591 K 35   D E POST VAN DE M E R W E D E. N° ï.  BERICHT. T/S^ijl het ieder Burger, als een ]it van den Staat aangevv merkt, vrij ltaat, de gebeurtenisfen, welke betrekking hebben op zijn Vaderland, op eene befcheidene wijze te beoordeelen; zo neeme wij ook, op het voetfpoor van anderen de Pen op , om deeze gebeurtenisfen te befchouwen, en voor het oog der Natie opjnteleggen. Ons oogmerk is geenzinds, den Souvrain , voor wien wij te veel eerbied bezitten , aantetaften , of in een hatelijk daglicht te ftellen; door als Libel-fchrijvers de Natie tegen hen opterokkenen of gaande te maken ; of ons optehouden met Pasquil-fchriften , die de gemoederen maar verbitteren, zonder eenig nut aan dc goede zaak toetebrengen. Neen , maar wij zullen de Verraderlijke Engelschgezindc partij in hunne geheime Intrigues trachten na te jpooren en te keer gaan ; Ook zullen wij den gecne , die zich door zijne daden doet uitmunten, een Eerekroon van verdienden vlechten! hem voor het oog der Natie affchetfen als eenen oprechten Vaderlander! waardig dat men zijnen naam aan de vergetelheid onttrekken. Dit alleen ons oogmerk zijnde , in het Schrijven van de POST van be MER WEDE; zo nodigen wij alle beminnaren van het Vaderland uit , ons met hunne Cortespondentie te willen verè'eren , 't zij door Brieven of Vaeifen, zullende wij niet in gebreken blijven, dezelve te beantwoorden of te beoordeelen , zo die met den aard van ons Werkje flrooken , in ons Nommer te plaatfen, mits dezelve franco aan de Uitgeevers deezes werden toegezonden. Door onvoorziene toevallen , is het drukken van N° i, langer vertraagd als men gedagt hadde ; In 't vervolg hoope wij , het Publiek niet llegts met befpiegelingen bezig te houden ; maar de voornaamfte gebeurtenisfen zo fpoedig mogelijk mede te deelen. Word onzen arbeid met goedkeuring bekroond, zal heden over drie Weeken N° 2.' het licht zien , en vervolgens om de drie Weeken één Nommer,    D E POST VAN DE M E R W E D E N° i] in\AAR de tegenwoordige gebeurtenisfen, met JL^ betrekking tot ons Vaderland van dien aard zijn, dat men 'er naauwlijks één voorbeeld in de Hiitonen van kan vinden; zo vinden wii ons, op het voetfpoor van andere aangenoopu om deezen zamenloop van wisfelvalligheden eens van wat nader bij te befchouwen - Veilen wij het oog eerft en vooral, op de dralende en fchandelijke Werkeloosheid • Wii zien dan, dat 'er in de tijd van anderhalf Taar, mets is uitgevoerd dat naam mag hebben Het glonjnjk Gevegt op de Doggerbank, heeft wel is waar getoond, dat onze moed nog niet ontaard w van die der oude Batavieren : dat Baiavie_nog Helden kweekt , die eenen an- Z2 f°mr ' Z° hGC hm ge°orlooft was, zoude durven tegenftand bieden; en op zijnen A kops  co kop, hunne beledigde Eer vvreeken. Maar helaas! bij deeze eeifte opdelving van moed, is het geb e ven: In plaats, van deezen et-riten Triumph te vervolgen, heeft men de gelegendheden vermeid om den trotfchen Brit , de tweede proef van onze dapperheid te geven. Geheel Europa , vormde een groots denkbeeld , van onze te doene verrigtinge: JJder dagt, dat men den Brit, wel dra voor onzen Zeegeftander zoude doen bukken ; dat daar onzen moed tot dus lang door hem getergd was, wij hem zeeker ftraffen zouden, voor zijn gepleegden moetwil; en den hoon wreeken, door hem, onze Vlag aangedaan. Dan, hoe zeer men dit billijk kon en moeft verwagten ; vinden wij ons , hier in tot nog toe, op het fchandelijkft te leur gefteld. Van tijd tot tijd , heeft men al gehoopt, op het fpoedig armeeren van een formidable Zeemacht; ten einde den Koophandel , te kunnen befchermen, en de roofzugt der Engelfchen te fnuiken; dog te vergeefs, zedert het begin van deezen zo bijzonderen Oorlog, hebben wij nog niets gedaan ; als ons zeiven voor het oog van de ganfehe WaereM, ie doen verguizen. Wij zijn ten fchandvtek voor Europa geworden ; Vreemde Natiën zien ons met minagting aan; wijl wij ons katen beleedigen, door eenen Vijand, wiens trots men gemakkelijk konde verneederen. Op het aanhoudend beklag der Ingezetenen?  C 3 ) «en , als dat hunne Schepen in de Havens lagen te verrotten , bij mangel van Convoij: Word 'er eindelijk een Esquader of Vloot gereed gemaakt, en ter Commando opgedragen, aan den Vice-Admiraal Hartzink ; ten einde met dezelve , de Koopvaardijkielen te geleiden , en vervolgens , in de Noordzee , te kruisfen. De* Vloot zeild uit , de vreugd? is op elks gelaat te leezen ; men verwagten den Admiraal zou wonderen doen ; en den Brit , door zijn donderend gefchut vermannen : Dog men wagten vergeefs tijding, van de neederlaag der Engelfchen ; zij, waren in hunne Havens binnen. Eenige tijd te vooren, hielden zeven Engelfche Liniefchepen , en vier Fregatten, de ganfche Vloot in de haven van Texel geblocqueert; dog deeze waren na huis gekeerd , en hadden even zo veel tijd, om zich veilig te kunnen bergen , eer onze Vloot uitliep. Na een koftbaar Speelrijsje van weinige Weeken; zien wij onze Vloot, bij kleine Esquaders binnen vallen, met de blijmaar! van flegts een Scheepje te hebben genomen. Zie daar de verrigting, van de verwagting van gansch Nederland ! Een half doorfchoten Kaper, veroverd elf- Prijzen, binnen een zeer korten tijd; en de Vloot der Hollanders, durft één Schip, als in Triumph binncnfleepen: O! fchande voor onzen n;; im! en het Nageflagt zal met verfoeijing onze gedenken'! A s Uit  (4) Uit alle deeze omftandigheden, is duidelijk dptemaken, dat 'er geen behoorlijke a'étiviteit genoeg gebruikt is ; anders had men zorg moecen dragen , dat ons de Jamaika Vloot niet ontfnapte; die geen Vijand vernemende, in de haven van Kork is binnen gelöoperi. 'T is waarlijk onbegrijpelijk , dat daar ons, door eenen trorfen Vijand eencn onrechtvaerdigen Oorlog is aangedaan , wij den 2elven geen de rninfte afbreuk doen , of reprefaille nemen, óver zijnen gepleegden moedwil. Hunne Koopvaardijvloot in de Zond, wagt flegts na Convoij, om na Albion te ftevenen; Welk eene fchoone gelegenheid, word ons niet aangeboden; zo het opregt ernft is van Coupen te willen doen; waarom gaat de Vloot nu niet in de Noordzee kruisfen? Elk verzuimd oogenblik, is een verkeekc kans; des niet te min, blijven onze Kielen werkeloos liggen; daar zij in de Noordzee zijnde, misfchien gelegenheid Zoude hebben, die rijk Convoij te onderfcheppen, te veroveren, en in Triumph in onze Havens te geleiden. — Die zou het regte middel zijn, om den trotfehen Brit te vernederen, hij zich berooft ziende, vandatgeene, waardoor Bij, zich gedugt moet maken, zou wel haaft in zich zelfs verzwakken; en zich buiten ftaat vindende, langer ons het hoofd te bieden, van zelfs den Vrede komen fineeken. Welk eene im-  Cs) importante fchade zou dit zijnen Koophandel niet toebrengen; het zou in zijn Land, veeier beurzen fluiten; en de oogen van éenige . 1denkende openen, om niet langer hun geld te fourneren, om eenen onregtvaardigen Oorlog te voeren; bij welkers voortduuring, zij hunne welvaaid zien te gronde gaan, en verloopen. Is het dus niet allernoodzaaklijkft , dat de Vloot met allen fpoed, haare vorige ftandplaats' in de Noordzee gaat hervatten; en met waakzaamheid lette blijft, op de bewegingen der Vijanden? die, zeeker geen tijdftip zullen laaten te looren gaan, met hunne kanfen waar te nemen, om deezen rijken Schat in verzekering te Hellen,. of in veilige haven te brengen. Waarfchijn- lijk, is de Vloot van Hozve, die men voorwend Gibralter te gaan ontzetten, géfchikt. om hunne Koopvaardijfchqpen uit de Zond te gaan afnaaien , en onder haar befcherming dezelve vei-' lig naar Engeland Convorjeeren : Zo dit bewaarheid word, was de regte tijd geboren, om onze gefchonde Eer te wreeken; om fchavergoeding te haaien, en reprefaiüe, van de plonderzugt der Britten, over de fchreeuwende behandeling , aan ons Bootsvolk gepleegd , en eindelijk , over een weerloos Eiland te gaan uitplonderen, en onze eigene Kuiten te trotferen. Wat moet de Waereld van onze inactiviteit denken, moet zij ons niet aanzien, als geheel A 3 onc  C <5) ontaard van onze Voorouderen, die goed en bloed hebben veil gehad voor de Zegenvolle Vrijheid ? Hun bloed fchreeuwd wraak zege zij , over de fchandelijke en onbegrijpelijke werkeloosheid , waar in hun Nageflagt als in verzonken ligt: eene werkeloosheid, die men in de gefchiedenisfen met een zwarte kool zal tekenen. Gaan wij de gefchiedenisfen van voorige tijden na; welk een verbazend Contrair, word men dan niet ontwaar: Een Piet Hein, veroverde de zogenaamde Zilvervloot , met een rnagt die driemaal zwakker was dan die van zijnen Vijand. Den onfterfvelijken de Ruiter, en andere Helden zijner Eeuw, hebben daden bedreven, die onze verwondering ten hoogften top voeren; en die het Nageflagt bezwaarlijk zal kunnen gelooven. De Britten kunnen nog geheugen de gevoelige neepen, die zij in onderfcheide Zeegevegten, van onze Helden hebben ontvangen: Chattam kan nog getuigenis geven, hoe wij onze beleedigde Eer willen te wreeken. Is het des niet onbegrijpelijk, dat daar we nog Ruiters, Heineuen Trompen, in onze Helden zien herleven; dat we flil zitten, als of we in geen Oorlog waren ? dat we ons laten belaagen, in 't gezigt van de ganfche Waereld? en dulde dat eenige weinige Schepen, ons in volle Zee durve uitdagen, en onze Kuiten komen trotferen, zonder dat wij deeze rodomontadosmakers, durven aantallen en vernielen ? De  (7) De Engelschrrezindon hebben zig zekerlijk een ftaatkandig Sijitema gevormd , namenrlijk dat Vrankrijk ziende dat wij werkeloos bleven zitten, zonder met hem de Concert te wijlen agee- ren, ons den Oorlog zou verklaren: En dit is de oorzaak, van die Ichandelijke werkeloosheid welke 'er tot heden toe plaats heeft; dog ditt is hun mislukt. Vrankrijk, al te wel bewuft, dat deezen Hap den ondergang van zijnen Koophandel, zou naar zich fleepen; heeft ons in tegendeel, op het alleredelmoedig^ verpligt; en ons belang aan het zijne zoeken te verbinden. Dit hadde de Britschgezinden niet verwagt, de edelmoedige gift, van het door hun genomene St, Euflacbius, trof hun daarom als een donderdag in de ooren; dit waren de middelen, om eenen opregten Bondgenoot te leeren kennen, en hoog te fchatten. Om nu deezen ftroom van voordeelige denkbeelden, jegens Vrankrijk tegentegaan, tragten zij, de goede gemeenten diets te maken , als of dat Hof, dit maar uit ftaatkundige beginzels deden; dat dit gefchieden om ons in flaap te wiegen; ten einde het daarna ons, des te gevoeliger flaagen zoude kunnen toebrengen. Zij fchilderde de daden van Vrankrijk als zo affchuwelijk af, als waar 'er geen wreeder Natie in de Waereld te vinden; en het vervloekte Pasquilblad (de Franfche Tirannij genaamd) kwam weder ten berde: Onmenfchelijkhe- den die nimmer gebeurd waren, moellen de A 4 Ca-  C 8.) Caracters uitmaken van eene Natie, wiens da* den zo regtsftreeks ftrijdende zijn, met hunne verraderlijke affchilderingen. — Op eenige, hadden deeze redenen wel een weinig vat, die wezentüjk begoften te twijlfelen, ofhiergee* nen angel in het gras verfeholen lag , en alles niet maar uit ftaatkunde gefchieden ; dan het verftandige deel der Natie , beoordeelde het tegenwoordige , en niet het voorleedene gedrag van Vrankrijk; het begreep daarbij dat het zijn zaak niet was, zich in Oorlog met ons te wikkelen: dat hij genoeg te doen had om Engeland te beitrijden; zonder zich nieuwe Vijanden op den hals te halen. Zij begreep ook teffens de noodzakelijkheid die 'erwas, om met dat Hof de Concert te agceren; om dus verëenigd , den gemeenen Vijand te keer te gaan. — Dan helaas! deeze werkeloosheid, waar van men de drijfveeren nog niet heeft kunnen ontdekken. God geve , dat wij de Verraders en Vertragers van ons heil, mogten ontdekken ; dat men hunne koppen , als Trofeën ! voor de Vrijheid, zagen nederbuiteJen, en zij hunne fchuldige Ziel uitbraakte, voor den Rechter van Hemel en Aarde. Hadden de Engelschgezinden het maar zo verre kunnen brengen, dat wij Vrankrijk gegrondene redenen hadden gegeven tot klagen; en hij ons bij weigering van behoorlijke fatjsè fadie, den Oorlog had aangedaan ; dan was* hun  CO hun fpel gewonnen geween:. Vrankrijk zou ons natuurlijk te Land hebben aangetaft , en wij niet in ftaat zijnde , twee Oorlogen uit te houden, zouden wel ras eenen fchandelijke Vrede met Engeland hebben moeten maken, om Vrankrijk het hoofd te konnen bieden: Een Vrede , die ons weer in die zelfde kluiftere zoude ketenen, waar uit we zo even verloft waren. Zie daar het Plan, dat die vuige Aterlingen zich gemaakt hadden , cn waar van zij reeds lang den uitflag, met ojj, gedult hebben te gemoet gezien. De Natie is met reede gcbelgt , over zo een handelwijs. Zij * die haare laften zo gewillig opbrengd ten behoeve van het Vader-, land, wil ook weeten , of haare Gelden nuttig of onnuttig befteed worden ; men heeft haar lang genoeg om den tuin geleid , dat zij zich den blinddoek niet van de oogen zou afgerukt hebben , om de verraderlijke oogmerken van zommige te ontdekken , die on- • der den fchijn van voor het Vaderland te waaken , het zelve op een fameuze wijze tragten te vernielen. Zij word getergd en is verontwaardigd, dat men haar tot heden toe zand in de oogen heeft willen werpen, en haar door een Machiavelfche ftaatkunde heeft zoeken te bedriegen , en te misleiden. Zij ziet haaren Koophandel te gronde gaan, en verzinken! en met die goudwil, van A 5 Neêr^  C 10) Neêrlands gemesnebeft ook haaren Welvaard. Zij zugt; maar zwijgd: Dog met dit alles , fpeurt zij, heimelijk de gange na der geene, die zij denkt oorzaake van die fchandelijke inactiviteit te wezen , waar onder zij thans zugt. Denkt dat uwe namen geboekt ftaan, O Pellen van ons Vaderland! in de gedagten Braven. Welk eenen luifterrij!ken ftaat gijlieden ook bekleeden moogt, het zal uw egter niet bevrijden , van de wraak der lang getergde Vrijheids-zoonen ; zo gij door uwe daden toond, een Verrader van u Vaderland te zijn. Wat heeft men van eene getergde , en bij na wanhopende Natie niet te wagten ? als haar gedult ten hoogften top geftegen is ; en haare fmeekftem geen ingang meer vind; flaat zij dikwerf tot buitenfpoorigheden over; die Zij egter van agteren wen het te laat is, maar al te bitter betreurd. Wat zoud gij, O Britfchgezinden ! niet op uwe Confcientien hebben , indien het gebeurden dat (God ge. nadig verhoede') dat 'er een binnenlandfchen Oorlog of twift ontftond ; waarbij misfchien duizenden onfchuldige Zielen hunnen Kerker vonden; maar vreeft dan eerft vooruzclven, gij , die de oorzaken waard van het Tumult of oproer, zoud 'er ook zeker de eerfte i?lagtoffers van wezen ; de Hemel bewaaren ons voor die akelige tijden, die veel al ten gevol-  C * ) volgen hebben den ondergang van Volk en welvaard. De mannelijke propofitie der Stad Leijden, gedaan ter Vergadering ven H. H. M., zal den Stadhouder gelegenheid geven , zich te zuiveren , van eenen blaam , hem door de Natie opgelegt: Wij en alle Vaderlanders hoope eu wenfchen , dat zijn Hoogheids gehouden gedrag , met betrekking tot het geven dei Inftruétie's , zo mooge geweeft zijn, dat het overëenkooiftig zijnen Eed en Pligt werden bevonden. Laage Engelschgezinden, krijten deeze Vaderlandfche propofitie, als ten eenemaale onbillijk uit. Wij vragen : Hoe ? is het onbillijk dat den Souverain zijnen eerlten Minifter rekenfchap afvordere, van zijne gegevene Inftruclrie's ? Zijn Hoogheid immers, kan men niet hooger aanmerken als den eerften Minister of dienaar van Staat; een gefubordineerd Perfoon ; maar Eminenter van Rang : en die uit dien hoofden ook een grooter inkomen geniet. Indien den Souvrain nu geen regc had, om van zijnen dienaar rekening te vorderen van zijne verrigtinge , wat betekende dan de naam van SouviEin ? Immers niets. Neen den Souvrain, is wel degelijk bevoegd niet alleen, maar zelfs verpligt, wij meenen een Republikijnfche Souvrain , rekening te eisfchen van zijnen dienaar; de ganfche Natie eifcht  ( is ) eifcht; die: Zij wil weeten aan wien de fchan. delijke inactiviteit te wijten zij ; en wie de oorzaken zijn , van de vertraging van haar fteil- rr- Het kan . nu niet misfchen , of het moet blijken, aan wie het hapert, maar wee hem ! die fchuld heeft , en bevonden word oorzaak te zijn van 'sLands rampem Schoon ons Gemeenebeft van Engelschge. zinden krield ; vindqn wij 'er (God lof) nog mannen in, die dejechten der Burgers hand- haven en befchermen. Schoonhovens en Dordrechts Burgervaadren, hebben zijn Hoog, heid doen bekendmaken, voornemens te zijn, hunne eige Regenten te verkiezen , en zelfs' hunne Ampten te begeven. Blijkt hier niet ten klaarden uit ? dat zij voornemens zijn, de Rechten en Previlegien van den Burger te bewaren , en dezelve volgens hunnen Eed en Pligt te befchermen ? Hoe veele andere Braaven, hebbe zich niet in de bresfe gefteld, om het zinkende Vaderland , van zijnen ondergang te bevrijden : — met welk eenen heiligen eerbied ! noemen wij de namen niet, van eenen van der Capellen tot den Pol, en tot den Marsch , van Temmink , Rendorp, Eijfingas, Beijmas,. fier kei, Pielat, en GV/'ze, laar. Zij zijn het Oogelijn , waar op den ' Burger al zijne hoop. grond ; en waar op hij . zijn vertrouwen veft. Zoutman en al de Helden zijner Eeuw merken wij aan , als zo veele  C 13 ) veele Ruiters en Trompen; die, zo zij voorzien waren met de vereischte ordere , wel ras de eer en luifter van deeze Republiek, zoude herftellen ; die helaas ! thans in den Afgrond fchijnen verzonken te zijn ; door het volhouden van een fchandelijke werkeloosheid ; die, zo zij van nu af aan, niet vervangen word door eene vigöreufe Activiteit, den ondergang van ons Gemeenebeft zal naar zich fleepen ? Het is in der daad onbegrijpelijk , dat daar de firitschgezinden van elk weidenkenden Vaderlander gehaat , gefmaad en gevloekt worden; zij egter hunne verraderlijke fentimenten blijven behouden ; zonder in het minfte nog door het een nog door het aiüdere afgefchrikt te worden; welk eene verftaaltheid: met den monde voor de goede zaak te willen pleiten, en met de daad te betoonen Vijand van Volk en Vaderland te zijn. God weet het, welk een rampzalig lot, ons Nederland is wankende ; of er geen akelige tijden voor handen zijn , waar in de Vrijheid van tijd tot tijd gebeukt , niet eindelijk eens den laatften flag zal ontfangen. Maar beeft dan, gij die 'er de bewerkers van zijt; onze Vrijheid ! die ons zo dierbaar is als het leeven, zullen wij ons niet laten ontrooven, zo lang er éénen Batavier gevonden word , om haar te befchermen; dit edele Klijnoot, waar voor  C 14 ) voor onze Vaderen hun goed en bloed zo gewillig opofferde, is ons al te waardig; dan dat we het zelve , door Slaven zoude laten rooven : Zij immers, hebben geen denkbeeld van haar genot , of weeten niet wat het is vrij te zijn. — De goudzugt beheerscht hunne Iaage Ziel dermaten, dat ze Eed, Eer en Pligt verzaken , om deelgenoten van haare verleidende Zegens te zijn. Ongevoelige Stervelingen, hoord gij den vloek niet, der gantfche Natie ; die uwe daden verfoeijt en veragt? Wekt het bij uw geen naarijver, wen gij den grijzen Vader Temmink , de edele van de Capellens en andere Braaven, hunnen welverdienden wierook ziet toezwaaijen? Wert gij den jeugdigen Palinuur ! den getrouwen Gijzelaar, van zijne Meetters ziet beloonen, voor zijnen betoonden ijver en Handvatten moed ; met welk eene liefde , befchouwd men deezen Zuil van ons Gemeenebeft; hoe worden hem van alöm niet Lofdichten toegezonden ; niet uit een vuige vleijzugt, maar uit waaragtige regtdoening aan zijne edele deugd en verdienften; waardig, om door een Standbeeld d'Eeuwen overgeleverd te worden. t Zo men de gerugten gelooven mag, zoude zich weder een Engelfche Vloot voor onze Kutten vertoond hebben , om onze Zeemagt als 't waare in volle Zee te dagen. 