D E NIEUWE RAPSODIST, O F VERZAMELING van UITHEEMSCHE TYDSCHRIFTEN, uit het fransch vertaald. eerste Deel. eerste stuk. TE AMSTERDAM, By C. GR OENEWOUD, op den Nieuwendyk, op den hoek van de Oude Haarlemmer Sluys. 1735.   INHOUD* UlTTREKZELS en b Eoö rd e e i, in g e n De Godsdienst verdeedigd tegen het ongeloof enz. . . Pag. i Oorfprongelyke Anecdoten van Peter den Grooten, enz. . . • 4S MENGELSTUK. KEN. De Deken van Badajoz, een zedelyk vertelzd. 56 Lofreden over den Hr. Euïer enz. ^ 67 Uittrekzel uit een verhaal over de Japanfche natie . . . 57 Onzydig onderzoek over den zelfmoord, enz. 84 Brief van eenen Engelfchman,overdeSigisbés van Italiën . * » g% Anecdote aangaand D r. S w 1 f t. . i0i Vrolykheidd er T y r i n t h i è' r s. . 104. Brief welke het gevoelen der Geleerden bepaald aangaande het huwelyk van Des- ca r t es* . . ' ioj ACADEMIËN, enz. Koninglyke Maatfchappy van Geneeskunde. tePARYs. . . ïo8 Academie der Weetenfchappen, fraaije Iet- teren en kunften te Lyons. . n 1 SCHOUWBURG. P arys. Comedie Francoife. . li* Comedie Italienne. . . 154 Londen Hay - Market ; . ~ 117 NA-  NATCÜRLYKE HISTORIE NATUURKUNDE. Aanmerking over de Compas- naald enz. ia3 Brief, behelzende een verhaal van eene reize naar den Berg Vefuvius.. . GENEES en HEELKUNDE. Aanmerkingen over de gewoonte van buikzdveringen by voorzorge te gebruiken. . 13 f Aanmerking over de kragt des Padden -poeders in de Waterzu?t. 5 • • 134 LANDBOUW. OÊCONOMIE. INDUSTRIE. KOOPHANDEL. Voeder voor de Paarden in tyden van gebrek. 139 Rapport van Commisfarisfen benoemd tot het opneemen van nieüw uitgevonden Kalk ovens enz. j a | ^ TREKKEN van WELDAADIGHEID, van PATRIOTISMUS, van MOED, van RECHTVAARDIGHEID en HEUSCHHEID. 145 ANECDOTEN. BYZONDERHEDEN. 149 BIBLIOGRAPHIE van EUROPA. ITALIË. . . . f ENGELAND. . t }f DUITSCHLAND. * "  £ ïj ËEOORDEELINGÊN Van BOEKER D e Godsdienst verdeedigd tegen bet ongeloof deezer Eeuwe^ •enz. door den Scbryver van 1'Ecole du Bonheur. VI Deelen in 126. Te Parys, rue & hótel ' Serpente. De prys is is Livres, ingegenaaid; 1785. Indien de Godsdienst nooit mét meer geweld is aangevallen dan in deeze eeuw van ongeloof, zo is 't aan den anderen kant ook waar, dac hy nimmer met meer yver noch gelukkiger verdeedigd is geworden dan in dezelve eeuw. Terwyl de ongodsdienftigheid eenen zwerm vari ftoute Nieuwsgezinden verwekt, welke met onbefchaamde kaaken de allerheiligfte ftelregels door fchimpredenen paogen omver te werpen, komen ér te gelijk, mannen van eene beproefde en verlichte Godvrucht te voorfchyn , welke het zwaard aangorden om hunne dwaalicgen te bcftrydea eadéytië1. Deel. I. Stek. a fa  9 DE NIEUWE le beguichelingen te verdryven, waarmede zy de oogen der meenigte zoeken te verblinden. Het is bekend, dat de brieven van den Graaf de Valmont (Lettres du Comte de Valmont) en deHelvifche brieven (Lettres Helviennes) twee uitmuntende werken zyn, in welke de onzalige gevolgen van het Ongeloof, met kragt en welfpreekendheid zyn vertoond geworden , en de huichelary van den valfchen wyzen het masker volkomen is afgerukt; het werk dat wy aankondigen, met dat zelfde oogmerk gefchreeven, vertrouwen wy, dat geene mindere gelukkige uitwerking hebben zal. Eer dat de Schryver in 't ftrydperk treed, laat hy deeze Hellingen voorafgaan: datdezekerfte weg voor den mensch is, dat hy eenen Godsdienst omhelze en dien geloove; dat het Heelal het werk is van den Almagtigen; dat het zeiven vryelyk gefchap?n is geweest; dr.t God in zig bevat alle mogelyke volmaaktheden, endatHydezelvenin den hoogften-trap bezit. Alle die ftukken vastgefteld zynde, vat onze AuSeur de Gewyde - Rollen op, en volgd dezelve van den oorfprong aller dingen af, tot op de grondvesting des Christendoms. Hy legt zig vooral toe op die gebeurtenisfen welke te kennen het meest aangelegen is, het zy door het belang welk zy van zelfs inboezemen, het zy ter oorzaake van de zwaarighedcn welke men door eene gepaste opheldering hebbe Uit den weg te ruimen. Het werk is opgefteld.by wyze van brieven aan eenen Edelman , des Schry vers vriend , dien hy voorheeft tot het geloof te zullen weder brengen, en wel langs deezen  RAPSODIST. 3 doezen weg; dat hy hem onder 't oog brengt, de voornaamfte gebeurtenisfen waarmeê de H. Bladeren doorweven zyn. Men zal mogelyk, en met reden , verwonderd ftaan, dat de Schryver van zynen vriend een zwygend perfoonaadje maakt: het komt ons voor dat hy, byaldien hy hem had laaten fpreeken, meer voordeel met hem had kannen doen. Die t'zaamenkouter, de zwaarigheden der hedendaagfche Onge* loovigen in 't midden brengende, zoude die brieven meer aangevuurd hebben en derzelver aangelegenheid vry fterker in 't oog hebben doen ftraalen. Eer hy verder gaat, befchryft hy zyne tegenpartyders op deeze wyze; Het zyn, zegt hy, menfehan, welke ten einde hun doel gemakkelyker te bereiken, niet fchroomen om de texten welke hen in den weg ftaan agter te houden; die met welke zy hun voordeelkonnen doen te vervalfchen, en aan verfcheiden anderen eene gedronge uitlegging te geeven , om dezelve met hunne gevoelens beter te doen ftrooken. Zwak in hunne redenkavelingen, munten zy bovenSI-uit in gefchers en fchimptaal ; eene wyze van fchryven zo verachtelyk als gemakkelyk. Dan'tgeea iot hunne vernedering ftrekt, is dit: dat zy niet dm nafchryvers en naklappers van de eerde Beftryders van 't Euangelie zyo. Om den onverzoenelyken haat te boeten welken zy den Gewyde-Bladeren toedraagen en gezwooren hebben, zyn zy de Zwaarigheden gaan opfnuffelen uit de duifterheid der Tydrekenkunde, uit de Fabelen der aloude volkeren , uit de twyfelachtigheid van de vroegfte Aardbefchryving, uit de ontdekkingen van de gefchiedenis der A 2 ca.  4 DE NIEUWE natuur, uit de natuurkundige proeven, uit t'ediepzinnigheden der geleerdheid, uit de kennis der taaien, uit de bereekeningen der Meetkunde, uit de handelingen der konsten; kortom, zy hebben nfets verzuimd maar veeleer alles in 't werk gefield, om onze Goddelyke fchriften gebrekkig te vinden. Mofes is de man, de voornaamfte perfoonaadje op wien zy het gelaaden hebben; op hem zyn zy aangevallen, en tegen hem hebben zy hunne pylengeicherpt en hunne wapenen beftendig gekeerd. Er legd gevolglyk aan gelegen , dat men hem tegen hunne boosaardigheid dekke , met te bewyzen dat hy waarlyk beftaan hebbe; dat die groote man , wat men er ook van durve zeggen in de Pbiïofophie de l'Hifloire, de Bacchus der Grieken niet zy; dat zyn werk, óePentateuchus, niet vervalscht is geworden, en dat men het getuigenis van dien voortrefrelykften en allerachting■waardigen Gefcbiedfchry ver, gelyk dat van de andere H. Schryvers, welke na hem gekomen zyn, veilig vertrouwen mag. De geloofbaarheid der H. S., welke aan de H. Gefchiedenis al het gezag byzet welk men zoude konnen begeeren, op dugtige gronden gevestigd hebbende, doorloopt de Schryver de Rollen dier gefchiedenis welke voor den mensch het leerzaamfte zyn. Wy zullen hem in zynen Hifioriefchen gang niet volgen, te meer wyl zyn verhaalgebeurtenisfen vervat, welke aan een iegelyken mensch , indeH. S. ervaren, ten vollen bekend zyn. Wy zullen er maar ettclyken van uitkippen, welke door de hedendaagfche Ongeioovigenzyn aangerand geworden; waaruit men met  RAPSODIST. 5 met genoegzaame zekerheid zal konnen oordcelen in hoe verre hy in de uitvoering van zyn ontwerp gelukkig geflaag 1 ?y. De eerfte zwarigheid we:ke zig opdoet, gaat over de oudheid der waereld, welke de Philofophie (Oever Knibbelary) deezer eeuwe gaarne buiten het tydbegin door Mofes bepaald zouden willen dringen; zy willen den ugtendftond der waereld vroeger dagtekenen dan die H. Gefchiedfchryver gedaan heeft. Dewyl het voornaamelyk uit de gefchiedenis der Chineezen is dat zy hunne fterkfte wapenen ontleenen, ftaat de Schryver by dezelve een oogenblik ftil. Hy merkt aan, dat byaldien wy den Ongelovigen geene betere bewyzen konden bybrengen dan'die welke zy ons, uit de gefchiedenis der Chineezen, tegenflellen, zy dezelven zeer zwak zouden keuren. In de daad, de geleerde Tse-Matjien, welke gelast is geweest met het opft ellen van de aloude gefchiedenis van zyn volk, kan de zekerheid der gebeurtenisfen welke hy te boek flaat niet hooger dan 800 Jaaren vóór onze tydrekening doea opklimmen. Men zou zig ook nietkonnen verfterken met dat oneindig getal van astronomifc he waarneemingen welke deOngeloovigendeezerEeuwe met zo veel nadruk verheffen. en welke den oorfprong van dat volk in een verfchtet fchynen te plasrfen dat verre boven 't bereik van het gezigt is. Als dan zou men hen konnen wyzen naar de geleerde navorfchingen vanG..r/im',eenen voortrefïelyken Richter in dat ftuk, die de valschheid der gevolgen welke men er uit getrokken heeft zonneklaar zal bewyzen. Zal de nctuarlyke historie, die onze geleerde A 3 Be-  6 DE NIEUWE Beflryders met zo veel verzekerdheid te hulp roepen, hen beter dienen? Eiken dag, zeggen ze , verplaast zig de zee; met eene onöphoudelyke beweeging, van 't Oosten naar 't Westen, begaafd, verlaat zy aan eenen kant een gedeelte van den grond welken zy aan den anderen kant aanwint; en zal men, uit den geringen weg welke zy geduurende den loop van ééne Eeuw aflegd oordeelen, dan kan men op't zien van de verbaazende uitgeftrektheid van grond welke zy verlooren heeft, zig niet onthouden van te getooven, dat deeze waereld veel ouder zy, en veele milioenen jaaren meer in haare tydreekening bevat, dan het gegemeen gevoelen haar toefchryft. Die beweeging van 't Oosten naar 't Westen, is die wel beweezen, of liever, is die niet ftrydig met de gezonde wetten der Natuurkunde ? Een zaak welke geen tegenfpraak lyd, is deeze : dat de beweeging van de Aarde en van den dampkring die dezelve pmvat, van 't Westen naar het Oosten gefchied. Hoe zou het nu konnen zyn, dat die der Zee niet dezelfde ware? De Schryver beroept zig hier op 't gezag van den Abt Bergier, welke den Wysgeeren onzer Eeuwe vraagd, of 't door eene beweeging van ?t Oosten naar 't Westen is, dat de Oceaan onöphoudelyke pcogingen doet om Holland te verilinden; dat hy de ftraat van Gibraltar vormde, en Amerika uit zynen boezem heeft doen voortkoomen. Daartoe was eenegantfche tegenövergeftelde beweeging nodig. Om de duuring der waereld buiten het tydbegiq van Mofes te fchuiven, heeft men ook de toevlugt tot de Vuurbergen genomen, Befchouw, zeggen de on- ge  RAPSODIST. 7 gelovige Natuuraliften, den Ethna en den Vefuvins; zie de plavyen in de Rad Herculanum ontdekt, be* fchouw de fondamenten van meest alle de gebouwen van dezelve : zy zyn alle van Lava; waar uit volgd, dat er uitbarftingen van dien laatllen Vuurberg hebben geplaatst gehad, veele Eeuwen vóór dat die Stad gebouwd is geworden, enhettydbeginvanhaare ftigting dagtekend meer dan drieduizend jaaren vóór de tydftolling der Christenen. OnzeAufteur merkt hierop aan ;dat men den Raat der aarde, zo als die nu is, niet moet vergelykenby dien in welken dezelve zig in denugtendftonddes tyds bevond. Thans worden er Eeuwen vereischt om op de Lava welke de Ethna en de Vefuvius uitwerpen, eene dunne laag zwarte aarde te verzamelen, om dat dezelve daar nu niet dan door den wind, of door eenige anderen toevallen, gebragt kan worden; maar was 'tin het begin ook zo gefield, toen die Bergen hunne afgronden begonnen te openen, en toen deeerile uitbarftingen dier Vuurbergen de inwooneren dier gewesten verfchrikten ? op dat tydflip, en dit weeten onze beftryders zorvuldiglyk te verbergen, op dat tydftip waren de toppen en de zyden dier Bergen met eene zeer dikke-laag aarde bedekt. Die aarde, door de beroering welke zy toen onderging, ftortte in, en verfpreidde zig op onderfcheiiene tyden', over de Lava-laagen welke de omliggende flreeken van de twee Bergen overfcroomden. Zie daar den oorfprong van die groote hoeveelheid van mest-aarde, welke heden niet d3n na verloop van veele duizenden van Jauren zig by-één zoude konnen vergaderen. A 4 De  ? DEN I' EU WE De Schryver van den mensch in den Staat derregt; beid gefchapen gefprooken hebbende, gaat vervol-; gens ove rom ook iets van zynen val te zeggen. Ds beste oplosfing die men van die geheimenis, de zegenpraal des geloofs, geeven kan, is die van Pascal, Welke zeide, 'dat de mensch hem veel onbegrypelyker ,fcheen zonder de Erfzonden, dan die zonde den ïnensch onbegrypelyk is. Een der zwaarfte tegenwerpingen welke men tegen de algemeenheid des Zondvloeds in 't midden gebragt heeft, is uit de Arke zelve ontleend, welke men wil dat te klein zou geweest zyn, om alle die Dieren welke gefchikt waren om de waereld van hunne ondcrfcheidenegeflachten te voorzien zo wel als hunnen leeftogt te huisvesten. Alle de verhevene berekeningen van onze ongeloovige Philofophen over het Schip welker ongenoegzaamheid zy gaarne wilden betoogen, zyn valfch en pngerymd bewezen te zyn door. èenen man dieniets minder dan eenen Wysgeer is. Die man is de H. Le Pelletier, Artzenybereider teRouaan, welke de verdeelingen der Arke en derzelver gebruik aan den Schryver heeft medegedeeld. Het is den tegenfpreekeren Ilgter. geweest hem te verachten en te verfmaaden dan hem te wederleggen, Indien de zondvloed van Noach eene waare gebeurtenis is, moet men er fpooren van vindeu by de ongewyde Schryvers. Dit zoort van bewyzen is door pnzen Audteur niet over 't hoofd gezien: hy brengt, pm derzelven te bevestigen, een fragment uit Berof«§, by, alwaar gezegd word, dat tien Hoofden des teS8§?fe of» tien Koningen, vanlAlorusder ChaldeJ ft  RAPSODIST. » fti eerften Koning af, tot op Xifuthrus toe, in Chalidea regeerden. Onder de regeering van den laatften, gefchiede er inChaldea een onheil, gelyk aan dat welk ons door den H. Gefchiedfchryver verhaald word, en van welk Xifuthrus door 't zelfde middel gered werd, door welk Noach en zyn gezin behouden wierden. „ Xifuthrus, zegt Berofus, door de goden gewaar„ fcnouwd, week om den watervloed te ontvlugten, „ naar Armeniën op een Schip. „ Drie dagen na dat de ftorm ophield, zond hy „ vogelen uit, welke ftraks genoodzaakt waren om te „ rug te keeren, overmids zy overal niet dan eene wyde „ Zee gevonden hadden,doch welke voor de tweede reis „uitgelaatenzynde, metflykbemorstwederkwamen." Men zou de oogen voor 't licht der reden moeten fluiten, om niet te zien, dat de tien eerfte Koningen van Chaldea de tien Aartsvaderen van de H. S. zyn: om in Aiorus, Adam, en in Xifuthrus, Ncach niet te herkennen. Dan hoe zal de Schryver van Ja Bible enfin exptiquée, die deeze plaats aanhaald, zig uit deeze zwaarigheid redden, tegen welke hy zig had behooren te wapenen ? Niets is gemakkelyker: hoord hem philofopheeren. „ Er zyn, zegt hy, verfcheiden Watervloeden op onzen Aardbol geweest: die welke tentydevanXi„ futhrus,en dia welke in de dagen van Noach gefchied- de, welke laatfle alléén den Jooden bekend was. „ Deeze kon geen plaats hebben; de Wateren kon5, den zig eensklaps niet vyfiien ellen boven de hoog „ fte Bergen verheffen, dan in geval er zig meer dan p twaalf Oceaanen op den anderen gehoopt hadden, A 5 ,, en  io DE NIEUWE „ en dat de laatften vier- en - twintigmaal grooter „ ware geweest dan die welke heden ten dagen de twee Halfronden omvat, alle die nieuwe Oceaa,, nen moesten derhalven uit het Niet gefchaapen, en „ daarna weder vernietigd worden, terwyl die Schep„ ping van zo veele Oceaanen niet nodig was tot den „ Watervloed van de Pontus - Euxinus, of zwarte „ Zee, ten tyde,van Xifuthrus." De oplosimg van deeze tegenwerping liep den Schry, ver vsn la Bible enfin expliqv.se van zelfs in de hand, Hy had zig flegts de gefchiedenis der Schepping moeten herinneren, waar gemeld word, dat de Wateren geduurende de twee eerfte dagen der Schepping de Aarde bedekten; dat op den tweeden dag een gedeelte dier wateren van de geheele masfa afgefcheiden, verdund, en opgeheven werd, ten einde den Dampkring, de Wolken en het Uitfpanfel teformeeren. Ondertusfchen bleef de Aarde nogmetwaterbedekt, en dezelve werd niet gezien v óór den anderen dag, toen de Schepper dien onbegrensden plas in eene gevoegelyke plaats vergaderde. Er was dus te dier tyd waters genoeg om de aarde te overftroornen. Is dit zo, kon dan Hy, die de Aarde ontblootte en haar uit de vloeibaare hoo.fdftof deed te voorfchyn komen, door deeze in die ruimtens welke Hy voor haar gefchaapen had te beperken, kop dan dat Wezen, welk metéén enkel woord tefpreeken, alle die wonderen wrochtte, de wateren met het enkeld wenken van Zynen wil niet te rug roepen, en de aarde op nieuw onder hunne onmeetelykheid begraaven ? De mogelykheid van eenen algemeenen Zondvloed is der-  RAPSODIST. U derhalven bewcezen. Het komt er nu nog maar op. aan, om de waarheid van üie gebeurtenis, door allerlei foort van gedenktekenen tebetoogen- Dit doet de Schryver op de volgende v/yze: Straks wekt hy onzen aandagt op, ter befchouwing van die enge, diepe en fteile Dalen, welke niet dan door de Wateren des Zondvloeds, hebben konnengegraavenworden; vervolgends leid hy ons naar de Bergen, wier ingewanden doorfnuffelende, allerwegen in dezelven het overfchot van eene meenigte vreemde Ligchaamen, van Planten, van Schelpen en van Dieren, vertoonen; verder toont hy ons in het Lyonnois (Ager Lugdunenfis) afdrukzelen van gewasfen, welke nietdaninde OostIndien groeijen en het deel dier Morgenlanders zyn; hy wyst ons in 't Noorden vanSiberié'neen onnoemelyke meenigte uit de Aarde gegraaven Elpenbeen, weike maar zeer weinig diep in de aarde bedolven lag; hy vertoond ons in hetNoorderdeel van Amerika, geheele geraamtens van Elephanten welke men opgegraaven heeft, en nimmei in zo koude Lugtftreeken geleefd hebben. Het is niet mogelyk, de vervoering van zo veele, en dikwerf aan den Lugtftreek in wel ke wy die aantreffen vreemden, Zee- en Aardgewas» fen anders te verklaaren, dan door eene algemeens verwoesting van den Aardbol, d. i. door den algemeenen Zondvloed. De overige tegenwerpingen tegen die groote gebeurtenis zyn zo beuzelachtig, dat ze nie t waardig zyn dat men er zig meê ophoude. 't Zelfde mag men ook zeggen, vandiewelkedeSchryvervan Ja Bible enfin expliquée, tegen de onvrugtbaarheid waarmede Egypte is bezogt geweest, en tegen het bewind van  DE NIEUWE van Jofeph gemaakt heeft. Allerwegen ontmoet men in zyne Schriften, eenenSchryver, welkedermaatedoor den haat die hy den By bel toedraagd,verblind word, dat hy niet in ftaat is om er den eenvoudigsten zin van te bevatten. Van daar alle die tegenwerpingen waarvan zyne commentarie krield, en welke door een regtvaardig hart afgeweerd word, om alléén indenBybel den eenvoudigen zin te ziendiedegewydeSchryvers er in hebben willen uitdrukken. De wonderen van Mofes, tegen welkePharaos -Too. reraars geworfteld hebben, gaven den Ongelovigen ftof om tegen dezelven opteftaan, zig zelfs van den Text bedienende by de geenen welken dien niet leezen. „ De Egyptifche- Tooveraars, zeggen ze ftoutelyk, „ deeden zo veel als de Gezant des Heeren; er is „ derhalven niets wonderdaadigs in de werking van de. „ zen laatften." Zie hier het Antwoord des Schryvers op die tegenwerping: „ Tot daar toe is de fchyn te. ., gen ons; dan men had niet moeten agter houden't „ geen de H. Gefchiedfchryver er byvoegd, te „ weeten: dat de Staven der Toveraaren even gelyk ,, die van Aaron dadeiyk wel tot Draaken wierden; „ maar Aarons Staf verflond hunne Staven, enziedaar „ juist de oplosfing van de zwarigheid welke men „ ons voorfteld." Wyzouden, wat ons betreft, meer op hebben met het antwoord van Tertullianus, in deeze woorden bevat; Verkas devoravit mendacium een antwoord welke te kennen geeft, dat de ftaven der Toveraaren in der daad nier in Draaken veranderd wierd^n, en drt er van hunne zyde niet dan eene guichelary plaats heeft gehad, waarmee ze de oogen ver-  RAPSODIST. ï5 verblindde. Het is ook zo gefteld, met die wonderdaaden welke zy fcheenen te verrigten tot op dat ©ogenblik op welk hunne kragt hen verliet, en op Welk zy den vinger Gods befpeurden. Te gelooven dat ze waarlyk, door hunne toveryen fommige Wonderdaaden van Mofes hebben nagedaan, dat zou in de 'duivelen het vermogen erkennen zyn om waare Wonderen te verrigten, 't welk altoos het eigendom der Godheid geweest is. Het mirakel van den Haf Aarons, welke alle de wateren van den Nyl in bloed veranderde zo dat dezel* ve Hinkende wierden en de visfchen ftierven, verhaald hebbende , hoe kan de Aucleur zeggen dat Pharao's Toveraars ook alzodeeden? Het mirakel van Mofes nog plaats hebbende toen de Toveraars dat wil den nabootzen, hoe konden zy de wateren des Nyls in bloedveranderen, welke toen reeds in bloed veranderd waren? Hoe konden ze visfchen doen fterven die reeds geftorven waren? Men hebbe dus deeze woorden van den Text Fecenint ftmiliier ac Moïfes, niet letterlyk optevatten. De gefteldheid der geeften op dat tydftip, had maar alleenlyk eenvoudigen fchyn nodig om zig te verharden tegen de wondertekenen waar mede Mofes Egypte verbaazde De (*) Wy konnen dit de Schryvers niet toeftaan, en vinden geeue dringender reden om hier van den letterlyken zin aftewyken dan om er by te blyven: en dewyl de vastgeftelde Stokregel ons gebied niet dan in de uiterfle noodzaakelykheid van het eerde aftegaan,zo houde ik my lieverby het laatfte zo lang ik kan. Dat er geen waarachtig wunderteeksn door de Egyptifche Toe-  14 DE NIEUWE De afgodery met het Geraden Kalf gepleegd, in dé Wo.styne, heeft den Ongélodvigen eene tegenwerping Tooveraars gefchied zy, fteramen wy gaarne toe; maar dat hunne beguichelmg gewerkt zou hebben op water dat reeds door het wonderwerk van Mofes in bloed veranderd was; dat eene vooringenoomenheid van geest den Egyptenaaren belet zoude hebben zulk een grof bedrog te zien; dat de Ëgyptifcne Tooveraars zulks, en gevolglyk hun achting by die ander deel des Egyptifchert volks, zouden gewaagd hebben, komt ons zeer bedcnkelyk voor, en vindengeenereden altoos die ons dringen ons van den letter af te wyken en de" konstbewerking der Tooveraars alldén van de gevleidheid der geeeftcn, te dier tyd, te doen afhangen. 'T is waar, het vooroordeel heeft veel vermogen op den mensch en kan fomtyds de zinnen zeer verbysteren : maar kon dat in eene tastelyke zaak gelyk deeze, welke hen niet als een geloofs-geheim wierd voorgehouden, plaats hebben ? Indien de Tooveraars hunne konftenary niet op zuiver, maar op reeds in bloedveranderd , water geoeffend hebben, dan moet men tevens veronderflellen , dat de vooringenoomenheid , dat het vooiöordeel der Egyptenaaren, tegen Mofes, hen zo ver gebragt hebbe, dat zy zig blindelings aan 't gezag der Tooveraars zullen onderworpen hebben: 't geen niet te denken is dat in eene zaak die van eene zo ernftige natuur was, zal plaats gehad hebben. Nog meer: dan zal men ook moeten vooronderftellen dat zouden zy het bedrog niet ontdekken het vooroordeel, niet den, maar, drie hunner zintuigen tegelyk verbyfterd hebbe: want het is zeer waarfchynlyk dat het water dat in bloedveranderd was, by het (legt aandien ook walgend van reuk en van fmaak zal geweest zyn. Eindelyk, js 't njec hoogst waarfchynlyk dat het verfijnden van de ftaven der Tooveraars doordien van Aa'ron, de Egyptenar.ren ten opzigten van de Toveraars op hunne hoede, en aandagtig op hunne ver- rig-  RAPSODIST. 15 ping aan de hand gegeeven, welke zy dus vcordraagen:" Hoe is 't mogelyk, vraagenzo, dat drie Milioenen Menfchen, welke, kort te vóóren, God zeiven hadden gezien en gehoord uit het midden des Bazuinen geklanks en der Donderen en Blikzemen, zo ras, en in des Heeren tegenwoordigheid zelfs, Zynen dienst voor dien van een Kalf zouden hebben willen verhaten ? „ Het antwoord van den Anéteur is vol„ maakt toepasfelyk op hen, welke de tegenwerping maa- rigtingen zullen hebben doen zyn? Laat ik myne gedagte rugfteunen met de woorden van twee Aclitbaare Mannen, wier gezag in de uitlegkunde van geene geringe waardy is. Dus fpreeken er de Hoogleeraaren van n u i s klinkenberg en nahuys van: „ Vermids het water in de rivier terftond, „ maar de overige wateren van trap tot trap, (zoo 't fchynt) „ gaande weg, in bloed veranderd werden, kan men denken „ dat de Egyptifche Tooveraers dit waernamen, om op een „ kom of vyver in Pharaos lusthoven hunne bezweeringen te „ werk te (lellen, en het te doen voorkomen, als of de traps„ wyzige verandering dier wateren in bloed, mede aan hunne „ bezweering ware taetefchryven geweest. - Men zou anders „ ook konnen denken, dat hun uit een of ander huis, of uit eene „ dier groeven, van welke we vs. 24 lezen, een poos daar„ na, eenig water werd aangebracht, 't welk zy voor Pha„ rao door Duivelskonftenaaryen , of door eenig Chemisch „ bereidzel aan hunne (laven, met welke zy dat water „ floegen, de gedaante van bloed deeden aaneemen." (JDe Bijbel door beknopte uitbreidingen en ophelderende aanmer* kingen verklaard: doorj. van nuts klinkenberg en ge r. nahuis. II D. Exod. Kap. VII. vs. 22.) DE VERTAALER.  16 DENÏEÜWÊ maaken. „ Zou ik niet veeleer van hen, zegt hyV „ de oplosfing van dit problema konnen vergen, doof „ het argument tegen hen zeiven om tekeeren? Zou „ ik hen ook niet konnen vragen: Hoe is 't mogelyk dat Menfchen met zo veel vernuft, met zo veele „ uitmuntende Talenten begaafd, en van de Natuur i, begunstigd met die wonderbaare bevatting welke zy „ U gefchonken heeft om de verhevene waarheden ,• „ welke gy zo hardnekkig beftrydt, beter daniemand, „ te onderwyzen en te verdedigen; hoe is 't mogei, lyk dat ge by aanhoudendheid bezig zyt met in i, uw bedorven hart, tegen het getuigenis van uw' i, gewisfe, tegen uw eigen oordeel aan, middelen té i, zoeken om anderen te verleiden en te bedriegen?"1, Dit is een puntige pyl met zo veel meer juistheid afgefchooten, als men hunne wysgeerige kennis met de armhartige tegenwerpingen, welke zy tegen de géopenbaarde kennis in 't midden brengen, niet ligt overëen kan brengen. Een der grootfte Wonderdaaden welke den vinger Gods, ten voordeele der Israëliërs, hebben doen blyken,i is 't bevel van Jofua aan Zon en Maan gegeeven, dat ze haaren loop zouden opfchorten, tot dat zyn Volk voleindigd zoude hebben, zyne Vyanden na te jaagen en te flaan: dié tweè Lichten, zegt de Schrift, gehoorzaamden zyne Stemme; zy bleeven ftil ftaan, en de overwinning werd volkomen. Laatenwyons hier een oogenblik verbeiden, en den Aarts-Vader der Ongeloovigen, over die gebeurtenis hooren Phüofopheeren i ,i De Natuurkundigen, zegt hy, hebben moeite om v te verklaarcn hoe de Zon die zig niet beweegt haart reö  RAPS0DI3T. i7 ten loop Ophoud." De zwaarigheid is niet nicaw|; cn het antwoord dat men er op geeft ook niet. Het is uit 't gebruik , om van de dingen te oordeeien naar den fchyn en om dezelve uit te drukken zodanig als zy zig aan *i oog verwonen; daÊ men ten allen tyden die zwaarigheid heeft opgelost In dien die reden-; geeving dért vermaarden Galileus voormaals niet konde rechtvaardigen, en byaldien hy in den Kerker geraakte, om dat hy de beweeging welke men aan ds Zon töe kenden tot de Aarde had overgebragt, zo moet men zulks toéfchryvert aari de onkunde van dien tyd van het Systhema van Copernicus, welke op 't laatst eene Astronomifche-waarheid is gewcrden: Het zy zig de Zon, hét zy zig de Aarde beweege; het wonder blyft altoos het zelve * en het is te verwonderen dat eene zo afgefletene en algemeene tegenwerping döor den Aucleur van la Pbilofopbie del'HiJ. tbire, heeft konnen nageklapt worden. Dan zie hier een' andere tegenwerping over welks hy in zyn Bible enfin expliquée. zeer in zyn fchiktlyki.: ü De Natuurkenners, zegt hy, hebben ook moeite, $ om te verklaaren hoe die dag, welke eens zo lang 3 was als andere dagen, heeft konnen overéén. ,; ftemmen met de beweegingen der Planeeten in dé $ geregeldheid der Zons- of Maans-verduisteringen.''' Hy was dan onkundig,- antwoord de Abt Clémence, dat de Schryver dién Man nagefchreeven en aangehaald heeft, die zig beroemd heeft, de verhevene Theorie van Newton voor ons bevattelyk gemaakt te hebben; hy was dan onkundig, dat het nie van de dagelykfche beweeging, van de omwenteling der L Déél I. Stuk. B Aarj  iS DE NIEUWE de op haaren As, maar van haare vordering in den Zonneweg is, dat haare overeenkomften met de beweeging der andere Planeeten en de geregeldheid der Zons of Maans - verduisteringen afhangen? Een ieder het Systhema van Copernicus kundig, had hem het zelve antwoord konnen geeven, en dit Systhema, het eenige dat in eene goede Phyfica aanneemelyk is, aanneemende,hem zeggen, dat er ten tyde van Jofua, gelyk heden ten dage, om de lengte van den dag te verdubbelen, maar alleen nodig was dat de beweeging der Aarde op haaren As ophield, zonder datze daarom ophield voort te gaan, gelyk ze fcet doet, op den Zonneweg, uit kragt van haare Jaarlykfche beweeging. Nu, de Schepper der Natuur, die, van den oorfprong der waereld af, die twee beweegingen aan de Aarde ingeprent had, konongetwyfeld ééne derzelve opfchorten zonder de andere te doen ophouden, en gevolglyk, moest deeze Aardbol toen die eenparigheid van zyne overeenkomften met de andere Planeeten behouden. Desgelyks kon die opfchorting in de dagelykfche beweeging alléén geen invloed hebben op de bereekening der verduisteringen welke alléén af hangen van de Jaarlykfche omwenteling der Aarde. „ De zydelingfche en kringswyzige beweegingen ,; (mom projetlilis, motus gravitatió), gelyk la Bible „ enfin expliquée fpreekt, opgefchort geweest zynde „ in alle de andere planeeten (eene befpottelyke leus, gen, die zo eeven wederlegd is geworden/' zo moe„ tendeComeeten er gevoel van gehad hebben, en „ dat alom ettelyke ongelukkigen te liaan,welke almede  RAPSODIST. ï9 ~„ rede door eene bui van hagelfteenen verpletterd wi„ ren. Het fcheen der Eeuwige Wysheidmeerwaar„ dig te zyn het gantfch Menfchdom te verlichten en „ gelukkig te maaken zonder mirakelen, dan zulk „ een groot mirakel te doen om het vermoorden van „ eenige vlugtelingen te volëinden." 't Geen in onze oogen het meeste der Eeuwige Wysheid waardig fchynt te zyn, is dat ook altyd zo in Haare Oogen? Eene aanhoudende ondervinding bewyst ons het teegendeel. Om onzen Wysgeer van die waarheid te overtuigen, eo houden wy or.s alléén aan het vraagftuk over den oorfprong van't goed en het kwaad, op welk zyne zwaarigheid geduurig nederkomt, en op welke het niet mogelyk is te ant. woorden anders dan door te zeggen dat de wegen Gods ons niet bekend zyn, en dat, wanneer ze ons toefchynen het meeste van de order aftewyken, het dan is dat zy er weder inkomen. Alle Menfchen deugdzaam, wys en gelukkig te maaken zonder wonderwerken , is eene ongerymdheid: alle zyn ze vry gebooren (in zekeren zin), onderhevig aan dwaaling, aan hartstochten, aan eigenzinnigheid; het is derhalven natuurlyk onmogelyk dat alle van gelyke denken en werken. Zy zouden het niet konnen, dan door een wonderwerk, dat men zo veel te minder moet toeftaan, als het de menfch van zyne vryheid, (vandievryheid) ontzettende, hem te gelyk ook zyne deugden zoude beneemen. Indien God toeliet dat den dag verlengd werd, dan was 't niet om eenige vlugtelingen aftemaakén, maar om de Hebreen te overtuigen van den B a voor-  aó DE NIEUWE voorftand van hunnen God t'hen waards, en om den Cé-» n3aiten denOpper-HeerderNatourte leeren kennen. Zeer zonderling is de tegenwerping van het philofophisch - ongeloof, aangaande de 85oPropheeten van Baal 5 welke op bevel des Propheets Elias gedood t wierden. „ Het is een barbaar, zeggen, onze „ Philofophen, het is een booswigt, die, om den „ dood van zyne fpitsbroeders te wreeken, een ge„ heel land, door eene vreesfelyke droogte en eenen 5, fchrikkelyken hongers-nood verwoestte, welke den „ onfchuldigen nog wreederaangryptdandenfchuldi« 3, gen; een wonder," voegen zy er by, „ eens Jood* „ Ichen Propheets overwaardig; nog is zyne woede v „ door zulk een onheil, niet verzadigd, hy moet „ daarenboven nog 805 propheeten in zyne magt hebben, en dezelven alle doen vermoorden." Dus redenkavelen Tindal, Morgan en na hen de 'Aucteurs van 1'Esprit du Judaïsme en van ia Bible enfin expliquée. Maar tegen wien hebben het die Wysgeeren met die tegenwerping? Hoe hebben ze niet gevoeld dat dezelve tegen hen is, en dat zezigmet hun eigen zwaard dooden? Was het Elias, die , om den dood van zyne medebroeders te wreeken, welke Jezabel om'tleven had gebragt, de dampen verdreef, den regen opfchortte , de droogte en den daarop volgende hongers-nood veroorzaakte? zyn dan de hoofdftoffen in 's menfchen magt; om wanneer het God behaagd, op 't gebed van Elias, de wetten der natuur optefchorten, den Hemel van kooper te maaken, en een mirakel te verrichten, is het de mensch, eigenlyk gefproken, die dat uitvoerd, en voor de gevolgen vaa  RAPSOD1ST. ii "Van hetzelven verantwoordelyk is? Bovendien, zal men konnen gelooven dat God zyne magt aan den mensch zal afftaan, en hem zal toelaaten om dezelve naar zynen wil te misbruiken om zyne wraak te voldoen ? verre zy van ons, eene zo hoonende gedagte voor het Opperweezen. Al het deel dat Elias gehad heeft in den hongers-nood die Samaria verwoestte, en in de flagting der Propheeten Baals is dit: dat hy de wraake, die de Heer voor had van een misdaadig volk te neemen, aangekondigd had, en dat hy heeft doen zien, hoe yverig de Heer over zynen Eerdienst is, door den dood van de Propheeten Baals te beveelen, welke de afgodery, in een land dat den Heers geheiligd was, onderhielden, en van de dwaaze ligtgeloovigheid des volks een misbruik maakten. De fchiduwe derZonne tien graaden terugkeerende op den zonnewyzer van Hiskia, leverd eene ruime ftofop voorde wysgeerige aanmerkingen van den Schryver van la Bible enfin expliquée. „ De tien graa. „ den welke de fchaduwe te rug keerden, veroor„ zaakten, zegt hy, een verfchil van tien uuren, en „ gevolglyk was er één dag verlooren in de natuur, „ en één nagt te veel." Maar, welke bewyzen kan hy bybrengen, dat de tien graaden welke de fchaduwe agterwaards ging gelyk Honden met tien uuren ? Het is jammer voor de juistheid van zyne redeneering, dat de terugwyking van die fchaduwe niet geweest zy van twaalf graaden, om de duuring van den dag, dien hy onderfteld verlooren te zyn, te voltooijeri! Laaten wy voor een oogenblik eene terugwyking, van de beweeging der Aarde op haaren As, onder. B 3 ftei.  fie DE NIEUWE ftellen, welke in ftaat zoude geweest zyn om de fchaduwe te verminderen die op de tien graaden voortgegaan was: al 't geen er op gevolgd zal zyn , is, dat er op ons Halfrond een langer dag en op 't ander Halfrond een langer nagt dan gewoonlyk zal plaats gehad hebben. Maar wat zal 't zyn, byaldien de dagelykfche omwenteling van de Aarde op haaren As, of de fchynbaarebeweeging van de Zon op ons Halfrond niet ontfteld geweest is, en indien het wonder alléén op den zonnewyzer van den Koning van Judea, gewrocht is geworden door een' eenvoudige buiging der zonneflraalen ? Ditwonderteeken was alléén voor Hiskia, het was dus nier; nodig^ dat hetzelve ten aanzien van geheel Judea, en nog veel minder ten aanzien van de andere volkeren, welke er geen voordeel uit zouden hebben konnen trekken , gewrocht wierd. Zodanig is 't gevoelen van verfcheiden kundige Uitleggers, welke men te eer omhelzen moet, als hetzelve meer ftrookt met [de eenvoudigheid der middelen die de Alwysheid gebruikt om Haare magt bekend te maaken. Wy zullen ons niet ophouden by de gebeurtenisfen welke de Jcodfche jaarboeken van de Babylonifche gevangenis af tot op Christus toe vervullen. Wy hebben gedagt ons meer naar 't doelwit van den Aucteur te zullen fchikken, wanneer wy hem in dat deel der gefchiedenis volgden, op welk het ongeloof deezer Eeuw het felst aangevallen is. De eerfte zwaarigheid die zig opdoet betreft de befchryving door Augustus geboden , en van welke geen een Gcfchiedfchryver gewag maakt, uitgezonden  RAPSODIST. a3 dert Lucas, welke wilde dat deeze befchryving gefchied zoude zyn onder Cyrenius, terwyl het alle zekerheid heeft dat Quintilius Varus toen het bevel in Judea voerde, en dat Cyrenius niet dan lojaaren daar na hem opvolgde. Hy voegd er by, dat die befchryving de eerfte was, en volgends Tertullianus, was het de tweede, de eerfte airede gefcheid zynde door Sentius Saturninus. Quintilius Varus, zeggen deBeftryders, was toen Bevelhebber over Judea, en Cyrenius volgde hem op,niet dan 10 jaaren daarna;zy befluiten,dathetdus eene onwaarheid is, te willen verzekeren, dat die be- fchryving onder Cyrenius gefchied zy. Ja, ongetwyfeld zou het eene dwaaling zyn , indien de H. Gefchiedfchryver dat geene zeide, dat onze geleerden Critici goed dunken hem te doen zeggen. Men neeme flegts den text op, en men zal daar zien, dat die befchryving door Cyrenius is gedaan geworden, en niet onder zyne regeering. Indien Lucas hem den titel geeft van Stadhouder van Syriën, zo geeft hy hem dien in een' tyd in welken die titel hem konde voegen ; doch hy verzekerd niet dat hy het was op dat tydftip toen hy de befchryving liet doen. Quintilius Varus was toen Stadhouder, niet van Judea, wat er de tegenftreevers ook van mogen zeggen , maar van Opper - Syriën, en hy woonde te Antiochiën. Te dier zeiven tyd, was Sentius SaturninusStadhouder van Neder - Syriën, t. w. van Phceniciën en Paleftina, en hy hield zyn verblyf teBeryte, waar hy 't bevel over twee Legioenen voerde. Onze ervarene Critici behoorden te weeten, dat B 4 men  ;4 DE NIEUWE men tot zulk een werk, byzondere gemagtigden afzond welke van eene buitengewoone commisfie voorzien waren. Zo dra men dit nu in acht neemt, dan verdwynd de zwaarigheid, en Lucas en Tertullianus fl*sn accoord. In de daad, Cyrenius wierd perfooneJyk met die befchryving gelast, doch onder het pr:efidium van Sentius Saturninus, Stadhouder van Neder. Syriën. De Euangelist Lucas alléén den Officier noemende welke met dat werk in *tby zonder gelast was is nietftrydig met Tertullianus, die het Opperhoofd * Welke er byprsfideerde, alleenlykinachtneemende, aliéén van Sentius Saturninus gefprooken heeft, Is 't te gelooven, dat by aldien Lucas eene zo val, fche gebeurtenis geboekt had, Keizer ƒ uüaan, diebe*ere gelegenheid had dan de Beftryders om te weeten wat er in die ver afgelegene tyden gebeurde, en er. zo veel belang by had als zyom zig niet te laaten misleden , js't te gelooven, dat hy gezweegep zoude hebben, en die dwaaling, indien het eene dwaaling geweest ware, niet zoude berispt hebben? Ge^isfelyk,hyhad. er zig behendig van bediend, om dïn H. Gefchiedfchryver buiten geloof te ftejkn, gelyk het de Ongelocvigen deezer eeuwe ondernomen hebben te doen. De Aucleur het oog hebbende pp 't argument dat de Sehryvers van l'Bistojre critique de Jejus Ct>wi, van de Qiicsiions, fyr l'Encyclopedie op k woord Contradiaion, en yan I'Examen important, hier uit hebben willen bouwen , is natourjyk genoodzaakt geweest om in alle die. pyzpnderlteden te treeden, ten einde hen niet dan eene gewsande overwinning te lasten, daar waar ze. G?Sten het Euangcljc van vajfchheid te konnen pver-  RAPSOPIST. as De wonderbaare Star welke de Wyzen naar de krib van Jefus geleidde, ■ was ongetwyfeld een ongemeen verfchynzel. Het is te verwonderen dat geen één, onder de Ongeloovigen, zig, totnogtoe,verzec hebbe tegen derzelver verfchyning. Hoe hebben zy die gewoon zyn algemeenlyk alles, wat tegen de wetten der natuur fchynt aantelpopen, aanteranden, hoe hebben zy eene gebeurtenis konnen door de vingeren zien welke hen zo tegen is? De reden hier van js eenvoudig. Dewyl zy, op de fchimptaal na, niet dan verdrietelyke naklappers zyn van de vroegere Ongeloovigen, en dat deeze niet hebben durven uitvaaren tegen eene gebeurtenis die al te veel bewaarheid was, in die vroegere dagen, in welke verfcheiden Gefchiedfchryvers en Wysgeeren zeiven er op eencn deftjgen toon in hunne werken van gefprooken hebben, zo zyn geene gedwongen geweest om op den weg des ongeloofs niet verder voord te gaan. Laaten wy ons met het getuigenis van Chalcidius, in zyn commentarie op den Timeus van Plato, vergenoegen. „ Door de verfchyning, zegt hy, van die nieuwe ff Star , wierden geene ongelukkige toevallen voor?, fpeld, maar de komst van eenen God tot heil van „ 'tMenfchdom;ettelyke\VyzenvanChaldeakwamen „ dien nieuwgebooren God opzoeken, en hem in „ de dagen der Kindsheid gevonden hebbende, booden ze hem hunne gefchenken en hunne geloften „ aan, op eene wyze welke eene zo groote Godheid „ betaamde". Zodanig een getuigenis uit den mond van eenenHeidenfchen Wysgeer is van geen gering gewigt voor de geloofbaarheid van de geboorte van den B 5 God.  *5 DE NIEUWE God-menfch. De vroegfte Ongelovigen wierden weêrhouden door de waereldkundigheid van die gebeurtenis, en die van onzen tyd worden het door'tftilzwygen van hunne voorzaaten; dan een zydelings bewys van die gebeurtenis, is den moord van die onnoozelen, welke het ongeloof in den rang van de fabelachtige gebeurtenisfen heeft willen plaatzen, alleenlykomdat die gebeurtenis in 't Euangelie van Mat theus bewaard is geworden, en daar op haaien zehetftilzwygenvan Jofephus aan, even als of een ontkennend bewys kragtig genoeg ware om de zekerheid van een ftellig bewys op losfe fchroeven te zetten! Maar laaten wy de redeneering van onze ongeloovige Philofophen tot aan het einde volgen. Zie hier eene tweeledige bewysreden welke waardig is gekend te worden. Of Herodes, zo fpreekt l'Histoire critique dej. C, geloofde aan de prophetiën, of hy geloofde die niet. Volgends de eerfte onderftelling was er voor hem niet anders op , dan dat hy den nieuw gebooren zelf buide ging doen: volgens de tweede, was die moord geheel vrugteloos, en het zou ongerymd zyn dat hy duizenden van kinderen zoude hebben doen vermoor» den, uit hoofde van de prophetiën aan welke hygcen geloof floeg. Om tot het ftilzwygen van Jofephus weder te keeren, die van dien moord geen gewagmaakt, hoewel hy de gebreken van Herodes niet ontveinzd heeft, het wasnietuit ontzag voor dat blceddorftig wanfchepzel dat hy over een zo grouwelykebedryf gezweegen heeft, maar om zyn eigen belang Hy kon die daad niet aanroeren, zonder de fecte der Pharizëen, van  RAPSODIST. 2? ▼an welke hy een lid was, tegen zigzelfs in't harnas te jaagen, en zonder dat hy den Euangelist over de wonder geboorte van Jefus nafchreef; waarlyk de Pharizëen zouden hem zodanig eene onbezonnenheid niet iigt vergeeven hebben. Ook is 't op dat argument niet dat de Ongeloovigen hunne fterkte bouwen (*); zy (*) My dunkt al veel tyds. Men ontmoet bynaar nergens eenen beftryder van den Godsdienst, of men boord hem die afgefietene tegenwerping, het ftilzwygen van Jofephus, zynen voorgangereu na praaten ; en in hunne Schriften heb ik die meer ontmoet, dan de tweledige bewysredenen. Trouwens, deeze is myns bedunkens meer gefchikt om de beweegreden van de daad dan om de gebeurtenis zelve te ontkennen. Hec ftilzwygen van Jofephus blyft dus altoos in den weg: Hetzy my gegund eene bewysreden by deeze gelegenheid overteneemen, welke my altoos zeer kragtig is voorgekomen, zy is deeze: „ Het ftilzwygen van Josepiius, zegt zeker Schry„ ver, namelyk, wegens den Perfoon van Jefus Christus, „ verklaard zyn ftilzwygen van den Kindermoord teBethlehem.'* „ Is er een Jefus geweest, gebooren onder de Regeering „ 'van Augustus, geflorven onder het RyksbeftuurvanTibe„ rius, die voorgaf de Mesfias te weezen, en diendeOver- „ ften des Joodfchen Volks ter doodftraffe vorderden ? „ De verfchyning van eenen waarenof yalfchen Mesfias,zyne „ Prediking, zyne Doodftraffe, zyne Opftanding, 't zyeene „ ingebeelde of wezentlyke gebeurde, de opgang welke zyne „ Leer maakte, by Jooden en Heidenen, waren alle zeerge3, wigtige voorvallen, die in geenen hoek gebeurden; voor„ vallen van welke Josephus niet onkundig kon weezen, en „ diehygevolglyk, in zyne Gefchiedenis, moest aantekenen, :, 'c zy om zyne Landsgenooten te zuiveren van de blaam 3, des affchuwelykften misdsyf, het ombrengen van den Mes- „ lias;  a8 de nieuwe, Zy grenden dezelve veel meer op de vermaarde tweeledige bewysredenen, van welke wy zo even ge. wag „ fias; 't zy om de waarheid hulde te bewyzen, indien hy » geloofde dat Jefus de Christus geweest ware ?" „ Waarom heeft hy 't niet gedaan t—Dat weeten wy niet.—„ Derhalyen heeft men uit de gelegenheid en de openbaarheid „ eener gebeurtenisfe, niet altoos regt om te befluiten dat „ zekere Gefchiedfchryver daar van volftrekt heeft moeten „ gewaagen. Ky heeft zyne byzondere redenen kunnen hebben „ om dezelve te verzwygen, en hier doet zig eene zeer fchyn„ baare op." „ De Stad Jotapat, in welke Josephus Bevelhebber was, beinagtigd zynde, werd hy gevangengenomen, en vervol» „ gens naarVESPAsiANusgebr2gt, hier leefde hy in Slavernye, „ het toenrnaalig lot der Krygsgevangenen ; om zyne gevan- genis te verzagten, wendde hy het op dien boeg, waarover „ men doorgaans best zeilt, hy vleidde den Overwinnaar, „ hy beloofde hem het Keizerryk, hy verzekerde hem dat „ hy die groote Koning was, welke de oude Godfpraaken ., zyns Volks voorfpeldcn, die uit het Oosten zou opftaan „ om aan den Aardbodem Wetten voor te fchryven, en de In. „ wooners van denzelven gelukkig te maaken: hoe weinig „ Vespasianus de Voorzegboeken ook mogtgeleezenhebben „ was de Vleiery gemakkelyk te ontdekken: maar Josephus dagt dat een Heidenfch Veldheer dit zo naauw niet zou „ neemen, Vespasianus ontving de Godfpraak voor goede „ munt, ep was meer bedagt om die te vervullen dan j, te bewaarheden; de omftandigheeden begunftigden hem ;, eerlang; de Romeinfche Legermagten, in Italië, Spanje „ en Duitfchland, hadden elk eenen Keizer benoemd, de „ Krygsbende in Judea gaf den zelfden Eertytel, aan haar „ Legerhoofd, die zich dcor zyn goed geluk liet opvoeren,  ËAPSODIST. 29 gemaakt hebben. Laaten wy er al de kragt van overweegen. OngetwyfFeld is er geen middelweg tusfchen de prophetiën te gelooven, of die niet te gelooven, en gewisfelyk 'geloofde Herodes jdezelve of hy geloofde ze niet. In de eerfte onderftelling, ishyeengodloozen die tegen Gods befluiten worfteld, en welke be- j, en hy bleef, door den dood Van Vitellius , kórten tyd „ daarnaa, bezitter van denThroon. Het was toen bevestigd „ dat Josephus recht voorfpeld hadt, by werd met de vryheid „ en ryke gefchenken befchonkén. Men oordeele nu, of hy, „ in zynebefchreevene Gefchiedenis, uirgegeeven onder Do- mitiaanüs, den Zoon van Vespisianus , dit zou hebben „ durven herroepen, en erkennen dat hy verkeerdlyk de. „ Godfpraaken zyns Volks op zynen Weldoener toegepast, en „ Jefus alleen dezelve vervuld had? — Hy kon geen midden„ weg inflaan; indien hy ééne enkele reis van Jefus fprak» „ moest hy of bevestigen wat de Christgeloovigen van hemi „ beweerden, of tegen hem de Lasteringen der Synagoge be* weeren: hy moest Jefus in de waardigheid van Mesfias er„ kennen, of hem als een Bedrieger fchandvlekken. Hy be„ zat geen moeds, en misfchien geen Lichts genoeg om Je„ fus den eerstgemelden Eertytel te geeven, en was niet fnood „ genoeg om hem als een Bedrieger aftemaalen: hy verkoos „ derhalven de party van ftilzwygen, en moest, gevolglyk, „ niet reppen van den Moord der Zuigelingen te Bethlehem , „ waar van hy niet kon fpreeken zonder de oorzaak geeven„ de gelegenheid te vermelden, te weeten de Geboorte van „ ouzen Zaligmaaker." (A. I. Roustan, Brieven over den tcgenvoordigen Staat des Chriftendoms, en der Ongeloovigen, enz. paf. 253 S56ï) DE VERTAALER.  jo DE NIEUWE beproeven wil, hoe ver hy komen kan om dezelven te verydelen en z'g van eenen gevreesden mededinger te ontdoen; in de tweede onderftelling was het ter zyner gerustheid niet genoeg, dat hy het kind dat gebooren werd aanmerkte als een gemeen kind, dat onvermogend was om aan zyn gezag en aanzien nadeel toetebrengen; hy moest nog den Jooden, natuurlyk tot oproer genegen, en welke aan de prophetiën geloof moesten flaan, alle voorwendzel affnyden om tegen hem op te ftaan, door hun vertrouwen te ftellen in hem welke men hen verkondigde hunne wettige Koning te zyn, en dit was de waare reden welke hem bewoog om den algemeenen moord te bevelen in welken hy dagt de Zoon van Maria te zullen doen omkoomen. Er is nog iets waar op de Ongeloovigen fterk aangedrongen hebben,namelyk, opdetweegeflagtregistersvan Jefus Christus. Toen de Schryver van VHistoi- * re critique de Jefus Christ, heeft durven voorftellen, dat dezelve tegen elkandere ftreeden, wist hy zeker niet dat aan eenen der vermaardfte Critici, en welke meer belang had dan iemand om eene verkorting van dien aart niet over 't hoofd te zien, die twee geflachtregisters zo wel bekend waren als aan hem, en dat hy ■aan dezelve zodanig een verwyt niet gedaan heeft. Ja, Celfus, de onverzoenelykfte vyand der Christenen , had die twee geflachtregisters geleezen en beftudeerd, en heeft dezelve niet durven aanranden. Juliaan, wiens verdienften door onze hedendaagfche Ongeloovigen zo zeer verheven worden, vergenoegd zig met eenvoudig te zeggen, dat zy ia datftuknietoveréén- ko-  RAPSODIST. *a komen. Hy had voorzeker hier in geen ongelyk. En hoe zouden zy het eens hebben konnen zyn? wyl Mattheus het genacht van Jefus van de zyde Jofeph3, wiens Zoon hy was naar de wet* en Lucas van de zyde van Maria de Moeder opteekend? Deeerfte, degeflachtreekening van Jefus volgende, van de zyde van zynen vermeinden vader Jofeph, doet zyne geboorte opklimmen tot aan David, van wien hy afftamd door Salomo, en langs de linie der eerstgeborenen. De andere fteld zyn geilachtregister voor van de zyde van Maria, en dit is de de waare zyde van welke Jefus, als menfch, van David kan afdammen. Lucas bewyst ons derhalven dat hy van David afftamd door Nathan, en langs de linie der Jongeren»: Men leeze beide die geflachtregisters, en men zat ftraks zien dat zy zich in Zerubabel, zo wel als in Jefus Christus verëenigen, om dat de vader van Zerubabel even gelyk Jofeph zyne bloedverwante getrouwd had. Een andere "zaak op welke de Ongeloovigen aange« vallen zyn, is die der bezeetene van welke het Euangelie zo dikwerf gewag maakt. Die ftaat van bezeetenheid zo zeldzaam in onze dagen, was ten tyde van de komst des Mesfias zeer gemeen. Het fchynt dat het God behaagd heeft, in die dagen van zegen en heil, de magt en de heerfchappy des Duivels uittezetten, teneinde eene overvloediger ftof aan de Overwinningen van zynen Zoon te verfchaffen, en de Helle zelve een getuigenis te doen geeven welke de ongeloovigen zig niet ontzagen hem te weigeren. De Wysgeeren deezer eeuwe, die niets wonderdaa- digs  %i DÉNIÈUWË digs in de natuur gewaar worden, hebben aan debézeetenheld het wonderwerkelykë dat in haare genee#ing lag öpgeflotén willen betwisten. Laaten wy hunne rédénëering óp dén töëts bréngen.'T geen mén by dé Jooden enby déeerfte' Christenen bezeetenbeid noemde,' dus redenkavelen zy, wasniet dan eene ziekte door een' of andere ongefteidhëid der hersfenen, veroorzaakt door' een overmaat van hitte. Derhalven had er den Duivel geen déél aari. Hóe vraagen ze, zou een wezen van eene gantfeh geestelyke natuur, door zynen enkelen wil, Onze leden konnen beWeegen, en op onze zintuigen werken ? Waarom ziét men geen Bezeetenendanoprekei -.zekereLanden? Waar^ om zyn cr gehéelé Nat}ëfi:f|| welke men er geen éénen ontmoet ? Waaröm treft men die maar aan by bygè-> Joovige volken? Waarom..... Üin hoe ver zouden ons aile die vraagaü Eiet b:c.i^c,j|.flf,>iLaatenwy terzaafce treden. . - lÉM De Auclcar if*ïg.% c. p_ aan die geleerden Critici, o: "t ui' awjelyk, evenzo Won- derdaadig is, eene 7i«£-.-r_ va'i üirn aart door een enkeld woordsfpreeken te geneezen. \\Tat zouden ze denken van eenen Geneesheer, die, door eene enkele daad' van zynen wil, door een enkeld woord te fpreéken, de allerernftigfte kwaal oogenblik zoude doen ophouden , en aan den Lyder de allervolmaakfte gezondheid zo-j fchenken, zonder dat er hetminftefpöoragerbleeve ran de poogingen welke de natuur zou gedaan hebben om het zaad van de kwaal uitterooijen ? Zy hebben das, de bezeetenheid in gewoone ziektens verwandclends, niets gewonnen, wyl die kwaaien, door eene'  R A P S O D r S T. 53 enkele daad van Jefus wil geneezen zyn de geworden, die geneezingen waafe wonderdaaden waren. Dit' zy, indien men wil, hemdeeereontrooven vanwaarlyk Duivelen uit hen die er van bezeeten waren uitgeworpen te hebben; zy zullen ten mimlen genoopt v/orden, die bezeetenbeid als gewoone ziektens beschouwen ie, en de wyze ziende op welke de Mesfias die genas; ja, zy zullen genoopt worden te be* lyden, gelyk de Duivelen van welke het Euangclie meld, dat Jefus waarlyk de heilige Godsivas. Wee hen, indien die gedwonge belydeais, hem niet beter behaagd dan hem voormaals die behaagde welke de boa «e geesten die hy uitdreef van hem gaven! Van die bezeetenen uitgaande, gaven zy zyneoppermagtgetuigenis. Gy zyt de Zoom Gods, zeiden ze tot hem; maar Jefus beval hen te zwygen, en belette hen te eeggea dat zy wisten dat hy de Christus ware. De Schryver van l'IIinoin critique de Jefus Cbrist, neemt de gelegenheid welke hem deezen textaanbied waar, om het gedrag van Jefus te berispen. „ OfGod, zegt „ Hy, heeft gewild dat de Duivel dat geheim open„ baaren zouc'e, of hy heeft hetniet gewild. Heefthy „ het gewild, d;:n handelde Jefus verkeerdelyk dat „ hy zig tegen dien wil verzettcde: heeft hy 't niet „ gewild, zo kan de Duiveldan tegen den wille Gods „, werken." Op deeze redeneering laat hy eene niet min philofophifche aanmerking volgen ;„ Jefus, zegt „ onzeCritcus, verbergd zorgvuldiglykzynehoogo afkomst, wier kennis alleen de zaligheid der Wac„ reld zou konnen bewerken, ca de Duivel verbreid die met verzaaking van zyn eigen belang, indien C hy  34. DE NIEUWE waarlyk niet had gewild dat de Duivel dezelve ontdekte, waarom hem het ftilzwygen niet bevolen eer hy gefprooken had ?" Niets is eenvoudiger dan het antwoord op deeze tegenwerpingen. Jefus voorziende dat de Jooden hem t'eeniger tyd zoudenbefchuldigendathygemeenfchap met de Duivelen hield, heeft het getuigenis van den Helfchen - geest gewraakt. Hetmoestdanzyn,datdat getuigenis, gelyk het in de daad ook was, een gedwongen en door de wanhoop afgeperst getuigenis ware. In dit ftuk der gefchiedenis vind men dus geen geheim noch tegenftrydigheid. De Criticus moet dit zelf toeftaan: want hy kan zig niet onthouden van er ftraks by te voegen, dat die belydenis van eene groote aangeleegenheid was in den mond van i den vyand der zaligheid. Indien het eene ironie is, zegt de Aucteur, welke de Criticus om zig te vervrolyken tusfchen werpt, dan is die fpotfpreuk. in de daad toch eene waarheid. En gelyk de Aartsvyand, is hy gedwongen de waarheid hulde te doen. Wie zou het konnen gelooven dat men de dierlyke aantrekkingskragt (magnetisme animal) van den H. Mesmer tegens de geneeztngen in 't Euangelie vermeld heeft willen ftelien ? De Aucteur haald eenen ongeloovigen Wysgeer aan, die het over dien boeg gewendt heeft om de wonderwerken van Je{us buiten achting te brengen. DiePhilofooph, na alle de wonderen die men van den DuitfchenGenecsheer verhaald, zegt, dat men de hardnekkigfte en tegen de hulp der kunst meest verharde kwaaien, alléén door aanraaking geneezd. Dan.onaange- zien  RAPSO DIST. 35 Kien de voorvallen welke die kwakzalvery nadeeiig geweest zyn, is onze ongeloovige Wysgeer een der heetfte vervolgers van den H. Mesmer geweest. Waarlyk ze zyn klugtig die Ongeloovigen! Na dat ze de bezeetenheid ontkend hebben, neemen zy die weer aan, onder dat beding, egter, dat ze er een argument uit zullen neemen tegen hem wien zy niet hebben konnen weder/taan, en dat gewigtig argument, dat'zynzeaan Wolston verfchuldigd: want van zig zeiven hebben zy 't hart niet om iets te objê&eeren, zo 't niet is in navolging van deEspritsforts van Engeland. „ Hier ziet men, zeggen ze, de Zoone Gods ia „ onderhandelingtreden met de Duivelen, Men ziet deeze hun beding maaken, zy weigeren om het „ ligchaam der bezeetenen te verlaaten zo men hen „ de vryheid niet geeft om in de zwynen, die zig „ daar bevonden, te vaaren; men ziet hen aandrins, gen, bidden, dat men hen die gunfl: verleene, zy „ hadden dus de genade des gebeds; want om tebid„ den is genade nodig, en Jefus kan 't geen hy van „ hen vorderd niet verwerven vóór dat hy hen hunne „ begeerte toegeflaan hebbe. Nog zou men geene „ reden van klagen hebben , indien hy , om aan „ twee ongelukkigen wel te doen, de rechten der „ rechtvaardigheid niet gefchonden had, eene aan„ merkelyke fchade toebrengende aan verfcheidcn „ lieden, welke hy van rwee duizend zwynen, wel,, ke hen toebehoorden berooiden , bovendien, voegd „ men er nog by, is 't waarichynlyk dat de Jooden ,, aan wien, het zwynen vleefch verboden was, Ca „ zulke  36 DE NIEUWE „ zulke talryke kudden van die gevreesde dieren, zou„ den hebben aangelokt?" Het gezigt fchemerd, wanneer men zogenaamde Wysgeeren dergelyke zwaarigheden in ernst ziet voorftellen. Waar vinden ze dat de Duivelen eene gunst nodig hadden om in de kudde zwynen te vaaren? En indien er geene zwynen in 't land der Gergefenen waren, waarom zouden de Euangelisten eene onverfchilüge zaak verhaald hebben over welke men hen gemakkelyk kon logenflraffen ? van den anderen kant, 't zy zo, dat de zwynen den Jooden of den Heidenen, met welke zy in verbond waren, toebehoorden, hoe durft men beftaan de Goddelyke rechtvaardigheid te befchuldigen, welke van allen tyden af gantfcheNatiën veel zwaarer plaagen heeft doen ondergaan, dan die waar meê ze ettelyke byzondereperfoonen, 't7.y ontrouwe Jooden, 't zy Afgodendienaars, bezogt heeft? Zie daar de gewigtige tegenwerpingen van Wolston, welke onze Franfche Knibbelaars op hunne wyze vercierd lubben. Het is misfehien verfchoonelyk in een Aufteurvan eene tegenwerping, dat hy dezelve goed achtetezyu: maar, welk eene verfchconing konnen zy inbrengen die dezelve geduurig herhaalen , niettegenstaande ze in de Louterkroes des oordeels gezuiverd en het zwakke van dezelve ontdekt is geworden? welkeeen denkbeeld heeft de Schryver van l'Histoire critique de Jejus Ckrist willen hebben dat wy van hemzondenhebben, wanneer hy eenen elendjgen Engelfchen Aufteur nafchryft die zyne misdaad m de gevangenis van Londen geboet heeft? Laa-  RAPSODIST. 37 Lasten wy de hedendaagfche Ongeloovigen darr laaten, welke geene getuigen geweest zynde vangebtunenisfen, die veele eeuwen vóór hunnen tyd gefchied zyn, geen geloof altoos verdienen, en vraagen wy veel eer de Jooden zeiven, die ooggetuigen van die gebeurtenitfen geweest zyn. Zy konden die niet loochenen; maar zy gaven er den Duivel de eere van. Zodarig was let vocrtreffelyk antwoord van Jefus, op eene zo eerlooze als befpottelyke befchuldiging. • „ Ieder koningryk, ieder fhd, ieder huisgezin, 5, zeide hy opentlyk tot hen, dat tegen zig zeiven „ verdeeld is, kan niet beftaan; indien dan de Satan de duivelen uitwerpt, zo is hy tegen zig zeiven „ verdeeld; hoe zal dan zyn ryk beftaan ? Indien ik »» door Eeëlzebul de duivelen uitwerp, gelyk gy my „ te lasten legt, door wien werpen ze dan uwe zco„ nen, zy, van welke ik myhe difcipelen pemaakc » heb' uit? zy hebben eenen af keer van de duive„ leis; zy hebben niets met dien gemeens; het is in „ mynen naam en door myne kragt, die ik hen ?e„ geeven heb, dat zy dezelven uitwerpen: zy zul„ len zeiven uwe aanklagers en uwe Rickters *yn* „ Indien ik integendeel, door den Geest Gods'de „ de duivelen uitwerp , beken dan dat het Koning, „ ryk der Hemelen na by U gekomen is. Cy adder„ ren gebroedzel, gaat de God-mensch voord, zig „ tot de Pharizecn keerende, gy adderen gèbróeU. „ zei, gy weet allcenlyk de dingen te vergir:igen. „ boos, trouwloos, yvtrzugtig en lasterziekzynde, „ hce zonde W mor.d een goed woord voordijken! c •> w 3 »*n  S8 DE N I E U W E wyl het uit den overvloed des harte is dat de „ mond foreekt." Niets is in 't Eaangelie roemrugtiger dan de opftanding van Lazarus; en niets bevestigd ook meer de Goddelyke zending van Jefus Christus. Cp die kragtige ftem die den Dood gebied: Lazarus, kom uit> zag men den geftorvenen ftraks uit 't graf komen, aan handen en voeten gezwagteld, en het hoofd met eenen zweet doek omwonden. Toen zeide Jefus; ontbind hem, en laat hem heenen gaan. Laaten wy nu zien hoe het Ongeloof, de zekerheid van eene zo aangelegene gebeurtenis heeft trachten verdagt te maaken. „ Joannes, zeggen ze, is't „ alléén die van de opftanding van Lazarus gewag „ maakt; de drie andere Euangelisten hebben er niet ,, van gerept. Joannes maakte zelfs dit geval niet „ openbaar dan 60 jaaren na den dag, toen de Joo„ den uitgerooid of verftrooid waren, en er geene „ ooggetuigen meer gevonden wierden, welke hem „ zouden hebben konnen tegenfpreeken. Het is „ baarblykelyk, vervolgen zy, dat de Euangeliften „ het ftuk der opftanding fteeds hy vermeerde„ ring geboekt hebben. De twee eersten had„ den niet gefprooken dan van het dogtertje van „ Jaïrus , dat kortte vóóren geftorven was; Lu„ cas voegd er den zoon by van de vrouwe te Naïn, welke men ter aarde droeg; Joannes, om te ver„ grooten , verhaald de opftanding van Lazarus, die „ zedert vier dagen geftorven was, en reeds riekte. Die voortgang van wonüerbaarlykheden fmaakt „ naar fabelen, en kentekend een zugt om te bedriegen.  RAPSODIST. 33 „ gen. Geen één Joodfche Schryver fpreekt van dat „ mirakel, en te vergeefs zou men het in hunne ja^rboeken zoeken." Dat 't h3rt van onze tegenpartyërs, ledig van deugd is, is door geene tegenwerping beter beweezen geworden, dan wanneer men hen den Apostel Joannes ziet lasteren en vertoonen als een' Roman - Schryver: een Apostel in wiens gefchriften men allerwegen, opregtheid en openhartigheid zietdoorflraalen! Verre van de Wonderen te vermenigvuldigen , zegt de Aufteur, betuigd hy op 't einde van zyn gefchritt, dat de God-mensch er nog veelenvcrrigr heeft, welke hy met ftilzwygen voorby gaat: en in de daad , hy meld niets van de twee eerste verrysfenisfen, door de andere Euangelisten verhaald, Hy fpreekt niet van de gedaante verandering en verheerlyking van Christus, van welke hy zelf ooggetuigen geweest is. Die gebeurtenis was egter niet minder gefchikt dan de opwekking van Lazarus, om de verwondering van zyne Leezeren\ gaande te maaken. In welk eenen zin heeft Joannes dan het wonderbaare zo zeer willen ophemelen ? Hy die het dogtertje van Jaï'rus en den zoon van de weduwe te Naïn opgewekt had, kon die dan Lazarus, hoewel zedert eenige dagen geftorven, hoewel door de putrefactie aangetast, niet opwekken? Want, alhoewel dat wonderwerk, ons grooter fchyne dan de twee eersten, zo is het hetzelve voor Hem die het wonderbaarlykste, dat men in de natuur vind, in zyne hand heeft. De Euangelisten hadden geen P'an gemaakt om een volleedig gefchiedverhaal te C 4 ver-  43 DE N" I EU W E vervaardigen: en dit is de reden waarom deernen lommige dingen niet vernaaien, die door de anieren geboekt zyn. Het gebeurde ook dikwerf, dat zy één én dezelve zaak verhaalende, met elkander, in de crnitandigheden die er meê gepaard gaan, verfchükn , even gelyk 't aan oprechte Gefehiedfehryvers gebeurd, welke dezelve zaak te befchryven hebben, en egter in alle de omftandigheden niet acoord fl ian, om dar zy op verfchillende wyze aangedaan zyn. Daarom zal men immers niet zeggen, dat die Gefchryvers met eikanderen ftryden. Even zo is 't ook gelegen met de Euangelisten, welke malkander niet verftaan hebben om hunne Euangeliënopteftellen, en geen fterker bewys voorwaar voor derzelver waarheid. Het is valsch; dat er ten tyde van Joannes, geene ooggetuigen van de zaak die hy verhaald gevonden wierden. Quadratus, een Difcipel der Apo?teler>, zegt, dit verfcheidene perfbo-nen welke door Jcfusgeneezen of opgewekt waren geworden, geleefd hebben tot op den tyd op welken hy gefchreeven heeft. Indien de Joodfche Gefehiedfehryvers geen melding van dit Wonder gemaakt hebben, zouden onze tegenpartyê'rs vergen dat die tiefchiedfehryvers zig met fchanden bedekt hadden, door de ivonderdaaden te verbreiden van eenen man die de Vo sten hunner natie *-ls eenen valfchen Propiree thiddtn ter dood gebragt? Om die zelve reden, is de pfknding van Lazarus ook by hen niet te bock prfhgen; dan 't geen veel beeter is, dezelve is bewaard geworden In de gefchiedenis van eenen Apostel, welke er ooggetuigen van geweest is..  RAPSODIST. 4i Maar, zegt Wolsron, indien dat wonder onbetwistbaar ware geweest, is 't dan mogeryk dat de Jooden hunne woede zo ver zouden hebben los gelaaten' dat ze Jefus en Lazarus bei le wilden ombrengen? Juist daarom , dat het wonderwerk een fch<'tïerend een aitfteefcend wonder was, om die reden namen zy dat woedend befluit. De waarheid was hen haatelyk geworden. Het denkbeeld dat ze zig gevormd hadden, van eenen overwinnenden en over alle de natiën zegenpraalenden Mesfias, had hen dermaaten verblind, dat het fchitterend licht hen te vergeefs in de oogen ftraalde. Zy dagten dat te konnen uitdöoven , indien zy door éénen flag Jefus en Lazarus beide in't graf konden ftuoten. Men leeze flegtseen Gefchiedfchryver Jofephus, en men zal rjït"é geen zy geduurencle de beleegering van Jeruzalem bedreeveri hebben, konnen opmaaken tot welk eene overmaat van boosheid zy in Raat waren. Trouwens, wat noodzaake is er, om op zulke afgelegene tyden terug te zien, de hedendaagfche godloozen, leeren die ons niet genoeg waar toe de mensch in ftaat is, wanneer hy zyne oogen voor 't heldere licht fluit? Hunne fehriften zyn getuigen van hunne poogingen om zig voor de wreekende draaien der waarheid, die hen vervolgd, te verbergen. Het H. Gefchiedverhaal leerd ons, dat veelen der getuigen in Jelus geloofden, terwyl déSchfiftgeleer^ den en Pharizeën zig hoe langer hee meer verhardden. In den raad , dien ze over die zaak versader, den, werd niet befïooten dat de opwekking van Lazarus een bedrog was, maar dat men hem die erdc C 5 Auc-  42 DE NIEUWE Aucteur van was, vo'.ftrekt van kant moest helpen. Wat zullen wy doen, indien wy hem alzo laaten geworden, vroegen de leden van dien Raad malkander? Die mensch doet veele wonderen, indien wy hem laaten begaan, zullen ze alle in hem gelooven? Ook werd zyn ondergang beflcoten, en de verryzenis van Lazarus verhaastte den dood van hem die hem het leven weder gegeeven had. Een leven gelyk dat van Jefus, dat met zo veele wonderwerken doorvlogten was, vocrondcrftelde noodwendig, dat de dood aan welken hy zig zeiven onderworpen had, om de zondaaren met God te verzoenen, van eene roemrugtige opftanding moest gevolgd worden. Zonder dat wonder, welke allede andere bekragtigd, zouden ze alle tot niet geloopen zyn, en 't ware alsdan ten eenen maale onnoociig geweest dat zo veele wonderen de waereld verbaasd hadden. Dit laatste wonder bevestigd alle de wonderen die zyn leven merkwaardig gemaakt hebben, gelyk deeze op hunne beurt, aan 't laarjle ten fteun verftrekken. Alhoewel er geen wonderwerk is dat aan de Almagt, die hetzelve werkt, meer kost dan een ander; nogthsns, indien men dezelvcn afmeet naar ons beperkt verftand, zo zyn er ettelyke die boven anderen uitfteeken, en ons meer verwonderingswaardig voorkomen. De God-mensch had er verfcheiden van dat foort gewrocht, om zyne magt en zyne goddelykheid te openbaaren. Hy had het dogtertje van Jaïius, dat even geftorven was, opgewekt, hy riep vervolgends den zoon van de weduwe te Nam, wel-  RAPSODIST. 4j welke men ter aarde droeg, weder tot 't leven; eindelyk had hy onlangs Lazarus opgewekt, die reeds vier dagen in 't graf gelegen had, en wiens ligehiam door het bederf aangetast , tot den luister van 't wonder niet weinig toegebragt heeft. Maar zig zelven op te wekken, en, door zyn eigen kragt, zig aan 't graf te ontrukken, dit is buiten tegenfpraak een Wonder aller wonderen, dat aan 't halftarrigst ongeloof den mond flopt. Dit wonder is de hoekfteen van 't Christendom, tegen deezen fleen is het ongeloof altoos verbryzeld geworden. Het fchynt dat God de pen der Euangelisten in 't verhaal van dat wonder en van de omftandig. heden welke het vergezeld hebben, zodanig beftierd hebbe, dat alle de geenen die ftout genoeg geweest zyn om het te beftryden, zulks op eene zo flegte wyze en met zulke flegte wapenen gedaan hebben, dat zy het veeleer geftaafd dan omver geworpen hebben. Dit verhaal, is in de daad zo, dat wanneer men het in die order volgd in welke de Euangelisten het voorlieden, hetzelve alle de zwaarigheden vóórkomt dat het Ongeloof tegen hetzelven zoude konnen inbrengen. Dus heeft de Aufleur, die zig daar naar gevoegd heeft, eene fchoone.kans tegen de Ongeloovigen gehad. Wy cordeelen dat de Anéteur den lof verdiend, welke zyn Beöordeelaar hem geeft, van in zyn werk eene gezonde redeneerkunde, eene uitgebreide geleerdheid, en eene gemaatigdheid in acht genomen te hebben, welke de verdeedigers van 't Christendom nooit uit 't oog moeten verliezen, ora .dat zy het  4* DE NIEUWE het character van hetzelve is, en de waarheid beminnelyker maakt. Er ontbreeken gewislelyk geene voortrcfFelyke verhandelingen over den Godsdienst; maar de hsdendaagfc e philofophie tegen denzelven wapenen gebruikt hebbende, welke tot heden toe onbekend, of ten minsten zedert lange in vergetelheid waren, komt ons deeze verhandeling voor, een weezentlyk voordeel te bezitten, boven die die reeds te vooren het licht gezien hebben, daarin, dat dezelve de nieuwe tegenwerpingen wederlegd, en dat zy alle de fchigten afweerd, welke de vyandenvanden Godsdienst in* deeze Wysgeerige- Eeuw tegen denzelven geworpen hebben. Het is 't werk van eenen ervaaren God» geleerden en voortreffelyken Schryver. QAnnée Litteraire; Jcurnat encyclopcdique,') OrtJ-  RAPSODIST. 4j Origina l anecdoten von Peter-dem Grosfen, enz. Oorfprongelyke Anecdoten «Peter dmGrootew, verzameld uit kei mondelyk verhaal van verfebeiden aanzienlyke Lieden te Moskow en te Petersburg, en der vergetelheid ontrukt; door den H. j. v a ï* Staiiling. Te Leipzig, by Breitkopf, «785. 80. gr: 422.. Pag. lVJ_en vind weinig werken welke de nieuwsgierigheid meer opwekken dan zulke welke eenige aangelegene, onbekende en bevestigde byzonderheeden behelzen, aangaande doorluchtige Perfoonen; de verzameling welke wy aankondigen vereenigd in zig alle? die vereifchten. Peter de Groote, bezat, behalven het overtreffend vernuft en de waare heldhaftigheid weike hem naast de roemrugtigfte Mannen van deeze eeuw geplaatst hebben, eene zonderlingheid van character en opvoeding welke mede werkten om de onderfeheidene trekke van zyn Leven te doen fchitteren. Het geheugen welke er in zyn Ryk van bewaard is geworden, zou gevaar loopen om in vergetelheid te geraaken, by aldien de H. Stahling, die meer dan iemand er toe in ftaat was, daarin niet voorzien had door den dienst welke hy het publiek doet. Hooge jaaren bereikt hebbende, hoewel hy niet geleeft heeft met Peter den eersten, is hy ten minsten zyn tydge genoot geweest, geduurende eene reeks van vyftien jaaren, en heeft vervolgends zeer naauwe verbintefiisfen gehad met de voornaamfte Hovelingen en Officieren van dien Monarch, uit wier mond, gelyk de Titel luid, hy al dat geen verzameld heeft dat hy waaraig oordeelde der vergetelheid ontrokken te war-  A6 DE NIEUWE worden; hyheeft. byvoorzorge, zyneborgen naauwkeurig genoemd.en er zelfs eene alphabetifchelyst van opgefteld, in welke men de bedieningen welke zy bekleed hebben, de gelegenheden by welke zy in dienst zyn gefield geworden, en alle andereomflandigheden ontmoet welke hen geloofwaardig konnen maaken. Diergelyke verzamelingen, worden met zulk eene graagte geleezen, dat het den Lezer fpyt wanneer hy het einde ziet; dat altoos te vroeg komt. Deeze Verzameling zal ongetwyffeld weldra vertaald worden ,en om er de lust te meer toe te ontvonken, zullen wy er eenige flukken, zonder keuze, als zynde alle omtrent van 't zelve belang, van uittrekken. De H. Sofchling beloofd er een vervolg van te zullengeeven: het is te wenfehen dat hy zyn woord mooge houden, en het konne doen,dan zyne hooge jaaren en weifelendegezondheid, geeven ons daaromtrent meer vrees dan hoop* Peter de Groote bezogt zorgvuldiglyk ade de Fabrieken en weikplaatzen welke hy op zyne reize ontmoette Hy bezogt ook de Yzerfmeederyen van Istria, en toefde daar zo langen tyd als hy nodig oordeelde cm het Smitsarnbagt te leeren. Op 't einde van zyn vcrblyf aldaar, had hy met eigei,handen 18 Pud van dat metaal bewerkt, hec Pad tegen 40 fögereekend. Zyne Edellieden en Boijaren gebruikte hy, om kooien aan te brengen, het vuur te ffooken en den blaasbalg te trekken. Te Moskow wedergekeerd zynde, ging de Czaar den eigenaar, vandeimeedery, waarï'n hy gewerkt had, bezoeken, deeze, Werner Muller geuaamd,prees hy zycefmeedery en vroeg hem hoe veel men  RAPSODIS'T. 47 men aan eenen Smits-Baas voor ieder Pud betaalde. Drie copeks of één alt in, antwoorde Muller, wel nu! hernam Peter, dan keb ik 18 altiris verdiend, Muller ging terilond 18 dukaaten haaien, en bood hem die aan, zeggende dat een werkman gelyk zyne Majesteit vooral niet minder per Pud moest verdienen- Peter trad, op dat woord, agter uit, en zeide: Neem uwe Dukaaten te rug: ik heb niet beter gewerkt als een ander ; betaal my dus met een ander gelyk: Ik wil van dit Geld een paar fchoeneii koopendie ik nodig heb. Hierop toonde hy hem zyne verfleetene en reeds verzoolde fchoenen, nam de 18 altins aan, en kogt in de daad ook voor dat geld een paar nieuwe fchoenen : en zo dikwyls als hy die aantrok vermaakte hy zig met tezeggendac hy dezelve door eenen moeijeiyken arbeid gewonnen had. Een zyner kundigfie Heelmeesters, genaamd Tbr» mond,in welken hy zeer veel vertrouwen Helde, liet, by deszelfs dood, eene Weduwe na, welke kort daar na in 't huwelyk trad met een jong Chirusgynsgezel, van DantZig, die meer kundig was in 't Ruk van galanterie dan in de Heelkonst. Dewyl hy door dat huwelyk zeer lyk geworden was, voerde hy te Moskow eenen grooten ftaat. De Czaar liet hem ontbieden : hy kwam ia zyn beste Koets en vertoonde zig kostbaar uitgedost: Peter bezag hem ter loops eu verklaarde hem eene regte botterik re zyn, vervolgends liet hy een hoopknegten en boeren komen, en beval hem aan hen opftaandevo.;t den baard te fcheeren: er was niet anders op als te  48 DE NIEUWE te gehoorzaamen; hetwelk gedaan hebbende,keerde hy in zyne Parade»Koets naar huis. Toen de Czaar zig in Holland bevond, lieten de Jooden hem, door den Burgemeester Witzen, voorHellen, dat hy hen verlof zoude geeven dat zy zig in Rusland mogten neêrzetten, en daar handel dry ven. Peter hoorde het voorftel met een ernftig gelaat aan; doch antwoorde glimlagchende; Myn tLer Witzen , gy kend de Joden en ae wyze van denken van myne Natie; Ik kenze beide ook wel. Het is nog de tyd niet om de Jooden in myne Staat en te brengen. Gy moogt hen geluk wenfchen dat ik hen hun verzoek weigert: dit doe ik uit medelyden met hen: want, alhoewel zy de geheele waereld door bekend ftaan voor de grootfte guiten in 't ftuk yen Koophandel, zo zouden, zy er toch in bed/ ogen worden , en myne Rus/en zouden hen daarin nog te gaaw,v zyn. Toen hy Narva, in 't jaar 1704, itormender hand innam , kon hy zyne troepes van 't plunderen niet afhouden , dan door , met den degen in de vuist, op den te vallen ; vervolgend, ging hy naar 't Fort, en gaf, nog in 't heevigfte van zyne woede zynde, den Commandant Horn, eene heevige muilpeer, zeggende : Gy zyt de oorzaak van V vergieten van veel anfchuldig bloed, door uwe hardnekkige tegenweer: gy had al lang het witte Vaandel moeten opfteeken vermids gy geen hulp te hoopen had, nog geene middelen had om de Stad te behouden.'Straks zynen , met bloed bemor.-ten, Deegen op de Tafel werpende, voegde hy er by: zie dien aegen: by is niet met het bloed der Zweedeit, maar met dat der Rusfe;i geverwd t wier woede ik door geelt  RAPSÖDIST. 4p -geen ander middel heb konnen fluiten. Zie daar wat het my gekost heeft, eene flagting te doen ophouden , aan welke uw'' onvoorzigtigheid den ongelukkige inwoon eren had bloot gefield. In 't Jaar 1716. op zyne tweede reize naar Holland, door Dantzig trekkende, de godsdienst al begonnen zynde, liet hy zig naar de kerk brengen. De Burgermeester trad hem te gemoed, en bragt hem in het eergeftoelte der Regeering, welke een weinig hooget dan de anderen was. Peter ging zitten en verpligtte den Burgermeester aan zyne zyde plaats te neemen; vervolgens luisterde hy met de grootfre aandagt naar de predicatie ; doch voelende dat hem het hoofd koud wierd , greep hy eensklaps, én zonder ccn woord te fprecken, naar de groote parruik Van den Burgermester, en bedekte er zig het hoofd mede. Zy bleven beide in dien flaat zitten, tot dat de Predicatie uit was, waarna de Czaar met eene kleine hoofdbuiging, by wyze van dankzegging, de parruik weder gaf. UitFrankryk te rug komende, ontmoette Peter eenea Dorppriester, die bezig was in zyn thuin te werken. Hy fprak met hem eenige ogenblikken, in welke de Pastoor hem verhaalde, dat hy zonder iets van zyn beroep te verzuimen, door zyne Byëkorven , cn door den akkerbouw, zyne inkomsten, die zeer gering waren, met 200 Livres had weeten te vermeerderen. De Czaar fchreef den naam op van den Pastoor, en van 'tDorp, en vol verwondering zeide hv tot zyn gevolg: Ziet dien braaven man, die, door zyne riyverhëid, zig van wyn, van cider, cn bovendien mg van gereedli Deel. I. Stl-k. D geli  50 DE NIEUWE geld weet te verzorgen. Brengt bet my in gedagtenh wanneer ik in myne Slaaten zal wedergekeerd zyn. Ik zalmyn best doen om onze lui je popen (priesters) op dien zeiven voet te brengen, op dal zy zig brood en gr.as (drank) verfchaffen, en niet langer, door hunne vadzigbeid, zo arm hlyven gelyk ze zyn. Om dit'verhaal te volmaaken , had de Schryver moeten melden , of Peter dien braaven Gecstelyken eene verëering gefchonken hebbe; hoewal men alle reden heeft om zulks te vermoeden. By den vermaarden fTag aan de Prut , in 't Jaar 1711, was de bekommering van den Czaar veel grooter ten opzigte van zyn Ryk, dan ten opzigte van zyn perfoon.Hy zond jdoor eenen Officier, eenen brief naar Petersburg aan den beftierenden Senaat, van den volgenden inhoud : Ik geefU berigt dat ikmymetmyn gantsch Leger opgejloten •Pinde , buiten myn fchuld, maar op valfcbe berigt en, door een Turkscb-Leger dat vier maal flerker dan het myne is , en welke my den leeftocht ten eenenmaalen affnyd. Zonder eene byzondere gunftige hulp van den Hemel, heb ik dan niet anders te wagten dan eene volkomene neêrlaag, of dat ik zelf in de handen der Turken valle. In welk laat ft e geval hebt gyl. my niet meer aantemerken als den Czaar uwen Souver ein ; gehoorzaam aan niets van 't geen ik u beveelen zal, offchoon gy eigenhandige orders van my mogt entfangen; maar wagt tot ik weder kome, en my in perfoon in 't midden uwer bevinde. Indien ik kome te fneeven, en dat gy in 't zekere tyding hebt van mynen dood, kies dan ouder U den geenen dien gy waardig zult oordeelen om myn op volgtr te zyn. , Peter  RAPSODIST. 