had : hy trad naauwlyks ter kamer in, of werd met een menigte van fcheldnaamen begroet; hy hoorde haar zo lang gelaaten aan , tot zy geheel buiten adem was ,• efl nu met meer bedaardheid fprak 5 toen wenschte hy zynen broeder geluk, en verhaalde hem zeer minzaam den gantfchen uitflag der gefchiedenisfe: zo buitenfpoorig als Kaatje te vooren iri haaren toorn geweest was, zo buitenfpoorig was « d s g L. N zy  i$>4 HANS KOMT DOOK ZYN zy thans ook in haare blydfchap; zy verfmoorde Augustus byna met haare omhelzingen; Hans en Michel overlaadden hem met hunne dankbetuigingen, met één woord, de blyde tyding kwam hun allen te onverwacht voor, om iets dat naar vcrftandige taal zweemde, te zeggen; iemand die niets van de voorvethaalde omflandtgheden had geweeten, zou voor huri verward gejuich en gefchreeuw naauwlyks een oorzaak hebben kunnen vinden : toen deze eerfte drifte bedaard waren, zong Kaatje den lof van het veiftand van Augustus, en verzekerde hem vai haare toekomende liefde: Ik heb altcos gedacht, zeide zy , dat gy een deugeniet waart, Augustus; dan dat is niets: gy zyt een goede jongen, en ik zal dit uw gedrag nooit vergeeten. Augustus, die rooit meer verrukt was, dan wanneer hy gelnkl ige menfc ien zag , gevoelde deae edele aandoening ubb.ld , nu hy zig als het werktuig -\an her geluk zyner bloedverwanten kon be'chr uwen. Den volgenden dag ging de gant.'che familie naar Mevrouw Straube, die wel ui het beain een weinig ftuurs was, doch zig wel d^a ^.zeggen liet: sy bieeven allen hun intrek aan haar huis houden, en nog vóór den avond \verd de bruiloftsdag op overmorgen vastgefteid; Hans was nu weder volkomen de Hof-  domheid v j© 0 ii d, 195 Hofraad. Hans, en geenzins meer die Hans, die van vreeze en benaauwdheid beefde; zo dat zyn verftandige broeder met verdriet zien moest, dat noch fchande nocli iets anders hem kon verbeteren : de Bruiloftsgaven werden mede wederom, genodigd , en kwamen ook allen , behalven de Voogd der Weduwe, die het niet op zyn gemoed kon verkrygen , weder voor haare oogen te verfchynen ■■ voords werd , om den oploop des volks te vermeiden, beflooten de huwelyksplechtigheid aan de wooning van Mevrouw Straube te doen verrichten» 't welk ook zonder eenige hindernis gefchieddc. Hans was dan nu de man van zyne lieve weduwe, en heer van haare groote goederen: de gelukwenfchingen, welken hy en zyne Egaê van de aanweezenden ontvingen , waren zekerlyk wel niet van het oprechtfte foort, want fchier elk lachte in zyn hart over dit huwelyk , maar wat kon dit Hans fchaaden? en hy was ook niet fchrander genoeg, om in de oogen der wenfeheüden, het tegendeel van hunne woorden te leezen, dat hy anders ligtlyk had kunnen doen. Augustus bemerkte dat alles wel; hy zag zeer duidelyk hoe veel fpots 'er onder de eer_ j,ewyzingen die men zynen broeder bewees gemengd was; nogthans wilde hy de vreugd van N 2 , het  ip6 HANS KOMT DOOR ZYN het feest niet ftooren , maar zweeg, fchoon hem het geen hy zag waarlyk griefde, Men was den gantfchen dag vrolyk ; de volle beker ging onder de gasten wakker in 't ronde, en naar maate de fatirique drinkers, daarin yveriger waren , vergaten zy hunne fpotterny, zo dat zy eindelyk den vreugdenbeker dikwyls , op het welzyn der jonge lieden, met een oprecht hart, leegden. Michel en Kaatje hadden mede niet vergeeten , hunne hoofden eenen ongewoonen last van dampen te bezorgen ; zy waren beiden zo fpraakzaam , als het by mogelykheid van hun te verwachten was; vooral deed Kaatje haar best om den naast byzynden gast een befchryving van haar lieven Hans, zelfs van zyne jeugd af aan, tot heden toe, medetedeelen: de perfoon aan wien het verhaal gedaan werd, hoorde geheel niets van haar gefnap, evenwel zeide hy fomtyds, ja; of, ko Ik heb my met u bedroogen, aangezien ik „ u voor een weldenkend man hield, en dit „ fmart m : ongaarne verlies ik u, en even,, wel moet ik u zeggen , dat wy elkander niet „ weder kunnen zien: foei Heer Albrechts! „ ik opende myn huis en hart voor u , en gy ,, begaat zulk een fchandelyken misflag! • „ gy verleidt myn kind! gy verleidt een meisje , dat anders in alle opzichten „ goed was! — gy fpeelt den huichelaar in i, de wooning van een' man, die u als zy» N 4 jy zoo»  200 HANS KOMT DOOR ZYN zoon beminde, en als vader voor uwen toekomenden ftaat zou gezorgd hebben! Foei, „ jongeling! dat had ik nooit van u verwacht: „ verfta my echter wel; ik geloof niet dat gy „ myn kind onteerd hebt; want daar toe heeft „ myn dochter te veel waar gevoel van deugd, ,, en gy bezit 'er denkelyk te veel eer toe; — „ maar, gy hebt haar hart verleid; gy hebt „ zonder myn weeten een verbintenis met haar ,, voltrokken, die ik niet kamtoeftaan, en die » gy wel weet, dat ik nooit toeftaan zal: gy t» kent myne gedachten over dergelyke verbin„ tenisfen al te wel; gy hebt 'er my te dik„ wyls over hooren fpreéken, en weet, dat ik den man , die met een meisje verbintenis„ fen aangaat, eer hy weet of hy een vrouw „ zal kunnen onderhouden , geene redelyke „ denkbeelden toeken; zulk een man, tracht „ het meisje pf te onteeren of bedriegt haare „ ouders; in geen van beide gevallen han„ delt hy rechtvaardig : gy hebt deze gedach„ ten dikwyls huichelachtig toegeftemd, en nu „ bevindt gy u in 't zelfde geval: wat 5, vrucht geniet gy thans van uwen arbeid ? x „ my hebt gy bedroefd gemaakt; myn doch„ ter bemint u mogelyk reeds te veel , en v> verliest daardoor haare toekomende geluk-  DOMHEID VOORD. aor „ kige uitzichten; gy zelfs moet de fchande ?, ondergaan,, van uit myn huis verftooten te „ worden, en de achting te verliezen van een „ Familie, die u jaaren lang hoogfchattedc. — „ Albrcchts ! — Albrechts ! —• had gy toch niet ,, zo ligtvaardig van zinnen geweest! had gy ge,, wacht tof gy in ftaat gefteld waart geworden,om ,, myn kind te kunnen onderhouden; en had haar ,, dan van my verzocht , ik geloof niet dat ,, ik ze u zou geweigerd hebben, hoewel ik ,, betere uitzichten met haar hebbe: maar „ nu kan zy de uwe niet worden, al zouzy, „ door de droefheid gepynigd , haar leven ver„ liezen; liever wil ik haar dood dan ongeluk„ kig zien , want dat zou zy met u weezen. — „ Een man, die één ftechten ftap gedaan „ heeft, doet 'er meer, en aan zulk een' man „ wil ik myn dochter niet ten huwelyk gee,, ven. Indien gy wilt dat ik u nog eenige „ achting zal blyven toedraagen , kom dan }, niet weder herwaards; zie myn kind nooit weder; alle uwe poogingen zullen behalven ,, dat vruchtloos zyn: ik heb eene gehoorzaame „ dochter, en ik heb haar geboden u nooit „ weder te fpreéken. , . Gy zult uw geluk „ ook niet meer in M. . . . kunnen vinden, ,, want ik ben tegen u; ik zeg het u voor de N ; „ vuist;  202 HANS KOMT DOOR ZYN „ vuist; nooit zult gy hier myn voorfpraak , „ ter uwer bevordering .genieten , en gy weet „ dat ik hier veel vermag. — Schryf my wer„ waards gy wilt dat ik uw goed zal zenden, gy zult het zonder vermindering bekomen: „ het fmart my dat ik my niet meer kan noe„ men, „ Uw vriend, K. De zielsangst van Augustus by het leezen van dezen briefis niet uittedrukken; hy begreep de oorzaak van des Geheimraads toorn wel, maar kon niet begrypen , hoe deze zyne liefde voor Wilhelmina had kunnen ontdekken : hy kende den man ook te wel, om niet te weeten hoe vasthy by zyne befluiten bleef, en dat geene voorftellen , hoe genaamd , in ftaat waren hem van dezelven -aftebrengen : deze denkbeelden floegen hem geheel ter neder; op éénmaal het volkomen geluk zyns levens te moeten derven! een meisje als Wilhelmina te verhezen ! den arbeid van veele jaaren in één oogenblik verydeld te zien! dit alles was hard, en een man, fterker dan Augustus, zou onder die fchrikkelyke uitzichten bezweeken zyn Hans vond hem ook geheel buiten zig zeiven • de ongelukkige brief lag nevens hem, en de trast-  DOMHEID VOORD. 203 trainen vloeiden uit zyne oogen : onze held trachtte de oorzaak van zyn verdriet te ontdekken , maar Augustus wilde niemand door zyn fmart laftig vallen; zelfs in zyn ongeluk, wilde hy nog, als een tederen broeder, liever zyn lot alleen draagen , dan de blyde dagen van den nog naauwlyks gehuwden man ftoo- ren : Laat my alleen broeder! zeide hy , laat my treuren; ik heb 'er reden toe; wees gy gelukkig, en maak het ook onze ouders ; voor myne rust zal God zorren. « Hans verliet hem na veel biddens, en hy Werd den gantfchcn dag niet weder geftoord. Hy overleide , wat middelen'er aan te wenden waren om de achting van den Geheimraad Weder te verkrygen; maar al zyn denken over dat onderwerp was vruchtloos; en hem bleef geen anderen weg open, als die, welke zyn voorige weldoener zelf hem had aangeweezen, naamlyk, de Stad M. . . . en Wilhelmina te verlaaten; dan , dit was het gruwzaamfte middel, en zeer bezwaarelyk kon hy daartoe befluiten : verfcheidene maaien deed hy pooging om den Geheimraad te fchryven , doek de verftrooijing van zyne gedachten belettede hem zulks: eindelyk waren zyne krachten tot zo verre uitgeput, dat hy te bed moest gaan , waarop hy drie dagen , in de zwakfte om- ftan-  20/j. HANS KOMT DOOR ZYN Handigheid.liggen bleef: _ het gantfche huisgezin trachtte hem dptebeuren, maar alle poeging daartoe was vergeefsch; de fmart was te groot, dan dat onaandoenelyke menfehen dezelve zouden hebben kunnen maatigen; te meer; daar niemand van die allen de waare 'oorzaak zyner droefheid bekend was. Laat ons ondertu.'fchen naar M te rug keeren, en de reden des gemclden briefs onderzoeken. Tot op het vertrek van Augustus, had de Vader van Wilhelmina niets van de liefde tusfehenhem en zyne dochter vermoed; hy had hen alleenlyk als goede vrienden befchouwd, en dat was hem niet onaangenaam geweest. Het lang wegblyven van Augustus fmartte hem zeiven, en toen de dag verfcheen , waarop men vruchtloos naar zyn fhuiskomst wachtte, was zyne ongerustheid te grooter. Nu wilde het ongeluk, dat de jonge Heer R. en Wilhelmina in den tuin waren, toen de brief van Augustus- kwam, die dus den Vader ter hand gefield werd: de brieven aan zynen zoon warren hem anders altoos een heiligdom , nooit opende hy dezelven, maar, vermits hy de hand van Augustus herkende, en niet geloofde dat aan zyn' kant geheimen konden plaats hebben, ?o opende hy denzelven, alleenlyk uit begeerte  DOMHEID VOORD. 205 te om tyding van zynen gunfteling te erlangen. — Ik behoef hier niet te fchetfen, wat hy gevoelde , aangezien wy het zelve, uit zyn' brief, reeds gezien hebben: aanftonds liet hy zyne kinderen komen , en zeide : • Wilhelmina ! gy hebt een liefdesverbintenis met Augustus aangegaan : •—■ het goede Meisje verfchrikte : Nu, vervolgde hy, is het de waarheid met ? Wilhelmina , nooit gewoon te liegen, deed het ook heden niet, en bekende haare liefde voor Augustus. —1— Haarvader borst niet in gramfchap uit, maar des te zekerder was hy in zyne befluiten, en dit wisten zyne kinderen: Hoor my Wilhelmina! fprak hy verder: dat ik eene onbepaalde gehoorzaamheid van u begeer , behoef ik u niet te zeggen: alk deze verbintenisfen met Augustus moeten afgedaan zyn: Augustus moet myn huis nooit weder betreeden; 't is ook te hoepen dat hy niet weder in Af. .... 3 verfchynen zal, dus zult gy hem niet meer zien ef fpreéken; maar vermits hy veel gelegenheid zou kunnen vinden om u te zien , zo begeer ik uw woord, dc.t gy hem ontwyken en niet fpreéken zult. Deze eisch was voor Wilhelmina als een donderdag, zy kon 'er aanftonds niet op antwoorden, viel haar' vader te voet en zweeg. Antwoord wil ik hebben , zeide hy , of is deze man u liever dan uw vader ? Antwoord WilhelminaI -- Ik eer u myn  20Ó HANS KOMT DOOR ZYN myn Vader , was haar antwoord; — Maar ik bemin. Augustus tevens ? — ik heb het niet gelochend. — Ik begeer gehoorzaamheid! riep de Geheimraad. — maak my met toornig dochter! belooft gy ,„y c,„e' tegenwoordigheid te meiden, en hem niet meer te woord te ftaan? ~ fpreek , of ïk ^ m ter hand neemen , 't welk my zal verzekeren , dat gy hem niet meer zult kunnen fireeken. Maar waar mede heft hy uwen toorn dan verdiend? vroeg iy, _— Ceme vragen, antwoord wil ik hebben. - Nu ja, was het antwoord, ikzal myn Vader gehoorzaamen. - Bat is genoeg, ik verlaat my op uw woord, — engy myn Zoon, gy waart zyn Kopiehar ? fchaam u! maar om dit weder te vergoeden, meid alle getmenfchap met hem, en in het toekomende moet V geen woord weer van hem gef roken worden. — Nu kunt gy beiden vertrekken. - . Broeder en Znster gingen treurig heen; zy wisten niets van de aangekomene brieven en konden aldus niet raaden, hoe hun vader het geheim der liefde ontdekt had; maar dit wisten zy, dat hy geftreng in het houden van zyn woord was. Wilhelmina zag aldus haar geluk, 'twelk zy in de vereeniging met Augustus had gehoopt te zullen genieten , zonder eenige hoop verdween en : het gevolg van dit alles, was, dat zy weder in haare voorige droefgeeftighcid ver-  DOMHEID VOORD. SC? verviel, waaruit haar de liefde van Augustus gewekt had , haare gezondheid was, binnen weinige dagen , werkelyk zo zwak , als zy ooit geweest was: haar vader zag dit wel, maar week. daarom echter van zyn belluit niet af. Menig, maal zuchtte hy in ililte over het lyden van zyne dochter, en werd daardoor te meer te» gen Augustus vertoornd , dien hy als de oorzaak daar van befchouwde. De jonge Heer R, wist niet waar Augustus was, anders zou hy hem gefchreeven hebben; zyn wegblyven uit M. . . . wist hy dus mede zo min te verklaaren, als de ontdekking van het geheim; gevolglyk kon hy niets anders doen als zyn zuster vertreoften ,' en de hoop in haar gaande houden, dat hun vader wel eens van befluic zou veranderen ; deze hoop alleen was bekwaam; om haar in het leven te behouden. Augustus was na eenige dagen zo ver in krachten toegenomen, dat hy den Geheimraad den volgenden brief kon zenden. AUGUSTUS AAN DEN GEHEIMRAAD, R-> „ Indien eene liefde, op deugd gegrond > j, een misdaad is, dan ben ik zo misdaadig als ,, gy my in uwen brief affchi'dert: ja , ik benüii Wilhelmina , en wie kan. haar zier.; » wie  203 HANS KOMTÜOORZVN „ wie kan met die Erigelin dagelyks omgaan J s, alle haare verdienften zo naauwkeurig leereri }, kennen, en haar niet beminnen ? Een ge,> voellooze, die niet waardig is een mensch „ te weezen , zou dit kunnen doen ; — maar „ voor my is dat onmogelyk. Ik zou my „ verbeelden, den Schepper van zulk een heer„ lyk werkftuk te bel edegen , indien ik het niet ,> bewonderen , niet beminnen wilde; -—— „ verdien ik dan om die reden uwe verachting ? —— Kan niets den Vader van Wil„ helmina bevredigen ? *- Kan niets my uwe „ genegenheid wedergeeven ? toon my Hechts den weg daar toe aan, ik zal alles aanwen„ den, om denzei ven , al ware zy nog zo doornig, „ inteilaan : maar ftraf my zo zwaar niet, fpreek van geen eeuwige verwydering;reeds het denk„ beeld martelt my , en de uitvoering daarvan * ,, zal myn dood weezen: herroep de ver„ ftooting uit uw huis, en ik beloof u van „ alle geluk, dat ik tot hier toe te verwachten „ gehad heb, zelfs van het geluk — om-met „ Wilhelmina verbonden te zyn, afteftaan i het' „ voorftel is wel hard, maar ik ben getroost „ alles te lyden; ik ben met alles te vreden ,„ laat my alleenlyk myne Engehn zien, en ik „ zal uwe goedheid zegenen. — Zoudt gy zo „ wreed  DOMHEID VOORD. ClÓp >, wreed kunnen zyn, om een mensch, 't welk ,, gy voorheen 7.0 zeer bemindet, 1© onuit„ fpreckelyk elendig te maaken ? ö zyt niet „ onrechtvaardig ! zyt niet wreed ! op dat gy ,, ook eens een genadigen Rechter vinden „ moogt. .— My dus te verftóot'en ! van den „ hoogften trap des geluks, zo eensflags ter „ aarde te werpen ! om Gods wille, man ! — zyt mensch! — gevoel zo als men,, fchen gevoelen! zyt vader, en denk dat het „ de pligt van een' Vader is, zyn kind geluk,, kig te maaken. Wilhelmina kan alleenlyk *„ door my , gelyk ik alleenlyk door haar, ge„ lukkig worden : van elkander gefcheiden, „ zyrt wy vcrloorene fchepfels, en zullen bei„ den den geenen vloeken die ons ongelukkig „ maakte. Vergiffenis! — ach I vergif- „ fenis Mynheer ! — de mensch heeft tot hier „ toe zaaken gezegd, die de verftooten Al„ brechts, niet moest fpreéken, die moet al„ leenlyk bidden , alleenlyk om een' fchyn bid-" ,, den, van dat geluk , dat hy verboren heeft; — „ ik bid 'er om; ik ben getroost, en wil my „ van drift wachten om u niet weder te bele„ digen ; maar verban my niet voor ecuwig van „ Wilhelmina ; want dan blyf ik voor niets ,, borg; ik weet niet, of niet eindelyk de mensch 11 d e e l. O „ het  *i0 HANS KOMT DOOR. ZYN «, het mensch overmeefteren, en tot dingen H aanfpooren zal, die ik wenschte dat nimmer * gebeurden.— Ach ! kondet gy gevoelen wat ik „ gevoelde: - wist gy hoe gelukkig uwe Wilhelmina .....( God ! — met meer myne ï, Wilhelmina !) my zou maaken ! hoe gelukkig zy my maaken wilde! — gy zoudt niet weigeren my uw zoon te noemen , en gy „ zoudt een' misflag uit liefde , zo geftreng niet „ ftraffen. indien gy mogelyk door myne eer„ fte gehoorzaamheid bevredigd wordt, zo » weet. dat ik morgen, van mynen broeder'naar „ N...., niet naar M.... vertrek, en zal by » myn'vriend,den broeder van Carolina, myn u dood of k\en afwachten: bedenk dat één „ woord van u, een van beiden zal wcezen „ voor den ongelukkigen, " au©üsïus aibrecbts'. Augustus verliet, ha het afzenden van dezen kief, daadlyk de StadG.. . . Niemand van zyne bloedverwanten ontdekte de oorzaak van zyne treurigheid , fchoon zy allen hun best deeden, iets tot zyne vertroosting by te brengen. Moeder Kaatje , was hem thans genegener dan ooit; want hy had door de bemiddeling in het huwelyk van Hans,haarevolkomene liefde ver- kree -  DOMHEID VOORD. 2.11 kreegen, en deze was te grooter, naar maatc zy nieuwer was; doch de ftilzwygendheid van Augustus gaf blyken van zyne edelmoedigheid ■ de gantfche familie was gelukkig , en hy wilde dat geluk door het verhaal van zyaen ïamp niet ftooren: hy nam dan affcheid van zyne bloedverwanten, en het zelve was mi hartelyker gemeend, dan ooit te voorcn. Nog' voor het laatst, droeg hy aan Hans de zorg voor zyne ouderen op , waarby hy beloofde , zo haast de Hemel hem in betere omftandirheden geplaatst had, het zyne te zullen toebrengen. — Hans en deszelfs Gemalin beloofden hem zulksen hielden ook hun woord; want even na het vertrek van Augustus, werd vastgefteld, dat zy jaarlyks, zo lang zy leefden , twCe' honderd daalders zouden genieten, waarvan zy in Z. . . . gerust konden leeven : zy vertrokken, na eenige weeken, weder derwaareïs. Nu begonnen zy eenen van hunne voorige levenswyze zeer onderfcheiden ftaat te voeren; zy befchouwden zig nu' als ryke lieden, en vergaten, even'als alle dwaazen, hunne voorigen omftandigheden; fpeelden de rol van Heer en Juffrouw vry flccht, maar echter fpeelden zy die , én te meeraangezien zy door hun eigen inkomen,' en door Kaatjes vermogen, op den @ s genr-.