r ml  REIZEN D O O R SWITSERL AND, ineen REEKS VAN BRIEVEtf geschreeven aan WIL LIJM MELMOTH, ScMldkn. door WILLIAM C O X E, m. a. Predikant te Bemerton ; Lid van de Keizerlijke Oeconomifche Maatfchappij te St. Petersburg , en van de Kotiinglij'ke Akademie der Wetenfthappen te Koppenhagen, benevens Kapellaan van den Hertog van Marlbourough. NAAK HET ENGELSCIÏ. III. Deel , h Stuk. Te U T K E C H f, Bij B. WILD en J. ALTHEER. e n Te ROTTERDAM, B ij J. P. van HEEL,  Je voudreis recherche? dans tous les Gouvernement moderéi qite mus connotj/ons, quelle eft la dijlribution des trots pouvoirs & cakuler per la les degrés de liberti dont shacun d'eux peut jouir, Montesquieu, Efprit des Loix, L. XI. c. ao. Dat is: Mijn oogmerk was om in alle gemengde regeeringsformeu ons bekend optefpooitny hoedanig de verdeeling van gezag onder de drie flaatkundige Magten zij, ten einde hier door den graad van vrijheid te bepaalen voor welke een ieder van deeze vatbaar is. Momesquieü, Den Geest der wetten, B. XI.c.20.  AAN HENRY WILLIAM PORTMAN, Sehildk. VAN bryanston en dorsetshire, word dit derde deel SER REIZEN door SWITSERLAND, ten blyke van achting en erkentenis opgedraagen, DOOR Zijnen Gehoorzaamen, Ferpligten en Ootmoedigen Dienaar. Wm. C O X E. » a   INLEIDING. Jeder der drie Bundten of verbonden, welken gezamentlijk het gemeenebest der Graauwiunders uitmaaken, word in een zeker getal districten verdeeld, die in de Romanfche taal Dmtturas Magnas, en in de Hoogduitfche Hochgerichts, genaamd worden, het geen men door Hooge Gerichtsbannen kan vertaaien. Deeze districten beftaan uit één, twee, of meer kleine gemeenebesten, of gemeentens. Dan dewijl deeze zaamengeftelde mengeling van onderfcheidene gemeentens dikwils aanleiding tot veel verwarring in de aardrijks- en ftaatkundige befchrijving van dit land veroorzaakt, zo heb ik het niet ondienstig geacht om een Tafel voor dit deel te plaatfen, waar in de algemeene verdeeling van ieder Bundt in Hooge Gerichtsbannen, met derzelver onderdeeïingen in gemeentens 9 te vinden zij, * 3  C VI ) Het Gr a au we Bundt is in agt hooge Gerichtsbaa nen verdeeld, die wederom op de volgende wijze in zeven ea twintig Gemeentens worden afgedeeld. Hooge 'üerichts- Gemeentens. & bannen. 45 -a V Difentis. 1$ Difentis Jj 1 z\Tavetscb g % - "' *T - •■■ ' g 3. Wj w»« Lffg. 3&4$L«gnetz 1 3 »€{*., 5 L Vals 1 ■ < 3 Crub 6 &7-Ilantz en de tiabuu. \ 3 J rige districten ° 1 81 Schlówis g j 9*-Tenna £ . . t , t ; ... ^ « 7. Ober vat s. 13 f Ober vati. ~ t 14 Birguns. > 1 -i - - . c», 8. Oberbasftein. 155" Tinzen en Reamp, *p j \(>\Tiefen Casten. "E 1 CS 9. Puscbiavo. 17 & 18 /-ïs/fey iw» Pufcbiavo. ^ 2 < jo. Munfter, ip /^j//ey v«« Munfler. 5 j ■o }i, Zte wV? IJenats en Furna. 1 3 si I I -f"0 ■ "n 4. ftfón» ' 1 r-Stó/w. |.3 f o. £ öeewts, • o Q 1 I "a § ■3 6. Belfort of At 8. C A'tvenew. S 1 venewenCbur.- p. \Churwaldsn. S ! walden. Ut I 0 1. Val'ey van 10. C QrV j Scbalffic. 11. £ Longwiftn. j* 3 r 14 Dus bellaar den Landdag met de drie Opperhoofden daar onder begrepen, uit zas en zestig Hemmen. Gemeentens.  INHOUD dIer briever VAN HET DERDE DEEL, EERSTE STUK. ÉRIE • Blad*. LXVII. Como — Mendrisio — Het meir Como Pliniana Het fort Füentes Laghetto di Chiavenna Komst in het Graauwbun- eerland J LXVIII. Plurs — Haare verwoesting in di voorige eeuiv door het vallen van eenen berg — Vallej van Pregaua. 15 LXIX. Befchr ij ving van den Marmot. . 21 LXX. Togt over den Maloggia. . Het Meir Siglio. — Selva Piana en Sr. Morezzo. — Uitjlap naar de Juliaanfche colommen. — Bevio. «6 LXXI. Opper.Engadina Bever—— Zütz — Scampf. " • • 34 LXXII. Neder-Engadina —- Cernetz —- Huldric Campel — Trasp Remus — Komst in het Tyrolfche — Santa Maria. ... 46 * 5 LXXIIL  inhoud der brieven. Brief. - Bladz. LXXlII. Togt over den berg Bralto. —- Het Graaffchap en de Stad Bormio. . 66 LXXIV. Tirano. — Korte Schets der gefchie- denis van Valteline. . . . 81 LXXV. Regeeringsform van Valteline. \o6 LXXVI. Thglio — Sondrio — Bijzonder» heden omtrent den Schilder Ligario — MoRBERNO — delebio. . . 12$ LXXV1I. Koophandel Voortbrengzels ■ Bevolking van Valteline. . 134 LXXVIII. Chiavenna— Valleij van St.Gia- como— Kapel van St. Gulielmo. 142 LXXIX Splugen — Het Graauvve Bundt Rheinwald —— Via Mala — Tusis Nicolaas Rusca. 152 LXXX. De Valleij Tomliasca — Retztjns Reichenau. . .168 LXXXI. Het Godshuis-Bundt — De Stad en het Bisdom Chur — Het Klooster van St. Lucius. * . . 17Ö LXXXIf. Het KafteelHaldenstein— Kweek- fthool voor de geleerdheid. . . 18S LXXXIII. Het Tien Gerichten Bundt FatZêrcl Èaden te Alve- new —» Davos — Valleij van Pretigau KÏalantz Mayenfield —* Baden te Pfeffers 195 W. COKE  W, C O X E REIZEN door SWITSERLAND, LXVII. BRIEF. Como — Mendrisio — Het meir Como — Pliniana — Het fort Füentes —Laghetto di ChiaVenna — Komst in bet Graaubunderland. Chiavenna, den 21 July 1779. , Mjjn Heer, 2^/sdert dat ik een gedeelte van Switferland doorreisde, heb ik (leeds de begeerte gevoed om ook een togtje door bet overige te doen, en wel bijzon* der om het Graauwbunderland te gaan bezichtigen; daar ik thans naar Engeland ftaa terugtekeeren, zal ik de gelegenheid waarneemen om mijne nieuwsgierigheid te voldoen. Ook ftel ik mij tevens, zoals bij eene voorige gelegenheid, het genoegen voor om alle de onderrichtingen en kennis van zaaken die ik zal kunnen bekomen, aan U medetedeelen. III. Deel, I. Sc. A Ife  a w, c o x e Ik verliet in de voorige week Milaan en trok door eene zagt rijzende landftreek, die boschrijk en vrugtbaar in graanen en wijn is, naar Como. Deeze Üad de geboorteplaats van Pliniüs de jonge zijnde, hebben de inwoonders zijn ftandbeeld in een nis aan den buitenkant der kerke, niet een Latijnsch opfchrift, waaronder het jaartal 1499,, geplaatst. Ik behoef u niet te herinneren , niet hoe veel geestvervoering Pliniüs de bekoorlijke legging zijner geboorteftad, en de romaneske toneelen der omgelegene oorden, in die brieven befchrijft, van welken gij eene zo'naauwkëurige en cierlijke vertaaling hi het licht.gegeeven hebt. Como is waarlijk. allervermaakelijkst gelegen, namelijk, in eene enge valleij, binnen vrugtbaare heuvels beflooten, en op het zuidelijke uiteinde van het fchoQne meir dat denzelven naam draagt. De ftad word door een muur omgeeven die van fchilderachtige torens voorzien is, en agter haar ziet men eene hoogte van eene kegelachtige gedaante, waarop i3e ruïnen van een oud kasteel ftaan. De huizen zijn fraai van fteen gebouwd, en de hoofdkerk is een fchoon gefticht van wit marmer, het geen uit de nabuurige groeven gehaald word. De inwoonders hebben verfcheiden fabrieken van katoen en zijde opgericht, en drijven eenigen handel met de Graauwbunders. Van Como deed ik een uitftap naar Mendrifio, een der Italiaanfche bailliuwagien behoorende aan de twaalf (*) Cantons. Deeze bailliuwagien maakten een ge- 09 Appenzel is van de mede-regeering uitgeflooten om  Reizen door swïtsèreand. g gedeelte van het MHaneefohe uit, en wierden in 1512. aan 'de cantons afgedaan, door M a x 1 m ietaan Sforza, die door de Switfers tót de Hertoglijke waardigheid verheven wïerd, nadat zij de krijgsbenden van Lodewyk den twaalfden ver' dreeven, en bezit van het hertogdom genomen hadden. Wanneer Francois deeerfte, opvolger van Lodewyk, het Milaneefche herwonnen, en deeze verovering door de overwinning van Marlgnano verzekerd had, kögt hij de vriendfchap der Switfers, door hun recht op het afgeftaan grondgebied te bevestigeri; een recht het welk de volgende hertogen van Milaan nooit onvooragtig genoeg geweest zijn van te willen betwisten. Mendrifw en Balemo is een der klein (Ie van deeze over de Alpen gelegene bailliuwagien; de bailliuw of Landvoogd word 'beurtelings door elk der twaalf cantons benoemd, en blijft twee jaaren in bediening. Hij is opperfte rechter in (*j lijfliraffelijke zaa- om reden dat den afftand 1512. gefchiedde, zijnde een jaar vóór dat dit gerneenebest in het Switferfche bondgenootschap wierd aangenomen. Behslven Mendripo en Bahmo , zijn de andere Italiaanfche bailliuwagien Lo- camo , Liigano , en Maggia. Uri , Schweitz en Underwalden, bezitten de drie bailliuwagien Bêltinzana, Riviera en Pal-Brenna, die insgelijks van het Milaneefche wierden afgefcheurd.^ (*) Ingeval van doodftraf, is hij verpligt de Geheim» fchrijver , de Notaris , en de andere bedienden van dit dïftriét te raadpleegen, doch dewijl zij geene Item hebben zo is zijn gezag oppermagtig. A 2  4 w. c o x e zaaken zonder dat daarvan hooger beroep valt; doch dit is een gezag veel te groot in handen van een vreemdeling, meestal onbekend met de wetten, en wiens belang het is om zijne inkomften te vermeerderen. In burgerlijke zaaken kan men zich op het Syndicaat van Switferland beroepen. De inwoonde, s genieten aanzienlijke voorrechten zu in het burgerlijke , kerkelijke als in den koophandel. Het diilricr. is zeer vrugtbaar in wijn, graanen en weilanden, en kweekt eene aanzienlijke hoeveelheid van ukmuntende zijde. Wanneer ik naar Como terug keerde , fcheepte ik mij op bet meir in.'De oevers bij'de Had zijn boschrijk, en met landhuizen en kleine dorpen bezet, die op den zagtrijzenden grond aan den waterkant gelegen zijn. In het eerst is het meir naauwlijks een vierde van eene QEngelfche') mijl breed, doch het wierd allengskens wijder wanneer wij om eene landengte heenen voeren, op welke het kleine dorp Turnio gelegen is. De nabuurfchap van Turnio, en de diftrieïen die het meir van Como omzoomen, leveren, voor het groot fte gedeelte, alle die Italiaanen op welken geheel Europa doorwandelen, en zich met het verkoopen van barometers en thermometers geneeren, van welken onder anderen jaarlijks een groot aantal zich met dat oogmerk naar Engeland begeeft. Na dat wij omtrent een uur voortgeroeid waaren kwamen wij aan Pliniana, welke plaats merkwaardig is wegens eene zonderlinge fontein, die nog in dien ftaat te zien is zo als Pliniüs dezelve befchreeven heeft. Pliniana, eene ftad aan een Mila, neesch  REIZEN DOOR SWITSERLAND. 5 neesch ecklman behoorende, is op den oever van het meir, en op de allerbekooriijkfte gelegenheid gebouwd , wordende door rotfen gerugfteund die met houtgewas en beemden bedekt zijn. De huisheer ontfing mij met alle beleeftheid, en verzei de mij op de verpligtendlte wijze naar de fontein. Deeze is een waterfprong, die uit de rots, welke aan het huis vast is, voortkomt, en in natuurlijke cascades in het meir valt. Ik onderzogt in perfoèn eenige dier omftandigheden waarop in de volgende befchrijving gezinfpeeld word , terwijl de overige door dien heer zelve aan mij verhaald wierden, die bij herhaaling zijne waarneemingen ten dien opzichten had genomen. De fprong ebt en vloeid driemaal daags: deeze vermeerdering en vermindering is regelmaatig, uitgenomen bij flegt weder. In het afgeloopen jaargetij het welk ongemeen fraai geweest was, waaren de afwisfelingen meer zichtbaar dan gewoonlijk. Van ten naasten bij droog af, rijst hij allengskens, tot dal hij eenen aanzienlijken ftroom uitmaakt; vervolgens neemt die wederom trapsgewijs af tot dat hij op nieuw begint fe vloeijen. Ik zag denzelven bij het vloeijen, en nam zijne vermeerdering waar, door het plaatfen van lleenen op onderfcheidene afftanden, die allen door hera bereikt en binnen weinig tijd overdekt waaren. De oorfpronglijke plaats, waarin Plinjus de ebbe en vloed van deezen fprong befchrijft, is op de muur van een nabij gelegen vertrek gefchreeven. Fons oritur in monte, per faxa decurrit^ exctpitur ccenatiunculd manu facHd, ibi paululum retentus in Larium lacum dectdit. Hujits mira natura: A 3 ter  6 W. C O X E ter in die Jlatis auStibus ac diminutionibus crefcit, decrefcitque. Cernitur idpalam , & cum fumma voïuptate deprehendhun ^ juxta recumbis, & vefceris : atque etiam ex ipfo foute (nam eft frigidisfimus) potas: interim Uk certis dimcnfisque moment is vel fubftrahitur vel adfurgit, annulum feu quid aliud ponisin JIccq, alluitur fenfim, ac novifismè aperitur : detcgiiur rurfus paulatinique deferhur: ft diutius olfervesutrumqite iterum ac tertio videai. (*) Mijne nieuwsgierigheid te pliniana voldaan hebbende, begaf ik mij fcheep,en voer naar C/«w Den 25. Julij. • M ijn voorïgen brief was uit Chiavenna, van welke ftad ik u geene befchrijving zal toezenden, dewijl ik voorneemens ben om op mijne reize naar Chur, nog eens die plaats aantedoen. Den volgenden morgen na mijne aankomst, reed ik omtrent vier mijlen ver, naar de plaats waar voorheen dé ftad Piuro of' Plurs gevonden wierd, die door'den val van den berg Conto, aan den voet van welken zij gebouwd was, geheel en al bedolven wierd. Deeze fchriklijke gebeurtenis viel voor op den 25 Augustus 1618. Plurs was eene groote en welvaarende ftad , en •even als Chiavanna aan de Graauwbunders onderworpen. Schrijvers van dien tijdvermeiden , dat zij drie kerken, verfcheiden groote huizen en een fteenen brug over de Maira had, en dat haare bevolking ten minftenop 1500 Inwoonders beliep,die geenen onaanzienlijken handel dreeven. De valleij waarin zij gelegen was is zeer eng, en de geheele ftad wierd in eene onkenbaare ruïne bedolven. Een verhaal van dien tijd vermeld, dat de wolk van ftof en brokken  16 W. C O X E ken fteen zo groot was dat den hemel even als met rook bedekt fcheen, en dezelve zich tot aan Chiavenna verfpreidde: de Inwoonders van Chiavenna verbijsterd over dit ongewoon verfchijnzel ge. raakten nog meer in verbaazing wegens de verdwijning van den ftroom Maira, die op eenmaal geduurende den tijd van een uur ophield om langs de ftad te ftroomen , het geen veroorzaakt wierd door de gevallen ftukken rots die de rivier opftopten, tot dat' deeze zich eenen weg over de ruïnen gemaakt had. Deeze gebeurtenis verfpreidde zulk eene algerceene omfteltenis onder de inwoonders, dat zij uit vreeze dat de ftroom Chiavenna had ondermijnd, en met zulk een geweld mogt uitbreeken waar door de geheele plaats zou kunnen overftroomd worden, in groote menigte met ovei haasting naar de bergen vlugteden. 8 Ik wandelde over de plaats alwaars Plurs gebouwd was: een gedeelte der oude muuren en de ruïnen van een landhuis, het welk aan de Franci, het rijkfte geflacht van deeze plaats, toebehoorde zijn de eenigfte overblijfzels van haar voormaalig beftaan , en deeze worden naauwlijks door een voorbijganger opgemerkt. Een boer, die een wooning naast aan deeze ruïnen heeft, wees mij alles aan, zo als zulks aan hem door zijn grootvader gedaan was Hij toonde mij waór de kerken en de voornaamfte huizen geftaan hadden, alsmede het canaal door het welk de rivier toen vloeide, en waar de bru* geweest was. Hij zeide mij, dat bij het graaVen°vericheiden doode ligchaamen waaren gevonden geworden, en inzonderheid de beenderen van een pries- ter  ! REIZEN DOOR SWITSERLAND. I? ter, met lappen van klederen bedekt, die aanduiden dat hij met den kerkdienst bezig was toen de rots de ftad overftelpte. Huishoudelijke zaaken wor. den dik wils opgegraaven; eens ontdekte men verfcheiden iigchaamen en aan het gebeente van de vingers van een derzei ven vond men een zilveren en twee gouden ringen. Wijngaarden, kastanjeboomen en huizen bedekken thans de plaats alwaar deeze onge. lukkige ftad voor heen gelegen was. De valleij heeft hier eene eironde gedaante, en is door laanen van kastanjeboomen gefchakeerd; de omgelegene bergen zijn fteil en ongelijk, en van den kruin van den berg Savonne , ftort de f sfcqua Fragia, eene aanzienlijke rivier, terneder, en wel eerst in een onafgebroken ftroom, doch vervolgens verdeeld zij zich in drie verfchillende watervallen," die het fchoone en treffende toneel van deeze valleij. op het bekoorlijkst verderen. . Ik ging wijders met mijnen wegwijzer naar het huis van een heer by Chiavenna, ten einde eene afbeelding van Plurs, vóórdat het bedolven was, te bezichtigen; de voorouders van deezen perfoon hadden groote bezittingen in, en waaren de rijkfte familie van de ftad. De huisheer toonde mij het fchllderij, en verklaarde mij de legging van de onderfcheidene gebouwen. Vervolgens verzelde hij mij beleefdelijk over zijn landgoed naar een fa. briek van fteenepotten genaamd Lavezzi, die bij Chiavenna gemaakt worden, en die meest al voor keukengereedrchap in deeze landen, en in eenige deelen van Italien gebruikt worden. Deeze fabriek is oud : Pliniüs maakt van deeze ftee- III. Deel, I. St. B ,w  15 w. c o x e nen (*) reeds gewag onder de benaaming van lapis Comenfts, uit hoofde dat de potten naar Como gezonden, en van daar uitgevoerd wierden. Deeze keukengereedfchappen worden op de volgende manier bewerkt: de werklieden bakken uit de groef halfronde blokken fteen, waaruit zij, door een inftrument dat veel gelijkt naar het geen dat door de draaijers gebruikt word, een pot uithollen van omtrent een voet middellijns. Van het geen overblijft, maaken zij op gelijke wijze een anderen van minder grootte, en vervolgen hunne bewerking tot dat zij een reeks van halfronde potten hebben voortgebragt die trapsgewijze afdaalen tot op de grootte van een klein waterbakje. Van Plurs vervolgde ik mijnen weg langs de valleij van Santa Croce, en kwam in het Graauwbunderland bij het kleine dorp Cafla Segna, in Pregalia. Te Bondo een klein dorp in de valleij van PregaZia, heeft de Graaf deSalis, voormaals Engelsen, gezant bij de Graauwbunders, een groot en gemaklijk huis, geheel in de Engelfche fmaak, gebouwd. Het is ten einde van eene kleine vlakte gelegen, die naauwlijks eene halve mijl lang, en omtrent vier- hon- (*) Lapis Ollaris. Lapis Corner.fis van Punil'ï word tij Wallerius onder de fpekfteen (Sieatites~) en bij Ljnkaeus onder de talken gerangfehikt. Hij is ondoorfchijoend, olieachtig op het aanraaken, en beftaat uit talken en fpekfteen. Wanneer die eerst uit de groeve komt is hij gemaklijk te fnijden en te draayen, doch aan de lugt b!ootgefteld zijnde word die hard, en kan niet gepolijst worden.  REIZEN DOOR S WIT S E R E A ND. IJ honderd treden breed is, ter wederzijde door een keten der Alpen van Rhetien omgeeven, welkers zijden met bosfchen bedekt zijn, die hier en daar door weelige beemden worden afgebrooken. De vlakte is door fommige ongelijke rotfen beflooten, waar agter anderen zich tot eene verbaazende hoogte verheffen, die met eene eeuwigduurende fneeuw bedekt zijn. De kleine vlakte brengt uitneemend weiland , gerst , rogge, allerlei veldvrugten, en fommige vrugtboomen voort. Door dezelven bruischt de ftroom Maira over gebroken brokken rots heenen. Ik doorwandelde de valleij Pregalia en de nabuurige bergen,enbefchouwde nu met opmerkzaamheid de huishoudelijke levenswijze van de boeren Hun voornaamfte voedzel beftaat in gezouten vleésch,.' roggenbrood, melk, kaas, polenta (*) en kaïïanjes, welke zo overvloedig in dit jaargetijde waaren, dat dezelven een voornaam gedeelte hunner maaltijden uitmaakten : de gewoonlijke manier bedaar in dezelven te kooken en die met kruim van brood optedisfchen, of men maalt dezelven en kneed die tot deeg, en maakt ze vervolgens met melk warm. De boeren zijn wel gekleed. Zij maaken te huis linnen en geringe kleederen, hebbende ieder gezin een getouw, waarop geduurende de winter gewerkt word. De beste kleeding, die zij alleen op zon en feestdagen draagen, word uit Duitschland aangevoerd. De valleij Pregalia loopt van de Podesteria van Plurs tot aan de grenzen van Opper-Engadina, en be- (*) Een voedzel uit geroosterd en daar na fijn gemalen gerst beitaande. De Fert. B 2  é& w. t o x è kevat omtrent 1800 Inwoonders: zij is een höögé Gerich'sban in de Godshuis - .Sra^, en word in de" twee onafhangelijke gemeentens van Sopra en Sotto Porta verdeeld, die aldus genaamd worden na eert muur met eene opening, genaamd Porta, waardoor Ö2n weg heenen gaat, en die de vallei in twee gelijke deelen fcheid. Deeze twee gemeentens hebben eene democratifche form van regeering, waarvan een kort verfïag , aan u eenig denkbeeld zal kunnen geeven, van de wijze waarop het bellier van feaaken in deeze kleine ftaaten 'word uitgeoeffend. Iedere gemeente heeft haare algemeene vergadering waarin de oppermagt berust; alle mansperfoo* nen boven de agttien jaaren hebben daarin Hem; in elk deëzer vergaderingen worden de overheden en de afgevaardigden tot den algemeenen landdag bij meerderheid van iTemmen verkooren , als mede den hodigen last aan de afgevaardigden gegeeven , en alle 'beroepen van den landdag worden daarin bij hoogde uitfpraak beflischt. In burgerlijke zaaken ,. hebben de twee gemeentens afzonderlijke rechtbanken , bedaande uit den Landamman, die voorzitter is t len twaalf bijzitters; men kan zich van de eene rechtbank op de andere beroepen. Voor de lijfdraffelijke zaaken is 'er maar een gerichtshof* bedaande uit een Podesta, eii eën gelijk getal rechters uit iederegemeente. De Podesta word op de volgende wijze Jgokoozen: iedere gemeente magtigt twee perfoohen,dié wederom negen anderen benoemen, endee&e negen kiezen twee kandidaaten, welke om de bediening looten. Het is niet ongewoon dat denzelfden prlbotl doof beidé dë partijeti tot Podtsla benoemd word »  reizen door s witser l a n d. ÜX word, en wanneer het lot vervolgens geworpen is, geeft men op wie het gunstig is geweest. Dit Jijfftraffelijk gerechtshof word' altoos te Vieo Soprano fn Sopra Porta gehouden. In alle misdaadenis de draf ongemeen zwaar, en de kwijtfchelding, ofverzagting alleen aan de rechters gelaaten, die veelal eene verandering in geldboetens maaken, zo dat wanneerden misdaadiger arm is, hij de draf moet ondergaan, maar wanneer hij rijk h koopt hij die door geld af. L X I X. B R I E F. Befchrijving van den Marmot. t Marmot is zeer gemeen in de Switferfche bergen, en bijzonder in dit gedeelte van Graauivbunder/and, dan dewijl 'er veele onnaauwkeurige verhaaien van dit fchrander klein dier zijn opgegegven, zo zal ik ü het volgende uittfekzel zenden , het-geen uit eene befchrijving in de hoogduitfchs taal van Dr.Girtanbr(*^ genomen is,die voor een ieder, welke de huishouding der natuur zoekt nate* fpooren, van veel aanbelang moet zijn. Doctor Amstein, van Zitzcrs in het Graauyj-, bunderland, is de eerfte natuurkenner die naauw* keurig de huishouding van den Marmot onder? (*) Eene Franfche verta&ling van daeze befebrijying ij te vinden in R,oziere's journaal voorden jjarg 17^,  22 W. C O X E zog't heeft. Zedert dat hij zijne befchrijving van dit dier in het werk van Profesf >r Schreber heeft geplaatst, heeft hij verder verfcheidene nieuwe waarneemingen gedaan , en menigerlei onderrichtingen van de Heeren Aporta en Catani» twee geestelijken uit het Graauwbunderland, bekomen. De Marmot bewoond de hoogfte en ongenaakbaavfte bergen; hij geeft de voorkeur aan de kleine enge valieijen, en bijzonder aan de west- en zuidzijde als het warmst zijnde, ook vermijd hij de vogtige plaatzen. Bij den aanvang der lente, wanneer hij uit zijne holen voortkomt, alwaar hij geduurende den winter geflaapen heeft, begeeft hij zich naar de laageve ftreeken, waar de groeijing van kruiden en planten als dan meer gevorderd is. Des zomers beklimt hij wederom de rotfige hoogtens, en trekt naar de eenzaarae holen. Hij graast op kruiden en wortels, en bijzonder op de weegbree der alpen, de pieierfelie der alpen, debeeren klaauw, dewilde zuuring, het guichelheil der alpen, het klaverblad der alpen en het leverkruid (*> Wanneer hij tam gemaakt is eet hij alles uitgenomen vleesch. Als hij drinkt ligt hij bij ieder teugje even als de vogels het hoofd op, ziende ter wederzijden met eene waakzaame bevreesdheid ginds enherwaards. Hij drinkt weinig , waar aan Dr. Amstein zijne vetheid toefchrijft. Hij is zeer op boter en melk verzot. Bij (_*) Plantago alpina , Phellandrium mirellina , Alchemitla alpina, Rumex digynus, Antinhinum alpinum, Trifolium alpinum, Alter alpinus.  REIZEN DOOR SWITSERLAND. 23 Bij het aanbreeken van den dag komen de oude Marmotten uit hunne holen om te graazen, vervolgens brengen zij hunne jongen uit; de laatften loopen allerwege, jaagen den een den ander , gaan op hunne agterltc pooten zitten , en blijven in dat poftuur, met den kop naar de zon gekeerd, in de a'lergenoegelijkde houding Zij zijn alle zeer op de warmte gefield, en wanneer zij zeker meenen te zijn, bakeren zij zich geduurende eenige uuren in de zon, vóór dat zij het gras verzaamelen, het geen tot hun voedzel, of voor hunne wintervoorraad moet dienen, en zij plaaifen zich in een cirkel, op haar agtervoeten, te gelijk aan alle zijden rondziende. Op het tuinde gerugt, geeven de eerfte aanftonds een fchel gefchreeuw, het welk van den een aan den ander mêcgedeeld word, en zij ontfnappen vervolgens zonder het geluid te herhaalen. De jaagers weeten door het nabootfen van dit gefluit zo digt bij te komen dat zij ze binnen fchot krijgen. De Marmot heeft een levendig oog, en ontdekt zijnen vijand op eenen aanmerkelijken afftand. Hij doet nooit den minften overlast aan eenig ander dier, en vlugt wanneer hij vervolgd word. Wanneer hij bevreesd is van vervolgd te zullen worden, verlaaten geheele gedachten hunne wooningen, en dwaaien van den eenen berg tot den anderen, offchoon zij dan wederom op nieuw derzelver verblijfplaatfen moeten vervaardigen, dan wanneer het vlugten onmogelijk word, verdedigen zij zich met kragt tegen menfchen en honden, en vallen alles wat hun naderd met de tanden en klaauwen aan. B 4 Zij  *4 w. C O X E ■ Zij leven altoos in maaifchappij. Zij hebben zomer en winterwooningen, die gemaklijk van elkander te onderfcheiden zjin. De eer/Ie blijven het geheele jaar open, terwijl de laatften tegen het einde van September geftooten worden. In de zomerwoon ingen word veel drek gevonden , maar geen hooij, daar integendeel de winterwooningen geen drek doch veel hooij bevatten. Bij de laatften vind men eene grootere meenigte aarde, die jaarlijks vermeerderd , naar maate van de grootte der wooning en de vermeerdering van het gezin. In het zaamenftellen hunner wooningen weeten zij de aarde met groote behendigheid en gaauwheid uitcehollen : een klein gedeelte gooijen zij weg, en door de overige fterk aan een te flaan, maaken zij de doortogt vast en ftevig. De opening, die naauvylijks meer dan zes of zeven duimen middellijns heeft, is echter breed genoeg om het dier door te katen. Het binnenfte is van agt tot twintig voeten lang, het beftaat uit eendoorgang, die, opomtrent vijf of zes voet van den ingang, in twee gangen afgedeeld word, waar van de een naar een kleine kuil loopt,, en de ander naar eene kamer in welken zij rusten. De doorgang en de twee gangen zijn altoos in een regte lijn aangelegd, ten zij dat de tusfchenkomst van eene rots of eenig ander beletzel, hen verpligt om eene andere rigting te neemen. De kamer is rond of ovaal, van boven boogsgewijs, en van de gedaante eenes oven. Deeze is van drie tot zeven voeten middellijns, zijnde breeder of fmaller naar maate van het getal des gezins. Ze is met hooij ge-  REIZEN DOOR SWITSERLAND. =5 geftrooid, waar in de marmotten gedüurende den geheelcn winter flaapende doorbrenge.u. Wanneer zij omtrent het begin van O&ober zich naar deeze wooning begeeven, fluiten zij zorgvuldig den ingang, zo dat 'er geen lugt in kan komen, met een cement van aarde gemengd met fteenen en hooij* Indien men deeze kamer, drie weeken na dat dezelve geflooten is, opend, ziet men de Marmotten; den een naast den ander op het hooi leggen, en, rollen even als de egels, zonder de minde tekens van leven te geeven. Gewoonlijk vind men 'er van vijf tot zestien bij den anderen; fomnjds, doch zeldzaam , beflaan twee families dezelfde wooning, en rui en dan, doch ook maar zeer weinig, vind men 'er één alleen,' Wanneer men ze bij vuur brengt, worden ze wakker. De tamme Marmotten flaaperi des winters niet,< dan, bij het naderen van dat jaargetij verzaamelen zij, door hun inftinct aangezet, de nodige bouwftoften om hunne wooningen toetebereiden. De 'wilde Marmotten betrekken derzelver 'winterwooningen in Oftober, en verlaaten dezelven tegen het einde van Maart of in het begin van April. Wanneer zij de cement die de opening fluit wegneemen, brengen zij die niet naar buiten, maar naar binnen, en waarfchijnlijk draagen zij de bouwftoffen, welken de voornaanifte doortogt geflopt hebben, in de kleine kuil. Zij paaren zo dra als zij uit hunne holen te voorfchijn komen: fn de maanden Junij of Julij heeft men jongen waargenomen, die de grootte van eert rot hadden. B § Het  £6 W. C O X E Het is waarfchijnlijk dat zij gedüurende hunnen leven loozen ftaat geen voedzel gebruiken, dewijl in de lente dezelfde menigte hooij als in den herfst in hunne wiuterwooningen gevonden word , en daar die marmotten welken men in de lente uitgraaft mager en de ingewanden geheel ledig zijn. Het vleesch van den marmot is eetbaar, en het vel word tot voedering gebruikt. L X X. BRIEF. Togt over den Maloggia. - Het Meir Siglnj. _ Selva Piana en St. Morezzo. - , Uitflap had,' dc ^fuliaanfche colommen — Bevio. St. Morezzo den 31. July. 33 e iveg door Pregalia naar Chur kan met rijtuigen bereisd worden, doch is zeer ongelijk geftraat. Jk kwam door het dorp Promontogno, vervolgendoor Porta, Stampa, Vico-Soprano, BorgoNuovo, en Cafaucia. De huizen in deze valleij zijn van ileen, geplaasterd, en wit gemaakt; zij zijn niet ginds en herwaards verfpreid zo als in de kleine Switfcherfche Cantons, maar iedere halve mijl ziet men een klooster of woonhuizen. Agter Bondo brengt het land geen kaftanjeboomen meer voort, maar voornamelijk lorken, en dennebooinen, ook geeft het gras, gerst en rogge. Bij Cafaucia zag ik de woeste en fiere berg Sat. Hier verliet  REIZEN DOOR S WIT S ER LA N D» 27 Jiet ik den grooten weg die naar Chur loopt, en omtrent anderhalve mijl verder eindigde de valleij, waar ik eene zeer fteile hoogte begon te beklimmen, langs den kant van den ftroom Maira, die door het midden van een dennebosch voortbruischt; deeze daalt van den ijsberg, Maïïn af, zijnde eene rij Alpen die Valteline van het Graauwbunderland fchdd. Een weinig verder bereikte ik de kruin van den Malloggia, en zag teOrknga, een helderfchijnende ftroom , die van het lungengebergte afdaald en de afgelegenfte oorfprong van de Inn vormt. De Mal. loggiais hetfeheidpunt, het welk de ftroomen die naar de zwarte zee loopen, verdeeld, van die welken in deAdriatifche vallen. De toppen der omgelegene bergen zijn meest ongelijk en met fneeuw bedekt, doch laager zijn zij met heesters, denneboomenen weilanden vercierd. Ik hield aan een alleenftaand huis ftil, het geen een foort van herberg was, alwaar men reizigers huisvesting gaf. De hospes en zijn gezin fpraken plomp Italiaansch, veel overeenkomende met de Milaneefche tongval die in Pregalia zeer gemeen is De volgende plaats is Siglio, in Opper - Engadtva, alwaar het Romansch de gebruikelijke taal is. Op mijne vraag of het zelve overeenkwam met het Italiaansch dat in Pregalia gefproken werd, antwoordde mij de waard dat de twee fpraaken geheel onderfcheiden waaren, en de dienstmaagd verzekerde mij dat zij naauwlijks een woord verftaan kon van het geen door de inwoonders van Stglut gefproken wierd. Van Maloggia ging ik naar beneden, trok de Orlenga over, en vervolgde mij- uea  s8 w. c o x e ncn weg langs de oevers van het meir SigUo. Dq weg was'liegt en fteil tot dat ik aan de grenzen van Engadina kwam alwaar een zeer goeden weg begint "" Het kleine meir SigUo heeft omtrent vijf mijlen in den omtrek, en is zeer fraai tusfchen hooge regtïhndige rötfëfj gelegen. Het ontleent deszelfs naam van Sigho, het geen wij op eenen kleinen afthnd aan onze regterhand lieten leggen. Ik trok over de hm niet ver van waar zij uit het meir komt, en vervolgde mijnen weg over het drooge bed van den ftroom Fait, die voorheen in de hm vloeide, doch welken onlangs haaren loop veranderd heeft en nu in het meir vmSelva Piana vzh. Niets is minder ongewoon dan dat deeze ftroomen hunne canaalen veranderen, en ik kon duidelijk fpoorenzien, dat fommigen van deeze in vroeger tijd de kleine vlakte tusfchen de meiren van Siglio en Selva Pïana De. waterden. Het dorp van dien naam ftaat vermaakeJrj'fc op eenen zagt rijzenden grond, en het meir van Seha Piana, offchoon veel kleinder dan dat van Siglio, overtreft het zelve nog ver in de fchoonheid zijner oevers, zijnde met overhangende laanen van dennen en lorken boomen als bezoomd. Uit dit meir komt de Irm in een grooter ftroom voort, en valt wederom op eenen kleinen afftand in het Meir van St. Morezzo, van waar zij door een diep rotsachtig canaal in de vlakte van Celerina heenbruischt, en verder in een minder fnelvlietende ftroom vo'ort loopt. Deeze kleine vlaktens of valleijen zijn bree3er en langer dan die van Bondo, en brengen zeer yeel hooi voort, het welk thans gemaait is. Tg  RÈtZÈN-3300 R. SWlTSERLANÜ, te Selva Pletna, tragtte ik met eenige Inwoonders te fpreeken, doch kon dezelven naauwlijks verdaan. Ook poogde ik met de Ingezetenen van St. Morezzo te praaten. Veelen fpreeken Italiaansch, dewijl dia taal onder de vreemdelingen gebruikelijk is uithoofde van de baden, doch het grootfte gedeelte kan niet anders dan Romansch fpreeken. .Deezen morgen , zijnde Zondag,heb ik mij naar de kerk begeaven, alwaar den geestelijken in de landtaal predikten, dan ik kon daar niet meer van verdaan als dat de text uit het 22 Capittel van Lukas genomen was. De preek, die het voornaamfte van den dienst uitmaakt, duurde omtrent één uur ; de gebeden zijn zeer kort: de meisjes, waarvan fommigen bevallige Hemmen hadden, zongen Pfalmen, het geen zij met veel fmaak en naauwkeurigheid uitvoerden: een bewijs van hunne nabuurfchap met Italien. St. Morezzo, of zo als het gemeenlijk genaamd Word St. Maurice, is aangenaam ter zijde van eert heuvel gelegen, van waar men een klein meiroverziet, het geen binnen de bergen beflooten, en door rijzende oevers omgeeven is, die met bosfchen en beemden bezet zijn. Het is een dorp in Opper-Engadina , en aanmerkenswaardig wegens eene rijke bron van mineraal water, die om haarekragt in het geneezen van verfcheiden ziektens zeer geroemd word. Zij ontfpringt uit den grond, omtrent op den afdand van eene halve mijl aan de andere zijde van de rivier de Inn; het is eene derk opgeevende bron , welkers water met veel vitriool bezet is. Wanneer ik de thermometer van. Reaumur daar in liet zakken , daalde dezelve van 12 op 4;. Men onderrichtte mij dat  3° W. C O X E dat zeker heer onlangs, uit herhaalde waarnemingen had opgemaakt, dat de thermometer verfchilde naar maate dat 'er meer of minder regen gevallen was, doch dat volgens eene gemiddelde berekening de kwik over het algemeen tusfchen 4 en 7 flond. r Ik ben in een der Ordinarisfen gehuisvest, die in deeze plaats overvloedig zijn■ en ten verblijfplaats van die perfoonen dienen, welken de wateren komen gebruiken. Het gezelfchap aan tafel beftaat tegenwoordig alleen uit twee kooplieden van Appenzel, die te Genua gevestigd zijn, en een geestelijken van Neder Engadina. Dewijl ik weldra ontdekte dat de laatfte een verftandig man was, zo hield ik meenigvuldige gefprekken met hem over de Romanfche taal, dan ik zal wachten met hier verder over wtteweiden tot dat ik nadere ophelderingen deswegens bekomen heb. Ik fprak insgelijks met hem over de ftaat van den godsdienst onder het her vormd gedeelte der Graauwbunders, en bijzonder ten opzichten van de Piëtisten, eene fedte die onlangs groote vorderingen in deeze (treeken gemaakt heeft Volgens het verhaal van deezen geestelijken, die zeker hunne denkbeelden was toegedaan, fchijnen tetzz Piëtisten veel overeenkomst met onze rEngelfche) Methodisten tehebben : zo als bij voorbeeld, zij Hellen het geloof boven de werken; vertoonen ongemeen rtrenge zeden en godsvrugt; veroordeelen ae vermaaken, en hetkaartfpeelen en gezelfchappen als misdaadig; wanhoepen dik wils aan hunne zaligheid ; zien gezichten, ondervinden inwendige bovennatuurlijke verlichtingen, en befteeden 20 veel tijd  REIZEN DOOR S WITS ERE AND, 3T tijd aan het bidden dat zij daar door hunne gewoone bezigheden verzuimen. De geestelijken deezer fedte zijn grootendeels onvveetend of van zeer oppervlakkige bekwaamheden, fchreeuwen geweldig op den predikftoel, bedreigen met de verwerping, weiden breed uit over de rechtvaardigmaaking, zonder de wijze te verklaaren waarop men de eerfte kan ontkomen , en de laatfte verkrijgen. Deeze predikers kunnen, niettegenftaande derzelver vertooning van eene geheele onverfchilligheid omtrent waereldfche zaaken, geenzints hunne befchou • wingen tot godgeleerde befpiegelingen alleen bepaalen, maar befteeden zeer veel opmerkzaamheid aan de ftaatkunde, en dewijl zij door middel van hun gezag in het godsdienftige. een aanmerkelijken invloed op deftemmen van hunne parochiaanen, bezitten, zo worden zij ook om die reden door de voornaamfte regeerings perzoonen van de Graauw bunders fterk ontzien, gevleid en befchermd. In deeze ftreeken is de kleeding der vrouwen zonderling en niet ongevallig: dezelve beftaat uit een zwart of blaauw jakje met roode mouwen, blaauw en witgeftreepte rokken, een kleine zwarte fluweelemuts met gouden of zilveren kanten vercierd, en met een zwarte of witte kant over het voorhoofd afhangende. Van St.' Morezzo deed ik een uitftap naar de Juliaanfche colommen, waar van Scheuzer eene befchrijving en eene afbeelding in zijne Itinera Alpina gegeeven heeft: hij meent dat dezelven door Jotitis Cesar zijn opgericht, ten einde de grenzen zijner overwinningen aan deezen kant aftebakenen, ook  3* w. C O X B ook zegt hij dat op dezelven het Ne plus ultra of Niet verder en. Omitto Rhetos indomitos of Ik laat de ongetemde Rhetiers vaaren, te vinden zij. Van St. Morezzo ging ik naar Selva Piana, en beklom toen een pad dat naar de Juliaanfehe Alpen leid; nadat ik omtrent twee uuren over ongelijke rotfen geklauterd had, bereikte ik de Juliaanfehe colommen, indien dezelven eene zodanige benaaming verdienen. Zij zijn van eene ronde gedaante, eenigzints na de Romeinfche mijlpaalen gelijkende, en op den afftand van omtrent veertig voeten den eenen van den anderen geplaatst. Derzelver hoogte is van omtrent vier voeten boven den grond , en zij fcheenen omtrent een voet diepte , of ten naasten bij zo veel te hebben; de omtrek is omtrent vijf voet. Zij hebben noch voetflukken noch kapiteelen en zijn van boven plat, met een klein rond hol in het midden van omtrent vier duimen diameter en van zes duimen diepte. Zij werden door de konst doch ruw en plomp gemaakt. Ik onderzogt met groote opmerkzaamheid of ik de opfchiften Ne plus ultra en Omitto Rhetos indomitos, kon vinden, doch ik kon geen de minite overblijfzelen van eenige letters hoegenaamd ontdekken. Wij kunnen derhalven niet befluiten, dat deeze pijlaaren door Joligs Cesas. zijn opgericht ten einde de grenzen ziiner overwinningen aftepaalen, of ten minften, hebben wij volftrekt geen zeker bewijs voor de waarheid van deeze volksoverlevering. Ik kan mij echter over deezen togt niet beklaagen , want hoe zeer ik mijne nieuwsgierigheid in het bezichtigea van deeze pij. laar  RÉIZEN DOOR SWITSERLAND. gj karen te leur geftéld vond, zo was ik echter zeer vergenoegd over de beichouwing deezer woeste en romaneske Alpen. De Juliaanfehe Alpen leveren veel weiland op* doch geen houtgewas, het geen ten bewijze van derzelver aanmerkelijke hoogte verftrekt. Bijdefteenen,die ik zo even befchréeven heb, is een kom water, die het Juliaanfehe meir genaamd word: hetzelve krijgt den aanvoer van een ijsberg boven op een berg ftaande, van Waar een ftroom naar- Selva Piano, afdaald, en in het meir van dien naam valt; men kan deeze voor den oorfprong van de Inn houden. Vervolgens hield ik aan eene boerenwooning ftil, zijnde het eenigfte huis in de gebeele uitgeftrektheid deezer Alpen: dezelve word alleen gedüurende den zomer bewoond; de bewoonder brengt alle avonden het vee dat op deeze bergen graasd t' huiswaards , en maakt zeer veel boter en kaas. Na dat ik tot ververfching een kom dikke room gebruikt had , begon ik met aftëklimmen, en ontwaarde verfcheiden kleine ftroomenj, waar van fommigen uit dc rotfen ontfpringen, en anderen van de ijsbergen afdaalen, die de eerfte bronnen van den kleinen Rhijn vormen. De weg was zo fteil en ongelijk, dat ik mijn paard aan den wegwijzer gaf, en zelf verkoos te wandelen ; omtrent vijf mijlen van de pijlaaren, kwam ik te Bevio, een klein dorp aan den kleinen Rhijn, op den grooten weg die naar Cbur loopt: Dewijl een ieder met het hooien bezig was, kon ik geen verblijf in de herberg bekomen, doch eenige kloosterbroeders booden mij hunne wooning en het middagmaal aan, waardoor ik mijn JIJ. Deel, J.St. C voor-  34 w. C O x E voorneemen liet vaaren om naar de boerenwooning op de Juliaanfehe Alpen terugtekeeren: Wanneer ik deeze kloosterlingen nopens de conftitutie van het gemeenebest Bevio ondervroeg, onderrichtten zij mij dat Bevio en Valmorara eene gemeente uitmaakt, die door elf magiftraatsperfoonen beftierd word, hoe zeer het getal der ftemhebbende die deeze magiftraatsperfoonen benoemen naauwlijks veertig te boven gaat: het opperhoofd Miniftrale genaamd word jaarlijks bevestigd, voor welke daad van beleefdheid ieder ftemhebbende een gul. den ontfangt. Omtrent een derde van de koopmanfehappen die van Como naar Cèur gaan, worden door Bevio vervoerd ,doch het grootfte gedeelte gaat over Splugen. Na den eeten keerde ik over de Juliaanfehe Alpen naar St. Morezzo terug. L X X I. BRIEF. Opper- Engadina— Bever — Zutz— Scampf. Zutz, den i Augustus. Het rijden van St. Morezzo naar Zutz door Ce. lerina, Samada, Ponto, en Madulein is ongemeen vermaakelijk. Deeze dorpen zijn meestal ter zijde van de bergen gelegen , welke zich langzaamerhand boven eene vlakte verheffen, die op fommige plaatfen eene mijl breed is, en op andere zo eng, dat zij geheel door de rivier de Inn vervuld word. De val-  Reizen door switserland. 35 valleij is ter wederzijde door een keten van Alpen beflooten, die tot op eene aanzienlijke hoogte met bosfchen, welken door weilanden afgebroken worden, bedekt, en welkers kruinen met fneeuw overwogen zijn. Bij de rivier, die in deeze ftreek geene watervallen heeft, voegen zich ontelbaare ftroomen, die langs de rotfen afdaalen of uit den grond ontI Ipringen. ^ De Innis in haaren loop door deeze fïreeken geheel 1 onderfcheiden van de rivieren die ik op mijn voorige reis aantrof. De Rhone, de Reus/, en de Aar, ' vallen, in de nabuurfchap van haaren oorfpong, in een geduurigen waterval, over ftukken rots , en I door de woeste en onbewoondfte landfchappen, ne- * derwaarts, daar integendeel deeze rivier haare loop door een vrugtbaar en volkrijk distriét, in een ge • lijke onafgebrooken ftroom , heenricht. De landftreek is fchilderachtig, en deszelfs fchoonheden leveren een bekoorlijker toneel op dan men in deeze : ftreeken der Alpen gewoon is te zien. De vlekken of dorpen zijn aartig over de vlakte , op den aftland 1 van omtrent eene mijl van den ander, verfpreid. Ie«der dorp bevat omtrent vijftig of honderd naast el1 kander flaande huizen; deeze wooningen zijn van (fleen, die gepleisterd en witgemaakt zijn, en zodar nig wel onderhouden worden, dat zij het voorkot men hebben als of ze onlangs nieüw gebouwd waatren. De zindelijkheid is zo algemeen in Opper.Engadina dat ik bijna geen een liegt huis in het ge. Iheele land aantrof, en zelfs zijn de fchuuren zo i fraai als in verfcheiden andere landen deboerenwoo1 ningen. C 3 Wan.  36 ' w. c o x e Wanneer ik door Bever reed, fprak den geestelijken van die plaats, die een pijp aan zijn deur ftont te rooken , mij aan, en toen ik mij met hem in gefprek inliet, verzogt hij mij om zijne boekerij te zien. Ik (teeg dienvolgens af, en befchouwde zijne verzaameling. Hij toonde mij verfcheiden Engelfche boeken , als mede veelen in de Romanfche taal, inzonderheid de Bijbel (*) te Chur gedrukt, opgedraagen aan George den- tweeden toen hij Prins van Walles was. Hij was ook zo beleefd om mij een'eind wegs te vergezellen. Omtrent eene halve mijl van Bever wees hij mij een alleenftaand huis genaaamd Alles Angnes, alwaar de afgevaardigden der twee gemeentens van Opper - Engadina vergaderen om bij hoogite uitfpraak alle beroepen in burgerlijke zaaken te beflisfen. Een weinig verder deed hij mij eene kleine fontein opmerken, die eenige weinige treden van den oorfprong der Inn in dezelve valt. Deeze word Fontana Merla genaamd , ook zeide hij mij, dat dezelve geene opmerking waardig zoude zijn, indien zij de twee gemeentens van Opper-Engadina niet van elkander fcheidde. Kort daar aan nam ik affcheid van den geestelijken, beklom mijn paard, en vervolgde mijnen wegnaar Zutz. Ik trok verfcheiden maaien over de Inn, en wel over bruggen van enkelde boogen, die een zeer fraai voorkomen hadden. Zij zijn door leerlingen van den vermaarden Grtj.benman (f) vervaardigd. (*) Deeze bijbel is in de tongval van het Graau&e Bundt. (t) Zie het I. Deel, de a Brief.  REIZEN DOOR SWITSERLAND. 37 digd. De weg over dezelven is geheel vlak, de baluftrades ter zijde zeer hoog, en van boven niet overdekt. Zutz word, hoe zeer zij de grootfte niet is, echter voor de voornaamfle plaats van Of per - Engadina gehouden , uit hoofde dat het lijfftraffelijk gerichtshof daar deszelfs zetel houd. De landaramam van Sotto Fontana Merla, die altoos in dit hof voorzit, word om de andere reis uit het geflacht van PlAnta, te Zutz woonachtig, genomen: dit bijzonder voorrecht, het welk aan dat geflacht niet weinig invloed in de ftaatkundige zaaken van dit land verfchaft, wierd voorheen dooreen Bisfchopvan Chur, die oom vaneen der Plant a's was, gefchonken. Zo dra ik te Zutz gekomen was, maakte ik mijne opwachting bij den Heer Plant a, voorheen Gezant van het- gemeenebest der Graamubundcrs bij dat van Venetien ; hij wierd tot dit gezantfchap benoemd ten einde de oude verbintenis te hernieuwen, die voorheen tusfchen de twee ftaaten beftaan had, doch die door het jongfte verdrag van 1763. tusfchen de Keizerin van hetDuitfche rijk en de Graauwbunders was afgebrooken geworden; bij welke gelegenheid de Venetiaanen zo verbitterd waaren, dat zij de Graauwbunders van hun grondgebied verdreeven. Deeze onderhandeling liep echter vrugteloos af, hoewel die met veel beleid was gevoerd. De Heer Planta ontfing mij met groote beleefdheid en openhartigheid, verzogt mij op het avondeeten , en dewijl den avond nog niet gevallen was, verzelde hij mij naar het zogenaamd veld van Drufus, het welk ik wenschte te bezichtigen. C3 Gij  se W. C O X E Gij herinnerd u den veldtogt die Drufus, de aangenomen zoon van Augustus, en broeder van Tiberius , deed , tegen de fiere bewoonders van deeze bergachtige ftreeken; en waarop Horatius, ter eere van zijnen held, in de volgende verzen zinfpeeld. Videre Rhati hella fub Alpibus Drufum gerentem & Vtndelici; dat is: De Rhaetiers en Vtndelicicrs zagen Drufus den oorlog aan de Alpen aandoen. En vervolgens ' ar ces Alpibus impofetas tremendas Dejecit acer plus vice fimptict, dat is: Hij leeft meer dan eens de, op de Alpen gevestigde , verfchriklijke kasteelen, heldhaftig om verre ge-worpen. Deezen veldtogt van Drusus tegen de Rhaetiers had eenen gelukkigen uitflag, want hij verfloeg de barbaarfche inwoonders , die men te vooren voor onwinbaar hield ijndomitosque Rkestos geheel en al. De veronderftelde overblijfzelen van zijne legerj>l#«§ beftaan uit versheiden diepe putten, en een hoop  reizen door switserland. 39 hoop aarde van omtrent dertig voet hoog en zestig treden in den omtrek. Deeze werken fcheenen mij niet toe van een Romeinsch maakzel te weezen , waarfchijnlijk zijn dezelve niet meer dan eene onvolkomene verlterking, welke gedüurende die fcheurzieke tijden zijn opgeworpen, wanneer de Barons van dit land in eeuwigduurende oorlogen waaren gewikkeld ; de eenige oorzaak waarom men die werken aan Drusus toefchrijft, fchijnt alleen door eene begeerte veroorzaakt te zijn om dezelven zo wegens haare oudheid als door de grootschheid van den Romeinfchen naam eerwaardig te maaken. Mijne nieuwsgierigheid voldaan hebbende, keerde ik naar Zutz, en bragt eenen aangenaamen avond met de Heer Planta door. Scampf, den 3 Augustus. De kleine vlekken in deeze ftreek zijn op zulk een geringen afttand van elkander gelegen, dat mijne dagreizen naauwlijks eene morgen wandeling uitmaaken 5 en ik ben zodanig met het land en deszelfs inwoonders ingenomen, dat ik hier gaarn mijn verblijf langer zou gehouden hebben. Bij mijne aankomst te Scampf, overhandigde ik een brief van aanbeveeling aan den Heer Perini, die mij bij de Heer Aporta, de geestelijke van deeze plaats, inleidde. Hij is te Neder-Engadina gebooren, uit het oude beroemde geflacht van Aporta. Hij ftudeerde (*) eeni- (*) Hij wierd, zo ik meen, in de Hoogefchool te Bafel opgevoed. C4  4a w. C O X E eenigen tijd tein Hongarijen, en naar zijn vaderland terug gekeerd zijnde , wierd hij weinig tijds daar aan tot geestelijke te Scampf benoemd. Zijne inkomften zijn klein, dewijl die naauwlijks 20 Ponden fterlings (*) 'sjaars beloopen, en ech, ter word zijn beftaan voor een der beste in Engadina gehouden. Met dit maatig inkomen kan hij zijn vrouw en een talrijk gezin onderhouden. Zijn voornaamfie werk, het welk volkomen blij. ken draagt van zijne uitgeftrekte geleerdheid, en onvermoeide naarftigheid, beftaat in eene gefchiedenis der Hervorming onder de Graauwbunders, in twee deelen inquarto. Het is in het Latijn gefchreeven, en met de meeste onpartijdigheid en naauwkeurigheid zaamgefteld. De ftijl is in de klasfieke fmaak en helder. Dit uitmuntend gefchrift bepaald zich niet alleen tot kerkelijke handelingen, want, dewijl de godsdienftige zaaken zeer naauw aan de ftaatkundige gebeurtenisfen gehegt zijn, zo maaken ook de laatften geene onaanzienlijke vertooning in alle de gefchiedenisfen der Hervorming. De Ieezer zal in het werk van den Heer Aporta een naauwkeurig en waarachtig verhaal vinden van de verbittering tusfchen Frankryk en Spanjen , ten opzichte van de! Graauwbunders; van den opftand jn het Valtelienfche; van den moord der Proteftanten; als mede van den daar op gevolgden oorlog die (*) Wanneer men de verfchillende levenswijze, en de pnderfcheidene geldswaarde in acht neemt, is deeze fom, misfchien yaq gelijke waarde als 60 Ponden fterlings in, gageland.  REIZEN DOOR SWITSERLAND. 4! die onder het masker van den godsdienst gevoerd wierd. Dit belangrijk verflag bevat bijna alle de gewichtige voorvallen in de gefchiedenis der Graauwbunders van het begin der hervorming tot op den vrede van Falieline. Ik befchouwde deezen geleerden fchrijver met eerbied > uit hoofde van zijne onvermoeide naarftigheid , aan het zaamenftellen van zulk eenen arbeid onder zo weinig aanmoediging, befteed, onder alle de moeijelijkheden om boeken te bekomen, en in zijne engbeperkte omftandigheden ten einde gebragt. Alles wat hij verkreeg, hehalven eenen gevestigden roem , was een gefchenk van vijfentwintig guinies, die hem in ltaat ftelde om aan zijne uitgaaven te Zurich te gemoet te komen, welke vereischt wierden, ten einde de nodige bouwftoffen uit de handfchriften in de openbaare boekerij te verzaamelen. Het werk te Chur gedrukt, op kosten van de druk-kundige maatfchappij, heeft den fchrijver nimmer eenig voordeel aangebragt. Deezen achtingwaardigen geleerden bezit eene grondige kennis van de geleerde taaien, verftaat en fpreekt Italiaansch en'Hoogduitsch, leest het Fransch, en heeft eenige kennis aan de Hongaarfche en Wallachifche fpraaken. Gedüurende den korten tijd dat ik in dit gezelfchap doorbragt, had ik gelegenheid genoeg om mij te verbaazen over zijne grondige geleerdheid en uitgeftrekte bekwaamheden; en ik ben aan hem in het bijzonder veele naauwkeurige onderrichtingen omtrent de Romanfche taal verfchuldigd, waar van ik u in een volgenden brief een algemeen verflag zal geeven. C 5 Op.'  i'1 vt, e o x e Opper Engadina is in twee gemeentens verdeeld, genaamd Sotto en Sopra Fontana Merla, naar maate van de legging boven of beneden de fontein. Zij hebben beiden het zelfde gerichtshof, het welk te Zutz gehouden word, en het welk uit de Landammanvan Sotto* die voorzitter is, benevens uit zestien gezwoornen beftaat, die Trouadors genaamd en in een gelijk getal uit ieder diftricl genomen worden. Het recht word in dit hof met meer billijkheid uitgeoeffend dan in eenig ander van het graauwbunderland, uitgenomen te Chur, waar voor men de volgende oorzaak en kan opgeeven. Het lijfrtraffeiijk wetboek wierd in 1563. door eenen Juvalta zaamgefteld, die gezant van het Graauwbunderland te Venetien geweest was, en aldaar uitgebreider rechtsgeleerde begrippen had ingezogen, als wel op dien tijd onder zijne meer onbefchaafde landgenooten plaats had. Dit uitmuntend wetboek wierd in het Latijn opgefteld, en in 1644. in het Romansch overgezet. Het bepaalen der opgelegde boetens in lijfftraffelijke zaaken Haat niet aan de rechters,maar aan de gemeentens. De kosten van het geding worden goedgedaan, en aan de rechters een jaargeld uit de algemeene fchatkist betaald : hier door hebben de rechters niet zo veel belang om de gevangenen te overtuigen, en zijn dus ook zo gereed niet om van de affchuwelijke pijnbank gebruik te maken, ten einde daar door bekentenis van misdaad te verkrijgen. Eene andere oorzaek der rechtmaatigheid welke in dit hof waargenomen word, kan men aan de wijze waar op de rechters verkooren worden toefchrijven; men  REIZEN DOOR SWITSERLAND. 43 itien verkiest dezelven niet, zo als in veelen der andere gemeentens, door het volk bij den anderen verzameld, maar door zestien afgevaardigden die de onderfcheidene districten vertegenwoordigen. Hier door gefchied de verkiezing met meerder voorzigtigheid, en met eene grootere oplettenheid engefchiktheid der rechters, dan zulks te midden der verwarring van eene volksvergadering gefchieden kan. Dezelfde afgevaardigden kiezen alle de burgerlij. ke magiftraatsperzoonen bij meerderheid van Hemmen, ook beflisfen zij alle zaaken die de wetgeeving of fhatkunde betreffen, die te vooren afzonderlijk aan de onderfcheidene diftriden, welken zij vertegenwoordigen, zijn voorgefleld. Hunne lastgevers hebben de magt, (daar zij dikwils gebruik van maaken) om op eene beflisfende wijze derzelver ftem te geeven. Het ftrekt echter, niet weinig ter vermindering van de gebreken , die meenigmaal de regeeringen verzeilen, welken zuiver democratisch zijn, dat het geheele ligchaam van het volk nooit op eene plaats bij den anderen vergaderd, maar de zaaken in afgezonderde vergaderingen behandeld, en den uitllag der raadpleegingen aan deszelfs vertegenwoordigers doet toekomen. Opper Engadina is eene zeer fraaije valleij, d' ch die om haare verhevene legging, niet anders dan weiland en een weinig rogge en gerst voortbrengt. De winter begint hier vroegen eindigt laat, gedüurende welken tijd de fleeden de gewcone rijtuigen zijn. De lugt is zelfs in het tegenwoordig jaargetij koud en d ordringend, en het graan word gev.i, nlijk in het midden van de zomer veelal door de rijm be-  44 W. C O X E befchadigd, het geen aanleiding tot het volgende Italiaanfche fpreekwoord gegeeven heeft, C) Engadina Terra Fina,fe non fosfe la pruina. Dewijl de landftreek geene genoegzaame voortbrengfelen voor het onderhoud der ingezetenen oplevert, zo verhuizen veele naar vreemde landen; de voornaamften begeeven zich in den krijgsdienst, gelijk meestal de gewoonte in Switferland is; anderen leggen zich op de werktuigkunde, het verkoopen in het klein , of op den handel toe : hunne begunftigde bezigheid betïaat in het koffyhuis houden of pasteij- bakkers winkels in verfchillende gedeeltens van Italien en Frankrijk optezetten. Gewoonlijk gaan-twee perfoonen eene compagniefchap in denzelfden handel aan: de een blijft in zijn eigen land, terwijl de ander de zaaken gedüurende een jaar waarneemt, wanneer hij door zijn compagnon word afgelost, en naar zijn gezin voor den zelfden tijd terug keert. Deeze compagnons zijn gewoonlijk even zo oprecht als arbeidzaam; zij brengen hier door aanzienlijke fommen geld in dit diftricT:, het welk voor het rykfte in het Graauwbunderland gehouden word. Veelen van de ingezetenen geneeren zich met het weiden van talrijke kudden vee gedüurende de zomermaanden op de Boven-Alpen, en voeren eene groo- (*) Engadina zou een fehoon land zijn indien men daar van geen vorst wist. ,  REIZEN DOOR SWITSERLAND. 4g groote menigte van kaas en boter uit. In den herfst, wanneer de beemden fchraal worden,zenden zij een groot gedeelte van het vee naar Tyrol om te verkoopen. De inwoonders leeven meestal van gezouten vleesch, vooral des winters, wanneer het voedzel duur is. Het brood is hier te lande grootendeels bruin, het word in kleine ror.de koekjes maar twee of driemaal des jaars gebakken, en het word zo hard dat het fomtijds met een bijl moet gekloofd worden, echter is het zelve geen onfmaakelijk voedzel als men 'er kaas of boter bij doet, die hier zeer overvloedig zijn. Het grootfle gedeelte van de boter ■word op de Alpen gemaakt, vervolgens word ze gefmolten in flesfen gedaan, en dezelve blijft gewoonlijk het geheele jaar goed. De wijn van het Valtelienfche word zeer geacht, en is geenzints fchaars in deeze ftreeken, men kan die tot eenen aanzienlijken ouderdom bewaaren. Ik heb wijn van het vat geproefd , die van een zeer verheven fmaak en meer dan vijftig jaaren oud was, offchoon dezelve binnen den tijd van drie jaaren in de warme lugtftreek van Valteline zuur word. Het volk is voor het grootfle gedeelte, zeer be« fcheiden en wel opgevoed; men groette mij in het doorreizen met groote beleefdheid, en men bewijst allerlei dienstvaardigheid op de gereedfte en verpligtendfte wijze. Ik ben waarlijk niet minder bekoord over de zeden, beleefdheid en herbergzaamheid der Inwoonders dan over de Romaneske toneelen van het land. Offchoon veelen van de inboorlingen een groot gedeelte van hun leeven in vreemde landen ilïjten, zo verliezen zij echter maar zelden hunne ver-  46 W. C O X E verkleefdheid aan Engadina, en zij keeren met vee! drift en verlangen tot hun gezin en vrienden te rug De bewoonders van Ooper Engadina worden op omtrent vier duizend begroot , en behalven deeze na gisfing omtrent vier of vijfhonderd, die hun beftaan in vreemde landen winnen. LXXII. BRIEF. ' Neder Engadina - Cernetz- Huldric Cam* pel — traps — remüs _ romst {n h(;t t . fche — Santa Maria, Cernetz , den 4 Augustus. De valleij van Opper-Engadina, fa van Cele. rina tot eenige mijlen agter Scampf, ten naasten bil vlak en effen; zij is tusfchen twee rijen bergen be. flooten, die te Celerina op het hoogst zijn, en Ian<^zaamerhand in hoogte en ongelijkheid verminderen! Omtrent Zutz en Scampf is het fraaijfte gedeelte van de valley, hier brengt ze eenige rogge en gerst voort, en de bergen zijn met groen tot op derzelver hoogde kruinen bedekr. Agter Scampf eindigd de vlakte, en de rivier de Inn, die tot hier toe zagtjens voortloopt, geraakt in een naauw kanaal, en valt in onafgebrooken watervallen ter neder. De weg rijst en daald langs de kanten der bergen, en de geheele ftreek is meestal met bosfchen van mast en pijnboomen bezet. Ik  REIZEN DOOR SWITSERLAND. 47 Ik kwam door verfcheiden dorpen, welken veel overeenkomst hadden met die in den vorigen brief door mij befchreeven zijn , en bij Brail trok ik over eene kleine brug die over eene vervaarlijke diepte gelegd was, en eenen fchuimenden waterval overzag. Deeze brug word in de landtaal Pont Alta, of Hooge brug genaamd , en vormt de fcheiding tusfchen Opper en Neder Engadina. Zo al de grensfeheiding van de twee districten niet op deeze wijze waare aangeweezen, zou de onverwachte verandering van den weg die flegter wierd, mij natuurlijk hebben moeten doen vermoeden dat ik Opper Engadina verlaaten had. De weg die van het meir SigUo tot aan Pont Alfa loopt is even als onze voetpaden in Engeland, en is breed genoeg' voor twee of drie rijtuigen naast elkander , iets dat in deeze bergachtige dreeken niet zeer gewoon is. Dezelve is onlangs gemaakt, ingevolge van het voordel door het Huis van Oostenrijk, bij het jongde verdrag van Milaan gedaan , om de wegen die door Pregalia cn de twee Engadina's loopen te verbeteren, ten einde de koopmanfehappen naar en van Pregalia langs deezen weg door het Tyrolfche zouden kunnen worden vervoerd, in plaats dat dezelven door Chur, zo als thans nog gefchied, gebragt worden. Het huis van Oostenrijk bood aan om alle de kosten deezer onderneeming te draagen. De bewoonders van Opper-Engadina, offchoon zij, met eene belangeloosheid die men zeldzaam in democratifche ftaaten vind , het aanbod van fchadeloosdelling affloegen, bragten dadelijk het plan binnen hun eigen grondgebied ter uitvoering, doch de behendige listen  48 w. c o x e ten der burgers van Chur, wier belang doordeezë nieuwe fchikking grootlijks zou zijn benadeeld geworden , benevens de ingewortelde overtuiging, dat goede wegen het land te genaakbaar voor°de vreemde mogendheden zouden maaken, deed het volk van Pregalia en Neder ■ Engadina afkeerig worden van dit nuttig ontwerp, en dus bleef dat gedeelte van den weg, dat door hunne diftriften loopt, in denzelfden toeftand als te vóoren. Na dat ik Pont-Alta overgetrokken was, kwam ik langs een woest en bijna onbewoond bosch tot dat ik Cernetz bereikte, alwaar ik thans een zeer aangenaam verblijf in het huis van den Heer Planta geniet. Deezen Heer is tegenwoordig in zijne landvoogdij van Morbegno, in het Valtelienfche, doch daar ik hem toevallig te Chiavenna ontmoette, gaf hij mij een brief van aanbeveeling aan zijnen oom , die niet wilde toelaaten dat ik in de herberg mijn optrek nam. Cernetz is in eene kleine vrugtbaare vlakte gelegen, die door twee rijen bergen omringd word , welken aan de uiterfte einden in een middenpunt zaamenloopen. Deeze vlakte levert tarw, gerst, rogge, vlas, en een overvloed van rijke beemden op. Ikontwaar een wezenlijk onderfcheid tusfchen de lugtsgefteldheid van deeze kleine vlakte en die van Opper-Engadina; het is hier veel warmer, en alle haare voortbrengzelen zijn veel verder tot rijpheid gevorderd. Eene groote menigte boomen worden op deeze bergen gehakt, en over de Inn tot aan Injpruck toe op vlotten afgevoerd. Jn deeze vlakte voegt de groote ftroom Spaelg die van de bergen van Bor- mi»  reizen door switserland. 49 miö afdaald, zich bij de Inn. Langs de zijde van deezen ftroom, en ten einde van eene naauwe engte die van Bormio naar Munfter loopt, wierd ik een vierkanten tooren gewaar, alwaar in den jaare 1624. de Marquis de Caeuvres met een corps Fransch en Graauwbunder krijgsvolk bezetting hield, ten einde aan de pogingen van het Oostenrijksch leger, dat te Munfter lag, het hoofd te bieden. De engte is daar en boven door eenen fteenen muur verfterkt, die van den voet eener ongenaakbaare rots tot aan den tooren, en van daar tot aan den ftroom is opgehaald. De Marquis de Caeuvres, aan wien de bewaaring deezer gewigtige engte was toevertrouwd, was de zoon van den Marquis d'ErRé es; men had hem der kerke toegewijd en tot bisfchop van Noyon verheven, doch bij het afftërven van zijnen oudften broeder liet hij den geestelijken ftand vaaren, en omhelsde den krijgsdienst. Hij onderfcheidde zich zelf in verfcheidene veldtogten onder Hendrik de vierde, en hij wierd naderhand onder de regeering van Lodewyk den dertienden als gezant te Turin en te Rome gebruikt. In 1624. benoemde men hem tot buitengewoon gezant bij het gemeenebest. der Graauwbunders, en, als opperbevelhebber van een leger, uit Fransch en Switfersch krijgsvolk zaamgefteld, zond men hem ter hulpe van de Graauwbunders gedüurende den oorlog in het Valtelienfche. Hij drong door Chur in Neder Engadina, en maakte zich zonder uitftel meester van de gewichtige engte die zo even befchreven is; hier door verzekerde hij de eenigfte doortogt naar Bormio, welkers overgaaf weldra door eene algemeene onderIII. Deel, I. St. D wer-  50 w. c o x e werping van het Valtelienfche gevolgd wierd. Uit hoofde van deeze belangrijke dienden wierd de Marquis, na zijne terugkomst in Frankrijk, tot Hertog d'ErRéES en tot de aanzienlijkde waardigheden verheven. Hij overleed in 1670. in het 102 de jaar zijnes ouderdoms. Ik besteedde hergrootde gedeelte van deezen morgen in het vervaardigen van uittreksels uit de befchrijving van het Graauwbunderland door Campel, het welk voor de beste plaats befchrijvende en daatkundige hidorie van dit land , welke te vinden is, gehouden word. Dezelve bedaat in drie groote f )lianten en is in het Latijn gefchreeven. Dit werk is nooit gedrukt, en is zeer zeldzaam te vinden. Ik had het geluk om een afichrift in de boekverzameling van den Grgaf Firmian te Milaan te zien, weikeu heer mij met die gediendigheid, die hem zo bijzonder kenfchetst, toedont van het zelve te raadpleegen. Dan vermits mijn verblijf te Milaan zeer kort geweest, en tot andere nafpooringen bedeed geworden was, zo had ik van die goed. heid dat gebruik niet kunnen maaken het geen ik wel gewenscht had; doch daar ik thans het zelfde werk in de boekverzameling van den Heer Planta gevonden heb, neem ik deeze gelegenheid waar om de belangrijkfle plaatfen natezien, het welk mij omtrent het aardrijkskundige, de gefehiedenis, en de regeerïngsform van dit land veel lichtgegeeven heeft, wordende dit alles met de uiterde naauwkeurigheid behandeld. Hi'ldric C'Vmpp.l, de fchrijver van dit uitmuntend werk, wierd in het begin der zestiende eeuw te  REIZEN DOOR S WITSERLA ND. 51 te Susf, in Neder-Engadina gebooren, en maakte in alle takken van geleerdheid ongemeene vorderingen. Hij was een der eerfte hervormers in dit land, en hij wierd zo door zijnen wcrkzaamen iever als door zijne uitgebreide geleerdheid, een groot werktuig tot uitbreiding van de hervorming in deeze ftree • ken. Eene gebeurtenis van weinig aanbelang, die in zijn geflacht voorviel, gaf aanleiding tot de fpoedige en algemeene verfpreiding van de nieuwe leeringen, het welk met de vernietiging van den RoomschCatholijken Godsdienst eindigde. Terwijl hij in 1537. ter voortzetting zijner ftudien afwezig was, beviel zijne huisvrouw van eene dogter, die zo ziek en zwakkelijk was, dat het kind den geestfcheen te zullen geeven. Gaspar Camphl, vader van Huldric , een man die de hervormde leerftellingen zeer was toegedaan, weigerde om het kind door een Roomsch Priester van het kerspel te laaten doopen, en wilde ook niet gedoogen dat de vroedvrouw hetzelve met wijwater befprengde, volgens de geivoonte van de Roomfche kerk; en, dewijl daar geen hervormd leeraar bij der hand was, verrichtte hij de doopplegtigheid zelve. Deeze daad wierd in zo een affchuwelijk licht bij de Roomschgezinden van Sasf befchouwd, dat zij in eene groote meenigte bij een fchoolden, en Gaspar met zulk eene woede aanvielen, dat hij ter naauwernood den dood ontfnapte. Zijne vijanden bragten vervolgens befchuldigingen tegen hem op den landdag in, die in het eerst de zaak aan fcheid:-mannen overliet; doch vermits zulks geene voldoende uitfpraak te weeg bragt, gaf men bevel tot het houden van eene D a open-  52 W. C O X E openbaare zaamenkomst, van de afgevaardigden der onderfcheidene gemeentens, in de kerk van Sus/ ter bepaaling van de volgende vraag: „Ingeval eenjonggebooren kind zo lang niet fcheen te zullen leeven tot dat men een priester gehaald kon hebben, of dan den doop aan het zelve door een leek bediend de voorkeur verdiende boven het befprengen der vroedvrouwen ? '* Dit belagchelijk onderzoek veroorzaakte verfchil ■ len van veel meer aanbelang- De hervormde leeraars weigerden eenig gezag hoegenaamd buiten de Heilige Schrift te erkennen, terwijl de Roomschgezinden de fchriften der vaderen en de befluiten van de kerk als onfeilbaar aanmerkten ; dan vermits iedere partij, dus alle de punten in gefchil, uit een ander oogpunt befchouwde, kon noch de eene noch de andere overgehaald worden om de redeneeringen van haare tegenftreevers aanteneemen; en het twisten had reeds zeven dagen geduurd zonder het minfte vooruitzicht op een befluit, dat ten genoegen van een ieder zou weezen, toen men echter gelukkig één zodanig vergelijk , door de gemaatigde denkwijze der afgevaardigden , trof, als men na dit eindelooze redentwisten zich niet zou hebben durven voorfteïlen. Zij beflischten , dat in geval van de uiterfte noodzaaklijkheid, alwaar geen priester tegenwoordig was, een leek of een vroedvrouw mogt doopen, en dat het eerfte de voorkeur boven het laatfte verdiende; doch het geen van veel meer gewigt was , zij vermaanden en bevolen een ieder om deeze redelijke Helling natekomen; dat men ten opzichten van de andere in verfchil zijnde geloofs-pun- ten  REIZEN DOOR SWITSERLAND. 