D E DRAGONDER T E DIEDENHOVEN.  D E DRAGONDER T E DIEDENHOVEN, T O ONEELSPEL. NAAR HET FRANSCHE GEVOLGD door BAKTIIOLOMEUS HULOFFS. Te A MS TE R D A M, by J. HELDERS en A. MARS, in de Nes.. J790.  Men kan braave daaden nimmer te veel bekend maaken. Het verbaal daar van ftrekt ter vertroosting der goeden, de kwaaden fomwylen tot verbetering aanTpoorende , daar het de deugd hoogstbeminnelyk in de oogea des menschdoms maakt.  BERICHT. Daar ik voor myne vertaaling van het bly/pel, g u e r- r e ouve rte ou ru se contre ruse, dat thans, onder den naam van, tot Middennacht, of list tegen list, te gelyk met dit tooneelfpel, het licht ziet, de redenen opgaf, waarom ik het zo evengenoemde blyfpel en dezen dragonder te diedenhoven in het nederduitsch heb overgebragt, zal ik myne lezers in dit bericht daar niet mede ophouden. Ik zoude hier mi n bericht kunnen eindigen, by aldlen ik niet oordeelde gemen ondienst te doen, hierby te voegen liet geen, betreffende dit tooneelfpel, wcrdt aangetekend, by de fchryveren van, Le journal de Paris, van de maand Jidy 1786; zynde eene korte befchryving van het gebeurde te Diedenhoven, waardoor de heer Dumaniant werdt  BERICHT. wenk aangefpoord, dit tooneelfpel in liet franselt te ftellen, waarin Iry dermaate flaagde, dat liy niets van de daad zelve uit het oog behoefde te verliezen, en de toejuiching van het publiek verwierf. Het volgende wordt door de fchrjveren van, Lejournal de Paris aangehaald. Een dragonder, Bonnesfere genoemd, in dienst van „ het regiment de segur, te diedenhoven guarnifoen „ houdende, hadt zich eenigen tyd met de vrindfehappe„ lykjle achting, aan eenen bejaarden ridder van St. Louis, ,, die, zeer zwak zynde en byna van 't gezicht ben roofd, daar afgezonderd leefde, verbond.n. ,, Deze ridder wierd daarenboven nog mededogenloos „ vervolgd door eene echtgenoote, die van hem gefcheiden 7, zynde, niet naliet alles op de ftrengjle wyze in het „ werk te ftellen , om hem te verplichten ter betaaling „ eener aanmerkelyke femme, van een penfioen van twaalf„ honderd livres, dat Iry nog niet ontfange?i had en de „ eenigjle bezitting des grysaards was. Haare baatzuck ging dermaate verre, dat zy noch zynen ouder' dom, noch zyne zwakheden in aanmerking neemende, „ hem op de barbaarjie tvyze gerechelyk liet vervolgen , ^ e;i by nalaating van de fomme, die zy begeerde, hem n ii de gevangenis zoude hebben doen brengen. De dragonder, deze wreede vervolging niet langer kunnende dulden, vroeg den deurwaarder met zyne „ gerecltsdienaaren, die op het punt ftonden den grys„ aard mede te voeren, een weinig uitflel; fpoedde in  BERICHT. „ alleryl zich naar zyri' kapitein, en vernieuwt zyne ,, dienst nog voor den tyd van acht jaaren; voldoet den „ eisch vnn de justitie, met het geld waarvoor hy zich verbonden hadt, en koopt dus, ten kosten van zyne „ eigene vylieid, die des grysaards. „ De graaf de segür, kolonel van dat regiment, „ bericht van 's dragonders edelmoedige daad bekomen „ hebbende, beveelt oogenblikkelyk dat men hem tot onder„ officier ver heffe, beloovende daar benevens dat, by aL „ dien hy na zyne achtaarige verbindtenis bepeert ont„ Jlagen te zyn, hem dit zou worden toegefiaan, zelfs „ zonder eenige onkosten daar toe te betaalen. „ De dragonder de grootheid zyner denkwyze doende ,, zien, weigerde een' geruimen tyd de aanbieding des „ kolonels, eer hy bejloot de zelve aan te neemen, ver„ klaarende dat Iiy de vergelding in zyne handdwyze „ zelve vond, en dat ecne weldaad, die men aan ieder ,, bekend maakte, haare waarde verloor." Daar de harten der nederlanderen niet weinig vatbaar zyn voor waare vrindfchap en edelmoedige bedryven, twyffel ik niet, of de uitmuntende daad des dragonders v:in diedenhoven, zal by hen met geen geringer achting onthaald worden dan in frankryk. f~J s */J-' Jij' D E  VERTOONERS. de kolonel, graaf de Segur. de ridder de St. louis. dusincère, dragonder. een procureurs klerk. een deurwaarder. Eenige gerecksdienaaren, zwygende. Eet fpel fpeelt te diedenhoven, eene ftad in het hertogdom luxemburg. Het tooneel verheelt een voorhuis van een kommenfaalm huis. Men ziet verfcbeiden kamerdeuren.  D E DRAGONDER t e DIEDENHOVEN, TOONEELSPEL. EERSTE T O O N E E L. de ridder, alleen. Hy komt, ter zyde door een deur, op hei tooneel. Dufincère is nog niet te rug ! Zekerlyk wederhoudeu hem ecnige krygszaaken. Ik ondertusfchen, buiten zyn gezelfchap zynde, draag myne tegenfpoeden met meer moeite. Wanneer de braave jongman by my is, my zyne oplettendheden en tedere zorgvuldigheden bewyst, leer ik dezelven vergeeten. Verhaten van de geheele waereld, heb ik niemant buiten hem, die my eenigen troost zou verleenen... ó Streelende vrindfehap , ftort genadig uwen balfem over de wonden van myn harte, en, A wan»  3 De DRAGONDER te DIEDENHOVEN, wanneer ik niet meer zal lecven, wanneer, ten eenigen dage, myn jeugdige vrind even gelyk ik onder het juk van den ouderdom zich zal moeten krommen, en door zwakheden zal overvallen worden , 6 geef' dan, dat hy ook op zyne beurt, even als ik nu, eenen anderen Dulincère, die medelyden met zyne zwakheden weet te hebben en die te verligten, ontmoete! TWEEDE T O O N E E L. DE RIDDER, DE K! ERK EENS PROCtf. REURS. DE KLERK. Mynheer, ik ben hier gekomen, om te hooren, of gy dezen wis fel, die uit eene overeenkomst tusfchen u en uwe vrouw voortvloeit, zoudt willen voidoen. DE RIDE ER. Myne vrouw! zy is een zeer flecht voorwerp... geef haar, mynheer, in 't vervolg, geen tytel, dien zy heelt verontwaardigd. Dh KLERK. Gaarne zoude ik weeten, mynheer, of het inkomen, waarop gy Maat maakte, reeds door u is ontfangen? DE RIDDER. Neen, mynheer... ik zal niet dan binnen deze loo-  TOONEE-LSPEL. 