5t Peter had fmaak in alle weetenfchappen; doch hy beminde bovenal de Oudheden. Op zekeren tyd bood men hem verfcheidene Rollen fterk en zeer glanzig blaauw en zwart papier aan, op welk charakters in gouden letters geteekend waren. Men had dezelve in de onderaardfche kluizen vaneenen vervallen Tempel te Teuripalat, in Siberiën, gevonden. Niemand kon dezelve leezen,noch datfchrifc ontcyferen, vveshalven hy die Rollen naar Parys, aan den Abt Bignon, zond, hem verzoekende eenen bekwaamen man te zoeken, diedatfchriftkonde verklaaren. DeAbtfteldehcÊ werk den geleerden Fourmont in handen, die er eene verkiaaring van opftelde, en verzekerde dat dat fchrift in de Tangutifche-Taal gefchreeven was, gelyk men het ook in Rusland gegist had. De Czaar fchonk hem eene fraaye verëering; dan hy behield egter nog. eenige twyfclingen over aangaande de uitlegging, en zeide dikwyls, dat byaldien dezelve niet zeker was, zy ten minften kenmerken van vernuft droeg. Na zynen dood'en dien van Fourmont, werden er eenige Rus* fen gevonden, die de Mageourifche-Taalgeleerdhadden, welke verzekerden en beweezen, dat de Rollen in die taal gefchreeven v?aren. Hier uit volgde, dat Fourmont de verklaaring verzonnen had, en dat het vermoeden van Peter gegrond was geweest- Jagufchinski, bewaarer van het Kabinet van Natuurlyke-Historie van den Czaar, ftelde hem voor om alle de Liefhebbers twee Roebels tot onderhoud van die verzameling te doen betaalen. Peter beval hem in 't tegendeel, dat hy de gezelfchappen welke het Cabinet kwamen zien, op zvne kosten, zou hebben U * te  §2 DE NIEUWE onthaalen, hen koffy, wyn en brandewyn aanbiedende, op dat, zeide hy, men in myne Rusfen den lust verwekke om daar te koomen. Peter wilde, gelyk bekend is, op zyne Vloot zelf dienst doen, en langs alle de trappen van den dienst opklimmen. Hy was Schout-by-Nagt, toen de ViceAdmiraals plaats open kwam, hy leeverde by de Admiraliteit een fmeekfehrift in, waarin hy de byzonderheden van zyne gedaane diensten, en van het recht, welke hy meende tot dat ampt te hebben, voordroeg. Men antwoordde hem fchriftelyk, „ dat men, ja, zyne verdiensten erkende , maar dat M men dezelve vergeleken had, met die van den „ anderen Schout-by-Nagt, en dat men dien geöor„ deeld had de voorkeuze te moeten geeven, niet „ alléén om dat hy ouder in dienst was, maar om dac „ hy bovendat in meer gelegenheden dan hy had „ uitgemunt. " De Czaar was aan zeer zwaare kramptrekkingen onderhevig; niets herftelde hem fpoediger, dan het gezigt van eene fchoone Vrouwe. De dienst van Dertfchik of Kamerheer van den rustloozen Czaar, was zeer zwaar en moeijelyk. Hy was verpligt den Monarch overal te volgen : en wannetr Peter op eene verhaaste reize op ftroo fliep, of zyn middag poosje nam, dan was de arme Dertfchik verpligt hem tot oorkuslen te dienen. Peter was een liefhebber van op 't water te zyn: niets koh hem weerhouden , en hy was altyd de laatfte die het gevaar befpeurde. Op zeekeren dag deed hy een Speeltogtje, op een Schip , naar Kron- ftad:  RAPSODIST. 53 Rad: de wind Rak hoe langer hoe meer op, zonder dat hy fprak van terug te keeren. Het gevaar, eindelyk, toeneemende , fprak hem de Gezant van Saxen dus aan: Ik bid uwe Majesteit, om alles wat dierbaar is, dat zy naar Petersburg keere; indien ik vergaa, gelyk het zeer ivaarfchynetyk is, dan zal uwe Majesteit van my verantwoordelyk zyn aan myn Hof. Wy voegen er voor 't laatst by, een verwonderingswaardig en treffend voorbeeld, van de onversaagdheid en tegenwoordigheid van geest van dien grooten man. Ten tyde van den opftand der Stre. Jitzen, had een troep van die krygsknegten, onder aanvoering van twee hunner Officieren, Sikel en Sukawnin, beflooten den Czaar te vermoorden, en ten einde er beeter in te flaagen, Moskow op twee plaatzen te gelyk in brand te fteeken. Op den beilemdendag, vergaderden de vloekgenooten op den middag aan het huis van Sukawnin om daar het middagmaal te houden, waar zy tot in den nagt blecven drinken. Ten 8 uuren twee van hen , die ongerust waren over den uitflag van de onderneeming, ond;r voorwendzel van noodzakelykheid, uitgegaan zynde, kwamen met elkander overeen, om zonder toeven naar Préobrafchinski te gaan, en het gantsch complot aan den Monarch te ontdekken. Weder gekeerd zynde, verkreegen zy verlof om tot middernagt naar hun huis te gaan, beloovende op dien tyd op de vergaderplaats te zullen zyn. Zy begaven zig zonder uitflel naar 't Kasteel, waar Peter zyn verblyf hield, en zig voor zyne voeten neergeworpen hebbende, gaven zy hem het eedgefpan te D 3 ken-  54 •DE NIEUWE kennen. De Czaar liet hen in hegtenis neemen, en fchreef vervolgens eigenhandig aan den Kapitein van zyne Lyfwagt, Lapuchin, dat hy zyne Compagnie in ftilte zou doen vergaderen, en met dezelve omtrent ii uuren 't huis van Sukawnin moest bezetten, vervol^ends op 't ocgenblik dat de klok zou fiaan, ïn het zeiven ingaan, en zig van alle die hem zouden ontmoeten verzeekeren. De Kapitein gehoorzaamde ftiptelyk aan dat bevel. Peter was vergeten <3at hy het uur bepaald had op n uuren, en dagt dat het :o uuren was; waarop hy rekende dat alles te half-elf volbragt zoude zyn. Op dien tyd dan daar gekomen zynde, werd hy toornig van daar geen één man van de Lyfwagt te vinden, en trad in hui?, alléén door één knegt gevolgd. Zynen toorn tegen den Kapitein, wien hy dagt dat zyn bevel niet nagekomen had, verbergende, verfcheen hy in 't vertrek, groette de t'zaarogezworenen, en zeide tot hen dat hy, voorby gaande, zo veele lichten ziende, wel begreepen had dat- zy zig vermsakten, en dat hy, 'dewyl het rog te vroeg was om te bedde te gaan, rog eens met hen drinken wilde. De t'zaamgezvyoorene omcingelden hem: zy dronken op zyne gezondheid, waarin n hy hen befcheid deed. Eenige qogenbiikktn daarna, gaf een der t'zaamgezworene een teken aan Sukawnin, en zeide ftilletjes: Broeder lei' is tyd. Sukawnin antwoordde hem door een ander teeken, zeggende; Nog niet. Straks vald de Czaar gelyk een L<.eu'w op hen aan, geeft Sukawnin een flag in 't gezigt, waar meö hy hem den grond deed ?0eken, en fprak tot hem. Indien bet ww tyd nog niet is*  RAPSOD1ST. 55 ft, hondsvot, dan is 't myn tyd. Komaan, dat mendim fcbelm terflond grype. De t'zaamgezwoorene viekn voor zyne voeten neder, en beleden hunne misdaad. Ondertusfchen floeg de klok x i uuren, en op het oogenblik trad de K'.pitein met zyne Soldaaten ter kamer in. Peter beval de fzaamgezv/oorene dat zy malkander boeijen zouden; waarop hy zig naar den Kapitein keerde, wien hy, in de eerfte beweeging van zyne gramfchip, eenen vuistflag toebragt, hem verwytende dat hy op den beftemden tyd niet geprst had. Deeze vertoonden den Czaar de orders die hy ontfangen had, welke Peter naauwlyks zag, of hy viel hem om den hals, omhelsde hem tederlyk, verklaarde hem een braaf en getrouw Officier te zyn, en ftelde alle de gevangenen in zyne bewaaring. (Journal de France; Journal Encyclopédique.~) D 4 MEN.  i6 DE NIEUWE —= _ _ . ■—» MEN GELS TUKKEN. : : r~^' ', ' ==-niï— r ■ >, DE DEKEN VAN BADAJOZ. EEN ZEDELYK VEUTELZEL. D e Deken van de Hoofdkerk van Badajcz, bezat alléén meer geleerdheid dan alle de Geleerden van Salamanca , ja zelfs meer dan die van Conimbre en Alcala. Hy verftond alle de Doode- en Levende-taaien ; hy bezat alle de goddelyke en menfchelyke weetenfchappen; dan ongelukkiglyk verftond hy de toverkunst niet, overzulks was hy zeer mistroostigVernomen hebbende, dat in een der vóórfteden van Toledo een zeer kundige Toveraar woonde , Don Torribio genaamd, liet hy terftond zyn' muilezel zadelen , reed naar Toledo , en klom aan een liegt huis af, waar die groote man gehuisvest was. Heer Toveraar , fprak hy hem, groetende, aan, ik ben de Deken van Badajoz, De Geleerden van Spanjen doen my de eere aan my hunnen meester te noemen; doch ik kom uw eenen veel heerlylcen titel vraagen , dien van uwen discipel. Ik bid u laat my toe, tot de geheimenisfen van uwe konst, en maak ftaat op eene vergelding welke de weldaad en den meester waardig zal zyn. Don Torribio was niet zeer welleevend, hoewel hy zig beroemde met het beste gezelfchap der onder-, aard-  RAPSODIST. 57 aardfche geesten te verkeeren. Ily antwoordde den Deken dat hy elders eenen meester in de toverkunst zoeken mogt; dat hy moede was eene kunst te oefenen waar meê hy niets gewonnen had dan compli. inenten en beloften ; dat hy de verborgene weetenfchappen niet meer zou ontë'eren, door dezelve aan ondankbaaren te verkwisten. Aan ondankbaaren ! riep de Deken uit. Hoe! Heer Torribio gy hebton. dankbaaren aangetroffen, en gy zoudtmy het onrecht doen van my met dergelyke monfters gelyk te ftellen! Hierop bragt hy in 't midden alle de gedenkf reuken en zetregels die hy ooit over de dankbaarheid geleezen had; hier by voegde hynog, opeen allerzagtften toon, en met de grootfte zweem van waarheid, alle de eerlyke gevoelens die zyn geheugen hem te binnen bragr ; kortöm , hy fprak zo wel, dat de Toveraar na eenige oogcnblikken gepeinzd te hebben, hem antwoordde, dat hy eenen zo heufchen man, die zo veele fraaije trekken wist by te brengen, niets kon weigeren. Eyacmte, riep hy ftrakszynehuishoudfter toe, Jlcck twee patryzen aan 't fp.it: ik hoop dat Myn Heer de Deken my de eer zal aandoen om het avondmaal metmy te houden. Dit gezegd hebbende nam hy den Deken by de hand,en leidde hem in zyn geheimvertrek Daar gekomen zynde , raakte hy hem aan het voorhoofd, onder het mompelen van deeze drie geheimzinnige' woorden, die wy den Leezer verzoeken wel in 't geheugen te houden: Ortobolan, Pistafrier, Onagriouf; waarna hy hem zonder eenige andere voorbereidinD 5 gen.  5^ DE NIEUWE een , met x'eel klaarheid, de voorberigten vzn het toverboek, uitleidde. De nieuwe Leerling luisterde met eene aandagt die hem naauwlyks toeliet adem te haaien, toen Hyacinte op 't onverwagtst kwam influiven, gevolgd van een klein ventje , dat tot aan de heupen toe in een paar groote laarzen ftak entotaandeoorenbeklonterd was, welke vroeg om den H. Deken over eene zaak die geen uitftel lyden kon te fpreeken: hy was de postillon van des DekensOom, den Bisfchop vanBadajoz, die men hem had na gezonden, en welke hem niet had konnen inhaalen ; hy kwam den Deken berichten , dat eenige uuren na deszelfs vertrek, de Bis. fchop door eene geweldige beroerte was oveivallen, zo dat men voor de drcevigfte gevolgen bedugt wa. De Deken voer van ganfeher harte in vloeken uit, ecter in ftilte en zonder ergernis te geeven, tegen de ziekte, den zieken en den courier, welke in de daad nooit meer te onpas konden komen. Hy ontdeed zig van den postillon, hem bevelende iiraks naarBadajoz te keeren , met by voeging, dat hy hem fpoedig volgen zoude; waarop deleseven zo gerust hervat werd, als of er noch Ooms, noch beroertens in de waereld geweest waren. Eenige dagen daar na, kreeg men wederom tyding vanBadajoz ; dan deeze waren de moeite waardig om aangehoord te worden. De Opperzangmeester en twee Kanoniken kwamen den K. Deken aanzeggen, dat zyn Oom, de zeer eerwaardige Bisfchop, overleden was; dat het Kapittel, ftatelyk vergaderd,hem ver-  RAPSODTST. 59 verkooren had om den ledig zynde Bisfchoppe'.ykenftoel te vervullen , en dat men hem bad, de Kerk van Badajoz , zyne nieuwe bruid, door zyne tegenwoordigheid te komen vertroosten. Doa Torribio, by deeze aanfpraak tegenwoordig, maakte van deeze gelegentheid een fchrander gebruik. Hy trok den nieuwen Bisfchop ter zyde, en na een klein, naar de omftandigheden gefchikt, compliment, gaf hy hem te kennen dat hy eenen zoon had, Don Benjamin genaamd , begaafd met verftand en goede hoedanigheden , doch in welken hy geen genegenheid, noch bekwaamheid voor de verborgene weetenfchappen bc fpeurd had; dat hy voorgenomen hebbende er eenen goeden Priester van te maaken, gelukkig in dat vroom oogmerk geflaagd was, en dat hy het genoegen had van te rr ogen hooren, dat men zynen zoon als het beste lid van de Geestelykheid van Toledo, roemde. Eindelyk , dat hy Z. Grootheid zeer ootmoediglyk fmeekte het Dekenfchap van Badajoz, welk hy toch by de Bisfehoppelyke waardigheid niet kon behouden, aan Don Benjamin overtedraagen. Helaas! antwoordde de Prelaat, eenigzins verlegen, ik zal altoos trachten te doen 't geen u aangenaam zal konnen zyn; dan ik moet u, met leedwezen, zeggen, dat ik eenen nabeftaande, eenen ouden geestelyken, heb, wienserfenis my te wagten ftaat, en welke tot niets bekwaam is, dan tot Deken te zyn , en indien ik hem die plaats niet geef, zo loop ik gevaar van met myne gantfche familie, voor welke ik een groot zwak heb, in onmin te geraaken; doch, voegde hy er,' op eenen nadrukkelyken toon, by , zult ge niet te Eadsjoz komen? Zoui  fio DE NIEUWE Zaad ge wreed genoeg zyn om my te verhaten , juist op eenen tyd op welken ik in ftaat worde u tot nut te konnen zyn? Geloof my, myn lieve meester, laaten wy te zaamen vertrekken , en denk alleenlyk aan 't onderwys van uwen Discipel. Gy kunt gerust zyn aangaande de bevordering van Don Benjamin: ik neem die zaak op my, en zal, vroeg of'ait, meer voor hem doen , dan zyn vader begeerd; een geringe Dekens-plaats, in 'thart van Estramadura, is geen ampt dat den zoon van eenen zo beroemden man, gelykgyzyt, voegd. Er had Simonie plaats, zeggen de Canonisten, in den koop, die de Prelaat aan den Toveraar voorftelde; ondertusfcher is het zeker, dat de koop toe geflagen wierd, zonder dat twee zo verlich'e perfonaadjen er ooit de minste bezwaarnis over gehad hebben.DonTorribio volgde zynen doorlugtigen kweekeling naar Badajoz; hem werd een kostelyk vertrek gegeeven, in 't Bisfchoppelyk Paleis, en hy zag zig in het Bisdom geëerd gelyk eenen gunsteling van den Bisfchop, als een foort van Groot Vikarius. Onder het bellier van zulk eenen kundigen meester , deed de Bisfchop van Badajoz fpoedige vorderingen in de verborgene Weetenfchappen; hy gaf s-ig zelfs in den aanvang daar aan over , met eene drift, die naar buitenfpoorigheid zweemde; dan hy verminderde allengskens, dat foort vanonmaatigheid, zo, dat de ftudie der Toverkunst, aan de Bisfchoppelyke pligten geen nadeel toe bragt. Hy had zig ten vollen overreed, van eenen, voor alle toverkundige-geestelyken, of wysgeeren en geleerden, zeer aan-  RAPSQD IS Ti 6ï aangelegenen grondregel, dat het voor hen niet genoeg is , de byëenkomstén der Toveraaren by te' woonen, en den geest met de zeldzaamfte weetenfchappen te verryken, maar dat zy daarenboven ver» pligt zyn , anderen den weg ten hemel te leeren kennen, en in de harten van hun die aan hunne zorge zyn toevertrouwd, de gezonde leer en goede zeden inteprenten. Door welke wyze beginzels beftierd en zig naar dezelve gedraagende, vervulde de Prelaat de gahtfche Christenheid wel dra met het gerucht zyner verdiensten,zo dat hy op 't onverwagtst tot het Aartsbisdom vanCompostelle, bevorderd werd. Het volk en de Kerkelyken van Badajoz beklaagden zig , gelyk men denken kan , over het lot dat hen vaneenen zowaardigen herder beroofde, en de Kanononiken van de hoofdkerk, ten einde hem een laatfte bewys van hunne genegenheid en eerbied te geeven, droegen eenpaariglyk, de keuze van eenen opvolger aan hem Op. Don Torribio draalde niet lang, om van eene zo fchoone gelegentheid , om zynen zoon te plaatzen f gebruik te maaken- Hy vroeg, den nieuwen Aartsbisfehop om het Bisdom, en het was op de beleefdfte wyze dat deeze, hem dat verzoek affloeg. Hy betuigde zo veel eerbied voor zynen dierbaaren meester te hebben! hy was bedroefd en tevensbefchaamd^ hem iets te moeten weigeren dat zo natuurlyk was i Maar kon hy anders doen ? Don Fernand de Lara, Connestabel van Castiliën, vroeg hem dat zelfde Bisdom, voor zynen natuurlyken zoon: hy betuigde dien  6% DE NIEUWE dien Heer, hoewel hy hem nooit gezien had, geheime en tevens aanmerkelyke , en bovenal, zeer oude verpligtingen te hebben. Het was dus een' onvermydelyke phgt, den ouden weldoener boven den nieuwen weldoener te Hellen : en , wel ingezien , kon deeze trek van rechtvaardigheid niet dan alleraangenaamst voor Don Torribio zyn: hy kon er uit opmaakea, het geen hy te wagten had, wanneer zyn beurt eens gekomen zoude zyn, en zyn beurt zou ongetwyfeld by de eerfte gelegentheid komen. De Toveraar had de befcheidenheid, om aan de anecdote van de oude verpligtingen geloof te flaan, en hy verheugde zig , zo veel hy kon, dat hy aan Don Fernand was opgeofferd geworden. Men bereide zig om te vertrekken, en b .gaf zig, met der woon naar Compostelie ; dan het was by naar de moeite niet waardig, aangezien het kort verblyf dat men aldaar ftondt te maaken. Na verloop van eenige maanden, kwam er van Romen een Kamerheer van den Paus, welke den -rsbisfchop den Cardinaals-muts bragt, meteen ;.« ïuüyk brevet, door welke Z. H hem nodigde, hem met zynen raad in het bellieren van de Christereld, de hand te komen bieden, hem tevens verlof geevende , om van zynen Myter te b.fehikken, ten voordeden van den geenen dien hy daartoe zoude wilien verkiezen. Don Torribio was niet te ComposteJle , toen de Courier van den H. Vader daar aan kwam; hy was zynen geliefden zoon gaan bezoeken, die altoos Kerspel-Priester was in eene geringe parochie van Toledo; dan hy kwam ras te rug, doch had den tyd niet, om  RAPSODIST. d3 om het openftaande Aartsbisdom voor zynen zoon te vraagen; want naauwlyks zag de Prelaat hem, of hy zeide, met open armen naar hem toeloopende, myn lieve meester, ik heb U twee goede tydingen, voor ée'ne, medetedeelen: uw discipel is Cardinaal geworden, en uw zoon zal 't wel haast worden, of ik moest geen crediet te Romen hebben. Ik wilde hem, ondertusfchen, Aartsbisfchop vanCompostelie maaken; maar ziet zyn ongeluk, of liever het myne; myne moeder, die wy de Badajoz gelaaten hebben, heeft my, geduurende uw afweezen, eenen fcherpen brief gefchreeven, welke alle myne maatregelen verydeld. Zy wil, met alle geweld hebben, dat ik tot mynen opvolger zal verkiezen den Aartsdiaken van myne voorige Kerk, den Licentiaat Don Pablos de Salazar, die haar byzondere vriend enBiegtvaderis. Zydreigdmy van hartzeer te zullen fterven, indien zylhet ver' zogte, voor haaren geliefden Vader, niet vërkrygd, en ik twyfel geen oogenblik of zy zou haar woord' houden. Stel u in myn plaats, myn lieve meester: zal ik myne moeder dooden? Don Torribio was de man niet, die het van zig verkrygen kon, eenen moedermoord aan te raaden; hy keurde dus de benoeming van Don Pablos goed , en toonde zelfs niet het geringde misnoegen op de moeder van den Prelaat. Die moeder, indien men het begeerd te weeten, was eene goede , bynaar onnozele, vrouw, die met' haare kat en kamermeid leefde, en naauwlyks den naam van haaren Biegtvader kende. Was zy 't wel, die van het Aartsbisdom ten voordeden van D. Pablos befchikte? Was't niet veelësr eene Dame uit Galicicn aan  04 ï) E NIEUWE aan dien Aartsdiaken verwant, eene jonge weduwe s die zeer fchoon en kerks was, by wie de Aartsbisfchopi zedert hy te Compostelle woonde, dagelyks eenige ftigtciyke gdprek'.en ging houden? Hoe't ook zy, L). Torribio volgde zyne nieuwe Eminentie naar Romen; waar hy naauwlyks aangekomen was. of de Paus kwam te fterven: men kan ligtelyk gisfen, waar heen ons die gebeurtenis leiden zal. Men gaat in't Conclave; aile e Hemmen van de H. vergadering, veréénigen zig ten voordéele van den Spaanfchen Cardinaal: en zie daar, hy is Paus. Hierop volgde de plegdgheden der verheffing. D.Torribio , tot eene geheime audiëntie toegelaaten, ftortte traanen van blydfchap, onder het kusfehen der voeten van dien geliefden discipel, dienhy, met zo veel waardigheid', den Pausfelyken ftoel zag vervullen. Hy brsgt hem zediglyk, onder 't oog, zyne lange en getrouwe dienften ; hy herinnerde de beloften door Z. H. gedaan, onverbreekelyke beloften, welke hy hernieuwd had vóór dat hy in 't Conclave was ingegaan ; hy waagde eenige woorden over den Cardinaals-hoed dien hy by het aanneemen van dendriedubbelden kroon, had afgelegd; doch in plaats van denzelven voorD. Benjamin te vraacen, eindigde hy met eenen orjbegrypelyken trek van gemaatigdheid:hy betuigde, dathy, afziende van alle eerzugtige verwagting, volkomen vergenoegd zoude zyn, indien het Z. H. behaagen mogt, aan hem en aan zynen zoon, nevens deszelfs zegen , eene geringe tydelyke weldaad te verkenen, zig vergenoegd houdende, met een penfioen welk ftrekken kon om aan de geringe behoef- tens  RAPSODIST. ój tens van eenen geestelyken en van eenen wysgeer te voldoen. Geduurende deeze korte aanfpraak, bedagtdeH; Vader, wat hy met zyn praecepteur zou doen. Kon hy hem nu niet ontbeeren ? en wist hy niet meer van de toverkunst dan een Paus nodig had ? Zou het hem ml wel voegen langer in de vergaderingen der toveraar^ te verfchynen, en zig aan de onbetaamelyke gebruiken; die daar plaats hebben, te onderwerpen?Alles wel over* Wogen zynde, oordeelde Z, H. dat Don Torribio ml niet meer dan een onnut, en zelfs een lastig mensch was ; dit vastgefteld zynde, was hy niet langer verlegen hoe hy hem antwoorden zoude, Zie hier de eigene woorden,welke hy tot hem fprak : „Wy hebben „ met leedwezen vernomen dat gy onder voorwend„ zei van verborgene wetenfchappen te oefenen, eene b verfoeijelyke gemeenfchap houd , met den geest „ der duisternis en des leugens: om welke reden wy ,, u vaderlyk vermaanen, dat gy over deeze uwe mis„ daad boete doet, overeenkomftig derzelver groti„ welykheid; wyders bevelen wy u, om binnen den „ tyd van drie dagen, u uit het gebied der Kerkelyke „ Staaten te begeeven, op ftraffe van aan den waej „ reldlyken Richter en aan de woede der vlammen ,, overgeleverd te zullen worden." Don Torribio, herhaalde, zonder eenige verlegenheid te toonen, de drie geheimzinnige woorden, welke den leezer zig gelieve te herinneren, van agteren - op; en naar het venfter gaande riep hy luidkeels: Hyacinte, Jleek maar één patrys aan 't fpit: de Heer Deken zal •van avond hier niet eeten. Dit was eea donderflag voor I. Deel. I. Stuk. E den  66 DE NIEUWE den vermeinden Paus. Hy herkwam fchielyk vatt eene foort van verrukking in welke de drie toverwoorden , toen zy voor de eerftemaal uitgefproken wierden, hem gebragt hadden. Hy zag, dat hy, in plaats van in 't Vatikaan, zig nog te Toledo, in 't geheimvertrek van D. Torribio bevond; hy zag zelfs op de klok, dat het nog geen uur geleden was dat hy in dit ongelukkig vertrek , waar men zulke aangenaame droomen droomde , gekomen was. In minder dan één uur, had hy zig verbeeld, eenen Toveraar, Bisfchop , Aartsbisfchop , Cardinaal, en Pans te zyn, en hy bevond op 't eind dat hy niet dan een llegthoofd en een guit was. Al'es was eene beguicheling geweest, uitgezondert de bewyzen die hy gegeeven had van zyn valsch beftaan en van zyn kwaad hart. Hy ging uit zonder een enkel woord te fpreeken , vond zynen muilezel daar hy dien gelaaten had, en keerde op denzelven weder naar Badajoz, zonder zelfs geleerd te hebben de nestelknoop tc ontbinden. (Journal encydopédique.) Lof-  RAP50DIST. 67 Lofbeden over.den H. Euler, doorgelezen In de optnbaare vergadering van de Academie der ivee-, tsnjcbappcn ; door den H. 'Marquis de Con- TT\e roem van eenen grooten Meetkundiger} heeft -* ^ minder luister, dan die van eenen grooten Dichter of vermaarden Redenaar; doch dezelve is zuiverer, veel bondiger cn minder aan tegenfpraak ónderheven. De Meetkundige heeft maar weinig Richters, en zyne Richters zyn zyne mededingers; dan deeze zyn verpligt rechtvaardig te zyn, en de waereld onderfchikt zig altoos aan hunne uitfpraak. Er zyn weinig naaroen zo beroemd in de Meetkunde als die van den H. Euler, en er zyn weinig lieden geweest die met zo veel rechts roem verworven hebben. In eenen langen levensloop , geheelyk aan de weetenfehappen toegeweid , heeft hy z;g in alle de takken der Wis- en Natuurkunde ingelaatert, en over' alle heeft hy een vindingryk vernuft en een nieuw licht verfpreid. Zyn arbeid en zyne ontdekkingen konden door niemand beter gefchat en gepreezen werden , dan door den H. Marquis de Condoreet, aan wien geene deelen der menfehelyke weetenfehappen onbekend zyn, en welke een wysgeerigverftand, en de kunst en Knaak van fchryven verè'enigd, met de gaave van uitvinding in de Meetkunde. Wy zullen de Lofrede, die wy voor hebben medetedeelen en welke nog niet gedrukt is, bekorten; wy zullen er de meetkundige byzooderheden, by welke de MeetE 2 kun» dorcet.  68 D^NIEUWE kondigen alléén belang hebben en welke zy toch in dit tydfchrift niet zoeken zullen agterhouden. Het leven van Euler bied bovendien aan allerlei clasfen van lezeren veele aangelegene trekken aan. Leonard Euler, Direcleur van de fchoole der Wiskunde in de Hoogefchoole van Petersburg , en te vóóren in die van Berlyn, van de Koninglyke maatfchappy te Londen , van de Academiën van Turin, Lisfabon en Basel, Uitheemsch-Lid van die der weetenfehappen te Parys , werd geboren te Basel, den 15 April 170Ó. uit Paulus Euler en Margareta Bruker. Hy ftudeerde in de Wiskunde onder Jaques Bernoulli , en op zyn I5de. jaar verwierf hy het accesjit van eenen prys, door de Academie der weetenfehappen voorgefteld over het masten der Schepen. In 't jaar 1732. naar Rusland beroepen, landde hy in dat Ryk aan, op den dag op welken Catharina I. den Troon door haaren dood inruimde; eene gebeurtenis die in den aanvang de Academie, aan welker Richting die Vorstin , op 't voetfpoor van haaren Man, de laatfte hand had gelegd, met eeneaanftaande vernietiging dreigde. In een Republiek geboren, zag Euler zig in een Land waar de Souverein eene onbepaalde magt'oefend; en opdat tydftip, treurde Rusland, door eenen heerfchzugtigen, wantrouwenden en wreeden vremdeling geregeerd, onder de dwinglandy van den beruchten Biren, en bood den Geleerde, die in zynen fchoot, roem, fortuin en de vryheid van in rust de aangenaamheden der ftudie te fmaaken was komen zoeken, een tafereel aan, fzoverfCUrikkelyk als leerzaam. De indruk welke die ver- too-  RAPSODIST. i Brief, welke bet gevoelen der geleerden bepaald, Qangaande bet huwelyk van Descartes. Parys 24 Aug\ 178.5. Myn Heer! In de laatfte historifche aantekeningen, welke de H. Thomas voegd by zyn éloge de Descartes, welke in 't jaar 17ÓS den prys van de Franfche Academie ver' wierf, drukt hy zig in deeze navolgende woorden uit, welke waardig zyn aangehaald te worden. „ Men heeft, zegthy, Descartes vcrweeten, dat G 5 ,< i^y  DE NIEUWE „ hy zig: aan de zwakheden der liefde zoude overgeti geeven hebben, in dat ftuk zeer veel van Newton ü verfchillende, die meer dan 80 jaaren in de groot„ fte geftrengheid van zeden leefde. Er is veel ,, fchyn , dat Descartes, met een aandoenlyk „ hart gebooren, zig voor de verlokking der „ fchoonheid niet .heeft konnen behoeden. Som„ mige Scbryvers hebben gewild, dat by heimelyk getrouwd „ ware; dan in een van die gefprekken, in welke „ de ziel, aan zig zelve overgelaaten, zig vryelyk in „ den boezem der vriendfchap uitflort, heeft die „ Wysgeer, naar men zegt, het tegendeel betuigd. " Dus zyn de gevoelens verdeeld over het ftuk om te weeten , of Descartes gehuuwd zy geweest dan niet, en het fchynt dat de Hr. Thomas tot hetlaatfte gevoelen overheid. Ik heb, Myn Heer, onlangs eene ontdekking gedaan, welke, myns dunkens, alle twyfeling dienaangaande uit den weg zal ruimen. Ik heb thans onder het oog het affchrift van eene authentieke acte, gepasfeerd voor le Verrler en Boy en, Notarisfen te Parys, den 2 December 1741, welke de volgende uitfpraak behelsd. „ Elizabetb Regnard, Weduwe van Mesfire Urbain ., de Dorê, Ridder, Heer van la Tremblaye, erfge„ naame van Mejuffrouwe Charlo'.te Descartes haare ,» nip, welke by vertegenwoordiging van Mevrouwe „ Caiierine Regnard, haare Moeder, Vrouw van Mes„ fire, Réné Descartes, erfgenaame was van Mesfire „ j'aques Regnard, haaren Grootvader, welkeeigenaar „ was van het landgoed****, by Montfort-Lamaury, „ by fcheiding van den 1 July 1643. " Hier  RAPSODIST. 107 Hier uit, Myn Heer, fchynt het my toe, blykbaar te zyn, dat Réne Descartes, gehuuwd is geweest met Catherine Regnard, en dat uit deeze egtveréeniging gefprooten is eene dogter Cbarlotte Descartes genaamd , van wie Elizabetb, haare Tante van moeders zyde, eenige erfgenaam geweest is. Het huwelyk van den beroemden Wysgeer , is dus geen problema meer; het heeft beftendig plaats gehad. De Geleerden, by deeze [anecdote belang hebbende, heb ik gehaast om u dezelve mede te deelen. Ik ben, enz. Myn Heer, Uwen d. w. en ond. Dienaar Rob e rt , Advocaat voor 't Parlement van Parys. QAnnée Litteraire.) rRO-  io3 de nieuwe ACADEMIËN enz. i. Koninglyke Maatfcbappy van Geneeskunde te Parys. Tot onderwerp van een Prys van óco franfche Livres door den Koning gedicht, geeft de Maatfchappy het volgende voordel op: Bepaalen in wikt foorten, en in welke tyden der langduurige of cbronieke ziektens de koorts nuttig of gevaar lyk kan zyn, en met welke voorzorgen men dezelve in de geneezing van die ziektens hebbe aanteze ten, of te temperen. Het is bekend dat de chronieke ziektens, gefield tegen over de heete ziektens die van korter duur zyn, crifis en zuiveringen hebben welke haar eigen jyc. doch welke meer ongeregeld, en in 't algemeen met minder kragt gefchieden; men weet dat de koorts vaak ontflookcn word door organifche beweegingen , van welke de crifis het gewrocht is; dan indien er gevallen zyn in welke die reaélie of wederbeweeging eene heilzaame kooking kan te weeg brengen, zo zyn er ook veele in welke zy rampfpoedige verdunningen van vogten en doodelyke veretteringen kan veroorzaaken of verhaasten. De fludie der chronieke zieictens is eene der aangelegenste en minst gevorderde deelen van de geneeskunde , in zo verre de-  RAPSO DIST. 109 dezelve tot hevige ziektens konp.cn overflaan, of zig t'zaamenzetten met zoortgelyke gedaanten» ( modifi' taiions). Waar door verfchilien de koortzïge kragten van die twee chsren van toevallen ? wanneer ftrekken zy ter verligting dernatuur'in de chronieke ziektens? welke zyn de vereischte voorwaarden op dat dezelve dat einde bereiken ? volgends welke aanwyzingen, en door welke middelen is 't goed, in zoortgelyke gevallen dezelve aantezetten of te temperen? zodanig zyn de vraagen op welke het voorftel uitkomt. Deeze prys zal uitgedeeld worden in de openbaare zitting van de Vasten van't jaar ijp. De verhandelingen moeten in gekeverd worden vóór den eerften January deszelven jaars. De Maatfcbappy heeft ten tweeden maale voorgeReld, tot onderwerp van een' prys, ter waarde van öcoLivres, het'volgend voorftel: Bef aaien welke voordeelen de geneeskunde trekken kan uit de bedendaagfebe ontdekkingen aangaande de kunst om de zuiverheid des luchiS te onderkennen door middel der verfchillende Eudiometers. Het mengzel van het falpeterig gaz met de lucht, »n den aanvang, door Dr. Priestïey voorgefteld om dat einde te bereiken; de oploopende werking (combustion) van de ontvlambaare lucht door den H. Volta aangeweezen; het blootftellen van den zwavel-lever aan eene hoeveelheid gegeven lucht, naar de leerwyze van den H. Sheele, zyn zo veele middelen om de hoeveelheid van gedephlogisteerde lucht te onderkennen , welke opgeiloten ligt in eene gegeevene hoeveelheid van atmofpherifche lucht; dan zy komen  110 DE NIEUWE men vóór, niet genoegzaam te zyn om te leeren welke de natuur zy vau de lucht welke door de uitvloeizeis (effluves) yan de bederving ontfteld is, en hoe die vloeiftof de dierlyke huishouding fchadelyk kan zyn; dit ftuk, van de grootfte aangelegenheid zynde voor de geneeskunde, heeft de maatfcbappy gedagt dat het nodig ware hetzelve optehelderen, en.'t is naar die bedoeling dat de arbeid der . mededingers voornamentlyk gerigt moet zyn. ;Zy begeerd dat men uit, de ondervinding nafpoore, welke de gevolgen zyn die men trekken kan uit zoortgelyke proeven, wanneer de Tucht ontfteld is, door de uitwaasfemingen door de zieken veroorzaakt in die plaatzcn waar zy in grooten getalle by den anderen liggen. . .Deeze prys, ter waarde van 6co Livres, waar van 360 Livres door eenen onbekenden ter hand zyn gefteld, zal by de openbaare zitting van 't Feest van St. Louis in "t jaar 17&7. uitgedeeld worden. Dc Maatfcbappy heeft dit üitftcl nodig geoordeeld ten einde aan de Schryversden vereischten tydtotdien arbeid te gceven. De verhandelingen zullen moeten ingeleevcrd worden, uiterlyk vóór den eerften May ■ .-\v.-in-jf- oofqo '. ; ,-!:/.";-' » ■:. > . (Nouvelle de la rèpuhllque des lettres ty des arts; Journal dc Paris.) II.  R A P -S O D I S T. ia II. Ac ftDEMiE der Weetenfchappen, fraaije Letteren en Kunsten te Lyons. Buitengewoone prys. Een yverig en kundig huisvader, inwooner van Lyons, heeft begeerd dat de Academie haare aancjagjt vestigen zoude op eenen onderwerp dat betrekkelyk is op de reizen en op de opvoeding der jeugd; hy heeft haar verzogt, tot dat einde eenen prys vcorteftellen van 6co Livres , waar van hy de waarde toezegd^ aan den Schryver welke, naar 't oordeel der Academie, het best aan zyn oogmerk zal beantwoord hebben. Dit genootfehap fteld dan het onderwerp voor, als volgd: Konnen de wizen aangemerkt worden als een middelo'it de opvoeding te volm^chtn? ■ De prys van 600 Livres zal uitgedeeld worden in 't Jaar 1787, na het feest van St. Louis. De verhandelingen zullen aangenomen worden tot den eeriTen April deszelven Jaars, en zullen duidelyk gefchreeven, in 't F;anfch of Latyn, franco gezonden moeten worden aan D. H. De la Tourette, SecretairePerpetuel, pour la clasfe des fcienes, rue Boisfac; a Lyon. De verhandelingen zullen met eene fpreukgeteekend moeten zyn, met een bygevoegd verzegeld billet inhoudende die zelve fprcuk benefFens den naam en woonplaats van den Schryver. Ter  ii4 DE NIEUWE Ter zeiver tyd zal de Academie ook toewyzen den prys van ï2o-j Livres, door den H. Abt Raynal geRicht, en waar van het onderwerp is; De ontdekking van America is die het Menfcbdom nuttig of fcbadelyk geweest? Indien er nuttigheid uit ontflaat, welke zyn dan dé middelen om dezelve te behouden en aantekweeke-J? Indien er fchade uit voortgekomen is, welke zyn de middelen om er in te voorzien ? De verhandelingen moeten ingeleeverd worden uiterlyk vóór den eerften Maart 1787. volgends het gewoon gebruik. Nog heeft de Academie weder, tegen het jaar 1783 op den gewoonen tyd en voorwaarden als boven gemeld, voorgeflcld den dubbelen prys van Natuurkunde, (zynde twee gouden medailles ieder ter waarde van 300 Livres,) waar van het, voorde gezondheid zo nuttig, onderwerp is: Welke is het eenvouwdigft-, het fpoedigfl. , en het naauwkeurigfl middel om de tegenwoordigheid van den Aluin , en zyne hoeveelheid te onderkennen, wanneer de zelve in den wyn ontbonden is , vooral in dm rooden wyn die zeer 'gedekt ts. SCHOUW-  RAPSODIST. «3 SCHOUWBURG. Op Maandag den 8 Augustus, gaf men de eerfte vertooning van Meicour & Verfeuil, blyfpel in één bedryf in vacrzen, door den H. de Murville- Zie hier het onderwerp van dit Blyfpel: Meicour en Verfeuil beminnen Angelika. De eerfte is eenachtingwaardig man; de andere een zot. Angelica beiluit, op aanhouden van MelcoUr, om Verfeuil zyn affcheid te geeven; dan, te befchroomd om zulks mondeling te doen, doet ze het fchriftelyk. De brief welke zy hem onder couvert zend,is van haare hand; het opfchrift door Nerine, haare kamermaagd, gefchreeven. Verfeuil ontfangd den brief; ftraks word zyn hoogmoed er door vernedert; dan een oogenblik daar na, word in hem de lust ontvonkt om zig over Meicour te wreeken, welken hy vermoed hem dat onheil berokkend te hebben. Dewyl Nerine reeds in de bclangens van Verfeuil is, fteld haarde zot voor om haar met Frontin, dien zy bemind, te doen trouwen en er een huwelyks gift by te doen van duizend kroo- ï. Deel I, Stuk. H nen, P A R Y S. comedie francoi8e.  ii4 DË NIEUWE nen, onder beding dat zy den brief onder een ander omflag aan het adres van Meicour zenden zal. Nerine Jaat zig bepraaten. Meicour ontfangt den affcheidsbrief, is beweegloos, word daar na woedend ; hy befluit om voor altoos eene trouwlooze teverlaaten; gaat uit, komt zyne minnaresfe tegen, fpreekt haar aan op eenen toon en met bewoordingen die haar verbaazen; gaat weg, komt daarna weder, ondekt, in een nieuw gefprek, het geheim, ziet de kamermeid wegjaagen en Verfeuil afgeweezen; eindelyk, trouwd hy Angelica. iZ-aturdag den ^September, heeft men voor'teerst vertoond Rofe, een vervolg van Fan fan & Co/as, een nieuw blyfpel, in drie bedryven in profa. Een vervolg vald zelden gelukkig uit; dat van Fanfan & CoJas is er een nieuw bewys van. Het doelwit van Mev. de Beaunoir, in dit tweede blyfpel, is geweest om het vermogen der opvoeding te doen kennen: gevolglyk heeft ze door dezelve dryfveeren in het oppofiet gefield, het treffelyk, doch ruuw, character van eenen boer, met dat van eenen jongeling van geboorte, welken men van vroegen tyd afgewend heeft zyne driften te overwinnen. Fanfan, jn dit ftuk, de Marquis genaamd, en ten eenen maaien veranderd door de les die hy ontfangen heeft, is de held van dit (Mercure de France; Journal de Paris.) COMEDIE ITALIENNE.  RAPSODIST. ïi5 dit ftuk: Colas, hoewel een goed hart bezittende, laat zig door zyne driften vervoeren. Zie hier omtrent het onderwerp van dit werk, iri welk men dezelve vertooners als in 't eerfte aantreft. Colas bemind Rofe, eenedogter van eenen Wyngaardenier; dan deeze, vóór dat hy haar ten huwelyk geeft vordert Van Colas, dat hy zig twee jaaren lang uitliet dorp begeeve , en dat hy, geduurende dien tyd, door zynen arbeid , honderd kroonen winne. Colas onderwerpt zig aan alles. De Marquis gaat zyne Minne Perette Vertroosten , welke over dat afzyn bedroefd is. Hy ontmoet by haar de beminnelyke Rofe, en word er fmoorlyk op verliefd. Zyne Moeder, Mev Fierval, welke voor de gevolgen van die drift bedugt is, befluit terftond om weder naar Parys te keeren : dan de prscepteur van den Marquis, van de gelegenheid willende gebruik maaken om aan zynen kweekelingeene laatfte les te geeven , fteld zig tegen dat vertrek. Colas, in plaats van twee jaaren te befteeaen om de twee hondert kroonen te winnen, heeft, door verdubbelden arbeid, die fom op 't laatst van het eerst jaar alreeds byéén, Hier over ten hoogften verheugd, yld hy naar zyne moeder, en treft haar aan juist op 'c oogenblik dat haar boedel door 't gerecht in beflag genomen word. Colas geeft gehoor aan de ftem der natuur; hy offerd zyne liefde op aan zynen kinderpligt; en 't geld zonder welk hy Rofe niet verkrygen kan, geeft hy ten besten om zyne moeder te redden. In dat bitter oogenblik, verklaard hem de Marquis de drift die hy voor Roze voedt, en bid hem dat hy haar aan hem afftaa. Colas, woedend over deeze  iiö DE NIEUWE bekentenis, bezit zig zeiven niet meer: hy vaart uit tegen zynen zoogbroeder; enonaangezienhetonderfcheid van rang, dat tusfchen hen plaats heeft, daagd hy hem ten tweeftryd uit. Perrette tragt te vergeefs haaren zoon tot bedaaren te brengen, hyftoot haar met geweld van zig af; Rofe ondergaat eene nog erger behandeling. Van een ieder verlaaten , vierd Colas zynen toorn bot. Het Kasteel raakt in alarm; dan de prsecepteur, van zynen kweekeling verzekerd zynde, brengd de gemoederen tot bedaaren, en wagt Ril af het einde van dit geval. Hy word in zyne verwagting niet bedrogen; de Marquis, in plaats van zig aan de uitwerking van een billyk misnoegen over te geeven, overwint zyn liefde tot Rofe, en verbind haar door den egt aan Colas. Q Journal général de France; Journal de Paris; Affiches, annonces ty avis. divers.) L ON-  RAPSOD1ST. 117 LONDEN. h a y-m a r k e t. Ik zal u de zaak zeggen: Niéuw btyfpel, voor 't eerst vertoond den 4 Augustus op het Tooneel van Hay-Marker.. Dit ftuk is van Mistrifs Inchbald: men vind in' zeiven eene gelukkige 'tzaamenvoegingvanfentirnenten enboertery, van toevallen die van belang zyn, en klugtige geftaltens. De perfonaadjen zyn: M. Anton Euston; Sir George Euston; de Majoor Cyprus; M. Euston; Charles Euston; Sir Larry Harmlefs; de Kolonel Downright; Lady Cyprus; Lady Euston; Bloom; Mistri* Euston. , .. , Het tooneel word geopend door eene byeenkomst tusfchen Sir George Euston en zynen Oom M. Euston; men verneemd, dat deeze laatfte onlangs uit OostIndiën te rug gekomen is; hy fchynt zeer verwondert te zyn van Sir George hertrouwd te vinden en te hooren dat deszelfs eerfte Vrouw met den Major Cyprus gehuuwd is. Hy is over die gebeurtenis zeer t'onvreeden, en geeft te verftaan dat zyn broeder Anton, wiens fpoedige terugkomst men verwagtende is, nooit een zo ongebonden gedrag zal vergeeven, te meer, daar hy zynen eenigen zoon ter oorzaake van H 3 een  Ji3 DE NIEUWE een huwelyk buiten zyne toeftemming aangegaan, onterfd heeft. In een volgend tooneel, ontdekt de Major Cyprus aan den Kolonel Downrigt ;| zynen boezemvriend, zynen minnehandel met Lady Harriot, en bericht hem dat hy in een geheim vertrek ontdekt is geworden , en dat hy in zyne verbaasdheid, zig by Sir George willende verdedigen, uit onbedagtzaamheid gezegt had: Ik zal u de zaak zeggen. Eene egtfcheiding is't gevolg van andere ontdekkingen; de Major Cyprus treed in den egt met Lady Harriot, en Sir George trouwd ook de vrouw van den Major , Sir Harry Harmlefs, wiens charadter door zynen naam levendig word uitgedrukt (#), word het onfchuldig werktuig yan die huwelyken. Middelerwyl komt Anton Euston thuis, en gaat zyne nigt, de eerfte vrouw van Sir George, bezoeken. Dan de nieuwe egtgenooten Vindende, heeft er een rcisverftand .plaats, en hy geeft zyne begeerte te kennen , om Lady Harriot te zien. Dienvolgends wyst men hem haare wooning aan, en hy gaat ftraks naar haar toe. Hy betoond haar veele teekenen van genegenheid, 't geen haar geweldig verlegen maakt, alzo zy verzekerd is, dat zy van haaren eerften egt gefcheiden was. Op dat oogenblik komt Cyprus in, en bekend rondbortstig dat Lady Harriot thans zyne vrouw is; waar door Anton Euston in het denkbeeld geraakt dat zyn neef overleden is. Men komt egter ras tot de oplpsfing van deeze zaak. Er (*0 Harmlefs in 't Engelfch, beteekend Onnozel.  