53 ten die in den loop der zitting waaren voorgekomen, zich op eene verftandige wijze aan die leer mogt houden, die men uit volle overtuiging meende in het woord van God te vinden te zijn. Deeze zaamenkomst bragt de heilzaamfte uitwerkzelen voort, want het volk , dat meer en meer derwaarts heen wilde, wierd daar door ingefcherpt om de Heilige Schriftuur alleen als gezaghebbende in gefchilftukken te befchouwen. De uitwerkzels die deezen grondregel voort moeten brengen zijn klaarblijkelijk, en inderdaad, zulks veroorzaakte eenen zo onmidlijken en fpoedigen voortgang, dat binnen den tijd van twintig jaaren de hervorming geheel en al in Engadina was doorgedrongen. Om nu tot Huldric Campel terug te keeren: hij keurde niet alleen het gedrag van zijnen vader in het doopen zijner dogter goed, maar wierd ook een ieverig voorftander van de nieuwe leeringen. Zich tot den kerkdienst toegewijd hebbende , nam hij de hoede eener hervormde kerk in de valleij vmPretïgau op zich, alwaar hij zich onvermoeid betoonde in de betrachting van zijnen pligt ,en de verbreiding van den proteftantfchen godsdienst. In 1550. wierd hij door de vrienden der hervorming te ÓW/beroepen , als iemand die de meeste gefchiktheid had om de Roomfche kerk te beu-rijden. Zijnen arbeid werd met zulk eenen goeden uitflag bekroond, dat, kort na zijne komst in zijne geboorteplaats, de mis afge. fchaft, en de Hervorming in het openbaar wierd aangenomen. Als toen was Susf het geheele toneel zijner (*) Uitgezonderd het kleine dorp Samun, D 3  54 w. c o x e ner onvermoeide poogingen; te Cernetz, en verfcheide andere plaatzen , deed zijne overtuigende welfprekendheid, en de kragt zijner redenen, een groot aantal menichen voor de hervorming winnen. Hij bragt hst einde van zijn leeven te Schlins door, alwaar hij leeraar was, en volhardde totopzijnlaatde oogenblik jn het verfpreiden en het verdedigen der leere van de hervormde kerk, zo door zijne welfprekendheid als door zijn onberispelijk gedrag. Onder alle de bezigheden van het leeraarampt, vond hij echter gelegenheid om zijne gefchiedenis van de Graauwbunders tot aan het jaar 1580. te brengen. Hij overleed het volgende {*) jaar te Schlins, in een zeer hoogen ouderdom, laarer.de een naam na die ten hoogden, in de godsdienftige en geleerde jaarboeken van dit land, geacht en geëerbiedigd is. De gefchiedenis door Campe.l bedaat, zo als ik te vooren gezegd heb , in drie deelen. Het eerde behelst hoofdzaaklijk eene plaatslijke befchrijving van het Graauwbunderland, en voornaamüjk.van de onderfcheidene didricten. en deden , alsmede geeft hetzelve den aart van de verfchillende regeeringen, en de verfcheidene burgerlijke en lijfdrafrelijke rechtsplegingen der kleine gemeenebesten op, waar in dit land verdeeld is. Het tweede deel bevat de gefchiedenis van Rhatien, van de vroegfte tijden tot op den Swabifchen oorlog in .1499. onder Keizer Maximiliaan de eerfte. De boiuvdoffen zijn voornaamlijk uit Tschudi, Stum'pf, en andere Switferfche gefchiedfchrijvers getrokken. Het derde deel, waar- (*) Eenige fchrijveis plaatzen zijnen dood in 1582.  reizen door switserla nd. 55 waarin de hiftorie tot op zijnen tijd is gebragt, is het belangrijkfte en zekerfte. Campel dit werk ter onderzoek en verbetering aan Bulmngér en S.ml er gegeeven hebbende , overhandigde in 1577 een affchrift van het zelve aan den landdag der drie Bundten, en wierd deswegens in het openbaar be« dankt. Doch dewijl zijne middelen niet toelieten om de kosten der uitgaave te draagen, en hij geen boekverkooper kon vinden om zo een groot werk te drukken , is dit ook de oorzaak dat het zelve niet uitgegeeven is. Remus den 4 Augustus. De weg van Cernetz naar Scuol reist en daald ge* duurig, en is zo rotsachtig en flegt, dat ik meer dan agt uuren doorbragt om twintig (Engelfche) mijlen afteleggen. De kleine vlakte van Cernetz duurd niet lang, en eene menigte van woeste rotfen en bosfchen volgen op dezelve. Sus/ is in eene engte, tusfchen de rivier de Inn en eene aaneengefchakelde rij rotfen , een weinig beneden de overblijfzelen van een oud kafteel gelegen : digt bij deeze engte ziet men eene kleine vrugtbaare vlakte, die eene aangenaanae verfcheidenheid met het woeste der rotfen en bosfchen oplevert. De weg van Ardetz volgt den loop van de Inn, die beneden in een diep eng kanaal voortbruischt, het welk men hooren doch niet zien kan. Van Ardetz Cover het welk op eene zich fier verheffende ros, een verwoest kafteel, genaamd Stemberg, heenhangt,} klom ik langs een zeer fteil ongelijk pad D 4 naar  5° w. C O X E «aar de rivier de Inn af, die ik overtrok, en eene fteile hoogte beklom , laatende aan mijne regterhand de valleij van Scharla, waar in zilver-mijnen gevonden worden die aan het huis van Oostenrijk behooren: voorheen waaren dezelven zeer rijk, en bragten een aanzienlijk voordeel aan , doch zij zijn nu Uitgeput. Ik kwam door het wijd en zijd verfpreide dorp Trasp, waar bij een kafteel van denzelfden naam op de hoogfte kruin van eene regtftandige rots gelegen is. De Graaf Dietrichfiein bezit als heer van dit kafteel, den tijtel van Prins des Duitfchen rijks: zulks wierd aan zijn geflacht door Keizer Leo-, pold gegeven, onder voorwaarde dat den bezitter van het zelve op den landdag altoos ten voordeelen Van het Huis van Oostenrijk zou ftcmmen. Defchijn van eene Oostenrijkfche bezetting word in dit kafteel door een Ooftenrijkfch foldaat bewaard. Van Trasp daalde ik wederom naar de rivier af, trok dezelve over, en beklom den weg naar Seuoh Ik kwam aldaar vrij laat, en vertrok eerst van deezen morgen. Van Scuol naar Remus zijn de bergen ter linkerhand trapsgewijze afhellende, en zeer wel bebouwd; Zij brengen eenen grooten overvloed van tarwe, rogge, gerst,vlas,en hennip voort: het houtgewas beftaat voornaamelijkinpijn, mast, en kleine berken hoornen , hier en daar met heestergewasfen van hazelnooten en roozen doormengd. De koornvelden worden trapsgewijs (indien ik mij zo mag uitdrukken) langs de kanten der heuvels, even als de wijngaarden in liet Pays de Vaud aangelegd. De rijen berge??  reizen door switsesund, 57 gen aan de regterhand over de 'Inn zijn fteil, en op veele plaatzen loodregt, doch draagen geen tekenen van vrugtbaarheid. Het is thans oogsttijd, en ik heb verfcheiden geestelijken bezig gezien met de graanen inteoogften. De geestelijken zijn in Neder Engadina zeer arm, en tevens talrijker als in eenig ander gedeelte van het Graauwbunderland. De inkomften der beste kerspelen beloopen op 40 L str. 's jaars, dat van de mindere op weinig meer dan 8 L str., en dit fchraale onderhoud word fomtijds nog onder twee of drie geestelijken, of onder zo veelen als 'er in zodanige parochie gevonden worden die van geen plaats voorzien zijn, verdeeld. Ik hield te Remus ftil om mijne paarden te ververfchen. In de nabuurfchap ziet men een verwoest kafteel, het welk voorheen aan den Bisfchop van Chur behoorde, en dat door een der voorige bisfchoppen aan de Planta's van Zutz gegeeven is; uit kragte van welke gift zij meenen gerechtigd te zijn om den eed van den Landamman van Sotto Tasna afteneemen. De eenigfte overblijfzelen van dit kasteel beftaan in twee vierkante toorens, ineen van welken nog een flegt vertrek is, alwaar de Heer Planta jaarlijks een middagmaal aan den Lamdamman geeft. De regeeringsform van Neder-Engadina is meer zaamengefteld dan die van Opper-Engadina ; ook heeft het mij niet weinig moeite gekost om dezelve te bevatten en op het papier te brengen. Ik zal u echter door geen omftandig verhaal van iedere bijzonderheid, die mij in den loop van dit onderzoek D 5 ftrera-  5" W. C O X E ftremde, zoeken teverveelen, doch mij bepaalen omu zo kort doenlijk deswegens eenig denkbeeld te geeven. Neder Engadinawad in drie gemeentens afgedeeld, het welk drie afgevaardigden op den algemeenen landdag zend. De eerfte gemeente beftaat uit de kerspels van Cernetz, Sus/, Lavin, Guarda en Ardetz. De tweede bevat die van Vettan, Scuol en Sent: en de derde Remus, Scblins en Samun. De twee eerfte Gemeentens maaken eene hooge gerichtsban uit, en de derde, benevens Bevio, Valmorara en Avers, eene andere Hooge Gerichtsban. In burgerlijke zaaken zijn 'er twee afzonderlijke gerichtshoven, namelijk, een voor het noordergedeelte, en het ander voor het diftricr. dat ten zuiden van den ftroom Tasna gelegen is; geevende deezen ftroom aan de twee gedeeltens den naam van Sopra en Sotto Tasna: van ieder deezer gerichtshoven valt een hooger beroep, bij laatfte uitfpraak, aan de civiele rechtbank van Sotto Fontana Merla in OpperEngadina , of, aan de nabuurige gemeente der valleij van Munfter. In lijfftraffelijke zaaken zijn 'er insgelijks twee afzonderlijke gerichtshoven, doch zonder hooger beroep, als één voor het grondgebied dat ten noorden van den berg Falon gelegen is, en een ander voor het zuider gedeelte; volgens deeze verdeeling worden de twee ftreeken Supra en Sotto Montfakn genaamd. Buiten deeze zaamengeftelde bepaalingen is Vettan me: Scuol-en Sent in het Staatkundige vereenigd; ia burgerlijke zaaken met Scuol, Sent, Remus, Scblins,  reizen d00 r switserland. 59 Schlins, en Samun; en in het lijfttraffelijke met Cernetz benevens de andere fteden van de eerfte. gemeente. Deeze vermenging van zo veele verfchillende belangens veroorzaakt zulk eene zaamgeftelde werking, in het verkiezen der afgevaardigden, magiftraatsperfoonen , rechters, zo burgerlijken als? crimineele , dat het zelve niet belangrijk genoeg voor mij zou weezen om zulks te befchrijven, noch voor u om te leezen. Eene omftandigheid echter,.kan den onoplettendften onderzoeker niet ontfnappen; namelijk: dat offchoon de wijze van verkiezing der rechters ten naasten bij dezelfde is als in Opper-EngucUna, het recht evenwel aldaar geenszints zo onpartijdig uitgeoeffend word als in het laatstsgenoemde diftrict. Ik kan niet voorbij van dit wezenlijk onderfcheid in eene zaak van zo veel gewicht aan de terfchillende omtlandigheden der twee volkeren toetefchrijven; de bewoonders van Opper Engadina, meer verlicht en vermogender dan hunne nabuuren zijnde, zijn minder vatbaar voor den invloed van laage vooroordeelen en omkoopingen. De partijfchappen loopen zo in Opper- als NederEngaaina, zeer hoog : 'er zijn eenige aanzienlijke gellachten in deeze distriéten, waar van de voornaamite die van De Salis en Planta zijn,die zich in tallooze zijd takken verdeelen. De gefchiedenis van dit land is opgevuld met de gelchillen en twisten tusfchen deeze mededingende huizen, en vertoond in verfcheiden tijdperken niet anders dan een eentoonig tafereel van huisfelijke onlusten. Detwee partijen worden door de benaamingen van Scar- 59  60 w. c o x e Scarbonada of zwarten en Alba of witten onderscheiden; de eerften volgen de Plant a's en de laatften de partij van de Salis. Ten tijde vande verkiezingen der afgevaardigden en Magiftraats • perfoonen geraaken de inwoonders van Neder Enga ■ ■dina niet zelden aan het vegten, het welk al dikwils met bloedftorting eindigt. Ik heb al meer dan eens gelegenheid gehad om van de meerdere befchaafdheid melding te maaken, die de inwoonders van Opper-Engadina van die van het Neder-gedeelte onderfcheid. Deeze meerdere gefchiktheid word waarfchijnlijk door de gedüurende verhuizing van de eerfte naar vreemde landen, en derzelver omgang met vreemdelingen, veroorzaakt. Ook vond ik een groot onderfcheid in de levenswijze in de twee diftriéten. Offchoon Neder-Engadina de benodigdheden in eenen genoegzaamen overvloed voor binnenlandsch gebruik voortbrengt, zo zijn echter de inwoonders minder arbeidzaam, en bijgevolg armer. In Opper-Engadina kon ik altoos, zelfs in de gemeenfte herbergen versch vleesch, goeden olie, en uitmuntenden wijn bekomen, het geen ik in het andere diftrict niet krijgen konde. De dorpen zijn minder gemaklijk, en de huizen van de boeren zijn even zo agterlijk in zindelijkheid, netheid en gemak. Dit onderfcheid is waarfchijnlijk, voor een gedeelte aan den aart van het land toetefchrijven: Opper Engadina levert maar weinig voortbrengzelen op, waar door de inwoonders verpligt zijn om na middelen van beftaan uittezien; en daar de naarftigheid eenmaal opgewekt is, voert zij van zelve haare gewoone gezellinne den overvloed met zich.  REIZEN DOOR SWIT SER LAND. 01 zich. Daar integendeel, de grond van Neder-Engadina de vrugten des aardrijks voortbrengt, zo vinden de ingezetenen zich niet in de noodzaaklijkheid om buitengewoonen arbeid te verrichten of hunne toevlugt tot vreemden handel te neemen. Santé Maria, den 5. Auguftus. Op mijnen weg van Remus naar de brug van St) Martin, door eenen geweldigen regenvlaag overvallen wordende, nam ik mijne fchuilplaats in eene boeren-wooning, en wierd daar door eene welgedaaneoude vrouw vriendelijk ontfangen : mijn paard wierd onder een afdak geplaatst, en ik in huis voor de buij beveiligd. Ik bevond het huis ongemeen net en zindelijk, en van meer gemak en huisraad voorzien als ik op het uiterlijk voorkomen opgemaakt had. De oude vrouw fprak behalven het Romansch, ook Hoogduitsch en Italiaansch, en vooral het laatste zeer wel. De ftorm twee uuren zonder ophouden duurende, hield ik een langduurig gefprek met haar, en ik was zeer voldaan over de befchaafde en gemaklijke wijze waar op zij haar over verfchil. lende onderwerpen uitliet. Bij mijn affcheid neemen , verzogt ik veele verfchooningen over hetmorfig maaken van haar huis, bedankte haar voor haar vriendelijk onthaal, en wilde haar een ftuk gelds in de hand geeven, doch het geen zij tot mijne verwondering weigerde aanteneemen. Alle deeze omftandigheden wekte mijne nieuwsgierigheid op om eenige onderrichting betreklijk deeze oude vrouw te bekomen, waar van ik het vol.  6z W. C O X E Vólgende verflag bekwam. Zij is ia Neder,Sngadina gebooren , van goeden huize, en bezat voorheen een tamelijk fortuin; zij trouwde, nog zeer jong, met een edelman van de eerfte familjie te Milaan, die in Engadina kwam woonen, de Roomfche Godsdienst verliet, en de Proteftantfche pahelsde. Zij leefden gedüurende veele jaaren in de groctfte eendragt, tot dat hij bijna al haar goed had doorgebragt, wanneer hij haar onverwacht verliet, onder belofte van binnen kort te rugx te zullen komen. Zedert zag zij hem niet wederom noch hoorde van hem, doch vervolgens, kreeg zij bericht dat hij naar halten was gegaan, en dat hij daar den Roomfchen Godsdienst wederom omhelsd hebbende, het klooster leven aangenomen had, en wanneer zij dit verflag bekwam, verzaamelde zijhaar nog overig gebleven goed, en begaf zich naar de plaats alwaar ik haar vond. Aan het einde van Neder-Engadina trok ik de Inn over langs de brug van St. Martin, bij een klein dorp van denzelfden naam: aan de andere zijde kwam ik in het Tyrolfcbe, alwaar die rivier, door een zeer eng kanaal, tusfchen twee rijen hooge en ongelijke rotzen heenbruischt. Ik verliet nu de Inn, die ik van haaren oorfprong af gevolgd had. Aan de St Martins brug maakt zij de fcheiding tusfchen Engadina en Tyrol; ter plaatze waar zij de ftroom Schargenbach ontfangt, verlaat zij hetgrondgebicd der Graauwbunders, en na dat zij door Tyrol en Bij eren geloopen heeft, voegt zij zich te Pas/au •bij den Donauzv, en wel met zulk een grooten ftroom, dat zo die al niet de vermaarde rivier waar in  REIZEN DOOR SWITSERLANDi 63 fn zij haaren naam ontlast, overtreft , ten minden denzelven evenaart. Uit dien hoofde heeft Scheutzkr getragt te bewijzen, dat den Donauw eer kon gezegt worden in de Alpen van Rhaetien zijnen oorfprong te neemen als in de Swabifche bergen, uit hoofde, dat de hoeveelheid water, die uit de eerden voortkomt grooter is , als dat gcene, het welk door de Iaatden word aangevoerd. In het dorp St. Martin word het Romansch ge* fproken, en aan de andere zijde van dezoevengemelde brug is het Hoogduitsch de landtaal. Van de deile oevers der Inn beklom ik een hoogen berg, langs eenen gemaklijken weg, onlangs op kosten van den Keizer aangelegd, ten einde de gemeenfchap tusfchen Milaan en het Tyrolfcbe open te houden. Van deszelfs kruin genoot ik een fraaij gezicht over de Inn en Neder - Engadina, en vervolgens klom ik naar Nauders af, alwaar ik het middagmaal met een koud gevogelte deed, het welk de Heer Planta bevolen had mij optedisfchen, zonder welke voorzorg ik eene fchraale maaltijd zou gedaan hebben. Van Nauders nam ik mijnen weg langs eene kleine vermaakelijke vlakte, ter regterhand door een rij bergen omgeeven die Tyrol van Engadina affcheid. De valleij is omtrent een vierde van eene mijl breed, en bijna vlak en effen : dezelve is van rijke beemden voorzien, en word door een bekoorlijke beek be1'poeld die in de Inn valt: ten einde van deeze valleij kwam ik aan eene zagtrijzende hoogte, aan welkers andere zijd;; ik een meir vond, het welk een der eer-  64 w. c o x è eerfte oorfprongen van de Adige is; agter deeze ij een ander meir, en verder op nog een derde: de oevers van deeze meiren zijn bevallig met dorpen gefchakeerd, op een van welken , Hohat genaamd , ik den nagt doorbragt. Dewijl ik eene lange dagreis van daar tot Bormio had, begaf ik mij des morgens ten vijf uuren op weg, langs den ftroom die uit het meir voortvloeit en de Adige vormt. Het land is vermaaklijk , en zeer fchoon bebouwd, bijzonder diér het zich ineen rijk en uitgeftrekt gezicht agter Mals opent, welke ftad ik een weinig aan mijn linkerhand liet leggen, en kort daar aan op den weg kwam die naar de valleij van Munfter leid. Aan den voet van de eerfte hoogte begaf ik mij door Laitch, het welk in het geestelijke onder den bisfchop van Chur, en in het waereldlijke onder het huis van Oostenrijk ftaat. Van hier trok ik door eene rijke valleij naar Santa Maria. Tauven is het laatfte dorp in Tyrol alwaar de Inwoonders Hoogduitsch fpreeken. Een weinig agter deeze plaats kwam ik voorbij de fcheidspaal, en wederom op het grondgebied der Graauwbunders , alwaar het Romansch de gewoone taal is. Ik vertoefde eenigen tijd te Munfter, om een vrouwen-klooster te bezoeken , van het welke de ftad en valleij haaren naam ontleent. Het is zeer oud, en word door Karel de Groote gezegd gebouwd te zijn : men liet mij niet toe om het te bezichtigen, vermits den regel van alle nonnen-ordens medebrengt dat het geen mansperfoon binnen de muu- (*) Monafterium.  REIZEN DOOR SWITSEREAND. 65 haüuren mag komen. Ik vervolgde mijne reize tot Santa Maria, van waar ik nu fchrijve. Deeze valleij van Munfter bevat Santa Maria , Munfter, Valdera, Cierfs , en verfcheiden andere dorpen , welke eene gemeente in het Godshuis-Bundt uitmaaken. Voorheen had de Bisfchop van Chur eenen aanmerkelijken invloed en gezag in de regeering van deeze valleij. Het recht wierd in zijnen naam uitgeoefend, en hij ontfing de geldboetens in lijfftraffelijke beledigingen , doch wanneer hij in he» vige gtfchillen met de Inwoonders geraakte, verkogt hij in den jaare 1727. deeze rechten aan Keizer Kar el de zesde: maar het gemeenebest der Graauwbunders verzette zich zodanig', tegen den overdragt van deeze vrijdommen, die het voor onvervreemdbaar hield, dat de bisfchop genoodzaakt was zulks w'ederom te koopen, en daar van ten behoeven van de Ingezetenen afreftaan, die thans geheel onaf hangelijk zijn. Het volk is in Roomschgezinden en Proteflanten verdeeld, waar van de eerfte de ftad Munfter met haar onmiddelijk rechtsgebied, en de andere het overige Van de valleij bewoonen : de magiftraatsperfoonen en rechters worden gelijklijk uit beiden de partijen gekoozen, die te zaamen in eene tamelijke eensgezindheid leeven. De gewoone taal ij het Romansch, zo als zulks in Neder-Engadina gefprooken word; doch echter niet zo zuiver, vermits dezelve, door de nabuurfchap engemeenfchap met Tjrol, met een grooter aantal Hoogduhfchc woorden doormengd is. ///. Deel, I. St, E LXXIII.  66 w. c o x e L X X I I I. B R I E F. Togtover den berg Bralio. — Het Graaffchap en de Stad Bormio. Bormio den 7 Augustus. ]Dë reis van Santa Maria tot hier was zeer verdrietig, en zou min of meer met gevaar zijn gepaard geweest, indien ik nog een dag langer gewacht had, dewijl de groote menigte van regen die zonder tusfchenpoozing gevallen is, de wegen door de Alpen zeer glibberig moet gemaakt hebben- Ik befteedde twee uuren met van Santa Maria de kruin van den berg Bralio te beklimmen , die de valleij van Munfter van het graaffchap Bormio fcheid. Deeze Alpen meent men dat dezelfden zijn waarvan Taciï u s onder de benaaming van Juga Rhatica (*) melding maakt. Ik beklom den geheelen weg langs den ftroom Ramo, den zelfden die langs Laitch vloeid, en die beneden Mals in de Adige (f) valt. Ik volgde deezen tot aan deszelfs oorfprong, alwaar zij' uit een ijsberg, te midden van eene beflootene plaats door rotfen omgeeven, voortkomt. Eenige wei- (*) Hift. lib. I. (f) Of liever, twee ftroomen vormen door hunne zaamenvoeging de Adige  REIZEN DOOR SWITSERLAND< 6? Weinige treden verder, de kruin van den Bralio bereikt hebbende, wierd ik een anderen ftroom gewaar die in eene tegenftelde richting van den zelfden ijsberg afdaald, en die de eerfte oorfprong van de Adda is. Van hier begint het afdaalen , en loopt met weinig verhindering tot Bormio voort. De* toppen deezer bergen leveren geen houtgewas, doch uitmuntend weiland op; dezelven waaren met vee als bedekt. De verhevenfte gedeeltens beftaan uit graniet, doChniet van zulk een fijn gruis als dat geen het welk ik op den St. Gothard, en op eenige der andere Switzerfche bergen zag. Vervolgens nam ik mijnen weg naar beneden langs een zeer eng ongelijk pad, en binnen minder dan een uur tijds kwam ik in het Graaffchap Bormio, en wel in eene kleine vlakte van omtrent eene mijl lang, in welkers midden een huis ftaat dat men een herberg noemt, en dat de eerfte woonirg was die ik, zedert dat ik de valleij van Munfter verliet, ontmoette. Ik vond daat niemand anders dan eene vrouw en twee kinderen, die een vervalscht Italiaansch fpraken: de vrouw hield zich grootlijks beledigd wanneer ik haar vroeg of zij Ro» manschfprak, enhetfcheenofzij, dewijl zij Roomschgezind was, het voor ketterij hield om die taal te verftaan. Ik volgde den loop der Adda, die door de vlakte vloeit; zij is in het eerst eenen kleinen ftroom, doch vermeerderd trapsgewijs, door een geduurigen toevoer van water uit de nabuurige dorpen. Ten einde van deeze kleine vlakte begint het afdaalen op nieuw, en de landftreek van daar tot Bormio is even zoongeE a lijk  68 W. C O X E lijk als de hoogfle gedeeltens van Swilferland. Zedert dat ik door het Graauwbunderlandreis-de, zag ik zulke verbaazende toneelen vol van woestheid, fchrik, en grootschheid niet, dan op deeze dagreis. De befchrijving der gewoonlijkfte voortbrengzelen der natuur fchiet altoos te kort, hoe veel te meer moeten de zonderlingile zaamenvoeging der verhevenlle voorwerpen , dewelken ik echter thans zal poogen aftemaalen, zulks dan niet doen ? Ik had de bovengemelde kleine vlakte niet zo dra verlaaten, of ik kwam op het onverwachtse in eene alleronvrugtbaarfle en woeste (treek; aan mijne regterhand zag ik niet anders dan hooge pijlaaren van wanfehaapen Alpen, terwijl zich aan mijne linkerhand niet dan een groote ijs- en fneeuw-klomp vertoonde. Naast aan den weg bruischt de Adda van afgrond tot afgrond in afgebroken watervallen voort; meer benedenwaarts werpt zij zich over eene meenigte van natuurlijke trappen, die door kunst in de rots gehouwen fcheenen; omtrent eene mijl verder, word zij in een eng kanaal zaamgeperst, waardoor zij met een onophoudelijk geweld' heen itroomt. Over deeze verfchriklijke diepte legt eene zwakke houten brug, die gedeeltelijk door een afgebroken ftuk rots onderfchraagt word, en gedeeltelijk als aan de kanten der tegen overgelegene bergen hangt: wanneer wij over dezelve gingen, boog die van onze zwaarte. Vervolgens kwam ik langs den rand van eenen diepen afgrond, waaronder de Adda zich liet hooren, die offchoon niet zichtbaar, echter aan mijne verbeeldingskragt verfchriklijker watervallen voorllelde als ik tot hier toe gezien had. Haar kanaal  REIZEN DOOR SWITSERLAND. 69 naai is rechtdandig in de rots doorfneeden, die tot op de diepte van eenige honderd voeten door de fchuuring van het water is uitgehold. Toen kwamen wij aan een woesten oord, alwaar de valleij geheel en al door eenen ontoegangelijken berg omgeeven was: hier ontipringt uit eene kleine opening in de rots eene beek , die zich vervolgens bij deszelfs val verfpreid, en eenen aanzienlijken ftroom vormt, welken te midden van groote brokken Heen onder een geftadig gedruis en al fchui. mende voortfnelt. Wij keerden op eens links af, langs eene opening waar door de Adda zich eenen doortogt fcheen gemaakt te hebben, en ontdekten eenige vrugtbaare velden ter zijde van een afgelegen berg, het welk eene fraaije verfcheidenheid opleverde met de woeste en onbebouwde toneelen die wij zo even verlaaten hadden: eenige weinige treden verder kregen wij eene vrugtbaare vlakte in het oog die zich tot aan Bormio uitflrekt, door welke de Adda zagter voortftroomt, die een oogenblik te vooren beneden ons, over afgebrooken dieptens heen bruischte. Geen half uur verder bereikten wij de baden van St. Martin, in de valleij van Premaglia; zij worden door verfcheiden heete bronnen die bij Molina voortkomen gevormd , en in dit jaargetijde veel bezogt. Zij zijn van' denzelfden aart als die teBatb, doch zij fchijnen echter zo heet niet te weezen. Van hier daalde ik in de vlakte af, dieeenig graan, en uitmuntend weiland oplevert, en binnen weinig tijds kwam ik te Bormio. Alles kreeg nu meer en meer een Italiaansch voorkomen: de dorpen zijn hier £ 3 in  70 W. C O X E in verre na zo fraaij niet als in Graauwbunderland, De huizen zijn geplaasterd, en hebben een morsfig voorkomen, en het was geene kwaade opmerking van mijn bediende, dat de dorpen 'eruitzagen als of de inwoonders meestal dood en de plaats verlaaten was. Deezen weg over de Bralio, offchoon zo flegt, was voorheen de voornaamfte doortogr. voor de koopmanfchappen die van Tyrol, door het Valtelienfche naar Milaan gezonden wierden; thans word denzelven veel minder bezogt. Het Graaffchap Bormio, onderhoorig aan de Graauwbunders, legt aan den voet en te midden der Alpen van Rbaiien, en grenst aan Engadina, de Valleij van Munfter, Valteline, Tyrol, Trente en het Venetjaansch grondgebied. Het is geheel en al binnen de bergen befloosen , uitgezonderd eenenaauwe opening die het aan Valteline hecht: de andere toegangen tot het zelve leggen dwars over de ongelijke Alpen, en hebben veel overeenkomst met den weg over de Bralio: des winters zijn zij gewoonlijk niet bruikbaar. Dit Graaffchap, dat voorheen en gedeelte van het Milaneefche uiimaakte, wierd in den jaare 1512. aan de Graauwbunders onderdaanig, welken die omwenteling bewerkten, zo als in de volgende brief, bij het verhaal der gefchiedenis van Valteline, zal opgegeeven worden; want, dewijl het laatste ter zelfder tijd en door dezelfde oorzaaken onder de beheering van de Graauwbunders geraakte, veroorzaakt zulks dat de gefchiedenis zo door elkander gemengd is, dat men dezelve niet afzonderlijk kan behandelen. Het  REIZEN DOOR SWITSERLAND. 7* Het Graaffchap is in vijf diftriiften afgedeeld; als I. Bormio, het welk de hoofdplaats en verfcheiden daar van afhangende dorpen in zich bevat. 2. De valleij Furba. 3. De valleij Pedinofa. 4. De valleij Cepino. 5. De valleij Luvino. De inwoonders van Luvino bezitten verfcheiden voorrechten, bijzonder de magt om geld - zaaken beneden eene zekere waardij te beflisien. Zij vermogen echter geene magift iaatsperfoonen te benoemen, die alle uit de vier andere diftricten gekoozen worden. Het Graaffchap Bormio geniet zeer aanzienlijke voorrechten, van welken fommigen in Valteline of Chiavenna geen plaats grijpen; uit welken hoofde de inwoonders van de knevelarijen die door de landvoogden der Graauwbunders, in de andere onderhoorige landlchappen zo ftraffeloos worden uitgeoeffend, bevrijd zijn. 1. De inwoonders betaalen eene vastgefteldefchatting aan de Graauwbunders, die zeer gemaatigd is, en niet vermeerderd kan worden, a Zij zaamelen zelfs tot hun eigen gebruik de uitgaande en inkomende rechten in" waar door zij tegen alle onrechtvaardige en drukkende belastingen beveiligd zijn. 3.. De geldboetens in het crimineele komen aan de gemeente, iets dat in de uitoeffening van het recht zeer heilzaam is: want dewijl den landvoogd daar geen aandeel in heeft, zo als het geval in de andere provintien is,zo heeft hij ook geen belang omdefchuldigen te willen overtuigen, ,4. Doch hetvoornaamfte voorrecht dat dit land van Valteline onderfcheid, beftaat in de onafhangelijkheid van deszelfs regeering, en de beperking van het gezag des Podefta. E 4 -9öt-  7 2 W. C O X E Bormio , word even als alle de onderhoorige landrchappen . door een opperfte magiftïaatsperföon, Podefta genaamd, geregeerd, die doordeGraamtu bunders gezonden word , en twee jaaren in bediening blijft: zijn gezag is dermaaten bepaald, dat hij naauwlijks eenige mag' heeft, als alleen de medewerking met de raadsvergaderingen. Hij bekleed bet voorzitterfchap in deeze Raadsvergaderingen zonder fteni te kunnen geeven', dan alleen wanneer dezelve fteeken ; hij heeft het vermogen niet om een misdadiger te doen vatten, noch om de ftraf kwijttcfchelden of te veizagten, en hij geniet een jaarlijks inkomen van het landfchap van 880 Guldens; het geen gedeeltelijk in geld,, gedeeltelijk uit de proceskosten in burgerlijke en lijfftraffeh'jke zaaken word opgebragt: doch de bepaalingen die aan zijn gezag opgelegd zijn, zuilen best uit de volgende fchets der vastgeltelde regeeringsform kunnen blijken. De oppermagt berust bij de Podefla en de raadsvergaderingen , die in eene burgerlijke en lijflfraffeiijke rechtbank beftaan, waar van de leden jaarlijks door het volk gekoozen worden. Het crimineele gerichtshof, of den Raad van zestien , die om de vier maanden veranderd, beftaat uit, twee regenten, de fchatbewaarder, de notaris, en zestien raaden, waar van 'er tien uit de ftad, en twee uit elk der valleijeh van Furba, Pedinofa en Cepino genomen worden: van deeze leden hebben de zestien raaden alleen ftem. Op verzoek der twee regenten, word' deezen raad door de Podefta zaamgeroepen. Om een misdadiger gevangen te kunnen peemen, moet de geheelen Raad, of ten minften zeven  REIZEN DOOR S WITSERI.AND. 73 zeven van deszelfs leden, vergaderen; doch in een geval van aanbelang, kan de Podefta benevens de twee regen en bevel tot het aanhouden geeven; zulks echter met de wet ftrijdende zijnde, moet de verdere rechtspleeging tot de eerfte vergadering van den raad uitgefteld worden, en deeze het arrest goedkeurende, word zulks met de woorden van hun wetboek Male captus; bene detentu;; het arrest was onwettig , doch noodzaaklijk, in het befluit uitgedrukt. Het geding word vervolgens begonnen, en de gevangene door de Podefia en de twee regenten ondervraagd, die de zaak voor den raad brengen. Wanneer den misdaadiger overtuigd is en zijnemisdaad echter niet belijden wil, beflischt de meerderheid van den raad of de bewijzen fterk genoeg zijn om van de pijnbank gebruik re maaken, en wanneer dit affchuwelijk hulpmiddel nodig geoordeeld word , moet zulks in tegenwoordigheid van den Podesta ,' de twee regenten, den fchatbewaarder en den notaris uitgeoefFend worden. De geldboetens worden aan de gemeente betaald, die ook de proceskosten moet opfchieten , wanneer de gevangene onvermogend is. Indien de bewijzen tegen den gevangenen onvoldoende zijn ter zijner overtuiging, ontfangt de Podefta en de raadsheeren niets voor hunnen gedaanen arbeid: deeze bepaaling, die gemaakt was om alle vervolgingen onder allerlei voorwendzels voortekomen, heeft die flegte uitwerking , dat de rechters daar door aangezet worden om de geringde omftandigheden mede tot bewijzen van fchuld aantevoeren, en zeer E 5 dik-  74 W. C O X E dikwils aanleiding geeven tot het gebruiken van de pijnbank ('). De Burgerlijke rechtbank beftaat uit twaalf leden, uit de Stad Bormio genomen, die alle burgerlijke zaaken ter eerfter inftantie afdoet: van deszelfs uitfpraak valt hooger beroep aan het Syndicaat van het Graauvobunderland, De leden van deeze raadsvergaderingen worden jaarlijks op de volgende wijze gekoozen, door de vergadering van het volk, beftaande i. Uit alle die geenen welken magiftraatsperfoonen geweest zijn; 2. Uit zestig, perfoonen der ftad, die door de twee hoofden van het volk benoemd worden. 3. Uit zestig perfoonen door de drie valleijen in een gelijk getal gekoozen. En ten 4. uit drie afgevaardigden van de valleij van Luvino. Alle deeze vertegenwoordigers vergaderen op het raadhuis te Bormio op den 15 Juni] : de verkiezing gefchied op de meest mogelijke democratifche wijze, volgens een plan dat berekend is om allen invloed te verbannen ; het welk echter, door de allerzaarogefteldfte wijze van verkiezing die maar uittedenken is, niet geheel en al kan weggenomen worden. Zonder breed ftil te ftaan op de wijze van ftemming door ballotteeren te Bormio in ge- (*) Niets is tot de hervorming der lijfftraffelijke rechtspleeging in Bormio nadeeliger, dan dat men het onderzoek in het openbaar niet houd, dat men de rechters voor hunnen dienst niet altoos betaald , het zij de gevangene fchuldig of onfchuldig is, en dat men de pijnbank niet Vernietigd.  REIZEN DOOR SWITSERLAND. 75 gebruik, zal ik alleen het kiezen der twee regenten om deszelfs zonderlingheid wat breeder befchrijven. Wanneer de raaden benoemd zijn, wijst de jongde regent eenige perfoonen in de vergadering aan. Ter zelfder tijd geeft de fchatbewaarder 'er eenigen op, bij voorbeeld, tien, vijftien &c Dit getal word daadelijk dosr den regent opgeteld, beginnende van den perfoon die hij eerst aangeweezen heeft: de zes laatften der opgetelde perfoonen begeven zich in een afgezonderd vertrek , en kiezen zes leden van de vergadering, namelijk, drie uit het diftrict: van Bor~ psia, en drie uit de valleijen, die zes candidaaten benoemen. De namen der laatften worden in zes zakken gedaan en geballotteerd, et) de twee, die het grootfle getal balletjes hebben, zijn regenten. Zij blijven maar vier maanden in bediening, ten einde voortekomen dat zij van hunne magt, die zeer groot is, geen misbruik maaken. De uitgaaven der regeering worden met een democratifchen naiever bepaald; en de rekeningen jaarlijks . aan het onderzoek van ieder diftricl: opengelegd op de volgende wijze: wanneer de regenten hur/ne bediening verlaaten, geeft de fchatbewaarder in een kort beftek de uitgaaf en ontfarigst op, die zij gedüurende hun bewind gehad en gedaan hebben, welke aan den raad van zestienen voorgeleezen word, en die zonder deszelfs goedkeuring niet kan geflooten worden. In October verkiest den Raad drie perfoonen tot onderzoekers , waar van 'er twee altoos uit de Inwoonders der ftad genomen worden, en één beurtelings uit de drie valleijen. Deeze onderzoekers brengen een rapport uit, het welk aan eenige afgezondenen van  76 W. C O X E van de ftad en de valleijen op den 3 Meij word voorgelegd, en tevens vijf affchriften aan de onderfcheidene afgevaardigden ter hand gefteld, om ter bezichtiging hunner lasrgeevers te verftrekken: eindelijk, word het rapport voor de vergadering der vertegenwoordigers geleezen, die tot de verkiezing der magiftraatsperfoonen zaamenkomt, wanneer het zelve eindelijk goed of afgekeurd word. De inkomften van het Graaffchap Bormio, offchoon gering, zijn echter ten naastenbij genoegzaam om de loopende uitgaaven goed te maaken: deeerften worden geheven en bedraagen als volgt : Belasting op de koopmanfchappen , wel- gl. ft. p. ke dit jaar bedroegen omtrent . 322 — 0 — 0 Dito op de weilanden op de Alpen van Fredriga, Gallo en Bragli». . 338—0-0 Voor het vrij hakken van hout. . 74—0 — 0 Voordeelen fpruitende uit den verkoop der Graanen die door het Milaneefche Gouvernement gegeeven worden. 277 _ 0 — o Inkomften der baden. . . . 146 _ 0 — e Boetens, bij gisfing. . . . I S4 _ 0 _ 0 Tiendens van de Graanen. . . 1139 _ 0 — o Zamen omtrent ƒ 2450 — 0 — 0 De volgende tafel bevat de Uitgaaven bij overdag. Voor het maaken en onderhouden van gl ft. p. wegen en bruggen omtrent. . . 916 — o — o Jaargelden voor de Magiftraatsperfoonen. 785 — 0 — 0 Jaargeld voor de Podefta en het Syndicaat. 631 — 0 — 0 Zamen omtrent ƒ 2332 — 0 — 0 In  REIZEN DOOR SWITSERLAND. 77 In deeze opgaave zijn eenige nu en dan benodigde uitgaaven niet berekend , welken de algemeene uitgaaf grooter dan den ontfangst doet zijn , waarvan het meerdere door eene gemeene fchatting word aangevuld. Tot het bepaalen van die fchatting, heeft'er een altoosduurend committée plaats, beftaande uit twaalf leden uit de Had, en twee uit iedere valleij, het welk door de regenten wordzaamgeroepen. De benodigde fom voor het zelve opengelegd zijnde, bepaalen zij het aandeel volgens eene begrooting der eigendommen.. De bergachtige ftreeken van dat land brengen alleen weiland en houtgewas voort. Het nederdittrict omtrent Bormio levert graan op, doch niet genoegzaam voor eigen gebruik. De ingezetenen voeren vee, een weinig kaas en ijzererts uit: het laatfte komt uit de mijnen van Freli, in de valley van Pedinofo, die op kosten en ten voordeden van een bijzonder perlöon bearbeid worden, waar voor hij 's jaars een kleine rente aan de gemeente betaald. De wijn word uit Vaheltnc, graan uit Tyrol, graan en rijst uit Milaan, linnen uit Bergamo en Appenzel, en lakens uit Duitschland aangebragt. De Roomfche godsdienst is alhier de heerfchende, en de uitoeffening van alle andere kerkdienften* is verboden, zelf de Podefta, wanneer hij Proteftantsch is, heeft hier in geen het minfte voorrecht (*}. De kerkelijke zaaken ftaan onder het bewind (*) Omtrent de oorzaaketi van deeze uitfluiting, die in alle de landfchappen aan de Graauwbunders onderhoorig plaats heeft, kan men den volgenden brief inzien.  ?8 W. C 0 X E wind van den Bisfchop van Chur, die een Vicariaat * te Bormio heeft, waar in alle kerkelijke zaaken beflischt worden. De priesters hebben bijzondere voorrechten, die zich zelfs tot die geenen uitftrekken welken waereldlijke heeren zijn. Offchoon 'eruit deeze buitenfpoorige vrijdommen, meenigvuldige gebreken ontdaan, zo zijn dezelven echter, door den aart der regeeringsform , meer beperkt dan in Valteline. De meeste der boeren bezitten een klein gedeelte lands, en, als een gevolg der vrijheid van regeering zijn zij ook veel gelukkiger dan het volk in Valteline en Chiavenna. De S'ad Bormio is niet onvermaakeüjk aan den voet van het gebergte gelegen, en naast aan detl ftroom Fredolfo, die een weinig verder in de Adda valt. Zij bevat omtrent duizend inwoonders, doch heeft een treurig voorkomen. De huizen zijn van geplaasterde fteen: eenige doen zich tamelijk wel op te midden van veelen die met papiere venster raamen, en anderen die als de Italiaanfche boeren wooningen alleen met houten venfters voorzien zijn. Deeze gewoonte is wel niet kwaad in de zagte lugtftreek van Italien, doch is in deeze landftreek niet zeer aangenaam, die aan eene fpoedige verandering van het weder is blootgeftelt, en wïtór het fomtijds in het midden van den zomer koud is, wanneer de guure winden op eene doordringende wijze van_de Alpen waaijen. De hospes van de herberg waar ik mijn verblijf houde is een van de regenten , en is een man van aanzien. Ik eet met hem benevens de Podefta es  REIZEN DOOR S WIT SE REA ND. 79 en zijne huisvrouw. De Podefta is nog maar onlangs tot dit beilier benoemd, en ik kan uit de gefprekken die ik met hem gehouden heb duidelijk bemerken dat hij geheel en al met de wetten en regeeringsform van dit land onbekend is: op alie de vragen die ik hem doe verwijst hij mij naar den huisheer, die volkomen met het befchouwende enbeoeffenendevande gerichtshoven bekend is, en tevens zeer ervaa^en tot in de geringde omftandigheden, met betrekking tot het beftier van zaaken. Het heeft alle dagen zonder ophouden geregend, en de vlaagen vallen hier met zulk een ongewoon geweld ter neder dat ik mij zelfs gelukkig reken van in veiligheid te zijn. Het flegte weder belet mij echter niet om alle zaaken die den aandagt verdienen te Bormio te gaan bezichtigen, als mede om verfcheidene bezoeken bij de voornaamfte families van de Stad afteleggen, die een Engelschman in dit land als een vreemd verfchijnfel aanzien , en die mij met alle mogelijke oplettenheid en beleeftheid behandelden. Het Palazzo, of Stadhuis, bevat eene reeks van flegte vertrekken voor het verblijf van den Podefta , een kamer voor de gerichtshoven, en een vertrek alwaar de vertegenwoordigers van het volk vergaderen. In een der vertrekken ziet men een pijnbank, die nog in deeze ftreeken, ten fpijt der gezonde rede en der menfchelijkheid , gebruikt word om erkentenis van fchuld te verkrijgen. Begeerig zijnde om de archieven te zien, bevond ik dat zulks meer moeite in had als ik in het eerst verwachte. De deur van het vertrek, waar in zij be-  3o w. c ö x é bewaard worden, heeft verfcheiden flooten, en 'ef wierd vereischt dat alle de magidraatsperfnonen, die de onderfcheidene fleuiels in bewaaring houden , daar bij tegenwoordig waaren, echter was men genegen om mij, toetelaaten, waar toe alle de nodige perfoonen bereidwillig vergaderden. De archieven, die in de grootfte wanorder waaren, bevatten verfcheiden registers omtrent de gefchiedenis en regeeringsform van Bormio, de lijfftraflijke en burgerlijke wetten, benevens verfcheiden charters der opperhoofden van Milaan , waarbij zij oorfpronglijke voorrechten bevestigden en deeze Had met anderen begiftigden. Het oudde deezer (lukken is van het jaar 1378, en getekent door Johannës Gax.eazzo Visconti. Het belangrijkfte deezer papieren bedaat in het Charter, waarbij de Graauwbunders, op de kragtigde wijze , de vrijdommen , waarmede dit land door de Hertogen van Milaan befchonken is, bevestigen: het zelve wierd op den landdag te llantz, onder Paulüs Bisfchop van Chur in den jare 1513. genomen , zijnde het jaar na dat de Graauwbunders Bormio onder hunne heerfcnappij gebragt hadden. Veele omdandigheden hebben mêegewerkt om de Graauwbunders te bele ten van geen inbreuk op dit charter te maaken, waar van de twee voornaamde zijn, de legging van Bormio, en de geest van vrijheid die deszelfs Inwoonders bezield Door deszelfs legging op de Tyrolfcbe grenzen, zou het volk, in. geval van het minde misnoegen, aanmoediging en hulp van het Huis van Oostenryk ontfangen. Dit piaatslijk voordeel bezorgde dit gewest, wanneer het  rëizen door SWÏTSERLAnD. ét het onder het Milaneefche ftond, veel beter behandeling dan deszelfs nabuuren in Falteline genooten; eri diergelijke reedenen hebben nog haare weiking op het gedrag der Graauwbunders. Ook heeft de geest van vrijheid, wa'ar mede dé conftitutie doortrokken is, niet minder toegebragt tot verzekering van deszelfs voorrechten: dit volk heeft altoos met een jaloersch oog de minde voortgang tot eene vermeerdering vah gezag gadegeflaagen; en het heeft zich altoos met groote eensgezindheid en kloekmoedigheid verzet, wanneer de Podefta de minftefchijn liet blijken om de paaien van zijri gezag te overfchrijden. Uit dien hoofde hebben dei Graauwbunders altoos met veel gemaatigdheid omtrent hét zelve gehandeld, en dén bereid willigden aandagt aan huune Verzoeken en vertoogen gegeeven. L X X I V. BRIEF. Tjrano* — Korte fchets der gefchiedenis van Valteline. mf Tirdnoi JLk verliet Bormio deezen morgen ten tién uuren. De ftroomen zijn door de laatfte regenbuijen zeer gezwollen, en de kantén der nabuurige bergen met de op gisteren gevallen fneeuw bedekt. Van Bormio kwam ik langs de valleij vah Cepino, door verfcheiden flegte dorpen, onder welke Cepino zelf niet het III. Deel, I. St. ' F minst  8a w. c o x e minst flegtfte is, beftaande uit eenige weinige hier en daar vcrfpteide wooningen, van welken veeien in een erbarmelijken ft.iat waren. De Adda overgetiokken zijnde, en langs den linker oever van dien ftroom mijnen weg vervolgende, die met een groot geweld door eene rotsachtige ftreek voortbruischr, kwam ik binnen drie uuren aan eeneengte genaamd La Scrra , alwaar bijna de geheele ruimte tusfchen de overhangende rotzen , uitgezon ■ derd een fmal pad, door de Adda vervuld word. Het pad gaat onder de poort van eenen ouden rooien heen , en loopt van het graafchap Bormio.. tot in Valteline. Te Sondalo , het welk aan de oeve;s van de rivier op eene hoogte, onder eenen rijk bebouwden berg , gelegen is , opent zich de valley en word meer en meer vrugtbaar: op fommigen plaatzen is zij omtrent eene mijl en op anderen naauwlijks honderd roeden breed. 13ij Tirar.o heeft de valleij een voorkomen van ongemeene vrugtbaarheid. De linker rij bergen is meestal met overhangende laanen van kartanjebocmen, waar onder men hier en daar wijngaarden zier, a's overdekt, en boven deeze word men beemden en dennebosfehen gewaar. Langs de rij naar de zuidkant, ontdekt men heerlijke wijngaarden, die bijna tot de kruinen oploopen, en die hier en daar door hoopea van groote hoornen omzoomt zijn : ter wederzijde vervrolijken huizen cn kerken die ten balven onder het gebladerte verfcboolen leggen het vergezicht. Benedenwaarts ftroomt ét Adda. De vlak'e, aan weerskanten haarer oeversbrengt overvloed van graanen cn weiland, benevens moerbeziën, en andere. vrugt-  reizen door switserland. 83 vrugtboomen voort, terwijl de wijngaarden trapsgewijs en in fraaije feftonnen over de akkers en beemden heengelegd zijn. Tirano is de hoofdplaats van Opper-Ter zero, en het verblijf van den Podesta. Offchoon de ftad verfcheiden fraaije gebouwen bevat, zo is echter haar voorkomen over het algemeen ellendig, zo uit hoofde der naauwe ftraaten, als om het groot getal van verwoeste huizen. De Adda verdeeld haar in twee-en , die door een fteenen brug van eenen boog met elkander gemeenfchap hebben. Ik wierd de overblijfzelen van fteenen muuren gewaar, waar mede deeze plaats voorheen omgeeven was. Deeze muuren, benevens eene daar naaftgelegene fterkte, wierden door Ludovico Sforza gebouwd , om zich tegen de invallende Graauwbunders te beveiligen, doch door de laatften ontmanteld, wanneer zij in bezit van Valteline geraakten. Tirano drijft weinig koophandel uitgenomen gedüurende de kermis. De geregelde handel der ftad be» ftaat in den uitvoer van wijn en zijde; het eerfte artijkel, dat wel het aanmerkelijkfte is , word in eene groote menigte naar het Graauwbunderland, Bormio, en het grondgebied van Venetien verzonden. De zijde, die in dit diftricT: van Valteline gewonnen word, is niet van de beste foortnoch zeer overvloedig: een gedeelte hier van zend men naar Venetien , en het overige door Chiavenna naar Duitschland. Omtrent een halve mijl van de ftad, aan de over zijde der Adda, ziet men de kerk der Madonna, of Maagd Maria, die veel door Roomschgezindcn beF 2 de-  »4 w. c o ï ï devaartgangers bezogt word. Het is een groot fraaij gebouw, van marmer en pleister-fteen zaara-gedeld. Een gedeelte der kerk is oud, vermits ik het jaartal racö. gewaar wierd: de uitgehouwene verciercelen van dit gedeelte zijn zonder Imaak, doch des niet te min fraaij uitgevoerd. Het nieuwe gebouw is van eene fchoone bouworder. De voornaamde ingang word door twee Corinthifche pijlaaren gevormd, die met bladeren en bloem - festonnen vercierd zijn, terwijl de pilasters met basfo relievos of verheven beeldwerk in den antieken fmaak fraaij zijn opgewerkt: Dit wierd in den jaare 1533. bewerkt, zo als ik uit een opfchrift boven de deur kon opmaaken. Op het groote plein voor de kerk word jaarlyks in de maandoOcbober, de kermis van Tirano gehouden , die opmerking verdiend, uit hoofde van de groote meenigte vee die daar ter vetkoop word gebragt: het zelve Word op de hoogde Alpen geweid, alwaar het verblijft tot dat defneeuw begint te vallen, en van daar word het voornamelijk naar Italien vervoerd. De kermis duurd drie dagen, gedüurende welken tijd de Podefta geen gezag heeft; en de landvoogd van Valteline heeft een voldrekt rechtsgebied over de dad en het didriét. Ik kan u niet befchrijven hoe dikwils ik mij zeiven door eene verfcheidenheid van taaien in verlegenheid bevinde. Ik fpreek Italiaansch of Fransch met de voornaamden, en fomtijds ben ik verpügt om gefprekRen in het Latijn te voeren. Ik fpreek een fbort van Hoogduitsch met mijn knegt, die geene andere taal verftaat, en, met mijn leidsman en het ge-  reizen door s wit ser la nd» 85 gemeene volk , een foort van basterd Italiaansch, dat na bet Milaneefche zweemt. Ik fchrijf mijne aantekeningen in het Engelsen, en gedüurende mijne reis door Engadina hield ik mij onledig met het verzaamelen van een woordenboek der Romanfche taaie. Ik moet u dierhalven waarlchuuwe van niet verwonderd te zijn , indien gij eenige verwarring van fpraaken in mijne brieven zoud mogen aantreffen. Valteline , het geen bij de Inwoonders ValleTelina genaamd word, ftrekt zich van de grenzen van Bormio tot aan het meir Chiavenna, omtrent ter lengte van vijftig mijlen uit. Het is geheel en al tusfchen twee ketens van hooge bergen beflooten ; de noordelijke keten fcheid het van Graauwbunderland, en de zuidelijke van het Venetiaanfche grondgebied : ten oosten paalt het aan het Graaffchap Bormio , en ten westen aan het Hertogdom Milaan. Valteline, benevens de Graaffchappen Chiavenna en Bormio (het welk een geruimen tijd eene geduurige bron van tweefpalt tusfchen de Bisfchoppen van Como en Chur had opgeleverr) geraakte in 1336. onder de heerfchappij van Azzo Visconti, opperheer van Milaan, die zulks in vrede aan zijne opvolgers naliet. Op het overlijden van Johannes Visconti, een der opvolgers van Azzo, wierden zijne uitgebreide bezittingen tusfchen zijne neeven Galeazzo en Barnabas (*) verdeeld. Wanneer Galeazzo hier van afdand deed, verzeil*) Ik gewaag hier niet van Matthias, deoudfte broeder, om dat hij kort daar aan overleed. F3 ï  85 W. c O x E zekerde zijn zoon Johannes Galeazzo zich door list van zijn oom Baknabas, en hem tot aan zijnen dood,die 1395. voorviel , in het kasteel Trcvio opgeflooten hebbende, voegde hij de bezittingen van deezen bij de zijne, en wierd hier door de grootfte en magtig le Vorst van Italien MasTiNO, zoon van Barnabas, vlugtte, op het gevangen neemen van zijnen vader, bij Hartman» Bisfchop van Chur en ftierf in ballingfchap, zonder dat hij in het minde of geringde iets van zijn erfdeel kon terug bekomen. Kort voor zijn overlijden ftont hij plegtig van alle zijne rechten en tijtels over Valteline, Chiavenna, en Bormio ten behoeven van den bisfchop van Chur af, ten blijke van dankbaarheid voor zijn befcherming. Op deezen afdand , die ter dier tijd van geene waardij was, gronden de Graauwbunders de bezitting deezer landfchappen. Dit recht bleef echter meer dan eene halve eeuw flaapen, tot dat'er eenige misnoegdheid in den jaare 1477. in Valteline ontftont , wanneer de Graauwbunders eenen inval in dat landfehap deeden , ter onderdeuning van het recht des Bisfchops; doch hunne wapenen als toen niet gelukkig zijnde, kogten zij de vrede, door van alle aanfpraak op Valteline aftezien. Zij vernieuwden echter in den jaare 1512. hunne aanfpraak, wanneer Lu do vi co, bijgenaamd de Moor, Hertog van Milaan, door Lodewyk de twmalfde gevangen genomen wierd, en het geheele Milaneefche, het Valtelienfche daaronder begreepen, door dien Monarch bezet was. Bij  REIZEN DOOR SWITSERLAND. 8? Bij deeze omwenteling , kwamen de Graauwbunders, benevens de bisfchop van Chur, in Valteline, en, de Franfche krijgsbenden daar uit gedieeven hebbende , namen zij bezit van het land: zij werden door de Inwoonders met vreugde omfangen die hulde aan hunne nieuwe opperhoofden afladen, en daar en tegen van hen de bevestiging van alle hunne voorrechten verkregen. Dadelijk wierd 'er een verdrag geflooten tusfchen de bisfchop van Chur en de drie Rundten, waar bij het oppergezag over dit land tusfchen hen verdeeld weid. Id het volgende jaar wanneeer Maximima a n Sforza tot de hertoglijke waardigheid van Müaan, na de uitdrijving der Franfchen, verheven wierd, ftont hij voor altoos de bezittingen van Valteline, Chiavenna en Bormio, aan den bisfchop van Chur, en de Graauwbunders af: en deezen afftand werd door Fr ancois de eerfte bekragtigd, bij het vrede-verdrag het welk hij met de Switfers en derzei ver bond. genooten de Graauwbunders in 1516. floot, wanneer hij bezit van het Milaneefche verkreeg. In 1530. bekwam het Gemeenebest der Graauwbunders de volkomen heerfchappij over Valteline, door de uitfluiting van den bisfchop van Chur; onder voorwendzel, dat den laatften zijn aandeel in manfchappen en geld in den oorlog met j a c o i 0 s de Medicis, ter verdediging van deeze afgelbane landfchappen , niet had opgebragt: dienvolgens begeerden zij van den Bisfchop dat hij zijn aandeel in het oppergezag over Valtclhie , Chiavenna en Bormio verkogt, tegen een jaarlijks inkomen van 573 gul ■ dens,aan den bisfchop en zijne opvolgers te betaalen F 4 lllt  6*5 W- C O X B W de tolrechten van Chiavenna. Zedert dit tifdftip verbleeven deeze landfchappen onverhinderd aan de Graauwbunders, tot dat de wederzijdse belangen? van Frankrijk en Spanje*, de kunftenaarijen van den Paus,godsdienstiever, partijfchap, en de kneve. lanjen van de Landvoogden der Graauwbunders, eenen opftand bewerkten , die met een algemeenen moord der Proteftanten begon en een reeks van jaaren met de hevigfte en onafgebrokenlte woede voortduurde, In geen land heeft den geest van tweefpalt zich meer vertoont, noch zijn de godsdienftige gefchilt Jen tot zulk eene verbaazende hoogte gedreeven dan hier. Den lever van twistzieke faétien heeft zich ook tot de gefchiedfchrijvérs van deeze gebeurtenisfen uitgeftrekt; waarvan een ieder derzelven in een der pat tijen betrokken is, en daar door verfchillendeopgaven van dezelve voorvallen opdisfchen, naar maate van de partij dJe zij aankleeven. Onder alle deeze min gunft.ge onhandigheden, vond ik geen ander middel om tot de waarheid te geraaken, dan door tegenftriidige vernaaien te vergelijken, en dezelven onderling dienstbaar te maaken tot het ontdekken vaneen ieders verkeerde voordragt van zaaken ; dan het fmert mij te ontdekken , dat aan heide zijden de godsdienst ten voorwendzel is gebruikt tot het uitoeffenen der gruweüjkite bedrijven, terwijl die door de eene partij bijgebragt word ter verfchooning van de dwingelandij, en door de andere totgoedmaaking haarer oproerige daaden. . Vermits Fakeline, Chiavenna en Bormio oorfpronglijk aan het MjJaneefche bejioprdep, zo heb-  reizen door switserland. 89 ben de oppervorften van dat hertogdom altoos de Graauwbunders met een jaloersch oog befcbouwd, en in het geheim van elke gelegenheid gebruik gemaakt om inwendige twisten aanteftoken, waaraan zij nu en dan, even als alle andere democratifche ftaaien, onderhevig zijn. Wanneer het geflacht van Sforza in de perfoon van Frangois den tweeden was uitgeftorven, bemagtigde Keizer Karel de vijfde het Milaneefche als een leen van het Keizerrijk, en zonder acht te geeven op de aanfpraak van den Koning van Frank, rijk , huldigde hij daarmede zijnen zoon Philippus. Door de bezitting van het Milaaneefcheverkreeg philippu s ook de aanfpraak, op Valteline, en offchoon hij en zijn opvolger, philippus de derde zich in verbintenisfen met de drie Eundten begaf, bij welken hij alle recht op dit land liet vaaren , zo was echter deezen afftand nimmer oprecht. Hij zag nooit geheel en al af om een landfchap te herkrijgen , het geen voorheen van het Milaneefche was afgefcheurd, en hetwelk de gefchillen tusfchen Spanje en Frankrijk voor hem van meer waardij maakten , als wel voor zijne voorgangers die in het bezit van Milaan geweest waaren. Gedüurende de onophoudelijke oorlogen, die zedert de komst van Piiiuppus den tweeden tot den throon, door de rustelooze heerschzugt vanher Spaanfche hof, over Europa verfpreid wierden , waaren de Duitfche en Spaanfche takken van het huis van Oostenrijk onaffcheidelijk vereenigd ; en de raadsvergaderingen te Weenen werden door het kabinet van Madrid beftierd. Onder alle deeze om. F 5, Aan-  $0 W. C O X E Handigheden wierd Valteline meer en meer van aanbelang, vermits het Tyrol en het Milaneefche aan elkander hechtte, en daar door de eenigfte zekere doortogt opleverde tot de vereeniging van het Ooscenrijkfche en Spaanfche krijgsvolk. Om die reden voedden de Spaanfche landvoogden van Milaan, die zeer begeerig waaren om invloed onder dit volk te verkrijgen, in het geheim den geest van misnoe* gen , welke het gedrag der landvoogden van de Graau%ubunders zo rechtmaatig hadde verwekt; beloofden hunne hulp aan de beledigde inwoonders, en verkreegen door deeze middelen eene magtjge partij voor hun hof. De gevoelens der ingezetenen dus trapsgewijze in de Spaanfche belangens overgehaald zijnde, waagde het de Graaf Fuentes, landvoogd van Milaan, om ten fpijt der Graauwbunders , her fort (*) aanteleggen het welk zijnen naam draagt, ten einde meester van den doortogt van Valteline te zijn. Dezelfde redenen die de Spaanfchen deeden verlangen om meester van Valteline te worden, fpoorden ook de Franfchen aan om hunne voorneemens te dwarsboomen. Hendrik de vierde, nam de zaak der Graauwbunders met zijnen gewoonen iever voor de zijne aan , en was bezig om eenen kragtdadigen onderftand tegen de aanflagen van Fuentes aftezenden , wanneer hij op het onverwachtst, vermoord werd, en de inwendige onlusten, die na zijnen dood öntftonden, benamen voor een tijd den aandagt van Frankrijk geheel en al van dit gewest. De Spanjaarden dus van hunnen magtigften mededinger bevrijd, (*) Zie de 67. Brief.  REIZEN DOOR SWI TSERLA ND. 91 vfijd, vervolgden hunne ontwerpen omtrent Fakeline zonder tegenfland , en bedienden zich van de huisfelijke gefchillen tusfchen de Graauwbunders en de ingezetenen. De Graauwbunders hadden reeds zedert lang met den alleronberedeneerdtten iever en zonder behoorlijk acht te geeven op de vooroordeelen van een bijgeloovig volk, gepoogd de Hervorming in Valteline intevoeren. Men had kerken voor den Hervormden Godsdienst gebouwd , en vaste leeraars met een jaarlijks inkomen aangefteld. Schooien voor de Protestantfche kinderen wierden te Sondrio opgericht, niettegenftaande de vertoogen van de Roomfche Priesters, en de tegenfland van het volk. Veele voorrechten der Roomfche geestelijkheid wierden aan dezelve ontnomen ; voorrechten , (*) die hoe zeer buitenfpoorig, en ftrijdig met alle grondbeginzelen eener verftandige regeering, echter door het gebruik gewettigd waaren, en die niet op eenmaal konden afgefchafc worden zonder een algemeen misnoegen te veroorzaaken. Bij deeze misnoegdheid omtrent het godsdienftige, kwamen, nog andere redenen, voortlpruitende uit de tijrannifche handelwijze der Graauwbundfche landvoogden , die, door de voorfpraaken voor den opftand misfchien met al te veel recht met de haatelijkfle couleuren worden af-efchilderd. Eene zaamenltelling , roepen zij uit, van gierigheid en kne- (*) Zij waaren O0 als noS Plaats heeft) onafhangelijk van het burgerlijk gezag in alle misdaaden, en veirnogtea alleen voor den bisfchop van Chur te recht teflaan.  02 w. c o x e knevelaarijen wierd door de wet vastgefteld, de magiftraaten verkogten hunne bedieningen, en (lelden zich zeiven fchadeloos door het land uitteplunderen. Alles was te koop, leeven, eer, en zelfs de confcientie ftont op prijs. Het was niet mogelijk dat de landvoogden onrechtvaardiger konden zijn, noch dat het volk grooter zaamenloop van rampen kon verdraagen." Deeze welgegronde klagten wierden verzwaard , en de crifis van den opftand door eene daad van klaarblijkelijke onrecchtvaardigheid verhaast. Veele Inwoonders van Valteline verdagt gehouden wordende van het Spaanfche Hof te begunftigen, en inzonderheid die geenen, welken zich met den meesten iever tegen de invoering der Hervormde leeringen hadden verzet, wierden gevangen genomen, en naar het Graauwbunderland gevoerd. Men richtte op verfcheiden plaatfen belagchelijkegerichtshoven op, door welken de gevangenen tot groote geldboetens wierden verweezen , en fommigen zelfs op de pijn. bank gebragt. Onder de lijders bevond zich eenen Ni col aas Rüsc a, een Priester te Sondrio, die de algemeene achting onder de Roomschgezinden, door zijnen ononophoudelijken wederftand tegen de Proteftantfche leeringen, verkreegen had, en die, uithoofde der geftrengheid zijner zeden, door de menigte als een heiligen wierd geëerbiedigt. De dood (*) van deezen zo zeer geachten perfoon, die te midden van de fcherptte folteringen bezweek , bragt een zodanigen ge- (*) Zie de 79. Brief  REIZEN DOOR SWITSERLAND. 93 geweldigen geest van woede onder het volk die niet te bedaaren was. i De Spaanfche zendelingen roeiden hier onder om de algemeene gisting te vermeerderen , en om de fchijnbaarfte beweegredenen tot eenen dadelijken opftand aantewijzen. Zij vertoonden hun, dat, wanneer de Graauwbunders door facïien wierden verfcheurd, en Frankrijk door inwendige beroertens kragteloos gemaakt, zich eene zeer gunltige gelegenheid moest opdoen om het juk afteichudden waar ofider zij gebukt gingen: door deeze aanblaazingen verhit, beflooten de inwoonders om de vijandelijkheden door een algemeenen moord van de Proteftanten te beginnen. Den ar July des jaars 1620 was bepaald tot de uitvoering van dit affchuwelijk voorneeraen. In het duistere van den nagt kwam Robusteeli, het hoofd der zaamenzwering, verzeld van omtrent honderd medeplichtigen , te Tirano , en de hoofden der voornaamfte Roomschgezinden van deeze plaats bij den anderen geroepen hebbende, gaf hij zijn voorneemen te kennen om alle de Proteftanten uitteroeijen: deeze fchrikkelijken voorflag wierd met al deniever, die de wraakzugt, door geestdrijverij verhit, kan aanvuuren, omhelsd. Bij het aanbreken van den dag wierd het teeken tot den moord door het kleppen der klokken gegeeven, waar op een groot deel der inwoonders hunne huizen verlieten , en naar de markt vol fchrik en verbijftering vlugtte. In dit oogenblik van verlegenheid vielen de zaamenzweerders op de Proteftanten aan, en moedigden het volk aan om hun voorbeeld, in het vernielen der vijanden van het Roomsch geloof, te  94 W. C O X E te volgen. Weinige redenen zijn 'er nodig om eene blinde en bijgeloovige menigte aan te hitfen; een ieder greep dadelijk na de eerfte wapenen die hem voorkwamen, men doorliep de ftraaten, overweldigde de huizen, en vermoordde de proteftanten. Gedurende dit verfchriklijk toneel., vlugtte de Podesta, zijn gezin, en eenigen der voornaamfte Pro* tertanten op het ftadhuis, en verfchansten de deuren: de Roomschgezinden overweldigden wel dra deezen doortogt, en drongen in de vertrekken alwaar de vlugtelingen bij een waaren. Hunne woede bedaarde voor een oogenblik , op het aandoenlijk gezicht van den Podesta en zijne huisvrouw op hunne knieën om lijfsgenade fmeckende, en hunne jonge kinderen met opgehevene armen vertoonende. Dan de onverzoenlijke barbaarschheid der woedende menigte die bij herhaling de dood van den Podefta en van zijn gezin eischte, liep zo hoog, dat dit kort uitftel van geen nut was, maar alleen diende om hun lot te verzwaaren: zij wierden eerst gevangen gezet, en vervolgens, zonder onderfcheid van kunne of jaaren ter dood gebragt. Vervolgens wierd de moord te Teglio volbragt, werwaards f immigen der zaamenzweerders van Tirano zich begeeven hadden: zij waaren in het rood ge kleed,ten teken voorde inwoonders dat den opftand te Tirano gelukt was. De Roomschgezinden verzaamelden zich fpoedig bij den anderen, en liepen naar de kerk, alwaar de Proteftanten ter verrichting van hunnen godsdienst bij een waaren. Een deezer Roomfchen lag zijn geweer op den leeraar aan, die met prediken bezig was, doch zijn fchot mislende,  reizen door switserland. 95 de, vloogen de Proteftanten op, dreeven de Roomschgezinden ter kerke uit, en verfchansten de deuren. De moordenaars beklommen toen de venster-raamen, en fchooten van buiten onder de menigte; de deuren eindelijk opengeraakt zijnde, wierden alle de Proteftanten door het zwaard omgebragt, uitgezonderd zij die hunne Godsdienftige gevoelens afzwoeren. Eene andere pari ij Roomschgezinden namen hunnen weg naar Sondrio alwaar den landvoogd van Valteline zijn verblijf hield. Deezen magiftraatsperzoon, van hunne voornemens verwittigd zijnde, beval de inwoonders de wapenen optevatten, en riep het volk van de nabuurige districlen ter zijner hulpe op: ter gehoorzaaming van dit bevel begonnen de Proteftanten en Roomschgezinden zich te verzaamelen, doch de eerften wierden afgefneeden en verftrooid, Sommigen die naar, Engadina en Pregalia poogden te ontfnappen wierden op hunne vlugt overvallen, en in den algemeenen ramp meêgeflecpt. Zelfs lieten de vrouwen de natuurlijke zagtaartigheid banier kunne vaaren, en door bijgeloovigheid verhard, pleegden zij allerlei beledigingen aan uedoode lijken. Intusfchen kwamen de gewapende Roomschgezinden te Sondrio, en terwijl zij hunne aanhangers met de kreet van „weg met de vijanden des Roomfchcn geloofs" ontvlamden., wierden de ongelukkige Proteftanten allen vermoord. Aan den landvoogd en zijn gezin werd echter genade beweezer,, en wel op eene wijze die de hoofden des opftands, welken im aanval op Sondrio beftierden ,eere aandeed. Hij wierd eerst gevangen genomen, doch naderhand , im hoop de dat hij de Roomfchen altoos met za^thei.lbeban- deld  96 w. c o x e deld had, met zijn gezin ontflagen, en in. veiligheid' tot op de grenzen van Valteline uitgeleid. Het zou der menschlijkheid geweld aandoen, indien ik eenige verdere bijzonderheden van deezen ijsfelijken moord wilde opgeeven, of de daar door te weeg gebragte verwoesting in de fteden van Vahe± line aanwijzen. Dezelven duurde zonder ophouden drie agter een volgende dagen; en deszelfs verfchriklijke uitwerkzelen bepaalden zich niet alleen tot die geenen welken aanftonds vermoord wierden. Veelert die op het land geweeken waaren wierden allerwegen als wilde beesten verdreeven ) anderen, die de woede hunner vervolgers ontkwamen, werden door den honger en vermoeidheid verflonden 5 en eene menigte van doode lijken ontdekte men irt de bosfchen, kelders en ftroomen. Verfcheiden Roomsgezinden , die aan Proteftanten verbonden waaren, deelden in den algemeenen rampfpoed; zelfs vrouwen en kinderen wierden op de koelzinnigfte wijze gedood. Sommigen Proteftanten behielden hun leeven door het afzweeren van hunnen godsdienst, en veelen, die weigerden om hier door hunne veiligheid te koopen, werden le-< vendig verbrand. Te midden van dit ijsfelijk bloedbad verdiend een voorbeeld van zonderlinge menschlievendheid opgetekend te worden. Bartholemeo Peretti , een der voornaamfte Roomsgezinde te Berbe na, aangemaand zijnde om alle de proteftanten van die ftad te doen omhals brengen, verwittigde dezelven van hun gevaar, en hielp hun in het vlugten. Doch deeze daad van zagtmoedigheid was oorzaak van  REIZEN DOOR SWITSERLAND. 