ui l/W 4295 UB AMSTERDAM  VAN ]BARTHOLOMEUS R.ULOFFS* Waar Dichtkunst en Muzyk het fchouvvtooneel verficren, Daar is 't e-jn kvveekfchool van geleerdheid en vermaak; Daar houd kunstliefde ftandt; daar heerscht een kiefche fmaak; Daar vindt de naarftigheid een* zuil met eerlauvvrieren. s-i y> j(?   D E TAFELVRINDEN.   D E TAFELVRINDEN, B L T S P E L. naar het fransche gevolgd DOOR BARTHOLOMEUS RULOFfS. Te A M S T E L D A M, by j. helders en a. mars, in de Nes, 1788. Met Privilegie. ■   TÖEWYING AAN DEN WELEDELEN II E E RE Jen, die het fehoiiwtoofieel zyn achting op wil draa- (get" * En'tuut en aatigenastme ftreeit, Het geen door't fpel wordt meegedeeld, Zal niet Thaüa fteeds behaagen; Daar zy gebreken gispt en deugdenloflyk kroont.) ' En aanwyst hoe het goed en''t kwaad zyn'meestcr iaoütl Tha-  Tkalia , die, door ernst euboert, elks hart moet wekken; Den mensch, die peinst en reedlyk denkt, En opmerkt, haar zyne aandacht fchenkt, Hem aan zich-zelven leert ontdekken, Eu zyn charafter fielt in zulk een helder licht, (plicht. Dat hy, door't zien van't fpel, den eisch leert van zyn' Daar zy dus treft en noopt, moet gy geoorloofd vinden, Datzy een kenmerk haarer vlyt, ó Witsen! uwer aandacht wyd, U wydende haar Tafelvrinden: Een leerzaam tafereel voor die te dwaas vertrouwt, En laffe vleijers voor oprechte vrinden houdt. De waare vrindfchap, my reeds jaarenlangbeweezen, Door uw, van ouds, beroemd gedacht, Van elk, die 't'kent, geëerd, geacht, Doet myne zanggodin niet vreezen, Dat gy haar' gullen blyk van achting zult verfmaan. Welmeenend biedt ze u dien met haare vrindfchap aan. Dac  Dat kunstverdienste u, op het fpoor van uw voorvadren Steeds als een' waaren kunstvrind groet', En waar ze u aantreffe of ontmoet', Zich ftreelen mooge in u te nadren. Op.latzy, altyd, byde wits en s, hooggeacht, Ook, door den tyd, in u een' braaf bcfchermer wacht' B. RU L O F F S.  BERICHT, "PP* erd ooit een tooueelflukje in het licht gegeevcn, byna in alle tyden tocpasfelyk op de gewoonte en zeden der meeste men feiten, het is dit, myne geachte lezers! het welk voor ruim twee jaaren, onder den naam van Les Amis du jour door den heer D E BEAUNOIR ten toanecle gevoerd is. Het geviel my, toen ik het, in zyne oorfprongelyke taaie in deze ftad, voor de ecrftentaal, zag vertoonen, dermaate, dat ik, hetzelve zeer gefchikt voor het nedcrduitsch too* neel oordeelende, leflootfpoedig in onze taaie over te brengen en het onzen fchouwburgi ender den naam van De Tafel* vrinden, mede te deelen. Op den voet van verfcheiden myner voorgangeren van deze eeuw, bragtik hetzelve in maatelooze vaarzen over, ecne manier niet oneigen aan diergelyk foort van tooneeU fp ellen. Daar het my niet vreemd voorkwam hetzelve op onze tegenswoordige zeden toe te kunnen pasfen , heb ik defranfche naamen der perfoonaadjen in nederduitfche veranderd; den Baron en Marquis uitgezonderd, die beide, als vreem' delingen befebouwende, dewelken voor eenigen tyd zich hier blyven ophouden, waarom ik oordcele te voldoen dezelven onder hunne tytels te voorfchyn te brengen, gelyk de heer de Deauuüir, die my hier in voorgaat. Dit  Dit (llikje is, als zeer verdienftelyk teparysaangenomen. Men vindt ,er in het maandfchrift: L'esprit des journeaux van de maand november des jaars 1786, eene uitgebreide aanhaaling van, zo wel betreffende het historieele als de hoedanigheden van, en characïers in hetzelve voorkomende. Kortheids halve zal ik ,cr flechts een ft aaltje uit mededes' len; dus luidende : ,, Schoon dit blyfpel niet is dan een Ql'\) geringe letter,, vrucht, is het niettemin zeer behaagelyk en heeft de goed„ keuringweggedraagen. Dezedelecrin hetzelve is voldoende; en meer dan eene vrouw, uit ten burgerijk gepachte., „kan ''er voordeel uit trekken. ,, De wyze op welke de Tafelvrinden derzelver hulpe wei„ geren , zweemt een/germaate naar die, in den verkwis„ ter voorkomende; doch verfchillen te veel van de manier ,, van Deftouchet om eene navolging genoemd te kunnen worden. Het geen verder, aangaande het oordeelkundige, het natuur lyke en den afloop van dit fpel wordt aangehaald, zal ik hier niet uitbreiden, laatcnde de kundige kunst beöefenaar en zulks zelf beoordeelen, dew eiken ik hetzelve met de zelfde achting, als myne voorige tooneelfpcllen aanbied. PER. C*) Blaette, dus by tle fchryvers van hot gemelde maandfcurifc genoemd.  PERSOONAADJEN, De Heer van brugge. Mevrouw van brugge. de baron. de marquis. goudheuvel. tervelde, een Lakenhandelaar. pie ter, Knecht van den heer van Brugge. Ilct fpel fpeelt in het huis van dea Heer van Brugge.  D E TAFELVRINDEN, B L T S P E L. Bet tooneel verbeeldt eene zaal, alwaar men gezelfehap verwacht. In hel verfchiet derzelve zyn twee deuren, door dewelkcn men in eene eetzaale ziet. Ze blyven het geheele fpel door open ft aan. EERSTE TOONEEL. pieteu, alleen bezig synde de tafel, Welke vooraan in de eetzaal'geplaatst is, te dekken^ waarop hy vyf borden zet. In dit eerfte tooneel wordt niet gefproken. TWEEDE TOONEEL, De Heer van brugge, pieter. De Heer van brugge. Wel Pieter, my dunkt gy zyt met het fchikken van borden van daag wakker in de weer? tiet er. Mynheer! A De  s de TAFELVRINDEN, De Heer van brugge. Krygen we heden hier menfchen ten eeten? pieter. Neen, mynheer. De Heer van brugge. Voorwien zet gydanzoveele borden? pieter. Voor mevrouws goede vrinden* De'Heer van erugge. Mevrouws goede vrinden?... flETER. Ja, mynheer. Gyweetzekerlyk dat heden de Marquis met zyn' oom en myn heer Goudheuvel zich hier zullen laaten vinden? De Heer van brugge. Hoe! zullen die heeren van daag hier eeten? pieter. Mevrouw beval my dat ik voor hen dekken zou. De Heer van brugge. Wel zet 'er dan nog een bord meer by. pieter. Voor wien myn heer ? De Heer van brugge. Voor Tervelde. pieter. Bedenkt gy wel, myn heer, dat mevrouw zulks  B L Y S P 'E L. 3 zulks kwalyk zoude heemen? Ik durf liet nietwaageu. De Heer van brugge. Waarom niet? , pieter. Hebt gy voor, mynheer, mevrouw te mis- haagen? De [leer van brugge. Wel neen. pieter. Mynheer, gy weet immers wel dat mevrouw nimmermeer gedoogen zal dat men een' koopman, by zo een ryk en prachtig heer, als Goudheuvel is, en een' Marquis en een' Baron , ten harent, zie eeten. De Heer van brugge. Hy is myn vrind. pieter, Wat wil zulks, in dit geval, zeggen.. De Heer van brugge. Ik heb hem, wel nadrukkelyk, laaten weeten, dat hy my veel plaifier zou doen, het middagmaal by my, te houden. Naar ik meen, is het byna twee uuren. Het verwondert my dat by nog niet verfcheen. pieter. Waarlyk, het zoude veel beter zyn dat mynheer heden, A 2 nu:  4 de TAFELVRINDEN, met hem, in een logement ging eeten... De Heer van brugge. En om welke reden ? Zulks zal niet gefchieden. Ik ben aan een goed middagmaal