RICHARD LEEUWENHART. ZANGSPEL,  RICHARD LEEUWENHART, KONING VAN ENGELAND, ZANGSPEL. NAAR HET FRANSCH GEVOLGD VAN S E D A I N E. door BARTHOLOMEUS RUL 0 FF S. Te AMSTERDAM, J* HELDERS, en A. MARS» ïftt Met Privilegie   T O JE WK X & G AAN DEN WELEDELEN GR.00 TACHTBAAREN H E E R E Mr. JOACHIM 1END01P, VRTHEER FAN MARQUÉ TT E, * 3 OUD  OU D-BU RG E RM E ES T E R DER S TA ï$ AMSTERDAM, MEESTERKNAAP VAN HOLLAND, AMBACHTSHEER FAN D JE MEN EN D1EMERDAM, DIRECTEUR FAN DE COLON1E VAÊ SURINAME, E n WEGENS HUN ED. GROÖT-MOG. GECOM. MITTEERD TOT DE ZAAREN VAN DE OOSTINDISCHE MAATSCHAP PT. fcS'i'daine fchuile vry in fchaduw van lauwrieren , Zich ilreelend met den prys die zyne vlyt beloont, Dsar hy het voorhoofd vanzyn' Richard ziet verfieren 9 Meteenen naam, die grootsch hem en zyn'arbeid kroont - x Hy waane dat geen roem zyn' roem kan evenaaren» Dewyl prins iienrik , de eer der helden, pruisfenslofi Des grootften fredriks fteun,'t hartzynerlegerfchaaren, 'Zyns helds mecenas wierd, voor 't oog van fhnferyks hofs 6 Reh«  6 Rendorp ! de eer en roem ook myne vlyt gefchonken, Door uw befcherming aan myn' Rickardtoe te ftarn , Doet my niet minder dan Scdaine in luister pronken, Eu weegt by 'tfieraad op van zyne lauwerblaén. fk Durf onbefchroomd voor 't oog van aller kunstenreiën, Daar gy myn' arbeid tot een kunstraeceen verftrekt, Myn*Richardop 't tooneel van amftels fchouwburg leièn, Waar uw geachte naam hem voor vervolging dekt, .En, als prins henriks naam infrankryk, zal vereeren. Ily die verdiensten heeft is in het choor der kunst, Gelyk aan koningen die waerelden regeeren; Dus fchuilt hy veilig in de fchaduwe uwer gunst. B. K U L O F F S. Jjin 24 van Sprokkelmaand, M D G C X C l. GE.  GEACHTE KUNSTFRINDEN. J)ie, op eene lofelyke wyze, uwe uuren van vitfpanning onzen neder duitfchen fchouwburg toewyd , en den thans heerfc'lenden ffflaak voor het hart en oorflr telend zang/pel zo wel hulde doet ah het verheven in het treur/pel, het treffende in het tooneelfpel (Drama) en het vermaakelyke in het zedelyk blyfpel, ontfavgt weder eene lettervrucht mytier uuren van verlustiging, dewelke haare geboorte , aan* was en rypheid verfchuldigdis aan de kunstliefde waarmede myne voorigen door u werden aangenomen. Met zeer veel vergenoeging zag ik it, geduurende ik bezig was Richard Leeuwenhart uit het franfcheproza in ne+ derduitfche dichtmaat over te zetten, met yver het fransch tooncel bezoeken, wanneer men hem daar vertoonde, en door fchaterend handgeklap uwe goedkeuring te kennen geeven , za wel aan den vrindfchappelyken yver van den kloekmoedigen Blondel ten einde zynen koning op te fpooren en deizelfs boeijen te flaaken , als aan hetvoortrcffelyk en juist gefchikt viufiek .. dat alle bewyzen oplevert van de kunde des beroemden Gretry. Deze goedkeuring deed my niet meer twyfelen aan uwen [maak voldaan te hebben, door dit zang/pel in het neder dr.lt sca overte brengen en zo fpoedig mogelyk af te maaken. Zo myn Richard by voordduuring datgeene zal erlangen dat ik *er my , by vooruitzicht, op goeden grond, van durfde belooven, zal ik rekenen in myne pooging naar wensch geflaagd te zyn , niets meer beoogende dan , door de goedkeuring van hmdigen, den fchouwburg voordcel aan te brengen. De  De Gecommitteerden tot de zaaken van den Schouwburg hebben, volgens Octroy door Hunne Ed. Groot* Mog. deHeeren Staateu van Holland en Westvriesland, den eerflen November, 1787, aan hen verleend, het recht van deeze Privilegie, alleen voor den tegenwoordigen druk, van RICHARD LEEUWENHART, Zangfyel, vergund aan j, helders en a. mars. Geen Exemplaaren zullen voor echt erkend worden, clan die door éen' der Heeren Gecommitteerden onderteekend zyn. Amfterdam, den 24 Maart, Ifpo.  PERSOONAADJEN RICHARD DE EERSTE, bygenaamd LEEUWENHART, koning van engeland. M A R G A R E T 11 A , gravinne van vlaaudren en artois. BLOSDEI,, vrind van Richard. LANDRECHTE R. FLORESTAN, gouverneur van het kasteel waarin Richard gevangen zit. w i i l i a m s. I, AURETTE. 'deszelfs dochter. BEATRIX, flaaijongvrouw van Margaretha. GUI El. OT. een boer. ANTONIO, een boerejongen. T W^FtTE \'jalieilde l,y het 8eyoI8 van Margcretlut. Een SOLDAAT. ALLEEN ZINGENDEN. Eeniüe RIDDERS 7 Eenige OFFICIEREN j W het ™n Margaretht, Eenige SOLDAAÏEN, van Flortstan. charles, 1 , .1 tl R B Y N ' y"n Mar3aret<"!' M A T HURYN, een bejaarde boer. Des/.eifs VROUW. colette, eene jonge boerin. Eenige BOEREN en BOE KINNEN. Z W Y G E N D E N. RIDDERS 1» OFFICiERENi 7 van het gevolg ST A AT] ON G VROUWEN. j BEDIENDEN. SOLDAAT EN, van Florestan. Hrt [pel [peelt niet verre van Lintz. Het tooneel verbeeld in het eerfle bedryf een landfchap met het hute van WILLIAMS In het tweede bedryf een kasteel omringd van zyne grachten en mauren waar achter de gemeens mg. Op het dak aan de Vinnen kant van het kasteel is een plat waarop men gaan kan, doch zodanig geplaatst dat men daarop zyndc, door devoorbygangtren niet kan gezien worden. Het derde bedryf'{peelt eerst in eene kamer m het huis van williams en vervolgens, wanneer het tooneel verandert, ziet men weder het kasteel doch van eene andere zydc.  RICHARD LEEUWENHART, ZANGSPEL. EERSTE BEDRYF. Geduurende dc ouverture gefpeeld wordt, ziet men verfcheiden landlieden , hunne [chopper, [paden en andere land' gereedschappen op derzei ver [chouderen draaiende , heinde en weder over het tooneel gaan. Ze zyn in hunne kamizook gekleed, en hebben hunne rokken over den arm. EERSTE TOONEEL. De Oude mathuryn, zyne vrouw en col et te. CHOOR van zingende BOEREN en BOER INNE N. Deze allen verfchynen beurteling op het tooneel. CHOOR. Men ziiig', men zing, laat nu de vreugd ons hartbclticien.' Men zing', welaan, Laat ons nu bly ten'onzent gaan. (*). 't Zal morgen feesttyd zyn, Want dc oude Mathuryn .Zal 'c trouw-verjaaren vieren. *t Is waarheid, geen' fchyn. iis. Men zal 'er dansfen by 't gebruik van lelikten wyn. a co. (*) Als tegen elkander fpreekende.  a RICHARD LEEUWENHART, CO LET TE. Ik durf, voor vast, vertrouwen, Antonio 1 'k zal u 'er niet, Naar myn' wensch, aanfchcruwen. Wat baart my dat verdriet! Eene tweede troep boeren en boerinnen, zingende uitkomende, tegen Colette. 't Zal morgen feesttyd zyn, Want de oude Mathuryn Zal 't trouw-verjaaren vieren. 't'Is waarheid, geen fchyn. Verban uw fmart en pyn. Men zal 'er dansfen by 't gebruik van lckkren wyn. 't Is waarheid en geen fchyn. Het O rekest fpeelt alleen. Eene derde troep zingende boeren en boerinnen , aan het einde des tooneels uitkomende en zacht tegen eikanderen. 6 Ja, 't zal morgen zyn, Dat de oude Mathuryn Zal 't trouw-verjaaren vieren, 't Is waarheid, geen fchyn. tls. Men zal 'er dansfen by 't gebruik van lekkren wyn. Het Orchest alleen. De Oude MATHURYN, verfchynt op het tooneel, zyne vrouw onder den arm hebbende. 'tZal dan morgen zyn, Dat de oude Mathuryn, • Met zyne goede vrouw, Weêr 't feest viert van zyn trouw ? MATHURYN, en zyne vrouw te faamen. Wy wierden een paar, Nu voor vyftig jaar: Daar  ZANGSPEL. 3 Daar die tyd ons heugt, Voegt aan ons de vreugd. Boeren en boerinnen, dewelke zingende van het tooncel gaan. Men zing', men zing; laat nu do vreugd ons hart bellieren, Men zing'; welaan, Laat ons nu bly ten onzent gaan. 't /al morgen feesttyd zyn, Want de oude MatbUryn, Zal 't trouw-verjaaren vieren, 't Is waarheid, geen fchyn. lts. Men zal 'er dansfen by 't gebiuil; van Jekkren wyn. TWEEDE T O O N E E L. BLONDEL, ANïONlO. BLONDEL, hebbende een groot bovenkleed aan , waar onder hy een viool heeft. Hy word door Antonio geleid. .Antonio, wat hoor ik ginds? hoor ik geen zingen? . ANTONIO. ó Ja. 't Is niemendal. Het zyn maar dorpelingen; Zy gaan naar huis; hun werk is afgedaan. rt Wordt avond en de zon is reeds aan 't ondergaan. BLONDEL. Zeg, lieve vrind, kunt gy me doen bericht bekomen Waar'k ben. ANTONIO. Gy zyt niet verr' van een zeergroot kasteel, In't midden en rondom van 't zelve zyn zeer veel A 2 Ver- Eerjle Bedryf.  4 RICHARD LEEUWENHART, Verheven muuren en veel torens. Door de boomen Zie 'k op een hoogte ook een' fbldaat in het geweer» BLONDEL. 'k I3en moê. ANTONIO. Hier is eenfteen. 