BRIEFWISSELING van den generaal DUMOURIER met den OORLO GSMINISTER PA C H E, staande den veldtocht in het BELGISCHE in 1792. Uit het Fransch vertaald. Te DORDRECHT, bij DE LEEUW en KRAP, mdccxciv.   311 AAN M IJ N E MEDEBURGERE N. IVÏen zoude zich ten uiterften bedriegen * indien men waande dat het openbaar maaken dezer brieven, uic een grondbeginfel van laa. ge wraakzugt, of dwaaze verwaandheid is gefprooten. De eerfte dezer gevoelens heeft nimmer vat op mijne ziel gehad; en in des loopbaan die ik doorloop, de oogen meer op het toekoomende dan op het voorledene gevestigd houdende, vind de verwaandheid, de hoogmoed zelve, een vermogend tegengift in de volmaakte overtuiging, van de otivol. komenheid der menfchelijke vermogens. * 2 Daar  iv AAN MIJNE MEDEBURGEREN. Daar ik mijne medeburgeren rekenfchap geeve van het geene ik verrigt heb, moet ik hen ook niet onkundig laaten aangaande de hinderpaalen die mij belet hebben meerder te doen. Ik heb met eenig goed gevolg de vijanden der Republiek beyogten; maar men zal in deze brieven, die het tiende gedeelte mijner brief wisfeling niet uitmaak en, zien, hoe ik genoodzaakt heb geweest om mijnen tijd door te brengen met het doen van navorfchingen, die ik niet kon denken dat mij te beurt zouden vallen. Ik beken, dat, indien iets het genot der gunften, die mij van het blind geluk gefchonken zijn, vergiftigen kon, het de met verontwaardiging gemengde fmart is, met welke ik doordrongen heb geweest op het gezigt der verfchrikkelijke ellende, die eene zegepraalende Armée vervolgde; ellende die meer foldaaten weggemaaid heeft dan het Haal der flaavcn. Wie kan men met deze misdaad befchuldi- gen?  AAN MIJNE MEDEBURGEREN, v gen? Helaas! de twee allerverfchrikkelijkfte plaagen van het menschdom, de onweetenheid en de eigenliefde; de eerfte field ons, zonder eenig middel van verdediging, aan alle de onderneemingen der list bloot; de tweede maakt ons voor de oorzaaken onzer feilen blindt, belet ons die te erkennen, en die te herftellen. Wijl de oorzaak onzer jammerlijke omftandigheid wel bekend is, zal men zich niet verwonderen over de gevoelens,die ik voor zeer achtenswaardige hoedaanigheden, welke ik in menfchen gevonden heb, over welke ik mij het meest te beklaagen heb, behoudemaar mijne achting is niet blind; ik zal, indien men wil, toeftemmen dat de menfchen dat geene zijn dat men hen maakt; maar een bei kwaam man, is niet tot alles bekwaam: door eene droevige en zeer kostbaare ondervinding weeten wij heden dat een leger flegt geleid door een' wiskundigen, ilegts beftuurd door een dichter,en liegt van voorraad voor* 3 Zien  vi AAN MIJNE MEDEBURGEREN. zien kan worden door een jood, hoe groot ook anderzins hunne verdienften ieder in hun. ne zaak wezen moge. Indien hij, die, geduurende een geruimcn tijd zrjns levens, een zeker beroep geoeffend heeft, desniettegenftaande in een1 gevorderden ouderdom, tot alles anders bekwaam is, is dit een toeval waar mede men zich geluk mag wenfchen wanneer men het aantreft, maar waar op men het geluk der Republiek niet waagen moet. Laat een mensch doen het geen hij geleerd heeft, en gij zult u niet blootftellen aan de moegelijkheid van hem te zien leeren het geen hij doen moet, want dan zult gij flegt bediend worden. Deze bedenking is zeer gewigtig in zaaken van uitvoering, in welke de tijd een noodwendige hoofdftof toC den goeden uitflag is. De os is voorzeker een der fterkfle dieren» hij ftaat vast, maar het is een flegt ftel om naar den loopprijs te dingen. Mogt deze raad, dien grooten hoop van meiv  AAN MIJNE MEDEBURGEREN, vu menfchen, die zich tot alles gefchikt waanen, ïn zich zei ven doen treden, en hen doen begrijpen dat de menfchen van dat foort, voor het minst even zoo zeldzaam zijn, als dat van de zulken, die tot niets gefchikt zijn: hunne gevoelens kunnen prijslijk zijn; maar in gevaarlijke omftandigheden , zoo als die in welke wij ons bevinden, kan het geloof zonder de werken niet tot onze rechtvaerdiging volftaan. Indien voor het overige deze briefwisfeling In de handen onzer vijanden valt, dan zullen zij uit dezelve zien wat zij van hunne ontwerpen te wagten hebben; zij zullen de verrigtingen onzer Legers met de middelen dié hun gefourneerd waren vergelijken; zij zullen Franfchen zien die niet ondergefchikt zijn, die door Generaals zonder ondervinding geleid worden, foldaaten die bijna altoos zonder kleederen, en dikwerf zonder brood zijn; zij zullen zegge ik, zien dat die Franfchen, die foldaaten onoverwinnelijk zijn; zij zullen voor  vin AAN MIJNE MEDEBURGEREN. voor hunne eigene haardfteden beeven, na dat zij de onzen bedreigd hebben; hunne oo* gen zullen zich over de grondbeginfelen onzer zegepraalen openen, en zij zullen de wonderdaaden der vrijheid erkennen. BRIEF-  B RIEFWIS S EL I N G VAN DEN GENERAAL DUMOURIER MET DEN OORLOGSMINISTER. I. BRIEF Aan den Oorlogsminister. Te Valenciennes, 22 October 1792, het tweede jaat der Republiek. Ik ben den coften, in den morgen, te Valenciennes aangekomen; ik heb dien dag in conferentie met den Generaal la Bourdonnaye doorgebragt, aan wien ik rendez-votis in die ftad gegeven had; wij zijn in onze zaaken overeen gekomen. Zijn Armée, die door de bezettingen van Rijsfel tot Duynkerken verfterkt is, zal van 20 tot 25 duizend man opklimmen. Ik gaa hem de inflructie voor zijne beweging, vereenigt met de mijne, toezenden. Ik heb aan de Generaal Valence order gezonA de»  C 2 > den om met 18 duizend man, die voorheen het Corps d'Arme'e van den Generaal Dillon uit. maakte, en die de bloem waren van de Armeen der Ardennes, naarGivette marcheeren, dat Corps moet Nameur bedreigen. Een ander Corps van 10 trit ia duizend r.;an zal van Mauheuge vertrekken onder de orders van den Generaal d'Harville,en zich aan de linkerzijde der rivier de Samber uitftrekken om zich met de Generaal Valence te vireenigen, en t' zaamen op Luik te marcheeren. 