-  212 HANS KOMT DOOR ZYN genadigen Heer, gerechtigd waren in het Heerenhuis te woonen , en aldaar één gezin met den Dorphqer uittemaaken : deze was nog verheugd , dat Kaatje zig wilde vernederen, hem in zyne ziekte gezelfchap te houden, want buiten haar, zou hy geen mensehlyk fchcpzel te zien gekreegen hebben. — Michel at, dronk , en Hiep ; hoorde fomtyds het gekyf van Kaatje aan , of liever hy hoorde het niet, maar dacht alken yk op den eerstvolgenden maaltyd, en liet haar zo veel en zo hngzy wilde, mappen : op deze wyze was elk naar zynen aart gelukkig : de inwooners van het Dorp waren dit mede door he i; want de voormaalige herhaalde heerendienrten , hielden geheel op: indien Kaatje flechts door elk eeibiedig toegefproken werd , of wanneer de boeren maar zo fchrander waren, om , als zy zig vernederde door het dorp te wandelen de hoed afteligten, dan had geen van hun voor de gezegde diensten te vreezen. — Wy z-ilien de Inwooners van Z hun geluk laaten genieten, zo goed als zy kunnen, en Augustus naar N. . . . volgen. Hy kwam aldaar aan , en vond 'er daadlyk den vriend zyner jeugd , Frederik , naamlvk, die no? dezelfde was: - deze kon zig niet uit zyne armen losrukken , terwyl Augustus zyne betraande oo- gen  DOMHEID VOORD. SÏ3 gen op deszelfs boezem verborg,want hy gevoelde thans de vreugd van nog door een mensch bemind te zyn ; in eene dubbelde maate werdhy echter tevens.op dat oogenblik , zynen rampfpoed gewaar: Is 't het geluk of ongeluk dat u in myne armen brengt ? riep Frederik , — dan , wat vraag ik! ik zegen het beide ! want zonder etngew 'gtig voorval zou iku nooit weder g izie'n hebben. Ja, myn broeder! riep Augustus, gewigtig genoeg : ■— ik heb alles verloeren ; en ben een verflootene. — Neen , hervattede Frederik , gy hebt niet alles verhoren! hebtgy aan my niet centn vriend behouden ? — Ach , hoe hoog ik uwe vriendfihap ook waardeere , gy kunt my echter het verlies van Wilhelmina niet vergoeden. — Hee! hebt gy Wilhe'min.i verhoren ! — Hier na verhaalde Augustus zynen vriend, zyn ongeluk , want zyn voorgaande geluk was hem , uit zyne brieven reeds bekend ; dezen heb ik niet medegcdeeld,vermits daardoor niet dan al het verhaalde herhaald zou geworden zyn. Frederik zeide hem dat alle zyne goederen, benevens eenen brief, op gisteren reeds by hem aan-, gekomen waren; dat hy zig daarvan geen denkbeeld had kunnen vormen, aangezien hy geen voorafgaand bericht, van zyne aanftaande overkomst, gehad had; doch dathy nu den droevigen zamenhang zeer wel begreep. Vertroosten kon Frederik hem niït, de wonde was te versch O 3 en  •.1)4- HANS KOMT DOOR ZYN en de fmart te groot; hy klaagde met hem ea verfterkte daardoor het vertrouwen van Augustus: "het eerfte dat deze deed, was den hem toegezondenen brief van den Geheimraad, te openen:' ,'* * " DE GEHEIMRAAD, R. AAN AUGUSTUS. s,De liefde, jongeling! h^seft u raazende ,5gemaakt; want niemand, als een die van „zyne zinnen beroofd is, kan op die wyze s, aan my fchry ven : doch ik vergeef het u,en ,, wil ook gaarne al het voorgaande vergeeten, „ mits gy niet weder te M. . . . komt: zoek* alleenlyk geen omgang met myne Dochter, ,,want dat zoude ik u niet kunnen vergeeven. ,, Ten einde li te toonen, dat ik nog uw ,, vriend ben , en u niet, uit wraak, ongelukkig „poog te maaken, zo heb iku by' den Miniss, ter S. teB... aanbevolen; hy is myn vriend, „ en zal u gewis plaatfen , indien gy derwaards „wilt gaan; aan uwe talenten kan het niet mangelen; zy moeten u gelukkig maaken, 59 en het zal my verheiagen , wanneer ik zulks verneem : — alle uwe goederen zult gy ter 2, bepaalde plaatfe vinden; ik heb die onder „myn opzicht laaten inpakken, ten einde s,ik vetzekerd mogte zyn, dat 'er niets van ver-'  DOMHEID VOORD. 215 s, verboren ging: -r— neem de byliggende vyftig Louis d'or, als een klein dankbc5, wys voor uwen gedaanen arbeid , ten raynen s, huiie , en leef vervolgends gelukkig : „dit is de wensch van R. Augustus vond alle zyne goederen , tot het kleinfte papiertje toe, in goede orde; maar zyne droefheid nam by het onderzoek daarvan toe, wat vleit zyn vriend ook aanwendde , om hem door eene blyde hoop optebeuren : .«i.».». Augustus wist te wel, hoe geftreng de Geheimraad zyn woord hield, om die hoop plaats te geeven : doch hoe zeer hy zig over deszelfs geitrengheid beklaagde, eerbiedigde hy echter in hem den rechtvaardigen man, eene eigenfchap., die hy zelf in zyn drift toonde te bezitten : -evenwel wilde hy in 't vervolg geene weldaadcn, meer van hem aanneemen, zo lang hy hem zyne Wilhelmina ontzeide; want dit fcheen hem te laag te zyn : hy.floot daarom gemelde vyftig Louis d'or in den volgenden brief: AUGUSTUS AAN DEN GEHEIMRAAD»». ,,£ie hier uwe vyftig Louis d'or weder te rug Mynheer! ik verbeeld my geene belooQ 4 „ring  SIÖ HANS KOMT DOOR ZYN „ning in uvr huis verdiend te hebben, ~* „en fchoon ik die verdiend hadde, dan is het ,, nog geen geld waarmede men my kan beloonen. „De ongelukkige Albrechts , hoopte alleenlyk ten eenigen tyde een eenig loon van uwe hand „te ontvangen; een loon, 't welk zyn geluk „boven het geluk van alle ftervelingen zou „verheven hebben, en waar vóór hy u eeuwig „ dankbaar zou geweest zyn: ■ . dan ach! „gy ontzegt my alles, daar gy my Wilhel" rl)ina onzegt-; ja gy verbant uit mynen geest „alle denkbeeld van geluk, door my van haar „af te fcheiden: ik wil niet te veel klaagen , „de dritt zou my mogelyk weder, ondanks „my zeiven, vervoeren, en zulks is myn „ oogmerk niet; ook was het myn oogmerk niet „inmynen voorgaanden , maar de hevigfteaandoening fleepte my weg, en was oorzaak, dat ik een' man beledigde, dien ik tot aan myn „barsten adem zal eeren , oifchoon ik den dood „van zyne hand om vinge : uwe goedheid , „om nog in het toekomende voor myn go„luk te zorgen, is my dierbaar,, maar "ik „kan 'er heden geen gebruik van maaken, „want myn geest is niet bekwaam, om iets „te verrichten ; hy is zelfs zo werkeloos, dat „ik twyfele, of hy immer zyne vooiige ..» krach»  DOMHEID VOORD. 2.1? krachten wel weder bekomen zal; en ik wensch het ook niet; de dood alleen kan my „gelukkig maaken, ja ik bid God dagelyks ,,om denzelven. Ik zie by de herleezing van myn eerften brief, dat gy gelyk hebt, my „een krankzinnige te noemen; want ik onder„ houde u in denzelven, over onderwerpen, ,,die u niet kunnen bewcegen: om u dan niet weder buitenlpjoiig te fthryven, zal ik „dezen brief liever eindigen, want, het fchet- zen van alle geluk of ongeluk , zou u tog niet „ bevveegen om gelukkig te maaken, Uwen AUGUSTUS Ai-ERECHTS. De gezondheid van Augustus nam van dag tot dag af5 zyn vriend Frederik zag hem nooit in een vrolyken luim > wat moeite hy ook aanwendd? om hem optebeuren : — alle zyne gefprekken liepen over Wilhelmina , of over den dood; hy wenschte alleenlyk deze te bezitten, of in de armen van geenen voor eeuwig rust te vinden: zyn geest was, behalven dat, tot zwaarmoedige denkbeelden genegen , en daartoe vond hy altoos voorwerpen; zyne verbeeldingskracht was buiten alle paal en perk, en alles wat hy zag, herinnerde hem de O j vert  .21$ HAN$ KQMT DOOR ZYN yemietiging van zyn geluk: f de Tekenkunst alleen1 was het eenigfte dat zynen geest nog verkwikte: deze kunst had hy voor eene uitfj.anr.ing geleerd , en rhans verftrekte zy hem tot troost. Zyn verbeeldingskracht was fterk genoeg, om de beeldenis van zyne Wilhelmina ©ok in haare afweezendheid te kunnen fchetzen , en wel zo natuürlyk, dat elk, die haar flechts éénmaal gezien had, haar zou herkend hebben: Frederik zag deze bezigheid , en oordeelde, dat zyn vriend die levenswyze niet moest volhouden , pm hem eindelyk , niet geheel van, verftand beroofd te zien : hy deed dan zyn, best om afleiding voor hem te vinden ,maar niets was voldoende , voor den fmaak van Augustus, tot dat hem eindelyk te binnen kwam , dat verandering van voorwerpen , rrïpgelyk , eene betere ukwerking zou doen : hy deed daarom het voornel , naar C. . . . of naar Rouwdorp te. yeizen, om hem , door de herinnering aan de jaaren zyner jeugd , te vervrolyken. — Ja, ja , antwoordde Augustus; r.aar Rouwdorp, by het graf van myn Vader, wil ik wtenen; dat zal my, vertroosten. Maar het verblyf van Van C. wil ik niet zien; ik heb hem wel alles vergeeven, maar evenwel kan ik zyn byzyn niet gechogen : 'er is een iyd gen eest waarin die man my greote fmart aangedaan heeft •  DOMHEID V O S> a D.. \ty heeft: neen, ik wil hem nut zun; ■ maar het graf van myn' Vader wiliw kom Frederik! kom myn vrie-d! om daadlyk vertrekken: • iét i.rj-.^.ï * zyn, wanneer ik by die-: kig is, en van geene menschlyhe fmarten meer weet , mogt rusten ! dan, deze troost is nog met voor my ; ik mott nog lydcn, mogelyk nog veel lyden , eer het my vergund zal worden, my weder met mynen waarden Vader re vaeenigen. Frederik zag toen dat hy ook thans den rechten weg niet ingeflagen had, om zyn' vriend te vervrolyken ; want in het graf van den ouden Ritmeefter, vond hy een nieuw voorwerp tot zwaarmoedigheid; dan, nu dort; hy riet weder te rug treeden; Augustus zou mogelyk alleen derwaards gegaan zyn, en dit ware nog flimmer geweest ; hy nam dan verlof en reisde met hem af. — Hoe r.adjr zy aan het Dorpje kwamen , alwaar zy , als kinderen , zo gelukkig geweest waren, hoe opgeruimder van geest Augustus werd ». en dit was zyn' vriend te aangenaamer, naar maate hy het minder verwacht had: hy herinnerde hem de vreugd hunner kindfche dagen, en had het genoegen, te zien, dat zyn vriend niet ongenegen was, diz vreugde in zynen geest te vernieuwen: toen w" »y  220 HANS KOMT DOOR ZYN zy in het Dorp kwamen, begon Augustus weder geheel ernllig te worden: verfcheidene van de boeren kenden de vrienden nog , en volgden hun tot aan den herberg , alwaar zy affteegen , en door de Dorpelingen met handdrukkingen verwelkomd werden; men deed hun veele vraagen, waarvan Augustus zig echter welhaast ontlloeg : hy deed zeer fpoedig een wandeling naar het kerkhof, alwaar hy aanftonds het graf van zyn ouden weldoener vond : hy wierp zig zwygendeop hetzelve neder, en zyne traanen bevochtigden het gras, waarmede het geheel bewasfen was: Frederik was hem gevolgd , en gevoelde mede het geen ieder braaf hart by het graf van een' vriend gevoelen moet; maar hy gevoelde alles gelyk een man, en niet op eene naargeeftige wyze, gelyk zyn vriend. Na eenigen tyd wilde hy Augustus te rug doen keeren, maar deze was niet te beweegen, om die plaats te verhaten : — Laat my, zeide hy, de troost genieten van hier te weenen •' laat my hier, by het altaar der vriendschap , God om eene Jpoedige veree- nigir.g fineeken ! Frederik moest hem dit toe» ftaan , echter bleef hy by hem, om op zyn gedrag acht te geeven: eerst tegen den avond verliet hy het graf, en eene diepe ernst was op zyn gelaat te leezen: den volgenden dag wilde Fre-  DOMHEID VOORD. 221 Frederik weder met hem te rug reizen, maar hy moest zulks op de hartlyke bede van zynen vriend uitftellen : Vergun my neg alleenlyk , zeide hy, dat ik deun dag, by de overblyfzelen van den waardhften man mag wetnen ! van dien ma n, die;: ik het te danken heb , dat ik een gevoelig mensch , en geen booswicht ben ; wie weet of ik die vreugde of deze wereld wel weder zil gmieten ; myn hartfchynt het reeds te voorffellen ; maar daar boven — daar, in dat zalige gewest der onfiervtlyhheid, daar tal ik dien goeden zien , en hem voor zyne ïicfdatligheid danken, Morgen ga ik met u, wirwaards gy wilt; ik zal alles doen wat gy wilt ; laat my alleenlyk voor heden myne wènfc/m opvolgen! Frederik ftond hem dit mede toe. Die dag liep als de voorgaande ten einde , en de droefgeestigheid van Augustus was meer toe- dan af-genomen; het was echter geene naargeeftige zwaarmoedigheid; want hy fprak dien avond zelf nog, om den volgenden morgen te vertrekken , zo dat Frederik begon te hoopen, dat zyne droefgeestigheid van tyd tot tyd in eene ftille gelaatehheid zou veranderen. Den volgend.n dag vertrokken zy weder naiar N Staande de reis hielden zy met elkander het volgende gefpvek : AU G U S-  222 HANS KOMT DOOR ZYN AUGUSTUS. Lieve vriend! gy moet geduld met my heb'. ben , — het zal wel beter worden j want zó kan het niet blyveri) maar wy zyn verpligt de middelen die ons overig zyn op te fpooren, bp dat wy zeiven het geluk niet van ons veraderen : dus heb ik iets bedacht: — ■ wat dunkt u, indien gy eens naar M. . . reisdet ? — uwe zuster te komen bezoeken is verontfchuldiging genoeg vöor ü, om den Vader van Wilhelmina te fpreéken '; mogelyk vond ■uwe vriendfchap een middel om het geluk van uwen vriend rc hcrftellen; — en zo dit al mislukt , =_i wel nu, dan hebben wy ons best gedaan: ik zal my zo veel doenlyk be¬ dwingen , of lyden zo veel als myne vermogens my toelaaten. FREDERIK. Maar belooft gy my om onderttisfchén in ü te bly ven r" AUGUSTUS. Ja i ik bèloöof u alles wat gy wilt F R  DOMHEID VOORD» 223 FR.EDBR.lk. Gded — terftond na onze aankomst zal ik Op nieuw verlof vraagen om naar M te mogen gaan : —ik zal alles aanwenden wat mogelyk zy, om u de rust te doen wedervinden. \ Augustus. Maar gy neemt immers een' brief aan myne Wilhelminsi mede ? —— ik heb in zo langca tyd niet met haar gefproken. fre d e r 1k. Zou het niet beter zyn , Augustus, dat gy haar niet fchreeft, op dat ik haar' Vader met grootere vrymoedigheid kon zeggen, hoe gehoorzaam gy zyne bevelen opvolgt ? — dit zou hem vleijen, en in uw voordcel fpreken. augustus. Hoe! zou ik niet éénmaal met haar fpreéken 1 niet éénmaal vraagen, of zy haaren Augustus nog beminde ? — maar goed , — ik zal alles doen wat gy wilt: — doch zo gy die Engelin ziet, zeg haar dan> wat ik o ver haat Verlies lyde, eri wat ik altoos lyden zal. Terwyl zy dus in gefprek waren, kwamen zy weder te N. . ., aan: Frederik maakte zig terftond  224 HAfcS KOMT DOOR ZYfr ftond gereed , om, vo'gends affpraak, rraar M...; te reizen; doch vooraf droeg hy zorg, dat Augustus , ftaande zyne afwezendheid, niet zonder gezeh'ehap mogt zyn ; ! y bragt hem , ten dien einde , in kennis met een adelyk Heer , waarby hy fchicr dagelyks was s de liefde verbond onzen jongen Hu jaar ook aan dat huis : de jonge Juffer Van K.... ten lief meisje , was reeds langen tyd het voorweip zy:.er wenfehen geweest, zy beminde hem, van haart n kam , niet minder teder. De verwanten wisten en billykten deze liefde , alleenlyk was het hem , als Luitenant , niet geoorloofd te tr< uwen, anders ware hy met de jonge Juffrouw reeds in 't huweiyk getreeden; evenwel had zy hem beloofd op zyne bevordering te zullen wachten, en herri dan haare hand te fchenkui : by dit Gezin dan bragt hy zyn' vriend, en deze droeg elks goedkeuring weg; men wendde alles aan om zyne ncêrflagtigheidte verdreven ; dan , dit 'ging zo fpoedig niet: Augustus vond in de vrienden van Frederik mede genoegen, hy bezocht hun dagelyks , en dus kon deze hem ru genist verhaten. Frederik kwam te M.... ;an , cnwerd, als de broeder van Carolina, n..r \ccl achting by den Geheimraad ontvangen ; toevallig gebeurden het, dat deze by zyi.e aar.l.omst teg>en- woor-  è O M H É I D VOORD. 22$ wöordig was; hy bemerkte gemaklyk de oorzaak van des jongen foldaats bezoek , en naauwlyks had deze eenige oogenblikken met zyri zuster gefproken, of de oude Heer verzocht hem in zyn geheimvertrek te willen komen: Frederik gehoorzaamde gaarne , want hy hoopte reeds by zyne aankomst gelegenheid gevonden té hebben, om ten voordeele van zyn' vriend te fpreéken : na de gewoone pligtplegingen, viel 'er het volgende gefprek voor: DE GEHEIMRAAD. Heer Luitenant! ik ben verheugd, u te leereri kénnen ; want ik heb reeds voor langen tyd veel góeds van u gehoord; msar ik wenschte wel dat eene" andere reden my dat genoegen mogt verfchaft hebben; want ik begryp wel, dat niet uwe zuster, maar het belang van uwen vriend de oorzaak van dit bezoek is. FREDERIK. Ik ontken zulks niet , Mynheer. DE GEHEIMRAAD1. Goed , maar het doet my leed , dat ik , dus fpoedig, uwe hoop reeds moet vernietigen; en dit is de oorzaak dat ik u hier verzocht heb. —-» t l. DEEL. ? Uw  fict HANS KOMT DOOR ZYN ;Uw vriend kent my , hy weet dat, in alle zaaien , myn befluit onveranderlyk is, en dat ik Jiog nimmer myn woord herroepen heb ; te minder zal ik het nu doen, daar zulks het 'geluk van myn kind betreft; derhalveiv •verzoek ik u, my geen woord van Albrechts 4e fpreéken; al uwe moeite zal verlooren zyn; engyzoudtmy het verdriet veroorzaaken , van onaangenaame uaren in uw gezelfchap te moeten doorbrengen. tHEDERiK, verflagen, en na eenigen tyd zwygens. Mynheer , vergeef my dat ik aanfpraak maa- *e op uw hart, kan dat menschlievend hart , ■ dat niemand ongelukkig kan zien, kaar dat hart, twee menfchen, die het bemint , in 't ongeluk zien fmooren, zonder hen te helpen? 1 och! dat gy myn' Augustus zaagt! dat gy zaagt hoe rampzalig uwe ongenade hem gemaakt heeft! . ik begeer niets van u; ik eifch geene beloften; zie alleenlyk myn' vriend, fla hem toe dat Jiy zig voor u rechtvaardige, eri ik ben verzekerd, dat gy hem niet weder verftooten zult. DE GEHEIMRAAD. Het is zyn eigen fclnjW;. hy wyte fcct zig zclvïl], ' „EJ  DOM HEID VOORD. 22^ peederik, Maar ook uwe dochter, Mynheer , indien zyne befchryving van haar naar waarheid is, moet een voorwerp van medelyden zyn; —— kan zy u dan niet tot ontferming beweegen ? de geheimraad. 2wyg, jongeling! ja ,zy is elendig, en vermits zy my zo zeer bedroeft, vermits ik zie, hoe ongelukkig het meisje is, ben ik gedwongen , hem , die haar zo ongelukkig gemaakt heeft, te verweideren. frederik. Maai hy kan haar ook gelukkig maaken ; hy kan u, en uw kind eene volmaakte vergenoeging wedergeeven , gelyk gy hem voor al zyn leven gelukkig maaken kunt. • Nu, Mynheer! wilt gy nalaaten , zo veele menfehen gelukkig te maaken — wanneer gy dat kunt doen , dan dwaalt de wereld , als zy gelooft dat gy een rechtvaardig man zyt. dé geheimraad. Jongeling! oordeel niet te voorbaa-- r.'g: — de ondervinding heeft my geleerd : — fee kan veinzen, is ook tot andere fchelmflukP t keq.  fllS HANS KOMT DOOR ZYN ken bekwaam. Een openbaar bdos- ,wieht is minder gevaarlyk dan een huichelaar; — en zulk een is uw vriend: — hy heeft my .onder het verachtelykfte masker bedroogen; FREDERIK. Maar verontfchuldigt zyne hevige liefde hefu dan niet by u? DE GEHEIMRAAD. Neen, hier heeft geene verontfchuldiging plaats; — ware hy terftond by my gekomen, en had hy my gezegd : — Vriend, ik bemin uwe dochter; mogelyk zou ik haar hem geweigerd, en gezegd hebben:—verlaat myn huis en dochter; Maarhy zou myne hoogachting behouden hcbfcen, — of mogelyk had ik hem myn kind gegee?ven; — ja ik twyfel 'er zelfs niet aan, want ik Jiad hem lief: — maar daarom is myn afkeer voor dien bedrieger ook te grooter: — met één woord, fpreek my niet meer van hem; — ïfc verzoek 't u ernftig. FREDERIK. En moet ik dit mynen vriend zeggen? —— Jnoet ik hem zeggen, dat de Vader van Wil$ej»ina, hem hftfj l o E  DOMHEID VOORD. 