'cGelykt een bank, zitncêr. BLONDEL. *k Bedank u. Jly zet zich op de fteene bank neder. ANTONIO. Zoud gy gaarne willen weeten , Waar gy omtrent nu zyt gezeten ?.. Gy zit op eene bank van fteen, Recht over eene deur van een gebouw, het geen Een pachters wooning fchynt, gelyk't my komt te vooren. Doch 't is veel prachtiger... Naar ik bef/peuren kan, Is het een huis van d'eèn' of andren edelman. BLONDEL. Antonio, wil eens voor my gaanhooren, Ofikookhier omftreeks deez' nacht, kaïi flaapen.iPa. ANTONIO. Moet ik op deze plaats weer by u komen ?' BLONDEL. ja. Ik denk niet verr'van hier te gaan; met geen gedachten. Ik ben verplicht u hier te wachten. Wanneer men blind is, beste maat! Moer  ■ZANGSPEL. 5 Moet men vertoeven op de plaats waar men ons laat. Vergeet vooral niet my , van hier , wéér af te haaien. ANTONIO. Neen, neen, daartoe kost gy my al te wel betaalen. Maar, oude man, ik heb aan u iets voor te flaan. BLONDEL. Wat toch? ANTONIO. liet is juist iets dat ik?... BLONDEL. Laat hooren. Spreek onbefchroomd , myn kind, doe my uw zaak verANTONIO. (ftaaD' Ik vrees U waarlyk te verftooren: Maar morgen kan ik niet wel met u gaan. BLONDEL. Waarom niet? ANTONIO. Wel dan zal grootvader met grootmoeder Wéér trouwen, 'k Moet'er zyn. Myn kleinzoon,die haar BLONDEL. (broeder... Uw kleinzoon? Hoe' hebt gy een' kleinzoon ?.. ANTONIO. Wis. Hun kleinzoon die myn broeder is, Zal dan meteen zyn bruiloft houên, Dewyl hy met een meisje uit deze ftreek zal trouwen. A 3 B L O N-» Lerfle Bedryf.  6 RICHARD LEE UWE N H ART, BLONDEU Zeg, zoudt gy ook misfchien ■ My kunnen onderrichting geeven , Of't meisje in dat kasteel woont, alwaar gy, zo even Hebt een' foldaat in het geweer gezien? ANTONIO. Zy woont daar niet. BLONDEL. Maar hoe zal ik het morgen Hellen? Wie zal my dan in uwe plaats verzeilen ? ANTONIO. ó Wees daarom in 't minst maar niet bezwaard. Ik zal u een' van myn bekenden , Een' myner beste makkers zenden. Hy is een weinig los van aart: Maar 'k zal hem zeggen dat hy vaardig, zonder beiden, U naar de'bruiloft moet geleiden. Daar zult ge op uw viool dan fpeelen, wees gerust. BLONDEL. Hebt ge indedaad dan in het dansfen zo veel lust? ANTONIO. LIED. Geen dansfen kan myn hart verrukken, Het is alleen Colettes min. De lieve hand van myn vrindin, Haar hart fteeds aan myn hart te drukken., Is van myn' wensen de vrucht te plukken) Steeds fluistren wy Zeer fti! ter zy'  ZANGSPEL. 7 Zeer ftil, zeer ftil, zeer (til ter zy'. Ach ! wat verdriet! Vis. Dat gy haar ook niet ziet. lis. BLONDEL. "t Is waar, myn lieve vrind, 'k beu welbeklaagenswaardig. ANTONIO, vervolgd zyn lied. Ze is twaalf en ik ben zestien jaaren. Ach ! wierden wy van moeder niet, Waar we ons bevinden, fteeds befpied! Doch welk een fmart my zulks kan baaren, Verdiyft Colette al myn bezwaalen. Steeds fluistren wy Zeer ftil enz. BLONDEL. Vervolg maar. Ik verbeeld my haar te zien. ANTONIO. Wel hoe kan datgefchiên? Gy die niet zien kunt, zoud haar zien: wel dat is aardig. Hy vervolgt verder zyn lied. Colette is al myn vreugd in 't leven. Geen vogeltje is zo vlug en gaauw, Haar voeten raaken de aarde naauw', Wanneer men haar langs 't veld ziet ftreeven. Doch nooit kan zy trrfn oog ontzweeven. Steeds flmsten wy Zeer ftil enz. BLONDEL. Nu, beste maat! ga heen en tracht my te geryven. Verneem of'k hier deez'nacht kanblyven. A4 DER. Eerfte Bedryf.  8 RICHARD LEEUWENHART, DERDE T O O N E E L. BLONDEL, zyn'' baard afdoende. ó J , 'iet is gelyk hy my te kennen gaf. 'kZie daar een ftcrk kasteel met torens ,hooge transfen , Omringd met grachten en met fchansfen! Zo verr' van de frontieren af! . . Zo afgezonderd in moerasfen, wildernisfen! Het is gemakkelyk te gisfen, Dat dit kasteel dient voor gevangenen van (laat. My wierdt bericht dat men het niemand nadrenlaat. 'k Zal evenwel my alles onderwinden, Om,zo'tmymooglykis, daar toegang toe te vinden. Men zal my denkelyk , bedrogen door den fchyn Dat ik niet zien kan , niet, wantrouwend , tegen zyn Baande eertyds Orpheus zich naar de onderaardfche ftreeDoor liefde,een'open weg in fpyt van Pluto' s magt/1"^1» De oprechtevrindfchap zal misfchien nudoor haar kracht My helpen, en voor my en flot en grendlen breeken. ARIA. i> Richard ! 6 myn vorst! wil iedereen U dan verlaaten! Ben ik 't op aarde alleen, Wiens trouwe byltand u moet baaten ? Ik de eenigile m 't heelal! En is "er anders geen Welke u verlost van die u haaten ?... 6 Richard ! enz. 6 Margarethe! ach! welk een fmart! Oevoelt, om zynen »tnp, uw hare!... %  ZANGSPEL. $ Cy vorsten ! zo u vrindfchsp flreelt, Zoek haar niet daar de lauwren praaien, Waar daar de kunstrei blydi'chap teelt, In loinmerryke mirthedalen; Alwaar zy ftceds belangloos kweelt, Van heil en plichtbetrachting, Van liefde, en trouw en achting. 6 Richard! enz. Maar 'k hoor gerucht, 't wordt tyd Pat ik my weer vcrmomme, opdat ik dus met vlyt, De rol, die ik myzelv' verftoutte toe te deelen, Omzichtig af moog' fpeelen. VIERDE T O O N E E L. BLONDEL, WILLIAMS, GUILLOT. WILLIAMS, Quillot ter cleure uitfloot ende , houd hem by een oor vast. Gut Hot komt fchreeuwcnde op hettooneel. leert u brieven aan myn dochter brengen! ■ GUILLOT. Wel, 't Is op des gouverneurs bevel. TRIO. WILLIAMS. De gouverneur zondt u hier heen?.. En hóórt myn dochter zyn verleidelyke ret'n? GUILLOT. Dees brief, naar 'k gis, door hem gefchrecven, Moest ik haar zelve in handen geeven. A 5 BLON- Eerjle Bedryf.  lo RICHARD LEEUWENHART, BLONDEL, ter zyde. Wat waar 't voor my een gunstig lot, Was dit de gouverneur van 't flot. WILLIAMS. Het kan niet zyn dat myn Laurettc, Op zyn gevlei liaar zinnen zette. Tegen Cuillot. En gy, en gy , Zo 'k u weer zie raakt gy niet vry. Wees maar niet bang. Ik kom niet weêr, myn leven lang, WILLIAMS. Ga heen. Zeg dat zyn pooging En beooging, Wat hy verricht', toch nimmermeer Wel zullen flaagen, En aan my behaagen. Hy doet my waarlyk te veel eer. BLONDEL, ter~] . , ,. , , zyde | Dc 80uverneur zonc' "em 'uer ncen • GUILLOT. )• De gouverneur zond my hier heen. WILLIAMS, | Zwyg. Ik verfta van hem geen reen. tegen Guillot, J GUILLOT. WIL-  ZANGSPEL. ii WILLIAMS. BLONDEL. GUILLOT. En gy, en gy, Ik bid, mynheer, Sla my tocti niet: Zo 'k n weer zie Leef toch intrede en wees maar niet raakt gy niet vry. twist niet meer. bang, \ Myn viimlen, houdt, Ik kom niet weir myn ei houdt u ftil, leven lang. Hebt toch geen meer verfchil. WILLAMS, tegen Laurette, die op het tooneelverfckynt, en een teken aan Gut Hot geeft om te vertrekken^ die daarop fchlelyk wegloopt. En gy, zo ge immermeer, Eens weer Dien fnooden ziet, Verwacht dan vry , Uw ftraf van my, Dees vuist zal toonen wie 't gebied. LAURETTE. Myn vader, wil me vry vertrouwen, 'k Kwam waarlyk niet den gouverneur te aanfchouWen. Gy zult ficeds van my zyn voldaan. WILLIAMS. Ik wil nooit iets van hem verftaan. LAURETTE, BLONDEL en WILLIAMS herhaalen de voorige woorden. WILLIAMS. Ga, wil ten eerste u weer in huis begeeven."  I3RICHARD LEEUWENHART, yrFDE T O O N E E L. WILLIAMS, BLONDEL, WILLIAM S. Xïoe zal ik dit verftaan ? ze zegt me dat ze niet Met hem gefproken heeft, en dat ze hem niet ziet» En hy heeft evenwel deez' brief aan haar gefchreevea!... Ik wenschte van deez' brief wel d'inhoud te verftaan. Men heeft thans een manier vanfchryven aangenomen, Waar ik geenszins weet uit te komen. Hy keert den brief aan alle zyden om. Zo'k iemant wist..Deez'man..Maar hy's hier niet van daan; En zal dus... Oude man, ei zegmy,kantgy leezen? BLONDEL, Voorzeker, ja, ik kan wel leezen, maar... WILLIAMS. Lees dan deez' brief eens voor me: daar. BLONDEI. Mynheer wil my veifchoonen. 't Kan niet wezen, Vermits ik in 't geheel niet zien kan ; want De turken hebben bei myne oogen toegebrand, En door een feherpe vlym my 't iieve licht benomen. Antonio vcrfchyut op het tooneel. Maar ziet gy, hier omtrent, geen' Meinéu jongen komen? WILLIAMS. . Ta. J B L O N«.  ZANGSPEL. 13 BLONDEL. 't Is gewis de knaap die my geleiden moet. Laat hem maar leezen wat gy wilt. Hy leest zeer goed; ZESDE T O O N E E L. WILLIAMS, BLONDEL, ANTONIO. BLONDEL. ,A.ntonio, zyt gy 't? ANTONIO. Ja , oude man , ik beu 't. BLONDEL. Gy zyt wel zeer lang weggebleeven. ANTONIO, zacht. Ik had me eerherwaard heen gewend, Maar 'k vond juist onder weg... 