1 Ik zal met 40 duizend man door het centrum trekken om Mons of Doornik aanrevallen; ik verwagt den uitOag dir verdediging van de Keizerlijke, om het punt van mijnen aanval te bepaalen. Zie daar, in het groot, hoedanig mijn plan is : het zou eenige tegenfpoed kunnen ondergaan , vooral betreklijk Givet, om dat Valence naar den kant van Longwy zoo fpoedig voortgaat, dat zijn marsch op {Mameur, die ik gaerne met de mijne vereenigd zou hebben, noodwendig vertraagd zal worden, en ik geloof niet dat ik stijne komst te Givet af moet wagteq om mijne operatiën te meldep, wijl deze vertraaging, aan den Generaal Clairfait tijd zou geven, om over Mameur op Brusfel te komen, met het Corps troepen hetwelk hij in Champagne commandeerden, en dat van de uitgewekenen dat hem op zijn aftpgt gevolgd is. Hoe  C 3 ) Hoewel dit Corps van Clairfait zeer veel gele. den heeft, zou het echter een onderlïand van 20 duizend man zijn, die ik door de fnelheid mijner marsch moet zien te voorkomen. Ik hoopte den veldtogt den 25ften te kunnen openen; maar de troepen, vooral de cavallerij, hebben zulk eene moeijelijken marsch afgelegd, dat ik verpligt ben hun eenige dagen rustens te geven. Het geen mij nog meer dan al de rest weerhoud is het gefchut. Ik heb aan den Minister van oorlog eene bijvoeging van 400 paarden verzogt, om voor den 2ótlen te Douay bezorgt te worden. Ik wil niet vertrekken indien ik die niet heb: en dit zal mij nog maar alleen voor mijn veldgefchut dienen, en dan voor eenige mortieren. Ik zal verpligt zijn om de paarden van het land. voor het gefchut der belegeringen te gebruiken. Ik behoef hen in waarheid flegts naar twee punten, die zeer nabij elkander zijn, Doornik en Mons namenlijk, te voeren. Indien de vijanden, na het verlaten dier twee plaatfen, want ik twijfel of zij die wel zullen houden, zich in het verfchanste camp van Brusfel verzamelen, gelijk men zegt, dan zal ik in het Belgifche zelve uitmuntende goede paerden vinden om dat grof gefchut te flepen. Ik hoop dat de Oostenrijkers die dwaasheid zullen begaan, wijl ik dan daar eensflags den oorlog der Nederlanden zal eindigen. De lastgevende Commisfaris Morlay heeft mij gister de aankomst van tien duizend jasfen geA 2 meld.  C 4 ï meld. Ik zal de oogenblik van mijn vertrek afwagten om die uit te deelen, wijl ik hoope dat 'er dan, volgens het geen de burger Lebrun den aoften aan de Nationale Conventie gemeld heeft, meer zullen zijn. Iets, het geen ten uiterften noodzakelijk is, en zonder hetwelk ik niets kan verrigten, is het kruid, ik moet ten minden drie millioenen ponden voor den veldtogt hebben, welke veldtogt niet langer dan zes weeken moet duuren, en ik heb geen 40c duizend pond in het ganfche departement van het Noorden. Ik heb op mijne reis naar Parijs vernomen dat er in die hoofdftadyaSoo duizend ponden kruid zijn; tracht er ten miniren tusfchen dit en den zyften 500 duizend van naar Douay te zenden. Daar is ook veel te Havre, dat men ook naar Douay zou kunnen zenden. Ik zal een Courier naar La Fiére afvaerdigen, om hem te vraagen of zij mij kruid zouden kunnen bezorgen. Doet al u best om te maken dat die noodwendigheden mij niet ontbreken. Staande den veldtogt tegen de Pruisfen,heb ik omtrend genoeg krijgsbehoeften gehad, om gedurende twee uureh flag te leveren. Ik heb die verwonderlijk weeten te fpaaren, maar ik werkte toen verdedigender wijze, en nu ga ik aanvallender wijze werken: ik ga dit ondernemen in een land dat mij waarfchijnlijk meer dan 50 duizend krijgslieden zal bezorgen, met welke ik ge-  en genoodzaakt zal wezen mijne munitie te deelen. *k moet die dus in overvloed hebben, wijl ik verfcheiden plaatfen zal nemen die er mij van zullen ontlasten Ik verzoek cm mij ten fpoe* diglten antwoord, aangaande dit artikel, te bezorgen, als ook aangaande de paarden voor het gefchut: dit is mijne dringendfte behoeften, en die alleen mijne venigungen kan vertraagen. Ik verzoek u aan de Nationale Conventie te willen zeggen, dat het battaillion, Republikein genaamd, zich op de allertrefFendlle wijze heeft gedragen om de misdaad van eenige hunner te boetten; dat het de misdadigers zelve geleverd beeft; dat het gedrag van dat battaillon demisdaad geheel uitwischt, en het in ftaat fteld om zeer ten nutten te werk gelteld te worden. Ik zal mij ook beïevcren om dit te doen, want niemand kan, meer dan ik verlangen,om van de zulke der burgers, die zich aan de verdediging des vaderlands toewijden, goede foldaaten te maken. Dit is het eenigfte antwoord dat ik aan Marat te doen heb: hij moet zijne ftraf in zijn eigen hart vinden. Het battaillon van Mouconfeil heeft zich op ■gelijke wijze gedragen, en het blijft onder het. bevel van den Generaal Chafot. Daar de Generaal Ja Bourdonnaye geen een vertrouwd Luitenant? Generaal heeft, die een groote. krijgsondervinding en eene bijzondere kennis van ket land heeft, dat wij moeten aanvallen, ben ik A 3 over-  C 6 ) overeen gekomen om hem in rang van LuitenantGeneraal, den burger Duval, een Officier van de grootde verdienden, en den oudden Veldmaarfchalk van de Armee, te geeven. Ik heb te gelijker tijd de burgers Berneron en Chancel tót den rang van Veldmaarfchalken verheven. Zij hebben beiden veel ondervinding, kennen het Belgifche, en zijn van een ouderdom die hen gefchikt maakt om de troepen, welker vertrouwen zij bezitten, wel te bcduuren. Door deze promotie, die mij in het getal van de Officiers-Generaal, die er voor een leger van 80 duizend man nodig zijn, nog ver agter laat, vallen er twee Staf-Officiers plaatfen, te voet, open; van welke er één aan den burger Thowenot koomt, die op de benoeming dond, en aan wien zij door den Minister Lebrun toegezegd was: het is geen nieuwe graad, wijl hij reeds een brevet van Colonel heeft. Ik verzoek u deeze promotie te willen goedkeuren, om de nodige expedities te laaten verrigten, en mij die, benevens de antwoorden op alle de onderwerpen mijner depêche, te zenden. De Aide- de-Camp, Luitenant-Colortel Devaux, brengt u mijne depêche: daar hij zeer kundig en getrouw is, kunt gij hem belasten om met de onderfcheide bureaux, over de verfchillende deelen der vraagen die ik u doe, te handelen. II.  < 7 ) II. BRIEF Aan den burger Pache, Oorlogsminister, De Oostenrijkers hebben alle de posten, die zij op het Franfche grondgebied hadden, verhaten. Ik heb van daag bezetting van het Oostenrijkfche grondgebied genomen, door aan den eenen kant het dorp Perhuwelz en de kleine Had van Quivrain te bezetten. Ik zal mij den 27fteri met omtrent 40 duizend man naar Guouarouble op Quivrain begeven. Ik zend aan den Generaal d'Harleville bevel, om zich den a8ften met ïo a ia duizend man, van Maubeuge op Mons te begeven, en aan den Generaal la Bourdonhaye om zich den a8ften van Luik op Doornik', met meer dan 28 duizend man te begeven. Ik hoop dat mijne bevelen nauwkeurig uitgevoerd zullen worden; indien zij dit niet wierden, zoude ik reden hebben om te geloven dat de uitvoerende magt niet uitdrukkelijk aan de Generaals en Chefs d'Arme'e gezegd heeft, dat, daar ik voor dezen oorlog verantwoordelijk ben, ik door hen gehoorzaamd mqet worden, zonder dat zij door hunne overleggingen of eigenliefde mijn ontvverA 4 pea Te Valer.ciémies, den 24 Oclober,  C * ) pen tot den veldtogt dwarsbomen. Ik verzoek dat de uitvoerende magt ten dezen opzigten zeer kort en juist mag zijn; en daar gij, deugdzaam burger, een nieuw ministerie begint, verzoek ik u, zeer ftrikte bevelen te geven, op dat ik mij niet in dezelfde moeijelijkheid moge bevinden, die ten naastenbij mijnen veldtogt der Ardennes heeft doen mislukken. Dit is genoeg over dit artikel, waarvan ik alleen uit voorzorg fpreeke. Daar wij den a8ften 75 duizend man op den vijandlijken grond en buiten Frankrijk zullen hebben, moet men er ernftig op denken om die in penningen te betaalen. Hier voor moet men omtrend drie millioenen per maand rekenen van den söften Odober beginnende. Men moet ook indagtig wezen, dat omtrend den ioden der vol. gende maand, de Generaal Valence met 20 duizend man te Nameur aal zijn; het geen voor het minfte ook zes maal honderd duizend guldens in de maand maakt. Reken dus op vier millioen, in geld - die gij alle maand naar deeze Armee moet zenden. Ik hoop wel, om, in alle geval, in de Nederlanden geld voor u te vinden, dat er in overvloed is. Ik weet zelf waar het is. Indien de omwenteling in het Belgifche wel bewerkt word, zal men het mij aanbieden, en ik zal de asfignaaten voor gelijk op, doen doorgaan. Indien de Belgen zich niet voor vrij, en voor onze bondgenooten verklaaren, dan zal ik hen als vijanden be-  C 9 5 behandelen: ik zal het geld neemen, en dan de asfignaaten tog met geweld doen doorgaan. Maar gij moet evenwel in de eerfte maand voorzien, met het geen ik u weder geef van het geen ik middel zal vinden uit te fpaaren. Ik had aan de Armee der Ardennes twaalf a dertien maal honderd duizend livres, in geld, en die zijn er op weinig na nog, wijl ik niet op het vijandelijk grondgebied geweest heb. Maakt dus dat er in de fchatkist van de Armée der Nederlanden, want dit is de naam die zij voortaan voeren moet, en die zij met roem ftaande zal houden, voor het minst twee millioen,in geld, voor den a8;len, of op laatst tusfchen den 28ften en 3cften is. De burger d'Espagnac (*) zal u alle de koo- pen (*) De burger d'Espagnac, van wien hier gefpvoken word, is den gewezen Abt. Ik had toen nog jjeen bijzondere vriendfchap met hem. Hij had zicli bij de Armée gevoegd om den dienst der wagens, waarvan hij de onderneming op zich genomen had, in orde te brengen. Zijne werkzaamheid en de veelheid zijner hulpmiddelen maakte dat ik hem wel dra onderfcheide. Daar hij voor eenige dagen naar Parijs terug keerde, ftekle ik hem de behoefte der Armée in het uitgebreid voor oogcn. Hij verbond zich om mij binnen veertien dagen alles wat ik nodig bad te bezorgen, en wij (telden, ep ons wederzijdsch woord, de koopen vast. Maar, tot het ongeluk der Armée, zei de Minister hem, dat hij in alles voorzien had, en d'Espagnac dacht zich dus, van bet geen hij beloofd bad, onttlagen. A5  C 10 > pen zeggen, die wij voor de noodwendigheden* dezer Armée, die aan alles gebrek heeft (+_), uitgezonderd aan moed en vaderlandsliefde, ge* daan hebben: ik verzoek u er de uitvoering Van te willen verhaasten, en dan ftaa ik voor alles in. III. BRIEF Êün den Oorlogsminister. Aan liet hoofdkwartier van Valencicnues, den 24flcn Oclober 1792, het ecrlte jaar der Republiek. De burgers-ondernemers der wagens voor alle de armeen, hebben zich, in gevolgen uwer bevelen, bij mij vervoegd. Ik ben verheugd dat men eindelijk begrepen heeft hoe onvoldoende de pelotton paarden voor den veldbagafie zijn, en hoe noodzaaklijk het was om in het gevolg der legers een park van rijtuigen te hebben, die altoos bij blijven, welkers dienst verzekerd was, en (*) Dit gezegde laat geen twijffel over dat ik toen den Mis Bister verwittigd heb dat de Armee aan alles gcbrelc hai!.  C n ) en waardoor men bevrijd zou zijn om dagelijks* door buitengewone ligtingen, het land, daar men genoodzaakt is het oorlog te voeren, te vermoeijen. Ten einde uwe oogmerken in dit opzigt te vervullen heb ik aan den Commisfaris-Generaal bevel gegeven, om te onderzoeken hoe groot het gewigt der veld-effecten is, die nodig zijn om een regiment voetvolk en een regiment paardenvolk in veldtogt te (lellen. Volgens dit onderzoek waarvan de burger d'Espagnac u de bijzonderheden mede zal deelen, zult gij bevinden dat het nieuwe model der tenten, den tegenwoordigen dienst der veld-effeéten omtrend een half rijtuig voor ieder battaillon voetvolk verminderd heeft; maar dat die dienst echter nog ten vollen voor ieder battaillon voetvolk vorderd, agt rijtuigen met vier wielen , en met vier paarden; of negen rijtuigen met twee wielen en een paard, en agt met tweepaarden, indien gij dit foort van rijtuigen de voorkeur geeft; en voor twee escadrons paardevolk, vijf rijtuigen met vier wielen en vier paarden, of vier met twee wielen en één paard, en zes met twee paarden. Dat het dus volgens deeze opgave is dat gij het getal der rijtuigen moet afmeeten, 't zij met één paard en met twee paarden, 't zij met vier paarden, die gij per battaillon of per escadron verdeelen moet. Gij zult ook bevinden dat de battaillons en escadrons, onder bevel van den Generaals Valence en  C is ) en d'HarlevilJe, zich vereenigd vindende met die, welke onder mijn bevel ftaan, ik voorde veldeffecten alleen twaalf honderd rijtuigen met vier paarden; of dertien honderd vijftig met één paard, en twaalf honderd met twee paarden nodig heb. Behalven deze rijtuigen moetik, voor de gewoonlijke benodigdheden der Armée, een park van buitengewone rijtuigen hebben, dat even zoo aanmerkelijk is, dat is te zeggen van twaalf hon» derd met vier wielen en vier paarden. Gij zult dus, Burger-Minister, wel aan de Compagnie, die met de onderneming der wagens belast is, willen zeggen, dat zij, ter mijner befchikking, gereed houde. i. Of twaalf honderd rijtuigen met vier wielen en vier paarden; of dertien honderd vijftig met een paard, en twaalf honderd met twee paarden voor de veld-effecten mijner Armée. 