R A P S O D I S T. 119 Er heeft een ondergefchikte handel plaats, welke hier op uitkomt; dat eene vrouw in haare armoede een Ichuilplaats by Anton Euston vind, welkedaann uit loutere weldaadigheid handeld. De man van die vrouw, welke in de Welt-Indien geweest is, haarin die fchuilplaats ontdekkende , ziet Anton voor haaren Schaaker aan. Ingevolgen van dien, wilhy, in de vervoering van zyne woede, hem doorfteeken; dan verneemende dat die gryzaard haar Vader is, vald hy voor hem op de kniën, en fmeekt hem om vergiffenis. Er zyn nog andere mindere tooneelen, welke geene groote betrekking hebben, op het hoofd bedryf: het ftuk loopt volgends het gewoon gebruik naar 't genoegen van een ieder af. Dit nieuw Tooneelfpel is, by de eerfte vertooning, met veele toejuiching ontfangen, en zedert dikmaals gefpeeld, (Toivn and country magazine.) H4 NA*  de nieuwe NATUURLYKE HISTORIE. NATUURKUNDE. Aanmerking over de compas-naald, gezon. den van Trevoux, den 6 Augustus 1785. aan de Scbryvers van de Journal encyclopedique door den H. Michallet,Raadsheer ' Van den Koning van Frankryk. T-T X J.et 1S my leed dat ik de proevöndervinding, die ïk onlangs met de compas.naald genomen heb niet oneer het oog van eenen kundigen Natuurkenner heb konnen brengen : hy had mogelyk de oorzaak ontdekt van een verfchynzel, dat zo veel moeijelyker is waarteneemen, als het zelve,mynsdunkens,afhangd van eene zeekere gefteldheid van den dampkring (athmofpheer-), welke zelden plaats heeft: want zedert ao ja.ren dat ik my van 't compas bedien, is 't de eerste reize dat ik dezelve ontdekt heb. Ik had dikwerf opgemerkt, wanneer ik bezig was met een geteekend compas van 5 en een half duim middellyns, grond teekeningen te maaken.dat op zekere tyden de naald aangetrokken wierd door 't glas dat dc-  RAPSODIST. ui dezelve bedekte, vooral wanneer dat door de zon warm werd. Tot hier toe was eene ligte fchudding genoeg geweest om haar van 't glas los te maaken; maar ditmaal, was de aantrekking zo fterk, dat ik genoodzaakt was myn werk te Raaken. Den 16 May laastleeden, was ik beezig,met eenen genoegzaam geweldigen en zeer kouden noordenwind, welken men hier gewoonlyk bife noire noemd, de lugt zeer betrokken, en de wolken heel laag zynde, de grondteekening van een bosch te maaken; na eenigen tyd in myn werk voordgegaan te hebben, zonder andere verhindering dan eene fchudding door den fterken wind veroorzaakt, welke my eg' ter toeliet om naauwkeurig de graaden van afwyking waar te neemen, hegtte de naald van myn compas zig aan 't glas vast. In 't eerst fchuddede ik dezelve zagtjes, daarna met meêr geweld, doch te vergeefs. Ik keerde haar heen en weder zonder dat ze van ftandplaats of rigting veranderde. Ik gaf vervolgends kleine tikjes met den top van den vinger op 't glas loodregt boven een der einden van de naald: ftraks raakte dezelvelos, doch 'tander einde hechtte er zig terftond aan vast. Ik herhaalde die tikjes verfcheidene maaien beurtelings op beide de einden, zonder dat ik verkrygen kon dat de naald horizontaal bleeve hangen. Ik fchreef die flingering toe aan de beweeging door de tikjes veroorzaakt, toen een nieuw verfchynzel myne aandagt tot zig trok: te weeten, dat zonder het glas aanteraaken, door het bybrengen van den top des vingers op den af ft and van eenen halven duim van de naald, dezelve zo fpoedig boog als door H 5 h;t  j1* de nieuwe het tikken op »c glas. Ik herhaalde deeze proeve meeF dan 30 maaien, met 't zelve gevolg. Eindelyk verliet ik deeze {randplaats; en op 20 roeden van daar, bleef de naald ftraks hangen; toen bragt ik den top van den vinger aan de zyde by, en allengskens gelukte het myhaar S a ©graaden te doen veranderen. Het was door afftooting (reputfnn) dat mynlvingerop de naald werkte, en wel met eene gelyke kragt op het een en ander Aspunt. Ik heb gelegenheid gehad om dit verfchynzel drie onderfcheidene reizen, op den zeiven dag, en op verfcheidene plaatzen, waarteneemen. Een jongeling bragt dezelve uitwerkingen te weeg, doch in 't eerst met veel minder kragt dan ik. Ik had opgemerkt dat dezelve aangegroeid was door het glas met de vingeren te wryven: het was ook door dat middel dat hy allengskens flaagde met er bynaar zo weel als ik van te verkrygen. Ik ben drooger van hand dan hy, en gevolglyk beter gefchikt om ele&rique werkingen te weeg te bren. gen: ik geloof, volgends deeze cmftandigheid, dat de eledlriciteit veel deel aan dat verfchynzel hebbe; men voege er by, indien men wil, het magnetisme animah dit is zeker, dat de voorste vinger, alle de andere toegeboogen zynde, eene meer vermogende punt bood, dan op eenige andere wyze; de geflotene hand, noch de palm van de handbragten geene uitwerking voord. II.  RAfiSODIST. 123 H. Brief, behelzende een verhaat van eene reize naar den Berg Vefuvius, uit 't Engelsen vertaald. Ik heb twee maal den Berg Vefuvius bezogt. Ons rytuig te Portici gelaaten hebbende, huurden wy muilezels, en lieten ons vergezellen door drie mannen, wier werk is de vreemdelingen, welke naar dien Berg gaan,te geleiden. Aan e ene kluis of hermitage gekomen zynde, il Sa/vatore genaamd, vonden wy den weg zo moeijelyk en Reil, dat wy het raadzaam oordeelden onze muilezels aan die plaats te laaten , welke het verblyf is van eenen franfchenl Kluizenaar. Die arme man moet flegte gedagten van 't menschdom voeden, dewyl hy den mond van den Vefuvius, by voorkeur van de maatfehappy, tot zynen naasten buur verkiesd. Na dat wy de kluis verlaaten hadden, trokken wy door wyd uitgeftrekte gronden, welke alle bedekt lagen met lava op verfcheidene tydftippen uitgeworpen. Onze g'tdfen jfcheenen dezelve wel te kennen, en hebben ons derzelver waare dagteekening genoemd. De laatfte uitbarsting, v/elke gebeurd is terwyl wy te Rome waren, is van weinig belang geweest, in vergelyking van de voorige, dewyl er geene nieuwe fcheuren aan de zyde des Bergs door zyn veröorzaukt, gelyk in die van het jaar 1707, (door den Ridder Hamilton zo naauwkeurig "befchreeven> Er heeft maar eene overvloeijing plaats gehad öit den mond des Vuurbergs ontfprongen, en nog wei  i24 DE NIEUWE wel in geringe hoeveelheid; deeze uitbarsting heeft geene fchade, hoegenaamd, aan den wynftok noch aan 't omliggend bebouwd gedeelte des lands toegebragt, overmids dezelve niet verder dan tot de oude zwarte lava gekomen is, op welke zig noch geen nie we grond gevormd had. Ik heb verwonderd geItaan, die van de laatfte uitbarsting nog rookende en op ettelyke plaatzen b) ëen te zien, in een foort van hollen weg, welke naar eene uitgedroogde floot geleek, waar ze voor de ftraalen der Zon befchutlag: zy fcheen van eene zeer heldere roodachtige kolcur; op andere plaatzen, hoewel heel zwart en gefloten, behield ze nog zulk eene graad van hitte, dat het niet mogelyk ware er eenige oogenblikken op te blyven ftaan, en dat men genoodzaakt was de voeten op den grond, of op eene anderen lava, van eene oudere datum, te zetten, ten einde hen te verfrisfchen. Wy waren merkelyk voord gegaan langs een groot gedeelte van de laatfte lava, welke volftrekt zwart was, en minder heet fcheen te zyn dan het overige. Airede befchouwde ik eene beek van nog vloeijende lava, welke op eene kleine afftand van ons zagtjes langs den hollen weg ftroomde. Ik floeg toevallig myne oogen neder, en befpeurde aan myne voeten iets, hetwelkeene afwending van mynenaarfporingen te weeg bragt- Het v/as een kleine ftroom van die zelve ftoffe, welke langs eene der zyden vlceide, en van onder de korst op welke wy ftonden, te voorfchyn kwam. Het denkbeeld dat dezelve vaneen kon fcheiden, en dat wy in de vloeijende en brandende kolk, welke ze overdekte, konden bcgraaven worden,  RAPSODIST. Ï25 den, deed ons terftond van plaats veranderen. Een van onze gidfen, zulks bemerkende, riep ons toe, houd moed! houd moed! Myne Heeren; Rapte ftraks op de korst die wy zo even verlaaten hadden: hy ftampte en fprong op dezelve, om ons te overtuigen, dat ze genoeg vastigheid had om ons te konnen draagen, en dat wy geene reden van vrees altoos hadden. Vervolgends wierpen wy de grootlle fteenen, welke wy vinden konden, in dat beekje, op welker oppervlakte dezelve , gelyk kurk op 't waater, dreeven; daar beneven eenen ftok in dien kleinen ftrooni geftoken hebbende, was hetnietzondergroote moeite dat wy denzelven dieper in den grond kreegen. Allengskens raakte de lucht meer betrokken, zo datwy de hoop verlooren om het gezigt van den top des Bergs te konnen genieten, gelyk wy ons beloofd hadden, en wy zagen van het voornemen af, dat wy hadden, om hooger te klimmen. ' Eenigen tyd daarna,klom ik,met een ander gezelfchap tot op den top. Dan ik moet u zeggen, dat ik u niets nieuws te melden heb aangaande de vuurbraakingen , noch geene phyfifche waarneemingen ten opzigten van de lava's heb mede te deelen. Ik heb geene denkbeelden van den tyd, welke er vereischt word ter formeering van eenen grond, en ik ben ten eenenmaal onkundig of dezelve naauwkeurig den zeiven voortgang volgen, dan of ze door verfchtllende toevallen gevorderd of vertraagd worden; het geen ligtelyk in dwaaling kan doen vervallen, zo dikwerf men dien tusfchentyd naar eenen algemeenen regel zoude willen bereekenen Na  i2<5 DE NIEUWE Na dat wy op onzè Muilezels zo veel wegs hadden afgelegd, als op onze eerste reis, begaaven wy ons te voet, naar dat gedeelte van den Berg welk bynaar loodregt is. Het zelve fchynt niet zeer hoog té zyn ; zy egter , welke voor de eerstemaal ondernemen om dat te beklimmen, vermoeijen zig meer op die plaats dan op al het overige van de reis, hoewel geholpen door den gordel van de gidfen, aan welken de reizigers zig vast maaken,en welken deezen om 't lyf Haan. Dit gedeelte van den opgang vry minder groot fchynende dan het in de daad is, doet men de fterkfte pogingen in hoop van de moeite fpoedig te boven te zullen komen : dan de kooien,de asfche, en andere dergelyke ftoffen van onder de voeten wegglyënde, zyn oorzaak dat men diep in treed, glyd, en by ieder ftap' by haar twee derden agteruit gaat; zo dat er, behalven den langen weg, driemaal meer tyd vereischt word, om tot den top te komén,' dan men buiten die hindernis zoude nodig hebben. Zy dan welke terftond te fchielyk gaan, en zig in den aanvang niet in agt neemen, loopen gevaar van zig hunne onvoorzigtigheid te beklaagen; in de daad zy befchouwen vaak het einde van hunnen weg met ongeduld, endoen veele onnoodige wenfchen, vóór dat zy en hunne gidfen, buiten adem zynde,den top konnen bereiken ;zy zyn daarin gelyk aan die jongelingen, welke hunne kragten door vroege onmaatigheid verfpild hebbende, en oud ge worden vóór den tyd, zig met eene of andere ongelukkige in den egt verbinden, welke hen geplaagd hebbende, en op haare beurt we-  RAPSOD IST. 'Hf weder zelve van hen' geplaagd zynde geworden,hen ten grave doet gaan. De geene welke benieuwd zyn om den Vefuvius In zynen vollen luister te zien, moeten hunnen togt des namiddags doen; hoe meer de nagt duister is, hoe meer zy voldaan zullen weder keeren. Toen wy op den top des Bergs waren, was er naauwlyks eenig ander licht dan dat der vlammen, welke by tusfchen poozingen uit den mond des Vuurbergs opkwamen. üitgezondert het tydftip, wanneer er wezentlyke uitbarstingen gefchieden, is het aanzien en de hoeveelheid der ftoffen welke eruit voortkomen, zeer verfchillende. SomtydsfchynddeVefuviuszeerbedaard; men ziet niet dan eene ligte rook, welke er uitopgaat,even of die groote verzameling van brandftoffen, welke zedert zo veele eeuwen beftaat, eindelyk uitgeput, en er niet meer dan enkele half brandende vonken overgebleeven waren; dan op 't onverwagtst, word de. rook-wolk dikker en vermengd zig metdevlammen; op andere tyden worden er een aantal dryffteenen en asfche met geweld uitgeworpen, vergezeld van een gedruis,dat naar een gefluit zweemd • Geduurende den tyd welken wy op den top hebben doorgebragt, zyn de uitbarftingen fterk genoeg geweest om aan onze nieuwsgierigheid te voldoen. Zy fcheenen ons toe, op dat oogenblik, veel fterker te zyn dan wy op eenen verderen afftand gedagt hadden. Alle de uitbarftingen wierden vóór gegaan van een geluid gelyk aan dat van den donder: een kolom van zwarte en dikke rook vloog er fchielyk uit, en daarop volgden vlammen welke kort van duur waren. Straks  228 de nieuwe Strakj daar na wierden eene meenigte kooien , asfche en gloeijende fteenen, tot eene zeer aanmerkelyke hoogte opgeworpen. Hieröp volgde eene OU. te van eenige oogenblikken, geduurende welke maar weinige vlammen en rook opkwamen, welke allengskens vermeerderden, en gelyk te vooren, weder gevolgd wierden van een groot geraas en eene nieuwe uitbarfting. Deeze vlaagen zyn, terwyl wy daar tegenwoordig waren, minofmeerfterk, en de tusfchenpoozen meer of min kort geweest. By het aankomen, hadden de wagters zorg gedraagenvan ons verre genoeg van den mond des vuurbergs en aan die zyde van welke de wind kwam, te plaatzen, op dat wy van de rook geen hinder mogten hebben. De wind joeg de kooien, de asfche en andere brandftoffen van ons af, zo dat wy geen gevaar liepen om van dezelve befchadigd te worden, uitgenomen, wanneer in eene geweldige uitbarsting, gloeijende fteenen, en andere vaste zelfftandigheden met ontzagchelyke kragt en groot geraas, gelyk pylen, in de lugt geworpen wierden ; het is egter zo gemakkelyk dezelve te zien, en er verloopt zo veel tyd eer ze op den grond zyn, dat men dezelve ligt ontwyken kan. De Hr. Brydone,heeft ons,inde treffelyke befchryvingwelke hyvan deniEtna gegeeven heeft, bericht, dat men hem gezegd had, dat in eene uitbarsting van dien berg, dezelve rotzen van vuur uitwierp, vergezeld van een geweld dat veel fterker was dan dat van den donder; dat de geen welke hem dat bericht gegeeven had, de tusfchenruimte tusfchen het  R A P S O D I S T. x:p het oogerMk van haare grootRe verheffing en dat vat» haaren val, bereekend en bevonden had te zyn van 2i feconden; waaruit volgde dat die verheffing van 70CO voet geweest was; het welke buiten tegenfpraak eene veel fterker kragt vereifchte dan die welke men aan den Vefuvius toefchryft. Die vernuftige Schryver heeft de hoogte der uitbarftingen van den laatften bereekend en bevonden dat de Steenen, op hunne uiterfte hoogte gekomen, nooit meer danofeconden in het neder daalen onderweeg geweest zyn Na dat wy eenigen tyd getoevd hadden op die plaats waar onze gidfen ons gebragt hadden, wierden wy ftouter, naar maaten wy aan die voorwerpen meer gewoon wierden; zommigen van ons gezelfchap liepen den Vuurberg rond en ftelden zig daar door bloat aan 't gevaar om door de uitgeworpen fteenen gekwetst te worden Wanneer men'de onvoorzigtigheid en de roekeloosheid van zommigen welke deezen Berg bezoeken, nagaat, is men verwonderd dat er zo weinig ongelukken gebeuren. Men heeft my verhaald dat eenige Engelfche jongelingen gewed hadden en met elkander overeengekomen waren, dat de geen van hen welke het digtst aan den mond des Vuurbergs zoude naderen, en daar het .langst zoude blyven ftaan, de wedding zoude winnen. Terwyl wy daar waren hebben wy een groot gevaar geloopen. De bank (indien men dezelve zo noemen kan) op welke eenigen uit ons gezelfchap geklommen waren om het inwendig gedeelte van den Vuurberg te bezien, viel in hetzelven, kort vóór dat wy den top t Dekl. I. Stuk I  l3o DE NIEUWE des Bergs verlieten. Die gebeurtenis had zodinig eenen indruk op ons, dat wy ons haarleden om eene zo gevaarlyke buurt te verlaaten. Wy klommen van de fteilte des Bergs af, uit de asfche en kooien beftaande, welke wy met zo veele moeite beklouterd hadden; dan de nagt zeer duister zynde, trokken wy de hobbelachtige valley, welke men tusfchen dienBerg en de hermitage' ontmoet, waar onze zadelbeesten naar ons Honden te wagten, met veel moeite door. Ik zou egter rede hebben om my te fchaamen, indien ik over de vermoeijing van die reis klaagde, vermids twee Geneeffche-Dames dezelve met ons gedaan hebben; eene derzelve die zwanger was, vergezelde haaren man tot aan de kluis; en 't was niet zonder groote moeite dat hy haar bewoog om te rug te keeren; de andere Dame ging met ons tot op den top, zonder een oogenblik van ons aftegaan &c. M : GE*  RAPSODIST, 131 GENEES-EN HEELKUNDE, Aanmerkingen over de gewoonte van buikzuiverende middelen by voorzorge te gebruiken* XXet gedrag van zommige menfchen ter bewaaring van hunne gezondheid is ver wonderlyk.Het zelve is een waar model van al 't geen mennietdoen moest. By dö minfte ongefteldheid welke een eetregel ofiigchaams beweeging ligtelyk geneezen konnen, neemd men den toevlugt tot zuiverdranken, Men befchouwd de darmbuis (canal intestinal,) gelyk de pyp van een mechanifch werk, welke door eene vreemde Roffe ver • Ropt, alleenlyk maar nodig heeft weder geopend te worden-, men flaatjgeen acht dat dezelve in den.Raat des levensbegaafd is met een allerfynR gevoel, dat alle Rerk prikkelende middelen haare organifche werking ontftellen,dezelve verzwakken, dooreene toevloeijing van vogten naar dit deel te trekken, en er dikwerf de duurzaamfte indrukzelen nalaaten. Men vind by de geneeskundige Schryvers een aantal voorbeelden van de fchadelyke uitwerkingenderzuiverdranken, vooral der Rerkdryvende ( lyk uithaalen, zonder dat zy zig ondereen vermengen. Het vervaardigen van dien Oven is zeer eenvoudig, kost zeer weinig en isvaneengeringonderhoud. De kosten van • t ftooken zyn langs dien weg veel minder, dan in de gewoone Ovens en met hout geflookt. Het branden van vier - en-twintig mudden flyt voor omtrent 500 (Tranfche) Livres aan kooien volgends den tegenwoordigen prys, terwyl die zelve bewer* king, met hout, op goo Livres zou komen te Raan. "Vier-en-twintig mudden Bergfleen, of plaaster, zouden naar die behandeling op 75 liv, komen te Raan, en op 125 liv. met hout> Eindelyk, honderd-duizend Tigchelfteenen zonden, door dien oven, 6co liv. kosten, en ücoo liv. met hout. Uit alle deeze voovdeelen volgd nu: i°. Een nieuw bewys, dat alle die fpeciën met fteenkoolen gebrand konnen worden en zulks het vertier van 't hout merkelykfpaard. a° Dat,  144 DE NIEUWE io> Dat, dewyl deH. Jazet, van nu aan, diefpeciën onder den gewoonen prys kanleeveren, dit voordeel voorde koopers fteedstoeneemenzal , naarmaate men den toevoer van fteenkoolen zal gemakkelyk maaken. 40 Dat die Ovens, wier maakzel zeer eenvoudig en min kostbaar is, aan veele kalkbranders, welke niet ryk zyn, zal voordeelig weezen, en wier mededinging den meer bemiddelde onderneemers zal beletten, dat ze zig geheellyk van dien tak en deszelfs prys meester maaken. enz. (Journal de Paris.) TREK.  RAPSODIST. Ui TREKKEN van WELDAADIGHEID* van PATRIOTISMUS, van MOED, van RECHTVAARDIGHEID en HEÜSCHHEID. I. e Pruisfifche Monarch, die fteeds aandagtig is om zyn Volk dc hulp te verkenen welke deomftandigheden vorderen, en die weldaad befchouwende als eenen van den throon onaffcheidelyken pligt, heeft den bewooneren van neder Sileziën eene fommevari 100, ooo Ryksdaalders toegereikt, ter herileliïngvan de fchadens door delaaste overftrooming veroorzaakt. De Stad Schweidnitz heeft insgelyks van Z M. eene gift van 20, coo. Ryksdaalders ontfangen tot opbouwing van verfcheiden geftichten. Den 5 Augustus, werden 131 dorpen van Oost - Pruisfen door eenen omweder, met hagel vermengd, verwoest: de ongelukkige inwooners en defzelver vee waren gewisfelyk van gebrek omgekomen, by aldien de vaderlyke zorge des Konings er niet in voorzien had, door aan henhet nodige koorn en voeder te doen uitdeelen. (Mtrcure de France;) t Deel. 1. ütük. ft ü  146 D E N I E U W E II. D e Heer Philips, een jong zee-officier , was in '£ gezelfchap van hun, welke den beroemden Kapitein Ccoke, op 't Eiland Owyhece vergezelde, op dien noodlottigen dag op welken hy daar het leven verloor. Geduurende den aanval der Eilanders, werd den Hr. Philips van agteren een ftee k toegebragt met eenen poignard, welke hem eene diepe wonde veroorzaakte, zo dat hy op den grond nederviel; hy trachtte egter weder op de been te komen, toen de wilde , die hem voor dood had laaten liggen, weder op hem aankwam om hem aftemaaken; gelukkiglyk had de Hr. Philips nog kragt en tegenwoordigheid van geest en tevens geluks genoeg om op hem aanteleggen en hem te doo ien. De jongeling fleepte zig naar 'tfirand, reeds was hy in zee gegaan óm de floep te bereiken, toen hem een fteen aan het agterhoofd trof, welke hem op nieuw deed bezwyken;door de frifchheid van 't water kreeg hy weder een weinig kragt en bezef, hy zwom met veel moeite, en kwam tot volkomen gebruik zyner vermogens niet weder, vóór 't oogenblik toen hyde floep bereikte. Naauwlyks was hy er in geklommen, ofhy zag eenen ouden foldaat, wiens goede hoedanigheden hem van al 't fcheepsvolk deeden bemind zyn, welke tegen het zelve gevaar , dat hy zo even ontkomen was, worilelde. Die ongelukkige , fpande alle zynekrag- ten  RAPSODIST, i47 in om het geweld der baaren te wederftaan, één 003 was hem door eene lans uit 'f hoofd geruk , hy verloor zyn bloed en was op 't punt van te vergaan; de jongeling zynen toeftand noch kragten niet in acht neemende, fpringt op 't oogenblik in zee, zwemd naar den Soldaat; grypt hem by *t hair op 'toogenocgenblik dat hy bezweek, ileept hem weder naar de floep,behoud hem het leven en geeft h;m aan zyne makkers weder , en dital zonder dar. hy dagt iets ongemeens gedaan te hebben. {Journal de Paris,) III. In de k vensbefchryving vanCoypelleeztmen, dat hy, op zekeren dag, den Hartog van Orleans, van wien hy een penfioen trok tot het gebruik van eene koets, verzogt, dat hy die weldaad mogt verkeeren in almoezen; een verzoek dat hem ras werdtoegeftuan. Deeze daad is thans te Amiens weêr vernieuwd geworden. Eene bejaarde juffrouw, hoewel niet ryk, had zig door eene fpaarzaame levenswyze, veele gemakken des levens verfchaft, zelfs een rytuig, welk zy zedert veele jaaren gehouden hid. Haar Koetzier ziek geworden zynde, en zyn einde voelende naderen, liet haar verzoeken om een oogenblik by hem te komen; „ Mejuffrouw fprak hy , haar tot zyn bed zienKa de  DE NIEUWE „ de naderen, myn einde is naaiby, en één eenï„ ge eaak ontrust myne laatfte oogenblikkcn. II? j, zal een vrouw en kinderen nalaaten welke hunnen ,, eenigen fteun aan my verliezen, en door mynen dood in eene treurige armoede zullen Horten; laat „ my toe dat ik hen aan uwe ontferming aanbevele, ,, indien gy hen uwe befcherming toezegd,danzalik ?, gerust fterven." De goede Juffrouw beloofde hem, dat zy, na zynen dood, zyn gezin niet verlaaten zoude. Naauwlyks had zy hem ter aarde laaten bellellen, of zy verkogt haar rytuig en paarden, en nam de weduwe met haare zeven kinderen, alle nog zeer jong, by haar in huis. Aan haar belofte getrouw, verzorgde zy ieder dier Kinderen eene opvoeding naar hunnen ftaat en naar de bekwaamheid welke zy in henbefpeurde. Het verdiend opmerking, dat Mejuffrouw M. op haar vier en -tagtigfte jaar een gemak des levens opgepfferrl hebbe het welk voor haar eene foort van ber. fcpefte geworden was, CMercure de France.) ANEC  RAPSOD ÏST. i& ANECDOTEN. BYZONDERHEDEN. L DeMaarfchalkdeBasfompiere vroeg, op zekere dag, aan den Kapitein Strique naar zynen ouderdom ? Myn Heer, antwordde de Kapitein, ik weet het nietregt; maar my dunkt agt- en - dertig of veertig jaaren. Hoe is 't mogelyk dat gy danïn zo achteloos zyt ? Hoor, Myn Heer, hernam hy, ik iel myne renten, iktelmyn vee, ik tel myn geld; maar voat myne jaaren betreft, die tel ik niet, om dat ik wel verzekerd ben, dat ik geen van dezel* ven kan verliezen, noch dat iemand my die ontrcoven zal. II. D e beruchte Graavin van Dorchester,maitresvan Jacobus II. plaatfte zig op zekeren dag, in een logie naast eene Dame, welke voor zeerdeugdzaam bekend ftond. De ftuurfche Lady ftond op 't oogenblik van haar plaats op; de Graavin over dien hoon gebelgd, riep haar met eene fpottende glimlach toe: vrees niet, Mevrouw: myne kwaal is niet befmettelyk}engy zult er nooit K 3 van  ii"o DE NIEUWE van cangelast worden. Deeze woorden verwekten een groot gerach van de omftanders; de zedige Lady vertrok befchaama, zonder een woord te fpre^ken, en dg Graavin bleef zegepraalende in haare logie zitten. III. De bevallige Graavin van * * * zig in een sjroot gezelfchap bevindende, verfcheendaar naar demodeen zeer coquet opgetooid Mevrouw van ***, die, om dat zy nietfchoon maar deugdzaam was, recht meende te hebben om haar eene les te geeven,zeide tot haar: vjat zyt ge opgefcbikt, Graavin ƒ gy lykt een jong meisje. - Mevrouw, was haar antwoord,koeltjes, dat is aan een ieder niet gegeeven, de meesmuilers waren ook op haare zyde. ■ ■ BI-  RAPSODIST. 151 BIBLIOGRAPHIE VAN EUROPA, I T A L I Ë N. rp J[ no m je NEst11 Pisicrienfis de dirimcndibusmatrfc monii impedimentis, liber jingularis. te Flcuence, 178J, in Svo 182 bladz, by A.ü.Pagani. {Novelle Litterarie.') L'Et r u r 1 a dotta, &c. Het geleerd Toskdanen, of verzameling van loffchriften over Toskaaners ivélkï Tri de geleerdheid en vjeeunjebappen hebben uitgtmv.nl, te Florence , i7:<5- by Pietro Allegrini. InSvomttportrakcn in 't koper. {Novelle Letter arie.) Bibliotheca di gius nautico, &c. Btbliotbeefz van het zee-recht ; Te Florence, 1785, by Antonio Benucci en Comp. In &,io. 287 bladz. K4 Rs"  DE NIEUWE Regole teorico pratiche, &a. Bsfcbouwende enbtcej'mende ytandiveitige. regelen, «m landgoederen te vcaardeeten; door Dr. Antonio-Maria Finefchi van Siena, niet alken tengebruike der zvaardeerderen ;maar ook dienstig tir onderrichting van Richters en Gcricbts-Hofs - amptenaaren. Te Siena, 1785- by Vincent Pazzini Carii en Zoon. ZjjiJuo.97 blad. {Novelle letterarie.) AtPHONSiie Aventis Fcrrarienfts facri advocaü coi> ft[Jor;alis disfirtatio de proporlionemonetarum, Te Romen, Ï785, In 410, by Antonio Fulgoni. {Efemeride, letterarie.) CnnoNOLOGTA Situla Andrecs Noti adnostra usque tempora protracta, atque ita utraquc lingua nu ncr im wn in ■ tesra in lucem edita cuta & Jludio Aloyiii Matthaei. Te Napels, 1785, by Gius-Maria Porcelli. In 40. {Efemeredi letterarie.') Ava^tivrtt TvUv Anacreontis Teii odaria , prafixo commemario, quo poctce genus traditur Gf bibliotheca An~ acreontica adumbratur, additis variis lectionibus. Te Vnrma, ter Koninglyke Drukkery [in 8vo. 1784 en in 4/0 1785. {Novelle letterarie.) La vita di Torquato Tasfo, &e. Het leven van Tcrqnato Tasfo, ge/chree-ven door den Abt Pietro Antonio le  RAPSOD1ST. i53 Serasfi, en door denzelven opgedraagen aanU. K. H. Maria Beatrix van Este, Aartshertogin van Oostenryk, &a. &c. Te Romen, 1785» $ ¥° ter Drukkery vanPagliarini. {Efemeredi letterarie,) Sopra il contagie delle tifichezza &c. Overdebefmeh ting der Teering: eene verhandeling opgedraagen aan den vermaarden en geleerden prelaat en Geneesheer, Monfign: Natale Saliceti, eerden Geneesheer van den thans regeerenden Paus Pius den VI, door MarianoNarducci, Geneesheer te Macerata, en geasfocieerd- Lid van de AcademiënvanFlo* rence en Padua &c met dit opfchrift: Les hommes s'empoifonnent mutuellement enfefréquentant. j. j. rousseau- TePeroufe, 17S5, inSvo, ter drukkery van Rinaldi, {Efemeredi letterarie.') Lettera intorno aft* olio, &c. Brief over de Olie van Palma Christi; door den Hr. Louis Willi, Geneesheer te Verona, «785, in2vo groot 13 liladz. (zonaer naam van den drukker) Te Verona. {Novelle letterarie.) ENGELAN D. Essays on the origin of Society, &c Proeven over den oorfprong van de maatfcbappy, van de tacd, van de reK 5 êec'  ï>'4 DE NIEUWE geering, van de rechtsgeleerdheid, van de verdragen, en van •i hwwelyk, verrykt met ophelderingen , genomen uit de Griekfcbe-en Gallifcbe- taakn; door James Grant, Schild* knaap Adv. in 410. 1785. Te Londen by Robinfon. (.Critical revieuj.) Bibliotheca topographica Britannica &c Plaatshefchryvkundige Bibliotheek van Brittanniën, N? xxx. Inhoudende de gefchiedenis en oudheden van de drie Aartsbisfchoplyke Hospitaalen, en andere vueldaadige geflicbten, te Cantorbery en omgelegeneplaatzen; door den Hr. Duncombe. envcylen den Hr. Battely N? xxxi. Inhoudende degeveahgievan hetgef acht van Olivier Cromwell &c. Te Londen, 1785. in 410. (Gentleman's magazine-") Mor al fables, &c. Zedelyke Fabelen, in i2m.° 1785. Te Londen, by Robinfon. Po üms on feveral occafions, &c. Gedichten over ver fcheiden onderwerpen; door wylen Eduard Lovibond, Schildknaap, kl. 8vo. 1785. Te Londen,by Dodsley. (Critical revieiv.) The crifis of the colonies ccnfidered, &c De crifis van de Coloniën befchouwd; nevens aanmerkingen over de noodzaakelykheid om hunne commercieele belangens met dat van Groot - Brittanniën en van America te verbinden; opgedraagen aan den Hertog van Richemond, met eenen by ge-  RAPSODIST. jss genoegden brief aan Lord Penrhyn &c. InSvo. 1785. te Londen, by Bew. (JCritical revieix.~) DÜITSCHLAND. FRANCFORT-AAN-DEN-MAIN. J. P. Strang, zal eerlang uitgeeven, het eerfte deel van eene verzameling van aangelegene reizen tot onderwys en uitfpanning voor de Jeugd, uit het hoogduitfch vertaald van den Hr. Campe Het oorfpronglyk werk is in Duitfchland met die graagte ontfangen, welke de letter - vrugten van den Aucteur ten allen tyden zullen verwekken.   D E NIEUWE RAPSODIST, b f VERZAMELING van ÜlTHËEM: SCHE TYDSCHRIFTEN. ÜÏT HET FRANSCH VERTAALD. EERSTE DEEL. TWEEDE STUK. gw- ' ' ,.t?asw^— ' '" —-— Te AMSTERDAM, By C GROENEWOUD, op den Nieuweridyk, op den hoek van de Oude Haarlemmer Sluis.  1?  ï n n O U D. UITTREKZÊLS en BEÜORDEELINGEN van BOEKEN. Levensbefchryvingen van de beroemfle Zeehelden .... Bladz. ï Scriptores rerüm Danicarum medii cevi, &c. De Schrvvers der Gefchiedenis van Deenemarken van de middel - eeuw, enz. i • 19" Reizen door de barbaryfche Staaten van Maroc* co, Algiers, Tunis en Tripoli, enz. . MENGELSTUKKEN. Byzonderheden aangaande de gastmaalenbyde ouden. * <$T Fragmenten van eene verhandeling over de hartstochten, enz. . 52 Vonnis en afzweering van Galileüs. . 63 Verleegenheid van eenen Dichter, verzogt om een Tooneelftuk te leezen van zyn eigen maakzel. » .70 2e'.'zaame wetten te B ifel gebruikelyk. . 8± Een trek van wysheid van eenen goeoen Vorst. 83 De gefchiedknnde aan 't oordeel onderworpen. 90 Brief over eene anecdote in de nieuwspapieren geplaatst. i i . 1 100 ACADEMIËN, enz. Koninglyke Academie der weetenfchappen te Parys. .... 104 Keurvoistelyke Academie der weetenfchappen te Manhei m. .... 107 SCHOUWBURG. Parys. Comedie Francoife. . 109 Comedie Italienne. . . i 11 ko n den. Co vent -Garden. . • nJ NA-  NATUURLYKfe HISTORIE. NATUURKUNDE. SCHEIKUNDE. KRUIDKUNDE. Eriefvan den Hr. de la MetheKiF,aanden Hr Sage, over de ontvlambaarheid van Rukken yzers. ... . . i2j Buitengewoone uitwerking van eene uitheemfche planr. ■ . . . Ia<5 Aaihangzels door den Hr. Abt Spallanzani , van verfcheidene verhandelingen over de verduuwing, enz. ; ; . 127 GENEES- en HEELKUNDE. Behandeling van den winter in handen en voeten. 131 Een ander middel om den winter te geneezen. 133 Verhaal wegens de operatie van de Cataract niet lang gcicecien in Engeland gedaan, aan eenen bliiugeboorenen. . . . 134 LANDBOUW. OECONOMIE. INDUSTRIE. KOOPHANDEL. Voortgang van de zeevaart en van den koophandel na den val van het Romeinfche ryk, enz. 1:9 Mortel die ondoordringelyk voor 't water is. 143 TREKKEN van WELDAADIGHEID, van PATRIOTISMUS, enz. 1 . I4S ANECDOTEN. BYZONDERHEDEN. 148 BIBLIOGRAPHIE van EUROPA. 1taliln. . . : engeland. . , . ; duxtsc iil and. : ; , j^Q  e n BEÖORDEELINGEN VAN B O E 32 E E*. , neemende, voegde de Koning er by; Is er één on, der u die in de fta.:t is om te doen 7 geen by gedaan beeft ? „ Op deeze vraag ftonden zy allen befchaamd; de „ naam van Jan Bart klonk gantfeh Verfailles door; ', de Saletjonkers zeiden tot malkanderen, laaten wy „ den Graaf van Forbin gaan zien die den Beer geleid." Jan Bart verliet zonder verdriet het Hof waar het hem doodelyk verveelde, en trok weder naar Duinkerken, naar zyne Fregatten en de Zee; daar zynde vernam hy de nederlaag van la Hogue, en herftelde die fchade door eene van meer dan 12 Milioenenaan den Vyand toetebrengen. Deeze daad wierd hem A 3 be-  6 DE NIEUWE beloond door het Ridder-Kruis van St. Louis. OnzeHeld dien wy altyd Jan Bart, en niet de Ridder Bart, zullen noemen, fteekt ftraks weder in Zee, zeild eene Vlcot met graan uit Polen komende, tegemoet; zy was door den vyand veroverd geweest, hyfpoed'zig om dezelve te herneemen: de vyand had nog maar iS mylen wegs afteleggen en dan was hy in behouden haven, dan die bedenking houd hem niet terug. Wy moeten op den vyand aan enjlryden, zegt hy, het belangvan frankryk vorderd zulks. Den vyand op den afftand van een kanon - fchoot, genaderd zynde, fprak hy zyne Officieren dus aan: Kameraads, geen kanon, geen musletten; laaien wy maar letten om, met bel piftocl en den fabel te vegten, ik zal u vóór gaan, den 5c bout • by - Nagt aantasten,en zalu rekening van hem doen. Men verbeeld zig Hendrik IV. te hooren vóór den ilag van Yvry: zo gezegd zo gedaan, de Vloot wierd hernomen. Jan Bart fchryft aan denHr. dePontchar-train, waar uit blykt dat hy, wat er Forbin ook van gezegt hebbe , leezen en fchryven konde ; hy belast zynen zoon, getuigen en deelgenoot van zynen roem, gelyk overal elders, met zynen brief. De Staatsman bejegend den brenger ganftiglyk, en brengt fcêm nog gelaarsd zynde, by den Koning; de jongman glyd over de vloer, LodewykXlV. ichreeuwd, maakt eene beweeging om hem op te helpen, en *oegd er vervolgends al lagchende by: Men kan -wel Zien dat de Heeren Bart bcetere Zeelieden dan Ridderszyn, De Princes van Conti begeerd ook den zoon van eenen t&ad te zien. Hy verfchynd vóór haar; zy trekt eene doem uit haar oauquet, en segd tot den jongen Bart: Myn  R A P S O D I S T. 7 Myn Heer! bied deeze bloem aan Myn Heer uw vader aan, cn zeg hem, van mynent ixege, dat by die aan zyne Lauwerkroon hegte. „ Het was Venus, zegt zeer wel de „ Heer Richer, die Mars kroonde." Ondertusfehen verleende de Koning brieven van adeldom aan Jan Bart, welke die gunst beantwoordde door prys op prys te maaken, door alle de zeeftreeken te verwoesten, door de vyandelyke kusten onveilig te maaken,door de convoi jen, de Vorften, de Gezanten van Frankryk te geleiden. Dan helaas! die man welke door het kanon niet had konnen bereikt worden, werd op zyn Stffte jaar door eene pleuris weg gerukt. Hy wierd te Duinkerken begraaven, waar een eenvoudig graffchrift nog naar een Praalgraf wagt welk dien man meer waardig zy. Men vind. in dit leven van Jan Bart, eene anecdote betrekkelyk op den Prins van Conti, welke onze beroemde Zeeheld in 'r. jaar 1697 naar Poolen geleidde met zes Scheepen van oorlog en één Fregat. Het gelukte JanBartomnegentien vyandelyke oorlogfcheepen te ontfnappen welke ten noorden van Duinkerken geposteerd lagen, ten einde zynen doortogt te beletten. By 't aanbreeken van den dag, ontmoette hy er nog twee andere, zeilende, en negen ten anker lecgende tusfehen de Maas en de Theems: hy hield zig op zyne hoede en vervolgde ftoutelyk zynen weg " Het gevaar voorby zynde, zeide de Prins van Conti tot hem; Indien zy ons hadden aangetast zouden zy ■ ons hebben konnen neemen. Jan Bart antwoordde hem be* ■ zadigd; dat was onmogelyk. Hoe zoudge dan gedaan hebben , hernam de Prins ? Jan Bart antwoordde wederom: A 4 He-  & DE NIEUWE liever dan my over te geeven zou ik het Schip inbrand hebben doen fleekgn: wy zouden in de tugt gevhógen en zy ons niet genomen hebben: myn zoon bad bevel om aan de Konflapêts kamer te blyven, gereed, om op 't eerfle teken den brand in 't kruid te fieeken. De Prins zidderde op die taal, en zeide tot hem : Het middel is erger dan de kwaal; ikvertied u er gebruik van te maaken zo lange als ik aan ut» boord zal zyn." Op 't leven van.Jan Bart volgen eenige rechtvaardigende Jlukken noopens zyne familie. Zy komen ons voor alléén te dienen tot vergroofing van het werk; wat hadden wy, om den adeldom van Jan Bart te Haven, bevestigingen van getuigen en verklaaringen no. dig! De verklaaringen Haan in de registers van dezeezaaicen, waaralle zyne pryzen opgefchreevenftaan; de getuigen zyn de zo dikwerf onder zyn bevel zegevierende Franfchen; ds Engelfchen, voor zyne fchim vervaard, en de Hollanders te Amfterdam uitroepende: Die Jan Ban is dan een Duivel, dien niemand liaan kan, Het leven van Jan Bart fteund, in deezen derden druk, op de geloofwaardigfte getuigenlsfen. Men leest in 't zelve," dat; het mannelyke oir van dien vermaarden held, thans uitgeftorven is. Hy is tweemaal gehuuwd geweest; uit zyn eerfte huwelyk had h'y éénen eenigen zoon, FranpisBart, wélke zynen Vader in meest alledeszelfszeeflagen vergezelde, met hem klampte hy den vyand elf maaien aan, en agt maal na zynen dood; te zaamen negentien maaien: hy ftierf in 't jaar i7i$, als Vice-Admiraal, en liet twee zoonen na, beide kinderloos geftorven 3 dc eer-  RAPSODIST. 9 fte, den 6 July, Colonel en Chef de Brigade van het corps royal du génie, en de tweede , den it Maart 1784., inden ouderdom van negen-en-zeventig jaaren. Deez? laatfte, PbilippeFrancais genaamd, was Schout-by-nagt en Gouverneur vanSt. Domingo. Jan Bart had uit zyn tweede huwelyk, tweezoonen; de eene genaamd Jean Louis, te Duinkerken overleden, was Adelborst -wagter ter zeef gaarde de ia marine;') en de andere Ignace te Martinique geftorven in 't jaar 1706, Luitenant ter zee, zy hebben geene kinderen agter zig gelaaten. Maar er is nog een mannelyk oir van hetgefiacht van Bart, hetwelk afftamd van Gaspard Bart, een man vol van moed, en broeder van Jan Bart, en welk bevestigd, zegt de Aucteur, dat het waardig is dien achtbaaren naam te dragen. Wy gaan over tot het leven van Cornelis Tromp, by welk wy ons korter zullen ophouden, niet om dat hy een Hollander is, maar om dat, hoewel hy een dapper en kundig zeeman geweest is, zyne gefchiedenis minder uitfteekende en zeldzaame trekken vertoond. Zyn lof vangd aan met het verheeven B.yfchtift welk men op 't graf van Marien H. Tromp, zynen. 7ider, leest. ,, Gy die de HoIIarders, de deugd en heldeudaa„ den bemind, leest en weend.'' „ De cieraad der Hollandfche Natie, defchrikder t, vyanden, een Held die leevende, nimmer gerust, ,, een ftervende getoond heeft, dateen groot Krygs,s man ftaande moet fterven, rust onder deezenfteen, t, enz." A 5 In-  '° DE NIEUWE Indien de Zoon van dien Held geoordeeld h geworaen meer dan hy, eenen naam in 'tgeheu gen zyner Landgenooten tot in de volgende geflLh en e verwerven wat heeft men dan van zodanig enen zoon te denken ? ö n „ Zyn Vader ging nooit in zee zonder hem Hv „ Het hem als matroos aanneemen, en vervoVends „ langs alle de trappen van den dienst, tot den rans „ van Capitein opklimmen." 