'Er is geen twijffel aan , of wij zullen ze wel ras van  C '5 ) van onze Kuiten verdrijven ; en ons niet andermaal tot fchande voor geheel Europa , in onze eigene Havens, laten blocqueren. Onze Matroozen zijn woedend van fpijt en gramfchap; het vuur der regtvaardige wraak heeft als het waare hunne geheele Ziel doortinteld; en blikfemd hun ten oogen uit : Zij fnakken na het oogenblik , waar in zij hunnen moed zullen kunnen koelen in het onwaardig bloed der Britten ; en wraak zullen kunnen nemen over hunne barbaarfche handelwijs. Onze Officieren , zijn nog niet vergeten , dat het Engelfche waren , die Neêrlands Vlaggen fchonden; dat het Engelfche waare, die het onweerbaar St. Eujlacheus zo wreed geteifterd en zijne Jnwoonderen zo onmenfchelijk gehandeld hebben -; dat het Engelfche waren die onzen Koophandel totaal geruïneerd hebben; en onzen welvaard doen verflappen ; en eindelijk , dat zij het zijn , aan wien wij onzen rampzaligen toeftand te danken hebben; deeze overweging kan niet anders dan hunne borlten ontgloeijen, en hun doen rijkhalzen, na dien Itond , waar in ze hunne beledigde eer zullen kunnen wreeken , te gelijk met die, van hun Vaderland. Bij de eerfte Vergadering van haar Gr: Mog:, zal den Capitein Admiraal, waarfchijnlijk den ftaat van zijne gegevene orders openleggen ; waar uit op het klaarften zal blijken, aan  C 16 ) aan wien wij de fchandelijke en öhvergëëflijkë inactiviteit te wijten hebben. — Den Hemel geeve , dat de Bronnen , van deeze verfoeijelijke werkeloosheid eens ontdekt mooge worden , erl dat den fchuldige zonder aanzien van Perfoon, rang of ftaat, zijn geregte ftraf erlange ; ten einde ons dierbaar Vaderland verloft werden, van die Peften, die den boezem (om met Oeftergö te fprekën,) van hunne tedere Moeder wreedelijk teifteren * en verfcheuren , en dat dit Gemeenebeft , weer als eertijds mag uitfchitteren , in luifter en heerlijkheid , onder het heilrijk genot def Zegenvolle Vrijheid. Te Dordrecht, Gedrukt bij ADRIAAN WALPOT en ZOON, Boek- en Konfthandelaars otter 't Stadhuis, 178a.  D E POST van de M E R W E D E. N° 2. * T TP) 4 JI^e volgende Misfive ons 'toegezonden, kunnen wij niet nalaaten een plaats in dit Noramcr te geeven ; de verandering daar in gemaakt, gelieve den geëerden Zender, ons ten beste te houden ; wijl wij zonder deeze Correctie , dezelve onmooglijk hadde kunne plaatzen. Mijn Heeren! „ 't Is bekent dat alle Koningrijken en Staaten. „ hun begin genomen hebben, uit een aantal vin Huisgezinnen; welke met onderling verdrag ova' „ een kwamen , met elkandercn in eene Maat„ fchappij te leeven: Dus het eerffe Gemeenebcst „ of Koningrijk, zijnen aanvang uit een dusdanige B ,, Maat-  ( i8 ) f, Maatfchappij heeft. Tot befcherming en beloning „ der goede Ingezetenen, zo wel , als tot ftraffe „ voor de kwaade , wierd deeze Maatschappelijke „ zamenwoning, al in den beginne voorzien, met „ billijke en redelijke Wetten; die op de rede en y, de natuur gegrond waren. „ Daar nu alle wetten kragteloos zijn , zo zij „ niet ftiptelijk, na hunnen aard en eigenfehappen „ onderhouden worden; zo was het vooral nodig, „ dat zij tot handhavers van hunnen Staat, Rtch„ ten en Volks Vrijheid ; de zulke uit hun mid„ den verkozen, die zij wisten vreedzame en deugd„ rijke Mannen te zijn , en bekwaam om den „ Staat na zijne Wetten te regeeren. — Zodanige „ Oudsten of aanzienlijksten des Volks, tot de „ waardigheid van Vaadren des Vaderlands verhe„ ven, waren' verpligt bij 't aanvaarden van hun„ nen Post, bij Eede te beloven, dat zij de Rech„ ten en Previlegien van den Burger zouden_ be„ waren en befchermen; — Zodanige Regeering, „ noemde men een Volksregeering , of wel een „ Gemeenebest; en zo lange het zelve , na zijne „ Grondwetten geregeerd wierdt, was het de zagt„ fte en de meest verkieslijkfte Moatfchappij: „ Maar , toen driest geweld de plaats der rede „ begon in te nemen , hebben 'er zig Tirannen „ opgeworpen ; die de banden der Maatfchappe„ lijke zamenwoning, ten eenemaal losgerukt, en, „ een dispotike, of oppermagtige Regeering heb„ ben ingevoerd , waar onder zij hunne Onderda" nen , als Slaven hebben onderdrukt en mishan" dek. Door de uitgeftrektheid der Bezittingen, grootendeels door Conquesten verkregen, wierdt " den Monarch genoodzaakt , Stadhouders in zijn ', plaats te ltellen , die tot deezen trap van Eer „ ver»  ( 19 ) 35 verheven , vaak het heil van den Burger uit „ het oog verloren , om hunne ambitieufc oog„ merken te koesteren. -- Immers, onze Voor„ vaderen fcheinen in 't geheel niet voldaan te i, zijn geweest , over het gedrag van hunnen „ Stadhouder. Wagenaa& tekent aan, in het 35 Jaar 1531 i dat de Ingezetenen van Holland „ klagtig vielen , om dat den Stadhouder ten eer„ ften den Landzaten recht weigerde r Ten twee„ de, onniitte Luijden in den Raad fielden i En ten „ derden , alle Ampten aan onbekwame weg„ gaf &c. --- Eindelijk, het dispotieke Juk moe„ de geworden , hebben zij het zelve van hunne „ halzen geworpen , en de kluisters verbroken, „ waar onder zij zo lange gezugt hadden. Dan, „ het viel niet ligt, eenen Tiran af te zweëren, „ die een der magtigsten Vorste van den Aard* 6 bodem was ï Egter , na bijna onoverkomelijke „ zwarighedens te hebben doorworsteld j is het „ hun gelukt, ons eene Republiek natelaaten, die j, zij met hun goed en bloed gekogt hadden. „ Ach ! hoe ondankbaar zijn wij niet , aan de „ Nagedagtenis dier Edele Belgen , die ons de „ Vrijheid hebben overgelevert ; dat wij dezelve „ met beter bewaaren en befchermen. — Ja, mijn » Heeren ! waar wil' het met ons Vaderland nog „ heenen ? Zullen wij ons den keten om den nek „ laaten wringen , door eenen Dwingeland, „ die verwaand op zijn ingebeeld vermogen , ons „ aller Vrijheid vertrapt , en op wiens hand. 1„ wijze Europa zelfs haar oog houd gedagen. — „ Ik vrage , zal het voor ons beter zijn , als we „ weêr cioor de boeijen der aJleenheerfchiïïg gef, drukt worden ;■ dan dat we ons zelve en onze „ Reciiten befchermende , eene ongeftoorde VrijI « ' * hexl  ( 20 ) „ heid mooge fmaken ? — Onder een dlspotike „ Regeering , zoude wij moogelijk genoodzaakt „ worden , voor een Stadhouder , als voor eenen „ Vorst neër te knielen ; daar wij tot nog toe, „ als vrije Burgers zijnde , niet toe verpligt zijn. 4, Wij bezitten eenen Stadhouder , en eerbiedi„ gen hem als zodanig. — Wij befchouwen hem „ als een Uitvoerder der bevelen van den Souvrain; „ maar zullen ons nu niet vernederen, om flaafshem „ te voet te vallen. --- Ik moet gelooven , ja „ ik kan het billijk verwagten; — dat zijn Hoog„ heid, in aanmerking nemende , de weidaden die „ zijne Doorlugtige Voorouderen van deeze Re „ publiek hebben genoten , en die zijne Door„ lugtige Hoogheid nog daaglijks geniet ; het „ niet van zig zoude kunnen verkrijgen, om eene „ hulde aan te nemen , die zo regtftreeks ftrij* „ dende zou zijn met het Caradter en de onge„ fubordineertheid van een vrij Burger. „ De oude en beroemde Republieken van Vene„ tien en Genua , te wel bewust , dat een te „ groote magt in de handen van een haarer Bur„ gers te vertrouwen; de zekerheid van den Staac „ is ontgronden ; en het rechte middel is , om „ ongevoelig, en als door goude Koorden, van de „ Vrijheid in de Slavernij te worden getrokken; „ kiezen uit hun midden een Doge of Hertog , en „ dat flegts voor een bepaalden tijd. —- Schoon tot deezen aanzienlijken rang verheven , blijft hij echter een Onuerdaan der Wet ; en is zo „ wel ftrafbaar als de minste Burger; geene mis„ flappen worden van hem , hoe genaamd , door „ de vingeren gezien, 't Is in Venetien een oud „ Spreekwoord, hier regeeren de Wetten, zelfs over die geene die dezelve gemaakt hebben. — Onder „ een  C 21 ) „ een dusdanig beftier hebben deezê Republieken, „ de eerste 1300 , en de laatste 1800 Jaaren in „ vollen blo.ij geflaan en minder onderheevig ge„ weest , in al die tijd aan binnenlandfche onjtis„ ten , als de Republiek der Vereenïgde Nederlanden ; „ die in den tijd van 204 Jaaren, dac zij geihin „ heeft, bijaanhoudentheidheeft moetenftrijdenmet „ binnenlandfche Oproeren, Verdeeldhedens en Ca„ baaien, die door hunnen invloed menigmaal het „ Gebouw van Staat hebben doen waggelen en „ na zijnen ondergang hellen. — Van het begin „ der onaf hangelijkheid, tot op den tegenwoordi„ gen ftond van de Republiek , heeft 'er altoos „ twist en tweedragt in haren boezem gehuis„ vest; veeltijds aangeftookt door de onverzadelijke „ heerschzugt en moedwil , van sommige haarer Inwoonders." Zie daar , mijn Heeren ! het geen ik TJ dagt toe te fchikken; keurd Gijl: het waardig, om het in Uw Nommer te plaatzen , zo kund Gijl: 'er gebruik van maken. Terwijl ik intusfche mij tekene met achting. Een Vrije Nederlander. V n den 2 Otleber 1782. B 3 Mijn  C « ) Mijn Heeren de Post! „ Ik ben maar een Ambagtsman , maar ik s, ftel evenwel belang in mijn Vaderland; j, daarom zou ik ook gaarne alles leezen, dac over 'sLands toefïand wierd gefchreven; -~ maar ziet , mijn tijd laat dat niet toe be» grijpje; — nu is mijn Buurman een groote „ Patriot , die komt mij zo fomtijds nog al „ iets voorleezen of vertellen; O! dan heeft „ hij het magtig drok van die verdoemde 9, Engclschgezinden , zo noemd hij ze, be„ grijpje ; — maar ik , die nog al zagte „ Boter ben , en ergens eens geleezen heb, dat men de kleine Dieven ophangd , eri ,, de groote laat loopen , begrijpje; — zeg „ dan tegen hem, Buurman, fpreekt zo hart 3, niet , men mogt ons eens beluisteren en „ verklikken. — Maar hij vald dan tegen mij uit, en zegt; hoe , zou ik zwijgen ? ,, ik heb eergisteren mijn Verponding nog ?, betaald , en dat doe ik gewillig ; zou ik „ geen woord mogen fpreken , wel dat zou ,, wat wezen ; zijn wij hier in geen vrij „ Land ? mag een Burger niet vragen, waar „ het Geld blijft ; daar we klaar zien, dat 'er niets word uitgevoerd ; neen , dat kan ik niet laten. — O Buurman! zegt hij dan, ,, als gij zo veel wist als ik, zoud gij wel anders denken als nu Maar , mijn j, Heeren ! die woorden kan ik dan niet „ huo-  • C *3 ) „ hooren; dan word mijn hart vol, begrijpj5 je; ... O! ik ben wel een arm Man, maar " heb echter het bloed van onze Yoorvade" ren ! daar zijn Luijdcn die denken, dat " de Vaderlandsliefde alleen in den Burger is te vinden, begrijpje; — maar ik zweer uw bij onze dierbaare Vrijheid ! als het daar " op aan kwam, dat ik den eersten zou we„ zen , die haar zou verdedigen , en den '„ geene , die ons die ontnemen wilde , zou '', ik, al was hij de grootfte Heer van 't Land, 11 begrijpje, —r dea kop tot morrelen pletten. " „ Onlangs , heb ik een zeer wonderlijke „ Droom gedroomd , die mogelijk niemand „ voor mij zal gedroomd hebben; op Uliedcr „ vriendelijke aanmoediging, heb ik hem uit „ mijn gedagte nagefchreven» en zend hem u „ zo over, als volgt: „ Ik droomde, dat ik een Koopman was, „ in een rijk Land ; dat dit Land eenen on' rechtvaardigen Oorlog wierdt aangedaan, „ door een wreed Vorst ! dat fchoon deeze " Vorst, de Inwoonderen van het Land waar tf in ik woonde, verdrukte; wierden 'er nog,8 thans zulke gevonden., die hem hulp en „ bijftand beweezen ; onder anderen was 'er „ één, die eenen grooten rang onder de ove„ rige Inwoonderen bezat , deeze verzorgde „ hem alles dat hij noodig had ; en fteïde „ alles in 't werk, om zijne Landgenoten te „ fchade. Dezen grooten Burger was magB 4 »» US  C 24 ) „ tig rijk, en gaf veel prezenten; hier door 5, kreeg hij 'er veel aan zijn fnoer: — Jntus9, fchen drukten den Oorlog zo hart, dat ijder, „ om dat 'er geen tegenftand aan den Vijand „ wierdt gedaan , begon te fchreeuwen , als „ dat 'er verraad fchuilde, begrijpje; — dat „ het Land al verkogt was, en men maar op „ de levering wagten. — Dit maakte zulk jj eene opfchudding en verbittering onder den „ anderen , dat ik Spotprenten zag maken, » en gemaakte Beelden van fïroo, begrijpje, »> zag ophangen of verbranden; ijder had den „ mond vol, met veelerleij diskoursfen; maar „ onder al dat gewoel van redeneeringen, „ hobrde ik 'er eens een van een oud achtbaar Man , die mij zeer bijzonder voor" kwam; hij zeide tegen mij, zo ik dagt, „ hoor Vriend : al dat roepen en fchreeuwen „ van verraad, heeft niets in, is men wezent„ lijk overtuigd van hunne flegtigheden of ver>, kleving aan de vijandelijke Partij , waarom » dan de zulke , namentlijk Regenten , niet „ afgezet ? niet op eene geweldadige wijs, „ door plundering, twist, of oproer, dit was , verre van de weg ; maar op deeze ma, nier: — De Regeringen der Steden, moes, ten, eenige zeide hij, uit hun midden be, noemen, om die geene, op welke de haat , van 't Vok het meest ruste, op eene zagte , wijs te bedanken , voor hunne gedaane en toekomende diensten ; hun' tefféns uitfluir „ ten- , noemen, om die geene, op welke de haat  C 25 ) „ tende, van alle bediening hoe genaamd. — „ Was dit in den beginne gedaan, zou men »» zo veel rampen niet hebben behoeven te „ leiden ; en wij zouden den Vijand reeds „ lang , op zijn eige Kusten beftookt heb„ ben. — Maar helaas! zeide hij, nu zijn „ wij tot Schandvlekken van den Aardbodem „ geworden , door eene te verre gaande laf„ heid." — Hier wierdt ik wakker, en wist niets anders , als dat ik gedroomd had. — Maar , mijn Heeren ! fchoon dat het maar een Droom is , begrijpje, fpeeld hij mij geftadig in de gedagten: en zedert die tijd verlang ik wel eens om te droomen. Blijve intusfehen Uwe Dienstw: Dienaar Joris Droomgraaq. B m 4 Oblober 1782. B 5 De  De Natie verlangd rijkhalzend, na den uit* flag van het onderzoek , waar in de Gecommitteerden van haar Hoog Mog: met den Stadhouder zijn getreden. — God geeve, dat we door dit middel, eens ontwaar worden , wie dat de oorzaken zijn van onzen rampzaligen toeftand; gelukkig zijn we nog, dat de keus om dit groote werk te beginnen , gevallen is, op Mannen, van wier Vaderlandfche trouw wij ten volle verzekert zijn; en die pal ftaan tegen alle Verraderij. — Nu zal het ras blijken, wien wij het te wijten hebben, dat onze Vloot flegts uit misverftand tusfchen Bevelhebbers ontliaan , is binnen gevallen. Of zulks reede genoeg geweest is , om zig een prooij te laaten ontglippen , die wij zeker , zo dc Vloot in Zee geweest was , in Triumph! in onze Havenen zoude gefleept hebben. — Daar wij een Vloot van bij de 300 Schepen fterk, en gelaaden met allerleij Oorlogs-Ammunitie, veilig onze Kusten hebben laaten pasfeeren; draagd dat geen kenmerk van een allerfchandelijkfte inacliviteit ; en geven wij dus den Vijand , als het waare, de wapenen niet in handen, om ons te fchaden ? Was het beftaanbaar met de voorzigtigheid, dat toen onze Vloot, na een wijl tijds in de Noord-Zee gekruist te hebben, binnen viel; dat men toen (zeggen wij) Capt: van Gennip, met zijn bijhebbend Smaldeel order gaf, om 011-  C 27 ) onze 3 Oostindifche Schepen uit Drontheim af te haaien, en na het Vaderland te begeleiden? Men mag