3 loopende maand betaald worden, en, betaald zynde, zal ik den wisfcl voldoen. DE KLERK. Men heeft my belast, u te zeggen, dat men u geen uitftel ter waereld kan geeven. DE RIDDER. De vrouw» die het geld vordert, weet Zeer wel myne inkomften. Hoe fnood zy ook zyn moge, zy zal toch myne eerlykheid in geen twyfFel trekken en even zo weinig myne nauwgezetheid, om alle myne verbindtenisfen te vervullen. Zy moet niet twyffelen > of ik ook die omtrent haar zal voldoen. Zo dra myn geld zal zyn ingekomen , zal 't eerst gebruik dat ik daarvan zal maaken, zyn om deze fchuld te betaalen. Hoe onrechtvaardig dezelve ook zy , is zy my heilig, om myn gegceven woord geftand te doen. DE KLERK. Ik bid u , heer ridder, eenige toegeevendheid voor de harde verplichting, waarin ik my, uit hoofde myner bediening, bevind, te gebruiken!...' maar ik heb uitdrukkelyk bevel, u aan te zeggen, dat, indien gy dezen morgen weigert te betaalen , men zodanig vonnis, als tegen u is verkreegen, zal uitvoeren. DE RIDDER. Zy zou durven ?... A 2 ss  * De DRAGONDER te DIEDENHOVEN, de klerk. Ik zal u meer zeggen... ik heb, door myne fterke aandringingen, het zo verre weeten te brengen, dat men het uitwerkzel haarer vervolging tot op dit uur heeft uitgefteid. de ridder. Zeg liever, het uitwerkzel van haaren haat. de klerk. Doe eenige pooging, om... de ridder. Welaan , mynheer... dat zy doe wat ze wil, en die onwaardige behandelingen, met welken ze my onophoudelyk.van den ongelukkigen dag af aan,dat wy huwden, tot nu toe, overdrongen heeft, tot den hoogftcn top, waar toe dezelven kunnen gebragt worden, te werk ftelle. Ik heb dit noodlot verdiend , omdat ik verzuimd heb , alvoorens haar te huwen , haar te kennen en in haare trouwlooze vleierijen haaren aart te ontdekken. Men zal dan een grysaard , overdekt met wonden, die zyne hooge jaaren en verkreegen oorlogsroem, tot nu toe , vergeefsch hebben doen eerbiedigen , door eene onverzoenbaare vrouw , in 't verblyf der misdaad zien fleepen. Laat zy het hart en haare fnoodheïd ophaalen; maar lieden van eer, en die zy om den tuin weet te lelden , zullen my, buiten allen twyffel , ten eenigen dage , beklaagen. Derzelver verachting zal op haar fchuldig hoofd vallen. Zy zal verfoeid en verhaten wor-  TOONEELSPEL. s worden, en, zo 't gebeure , dat zy den haat der menfchen al eens ontduike, zal zy de wraake des hemels, die wel met langzaamen tred, maar toch gewis komt, niet ontvlieden. Die hemel gedoogt niet, dat het altyd den fnooden zou welgaan. DE KLERK. Heer ridder! gy doorwondt my het harte... ik kan door myn eigen gezag niets doen; maar ik zal uwe vrouw andermaal gaan fpreeken; en veelligt ben ik gelukkig genoeg', haar van befluit te doen veranderen, en het uitltel ter betaaling, dat gy vordert , te verkrygen. DERDE T O O N E E L. de ridder, alken. Wrecde vrouw '. vaar vry voort my te vervolgen... maar zeg, zeg toch, aan welke misdaad heb ik my , omtrent u, fchuldig gemaakt ? Daar is een tyd geweest, dat ik u, als vader en als vrind , tcderlyk lief had. Ik zag alle de ongelegenheden, waarin gy u bevondt, en heb u uit dezeLven gered, gelyk toen myn plicht was... ondertusfchen hebben myne veel te tedere klagten, verre van uw hart weder tot my te brengen, het zelve te meer verbitterd. Na my ongelukkig gemaakt te hebben, hebt gy kunnen goedvinden, my te verlaatcn. Gy hebt verre weg het grootfte gedeelte A 3 van  f, De DRAGONDER te DIEDENHOVEN, van de inkomften mynes arbeids gevorderd; ik heb u niets geweigerd, en nog zyt gy niet te vreden !... Wat ontbreekt u dan nu nog, ontmenschte?... Wilt gy myn leven ?.. Neem het. Ik voor my zal hetzelve zonder kwelling verliezen. Terwyl gy bezig waart, myn hart uit de verbeelding, dat ik van u bemind was, terukken, hebt gy hetzelve geheel ledig gelaaten, en my alleen langs den rand van myn graf doen omzwerven. Dit graf opende zich reeds. Myne rampen fcheenen in hetzelve te zullen ophouden. Een jonge vreemdeling ontmoet my ondertusfchen, en hy droogt myne traanen... 6 Dat men my, eenige oogenbükken, de ftreelingen der vrindfchap laate gewaar worden! geniet ik dit enkel oogenblik van geluk niet ten kosten van zeer veele jaaren kwellings en fmarte? VIERDE T O O N E E L. dusincère, de ridder, dusincère. Hy komt op liet tooneel door eene deur, tegen over dit; •waaruit de ridder te voorfchyn kwam. Goeden dag, heer ridder. de ridder. 6, Zyt gy daar, myn waarde Dufincère? On- mid-  TOONEELSPEL. f middelyk voor uwe komst dacht ik nog om u... zo dat gy dan reeds in huis waart ? DUSINCÈRl'. Ik kom van myn' kolonel af. Hy fprak veel over u, en fcheen eenigzins ontevreden, dat gy, met hem onder hetzelfde dak woonende, nog niet eens by hem geweest zyt. DE R I D D F R. Och, myn vrind, my in eenige luisterryke gezelfchappen te begeeven, komt met myn' ouderdom zo weinig overeen. Iemant van myne jaaren en myn character komt 'er niet te pas. 