3. Twaalf honderd rijtuigen met vier paarden voor de gewoonlijke veldbehoeften. In afwagting dat de ondernemers in ftaat zijn om dien dienst te doen, hebben zij op zich genomen om, volgens de markt alle de rijtuigen die ik noodig zal hebben in het land te huuren. Ik zal dus, van den 15 October af, alle de rijtuigen nemen die door de Commisfarisfen gehuurd zijn, tot een beloop van twee duizend vier honderd rijtuigen met vier paarden. Ik kan niet beter doen, Burger-Minister, dan u verzoeken, om op onze dringende behoefte acht te  C 13 3 te flaah; die behoeften zullen ophouden, zoo dra gij juiste en beflisfchende koopen zult fluiten, met zulke bekwame en nuttige ondernemeren, als die met welke ik gehandeld heb; die bij een groot civisme veele kunde en iever voegen; en die alleen alles in het groot, en zonder fchraap» zugt zien, welke de middelen zijn om dat militaire^ gedeelte, dat zodanig verwaarloosd was, te doen Hagen. Met zulke agenten flaa ik er Voor in dat ik, indien men hen wat te gemoet koomt, het Franfche leger tot aan het uiterile der waereld zal voeren. Eerfte Brief van den Oorlogsminister Padie. Te Parijs, den 24 October, het eerfte jaar der Repu. bliek (,11 uuren des avonds.) ^/[en geeft mij bericht, Generaal, dat de baron van Senffc, gewezene Minister van Pruisfen, bij den Prins Bisfchop van Luik, gisteren, den 14 dezer maand, aangekomen is, met het caracter van buitengewoon Minister bekleed ; da: hij met den Prins Bisfchop van Luik eene geheime conferentie gehad heeft, na dewelke men het ca« pittel verfcheide maaien faamgeroepen heeft. Hoewel het onderwerp der conferemiën van den Pruisfifchen Minister niet aan het publiek  C 14 ) bekendis, zoo meenen kundige lieden echter te weeten, dat het er op aan koomt om winterkwartieren voor 8 a io,coo man Pruisfifche troepen gereed te maken. Daarenboven is het gedrag en de gefprekken van den Baron van Senfft geenfins gefchikt om ons, aangaande de vriendlchap,pelijke neigingen van zijn hof, vertrouwen in te boezemen; dus verzoek ik u, Generaal, de zekerde en fpoedigde maatregelen te nemen om de Pruisfen in het land van Luik te voorkomen: men verwagt er on? met ongeduld: twee compagniè'n Oostenrijkfche troepen en het regiment van den Prins, is al de magt die men er tegen u te weer kan dellen, en de bevelen die zij ontfangen hebben om, bij onze aankomst, te repliceren maken hen niet zeer te duchten. Ik noop dat gij, tijdig genoeg van dit ontwerp verwittigd zijnde, het zult kunnen beletten. Indien het u mooglijk was om in dit faifoen de vlugde troepen van hetguarnifoen van Givet langs de regter zijde der Maas.direct op Luik te do 11 marcheeren, en deeze beweging voor Ciairfiit - bedekt te houden, die in deezen cogenblik va;i Luxemburg op Nameur marcheerd, dan zuu die, zonder tegenfpraak, het zekerde middel zijn om voor de Pruisfen te Luik te komen; en tegelijker tijd, langs uwe regte zijde marcheerende, zoo wel om Givet weder te bezetten, als om Nameur aan te vallen , of ten minden te maskeeren, zoud gij uwe bezitneming van Luik kunnen be-  £ 15 ) bevestigen, en dat ongelukkige land zou u zijn behoud verfchuldigd zijn: maar indien deezer haastige onderneming u niet zeker genoeg toefcheind, koomt het mij voordat, indien gij met magt op Nameur marcheerd, en een corps naar Luik detacheerd , gij hetzelfde oogmerk, hoewel een weinig laater, zoud vervullen. Indien, tegen mijne verwagting, de Pruisfen er zich reeds gevestigd hadden, zoud gij er hen uit moete jaagen. In alle die gevallen zou het nood? zakelijk zjjn dat gij u plan tot den veldtogt matigde, en naar de Maas meer magt zond dan die welke gij eerst gefchikt had om op dat gedeelte te werken. Gij moet meer dan iemand anders begrijpen, Generaal, hoe belangrijk het is, om het overige der Pruisfifche Armee, yer van onze grenzen te drijven; om hen de mooglijkheid te benemen van er weder te verfcheinen, en dus den goeden uitf.ag van uwen veldtogt tegen den Hertog van Brunswijk buiten twijfel te Hellen. Dus, Generaal, zult gij de Pruisfen niet ge» rust laten voor dat gij zeker zult wezen dat zij niet aan die kant van den Rhijn zullen overwinteren, en welke verzekeringen de Koning van Pruisfen u ook van zijne voornemens geeve moge, vergeet niet dat de Franfchen het lot hunner vrij. heid niet aan de goede trouw der Vorsten willen overlaten. IV.  IV. BRIEF Aan den Oorlogsminister. Valenciennes, den 25 October 1791." X)aai" ik op het punt fta om met een leger» dat aan alles gebrek heeft, in het Belgifche te trekken, en deeze grenzen, naar welke, bij gelegenheid dezer expeditie, eene grote menigte volks getrokken word, met 60 duizend mannen te overladen, zoo verzoek ik u te willen overdenken hoe onmooglijk het is dat die expeditie plaats grijpt, indien ik van den kant uwer bureaux hinderpalen ontmoet, en vooral indien rfiën koopen verbreekt, en geene andere in de plaats aanbied. Daar is, door den burger Malus, een koop voor 20 duizend zakken fijne bloem van meel aangegaan, met de burgers Paulet, van Douay, en Fabre van Parijs, volgens magtgeving van den Minister Servan, uw voorganger. Die koop word ten uitvoer gebragt: zij zijn alle gekogt, en men heeft reeds de vragtbrieven van 5,000 zakken, die terftond moeten komen. De leveranfiers hebben zich bij den burger Hasfain Frats  C 17 > Frats vervoegd, hii heeft hun fl-elh";: geaojpi, ttot hij gcm koop van den burger Malus aanneemt-, aan men hij zijne demisjie zal zenden\, hem het bcfluit van den Oorlogsminister meldende* Ik hoop dat er in Het is volgens deeze beginfelen dat ik aan den burger Roland belooft heb, om, zoo dra ik in het Belgifche zou zijn, alle de koopen der registreerders zal trachten af te breken, om niets meer van het Franfche grondgebied af te trekken, om voor dat gedeelte der Armée, dat in het Belgifche zal zijn, levensmiddelen te ver» fchaffen, zodanig zijn de punten van welke de burger Roland en ik overeen gekomen zijn; en gij zult begrijpen dat de zeer nuttige zeer noodzakelijke koop