'k moest iets te keunengeeBLONDEL. (venKom lees den brief eens van dien heer. Welaan , Lees duidelyk en fterk opdat men't kan verftaan. Zich blind veinzende keert hy ziek naar de zyde waar Antonio niet is. Nu, beste maat! wil maar beginnen. ANTONIO, leest. „ Bevallige Laurette," WILLIAMS. Bevallige Laurette!... op deze wyze maakt Men jonge meisjes los van zinnen. AN- Ecrfie Bedryf.  i4 RICHARD LEEUWENHART, ANTONIO, kezende. „ Bevallige Laurette, myn hart kan zyne vreugd niet „ bepaalen op uwe betuiging dat gy my altyd zult beminnen. WILLIAMS. Hoe! hem betuigen dat ze in liefde voor hem blaakt? Ontaarde dochter!.. BLONDEL. Stoor hem niet. tegen Aniomo. V.'il verder leezen. ANTONIO, kezende. „ Zo de gevangen , den welken ik niet kan verlaateu... WILLIAMS. 7.o veel te beter. BLONDEL. De gevangen!... ANTONIO, kezende. „ Zo de gevangen denwelken ik niet kan verhaten, my „ niet belette by dage uit te gaan, wierp ik my... WILLIAMS. Mogt het wezen In 't diepst der gracht van uw kasteel. BLONDEL, zacht ter zyde. Den welken ik niet kan verlaaten.... Overluid tegen Antonio. Wil vervolgen. AN-  ZANGSPEL. 15 ANTONIO, kezende. ,, Wierp ik my aan uwe knién; maar zohetmogelyk is deezen nacht! " Spreekende. Hier is wat uitgedaan. BLONDEL. Lees voort maar in 't geheel. ANTONIO, leezende. „ Laat my dan door den een' of anderen weeten op wat j, uur ik u zoude fpreeken kunnen. Uw oprechte en getrouwe minnaar en (landvastige ridder. FLORESTAN. WILLIAMS. Had de afgrond u voor eeuwig ingezwolgenj Damndl... BLONDEL. Damnd!.. Zyt gy een engelsinan? WILLIAMS. Ja wel. BLONDEL. Uw natie is niet ligtlyk te vertfaagen. Het geen ik niet begrypen kan, Is, hoe een'engelsman een landflreekkan behaagen, Zo yslyk woest, (gHyk men my zeide,} als deze is; In 't hart van duitschland, in een barre wildernis. WILLIAMS. De reden hiervan is wat te uitgebreid te ontdekken. Wy Eerfle Bedryf.  16 RIC HARD LEEUWENHART,' Wy hangen niet fteeds van onszelven af, myn vrind. Om verr' weg, van ons land , naar elders heen te trekken Behoeft niet veel. BLONDEL. Dat's waar. Ik die my hier bemind, Bevond zulks ook, doordien 'k in frankryk ben geboren. Maar uit wat landfehap zyt ge in eugelaud? WILLIAMS. Ik ben Uit wallis. BLONDEL. Wel, daar ik dien landftreek ken, Zou 'k my verheugen, zo my 't daglicht waar'befchooren^ Door u te aanfchouwen. Maar Waarom zyt ge in dat land, zo fchoon, toch nietgebleeven? WILLIAMS. 'kHeb my ter kruisvaart mcêbegeeven, Naar palestina. BLONDEL. Hoe! naar palestina! daar Ben ik ook heen geweest ter kruisvaart. WILLIA MS. 'k Ging vertrekken Met onzen vorst Richard. BLONDEL. Met uwen vorst Richard? Daar ging ik ook mede. W I L-  ZANGSPEL. tj WILLIAMS. En myn weórkomst kon verftrekken , Om 't fterflot te verftaan , myns vaders, tot myn fmai't. BLONDEL. 't Is ongetWyffeld dat zyn hooggeklommcn jaaron , Een oorzaak van zyn derven waren? WILLIAMS, ó Neen, hy ftierfniet door een' hoogen ouderdom. Een edelman, uit ons nabuurfchap, bragt hem om". Doordien myn vader een konyn had doodgefchooten , Op 't land diens edelmans; het welk ik ras vernam, Zodra ik van de kruisvaart weder kwam. Ik zocht den moorder,op, en heb myn wraak genootèn. 'k Heb hem't verdiende loon verfchaft, Eu voor myn vaders c'ood ook met den dood geftraft» BLONDEL. Wat wordt de drift een' ruimen toom gegeeven? Met dooden van één' enkelen konyn, Kost d n twee menfehén *t leven}.. WILLIAMS. Ja; zulks is al te waar. BLONDEL. En gy , naar allen fchyn, Zyt, uit uw vaderland, naar elders, heen gezworven? WILLIAMS, ó Ja, ik nam de vlucht met dochter enmet vrouw. De Iaatfte is reeds geftorven. jl. Daar Eerflc Bedryf. B  i8 RICHARD LEEUWENHART, Daar ik intusfchen hier me, in veiligheid, vertrouwd Myn leengoed is alreeds verteerd door rechtsgedingen , Zo dat 'er, in myn land, voor my niets ovrig is, Dan een doodvonnis dat my naar denhals blyftdingen. Doch hier zyude is myn hart vry van bekommernis. BLONDEL. 'k Vraag u vergiffenis, dat ik zo veel dorst vraagen. W ILLIAMS. Myn lot te ontdekken, kan me in 't minste niet mishaagen. BLONDEL. Daar gy ter kruisvaart met Richard zyt meê gegaan, Kost aan u geen gelegenheid ontbreeken, Dienbraaven vorst, dien held te zien en ook te fpreekeu. WILLIAMS. Geenszins, daar 'k onder zyn bevel hebmoeten Maan. BLONDEL. Voorzeker hebt ge ? ... WILLIAMS, 'k Moet vertrekken : 'k vraag verfebooning. My dunkt,'k verneem haar reeds, die 'k wachtte aan myne wooning.. Z E-  ZANGSPEL. 19 ZEVENDE T O O N E E L. BLONDEL, LAURETTE, ANTONIO. Antonio neemt uit zyn knapzak brood, het welk hy , zich een weinig in het verfchiet houdende, ge duur en de dit tooneel, eet. LAURETTE. Zeg, goede man, zoude gy de vriendlykheid Wel hebben, zo u niets belette, My eens te ontdekken wat myn vader heeft gezeid. BLONDEL. Zyt gy misfehien ook de bevallige Laurette? LAURETTE. ó Ja, mynheer. BLONDEL. Ik vond uw' vaderzeer te onvreéis5 Betreffende den brief, de geen Ten uwent ftraks ge'bragt moet wezen, Op order van den ridder Florestan. LAURETTE. d Ja, van Florestan. En is de brief geleezen Voor mynen vader; weet hy daar den inhoud van? BLONDEL. Ja wel; doch ik ben des niet te betichten, Daar ik niet zien kan; maar het was Myn kleine leidsman die hem voor uw' vrder las. B t A.V EerJIe Bedryf.  so RICHARD LEEUWENHART, ANTONIO, opftaande. Zo is 't, ik was het: raaar moest ik zulks niet verrichten, En zette gy my zelv' daartoe niet aan? LAURETTE. (y.etU *k Had wel gewenscht dat zulks maar achter waar'geblee- BLONDEL. Waar 't niet doorhem , het waar door anderen gedaan. LAURETTE. Dat's waar. Maar wat heeft hy in dezen brief gefchreevCn? BLONDEL. Dat, zonder den gevangen, dien hy niet Verlaaten kan... Maar zeg, wie is toch die gevangen? LAURETï E. Naar ik 't begryp, verbied Men zorglyk iets daarvan aan iemant te openbaarén; B LO N DE L, hcrhaalende zyne reden. Dat, zonder den gevangen, gy zoudt zien Hem by u komen en zich werpen aan uw knién. LAURETTE. Hoe kan zyn lot myn hart bezwaaren..! BLONDEL. Maar hy zou dezen nacht... LAURETTE, zuchtende. Deez' nacht! bynacht! myn vrind !..• ARIA. 'k Vrees mr liy my te fpreeken tracht: Ik ben voonekcr te onbedacht!..  ZANGSPEL. ai ïlv zweert my zyne liefde en dan is 't juist of ik Myn hart, ondanks my zelf, voel (laan, dat oogenblik. En dan weder Neemt hy myn hand en drukt die teder, Dat ik niet meer weet wat gedaan. Ik wil vluchten en blyf ftaan. ó Die nacht! . wat nacht!., 'k Ben voorzeker te onbedacht, 'k Vrees nu hy my te fpreeken tracht. Hy zweert enz. BLONDEL. Bevallige Laurette! ik hoor dat gy hem mint. LAURETTE. Of ik hem min!.. of ik fteeds wensch met hem te leeven.'. . BLONDEL. Gy zegt dat zo nadrukklyk , zo berpid Dat, waarelyk , uw openhartigheid, My dringt aan u een' raad te geeven. LAURETTE. Spreek op, fpreekop. Ik bid doe my uw'raad verftaan. Ik durf me aan niemant hier vertrouwen; Doch uw manier van denken ftaat my aan. Uw ouderdom , en dat gy my niet kunt aanfehouwen , Dit alles geeft my moed, Daar 'k anders waarelyk befchaamd zou zyn enyreezen. BLONDEL. Welaan, bevallige Laurette... LAURETTE. Scrfic Bedryf. Wees zo goed B 3 Avi  „RICHARD LEEUWENHART, Aan my te zeggen wie by u my heeft gepreezen, En aan u , dat ik zo bevallig ben, verklaard. BLO N DEL. Ik kan, helaas', niet zien; maar voor bevallige vrouwen, Ben ik gewoon zodaanigen te houên, Wier zachte en ftreelende aart Zich met lieftalligheden paart. LAURETTE. Wel nu? BLONDEL. Ik wilde aan u Hechts zeggen dat de heeren Van hoogen rang, als zy zich aanbién, en verkeeren Met meisjes van een* mindren ftaat, Min ingenomen door eene edle wys van denken Dan wel door 't uitterlyk gelaat... L AURE TTE. Wel nu?... BLONDEL. 't Hen weinig fchynt te krenken, Als zy, fomwylen haar Misleiden kunnen. LAURETTE. Maar, 't Genacht waaruit ik ben geboren, li aan het zyn gelyk. BLONDEL. Hebt gy hem zulks doen hooren?» L AIJ--  ZANGSPEL. 