97 van zijn e;gen ongeluk, en bij wierd als een vijand van den Godsdienst te recht gefield. Alle de Proteftanten vermoord of uit het land gedreeven zijnde, zagen de overgebleevene inwoon, ders van den eed van getrouwheid aan de Graauwbunders af, ontwierpen eene nieuwe regeeiingsfoim , ftelderi zich onder befcherming van den koning van Spanjen, die een leger ter hunner onderfteuning afzond. Het volk van Bormio volgde het voorbeeld van Vah teline, met dit onderfcheid echter dat het de Proteftanten niet vermoordde, maar alleen uitbande. Vervolgens een befchadigend en verdedigend verbond met de ingezetenen van deeze valleij aangegaan hebbende, verhieven zij zich tot een onaf hangel ijk gemeenebest. De Graauwbunders, onderling verdeeld , waaren geheel buiten ftaat om hunne oproerige onderdaanen tot reden te brengen. De Roomschgezinden verlangden de bemiddeling van Spanjen ter herkrijging van Valteline, doch de Proteftanten waaren voor heviger maatregelen, en ftelden het inroepen der Switlèrfche cantons, aan Venetien en Frankryk voor. Na hevige twisten, die niet zonder bloedftorting eindigden , dreef eindelijk het gevoelen der Proteftanten boven, en een gezantfehap wierd naar de gemelde mogendheden afgevaardigd. Zuricb en Bern zonden dadelijk eenig krijgsvolk af, terwijl de Roomschgezinde Cantons weiger len tegen hunne geloofsgenooten optetrekken. Venetien, bevreesd voor de aargroeijende magt van het Huis van Oostenryk, en eenen doortogt door Valteline JU. Deel, I. St. C ver-  S3 w. c o x e verlangende, gaf een vleijend antwoord op het ver. zoek der Graauwbunders, doch, door een uitftellenden geest gedreeven, die zo natuurlijk aan een gemeenebest eigen is, bleef het zenden van eene dadelijke hulp agter wege. Frankryk nog maar ze. dert onlangs van eenen burgerlijken oorlog bevrijd, was meer geneigd tot onderhandelingen als wel om beflisfende te handelen. Bassompiere werd naar Madrid gezonden om de teruggaave van Valteline te vorderen; en offchoon 'er een verbond tusfchen de Koning van Frankryk, de Hertog van Savoyen, en de Republiek Venetien getroffen wierd, om de Graauwbunders zo lang bijtefhan tot dat Valteline zou terug gegeeven zijn, was echter alles wat men van de Spanjaards verkrijgen kon, dat de flerktens van de valley in handen van den Paus zouden gefield worden : doch vermits de Paus een geheimen aankleever van het huis van Oostenryk was, en geneigd om den opftand van Valteline te begunftigen, zo moest men zeker verwachten dat hij bij de eerfte gelegenheid de flerktens aan de Spanjaarden zou overgeeven. Intusfchen wierden de vereenigde krijgsbenden van de Graauwbunders, Zuricb en Bern met groot verlies verflagen; Valteline fcheen op het punt om voor altoos van het Graauwbunderland afgefcheurd te zullen worden, wanneer het Franfche hof op eens van plan veranderde, en in den oorlog deel nam met eenen iever die even zo oprecht als ftaatkundig was, en zich kragtdadig voor de Graauwbunders in de bres (telde. Deeze verandering in de Franfche ftaatkunde wierd door het overwicht in den Staats Raad van , D den.  reizen door switserlanö. 0 dén Kardinaal Richelieu bewerkt, dié niét zo dra de voorzitting in het kabinet bekomen had, of dit koningrijk feheen uit dien diepen flaap te ontwaaken, waar in het onder het zwak beftier viri Ancres en Luynes gezonken was. Deezen grooten ftaatsman doorzag het gewicht van Valteline, en zonder een oogenblik beraad, vroeg hij de dadelijke teruggaaf van dit land, en Verfterkte zijnen eisch door het zenden van een corps krijgs* volk ter hulpe van de Graauwbunders, onde£ bevel van den Marquis de Couvres. De veldheer, bezield met den geest vart dennieüWen minister, drong tot in deeze ftreekendoor, vereenigde zijn leger met de Switfers en Graauwbunders, en in twee veldtogten verdreef hij de Spanjaards uit Valteline, Chiavenna, en Bormio. De twee laatfte landfchappen werden aanftonds terug gegeeven, doch, wanneer de afgevaardigden der Graauwbunders zich naar den Franfchen generaal te Sondrio begaven, om den afftand van Valteline te vorderen, ftelde Coüvres voor, dat de oeffening van den hervormden godsdienst in de geheele valleij zou afgefchaft worden; dat de inwoonders derzelver eigene overheden zouden benoemen, en jaarlijks eene fchatting van ao,coo kroonen be« taaien; en hij toonde zich zo geneigd om het gezag der Graauwbunders over de inwoonders van Valteline te befnoeijen, dat hij verdagt gehouden wierd van door de laatften omgekogt te zijn. Dan het bleek weldra, dat hij dit gedrag op last van zijtl Kof moest houden, ért dat zulks voortkwam uit eene verzoening, dié buiten kennis van de Grdaü- de grootlïe moeite en eenen aanhoudenden arbeid, hun ge/.in van het nodige voorzien, maar zij worden altoos tot de groottte behoeftigheid gebragt, wanneer het onvrugtbdare jaaren zijn Bij de bovengemelde oorzaaken van gebrek onder de geringtle klasfcn kan men nog v. egen de natuurlijke zorgeloosheid van het vok, en deszelfs overhellende neigirg tot b'igel 'ovigheid , welk een en ander hun van den aibeid aftrekt Over het geheel genomen, heb ik nergens op mijne reizen, uitgezonderd in Poolen, den (tand df r landlieden zo behoeftig gevonden als in deeze valleij. Zij hebben echter een groot voordeel boven de Poolen - namelijk , dat zij geenzints den volitrekten eigendom van den landheer, noch verkoopbaar als het vee zijn. Zij kunnen woonen waar zij willen, hun vaderland verlaaten en een ruimer beftaan in een ander land zoeken , waartoe zij ook dikwils genoodzaakt zijn hunnen toevlugt te neemen. Chiavenna den 15 Auguflus. Gister middag na den eeten verliet ik Sondrio, en begaf mij op weg naar de valleij van Maknco, welke wijngaarden, nooteboomen, rogge, haver, en weiland voortbrengt. In het opwaarts klimmen zag ik de zijden der bergen met berken en dennen-boomen bezet; en derzelyer kruinen brengen niet anders dan een kort gras voort. De bewoonders deezer  t4<5 W. C O X E zer valleij fchijnen gezonder, zijn beeter gekleed, en arbeidzaamer, dan de andere boeren van Valteline. Uit hoofde van derzelver afiland van den zetel der regeering, of door dat zij in het algemeen te arm zijn om de geldgierigheid der Graauzvbundfche landvoogden optewekken, worden zij misfchien minder onderdrukt, en zij bezitten meestal een klein gedeelte lands. De valleij is eng, en word door een ftroom befpoeld, die een geduurigen waterval Vormt. De weg beftaat in een afhellend fmal pad langs eene vervaarlijke diepte, en over zeer groote brokken rots heengelegd. Ik bragt den nagt in eene èenzaame hut aan den voet van den Muret door; den volgenden morgen beklom ik eene ongelijke hoogte, door en langs het kanaal van eenen kleinen ftroom, en zag niet anders dan barre rotfen, die geen de minste tekenen van vrugtbaarheid droegen ; vervolgens bereikte ik de kruin van den Muret, terwijl ik over eene verfchriklijke meenigte van ijs en fneeuw heentrok. In deeze ftreek en der Alpen ziet een reiziger, binnen den omtrek van eenige weinige uuren, de natuur in alle haare uitwerkfelen. In Valteline vertoond dezelve zich in al derzelver rijkdom en vrugtbaarheid, hier is zij daar en tegen woest en verfchriklijk. Deezen oord is zo treurig en van alles verlaaten, dat, indien een reiziger, waar van nu en dan deeze ftreek bezogt word, niet het vliegen van eenige weinige vreemde vogelen, het graazen der geiten op de ongelijke alpen, en de herders die dezelven hoeden ontwaar wierd, de natuur hem als dan geheel onbezield zou toefchijnen. Op deeze verhevene plaatfen, terwijl ik mij »,/V#-  REIZEN DOO R SWITSERLAND. I4I „ Placed above the ftorm 's career," dat is: „ Boven de zamelplaats des onzueders verheven zag" befchouwde ik de fraaije vertooning die door de dampen en de mist, welken in den dampkring beneden mij omzweefde, voortgebragt wierd; deeze gewaarwordingen zijn door den fchrijver van den lier- fpeeler ten fterkften gevoeld en in de volgende regels befchreeven. „ And oft the craggy clifhe lov'd to climb, „ When all in mist the  »4* w, c o x é beelen gezichteinder bedekt, vervolgens zich in gotven verliest, waar boven de bergen derzelver kruinen verheffen. Van de kruin des Muret's klom ik omtrent drie . uuren lang door eene rotsachtige, woeste en onbewoonde landftreek nederwaarts; en ik ontdekte de trapsgewijze vermeerdering van vrugtbaarheid wanneer ik, een weinig boven Caf-tzza, den weg naderde die naar Chiavenna loopt Deezen weg over den Muret, die ter overvoering van de wijnen en andere koopwaaten uit Valteline naar het Graauvjhunder* tand diend , is maar omtrent vijf maanden in het jaar bruikbaar. L X X V I I I. B R I E F. Chiavenna — Valleij van St Giacomo «• Kapel van St. Güxielmo. Chiavenna , den 16 September M 'ine briefwisfeling met u iseenigehtijdgeftoord geworden door eene ziekte die mii meer dan zes weeken in deezen omtrek heeft opgehouden. Daags na mijne aankomst uit het Valtelienfche, werd ik van eene afgematheid aangetast, die ik aan de vermoeijenisfen van de reis toefchreef, de/elve eindigde in een geweldige pijn en zwelling van mijn reg. terhand, hetwelk uitwerkzelen van eene verkouwd. heid  REIZEN DOOR SWITSERLAND. I4J heid waaren , die ik waarrchijnlijk had opgedaan wanneer ik des nagts aan den voet van den Muret mijne reis vervolgde: vermits ik aldaar gten bed kon bekomen,(liep ik op de hoon/zolder, en leed veel van de doordringende noorden • wind, die van den ijsberg afwoeij. Insgelijks had ik de onvoorzichtigheid gehad < m den volgenden morgen zonder tusfchenpoozingof ververfching te neemen, gedüurende zeven uuren van den top des Muret's raar Bondo te wande* len , zo dat de koude en vermoeijenis mij de pijnlijke verkouwdheid aanbragt die mij hier zes weeken -heeft opgehouden. Een groot gedeelte van dien tijd droeg ik mijn arm in een band, het geen mij onbekwaam maakte om een enkelde regel te fchrijven. Het geen mij het meeste van deezen verlooren tijd jammert, beftaat hier in dat ik niet op den algeweenen landdag der Graauwbunders, die op het einde der voorige maand te Davos gehouden is, heb kunnen tegenwoordig zijn. Het Graaffchap Chiavenna geraakte onder de op. perheerfchappij der Graauwbunders op dezelfde wijs en ter zelfder tijd als Valteline. Gedüurende de Valtelienfche oorlog veranderde het dikwils van meesters, doch bij de vrede van Milaan werd het in vollen eigendom aan de Graauwbunders afgedaan. Het word, even als de overige onderhoorige landfchappen , door een Graauwbunder landvoogd, die men Commisfaris noemd, beftierd, en wiens magt in zekere gevallen even min bepaald is dan die der rechters van Valteline. Het lijfftraffeliike gerichtshof beftaat uit deCommisfaris en de bijzitter. De laatfte word door den Com-  Ï44 w. C Ó X t Comrnisfaris, uit drie kandidaaten doof hét Graaffchap opgegeeven, benoemd. Hij is verpligt alle verhooren bijtewoonen. moet zijne toefremn.ing geeven tot het doen pijnigen van eenen misdaadiger, bij het ter uitvoer brengen tegenwoordig zijn, én het vonnis bekragrjgen : dnch dewijl de byzitter zijne plaats aan den Comrnisfaris verfchuldigd is, eri in zijne knevelaarijen deeld, zo is hij van geene de minste betekenis, en durft het nooit wagen om van andere gedagten te weezen. Dit maakt de gerichtshoven in Chiavenna over het algemeen nog onrechtvaardiger als die Van Vahcline; want de aangegaane Verbintenis tusfchen de Comrnisfaris en de Bijzitter fluit bijna voor altoos eene herftelling van zaaken uit, en verfchaft eene onbeperkte loopbaan voor onderdrukking en geweld. Het zal onnoodig zijn om de vastgeltelde wijze van rechtspleeging in deeze hoven optegeeven, vermits dezelve met die van Valteline overeenkomt. In burgerlijke gefchil. len geniet de Cnmmisfaris vijf percent van de waarde der betwiste zaak, en van zijne uitlpraak valt beroep aan het Syndicaat. Chiavenna, de hoofdftad van het Graaffchap, is aan den voet en ter zijde van eenen berg gelegen , en bevat omtrent 3000 inwoonders. Deeze drijven weinig koophandel. De voornaamfte arrijkelen van uitvoer beftaan (behalven jn de fteenen potten waarvan in een voorigen brief gefprooken is (*)) in ruwe zijde. De geheele landftreek brengt omtrent 3,600 pond van deeze waar voort. Onlangs heeft (*) Zied86>. Brief.  REIZEN DOOR SWITSERLAND. H5 heeft toen 'er eene Fabriek van zijde kousfen opgericht , die de eenigfte in de ftad is. Het nabuurige land is met wijngaarden als bedekt, doch de wijn valt fchraal, ook word 'er maar zeer weinig van uitgevoerd. Chiavenna trekt haar voornaam, fte beft aan uit den doorvoerder goederen, zijndé deeze ftad de voornaamfte plaats waardoor het Milaneefche en Duitschland gemeenfchap onderhouden. Van hier worden de goederen of door Chur naar Duitschland , of door Pregalia en de Engadina"'! naar Tyrol vervoerd. De Graauwbunders heffen eene belasting van alle de koopmanfchappen dié door Chiavenna gebragt worden, doch dezelve is zo gering , dat de geheele tolrechten, waaronder die van Valteline begreepen, voor 17,000 Guldens 4 of bijna 14,000 Guldens hollands , verpagt wordem Het voornaamfte voorwerp ter bezichtiging in deri omtrek van Chiavenna beftaat in het geheel vervallene Fort, op de kruin van eene rots gelegen, het welk de ftad beftrijkt, en dat in de gefchiedenis der Graauwbunders om deszelfs onverwinlijke fterkte vermaard is. De eenigfte weg die naar het zelve leid is fteil en rotsachtig. De muuren beflaan eene groote ruimte, en zijn nu gedeeltelijk met wijngaarden bedekt* Het fterkfte gedeelte van het Fort was op eene door water omgeevene rots aangelegd, die, zo als fommigen vermeenen, van de nahijgdegene bergen, door eene geweldige omwenteling der natuur, is afgefcheurd. Zij is aan alle kanten ge* heel loodregt, en de eenigfte gemeenfchap die zij UI. Deel, I. St, K m&  146 W. c o x E met het kafteel had (*) , was door een ophaalbrug, die over de tusfchen bijgelegene diepte gelegd was. Anderen daar en tegen zeggen dat de fcheiding der rots van het overige gedeelte van het fort het werk van kunst waare, en verzekeren. dat zulks in 1343, op bevel van Galeazzo Visconti wierd uitgegraaven. Haare lengte is meer dan 250 voet, de hoogte omtrent 200, en haaren grootften afftandvan de naastgelegene rots omtrent 20 voet. Deeze fterkte, offchoon altoos als onneembaar geacht, wierd echter op ondeifcheidene tijden, dan eens door 'er ftorm op te loopen, doch meestal door hongersnood of list, ingenomen. Dezelve werd eindelijk door de Graauwbunders zelve geflegt. Digt bij Chiavenna is eene rots van asbest; zijnde een foort van ertsachtige zelfftandigheid, van eene grijze zilvere couleur, die tot lange vezels zo fijn als een draad kunnen worden uitgefponnen, en die men zegt dat voor het vuur onvatbaar zijn; de ouden maakten hier van een foort van kleeding het geen na lijnwaat geleek. Pliniüs maakt daar van dikwils gewag. Het wierd gewoonlijk voor doodkleeden gebruikt, waar in de ligchaamen der aanzienlijken gewonden wierden vóór dat dezelven op de houtmijt werden gelegd, en dewijl het zelve door het vuur niet verteerde, wierd daar door de asch van het lig- (*) Wij kunnen misfchien deeze twee gevoelens zaamenvoegen, door te vooronderftellen dat de opening door eene omwenteling in de natuur is veroorzaakt, doch naderhand door kunst verwijd en gevormd is geworden.  REIZEN DOOR SWlTSERLANfl. i^f ligchaatn niet met die van het hout vermengd. De kunst om de asbest tot linnen te weeven is nietverlooren , gelijk fommige fchiijvers opgeeven : doch dewijl het zelve veel arbeid vereischt en kostbaar is, en ook de gewoonte om de lijken te verbranden» waardoor het deszelfs waardij verkreeg, geen plaats meer heeft, zo heeft men de bewerking daar van laaten vaaren. Behalven de zo evengemelde rots van asbest, in de nabuurfchap van Chiavenna, leveren verfcheiden bergen in deeze ftreeken dezelfde Hof op. De beste word in de valleij van Malenco gevonden , van welken ik verfcheiden zeer fijne foorten gezien heb. Wanneer ik Chiavenna verliet, kwam ik in de valleij van St. Giacomo, die naauw is, en door de ftroom Lira befproeid word. Zij is een gedeelte van het Graaffchap Chiavenna, bevat omtrent tiert kerspels, ftaat onder het rechtsgebied van een Comrnisfaris , en bezit verfcheiden aanzienlijke voorrechten , die de inwoonders voor de onderdrukking bevrijden , welke hunne nabuuren moeten verduuren. Alle zaaken worden in de valleij berecht. De lijfrtraffelijke wetten zijn dezelfden als die van Chiavenna, met dit onderfcheid alleen,dat de valleij, in plaats van éen bijzitter, vier perfoonen verkiest, die altoos bij de verhooren tegenwoordig zijn, en zonder welkers toeftemming van de pijnbank geen gebruik kan worden gemaakt, noch vonnis geflaagen. De valleij heeft haar eigen burgerlijk wetboek, benevens gerichtshoven die onafhangeiijk van het K s Gom-  148 w. C o x e Commisfariaat zijn, en van welkers uitlpraak beroep aan den landdag valt. Het beneden gedeelte van de valleij brengt wijn en koorn voort: het opperfte'gedeelte rogge,gerst, en beemden , met groote laanen van dennen- en pijn boomen doormengd. Ik zag aan mijne linkerhand de kerk van 5te Guglielmo, waarvan ik melding maak , dewijl die gezegd word ter eere van Willem Koning van Siciliën gebouwd te zijn. Deezen Willem was de laatfte oppervorst van de mannelijke tak der Normannen, die met Graaf Roger begon, welke Steilten in het laatst der elfde eeuw op de Saraceenen veroverde. Roger was de twaalfde zoon van Tancredo van Hauteville, een Normansch baron, en broeder van den vermaarden Robert Gujscard, de dapperfle onder die moedige Normanfche gelukzoekers (*) welken hun vaderland verlieten, eenen bloeijenden doch maar kort duurenden ftaat in de zuidelijke ftreeken van Italien vormden, ,en door hunne bedrijven zulke gewichtige bouwfloffen voor de gefchiedenis en romans opleverden. De zoon van Graaf Rog er, die de naam en de geestvermogens van zijnen vader erfde , verhief Sicilien tot een koningrijk: bij de uitfterving der mannelijke linie van Robert Guiscard in de perfoon van Willem, hertog van Apulien, voegde hij Apu- lien (*) Ik moet den weetgraagen feezer verwijzen naar het uitvoerig en naauwkeurig verhaal van de gefchiedenis en daaden deezer Normanfche gelukzoekers, in het vijfde deel van den Heer Gibbon'i Decline andFall of iht Roman Empire.  REIZEN DOOR SWITSE RL AND. 149 Hen en Calabrien bij Siciliën, en regeerde over deeze landen , onder den tijtel van de Beide Siciücn, waar onder men tegenwoordig het Koningrijk, van Napels en Sicilien verftaar. De throon van Roger wierd beurtelings bekleed door zijn zoom W illem de eerfte, bijgenaamd de kwade', en doorzijn kleinzoon Willem de tweede., die door den naam van de goede onderfcheiden word. Op hét overlijden van den laatften zonder mannelijke nakomelingen, gingen de Siciliaanen Gonstantia dogter van Roger, en Gemaalin van Keizer Hend rik de zes, de voorbij, en verkooren Tancredo natuurlijke kleinzoon van den eerften koning. Tancrb do overleed in ï 193 , en Willem, zijn eenigfte overgebleeven zoon, werd, terwijl hij een kind was, gekroond. Door Keizer Hendrik de zesde ontthroond zijnde, die uithoofde van zijne gemaalin C ons t anti a aanfpraak op de beide Sicilien maakte, werd hij, benevens zijn moeder Sibilla,Ïii het fort Ems bij Chur, gevangen gezet: fommige fchrijvers verhaalen dat hij op bevel van Hendrik van zijn gezigt beroofd, en volgens anderen dat hij ontmand wierd. Eenigen willen dat hij in de gevangenis overleed, anderen dat hij benevens zijn moeder Sibilla ontflagen werd : dat hij haar naar Frankrijk vergezelde, doch een afgrijzen van de waereld bekomen hebbende nam hij aan deezen oord zijn verblijf, en bragt het laatfte zijner dagen als een Kermist door, en wel met zulk eene vermaardheid van godvrugt, dat hij naar zijn dood onder de heiligen geplaatst werd. Dergelijke tegenftrijdige verhaalen ontmoet men dikwils in de gefchiedenis der vroeK 3 gere  15® w. C o x e gere eeuwen, Moratori, die uit hoofJe van zijne ervarendheid in de oude jaarboeken deezer eeuwen, de bekwaamde is om deeze zwaarigheid optelosfen, laat het gefchil onbefh'scht; doch fchijnt echter meer overtehellen om te gelooven, dat Willem uit zijne gevangenis ontflagen, en naderhand hermiet wierd. Vermits de geflachtlijst van de Normanfche linie zeer zaamgeileld en duifter is, en door veele fchrijvers verkeerdelijk word opgegeeven, zal ik hier een tafel van deeze vorften en derzelver voornaamfte aframmelingen mededeelen. Van Chiavenna af befteedde ik omtrent drie uuren in het beklimmen der vermaakelijke vlakte van Campo Dolcino, en ten einde deezer vlakte daalde ik naar Ifola af, zijnde het laatfte dorp in de valleij van Se. Giacomo, van waar ik thans fchrijf. In deeze ftreeken, alwaar bergen boven bergen uit» fteeken, en Alpen boven Alpen zich als op een ftapelen, zijn die vallingen van fneeuw, waarvan ik in een voorgaanden brief (*), onder de benaaming van Avalanches gefprooken heb, zeer gemeen. Zij zijn te recht en vol vuur door den Digter der natuur op de volgende wijze befchreeven. Among thefe hilly regions, iuhere embrac'd In peaceful vales the happy Grifons dweil; Oft, rusbing fudden from the loaded chffs, Mountains offnoiu their gathering terrors rolt. From Jleep to fieep , loud thund'ring down (bey come, (*) Zie de 31. Brief  GESLACHT TAFEL. '5° Tancredo Baron van Hauteville, in Normandyen. Robert Guiscard, zijn vijfde zoon, hertog van Apulien, overl. 1085. Roger, zijn twaalfde Zoon, Graafvan Sicilien, ov. 1101. I n I I I f Bohemond prins Roger hertog van Emma, aaneen Roger, overleed Roger II. fomtijds genaamd Ro- vanTarentoenop- Apulien, overl. Italiaansch Vorst vóór zijn Vader. ger I, en fomtyds Roger UI. pervorstvanAntio- | gehuwd. | eerfte Koning van Sicilien, hertog chien, hetwelk hij Willem , hertog | Tancredo zijn na- van Apulien 1127, eerfte koning in de eerfte kruis- van Apulien, overl. Tancredo een tnurlijken zoon, van de beide Sicilien, overl. 1154. vaart op de Turken 1127. vermaard krygsman Koning van Sicilien | veroverd had. bij de eerste kruis- 1189. overl. 1194. 1 ~T vaart wiens bemin- | j CoNsTANxiA.dog- SÏÏ te" «k'^11" lrW,LLEM ' door de kwaade tervanRocE.il. dnje begaafdheden Keizer HendrikVI overl. 1166. geb. 1154,gehuwd doorTasf n inllp4omthroond aan Henr.k VI. verlost Jerufalem WillW II. Keizer vanDuitsch- ven en' opïede'rd de *oede' °" knd' °verK "»«• ven en opgecierd verl. 1189. Koningin der beide z.jn geworden. * Sidlie^ \ Fredrik II. Keizer , en koning der Beide Sicilien, overl. 1250. I Coenraad IV. Keizer en Ko- Manfred , zijn natuurlijken zoon, ning' der beide Sicilien , overl, regent der beide Sicilien, Koning lfl54' 1258, gefneuveld in den veldflag I van Benevento, tegen Karel van Conradin, koning der beide Anjou. Sicilien , door Manfred van de I . regeering ontzet, en te Napels Constantia gehuwd aan Pieter op last van Karel van Anjou van Arragon , die Sicilien op het onthoofd. Huis van Anjou veroverde , en wiens nakomelingfchap de throon der beide Sicilien beklommen hebben als Koningen uit het Huis van Arragon,   reizen door switserland. 151 A wintry waste in dire commotion all; And her ds and flocks, and tr avelier s andfwains, And fometimes whole brigades ofmarching troops, Or hamiets fleeping in the dead of night, Are deep beneath the fmothering ruim hurled. Thomson's Seaions. • Dat is: ln deeze bergachtige ftreeken, waar de gelukkige Graauwbunders, omringd door vreedzaame valleijen, hunne worningen geplaatst zien, hoord men dikwerf van de zwaar belaadene rotfen, bergen van zaamgepakte Jneeuiu met een verfchriklijken flag op het onverwachtst ter neder plof en. Met een donderend geluid flor ten deeze allengs kens nederwaarts , en veroorzaaken eene afgrijsfelijke beroering, die de verwoefting des aardrijks, welke den winter voortbrengt, evenaart; herders en kudden, reizigers en landlieden, ja fom tij ds geheele benden van optrekkend krijgsvolk, of hutten die zich in de fchaduwen van den nagt verbergen, dit alles word ver beneden het fuivende puin der verwoeste kasteelen weggevaagd, Thomson's jaargetijden. K 4 LXXIX.  Ï53 W. c 0 x k L X X I X. BRIEF. Splugen — Het Graauwe Bundt — Rheinwald —— Vja Mala Tusis NlCOLAAS RüSCA. an Ifola af tot op de kruin van den berg Splugen is de hoogte fteil en ongelijk. Ik trok langs den ftroom Lira, die van afgrond tot afgrond in verfcheiden verbaazende watervallen nederbruischte. De weg is in de vaste rots uitgehouwen: pp, veele plaatfen beftaat die uit trappen, en Iri anderen is zij door de bergen geboord. Wanneer ik ' mijnen weg over deeze treurige landftreek vervolg, de, herinnerde ik mij dikwijls den weg die van de Gemmi (,*) afloopt. Niet ver van den top des bergs Splugen vind men eene eironde vlakte omtrent twee mijlen lang en eene mijl breed, die met rotsachtige punten omgeeven is. Deeze brengt geen houtgewas, maar rijke beemden voort. Bij de kruin ontdekte ik verfcheiden ruwe blokken van een witachtig marmer. Ik ververschte mijne paarden aan eene kleine herberg die aan het einde van de ovaale vlakte gelegen is, zijnde dit het eenigfte huis dat tusfchen de valleij van St. Giocomo en Splugen gevonden word. Voor de deur zag ik ten minften honderd paarden rust . £ie de 33- Brief.  REIZEN DOOR SWITSERLAND. 153 met koopwaaren gelaaden. Men zegt dat hier daaglijks in dit jaargetijde drie honderd paarden voorbij, trekken Lahgzaamerhand van deeze vlakte afdaalende, zag ik den oorfprong van de Lira, die in het meir van Chiavenna valt, en kort daar aan over de hoogde rij bergen loopt, aan welkers andere zijde de ftroomen naar den Rhyn vloeijen. De landftreek is woest, en brengt naauwlijks eenen enkelenboom voort. Wanneer ik meer naar beneden kwam begon» nen zich denneboomen te vertoonen , die in het eerst hier en daar over de rotzen verfpreid waaren, maar allengskens zich tot groote bosfchen verdikten. Deezen weg over den berg Splugen word voornaamelijk gebruikt tot het overvoeren van goederen van en naar Chur: zelfs word die des winters doch niet zonder groote moeite, opengehouden In dat jaargetijde vervoerd men de goederen voornamelijk op fleeden , van welken 'er veertig of vijftig daags langs denzelven komen. Het grondgebied van het Graauzae Eunch, waar op ik mij thans bevinde, beflaat de geheele ooftelijke ftreek van dit bergachtig landfchap, ook is deeze zo in uitgeftrektheid als bevolking ver het aanzienlijkfte van de drieBundten. De betekenis van het woord Grigia, of Graauw, het welk deszelfs naam aan dit Bundt en het geheele land geeft, is ten uiterften onzeker. Sommige fchi ijvers hebben' gemeend, dat het volk van dit diftrift de oorfprongelijke bewoonders van het land waaren, en dat men die Graamo noemde, ten einde ze van de laatere inwoonders te pnderfcheiden, door eene zinfpeeling op de grijze K 5 hai-  154 w. cox* hairen , als een zinnebeeld der oudheid. Anderen, daar en tegen ontleenen deeze benaaming van laatere tijden, veronder Hellende dat de eerfte bewerkersder omwenteling, die in 1424 de vrijheid aan de onderfcheidene gemeentens van het Graauwe Bundt bezorgden, in de grove graauzve kleeding van het land gekleed waren , en dat ter gedagtenis van deeze groote gebeurtenis de Bundt met de benaaming van Graauw beftempeld wierd. Het is echter zeker , dat deezen naam van eene zeerhooge oudheid is, en lang vóór de bovengemelde omwenteling beftond. Tacitüs noemt de bewoonders van dit land Rhatos Grifos, ideft, canos, en Ammianüs Marcellinüs geeft aan de landftreek omtrent Chur, de benaaming van Canos campos, of Graauwe velden. Hier uit blijkt hoe moeijelijk het is eenige nafpooringte doen omtrent de waare naamsoorfprong van dit woord, het welk in eene zeer verwijderde oudheid, ver boven het bereik onzer naauwkeurigfte onderzoekin. gen, verborgen legt. Zonder dierhalven in een al te fchroornvallig onderzoek der naambetekenis te treden , zullen wij alleen in het algemeen opmerken, dat de benaaming van Graauwbunders, of van het Graauwe volk, de algemeene naam was waar bij alle de inwoonders van Rhatien wierden onderfcheiden, en zich niet alleen tot die geenen bepaalde, welk dat diftrift bewoonden het geen thans het Graauwe Bundt genaamd word. De toeëigening van deezen naam aan die bijzondere ftreek , kan dus hier in gelegen zijn. Wanneer de inwoonders van dit diftrict voor het eerst de wapenen opnamen, om hunne onaf bangelijkheid te verkrijgen, beftem- pel-  REIZEN DOOR SWITSERLAND Igg pelden zij zich natuurlijk zelfs met de benaamingvan de verbintenis des volks genaamd Graauwbunders, of van het Graauwe Bundt; terwijl de andere twee Bundten, die naderhand diergelijke vereeniging aangingen, ofchoon ook onder den naam van Graauwbunders bekend, eene andere benaaming aannamen, om zich van de eerst zaamverbondenen te onderfcheiden. Het grondgebied dat thans het Graauwe Bundt uitmaakt, was voorheen aan den abt van Difentis, de graa ven van Werdenberg , Sax, en Mafox, en aan den baron vmRhatzuns onderhoorig. Het volk fchijntoorfpronglijk aanzienlyke voorrechten bezeten te hebben, die allengskensondermijnt, en nu en dan door hunne hoofden en barons verkragtwierden; de laatften, inaltoosduurende vijandlijkheden met eikanderen gewikkeld zijnde,knevelden hunneonderdaanengeweldig , om het krijgsvolk te kunnen betaaalen, dat alleen van het wegloopen door herh aaide belooningen kon terug gehouden worden. Deeze knevelarijen werden eindelijk tot zulk een uiterfte gedreeven, en het volk zo vreeslijk onderdrukt door de dwingelandij hunner alleenheerfchers, dat het zelve, aangevuurd door het voorbeeld van de nabuurige Switzerfche gemeenebesten, b efloot om zich zeiven van de drukkende onderdaanigheid, waar onder zij zugtende waaren, te verlosfen. De zaamenkomst der onvergenoegden ging met geene onverfchoonlijke buitenfpoorigheden verzeld, die men natuurlijk van een verwoed gemeen moet verwachten, maar dezelve werd met de grootfte gejnaatigdheid beftierd, De leden der onderfcheidene ge-  I5<5 w. c o x e gemeentens die het hoofdbeleid hadden , beraamden het plan te vooren, en men zond een plegtig gezantfchap naar de onderfcheidene opperheeren, die te Truns vergaderd waaren: de afgevaardigden gaven aan de opperhoofden de verfchillende bezwaaren te kennen, waar omtrent zij niet alleen herflelling afdrongen, maai? ook de bevestiging van veele verouderde voorrechten verkreegen, benevens de bijvoeging van veele anderen. Uit aanmerking van deeze begiftigingen, behielden de opperhoofden zekere voorrechten aan zich, welken fommigen hunner aframmelingen of opvolgers nog tot op deezen dag bezitten ; iets het welk dit Bundt bijzonder eigen is, en het geen deszelfs regeeringsform eenige'r maate meer ariftocratisch als die der twee ander Bundten doet zijn. Deeze voorrechten beftaan in zitting te hebben op den jaarlijkfchen landdag van het Bundt, en in het beurtelings voordellen van drie candidaaten tot Landrichter, of hoofd van het Bundt, van welken een door de afgevaardigden verkooren word. De graaven van Werdenberg uitgefforven zijnde, zo zijn de gemelde voorrechten thans aan den Keizer van Duitschland, als Baron van Rhatzuns, de abt van Difentis, en den tijdelijken graaf van Sax vervallen. Geene Graaven van Sax zijn thans meer in weezen, maar bij het uitflerven van dat geflacht, maakten zekere gemeentens (*) van het Graauwe Bundt zich meester van de heerlijke goederen, en oeffenen thans nog (*) Deeze gemeentens zijn Lungnetz en Vah, Ilantsea Grub, Flims en Caftris.  REIZEN DOOR SWITSEREAND. I5f nog de rechten uit, die te vooren door de graven van Sax genoten wierden. De wijze waar op men een getijtelden graaf benoemd , ten einde deeze rechten uitoeffenen, is als volgt: Eenige weinige dagen vóór de vergadering van den landdag van het Bundt te Truns, verkiezen de bewuste gemeentens onderling een perfoon die den graaf verbeeld. Hij word inhetRomansch (*) Cau de toe genaamd, en, offchoon het dikwils gebeurd dat een gemeenen landman op den landdag , op dezelfde bank met den vertegenwoordiger van het Huis van Oostenrijk en van den abt van Difentis gezeten is, zo word hij Cchter met eenen tijtel aan zijn veronderftelde waardigheid begroet; ook benoemd hij om de drie jaaren den Landrichter, en na dat hij zijne bediening neergelegd heeft, verdwijnt hij na verloop van eenige weinige dagen wederom in zijnen gewoonen ftand. Eene andere zaak die bijzonder aan het Graauwe Bundt eigen is moet niet vergeeten vermeld te worden. Even als de andere Bundten, hebben ook de bijzóndere diftricten derzelver lijfftraffelijke gerichtshoven die bij laatfte gewijsde uitfpraak doen; doch in alle burgerlijke gefchillen boven eene zekere waardij, valt 'er beroep van de uitfpraak der onderfcheiden hoven aan zestien afgevaardigden die jaarlijks te Truns vergaderen. Ik maak hier van op deeze plaats alleen gewag, doch zal in een volgenden brief (*) Letterlijk hoofd Van Sax. Cau meent men dat eens verbastering van Caput is.  15» W. C O X Ê brief gelegenheid hebben om daarmeer vante zeggen. Splugen, op het rijzende van eenen heuvel en aan den voet van eene ongelijke keten van Alpen gele • gen, is de voornaamlte plaats in de valleij van Rheinnaald die een hooge gerichtsban van het Graauwe Bundt uitmaakt. Het Rheinwald is dus genaamd naar den Hynder Rhyn, die op den Vogehberg; omtrent twaalf mijlen van daar ontfpringt, en door deeze valleij loopt. Het was mijn voornemen deezen oorfprong te bezoeken, maar mijne laatfte ongelteld heid laat mij tegenwoordig niet toe van vermoeijende dagreizen in deeze bergachtige ftreeken afteleggen. De bewoonders van het Rheinwald fpreeken Hoog ■ duitsch, offchoon zij geheel en al door volkeren omgeven zijn die zich van eene andere taal bedienen. Zuidwaarts, agter de bergen van Splugen en St.Bernardin in de valleijen van St. Giacomo en Mafox , is het Italiaansch de gewoone fpraak: ten noorden en ten oosten, in de valleijen van Schams,St. Pieter, en Lugnetz word het Romansch geljirooken Deeze merkwaardige bijzonderheid heeft veele" fchrijvers doen vermoeden, dat het volk van deeze en andere diftriclen der Graauwbunders, die Hoogduitsch fpreeken, afstammelingen van de Lepontü waren, die men meent een Celtisch volk geweest te zijn, het welk voor de oorfpronglijke bewoonders van dit land, vóórdat de Rhaetiers zich daar geveftigd hadden, gehouden word. Dewijl ik gelegenheid zal hebben om dit onderwerp naauwkeuriger in een volgenden brief O nopens de taal der Graauw- Biia- (*) Zie de 89. Brief.  REIZEN DOOR SWITS E RL AND. I$9 bunders te onderzoeken , zal ik voor het tegenwoordige alleen aanmerken, dat, offchoon de inwoonders van dit diftrict. door volkeren omringd zijn die Italiaansch en Romansch fpreeken, echter het Hoogduitsch te Avers, Cepina , Tufis en Furftenau gefproken word, welke plaatzen maar op een kleinen afftand van het Rheinwald gelegen zijn. Ik verliet, aan de andere zijde van den berg Splugen, de Italiaanfche lugtftreek en voortbrengzelen: de lugt is in deeze valley zo fcherp en doordringend, dat wij het fpreekwoord bewaarheid vinden, „ dat het hier negen maanden winter en dan nog drie „ maanden koud is". Twee groote wegen komen te Splugen bij een, de een van Chiavenna, die ik gisteren overgekomen ben, en de andere die over den Bernard naar Bdlinzone loopt. Van Splugen naar Ar der gaat den weg langs ds Hynder Rhyn, door eene bergachtige ftreek, die op iederen tred de verbaazendfte en grootfchte toneelen oplevert. De inwoonders van Suffen, het kleinfte dorp van het Rheinwald, fpreeken Hoogduitsch, en op een kleinen afftand kwam ik in de valley van Schatns, alwaar ik de boeren Romansch hoorde fpreeken. Ik deed mij zelf tamelijk verftaan door een foort van brabbeltaal , uit Hoogduitsch, Italiaansch en Romansch zaamgefteld. Ik zag mijn woordenboek van de taal die in Engedina gefprooken word in, en vergeleek de verfchillende fpreekwijzen en uitfpraaken De inwoonders noemen hunne taal Romansch , doch dezelve verfchilt veel van het Romansch  i6b W. c o x é toansch dat in de valleij van Sur/et en nog mee* van dat in de Engadina's gefproken word. De Bijbel en andere boeken die in deeze valleij gebruikt worden, zijn in dezelfde tongval gefchreeven als die welken men in de andere gedeeltens van het Graauwe Bundt leest, en de taal heeft veel overeenkomst, met eene kleine verfcheidenheid in de uitlpraak. De valleij Schams, zijnde eene gemeente van het Graauwe Bundt , bevat agt of negen vlekken of dorpen van geen aanbelang, niet ver van eikanderen ter wederzijde vah den Rh'jn gelegen. Zij legt veel laager en is vrugtbaarder als het Rheinwald. Ik trok den Rhyn te gillis over, laaiende aan mijne linker hand Donat , alwaar het geheele ligchaam des volks alle jaaren vergaderd om hun eigen overheid te verkiezen, en om alle burgerlijke en Haatkundige zaaken te beflisfen. Kort daarna kwam ik in de 'Via Mala, zo genaamd uit hoofde van de veronderllelde moeijelijkheden en gevaaren die men loopt met langs denzelven te reizen. Verfcheiden reizigers hebben daar van zulke verfchrikiijke befchrijvingen gegeeven, dat ik meende hier de flegtfte weg te zullen vinden die ik tot hier toe bereisd had. Doch ik vond mij op eene aangenaame wijze verrast, dewijl die niet ongemaklijker was dan den weg van Splugen naar Anders ; ook behoefde ik niet eens van mijn paard te klimmen, uitgezonderd wanneer ik uil hield om een beier gezicht van het een of ander bijzonder toneel te nemen, hetwelk mijne verbeelding trof; de weg is zelfs goed voor rijtuigen. Ik  REIZEN DÖOR SWITÖERLAND, Ï6t. ïk kan dus geene redéneh bevroeden, waarom deézen weg in het bijzonder door de benaaming van Via ■Mala moet worden onderfcheiden, maar het fchijnt dat zodanige befchrij vingen opvoorige tijden zien, ert dat de laatere fchrijvers zulks maar als de zuivere Weerklanken der oude reizigers hebben nagebaauwt. Misfchien heeft het bijzonder treurig voorkomen der valleij, waar door de weg heenloopt, veel geholpen om deeze fchrikbaarende denkbeelden inteboezemen aan menfchen, die niet aan de Alpifché ftreek en gewoon zijn* De Via Mala loopt door éene digte en onbewoond de valleij, op veele plaatzen met digte bosfchen overdekt, welken maar alleen een duister fchemerlicht doorlaaien, ook is ze zo eng, dat de fteile rotfen , waar van ze omgeven is, zodanig overhangen j dat het fchijnt als of die zich met hunne kruinen zullen ontmoeten. De Rhijn brüischt langs den voet der rotzen voort, fomtijds onzichtbaar, en fomtijds zagtjes fchitterende, door „ — Darkfome pines, that ,o'erthcrock$reclind, ï, Wave high, and murmur to the hollozv zvind." Pope. Dat is: H Duistere pijnbosfchen, die over dè rötzéti heenhangen, i, Welken tegen de zagtgolv'ende iulhd adnwapperen en inruisfchen." Omtrent drié mijlen van waar de Via Mala begdri / kwamen wij aan eene fteenen brug van ééhèn boog * llh Deel, L$t. h ove*  W. C O X E over eene vervaarlijke diepte gelegd; dit was een grootsch toneel hetgeen mij deed ftil houden om zulks te bewonderen, verlaatende het zelve eindelijk met weerzin. De Rhijn valt in een fraaije waterval ter neder, looptin een eng kanaal ter diepte van meer dan vierhonderd loodregte voeten, veroorzaakt een vreesfelijk gedruis onder de brug, verbreed zich tot in eene ruime kom, en verliest zich dan onder eene rots, door welke hij zich een doortogt heeft gebaand. De overhangende bergen, die gedeeltelijk woest en gedeeltelijk met masthoornen bezet zijn, veroorzaaken eene fchrikverwekkende doodsheid over den afgrond beneden. Ik was over eene zaak zeer verbaast, die ik met veel aandagt onderzogt, en die ik in verlcheidene andere valleijen van Switferland waargenomen had, doch nimmer in die volkomenheid als ter deezer plaats, namelijk: De Rhijn, die thans vier honderd voet beneden de brug is, blijkt duidelijk, voorheen zo hoog en zelfs nog hooger als de brug thans ftaat geloopen, en langzaamerhand de rots en het diep uitgehold te hebben. De brug overgetrokken zijnde, ging ik door eene onderaardfche opening van eenige weinige treden lengte, die door de overhangende rots gehouwen is, en een weinig verder toog ik over eene tweede brug die gelijk aan de eerfte was. Weinig tijds daar aan verliet ik den Rhijn, en begon opwaards te klimmen. Dit gedeelte van het landfchap is zo geheel onbewoond dat ik maar één huis ontmoette tot dat ik aan Roncaüa kwam, een dorp in de gemeente van Tufts, op de kruin van eenen  keizen door s w t t s ë rl a ne. ïfrjj eenen fteilen berg gelegen. Van daar daalde ik naaf Tufis af, welke plaats bij den ftroom Nolld, aan het begin der valleij Tomliasca te vinden is. Deeze ftad word door de oudheidkenners gezegt door de Tusc/wgebouwd te zijn, wanneer zij in deeze ftreekert onder Rh/etus eene fchuilplaats zogten. Tufis is in de gefchiedenis der Graautvbundersvvé. bekend uit hoofde van het Staf gericht, of gerechts • hof, dat daar in 1618 gezeten was, om de perfoonen të recht te fteilen, die van verftandhouding met Spanjen, en Van de invoering des hervormden Godsdienst in Valteline te. willen beletten, befehuldigd werden. Onder de geenen die voor deeze onrechtvaardige rechtbank lijden moest, was Nicolaas Rusca één' der aanzienlijkften, van wien ik gelegenheid gehad heb, om in mijn brief nopens de onlusten in Vake» Une voorgevallen, nader te fpreeken; het waaren de wreede omftandigheden die zijnen dood vergezelden, welken de algemeene wraak der Roomschgezinden aanvuurden ,die kort daarna in eenen openbaaren opftand uitbarste. Nicolaas Rusca, geboortig vart Bedanó, in de bailliuwagie Locarno, was in het Jefuiten Collegie te Milaan opgevoed, ten kosten van den kardinaal B or rom eo ; hij maakte zulke groote vorderingen in zijne ftudien, dat hij in 1589. tot eerftd priester van de kerk van Sondrio benoemd werd, offchoon hij nog maar het 24 jaar zijnes oüderdoms bereikte. Hij onderfcheidde zich dadelijk door zijnen iever in het prediken tegen de hervormde leeringen; ook was hij een der geenen die het Roomfche geloof tegen de Proteftantfche leeraars verdedigde, in twee" L a open-  164 w. c o x e openbaare bijeenkomften te Tirano in 1595. en in het volgende jaar, gehouden. Zijn charakter is door de wederzijdfche gefchiedfchrijvers der twistende partijen in het tegenftrijdigfte licht geplaatst: bij de eene word hij als een heilige, en bij de andere als een moordenaar befchouwd. Doch wanneer wij met onpartijdigheid zijn gedrag nagaan, zal het blijken , dat offchoon hij door een geweldigen geest van geestdrijverij vervoerd was, hij echter niet kan fchuldig gehouden worden aan de affchuuwelijke misdaaden welken zijne vijanden hem te last gelegd hébben. Weinig tijds na zijne bevordering tot het priesterampt te Sondrio, ontftond 'er een misverftand tusfchen hem en de Proteftanten, het welk, gedüurende de hevigheid der godsdienftige gefchillen, allengskens vermeerderde, en bij de volgende gelegenheid tot den hoogften graad van verbittering werd gedreeven. Een zekere C111 a p p i n u s , en drie gondoliers van Venetien, wierden in hegtenis genomen als verdagt van een ontwerp om Scipjo Calandrinus , hervormd leeraar te Sondrio, op aanhitzing van Rusca , te willen vermoorden; ook haaldemendoor middel van de pijnbank eene belijdenis van fchuld, alsmede dat Rusca medepligtig was, uit Chiappinus. De landvoogdvan Valteline verwees de zaak aan den landdag der Graamvbunders; Rusca werd voor deeze vergadering gedaagd; doch weigerde te verfchijnen, zo zijne vijanden voorwenden, uit eene bewustheid van fchuld, maar volgens zijne vrienden, uit vrees van zich in de handen der Graauwbunders te fteilen , die zo geweldig tegen hem verbitterd waaren. Val- telt-  reizen door switserland. IÖ5 teline ontweken zijnde, vlugtte hij naar Bedano, terwijl zijne zaak in het openbaar voor twaalf rechters, door de Graauwbunders daar toe benoemd, bepleit werd. Nadat hij vrijgefproken was, keerde hij naar Sondrio te rug , terwijl zijnen iever, aangevuurd door de vervolging die hij ondergaan had, niet op_ hield zich op het kragtiglte tegen het oprichten van een Proteftantsch fchool te verzetten, hetwelk door de tegenpartij zeer begeerd wierd. Zijne vijanden, in hunne eerde poogingen te leur gefield, bragten bezwaaren van een meer openbaaren aart tegen hem in; zij befchuldigden hem van de befluiten der Graamvbunders te dwarsboomen, en van de Inwoonders van Morbegno aantezetten, om de wapenen niet tegen de koning van Spanjen, de befchermer van den Roomfchen godsdienst, optevatten. Ingevolge van deeze befchuldigingen, kwam eene bende van zestig Graauwbunders des nagts te Sondrio , namen Rusca gevangen , fleepten hem naar Tufis, alwaar hij niet alleen voor het tijdelijke gerechtshof, da^r vergaderd, van hoog verraad befchuldigd, maar daar en boven, tegen alle grondbeginzelen van billijkheid aan, op nieuw ondervraagd werd, over het aandeel dat hij aan den moord van Calandrinus gehad had, en dewij! hij deeze befchuldigingen volftrekt ontkende, wierd hij op de pijnbank gebragt, welke verfchriklijke ftraf driemaal aan hem in de ftilce van den nagt werd uitgeoeffend. Dan vermits men hierdoor, uit hem geen de minfte bekentenis van fchuld kon haaien, werd hij in den volgenden nagt tweemaal bij herhaaling aan dezelfde fchriklijke pijniging blootgefteld, doch L 3 de-  166 W. C O X E dewijl hij van een zwaklijk geftel, en zeer ongezond was, wierd hij door de doodsangften overvallen, en bezweek te midden der folteringen (*). Som- (*) Die ^Dominica, qua Augufti 23 er at, ter fine ta tnen ponder e elevatus fuit; perftititque in.ne^ativa, ftrpius mifericordiam Dei ac hominum imphram, quas voces dolor tor ment orum ipfi exprimcbat, er at enini homo crebris febribus vexatus, ac proinde fujiinendi torturam impos erat. Sequente die luna, facies illi velo obtegitur, ne a quoquam fignum habere queat ullum, bis ab.sque tarnen pondere elevatur: tumque obfeivatus & fpiritus deftcere, £f cum folveretur tortura jam exfpiraverat, tenens linguam demibus admorfam lic ut fanguis adpareret: Aporta. Hifi, Reform. Eccl. Rait. vol. II. p. 268, 269, Dat is : Op den 23 Augustus, zynde den dag des Heeren, werd hij driemaal, doch zonder gewicht, aan een katrol opgeheist, rnaar hii bleef bij de onlkcntenis van fchuld volharden , zich dikwerf op de medogenheid van God en menfchen beroepende ; de fmart der pijnigingen haalden hem deeze moorden uit den bals; bij was iemand, die veeltijds aan koortfen onderhevig ivas cn bijgevolg niet in ftaat om de pijniging doorteftaan. Den volgenden dag z'/nde maandag , bedekte men zijn gezicht met een ftuijer, op dat niemand b'em eenig teken zou kunnen geeven, en men hêifte hem wederom tweemaal zonder gewicht naar boven ; toen bemerkte men dat den adem verdween , waarop men de pijniging liet ophouden, wanneer bij reeds den geest gegeeven bad, houdende de tong zodanig tusfchen de tanden gcfltoten 4&* è?t Weed daaruit te voorfebijn kwam.  REIZEN DOOR SWITSERLANB. IÖJ> Sommige fchrijvers hebben verhaald, dat Rusca van vergif ftierf, het geen hij uit voorzorg, eer hij het laatfte verhoor onderging, bij zich had genomen, doch deeze veronderftelling fchijnt van allen grond ontbloot, en maar alleen opgegeeven te zijn met oogmerk om de rechters van het haatelijfte vrijtepleiten dat zij hem dood hadden laaten pijnigen. Want , wanneer wij in aanmerking neemen , dat hij, volgens de gewoone wijze van pijniging in dit land gebruikelijk, vijfmaal aan een katrol wierd opgetrokken met de armen agterwaarts vastgemaakt; ten einde de fchouders te ontwrigten, ook dat hij telkens in deeze verfchrikkelijke houding meer als een half uur verbleef, waar bij nog kwam zijn zwakkelijke lighaamsgefteldheid, die hem buiten ftaat ftelde zulk een geweldige pijn te verduüren, als dan behoeven wij na geene buitengewoone oorzaaken van zijnen dood te zoeken. De voorfpraaken van de Proteftantfche partij, poogen te vergeefsch de rechters van Rusca, van een onverdraagzaamen geest van dweepzugt vrijtefpreeken, door voortewenden dat het geheele geding civiel was en geenszints over godsdienftige zaaken geloopen heeft; maar het is klaarblijkelijk dat de haat der geestelijken, offchoon onder het masker van vaderlandsliefde verborgen, de voornaamfte oorzaak van deeze vervolging was. Ieder verftandig Christen behoorde voorzeker , hoe ook zijne befchouwingen en overtuiging omtrent het godsdienftige waaren,een afgrijzen van zulke wreedheden te hebben , die zo onbeftaanbaar met de eerfte beginzelen van menschlievendheid, en zo ftrijdig met de L 4 zagt-  ïöq w. c o x b zagtmoedigheid van dien godsdienst zijn, welke altoos het rigtfnoer onzer daaden behoorde uittemaa-; ken(*> LXXX, BRIEF. Be Valleij Tomlias ca — Retzuns —Reichenau. Chur, den al September. ^/"an Tufis nam ik mijnen weg langs de valleij Tomliasca, en langs den Rhijn, die hier het Graauwe Bundt van het Godshuis Bundt affcheid ; door deeze Val« (^) De Heer Aporta , over de onrechtvaardige handelwijze van deeze rechtbank met de onpartijdigheid van een eerlijk gefchiedfcbrijver fpreekende, zegt: „Deunt intmortalem ! Quid efl crabrenes irritare, hojlesJludio con* quirere acin fe concitare ,fummisima mifcere, fi boe non er at? Nullus tarnen aclus majorent buic tribunali invidiam conciliavit quam fubita mars Nicolai Rusca, 'qui tormentis ftlutus fub judicum oculis exfpiravit" Dat is: Qnftirjfelijke Godi wat zal men anders beetcn de Wespen te tergen , zich moedwillig vijanden op den bafoe laad.en en tegen zich opzetten, en alles ten onder ft en faven keeren, indien bet dit niet waare? Ook heeft geen faad dit gerechtshof meer in haat gebragt dan den intij' - ' " «ff  reizen door s witse rl a n d. 169 valleij leggen talrijke fteden, dorpen, en kafleelen (*) pp de fchilderachtigfte wijze allerwege verfpreid. Ik kwam door Latzis, laatende aan mijne regterhatid de vrugtbaare Henzenberg, in het Romansch Montagnia genaamd, die om deszelfs vrugtbaarheid en bevolking in deeze ftreek en merkwaardigis. Vervolgens begaf ik mij naar Retzuns, en van daar een weinig zijd waards naar het kafteel van dienzelfden naam, het welk in de gefchiedenis der Graauwbun* ders zo vermaard geworden is. Oudheidkundigen ontleenen de naam van Retzuns van Rhatium of Rhatia Ima (Neder Rhjetien), en geeven het volgend verhaal van deszelfs bouwing. In de vroegfte eeuwen der Romeinfche heerfchappij drong een talrijk leger van Gaulen in Lombardyen en nam van het grootfte gedeelte van dat land, waar toen de Tusciers neergeflagen waaren, bezit. Eene groote meenigte der laatften uit hun geboorteland gedreeven zijnde, verzelden hun opperhoofd Rh^etüs in deeze Alpen , en vestigden zich in deeze ftreek en. Rh^etus gaf zijn naam aan de landftreek, en bouwde dit fort het welk Rhcetia Ima genaamd digen dood van Nicolaas Rusca , die, van de pijniging ontflaagen , voor de oogen der Rechters den geest gaf. Hift. Ref. Eccl. Ra;t. vol. II. p. 266. (*) Guler, de gefchiedfchrijver van Rhatien, zegt, dat geen ftreek van Europa zulk een aantal oude kasteelen als het Graauwbunderland bevat, en dat in de kleine valleij Tomliasca, niet meer dan eene mijl lang , en eea vierde mijl breed,alleen meer als zeventien kasteelen gevonden worden. L $ \  170 W, c o x E naamd word, dat zedert in Retzuns verbasterd is. Livius verhaald de verhuizing der Tusciers naar deeze ftreeken zonder de naam van hun opperhoofd te vermelden, die echter by Plinils en Justinus met de naam van Riestus beftempeld word; ook fchijnt het groot getal plaatzen die nog in deeze Alpen in weezen zijn, en welken een zweem van deeze benaaming draagen, ten fterkften voor dit verhaal te pleiten. Doch dewijl de gebeurtenisfen van zulk eenevroege oudheid altoos aan twijffelingen onderhevig zijn, laat ons derhalven tot laater tijdperken overgaan die niet betwist kunnen worden. Het kasteel was de verblijfplaats van een baron, die bet omgelegene land bezat, en Baron van Retzuns genaamd was. Deeze naam is in de oude gefchiedenis van dit land zeer bekend, ten tijde namelijk dat het grondgebied der Graauwbunders in verfcheiden kleine heerfchappijen was verdeeld. Ook vind men hem onder de opperhoofden vermeld, die in 1424. te Truns vetgaderden, en die de voorrechten des volks bevestigden en vermeerderden, wanneer de onderfcheidene gemeentens zich vereenigden en het Graauwe Bundt vormden. Op dien tijd behield de baron zekere voorrechten aan zich, die thans nog door zijne opvolgers genooten worden. Wanneer in den jaare 1459. de mannelijke linie uitgeftorven was, geraakte de baronniein een zijd-linie, en in 1540. kwam het door koop onder Maximiliaan de eerfte. Ferdujand de eerfte verpande de baronnie voor 14000 Guldens aan Johannes Planta , in wiens geflacht dezelve tot ïn het jaar 1679. verbleef, wanneer ze door keizer Leo-  reizen door switserland. 171 Leopold wederom gelost werd, en tegenwoordig aan zijne kleindogter Maria Theresia, de thans regeerende Keizerin , behoord (*). De inkomften van dit grondgebied zijn zeer gering; beloopende iets meer dan sooo Guldens jaarlijks; doch door het bezit hier van heeft het Huis vau Oostenrijkeen aanmerkelijken invloed in het ftaatsbeleid der Graauwbunders verkreegen. De Gemagtigde der Keizerin, die Bewindsman genaamd word, heeft Item op den landdag te Truns, en benoemd alle drie jaaren de Landrichter, of het Graauivc Bundt. Begeerig zijnde om het kafteel te bezichtigen, maakte ik mijne opwachting bij den Oostenrijkfchen gemagtigden, die dadelijk te voorfchijn kwam, en mij beleefdelijk het kasteel rondleide. Het tegenwoordige gebouw werd door Leopold gefticht, op de grondvesten van het oude,van het welke naauwlijks overblijfzelen meer te vinden zijn. Ik kon bij de aandagtigtte befchouwing geene de minfte fpooren van Romeinfchen arbeid daar aan onderfcheiden. Dit Kafteel is de gewoone verblijfplaats van den Oostenrijkfchen Gezant bij het gemeenebest der Graauwbunders, maar dewijl den tegenwoordigen gezant in zijn eigen huis te Reichenau woont, zo houd daar thans den Oostenrijkfchen gemagtigden zijn verblijf. Het legt op eene hoogte, van waar men een fchoon uitzicht over de omgelegene landftreek geniet. De rij- (*) De keizerin was overleeden wanneer ik deeze brief fchreef: bij haar overlijden kwam de baronie op haar zoon, de thans regeerende keizer.  173 w, c o x e rijke vlakte, die zich tot aan Reichenau uitftrekt, is allerwege door hooge bergen omringd , en levert, onder andere voortbrengzels, overvloed van tarwe op. De Neder Rhyn vloeit, in een ruim en fteenen kanaal, door dezelve. De Gemagtigde onder ons gefprek verneemende, dat ik een brief van aanbeveeling van den Graaf Firmian aan den Oostenrijkfchen gezant te Rekhenau had, verzogtmij op het middagmaal, en bood mij vriendelijk aan om mij in den agtermiddag naar Rei» chenau te vergezellen, welk verzoek ik geen zwaarigheid maakte aanteneemen Het gezelfchap aan tafel beftond in den Bewindsman, zijne vrouw, en een kapucijner monnik. De dame fprak niet dan Romansch, zo dat ik buiten ftaat was om van haar gezelfchap nut te hebben. Ik kon alleen haare gezondheid drinken, en haar eene korte pligtpleeging maaken, dje ik door oeffening geleerd had. Ik hield een langduurig gefprek in de franfche taal met den Bewindsman , over de baronnie van Retzuns, waar omtrent hij de vriendelijkheid had mij de volgende onderrichting te geeven. Als gemagtigde van de Keizerin , heeft hij een zeker grond en rechtsgebied over het dorp en het diftricb van Retzuns. De baronnie van Retzuns bevat de dorpen Retzuns, BonadutzEmbs, en Feldsberg, die te zaamen eene Hooge Gerichtsban in het Graauwe Bundt uitmaaken, en dezelve zend twee afgevaardigden op den algemeenen landdag der Graauwbunders; het volk is vrij, en vergaderd jaarlijks in den hof van het kasteel om hunne overheden te verkiezen, waar bij een ieder van het mannelijk geflacht, die den ouderdom van veer-  reizen door switserlanb. i?3 Veertien jaaren bereikt, Item heeft. De gemagtigde benoemd den Landamman uit drie candidaaten door het volk opgegeven : de Keizerin ontfangt de boe. tens in het crimineele, en betaald de kosten van het proces; de gevangenen worden in het kasteel geplaatst, doch voor rechters, die door het volk gekoozen worden, te recht gefield. Na den eeten verzelde ik mijn gastheer door eene rijke en vrugtbaare vlakte naar Reichenau, alwaar ik de Heer Buol, Oostenrijkschgezant, bezogt, die mij met alle oplettendheid en beleefdheidontfing, en op eene zeer verplichtende wijze mij verzogt van eenigen tijd te Reichenau te vertoeven, het welk ik voor ditmaal weigerde, dewijl ik zeer verlangde om naar Chur te komen , in de verwachting van daar een aantal brieven mijner vrienden uit Engeland te zullen bekomen , van welken ik zedert mijn vertrek van Milaan niet gehoord had. Reichenau is aan de zaamenvloeijing der twee takken gelegen die den. Rhijn vormen. De Beneden tak is dezelfde die ik gedüurende het grootfle gedeelte mijner reis van Splugen af volgde, en de Boven-tak loopt opwaarts naar den berg St. Gothard, en droomt door de valleij Sopra Selva. Het kasteel, of huis van den Heer Buoe , is op eene allerbekoorlijkfte ftandplaats, en op eene kleine hoogte, een weinig boven de zaamenvloeijing gelegen, loopende de tuin tot aan den Rhijn. Ter deezer plaats zijn twee bruggen die door de neef van Grübenman gebouwd werden, en eene bijzondere opmerkzaamheid verdienen; de eene, die over de Beneden tak van den Rhijn gelegd is, heeft vijfendertig treden, of omtrent  w. C O X È trent honderd en vijf voet. De tweede is over defl Rhijn geflaagen beneden het punt van vereeniging, en levert eene allerfraaijfte vertoning op Het is eene houten brug van éénen boog, even als die van Schaffhaujen overdekt, en volgens het zelfde plan zaamengefteld, met dit onderfcheid echter, dat de weg over dezelve niet zo volmaakt waterpas is. De fpanning van den boog is twee honderd en twintig voet lang. Dewijl de oevers van den Rhijn op deeze plaats hooger zijn, als die van dezelfde rivier te Schafhaufen, veroorzaakt dit dat de brug te Reichenau ook veel hooger boven de oppervlakte des waters als die te Schaf haufen verheven is En daar deeze zich dus aan het oog als éénen boog opdoet, maakt zulks haar geheele voorkomen veel fchilderachtiger, en haare vertooning treffender. Doch het is echter zulk een fraaij werkffuk van bouwkunde niet als de brug te Wettingen , het welk Grubenman's meester ftuk is (f). Hoe meer ik deeze bruggen befchouw, hoe meer ik verbaasd ftaa over de verhevene eenvoudigheid der zaamenftelling, en hoe meer ik verwonderd ben , dat de perfoon die het eerst zulk een plan vormde, maar een gemeen timmerman was, die geheel en al met het befchouwend deel der werktuigkunde onbekend, alleen aan eene natuurlijke genie te danken had, dat hij de beoeffening der bouwkunde tot zulk eene vol. maaktheid had gebragt. Op mijnen weg van Reichenau naar Chur hield ik te (*) i Deel p. 147. (t) Zie de 13. Brief.  REIZEN DOOR SWITSERLAND. 175 te Embs Ml, om onderzoek te doen of daar eenige overblijfzelen te zien waaren van een oud kasteel, waar in Willem , zoon van Tancredo, Koning van Sicilien wierd gevangen gezet, doch tegenwoordig is daar geen de minfte zweem van te vinden, maar volgens de overlevering van het land ftond dezelve voorheen op een heuvel, waar op nu de kerk gebouwd is. De valleij tusfchen Reichenau en Chur is omtrent twee mijlen breed, en levert koorn, weiland en eenige wijngaarden op, die zich in de nabuurfchap van Embs beginnen te vertoonen. De Rhyn vloeit door dezelve met de fnelheid van een ftroom. Verfcheiden rotzen door water omgeeven zijn op de oevers der rivier verfpreid, waarvaneenigen geheel woest, en anderen met bosfchen bedekt zijn, welkeen en ander het toneel niet weinig veraangenaamd. De keten bergen naar de noordzijde is metlaanen van mastboomen overdekt, terwijl de tegenovergelegene rij tot op eene zekere hoogte meestal eikenboomen vertoond, en derzelver kruinen met mast- en pijnboomen pronken. Een weinig verder kwam ik in het Godshuis Bundt, en ook vroegtijdig te Chur aan. LXXXI,  ts6 w. C O X Ê LXXXI. BRIEF. Het Godshuis-Bundt Stad en het Bisdom Chur — Het Klooster van Sr. Luciiis. H et geheele grondgebied, dat thans onder het Godshuis Bundt begreepen word, behoorde zo lang onder de heerlchappij van den Bisfchop van Chur i tot dat het volk, door deszelfs beheerfchers onderdrukt, het juk affchudde, en na een algemeen verbond aangegaan te hebben, den bisfchop noodzaakte om hunne onafhangelijkheid te erkennen en te bekragtigen. Het tijdfiip deezer belangrijke omwenteling word in de jaarboeken van dit land niet juist opgegeven. Sommige gefchïedfchrijvers hebben zelfs te boek ge^ fteld, dat dezelve reeds op het einde der veertiende eeuw en vóór de oprichting van het GraauweBundt plaats had. Doch dit denkbeeld fchijnt op geene genoegzaame gronden te berusten, dewijl de aangevoerde redenen in de daad niet meer bewijzen dan dat de bisfchop verfcheidene vrijdommen aan dé inwooners fchonk, doch geenzints, dat de gemeentens zich in zulk een vroeg tijdperk in een verbond zaamenvoegden, en het eerfte (*_) voorbeeld van vrrj« (*) Campell is van dit gevoelen , en zijn gezag doet ongetwijffeld veel af: doch wij moeten opmerken dat hij zijne gedagten alleen op veronderftellingen bouwt, en dathij, als een lid van het Gidshuis-Bundt,genegen was orrt aan het laatfte hooger ouderdom toetefchrijven als aan he? Graauwe- Bundt*  RÉIZEN DOOR SWITSERLAND. IJ? Vrijheid in deeze ftreeken gaven» Die eer behoord Ongetwijffeld aan het Graauwe Bundt. Deeze omwenteling, welke het Bundt volkomen tot deszelfs tegenwoordigen ftaat van vrijheid verhief, had waarfchijnlijk plaats tusfchen het jaar 1424, wanneer het Graauwe Bundt ontftond, en het jaar 1436', waar in het Tien Gerichten Bundt deszelfs onafhangelijkheid vestigde. Dit vei bond word in het Romansch La Ligia de la Chiada (*), en in het hoogduitsch Gottshausbund'genaamd; het ontleend deeze benaaming van de Domkerk in de hoofdplaats, en van deszelfs voormaalige onderhoorigheid onder het rechtsgebied van den Bisfchop van Chur. Het is in elf diftricten verdeeld ; en ieder van deeze (Chur uitgezonderd) is wederom intweeklei* ne gemeenebesten, of gemeentens verdeeld. Door deeze fchikking bevat het Bundt een en twintig gemeenebesten (f \ en zend twee en twintig afgevaar• digden op den algemeenen landdag. Voorheen was de Burgemeester van Chur aanblijvend opperhoofd van het Bundt zonder verkiezing, doch op het laatst der voorige eeuw eischten de andere gemeentens om ook op hunne beurt het recht van die benoeming te hebben. De zaak aan de beflisfing van Zurich verbleeven zijnde, werd 'er bepaald , dat in het toekomende, de twee en twintig af- (*) Chiada, of zo als het fomtijds gefchreeven word , Cade, betekent Domkerk. Om deeze redenen noemed de Franfchen dit Bundt La Ligue Caddé. (•t) Zie de Inleiding. III. Deel, I. St. M  Ijr8 W. C O X E afgevaardigden van dit Bundt twee Candidaaten uit de leden van den fenaat van Chur zouden verkiezen, en dat deeze twee om die bediening moesten looten, welke wijze van verkiezing thans nog in gebruik is. Het dus benoemde hoofd word Bundt prefident genaamd, en geniet verfcheiden voorrechten die hem van de hoofden der twee andere Bundien onderfcheiden. Hij ontfangt alle de brieven van vreemde Mogendheden aan het gemeenebest der Graauwbunders gefchreeven , en is ook aanblijvend voorzitter van het Congres, om dat die vergadering altoos te Chur gehouden word. Chur is aan den voet der Alpen , in eene rijke vlakte van twee of drie mijlen breed gelegen, welke breedte voor deeze bergachtige ftreeken at vrij aanmerkelijk is. Tegen over het zelve is de keten bergen die het Graauwbunderland van het canton Glarus fcheid : van deezen keten word de Calendar voor de hoogfte gehouden, doch hij is veel laager als verfcheiden anderen der Switzerfche en Savoyfche Alpen die ik op mijne laatfte reis bezogt heb, en hier ontbreekt ook de zekere maatftaf van ongemeene hoogte, namelijk eeuwigduurende fneeuw. De Stad legt gedeeltelijk in de vlakte, gedeeltelijk op de fteile zijde van eene rots, door oude fteenen muuren omgeeven, en met vierkante en ronde toorens, op zodanige manier verfterkt, als vóór de uitvinding van het buskruid gebruikelijk was. De ftraaten zijn naauw en morsfig. Verfcheiden fteden van Opper-Engadina, offchoon niet zo groot, hebben echter een zindelijker en veel fraaijer voorkomen. Zij bevat omtrent drie duizend Inwooners. No-  REIZEN DOOR ïWITSERfc AND. 1J70: Nopens de ftichting van Chur worden veele verdigtzelen verhaald: het waarfchijnlijkfte fchijnt té weezen , dat zij haar grondlegging aan Keizer Constantjnus verfchuldigd is, die, in het ^rte jaar van de Christelijke jaartelling , in Rhdtkn doordrong, en zijne legerplaats nam, niet ver van deri oord alwaar Chur thans gelegen is. Mogelijk wierd 'er, zo als dikwils bij diergelijke gelegenheden gebeurde , eene ftad in de nabuurfchap van het camp gebouwd, en van dit keizerlijk verblijf meent'men dat de naam Curta, de oude benaaming der ftad, ontftaan is, het geen in Coira en Chur zedert is veranderd. De overblijfzelen van twee of drie toorens, die oogfchijnlijk van een Romeinsch maakzel zijn, getuigen van haare oudheid, en dienen om de waarheid van deeze vermoedens wegens haaren oorfprong te (haven. De ftad Chur was voorheen eene ftad van het Duitfche Rijk, onder het beftier haarer eigen graaven, maar zij geraakte in de negende eeuw onder het rechtsgebied van den bisfchop. Even als veele andere Duitfche fteden, verkreeg zij van de Keizers aanzienlijke voorrechten, en de Inwoonders, na dat zij trapsgewijs het gezag van den bisfchop hadden beperkt, vestigden eindelijk een onafhangelijk gemeenebest. De regeeringsform van Chur is gemengd, gedeeltelijk ariftocratisch en gedeeltelijk democratisch. Het opperfte wetgeevend gezag berust bij de burgers, welkers getal op twee honderd vier en negentig beloopt , die in vijf ftammen verdeeld zijn. Ieder burger heeft ftem op zijn twintigfte jaar. De ftemmeü M 2 Wöf*  x8o W. C O X E worden nooit in eene vergadering van het geheele volk opgenomen; maar het voorwerp van raadpleeging word voor ieder Ham gebragt, en door de meerderheid van de vijf ftammen beilist. De uitvoerende magt berust bij de raad van zeventig., bedaande uit veertien leden die jaarlijks uit ieder dam genomen worden. Deeze oppermagtigen raad word in verfcheiden kleiner departementen verdeeld, waar van het voornaamfte de Senaat, of raad van' vijftien is , die het hoofdbeleid van zaaken heeft, het zij afzonderlijk of gezamenlijk met andere leden van den fouvereinen raad. De voornaamften van Chur zijn twee burgermeesters, genomen uit de leden van den fenaat, die, offchoon zij kunnen afgezet worden, altoos voor hun leeven aanblijven. Deeze twee magiftraatsperfoonen bekleeden beurtelings de oppermagt, ieder voor den tijd van een jaar; gedüurende welken tijd het bewindvoerend hoofd, onder den tijtel van regeerend burgemeester , in de gewoone raadsvergaderingen voorzit. De lijfftraftelijke rechtbank beftaat uit den fenaat en vijftien andere leden van den fouvereinen raad. De gevangen worden door den geheimen raad ondervraagd en hun rechtsgeding opgemaakt, beftaande dien raad uit de zeven oudfte leden van den fenaat. De meerderheid van deeze zeven perfoonen word tot het te werk fteilen der pijnbank vereischt. Na de ondervraaging en overtuiging , worden de handelingen van het geding vóór de lijfftraftelijke rechtbank gebragt , die het eindelijke vonnis ftaat; en alle misdrijven , uitgezonderd zwaare misdaaden, worden gewoonlijk met boetens gertraft. Mijne  REIZEN DOOR SWITSERLAND. l8l Mijne nieuwsgierigheid bragt mij deezen morgen naar het vertrek alwaar den algemeenen landdag der Graauwbunders om de drie jaaren gehouden word ; hoe zeer hetzelve niets der befchrijving waardig bevat , moest die plaats echter mijne aandagt tot zich trekken , als zijnde den oord Waar de vertegenwoordigers van een vrij volk vergaderen. Chur zend twee afgevaardigden op deezen landdag, dat gewoonlijk de twee burgemeesters zijn; doch wanneer een van deeze hoofd van het Bundt is, word de andere afgevaardigden bij beurte door de vijf ftammen gekoozen, onder deeze voorwaarde, dat hij lid van den raad van zeventig moet weezen/j Uit het vertrek waar in de landdag gehouden word begaf ik mij naar het ftadhuis, met oogmerk om het in eed neemen van den nieuwen Bunds-prefident te zien. Gewoonlijk heeft de plegtigheid plaats kort voor het vergaderen van den landdag, in de tegenwoordigheid der afgevaardigden van het Gods. huis-Bundt: maar vermits de perfoon op wien de bediening nu kwam op den landdag niet tegenwoordig was, zo moest zulks noodwendig uitgefteld worden. Alle de daar bij behoorende perfoonen vergaderd zijnde, plaatfte zich de Heer Tscharner, de voorige voorzitter, met de notaris, aan het boveneinde der tafel, terwijl den heer die benoemd was om hem optevolgen aan het laagereinde ftond , benevens de Bundt - iveiber, of geheimfchrijver, gekleed in eenen half zwarten en half witten mantel, het gewoone lieverij van het Bundt. De Heer Tscharner deed eene aanfpraak in het Hoogduitsch aan zynen opvolger, die omtrent tien minuuM 3 ten  182 w, C O X E ten duurde, waar bij hij hem kennis gaf, dathijdöor de afgevaardigden van het Bundt tot Bundts-prejïdsnt voor het volgende jaar was benoemd, met betuiging van zijn genoegen over zijne bevordering, en het Bundt geluk wenfchende met de benoeming van een perfoon die door zijne eerlijkheid en bekwaamheid zo gefchikt was om de pligten deezer bediening te vervullen. Na het eindigen van deeze aanfpraak, las de notaris den eed voor de prefident, voor hem zelfs en voor de geheim fchrijver. Vervolgens zeide de Heer Tscharner dat zij de drie vingers van hunne regterhand zouden opheffen, en hem de onderfcheiden eeden nazeggen; welke plegtigheid afgeloopen zijnde , hield de nieuwe voorzitter eene korte redenvoering, zeggende, dat hij zich ten hoogften vereerd vond met de hem opgedraagene eer, en dat hij zou tragten zo verre als zijne bekwaamheden zulks zouden toelaaten, om het geluk en welvaaren van het Bundt, waarvan hij tot voorzitter benoemd was, op alle mogelijke wijze te bevorderen. Vervolgens boog zich de oude prefident tegen de nieuwe , waarop de laatfte het eerst de kamer uitging, en dus nam deeze plegtigheid een einde. Het is opmerkelijk dat offchoon de ariftocratifche partij in de aanftelling van de magiftraatsperfoonen , prefident, en afgevaardigden, het gantfche beleid van zaaken heeft, echter de benoeming tot de openftaande landvoogdijen van de onderhoorige landfchappen geheel aan het lot word overgelaaten. Wanneer de beurt aan Chur komt, vergaderen de vijf ftammen afzonderlijk, en uit iedere ftam word door het lot een candidaat benoemd. Deeze vijf per- foo»  REIZEN DOOR SWITSERLAND. 