't Is my thans geheel oneigen, in zulke gezelfchappen eene nosdzaakelyke luchthartigheid en vroiykheid te vertoonen. nUSINCER". Gy kent myn kolonel niet. Hy behoort niet oiv der het getal dier onbezorgden en dwaazen, die in hun guarnilben niet verfchynen, dan om 'er een ydel en weeldrig leven te leiden. Hy is een der braafiïe officieren die ik ken. Zyne heuschheid doet liefde voor den dienst opvatten, en zyn voorbeeld wekt een iegelyk tot eene naauwkeunge waarneeming zyner plichten op. In 't byzunder heeft hy groote achting voor bejaarde krygslieden, en ik ben verzekerd, dat, zo dra hy verneemt wie gy zyt, hy in geene gebreken zal blyven, u hei eerst te bezoeken. A 4 DE  8 De DRAGONDER te DIEDENHOVEN, de ridder. Ik ben, indedaad , geen menfchenhaater, myn vrind. Myne ongelukken deeden my de menfchen fchuuwen, zonder my te noopen om dezelven te haaten: ik zal my aan de beleefdheden van uwen kolonel niet ontrekken, 't Zal my, in tegendeel, een zeer groot genoegen zyn hem te leeren kennen; en die gelegenheid zou ik kunnen waarneemen om iets ten uwen voordeel e by hem te fpreeken, indien het anders uw voorneemen zy, in dienst te blyven. Gy zyt te fchroomvallig en te zedig, om iets van hem, voor u zei ven, te vraagen, en niets kan my beletten iers ten voordeele van myn' vrind te fpreeken. dusincère. Myn goede heer ridder; alle uwe ontwerpen zyn geftadig ten mynen behoeve, en wel dan voornaameiyk, wanneer gy geheel op uw eigen welzyn moest bedacht zyn. AU' waar wy over fpreeken, loopt op myne belangen uit. de ridder. Zeg veel liever, waardige jongeling ! dat gy het zyt, die om niets meer denkt, dan om myne fmarten te verzachten. Ik kan niet ontveinzen , dat ik onder dezelven reeds zou bezweeken zyn , indien ik door u niet onderfteund en vertroost ware geworden. De erkentenis is veel eer een vermaak dan een last voor myn harte. Van vrin-  TOONEELSPEL. 9 vrinden en nabeftaanden beroofd, en geboogen onder den last van ligehamelyke zwakheden, zag ik niets dan den dood re gemoet, gy hebt u aan my vertoond, en toen gevoelde ik, dat vrindlchap kracht had, om my het leven te doen liefhebben. Eene heimeiyke neiging van 't hart, deedt my uwe gulle en eerfte vrindelykheden aanneemen. Uw gelaat boezemde my betrouwen in , en uw oprecht hart beantwoordt ten eenenmaal aan uw beminlyk voorkomen. De vermaaken , die gcmcenlyk op uwen ouderdom nagejaagd worden, hebt gy aan den omgang met eenen zwakken grysaard willen opofferen ; een grysaard die niet in ftaat is , om u deze opoffering aan hem te vergoeden. DUSINCfcRÉ". Och, heer ridder, hoe veel ben ik u voor de goedheid, om my in uw gezelfchap te gedoogen, niet gehouden ! Myn hart wordt alleen door uwe wyze lesfen gevormd : lesfen , die my tevens den rechten aart der militaire plichten ontdekken. Door u heb ik de waare dapperheid leeren kennen. Gy hebt my voor den ftaat, waarin ik my bevind,, achting leeren draagen Gy hebt my op den eenvouwigen tytel van dragonder prys leeren ftellen ; eïndelyk, dat ik een mensen — een foldaat en een burger ben , en eeni.e achting onder myne fpitsbroederen behaald heb, ben ik alleen aan u,eiv den eernaam van uw' vrind, verfchuldigd. A 5 de  10 Pe DRAGONDER te DIEDENHOVEN, de ridder. Braave jongeling! uwe beleefdheden te mywaard zal de hemel u eenmaal belooncn. Buiten twyfTel zult gy gelukkiger worden dan gy nu zyt. Helaas' hoe menigmaalen ziet men behoeftige grysaards in deze waereld van ieder verlaaten ! Men kan hun gelaat niet verdraagen , en walgt van hunnen omgang. Hun ongeluk is eene fchildery, waar van men de oogen afwendt. Zy hebber, hunne vrinden - hunne bekenden, overleefd.... Rondom zich, worden Zv geene andere _ wezens gewaar, dan onverfchilligen , welkers verlmaadmg zy moeten dulden, ja, dikwyls de hardfte verachting. dusincère. Alle menfchen denken evenwel op die wyze niet, heer ridder. My althans zyn harten bekend, die het voor een plicht houden , de grysaards te eerbiedigen dezelven op te zoeken, en derzelver kwaaien uit den weg te ruimen, ran , daarin fteekt geene verdienden. Om zodanig niet te zyn, moet men een geheel fnood hart hebben. De hemel heeft op het aangezicht der grysaards, iets zo achtbaars gedrukt, dat men niet kan nalaaten dezelven te eerbiedigen. Hoe zwakker zy zyn, hoe meer zy onzen byftand vorderen, en hoe meer wy dien aan hun behooren te wyden, de  TOONEELSPEL. u DE RIDDER. Ik gevoel al de kracht en den nadruk uwer vrindfchap. Helaas! gy alleen zyt het, dien ik van alle myne vrinden heb overig gehouden , cn gy ftaat gereed om my welhaast te verhaten. DUSINCÈRE. Nooit zal ik dit doen, heer ridder! nooit. DE RIDDER. Uw tyd zal haast ten einde, en uw ontflag alzo gereed zyn. Gy zult te diedenhoven, niet zeer lang meer zyn. Uw oogmerk is toch niet om u op nieuw te verbinden. DUSINCÈRE. Neen. Myn kolonel heeft, dezen morgen, alles wat hy kon , in het werk gefteld , om my hier toe over te haaien; maar ik heb zulks geweigerd, omdat ik een vader heb , die myne hulpe behoeft, en een meisje aan 't welke ik beloofde , weder te komen. DE RIDDER. 't Is billyk , dat gy den voorrang aan deze beide verleent. DUSINCÈRE. Dat ik deze beide den voorrang verleeue, en myn braave myn achtingswaardige vrind begeeve! dat ik u zou verhaten — u mynheer! aan wien ik - myne beginfelen en alle die gevoelens , die my cenige achting doen verwerven, verfchuldigd ben ?.. u, die  is De DRAGONDER te DIEDENHOVEN, die my tot zodanig eenen als ik ben , hebt gevormd !. • • Hoor, in weinig woorden, myn ontwerp en voornoemen. Zodra myn tyd uit, en myn ontflag gereed is , zal ik oP eenen morgen by u komen , ik zal tegen u zeggen... „ zie nu, heer ridder ! nu ben ik een vry man ; ik ga weder naar myn' vader en naar myne Louife , welke ik teder lief heb. Verlaat, nevens my, deze plaats, niets is flcrk genoeg u hier te houden. Gy hebt nabeftaanden noch vrinden. Uw inkomen kan u, waar gy ook zyt, worden bezorgd. Ga met my, en zoek een nieuw maagfchap, aan 't welk gy zeer dierbaar zyn zult, en gy zult in de plaats van een enkel hart datu bemint,drie harten, die zich onderling met uw welzyn alleenlyk zullen bezig houden, ontmoeten. de ridder. Uitmuntend jongeling ! uwe vrindfchap maakt zulk eenen indruk op myn hart, dat ik.... dusincèe e. Hoe, heer ridder ! gy fcbreit?.. de ridder. Laaten deze ftreelende traanen deze traanen des gevoels , vloeijen. Zy komen uit deze bron. <;CJ> zyn hart ivyzemk.