gewend, en in myn huis heeft het de voorkeur boven het beste logement. pieter. Maar mevrouw zal 't kwalyk neemen. De Heer van brugge. Dat zyn myne zaaken. Zorg gy terftond voor Tervelde een bord klaar te maaken. pieter, heengaande [preekt hy zich zeiven. De drommel mag my wel haaien zo ik hetdoe, en uw bevel gefchied', zonder dat ik 'er eerst mevrouw van verwktige, enzy 't my gebied. DERDE T O O N E E L. De Heer van brugge, alleen. M yn heer de Marquisi.. Myn heer de Baron!.. Myn heer Goudheuvel!..Waar mag het toch van daan komen dat myne vrouw met deze heeren zo zeer is ingenomen?... Wanneer ze hier, ten mynen huize zyn is 't of ons de fterkfte band van vrindfchap bind. Ze  B L T S P E L. 5 Ze drukken my de handen en overlaaden my met vleitaal en complimenten, my noemende hunn' waardIten vrind. En naauwlyks fchynen ze my te kennen, wanneer ik ze elders kome te ontmoeten. Kom ik ze op ftraat tegen dan keeren ze het hoofd om, zonder my te groeten; en wanneer het gebeurt, dat ik hen byna tegen 't lyf loope , en tot beleefdheid verplicht', gefchied zulks zo koel en met zo veel verontwaardiging , dat my hetbloed , door die behandeling, fleigt in myn aangezicht. Tot welk een einde kunnen ze my toch ten nutte (trekken? Ik laat niet na, hieromtrent, van dag tot dag, aanmyne vrouw myne gevoelens te ontdekken. Ik herhaal zulks telkens; dan, wat ik onderneeme , ik vind geen baat. Maar wacht!.. Daar komt my iets in den zin.. ja , indedaad. .. Daar ik met al myn redenkavelingen niets, byhaar, kan verwinnen, dien ik, op eene andere wyze, iets, tenmynenvoor- deele, te verzinnen.. • Ja:.. Deeze onderneeming zal my te gelyk vermaa* ken, daar ik haar het onderfcheid zal doen zien van waarheid en fchyn, A 3 Eu  6 de TAFELVRINDEN, En wat voor dag van menfcben de tegenwoordige tafelvrinden zyn. Daar komt ze. Ik zal myn best trachten te doen, myne wezenstrekken dermate te fchikken, dat zy niets van het geen ik voor heb kan ontdekken. VIERDE 1 O O AT E E L. De Heer van brugge, Mevrouw van brugge. Mevrouw van brugge. ]Vlyn waarde, wat heb ik daar van Pieter verdaan? De Heer van brugge. Wel wat hebt gy verdaan ? Mevrouw van brugge. Dat gy aan hem bevolen hebt voor ïervelde een bord te zetten. De Heer van brugge. Ja, zo is 't. Mevrouw van brugge. Het kan immers niet wel guan dat'die man heden by ons eet. De Heer van brugge. Ik heb hem genodigd. Mevrouw van brugge. Laathethem weder af weeten. De Heer van brugge. Het is te Iaat. Me-  B L T S P E L. 7 Mevrouw van brugge. Maar, hoe kunt gy begeeren dat ik hein by mynheer Goudheuvel, den Marquis en Baron hebb' ten eeten?.. De Meer van brugge. Hoor mevrouw , die vrinden zyn de uwe, Terveldeis de myn. Daar my uwe vrinden, uit beleefdheid voor u , niet on. aangenaam zyn, hoop ik datgy, uit liefde voor my, Tervelde wel aan uw tafel zult willen gedoogen. Mevrouw van brugge. Maarmyulief, ftel u, een oogenblife, de manier en houding van Tervelde eens voor oogen... De Heer van brugge. Zyne manier en houding behaagenmy. Hy is een braaf en eerlyk man. Steeds hartelyk , die door zyn vrolyk charafter my zeer behaagen kan. Mevrouw van brugge. Foei, foei myn lief! Hy heeft dat burgerlyke, dat gemeene, zo eene platte vrolykheid... De Heer van brugge. Maar wilt gy dan hebben dat een koopman alle di& airs aanneeme waardoor een hoveling zich onder-r fcheid? A 4 Mor  8 de TAFELVRINDEN, Mevrouw van brugge. Men geeve diergelyk foort van luiden in hunne winkels, niet aan onze tafel, vrindfehaps blyken. De Heer van brugge. Myn tafel is (leeds bereid voor myne vrinden enmyns gelyken. Mevrouw van brugge. Uws gelyken? Zyt gy niet in regeering en een man van fatfoen? De Heer van brugge. Maar plag ik niet, juist als Tervelde, in den laken* handel te doen ? Daar, door myns vaders naarfiighcid, my zo veel, by erfenis, is nagebleeven dat ik, buiten den laken koophandel, ordentelyk kan leeven; kon ik my van dien omdag, tot myn gemak, gevoege- lyk, ontdaan: En, daar de vader van Tervelde, zo gelukkig niet daag. de, houdt de zoon zyns vaders handel aan, rer terrechtdelling van dcszelfs ten achteren geloopen, zaaken. Zie daar het eenigst onderfcheid het geen 'er tusfehen ons beiden is te maaken. Mevrouw van brugge. Dit zy zo... Doch men moet zyn lui aanzien, en hier dient op gelet, Bat mei* geen' koopman by een' Marquis aan tafel zett'. De  IS L T S P E L. 9 De Heer van brugge. Zo myn lieer de Marquis aan kleinachting voor hem poogt toe te fchryven, dat ik myn' vrind by hem ann tafel plaatfe, laat hy dan in zyn logement eeten blyven. En tusfchen ons gezegd, mevrouw' het mishaagde my reeds lang zulk flag van menfchen te zien, die, daar ik ze aan myn' disch ontfang, my verachten, en als ze de fpys binnen hebben, den fpot met my dryven. Mevrouw van brugge. Zie daar weer van die opvattingen daar ge altyd zult aan verkleefd blyven. Ik bid uzeg, hebt gy wel immer beter vrinden in de ftad, Dan den heer Marquis en den heer Baron gehad? Wel ooit iemant die u van grooter dienst zyn kan dan Goudheuvel? zyn 't geen lieden, die, duizend maaien dag aan dag, u hunne dienden aanbieden? De Heer van brugge. Al die aanbiedingen gefchieden alleenlyk om dat zy wel weeten dat ik die niet nodig heb'. Mevrouw van brugge. Waarom vermoed gy zulks? Gy zyt fteeds wantrouwig. De Heer van brugge. En gy, A 5 myne  io de TAFELVRINDEN, myne waarde! zyt een weinig al te goed van vertrouwen. ■ Ikzie u, zonder fchroom, of het minfte nadenken, de tegenswoordige leevenswyze, als de beste, befchouwen. Gy geeft'er u geheel aan over, en neemt alleen dezulken voor oprechte vrinden aan, die u zweeren dat zy nimmer vergenoegder zyn , en meer voldaan dan by u; en daar gy bekoorlyk zyt zal ieder een u zulks met eede zweeren : maar ik, die meerder jaarendan gy bereik, hebdemen- fchen beter kennen lceren. Ik weet, by ondervinding, beter dan gy, waarom alle, die zo krachtige betuigingen gefchiêu. Mevrouw van brugge. Zeg veel eerder dat gy wat ftug en mifantropisch denkt, en niet houdt van menfchen te zien. De Heer van brugge. Wel, zyt gy'verzekerd dat ge op den Marquis, den Baron en Goudheuvel, als oprechte vrinden, ftaat kunt maaken?.. Mevrouw van brugge. Daar ben ik zeer wel van verzekerd. De Heer van brugge. En dat ik, byaldien ik in de noodzaakelykheid k,wam te geraaken, dat ik hen nodig hadde, zy my zouden helpen... Mevrouw van brugge. Gewis. De  B L T S P E L. ï£ De Hoer van brugge. Wel, weet dan dat het met my thans juist dus gelegen is. Ik ben in 't geval. Mevrouw van brugge. Is 't moogelyk'?... De Heer van brugge. Ja zeer moogelyk. Een treffend en onvoorzien ongeluk is my overgekomen. Ik heb de onvoorzichtigheid gehad borg te blyven voof iemant, waarvoor ik vertrouwde, niets behoevende te fchroomen, en voor wien ik, als