6 Cornelis Tromp zal het overige van den weg van zelfs afleggen. Hy wasmaarr.a rS jaaren oud, toen hy de Engelfchen, die zyn Fregat veroverd hadden door een venster wist te ontfnappen, door welh y *g m de zee wierp: zy hebben in 't vervol, meer dan eens gelegenheid gehad om te zien welkeenbuit hen ontghpt was; in eene algemeene nederlaag van de zynen, bood hy by naar alléén den En«elll2 het hoofd. Het bewind ovWa^^ gen hebbende, ruirnt hy met verdriet de plaatst voor de Rmter de liefde tot het Vaderland" dr n5 hem egter om den dienst niet te verlaaten, en ££ -doen wonderen. Tromp was overal, hy verwisS verfehadenmaalenvanSchip^endeEngelRhenrefdeÏ zyner dan vyfof zes Trompm op de HoLd^ ^a "' - De twist tusfchen * Ruiter en Tromp lyk uit; zy doen beide hun beklag, en een van be den ™et opgéofferd worden; dit lot treft Tromp ty gelooven dat hy het verdiend had; hy word vanzyrl ampten ontzefen in ballingfchap gezonden. Hy vertrekt; Frankryk wil hem in zynen Dienst neemen! men  RAPSODIST. ii men bied hem eene Jaarwedde aan van 50, ocoLivres; ziet hier zyn antwoord: „ Zodanige aanbiedingen van eenen Koning gelyk „ Lodewyk XIV. zyn ten hoogften vleyende voor „ my; maar byaldien ik dezelve aannam, zoude ik „ bewys geeven dat myn Vaderland my met recht „ vernederd heeft, vermids ik in ftaat ben om het te „ verlaaten. Ik wil dat myne ftandvastigheid in myn „ ongeluk, alleen aan het zelve verwyte de mishan„ deling welke het my aandoet; myn eer en myne „ pligt vorderen dat ik hier blyve." Neen, Arristides en Camillus zouden niet anders geantwoord hebben. Zodanig een man was wel waard dat hy zig met den edelmoedigen de Ruiter verzoende. De Prince van Orange bragt hen by elkander en zy wierden onaffcheidelyke vrienden. Drie volkomene overwinningen waren de vrugten van die verzoening. Tromp onderfteunde alle'én Dcenemarken tegen Zweeden. hy werd met eer overladen door de Koningen van Deenemarken en Engeland. Men had wel voor om Tromp tegen den Graaf de Tourville te Rellen, in 't jaar iöqi , dan hy ftierf aan eene ziekte in het 7afte Jaar zyns ouderdoms, zonder kinderen by zyne vrouw natelaaten. Hy was fchoon van gelaat, fraai van leest, en Reik en kloek van ligchaamsgerteldheid; zyn moed wierd altyd beftierddoorde voor•/igtigheid. Tromp zo gevreesd in het oorlog, wss natuurlyV. aeer zagtzinnig en zeermeêdoogend, vooral omtrent: de officieren en matroozen; kortom, zonder zyne- ja»  11 DE NIEUWE jalouzy tegen de Ruiter, zou men in hem geene ondeugden hebben gekend. Réné Duguai - Trouin wierd teSt Malo geboren , den 10 Juny 1073, uit een geflacht van Kooplieden. Hy was.de vierde zoon van eenen Reeder. Zyn Ouders fchikten hem tot den Geestelyken ftand, en zonden hem naar 't Collegie te Rennes. Hy verliet dat om >te Caënin de wysbegeerte te gaan Itudeeren; maar hy leerde daar niet dan fchermen; twee of drie tweegevegten verwierven hem den naam van voorvegter, en de vriendfchap van eenen fpeeler, met welken hy naar Rouaan trok, waar hy hem de hand leende om een meisje tefchaaken, vervolgends geraakte hy, om haar, met hem in een tweegevegt Wie zou konnen gelooven dat zodanig de beginzelen waren van Du« guai Trouin, van eenen man die eens Luitenant Generaat van de Zeetr.agt ven Frankryk zou zyn ? De eerfte Rap die hy er toe deed, was dat hy dien vriend liet vaaren en het ongebonden leven den fchop gaf; alleenlyk behield hy eene drift voor de vrouwen, welke hy nooit getracht heeft te overwinnen. Door zy. nen oudften broeder gewaarfchouwd, ontboden zyne ouders hem weder te St. Malo. Het oorlog was tegen Engeland en Holland verklaard. Duguai gaat tefcheep als vrywilliger, de zee-ziekte, eene ysfelyke fchipbreuk, gevolgd van een heevig en bloedig ge vegt.de harsfenen van zynen Capitein welke hem in 't gezigc vloogen, zie daar zyne eerfte ontmoetingen, welke een zaad van eer en dapperheid jnryn hart fchooten. By deed wonderen in dienzeetogt; wel dra verkreeg hy  RAPSODIST. 13 hy het bevel over een Fregat, met welk hy er andere veroverde. Aan den wal was hy dezelve man niet; Rraks weêr aan 't duelleeren, en de vrouwen opgezogt; dan weder naar zee gegaan zynde, verfchynt de Held daar als te vooren dapper gelyk Jan Bart; gelyk deeze, bukt hy voor de overmagt, en word genomen, na dat hy als een Leeuw gevogten had; gelyk deezeontvlugt hy, maar hy had zyne verlosfing aan den minnehandel te danken. Na dat hy verfcheiden pryzen op den Vyand gemaakt had, bemagtigde hyhetEngelfch-fchip; SantPareil genaamd, deeze krygsdaad wierd hem door , eenen degen van den Koning beloond. Hy bediend zig van dat fchipom de Hollanders te misleiden. Elders laat hy de Hollandfche vlag van 't zelve fchip waaijen, en verfchalkt de Engelfchen. Wat vermag de moed niet dus door den list geholpen? Duguai was nog maar 23 jaaren oud. Een zyner jongere broederen Rierf, in een gevegt, in zyne arme; hy wreekt zig op de Hollanders. Maar zie hier een der fchoonfte trekken van zyn leven. Door eene vloot, van verfcheiden zeilen, overvallen, omcingeld van fchepen, roept hy zynen krygsraad byéén, en verklaard aan denzelven dat hy befioten heeft om zyn leven duur te verkoopen liever dan dat hy zig zoude overgeeven. Zy zwoeren alle met hem te zullen fterven. Op die verzekering,met die aangenaame gedagten gaat hy, als of er niets voorhanden ware, ter ruste. De Engelfchen wel verzekerd, dat Duguai hen niet zoude ontvlugten, wagten naar den mor.  14 DE NIEUWE morgen. Duguai word in 't holle van den nagt wakker, ftaat op, gaat allesbeipieden. Hy ilaat het oog op den horizont; hy ontdekt er eene opkomende zwarte wolk. Als een kundig zeeman befluit hy dat de wind binnen kort zal opReeken, en laat om van denzelven gebruik te maaken alle de zeilen gereedhouden. De wind fteekt in de daad ook op, zet de zeilen uit: het Schip van Duguai vliegt weg. De Engelfchen worden te laat wakker : Duguai ontfnapihen; hy was maar 52 jaaren oud. Hy verdiende de brieven van adeldom wel, de Koning was billyk: hy verwierf dievoorzig zeiven en voor zynen oudften broeder. Hy maakt een groot ontwerp, het belegeren van Rio-Janeiro, een ryke volkplanting in Braziliën. Hy rust 15 fcheepen uit. Holland beefd : Engeland verbeeld zich den Pretendent reeds op zyne kusten te zien. Duguai gaat fcheep, dwingt den Gouverneur van Rio-Janeiro hem een losgeld te betaalen, en brengt den Portugeezeneeneonbereekenbaare fchade toe. Indien Frankryk er niet veel by won, zo was het zyne fchuld niet, maar die van de omftandigheden. Zyn eer verloor er niet by: by zyne terugkomst was een ieder even begeerig om hem te zien. Eene aanzienlyke Dame drong door de menigte heen, zeggende; ik wilde etnen held in 't leven zien. Lodewyk de XIV. Rierfvóórdathy hem tot Schoutby-Nagt had konnen bevorderen ; maar de Regent, en na hem de Cardinaal de Fleury overlaadden hem met eer en vriendfchap. Hy werd Commandeur in ?t jaar 1728, en Lieutenant-Generaal in 1731. Ein«  R A P S O D I S T. 15 Eindelyk, zyn einde ziende naderen, fchreéf hy den Cardinaal de Fleury, eenen zeer beweegelyken brieften einde hem zyne maagfchap aan te bevee'en; hy omring van dien Minister een zeer gunstig antwoord en de a'ler vleyendfte beloften. Indieaangenaame hoop ontfiiep hy den 2. September 173G. Het leven van den Graaf van Forbinbefchryvende, verbergd de Hr. Richer de gebreken van zynen Held niet. Deeze onpartydigheid geeft aan zyne beoordeelingen eene trap van geloofbaarheid, welke dezelve der aanneeminge van zyne Leezers, voor welke de waarheid alléén de aanlokkelykheden van de aangelegenheid bezit, waardig maakt. De jonge Forbin gaf in zyne vroegfte jeugd blyken van 't geen hy eens zyn zou. Het is zeldzaam dat die mannen, welke men werken van voorliefde der natuur mag noemen, zig niet door eenige trekken be* kend maaken die in een zeker opzigthunne aanftaande verdienden aan den dag brengen. .Forbin was. zeer oploopend in zyne jeugd Laaten wy hem naar Siam volgen: daar is 't dat zyne bekwaamheden zig begonnen te ontwikkelen, Men vind by die gelegenheid veele fchampere byzonderheden aangaande Siam en deszelfs Koning: Ook behaagd het in Forbin eenen anderen Scipio te zien, ons een voorbeeld van deugd geevende, welke by lieden van zynen ftaat zeldzaam genoeg te vinden is. Hy bemagdgd een Schip: eene Geneeffche Dame ,vanomtrent 18jaaren, bevind zig onder de gevangenen. Forbin meld in zyn gedenkfchriften dat zy van eene betoverende fchoon-  it werk is van "en' Cisterciënzer monnik nit het Klooster van Rye , in 't Hertogdom Sleeswyk , welke in dezelve den oorfprong aanteekend van alle de kloosters van zyne orden in t Noorden geftigt, als mede de gevallen die W byzonder klooster van Rye betreffen , zo dat wen dezelve behoorlyk zon konnen noemen Amaks Ryenfes Dns ziet met, dat geduurende het leven van den H.Bernardn3,in'tjaar r1$3 geftorven, verfcheiden Kloosters van zyne orden geftigt zyn geworden e HerivadeenteNidalin'tjaar üWi te linze, ia t jaar xi<4, te Hofwaethe in >t jaar i ,47. welk ook het jaar « van den dood van Eric Lamb of het Lam, ^MttMOtfenMren frCSeerd tC hCbben' monnik werd te Othens, zonder te reekenen Esrom, Vit*. fchola, Saba zedert Julitns genaamd, Sora, Cutua- ha, Om, Dobran, Dargun, het Ei.and Gods, Col- bas, Olm Reigneveld, Gulholm, Aas Kloster, alle van de u* het Eüand ^ >e Eiland hetParadys.enz. in de ,3= eeuw. Het voo " oordeel van den Chronyk - fchryver tegen de DuTu fchers is blykelyk bladz. ,66. wanneer hy by gelegenheid van de wegvoering van den Koning Wal demar en deszelfszoon, beide in hun bed overvallen door den Graaf Hendrik in 't jaar ,n*3, zegt: „ Merkop leezer, dat de Duitfchers nooit of zelden „ het gewonnen hebben, dan door list of verraad, „ wei Jee hen eigen zyn.«' Deeze  RAPSODIST. 20 Déeze Chronyk vertoond aanmerkelyke voorbeelden van zelfmoord in den Koning Haddingar, die zig zelf verhing, na verfcheidene roemruchtige overwinningen behaald te hebben, zig verbeeldende dat het te laag was voor zyne verhevene ziele, den dood afewagten gëlyk de dieren: en in den Koning Helgt , een vermaarde Overwinnaar , die zig insgelyks met den Rrop van kant maakte, uit fchaamte dat hy Thora, zyne eigene Dcgter, welke hy by eene boerin in eene haven van Laland had geteeld, bezwangerd had. Dezelve Chronyk behelsd ook een voorbeeld van onzinnige dwingelandy in Athyfms, Koning van Zweeden, die geduurende de minderjaarigheid van Rolfkrak, zoon van Thora, aan de Deenen eenen hond gaf om hen te regeeren. Veel aangenaamer is het in dezelve te lcezen, dat Froth, die ten tyde van Jezus Christus leefde, zo veel order in zynen Raat hield, dat hy drie gouden ringen op verfcheidene publieke plaatzen zonder wagt Relde, en zonder dat zig iemand dorst verfhouten iets er van te ontvreemden; 't geen men insgeiyks verhaald van Alfred in Engeland. Het XVIde Ruk behelsd de Annales mum Dariicd* fwmvan Peter Olaüs, Franciskaaner Monnik van Rofchild, van den uittogt der Cimbren tot in 't jaar 1541. De Heer Langebek heeft moeite gehad om dezelve aftefchryven en in order te brengen, om dat het handfchrift op verfcheidene plaatzen by naar onleesbaar was, ter oorzaaice van het kleine fchrift.en van de vlakken waar mede het bezoedeld was. Hy heeft er ook vcorbedagtelyk uitgelaaten, al't geen de  &> de nieuwe de burgerlyke cn kerkelyke gefchiedenis in 't algemeen betreft, door dien zulks beter gevonden word by een aantal andere Schryvers. Aileenlyk zullen wy aanmerken, dat Olaüs, aangaande het jaar ilöi verhaald , dat Abfalom , Bisfchop van RosChild, Saxo, Proost van Roschild, naar Parys zond die van de Kerk van de H. Genoveva verkreeg, om Willem weder met zig naar Deenemarkeri te mogen neemen, welke tot Abt van Eskilsfoverkooren werd, waar van de reguliere - kanoniken , vóór hem, niet dan den naam en het gewaad van hunnen ftaat droegen: zo groot was te dier tyd de naam der leere en der godsdienft'igheid van de Kerk van de H. Genoveva! Willem is in Deenemarken geftorven , in 't jaar 1002. Het was, geduurende zyn verblyf in dat Ryk, dat'de Bisfchop Abfalom eenen Kerkelyken dienst voor Deenemarken gemaakt, en den zang daar toe befchikt heeft. ( Het XVlid- ftuk bevind zig airede onder de Scriptores rerum Germanicarum van Lindenbroge. Hier zyn ze getiteld Annates ab Anonymo circa Albiam ad annum ■ufque 12Ó5 conscripti. Verfcheiden Geleerden haaien dezelve aan onder den naam van Chrcnici S/avi, hier'in misleid zynde door eene fout der Drukkers van de uitgave van Lindenbroge, welke boven alle de bladzyden van dezelven voortgegaan zyn met te zettenj den titel van Incerti autoris Cbronica Slavica, welke tothet voorgaande ftuk behoorde. De Heer Langebek heeft die fout, en veele andere van dagtekening van den druk van Lindenbroge, verbeeterd. Het  RAPSODIST. j» Het XVIUde Ruk is t'zaamengefteld uit de Annales rtrum Danicarutn Esromenfes h nato Christo ad annum 1307, afgefchreeven na een der kostbaare handfchriften door Magnceus aan de boekery van de academie van Coppenhagen gefchonken. Die Chronyken worden geacht de besten te zyn, ten opzigte van de gefchiedenis van Deenemsrken, zedert het einde van de elfde eeuw: het geen vooraf gaat word zo veel niet geacht, en de leezerzal er grove fouten ontdekken, vooral in de tydrekening der voorige Keizers en Paufen. Men kend twee zeer onvolmaakte drukken van dezelve, de eene word onder de zeldzaamfte boeken geReld, waarvan misfchien het eenige exempelaar nog maar in wezen is, dat de Heer Langebek in de boekery van den Heer Klevenfeld gezien heeft, en welk hy den druk van Wormius noemd , om dat het de Heer Wormius, Bisfchop van Sialand, is, die hetzelve bezorgd heeft. De andere druk is die van den Heer Ludewig, in het IXlie Deel van zyne Reliquia Mstorum. Deeze laatfte krield van fouten, welke den zin op zeer veele plaatzen onverRaanbaar maaken: UrJcus voor veniens, Sclavoriiam voor Saxoniam 3 captivans voor capiivos , alius voor filius, exerceret voor execraret, respueret voor rejïpisceret, fustinuit voor fuscitavit ,vocatus voor rotatusi enz. zonder te reekenen een aantal vaneigen-naamen, zonderling verminkt, en de eene voor den anderen genomen. De uitgaave van Wormius is naauwkeuriger; ma'ar dezelve heeft noch begin noch einde, en is maar 4 bladzyden in 8V0 groot, met deeze titel: Incerti autoris cbroniion , en met deeze woorden onder op  3* DE NIEUWE op den kant, Anndl. hifi. torn. II. welke té kenoéii geeven dat het een fragment is van een grooterwerM dat Wormius begonnen heeft zonder het te vervolgen. De Heer Langebek heeft deeze Chronykert getiteld, Anna/es Esromenfes , de gisfing van Thomas Bertholinus aanneemende, die. in zyne Anttq. Dan; bladz. 670, dezelve oordeeld in 't Klooster van Esrom gefchreeven te zyn. Het XIX* ftuk Annates fratrum minorum Wisbienfes ah ann. 67 ad 1525, maaken ook een gedeelte uit van het IX* Deel der Reliq. Mss. van Ludewig, onder den titel van Diarium fratrum minorum; maar gelvk hy het toeftemd in zyne Voorrede, bladz. 15, zo was zyn handfchrift gebrekkig en verminkt. Het handfchrift op welk de Heer Langebek dezelve hier uitgegeeven heeft; word bewaard in de Koninglyké archiven der oudheden te Stokholm, waarde Heer Brocman, vriend van den Heer Langebek , hetzelve voor zynen vriend afgefchreeven heeft. Het bevat ettelyke aangelegene ftukken van de gefchiedenisfen van Deenemarken, Zweeden cn Noorwegen, en in 't byzonder voor Gothland en Wisby. Verfcheiden Minderbroederen van Wisby hebben dezelve op onderfcheiden tyden gevoegd by hunne doodenlyst, waarin zy ingelyfd zyn geworden. Het XX'le ftuk, Chronologici rerum Danicarum fecunia auclore Cornelio Hamsfortio Cimbro ah anno Cbristi 637 ad 144S, is insgelyk aan den Aucleur medege* deeld door zyne vrienden, de Heeren Brocman ert Liden van Upfal, waar dezelve een gedeelte uit^ maakt van de erfgift van la Garde. Die Tydrcke- ning  RAPSODIST. 53 Eing bevat zeldzaame byzonderheden, vooral ten op. zigte van de Kerkelyke- en Klooster - gefchiedenis. Het XXifte ftuk , Annaks Danici BanMianl 777 —1200, draagt den naam van Bartholinus, om dat Thomas Bartholinus de jonge, vermaard door zyne nafpooringen van de oudheden en van de gefchiedenis van Deenemarken , die chronyken in de daad getrokken heeft uit ouden gedenk Hukken, van welke verfcheiden vergaan zyn. Dezelve beroemde AucS teur heeft veel ruimere Deenfche-chronyken opgefteld , welke nog berusten in de boekery van da Hcogefchoole van Upfal, alhoewel dezelve waardig zyn het licht te zien. Het XXII^ ftuk behelsd het leven van den H. Vv'illehad, eenen der eerfte Apostelen van het noorden, door Karei den Grooten, aangefteld tot eerften Bisfchop van Bremen, in 't jaar 7S8. De H. Ansgarius, eerfte Aartsbisfchop van Hamburg, en vervolgends tevens'Bisfchop van Bremen, is de Au&eur van die levensbefchry ving, waar van Adam van Bremen eene loflyke melding maakt (Adam Brem. ed. Lindenbr. p. 3. 9.) Philippus Ccefar heeft dezelve het eerfte in 't licht gegeeven met de levensbefchryvingen van de H. H. Ansgarius en Rembertus uit een zeer oud handfchrift van de Kerk van Hamburg, welke hy te zamen heeft laaten drukken, te Keulen, ia't jaar 164a, onder deezen titel : Triapostolatus SèpHWrionii. Frantzius en Surius hadden er kennis van gehad, en gebruik van gemaakt in 't geen zy van den H. Willehad gefchreeven hebben, vóór de uitgaave van Philippus Cajfar. Mabillon heeft dezelve inge- I. Deel. II. stuk. C last  34 DE NIEUWE last in het tweede deel van zyne 3* eeuw van de Act. SS. Bendict. na een handfchrift van Corbie, en Aio. Fabricius , in het II* Deel van zyne Memor. Hamburg, naar den druk van Caefar. De Heer Langebek heeft zyne uitgaave met geleerde, meest geographifche en etimo'.ogifche noten vergezeld, oorfprongelyk uit die van Mabillon en van Fabricius, met eikanderen vergeleeken. In eene van deeze noten , bericht hy ons dat het pfalmboek in guldene letters gefchreeven, van welk de H. Willehad zig in de 8fte eeuw bediend heeft,- thans in de Keizerlyke boekery van Weenen berust, na dat hetzelve, geduurende agt eeuwen, in de Kerk van Biemen bewaard is geweest. Charlemagne had hetzelve gefchonken aan Paus Adriaan I die het, met tocftemming van Charlemagne, gaf aan Willehad, Bisfchop van Bremen. Ziet Lambeci bibliotb. Vindobon. II* Deel. Het XXIIIfte ftuk behelsd eene legende of levensverhaal van den H. Willehad, getrokken uit een oud en zeldzaam boek in Neder-Saxisch of Holfteinfchetaal gefchreeven ; gedrukt te Lubek, in 't jaar '407» in fbl. onder deezen titel: Pasjionael efte dat Levcnt der Hylligben, voorts, verzend de Heer Langebekde geenen die meer begeeren te weeten aangaande den H. Willehad, naar het II* Deel van Molleri Cimbria 'Literata, (Het vervolg in bet volgend Jluk.j REI-  RAPSODIST. 35 Reizen door de barbaryfche ftaaten van Marocco, Algiers, Tunis en Tripoli, of Brieven van eenen der gevangenen welke onlangs gelost zyn door de Heeren Reguliere - Kanonikin van de H. Driëenbeid, gevolgd van eene aantcekcning van hunne losfing en van eene lyst hunner naamsn. Te Parys, by Guillot, Boekverkoopervan Monsieur, rue St. Jacques, vis-a-vis celle des Mathurins. In ir • cluuucn^Ptvri^n „„ „ ntüre-rs' der Romeinen, in de beste tïden en wanneer zy den Landbouw behartigden; £ Hornes, en in al 't geen gefchreeven is de helden-tyden ziet men niet dat er van vischVe! fprooken zy: het i, te denken, dat dit voedzel veracht wierd, en dat het aangezien was als niet genoeg voedzaam of te ligt voor lieden van een fter/ge2 Een vermaard Engelsch Geneesheer verzekerde dat hy door eene fobere levenswyze «mand tot eenen bloodaart zoude maaken: de P ins Maunts was zo verzekerd van deeze Helling, dat ly ■ altoos m eenige veldilagen van gewigt de Engelfchen gebruikte wanneer zy aankwamen,™ zo nog het rund-vleesch in de maag hadden: dit was zyne uitdrukking. yiJC Het gebruik van appeldrank is van de Gasconiers tot de inwooners van Normandyen overgegaan ; de eerften hadden het uit Afrika gekreegen ; de Oudvader Augustmus fpreekt er van, en hy bewyst dat het de oudfte drank der menfchen is. Het was in de ftad van Pelufium, in Egypten, dat het bler wierd uitgevonden, in * jaar 2ro7, na de fchepping der waereld. ■ Plato heeft de dronkenfchap niet alléén toegefta?n m zyne wetten, maar hy heeftze zelfs bevolen by zekere gelegenheden, willende dat de menfchen in deezen ftaat zynde, bekend wiérden voor 't geen ze zyn,en weeten wat zy denken. De wyze Cato wierd op eenen zekeren dag be■ fchonken op ftraat gevonden, en de groote Redenaar Mar  RAPSODIST. 45 Marais Antonius fchreef een boek over zyne cronkenfchap, Aefchylus bedronk zig om zyne Treufpeeler, te vervaardigen, de Drog-Redenaar Aurelius Relde zig in denzelven Raat om zyne openbaare redenvoeringen uit te fpreeken, en de Abt Vertot, om in zyne Gefchiedenis van Maltha het verhaal te doen der beleegenngen en veldflagen, volgde hun voorbeeld. De Perfiaanen gebruikten geene andere pynbank dan den wyn tot ontdekking der misdaaden; dit middel om de waarheid naar te fpeuren is waarlyk niet wreed, en fchynt veel zekerer te zyn dan de fchrikkelyke folteringen, by ons gebruikelyk. By de Romeinen was de plaats daar men het avondmaal hield gemeenlyk het voorhuis, op dat eene plaats van het huis die meer verborgen was geene gelegenheid mogt geeventot ongebondenheiden onhebbelykheden: daar waren verfcheidene wetten die wilden dat men in deeze voorhuizen zoude eeten. , Wanneer de weelde te Romen zynen zetel gevestigd had, waren daar pragtige zaaien voor de gastmaalen ; Lucullus had er verfcheiden die den naam van eenige godheid voerden, en die naam was voor den Hofmeester een regel, wegens de uitgaaven van het avondmaal. De uitgaaven van het avondmaal van Lucullus, in de zaal van Apollo, bedroeg 5-,ooo dragmen. Het fpysvertrek van Nero.bootfte, door de kringsgewyze beweegingen van zyne befchotten en van zyne zolderingen , de Hemelsbewecgingen naa, en Relde de verfcheidene jaargetyden vóór, die by  40 d e n I e u w e riekende vogten op de gasten deeden regenen De Romeinen bedienden ei* niet «reivfc- „ tg en oragt de tweede aan, op welke mpn Si rdiSChC had: hec was - ^ -ed tafel dat men ZODg en het plengen van wyn, «fiets zz Vroffrn •*^<«,C de Hel T C" ^ m^^s, en zelfs hll , fc m UMe P'^SegMC-en offer maaien, hadden hetzelfde gebruik. Ce Romeinen, ten tyde van Nero, hadden tafels var, c>troenboomen-hout welke men uit MauriuanL goud, en Ronden op voeten van yvoor met beeldwerk vereerd. Martius zegt, dat zy kos£baarer wa. ldénav,gf°H w °D CaSfiUS VerZefcerd^ dac Se^a alktn vyfhondert zulke tafels had, aan welke hy de eene na de andere at; en Tertulliaan zegt, dal Cicero er maar ééne had. By de Romeinen trok men het lot met teerlingen om eenen Koning van het gastmaal te maaken- zie daar^ongetwyfeld den oorforong van onzen Boon- Men zict fa Herodotus dat de Ouden geen gebrmk maakten van drinkbekers en drinkfchaalen! zy bedienden zig van drinkhoorenen ; de landen van die hoorencn waren verguld of verzilverd voor de  RAPSODIST. 47 de aanzienelykften onder hen. Koning Philippus dronk dus op de gezondheid van die geenen die hy beminde. Onder de regeering van Karei den V*? Koning van Frankryk, had men het gebruik nog niet om lichten op de tafels te plaatzen; men liet geduurende den geheelen maaltyd, door een groot getal knegts de kaarsfen in de hand houden. By de Grieken en de Romeinen, vond men eenen knegt die gelast was om te leezen, byzonderlyk geduurende den maaltyd; zomtyds nam het hoofd des huisgezins den post van Leezer zelf waar, en de Gefchiedenis leerd ons dat de Keizer Severus , dikwyls den last op zig nam van zelf te leezen by de maaltyden van zyn huisgezin. De tyd op welken men las, was voornaamelyk by het avondmaal; men beloofde op dien tyd aan de genoodigden ettelyke leerzaarneleezingen, gelyk men heden ten dagen het verderfelyk vermaak beloofd, van een Br elan, van een Vingt-&-un, enz. De Grieken, in hunne fraaije - eeuw, veronthéiligden, volgends hunne uitdrukking, de heiligheid van de tafel niet, welke zy in 't tegendeel vercierden door vernuftige en verhevene gefprekken; zy Helden den anderen voor, vraagen de zedenkunde betreffende, van welke Plutarchus eene verzameling gemaakt heef t, getiteld: Van de Tafel-gefprekken. De aloude Wysgeeren merken aan, dat de Helden zelden met malkander gastery hielden, of zy bragten eenige zaaken van gewigt op de baan, enberaad- ilaag-  48 DE NIEUWE Haagden over die welke de tegenwoordige of toekomende geleegenheden betroffen. Byde Franfchen, maakten, de verfcheidene heldendaaden van de Tournoifpeelers, hunne dapperheid, hunne fterfcte, en hunne behendigheid, de gevallen van de alöude Ridders en Helden die de natie en de Ridderfchap vermaard gemaakt hadden, het onderwerp van de tafel gefprekken, uit. De Scythen hadden een gebruik om in 't midden van hunne maaltyden, de fnaaren van hunne boogen te doen klinken cn fnorren, ten einde zig hunne Jtrygsdeugden te herinneren, welke zy vreesden te krenken cn kwyt te raaken, in die ryden van vermaak. By de Romeinen, door de weelde bedorven, riep men muziekanten, zangeresfen, dansters, klugtmaakcrs, pantominefpeelers, lieden diegrappigefprookjes vertelden, by de gastmaalzaalen om de genoodcn te vermaa';en. De Abysfiniërs drinken noch fpreeken nooit dan na den maaltyd; de Koning en de Grooten verbeelden zig dat het beneden hunne waardigheid is de ftukken zeiven aan hunnen mond te brengen : zy hebben Pagies of dienstjonkers die het vleesch met de vingers vaneen fchcuren, en hetzelve hen in den mond fteeken. Vóór den maaltyd , zy vergenoegen zig niet met een kort gebed, laaten zy het gantfche psalmboek opzeggen; doch om geen tyd te verliezen, deelcn zy de psalmen aan verfcheiden perfoonen uit, welke ieder kunnen psalw gelykcydig opzeggen. By  RAPSODIST. 49 By de Chineezen, worden de'maaltyden, ir|'tfhik van hoffelykheden, die rnen met alle mogelykheid bedenken kan, doorgebragt; het is niet om te eeten dat men genoodigd word, maar om een leclyk gezigt te trekken (grimaces"' : men fteekt geen ftuk in den mond, men drinkt geen druppel wyns, of het kost honderde verdraaijingen des ligchaams, Er is, gelyk in onzen Concerten en Operas, een Officier die de maat Haat, op datdegasten,accoordsgewys, gelyktydig het eeten uit de fchotels neemen, en in den mond fteeken ; een ieder heeft er zyne byzondere tafel, zonder tafellaaken, zonder fervet, zonder mes, zonder lepel; want alles is voorgefneeden, en men raakt niets aan als met twee kleine zilvere Hokjes , waar van de Chineezen zig zeer behendig weeten te bedienen- Na die maaltyd, die vier of vyf uuren duurd, altoos vergezeld van delastigfteceremoniën, verfchynd er een hoop poetfenmaakers die op zyne beurt een klugt fpeelt, die, door haare langdraadigheid alzo zeer verveeld, dan de geene die men te vooren onder het eeten vertoond heeft. Dikwyls onthaald de Sophi van Perficn alle de Grooten van zyn Hof: geduurende deeze dagen van verlustiging teld men er voor "t minst drie honderc gasten, en aan geen hof ziet men eene zo kostbaars pragt. De drinkbeekers zyn goud of zilver verguld cn al 't geen tot de tafel behoord is goud of porcelein, zelfs de lampen en kandelaars zyn vanditvportreffelyk metaal. Dit uitfteekend gereedfchap. werd geplaatst op tafellaakens van taf met goudeue b!oe- i, Deel. Ü, Stuk. D men  5« DE NIEUWE men. Ondertusfehen fchat men al deezen grooten toeflel flegts op veertig miiioenen. Als de Moskovirten een gastmaal aanrigten , eet de vrouw van den geenen die onthaald niet met de mansperfoonen: uitgedost in haare beste kleederen, treed zy, geduurende het gastmaal, ia de zaal vergezeld door eenige vrouwen van haar gevolg; en geeft aan den aanzienlykften der genoodigden een glas brandewyn in de hand, na dat ze daar mede haare lippen even heeft nat gemaakt. Geduurende dat deeze gast drinkt, vertrekt ze fchielyk, en na dat zy een ander kleed heeft aangetrokken, verricht zy dezelfde ceremonie omtrent den tweeden aanzienelyken gast, en zo vervolgends; alsdan zig naar den muur keerende, met neder geflagene oogen, en hangende armen, entfangd ze eenen kus van ieder der genoodigden. De eerste opdisfehing beftaat in koud vleesch toegemaakt met boom-oly, uijen en knoflook; dit alles blyft omtrent één uur op tafel, waarna men de foupes, het gebraad, en 't warm vleesch opbrengt, die de tweede opdisfehing uitmaaken. Vervolgends komt het nageregt. Men begint de gezondheden te drinken by den aanvang des maaltyds , in groote drinkbeekers en glaazen die klokvormig zyn. Op de gastmaalen by lieden van aanzien geeft men niet dan Hongaarfchen-wyn. DeMoskovieten willen daar mede eene byzondere overdaad vertoonen, om haare pragt daar door meer luister bytezetten. Haare gewoonte is eenige uuren na den maaltyd te flaapen. Als de Poolen eenen grooten maaltyd geevcn,zyn de  RAPSODIST. M de geenen die er op verzogt zyn verpligt om haar mes, vorken leepel mede te brengen, om dat het ongewoon is die op tafel te leggen even zo weinig als fervetten; men maakt flegts rondom de tafel eene breede ftrook ftyf linnen vast, in plaats van fervetten. Wanneer alle de gasten aangekomen zyn, fluit men de deuren van 't huis, en men opendze niet, dan wanneer men van tafel is opgeftaan. Als men heeft opgedischt, begint ieder zyn brood half door te fnyden, dat men aan zynen knegt geeft benevens een fervet met vleesch gevuld. Wanneer de Heef van 't huis tweemaal te drinken vraagd, brengt dc knegt hem eens zo veel, en hy maakt geene zwaarig» heid om opentlyk uit het glas van zynen heer te drinken. Voor 't overige , reekenen de Poolfche - heeren het voor geene fchande, wanneer het hen gebeurd met hunne bedienden en knegts te eeten. Plutarchus leerd ons dat Cacfar, na zyne roemrugtige overwinningen, het Romeinfche volk onthaalde,aan twee-en-twintig duizend tafels, élke van drie bedden; waaruit men befluiten moet, dat er op 't minst tweemaal-honderd duizend perfoonen aan dié twee-en-twintig duizend tafels op kosten van O-dar, gezeten hebben. De Romeinen lieten zig op 't einde van den maaltyd den beeker van den Gastheer brengen, en dronken in het ronde zo veele teugen als er letters in den aaam van hunne vrysters waren. (Variétés littéraires, bis'criques, 07.) D 2 Frag-  5» DE NIEUWE Fragmenten van eene verhandeling over de hartstochten , betrekkelyk tot de fragmenten van een zedekunkundig merk, te vinden in Ie Mercure enz, D e goedheid en 't goed hart fchynen my weinig verfchillende te zyn. Men kan niet ontkennen dat de goedheid en haare uitwerkingen op eene verhevene wyze befchreeven zyn in de fragmenten van 't aangehaalde werk; maar kan men zig te veel toeleg, gen op een werk van zo eene aangelegenheid? De goedheid is een hartstocht van den gevoelenden wil (*;: zy behoord tot het vermogen van te beminnen. De goedheid , in haar grondbeginzel befchouwd, beftaat in die gelukkige gefchiktheid van onzen geest,, waardoor wy anderen, die ons gelyk zyn, aanzien als natuurlyk met ons veréénigd, door die gelykvormigheid zelve; door ze te befchouwen als een gedeelte van ons zeiven, als een en hetzelfde met hen uitmaakende. De goedheid beftaat nog in eene gefchiktheid van ons vermogen om te gevoelen, in eene teedere en medelydende gevoeligheid , in zekere aandoenelyke gevoelens die men niet kan uit- leg- (*; Zie 't g?en ik varilaa door hartstocht in het Jottrn. encyclon. de Bouill. van den 15 Nov. 1777; ik ondeifcheide tweederlei foorten van wil, de heerfchende wil en degevoe. leaJe wil; ziet ie Journal encycity, van den 25 May 1777.  RAPSODIST. 55 leggen, vergezeld met vreugde en droefheid na dat de omftandigheden het mede brengen. Deeze gevoelens veroorzaaken in ons de liefde, de goedwilligheid , de weldaadigheid , de deelneeming van vreugde en droefheid, het tedere medelyden enz. By deeze gefchiktheden zouden ' wy konnen voegen die van onzen wil, maar ze is bynaar ten eenen maal af hangelyk van de twee anderen , van onze wyze van 'enken en van te gevoelen. Hier word gefprooken van de natuurlyke goedheid en die uit onze geReldheid ontfUat, eene voortreffelyke hoedanigheid w aarmede de fchoone kunne zoo gelukkiglyk voorzien is. Die geenen die het ongeluk hebben van geboren te worden met weinige van die gefchiktheden waar van wy zo even gefprooken hebben, konnen in zig eene goedheid doen ontfUan door overweeging, konnen door poogingen van den geesten van den heerfchenden wil hun hart gevoelig maaken en hun vermogen van te willen verbeeteren. Deeze goedheid, hoewel door de kunst voortgebragt, is zekerlyk van eene groote waarde; ze zal tot eene gewoonte overgaan en eerlang natuurlyk worden. Een mensch dat niet kwaadaartig gebooren is, en dat wel denkt, kan dus deeze gefchiktheid des geestes verkrygen, deezs gevoeligheid van 't hart, deeze goedaartigheid van imborst die ons onzen evenmensch doet beminnen, die ons aanfpoort om hem goed te willen en goed te doen, die ons aanzet om toegeevend te zyn om hem zyne misilagen en zyne beleedingingen te vergeeven, D 3 om  54 DE NIEUWE om de wraak te 'doen vervangen door de edelmoedigheid en het teder medelyden. De goedheid heeft veele takken, waarvan de voornaamftezyn, de liefdaadigheid, de goedwilligheid, het weldoen en het medelyden. Fan de liefde tot den naasten. De mensch is niet boos dan by toeval, of tegen de natuur by toeval, door eene flegte opvoeding, door vooroordeel, door toorn , door wraak, door haat, door eenig byzonder belang, enz. tegen de natuur, door een zonderling en ongeregeld temperament. Die boosgebooren worden, zyn monfters, die niets bewyzen tegen den gewoonen loop der natuur. Wanneer de waardigheid en de uitmuntendheid van ouze (?) Men hebbe de toevallige bootheid waarvan den Schryver fpreekt niet te neemet! voor onze ongeborene verdorvenheid Neen, onzes eragtens bedoeld hy eene overgegeevene boosheid' waardoor men dc maatfehappy tot last word, of vervreemd is' van natuurlyk mededoo«n: zoo zou een zvn die een' ander in gevaar ziende niet fchielyk,als door een onbefpeurbaarbe gmzel daar toe genoopt en zonder voorafgaande beredenee nng, ter zyner hnlp toefprong, of op 't zien van eens ande. rens lyden niet aangedaan was. Deeze natuurlyke goedheid beken ik, verliezen wy niet dan by toeval of door een tegen natuurlyk beginzel in ons. D E VERTAALER.  r A P S O D I s t. 55 onze ziel ltennende,wanneer,door onzenatunrlyke neiging , wy ons zeiven liefhebben, moet die achting die wy voor ods zeiven hebben, ons aanfpooren om de andere menfchen te achten,en de liefde die wy ook voor ons hebben moet ons onzen evenmensch doen beminneten moet ons goedwillig doen zyn omtrent hem : Wy konnen onzen evenmensch niet verachten noch haaien , zonder ongelyk te doen aan het menfchclyk ge ■ flac'ht waar van wy een gedeelte zyn. De natuur heeft den eenen mensch voer den anderen gefchaapen, en heeft hem een zugt ingeprent tot gezelligheid. In weerwil van de onderlinge noodzaaklykheid, kan die maatfcbappy geenen aanvang neemen of zig ftaande houden , als de eene mensch geene liefde tot den anderen hadde. De ongeregeldheid die het belang in zo veele toevallige zaaken in deeze maatfehappy verwekken , bewyzen niets tegen de natuurlyke goedheid van 't mensehdom. Laaten wy dit wondeibaar weezen in gelegenheden en in omftandigheden voor oogen ftelien daar de natuur fpreekt. Als men twee kinderen onverwant by eikanderen brengt, befchouwen zy zig met eene verbaazende verwondering: men ziet hen armen en beenen beweegen , en als 't ware fprongen maaken om by den anderen te komen, in weêrwil van de vrees die hen te rug houd, ziet men hunne verlegenbeiden 't ongeduldig verlangen om kennis te maaken. Zy komen 'er eindelyk toe zo de jaaren het toelaaten, en maaken eene kleine maatfehappy uit die zekere toevallen en voornaamelyk de tegenftelling van hun belang van tyd tot tyd ontrust. Tot zyn ongeluk blyft de mensch in dit opzigt altyd een kind. D 4 AIs  66 DE NIEUWE Als de booze den goeden doet lyden, a]s de llerke den zwakken geweld aan doet, neemen wv 't terftond op voor dCn geenen die verongelykt word en vliegen als ?t ware om hem te ontzetten. De natuur fpoord er ons toe aan door twee tegenftrydige gevoens: Een- kragtige deernis zet ons aan om den on^'ukkigcn behulpzaam tezyn, om deel te neemen in zyn ongeluK: de toorn, de haat en de verontwaardiging wapenen ons tegen denvervolger. Wat eene tedereonftekenis ondergaat d, mensch niet by 't verhaal van de rampen van eenen deugdzaamen mensch ? de eene befchouwd nooit met onverfchilligheid het lyden van zynen naasten , voornaatnentlyk als het met onrecht gefchied : hy kan er zelfs rie verbeelding niet van verdraagen. Deeze liefde voor onzen evenmensch is eene verbindende liefde en een trek om één en hetzelfde weeze te worden Qdentificmion\ Door deeze heide en door dit natuurlyk en fterk verband van alle tdmiua fchynt het menfchelyk gefïacht maar één en hetzelfde wezen uittemaaken. Van de goedwilligheid, van de weldaadigheid en van het medelyden. De goedwilligheid en weldaadigheid gaan altoos met de liefde vergezelfchapt. Men is natuurlyk geneigd om den geenen die wy beminnen wél te willen en wél te doen. De eigenliefde, de wederkeering op ons zeiven, de overweging dat eens anders kwaad ons treffen kan vermeerderen de droefgeestigheid van het medelyden  RAPSODIST. 57 den , maar zyn er den grondregel niet van. Het mededoogen is eene eerfte beweeging, een natuur, Iyk gevoel welke alle overweegingen vóór gaat; het is een der beste gefchenken welke de natuur ons gegeeven heeft; het is een der fterkfte banden van de maatfehappy.' Door dien hartstocht doet de natuur ons verwonderlyk gevoelen hoe zeer wy aan onzen evenmensch gehegt zyn. Het medelyden volgt meestal op die onftuimige hartstochten welke met hetzelve ftrydig fchynen te zyn; het brengt de kalmte weder teweeg, het vooronderfteld een goed hart, eene verhevene en grootmoedige ziel. Hoe dierbaar is my de gedagtenis van dien goeden Koning van Portugal die zo veel medelyden had met de verftooringvaozyn volk en van zyne hoofdftad! de deernis van Heraclitus behaagd my oneindig meer dan de fpottende lach van den abderitaanfehen Wysgeer. Zy die wederwaardigheden ondergaan hebben zyn meer vatbaar voor tedere gevoelens, doch het is min door de vreeze voor nieuwe ongelukken, dan door eene aandoenende herinnering van hunne voorlcdene rampfpoeden, en door de ondervinding welke hen eene levendige kennis gegeeven heeft van de rampen, welke men zeer onvolmaakt kend , wanneer men er nooit iets van ondergaan heeft. Deeze foorten van indrukken doen een gevoel in ons ontdaan, laaten in den geest en in 't hart diepe fpooren na die weder te voorfchyn komen by 't minste aandenken, en ons geneegen maaken om de ongelukkigen te begunstigen. De goedheid der Vorsten, word goedertierenheid D 5 ge-  *3 DE NIEUWE genaamt, waarlyk eene koninglyke deugd. Een Koning moet goed en goedertieren zyn, en bynaar al. toos aan de wetten de ftrengheid des rechts over laaten. De goedheid van Julius Cajfar maakt dat my zyne nagedagtenis draaglyk word. Hoe komt my de vyand van Marcellus en Ligarius niet verheven voor boven den onbefchoften, den ondankbaarenen den barbaarfchen moordenaar van Clitus! Ik ken geenen Vorst die de goedheid en edelmoedigheid meer heeft doen uitmunten, dan de Calif Almamon. De ondankbaarheid en de wreedheid van Justinianus maaken hier een treffend contrast. De goede hoedanigheden van 't hart zal ik altyd hooger fchatten dan die des geestes. Gelukkig die ze alle kan veréenigen ! o! Scipio Nasi c a, de wellust der Romeinen, beminnenswaardige Virgilius, gevoelige Fenelon, tederhartige Gesner, wie zal uwe nagedagtenis niet moeten eerbiedigen en beminnen ! Van de Liefde jegens de Ouders. Verfcheidene beweegende oorzaaken, verfchillende redenen, zekere indrukken van de natuur, hegten ons meer aan zekere perfoonen dan aan andere. De banden des bloeds maaken de vaderlyke , de moederlyke, de kinderlyke, de broederlyke liefde uit, enz. en brengen de verééniging van alle de geenen die tot één en hetzelfde geflacht behooren, te weeg. De natuur, waar van de wysheid overal doorftraald , acht geevecie op de zwaarigheid die de va-  RAPSODÏST, s$ vaders zomtyds konnen hebben om hunne eigen kinderen te kennen, en ook op de zekere kennis die er de moeders van hebben, heeft aan de vaders dezelfde tederheid voor hunne kinderen niet gefchonken dan aan de moeders. Deeze onverfchilligheid van 'e mannelyk-gtflacht voor hun nakroost ftraald nog meer in de dieren uit. De natuur, de zomtyds weinig zekere kennis die de kinderen van hunnen wezentlyken vader hebben , ook befchouwende, als mede de altoos bynaar zekere kennis van hunne moeder, heeft aan de kinderen dezelfde liefde voor hunnen vader als voor hunne moeder niet ingeprent, laat ons er byvoegen, dat de moeder voor de kindr» ren noodzaakelyker is dan de vader, en dat deeze fterke beweegreden, deeze wyze manier van doen der natuur, nog meer heeft moeten bepaalen. Men neemt dat voornamentlyk in zekere dieren waar. Een lam, by voorbeeld, en een jonge kat, onverfchillig genoeg voor de mannetjes die hen geteeld hebben, fchynen niets te beminnen en nategaan dan hunnen moeder. Het geen men zegt van zekere vaders, die hunne zoons ziende, zonder dezelven te kennen, bemerken dat ze innerlyk bewoogen wierden, moet op de ley der fabelen worden gefield, lk geloof even zo weinig dat de moeders voor haaren zoon die tegenwoordig, maar aanhaar onbekend is, die geheime neiging ontwaar worden, en die tedere gemoedsbewegingen, die gefchikt zyn om hem te doen herkennen. Dit zelfde heeft plaats omtrent die geheime genegenheid, omtrent die tederhartige beroeringen, die men Cil-  <5o DE NIEUWE onderfteld dat een zoon gevoeld, op >t gezigt van zynen vader of van zyne moeder, die hem onbekend zyn. Alle deeze fchoone gevoelens zyn van alle waarheid ontbloot. De zo zeer beweezene liefde der grootvaders voor hunne kleinzoonen, enz. is niet dan eene neiging ontdaan door de overweeging en het vooroordeel Dje van de opgaande - linie bedenkende dat ze iWts' maar eenen korten tyd in deeze waereld zullen zyn incinen zig daarin als 't ware te vereeuwigen , en te herkeven in die geenen die zy meinen hunne afdammehngen te zyn, hoewel deeze afdamming zomtyds met altewei beweezen is. Van den invloed van 't ban op den geest, en van dien van den geest cp 't bart. De geest word gemeenelyk misleid door 't hart en t hart word zelden misleid door den geest. l)ê mvloed van hart Qp geest .s dan die van den geest op , har, Een ieder die een goed hart bezit, bezit ook bynaar altoos eenen roeden geest; en die een boos hart heeft, kan naauw. lyks anders hebben dan eenen boozen geest; een goed h£ baart eene goede manier van denken; een boes hart laat zelden toe dat men wel denke; (ik meen zedekundig gefprooken.) Men heeft maar al te veel bewyzen van den weimgen mvloed die de geest oP >t hart heeft: laaten wy er ons bydrie bepaalen. Zyn 't niet de geletter. den,  RAPSODIST. 