-) 't Is reeds lang geleeden , dat ik dezelve opgedroogd en ledig dacht te zyn. Och! aan het einde van myn loopbaan, ftondt dan dit geluk op my te wachten!... ö hemel! hoe vergoedt ge aan my alle de rampen , die my, in myn  TOONEELSPEL, 13 myn leven, ten deel vielen ó Ja, myn edelmoedige vrind , ik zal met 11 gaan. Overal, waar ik my met u bevindc, zal myn vaderland zyn... maar uwe vrindfchap, myn waarde Dufincèrc, verblindt u. Kunt gy gelooven , dat uw vader, met eenig genoegen, een' vreemdeling in zyn huis zal ontfangen ? dusincère. Hy is myn vader en ik heb een goede vader. de ridder. Gy meet naar uwe gevoelens die van uw' vader af, cn alzo gist gy die toegeevendhcid van zyne zyde. dusincère. Ryk is hy indedaad niet ; en , niettegenftaande de bepaaldheid zyner omftandigheden , is hy gelukkig genoeg , om fommigen zyner vrinden, in zorgelyker omftandigheden dan hy , dienst te doen. Myn vader zal 11 liefhebben, cn gy van uwe zyde , zult hem geene mindere achting toedraageh. Tusfchen uwe wyze van denken en de zyne, zal geen verfchil zyn ; cn wat myne Louife belangt, haar hart is my geheel bekend. Ik zie reeds , hoe zy u aanhaalt,en, u vader noemende, u alle die tedere dienden, die van meer dan gemeene'waarde zyn, wanneer ze door de hand der onfchuld worden aangeboden, bewyst. 6 Ridder! welk een geluk zullen wy onderling genieten ! Indedaad, indien ee-  T4 De DRAGONDER te DIEDENHOVEN, eenig geluk op aarde bcftaan kan, dan zal het zyn verblyf in ons huis hebben. de ridder. En gy durft: dan ook voor de gevoelens en liet harte van uwe Louife inftaan ? dusincère. Of ik dat durve ! waarlyk , gy zoudt juist gclyk ik denken, indien haar hart u bekend ware. Van geringen huize, maar evenwel van eerlyke afkomst , zou men haar voor iemand van eene meer dan gemeene geboorte befehouwen. Tot m de mtnfte kleinigheden van haar voorkomen, beat zy eene bekoorlykheid , die niet te befchryven is. Dikwyls , by haar zynde , vind ik een groot genoegen om haar over het een of ander te ondervraagen ; zy heeft zeer veel vernuft zonder eenige verwaandheid ; en het is een genoegen te ontdekken, dat alles, wat zy zegt. regelregt uit haar hart voortvloeit. Nooit fpreekt zy over de ongelukken van anderen, zonder dat zy in dezelven dat deel neemt, dat tot weldadigheid aanfpoort. Indien zy iemand dien eenig ongeluk overkomt, zal te hulpe komen, dan loopt ze niet, maar ze vhegt. Hier van daan komt het, dat zy van een ieder bemind is Ik kan u met geene mogelykheid uitdrukken, hoe dierbaar zy aan myn hart is; en hoe vuurpik verlang, «aar het oogenblik onzer vereeniging. .. zie daar mynheer, drie jaaren zyn'er reed.  TOONEELSPEL. 13 verloopen, dat ik haar niet gezien heb, en dat ze aan my niet heelt gefchreeven , fchoon ik dikwyls het een en ander van haar ben te weeten gekomen ; maar echter weet ik, dat zy onafgebroken aan my denkt , en ik bemin haar dermaate, dat haare gedaante my even zo klaar voor oogen is, als die zyn zou, wanneer ik op dit oogenblik van haar afgegaan ware. DE RIDDER. Gy zyt zeer gelukkig , en gy verdient het te zyn. Juist dan, wanneer beide in de bloeïjendfte jeugd zyn wanneer ouderdom en harten el- kanderen gelyken, dan juist is de tyd daar, dat men onderling die banden legge, waarvan het geluk in dit leven ten eenenmaale afhangt. Welk een droevig lot ondertusfchen is dat van hem, die, in zulke eene verbindtenis, eene verkeerde keuze gedaan heeft, en welk een aaklij naberouw moet uit dezelve voordvloeijen! Wie ondervondt daar van ooit zo veel en zo fterk als ik ondervonden en gevoeld heb ? DÜSINCÈR E. Gy, heer ridder? DE RIDDER. Myn ftaat en myne omftandigheden verhinderden my in myne jeugd , eene echt, overeenkomftig de gevoe'ens van myn hart, aan te gaan. Zy, die ik beminde, was het deel eens anderen. Jk verliet, met  i6 De DRAGONDER te DIEDENHOVEN, met een maatig inkomen en eene bezolding vsn twaalf honderd livres, den krygsdienst. Van nabeftaanden en van vrinden verftoken, en myn leven, in diepe eenzaamheid doorbrengende, werdt my die eenzaamheid tot verftrikking. In verwachting als toen, dat ik, door het aangaan van een huwlyk, my van eene beminnelyke gezellin voorzien zoude, ten einde des te gemakkelyker de onheilen, welken my overvielen, te draagen, verbond ik my aan een jong meisje, zonder middelen, maar welke ik een goed beftaan door myn huwelyk bezorgde. En hoewel ik my juist niet vleide in ftaat te zyn, haar eene tedere liefde voor my in te boezemen, ik geloofde nochtans , dat ik in het harte van haar, voor welke ik al deed wat ik doen kon, ten minften achting en vrindfehap zou kunnen verwekken. Ondertusfehen leedt het niet lang of ik ontdekte dat het hart myner echtgenoote door een verachtelyk zelfbelang beftierd werdt. Nadat ik een geruimen tyd haare buitenfpoorigheden, met een diep geduld, had