23 LAURETTE. Voorzeker. Alhoewel myn vader d'overvloed Niet in die ruimte, als andren , werdt gegeeven, Zo leefden we echter, op ons goed, Gelyk'tbetaamt aan liên van aanzien, fteeds teleeven; En zo 'k niet vreesde voor de groote oploopendheid Myns vaders, (de oorzaak dat hy, tot myn groot genoegen Gedwongen wierd , zich naar deez' landftreek te vervoeHad ik myzelf, voorlang, alreeds bereid (8en') Te zeggen, dat ik kan aan Florestan behaagen, En 't zyn voorneemen is om my ten echt te vraagen. BLONDEL. Is "t niet dc gouverneur van dit kasteel? LAURETTE. Ja wel. BLONDEL. En daar uw vader nog niets weet van zyn verlangen. Zult gy intusfchen hem deez' nacht by u ontfangen? Deez' nacht verkiest ge, opdat hy u verzeil' En fpreeke , die fteeds op uw weêrmin aan blyft dringen?.. Hoor toe, 'kzal voor u eens een aartigliedje zingen. LIED. Hy die ons leert hoe men mint, Zyn zyne oogen fteeds geblind. Hieruit mag men vast vertrouwen, Dar dit hartverlokkend kind, Zich meestal 't gevaarlyksi vindt, Waar wy geen licht aanlchouwen. B 4 LAU- Eerfle Bedryf,  ?4 R I CI| A R D LEEUWENHART, LAURETTE. Ik bid, herhaal. Nog eenmaal Dat bevallig lied, Opdat ik *t niet Hierna vergeet'. En Florestan 't door my ook weet'. BLO N DE L. Ik ben gereed. Zy herhaalen > beide, het lied. LAURETTE. Maar 'k hoor daar, dunkt my, aan ons huis, Een aantal menfehen, en daarby ook het gedruis Van veel ryfuigen , en veel paarden. Naar ik reken. Zal hetdie dame zyn die wordt verwacht. "kGavoort. BLONDEL. Bevallige Laurette , ei blyf toch; noch een woord, 'kMoet u, noodzaaklyk, nog eens fpreeken LAURETTE. Is 't iets van Florestan?.. BLONDEL. Neen. LAURETT E. Nu, ipreek fchielyk dan. BLONDEL. Zou men aan my die vrindfebap wel vergunnen, jp.at ik, deez' nacht zoude, in uw huis verblyven kunnen? Hl  ZANGSPEL. 35 LAURETTE. ö Neen , dat zal onmooglyk gaan. Myn vader, op 't verzoek vau eenen zyner vrinden, Heeft, voor deez' nacht, geheel zyn wooning afgcftaan Aan eene dame, die zich t' onzent zal bevinden. Zo zy zulks aan u wil vergunnen, is het goed. Wy hebben over 't kleinst vertrekje niet te zeggen; Maar zogy morgen wilt... Vaar wel.. BLONDEL. Welaan , dan moet Geduld my troosten; ik my elders zien te leggen.. Antouio. ANTONIO. Wat is 'er van uw' dienst? BLONDEL. Ga zien, Of hier of daar voormy geen flaapplaatse is misfchien. B 5 Eerfte Bedryf ACHT-  9.6 RICHARD LEEUWENHART, ACHTSTE T O O N E E L. BLONDEL, MARGARETHA. Zy wordt gevolgd van een' talryken trein , heflaande uit eenige ridders, ftaatjongvrouwen, en bedienden zo mannen als vrouwen. Be ridders leiden Margaretha op het tooneel. Zy verfchynt als van het rypaard af' komende en met eene bevelgcevcnde houding. BLONDEL. "Vf^at zie ik, Hemel! mag ik wel myn oog vertrouwen? Is zy het zelve die ik heden mag aanfehouwen ?.. ó Ja, 't is Margareeth! 't is vlaanderens graavin! 't Rampfpoedig voorwerp van vorst Richards tedre min. Vorst Richard , die te veel door de fortuin begeeven , Als ballingslands, gedrukt door tegenheên, moetleeven. Maar welk een voorgevoel van heil bekruipt myn hart... De ontmoeting der graavinne ontlast myn ziel van fmart. Misfchien zit hier de vorst op dit kasteel gevangen, Zou'tmooglyk kunnen zyn?.. Ach I mogt myn ziels verlan- Zyn hoop thans koesteren in dees geheimenis.... (§el1 Dan, is zy 't wel?... Laat ons beproeven of zy't is. Opdat ik my nu met geen' ydlen waan moog' ftreelen, Zal ik iets, 't geen haar ziel moet treffen, voor haar fpeelen: Het lied her welk de vorst voor haar heeft opgefleld, Toen zyn gelukftaat met geen' rampfpocd ging verzeld. Hy  ZANGSPEL. 27 Hy [peelt het aan Margaretha bekende lied op zyne viool. Eenige maat en gefpeeld hebbende, bh ft ze ft aan, luistert en komt nader. MARGARETH A. Wat hoor ik ? hemel!... Zeg, myn vrind, wie mag het weDie u, hetgeengeopuwvioolzolieflykfpeelt,^zen» Geleerd heeft? fpreek. BLON DEL. Dit lied werdt aan mymeêgedeeld Door een braaf ridder, die naar't heilig land, voordezen Ter kruisvaard medeging. Naarhymy deedt verftaan, Zong koning Richard fteeds dit lied. MARGARETHA. Het geen hy aan U zeide ,is waar. BLONDEL. Maar gy, mevrouw, die het vermogen Bezit dat iedereen zyn harte en ooren wyd' Aan uwe aanvallge Item, wilt gy thans wel gedoogen, Dat ik u vraag of gy die edle dame zyt, Die, dezen nacht, her huis, daarginder, zult bewoonent MARGARETHA. A Ja, myn vrind! BLONDEL. Wil dan uw medelyden toonen Aan een' rampfpoedigen, die't daglicht derven moet, En Eerfte Bedryf.  ü8 richard leeuwenhart, En wees, Hechts dezen nacht, zo goed Hem toe te (taan daar mede te verblyven, Ter plaatze alwaar het u 'tbest fchikk'hem te geryven. MARGAREIHA. Dat wordt u toegeftaan, mits dat gydikwüs't lied Herhaalt, het welk iku , zo even, hoorde fpeelen. BLONDEL. Zo vaak gy 'twenscht volg ik gehoorzaamuwbeveelcn. MARGARETHA, tegen haar gevolg. Zorgt wel dat de oude man het nodige geniet'. Williams de hand aan Margaretha geevende, geleid haar in huis. NEGENDE T 0 0 N E E L. BLONDEL, ANTONIO, een OFFICIER vail Margaretha,eerfte en tweede BEDIENDE,BEATRIX, verfcheiden perfoouen van het gevolg. BLONDEL, her haaiende verfcheiden maaien op zyne •viool het voorig lied met variatiën, {veranderingen ) terwyl al het goed , waarmede Margaretha van de reize gekomen is , binnen gebragt wordt, ten welken einde verfcheiden bedienden binnen gaan en weder te voor fchyn komen. Ten zelfde tyde zet men ook eene tafel vooraan op het tooneel waarop men flefei) met wyn en glazen brengt. Eerfte BEDIENDE, tegen Blonde!. j£om zet u neder, oude vrind. Wy zullen u eens op een lekker glaasje onthaalcn. Hy geeft Blonde! ecu glas met wyn. BLO.N-  ZANGSPEL. ftQ BLONDEL. Antonio. ANTONIO. Hier ben ik al. BLONDEL, hem zyn volgefchonken glas geevende. Daar, drink myn kind. Men fchenkt Blondel een tweede glas vol. Het zelve leeg drinkende, zegt hy: Om u te danken. Maar'k zal myn gelag betaalen. Eerfte bediende. Op welk een wys? BLONDEL. *k Zal voor u zingen , en dan moet Gy allen myn gezang, aan 't eind , meezingen. Tweede BEDIENDE. Goed. Die vent is aartig. Kom, papa, wil maar beginnen. BLONDEL, fpee lende, onder het zingen, op de viool. ZANG. "kLaat den Sultan, welgemoed, Èy een' uitgeleezen ftott Hart'betover.'nde vrouwen, Als 't hem luste, feesttyd bouên, Dat hv zyne neiging voed'. Ms. ïly's vry, Wy verliezen da.ir niets by: Doeh ik kan my 't best verheugen, iis. By lekkre teugen. De twee laatfle regels worden door allen die aan tafel zitten herhaald. Dat Eerfie Bedryf.  30 RICHARD LEEUWENHART, BLONDEL, zyn lied vervolgende. Dat een lieer van hoogen ftaat, Zich van huis en hof ontflaat, Om ter kruisvaart heen te ftreeven ; En de weérhelft van zyn leeven, In de magt van andren laat, Hy's vry enz. DE OFFICIER van Margaretha. Daar gaat mevrouw reeds in haar kamer binnen. Tweede bediende. Kom, oude man, zing nog iets van uw lied. Welaan. BLONDEL, verder zyn lied vervolgende. Dat Richard , een vorst van magt , Naar iets wisfelvalligs tracht', En uit englands oord geweeken, In woeste afgelegen ftreeken, Nieuwe krygslauwrieren wacht*. Hy's vry enz. BEATRIX, op het iooneel verfchynende. Houd op. Mevrouw kan al wat gy hier zingt verftaan. BLONDEL, vat Beatrix aan, veinzende Antonio of een ander voor te hebben. Antonio hem by den arm nee» mende, geleid hem naar binnen. Linde van het eerfte bedryf. TWEE.  ZANGSPEL. 3t TWEEDE BEDRYF. EERSTE T O O N E E L. Men ziet in het verfehiet van het tooneel het daglicht aan breeken het geen van tyd tot tyd vermeerdert. Eindelyk verdwynt alle fchemering en het wordt dag. Eenige foldaaten gaan naar buiten om te recognofceeren. Vervolgens verfchynen RICHARD en FLORESTAN. RICHARD, FLORESTAN. FLORESTAN. Het is reeds dag, myn vorst, de fcheemring is verdweeGeniet de frisfche morgeulucht. (nen. Haar glans verkwikke u in uw fmart en ongenucht, Daar 't lot u flechts een uur die vryheid wil verleenen. RICHARD. Ach! Florestan]... FLORESTAN. Vorst?.. RICHARD. Uw geluk ftaat in uw magt. FLORESTAN. (der?. Myu vorst, zulks weet ik; maar myne eer... wat is royna- RI- Tweede Bedryf.  