het aanmerken , ais een bijzondere befchikking van de Goddelijke Voorzienigheid, dat dit Convoij niet in de handen der Engelfche is gevallen. — Men kon ligt voor uit zien, dat na het arrivement van de Jamaika-Vloot, de Vijanden allen fpoed zoude maken , om hunne Vloot uit de zond af te haaien ; wijl die ff rekken moest ter Pioviandcering van Gu bralter : Dit is ook de reede geweest , dat Lord IIowe, niet eer heeft kunnen uitzeilen ter ontzetting van die Vesting , wijl hij veel benoodigdhedens, gefchikt tot zulk een onderneming, ontbrak. — Hoe ligt hadden wij onze Oosindifche Schepen, terwijl de Vloot in Zee was, veilig kunnen t'huis leiden? daar, na dat zij even was binnen gekeerd , de Engelfche met 13 Linie-Schepen zig op onze Kusten vertoonden ; juist cp die tijd , dat men de vorengem: Schepen verwagten; dan, gelukkig wierden zij nog tijdig van hun gevaar onderrigt, en ftaakte hunne Reis. — Maar nu is het de regte tijd om na het Vaderland te koeren, daar de Zee vrij is, en 'er geen Vijand word vernomen, en zij daar en boven van goed Convoij voorzien is; was bet voor al nodig, dat zij van deeze gelegentheid gebruik maakte, eer 'er weer hinderpaalen in de weg kwamen. Hos  C 28 ) Hoe zeer laage Engelschgezinden ijveren, om ons gefolterd Gemeenebest, langs hoe meer te verdrukken ; begind de Vaderlandsliefde, bijna uitgedooft, met nieuwe kragt te ontfteken. — Hoe veele worden thans het mom met van de oogen gerukt, onder welker bedekking, zij wakeloos bleven voortfluimeren. De Natie begint te begrijpen dat zij vrij k; en uit deeze overtuiging, wik zij niet langer geketend liggen, aan kluisters, door overheerfching en geweld voor haar gefmeed; zij eischt het genot van haare Rechten. — Haare Rechten ! waar voor haare Voorvaderen hun bloed op de Moordfchavotten hebben opgeöffert! Mogt het voorbeeld der Overijsfelfche Burgeren Ieeren ; dat eiken Nederlander eens begon te bezeffen , wat het betekent een vrij Burger te zijn ? de overtuiging daar van, en een medelijdent hart, met de onderdrukking van hunnen Evenmensch ; hebben de reeds gemelde aangenoopt, om den Overïjsfelfchen Boerenftand te ontheffen, van het Juk dier flaafagtige Drostendiensten, draagbaar voor een Indiaan, maar voor geen vrije Nederlandfche halzen gefchikt; hunne Stemmen vereenigen zich in hunne Smeekfchriften ; wat zeggen wij in hunne Eisfchen : — Gekogte Rechten, als dezelve ons onthouden worden , mogen wij die dan niet eisfchen; vooral zulke , waar in de Vrijheid beiiaat, en  ( 29 ) en die wij, God zij gelooft , nog bezitten, ten minften tegen haare aanranders zullen befchermen en verdedigen. — Hoe menigwerf heeft den Edelmoedigen Menfchcnvriend, den Ridder van de Capellen tot de Pol, niet aangedrongen op de onbetamelijkheid dier Slavernij ? dan tot loon voor zijne trouwe Vrijheidsliefde , wierden zijne Smeekschriften, niet alleen verworpen , maar hij zelfs tot fchande der Natie, de plaats in de Ridderlijke bank ontzegt. — Den Burger kend zijne waerde te wel, dat hij niet ijveren zou , om deezen voorftander van Volk en Vaderland ! weer in zijn eer herfteld te zien. Ach! mogt de Stemme des Volks eens verhoord worden , en die vuige Slavernij geweerd , zo zoude een aantal Landluijden, die nu nog gebukt gaan onder dat knellend Juk , eens ontwaar worden , dat zij zo wel vrij zijn , als hunne onwaardige onderdrukkers. Heeft den Admiraal Generaal , aan den Vice-Admiraal Hartzink oidre gezonden, van toch vooral 'sLands Vloot., niet in de waagfchaal te ftellen ; maar gebruik te maken van de Advies-Jagten , om te vernemen of Milbanks Esquader wel de Hoofden van 't Canaal was gepasfeert ? thans is de Zee ledig. — Wij twijffelen nu ook geen oogenblik , of onze Vloot zal wel eens een Zee- lug-  Cao) Jugje gaan fcheppen , en na deeze blijk van' Caligulaafche dapperheid , uit hoofde van 't Winterzaifoen , in de Havens van Texel of Helvoet worden opgefloten. De eene Provincie word naarijverig op dé andere , en poogt om ftrijd uittemunten, door Vaderlandlievende fentementen te koesteren -De eene Stad zoekt de andere zelfs daar in voorbij te ftreeven ; het oude Vrijheidslievende Leijden , kweekt Burgers, die den ijver van hunne nog Vrijheidlievende Regeering , zullen beloonen , door open tl ijk hunnen dank te betuigen , voor de zo Cordate gedaane Propositie. — Mogt elk Nederlander bezield , zijn met waareri eerbied voor de zulke , die voor zijne Rechten pleijten , en het zinkend Schip van Staat trachten boven Water te houden ? Zij zijn het, aan wien wij onze Vrijheid ! dat edel Klijnoot te danken hebben, dat ons mogelijk al ontroofd zou zijn geworden , zo zij zich voor ons niet in de bresfe hadden gefield. — Maar , zo lang wij nog Mannen bezitten, die voor Recht en Vrijheid durven fpreken, zullen wij ons, nog niet zo licht het Juk der Slavernij op de fchouderen laaten hegten. Hoe zeer ook de Engelschgezinden frankrijk als een valfche Vriend trachten aftemaalen , is het volftrekt onze zaak , Ons met dat Rijk op het naauwst te vereenigen ; 't is te  ( 3i ) te wenfchen , dat het Plan van Amflerdam, algemeen mag aangenomen worden ; namenthjk , om met Frankrijk een Alliantie te fluiten , en Negotiatien aan te gaan * tot vernieuwing van 't Commercie-Traélaat van 1739. dit zal ons vrij voordeeliger zijn , dan gehoor te geven aan de geheime kuiperijen, die 'er plaats hebben , van wegens het Rusfifcbe Hof, ten einde wij met Engeland eene afzonderlijke Vreede zoude aangaan. — Maar welke Intrigues de Keizerin ook in het werk laat ftellen , zo zal de welbefpraakte tong van eenen Marcoff, 'sLands Vaderen niet bewegen ; om gehoor te geven aan den Sireene-Zang van een Vorstin , die veel belooft , maar weinig geeft: — Immers, de Gewapende Neuteraliteit ,< dat onbreekbaar werktuig, gefmeed in de harfens van een Staatkundige Nederlander , heeft ons doen zien, hoe weinig ftaat 'er op de Alleenheerfcheresfe der Rusfin te maken is. — Wat is haare verrigtingen geweest •, om onzen Koophandel te befchermen ? niets anders immers, als dat ze 18 Oorlogfchepen, eenige tijd voor Duim heeft doen kruisfen , en na ze aldaar deftig gegastreerd waren, na huis heeft doen keeren. Zie daar den uitflag van de Gewapende Neuteraliteit; die tot haar bewerking zo veel Millioenen aan de Schatkist gekost heeft; en v/aar metde wij niets hebben gewonnen. Een-  C 32 ) Eersdaags zal 'er een daad gebeuren , die men wel ligt zo fchielijk niet verwagt had; en die wel een ganfche reforme in het Staatkundig Sijsthema van Europa zou kunnen te weeg brengen : Plaats ontbreekt ons, om 'er meer van te zeggen. - Verwagt het overige in onze volgende. ^ P. S. Wij bedanken onze geëerde Correspondenten, voor het ons toegezondene; en verzoeke verder met hunnfl correspondentie vereerd te moge worden. Edog, da Brieven franco. 6 NB. Het ons toogezonde Vaers, benevens de Misfive van *• / • puilen wij in onze volgende Nommer plaatzen; alzo die Stukken ons te laat zijn toegekomen. T7(?n^TenChï' Gldrukt, ky'A D RIA A N WALPOT en Z.UUJM, Boek- en Kunsthandelaars over 't Stadhuis, 1782. „ . n , En zijn te hekomen Te Amflerdam, bij Smit en Zoon, D. Weeve, W.v. Vliet. Utrecht Otterloo en G. van den Brink, 'f Hage Gailart Wijnants, Men/erf. Rotterdam J. y. d. Laan, f. Hen. driks, Bothal, Krap Jz., Wijt, D. Vis, LindenVF' ~' Drtes: Le,den Lugtmans en F. de Does. Gouda W. Verblaauw. BvedaW.cnA Oukoop. Briel Verhel. Middelburg W. Abra hams, J. Dane. Zierikzce V. d. Tkoorn en De Kanter. Nijmegen J. van Campe. Gorcom T. Horneer. Zutphen Van Buldere.  D E POST VAN de M E R WEDE. ♦«sssssssssssssssss* A?" 3- Deeze vermeerderde Nommer word voor de ordinaire prijs uitgegeven, (Schoon wij óns nimmer Verledigen zullen> om Engelschgezinde Misfives , hoe fijn ook uitgedagt, in ons Nommer te lasfen; zo zullen wij egter deeze navolgende Misfive eert plaats gunnen, om te doen zien de vergezogte drangredenen , en het zwakke fundament, waar op de voorftanders van een afzonderlijke Vreede , hunne belagclielijke fultenuën gronden , als waar 'er geen ander middel, om deezen Staat weer tot zijn vorigen luiftcr te herftellen. Mijn Heeren! „ Uit UE'k vorige Poft gezien hebbende, dat „ het Rusfifche Hof, zig weer moeite fchijnt ta „ geeven, om een afzonderlijke Vreede met deezen* „ Staat en Engeland te entameren ; zo neme de C .„ vrij-  C 34 ) ,-, vrijheid , om TJEd: mijne gedagten hier over, „ eenvoudig meede tc deelen ; niec twijfelende, „ of TJEd: zult mij wel met een Antwoord willen „ verëeren. om daar uit uwe denkwijze te konnen 3, vernemen. — Veele Menfchen zijn 'er in dèeze „ Republiek, die, het zij uit onkunde of vooroor,, deel, waar meede zij bezwangert gaan, den aan„ bod van de zijde van het Engelfche Hof , om „ met onzen Staat , onder Mediatie van de „ Keizerin van Rusland, een afzonderlijke Vreede „ te fluiten, geheel en al afkeuren en buiten alle „ bedenking Hellen. — Maar als men eens opper„ vlakkig nagaat , dat de grootfte ftcunpihar van „ deeze Republiek is, de vrijheid van Commercie „ en Navigatie; nu , zo deeze haar volle en onbe„ lemmerde loop niet hebben, fpreekt het van zel„ ve dat deeze Republiek haar aanzien allengs verheft: — En, dewijl wij in een Oorlog ge„ wikkelt zijn, met een Vijand die (buiten tegen „ fpraak) de grootfte Zee-Mogendhoid van Europa „ is j en bij gevolg ons de meefte afbreuk kan ,, doen; moeten wij dan niet naar zulke middelen omzien , om ons zelve op de beft mogelijke „ wijze te redden, uit een gevaar, dat voor ons M doodelijk zoude, kunnen zijn ? Ik weet wel, „ men- roept zonder ophouden met de Wapenen, „ met de Wapenen moeten wij Vreede maken! „ maar hebben wij wel Wapens, dit is de vraag? „ is z.dert het Jaar 1705. onze Marine niet in „ een verval geraakt , die befchrijenswaardig is? „ hebben wij in al dien tijd , dat wij met Enge„ land Vreede hebben gehad, wel eenige. de mirrfte „ reguard op het Zeeweezen geflagen ; of onze „ Magazijnen , bij precautie voorzien ? immers „ neen: hoe kunnen wij dan nu met grond hope, » om eene Mogendheid door de Wapenen te zul- „ les  C 35 ) •jS !en dwingen, die vier Vijanden ta gelijk weder„ ftaat ? Willen wij nu ons hoofd weder opbeu,, ren; en onze Commercie en Navigatie, ia vorige $, bloeij herftellen, dunkt het mij (onder verbete- ring) dat men het heil, hoe eer hoe beter, bij „ eerj afzonderlijke Vreede zogt. — De fchoonfte 3, g.-legenheid word ons thans aangeboden t zullen wij nu van dezelve gebruik maken; of ons ge„ heel en al overgeeven , aan de Staatkunde van „ het Franfche Hof ; dat ons (God weet het) ik „ vrees! nog wel eens kon doen ondervinden 3 en „ van acteren doen beklaagen, te veel vertrouwd ,, te hebben op een ijdeie genegenheid; maar dan „ is het te laat. — Engeland heeft ons een afzon5, derlijke Vreede aangeboden , op het Traétaat „ van ió"74. ook op gronde van dat der gewapen„ de Neutraliteit , in dit Staatkundig Plan , (dat 5, U Ed: zegt ontworpen te zijn , in de harzens van eene Nederlander, 't geen ik niet betwiften „ wil) is deezen Staat ook begreepen geween.; op ,, dit Tra&aat wil nu onzen Vijand Vreede ma„ ken ; en imand , die het zelve bedaardt inziet* „ zal wel dra genoodzaakt zijn te erkennen , dat „ deeze aanbieding, zo verwerpelijk niet is als zij J3 veele voorkomt. — Zo den Souverain goed 3J vond, het oor na billijke voerflagen te wenden,35 twyfFel ik niet , of daar zou wel een honorable fi Vreede uit profkiè'eren. — Ja maar zegt men 3 „ wij zijn te ver met Vrankrijk geëngageert, die wil den Vreede door het Zwaard verkrijgen; en „ wij zijn gerezolveert , met hem de Concert te „ ageren. — Wel, dan moet ik uitroepen: Ramp„ zalig Nederland ! zijt gij Zo vernedert , dat gij „ op de wieken van een andere Mogendheid moet „ drijven? maakt veel eer eenen Vreede, die uw j, word aangeboden ; waar bij gij uwen KoophanC 2 „ del.  (36-; „ del, weer in dien zeiven bloeij zult zien floree- „ ren , sis waar in hij eertijds mogt prijken. „ Ja Mijn Heeren ! wie blijft 'er waarborg voor „ de goede wil van Vrankrijk ? ftel eens , men „ ageerd de Concert ,- en dwingd Engeland eens „ den Vreede te maken; dan is het te zien , dat „ Vrankrijk , voor zich het befte deel zal bedin„ gen; en ons als het waare , aan de genade van „ Engeland, zal overlaaten; dat egter genoodzaakt „ den Vreede te fluiten; dcnzelven jegens ons zo „ lang zal houden , als het met zijne belangen „ ftrookt, daar integendeel , zo wij met dat Rijk een afzonderlijke Vreede hadden aangegaan; wij „ daar niet voor te dugten zoude hebben. De „ tijd zal alles Ieerea: terwijl ik intusfehen, de Eer „ neb, mij te tekene met achting." Mijn Heeren? Rotterdam U D: Vaard: Dien: 12 Octoh: 178a, £_ |j( y ANTWOORD. Imand, die maar een-igzins ervaaren is in de gefchiedenisfen van ons Vaderland, zal gereedHjk toeftemmen, dat, van het oogenblik dat deeze Republiek, zig als eene onafhankelijke Staat heeft doen kennen, tot op deezen flond toe, dezelve, geen jalotirfer, trouwloozer, of Vcrbondbrekender Vijand gehad heeft, dan het Rijk van Grootbrittannien. Geen Rijk in het zamenftel van Europa, heeft ook even zo veeï verpligting aan deezen Staat, als dit Rijk: — Aan  C 37 ) Aan wien tog is Engeland zijnen opkomt! ver- fchuldigt, zedert de Regeering van Willem de lilde? Immers aan Nederland, zijnen Koophandel zou nooit zo bloeijend geworden zijn, zo de Nederlanders niet hadden kunnen goedvinden , hunnen rijkdom in dat ondankbaar Geweft overtebrengen. Met fchrik denken wij die tijden te rug , toen 'er zig in eene Maand, 300 gegoede Fabrikanten infcheepten en ons Vaderland, ter liefde van eenen Stadhouder , van eenen fchat beroofden, die het wettig toe kwam: Ja, men rekend dat geduurende de Regeering van Willem de lilde, als Koning van Engeland, meer dan ,13000 Inwoonde! s , uit deeze Republiek zig na het eerftgen: Rijk hebben begeevcn; en daar den ïtapel hebben geplant van eenen Koophandel, waar door die Eilanders, nu de Waereld tragten te dwingen. I Iet is een oud fpreekwoord, en de ondervinding leerd zulks veelmaals, men moet eerft ïmand goed gedaan hebben , om naderhand mishandeld of (legt beloond te worden; Hoe veele Familie-huizen, heeft deeze Republiek niet tot den top van Eer verheven ? haare Schatten , haare Inwoonders , ja zelfs haare welvaard verfpild, om deezen in luifter te-heffen; en wat is haar beloon in g geween.? ondankbaarheid en tijrannike handelwijs, hier in heeft Gr: Brittannien in 't bijzonder uitgemunt. —— Wij zouden een vergeefs werk doen, zo wij alles wilden opnoemen , van C 3 hun-  C 38 ) hunne Godtergende daaden, aan deeze Republiek gepleegd: alleen zeggen wij, dat het in 't geheel niet te verwonderen is, dat 'er nog mannen in deeze Republiek gevonden worden, die het aanbod tot een afzonderlijke Vreede van de zijde van Engeland , onder Mediatie van de Keizerin van Rusland, als verdagt voor komt en buiten alle bedenking Hellen: gemerkt, de wijnige ftaat die 'er op de Keizerin te maken is. Zoude wij niet de grootfte dwaasheid van de waereld begaan, zo men nu, daar Engeland op het punt ftaat, van om den Vreede te fmeeken, met dat Rijk, een afzonderlijke Alliantie aangingen ? wel verre van de grootfte Zee-Mogendheid te zijn, durft zij het hoofd niet eens bieden aan de Bourbonfche magt, uit vreeze van geflagen te worden ; en wij zoude zo laf zijn, om eenen zinkenden Vijand op te beuren, ten einde hij ons daar na weêr volgens zijne gewoon e wijze konde beloon en. Wij hoopen, wij fmeeken, wij verwagten, dat den Souverain , geen ooren zal leenen , aan voorflagen, die de Eer van deeze Republiek, voor eeuwig zou doen verzinken; en ons het laffte Volk van den aardbodem, zou doen gelijk worden. Het gevaar, waar in den Koophandel zig bevind , is de bafis, waar op de Voorftandcrs van een afzonderlijken Vreede, hunne Suftenuen gronden. — Maar wij vragen , zal door het fluiten van een afzonderlijke Vreede met Engeland, den Koophandel weer  C 39 ) weêr ten eenema'al herfteld worden ? zullen wij ons daar door den haat van Vrankrijk niet regtvaardig op den hals haaien ? zullen wij daar door den Koophandel, aan geen grooter gevaren blootftellen, dan tot nog is gefchied ? wat aanbetreft, de herïïelling van den Koophandel, door met Engeland een V7reede aantegaan, gelooven wij niet; gemerkt, dat Rijk 'er fteeds op uit is geween., om dezelve te knakken; ja waare het mogelijk geheel te verderven: en het dus zijn belang niet zijn zou, aan ons voordeden af te liaan, (en zonder die, kan dezelve nooit zijnen ouden huiler herkrijgen) in dien hagchelijkcn toeftand, waar in het zich thans bevind; en welke voordeelen heeft men te wagten, van een Rijk, dat ons altoos trouwloos is geweefl ? dat ons nog kort geleden, daar van de doorflaande blijken heeft gegeeven, door ons eenen onregtvaardigen Oorlog aan te doen, daar gansch Europa van verhazen moeit ? Engeland heeft gedagt dat het genoeg was, een Oorlogs-Manifelt af te kondigen, om Holland al fidderende , den Vreede te doen koopen. Zie hier volgens geloofwaardige berigten, de eigen woorden van Lord Sandwigii, in 't Cabinet van den Koning: „ Sire, men behoeft „ om Geld te krijgen, flegts de Hollanders den „ Oorlog aan te doen; zij, die te laf zijn, om „ de Barbarijfche Rovers te wederftaan ; en „ van dezelve den Vreede met duizende Gul„ dens koopen; zullen uwe magt veel minder C 4 ,? kun*  C 40 ) j, kunnen verduuren; maar den pais met Mil9, üoenen Uucaten, voor uwen Throon komen 99 fmeken." Na dit voorilel, door de aanwezende Miniflcrs goedgekeurt was; proponeerde Lord Stormond, om de Koop-Vloot der Hollanders opteligten, en ingevolge die propofitie, wierd Fielding geiaft, dezelve, onder voorwendzel binnen te (kepen, gelijk ook gefchied is. Zie daar de handelwijs , van een Rijk, aan wiens belangen men ons wil kluifteren : dat, nu het ziet , dat wij zo vervaard niet zijn, als het wel gedagt hadt; maar het zelve moedig durft wederltand bieden; ons zoekt een net over het hoofd te halen , daar we eenmaal in zijnde, geen kans zoude zien om 'er uit te komen. Men fchreeuwd, wij hebben geen Wapens ! onze Magazijnen zijn niet voorzien ! 