der burgers Paulet en Fabri op de zelfde inzigten uitloopt, wijl die, in plaats van de graanen van het land te doen opeeten, ons graanen van het uitwendige aanbrengt. Gij zult dus niet verwonderd zijn dat ik om alle redenen van fpaamamheid, van ftaars- en krijgskunde, verzoek dat dezen koop geftand gedaan worde; als ook dat ik een affchrift van mijn brief en van den koop aan het militaire Committé der Nationale Conventie zend. De noodzaaklijkfte fpaarzaamheid, in zulk eene crife als die waarin wij ons bevinden, is die van den tijd en van de menfchen: ik heb er een bewijs van gegeven, en vind mij genoopt te eindigen gelijk ik begonnen heb. Dus, zoo dik* werf ik mij door de allernoodwendigfte behoeften, zoo als levensmiddelen, krijgsbehoeften, kleeding, of geld, door de fchraapzugt of de bedilgeèst der bureaus weerhouden vinde, zal ik opentlijk mijne klagteh invoeren, en mijne B a ver-  C 20 ) verantwoordelijkheid op de zulk en werpen die hinderpaalen te weeg brengen aan bewerkingen met welken ik gelast ben. Aan den Prefident van het militaire Committd. Den 15 November 1792. BURGER-PRESIDENT! Ik zend u copïe van een brief die ik aan den burger Pache gefchreven heb: het onderwerp er van is in allen opzigten gewigtig. Niets is dringender dan mijn intrek in de Nederlanden, wijl men er de verzameling der troepen, die ik het geluk gehad hebbe uit het departement der Ardennes te verjagen, vrcesd. Indien dit plaats moet hebben, kan ik hen dit niet beletten, dan door er hun te voorkomen: men moet dus alle middelen te baat nemen om mij dit mogelijk te maken, en vooral om de formaliteiten der twisten, en de benaauwde denkbeelden van fpaarzaamheid te ontwijken, die voorheen onzen militairen ftaat haast verloren, en bijna zoo fchadelijk voor de Republiek geweest hadden. P. S. Ik 'Voeg hier bij een affchrift van den koop, over welke ik met den Minister van oorlog fpreek. V.  C 2i 3 V. BRIEF Aan den Oorlogsminister. Den 15 O&ober 1792» Ik dank u, Burger-Minister, voor bet berïgt dat gij mij van de conferentie van den Baron van Senfft met den Minister van den Bisfchop van Luik geeft. Ik beken u dat ik niet geloof dat de Prukfen zich lar.g in dat bisdom op zullen houden; ik geloof zelfs dat hunne Armée buiten (laat is om dezen winter te vegten, ik geloof daarenboven dat de Koning van Pruisfen het overfchot derzelve , niet lot bijftand van den Bisfchop van Luik, zal willen waagen. Indien gij echter mijne depêche van den asften dezer maand wel gelezen hebt, dan zult gij zien dat het in mijn ontwerp tot den veldtogt koorat, om het corps d'Arrcée van den Generaal Valence door Givet op iNamcur te doen marcheeren. Ik hoopte dat die Generaal den r.Siïen te Givet zou hebben kunnen wëzei) ; maar zijne marsch op Longwy, die ik niet na kan laten toe te juichen, vertraagd zijne aankomrt, en hij meld mij dat hij voor den 6den der toekomende maand niet zeker te Givet kan zijn; dus veronB 3 der-  C « ) derftel ik, dat hij voor den loden niet op Nameur zal kunnen werken. Zijn Corps d'Armée moest van 18,000 man zijn: maar volgens nieuwe bevelen, die ik hem morgen zenden zal, zal hij het met 4 of 5,000 man kunnen verfterken. Ik zal den ayften te Quarouble met omtrend 40,000 man zijn. De Generaal d'Harleville trekt op Bintchen den a8ften met 20,000 man aan. Ik hoop Mons, voor de aankomst van den Generaal Valence te Givet, genomen te zullen hebben, terwijl de Generaal la Bourdonnaye Doornik zal masqueren en bedreigen, om vervolgens op Gent en Oudenaarde te marcheeren. Dan zal ik, alle mijne colonnes op Brusfel bij een trekkende, dat, volgens alle de berigten die 5k ontfang, het middenpunt van de verdediging der Oostenrijkers zal wezen, den Generaal d'Harleville gelasten om Nameur te masqueren, en hij zal zich dan met de Generaal Valence te zamen voegen: dus zal hij de komst van den Generaal Clairfait, in Brabant, affnijden, die niet meer dan 15 a 18,000 man tegen 30 of 35,000 man, door de bijvoeging van den Generaal d'Harleville, onder de bevelen van den Generaal Valence vereenigd zullen zijn. Daar zal mij 60,000 man overblijven, door de bijvoeging van la Bourdonnaye, om Brusfel te nemen, zonder nog de lieden van het land te tellen, die ik niet in mijne berekening breng, hoewel ik op hunnen opftand moet rekenen. Het  C 33 ) Het zijn geen 3 of 10,000 Pruisfen, die in het land van Luik zijn, waarop ik volftrekt reken, die mij kunnen beletten mijnen veldtogt op de Maas te voleindigen, en uit de Nederlanden alle de Duitfchers die er in zijn te verjagen. Gij ziet, volgens dit ontwerp, .dat ik niet uitgebreid voor kan Hellen, en waarvan de omftandigheden mogelijk eenige deelen zullen veranderen, dat ik voldoende magt op de Maas denk te brengen. Zoo dra ik Mons zal genomen hebben, ben ik in twee marfchen op Brusfel. Ik kan nergens dan alleen voor die hoofdftad tegengehoude worden, en de ftad Luik kan voorzeker, al was zij niet voor de omwenteling gezind,geen tegenftand bieden: de Pruisfen zouden, indien zij er waren, er mij toch niet afwagten, en fpoedig naar het hertogdom van Kleef trekken. Gij kunt oordeeien, en zegt mij dit zelve, dat alles van de fpoedigheid mijner eerfte bewegingen afhangt; dus ben ik overtuigd dat gij niets zult fpaaren om mij alle de nodige hulpmiddelen in geld, in krijgsbehoeften, levensmiddelen, in kleding en in wapentuig te bezorgen. Ik ben overtuigd dat gij alle de koopen, die ik met den burger d'Espagnac O gedaan heb, zult vervullen: dat gij die O Die, welken in mijnen brief van den ssften aangeduid zij a. Zïe pag. 16. B 4  ( S4 3 clift zult houden, welke door den burger Malus gemaakt zijn, wiens ijver en bekwaamheden ik niet genoeg kan roemen, en wiens brevet van lastgevende Commisfaris en Chef, dat hem reeds fints drie maanden beloofd was, en waarvan hij de verrigtingen waarneemt, ik u verzoek te zendend ik verzoek u insgclij'cs het brevet van Generaal-betaaller van den burger Martin, voor de Arme'e van het Noorden, te zenden MANIFEST Aan het Belgifche volk. Valenciennes, 26 October 1792. Dappere Belgen! gij hebt voor ons den (landaard der vrijheid opgeheven, maar zijt door uwe me- ([*) Hoe kan de Minister Pache, na die volledige vraag, van mijne zijde dulden, dat men mij voor de Conventie befeliuldigden, als hebbende de betaalder, die men aan de Armée wilde vervoegen , verwijderd ? Zie de Moniteur van de zitting op den 22(tcn ■November. Het is eene der voornaamite redenen die het arrest van Malus en d'Espagnac bepaald bebben.  