183 ■ foonen werpen dan het lot om de bediening, en de 'candidaat die het geluk gunftig is kan de beurt koopen, met deeze bepaaling, dat hij de voorkeurder koop zal geeven in de eerfte plaats aan een lid van denzelfden ftam , ten tweeden aan een burger van Chur , en in de derde plaats aan een inwoonder van het Godshuis Bundt. Het gebeurd djkwils, dat de vijf perfoonen, die tot het looten voor de landvoogdij gerechtigd zijn, overeenkomen om het voordeel ■van den verkoop onder zich te verdeelen. - Op het hoogfte gedeelte der ftad ftaat het bisfchoplijk paleis, de Domkerk, en de huizen die tot het kapittel behooren. Het Bisdom van Chur is zeer oud,en wierd waarfchijnlijk kort na de invoering van den Christelijken Godsdienst in deeze ftreeken onder Constantinus, of zijn Zoon opgericht. Deezen zetel ftrekte zich voorheen over de geheele Romeinfche provintievan Rhceticn uit, die het tegenwoordige Graauwbunderland, Valteline, Chiavenna en Bormio, benevens het oostelijke gedeelte van Switferland.tot aan het meir van Conflans, en een gedeelte van Tyrol bevatte. De grondbezittingen van den bisfchop waaren ook aanzienlijk, en zijne inkomften evenredig aan zijn gezag en waardigheid. Het zou niet zeer belangrijk zijn om de vermindering van zijn gezag, en de trapsgewijze vernietiging van zijn rechtsgebied over de Stad Chur, en de gemeenebesten van dit Bundt optetellen. Ik zal dierhalven maar alleen kortelijk opgeeven , dat zijn gezag voornaamslijk door de oprichting van het Godshuis-Bundt en de befnoeijing zijner voorrechten in 1527. verminM4 , der-  184 W. C O X E derde: door het eerfte werd hij genoodzaakt om de onaf hangelijkheid der gemeentens te bekragtigen; en door het laatfte wierden de voornaamfte voorrechten , waardoor hij eenen aanzienlijken invloed in de ftaafkundige zaaken van deGraauwbunders bezat,op eenmaal vernietigd ; door dit alles werd hij tot den ftand van een&bijzonder perfoon gebragt, en wel in dat land waarin hij te vooren als een oppermagtig voist befchouwd was geworden. Deeze voorrechten beftonden in zitting en ftem te hebben op den algemeenen landdag der Graauwbunders; in het benoemen van verfcheiden afgevaardigden in die vergadering; in het aanftellen der opper magiftraatsperfoonen van verfcheiden gemeentens; en in het ontfangen der beroepen van civiele zaaken die bij de Provintiaale gerichtshoven afgedaan waaren. Alle deeze voorrechten werden door een algemeenen landdag der Graauwbunders in 1527. te niet gedaan , en de weinige hem overgeblevene rechten zijn gekogt of verder afgenomen. De invoering van den proteftantfchen godsdienst bragt de laatfte flag aan zijn gezag toe, want zijne inkomften leeden eene aanzienlijke vermindering door het verlies der tiendens, waar van zich de hervormde gemeentens meester maakten. De bisfchop is Prins van het Roomfche rijk; eene waardigheid waar mede in 1170. door Keizer Fredrik de eerfte den bisfchoppelijken zeetel begiftigd werd, ook word hij Heer van Furftenberg en Furfienau genaamd. Zijne inkomften beloopen omtrent 2,000 P. fterl. of 220c0 Guldens 's jaars. Deeze fpruiten voornaamelijk uit goederen in de nabuurfchap van Chur en in Tyrol gelegen. Hij ontfangt ook  REIZEN DOOR SWITSERLAND. 185 ook de jaarlijkfche fom van omtrent 70 P. fterl. of 770 Guldens uit de tolrechten van Chiavenna, uit hoofde dat hij zijn recht over Vahelma, Chiavenna , en Bormio aan het gemeenebest der drie Bundten heeft afgedaan (*> De eenigfte hem overgeblevene voorrechten beftaan in het recht om geld te munten , en een volftrekt rechtsgebied zo in het burgerlijke als lijfftraftelijke, binnen het kleine district waar in zijn paleis en het kapittel beflooten is. Buiten dit district, heeft hij geen gezag hoegenaamd , ook heeft hij zo weinig invloed op de zaaken van de Stad , dat hij. daar zelfs niet binnen kan komen wanneer de inwoonders niet verkiezen hem binnen te laaten; een recht het geen zij bij de volgende gelegenheid in 1764. verdedigden. Een Roomschgezinde die, wegens een misdaad waar aan hij zich fehuldig gemaakt had, gevangen was genomen, ontvluchtte de handen der juftitie in de Domkerk ten einde zich in veiligheid te fteilen. De inwoonders» aangevuurd door de weigering van den bisfchop om hem uitteleveren, richtten een poort op vlak voor de eenige opening die naar het bisfchoppelijk district, leid, waar door den toegang tot het paleis geflooten was: hier door werd de tegenkanting van den bisfchop overwonnen, en den misdaadiger werd uitgelevert. De poort is nog in weezen, en 'er kan altoos bij eene andere gelegenheid gebruik van gemaakt worden. De bisfchop word door het kapittel gekoozen. Veele gefchillen zijn nopens deeze verkiezing tusfchen (*) Zie pag. 87. M 5  l$6 W. C O x e fchen de kanunniken en het Godsbuis-Bundt ontdaan : het laatfte beweerd, uit hoofde van een verdrag in het jaar 1541. met den bisfchop aangegaan, dat alleen een inboorling van het Bundt op den zee. tel mag geplaatst worden. Dit verdrag werd tot in 1692. nagekomen , wanneer men een vreemdeling verkoor; van dien tijd af aan hebben de kanunniken geen acht op dat récht, het welk het Bundt vermeend te hebben, geflaagen, maar zonder daar op te letten hunne ftem aan vreemdelingen gegeeven ; bij iedere verkiezing doet het Bundt daar tegen wel vertoogen, doch zonder vrugt. De tegenwoordige bisfchop is Francois Dionysitjs , uit het oude geflacht van Rost in het Tyrolfcbe. Dit bisfchoppelijk diftrict. heeft maar eenige weinige honderd treden in den omtrek, en word door hooge muuren omgeeven. Ik bezogt het bisfchoplijk paleis: het grootfte gedeelte is nieuwerwetsch, uitgezonderd een vierkanten tooren , die men meend dat door de Romeinen gebouwd is. Deeze is van een fterk doch lomp maakzel, en geene opmerking waardig dan alleen als een gedenkteken van oudheid. In de Cathedrale of Domkerk vond ik niets bijzonders, ten zij men de beenderen van St. Lucius, volgens het gebruik der reliquien van de Roomfche kerk rijkelijk vercierd, eenige opmerkzaamheid waardig wilde keuren. Het kapittel beftaat uit vierentwintig kanunniken, waar van er zes aldaar woonachtig zijn. De inwoonders van dit district zijn alle Roomschgezinden. Boven het paleis en op de uiterfte hoogte van de ftad ftaat het klooster van St. Lucius. Het ontleend des-  REIZEN DOOR SWITSERLAND, I07 deszelfs naam van eene kleine kapel aan dien heilig toegewijd, die, volgens de overleveringen van de Roomrche kerk, in het einde der tweede eeuw koning van Engeland was. Het Christendom omhelsd hebbende, en met eenen godsdienftigen iever bezield zijnde, verliet hij zijn throon, endoor deeze ftreeken omdwaalende bouwde hij een hermitage op de plaats alwaar deeze kapel thans ftaat, en door zijne predikingen en voorbeeld bragt hij veelen tot het aanneemen van het geloof. Hij word den Apostel der Graauwbunders genaamd, en door de Roomschgezinden grootlijks vereerd als een heilig, terwijl de proteftanten van de ftad hem geen den minften eerbied bewijzen. Burnet verhaald in zijne Reizen, dat hij poogde „ om den goeden bisfchop te betvijzen dat de legende van Lucius in allen opzichten eene fabel was, maar voor al ook in dat geene het tv elk de Graauwbunders betreft; dat wij geene koningen op dien tijd in Erittannien hadden, maar een landfchap van de Romeinen waaren; dat geene oude fchrijvers van hem gewaagen, doch dat Beza de eerfte was die melding van hem maakt; en dat de voorgewende brief aan paus Eleutherus bene • vens zijn antwoord, duidelijk merktekenen van bedrog draagt. Dit alles, voegd hij ''er bij, betekende niets bij den bisfchop , die mij verzekerde dat zij daar van eene overlevering in hunne kerk hadden, en dat zulks in hun Getijboek was gefchreeven , het welk hij vasteVjk geloofde.'" Dewijl ik wel kon vermoeden, dat mijne pogingen om de monnikken van de valschheid der legende te willen overtuigen, even zo nutteloos als het ge-  188 W. C O X E gefprek van Burnet zou geëindigd hebben, zo begeerde ik zijn voorbeeld niet natevolgen ; maar zonder mij in de waarde of onwaarde der gefchiedenis intelaaten, vergenoegde ik mij zeiven in de befchouwing van het fchoone vergezicht, het welk de beweegreden van mijn bezoek van het klooster was. De omgelegene ftreeken van Chur zijn vermaaklijk. De vlakte is rijklijk van graan en weiland voorzien; de heuvels die trapsgewijs tot aan den voet der bergen afhellen zijn met wijngaarden bedekt, die wijn van eenen aangenaamen fmaak voortbrengen , doch welke niet zeer kragtig is. De gezichten zijn van eene verwonderlijke verfcheidenheid, dezelven gaan van het bekoorlijke tot het romaneske, en ,van het romaneske tot het woeste over. De Rhyn, die met veel fnelheid door de vlakte loopt, word op den afftand van eene mijl vaarbaar voor vlotten , waar op men de koopwaaren naar Lindau en Zurich vervoerd. LXXXII. BRIEF. Het Kafteel Haldenstein. — Kweekfchool voor de Geleerdheid. Ik reed deezen avond, in gezelfchap met twee heeren van Chur, van welken ik veele blijken van vriendelijkheid en beleefdheid genooten heb, naar Haldenftein, het welk met alle recht de kleinfte fouverainiteit in Europa mag genaamd worden. Wij kwa-  REIZEN DOOR SWITSERLAND. l8ö kwamen langs de zijde der heuvels en aan den voet der ongelijke rotzen die naar het Tien Genchten Bundt heen leiden ; wij genooten den geheelen weg over een bekoorlijk gezicht over de rijke vlakte, die zich van Chur tot aan Embs uitftrekt. Het fraaije groen der beemden, de af hellende heuvels met wijngaarden beplant, de rotfige bergen, deels met wijn. gaarden , deels met bosfchen overdekt, en gedeeltelijk woest en onbebouwd, dit alles vormde eene treffende vertooning. Wij gingen den Rhijn bi] Haldenftein over, een klein dorp beftaande uit omtrent zestig wooningen, en begaven ons ten huize van den tegenwoordigen Baron, Rhudolph de Saus, die mij met alle beleefdheid ontfing, en de vriendelijkheid had van mijne nieuwsgierigheid te voldoen, door mij zijn klein grondgebied telaatenzien,terwijl bij tevens mijne vraagen met alle bereidvaardigheid beantwoordde. De baron, een man van groote geleerdheid en onvermoeide arbeidzaamheid, heeft eene aanzienlijke verzameling van manufcripten betreklijk de Graauwbunders, waar uit hij een menigte bouwftoffen verzaameld heeft voor een werk, waar aan hy thans arbeid. Zijne nafpooringen betreffen hoofdzaakelijk leevensbefchrijvingen, en zijn werk is gefchikt om de nagedagtenis der voornaamfte perfoonen te vereeuwigen, die zich onder de Graauwbunders door derzelver bedrijven en bekwaamheden beroemd en verdienstelijk gemaakt hebben (*). Ten (*) Dit werk word In Haller's Schweitzer-Bibliotbek II. Deel p. 364. onder de volgende tijtels, doch als niet voltooid , opgeeven i I. Rbatia llluftrata , contenant F Hi*  190 W. C O X E Ten opzichte der baronie van Haldenftein, oiiderichtte hij mij dat dezelve voorheen onder de befcherming van de zeven oude Switferfche Cantons behoorde; dat zij zedert het jaar 1568. een onafhanglijken ftaat, onder de befcherming der drie Bundten, geweest is; dat die in het midden der zestiende eeuw door huwelijk in bezit geraakte van Johanne9 de Castron , Fransch gezant bij het gemeenebest der Graauwbunders, en bij zijn overlijden , in 1565, in het geflacht van Schauenstein : dat het mannelijk oir uitgeftorven zijnde, het zelve aan twee vrouwen kwam , die tot zijd-linien behoorden, waar van eene aan het geflacht der Salis, en de andere aan dat van Hartmannis huwde. In het begin deezer eeuw kogten de afftammelingen der eerfte de andere helft, en vereenigden zulks wederom in een perfoon. De geheele baronie beftaat uit eene kleine halfronde vlakte, die tusfchen den Rhijn en den voet van den Calendar gelegen, en omtrent vijf mijlen lang , en naauwiijks eene mijl breed is. Dezelve beflaat ook een gedeelte van den berg, die zo fteil is dat denzelven niet bewoond kan worden. De baronie bevat alleen twee dorpen, namelijk, dat van Haldenftein en Sezuils, en het geheele getal der onderdaanen beloopt op niet meer dan tusfchen de drie en vier honderd. Het volk was tot in het jaar 1701. lijf- fHiftoire ou les principaux évenemetis de la vie des Hommes célêbres qui ont paru au pais des Grifons. 2. Rbatia Litteraria, ou Catalogue de tous les auteurs Grifons, de leur vie, & de leurs ouvrages.  reizen boor switserland. IQI lijfeigen of leenpligtig, wanneer de grootvader van den tegenwoordigen baron het zelve met verfcheiden vrijdommen befchonk. Thans heeft den heer grondeigendom en rechtsgebied; het uitfluitend voorrecht van de jagt en visfcherij; het recht om van ieder zijner onderdaanen twee dagen heerendienften 'sja'ars te vorderen, benevens een vragt mest van ieder landman. Hij benoemd de rechter in het crimineel e hof, ontfangt de boetens en breuken, waarvan hij de kosten van het geding betaald, ook heeft hij de magt om vergiffenis te fchenken. Hij fteld in burgerlijke zaaken den voorzitter als mede een gedeelte der gezwoornen aan, en ingeval van beroep vonnist hij bij laatste uitfpraak. De baron toonde mij verfcheidenegeldftukken door zijne voorzaaten geflagen: het oudfte was een goud ftuk van den jaare 1611 , in het welk keizer Matthias het recht van te munten aan den baron van Haldenftein fchonk, van welk recht hij nog in. bezit is. Het oude kafteel Haldenftein, waar van de barons hunnen tijtel ontkenen, is thans geheel verwoest, doch deszelfs overblijfzelen zijn ter zijden van den berg nog zichtbaar: boven het zelve legt een ander verwoest kasteel genaamd Lichtenftein, het geen voorheen door een voorzaat van den vorst Lichtenstrin te Weenen bewoond werd, en van het welk hij gezegd word zijnen naam te ontleenen. Die vorst is zo overtuigd van zijne afkomst van de oude bezitters van dit kasteel, en zo grootsch op de oudheid van dien, dat hij de kosten gedaan heeft om een fteen van deeze overblijfzelen te beko- mens  xgt w. c o x e men, om tot een grondfteen te dienen van een prachtig paleis het geen hij te Weenen gebouwd heeft , ten einde het zelve zou kunnen gezegt worden eenige bouwftoffen van het oorfpronglijk kasteel te bevatten waar in zijne voorouders voorheen hun verblijf gehouden hebben. Het huis, dat thans door den baron van Hal* denstein bewoond word , is in 1545. door Jaco* bus de Castrio gebouwd; het zelve is vermaakelijk in de nabuurfchap van den Rhijn gelegen, en heeft een bekoorlijk uitzicht over de ftad Chur en de omgelegene landftreek. Eenige weinige jaaren geleeden wierd het kasteel Haldenftein in een kweekfchool voor de jeugd veranderd. Het onderzoek naar den oorfprong deezer inrichting, en de oorzaak van deszelfs verval heeft mij handleiding gegeeven om den algemeenen ftaat der letterkunde in dit land te kunnen opmaaken. Het is zedert lang zeer te beklaagen geweest, dat 'er in het geheele Graauwbunderland geen open* baar kweekfchool ter voltooijing van de opvoeding der jeugd gevonden wierd ; en dat een ieder die een geleerd beroep wil volgen verpligt is om naar vreemde hooge fchoolen te gaan. De Heer de Sa lis van Manchlins, en eenige andere perfoonen van aanzien onder de Graauwbunders , begrijpende dat zulks een wezenlijk gebrek van hun land is, vormden een ontwerp tot het oprichten eener hooge fchool; en na dat zij de goedkeuring daartoe Van den algemeenen landdag, die in den jaare 1761. te Davos vergaderde, verkreegen hadden , bragten zij zulks op hunne eigen kosten dadelijk in werking, en  RÉIZEN DOOR. SWITSERLANB, I93 en wel met eenen iever voor de geleerdheid die de hoogfte eer aan hunne poogingen doet Het ontwerp was uitgebreid en nuttig, ook fcheen het wel berekend om eenen goeden unflag te verzekeren : voor een korten tijd maakte het veel opgang, doch dit gelukkig begin had geene zulke heilzaame gevolgen. Deszelfs verval werd door de weinige begunftiging der geleerdheid veroorzaakt, en j dobr de gefchillen tusfchen de hoogleeraars verhaast, zo dat in 1779., binnen de vijftien jaaren zedert den eerften aanleg, de inrichting ontbonden wierd. De algemeene ftaat van geleerdheid onder de Graauwbunders is in een zeer aanmerk lijk verval. Aporta een der geleerdlle mannen van dit land , die zonder gegronde redenen de kundigheid zijner landslieden niet zou laaken, drukt zich hieromtrent in deezer voegen uit (*): — ,, Dewijl het beftier „ van (*) In Rbietia nofii 'a rerum adminiflratio omnium s pkbe dependet, cujus numetus potior non ni(i qua ante nafum funt, aut lucrum adferunt, fapit, quicquid de relt. quo agatur , litteras politiores, cum omni gloria &1 commodis qua ex illis fubfequuntur, quafi rejicienda contemnit \ nullum earum prcfejforibus pramium , nullum meritum , laudtm nullam tribuit; jic ut qui lifter as ament, & excolant, ex generofo quopiam animi impetu id agant, fepo' fito omni alio fine, & absque ullo ad eas calcari. Et bis tarnen non obfiantibus, reperti & apud Nos , qui generofi ediderunt peètoris documenta; reperti etiam , qui fcientia* rum culturam, ac amorem quibusvis aliis pratulerunt, Heet illorum labores ac metnoria fere cum ip/ïs iqtereat, ■ vee fit qui eam ab interitu vindicet. Aporta Hifi. Refortnat. Rbatic. Prafat. III. Deel, I. St: N  jp4 W. C O X E van zaaken geheel in handen van het volk is, en „ het grootst gedeelte, niet anders in aanmerking „ neemende dan hun eigen belang , alle geleerd„ heid, van wat aart ook, verachtende, en onge„ negen zijnde om eenige jaargelden of eerbewijzin„ gen aan de hoogleeraars toetewijzen, zo veroor„ zaakt dit dat alle perfoonen, die de weetenfchap„ fchappen beoeffenen, daartoe alleen uit zugt naar „ roem en eenen belangeloozen iever worden aange„ dreeven." En dus is het vrugteloos te hoopen, dat kimden en wetenfchappen op een ondankbaaren grond zullen bloeijen, alwaar die geene aanmoediging vinden: doch zelfs te midden deezer beletfelen tot verbetering, heeft het daar nimmer ontbroken, en ontbreekt het ook nog niet aan mannen van verheven geestvermogens , die hunnen tijd aan de geleerdheid toewijden, en die den hoogden lof verdienen , door in den wijngaard te arbeiden zonder het minde uitzicht op voordeel. De Proteftanten die eene geleerde opvoeding genieten, begeeven zich meestal naav Zurich of Bazel, en de Roomschgezinden naar Milaan , Pavia of Weenen. Iedere gemeente heeft een klein fchool, alwaar de kinderen in het fchrijven, leezen, en cijfferen onderweezen worden, doch het zelve is alleen des winters, van den 9 November tot den 7 Maart open. De ouders die hunne kinderen eene betere opvoeding willen geeven, en de kosten kunnen goed» maaken , moeten dezelve of naar vreemde landen zenden, of een afzonderlijk onderwijzer t'huis neemüa» Te  REIZEN DOOR SWITSERLAND. I95 Te Chur is eene latijnfche fchool voor de kinderen van burgers, en eene andere, in 1763. opgericht , voor de opvoeding van zulken die der kerke toegewijd worden; en offchoon deeze inftellingen zeer fchraal begiftigd zijn, hebben zij echter eenig letterkundig voordeel aan het land aangebragt. Ook is 'er te Chur eene maatfchappij van boekdrukkunst voor de Latijnfche, Hoogduitfche en Romanfche taaien : in de laatde taal worden ook in Neder- Engadina en te Difetdis boeken gedrukt. LXXXIII. B R I E F. Jdet Tien Gbbichten Bundt — Fatzerol—- -Badende Alvenew—Davos— Valleij van Pretigau — Malantz —- Mayenfield — Baden te Pfeffers Ik verliet gister morgen Chur , met oogmerk om een togt naar het Tien Gericht en Bundt te doen, doch voor dat ik overgaa om van deeze reis eenig bericht te geeven, zal ik u een kort verflag van dit Bundt toezenden , en wel van deszelfs eerfte grondlegging af tot deszelfs volkomen onafhangelijkheid toe. Dit Bundt kan eigenlijk genaamd worden, en men noemt het zelve ook gewoonlijk in dit land, het Bundt van de Elf gerichtsbannen , na het getal van gemeentens waar uit het beftaat ; doch dewijl het JM a bij  l$6 W. C O X E bij de eerfte vereeniging maar uit tien gerichtsbati. nen beftont, behoud het nog deszelfs oorfprongelijke benaaming, hoe zeer één der gerichtsbannen zedert in twee-en verdeeld is. Het grondgebied van dit Bundt flont voorheen onder de beheering van de barons van Fats, wel. kers gezag bepaald was, terwijl het volk zeer aanzienlijke voorrechten genoot. Op het overlijden van Donatus, de laatfte baron, volgde de Graaf van Toggeburg, die zijn oudfte dogter getrouwd had , hem in zijne bezittingen op , en wanneer Frederik, een zijner nakomelingen, in 1436. zonder kinderen natelaaten overleed, gingen de onderfcheiden vereenigde gemeentens een befchadigend en verdedigend verbond aan,en begaven zich in eenBundt. Doch offchoon zij door dit verbond hunne voorrechten vermeerderden, zo waaren zij echter geenzints volkomen onafhangelijk, want de mannelijke erfgenaamen van den Graaf van Toggeburg verkreegen de heerlijke rechten over deeze gerichtsbannen, na dat zij alle derzelver voorrechten bevestigd, en nog anderen gefchonken hadden. Naderhand kogt Stgi5mund, Aartshertog van Oostenrijk en Graaf van Tyrot, de rechten van den baron. Bij zijn overlijden kwamen dezelven op zijn erfgenaam Maximiliaan de eerfle, en de opvolgers van deezen keizer. Deeze voorrechten beftonden in verfcheiden van de gemeentens, in de aanflelling van den lijfdraffelijken rechter, in de magt om vergiffenis aan misdadigers te kunnen fchenken, in het ontfangen van een gedeelte der boetens, in de benoeming der voornaamfte magiftraatsperfoonen uit drie candidaaten , en in nog meer  REIZEN DOOR SWITSERLAND. 107 meer dergelijke rechten, die aan het Huis van Oostenrijk eenen aanmerkelijken invloed in de binnenlandfche beftiering van zaaken verfchaften. Deeze rechten, die door een landvoogd uitgeoeffend werden , welken te Cafteh zijn verblijf hield , doch die zijne aanftelling niet zonder medewerking van het Bundt kon bekomen, wierden allengskens het zij door koop of begiftiging, vernietigd, waar door de onderfcheidene gemeentens in een geheel onafhangeJijken ftaat geraakten, en deeze onafhangelykheid werd door keizer Febdinand de derde, kort na de Westphaalfche vrede, bekragtigd. Na van Chur af omtrent een half uur opwaarts geklommen te hebben, kwam ik bij Malix in het Tien gerichten Bundt; vervolgens trok ik langs de valleij en door de gemeente van Churwalden, waar in de gehugten rondom de valleij en ter zijden van de bergen aangenaam gefchakeerd leggen. Ik deed een kleinen omweg om door het dorp Fatzerol te komen, het welk uit niet meer dan vijf of zes huizen beftaat, en aan den voet van eenige zeer hooge en ongelijke bergen gelegen is; het zelve is in de gefchiedenis der Graauwbunders vermaard , de» wijl aldaar in den jaare 1471, het eerfte eeuwigduurend verbond door de afgevaardigden der drie Bund* ten bekragtigd werd. ik wierd door een der voornaamfte inwoonders naar dien oord verzeld , die zeer vergenoegd was van mij met geestvervoering de geboorteplaats zijner vrijheid te zien bofchoui wen. Het huis legt thans geheel in ruïnen, en het vertrek alwaar de afgevaardigden op dien tijd bij een. kwamen is niet meer jn weezen. Na dat. ik met hulp. N % V»A  193 W. C O X E van mijn geleider deszefs legging had afgemeeten , befchouwde ik met eerbied de plaats die voorniaals door de bekragtiging van deeze algerneene vereeniging geheiligd was geworden, ter wij! ik met leedweezen zag dat men een zo eerbiedwaardig gebouw had laaten vervallen, en dat daar op hoog gezag geen opfchrift geplaatst was, ten einde aan de nakomelingfchap de dagtekening deezer gebeurtenis overtebrengen. en den oord te vereeuwigen die getuigen geweest was van eene der gedenk waardigfte gebeurtenisfen in de jaarboeken van dit land. Mijne nieuwsgierigheid in het befchouwen dier eerbiedwaardige overblijfzelen voldaan hebbende, daalde ik door Brientz naar de baden van Alveneua af. De bron die der laatfte plaats vermaardheid bijzet is zwavelachtig, en heeft zo in reuk als fmaak veel overeenkomst met het Harrowgate water. De legging deezer baden is zeer romanesk ter zijde van den ftroom Albula, aan den voet der majeftueufe Alpen. Door Ahenew en Anderwifen gekomen zijnde , beklom ik eene zeer fteile ongelijke hoogte door een dik bosch, en vervolgens vervolgde ik mijnen weg langs een eng pad ter zijde van eene rots genaamd Zag, over eene fteile diepte en een ftroom die beneden heenvloeide. Deeze rots is meestal woest, uitgezonderd eenige weinige ftammen van masthoornen, zijnde de overblijfzelen van een bosch het geen te vooren door vuur verwoest wierd: uit dien hoofde word zulks het Verbrande IVoudgmwmd en levert eene allerakeligfte vertoning op. Aan den voet van deeze rots, en digt bij de ftroom, vind men zil-  reizen door switserland. 199 zilver-mijnen , die voorheen bewerkt wierden. Aan het Dorp Glarus kwam ik op het grondgebied van Davos, en nam mijn verblijf in eene zindelijke boeren-wooning. Het distiiét van Davos is eene lange vlakte, van omtrent een vierde mijl breed, die allengskens tot heuvels oprijst, welken in hooge bergen eindigen. Zij heeft veel overeenkomst met de valleij van Opper-Engadina, doch is vrugtbaarder. Bij de Kerk van St. Johannes ziet men een hoop van agt of tien huizen aan elkander: in de andere gedeeltens zijn de wooningen in meenigte over de vlakte, en de zagtrijzende hoogtens, even als in het canton Appenzel, verfpreid, waar van iedere wooning haar eigene kleine grond in eigendom heeft. Het landfchap levert haver,rogge, en een menigte van vrugtbaare weilanden op, ook hooijt men de landen tweemaal in den zomer. Het is nu de tweede inoogding, en de velden zijn met maaijers bedekt. De aangrenzende bergen zijn tot op da kruinen met mast- en lorken-bosfchen bezet , die tusfchen beiden met weilanden doormengd zijn : boven deeze fteeken de Alpen toorenswijze uit. Eene heldere murmelende ftroom vloeid door het midden van de vlakte, met eenen zagten doch tevens levendigen loop voort; deszelfs oevers zijn met hier en daar verfpreide wooningen vrolijk gecterd , die zeer zindelijk en gemaklijk zijn. Sommigen zijn van boomen, waar van den een op den ander gelegd is,gebouwd; anderen hebben fteenen grondvesten, en het bovenfte gedeelte van hout, terwijl nog andere van eenlaasterde en witgemaakte fteen zijn zaamgefteld, 61 N 4 Ik  200 W. C O X E Ik wandelde naar de valleij van Diesma, leidende naar Scampf in Opper Engadina, welke voor een gedeelte door een hoogen berg met fneeuw bedekt beflooten word, die men zegd een der hoogde in het Graauwbunderland te zijn, Deeze word den Zwarten-Hoorn genaamd, en maakt een deel van de Scaletta Alpen uit, die met de Juliaanfche-Alpen, de Set, en de keten die Valteline van Opper-Engadina en Pregalia affcheid, gemeenfchap heeft. Naast de herberg waar in ik mijn verblijf houde ftaat het ftadhuis, waar in de afgevaardigden die den algemeenen landdag der Graauwbunders uitmaaken om de drie jaaren te zaamen komen. Ook is het de plaats alwaar de afgevaardigden van dit Bundt vergaderen, die jaarlijks in de maand May bij een komen, om de Bunds-Landamman , of hat opperhoofd van het Bundt te verkiezen, en om over huislijke zaaken te handelen. Het is een eenvoudig ge» bouw, even als het volk zelve. De Regeringsvorm van het dïffiïct Davos is in allen opzichten gelijk aan die der kleine Switlèrfche cantons, en geheel en al democratisch. Het volk moet bij alle buitengewoone gelegenheden vergaderen , zo als bij het maaken van nieuwe wetten, het beflisfchen van appellen van den algemeenen landdag , en het leggen van belastingen. Op den ouderdom van veertien jaaren heeft een ieder van het mannelijk geflacht ftem. Het geheele ligchaamvan het volk komt echter niet op de verkiezing der magiftraatsperfoonen bij elkander , maar die worden door afgevaardigden van elk district gekooren. Het beftier van zaaken berust bij den grooten raad van twee-  reizen door svvitserland, 201 twee-en tagtig, en den raad van vijftien , welkers leden onder de eerfte behoor en. De grooten raad befchikt alles wat de geldmiddelen betreft; die van vijftien is met de politie belast, ook zijn deeze rechters in de burgerlijke en lijfftraftelijke gerechtshoven zonder dat daar van beroep valt (*). In ci imineele zaaken kan zonder verlof van den gruoten raad van de pijnbank geen gebruik gemaakt worden. De Land-amman word alle twee jaaren gekooren, en is voorzitter van beide deeze raadsvergaderingen. Deezen afgelegen hoek heeft verfcheiden zeer geleerde mannen voortgebragt, en bijzonder de twee gelchiedfchrijvers van het Graauwbunderland', Gu- LFR en SpRECUER. J 'hannes Gulf.r wierd in 1562. gebooren en overleed in 1637, ineen vrij gevorderden ouderdom. Hij was om zijne zeer uitgeftrekte kundigheden beroemd, en gaf in den jaare 1616. in de Hoogduitfche taal in het licht. ,, Gefchiedenis der drie Bundten , en van andere volkeren van Rhatien." In dit werk, het geen bij de inboorlingen zeer geacht word, geeft de fchrijver een omftandig verflag van den oorfprong der oude Rhetiers, en van hunne verhuizing uit Tuscien naar dit land onder hun op- (•) Het is opmerklijk, dat door het geheele Tien-Gerichten-Bundt geen beroep van de uitfpraak der civiele gerechtshoven valt, uitgezonderd in de gemeente van Alvenew. De Inwoonders van die plaats Roomschgezind en Proteftantsch zijnde , valt 'er beroep op de burgerlijke rechtbank van -Qhurwalden of van Davos. N-5  c02 W. C O X E opperhoofd Rhatus; fchetst vervolgens hunne volgende hiftorie onder de Romeinen , en van de eerde eeuwen tot op het begin der vijftiende , wanneer de vereeniging der drie Bundten tot ftand werd gebragt. Gcler heeft de gefchiedenis van het oude en nieuwe Rhatien door in hout gefneedene plaaten van gedenkpenningen, fteden en veldflagen, geflachttafels, kleederen of wapenen, en kaarten opgecierd, die, offchoon flegt uitgevoerd, echter zeldzaam om derzelver oudheid zijn. Ook heeft de fchrijver een tweede deel opgefteld, handelende over de vereeniging van de drie Bundten, de plaatsbefchrijvingen en de gefchiedenis van het geheele land, en over de gebeurtenisfen van zijnen tijd. Tot dit gedeelte van het werk was G u e e r ongemeen gefchikt, zo uit hoofde van zijne uitgebreide kundigheden, als omdat hij met alle oplettenheid de hiftorie der Graauwbunders van Campel (*) beftudeerd, en daar en boven verfcheiden aanzienlijke bedieningen beiden in hetftaats en krijgsbewind bekleed had, als ook in meenigvuldige gezantfchap pen en onderhandelingen was gebruikt geworden. Het is echter onzeker of dit gedeelte wel voltooid is, en zo hij het al ten einde heeft gebragt, dan is het waarfchijnlijk verboren geraakt: dewijl de Heer Aporta te vergeefsch in alle boekverzaamelingen en onder de handfchriften zijner landlieden daar na gezogt heeft (t> Het (*) Zie de 72. Brief. (j; Zie Aporta Hifi. Refor. Ecc. Ra;t. Praffat. - Hal-  REIZEN DOOR SWITSERLAND. ZO$ Het verlies van dit kostbaare werk is echter gelukkig door Fortunatus Sprecher, de tijdgenoot, vriend, en bloedverwant van Guler, vergoed geworden. Sprecher werd in den jare 1584. gebooren, en in 1617. gaf hij in het licht Ballas Rhcctica armata & togata; of de krijgs- en ftaatkundige gefchiedenis der Graauwbunders van de vroegfte eeuwen af tot op den tijd waar in dit boek wierd uitgegeeven. In dit werk, het welk een voorbeeld van naauwkeurigheid en klaarheid van flijl is, geeft den fchrijver in tien boeken de hiftorie van het voikop. Het eerde bevat de verhuizing der Tusciers, hunne vestiging in dit land, de befchrijving der oude Rhetiers, en hunne bedrijven tot op den tijd van Augustus. Het tweede behelst het tijdperk van de regeering van Augustus af tot op de vestiging van het rijk der Franken. Het derde handeld van de Graauwbunders onder de beheering der Franken en Duitfchers tot in den jaare 1476. Het vierde befchrijft de oorlogen der Graauwbunders; namelijk de Swabifche tegen Maximiliaan de Eerfte, en de veldtogten tegen Jacobus de Medicis, van 1525. tot 1531. Het vijfde doet verflag van de oorlogen waarin de Graauzubunders onder den ftandaard van vreemde mogendheden gewikkeld waaren. Het zesde verhaald de vereeniging en ftaatkundige gefteldheid van de drie Bundten, en derzelver verbinte- nis- Haller, zegt in zijn gchweit. Bib.,No. 814. dat het reeds voor de pers gereed was, doch ongelukkig verbrand werd.  2C4 W. C O X E nfsfen met de Switzerfche en andere mogendheden. Het zevende, agtfte , en negende geeft eene afzonderlijke befchrijving van het Graauwe Bundt, het bisdom Chur, het Godshuis- en het Tien GerichtenBundt. En het tiende eindigt met eene befchrijving van Valteline, Chiavenne, en Bormio. Een tweede deel, dat in 1629. verfcheen, onder den tijtel van Hifloria Motuum & Bellorum postremis hisce annis in-R\hatia excitatorum & ge/lorum, geeft een verhaal van de oorlogen en onlusten der Graauwbunders van 1617 tot 1629, zijnde een tijdftip van onrust en tweefpalt. Een derde deel vervolgd de gefchiedenis der Graauwbunders van 1^29. tot op een korten tijd voor des fchrijvers dood, die in 1647. voorviel; doch het zelve is nooit uitgegeeven. Ten einde der fraaije valleij van Davos kwam ik aaneen klein meir, van omtrent vier mijlen in den omtrek, het welk van een aanmerkelijke diepte is en zeer helder water heeft, ook vind men daar een overvloed van forellen. Het legt aan den voet der bergen, en geeft het water aan een kleinen ftroom, de welken, gevoegd door een uit de valleij van Flola, en een anderen uit die van Diesma , de murmelende beek vormt die de valleij van Davos befpmeid, en boven de baden van Alvenew in de AlbulavzU". dezelve word door fommige fchrijvers als een der bronnen van den Rhijn gehouden. Van de oevers van dit meir daalde ik naar een ander af, van omtrent een halve mijl in den omtrek^ leggende in eene woeste en romaneske ftand, en waar door een kleinen ftroom gevoed word, die den oor- fprong  REIZEN Ü0ÖR SWITSE RLAKD. 2&5 fprong van de Lanquart uitmaakt. Een weinig verder kwamen wij door eene kleine vermaakelijke vlakte, allerwege met boeren wooningen bedekt, die het dorp van Neder-Lera uitmaakt, ten einde van het welke den afloop zo fteil en ongelijk was, dat ik van het paard afklom tot dat ik de valleij van Pretigau bereikte. Verder trok ik door Closter, Kublis , Jenatsch, en Schiers, terwijl ik den geheelen weg de droom Lanquart volgde. Het landfehap is vermaakelijk en verto ond eene groote verfcheidenheid van voortbrengzels van allerlei aart. Het levert verfchillende foorten van graanen,rijkebeemden, overvloed van vr ugtboomen, bene vens een menigte vlas en hennip op : de laatfte word meest aangekweekt , en de teelt daar van fchijnt tot eene groote volkomenheid gebragt te zijn. De boeren vervaardigen grof doch zeer fterk linnen van deeze hennip. • De bergen zijn in fommige ftreeken ter wederzijde met bosfchen bedekt, en het hout is 'er zo overvloedig dat de velden met lorken-, pijn-, en beukenboomen omzoomd zijn. De gehugten zijn door de vlakte, en langs, de afhelling der bergen, op eene allerbekoorlijkfte wijze verfpreid. De huizen zijn meestal van hout, volgens de Switferfche wijze van bouwen, en ook niet minder gemaklijk. De weg loopt langzaam afdaalende door deeze valleij. ]k heb gedüurende eenigen tijd geen aangenaamer, vrugtbaarder, en volkrijker district gezien. . Een weinig agter Grusch, het welk onder eenige barre rotzen in eene vrugtbaare vlakte gelegen is, loopt de valleij van Pretigau meer zaamen; ik begaf mij verder door eene engte, tusfchen overhangen-  20(5 W. C 0 X E gende rotfen even breed genoeg voor de ftroom en de weg. De fpoedige overgang van het vrugtbaare der landftreek tot de woestheid en het onvrugtbaare van deezen oord, offchoon op zich zelfs treffende genoeg, wierd nog fterker door de duisterheid van den avond vermeerderd, en daar door het akelige van het toneel meer en meer vergroot. De weg liep een geruimen tijd rijzende en daalende langs de fteile dieptens,dan eens boven, en dan wederom op eene gelijke oppervlakte met de ftroom. Het pad was zo eng en ongelijk, dat ik mijn paard aan mijnen wegwijzer gaf, en verder te voet ging. Ik geraakte wel dra door deeze duistere engte, en, voor zo ver ik door het fchemerend fterre - licht kon ontwaaren, kwam ik in eene fraaije en vrugtbaare vlakte , en door een reeks van wijngaarden naar Malantz , in het diftrict van Mayenfield. De Hooge Gerichtsban van Mayenfield is de aanmerken swaardigfte van het geheele Graauwbunderland , om reden dat de inwoonders beurtelings opperheeren en onderdaanen zijn. Zij voeren de opperheerfchappij als een gedeelte van het Tien Gerichten Bundt uitmaakende, zenden afgevaardigden op den algemeenen landdag der Graauwbunders, en hebben op hunne beurt de benoeming der landvoogdijen van de onderhoorige landfchappen. In een anderen zin zijn zij onderdaanen, vermits zij, even als de onderhoorige provinciën door een bailliuw beftierd worden , die door de Graauwbunders gezonden , om de twee jaaren veranderd word, en bij wien het opperfte gezag berust. Deeze zonderlinge mengeling van voorrechten en onder. daa-  REIZEN BOOR SWITSERLANB. 2cj? daanigheid heeft deszelfs oorfprong uit de volgende oorzaaken. De heerlijkheid Mayenfield was, even als het geheele grondgebied van dit Bundt, aan de graaven van Toggenborg onderdaanig, en, in 1436. voegde die zich bij de andere gemeentens om een Bundt te formeeren. In den jaare 1509. wierden de vrijdommen, bij de graaven van Toggenburg genooten, door hunne erfgenaamen , voor 20000 guldens, aan de drie Bundten verkogt, welke de voorrechten der ingezetenen bevestigden. In 1537. werd Malantz en Jennins, het overige deel van deeze Hooge Gerichtsban, insgelijks aan de drie Bundten voor icoco guldens verkogt. En terwijl de inwoondets van alle de andere gerichtsbannen, die onder de beheering van het Huis van Oostenrijk kwamen, hunne volkomene onafhangelijkheid gekogt hadden, bleef het volk van Mayenfield en Malantz, offchoon een gedeelte der oppermagt uitmaakende, echter in den zelfden toeftand als bij de eerde oprichting der Bundten. De Bailliuw of landvoogd word beurtelings door de gemeentens der drie Bundten benoemd, en de inwoonders van de Hooge Gerichtsban dellen den Bailliuw aan, wanneer het hunne beurt is om die bediening te begeeven. De voorrechten van den Bailliuw, die te May enfield zijn verblijf houd , zijn als volgt: hij benoemd de Stadvogt, of opperfte magiftraats-perfoon van die Stad, onder deeze voorwaarde echter, darbij een lid van den fenaat moet zijn ; wanneer 'er eene plaats in den Senaat of kleinen raad open is, benoemd hij den nieuwen raadsheer hij neemt mis- daa-  2C8 w. e O X E daadigers gevangen, verhoord dezelven, en maakè de zaak met eene geldboete af wanneer hij zulks verkiest; hij vermag van de pijnbank geen gebruik maaken noch vonnis vellen zonder de medewerkingen toeftemming der leden van de crimineele rechtbank (*), en wanneer zij het vonnis geflaagen hebben kan hij vergiffenis verleenen; hij vermag eene liberatione op dezelfde wijze als den landvoogd van Valtelina (f) geeven ; hij ontfangt een gedeelte vandeboetens en breuken, en een zeker aandeel van de groote tiendens; te Malantz benoemd hij de opperfte magiftraatsperfoon uit drié candidaaten door het volkopgegeeven, het welk alle de andere bewindvoerende perfoonen verkiest. Mayenfield'en Malantz hebben beiden derzelver burgerlijke gerichtshoven , kunnende men van het eerfte zich op den bailliuw beroepen. Van Malantz, eene kleine doch fraaije ftad, ter zijde van een heuvel gelegen, daalde ik naar eene vrugtbaare vlakte van beemden af, van omtrent drie mijlen breed. Verder trok ik den Rhijn over, en kort daar aan klom ik opwaards door overhangende laanen van lorken, mast, berken, beuken eneikenboomen naar het graaffchap Sar gans. Van de hco*te zag ik nederwaarts over eene fchoone ftreek aan de andere zijde van den Rhijn, die van de oevers van zagt rijzende heuvels tot in bergen overgaan. Op (*) De leden van deeze rechtbank beftaan uit zes rechc ters uit het diftriét van Mayenfield, zes uit dat van Malantz, drie van Jennins, en twee van FUtcb. (t) Zie de 75. Brief.  REIZEN DOOR SWITSERLAND. 20$ Op deeaen keten is Mayenfield, Malantz, Jennins, en FUtsch gelegen, welke door koorn vel den, weilanden en wijngaarden omringd zijn: het fcheen mij het rijk. fte deel van dit land te weezen. Over de grenzen van het Graauwbunderland bemerkte ik, op een kleinen afftand, de weg O helkin 1776 doorkwam, wanneer ik van Jppenzelmv Wallcnfladt reisde. Wanneer ikPfeffers bereikt had, liet ik mijn Paard in het Dorp; alwaar een abtdij van Benediktijner monnikken is, zijnde den abt Prins van het rijk, en nam een leidsman naar de baden van denzelfden naam, die omtrent op drie mijlen afftand van daar zijn. Ik ging door een zwaar beuken - bosch , over een fteil ongelijk pad, naar het huis dat den abt ter ontfangst van de bad- gasten heeft laatenbouwen. Voorheen waaren de gemakken zeer (legt, en het afklimmen in de baden was met veel ongemak, zo niet met gevaar verzeld, zulks is echter thans grootlijks veranderd: het water word door rijpen in gemaklijke badftooven geleid , en het huis dat niet alleen gerieflijk maar zelfs pragtig is, le2t in het hangen van den berg in eenen allerbe . koorlijkften ftand, te midden van het digtfte bosch, en vlak bij de heldervlietende Tamma. Beoeerig zijnde om de warme bron te bezoeken, trok Ik langs eene houten brug de Taminawzu en kwam in een grot, of enge opening van eene rots uit lijmachtige fteen beftaande, waar door dien ftroom zich eenen weg gebaand had. De grot or kuil is van tien tot twintig voet breed, en van twee tot (•) Zie de 5- Brief. lil. Deel, 1. St. O  210 W. C 0 X E tot drie honderd voet hoog. Op zommige plaatzen is die van boven open en met heesters bezet; op anderen raaken de wanden elkander, en op nog anderen is de zelve met groote brokken van gevallen rots opgevuld, laatende naauwlijks eene flaauwé lichtftraal door. De weg langs deeze diepte is zeer verfchriklijk, en nog draaid mij alleen op het bloo» te verhaal het hoofd. Ik begaf my langs een ftellagie, die ter onderfteuning van eene houten waterleiding opgericht is, waar door het water van de bron naar de baden geleid word: de planken waar over ik ging, rusten op lange balken, of zyn met ijzeren krammen in de kanten van de rotzen gedreeven, en hangen over den ftroom. Ik was dikwils genoodzaakt een geruimen tyd te bukken, ten einde de overhangende rotzen te vermijden; op zommige plaatzen ging ik over eene enkelde plank, die een Zoort van brug over den afgrond heenhangende uit. maakt, welke onder mij trilde, en zo fmal was dat ik zijdelings over dezelve heen moest. Op deeze wijs wandelde ik een kwartier uurs vóór en aleer dat ik de warme bronnen bereikte, alwaar het water jn overvloed uit de fpleeten der rotzen voortkwam. Hier waaren voorheen dehaden: de huizen ter berging van de zieken zijn op een vlakken grond, onder de overhangende rotzen gebouwd,- eene zo doodfche legging, ,dat ik de befchrijvingen door de fchrijvers van de voorige1 eeuw hier van gegeeven in het minfte niet meer overdreeven vind. Wanneer zy een algemeen denkbeeld dezer akelige verblijfplaats willen geeven, vertoonen zy deeze wooningen als nimmer de ftraalen van de zon ontfangende, . en  REIZEN DOOR SWITSERLAND. 211 en zo duister dat de bewoonders gewoon waaren om kaarsfen op den vollen middag te ontfteeken. De nadering tot de baden was zeer ongemaklijk: de badgasten klommen langs rijen van regtftandige lad • ders naar beneden, of wierden met touwen afgelaaten. Vermits de rotzen gevallen zijn, en deeze onderaardfche wooningen overftelpt hebben, kon ik daar van geene overblijfzelen meer ontdekken, uitgezonderd eenige gaten in de rots waar in de-balken gelegd waaren die de huizen onderfteunden. Deeze baden zijn wegens derzelver vermogen in het geneezen van de jigt, verkouwdheid en gebreeken van de huid zo beroemd geweest, dat dezelven volgens het algemeen gevoelen, een klein gedeelte goud in zich bevatten; even als of die door dit metaal heilzaamer ter geneezing van ziektens zouden gemaakt worden. Derzelver water is helder en doorichijnend, geheel zonder reuk offmaak, en omtrent van warmte als verscti gemolkene koeijen melk. Zij die het zeiven ontbonden hebben zeggen, dat hef geen bezinkzel nalaat, van dezelfde zwaarte en zuiverheid als regenwater is, en met een weinig vlug alkalisch zout en ijzererts doortrokken, doch geen zwavel bevat. Ik keerde van deeze bron door dezelfde grot of kuil, langs de eigen trillende ftellagie te rug, en ik was blijde wanneer ik het daglicht weder zag. Vervolgens beklom ik wederom het dorp Pfefers, daalde in de'vlakte van den Rhijn af, en fpoedde mij naar Chur, Einde van het III. Deel 1. Stuk.   REIZEN DOOR SWITSERLAND, ineen REEKS VAN BRIEVEN geschreeven aan ÏVILL1AM MELMOTH, Sehildkn. door WILLIAM COXE, m. a. Predikant te Bemerton ; Lid van de Keizerlijke Oeconomifche Maatfchappij te St. Petersburg » en van de Koninglijkc Akadernie der Wetenfchappen te Koppenhagen, benevens Kapellaan van den Hertog van Marlbourough. NAAR HET ENGELSCH. III. Deel , II. Stuk. Te U T R E C H T, Bij B. WILD en J. ALTHEER. e n Te R O TTERDAM, B ij j. P. van HEEL, 1 7 9 5-   INHOUD DER BRIEVEN VAN HET DERDE DEEL TWEEDE STUK. I Brief Bladz, LXXXIV. Vereeniging der Drie Bundten Land-dag. Congres. . . 213 LXXXV. Valley van Sopra Selva. — Ilantz.—Truns. —- Disentis. — Tavetsch. . . . 223 LXXXVI. Algemeene fchets van de Gerichts - hoven. - den Godsdienst,^ Inkomsten, de Bevolking 232 OLXXXVII. Koophandel der Graauzvbun» deren. — Waterleiding van de Adda. ... . 246 jLXXXVIII. Verbindtenissen der Graauwbunderen met de Zwitferfche Cantons, — Vrankryk, — Venetië,en V Huis van Qostenryk. 255 LXXXIX. Talen der Graauwbunderen, inzonderheid het Romansch.—'* Deszelfs oudheid, —' oor~ fprong, — en twee voorname Dialeden, , , , 065 * 3 XC,  lv inhoud der brieven* XC. ^ö«DavidPennant , Schildkn., aan den schryver. Over dit Italiaan.-che Bailluwagien van Szuitzerland. — Reis van den top van den St. Gothard naar Milaan. — De Lsvantynsche Valley. — BtxuNzone. — Locarno. — Stad en MeirvanLvG&KO, — Lago Maggiore.—Boromeaansche Eilanden. .... 299 FaUKULA HeLVETICA 32I IAANHANGZEL. Bladz No. 1. Tafel van den tegenwoordige* rang der dertien Cantons, en den tyd van derzelver aanneeming in \ het Zwitferfch Bondgenootfchap. 405 . ■ ■ van het getal der Manfchappen , m Iken elk Canton tot het gemeenfchappelyk Leger leveren moet. \oi N°. 2. Bericht voegens de Landkaart, by dit werk gevoegd, en de kaarten, •welken men by der zeiver vervaardiging gebruikt heeft 40c No. 3. Dagwyzer van vier Reizen door Swiiferland, in de jaren 1776, 1779, 1785 en 1786 41c Bladvvyzep, 425  W. C O X È REIZEN DOOR SWITSERLAND. lxxxiv. brie f. Vereeniging der Drie Bundten. — Land' dag. — Congres. Graamo - bunderland is verdeeld in drie' Bundien, het Graauwe, dat van den Dom, of het Godshuis, en dat der Tien Gerichten. Zij vormen te faraen één Gemeenebest. De onderfcheidene gemeenfcbappen dezer drie Bundten hebben elke hare bijzondrè regeerwijze, worden naar hare eigene wetten en keuren beftuurd, en zijn, in alle opzichten, vrij en onafhanglijR van elkander, voorzoo ver beftaanbaar is met de algemeene Staatsinrichting van het gantsch Gemeenebest, of dë punten van overeenkomst van het bijzonder Bundt * waartoe zij behooren. 't Is opmerklijk , dat men het juiste tijdpunt, waarin de drie bundten zich plechtig tot één lichaam vereenigden, niet met zekerheid kan aanwijzen, uit eenig fiellig bericht in de Jaarboeken des lands. lil. Deel, II. St. p ca*--  flI4 W. C O X E C amp el, de beste Gefchiedfchrijver der Graauvibunderen , plaatst deze gebeurdtenis omtrent het Jaar 1436. (*)• Want» fchoon de eerfte pU"ten van vereeniging, die ter kennisfe der nakomeling fchap gekomen zijn, in den Jate 1524- v'P ontworpen, zoo is het echter zeker, dat er anderen zijn geweest van vroegere dagteekening, dewijl in de eerstgemelden uitdruklijk wordt gezegd , dat zij, met veele vermeerderingen, waren opgemaakt uit een vorig verdrag. De vereeniging is, in latere tijden , bij verfcheidene gelegenheden, meermalen vernieuwd ; doch de punten zijn onveranderd gebleven. Het verband tusfchen de drie Bundten wordt onderhouden door middel van een Jaarlijkfchen Landdag, van een Congres, en van drie Opperhoofden. JDe Landdag beftaat uit drie en zestig afgevaardigden en de drie Opperhoofden. Van de eerften zendt het Graauwe-Bundt er zeven en twintig, dat van het Godshuis twee en twintig, en dat der tien Gerichten veertien. De kiezers zijn, in de onderfcheidene gemeenfchappen , alle de Mansper foonen van eenen bepaalden ouderdom (t). De (*) Doch Sprbcher, die van de meette gefchiedfchrijvers der Grauw bunders gevolgd wordt, ftelt ze in het jaar i47«> in ziine Palla% Rhae:ica P' 228' E' dit. Elzev. (f) De ouderdom, die in de flemgerechtigden vereischt wordt, is niet juist dezelfde in alle de gemeenfchappen. In fommigen behoeft zij niet hooger te zijn , dan van veertien jaren.  Reizen door switserland. 2-5 De Landdag vergadert, jaarlijks, omtrent het begm van September, te llantz, Chur, en Davos, bij beurten. Deszelfs zittingen duuren omtrent drié weken, of eene maand. Het Opperhoofd van 't Bundt, onder welks rechstgebied de Vergadering gehouden wordt, is Voorzitter, en heeft, ingeval van ftem-ftaking , eene beflisfende tem. ^Het hoogst gezag berust niet volftrekt en bij uitfluiting, bij de Landdags-vergadering, maar bij de gezameJtjke gemeenfchappen ; want, in alle zaken vari belang, zoo als het verklaren van Oorlog, het «uiten van Vrede , het maken van Wetten, het aangaan van verbindtenisfen , en het oplevert van belastingen, komen of de afgevaardigden /met bepaalden last hunner zenderen, of nemen zij de punten, waarop zij niet gelast zijn, over, om bij de gemeenfchappen, van welken zij gezonden zijn, beflischt te worden ; zoodat het hoogst gezag eigenlijk berust bij het volk , en niet bij deszelfs Vertegenwoordigers ten landdage. Alle voortellen worden, op den Landdag, goed- of afgekeurd, bij meerderheid van temmen. De wijze van temming is de volgende. Wanneer de afgevaardigden uit. druklijken Jast hebben, geven zij denzelven fchriftijk aan den Geheimfchrijver over, die hem overluid opleest. Is hij in twijfelachtige bewoordingen opgeteld, zoo als fomtijds , 't zij toevallig , en zonder oogmerk, 't zij opzettelijk, plaatze vindt, zoo beflischt de Landdag, bij meerderheid , hoe men hem verdaan moet. Ten aanzien van befluiten, die, omdat de afgevaardigden er niet op gelast waren, na de beflisilng des Landdags, aan het nader i* a oor-  3Ï6 W. C O X E oordeel der gemeenfchappen zijn onderworpen , deint elk Lid der Vergadering naar goedvinden. De drie Opperhoofden hebben geene Item, in zaaken , waaromtrent de gemeenfchappen bepaalden last gegeven hebben, omdat zij niet als afgevaardigden komen; maar, in alle gevallen, die, buiten dat, ter beflisfmg van den Landdag Haan , ot cue aan de nadere beUisfing der gemeenfchappen worden overgelaten , ftemmea zij eveneens , als de afgevaardigden. Meldenswaardig is, dat , fchoon elk afgevaar. digde het recht heeft, om voorttellen te doen, bij die echter eeniglijk, door den Voorzitter, aan de Vergadering kan voordragen. Deze brengt dezelven in overweging op zulken tijd , als hem behaagt ; een voorrecht , het geen hem natuurlijk een zeer grooten invloed geeft, om een voordel te doen aanneemen, of verwerpen. De afgevaardigden genieten , uit de openbare fchatkist, een zeer fober daggeld, dat nooit meer is, dan vijf Engelfche fchellingen daags- Buitengewone Landdagen worden befchreeven , op begeerte van buitenlandfche Hoven, die er de kosten van willen vergoeden , of bij andere gewichtige gelegenheden, en zij beftaan fomtijds uit al.e afgevaardigden, en fomtijds flechts uit de helft. In het laatst geval worden zij halve Landdagen geheten. De afgevaardigden worden op dezelfde wijze gekozen , als die der gewone Landdagen, en hunne volmachten zijn dezelfde. De Ariftocratifche partij wordt verder geflijtd door de macht, aan het Congres verleend. Dit is eene  REIZEN DOOR SWITSERLAND 217 eene Vergadering, bedaande uit de drie Opperhoofden, en drie gevolmachtigden uit elk Bundt. In 't Graauwe - Bun.dt worden deze gevolmachtigden benoemd door den Landrichter , doch , in de twee andere Bundten, worden zij, bij beurten, gekozen door de onderfcheidene gemeenfchappen. Dit Congres koomt, doorgaands, in Februarij, of Maart . en altoos te Chur, bijeen, waarom er ook het Opperhoofd van 't Godshuis ■ Bundt altoos de Voorzitter van is. Deszelfs werk is het verzamelen der ftemmen van de onderfcheidene gemeenfchappen, met betrekking tot de zaken, die, op den laatften Landdag, aan derzelver beflisfing zijn overgelaten, en het algemeen befluit aan elke derzei ven medetedeelen. Als het antwoord der gemeenfchappen dubbelzinnig is , doet de meerderheid van 't Congres uitfpraak over deszelfs meering ; en dit voorrecht geeft aanleiding tot meenige kunftenavij. Want, als de. rad drajers, in deze of geene gemeenfchap, het niet raadzaam vinden, dat dit of dat ftellig bij dezelve beflischt worde, dragen zij zorg, dat men zich twijfelachtig deswege uitdrukke, wel verzekerd , dat de meerderheid van het Congres het twijfelachtige , overeenkomftig hunne meening , verklaren zal. Deze Vergadering geeft ook beveelen aan de omleggende landfchappen, en , als derzelver beftuurders die goedkeuren , worden zij ter uitvoeringe gefteld ; doch zoo niet, en kunnen de beftuurders rekenen, dat zij op den eerstkomenden Landdag de meerderheid hebben zullen, zoo verwerpen zij de bevelen en beweereu , dat het Congres zijne volmacht is te Kdsivr P 3 but  2l3 W. C O X F. buiten gegaan. Elk der drie Opperhoofden , en elk der overige gevolmachtigden tot het Congres, ontvangt voor daggelden en onkosten 54 Guldens, of omtrent 4 Ponden fterling. De drie Opperhoofden vergaderen gewoonlijk driemalen 'sjaars te Chur, en kunnen, door het Opperhoofd van 'i Godhuis Bundt ■, bij alle fchieJijk opkomende gelegenheden, buitengewoon befchreeven worden. De voornaamfte Vergadering wordt in de maand Meij gehouden, wanneer rondgaande brieven aan de onderfcheidene gemeenfchappen worden gefchreeven, over de punten, die aan den gemeenen Landdag, zullen worden vöorgefteld. Zij worden, zoo als alle andere dergelijke brieven,' in 't Hoogduitsch afgezonden , doch bij de gemeenfchappen, waar het Italiaansch, of Romansch, de landfpraak is, in die fpraak vertaald, door beamtfchrijvers. Alle openbaare handelingen en gefchrif ten worden eensgelijks in't Hoogduitsch opgefteld , en alle voorftellen worden, op den Landdag, in die tale .gedaan ; doch de afgevaardigden , die geen Hoogduitsch verftaan, mogen Italiaansch fpreeken. Die Staatkundige befchouwers , welke zoo veel op hebben met het ontwerp, om het Huis der Gemeenten in Engeland te hervormen, door aan het volk de verkiezing van deszelfs vertegenwoordigers in het Parlement volkomen toeteftaan, mogen, als zij de inrichting van den Landdag der Graauwbunders overweegen , zich verbeelden, dat eene jaarlijkfche Vergadering, welker Leden gekozen worden door alle de Mansperfoonen van'het gantlche Land, en welke, ih alle voorkomende zaken van gewicht,  REIZEN DOOR SWITSE RLAND. 219 wicht, niets doen kan, buiten 't geen door de last» geevers is voorgefchreeven, noodzaaklijk eene veilige en zekere waarborg voor de algemeene vrijheid moet zijn ; maar, in dit geval, ftemt de ondervinding geenzins overeen met hunne befchouwinge , dewijl in geen Parlement in de waereld de omkooping en verkeerde invloed zoo openbaar plaatze hebben , als in den Land-dag der Graauzvbunderen. Want, fchoon , in *t algemeen , de afgevaardigden tot denzelven , jaarlijks gekozen door alle de Mansperfoonen van eenen bepaalden ouderdom, verplicht zijn zich in 't fiemmen te richten naar den gefchreeven last hunner zenderen , zóo weeten zij echter dikwijls middel te vinden, om zich van dien band te ontdaan. Somtijds wordt de last, met toeflemminge der gemeenfchap zelve, eeniglijk onder den invloed van den afgevaardigden zelf, opgefteld. Op andere tijden koopt de afgevaardigde van zijne lastgeevers den vrijdom van Heilige bepaalingen, en de macht, om te ftemmen naar zijn welgevallen. Somtijds wedér, als de afgevaardigde er geen genoegzaam belang bij heeft, om, op ééne van de twee gemelde wijzen, de zaken naar zijnen zin te betlieren, zoo weet hij echter te bewerken, dat zijn last zoo duister wordt befchreeven, dat hij aan verfchillende uitlegging is ondarworpen. Door de onderfcheidene kunltenarijen van dezen aart bekoomt de meerderheid der afgevaardigden eindelijk het vermogen, om naar haren zin te fiemmen ; en, gelijk zij dit vermogen door het omkoopen hunner lastgeveren voornaamlijk hebban verkreegen , zoo zijn zij, voor het meerderdeel, ook, P 4 op  eao w. c o x e op hunne beurt, weder veil voor de voornaamfte beftierders van den Landdag: en omkooping heeft den voornaamften invloed bij de overweeging van alle zaken, en de afdoening van alle voordellen, 't Kan ook niet wel anders zijn, zoo de Kiezers mesfchen zijn van behoeftige omftandigheden, en zoo de leden, die hunne benoeming hebben moeten koopen, zelf, door hunne bezittingen, niet boven het gevaar der verzoeking verheven zijn. Dus weten dan de hoofdbeleiders der zaken zich altoos van een onfeilbaar en onbepaald overwicht op den landdag te verzeekeren, 't Zou echter kunnen fchijncn, dat, wat invloed zij ook mogen verwerven door het orakoopen der afgevaerdigden, zij echter, daar de landdag zelf, in vele gevallen, de zaken niet volflrekt kan afdoen, dus ook in die gevallen , wier beflisfing aan de gezamelijke gemeenfchappen moet worden overgelaten, niet hetzelfde ge^ag kunnen hebben. Hier ten minsten mogen wij verwachten , dat de meerderheid des volks vrij en onomgekocht haar gevoelen zal uiten. Doch men moet in het algemeen aanmerken, dat aan het volk in 't gemeen de macht, om over voordellen te raadplegen en befluiten, te la* ten, onvermijdlijk moet uitloopen op eene dadelijke, fchoon niet openlijk erkende en aangenomene, ariftocratie. Want een talrijk gemeen, dat beflisfen moet over punten van Staatkunde, van Wetgeving, en van rechtspleging, welke verre boven deszelfs begrip zijn, zal zich natuurlijk en noodzaakelijk overgeven aan het begier van kundigeren, wier iiiboezem.ir.gen het blindeling zal volgen, vooral  REIZEN DOOR SWITSETtLAND, S2I al wanneer die kundigeren zich nog daarenboven, door den invloed, dien goed en rijkdommen geven, kunnen laten geiden. Nu zijn de afgevaardigden doorgaands de voornaamften der gemeen» fchappen, welken zij vertegenwoordigen; zij hebben derlialven het meeik aanzien, en vinden ligtelijk middelen, om het volk te zwajen naar dien kant, naer welken zij willen, en om het dat gevoelen te doen omhelzen, hetwelk zij zelve aanhangen. En waarlijk, zonder dezen Aristocratifchen invloed, zou het misbruik van volkomene vrijheid dikwijls regeringloosheid voortbrengen , en zouden openbare, of voltes-overleggingen vol zijn van eindelooze gefchillen en verdeeldheden. Indien dan omkooping en Aristocratifche invloed alleen de verdeeldheden vermindert, en de regee* ringloosheid yoorkoomt, in zulk een arm land , als dat der Grauzv • Bunderen , en in een gemeenebest, naauwlijks bij de Natiën van Europa bekend; tot welk eene gevaarlijke buitenfpoorigheid zou men dan niet dezelfde verkeerdheden zien plaats grijpen, indien dezelfde wijze van verkiezing en lastgeving yan gemachtigden in het parlement wierdt ingevoerd in een rijk, zoo als Engeland, waar rijkdom en weelde aanhoudend, en met fnellen voortgang, toenemen,; waar de allergewichtigfte gefchillen'van ftaat en koophandel, zonder eenige wederhouding , openlijk betwist worden, en waaraan de beflisfing van zaken dikwijls de rust en de belangen van gansch Europa verknocht zijn ? Wijsgeeren, die alleen uit befchouwing redekave- p5 t*j  S32 W. C O X E len, mogen ondernemen te bewijzen, dat het befte middel, om omkoopingen voortekomen, is het getal der kiezers te vermeerderen, in het dwaze denkbeeld dat eene groote meenigte niet omgekocht kan worden. Maar, zoo wij ons van de uitfpraak der onzekere befchouwinge beroepen op die der ontegenfpreeklijke ondervindinge, zoo zullen wij hooren, dat de gefchiedenis van alle eeuwen dit bewijs heeft wederlproken. Onder de Griekfche Gemeenebeften ■waren dezulken de omkoopbaarfte, waer de overheden door het gantfche Folk werden verkozen. Onder de Romeinen vondt Julius Caesar, de listigfte ftaatkundige van zijnen tijd, geen krachtiger middel, om zijn Vaderland in ketenen te klinken, dan het gemeenmaken van de voorrechten der Roomfche Burgeren, en vooral van het ftem recht, aan alle de bewoneren van Italië. De leden van den Poolfchen Landdag (*), welke niet minder omkoopbaar is , dan die der Graauzu - Bunderen, worden door behoeftige en talrijke Kiezers gekozen, waarvan de meesten geen eigendom bezitten, en wier getal, in plaatze van invloed en omkooping voortekomen, noodzaaklijk ftrekt, om beiden te vermeerderen. (* ) Zie Reizen in Polen, Rusland enz. Vol. I. B. I. C. VI. en VIII. LXXXV.  REIZEN DOOR SWITSERLAND, 223 LXXXV. B R I E F. Valley van Scpra Selva , — Ilantz, Truns, Dissntis, — tavetsch. NI a een langdurig afwezen van mijne vrienden, verlangende om in Engeland wedertekeeren, vertrok ik gisteren morgen van Chur, en ging, door Embs , en over de 'brug te Reichenau, alwaar ik wederom ftil hieldt, om die brug, zoo ftout over den Rhijn geflagen , te bewonderen. Vervolgens reed ik langs den voet der' bergen, die de Graauwbunders van het Canton Glarus afzondéren, door Tamins, en liet Flims aan mijne rechte hand leggen, als zijnde omtrent een vierde van een mijl, in eene aangename vlakte, van den Weg verwijderd. De huizen dezer vlekken daan niet hier en daar verfpieid, zoo als die van Davcs, maar in onderfcheidene hoopen , of gebuurten, zoo als die van Engadina. Nadat ik door een dicht bosch van pijnboomen, en eene zeer w este landftreek, dcch waarin zich meenig ftuk bouw-en weiland voördeedt, getogen was, daalde ik naar den lagen Rhijn - oever af, eu trok die rivier te Ilantz over. Ilantz, de hoofdplaets van het Grauwe - Bundt, is eene kleine ftad van omtrent zestig huizen, (*) en (*) Waarfchijnlijk is dit eene fchrijffout. 