'er zijn geen Oorlogfchepen, Volk &c.! dit zijn altemaal doekjes om de inactiviteit te bewimpelen, als waar het daar aan toe te fchrijven : Maar neen , Zoutman, (dien men met regt den Herftelder van onze zinkende Eer mag noemen) heeft op het heldJiaftigft getoond, dat onze Wapenen nog belfond zijn tegen die der Britten; dat wij in den krijgshandel; voor die heerszugtige Natie niet behoeven onder te doen: En fchoon het zeker is, dat met betrekking tot onze Marine , alles met eene onbegrijpelijke traagheid word behandelt en uitgevoerd; 'er egter, nog genoegzame magt zpu wezen , om den Vijand gevoelige (lagen  C 4- ) gen toe te brengeu; ja met Vrankrijk verëenigd, den Brit zoude kunnen dwingen, den Vreede te fmeken. 't Zal ons niet nodig zijn, de aangehaalde bezwaaren jegens Vrankrijk op te losfchen; zijne handelwijze omtrent ons, is meer dan overtuigend, voor zijne edelmoedige gevoelens voor deeze Republiek ; maar wij kunnen ons niet onthouden van lagchen, op het eenvoudig voorftel, dat Engeland tot den Vreede gedwongen, denzeive, na verloop van [tijd, eer zal Verbreeken , dan dat men een afzonderlijken Vreede met dat Rijk floot? dit fchijnd ons toe een volflage Contradictie, met betrekking tot Vrankrijk ; en onze Correspondent, geeft hier zelfs de onregtvaardigheid van het Britfche Hof te kennen. Maar laat ons zien, op welke gronden men een Vreede wil fluiten? op dat van het Traétaat van 1674. is 'er ons reeds een aangeboden; veele vinden zig thans uit het gevolg van dit Tractaat geruineert, en andere verdoken , van een gedeelte hunner rijkdommen; en op gronde van dat wil men ons weder ketenen, aan den boeij die wij, zo lang hijgende hebben gedragen. Nu zij beginnen te zien, dat wij de Vrijheid herkennen, en dezelve willen voortkweken ; dat we ons met geweld willen ontrukken, van de kluifters van een dwingeland! en onze halzen niet meer gereed hebben, om een Juk te torsfen , dat onze Voorvaderen voor eeuwig hebben afgezwooren, ftellen zij alles in 't werk, ja bewegen C 5 he"  (42 ) hemel en aarde, (als het waare) om een afzonderlijke Vreede te bewerken, om langs dien weg hunne Staatkundige ontwerpen, ten eenigèr tijd ter uitvoer te brengen, en ons van lieverlee, de Vrijheid te ontrooven , en den brijdel in den mond te wringen; maar zagt, tot dit uitterfte is het nog niet gekomen Een afzonderlijke Vreede is ons nog niet opgedrongen Welke Britsgezinden, van wat rang of ftaat hij ook wezen mag: Die een afzonderlijke Vreede voorftaat, verklaren wij een Verachter, Verrader en verderver van zijn Vaderland te zijn: Want, men behoeft geen Staatkundige te zijn,' om te kunnen zien, dat zo wij met Engeland eenen Vreede aangongen, Vrankrijk ons dan wel ras ftraffen zoude, voor eene onregtmatige handeling; en met reede zou het zulks doen; het zou terftond ons den Oorlog verklarende, met een groote magt onze Land-Provinciën mneemen ; terwijl het op Zee de magtigfte zijnde, onzen gebeukten Koophandel den laatften flag zoude toebrengen; onze Colomen in de Weftindien , door hem op de Engelfche veroverd inhouden; en de Caap de Goede Hoop, die fleutel der Ooft in zijn bezit neemen. Zie daar ons dan voor altoos , uit den rang der £ee. Mogendheden geftooten; en ons doen kennen , als een ondankbare en tergende Natie; die ten gevalle van eenen Dwingeland en heers?ugtig Vorft, de edelmoedigheid van eenen beiangloozen Nabuur met verfmading beloond. Nu  C 43 ) Nu vragen wij den onpartijdigen Leezer, welke zijde den Staat moet kiezen? of het beter is, zig bloot te Hellen aan eenen ruineufen Oorlog , door een afzonderlijke Vreede te fluiten, met een Vorft, op wiens Eede men zo wijnig ftaat kan maken, als op de beloften van een Keizerin van Rusland ; dan zig te verbinden aan een Nabuur, om verëenigd dien Vorit, door het Zwaard tot den Vreede te noodzaken ? De rampzaligite gevolgen hebben wij wis te dugten , zo de Britsgezinden het zo verre krijgen kunnen, dat men onderhandelingen aangaat , om een Alliantie te fluiten. Alles zullen ze in het werk Hellen, om dit te doen doorgaan; geen liften of kuiperijen zullen gefpaard worden, om dit te bewerken; en in der daad, dan hadden het die Pelten na hunnen zin: Want, zodra ons Vrankrijk, dan den Oorlog verklaarde, zoude wij om hulp aan Engeland moeten fmeeken, en ons in de armen moeten werpen, van een Rijk, om wiens wille men beoorloogd wierd, en-welke hulp zou dit uitgeputte Rijk ons kunnen toebrengen? immers zeer geringe; als hebbende naauwelijks Manfchappen genoeg , om zijne eige Marine te voorzien, 'k laat liaan zijn Nabuur bij te fpringen. Dus, zou dan de hulp van Engeland, flegts in de verbeelding beflaan; en na zelfs het fpit te hebben afgebeeten, zoude wij nog jaaren lang onze dwaasheid beklagen. Intusfchen hoope wij, dat 'er zulke ontaarde ir\ ons midden niet zullen gevonden worden, diej. hun-?.  C 44) hunne grootheid, op de Puinhopen van deeze Republiek zoeken te vellen; en dat het eigenbelang meer en meer verzaakt, en eed en pligt in agt mag genomen worden; dan kunnen wjj hoop hebben, als ijder het zijne toebrengt, ter bewerking van eene dadelijke activiteit; op eene algemeene, fpoedige, en zo wel honorabele als profitable Vreede; zonder genoodzaakt te zijn', met verzaking van 't Cara&er van een Hollander , eenen Vijand te moeten gehoorzamen, door het oprapen en dragen van kluiiters, nog pas weggeworpen. Geen afzonderlijken Vreede kan ons die voordeele bezorgen, dan deeze die men met het Zwaard in de hand heeft te vervvagten. Wel Edele Heeren! „ Moet elk Nederlander, die met een opmerkzaam „ oog 'sLands toefhuid befchouwd, niet niet verwon„ d.ring, en tevens met medelijden zijn aangedaan, „ over de lage ftaat, waar in net zelve zig bevind! „ De hinderpaalen die men dagelijks tot vertraging „ der goede zaak in de weg ziet komen, zijn zeer „ veele; en de verfchillen der nieuwstijdingen, van „ het uitloopen en binnenkomen der Vloot, houdede „ Natie in eene onzekerheid; en zo loopt de tijd hee„ nen, zonder dat 'er met dit alles, de minfte veran„ dering in het Staatkundig bellier komt; en waar „ tegen de Bntsgezmde Slaven, welke zig in dit vrij „ Gemeenebeft fhdig ophouden, en ongeftoord die „ geene befchimpeu, die voor recht en vrijheid durf YenrPrek5n, onophoudelijk fchreeuwen, dat eene ,, inaétiviteit ons voordeeliger is, als het Zwaard: m Zn' zeëge» dat men met dén Oerlog voor teftaaa, >, het  C 45 ) 4, het waar belang van het Vaderland uit het oog ver-* lieft; en dat zij dit ons berokkend hebben, om onze " Commercie te doen ftilftaan, en onze welvaard den ', doodflag te geeven. Maar wie ziet niet, dat 'er ' eene onbegrijpelijke traagheid heerscht, door ik weet niet wat, de zaken niet na behoren, of zo H als men wel konde, worden uitgevoerd: Hier volgt „ natuurlijk uit, dat men een walg moet hebben van „ de zodanigen, die ons het genot der Wapenen, „ als het middel tot eenen eerlijken algemeenen Vreede „ willen betwiften, waar uit onze ruft en onze wel„ va:->.rd weêr ftaat herboren te worden; effl die met , een woord , onder het masker van fchijnheilige '„ Vaderlandsliefde , vooritanders , begunftigers en ■„ medehelpers van onzen openbaren Vijand zijn. Ach! ik hoope, dat deeze Republiek, tot welkers opbou„ wing zo veel goed en bloed is befteed ; niet het on„ gelukkig voorbeeld van die van Polen mag volgen; dat ze niet door Inlandfche Cabalen of Fafties, erger dan een wedtrzijdfchen Oorlog, mag van een gereten worden; wijl het niet zelden gebeurd, als een ' der facties de overhand behoud; dat'er dan een uit , haar midden zig verheft, een den rang van Graaf, Vorlt of Koning aanneemd; niet om zijne medebur' gers te regeeren en te befchermen, maarte verdrukken ! God bewaare ons, voor eene gebeurtenis, waar in wij, in eene onbedagte en toegeeflijken „ ftond, een zaak zoude verwaarloozen, om welks genot wij 8o Jaaren geftreden hebben; maar hijgeve, „ dat wij deeze Republiek, zo vrij en onaf hankelijk, „ nog eenmaal zullen kunnen aan ons Nakrooft weder„ geven, als wij dezdve van onze Voorouderen hebben „ ontfangen." Ik hebbe d'Eer met bijzondere hoogagting te zijn» Wü Edêu He£R£N ! Sth . . H ,n T; . . . 't. Mijn  C 46 3 Mijn Heeren! j, Ik _,heb Uwe Poft met veel genoegen geleegen • », en ben in mijn hart vefheagd, dat de Schriivers „ van de Neder-hhijnfche Poft zulks trouwe en oprechte medehelpers vinden; die de liften en lagen derEn,, gelsgezmden voor oogen leggen, en zo vrijmoedig ,, durven beoordeelen. Ik ben maar een Boei- maar „ lees alle dagen de Couranten Nieuwspapieren, om „ te kunnen weten of wij nog vrij zijn, bf Slaven zijn geworden, van een dwingeland, die het 'er maar i, op toelegd om ons te vernederen. Ik Jeesde onder; daags ^ dat 'er een Plan was gemaakt, dat den Bar„ ger zo wel als den Boer, in tijd van nood, de Wa„ penen zal voeren; hier meede ben ik zeer in mijn „ lcmk; ja mijn geheel Dorp, zo dat wij ten volle „ genegen zijn, ons met alleen in den Wapenhandel " ïf..oefenen, maar als het 'er op aan kwam, den „ Vijand punt te bieden. Zo dit Plan eens doorgonf, „ wat al lediggangcrs zoude wij dan niet misfen kon„ nen, die anders in tijd van nood worden aangewo^„ ven, en die dan nog te trots zijn om ons aan te „ zien , _daar wij ze immers zelfs betaalen moeten. „ Ja mijn Heeren ! zij zijn maar Boereplagers, in „ lteede van onze Men te befchermen, dwingen zij „ ons niet dnjgementen of flagen , om onz? eige i, mondkoft aan hun te geven. Wat al Zeevolk zou„ den wij met kunnen hebben, voor dat geld dat 'er „ beiteed word om Soldaten te werven? onze Zee„ magt, die m een bedroefde ftaat ligt te kwijnen, „ heeft een kragtdadige verlterking noodig- Maar men zou evenwel zegge, voor die laften die den tfurger en wel bijzonder den Boer opbrengd, kan „ men nog al een redelijke Zeemagt op Zeehonden; „ trouwens aan het geld mankeert het niet: Maar, „ waar dan aan? aan den Souverain, die den Vijand „ niet  • C 47 ) 55 niet wil /haffen? Neen; dit kan ik niet denken, j} dit raag ik niet zeggen. Ach! zo 'er verkeerde „ Stuurlui aan het roer van Staat mogte wezen, die „ het Schip na 's Vijands kuften ftierden , hoop ik f „ dat ze God aan ons mag ontdekken, en zij na ver-. „ dienfte zullen geftraft werden. In de Jaaren van „ ióoo. 5, 6, en 67, waare wij andere luijden; „ toen moeft den Engelsman onze kuften eens gepas» „ feert hebben ; ik geloof, wij zouden hen ras heb„ ben opgebragt of verflagen; maar thans ichijnen „ wij te flapen. De Engelfche onze verwaande Vij* „ anden_kunnen het zelfs niet begrijpen, dat wij zo „ laf zijn; en ik kan 'er geen touw aan vaft maken. „ Alleen ben ik naar mijn klein oordeel, van begrip, „ dat wij in vroeger tijd nog zo veel Engelsch bloed 5, voor Hollands Zilver uiet geruild hadden, als tegen„ woordig. Ja mijn Heeren! om dat wij zoo zot ge„ weeft zijn, van ons geld op Engeland te zetten, worden wij nu met onze eigene Wapens na het hart „ geftoken ! en misfchien zou men dan wel anders han„ delen als nu, zo men ons geld nimmer hadden weg gegeeven aan een trouwlooze Natie. Waar zijn „ dog alle die deugden van onze Voorvaderen geble„ ven? die braafheid, eendragtigheid, Vrijheid-en „ Vaderlandsliefde, en goede trouw? waar ommezij „ eertijds zo beroemd waren, zijn deeze tegelijk met „ onze alloude dapperheid, bedolven in een kuil van 3, vergetelheid? of zijn onze oogen verblind, door j> den glansch van het Engelfche Goud ? Deonregtvaardigheid, mijn Heeren! neemt van dag aan dag „ toe; en wat het wonderlijkfte is, zelfs bij zommige van onze Regenten; in fteede van den gemeene „ man in deugden voor te gaan, plegen zij zelfs de „ grootfte ^ongeregtigheid. Ik z:J maar een voor„ beeld bijbrengen: Een zekeren Heer, in een ze„ kere Stad, niet verre van mijn Dorp af, jsinfcnijö „ een  C 43 ) een voorflander van de geregtigheid; en hij weed „ de Boeren of Burgers, als zij maar iets gedaan heb» „ ben dat niet door den beugel kan, wonderlijk te „ plukken. Nu, deeze zelfde lieer, heeft twee „ Zoons; en om dat hij groot aan 't Hof is, en daar „ Sivousplait kan fpeelen, hebben deeze al verfcheide „ Ampten. Ja zelfs, als 'er maar een Heer ziek ligt „ aan het» Podegra of pootje, verftaje; doet haar „ Heer Vader al moeite , om dat Amptje te krij„ gen, zo den Heer ftorf, zonder te denken opzijn „ Medé-Regentenj die het van regts wegen zoude „ toekomen; en waar onder 'er eenige zijn, die het „ wel zoude nodig hebben: Is dit geen onregtvaar„ dig geld gewonnen met Ampten, (om mij op zijn „ Boers uit te drukken! die men andere bntfteeld? „ Nu mijn Heeren! mijn tijd is verloopen, ik moet „ Werken, om mijn lallen te kunnen opbrengen, j, en om die Saletjonkers, zo als 'er God betert al te „ veel zijn, lui en lekker te voed.n. Ik zal UEd: „ wel eens nader fchrijven; onderwijl ik mij tekene 5, als eene opregte Vaderlander. , L . . . vs . • • d C: S: T: 1782. Ongelukkig zien wij, dat de verzogt wordende 1 o Liniefchepen en 4 Fregatten, onder onnozele voorwendzels worden vertraagt: Immers dat ze geen Victualie aan boord zoude hebben, bewijfl: het rapport van de Admiraliteit te Amfterdam anders; en wat het Zijlagie, Touwerk &c. aanbetreft, zijn wij van oordeel, dat onze Magazijnen nooit zo ontbloot zijn, en vooral in den tegenwoordige tijd, of 'er kunnen altoos ligtelijk r 4, Schepen, voor den tijd van 12 dagen uit geëqni- peert  D ë POST van d e M E R W E D E. ♦sssssssssssssssr®* N° 4. Mijn Heeren! t uitrauntent voorbeeld der Steden Schoon,, hoven en Dordrecht, om voortaan haare eigeAmp„ ten te begeeven; en op geen recommandatie van „ den Erfftadhouder eenige aandagt meer te flaan; 5, maar de voordeden uit deze beneficiën profluee,, rende, onder dkanderen te deden, fchijnd thans „ door andere Steden gevolgd te worden, onder de„ zelve tellen wij reeds Rotterdam en Schiedam, „ welke dit voorbeeld gevolgd zijn: geen wonder, „ door deze flap word een bijna begraven recht aaa „ de vergetelheid onttrokken; waar bij de Vrijheid en Stedelijke Previlegien weêr worden opgebeurt; „ een flap, die.de billijkheid met zig draagd , en „ waar door wij onze Rechten, die men als een ge„ volg van laaghartigheid, uit de handen had gege„ ven, weêr zullen herkrijgen. Zo een lofiijk en al,, zinds prijswaardig gedrag , behoorde men in alle „ Steden te volgen; dit zal ijder ten fterkften avou5Jj eeren, fchoon 'er laage zielen genoeg gevonden „' worden, die dezen ftap afkeuren; zo gefchied zulks }) om dat hunne belangens met deze veranderinge E ' niet  C 58 ) * niet ftroken ,' daarom fehilderen zij deze heilzaame „ ConventiedèNatieaf, als ongewoon , zonder voor„ beeld,, dat, indien men daar verarming vwiide „ maken , men zulks tot een anderen ü^lm^-m „bewaard hebben, om dat de tegenswtwrJiëc om-"" „ ftandighèden zulke onuwigheden niet dulden Maar, mijn HeerenI wij! h - -i r ^ÉSife.^ » wcz n> een naaffbijkomend ' ee „ ei z. r fl,iD bij te brengen. ,?> . » , , §««11 g ichi. dboeken ons desweg- h ...^Z' '! . „ 07/2fTO7i fe? yw j^g de Wc:': » Nijmegen, den Prmce Stadh: » een plegtige deputatie bedankte, voor de moeite, welke „ wenfehen te fterven veeleer, als zig ten * blaat temaken. Maar neen, ik kan zulke nadeelige » gedagten van onze» Stadh;niet vormen j dezen ftap „ be-  C 59 ) berooft hem gcenszinds in de Electie der nomina\, tien; maar fcnenkt alleen de Steden hunne verlo„ rene rechten weder, zonder Prejudicie van het „ Stadhouderlijke recht, en "dus kan het hem geen „ rede geven daar over misnoegd te zijn, ten ware ,, hem heerszugt bezielde. Het voorgeven, als of „ de tegenswoordige tijdsomftandigheden zulke nieu» ",, wigheden niet practicabel maakte ; beantwoorde ,, ik, met te zeggen: Dat de tijd nu geboren was, „ om het kwaad, dat meer en meer wortelen fchoot, t, te fluiten; dat het nu juift de tijd was, om zijne „ rechten te eisfchen. Ik vrage, kan men wel eer ,, iets beter verhelpen , zonder dat men eerft het „ kwaade recht inziet ? Nooit zouden de Steden ,, Schoonhoven en Dordrecht die flap gedaan heb„ ben; (om van de andere niet te fpreken) hadden „ zij niet gezien dat 'er zommige in hun midden wa„ ren, laag genoeg om den Stadhouder te follicitee„ ren, dat hij door zijn invloed, hunne Perzonen ert Familien wilde favorifeeren; en aut z:j van hunnen „ kant zo veel mogelijk hem zoude tragten genoegen „ te geven; zonder in 't oog te houden,- dat dit tot „ merkelijke Frejuditie van hunne Mederegenten 5, itrekte, die hier door verdoken bleven van voor„ deelen haar met recht competerende. Is 1 tgc n „ hemelsbreedt onderfcheid, of een Regent zijn vrije j, ftem heeft, dan niet ? of de verpligting om andere te moeten dienen, zwaarder weegt dan 't heil van „ 't algemeen? öf alle Ampten, welk:* afineks zijn 3, aan de Regering, door maar eenigë genoten wor5, den, dan of elk op zijn beurt daar van profiteer d ? Is deze ftap niet een allergefchikfl; middel j om de j, goede harmonie tastenen Regentenen Regenten; „ en ten tweede, tusfehen Regenten en Burgers aan te kweeken? De Regenten hebben immers met „ hunne Burgers een en het zelfde belang, namentE % s? li.i*t  C <5o ) „ lijk het behoud van het dierbaar Vaderland? als „ hunne reprefentanten, moeten zij bij het aanvaar„ den hunner bediening, heiliglijk voor GodAlmag„ tig zweeren! dat zij de goede Burgerij bij haare fy rechten en previlegien zullen helpen maintineeren „ en befchermen, tegen Wat dwingeland dezdve ook „ zoude traeten te ondermijnen; zo zij dit nalaten, „ maken zij zig niet alleen gehaat bij de Burgerij, „ maar bezoetelen hun -ziel en zaligheid. Geen won„ der dan, dat brave Regenten zig van hunnenpligt „ hebben willen kwijten, in het wederè'isfchen van „ rechten, te voren door oogluiking afgeftaan; hier „ moet notoir uit volgen, dat de ganfche Burgerij „ met liefde en eerbied is aangedaan voor de zulke; „ dat zij den Hemel fmeeken, dat hij hun nog lange „ doe zijn befchermers van recht en vrijheid. — ,, Dus hebbe ik hier ten klaarden getoond, dat dezen „ ftap wel degelijk is te biiëerenj ja zegge (en de „ uitko.nft zal zulks doen zien) dat hier nog grooter „ voordeden uit proflueeren zullen, dan die, waai „ mede men zig thans vleicl." Ik heb de eer mij te noemen Mijn Heeren! R Ü Eds. goedgunjlige Leezer G. V. N. L. L.  ( 6i ) Mijn' Heeren! „ Dewijl wij, onder Gods zegen, in een Land wo„ nen, dat uitterlijk het kenmerk draagd van een on„ af hankelijken Scaat ? waar in de Yrrijheid, fchoon ,, waggelende nog op den troon zit; zijn wij als Lee„ den van dit Gemeenebeft verpligt dezelve te hand„ haven, tegen die geene, die inbreuk op dezelve ,, zoude willen maken: de overdenking der noodza„ kelijkheid daar van, kan een Burger niet te rug „ houden, om zijne gedagten over den toeftandvan „ het lieve Vaderland vrijmoedig te uitten , (mits „ hij zig houde binnen de paaien der befcheidenheid,) ,, wie, mijn Heeren! kan een Burger een recht be„ twifton, door God en de natuur hem gefchonken : „ Of zoude men hier ook een Inquifitie willen in,, voeren ? zoude men gewetensbeulen willen aan„ ftellen , om de monden der Burgers te fluiten? „ Dan is het gedaan met onze Vrijheid ; dan zijn wij ,, Slaven geworden; dan zijn wij geen vrije Burgers „ meer; en, ach Hemel! men wil ons een middel „ ontneemen , gefchikt om de klagten erï billijke eisfchen van den Burger voor den. Souverain te „ kunnen brengen. De drukpers is de mond der ,, Natie ; zij beoordeeld daar meede elks daadèn, „ zonder die van den Souveraia, wien zij als Vader „ en befchermer haarer rechten heeft aangefteld, „ uittezonderen, en dit komt haar toe; dit maakt „ een groot deel der Vrijheid uit. Zullen dan 's Lands „ Overheden ons dit recht ontnemen ? Neen, zij „ kunnen de wetten alleen doen gelden aan de zo- danige, die met in het oog lopende daaden den „ Souverain beledigen. Infame Libellen en Pasquil„ fchriften doen zeker veel nadeel aan de goede zaak, „ maar het geen men ligtefijk een Libel noemd. „ Mij'n Heeren fpreekt zoms al te duidelijk de waarE 3 „ heid ,  ( 62 ) „ heid, en deze met een burgerlijke vrijmoedigheid „ intgefprokcnj, }s rede genoeg , om dezelve van „ zommige voor een Lafterfchrift te doen uitkrijten. „ 't Is nu reeds bijna twee Jaaren geleden, dat wij „ in een Oorlog zijn gewikkeld, meteen Rijk, dat „ wij in vorige tijden zo menigmaal de kragt onzer „ wapenen hebben doen gevoel, n ; en daar wij grond „ van hoope hadden, om Engeland zijn gedaane ftap v te doen beklagen, zien wij ons in onze verwagting „ ten eenemaal te leur gefield. Niets is 'er tot nog toe gedaan, dat het kenmerk van eene activiteit „ oplevert , of dat getoond heeft om den Vijand „ wezentlijk afbreuk te willen doen, en wat is het „ vooruitzigt befchrijenswaardig. Ach ! dat onze „ Voorvaderen eens uit haare doodskerkers opzagen, „ zij zoude ons met vervloekinge overladen, en zeg- gen: Vliedt gij ontaarden! wij herkenne li niet als 3, onze Zoonen, wij offerde ons bloed op den Altaar der „ ftandvafligheid, om de vrijheid uit de klaauwen der j, dwinglandij te rukken. Wij fmeetcn het juk af, „ en wierden Burgers. Maar gij, gij laat u als Slaven „ door een dwingeland in uwe rechten verkorten, „ en heb geen moed om de zelve met liet zwaerd te „ eisfchen, of te wreeken. Dit zou hunne t3alzijn, „ en met reede, hoe makkelijk hadden wij een Rijk „ dat afgeflooft van ftrijden, en uitgeput van finan,, cies is , niet den doodlbg konnen toebrengen. „ Beklagenswaardig voorzeker! dat wij een zinkende „ Vijand moeten zien zegepralen; dat men geen eene „ tak van zijn uitgebreide Commercie kan of wil be3, nadeelen, en dezelve ongeftoord haaren gang gaat; daar integendeel onze Navigatie en Commercie, „ njettegenflaande het gebruik der neutrale vlag, aan „ 't kwijnen ligt. la vrage, heerscht 'er die nijve„ righejj die 'er plaats moefl hebben, en die men „ bilüjk kon venyagten ? is de uitvoerende magt zq #. actief,  C 63 ) actief, om de befluiten van den Souvrain met. ver„ eischte promptkude te executeren? word nVr II: behoodijke middelen aangewend, om 's Lands na„ vale nvigt in behoorlijk poftuur u ftéljefl ? tragtir n „ wel den Koophand J, de vooniaamft. tak van pn* „ beftaan, met vjguur te protegeeren? Ach! mij» „ Heeren, alle vragen , waar van de ovrd.-nking d.n „ Burg r in de ziel moet grieven! De _ Haring visfcherij, die fchoone tak van .Commercie, h. bb.n „ wij dit Jaar als ter fluik moeten doen, en dat n % „ wel onder vreemde Vlaggen , (gepasfeerde Jaat „ heeft dezelve geheel ftil geftaan) bij man kern. nt „ van behoorlijk Convoij; onze Groenhndlene Vis„ fcherij heeft ook al in geen twee Jaaren laar gang „ kunnen gaan; daar die der Engelfche meer dan ooit „ heeft gefloreerd, zonder dat wij in ftaat zijn ge„ weeft, de minfte hindernis daar aan toe te breng' n „ Men zoude mij tegen konnen werpen, dat 'er wel .„ voorbeelden waren van het ftilfhan dier Visfchenj, '„ wijl den Souverain in den Jaare 1653 den 25 Maart „ een verbod afkondigde, tenderende geen Schep n tot die Visfcherij te emploijeren; maar hoe lang '„ duurde dit verbod? Immers niet langer dan ee& " Jaar, en toen was de Republiek in een ander fitü' atie als nu; toen hadden wij dien zeilden Vijand ,, alleen tegen, met een gedugte Vloot van góa 100 „ formidable Oorlogsbatters ; en volgens agtentike „ getuigenisfen, waren 'er wel 50 Schepen onder, van welken het minfte beter was, als dat yan d B " Admiraal onzer Vloot. Dit verbod gefchjede rij -r, om dat 'er geen Convoij kon verleend worden; '„ neen, maar om dat 'er wezentlijk gebivk aan Volk „ en Schepen infteerden; dezelve wier Jen toen door „ den Souverain ingekogt, gearmeerd en geëquipeerd, „ om den. Lande van dienft te zijn; en dat zij tot In c . gebruik ten Oorlog zijn bekwaam geweeft, toond. ö E 4 M 011*  C 64 ) „ ons de verngting van dat Jaar, onder Tromp, ten „ vollen aan: hoe makkelijk hadden wij van dezelve ,, geen gebruik kunnen maken, al had men dezelve „ niet ten Oorlog willen approprieeren; mijns bedun„ kens hadden ze echter kunnen dienen, met nog ., veele andere particuliere Schepen, om bij Esquaders „ gewapend, telkens onze na vivreszugtende, en na „ noodwendigheden makkende Eilanden in de Weft„ indien , van het nodige te verzorgen ; dan hadden „ wij de fchande niet hoeven te beleven, van geen „ eene Hollandfche Koopvlag op Zee te zien waaijen Is 'er nog wel een Schip, ('k laat ftaan die uit „ Noorwegen) uit Ooft of Weft, in onze Havenen „ gearriveerd, onder Hollandfche Vlag? Ja, indien „ Vrankrijk ons niet aan de Caab geadfifteert had, „ had dezelve reeds ten Prooije der Engelfche ge„ weeft. De lotgevallen van St: Euftatius, Demerarij „ en Esfequebo, zijn te overvloedig bekend, dan dat „ ik dezelve hier herhalen zoude. Ik vrage alleenig „ (en dit zal het Jaatfte gedeelte dezes uitmaken,) j, of wij het alles niet aan ons zelve te wijten heb- * ?rn-?- °uf Wij' geen riid êehad hebben om op onze „ Veiligheid te denken, om Oorlogfchepen te bou„ wen &c? Aan de ,Penningen heeft het niet ont„ broken; hoe veele Millioenen zijn 'er niet door „ de gezamentlijke bondgenoten gefourneerd, om „ s Lands Marine weêr in vorige ftaat te brengen ? „ fchoon de middelen van beftaan grootendeels ge„ knakt zijn, is elk echter nog gewillig in zijne las„ ten op te brengen. Des te grievendcr voor ons, „ daar we alles opbrengen wat den Souverain eischt, „ en te moeten zien dat de zaken zo beftierd wor„ den, met betrekking tot de Marine, als of men „ met voor had den Vijand eenige afbreuk te willen jr-i W3t meer is' zien wiJ Zülke middelen daaghjks dwarsbomen, die zoudekonnenftrekken, „ ter  C 65 ) „ ter beteugeling van onzen trotfchen Vijand, en her„ ftel van onzen zinkenden Koophandel, en dat wel „ door zulke, die afhangelingen en huurlingen van „ een trotfchen Vijand zijn, die hun eer, Eed en ,, plicht verpand hebben, om een dwingeland te die„ nen, door een werkeloosheid te blijven koefteren „ en voor te fpreken , die ons noodwendig moet „ doen te gronde gaan. Andere min fchuldige, maar „ niet minder laage zielen, ftrekken ook tot belet„ zeis der goede zaak, in fteê van heilzame propo„ fities te helpen ftaven, ondermijnen zij dezelve en „ wijgeren hunne ftem tot de uitvoering te geven, » uit vreeze van den haat op zig te zullen laden van „ zommige boven hun verheven, dat hun als dan na„ delig in hun tijdelijk beftaan zoude kunnen wezen. „ Zij, die zig voordeelig door Vaderlandslievende fèn„ timente te koefteren, onderfcheiden, zien wij daag„ lijks blootgefteldaandelafterzugtvanEngelsgezinde „ broodfchrijvers; dog hunne pijlen, hoe vergiftigt „ ook, ftuiten af op de fchilden der deugden. Ik voor „ mij ben een Vaderlander, en zal mij nimmer als een „ Slaaf nederwerpen aan de voeten der grooten, om gunfte te erlangen, maar de waarheid zal ik hulde „ doen, zonder de haat van andere te fchromen: als „ een Burger zal ik mijne rechten tragten te befcher„ men, voor dezelve te pleiten, ja des noods zijnde, „ 'er mijn bloed voor offeren, enz. Vind TJEd: deze een plaats in U Nommer waardig, zo kunt Gijl: 'er gebruik van maken; onderwijl ik d'Eer nebbe mij te tekenen zonder referve. Mijn Heeren! Nimmegen UEd. Jleeds blij venden Leezet 16 Nov: 1782. Vaderlander. E 5 Zie  ( 66 ) Zie daar dan eindelijk het zo lang venvagte antwoord van zijn H: onzen zo braven en van harte tedergelier'den Stadh: aan H: E: M: de Staten van Vriesland gegeven; niet dat men verwagten moet dat zijn Hoogh. zig verpligt v< md rekenfchap van zijn beftier aan elke bijzondere Provincie te geven- Neen, zijn Hoogh: doet dit maar uit difference, als of hij zegge wilde, om dat gij lieden vrienden van mij zijt, wil ik mij zelve wel eens voor dit maal vernederen, om U Ed: meteen antwoord te verderen, alfchoon wij ons zelve niet verpligt rekenen, zulks te doen uit hoofde onzer qualireit als Stadh: van de Unie: maar wij iliftineren het tegendeel: L)en Stadh: is weldegelijk verpligt rekenlchap aan elke 'Provincie te geven; hij is niet alleen Stadh: en Capit: Gen: en Admir: van de Unie, maar ook van elke Provincie afzonderlijk, (blijkens de waardigheid in 1748 zijn Meer Vader opgedragen,) en dus is elke Provincie zijn Souverain. Suftineert zijn Hoogh: nugeenrekenfcbaplchuldig te zijn aan een bijzondere Provincie; zo da, dineert hij een Lid van den Souverain, en cius de Souverainiteit zelve. Wijl het ons voorkomt, dat die Misfive van den Stadh: in allen deelen niet aan 'tPubliek vol* doet, zal het, hope wij ons niemand ten kwaden duiden, dat we deswegens eenige aanmerkingen jnaken: Na dat zijn Hoogh: dan de Confideratien van eenige bij hem vertrouwde Perzonen hadden ingenomen, nopens het voorftel van dm Franfcben Am-  C 67 ) Jmbasfadeur, werden 'er veele gewigtige zwarigheden gevonden; wijl volgens hun zeggen-, 'sLands eerft opkomende Marine naauwelijks toereikende was om onze eigen Ruften te befchermen, en onze Zeegaten behoorlijk te dekken, zo was men van gedagten, 'sLands Floot in 't geheel niet te reftqueeren aan geene zijde van 't Canaal, M het intercepieeren van het voorfz: Convoij, of uit dezelve een zo aanzienlijk detachement te doen. Maar integendeel wierd 'er door die vertrouwde (dezelve te nomen, heeft zijn Hoogh: niet der moeite waardig geagf) en zeer kundige Officieren aangeraden, om voor als nog alle forces zo veel mooglijk bij een te houden, ten einde de fhuis verwagt wordende O. I. C. en andere Schepen, behoorlijk te kunnen dekken tegens de magt die in Engeland fuccesfivelijk retourneerde, of op nieuw wierd geëquipeerd, cm ook uit de Schepen, dewelke anderzinds van de hand zoude werden gezonden, zommige meer geoefende Officieren en Matrozen, op andere nieuw in dienft gefielde Schepen te kunnen overbrengen; en met oogmerk, om dezelve alle met den andere, in het aanftaande Voorjaar , met des te meerder nut en eer voor den Staat, en tot zekerder afbreuk van den gemeenen Vijand te empkijeeren. In de eerfte plaats merken wij aan, dat die vertrouwde, waar van Z: H: hier ïpreekt, ongetwijffeld Perzonen moeten zijn van ongemcene fchranderheid endoorzigt, daar zij zo veele zwarigheden in een plan ontdekken, in het welke nog H: H: M:» nog de Staten der bijzondere Prc=  C 68 ) Provinciën, nog de geheele Natie zwarigheden in befpeuren kunnen; fchranderheid en doorzigt lchijnen in deze Luiden met eene verwonderenswaardige voorzigrigheid gepaard te gaan , zij raden daarom de eerft opkomende Marine niet te refiqueeren. Intusfchen is het te wenfchen dat deze vertrouwde perzonen in het volgende Jaar, het refiqueeren van 'sLands magt, niet wederom zullen afraden, anders zou 1783 een dito zijn van 1782, en dan zoude het mogelijk al zo goed zijn om de kollen te fparen , die liever af te danken. En dan, dat het gevaar zo groot met was, als waar van de Capit: Admirhier fpreekt, Men wilt dat de Admir: Howe met een groote Vloot na Gibralter was gezeild en dat de magt die Engel: tot eenige onderneming kon bekwamen, alleenlijk beftond in een Esquadertje, dat zig in Duins bij een verzamelde, en dat volgens geloofwaardige berigten , ten hoogften 6 a 7Linie-fchepenbedroeg, waarvan het meerdergedeelte meer dan de helft Manfchappen ontbeerde, en aan alles gebrek hadden. Enfin, bijlange niet in ftaat, om iets te kunnen ondernemen , of in de Noord-zee te komen kruisfen ; dierhalven kunnen wij onraoop dan volgt H: H: M: Refol: van 9 Oftob:, en vervolge ls ter beantwoording treed, zeggende# dat het mooglijk kan zijn, offchöon inde Petitie van dert Raad vin Staat van 11 Fehr: 1782. uitgebragt, voordes* zelfs equtpagien van Primo Meij tot Ultimo April 1783, ter dier tjd alleen, tot het begin van Nov: 8 fit 14 dagen oiu bigrepen, waren gevictualieerd. Om dat'sLands Schepen1  C 7^ ) tegenwoordig geduurende den Oorlog, niet op eenmaal aaé Dotrd nemen, nog zelfs moge nemen, zo veel Victualie als fiodig is , voor den ganfchen tijd van derzelver dienft. Waar op verders zijn Hoogh: allegueerd, dat de voorfz: Petitie, uit hoofde van de geclaujuleerde Confenten vanzommme Provincies , met voor den 18 dezer Maand hebbende kunnen worden geconrlucleert; de meefte Capit: door hunne Collegies eerjt \alleenhjk zijn geordonneert te viEtualieeren, tot Primo /Vov; aan/taande. In de eerfte plaats, kunnen de Confenten der Provincies hier van de fchuld niet wezen; want de Capitder Schepen wiften hier niet van; zij hadden alleen metgegeven orders te doen, en die waren immers gegeven ? En, ten tweeden,; blijkt volgens de Misfive der Admiral: te Amft- dat tie Capit: izeer wel van Victualie voorzien waren, om de Reis na Brefï te doen. Het komt ons vreemd voor, dat, wijl zijn Hoogh: welke reeds te voren heeft geavanccert, in tijds den'Commanderende Uthcier te hebbe verwittigt van deze op hande zijnde Expeditie; dat men dan zeggen, wij, niet gezorgd heeft dat'er genoegzame Victualie aan boord was; ook zien we, dat het vicruaheeren der Schepen hier te ruim woTd gefield, om redenen, dat zo de Schepen tot 14 dagen in Nov: waren geviöuaJiccrjj zij dan ook zeer gemakkelijk de Reis na Breft hadden Jainiicn doen, en dit ten minficn als dan niet ten voorwen dzcl zoude kunnen genomen zijn. Zijn Hoogh: zegt wijders, dat het JtormagUg Weder het Fictualieeren zeer hinderlijk is zeweeft, en het Provijje-Transport heeft bélet. Hoe kan dit zijn, daar we van 31 Aug: tot den 16 Sept: atkrfchoonft weder gehad hebben; in het laatft van Sept: hebben' wij, wc is waar, veel «egt Weder gehad, w aar echter zo niet, •f men konde nu en dan nog wel eenige ViQualie vervoeren Moet men nu hier uit niet ten klaarden opmaken, dat de Schepen in 't geheel geen Viftualie hadden? (zie hier over nader Regl: van H: H: M: tot beter (Economie op en in 's Lands Vloot £carr: den 20 Odob: 1703.) Onvcrgecnïike-flordigheid! hier een Vloot d-e alle oogenblikken order verwagten cmuittexeiJen, en waar van de Viootvoogdreedsgeinformeertwas van de intentie van den Souverain; deze Vloot heeft geen Victualie aan boord! Eene flordigheid, die 'sLands Vaderen van Stad eti Lande met recht uitdrukken als eenpligtverzuim, waardig dat tnev de Jchuldige daar van na verdien/Ie ftraffe. God geve, dat men eens onderzoeken , aan wien wij zulk een pligtverzuini te wijten hebben; en dat dan hij die fchuldig moge bevonden war--  D Ë POST VAN DE M E R W E D Ë. iV 5. 