voor my zeiven, alles zoude hebben gedaan. Zyne toegevendheid omtrent zyne vrouw, in haar ten allen tyde toe te (laan groote en luisterrykc gezelfehnppen te ontvangen, jftelt hem buiten ftaat zyne fchuld ie bethalen. Hy blyft in gebreken, en ik ben hier door in deuitter- fte verlegenheid en zal myu' goeden naam zjer zien daalen , zo ik, dezen dag, de vyfduizend guldens, waar voor ik ben borg gebleeven, niet bekom'. Mevrouw van brugge. Hebt ge in uw brieventas niet genoeg ter voldoening van die fomm'? De Heer van brugge. ó; Neen: ik heb voor vier dagen al vvat ik had, geplaatst, en  'ia de TAFELVRINDEN, en ben dus ten eenemaale buiten ftaat, en dit doet my beeven. Mevrouw van brugge. En dit is dan het geen u thans zo veele zorgen kan geeven? De Heer van brugge. My dunkt waarlyk dat ik 'er genoeg reden toe hebb', mevrouw! Mevrouw van brugge. Is het anders niet? is het anders niet?.. Hebt gy geen vrinden genoeg die u blyken kunnen geeven van hun* ue trouw? De Heer van brugge. Vrinden, mevrouw! vrinden ?.. Ei zeg, wie heeft thans vrinden? Mevrouw van brugge. Ik, ik heb vrinden. De Heer van brugge. Gy vleit u. Mevrouw van brugge. Neen, ik durf'er ftaat op maaken. De Heer van brugge. Gy vertrouwt dan dat de Baron, de Marquis of Goudheuvel, zouden deel neemen in myne zaaken? En my helpen willen ? Mevrouw van brugge. Ze zullen 'cr zich een genoegen van  B L T S P E L. 13 Tan maaken; ja zelfs een plicht. Ik weet hoe hun manier van denken, u betreffende, is toegericht' Een zaak is 'er flechts dewelke my het meest brengt in bedenken. De Heer van brugge. Wat toch? Mevrouw van brugge. Het is om te overleggen wien ik, van deeze drie heeren, de voorkeur dien' te fchenken? De Heer van brugge. De heer Goudheuvel, dunkt me, dat zich hier toe het beste vinden laaten kon'. Mevrouw van brugge. Gy weet dan niet dat de Marquis gisteren met, vintet un, twee duizend ducaaten won? En dat de Baron, niet lang geleden, twintig duizend guldens ontfing voor het hout, dat hy in zynebosfchen deedt neêrhouên ? De Heer van brugge. Gy hebt gelyk. 'Er zou geen tyd.kunnen gevonden worden waarin men beter op hun hulpe zoude kun-, nen vertrouwen. En omtrent de zwarigheid die gy, in het geeven der voorkeur maakt, moest gy den eerstkomende kiezen. PIE-  14 de TAFELVRINDEN, pieter, uit de eetzaal, alwaar hy ziek het ge* heele /pel door ophoud. De heer Baron genaakt. VYFDE T O O N E EL. Mevrouw van brugge, De Heer van brugge, de baron. Mevrouw van brugge. 2iVt welkom, heer Baron. Myn ongeduld, in u tege» moete te zien was byna ten top gereezen. de baron. Gy zyt zeer vriendelyk, mevrouw! Goeden dag myu heer van Brugge. De Heer van brugge. Heer Baron , ik heb de eere uw nederige dienaar te wezen. de baron. Verwacht gy heden niet den heer Goudheuvel en den Marquis, myn' neef? Mevrouw van brugge. Ze hebben my beide dezen morgen teaten vraagen of ik t'huis eeten bleef. de baron. Zo veel te beter. zullen ons van harte vrolyk maaken, daar ik niet twyfel of gy zult onswelonthaalen. Me-  E L Y S P E L. 15 Mevrouw van brugge. Zulks wil ik hoopen. de baron. Weet ge wel, mynheer van Brugge, dat gy een' kok hebt die met geen geld is te betaalen? De Heer van brugge. Hy is redelyk. de baron. Redelyk?.. Het is de uitmuntendfle kaerel vaii de ganfche ftad. Wilt gy wel gelooven, dat, byaldien ik zo veel niet van u hielt, ik u hem voorlang ontronzeld had? Doch gy dïscht zo wel op, dat het een gruwelyke misdaad zyn zoude wanneer ik my dus verre wilde vergeeten. Mevrouw van brugge. Mynheer Baron, gy houdt nog al niet weinig van een delicaate mondvol eeteu. baron. Niet weinig ?... Zeg vry veel; ik geef u geen ongei lyk, in de daad. En is men niet verplicht een en ander zwak te heb> ben wanneer men by luiden van de groote wae- reld zich geduurig vinden laat? My betreffende, waar zoude ik myne inkomften beter toe kunnen bepaalen, dan,  16 de TAFELVRINDEN, dan, van tyd tot tyd, myne goede vrinden 'er wel van te onthaalen? Het is of de fortuin , ten opzichte van my, haare gunsten niet ftaakt. Ik heb van het hout, dat ik op een myner landgoederen heb doen vallen, twintig duizend guldeus gemaakt , die myn rentmeester my gisteren heeft bezorgd en al- temaal in gerande ducaaten, die ik niet heb geplaatst, vermits ik begreep dat zc my, in veele opzichten, zouden kunnen baaten. Mevrouw' van brugge. Uw neef zal 'er heel wel middel toe weeten, naar ik vermoed'. de baron. Myn neef zal niet veel kromme fprongen maaken van myn goed. Mevrouw van brugge, Hoe zo? de baron. Ik denk my aan niets, van dien aart, te houdn. Mevrouw van brugge. Maar uw maagfchap... de baron. Myn maagfchap zyn de ongeluk-  B L T S P E L. 17 lukkigen en myne vrinden, dezulken kunnen op my vertrouwen. Mevrouw van brugge. Gy hebt gelyk. Maar waar zult gy nu met dit geld heen? de baron. Bewaaren, mevrouw! Bewaaren. Zulks valt niet lastig naar ik meen. De Heer van brugge. Zult gy het dan niet plaatzen? de baron. Waar zoudt gy 't beter te plaatzen kunnen gisfen, ' dan in myn yzeren kist? De Heer van brugge. Maar dan moet gy den intrest misfen. de baron. Dat's zeker, maar dan loopt myn capitaal ook geen gevaar. En ten anderen wie kan inftaanvoor hetgeen, datmy zoude kunnen overkomen?..Neen 't is klaar, dat wanneer men 't geld onder zyn bereik heeft, niets onze voorneemens kan beletten. Mevrouw van brugge. Ik ben echter van voorneemen vyf duizend guldens voor u, op intrest, uit te zetten. B DB  i8 de TAFELVRINDEN, de baron. Hoe! gy mevrouw?.. Mevrouw van brugge. Ja, ik zelve. de baron. En dat op welk een fonds? laat zien... Mevrouw van brugge. Op een fonds dat u ten uitterfte veel piaifier zal doen. de baron. Misfchïen. Mevrouw van brugge. Gy zyt ongetwyffeld een goed vrind van myn' man?.. de baron. Wel, dat zou ik meenen. Mevrouw van brugge. Wel nu, hy heeft vyfduizend guldens nodig, en ik heb hem verzekerd dat het u piaifier zou doen hem die te leenen. de baron. Gy hebt u bedroogen. Mevrouw van brugge. Hoe! de baron. Ik leen aan myne vrinden nimmermeer. Ik heb my zulks ernfb'g voorgenomen en dit voorneemen herroep ik nooit weêr. Me-  E L T S P E L. ip Mevrouw van brugge. Bit voorneemen is al te onmenschlievend. Aan wien leent gy dan, als 'er uwe vrinden u vergeefsch om vraagen? de baron. Aan geen'' mensch! MfvroUW VAN brugge. Maar wanneer u een vrind zyn nood komt klaagen? de baron. Maar oordeelt gy dan, dat, wanneer ik een' vrind zie in nood, ik verplicht ben hem daar uithelpen, myn geld waage, en my zeiven dus ontbloot'? Mevrouw van brugge. Gy bezit geen menschelyk hart, heer Baron. de baron. Mevrouw! diergelyke complimenten kunnen my van u minder mishaagen , u myn geld weigerende, dan dat ik het daarna van u. wederom zou moeten vraagen. Mevrouw van brugge. Dus leeft ge voor u