't Zou eene fchoone hoofdflad zijn van 60 huizen. Vert.  324 W, C O X E , en gedeeltelijk omringd van wallen ; eene omftandigheid,'waar door het zich onderfcheidt3 als zijnde, buiten Chur, de eenige bewalde ftad der GrauwBunderen. Ook is het merkwaardig, als zijnde de plaats, waar, om de driejaren, de algemeene landdag der drie Bundten gehouden wordt. Het omleggend land is vruchtbaar in allerlei foort van graen en gras-gewas. De uitzichten zijn er ongemeen fchoon,. vertoonende eene kleine vlakte, omzoomd met bebouwde bergen , en van achteren opgefloten door eene rij onvruchtbare rotzen, die aan de val-, leij van Lugnetz grenzen. Het Romansch, welk hier gefprooken wordt, vcrfchilt; aanmerklijk, zoo in uit fp raak, als in regelmatigheid, van dat van Engadina Ik voorzag mij, met behulp van eenige perfonen,, aan welken ik brieven van voorfchrijving had, van eenige boeken, in den tongval (dialeef) van dit Bundt gefchreven. Deze , gevoegd bij anderen, welke ik mij te Engadina aanfehafe, hebben mijne reis-bibliotheek zoo zeer vermeerderd, dat ik-, als ik zoo voortga met de verzameling te vergrooten, verplicht zal zijn een afzonderlijk paard te huren, om ze te vervoeren. Deze landftreek , ftrekkende van Reichenau tot den berg van Se. Gothard, wordt de valleij van Sopra Selva genoemd, en is het volkrijkst gedeelte van het Graauwe-Bundt. Ilantz verlatende, vervolgde ik mijnen weg langs den voet der bergen , door eene vlakte, vol van weilanden en bosfchen, langs den oever van den Rhijn, welke hier fterk ftropmt en ondiep is. Daarna toog ik door eene rotzige ftreek, vol hoogten en laag-  REIZEN BOOR SWITSERLAND. 235 laagten, en meest met bosch bezet. Gedüurende de "laatfte vier of vijf mijlen voer ik den Rhijn verscheidene malen over. Voor zoo veel ik uit het ruischen kon opmaken, (want de avond was zoo duister , dat ik geene voorwerpen onderfcheiden kon ; vormde deze rivier hier verfcheidene waier- vallen. . ■. rus "il Ik kwam vrijlaat aan te Truns , in de gefchiedenis dezes Lands bekend, als de plaats, waar de onafhanglijkheid van het Bundt allereerst erkend, en eene overeenkomst tusfchen de Opperhoofden en de gemeenfchappen gefloten vverdt. Ik zag er eenen ouden eik, welke, volgens de overlevering, de eigen boom was, onder welken de drie Opperhoofden de vrijdommen van het Bundt bevestigden , en daar nabij eene kapel , wier wanden befchilderd waren met eene afbeelding der plechtigheid. Ik ging ook, uit nieuwsgierigheid, het Stadhuis, op welk jaarlijks de land dag van het GraauweBundt gehouden wordt, bezichtigen. De plaats is tot dat einde wel ingericht, en vrij keurig befchilderd met de wapens der onderfcheidene Land-richters, beginnende met dat van Jan van Lambris, den eerften, die dit ampt bekleedde, toen het Bundt zich gevormd hadt. Naar deze plaats van derzelver famenkomst wordt de vergadering doorgaands de Landdag van Truns geheten. Hij beftaat uit dezelfde zevenentwintig afgevaardigden , welke van wege het Graauwe Bundt den algemeenen Landdag bijwonen, uit de twee Land - richters^, den Abt van Disentis ■, den vertegenwoordiger van 'thuis van Oostenrijk, als Baron van Retzuns, en den Cau de  22Ó W. C O X È de Saxe (*) In deze vergadering wordt verhandeld al wat betrekking heeft tot de wetgeving, het burgerlijk beduur en de uitgaven; en alle/wordt oeflischt bij meerderheid van Hemmen, Ter dezer zelfder plaatze vergadert ook een Hooge Raad, heftaande uit zestien (f) gemachtigden met den Landrichter , die eene beflisfende Item heeft. Deze raad hoort en doet eindelijke uiifpraak over alle burgerlijke zaken , boven zekere fom» welke, bij beroep van de lagere burgerlijke rechtbanken, inde onderfcheidene gemeenfchappen van het Graauwe.Bundt,voot denzei ven gebracht worden. Disentis, waarvan ik nu bericht zal geven, ontleent zijnen naem van dien der abtdije°, wier abt voormaals het oppergezag hadt over dit deel van het Graauwe.Bundt, en die, fchoon zijne voorrechten allengs zijn ingekort, echter, als één der Op. (*) Zie 3de D. ifte St. bi. 157. (t) Deze gevolmachtigden worden genomen uit de agt Hooge Rechtsbanken van het Graauwe-Bundt, ia de volgende evenredigheid. Van Disentis ...... * Grub 2m Lugnetz 2 Wdltensberg .... 3. Rheinwald en Scbams. . 2. Retzuns I# Tusis ....... i, Mazox ...... 1. 16.  REIZEN DOOR SWITSERLAND. 227 Opperhoofden van het Bundt, nog eenen aanmerklijken invloed heefc op het algraeen beftuur van zaken. Op den Landdag van Truns heeft hij niet al* leen ftem, maar ook zoo veel gezags, dat weinige dingen tegen zijn genoegen kunnen worden afgedaan. vSchoon hij geene zitting heeft in den Hoogen Raad, kan men echter zeggen, dat hij in denzelven meefter is van vier ftemmen; dewijl de vier gemachtigden van den Hoogen Rechtsban van Disentis gemeenlijk naar zijne belangen benoemd worden. Zelfs is zijn gezag niet bepaald binnen het Graauwe'Bundt. Bij de benoeming van eenen Landrichter, om het derde Jaar, is hij verzekerd van vier (*) ftemmen, in het Congres, voor die zitting; en hij heeft insgelijks, door zijnen invloed op de afgevaardigden van het Graauwe-Bundt, zeer veel vermogen op den algemeenen Landdag. Zijn tegenwoordig inkomen is zeer gering, bedragende naauwlijks ioo>ponden fterling jaerlijks ; doch daarenboven trekt hij nog een jaargeld van 't Huis. van Oostenrijk, 't welk er belang bij heeft, om zijnen invloed ftaande te houden. Hij worde verkozen door de Benedik- tij- (*) Hij heeft het recht van voorftel van drie Perfonen tot Land - Richter , waaruit de gemachtigden er éénen kiezen; doch de laatften bepalen zich altoos tot hem, wien de Abt hun heeft aanbevolen. Daar nu de Landrichter de drie gemachtigden tot het Congres benoemt, waar van hij zelf ook lid is, zoo kan men met recht zeg» gen, dat de Abt, in dat Jaar, meefter is van vier ftem» min op het Congres.  W. C O X E tijner monniken, die het kapittel uitmaken, en is een vorst van het Roomfche Rijk. De Abtdij, die in 't hangen van den berg gelegen is, is een groot vierkant gebouw, het welk eene prachtige vertooning maakt, en over het vlek ziet. Het fpeet mij zeer, dat de Abt, toen ik mij daar bevondt, afwezig was. Ik had het genoegen, van hem te Chur te ontmoeten, en vond ih hem een Man van uitgeftrekte kennis. Ik beklaagde mij ook daarom over zijn aftijn, omdat hij alleen mij toegang hadt kunnen bezorgen tot de Archivtn, welke men mij zeide, dat ettelijke keurige ftukken van hooge oudheid bevatteden. De Monniken. die mij de Abtdij beleefdelijk lieten zien , waren niet in ftaat, mij veele onderrichting te geeven. Behalven in de groote Kerk, geleidden zij mij in eene kapel, welke gehouden wordt voor de oudfte in het gantfche land der Graauwbundcren. Onderrecht zijnde, dat, in deze Abtdij, eene meenigte van boeken, in het Romansch, ten diende der Roomsch Catholijken, gedrukt waren, kocht ik er eenigen Van de Monnikken, inzonderheid een woordenboek van het Romansch., welk gefproken wordtin de vallei van Sopra Selva. Disentis is een vervallen dorp, leggende in eene bevallig.afloopende vlakte, allengs van den voet det bergen naar den Rhijnoever nederdalende. De zijden der bergen zijn bekleed met ftrooken van dennen en'kleine Berken - Boomen ; de lager gedeelten beftaan uit fchoon Weiland , en eenige weinige Tarw-Rogge- en Gerst-Akkers. Tegen over DiJentis is de vallei van Medels, uit welke eene beek voort-  REIZEN DOOR SWITSÉRLANÖ. 22$ 'voortkoomt, dié de Middel-Rhijn genoemd wordt^ en zich vereenigt met den Rhijntak, die van den bergketen van St. Gothard afftroomt. De gemeenfchappen van Disentis en tavetschj welke te famen een hoogen ReChtsban uitmaken, beflaan het westelijk uiteinde der valleij van Sopra Selva, (trekkende tot aan de grenzen1 van Uri. Het gantfche lichaam des volks vergadert, om de twéé jaren, te Disentis, in de openlucht, tot het kiezen van den Land-Amman, en tot het bevestigen zijner overheden, en het maken van wetten. Het benoemt dan tevens de beftuurders, der, af hanglijke gewesten. De gerichtshoven zijn te Disentis gevestigd, en de Rechters worden door het volk, in de onderfcheidene bannen , verkozen. Het algemeen beduur van zaken wordt vertrouwd aan eenen Raad van zestien, welke aan de afgevaardigden, die door de twee gemeenfchappen naar den algemeenen Landdag gezonden worden , derzelver last geeft* De Land-Amman is voorzitter, en heeft eene beflisfende ftem. De Abt geniet het voorrecht, van bij alle overwegingen van burgerlijke zaken tegenwoordig te mogen zijn, en ftem te geeven. Hij heeft grooten invloed in deze gemeenfchappen* Voorheen trok hij ook de boeten voor lijfftraftelijke misdaden, maar, één zijner voorgangers vah dit recht, ten behoeve der gemeenfchap, afftand gedaan hebbende, worden zij nu verdeeld onder dê Rechters. Den 30 September, lil. Deel, 11. St., Q W\  330 W. C O X E Ik vertrok dezen morgen van Disentis , en kwam, binnen omtrent twee uuren, in de bekoorlijke vallei van Tavetfch, leggende aan den voet der Alpen, die de Graauwbunders van het Canton Uri fcheiden. De dorpen dezer vallei zijn nieenigvuldig , en beftaan uit verftrooide hutten, meest van hout, en gelijken de Zwitzerfche gehuchten in de kleine Cantons. Ik ontmoette veele groote kudden van vee, komende van de hoogere Alpen , en gedreven wordende naar de jaarmarkten van Tira* no en Lugano. De vallei van Tavetsch brengt weide 3 hennip en vlasch voort, als mede een weinig gerst en rogge. De hier groejende boomen zijn voornaamlijk Dennen- en Pijn-boomen, die allengs minder worden , naar mate men het einde der vaileie meer nadert. Van Tavetsch doeg ik een vrij fmal pad op, en reed door Selva en Cimut, het laatfte dorp in het Graauwbunderland, alwaar ik affcheid nam van het Romansch. Naarmate ik hooger kwam, werdt het land meer en meer woest, en de Opper-rhijn werdt langs hoe qnaanmerklijker, hoe ik deszelfs oorlprong meer naderde. Een weinig voorbij Cimut, kwam ik in eene kleine vlakke weide, bewaterd door twee rtroomen, die zich vereenigen en den Opper-Rhijn vormen. Voorheen was mijn oogmerk, om den oorfprong van den voornaamften ftroom, die van den berg Ba dus afkoomt, te bezoeken ; maar, uit de Inwoners van Selva verftaan hebbende, dat ik ten minften vijf uuren gaands heen en weder daar toe nodig hadt, koos ik de partij van mijnen weg te vervolgen naar Urferen, dewijl de dag  REIZEN DOOR SWITSERLAND, dag reeds verre gevorderd was, en mijne laatfte onpaslijkheid mij zulke vermoejende dagreizen onraadzaam gemaakt hadt. Te Cimut onderrechte mij een Landman, die de plaats meenigmaal bezocht hadt, dat de voornaamfte oorfprong van den Rhijti ontftondt uit eene verzameling van Ys, op den top van den Badus, welke vervolgens eene waterkom vormt van omtrent eene halve mijlomtreks, dragende den naam van Se. Thomas meir. Uit dit meir koomt een fnel vlietende beek voort, die } van 't gebergte neêrfchietende, en zich met verfcheidené dergelijke beken en wateraderen vereenigende, den grootften van de twee ftroomen vormt, welke in de bovengemelde vlakte te famen vloejen. Deze vlakte- verlatende fteeg ik langs den oever van den fmalften ftroom opwaards, tot dat ik aan deszelfs oorfprong kwam, ontftaande mede uit eene YsverZameling , (trekkende naar de grenzen van het Canton Uri. Het opklimmen , hoe wel afgebroken en fteil , was niet zoo moeilijk als dat van den kant van den Braglio of den Muree (*). Deze Alpen brengen geen houtgewas voort, maar zijn , tot op eene groote hoogte, met groente bewasfen. Na twee uuren klimmens, bereikte ik, uit de vlakte van Tavetsch, den hoogften top dezer bergketen, welke het Graauwbunderland van het Canton van Uri fcheidt. Weinige treden verder ontmoette ik een paal, zonder eenig opfchrift, wijzende de fcheiding aan van het verfchillend rechtsgebied. Kort daaraan kwam ik aan een meir van éènö (*) Zie 3deh Deeli ifte St. bl. 66. env. ea 140*  232 W. C O X E eene langwerpige gedaante, en omtrent anderhalve mijl in den omtrek. Het ontttaat voornaamlijk uit een ftroom, komende van de noordzijde van hetzelfde gebergte, waarvan de Rhijn zijnen oorfprong heeft. Uit het gezegde meir koomt vervolgens weder een ftroom ten voorfchijn, die één der oorfprongen van de Reus/ genoemd kan worden. Ik volgde deszelfs loop door eene enge vlakte, tot aan een fteil neergaand pad, waarop ik verrascht werd door het onverwacht gezicht van de fchoone vallei van Urferen. LXXXVI. BRIEF. Ahemecne fchcts van de Gerichtshoven —■ den Godsdienst — de Inkomsten — de Bevolking. I k heb, bij de voorkomende gelegenheden, hier én daar, in mijne brieven, gewaagd van de wijze van rechts - pleging in fommige gemeenfchappen. Ik zal hier, in het algemeen, aanmerken, dat, in alle drie dé Bundten, het Romeinfche recht gevolgd wordt, gewijzigd doo: de landwetten. De rechtbanken beftaan, in elke gemeenfchap, uit het hoofd der burgerlijke overheid, het welk voorzitter is, en een zeker getal van gezworenen, die door het volk verkozen worden. Zij hebben geene geregelde wedden, maar krijgen voor hunne zittingen eene kleine fomme, komende in fommige gemeenv fchap-  REIZEN DOOR SWITSERLA ND. f233 fchappen, uit de kosten van 't geding, die door de fchuidigen betaald moeten worden, en, in anderen , uit een deel der boeten. Zij hebben de macht, om de draf kwijt te fchelden, of te verminderen, en om ze voor geld te laten afkoopen. Deze wyze van rechtspleging onderdek, 't geen even ongerijmd is in de befchouwing, als drijdig met de ondervinding, dat 'de rechters tot zachtheid zullen neigen, wanneer het hun belang is geftreng te zijn, en dat zij onzijdig zullen ftraffen, wanneer het zelfs ftrijdt met hun eigen bijzonder voordeel. De gevangenen worden in 't geheim verhoord, en dikwijls gepijnigd, om de bekendtenis aftepersfen, waarna de Rechters of de boeten deelen , of van de draf, voor een fomme gelds, verfchoonen. In fommige bannen is een ïijfttraffelijk verhoor een foort van féést voor de rechters, voor welken een goede maaltijd O wordt gereed gemaakt, ten koste van den gevangenen , wanneer hij overtuigd wordt; en dus wordt het volgend zeggen van den dichter (f) , het welk met meer vernuft, dan waarheid, op onze rechtbanken wordt toegepast, letterlijk vervuld : Andzvretches hang, that jurymen may dine. Dat is: Men hang den fchurk, op dat de rechter fmulle. Ech- (*) Daar is eene vaste fom voor het mael bepaeld, bedragende doorgaans omtrent 48 Guldens, (t) I» Garths Dispenfary.  234 W. C O x E Echter zijn de doodftraffen hier bij uitdelf zeld^ zaam, het welk niet voortkoomt uit gebrek aan geftrengheid der ftrafwetten, of uit geneigdheid der rechters tot barmhartigheid ; maar uit het meerder voordeel, dat de laatften trekken, uit het beboeten, dan uit het ftraffen, vaneen misdadiger. Met één woord, om mij te bedienen van de uitdrukking van Burnet, welke thands even waarachtig is, als in zijnen tijd: ,, veele misdaden blijven ongeftraft, waar zij, die ze begaan, of veel gezachs, of veel gelds, hebben." Het is opmerklijk, dat men in deze onafhanglijke gemeenebesten, zelfs om geringer misdaden, .meer gebruik van de pijnbank maakt, dan in de onderworpene gewesten. Men bedient zich van dezelve, enkel op het willekeurig goedvinden van de rechters, die veelal eenen gevangenen op dezelve laten brengen om misdrijven, waardoor niet alleen de hals niet verbeurd wordt, maar die zelfs niet aan den lijve ftrafbaar zijn. Dus is het geenzins vreemd, dat men in die gemeenfchappen, waar de boeten onder de rechters verdeeld worden, een losbandig vrouwmensch pijnigt, opdat het bekenne, met wien het hebbe te doen gehad; want, daar deze ongeregeldheden van gedrag (*) met geld geboet moeten wor-> (*) In eenige gemeenfchappen wordt pverfpel tusfchen twee gehuuwden geftraft inet eene boete van 200 Guldens. Tusfchen een gehuawd en ongehuuwd perfoon 150. Tusfchen ongehuuwden ..... jop.  REIZEN DOOR SWITSERLAND. 235 worden, hebben de rechters des te aanzienlijker fom, voor hunne moeite en hun tijdverzuim, onder zich te verdeden, naar mate zij meerdere fchuldigen van dit dag overtuigen kunnen, Zelfs in de bannen , waar de boetens ten bate der gemeenfchap komen, wordt de pijniging niet zelden even onbehoorlijk te werk gefield, omdat, als de gevangene onfchuldig wordt bevonden, de kosten der rechtspleging door de gemeente gedragen moeten worden, en de rechters gering voordeel trekken., Ook worden, in de burgerlijke rechtbanken, de meeste zaken beflischt, door het omkoopen der rechteren; en, in die gemeenfchappen, waarin beroepen op hooger uitfpraak zijn toegelaten , dienen die beroepen zelden tot iets anders, dan om den kring van omkooping te verwijden. Chur en weinige andere plaatzen zijn van deze algemeene aanmerkingen uitgefloten. Dit is het beloop van den rechtshandel onder de Graauwbunderen ; en hoe kan men nu verwachten, dat de beftuurders der onderworpene gewesten het recht onpartijdig zullen uitoeffenen, daar hun vermogen grooter, en de middelen , om zich te verrijken, meenigvuldiger zijn ; terwijl zij zoo aanhoudende voorbeelden van onrechtvaardigheid en omkoopbaarheid, in hun eigen land, voor hunne oogen hebben? Eer ik dit verflag wegens de rechtbanken befluit, rnoet ik noodzaaklijk nog gewag maaken van het Straf- Een ponrl fterling kosmt overeen met omtrent 131 Craauw- Bunder Guldens. [Dus doet zulk een Guldel omtrent 18 Huivers Hollandsen. ] Q4  2$S W, P O X B Straf - gericht, (*) of de openbare recht-kamer, die , bij bijzondere gelegenheden, als de gemeene rust verbrooken is, en de zaken in gevaar zijn, met toeftemming van den algemeenen Landdag , wordt ingefteld , en, gedüurende derzelver zittin. gen , rechtfpraak heeft over alle drie de Bundten* Zij wordt voornaamlijk opgericht, om te oordeelen pver hoog-voorraad, en B u r n e t heeft ze naauwkeurig dus befchreeven. „ Daar is iets in deze „ Staats - gefteldheid, dat zeer verfchriklijk is, en ,, den vermogendllen man in dit land doét fid„ deren. De landlieden daan fomtijds in groote ,, verzamelingen op, en eisfchen eene Recht-kamer ,, van den algemeenen Landdag, welke dit ver,, zoek , aldus voorgefteld , niet mag weigeren. „ Dit gefchiedt gemeenlijk ééns om de twintig ja„ ren. Doorgaands is dees Boeren-opftand bewerkt „ door een deel onvergenoegde Edelen, en kost „ hij (*) Pascha!, Franrch Gezant van Hendrik IV. aan de Craauw - Bunderen , geeft, in zijne Legatio Rhaetica, de volgende befchrijving van een ftraff-gericht flrafgerichtum est is bominum , paticis exceptis, imperitorum ac truculcntorum conse.-fus, qui, rebus turbidis, a tnatd et lasciviente mulfitudine , educitur in boe , ut faeviat in personas et fortunas eorum, quos vel fua pravitas, fi fa* cinorofi homines fint, aut, fi boni, fua infelicitas, hts duris capitibus maciandos objicit: igitur is omnia ibi as* pere et violent er, ex rumore et libidine plebis st part is \ratae, agit ,hanc faeviendioccafionem jam diu aucupan. tis. [Ziet daar een echt Tribunal Revolutionair, met alle fijne verfoeilijke en verfchriklijke gevolgen! ]  REIZEN DOOR- SWITSERLAND. £3? „ hij aan eene groote meenigte het leven. De ,, rechtbank beftaat uit tien rechters uit elk Bundt, „ en twintig rechtsgeleerden, welke over de be„ fchuldigingen , die voor hen gebracht worden, ,, oordeeelen. Zij is boven de wet, en handelt even als eene Inquifitoriale rechtbank. Zij be„ dient zich van de pijnbank, en doet alles, wat „ zij noodig acht, om de waarheid der befchuldi„ gingen, die voor haar gebracht worden , te „ ontdekken. Hare uitfpraken kunnen nooit in „ nader onderzoek, of herziening, komen. Hier „ van is echter eens eene uitzondering gezien , ,, toen, nu omtrent honderd jaren geleden , eene „ volgende rechtkamer alles vernietigde , wat eene „ vorige gedaan hadt; doch dit is één enkel voor„ beeld." Deze vergaderingen, die vooral in de laatst voorgaande eeuwe plaats hadden, zijn altoos zoo verfchriklijk geweest in derzelver gevolgen , dat zij het Gemeenebest op den oever van deszelfs ondergang gebracht gehad hebben. Het tegenwoordig geflacht, door ondervinding wijzer geworden , en op zijne hoede tegen de geduchte nadeelen van dergelijke handelingen, of min beroerd door inwendigen tweefpalt, heeft nimmer toevlucht genomen tot deze bloedige maatregelen. In gevolge hiervan zijn deze flrafgerichten zoo zeer. in onbruik gekomen, dat men ze; als vervallen houden mag; fchoon zij nooit, ophoog gezag, zijn afgefchaft. Ten aanzien van den Godsdienst zijn de Graauw* Bunders verdeeld in Roomsch - Catholijken en Hervormden, de twee eenigste gezindten, welke pnQ 5 de?  238 W. C O X E der hen geduld worden. Door de Hervormden heeft men te verdaan de Calvinisten , fchoon zij niet in alles dezelfden zijn, als die van Geneve; want, daar de hervorming in dit land is ingevoerd door de Leerlingen van Zwinglius, zoo heeft de Godsdienst der Protestantfche Graauzu ■ Bunders meer overeenkomst met dien van Zurich, dan met den Geneeffchen. Het verfchil tusfchen deze twee aanhangen is echter zoo gering, dat men ze, als voorftanders van dezelfde leerftellingen, kan aanmerken. De Roomsch - Catholijken zijn hier niet zoo talrijk, als de Hervormden, rekenende men, dat de laatsten omtrent twee derden van de inwoners uitmaken, tnStanijan (*) beweert te recht, dat, daar alle hunne verkiezingen bij meerderheid van ftemmen gefchieden, het gemeenebest der GraauzuBunderen voor een Proteftantfche ftaat gehouden moet worden. De hervorming werdt in dit land al zeer vroeg ingevoerd. De nieuwe leer werdt, omtrent het Jaar 1524., allereerst verkondigd en aangenomen te Flaasch, een klein gehucht in het Tien - gerichten Bundt, op de grenzen van Sar gans; van hier breidde zij zich uit naar Maijenfield en Malantz, en kort daarna door de geheele valleij van Pretigau. Voorts verfpreidden zich de gevoelens der Hervormden met zulken fpoed, dat zij, vóór het eind der zestiende eeuwe, waren aangenomen door het geheele Tien-gerichten-Bundt, (met uitzondering van een deel der gemeenfchap van Alvencw ) door het (*) State of Switzerland. p. 228.  reizen door switserland. 239 het grootst gedeelte van dat van 't Godshuis, en door eenige weinige gemeenfchappen van het Graauwe • Bundt. Het verfchil van Godsdienst bracht fchier eenen burger-oorlog tusfchen de twee gezindten voort, zoo wel ten tijde van de eerfte invoering der hervorminge, als in het begin der onlusten in Valteline. In het laatfte tijdsgewricht namen de twee partijen de wapens op; doch, dewijl de Hervormden talrijker waren, dan de Roomfchen , zoo lchikten zich de zaken in 't vriendlijke. Zedert dien tijd heeft men zich over de Godsdienftige belangen altoos, met volmaakte overeenftemming , verftaan, In gevolge der algemeene overeenkomst tusfchen de drie Bundten, heeft elke gemeenfchap , als, in haar klein rechtsgebied, volftrekt haar eigen meester, de macht, om noopens den Godsdienst zoodanige verordeningen te maken, als zij goedvindten de bewoners zijn voor zich zeiven vrij, om zich bij de Hervormden, of de Roomfchen, te voegen. Op het bellier der burgerlijke zaken heeft de Godsdienst geenen invloed. De leden van den algemeenen Landdag kunnen zoo wel van de ééne, als van deandre, gezindte zijn, als'wordende gekozen door de gemeenfchap , welke zij vertegenwoordigen. Door dit gematigd en verdraegzaam beginzel, zijn alle Godsdienstige verfchillen, zoo veel mooglijk, onderdrukt; en de volmaektfte vriendfchap heerscht tusfchen de leden der onderfcheidene kerk-gemeenfchap. . ... In Geestelijke aangelegenheden ftaan de Catn0^  240 W. C O X E ken meest onder het rechtsgebied van den bisfchop van Chur. Ten aanzien der Hervormde kerken is elk Bundt verdeeld in een zeker getal van districten, wier leeraars tweemalen in het jaar vergaderingen houden. Men noemt deze vergaderingen Colloquia , of Samenfpraken. Elk Colloquium heeft zijn voorzitter, en elk Bundt zijn Super- Intendent, die den naam van Deken draagt. Het oppergezag in 't geestlijke berust in de Si/node, welke beftaat uit de drie Dekens en de geestlijkheid van elk Bundt. De Synode koomt jaarlijks, bij beurten, in elk der drie Bundten te famen. Zij, die zich in den kerkedienst zullen begeven, worden voor de Synode onderzocht. Het noodzaaklijk vereischte, om tot den dienst toegelaten te worden, behoort te zijn de kennis der Hebreeuwfche, Griekfche en Latynfche talen; doch men neemt dezen regel niet zeer in acht, dewijl er velen worden aangenomen, zonder iets van ééne dezer talen te verllaan. Eertijds plagt men , zoo wel in 't gemeen, als in het onderzoek der toekomende Geestelijken, op de Synode alleen Latyn te fpreken; doch thands geraakt die taal meer en meer in onbruik, en bedient men zich, in derzelver plaatze, van het Hoogduitsch. Het getal van alle de Kerfpelen (Parochiën) door alle de drie Bundten, is te famen 135, als, 46 in het Graauwe. Bundt, 53 in dat van het Godshuis, en 36 in dat der Tien Gerichten. De Leeraers dezer kerken genieten flechts zeer geringe bezoldingen. De rijkfte Parochiën geven misfchien niet boven de 20, of ten hoogden 25 pon-  reizen door s wits er la nd» 241 ponden fterüng, dat is van 240 tot 300 Hollandlche Guldens, jaarlijks, en de armften fomtijds naauwlijks 6 ponden, of 72 Guldens. Deze bekrompene inkomften gaan verzeld van velerleie ongevoeglijkheden. Zij verplichten de Geestelijken, die huisgezinnen hebben, om het een of ander bedrijf ter hand te nemen, tot verachtering hunner boekoeffeningen en der belangen hunner kerken, en tot verlaging van hunnen ftand. Met de fchraalheid van.het inkomen is nog eene andre onwelvoeglijkheid gepaard. In de meefte Gemeenten worden de Leeraars , fchoon door de Synode bevestigd , door de Leken vau het Kerfpel verkozen, en hangen eeniglijk van derzelver goedheid af. Uit dezen hoofde zijn de dingers naar geestlijke Amtgn doorgaands ten uiterften onkundig. Zij kunnen de koften niet vinden , vereischt tot het behoorlijk voortzetten hunner oeffeningen, en het verkrijgen der noodige bekwaamheden; zij worden niet aangemoedigd door het vooruitzicht op een genoegzaam beftaan; en, door de onzekere wijze van hunne verkiezing, worden zij niet genoopt, om hunne bevordering te zoeken door doorgaande waardigheid van karakter, en het houden van een beftendig deftig gedrag. Het ontbreekt echter niet aan eenige weinige mannen van groote geleerdheid en uitftekende kennis, niet alleen in de takken van hun beroep, maar ook in andere van befchaafde wetenfchap. Behalven den Heer Aporta, dien ik, als een .foort van wonder befchouwe in de geleerde waareld, heb ik twee of drie geeftelijken ontmoet, die zich zeer onderfcheid»  242 Vtr. C 0 X E fcheidden door hunne geleerdheid, en die aan elké kerk eere zouden aandoen, *t Verdient opgemerkt te worden, dat de wijze van kerkdienst, ( Liturgij) in deze hervormde gemeenten, niet overal juist dezelfde is, hehbende daarin een onderfcheid plaats, dat voortkoomt uit de onafhanglijkheid van zoo veele kleine maatfchappijen, die, in haar eigen rechtsgebied, volftrekt vrij en onverbonden zijn, in alle opzichten* die geene betrekking hebben tot de ftaatkundige vereeniging der Bundten. De kerken der Duitfche gemeenten gebruiken het Dienstboek van Zurich; doch, daar dit befchaafden verbeterd is geworden in het Jaar 1766. hebben fommige Leeraars het nieuwe aangenomen, terwijl de overigen zich blijven houden bij het oude. Steven Gabr 1 ël , Predikant te Ilantz, een man van groote geleerdheid in het begin der vorige eeuwe, vertaalde het Zurichfche dienstboek in het Romansch van 't Grauwe- Bundt; en men bedient zich daarvan ook in Opper- en Neder - EngadU tia, veranderd naar derzelver onderfcheiden taaleigen r*> De Leeraars der Italiaanfche Kerken gebruiken eene vertaling van het Dienstboek van Geneve (f). De (*) Wegens het Romansch, dat in Opper-en Neder Engadina gefproken wordt, zie den 89 Brief. Cf) In 1749 werdt eene nieuwe wijze van dienst irigevoerd, fo de Kerken vaa Pregalia; maar, uit hoofde van haare lengfie, geraakte zij rat in onbruik.  REIZEN DOOR SWtTsERLAND. 24$ De Hervormden bezigen den ouden ftijl, de Roomschgezinden den niéuwen. Voor eenige jaren deedt men èene poging, om den laatften onder de Hervormden intevoeren. De bewoners van Pregalia namen denzelven aan, en die van Opper-Engadina waren gewillig, om dit eensgelijks te doen, zoo de ftad Chur het voorbeeld wilde geven. Doch deszelfs aanneeming werdt, uit Godsdienftige bezwaarnisfen, door eene tegenpartij, heftig beftreden. Men verwierp hierop het voorftel volftrekt, en de Inwoners van Pregalia namen den ouden ftijl ook weder op nieuw aan (*). De drie Bundten trekken hnnne Inkomften uit de volgende bijzonderheden: 1. Uit de belastingen op de koopmanfchappen, welke door Graauwbunderland, Valteline en Chiavenna , gevoerd worden. Zij worden verpacht voor eene fom van 17,000 Guldens, of omtrent 1259 Ponden Sterling, jaarlijks. 2. Uit een derde der boeten , betaald door de genen , die zich, in de onderworpene landfchappen, misdadig gemaakt hebben. Dewijl de hoofdfom hiervan jaarlijks verfchilt, kan men er geene bepaling van opgeven. 3. Uit eene fchatting van 500 Philippen (f) uit Valteline, en van 100 uit Chiavenna. En 4. uit een klein rentegevend Kapitaal, welka voor- (*) Men heeft mij bericht, dat ettelijke Hervormde gemeenten, zedert ik de Graauwbunderen bezocht heb, den nieuwen ftijl hebben aangenomen. • ( Een Philip houdt 5 Engelfche Schellingen.  244 W. C O X È Voornaamfte deel beftaat uit Hechts 4000 ponden fterling, in de Engelfche Actiën. De openbare uitgaaf is zeer gering, zich voornaamlijk bepalende tot de kosten van den algemeenen Landdag, en het daggeld, het welk aan deszelfs leden is toegelegd. Behalven deze algemeene inkomften en laften, heeft elk Bundt zijne eigene. De fchattingen, die van de onderworpene landen inkomen, worden jaarlijks betaald, ftaande de zittingen van den Land dag. Zij worden dan gelijkelijk verdeeld tusfchen de drie Bundten, en elk afgevaardigde .levert aart de Gemeente, welke hij vertegenwoordigt, haar aandeel. Daar is van tijd tot tijd dikwijls twist onftaan tusfchen de Bundten over het Muntrecht , en eenige Gemeenten hebben hunne aanfpraak op dat recht beweerd. De waarheid is, dat elke gemeenlChap onbetwistbaar recht heeft, om geld te flaan , en het gangbaar te verklaren in haar eigen bekrompen rechtgebied; doch daar zij het niet gangbaar kan maken in de overige deelen des lands, zoo geeft dit techt niets wezenlijks. Met algemeene toeftemming der drie Bundten, is het voorrecht der munt toege* ftaan aan de ftad Chur, den Bifchop van dat Bisdom, en den Baron van Haldenftein. C*) Er wordt echter, m'tGraauw-Bunderland, geen geld geflagen, dan enkel eene kleine koperen munt, Blutsgef geheten, van nog iets minderwaarde, dan een halve ftuiver. Het is voornaamlijk Ostenrijhch en Fransch (*) Ik meeii ook aan den Abt van Disentis.  REIZEN DOOR SWITSÉRLAND. 245" Fransch goud en zilver , het welk in dit land in gatig is. Ik heb mij vrij wat moeite gegeven, om met eenige zekerheid de bevolking onder de Graauzu - Bunders te kunnen bepalen ; doch ik ben in mijn' onderzoek niet zoo wel gedaagd, als ik wènschte.'.Ik heb geene bijzondere en zekere opgaven van het getal der inwooneren kunnen bekomen, en kan niet anders, dan de volgende ruwe berekening, hier bijvoegen. Men onderftelt, dat de drie Bundten het nevensftaand getal van Inwoneren bevatten; Het Graauwe - Bundt .... 54,000 Dat van 't Godshuis ..... 29,003 Dat der Tien Gerichten . . . 15,000 Te famen \ . v L. I - l" . i 98,000 Zoo wij hier bijvoegen .... 87,00c* Zijnde het getal der Inwoneren van Valteline, Chiavenna en Bormio, zoo zal de geheele bevolking van 't Graauzu-Bunderland en de onderworpene gewesten uitkomen op Hechts 185,000 zielen ; en zoo wij hier, voor misrekeningen,' nog iets bijdoen , zoo zal het bezwaarlijk het, getal Van 200,000 te boven gaan, Ï1L Deel, II. St. ii ixXXVtt  24^ W. c o x e LXXXVII. BRIEF. Koophandel der Graauzu Bunderen. — Waterleiding der Adda. koophandel dei" Grdauzv-Bunderen is zeer weinig van belang. De eenige uitvoer, uitgezonderd die van de onderworpene landen , is van Kaas en van Vee. De invoer brengt Graan, Rijst, Zout en Zijden doffen uit Milaan aan; Graan uit Zzvaben en lyrol; Zout uit Tyrol en Beieren ; fijn Laken , inzonderheid Engels ch, Fransch en Silefeesch, uit Duitschland; fijn Linnen en Neteldoek uit Zwitzerland: En, daar de eenige Fabriek, in het gantfche Land, de Catoen-Fabriek van Chur is, zoo fpreekt van zelf, dat de handel - balans ten uiterften nadeelig voor hun zijn moet. Zij zijn alleen in ftaat, om dit verlies goed te maken uit de goederen, die zij, in de onderworpene gewesten, bezitten , uit de fommen, welke de beftuurders uit deze gewesten trekken , uit de openbare en bijzondere onderftand-gelden, die zij van Vrankryk en OosUnryk genieten, uit het geen in vreemde dienden wordt overgewonnen , en uit de rechten op de koopmansgoederen , die door hun rechtsgebied gevoerd worden. Dewijl de meeste landlieden laken en linnen weven voor 't gebruik hunner huisgezinnen, zoo zou bet  REIZEN DOOR SWITSERLAND, 24^ het geene moeilijke onderneming zijn, om, op ver • fchiilende plaatzen, fabrieken opterechten. Maar't is zonderling, dat, in deze kleine gemeenebesten, een fterk vooroordeel beerscht tegen den koophandel , en dat veelen van de voornaamfte lieden des lands het ontwerp, om fabrieken aanteléggen, tegenwerken. Men kan moeilijk de aanleiding tot zulk een vreemd gedrag ontdekken. Men heeft vermoed gehad, dat men het toe moest fchrijven aan de vrees, dat, wanneer het volk welvarend wierdt door den handel, het niet zoo vatbaar zou zijn, om door invloed beftuurd te worden, als thands« en dat als dan de vermogende familien, die nu de zaken des lands regelen , hare meerderheid zouden Verliezen. Behalven deze redenen, die van te teederen aart zijn , om openlijk erkend te worden, heeft men 'er anderen van te berde gebracht, dié een beter voorkomen hebben. Zij, die zich tegen de uitbreiding van den handel verzetten, beweeren, dat, daar de ware rijkdom van elk land beftaat in de voortbrengzelen van deszelfs grond, alle bezigheid, welke het volk aftrekt van de behartiging van dit ééne groote voorwerp , fchadelijk is voor het gemeene welzijn der maatfthappij; en dat, inzonderheid in vrije ftaten, de fabrieken ftrekken, om de veerkracht der Inwoneren te verlammen, de weelde en hare verderflijke gevolgen intevoeren, den geest der vrijheid te onderdrukken , en de algemeene eenvouwdigheid van zeden te verbannen, Doch. deze redenen, hoe fchijn-fchoon zij mogen' isijn, kunnen den toets van bedaard onderzoek niet R 2 uit- t  348 W. C O X E uitftaan. Wanneer in een land, het welk voornaamlijk van den landbouw beftaat, de fabrieken zoo fterk worden voortgezet , dat men den landbouw geheel verwaarloost , dan worden zij zeker fchadelijk-, maar dit is zelden het geval; dewijl de fabrieken, door de algemeene verteering te vermeerderen, doorgaands aanleiding geeven, om de voortbrengzelen van den grond te vermeenigvuldigen , in plaatze van te verminderen. Dit heeft men gezien in het gebergte van Neufchatel, alwaar men de bosfchen heeft uitgeroeid, en het Land tot Weien Bouwland heeft aangelegd, Fabrieken en Koophandel bevorderen daarenboven de vermeerdering der bevolking, en in den rijkdom hiervan is 's lands tvare rijkdom gelegen. Want, alwaar fteeds overvloedige gelegenheid is, om aan ledige handen werk te verfchaffen, ftrekken de kinderen den landlieden nooit tot last, en komen vreemdelingen het getal der Inwoneren vermeerderen; maar het tegendeel is waar, in die landen, alwaar gebrek is aan bezigheid. Ten aanzien der Graawwbunderen in 't bijzonder: hun land is tenéénemaal berg- en rots-achtig, en kan zijne Inwoneren niet genoegzaam voeden* Derhalven moet men middelen ter hand flaan, om zich het te kort komende te verzorgen. Nu zou het onbetwistbaar lofrijker zijn, en de natie meer vereeren , dat men zich hiertoe van den koophandel bediende, offchoon die van eenig onvermijdlijk ongerijf verzeld ging , dan dat men, in zijn beftaan, moet afhangen van vreemden onderftand; dat men de onderworpene gewesten moet .onderdrukken en uit-  REIZEN DOOR S WITSERI, A ND. 249 uitputten , en dat men eenen algemeenen geest van omkoopbaarheid, die genoegzaam het ganfche lichaam des volks betmet heeft, moet voeden. Ook is het een valsch voorgeeven , dat de op. rechting van fabrieken de veerkracht der Inwoneren verlamt, en den geest der vrijheid vermindert. Inderdaad de fabrieken zijn , in deze volksgezinde flaten, in zeer veele opzichten, enten aanzien harer ge. volgen, van eenen geheel anderen aart, dan die, welke aangelegd zijn in groote deden, alwaar een groot aantal werklieden, in het zelfde werkhuis, verzameld wordt. In de eerften is het werk ver* deeld, en elk landman heeft zijn bijzonder aandeel; elk weeft zijne ftof, met vrouw en kinderen, aan zijn huis. Op deze wijze bewaren zij (zoo als ik gelegenheid had, in het Canton van Appenzel, optemerken^ hunne onrfpronglijke eenvouwdigheid van zeden, en onderhoudenden vrijheids-geest, zelfs in hooger trap, dan in die landen , waar geen handel gedreeven wordt. Het ontbreekt zelfs aan geene voorbeelden onder de Graauwbunderen zeiven. De inboorlingen van Opper - Engadina, welke zoo veel werks van den handel maken, zijn inderdaad vrijer, en daan veel minder onder den invloed der grooten, dan het volk der andere gemeenten; en men ziet het niet, dat de bewoners der valleij van Pretigau minder veêrkrachtig zijn geworden , zedert zij gebruikt zijn tot de Catoen-weverij der fabriek te Chur. Eindelijk behoeft ook deze foort van bezigheid de landlieden in het geheel niet af tetrekken van werkzamer bedrijven. In den zomer mogen zij zich lustig met het bebouwen der aarde R 3 op-  450 W. C 0 X E ophouden, terwijl vrouwen en kinderen alleen hun voorname werk maken van voor de fabrieken te arbeiden. In de lange winters, welke, in deze ftreken der Alpen, volle zes maanden duren , ftaat de veldbouw noodzaaklijk ftil. Dat alsdan ook de mans den zwaren landarbeid met ügtere werkzaamheden afwisfelen. Dewijl de voornaamfte handel der Graauwbunderen en der onderworpene gewesten , over het meir van Como, met Milaan gedreeven wordt, zoo zal ik U een verflag geeven van de binnenlandfche vaart, welke, zedert korten tijd, is aangelegd, om dezen handel gemaklijk te maken. Ik heb mij de moeite gegeven, om er eenige gedeelten van te gaan bezichtigen. De watergemeenfehap tusfchen Graauw-bunderland en Milaen gaat over het meir van Como, over het meir van Lecco, dat er een tak van is , langs de Adda , en de waterleidingen van de Adda en Trezz'o. De laatste, ook genoemd Canale Della Martefana, begint te Trczzo, gelegen aan de Adda, en loopt tot Milaan. Deze doorfnijding , welke 24 mijlen lang is, werdt ondernomen in den jare 1457, onder het beftuur van Francis Sforza, en voltrokken in 1460. In den aanvang werdt zij niet meer, danflechts twee dagen ter week, bevaren, als zijnde voornaamlijk aangelegd, om de lage gronden, die met rijst beteeld worden, ónder water te kunnen zetten, gelijk dit gewas noodzaaklijk vordert. In het Jaar 1573, toen de hertog van Aberquerquet flpaansch Gouverneur van Milaan , het bewind YO£r.  REIZEN DOOR SWITSERLAND, 251 voerde, werdt de graft verwijd, en de hoeveelheid waters in dezelve zoo veel vermeerderd, dat zij de doorvaart van fchepen eiken dag kon toelaten. Toen echter was de Adda nog niet geheel bevaarbaar tusfchen het meir van Lecco en Trezzo, en derhalven was er nog geene watergcmeenichap tusfchen het meir van Como en Milaen De vaart namelijk, op de gezegde rivier, was, omtrent eene mijl lengte, afgebroken, door achter elkander leggende fluizen, die te famen het water, ter hoogte van wel 80 voeten, ophouden. Om deze belemmering te boven te komen, maakte men, in het Jaar 1519< een ontwerp van eene waterleiding, doch aan welks uitvoering niets gedaan werdt, dan het leggen van een dam, dwarsch in de Adda. Men ondernam het werk zelf in 't Jaar 1591, en voltooide het in 1599; doch de Adda was zoo haast inde doorfnijding niet ingelaten, of de dijken braken door, en dat op zulk eene wijze-, dat derzelver herftelling voor altoos ondoenlijk was. Deze doorbraak, gewoonlijk aan het geweld van den ftroom toegefchreven, was voornaamlek te wijten aan den aart der rots, waarin de doorfnijding gemaakt was, en aan een misdag in het oorlpronglijk ontwerp. De rots beftaat uit keizelgruis en zand, of een foort van podding-fteen , die los en ongelijk van fterkte is; en, daar de doorfnijding al te digt bij den fteilen kant, daar de rots over de Adda h'arige', gemaakt was, konde dat deel derzelve, welk ds R 4 dij-  S52 W. C O X E dijken der waterleiding uitmaakte, niet fterk genoeg zijn, om de fchuring en peiling van riet water te wederftaan. Na de doorbraak, befchouwde men de waterleiding, als iets onmooglijks, en zag er van af, tot dat zij, voor weinige jaren, op nieuw ondernomen, werdt, op last van den tegenwoordigen Keizer, Jofephus de Tweede, en wel met zulk een iever, dat zij in drie jaren voltooid was. De doorfnijding is omtrent eene mijl lang , en Ultgehoold in de rotzen, welke de fteile kanten der Adda uitmaken. Op fommige plaatzen is de uitholling wel honderd voeten diep en tweehonderd voeten breed. De val van het water, welke gelijk is aan omtrent 80 voeten rechtftandige hoogte , wordt door zes (luizen gebroken , en de fnelvlietende Adda voorziet de graft van water. Hare breedte is van zeventig voeten. De kosten bedragen reeds nabij de 100,000 Ponden fterling Ondertusfchen- fchijnen de beleiders van het werk denzelfden misdag begaan te hebben, welke ook het oorfpronglijk ontwerp benadeelde, dat zij naamlijk her Canaal te nabij de fteilte gelegd hebben, ingevolge dezer onvoorzichtigheid ,; heeft het water onlangs zich weder een zijdelingfchen doortocht weten te banen, en men heeft de fchade. niet, dan bezwaarlijk en met zeer vele kosten , kun. nen herftellen. Niettegenftaande de voorzorg, om het overtollig water, door hulp gaten, te ontlasten, is er reden tot vreeze , dat deze doorbraken meer zullen komen , en dat daar. door de vruchten van de laatst ge-  REIZEN DOOR SWITSERLAND. 253 gedane pogingen even zeer veriedeld zullen worden , als die der Spanjaarden voor dezen. Doch, zoo de waterleiding ook in ftand, en dó vaart door dezelve onbelemmerd, blijft , zal het voordeel derzelve echter bezwaarlijk de kosten van haren aanleg en haar onderhoud opwegen; dewijl de handeigemeenfchap tusfchen de Graauwbunders en de Inwoners van Milaan zoo bekrompen is, dat, zoo alle de koopwaren, welke tusfchen deze twee volken verhandeld worden, door de waterleiding gevoerd werden, de tollen en rechten echter, die daar van geheven worden, niet dan zeer onevenredig zouden kunnen zijn aan de fommen, welke aan dit werk zijn te kost gelegd. Maar de vaart uit het meir van Como tot aan Milaan is verzeld van zoo veele moeilijkheden , dat integendeel de meeste koopman'fchappen te lande vervoerd worden , als zijnde deze de gemaklijkfte en minstgevaarlijke wijze van vervoering. De loop der Adda is zoo fnel, dat men de fchepen niet, dan met groote kosten en veel tijdsverlies, tegen dezelve kan doen optrekken; en het is, op fommige plaatzen, zoo gevaarlijk, dat de fchuiten niet zelden omflaan. De eenigften derhalven, die hunne goederen, langs de Adda en de doorfnijdingen in het meir Lecco afvoeren, zijn de aanneemers, die de Graauwbunders van koorn en zout voorzien , en die, door hoog gezag, te Milaan, gedwongen worden, om deze behoeften te water te verzenden. En, als men in aanmerking neemt, dat Milaan van de Graauwbunders alleen trekt gezaagd hout , bouwfteen, en kooien, en hun daarentegen koorn, R 5 rijst  W. C O X E rijst en zout toezendt, zoo is het klaar, dat de uitgevoerde goederen meer zijn, dan de ingevoerde, en dus de vaart van Milaan naar het meir van Como van meer belang is, dan die van 't meir van Como naar Milaan. De waterleiding der Adda. dus, die eeniglijk heeft bedoeld, om de binnenland, fche vaart van de Graauwbunders naar Milaan, en niet die van Milaan naar de Graauwbunders, gemaklijk te maken, fchoon een werk van de uiterfte moeite, en welks volvoering den Vorst, dien het ondernomen heeft, tot zeer groote eere ftrekt, zal bezwaarlijk voordeelen opleveren, die eenigzins geëvenredigd zijn aan de kosten van derzelver making en onderhouding-C*). (*) De lezer, die hier meer van begeert te lezen, wordt verzonden naar 't bericht van den Abt Frifi wegens de waterleidingen van de Adda en Trezzo, en andere gegravene vaarten in het Milaneefche. Zie Pavli Friii Opera torn. II. Lei Canali Navigabsli di Lcr.^ bardia. 4/0. lib. II. Cap. 3. 4. 5, \ LXXXVIII,  reizen door switserland» 2g5 LXXXVIII. BRIEF.. Verbindtenisfen der Graauwhunderen met dc Zwitzerfche Cantons, — Vrankryk, — Venetiëen het Huis van Oostenryk. De verbindtenisfen der Graauwbunderen met buitenlandfche machten verdienen nu overwogen te worden. Schoon men de drie Bundten doorgaands , als bondgenooten der Zwitzers, befchouwt, ftaan zij echter, ftrikt gefproken, niet in verbond met alle de Cantons. In het jaar 1497- »adt het GraauweBundt, en in het volgende dat van 't Godshuis , in eene eeuwige verbindtenis met Zurich» Luccrn, Uri, Schweitz, Underwalden, Zug en Glarus. Schoon het Tien- Gerichten - Bundt oorfpronglijk hier in niet begrepen was, zoo is echter naderhand verklaard, dat het, uit aanmerking van deszelfs verband met de twee andere Bundten, gerechtigd .zou zijn tot denzelfden bijftand en dezelfde voorrechten. De drie Bundten zijn in naauwe overeenkomst met Bern en Zurich, tot wier bemiddeling zij dikwijls toevlucht genomen hebben in gevallen van onaangenaamheden. Uit hoofde dezer verbonden noemt men de Graauwbunders bondgenooten ■ der Zwitzers, en zouden zij, in geval van opftand Of vijandlijken inval, op voordel van de bijzor.óVe Cdtt-  256" W, C O X K Cantons, waarmede zij in verbindtenis (taan, dooralle de Zwitzerfche republieken worden bijgefprongen. Met Vrankryk maakten de Graauwbunders de eerfte overeenkomst, in 't Jaar 1509. onder Lodewyk XII. en, in het Jaar 1516. werden zij begrepen in het verbond van eeuwigen vreede, tusfchen Francois I. en de Zwitzers. Zedert dien tijd hebben zij, als de gelegenheid zich aanboodt, hunne bijzondere verbindtenis met de Franfche Koningen vernieuwd; doch zij waren niet begrepen in het laatst verbond van Solure, gefloten tusfchen Lode•wyk XVI. en de andere Zzuitzerfche Staten. De Koning van Vrankryk houdt eenen zendeling (Envoï) in dit land , en twee Regimenten Graauwbunders in zijnen dienst (.*). In den Jaare 1707 werdt een verbond getroffen tusfchen de Graauwbunders, ter eenre, en Koningin Anna, en de vereenigde gewesten, ter andre zijde, ten onderwerp hebbende den vrijen doortocht van krijgsbenden naar Italië. Deze is de eenige verbindtenis, door welke de Graauwbunders , als een bijzondren Staat uitmakende, in betrekking ftaan met Engelandi Voormaals hadt ook dit rijk eenen Afgezondenen in dit land;doch, zedert eenigen tijd, neemt de Engelfche zendeling in Zwitzerland, die te Bern zijn verblijf houdt, de zaken, die met dit gemeenebest te verhandelen zijn, waar. De Venetianen, verlangende den vrijen doortocht door (*) 't Is echter waarfchijnlijk, dat zij zedert een afzonderlijk verbond met Vrankrijk gefloten bebben.  REIZEN DOOR SWIT SE RL A ND. 575 door Valteline., hebben dikwijls aanzoeken tot verbindtenis met de Graauwbunderen gedaan , doch hunne ontwerpen werden altoos verijdeld door den Koning van Spanje, als bezitter van het Milaneefche, en zij zijn niet in ftaat geweest, hun oogmerk te bereiken, vóór dat de-Spaanfche tak van 't huis van Oostenrijk uitgeftorven was in Karei den tweeden. Kort na zijnen dood, toen Milaan dé twistappel was tusfchen den Keizer en Vrankrijk, verkregen de Venetianen de toeftemming der Graauwbunderen tot eene aanvallende en verwerende verbindtenis, welke te Chur werdt bekrachtigd, op den 17 December des Jaars 1706. Bij deze overeenkomst werdt, onder andere punten van de zijde der Venetianen, bepaald, de betaling vaneen jaargeld van 711 Spaanfche Dubloenen, (Dubbele Pistolen) en een bijftand aan de Graauwbunderen, in gevallen van oorlog , van duizend Venetiaanfcbe Ducaten , maandelijks. Hiertegen ftonden de Graauwbunders den doortocht der Venetiaanfche krijgsbenden door Valteline, en het leggen van eenen weg, ten hunnen kofte, van Morbegno over den berg van St. Marcus tot op het Vcncetsch grondgebied, toe, door welke laatfte fchikking de handel gemeenfchap tusfchen Venetië en Duitschland geöpend zou zijn, zonder dat men het Tyrolfcbe behoefde aantedoen. Dit verbond, voor twintig jaren aangegaan, zou voor nog twintig jaren in kracht kunnen blijven, ten zij ééne der twee overeengekomene partijen hetzelve opzeide, vóórdat het eerfte twintigtal verkropen was. Doch, fchoon de Venetianen hetzelve niet, dan  358 W. C Ö X Ê dan met vele moeite en kosten, verkregen hadden 1 200 werdt het echter, bij geene der twee verbondene machten, lang onderhouden. In weinige jaren hielden de Venetianen op met het jaargeld te betalen, en de Graauwbunders bleven in gebreke omtrent den weg over St. Marcus berg. Echter bleven de Gemeenebesten binnen dé palen van wiendfchap; en de Venetianen, kort na het verloopen der veertig jaren, begerig zijnde, om het verbond te vernieuwen, boden aan, de achterftallen van het jaargeld te voldoen, zoo de Graauwbunders de voorgeftelde gemeenfchap over den St. Marcus berg wilden openen. Hier toe vaardigden zij, in het Jaar 1759, eenen zendeling aari de Graauwbunderen af, en Ipaarden geene beloften,om de onderhandeling te doen gelukken. Zij daagde echter niet, door den invloed der Keizerinne van het Duitfche Rijk. De Graauwbunders floegen de voordellen der Venetianen af, en vervreemdden vervolgens dat Gemeenebest nog verder van zich,; door de overeenkomst van Milaan. Door het één en ander werden de Venetianen zoodanig verbitterd, dat zij de Graauwbunders", die op hun grondgebied woonden, van hetzelve verdreven: en zedert is alle verband tusfchen de twee Gemeenebesten verbroken* Nu ftaan ons de verbindtenisfen der Graauwbunderen met het Huis van Oostenrijk, als hebbende de heerfchappij over het Milaneefche', nog te overwegen. Mijn oogmerk is niet, mij optehou-* den met eenigen der verbonden, welken zij voorheen hebben aangegaan met de Hertogen van Milaan, uit het huis van Sforza, of met die, bij wel- ken  RËtZEN DOÖR SWITSERLAND, 25$ ken Philip II.» en zijne opvolgers, hun recht over Valteline, Chiavenna en Bormio, erkenden, maar ik zal mijn verflag beginnen met het beroemd verbond, of, zoo als het genoemd wordt, de Capitulatie, van Milaan, van het Jaar 1639. dewijl liet de grondflag van alle de overigen is, en het eerst die naauwe verbindtenis heeft daar gefield , tusfchen de Graauwbunders en het Huis van Oostenryk, welke zedert, zonder veel ftoornis , heeft ftand gehouden. De voornaamfte punten van dit verbond, tusfchen den Spaanfchen Koning, Philip IV. als Hertog van Milaan, en de Graauwbunders gefloten, zijn de volgende: Eene erffelijke en altoosdurende vreede tusfchen de twee Mogendheden. Weeklijkfche markten, in de nabij gelegene deden van het Milaneefche aanteleggen , op welke de Graauwbunders granen zouden kunnen koopen, ert eenen vrijen handel zouden genieten , in- en uitvoerende alle foorten van koopmanfcbappen en wapenen , en betalende alleen de gewone rechten. Vrije doortocht voor de Spaanfche krijgsbenden over het grondgebied der Graauwbunderen , met beding, dat niet meer, dan ééne bende voetvolk van 150 mannen, en ééne troep ruiterij van 60 paarden, op den zelfden dag zal doortrekken. Vrije doortocht voor het Graauwbunders krijgsvolk door het Milaneefche, mits het niet optrekke tegen bondgenooten van Spanje, en met niet meer, dan twee of drie benden, te gelijk. De Koning mag', in gevallen van noodzaakhjk- heid»  a6o W. C Ö X É heid , ten zijnen koste, eene bende krijgsvolk wei* ven, met grooter, dan van6000, en niet kleiner,' dan van 2000 mannen , om hem tegen alle zijne vijanden te dienen, uitgenomen de bondgenoten der Graauwbunderen, en inzonderheid het Gemeenebest van Venetië. Alle Graauwbunders , in krijgsdienst van eehigen daat of Vorst, die de landen van den Koning van Spanje vijandüjk zullen aanvallen, zullen oi> midlijk worden terug geroepen, en allen bevelhebberen of gemeenen, die zich in dienst van vreemden begeeven, zal verboden worden, invallen te' doen op het grondgebied zijner Majefteit. Wanneer de Graauzu-bunders in oorlog komen, verplicht zich de Koning, om hun, binnen vijftien dagen, 2000 mannen voetvolk, en 200 mannen ruiterij, te leveren; en, zoo de Graauwbunders bijfland in geld, boven dien in manfehappen 1 verkiezen, zoo zal hun de Koning rooo ScudiC*)] maandlijks , betalen , zoo lang de oorlog duurt l en, in het land van Chiavenna, zes Hukken Veldl canon, met de nöodige krijgsbehoeften voor dendienst des óorlogs, zenden. Men zal, van wederzijden , geen doortocht verleenen aan krijgsbenden, die aan één van beiden' nadeel zouden trachten toetebrengen. De Koning belooft aan elk Bundt te betalen een jaargeld van 1500 fcudi, en tevens, voor elk Bundt, te zullen dragende opvoedings kosten van twee .(•) Eene Mildnefbe fcudi doet omtrent 4 fcheïüngen 6 grooteü.  REIZEN DOOR SWlTSliRX AND. 20T twee Studenten, op de Hooge Scholen van Padua of Milaen , behalven een zakgeld van zestien fcüdi aan eiken Student. Men ftaat van beide kanten toe , dat allé oude verbindtenisfen met andre mogendheden in kracht zullen blyven, en dat inzonderheid, van den kant der Graauwbunderen, derzelver verbond met Vrankryk zal blijven beftaau. Echter belo'/en zij, dat zij het, ftaande eene vredebreuk tusfchen de stwee mogendheden, niet weder zullen vernieuwen, en dat, wanneer zij het vernieuwen, zij zullen bedingen , dat het, ten tijde van oorlog tusfchen de twee Krooncn , zal opgeheven zijn. Ook verbinden zij zich, om, in het toekomende, geene verbindtenisfen met vreemde mogendheden aantegaan, tot krenking van dezen eeuwigen vrede. Wanneer ééne der partijen word aangevallen, is de andere, zonder eenigen acht te ftaan op de voorgemelde bedingen in 't voordeel van oude bondgenooten, verplicht, de aangevallene bijteftaan, met uitzondering echter, aan den kant van zijne Majefteit, van den Duitfchen tak van 't Huis van Qostemyk, wanneer dat Huis met de Graauwbunderen in oorlog mocht komen, om zijn rechtop het grondgebied der laatften te doen gelden. Daar ik de oorzaken, welke aanleiding tot dit verbond , zoo wel als tot de punten , betreklijk Valteline, gaven, reeds gemeld heb, (_*) zoo zal het alleen noodig zijn, dat ik nog aanmerke, dat de Span/aards aan de Graauwbunderen het be/ it d jr on- (*) Zie den LXXIV Brief. III. Deel, II. St. S  2Ö2 W. C O X È onderworpene gewesten, en aan de onderworpenen Let behoud hunner voorrechten verzekerden. In gevallen van verfchil tusfchen de Graauwbunders en hunne onderhoorigen, zou de bemiddeling aan den Kening van Spanje, verbleeven worden. Dit verbond, van de zijde van den gemelden Koring, op den 3 September 1639, te Milaan geteekend door den Marquis de Legncs, Beftuurder van Milaan, en van de andre zijde door de algevaardigden der drie Bundten , is onkreukbaar onderhouden , en de goede verftandhouding tusfchen de twee verbondene machten volkómen bewaard , tot aan het uitfterven van den Spaanfchen tak van \ Huis van Oostenryk, in Karei II, Gedurende den Succesfieoorlog, die op zijn overlijden volgde, veranderde het Milaneefche dikwijls van meesters , tot dat het, bij den vrede van Utrecht, werdt toegewezen aan Keizer Ca rel FI. Deze hadt zijn gezag, in zijne nieuwe Staten, niet zoo ras behoorlijk gevestigd, of hij vestigde ook zijne oplettendheid op de Graauwbunders , en bracht bij hen de vernieuwing van 't verbond van Milaan te weeg. 't Geen hem inzonderheid in de onderhandeling hier over deedt flagen was de belofte, dat hij niet alleen het vorig jaargeld zou blijven betalen, maar ook de achterftallen van negenentwintig jaren voldoen. Dit nieuw verbond, waarin de Duitfche tak van het Huis van Oostenryk den Spaanfchen opvolgde, werdt, op den 24 Oórober des jaars 1726, gefloten tusfchen den Graaf van Daun , Beftuurder van Milaan, in den naam van Karei FI, en de afgevaardigden der drie Bundten. Het bevestigde en be- kracb-  REIZEN DOOR SWlTSËRLAND, fifjg krachtigde de oude overeenkomst van het jaar 1639, met eenige weinige veranderingen en bijvoegzelen, waarvan de voorhaamften waren, als volgt: De rechten op het graan, door de Graauzubunderen in het Milaneefche gekocht, werden twee der* den verminderd. Het tiende punt van het eerde verbond, waar bij bepaald werdt, dat de Graauzubundcrs allen , die zich van de hunnen bevonden in dienst van eenigeri ftaat, welke de bezittingen van het Huis van Ooxienryk ftondt aantevallen, terftond terug zouden roepen, werdt vernietigd, en het zou den Graauzuhundercn vrij ftaan , om , in oorlogstijd , eiken vreemden vorst te dienen, zonder dat dit zou geacht worden te ftrijden niet de tegenwoordige verbindte* nis. Het getal der Studenten, die ten koste van den Keizer zouden worden opgevoed * werdt vermeerderd tot twaalf. Op den 8 Februarij des jaars 1763 werdt dit erffelijk verdrag nogmaals vernieuwd door Graaf Fir» mian, gevolmachtigd dienaar der Keizerinne Weduwe, als Hertoginne van Milaan, en de afgevaar-4 digden der drie Bundten. De overeenkomsten van de jaren 1639 en 1726 werden op nieuw bekrachtigd,en dienden ten grondflag van de toen gemaskte vereeniging; doch de volgende punten werden er bij gevoegd. De Keizerin ftondt alle recht af op het meir van Chiavenna, en een klein ftuk van het daar bij gelegen rechtsgebied, en gaf hetzelve, ten eeuwigen dage, aan de Graauzubunderen in bezittinge. Sa De  =64 W. C O X E De grensfcheidingen tusfchen het Milaneefcb en Graawwbundersch grondgebied werden juist bepaald. In erkendtenis van den gedanen aflland, beloofden de Graauwbunders nooit vestingen aanteleggen op den afgeftanen grond , geene nieuwe lasten te zullen leggen op de vervoering vanKoepwaren,gee. ne nieuwe wegen te zullen maken, en, overeenkomstig het vorig verdrag , geen doortocht van krijgsvolk te zullen toelaten, ten nadeele van den daat van Milaan. De Keizerin veibondt zich, van den Paus vernietiging te zullen verwerven van eenige Kerklijke voorrechten in Valteline, die voor de maatfchappij zeer fchadelijk waren; ook den Bisfchop van Como te beletten, van geene Kerklijke voorrechten te vergunnen aan die genen, welke, zonder zich tot eenige ordre te begeven, het geestelijk gewaad aannamen, en daar door zich de vrijdommen der Kerke aanmatigden; als mede eenige andere misbruiken te weren, waar door de geestelijkheid van Valteline zich onafhanglijk maakte van het waareldlijk gezag, en in burgerlijke- en lijfflraffelijke zaken eeniglijk aanfpraaklijk was voor den Bisfchop van Como. De weeklijkfche Graan markten werden vernietigd, en, in derzelver plaatze, nam het Huis van Oostenryk aan , om zekere hoeveelheid aan de Graauwbunderen te leveren, zoo voor hen zeiven , als voor de onderworpene landen, voor de Ioopende prijzen van het koorn in het Milaneefche. De rechten op Koopgoederen, uit het Milanee fche uitgevoerd, werden verlaagd, en de tollen, zoo  reizen door switserland. 2.65 zoo in dat land , als in het Graauwbunclfche, op eenen vasten voet geregeld , wordende ten dien einde, eene lijst, van het geen wederzijds betaald moet worden, aan het verdrag gehegt. Voor het tegenwoordige befh'ert het Huis van Oostcnrïjk alle de zaken der Graauwbunderen met het onbepaaldst gezag. Deze mogendheid heeft zich de. zen invloed verkregen door regelmatige betaling der openbare jaargelden, door de voornaame leden van den Landdag in zyne bezolding te houden, door borg te zijn voor de Valteline, en middelaar in alle gefchillen tusfchen de Graauwbunders en derzelver onderhoorigen. LXXXIX. BRIEF. Talen der Graauwbunderen, — inzonderheid hit Romansch, — deszelfs oudheid, — oorfprong,— en twee voorname dialeclen. talen der Graauwbunderen zijn het Italiaansch , Hoogduitsch en Romansch, Het Italiaansch, welk een mengelmoes is, gelyk aan dat, welk in het Milaneefche wordt gefprooken, is in gebruik onder de inwoonders van Pregalia en Pufchiavo,m in de valleien van Mafox en Calanca. Men fpreekt Hoogduitsch door het gantfche Tiengerichten-bundt, uitgenomen in weinige dorpen; in het Godshuis bundt te Avers, Chur, en de vier S 3 dor-  265 W, C O X E dorpen; en in het Graauwe bundt te Splugen, Cepina en andere dorpen van het Rheinwald, te Fa lts, in de Fa Hei van St. Piet er, te 'Pubs, Reichenau, Feldsperg , Tamins, Mejerhof, Ferfam en Falendrcs. Eenige der oudfle en geloofwaardigfte fchrijveren over de Graauwbunderen hebben beweerd, dat de inboorlingen van het Rheinwald een foort van Celt'tsch, zynde noch Hoogduitsch, noch Romansch, fchoon het eerstgemelde nader bijkomende, fpreken, offchoon zij geheel omringd zijn van volk, dat zich van andre taal bedient, en fchoon zij noch naburen zijn, noch eenige zonderlinge gemeenfchap hebben, met de Hoogduitsch Ibrekende bewoners. Uit deze zonderlinge omftandigheid hebben zij gegist gehad, dat de inboorlingen van het Rheinwald afdamden van de Lcpontii, een Celtisch Volk, het welk geacht wordt dit land bewoond te hebben vóór den inval der Toscaners; en zij trachten deze gisfing te onderfleunen door optemerken, dat eene meenigte van oude burgten namen draagt, welke van eenen Celtifchen , (*) of Germaanfchen, oorfprong fchij- (*)Cluveb.ius en andere Schrijvers hebben verkeerdelijk onderfteld, dat de Gothen en Celten dezelfde volken waren, en dat het Teutonisch, Germaamch, (of Hoogduitsch) van hunne taal oorfpronglijk was; doch da Geleerde Dr. Percy, Bisfchop van Drumore, heeft in de voorrede vóór zijne vertaling van mallets Noordfche «Oudheden, buiten alle bedenking gefield, dat de.Celten. en Qotben oorfbronglijk verfchjllende volken waien, wier 13-  REIZEN DOOR SWITSEREAND. &&J fchijnen. De onderttelling echter rust op een verkeerden grond, en is ontdaan uit twee misvattingen: want vooreerst de taal, die in het Rheinwald gefproken wordt is Hoogduitsch; en ten anderen, fchoon de inwoners van deze vallei onmiddelyk omringd worden door zulken, die Italiaansch en Romansch fpreken, zoo zijn zij echter flechts eene halve dagreize verwijderd van Roncaglia, Tufis en Furfienau, alwaar het Hoogduitsch de gemeene landtaal is. *t Is daerom waarfchijnlijker,dathetii£e/«ivaldïs bevolkt geworden door eene Germaanjche Volkplanting, welke, in de duistere eeuwen, toen de Germanen uit hunne bosfchen ten voorfchijn kwamen, en zich over Europa verfpreidden, in deze gewesten is doorgedrongen. Met betrekkinge tot de Germaanfiche namen van Burgten en Gehuchten mogen wij aanmerken, dat velen derzelven van oorfprong Romansch , hoe wel verbasterd, zijn, dat •anderen eerst in lateren tijd zijn aangenomen, en, ten bewijze dat het Romansch in dit land vroeger is gefproken geworden, dan het Germaansch, dat de meeste Bergen, Valleien en oude Burgten Romanfiche namen hebben, zelfs in de (breken, die door de Hoogduitsch fprekenden bewoond worden, v*) Dit talen geene de minste verwantfchap hadden , zijnde het Gallisch, Britsch, lersch enz. oorfpronglijk van hec Cel', tiscb, en het Germaansch van het Gotisch (*) De Germaanfche (of Hoogduitfche') namen, die uit het Romansch ontleend zijn, zijn zeer talrijk: bijvoorbeeld Chur vaü Curia, of Coire, - Splugen of Speluga, Ce* pina, - Tufis of Tosfan, - Davos, - Pretigau, of Rhctigoua., Cetitsls eaz, S 4 Da  263 w. c o xe Dit leidt mij tot de overweging van het Rhatisch, of, zoo als het meer algemeen genoemd wordt , het Romansch, het welk, in de meeste deelen van Graauwbunderland, de eigenlijke landipraak is. Voortijds plagt het gebruik van deze taal zich verder uitteftrekken, dan tegenwoordig ,als zijnde ook teCAur en in de omgelegcne gewesten, en door het TjroU fche, tot aan Innfpruck. toe, geiproken geweest. Ik ben zoo gelukkig geweest van te hebbe ï kunnen machtig worden eene Hoogduitfche overzetting van des Heeren Plant a's uitftekende verhandeling owr het Romansch, waar van ik voorheen het oorfpronglijke had gezien in . de. Philofophical Transacties voor het jaar 1775- Het lezen dezer verhandeling wekte allereerst mijn lust tot onderzoek op; en fchoon ik verplicht ben, om van den fchranderen fchrijver in fommige opzichten te verfchillen, zoo erkenne ik mij echter aan hem gehouden, dewijl hij mij mijne naarfpeuringen merkelijk verligt, en mij tot eene naauwkeuriger kennis van het onderwerp gebracht heeft, dan waartoe ik, buiten hem, zou hebben kunnen komen* Plet Romansch (*) van dit land verdeelt zich in twee voorname Dial.&en, waar van het ééne wordt geDe volgende Germaanfiche namen zijn duidelijk van eene zeer late dagteekening, zoo als e'.k, die gemeenzaam met deze tale is, ligt erkennen zal: Furstenau, Fustenberg, Haldenftein , hkbttnftein , Heinzenberg , Reichenau , Rheinwald enz. (*J De inwoners noemen het Arumaunscb, Ru* vtaumch, Romansch, Lingua Romanfcha.  REIZEN DOOR SWITSERLAND. SÖQ gefproken in het Graauwe Bundt, in het andere in het Godshuis-Bundt. Deze twee DialeHen, hoewel wezenlijk onderfcheiden in uitfpraak enfpelling ,zijn echter, inde algemeene woordl'chikking en wijze van uitdrukking, eikanderen gelijk genoeg,om beiden te gader overwogen te worden. 't Is doorgaands ten uiterften moeilijk, om denoorfprong van eenige taal optefporen; want de woordontleders (Etymologists) zijn veel te gereed, om een begunstigd fteïzel te vormen, door eene bijzondere of gedeeltelijke overeenkomst voor eene algemeene aanteueemen , en, als zij eenige weinige uitdrukkingen vinden, die'aan twee talen, welke in andere opzichten van eikanderen verfchillen, gemeen zijn, befluiten zij ligivaardig, dat zij beiden van ééne herkomst zijn. De Schrijvers onder de Graatubunders zelve beweren echter, dat de bewijzen voor de oudheid en den oorfprong hunner tale al te bondig zijn, om gelegenheid te lateii tot den minsten twijffel. Zij verzekeren, dat de Rtatifchc taal afdamt van het Latijn, of van een DialeEt van 't Latijn, en de bewijzen, waarmede deze verzekering door hun geftaafd wordt, kunnen voornaamlijk onder de drie volgende hoofden gebracht worden, i. De gefchiedenis van het land. 2. De namen der plaatzen, die onbetwistbaar van Latijnfchen oorfprong zijn. 3. De gelijkvormigheid met het Latijn, en met andere talen, die, middehjk, ofonmiddeIijk,van hetZatijn herkomftig zijn. ï. De gefchiedenis van het land. —- Livius, bij wien wij het oudst bericht wegens deze Alpen S § vin-  a?o w, c o x e vinden , meldt ons, dat, ten tijde van Tarquinids Priscus , eene volkplanting der Toscaners, uit Lombar dijen verdreven door de Gaulen, zich in deze berg-ftreken nederzette, en dezelfde Gefchiedfchrijver zegt, dat, ten zijnen tijde, de Rhatiërs, welke van deze "eerde bevolkers afkomftig waren, fteeds eenige gelijkheid in hunne fpraak hadden behouden met het Toscaansch, offchoon dezelve, door ver» loop van tijd en'verandering van omftandigheden, was bedorven. Zedert dit allervroegfte tijdperk hebben wij geene Heilige narichten van eenige volgende verhuizing, fchoon het waarfchijnlijk zij, dat de Italianen, bij meenige gelegenheid, waarin zij hun land moesten ruimen, eene toevlucht in deze Alpen gezocht, en zich met derzelver inboorlingen vermengd hebben. In ééne en andre dezer landverlatingen is het vermoedelijk, dat de bewooners van Latium, of andren, die Latijn ipraken, of ten minsten een dialect van hetzelve, het welk zeer naverwant geweest moet zijn met het Toscaansch , zich in deze gewesten gevestigd zullen hebben; doch of dit gefchied zij ten tijde van Hannibals inval, of in eenig volgend tijdperk, kan niet met zekerheid bepaald worden. Ten tijde der Keizeren werdt Rhatië een voor. werp van Romeinfche overheerfching; en men deedt verfcheidene krijgstochten naar deze gewesten, eer het gantfche land tot een Romeinsch win-, gewest gemaakt was. Daarna werdt het beftuurd door eenen Praetor, die zijn verblijf hield te Chur.  