33e volgende Misfive aan een onzer Correspondenten gefchreven , en door zijn Ed: ons toegezonden hebben , wij wel waardig geacht te Vertalen* en in dit ons Nommer te plaatleh.- Mijn Heer! „ Het zou onnodig wezen u tevleijen, met TJEd: S', te willen diets maken, dat de wijgering der ge„■ vraagde 10 Linie-fchepen en 4 Fregatten , alhier h onverfchillig word opgenomen. Neen mijn Heer! ü onze grooten Koning, wat zeg ik, de geheele Natie, is ten tntterften misnoegd over deze han„ delwijs. Hoor eens, wat dien fchranderen Staats„ man, den Graave de V. . . . in het K . . . laaft' „ zeide: Ik had nooit gedagt dat de Hóllanders zo laag „ Zoude worden, om gedaane weldaden met ondankbaar,i heid te beloonens (a) Maar ik zie wel, dat'er gene O) Onae Correspondent wil zo het fcheind bier mede té kennen geven, dar niettegenftaande her Kabinet van Vrankrijk, voor, ons de Caab heeft behouden, St: Eujtat'us her-' nopen* &c. Wij van onze kant geen 10 Lmie-fehepem «ebben wwen misfchen, Q  ( 78 ; „ partij in 't Land domineer-d, die alle pogingen, hot „ heilzaam ook, omver werpt; derhalve, vervolgde hij, ,, kunnen wij niets tot faveur dier Natie ondernemen, „ voor en aleer die partij is ten onder gebragt; eene partij „ die haaren ondergang zoekt, om zig zelve ten top van „ grootheid te verheffen : Mafoi 't is sen lijl der Anti- Franjchen, om ons in 't harnas te jagen; dog deze „ lijl kon haar nog wel eens zuur opbreken, wijl zij nu den dolk getrokken hebben, op dat wij hun die in het hart zoude Jiooten. (b) Denkt ondertusfchen niet,3, mijn Vriend, dat ons Minifterie de Staaten Gene„ raai of de Staaten der bijzondere Provincies de „ fchuld geeft van dit verzuim, en de langduurige „ werkeloosheid , geenzinds ; de cordaatheid der Provincie Friesland , en de herhaalde inftan„ ties der andere Provincies, (eenige uitgezondert) pleiten dit volkomen vrij. Neen, maar die ver„ derfelijke Engclschgezinde Cabaal is oorzaak van „ alle uwe rampen! zij is het, aan wien wij de fchuki „ geven. — Zijn Majeftek en zijn Minhterie is te „ zeer bezield met Principes van eerlijkheid, (dat „ trouwens uwe Republiek ten duidelijkften heeft „ ondervonden) om gehoor te geven aan een ver„ derfelijke Staatkunde; die notoir ten gevolge zoude „ hebben, den ondergang van u gansch Gemeene„ beft. Neen , mijn Heer! weet ge waar het Sijfte„ ma van VerfailLs in beltaat? Om uwe Republiek „ als een trouwe Bondgenoot paft , te helpen be„ fchermen; alle middelen aan te wenden, om haare „ verloorene eer te doen wederkrijgen ; en haar „ kragtdadig aantemanen, voor haar zelfs behoude- „ nis (&) Hier wil hij meê zeggen , dar deze wijgering juifl het middel is, waar door den Souverain is te rade gewordan , om de bron van dit verzuim te ontdekken. Zie de trorjofitie van Oojlergo &c.  C 79 ) j, nis te waken; dit is het. onwrikbaar Sijftema tej, gen de woelingen uwer Landpeflen aan: fchoon U Ed; met mij wel zal willen 'toeftemmen , dat „ uwe Natie meer dan eens reede heeft gegeven tot „ misnoegen , is het tog altijd met lijdzaamheid gepasieert? Blijkt het niet zonneklaar, dat alle po„ gingen, welke onze Monarch in het werk gefield „ heeft i ter afbreuk van den gemeenen Vijand, ,, veeltijds zijn vertraagd of wel verijdelt geworj, den? (c) 't Is met dit inzigt geweefl, dat zijn s, Majjfteit een Plan ter Concertagering heeft aan„ geboden; UEd: is bekend, met welke tegenkan3, tingen dit Plan heeft moeten worftelen ; 't is eindel ijk doorgegaan: maar toen liet ter uitvoer moeft „ gebragt worden, vervulde een fchandelijke werke., loosheid deszelfs plaats; daar dit Plan eenighjk in„ gerigt was, om dat Monfter, namentlijk de werkelooshcid, uit uwe Republiek te bannen, en uwe ,, Natie optewekken, uit eene fluimerllaap die doo„ ctèlijk wierd. Men is het hier niet eens, over het „ ontwerp van 't gezegde Plan; eenige willen, dat „ men de uitvinding daarvan aan ons Miniflerie heeft „ toetèfchrijveri; andere gelooven, dat het den Paj-j triottifehe ijver van zommige uwer Landgenoten „ te danken héefè , dat dit Plan is beweikrtelfigd! „ geworden. Ik voor mij ben voor het laatfte ge„ voelen. Zij zullen misfehien bedugt geweeft zijn, „ dat Engeland die, terwijl den Leeuw nog fli p, ,., alreeds de Vrijheid gebeukt en vencragt had, haar eindelijk ten Zetel mogt afwerpen, om z Ifs „ in deszelfs plaats te regeren, en zijne heerschzugt ,3 den ruimen teugel te vieren. — Daarom zullen » zij Cc) Dit fcheind te zien op de fiappf voorfennr», gedüöïeade de onderhandelingen van de Conceuargering. g 3  ( 8o ) „ zij dit ontwerp bedagt hebben, om het verrader'* „ lijk oogmerk te fluiten. Wat 'er van zij, dit weet ik, dat de uitkomft niet heeft beantwoord aan het „ oogmerk der uitvinders ; aan het Sijftema van 't „ Miniderie, en aan de verwagting onzer ganfche „ Natie. Ondértusfchen, dat uwe Republiek is ver,, ftoken gebleven, van voordeelen, die zij als dan „ hadde kunnen verkrijgen. Gij, mijn Heer! zult „ mij niet kwalijk nemen, dat ik zegge: dat het „ gedrag van uwe Republiek, in deze ingewikkeld, „ een wantrouwen jegens onze Natie te kennen „ geeft; waar dit uit voortfpruit, kan ik niet be„ vroeden. (d) Het oogmerk van Lodcwijk XVI is 3, alleenlijk geweeft, en het is 't nog, om doormid„ del van de Concert met uwe Natie te ageren, den Vijand tot den Vrede te noodzaken, om langs dien ,, weg , een honorable , profitable en langduuriga „ Vrede aan Europa te verzorgen. — Maar, dat „ uwe Natie 'er niet voor lang de vrugten van geplukt „ heeft, is haar te wijten; welke achting en ver„ kleeftheid onzen Koning ten allen tijden voor de „ belangens uwer Natie heeft doen blijken, zo fluit „ het zijn Majefteit geweldig tegen de borft, dat „ zijne pogingen zo fchandelij-k gedwarsboomd wor3, den. (e) Dat het uit een zuivere bron van opregte „ genegengeid voortvloeid, al het welke zijn Maj: „ ten voordeele uwer Natie heeft verrigt, en nog „ verrigten wil. Ik bedroef mij, zeide hij onlangs 3, eens, over de Copien van de fchooneHollandfche „ Ori- (rf) Onze Correspondent neme ons niet kwalijk, dat wij hier moeten bekennen, dat 'er bij ons nog een zekere zoorr van wantrouwen heerscht, die eindelijk geheel zal verdwijnen , zo de Franfche voortgaan met edelmoedig te handelen- CO Dit ziet al wederom op het dralen tot h«t Coneesf M ageren,  ( 8i ) „ Origineelen : geen wonder Sire ! hervatten een zeker Heer: iets, dat die Originelen zo zeer ver„ cierde, is thans maar in weinige Copien meer te ,, vinden, namentlijk, eene onbaatzugtige fierheid. „ O Tempora.' O Mores! mag men met regt zeggen: „ Ik beklaag in mijn hart mijn Vriend, de fittiatiein „ welke de Republiek zig thans bevind. Wij be„ fchouwen met de Jevendiglte aandoeninge, hoe zij door haare verdervers van een word gereten. Ik, „ nog de geheele 1'ranfche Natie, kan niet begrij„ pen, hoe het mooglijk zij, dat de Engelschgezinde „ partij zo veel voet heeft, dat zij door haaren in„ vloed de heilzaamste pogingen weet te Hutten. — „ Hier wilde ik de juifte rede wel eens van weten, „ Wij denken 'er dit van, dat deze partij onderfteund word, door zulke, die magts genoeg hebben, om „ aan hunne item, die der andere te paren, (ƒ) Im„ mers dit zou men moeten befluiten, als men na„ gaat, datniettegenftaar.de de herhaaldeklagtender „ Provincie Friesland en die der andere Provincies; „ als mede de menigvuldige inftantien, proteftatien „ of Requeften , door verfcheidene aanzienelijke Steden of Integrerende Leden van Staat geprefen„ teert, tot ftuiting en opfporing van de bronnen f, der fchandelijke werkeloosheid, — Datniettegen- „ ftaan- (ƒ) Dit moet zo niet verftaan worden, als of hij zeggen wilde: „ Ik weet het; gij hebt Lieden onder u die andere'kunnen dwingen , om hunne Sijitemaas re omhelzen." Maar men moet het zo begrijpen, als of hij zeide: „ Wij den9$ ken dat 'er zommige in uwe Republiek zijn , die uit „ eene fchandelijke zugt voor Engeland , en haat tegen „ Vrankrijk , xo veel ingresfie hebben op eenige uwet Landgenoten , dat zij hun door fchoonfchijnende voor» „ wendzels, als het waate, verblinden; en de Patriottifche » gevoelens als wanftallig afmalen." G 3  C 32 ) ftaande dit alles, 'er geene de minfte verandering „ is te befpeuren in uwe publike zaaken. Ijder had •„ zig hier gevleid, dat, wijl zo veele Regenten en „ aanzienelijke Steden de zaak meende, en de wer„ keloosheid ten einde wtilde brengen ; dat deze wel dra in eene vigoreuze aótiviteit zoude verandert „ hebben. Maar helaas! —aan wie dan ook de wer„ keloosheid te wijten zij; dit is zeker, dat uwe Natie j, aanmerkelijke vöordeelen bij dezen Oorlog had kun- nen genieten, zo zij van dén beginne getoond had „ zig niet ongeftraft te laten beledigen. Indien zij ,3 dit gedaan had , zou Engeland de Republiek zo „ veel nadeel niet töegebragt hebben als nu, ja zig „ wel gewagt hebben uwe Natie het Oorlog aan te doen. — Maar zo lange de Engelschgezinden niet p te keer worden gegaan; en de Staaten Generaal „ als uwe eenige en wettige Souverainen van den „ Lande, niet alle middelen aantewenden, om het „ verraad te ontdekken en de verraders te ftraffen, « (§) °P dat het verraderlijke doe) verijdeld werde ,, van Inlandfche Huurlingen , die ten gevalle yajj 3, eenen Dwingeland, 'er op uit zijn, om de banden der Connectie, tusfehen dit Rijk en uwen Staatlos s, te fcheuren; zo lange zeg ik, is 'er ook geene ver»> andering te wagten. — Betreffende uwe vraag „ ,, wat ik denke van de Vredes-negotiatien ? dezelve „ word hier zeerverfchillend beoordeeld; de Verkla,, ring der onafhanklijkheid van .America; ditpoincl: v dat voor deze de twiftappel is ge weeft, is het thans 3, zo nier, meer; wijl ik u egt kan verzekeren, dat x, En- Cg~) Onze Correspondent fchelnd zeker onkundig te we?en , dat '-er door 's Lands Souveraine een Premie is uitgelooft, ter waarde van iooo Goude Rijders. Kn 'r geen dit gezegde tegenfpreekt, is de werkelijke Appreherfie des ei^ea Verraders j dus zyn Ed; hier geheel den Bal misfla^t.  ( 83 ) Eneel- de Coion: als vrije Volken heeft erkend; " rnair 'er zijn buiten dat nog zwarigheden, te groot om zo ras te vereffenen, 't Is waar, dat onze Koning het harnas heeft aangegespt, om de onder" drukt wordende Coloniften bijftand te bieden, en haar haare Vrijheid te verzorgen. Maar d Eer van ziin Maj' Kroon , en de belangens der ganfche " Natie, die hem als die van zijn huis a|n t narcis gaan", laten niet toe, daar alleenlijk.mede af te zien L règtmaüge prastenfies. — De Vrede ons door , ^geland in 1763 a!s opgedrongen fteektonsnog ^Islen doorn in de voet; de Goddelijke Voorzieniahèid, die toch niets ongewroken laat, heelt na eindelijk deze tijd bepaald, dat het huis van Bourt bon, in fpijt van Grootbrittannien, yoordeelen zal kunnen genieten, en de vrugten f naken van haare Zegevierende wapenen. Ik twijiel zeer, of Enge" land aan Vrankrijks eisfchen zal voldoen ; en of het " Wel zo maklijk Gibralter aan Spanje zal afftaan als men wel denkt. Ik geloof de waarheid met te kort " te doen, als ik zeg, dat dit weêr een Staatkundige ftreek van 't Biïtsch Mmifterie is, om de Oorlof eende Mogendheden, op hoop van een aanftaande Vrede ina&ief te houden; (/;) door dat middel een " wemig'adem te fchéppêh; en om des te beter z.j" ne maatregelen te beramen. — Zie daar het geen " "ik en meer andere van de Vredes-ncgotiatien denken __ Gebeurd hier intusfehen iets UEd:attentie waardig, zo weeft verzekerd, dankb ft**» tl* Hier verftaan wij door, dat zijn Ed: zeggen wil: Enaeland wel ziende , America niet langer te kunnen beS en. Se het raadzaam in de ^^«fi^S door eene gedwongene edelmoedlgheid de andere Mogendheden in flaap te wiegen. G 4  C 84 ) '„ wegens niet onkundig zal laten, alzo ik goede ooca. „ fie heb, zonder gebaftillieerd te worden, iets te „ vernemen. — Betreffende de bezending van den „ Heer Rrantzen, men is hier zeer ingenomen met „ dien Heer, zijne kundigheden en zijne denkwijzen „ geven hem alle lof! twijffdd 'er niet aan, de be„ langens van uwe Republiek, zal hij als zijn eigen „ ter harte nemen; hij verdiend dén naam van een „ fchrandere Staatsman; in 't kort, men befchouwd „ zijn WehEd: Geftr: alhier als een gefchikt Minis„ ter, (zonder egter in 't allerminlle de Heer LEJle„ venon tot Bcrkenrooden te verdenken). Zo met„ tegenftaaqde, (dat de Preliminaire tusfehen Engeh „ en Noord-America reeds getekend zijn,) den Vrede „ deze Winter niet gefloten wierd, en men in het }, Voorjaar nog een Campanje moert ondernemen j 3, zijn wij niet bedugt, dat dit eenig nadeel aan onze „ Marine zal toebrengen. Wel is waar, datdenaan„ bouw van Nieuwnagels hier zo fpoedig in zijn werk „ niet gaat, als bij den Vijand, dat veroorzaakt word, „ om dat 'sKönings Werven veeltijds gebrek aan 3, Scheepstimmerhout hebben, echter zo niet, of als. „ de nood daar was, wierden dezelve genoegzaam „ door neutrale en particuliere Schepen voorzien. „ Maar aan den andere kant exteerd 'er bij ons dat „ gebrek van Zeevolk niet, dat den Vijand zijneenr ,, treprifis zo belemmert; onze Schepen worden fpoe*. „ diger en completer geëquipeerd dan de zijne. Nim,, mer heeft de Franfche Zeemagt zo talrijk geweefl „ als nu. 't Is waar, dat wij in den Slag van den „12 -April in de Weit-Indien zijn beroofd geworden „ van 6 capitale Schepen; dog hier tegen heeft den „ Vijand door den ftorm, de Jamaika Vloot beloo„ pen, een gelijk getal moeten misfen. — Zo den 3, Oorlog doorgaat, hebben wij een gelukkig voorp uitzigt, wijl de gecoaibineerde Vloot dan totnut-  C 85 ) 8, tiger eindens, dan tot de blokkade van Gibralter kan j, dienen. Verwonderd u niet, mijn Vriend, zo wij j, de Engejfchen ajs over 3 jaaren, in 't Canaal weder „ een angftverwekkende vifite komen geven, dat ik „ hoop van meerder vrugt, als doe ter tijd zal wezen. „ Bij deze gelegenheid zou het onverfchoonbaar voor „ uwe Republiek zijn, zo zij haare magt niet bij die „ des Konings voegde, om gezamentlijk afbreuk aan ï, den gemeenen Vijand te doen. De Engelfche fchij„ nen voornemens te zijn om de Superoriteit bij de „ Antilies te behouden ; dog hier in konnen zij haare „ rekening wei eens verkeerd maken, wijl ons Minis-? „ terie befloten heeft, om in 't begin van 't Voorjaar „40 Schepen van linie na Amerika te zenden, onder „ bevel van den Graave d'Ejïaing; behalven nog die „ der Spaanfche, ten welken einde de Heer deVialis, „ met 12 Schepen, alleoogenblikkenorder wagt, om „ van Breft na Cadix te vertrekken : en dan kon den j, overwinnaar van Grenda,wel eens den veroveraar van „ Jamaika worden. Qns Minifterie mijn Heer! leid het „ 'er op toe, om eer de Vrede word gefloten, de Eng: nog een fchoone veer uit deltaart teplukken;kon uwe „ Natie nu nog een daad ondernemen, die haar onbej» grijpelijk gehouden gedrag in dezen Oorlog, geheel „ iiitwischten; wat een roem zou dit haar niet te weeg „ brengen, en welk een nieuwen invloed zou dit op „ het Vredes-Congres hebben; zij zou dan voor haar „ eigen met regt kunnen eisfchen, daar zij nu geloof mij mijn Vriend, misfchien weinig zal geagt worden. Zie daar mijne gedagte over een en ander medegedeeld. Ik fluite met de hoop, dat uweZeemagtniet weder in 't Voorjaar op niets uitwerkende kruistogten mag uitgezonden worden; maar dat uwe Expeditien alzinds roemrijk en voordeelig zijn, en dat uwe Natie aan de Waereld doet zien, dat zij nog bekwaam is {>m die luifterkroon te herwinnen, onder welke zij  C 86 ) zo fchitrend geprijkt heeft! Waarmede'de Eer hebben mij met den dieplten eerbied te noemen Mijn Heer! Paris U E: Dienflwill: en waarlijk den 6 Decemb: hoogagtende Vriend, 1782. JEAN JAQUES. S . . . In het midden van de rampen, die ons Vaderland als op den oever van deszelfs ondergang hebben gebragt; zien wij echter, datniettegenflaande de woelingen derverderffelijkeEngelsgezinde Cabaal, zig een hoop opdoet, om nog vrugten uit dezen Oorlog te fmaken. In onze vorige hebben wij reeds aangemerkt, dathetnuderegtetijd was, om de verwaarloosde Previlegien der Steden weêr in haar vorige ftand te brengen. Thans zien wij, dat meer en meer het Vrijheids-vuur ontvlamt, wijl de meelte Steden der Provincie Friesland, op 't voorbeeld van die der Hollandfche, over haare Previlegien willen befchikken, zonder agt te flaan, op de recommandaties van een aan haar ondergefchikt Perzoon; nu zien wij eeriT: welke uitwerking de flap van Schoonhoven en Dordrecht heeft te wege gebragt. Engelsgezinden hebben de Natie zoeken diets te maken, dat de-r zen flap enkel en alleen gedaan was, op dat de Regenten zig daar door meerder magt konde aanmatigen, maar ter contrarie, de Burgers ziende het nut, van zelfs over haare regten te kunnen befchikken; noopen haare Regenten aan, om op het voetfpoor van andere haare Previlegien te Jiernemen. Het Adres door die van Franeker aan  ( 87 ) aan haare Regenten, levert hier van een doorflaande blijk, uit een Adres dat vrij loffelijker is dan dat men aan zijn Hoogh: heeft willen prefenteren ; wij weten niet welk een naam wij hetzelve zullen geven; of wij het een Libel moeten noemen , of een gefchrift voorkomende uit eene lage viijzugt. Om