alleen. de baron. Voor wien wilde gy dan -lat ik leeven zou? B 2 («-  s.0 de T A F E L V R I N D E N, Indien mynheer van Brugge wil dat ik eenige moeite voor hem doe, of hy myn voorfpraak of tafel nodig heeft, mevrouw, kan hy, zonder vrees 'er gebruik van mnaken, het welk my zelfs zal (Treelen; maar, betreffende myne beurs, daar is voor geen' (terveling iets uit mede te deelen. De Heer van brugge. Ik beklaag u mynheer Baron, gy beneemt u waarlyk dus een (tredende geneucht. de baron. Men heeft my voorlang reeds geneezen van het gevoel van dïergelyke vreugd. Ik had eertyds, gelyk veelc andren, de dwaasheid om ieder een myn mildheid te toonen, * dan hoe zag ik my, myn geld geleend hebbende, be- loonen'? Ik maakte tien ondankbaaren en geen' enkelen vriend. Het is my leed dat gy u, door myne weigering niet ziet gediend. Echter kan my uwe onverfchilliglieid veel minder miahaagen dan de vyandfchap die gy my, door den tyd, toe zoudt diaagen; want hier toe moet het toch eindelyk komen: het is echter goed, dat iedereen metmy geen zelfde wyze van denken voedt. De  B L T S P E L. si De Marquis is heden ITerk by gelde, en Goudheuvel zit in zyne fchatten van 't hoofd tot de voeten. Spreek hen beide aan. Voor my ik heb de eere u zeer nederig te groeten. De Heer van brugge. Hoe, mynheer Baron, blyft gy heden niet by ons eeten? de baron. Neen. Ik kan onmogelyk, dezen dag, die eer genieten. Ik moet heen. Ik herinner my daar dat ik, op het fterkst, ergens myn woord heb gegeeven. De Heer van brugge. Tusfchen vrinden is het altyd het aangenaamst vry en ongehinderd te leeven. ZESDE T O O N E E L. Mevrouw van brugge, De Heer vanbrugge, pieter, in de eetzaal. De Heer van brugge. Pieter! pieter. Mynheer ? De Heer van brugge. Neem het bord van den Baron -reu". B 3 p ie-  sa de TAFELVRINDEN, pieter. 't Is wel mynheer! Mevrouw van brugge. Zeg beneden dat men moet zorge draagen dat de Baron nooit weder boven kome. pieter. è Ja, mevrouw, 't is goed. ZEVENDE T O O N E E L. Mevrouw van brugge, De Heer van brugge. De Heer van brugge. Wel nu? Mevrouw van bpugge. Het is een monfler in menfchen fchyn. De Heer van brugge. Hy is geen erger monfter dan de meeste menfchen. Mevrouw van brugge. Ik heb kwalyk gedaan my aan hem te addresfeeren. wat kan men verwachten van een' man wiens wenfehen, ten zynen eigen behoeve zich uitftrekken, en die voor niemant, dan voor zich zeiven, leeft? Die het gantfche menschdom als iets, hem niet raakende, aanziet, ja zelfs voor zyn familie niets overheeft? De  B L Y S P E L. 23 De Heer van brugge. Zyn maagfchap zyn de ongelukkigen en zyne vrinden, de zulken kunnen op hem vertrouwen. Mevrouw van brugge. Hei is vreemd dat men op dezulken , die liet meest van medelyden zwetzen, het minst, als men hen nodig heeft, kan bouwen. De Heer van brugge. Het zwetzen van medelyden, myn waarde! kost hen geen geld. Het is hier juist mede , als met het zwetzen op goede zeden of oorlogsmoed , gefteld. Mevrouw van brugge. Hy kan verzekerd zyn dat ik zyne wyze van denken de waereld zal kenbaar maaken. De Heer van brugge. Mag ik uraaden, wil dan vry die onnodige moeite lhaken. Gy waart zelve zwak genoeg u te laaten misleiden door zyne uitterlykheid. Mevrouw van BRUGtJE. Neen ; ieder een moet weeten hoe ik door zyn geveinsd voorkomen ben misleid. De Heer van brugge. Geloof me, ik durf u verzekeren dat de geheele waereld met u den gek zal fteeken. Gy zult allen dewelken overvloed van fehatten bezitten, als den Baron hooren fpreeken. E 4 Hun-  24 de TAFELVRINDEN, Hunne gewoonte is, tot het hunne beurs betreft, allen piaifier te doen; maar als het zo verre komt, is het fpreekwoord: elk voor zich en de hemel voor ons allen. Mevrouw van brugge. Maar een man van fatzoen!. De Heer van brugge. Ja, een man van fatzoen. Uit wat recht zoudt gy toch durven begeeren, dat een diergelyk man zich , om ons, in zyne wyze van denken zou geneeren? Zyn wy zyne vrinden? zyn wy geboren om teboogen op dat recht? Ons gelyken , en dit heb ik u honderdmaalen gezegd , kan, met diergelyke lui ten zyncn huize te zien , noch voordeel bejaagen, noch eer inleggen. Integendeel, hunne vifites maaken ons belagchelyk, om 'er niet meer van te zeggen. Maar gy vrouwen van de mode, gy vindt u op het hoogfte veréérd, als gy ten uwent aen' groot heer moogt zien die uw fchoonkeid zo wat ophemelt en u dus braaf honig om den mond fineert. En als gyu, met zyn brillantc equipage , ziet af haaien , onr, op publieke plaatzen, door hem ingeleid, voor ieders oog te praaien. Doch  B L T S P E L. 25 Doch gy merkt niet dat men, die heeren kennende, en u, op llraat, het rytuig met vingers nawyst en u befchimpt, ja het zelfs daar nog niet by laat. Mevrouw van brugge. Dus zal men geen menfchen meer ten onzent moogen ' ontvangen. De Heer van brugge. Laaten wy onze gelyken zien : kunnen wy wel beter gezerfchap verlangen? Wy zyn van een oud burgerlyk gedacht, en braaf en eerlyk van hart. Hunne rondborftige wyze van handelen, die alle de nieuwmodifche complimenten tart, draagt nog het kenmerk van die, oudtyds heerfchen- de, oprechte manier van denken, die ons alleen het waar genot der fireeler.de vrindfchap kan fchenken, en ontfpruit uit beginzelen van een ongeveinsde deugd, waardoor het hart mag deelen in eene waarlyk pryswaardige en onbefproken vreugd. Mevrouw van brugge. Wy moesten een* man zien, by voorbeeld, als Tervelde? De Heer van brugge. Ja, de zulkèn juist als hy. Ik zou, in tyd van nood, op hem meer daat durven maaken dan op den besten marquis. geloof dat vry. E 5 Me-  2.6 DE TAFELVRINDEN, Mevrouw van brugge. Daar komt hy juist aan. Welaan, daar gy u inbeeldt zo veel ftaat op hem te kunnen maaken, fpreek hem aan, en vertrouw hem den neteligen toeftand uwer zaaken. De Heer van brugge. Dat zal ik doen en gy zult dan het onderfcheid tusfcheft vrinden en vrinden zien en zyn voldaan. ACHTSTE T O O N E E L. Mevrouw van brugge, De lieer van brugge, tervelde. tervelde. Goedendag van Brugge, Uw dienaar Mevrouw, ik kom deez' middag by u eeten, zo gy 't my toe wilt ftaan. Mevrouw van brugge. Gy doet my veel eer aan. tervelde. Eer, eer... om u piaifier te doen, hebt ge my maar te gebieden. Dan uw middagmaal betreffende, daar aan zal heden door my eer gefchieden. Ik heb een' honger als een paard. Ik heb den geheelen morgen geloopen en gedraafd om eenig geld. Ik  B L T S P E L. 27 Ik ben van ckn eenen hoek van de ftad naar den anderen, als een pyl uit een boog, gefneld; maar ik heb, myn waarde vrind! geen enkle duit gekreegen. Ik weet niet waar duivel het geld zit. De Heer van brugge. I Vertelt gy zulks aan my ? tervelde. Geen fierveling fcfaynt genegen te betaalen. Ik ben zo kwaad als... maar aan uw' wyn zal ik my wreeken over dat gemis. De Heer van brugge, 't Is