REIZEN DOOR S WIT SE RL AND. 271 In dit tijd vak zetteden zich vele Romeinfche famiJiën, in deze Alpifche ftreken „ neder, en verfpreidden er de kennis van derzelver moederfprake. Bij het verval der Roomfche mogendheid , kwam Rhatië onder de beheering der Franken, een Duitsch volk. De nieuwe veroveraars voerden, op meenige plaats, hunne eigene taal in, en op anderen gaven Zij aan het Latijn eene geheele nieuwe richting en wijziging, door er vele hulp woorden, en het veelvuldig gebruik van de Lid-woordjes, (Articles) bij te doen aanneemen. 2. Het tweede bewijs, voor de afleiding van het Romansch uit het Latijn, wordt ontleend van de veelvuldige namen van bergen, rivieren, Steden en Kasteelen, welke duidelijk eenen Romhinfchen oorfprong fchijnen te hebben. Om mij te bedienen van de woorden van den Kerklijken Gefchiedfchrijver, dien ik reeds zoo dikwijls heb aangehaald (_*), „ mannen, die bedreven zijn in de Letterkundige oudheid, onder de Graauwbunderen , zijn van oordeel, dat zij herkomitig zijn uit Latium, Etruiië (Toscanen) en Campania. Zij beroepen zich, ten bewijze hiervan, op de oude namen van Ardeatcs, Vetiones, Sentinates, Samnites, welken zij meenen, in Ardets, Vettan, Sent en Samnun weder te vinden. Ook brengen zij hier toe bij de namen van den berg Umbria, de rivier Albula, de lieden Antium, Sufa, Lavinium, Tutium, Seaptia , Silium, Cernetia en eene meenigte anderen. Afleidingen, zoo dui- (*) Aporta. Hifi. I. ƒ>. 6",  H?2 W. C O X E duidelijk en meenigvuïdig , wijzen derzelver oorfprong ten klaarsten aan." . 3. Eindelijk wordt, als een derde bewijs, dat het Romansch van het Laiyn afdamt, aangevoerd deszelfs veelvuldige overeenkomst met het Lafyh, en met andere talen, die onmiddelijk van heti^j» herkomstig zijn. Vooreerst: een zijdelings (Collatcral) bewijs voor de beweerde (telling levert het woord Romansch zelf op, als de algemeene naam der tale, en het, woord Ladin (Ladyn) als de bijzondere naam van het Dialed, van Engadina, dewijl Latynsch (*) en Romeinsch wezenlijk van dezelfde beteekenis zijn, en woerden zijn, die één en het zelfde uitdrukken. Doch , om hierop niet lang ftil te daan, wij hebben flechts een boek , in de Graauwbundtfche taal gefchreven, op te flaan, om de algemeene verwantfehap van de Romanfche en Latynfche woorden op te merken. Bij deze vergelijking moet men echter veel toegeven aan de verandering, die natuurlijk moet hebben plaats gegrepen tusfchen eene oorlpronglijke taal, zoo als zij door haare beste Schrij- (*) Latyn en Laiyn zijn dezelfde woorden, flechts verfchillend uitgefproken, want elk, die flechts met eenige onderfcheidene talen bekendis, weet, hoe dikwijls de letters t en d met eikanderen worden verwisfeld. Quintilianüs zegt, dat de oude Romeinen, eer hunne Spel-kunst tot vaste regelen gebracht was , dikwijls eene /, voor eene d, fchreren, voor Alexander ■ Alex* enter.  REIZEN DOOR SWITSEREAND. 373 Schrijvëren.isgebeJgd, en eene andere, van haar ontleend, welke eeuwen lang alleen gefproken , met gefchrevcn , werdt, en niet alleen toevallig met andere talen vermengd werdt, maar ook, in haare algemeene famenftelling , verandering heeft gele. den, door. de aanneeming van de Germaanfehe taalregelen. Hier uit volgt echter geenzins, dat het Romansch* fchoon ontwijffelbaar van Latynfche afkomst, eene onmidlyke afftammeling van het Latyn is, zoo als het in de beste Schrijveren voorkoomt, of zoo als het, in eenig tijdvak der Romcinfche gefchiedenis, werdt gefchreven; 't fchijnt veel eer, dat men het moet afleiden van de gemeene kndtaal, zoo als zij door het volk werdt gefproken, of van eenig Latynsch DialeS, in één of ander gewest van Italië gebruikt. In alle levende talen moet men de taal, die gefproken wordt, van die, ^velke men fchrijft, onderfcheiden. Hoe veel verfchillen het Engelsch en Schotsch, en zelfs de. Dialedten van Lancashire en Norfolk? In Vrankryk is deParysfcheuitfpraak wezenlijk onderfcheiden van. die in de Provingiën; en het platte Fransch. dat in Provence, Lottheringeen Gasconjegefproken wordt, verfchilt onderling zoo veeb, dat men het, zonder verfchillende woordenboeken, niet verdaan kan. Het zelfde heeft plaats in Duitschland, alwaar de Saxen, Oostenry kers en Zwaben elkander naauwlijks kunnen verdaan. (En ten aanzien van het Nederduitsch: hoe veel verfchillen het Vlaamsch, Brabandsch, HoU landsch en Vriesch, vooral het laatfte, zoo als het ten  974 w. C ö x £ ten platten Lande wordt gefproken ? In dezelfde Prtvitte ie, ja in dezelfde Stad, is het onderfcheid opmerklijk, vooral ten aanzien der uitfpraak en fpelling; en de taal, die algemeen gefproken wordt,is zeer veel platter en onnaauwkeüriger,dan die, waar van zich befchaafde Schrijvers bedienen, en welke genoegzaam in alle de Provinciën dezelfde is.) Dac het even eens met het Latyn gelegen was, mag men vermoeden uit de algemeene overeenkomst tusfchen talen en talen; en het getuigenis der beste Romeinfche Schrijveren beflischt het ontegenfpreeki lijk. Doorgaands leidt men den oorfprong van het ha. liaansch en andere bij-talen (Dia/e3s) die voornaamlijk uit het Latyn herkomflig zijn, van den inval der Gothen, onder alarik af, die eene nieuwe taal door Italië , en de Romeinfche Wingewesten zouden hebben ingevoerd. Doch , als men juist zal fpreken, is dit eigenlijk niet waar. De onderfcheidene bijtalen zijn ontdaan uit eene verbastering, of ten minsten eene verandering, in het oorfpronglijk Latyn, van veel vroegeren tijd, dan die Van den inval der Gothen, en zelfs van vóór den tijd der Keizeren. Van ouds her was Italië bewoond door veele verfchillende volken, oorfpronglijk van eikanderen onafhanglijk, door Umbriërs, Osciërs Samniien, Etruriërs en Picehen, die allen in uitfpraak , ( Dialect) en meestallen in taal, van de Romeinen verfchilden. Doch de laatften hadden zoo dra Italië niet veroverd, of het Latyn kwam in algemeen gebruik, fchoon het in de onderfcheidene' landfehappen niet overal eveneens wierdt uitgefpro- ken s  REIZEN DOOR SWITSERLAND. 2?£ ken; dewijl de inboorlingen van elk gewest, in tongval en wijze van de woorden onderfcheiden uittebrengen, verfchilden. Cicero meldt ons eenige voorbeelden van verbastering van het Latijn, die zeer vreemd voorkomen en Horatius maakt eene zinipeling op het volk vart Canufium, in Graecia Magna, als fprekende eene gemengde taal. (f) Camfiuin bevatte, behalven de oorfpronglijk Griekfchc inboorlingen , velerleie inwoners, die uit de verfchillende deelen van Italië herkomftig waren, en Latijn Ipraken. Hier door was hunne taal een mengelmoes van Latijn en Grieksch, maar zoo uitftekend flecht en onzuiver, dat zij aanleiding gaf tot het fpreekwoord Canuftni more Lilinguis , (dat is twee-talig als de Canufijn.) Daar moeten in het oude Italië oorfpronglijk verfcheidene dergelijke talen geweest zijn, aan bij zondre gewesten eigen, die voor eenen geruimen tijd onopgemerkt gebleven zijn, want toen Rome bloeide, was de taal van deze hoofdftad de ftandaart en toetfteen van zuiverheid, en alle andre dialedlen van het Latijn werden veracht. Doch, te Rome zelf, was het Latijn al vrij vroeg bedorven. Suetonius (§) verhaalt, dat Augustus zich veelal toelegde op het fchrijven der woorden, zoo i als (*) Onder anderen zegt hij, dat het volk, voordiem hanc zeide di hanc, en cauneas voor cave ne eas. (f) Cum Pedius causfas exfudek Poplicola atque Corvinus, patriis intermiscere petita Verba foris malis, Canupni more bilinguis. (§) Non liter as raoch [ed fiyllabas preeterit. Cornmu* nis hominum error.  a7* W. C O X E als zij werden gefproken, zonder eenigen acht te geven op de regelmatigheid der fpeUing, en dat hij ze verkortte, door het veranderen of weglaten van lettergrepen. Indien deze de gewoonte ware van den Oppervorst zeiven, in de zuiverheid der eeuwe, die naar zijnen naam genoemd is , en in de hoofdftad; zoo mogen wij ons wel verzekerd hou. den, dat hetzelfde gebruik nog veel meer zal hebben ftand gegrepen onder het volk, in de onderfcheidene gewesten, en bijzonder toen het rijk ten val neigde. Dus verbasterde dan hét Latyn allengs lan^s hoe meer, en het zou, in vervolg van tijd, al was Rome altoos de hoofdftad van het rijk gebleven, toch over het geheel van zijneoorfpronglijke zuiverheid gantsch zijn afgeweken; doch men moet erkennen, dat de overftrooming der Gothen deszelfs verval verhaast heeft. Daar deze aanmerkingen haren grond hebben in gebeurde zaken, moeten de Romeinen, door alle de onderfcheidene deelen van hun wijd-uitgeftrekt oe. bied, fporen van hunne taal hebben achtergelate^ • endeverfchülende dialeden van de Latijnfche taal des gemeenen levens, eer zij gezuiverd en befehaafi wierdt, moeten onderling overeenkomst gehad hebben; hier wat opmerkelijker, daar wat flaauwer en verwijderden En , fchoon deze dialeden eenigzins veranderd en gewijzigd mogen zijn, door de invoering van hé! Gothischof Germaansch taaleigen , het welk de veroveraars trapswijze in de Romeinfche wingewesten deden aanneemen, dezelfde verwantfchap moet echter fteeds ftand gehouden hebben; want dezelfde veranderingen hadden invloed op alle 'de  ItEIZEN DOOR S WITS ER LA ND 377 de dialeden, en beftonden niet zoo zeer in het veranderen van woorden en uitdrukkingen, als wel in het geven van eene nieuwe wijziging aan de algemeene regelen van famenftelling, (Syntax) door het invoeren der hulp woorden, door de onbuigzaamheid der naamvallen, en door het onvermijdlijk gebruik der voortzetzelen en lidwoorden. Zoo dan de Romeinen zich in de gewesten van Graauwbunderland in zoo verre gevestigd gehad hebben, dat zij er hunne taal in hebben doen aanneemen ; en zoo die taal, ontleend van het gemeen gefproken Latijn, en verder gewijzigd door de aanneeming der Hoogduitfche woordvoeging, weinig is veranderd van haren oorfpronglijken ftaat,uit hoofde van de bijzondre omftandigheden der inboorlingen, en omdat men er niet, dan zedert de twee laatfte eeuwen, in heeft beginnen te fchrijven; zoo mogen we verwachten, dat de gezegde taal duidelijke merkteekenen zal dragen van hare verwantfchap met die dialecten, welke onbetwistbaar van het gemeen gefproken Latijn herkomftig zijn, en even eens, door den invloed der Germaanfcbe fpraakkunst, ge wijzigd zijn. Ook volgt, dat de overeenftemming des te grooter zijn zal, naar mate wij de vergelijking maken tusfchen ouder en onbsfchaafder ontwerpen. En deze evenredigheid wordt geltaafd door de ondervinding. De oudfte taal, welke onlochenbaar van het ge» meene Latijn der famenleving afdamt, is dat oud Romansch , het welk den naam draagt van Lingua Romana, en de moeder is der Franfche tale. Men verftondt het zelve in Italië, in Mor da-en te ConjlanIII. Deel, II. St. T tin**  2?8 w. c o x e tinopohn, en het was, in de elfde en twaalfde eeuwe, algemeen verlpreid door de Zuidelijke landen van Europa. De Heer P l a n t a , van wiens verhandeling ik gewaagde in den aanvang van dezen brief, heeft onwederleglijk getoond, dat deze taal met het Romansch der Graauwbunderen één en het zelfde is. Wy mogen misfchien niet verwachten, dat wij dezelfde overeenkomst zullen vinden tusfchen het laatstgemeld Romansch en eenige andre taal, thands in gebruik; maar, als wij het vergelijken met het lta» liaansch, en inzonderheid met fommige Dialeden, hier en daar in Italië gefproken, — met het SpaamchQ*), mtt de iandtale van Provence, Languedoc, Gasconje en Lottheringen , zoo zullen wij aanftonds ontdekken , dat het van denzelfden ftam herkomftig is, en dat het onderfcheid tusfchen deze allen is toetefchrijven aan het verloop van tijd, aan 't verfchil van uitfpraak, en aan de vermenging met andre talen, welk alles overal, onvermijdlijk, verfcheidenheid moet veroorzaken. Ten aanzien van het Italiaansch is opmerklijk, dat het Romansch mindere gelijkheid heeft met het zuiver Toscaansch taaleigen, dan met de Dialeden der naburige landschappen, — eene bijzonderheid, waar van men ligtelijk reden kan geven. Het eerfte heeft allengs zuivering en befchaving ondergaan, eer het gekomen (*) In de vergelijking met het Spaansch, moetenwe die woorden uitzonderen , welke fterk uit de keefsworden uitgebroken, als die onbetwistbaar van Arabifcbe herkomst zijn.  réizen i)oor switse reand. 279 men is tot de algeheele verbastering van zijnen oorspronglijken aart, en de laatften, niet zoo veel gebezigd, om gefchreven te worden, hebben minder gedeeld in deze Verandering , even als het Ro. metrisch. Bij de gemelde talen mag ik voegen het Wal. 'densch, welk gefproken werdt door de bewoneren der Valleien van Pïèmont in de zestiende eeUwe; waarvan Leger eenige proeven heeft uitgegeven , welker oorfpronglijk nu berust in de openbare Boekerij te Cambridge, — als mede het Wallathisch. Het laatfte damt af van het Latijn, hetwelk in Wallachyen werdt ingevoerd door de Romeinfche Volkplanting, welke Keizer Trajanus in dat land vestigde. De tegenwoordige inboorlingen , oorfpronglijk van de gezegde volkplanting, fpreken eene taal, waarin de fporen van het oud Latijn nog klaar te ontdekken zijn, fchoon zij omringd Worden door volken, die het Hungaarsch en Selavoniscb fpreken. Hunne taal heeft eene algemeene overeenkomst met het Italiaansch; en de Heer Aporta , die eenigen tijd in Hongaryen doorbracht, heeft mij gezegd, dat hij, achtgevende op het verfchil van uitfpraak, de inboorlingen verftondt, en in hunne uitdrukkingen geene geringe overeenkomst vondt met het Romansch Ik heb reeds gezegd, dat het Romansch der Graauw: bunderen zich onderfcheidt in twee voorname Dia. leden, in dat van het Graauwe bundt en in het Ladyn van Engadina. (*) Deze (*) Want het is noodeloos uil te ftaan bij het Ro. T 2 manscb,  280 W. C O X E Deze twee dialeden (temmen volmaakt overeen, voor zoo veel de fpraakkunftige regelen aangaat, maar zij verfchillen wijd en breed in uitfpraak en fpelling. Het Ladyn, dat minst met bastaard woorden vervalscht is, is het zuiverst. Het Romansch van 't Graauwe Bundt is volder van Hoogduitfche zegswijzen, uit hoofde der vermenging van veele Duitfche volkplantingen met de oorfpronklijke inboorlingen, Het Ladyn onderfcheidt zich in dat van Opper-en Neder • Engadina. De woorden van beiden zijn dezelfden; het onderfcheid beftaat in den toon (accent) (*) en de uitfpraak, en is voornaamlijk toetefchrijven aan den verfchillenden klank, welke men, in de twee verfchillende (treken , aan de klinkletteren geeft. De bewoners van Neder-Engadina hebben eene hardere uitfpraak, zoo als de Doriërs bij de Grieken hadden ; terwijl die van Op- per- manscb, het welk gefproken wordt in de Falleitn van Munfter en Surfet. (*) Om een voorbeeld van dit onderfcheid te geven: De inwooners van Neder - Engadina fpreken de a dof uit, zoo als de Engelfchen in het woord war (Oorlog) (en de Nederlanders in het woord kar) doch die van Opper- En ■ gadina gebruiken de a, in plaats van de a (en fprekenze ook als a uit. De eerden zeggen) Star, (de laatften) Star. Judicar Judicar. Armaint Armant. Our Or. Chiausfa Cbitsfa.  REIZEN DOOR SWITSERLAND. a8r per-Engadina, even als de Jöniërs, eene lieflijker woord-uiting hadden. Van hier is een verfchil in de fchrijfwijze der twee taaieigens on;ftaan; en de boeken, die in de twee onderfcheidene landftreken gedrukt worden, zijn eenigzins van eikanderen verschillende; doch worden van de inwoneren ter wederzijden volmaakt wél verftaan. Vóór de invoering der hervorminge onder de Graauwbunderen, werdt het Romansch voor zulk een onbefchaafd mengelmoes gehouden, dat men het geheel ongefchikt oordeelde, om aan vaste taalregelen onderworpen te worden. (?) 't Was niet te verwonderen, dat de Monniken, wier belangeischte, het volk in de diepfte onkunde te houden, dit gevoelen begunstigden; maar het is hoogst te verba, zen, dat de Geleerdfte leken onder de inboorlingen en zulke verlichte buitenlanders, als Q) Tschudi en Stumpfr, een begrip voorftonden, zoo onbeftaanbaar met het gezond verftand. Want het is eene (*) Aporta Lib. 2. ƒ>. 403. (\) Rhaetica lingua tam perplexa & impedita ejl, ut fcribi nequeat; mde omnes liter ae, ab anti qui s confcfiae , Latine fcriptae funt, £?, quas hodie parant, Germanice fcribi proenrant. Zie Tschudi Alp Rbat. p. 9. En, gelijk Philip Galicius zich uitdiukt, in zijne voorreede voor Campel's Pfaimboek: Paree cbia^lg noas languac mae nun ais ftaett fcritt, ne eir crett brick clïell s'poasfa fcriever ir/fyn avaunt brick tflear anns, chidlg faimper deng da ngyr cun bunur nummad huim fer Joan Travers da Qjotz haa ell im* priim fcritt in Ladin la noas/a guerra. T3  a8a w- c q x b eene klare en onbetwistbare waarheid, dat alle levende talen tot zekere beginzelen gebracht kunnen worden, en men, het geen men erin Ipreekt, ook jn kan ichrijven. De vooringenomenheid tegen het Romansch was zo groot dat vóór de lèstiende Eeuw niemand poogde in die taaltefchrijven. Hij,aan wien, de Graauwbunders het eerde voortbrengzel in hunne moedertaal toekennen, was Jan de Travers , een man , die de hoedanigheden van Krijgsman, ftaatkundigen , Wijsgeer en Godgeleerden , in zich vereenigen de, aan zijn vaderland de wezenlijkfte diensten gedaan beeft, door zijne dapperheid, zijn beleid in onderhandelingen, zijne aankweeking en zijnen voorftand van geleerdheid, en zijne begunitiging en bevordering van de invoering des hervormden Godsdiensts. Deze achtenswaardige perfonaadje, van een edel vermogend geflacht van Zutz, in Opper - Engadina, werdt in den jare 1483 gebore. Vóór zijn agtfte jaar zondt men hem ter zijner opvoeding en onderwijzing naar Munchen, en van daar naar Tranfyhanie. Hier met grooten leerlust bevangen zijnde geworden , b.eef hij dertien jaren lang uitlandig, en kwam te Zutz terug, toen hij omtrent agtentwintig jaren oud was. Zich allergunstigst onderfcheidende (*) door (*) IUe quidem, anno 1483 natas, bis Vallis Tellinae Gubernator, Episcopalis aulae Curator, plurimis ad exteros Principes legationibus clarus, in Patria vet o omnibus benoris gradibus nactus, eruditione, dexteritate, (f UÜoritate unus in Rbaetia\florebat,-. ut Reipublicae Lumen,  reizen boor swïtserland. 283 door braafheid, geleerdheid en verftand, verwierf hij algemeene achting, en klom tot alle de eeramten op, welke zijn dankbaar Vaderland in ftaat was hem aantebféden. In derdaad men hadt zulken eerbied voor zijne uitftekende talenten, dat geene zaak van belang in 't Gemeenebest der Graauwbunders voorkwam, waar over men hem niet raadpleegde. Zijne bedreevenheid in vreemde talen , zijne waareldkenni», en ,zijn befchaafde omgang, maakten hem het gefchiktst voorwerp , om met buitenlandfche mogendheden te handelen; en hij kweet zich {leeds loflijk , en beantwoordde ten vollen aan 't vertrouwen, dat in hem gefteld was. In eenen oorlog ondericheidde hij zich bij uitftek, als bevelhebber der Graauwbundfche krijgsmacht tegen J a c 0bus de Medicis, door de vaardigheid zijner bewegingen, zijne perfoonlijke dapperheid, en zijn fchrander beleid; en, door het beleg te fiaan voor de fterkte van Musfon, (*) bracht hij den veldtocht tot een fpoedig en voordeelig einde... - Hij was een voornaam werktuig, in het bevorde. ren van den voortgang der hervorminge. Schoon fterk ingenomen ten voordeele der nieuwe leere, liet hij zich echter nooit door kwalijk beftierden iever wen, fidus, & Decus merito haheatur. Eae virtutes quia multam ipfi conciliaverant famam,. nul/a in Republicamotnenti agebatur caufa, cujus, vel ai biter non esfet, vel conjilinm non advocaretur. Etc. Aporta tom. I. p. (*) Gelegen na bij het meir van Cómo, niet verre van Gravedona. T4 ,  284 W. c O X E verrukken. Afkeerig van het verzaken van den Godsdienstzin welken hij was opgevoed, zoolang hij niet volkomen overtuigd was van het nadeel van deszelfs bijgeloovigen invloed, onderzocht hij naauwkeurig de gefchillen tusfchen beiden de aanhangen , en wikte de bewijzen ter wederzijden met de uiterlte oplettendheid; doch zoo dra hadt hij de leeringen der hervormden niet omhelsd, of hij toonde zich even ieverig i om ze voortteplanten, als hij te voren omzichtig geweest was, in ze aanteneemen. En hij vergenoegde zich niet, met ze flechts door zijn voorbeeld en gezag te begunstigen, maar ondernam ook, om ze zelf te verkondigen. Daar weinigen der inboorlingen van Engadina, doorgeleerdbeid en Godsdienstige kundigheden, bevoegd waren, om in het Ladyn te prediken, zoo werdt daar door de voortgang der hervorminge aanmerklijk vertraagd. Om deze redenen ftondt Jan de Travers, die een oordeelkundig beoeffenaar zijner moedertale was, en er met lof in gefchreven hadt, als Volksleeraar op. Na bekomene kerklijke toelating berradt hij den predikftoel (*), en verklaarde het Cristelijk Leerftelfel met de uiterfte duidelijkheid. Zijne uit- fte- (*) Stupuit tune orde Euangelicus, fiupuit tota Rhaetia , contemplans eximium inclitmnque Herod, interRbaeliae gentis optintates diu Principem babitum, fummis etiam pa'riae bonoribus, debito viriutibus premio, infigniturn, fenio nutic conjïcïum, fuggestu in puhlica facra aede confeenfo, populum doce>e, & a/ia Eccle/iastica mu/iia, quando res poscebat, operam fuam cutn,»i dinario Minijiro conjungendo, & laborem participando. fummo audien* tium  reizen door switserland. 1%5 ftekende bekwaamheden , zijn hooge rang , zijn eerwaardige ouderdom, en zijn beminlijk Karakter lokten, van alle kanten, een groot aantal van toehoorders tot hem; terwijl zijne leerredenen, met eene edele eenvouwdigheid en welfprekendheid gehouden, niet misten een diepen indruk te maken, en aanhoudend het getal der hervormden te vermeerderen. Deze achtenswaardige man befloot zijne loopbaan, waar in hij zijn Vaderland zoo nuttig geweest was, en zich zei ven zoo veel roems verworven hadt, in den jare 1563 , het tachtigfte zijnes levens. Zijne gefchriften in het Ladyn, welke-aanleiding tot deze uitweiding wegens hem gegeven hebben, zijn eene dichterlijke befchrijving: van den oorlog van Musfo, in rijm, ettelijke leerredenen, en eenige gewijde Toneelftukken (Dramas) in verzen. De eerfte , die zijn voorbeeld volgde, in een opftel in het Ladyn te fchrijven, was Philip Salutz , genoemd Gallicjus , mede één der eerfte hervormers onder de Graauwbunders, welke, in den jare 1534 * het Gebed des Heeren , het Aposto? lisch Geloof, en de Tien Geboden, in het DialeS van Neder Engadina vertaalde, gelijk hij ook niet lang daarna eenige hoofdftukken uit het boek Gene/is, en het Geloofs formulier van Athanasius, uit'het Hebreeuwscb, in de gezegde tale overbracht; alle welke Hukken, in gefchrift, onder de inboorlingen verfpreid werden. Hü l- tiunt applaufu , vndique ex kets circa vicinis, inlegrit turmis ad ejus ferntoties audiendos confiuentiunt, ebirt, Aporta tom. h p. 239. T5  &S6 w. cox» Huldrik Campèl fchreef vervolgens eenige gewijde Toneelftukken , welken hij zelf mede hielp vertoonen, en vertaalde ook eenigen der Pjalmen in verzen. Doch deze voortbrengzelen , enkel in gefchrift voorhanden, waren te zeldzaam, om algemeen nut te doen; en Jacob Tutschet, vmSamada, meer bekend onder den naam van Biveronius, was de eerfte, die het ondernam, om iets in zijne moedertaal te laten drukken. Deze beroemde hervormer, uit ondervinding ziende, dat het gebrék aan Godsdienstige boeken, in de landfprake, den voortgang der hervorminge geweldig belemmerde, gaf, in het jaar 1560, te Pufchiavo, een klein werkje CD 'j. ia (*) Ik bezit een afdruk van dit zeldzaam werk , waar van eene tweede uitgaaf gedaan werdt te Zurich in 't jaar 16*21, doch zonder titél-blad. Da Geleerde Aporta fchonkuiij, op mijn verzoek, eene naauwkeurige lijst van alle de boeken, die in het Romansch van Engadina en van het Graauwe Bundt zijn uitgegeven, verzeld van vele oordeelkundige aanmerkingen , waar van ik, in dezen brief, heb gebruik gemaakt. Eerst dacht ik deze rijst te doen drukken; doch, dewijl rij de titels behelst van 83 boeken, uitgegeven in het La. dyn , en van 26 in het Romansch van 't Graauwe Bundt, zoo heb ik daar van afgezien, uit aanmerking, dat zij dit werk te veel bezwaren zou, en voor de meesten mijner lezeren niet belangrijk genoeg zou zijn. Ik zal daarom, achter dezen brief, flechts de titels van de Bijbels, en van die boeken, die in de 1.6de eeuwe gedrukt zijn, te gelijk met eene woordenlijst van deze taal, laten volgen.  reizen door switserland. 287 p het licht, behelzende een Alphabeth (deletters van het a. b.) 't Gebed des Heeren, 't Apostolisch Geloof, en ettelijke Gebeden vóór bijzondrê gelegenheden. Deze geringe eerfteling wel ontvangen zijnde, liet hij ier een werk van het uiterst gewicht op volgen , namelijk eene Vertaling der Schriften van het Nieuw Verbond. (*) In het jaar 156a liet Huldrik Campel de Pfalmen van David (f) en andere Lofzangen, door hem in maat gebracht, ten dienfte der hervormde kerken drukken. Hier door gaf hij een treflijk blijk van zijnen geest en fmaak, waar door hij in ftaat was geweest, om , in eene taal , nog zoo oribefchaafd , zoo veel welluidendheid van maat, en zoo veel verfcheidenheid van rijm, in zijne gedichten te brengen. Behalven het nut, welk hij met zijn Pfalmboek voor den Godsdienst ftichtte, was het ook van letterkundig voordeel, door den fmaak voor dichterlijke opftellen onder zijne landgenooten optewekken, terwijl bij hen overtuigde, dat men de Godlijké waarheden in eenen bevalligen' ftijl kon voordragen. De Heer Aporta zegt, in zijne uitmuntende Gefchiedenis der hervorminge van Graauwbunderland, dat de taal van Biveiu nius (even als alle talen in derzelver kindsheid) zoo ruuw en onbefchaafB is, zoo wei ten aanzien der wijze van uitdrukking, als van fpelling, dat men ze tegenwoordig naauwlijks verftaan kan; dat Camp el ze zeer veel verbeterde; (*) No. 1. (t) No. 3.'  288 W. COX E de; en dat hij zijn best deedt, om de woorden en de (peiling , zoo veel mooglijk, naar'het Latyn, welke de oorfpronglijke moedertaal was, te hervormen. Wij kunnen hier uit beduiten, dat het geen Biveronius heeft uitgegeven de keurigfte proef behelst van het Ladyn, in zijnen oudften ftaat, toen het voornaamlijk alleen nog. maar gefproken wierdt. (*) Zoo ras was de gefchiktheid van het Ladyn, om gefchreven en gedrukt te worden, door zulke voornaame mannen niet hewezen ,. of de pers zweette van voortbrengzelen, welke bedoelden, omdeleere der hervorming voortteplanten. Evenwel zijn alle deze gefchriften (zelfs de befchaafdften van Campel niet uitgezonderd) zoo wel als al, wat in de 16de en 't begin der 17de eeuwe het licht zag, thands verouderd , en, zonder behulp van een woordenboek, zelfs voor de inboorlingen, die er hun bijzonder werk niet van gemaakt hebben om ze te beoeffenen, naauwlijks verftaanbaar. Eene vertaling van den geheelen Bybel werdt in het Ladyn niet uitgegeven vóór het jaar 1679. Zij werdt te Scuol, (f) in het Neder-Engadynfche dia. ledt, uitgegeven, en, met verfcheideneuitleggingen en een nieuwen bladwijzer, herdrukt, in het jaar 1743, Behalven de overzetting van het N. Testament van Biveronius, welke in onbruik is , zag eene (*) Ik zal, als een aanhangzel op dezen brief, ter proeve van zijne taal, ook plaats geven aan het Apofiolisch Geloof, uitgegeven in 1571. Zie No, 2, (t) No. 5.  reizen door switserland. 289 eene nieuwe (*) vertaling, in het Dialeól van Opper Engadina, het licht in het jaar 1640, en hier van bedient men zich thands algemeen. Doch de inboorlingen van dit deel des lands bezitten geene andere vertaling van het Oud Verbond, dan die van Neder- Engadina. Dewijl het van geen belang zou zijn, U eene drooge lijst van de onderfcheidene boeken , die in het Ladyn zijn uitgegeven, te zenden, merk ik hier in het algemeen flechts aan, dat, uitgenomen eene gefchiedenis (f) van de Graauwbunderen, uit verfchillende Schrijveren famengefteld door Aporta, alle de boeken, in deze tale gefchreven, eeniglijk handelen over Godsdienstige onderwerpen. Sommigen onzer Verhandelingen hier over, inzonderheid die uitgegeven zijn door onze Godgeleerden in de laatfte eeuwe, zijn in de gezegde tale overgezet. Onder die, welken ik bezitte , is Bayleys betrachting der Godzaligheid en Baxter over bet doen van geloften. Ik heb nu nog te fpreken van het Romansch in het Graauwe Bundt. Het eerfte ftuk, dat in dit Dialect is uitgegeven, is een Catechismus , (§) uit het Hoogduitsch vertaald doorDANiELBoNiFAcius^eeraarvani^ar/ïtfnöw, en gedrukt in 't jaar i6or. Het werdt eerlang gevolgd van eene dichterlijke vertaling van eenige Pfalmen (+) ver- (*) No. 6. (t) No. 7. (§> No. 8. (+) No. 9-  200 W. C O X E verzeld van andere Geestlijke Liederen, en gedrukt te Chur in 't jaar 16*11. De Uitgever van dit Stichtlijk Pfalmboekwas Steven GABRië'l, geboortig van Vet tan , in NederEngadina, en Leeraar van Ilants. Hij was een man van zonderlinge geleerdheid, wiens iever voor den hervormden Godsdienst hem de woede der Roomschgezinden op den hals haalde, die, in het jaar 1620, zijn huis plunderden, zijne boekerij aan de vlammen opofferden, en hem zeiven, in beeldtenis,ophingen. Het gevaar naar Zurich ontkomen zijnde, fchreef hij aldaar, in zijne ballingfchap, een verhaal van den twist tusfchen de hervormden en Ca. tholyken, welke, in deze dagen van beroerte,fchief in eenen Burgerkrijg onder de Graauwbunderen uitbrak. Dit twistfchrift werdt gedrukt te Zurich, iri het jaar 1625, en werdt, in het jaar 1630, beantwoord door eenen Roomfch-Catholijken Priester, in dezelfde tale. Waarfchijnlijk was het laatstgemeldehet eerste, hetwelk, van de zijde der Roomfchen, in het Romansch, werdt in het licht gebracht. Na het eindigen der burgerlijke beroerten begaf Gabriel zich weder naar Ilants, alwaar hij de rest zijner dagen ongemoeid doorbracht; Hij Werdt in zijne bediening en letterkundige ndfpeuringen opgevolgd door zijnen Zoon Lucius GABRiër. welke, in het jaar 1648, eene verta. ling van het Nieuwe Testament uitgaf, •'*) een werk des te noodiger, daar de bewoners van het Graauwe Bundt meestal geene andere, dan hunne landtaal ken- (•) No. ro*  reizen Door switserlaNd. igt kennen , en zeer bezwaarlijk de overzetting in het dialed van Engadina verftaan kunnen. 't Is opmerklijk ,. dat deze Vertaling, welke flechts 48 jaren , nadat het Romansch van het Graauwe Bundt was begonnen gefchreven te worden, is uitgegeven , nog in gebruik is; — een bewijs, dat of de taal dien trap van zuivering niet ondergaan heeft, als het Ladyn, of dat zij, die er allereerst in gefchreven hebben, zich vele moeite hebben gegeven, om de fpelling tot vaste regelen te brengen, en de woorden en uitdrukkingen onderling in behoorlijke orde te verbinden. De lijst van boeken, in dit dialect gedrukt,haalt, over het geheel, niet bij die, welke in *t Ladyn gefchreven zijn, noch ten aanzien van 't getal, noch ten aanzien van derzelver inhoud; want, als men de beiden Gabricls uitzondert, heeft het GraauzveBundt weinige mannen uitgeleverd, die zich door buitengewone letterkundige bekwaamheden onderfcheiden hebben. Eene volledige overzetting van den (*) Bijbel zag onder hen het licht niet vóór het jaar 1718, en werdt gedrukt te Chur, op kosten van de Geestelijkheid van het Graauwe-Bundt, en door den Drukker opgedragen aan Geörge I, Koning van Engeland, die, in erkendtenis, hem een gefchenk van vijftig Guinies liet zenden. De Drukker deze fom ontvangen, en aan zich toegeëigend hebbende, geraakte daarover in een rechtsgeding met de Uitgevers; doch de laatften, fchoon hun, in billijkheid, CO No. 11.  392 vT. C O X E heid, de gift toekwam, hebben er nooit eenig deel van kunnen verkrijgen. NA-SCHRIFT. Woorden-lijst van V Romansch van OpperEngadina. God. Dieu. Hemelen. Cêlt uitgefproken Chel. Wolk. Nevel Nuvla. Regen. Plovgia. Hagel. Tempest a. Mond. Boucchia. Neus. Naes. _^ (Oelg, uitgefproken als Uo#- (het Fransch Oeil. Hoofd. Tejla. Oor. Araglia. Hand. Maun. Voet. Pè. Lichaam» Chuerp, of Courp. Hair. Chiapi. Brood. Pain. Wijn. Water. Ova. Vuur. -fb*, uitgefproken als Feu Lucht. ^V, in Neder-Enga- *gtm dina Otf. Negen. A»w. Tien. ZtecA. Elf. Undefch. Twaalf. Dudcfch enz». Twintig. Vainch, Dertig. Trenta. Honderd. Tscbient. Duizend. Mille. Titels van de oudjle Boeken, en van de e Bybels, in Romansch gedrukt. No. i." Vertaling van het N. Testament van Bi. veronius. Zr'g";iV#ö//«/«f Testamaint da nosf figner Jefu Cristi Pr ais our delg Lat in & our d'o» ters languax & huosfa da noef mis/ in Arumaunscb trSs Jacbiam Bi/run d'Agnedina. P/alm 119. Tieu  reizen door switserland. 3Q5 Tieu vierf es una glimyra a mes pes & una liusth ü mieu pasf. Squifcho ilg an 1560. No. 2. Een ander zeldzaam werk, door den zelfden Schrijver in 't jaar 1571 uitgegeven, en het welk ik bezitte,behelzende een Catechismus, en uitbreiding van het Gebed des Heeren, in vragen en antwoorden, heeft den volgenden Titel. Una cuorta & fuorma da intraguidaer la guiven. tuna & par'lg priim co es cugniofche Deus &fcdfues. Alhura iina declaratiun de la Chredinsha, dals dtschs cumandamains, dalg Poedernus, dals fainchs facramains, tuot trés "Is Predichiauns da Chuoird in moed da dumanda aschantö, & mis/a in 'Aromaunscb. 1571. Uit dit boek zal ik hier plaatzen het Apostolisch Geloof, als eene proeve vanhetoud Romansch. ,, Eau craich in Dieu,Paedar Omniputaint, Crextur dalg tfchil et de la terra. Et in Jefum Chri(lum , fes fullet filg, nos Signur L'g qual es concepieu dalg fainch Spiert nafchieu da la vergina Maria. Indurófuot Pontio Pilato, crucifichió\mw crt, et fappulieu ? Jeu ad ifiem, et aint ilg ters di da ?nuort arefustó. Et es feu a tfchil, et fetzadalg dret maun da fes bab celeftiel. Innuonder che el vain d gnir d judichier vifs et muorls. Eau craich aint ilg fainc fpicrt. Eau craich che faia lafainchid fidela Christtauna bafelgia. Communion dals fcnchs. Remischiun dals pchios. Refuflatiun da la chiarn. Et fteva aquaijla vita, la vit a etema. Amen" No. 3. Titel van Camp els overzetting der Pfalmen, tweede uitgave. Un Cudefch da Pfalms Trans our da'gl Tudaischti, e luguads da chiantar V a in  £?ö w. c o x e in Ladin. Proa quai alchiunas Spiritualas Chi intzuns. Chi s'eituengen cun la vardad è ftrittura fainckgia, et our da quella tuutas &c. Tras Durbh Chiampel, Sarviaint de Pg. Evangeli daJefuCristi a Susch in Ingiadina dfuott. Scquifchada aBafel iGc.6. Bi' No. 4. Een Catechismus van den Eerw. Joan Planta, van Samada. Un Cuort Nuzaivel e Pfognius Cattechismus, chi cuntain la fustaunza da Pinlyra Cretta, evairafae Christianna tfc. Scrit in Arumauntsch traes Juatwem Plantam da Samedan, mini/Ier de la bafelgia da Jefui Cristi. Squufcho in Pufchlaef traes Corncüum & Anthonium Landuolphs. 1581. No. 5. De Bijbel in het dialecT: van Neder - En. gadina. La Sacra Biblia, quai ais tuot la Sonchia. Scrittura, in la quala fun comprais tuots Cudasehs dal velg e Nouf Testamaint cunFaggiunta dallApocrypha efchantada, vertida e fiampada in lingua Rumaunfcha d'Ingadina Bas/a tras cumun cuost e lavear da Jacbo Antonio Fulpio, Serviaint dal Pled da Deiyin Scuol, Stampod in Scuol in Ingadina Basfa tras Jacob Dorza a Fulpara. 1679 Fol. Pag. 1524. No, 6. Eene vertaling van. het N. Testament van Joan Gritti, gedrukt te Bazel. 'Z. Nuof S. Testamaint da Noufs Segnier Jefu Cristi, huösJa da nöf vertieu in Romaunsch , our da l'originel Greec , traes Joann Gritti da Zuoz Squilcho in Bafel traes George Decker Sc. i6$o„ 8vo p. 870. No. 7. Aporta's Chronijk van Rhaetie; gedrukt  REIZEN DOOR SWITSERL AND. 297 drukt te Scuol. Chronica Rhaelka , order FHi/loria da 1'origine, guerras, alleanzas, & autcrs evenimaints da nosfa chiara patria la Rhetia , our la divers authurs compomuda da Noit da Porta, F. D. M. & par bain public acueji /eis fatta ftampar da Nuot N. Schukan tras Jacobo N. Gadina & Jac. Rauchio. In Scuol, an. 1742. 8vo p. 209, No. 3. Het eerfte boek in 't Romansch van 't Graauwe-Bundt is een Catechismus van Daniël Bonifacius, gedrukt te Lindau, onder den volgenden tïrel: Catechismus ,cuft mmfamcint dels principals Punölys della Chrifianeita Religiun par las Bafelgias fi? Skolas da Conmunas Trees Ligias , tras quel ault amusfaa S. Johan Ponlifella da Cuira fatg per Tudefchk, usfa. da nief tras Daniël Boniface mesf ora in Romaunsch &c Sqwtchau a Lindau vid igl Boderif e iras Johan Ludzvig Brem. 1601. -De-volgende uitdrukking in zijne vóórrede, „ G» eint in nosf linguagh mae na nean ne fcritts ne fquitcheus , " d. e. zijnde tot hiertoe in onze taal niets aan 't licht gebracht, noch gefchreeven, noch gedrukt, bewijst genoegzaam, dat deze Catechismus het eerfte voortbrengzel van de pers, in het Romansch van het Graauwe-Bundt, geweest is, fchoon doorgaands het volgend Pfalmboek van Steven Gabriöl voor het eerfte boek gehouden Wordt. No. 9. Pfalmboek van Dan. Bonifacius, gedrukt te Chur \6ix, herdrukt in 1649, 1683, 1740, 1768. De titel der laatfte uitgave is, als volgt: Ilg Ver Sulaz da Pievel Juven: quei anis una curta fumma da la Cardienflha dils Pairiarchs, Prophets V3 ad  bq8 w> c o x e ad Apoftels: Item, Anzaquonts Pfalms da David, a Canzuns Spiritualas: Item, Anzaquontas Uratiuns Tras Steffan Gabriël &c. Squitehau a Cuera l?6b\ No. 10. Vertaling van het N. Testament van Lccius GABRiët-, gedrukt te Bazel. Ilg Nief, Testament da PiiesfSenger Jefu Cbrifti mes f qui en Rumor.sch da la Liga GrischatrasLuci Gabriël&c. Squitehau a Baf el 1648. 8vo. No. 11. Overzetting van den Bijbel in 't Romansch van het Graauwe-Bundt, gedrukt te Chur, onder den volgenden titel: La S. Biblia, quei ei Tut la Soinchia Scartira, ne tuts ils ludisch dilg veder a Nief Te/lament cun ils Apocrypbs, mesfa giuent ilg languaig Rumonsch da la Ligia Grifeta , tra! anchins Survients dilg plaid da Leus dils Venerands Colloquio Sur afutt elGuault. Cum privil. Illuflr. D. D. Rhaetor. a Squitchad en Coira, tras Andrca Bfeffer Stampadur. 1718. Fol. p. 1148.  reizen door switserland. 299 XC. BRIEF. Van David Pennant, Schild- i KNAAP, AAN den SCHRIJVER. 'Over de Italiaansche Bailluwagien van Ztoitzerland, — Reis van den top van Sint Gothard naar Milaan, — ^ Levaktynsche Vallei, •— Bellinzone,— Locarno , — Stad en Meir van Lugano — LAGO MaGGIORE , — BüROMEAANSCHE Eilanden. Mijn Heer! M en behoeft weinig tot Uwe gefchiedenis van Ziuitferland en deszelfs Af hanglijkheden bijtedragen, om ze volledig te maaken. Ik zal trachten het ontbrekende hier aantevullen. Jeugd en ongeoeffendheid zullen mij, wegens misdagen en gapingen, verfchoonen. Ik zal mij gelukkig achten, zoo ik, door deze luchtige fchets, of uwe eigene, ofeenes anderen even bekwamen reizigers nieuwsgierigheid kan opwekken, om het menfchdom door zijne waarnemingen te vermaken en te onderrechten. Het reisje, welk ik hier onderneem te befchrijven, daat in V 4 ver-  $0® W. C O X E verband met uw werk, en met den weg, dien Gij gevolgd hebt; een weg, welke eiken kundigenBuitenlander voldoen zal, die U, als gids, verkiest te nemen. De hoogde gedeelten van den doortocht over de voornaamfteA ipen beftaan doorgaands in eene kleine vlakte, of eene kleine kom, zoo als opdenk. Bcrnard, den Gemmi, den Splugen en den 'St. Gothard. Ik begon mij nen tocht, van den top van den laatstgemelden, op den aden van Augustus des jaars 1768. Ik volgde den loop van den Te/Ine, waar van Gij in uwe brieven gefproken hebt. (*) Hij loopt voorbij het Capucy ner Klooster, en vereenigt zich kort daaraan met twee andere beken, die van de naburige bergen komen. Hieromtrent neemt de Levantynfchc vallei een begin, en het eigenlijk gezegd Zivitferland een einde. Het nederklimmen aan de Italiaanfche zijde is veel fteiler, en de gezichten zijn woester en fchilderachtiger, dan in het opklimmen van den kant van Urferen, de weg is even goed geplaveid. De ftatigheid van het toneel wordt vergroot door den Tefino, die in eenen genoegzaam aanhoudenden waterval naar beneden dort, doch fomtijds in een eng canaal wordt befloten, of, door de overblijfzelen der Sneeuw bonken, die, fchoon aan de dralen der volle Zuider-Zon blootgefteld, ongefmolten gebleven zijn, (f) zijnen loop vervolgt. Deze vervaarlijke bonken belemmeren den weg, en daar is zonder ophouden werkvolk bezig, om derzelver O.nt- (*■) Zie den 2;flen. 1. D. 2 St. bi. 343. (|) Zie 1. D. 2. St. bl. 384.  REIZEN DOOR SWITSIRLAND. JOÏ ontbinding te bevorderen, dewijl de verzamelingen van ongefmolten fneeuw, binnen weinige zomers, alle gemeenfchap tusfchen Zwitzerland en 'Italië zouden afbreken. Met zoo vele moeite moet men de weinige toegangen open houden. Na drie mijlen fnel afdalen door dit toneel van woestheid, overal omringd van fteilten en overhangende rotzen, bruischt en fchujmt de rivier over brokken van Graniet, zijnde het puin der omgelegene bergen. Wij gingen de Ponte Tremolo, of de bevende brug, over, wanneer het gezicht zich verwijdde , en over eene groenende vallei, waarin vele verfpreide woningen ftonden, uitftrekte. ' Airoio, het eerfte klein gehucht, legt aan den voet van den fteilen nedergang 5 ter rechter zijde heeft men den overtocht over den berg Grias naar Munster, in het hooge Walliferlandwaar van alleen gebruik gemaakt kan worden van het midden van July tot Oclober; in welken tijd weeklijks drie honderd paarden (langs dezen weg) de kaas vervoeren uit de onderfcheidene deelen van Zzvitzcrland. Te Dacio vonden wij draaglijk verblijf. Dit dorp beftaat flechts uit weinige huizen, en is gelegen aan den mond van eenen engen doortocht, die gemaklijk tegen alle de macht van Italië zou kunnen verdedigd worden. Een muur en eene poort vermeerderen de natuurlijke fterkte ; doch zij dienen voornaamlijk tot verhindering van den fluikhandel, en om eene kleine belasting te kunnen heften van de koopgoederen, die langs dezen weg vervoerd ivorden, Een halve mijl vanhieriseenaaneenfchaakeling Van verrukkende en Romaneske gezichten. De overV 5 ban-  $02 W. C 0 X E hangende rotzen laten er naauwlijks ruimte voor het fteile pad, en voor de doorfchijnende wateren van den Tefino, die, met een donderend geraas over de harde fteen brokken ftortende, in een witten damp en fijnen mist daar henen ftuiven, eeniglijk zichtbaar door de weêrkaatzing der zonneftralen. Wi] gingen dien ftroom, in dit korte eind wegs, tot driemalen toe over, langs bruggen, die van rots tot rots reiken, en wier ftoute aanlegen boog om den voorrang dingen met die van den meer bekenden, en daarom'zeer beruchten, Duivels brug. (*) Faido is de verblijfplaats van den Bailluw, die door het Canton Uri benoemd wordt. Zijnebediening duurt vier jaren, en zijne macht is over het geheel onbepaald. Ongelukkige opftanden , in de jaren 171a en 1755, zijn gevolgd geworden van 't verlies van eenige weinige overgeblevene voorrechten van een volk, 't welk worftelde om volkomene vrijheid, Giorno, bij de Duitfchers Irnis genoemd, is beroemd wegens de overwinning, door 600Zwitzers in het jaar 1471, behaald over de benden van den Hertog van Milaan, 15000 mannen fterk» eeneoverwinning, die den Zwitzeren eenen roemruchtigen en voordeeligen vrede bezorgde. In dezen omtrek werden wij eerst den invloed van eene zuider zon , en eene mindere hoogte boven het oppervlak der zee, gewaar, in het meenigvuldig voorkomen van wijngaarden , en van Okker noten en Castanjen boomen van eene zeer aanzienlijke dikte. De omtrek van («D Z'« 1» D. a St. bi. 33?.  REIZEN DOOR SWlTSERLAND. 393 van fommigen der laatften was niet minder, dan dertig voeten. Dit Schouts-ampt eindigt te Polegio. De Levantijnfche Vallei, of Falie Ltventina, ontleent, meent men , haren verbasterden naam van de Lepontii, de oude bewoners der omleggende ftreeken. Hare lengte, gerekend van het hoogde punt op den doortocht over den Sint Gothard, is omtrent agt mijlen ; de breedte is zeer gering. Het benedenst gedeelte is zeer fterk bevolkt , rijk in weilanden, en zeer veel hennip en vlas uitleverende. In de nabijheid van zoo hooge bergen is natuurlijk; de luchts gefteldheid zeer veranderlijk, en het regenen zeer meenigvuldig. Om voortekomen, dac de aanhoudende buien hunne oogst benadeelen,hangen de bewooners het graan en gras te droogen aan een aantal dwerfche. (lokken, die door twee hooge ftaken, omtrent vijftien voeten van eikanderen (taande, onderfchraagd worden. De huizen zijn geheel van hout, en hebben uitwendig het zelfde voorkomen , als de Zwitzerfche boeren-woningen; doch de verwaarloozing der reinheid vanbinnen is een gevolg en bewijs van de grootere nabijheid en gelijkheid aan de Italianen. De Teftnoïs hier vereenigd met den Eromio, een ftroom, die zijn oorfprong heeft van den berg Uccello , of dén Fogehberg, nabij Splugen. Een brug over de rivier is de fcheidmg tusfchen de twee Bailluwagien der Valleien Levantine en Polefe, en de overgang in die van Kwiera. De vallei wordt nu volmaakt vlak, en derhalven onderworpen aan geweldige overftroomingen; de weinige gehuchten leggen verfpreid in \ han-  3<*>4 w. c o x e gen der fteile bergen: beneden is alles onbewoond en woest. Osjogna, waar de Bailluw. zijn verblijf houdt, is flechts eene verzameling van weinige huizen. De ftreek krijgt ras een beter aanzien. De grond rees allengs zeer aangenaam van de boorden der rivier, toen wij in *t gezicht kwamen van de fchoone fterkte van Bellinzone, gelegen in eene verruklijke vlakte, < en omringd van oude wallen en bolwerken, in zeer goeden ftaat onderhouden. Aan de rechte hand verheffen zich de overblijfzelen van een oud kafteel zeer ftatig; aan de linker zijde,die afzonderlijk methoutgewas omzoomd is, leggen de buitengoederen der Bailluwen van.de drie gezaghebbende Cantons, Urit Schzveitz en Undertvalden. 't Schijnt eerst omtrent den aanvang der vijftiende eeuwe geweest te zijn, dat den Zwitferen, na den vrede met heihuis van Oostenrijk, de lust bekroop, om hunne bezittingen, zuidwaards, uittebreiden. In het jaar 1410 tradt het gantfche Zwitzerfch Genootfchap, het Canton £ern uitgezonderd, zijne natuurlijke grenzen over, plunderde de Stad Domo ö'Oscella en het omgelegen Land, en keerde, met buit beladen, te rug, om den winter in zijne hutten doortebrengen. Stout op den voorfpoed, zag hen de volgende zomer, op nieuw, in de vlakten van Italië vallen, en het Hertogdom Milaan, toen onderworpen aan de Visconti's, afloopen. Zij trokken nogmaals te rug, zonder gepoogd te hebben, om ergens eenen vasten voet te krijgen. Zeer geneigd tot het herhalen van deze ftrooperijen, is het niet te verwonderen , als men, in het jaar 1422, de drie oorfponglijke Cantons de fterkte van Bellinzone ziet  reizen door switserland. 3C5 ziet koopen van derzelver toenmalige bezitters, de Graven van Sax, en dat Philip Maria , Hertog van Milaan , zich beyverde , om voortekomen, dat eene zoo gewichtige vesting, die, door hare natuurlijke legging en fterkte, zoo gefchikt was, om hunne invallen te beteugelen, en 's Hertogsbezittingen te dekken, hun in handen kwarae. Hebbende derhal ven dezelve, door geweld van wapenen, overmeesterd en bezet, toog een leger van 8coo Zwitzers over de Alpen. Men ontmoette den vijand,die Carmagnola aan het hoofd hadt; en er volgde een bloedige flag, na welken zich beiden de legers de overwinning toefchreven. De Zwitzers trokken af met eenen ftandaart, op de Italianen veroverd: de laatften bleven in 't bezit der fterkte. Eenige ftrooperijen uitgezonderd, viel er verder niets van belang aan dezen kant voor, dan in het jaer 1466, toen Galeazzo Maria Sforza, de nieuwe Hertog van Milaan, een verbond aanging met zijne over - Alpifche naburen, waarvan het eerfte artikel was de afftand van de Levantynfche Vallei aan het Canton van Uri, waar voor hij jaarlijks zou ontvangen drie Valken en een Kruisboog. Maar, toen Hertog Karel van Bourgondie, tien jaren later, door zijne geduchte invallen, de geheele verdelging van het gemeenebest dreigde, zondt de verraderlijke rHertog van Milaan hem eene bende Krijgsvolg ter verfterking, welke, in Wallezerland, onderfchept en ter neder gehouwen werdt. Na dat Carel, in den flag van Nancij, de nederlaag hadt en gefneuveld was, befloten de Zwitzers eene nieuwe kans op Bellinzonetc waagen; doch, dewijl het  SOÓ W. c o x e het jaartïj te verre gevorderd was, om het beleg të" onderneemen, vergenoegden zij zich, met eene bende van 600 mannen te Giornico te doen overwinteren. De Hertog verzamelde eene Krijgsmacht van 15000 koppen, en tastte de Zwitzers in hnnne verichanüngen aan; doch by ftiet het hoofd, en verloor 1400 van zijne beste Soldaten. De bergbewoners werden verrykt met buit, doch zij deden vervolgens geenen inval naar eenig geregeld ontwerp. Van dezen tijd af betroffen de oorlogen, waar in de Zzvitzers werden ingewikkeld, geenzins henzelven. Zij offerden hun bloed op tot beflechting van 1 vreemde gefchillen, welke hun niet aangingen, en de twistende partijen bedienden zich van hunne méér- ■ dere dappeiheid, om veroveringen in Italië te zoe- • ken, of te maken. In den jaare 1500 verkregen de i drie Cantons, het geen zij zoolang gezocht hadden.. De bewoners van Bellinzonet door de gedurige ver- 1 anderingen in het Milaneefche gekweld, gaven zich vri j wi 1 lig aan hun over. Toen de Franfchen het Hertogdom vermeesterdhadden, eifchtenzijte vergeefs de fterkte te rug. De Zwitzers bleven in derzelver bezit; en de zeven Italiaanfche Bailluwagien werden plegtiglyk aan hun afgedaan door Maximiliaan Sfurza, in erkendtenis zijner verplichtinge aan hun voor de herftellinge op den Hertoglijken zetel. Gevleid of gevreesd door allen, die zin in deze gewichtige landfchappen mochten hebben, behielden zy dezelven, en werden in haar bezit ook door Frankryk, en eindelyk door het Huis van Oostenrijk, bevestigd. De Bailluw, bedient zyn amt twee jaren. Hij wordt ""'door  RÊÏZEN DOOR SWITSERXAND. 30? / door de drie Cantons, bij beurten, benoemd, en doorgaands van Rivier a, het armst, tot Bellinzone, het voordeeligst van de drie Landvoogdijen, bevorderd. Men kan zich van zyne uitbraken beroepen op den Raad (the Sijndieate), en van dezen op de drie Cantons. In Kerklyke zaken zijn de bewoners aan den Bisfchop van Como onderhoorig, drie Kersfpelen uitgezonderd. De meeste inboorlingen ver» ftaan ltaliaanfch, maar de landfpraak is bedorven Hoogduitfch» Bellinzone beantwoordt van binnen geenzins aan zijne uitwendige ichoone vertooning en legging. De ftraten zijn naauw, de huizen flecht. Wij vervolgden onze reis langs de boorden der rivier Tefino, die wij, in eene platte pont, overvoeren. Zij is hier van eene zeer aanmerklijke breedte, zijnde, in haren loop, gedurig vermeerderd door nieuwen toevoer van water, vooral door den Mufia, een ftroom, die van den Sint Bernardin hervoortkoomt, en, door de vallei Mazox loopende, zich boven Bellin. zone in den Tefino werpt. De Vallei is laag, en, uit hoofde van talrijke overftroomingen, onbebouwd. De weg loopt langs den voet der heuvels door ge. duur'ge wijngaarden. Wij kwamen aan het einde van den westelijken keten van heuvelen, eene foortgelijke rei bepaalde ons gezicht aan den oost-kant. Zij waren, ter wederzijden, tot op 'hunne toppen gefierd met bosfchen van Noten-en Castanjen-boomen, die een aantal fpitzen en vele gehuchten ten halven voor het oog verbergen. Vóór ons uit hadden wij een uitgeftrekt gezicht over een gedeelte van het Milaneefche, over het meir van Locarno, of Laci  3o3 W. C O X B taco Maggiorc. Hebbende deszelfs uiterste aan den Noordwest kant bereikt, voeren wij twee of drie mijlen langs deszelfs oevers, en kwamen aan de Stad , waarvan het zijnen naam ontleent. Locarno bevat omtrent 1500 inwoners. Een ge* deelte van de Stad is op gallerijen gebouwd, in de gedaante eener halve maan, met twee vleugels, en van voren met eene rij boomen verfierd. Hier heeft men de openbare wandelplaats. Het oude gedeelte van de Stad is morfig, en de ftraten zijn naauw. Het bevat drie kloosters , en, op een rots* die over de vallei hangt, en een heerlyk gezicht heeft over het meir endefchoone ommeftreken, legt nog een klein van Franciskancn. Het pavillioen, in de Kerk der Capucynen, verdient, om zijne fchoone famenftelling, vermeld te worden. Het is van ftroo-werk, doch heeft een voorkomen, als ware het van fluweel met gouden franjeu. Van de vier Bailliuwagies over de Alpen, welke aan de twaalf Cantons behooren, is Lugano de eerde in rang, en Locarno de tweede. De Landbeftuurder, of Comrnisfaris, zoo als hij geheten wordt, krijgt zijne zending, bij beurten, van elk der Cantons, uitgenomen dat van Appenzel. Zijn beduur is voor den tijd van twee jaaren. In lijfftraffelijke zaken is zijne beflisfing volftrekt; in burgerlijke kan men zich daarvan beroepen op de jaarlijkfche vergadering der Raden (Syndicatc) uit de regeerende Cantons, en van dezen op het gantsch Zwitzersh lichaam, zich vereenigende in den Landdag. De vaste inkomften van dit landbeftuur zijn niet groot; maar de bijkomende voordeden hangen on«  REIZEN DÖOR SWItSERLAND. 309 ongelukkig al te veel af van de braafheid van den beftuurder , dewijl zij voornaamlijk beibaan in boeten voor lijfftraftelijke misdaden. Het volk geniet eenige voorrechten, en houdt eene jaatlijkfche ver» gadering in de maand January, waarin het twintig Raden kiest, twaalf uit de Stad, drie van Ascona, en de overigen uit het lichaam des vólks. Dezen Raden is de zorg over de belangen van het gemeenebest aanbevolen, voor zoo verte zij zich daarmede mogen bemoejen, zonder hooger gezag te krenken. Zij regelen ook de openbare uitgaven, en de inzamelingen der beden van den Landvoogd. —— Er groeit in deze bailluwagiën geen graan genoeg, om de inwoners te voeden. Men wordt daarvan, volgens eene gemaakte overeenkomst, voorzien uit het Milaneefche, en ontvangt het weeklijks van Livino, een dorp aan de overzijde van het meir gelegen. Het voorname voedzel der landlieden beftaat in een brood, of koek, gebakken van Turkfchen tarw en gerst. De bewoners aan de kanten van het meir hebben overvloed van vifch. De visfeherijen verfchaften velen menfehen bezigheid en beftaan, offchoon zij eeniger mate aan opkoopingen onderworpen zijn. In de maanden Meij en Juni] vangt men daaglijks van acotot 250 ponden , en het meir levert forellen op van 40, en baarzen van 9, ponden. - In den jare 1555 hadt de hervormde leer hier aanmerklijken opgang gemaakt; doch de Roomfchgezinde Cantons bewerkten , op den algemeenen Land-dag, een beftuit, dat allen, die weigerden tot het oude geloof wedertekeeren, de ftad en het JIJ. Deel, II. St. X land-  310 W. C 0 X E landfchap moesten verlaten. Velen, dus van den voor*vaderlijken grond verdreven, werden met opeue armen in het Canton van? Zurich ontvangen, het welk uitftekende voordeden van hunne naarftigheid trok, en aan hun de invoering hunner Zijden-fabrieken fchuldig was. Locarno was weleer aan het meir gelegen , en hadt een haven , gefchikt tot het ontvangen van groote fdiepen; thands is het, op den afftand van een vierde mijls, van den oever verwijderd; zijnde deze verandering veroorzaakt door eene zandbank, door de rivier Maggia voor de Stad geworpen. De kleine tocht van hier naar Magadino is zeer aangenaam. Wij voeren het meir, aan den boven kant, in één uur over. De oevers van dezen fchoorien plas doen zich ftout op, en zijn lijk beplant. Locarno maakt eene fraje vertooning. Ten zuiden van hetzelve heeft men een doorzicht in de vallei Maggia, 'het welk bepaald wordt door bergen, die met eeuwigen fneeuvv bedekt zijn. Ter plaatze, waar wij aan land flapten, ftonden eenige weinige huizen, hier en daar verftrooid, welke dienen, om de Koopmanfchappen te bergen, die aan den oever worden aangebracht,, en te land naar Bel/imone vervoerd worden. Oud Magadino legt meer binnenwaards, en was zijne opkomst verfchuldigd aan de nabijheid van het meir, welks terugwijking ook deszelfs verval veroorzaakt heeft. Van hier gaat de gemeene weg opwaards langs de fteile kanten van den berg Centra» door bosfchadien van Noten- en Caftanjen - boomen, waar tusfchen zich hier endaar Huist en Eik voordoen. Op den top van den doortocht  REIZEN I) OOR SWITSERLAND. 31I tocht is eene kleine, langwerpig ronde , vlakte, die de bailluwagien van Locarno en Lugano van eikanderen fcheidt. Wij daalden af tusfchen twee heuvels, door weelderige en groene valleien , waar. in een aantal gehuchten lag, en die rijk waren in allerlei voortbrengzelen. De wijngaarden, met trosfen beladen, waren, in fierlijke festonnen, van boom tot boom vast geflingerd. Eene gedurige afwisfe' ling van toneelen, door den gloed der ondergaande zon gepurperd, en daarna verzilverd door de maan , die op eenen afftand in het meir flikkerde, vermeerderde de bekoorlijkheden van ons tochtje door deze Elizeefche flreken. • De legging van Lugano is vermaaklijk. Het is in 't ronde gebouwd langs de bevallige bocht eener baai, en van achteren omringd door eikanderen op. volgende heuvels, die zich, met eene zachte en bekoorlijke rijzing, tot eene aanzienlijke hoogte verheffen. Van voren fteekt een berg, metbofch bedekt, ftout uit in het meir, het welk hem ter wederzijden met eenen breeden arm omvangt. Ter dezer plaatze varen fchuiten van allerleie grootte gedurig af en aan, zijnde, in het grondff.uk van den berg, Cantines, of Kelders, uitgegraven, waar in de bewoners hunne fpijzen, en hunnen voorraad van iallerleien aart bergen, welke aldaar zeven of agt da£en buiten bederf kunnen blijven; terwijl de wijn, aldaar bewaard, allerfmakelijkst is om zijne koelheid. Alle de voordeden van eene zuidlijke Iuchtiftreek genietende, deelt deze plaats in flechts weinigen van derzelver nadeden. De warmte wordt et X 3 ge-  312 w. c o x e gematigd door de omringende heuvels, en door de luchtige windjes uit het meir. Zij is insgelijks gedekt tegen de hooge winden van de Alpen, die anders , door de naburige iheeuwvelden, waarover zij wajen, verkoeld, met geweld zouden nedervallen , en de gelijkmatigheid der luchtsgelteldheid zouden wegnemen. Olijven, Amandelen, en!alle zuider-vruchten, komen hier tot volmaakten rijpdom. Lugano is de hoofdmarkt van het grootfle gedeelte der koopwaren, die uit Italië over den SintGothard, of Bernardyn , vervoerd worden. Op het einde van den herfst, brengen de Zwitzerfche bergbewoners herwaards groote driften van vee ten verkoop af, en keeren met gerieflijkheden van minderen omflag terug. De Stad bevat omtrent 8oco inwoners. De meeste huizen zijn van tuf-deen gebouwd. Het verblijf van den Capitano, of BeHuurder,,is een laag gebouw, aan de wanden verfierd met de wapens der twaalf gezach hebbende Cantons. De voornaamtte Kerk daat op eene hoogte boven de Stad. Zij is eeniglijk aanmerklijk om het fchoone lofwerk, in deen gehouwen, rondsom de deuren, om hare hooge vengflerramen, en om het verruklijk uitzicht van haar voorplein. In het Recolletten Kloofter is een fchoon fchilderftuk, dat aan Luvino wordt toegefchreven. Hunne Kerk is redelijk, en het Affchutzel in dezelve is verfierd met eene afbeelding van het lijden, door denzelfden meester, Het paleis van den Marquis d e Riva bevat eenige goede fchildetijen. Wij  REIZEN DOOR SWITSERLAND. 3T3 Wil vertrokken te fcheep over het meir van Lugano (*) het welk omtrent vijf en twintig mijlen lang, en'van twee tot vier mijlen breed is. Deszelfs gedaante is onregelmatig en kromt zich in gedurige bochten. De ftad maakt eene goede vertooning, van achteren ingefloten door een amphitheater van heuvelen. De oevers ter wederzijden zijn gezoomd met elkander opvolgende tuinen en hoeven. Na dat wij ons hadden laten roejen ter bezichtiging van den fchoonen arm, die noord waards ftrekt, voeren wij over naar de Cahtine, en vervolgden onzen watertocht onder de fteile rotzen, wier grondftukken zich in de diepten van het meir verliezen. Wij landden te Porto, een klein dorp in het hertogdom Milaan, leggende aan deszelfs zuidelijk einde. Van deze plaats ftrekt zich een arm van het meir noordwaards, en ontlast zich in het Lago Maggiore door de rivier Trifa. 't Is naauwlijks mooglijk zich eene volmaaktere en grootere verlcheidenheid van fchoonheden te verbeelden , dan deze grootfche waterplas oplevert. De uitgebreide overhangende bosfchen, de ontzachlijke fteilten, en de klaarheid van het water vereenigen zich, om' een toneel te Vormen, dat in den hoogden graad verrukkend is. Ten (*) Het Meir van Lugano is om'rent 193 voeten hooger van waterpas, dan het meir van Como. en de Lago Maggiore. De twee laatstgemelden zijn even hoog, en omtrent 200 voeten hooger dan Milan. Veri Storia di Miian. p. 5. Abb, Frisi Dei canalia Navig. di Lomhardt» $to p. 465. X3  3T4 w. c o x e Ten aanzien van Porto kan de reiziger, met ge1 noegen, vermengd met medelijden, opmerken het groot verfchil, veroorzaakt door den invloed van een vrij en van een willekeurig beduur. De boorden van het meir, aan de Zwitzerfche zijde, zijn bezaaid met gehuchten, huizen, en hoven; aan den kant van Milaan zijn zij woest, en meestal onbewoond. Als men Porto verlaat, beginnen de heuvels af. tenemen, en zij verliezen zich , op eenen afitand yan drie mijlen, geheel in de rijke vlakten van Lombardyen. Varefe is eene verzamelplaats van Milaneefchen adel. Het verblijf van de Hertoginne Weduwe van Modena is het voornaamste paleis. De tuinen zijn m den ouden fmaak aangelegd. Een door kunst gemaakte berg geeft een fchoon uitzicht over eene rijke vlakte en een klein meir, welk uitzicht gefluit wordt door den langen keten der Alpen In de prachtige zaal zijn eenige tamelijk goede afbeeldfels der Vorsten en Vorstinnen uit de huizen van Modena en Oostenryk. De Keizer, als Hertog van Milaan, heeft de vernietiging der Kloosters onder, nomen. Eene rijke dichting van Franciskaner monniken is een flachtoffer van zijn ontwerp van hervor minge geworden. De weg van hier naar Laveno, een klein gehucht aan het Lago Magghre, is vol verfcheidenheid en het land rijk in voortbrengzelen. Aan de rechterhand legt San Sacramento, op eene hoogte, ter linkerzijde gingen wij langs eenige kleine meiren of vijvers. Van Laveno lieten wij ons dwars over bet verrukkend meir naar Jfola Bella roejen, zijn- de  reizen door switserland. 3'5 de één van de beruchte betooverde Eilanden', zoo bijzonder en zoo genoeglijk befchreven door Bischop * Burnet en Kbislbr, welke laatfte het zelve niet wist te vergelijken, dan bij eene naald van Suiker-gebak, ver fier d met festonnen van groente cn bloemen. De fmaak der menfehen verandert met het verloop der jaren: Ik befchouwde het daarom enkel , als een gedenkftuk van verkwisting en dwaasheid'. Het ééne terras verheft zich bóven het ander," bij regelmatige opklimming, zijnde allen verfierd met bloempotten, of reusachtige ai beeldzelen van paarden, goden, en godinnen. Het geheel rust op bogen, en de aarde, om dezelven te bedekken , is van den oever aangevoerd. Het paleis is grootsch, en bevat eene meenigte van marmren konstftukken en fchilderijen. Het laagfte deel van het huis heeft aan de ééne zijde uitzicht op het meir. In het zelve zijn verfcheidene vertrekken grotsgewijze gemaakt. De vloeren, ftijlen en wanden zijn met verfchillend gerouleerde fteenen, marmers en fchelpen ingelegd. Het gezicht, vereenigd met de koelte, maken dit gedeelte tot een zeer aangenaam zomer verblijf. Zoo dit eiland, in eenig opzicht, terecht den naam van betooverd draagt, is het uit aanmerking van het uitzicht op het terras. De trapswijze afneeming der bersen van de hoogten, die met nimmer fmettenden fneeuw bedekt zyn, tot de met velerlei groen gefchakeerde vlakte, de bochtigheid van het meir, met deszelfs rijk verfchillende oevers, de baai van Marzozzo, met groote heuvelen omzoomd, de nabijgelegene fterkte van Palanza, en het meer X 4 m  31° W. C O X E in 't verfchietleggende Laveno, de talrijke gehuchten, het hola Madre, waar op een aanzienlijk paleis is van de BorromeefcheFamilie, en een ander eiland, overzaaid met Visfchers - hutten, — dit één en ander vormt een verrukkend gezicht. Deze eilanden, en de geheele west - kust van het meir, tot aan de bailluagie van Locarno. zijn, door wijlen de Keizerin-Koningin, bij het verdrag van Warms, afgeftaan aan den Koning van Sardinië, in erkendtenis van den onderfland , dien gemelde Koning haar bewezen heeft*. Wij traden weder in onze boot, na veel overlast geleden te hebben van de bedelaars, wier elendige hutten, na bij het Paleis ftaande, het eiland ontfieren. Belgeritta is een zindelijk dorp, bevattende eenige fchoone huizen, en eene vrij goede Kerk. Wij vervolgden van hier onzen watertocht naar den beneden kant van het meir. De landftreek ter rechter zijde, van nabij Palanza tot tien mijlen zuidwaards van Arona, brengt aan de Familie van Boromco eene kleine belasting op voor heerlijke rechten. Deze familie heft eenen tol van de koopwaren, welke doorgevoerd worden, geeft devrijheidom tevisfchen , en heeft de aanftelling van elf rechters inde onderfcheidene dorpen, doch men kan zich van derzelver gewijsden beroepen op een hoogeren rechtbank, die door den Koning van Sardinië benoemd wordt, en zijne zittingen houdt cp Palanza, als mede te Turin. De inkomsten van het vermogend Borromec fche Huis zijn nu vermeerderd door-het voordeel uit de Goud-mijnen, die in deongenaakbaarfte gedeelten der bergen gelegen zijn, dertig mijlen van Mar- goz-  REIZEN DOOR SWITSERLAND. 317 gozzo. Boven Arona is een kweekfchool voor veertig Jongelingen, het welk gefticht is door San Carlo Bo romeo, en, daar bij, het Colosfale Standbeeld van dien Heilig, zestig voeten hoog, en ftaande op een voetftuk van evenredige afmetingen. De Heilig vertoont zich in zijn Cardinads gewaad, met den rechterarm uitgeftrekt, en een boek onder den linker, 't Beeld is van Brons, te Milaan gegoten, en in afzonderlijke. 