yerdraagen,nam ik eindelyk den toon van een' vrind , die zich als een raadgeever gedraagt, aan. Vruchteloos echter zocht ik haar door zachtmoedigheid te regt te brengen. Haar geweldige inborst vertoonde zich in volle Merkte. Haare woede cn drift kenden paal noch perk , in zo verre zelfs, datzy zich niet ontzag haare misdaadige handen tegen my op te heffen ,en ik was buiten ftaat, de  TOONSÈLSPEL. if de minfte fchaduw van vrede te genieten, zonder van haar te fcheiden , en haar twee derden der foldy, welke ik ter belooning myner vorige dienKen van myn' vorst ontflng, over te laaten. dusincère. Welke eene akelige fchildery, heer ridder! Is het mogelyk,dat 'er zulke laage harten worden gevonden? de ridder. Nu vorderd zy dat ik het betaalen eens Wisfelbriefs, reeds vervallen, op mij Zoude neemen; dit deed ik, en tekende, zonder juist bedacht te zijn, dat die wisfelbrief moest betaald worden, voor dat ik myne foldy ontfing. Reehtfchapen harten vermoeden niet ligt, dat hen ftrikken worden gefpannen. Maar zy wist wel, dat ze zich, door my, tegens dien tyd, te laaten tekenen, de gelegenheid bezorgde, om my nieuw verdriet te berokkenen. i  l8 De DRAGONDER te DIEDENHOVEN, V x F D E T O O N E E L. s „ r,i7 «ynnn. de deurwaardusincere, de ridder, " der, einige gerechtsdienaaren. De deurwaarder komt van achteren op het tooneel , tn plaatst zich wsfehen den ridder en den dragonder. de ridder. Wat of deze menfehen toch willen hebben' Wat begeert gy lieden? deurwaarder. 't Is ons om u te doen. de ridder. Om my! en waarom ? deurwaarder. Ik ben, behoudens eerbied, de brenger van een' wisfelbrief, door u, ten behoeve van mevrouw Habelle du Roché, uwe echtgenoote, getekend, en welke wisfelbrief, uit achterlaating van betaal mg, geprotegeerd is, na welk protest, genoemde vrouw Ifabelle du Roché vonnis om u te arresteeren heeft verkreeg , hetwelk ik door dit papier kan aantoonen, zo dat ik u heb aan te zeggen, my te volgen, m- j dien gy niet befluit den wisfelbrief, en de onkosten daar by behoorende, te betaalen, van welke onkosten ik u de nette lyst onder de andere papieren kan ter hand ftellen. d e  TöÖNÈÈLSPÈL. tg de ridder. Ik begryp u niet, en verzoek, dat gy u nader verklaart. deurwaarder. Ik merk Wel, dat mynheer op dit foort van zaaken niet zeer gevat is; maar men zal 't u Wel aan 't verftand brengén. dusincère, tegen den deurwaarder. Geene opgeblaazen redenen meer. Ter zaak maar. Wat begeert gy ? zo gy hier zyt gekomen om geld te haaien, zo weet, dat de ridder tegenswoordig niet in ftaat is, u dat te geeven. de ridder. Ik heb aan hem, die dezen morgen , tot dit Zelfde einde hier geweest is, gezegd, dat ik heden over eene maand zal betaalen. deurwaarder. Maar, het is op dit oogenblik juist, dat ik moet voldaan worden. Dusincère, op eenefttrke vsyzc. De ridder zegt u immers, dat men u binnen eene maand zal betaalen. Die tyd fchiet fpoedig aan, en 't woord van mynheer moet u gerust ftellen. deurwaarder. Weg, weg. Deze zaaken zyn van geheel anderen aart, dan dat ze met woorden zouden kunnen aft gedaan worden. B 2 du-  ao. Dï DRAGONDER te DIEDENHOVEN. dusincère. Gy durft uw' eisen Mout aandringen? deurwaarder. Hoor eens mynheer dragonder, bemoei u met uwe eigen zaaken: of bezit gy vier honderd hvres, betaal my die dan voor mynheer. de ridder, met eenige drift. Ik ben niet meer dan drie honderd fchuldig. deurwaarder. En dan nog voor de onkosten! Meent gy . dat de procureur zyne zaaken voor nietmetal vemcht. kost het protest, meent gy, geen geld, benevens „ ligten der fententie en 't arrest? Verbeeldt gy u, dat ik en myn volk, zich zo veele moe.te voor n ets oP den hals zouden haaien? — * verpraat zo doende myn' tyd maar... Nu heer ridder, wdt gy betaalen, of niet ? de ridder. Neen. deurwaarder. Dan zult gy verplicht zyn, my te volgen. de ridder, En waar heen ? deurwaarder. Wel! waarfchynlyk naar de gevangenis. dusincère. Naar de gevangenis! en gy zoud durven?.. deur.-ï  TOONEELSPEL. 21 deurwaarder. Ho, ho, het zou zekerlyk nu niet voor 't eerst zyn, dat men iemand naar de gevangenis bragt. Ik heb de eer genooten, om 'er marquilén, baronnen, en graaven, en eene meenigte anderen naar toe te geleiden... Kom mynheer, kom. dusincère, met yver. Niet verder. Indien iemand uwer zich dürve vermeeten, de handen aan eenen zo verdienftelyken militair te flaan, hy zal de floutheid met zyn' dood betaalen. d e ridder. Wees befadigd, myn waarde vrind, de tegenftand is vruchteloos. deurwaarder, zich van den dragonder afwendende, maakt een1 goeden omweg naar de tafel, ter flinker zyde van het tooneel. Ik moet van deze bedreiging het profes-verbaal op maafcén... Heer dragonder, gy zult, tot uwe fchade gewaar worden , dat men niet ongeftraft leden van de juftitie beledigt- dusincère, ter zyde. Wat zal men doen?... indien myn kolonel?.. Overluid, tegen den deurwaarder. Zond gy uwe verrichting niet eenige oogenblikken kunnen uitftellen, mynheer? de ridder, tegen den deurwaarder. Jndien men ondertusfchen voor die fchuld eenig B 3 on-  32 De DRAGONDER te DIEDENHOVEN, onderpand gaf.... Ik heb nog eenige dingen... neem dezelven,cn zeg aan haar,die u te werk gefield heeft, hoe ik my, om haarent wille van alles beroofd heb. Dat ze zich in haaren zegepraal verlustige, maar te geiyk fiddere! Vroeg of laat zal ik my van haare wreedheid zien gewroken. deurwaarder, Ik kan op al dat gerabbel geen acht gecvcn. düsincèke. Gy zyt dan ten eenenmaale zonder medelyden, ontmenschte !.. deurwaarder- Medelyden!. van wat ding toch fpreekt gy? ik verfta 'er niets van. DUSINCÈRE. Geef ons ten minften eenige oogenblikken uitHel. deurwaarder. Zo veel ik dan kan begrijpen is het u om een weinig tijdrekken te doen.... dan hier toe kan ik u geen verlof geeven Het is my wel zeer ftriktelyk verbooden. Alles wat ik zou kunnen doen, zou hier in beftaan , dat ik gerechtelyk de meubelen en de effecten van mynheer intusfchen zoude kunnen optekenen, en in geval ik daarby ontdekte, dat, door verkoop derzelven de drie honderd jivres konden betaald worden, benevens de onkoseu en wat my ook van deze verrichting toekomt.  