ons gezegde te ftaven en beter verftand van het zelve, agten wij deze korte aanmerkinge voldoende. Den Titel zelfs geeft een allerduidelijkfte onwaarheid te kennen, hoe kan den opfteller van ditgelchriftofwij den Cap: Adm: bedanken, voor de openhartige en zeer voldoende openingen omtrent zijne direclie? hoe kunnen wij ten eerfte zeggen, dat dit openhartig is gefcbied, daar het blijkbaar is, dar zijn Hoogh: dit niet uit eige beweging heeft gedaan, maar wel op uitdrukkelijke laft van zijne Heeren en Meefters daar toe is gekomen; en bij dit alles kan niemand de grond van 'sVorften hart peilen. Ten tweede, dat deze Juftifuatie van den Vorfl voldoende zoude wezen, duid eene fchandelijke onkunde aan. H: E: G: M: de Staaten van Holland en Weftvriesland, onze Souverainen, begeeren van den Stadhouder over eenige poin&en in die Memorie vervat, nadere Elucidatie; hoe zoude H: E: G: M: dit begeeren , zo zij alzinds voldoende was: dus blijkt het ten klaarften, dat den ontwerper vanditftuk, de goede Gemeente op een opzettelijke wijs zoekt te mislijden, door haar alreeds te verzekeren Tan iejts dat nog te zien ftaat. Immers, de bij. la-  C 88 ) lagen, daar zijn Hoogh: zig' telkens aan refereerd, zijn nog niet in 't ligt, die men als de ziel van de Memorie heeft aantemerken, wijl zonder dezelve Mera nuga, en de Juftifkatie zonder kragt is. Dus komt het ons vrij voorbarig voor, deze Memorie als zeer voldoende optegeven. Den opftelder zegt, en Vaderlijke zorge met alles wat mogelijk is, aangewend te hebben, tot behoud van het lieve Vaderland, Vrijheid en Godsdienjl: Of zijn Hoogh: alles aangewend heeft, tot meerder luifter van dezen Staat, zal eerft blijken uit het dagligt, waar in sLands Souveraine deze Juftificatie befchouwen. Wat de Godsdienft aanbetreft, deze is geen poincl om 'er in dit geval mende van te maken, wijl den Souverain van hem Stadh: alleenlijk rekenfchap van zijn gehoude dire&ie eisfchen. Na dat den opftelder van dit Adres alle publieke gefchrilten betreffende, de zaak van het Vaderland affchildert; als calumnieufe en fameufe Libellen; gaat hij voort en zegt, dat de zogenaamde inaBiviteit en beklaaglijkeftaat van enze Zeemagt geenszinds aan een verkeerd gedrag of. kwade direclie van uwe Doorl: Hoogh: maar aan andere oorzaken en omftandigheden, die geheel buiten uwe Hoogh: zijn, en wel fpecialijk aan eene verwaarlozing en verval van gem: Zeemagt, zeden den tijd van 80 Jaaren was toetefchryven, betrekkelijk de zogenaamde inaBiviteit. Met verontwaardiging moet elk braaf Patriot deze taal met befchouwen ; den opftelder fpreekt hier vol*  ( 89 ) volmaakt de Staaten van Vriesland; de Staaten van Stad en Lande; veele aanzienelijke Steden en Leden van Staat tegen. Durft hij ftaande houden , dat 'er geen activiteit heeft plaats gehad, maakt hij opentlijk onze Souverainen voor leugenaars uit? Dat deze inactiviteit of kwade directie geenszinds aan zijn Hoogh: is toe te fchrijven, gelooven wij; want zo dit waar was* zoude zijn Hoogh: niet alleen de pligten van Admiraal vertreden; maar zijnen zo duur bezworen Eed, tot behoud van het Vaderland, verkragten; deze gedagte doet ons zidderen! hier een Vorft die zo veele verpligting aan een Republiek heeft, die door haar tot een bij naar Koningl: magt is opgeftegen; zou die een Verrader en vertreder van zijn Vaderland worden, of oorzaak zijn van eene inactiviteit die de Republiek zou doen te gronde gaan? te meer, daar bij den ondergang van dit Gewelf, ook de grootheid en glorie van het huis van Oranje moet verzinken. Neen, wij kunnen zulke nadeelige gedagten van onzenStadh: niet vormen. Wat de verwaarloozing van de Marine van zedert 80 Jaaren betreft, merken wij aan, genomen het was eens zo, men had het Zeewezen verwaarloosd, zovragewij, heeft de nog aanhoudende onbegrijpelijke directie dan altoos betrekking gehad op die verwaarlozing ? zijn 'er geen gelegendheden geweeft, om met de thans in dienft zijnde Marine voordeelige Expedities te doen? moet dit dan fpecialijk op die 80 jaarige verwaarloozing worden toegefchreven? Immers nog  C 90 ) hog kort geleden hebben wij met grieven moeten ontwaren, dat het gevraagde fecours is geweigerd, daar overtuigend is gebleken, dat onze Zeemagt die 10 Linie-fchepen zo veel nadeel niet zoude toegebragt hebben, als 's Prinee Misfiveaanduit i vermids wij misfcbien aireede importante voordeelen uit deeze verëeniging zoude getrokken hebben; dit paslèrende, met nog meerandere onwaarhedens in dit fchandelijk Adres voorkomende , bepalen wij ons tot deze aanmerkelijke periode: dat de onderg: derhalven gemeend hebben niet langer■ te moeten uit/lellen, maar dit tegenwoordig tijdftip waar te nemen, om aan u Doorl Hoogh: opentlijk en £rV. Welk waare nu deze ondergetekende, die dit tijdflip voor hun plan 't gefchikft oordeelden? Immers geen notable en brave Haagfche Borgers. Neen, zij vervloeken nog den moedwil, die er in het bloedig Jaar van 1748 wierd gepleegd; en zullen zig wel wagten, om uit een dollen ijver iets te ondernemen daar noodwendig een oproer uit ontitaan moet; dus waren het geen Haagfche Borgers, maar een deel werkvolk, dat dronken gemaakt zijnde, langs de Straat riepen Vivat Oranje; dit zelfde volk was het, die het Staaten teken verwierpen, om'er de leus van 't Jaar 1748 in de plaats te Hellen; die zijn Hoogh: wilde diverteren, met de voorbijgangers te dwingen Wilh: van Nasfauwen te zingen ; die op een infolente wijs aan het huis des Raadpenfionaris moieften hebben gedaan; en die «indelijk genieent hebben, het tijdflip daar te zijn, om  I(9i ) om een algemeenen oploop te verwekken. _ Te' gelooven, dat dit Tumult zonder aanblazing is ontflaan, zou een flegthoofd aanduiden; dog, wie den aanftoker 'er van mag zijn geweeft; dit is zeker, dat we rede hebben om Godplegtigte danken,dat hij door de waakzaamheid van 's Lands Vaderen, dit aanftaande Moordtoneel heeft geëindigd ! Onzen Stadh: egter merkte die vreugde flegts als een Kortswijl aan; daarom had hij ook verboden, deze Lieden te verhinderen; tot dat hij eindelijk goedvond te doen. weten, dat hij liever zag dat "het gezegde Adres, met algemeene goedkeuring aan hem mogt werden opgedragen. Dos hoe vreemd moet het zijn Hoogh: in de ooren ge' lonken hebben, toen 'sLands Vaderen hem bei 'ten , dat het nog geen tijd was om hem te be ianken; dat dit zogen: Adres alleen ingerigt fcheen, om de Borgerij tegen elkander in't harnas te jagen: dat zij, in plaats van dit goed te keuren, het Hof van Juflkie zoude gclaftcn, onderzoek te doen na de oorzaken van dit Inftrument, en de ftriktfe mefures zoude nemen, tot voorkoming van diergelijke moedwilligheden; dus zag zijn Hoogh: klaar, dat'sLands Vaderen (in 't bijzonder die van Dordr: en Amiterd) dit niet als een kortswijl aanmerkte, maar als een zaak die het Vaderland in een misfehien altoos duurende rampfpoed zou dompelen; en daarom oordeelden zij raadzaam dat telTuiten. Een weinig voorwaards, zegt den opftelder (van dit afgekeurde Adres) om deze fa&ieufe en oproerige tij-  C 92 ) tijden te beletten, dat uwe Doorl: Hoogh: gedurende dézen fatalen Oorlog, bij continuatie het voorwerp der lafterzuèt 'v ,H verjcheide ontaarde en ondankbare Ingezetenen geweeH is- dat uwe Doorl: Hoogh: eindelijk ter verdediging van deszelfs «. fchonde Eer, goede naam enrepmdtie, en tot wering van alle vuilaartige Infimulatien en UJleringm, nodig en raadzaam geoordeeld heeft, om op den 7 O ^ ober i7S^, aan H-H- M> over te geven een Misfiye, beneffens een ample Memorie '&c Men zou blind moeten wezen, om niet te kunnen zien wien hier mede de kwaadaardige opfteider bedoek;' het ziin onze Souveiaine, die door hunne heihaalde Inftamies den S'adh' hebben gedwongen, rekenfchap van zijn beÜier re geven Zih dit nu die ontaarde en ondankbare Ingezetenen ? en durft hij deze tijden affchilderen ais factieus en oproerig? Zou zijn H^oghindien hij met was genoodzaakt, wel immer rekenfchap op het eislchen van Particulieren hebben gegeven? zie het begin v-.n t antwoord aan de Sraaren van Vriesland. Wijgeloöven varï neen; dus hoefde zijn Hoogh: het niet eens raadzaam te oordeelen om rekening van zijn bellier te doen; maar was wel verpligt als een dienaar van de Republiek, den Souverain te gehoorzamen. Deze korte Schets oordeelen wij genoegzaam t om de ongeftindeettheid van een Inftruraenr aan te roonen! datdoor den Souverain afgekeurd, en door weldenkende verfoeid word. Wij zoude ons nimmer verledig- hebben hief onze aanmerkingen op te maken, indien onze .Souverain hier in niet op een verregaande wijze wierd getetterd, en voor de Natie ten toon geftpIH. van Londen en Rocheller, i, ouzvol4dét„ llZ S w •Plü'L°P Hollander te dragen, ja, zou ik te veel zeggen, als ik geloof, dat dit Gemeens beft, dat door zijn magt s, Koningen van den Troon bonden en andere in deszelfs plaars fielden , dat dit thans in 't Sijftema van Europa 3i een nul in 't CijlTer word geagt. Want van her oopen3, bük dat her zijne M.uine heef: verwaarloosd, is ook al 3, zijn gezag verdwer.-en. Hoe was onze 7r. eraagt over „ eenige Jaaren gelteld, toen de tveizer van Marokko ons den Oorlog verklaarde? Immers in een ftaar die ongeloof* 3> lijk is. In war ftaat was dezelve b'j het uitba-ften van dezen noodloctigen Oorlog, daar wij 4 Jaaren her gevast „ voor uit zagen? Het was re wéftfèhen, dar s'Lands Sou3, veiainen alroo? het onderfe'neid bemerkte van de wapenen gt klaar te hebben , of die , als her pc vaar nooddwangd, in te moeten opzoeken-, hoe groot ester het verzuim des- wegens plaats heeft gehad (want thans fcheind men niet >, ledig te willen zitten} zo kotide men mijns bedunkens, », dit verval fpoedig te redresferen, zo men van ru af aan 3, zo wel als in Vredens rijd béÖQot, om een va ft Zeelichaam „ te formeren, en altoos in dienft te houden, wijl dir bet eenigfte middel is, om een zwak te vermijden, waartoe wij 3, anders weêr allengs zuilen vervallen, 'r Verwondert mij, „ dat dit reeds voor lang niet is gedasn; te meer, daar elke 3, Mogendheid het zelve thans in dienft heeft. — Ik vinde „ op de geheele ftaar des Oorlogs niets dat gefchikt is voor „ de Marine, 'r zij tot opbouwing en reparering der Schepen, „ als anderzins, die jaarlijks, in tegenftelling van de Landraagt, „ al eenige tonnen fchats komen te koften; als de Petitie tot de Marine door den Raad van Staaten aan de Bond„ genoten word voorgedragen, wat is het zelve (zo als de .» ondervinding teerd} al aan ftribbelingen onderworpen, eer it ^9»  C 95 ) p dezelve doorgaat of rot Mand gebragt word. Ën. Welks „ importante vOOïdeeïen zoude men in Vredens tijd niet „ kunnen trefkkêr) uit een vafl blijvend Zeecoips, in tegen„ helling der oadeelsn, die nu aan de Mat ine verkrogtz'jn? 3, Zoude het niet konnen gefchieden , dat men bet Co;ps „ Mariniers , dat geaccordeert is , en dat weikelijk ,, aangeworven word , in dienft hield ; zo zoude men het „ Volk dat werkelijk geen dienlt deed op de Schepen, itt „ de Zeelleden in Guarnizoen kunnen leggen , ten einde bij de hand te wezen, om op de eerfte order op de Sche,, pen te kunnen verdeeld worden : hier zoude dan voor eerft dë Landrnagt geen gering gedeelte door gefëcondeert „ worden , 'wijl de Battaijlóns gefchikt om dc Zeefteden „ te bezetten, als dan elders anders in de Frontierplaatzen „ konde gelegen worden: en ten andere, zoude dit Co:ps „ zo veel als een Kwcekfchool zijn, om de Vaderlandfche 33 Jtugd, die lult hadde zig in dienft te begeven, behoorlijk „ en als van selfs, door een geftadige oefening te onderwij„ zen; en door middel van een geregelde decipline, zoude 3, men het Zeevolk in'alle rakken, betrekkelijk hetZeeroafl„ fchap kunnen bekwaam maken, zo dat het zelfs een luft „ zou worden, en men 'er eer in zou ftellen het Vaderland „ te dienen, vooral daar onze Natie meer tot de Zee- dan 3, tor de Landdienft genegen is. Ook zou hier uit nog dit „ voordeel emftaan , dat boven en behalven het vooideel „ van gedresfeert Volk te hebben, de Vaderlandfche Jeugd 3, zig williger in dienft zou begeven ; daar zij nu dienft 3, nemende , na 5c eindigen van 't Oorlog weêr afgedankt 3, worden, en dan dikwerf op het Schip haar Ambagt heb„ ben vergeten, zo dat y.e, aan de wal komende, zichfobet j, moeten generen; dit groot Incovenient fchrikt veele jon„ gelingen tot varen af, die ^ zo ze verzekert waren van 3, een vaft ftuk brood te zullen hebben , zig makkelijker 3j zoude laten bepraten; dan nu, hier van daan ook. dat p verre weg de .«eefle zich niet ter liefde vaa hun VaderH a „ f&Éf  (96 ) i, land ter Zee begeven, maar om dat ze hiet aan de wal j, niet willen deugen , en dus wel genoodzaakt zijn dienft te nemen; dit Volkje, met nog zo veel andere Vreemde„ lingen, di Kers vers uit Duitsland komende, misfchien nooit een Schip hebben gezien. Ik geef in confideratie of „ dir Equipage is om in tijd van nood te emp'oijeren ? dit „ ko-ifie men alies voorkomen, door een tamelijk fierk vaft „ blijvend Corps , waar bij nog dit voordeel moeft geannexeerd wezen, dat verdienfte in plaats van gunft of geboorte ijmand moeft benificeren, zo wel in Vrede als in Oorlogs tijd; door zig in Vrede bekwaam te maken, en „ in den Strijd uittemunten ; dan was 'er meer hoop op „ avancement voor brave Luiden , als 'er tot nog toe geweeft is. Geloofwaardige Luiden en echte berigten ver„ zekeren mij, dat zedert het jaar 1756 tot op* dezen tijd „ toe, meer dan 440 zo Officieren als Adelborften alleen, „ om die oorxaak s'Lands dienft verlaten hebben. En daar ,, het verlies van een kundig Officier geen gering beletzei „ aan de Marine (vooral in Oorlogs tijd} te weege brengd, behoorde naen mijns bedunkens eer middelen aan te wen„ den , om dezelve naauwer aan zich te verbinden , dan door ze rort aan te doen, van zich te verwijderen. Dé nieuwe Exercitie , welke men thans op eenige Schepen heeft ingevoerd , zonde'bij een vaft Corps meer nut doen als thans; de Capiteinen zoude meer vlijt beroonen tot het laten manouvreren, en bet Volk over welke zij „ het Commando hadden, zoude zij confidereren, dat hoe „ kundiger zij het maakten , hoe meerder ftaat (zo hec f, tot een treffen kwam) zij op de Equipagie zoude kun„ en maken , en dus zoude zij door het zelve eerder if hun fortuin kunnen pousferen , dan dat ze dom Volk hidden. Dus zou het notoir hun belang medebrengen, „ alles in het wi rk te ftellen , en ijverig s'Lands zaak te f, behauigen ; hier in zoude ze eikanderen de loef willen „ afftekeB (wel verflaande als de verdienften met beloning „ ge-  ( 97 ) ^ „ gepaard wierd , gelijk onlangs naar den Slag van Dog. „ gerbank,) want anders, mijn Heeren ! als een kundig j, Zeeman ziet, dar hoe zeer hij zoekt uittemunten, men „ geen het minfte reguard op zijn Perzoon Qaat , en hij u (om zo te fpreken) den ouden knegt blijft , of ac « hij zien moer, dat adelijke en andere gunftelingen, mie der verdienftelijk dan hij , boven hem in rang worden verheven ; daar dit nu natuurlijk hart vald , zal hij van », zijnen kant minder voor s'Lands dienft vigileren , zijn „ moed zal verfhauwen en zich allengs als een loontrek» i, kend en geen verdienftelijk dienaar gedragen. N.mmer „ zoude de von'ge Eeuw van zo veel Helden gewagen, „ zo de beloningen bij de verdienden gevoegd , hun niet „ aangefpoort hadden, zich onfterfelijk te maken: Bij voor„ beeld , de Goude Kop, den vereeuwigde de Ruiter „ gefchonken, na het berugte Exploit op' Chattam, moeft, „ natuurlijk andere moed inboezemen , om zijn voorbeeld „ na te volgen ; de naarijver in een Krijgsman , js her, „ middel om hem tot de haglijkfte en de grootfte onder- „ nemingen te bekwamen. Men verhaald van een ze-. „ ker Officier , dat toen hij zag dat van Brakel zo „ ruftig den Keten opftreefden , bitterlijk begon te fchreijen! en hem daar van de rede gevraagd zijnde, ten anr„ woord gaf: Ik fchrei , om dat ik reeds 23 Jaaren oud geworden zijnde , nog niets heb konnen verrigten , dar. „ mijnen naam ontfterfelijk zal maken. Voorts op van » Brakel wijzende, zeide hij, één Uur die man te zijn „ zou mij het leven waardig maken , maar nu ftrekt hec „ mij tot laft, vervolgens zijn Slag waarnemende, fprong „ ijlings over boord en verd-onk, eer men tijd had hem te „ redden : deze Hiftorie , voor wiens egtheid ik durf in„ ftaan , breng ik alleen bij, ten bewijze, dat grootfche ?, daden een onuirwisbaren invloed op edele Zielen heb- s) ben ; verfchnon dezen uirftap. Niet alleen dat dit !S betrekkelijk de verdienfte plaats vind bij Qpper- er. OnH 3 „ der.  