O), r R É U R Z A N G. i Wys: Staiat mater dotoro/a. Treurt, verraden Nederlanders, Die, door Pruisfens oorlogs - ftanders, Voor uw' Dwingland bukken moet; pie, door duizend gruwelftukken, U de vryheid zaagt ontrukken, Eer zo duur gekoft m;t bloei 1 Teurt, en laat uw weeklagt hooren! Mogt die klagt elks hart doorboren, Of ge uw leed dus zaagt verzacht! Mogt ze elks aandacht tot zich trekken; TJ een' ftrengen wreeker wekken, Die 't geweld eens te onder bragtl A a Kom  Kon Éurope uw' val gedogen, En, met onvcrfchillige oogen , Zulk een' fnooden handel zien ? Kon 't uw welvaart, naauw verbonden Aan de zyne, zien gefchonden, -Zonder u zyn hulp te bifin? Frankryk, dat,uw heil moest fchragen, Frankryk Z->lf viel fel de lagen Van 't meineedig Albion. 't Was de list van 't fnood Brittanje, Die u leverde aan Oranje, Wyl 't uw' glans niet dulden kon. Hoe is al die glans ontluisterd, Hoe uw voorfpoed thans verduisterd, Door het haatlykst vloekgefpan! Gy, die uw geluk mogt roemen , En u vrye volken noemen, Buigt u flaafsch voor uw' Tyran! Wat  ( 5 ) Wat kon al uw moed u baten, Toen uw trotfche en laffe Staten U verlieten, in dien nood? Toen het kleen' getal van helden, Die zich aau uw fpitfe Helden, Sneuvelde, of uit nooddwang vlood ? 't Noodlot had te vast bcfloten, U in uw verderf te ftooten : Alles werkte tot uw' val. Noch beleid, noch dapper ftryden, Kon u doen den ramp vermyden, v Die u eeuwig drukken zal, Eeuwig* »o»dBH uwe ellenden, Uw verdriet, dan nimmer enden? > Boosheid heerfchen ongeftoord ? Zou de la!'ft.2 der tyrannen Dan de vryheid eeuwig bannen, Uit uw eertyds bloeijend oord? A 3 Zou  (6 ) Zou Oranje triumferen ? V een Mesfalyn regeren, Door een woedend graauw gefteundt Steeds dat graauw uw ireén vernielen? Al, wat braaf is , wreed ontzielen, Daar 't aan recht,-noch wet, zich kreunt3. Strenge wreeker der trouwloosheid , Hemel! duldt ge zulk een boosheid? Zie in 't einde eens op ons neêr! , Stel den Dwingland perk en palen! Doe den Belg eens adem halen; Geef hem zyne vryheidweér! 1787. EIETIR VAN SCHELLE O ï.  c 7 i Tb £ DROEVE TOESTAND.. Wys: Qand le Eien-aimi rtyiendni? Helaas! de Vryheid is niet meer; De Dwinglandy wordt aangebeden; Ons Vaderland'knielt voor een' Heer: Wy hebben dan vergeefsch geitreden! De Deugd moest zwichten! (Ms.~) o Smart! o ftnart! Men tradt der Vryheid op het halt. De Muitzucht woedt in Nederland; De Moordlust holt als uitgelaten; Alom wordt de onfchuld aangerand; Het Burger-bloed ftroomt langs de ftraten, Helaas, Bataven! (bis.~) Wat fmart! wat fmart! Men trad uw Vryheid op het hart. (iis.)  (8) IjWy beven, in een vreemd gewest, Voor 't lot van Ega's en van Telgen, Terwyl zich Heerschzucht zeker vest, En zegeviert op vryc Belgen. Wie ziet nog 't einde (Ms.~) Dier fmart? dier fmart? Men trad der Vryheid op het hart. (bis.-) lM%Z' PIETEE. VAN SCHELDE  (9) d e HOOP op BETER. Wys : Qtiand 1: Bien-aimé reyiendra? Schep moed, verdrukte Batavier! Hoe zeer de Dwingland word' verheven, En , voor een vreemds krygsbannier, Uw eertyds bloeyend land doe beven; De ftraf zal volgen. (bis.