22j> DE GEHEIMRAAD. Haaten ! neen ik haat hem niet, ik waardeer in hem den man van verdienften; maar ik ontwyk den bedrieger, ik kan hem myn kind niet geeven, indien ik als een getrouw Vader wil handelen. Nog eens » geef my uw woord van eer, dat gy myne dochter niets van ons gefprek zult zeggen, veel minder haar over Augustus zult onderhouden ; het zou hem niets baaten, en haar nadeelig weezen. FREDERIK. Het laatfte kan ik u gemaklyk beloovenj want myn boodfchap was alleenlyk aan u, niet aan uwe dochter ingericht; • dan nogmaals- bid ik u DE GEHEIMRAAD. Geen woord meer, want alles is vruchtloos daarna zyt gy in myn huis welkom; gy kunt zo lang blyvcn als gy wilt, en zult my altoos een aangenaamen gast zyn. De Geheimraad bracht Frederik nu weder by het gezin ; Wilhelmina was daar ook tegenwoordig , en Frederik kon gemaklyk haar zie-.' 'efmert uit haare oogen leezen: 'er heerschne P 3 een  83° HANS KOMT DOOR ZYN een fcort van ingetogenheid onder hen allen , die het onderhoud van dezen dag zeer gewrongen mankte. Alle de aanwezenden bemerkten de reden van Trederiks komst zeer duidelyk : Wilhelmina zelve hoopte nu tyding van haaien •Augustus te zullen bekomen, en daarom zocht zy dikwyls gelegenheid, om met hem alleen te zyn , maar haar Vader wist altoos een mid, de! te bedenken, om dit te verhinderen : eindelyk evenwel vcrfchalkte zy hem , want een verliefd meisje vindt ligtlyk een middel, om het byna pnmogelyke mogelyk te maaken; zy nam Frederik den volgenden dag zo wel waar, dat hy haar niet ontwyken kon , =*zy vroeg hem zo veel te gelyk, dat hy moeite had om haar te antwoorden : . Waar is Atigustqs, riep zy , K hy getond ? . denkt hy nog aan my? Eer wy iets fpreéken, antwoordde Frederik , meet ik u zeggen , dat ik uw Vader myn woord van eer gegeeven heb, om niets met u van mynen vriend te fpreéken ; evenwel wil ik uwe vraagen beantwoorden; maar dan verzoek ik u, my met weder in verzoeking te brergen , en myn woordte doen verbreeken . Augustus is by my ; lydt veel, en bemint u boven alles : : zie daar, ** 3!? ver'-a ™» Augustus; geioof my , dat ik h d.ztn dwang zo viel lyde ais gy zelve. ——, Wil,  DOMHEID VOORD. «3t' Wilhelmina's oogen vloeiden over van traanen. —* Goed, zeide zy, gy moogt mets meer van mynem minnaar fpreéken ! geen woord meer ! wel nu, ik zat ook dit lydcn verdraagen: maar vermits ik, desaangdande myn woord van eer niet gegecven heb> zo zeg aan uwen vriend, dat ik hem bemin, en eeuwig zal blyven beminnen; dat men my wel var» hm affehciden , maar niet dwingen kan hem ontrouw te worden. ■ Zie daar, nu wil ik u met niets meer iaftig vallen ; ik wil myn Vader geene oorzaak geeven, om over zyn dochter mceijclyk te worden. — Aldus eindigde die zamenfpraak , welke zy beiden gaarne zouden voordgezet hebben , Want beider harten waren vol, maar zy moesten afbrecken , en voortaan alle gelegenheidl vermeiden , om dezelve te vernieuwen. Fre-J derik fprak ondeitüsfchen met den jongen Heer R . vrymoediger, tegen dien behoefde hy zig nieti te beawingéri: hy fchildcrde hem dan den ftaaö van zyn' vriend met de fterkfte verwen af, en verzoekt hem , alles aantewenden , o;n> zyn' vader, als hy hem eens in een tedereri luim vondr, te bevredigen : dit verzoek van Frederik was overbodig , want de jonge R. wenschte zo gaarne Augustus met zyn zuster getrouwd te zien , als zyn vader yverde om hun te fcheiden; dan ? hy had zo weinig hoops op dat ge-, P ft. Mt  |g! HANS KOMT DOpR ZYN lukkig .gevolg, als Frederik : ondertusfchen maakte de ftrengheid zyns vaders tegen Augustus, den jongeling in zyne liefde voor Carolina voorzien, tiger, dan hy anders zou geweest zyn; want hem (fond een zelfd lot te wachten , indien de Geheimraad zyne neiging voor haar ontdekte; evenwel fprak hy met Frederik daarvan, en verkreeg ;desz.elfs toeftemming: zy ilooten dan zamen cen'naauwen band van vriendfehap, zig onderling verbindende om het geluk van Augustus te bevorderen. — Vóór dat Frederik vertrok.' fprak hy nog eens met den geheimraad alleen, wegens den toeftand van Augustus: de oude Heer* liet hem verzekeren dat hy zyn vyandniet was; dat hy integendeel, waar hy konde, voor zyn geluk zou zorgen : _ hy had zelfs nog eens aan den voornoemden Minister S. gefchreeven, en een Secretaris plaats by denzelven voor hem bekomen : het komt dus , zeide hy , aiiee„iyk op hem aan , of hy dezelve wil aanneemen of met. . Frederik bedankte hem in den naam van zynen vriend,' en waagde het andeimaal, om V005 hem, met betrekking tot Wilhelmina, te fpreéken ; maar de Geheimraad ftmtte hem in zyne rede, zeggende: lh kb alles gedaan wat ik veor uwen vriend dun kan, en doen wil] nu wenschtt ik (ver dat onderwerp niet meer Ustjg gevallen te wc,^ i<9  DOMHEID voo r'Bi 233 den, voor hot overige kan hy op myn gunst ftaat maakm. Dus was Frederik verpiigt tc vertrekken zonder andere nuttigheid van zyne reis gehad te hebben, als de vriendfchap van den jongen Heer R : dit was wel btlocning genoeg voor zyne moeite, maar evenwel wcnschte hy .iets van meer . belang voor Augustus uitgewerkt te hebben. ■— De eerfte vraag die Augustus op het zien van Frederik deed f was; Wat doet myne Wdhelmtna ? Zy leeft antwoordde hy, en Ltmint u. — Maar wat is awe tyding? hervatte Augustus, brengt gy den dood, tf het lefien mede ? Geen van beiden, zeide Fre. derik : daar, lees dezen brief, die zal te mee' ontdekken; hein tevens cenen brief van den jongen Heer R. overhandigende, DE JONGE HEER R. AAN AUGUSTBJ. „ Ik ben verheugd geweest te hooren dat gy ,? nog leeft, en ik wenschte ook gaarne t^ !? vcrneemen dat gy gelukkig leefdet: de afj „ wisfeüng van voor- en tegen-fpöed is altoos het t, lot van den mensch, en wy willen immers „ geene uitzondering onder onze broederen „ zyn ? -—- Onze opvoeding alleen moet ons „ ftandvaftigheid leeren , en deze beveel ik u hooglyk aan, myn vriend. — Met weerzin P J 5Jhet\'  «34 HANS KOMT DOOR ZYN '„ heb ik van onzen vriend verdaan, dat gy '„ vergeet een man te zyn, en u van uwe », droefheid laat overmecftcren, overwee" zelf „ eens hoe onredelyk gy in dat opzicht han- „ delt: . zyt u zeiven wederom gelyk , „ en bedenk Hechts, dat gy door klaagen eri „ treuren veeleer uwe Wilhelmina kunt ver„ liezen, dan bekomen. 'Er is, wel is waar, „ nog geen uitzicht voor handen, 't welk ons „ doet hoopen dat myn vader van befluit zaj s, veranderen, aangezien aile moeite daartoe» „ tot heden , vruchtloos geweest is; maar gy weet wel dat hem niets meer ftreelt dan gehcorzaam te zyn; volg zyn wenken ; neem de ï» Secretarisplaats in B, . . . aan , dat zal hem „ aangenaam weezen,en wie weet welk een ge9, Jukkige omwenteling, eens tot uw voordeel by hem fpreéken zal ? Kan de liefde van ra.ync 5, Zuster u bemoedigen ? verban dan uwe droefs, geestigheid, en zyt man; want zy bemint' 5, u boven alles, en zal nooit de vrouw vari 5, een ander worden ■ —_ dit zyn haare eigene „ woorden ; ik fchryf dezelven zo als zy die ?, gefproken heeft; zy zelve zóu ze u gezegd hebben , maar myn vader heeft haar verbo?, den briefwisfeling met u te houden, en om fi deze gehoorzaamheid moet zy u zelfs dié'r- „ baa.-  DOMHEID VOORD, 23J „ baarder worden; want een geb.oorz.aame doch„ ter is ook een goede vrouw : maak voor het overige op myne vriendfchap ftaat, ik „ zal alle middelen aanwenden, om de neigin- gen van myn' vader, ten uwen beften te „ doen keeren : —. verwyt hem niet? ,, dat hy u zo bedroefd maakt; 't is waar, ,, hy is eigenzinnig; maar anders is hy tog een „ goed vader, die gelooft dat deze cigenzm,, hrghèid voor het geluk van zyn kind nood- ,, zaakelyk is. Nu, zyt moedig engedul- „ dig, — en dan hoop ik u eindelyk nog eenS als myn broeder te omhelzen." Zo' riep Augustus, na het leezen van dttt brief, tegen Frederik uit, uwe moeite is dan vrucht' loos geweest! Ik beklaag dan ja, tal Secretaris, worden, en den raad van onzen vriend tolgen. Frederik verhaalde hem vervolgends alles, wat 'er te M voorgevallen was, in 't byzonder vergat hy niet aantemerken , dat de Geheimraad nog dezelfde achting voor hem had, hoewel hy hem zyne dochter bleef ontzeggen ; daar byvoegende, dat het misfehien vtfi hem zclven zou afhangen, den ouden man van gedachte te doen veranderen, doch daartoe zou tyd yereischt worden. — Ik wil alles doen, zeide .Augustus, ja zelfs wil ik heder, nog aan den Mi. piftf  «36 HANS KOMT DOOR ZYN ■pijler fchryven, en var, htm het voorfchreeven amt verzoeken. _ lk begryf echter hft oogmerk wel waarom my dat aanbod gedaan wordt; ■ h len aan veele mylen van Wilhelmina- afgefchciden: — maar dat doet 'er mets toe: ■ wam , of ééne fc'iiede, dan of eene geheele wereld my van haar affcheid, dat is het zelfde myn vriend: hy fchrcefook aan den Minifter, en deed nog iets van 't welke by zyn' yrieqj geea kennis gaf; hy wilde naam'lyk , zyne beminde nog eens zien , eer hy zig zq ver van haar verwyderde : dit dorst hy Frederik niet laaten blyken , aangezien hy verzekerd was dat deze zyn voorneemen niet goedgekeurd zou. hebben: na dat hy dan den brief weggezonden had, beitelde hy een paard voor zig , om 'er mede naar M te ryden : Frederik bemerkte niets en het was niet voor des anderen daag? dat hy Zyn' vriend miste; doch dezen w3s nu reeds te ver op weg, om voor achterhaald te worden bevreesd te zyn. In een Dorpje naby M. .. , ajwaar hy voorheen dikwyls, om zig te ver- maaken, geweest was, fteeg hy af: hy kende aldaar een' boer, die hem beminde ,-aan» gezien hy dcnzclvcn vooihcen fomtyds eenige kleine dienilen beweczen had; by dezen bleef hy , en verhaalde hem zo veel hy noodig oordeelde dat hy moest weetcn: hier fchrcef hy ook aau  DOMHEID VOORD. 23? aan den jongen Heer R: en Wilhelmina, en onderrichtte den boer, aan wien hy de brieven bezorgen moest: dit was gemaklyk te doen, want de Geheimraad had den gantfchen voordenmiddag bezigheden, en zyn zoon ging zelden des morgens uit , zodat de brieven te recht kwamen. AUGUSTUS AAN DEN JONGEN HEER R. „Noem het eene dwaasheid, of zo als gy „ wilt, maar ik kan de begeerte om myne V/ilhcl„mina, vóór myn vertrek nog eens te zien, „niet wederftaan: — ik bevind my ten hui„ze van den brenger dezes, en dus na genoeg „by u; het zal nu alleenlyk van u afhangen, „ of gy uwen vriend nog één vrolyk uur op „deze wereld wilt'vergunnen : want met „uwe hoop op een beter toekomende, kan „zig de weiktuigelykc man, die fiechts half, „of liever in 't geheel niet gevoelt wat liefde „is, vertroosten, voor my is dat niet „ mogelyk ; myne aandoeningen zyn te fterk , „om met gelaatenheid, een reeks van jaaren ,, aftewachten, wat 'er van my zal worden. — Indien gy hoopt door de liefde gelukkig te ,, worden, geef dan een ongelukkig minnaar „de verzochte troost! p-4«! ^om, kom met  233 HANS KOMT DÓÓR. ZYN „myne Wilhemina ! gy ziut -er wd * had toe vinden , zonder dat uw vader weet dat" «Ü* de oorzaak van eene wandeling ben, die „gy tot voorwendzel kunt neemen. Uw, a L b r e c tl t s. augustus Aan wilhelmina. *, lk heb u dan verlooren ,myn waarde ! ik zal u niet meer zien, niet meer in uw >, gezelfchap vrolyke dagen vérflyten, en van' „ een gelukkig toekomende droomen ! - i. Och Wilhelmina! : alle deze fchooné „ beelden, die wy zo menigmaal als tegenwoor„ dig zynde bsfchouwden, waren eenfchadinv „ welken voor ons gezicht een geftrengen rech„ ter verborgen , die alleenlyk wachtte om ons" „ vonnis uit te fpreéken. - De fchaduw isver„ dwcénen.ü? befchouw myn ongeluk met eem „ opgehelderd oog , en och! behaagde het Goae , „ dat ik het ook verdraagen kónde ! dan daartoe ben ik te zwak. — Wilhelmina te ver3, liezen! die gedachten kwamen nimm.»r ik myn hart op , en nu kan het- 7ia «ï«. si zyn ongeluk gewennen ; geduung verheft het ,» zig ; geduurig vliegt het naar u toe ,myn lief; „ maar telkens wordt ik verder van u ver- i, wei-' 5)  DOMHEID VOORD. 2.2$ weidcrd; thans wil men my geheel I, van u affcheiden; eenige mylen ver zullen ,, wy van elkander verbannen weezen ; men wil „ myne gehoorzaamheid my als eene verdier.fte ,, toerekenen, maar men zegt my niet, dat ik ,, u daardoor zal verdienen : ja, in- „ dien dit zo ware, ik zou met vreugd een ,, ander werelddeel gaan bewoonen , en alle „ elenden verdraagen, indien ik flechts hoopen ., konde, dat het nog mogelyk ware u een- j, maal te bezitten ; dan, ook deze „ troost geeft men my niet; — ik moet u ,, zonder eenige voorwaarde verlaaten —- en, „ ik ongelukkige ! laat my alles welgevallen; i!c ,, wil vertrekken, om uw' vader nietmeer te vet,, toornen 5 ja ik wil vertrekken , om , ware het „ mogelyk, hem te doen begrypen , dat ik niet ., geheel onwaardig ben gelukkig te worden: — „ maar om dit belluit ter uitvoer te brengen, ,, moet ik krachten verzamelen; ik moet nog ,, eenmaal in uwe oogen leezen, dat gy my „ bemint; gy moet my nog eenmaal verzeke„ ren, dat gy my altoos zult beminnen, en 3, dan zal. ik vertrekken; u geene vei zoeken „ meer doen , tot dat een zeker tydftip zal ver- ,, fchecnen zyn. Ach , Wilhelmina ! myn „ kloppend hart zegt' my cVat dij tydftip nooit* >> fcSÖ  *4» HANS KOMT DOOR ZYN „ komen zal; zegt het uwe niet het zelfde?—" ., Sla myne bede niet af! fchenk uwen Au- „ gustus eenige oogenblikken ! \ Kom \ „ Wilhelmina ! kom, en verdryf myne vertwy,,. feling. —- Uw broeder zal u geleiden , — „ maar ook uw hart, ik weet het, zal u ,, tot my brengen ■ met weenende oogen, „ echter vol verrukking, zal u voor de laatfte,, maal kusfchen, " „Uw AUGUSTUS. De jonge R. las zyn' brief half verheugd, en half droevig, want hy wist dat Wilhelmina haaren Minnaar onmogelyk kon fpreéken, zonder de toorn van haar' vader op zig te laaden * en Augustus van alle genegenheid, die hy nog voor hem overig had, te berooven: deze zamenkomst, kon, wel is waar.geheim blyven, maar het was ook mogelyk dat zy ontdekt werd, en dan was ook nog de laatfte fchyn van hoop voor altoos verlooren; dit onaangenaame nieuws Wilde hy zelf zynen vriend brengen , en hem tevens bewyzen, hoe noodig het was in dit geval voorzichtig te handelen: daarom vaardigde hy den boden af, met het antwoord, dat hy zelf zou komen. Augustus verl t ftoni  DOMHEID VOORD. 24! ftond dit antwoord verkeerd; verbeeldde zig dal hy met Wilhelmina zou komen , en zag dus dat oogenblik met verlangen te gemoet : de jongen R. had ondertusfchen zyne Zuster den biief gegeeven ; dit lieve meisje gevoelde het ongeluk in eene zo groote maate , als haar minnaar; ja ik durf zeggen nog fterker: maar on¬ danks haare wenfchen om Augustus te zien , ■was zy van haar broeders gevoelen ; zy dorst het niet waagen , te meer daar zy haar' vader beloofd had, hem niet zonder zynè toeftemming te zullen zien; evenwel had zy niet beloofd hem niet te zullen fchryven , en van dele vryheid bediende zy zig: den anderen morgen vroeg vertrok de jonge R. naar het Dorp: — Augustus ftond reeds aan 't venfter, den weg Opziende, werwaards Wilhelmina komen moest, doch zag zyn' vriend alleen naderen: met het voorgevoel van eene droevige te leurftelling verliet hy het venfter en ging zyn' vriend te gemoet : — Waar is myne Wilhelmina ? riep hy uit: Pen ik u alleen dan niet welkom ? vroeg de Heer R: ' ■ - ■ Och ! wie zegt dit? —• maar myne Wilhelmina ? Bit kan niet komen, was het antwoord : \ daar, lees dezen brief, die zal u meer zeggen. Augustus viel op de- zè woorden in een' ftoel neder; zyne 00- ii de e i; q c£n%' J  242 ilANS KOMT DOOK ZY» gen waarden verwilderd in 't ronde, en hy kon geen woord fpreéken : de jonge Heer R. gaf hem in dien toeftand den brief van Wilhelmina : — Augustus zag dien beweegeloos aan, en lag hem naast zig op een tafel neder : Ik wil u niet leezen ; zeide hy: gy zyt een akelige trooster , en floot den dolk flechts dieper in 't hart van den ongelukkigen; m** ik had dit van de geheele wereld veeleer dan van myne V/ilhdmina verwacht: — dan ik zie dat zy mede tot het menschlyk geflacht behoort, en dat bewerkt myn ondergang; het wil my niet langer onder zig dulden. — Hy bedekte , dit zeggende , zyn aangezicht, en alles wat zyn vriend zeide, om hem uit zyne treurige geestgefteldheid te brengen, was vruchtloos : byna een uur had hy dus ipraakloos doorgebragt, toen hy den brief van Wilhelmina opnam , uitroepende : '—- Deze bevat dan myn vonnis.' — Ik wil het echter leezen ; hoe bitter liet ook zy , het kan geen grooter ongeluk behelzen, dan ik reeds beproefd heb. WILHEÏ.MIN* AAN AUGUSTUS. ,,Myn waarde! ik zal u geene befchryving 5, geeven van de droefheid die uw afzyn my „reeds gekost heeft, en nog kosten zal: — j,myne liefde is u bewust, gy weet hoe fterk „ het  DOMHEID VOORD. 24$ s,het gevoel van myn hart is; — bedenk dan ,, hoe groot myn lyden moet geweest zyn:—1 s, vergroot het toch niet door verwytingen , die ik voorzeker in tiwe oogen zal verdie,,nen, vermits ik niet kom, om u voor het 9, laatst vaarwel te zeggen. Ik ben ongelükki„ ger dan gy; ik zelf moet my het geluk van ,, u te zien ontzeggen: —— ik kan het hie ,, doen , myn waarde ! ik heb myn' vader mbe„ ten belooven u niet té zullen fpreéken , zon„ der zyne toeftemming j — gy zyt veel li „ goed om my misdaadig te doen wórden , ,,'eene ongehoorzaame dochter is Augustus on. „ Waardig, en ik wil uwe liefde door niets ,, verbeuren. Zo het 11 vergenoeging kan baaren „ te hooren, dat ik nooit gedwongen zal worden een ander man myn hand te geeven, geniet dan die troost; want mvn vader heeft my „ beloofd , dat hy my nimmer zal dwingen; „ dat het my vry zal ftaan , al of niet in het ,, huwelyk te treeden: ik heb daarentegen ,, wel weder veel moeten belooven ja , zaaken die ik niet zonder veel moeite nakomen „ kan; maar ik kan u evenwel zonder pligt- ,, verbreeking eeuwig beminnen : < eeuwig ,, ben ik de uwe; dit vertroost, dit verfterkt my. Mogelyk zal myn vader door den oi >;ïjè  244 iiAtfs kom? dóór ztrr ,, tyd anders denken; ja mogelyk zal hy on* u ze verbintenis nog met zyn zegen heiligen-. „ Ach Augustus ! het geen ik by deze ge- „ dachten gevoel, kan ik niet uitdrukken : •-—» „ met u vefcenigdt — gy de zoon van ,, myn' vader! ik uw vrouw ! lie- », ve Augustus ! gevoelt gy mede de zalig* „ heid welke in deze gedachten opgeilooten „ ligt ? Nog hoop ik ! -— want zulk ,, een goed vader, zulk een goed mensch, zal de elende van twee fchepzels die hy be,, mint, niet altoos, zonder medelyden , kunnen ,, aanzien.