O* ) n der-Officieren , maar ook bij de Cetrjuenen: en zo nsem „ eens vooral had vaft gefield zo ianig Zee-corps in dienft te honden , zou elk Soldaat en Matroos zig zelve be„ vlijtigen, om zo bekwaam te worden ais immer moog« lijk was , wijl daar van dan alleen zijn fortuin afhongt, „ En het fpreekwoord zegt, eenfletf Sokhnt dis niet denkt j, Generaal te worden. Bij de Koning van Prutsten i, gebeurt het niet zelden , dat een ; cw zen Soldaat of b Dragonder een der eerfte rangen in het Leger bekleed} „ de Groore Fr ede rik zou misfehien nooit de fch'ik i, van Europa geworden z'jn , zo hij de verdienfte niet i, boven de geboorte geichat had , fchoon in het midden ff van Duitsland heeft hij in zijn gantfehe Legermagt zo „ veel Duitfche Graven of ['arfins niet als onze Republiek ih haar Vliegend Legenje , bij her 2ijne te rekene be* it vat. En de fchtandtre Josk?hus fcheind dit dok i, begrepen te hebben , wijl die adeitjke Jonkertjes zonde? verdienfte tot Vaandrigs maakt , en Soldaten in Capi„ tainen hetvormt. Niet dat ik wil Hellen, dat den Adel „ geen verdienfte zou bezitten, dit zij verre; maar ik laak j, alleenlijk het misbruik dat men cm den Adel maakr, „ daar deze niet dan een Chimère is , zo ze r,iet doot „ deugden veredelt word. Iers dat onbegrijpelijk voor- „ komt , en daar wezentlijk zo veele Vaderlanders door i, afgefchrikt worden, is de flegte Moiuikoft die degemeene „ Man tot voedzel op de Schepen kr'jgr. "ï Is wondef zeg ik, dat s'Lands Sou-vetalnen nog dulde konnen, da* t, 'er door de fchravelzugt van zonmige Capir: zo veel », fchoone Manfchap in de Hospitalen gefleept worden; zij die door den Souverain rijkelijk koftgeld trekken, om het Volle „ behoorlijk te verzorgen, laten het zelve van gebrek ver- gaan; ftinkend en verrot Vleesch en Spek, voor een ge„ rirge prijs van dé thuiskomende Oofiindiesvaarders gé}1 kogt, moeten niet zelden de hongerige Magen" der Ma- troozen vullen;; hier van d??.n na de' menigvuldige Zié» jj ken.,  (99 ) „ ken, die telkens op de lijft der Doctors ftaan. Zou een Capitein mijn Heeren ! die per Man 7 Sm daags trekt, „ zonder de Opper- of Onder-Üfficier.5 te rekenen, zou die „ daar, zeg ik. een Matroos geen goede koft voor konnen „ opfchaffon? Men ftelle eens met andere, dat een Schip „ van 60 (lukken Kanon opheeft 348 Man, die 7 St: daags „ koftgeld verteren , zo maakt dit s'Jaars de Somme van „ ƒ 50187 : 10 : - hier van kan men veilig zeggen , dac „ een Capirain zo als eenen Andries de Brttijn, meer dan „ de helft van profiteerd ; geen wonder de! hal ven , dat „ een Capitain die zo handelt, als hij flegts vier a vijf reis„ jes gedaan heeft, in het Vaderland kan gaan uitruften, „ om dus op zijn gemak s'Volks zweet- en bloedgeld te „ verteren Dit konde den Souverain zeer gemakkelijk s, voorkomen, als elke Admiral: Coll: .op zig nam, om de 3, Schepen onder haar resfort behoorende, zeift te Piovian,, deren, en de Capit: na rang een convenabel Douceur voor „ het opzigt daar overtoeleide, zo zou dit Douceur, gevoegd bij haar vaft Traüemenr, baar in ftaat (lellen, om als een, ,, fatzoenlijk Man te kunnen leven; dat zij onmogelijk van, „ 45 Guldens s'Maands kunnen doen, da: dik wils de rede is, ., dat een ander onbemiddelt braaf Capit: zich winden moet verfchaffen, enkel om zijn daat te houden. —■ Dit zou in 3, de eerde plaats zo veel Ziektens op de Schepen niet ver„ oorzaken , het Volk beter en met goed voedzel gevoed „ wordende, zoude minder aan-Zeekwalen onderhevig zijn „ dan nu ; wijl 't Hgt te begrijpen is, dat gedeboucheetde „ Lichamen (zo als 'er al veel op de Schepen zijn) nooit Zea „ gezien hebbende, en daar komende, al aandondsziek wos, den; en in plaats van goed voedzel tot verderking te krij„ gen, met de gemeene man moeten meê fchaffen; dus ver- waarlood, en door den Doclor aan tweede en derde Meeftcr „ toevertrouwd, dat veel al maar Jongens zijn; gebeurt het, „ niet zeide, dat zo een Perzoon in de Eeuwigheid, alleen as door verzuim oveiftapt. — Dus zou ik oordeelen, mijn: H 4 Het«  C ioo ) Heeren! dat dit poinct van zo veel belang is, dat het d^q aandagt van den Sonvernin wel dubbeld verdiende. . Meenig braaf Capit: zo ik geloof, zal met mij wenfchen, 3, dat den Soverain daar omtrent eens voorzieninge deede, 33 om ontheft te zijn van een lafler, diehijonfcbuldigdraagd, 33 Ten andere, zoude den Staat een importante Somrne s'Jaars 33 daar door konnen profiteren, nog meer als de overbodige wiu33 ften der Opper-fchrijvers, tot voordeel van s'Lands Kas wa; 33 gekortwiekt wierden; deze gelden konden dan befteedwor33 den, en gevoegd bij de Petities tot onderhoud van een vafl; „ blijvend Zeecorps. Maar, mijn Heeren! men zal zeggen, s, een zodanig Corps zal een nombreule Som Jaarlijks belopen, 33 dog niet zo groot als men zich wel vooifteld, men behoefde. ,3 niet patatel te ftaan mer Vrankrijk of Engel: vooral met he: 3, laatfle Rijk niet, dat in Vredens tijd 16000 Man indienft „ houd, waar van de koften belopen circa Jaar voor Jaar „ ici Mill: Guld:; thans hebben de Engelfche werkelijk in dienft 84709 Matroozen en 25291 Mariniers, dat Jaarlijks „ bedraagt 63 Mill: Holl: Guld: - Geenzinds moet deRepu„ bliek zig als gelijk met Engel: confidereren, welkersMarine „ gansch Europa betaald; en dat uit dien hoofde zo verre in ,3 fchulden ligt verzonken, dat een zijner Staatsdienaars in 't ,j Parlement aanmerkt, dat dezen Oorlog de Natie reeds 80 3, Mill: Pond: Sterl: had gekoft, waar van den Intreft alleen „ op 33 Mill: Gulds: beliep; dit in evenwigt te willen bren„ gen , zou dwaasheid zijn. Indien wij maar in Vredens. „ tijd een altoos gecompletteerd vaft blijvend Zeecorps in „ dienft hield van 7 a 8000 Man, zo Matroozen als Soldaten, zoude wij daar mede ten minften 26 a 27 Oorlogs,, batters op de eerfte noodzaak kunnen equiperen. Kundige „ Lieden rekenen dat dit Jaarlijks maar 6 a 7 Mill: zoude koften; daar men over 334 Jaaren tot eene naauwelijks „ geloofbare Zeemagt 3 Mill: van nooden had. — Door a, een vaft blijvend Corps in dienft te hebben, zou men zich zq v veel niet aan de defertie van het Zeevolk exponeren i zo 4  ( 101 ) „ bij voorbeeld, die Mariniers die men op de Schepen niet ,, konde emploijeren, een vaft Guatnizoen wierde aangewe,, zen, als Texel, Helvoet, Vlisfingen. &c. Want als een „ Matroos nu dienft neemt, moet hij dikwerf 7 a 8 weken „ ja foms langer aan de wal verkeeren, eer hij zich aan boord „ begeeft; zo een zodanig Perzoon zich oogenblikkelijk na „ zijn dienflneming in een Guarnizoenplaats kon begeven, „ en daar onder een geregelde order wierd gedeciplineert^ ,, zou hij als dan geen gelegendheid hebben, met het opge„ nomene geld te diferteren of zich door de Sreden dwa- „ lende, te deboucheren. Aan den anderen kant, zou „ een goed deel zo Infanterij als Kavallerij, die nu in de Zee» fteden als opgepropt leggen , (ten minften in zommige) „ konnen gebruikt worden om de Frontierfteden te bezetten, „ als bij voorbeeld Maajlricht, s'Hertogenbosch, Nimtne» gen , Bergen op Zoom , Sluis en Vlaanderen , Breda, „ Geertruidenberg en andere , waar van zommige hij naar geenige defenfie hebben, veroorzaakt door de ongelijke verdeeling der Landmagt yan dezen Staat. Wij hebben wel is waar voor geen Land-Oorlog te dugten; maar wij moe. ten egter zorge dragen, dat geen Koning yan Pruisfen ons de moeite ontneme van zelfs de Poorten te openen. De ,, Staatkunde, zal ze billijk zijn, moet het geluk det Burgers beoogen; — maar Machiavel dagt anders. — Immers „ her zou geen emenze Som bedragen, als men tot dit voor,, gefielde Plan overgong: en om hier een gedeelte der Penn» „ toe te vinden, was niet eenszomoeijelijk, wijldeColhter „ Admiral: één Bootsgezel voor minder dan 7 St: daags otdent„ lijk zoude konnen fpijzigen. Ten andere, konde zij de ,, Heeren Schrijvers verpligten (door hen een ordentlijk Sa33 laris toe te leggen) om al de winflen, yan het opgenomene geld aan s'Lands Kas te verrekenen. Deze en meer andere Oeconomifche uitfpaaringe van gelden , die na als t> onnuttig verfpild worden (en waar in egter den Burge? w zijn aandeel betaald) konde men dan emploijeren me$ H 5 fuple-  C ) „ fuplèring van de nog mankerende gelden tot het meergerm „ Corps. Welke importante Sommen worden 'er niet „ hefteed tot het in ftand brengen varr de Veld Artellerij? een rijdige voorzorg iï goed, maar men moeft her grootfte ^ gevaar eerft rragren voor te komen. - Den Burger draagt „ zijn laden gewillig, als ze flegts bedeed worden tot be* fc'herming van zijn Vrijheid; maar daar deze vertrapt en „ verkragt word, ze dan te moeten zien gebruiken rot za„ ken die nog uirftel konde leiden , vald hem zeker hart. „ Schoon 'er van 't Jaar 1767 af rot 1779 toe 15,137,378 „ Gulds: verftrekt zijn tot de Marine, die dan telker.s, als „ waar het Bedelaiij, van de Bondgenoten bij Paijen zijn „ vezogt gewotden; zo wilde men egter niet concltaderen „ op de cordate Prop^firie door de Provincie Holland, in „ 't Jaar 1773 gedaan, tot vaftftclling van een Capitaal, fy tót onderhoud voor de Marine , ter Somme van maar „ 700,000 Gulds: Jaarlijks. — Zo deri Souverain eens goed vond dit Plan te entameren, welk eene hervorming zon 9, onze Zeemagt als dan ondergaan ? In plaats , gelijk ik reeds heb aangetoond, van jfah en zijn Maat aan boord te hebben; zouden 'er brave Vaderlanders dienft nemen, die williger in tijd van nood hun bloed voor 't Vaderland zoude ftorten als Buirelanders, Maar zal men vrage , „ wat voordeel zullen de Land Provincies van een Marine ,, trekken ? Ik antwoorde geenige , als dat zij door den „ Koophandel te befchermen, ook haar geluk verzekeren; „ de Koophandel immers heeft eenen wisfen invloet op elke „ Provincie, zo wel afzonderlijk als in 't generaal. Fabrie„ ken, Trafieken, ja alles word door hem een nieuw leven v gegeven , als die kwijnt, kwijnt alles. Eindelijk zal ik „ van die Plan afftappen, met de wootden van een zeker „ Staatsman, dat een vaft blijvend Zeelichaam het eenigfte „ middel is, om de baatzugtige oogen der nabuurige Vol: „ keren aan 't blijvend waar belang onzer Republiek tg „ gewennen, Men kan over dit Artikel nader Leezen, » Vier  C *°3 ) ft ï Ier Brieven ge/chreven tilt Texel, aan een der Neder,-, l.mdfche Edelen : een Werkje, wel waardig om thans „ geleezen te worden. Dit is een ftokregel, die magl „ heeft kan gestüg oeffenen; hadden wij die, misfchien zotl geen Ambasfadeur het hart hebben , om wetten iri ,-, een Vtije Repobliek te willen fteilen; wij zoude dan nief „ dhldert, dat vreemde Mogendheden ons bedrijgingen de-* „ den , of dat hunne Ambasfadeuts , op wierts aanrading het dan ook was, buiten haar laft gingen, dat reeds meef „ dan eens gebeurt is. Ik herhale nog eens , dat eefl „ vaft Zeecorps het eenige middel is, om deze Republiek „ wtêr als eertijds geëerd, beroemd en gevreesd te maken}' „ onze Vrijheid zou dan niet als nu, naar 't hart geflokert „ worden ; en den berugten Vorft ! onzen teêrgeliefderï' „ Stadhouder, zoude zich dan zo veel moeite niet behöe-' „ ven te geeven , om met een Ijzren arm s'Lands ver* „ valle Zeemagr van over 8c Jaaren, uit haar diep verval „ te rukken; — en in gevalle hem weder over dé vervallen*" „ Zeemagt rekenfchap van zijne gehoude directie mogt ge-' „ eischt worden, zoude wij dan onze ooren niet behoeven 3, te floppen voor een 80 Jaarige deun , die verfchrikkelijk „ oud is, en afgrijslijk fluit, voor een Nederlander van „ fraaak. Maar, mijn Heeren! hij hoord graag zingen op 't afloopen van Schepen; - 't aanwerven van Volk; — s, 't Rekening vorderen van bediendens; — 't verbrijsfelen „ van de Militaire Jurisdictie; - 't ftraffen van groote en „ kleine Verraders; - 't mislukken van aanftaande Bloed- baden; — 't verkiezen van eige Regenten ; — de cordate befluiten van zommige Provincies en Steden ; — 't pro„ tefteren van integrerende Leden; - de Mannelijke Ad- viezen van brave Ridderen; — en op nog zo veel fraaije „ onderwerpen meer &c. &c. &c. - Maar komt men hem ,, wijs maken, dat de Prins dag aan dag met zijne verligt© 3, vertrouwde bezig is , om middelen te beramen tot be*. 32 tere activiteit van s'Lands V\oqx , begint hij hart op te s» lag-  C 104 ) • lar5e,a! C" h°Ud °P met te ze8*en> dat mÜ» Ran het gefch.kfte is om de Koopvaart te befchermen; - dar de M Uorlogfchepen ingerigt zijn tot protectie der Commer„ me ; - dat onder bedekking dier Schepen , veilig een „ Koopvloot naar de Haven haarer dertinatie moer voort- M ftevenen. En eindelijk wentcht hij , dat de Vrede „ op een eerlijke voet mag gefloten worden ; - dat de „ Republiek geen Vrije mag genoemd worden , al<= haare „ Inwoonders nog de kluiflers fleuren; - maar dat hunnen onderdrukker van den Zetel der dwinglandij moge ge„ bonft worden, - en de Vrijheid weêr als eertijds haaren „ Speer aan de Paliruuren tot haare verdediging veilig zal „ kunnen toerijken ; - dan zegt hij , zullen de Wimpels „ weêr van de Stengen heinde en veer gieren ; - en de „ Koophandel, die Goudmijn voor dit Geweft, zal einde„ lijk uit de klaauw-n van Rovers gerukt, weêr on-flooten „ worden. Zie daar mijn Heeren! eenige Reflecties „ keurt Uw Ed: ze waardig een plaats in uw Nommer té „ beflaan', zo zu!r Uw Ed: verpligten , die de Eer heeft „ zig met agting te rekenen. MIJN HEEREN! Hordt: a8 Xbr Uw Eds: fieeds ^. l7%*' Leezer QORTENAAR,  C 105 ) OP HET ZIEN Van de uitmuntende TEEKENING^ Verbeeldende dt Zegenrijke Krijgsverrigtinc op de Rivieren van LONDEN en ROCHESTER, den ai, 22 en 23 van Zomermaand des Jaars i66j. Vervaardigt door den Beroemden DIRK LANGENDIJK; en zullende eerlang in 't Koper gebragt worden door den bekwamen Graveur M: S AILLIETH, ^V^anneer het fchuim van Engeland, Door «en Verraêr geleid, in 't Vlie was opgedonderd: De Schepen op de Ree moedwillig had verbrand, Èn Vrouw en Maagd verkragt, eri have en goed geplondert; Zwoer Bato's krooft, dat het dien hoon Met kragt van wapenen op 'r hevigfte zou yrreeken,- En, dit gevloekt verraad ten loon, Jn 't hart van Albion der Britten kop zou breekea. Maar  Maar 't bleef hier bij geen dreiging; neen! Aan t Vaderland getrouw, en op den Brit gebetenGloeide eik van toorn en fpijt. 't raakte alles op de beer En elk (wat grootfche fismxO wou heid der Vrijheid heten De Wit, die Ruwaard, wiens beleid En moed, zo dikwerf bleek in veege Krijgsgevaaren, Heeft toen door Ruiters dapperheid Een glondaad verricht waar op Euroop bleef Itaaren. s'Lands oppef krijgsbevel hieidr in, Dat eenig deel der Vloot tot in de Theems moeft Ioopen* Tot fnuiking van den Brit; en tot haar krijgsgewin Geen' Vijand moeft ontzien, maar al zijn fterkten floopen . Die maar had hij maar pas verftaan, Of het tot zijn befchut verfcheiden kielen zinken- ' -Op dat" de. Vloot "te grond.zou gaan, En Bato's Watérhefr te jammerlijk verdrinken. Doch deze lift viel kwalijk uir. Voorzigtigheid trad voor en redde duizend Zielen. De wraakzugt cischre bloed voor een geftolen buit; Zij fenroomden in geen neft van fnoode pïonderfieien. De Viopt vervolgt- haar glorifpoor, Tot daar de Brit vol vrees, dar kenmerk van Tijrannen, rs at J ZIJ'n' trotrchcn moed verloor, Op Nereus waterbaan een keten had doen fpannen^ Dit fchrikte geeh Bataven af. Va.n Brakel bood zich aan den kluifter op te frre-venHy was het die de Vloot hier de overwinning gaf, " Die voor een flegt Fregat de Britfche Vloot zag- becven.' , Te midden van het fjstfjkfr. vuur Vloog hij de Britten aan, en deed zijn fabel gelden; v ij yrgt en in dat doodlijk uur voelde finfjejajid de wraak van langgeterjtfe jieldeu. .. Vak-  C i°7 ) Van F.rakel deed niet eer een feheot Voor hij de Jonathan kloekmoedig' aan kwam valle.tr. Hij overwon dit Schip zeifs in de Britfche Vloer; En door die fiere daad ontzonk de moed aan allen. De Rcijal Charles, wijd berugt, Wcrdt als een Zegepraal door onze magt verwonnen $ Terwijl alom om beurt de lugt Weêrgalmde van 't gejuich en 't baidren der Kanonnen; ■ )/m De Ruiter voer met Ruwaard Wit In 't bloedige gevcgt, fchoon zo veel donders kraakten, Door wanhoop voortgepcrft van den verfaagdcn Brit; Doch vuur noch blikfernfcLigt was'tdie hen bJoodaarts maakten. Hier fprak beleid, daar edele moed. 't Was : Mannen! wreekt s'Lands eer op deze dwinglanden! Ik zelf (.«) ga voor; op ftaande voet Voer ik de vuurftof aan om Londen (ij te verbranden. Den Britten angfr. fteeg nu ten top, En doiTt de Godheid, maar vergeefsch-, om bijftandfmeeken. Schoon dat hun jammerkreet klom tot de fiarren op, Nog wou rechtvaerdigheid zich door Bataven wreeken ! 't Was C^ezar, 't was De mos the nes In Ruiter en de Wit, die do Eeuwen zullen roemen; Ja deze tweede Sokrates, Hoe zeer de nijd hem vloek', wil ik een heilig noemen. Daar Witten naam nu heilig is, Zoo droeg men dit Tafreel met recht op aan de Witten.De faam blaaft heinde en veer nog deez' gebeurtenis, Tot eer voor Bato's krooft, rot fchande voor de Britten. De dappre Brakel, Gend en Vlug Deèn wonderen in den ftrijd. voor 't oog van Engelands Koning Dreef men de Britfche Vloot terug, Verbrandde Schip en Werf, barbaaren ter belooning. Schoon 00 Ds Rujteï,, f>) Eeu Schip nis de Britfche Vloo;,  C 108 ) Schoon op den duur de vuige nijd Dit luifterrijk gevegt getragt heeft te bedoeken, Staat nogtans deze wraak den Brit, zijn' Vrind ren fpijt, Gegriffeld en bekroond in s'Lands hiftorieboeken. Ach! wreed gcteifterd Vaderland! Waar zinkt uw Glorizon! kunt ge u geen recht verfchafTen? ■ Ei wil nog eens door Chattams brand, Het Engels helgebroed met vrijheids donders firaffen. Mijn Dichtnirhf zwijgt riu 't leven fpreekt, Door Langend ijk geteelt tot eer der Baravieren. De wangunft kome en zie wat dat 'er aan ontbreekt; Of niet in 't kleenfte deel de grootfte geeften zwieren; ■ Ga voort, roemwaerde Appelles Zoon! Vereeuwig Neêrlands roem: zoo zal uw naam nooit derven. Herfchept het leven uit de doön; Dan zult ge uit s'vrijheids hand een Lauwerkroon verwerven. HOLLANDUS Junior. Wij bedanken onze geëerde Correspondenten voor het ons toegézondenè, verzoeke verder met hunne Correspondentie verëerd te moge blijven. Te Dordrecht, Gedrukt bij ADRIAAN WALPOT en ZOON, Boek- eii Kunsthandelaars over 't Stadhuis, 1783.