~) o Ja! o ja! De ftraf volgt fteeds het misdryf na. Qis.~) De Boosheid moog', met tegenfpoed , Een wyl de vleklooze onfchuld drukken; Een moedig hart, een vry gemoed, Weet zich doch eens der boei te ontrukken. Laat dit u troosten! (bisS) o- Ja! o ja! 11 De ftraf volgt fteeds het misdryf na. (bis.") A 5 Geen  < H ) D E STANDVASTIGHEID. Wys: Tainis qtie tout fommeiUi ^Vy zien de lieve Vryheid, In Nederland, belaagd; Ons wreed, om haar, verjaagd; Wy derven alle blyheid : Toch blyft ons hart, Dat alles tart, Op 't hechtst aan haar verbonden; Zelfs leggen we op den rand van 'tgraf» Die zucht tot vryheid nimmer af, Al valt ons 't Noodlot hard en ftraf, Al zien wy haar gefebonden. 0a*  111) Dat lage en laffe zielen, Ontbloot van vryheids-min, Uit vrees, of om gewin, Voor haren N^ro knielen ! Geen ware Belg, Geen echte telg Der vrye Batavieren, Verliest zoo ver zyn' ouden moed, Dat hy den Dwingland vall' te voet, Hoe 't beulenrot ook dreige en woed', En 't muitend graauw moog' tieren. 't Is waar, wy zyn verdreven Van haerdftede en altaar; Wy moeten, hier en daar, J In tiallingfchappen leven: Dit baart ons pyn; Maar Haaf te zyn Zou ons nog meerder kwellen. Al bode Oranje ons zelf de hand, Wy keeren nimmer naar ons land, Indien ons daar de harde band Der flaverny moet knellen Ligt  C 16 ) Wy zweren haat dien drom van fnoode landvermaken," Die, aan het hoofd van 't volk gefteld, Den fchooneu naam van Burgervad'ren Verzakende, aan het hatelykst geweld 's Lnrïds heil verraên; die lage en laffe zielen, Die, om, op hare beurt, op 'sBurgers nek te trein, Zich wentelen in'tftof,en voor deuDwingland knielen. Coan een dier pesten worde op neêrlands grond gc- (leèrr! Het omgekoftgebroed van dulle plonderaren, Aan Wilkms helfchen wrok verknocht,' Die ons van haerdfteên en altaren Verdreven, op den wenk van dat gedrocht, Die 't land alom met roof en moord vervulden, Geen kunne of ouderdom ontzagen, fteeds ontaard, Wachte ook verdiende ftraf !wy zweren,niette dulden, D a tiemand hunner ooit, uit lafheid, word' gefpaard. / Aan  Wy zwéren vyaridrchap,doorramp norh tyd,tédöoveS, Aan 't bondvcrbrekend Albion, Aan 'k Britsch Carthaag, zoo tuk op roovcn, Dat door verraad—ioor moed ons nooit,verwon. 't Was dat gevloekt, dat hatèjyk Brittanje, .Welks nydig-oog ons heil nooit zien kon,. dan met •(fmart, Dat, o:n zyn vu il belang, de fteun was van Oranje, En ons,door zyne hand,den moorddolk dreef in'thart.. Dit zweren we: anders niets!.Gods donder moet hem .' (pletten, Door wien die eed gefchondes wordt! Wil 't Lot zich tegen ons verzetten, En fchièten wyj in onzen wil, te kort; Ligt ziet oris kroost ïicll 't fpöör ter wrake banen. De eed, dien Hamilcars zoön,in zyne kindsheid,deed. Kwam Rome in'teindtcitaaHópftroomen bloetfscn (tranen. Zo trcure ook'sD winglands kroost om onzer kiud'ren 1788. (eed! BAL-  ( 19 ) BALLING S-L I E D. Wys: Borss men enfant , dos is pnuficrt, ^ y kweeken 't hartelykst verlangen Naar onzen