6i den, de geleerden en de fchrandere lieden die dikwyls de booste harten hebbenl, en ziet men er geene menigvuldige voorbeelden van ? Met wel ke onmenfchelyke wreedheid, hebben de Europeaanfche geletterden, de geleerden, de geestelyken, de inwoonners van de drie andere deelen der waereld niet behandeld? Hebben de Grieken niet de flegtfte hoedanigheden van 't hart veréénigd met de luisterrykfte hoedanigheden van den geest? Hoewel welfpreekende, geleerde en fchrandere lieden, zyn ze minder bedriegers , verraaders, boosaartig, wreed, en wraakzugtig geweest? enz. De Romeinen, bezaten langen tyd, in plaats van fchranderheid en weetenfchap, een goed oordeel, de goede trouw, de vroomheid, de grootheid der ziele, de edelmoedigheid, de goedheid, enz. Zy Raken den Grieken de loef af met betrekking tot 't hart, zo veel als deeze hen overtroffen met betrekking tot den geest. De Romeinen gingen tot de ondeugd niet over vóór-en aleer zy fchrander en geleerd wierden. Men moet evenwel bekennen dat ze zig nooit konden ontdoen van eene zekere wreedc geaartheid. Zy' floegen graag genoeg de handen aan zigzelven , en hadden geen grooter vermaak dan dieren en menfchen te zien om hals brengen. Van de deugd. Het is te vergeefs dat men ons de liefde tot de deugd zoekt in te boezemen door den affchiik van de ondeugd. De affchrik van de ondeugd is de liefde tot  c2 de nieuwe tot de deugd niet, en is op 't hoogst genomen ü^ts fvkLTp Tidi,ng d5kWy,S V3n noodzaak Jykhetd. En hoe dan! bezit de deugd als ze met haar waare verwe .afgemaald, geene aanlokkingen ge- floeg om zig te doen beminnen ? Laaten 4 den eenen kant de Tacitusfen, de Theophrastusfen, de Hekelfchryvers, enz. my eene fchildery der ondeugd en van ondeugende menfchen voordellen ; laaten aan den anderen kant de Fenelons, de Marmonte s, de Amanda enz. my de beminnelyke deugd afïch Ide- ren,wat eenen verfchillenden indruk maaken zy niet op myne ztel! de eersten verneederen dezelJe n maaken haar vertzaagd, veroorzaaken my fcmik vTv hen ;0tkdmy fChaaroe ^""^ te ZES* vervallen tot den zwaarmoedigst menf hen haar de.anderen verheffen myne ziel, boezemen hat moedm, verlevendigen haar, doen my tederha2 worden omtrent deugdzaame mentenen" ik loTöl zoete en levendige verrukking der deugd zi, terrnarkenvan alle myne vermogens; ik fchat my zelf gcmkki.g mensch te zyn; ik bemin, ik ad < t grtnedig de menfchelykheid. Waarom dan ^ fet grootfte gedeelte onzer zedenprekers ,.,/c zeer op meer met het afmaaien der ondeuc i -*n der deugd? •' WiaeF Ik zoude gaarne uit de treurfpeelen, uit de gédiSfeö u.tderomans,uitdevermaarderechtsgedingen,;u de* gefchiedenis,enz.wegneemfn,diegIOote voorbeelden van ondeugd, en van de booshei-ider menfchen. Het zou my aangenaam zyn die kelykeen verfchrikkelyke fchilderyen te verfcheuren, die niets verbeelden in droef-  RAPSODIST. 63 droefheid en yzing, ik heb een afkeer van al 't geene waar uit niets dan bitterheid en zwartegal voortvloeit. Maar myne verontwaardigde hand zou met geen minder vergenoegen verfcheuren, die al te vleijende fchilderyën waarin de ondeugd is afgebeeld met zulke aanlokkelyke verwen. Door den heer ReGIS ReY de Cazillac, Leer aar in de Geneeskunde , van de faculteit van MontpelJier, eenen der intekenaar en. Bogue, inPérigord, den 16 1785.' Hei  64 DE NIEUWE Vonnis e» afziveeering van Galileiis. TT JTlet vonnis der Inquifitie tegen den vermaarden Gahleüs, de herroeping die hem opgelegd wierd en aan dewelke hy*zig onderwierp, zyn merkwaardig en nu zeldzaam geworden gedenktekens; een En gclsch gedrukt papier verfchaft ons een uittrekzel van 't eerste, en een affchrift van de tweede, deeze twee ftukken konnen van belang Zyn, voornaamentlyk zedert dat men heeft te voorfchyn zien komen eene foort van verdediging van de uitfpraak der Inquifitie. Wy GaspardBorgia, Guido Bentivogli, enz. enz. door Gods genade Cardinaalen van de H. Roomfche Kerk On derzoekers des geloofs in de gamftbe Christenheid en voornaamentlyk afgevaardigden door den H. Apostolifehen Stoel tegen de kctterym, enz. enz. Hier volgd een omftandig verhaal van de gewaande misdaaden van Galileüs. Men herinnerd hem dat m 't jaar l0is hy veroordeeld was door ,1e Richters van de Inquifitie, onder voorzitting van Paus Panlua den V-, dat de Cardinaai Bellarmin hem beval zyne valfche leer te verlaaten.en dat men hem ontfloee op de belofte die hy deede van te zullen .ehoorzaaraen. Men geeft hem tot een verwyt na, dat hy deeze belorte vergeeten had., aewyl hy niet naliet de beweeging eer Aarde rondom de Zon ftaande te hou .en en t'zaanxnfpraaken liet drukken die deeze godiooze' leere  RAPS0DI5T. 65 ieere behelsden waar door de Inquifitie genoopt wierd hem op nieuw te vonnisfen, en zyn proces op te laaten maaken. De Richters hem aanfpreekende gaan aldus voort: Na den allerheiligften naam van onzen Heere Jefus Christus, dien van zyne allergelukzaligfle Moeder Maria , altoos Maagd, aangeroepen te hebben, ingewonnen hebbende bet gevoelen der achtbaare Meesters der H. Godgeleerdheid, van de Docloren van beide de rechten, onze Raadsheeren, na voornaamentlyk met aandagt geivikt en gewogen te heb' ben de redenen bygcbragi door den boogacbtbaaren Caret Sincerus, der beiden rechten Doftor, Procureur-Fiscaal van deeze Inquifitie, ter eenere, cn ter andere zyde, » ondervraagd en ondcrzogt hebbende , u Gclileüs, Galileï, na uwe confesfiè'n geboord te hebbetï, verklaaren wy, dat ingevolge van uwe bekentemsfen en van alle zaaken in 't proces vermeld,, gy u ten uiterflen bobt verdagtgemaakt aan ketterye, dat is te ?eggen, dat gy geloofd- cn (laandegehouden hebt eene valfcbe lejre, en die flrydig is met de Heilige ett Goddelyke Schriftuur, willende dat de zon in 't middelpunt der waeüeld geplaatst zy,- dal zy zigniet van 't oosten naak 'ï westen be wee ge J dat het de aarde zelve zy die deeze beweecinq maake , en dat deeze godl.oozz onderjieltingkanverdedigd. en jlaande gehouden voorden als eene bewysbaare meening, terwyl de Heilige-Schrift ons duidelyk het tegendeel bewyst. In gevolge van dien oordeelenwy dat gy verdiend hebt alle de berispingen en alle de (Irajfen volgends den inhoud der inflellingen der H. Kerk en volgends de andere algemeene cn byzondere wetten tegen dergelyke misdaaden : Evenwel zullen L Deel, II. Stuk. £ ^  66 DE NIEUWE ivy ons verwaardigen u vry tefpreeken, byatdien zy niet een oprecht har: , met een waar geloof en in die manier als nvyu zullen voorfebryven, wilt afzwoeren , vervloeken en vcrfocijen, de dwaalingen en ketteryen, hier bovengemeld, en alle andere dwaaling en ketterye die flrydig zyn met de slgemeene Apostolifche- en Roomfche Kerk. Maar dewyl uwe dwaalingcn van eenen altezwaaren aart zyn om ongeflraft te blyven , dat ge door bet weder begaan van dezelfde fouten,ons gedwongen hebt u te leeren om tn U vervolg omzigtiger te zyn in uw gedrag, daar bet bovendat betaamelyk is dat gy tot een nuttig exempel verflrekke voor anderen dat ben bewaare uwe godloosheid natevolgen, bevelen wy dat een boek het welk ten titel voerd: t'zamenfpraaken van Galileüs Galileï verboden zal worden door een openbaar edicl; wy veroordeelen u om cpgeflooten te blyven in de gevangenis der Inquifitie, geduurende eenen tyd die bepaald zal worden naar onzen wil, en wy leggen u op , als eene boetpleeging \die u heilzaam zal Zyn, om ééns in de week op te zeggen, geduurende drie ag. tcrécnvolgende-jaaren , de zeven boétpfalmen , behoudende aan ons de magt om de gemelde flraffe en bet gemelde vonnis te verzagten , te vermeerderen ofte vernietigen. Dus, fpreeken wy Cardinaalen, bovengemelde Inquiftteurs en orl dergeteekenden , v0Qr recht, m verkkarm by di% vonnis bêflemmen, veroordeelen, behouden m deeze form en maniere, en in alle andere die beter is, \o als wy moetenen konnen van rechtswegen, enz. Galileüs onderwierp zig aan de herroeping die men van hem eischte; de Inquifiteuren gaven dit vonnï* dat hy liggende op zyne kniün las, en dat hy ver' volgends in hun byzyn teekende. Ik  RAPSODIE T. 6f Ik Galileüs Galileï, geboortig van Florence, zoon van wykn Vincent Galileüs, oud zeventig jaaren, en in perzoon in deeze rechtbank op myne kniën liggende voor u, zeer aanzienelyke Heer en, Cardinaalen, Inquipteurs-Generaal van het algemeen Christendom, hebbende vóór myne oogen de H' Schrift, die ik met myne bande aanroere, zweer e dal ik altoos geloofd heb, dal ik heden geloof, en dat ik door de genade Gods, in het toekomende zal gelooven al het geen de H. algemeene- apostolifche- en Roomfche Kerk Jlaande houd, predikt en leert; maar dewyl, na dat ik gerechtclyk gewaarfchouwd was door de Heilige Inquifitie om volftrekt de valfche meening die wil dat de zon in het middel» punt der. waereld onbéweeglyk staat , en dat het de aarde is die om dezelve praajd, te laatClt vaaren, om niet meer jlaande te' houden noch te verdtedigen op welke wyze het ook zyn mag het bovengemeld vatsch cri aanfootelyk leerf.uk, en dewyl ik na dat men my had tè kennen gegeeven dct'het flrydig was met de H.fScbrift, niet heb nagelaaten té fchryven en'te doen drukken een boek in 'f zvelkik handel van het bovengemeld aanfootelyk leer ftuk dat onlangs veroordeeld is, en alwaar ik fterke bewyzen ter be» gunjliging van 't zelve bybrenge, zonder evenwel oplos fingen aan de band te geeven die eenigermaaten de Geleerden' kóna den voldoJn, heb ik eene juiste gelegenheid gegeeven om van ketterye verdagt te worden, hebbende voortgegaan te geloo* ven of jlaande te houden dat de zon in het middelpunt der waereld sta a , en döX de aarde rondom dezelve draaije; willende uil de gemoederen van Uwe Uitmitntentbeden en uit dat van ieder chaiolyk Christen, wegneemen dat geweldig vermoeden dat men rechtmaatig tegen my heeft opgeval; ziveer ik Galileüs Galileï, meteen E a ep»  69 DE NIEUWE oprecht hart en met een waar geloof af, vervloek en verfoeije de bovengemelde dwaalingen en ketteryen, en in * algemeen alle andere ketterye en fefle flrydig met de gezegde H Kerk ■ 7k zweere van nooit voortaan Jlaande te zullen houden,ba zy mondeling of fchriftelyk, eenig fluk dat my weder in >, vervolg wdagt zoude konnen maaken. Ik beloove in 'tteegendeel, dat zo ik mogt komen te ontdekken eenigen ketter of eenigen anderen perfoon verdagt van de voorgemelde ketterye ofte van anderen, ik denzelven zal aanbrengen aan dit H Genétshof of aan den Inquifiteur en aan den wetteen Richter van de plaats daar ik woonen zal. Verder zweer tk om na te komen en naauwkeurig te volvoeren alle boetpL gmgen die de II. Inquifitie my beeft opgelegd of nog Lte opleggen; en zo 't gebeurd dat ik bandek op eene wyze die flrydig is met myne beloften , myne betuigingen en myne teden, bet geen ik den Hemel bidde niet te willen gedoogen endermrp ik my aan alle de breuken en aan alle de firaffèn in het H. Kanonyk- recht en in alle de andere algem^Z en byzondere confiitutiën vervat tegen de geenen die zit> Schuldig maaken aan de misdaad van kettery. Dit zweer tk voor God die my boord en by >t H. Eaungelie dat ik met myne eigene banden aanroere. Ik Galileüs Galileï, bier boven genoemd, hebbe af&. zworen, met eede geflaafd, belooft al V geen te voelen gezegd,s, en verbinde my om, geduurende myn keven, d° eeden die ik Zweer, natekomen, ook. heb ik met myne eigene hand dn gefehrift geteekend bet welk myne afzweering be* Msi, die tk woord vóór woord hebbe opgezegd, zittende op myne kniën, te Romen, in't Klooster van Minerva, den «2 juny 1633, Ik  rapsodist: 3* Ik Galileüs Galileï hebbe al het bovenflaande afgezworen, gefchreeven zynde door myne eigene hand. De Inquifitie zond Galileüs na deeze afzweering weder naar zyne gevangenis, en beval dat hy drie jaaren lang opgeflooten zoude blyven; maar na verloop van één jaar, gaf zy hem zyne vryheid weder; men Rond hem toe naar zyn Vaderland te keeren, alwaar hy het overige van zyne dagen fleet op een landgoed in den omtrek van Florence. (Journal encychpédique*') e 3 ysH-  D E N l E ü W - E Verlegen hei d van eenen Dichter verzon om een toeneem U leezen van zyn eigen maakzeï ° - H£ nirg.-e feria ducunt In mala derifum,;' I • ■ •; 1 Hor at, CÜit het Engelsch vertaald;) „ Hoewel er verfcheide onheilen zyn aan dewel, „ ke alle menfchen op gelyke wyze zyn blootgefteld „ worden nogthaus eenige foorten van ongelukkendiê „ betrekking tot het begrip hebben gehouden byzon» der eigen te zyn aan de ondeugd. De verfchillen„ de ongemakken eener ziekte en van de armoede, „ van 't hartzeer en 't verdriet vloeijen dikwyls ui' .., de anderen voort; maar de fchaamte en de verle„ genheid ondérfteld men van ons zeiven te komen, „ en niet te ontftaan dan door gebrek aan voorzig„ tigheid,t waar van zy tot eene ftraf dienen. Deeze „ onderftelling is, in de daad zonderling; maar ik „ ben overtuigd door de fterkfte klaarblykelvkheid „ dat ze niet waar is. Ik kan de ondervinding tegen „ de befpiegeling Hellen; en dewyl men zien zal dat ik een aanmerkelyk verlies ondergaa van myn „ eigen getuigenis; moet men toeitaan dat myn ver„ haal het doorftraalendst charafter der oprechtheid *> moet hebben,"  rapsodist. 71 „ Het was eertyds myne begunftigde ftelling, dat „ ieder mensch gelukkig is naar maate hy deugd be„ zit. In alle gezelfchappen haalde ik deezen zet„ regel aan en verdedigde den zeiven. En door eei, ne laatfte pooging van myn vernuft ter begunfti„ ging van deeze Relling, verzamelde ik een ver„ volg van voorvallen tot opheldering en ftaaving „ van dezelve,en op dat ikdevertooningzoudekon„ nen Rellen in de plaats van de opzegging, fchjkte „ ik een vervolg van zaaken naar de regels der too,', neelkunde.en mee zeer veel beoefening enarbeid, „ maakte ik een treurfpel." „ Toen hetzelve voltooid was, rustte ik gelyk „ Herkules na zyne daaden, zegepraalende wegens het voorledene en vóór den tyd genot neemende " van het toekomende. Ik las myn dichtftuk vóór l\ aan alle myne vrienden, die my meteen bezoek begunftigden, en als ik uitging Rak ik het altoos " in mynen zak. Hier door wierd het bekend aan '', een aantal van perfoonen die geduurig vermeer'* derden ; eindelyk wierd het aangehaald met zo * Veele loftuitingen by eene Dame van aanzien, dat zy my tegen negen uuren 's anderen daags op 't " ontbyt liet nodigen, ter zeiver tyd my laatende " weeten dat een uitgeleezen gezelfchap in de yer" wagting was van 't vermaak om my myn dichtftuk , te hooren voorleezen." , Het aangenaam vergenoegen dat ik ontwaar „ wierd by de befchouwing van myn werk, de lof, fpraak die er myne vrienden van deeden, en vcorE 4 naa"  ?a d e nieuwe „ naamentlyk de vleijende nodiging van de Dame „ dit alles, was naar myn verftand, een bewys van „ niyne ftellingen , dit bewys was gegrond op de „ ondervinding myner fteliingenj en eene beloonine " V2n my,ne verdienden. Jk begon te peinzen met veel eigenliefde, over de klagten die £5K „ algemeen deed, dat het vernuft zonder befcher„ ming was , befhitende dat alle de geene die over „ ^ hoofd gezien waren, geene de minfte aanda« „ verdienden. Ik dagt dat myn fortuin niet alleen „ gemaakt, maar zeer naarby was, en dat de ver ,, tooning van myn ftuk plaats zoude hebben, zonder „ dat ik verpligt zoude zyn poogingen en laa-e fol, „ ncttatiën by den Directeur van den Schouwburg „ te doen.' s sï Vervoerd door deeze verbeeldingen ftond ik „ zeer yroeg op , en my aangekleed hebbende W „Wóór nat het tyd van uitgaan was, vermaakte ik „ my met zagtjes de begunftigde plaatzen van myn „ treurfpel optezeggen , geevende teffens ond-r „ voorbereiding van «t ceremonieel vammyn bezoek „ betaamelyk antwoord op de complimenten die men my maaken zoude." „ Ik kwam op den gezetten tyd met zo veel ftipt beid aan, dat ik aan de deur klopte op t oogenbbk » dat ude klok n°S floeg. Men had belast dat men s, my binnen zoude laaten treeden; de portier van * de hand zynde, gebeurde het dat de knegt die:mv „ aan moest melden, my in plaats van den eerften „ de deur opende , cn als ik mynen naam gezegd » had,  RAPSODIST. 7- „ had, ging hy my onmiddelyk vóór tot in de zaal > ,, zo dat ik er in kwam zonder dat men eenen ltaart „ van graauw papier en van eene buitengewoone „ groote ontwaar wier, die de eene of de andereon„ deugende jongen, door middel van eene kromme „ fpeld, tusfchen de twee krullen van myne magtig „ groote parruik had vastgemaakt. Ik volgde den „ knegt tot in een kostelyk vertrek, alwaar, na dat ik binnen den omtrek van eenen grooten indiaan„ fchen fcherm getreeden was, ik vyf Dames en „ éénen Heer vond." „ Ik raakte een weinig van myn ftuk af, by myne „ eerfte aanfprsak door't refpecl: dat menmy bewees „ en door de nieuwsgierigheid met welke men my „ betragtte. Evenwel groette ik het gezelfchap, my „ in het byzonder wendende naar de bejaardfte der „ Dames, die ik als myne befchermfter aanzag; ik „ drukte myn erkentenis uit voor de eer die ze my „ door het nodigen had aangedaan, en dat wel in „ eene kleine aanfpraak die ik te vóóren tot dat ein„ de had opgefteld : maar ik vernam in dat oo- genblik dat de Dame, waar van ik de gunsterken„ de, nog niet beneden gekomen was: deeze mis„ ilag deed myne verleegenheid vermeerderen; want, dewyl ik dezelfde woorden niet meer herhaalen „ konde, begreep ik dat ik zou blyven fteeken, op „ 't oogenblik dat ik myn compliment moest maa„ ken: het gezelfchap ftond geduurende al dien „ tyd; ik keerde my dan om, om naar mynen ftoel M te zien; maar zo als ik zat wierd ik onwaar dat E 5 „ieder  74 DENIETJWE „ ieder een zig bedwong om niet te lagchen; Jk „ beelde my aanftonds in, dat ik eenige belag'che„ Iyke onbetaamlykheid had begaan tegen de°wellevendheid, en ik trachtemyte rechtvaardigen, „ zonder te weeten waarom : maar na dat ik een „ weinig getwyfeld had, benam myne al te groote „ verlegenheid my de fpraak. De Heer evenwel „ deed my op eene beleefde wyze het voorwerp ver3J ftaan waarom het gezelfchap lachte, en zig ten „ uitterften beklaagende over de lompe moedwillig. „ heid van 't graauw, maakte hy den papieren ftaart „ los, die myne achtbaare parruik hoonde. Deeze „ ontdekking bragt me zeer tot bedaaren; het papier „ wierd in het vuur gefmeeten en ik begon te lag„ chen gelyk de anderen. Maar ik was evenwel verleegen omtrent de gevolgen van mynen mis' „ flag, en ik verwagtte de Dame die my verzogd ,j had, met ongerustheid en vreeze.'' „ Wanneer zy binnen trad, deed de eerbied waar„ mede zy ontfangen wiërd, door perfoonen die zo „ zeer boven mynen Maat waren, my verfteld ftaan „ wegens een foort van vreeze. De vermogens van „ myn geheugen waren niet meer werkzaam, en ik „ befloot om de gevoelens van myne erkentenis flegts v uittedrukken door een onderdanig compliment „ en door de nederigheid van myne gebaarden. Dus „ fchoof ik fchielyk te rug, en terwyl ik altoos met „ het nederigst refpect myne buigingen verrichtte, „ ftiet ik ongelukkig den fchermom, die, door zynen „ val de-tafel van 't ontbyt mede nam, al het por- „ celein  RAPSODIST. 75 "„ celein brak, en het hondje van Mevrouw ver„ minkte. In 't midden van deeze verwarring ftond „ ik gelyk een beeld, zonder iets te zeggen, geheel „ verbaasd, ontfteld door 'tfchreeuwen van de Dames, ,, door 't huilen van den hond, cn door't breeken „ van 't porcelein; terwyl ik my zelf aanzag fis de oorzaak van deeze veréenigde ongelukken, geloof ' ik dat ik zo veel angst heb uitgeftaan als iemand „ die den ftrop reeds om den hals heeftom gehangen te worden." ,, De fcherm evenwel was wel haast weder op 4, zyne oude plaats , en het gebrooken porcelein wierd weg genomen; en hoewel de hond het voor„ naamfte voorwerp der aandagt was, verwaardig„ de de Dame evenwel zomtyds haare oogen op my te flaan: ze zeide my op eene beleefde wyze dat ,, ik dat toeval moest aanzien als van weinig belang; „ het porcelein, zeide zy, was een wisjewasje, en ze hoopte dat Pompeus meer fchrik dan pyn zoude gehad hebben. Ik maakte eenige verüntfchuls, digingen, maar met zeer veel verwarring enzon,, der zaamenhang: ondertusfehen gingen wy even» „ wel zitten, en het ontbyt wierd opgebragt." „ Ik was ten uitterften befchaamd, ziende dat er van niets dan over de verdiensten van Pompeus, en over de gevolgen van zyn ongeluk gefproken wierd; men befchouwde hem met veel naauwkeu,,,,righeid, en men bevond dat het vel van eene van „ zyne voorste pooten af was. Na dat men hem s, een ligt verband had aangelegd, wierd zyn kosferi „~iu *  75 de nieuws „ in eenen hoek geplaatst neven zyne meesteresfe; „ Pompeus ging er op liggen, en fchreeuwde inde „ daad op eene erbarmelyke wyze." Ik begon uit myne verlegenheid te geraaken,en „ ik had getracht om een nieuw voorwerp vancon. •„ verfatie aan de hand te doen , wanneer myne oo„ gen nederflaande ik op nieuw weder ontfteld wierd; „ ziende iets vóór op mynen ftoel hangen; ik dage „ dat het myn hembt was; en het was anders niet „ dan de punt van een fërvet daar ik op zat, en ,, dat geduurende de verwarring, veroorzaakt door „ den val van den fcherm op den ftoel was blyven „ leggen." „ Men wierd myne ontfteltenis haast ontwaar, „ hoewel de oorzaak er van onbekend was; en dé „ Dame hoopende er my uit te helpen, door my „ eene gunstige gelegenheid aan de hand te geeven „ om myne gaaven aan den dag te leggen, zonder „ door het ceremonieel geprangd te zyn, bad my „ om haar het vermaak te verfchaffen, het welk ze „ met ongeduld verwagt had,en het leezen van myn „ ftuk te beginnen." „ Ik haalde dan myn treurlpel uit mynen zak en „ 't oogenblik gevonden hebbende om de punt van „ het fervet te verbergen» terwy! ik myn handfchrift „ open op mynkniën hield, ging ik aan t leezen: ,; hoewel myne ftem in 't begin zwak, beevendeen „ ongeftadig was, verleende ik evenwel alle myne aandagt aan 't onderwerp waar mede ik beezig » was> I!{ iprak met meer nadruk en kragt, en ik wilds  RAPSODIST. 77 „ wilde de uitwerking nagaan die ik hoopte onder ,, myne toehoorderen te doen ontftaan; maar het „ deed my ten uitterften leed te zien, dat zo dik„ wyls als ik ophield om tyd te geeven van eenige „ aanmerkingen te maaken , ofte wel van my te „ pryzen, de tusfchenpoozing van deezen tyd altoos „ vervuld wierd door 'r oude deuntje van medelyden ,, over den hond, die akyd erbarmelyk fchreeuwde ,, op zyn kusfen, en waar van men het noodlot beklaagde in deeze tederhartige en aandoenlykeuit„ drukkingen: Ach! arm klein fchepzeltje!" ,, Het gebeurde evenwel dat ik door eenige invallen in 't vierde bedryf de hartstochten fcheen gaande gemaakt te hebben, en ik begon my reeds te „ verheugen over myn goed gevolg,wanneer de Dame ,, die naast my zat by ongeluk haare fnuifdoos oPe„ nende (het geen zy niet dan met moeite konde „ doen,) de fnuif die er uit Roof my deed niezen; „ de Raat waarin ik my bevond door deeze omftan„ digheid, bragt my op nieuw van myn ftuk. Ik „ deed veel moeite om myn neusdoek te vinden; en met zo veel ontfteltenis, als of ik eenen geest gezien had, wierd ik gewaar dat hy uit mynen zak „ gehaald was. Ondertusfehen, had myn neus het ,, fnuiten nodig, en de oogen van 't gezelfchap die 5, dit toeval op my had doen vestigen, wenddenz'g „ af, te kennen geevende dat het medelyden niet „ haaien konde tegen het belagchelyke van myne ,, verleegenheid. Het geen ik uitftond op dit oogenblik kan men niet uitdrukken nog begrypen. Ik „ draaide  73 DE NIEUWE « draaide myn hoofd van alle kanten in de ve-Wen„ heid van geest daar ik my in bevond, zonder te „ weeten wat ik zogt; eindelyk myn handfchrift vóór * myn aangesigt houdende, was ik gedwongen my „ ce bedienen van eene van de pnnten van myne *> d3S' die Ik ln mVn camizool verftak: na „ eenige moeijelyke poogingen, ging ik voort met „ leezen, en vestigde op nieuw de aandagt myner „ leezeren. Het vierde bedryf was geëindigd, en „ men betoonde een groot ongeduld om de uitkomst „ van myn treurfpel te weeten, Jk begon dan het „ vyfde bedryf met eene nieuwe vrymoedigheid en „ begon wat ftouter te worden. Maar na dat ik „ ééne bladzyde had uitgeleezen, wierd ik geftoord „ door twee Heeren van aanzien , die wel naar „ ligtmisfen geleeken, en die kwamen met voor„ neemen om de Dames aftehaalen, ten einde eene ,, wandeling te doen." „ Ik ftond op, zo wel als het ander gezelfchap „ maar wat ftond ik verbaast, ziende dat het fervet\ „ dat ik by ongeluk verftooken had, met ééne punt „ van myn middel af tot op den grond hing. Ik wierd „ evenwel uit myne verlegenheid geholpen doorden „ jongen ligtmis, die by my ftond, dewelke zyne „ verwondering te ksnnen hebbende gegeeven door „ eenen vloek, het fervet van myn middel aftrok, en 't 5, zelve eenen knegt naar t hoofd gooijende, hem ' » zeide, dat hy het van de ratten geftoolen had, die „ t heimelyk in eenen hoek fleepten, daar men het » nooit weder zonde gevonden hebben. De jonge „ Dames  RAPSODÏST. 79 Dames waren nu niet minder van haar ftuk. dan „ ik; de Dame van 't huis was een weinig vcrlc.,, gen: zy zag de ontfteltenis waar ik my in bevond, „ en dagt het noodzaakelyk te zyn het gedrag van haaren neef te veröntfchuldigen : 't is een jonge los• „ bol, zeide zy: hy fpeeld zulke poetzen aan iedereen; ,, maar zo is zyn imborst, en niemand geeft er acht op. „ Wanneer wy plaats genomen hadden, verklaarde ,, die Heeren, om dat de Dames volftrekt wciger,, den uittegaan, dat zy zouden blyven, en hetlaat„ fte bedryf van myn treurfpel aanhooren, men zei„ de my dan van voort te gaan: maar de inwendige ,, ontfteltenis'van mynen geest, bragt my buiten my ,, zeiven, en ik was bevreesd door de tegenwoor,, digheid van twee perfoonen, die my en myn ftuk „ niet anders aanzagen als belagchelyke voorwer„ pen: ik zoude gaarne al de hoop die ik 's morgens ,, had opgevat hebben laaten vaaren, om het gebruik vanmyne zintuigen, dat ik verlooren had, weder .; te bekomen, en ik verlangde niet anders dan my te begeeven, zonder verdere onaangenaamheden „ naar den vreedzaamen hoek der duisternis. De Da„ mes evenwel wilden niet afgeflagen zyn, en ik was „ eindelyk verpligt my naar haaren zin te fchikken. Ik was zeer voldaan en verwondert over de aan,, dagt die myne nieuwe toehoorers my verleenden, „ wanneer ik met myn leezen voortging. De hond was ftil: ik verhefte myne ftemme naar mate ik „ nader by de uitkomst kwam, en ik vleide my dat „ de dichtkunde en de waarheid altoos zoudenzege- „ praa-  DE NIEUWE „ praaien; maar juist op 't beflisfend oogenblik,bad „ my de jonge heer, die my van 't fervet ontlast „ had, een weinig op te houden,er by voegendedac „ zyn geest zeer was opgetoogen geweest door ééae „ zaak die hy zoude konnen vergeeten , zo hyzeniet „ mededeelde : vervolgends tot zynen makker fpree» „ kende: zeide hyhem: Men beeft te Smitbfield voorle„ den zciturdag den grootfte Os verkogt dien ik ooit gezien „ beb. Het belagchelyke van deeze flimme treek „ liep zodanig in 't oog, dat het medelyden en de „ betaamelykheid ophielden, en dat myne befcherm„ fter zelve in lagchen uitbarfte. Deeze omftandig„ heid had op my een gantsch andere uitwerking; „ want al hadden ze my betrapt dat ik iemand iets „ uit zynen zak rolde , zoude ik niet meer fchaam„ te, onfteltenis en verlegenheid hebben uicgeftaan. „ Het fchaateren hield op, en de perfoon, die er „ oorzaak van was kreeg er over eenen neus. Om „ den hoon die my aangedaan was weg te neemen, gaven de Dames het allergrootfte ongeduld te ,, kennen om het einde van myn ftuk te hooren, en men moedigde my door verdubbelde loftuitingen j, aan om voort te vaaren; maar hoewel ik nog eens „ beproefde myne vermogens byéén teraapen, en ,. dat ik het leezen waarin ik geftocrd was geworden „ weder begonnen had, waren myne gedagten even„ wel altoos verward. Myne ftem wankelde, en ik „ had naauwlyks de magt om de eerfte periode te „ eindigen." „ Myne verlegenheid wierd bemerkt door dat „ platje,  RAPSODIST. Pi „ platje,die, my het fchrift terftond uit myne handen „ rukkende, zeide dat ik myn ftuk geen recht deed en „ dat hy 't zelf uit zou leezen ; maar de geaffecteerde „ achtbaarheid van zyne houding, de weinig natuur,, lyke buiging van zyne ftem, en 't herdenken aan „ de laatfte anecdote van den Os, verwekte aandoeningen die niet konden ftrooken met hetmedelyden en den fchrik en my zeer van myn ftuk hiel„ pen, ziende dat hec gezelfchap altoos op 't.punt „ ftond om weder in lagchen uittebarften." ,, In 't hoofdgeval van myn ftuk was de deugd altyd „^ftaande gehouden door haare eigene waardigheid, „ en zegepraalde in't genot van het zedelyk en onaf,, hangelyk geluk, geduurende eene reeks van uitter3, lyke rampfpoeden die met den dood een eind na* „ men ; en de ondeugd was door het goed gevolg „ van haare voorneemens, tot fchaamte , tot ver,, byftering en tot verwarring gebragt. Deeze voor., vallen waren in de daad natuurlyk en by gevolg „ befloot ik dichtkundiglyk met alle verzekering vau „ bewys, dat de folteringen in de Hei en de gelukzalig,, beid der Elizeïfche-velden , niet noodzaakt lyk waren „ tot rechtvaardiging der goden; dewyl, welke ongelykbeid ,, men zig inbeelde omtrent de bedeeling der uitterlyke dm„ gen, de vrede altoos hei voorrecht was van de deugd en s, bet zedelyk ongeluk alleenlijk een ge-volg der misdaad." „ Maar het zedelyk ongeluk dat ik ontwaar wierd op 't oogenblik dat men dien begunftigden zetregel las, bragt eene onwederftaanbaare overtuiging te weeg dat hy valsch was, om dat, buiten de L Deel. II. 5tu$. F „ vrees  82 DE NIEUWE „ vrees van ftraffe die ik van ter zyden gelochénd „ had, ik alle kwellingen onderging die de misda;d „ iemand op konde liggen. In 't vervolgen eener „ onderneeming die ik dagt dat deugdzaam was, was „ de vrede uit myn hart weggenomen , door den t'zaa„ menloop van een toeval en van de ondeugden „ der anderen; en 't ongeluk dat my overkwam „ nam op een oogenblik toe en ik was toen ont„ bloot van alle genot en hoop. Myn ftuk, waaröp „ bet een en het andere gegrondvest waren, was ten „ eenen maal overhoop geworpen, en ik was er zo „ van aangedaan , dat ik affcheid nam met defpoed „ die onaficheidelyk is van 't ongeluk en van de ver„ bystering. Ik ftoorde my weinig aan 't geen men „ van my zeggen zoude wanneer ik de deur ui: was, „ en mogelyk was er op 't oogenblik dat ik het huis „ verliet geen ongelukkiger mensch in de waereld dan „ ik. Des anderendags 'smorgens, na datikernftigdie „ voorvallen hadde naargegaan , zoude ik gaarne ,, myne ondervinding met myne gevoelens overéén „ gebragt hebben, al had myne zedekunde er zelfs „ by moeten lyden. Ik zoude veronderfteld heb„ ben dat myn verlangen naar goedkeuring onge. „ fchikt was, en dat eene deugdzaame onverfcb.il„ ligheid omtrent de meening der anderen al myn „ ongeluk zoude voorgekomen hebben ; maar ik „ was gedwongen om te erkennen dat het niet mo. „ gelyk was die onverfchilligheid te verkrygen, ea „ dat niemand ondeugend word als hy geene onmoge„ lyKe zaaken doet; daar konnen trappen van deugd bui-  RAPSODIST. 83 3, buiten ons bereik zyn; maar om ondeugend te zyn, moet men of iets begaan waar van wy 't vermogen 3, hebben om ons te onthouden, of iets nalaaten dat in 3, onze magt is om te doen. Er bleef dan geen ander middel over om de gunst die ik verloren had weder 3, te bekomen dan de waarheid die ik onlang4! ontdekc had door zulke buiten gewoone middelen in een 3, nieuw daglicht te ftellen; en 't is met dit oogmerk 3, dat ik verlange dat deeze brief door den druk ge- 3, meen gemaakt werde," F & ' Zeld-  S4 DE NIEUWE Zeldzaajie ivetten te Bafel gebruikelyk. Zo men ooit gaarn in eene Rad in een koets ryd, moet het by de nagt het gevoeglykst zyn, wanneer men vermoeid en bezweet van een dans-party komt. Er zyn te Bafel meer dan honderden vyfrfg zuiké rytuigen, en evenwel is ieder een verpligt om door de koude, regen en wind, fneeuw of vorst te voet te gaan,.om dat men van geen rytuig na tien uuren op ftraat gebruik mag maaken. Er zyn nog andere wetten die alzo zonderbaar zyn, die men wetten van verbeetering noemd: by voorbeeld: het ftaa.t iedereen vry rytuig te houden, maar niet om er eenen knege agteröp te laaten ftaan. Verbeeld u eene vrouw aileen in eene koets zittende, die eenige bezoeken willende doen door 't kwaad weêr overvallen word. Zy komt aan eene deur die zy gefloten vind, (want het is 't gebruik te Bafel om de deuren gefloten te houden) zo eenige bediende het geraas der koets noord, gaat alles zeer goed, zo niet moet de koetzier van den bok af om te fchellen. Geduurende deezen tyd konnen de paarden op den hol gaan ; of wel in de verönderftelling dat de Dame bang voor dit ongeluk is, moet ze zelve uit de koets om aan de fchel te trekken, en blyfe dus in den regen tot dat men de deur komt open doen. Ik ben verwonderd dat men nog  rapsodist, sjr nog niet gedagt heeft om de bedienden 'm de koet» te zetten. Men wil dat deeze wet van een groot nut voor 't publiek /y, aangezien dat eene familie, hoewel in ftaat om de kosten van een rytuig goed te maaken, niet zonder zig te benadeelen, meer dan éénen knegt zoude konnen houden: want zo ze zag dat andere die ryker zyn een knegt agter op de koets lieten ftaan, zouden ze die willen navolgen, en dus zou de weelde merkelyk aangroeijen. Om voor te komen dat men te veel paarden boude, is 't verboden om er vier vóór een rytuig te fpannen, als 't in 't Canton is, of dat men niet buiten de grenspaalen der Republiek gaat. Verfcheidene lieden hebben vier paarden, en bedienen er zig van om een toer te ryden een uur buiten de ftad, begeevende zig of naar 't Bisdom of naar den Elzas, ofwel naar 't Markgraaffchap : want alsdan zyn ze buiten 's lands, terwyl ze, wanneer zy naar hunne landgoederen gaan,er niet meer dan drie vóór mogen fpannen hoe zwaar en belaaden de koetzen ook mogen zyn. Ik moet dikwyls lagchen als ik de wyze zie waarop men de wet kragteloos maakt. Het is, by voorbeeld, den mannen verboden rokken van zyde te draagen (de voering, de camizoolen en de broeken konnen van die ftof zyn}; ze verzorgen zig dan in den winter van kleederen van fluweel en wolle, de aller fynfte die men bekomen kan (van manchester zo als men het in Saxen noemd.) Het fluweel zyne zwarte koleur niet lang behoudende, legd men de klederen F 3 dde  u denieuwe die men er van maakt veeleer af dan men die van zyden fluweel zoude afleggen: in den zomer kleeden zy zig me£ ftorren van zyde waar doQr ^ draad loopt, deeze ftoffen kosten bynaar zo veel als die van enkele zyde en zyn van zeer korten duur om den draad van eenen anderen aart die er in gevonden word. Daar zyn wetten tegen het draagen van al 't geen jaar goud- of zilverdraad in komt, zoals de galons en de knoopen van die metaalen. Even zo is 't met de kanten geleegen, hoewel het vry ftaat borduurzels de hoogfte waarde te draagen. Ik zal niets van de kleederen der vrouwen zeggen, maar alleenlykopmerken dat ze gedwóngen zyn om niet alleen'zom. raige ftoflen met te draagen, maar zelfs geen gebruik te maaken van zekere manieren van fnyden en zekere fatzoenen in haare kleeding. Jk heb veele verbodene en niet verbodene zaaken met eikanderen vergeleken, zonder dat ik de reden heb konnen ontdekken van die verfchillen doordexvec afgekeurd. De knegts mogen geene lobben draagen geene zyde kousfen, en ik weet niet wat al meer' hunne hveryen mogen zelfs met geene koorden van" zyde: gecierd zyn, De wet verbied zelfs verguldzel fch'lderwerk, waP«» enz. °P koeezen of flt, en te gebrmken, waarvan daan het is dat veele dit bedwang vergoeden door de veelvuldigheid van rytuigen , als koetzen, berlines, vjs.a.vjSj cha phaetonsenz, 5 tlJdJzen- Ik  RAPS0D1ST. 87 Ik beken het nut niet te weeten dat door deeze wetten te weeg word gebragt, maar dit weet ik dat een gedeelte der Bafelers er weinig werks van maakt, en dat in 't algemeen zy dezelve zoeken te verfchalken. Ik ken zelfs lieden die buiten de kleederen waar mede zy in de ftad konnen vcrfcnynen, eene zeer talryke Garderobe hebben om buiten te gebruiken, en er zig op de aller gefchiktfte wyze van bedienen zo dikwyls als de gelegenheid zig daar toe opdoet. (Mercure favant d'Altena.) F 4 Een  f* D E NIEUWE Ekn Tksk van wysbeid van eenen goeden Vorst. lBnA„IM, vorst van smMti was a]Ieen do,n heerfchen, wanneer hy vernam dat Tamerlan, mzr grootere overwinningen ftaande, in 't voorbi pan op zynen kleinen ftaat kwam aanvallen, Cin 't jaar onzesHeeren ,386). Hy zag geen middel om zo eenen magtigen vyand te wederftaan, en hy was niet van v neemen om zyne onderdaanen op'de flag , ten ei 1 CngCn °i ^ ^ * Verlaaten* ten e nde zyne perfoon en , * Hellen. Hy nam dan alle zyne kostbaarheden m " dc, en gmg dien verfchrikkelyken Overwinnaar te gemoet, gereed zynde om hem zyn hoofd te laaten £zyne gêfchenken en zyn'e onderwerping h m n7et konden beweegen. Het was een gebruiklyk ceremomeel aan 't Hof van Tamerlan, dat alle gtfchenk» die men hem aanbood, ieder in zyn foort, negen in getal moesten zyn. Om zig naar dit gebruik Je fchikkeiv, bood de Prins van Schirvan hem negen arabifche-paarden aan, a,Smede hunne tuigen met paarlen vercierd; negen luipaarden op de jagt afgericht, met hunne halsbanden van geëmailleerd goudnegen pragtig geborduurde tenten; negen indiaanfchetapyten enz. maar hy bood hem flegts agt flaaven tón. W aar « de negende vroeg de Tartaarfche-mo- naren  RAPSODIST. 