--Dikwyls heb ik reeds befpeurd,dat myn lyden hem grieft; dikwyls lag hem een woord op de lippen, dat ik voortoeftemming nam; ik omhelsde dankbaar zyfte knië'n,— maar ,, telkens kwam hy tot zig zeiven; vergat het „geen hy had willen zeggen, en zeide het ,, tegendeel van 't geen zyn hart gevoelde; — 4, riep ongeluk op ongeluk over het hoofd van mynen Augustus, van den Hemel af, 1, terwyl ik hem fidderende aanzag, en God ,,fmeektc, dat hy voor ditmaal de bedemyns j, vaders niet wilde verhooren. — Zie myn ,, waarde, op deze wyze verflyt uwe treurige i, vriendin, in een geftadigen ftryd tusfchen kinderpligt en liefde, haar jammervol leven. » Ik  D O M HUID VOORD. 245 , Ik kan niet zeggen hoe zeer ik u bemin, en , echter zyn alk myne gedachten louter Kéf,de, en myne gcringile bedryven toonen . aan , du gy aüecn my myn voorige rust .kunt woaVseevcn; — evenwel zal ik myn \nt „pH,,1,1 dit , denkbeeld is zekeriyk treurig, en veren, ent, , om wederftaan te kunnen worden, meer , krachts dan ik bezit; maar hoe kort is , echter dit leven! ginds, lieve Augustus ! in , het zalig verblyf der Engelen, vindt gy uwe , Wilhelmina nog zo getrouw als op het 00, genbük toen zy u voor 4e eerftemaal zei, de, ik bemin u: dan zyn wy voor eeuwig , met elkander vereenigd; dan zal myn vader , 4e zuiverheid onzer gevoelens volkomen Q 1 » keju,  S4 O M H Ê I D V d O R i), 253 magt neder; hy had groote moeite om haar weder tot zig zelve te brengen, en haar té troosten: het laatstgemeldê gelukte hem evenwel niet volkomen , want Zy was te gevoelig , en beminde Augustus te fterk, dan dat zy zig zo fchielyk zou hebben kunnen getroosten van haar' minnaar verhaten te weezen. —'Er verliepen eenige uuren en Wilhelmina klaagde nog, toen de boer , by wien Augustus zig onthield , den jongen Heer R. verZocht te fpreéken, en hem een' brief overgaf: Augustus had , zo haast zyn vriend hem verlaaten had, zig Weder op weg begeevcn', om naar N.... te keeren; zyn ziel was geheel twyfelmoedig ;■ want dé gemoedsgelleldhcld waarmede hy van zyn' vriend gefcheiden was1, kwam zeer na aan de wanhoop: in die gcfteldheid bleef hy omtrent een half uur voordryden ; daarna vergaderde hy alle zyne zielsvermogen-!, en begon te bedenken wat hy deed en reeds gedaan had : het eerde dat hem te binnen fchoot, was de brief aan Wilhelmina; hy wist wel niet alles wat hy haar gefchreven had , maar zo veel bragt hy zig echter te binnen, dat hy voer eeuwig affcheid van haar had genomen. In de eerde oogenbhkken zyner herinnering verheugde ' hy zig over zyne'kloekmoedigheid, maar hy had Hechts  254 HANS KOMT DOOR ZYN Hechts weinige minuten tyds ter overweeging noodig , om zyne onbiliykheid in te zien : hy kreeg den brief van Wilhelmina; las denzelven nogmaals over, en herkende nu in ieder woord het goede meisje daar hy te vooren flechts eene trouwlooze zag, die alleenlyk uitvluchten gezocht had, om hem met fchyn te kunnen verhaten ; voorheen was hy door zyne fmart woedend geweest; thans veranderde'dezelve in weemoedigheid; hy zag nu duidelyk, hoe zeer hy zyne braave minnaares beledigd had, welke in het tydftip dat hy haar voor trouwloos hield , hem de fterkfte blyken van liefde gaf: zyn befluit was welhaast genomen j hy reed fpocdig te rug, en fchrcef een tweeden brief, dien hy door dengemelden boer aan zyn' vriend zond: AUGUSTUS, AAN DEN JONGEN HEER, R „ Vlieg zo fnel gy kunt, om den inleggen„ den aan uwe zuster te geeven, ten einde „ de indrukzelen, die myn voorige op haar" „ geest gemaakt heeft, te verdryven : ik was „ buitènfpoorig toen ik haar denzelven fchreef, en kan haar derhalven niets als buitenfpooü righeden gezegd hebben , welken die Enge- li Hff  DOMHEID VOORD. ,, lin fmarten moeten. Heb ik u óók beledigd , waarde vriend ? vergeef het my , ik wist „ niet wat ik deed; de firiart van my verhin„ derd te zien in de ftreelendfte hoop, om „ de vriendin van myn hart nog eens te om„ heizen , maakte myne zinnen verward. —„ Ik verwacht geen ftraf maar medelyden van i, u, en gy kunt my geen fterker bcvvys daar,, van geeven, dan wanneer gy my fchryftj ,,-myne Wilhelmina gerust gefteld te hebben.— ,, Slechts twee woorden tot antwoord, door ,, den brenger dezes, verwacht uw , augustus. Augustus aan wilhelmina. ,, Niets van alles dat ik u in myn laatfren i, gezegd heb, is waarheid; ten zy ik u ge„ Zegd hadde dat ik u aanbidt: —i ik weet het „ niet; ik weet geen regel meer van 't geene t\ ik aan u fchreef: ik kan my alleenlyk als in ,, een droom herinneren, dat ik myne Euge- ,•, lin , door overeiling , beledigd heb. ,, Uw Augustus bidt om vergeving ; om liefdé ,, bidt uw minnaar. Och Wilhelmina! zyt niet toornig over de buitenfpoorigheid " j» die'  256 HANS KOMT DOÖR. ZYN die gy in myne woorden gevonden hebt : >, het waren alleenlyk woorden, geene gevoe,, lens van 't hart, want dat kan niets dan liefde i, voor u gevoelen. Myn hart floeg zeer » hevig, toen ik my in de zoetfte hoop van ,, 11 te zien , bedroogen vond; het gaf u, on„ dahks zig zeiven, de fchuld; doch ik had „ Hechts één oogenblik van nadenken noodig, -,, om te zien dat gy onfchuldig waart. —— Is '„ 't niet zo Wilhelmina ? gy had uwen Augustus gaarne gezien ? —L— gy had hem gaarne ,, gezegd, dat gy hem bemindet ? 1—- dit i, was my bekend , en daarom kwam ik herwaards ; daarom fchroomde ik niets oni Hechts het geluk te genieten van u één oögenblik te zien, en ... maar ik klaag niet over i, u, myn waarde ! hoe zeer myne vernietigde hoop my ook kwelle: ware het uw vader „ niet die ons fcheidde , ik zou hem èen wreed„ aart noemen 5 maar nu moet ik zwygeri ,, en verdraagen; ja ik moet eeren, hem die my ongelukkig maakt; — ik wil het ook doen ; ik wil myn lyden verdraagen zo „ veel in myn vérmogen is : laat alleenlyk niét af my te beminnen , want uw verlies „ zou een einde aan myn leven maaken. : „ Binnen weinige dagen ben ik te B. . . . wel ver-  \ - ' 'domheid voord. 257 '„ver van u afgefcheiden, maar met myne gedachten zal ik altoos by u zyn. Wilt „gy my alleenlyk, ter myner ruste, fomtyds , j zeggen dat gy ook nog aan uwen Augustus „denkt; dit zal my myne affcheiding draages, lyk maaken, en ik zal met meer gerustheid „het oogenblik afwachten, dat ons weder ver- „ eenigen zal. . Ach , Wilhelmina ! myn „hart zegt my, dat wy dat oogenblik,, op ,, deze aarde met beleeven zullen; eiken ftond „roept my toe, hier ziet gy uwe W.ïhelmi- ,,na niet weder; echter zal ik gelaaten „zyn, indien gy my Hechts niet vergeet; in- „dien gy alleenlyk de myne blyft. Ja, „het zal eens beter met ons weezen , en on,,ze getrouwheid zal beloond worden; ten „minften dit hoopt uw augustus. Dees brief ftelde Wilhelmina weder eenigzins gerust; gaarne zou zy door haare komst Augustus verheugd hebben, maar haar broeder , deed haar begrypen, dat zy dit geringe vergenoegen, mogelyk wel door jaaren verdriets zou moeten betaalen; ja daardoor mogelyk de laatfte hoop verliezen van haar' minnaar te be. ïi. d is e l. R  258 HANS KOMT DOOK ZYN » zitten, indien naamlyk haar vader haare ongehoorzaamheid mogt verneemen ; zy vergenoegde zig daarom met Augustus nogmaals te fchryven : WILHELMINA AAN AUGUSTVS. „Zyt toch bedaard myn lieve Augustus? „Kunt gy dan niet gelooven, dat ik, door „onze fcheiding zo veel lyde als gy ? —— „wildt gy myne droefheid vergrooten, door , 5 u aafi de wanhoop overtegeeven ? Ik „ben een zwak meisje, gy zyt een man ! —' „ik tracht myn fmart voor u te verbergen , „en gy vergroot myn verdriet door uwe ver- „ wytingen. Heeft uwe Wilhelmina dit „ verdiend ? Ik %z\ „ niet doen begry. ,,pen hoe grievend voor my uw zinnelooze „brief geweest is; gy gevoelt zelf uwe onrechtvaardigheid : ik zal u daarom geene ver„ wytingen doen,en vergeef u alles. - Ik ben „ deuwe.en zal eeuwig de uwe blyven: laat my dit „niet zo dikwyls herhaalen; herhaal'het voor „u zeiven,- en gy tn\t myn harthoorenïpree„ken; want geen vrouw kan ooit fterker be„ mind hebben, dan ik u bemin. — Nu dan, S*vertrek, met deze troost gewapend, en ü Verval uwe pligten. Wy zullen wel verder „ vaa  DOMHEID VOORD. 259 „van elkander gefcheiden zyn, maar wie weet 5, of dit niet de weg tot onze verëeniging is. — 55 De menfchen zyn verander!yk, myn vader „is ook een mensch, hy kan dus mede ligt„lyk een ander befluit neemen, althans het „ kan niet flimmer met ons worden dan het is, „en ook dit is mede een troost. Nu, zyt geruster, lieve Augustus! en zo uw hart tot •„ buitenfpoorigheid neigt, denk dan aan uwe ' „Wilhelmina; denk dan dat zy u fmeekt om bedaard te zyn: ik zelve zal mede, zonder „ morren, betere tyden afwachten; echter zal „ myne liefde beftendig blyven : alleenlyk dan zal 51 myn hart zig voor de vreugde openen , wan„neer ik bedenk dat ik van u bemind word. Vaarwel, Augustus, en bemin, zo vuurig als „gy bemind wordt, van uwe, „WI LHELMINA. De jonge Heer R: ging zelf naar het dorp, om Augustus, dien hy in de uiterfte treurigheid vond, te vertroosten : deze fprong ook, zo haas t hy zyn' vriend gewaar werd , van den ftoel op , en vloog in zyne armen. Heeft mild- mina myne buitenfporigheden gekezen ? vroeg hy, vergeeft zy 't my ? Baar, lees ,' antwoorddc deeze.hem den brief overgeevende. Augustus werd R 2 by  Z6ö HANS KOMT DÖOK ZYN by het kezen deszelveri blygeestiger, en zeider Ja Wilhelmina! ik zal gehoorzaamen; ik zal uw voorbeeld volgen, en té vreden weezen. Ach myn vriend! welk' een meisje is uw zuster ! ——— ik verdien haar niét, maar ik' zal trachten my haar waardig te maaken. Bit kunt gy best doen ï hervattede de Heer R. door geduldig te zyn, en tt naar uw lot, het welk gy tog door drift niet verbeteten kunt, te' fchikken. — Bat zal ik doen, was 't antwoórd, ïk zal gaan waar myn noodlot my roept ; maar fchryf my fomtyds; herinner my dikwyls wat ik uwe zuster verfchuldigd ben , en fmeek haar , dat zy my zo gelukkig maake, van my fomtyds te zeggen , dat zy haaren Augustus nog bemint. De Heer R. beloofde alles, en nam , naar genomen affpraak , affcheid van zynen vriend. Augustus verliet nu het dorp met meer blymoedigheids, en bleef vervolgends in die gemoedsgefteitenis. By zyn aankomst in N. ... ,• verwonderde Frederik zig over zyn vriends verandering; hy had hem de laatftémaal droefgeestig gezien, en nu Was eene dille gelaatenheid in zyne oogen te"leezen: Augustus verhaalde hem' waar hy geweest was, ën Frederik was verheugd.dat die onderneeming zo gelukkig was afgeloopen.- AGT-  DOMHEID VOORD, 2r6l AGTSTE HOOFDSTUK. Een oude kennis komt te voorfchyn. Augustus had niet lang te N geweest, of 'er kwamen brieven van den Minister b : die hem, als zynen tweeden Secretaris, op een jaarwedde van vierhonderd daalders, aannam , en zyne fpoedige overkomst verwachtte: Augustus maakte zig ookfchielyk gereed, om dit amt te aanvaarden; hy fchreef echter nog eens aan Wilhelmina , nam voords affcheid van de familie van K : en verliet den vriend van zyne jeugd , onder verzekering van eene eeuwige vriendfehap: zyne reis was voorfpoedig, en hy kwam zonder verdere ftoorenis te B. . . . aan. In het huis van den Minifter, werd hy zeer .wel ontvangen , en had het geluk van wel fpoedig elks achting te verwerven : de Minifter zelf, was een man, die, zonder zyne waardigheid te krenken, altoos mensch, bleef, en ieder mensch, als zyn medefchepzel behandelde : deze edele denkwyze verbond onzerj Augustus welhaast aan hem: zyn yver om zulk een' man te .dienen , vermeerderde, n'aarmaate hy den Mjnister nader leerde kennen, en dezen was" een i 3 te  2ÓZ HANS KOMT DOOR ZYN te goed menfchkenner, dan dat hy het charakter van Augustus niet ontdekt zou hebben; het kon dus niet misfen , dat hy hem zyn gunst niet zou gefchonken hebben, ja hy was zo goed, van den Geheimraad R. te fchry ven, en denzelven te bedanken , van hem zulk een waardig jongeling aanbevoolen te hebben: de Geheimraad was te redelyk, om deze loffpraak te verbergen, neen, hy las dezelve aan tafel voor , doch voegde 'er de aanmerking' by , dat het jammer was, dat zulk een verdienflelyk jongman , geen redelykheids genoeg bezat. —— Wilhelmina zuchtte op deze aanmerking, en de •vader bemerkte daardoor nu eerst zyn begaanen misflag, van de neiging zy'ner dochter, door het verheffen van Augustus lof, vernieuwd te hebben; hy hield dus met fpreéken op; doch zyne kinderen verheugden zig inwendig, daarover dat zy uit die getuigenis genoegzaam konden bemerken , dat hun vader Augustus 'nog hoo^fchattede; zy deelden hunnen vriend ook die aanmerking, welke hem gelyke vreugde veroorzaakte , wel fpoedig door een' brief mede. In deze gefteldheid van zaaken liep een half jaar ten einde , toen 'er in het huis van den Minister eene groote verandering voorviel. De eerfte •Secretaris en de kamerdienaar van zyne Exe- lentie.  DOMHEID VOOR D. "63 lentie vervielen in deszelfs ongenade , en werden van hunnen dienst ontflagen ; de oorzaak daarvan, geene betrekking op deze gefchiedenis hebbende, gaan wy ftilzwygende voorby: Augustus trad nu in de plaats van gemelden eerflen Secretaris, op een jaarwedde van agthoviderd daalders. Aangezien nu de plaats van tweeden Secretaris niet aanftonds weder bezet kon worden, moest Augustus alles alleen verrichten , en dit deed hy zo voldoende, dat de Minister het eindelyk onnoodig vond, de gezegde tweede plaats weder te begeeven. Den Minister werd een' kamerdienaar van één' zyner vrienden opgedraagen; en deze kwam ook, weinige dagen daarna, in zynen dienst. Augustus verfchrikte , toen hy denzelven zag , want hy herkende in hem , den geweezen Mar* mottejongen , naderhand Tandmeefler, dien myne Leezers nog niet vergeeten zullen heb^ ben. Zyne gewaarwordingen > waren by deze ontmoeting dezelfde, die hy ondervonden had toen hy hem als Tandmeefter ^wederzag , en hy kon dezelven ook niet te onderbrengen, maar voédde fteeds een misvertrouwen, en een zekere onrust, zo dikwyls hy den kamerdienaar zag, zonder daarvan reden te kunnen geeven. Het geen hem nog te opmerkzaamer maakR 4 tc,  5Ö4 HANS KOMT DOOR Z Y N te, was, dat hy zig onder den naam van Braune en als een geboien Duitfcher had opgegeeven, daar Augustus wel. wist'hoe weinig rechts hy had, om zig dien naam en geboorte aantemaatigen: toen hy nu by dat alles overdacht, waartoe hy , nog jonge zynde , reeds in ftaat was, kon hy zig van den man niets goeds belooven: hy zou zyne gedachten deswegen gaarne aan den Minister ontdekt hebben, indien hy niet gevreesd had eene onrechtvaardigheid te begaan , want Braune kon een goed mensch geworden zyn,fchoon hy een kwaa'de jonge geweest was; dit wilde hy eerst onderzoeken, eer hy den Minister eenig misvertrouwen tegen hem inboezemde: ten dien einde gaf hy op alle zyne handelingen naauwkeurig acht, en bevond, dat hy yverig in zynen dienst, en vriendlyk tegen de huisgenooten was ; met één woord, Augustus ontdekte niets nadeeligs in zyn charakter, en verloor , voor een groot gedeelte, zyn kwaad vermoeden ; evenwel konde hy niet befluiten, zig zeer met hem in te laaten; dit was ook niet noodzaakelyk, want beider bezigheden verweiderden hen genoeg van elkander, alleenlyk moest Augustus, by den Minifter zynde, het byzyn van Braune verdraagen. Deze ver¬ moedde niets minder dan in Augustus zyn voor7 .maa-  DOMHEID VOORD. z6$ maaligen makker gevonden te hebben, en was dus zonder eenige zorg; hy verwierf mede de gunst van den Minister, en 'er viel op zyn gedrag niets te zeggen. Aldus liep een jaar ten einde : Augustus bezat het volkomen vertrouwen van zynen Meefter, en zou met zyn lot te vreden geweest zyn, indien het denkbeeld van Wilhelmina hem geen geduurige ftof tot droefheid gegeeven had; hy hield beftendige briefr wisfeling met haar, en ieder brief gaf wel eene nieuwe verzekering van trouw, maar ook tevens, van de onveranderlyke befluiten desGe- heimraads : omtrent dezen tyd kreeg hy bericht, dat de jonge Heer R. tot eene gewigtige bediening was verheven ; dan,hoe verheugd deze tyding hem ook maakte, was 'er tog eene andere bygevoegd, die zyn goed hart fmarte aandeed : — de Geheimraad was federt eenigen tyd ziek geweest , en de Geneesheercn gaven weinig hoops op zyne herftelling , fchoon zy zyn leven , om zo te fpreéken, nog rekten. Wilhelmina fchreef hem dit, en ieder regel van haare blief toonde hem, welk een goede dochter zy was: niet langen tyd daarna fchreef de jonge Heer R. hem het volgende; R 5 BE  2ÖfJ HAHS10MT DOOR ZYN BE JONGE R. AAN AUGUSTUS. ,,Ik heb- het gewaagd, myn Broeder, om '„ mynen vader myne liefde voor Carojina te ontdekken , en hem om zyne goedkeuring te „verzoeken. — Ik deed zulks op een tyd, dat „hy my herinnerde, ik was nu in de gelegen„ heidom een vrouw te kunnen verkiezen; dat „het myn pligt was zulks te doen, om het „Vaderland burgers, en my eene huislyke „ gelukzaligheid te bezorgen :' ik noem- „de hem Carolina, maar zag dat myhe keus „ met de zyne niet ovei éenftemde; evenwei „werd hy door myne redenen, en zyne eigene „liefde voor Carolina, overwonnen; zyne „ lichaamlyke zwakheid maakte hem mede buig„zaamer; met één woord, ik verkreeg, eer „ ik hem verliet, zyne toeftemming om Carolina „ myn hand aantebieden : gy kunt gemaklyk beltypen hoe fpoedig ik gehoorzaamde; hog „dien zelfden dag fmaakte ik het genoegen", „dat hy haar als zyn dochter zegende: —. „ uwe Wilhelmina was mede daarby'tegenwooj;„dig, en de herinnering aan u, deed haar traa- „nen ftortea , h welk vader bemerkte: „ Zoude ik dar, voor myn' dood, ook niet nog eenen „ man voor u zegenen, Wilhelmina? vroeg hy haar: — „zy viel voor zyne voeten neder, en weende „ftcr-  DOMHEID VOORD. 2Ó7 „ fterker; Vader hief haar op , kuschte haar , ,, en zeide: Ik verfta u myn kind: — ik gevoel ,, al uw lyden, maar uw eigen geluk maakt my on„ buigzaam : wil my uwe [marten vergeeven, eerlang ,,zult g.y uwen vader bedanken, Hy was zo » „bewogen als myne zuster, en indien ik my „ niet bedriege, was hy byna overwonnen; ik „hoop alles, maar gy moet den tyd gelaaten „afwachten. —- In de aanftaande maand is „ myn huwelyk met Carolina bepaald • indien ik „ de vryheid kan verkrygen, om u daar by te „mogen verzoeken, dan hebben wy het ge„ wonnen; dan wordt Wilhelmina voorzeker „ de uwe , want uwe tegenwoordigheid zal zyn „hart volkomen overwinnen. — Zyt vrolyk „Augustus, gy zyt naby het toppunt uwer „ wenfehen: ■ Wilhelmina is ook vrolyk, „ en bidt u mede zulks te zyn : zy zelve zou u „ fchry ven, inaa: gy weet dat vrouwen tyd „ noodig hebben indien zy fchryven moeten , en ,, ik wilde geen oogenblik verzuimen, om u „deze goede tyding te melden. Myn Bruid ,, kuscht/u, en wil volftrektlyk dat ik u zulks „zeggen zal. — Hoor Augustus, indien Wilhel„ mina riet in de wereld was, zou ik jaloers „ worden, en gelooven dat de oude liefde we„ der boven kwam : — maar laat dit zo zyn; .