vaderlyken'grond ; Dat Neérland ons moog' weer ontfangen , Zyn onze wenfehen t'allen Mond. Geen land, hoe 't and'rcn moog' behagen, Dat ons zoo veel genoegen biedt, Wy ilytcn zelfs de fchoonfte dagen 'Er fteeds in kwelling en yerdriet. De zorg van vrienden en van magen Verzacht 'er onzen kommer niet. Ba &  C *° ) O Neerland! zaligfte aller landen, Eer 't fnoodst geweld uw heil vertrad, Dat onzer meest geliefde panden Zoo meenig in uw' fchoot bevat, Hoe zuchten we, om u weêr te aanfehouwen,' Uw' fchoonen lusthof in te treên! Hoe haken wy naar uw landsdouwen, Den wellust van ons oog alleen! Niets zou ons van uw' grond weerhou'en', Dreef ons de dwang niet elders heen. Maar mogten we, in dit uur nog,kecren, Al baart ook ballingfchap verdriet, Zoo lang men u blyft overheeren, Begeren wy het keeren niet. 't Onzalig lot, aan u befchoren Was immers de oorzaak onzer vlucht! Toen Uwe vryheid ging verloren, Verkozen wy een vreemde lucht; En zou ons uw verblyf bekoren, • 'Terwyl gy nog in ketens zuchU Dat  (=1 > Dat lafaarts op genade wachten, Wier hart voor eer onvatbaar is! Wy bjyven 's Dwinglands gunst verachten, Wy willen geen vergiffenis. . Vergiff'nis, daar wy niets misdreven 1 Tc ftemmen in onze eigen fchandl Veel liever willen we elders leven , Dan zoo te kecren naar ons land. Zoo we immer ons terug begeven; Zy 't met de wapens in de hand! Neen; hoe we ook naar ons land verlangen, Wy willen gunst, noch vree-verbond. Nooit zal ons Neerland weCr ontfangtn , . Blyft Dwang gevestigd op zyn.' grond. K9L B 3 BH  ( 22 ) D E GEGRONDE VERWACHTING. Wys: Enmtnantwx chMlps mes trtupesux. Treur, treur niet langer; Batavier! 't Zal uwen Dwingeland, hoe fier, Hoe ook geftyfd, niet fteeds gelukken , Dat hy u, voor zyn driest geweld, 't Geen u in kluisters heeft gekneld, En voor zyn' ys'ren ftaf doe bukken. De Vryheid, die uw oord ontvlood, Om by den Gal, uw' bondgenoot, •.Met meerder luisters eens te pralen, ' Schiet reeds van daar haar' gfos in 't rond; En volk by volk haakt naar den ftond , Om haar tot zynent in te h;Uen. Ja;  Ja; volk by volk verlangt naar *t uur, Dat Hcerschzucht wage, 't oorlogsvuur» Op Frankryks grenzen, aan te fteken. Dat uur is 't uitzigt van elks hoop; Het tydftip, voor geheel Euroop, Om ook zyn ketenen te breken. Dat vry elk dwing'Iand woele en wroet*, Om, met ccif dollen overmoed. Der Gaulen vryheid'aante randen: Hun aanval zal, napr allen fchyn, Wil 't God! hun Iaatfte noodfehoot zyn, m *t Begin der vryheid aller landen. Elk volk, der overheerfching rnoê, Valt dan de zaak dier vryheid toe, En tracht haar, door zyn' moed, te ftyven; Want dan, — of nimmer, is het tyd, Om, 't lang misbruikt gezag ten fpyt, Het recht der volken door te dryven. Die  C=4 ) Die tyd is ligt zoo ver niet meer." Dan zal een héuglyke oirrmekcer Ook uwe vryheid weêr herftellen; En dan, d2ar zy haar ftralcn fpreidt, Het wraakzwaerd der gerechtigheid, By u, ,den dwang ut nedervcllcn.    6 "E 23.   VADERLANDSCHE L I E D E 1 E Ni voor. d * TH T G E WE KEN HOLLANDES.ENJ £ E K. S T 2 STUKJE W. TE DUINKERKEN, nr VAN SCHELLE em COM?.  