C 25 ) roedeburgeren, op welke gij uw vertrouwen ge* vestigd had, bedrogen; gij wierd bedrogen door de trouwloze ingevingen der hoven, aan welken gij u vervoegd had, of die zich alleen met uwe zaak bemoeid hebben, om uwen despoot in moeilijkheden te wikkelen, en u vervolgens aan zijne wraak over te geven; gij waart flagtoffers van de wreede en verraderlijke ftaatkunde van alle de hoven van Europa, en inzonderheid van dat van Frankrijk, hetwelk uwe vrijheid befchouwde als den doodkuis voor het despotisme, hetwelk het op ons weder wilde vestigen: gij hebt niet alleen, geene dadelijke hulp van de Franfchen, uwe nabuuren verkregen, maar gij zijt door hun verlaten, en verraden zelfs door de Franfchen, toen zij in uwe provintiè'n geko» men zijn. Frankrijk moest eerst over het despotisme zegepraalen, door het koningfchap te vernietigen; het moest eerst, tot eene Republiek gevestigd zijnde, over de Haven der despoten gezegepraald hebben, en hunne talrijke legers moesten eerst voor de legioenen van vrije mannen verfmolten zijn, en zij zelve deflaven tot op hun eige grondgebied vervolgen, alvorens gij een volmaakt vertrouwen in de Frairfche Republiek en in de Armée, die zij tot uwen bijfcand zend, koud Hellen. Wij zullen onmiddelijk op uw grondgebied trekken; wij trekken er op, om u den vrijheidsB 5 boom  C 3Ö ) boom te helpen planten, zonder ons in iets met de Gonftitutie, die gij aan zult nemen, te bemoeijen. Indien gij de fouverainiteit des volks wilt vestigen, en af2iet om onder eenen despoot, wie hij ook moge zijn, te leven, dan zullen wij uwe broeders, uwe vrienden, en uwe Meunen zijn, wij zullen uwe eigendommen en uwe wetten eerbiedigen: de ftrikfte krijgsondergefchiktheid zal in de Franfche Armées heerfchen. Wij trekken in uwe provintiën om de barbaarfche Oostenrijkers, die in het departement van het Noorden de wreedfte uitfporigheden bedreven hebben, te vervolgen. Onze rechtvaerdige wapenen zullen zeer geftreng zijn jegens de foldaaten der tirannij. Gij hebt ook beledigingen, geweldenarij en misdaden te wreeken ; voeg u bij ons, opdat wij de Belgen niet onder de Duitfchers verwarren, in gevalle gij hun door onverfchilligheid meesters van uwe Heden liet, die wij genoodzaakt zullen zijn te bombardeeren en te verbranden om die barbaarfche horde te vernietigen, die gij maklijk voor altoos kunt verjagen, indien gij uwe wapenen bij de onzen wilt voegen. Belgen wij zijn uwe broeders; wij hebben eene gemeene zaak; gij hebt te veel bewijzen gegeven van het ongeduld dat u bezield om het juk- af te fchudden, dan dat wij reden zouden hebben om te vreezen dat wij u als vijanden zullen moeten behandelen. VI.  C 37 > VI. BRIEF Aan den Oorlogsminister. Den af Oélobêr 179S. Ik heb de eer u te zenden i. het zeer eenvoudig, zeer kort manifest, dat ik laat drukken om in de Nederlanden verfpreid te worden. 2. Mijne depêche van den 24ften aan den Generaal la Bourdonnaye. Ik verwittig u, dat ik, ingevolge de onzekerheid mijner omftandigheid, aangaande dat de raad nog geene uitfpraak gedaan heeft, reeds van den kant van dien Generaal fcherpe critiken en een tegenftand onderga, die in ongehoorzaamheid zou kunnen veranderen, indien hij zijne denkbeelden tegen mijne ontwerpen Held. Ik hoop dat de raad hier fpoedig genoeg in voorzien zal om te beletten dat er hindernisfen of fchande uit fpruitte. 3. Mijne depêche aan den Generaal Valence van den aóften. 4. Die aan den Generaal Kellerman van den aóften. Gij zult uit deze expedities zien hoedanig he,t geheel van mijn plan is; hoe het zich verbind met het algemeen plan van aanval van de Middeland-  C =3 ) Jandfche zee tot aan Duinkerken. Gij kunt oord èTeri, Pmger-Minister, hoe alle de deelen overeen moeten Hemmen, en hoe ftrafwaardig den genen zou zijn die er één tak van deed nisfen. Indien de raad der natie dit plan niet in zijn geheel aanneemt, moet gij mij terltond de beflisfing van den raad of van de natie melden ; ik zal er van ten uitvoer brengen het geen mij voorgefchreven zal worden, want iic weet ook te gehoorzamen. Ik kan niet eer dan overmorgen mijne troepen in het camp van Quarouble vereenigen. 1:; haast mij zeer om hun van Valenciennes te verwijderen: dan zal ik mijne operaties beginnen; dus is er niets dringender dan dat gij mij of de volllrekte orders van den raad zend, of de voldoende magt om de ontwerpen, die fints driejaar gemaakt zijn, en die door de omftandighedeu groter zijn geworden, ten uitvoer te brengen. Laat het u goeddunken dat ik u de correspondentie van den Generaal la Bourdonnaye niet toezend, om dat ik geen proces begeer te hebben, dan alleen met de Oostenrijkets. Maar Held vroegtijdig orde op eene ontluikende twist, die, indien hij in ongehoorzaamheid veranderde, mij noodzaaken zou geHrenge maatregelen te nemen, wijl het behoud en de roem der Republiek boven alle andere overwegingen moeten gaan. Twee-  C 09 3 Tweede Brief van den Oorlogsminister. Parijs, 28 Oétober, bet eerde jaar der Republiek. T\>en ik u melding deed. Generaal, van liet geen ik van de ftappen van den Baron van Senfft, en van het ontwerp der Pruisfen om in Luik te overwinteren, gehoord had,, moest ilt u te gelijkertijd mijne denkbeelden zeggen, om de uitvoering van een ontwerp, waarin ik dacht dat uwe roem en die der Republiek betrokken was, te weerhouden. Ik heb mijnen plicht als Minister volbragt, en ben te vreden. Met is zonder twijfel aan u, Generaal, aan wien het ontwerp, de roem cn de verantwoordelijkheid toekoomt, van het plan dat gij volgd, om er de uitvoering van te beftuuren; en men kan niet minder geneigd zijn dan ik ben, om mijne gevoelens in de plaats der krijgsverrigtingen van den Generaal, die met dezelve belast is, te ftellen. Maak ftaat, dat ik alles zal doen wat in mijn vermogen is, om te maken dat het uwe Armée aan niets ontbreekt. Ik verzoek u flegts om in uwe Stafofficieren en in uwe Commisfarisfen van oorlog een voorzorgende geest te vorderen, die hen belette de vraagen uit te ftellen tot den oogenblik waarin zich de nood doet gevoelen. {getekend') pache. VII.  