„ want  268 HANS KOMT DOOR ZYN want het zal mytot een beweegoorzaak ver„ ilrekken, om u te fpoediger met Wilhelmina te „yereenigen. — Ik hoop u haast zo gelukkig „ te zien , als ik ben , Augustus gevoelde het geluk zyns vriend? volkomen , en nu fcheen het als of alles een gewenschte keer zou neemen , want weinige dagen na het ontvangen bericht, kreeg hy mede een' brief van Frederik, welks inhoud hem met minder aangenaam was: FREDERIK AAN AUGUSTUS. Het geluk heeft ons lang genoeg donker „aangezien, nu begint het aan alle kanten een „bly gelaat te vertoonen; wel is waar, voor „li nog niet, myn vriend; maar ik denk, het „ eene vloeit natuurlyker wyze uit het andere s, voord, en ik verbeeld my, dat uit het geluk „van ons allen , ook het uwe zal voordko- „ men. Gy weet waarfchynelyk , dat „ Carolina, den jongen Heer R, met toeflem„ming zyns vaders, trouwt; maar gy weet V noS niet > dat myn vader, dien ik nooit gc„kend heb, en dien ik, (ja ik moet het tot myne fchande belyden ,) byna geheel vergee- js ten  DOMHEID VOORD. &6> l,teh had, 'wedergekomen is: — hy heeft „geduurende al dien tyd, in een afgelegen wd',relddeel koophandel gedreeven , en zo veèl gewonnen, dat zyne kinderen thans ryk ,,zyn: hy kwam hier voör eenige dagen aan, ,,had aanftonds zyne vrouw, onze moeder, opi, gezocht, daardoor vernomen dat zy overlegden was, en waar hy my vinden kon: ori,, ze wederzydfche vreugde was, by de herkeri,, ning, even groot; maar onze verdere gefprekken hebben my een weinig droefgeestig geM maakt. -—-—»' Myn vader wil voortaan een i, ftil en van de wereld afgezonderd leven lei— jj'dcn; begeert volftrektlyk, dat ik hem gezelfchap zal houden , en om dit te kunnen ,,doen moet ik den foldaatenftand verlaaten : gy weet hoe weinig dit met myne neiging ,, overeenftemt, en evenwel zal ik moeten ge- ,, hoorzaamen. ! Dat ik nog een dryfve- ,,der heb, die my tot gehoorzaamheid aari,, fpoort, zult gy ligtlyk gisfen , en daarom zal ,, ik het maar openhartig beleiden : ifc bemin: als Luitenant kan ik niet trouwen, ,,en eer ik Ritmeefter word, kunnen 'er nog veele jaaren' verloopen : 'k zal dan van het ,, Ritmeefterfchap afftaan , en de liefde zal myne gehoorzaamheid beloonen : zie daar het plan,' 'twel-  ^70 HANS KOMT DOOR ZYN -elke ik bfllyfc.en 't Welk aüe dc " WCn/Chen en goedkeuren. — Nu wordik een - goed Undman, en zal myngdnk zoeken in de 'XT1 van een ^T^** had aan eenen vader, welke my die„ q „door veel arbeids verkrecgen heeft- alle za " kCn Zyn Sefchikt. cn eerlang zal ik ude uit* voering daarvan overfchryven. ik heh myn „zuster de wederkomst van vader gefchreeven, „enbinnen weinige da^en zal ;i- ;„ „ nair M • gezelfchap „ naar M. .... reizen, om ook haar het ver„maak re doen genieten, van hem te omar^ mem -lk weet het niet, Augustus, maar "T" T V00rgev0el zeSf dat ik eer>>JW* -totM ^n,omueenaangenaamer „dienst by den Geheimraad te bewyzen • Üü ^ jndien dit zo ware, dan zou myn geluk vol3, o-nZyn, ik verzeker u, dat ik alles Wat r enmyn Ve:m0gCn is d— ia] aanwendden. —_ Gave God, dat het alleenlyk geld » kostte, om u, uwe Wilhelmina te bezorgen • "Zy MU voorzeker fpoedig de uwe'zyn _J » want al het myne is 't uwe; dat is het'ver",b°nd °nzerj^d,en het zal my altooshei„ hg zyn. _ Het ga u wel, myn vrienden „verheug u met uwen, De'  DOMHEID VOORD, 2?t Dc antwoorden van Augustus waren overcenkomftig met de vreugd die hy over het geluk van zyne vrienden, en derzelver uitzichten , gevoelde, en hy was vol van verlangen haar de toekomende brieven, vermits hy nog aangenaamer tydingen ten gemoetc zag. NEGENDE HOOFDSTUK. Hans komt nader aan zyn flandpunt. In dezen tüsfchen tyd, leefde de Hofraad Hans' gelukkig met zyne jonge vrouw, die hem volkomen beminde : het is, wel is waar, een zeldzaam geval, dat eene liefde, die op het uiterlyke voorkomen gegrond is, lang beftaat; verftand alleen houdt anders de hartstogten in keven ; maar hier deed overeenkomst in denkwyze, dezelfde uitwerking die by andere menfchcn het verftand doet: — De Gemalin van Mynheer Hans dacht 'er niet eens aan of haar man verftand had of niet; zy zelve was met deze eigenfchap Hechts maatig bedeeld; zy had niets anders, als zyne fraaije geftalte getrouwd, en deze was haar thans nog zo aangenaam als op het oogenblik^dat zy hem ontmoette. De inwooaers van G....., met verlicfd zynde . zagen onder.  272- HANS KOMT DOOR ZYN onderrusfchen dagelyks, hoe weinig de Heer Hofraad hunne achting verdiende; toonden zig derhalven niet begeerig naar zyn gezelfchap; zyne verwaandheid vernederde hem nog meer voor hun,en maakte hem voor de gantfche ftad, een voorwerp van befpotting: het gebeurde dat de Burgemeester dier plaats ftierf; de begeerte van Hans om zyn aanzien te vergrooten ; deed hem de dwaasheid begaan zig als mededinger , ter bekleedinge van dat amt, aantemelden': hy onderzocht niet öf hy bekwaamheid had tot het waarneemen van dien post; dit was nooit zyn zaak geweest, eh nu, daar hy volkomen gelukkig was, viel hem dit te minder in: zyn vrouw deed mogelyk het haare mede daartoe, want haar hoogmoed was evenredig aan haaren rykdom ; met den dubbelden rang van Hofraads en Burgemeefters Vrouw bekleed, Icot zy alle haare vriendinnen trotfeeren, en dat was haar wensch; dus is het zelfs zeer waarfchynelyk, dat zy , meer dan Hans ,-om de Burgemeeftersplaats aanhield: ieder die nu flechts weet dat zulk een gewigtige post , niet flechts voor dé vuist, aan den eerften den besten die zig daartoe aandient, gegeeven wordt, kan gemaklyk begrypen welk antwoord Hans verkreeg;— hy werd^ Zónder eènigé vérdere hoop, afgewëezèn; docrj hield  DOMHEID VOORD. 27$ hield dat voor eene fpotterny met zyne verdieflh ften, en ondervond, benevens zyne vrouw, zeer veel verdriets, 't welk nog vermeerderde , t»en hy de vreugd over deze vernedering in aller oogen ontdekte; ja het bleef daar nog niet by; de kinders op ftraat dreeven zelfs de fpot met de nedergeflagene hoop des Hofraads: — dit deed hem een tegenzin voor de Stad opvatten; hy zou zig gaarne elders ter wooning nedergezet hebben , maar hy kon tot geéne verkiezing van plaats befluiten ; doch moeder Kaatje deed door een' brief, het geen hy door zyn verftand niet doen konde • zy wees hem een' weg aan, waar langs hy, ten minften voor eenigen tyd, G. . . . konde ontwyken , en door den tyd vergeet men alles; dit hoopte Hans ook. KAATJE AAN DEN HOFRAAD , HANS. Waart gy niet in de wereld, myn lieve zoon ! zo zag ik geen einde aan myne elen- de. — Och ! die lieve genadige Heer! ,,die zo goed was! — is nu zo dood als een pier: hy is onder myne handen ge- „ftorven: ik heb zo lang gehuild, dat ik niet ;?meer kan; en die godlooze boeren zyn mi II. DE El. S jïid  *74 HANS KOMT DOOR. ZYN „zo nydig op my, even als of ik hem zyn keel toegeneepen had, en God weet het, dat ik „ hem zo wèl gedaan heb, als of hymyn eigen „man geweest ware. Ik heb dat ook c,aan ieder gezegd, maar het heeft nietgehol'„pen. Naauwlyks had hy zyne oogen geflooten , of het Gerecht kwam * verzegelde alles, en fmeet my en Michel de deur uit.——Het „volk heeft geen penning eerbied mesr voor „my; het lacht my in'tgezicht uit, enfmaalt „ op eene vervloekte wyze; maar het zal die os'„ fen berouwen, want gy zult voor zeker de „ fchande van uw moeder wieeken , niet waar? „ Gy komt immers by my , lieve Zoon ? ■ „ ja dat moet gy doen, anders verga ik in myne „elende. En denk, daar hebben ze den „genadigen Heer op de planken gelegen, en "„ een' Bode naar zynen Erfgenaam gezonden , „dat die komen moet en hem laaten begraavea!— „ja wel! die kan nog lang wegbleeven; en „ onderwyl kan de arme Genadige Heer versbotten. — Ik huil bloed en water als ik aan dien lieven man denk. , Ik en Miehei '„ hebben ondertusfchen onze intrek by den „ fchoolmeester genomen ,om dat hy de eenigfte verftandige man van het geheele Dorp is, „en  DOMHEID TO O R D. „en niet met de boeren éeri zelfden hoorn -, blaast: by hem zult gy ons tinden. ii Ik blyve uwe ,' 5j'Getrouwe moeder,' 1 KAATJE.' Hans voldeed aan dit ontbod , en ging , na 't ontvangen van den brief met zyn vrouwtje naarZ. ... 'Er waren echter, in weerwil van zyn haast, reeds tien dagen na den dood van den Dorpheer verloopen; de erfgenaam was reed saange komen, en juist toen Hans in het dorp kwam , wierd het lyk van zyne Genade ter aarde gehagt. — Moeder Kaatje volgde de ftatie te voet, maar toen zy een koets zag , vermoedde zy terftond dat haar zoon 'er in zat; vergat den genadigen Heer en zyne begraave-' nis; liep naar de koets; ontving haar' zoon en dochter met veel gefchreeuws, en geleidde hun in des fchoolmeesters wooning, daar zy Michel ook vonden, die gantsch gelaaten in een leuningfloel zat, en zyn gemak hield. Het fnapach.tlg Kaatje fchold, by afwisfeling, op de boeren,' en verheugde zig over de aankomst van haaren zoon : onder al haar ge 'chater, bragt zy Hans in een doodelyke benaauwdheid, want zy verhaalde hem, onder anderen, dat de jonge .Heer van Linde als erfgenaam van den gena„ S 7 digen  27<5 HANS KOMT DOOR ZYN digen Heer, op het Dorp, en bezig was, om het lyk vsn zvnen oom ter aarde te befte'.len : Hst is immers uw goede vriend ! riep zy , ja, hy zal blyd weezen , e» nu z-iiltn de boeren zien , wie zy voor hebben. 'Er ontbrak maar weinig aan cf Hans was weder in het rytuig geklommen» en bad zig te rog laaten ryden ; want hy vermoed^ de niets minders, als nu genoodzaakt te zullen worden, cm zyn tweegevecht te hervatten, tets waartoe hy thans weinig lust had : hy was hog bezig met zig zeiven te overleggen wat hy doen wilde, toen de kamerdeur 'rnct veel gewelds opengeftooten werd, en de Heer Van Linde zelf binnen kwam : Voor den duivel, kerel.' vind ik u hier! riep hy uit, — fpreek .' waar hebt gy geft-nhen ? £ Hans kreeg eene fiddering door zyn gantfche lichaam , en de Heer Van Linde vervolgde: Ik heb van myn knecht gehcord dat gy met wyf en kind, 'hier waart aangekomen , en nu moet ik uwe geheels toerusting zien. 1 By myn ziel! een aar.i-r Wyffi'! komt hinder s! komt!—■ hier in dit hok kan ik niet blyven; ik heb cf het !Slot plaats irrnoeir , om zo lang gy ki r zyt by my te woonen. -— Maar kerel, zeg my nu, hoe gy aan zulk een wyf arkomen zyt ? Dit vraagende nam hy de vrouw van den Hofraad onder den arm , en bragt haar met ftaatic naar het Slot, terwyl Mi-  DOMHEID VOORD. 277 Michel, Kaatje, en Hans volgden. De torstgemelde v/as nu veel geruster, aangezien hy de Heer Van Linde Van geen tweegevecht hoorde fpreéken , en voor het overige had hy moeds genoeg, om een ïogen te verhaalen, toen hy hem vroeg, hoe hy zig 7.0 fpoediguit H.....had kunnen wegmaaken: Kans wenddvoor in den weg gedwaald te weezen i de Heer Van Linde.geloofde van het veihaalde zo veel' hy wilde, en had geen begeerte om 'er de waarheid van te onderzoeken j Hans was vervolgends verpligt hem nu zyne verdere voorvallen te verhaalen , waarop Van Linde verfcheidene vrolyke aanmerkingen maakte , enHam eindelyk geluk wenschte, van in plaats van een tweegevecht, een knap wyfje gevonden te hebb-n ■ voords onthaalde hy zyne gasten zo goed hy konde; Kaatje moest hem de behulpzaame hand bieden, want hy zelf kon hun geen gemak bezorgen; hy was nog dezelfde man , zo als wy hem in H verlaaten hebben ; hy was wel niet meer aldaar' maar in de hoofdftad, en de neiging ,ot een vrolyk leven , welke Frederica hem eerst ingeboezemd had , was zo diep by hem ingeworteld , dat hy niet kon befluiten in het huwelyk te treeden en zyne vryheid te verliezen. - De Heer Van Linde had zyne ervenis nog niet onderzocht; toen hy echter de moeite nam zulks S 3 t.e  27? HANS KOMT DOOR. ZYN te doen, was hy zeer te onvreden , want hy bevond, dat het gantfche Capitaal de reis niet waardig was , welke hy deswegen gedaan had: Wat tal ik nu met dit Slot uitvoeren! riep hy , ik wenschte wel, dat my een boer dceu gevangenis afkocht ; want ik ka» dezelve tot niets gebruiken, t— Kaatje was de eerfte die den inval kreeg, om het heerenhuis in haar Familie te brengen. — Hé, genadige Heer! zeide zy , indien gy het goed verhopen wildot , mogelyk koopt myn zoon de 'Hofraad het wel. •— By myn ziel! riep de Heer Van Linde , hebt gy lust Vriend ! wilt gy het koopen ? kom, wat geeft gy Albrechts ? zo fchielyk als de inval gekomen was, zo fchielyk was dezelve ook uitgevoerd: de hoogmoed van Hans en zyne vrouw was geftreeld door bezitters van het Heeren-goed te zyn, en Van Linde was 'er byzonder mede gediend, om geld in handen te hebben ; eer een half uur verftreeken was, had men de koop geflooten; Hans betaalde een maatige fom en werd Heer van Z. . . , Na eenige dagen werd de koop gerechtelyk verzekerd en de boeren hoorden tot hunne verbaazing, wie zy in 't vervolg te ceren hadden. —— Na dat dit nu alles in orde gebragt was, ging Van Linde weder naar de Hoofdflad , en onze Hofraad Hans maakte zig gereed om vervolgends in Z te woonen, Hoe  DOMHEID VOORD. 279, Hoe zeer de boeren, die Kaatje beledigd hadden , haaren haat ondervinden moetten, zal ik niet breedvoerig befchryven; zy fpeelde nu dc rol van genadige vrouw, en Michel, — wel nu, deze had nu den tyd om 't flaapen , dat hy als nachtwaaker verzuimd had, in te haaien. TIENDE HOOFDSTUK. De booswicht verliest zyn masker. Augustus, hoopte nog dagelyks op tyding uit> M.. ., een tyding, die zyn lot moest bepaalen: de hoop, waarmede hy zig nu kon vleijen deed hem het voorgevallene gelaatener verdraagen , en de toeneemende goedheid van denMinister , beloonde hem daarvoor. Ten allen ongelukke voor Augustus, kwam de Minister met één' zyner bloedverwanten in proces, ter oorzaake van een Landgoed, 't welk hy en zyn Vader , reeds veele jaaren in bezit gehad hadden, en waarop de andere aanfpraak maakte. Het proces was reeds zo ver, dat het alleenlyk mangelde , aan voldoende papieren te vertoonen, die de Minister in zyne bewaaring had, om het vonnis te vellen: — aan Augustus waren die gefchriften toevertrouwd en dit was den tegenparty van den Minister bekend : deze beiloot, S 4 h?  'aSö HANS KOMT DOOR ZYN het laatfte hulpmiddel te gebruiken, en aan. 'Augustus te fchry ven, of hy hem , tegen eene aanzienlyke fomme gelds, die gefchriften ter hand wilde ftellen — de fomme gelds was zo groot, dat zy mogelyk een ander aan het wankelen zou gebragt hebben; maar Augustus gevoelde al de hoon , die men hem, door deze aanbieding deed , en waardoor men hem tot. een fchelm wilde maaken: zie hier zyn antwoord. GENADIGE HEER! „ ïk weet dat uwe geboorte verre boven de. „ myne verheven is, maar ik gevoel dat ik ver- „ hevener denk dan gy. Indien gy gelyk „ hebt, zal de Rechter niet ten uwen nadeele wy- zen , en hebtgy ongelyk , dan wil ik door een. V fchelmftuk u niet behulpzaam zyn, in zyne „ Exelenrie , myn goeden Heer, nadeel toe te „brengen. Ik beken het, uw voorftel ,,is verleidend genoeg, maar niet ieder, en vooral ik niet, kan door zulk een middel ver„ blind worden. — Ik gevoel de belediging, „die gy my aandoet, in vollen kracht, ver„ mits gy my bekwaam houdt, om zulk een „fchelmftuk uittevoeren, en hoop daarom, „ dat gy my nooit weder door zulk een' voor- ftag zult vernederen: dan, indien myn ver-  DOMHEID. V O O, R D, 2*1 „ verzoek geen plaats vindt, en men my dergcj.jlyke. brieven meer toezend, dan zal ik my „genoodzaakt vinden, om dezelven terftond „aan den Minister ter hand te Hellen, die 'er „dan gebruik ten zynen voordeele van kan „ maaken. — Uw eerfte aanzoek zal ik ver„zwygen, hoe ongaarne ik anderzins zulke „onderhandelingen bedekke: en ik zoude het „ niet doen , indien myn ftilzwygendheid niet „ meer nuttig dan nadeelig ware.. augustus aisrechts. Augustus maakte zig gereed om dit antwoord te verzegelen , wanneer hy juist nieuwe brieven kreeg: — zo haast hy, aan het zegel en de hand bemerkte, dat zy van. den jongen Heer R. kwamen, liet hy den eerst ontvangenen en zyn antwoord op de tafel liggen; want de nieuwsgierigheid om te zien, welke tyding by ontving, liet hem niet toe aan iets anders te denken. de jonge R. aan augustus. „ Kom zo fpoedig als gy kunt, Augustus, en „ontvang den zegen van uwen vader: ——• „ is dit begin een raadzel voor u ? ik sï „zal  aSa HANS KOMT DOOR ZYN s, zal het oplosfen« — och, myn lieve Augustus * 'p,-het is hier alles zo treurig in huis, want de Medibt cynmeefter heeft myn goeden vader, alleenlyk „ nog voor eenige weeken hoop van te leeven geis, geeven; hy moet fterven , en 'er is geene ver9,9 waehting van leven meer overig. Verbeeld u de si traanen welken 'er om dezen braaven man e- j ftort worden; om hem dien ik eeren en bemin■„ nen zoude, fchoon ik ook door de banden der '5, Natuur niet met hem vei bonden ware. Gisteren n was het de verfchrikkelykc dag,waarop het von'»»nis des doods over hem uirgefproken werd ; wy „ waren allen rondsom zyn bed verzameld, gelyk a»ook Frederik, uw en myn vriend , en niemand ,, van ons ,kon over het ontvangen bericht de min„fte verandering op het gelaat van den zieken „bemerken: hy wendde zyne oogen met een sj lachende blik ten hemel ; en floeg vervol„gends dezelven op ons neder; bleef voords „eenige oogenblikken ftil liggen, en fcheen te '„ bidden : de Geneesheer verliet ons ondertus„fchen; —weinig tyds daar na richtte de „ zieke zig op, en gaf ons een wenk om te " naderen : zie Kinderen , zeide hy , het 99gerust de man fterven kan, die zyne fligtcn als „mensch en burpr getrcuw vervuld heeft: ik 'xjt „niet alleenlyk gerust, maar ook blymoedig myn uitein- ,ï de  DOMHEID. VOORD. 283 „ de te gemott; — de mensch verheft zig wel ee„nigzins, op het denkbeeld, dat ik » allen verlaakten meet, maar dit is alleenlyk een voorbytraand* „gedachte, want ik ben verzekeri dat wy elkan„der gelukkig weder zien zullen, en dat is myn ,) troost. — Weent niet, misgunt my het geluk niet, „het welk ik vroeger dan gy ontvang; gy zult my „ volgen en mede gelukkig zyn. — Vergeet alleenlyk ,,n:et, dat men, om zo verheugd als ik ben, de ,, eeuwigheid integaan , deugdzaam zyn moet: ik ■ jj hoof dit van u allen, en zegene u in deze hoo—.—T Hier knielden wy voor zyn bed „neder, en wy werden allen van eene heilige- „ gewaarwording als doordrongen.? . Nog ,, één Zoon , — vervolgde hy , ontbreekt hier ; 3 5 Wilhelmina . bemint gy Augustus nog ? „ zy ■kusehte de hand ' haa s' vaders. . „ Myn Zoon, zeide hy tegen my , — fchryf uw' „ vriend, dat hy kome en mynen zegen als zoo». „ ontvange: myn wensch is om u allen hier gelik-Mg te zien; dit is altoos myn wensch geweest, en „ik geloofde Wilhelmina , dat het beter voor uwas, „als ik e van Aigustus affcheidde ; maar ik zie,, nu het tegendtel, en ben te vreden dat gy hem ,,ten man verkiest: vergeef .my het lyden dat,,ik u vero--r±aa'a heb; het fproot voord uit zorg „ voor tiw- welzya 1 ik hop dat Augustus u g'.lukkig zal „ maa-  5584 HANS KOMT DOOR ZYN „rraahtn. — Myn Zoon, fchryf hem dat hy ,,zo fihielyk korne ais m*g*hk\ zy. De „krachten van.den zieken waren door dit on„derhoud uitgeput, zo dat wy genoodzaakt „wa-en hem te verhaten. Onze har- „ten waren nu verdeeld tusfchen droefheid „en blydfchap: myn zuster zelve vertoonde „ loutere vreugde, fchoon haare oogen over het ,jtoekon,ei.de verlies an haar' vader, met sjtraanen vervuld waren. . Kom dan o, waarde vriend! ja kom daadlyk na het ont^ „ vangen van dezen brief, om vader nog le'41 vende te zien. „ Uw vriend , WILHEIMI. NA AAN AUGUSTUS. '„ Blydfchap en droefheid beflormen beurte-. s,lings myn hart. — Gy zyt de myne, Augus„tus ! zelfs met toeftemming van myn' vader zyt gy de myne: gevoel zelf, hoe s, gelukkig ik in myne denkbeelden ben, want „ik kan.het u niet befchryven. — Wanneer is, ik echter bedenk, tot welk een prys ik u. is, gekocht heb, dan wordt myn vreugde min- 5, «er, en myn droefheid overtreft alle myne s, overige gewaarwordingen. Kom, lieve s, Au-  DOMHEID VOORD. 