wel; doe dat. ter vet, de. Maar weet ge wel dat het reeds twee uuren is? De Heer van brugge. Ja wel. ter vee d e. Zal ik niet haast, hoe uwe fpyze enwyufmaaken moogen weeten? De Heer van brugge. Myne vrouw verwacht den Marquis en den Heer Goudheuvel by ons ten eeten. tervelde. Zo dat het, eer we aan tafel gaan, wel ruim drie uuren worden zal. De  28 DE TAFELVRINDEN, De Heer van brugge. Dat zou wel kunnen zyn. tervelde. Dit zo kunnende gebeuren , zal ik, indien het mevrouw gevall', Intusfchen een glas wyn gebruiken. Ik kan den dorst niet langer verdraagen. De Heer van brugge. Handel ten myuent als of gy thuis waart. tervelde. Dit kan my ten uitterfte behaagen. Pieter. pieter. Mynheer ? tervelde. Geef my fchielyk een homp brood, en breng 'er eene goede teug by van dat delicaate rood» Je begrypt me wel1 Mevrouw van brugge, zacht tegen den heer van Brugge. Wat boerschheitl!.. De Heer van brugge, zacht tegen zyne vrouw. Waarom zou hy, by zyn'vrind, zyne manier van denken veranderen en zyne zeden? t er*  B L Y S P E L. 29 tervelde. Van Brugge. De Heer van brugge. Wel? tervelde. Ik ben niet al te wel overu tevreden. De Heer van brugge. Hoe zo? tervelde. Gy zyt niet opgeruimd. De Heer van brugge. ö Ja, zeer wel. tervelde. Gy veinst. De Heer van brugge. Zulks doe ik nooit. tervelde. Myn vrind, hoor my aan. Uw vrouw wacht van daag groote heeren: zo myne komst haar niet al te wel aan mogt ftaan, zeg het my. Myn middagmaal ftaat, aan myn huis, my te wachten. De Heer van brugge. Welk eene inbeelding?.. tervelde. Gy zyt niet als naar gewoonte; gy ftaat in gedachten. Ik  So DE TAFELVRINDEN, Ik word in u iets aehiefhoudens, iets flils gewaar. De Heer vAN brugge. Wilt gY dat ik u van myne houding de reden verklaar'? tervelde. Voorzeker, ja. De Heer van brugge. Ik heb de onvoorzichtigheid gehad borg te blyven voor iemant, voor wiens eerlykheid ik zo vry myn' naam zou durven fchryven als of ik het voor u deed: en daar hy in zyne betaaling faalt, moet ik, deezen dag, vyfduizend guldens ter leen hebben op dat zyne fchuld door my worde betaald. tervelde. Vyfduizend guldens?.. De Heer van brugge. Ja- tervelde. En gy hebt die niet? De Heer van brugge. Neen. tervelde. Ik ook niet. pie te r, brengende Ta-velde een /luk brood en een glas wyn. Zie daar mynheer uw brood en wyn. ter-  B L r S P E L. 31 TERVELDE, 2}1»' hoed en rotting, zeer verfloordy neemende. Laat je hangen. NEGENDE T O O N E E L. Mevrouw van brugge, De Heer VAN brugge, pieter. Mevrouw VAN BRUGGE. Pieter... PIETER. Mevrouw ?.. Mevrouw VAN BRUGGE. Neem het bord van Tervelde weg en laat hem niet in, als hy weêr komt. PIETER. Zeer wel mevrouw Mevrouw VAN BRUGGE, fpotdchtig. Laaten wy onze gelyken zien: kunnen wy wel beter gezelfchap verlangen ? Wy zyn van een oud burgerlyk geflacht, en braaf en eerlyk van hart. Hunne rondborftige wyze van handelen, die alle nieuw» modifche complimenten tart, draagt nog het kenmerk van die, oudtyds heerfchende, oprechte manier van denken , die  p DE TAFELVRINDEN, die ons alleen het waar genot der flreelende vrindfchap kan fchenken, en ontfpruit uit begin zelen van eene ongeveinsde deugd, waardoor het hart mag deelen in eene waarlyk pryswaardige en onbefproken vreugd. Wy moesten een' man zien, by voorbeeld, als Tervelde... De Heer van brugge. Zyne handelwyze kan my veel minder treffen dan ze my verwondering baart. Ik vroeg hem om niets. Mevrouw van brugge. Hy was voorzichtig genoeg om u van die moeite w ontheffen. pieter. Mevrouw, daar is mynheer de Marquis. TIENDE TOONEEL. % Mevrouw van brugge, De Heer van brugge, de marquis. de marquis. Serviteur, bekoorlyke dame. Gy zyt ten uitterfie charmant, my heden by u te dineeren te vraagen: ik had juist van daag niets aan de hand, Om my , naar gewoonte, in myn', fmaak, te amufeeren. Gy kunt verzekerd zyn dat ik voorheb den gantfehen dag aan u te confacreeren. Wachc  B L T S P E L. 33 Wacht gy dezen middag den Baron ook hier nietbyu? WcvroUW VAN BRUGGE. Ik hoop dat hy my de eer zal doen hier nooit weder zyne voeten te zetten. D E MAR QUIS. Hoe nu?.. Zyt gy te faamen gebrouilieerd? Ik heb de eer u hier over myn compliment te maaken. De heer Baron is wel een der verveeleudlte en zotfte aller fnaaken, die 'er op aarde leeven en ik ooit ergens vond. En zo hy, om dat hy myn oom is, by my in zulk een goed blaadje niet Mondt, en ik hem niet achtte, om een meenigte lang opgeza- melde fchyvcn, die my, ten eenigen tyde, van dienst zyn kunnen, myn attachement zou, voor hem, niet lang itaande blyven. Maar ik fmeek u, zeg me tog wat de oorzaak is dat gy thans te faam in onmin leefc? Mevrouw VAN BRUGGE. Gy weet dat hy, voor het hout dat hy deedt vallen, twintig duizend guldens ontvangen heeft. DE MARQUIS. Ik bid u, fpreek 'er niet van, ik heb de moeite op my genomen, C En  34 de TAFELVRINDEN, en 't ten uitvoer gebragt, dat hy op de voordeeligfte wyze van zyn hout is afgekomen. En zoud gy wel gelooven willen dat hy ingenereus genoeg geweest is my 'er niet het minfte prefent van af te ftaan? .. Maar, morbleu! ik zal het hem betaald zetten. Het moet zo niet gaan. Mevrouw van brugge. Ik zei hem dat myn man Hechts vyfduizend guldens nodig hadt. de marquis, van Brugge omhelzende. Ha! quejefuis etourdi..! 'k Had haast vergeeten dien goeden man myn compliment te maaken. Zult gy deez' middag met ons eeten? De Heer van brugge. Ik hoop die eer te hebben. de marquis, maakinde de knoopen van zyn kamifaol los en dan weer vast. Zo veel te beeter-, zo veel te beter. Maar ik moet u beknorren , ik beu op u verftoord mynheer van Brugge. Byna nooit vindt men ut'huis: altyd zyt ge uit, op myn woord. Zacht tegen van Brugge. Ik durf wel wedden dat gy'er hier of daar een lief bekje op na blyft houên. Gy  B L T S P E L. 3? Gw moet my noodzakelyk gelegenheid verfchaffen uw fchatje te aanfchouwen. Ziehetzotearrangeerendatik, metu, by haar fonpeer. Ik zweer u, anderszins, dat iku, van [tonden aan, den oorlog declareer. Kom ik haar, buiten u, op te fpooren, gy zult het u beklaagen. Sterk fpreeketlde» Weet gy wel dat 'er een eeuw verloopcil is, zeden wy te faamen eenige langhalzen met beste bourgondie hebben doodgeilaagen? Mevrouw van brugge. Om nu weder tot de zaak des Barons te komen... de marquis. Ja, naar 't my voorftaat, waren wy aan het artyicel.betreffende zyne eeuwige ge-ld fchraapery. Mevrouw van brugge. Ik gaf hem te kennen dat myn man vyfduizend guldens moest betaalen, om welken ik hem vroeg. d2 marquis. Hy weigerde ze zekerlyk ? Mevrouw van brugge. Tuist. de marquis. Dat dacht ik wel. Maar waarom zocht gy die by hem te haaien ? C 2 Er'  3<3 de TAFELVRINDEN, Erkent gy my dan in't geheel, voor uw'goeden vrind, niet meer? Mevrouw van brugge. Voorzeker. Maar ik vreesde... De jongelui zyn juist niet