S2 RICHARD LEEUWENHART, RICHARD. Hoe, Florestan ! voor een' ontrouwen! een' verrader?.. FLO REST AN, Voor een' ontrouwen? een' verraader?.. Nimmermeer, Zö hy zulkswas,zoude ik aan hem myn'byftand fchenkeu?.. Neen, neen: ó vorst, ik zweer, 'k Bleef geenszins hem getrouw, kondèikiu 't minst dit RICHARD. (denken. Myn Florestan?... FLORESTAN, maakt eene nederige buiging, en vertrekt zonder te antwoorden, TWEEDE T O O N E E L. RICHARD, alleen. ól^emel! welk een fmart Gevoelt, door de yslykheid myns noodlots, thans myn Ifi't bestmyns levers en met glorie overlaaden... (Bar ' Myn hoofd, ter myi-er eer, bekroond met lauwerbladen; Die iii- in pslestine, als een kloekmoedig held, Zeeghaftig plukte, fteeds door oorlogsroem v-rzeld, Zie'k me,als een' fnooden fchelm,defc!iande enfmaadverEn m het akeligst verblyfin keetnenknellen. (Zellen> ARIA*  ZANGSPEL. 33 ARIA. ■ Wat kan my moed en glorie baaten, Wanneer ik, van 't heelal verlaaten, Hier myne dagen flyte in pyn ? De beeldtenis van Margaretha befchouwende. Beeld! van haar die my nooit zal haaten, Wil me, in myn {"mart, een toevlucht zyn, Opdat ze, een oogcnblik, verdvvyn'j ö Dood! wil my aan de ongelukken, De fmart, die 'k lyden moet, ontrukken, Daar my de hoop, voor eeuwig, vliedt. Gy, troon! die me aan uw' glans doet denken, Wel verr' van kalmte aan my te fchcnkcn, Verdubbelt gy myn zielsverdriet. DERDE T O O N E E L. RICHARD, BLONDEL, ANTONIO. PJchard zich nederzettende, leunt met den arm op dt borstwering, zyn hoofd eenigermate met de hand onderfleunende, in eene houding dewelke de diepfte droefheid te kennen geeft. BLONDEL. ^Komaan, laat ons nu, beste maat, Daar de aangenaame dageraad Reeds is gereezea, op dees plaats een poos verbeiden. C Ik Tweede Bedryf.  34 R-1 C H A R D LEEUWENHART, Ikvinddefrisfche lucht verkwikldyk, die den glans Der morgenzon verzelt. Maar zeg,waar zyn wy thans? ANTONIO. Ter plaatze alwaar ge mybeveeldeu heen te leiden; Digt by den muur van het fortres. BLONDEL. 't Is goed. Hy betast den muur ah ofhy denzelven beklimmen wilde. ANTONIO. Och! och! wat wilt gy doen ? Gy moet Op dezen muur niet klimmen, 't Kan niet wezen» Daar is een breede gracht vol water. Vielt ge 'er in, Gy zoud verdrinken. BLONDEL. Wil niet vreezen. 'k Heb zulks te doen niet in den zin. Zie daar,myn kind, daar 's geld. Wil heenen loopen, Om iets tot ons ontbyt te koopen. ANTONIO. Gy geeft my veels te veel. BLONDEL. 't Geen 'er te veel is fchenk Ik u. ANTONIO. 'k Bedank u zeer. Hy gaat heen. BLOI».  ZANGSPEL. 35 BLONDEL. Als gy zyt weêrgekotuen , Zal ik een wandlingmet u doen. Naar dat ik denk Zo zullen hier lusthoven , veld en hoornen Nog even fchoon zyn als ik ze eertyds vond , wanneer Ik die kou zien , en zy my frreelden, By mangel van 't gezicht vervrolyk ik me zeer Derzelver fraaiheid voor den geest my te verbeelden , Gelyk ik die toen zag... Mee ! antwoord gy niet, zeg? Maar naar 'k bemerk is hy al weg. VIERDE T 0 0 N E E L. RICHARD, BLONDEL klimt op den muur, ziende naar het fortres. RICHARD. "F^cn jaarl Geheel een jaar zie 'k dan verzwinden! En zonder dat ik beul of troost geniet! ^c;eiJ Niets fïreelt myn hoop :'kzal nimmer uitkomst vinIn myn te wreed, te treffend zielverdriet. BLONDEL, ter zyde. Zo hy zich hier onthoud'zal'k trachten,door myn zingen. Tot in de plaats , waar hy verborgen zit, te dringen , Daar hier geen windje 't zwerk ontfkit; Een diepe ftilte heer.scht in boomen en op 'tveld. Ach' zo hy hier zyn noodlot moet betreuren, Zr.1 c kerlyk het lied zyn kwynend hart opbeuren, C a Dat Tweede Bedryf,  36 RICHARD LEEUWENHART, Dat teder en aandoenlyk lied, Eertyds uit zuivre min gefchikt voor zyn Margriet.. Wat zou, wat kan kern meer bekooren, J5y het verduuren zyner fmart, Daar liefde heerscht in 't minnend hart, Dan'tgeenhy dichtte voor zyn fchoone, hier te hoor en? RICHARD. (f). ó Koninglyke troon! ó Wettige oppermagt! ö Luister! grootheid! die de vorsten fteeds doet eeren, Bezwykt voor 't noodlot dan uw kragt?... Kan uw vermogen dan geen drukkend onheil keeren? Ach myne Margareethf... Wat hoor ik? In myn fmart.. Wat aangenaam geluid boeit myne ziel aan de ooren !,. Is 't mooglyk, mag ik't lied, vóórhaar gemaakt, hier Maar zacht! (hooren?... BLONDEL, zingt. Daar me eene koorts deedt duchten, Wierfoltring fmartlyk viel... RICHARD. Wat klank!.. Ik kendieftem! Zy treft my't hart. BLONDEL, voort zingende. Waardoor byna myn ziel Het ligchaam fcheen te ontvluchten , Kwam myn graavin, om my te zien,... De dood moest by lian.re aankomst vliên. Hy houdt eene wyle op en luistert. Ge- Ct) Geduurende deze regels is Blondel bezig zyne viool zeer zacht te /lellen, als ware hy verre van het fortres. Zodra hy den mam van Margareeth hoort noemen, begint hy te ffeelen.  ZANGSPEL. 37 CfduurendcBlondeldezelaatSte vier regels zingt wordt Richard door hoope en vreugde en de grootfte verwondering aangedaan. Hy fchyn t zich het einde van dit lied te willen herinneren. Het zelve zich herinnerd hebbende , vervolgt hy •• RICHARD. Een lonk, aan my gefchonken, Door haar die my gebied, Doet myn gclak ontfonken, Daar al myn onheil vliedr. Geduurende deze regels doet Blondel de trefcndfteblydfchap blyken, en neemt eene houding aan, als zich getroffen vindende van verwondering. BLONDEL. Een vorst van magt en waarde, Kwynt in een aklig (lot. Zyn dienaar treurt om 't lot, Dat hem dien rampfpoed baarde. RICHARD, fpreekt. Hot is Blondel l Hy zingt. ZoMargarceth thans hier verfcheen , Al myn verdriet en ramp vloog heen. Richard en Blondel, zingen te faamen. Een lonk aan my gefchonken, Door haar die my gebied, Doet myn geluk ontfonken, Daar al myn onheil vliedt. Blondel herhaalt de wys van het voorig lied gevarieerd, en maakt, ai dansfende, verfcheiden grimasfen. De [oldaaten de viool van Blonde! gehoord hebbende, gaan, geduurende de rittornel van het volgend muzickfluk, naar hem toe. c3 VXÏÏ- Tweede Bedryf.  33 RICHARD LEEUWEN HAR T, FT F D E T O O N E E L. richard, blondel, eenige soldaaten. He Gouverneur, verzeld van eenige foldaatendoet Richard naar binnen gaan , Eenige andere foldaaten maaien zich meester van Blondel, doende hem in de fortificatie tot vooraan op het toonecl komen. ZANG. Eenige soldaaten. eet gy, antwoord ons. weet gy, Wie u antwoord gaf, hierby ? Wil ras fpreeken, niet te draalen. Kom, wil 't ons, tcrftond, vei haaien» Spreek op; verklaar wie 't zy. blondel, bevreesd. Be een of ander in dit oord, Die myn zingen heeft gehoord. DE soldaaten. Gy moet voort naar *t gevangenhuis, Maak daar, do«r uw'zang, gedruis. BLONDEL. Mynheeren, 'k bid wil my verfchoonen ; Uw meédoogen toonen. Ten doel gefteld, Aan turks geweld, Beroofde men my 't lieve licht. 'fcMis, ó droefheid! myn gezicht. DE  ZANGSPEL. 39 DE SOLDAATEN. Wel dat behoud u, op deez' tyd, Gy waart anders 't leven kwyt. *t Was met u, kost gy zien, gedaan. Kom, gy moet met ons gaan. Gy moet voort naar 't gevangenhuis, Maak daar,door uw' zang, gedruis. BLONDEL. Ik bid u fla My, heeren! gaé, Eenigzins onbefchroomd. Ik heb een zaak van groot gewigt, Die nu terftond moet zyn bericht Aan den gouverneur. Welaan, Wilt voort, met my, by hem gaan. p E SOLDAATEN, tegen eeiï~ Officier die te voorfchynkomt, Hy zegt, dat hy, op ftaanden voet, Den gouverneur iets zeggen moet. BLONDEL. Ja, 'tis een zaak van veel gewigt, Die hem, terftond, moet zyn bericht. De Officier gaat naar binnen om den gouverneur zulks bekend te maaken , en geeft een teken aan de foldaa' ten om Blondel gade te /laan. DE SOLDAATEN. Gy zegt dat gy, op ftaanden voet, Den gouverneur iets zeggen moet?., 'tts een zaak van veel gewigt, Die hein terftond moet zyn bericht? C 4 Hier Tweede Bedryf.  40 RICHARD LEEUWENHART, Hier ziet men Florestan binnen de deur van ,t - kasteel, waarover Blondel ter /luik zyn blydjchap toont. DE SOLDAATEN. Daar's de gouverneur, maar ik zeg als nog, Pleeg geen bedrog, Gy zyt van kant indien gy liegt, Of hem bedriegt. ZESDE T O O N E E L. BLONDEL, FLORESTAN, buiten komende. Officieren en [oldaaten, EEN SOLDAAT. Daar is de gouverneur. BLONDEL. Wys my, Waar is de gouverneur? FLORESTAN. Hier by. BLONDEL. Aan welken kant is hy ? FLORESTAN. Hier. BLÖN-  zangspel. 41 BLONDEL, tegen Florestan. 'k Heb u iets te ontdekken Van veel belang. FLORESTAN. Wel tot wat eind zal't (trekken 't Geen gy me zeggen moet? Spreek op, maar wacht u vry My voor te liegen of door boert of fpotterny Te kwellen. Gy moogt vreezen. 'x Kostte u het leven. BLO N D EL. 