Waar ben ik ? ... ach! ik ben beneden! h\ 't land, waar Deugd en Eer, vertreden Geketend gaan in flaverny! In 't land, waar wufte en trotfche groote» DeVryheïd, van heur' zetel, ftooten — De hoofden zyn der maatlchappy! VADERLANDSCHE GEZANGEN VS» ZÈLANDUS. bl, IOÖ.  C lo ) Geen Dwingland, die in 't moorden groeit, Daalt ooit naar Pluto's duist're kolken, Al ftreelt Fortuin hem onvermoeid, Dta door vergif, of lood, of dolken. Gods wraak blyft wanken. (*«.)' o Ja! o ja ! De ftraf volgt fteeds het misdryf na. (i;V.) I?87' HETER VAN SCHELLE; « £  < '3) Ligt zal 't geluk eens- keeren, In fpyt van 't fnoodst geweld; De Vryheid, w'eêr herfteld, ïn Neerland zich zien ceren; Dan zal ons ftaal, Ten eeneraaal, Met flaafs'ch gebroed vernielen! Doch, zoo ons 't Lot niet gunstig zy, Veel liever balling zyn, cn vry, Dan eeuwig voor de Dwinglandy, Op eigen grond, te knicjen. j-8-r PIETER VAN SCHELLE. 'O s  C H ) D E VA DER LANDS CUE EED. Wys .• ymime du malheur, flétri par fa allarmes Qjtf Geteisterd in 't gemoed met felle geesfelflagen Van vrees voor Gods geduchte wraak,' \ Die, fchoonzymart, eens op zal dagen, Tot ftraf vrn 't kwaad, en rechten onze zaak, Beducht, dat haar, na lang en duldloos tergen, *t Getrapt, gefolterd volk eens treff' met wisfen (lag Moog'Heerschzucht eenen eed van hare ilaven vergen, Tot ftaving van haar'throbn, en wetteloos' gezag. Wy ZieAlmanachdes Graces pour l'anqïe i78S. bi. 289.'  ( Ï5 -5 Wy, toen de Vryheid fneefde, in Bato's ryke ftreked Toen 't zvvaerd de wetten zwygen deed, 't Geweld in vreemde lucht onweken, Gevlucht, maar vry , wy vloeken zulken eed. Wy durven zelfs, al zou onze eed ons deren, En ons nog meerder ramps berokk'nen,dan ons drukt, In al ons ongeval, der Vryheid hulde zweren. En haat aan onzer elk', die voor denDwingland hukt', Wy zw ercn,eindloos,haat aan de oorzaak onzer plagen Den Claudius van Nederland, En zyne Mesfalyn, te dragen. Wy vloeken hunn' onzaal'gen huwlyksband. 'c Was om dien band,dat we ons zien onderdrukken. Dat elke telg dier trouw, hoe fchuldloos, dan verga: Zoo 't kecren naar ons land ons immer mpog' gelukken! Het ganfehc Oranje-Huis verdiende onze ongenaê. Wy  C 17 ) Aan Pniisfèns Dwingland blyyeonz' aller haat befchó- (ren, Die, fchoon met ons in vreêvcrbond, Om vryheid in haar groei te fmorcn, In vriendlchaps fchyn , het recht der volken (fchond; Wiens hclsch geboeft van roovers, ~-geen foldaten , Die naam is veel te fchoon voor't eerloos dievcn-rot,~J De Burgers,fnood geboeid, als waren ze onverlaten , • Naar 't wezels moordhol fleurde, ons vry gewest ten (fpot. Wy zweren 't Brunswyks Huis, dat fteeds den Dwingelanden Van Neörland, voor een' huurlingsloön, Om onze Vryheid aan te randen., Zyn' arm en dienst, zoo fchandlyk, heeft geboön, Den laffen Vorst,hct hoofd dier eervergeten bende, Dien Konings flaaf, — tyran in zynen eigen ftaat , 'tVerfoeilyk werktuig van ons onheil en ellende, Met kroost en nageflacht, voor ecu wig onzen haar. B Wy