altyd by gelde, mynheer. Zy vinden zich dikwils zeer bepaald en in omftandig- heden... de mar quis. Ik, in omftandïgheden of bepaald? Om my, dit aangaande, te beklaagen, had ik nimmer reden. Maar ik geloof dat uw echtgenoot op myne hulp niet fterk vertrouwt, en my voor een' van zulke infenflble vrinden houdt, waarop men, vergeefach, gewoon is zyn vertrouwen te ftellen. Maar laaten wy eens fpreeken van uwe zaak; wat zyn 't voor bagatellen ? De Heer van brugge. Het betreft een* vrind die in gebreken is gebleeven en waar voor ik borg ftond. de marquis. Dat 's niets. De Heer van brugge. En zo ik niet zorg dat ik , voor den avond, vyfduizend guldens bekome, en die borgtocht betaale, gaat myn goede naam te grond. de  B L T S P E L. 33 de marquis. ï« 't anders niet? De Heer van brugge. J\]y dunkt het is genoeg. de marquis. Een diergelyke beuzeling kan u embarrasfeeren?.. Laat'er ons geen oogenblik over redenkavelen. Ik zou met het minfte amufement niet dineeren, zo deze, niets beduidende affaire, niet van te voren waar getermineerd. Mevrouw van brugge, zacht tegen haar'' man. W.el nu?. De Heer van brugge, zacht tegen zyne vrouw. Ik had zulks niet verwacht. de marquis. Kom, neem uw* hoed en ga met my. De Heer van brugge. Mynheer Maiquis, waar begeert gy toch dat ik met u gaan zoude? de marquis. By myn' procureur. De Heer van brugge. Om welke zaaken zouden wy by uw' procureur gaan? C 3 DE  38 de TAFELVRINDEN, de marquis. Hy is wel een der doortrapfte fnaaken, een der honnétfte fchürken die men vindt. Geen acie ook, hoe fterk, daar hy niet capabel toe is, met een oogenblik werk, op de behendigfte wyze duizend nulliteiten in te ontdekken. Al was uw huis vol gerechts dienaaren hy zou ze daadelyk doen vertrekken. Parbleu, of hy het gat van de deur aan alle die fchürken van fchuldeifcheren wyzen zou! Omtrent alle myne fchulden is hy 't waar op ik met zekerheid bouw'. Gy moest eens zien hoe hy al dat foort van volk kan reguleeren. Ze zyn gelukkig met my zo veel tyd van uitfiel, als ik wil, te accordceren. De Heer van brugge. Maar mynheer de Marquis, het is geen tyd van uitfiel dien ik vraag. Het zyn vyfdnizendguldens,terwelketbekomingik graag de fterkfte poogingen zou willen aanwenden. de marquis. Maar myn vrind, gy zyt flechts borg gebleeven. D E  B L ï S P E L. 39 De Heer van brugge. Het is op myne verzekering dat men het geld myn'vrind heelt gegeeven. de marquis. Wel geef nu weder uw woord dat gy, als borg geble. ven zynde, die fchuld, zo dra het u zal convenieeren, promt betaalen zult. De lieer van brugge. Het is in diervoege niet dat men myn borgtocht heeft aangenomen. de marquis. Maar, myn lieve vrind, men maakt dagelyks engagementen die men zeker weet niet na te kunnen komen. Men hadt waarlyk in deze waereld nimmer gedaan. Indien men zo naauw op de promesfes, dewelken men doet, acht wilde flaan. De Heer van brugge. Als ik my verbinde, is myne verbindtenis zo heilig dar. die nooit valsheid kan geheugen. de marquis. Evenwel ondervindt gy, dat ge u verbonden hebt tot iets dat ge niet kunt volbrengen. De Heer van brugge. Dit treft my alderfterkst. de marquis. Dat komt om dat gy kinderachtig denkt, myn lieve vrind. C 4 Wat  4o de TAFELVRINDEN, Wat reden hebt gy om naauwgezetter te denken dan da braaffte lui, die men vindt? Ik bid u zeg me toch wie leeft 'er tegenwoordig zonder fchulden ? Ik neem aan, alles te fchikken. Mevrouw van brugge. Verplicht ons geheel, Marquis. Gy wont gisteren, met fpeelen, tienduizend gulden. de marquis. JaMevrouw van brugge. Wel nu leen'er ons thans vyfduizend van, mynheer. de marquis. Het is my niet mogelyk, mevrouw! Mevrouw van brugge. Hoe bezit gy ze dan niet meer? de marquis. Ja wel, maar dat geld is te heilig om op die manier'er mede te leeven. Mevrouw van brugge. Waarom toch? de marquis. Om dat ik plechtig beloofd heb dezen avond revange te geeven. Ik kan ze dezen avond zo gemakkclyk verliezen als ik ze gisteren won. Mc-  B L Y S P E L. 4i Mevrouw van brugge. Welnu dan, mynheer, daar het juist dus uitvallen kon, behoedt gy die, de welke gy aan myn' man.leent, voor 't verliezen. de marquis. Zulks zou my dishonneeren. Mevrouw van brugge. Zo dat gy dan liever zoudt verkiezen uw geld te verfpeelen, dan dat gy 't voor een' vrind over hadd'. de mar quis. Wy zyn in de faamenleeving verplicht aan eenige etiquetes daar gy niet op zyt gev.it. Mevrouw van brugge. 't Zyn zulken, dewelken ik nooit wensch te weeten. de marquis. Zo het aan uw' man kan behaagen, met my, naar myn' procureur te gaan, ik durf "verzekeren dat hy by hem uitmuntend zal flaagen. Zo niet, heb ik de eer uw'dienaar te blyven en uw' vrind. De Heer van brugge. Ik ben zeer uw' dienaar heer Marquis. de marquis. Zo ge u in 't een of ander geëmbarrasfeerd vind', C 5 Ik  4a de TAFELVRINDEN, ik bid, myn waarde van Brugge, dat gy my nooit, ten dien opzichte, wilt excufeeren. Pieter neem myn bord weg. Ik kan ommogelyk van daag hier blyven dineeren. De Heer van brugge. Hy gaat heen. Mevrouw van brugge. 't Is hem geraaden. ELFDE T O O N E E L. De Heer van brugge, Mevrouw van brugge. De Heer van brugge. 2jie daar reeds het charaktervan twee uwer vrinden in klaar daglicht gefield. De derde zal ook wel volgen. Mevrouw van brugge. Denkt gy dat Goudheuvel?.. De Heer van brugge. Hy is financier en kent de waarde van 't geld. Mevrouw van brugge. Maar hy is zo fchatryk. De Heer van brugge. Hy heeft echter nog lang niet genoeg naar zyn gevoelen, door-  B L T S P E L. 43 doordien hy, om nog meer te winnen, dagelyks op nieuwe projecten blyft doelen. Mevrouw van brugge. De fom die gy nodig hebt is voor hem van zo een gering gewicht. De lieer van brugge. Maar welk een voordeel zal hy door dit leenen ge. nieten ? Mevrouw van brugge. I-Iet voordeel dat hy u daardoor verplicht'. De Heer van brugge. Dat is een wisfel daar geen fterlling aau de kantooren op zal betaa'.en. Mevrouw van brugge. 