't Is meer dan half dood te weezen, Als men het daglichtmist door'tmisfen van \ gezicht. Wat zoude een arm man , zo als ik , beroofd van 't licht, lieweegen kunnen, of, doorfpotten, of, door liegen » ü te mishaagen , te bedriegen? FLORESTAN. Wel fpreek dan op. BLONDEL. Zyt gy alleen?.. FLOREST AN. Ja. Tegen cle Soldaaten. Wilt gylieden , voor een wyl, te rugwaards treén. De Soldaaten houden ziek in het yerfchiet van het tooneel. q ? BLON- Tü-ecde Bedryf.  42 RICHARD LEEUWENHART, BLONDEL. Dat ik ter dezer plaats verfchyn , heer, is om reden Dat de bevallige Laurette aan my... FLORESTA N. Spreek zacht. BLONDEL. Dat de bevallige Laurette aan my, op heden, Beval by u te gaan. Den brief, van u gebragt, Las zy me voor, ten blyk dat zy my hadd' gezonden. Gy fchreeft haar dat ge u, aan haar kniên Zoud werpen, en deez' nacht haar gaarne wilde zien. FLORESTAN. Wel nu , myn vrind ? BLONDEL. Weet dan , dat zy heeft goed gevonden, U af te wachten, op welk uur het u gevall'. FLORESTAN. Hoe! op welk uur het my gevall'? BLONDEL. 't Is dus gelegen. Haar vader heeft,by hem,een vrouw van rang gekreegen, Voor welke hy, deez' nacht, een vreugdfeest geeven zal. Men zal 'er vrolyk zyn en dansfen, drinken, eeten; En gy zult wel het een of ander middel weeten, Daar meê te komen; en, by die gelegenheid, Zal de bevallge Laurette, wel iets zoeken, Om het gezelfchap te verkloeken.  ZANGSPEL. 43 Zy zegt u dan wel iets 't welk u behaagt eu vleit. FLORESTAN. Gy zc-ngt dan ftraks om my te fpreeken ? BLONDEL. 'tGefchiedde alleen dat ik zo fors heb doorgeftreeken Op myn viool, opdat ik dus, door deezen weg Zou (hagen, om by u te komen. FLORESTAN. Gy hebt hier niets misdaan ; dus wil niet fchroomen. Spreek de bevallige Laurette fluks en zeg Dat ik voorzeker my by haar zal haten vinden. Wat is ze aanvallig!,., zich te dienen van een'blinden, Om'tgcenzy voor heeft... Ga, op dat'er niets gebeur'. Hy gaat naar de andere zy. BLO N D E L. Mynheer de gouverneur. Mynheér de gouverneur. FLORESTAN. Wat wilt ge? BLONDEL. Zyt ge nu naar deeze zy geweeken? Opdat men niet befpeur', waarom 'k hier ben geweest, En dat ik kwam by u, om iets geheims te fpreeken Zo knor me en jaag me weg. FLORESTAN. 'tls wel. Die fnaak heeft geest. Tweede Bedryf. ZANG.  RICHARD LEEUWENHART,, ZANG. FLORESTAN. Hoe! is *t geen gy dit oogenblik verklaart Den omflag waard » Dien gy baart? BLONDEL. Och! waarde heer, ik hield my ftil en zacht. Al 't geweld maakte uwe wacht. FLORESTAN, en SOLDAATEN. Hoe, vermeetle, durft gy 't waagen, fne»? ,, TJ van < y te beklaagen ? ConsJ Men moest u voort opbrengen doen, Want gy verftoort ons garnizoen. BLONDEL. Heb medely, en hoor mynklaagen. Vergeef 't my, zo ik iets mogt doen , Door het verftooren van uw garnizoen. ANTONIO, fchielyk komende aankopen}werpt zich op de knieën. Och, hecren, wik nw goedheid toonen, Hem verfcboonen: Hy derft het licht: De arme man mist zyn gezicht. Al te wreed, Bragt de turk hem in dat leed. DE SOLDAATEN. Wel dat behoud hem, op deez' tyd, Hy was anders *t leven kwyt. 44 Zo  ZANGSPEL. 45 7.ü hy 'c licht aanfchouwen kon. Kreeg hy waarlyk geen pardon. ANTONIO, fchreijende. Wil 't hem vergeeven, Laat hem toch leeven. BLONDEL, tegen Antonio. Staak uw geween'legen de Soldaaoen, Leid my weer heen. BLONDEL. DE SOLDAATEN. Ileeren, nimmermeer, Ga, kom nimmermeer, Ziet gy my hier wcér. In deez' landftrcek weêr. 'k Vertrek zöaanttonds hiervan Vertrek , zo aanftonds, hier van daan : daan, Ik fpoedinyvoort om heen te gaan.En fpoed u voort om heen te gaan. ANTONIO, flerker fchreijende, Ali, ah , ah, ah ! BLONDEL. Staak uw geween. ANTONIO. Laat hem toch vry, BLONDEL, tegen de foldaaten. Komt leidt my heen. BLONDEL. DE SOLDAATEN. Ileeren nimmermeer, Ca, kom nimmermeer, Ziet enz. In deez' enz. Blondel gaat met Antonio door de poort dewelke hy is ingei ragt heen. Einde van het Tweede Bedryf D E R-  45 RICHARD LEEUWENHAR T, DERDE BEDRYF. EERSTE TO O N E E L. BLONDEL, CHARLES, ÜRBYN. ZANG. BLONDEL. Myn vrinden, 'k moet haar daadlyk fpreeken : Vrindelyk tegen Charles en Urbyn. Laat my uw hulp toch niet ontbreeken. CHARLES en URBYN, verft oord* Cy moet, gy moet? BLONDEL. Ja, zyt te vreên. CHARLES en URBYN. Wy mogen niet, 6 neen. Ga toch fpoedig heen, Wy gaan ook. Geen reên. BLONDEL. Hoe ! ik hier van daan ? CHARLES en URBYN. Ja, aanfionds gaan. BLONDEL. Ik hier van daan ? CHARLES en URBYN. Ja, aanftonds gaan. BLONDEL. Laat my uw hulp toch niet ontbreeken. Hy  ZANGSPEL. 47 Hy voelt in zyne zakken. Ontfangt dit goud, neemt aan, Laat u raen. CHARLES en URBYN, ter zyde. 'tls goud. BLONDEL. Laat my uw hulp toch niet ontbreeken. Myn vrinden, 'k moet haar daadlyk fpreeken. CHARLES en URBYN, tegen elkander. Wat gedaan? Wat vangen we aan ? Zich laatende overhaalen. Om wel te flaageo, Laat ons 't waagen , Een haarer vrouwen Zyn vraag te ontvouwen. Tegen Blondel. Gy zegt gy moet? BLONDEL. Op ftaanden voet. BLONDEL. CHARLÊS en URBBYN. Laat my uw hulp toch niet ont- Moet gy haar nu fpreeken? breeken, Op 't oogenblik? Welaan, «kHeb één woord aan haar te Gy zult zyn voldaan, fpreeken, Slechts een enkel woord. Help my toch voort. Derde Bedryf. TWE E-  48RICHAB.D LEEUWENHART, TWEEDE T O O N E E L. MARGARETHA, WILLIAMS, LANDRECHTER, eenige RIDDERS, STAATJONG IC VROUWEN. M ARGARETHA. Heer Williams ,hoe word uw vlyt naar eisch gepreezen, Voor 't vriendelyk onthaal, zo mild aan ons bewcezenj WILLIAMS. Mevrouw, hoe gaerne zou ik u hier langer zien! MARGARETHA. Zulks kan onmoogelyk gefchién. LANDRECHTER. Vooruwe reize is't klaar, mevrouw. Niets zal ontbreeken. MARGAR ET«H A. Deez' avond zal ik u van myne reize fpreeken. Wat zal 't my treffen als myn mond aan u ontdekt, Tot welk een einde myne aanftaande reis verftrekt. LANDRECHTER. Hoe! wat, mevrouw? MARGARETHA. Ik denkmein (lilte tebegeeven. Om, eenzaam,'t ovrigdeel te flyten van myn leeven. LANDRECHTER. Hoe! gy, mevrouw? . MA R-  ZANGSPEL. 49 MARGARETHA. 6 Ja. Het hanbeftormend leed 't Geen my, voor langen tyd,reeds trof enkwynen deed, En, naar het fchynt,my nimmer zal verhaten , Belet my 't welzyn van myn waardige onderzaaten j Gelyk ik wensch en ik verplicht ben, gaê te flaan. In dit gefchrift dient door my nog iets by gefchreeven Te worden, 'k Zal myn wil myn ftaaten doen verftaan. Gy, ridders, zult het der vergadringe overgecven. DERDE T 0 0 N E E L. MARGARETHA, LANDRECHTER, WILLIAMS, BE ATRIX, STA AT JONGVROUWEN. BEATRIX. M e vrouw!.. MARGARETHA. Wat wilt ge van my ? BEATRIX. Die zelfde oude man, Wien gy aan ons bevalt, deez' nacht, in huis te ontfangen, En nu weêr 't licht aanfehouweu kan,MARGARETHA. Wel nu ? BEATRIX. Hy vraagt verlof of hy de eermagerhngen... D MAR- Derde Bedryf.  50 RICHARD LEEUWENHART, MARGARETHA. Ach! wat wil toch die man van my? BEATRIX. 'k Zei dat mevrouw byna door droefheid was bezweeken. Zyn antwoord was: als ik mevrouw maar eens mag fpreeken, Zal ik wel maaken dat ze veel vernoegder zy. BLONDEL, begint binnen te zingen. BEATRIX. Hoort gy zyn ftem mevrouw ?. wat zingt hy uitgeleezen... MARGARETHA. Laat hem hier komen. BEATRIX, naar binnen gaande, tegen Margaretha. Het zoumooglyk kunnen wezen, Dat koning Richard hem dit lied zelf heeft geleerd. VIERDE T O O N E E L. MARGARETHA, LANDRECHTER, WILLIAMS, BLONDEL, BEATRIX, STAATJÖNGVROUWEN. M ARGAR ETHA. Wel, goede man, wat is 'tdatgy van my begeert? Men zei, dat gy verzocht u by my aan te bieden. BLONDEL. 6 Ja mevrouw! Maar welk een moeite kost het niet Gehoor te krygen by voornaame en groote lieden, Al is 't dat onze komst tot hunnen dienst gefchied. MAR-  ZANGSPEL. 51 MARGARETHA. Zeg my wie leerde aan u het lied dat gy daar even Zo treflyk zongt... waar was 't..? Wie heeft het u gegeeven? BLONDEL. Dat zeide ik 't liefde aan u alleen , mevrouw. Zy treeden allen een weinig te rugge. MARGA RE T HA. Gy waart noch gistren blind. BLONDEL. ó Ja; maar nu aanfchouw Ik weder 't licht; en zo 't my ooit kon ftreelen; Zo 'k immermeer mogt in de gunst des hemels declcn, 't Is op dit oogenblik, daar ik my zie gevleid Met de eer der tegenwoordigheid Van Margaretha, de grootmoedige gravinne, Van vlaandren en artois. MARGARETHA. ó Hemel! kent gc my ? BLONDEL. 6 Ja , mevrouw! Dat thans geen fchroom uw ziel verwin* ue, Herken Blondel. MARGARETH A. Blondel!.. Wat zie ik!., gy ?.