285 « Augustus! want uw byzyn alleen is bèwwaini , ,; om my het tydftip te doen ove^eeven, 't welk my van myn goeden vader fcheiden ,,zai. — Ik kan my nog zo nr'n ve;b. kien jthenj te zullen verhezen , als dat gy de m.y,,ne zult worden. Myne benaauwdheid en verwarring is grooter dan ooit. -* ,, Kom ! kom dan, en onderfteun , Uwe W I I II E L M I S" A. Het gevoel van Augustus by het leezen van dezen brief, v,as ever zo ve.ieeld, als dat vaa Wilhelmi-.a! hy was verheugd en bedroefd tevens, en beiden in eenen hoogen graad. In dezéti toeftand kwam Braune hem by den Minister ontbieden: Augustus moest aanftonds gehoorzaamen, en hy deed dit .zo fchielyk, dat hy, in zyne verwarring, vergat, de kamer te fl iiten : indien men zvnen toeftand overweegt, zal men hem die n.iha'i-heid, hoe veel onheilen daaruit ook voordi'prooten , ligtlyk vergeeven. — Braune had by geval zyne oogen op den geopenden brief, waarvan wy boven gefproken hebben , geflagen ; hy herkende den familie-naam van den Minister, e;r werd nieuwsgierig den briefte leezen /aangezien hy uit de  aSÖ HANS KOMT DOOR ZY» de verwarring van Augustus befloot, dat He* zelve van gewigt moest zyn: in de tegenwoordigheid van Augustus kon hy niet meer als den naam erkennen , waarmede hy niet voldaan was, dus bediende hy 7ig van zyne nalaatigheid, ging in de kamer te rug, en voldeed zyne nieuwsgierigheid: hy las den brief, gelyk ook het antwoord van Augustus, en zonder te weeten waarom, frak hy den brief van den Heere van S. by zig , maar liet het antwoord liggen, en op dat Augustus, geen argwaan Zou vermoeden , floot hy dë kamerdeur foe, ten einde hy by zyne te rug kómsf zyne achteloosheid niet zoude merken. —— Augustus kreeg intusfehen het onaangenaam bevel, van, in een zaak van belang, een réis van groote vyftig mylen te moeten afleggen; niemand alï hy kon dezen last verrichten, gevolglyk moest hy zig getroosten, van niet zo fchielyk by zyne vrienden te kunnen komen , als hy gewenscht had; echter verzocht hy van den Minister verlof, om, na zyn terugkomst, de reis naar M... te mogen aanneemen, en verkreeg ligtlyk de toeftemming van Zyne Exelentie: hy maakte zig dan reisvaardig, doch befloot eerst aan zyne vrienden te fchryven, en ook den brief aan den Heere Van S. aftezenden; maar hy miste den brief , dieii Brau-~  DOMHEID' VOORD, «$7 Braune medegenomen had, en was desaangftnde 7.ecr ongerust, vermits hy zig niet kon herinneren , waar hy denzelven geborgen had , nogthans vermoedde hy niet, dathyin vreemde handen was ; veeleer geloofde hy hem wel bewaard te hebben, maar wist , in de verftrooijing zyner denkbeelden, ai«t, waar: — genoeg, hy ftelde zig gerust, en fchreef in allen haast aan Wilhelmina. AUGUSTUS AAN WH HEL MINA. ii Aan u alleenlyk kan ik fchryven , myne ge- ,-, liefde! eene gewigtige bezigheid roept my „ naar K... . en ik moet, in weerwil van my „ zeiven gehoorzaameh. Ik ben dienaar, ,, en te gchoorzaamen'is myn lor. ■ jyjo/} gelyk moet ik agt, mogelyk veertien dageft „langer van u en de uwen gefcheiden bly„ven, dan ik gewenscht had, en gy waar,i fchynelyk, hoopte. —- 'Er blyft my naauw„ lyks zo veël tyds overig dat ik u in 't byzon„der kan fchryven; deze brief is niet voor u „alleen , . * neen , gy moet dien uw' vader „en broeder ook laaten leezen. Wilhelminai „dank uwen goeden vader, dat hy het heil <, mer dat gy uwen Augusms behouden moet. — 5, Ik moet afbreeken, ik gevoel iets dat ik u },niet kan zeggen, — neen, myn hart 5, is te beklemd. — zoudt gy waarlyk nog de myne worden Wilhelmina? God „fterke u en my. Eeuwig bemint u uwen, augustus. De fmart van Augustus, was in dit oogenblik grooter, dan de vreugde van Wilhelmina de zyne te noemen. Een zeker voorgevoel, maakte zynen geest, by het flot dezes briefs, onrustig ; hy kon de angst, waarmede hy beftreeden werd als hy Wilhelmina wilde vertroosten , niet verklaaren; — echter verzegelde hy den brief, en maakte zig reisvaardig. De Minister ftelde hem zyne bevelen ter hand , en hy vertrok: 'er verliepen drie weeken , eer hy, in weerwil van zynen yver,zyne zaaken kon volbrengen; ondertusfchen fchreef hy uit K... nog eens aan Wilhelmina, maar kon , wegens de kortheid van tyd, geen antwoord weder te 11. deel, T rug  igo HANS KOMT DOOR ZYN rug bekomen : — na eindelyk alles verricht te hebben, kwam hy aan het huis van den Minister weder, en kreeg verlof,, om den volgenden morgen, naar zyne vrienden te M te •reizen. . Thans zyn wy verpligt weder eenige flappen te rug te keeren. — Mr. Braune had den brief niet zonder. reden van Augustus kamer genomen ; toen hy dien.b'y zig had, wist hy , wel is waar, nog niet, wat voordeel hy'er mede zou doen , maar hy had flechts weinige uuren noodig, om het fchandelykfte plan te ontwerpen. — Langen tyd had hy reeds een haat tegen Augustus gevoed; want nooit zal een fchurk een' braaf man beminnen, en Braune was een fchurk, hoewel hy zig langen tyd onder het masker van den eerlyken man verborgen had ;. de gelegenheid had hem. alleenlyk ontbroken om te toonen wie hy was ; nu vond hy dezelven. Zyn afkeer voor Augustus was vergroot door de achterhoudendheid van dezen: —; nu geloofde hy, door den gevonden brief, gelegenheid te hebben, om hem uit de gunst des Ministers. te ftooten , en hy overleide hoe zulks best zou kunnen gefchieden: by déze overlegging kwam de eigenliefde eindelyk .mede in 't fpel; hy had het ant.. • . ■ i - . woord  DOMHEID VOORD. 2pl woord van Augustus geleezen, en wist dat dezeniet toegeftemd had in de begeerte van den Heer van S. . . . dus was het aangeboden geld nog te verdienen, en kon hy dat geld niet zo wel verdienen als Augustus imvtdei één woord , het helfche plan van Braune kreeg nog dienzelfden . dag zyn vollen beflag: hy zond terflond met den brief van Augustus, een van zig zeiven aan den Heere van S. . . waarin hy hem beloofde, de papieren, tegen de aan Augustus gebodene fom te leveren : binnen weinige dagen was de koop getroffen. Braune kon gemaklyk, ftaande de afweezenheid van Augustus , met een nagemaakten fleutel j des nachts, in zyn kamer komen en de fleutel van het geheim Cabinet fteelen: — alles gelukte den booswicht, hy vond de papieren, want alles Jag in een behóorlyke orde, zo dat ,■ eer Augustus wederkwam , het fnoode ontwerp ter uitvoer gebragt was, voor welk fchelmftuk, Braune de belooning trok. — Augustus vermoedde niets minder als dit , ja. dacht zelfs niet eens dat de gezegde handelwys mogelyk was. Braune was ondertusfchen nog niet te vreden , zyne boosheid tot dus verre volvoerd te hebben , maar begeerde ook dat de Minister, Augustus, als de daader van het kwaad ■>,'.i T z zotf  202 HANS KOMT DOOR ZYN zou befehouwen. — 's Avonds te vooren eet Augustus naar M. . . . zou vertrekken , wierp hy den brief van den Heere S. in de kamer van zyne Exelentie, en wel zo, dat hy denzelven zekerlyk vinden moest: deze vond hem ook, en zyne verwondering over de boosheid van zyn bloedverwant was groot , evenwel vermoedde hy niet, dat Augustus zig had laa. ten verleiden , en ging dus gerust naar bed: met dat alles, zond hy, meer uit gewoonte, van alles te onderzoeken , dan uit wantrouwen , naar Augustus, en liet hem zeggen, dat hy ham vóór zyn vertrek nog eens wilde fpreéken. Dit bevel kwam Augustus niet onverwacht voor, het konde zaaken van belangzyn, die hy hem aantebeveelen had; maar het mogt» dan zyn wat het wilde, hy kon hem met een gerust hart gaan opwachten, aangezien hy op niets minder , als op de waare oorzaak van zyn bevel vermoeden had. — De wagen die Augustus naar M. . . . brengen zoude, ftond des morgens voor de deur, hy zelf was reeds reisvaardig, dus liet hy nu vcrnecmen of de Minister ontwaakt was ; dit gefchiedde in een voorkamer, waardoor zyne Exelentie de ftem van Augustus kon hooren en kwam daarom zelf hem in zyns kamer roepen: Vergeef my myn  DOMHEID VOORD. 293 tnyn lieve Alhrechts, zeide hy, dat ik u, om u etne gelukkige reis te wenfc/un, nog eenige wgn- blikken ofkmtdc. Deze inleiding doet ieder genoeg zien, hoe weinig mistrouwen de Minister in Augustus ftelde : . voords, als of het zyne Exelentie by geval te binnen kwam, verzocht hy hem om de meergemelde papieren , vermits hy die om een einde aan zyn proces. te maaken noodig had , en zelf niet gaarne het geheim - cabinet wilde doorzoeken ; Augustus vertrok om dezelvcn te haaien ; hy zocht op de plaats daar zy weleer gelegen hadden, maar vruchtloos; evenwel veimoeddehy nog niets kwaads; maar toen hy alles doorgezien had, en nog niets vond , begon hy ongerust te worden. Hy geloofde dat hy alles te haastig doorgezocht had , deed zulks derhalven nogmaals, maar vond niets. — Nu bleef 'er niets anders voor hem.overig als den Minister te zeggen, dat de papieren niet in zyn Cabinet waren, en dit deed hy ook ; —! zo vriendelyk als het gelaat van, zyn Exelentie te vooren geweest was, zo betrokken was het nu by dit bericht ; want hy geloofde zekerlyk , dat Augustus, door eigenbelang , verblind , de .papieren aan Van S. had overgeleverd, T 3 tm  204 HANS KOMT DOOR ZYN de minister. Gy hebt evenwel die gefchriften onder uwe bewaaring gehad; — en zy zyn 'er allen geweest toen gy in mynen dienst trad; — waar zyn ze dan nu ? augustus zeer verfchrikt over het on-r gewoone donkere gezicht van den Minister, Dat zy 'er geweest Zyn, is zeker"; maar waar zy nu zyn , is my onbegrypelyk. de minister. My niet: kent gy dezen brief? augustus. God Almagtig! kan uwe Exelentie dat van my gelooven ? de minister, zeer vergramd. Kent gy dezen brief ? -00/ 9IJÖB9lMtS| nis js«u!v> augustus. . Ja; hy heeft my voor eenigen tyd zo zeer . vernederd, als hy my nu verfchrikt. Ik wenschte wel dat uw Exelentie myn antwoord op denzelven had geleezen. DE  J O M HEID VOORD.' 295DE MINISTER. Dat lees ik uit 'de gevolgen welken 'er uit dien brief ontdaan. Myn Neef heeft' alle de papieren. AUGUSTUS. Van my niet:—het doet my geweldig leed, dat uwe Exelentie zulks vermoeden kan. DE MINISTER. Wy zullen dit nader onderzoeken , (Hy pielde , en vervolgde tegen een' bediend*.) — Laat de ge* rechtsdienaars komen! — het is bewys ge. noeg van zyne fchelmery , dat hy met het loon zyner fnoodheden wilde vluchten : — maar het verst afgefcheiden land zelfs had u niet kunnen befchermen, fchoon gy my ook heden ontkomen waart. De zielfmart die Augustus op dit tydftip gevoelde , was tot den hoogften trap gefteegen : naar maate 'hy meer van zyne onfchuld bewust was, gevoelde hy het gewigt zyner fchande te fterker : ' hy kon zelfs geen woord fpreéken , en dit zwygen , hield de Minister, voor een bewys van zyn fchuld'. Ondertusfchen kwamen de gerechtsdienaars, en Augustus werd aan hun overgeleverd: — T 4 eer  «Pet HANS KOMT DOOR. ZYN eer hy uit het huis van den Minister gebragt werd, doorzocht men zyne koffers, die reeds opgepakt waren , en zyne Exelentie verwonderde ag, dat men niets vond, het welk zyn misdaad bewyzen kon : zyne brieven toonden duidelyk aan , dat zyn voorneemen geweest was naar M ... te reizen. _ Doch dithie] den onfchuldigen Augustus niet , en Braune had het helfche vermaak , van te zien dat een ander de fchuld van zyne misdaad droeg. Augustus werd in een der flechtfle gevangemsfen gebragt, die veeleer gefchikt-was om de woonplaats van. een moordenaar te zyn - 'er was rafel nog fbcl in dezelven; een bed'van verrot ftro , het geen waarfchynelyk verfcheidene rmsdaadigen ten leger verftrekt had , maakte het gantfche huuisraad uit. De lucht welke hy alhier inademde was ongezond , en kon niet verfnscht worden, vermits de gevangenis onder de aarde was, en alleenlyk een weinig lichtst fchepte, 't welk door een' gat in het gemelde hol nederviel. - Sedert langen tyd , was een menigten ongedierte, van allerleijcn aart, het gezelfchap , van de bewooners dezer Gevangenis geweest: AvgustM 2ag d? ^ mmmm aan, fchrikte niet voor de plaats waarin hy gebragt werd; doch wanneer hy de  DOMHEID VOORD. 20? de oorzaak overdacht, waarom hy 'er gebragt was, dan verliet hem zyne gelaatenheid. . Het denkbeeld, dat de wereld hem voor de 'uitvoerder van zulk een fchelmftuk zou houden , fmartte hem meer dan het uitftaan zyner elende : en bedacht hy , daarby , dat hy door dezen nuk van het lot, van Wilhelmina, die hy na zulk een lang afzyn weder had zullen zien , gefcheiden werd, dan werd hy zinneloos : —■■ • tegen den middag bragt men hem een kruik waters en een brood : de traanen borsten hem op het zien van zulk een voedzel de oogen uit, niet dat hy het zelve verachtte, maar vermits het hem herinnerde, tot welk een rampfpoed hy beftemd was. Op deze wyze verliep de eerfte dag en nog verfcheidene anderen. Hy was zyn ongeluk wel niet getroost, maar hy behield echter eene zekere gelaatenheid, en ten laatften leerde hy een lot dat hy tog niet veranderen kon draagen : — zyne grootfte vertroosting was, een Zakboekje, 't welk men hem, by geluk, niet ontnomen had j hy fchreef dan, en wischte het zelve weder uit , echter bleef 'er veel in ftaan , dat zyne vrienden ten laatften nog bekomen hebben. Dat men hem in zyn Teisrok gevangen genomen had , kwam hem T 5 mi  298 'HANS KOMT DOOR ZYN rui wel te pas, andereins zoude hy van koude ■ geflorven zyn. In dezen ellendigen toeiïand leefde hy vier weeken voor dat hy verhoord werd : na het eindigen daarvan kwam de gevangenbewaarder hem zeggen , dat hy voorliet gerecht moest verfchynen; Augustus was ver.blyd over deze tyding , want hy geloofde voorzeker , zig te zuhen kunnen rechtvaardigen, •indien hy zonder vooroordeel, en onpartydig verhoord werd; maa*hy bedroog zig in zyne verwachting; de fchyn was tegen hem, en hy kon op alle vraagen die men hem deed , alleenlyk met de bewustheid van zyne onfchuld antwoorden , maar dit ftrekte tot geen bewys dat hy onfchuldig was ; de fchelm ontkent altyd zyne misdaaden, en als zodanig een moesen de Rechters Augustus ook befchouwen, aangezien de bewyzen zyner onfchuld, in zyn hart .verborgen waren ; dus werd hy als een verharden booswicht weder in zyne gevangenis te rug 'gebragt, alwaar hy zyne eiendige levenswyze voordzettede. l'.t De Minister werd van dag tot d«g toorniger over de fchyn-trouwloosheid van Augustus, welke trouwloosheid hy nu niet meer in twyfel trok , en zulks wel te meer, aangezien zyn proces door de verlorene papieren een geheel ander aan-  DOMHEID VOORD. 299, aanzien verkreeg : men had dezelven den Rechter vertoond, en dezen waren reeds bereid, om de uitfpraak ten voordeele van zyn tegcnparty te doen, toen deze den brief van den Heere van S . , . , die hy wegens het zenden der papieren aan Augustus gefchreven had, voor den dag bragt : dit Haakte de uitfpraak des Rechters wel, doch vermits de fchry ver zyn hand lochende., kon men in deze omftandigheid weder niet voordvaaren. Ondertusfchen leefde Braune in zeekei heid; want vermits de tegenwoordige bezitter der papieren, niet zonder zyn nadeel durfde zeggen , dat hy dezelven eerst kortlings, en nog veel minder door welken weg, verkreegen had , zo behoefde Braune voor de ontdekking zyner .boosheid niet te vreezen ; — Augustus werd na eenigen tyd weder verhoord; men vroeg hem in 't byzonder naar den brief , dien hy niet ontkende ontvangen te hebben , maar waarby hy tevens het antwoord op denzelven , de Rechters, zo veel als hy 'er zig van kon herinneren , voorzeide : de zaak werd dus fteeds verwarder, doch niet beter voor Augustus. — Zyne gezondheid werd nu ook aangetast, het welk niet te verwonderen is, aangezien hy deze kvenswyze ongewoon was gebrek aan be- hoore-  joo HANS KOMT DOOR ZYN hoorelyke beweegini en verfchc luclit deed hem eindelyk bezwyken; hy waagde nu den laatften ftap, fchreef aan den Minster, endeed den brief door den gevangenbewaarder heitellen : AUGUSTUS AAN DEN MINISTER, S... „Indien ik fchuldig ware, zoude ik het „niet waagen om uwe Exelentie met iets las„tig te vallen, 't welk u aan den ongelukki„gen Albrechrs doet denken; maar myn hart „fpreekt my vry, en zegt my, dat ik zonder „ vrees voor God, — en waarom dan ook „niet voor een mensch duif verfchynen; — „ uwe Exelentie vergeeve het my, dat ik zo „vrymoedig fpreeke; het is geen hoogmoed ,— „neen, veeleer geloove ik, dat men den man „ niet meer kan verëeren , dan door hem Mensch, te noemen: . dus keer ik my „ tot den mensch, en breng hem te binnen , „ dat 'er flechts weinig tyds noodig is, of den „ thans nog levenden Vorst en Bedelaar zullen „met elkander gelyk zyn, — en hoe menig „ Vorst zal het dan berouwen, zo weinig bedacht te hebben , dat de Bedelaar , ook een „Mensch was I Ik ben mede een „ Mensch,  DOMHEID VOORT). JÖI ,,Mensch, en Wat meer is, een Mensch die ,, uwe Exelentie geheel toegedaan was, en het „nog is.— Ik beken dat de waarfchynelykheid ,,my tegen is, en begeer ook niet, dat men my zonder de grootfte blyken myner on„ fchuld vrylaate. Maar, genadige Heer! nog heeft men my niet overtuigd dat ik een ,,fchelm ben, en echter moet ik reeds de „ftraf van een' booswicht draagen. — Is dit „ rechtvaardigheid ? Myn tegenwoordig leven „ is rneer een ftraf dan de dood zou weezen : — „ja, een donker hol, van alle de menfchen ,, ontrukt, met een menigten van ongedierten ,, gekweld , die myne geringe beete broods, eer „ik dezelve nuttig, verontreinigen; zelfs van „ de geringfte gemakken des levens beroofd» „ligt uw getrouwfte dienaar, en zucht over „zyn ongeluk. Indien deze fchets van myne elende , uw anderzins zo menschlie„ vend hart kan treffen, laat my dan voor „'t minst in eene betere gevangenis bren„ gen. — De gunst die ik van u affmeek „is tog gering, en zo ik ftrafbaar bevonden „word, dan blyf ik immers nog in de han„ den van uwe Exelentie, en zal my aan dc „ ftraf die myne Rechter- my toewyzen willen s ,. onderwerpen. aibbechis. Au-  302 HANS KOMT DOOR ZYN Augustus won niets door dezen brief, want de Minister verwaardigde hem geen antwoord: zyn gezondheid werd van dag tot dag minder; zyne voeten zwollen , uit de bovengemelde oorzaaken, zo fterk, dat hy, na hier twee maanden geweest te zyn , niet meer gaan konde : dikwyls verzocht hy den Gevangenbewaarder om hulp , maar die ongevoelige, ontzeide hem ook den geringften byftand. • Wy zullen zyne gedaehren , ftaande dit rampfpoedig leven, naderhand mededeelcn ; voor het tegenwoordige moeten wy hem eenigen tyd vetlaaten , en naar M. . . . te rug keeren. ELFDE HOOFDSTUK. Schoon Wilhelmina, wegens de reis van Augustus in de zaak van den Minister, te onvrede was , vertroostte haar echter zyn brief; want zy zag daarin dat hy gezond was , en welhaast by haar zou weezen : de vreugd van haar' minnaar weder te zullen zien, fcheen de droef hcid over het waarfchynelyk verlies van haaren goeden vader eenigzins te maatigen ; zelfs zag de Geheimraad nu de aankomst van Augustus met zo veel verlangen te gemoet, als hy voorheen naar  DOMHEID VOORD. 