1 tukken herwaards gebracht. San Carlo, Neef van Paus P i u s IV, was nabij deze plaats geboren. Hij doorliep, met lof en fpoed, de onderfcheidene trappen van letteroeffening en de eeramten der Kerke, en werdt Cardinaal en Aarts-bisfchop van Milaan. Zijne liefde en Godvruchtige werkzaamheden, gedurende het woeden van de pest, die zijn bisdom verwoestte, en die het onderwerp is van zoomeenig fchoon fchilderftuk te Milaan, brachten veel meer toe tot zijne algemeene vermaardheid, dan zijne plaatzingonder de heiligen in den jare )6io. Arona is eene kleine Stad met eene wélingerichte haven. Wat hooger rijst het overfchot van een Kasteel, het welk, in de vroegere Milaneefche gefchiedenis, voorkoomt als eene plaats van het uiterfte gewicht. In den tijd van den hevigen twist tusfchen de huizen van Visconti en Torriani, werdt dit Kasteel, bij herhaling, door de onderfcheidene partijen, genomen en hernomen. De Aarts - bisfchop, Otho Visconti, dieeindlijk de overhand behieldt, werdt er tot tweemalen toe afgeflagen en van voor weggedreven. Twee vóórgebergten fteken, ter dezer plaatze, in het meir uit. Op het Oostelijke pronkt het X 5 Kas-  3i8 w. c o x e Kasteel van Anghiera, het welke zijnen naam leent aan dit aanzienlijk gewest, het welk, in den jare 1397, door den Keizer Wenceslaus, ten believe van Galeazzo, den tweeden Hertog van Milaan, tot een Graaffchap werdt verheven, het welk zedert is overgegaan aan den Koning van Sardinië. Voor bij het voorgebergte van Arona verwijdt zich het meir wederom, en vormt eene baai, wier oevers zeer laag zijn. Een weinig verderden Tefino inloopende, landden wij aan het morfige dorp Sesio, huurden er eene andre boot, en werden, met groote fnelheid, door dezen ftroom, tusfchen hooge oevers van grof zand en keizelgruis, afgevoerd, tot aan het begin van de Naviglio Grande, of het groote kanaal, het welk de Po en Adda vereenigt, niet minder 'aangelegd, om koopgoederen en hout naar Milaan te vervoeren, als om de nabij gelegene landerijen, door gunstige overftroomingen , vruchtbaar te maken, en de rijstvelden onder water te zetten. Dit kanaal is in den beginne vrij breed, maar het werdt naauwer, hoe wij verder kwamen; en de ftroom wordt bijna een dood water. (*) Zoo (*) Volgens den Abbè Frisi is de langte van de Naviglio 86,000 Braccio, (of 14 Italiaanfche mijlen van 60 in een Graad) hare breedte, vóóraan, 70 Braccia, doch allengs verminderende tot op 20, en de rechtflandige hoogte van 't verval van water op dezelve 58 Braccia. Dit verval is eerst van 5 Braccia op de mijl, allengs afnemende in de eerfte 12 mijlen, tot dat het niet meer'dan eene Braccio op de mijl is; doch dan, voor de vijf vol- gen-  REIZEN DOOR SWITSERLAND. 319, Zoo flecht weder en andere oniftandigheden mij niet belet hadden, om mijn tocht verder uitteftrekken, was mijn oogmerk geweest, om de baaij van Margozzo, Domo d'Oscella, Var allo, en de goudmijnen in deszelfs nabuurfchap te bezoeken; een Uitflap, welke, naar het geen men mij bericht heeft, niet kanmisfchen, om den Natuurkenner, en hem, die haar gaarne in haare groote trekken befchouwt, de hoogfte voldoening te verfchaffen. gende mijlen, weder toenemende tot op iets meer, dan vyf Braccia op de mijl. Zie Canal Navig. di Lont' bard. C. I. Een Milaneefche Braccio ftaac tot een Engelfchen voet, omtrent als 22 tot 11, zonder eene kleine breuk in aanmerking te nemen. (Volgens dit bericht zou de Naviglio 17 mijlen lang zijn. Daar fchijnt hier meer, dan één misflag, in de getallen te zijn. Vert.)   FAUNULA HELVETICA OF L IJ S T vam de VIERVOETIGE DIEREN, VOGELEN, HALFSLACHTIGE DIEREN, V1SSCHEN EN SCHELP - DIEREN van ZWITZERLAND. Naar de langfchikking en met de namen van 't famenftel van Linn.ïus, En met verwijzingen naar Pen wants Britisb Zoöitgij Briïson, en andre Schrijveren. Vermeerderd met de namen en verwijzingen naar Dr, Houttuijns Natuur lyke Historie, volgens '/ famenftel van Linn^us.  FAUNULA HELVETICA. In geen deel van Europa lokt de natuur haren befchouwer met zoo vele aantreklijkheid uit, als in Zzuitzerland, een land, zoo opmerklijk onder* fcheiden door zijne heraelhooge Alpen, zijne ontzettende Ijsbergen, en zijne fchcone heuvelenvalleien en meiren, en zoo verbazend rijk in allerleie voortbrengzelen uit het rijk der planten, der delfftoffen en der dieren. Ook hebben de geleerde en verftandige Ztvitzers niet verzuimd met deze bijzondre voorrechten van hunnen ftand hun voordeel te doen. De namen en gefchriften der Gesnkrs, Van Hal-ler, Saussure en vele anderen geven hier van getuigenis. Echter fchijnt, onder de verfchillende takken van wetenfchap, de kennis der dierkunde, bij dit vernuftig volk, mindre voortgangen gemaakt te hebben, dan die van de andere deelen der Natuurlijke gefchiedenis, vooral als men in iaanmerking neemt, hoe vérre men het, in dit vak* in eenige andre deelen van Europa, gebracht heeft; dewijl tot hier toe nog geene volledige Fauna, of befchrijving van de dieren dezes lands, voor handen -» is. *t Is waar, de onvermoeide Coenraaö Gesner heeft, in zijne gefchriften, eene groote meenigte van keurige aanmerkingen over de dieren van Zzvitzerland ingevlochten ; maar zij zijn zoodanig door zijne werken verfpreid, dat zij van weinigdienst zijn voor hun, die wenfchen, om op4 ééns de gantfche diergaarde van dit land te overziend Ook  FAUNULA HELVET. 32$ Ook zï'jn de korte en vluchtige berichten van Wagner niet gefchikt, om aan de hedendaagfche beoeffenaars der dierkunde, die op naauwkeurigheid gezet zijn, voldoening te verfchaffen. Zedert eenigen tijd echter hebben zich eenige Natuur - onderzoekers met vlijt en fchranderheid overgegeven aan oplettende naarfpeuringen van de voortbrengzelen uit het dieren - rijk, in de onderfcheidene deelen van Zzuitzerland', en het is hunne be-> leefdheid, welke mij heeft in ftaat gefteld, om de Natuurljke Gefchiedenis met de volgende Faunula Helvetica te verrijken. De lezer is hier voor, in de eerfte plaatze, verplicht aan den Schildknaap Thomas Pennant. Deze verlichte Natuurkenner hadt mij eene Lijst van Zwitzerfche Vogelen, uit de wijd beroemde verzameling van den Heer Sprungli, (*) medegedeeld , en mij geraden, om mij bij den verzamelaar zei ven te vervoegen, ten einde van hem te bekomen het bericht wegens die vogelen, met welken hij zijnen fchat verrijkt hadt zedert het jaar 1776, wanneer de Heer' Pennant Zzuitzerland bezocht. In gevolge hier van wendde ik mij tot den Heer Sprungli, die mij beleefdelijk vereerde met eene naauwkeurige lijst van de Zwitzerfche Vogelen en Visfcben , opgemaakt naar het L t n n m a e n s c h famenftel, en door aanteekeningen opgehelderd. Na mijne terugkomst van 't reizen, heeft de Heer Pennant de goedheid gehad, om mij, op mijn verzoek, de Engel fche namen der gezegde Vogels op (*) Zie den LVIH Brief. D. a. ft. 2. bl. 284 enz.  324 F A U N U L A optegeven, zoo wel als de plaatzen aantewijzen , op welken men, in't Britisb Zoölogij, en bij Linn^us en Brisson, nader bericht kan vinden, enwelr ke in de volgende naamlijst voorkomen. Op eenen volgenden tocht naar Zwitzerland, in in den jare 1786, deed ik mijn best, om eene lijst te bekomen van de Viervoetige en Halfflachtige Dieren, ten einde eene volledige Faunula Hslvetica, tot hier'toe aan de Natuurlijke gefchiedenis van Zwitzerland ontbrekende, te famen te fteilen. Ik verkreeg die van den Eerw. Heer Wijttenbach , (*) den zelfden, aan wien ik reeds eene befchrijving der Alpen .en der bergen, welken men van Bern zien kan, fchuldig was; en de Heer van Berchem (_f) van Lauzanne, van wien ik heb gefproken in mijn bericht van de Berggeit, fchonk mij mede eene lijst van de Halfflachtige dieren, overeenkomftig met die vanden Heer Wijttenbach, en tevens eene lijst van de Visfchen, die in 't meir van Neuffchatel gevangen worden. Aan de verplichtende narichten van den Heer Studer, Leeraar in het groot Gasthuis van Bern, ben ik het overige van deeze Faunula fchuldig. Dewijl men hier geene foort van Zee-fchelpen kan verwachten, zoo is het een uitftekend bewijs van de vlijt en de nafporingen van den verzamelaar , dat zijn kabinet thands alle de land - en verfch* water - fchelpen bevat, welke hier worden opgenoemd, en waar onder er velen zijn, van welken men (*) Zie den L1X Brief D. 2 ft. 2. bl. 294 enz. Ct) Zie den XLI Brief D. s. ft. 1. bl. 35 enz;  HELVETICA* 355 men geen gewag ontmoet bij de vroegere fchrijveren. Naardien de Heer Studer alle deze zoorten verzamelde, terwijl het dier in de fchelpen leefde, en met oogmerk, om zoo wel den bewoner, als het huis, te befchrijven, zoo gaf hem dit aanleiding, om ze te rangfchikken, niet naar het famendel van Linnafus, het welk meer naar de uitwendige fchelp, dan naar het geen er binnen woont, is ingericht , maar naar dat van wijlen den geleerden en onvermoeiden Heer Muller, het welk onder den volgende titel is uitgegeven: Vcrmium terrcstrium & fluviatilium, feu Animalium infuforiorum, Helminticorum & Testaceorum, non marinorum, fuccin&a Historia. AuthoreOth. Frid. Muller. Havniae & Lips. 1773 4*0. De Franfche namen ontleende de Heer Md ll er van het werk van den Heer Geoffroij, " on the Testaceous Animah of the cnvirans of Paris", (over de Schelp - dieren in de ommeflreken van Parijs) en de Hoogdttitfchen uit het Berlijnfch Magazijn, uitgegeven onder het opzicht vari Dr Ma rtini, en uit de werken van den Heer Schroeter. Aan de nieuwe foorten heeft hij zelf gemeene namen gegeven; en hij dele zich voor, om, in het kort, eene breede befchrijving van zijne verzameling in het licht te brengen. Eindelijk is deze Faunula, in den ftaat, waarin zij thands ten voorfchijn koomt, gerangfehikt en verdeeld door Dr. Pulteneij, welke er de Engelfche namen en de overwijzingen naar de fchriften van Linnaëus Pennant en Brisson, ten aanzien der viervoetige en halfflachtige dieren , heeft UI Deel, ll St. Y bij-  326 FAUNULA HELVET. bijgevoegd. Ook heeft hij de lijst der Vogelen met eenige aanhalingen en ophelderingen vermeerderd, en daardoor' die van den Heer Pennant vollediger gemaakt; en de Heer Sprungli, welke de lijst der Vogelen en Visfchen heeft overzien, nadat zij deze vermeerderingen ondergaan heeft, heefter zijne volkomene goedkeuring aan gegeven. Ik kan niet befluiten, zonder dat ik aan alle deze Heeren mijne erkentenis heb betuigd voor het geen zy hebben toegebracht, om mij in ftaat te.ftellen, om het allereerst, hoe wel kort, een algemeen ontwerp eener Zwitzerfche Dierbefchrijving in het licht te geven. F A U-  FAUNULA HELVETICA L IJ S T van de Viervoetige dieren, Voselen, IIai.f- StAGTIfcÊ DIEREN, VlSSCHEN EN SCHELPDIEREN L- 'j -van ZWITZERLAND,; Naar de rangfchïklting en met de namen van 't famenftel van Linnaeus, En met verwijzingen naar Pennants Britsb Zoology, Brisson en andre Schrijveren, vooral Dr. Houttuijns Natuurlyke Hiftorie. C L A S S. I. Mammalia , • Zogende Dieren Ord-o I. Prima te-s , Primaten VesperTilio(Vledermuis,) Linn. Syst. Nat. Edit.XII. p. 47 Houttuyn l. i.bl.403enz. V. Auritus. Linn. 4?. Oreillard. V. Minor. Brisf. Qnad., Ed. 11. p. '160. Long-eared Rat Br. Zool. N°- 40. t. 13. gemeene Vt.EDEaWÜIS met GRGOTfS OÖREN. lloatt. I. 1. bl. 410. V. Murinus. Linn. 48, Y a L»  3s8 FAUNULA La Chauve Souris commune. V. Major. Brisf. 158, Common Bat. Br. Zo'ól. N°. 41. Met kleine ooren. Houtt. bl. 411. V. Serotinus. La Serotine. Bufi'on. 8. p. 129. t. 18. The Serotine Bat. Pen. llijl. Quad. N°. 408.' V. Noétula. La Noflule Bufon 8. p. 128. t. iS. The Nodule Bat. Br. Zool. N°. 38. U 13. V. Pipistrellus. "La Piprisirelle. Bufon 8. p. 129. t. 19. a. The Pipistrell Bat. Hifi. Quad. N°. 409. V. Barbastellus La Barbastelle. Bufon 8. p. 130. t. 19. I. The Barbestell Bac. Hifi. Quad. N°. 400. V. Ferrum Equinum. La Chauve fouris, fer a Cheval. Bufon 8. p. 131. Herfe • f hoe Bat. Br. Zo'ól. N°. 39. Ordo III. Ferae, Roof-dieren. Ca nis. (Hond). Linn. p. 56, Houtt. I. a. bl. 3 3. C. Fatniliarii. Linn. 56. Le Chien. C. Domesticus. Brisf. p. 160. Faithful Dog. Penn. Br. Zool. N°. 10. Huis-hond. Houtt. bl. 36. C. Lupus. Linn. 58. Le Loup. L. Vulgaris. Brisf. 170. The Wolf. Br. Zoöl. 8°. 1. p. 75. t. 5. Penn. Hifi. Quad. No. 137. De Wolf. Houtt. bl. 68. Kiet ongemeen in de Valleien; maar zeldzaam in de  HELVETICA. 3*9 gebergteu van Gesfenay. In de gebergten van Savej'e en op den Jura. C. Vulpes. Linn. 59. Le Renard. V. Vulgaris Brisf. Quad. p. 173. The Fox. Br. Zool. N°. H. De Vos. Houtt. bl. 85, C Alopex. Linn. 59. Black tailed Fox. Br. Zoel. N°. 139. *. Viid-Vos Houtt. bl. 92. Felis. (Kat) Linn. 60 Houtt. I. 2. bl. 95. F. Catus Domesticus. Le Chat Domestique Brisf. io-r. Houfe Cat. Huis-Kat. Houtt. bl. 127. F. Catus Sijlvestris Linn. 62. Le Chat Sauvage. F. Sijlvestris. BrisJ. 192. Wild Cat. Br. Zool. N°. 12. Wilde Kat. Houtt. bl. 127. F. Lijnx. Linn. 62. Le Loup - Cervier. Lijnx. Brisf. 200. The Lijnx Hifi. Quad. N°. 170. De Los. Houtt. bl. 141. Op de bergen na bij de Alpen, en in Faucigny. Dikwijls gezien in de bailluwagie van Imerlachen, en in het land van llasli. Mustela .(Wezel) Linn. 66 Houtt. I.a.bl. 167. M. Martes. Gutture albo. Linn. 67. La Fouine. Foijna. Brisf. 178The Martin. Br. ZoöL N°. 15. De Marter Houtt. bl. 193. Y 3 M.  33o FAUNULA M. Martes Gutture flavo. Linn. 67, La Marte. Martes Brisfon. 179. Pine Manin. Br. Zool. N°. 19. t. 6. M. Putorius Linn. 67. Le Potois. Putorius. Brisf. 180. TheFitchet Br. Zoöl. N°. 14. t. 6. De Bontsem. Houtt. bl. 200. M. Furo. Linn. 68. Le Furet. Viverra. Brisf. 177. The Ferrer. #//?. Qjiad. No, 198. De Fret. Houtt. bl. 203, M. Vulgaris. La Belette. Brisf. 175. Common Weefel. Br. Zoal. No. 17. G e m e e n e Wezel. M. Erminea Zz'«». 68. L'Ermine Hermïneum. Brisf. 276. The Stoat or Ermine. Br, Zool No. 18. t. 7. Hekmïn- of He r melyn» Wezel Houtt, bl. 206. Zeldzaam in Zwitzeriand. M. Lutra. Linn. 66. L'Outre. Lutra. Brisf. 201. Tbe Otter. Br, Zool. No. 19. t. 8. De Otter. Houtt. bl. 179, Jn de beken en riviertjes op de bergen ; zelden in de'vlakten. Ursus (Beer) Linn 09 Houtt. I. 2. bl. 212. P. Arftos. Linn. 69. Niger. a. L'Ours. Urfus. Brisf.1%7 Black Bear. Br, Zoöl. I. p. 77. Hifi. Quad. N°. 174! Zwak.-  HELVETICA. 33* Zwarte Beer. Somtijds gezien, maar zelden. . — Fuscus. 13. ' Brown Bear. Bruine Beer. Niet aan Zwitzerland eigen, maar dikwijls daar in verdoold uit de Bourgondifche bosfchen. White Bear. Witte Beer. zeldzaam. U, Meles. Linn. 70. Blaireau. Meles. Brisf. 183. Badger. Br. Zoal. N°. 85. t. S. De Das. Houtt. bl. 228. Talpa (Mol.) Linn. 73. Houtt. I, 2. bl. 299. T. Éuropaea. Linn. 73. La Taupe. T. Vulgaris. Brisf. 20+. The Mole. Br. Zool. N°. 34. Eueohsche Mol. Houtt. bl. 300. T. Alba. p. Taupe Blanche. Talos alba. Brisf. 205. White Mole. Witte Mol. Sorex (Spits-muis) Linn. 73» N Houtt. 1. 2. bl. 312. S. Araneus. Linn. 74. Mufaraigne. Mufaraneus. Brisf. 126. Common Shrew. Br. Zool N°. 32. Gewoone Spitsmuis. Houtt. bt. 312. Y 4 's'  332 FAUNULA (5. Daubentonii. Hifi. de l'/lcad. an. 1756. p n, Mufaraigne d'eau, Mufaraneus aquaticus. Brisf. 127, Water- Shrew. Br. Zou!. N°. 33. Water Spits -muis. Zeldzaam in Zwitzerland. Erinaceus (Egelvarken) Linn. 75. Houtt. I. 2. bl. 287. E. Europaeus, Linn. 75. L'Hension. Erinaeeus. Brisf. 128. The Urchin, or Hedge Hog. Br. Zool. No. 35. Europische Egel. Houtt. 289. Ordo IV. G lires, Knaag - dieren. Lepus (Haas) Linn. 77. Houtt. 1.2. bl, 369., L. TimidiiSj*. Linn. 77. Le Lievre commun. Lepus. Brisf. 94. The common Hare. Br. Zool. N°. ao. De Haas Houtt. 371. Le Lievre blanc. Lepus variabilis, apice aurium atros cauda concolore alba. Pa/las Nov. Speo. 1. Varijing or Alpine Hare. Br. Zool. N°. 21. t. 8. Hifi. Quad. N°. 242. Witt£ Haas. Daar is vele reden, om te gelooven, dat deze ia foort van den eerden verfchilt. Men vindt ze beiden, pp de bergen; maar de w'iite haas daalt nooit in de Tlakten af, zich houdende aan de kanten der Ijsbergen en op de Alpen; en de Zwitzerfche jagers verzekeren, zoo als ook de Heer Pennant, dat hij zich pjet den gemeeaeii haas nppjt reimengt, Qpk is zijn V vleefcb.  II E L V E T I C A.' 335 vleefch zoo fmaakjijk niet, als dat van den Iaatftgemelden. De Heer W-jttenbacb. Castor (Bever) Linn. 78. Houtt. I. 2. bl. 409. C. Fiber. linn. 78. Le Castor, oa Le Bievre. C. five Fiber. Brisf. 90. The Beaver. Br Zooi. I. 80. p. 96. Hijl. Quad. N°. 251. Dr Bever. Houtt. 410. Voormaals vondt men dit dier in de rivier de Aar, en het meir van Brientz; doch ik geloof, dat het thands in Zwitzerland is uitgeroeid. Mus (Muis) Linn. 79. Houtt. I. 3» bl. 437' Mus Marmota. Linn. 81. Glis Marmota PFittenb. La Marmotte. Marmota Alpina, Brisf. 117, ' The Marmot Hijl. Quai. K°. 258. Marmot, M ar me ld ie r. Houtt. I. 2. bl, 455. N°. 4. Gemeen in de Alpffche bergholen, waar gras voor handen is. Dit dier maakt een fluitend, of fchulffelend, geluid, op de aankomst der jagers. Deszelfs vleefch word gegeten, en het vet verkocht aar» de Apothekers, die er eene zalf uit bereiden, welke men zegt, dat zeer goed is, om hundingen te genezen, M. Cricetus. Linn. 82. Le Hamfter. Marmota Argentoratenfis Brisf. lij. Tbe Hamfter RvHift. Quad, No. 324. V 5 Ham»  334 FAUNULA Hamster. Houtt. I. 2. bl. 464. N°. 6. Men heeft mij onderricht, dat dit foort fomtijds, fchoon zeldzaam, gezien is, omtrent de Aar, en in 't Canton van Bei n. M. Rattns. Linn. 83. . Le Rat Commun. Rattus. Brisf. 118. Black Rat. Br. Zoöl. N°. «5. De Rot. Houtt. 467. 471. N°. 9. M. Amphibius. Linn. 82. Le Rat d'Eau. M. Aquaticus. Brisf. 124. Water Rat. Br. Zoöl. N°. 27. Water-Rot. Houtt. I, 2. bl, 470. No. 8. M. Sijlvaticus. Linn. 84. LaMulot. M. Agrorum. Brisf. 123. Field Moufe. Br. Zoöl. No. 28. Bosch Muis. Houtt. I. 2. bl. 486. N°. 12. Zeer gemeen, niet flechts op de velden , maar ook in de bosfchen. M. Musculus. Linn. 83. La-Souris. Sorex. Brisf. 119. Moufe. Br. Ztöl, No. 3». Hors-muis. Houtt. I. 2. bl. 478. No. 10. Zeer gemeen in de woningen. M, Terrestris. Linn. S2. Le Campagnol. M. Campestris minor. Brisf. 123. Short tailed Moufe. Br. Zoöl. N°. 31. Veld-muis Houtt. I. 2. bl. 469. N°. 7. Zeer gemeen. M. Oeconomus. Pallas, Cauda fubfesquiunciali, auricufis nudis, vellere molli, latentibus palmis fubtetradaftijlis, corpore fusco. tab. 14. A. Ballas. Pen. Hifi. Quad. N. 3>3Dit dier is in het Pais de Vaud bekend onder den naam  H E L V E T I C Ar 335 naam van Mol, en is aldaar zeer gemeen, op de bergen zoo we!, alsin de vlakten. De Heer van Berchet* was de eerfte, die ontdekte, dat het de Mus Oeconomus van Pallas was. De Heer Amjlein tondt het ook in Graauwbuuderland. Sciurus. (Inkhoorn) Linn. 86. Houtt. L 2. bl. 493. S. Vulgaris. Linn. 8(5. L'Ecureuil. S. Vulgaris. Brisf. 104. Coramon Squirrel: Br. Zoöl N°. 23. Gemeene Inkhoorn. Houtt. 1.9. bl. 494. N°.i. Men vindt er in Zwitzerland twes foorten van, den g-emeenen rooden inkhooon met een witten buik, en den zwarten , mede met een witten buik. De laatfte is kloeker, maar ook zeldzamer, dan de eerfte. S. Glis. Linn. 87. Le Loir. Glis. Brisf. 113. Fat Dormoufe. Hifi. Qutd. N0. 287. Rel muis. Houtt. I. 2. bl. 485. S. Avellanarius. Mus Avellanarius. Linn. 83. Muscardine. M, Avellanarum minor. Brisf. 115. The Dormoufe. Br Zoöl. N°. 24. De Kleine Hazelmuis Houtt.1.2.bl.486.N°.ii. S. Quercinns. Mus Quercinus. Linn. 84. LeLerot. RatBlanc. M. Avellanarum major. Brisf. 114. Garden Dormoufe. Hifi. Qiiad. No. 288. Groote Hazelmuis. Houtt, als boven. 485. Ordo V. Pecora. Weid-vee. Cervus (Hert) Linn, 92 Houtt. I. 3. bl. 35. C. Elaphus. Linn- 93. Le  33Ö FAUNULA Le Cerf. Cervus. Brisf. 58. The Stag. Br. Zoöl. N°. 6. Het Hert. Houtt. I. 3. bl. 59- N°. 3- Dit is zeldzaam in het pais de Faud, maar gemeen, zamer in de vlakten en gebergten van het Hoogdukfch deel van 't Canton Bern. C. Capreolus. Linn. 94. Le Chevreuil. Capreolus. Brisf. 6r. The Roe-buck. Br. Zoöl. N°. 8. t. 4. De Rhee. Houtt. i. 3. bl. 149. Inde lagere deelen van den berg Jura, en elder» in de vlakten. Capra (Geit) Linn. 94. Hautt. 1. 3. bl. 155- Antilope Rupicapra. Ballas Miscell. Fafc. L p. 7. & Fafc. 12. p. 12. Capra Rupicapra. Linn. 95. Le Chamois. Rupicapra. Brisf. 41. Chamois Antilope. Hifi. Quad. N°. 17. De Gems. Houtt. I. 3- bl. 180. N°. 3. Alleen op de hoogfte Alpen, des winters op de lagere bergen afdalende. C. Hircus. Linn. 94. Le Bouc. Le Chevre domestique. Hircus & Capra Domestica. Brisf. 38. Domestic Goat. Br. Zoöl. N°. 5. De Bock. Houtt. 1. 3. bl. 156. No. 1. Daar is eene verfcheidenheid van met vier hoornen, welke voorkoomt op de Alpen van het Canton Bern. C. Ibex. Linn. 95. Le Bouc Estain. Ibex. Brisf. 39- Wild Goat. Ibex Goat. Hifi. Quad. No. 13. Dl  H E L V E T I C A. S37 De Steenbok Houtt. I. 3. bl. 176, Thands zeer zeldzaam in Zwitzerland. Bouquetin. Bufon Hifi. Nat. XII. p. 136. t. 13. 14, Ordo VI. JBelluae. Schrik - dieren. Equus (Paard) Linn. 100. Houtt. 2. 1. bl. 332. E. Caballus, Linn. 100. Le Cheval. Equus. Brisf. 69. The Horfe. De Hengst. Houtt. i. 3. bl. 333. E, Afinus. Linn. 100. ,, 1,'Ane. Afinus. Brisf. 70. The Asf. De Ezel. Houtt. 1. 3. bl. 335. Afinus Mulus. fi. Linn. 101. Le Mulet. Mulus. Brisf. 71. The Mule. Br. Zoöl. N°. 8. Da Muilezel. Houtt. 1. 3. bl. 397. Sus (Varken) Linn. 102. Houtt. 1. 2. bl. 248. S. Scropha. Aper Linn. 102. Le Sanglier. Aper. Brisf. 75. The wild Hog. Hijl. Quad. N>. 61. Het Wilde Zwijn. Houtt. 1. 3. bl. 250. Op den berg Jura, en in de omleggende Kreken. Scropha. Sus. Linnr 10a. Le Cochon domewique. Sus domesticus. Brisf. 74. Tame Hog. Br. Zoöl. No. 9. Het Tamme Zwjjn. Houtt. als bov. C L A S S  33% FAUNULA C L A S S II. A ve s. Vogelen. Ordo j, Accipitres. Roofvogelen. Vultur (G lE-R^Lttm. 121. Houtt. i. 4. bl. 1,6. Vultur Barbatus. Linn. 121. Aureus Gesner Av. Edir. 1620. p. 70%-. V. Barbu. Brisfon. 6. jipp. p. 26. Bearded Vulture. Edwards: r. ic6. Baard-gier. (*) Houtt. 1. 4. bl. 'rit. Deze vogel koorat voor op de Pennynfcbe, Graauzv. bunder - en -Tyrolfcbe Alpen. Men treft hem ook aan op Corjica, Sardinië, en waarfchijnlijk zoo wel in Barbarye, als op den bcrj? Caucafus en in Daunie, of de Zuid-oostelijke deelen van Siberië. Hij is een mid- (♦) Zedert ik het bericht wegens den Gebaarden Gier, het welk in mijn 5§u\;n Brief voorkoomt, ter perfe zond, ontdekte ik, dat de Heer Latham, in zijn Supplement ia the General Sijnopfii ofBirds p* I., de gisfing van den Heet Bufon fchijnt aantenemeu, in het.rangfchikken van den Lammer, geier en Condor onder dezelfde foort, fchoon hij erkeat, dat het onzeker blijft, "of de Lammer.geier dezelfde z'j met darCondor, dan of hij'flechts eene verfchei lenheid zij van den Gebaarden Gier. Hij voegt er, met eene befcheidenheid, die.hem eere aandoat, bij, dat het te vreezen is, dat andre fchrijvers, zoo wel als hij zelf, de Gier-foorten zeer-met eikanderen verward'hebben; dewijl deze vogels, even als dié van 't gedacht der Valken, langlevende, eene groote verandering van plui. maadje ondergaan, in ftaat om die genen te misleiden, die tot hier toe getracht hebben hen te'ohderfcheiden.  HELVETICA. 339 middelfoort tusfchen de Gieren en Arenden. In de gedaante van den bek en het lijf gelijkt hij den Gier; maar hij onderfcheidt zich van denzelven daarin, dat hij veders op den kop heeft, even als de Arenden. Hij is nu zoo wel befchreven, inzonderheid door den Heer Sprungli, dat men hem niet langer miskennen kan. Zie den 58ften Brief, 2de D. jijt? ft. bl. 084. enz. De Hoogduitfche Landlieden van Zwitzerland noemen dezen Vogel, bij uitstekendheid, den Lam. mergeier, of Lammergier, en venelien ongelooflijke fprookjes van zijne grootte en zijn verflindenden aart: de boeren van het Franfche rechtsgebied noemen hem doorgaands den Celen Gier, Le Vautour Jaune. Falco. (Valk) Lirm. p. 124. Houtt. 1. 4. bl. 121 F. Osfifragus. Linn. 124, Le Grand Aigle de mer. Aquila Osfifraga. Brisf. 1. p. 437. Sea Eagle. 7V«». Br. Zoöl. N°. 44. t, 17.' De Beenbreker Houtt. 1. 4. bl. 170. N°. 21. Gemeenzaam omtrent de meiren. F. Chrijfaëtos. Linn. 125. L'Aigle dorê, feu Aq. Aurea. Brisf. 1. 43 r. Golden Eagle. Br. Zoöl. N°. 42. t. \6.frontifp. Goud-Arend. Houtt. bl. 128. No. 2. Op den berg Jura. F. Fulvus. Linn. 125. L'Aigle. Aquila. Brisf. \. 419, Black Eagle. Br. Zöol. No. 43. Gemeen e.Arend. Houtt. bl. 132. De boeren van Zwitzerland noemen dezen vogel den bruinen Lammer.geiër, om hem van den Gelen Gier te onderfcheiden. De Heer Pennant verzekert ons, op  34o FAUNULA op het gezag van den Heer Oedman, dat deze vogel niet anders is, dan, het jong van den F. Mtlavtetus van Linnaus p. 124, (den zwarten Arend bij Houttuyn, I. 4- bl. 122. N°. 1.) Zie Supp. to Artïic ' Zoology. p. 57- F. Haliaetus. Linn. 129. L'Aigle denier, feu Aquila Marina. Brisf. 1.440. t 34. The Ospreij. Br. Zoöl. N°. 46. Flor Scot. 17. t. 1. ViscH-ofZeE Arend. Houtt. bl. 169. N°. 21. F. Pijgargus. Linn. 126. La Soubuie. Le Fa-.ifon a Collier. Falco Torqaa- tus. Brisf. 1. 3*5. Ring-tailed Falcon. Ring-Sta art. Houtt. bl. 143. N°. 9. Zeer zeldzaam. F. Milvus Linn. I26. Le Milan Roijal. Milvus Regalis. Brisf. t. 414.1.33, The Kite. Br. Zoöl. N°. 53- Kuikendief (Koninglijke) Houtt. bl. 144. 146. No. 10. F. Subbuteo. Linn. 127. Le Hobreau. Dendrofalco. Brisf. I. 375. The Hobbij. Br. Zoöl. N°. 61. Boomvalk. //satt. bl. 159. No. 13. F. Buteo. Linn. 177. La Bufe. Buteo. Brisf. t. 406. The Buzzard. Br. Zoöl. N". 55. t. 25. Buizert. Houtt. bl. 160. No. 14. Zeer gemeen. F. Tinnunculus Linn, 127. La Cresferelle. Tinnunculus. Brisf. r. 393. The Kestril. Br. Zoöl. N«. 60.. Steen-Smetzer. Houtt. bl. 163. Nu. iS- F.  HELVETICA» 341 F. Lanarius Linn, 129. Le Lanier. Lanarius. Brisf. I. 363. The Lanner Br. Zoöl. N°. 51. t. 22. Zwuimer. Houtt. bl. 168. No. 20. F. Apivorus. 130. La Boudrée. Bmeo Apivorus, feu Vefcivorus. Brisf. I. 410. Honey BazzarJ. Br. Zool. N°. 56. Muis • valk. Houtt. bl. 173. No. 23. F. Palumbarius. Linn. 130. L'Autour, Aftur. I. 317. Goshawk Br. Zoöl N°. 52. t. 24. Havik. Duiven - valk Houtt. bl. 175» N°. 95. F. Nifus Linn. 130. L'fipervie/. Accipiter. Brisf. X. 310. Sparrowhawk, Br. Zoöl. N°. 62. Sperwer. Vinkenvalk. Houtt, bl. 177, N°. 26. F. Lirtofalco. Le Faucon de roche, ou Rochier. Brisf. I 349. Stone-Falcon. Latham. I. p, 92. Steenvalk. F. Leucocephalus. Le Fau9on a téte blahche Brisf. I. 325. Var. C. & le Faucon patu. F. pedibus pennatis. ejusd. 6. App. 22. c. 1. Rough-legged Falcon. Br. Zoöl. App. 623. t. 1. Ruigpootige Valk. F. Circus Rufus. Le Buzard roux. Brljf. I. p. 404. Harpy - Falcon. Latham. I. p. 51. Rossche, of Harpy-Valk; F. Peregrinus. Le Faueon Pelerin Brisf. t. 341. Peregrine Falcon. Br. Zoöl. N». 48. r. 2». Vreemde Valk. Trek-Valk, F. Aefalon Bufon. III. Deel, II. St. Z V^  342 FAUNULA. L'Emerillon. Brisf. I. 382. The Merlin. Br. Zoöl. fol. XV. Strix (13 il) Linn. 131. Houtt, I. 4. bl. 181. S. Bubo. Linn. 131. Le Grand Duc, Bubo. Brisf. L 477. Eagle Owl. Br. Zoöl. N°. 64. Schuif uit, Houtt. bl. 183. N°. i. Meenigvuldig omftreeks de ïotzen op *t gebergte. S. Otus, Linn. 132. Le Moven Duc, ou le Hibou. Afio. Brisf. I. 486. Long-eared Horn Owl. Br. Zoöl. No. 65. t. 30. R a n s - u 1 l. Houtt. bl. 190. No. 4. S. Scops. £/«». 132. Le Petit Duc. Scops. Brisf. I. 495. t. 37. f. 1. Scops, or Little Horn Owl. Latham 1 p. 129. B o o m - U 1l t j e. Houtt. bl. 194. N°. 5. S. Aluco. Linn. 132. La Hulotte. Ulula, Br. Zoöl. I. 507. Brown Owl, or Aiuco Latham. I. p. 140. Groote Nacht-ü:l. Houtt. bl. 196. No. 6. S. Flammea Linn. 133« L'Effraie, ou la Fraifage. Le Petit Chathuant. Aluco. Brisf. I. 503. White Owl, or Barn Owl. Br. Zoöl N°. 67. Kerk-Uil, Lyk-Uil. Houtt, bl. 197. 198. S. Stridula. Linn. 133. Le Chathuant. Strix. Brisf. I. 500. Tawny Owl. Br. Zoöl N°. 68 Kras-TJil. Houtt. bl. 204. N0. 9. S. Uiula Linn. 133. La  H E L V E T I C A. 343 La Choutte, ou la Grande Cheveche. Noétua Major. Brisf. I. 511. Brown Owl. Br. Zo'ól No. 69. t. 3a. Kat-Uil. Houtt bl. 205. N°. io. S. Pasferina. Linn. 133. La Cheveche. Noétua Minor. Brisf I. 514. Liule Owl. Br, Zoöl. No. 70. Klein Kat-Uiltie. Houtt. bl. 207, No. n. La nivs 'Klaetjwier) linn. 134. Houtt. I. 4, bl. 211. L. Excubitor Linn. 134. La Pie Griéche Grïfe. Lanius Cinereus. Brisf. 2.141. Great Shrike. Br. Zoöl. N». 71. t. 33. Wachter. Houtt. bl. 214. No. 2> ° " L. Collurio. Linn. 135. L'Ecorcheur. Collurio. Brisf. 2. 151. Red backed ShriHe.^r. Zoöl. N°. 72.' Sc dAT - A ekster, Vinkenbyter, Houtt.bU 216. No. 3. L. Rufus. La Pie Griéche rousfe. Brisf. 247. Eadem cum priori ex fen'entia Wood^Chac Shrike Br. Zoöl. No. 73. Z^«. Lp. Dezelfde met den laatstvorigen volgens Linnaeus, zie Houtt. ter aangehaalde plaatze. °KD0 Picae. Aeksters. Corvus. (RaafI Linn. 155. -flóaw. I. 4. bl. 293. C, Corax. Linn. 155. Le Corbeau. Corvus. Brisf. 2, p. 8. Z 2 The  544 FAUNULA The Raven Br. Zool. N°. 74. R aef. Houtt; bl. 294, No. 1. C. Corone Linn, 155. La Corneille. Ccrnix. Brisf. 2. p. 12. Carrion Crow. Br. Zoöl. No. 75. t. 34. Kr a ei. £rVgtf. bl. 303. N°. 2. C. Frugilegus. Linn. 156". Le Freux. Le Corneille Moifonneufe. Cornix Fru- gilega. Brisf. 2. p. 16. The Rook. Br. Zoöl N°. 76. Roek. bl. 305. No. 3. C. Cornix. Linn. 156. La Corneille Moutillé. Cornix Cinerea Brisf 2 p. 19. Hooded Crow. Br. Zoöl. No, 77. .Scö/. t. 2. BÓwtekraei. Houtt. bl. 306. N°. 4. Zeldzaam gezien, en alleen des winters. C. Monedula. Z««». 356. Le Choucas. Monedula feu Lupus. Btisf. 2. p. 24. The jack daw. Br. Zcöl. No. 81. Kaeuw. Houtt. bl. 309. N°. 5. C. Glandarius. Linn. 150. Le Geay. Garrulus. Biisf. 1. p. 47. The Jay. Br. Zoöl N°. 70. Vlaemsche Gaei. Houtt. bl. 313. N°. 7. C. Caryocatadtes. 157. Le Casfe-noix. Nucifraga. Brisf. 2. p. 59. t. 5. f. z, Nut-Breaker. Br. Zoöl. 2. App. 531. t. 3. Noten-kraker. Houtt. bl, 317.No. 9. Gemeen in de bosfchen. C. Pica. Linn. 157. La Pie. Pica varia, feu caudata. Brisf. 2. p. 35. The Magpie. Br. Zoöl N°. 78. A e k s t e e . //ea;/. bl. 319. N°. 10, C.  HELVETICA. 345 C. Pyrrhocorax Linn. 158. Le Choucas des Arpes'. Pyrrhocorax, Brisf. 2. p *o t. i. f. 2. Alpine Crow. Latham, I, 381. Alpische Kaeuw Houtt. bl. 311. Zeer gemeen in de Alpen. C. Graculus. Linn. 158. Le Coracias Coracia. Brisf. 2. p. 3. t. !.f. t. Red legged Crow. Latham. I. p. 401. Br. Zoöl.TXo. So: t. 35. Rood-Beenige Kraei. In da Alpen , hoewel minder gemeen, dan de vorige. C. Eremita Linn. 159. Le Coracias Hupé. Coracia Criftata. Brisf. 2. p. 6. Hermit Crow. Latham. 1. p. 403. Deze vogel is den Heer Sprungli geheel onbe. kend, fchoon men zegt, dat hij een oorfpronglijk bewoner der Zwitzerlche bergen is. Gemelde Heer deedt vele moeite, om hem te ontdekken, maar vruchteloos; en hij vermoedt, dat, zoo hij waarlijk beftaat, hij flechts eene verfcheidenheid is van den vorigen. Coracias (Scharlaer) Linn. 159. Houtt. I, 4. bl. 329. C. Garrula. Linn. 150. Le Rollier. Galgulus, Brisf. 2. p. 64. t. 5. f. 2. Tire Roller. Br. Zoöl. 2 App. p; 624. t. 2. Duitsche Papegael Houtt. b'. 330. JM°. 1. Zeldzaam, en alleen in den zomer gezien. Oriolus. (Wielewael) Linn. 160. Houtt. I. 4. bl, 332. O, Galbula. Linn. 160. z 3 Le  34<5 FAUNULA. Le Loriot. Oriolus. Brisf, 2. p. 320. The Oriole. Br, Zo'ól. 2 App. p. 626. t. 4. De Wielewaal. Houtt. als bov. Ongemeen in Zwitzerland. Cuculus (Koekkoek) Linn. l63. Hout;. I. 4. bl. 352. C Canorus. Linn. 168. Le Coucou, Cuculus. Brisf, 4. p. 105. The Cuckoo. Br. ZoölN°. 82. t. 36. El'ropiscue , of Gemeené, Koekkoek, Hotitt. bl. 354. N°. 1. Jynx (Draeihals) Linn. 17a. Houtt. 1. 4. bl. 370. J. Torquilla. Linn. 172. Le Torcol. Torquilla. Brisf. 4. p. 2. t. i. f. i. The Wry neck. Br. Zo'ól. N°. 83. t. 36. Draeihals. Houtt. als bov. Picus. (Specht) Linn. 173. Houtt. I. 4. bl. 374. P. Manius Linn. 173. Pic noir. Picus Niger. Brisf. 4. 21. Black Woodpecker. Penn. Ar Et. Zo'ól. p. 276". Latham. I. p. 552. Kraei-Specht. Houtt. bl. 375. N». 1. Gemeen in de bosfchen, vooral overvloedig in de Dennen - boomen. P. Vbridis. Linn. 175. Pic Verd. Picus Viridis, Brisf. 4. p. 9. Green Woodpecker. Br. Zoöl, No. {54. Groe-  HEL VETICA. 347 Groene Specht. Houtt. bl. 380. No. 7. P. Norwegicus. Le Pic verd de Norwege Brisf. 4„ p. 19. Grey headed green Woodpecker. Et/w. t. 65. Grey headed Woodpecker. Br. ZodL p. 277. Latham. I. p. 5«3. Graeuw koppige Groene, Specht. Op het gebergte. P. Major. Linn. i~6 Le Grand Pic varii. P. Varius Major. Brisf. 4. 34. Grcat Spotted Woodpecker. Br, _ Zoöl. No. 85. Groote Bonte Specht. Houtt. bl. 389.N?. 10. P. MeJius. Linn, 176, Le P^c Varié. Picus Varius. Brisf. 4. 3?. Middie Spotted Woodpecker. Br. ZM, No. 85. t. 37. Middelbare Bonte Specht. Houtt, bl. 392. No. 11. P. Minor. Linn, 176. Le Petit Pic Varii. P Varius Minor. Brisf. 4. 4w Lest Spotted Woodpecker, Br. Zoöl. N>. 87. t. 37. Kleine Bonte Specht. Houtt. bl. 391. W.ié. P. Tridactylus. Linn. 177. Three toed Woodpecker £(/w. t. 114. Penn. Arct. Zoöl. p. 275. Latham. I. p. 600. Dr ie-Vin ge ri ge Specht. Houtt M. 393. N°.'3. Zeer gemeen in het Bergachtig deel van 't Canton Bern. SittA (Blaeuwspecht.) Linn. 177. . Houtt. I. 4. bi. 395. S. Europaea. 177. Le Torche-pot, Sitta, feu Pecus Cinercus. Brisf. 3. 588. t. 28. f. 3. Z 4 The  348 FAUNULA The Nuthatch, Br. Zoöl. No. 89. t. 38. EuROPIS che Bl AEUWSpECHT. Houtt. bi. 395, No 1. Alcedo (Ysvogel) Linn. p. 178. Houtt. I'. 4. bl. 398. A. Ispida. Litn. 178. Le Martin Pefchenr. Ispida. Bihf. 4. 471. Kingfisher. Br. Zoöl. No. 88. t. 38. Gemïeke Ysvogel. Houtt. bl. 399. N°. 1. Meenigvuldig in Zwitzerland, vooral nabij Visch* vijvers. Merops. (Bïen-eter) Linn. 182. Houtt. 1. 4, bl. 409. M. Aprafter. Linn. 182. Le Guaspier. Apiafter. Brisf. 4. 532. Beï-eater Latham. I. p. 667. Gewone Byeneter. Houtt. als bov. Certiiia (Boomkruipertje) Linn. 184. Houtt. I. 4. bl. 424. C. Fainiliaris. Linn. 184. Le Grimpereau. Certhia. Brisf. 3. 603. The Creeper. Br. Zoöl. N°. 91. t. 39. Gemeen Boomkruipertje. Houtt. bl. 425. N°. 1. C. Muraria. Linn. 184. Le Grimpereau de muraille. C. Muralis. Brisf. 3. 607, t. 30. f. 1. Wal. creeper. Latham. I. 730. Edw. t. 36*1. Muur- Kruiper. ƒƒ<;««. bl. 427. Des,  H E L V E T I C A. 349 Des zomers gemeen op de bergen, des winters omtrent de Steden en Gehuchten. Upupa. (Hoppe) Linn, 183. Houtt. I. 4. bl. 414. U. Epops. Linn. 183. La Hupe, ou Puput. Upupa. Brisf. a. 4«t j- f , The Hoopee. Br. Zoöl. N°. 90. t. 39. * 5 ^ f' Gewone Hoppe Houtt. bl. 415. 'nó. i. Gemeen in den Zomer. OrdoIII.Anseres.(Zwem-ofVVater. Vogelen) Anas (Eend) Linn. 194. Houtt. I, 5. bl. 12, A. Cygnus Z/««. i94. La Cygne fauvage. C. km.. Brisf. 6. 20* t ,t Wild Swan. 5/-. Z«ë/. No. ar54. ' Wilde Zwaan. Houtt. I. 5 bl ,3 No f Hij bezoekt Zwitzerland alleen Ja ftrènge winters. A. Axikr ferus. Linn. 197. * L'Oye Sauvage. Anfer Sylveftria. Brisf 6 2g, Grey Lag Goofe.^ Zoöl. No. 265. La£b~a^ Wilde Gans. Houtt, bl. 27, 29. A. Clypeata. Z*»?*. 2co. Le Souchet. A. Clypeata. Brisf. 6. 329. t r , The Shoveler A, Ztó/. N°. 280. ' Slobbe. bl. 46. N°. 16. A, Sttepera. Z/«». 200> LeCbipau. A. Strepera. 2^ 6. 339 t ~ , T The GodwaH. ^ no/^;3*' * >3' f' << Roeper ƒƒ«»//. bl. 4g. Ko^ lg# A. Clangula. Z;««, 2or. Le  350 FAUNULA Le Garrot. A. Clangula. Brisf. 6. 416. t. 37. f. 2. Golden-Eye Duck. Br, Zoöl. N°. 276. Kwaker. Houtt. bl 51. N°. 20. A. Acura. Linn. 203. Le Canard a longue queue. A. Longicauda. Brisf. 6. 369. t. 34- f- 2' Pintail Duck. Br. Zoöl. N°. 282. Pyl-Staert. Houtt. bl. 56. No. 25. A. Ferina. Linn, 203. Le Millouin. Penelope, Brisf. 6\ 384. t. 33. f. ï. The Pochard Br. Zoöl. No. 284. Rosse Eend. Roodkop. Roodhals. Houtt. bl. 57. No. 27. A. Penelope, Linn. 202. Le Canard Siffleur. A. Fiftularis. Brisf. 6. 391. t.35. f. 2. The Wigeon. Br. Zoöl. No. 286. Smient, Houtt. bl. 54. No. 24. A. Fiftularis criltata. Le Canard Siffleur hupé. Brisf. 6. 398. PI. Enlum. No. 928. Red Crefted Duck. Latham 3. 544. A. Q.ierquedula, Linn. 203. La Sarcelle. Qiterquedula. Brisf. 6. 427. r. 39.1". 1.2. The Garganey. Br. Zoöl. N°. 289. t. 101. WlNTER-t ALIN g. Houtt. bl. 58. N°. ilS. A. Crecca. Linn. so4. . La Petite Sarcelle. Querquedula Minor. Brisf. 6, 43<5. t. 40. f. 1. "Ibe Teal. Br Zoöl. No. 290. Schyf-Taling. Houtt. bl. 58. N0 29. A. Boichas. Linn. 288. Le Canard fauvage. A. fera. Brisf. 6. 318- The  HELVETICA. 3St The Mallard. Br. Zool. N°. -274. Gewone Eend. Houtt. bl. 62. N°. 34. A. Füligula. Linn. 207. Le Petit Morillon. Glaucium minus. Brisf. 411.1. 37 f, 1. Tufted Dncfe. Br. Zoöl. N°. 274. Toppertje. Houtt. bi. 70. N°. 39. Mergus (Zaegbkk.) Linn, 207. Houtt. I. 5. bl. 71. M. Merg-anfer. Linn. 2of?. L'Harle. Merganfer. Brisf. 6. 231. t. 22. Tha Goofeander. Br Zoöl. No. 260. t. 92. Duikergans. Houtt. bl.72. No. 2. M. Sorator. Linn. 208. L'Hfrie hupé. M, Crtfatus. Brisf. 6. 237. t. 23. Red-breafted Merganfer. Br. Zoöl. N°. 261. t. 93. ' Langbek. Höutt.bl. 74. NJ. 3. M. Caftor. Linn. 2c9. Le Bievre, ou le Harle cendrée. M. Cinereus. Brisf, 6. 254. t. 25. Dun Diver. Variery A. Latham 3. 421. Bever. Graeuwe of Bruine Duiker. M. Albellus. Linn. 209. La Piette, ou le petit Harle hupé. M. Criflatus Minor. Brisf 6. 243. t. 24. f. 1. 2. Th. Smew. Br. Zoöl N0. 262. Witte Non. Houtt. bl. 77. N°. 4. De Mergus Minutus van Linnaeus, of Pylstaert van Houttuin (bl. 79. No. 5 ) is het wijfje van de Witte Non. Pe-  35a 'FAUNULA Pelecanus (Krop-gans.) Linn. 215. Hvutt, I. 5. bl. 103. P. Onocrotalus. Linn. 215. Le Pelican, Onocrotalus. Brisf. 6. 519. Great White Pelikan. Latham. 3. 575. /irtl. Zo'ól. p. 57 8. Edzv. t. 92. Pe'likaen bl. 104. N°. 1. Deze vogel bezoekt Zwitzerland zelden.' P. Carbo. Linn. 216. Le Corrnorant. Phahcrocorax Brisf 6. $11» t. 45. The Ccrvorant. Br. Zo'ól. N°. 291. K 0 r m 0 r a n. Houtt. bl. 115. N».' 3. P. Graculus. Linn. 217. Le Petit Cormoran. Phalacrocorax Minor Brisf. 6. 516. The Shag. Br. Zoöl. N°. 292. t. 102. Kleine Kormoran. Watbrraef. Houtt. bl. 119. Colymbus (Duiker) Linn. 2.10. Houtt. ï. 5. bl. 133. C. Immer. Linn. 222. Le Grand Plongeon. Mergus Major. Brisf. 6. 105. t. 10. f. 1. The Imber Diver. Br. Zoöl. N°. 238. t. 84. Ember-Vogel. Houtt. bl. 137. In den Wintertijd fomtijds gezien. C. Mergus Minor. Le Petit Plongeon. Brisf. 6. 108. t. 10. f 2. Spreckled Diver. Br. Zo'ól. N°. 239. Latham. 3. 3*3' A. Arclicus. Linn, 221. Le  H E L V E T I C A. g53 Le Plongeon a gcrge noire, Mergus gutrure nigro. Brisf. 6. lis. Black throated Diver. Br. Zoöl, N°. 541. t. 85. Latham 3 p. 341. Lom me. Houtt, bl. 134, N°. 1. Zeer zeldzaam. C. Criftatus. Linn, 221. La Grebe Cornue. Colymbus Cornutus. Brisf. 6. 45- t. 5- L 1. Great-Crefted Grebe. Br. Zool. N°. 223. Fuut. Houtt. bl. 138. N°. 2. C. Auritus x. linn. 222. La Pet'ue Grebe Cornue. C. Cornutus Minor. Brisf. 6. 50. Eared Dobchick. Br. Zoöl. N<\ 224, t. 79. Le Grebe d'Esclavonie. PI. Enlum. e. 404. 2. Latham, 3. p. 288. Kleine of Geoorde Fuut Houtt. 139. C. Auritus /3. La Grebe a Oreilles. C. Auritus. Brisf. 6. 54. Eared Grebe. Latham. 3. 285. Deze fchijnt een verfchillend foort van den Iaatstvorigen te zijn. C. Auritus y. La Grebe de riviere. C. fluviatilis Brisf. 6- 55». Deze heeft nog meer het voorkomen van een verfchillend foort te zijn. C. Urinator. Linn. 223. La Grebe. Colymbus. Brisf. 6, 34. t. 3. f. I. Tippet Grebe. Br. Zoöl. N°. 222. t. 88. C. Grifeus, La Grebe a joues grifes, ou le Jougris. Bujf. Ois. 8. 242. PI. Enlum. 931. Red-necked Grebe >Ar£l. Zoöl, p. 499. C. Suppl. p. 6»  354 FAUNULA 69. Latham. 3. 288.C. Minor La pe.i'e Grebe. Brisf. 6. p. 56. Grebion a jeux rouges. Pi. Enlum. 942. Dusky Grebe. 225. Latham. 3. p. üSö", La rus (Mbrüw.) Linn. 224. Houtt. I. 5. bl. 142. L. Tridactylus Linn. 2.4. La Mouette d'Hiver. Gavia Hyberna. Brisf. 6. 189. Winter-Mew. Latham. 3. 384. . Winter-Meeuwtje. Houtt. bl. 143. N°. 1. L. Canus, Linn,. 224. La Mouette Cendrée. Gavia Cinerea. Brisf. 6. 175. t. 16. f. 1. Common Gu.il. Br. Zoöl. N°. 249. t. 89. Gryze Meeuw. Houtt. bl. 144. N°. 2. L. Clnerarius. Linn. 224. La Petice Mouette Cendrée. Brisf. 6. 178. t. 17. f.i. Reg Leg^ed Gul!. Latham. 3. p, 381. Br. Zoöl.Vf riety p. 542. L. Fufcus. Linn. 225, Le Goeland Gris. L. Grifeus. Brisf. 6. 162. Herring Gull. Br. Zool. N°. 246, t. 88. Kock-Meeuw, of Burgemeester , Houtt. bl. 147. No. 4. L. Atricilla. Linn. 225. La Mouette rieufe. Gavia ridibunda. Brisf. 6. 192. t. 18. f. 1. Laughing Gull. Cateshy. 1. t. 89. Latham. 3. 383. Penn. Ar El. Zo'ól. p. 528. Spotter. Houtt. bl. 149. N°. 5. L. Paraflticus. /.«'»«. 225. Le  H E L V £ T I C A. 355 Le Srercoraire. Stercorarius longicaudatus. Brisf. 6. p. 155.. & p. 150. Arélic Gull. Latham. 3. p, 389. Br. Zoöl. N°. 245. t. 87. Strontboer. Houtt. bl. 150. N°. 6. Men ziet hem alleen des winter?. L. Varius, five Skua. Le Goiland varié, ou Ie Grifard. Brisf, 6. 167. t. 15. bona. Wagel Gull. Latham. 3 '375 Br. Zoöl. No. 247. L. Cinereus Minor.. reétricibus aibis, remigibus omnibus cinereis, apice albis. L, Cinereus Minor, feu fecundus. Aldrovand. III. p. 35. Ster na (Stern.) Linn. 227 Houtt. I. 5. bl. 153. S. Hirundo. Linn. 227. La Grande "Hirondelle de mer. Sterna Major. Brisf. 6. £03. t. 10. f. 1. Great Tem. Br. Zoöl. No. 254. t. 90. Groote Europische Zeezwaluw. Houtt. bl. 155. N0. 2. S. Fisfipes. Linn. 228. L'Hirondelle de mer noire, ou L'Epouvantail. S. Nigra. Brisf. 6. au. t. 20. f. 1. Black Tern. Br. Zoöl. No. 256. Zwarte Meeuw. Houtt. bl. 158. S. Naevia. Linn. 228. L'Hirondelle de mer tachettée. S. Naevia. Brisf. 6. 216. t. 20. f. 2. Sandwich Tern, Variety A. Latham, p. 358.  356 FAUNULA Ordo IV. Grallae. (Steltloopers.) Platalea (Lepelaar) Linn, 231.' Houtt, 1. 5, bl. 168. P. Lcucorodia Linn, 53 r. La Spatule. Platalea. Brisf. 5. 352. Spoonbiil. Br. Zo'ól, 2. App. 634, t. 9. Witte Europische. Houtt.- als bov. N°, 1. Nu en dan gezien in de moerasfen. Ardea (Reigep) Linn. 233, Houtt, i„ 5. bl 177. A. Gras. Linn. 234. La Gme. Guis. Brisf. 5. 374. t. 33. The Crane Bh. Zo'ól App. 629. t. 6. Kraan Vogel. Houtt. bl 183. N». 4. Eeniglijk, in zijn doortrekken, in de lente gezien* A. Ciconia. Linn. 235. LeCigogne blanche. Ciconia alba. Bw/i 5.365. t. 32» The Stork. Latbem. i.tf.Penn.ArÜ. Zool. p. 455. Oojevaar. Houtt bl. 192. N°. 7. Gemeen in de moerasfen en lage gronden. A. Nigra. Linn. 235. La CigogneBrun i. Ciconia fusca. Brisf. 5. 362.1.31. Black Stork. Latham. 3. p. 50. Arüt Zo'ól. p. 465* Zwarte Stork. Houtt. bl. 199. N9. 8. Minder gemeen, dan de vorige. A. Nijcticorax, Linn. 235. Le Bihoreau. Nycticorax. Brisf. 5. 493. t. 39. Ash-coloured Crane, or Night Raven, male. Lat' ham. 3. 52. Arcl Zo'ól p. 45a. Kwak. Houtt, bl- 200. Nu. 9. A. Purpurea, Linn. 236. Lt  H E L V E T I c A. Le Heron pourpre hupé. A. crktata purpurascen* Brisf. 5. t. 36. f. 2. Crested Purple Heron. Latham. 3. p. 95. Pürpre Reiger. Houtt. bl. 206". A. Major. Linn. 236. Le Heron Hupé. A. Criftata. Brisf. 5. 396. t. 35. Common Heron, male. Latham. 3. Br. Zoöl jtf f< I# The Bittern. Br. Zoöl. N°. 174. Bütoör, of Roerdomp. Houtt. bl. aii. N°.i& A. Albe. Linn. 339. Le Heron Blanc. A. Candida. Brisf. 5. 428. White Hefort. Br. Zoöl. N°. 175. Witte Reiger. Houtt. bh 213. No. 174 Zeef zelden gezien. A. Minuta p. Linn. 340. te Blongios. Ardeola. Brisf. 497. t. 40. 49. f. Little Bittern. Br. Zoöl. 2. ^. 633. t. 8/  yJS FAUNULA ' Kleine B-jtoor, of Woud-Aapje Houtt. bl. 210. Zeer gemeen. A. Grifea Linn. 030. Le Heron Gris. A. Grifea Brisf. 5. 412. t. 36. f i. Ash coloured Crane, or Nicht- raven, female. Latham. 3- 53* Gr yzs Reiger, bl. 200. N». 9. (Het wijfje van de Nachtraaf, of Kwak.) A. Hüppé de Mahon. PI. Enlum. t. 3*8' Mahon Heron. 61ru 1 fde Reiger van Mahon. Tan tal us (Nimherzat) Linn. 240. Houtt. 1. 5. bl. i?5' T. Falcinellas Linn- 241. Le Courly Verd. Numenius Viridis. Brisf. 5.326. t.37.f.2. Bay [bis Latham 3. 213. Art. Zool. p. 460. Een foort van Wulp Houtt. als boven en bl. aai. Men ziet eenige weinigen dezer Vogelen jaarlyks in Zwitzerland. Scolopax (Snep; Linn. 24a. Houtt. I, 5. bl. 216. S. Arquata-£«sfl. 242. Le Courly Numenius Brisf. 5. 3"« The Curlew. Br. Zoöl N°. 176.*. 63. Gejieene Wulp. Houtt. bl. 221. N°. 4. S Phaeopus. Linn 243. Demi - Courly. Le Petit Courly, ou le Coriicu. Brisfi 5. 317- t- 37- ^ !• Numenius Minor. The Whimbril. Br. Zoöl. N. 17;. t. 64. Kleine Wulp. Houtt. bl. 82a. N°. 6. ■ S. Rusticola. Linn. 243. _  H E L V E T I C A. m La Bcccasfe Scolopax. Brisf 5 291. I Wood-Cock. Br. Zoöl. N°. 178. t, 65, Houtsnep. Houtt. bl. 225. N°. 7. Deze broeit in het Alpifche gebergte. S. Gallinago. Linn, 244. La Beccasfine. Gallinago. Brisf. 5. 298; t. 26. f. 1. Common Snipe. Br. Zoel. N<\ 187. t. 68. Snepje. Houtt, bl. 232. N°. 11. S. Gallinula. Linn. s44. La Petite BecaSfine.GallinagoMinor.Br;s/:5.3o3t.26 f." Jack Snipe Br. Zoöl. N°. 189. t. 68. ' Half Snepje. Houit. a^. S. Glottis. 245. La Grande Barge Grife. Limofa Grifea Major- Érïsïi ■ 5- 273. t, 24. f. 2. J° Green Shank. Br. Zoöl. N°. 183. Glut Groots Gryze Poelsnep. 'llouttM. 2=9. N0 » S. Lunofa Linn. 245. y° Le Barge. Limofa. Brisf. 5. 262.- ■ Lesfer Godwit. Br, Zoöl. N°. 182. Poelsnep. Houtt. bl. 231. N. iOi S. Totanus Z/>2. 245. La Barge Grife, Limofa Grifea. Brisf. 5.267. t 23 f ,i Spotted Snipe. 3. ,48. Bi.m Zo-ÓL No>' ^ " ° Gryze Poelsnep. Houtt. bl. 220 N0. 4. S. Calidris. Linn. 245. Le Chevalier. Totanus. Brisf. 5. ^S. t. 17. f. u Red Shank. Br. Zoöl. N°. 184, t. 65. Roodb een, als bov. 5. Fusca. Linn. 243. La Barge Brune. Limofa Fusca, Brisf. 276. t. 23. f 2 Duskij Snipe. Latham. 3. 155. *&9 Zöó7. p. 47,.' ' Bruine Wulp. Houtt. bl. 21e. No, 3, Aa* Trik.  FAUNULA Tringa (Strand-looperj Linn. 247. Houtt. 1. 5. bl. 23?. Tringa Pugnax. Linn. 247. Le Combattant, ou Paön de Mer. Pugnax. Brisf. 340. t. 22. f. 1. 2. The Ruffe. Br. Zoöl. N°. 192. t. 69. Kemphaan. Htutt. bl. 238. N°. I. T. Vanellus. Linn. 248. Le Vanneau. Vanellus. Brisf. 5. 94. t. 8. f. 1. The Lapwing. Br. Ztöl. N°. 190. Kievit,. Houtt. bl. 240. N°. 2. T. Interpres. Linn. 248. Le Coulon Chaud. Arenarta. Brisf. 5. 132. Hebridal Sandpiper, Br. Zoöl, No. 200. Fl. Scot, t. 3. Tolk. Houtt. bl. 244. N°. 4. T. Morinella. Linn. 249. Le Coulon Chaud cendré. Arenaria cinerea Brisf. $. 137. t. li. f. 2. The Turnstone. Br. Zoöl. N°. 199. T. Lobata. Linn. 249. Le Phalarope. Phalaropus. Brisf. 6. p. 12. Grey Phalarope. Latham?,, 27n.Br.Z00l.No.21 8 t. 86 Koet-Plevier. //#««. bl. 245. N°. 5. T. Alpina. L»'»«. 249. L'Alouette de mer a Collier. Cinclus Torquatus. Brisf, 5. 216. t. 19, f. 2. The Dunlin. Br. Zoöl. No. 205. Latham. 3. 185. Laplandsche. Houtt. bl. 247. N°. 7. T. Cinclus. Linn 25 r. L'Alouette de mer. Cinclus. £>•«ƒ. 5. mi. 1.19. f. i. The Purre. Br. Zoöl, No. 206. t. 71. Zee-Leeurik. T. Hei- ♦ ■ c  HELVETICA. 361 T, Helvetica. Linn. 250. Le Vanneau de Suisfe. Vanellus Helvetieus. Brisf. 5. io6..t. 10. f. 1. Swiss Sandpiper. Ar61. Zoöl. p. 478. Zwitzersche Tolk ofKiEviT. Hij is niet gemeen in Zwitzerland. T. Ocrophus. Linn, 250. Le Beecasfeau, ou Cul Blanc. Tringa. Brisf. <. 177 t. 16. f. 1. Green Sandpiper. Br. Zoöl. N°. 201. Plevier. Houtt. bl. 248. N". 8. T. Hypoleucos. Linn. 250. La Guignette. Guinetta. Brisf. 5. 183. t. 16. f. 2. Common Sandpiper. Br. Zöol. N°. 204. Haairsnepie. Houtt. bl. 249. N°. ^. T. Arenaria. Linn. 251. La Petite Maubeuche Grife. Calidris Grifea Minor Brisf. 5. 236. t. 20. f. 2. Sanderling Plover. Latham 3. P. 197. Br. Zoöl. No 212. t. 73, T. Calidris Linu. 252. La Maubeche. Calidris. Brisf. 5.226Y1. 20. f. j. Dusky Snipe. Latham. 3. 174. T. Calidris grifea. La Maubeche grife. Brisf. < -„ , 21. f. 2. /,/. 365i S. ta Grisled Sandpiper. Latham. 3. 175, T. Cinclus Minor. La Petite Alouette 'de mer A /?«-/■ 3. 215. ' ' I A. variety of the T. Cinclus £/««. or Purre. Br. Zoöl No. 2co\ In Zwitzerland Grillet genoemd. Een* verfcheidenheid van den Zee.Leeur ik T. Striata. Linn. 248. LeChevalierrajé. Totanus Striatus.Brisf.5. ,96. t.iS.f.r A a 3 Stri-  3<5a FAUNULA Striated Sandpiper. Ariï Zoöl. p. 472. Latham. 3. IJ'6. Gestreepte Snep. T. Squararola. Linn. 252. Le Vanneau Gris. Vanellus Grifeus. Brisf. 5. ioo. f. 9. f. 1. ■ - ; Grey Plover. Br. Zoöl. N°. 191. Graauwe Plevier. Houtt. bl. 251. N°. 13. Ciiaradrius (Plevier) Linn. 253. Houtt. 1. 5. bl, 252. C. Hiadcula. Linn. 253. Le petit Pluvier a Collier. Pluvialis Torquata. Brisf. 5. 63. t. 5. f. 2. Ringed Plover. Br. Zool. N°. sil. Piepert. Houtt. bl. 254. No, 2. C. Morinellus. Z.«'««. 254. Le Guignard. Morinellus. Brisf. 5. 54. t. 4. f. 2. The Dotterel Plover. Br. Zool. N°. 210. t. 73. Mor nel. Houtt. bl. 256. N°. 6. C. Apricarius. Linn. 254 Le Pluvier doré a ventre noir. Pluvialis aurea Freti, Iludfonis. Brisf. 5. 51. Alwargrim Plover. Arcï. Zool. p. 483. Latham. 3. p. 198. Spotted Plover. Ediv. t. 140. NooRDscriE Goud-Plevier. Houtt, bl. 258. N°. 7. C. Pluvialis. Linn. 254. Le Pluvier Doré. Pluvialis aurea. Brisf 5.43. t, 4.C I. Golden Plover /?/•. Zool. No. 208. t. 72. Goud-Plevier. Houtt. bl. 259. N°. 8. C. Oidicnemus. Linn. 255. Le Grand Pluvier, ou Courly de terre. Pluvialis major. Brisf. 5. 77. t. 7. f. 1. Thick-  H E L V E. T I C A. 363 Thick-kaeed Bustard. Br. Zool. N°. 100. Doorns luiper. DiKpoot. Houtt. bl 260.N».9. C, Himantopus. /,/««. 555. L'Echasfe. Himaatopus. Brisf. 5. 33. t. 3. f. 1. Long Legged Plover. Br. Zool N°. 209. Ft. Scot. 35. t. 4- Mathoen. Houtt. bl. 261. N°. 10. Zelden in Zwitzerland gezien. C. Pluvialis Morinellus Flavescens, Geritii Ornitbol. s Florence, t. 474. Courvite. Pt. Enlum. 795. Cream Coloured Plover. Latham. 3. 217. ROOM-coule ürob plevier. Zeer zeldzaam. Recu rviro stra (Kluit) Linn. 256. Houtt, 1. 5. bl. 263. R Avocetta. Linn. 256. L'Avocette. Avocetta Brisf. 6. 538. t. 47. f. 2. Scooping Avofet. Br. Zool. N°. 223- t. 80* Klujt. Houtt. bl. 26*. N°. 1. Haematopus (Schol - aakster) Linn. 257. Houtt. 1. 5. bl. 266. H. Ostralegus. Linn. 257. L'Huitrier, ou Pic Marine. Ostralega. Brisf. 5, 38. t. 3. f'. 2. Pied Oyster-catcher. Br. Zool. N°. 2(3. t. 74. Oestervanger. Houtt. bl. 267. N°. £. Fulica (Waterhoen) Z.j»«, 257. Houtt 1. 5. bl. 219. F. Fusca. £/«s, 257. A a 4 La  S<54 FAUNULA La petite Poule d'eau. Gallinula Minor. Brisf.S.p.^ Erown Gallinule. Latham. 3. 260. Bruin Waterhoentje. F, Atra. Linn. 257. La Foulque, Morelle. Brisf. 6. 23. t. 2. f. 1. Common Coot. Br. Zool. N°. 220. t. 77. Ge me ene Koet. Houtt. bl. 270. No. 1. F. Aterrima. Linn. 258. La Grande Foulque, ou Ia Macrouje. F. Major Brisf. 3. 28. t. 2. f. 2. Great Coot. Br. Zool. N.22r. Groote Koet. Allerzwartste Koet. Houtt. bl. 27 F. Chloropus. Linn. 258. La poule d'eau. Gallinula. Brisf. 6. p.3.t. 1. f. 1. 2, Common Gallinule, or Waterhen. Br. Zool. W.217, «• 77. Waterhoentje. Houtt. hl. 272. No. 2. Rallus (Rall) Linn. aör. Houtt. I. 5. bl. 278. R. Crex, Linn. 261, Le Roi de Caille. Rallus Geniftarum feu Ortygometra, Brisf. 5. i5p. t. 13. f. 2. The Crake Gallinule. Br. Zoöl. N>. 216. t. 85. Kwartel-Koning Houtt. bl. 279 N°. 1. R. Aquaticus. Linn. 262. Le Rasle d'eau. Rallus Aquaticus. Brisf. 5.151, t.ia.f.a. Water Rail. Br. Zoöl. N°. 214. t. 75. Water-Rall. bl. 281. N°. 2. R. Porzana. Linn, 262. La Marouette, Rallus aquaticus minor, feuMaruetta. Brisf. 5. 155. t. 13. f. 2, Spov  H E L V E T I C A. 365 Spotted Galüniile. Br. Ziöl. No. 315. Kleine Water-Rall. Houtt. bl, 282. Glareola Brisf. 5. p. i4,. Genus 73. O, Pratincola. La Perdrix de mer. Glareola. Brisf. 5.14 r t. ia. £ r. Hirundo Pratincola. Linn. 345. Aullrian Pratincole Z«//^»; 3. p< 232< (< g^ Zee-Veldhoen, Otis (Trap-gans) Linn. 264. O. Tarda, Linn. 264. L'Outarde. Otif. Brisf. 5. l8. £ft t. „. Great Buftard. Br. Zool N0. 98. t. 44. Gewone Trapgans. 7/u«w. bl. 288. No. 1. Ordo V. Gallinae (Hoenderen.) Tetrao (Veld.hoen) Linn. a73, Houtt. I. 5. bl. 391. T. Urogallus. Linn. 373. Le Grand Coqne de Bruyeres. Uro Gallu, Major JSrtsj. I. 182. ' - Wood Grous. Br. Zoöl. N0. 92. t. 40. 41. Overhaen. Houtt. bl. 392, No. t, T. Tetrix Linn. 274. Le peti^Coque de Bruyeres.a queue forchue. Brisf. Black Game, or Grous. Br. Zoöl. No. 93. t. 42 Berk-hoen Houtt. bl. 397. No. 2. T. Lagopus Linn. 274. Le Perdrix de neige. La Gelinotte blanche. Lago- pus. Brisf. 1. 216. S Ptarmigan. Br. Zoöl. N. 95. ^ a 5 Sneeuw-  366 FAUNULA Sneeuwhoen. Hmtt. bl. 404. N°. 4; T. Bonafia Linn.- 275. La Gelinutte. Bonafia. Brisf. 1. igt. Hafel Grous. Latham 2. 744. Ariï. ZoSl. p, 317. Hazelhoen Houtt. bl. 410 Nü. 7. . T. Attagen. La Ge inotte huppée. Brisf. i. 209. Red Grous. La-ham 2. 746. Br. Zoöl. No. 94. Rood Veldhoen. T. Rufus. Linn. 276. La tiartavelle Perdix Graeca. Brisf. i. 241. t. 23. f. 1. Greek Partridge. Latham 2. 767. Ro ode Patrys. Houtt. bl. 4I3.JN°. 8. Veelvuldig in de A'pifche flrekeii. T. Perdix rubra. La Perdrix rouge. Brisf. I. 236. Guernfey Partridge Latham. 2. 768. Linnaeus was onzeker, of deze niet flechts eene verfcheidenheid ware van den vorigen. T. Perdix. Linn. 276. Perdrix Grife. Cinerea. Brisf I. 219. Common Partridge Br. Zoöl. N°. 274. Gewone Patrys. Houtt. bl. 415. N°. 9. T. Coturnix. Linn. 278. La Caille. Coturnix. Brisf. I. 247. The Quail. Br. Zoöl N°. 97. Quartel. Houtt. bl. 422. N0. 13. Okdo VI. Passeres (Musschen.) Columb\ (Duif) Linn. 279. Houtt. t 5. bl. 429« C. Oenas. Linn. 279. Le Ptgeon Sauvage. Oenas feu Vinago. Brisf. I. 86. Common Wild Pigeon, Br. Zoöl. N°. iqi. t. 45- Blaeu-  HELVETICA. 36? Blaeuwe Duif. Veldvlieger, Houtt. b!. 430. No. 1. C. Palumbuj, Linn. 282. Le Pigeon Ramier Palumbus. Brisf. 1. 89. Ring Dove Br. Zoöl. N°. 102. Ring-duif. Houtt. bl. 447. N°. 11. C. Turtur. Linn. 284. La Tourterelle. Turtur. Brisf. I, 92. Turtle üove. Latham. 2. 644. Tortel-DUif Houtt. W. 453. N°. 20. Alaüda (Leeuwrik) Linn. 287. Houtt. I. 5. bl. 460. A. Arvenfis. Linn. 287. L'Alouette. Alauda. Brisf. 3. 335. Sky-Lark. Br. Zoöl. N° 136. t. 35. Akker-Leeuwrik. Houtt. bl. 461. No. \. A. Pratenfis. Linn. 287. L'Alonette desprez. Forloufe. A. Pratenfis. Brisf. 3. 343- Tit-Iark. Br. Zoöl. No. 138. Gras-Leeuwrik. Houtt. bl. 464. N°. b, A. Arborea. Linn. 287. L'Alouette de bois. A. Arborea. Biisf. 3. 340. t. 20, f. 1. Wood-Lark. Br. Zoöl. N°. 137. Boom- Leeu wrik.. Houtt. bl. 465. N°. 3. A. Campeftris. Linn. 288. Alouette des champs. A, Campeftris. Brisf. 3. 349. Meadow Lark. Br. Zoöl. No. 378. Veld-Leeuwrik. Houtt. bl. 466. N°. 4. A. Criftata. Linn. 288. L'A-  368 FAUNULA L'Alouette hupée, ou le CocheTis. A. Criftata. Brisf. 3. 357- Crefted Lark, Latham t. 389. Gekuifde Leeuwrik. Houtt. bl. 467. N». 6. A. Trivialis Linn. ai 8. L'Alouette de Brisfon. A. Sepiaria. Brisf. 3. 347. Grasshopper Lark. Br. Zoöl N°. 156. Pieper. Houtt. bl. 466. N°. 5. Hiertoe behoort A. Curruca grifea naevia. La Fauvetto grife tachettée. Brisf. Suppl. 112. t. 5. f. 3. Alauda minima, Locufhe voce. Locuftsila. D. Johnfon. Raji Av. p. 70. N°. 7. Latham. 2. 4*9. Krekel-Leeuwrik.. Sturnus (Spreeuw) Linn. 290. //o***, I. 5. bl. 471. S. Vulgaris Z/«». 290. L'Eftourneai». Sturnus. Brisf. 2. 439. The Starling. Br. Zoöl. No. 104. c. 46*. Gemeene Spreeuw. Houtt. bl. 471. No. \. S. Cinclus, Z/»». 290. Le Merle d'eau, ou Merle Aquatique. Merula Aqua- tica. Brisf. 5. 252. Water-Ouftl. Br. Zoöl. N°. 111. Water Spreeuw. Houtt. bl. 479. N0« 4. Zeer gemeen. Turdus (Lystbr) Linn. 291. , Houtt. I. 5. bl. 480. T. Viscivorus Linn. 291. La Gtosfe Grive. T. Major. Brisf. 2. 300. Misfel Thrush. Br. Zoöl. N°. 105. Gkoo*  HELVETICA. 305 Groote Lyster. Houtt. bl. 481. N0. I. T. Pilaris. Linn. 291. La Litorne ou Tourdelle. Pilaris feu Turdula. Brisf. 2. 214. The Field Fare Br. Zoöl N°. io6\ Krams Vogel. Houtt. bl. 482. N°. 2. T. lliacus. Linn. 292. Le Mauvis. T. lliacus. Brisf. 2. 208. t. 20. f. 1» Red-winged Thrush. Br. Zoöl. No. 108. Koper-Wiekje. Houtt. bl. 484. N°. 3. T. Muficus. Linn. 292. La Petite Grive. T. Minor. Brisf. 2. 205. The Throstle. Br. Zoöl. N°. 107. Zing-Lyster. Houtt. bl. 485. N°. 4. T. Saxatilis. Linn. 294. Le Merle de Roche, ou Moineau folitaire, der Zwitzers. Brisfons Vogel is dezelfde met den Lanim infau/ius van Linnaeus (138.) Rock-Shrike. Latham. I. 176". Steen-L yster. Zeldzaem. T. Rofeus. Linn. 294. Merle Couleur de rofe. Merula Rofea. Brisf. 2. 250. Rofe coloured Oufel. Latham, z- 50. Br. Zoöl. a App. 627. t. 5. Roos-Meerel. Houtt. 491. No. 11. Zeer zeldzaem. F. Merula. Linn. 295. Le Merle. Merula. Brisf. 2. 227. Black Bird. Br. Zoöl. No. 109. t. 47. Meerel. Houtt. bl. 492. No. 12. T. Torquatus. Linn. 296. Le Merle a Collier. M. Torquata. Brisf, a. 235. Ring-  3?o FAUNULA. Ring-Ousel. Br. Zoöl. No. ico t. 46. Ring-Merel. Houtt. bL 495. N°, 13. Gemeen in 't gebergte. T. Arundinaceus. Linn. 296. La R-ousferolIe, ou Roucherolle, T. Arundinaceus; Brhf 1. 219. t. 22. f. 1. Reed Thrush. Latham. 2. 32. Riet-Lyster. Houtt. bl 496. N°. 15. Ampel is. Linn. 2-7, A. Garrulus. Lejafeurde Bohème. BombicillaBohemica.Bm/^2,333. Waxen Chatterer. Br. Zoöl. N". in. t. 48. Zeer gemeen op onbepaalde tijden. (Bij den Heer Houttuijn ontmoet ik dezen vogel niet. De Griekfche naam, Ampelis, fchijnt aanteduiden, dat hij zich veel in de wijngaarden onthoudt. De beteekenis van de Latijnfche, Franfche en Engelfche namen koomt uit op Snapper, Ka kei aar.~) Loxia (Kernbyper. Kruisbek.) Linn. 299. Houtt. I. 5. bi. 497. li. Curviroftra. Linn. 299. Le bec croifé. Loxia. Brisf. 3. 329. t. 17. f. 3; Cros-billed Grosbeak. Br. Zoöl. No. 115. t. 4Qi Kruisbek. Houtt. bl. 498. N«. I. L. Coccothrauftes. Linn. 299. Le Grosbec. Coccothrauftes. Brisf. 3. 219. Haw Grosfbeak. Br. Zoöl. No. 113. Dik bek. Houtt. bl. 500. No. 2. L. Pyrrhula. Linn. 300. Le Bouvreuil. Pyrrhula. Brisf. 3. 308. The Ballfinch. Br. Zoöl. N°. 11Ö. GouD-j  H E L V E T I C A. 371 Goudvink. Houtt bl. 502. No. 4. L. Chloris L nn. 334. Le Verdier Chloris Brisf 3. 190. Green Grosfbeak Br Zoöl N°. 117. Groenling Houtt. bl. 510. N0 20. Emberiza (Geel gors) Linn. 308» Houtt. 1. 5- bl. 517. E. Miliaria Linn 308. . , Le Proyer. Cynchramus. Brisf. 3. 092. Common Bunting. Br. Zoöl. N°. 118. Gemeene Geelgors. E. Hortulanus. Linn. 309. L'Ortolan. Hortulanus. Brisf. 3. «69. Tbe Ortolan. Latham. 2- 166. Art. Zoöl. p. 367, Ortolaen. Houtt. bl. 521. N°. 3. E. Citrinella. Linn. 310 Le Bruant Citrinella. Brisf 3. 258. Yellow Bunting. Br. Zoöl. N°. 119. t. 50. Geelvink. 522. N°- 4. E. Cia. Linn. 31*. Le Bruant de pres. E, Pratenfis. Br/i/" 3. fl6"ö. Meadow Bunting, or FoolishBunting.Latham»2,191, (Gras-Geelgors.) E. Cirlus. Linn- 311. Le Bruant de Haje. Sepiatia. Brisf, 3. 2Ö3. Cirl Bunting. Latham. 290. (Haeg-geelgors.) E- Scoeniclus. L7w». 311. L'Ortolan de Rofeaux. Hortulanus Arundinaceus. Brisf. 3. 374. Reed Bunting. Br. ZtSI. N°. 1». (Rl£T  37a FAUNULA (Riet Geelgors.) Fringilla (Vink.) Linn. 317* Houtt. I. 5, bl. 530. F. Coelebs. Linn. 318; Le Pincon. Fringilla. Brisf. 3. 148. Common Chaffinch. Br. Zoöl. N°. 125. Gewone Vink. Houtt. bl. 532. N°. 2. F. Montefringilla. Le Pincon d'Ardennes. Montefringilla. Brisf. 3. 155, The Brambling. Br. Zoöl. N°. 126". Berg-vink. Houtt. Bl. 535. N°. 3. F. Carduelis. Linn. 318. Le CharJonneret. Carduelis. Brisf. 3. 53. The Goldfinch. Br. Zoöl. N°. 124. Distelvink. Houtt. bl. 538. No. 9. (Potter) F. Serinus. Linn. 320. Le Serin Serinus. Brisf. 3, 179, The Serin-Finch. Latham. 2. 296. Bij Houttuin onbekend. F. Critinella Linn. 320. Le Serin d'Italie. Serinus Italicus. Brisf. 3. 182. Le Citril-Finch. Latham. 2. 297. Als voren. Gemeen in Zwitzerland. F. Spinus. Linn. 322. . Le Tarin. Ligurinus. Brisf. 3. 65. The Siskin. Br. Zoöl. N°. 129. t. 53. Srsjs. Houtt. bl. 549. No. 19. F. Cannabina. Linn. 322. La grande Linotte des vignes. Linaria rubra major. Brisf. 3. 135. Red headed Linnet. Br. Zoöl. No. 131. t. 54. Hewnep-Vins. Hiutt. bi, 551. N°. as. fi  HELVETICA. 373 F. Linaria. La Linotte. L'inaria. Brisf 3. 131, The Linnec. Br. Zoöl. N°. 130. Latham. 2. p. 30J. (Groote Vlasvink) F. Linaria. Linn. 320. La Petite Linotte des Vignes. L. Rubra minor. Brisf. Lesfer red. headed Linnet, or Red - Pole. Br. Zool. No. 132. t. 54. Vlaschvink. Houtt. bi. 551 N°. 23. F, Linaria Minima. Le Cabaret. Brisf 3. 142. The Twite. Latham. 2.307. Br. Zoöl. N". 133. Klein Vl aschvinkje. Houtt. bl. 552. F. Petronia. Linn. 322, Le Moineau de bois. Pasfer Sylveftris. Brisf. 3. 88. t. 5* f. I. Ring-Sparrow. Latham. 2, 254. (Ring- m o s ca. ) F. Montana Linn. 324. Le MoineSu de montagne. Pasfer Montanus. Brisf. 3. 79. Three Sparrow. Brit, Zoöl.No. 128. t. 52. Berg-mosch. Houtt. bl. 561. No. 28. F. Domeftica Linn. 323. Le Moineau. P. Doinefticus. Brisf. 3. 73. The Houfe- Sparrow. Br. Zoöl. N". 127. t. 51. Gemeene Mosch. Houtt. bl. 554. No. 27. F. Nivalis Linn. 321. La Niverolle. Pasfer Nivalis. Brisf. 3. 162. t. 15. f. 2. Snow Finch. Latham. 2. 264. (Sneeuw-Mosch. Sneeuw-Vins.) III. Deel, II. St. Bb MU.  374 FAUNULA Muscicapa ( Veiegen-vanger. 5 Linn. 324. M. Atricapilla. Linn. 326. Le Gobe- mouche noir. M. Nigra. Brisf. 2. 381. Pied-Fly-Catcher. Br. Zoöl.N0. 135. (Zwarte, of Bonte, - Vliegen - van gek. Bij houttuin koomt hij niet voor.) Motacilla (Qüikstaart) Linn. 328. Houtt. 1. 5. bl. 563. M. Lufcinia, Linn, 328. Le Rosfigno!, Lufcinia. Brisf. 3. 307. The Night.nga'e. Br. Zoöl. N°. 145. Nachtegaal. Houtt. bl. 564. N°. 1. M. Moduiaris. Linn. 329. La Fauvette de haye, ou Pasle-bufe. Curruca fepiaria. Brisf. 3, 394. Hedge Sparrow. Br. Zoöl. N°. 15». Basterd-Nachtegaal.Houtt.bl. 568. N°. 3. M. Curruca, Linn. 329. La Favette Babillarde. Curruca Garrula. Brisf. 3.384, Babbling Warbler. Latham 2. 417. Gras-mosch Houtt. tl. 570. N°. 6. M. Hippolais. Linn. 330. La Fauvette. Curruca. Brisf. 3. 372, Petty-Chaps. Br. Zoöl. N°. 149. Geelborstje. Houtt. bi. 571. N°. 7. M. Salicaria. Linn. 330. La Fauvette de Rofeaux. Curruca Arundinacea. Brisf. 3- S/S' Sedge Bird. Br. Zoè7. N°. 155, t. 52. Rietzin certje. Houtt. bl. 571. N°. 8. U.  HELVETICA. 375 M. Sylvia. Linn. 330. La Fauvette Grife, ou la Grifette. Curruca Cinerea, feu Cineraria. Brisf. 3. 370". °Whue Throat Br. Zool. N°. 160. Latham, 2. 428. Graeuw-Zingertje. Houtt. bl.571. N°. p, M. Alpina. La Fauvette des Alpes. Bufon. PI. Enlum, 668. f. 2. Alpine Warbler. Latham. 3. 434. (Alpische Basterd-Nachtegael.) Meenigvuldig op de hooge oergjn, en in de Alpifche ftreken. M. Alba. Linn. 331. La Lavandiere. Motacilla. Brisf. 3. 461. White Wagtail. Br. Zoöl. NJ. i42, t. 55. Witte Qüikstaert. Houtt. bl. 573. N°. 12. M. Flaya, Linn. 331. La Bergeronette du Piintemps. M. Verna. Brisf. 3, 468. Yellow Wagtail, Br. Zoöl. N°. 143. t, 55. Gele Qüikstaert. Houtt. bl. 575. N°. 13. M. Boarola. Linn, Mant. p. 527. La Bergeronette jaune. M. Flava. Brisf. 3. 4?ï t 23- f. 3- Grey Wagtail. Br. Zoöl. N°. 144. (Graeuwe Qüikstaert.) M. Cinerea. La Bergeronette Grife. Brisf. 3. 465. t. 25. Cinereous Warbier. Grijze Qüikstaert. Houtt. bl. 575, M. Oenanthe. Linn. 332. La Cul blanc, ou Vitree. Vitifbra. Brisf. 3, 449. Wheat Ear. Br. Zoöl. N°. 157. Witstaert. Houtt. bl. 578. N°. 17. Bb a M.  376 'FAUNULA M. Rubetra. Linn. 332. Le Grand Traquet ou le Tarrier. Rubetra Major, fe« Rubicola. Brisf. 3. 432. t. 24. f. 1. . Wbin-chat. Br. Zoöl. No. 158. Pa-epje. Houtt. bl.579. No. 18. M. Rubicola. Linn. 332. Le Traquet. Rubetra. Brisf. 3, 428. t. 23. f, f. Stone Chatter. Bi: Zoöi. No. 159. (Steen-klapper.) M. Atricapilla. Linn. 332. La Fauvette a têie noir. Atricapilla. Brisf 3. 380, Black -esp. Br. Zoöl. N°. 148. Zwart kap je. Houtt. bl. 579. N°. 19. M. Phaenicurus Linn. 332. Le Rosfignol de Muraille. Ruticilla. Brisf. 3. 403. Red-Start. Br. Zoöl. N°. 146. Muur-Nachtegael. Houtt. bl. 580. No. 21. M. Erithacus. £/»». 335. Le rouge queue. Phoenicurus. Brisf. 3. 4cj. Red tailed Warbler. Latham. 2. 425. ROODSTAERT. HoUtU bl. 581. N°. 22. M. Suecica Linn'. 336. La Gorge Bleue. CyanecHla. 5m/I 3. 413. Blue-throated Warbler. Latham. 2.444. Arü. ZoöJ. p. 417. Blaeu w-borstje. Houtt. bl. 582. N°. 24. M. Rubecula. Linn. 337. La rouge-gorge. Rubecula. Brif. 3. 418. Red Beaail. Br. Zool. No. 147. Rood-'borstje. Houtt. bl. 584. N°. 28. M. Troglodytes. Linn. 337. Le Roitelet. Regulus. Brisf. 3. 428. The Wren.^r, Zoöl. N°. 154. Wik-  HELVET ICA. S77 WlNTERKONINGJE. Houtt. bl. 586. N. 29. M. Regulus. Linn. 338. Le Poul, ou Soucy. Calendula. Brisf. 3. 579. Golden crefted Wren. Jïn ZW/. N°. 153. Goud-haentje. bl. 588. N°. 30. M. Trochilus. Linn. 338. Le Pouiïlot, ou Chantre. Afiius. Brisf. 3. 479. Yellow Wren. Br. Zo'ól. N°, 151. Loopertje. Houtt. bl. 589. N°. 31. * Le Grand Pouillot. Brisfon. 3. 482. A. Latham. a. 514- Parus (Mees) im 340. I. 5. bl, 591. P. Crlftatus. Linn. 340. La Méfange hupée. P. 'Criftatus. Brisf. 3. 558. Crefted Tic moufe. Latham. 2. 545. Ar£t. Zo'ól. p. 427. Gekuifde Mees. Houtt. bl. 592. N°, 1. P. Major. Linn. 341. La Grosfe Méfange, ou la Cfcarbounkre. Fringillago. Brisf. 3. 539. Great Titmoufe. Br. Zc'öl. N°. \ 62. t. 57. Plakker. Houtt, bl. 593. N". 2. P. Caeruleus. £/»»; 34.1. La, Méfange bleue. F. Caeruleus. 5/757:3.544. Blue Tic-moufe. Br. Zo'ól. N°. 163. t. 57. Pimpeltje. Houtt. bl. 526. N°. 4. P. Ater. Linn. 341. La Méfange a téte noir. P. Atricapillus. Brisf. 3.55^ Cole- moufe. Br. Zoöl. N°. 164. t, 57. Zwart-kop. Houtt. bl 597. No, 5, Bb 3 P.  378 FAUNULA P. Paluirris Linn. 341. La Méfange des Marais, ou la Nonette cendrée. P, Paluttris. Brisf. 3. 555. Black -cap, or Marsh -Titmoufa. Br. Zo'ól. N°. 165. 1.57. Riet - Mees. Houtt. bl. 598. No. 6. P. Caudatus. Linn. 341. La Mélange a longue queue. P. Longicaudatus. Brisf. 3- 57°- Long-tailed Tit-moufe. Br. Zoöl. N0 166. Langstaert. Houtt. bl. 598. N°. 7. P. Biarmicus. Linn. 35*. La Méfange barbue, ou le Mouftache. P. Barbatus. Brisf. 3. 567. Baard-mannetje. Houtt. bl. 599. N0. 8. Hirundo (Zwaluuvv) Linn. 343. /7o««. L 5. bl. ó02. H. RutHca. Linn. 343. La Hirondelle de Cheminée. H. Domeftica. Brisf. 9. 486. Chimney Swallow. Br. Zoöl. N°.i68. r. 58. Huis-Zwaluuw. Houtt. bl. 603. N°. 1. H. Urbica. Linn. 344. Le Msrtinet a cul blanc. H. minor- f. ruftica. Brisf. 2. 49°- The Martin. Br. Zoöl. No. 169. Boeren-Zwaluuw. bl. 608. N°. 3. H. Riparia. Linn. 344' L'Hirondelle de rivage. H. Riparia feu Drepanis. Brisf. 2. 506. Sand- Martin. Br. Zoöl. N0. 17c Strand-Zwaluuw. Houtt. bl. 610. No. 4. H.  HELVETICA. s7c H. Apus. Linn. 344. Le Martinet. H. Apos, Brisf. 2. 512. The Swift. Br. Zoöl. N0. 171. t. 58. Gier-Zwaluuw. Houtt. bl. 611. N°. 5. H, Melba. Linn. 345. La Grande Hirondelle d'Efpagne. H. Major Hifpanicj. Brisf. 2. 504. White-bellied Swift. Latham. 2. 586, Edw. t. 27. Spaans cue Zwaluuw. Houtt. bl. 613, N°. 8. Caprimulgus (Geiten-melker ZV«». 346. Houtt, \, 5. bl, 614. C. Europaeus. £/«». 346. La tête-chevre, ou Crapaui volant. Caprimulgus. Brisf. 2. 470, t. 44. Noéturnal Goat-fucker. Br. Zoöl. N0. 170. t. 59. Eüropische. Houtt. bl. 615. N°. 1. C L A S S. III. Anphibia. Tweeslachtige Dieren. Ordo I. Reptiles. Loopende. Rana (Kikvorsch) Linn. 534. Houtt. I. 6. bl. 187. R, Bufo Linn. 354. Rubeta, five Phrymum. Gefn. Aquat. p. 807. Le Craupaud. The Toad. Br. Zoöl. 3. N0. 4. Pad. Houtt. bl. 194. N°. 2. R. Rubeta. Linn. 355. Bb 4 Nat-  380 FAUNULA Natter Jack. Br. Zoöl. 3. N°, 5. Vuur-pad Houtt. bl. 2io. N». 3. R. Bomhina. 355 Black bakked Frog. Br. Zoöl. 3. N°. 2. Zwart - rugde kikker. ( k vind hem niet bij Houttuin.') R. Temporaria. Linn. 357. Aquarica innoxia Gefn. quad. ovip. p. 46. Aquat. p, 805. Common Frog. 5r. Zöö7. 3. N°. 2. Bruine Land-kikvorsch. Houtt. bl. 242. No. 13. R, Verrucofa. Dorfo fubangulato, palmis tetradaftylis fisfis , plautis hexadaftylis palmatis tuberculatis. Nova Species. Hij heeft veel overeenkomst met denvorigen, en werdt ontdekt in het Pais de faud, door den Graaf Rozomofsky, die er eene bijzondre befchrijving van zal geven in zijne Hiftoire Naturelle de Jorat , een werk, 't welk in 't kort het licht zal zien. R. Efculenta. Linn. 357. Rana five Rubeta gibbofa. Gefn. Qttad. ovip. p. 6*3. Aquat. 4. 5. p, 800. Edible Frog. Br. Zoöl. No. 3. Groene Water-kikvorsch. Houtt. bl. 253. Nu. 14. R. Arborea. Linn. 357. Ranuncu'us viridis, feu Rana Calamite, aut Dryopet?. Gefn. Qttad ovip. 60. Aquat, 800. Tree-Frog. La Raiue Grenouille de St. Martin. Boohi-hik vorsch. Houtt. bl. 255. N°. 1$.  H E L V E T I C A. S8j Lacerta (Hagedis.) Lirm. 359. Houtt. I. 6. bl. 76. L. Agilis. £/««. 353. Le Sauteur. The Eft, or Swift. Groene, of Scherp,genagelde Haagdis, Houtt. bl. 154. N°. 15. L. Varia. Cauda verticillata ioega,fubter, Iutea,fupraviridi cinerea, exnigro, aibo, caerul-oque, varia, NovaHij koomt zeer na aan den voorgaanden, en zal mede befchreeven worden ia het bovengemeld Werk van den Graaf Razomofsky. f L. Vulgaris. Linn. 370. Lacerta Vulgaris. Raji Quad* 264. Salamandre de tem. ürown Lizard. Br. Zool % No o TheNewr. 