„ Gy hebt den vorst verzeld. Waar is hy ? D je 't my hoorea, BLONDEL. /ret}_ Den vorst, dien'k, fints een poos, heb trachten op te fpooD % Vond Derde Bedryf.  5a RICHARD LE EUWEN HART, Vond ik , in 't eind , weêrom. Hy's hier uiecverr' van daan. MARGARETHA. De vorst?... BLONDEL. Ja ; 't yslykst lot moet hy hier ondergaan. Hy wórdt gevangen, op hetfterk kasteel, gehouên, Het welk gy uit uw kamer kunt aanfehouwen. 'k Sprak hem deez' morgen, fchoon ik hem niet zag, mevrouw. MARGARETHA. 6 Hemel!., ach, Blondel!.. Komt ridders... BLONDEL. Wil bedaaren: Wat gaat u aan?... Wat wilt ge doen?... MARGARETHA. 'k Vrees geen gevaaren. Deez' zyn myn ridders ,• 'kben verzekerdvan hun tf ouw. Aan my verknocht, zal geen van allen my begeeven. En Williams ontfing in engeland het leeven. WILLIAMS, de RIDDERS en BEATRIX treeden nader. ZANG. BLONDEL. Ja, r'ddcrs, weet des konings lot. Men kerkert Richard in dit flot. MARGARETHA, RIDDERS en STA ATJONGVROUWEN. Richard geboeid hier in dit flot '?.. li L Q N-  ZANGSPEL. 53 BLONDEL. Ja, ridders , ja dit is zyn lot. Men kcrkeit Richard in dit flot. RIDDERS er. VROUWEN. Hebt gy 't gezien ? Weet gy door vvien ? MARGARETHA, RIDDERS eilSTAATJONGVROUWEN.Wie deedt toch u bericht erlangen ? .MARGARETHA. Ik voel myn harte prangen. BLONDE C. Ik zelf heb 't, zonder moeite, ontdekt. Dit kleed heeft my ter hulp verftrekt; Zyn (tem die me aan het harte raakte, Was 't die het aan my kenbaar maakte. ]j. ridders, dit's des konings lot. Men kerkert Richard op dit flot.. MARGARETHA. RIDDERS en STAATJ O N G V R O U W E N. Ach ; hier op dit (lot ? M A R G A R E T H A. Hoe kan deez' maar het hart my fireelen !.. 6 Vreugd 1 waarin ik thans mag declen, Hoe verr' (treeft gy myn hoop voorby! MARGARETHA, RIDDERS en STAATJONGVROUWE N. Hoe zyn wy Wel te vreên en bly. Laat ons nu zyne banden flaaken. RIDDERS. Welaan, welaan, D 3 BLO N- Berde Bedryf.  54 RICHARD LEEUW EN HAk f, BLONDEL. Wilt zorglyk waaken. MARGARETHA. Hoe zullen wy het maaken, Om Richard te flaaken? Ach! Blondel 1 RIDDERS en STAATJONGVROUWEN, Blondel, Blondel!.. Blondel doet z^n'baard af. Ja, 't is Blondel, hy is het wel. 6 Welk een vreugd, Maakt ons verheugd! BLONDEL. Wilt nu toch uw vervoering flaaken, Maakt Richard vry, Denkt niet om my. MARGARETHA. Ach,Blondel! maak Richard vry. VTFDE T 0 0 N E E L. MARGAR ETHA, WILLIAMS, BLONDEL; Eenige RIDDERS, LANDRECHTER, STAATJONGVROUWEN. M ARGARETHA. Gy ridders! Williams l kloekmoedige Blondel! Eefluit iets tot myn heil. Vereenigt u te iaamen , Om, is het mogelyk, thans middlen te beraamen, Waardoor men englands vorst iu vryheid weer herftelP. Wilt  ZANGSPEL. 55 Wilt niets ontzien. Gy kunt, gelyk ik zelf, beveelen , Vermits gy, en voor my en myn belangen ftrydt. Myn geest door 't nieuws te zeer verwonderd en verblyd Kan, in dit tydftip , niet in uwe ontwerpen deelen. Heengaande leunt zy op de armen van haare ftaatjongvrouwen. ZESDE T O O N E E L. DE LANDRECHTER, WILLIAMS, BLONDEL, twee RIDDERS. LANDRECHTER. II aar droefheid fproot alleen uit Richards ongeluk. BLONDEL. Heer Williams, en gy ö ridders! dierbre vrinden! Komt, trachten we, in der yl, een middel uit te vinden, Om Englands koning te verlosfen van zyn', druk. Men laat den tyd, die ons te ftaè komt, niet verloopen; Ontdekken we of men iets van hem moog'hoopen Wiens toevoorzicht en zorg de vorst is aanbetrouwd. Heer Williams, kent gy de wyz' van denken, Des gouverneurs? WILLIA M S. Te veel..! BLONDEL. Zou hy wel door gefchenkec Te winnen zyn? fielt hy belang in 't goud? D 4 WIL- Derde Bedryf.  56 RICHARD LEEUWENHART, WILLIAM S. Neen. BLO ND EL. Is hy bang van asrt? WILLIAMS. Nog minder. BLONDEL* Kan het weezen? 't Is zonderling! blind voor't belang en niets te vreezen! Hy is een zeldzaam inensch, ik had zulks niet verwacht. Gy ridders, Williams, (laat my toe u te ontdekken Hetgeen ik voorheb, en ons kan tot voordeel {trekken. De gouverneur befloot Laurette, dezen nacht Te komen fpreeken. WILLIAMS. Hoe! myn dochter komen fpreeken!... BLONDEL. Ily weet dat gy deez' avond hier een bal En feest zult geeven. WILLIAMS. Ik?.. BLONDEL. ó Ja. Laat dit geval Ons dienen. Gy moet zulks niet laaten fteeken. Laat alles in gereedheid brengen, om Het bruiloftsvolk dat zich , als by een gantfche drom. Alreeds bereid houdt om zich hier braaf te vermaaken, - ' Te  ZANGSPEL. §7 Te ontfangen. 'c Is hierby. Ik heb 'c vooru gevraagd. williams. Een bruiloft, hier?.. Een bal?... Wie zei dat volk die zaaken? Door wieu toch kwamen zy't te weeten, en wat fchyn,.. blondel. Door my. williams. Door u? Hoe kan dat mooglyk zyn?.. blondel. Zy weeten 't, op wat wy z', zal 'k u hierna doen hooren. Dat thans geen oogenblik, myn vrinden, ga verlooren. Men houd', tot myn ontwerp zich klaar. De gouverneur zal't (traks in die verwachting waagen, Dut hy gelegenheid, by 't vrolyk feestgebaar Zal vinden kunnen om in zynen wensch te flaagen, williams. 't Is wel... Dat hy haar fpreek, maar... blondel. Zulks moet volftrekt gefchiên, En op dat tydftip moet hy zich omfingeld zien Van de officiereu der graavin. Dat die hem dringen, Door dreigen, dat hy voord den vorstin vryheid ftelt. Enzo hy 'tweigren durft, men dwinghem door geweld. landrechter. Ja, 't is geweld dat hem moet dwingen. Laat ons, gewapend, het kasteel beltonnen, D 5 wil- Berd: Bedryf.  58 RICHARD LEEUWENHART, WILLIAMS. Hoe! 't Kasteel beftorrrlen?.. neen, hiertoe, Is onze magt te zwak. 't Waar roekeloos, te waagen , Hierin met twintig of met dertig man te flaagen, Alleen met lanfen en van zydgeweer voorzien. Het zou te Hout zyn daar meê't hoofd te durven biên, Aan honderd krygsliên die een fterk kasteel verweeren. LANDRECHTER. Met twintg of met dertig man, zegt gy J.. Vergeet gy 't krygsvolk dan het geen hier digte by, In 't naaste bosch vertoeft, tot wy 'er weder keeren, 'tWelk Margaretha heeft op haare reis verzeld? Ik zal, op 't oogenblik , het herwaard heen doen trekken. Onze onverfchrokkenheid zal het ten voorbeeld flrekken, En fiere heldenmoed, 'daar't Richards vryheid geldt, Zal 't in het ftrydperk noch doen zwichten noch begeeven. BLONDEL. Ach! edelmoedig vrind 1 Gy doet myn vreugd herleeven. Wie zou het weigren van ons allen, vol van moed 't Gevaar te tarten tot den laatften druppel bloed? Heer Williams, men durft uw'vorst in keetnen knellen. En gy, gy zyt een engelschman!... WILLIAMS. Ik zal hier fterven zo 'k myn' vorst nietredden kan. BLONDE L, tegen den landrechter. Ga gy, mynheer, het oorlogsvolk verzeilen, En  ZANGSPEL. 59 En voer het fpoedig hcrwaard aan. Laat ook uw riddrenftoet, ten ftxyd, zich vaardig maaken, Draag zorg dat Florestan uw magt niet kan ontgaan. Zodra gy met uw volk de muuren kunt genaaken, Geef dan het teken tot den ftorm. Ik weet gewis, Dat deze zyde van den muur bouwvallig is. Ik hoop, door hulp dan, daar ter plaatze, een bres te krygen, Langs dezen weg zal ik de braave heldenfchaar ïlet voetfpoor toonen om ter gloriebaan te ftygen, Zy vertrekken. Heer Williams maak gy voor 't bal vast alles klaar. ZEVENDE TO O N E E L. BLONDEL. K an ooit devrindfchap door oprechte plichtbetrachting; Kan ooit de uitwerking van eene onbezwalkbaare achting, Een hart bemoedigen; door trouwe en tederheid Bezield, en op het fpoor der heldendeugd geleid! Wat durft myn hart dan niet, dat eer en plicht wil achten, Daar het voor de onfchuld, al te flreng gekluisterd, pleit, Van't edelfie oogmerk een gewenschten uitllag wachten!, Berde Bedryf. ACHT-  6o RICHARD LEEUWENHART, ACHTSTE T O O N E E L. WILLIAMS, LAURETTE, eenige bedienden. WILLIAMS, tegen de bedienden. Schikt deze tafel en fla voords hier alles gaê, En't geen hier hindrenmogt brengt dat naar elders heenen. LAURETTE. Zal hier een bal zyn? WILLIAMS. Ja , myn waarde dochter, Ja. LAURETTE. £neru Myn waarde dochter!...ach! zyn gramfchap is verdweeMen zal nier dansfen. Ter zyde. Wist dit nu toch Florestan, Hy zou misfchien... WILLI AMS. Spoedt u in alles te verrichten 'tGeen hier tot het gemak van 't bal verftrekken kan. De bedienden houden zich bezig met een en ander te fchikken. Brengt ook nog kaarsfen om de zaal meer te verlichten Geduurende de ritoumelle der volgende trio vertoont Blondel zich aan de eene zyde van het tooneel', tegenover. Laurette. Hy geeft ze eenige tekenen om haar by hem te doen komen. 