C 3° ) VIL BRIEF Aan den Oorlogsminister. Valenciennes, 28 Oftober, het eerfte jaar &dt Republiek. Ik vertrek in dezen oogenblik, Burger-Minister, om mijn hoofdkwartier te Aunin te vesti-i gen. De Generaal Valence meld mij zijne marsch op Givet. Het fchijnt mij toe dat hij niet zeer van gefchut voorzien is: hij moet echter beginnen met het kasteel van Nameur te nemen, en vervolgens dat van Huy. Ik zend u copie van het geen hij mij vraagt. Ik zal hem zenden 4 Hukken van 16, 4 van 12, en 4 hauwitfers. Ik zal te Douay orde voor de vervoering geven, die ik van mijn belegerings-gefchut af zal nemen. Ik weet niet wat gefchut er te Givet en Philippeville is. Het geen ik zeer noodzakelijk denk te zijn, is, om er terflond, op vollen galop, paerden voor den dienst der mortieren naar toe te zenden. Het zou ook goed zijn dat men er drie of vier duizend bomben naar toe zond, indien er eenige amunitie van die foort is; en de hulpmiddelen van die foort zijn onder het bereik van Givet zelve, gelijk ook de kogels. Ik geloof niet dat men voor dat  C 31 ) dat gedeelte ftukken van 04 nodig heeft, de wegen langs de Maas en tusfchen de Sambre en de Maas zouden die ook tot overlast doen zijn. Het kasteel van Nameur heeft geene kafematten, en is niets anders dan een oud bouwvallig gebouw, hetwelk zeer flegt gefchoord word; eenige bomben zullen er voldoende voor zijn, indien Clairfait nog niet aangekomen is; indien hij er gekomen is zal ik er zelve van Brusfel met 50 of 60 duizend min op aan trekken. 'Valence zal Clairfait bedwingen, en'daar zullen wij «indigeö. Uittrek/el van de InjïruSties voor den Generaal d^Harkviile. • Aiiniii, 29 Oétober. •toé iiAsssSSi . -■ : i ' mhi : , ■ - Afrijs De Generaal d'Harleville is met de divifié de Arme'e van omtrent ia,ooó man, die hij beveelt, en die vermeerderd zullen worden naar maten dat er troepen infant'erij of cavallerij zullen aankomen, gelast, om eene afwending aan mijnen regter vleugel te ma'akén, en om fteeds bp mijne hoogte in de Nederlanden te marcheeren, van mijne aankomst aldaar af, tot op deh oogenblik dat ik deze bepaaling zal veranderen. De Generaal d'Harleville zal zich in de eerfte marsch op Bintchen begeven, op den' dag die ik  C 3* ) ik hem door een Courier zal laten aanduiden, wijl deze beweging gecombineerd moet zijn met die, welke ik doen zal om hem te onderfteunen; hij zal tusfchen Mons en Bintchen een camp verkiezen, of wel onder Bintche zelve, de regter vleugel naar Bintche en de linker naar de abtdij de Goed Hoop, of naar het gehucht der Chau» dieres gericht, hij moet zorgen dit camp te verfchansfen, als ook al het geen hij doen zal. Hij zal fchansgravers in het land nemen, hen bij zijn gefchut door de gewapende troepen doen bewaren, en hun voedfel en eene kleine foldij geven aan de genen die goedwillig zijn, of bijzondere bekwaamheden hebben, als timmerlieden, fmits, enz., hij zal die fchansgravers onder de bevelen van den Adjudant-Generaal, ftellen, die mét het openen der marsch gelast is. Hij moet zich voordellen dat hij alle mogelijke hinderpalen op zijne marsch van Maubeuge op Bintche zal ontmoeten, door de zorge die. de vijand zal genomen hebben om alle de wegen af te fnijden, door de afhakkingen en putten die zij gemaakt zullen hebben; dus moet deze marsch met veel voor. zigtigheid en bijna in flagorde gedaan. worden. De equipagie-kolom moet in het midden van twee kolommen zijn, die ontflagen zijn van alles wat hun zou kunnen beletten te vegten. Zoo dra de Generaal d'Harleville te Bintche gevestigd zal wezen, zal hij alle de kisten, die aan den fouverein toebehoorde, doen verzekeren, het volk ver-  C 33 ) verklarende dat het voortaan alleen de iouverein is, dat de Franfchen niets anders dan de tolken van het natuurlijk en onvervreembaar recht der menfchen zijn; dat zij ieder Belg, die zich tot de waardigheid van een vrij mensch zal verheffen , als broeder en vriend zullen behandelen ; dat zij alle de geenen, die de wapenen voor deze zaak op zullen nemen, in hun midden zullen ontfangen, en dat de Franfche Republiek de wapens niet neder zal leggen, voor dat de Nederlanden ten vrij land, van alle despotisme, hoe ook genaamd , ontflagen zullen zijn. Ten einde deze verklaring echt zij, zal de Generaal d'Harleville de zaak op het ftadhuis, voor de regenten des volks, met gefloten deuren, beramen; hij zal het volk op het plein vergaderen, en na het deze verklaring, die hij zal doen drukken en aanplakken, voorgelezen te hebben, zal hij het volk uitnodigen om zich zelve, bij meerderheid van ftemmen, nieuwe regenten te verkiezen, en om de zelfde verkiezingen in alle de dorpen en burgten, van dat gene , dat men voorheen het rechtsgebied van Bintche noemde, en dat nu natuurlijker wijze het diftrift van Bintche wordt, te laaten doen. Hij zal het volk melden, dat de fommen die men in de publieke fchatkisten gevonden heeft, niet tot voordeel der Franfchen, maar tot de toerusting en kleeding der burgers, die de wapens voor de Belgifche vrijheid op zullen nemen, gefchikt zijn. C Daar  C 34 > Daarenboven zal de Generaal d'Harleville zich In genen deelen met de regering en met het beftuur der lieden, burgten en dorpen der Belgifche provintiën, die hij door zal trekken, bemoeijen, uitgezonderd in die bijzonderheden, dis eene onmiddelijke betrekking hebben op de veiligheid en het welzijn der troepen, die onder zijne bevelen Haan. Hij zal de Armée in de flrikfle krijgstugt houden, en de Officiers-Generaal verantwoordelijk ftellen voor de uitfporigheden die hunne divifiën zouden kunnen begaan, de Oppeiofficieren voor hunne regimenten , en de Officieren en Onderofficieren voor hunne compagniën. Hij zal zijne Armée den grootflen eerbied voor alles wat den godsdienst en de bijzondere eigendommen aangaat bevelen: maar hij zal zorgen om alle de Keizerlijke arenden, en alle de gefchriften of plakaaten, die in naam van den Despoot ge* daan zijn, af te fcheuren, en- om alles dat de oude flavernij, waar onder het braave Belgifche Volk, dat wij komen verlosfen, met zoo veel weerzin zugtte, kan herinneren, geheel uit te wisfehen. Der-  C 35 3 Dorde Brief van den Oorlogsminister. Parys, den 20 Oftjbcr 1792, liet eerfte jaar der Republiek.. Ik bericht u, Generaal, dat ik, op