TOONEELSPEL. 23 ik als dan de uitvoering van het geflagen vonnis zo lang opfchortte. de ridder. Ik verg u niets anders. deurwaarder, rondom zich heen ziende. Is dit het vertrek, dat gy bewoont ? de ridder, hem een vertrek ivyzende ter rechter zyde. Neen, daar is het... wilt gy nry volgen? deurwaarder. Ja wel. Behoudens het bevel en 't voordeel, dat ik daarby hebbe, wil ik al doen, wat ik kan, om u dienst te doen. De deurwaarder en gerecksdienaaren, volgen den ridder in zyne kamer. ZESDE T O O N E E L. dusinsère, alleen. Zouden zy hem uitfehudden! ■ in hechtenis brengen! en ik zou dit dulden? neen... ik zal myn' kolonel gaan fpreeken... Hy heeft dezen morgen beloofd, my weder in dienst te neemen. Hy maakt beweeging , om naar den kolonel te gaan. Daar komt icmant... 't is de kolonel zelf.... Hoe zal ik hem de zaak het best zeggen ?... Ten minfte wil ik hem de reden van myn voorftel verzwygen. Z E- B 4  a4 De DRAGONDER te DIEDENHOVEN, ZEVENDE T O O N E E L. de kolonel, dusincère. dusincère, met groote verkcgehheid. Heer kolonel! de kolonel. Ha! zyt gy nog hier? pusiNSÈRE, allengskens nader komende. Ik was van voornomen, naar u te gaan, heer Kolonel. de kolonel. Gy fchynt eenigermaate ontroerd ? dusincère. Ik had u een nederig verzoek voor te ftellen. de kolonel. Hebt gy eenige losheid bedreeven ? Stel u dan maar gerust. Men ziet eene eerde misdaad ligt over 't hoofd, en mogelyk, dat gy dezelve in uwe gedachten vergroot, om dat gy gewoon zyt, u anders wel te gedraagen. . dusincère. Myn hart, heer kolonel, verwyt my niets, en ik zou my wel wachten in uwe tegenwoordigheid te komen, indien ik my eenige laagheid hadde te verwyten. de kolonel. Alle onbedachtzaamheden zyn juist geene laagheden. ..  TOONEELSPEL. 25 den... maar, de ftaat, waar in ik 11 thans zie, moet toch eene oorzaak van eenig gewigt hebben. Daar is in uw voorkoming en houding iets dat ik in dezelven niet gewend ben. Uw gelaat is zo op. gehelderd niet, als het te voren geweest is. DUSINCÈRE. Vergeef het my, ik ben zeer gerust. DE KOLONEL. Dit zegt gy op eene wyze, die my juist van het tegendeel verzekert... maar, tot ilot van zaaken; wat wilt gy eindelyk hebben ? DUSINCÈRE. Gy beloofde my, dezen morgen, mynheer, my weder in dienst te willen ftellen.,. Hier over heb ik myne gedachten laaten gaan, en nu zou ik gaarne wenfchen, dat het u mogt gevallen, my daadelyk te willen aanneemen. DE KOLONEL. Waarfchynelyk hebt gy eenige kwaade tyding uit uw land ontfangen, en veelligt is uwe Louife trouwloos geworden? DUSINSÈRE. Neen, heer kolonel. Ik kan gerust op haar hart betrouwen, zy bemint my even oprecht als eertyds. . Zy is tot geene hartsverandering, ten mynen aanzien, bekwaam. DE KOLONEL. En evenwel hebt gy, uit liefde voor haar, geB 5 wei-  a<5 De DRAGONDER te DIEDENHOVEN, weigerd, dezen morgen dienst te neemen. Trouwen kunt gy haar toch niet, zo lang gy in het regiment blyft, want het is u bekend, dat men aan de foldaaten geene vryheid geeft, om te trouwen. dusinsèr e. Dit weet ik. de kolonel. Ziet gy dan van uw meisje geheel af. dusinsère. Van haar af zien... nooit, nooit... veel liever fterf ik. de kolonel. Van waar dan de luim, waar in ik u vind? dusincère. *t Is geen luim mynheer... Sta bid ik u, myn verzoek toe. de kolonel. Kom morgen weer by my, en indien gy dan in het zelfde begrip zyt, als waar in ik u thans z.e, zo zal ik, met een zeer groot genoegen, lemant zo braaf als gy, in ons corps weder aanneemen. dusincère. Morgen! 6 morgen zou het veel te laat zyn. de kolonel. Ik wil van die oogenbiikken , waarin gy niet volkomen by uw verftand fchynt te zyn, geen gebruik maaken. DU-  TOONEELSPEL. 27 dusincère. Och neen, myn Kolonel, ik ben volkomen by myn verftand. Ik weet zeer wel wat ik doe, en nooit, nooit zal ik over het belluit, dat ik genomen heb en den ftap tot welken ik thans kome eenig berouw hebben. Wel verre van berouw te hebben, zal ik u het gunstig toeftaan van myn verzoek, levenslang dank weeten eene gunst zeker, die ik voor de grootfte, welke my door u kan wov den beweezen, zal erkennen. de kolonel, na een weinig overpeinzing. Wel nu... volg my dan... ik zal uw engagement vervaardigen en u het handgeld doen toetellen. dusincère. Maar ik had u, myn Kolonel, nog een verzoek, van geen minder belang dan het eerfte, voor te draagen. de kolonel. En welk toch? dusincère. Om myn handgeld up vier honderd livres te bepaalen. de kolonel, Dujïncêre fterk aanziende. Ik had my verbeeld, dat u de eerzucht alleenlyk aanfpoorde... een braaf foldaat is het om geld of winst zo zeer niet te doen. dusincère. Hoe zal ik uwe aanmerking beantwoorden ?  