7,y doet haare verwondering blyken daar sj gewaar wordt dat Blondel niet meer blind is. N E-  ZANGSPEL. 61 NEGENDE T O O N E E L. WILLIAMS, LAURETTE, BLONDEL» TRIO. Geduurende de trio wandelt Williams gedunrig over het tooneel heen en weder. BLONDEL. De Gouverneur zal hier ftraks wezen, Zodra zy aan het dansfen gaan. LAURETTE. Ik zie myn' wensch ten top gercezen, Wat vreugd brengt zyne komsi my aan! BLONDEL, tegen Williams, die nadert. Geen geheim voert my hier heenen, Ik zeide haar dat ik nu weêr 7.o goed zien kan als weleer. LAURETTE, BLONDEL. WILLIAMS. Hy is waarhk niet Geen geheim voert Spreek vry, onver- verfchcenen, my hier heenen legen. Omgeheimente doen 'k Zeide haar dat ik Dezen man heb ik ' hooren. nu we^r niets tegen, Deze man zal u be- Zogoed zien kan als Hy verwydert ziek kooren. weleer. weder. LAURETTF, tegen Blondel. Zal hy my fteeds ftandvastig minnen. Weet hy hoe 'k hem bemin en acht? BLONDEL. Gy kunt u waarlyk niet verzinnen Hoe vuurig dat hy naar uw byzyn tracht. LAURETTE. Hoe naar myn byzyn? ó myn \rind? LAUDerde Bearjf,  6a RICHARD LEEUWENHART, LAURETTE C Hy word oprecht van my bemind. BLONDEL £ Gy wordt oprecht van hem bemind. WILLIAMS - zich tusfehen beide ft ellende , waardoor Laurette bedeesd flaat. Spreek vry, fprcek vry onverlegen. Dezen man heb ik niets tegen. LAURETTE. Neen geen geheim voert hem hier heenen, Daarom is hy niet verfcheenen. Hy zei my dat hy nu weêr Zo goed zien kan als weleer. WILLIAMS, tegen LauretteGeen geheim deedt hem hier komen ? LAURETTE. Neen myn vader wil niet fchroomen. WILL1 KUS ^tegen Blondel. BLONDEL. Gy zei haar dat gy nu weer lk zei haar dat ik r,u weer. Zo goed zien kunt als weleer? Zo goed zien kan als weleer. WILLIAMS. LAURETTE. BLONDEL. Dezen manheb ikniets Maak u om hem niet lk zei haar enz. tegen. verlegen. Hy verwydert ziek. LAURETTE, tegen Blondel. 'k Moet aan u nog iets vertrouwen. BLONDEL. Spreek vry, Laat u niets weêrhouên. LAURETTE. Ook moogt gy 't hem wel doen hooren. BLONDEL, ter zyde. Hoe kan hy haar hartbckooren!.. LAU-  ZANGSPEL. 63 LAURETTE. BLONDEL WILLIAMS, toetreedende. Geen geheim voert Wat geheimen zouden Spreek vry , fpreek hem hier heenen. 't wezen, viy unverlegcu Daarom is hy niet ver- Waar uw vader voor Dezen manhebik niets feheenen. moet vreezen ? tegen. TIENDE T O O N E E L. WILLIAMS, LAURETTE, ANTONIO. met de bruiloftsgasten en eenige boeren en boerinnen , die onder het fpeelen van het begin van V volgend liedje, dansfende op het Tooneel komende. Een BOER zingt. Blyft niet alleen, Voegt tl by een, Als het vee, Loopt twee, aan twee. Dan gaat d'akkerbouw fteeds ree. C H O O R. Als het vee, Loopt twee, aan twee, Dan gaat d'akkerbouw fteeds ree. DE BOER. Waar men 't meisje, in bosch of dalen, Zonder vryer om ziet dwaaien, Treft haar fteeds verdriet en fmart, Maar Jfde Bedi-yf.  64 RICHARD LEEUW EN HAR t, Maar als zy zich mag bevinden, By haar lief, haar' best beminden, Dan ftreelt vreugde altyd haar hart. Blyfc niet alleen, Voegt u by een, Als het vee, Loopt twee, aan twee, Dan gaat d'akkerbouw fteeds ree. CHOOR. Als het vee Loopt twee, aan twee, Dan gaat d' akkerbouw lteeds ree. DE BOËR. Is 'er ooit, myn waarde vrinden! Beter vreugd op aard te vinden, Dan te leeven paar by paar ? Zo het lot het dus kan voegen, Hebben wy het best genoegen En wy zingen met elkaêr, Blyft niet enz. DANS, van de bruiloftsgasten. Onder het dansfen komt florestan binnen: hy groet Williams en voegt ziek vervolgens by laurette. By het laat ftè gedeelte van den dans hoort men van binnen het roeren van eenige trommen. FLORESTAN. Maar welk gerucht of zich hier hooren laat? Hy wil vertrekken. WIL-  ZANGSPEL. QS WILLIAMS, en eenige Officieren van het gevolg valt margaretha, van ter zyde op het toonecl komende 9 trekken hunne fabels. WILLIAMS tegen FLORESTAN. 'k Neem u gevangen, Gy moogt niet van hier vertrekken. FLORESTAN. Gy my gevangen? .. WILLIAMS. Ja. FLORES TAN. Wat durft ge my ontdekken? Vermeetlen, hoe!... wat fnood verraad* ZANG. WILLIAMS, RIDDERS. Êat men, op 't oogenblik Richard ons overgeev' Dat niemant ons weêrftreev*. FLORESTAN. Nooit geef ik li den vorst; 'kben niet zo laf van hart. De Ridders en Officieren geleiden florestan, terwyl williams aan de andere zyde vertrekt om zie 'i by den Landrechter en Blondel te voegen. Het tooneel word veranderd en verbeeld het fertres. Men is reeds bezig het zelve te bcfiormen. Blondel in deszelfs blindemans gewaad en williams bemoedigende aanvallers. Blondel gewaar wordende dat de verdedigers in het fortres fterker in getal worden ^ £t vtaaf* tierde Bedryf.  66 RICHARD LEEUWENHART, waardoor zy de (tonnende menigte te rugge dryven , werpt zyn overkleed weg en vertoond zich in zyn ridder lyk gewaad. Hy gaat een oogcnblik tusfchen de zyfchermen en komt ten eerflen weder te voorfchyn aan het hoofd eeniger fchansgraavers, met welken hy op den bouwvalligen muur, waarvan hy gefproken heeft, aanvalt. Intusfchen blondel met de zynen bezig is een bresfe. in den muur te maaken, verfchynt richaKD boven op hetfortres, die, niettegen/laande ongewapend, zich met de heldhaftig/Ie kloekmoedigheid kwyt om zich zeiven van drie gewapenden vry te maaken. Middelerwyl valt de beftormde muur. Blondel (treeft door de gemaakte bresfe naar den koning; doorweekt een foldaat en rukt hem den fabel uit de hand, den welken hy richarj overgeeft. Zy ver dryven de overige foldaat en dewelke tegen/iaud bieden. Hier na werpt blondel zichaan de voeten van richard, die hem omhelst. Op dit tydflip hoort men zingen Lang leev' Richard! Hierna komt m.a r g a r e t h a , gevolgd van haaren ftoet en eenegroote menigte op het tooncel. Zy , verneemende richard in vryheid, die door blondel wordbyde hand geleid, valt, door aandoening in de armen haar er ftaatjongvrouwen dewelken haar by richard geleiden. Vervolgens verfchynt florestan op het tooneel. De Landrechter o/willia m s brengen hem j voor  ZANGSPEL. 67 voorde voeten des konings. Richard neemt het zydgeweer van florestik, het welk de Landrecht etheeft en biedt het 'tem weder aan. Geduurende deze verrichtingen wordt 'er een marsch ge/peelt. RICHARD. 6 Ci'! die 't hart my griefde, Waard voorwerp van myn tédre oprechte liefde, MARGARETHA, weder by haar zelve komende, 6 Richard ! ó myn vorst! ö vreugd? R ] C II a R D. De liefde dai k ik myne onfehatbre zielgereucht. MARGARETHA, RlCnARD, B.'ondel op Blondel wyzende. om helzende. •tls door Blondel; 't is door zyn Uw moed, uw deu«d. deugd, Dat gy moogt deelen in dees Doet my thans declen in dces vreugd. vreugd. MARGARETHA, RICHARD. BLONDEL. Liefde en trouwe vrindfchapsplicht Hebben dit verricht. MARGARETHA, RICHARD, BLONDEL, FLORESTAN, WILLIAMS, LAURETTE, antonio, en CHOOR van mannen en v R o U W E n. Wat blyde dag!... Kou ons ooit meer geluk beftraalen, Dan men thans erlangen mag. MARGARETHA. RICHARD, BLONDEL, 't Schoon des rykstroons kan niet haaien By het heil van dezen dag. E 3 MAR-  68 RICHARD LEEUWENHART. MARGARETHA en BLONDEL en C 110 O R R ICHARD. Dat gelul; u fteeds doe praaien Kan ons meer geluk beftraalen. Waar men u aanfehouwen mag. MARG. "£R;ciiarti leeft weer voor < > dee/dag. RICÜ. .} (- u J BLONDEL, en CHOOR. blond, -j n«yn , > 't Is < > vorst die , dezen dïg} CHOOR' 5 C een i Nu weêr in luister praaien mag. MARGARETHA, tegen FLORESTAN en LAUR ETTE. Dat, daar liefde, U beide griefde, U thans de trouw binde aan elkaêr. CHOOR. Gelukkig paar! MARGARETHA. RICHARD. BLONDEL. *tls vrindfehapdiemyn 't Is vrindfehap die Streelde ooit een daad fmarte, myn fmarte. myn harte, Verkeerde in 't Verkeerde in 't Door ongemeen vergrootst vermaak. grootst vermaak. maak. Dat nu de liefde ons Myn fchoone aan-'tls nu'k , 6 vorst! harte vaart myn harte uw fmarte Vooraltydftreele en Daar ik in liefde Door plichtbetrach• blaak! blaak. ting Haak. MARGARETHA en BLONDEL en RICHARD. CHOOR. Kan ons ooit meer geluk be- Dat geluk u fteeds doe praaien, {haaien Waar men u aanfehouwen maf, M A R G. C Ricbard ieeft wccr v00r \ '"y ~l deez' dag RICH. I C. u i ALLEN, 't Is een vorst enz. Linde van het derde en laatfle Bedryf,