303 raar zyne verwydering gevvensclit had. Wilhelmina hoorde, na den laatften brief van Augustus , waarin hy zyne aankomst bepaald had , geen wagen voorby ryden , of zy liep, vol van verlangen, naar het venster, maar keerde altoos treurig weder te rug: de dag waarop hy komen zoude liep voorby, gelyk ook nog eenige volgende dagen: hoe meer tyds 'er verliep , hoe meer zyne vrienden ongerust werden: men wachtte hem dan agt volle dagen vruchtloos , en toen vermoedde ieder dat hem een ongeluk overgekomen was; want zy vertrouwden dat hy hun anders, indien het mogelyk geweest ware, zou gefchreeven hebben. De jonge Heer, R., zond een brief naar B ... aan Augustus, maar vruchtloos ; 'er kwam geen tyding, vermits de brief in handen van den Minister viel, en deze het niet noodig oordeelde dien te beantwoorden : hierop fchreef hy byna iederen postdag, in de verwachting dat 'er tog eindelyk antwoord moest • komen, maar mede vergeefsch : dus werd de ongerustheid by ieder van dag tot dag groo. ter: Wilhelmina leed het meest van allen : — de Geheimraad alleen bleef fuandvastig , en vertroostte zyne kinderen, fchoon hy het weg blyveli van Augustus, zo onverklaarbaar vónd, •v... , als  304 HANS KOMT DOOR ZYN als zy zeiven. Na vyf weeken vruchtloos gewacht te hebben , ontfliep de waardige grysaart; zyn dood was niet verfchrikkelyk , ieder der aanweezenden , befchouwde dat afïlerven als een overgang tot een beter leven; echter fchreiden zy allen, en hadden reden om zyn verlies'te beklaagen : 'er zyn weinig rcdelyke menfchen , waarom het gemis van een eerigen reeds een verlies is, het welk een gantsch land beklaagen moet: ik za! iedere kleinigheid , die by de begravenis voorviel niet aanroeren; het zy genoeg dat de traanen die 'er geilort werden , niet geveinsd waren. Frederik was tot dezen tyd toe met zyn vader te M. . . . gebleeven, hy wilde, gedeeltelyk het affterven van den Geheimraad afwachten , en gedeeltelyk had hy ook op nadere berichten gehoopt; nu werd hy genoodzaakt weder naar zyn legiment te keeren, werwaards zyn vader hem begeleidde ; nogthans werd 'er tusfchen hem en den jongen Heer, R. afgefproken, dat de laatstgemelde Frederik zou fchryven, zo haast men tyding van Augustus gekregen had. Carolina bleef in M. . . by W' eirnina , mogelyk nog om andere oorzaak en. Schoon de jongen Heer, R. », tot hier toe vrucht-  tf O M. II E I b V 0 5 R. D. Vruchtloos aan Augustus gefchreeven had, meldde hy hem evenwel den dood zyns vaders;en aangezien hy niet anders kon vermqeden, of zyne brieven moesten onderfchept weezen, Voegde, hy 'er het volgende by ; „P. S. Indien myne voprige brieven, n'et, in handen van myn' vriend, geko-*' „men zyn; indien zy allen onde/fcjiepr " worden>. dan wordt het, dezen waar„fchynelyk mede, én in dat gevakwer.„ de ik my tot hem , die dezen brief, zal ,,Jeezen. Het is wreed, een ganrsch „gezin in vreeze te laaten; vrees djfi van JSdag tot daggrpoter. wordt; ■ ik bid „daarom allee.nlyk dat gy ons zegt, of' „Augustus leeft; of hy in B. . . . is , „dan wat zyn lót zy: — dit verzoek; is „gering; en zo ik niet; kan te weeten ko, ,,men. wie myne- brieven onderfchejjt, — „goed,, ik wil het; niet weeten, en.be„loo.f het nooit te. zullen onderzoeken, m „ Geef my alleenlyk bericht of Auguitus „nog leeft !" Op dezen brief, die.,, gelyk alle de y00rga3n.de' den Minifter ter hand gefteld was geworden» oatvong de jonge He9c R, het volgende ant'. tr.erord van zyne Exelentie, XI D££l, V  gió* HANS KOMT DOOR ZïN de mkister s. aan den jpngb heer , k. ,,Het verlies vah uwen vader, 't welk ik '^uit uwen brief aan Albrechts verftaan heb, be- klaag ik; maar het fmertmy tevens, dat gy ,,en uw familie zo ftandvastig een' fchelm toegedaan blyft. —■— Weet dan, dat ik al,,le uwe brieven ontvangen, ên opgebroken ,, heb, vermits het my dienftig was, alle vcr',j bintenisfen , waarin Albrechts ftond, te ken,snen, ten einde het fchelmftuk te ontwikke5, Jen, waarvoor hy nu reeds twee maanden 3, in de gevangenis zit. —— Nu weet gy al- s,les. Ik wensch, dat gy het verlies van ,,een zo waardigen vader, met gelaatenheid 3i moogt draagen." De jonge Heer R, las den brief , en las hem ten tweedemaale : —- Augustus een fchelmIftuk! "' een fchelmftuk! riep hy uit; ■ r * ten gevangene! en zulks van den Minister verdiend, te hebben! dat kon hy niet geloo- ven. — Eene korte overweeging overtuigde den vriend" van Augustus , dat de Minister misleid was; want het charakter van den gevangenen, fprak de berichten des Staatmansj tegen. hy ontdekte duidelyk , dat de Minister door toojj verblind, zyn vriend uit  b O M H E I D VOORD. 30^ Èen verkeerd oogpunt befchouwde , en hy vreesde dat zyne rechtvaardigheid, door die drift te ondergebragt, het ongeluk van Augustus bevorderen zou: mea moest dus naaukeurig onderzoek van zaaken doen, en wie was om zulks met de hoogfte naaukeurigheid uittevoe- ren , bekwaanier dan hy zelf? niemand zou hier in zyn' Wensch hebben kunnen volbrengen : hy bedacht zig dan ook «iet lang, want de volgende dag werd tot zyne reis vastgefteld: dit nu kon echter niet gefchieden zonder dat Wilhelmina het gewaar werd; hy was zelfs verpligt haar een gedeelte der waarheid te zeggen, ten einde haar de noodzaakelykheid der reize aan't verftand te brengen; doch het lieve meisje hoorde naauwlyks, dat hy naaf Augustus gaan wilden of zy zeide: —- Gced; dan zal ik met u reizen. — Zo Augustus byftand noodig -heeft, is het myn fiigt hem te onder flemen , of uwen yver aan 'te foor en , indien dezehe eins mogt vtrflaauwen. . Wat haar broeder hiertegen ook inbragt, alles was te vergeefsch, Wilhelmina was niet te beweegen ; eh vermits Carolina mede niet alleen in M. . . wilde blyVen , begeleidde deze haaren minnaar en vriendin derwaards. De Heer R. ging aanftonds ty den Mi-  30S~ HANS KOMT DOOR Zflf uister, alwaar by. nflj gdicckn toednp.t M zaaken veroim; doek tevtr.s be»e:lte, hoe zeer zyne Exelentie tegen Augustus vooringenomen was. ■ — De gamfche tuk was hem onbegrypelyk, echter moest hy zeif roeihun ? dat Augustus den fchyn" tegen zig had ; cv. nwel beweerde hy ftoutmoedig zyns vriends onfchuld , zeggende : ik ken htm te lang , uwe Exelentie weet, welk tsn vyand hy van fchelmery u» tn wik ten kortt tyd kan zyne begrippen van de waare eer, niet zo veranderd hebben: hier fchuilt een geheim achttr; het komt 'er alleenlyk op aan, otu den zamtnhang tt ontwikkelen. Ja, zeide de Minister, zulks zou my litf zyn; maar wit zal dit doen > Laat my dit eerst overwegen, ant- ( woordde de jonge Heer R. en vergun my onderiusfehen de vrijheid om myn' vriend te mogen bezoe- bm.: Hoe gunstig de Minister zig ook emtrent hem betoonde, werd hem dit echter r ontzegd tot dat de zaak van Augustus afgedaan zou weezen, alle verzoeken van den jongen Heer R . . . waren derhalven vruchtloos; hy keerde treurig tot zyne zuster te rug , wier fmart hy door zyne tyding vergrootte; en zy zag het gevaar van haaren minnaar in al deszelfs affchuwelykheid , nu zy henr niet eenmaal mogt fpreéken ; doch, jjjg- klagten hielpen niet, hier mo*s-  DOMHEID VOORIi; 305 moesten zaaken verricht worden. De jongen Heer R. had veelerleije ontwerpen om de onfchuld van Augustus aan den dag te brengen , doch dezelven werden alle weder verworpen : eindelyk kwam henr te binnen , om den Advokaat van den Heere van S.'optezoeken, ten einde door middel van geld het een of ander uit hem te ontdekken : dan deze onderneeming was zeer omflagtig , want hy, vernam dat die Heer op de goederen van der» 'Heer S. woonde, en alleenlyk in de flati kwam, wanneer zyne tegenwoordigheid aldaar, noodzaakelyk was; dit wilde hyniet afwachten, aangezien 'er te veel tyds zoude verboren gaan,,' en daarom befloot hy zelf de reis der'waarda aanteneemen : maar om met dien man een,' foort van kennis te maaken,,werd mede veel tyds vereischt ; doch de begeerte ' om zyn' vriend te redden , maakte hem onvermoeid j 'er waren reeds véértien digen verftreeken , eer hy de waare oorzaak zyner komlie werkftellig kon maaken, eindelyk viel 'er iets voor, waardoor hy het gefprek op Augustus kon wenden,; hy bekende den Advokaat dat deze zyn waard* Mc vriend was, ea dat hy eenige duizend daalders geeven wilde, indien hy deszehs onfduu.4 *an den dag kon brengen, ■ ~— h;er liet V3 kf  JI9 HANS KOMT DOOR ZYN hy het by, ten einde den Advokaat tyd van bedenken te geeven; den volgenden dag begon deze zelf het gefprek van den voorjgen dag op'ehaalen ; de jonge Heer R . . . was'er verheugd over, want hy befloot uit de gantfche inleiding, dat de Advokaat genoeg wist, om Augustus te kunnen reehtvaaidigen, en ook bereid fcheen te weezen, om dat geheim tegen baar geld te verkpopen : de gevolgen van dit gefprek , bevestigden zyn vermoeden; van tyd tot tyd vernam hy met zekerheid, dat de Advokaat het gantsche geval kon ontwikkelen. — De jonge Heer R . . . telde de tafel vol blinkende Louis d'or, en hoorde daar en tegen, dat Braune de yerkooper der papieren was; verkreeg ook het antwoord van Augustus op den brief yan den Heere van S.... benevens de beide brieven van Braune, welken hy by die gelegenheid gefchreeyen had. — Hoe Braune aan de papieren gekowen was wist de Advokaat ael1" luet, doch hierin nam de jonge Heer R. ook "geen belang, het was hem genoeg dat de onschuld van zyn vriend aan den dag gebragt was , meer begeerde hy niet , het oveiige ftond den Minister zelf te onderzoeken > fpoedig pn verheugd ging hy nu weder naar de Refideri^§-ftad. ) z.eïfs reisde hy den ganrfchen nacht  DOMHEID VOO R D» $li door, ten einde zynen vriend te fpoediger te redden: met het aanbreeken van den dag kwam hy in de Had, en ging aanftonds by zyn treurige zuster, haar zeggende , dat hy de bewyzen van Augustus onfchuld gevonden had, era dat hy hem, zonder twyfel, nog dien zelfden dag in haare armen zou leveren. —— Men' moet bemind hebben, of liever nog beminnen , om zig een denkbeeld van Wilhelmina*s blydfchap te vormen ; riu vloog zy haaren broeder om den hals, en kuschte hem on- telbaare maaien , voor deze tyding : . traa- nen van vreugde vloeiden uit de oogen van het goedhartig meisje op de wangen van haar', broeder: — dan viel zy ter aarde neder, en dankte. God, die haar gebed verhoord , en haar onfchul. digen vriend gered had. De jonge Heer R. had ondertusfehen andere kleederen aangetrokken, er» zig gereed gemaakt om den Minister optewachttn ; maar vooraf moest hy Wilhelmina belooven'' dat hy haar zou komen af haaien, indien het hem toegeftaan werd , Augustus te zien. —, Zo wel Wilhelmina als Carolina kleedde rig. fpoedig aan, op dat haar broeder niet zoude behoeven te wachten wanneer hy haar kwam -athaaien: — het tedere meisje was vol vei> rukking; zy vergat in die oogcnblikkcn haar  'liMftt«'ï DOOR'ZYN vcrloorénen vaïler, cn zag reeds by. verbeelding haaren minnaar, hém , die 7y nu notut wcdér "zonde veiïaatcn. — Tc tnidden in de opwelling dezer blydfchap , -kreeg zy bet portrait van 'Augus us en vertoonde het aan Carolina : — Zie mn L.minden, zeide zy, r.tt is hy weder-de 'tnyne. -r— 'ft heb u federt lar.grri tyd, federt zier langen ty • , niet gezien, myn 'Augistus! dit zeggende had zy de tekening met haar beide handen ger vat; de te groote vreugde maakte haar ontroerd 'zy beefde , én eene te fterke beweeging, deed ' haar het papier van één fchcuren : ik zid- 'deren'de zag zy het 'begaane ongeluk , eenige (□ogenblikken'ftflzwygende aan ; eindelyk lachte ' zy haarë vriendin toe , en zeide : — De arhie 'Augustus! — 'maar weit is 'er aan geleegen; welhaast ' lekém ik den perfoon 'zeiven ; het verliezen van het 'fchaduwbeeld, is'thans peen verlies meer; is het n"iet zo , Car-ol'ma > pp deze wyze onderhielden de beide mofjes zig, terwyl de jonge Heer R: ondérr tus'fchen' by den Minister aangekomen was; ver-, ftond leide hy de bewyzen van' Augustus ohfchüld, zyne Exelentie vvoor; dezen was 'ef Waar' J'yk verheugd over, en bclooWe hem ook, Ati" güstus daadlyk van zyne banden te zullen vérlos.ln,alleenlyk wilde hy den waarêh misdaadiger * 'fe.st in1 verzekeiing doen'neemen ,• op- dat hy  I'^M'B E I B V O OU I>. gij T)iu nog geen gelegenheid r.ou hebben van te ontfnappen : Braune, werd dan op-bevel vim den Minister, aanftonds gevangen genomen , mof bevel dat hy dezelfde gevangenis moest betrekhen die Augustus zou verlaaten: -'de Minister begeerde in perfoon by de onrilagin'g van ■Augustus te zyn, ten einde hem door dat be' wys van zyne genegenheid, vergoeding voor % -aangedaane fchande te. geeven. — De jonge R. verzocht verlof, om zyn zuster en haare-vrien-«lin te mogen af haaien, welke hy dan ook =in 'korten tyd aan 't huis van zyne Excellentie bnagt, «n hier van daan vertrok het gezelfchap naar 'de gevangenis. Allen, zelfs de Minister fidderde», toen zy in den ftikdonkeren gang kwamen, Welke hun derwaards voerden; het geraas der yzeréfie den-er. deed Wilhelmina intusfehen nogmaals traan en ftorten : toen zy voor het hol kwamen ,' floeg de jonge Heer R : voor, i alleen binnen te treden , ten einde Augustus, door het zien van zo veele perfoonen, alle welken hem z£> dierbaar waren, niet te veel te ontftellen. — De Gevangenbewaarder opende de laatfte deur: en hier wenschtc ik bevryd te mogen weezen, om de fclu ik te befChry ven die de vriend "Van Augustus gevoelde. V s Sék~  314 HANS KOMT DOOR ZYN Stinkende dampen kwamen hem tegen, zo dat hy zig een weinig herftellen moest, eer hy by zyn' vriend , die op het ftrO uiigeftrekt lag, Iton komen : — Augustus was met zyn reisrok geheel omwonden, zo dat de jonge R: niet onWerfcheiden kon , of hy waakte dan Hiep; naast fiem ftond een waterkruik , en op den grond lag zyn open zak - boekje ; rondsom naby zyn leger, zag hy de afbeeldzels van alle zyne vrienden; in 't byzonder was dat van Wilhelmina een weinig van de anderen afgezonderd. — De jonge R. ftond eenige 'minuten beweegeloos; zag nu zyn' vriend aan, en dan her akeligverblyf, waarin hy hem vond: voorWiltrelmina duurde dit toeven te lang, zy drong het hol in, en werd van Carolina en den Minister gevolgd: ;— by hun intreede wenkte de jonge R. haar dat zy ftil zouden zyn , om zyn' vriend niet te ftooren, die, gelyk hy meende, jliep. Wilhelmina bleef wel eenige oogenblikken in 't verfchiet flaan, maar zy beminde Augustus te 4erk om lang op dien afftand te blyven: zy knielde dan nevens zyn leger neder, zag hem ftaarende aan, terwyl haare traanen het verachtelyke en onreine leger vam haaren minnaar bevochtigden; eindelyk zonk )>ajr hoofd op het zyne neder, haar lippen roerden iyn  DOMHEID VOORD. 315 »yn' mond aan , — maar fchielyk fprong zy ic rug ; nep gillende ifl. — t 'Myn c«d! hy is i n etc rdflÖ > op den grond neder.— ]>c overigen traden nu nader, en bevonden dat zulks de waarheid ffU: •■—1—' dej onfchuldige jongeling had overwonnen , en was reeds in een beteren wereld aangeland; zyn lichaaft was nog geheel warm, dus hy eerst korten tyd te vooren overleden was. Hoe ontroerd zy allen ook waren, werd 'er echter aanftonds bevel gegeeven om het lyk naar de wooning van den jongen Heer R. te brengen: 'er waren , wel is waar , 00genbliklyk,Geneesheeren en wondheclers gehaald, om te beproeven of 'er nog middel ter reddinge overig was, maar-vruchtloos: 4*— het eerfte dat Wilhelmina vroeg, toen zy weder by haar zelve kwam, was, of Augustus vvaarlyk doed was ? het zwygen van haare vrienden was haar antwoords genoeg: zy begeerde nu volftrcktlyk zyn lichaam te zien, en hoe zeer men ook daartegen ware, moest men haar dit tog eindelyk toeftnan: haar broeder verzclde haar, en verwonderde zig niet weinig over haare gelatenheid; want toenzy in de kamer kwam, waarin het lyk van Augustus lag, naderde zy hem zeer bedaard, vattede één van zyne koude handen , en zag htm ftaarende aan, zeggende, — Gy  $l6 HAN* ROM T DOOR ZYN Gy, beminde Augustus! gy l yft tog de myne, fchpn gy my hier verlatten helt; - welhaast zien w.y elkander weden —na een weinig fiilzwygens bran zy haar' broeder by het lyk, en vervolgde: . !Z/V broeder! hoe zacht zyn nog de trekken van z\» gelaat! 6 hy moet zek?rlyk gerust gejlorven Z,yn! zy dekte zelve het kleed over hem heen , en vertrok met haaren broeder. De gonge R: had geen begrip van de gelaatenheid zyner zuster, want hy bedacht niet, dat diep getroffene harten niet in traanen of woorden uitbarsten ; en dit was hier liet geval: Wilhelmina kon over Augustus niet weenen, zy ^gevoelde zyn verlies te fterk, dan dat zy traanen zou hebben kunnen ftprten ; haare gelaatenheid was dus geen gerustheid van ziel, maar yeelëer een foort van zinneloosheid. -De begravenis van Augustus werd nu bezorgd ; de Minister zelf volgde het lyk, en Wilhelmina had de diepe rouw eener weduwe ■aangenomen, die zy ook het overige van haar ieven bleef draagen. - Toen de kist voor de laatftemaal geopend werd , naderde Wilhelmina.; men wilde haar zulks beletten , maar het was niet mogelyk om 't fmcekeji van het lieve .