89 narchop eene trotfche wyze ? Hy ligt vóór uwe voeten , antwoordde Ibrahim, zig nederig ter aarde werpende. Gy ziet in my den allergetrouwften van uwe flaaven , en die het vergenoegst met zyn lot is. Ik redde myn volk en ik gehoorzaam God my aan u onderwerpende. Neen, Ibrahim, riep Tamerlan uit, neen, gy zult myn flaaf niet zyn; gy zult myn vriend en myn broeder weezen. Beklim uwen throon weder , en dat het gelukkig volk dat gy beheersche vreedzaam het genot mag fmaaken van uwe wysheid en van myne beftherming. (Par feu Mr. l'abbê Blanchet.) (Journal encyclopêdique.') FS Dë  po de nieuws De geschiedkunde aan't oordeel onderworpen. HlT 1 en tyde van Tiberius, verlooren alle de ter dood veroordeelden en die het uur van hunne ftraf wagtten, hunne goederen, en waren verftooken van de begraafenis; en alle de geenen die moeds genoeg hadden om de handen aan zig zei ven te Haan, Wierden begraaven en konden een testament maaken. (Hift. Rom.) Een heilige Godsdienst en die vervuld was van denkbeelden van de beste order die men konde uitdenken, verbood toen den zelfmoord niet. Het was een onmenfchelyke tyd; want als men zig gemeenzaam maakt met den dood, terwyl men hem aan zig zeiven met eer toebrengt, zal men er met-er haast eene eer in ftellen om dien aan zig zeiven toe te brengen ónder de beuzelachtigfte voorwendzels, om denzelven toe te brengen aan anderen door beweegredenen van 't ilegfte gewigt gedreeven, en om hem te verdienen door de aller wreedfte daaden. Eene kwaalyk bepaalde eer zal niets dan misdaaden en buitenfpoorigheden te weeg brengen. De Romeinen, onderTiberius, aan hun hoofd hebbende Popeüs Sabinus, en aangetast door de Thraciërs, verlieten een gedeelte van hunne verfchanzingen, door den fchrik die hen eene echo veroorzaak»' te die de woorden en het geraas agter hen herhaalde; bet  RAPSO DIST. Oi het geen hen deed gelooven dat zy door deThraciërs afgefneeden waren. (Tacit. Annah L. iv.) Zie daar eene van die gebeurtemsfen die men niet altoos voorziet; men noemd dezelve gemeenlyk uit* werkzels van 't noodlot; en men fteld ze boven de inzigten en boven de gaven van den Bevelhebber. Dit is zeer infchikkelyk zyn voor de onweetendheid. Een Veldheer die een weinig natuurkunde bezat zou zyne benden of voorgekomen zyn of dezelve weder moed ingeboezemd hebben. De ongelukkige Generaals befchuldigen de fortuin; maar dit misnoegen, dat zelden oprecht is, is de toevlugt der onweetenden, der zwakken, en der trotzen. Dekennis die van nut kan zyn voor den krygsdienst komt vóór of herfteld fpoedig duizend toevallen van het oorlog. De kennis van den mensch is vooral noodzaakeiyk: men moet, by voorbeeld, den inborst van een bygeloovig volk poogen te ontdekken. Er is eene foort van bygeloovigheid, die de voorzigtigheid, de ondervinding, en de natuurkunde fchynt te moeten verzwakken; een weinig opmerkzaamheid kon er de gevolgen van voorkomen, of er de uitwerkzels van ftuiten. Dit kan ik. ligtelyk bewyzen. In't jaar 1704, wierd Berwick gelast Spanjen aan den kant van Portugal te verdeedigen, na dac der Portu' geezen Koning zig by Philippus den Vd™ gevoegd had. Berwick campeerd met een zwak leger omtrent de rivier van Sabugal. die de Portugeezen, de Engelfchen en de Hollanders met eene fterke magt willen overtrekken. Naauwlyks zyn ze in bewee- ging,  02 DE NIEUWE ging, of men ontdekt in hunne houding eene foort van fchrik , gevolgd van eenen aftogt hals over kop. SdW°donr d3 geZet!fn Vemeemd '««verbaasdhé d, door de gevangenen , de reden van zulk een zeldzaam redres. 7;*. ifc* a - j , , eenieften WaTi rf «^drukking van den' eemglten Hiftonefchryver die deeze wonde-baare' daad heeft aangeteekend. are De h Antonius van Padua is de Patroon van t Koningryk van Portugal, en de Portugeezen verëe ren deezen Heilig met eene groote gods'dienftiS rneenende dat ze aan hem het winnen van verfS den veldflagen verfehuldigd zyn. Zy willen da ' fln ' «eer zy het juk van de Spaanfche oLheScÏÏn^ legden om zig te onderwerpen aan 't huis van Bra. gance, zy zeekere bewyzen hadden, dat die Heilig hen befchermde en begunftigde. Zy verzogten to n van hunnen Koning dat de H. Antonius van P dua naogt uitgeroepen worden als Generalisfimu van hunne legers voor altoos; en de Koning zag zig als gedwongen om aan hun verlangd te voldoen 'hv deed zynen Raad vergaderen , waarbv aii 7 Grooten van het Koningryk Men ftelde de vraag der natie vóór. Daar " er die te kennen gaven dat de H.. ^^ geduurende zyn leven in de legers gediend hebbende -en aan hem dien eertitel na zynen dood nietkonde den Eefchermer van Portugal te houden en dat hv 't dus ook van de legers was. Deeze reden voldeed de natie met. De Koning, om ieder een genoegen te  RAPSO DIST. 03 te geeven , befloot den H. Antonius door alle de graaden van den Krygsdienst te doen gaan om hem eindelyk die van Generalisfimus te doen bereiken. Met dat oogmerk deed men eene promotie van Hoofd-officieren waarin de H. Antonius tot Brigadier der legers wierd benoemd; vervolgends deed men eene tweede promotie waarin hy VeldMaarfchalk, en eene derde waarin hy Luitenant Generaal wierd. Waarna hy aangefteld wierd tot Generalisfimus der Portugeefche legers, voor altoos. Men befchikte zyne huishouding , men benoemde zyne officieren ; en er wierd bevolen, dat men het borstbeeld van dien Heiligen naar 't leger zoude brengen, ten einde hetzelve voor altyd naast den Generaal te plaatzen, en dat de ordres in zynen naam zouden gegeeven worden. Dit is altoos in gebruik geweest zedert dien tyd. Doch wanneer de vyanden zig op den oever van de rivier bevonden, gereed zynde om over dezelve te trekken , nam een kanonkogel het borstbeeld van den Heiligen mede. De Portugeezen verfchrikt, als benden die eenen Generaal verliezen, in den welken zy al haar vertrouwen hebben gefield, geraakten in allarm en dagten maar om te ontkomen. De Koning van Portugal deed te vergeefs genoeg zyn best.hy konde hen geenen moed meer infpreeken of hen weder verzamelen. Hy moest den grooten hoop volgen. Misnoegd over deeze foort van nederlaag , verliet de Koning een leger daar hy niet van voldaan was, en keerde wedemaar Lisfabon. (Mem. de Berwick.) Het moest den Koning van Portugal onverfchillig ge  94 de nieuwe genoeg zyn of de H. Antonius van Padua tot Generalisfimus van zyne benden verkooren wierd , ofte niet. Maar dewyl hy hem deezen titel gegeeven had, in een godsdienftig vertrouwen, of om aan't verlangen van zyne foldaaten te voldoen , vereischte de voorzigtigheid ook dat het borstbeeld van den Heiligen niet zo groot ware dat het in 't oog van den vyand konde vallen, en om deeze reden aan 't gefchut blootgefteld. Men had het dusdanig moeten plaatzen dat het nooit san 't vertrouwen van 't leger konde ontrukt woraen, als by eene algemeene nederlaag. Onder Tiberius, ftrafte men met de dood twee burgers, waar van de een, by 't verkoopen van zynen thuin, ook het flandbeeld van Augustus verkogt had, dat er in geplaatst was, en de andere had eenen flaaf geflagen die gevallig eene munt by zig droeg, waarop het hoofd van Tiberius gefnedenwas. Die Vorst verklaarde eenen Poëet des doods fchuldig, om dat hy Agamemnon in een treurfpel mishandeld had, zo zeer wilde hy dat men eerbied bewees aan de vorftelyke waardigheid, of veel meer vreesde hy dat men zig traps gewyze gewennen zoude om hem zelf te verachten. (L'abbéde Mcibly. (JbJerv. fur les Romains.) Het is gebruikclyk by de begraafenis van eenen Koning van Polen , den degen te breeken dien hy gedraagen heeft. Men wilde van deeze gewoonte ook gebruik maaken by den dood van den grooten Sobieski, wanneer Augustus van Saxen, zyn opvolger  RAPSODIST. QS ger, zig er tegen verzettede, luidskeels roepende: breek dien degen niet, ik wil er my van bedienen om uit het Koningryk te verjaagen de wreed, aarts en de andere vyanden, en om de vryheid en de wetten te verdeedigen." (Puffendorff.') Een Vorst die groot genoeg was geduurende zyn leven om te verdienen dat men dus na zynen dood fprak, zoude zig niet bediend hebben van de geringe en wreede Rrengheid van Tiberius, Opperheerfchers van de waereld, zyt groot in de kleinfte zaaken; zyt meer gevoelig voor de liefde als voor 't ontzag; kent de waarde van de konst van zig in te dringen, zo noodzaakelyk voor de regeering en zo weinig in gebruik; kent de waardy van een woord op zyn pas gefprooken, van eene inneemende manier, van de reden met de order gepaard, van eene gunstbewyzing vergezeld van eene loftuiting , van eene weigering door vriendelyke uitdrukkingen verzagt , en gy zult niet alleen dat diep ontzag verwerven dat Tiberius beval, en dat nooit by goede Koningen gezogt word: maar gy zult daarenboven die vriendfchap verwerven die voor eenen Monarch allernooazaakelykst,en 't'eerfte vermaak van eenen goeden Koning is. De raad gaf verfcheiden vlyende eernaamen aan Tiberius ; ondertusfehen wierd Junius Gallus in ballingfchap gezonden om dat hy de vlyery te veel misbruikt had (Discours fur ie redicule.) Tiberius had zig beklaagd in eenen brief aan de Raadsheeren gefchreeven, dat hy ter oorzaake van de t'zaamenrottmgen en der laagen3een leven lydde vol van  9Ö DE NIEUWE van bekommering en vreeze ; Gallus Relde vóór dat men hem by een fmeekfchrift verzoeken zoude' om aan den raad wel te uülen zeggen de redenen van zyne ongerustheid, en aan denzelven toeteftaan om er m te voorzien. Dit vocrflag maakte den toorn van Tiberius gaande; de trouw van Gallus wierd verdagt en hy ter dood verwezen. Aan de eene zyde, zie ik eenen verachtelyken en zig zeiven verachtenden Keizer, die geen toevlugt meer heeft dan tot de vlyery, en die, te veel overttngd dat hy den lof onwaardig is, denzelven aanziet als eenfchotfchrift en als eenen hoon ftrafr. . Aan de andere zyde, zie ik eenen geweldenaar verwonnen door zyne bekommeringen, vernederd door het doen van zyn beklag, zig beleedigd vindende darmen hem ondervraage wegens de oorzaak van zyne kwellingen, om dat dezelve ontftaan uit de misdaad en uit de knaaging, en om dat hy verzekerd is dat men zig zyne knaagingen zoekt ten nutte te maaken, of zyne voornemens te ontdekken, terwyl men fchynt zyn verdriet te willen verzagten. Het is onmogelyk dat de Raar van eenen fchuldigen Opperheerfcher ooit beter in 't dag licht werde gefield, en dat er eene kragtiger leerwyze zy, dan het verfphrikkelyk fchouwfpel dat hy veroorzaakt. Cecinna, Veldheer der Romeinen, in zyn leger aangetast wordende door Arumacus, ftrekte zig op den grond uit vóór den flagboom door welken zyne verfchrikte troepen de vlugt namen. Deeze daad  RAPSODIS T. 97 daad hield hen tegen, en deedze vegten; zy zoüdca zig gefchaamd hebben om over 't ligchaam van hun Opperhoofd te gaan , om hunne vlugt voort te zeten. QTacitus.) Er zvn omftandigheden die ten eenen maal aan den oorlog eigen zyn , alwaar de genie onderrichtingen moet geeven die van den anderen verfchillen; en die geen die de regte genie bezit, en die gelast is met het bevel, in 't geheel of ten deele, weet altoos we!, volgends zynen rang en de voorvallen , op zyn pas een befluit te neemen. In 't jaar 1705 , zogten de Duitfchers en de Engelfchen Barcelooa voor den Aartshertog in te neemen. Peterborough, die nooit voor den aanflag geweest was, en die zag dat hy op de lange bank gefchooven wierd, gaf reeds order aan zyne Engelfchen om weder aan boord te gaan, wanneer hem gefeoodfdhapt werd dac de Prins van Darmftad, zyn mededinger, gefneuveld was. Op deeze tyding, veranderd hy van gevoelen en ftaat op de overgave van de plaats, om dat niemand meer met hem konde deelen in den roem van die verovering. De Onder -Koning, een vertzaagd man, ziende eenen magtigen vyand van buiten, en een oproerig volk van binnen, befiuit o-n zig over te geeven. De voorwaarden waren nog niet geteekend wanneer men op 't onverwagtst een gefchreeuw en een geklag vernam. Gy verraad ont'i zegt de Onder-Koning aan Peterborough, wy capituleeren ter goeder trouw, en ziet uvje Engelfchen zyn over de wallen in de f ad gekomen. Gy bedriegt u , aanwoordde Mylord Peterborough, het moeten trocpes zyn van I. Deel. II. Stuk. G dtn  93 DE NIEUWE den Prins van Darmflad: er is maar één middel cm uvce ftad ie redden; dat is om er my terftond met myne Emelfcben in te daaten trekken; ik zal alles tot bedaaren brengenden my voeder naar de poort begeeven om de capitulatie te volijoijen. Hy fprak. met eenen toon van waarheid en edelmoedigheid , die gevoegd by het nakende gevaar, den Gouverneur overhaalde. Men liet hem binnen trekken. Hy loopt alles door met zyne Officieren: hy vind Duitfchers en Catalaanen die de huizen der voornaafnfte burgers plunderden; hyjaagdze weg, hy doet hen den buit verlaaten dien ze reeds bemagtigd hadden: hy vind de Hertoginne van Popoli in handen van de foldaaten , en zag het oo" genblik dat ze ontëerd ftond te worden; hy geeft haar weder aan haaren man. E indelyk, na alles tot ftilftand gebragt te hebben, keert hy weder naar die poort, en teekend de capitulatie. (Sie-le de LouisXW.) Ziedaar de genie om zig te reddeö; het is bynaar onmogelyk om onherftelbaare tegenfpoeden te vinden, als men die genie wezentlyk bezit; maar het is nog onmogelyker cm die wezentlyk te bezitten, als men er zig niet Jtonder ophouden op toelegt, om het oorlog , den mensch, en den foldaat te kennen. De heldenmoed heeft veele Veldheeren bedrogen omtrent de noodzaakelvkheid van zig kundig te maaken. Deeze luisterryke hoedanigheid heeft hen in een al te gunftig daglicht gefield ; het be/el wierd hen toevertrouwd en hunne • misflagen. hebben dit vertrouwen tot een oorzaak van berouw gemaakt. Men moet niet te veel toegeeven aan den helden- moeJ j  RAPSODIST. 99 moed; het is eene hoedanigheid van inborst, dieniet altyd vergezeld gaat van eenige anderen, of vergezeld kan gaan van hoedanigheden die noodzaakelyk gevaarlyk zyn. Men moet ook. den heldenmoed niet zonder overweging noch terloops beöordeelen; en dewyl hy of eene gevaarlyke of eene onvoldoende hoedanigheid kan zyn , moet men hem nooit dan uit dit oogpunt befchouwen. Om niet onrechtvaardig noch onvoorzigtig te zyn, moet men een man beöordeelen niet volgends zyne dapperheid, maar volgends het gebruik dat hy er van maakt, volgends de gelegenheden waarin hy er zig aan overgeeft, en volgends de rol die de reden fpeeld geduurende die oogenblikken van hevigheid. ïn 't jaar (687, wonnen de Keizerlyken den vermaarden veldflag by Herfan tegen de Turken. In eene fchermutzeling die plaats had vóór deeze groote bataille, liet de Cornet van de Lyf-compagnie van 't regiment van Comroerci zig zynen Randaart ontneemen. De Prins van Commerci vraagd op 't oogenblik verlof aan den Hertog van Lotharingen om eenen anderen Randaard by de ongeloovigen te gaan haaien : dat verlof door zyn aanhouden met moeite verkreegen hebbende, vertrekt hy in eene allerfterkfte drift , word eenen Turk ontwaarj die eeaen Randaard op eene werpfpies draagd, zet met het pistool in de hand op hem aan , fchiet van zeer naarby, mist, en werpt zyn pistool op den grond om met den degen in de vuist te vcgten. De Mufulman maakt gebruik van dat oogenblik om hem zyne werpfpies G 2 ia  ioa DE NIEUWE in de zyde te ftooten; de Prins tsst dezelve met de linkerhand koeltjes aan, en brengt met de rechter eenen zo vervaarlyken flag met den deegen aan . zynen vyand op 't hoofd toe, dat hy het door midden kliefd. Na deeze gelukkige en ftoute daad trekt de jonge Prins zelf dewerpfpiesuit zyn ligchaam,brengt devrugt van zyne overwinning, geheel mei zyn bloed geverwd, aan zynen Generaal, laat zynen Corpet roepen, en zegt hem zonder eenige drift, „Ziedaar „ Myn Heer, eenen (landaard die ik u toebetrouwe; ,, hy komt my wat duur te ftaan en gy zult my ver„ pligten met hem wat beter te bewaaren dan den „ geenen dien gy u hebt lsaten ontneemen." (Vie de Prince Eugène.^ Een zo groote heldenmoed veiéenigd met zo veel bezadigdheid,, heuschheid, ftandvastigheid, en goedgedrag, vertoond euien grootenkrygsheid en eenen grooten man.. (Variétés lüteraires, bistoriques, 6V.) <■ ■ r^r-^—y Brief over eene anecdote onlangs in de nimv:S' papieren geplaatst. Myne Heeren! IVXen kan op de anecdoten en geestige invallen die men in de nieuws papieren aantreft, en op de hedendaagfche Anas inzonderheid, de woorden van Sa-  RAPSODIST. Salomo toepasfen Nêit fuhfok novum, Men leest in de Courier de i'Europe de volgende gebeurtenis. Een koopman vanP** ontfmg, niet langgeleden, eenen brief van een zyner vrienden, laast te Boston ontfcheept, welke dus begon: „ Na een°n langen en verdrietigen togt, ben ik emdelyk " in de hoofdftad van Nieuw Engeland aangeko" men lk heb niets merkwaardigs op myne reize " ontmoet, ten zy gy de volgende byzonderheid , uwer aandagt waardig keurd. Een fcheeps' iongen viel uit den grooten mast op het dek, en " brak zyn been: geen Heelmeester aan boord heb" bende, bond hem een matroos het zeiven met " een touw fterk vast; en ö verbaazend wonder! de " jongeling ftaat van den grond op en liep terftond " als of hem niets gebeurd ware." Zo dra dien brief 'te P** aankwam, wierd denzelven aan verfcheiden Heelmeesters voorgeleezen, welke ftilzwygende toeftemden dat de wyze van geneezing door den matroos in't werk gefteld, de hunne verre overtrof. Een van hen was gereed om eene verhandeling in t licht te geeven, in welke hy beweerde dat zoodanig eene geneezing mogelyk ware,toen de koopman eenen tweeden brief van zynen vriend ontfing,deeze woorden behelzende: „ Ik geloof dat ik, in mynen „ laatften, eene geringe omftandigheid aangaande " den fcheeps-jongen vergeeten heb; ik heb ver" zuimd u te melden dat zyn been een hout been " was." Ziehier den oorfprong van die opgewarmde kortswyl, zo als ik dezelve, twintig jaaren geleG3 den»  -O* DE NIEUWE den, geleezen heb, in een Engelsch werk, en se= dert, in een levens verhaal van Doet. HUI in een mogazyn geplaatst. Die Doel. Hill is vermaard door zyne veelvuldige pennevrugten, door de verfcheidenheid zyner kundigheden, en door eene ftouteverbeeldingskragt welke men dikwyls wantrouwen moet. Hy heeft over allerlei foorten van onderwerpen gefchreeven; de treffelykfte van zyne werken is een kruidkundig fystbema, in welk de natuur -onderzoekers uitneemende zaaken ontmoeten. Hy is de uitvinder van eene vernuftige boertery, welke op dien tyd veel gefmaakt werd, en welke, naar gewoonte, er veele andere min geestige en min bevallige heeft voortgebragt, ikbedoele het blaauw-boekje getiteld Ccncubitus fine Lucind. Vóór dat hy in aanzien was, bood hy zig by de Koninglyke maatfehappy te Londen aan, ten einde in dezelve aangenomen te worden, en wierd afgeilagen. Om zig over dien hoon te wreeken, gaf hy tegen die maatfcbappy een werk uit, dat niet veel opgang maakte; maar hy vervaardigde vervolgens een fpotfehrift dat beter gelukte. Hy zond , onder den opgeraapten naam van eenen Land Doclor, aan den Ceheimfchryver van de maatfehappy, een verhaal van eene wondheeling welke hy niet lang geleden gedaan had. Een matroos had zig het been gebroken; by toeval daar zynde, had hy de twee deelen van het gebroken been weder tot malkanderen [gebragt, en na dezelve met een dun touw zeer fterk gebonden te hebben , had hy hetiü met teer-water nat gemaakt} In korten tyd ge-  R A P S O D I S T. «* gebruikte de matroos zyn been weder, en kon gaan gelyk te vóóren. Dit gebeurde op dien tyd, toen het boek van den vermaarden Berkeley, Bisfchop van Cloyne over de kra?t van bet teer-ivater, veel gerugts maakte en de verdeeldheid onder de Geneesheêren bragt. Het verhaal van den Land Docïor wierd met allen ernst in eene opecbaare vergadering van de Koninglyke maatfehappy geleezen, en men twistte er ter goeder trouwe over die wonderbaare geneezing; de eenen zagen er niet anders in dan eene uitmuntend getuigenis, ten voordeele van het teer-water; de anderen beweerden of dat het been daadelyk niet gebroken was geweest, of dat de geneezing zo fchielyk niet had konnen gefchieden. By de volgende zitting, omringde maatfehappy eenen tweeden brief van den Land-Dodtor die aan den Secretaris fchreef: „ Ik heb in mynen eerften brief vergee„ ten u te melden dat het gebroken been van den " matroos een hout been was." Het duurde niet lang of deeze kortswyl wierd rugtbaar, en gaf den lediggangers gelegenheid om zig ten kosten van de Koninglyke maatfehappy te vermaaken. Ik ben, enz, (■Journal de Paris.} G 4 ACA  io4 d e nieuwe ACADEMIËN, enz. i. Koninglyke Academie der -weetenfchappen te Parys. I)e Academie, altoos bezig met bet voortzetten der oogmerken die onmiddelyk betrekking hebben tot het welzyn van 't menschdem, fteld voor tot het onderwerp van eenen tweeden prys, de Navorfebmg van middelen door welken men de koletjrMïngers zoude konnen behoeden van ziektens, die ben dtkwyls aantasten, en welke dikwerf het gevolg zyn van tunnen arbeid. Hoewel hun ambagt eenvoudig op zig zelfs is, wordende van hunnen kant niets dan een weinig hebbelykheid cn vooral zindelykheid gevorderd, nodigd evenwel de Academie de Aufteurs die dit ftuk bewerken zullen, om eene naauwkeurigebefchryving van dit ambagt te geeven: zy verwagt nog van hen dat ze omftandig zullen voorftellen de verfcheidene ftoffen die door de koleur mengers worden gebruikt, de mengzels die zy verpligt zyn te doen, cn de gevaarlyke nitwerkzels die er zeer dikwerfuit ontftaan. De Academie wenscht voornaamentlyk dat de Schryvers zig toeleggen op'c ontdekken der mid- de-  RAPSODIST. ïoS delen door welken het mogelyk zal zyn die ambagtslieden voor alle toevallen te behoeden, zonder fchadelyk te zyn aan de naauwkeurigheid van hun werk, en aan 't volleedig mengen der koleuren dat er het waar doelwit van is. Men merkt met leedwezen op, dat de werkplaatzen van die kunftenaars, gewoonlyk, zeer bekrompen zyn; dat ze in 't algemeen dienen tot bergplaatzen van de ftoffen die op zig zelfs fchadeiyk zyn, waar van men er gebruik maakt, en dat ze ontbloot zyn van 't fpeelen der lugt, die er het gevaar van zoude verminderen. De Academie twyfeld niet, of de Schryvers die hunne gedagten zullen opgeeven over dit onderwerp van aangelegenheid, zullen getroffen zyn door deeze laatfte zwaarigheid, die de kunftenaar, of over 't hoofd ziet, by gebrek van opmerkzaamheid, of niet ontgaat by gebrek aan gemak, en dat ze niet ftaan op de voordeden van een ruimer werkhuis, afgefcheiden van de bergplaats der ftoffen, waar van de koleuren zyn t'zaamengefteld, en in de uitgeftrektheid van welke de lugt onöphoulyk vernieuwd worde. De prys die de Academie zal toewyzen aan de Schryvers die dit nieuw onderwerp het best behandeld hebben, zal, naar hunne keuze, beftaan, of in io8-> Livres, of in eene medaille van goud, van dezelfde waarde. De geene die naar deezen prys willen dingen, moeten hun werk naar Parys zenden, in 't gewoon formaat, aan den Secretaris der Academie. De, G 5 Schrif-  tc6 DE NIEUWE Schriften zullen niet aangenomen worden dan nïterlyk tot den eerften February 1787; de ftukken die gekroond zullen worden, zullen in de Vergadering na Paafchen, 1787, opentlyk worden bekend gemaakt. De Academie hebbende, ingevolgen het goedvinden des Konings, voorgefteld, voor 't jaar 17839 eenen prys van 2400 Livres voor den Autheur van de verhandeling , „ die de eenvoudigfte en de minst ,, kostbaare manier zoude uitgevonden hebben om „ in 't groot het zee - zout te ontlosfen, het alkali, ,, dat er het grondbeginzel van is, in zynen ftaat van zuiverheid er uit te trekken, ontbonden van „ alle verëeniging, het zy zuure of andere, zonder „ dat de waarde van dit mineraale alkali den prys te „ boven gaa van het geene men trekt uit de beste foorten van vreemde foda," zyn er verfcheidene verhandelingen ter mededinging overgegeeven: maar de Academie niet bevonden hebbende dat zy genoegzaam hadden voldaan aan 't doelwit het welk het gouvernement op 't oog had, heeft zy in 1783 de uitdeeling van den prys opgefchort, en op nieuw dezelve vraag voor 't jaar 1785 voorgefteld. De verhandelingen die aan haar gezonden zyn, tot deeze tweede mededinging, nog niet geheel voldaan hebbende aan de meening der Academie , denkt ze verpligt te zyn den Schryveren een nieuw uitftel te geeven, en fteld voor de derde maal dezelfde vraag vcor, waarover ze de verhandelingen verwagren zal tot den eerften van September 1787. Zy zal haar uit  RAPSODÏST. m uitfpraak doen in haare openbaare vergadering van Paafchen, 1788. II. Keurvorst e lyke Academie der wcitenfchappen te Manheim. De Heer 1'Amy, Secretaris van dezelve, heeft twee nieuwe vraagen voorgefteld. jo. De ektiriciteit bekend zynde als een prikkelend middel, werd er gevraagd of men er zig van bedienen kan met een goed gevolg om de verdronkenen, de verflikten, en andere perfoonen, 'wier pols ongevoelig is, weder te doen bykomen, of zy te feilen zy boven andere middelen, iet hier toe in dezelve gevallen gebruikelyk, en op wat wyze men er zig van zoude konnen bedienen met veel zekerheid en weinig moeite. Men zal het klaar moeten bewyzen door proef ondervindingen, zo wel op menfchen als op andere dieren genomen. zo Zyn cr in de clasfts der dicscia van den Ridder Linu«us, planten van 't zelfde gejlacht die zuiver vrouwelyk zyn, waarvan de zaaden niet bevrugl zynde door hunne mannelykeplanten, evenwel het levensgenot hebben om het foort van deeze planten weder te vernieuwen of voort te brengen ? Derzelver kruidkundige naamen volgends Tournefort en Linnteus befchryvende, zal men het vermogen der zaaden van dit vrouwelyk maagden gedacht zonder bevrugting, of wel haare onvrugtbiarheid moeten bewyzen, door waarneemingen en proeföa- der-  ieJ DE NIEUWE der vindingen die zo naauwkeurig zyn, dat men geenen den minsten twyfel kan hebben omtrent een onderwerp van zo veel aangelegenheid voor de gefchiedenis van de verfchillende voortteelingder planten. De verhandelingen over de eerfte van deeze vraagen moeten aan de maatfehappy gezonden worden met de gewoone voorzorgen, vóór den eerften July 1787. en die over de tweede vóór denzelven tyd van 't jaar 1789. SCHOUW-  r A p s O D i s t; 109 SCHOU W BURG. p A r y s. Comedie Francoise. Op Maandag den 14 November , heeft men op dit tooneel, voor de eerfte maal vertoond Edgard, Koning van Engeland, of de gewaande pagie. Blyfpel in twee bedryven en in vaerfen. Het onderwerp van deeze twee bedryven is van zeer weinig belang. Edgard, als een pagie verkleed, bevind zig by den vader van eene zekere Paulina , daar hy op verliefd is en die, zedert zeer weinige dagen, zin in them heeft gekreegen. De fchoone is verloofd aan eenen ryken doch ouden man die komt om haar te trouwen, en die, in tegenwoordigheid van den zogenaamden pagie, verhaald dat alles te London in oproer is, zedert dat de Koning er verdweenen is, zonder dat men weete werwaards hy zig be • geeven heeft; dat de nieuws - papieren niet fpreeken dan van muiteryen die op 't uitbreeken ftaan. Edgard wilde toen wel weder naar zyn Hof keeren; maar zyne tedere liefde voor Paulina houd hem te ï»g.  HO DE NIEUWE rug. Deeze bekend rondborftig dat ze hem fteld boven haaren ouden minnaar; zy geeft het ook aan haaren vader te kennen, die, na dat hy heeft uitgeroepen : „ Ziedaar evenwel hoe jonge Dogters durven beminnen zonder toeftemming der familie»" goedkeurd dat ze met den pagie trouwen zal op de verzekering dat hy geen gelukzoeker is. Welhaast maakt Edgard om dat by voor dusdanig niet zoude doorgaan zig bekend aan Paulina, en word betrapt aan haare voeten door den aanftaancen bruidegom die, zo als men denken kan, tegeq haar en tegen den vader uitvaart: maar het woord van Sire, dat de fchoone zig laat ontvallen, brengt hem oogenblikkelyk rot bedaaren, en , waarfchynlyk, werd het huwelyk van den Koning met Paulinageflooten. Eertyds konde men zaaken van geen belang gemakkelyker op het tooneel waagen. Thans , verander fteld men altoos dat een Auftenr die zig op den Franfchen Schouwburg vertoond eigenliefde (prttemion) hebbe, en de eigenliefde (prctcniion) wjrd nooit ingewilligd. Het blyfpel waar van men een ontwerp komt te geeven, (dat niet gemakkelyk af te fchetfen was, midden in het gemor van 't publiek) heeft in 't algemeen mishaagd s men had geenen fmaak, noch in 't bedryf noeh in de byzondere omftandigheden; zo dit het proefituk van den Auéteur is, zal hy wél doen, eer hy het weêr met andere waagt, vanzig toe te leggen voornamentlyk op de zeden van de too. neelknnde, die op eene wonderlyke wyze gekrenkt zyn  RAPSODIST. ui zyn in dit ftuk, het welk buiten dat zonder belang en met eene zeer zwakke pen gefchreeven is. (Journal général de France; Journal de Paris'; Affiches, annonces & avis divers.') Comedie Italienne. Men heeft op deezen Schouwburg, dingsdag den 18 Oftobcr voor 't eerfte vertoond Germance of de overmaat der kiesheid, tooneelftuk in drie bedryven, in profa, door den Hr. Miste. Hoewel dit ftuk in drie bedryven verdeeld en genoegzaam vol belang is, zo is de voornaamfte uitvoering ligtvaardig genoeg. Men heeft aan Germance, casfier van eenen ryken ■koopman , twintig duizend livres, beftaande in twintig bankbriefjes, ontftolen; en deeze jongman die meent dat het aangeeven van dit ongeluk zyn bederf zal zyn en hem zynen goeden naam doen verliezen, neemt voor zig om te brengen. Een onderfchepte brief,eene onbefcheidenheid van eenen knegt doen den koopman het noodlottig ongeluk en de wanhoop van zynen casfier ontwaar worden. Hy verneemd op den zeiven tyd dat Germance en zyne dogter malkander beminnen, (zyne dogter die hy even te vóóren aan eenen anderen verloof i had ; en hy befluit op 't oogenblik zonder iets te onderzoeken of ergens over gebelgd te zyn , het ongeluk van zynen casfier te herftellen en hem zyne dogter te - geeven. .Hy doet eenen jongman van zyne kennis komen , geeft  ii* DE NIEUWE geeft hem de geftoolene fom, in zoortgelyke briefjes,' in handen, en beveeld hem dezelve aan Germance te brengen, als eene wedergaave die hy gelast is hem te doen. Germance onrfangt met eene verrukking van blyfchap deeze wedergaaf, begeeft zig naar den koopman en deszelfs dogter, waar van zyne wanhoop hem zedert eenige dagen verwyderd had , deeld haar alles mede, en de koopman wenscht zig zeiven geluk over de uitwerking van zyne edelmoedigheid. Ondertusfehen komt de perfoon die gelast was met de wedergaave te rug, en maakt zeer onbezonnen aan Germance de daad van zynen weldoenrr bekend en by gevolg dat de geftoolen briefjes niet weder gegeeven zyn; maar de casfier ziet in dit onverwagt toeval niets dan de nieuwe verpligtingen die hy heeft aan den vader van zyne meesteresfe,en hy heeft groot gelyk; want de koopman zend op dit oogenblik den man dien hy, in 't begin van 't ftuk, voor zyne dogter beftemd had weg en ftaat haar Germance toe. Er zoude eenige aanmerkingen te maaken zyn op het zaamenftel van dit tooneel-ftuk dat ment zegt de proef van den Aucteur te zyn. Dé daad des vaders die de twintig duizend Livres dcor eene derde hand doet weder geeven, is moge.lyk met te veel nadruk voorgefteld. De Au&eur heeft er al den toeftel van de tooneeldicktkunde by gebetzigd en den aller beweeglykftenfpraaktoon.Ket fchynt ons toe dat deeze laatfte inval onder eene andere form had moeten voorgefteld zyn; en wy maaken  rapsodist. 113 ken deeze aanmerking, om dat de Hr- Misfe in dit werk mogelyk een ws inig te veel geneigdheid voor de Tooneeldichtkur'de laat doorflraalen. Wy wraa;ken dezelve niet, maar wy gelooven dat men er overal geen gebruik van moet maaken. Men kan in den Aucteur 002 eeni ;e onwaarfchynlykheders berispen. By voorbeeld, Sophia, om dat Germance, zedert eenige dagen bedroefd en ftilzwygend, haare tegenwoordigheid ontgaan heeft , heeft beflooten, zonder eenige re ien te geeven,zynen medevryer te trouwen, en is haar woord ree.Is kwyt. Dit is wat fcnielyk om er niets erger van te zegden. Men kan den vader berispen over dezelfde önceitadigheid , die ror zynen vriènd Dormont verzogt zynde, by den welken hy hoopt een groot geheim i dat hem zeer ontrust, te verneemen, in plaats van er naar toe te loopen, bynaar twee bedryven en een half laat voorbygaan zonder eens van hem te fpree* ken. Maar deeze aanmerkingen, en eenige andere, dié wy er by zouden konnen voegen, beletten niet, dat het werk de goedkeuring verdiene die het gehad heeft. Het opftel van 't bedryf is interesfant; er zyn veele omftandigheden met gevoeligheid uitgedrukt en 'tgantfche werkdraagd kenmerken van bekwaamheid voor 't tooneel. Maandag den 31 Ocïober heeft men voor 't eerst vertoond de Vriendfchap in 't Dorp, Blyfpel, in drie bedryven en in vaerzen , dóormengd met ariëttes s U Deel. il Stuk. h  ii4 DE NIEUWE door den Hr. Desforges, zynde de muziek van den Hr. Philidor. J. Pbilippe Fyot de la Marcbe, Heer van Neuilly, „ in Bourgogne, verloofde, in navolging van 't „ etablisfement de la Rofe de Salency], door St. „ Medar, in 530, elk jaar, eenen prys van eene „ zilvere medaille, aan den jongman die door de „ huisvaders gehouden wierd, voor den verftandig„ ften ;en den arbeidzaamften van het Dorp. Een „ jongman die in 't land zeer geacht was, had het „ ongeluk van te verdrinken in de Ouche in 't jaar 1769, voerende eene kar met hooi, eenige tyd „ vóór 't uitdeelen der medaille. De geene die de» ,, zelve verkreeg oordeelende den overledenen waar- diger om dezelve te ontfangen, maakte haar met „ linten vercierd aan eenen tak vast, dien hy op 't „ graf van zynen vriend plaatfte, tot groote verwon„ dering der geenen die het zagen, zeggende: ik geef ze u weder myn lieve vriend; gy verdiend ze beter tJ dan tk." Deeze gefchiedkundige trek, die men in de En- . tyclopédie vind , heeft den grond verfchaft van de Vriendfcbap in 't Dorp. De Schryver heeft er maar eenige veranderingen in gemaakt, om, zonder twyfel, het onderwerp meer naar de tooneeldichtkunde te fchikken. Zie hier omtrent het beloop van zyn werk. Een oud Heer van 't dorp van Clémencey heeft eenen prys van deugd verloofd, die alle jaaren moet Uitgedeeld worden aan den arbeidzaamüen, den meê- doog:  R.APSÖDIST. doogzaamften, en verftandigftm boer. Prosptr en Vincent beide veréénigd door de tederhartigfte vriendfchap, deelen beiden in de ftemmen: maar de kie» fche vriendfchap van Prosper, doet hem vreezen dat hy Vincent den loef affteeken zal; vervolgends,om aan zynen vriend den prys te verzekeren , verwydert hy zig, en doet het gerucht van zynen dood verfpreiden. De prys werd dan met eenparigheid van ftemmen aan Vincent uitgedeeld. De jongman, wanhoopig over het verlies van zynen vriend, verzoekt dat men ten minsten dit geval voor den ongelukkiger, vader van den overledenen geheim houde. De edelmoedige boer keerd incognito weder naar zynen vader, geniet de vreugd van hem te zien, van hem te omhelzen, van de blyken van zyne vaderlyke liefde te ontfangen; vervolgends vertrekt hy, verklaarende dat redenen van gevvigt hem noopten om zyne wederkomst tot den avond geheim te houden; en zie hier die redenen. De jongman van t dorp die den prys der deugd behaald had, kon, op den zelfden dag, het meisje dat hy het meest bemind ten huwelyk vraagen. Vincent bemind EUze; maarElizé was verloofd geweest aan Prosper, en Vincent vreest om op den zelfden tyd, terwyl hy haar voor vrouw neemt,haar geweld aan te zullen doen, en de nagedagtenis van zynen vriend te zullen hoonen. Zyne vreugd is onuitfpreekelyk wanneer hy verneemt dat niet alléén Elize maar gehoorzaamd zou hebben by 't trouwen van Prosper, maar dat hy ( Vincent) daarenboven tederlyk er van bemind is. De Maranize H s vati  DE NIEUWE van Clemencey veréénigd zelve Elize en Vincent. Als dan vertoond zig Prosper, by geeft de beweegende oorzaak van zyne kortftondige verwydering te kennen, en heeft het genot van den dubbelen zegepraal van zynen vriend. Midden in dit bedryf verfchynen ter loops twee byverdichte perfoonaadjen; eene juffrouw Honorine die Vincent bemind zonder van hem bemind te zyn, en een Myn Heer Claude Brunei, die niet bemind is van Honorine, die hy bemind, De coquetterie van Honorine, en de doortraptheid van Brunet, die hy met den zweem van onnoozelheid bedekt, verfpreiden min of meer vroolykheid over of geduurende de voornaamfte vertooningen, waarvan de algemeene eigenfchap meer droevig dan verwonderenswaardig is. Dit blyfpel was eerst in vier bedryven, de Schryver, heeft het tot drie gebragt om er het beloop van te bekorten. Deeze fchikking is oorzaak dat het verfchynen en het vertrekken der perfoonaadjen niet altoos van pas gefchieden. By voorbeeld, Prosper en zyn vriend la Francbife, vertoonen zig in 't tweede bedryf, met het voorneemen alléén om aan het publiek den toeleg te doen zien die de eerste gehad heeft om Vincent gelukkig te maaken: en waar onderhouden ze malkanderen over dien toeleg? op de plaats daar de prys moet uitgedeeld worden, op eene publieke plaats, die voor de heele waereld open ftaat. paar moet, zonder twyfel, een zeer gelukkige en zeer zeldzaame zaamenloop van omftandigheden zyn om Prosper op die plaats, zonder gezien te wor-  RAPSODIST. H7 worden, te doen komen, dezelve te verhaten zonder dat hem iemand ontmoete, om zig vervolgends by zynen Vader te begeeven, en om eindelyk ook te vertrekken zonder dat men het ontwaar worde. Dit hee!e beloop heeft geene beweegende oorzaak noch waarfchynlykheid. Onder de gefteldheden die in dit blyfpel, dat gantsch niet vrolyk is, voorkoomen, moet men acht te geeven op die waarin Prosper tredende in de hut van zynen vader,denzelven in eenen armfloel flaapende vind, ontwaar word dat hy met hem bezig is geduurende zynen flaap, ftilletjes vóór hem knield en hem wakker maakt terwyl hy zig in zyne opene armen werpt. Dit tafereel van vaderlyke tederhartigheid en kinderiyke erkentenis is zeer beweeglyk ; het heeft een algemeen en een zeer rechtmaatig handgeklao veroorzaakt. Wat het algemeen onderwerp van't werk aangaat, dat heeft op verre na niet de goedkeuring van een ieder weggedraagen. De vriendfehap van Prosper voor Vincent heeft breeder uitgemeeten gefeheene dan zy in de daad was. Die volftrekte loogchening van zig zeiven, die aanëenfchakeling van opofferingen, van de allerdierbaarfte opofferingen die de een aan den anderen doet, zyn voorgekomen als boven de menfchelyke kragten te zyn. Het is niet onmogelyk, men moet het bekennen, zomtyds zulke trekken van vriendfehap te ondervinden; maar die trekken zyn uitzonderingen op den gewoonen loop der natuur. Als men menfchen wil rodigen tot het betrachten der deugden, moet men hen voorbeelH 3 den  VS. D E N I E ü W E den aan de hand doen c ie zy volgen konnen, en geen, ■Voorbeelden die ongemakkelyk en dikwyls ormoogelyk om naar te bootzen zyn. De vermaaken die de ondeugd beloofd zyn uiterlyk zovleyende, zo verleidende, dat ze de gemeene oefening der eenvoudigfle deugden moeijelyk maaken; dus eer men de menfchen den weg van het betere aanwyst moet men hen eerst dien van het goeden aanwyzen. De muziek is van den Hr. Phüidor , die deezen konstenaar flegts noemd, pryst hem enz. (Journal général de France ; Journal de Paris; Mercurc de France; Affiches, anonces & avis divers.) LONDEN. Covf. nt-Garden. !De G-R a mmoe; pro e va d e r s, een nimvo Operaconv'cfc, in drie bedryven , voor het eerst vertoond den io November, op het Tooneel van Covent Garden. D e naamen der perfoonaadjen zyn: Don Pimiento. -—Don Salvador Don Fernando— Don Velasco, ~—Don Fabricio — Fabio ■ Pedro een Al- guazil. Donna Zelida Donna Izabella Jacoba ; Laura. De Vertoonplaats is te Madrid. lf.c Bedryf. Don Pimiento, vader van Zelida, en. Don  R A P S O D I S T. lip Don Salvador, vader van Fernando, grammoedigen onverzettelyk van inborst zynde, beletten door hunnen perfoonelyken haat de veréèniging van het jonge paar, by welk eene onderlinge liefde plaats heeft. De* eerste eindelek, verdrietig over de nagt-muziek, die voor zyn huis gegeeven word , neemt het bcfluit om aan zynen twist met Salvador niet meer te gedenken, en om zyne toeftemming te geeven aan het aanzoek van Fernando. In gevolgen van hetzelve nodigd hy den eenen en den anderen tot eene byëenkornet, waar, in plaats van te denken om de nodige preliminaircn vast te ftellen, Don Pimiento, welke er zeer op gezet is dat men hem voor eenen kundigen natuurkenner hcude , eene ontdekking op de baan brengt, die hy vermeind gedaan te hebben, betrekkelvk tot 't licht, en door welke, het blykbaar is dat het geheele Spaanfche-ryk geen pond van het zelve bevat. Deeze omfhndigheid, vergezeld van aanmerkingen overeenkomstig met de zaak, doet Salvador lagchen; deeze tast den phyiicus by zyn zwak „. die", hoewel ten uitterstegram, egter in gevolge aan , un», van eene belofte welke hy aan Fernando gedaan had, de fpotterny verdraagt, zonder zynen toorn te doen ■blyken, van tyd tot tyd opmerkende dathy eengroo. te bedaardheid eene philofophifche bedaardheid bezit. Op 't laatst ftuifd de natuurlyke oploopendheid van hunnen