28 Di DRAGONDER te DIEDENHOVEN, de kolonel, met verachting. Het fchynt wel, dat u het geld een weinig Kerker, dan de eer, tot den dienst aanfpoort. Thans •verdwynt de goede verwachting, welke ik van u te voren gehad heb. dusincere, op eene dpndoenelyke wyze. Och, heer kolonel, uwe woorden doorgrieven, op de treftendfte wyze, myn geheel hart... ik... zou ik tot den dienst gekocht worden? myne eere aan een weinig geld opofferen ! Heeft men by het regiment, in my ooit eene ziel, zo laag en zo verachtelyk, befpeurd... ó indien gy wist.... de kolonel. Spreek openhartig. Hebt gy u in eenige fchulden gewikkeld? dusincère. Myne eer verbiedt my te fpreeken. de kolonel. Deze bedektheid gevalt my in het geheel niet; en ik kan u daarom uw verzoek niet inwilligen. ;Hy maakt beweeging, om heen te gaan. Duftncère poogt hem te weêrhouden en valt op de kniën. dusincère. 6 Blyf toch, heer kolonel... ik val u te voet... 'ik bezweer u, bij alles wat in de waereld dierbaar is, het oor gunstig aan myn verzoek te willen leenen. Uwe weigering zou mij den dood aandoen. Geef my het geld, om het welk ik u.met traanen, van  TÖONEELSPEL. 19 van wanhoop, zo ernftig fineek. Verhard u niet voor myn leed. Ik wil my gaarne voor den gantfchen tyd myns levens tot den dienst verbinden; en indien 't plaats heeft, dat yver, een goed gedrag en een getrouw nakomen van plicht een braaf foldaat uitmaakcn, nooit zult gy dan reden hebben om u over het toeftemmen van myn verzoek te beklaagen. de kolonel, ter zyde. Hier fchuilt zekerlyk iets van belang achter. Sta op, en ik zal u ter hand ftellen 't geen gy van my begeert. dusincère. Gy geeft my het leven , mynheer. Laaten wij nu toch fpoed maaken. De oogenblikken zyn thans zeer dierbaar. de kolonel. Uwe geheimhouding fch\nt myne achting te verdienen. A'"olg my. Ik zal uw verzoek voldoen. ACHTSTE T O O N E E L. dusincèRE, alleen, ziende naar de deur van de kamer des ridders. Zy zyn 'er nog in... Hoe gelukkig ben ik... hoe gezegend is voor my deze dag! Ik zal nu kunnen gezegd worden myn' vrind waardig te zyn... Hy gaat in het vertrek waarin de kolonel hem is voorgegaan. 6 NE-  30 De DRAGONDER te DIËDENHOVEN, NEGENDE T O O N E E L. de ridder, deurwaarder, ttnigt gt* rechtsdienaaren. deur wa arder. Het is onmogelyk mynheer, het is onmogelyk, dat hier mede uwe fchuld zou kunnen voldaan worden. Alle die vodderyen zouden , verkocht wordende, naauwlyks vyftien livres opbrengen. de ridder. En, zo hebt gy dan met de daad last, om my in hechtenis tc neemen. deurwaarder. Hier is geen middenweg... Betaald moet 'er worden of naar de gevangenis. de riddej. Die fchande zou men een' bejaarden krygsman aandoen ?.. deurwaarder. Heer ridder, die fchuld heeft moet boeten... Het wordt onze tyd... wy hebben hier reeds meer dan een uur doorgebrag:, en hebben nog meer te doen. Kom aan. DE RIDDER. Neen laat af... Ik zal de fchande niet dulden,my op klaaren lichten dag te laaten wegbrengen. deur-  TOONEELSPEL. 31 DEURWAARDER. Dit is geene fchande. DE RIDDER. Nademaal gy ter verligting van myn lot niets doen kunt, en de bevelen van haar, die u tot dit einde gezonden heeft, moet uitvoeren, laat ik u dan voor 't minfte evenwel kunnen beweegen, om my, niet voor dat het duister begint te worden, te vervoeren. DEURWAARDER. Wy hebben nog zo veele andere zaaken te verrichten. DE RIDDER. Gy zoudt immers dezen avond wel weer hier kunnen komen ?... en dan zou ik u gewillig volgen. DEURWAARDER. Ja toch wel!... en waar zouden wy u dan vin den? Op zulke beloften valt niet veel te rekenen. DE RIDDER. Ik beloof u het geen ik zeide op myn woord van eer. DEURWAARDER. Wy maaken op niemant dan ons zeiven ftaat. DE RIDDER. Laag fchepzcl.., durft gy my hoonen... Vergeet gy, wie ik ben ? DEUR-  ja De DRAGONDER te DIEDENHOVËN, deurwaarder. *t Is onze gewoonte niet onderfcheid van perfoonen te maaken. Voort maar! Voort maar'. Hy maakt beiveeging om den ridder te verplichten zich voort te fpoeden. de ridder. Gy maakt my 't bloed aan 't zieden... laffe, laage raenfchen! indien myn jeugdige vrind by de hand ware, of indien myn ouderdom my myne krachten niet afname, gy zoudt voor den hoon, dien gy my aandoet, boeten en fidderen. deurwaarder, als te vooren. Geen praats meer... de ridder. Neen... ik zeg het nog eens. Gy zult my op vollen dag niet wegbrengen, als een misdaadige. deurwaarder, den ridder by de borst grypende. Voort zeg ik u, voort!... de ridder, hem te rug Jïootende. Beef, zo gy durft voortgaan: myn woede zal my nieuwe krachten byzetten. deurwaarder, tegen de gerechtsdienaaren, die den ridder omringen. Komt hier vrinden... doet het hem gevoelen, zo hy weerftand durft bieden. de ridder. Hemel! Wat moet my overkomen l.. TIEN-  TOONEELSPEL. 33 TIENDE T O O N E E L. de voorigen, dusincère. dusincère, uit het vertrek van den kolonel ka. mende, werpt zich tusfchen den deurwaarder en de gerechtsdienaaren, en verwyderd dezelven. Met zyne linkerhand vat Iry den rechter arm des ridders , terwyl aan weêrzyde de deurwaarder en gereclitsdienaaren blyven Jiaan. Wat zal hier gebeuren... wreedaards ! de ridder. 6 Myn vrind, zonder uw' byftand, zouden zy my hebben weggelleept. DUSINCÈRE. Schelmen ! indien ik alleen naar de infpraak my. ner woede luisterde, gy zoudt reeds voor uwen verachtclijken moedwil geftraft zyn... 