ïneisje te wedeiflaan — taatmy /e>-, riep zy jiïen laatjhn troost genieten! i r— i, ik im nu ze  DOMHEID VOOR D. 317 t» gtmstl dit zeggende, gaf zy .haaren Bruidcgomden laatften kusch , maar weder gee. 11e traanen; te meer echter werd de overledenen van de omftanders befchreid , wier getal' by deze gelegenheid zeer groot vfas, want byna alle de in-vooners van B . , . wisten de gefchiedenis van /'ugustus, en ieder beklaagde Zyn ongeluk en dood. — Toen het lyk' in 't graf werd nedergelaaten.riep Wilhelmina uit — V'/elhaast zult gy , in de eeuwigheid, uw vrouw wederzien; zy Heef voords in dezelfde. ' geestgefteldheid , en was ook by haare terugkomst ftii en gelaaten, alleenlyk verzocht zy haaren broeder, dat men voor Augnstus een gedenkteken zou oprichten , het welk ook onder haar opzicht gefchiedde; en zo haast dit Verricht was, begeerde zy met haar' broedèr, de plaats, alwaar zy hem verlooren had, zo fchieiyk te verlaaten als mogelyk was. Reeds vooraf had zy het geen Augustus in eigendom behoorde tot zig genomen, om het zyn Familie te doen toekomen ; de portraiten bovengemeld, en zyn fchryf boekje hield zy alleenlyk voor zig: zy vonden in het boekje een foort van dagregifter , waarvan wy het voornaamfte hier zullen laaten volgen :  3*8 HANS KOMT DOOR ZYÜ NAGE1AATENE GEDACHTEN VAN AUGjUSlüS. Leef ik? — befta ik waarlyk nog? 0f is het een droom? — Hier, daar my alles, als ik in 't ronde- zie , doet Adderen ! — Een gevangene! en wel wegens een misdaad, waan van de herinnering my pynigt ;zulk een misdaad zou ik begaan hebben ! ik moet, hoe rampfpoedie ik ook ben, fomtyds over myn noodlot lachen ! — het regelt myne ongelukken zeef kunstmaatig; om dezelven recht treffend te" maaken,laat het myop hetgrootftegeluk myns levens; op 't bezit van myne Wilhelmina hoo- Pen . en dan ! . Ha ! ha ! ha ! — Ach Wilhelmina ! Wilhelmina! Ik zou de uwe worden , gy Waart de myne i - ,• Uw vader fchonk u aan uwen Augustus ! —het is myn fchuld niet, Wilhelmina 1 dat ik niet reeds by u ben het is buiten myn fchuld dat ik niet kome. Ik gevoel zo iets in myn hart , dat my toeroept: • Eerst in eene betere wereld z.dt gy uw Wilhelmina weder zien? ■ maar denk niet waardfte dat uwe Augustus zo wankelbaar als- zyn lot is; neen • denk dat niet; myne liefde is zo hevig als my- ne elende groot is. Ach , Wilhelmina ! waren wy beiden geftorven! . onze verloste zielen, zouden, in elkanders byzyn ee» ..... xui--  DOMHEID VOORD. 319 zuiverder lucht gevonden hebben en gelukkig geweest zyn : —- maar , — vergeef, groote God ! vergeef het den mensch, wanneer hy verkeerde wenfehen doet ! f4 Ik weet zelf niet wat ik begeer, of wat ik wensch: ik ben veel te rampzalig om bedaardlyk te overvveegen , wat ik wil of niet: — Och ! — welk een affchuwelyk gezelfchap omringt my ! het is niet genoeg dat zielsangften my folteren , ook myn lichaam moet ongewoone elenden, verdraagen! — Moet ik in de naarfte kerker geworpen worden ! hier, alwaar zig allerlei ongedierte onthoudt ! --- Verdien ik zulks ? — heb ik het ooit verdiend ? — ö geweld! geweld! — maar zwyg myn tong — geen woord meer 1 — ik moet zelfs niet meer- denken, of myn rampfpoed zou my byna raaiend maaken. Slechts weinige dagen overweegehs, en een. bedaarder hart, doen my alles uit een ander gezichtspunt befchouwen : wat baaten de driften ? niets wordt'er door verbeterd, en wy beledigen de Godheid door ons morren: • ftille klagtcn zyn echter geoorloofd, en al waren zy het ook niet, Ijen & een veel te iwak.  3*». HANS KOMT DOOR ZY,tfs zwak fchepfel, dan dat ik alle myne hartstogten, zou kunnen overmeefteren , fchoon ü: wef eenigen derzelver kan maatigen. . Ach myn Vrienden I — uwe-gedachtenis is myn eenigftert. troost: indien men my ook myn boekje ontnomen had, zou ik voorzeker nog ellendige,, geweest zyn , dan ik thans ben; want thans kan ik nog met u fpreéken; u myn lydcn n, myne gewaarwordingen nog bekend maaken ? en al komt van alles dat ik fchry ve niets onder uwe. oogen, wat zwarigheid ! ik beryk- echter myn. oogmerk, maatig myn, verdriet, en dus heb. ak genoeg, gewonnen. Eene vervloekte daad, waar mede men my béfchuldigt-, ftort my in deze ellende5 myn hart fpreekt my vi.y. van alle laagheden, en voorzeker ook van-de-»ze; dit maakt myn lot draagelyk; -n— maar dat ik na het oogenblik, waarin alle geluk my, fcheen toetelachen , zo rampzalig word, dit maakt myn verdriet grooter; doch men wordt de ongelukken mede gewoon ; ik heb hier Hechts eenige dagen doorgebragt , en ik ben veel geruster, ja ik ben zelfs gerust in dat tydftip , waarin ik my het uiterfte dat zou, kunnen geheuren voorftel; en dat uiterfte, myne vrienden, is de dood; niets an¬ ders! » " ■ jk. moet my gewennen dezen ver< lësfi*  DOMHEID VOORD» ,321 josfer in 't gezicht te zien; want fchoon myne jeugd my wel een langer leevrn beloofde, fchoon ik weete dat de mensch veel kan lyden, is echter de verandering die ik ondergaan heb veel te groot. —- In een hol geflooten; waar ik by iedere adcmhaaling den dood als inneem; van een meenigte ongedierte omringd , die de fpys en drink welke' ik geniet, vergiftigen, of ten minften verontreinigen, kan ik onmogelyk gezond biyven. Ik gevoel dezelve ook reeds; myne zenuwen zyn verftapt en wat zal 'er van my worden zo ik hier langer moet biyven ? Ik zal van de droefheid waar¬ mede myn hart vervuld is niet eens fpreéken , fchoon deze alleen vermogend genoeg is, eefi Wensch het leven te beneemen. . i:a t vrienden , mir.naares; in één woord, alles is verboren ! ]cer my gelaaten tc zyn , ö God ! telkens wil myn drift my overmeesteren , hoe zeer ik myne hartstogten oek pooge te bedwingen. De mensch ontwaakt dikwyls in weerwil van zig zeiven. —- ft w-ilde zo gaarne bedaard z-yn , en riiet morren, maar, het is my •nmogelyk; reeds drie weken ben ik hier, l*. BE El, X  32a HANS KOMT DOOR ZYN en niemand vraagt my, of ik misdadig ben $ pf niet: — ben ik een misdadiger; gelooft men het, waarom ftraft men my dan niet ? — de zwaarfte ftraf die men my kan aandoen, kan zo zwaar niet weezen , als myn tegenwoordig leven. — Ach Wilhelmina ! Wilhelmina ! zyt gelukkig : ja, zo gelukkig als zulk een Engelin verdient te-weezen: maar vloek den ongelukkigen Augustus niet , wanneer gy eens zyner gedenkt. En gy ook myne vrienden , denkt met geen afgryzcn aan uwen vriend : — myn nóodlot wil het zo. Ik heb geftree- den, ik heb gehoopt , maar beiden vruchtloos. Myne elenden moorden my langzaam door folieringen, die my ligtlyk in my,ne laatfte oogenblikken, tot een booswicht zouden kunnen maaken: maar dit zal ik voorkomen, ik zal fterven, eer my de . wanhoop verrast. — De eeuwige God is recht .vaardig, hy zal 't het zwakken fchepfel vergeeven , dat ha de lallen die 't opgelegd worden , niet kan draagen. — Vaar ecuwig wel alle myne geliefden. Foei my! waar toe zou myne bui- tsnfpoorigheid my deze morgen byna verleid heb-  DOMHEID VOORD. 333 hebben. Zelfmoord ? 6 myn Gods i genade ! vergeef het my myne vrienden ! — nooit zal deze gedachten weder in myn ziel opkomen; ik zal alles draagen wat men my oplegt, de befchouwing van één oogenblik, bragt my weder tot my zeiven, toen ik mynen onftervelyken geest uit zynen kerker verlosfen wilde; tot deze befchouwing kreeg ik aanleiding door een fpin , die een vlieg in zyn webbe gevangen had, en hu vermoordde. Ik zag dit, en gevoelde eene beweeging in mynen geest, die ik voorheen gehaat heb : — een fchepzel te zien moorden baarde my blydfchap ; ik verheugde my , dat 'er nog meer gewrochten lyden moeiten. 6 God! wat is de mensch ! jaarén lang wend hy alle poogingen aan om deugdzaam te zyn„, en een enkel ongeval werpt alle zyne grondftellingen ter neder. —— Dit was hier het geval ; maar ik kwam wel haast weder tot my zeiven , en gevoelde het geen de mensch , wanneer hy lydenden ziet, moet gevoelen, het mededogen ontwaakte in my , ik wilde de vlieg redden, maar zy was reeds dood, en ik was over my zelven te vreden, toen ik in myn hart gewaar werd, dat haar dood my leed deed. —— Dit voorval deed my met myn X 2 zei-  324 HANS KOMT DOOR ZYN zeiyen redeneeren , en ik ontdekte we! dra, hoe .onrechtvaardig myne voornecmens waren. Hier was een halve bladzyde uitgewischt, maar het vervolg toonde , dat het volgende befluit, nog tot deze periode behoorde. De fpin moort de vlieg, ik moord defpin:—> en my moort maar mogelyk ook niet. — Laat ik afbreeken, anders mogt ik weder tot myn voong zwak vervallen. Wilhelmina ! Wilhelmina ! ik wilde gaarne ieder oogenblik met u fpreéken, ik wilde u gaarne myne elende klaagen; maar ik 'moet zulks vermeiden: één oogenblik aan u te denken aan het verlies, dat ik in u geleden heb , — en zie daar alle myne gelaatenheid verdweenen; ik heb uw bceldtenis getekend , myn waarde ! uwe lachende mond heb ik wel getroffen, die mond welke my zo menigmaal verrukte, en die ik mogelyk nooit weder zal kusfchen. Ik ben ziek, Wilhelmina: —. ziel en lichaam is ontfleld! beha-gde het God, dat Hy myn leven, ik wenfche 'er naar, fpoedig eindigde; — dan ontmoet ik u in de woningen der gelukzaligen, dan ben ik de uwe, en gy voor eeuwig de myne ! Lieve, lieve , Wilhelmina ! denk aan deze gelukzaligheid'. . Ik ben ook voor myn rechter ge-  DOMHEID VOORD. $25 geweest, maar men heefr niets afgedaan, myn zaak is te duifter, om vonnis te doen vellen. — Ik ben weder in myn gevangenis, en ik lyde. Het zal welhaast beter met my worden, ja het moet beter worden, want myn lyden , gaat myne krachten te boven. • Ik lig onder myne rampfroeden ter neder gedrukt, en eerlang zal myne verlosfing volgen, — Om den pligt te vervullen, dien ik aan myne zetfsbeHouding verfchuldigd ben, heb ik zyne Excellentie gebeden , om my een draagelyker gevangenis te geeven , ten einde myn leven, misfehien langer te kunnen befpaaren; maar zyn Excellentie verwaardigt my met geen antwoord, en myne omftandigheid blyft dezelfde, Ik heb heden voor de eerfter.maal een zonnenftraal in myn gevangenis gezien, en myn geest was daardoor geheel verrukt. Heeft zy dan den gantfeften tvd, dat ik hier ben, niet g;fcheenen ? of heb ik "er ih myne droefgcefligheid geen acht op geflagen ? Heden heb ik naar haare ftraalen gewenscht X 3 ei  32(5 HANS KOMT DOOR ZYN en heb derzelver verkwikkend vermogen ondervonden ; ik heb de ftraal welke door de kleine opening, in myn kerker valt, aanllonds opgevangen: maar haare weldaadige aanblik verliet my op 't zelfde oogenblik; de oude nacht keerde weder in myne woning, — Toen dacht ik aan de jaaren myner kindschheid , aan de verrukkingen die myne ziel toen gevoelde; ik dacht aan mynen weldoener, den ouden Ritmeefter, en zyne lesfen ; — ik heb dezelven gevolgd , en dat het loon van myne volging met is zo ais hy my beloofde, is zyn fchuld niet. Ik dank God dat ik krachts genoeg had zyne lesfen te volgen ■ is hier geen belooning te verwachten , hier namaals zal het niet ontbreeken. Ik heb in langen tyd geen krachts genoeg gehad, om met myne vrienden te fpreéken. — Het laatfte zonlicht 't welk my zo verheugde fchynt my toe het laatfte geluk geweest te zyn 't welk ik op deze wereld genooten hebbe. — Toen ontviel my de pen onder 't fchryven , thans vat ik die weder aan, om van u allen affcheid te neemen : — zyt gelukkig; vergeet uwen vriénd niet; veracht hem ook niet, want fcho«»  DOMHEID VOORD. 3%? fchoon hy in de woning der misdadigers fterft, is hy echter onfchuldig. Ik heb thans weder een geheele reeks van. dagen doorgcbragt, ik dachte by het begin van ieder derzei ver, dat het de laatfte myns levens zou zyn: maar ik dwaalde; —• ik moet eerst volkomen ryp worden eer ik kan afvallen. — O God , die my formeerde; tot hoe veele elenden hebt gy my laaten geboren worden ) — het is niet genoeg , dat ik alle hoop ■vetlooren heb, om rnyne geliefde weder te zien, ik moet ook nog met alle rampen ftryden , die immer eenig mensch zou kunnen draagen. —>— Maar ik wil heden niet befchryven , wat ik lyde; neen, ik wil de krachten die my nog overig zyn, gebruiken , om nog eens met u allen die ik bemin, te fpreéken. Ik gevoel dat dit de laatftemaal zal zyn, dat het my vergund word: myne tegenwoordige fterkte, is de laatfte flikkering, eener byna uitgebluschte lamp, en..ik zal 'er my van bedienen. Frederik! — R: — ö gy vrienden m-yner kinds.X 4 heid  3^8 HANS KOMT DOOR ZYN Iieid en jongelingfchap! — u dank ik voor dc liefde die gy my bewezen hebt. — Ik bemin ,u tot aan myn laatften adem, — aan u beveel ik alles, dat my op deze wereld dierbaarst was — myne eer en myne Wilhelmina! Onderfteun en troost de laatfte, en tracht de eerfte van vlekken te zuiveren. —» Ik hoop, dat ik u niet behoef te vetzekeren, dat ik onfchuldig ben, het zou my leed doen, zo ik dit noodig had; maar ook de wereld moet weeten , dat ik als geen booswicht geleefd heb , en geftorven ben: myne onfchuld zal op deze of geene wj«e aan 't licht komen; de boosheid kan tog niet eeuwig verborgen blyven ; en de boosheid is het, dïe my thans in een' afgrond van fchande nedciftort. Tracht de waarheid te ontdekken , gy zult het geheim ontzwachtelen ; voor my is zulks onmogelyk, aangezien my alle wcgen daartoe afgefneden zyn. — Bericht ook myne ouders en mynen broeder myn' dood, en troost hun zo zy troost noodig hebben. lk moet my fchaamen, dat zy zo laat in de gevoelens van my» hart deelen, en beween dikwyls in ftilte.dat de banden derNatiuir rusfchen my en hun, reeds van myne kindsheid f, geheel verbroken werden; menigmaal heb ik poqging aangewend, om dezelven weder toe te  t> O M H E l D VOORD, ga9 te trekken , maar vruchtloos: onze zielen waren te ver van elkander verwyderd, en konden elkander niet naderen. - Echter gevoel ik in myn laatlle oogenblikken geen knagend geweeten; neen ; dit getuigt, dat ik altoos fchoon men my veilliet, zoon en broeder was. —Ach! — war zoude ik hier over nog veel zegden kunnen, maar ik vrceze dat myne krachten tc zcu- mogten afnecmen , en ik heb nog meer pligten te vervullen, eer ik deze wereld verlaate. — Zeg hun, _ dat ik hun eer en bemin, en dat ik in mijn laatfte gebed aan mynen fchepper, ook zynen zegen over hun, affmeekt. *AN DEN MINISTER, S. „Zo naby aan de boord van 't graf li*t „ook de grootfte booswicht niet ; ik hoop -, derhalven dat uw Exelentie my zal geloovcn , „ wanneer ik o? myn fterf bed betuigc, dat „u onfchuldig ben, onfehuidig aan die misdaad waarom ik lyde en fterf: nogthans „mor ik Dia, ei f«ek des godlyken zegen „af, over myn anderzms Genadigen Heer:— „ik eer en bemin u zo hartlyk als voorheen ; „ontzeg alkerdyk deze éene bede aan den XA S „ fter.  330' HANS KOMT DOOR ZYN ,, ftervenden Albrechts niet; onderzoek ook na j, mynen dood wie u bedroog; laat de zaak, als ik geftorven ben, niet vergeeten zyn, want fi alles wat ik op de wereld had was, God en ,', myne eer. — God tal my welhaast een ge,,nadig rechter zyn, dit hoop, dit weet ik ,, zeker , en uwe Exelentie zal myne ,,eer eens weder voor de gantfche wereld ,,'herftellen : — dit hoop ik, en ik bid 'er §3-nogmaals om AL BKECHTS. - En nu tot u Wilhelmina ! tot u bedroefde minnaares, die ik boven alle menfchen bemin, U wil ik myne laatfte oogenblikken toewyden ; ik wil by u blyven.tot myne krachten mybegeeven. — Gy deed my op deze wereld gelukzalige oogenblikken doorbrengen , mogt gy ook nog na myn dood zo veelgeluks fmaaken , als gy my hebt doen fmaaken : maar een eenige weg is daartoe open, en uw ftervende vriend bid u, daarvan niet aftedwaalen: maatig uwe droefheid; denk dat ik gelukkiger ben , dan ik zelfs in uwe armen zyn kan; —— denk dat te verregaande droefheid den Schepper beledigt; denk dat wy elkander eenmaal zullen wederzien , om nooit gefcheiden te worden, en elkan-  DOMHEID VOORD. föt" kander voor eeuwig te beminnen. —— Wilhelmina ! ik gevoel de dood reeds in myn ade- 1 ren ik kan niet meer met u fpreéken; 1 alleenlyK kan ik u het laatfte vaarwel toeroepen. Ik word zwakker; vaarwel myn hartvriendin ! troost u ! -T- God zy by u allen —— en ook by my , in myne laatfte oogenblikken. Dit laatfte heeft hy waarfchynelyk op dea dag voor zynen dood nog gefchreeven, denkelyk heeft de yver waarmede hy nog zo veel fchreef zyne laatfte krachten uitgeput; althans dit is zeker, dat hy , na he't voorgaande, niets meer fchreef: men kan echter ligtlyk denken, dat hy tusfchen beiden nog meer gefchreeven heeft, maar vermits dit deels vu du uitgevvischt en deels met de \ oorgeinelde gedachte overeenkwam , heb ik het zelve achterwegen gelaaten. TWAALFDE HOOFDSTUK. Braune , de oorzaak van al dit ongeluk , kreeg, wel is waar , het billyke loon, voor zvne misdaaden, maar op verre na met het loon dat ' ,hy  35^ HANS KOMT DOOR ZYW hy om de gevolgen van zyn euveldaad mm* dig wat. Hy kon de gepleegde boosheid niet ontkennen , en werd voor al zyn leven in het tuchthuis geplaatst: men verklaare hier, indien men kan, de tegenzin die Augustus altoos voor Braune gevoeld had: zag dan zyne werk- zaame geest de boosheid van Braune reeds vooruit ? De Minister trachtte het verdriet 't welk hy veroorzaakt had, op alle mogelyke wyze te vergoeden. De jongen Heer R., die , na den afgelegden rouw, met Carolina huwelykte, ondervond de genegenheid des Ministers in den hoogften graad ; want hy geraakte door deszelfs gunst , en door eigene verdienften , tot de voortreffelykfte waardigheden. Frederik , ontfing de tyding van Augustus dood, zo als een redelyk mensch het verlies van een redelyk mensch gevoelen moet: was zyne droefheid niet buitenfpoorig, dezelve was niet te minder groot , en nooit zal hy de vriend van zyne jeugd vergeeten: hy heeft thans aan den wil van zynen vader gehoor gegeeven , en den Soldaatenftaat verlaaten: Mejuffer K. is thans zyn vrouw en zorgt om hem een gelukkig «aan te maaken. Wilhelmina  DOMHEID VOORD. 333 •na leefde nog een vol jaar na den dood van Augustus; zy leide de' uitwendige rouw over het verlies van haaren minnaar nooit af, en veelmin de inwendige rouw haars harten. —« Zy was altoos Uil, klaagde nimmer, en was buitengemeen oplettend , om haare vrienden , geen 'treurige oogenblikken te verfchaffen , de droefheid veranderde haar van tyd tot tyd Zo fterk, dat zy eindelyk op verre na niet meer zo fchoon was als voorheen, maar een goedaarrig meisje bleef zy altoos.— De. laat* fte drie of vier dagen van haar leven, was zy weder blymoedig, haare vrienden verheugden zig over die verandering, en begonnen te hoopen op haare beterfchap. De lydfter glimlachte over dat hoopen , en zeide : ■ Ja , het wordt voorzeker heter met my. Een uur voor haar dood riep zy haaren broeder en deszelfs vrouw voor haar bed, en zeide : • Ik dank tt voor alle liefde en zorg voor my, en voor het geduld dat gy met myne z.wakheid gehad helt 1. welhaast zal ik by mynen Augwius weezen, ter plaatfe alwaar gy mede fpoedig kornet zult: dan zal ik h met mynen bruidtgom ontmoeten: leeft tot die tyd toe deugdzaain en gelukkig! • dit waren de laatfte woorden die zy tegen haare vrienden fprak : ■ ■ 1 voords fcheen zy te bidden , waar»'  , 334 HANS KOMT DOOR ZYN DOMH. VOORD. . waarin , men haar niet wilde ftooien; doch toen men weder by haar kwam , was zy ont- flaapen : dus ftierf die deugdzaame, zo gerust, als zy ongerust geleefd had. Hans en zyn Gemaünne leefde ondertusfchen vrolyk. Mevrouw had haaren Gemaal ' reeds een klein Hansje gefchunken, waarover hy naar zynen aart, veel blydfchap beloonde: . de familie hoorde vervolgends de tyding van Augustus dood ; hy had zig ' by de laatfte gelegenheid , zo zeer hunne liefde verworven , dat hy nu recht hartlyk beklaagd , maar ook welhaast weder fchielyk vergeeten werd; zodat zy na weinig tyds allen weder zo gelukkig als te vooren werden, wel te verftaan, ieder naar zynen aart. Zo leeven zy allen nog, van Michel af, tot het kleine Hansje toe. De Hofraad, Hans, en zyne Gemalinne, zullen waarfchynelyk wel zorg draagen , dat 'er geen gebrek aan •Hanfen in de wereld zal weezen. EINDE.