't Is Qecht genoeg. De Heer van brugge. Nu ziet gy wat 'er door de hulp der vrinden is te haaien. Ik zal uitgaan om te beproeven of ik gelukkiger zyn zal in de bedoeling van myn wit. Intusfchen geef ik u vryheid u te beroepen op al het recht dat gy op Goudheuvels vrindfchap bezit. Mevrouw van brugge. Gy komt fpoedig weder? De Heer van brugge. Ik zal my binnen een kwartier uurs hier weder laaten vinden. T JVA AL F-  44 de TAFELVRINDEN, ) TWAALFDE T O O N E E L. jZoude ik durven hoopen dat een indruk van gevoel voor vrindfchap zich Merker zoude verbinden aan het carafter eens financiers dan wel aan lieden van opvoeding en het geen de geboorte fchenkt; dewelken het verhevene behooren te kennen dat aan een hart toekomt het welk wel duikt? Maar, daar de een om eer noch deugd geeft, wil de ander niet dan voor zich zeiven leeven. Deeze is zonder beginzelen, en die heeft al wat men» fchenliefde is uit zyne zie! gedreeven. Ach! welke vrinden! welke vrinden zyn het, waaraan ik my verbond". Maar dus is 't gelegen, myne keuze heeft zich niet, door reden, op braafheid en deugd, maar op verachtely- ken hoogmoed gegrond. DERTIENDE T O O N E E L. Mevrouw van brugge, goudiieuvel, Mevrouw van brugge, alleen. pieter. pieter. D aar is mynheer Goudhcuvel. Mevrouw van brugge. Gy, Pieter, moet zo lang ginder blyven. goud"  B L T S P E L. 45 GOUDHEUVEL. Waarde dame, gy zult my zekerlyk,en metrcden,bekyven. Mevrouw VAN URUGGE. Waarom mynheer'? GOUDIIEUVEL. Om dat ik zo laat hier verfchyn. Het is juist om niets gerings gefchied. Ik heb dezen morgen by myn' casfier moeten zyn, alwaar een uitdeeling van eenige tonnen gouds aanverfcheiden Kooplieden, waar ik mede, als geintresfeerde, by behoorde, zoude gefchieden. En fchoon men zegt dat alles accoord is, heb ik om zulks na te gaan, myn reen. Her fchynt dat 'er altyd het een of ander is waarom men allen niet even wel is te vreén. Mevrouw VAN BRUGGE. Gy, hoop ik, klaagt toch nier. GOUDHEUVEL. Ik zou in de daad geen de minlte reden hebben tot klaagen. Geen fterveling kan meer, dan ik, op de voordeelen van het lot, roem draagen. Men vecht byna om myne wisfelbrieven waar voor men, om die te hebben, opgeld geeft. Ik weet dat men in veele opzichten liever myne handtekening dan de fondzen zeiven heeft. Me-  46 de TAFELVRINDEN, Mevrouw van brugge. Het loopt u alles mede. goudheuvel. Ja, waarlyk , alles. Mevrouw van brugge. Gy zyt zeer gelukkig. goudheuvel. Honderdmaal meer dan ik zou kunnen be- geeren. Maar waar blyven toch onze heeren? Mevrouw van brugge. Welke heeren? goudiieuvel. Wel de Marquis en zyn oom. Ik fprak een oogenblik den Baron by de beurs. Hy heeft me verhaald, dat hy by u te eeten kwam, en dus hebben wy hier onze rendez-vous bepaald. Mevrouw van brugge. Gy zult hen nooit hier weder aanfehouwen. goudhbuvel. Om welke reden? Mevrouw van brugge. Het zyn monfters. goudheuvel. Waarom zyt gy op hen beide toch zo te onvreden? Me-  B L Y S P E L. 4? Mevrouw van brugge. Gy weet dat het hen beide aan geen geld ontbreekt. goudheuvel. Den Baron niet, maar den Marquis wel. Mevrouw van brugge. De Marquis won gisteren tien duizend guldens door het fpel. goudiieuvel. Tienduizend guldens...' Zo hy die fom naar behooren wist te beleggen, hy zoude... Ik begon met minder, ja veel minder, durf ik zeggen. Maar ik wed dat men hem morgen voor al het geen hy daar van overhoud geen ftuiver geeft. Wel nu mevrouw? Mevrouw van brugge. Wel nu, myn man, die heden vyf« duizend guldens nodig heeft, vroeg hen beide om die ter leen, het geen ze hem hebben afgeflaagen. goudheuvel» Daar ben ikzeerbly om , zeerbly. Wat drommel maakt uw' man zo dwaas 'er hen om te vraagen? Mevrouw van brugge. Aan wien wilde gy dan dat hy 'er om zou hebben gevraagd ? goud.  48 de TAFELVRINDEN, goudheuvel. Wel aan my. Hy weet wel dat men by my onfeilbaar altyd flaagt, p\ dat ik, zo het nodig ware, binnen het uur een tonne . gouds zou bezorgen kunnen. 'Uw man heeft nodig, zegt ge..? Mevrouw van brugge. Vyf duizend guldens. goudiieuvel. Vyf duizend guldens?. Een beuzeling, waar om ik my de moeite niet zou gunnen dezelven af te fchryven, wanneer zulks om u, niet wierd verricht. Mevrouw van brugge. Gy kunt u verzekerd houden dat ik, my aangaande, u daar voor ten uitterfte zal zyn verplicht. goudheuvel. Gy hebt dan eenig belang in die zaak? Mevrouw van brugge. ó Ja, zo veel*er iemant in zou kunnen krygen. goudheuvel. Zo veel te beter, zo veel te beter. Wil my, betreffende uw belang in die zaak, niets verzwygen. ]k zal u aanftonds zeggen of ze kwaad is dan of ze is, gelyk ze behoort. Wat is 't?... Me-  Ë L y S P E L. 49 Mevrouw van brugge. Myn man gaf, voor een'goed'vrind; als borg, zyn woord. goudiieuvel'. Én nu tracht hy het met die borgtocht zo te maakên,dat hy, ten koste1 zyns vrinds, aan een goed voordeel kan geraaken, niet waar.?.. Mevrouw van brüGGE; Het gelykt 'er niet naar.g ou dh eu vel; Des te erger. Wè1 wat dan? Mevrouw van ERUGGEj Zyn vrind blyft in gebreeken. goudheuvel. Ik begryp' het: nu wil uw echtgenooti zulks met zyn' vrind eens 2ynde, de fchUldeifchers to: een accoord zien over te haaien. Mevrouw van brug Ge. Mynheer, mynms-j denkt niet zo fhoo'd.- GOUDIIEUVEL,Wel leg my de zaak dan uit. Mevrouw van BRüGGè',- Weet dat myn écntgen'ódrj ,:-J D vit ar'  5o de TAFELVRINDEN, voor een' man, dien hy eerlyk geloofde te zyn, borg is geblecven. En om die reden dient hy thans vyfduizend guldens te hebben, om zyn woord te houden dat hy als borg heeft gegeeven. go udheuvel. Maar wat bewoog uw' echtgenoot dat hy, voor iemant anders, zich blootltelde aan zorg? Mevrouw van brugge. Het was zyn vrind. goud heuvel. Zyn vrind!., men blyft voor geen' fterfling thans meer borg, ten zy men de waarde van het geld, waar voor men borg is, heeft in handen. Ik heb, zo als gy my hier ziet, nooit voor myn'eigea broeder myn woord willen verpanden. Die borg blyft moet betaalen. Mevrouw van brugge. Dat is het geen waar naar myn mankracht. goudheuvel. Men zal 'er hem toe dwingen. Mevrouw van brugge. Ik heb Eiy bedroogen omtrent den byftand, dewelken ik van den Baton en Marquis heb verwacht. goud-  Ê L T S P E L. 51 GOUDHEUVEL. Wel mevrouw, geloof ine, ze zyn daaróm geenszins te laaken. Het is loffelyk zyne goede vrinden by te fpringen ten opzichte van goede zaaken, maar wanneer men zich met netelinge inlaate en niet voorzichtig denkt, en, als uw echtgenoot, zyn geld roekloos wegfchenktj Zonder verzekering te hebben, doet men wel zich 'er buiten te houén. Mevrouw VAM BRUGGE. Zo dat myn man dan op uw' byttand ook nietmoog' vertrouwen?.. GOUDHEUVEL. Neen, waarlyk niet. Zo echter uw man my verzekering kon geeven, in dit geval... Hoor, zeg hem, dat ik hem by my verwacht, en aan myn* casfier aanbeveelcn zal. Ik moei my niet me: diergelyke zaaken en laat hcni daar mede omfpringen. Hy is zeer oplettende in het behartigenmynerdingen.. Én zo het dermaate is dat hy'er geen nadeel in kan zien* durf ik U verzekeren dat het hem, op myn voorfpraaka piaifier doen zal, uw' man de behulpzaame hand te biên. Gy hebt, by voorbeeld, V/el eenige diamanten, die gv, ten behoeveuws mans3wel cenigentydzoudtrnisfen kunnen* D 2 Laa»  52 de TAFELVRINDEN, Laat hy die medebrengen. Ik kan u verzekeren dat zy zullen ftfekken om hem hulp te doen vergun» nen. Mevrouw van brugge. Zo dat mynheer uw verplichtende casfier dan ook geld op panden ter leen geeft?... goud heuvel. 