't Is dan op deze wyze, laage fchepzels, dat gy om de wet lagcht en u aan al de buitenfpoorigheid uwer ontmenschdheid durft overgeeven! zo dra een ongelukkige in uwe handen valt, vergeet gy terltond, dat hij een mensch is, en wreekt u alzo op zulk een man die met dubbel recht de verachting voedt, welke men voor uw beroep moet hebben. Verbeeldt gy u, dat het bevel, dat men u heeft gegeeven, op deze onmenfchelyke wyze moest volbragt worden? alle rechtsplegingen worden door u uitgeC voerd,  34 De DRAGONDER te DIEDENHOVEN, voerd, met laagheid en geweld en dit doet gy ten duidelykfte zien, in de wrcedaartige behandelingen betreffende den last u gegeeven, wanneer gy u een fpel fchynt te maaken van het onderdrukken der onnozelhcid, door hardheden, welken gy den geen', die zich niet kan verdedigen, aandoet, en die u niet eens geoorloofd zyn ten aanzien der •fnoodfte misdaadigers in 't werk te ftellen. deurwaarder, naar de tafel gaande. Baarblykclyke weêrftand... laaten wy dit aantekenen, vrinden- aantekenen! dusincère, den deurwaarder een' zak met geld toewerpende. Daar is uw geld. deurwaarder, den zak opneemende en in de hand weegende. Het fchynt dat 'er genoeg in zal zyn. Hy wil den zak los maakeii. dusincère. Pak u weg, zeg ik... ik zou niet in ftaat zyn, de verontwaardiging, welke uw verachtelyke tegenwoordigheid in myn hart verwekt, zonder woede langer te dulden. ELF-  TOONEELSPEL. 35 ELFDE T O O N E E L. DUSINCÈRE, DE RIDÜER. Dujincère valt om den hals des ridders, die hem aan zyn hart drukt. DE RIDDER. 6 Myn vrind! myn verlosfer!.. DUSINCÈRE. Myn vader!... ö hemel!... noch beeven myne " leden van gramfchap... die ontmenschten! zy hadden noch voor uwen ouderdom noch voor uwen rang eenige eerbied. DE RIDDER. Ik kan naauwclyks van de ontroering waarin ik geweest ben, bekomen. Het is door u alleen dat ik weder in vryheid geftcld ben... maar myn Dufincère... Ik beef... Zeg my toch, in 's hemels naam, van waar gy dit geld hebt. DUSINCÈRE. Gy zyt nu vry. DE RIDDE R. Myn hart gevoelt eenige bekommering, myn waarde vrind. DUSINCÈRE. Geene bekommering, heer ridder. DE RIDDER. Maar, gy moet het my zeggen... ik moet het weeten... C 2 DU-  36 De DRAGONDER te DIEDENHOVEN, dusincère. Ik zal 't u, op een anderen tyd, gaerne vernaaien è Verminder thans de zoete blydfchap myner ziele niet. Nooit ben ik Merker de kracht van het verrukkelyk gevoel der vrindfchap gewaar geworden, dan op dit oogcnblik. Het vermaak, dat my daardoor te beurt valt, overtreft alle de verrukkingen der eigenliefde, en die, welken de fortuin kan veroorzaaken. de ridder. Ik ben ten uiterften verlegen, myn jeugdige vrind, om deze daad van vrindfchap, ten aanzien eens ongelukkigen gryzaards, waartoe gy u zeiven zult hebben opgeofferd. In de daad... ik fta 'er op... ik wil weeten, op wat wyze gy aan dit geld, om my vry te maaken, zyt gekomen. TWAAFDE en LAATSTE TOONEEL. de voorigen, de kolonel. Bij kwam reeds by het begin des voorigen tooneeh uit zyn vertrek, en Meldt zich te rug, om te luisteren. de kolonel. Het is zyn eigen geld, waardoor hij u redde. de ridder. Wat hoor ik? pu-  TOONEELSPEL. 3 7 dusincère. Waarom toch dit te zeggen, heer kolonel ? de kolonel. Braave jongeling!... en ik heb u van wangedrag en ligtvaerdigheid kunnen verdenken!.. Evenwel geloofde ik, dat een hart als het zyne zich nooit zou kunnen verlochenen... ik ben hem, van my afgaande gevolgd , en ooggetuigen van zyne belangeloosheid en edelmoedigheid geweest. Niet bekwaam zynde, om anders te denken, dan zyn fchoon character mede brengt, zou hy deze daad in vergetelheid hebben begraaven... De hemel ondertusfchen heeft my tot een' getuigen van zyn gedrag geroepen, en ik zal het zelve weeten te bcloonen. dusincère. Vooral niet, heer kolonel , indien gy 'er my al de verdiensten niet van wild ontneemen. de kolonel. Gy hebt' uw' plicht weeten te volbrengen cn ik zal ook aan den mynen weeten te beantwoorden. Op dit «ogenblik geef ik u den post van wachtmeester en tevens de vryheid, uwe Louife te trouwen, welke gy. om uwen vrind getrouw te zyn, zoudt hebben verlaaten. Wat uwe dienstneeming belange, ik ontfla u van dezelve. Een dienst van iemant als gy zyt behoort altoos vry en onafgedwongen te zyn. Zo lang het u aanftaat, kunt gy onder ons corps blyven, en ik wenseh, dat gy, lang aan het  38 De DRAGONDER te DIEDENHOVEN, het zelve, om het eer aan te doen, moogt verknocht blyven. Houdt u daarenboven verzekerd, dat uw kolonel nooit zal ophouden, u blyken van zyne achting en vrindfchap te geeven. de ridder. ö Myn vrind ! de kolonel. Gedoog, heer ridder, dat ik, van nu af uw vrind moge zyn en genoemd worden; ik zal alles, wat ik kan, in 't werk ftellen, om u van uwe vervolgeren te wreeken! en twyffel niet, of u zal by een rechtvaardige rechtbank, daar men uwe ongelukken naar waarheid zal affchildercn , recht en gerechtigheid , die u toekomen, wedervaren. de ridder. Mynheer!. .. de kolonel. Geene dankzeggingen , myn vrind ! (op Dufmcère azende) aan hem, zo gy anders eenige dankbaarheid fchuldig zyn moogt, zyt gy dezelve alleen fchuldig. de ridder. Uitmuntende jongeling! Hoe zal ik ooit in ftaat zyn, het geen gy voor my gedaan hebt, te vergelden. dusincère. Door uwe onafgebroken vrindfchap: en nooit meer van eene daad, zo eenvoudig, zo natuurlyk en  TOONEELSPEL. 39 en zo ongefcbikt voor loftuiting, te fpreeken. Ben ik niet maar al te veel beloond door het genoegen , dat my dit gedrag heeft veroorzaakt. DE KOLONEL. Evenwel zal zulk eene daad in geene vergetelheid blyven. DUSINCÈRE. Heer kolonel!.. DE KOLONEL. Men kan braave daaden nimmer te veel bekend maaken. Het verhaal daarvan ftrekt ter vertroosting der goeden, de kwaaden fomwylen tot verbetering aanfpoorende, daar het de deugd hoogstbeminnclyk in de oogen des menschd.oms maakt. EINDE.