aart in hen beide cp. Zy twistten met eikanderen en fcheiden vanéén met een vast bcfluit om voortaan alle verkcering tusfehen hunne kinderen aftebreeken. In gevolge van dit krakkeel, verloofd H 4 Don  Ï2Q DE NIEUWE Pimiento zyne dogter aan Velasco, die vooraf een,>e voortellingen gedaan had ten voordeele van zynen zoon Fabricio, die Izabella bemind en van haar wericrbemmd is; dan door eene boosheid van inborst, die het oppofiet is van haar gezond verfond, bejeegend zy haaren minnaar met eene qnverdraagelyke trotsheid. Hier p volgd eene tooneel tusfche» Izabella en Fabricio; deeze zig met meer koHheid en , vei achting dm naar gewoonte behandeld ziende beflmt om voor altoos met haar te breeken. Op dat oogenblik komt Fernando in; hy is getuigen van 't beflmt dat Fabricio neemt, en welk hy toeïcftryft aan een vooringenomenheid voorZelida; de jalouzy maakt zig mee ter van Izabella; haar minnaar vertrekt en het bedryf eindigd. IIJ Bedryf. Fernando, alle hoop ten opzigte van Zelid-i verlooren hebbende, onderneemt Pedro, zyn knegt, om eenen brief aan Jacoba, haare kamermaagd tcrhandteftdlen. Tot dat einde vertoond hy zig aan 't huis van :imirnto, als eenen geleerden die de ongemeenste weetenfchappen bezit. In dit tooneel, werpt de Auöeur eenige gelukkige fchimpfchichten tegen de nieuwerwetfehc aanhaugelingen van de philofophic naar de mode; tegen de voorftandcis van het ma. nétisme anima!', enz. Pedro middel gevonden hebbende om den brief van zynen Heer aan Jacoba ter band te Hellen, neemt affcheid van Pimiento, beloovende hem een ander bezoek te zullen geeven, vóór zyn vertrek uit Madrid. Ou-  RAPSODIST. m Over deezen goeden uitflag verheugd, verzind Pedro eeD ander middel om den vader van Fernando te dwingen dat hy de vertérdging van zynen zoon met Izabella verhaaste. Hy trekt dan het gewaad van een monnik aan , en vertoond zig aan 't huis van Salvador, die, door eenen ingekankerden haat, welke hy tegen alle geestelyken voed, zig van zeer oneerbiedige uitdrukkingen bediend jeegens den gewaanden monnik: Pedro noemd zig Calificador van 't Heilige Officie, en bedreigd den delinquant met de wraak der Inquifitie. Door eene zo vermogende bedreiging verfchrikt, fteld Salvador vóór eenen vrede in 't minnelyke te maaken door middel van 4x00 dukaaten, en om zig te onderwerpen aan de ftraf die het zyne eerwaardigheid zoude behaagen hem opteleggen. Die aanbiedingen door den Calificador aangenomen zynde, gaat Salvador het noodige geld haaien; maar Jabes (een ander knegt van Fernando, en welke in 't geheim is) het gantsch geiprek gehoord hebbende, eischt van Pedro de helft van de fom: deeze omitandigheid doet een krakkeel tusfehen hen ontflaan ; middelerwyl, komt Salvador te rug, zonder dat hy gezien werde, en ontdekt de poets die hem gefpeeld word De gewaande monnik kiest fchielyk het haazenpad, en Salvador verbeeld zig dat dit middel door Don Pimiento is uitgedagt, om hem befpottelyk te maaken Zelida den brief ontfangen hebbende, en onderrigt zynde geworden van de wyze; op weike dezelvenhaar was ter hand gefteld, befchouwd het middel dat men H 5 daar  <*» DE NIEUWE daar toe gebezigd heeft, als eene beleediging haaren vader aangedaan; zy fteld dan een antwoord op, in welk zy fcherpe verwyten aan Fernando doet, over het gedrag dat hy houd, en verklaard dat zy niet zal overgaan om haare hand aan hem te geeven, dan wanneer zulks met haaren pligt beftaanbaar zal zyn. Don' Pimiento komt op 't onverwagtst in, en ziet de twee brieven, welke Zelida in haaren werk-zak tracht te verbergen. Hy maakt zig van dezelve meester, en neemt kennis van hun«en inhoud; hy ontdekt er uit de poets die de gewaande geleerde hem gefpeeld heeft welken hy befluit by 't eerste bezoek te zullen ftraffen. III »« Bedryf. Izabella heeft wezentlyk leed over bet gedrag dat ze omtrent haaren minnaar gehouden heeft, dier. zy aanziet als voor altoos verlooren ; doch de fiimme Pedro, altoos een middel weetende om zig te redden, gaat Fabricio opzoeken, en zegt hem, dat de misdagen die van alle kanten begaan zyn, Fernando en Izabella hebben doen befluiten om zig door den egt te veréénigen; maar dat, dewyl eene zoortgelyke gebeurtenis vier geliefden voor altoos ongelukkig zoude maaken, hy hem raad om zig weder by zyne maitresfe te begeeven, die, overtuigd van haare dwaasheid, niet na zal laaten hem haare hand aantebieden. Fernando aangedaan om dat hy geen rnttvoord vair Zelida bekomen had, zend Pedro verkleed met eenen tweeden brief. Don Salvador treed binnen niet eene uitdaagiDg die hy van DonPimiento ontfangen heeft vol-  R A F S O D I S T. ïi*3 volgend- de inbeelding die hy had dat het Salvador • was, die hem den gewaanden geleerden gezonden had'om zyne zwakheid te befpotten. Het tooneel veranderd: men ziet het huis van Pimiento, daar de verkleede Pedro ingekomen is; deeze is op 't punt om gebemeerd (*) te worden. Wanneer een Alguazil en vier gerechts-dienaars binnen treden om Don Pimiento te vatten , weegens eene fomme van 5000 pistoolen, tot betaaling van dewelke hy gevonnisd was door den Opper-Raad in een proces tegen den Graaf van Cordoua. Dit toeval geeft geleegenheid aan Pedro om te ontfnappen. Fernando bedugt voor de nadeelige gevolgen die plaats'konden hebben, indien Don Salvador en de vader van Zel:da eikanderen weder zagen , begeeft zig in alle yl naar de plaats by de uïtdaaging beftemd; Pedro is er ook op 't zelfde oogenblik en geeft bericht van den ftaat van Pimiento. De edelmoedigheid vervangd op 't oogenblik het misnoegen en Don Salvador, diebeleedigd is, neemt het treffclyke befluic om 0) Bemeris een fpel waar mede men iemand bedot. Ifca plaatst hem naaLnentlyk in een deken, welke door vier fterke mansperfbonen aan de vier hoeken word vastgehouden, men finyt het voorwerp van deeze fportemyin de hoogte , dat ook in de deken weder opgevangen word. Dit fpel valt zomtyds. voor den geenen die zig heeft laaten bedotten ongelukkig uit, wanneer een van de geenen die de hoekeu vasthouden eenen derzelven los laat. DE VERTAALER.  1=4 DE NIEUWE om zyne wederparty uit de verlegenheid te redden, hem de 5000 pistoolen opfchietende. Deeze weigerd geduurende eenige oogenblikfcen die gunstbewyzing aan te neemen, hebbende op eene plegtige wyze onder verband van zyn woord van eer beloofd zyne dogter ten huwelyk aan Fabricius te geeven. Maar de tegenwoordigheid van deezen laatften, vergezeld van Izabella, aan de welke hy te kennen geeft dat hy getrouwd is, ruimd de zwaarigheden van Don Pimiento uit den weg en de gevangene neemd de aanbieding aan die hem gedaan is- eene algemeene uitlegging heeft vervolgends plaats en 't ftuk eindigd door den egt van Fernando en Zelida Dit ftuk is van aen Heer Holcroft, reeds bekend door verfcheiden anderen welke door 't publiek op eene gunstige wyze ontfangen zyn De ftyl van het zeiven is zu.ver en nadrukkelyk, het Charafler der twee vaders is wel gefchetst, dat van Pedro is niet minder in dit opzigt. In de verkleedingen van Monnik en Geleerden doet hy overal eene onuitputtelyke bron van aartigh'eden en van eige vinding zien. De inhoud van 't ftuk is zeer fneedig en de ontknoopt door' tusfehen komst van den Alguazil, en de edelmoedigheid van Don Salvador, word zeer interesfant en eer waarfchynlyk. De muziek van deeze Opera is van denHr. Schield, wier verdiensten hem eenen aanzieniyken ranggeevea onder de grootfte componisten, enz. (Univerfal magazine.') NA-  RAPSODIST. 125 NATUURLYKE HISTORIE. NATUURKUNDE. SCHEIKUNDE. KRUIDKUNDE. Brief gefchreeven aan den Heer de la Metherie , door den Heer Sage, over de ontvlambaarheid van Jlukken yzers. (jTy hebt het eerst aan den dag gelegd, MytiHeer, dat het vylzel van yzer , door de distilatie , ontvlambaare lugt voortbragt; gy hebt ook. doen opmerken dat het water tot deeze voortbrenging 'nodig was: de Geneesheer Demeste had aan de hand gegeeven dat het vylzel van yzer onder water gelegt, fchielyk veranderde en dat er zig ontvlambaare lugt van losmaakte; de proeföndervinding die ik de eer heb u voorteftellen doet zien dat het yzer vlam kan vatten door tusfchenkomst van eene kleine hoeveelheid waters. De Heer Charpentier, voornaam kunstenaar, die het groot brandglas van de Academie der weetenfchappen heeft t'zaamengefteld, omtrent tweehondert ponden Rukken yzers nat gemaakt in eenen bak gelegd hebbende, vatteden dezelven één maand  i2Ö DE NIEUWE maand daar na vuur: deeze Pukken yzers op dengrond van eene kamer hebbende doen werpen, vertoonden zy een flonkerend- en vuurïg- halfrond; hebbende er water op gegöoten, kwamer er fterke en ligtevlammen van eene groenachtigekoleur uit; eenige ftukken van dat yzer ondergingen eene uitbarsting met een groot geraas; de duigen en de grond van den bak waren als houts-kooien aangegaan. (Journal de Phyfique.) i i Buitengewoone uitwerking van eene uitheemJche plant. IVTen verneemt door egte brieven, gefchreeven te Parys, den 24 September laastleeden, (zegt menin den Engetfchen l'niverjal Cenfar N° 104.) dat de Graaf van Montmorin, voor heen buitengewoon Gezant van Z. M. den Koning van Frankryk aan 't Hof van Madrid, aan zynen Meester laatflelyk een gefchenk heeft gedaan van eene zeer ongemeene plant, genaamd de duivels'boom, waarvan de vrugt,ryp zynde, zeer elastiek is, en met een verbaasds gedruis barst, werpende haar zaad zeer verre, als ze droog is. De boom heeft zynen naam te danken aan dit fpel der natuur; want op't oogenblik als dit gedruis ontftaat is het gelyk aan't fchieten van klein gefchut, waar van de Hagen fchielyk op elkanderen volgen, men kan het zelfs op ee*  R.APSOD1S T. 127 «enen zekeren afftand hooren. Als men deeze vragt vóórdeszeifs rypheid, op eene drooge plaats brengt, of dat men hem vóór den fchooriteen van eene kamer legd, die llegts maatiglyk warmis, zal't zelfde gebeuren (*). III. Aanhangzels door den Hr. Abt Spallanzan i, van onderfcheidene verhandelingen over de verdumving, te vinden in het Journal de phyfique. De fchranderheid van deezen kundigen liefheb • ber der phyfiologie, en de zorg die hy heeft om zyne onderzoeken alle naauwkeurigheid en juistheid van de proeföndervindelyke natuurkunde by te zetten is bekend: men is hem een groot getal van ontdekkingen verfchuldigd over den aart der geörganizeerde wezens, en 't geen van nog meer belang is. is dat zyne behandeling als een voorbeeld verdiend aangemerkt te worden. Deeze Schryver had te vooren doen zien dat de verduuvving in de hoenderen en endvogels niet afhing (*) De plant, waar van hier gefprooken word, is aan da natuurkenners zedert lang bekend; er word in verfcheiden werken van gefprooken, onder anderen in de Bictionnaire d'Wftoire naturelle van den Hr. V. De Boinare, op 't woord arbre du diable.  H8 DE NIËÜWË hing van {teentjes of andere harde ligchaamen in de maag te vinden; hy had overëenkomftige proeföndervindingen genomen op de duiven, en heeft waargenomen dat als men in de maag deezer vogelen eenige van die kleine granaaten die de vrouwen aan den hals draagen bragt, zy niet beeter het voedzel verduuwden dan zulke vogels die geene van die fteentjes hadden ingedikt. De Heer Spallanzani had ook eertyds voorgefteld, zonder bewys, dat de krop van 't geflacht der hoenderen en foortgelyken onbekwaam was om het voedzel te verduuwen: hy heeft laatftelyk proeföndervindingen genomen die dit bewyzen. Hy heeft langen tyd in den krop van een hoen of eenen endvogel doorboorde buizen gevuld met gekaauwd kruim van brood doen blyven; hy heeft deeze vogels naderhand geopend en gevonden dat het brood in de kleine buizen doordrongen was met de fappen yan den flokdarm of van den krop, maar dat het nooit verduuwd was. Andere proeföndervindingen hebben hem doen zien, dat het eigentlyk in de maag is, dat de verduuwing gefchied. Dezelve Schryver heeft ook beflisfende proeföndervindingen genomen om de werkzaamheid van het vogt (/wc gajlriqae) dat in de maag en darmen te zaamen vloeid en zyne verrottingwederftaande kragt te bewyzen. Hy heeft bevonden, b. v» dat vleesch geftooken in 't fap der maag van eene kraai, gedeeltelyk opgelost was zonder eenig bederf,  RAPSOD IST. kap derf, terwyl andere ftukken van 't zelve vleesch, gelegd in afkookzels van den koortsbast of van camille- bloemen of van myrrhe van eenen zeer kwaaden reuk waren ; alle de behandelingen van deeze proeföndervindingen waren ondertusfehen deZelfde. ... . ^ .». • ... , Zee-visfchen heeft men dezelve proeföndervindingen doen ondergaan. De Schryver ftak in de maag van deeze visfchen buizen gevuld met vleesch van onderfcheidene foorten. Deeze buizen waren, doorboord om 't vogt der maag door te laaten. De visfchen zyn levendig gehouden ih zee-water , èn, mén heeft gevonden dat hun vleesch, altoos ontbonden was alleen door de werking der fappen die in maag eri darmen te zaamen loopen. Men moet aanmerken dat het grootflé gedeelte dier Visfchen die zig in zout-water ophielden eene ïpierachtige maag hadden, maar waar van mende werking, in dit geval, niet anders kan aanzien daii kragtëloos op 't vleesch, wegens den tegenftand der buizen. De Hr. Spallanzani gaat nog verder en bewyst dat door de kragt van dat fue gaftrique, de verduuwing gefchieden kan zelfs na den dood in de dieren, deviervoetigen en de visfchen. Hy heeft zyne proeföndervindingen herhaald iri visfchen uitdeMiddellandfchezee na hunnen dood, en hy heeft het vleesch mini of meer ontbonden gevonden in de maag. De ontbinding fcheen meer gevorderd te zyn omtrent den uitgang der maag. Hy heeft deeze waarheid nog meer *» Deel, II. Stuk. I *è°  130 DE NIEUWE beweezen door 't geen volgd. Een nugter konyn zedert agden uuren, wierd gedood en men bragt oogenblikkelyk drie lood broot dat nat gemaakt was in zyne maag. De Heer Spallanzani opende he: konyn ha verloop van zestien uuren , en bevond dat het brood in de maag niet meer in zynen natuurlyken ftaat was, maar dat het veranderd was in eene lymachtige pap die een derde gedeelte van flaar gewigt verlooren had. By den aanvang van den twaalfvin^ gerigen darm (duodenum) zag men dat het derde vaii dit brood in chyl verkeerd was. (Gazetiedefcmti.) CE-  ■RAPSODIST. y GENEES- en HEELKUNDE. i Behandeling van den winter in handen en voeten '; enz. _H^en van onze correspondenten heeft ons de volgende vraagen toegezonden; de winter dien wyvóór handen hebben, maakt dat de oplosfing dier vraagen interesfant word. Welke is de natuur van het ongemak den winter genaamd, en welke zyn er de oorzaaken van? Is er gevaar om dit ongemak te doen verdivynen? Welke zyn de middelen om hetzelve te geneezen? Zouden er ook geene zyn om hetzelve vóór te komen ? Wy hebben deeze vraagen gezonden aan den Ge« neesheer de V***, cn maaken het uittrekzcl van zyn intwoord door den druk gemeen. In 't algemeen, zyn het de fchoone handen, de handen die vet en poezelig zyn van johge perfoonen, die *t meest door den winter worden aangetast. Maagere handen zyn meer aan klooven onderworpen. Het vet begunstigd den omloop van de bloedvóe» reilde en lympatieke vaten, weinig, enz', 12 pi  ï3* DE N1ËÜWÊ De verdikte of ftilftaande vogten zyn de voorbed reidende oorzaak van dit ongemak , en de koude brengt hetzelve voort. Jonge perfoonen die meer aari köude bloot gefield zyn, en dit ongemak niét veel achten, zyn er meest aan onderworpen. Het bewys van den invloed van deeze voorbereidende oorzaak is, dat eene laating, eene buikzuiveting, zweetverwekkende, verdunnende middelen, die buiten dat voor andere meer zaakelyke ongemakken nodig xyn, den winter en de voorbereiding om denzelven te bekomenverminderen.endenzelven zomtyds voor eenert korten tyci gantfchelyk weg neemen. Hiter in is Wezentlyk geen gevaar; zelfs niet wanneer men den winter flegts plaatzelyk behandeld. Verfcheiden geneeskundigen overtuigd door de ondervinding der redenen die vóóraf gaan, hebben Uitwendig het gebruik van 't vet der darmen van gevogelte, de pis, het zout met roet vermengd, een flerkaftrekzei van rammelatfen, den geest van zout, fterk gccampherde brandewyn, eene esfentieele oly, het zy van terebenthyb, van bergamotte, van lavendel of van cedra, het eatt de Cologne, den balzem van Fioravanti, de fneuw, en meer andere zoortgelyke middelen aangeraaden. Alle deeze middelen zyn van nut; maar er is er geen dat vergeleeken kan worden by de berooking van brandenden zwavel. Wanneer men zo naarby als 't mogelyk is, de voeten of de handen boven deezen damp houd, vier Of vyf agterënvolgende dagen, kan men verzekerd zyn dat men de zwelling en de hardigheden weeker zal  R A P S O D I S T. fat maaken en doen vergaan. A's men klooven heeft, is't nuttig dezelve aanftonds te bedekken met een klein ftrookjen en gelfche-pleister of van 't papier dat de goudflagers gebruiken, ten einde de fqherpe pyn vóór te komen die plaats zoude konnen. hebr ben. . . , . Dewyl de damp van zwavel verflikkende is, is t ia de daad noodzaakelyk dat deeze berooking onder eenen fchoorfteen gefchiede en dat men het lid het welk men berookt bedekke, op dat de damp van den brandenden zwavel, niet vervliege- Een gemeens vuurmand fchikt zig het best tot deeze berooking. (Journal de Paris..) II; Eenander middel om den winter te geneezerS Myne Hbersn! Jn-'t jaar 1749, wierd ik aangedaan dool1 den winter, waarvan ik de geneezing fchuldig. was aan het onderftaande middel: t w., de berooking met tarwe-zemelen en het uitwendig gebruik van dikke melk of wrongel ; zedert heb ik. niet opgehouden dit middel, aan te raaden- met het beste " gevolg. Neem een komfoor met kooien die wel gevonkt zyn, houd het deel door den winter aangedaan daar  *34 D E N I E U W- E tovfn; werp dan allengskens omtrent twee goede tanden vol zemelen in *t komfoor; a!s de voet aangedaan is, zal men hem op twee ftokken plaatzen die dwars op twee ftoelen liggen, en een derde ftok iooger geplaatst zal dienen om t ene deken te onderfteunen, zo dat de'damp eene vrye fpeeling hebben kan. Na de berooking zal men het ongemak fterk wryven met dikke melk, en men zal, het aangedaane deel warm houden. Ik heb weinig perfoonen. gezien die verpligt waren drie maaien dit middel tefierhaalen tot bekooming van eene volmaakte gemeezing, i_ Ik beb de eere te zyn, enz. (Journal de Paris.) III. .Véhhaal wegen; de operatie van de eataracl niet lang geleedcn in Engeland gedaan, aan eenen blind geboorenen. Een ieder kend de roemruchtige operatie, gedaan door Chefelden, aan eenen blind-geboorenen, aan ■welken, hy het gezigt weder gaf door het weg neemen van de cataract, enby welken blindgeboorenen hy als een wysgeer den eersten indruk der uit. 'terlyke voorwerpen waarnam. Men heeft hier deeze interesfante proefneemjng herhaald op een voorwerp van  R A P S O D ï S T. s?S van twintig jaaren, toevertrouwd aan de zorg van den Hr. Grant, een beroemd Oculist. Alle bekenden van den jongeling kwamen byéen om de operatie byte wonnen, het zy uit vriendfehap voor den blinden, het zy door het verlangen ora te befchouwen een perfoon van eenen rypen ouderdom, en van een reeds, gevormd oordeel,, op 't oogenblik dat hy een nieuw zintuig ftond te bekoomen. De eerwaarde Heer Caswell verzogt het gezelfchap, dat ingeval de jongman van zyne blindheid mogt geneezen werden, denzelven meester te laaten van zyne eerste waarneemingen, zonder hem op den weg te brengen door t.usfchen komst van eenig voorwerp, met het welk zyne andere zintuigen zig reeds te vóóten zouden hebben konnen gemeen maaken; vooral verzogt hy aan de ouderen zig door hunne ftemnieC bekend te maaken. De moeder van den blinden, «yne broeders, zyne zusters, en eene juffrouw voor dewelke hy zeer veel vriendfehap had, waren tegenwoordig by de operatie, die door den Hr. Grant,, met niet minder behendigheid dan vernuft, gedaan W Op't oogenblik dat de lyder de eerste lichtftraaleni ontwaar wierd, geraakte hy in eene ftuipachtige verTukking, die voor eene aanftaande flaauwte deed vreezen. De Oculist ftond vódx hem, houdende zyne inftrumenten in de hand.. De jongeling bezag hem met aandagtvan't hoofd tot de voeten; hy vestigde vervolgends zyne oogen op zig zeiven, om als. 'c ware te cosdeelen van de overeenkomst, die tusI 4 fchea:  *rf DE NIEUWE fchen hem en den Oculist plaats had. Hy fcheen eene volmaakte gelykenis te vinden tusfchen hunne handen; hy was evenwel verlegen op 't zien van de inftrurnentep van den Hr. Grant, meinende dat dezelven een gedeelte waren van de handen van dcc" zen Heelmeester. I Na dit eerste oogenblik van verbaasdheid, de moeder des lyders niet konnende wederftaan de ontelbaare verfchïllende aandoeningen waar door haare gedagten geilingerd wierden, wierp zy zig om den bals van haaren zoon, onder de beweeglykfte uitroepingen. Op'thooren van deeze ftem, konde de jongman niets uitbrengen dan deeze woorden: „ 0 God), s, waar ben ik, zyt gy myne moeder?" en viel in eene flaauwte. " 1 • Weder tot zig zelven komende, maakte de ftem; Van de jonge juffrouw die hy beminde, eenen fchielyken irdruk op hem: zyne nieuwsgierigheid verdubbelde, terwyl hy zyne oogen op haar floeg. Na eenige oogenblikken ftilgezweegen te hebben, riep hy uit: Wat beeft men my gedaan? Waar ben ik? Zyn de voorwerpen die ik zb, die geene daar ik zo dikwyh van leb bqorenfpreeketi ? Noemd men dit zien? Waart gy ook zo gelukkig als ik ben, wanneer gy tegen eikanderen zeideV het is my lief dat ik w zie ? Waar is Thomas die altoos myri leidsman is geweest? Maar me dunkt ik zou nu wel overal alleen .konnen gaan, zonder zyne hulp. ' Hy wilde vervolgends eenige treeden voorwaards doen; maar alle de voorwerpen fcheenen hem af te' frhnkken. Toen men zyne verlegenheid ontwaar wierd ,  RAPSODIST. 13? wierd, moedigde men hem aan, om zig door zynen knegt te laaten leiden, tot dat hy meer gewoon was aan zyne nieuwe exiftentie. Men bragt Thomas vóór hem. De Hr. Caswell vroeg hem welke eene ver* bee'ding hy zig van denzelven gevormd had alvoorens hem te zien; Hy antwoordde dat hy had gedagt dat Thomas een kleiner voorwerp, maar van't zelfde foort als hy was. Op't hooren van deeze herfehepping,liep degantfche buurt byéén om er getuigen van te zyn. De jongman ziende de meenigte vermeerderen, vroeg aan den Hr. Caswell; „ hoeveel perfoonen hy in 't geheel „ te zien had." Deeze naïve vraag deed den Hr. Caswell grimlagchen. Die Geestelyke gaf hem in bedenking de onvermydelyke noodzaakelykheid om, door het blinden van zyne oogen, weder zynen voorigen ftaat aan te neemen, tot dat het gezigt meer verfterkt zoude zyn, „ Gy moet 11 herinneren, zeide hy hem op eene vernuftige wyze, dat gy de magt van gaan flegts trapsgeivyze bekoomen hebt; evenzo is 't met het gezigt gelegen." Het was niet zonder veel moeite, dat men hem tot die oogenblikkelyke op* p.ffering deed befluiten : men bragt hem in eene donkere kamer, tot dat het zintuig in ftaat ware om zyne werking te doen. Geduurende den tyd dat hy opgeflooten was, was hy niet te troosten. Hy verweet zyne ouderen dat om hem te befpotten zy zig met toovery beholpen hadden. Hy voegde er by dat de aandoeningen die hy gewaar wierd, hem zekerlyk gek zouden maaken, zo hy het nu al niet en was. Eenige dagen I 5 na-  i33 DE NIEUWE naderhand, de Oculist hebbende toegeftaan om den doek van zyne oogen weg te neemen, wierd de jonge juffrouw hier mede gelast. Men begreep, met reden , dat zy door deeze omftandigheid dierbaarer voor haaren minnaar zoude worden, en datze gezags genoeg op hem verkrygenzou om zyne eerste yerrukkingen te maatigen. QNouvelles ie Ja république des lettres & des arts.) LAND-  RAPSODIST» W LANDBOUW. OECONOMIE. INDUSTRIE. KOOPHANDEL. i. Voortgang van de zeevaart en van den koop» handel na den val van het Rometnjche - ryk. Ui;t het Engelsen, vertaald. J)e Gothen en Wenden een' gedeelte van het Romeinfche ryk bemagrigd hebbende, zette en hunne veroveringen voort tot in Spanjen, en zig in dat land fterk gevestigd hebbende , 't geen de Romeinen nooit hadden konnen doen, vonden zy de beginzels van den koophandel in de gewesten welke zy bewoonden. Dewyl hunne conftitutie, in dat opziet aan die van Engeland gelyk, de Vryheid der volkeren begunftigde; verwekte die omftandigheid, gevoegd by het Christendom welk zy al vroeg omhelsden, hunne naariever en industrie; en in de aarde •zelve de ftoffen vindende welke den grondflag van den koophandel uitrraaken, waren zy de eerften om zig tot denzelven te begeeven. Eenige eeuwen daar na wierden zy zeiven door de Sarrazynen overweldigd, welke gelyk eenen zwerm  f43 DE NIEUWE zwerm fpringhaanen, al de induftrie der Gothe» verflonden, en zig meester maakten van 't geheele land dat zy bewoonden, uitgezondert de.provinciën van Biscaijen en Guipufcoa. 'Deeze behielden haare vrvheid en verdeedigden zig zo wel, door haare Betgen begunftigd, dat de Bifcaijers zig zelfs heden nog beroemen niets met de Mooren gemeens te hebben, noch ten opzigte van verwantfchap noch ten opzigte van, den Godsdienst. Die volkeren bleeven vreedzaame bezitters van hun land, en verdeedigden zig tegen een leger van zes-maal- honderd - duizend Sarrazynen, die hen uit het zeiven wilden verjaagen. Eene groote hoeveelheid yzer en ftaal in die provinciën vindende , bevlytigden zy zig om hetzelve te bewerken, en verkpgten dat werk by de •anderenatiën: deeze omftandigheid bragt hen in de verpligting om fcheepen te bouwen om.hunpen koophandel te bevorderen., Men wil dat Bilbao en Font. arabiën de eerde zeehavens van Spanjen waren, •waar men dezelve bouwde en er gebruik van, maakte: de andere natiën volgden ilrajks hun voor,, beeld. De Venetiaanen onder anderen wierden er toe aangezet door de noodzaakelykheid; hunne grootheid is een gevolg van de verpligting in welke zy 'waren om handel te dryven. De vrees vco... de barbaarfche natiën hen gedrongen hebbende om voor hunne veiligheid te zorgen, namen zy de wyk naar c!e eilanden van de Adriatifche-zee , waar hunne vyanden hen niet konden aantasten.dan ter zee; doch oor-  RAPSODIST. T4t córdeelende dat deezen vroeg of laat ook fcheepen zouden konnen hebben , bouwden zy van hunne zeide er zo veelen als de omftandigheden en den aart van hunne zaaken het hen toelieten. De natuur zelve ftrekte tot gids aan die twee volkeren. De Bifcaijers wierden haast vermaard in de zeevaart , en munteden boven anderen uit in onvertzaagdheid om de ftormwinden, aan welke hunne kust onderhevig is, te trotfeeren. Zy dreeven handel in yzer, en verzorgden alle de vreemde natiën van wapenen . •.; De Venetiaanen waren genoodzaakt, door de omftandigheden zeiven van hunne zaaken, om zig al vroeg in de zeevaart te oefenen. De wyk genomen hebbende-, om zig aan de woede der Herulen eri Lombardyers te onttrekken, in de draslanden (ldgunes) welke aan den mond van de Poo en van de Adige gevonden worden, en welke natuurlyke onbebouwd en onvruchtbaar zyn, drong hen den nood haast om voor hun onderhoud te zorgen en de zee tel ploegen, ten einde zig van graanen en andere waaren te verzorgen welke zy onmoogelyk konden ontbeeren. Zy bouwden fcheepen en gingen het kooren langs den golf van VenetiSn haaien; dan men weet niet of zy het zig verfchaft hebben door middel van den koophandel, dan of zy daartoe geweld gebruikten : ongetwyfel l zullen zy tot het laatften beflooten hebben, wyl hen koopwaaren ontbraken, en de Barbaaren hen den tyd niet gegeeven hadden het geld dat zy konden bezitten mede te neemen.*  14* DE NIEUWE inen. Er ligd , weinig aan gelegen of ze zig er van Voorzien hebben langs geoorloofde wegen of door zee-roovery; doch dit is zeeker dat zy in zaaken de zee aangaandc hebben uitgemunt. Zy breidden in 't vervo g hunnen ton'el uit in den Levant, naar de. Egeïfchè-zee (Mare JEgceum ) of Archipel: &Z iri het alöud Griekenland en in Egypten,en bragten van daar weder niet alléén kooren, maar ook de kostelyke waaren van de Oost-Indien Zodanig was de koophandel der Venetiaanen, welke zo toenam, dat men geduurende verfcheidene eeuwen, verpligtwas de zyde, de drogeryen , en de fpeceryen van Imiiën, van Eihiopiën, van Arabiën, en van Perfiön byhert te koopen: 't geen hen eene algemeene t'zaamen. handeling met alle de andere natiën der waereld verfchafte. Het is niet meer dan drie - honden jaaren geleeden dat zy dien handel kwyt geraakt zyn Zy breidden hunne heerfchappy in den Levant en op 't Vaste-land uit, én maakten zig ih korten tyd meester van meest alle de Eilanden van den Levant,byzonderlyk van dat van Cyprus, van Candia, vanScio, en van Negroponre, 't zy door middel van koop, 't zy door de wapenen. Zy waren bezitters van alle Öe Eilanden van de Egeïfche - zee, van het oude Peloponnefus. heden Morea genaamd, van alle de kusten van A'tra, van Achaja en van Epirus, van de geheele doste yke-kusi van den Golf, uitgezonderd R gufa en Dulcighó, die van Dalmatiöa, van Üistriën, van Croatiëii en het landfchap Friuli, behalven nog anuere landefl van Italiën. Zy waren de heer- fëhap  R A P S O D I S T. 14$ fctlappy diezy over anderen voerden veifchaldigt aan hunne zee-magt, welke geduurende verfcheidene eeuwen de beste was die de zee bouwde. Geene magten konden dezelve wederftaan, en 't was niet vóór 't laatst van de veertiende eeuw dat Bajaret II. eene vloot uitgerust hebbende die de hunne overtrof, middel vond om hunne magt te verminderen en Morea op hen te veroveren. Zy hadden egter het voordeel op de Turken in de ondeifcheidenezeeflagen die zy' hen keverden, en zy behaalden op hen eene volkomene overwinning te Lepante, in 't jaar 1457; die Vermaarde dag koste den Turken zeventig^galeyen, dertig-duizend koppen, en twintig - duizend flaaven. De Portugeezen eindelyk eenen korteren weg, langs de Kaap de Goede-Hoop, naar de Indien ontdekt hebbende, ontnaamen den Venetiaanen den handel in zyde en fpeceryen, van welken zy tot dien tydtoe alléén bezitters waren geweest: zedert dat tydRipis hunne magt vervallen, en Lisfabon heeft zig op dq puinhoopen van Venetien verheven. Zodanig was de ftaat en de voortgang van den koophandel en van de zee-vaart na den ondergang van het Romeinfche-ryk. Mort Ét die ondoordringelyk is voor 't viaitti. X^en uitheemsch oeconomisch tydfchrift, heeft on» langs het volgend recept bekend gemaakt. De I I.  Ui DE NIEUWE De mortelwiet zand en kalk bereid, verkrygt meer Vastheid wanneer men er fmits- of fteenkolen, tot ftof vergruisd, onder mengd; dan dit ftof is vooral van nnt in den mortel Van cement en kalk gemaakt, welke men gebruikt om muuren te bouwen die uit het water worden opgetrokken, of welke aan't water bloot gefteld zyn* vermids hetzelve hen meer vastheid geeft, en ondoordringelyk maakt: zie hier het nodige mengzel. Men neemt twee deelen gepulverizeerde cement, één deel fteenkoolen ter deege tot ftof vermaale, anderhalf deel geweekte kalk. Die portien worden eerst onder malkanderen gemengd, en vervolgends in water wel door gewerkt. De mortel of het deeg welk uit dat mengzel ontftaat, word hoe langer hoe harder, en belet volkomentlyk het doortiringen van 't water. QJoumal général de France.) TREK-  R A P S Ö D I S f. 145 trekken van WELD A ADIGHEID, van PATRIOTISMUS, van DAPPERHEID, van RECHT VAARDIGHEID en van heüschheid: is D e Cardinaal-Aartsbisfchop vanWeenen en Oostenryk, welke zyn Bisdom van Waitzen verlooren heeft, uit kragt van het laatfte edict, des Keizers, dat den geestelyken verbied twee kerkelyken ampten te bezitten, alle de hoogere en mindere beampten welke in zynen dienst waren by zig ontboden hebbende, verklaarde hen dat, niet tegenftaande de groote vermindering van zyne inkomsten, door het verlies van dat Bisdom, hy aan een ieder van hun het volle genot van hunne refpeétieve jaargelden toezei de voor den korten tyd dien hy nog te leeven had. De Keizer, getroffen door die edelmoedige daad des Car« dinaals, gaf bevel dat aan zyne Eminentie zyn leven lang, by wyze van gifte, een aanmerkelyk penfioen zoude toegelegd worden, welk hem betaald zou worden door de religie-cas op de inkomsten van het Bisdom van Waitzen. (Journal encyclopédique.) I. Deel. II. Stuk. & II.  j4ö De nieuwe Men heeft Jn ons journal geleezen, dat de Frart* fche Academie den prys der deugd toegeweezen heeft aan den Hr. Poultier, om dat hy de nalatenfchap van Charles Bbugaalt, eenen ryken timmerman, geweigerd had aanteneemen. „ Ik heb een gelyk voorbeeld u onder 't oog te „ brengen fword er gezegt in eenen brief zonder an„ dere dagteekening dan die van den 25 September ti i785)- Het is 5 jaaren gereden dat Mevr. de Confi tancin, myne jtante, welkë gehuuwd was met den ,, Baron de Moufin, officier onder de lyfwagt van den „ Graave d'Artois, hem het grootfte gedeelte van „ haare bezittingen by uiterfte wille maakte, en aan " m>' in 'c geheel niets naliet. Myn vader, welken „ men dagt ordentelyk gegoed te zyn, geftorven zyn„ de zorder iets natelaaten dan 't geen alleen toe„ reikend was om zvne fchuldëilchers te voldoen, „ heeft de Hr. de Moufln, weetende dat ik geene „ mi idelen had, even gelyk myne twee zusters, hoe* ,} wel hy zelf niet ryk was, de Baronnie van Berne„ court en den prys van zyn brevet by den Graave „ d'Artois edelmoediglyk aan ons afgeftaan Gy zult „ my verpligten deeze daad van onbaatzugtigheiden „ dit getuigenis van myne dankoaarheid omtrent ee. „ nenzopryswaardigen man waereldkundig te maken. „ ik ben, enz. CONTANCIN." (Journal encychpédique.') Hr.  R. A p. s o n I S % 14? III. ICenbr-ief vanRouaan vermeld een' trek van moed, welke, hoewel by de zeelieden niet zeldzaam, egter verdiend bekend gemaakt te worden. Een Schipper van Rouaan, genaamd Toasfaint Fleu» ry, zat den ï2 September aan *t roer van zyn fchuit,. toen een onverwagte dwarrelwind eenen pasfagier, die op 't dek zat, over boord floeg. Terftond werpe zig de Schipper in 't water en brengd zynen prooi behouden binnen. Dewyl men hem eene omgang voorftelde ter belooning van zyne daad, antwoord, de hy: Deeze is de tweede die ik behouden heb zedert veertien dagen; ik heb mynpligt gedaan, en wil niets hebben* (Mercure de France.}. K 2 ANEO  148 D E NIEUW E1 I. t. Baron Dimsdale, een vermaarde Engelfche inënter van de kinder pokjes, wierd in 't jaar 1768 te Petersburg ontboden, door de Keizerin, om die pokjes aan haar zelve inteënten. Hy heeft eene verhandeling over de inenting in 't licht gegeeven, waarïn men de volgende anecdote vind, welke ons de aandagt der wysgeeren, en van het publiek waardig fchynt. "' Het is een algemeen aangenomen gevoelen in Rusland , dat de perfoon die de pok ftof (virus variolique) zoude leveren, van welke men zig bediend om de inenting te doen , ontwyfelbaar er aan zou fterven. De Baron Dims • dale, by eenen burger gegaan zynde wiens zoon aan de kinderziekte lag, om zig van de pok ftof te voorzien met welke hy de Keizerin wilde inenten, vond, in de kamer van den zieke komende, den fchrik op het gelaat van allen die in dezelve waren. De moeder, in haare traanen fmeltende, werpt zig aan zyne voeten neder, hem fmeeKccde om toch het leven van haa- ANECDOTEN, BYZONDERHEDEN,  $ A P S O D I S T. M9 haaren zoon te willen fpaaren. De Baron op 't hevigst aangedaan over de angften yan deeze vrouw, zeide haar allea wat 't meest in ftaat was om haare vrees en het vooroordeel dat haar verblindde te verdryven. Hy eindigde met haar te verzekeren, dat hy, indien zy 1 begeerde, zig van daar zoude begeevcn ten einde haare ongerustheid weg te neemen. Hy wagttc op haar antwoord; wanneer haar egtgenoot, zig tot haar keerende, haar dus aanfprak: ]k zou niet meer dan gy, myne lieve, om alles wat de waereld heeft, willen toeftaan om ons kind te verliezen; maar, gy hoord het: die Edelman kome uit naam van onze Vorstin; en byaldien zy myn hoofd eischte.zou het myn pligt zyn om hetzelven zonder morren te geeven. De billykheid vorderd dat men hier by voege dat men aan de zorg van de Keizerin, om zelye, na, haare inenting, pokftoffe te bezorgen aan eeniederdiedeinénting toen wilden ondergaan, de vernietiging verfchuldigd is van een vooroordeel welk hinder]yk zoude zyn geweest aan de inftelling van een gebruik dat zo heilzaam voor het; menschdom, is. ii De Hr. P*** wierd door een zyner vrienden by eenen Schilder in landfehappen gebiagt wiens vrouw»zeer fchopn was. Na verloop van agt dagen ging hy er weder alléén naar toe. maar vond den man thuis* K 3 %  ij-o DE NIEUWE Agt dagen daar na, weder een nieuw bezoek, en al. toos de man thuis; wat drommel, Myn Heer, zeide by tot hem, voor een landfchapfcbüdar, dunkt my. dal gy weinig buiten zyj. IIL "Wylen Lord Baltimore had een jagt-byëenkomst in 't Gradïchap Kent, welke by naar zo vermaard was als die van Meynell, in Leicestershire, ' In de jagt tyd, ftelde zig een ryke bakker van Deptford by alle de jagt-byëenkomsten. De Lord kreeg hem op zekeren dag in 't oog , en vroeg hem of hy gerechtigd was (*), om dus zyne jagt te volgen zo dikwyls als by uit jagen gmg: de bakker bedankte zynLordfchap voor de goedheid die hy had gehad van zulks optemerken; vervolgend?, pen en inkt gevraagd hebbende, maakte hy een' ftaat op van zyne bezitting in landgoederen, welke op megr dan 500 ponden ft rling jaarlykfche inkomsten beliep. Zie daar, zeide by, dien ftaat aan den Lord en aan het byzynde ge zelfchap toonende, daar zyn myne titels om de jagt te volgen. Er is geen eenige akker lands onder die ver f**) Een iegelyk die 100 ponden fterling inkomst aan hndgoederen bezit, heeft recht om te jaagen in Engeland; men «, wel is waar, thans verpligt om een verlof te neemen: maar die belasting was nog niet gelegd ten tyde van het voorval van den bakker met Lord Baltimore,  RAPSODIST. i5t verönderpand is; vervoJgends een kleedermaakers rekening uit zynen zak haaiende die wel en deugdeiyk; vpldaan geteckend was, voegde hy er by; Zi* aar, een andere titel van welken weinigen onxr u Hede-i, Myne Heeren, in ftaat zouden zyn om den weêrgi te iconen. De bakker wist dat de Lord toen eene aan pierkelyke fomme aan zynen kleedcnnaaker fthulaig was. K4 BI-  ij* DE NIEUWS BIBLIOGRAPHÏE VAN EUROPA. Sul fyftema dellatoleranza, &c. Vet,deedigmd.oordcel over b& fysthemader verdraagzaamheid, of Antwoord van D.Emmanuel d'Iturriaga op &£j examen cri" tique tegen hem uitgegeeven; door den Abt D. Ifaac van Speusgeg. Met dit opfchrift:. „ Qiiod ego non fcripfi, qaomodoifle legere potait? Hyeron. Invect Ruf. Lib. 2. Te Romen, ter drukkery van Salomoni, 17S5I In 8°. (Effemcridi letterarie.) Lettere inftruttive, &c. Leerzaame en vermaakelyke Brieven, of Verzameling van anecdoten et historifche bedryven getrokken uit de beste Schryvers, bctrekkelyk op alle dc natiën. i<\e Deel, ter drukkery van M. Mp.« relii, i?8j, in ia° (Effemeridi letterarie,') Se». I T A L I E N.  RAPSODIST. Ï53 Serie d'anecdoti, &c. Vervolg van anecdoten. Te Verona, 1785, by de Erven Merlo, in fol. groot 52 bladz. (Novelle letterarie.) HSioAOï t« Air«-g«(i v* iv^a-xtfiitct: Hefiodi Afir&i opera cmnia. Ex Regio Pannenfi Typcgraphio, 1785, gr- 8°, (Novelle letterarie.) Della legitima liberta di commercio , &c. Van de vettige vryheid des koophandels, eene Verhandeling van Dr. Aldobrando, Gio. Batista Paolini, van Pistöia. ifte Deel. Te Florence, 1785, ter drukkery van, Antonio Guiff.Pagani ên comp. in 8°. gr. 34* bladz, (Novelle letterarie ) Varüe JecÜones veteris tefiamenti ex immenfa MSS. editorum codicumque congerie haufla & ad Samar. texturn, advetuftifs. verfiones, ad accuratiores fiacrce critica fontes ac leges exatninata, opera ac fludio Joannis Bern. de Rosii, S. T. D. & in R. Parmenfi acad. ling. or, projejf. Volumen II. Numeri Deuteronomiunu ■ Jofue. Judices. Librl Samuelis ac Regum. Te Parma, 1785, ter Koninglyke drukkery, groot 4*0 26a bladz. Het eerfte Deel is voorleden jaar in 't licht gekomen, er moeten nog tweededen volgen om ditw=rk te, voleindigen. (Novelle letterarie ') EN-  P E N, I E U W E ENGELAND. on the inteileÖ powers of man, e>c. Praff. Zedüyke ..ysbcgeerte aan de Hooge Scboole ^ # landen, by Robinfon. (Critical review.) A traerife on the in fluence Rrr* 1 j , Londen, by Robinfon. ' 5' Ac (Critica! review.') ÏÏ r , ^ in * Godgeleerdheid', enz. Te Londen, i?8j. In g0 by Düly* (Critica! nvictt},) Adlsrerta.!0„,or