6 Neen, dat zy verre. Het is flechts om dat hy dan een onderpand in handen heeft. Mevrouw van brugge. Myn man zal daadelyk t'huis komen. Gy kunt 'er met hem over fpreeken en uw ontwerp aan her» ontdekken. goudheuvel. Het is my niet mogelyk hem te wachten. Het is my van harte leed, dat ik genootzaaktben te vertrekken. Laat hy 'er myn' casfier over onderhouên. Ik ga om hem voor te komen. Vaarwel mevrouw. Hy vertrekt. pieter, aan mevrouw van Brugge het bordwyzende dat hy heeft weg genoomen. Mevrouw..? Mevrouw van brugge. Ja Pieter, voor altoos. Dat ik hem hier nooit weder aanfehouw'. FE ER-  B L T S P E L. 53 VEERTIENDE TOONEEL. Mevrouw van brugge, alken. daar dan die geenen, dewelken ik voor myne vrinden heb gehouên. Waarop ik my voorftelde, ia allen opzichte, te kunnen vertrouwen. Het myne was tot hr.nn' dienst, en daar ik om den min- ften byftand, by hen, vraage doe, weigert men de geringfte hulpe en keert my den rug toe. V T F T I E ND E TOONEEL. De Heer van brugge, Mevrouw van brugge. De Heer van brugge. Wel nu, myn waarde! hoe is het met den heer Goudheuvel afgeloopen? Mevrouw van brugge. Juist als met de anderen. Ach, myn lief! gy weet beter dan ik wat 'er van de hulp der menfchen is te hoopen. De Heer van brugge. Gelyk gy thans bevindt. Mevrouw van brugge. Het menschdom beftaat uit on- dankbaarc monliers. D 3 De  54 de TAFELVRINDEN, De Heer van brugge. Wat aangaat het eerfte is waar, maar omtrent het laaifte, vind ik dat ge u wat te hevig uitlaat. Het zyn egoïsten, gewoon niet dan voor zich zeiven te leeven. Zie daar het al. Mevrouw van brugge. Voor het ganfche menschdom is in myn hart niet den minfteu zweem van achtinge overgebleeven. De Heer van brugge. Uw vrindfchap tot het menschdom is wel fchielyk Ir een' feilen haat verkeerd. Mevrouw van brugge. Laaten wy voor ons alleen leeven, dat iedereen zyuit ons huis geweerd. De Heer van brugge. Voor ons zeiven te leeven is niet kwaad; doch geen* mensch meer by ous te zien is een befluit dat gy by u zelve dient te overwinnen. Mevrouw van brugge. Neen, ik heb zulks beflooten en denk eene geheel andere lecvenswyze te beginnen. De Heer van brugge. -Geloof me, myn waardei in uitterften te vallen is altyd onbedacht. Gy  B L T S P E L. 55 Gy had een'tyd waarin gy, door een al te fterk vertrouwen, alle menfchen voor uwe vrinden hebt geacht; en naauwlyk treft gy drie menfchen aan door welken gy u vindt bedroogen, of het ganfche menschdom wordt verachtelyk in uwe oogen. Myn waarde echtgenoote! in alles is een middenweg, dewclken men verkiezen moet: het is die middenweg die ons tot wyshcid en waarheid leidt en ons het wezenlyk, ernftig, najagen doet. Laat ons het menschdom niet te hoog waardeeren noch 't ook niet te laag nellen, dan zullen wy nimmer in het geval komen, ons over deszelfs wyze van handelen te kwellen. Wy moeten ons ook niet beklaagen over de zulkött die wy niets gevergd hebben. Dit is buiten reen. Ook is de naam eens waaren vrinds te heilig om den zei ven te vermengen met de denkwyze van't algemeen. Mevrouw van brugge. Een waar vrind! een waar vrind?., 'er zyn geen waare vrinden meer. De Heer van brugge. 'Er zyn 'er weinig, wilt ge zeggen. Om u de wyze van denken der groote waereld voor oogen te leggen, in welke gy u begaaft, wilde ik u Hechts het menschdom in zyn' aart doen zien; D 4 doch  5Ö de TAFELVRINDEN, doch niet met dat oogmerk dat ik u het zelve zou willen doen vliên. Laaten we ons by onze gewoone wyze van leeven blyven bepaalen. Alleen moeten wy minder in het verkiezen der zulken, die wy by ons willen zien, dwaalen. Mevrouw van brugge. Maar wie zal u redden uit de omftandigheden waarin gy zyt? De Heer van brugge. Wees daar in het minste niet over bekommerd, gun u Hechts een oogenblik tyd. ZESTIENDE EN LAATSTE TOONEEL. Mevrouw van brugge, De Heer van brugge, tervelde, met eenige zakken geld, pieter. pieter, Tervelde tegenhoudende. IVIynheer, ik heb order u te zeggen dat gy niemant hier kunt fpreeken. tervelde. Ik lagch om uw order. Ik wil naar binnen. Welke üreeken..? De Heer van brugge. Zyt gy 't mynheer Tervelde ? ter-  Ê L Y S P E L 57 tervelde. Ja ik zelf, die u gewenscht heb, ik weet niet waar. Neem fchielyk aan uw voddige vyfduizend guldens; zie daar. Wees in het toekomende wat voorzichtiger en zo goed niet van vertrouwen. Ik fmeek u maak dat ik wat eeten kryge. Ik kan het van honger en vermoeidheid niet langer houêu. Mevrouw van brugge. Hoe mynheer, gy hebt dan de goedheid om... tervelde. Hoe, mevrouw! om wat? Een' dienst aan myn' vrind te bewyzen? Zou hy het zelfde voor my niet verricht hebben als ik zulks hadde nodig gehad? Zo gy begrypt dat ik hier voor erkentenis begeere, kende gy nimmer myne wyze van denken,De Heer van brugge. ó Myn oud en altyd oprecht vrind! Zo gy wist, welk eene dankbetuiging myn harte u behoort te fchenken.. tervelde. Aan my , vrind ? De Heer van brugge. Hoor my thans, zonder u te verftooren , een oogenblik aan: Gy weet hoe fterk het fteeds ons beide aan het harte heeft gegaan, dat  g8 de TAFELVRINDEN, dat rnyne vrouw beliaagen vondt een allerverfpillendfle wyze van leeven aan te vangen? Het is my, tot nu toe onmooglyk geweest haar een begrip van de belagchelykheid dier handelvvyze te doen erlangen. Eindelyk wist ik 'er niets anders op uit te vinden, dan dat ik veinsde , fchielyk geld nodig te hebben en het zelve niet bezat. Ik zag, door myne veinzery, myne wenfchen dermaten bekroonen, dat ik myne echtgenoot, door de flechte behandeljng haarer fchynvrinden aan te toonen, te gelyk den eenigen braaven en oprechten doe kennen , die my zyne hulpe biedt; en dien ik met vreugd omhels. tervelde. Hoe, hebt gy dan myn geld niet nodig? De Heer van brugge. Neen, waarde vrind, ganschniet. tervelde. Het was dan zeer noodeloos, my, zonder te eeten * van den eenen hoek van de ftad tot den anderen te doen zweeven. De lieer van brugge. Hier vraag ik u duizendmaal vergiffenis voor. TER-  B L Y S P E L. 59 tervei.be. Het is niets. Ik zal het, na den eeten, den geen' weder brengen die 't my heeft gegeeven. De Heer van brugge. Hoe! hebt gy 't dan geleend? tervelde. Voorzeker. Mevrouw van brugge. Oprecht vrind!. • De Heer van brugge. Wel nu?... Mevrouw van brugge. Ja, laaten wy ons gelyken zien. tervelde. Dat is zeer goed, maar wat ik nu nog beter vind, voor een' man, die, zo als ik, grooten honger heeft, dient gy te weeten, Het is uw middagmaal. pieter. Het is gereed. tervelde. Wel laat ons dan, wet een vrolyk harte, fpoedig eeten. EINDE.  De Gecommitteerden tot de zaaken van den Schouwburg hebben, volgens Oélroy door Hunne Ed. Groof Mog. de Heeren Staten van Holland en Westvriesland, den eerften November, 1787, aan hen verleend, liet recht van deeze Privilegie, alleen voor den tegenwoor. digeu druk van de TAFELVRINDEN, BirfpeS, vergund aan j. helders en a. mars. Amfteldam, den 28. Augustus, 1788. Geen Exemplaren zullen voor echt erkend worden, dan die door één' der heeren Gecommitteerden ondar* teekend zyn.