'J' (Gemf.ene of Land-HageIdis. Bij Houttuyn wordt hij niet vernield.) L. Aquatica. Linn. 370. (Water-haegdis,) Lacertus Aquaticus. Gefn. Ovip. 3.1 Lalawandre d'eau. (Door Houttuin vtordt hij tot den volgenden ge. bracht,) L. Palufiris. Linn. 370, Salamandra Aquatica. Raji Quad. 273. The Water • Eft, or Newt. Water. Salamander. Houtt. bl. 101. N°. ?« L. Salamandra. Z»z». 371. Salamandra. Gefn. Quad. Ovip. 80. Salqmflndre Fluvine. Salamander. Houtt. bl. $43. No. 20. Eb 5 o..  jSa FAUNULA. Ordo II. Serpentes. Kruipende. Coluber. (Adder) Linn. 375. Houtt. I. 6. bl. 326. C. Berus. Linn. 377. Vipera Gesn. Serp. p. 114. Raji. Quad. 285» La Vipére Ordinaire. The Viper. Br. Zoöl. 3. N°. ia. t. 4. Europische Adder. Houtt. bl. 341. N°. 14. C. Natrix. Linn, 380. Natrix Torquata. Gesn. Serp. 110. Raji Qjiad. 334» Couleuvre a Collier. The Snake. £r. Zoo/. 3. N°. 13. t. 4. Ringslang. Houtt. bl. 375. N°. 33. Anguis (Slang) Linn. 390. Houtt. I. 6. bl. 415. A. FragiHs. l/k». 392. Caecilia, feu Typhlops» Gesn. Serp. 60. Raji Quad. a89. Orvert. The Blindworm. Br. Zoöl. 3. No. 36. t. 4. Blind-Slang. Houtt. bl. 436. N°. ia. Ordo III. Namtes. Zwemmende. Petromyzon (Lamprey.) Linn. 394. Houtt. I. 6. bl. 439. P. Marinus. 394. Lampret. Meerneurauge Lam¬ petra. Raji Pifc. p. 35. Sea Lamprey Br. Zoöl. Vol. 3. N°. 37. t. 8. Zee.Lamprey, //bKW. bl. 441. N°, 1, Hij  HELVETICA. 383 Hij koomt den Rhijn op tot de hoogte van Bazel s fomtijds hooger, maar zelden. P. Fluviatilis. Linn. 394. Das Neunauge. Germ. Perce Pier re. Lamprillon. Fr. Lampetrae medium genus. Ray p. 35. Lesfer Lamprey Br, Zoöl. N°. 2S. t. 8. Rivier-Lamprey. Prik. Houtt. bl. 444.N0. 2. Men vangt hem nu en dan in den R-hijn, en hes meer van Neufcbatel. Van Berchem. P. Branchiaüs. Linn. 394. Der Querder. Lampetra parva & fluviatilis. Pride Lamprey. Br. Ziöl. N°. 29. t. 8. Kieuw-Worm. Houtt. bl. 449. N°, 3. Niet ongemeen in de Rievieren en BekeH. Acipenser (Steur.) Linn. 403, Houtt. I. 6. bl. 540, A. Sturio. Linn. 403. Der Stoer. Sturio Ray. 112. The Sturgeon. Br. Zoöl. No. 53. t. 19, Steur. Houtt. bl. 541. N°. 1. Hij zwemt fomtijds, hoewel zelden, denRhijn ops ïot Bazel. CLASS.  384 FAUNULA CLASS. IV. PlSCES. VlSSCHEN. Ordo I. Apodes. Zonder Pootin. Muraena (Aal) Linn. 425. Houtt. I. 7 bl. 8a. M Anguilla. linn. 426. Der Aal. Germ. UAnguille Fr. Anguilla. Ray. 37. The Eel. .Sr. Zoöl. N°. 53. Paling. Houtt. bl. 91. N°. 4. Gemeen in meest alle de meiren. In het meir van Neufcbatel. Van Berchem. Ordo II. Iügülarei. Halspooten. Gadus (Kabeljaau w) Linn. 435. Houtt. I. 7. bl. 164. G. Lota. Linn. 440, Die Qj/appe. Treifcben. Aalroupe. Germ. Lotte. Fr. Muftela Fluviatilis. The Burbot Br. Zoöl. N0. 85. Puit aal. Houtt. bl. 217. N0. 13. Zeer gemeen in de meiren, en fomtijds tot agtiec ponden zwaar. In 't meir van Neufcbatel. Ordo III. Thoracjci. Borstpooten, Cottus (Knorhaan) Linn. 451. Houtt. I. 7. bl. 292. C. Gobio. Linn. 458. Der Kaulkopf Gropp. Germ. Cbas' f»t. Fr. Go*  HËL VETICA. 385 Gobius Fluviatilis. Ray. 76. River-Bulbead. Br. Zoöl. N°. $7. t. 39. Govie. Houtt. bl. 300. No. 6. Zeer gemeen in de Rievieren en Beken. In 't meir van Neufcbatel, B. Per ca. (Raars."> Linn. 48L Houtt. I. 8. bl. 1, F. Fluviatilis. Linn. 4S1. £W JWjci. Germ. Per- che. Fr. Perca Fiuviatüs. Ray. 97. The Perch. Sr. Zoöl. No. n4. t. 4g# Rivier-Baars, Houtt. bl. 3. No. r. In het meir van Neufcbatel. gasterosteus (SrEKEt-BAARS) Linn. 489 Houtt. I. 8. bl. 34. G. Aculeatus. Linn. 489. Der Sticbling. Pisciculus aculeatus. Ray 145. Three- fpined Stickieback. Br. Zoöl. No. I2p, t. 50, Drie-Doornige. Houtt. bl. 35. No. t» "'" G. Puagitius. Linn. .491. P. Aculeatus minor, Ray. 145. Tan-Spined Stickieback. Br. Zoöl. No. 130. t. 5o. Tien-doornig e. Houtt. bl. 41. N0. 5. Beiden dezen zijn gemeen in de riviertjes en beekjes. Ordo IV. Abdominai.es. Buikpooten. Cobitis (Meir.slang) Linn. 499. Houtt. I, 8. bl. 92. C. Barbatula. Linn. 499. Scbmerk. Cobitis fluviatilis barbatula. 124. £e-  386 FAUNULA Bearded Loach. Br. Zoöl. N°. 142. t. 58e Bermtje. Houtt. bl. 94. N°. 2. Gemeen in alle de beken. C. Taenia. Linn. 499 Der Steinpizger. C. Barbarula aculeata. Ray 124. The Smerlin Loach. Gromdel. Houtt. bl. 96. N°. 3. C. Fossilis. Linn. 500. Z>«- Seblampizger Meergrundel. Misgum, feu Fisgurn Pifcis Lampetriformis Ray 79. Lamprey Loach. Phil. Transaft. Vol. 44. p. 451. t. 2. f. I. Modderkruiper. Houtt. bl. 97. N°. 4. Silurus (Meirval) Linn. gor. I. 8. bl. 99. S. Glanis. 501. Der JVeh Germ. Salut Fr. Silurus. i?óv. p. 70. The Sheat fish. Europisciie Meirval. Houtt. bl. 101. N". 2. In fommigen der Zwitzerfche meiren. In het meir van Neufcbatel. Salmo (Salm) Linn. 509, Houtt. I. 8. bl. 127. S. Salar. Linn. 509, Der Lacbs. Le Saulmon. Fr. Salmo. R9 Karper. Houtt. bl. 360. N>. 3. Gemeen in het meir van Zug, waarin men ze aantreft, che van 50 tot 70 ponden wegen. In het meir van Neufcbatel. C. Barbus. Linn. 52S. Die Earbe. Germ. Barbiau Fr. Barbus, Ray. 121. The Barbel, ür. Zoöl. N°. itfö. t. 71. Rivier.Barbeel Houtt. bl. 3^5 No. , Meenigvuldig in de rievieren van Zwitzerlan'i. Meri vangt ze te Zurig van tien tot twaalf ponden zwav. In het meir van Neufcbatel. C Gobio. Linn. 5_6. Der Grundling. Germ. Gougetn. Fr. 0 Gobius Fluviatilis Gesneri. Ray. 123. The Gudgeon. Br. Zoöl. No. 168. Rivier.Govie. of Grondel. Houtt. bl. 380, Veelvuldig in de meiren en rivieren; maar wei-iiö geacht om te eten. in het meir van Neufcbatel. C. Tinca. Linn. 526. Die Sebleye. Germ. Tancbe. Fr. Tinca, Ray. 117. The Tench. Br. Zoöl. No. jQ7, Zeelt. Houtt. bl. 387. N° 6 Gemeen in de meiren. fa dat van ^ m n z van dne ponden. In dat van A^W. ' C Cephalus. ft» 537. Der ^ ^ Capito, five Cephalus. /?«v 110 The Chub, Br. Zoöl. No. I/5. t' 7, Dik-kop. bj, 3p3. no> 7 ' I" velen van de Zwitzerfche meiren en rivieren fa , t me,r van *» Bercbem  33° FA U N U L A Natos Alberti. Ray. 119. The Nafe. Neus-visch. Houtt. b!. 432. N°. M. Zoo mcenu;vuldig in de rivieren, dat fomtijds, iii de maand April, in de Birs, eenige honderd duizenden derzelven gevangen worden. In het meir van Neufcbatel. C. Brama. Linn. 531- Der Bley. Cyprinus Latus, five Brama. Ray. 116. Tne Bream. Br. Zoöl. N». 169. t- 7°Braessem. Houtt. bl. 44»' N°« 2Ó' C. BaÖéras. 4**«. 532. Ga/Zw. Ballerus. #*y. 1.17. The Bream-Bleak, or Baller. Bliek. Houtt. bl. 44bauge. Gem, Roftem Fr> Rutilus, feuRubellus Fluviatilis, Ray i3a The Roach, No< ^ piece. Voorn. Houtt. bl. 420. N°. 16. Zeer overvloedig in de meiren én rivieren. In he: meir van Neufcbatel. C' m™'^>n' 53ï' DS>' UMeh ***** Gsm' Alburnus Aufonii. Ray. i23i The Bleack. Br. Zoöl. No" 'I?6. t. „. Nestel in g. Axft. bl. ^ n a, Hy behoort onder de gemeenften van alle onze vafcKéfl, C. B.punftatus. J% AWj< ^ g> f> a> C ErythrophthaImuS.Z?„«. 530. DUUlgete.Blocb. tab. r. Butilus latior, feu Rubellio Fluviatilis. ^. uS. The Rud. 2?r. zoöl. N». 170. t 72 R^ch, ofR1ET.V0ORN. Gemeen in de rivieren. * C PhoSinus Z/„«. 523, Die EMze. Eambele. Varius, fea Pnoxinus laevis. Ray ,25 The Minnow, „r Pink. Br. Zoöl. N».',77 r < f « Bonte. Houtt. bl. 4,2. No. IO *7?' l' 5'f-6« Menigvuldig i„ de rivieren en'beken Aan de drie volgende visben hadt de Heer «« n *- de gelijkluidtnde namen nog niet lu „1 0I! Boudelles. toevoegen. Cormontanr. Zizes. (*) GLAS- Cc2 in  39S FAUNULA CLASSIS VI. Vermes. Wormen. Ordo III. Testacea. Schelpdieren. Ünivalvia. Eenkleppige. Hoorns. Helix. Slak hoorn. Muller, vermiürfi gen. 23. vol. II. p. 12. Houtt. I. 16. bl. 408. Vermis cochleatus, tentaculis quatuor linearibus, ocuiis apice majorum. H. Cbryftallina. Muller. N°.«23. ChrytiétóttiL' è^fy/Jal/talL H. in boeken vinden kan. Ik verwiize den nieuwsgierigen jiaar Johan Caspap Fuesslik's, verzeichnis der ib;:i bekampen fchzveitzerfchen Infeften. Zuiicb 1775. Groot Ato, met eene koperen plaat, of Lijst derGekorvcne dieren van Z-xitzerlar.d. Men vindt op dezelve 1200 foorten, verdeeld in 152 genachten; naauwlijks de helft der Infeften , welken ais inboorlingen van Zwitzerland bekend zijn. Waar het moogüjk was, is opgegeven de Hoogduitfche naam, de plaats, waar men het diertje vindt, en of het zeldzaem zij. Zeden de uitgave, heeft de Schrijver vencheidene aanmerkingen cnbij'.'oepzelen op zijn werk gemeen gemarkt in zijn Entomologisch Magazijn: en het geen aan ziinen arbeid ontbreekt is grootondeels aangevuld door Job. HfMiicu sultses in zi;n Mgeklier t ze Gelchichte der Infeften, noch dem Linnaeifcheu Sy/lem flinter* ibw\ 1776. 2 Deelen. Groot ito, met vele gekleurde afbeeldingen. In dit werk zijn de Zwitzerfche lnfekten opgeteld cn befebreven door Suitzer, en afgebeeld en afgezet door Fue-fii. Het behelst eene meenigte van keurige en leerzame aanmerkingen. • De Geleerde Schrijver i$ een Geneesheer te IVinterthur.  H E L V E T I C A. m ll. Lapicida. Muller. 240, Linn. Sy!ï. Nat. No. 6~6. List. Syn. t. 69. f. 69. La Lampe. Fr. Die Lgmpe. Germ. Lttppfttl! OBr. Conch. p. 55, t. 4. f. 0. />,»«. Zoal , 83. f- 121. Steenereker. Houtt. I. rö. bl. a;r H. Rotundata. Muller. 23|. Argen. Coneh.a. t>£ IO Le Bouton. Der Knopf. Cm«. The Button ftail" Knoop-{lak. * H. Minuta. Eene nieuwe foort. A7fw. H. Ifognomoftomos. Scbroeter. 2. p. jp4 tf. Obvoluta. Muller 229.. Giwfe. telt. t. 2. f. 5 La Veloutée a bouche triangulaire. Fr. Die'sammet Schneche met Dreyeckigtem munde. berm. Triartu larmouthed SnaïJ. Slak met drickantigen mond. H Coflata. Muller ,33. Serpentuli exigui. Magaz, 4- B. Ribbed Snail. Geribde Slak H. Pulchella. 332. C«/r. Conc'h 5 La petite Striée. Fr. Die kleine geöreifte Schneke. Germ, fma 1 White fnaii av • II. Nitida. Muller 23Pl ?"* "«fWH t. 28 4 2' p3* • '4' Ar£' La LuJanteFr, Die glanzende Wiefen. CV». Shinin* Snail. Glinfterendep^. ms II. Villofa. Eene nieuwe foort. Kuig, H. Ericetorum. 2-6. * Alhafi.fi.tu ' c 2. L. ' "•Alba",fl--"st:ovem. GV//. H. ScriatuJa. Muller. Eene Nieuwe ^ tula van Muller, p. 34. ^ a?;;^2^ ^5. Ang. , CC3 La  394 FAUNULA La Veloutée. Fr Die Samuchnektf. Germ. Brhtlij Snsil. Da Co/la. Br. Conch. p. 5?. t. 5. f. 10. STE.KEi.IGESt.AK- Houtt. I. l6. bl. 423. II. Succine^.. Eene nieuwe foort. JMiet de Succinea van Muller p- 9". De Barnflesne, of Amberftak. li. Incarnata. Muller. 459. Schroeler. p. 174. t. 2. f. 18. Carnation-rnouted fhail. F/eesch-oi Inc'arhaeU kleurige. H. Fruricurn Muller. 267. Schroeter. p. 178. t. 2. f. 19. Bush Snail. Struik-oï KreupelJlak. H. Hortenfis. Muller. 247. Garden Snail. Tuin/lak. H. Neraoraüs. Muller. 246. Linn. Syft. 691. Lift. Ang. t. 2. t. 3- La Livrde. Fr. Die Wald-Schneke. Germ. VVood Snail. Da Cofta. Br. Conch. p. 76. t. 5. f. i - 8. 14. 19. Penn. Zoöl. N°. 131. In 't Neérduirsch Bosch Jlak, doch bij Houtt. TüinSlak. L i6. bl. 445. HS Montana. Eene nieuws foort. Berg-fnk. U. Arbuftorum. Muller. 248. Linn. Sylt. 6X0. List. Ang. t. 2. f- 4- He'ge Snail. Da Cofta. Br. Conch. p. 75. t. 17. L 6. /'««w. Zoöl. N°. 130. t. 85. Rooms lak. Houtt. I. 16. bl. 430. B. Aiperfa. ÜA-//. 253. Arg. h t. 28. f. u- Lc Jsrdinier. Fr. Die Gartenfchneke Germ. Speckled Snail. Gefptkkelcle. H. Pomatia. Muller. 243. L/»«. Syfl. 677. Le Vbnerors. f>K Die Weinbergs Schneke. Germ. E- dible Snail. Da Cofta. Br. Conch. p. 67. t. 4. f. 14. Penn. Zoöl. N°. 128. t. 84. Wyngaerdslak. Houtt. I. io-. bl. 4S5> II. Fulva. Muller. 9\9i ïcpaz Snail. Hoog-gcle , of Te- paes Jlak.  HELVETICA. 3SS H. Sericea. Muller. 158. SHky Snail. ZydeèfJak. H. Aculeata, Muller. 379. Prickly Snail. Stekelflêk. Ee« ne andre, dan de Hispida, hier boven. H Rupeftris. Eene nieuwe foort. Rots jlak. H. Mufcorum. Muller, 304, Linn. Syft.651. Turbo Muscorum. Le Petit Bariller. Fr. Das kleine Fafchen. Germ. Lift. Ang. t. 2.. f. 6. Moss fnail. Da Coffa.Br,Conch. p. 89. t. 5. f. 16. ift?a». Zoöl. t. 82. Np. 118. Mos-slakje I. 16. bl, 405. H. Coronata. Geojfroy Par. No. 19, Le Grand gfnüet. Fr. Das grosfe Fasfchen. C*ra. Rundlec Snail. Gekroonde flak. H. Quadridens. ilfeiïfer. 306. Z//?. Syn. t. 40. f. 38. L'Anti Barillet. Fr. Das Linus gedrehte Fasfchen. Ge. is. Four toothed Snail. Slak met vier tanden. H. Cochlea.7 Hi Exigua. iNieuwe foorten. H. Lubrica. Muller. 303. List. Ang. r. 2. f. 7. La briilar.ce. Fr. Das glanzende SplÉzfcimeke. Germ. Glosfy Snail. Glanzige jlak. H. Obfcura. Muller, 3pi. Z*/2. Ang, t. 2. f. 8. Le Grain d'orge. Fr. Das Gerftenkorn. Germ. De Doe. ve. De Gerftenkorrel. H. Sylveflris. Eene nieuwe foort van Rofch-flak. H. Detrita. Muller. 300. Ga^V. Telt. t. 5. N. De Gefebatfde, H. Cyliudrica. Geofr. N°. 16. Le Grain d'Avoine. Fr. Das Haferkofn. Germ Cyfindrïcal Snail. De Langwerpig tonde, of De Haverkorrel. ll Sitfenj. ililvZiv. 315. Z/«». Syft. 649. gW, Sj 4'ii A. cs -4, Die  395 FAUNULA" Die glatte Erdfcraube. Germ. Bidentated Snail. Penn* Zoül. Nt>. 117. t. 81. fine numero. TwEETANDIGE Hllltt. f. l6 bl. 4O4. H Muscofa. De Mosachtige") ... _ J. -Mtewsoe foorten. H. Roscida. De Dacuivjlak. }, H. Ferverfa. Mul/er. 316. Turbo Perverfus. Z/'»«. Syft. 650. Lift. Ang. t. 10. f. 10, Syn. t. 41. f. ,39. La Nonpareille. Fr. Die Geftrickta Erdfchraube. Germ. Contrary-mouthed Snail. Da Cofta. Br. Conch» p. 107, t. 5. f. 15. Penn, Zoöl. t. 82. No. 116. Linksc'ie. Houtt. I. 16. bl. 435. H. Mmalis. Muurflak ? Nieuwe foorten. H. Parvula. Het kleintje. 3 H. Acicula. Geofr. N°. 21. L'Aiguiilette. Fr. Der Senkel die Nadel. Germ. Needie Snail. Naaldfak. H. Pellucida. Muller 2 5. ^ La Transparente. F/-. Die durchflehtige Schneke. Germ. Pellucid Snail. De Doorfchynende. B. Virefcens. De Groenachtige.^.^ H. Impura. De Vuile. 3 H. Putris. Muller. 296. Linn. Syft, 705. Ztó. Ang. 140. t. 2 f. 24. L'Amphibie» L. Ambrée. Fr. Die BeiJlebige. KaJiuschneke. Germ. Amphibious Snail. Da Cofta. Br. Conch. p, 92. t. 5. f. 13. Penn. Zoöl. t, 86. No. 13/. De FvOttige, of Halfflachtige. Houtt, I. 16. bl. 4(55- H. Elongata."? Nieuwe foorten. H. Angufta. J, ' Po.  HELVETICA. m pomatias. studer. MsS. Vermis Cochleatus, tentaculis duobus linearibus, oculis ad bafin externe. P. Eiegans. Nerita Elegans. Muller 363. List. Ang. t, s. f. 5. Syn. t. 27. f. 25. L'Elegante Striée. Fr. Die Feingertrickte Deckel- fchneke. Gw/z, Nerite Pomatias. De fcboone geftreepte. P. Variegatus. De bonte. Eene nieuwe foort. Verticju. Muller.. Gen. 34. p. Vermis Cochleatus, Tentaculis duobus linearibug, apice oculatis. V. 8 dentata. Agttandige V. 5 dentata. Fyftandige > Nieuwe foorten. V. 6 dentata. Zestandige 3 Carychium. Muller. Gen. 25. p. 125. Vermis Cochleatus, Tentaculis duobus truncatis, oculis ad bafin pofiice. C. Minimum. De Allerklcinjle. Muller, 321. Ancylus. Muller. Gen. 30. p. igo. Vermis cochleatus, Tentaculis binis truncacatis, oculis ad bafin interne. A. Lacuftris. Muller. 385. Patella Lacuftris. Linn. Syjfr, 769. Arg, I. t. 27. t. Ancille. Patelie. Fr. D'e Schusfel. Napfmufehell. Germ. LakeLimpet. Da Cofla Conch. p. 1. t. 2. f. 8. Moer as.patelle. Houtt. l. iC. bl. 537. Cc 5 A.  398 FAUNULA A. Fluviatilis. Muller 386. List. Ang. t. 2. f. 33* Patelie a b:c. Fr. Die D.agonet. Mutze. Germ. Ri. ver lampet. Rivier-patelle. Buccinum, Muller. Gen. 5.6. p. 126. Vermis cochleatus, Tentaculis duobus triangu. laribus > oculis ad bafin interne. B. Papilla. Onzeke r. B. Auricula. Muller. 322. Helix Auricularia. Linn. Syfi. 708. Ltq. Ang. t, 2. f. 23. Le Radix. Fr. Die Wurzel. Germ. Widemouthed " Snail, or Buccinum. Da Cofta. Br. Conch. p. 95. t. 5. f. 17. Penn. Zoöl. t. 86. N°. 138. Muizen-Oortje. Houtt. I. 16. bl. 468. B. Fosfarum. Onzeker. B. Medium. Muller. 324. B. Rivale. -j B. Lacuftre. J B. Fragile. >On«ker. B. Albidum. J B. Stagnale. Muller. 327. Helix Stagnalis. Linn. Syft, 703. Lift. Ang. t. 2. f. 2-i. Le Grand Buccin. Fr. Das grosf Spizhorn. Germ. Lake Buccinum, or Helix. Da Cofta. Br. Conch. p $3. t. 5. f. 11. Penn. Zoöl. t. 86. N°. 136. Spitse Water-slakiioorn. Houtt. I. 16. bl. 459- B. Paluftre. Muller 326. List. Ang. t. 2. f. 22. Le Petit Buccinum. Fr. Das Kleine Spizhorn. Der Raab. Germ, Marsh Buccinum, or Helix. Poel-(lak. boom. B. Truncaculum. Muller. 325, Pa-  IIELVETICA. 399 Planorbis. Muller? Gen. 27. p. 152. Vermis cochleatus, tentaculis binis fetaceis, oculis ad bafin interne. P. Turritus. Muller. 354. Getoornde. P. BuUa. Muller. 353. JBulIa Fontinalis Linn. Syft. 386. Lift. Ang. t. 2. f. 25. La Bullé aquatique. Fr. Die Wasferblafe. Germ, Lake Bulla, or Planeörb. D* Q/fo Br. Conch. p. 96. t. 5. f. 6. Paarltje. Houtt. I. 16, bl. 131. P. Contortu?. Mrfe'r. 348. Helix Contorta Linn. Syft. 673. ito/'?. Gaz. t. 92. f. 8. Le Petit Planorbe. Fr. Die kleine Tellerschneke. Ce;»*. Lunated Phneörb, or Helix. Kool-zaedje. Houtt. 1. ï6. bl. 422. V. Purpura. Muller. 343. Helix Cornea. Linn. Syft. 671, Lift. Ang. t. 2. f. 26. Le grand Planorbe. Fr. Das vertiefte Posthont. ■ Germ, Hörny Helix .or Planeörb. Da Cofta. Br.Conch. p. 60, t. 4. f. 13. Penn. Zoöl. t. £3. N°. 126. Europische Posthoorn. I. 16. bl. 419. P. Albüs Muller. 350. fts/ftr; Gaz. t. 92. f. 7. Sinall. white Planeörb, Kit ine -witte. P. Spirotbis. Muller. 347. Helix Spirorbis Linn. Syft, 672. Concave Planeörb Dil-zaedte. Houtt. I. 16, bl, 421. P. Nitidus. itf«// 0va, Mya. Zd»£ • röK^ Verffchu'p. M. Rivorum. JfrOr< 3P7- Tefta crasfa rudi fusca MyaPiflorum. Linn. Syft. 28. Z//?. Ang. t. 2. f J Painters Muscie, or Mya. Da Co/la. Br. Conch. p' 2=8. r- 15. f. 4. A»». Zoöl. t. 43. f. 17. vee 7. schulp, Houtt. I. 15. bl. 153. No. 28. AEfï*  AANHANGZEL OP HET DERDE DEEL,   AANHANG2EL OP HET DERDE DEEL. No. i; De onderftaande tafel wijst den tegenwoordigen rang aan onder de dertien Cantons, en den tijd van derzelver aanneeming in het Zwitzersch Bondgenootfchap. De agt oude Cantons. Jurich van den Hervormden Godsdienst • 1350 Bern Hervormden ,„s' Lucerne , _ Roomfchen .„ ' Uri t» ' lo5*' 1 ■ Roornfchen . - m<* Schweltz . Roomfchen , . ,1* Underwalden Roomfchen I3,^ Zug , Roomfchen I352' Glarus Gemengden ,35,#' De vyf nieuwe Cantons. Bazel . Hervormden _ 1 ,,ot Friburg . Roomfchetl | ' Solothurn _ Roomfchen u8/ Schaffhauzen ~u Hervormden — . ,-OI" Appenzel , Gemengden — Isn*  f}.00~ W. C O X É Welk aantal gewapende manfchappen elk Canton , Jtt tijden van oorlog, verplicht is te leveren, blijkt ui: de volgende verdeeling, gemaakt in het jaar 166S. en berekend voor een bondgenootfchapüjk leger van a6co mannen. Wanneer er meerdere benden vereischt worden, moet elk Canton zijn aandeel oezorgen in dezelfde evenredigheid. Zurich. ■ —— —— 14 oo« Bern. ——— —— 2000. Lucerne. —— 1200. Uri. • 400. Schweitz, — 600. Underwalden. 400' Zug. 40o« Glarus. • 4°°' Bazel. ; 1 4°°' Friburg. —— 800. Solothurn. — 600. Schaft' hauze». —■ 4°°' Appenzel. — •«—* -— Öoo. 9,600. No. 2. Ik heb mijn uiterfte best gedaan, om de Algemeene Land-kaart van Zwitzerland, welke dit vrerk verzelt, zoo volledig te makén, als mij eenigzins mooglijk wasj en, dewijl er tot hier toe nog geene voor handen was, waar op het geheele land naauwkeurig was afgeaeeld , zoo verzamelde ik de befte kaarten van de bijzondere gedeelten , welke ik koude machtig worden. De lijst derzelven volgt hier onder; en het is daaruit, dat de Heeren Pal mer «n Baker de tegenwoordige hebben opgemaakt, waar ■yooj  REI2ËN jbOOR SWIT5ERLAKD, £Qf Vöor ik vertrouw, dat het publiek hun zal dank weten als voor de befte algemeene kaart, welke van Zwkfena-d't hier toe aanwezig is. I. Carle de la fuisfe Romande, qui comprend le Pa n éL* % ' G°t!Ver" dépendantdU adMguéceux, qui appartlennent au Canton de tnbourg^ ceuXf qui for.t pofcdés en commun nar ces deux Lepubliques, ainfi fa fes ËCat$ & ' incents. Levée Géometriquement, Joas la per,isfion tapt ml 1*!s'a Ma!,et' «* ö apoe 7«r 4 b|aJenj eene .. rf nauwkeurige kaart. C " ^Zff'^ ^-Auflor, Enianuël P ri„ „ dTT-rGraVè a P« Pi L, Anvray, 1 Jttfien. Sous les foins de Mechei. I?66. Eene zei naauwketirige kaart. ? 3. Carte Chorographiqtk de la Partie occidentale de POberland, ou le Comté de Cruces d'-'P t * ï f ^ è? le *%4é dè% J ^^t'ontieres dc la fc$»pg ^ JFaMs % fee furie Marrit de.SM Loup de Rougeinon . A Londres, Publié par Acte du Parlement. Redeli k naauwkeurig. «.eueijjg 4... M des ünt(rn cemer.fchcn Fontei FttlitMi c , Hfnn r , Lmh^, Samt dem Markt zu mibavjen, begrciffend die Pfarreicn Enslibucb Ro vos Hasli , Doplischzvand und Tbtils. H^baufen wid Malt en i;32. M"'f" Dd 3 b. To.  408 w. c o x e b. Topographifche Tabeik der beiden EntUbücber Aem> ter, fcbupfheim und'Eschlismait, im Canton Lucern. c. Carte de la Partie Superieure de l'Entlibucb. d. Befondere Forftellung der ganzen Idndfcbqft Entltbucb, famt einem theil des bcnacbbabrten Qbwal. den und Brienzedandes. Deze naauwkeurige. kaarten van het kleine gebied van Entlibucb zijn te Lucern uitgegeven door den Eerw. M. Schnider, den fcbryver der Qefchicbte der Entlibucber, of Gefchiedenis van Entlibuch. 5. Cbarte des vier IFalftater fees, zonder dag-of naemteekening uitgegeven in 1785 , en afbeeldende het Meir van Lucerne , een gedeelte van de Cantons Schwcitz en Underwalden, en van 't gebied van Engelberg. Deze kleine kaart, met beweegbaare boekftaven gedrukt, koomt mij naauwkeurig voor. 6. Canton folothum, Jive Pagus Helvetiae Solodurenfis cum confmibus, recenter delineatusper GabrielemWah ferum F. D. M. Edentibus Homann. Heredib. Norimhergae 1766. C. P. S. C. M. De miswijzingen dezer kaart, die zeer gebrekkig is, zijn zoo veel mooglijk verholpen. 7. Route de Bdle a Biennepar la Fallée de Moitier £? Pier re Pertuis dans FEveché de Bdle. 1788. Zeer naauwkeurig. 8. Nouvelle Carte du Pays de Grifons, avecfes Dependances , La Falteüne , le Comté de Chiavenna & Bormio. Rbaetia Foederata cum fubditis ei terris. Am[lelodami, Joannis Simen 17tl. Joannes van Luchtenberg, Geographus , delin. £? fculps. Op mijne reize door Graauwbunderland vond ik deze kaart redelijk naauwkeurig. p. Maf,  REIZEN DOOR SWITSEBLAND. 409 f. Mappa della Linea e dei termini di confini tirata fra lo Stato di Milano e Domir.io Rheto. Zeer naauwkeurig. 10. Carta delli BaKaggii Zwizzeri di Lugano e di Men. drijio, despJa di G. Conr. Finfler di Zurigo. Geineden door Ciausner te Zug 1786. In Schintz Beytrae- , ge zur naebern Kenntnisf des Scbweitzerlandef. 11. Die Landfcbaft - Livenen, Falie Leve?ttina, J. ff, Meyer de/in. «784. Ciausner fculps. in Zug. In Schintz Beytraege. Dewijl ik de landen, op deze kaarten afgebeeld, nooit bezocht heb, zoo kan ik, uit eigen wetenfchap, geea getaignis wegens derzelver juistheid geven ; maar ik heb voor 't overige alle reden, om te verklaren, dat zij niet onnaauwkeurig zijn. 12. Hehetiae Pagi, feu Cantones, 13 etc. NovaHelve. tiae Tabula Geograpbiea &c. a Job.Jacobo Sebeucb. zero, Tigurino. Med. Doft. Matb. Prof. 1712.Vier bladen. Voor het Noord-Oostlijk gedeelte van Zwitzerland. Men heeft deze kaart , hoe gebrekkig in fommige opzichten , onvermijdlijk moeten volgen, om het geheel te voltoojen , vooral ten aanzien van de Noord-Oostlijke gewesten, waar van zij erkend is voor de beste kaart, welke men er van heeft. 13. Carte Topograpbique d'Allemagne, faite parJ.W. Jaeger a Francfort Jur le Mein, fe vend cbez l'Auteur avec P. de S. M. J. in verfcheidene bladen. Het geheel is, zoo veel mooglijk, verbeterd, naar mijn dagboek en mijne aanteekeningen, gemaakt op mijne herhaalde reizen door Zwitzerland. No. 3. Daowyzers van vier Reizen door Zwitzerland, in Dd 3 de  4?o w. c o x e de ja-en 1776, 1779, 1785 en 1786, met de affïander» der plaatzen, aangewezen in gewone mijlen (of uren gaans) cn in Engelfcbe mijlen. Het is nodij den Lezer te waarfchuwea, dat, hoe zeer ik geene moeite hebgefpaard om mij van de verfchülende afüandeu wel te verzekeren, het mij echter onmooglijk is geweest, om, wegens fommige plaatzen , en inzonderheid in de bergachtige (heken , hieromtrent zoo naauwkeurig te zijn, als ik wenschte, dewijl, in deze gedeelten, geene bepaalde afmetingen gedaan zijnde , de grcml mijner opgaven eeniglijk berust op. den tijd, welken ik, in het doorreizen derzelven, heb doorgebracht. Dagen, Reis in I776. Afflansen. Uren Eng.My'cn» July. Komst in Z-witzerland van Str aetsburg en Donefcbinao. gen, 2ï. te Schafhausen. Lauffen, . 1. 3|. naer den JFaterval. Schafhausen. , 1. 33. 93 • DiLSSENHOFFEN. 2. 6§. STEIN. . 2. 6i. te water naar het eiland. Reichenau. , . 4I. 144, ccnstans. . li, 5. £4, het eiland Mein.au. 5. l6ï. CoNSTANS. . 5. 16J. ROSHACH. 9. 30. te land naar 25. St. Gaix. af. 7. Tuffen. , li. 4, 26. Appenzel. . 2i. 8$. ücerr1ed. . . 3* i°» 27. Salets. . 3' 10. Wepdk.vberg. s- 65. Trivabach. , 3- 10. Sargaks, . ti 2%,  D*Bi»> l Aftanden. jULV' Uren E. Mykn. 20. Wallenstad. 3. 10, te water naar Wesen. . 4. te land naar 29. Glarus. . j 2. 6j. schwanden. j i{. naar de Paaien Brug. a|. 9. 3°* Glarus. . • $ j^* BlLTEN. , 2i. 9I 31' ElNSIDLIN. . 4I. . Aug. 1. Rappsrschwvu 4. 13* te water naar 3. * Zurich. . 71, a- te land naar 4. Albis. . . jj. Cappel. . ii. » Zug. . ii. 5* te water naar Immensee. . 2. te land naar KUSSNACaT. j|( te water naar 5. f Lucerne. . 3. I0# Fluellen. . 8j. J 2g* te land naar 7. altdorf. . 5. I || Steg. , 2§. J 8j. 3. Wasen. '. 2. (fi Duivels brug. . \\, , 9- 1 te Spital op den St. J Gothard. . 2|. 9, HoFiTAL. . 2. St. Leonard. a. 6f. IQ. SlON. |}. j#" RlDDA. . 2. 6f. Martjgny. zi, 8f. 20. St. Maurice. ai. 7\. te Brx. 1. 3j] Martigny. 3f. ioj^ 22, Trient. . 2f. 8?! Valorsine. . \\, 5^" 23. Z)e Pwry in de Vallei. van Chamouny. 3. I9, Salenche. , 4. 13. 25. Cluse. . 3. IO> Bonneville. 3. 10* Arthas. . 2. 6|. Chene. . 2. gj. fl5« Geneve. . §. Versoi. . Sept. Copet. , |. 2j, I. Crassl ; ||, 5. NYON. . !f, ^. ROLLE. ^i. Mor ges. . ai. 9. 4* Lausanne. 2^. 7\, Lutry. . 3i.' Cuilly. . |. ai, Vevay. . 3. 6im Lausanne. 3|. ,2|t  REIZEN DOOR S WIT SE RLAND. 4I3 Dagen. Afftanden. Sept' Uren = E. Mybn. CosSONEX. 3. I lo. 6". Abbaye. 31, j|| Romein-Motier. 3. ]0.' Orbr. 14, . 8. Yveroun. 2i. 7§. te Clendy. J. 3, Granson» 1. g£# St. Aubin. 3. IO," BoUDRI. ia. ^x^ °« Neüfschatel. ij, Valiengin. i. , ChauxdeFond. af. -*[ 10. Locle. 1 ii. 21'. Neüfschatel. 1 3?. 10r* Tsielle. ii. j|* Anet. 1. 3|] Walperschwyl. ai, I g|J Morat. 4. I I3>* 13- Avenches. ij. I 14. Friburg. j o" Neuneck. 3." io' 15. Bern. sj. j „. worbe. ij. [ Signau. 3. I I0] 18. te Langenau. i§. i ~* 20. Bern. 1 6. | 2Q. RlEDEREN. j If. I . GlMMENEN. I 14. -j ' morat. 2. Avenches. i§, I «, ïl. Payerne. a. " I (Ji, Marnaw. ij. f moudon. 2f. Montpreveires. ai. y\, 22. lausanne. 2. 6L' morges. 2|. 75* ' rolle. 2^. o.' nyon. 2j. 7x 33. Crassi. ij, i copet. ij, / Genthod. i|, 3|, Dd 5  4»+ W. C O x E. Dagen. t Af/landen. S,ppï. Uren Eng. Myletu 24. Geneve. ij. te Avignoln. Terugkomst Oer.21. te Geneve. Co pet. 2i. 8$. Crassi. ii. 5. 23. Nyon. ij. 4. RoLLS. ' 2'j. 7§. MoRGES. 24. p. Lausanne. 3$. , ~{. Eciialens. aj. f 91. 24. Y verdun, 3i. I 101. Granson. I i. • 3J. St. Aubin. 3. 10. Boudri. 1}. 4§. IMtCFSCriATEL. I§. 5. 25. St. Blaise. i. 3f. Weuville. 1 f. óf. 26. Bienne. 3. 10. GftENCHE. ai, 8i. 27. Solothurn. af. 7 i. WlETLIS3ACH. I 2. 61. Balstal. 2. 61. Waldenburg. z\. 8i. Leiciistall. \ 2|. 1 pi. te Augst. i|, I 53. 23. Bazel. 2. I 61. REIS in 1779. July, j Komst in Zwitzerland [ I van Milaen. IComo. 1 8. | 26. Menoiusio. I 2i. I 7I. Como. {24. 1 71. te water naar [ Plniana. I ii. 1 4. 19. | CL«:CE. I 2i. I 7l. I domas.o. I 2 5. j 9.  REIZEN DOOR SWITSEREAND. 4I3 Dagen' 1 Afftanden. Uren Eng. Myten^ colico. i, 2|. te land naat Fort Fuentes. i. af. te water naar Riva. ui. ?i, te land naar io. Chiavenna. 2. 61. Bondo. . 2|. 7I. Casaccia. ai. Si. naar Siglio. 2. 6i. 31* naar St. Morezzo. iï. 5. Selva Piana. \. af. Juliaanfehe Colommen. 21. 8$. naar Bevro. ij. 5. St. Morezzo. 44. 15L August. Bever. ij. 4. *• Zurz. li. 5. 2. Scampf. i. if. 4» Cernetz, ai, p. Lavin. li. 5I. Ardetz. li. 5. 5« Scuol. i§. 5. Remus. ij. 4. Nauders. %i. iof. 6. Craun. ai. 7§. Lat. 2j. 71. St. Maria. 2f. 7. «fer den Bralio. J' Bormio. 4§. 14I. Sondalo. * 2i. 7'. Tirano. 3. 10. Teglio. \\, Sondrio. a%, 9. P. St. Piedro. ii. 5. Morbegno. 2$. 71, naar Dalebio. if. 4. IVJorbegno. Vli. 4. Sondrio. J 4^. i4< CllIESA. j Jf, 5^ i Casaucia. j 3. 16 j.'  4i Regenisberg. 3. io: naar den top van den Lagerberc. 11. ,4 Aug. 2. Zurich. 4. te water naar Baden. ^. ^ te land naar Ko.MGfFELDEN. f. 4," naar de baden van Schintz- ] Hapsburgh. . , .4. * * 4* Bsuck. ■ - §. j't te water naar Lauffbnburgh. ' 8. -5 5» Bazel. 64. aki, 0> naar Straatsburg. 12. terugkomst te B^.zel. , te land naar ARLESHEm. I ij. Bazel. I ii, I 5^  REIZEN DOOR SWITSERtAND, 419 Dagen. Jfllanden. Aug. Uren Eng.Myks:. Reinacs. 'li. 5. Grellingen. 1. 34. LauffenJ ii. 5. Delmont. 3. 10. GoRRANDELIN. I. 34. Munster. i§. 5. 15. Molleray. 2'. 84- PlEKRE pertuis. 1. 34« Reuchnete. 2. 6|. BlENNE. <■. 6i. Grenche. ii. 7. ï6. Solothurn. 25. 84. Kh.chberg. 'il. 9. HlNDELEANKé J f. 4. 18. Bern. ! o4. j 9. Worb. li. j 5. SlGKAU. 3" j iO< Langenau. ii. j 5. eschujmat. 3. ió. Schuepfen. li 5. bi. Entlibuch. 2$. I 84. wolhausen. 2f. 7. Mal ter». 2. 6i, 22. LUCERNE. 2$. 7. Wli\he. i. 34; te water naar Alpfach. 2. 6i. ie land naar Sarne. li, 5. te water naar Saxelen. i. ij. te land naar Kernwald. if, 5. 24. Stantz. 2. 6j. Graffekort. 24. 7f. Engelberg. a. 6§. Over de Suren Alpen naar ] 26. Altdorff. 5. I i6i. Amstcg. 2I. I 84. Wasen. 12. * 6».  420 w. C 0 X E AÜG- „ Uren i Eng.Mylen. ürseren. 14, £4, a7« HoSPlTAL. i. ,i* naar Spital en St. Gothard. j.4. 54* 28. HoSPlTAL. 2. 6§! Realp. ii, Over den Furca en Grimsel 29. naar Spital. 151, HaNDECK, 2. ' 6§. 30. Meyringen. 4. 13, 3ï> ' Grindelwald. 41. Sept. j. Lauterbrunnen. ' 3. ïo. Leisingen. 3. io, AeJCHI. i. 34, 3. Frutigen. 24. 7§. Kandersteg. 3. 10. WlNTEREGG. 2. 6§. over den Gemmi naar de • 4. Baden van Leuk. 3*' 124. Siders. 5« i6i. St. Leonard. 2. 6j, j. Sion. ii. 5. RlDDA. 2. fjl, MARTIGNYt 2i. gj. 6. Trient. 2§. ' 84. 7. De Priory. 34. 124. 8. het beklimmen van MoNTANVERT. Valorsine. 3. 10. Trie;\t. 14. 54. 10. Martiqny. aS. 84. St. Maurice. 2*. yk. 11. Bex. 1. 1 34, naar BaviEUX i> \\. Bex. §. ii. AlGLE. Ié. 5. VlLLE NEUVE. 21. 7. VëVAY. 2?. 7. te water naar fa, Meillerie. 24. 7l. Oucby. 24. 9. te land naar  REIZEN DOOR SWITSE RL AND» DaSen- [ | Aftanden. Sept- Uren . Eng. Mylent. ij- Lausanne. i. 4. morges. Si. y\, RoLLE. 24 9. Copet. il, 54] ift. ■ Geneve. s 2j. 84. 27. te L vons. — wederkomst Oer. 6. te loNTAHEIEjjfc Sr. Pierrb. 1. ^'i Vbrriere'si 14. j Möt'jers. s|. 9. Travers. i. 3», I RoCH1- fort. 54, yi, 7« Neuchatel. <4. ** Thielle. ié. «4 Anet. i, V/atperschwvl. 25. è| Morat. 4, ij# Morat. 4| ,3. Greng. . |, j|4 te water nsar j Motier?. | j. • 3. naar den berg Vuilly. i. 1 §. * Greng. 4, 2ï. te land naar v 12' CoUJOI'VaUX. §. I |}4 Morat. J, rt; Arcerg. 3§. 1(x* IVidau. (|, ^4, '3' BtENNE. f. ;z, Reucinrte. 2. 6 . Pjerre Pertuij. 2. 6§é Tavanne.?. 5. ii. Belle lay. i j; 5, 1 Glovillier. 3. 10. ** I Porentru. 4. 13, Grandvillard. 3 j- 10. IBefford. 24, y\, ALTKIRCd. 6l. 20*" E e /  42* W. C O X E Dagen. | I Afpanden. qct> i i Uren Eng. Mylex, 15. ' j Bazel. 16. ac. . Blotzheim. 1 2|. 9- j mulhauzen. | 3«. II. R e I S* in i78^- Sept. Komst in Zwitzerland van Af/landen. Pa&ys en Dyon over Cr*» Mylcn. pontarlier. St. Pierre. 1. 34- joicne. 2?* 9- j8. Oube. 3l> >*• ,o' St. Barthelemi. af. 9» 00 morges. 3f- '2- 1 Rolle. »*• Nyon. 24' 7i« Copet. 54' t, te Geneve. °4* Copet. *i. Wïon. 5*« Rolle. a*« 20 Morges. 2*- 9* 3o] St. Barthelemy. 3*. i2« Oct. 1. Orbe. »*■ Yverdon. 2?. 7*' Granson. !• 3ï» St. Aubin. 3- 1o' 2> boudri. l]« ,[ Neufcbatel. «« 5« St. Blaise. I« 3t« Neuville. If' 6*' te water naar bet eiland St. Pieter. *f. 4' Neuville. M« 4« te land naar j . Neufchatel. 1P' Thiele. |«« Si'  RÉIZEN DOOR SWITSERLAND. 423 Dagen, f I Af (tanden Oer. Uren , Eng Mjiem WaLPERSCHWYL. 2ï. j 84. MoRAT. 4. I 13. te Villars, i. j ii. Morat. §. 11. ^. Greng. i, ii. re water naar Motier. f. 2. Greng. f. 2. te land naar Coujouvaux. f. 4.) 9. te Friburg. 3f. 12. 11. Greng. 4. 13. Morat. I. if. GlMMENEN. 2. 6{» RlEDERENi l4. 5fi 13. Bern. ij. 4. Massic. ai. 8f. 17. naar Thun. 31. iifé Massic. 3§. ui. Wo£i5. 14. 54. 18. Bern. ij. 5. / HlNBELBANK. 24. 9. Kilchberg. 14. 4. Bt'rberg. ■ 3l. I44. Murgentkal. li. 5. 19. Zoffingen. 2f. 7i' Tagmersellen. 2. I 6b Sljrsee. i4. 54. Adelwil. 24. 9. ao. ' Lucern. 24. 7f. Honau. aK 84. Knonau. 24. 9. Albis. 24. 7i' 91. Zurich. i4. 84. BasserstoRf. ai. 7§. Winterthur. i4. 5!* islikon. 24. 7i' 14. Frauenfield. i. ■ 3. Mulheim. 2. j 6%. CONSTANS. 3i. Hl. E e a  434 W. COXE REIZEN DOOR svv'11 SER LAND. Dage». I I Afpanden Uct. Uren Epg.MjUn. Zell. si. is. 35. schafhauzen1. 5Ï, ik. NE''MURCII. 2. t{, Lauchingen. 3. 10. 26. WALrsHUT. 3. IO. Lauffenburgh. 1 3. 10. Seckingen. I li. 5. Rheinfelden. 12. 6ï. 28. Bazel. j 3. 10. BLAD*  4?5 B L A D W IJ Z E R. NB. Het ecrjle getal wyst het Deel, het tweede den Brief aan. A. Aa 'Rivier de) en waterval op dezelve, I. 36. Aar (Rivier de) derzelvet oorfprong*, ftof Goud in cl rzelver beddingen, en val. i. i4. 20. 29. -o. 33- II. 55- 6a. Vallei van de Aar. I. 30. Aar- Gletcbers. Bergen, 1.29. Abbaye. Een Dorp.II.44. Ahendberg, II. 59, Ad !a. (Rivier de) lïf, f>7. derzelver oorfprong;. ald. 73. en waterleiding. 83. en 89. Addric fSt.) I. ro. Adige (Rivier) III. 72. Aefchi. I. 33. Af bolleren. Een dorp nabij Zurich. I. 10. D'Afry (Graaf) zie St. Battbelemi. Agaunum zie St. Maurict-, Agnes, Koningin van Hongaiye , begiftigt het klooster van Konigsfelden. I. 14.. Ai: oh Ifl. 90, Aigle (Zoucw.-rken van) II. £3/ A. ■ Albenen (Zonderlinge weg van Leuk naar'; 1. 34. Albert van Habsburg', Keizer, vermoor i. 1. 14. Albis. Dorp naby Zurich. I. 22. Albula. Een Stroom. III. 83. Alpbach. Waterval. I. 30. Alpnach. Dorp. I. 26, Alp/cbelenborn. Bergen. II 58. Alles Angnes. Huis in Op. per-Egadina. III. 7;. Alrdotf. Hoofdplaats vaa het Canton Uri. I. 25. Altits. Bergen. II. 59. Alvenczv : Baden van ; III 83, Amudeus de ag'Oe van Sa- vooie. Zijn Graf en ge- fchieden^. II .;•>. Amstein (Dr. I van Zitzert. Z'jne nafporlngeh onrrert de huishouding der IVTar- motren. II,. 6. intaninus Pi%s (Een gedenV, 3 Huk  4a6 B L A D W Ij Z E R. A. ftuk van) ontdekt. II. 42. Appenzel. Bergen van I. 4. Canton van dien naam: • deszelfs gefchiedenis, beftuur, Laridav.iman, of oppersten Magiftraatspeffoon , Koophamlel, Handwerken, Bleekerij, Catoenfabriekj Landltreek. ald.\ Reis van Appenzel raar SaIets 1. 5. Dit Canton ontvangt onderftand van Vrankriik. I. 21. Aporta (de £erw. Heer) Beiicht wegens hem en zijne uitgegeven fchriften. Iü. 71. Arsiu (Verbond van) tusfchen de Zwitzerfche Cantons. I. 12. Arder, een Dorp. III. 79. Ardets, een Do'p. III. 7c. Aristocratie, waar in zij beftaat 1. 16. Arlesheim (Siad van) I. 18. Arnibery. I. 2". Arona, Stad. III. 90'. Arpenas, Zie Magland. A' ve, Rivier II. 42. Arveron, Rivier, il. 38. Arvy, Stad. II- 53. Asle t (Eene rots van) ra'iij Chiavenna, UI. 78. Aubin (St ) Stad. II. 45. Aughjlveeiihtbrunnen, Twee bronnen, die uit eene Ysvtrzatr.eling, op den bug Fui ca, ontfpringen. 4. 29. A. Augusta Rauricorum. Overblijfzelen penzcl. Bazel. &c. f X« C&ar/jf F^Kr/. Een Dorp. II. 46. zie Locle. Chenaux (Pieler Nicolaas) Een van de Opperhoofden der Oproerigen van Gruijeres. II. 53. Chere. Een Dorp*. I!. 4a. Chiappinus. III. 79, Chiavenna (Meir van) III. 60. De Stad Chiavenna, derzelver gefchiedenis en Regeering, Gelegenheid, Volkrijkheid en Handel, en 't geen in haren omtrek aanmerklijk is. 78. Chillon (Kasteel van) li. 43. Choifeul. Zijne dwaasheid, zie Verf ai. Churivalden (Rechtsgebied van) Hl. 83. Cimut. een Dorp. Hl. 85. Clarens. zie? Chatillard. Clarice. een Dorp. 111. f57. Closter. Een dorp. II;. 83. Clufe. Stad. II. 42. Chifette. Eene engte in Neufcbatel ll. 4S. Coeuvres (Marquis de) III. 72- Chur. Stad. Hare gefchiedenis, Regering, in Eed neemir.fc van den Bunatspretïdent, Bisdom en rechten van den Bisfchop, Hoofdkerk enz. lil. 81. Col de balme. Berg. i. 36. c. Collico. Stad. 11'. 67. Colloquia. Vergaderingenvan de Proteftantfcbe Geestlijken in Graauwbunderland. III. 86. Colombitr. (Stad) II. 45. Colosfus. Eenontoeganglijk Colosfus - bee.'d op den berg Pilatus. I. 23. Comines (Pbilippes de) zijn bericht wegens de gevolgen der nederiage vanCa^ rel den Stouten. H. 50. Zijne aanmerkingen op den Oorlog van dien Vorst met de Zwitzers. aN. Como. Stad era meir 11!. 69. Congres. Van de drie Bundten der Graauwbunderen. II i. 84. Conflans Q Beneden - Meir van). I. 2. Bisfehop van Conftans Stad van dien naam. Hare Gefchiedenis. Raadkamer. Bovenmeir. I. 3- Cormajor (Valei van) II. 5. Conandelin. Dorp. I. 18. Yzergieterij, Verdrag van Corrandelin. ald. Ccrjïer. Een dorp in het Pais de Vatid. il. 2. Cole (la) Berg nabij Mont Blanc. II. 39. Coujouvaux. Verblijf van den Graaf van Diesback. Courtdarie. Verblijf van den Bisfchop van Bazel. i.18. Couieran. (De Heer) zijne poging om den top van Mom  B L A D W ij Z E R. 43* C. D. Mont B/ar.c te beklimmen. II. 39- Ctutet (Made) Een Gids, zijne verichillende tochten naar Mont Blanc. II. 3«- IS' • Couvescle. Een buitengewone rots, Tocht naar dezelve. II. 38. Couvet. Een dorp in de valleij van Travers, ll. 4'j. Crar.iponz. Yzeren Spi:kers, die in de fchoenen gefkgen worden, om den weg over de Ysvelden gemaklijk temaken 1.37.ll. 3S. Crasfi. hen dorp II 42. Cully. Ecu Stad. il. 42. D. Dacis, Een dorp. III 67.90. Dala. Rivier. I. 33. 34. Da uben Zee. Een meir op Mont Gcmmi. I, 33 Davos (Rechtsgebied van) en deszelfs betluur. HI.83. Delebio. Stad. III. 76. Delment. Vallei en Stad. I. 18. Dent. Vallei. II. 41. Dent (Le) de Jamant. Eene rost. II. 43. Dents Rotiges, Bergen. II.59. Dietsichltein (Graaf van) Ui. 72. Diesbacb (Gnaf van) II, 49. Diesma Vallei. III. 83. Diesfenbofen, Stad, I, 2. Difentis. (Abt van) III. 79, Zijn hoog rechtsgebied, Abtdij, en dorp. lli. 85, Dixains. Piaatzelyke verdeelingen van het Walliferland. (Tiendegedeelten) h 3*. Domafio. Stad. IH, 67. DomodOscello, door dcZwit« zers geplonderd. III. 90, Dot as. Dorp. UI. 79. Donau. (Ooifpuug vanden) I 1. Donefcbingen. T. 1. Dop/er \Uieronijmus) Reisgezel van den Meer Frey. grabend, op zijnen toent naar den top van den berg Titlis. I. 26. | Dorsbacb. Een Waterval 1. 3-. Don. Eene Rivier. II, 48. Draba Pyrenaica, eene plant I. 4 Dranfe. Rivier. I. 34. Dratturas Magnas. Een Rechtsgebied in Graauwbunderland. III. Inleiding Dreyspits. Een berg. Iï.59. Droz ('Jacobus) Een Vernuftig werktuigkundige. II 40. Drufus (Veld van) III. 71, Duivels - brug. I. 27. E. Ebenfiub. Berg. If. 59, Echalens. BaiUuwagie If.44. jEger.  B L A D W IJ Z E R. E*erborn Berg. 1. 31. Egeri. Een Rechtsgebied in 't Canton Zug. I. ai. Einfedlin of Notrc Dame des Ileyemifes, Abtdy. 1.7. Elizabetb ( Keizerin ) I. 14. EJoife (La Nouvelle') van 'Jf. 'J Rousfeau II. 42. Embs. Een dorp. Itl, 80. Emrne. Rivier I. 24. Emmetbah Valley. I. 24. II. 61. Engadina (Opper'). Befchrij- , ving van deszelfs regeering, de vallei, en de bewoners I. 71. (Neder) Hervorming, Regeeringsform , Land en Inwoners 1. 72.73 Engelberg ( Abtdy van ) l. 25. Berg. I. 26. Bellier van de Abtdy en het omleggend land. Inkomsten van den AbtReis vandaar mar Altdorf. ald. Enkeberg. I. 25. Enile. Rivier in Entlibucb. I. 24. Entlibucb. (vallei van) Hare uitgeftrektheid, Regeering, Inwoners, bijzondere gewoonten. I. 24. Erasinus (De.iderius) zijn Kar-.kter enJs I. 15. & Er lach (De Heer) II. 53. UEfcbvut, Ysveld. II. 38. Escblisma;. Dorp in Entli. buyb 1. 24. E. EugeniusIV, Paus, afgezetli 42. Exchaquet (de Heer) I. 37, F. Faefch (De Heer) zijne verzameling van Schilderijen f. 15. Fat do (Stad) III. 90. Fait, ee>tyds een fnél loopende rivier, nu droog. Hl. 70. Fa.'un ( Rivier) II. 44. Farel (IFillem) G'uecfi'eh. Hervormer li di. ■ Fatzerd Een dorp. Hf. 55. Faucig*y(Henogdom) I. 36. Fattlb.'at.'en (Berg) I. 2fv. Faunala Helvetica III. bl. Ft li x de Vde (Paus) zie Amadeus deAgtjle. Feudo (Rotzen van) I. 27, (Berg van) ald. Flaefcb. Hl. 83. Fleurier (Aanwafch der bevolking in de vallei van) II. 48. Flinis, Stad. III. Pj. Flola. Vallei. III. 83. Fitte (St. Nicolaes de) zijne gefchiednis enz. I 26. Fluellen. Eene plaats aan h -t meir van üri l 2s. Fin(lera*rborn Berg. I. 29» II. 59. Fontana Merla Een kleine ftroom in opper Engadina. III. 71. Fc%  B L A D W IJ Z E R. 433 R Forel Befchryving eener kloeke lborc, "die in de meiren van Zwiczeriand gevangen wordt. I. 3. Franci. Eene ryke familie van dien n«em te Plurs. III. 68. Frandscus (Broeder). Een monnik op den berg St. Gothard. I 27. Frauenfeld (Landdag van) I. 5, 12. Fredolpbo. Een ftroom. III. 7.3. Frëyberg Gebergte, I. 6. Freygrabend (De Heer) zijn rocht naer den top van den berg Ticlis. I. s6. Friburg. De S;ad, Derzelz-T gefchiedenis, legging, Gebouwen, inwoneren, Bisfchop, bevolking en Regering in 1776. II. 5a. Opftand van de inwoners van Cruycns, in het Canton) onderzoek hunner bezwaren, nieuwe onlusten, eindlijke bevrediging, daarop gevolgde veranderingen tl. 53. Voortbrengzels van 't Canton Friburg. U. 54. Froideville, Lieutenant, tast de belegeraars van Friburg aan. II s2. Frutigen i Vallei van) l. 33. Fuentes (het Fort van) met de befchrijving van deszelfs aanleg enz. 67, Furba (Vallei van) UI, 73. F. Furca CReis naar den) en befchryving van deszelfs overtocht, Yavelden enz. 1. s8 2-9. Furst (Waltbir) van Uri, een der eerste aanleggers van 't ontwerp van omwenteling , welke den norfprorjg gaf aan het Z*iczerfch Bondgenootfchap. I. 25. Furstenberg (Prins van) 1.14 G. Gabriël (Steven) Overzet» ter van het Kerklyk Dienstboek van Zurich in het Romanfch. III. 86. 89* Galleberg. Een deel van den Furca. I. 39. Gallen (St.) Abtdy en Stad van dien naam, Hare gefchiedenis en regeering, hare boekerij. I. 4. Gallicius zie Salutz. Gamschigletzer. Een Ysberg. II. 59. Ganterisb. Een berg. 59. Garville (De Heer; II 49. Casfer (Vallei van) II. 50. Geit (Wilde) I. 29. Gemmi. Berg. Overtocht daar van. I. 3?. II 59. Geneve.Reh derwaards.II.4e.1 Meir van Geneve II. 4}. Gelegenheid der Stad, hare bevolking, hervorming enz. II. 6i. Staat  434 B L A D W IJ Z E R. G. Staat "der geleerdheid , Opvoeding , Boekery, Geleerden. 63. Hare Gefchiedenis tot in 1776. Hare regeering, inkomften, Lyf(lrarTelyl;e en burgerlijke wetttn, openbaie Graanfchuren, Vestingwerken en Sterkte. 64. Gefchiedenis der omwenteling aldaar in' 17S2,' en onderzoek van derzelver oorzaken. 65. Veranderingen in de Rege» ringsform. aldaar. Ver» haai;van de jongste onlusten en omwenteling in 1789 II. bl. 411 enz. Geneef/che Volkplanting in Ierland , waarom niet geflaagd zij? II. 65. Gengenbach. Eene Keizerlijke Stad. I. 1. Gerijau (Stad en Gemeenebest van"; I. 25. Geertrui Anna van Hogenburg, Gemalin van Keizer Rudolf I, te Bazel begraven. I. 15. Vreemde dwaling omtrent haren naam ald. Gezelfebaften der Burgetij van Bazel I. 16. Cesncr (Coenraad) Bericht wegens hem. I. 9. Gesner (Johan) zijn Kabinet van natuurlijke zeldzaamheden , en zijne werken over deKruidkunde«W. G. Gesner (Salomon) Bericht wegens hem en zijn karakter. A/s bov. Gier (Gebaarde) Natuurlijke hiftorie daar van II. 58. Clarus. Canton, Deszelfs gefchiedenis, Godsdiensthandel enz. I 6. Ontvangt onderftand van Vrankrijk. I. 21. Gletcbeiberg. I. 98. Giacomo (Vallei van! III.78. Giornico. (Overwinning van ) III. 9«. Girtanner (Dr.) zijn be« richt wegens de Beig-geit. II. 41. Gites. Weilanden aan den voet der Alpen. II. 54. Godshuis - Bundt. Deszelfs gefchiedenis en regeerings.» vorm. III. 81. Deszelfs vereeniging met de twee andre Bundten. III. 34. Goiters, Keelgezwellen, zeer gemeen in Walliferland, en oorzaken daar van I. 34' 35Goms. Een der tiende gedeelten in Walliferland. I, I- 34- Gothard > Vallei van St.) I. 27, Berg van dien naam. Deszelfs hoogte. Bericht van deszelfs uitgeftrektheid van Broeder Franciscus. Luchts gefteldheid^nz. ald. Grafenort. Een Lusthuis van  BLADWIJZER. 435 G. G. van den Abt van Engelberg, h 2fi* Graniet ó.er Zwitzerfche bergen. U. 59- Granfon. Stad. II. 45. Door Karei den Stouteu Stormenderhand veroverd. II. 50. • Graeuzve Bundt. Grondgebied* Uasms - oorfprong, Gefchiedenis en regeering. III. 79. Deszelfs vereeniging met de andre Bnfdtën.lÜ. 84. Greiffen[M.eir en Dorp van) I. 10. Grens. Eene plaats naby Morat. II. 49. Grey (Jobanna) Hare brie- ven aan Bellinger. I, 9. Grindkivald. (Het Dorp en de Ysveldan van) I. 31. II. 40. Griefenbach. Een riviertje. I. i6. Grimfel.% JBerg. Herberg op het pad over denzelven, Deszelfs top. I. 19. Groeiend. Ryk. Ontwerp van een Schaal daar van. I. 29. Grosborn. Berg. 1. 32. Goteron. (Vallei en Beek van) II. 52. Grubemnan (Ulrich) Sticht ter der beruchte brug van Scbafhaufen. I. 2. Geboren te Tuffen. I. 4. Zijn neef. aldaar. Hij bouwt ook de burg te Wettin. gen. I. I3> Andre bruggen, door de Gvubcnmans getimmerd. III. 80. Grunengen. Een klein vlek; 1.10. Deszelfs rechtsgebied ald. Gruner. Zijne befchouwing over de Ysbergen. II. 40. Gruti. Een dorp. I. 25. Gru/cb. Een dorp. III. 83. Gruyères. Opftand aldaar. II. 53- Uitmuntende Kaas, al- daar gemaakt. H. 54. Gugliebno (Kerk van Sc.) den Norman. III 78.. Gttler, de Hiftorij ■ fehryver, bericht wegens hem. III. 83- Guidet (Franeiscus) zijn tocht naer Mont-Blanc. H 39- Guiten. Een dorp. II. 59, » Hra.. H. Haldenflein (Dorp en Kasteel van) en derzelver gefchiedenis. III. 82. Haller. -Zijn verblijf te La Roche IF. 42. Levensbijzonderheden en Letterkundige narichten van hem II. 57. Hapsburg (Gasteel van) en deszelfsGefchiedenis.I.13. (Jan van) I. 14. (Rudotf van) zie Rudolf. Has.  43<5 B L A D W IJ Z E R. Haüiland. Een district in het Canton Bern I 30. Deszelfs Inwoners, ald. Henzenberg. Een berg. III. 80. Hcrgott, de Geflacht rekenaar I. 15. Herifau. Een dorp in Appenzel. I. 4. Herman\ Abt. L ao. Hctlinger (de Heer) zijr*e verzameling van Gedenkpenningen, I 35. HeydeggerfDc Heer) zijne . boekerij. I. 9. Hindelbank, Een dorp. II. 6 .. Woog - Gericht. Rechtsgebied in Graauwbunderland III. Inleiding. Hobalp. Loodaderen daar ontdekt enbew_"kt.II.59. Hohat. Een dorp III 72. Holbein. De Schilder, en bericht n egens zijne fchtlderijen enz. te Bazel. I. is. Hoogte der verfchillende bergen op den aardbol met eikanderen vergeleken. I. 36. Hopital. Een dorp in de Vallei van Urfercn. La7. Ihttinger (Henrti) Verzamelaar der boekerij van Zurich. I. 9. Housli. Berg. I, 30. Hoivard (De Heer) Gevolg van zijn bezoek van 'e Beterhuis te Bern. II. 55. TT, ƒƒ»£. Tracht het Colosfus beeld op den berg Pilatus te naderen , en wordt verbrijzeld. I, 23. Huizen. Derzelver bouw* orde in de bergachtige deelen van Zwitzerland. I. 30. Husf ' CJohannes) zijne martelingen enz. I. 3 Hutten zijn leveu en karakter. I. 10. Ii Jacobus (Gasrhuis van Sc.) I. 17. Gevecht bij het zelve voor* gevallen, het welk jaarlijks herdacht wordt, en oorzaken van dien kriig. I. 17. Jenatz. Een dorp. III. 83>. Jennins, III. 83. 'Jetzier (De Heer) zijna befchrijving van de brug te Schaf'hau/en. I. 2. Ilantz. Stad. III. 85. Iniier (Vailei van) I 18. Inn, Rivier, Deszelfs oorfprong. III. 70. 7;. 72. Interlachen. Vailei II 59. Joux (Vallei en mfir) II.44. ( Kasteel van) II. 48. Ifolabella. Een Eiland, III.90 Ifola. Een Dorp ill. 78. lulimont. Een voouiitflekend gebergte nabij Neufcbatel. Ii. 48. Ja.  BLADWIJZER, 43; l 'Juliaanfehe Colommen. III 70. ~— — Alpen. III. 70. jongvrouwhor n. Een gebergte. I. 29. 3,. n< 5p< Jura. Een Berg. keten. Derzelver einde. I. jg, uitgeftrektheid. II, 44." Tocht naar haren too. II 46. ^ luvalta. Opfteller van het wetboek .van Engadina lil. 71. zijn bericht we. gens de omkoopbaarheid der r. geerings Leden in Grauwbunderlaiid. m 75. K. Vallei en Berg. I. . 33- Kander/leg. ajs boven. A«.'/f» Civieir van) I. 10. aW- Eene fterkte. I. i. heit (Lord) Governeur van Neufcbatel. befchermt j Rousfeau. II. 48. Kernwald. Scheiding' van 0^/-. en £/«^r. ; I. 2(5. (Voorgebergte van) s3, Z Afgebeeld in't Model van i, d,n Generaal Peyfen.ald. Km/ïng (Vallei va.ij l. ,. £ — ■ Rivier, ald. Ktrcbflub. Berg. II. *9. / Koehlin (deHeerjzijn Koop- K. mansfchool teMulhaufen. h 17. hoenigfolden. Klooster. I, 14. Krajen, Ve>fdiillende foorten in Zwitzerland. II. 58. Krankzinnigheid, zeer gemeen in Walliferland L34. Kruisboog, in Zwitzerland _ nog in gebruik. I. 25. Rublis. Dorp. III. 83. Kusnach. Een dorp nabij Zurich. I. io. Door ee, ne overftrooming befchadigd. ald. Deszelfs inwoners, ald Kusnacht. Een dorp in het . Canton Schweitz. 1. 23. Kyburg en Groningen (Bai'liuwen van) I. g. Kasteel van Kyburg. Deszelfs gefchiedenis en gelegenheids L 11. L. Aburnum. Een boom. Het Ebbenhout der Alpen ee noemd. II. 43, r 5 " «éenberg. Den berg, erj gezicht op denzeiven. I 10. «ifeb. Eene Stad, III 72i vnbat (Jacobus) zijn tocht naar Ment Blanc. II. 39. '■ndigemeente van C/«;»f. I. 6. wgenauw. Een dorp. IL 61. \ Lang*  438 BLAD iV IJ Z £ R. L. L. Langham. (Mevrouw) Hare Graftombe. III. 55. Latreyenfirft.i B;rg. II 59. Laubergrat Waterval op den Rhijn. I. 2. Kasteel. ald. Vallei en Stad. I 18. laujfenburgb, een waterval aldaar. 1. 14. Laufanne. Volkrijkheid, gelegenheid, academie van Wetenfchappen, Kerk enz. II. 42. Lauteraarborn. Berg I 29. II 6^. Lauterbrunnen. (Vallei van) Reis derwaarts. Gelegenheid. Dorp.Ysveld. I 59. Lautrec. Franfch Generaal. h 34. Lavater ([. C.)zijn karakter en fchriften. I. 9 Laven». Een vlek. III. 90. Lavizzi. Steenen Potten, gemaakt nabij Chiavenna. III. 68. Lecco, Een arm van het meir Como. III. 38. Leifingen. Een dorp. I. 33. Lengenberg. Een berg. II. 59 Lenzburg (Bernhard van) Bisfchop van Friburg. II. 52; Leopold. Hertog van Oostenrijk , bemachtigt Lucern, en wordt te Seinpach getlagen. I. 23. Lera (Vallei van Neder ') UI. 83. Leugebach. Dorp- I. 6. Leuk (Raden van) I. 33. Stad. I. 34. Levade fde He?r) Bezitter van Romeinfche oudheden II. 42. Levantine. Vallei. III. 90. Levensmiddelen. Derzelver prijs in de Bergachtige deelen van Zwitzerland. I. 3°- Lichen Rangiferinus.(Steenlever - kruid). I. 29. Lichen Ruoestris en SuU phureus II. 39. Lichter,jlein. Kasteel. III. 82. Licpitz. Een foort van honing, door de Polen uit den Lindenboom getrokken. II. 42. Ligario (Pietró) de Schitdèr. Bijzonderheden wir gens hem. III. 76. Ligertz. (Baron van) Kanunnik van Arleshelm. I- 18. Limmat. P.tvier. I. 5. Moeilijk te bevaren. 1,13. Lindcnbeom. Eene groote nabij Marges. Irï 42. Bericht van fommige iin- dre zware Lindenboomen. ald. Linth. Rivier. I. 5. 6. Lira. Snelvlietende ftroom. III. 78. 79Livino. Dorp. III. 90. Locarno. (Meir van) III. 90.  E L A D VV Ij Z E R. L. »3ö. Stad en Bailluwagie. ald. Locendro. (Ysveld) I. 27 (Meir) ald. Lode. Een dorp. Volkrijkheid en nijverheid aldaar. I[. 46. Lortenboom. Zijn groot nut. II. 4i. Luc (De Heer De) Zijne verbetering in her. berekenen van de hoogten der bergen, I. 36. Bericht wegers hem en zijne werken II. 63. Lucerne. Meir van Lucerne. I. 23, 25. Gefchledems van 't Canton. Regeering. Verolijf van den Pauslijken Nuntius. Jaarlijkfche Landdagvvan de Roomfche Cantons Staat der geleerdheid. Volk- . rijkheid en Voonbrengzels. Befchrijving van de Stad. Ah boven. Lueens. Kasteel. II. éa. Luccim. (Klooster van St ) te Chur. III. 80. y , Ludio-Jj 'Edmund). Zvm verblijf te Vevay , en karakter. II. 4S. 2 Lugano. Stad, en M^ir. 1 111. 90. ' 2 Lugnctz. JValei van )W 79. Lut/cbine. [[IVeisf ' en ƒ Scbwartz) twee rivieren 1 in de vallei van Lauter- i brunnen. I 39, ^ lungin. Berg. III. 7$. j\ JU Lungnetz. Berg. I. 28. Lutrij. Een Stad in'het Pays de Vaud. il. 4,2. Luvino ^vallei van III 73. Luvino, de Schilder. III." 90. M. Mably. (Abt) zijn misnV omtrent het Zwitserfch bondgenootfchsp. I !2 Machabb. Kers. II. 43. Madulein. Een dorp. III. 36. Magadina. Een Stad. III. 90. Maggino. Een fnelvlieten- de ftroom. III p0. Magland. Een waterval. II- 42. Kw>*. Siielloopende rivier UI 68. 69. Malantz. Stad. III. 83. Malaria. Ongezonde Iuchrftreek aan de boorden van 't meir Como. III. 67. Malenco. Snelvlietende ftioom, en vallei, zoogenoemd. IJl. 76\ Vlalin. Ysberg. III. 70. Waiix. Een dorp. III. 8;1 Walkt (Pau/us Henricui) van Ggneve. II. 63. lallogia. Berg. III.' 70. 'fa/s. Srad. UI 72. halters. Een Dorp. I 24. larignano (Slag van ) 1.34. larcus (Berg van St.) Ont- 1 a wero  44° BLADWIJZER. M. M. werp van een weg over denzelven. III. 88. Marmot, Marmcldier, I. 29. Befchryving en natuurlijke geichiedenis van het zelve. III. 69. Martigny. Een dorp in IValliferland. I. 34. ZieOclodurum. Martin (Baden van) III. 73. (Brug) III. 72. Ontmoeting bij eene oude Vtouw aldaar, en hare lotgevallen Als boven. Martinet (De Heer) Majoor v&nTravers. II. 4!?. Marzozzo (Baai van) lil. 90. Mazox. (Graven van) III. 79- Masfic. Een dorp. II. 60. Maurice (St.) Stad in WaU liferland, I. 34. Maximinus (Keizer) Ge biedt het Thebaaufche Legioen te (lachten. Zie St. Maurice Mayenfield (Hoog rechtsge- bied van) deszelfs beltuur en gefchiedenis. III. 83. Major/a. Een rots te Sion in IValliferland. I. 34. Mccbel, kondig Plaatfnyder te Bazel. I. 15. Medels (Vallei van) III 85. Meile. Een dorp naby Zurich. I. !». M«7f«e\PvOtzenvan)II 42. Meinau (Eiland en Casteel van) I. 3. Meinrad (St) Slichter der Abtdy van Einfidlin. I. 7. Meister (Leonard) I. 9. Melcbtbal (Arnold van) van Underwalden, helpt het plan van omwenteling ontwerpen > welke de vrijheid van Zwitierland te weeg bracht. I. 25. Melkleberg. Berg. I. 26. Meltbach. Een riviertje nabij Engleberg. I. 26. Mendufio. Ëene bailluwagie. III. 67. Mettenberg. Berg. I. 31. II. 59. Meuron (de Heer) van Nenfchatel. II. 48. Mcutzingen. Een diflrict in het Canton Zug. I. 2». Meyen (Vallei van) I. 27. Meyer (De Heer) van Lu* cc; ne 1. 26. Meyningen. Hoofdflad van 't land Hasli. I. 30. Millebacb. Een Water val. I.30 Mittaghorn. Berg. II. 59. Moitiers Travers. Voor eentn tijd het verblijf van Rousfeau. II. 48. Molasfer. Leemachtige Stee» nen , voorkomende in de vlakten en op de heuvels naby Rem. II. 59. Molen de la Motte te Friburg. II. "52. Mole. Een berg. II. 62. Molleray. Een ftad. I. 18. Molina. (Ileete bronnente) III, 73- Mon-  BLADWIJZER. 441 M. Montanverl. Ysbers. I ar II. 38. 40. ë 37> Zichtbaar op groote aillanden. 1. 37. Verfeaillende ondernemingen , orn deszelfs top te bereiken. II. 39. Moraine. Steen en aarde, welke de Ysvelden ontlasten. II. 38. Morat dBailluwagie van) en meir van dien naam. II. 49. Karei de Stoute overwonnen in den flag van Morat. ald. Morbegno. Stad. III 76. Morezzo. (Meir van St.) en dorp van dien naam III, 70. Zie Maurice. Morgarten (Ëngtens van) Keizer Albert aldaar verflagen. I. 25. Morge$. Eene Stad. II. 42. Motte (La) Een Eiland, j -£ie ÓV. Peter. Moudon. Een vlek. II. 62. 2 Mulbaufen. Een klein Gemeenebest in het Zwiczerfch bondgenootfchap. / Deszelfs gefchiedenis, handwerken en regeering. Munfter, in W&lliferland. I. 29. Munfter, of Moitier, Val- i\ lei van) derzelver verdeeling, regeering en ge- jV fchiedenis, en dorp van N dien naam. I. 18. Munfter in Graauwbunder* F f ; M. land (Vallei en Stad van) en derzelver regeering. III. 7S. Muoita. (VaUei van) Uitmuntend voorbeeld van onderling vertrouwen en derzeh'er irrwooners. I. SS- Muret. Berg. IIL 77. Mufa, Snelltroomende rivier. 90. Muringen, naby Bern. II. 59. N. Naefek (Slag van) I, 6. Vabl. Een Plaatfnyder. II. 60. Natuurkunde (Maatfchappy tut bevordering der) te Zurkb. I. 9, Vauders. Een dorp. UI. 72. Vaviglio Grande. Eene graft, welke de & en Ad. da vereenigt. III. 90. Jeufcbatel. (Meir van) II. 44* Stad en hare bevolking. II. 45. Derzelver bellier, gefchiedenis, regeeringsvorm en wetten. II, 47. euneck. (Hermitage naby) II- 54- '.uneren. Een berg. II. 59. mville. Eene Stad, gelegen aan het meir van Bienne. ll. 48, i Ni.  443 B L A D W IJ Z E R. N. Nidait. Eene St-d. I. 19. Niesf. Gen herg. II. 50.60. Noirague. Een dorp II 4^. No/la- Een fterk loopende rw;er. III. 79. Nollen. De top van den berg Tillis. I. 26. Norman. Koningen van Sicilien dit den Normanjchen ftam, hunne gefchiedenis en geflachtlysc III. 78. Nyon, Eene Stad in IValli J'erland. II. 42. O, Obergestlen. Een dorp. I. ... »9- Oberried. Een dorp. I. 5. Oberwa.'d. Een dorp op den Furca I. 29. Oberzvaldtn. Eene verdeeling van bet Canton Underzvalden. I- r.6. Oclodurum Zie Mariigny. Oefcbenengrat. (.Hoogten van; II. 59. Offenburg. Eene Keizerlijke Stad. I. f. Olten. Eene ftad in Solothurn. I. 20. Orbe, Eene rivier, en Stad. II. 44. Orlenga Snelvlietende ftroom III. 70. Qsterzvald (De Heer) zijn bericht wegens den oorfprorjg van het Horologie O. maken te Locles en te Cbaux de Ford. II- 4-6. . Oifogna. Een dorp III yo, Oszvald (St.) Belcnermheilig van Zug. I. 22, P. Paccard (Micbaêf) Een gids van Gbamouny.ll 3*. 39« (Dr.) zyn tocht naar den top van Mont Blanc II. 39. Palanza. Een vlek III 90. Patenbruck Een brug in Glarus I. 6. Pays de Pand (Betoove- rende toneelen in het) II. 42. Door bet Canion Bern aan Savooje ont« wrongen. Algemeen bericht wegens dit land, 42, 43. Aan Bem onderworpen. II. 55. Payerne. Stad II. 62. Pedinofa. Vallei. III- 73. Pennant (David) Scbildknaap. Zijn Brief over de Italiaanfche Bailluwagien. KI. 9e. Perretti (Bartbokmaeus) van Berbeno, redt de Proteltanren van die plaats uit een algemeenen moord. Hl. 74. Perini KDe Heer) III 71. Pieter (Vallei van St.) in Graauwbunderland III. 79. (Eiland van St.) II- 48,  BLADWIJZER. 4# P. i 48. Verblijf van Rous- jeau. i ocht naar en befchrijving van h*t zelve. ald. Zie Rousfeau. Peiir.a. Berg. I. 27. Pfcfers. Dorp. ffl. 83. Baden ald. Pfefikon. (Meir van) I 10. //^'/•(Generaal jzijn K*xxr lijk .Vlodel van een deel van Zwitzerland. I 03. Pholades. Een foort van verfteèning. II. 59. Pianteaio Didtift. III. 67. Pier re Per tuis. Een beroemde dooltocht, I. 18, Romeinfch opfchrifc aldaar, alsbov. Piëtisten. Der/el ver opgang in Engadina. III. 70. Pilatus, eigenlijk Mons Pileatus, een berg, nabij Lucerne. I. 23. 25. Pisfe Vacbe. Een waterval in IValliferland. I. 34. Piuro zié Plurs. Pizoni, de Bouwkuuftenaar. I. 20. Planta (Familie) III. 71. Derzelver gefchillen met de Defaiïs 72. Pliniana, Een dorp. III. 67. Zonderlinge water- fprong hier ter plaatze. Alsbov. Pliniüs de Jonge. III 67. Zie Como. Plurs, eene Stad, door den val van dén berg Con. te bedolven. III, 68. P. Podesta. Een Ovef'heidi perfoon in Graauwbunderland , wiens waardigheid met dezen naam wordt uitgedrukt. III. , 63 en elders, Sernst (I.ei-groeve en rivier van) I. 6-, Serra (Engte van la) III 74. ,S>»T»'el Ieer)herftelt d brug te Scbafhauzen.I. 2 Spitzeftock. Een berg.I. 26 Splugen.Een dorp. HI.70.7p Een berg. Hf. 79 Deszelfs overtocht, ald. Sprecher (Fortunatus) de Gefchiedfchrijver. HL 83, Zijn bericht wegens de Berg-geit. II. 41. Sprungli (De Heer) van Bern Zijne fchoone verzamelig van Zwitzerfche Vogelen. IL 58. Staf ach (Werner de") van Schivietz. Een van de eerfte ontwerpers der omwenteling, waar aan Zwitzerland deszelfs vrijheid te danken heeft. I. 35. Stalden/lub. Een kalkach- tige fteen. II. 59. Stampa. Een dorp. III. 70. Stantz. De hoofdftad van Unterwalden. Hare gelegenheid. I, aö. « (Verdrag van) I. 12, 26. Vereeniging, aldaar bewerkt door Nicolaas de Flue. 1. 26. Stantzberg. Een Berg. I. 26". Staubbacb. Een Waterval. L 32. s. \. Steen'geit- zie Berg.geit. n Steenleverkruid, zie Licben. >. Stein. Eene kleine onaf:. hanglijke Stad. I. 3. - Steinberg. Een kafteel. III. 72. ï Sttcber (Coenraad) verzeld den HeerFreigrabend naar den top van Mont Titlis. zie Freygrabend, of i. 26. Stockhom. Een berg. II. 59. Straetsburg. [. 1. Stuffiflein. Ysberg. II, 59. Suffers. Een dorp UI. 79. Sulek. Een berg. II. 59. Sulpice <^St.\ Een dorp. II. 48. Sure. Rivier. I. 18. Surecha. Een berg. I. 27, Suren- Alpen. I. 26. óar/ï*. Vallei, IK. 79. cT»/-^'. Eene ftad in Lu- cerne. I. 24. Susf. Een dorp. III. 72. Sivartborn. Een berg. III. *3- Switzerland.Algemeene aan. merkingen op deszelfs verfchillende wetten en regeeringsvormen. II. 66. Oorfpong der benaming. I. 25. Deszelfs onaf hang. lijkheid erkend, ald. Switzerfche Krygsbenden. Eerst ia Franfchen dienst gegaan. I. 21. Aanmerking op haar dienen van vreemde mogendheden, ald. Ta-  BLADWIJZER. 449 T. Takul. Ysberg. II. 38. Talefre. Ysberg. ald. Tamina, Rivi;r, III. 83. Tamirs. Eene ftad. IIf. i$. Tauven. Een dorp. III 72. Tavennes, of Dacbfeld. Een dorp. I. 18. Tavetcb. (Gemeenfchap van) 111- 85. ■ (Vallei van) ald. Teglio. Moord der Proteftanten aldaar. III. 74. Befchrijving van da ftad en het omgelegen land. III. 75. Teil (IVilliam). Kapel aan hem toegewijd. I.23, 25. Twijffelingen noopens de echtheid zijner gefchiede*is. I. 25. Tertiaire (Drietal) Eene wijze van verkiezing te Bazel. . 16. Terfero, di forpra, di Mezza, en di Sotto. Diftricten van Valteline. III. 75. Te/10. Rivier. III. 90. Deszelfs oorfprong. I. 27. Tete Noire (La) Een berg. I. 36. Thiele. Rivier. II. 44, 40. Thomas (St.) Meir van dien naam. ID. 85. Thun (Meir van) I.. 33. II. 59. Stad. Weg van 2?-» derwaards. Hare gelegenheid en regeering. II. 60. Tburgau. I. 12. en elders. Tiende Gedeelten. Diftricten T. van IValliferland. I. 34, Tien Gerechten - Bundt. Deszelfs gefchiedenis. III. 83, Vereeniging met de twee andre Bundten. 84. Tippet Grebe. Een vogel, il. 43. Tirano. Hoofdftad van Opper Terfero. III. 74. Kermis daar gehouden, era Proteftanten aldaar vermoord. Als boven. Tisfay (Vicl»r) Een gids. II. 39. Tisfot. De beroemde Doctor. II. 42. Titlis. Berg. I. 2Ö. Zie Freijgrabeni. Tom/iaska(Vaiiei van)III#79. Torrenberg (Graaf Peter van) onderdrukt de inwoners van Entlibucb. I. 24. 7W«js(Geflacht van)II.4i. Tourbillion. Een rots te Si- on in IValliferland. I.34. Trasp. Een dorp en kafteel. III. 72, Travers. (Johan de) zijne gefchiedenis. III. 89. Travers. Een dorp. II, 75, Tresfo. (Kanaal van)ln.87. Trient. Een Snelftroomen- de rivier in IValliferland. I- 34. (Vallei van) I. 35. Trifa. Rivier. Hl. 90. Trivabacb. Een dorp. I. 5. Trogen. Een dorp in Appenzel. I. 4, Traua*  45° BLADWIJZER. T. Trouadors. ofGezwoornen, in Engadina. III. 7 j. Trui.s. ; Landdag van) III. »o. De Stad. UI tSi Trypboan. (Kafteel van St.) ii. 43. Tfcbarner (De Hetr) Bailliiuwvar:/*u£«fA.'s l( ;j. Tc/ Eene katachtige ftof, tiaarmece het bronwater bezwargfrd is in de (treken, waar ne keelgezwellen gemeen zijn. I. 35. Turnio, Een dorp. III f,yt Turretint (De Heer Piclet) te Qww?. il. 38. Fayfj. Een dorp. III. 79. Tutfcbtt. (Jacebus) Een Hervormer onder de, Graauwbunders. III. 89. Jj/W (Eergen vaa) I. 5. u. Vfitau. Eilnnd. I. 10. Undevi Een dorp inAp- penz/.. I. 4. Unterfeven. ( Vallei van) II. 59- Underwalden. (Canton van) zie Stantz en Uri. Uri (Meir van) Romaneske befchrij ving daar van.1.25. Gefchiedenis van Uri, ScbweitzdJnderwalden en Lucerne Rpgeering. VclkrijkneidVoortbrenzels Bewoners Onverdraagzaamheid in denGodsdienst.tf/*/. u. Urner-locb. Een onderaardfche doorgang. I. 27. Urs, CKerk van St.) te óalotburn i 20. Ur/eren (Vallei van) I, 27. Dorp van dien naam. ».nwooners. Regeeri g. enz 27, 38 if . 85. Urjiar. (Kafteel van)en desze'lrs gefchiedenis. I 10. Utiiberg. Een berg. I. 3, V. / Faleria. Een rots te Sion , in IFalüferland. !. 34. ValUhgin (Het Prinsdom en de ftad van) II 46. Rechten , Wetten en Regeeringsvorm aldaar. II. 47. Falmsrara- III. 70 Val Sainte, een Karthuizer Klooster, voor waareldlijk verklaard. I! 53. Valtelihe, of /V/é- folina. Derzelver gefchiedenis. III, 74. Moord der Proteftanten. ala. Regeeringsbefticr, Wetten en Schandelijke omkoopbaarheid der magiftrateu. Jlf. 75. Koophandel .bevolking en voortbrengsels, III. 76. Varefe. Eene ftad. III 90. Vats (Barons van) IH. «3. Vaux (La) Een diftrift in het Pais de Faud. II. 42. r/enel. (De Heer) Menschlie-  BLADWIJZER. 451 V. lievende ftichtitag door hem gevestigd. II. 44. Verbond (Eeuwig) tusfchen Vrankrijn en de Zwitzerfche Cantons. 1.21.Schen. nis daarvan, ald. » 1 (Zwitzerscb) I. 12. Lijst van de Cantons, die , daar in begrepen zijn , en van de manfchuppen, welke elk, tot verdediging van het zelve verplicht is te leveren. III. Aanhangzel N°. 1. Ver/oi. Een dorp. II. 42. Vevay. Eene ftad in het Pais de Faud. II. 42. Via Mala. In Graauwbunderland. Iü. 79, lico Soprano. In Pregalia. 111. 69. Viefcherhorn Een berg.II.59. Vigur (De Heer de) IL 62. Villeneuve, Eene ftad nabij het meir vmGeneve.li.^. Vindoniifa. zie Windifch. Viret (Petrus) Een Hervormer te Geneve. IL 62. Visp. Een van de Tiende Gedeelten in Walliferland. I. 34 = Vogeisèerg.Een Berg. III.79, Vuilly. Een berg. Ii. 49. Vultur Barbatus. Gebaarde Gier. Natuurlijke Hiftorie van denzelven. II. 58. w. IVald'nachtalp. Vallei. 1.26*. tValdftatterfee, of Meir van de vier Cantons. 1.25, w. Wallenfladt. Eene ftad en meir van dien naam I. 5. IValliferland. Deszelfs inwoners, s. 29. Befchrijving. Gefchiedenis. Regeeringsform, Handwerken, enz, I. 34, 35. TVafen. Een dorp. I. 27. Weddemch - weil. Een ftad nabij Zurich. 1.10. Hare gefchiedenis, inwoners, en opmerklijke waterval in hare nabuurfchap. ald. Weisfenfiein. Een keten van de Jura. I. 20. JVengen Alp. Ii. 26. Werdenberg (Graven van) UI. 16. Wertenburg (Kasieel van) I. 18. Wertenjlein. Een kloofter. I. 24. Wetterborn. Een berg. I. a9ï 3°» 3'- IL 59. Wettingen. Schoone brug aldaar. I. 13. Windisch. Een dorp, ouw« lings Vindonisfa. I. 14. Winke. Een dorp nabij Lucerne. I. 26. Winkekied (Arnold van) Zijn ongemeene moed en braafheid. I. 23. Winterthur. De ftad. Hare Gefchiedenis, regeenngsvorm, openbare Boekerij en oudheden. 1.11. Worbe. Een dorp. II. do. Woud (Het Zwarte) I. 1. Wijtietibacb, (De Eerw. Heer)  Bladwijzer. W. 1 Heer) van Bern, I. 3r. 33. Oprichter van een letterkundig Gezelfchap tot bevordering der Natuurkun. de en Natuurlijke Hiftorie. II- 55. Zijne verzameling van de Natuurlijke voortbrengzelen van Zwitzerland. II. S9, Zijne afteekt-ning en befchrijving van den berg- keten, dié" te Bern zichtbaar is. ald. Y. Tsbergen. Gisfingen wegens derzelver vorming en ftaat. II. 4.,. b "2verdun. (Stad en meir van) 11. 44. Tvorne. Eene verwoeste pjaats nabij t Geneeffche meir. II. ,.3, z. Zaeringen (Hertogen van) 13. Zalmen. In de Llnth gevangen. I 6. Zeil. Eene ftad. I.3. Meir van Zeil. ald. Zefenberg. Een berg. II 59. Zillis. Een dorp. I[j. 79. Zinkeberg. Een berg I. 29. Zinneloosheid zie Krankzin'. wigbeid. Zoffingen. Eene ftad in *t Canton Bern. I. f.4, Zuerifte, Wijken of Stammen te Bazel. I. 16. ± Zuinglius (Ulricus)de Hervormer, zijne gefchiede- 2 z. nis en karakter, en zijri fneuvelen in den (lag vart Cappel I. 8. — (Anna) "I 9, Zug. Stad en Canton. Gefchiedenis. Regeering. Vertrek van daar. Meir van Zug. I. 22. Zug. Een merkwaardige rots : alzoo genoemd III. 33. Zundorf. Een dorp in de vallei van Urf.eren.17, "Ü. Zurich. (Meir en Canl ton) I. 7, 8. Gefchiedenis. Voortbrengzelen. Bevolking. Verkrijging van het burgerrecht. Voorrechten uer burgers. Re> geering. Wetten RaacJ Inkomften. Ujflbiff»K,| recht.I.8 StadZ«r»tó.Hare gelegenheid en gebouwen Handwerken. Volkrijheid Zeden der inwoners Le vensmiddelen. Gewapende macht. Ald. KerWijfe beftuur. Kerklijke inkort,, fien. Liefdadige SrichJingen. Iüveekfchool der heelkunde. Opvoeding. Geleerdheid. Geleerde mannen Maatfchsppjj Vari' Natuurkunde en Natuurlijke> Hiftorie. Openbare en bijzondre boekerijen. • *>• 0mleggendeftrek.'n van Zurich. I. l0. «rich treedt in het verbond met Vrankrijk. I. au itz. Een dorp. In. 7,0