verzoek van den Generaal Valence, bevel geef om van Chalcnsnaar Mezieres te zenden, en tot zijne befchikking te Metz gereed te houden, de mortieren, krijgsbehoefte ennoodige toerusting, om de equipagie der artillerij te vormen, van welke mij den lijst gezonden is, maar daar zijne Arme'e eene divifie der uwe en van die van Kellerman is, zoo kan ik voor den dienst dezer artillerij geene andere paerden geven, dan die welke voor de Armée van het Noorden gefchikt waren, en bij gevolg een gedeelte van die welke onder uwe befchikking en onder die van den Generaal Kellerman (tonden. Ik recommandeer dus aan aan Generaal Valence om zich met u te beraden over de middelen om hem paerden te bezorgen, en ik merk aan, dat, indien het noodzakelijk wierd om eene nieuwe ligting van paerden te bevelen, zij dan niet fpoedig genoeg gedaan zou kunnen worden om in de behoeften dier equipagie te voorzien. Uw ijver ftaat mij voor al den bijfland in, dien gij aan dien Generaal kunt geven; en ik zet hem zelvcn aan om, met overeenitemming deradCa mi-  C 36 ) rninistreerende ligchamen, de paarden van het land te nemen, indien de omftandigheden zulks vorderen. Ik verzoek u met alle magt tot het uitvoeren der maatregelen, die hij nemen zal, mede te werken. VIII. BRIEF Aan den Oorlogsminister. Valenciemies, 29 O&obcr, 1792. Jk heb gister, Burger-Minister, bij de terugkomst van den Courier, uwen brief van den S7ften ontfangen, in denwelken gij mij van een pak fpreekt, het welk de orde om in Braband te trekken vervat, en dat ik niet ontfangen heb. Ik vrees dat die Courier weg is; want daar hij een uur voor mijn' Aide-de-Camp, de LuitenantColpnel JDevaux, vertrokken is, is deze reeds fints 40 uuren hier aangekomen. Ik zend u copie van het gedrukte manifest, als ook van het adres aan de Armée. Ik dank u dat gij de kleine twisten, die tusfehen la Bourdonnaye en mij ontdaan waren, geëindigd hebt: hij had zich reeds op een laatften brief, dien ik hemgefchreven heb, laaten vinden, maar door middel van uwe beflisfing is er noch afgunst noch gemelijkheid te vree-  C 37 > vreezen; hij is anders een zeer goed burger, en ik doe recht aan zijne inzigten, diezeer eerlijk zijn. Ik heb gister mijne beweging gemaakt om alle mijne troepen uit de cantonnernenten te trekken, daar ik niet tot kennis hunner behoeften heb kunnen koomen: indien ik langer gedraald had om hen te verzamelen, zou de defertie eronder getoornen zijn, en ik ondervond die reeds in eene groote mate. Het is jammer dat men zoo ras gedecreteerd heeft, dat het vaderland niet meer in gevaar is: eene menigte volontairen vraagd om tot hunnent weder te keeren: ik heb maar één middel gevonden om de zulken die gevoel van «er hebben te weerhouden, dit beftaat in hen hunne wapens en patroontasfen te doen afleggen, wijl wij wapens en patroontasfen noodig hebben om het oorlog te voeren. Daar zullen eenige eisfchen ten dien opzigten koomen, en mooglijk zelfs eenige beledigingen, onder andere van de municipaliteit van Saint Cloud; maar ik zal van dat alles niets hooren; en buitendien gaat de Republiek boven alles. Wij bevinden ons zonder geld. Daar men den burger Martin nog niet tot betaaler van de Armée van het Noorden benoemd heeft (*J, is er (*) Men gelieve deze phrazes op te merken om de billijkheid van het geen de Minister mij den 22(ten November ia de verga» dering heeft laaten aanwrijven, te gevoelen. C 3  ( 38 ) ér geene fchikking op het geld gemaakt. Ik heb u twee millioenen in fpecie gevraagd voor den 25 of 30. Gij hebt mij nog niet geantwoord, en ik kan in het Belgifche niet trekken, zonder geld te hebben om te betaalen. Denk dat ik reedstien duizend man op vreemd grondgebied heb. Ik zend u een Courier, wijl niets meer fpoed. vereischt dan deze onvermijdelijke maatregel Den burger Malus ontbreekt het, in weerwil van alle pogingen, diehij aanwend, volitrekt aanveldeffecten, dekens, bakken, ketels, nappen, enz. Hem ontbreken ook fchoeneh; en ik kan niet alleen niet voorwaards marcheeren, maar ben verplicht om met meer dan de helft der Armée te cantonneeren, tot zoo lang ik van die goederen voorzien zal zijn (*): het is even zoo met het corps d'Armée, onder bevel van den Generaal d'Harleville, en vooral met de Armée van den Generaal la Bourdonnaye, die geen ongelijk heeft om te zeggen, dat ik hem het grootfte gedeelte van zijnen voorraad ontneem, dewijl ik verplicht ben om het tusfchen zijne Armée en dó mijne te deelen. Sta mij toe, dat ik u over deze eigendommen dier Armeen eene kleine uitweiding maake: zij zijn (*) lk hoop niet dat ik de feil begaan heb om den Ministw ïiict te waarfchiiwen,  C 39 ) zijn van veel'e móeijelijkheden vergezeld;'"het is aan dezelve dat men alle de'ongelukken te wij» ten heeft, die bijna de ondergang van Frarkrijk onder Rochambaud, Luchter en La Fayette bewerkt hadden, i. Sleepen die eigendommen een geest van egoismus naar zich, die volmaakt ftrijdig is met aien, die repablikeinfche Generaals moet bezielen: s. verdeelen zij het bewind, en maaken dat ieder den ander benadeeld, bij gevolg vertraagen zij den dienst. Bij voorbeeld, ik heb eene algeméne maatregel voor het gefchut en do wapenen genomen. Daar de Generaal la Bourdonnaye al het geen hij verrichte en de order* die hij gegeven heeft voor mij verborg, zoo zij» onze bevelen malkander in den weg geweest, en> het heeft gefchenen als of ik zijn eigendom aangerand hadde. Voortaan zal dit alles niet meet gebeuren, wijl er, geen wangunst meer zijnde„ ook geene reden meer zal zijn om te beletten dat de zaaken gezamentlijk voortgaan. De burger Malus zend u een lijst door der* Commisfaris d'ErvilIe, die de antwoorden op alle* de artikelen over zal brengen: en ik hoop dat zij volgens uwe vaderlandsliefde en de vriendfchap> die gij mij betoond alle voldoende zullen zijn. Laat den burger d'Espagnac C\) hij de conferentie,. (*) D'Espagnac niet bij deze conferentie geroepen zijnde, heefï pkb, ingevolge eens bilefs, dien ik hem jefcbieven had, der* C 4 viistf  C 40 ) -tie, die gij voor dit onderwerp houden zult, komen, hij is zeer vruchtbaar in hulpmiddelen; en denkt tog dat de tijd, dien wij hier verliezen, door de Oostenrijkers gebruikt word tot zich te bereiden om ons te ontfangen. Ik herhale: i. twee millioen, in geld, terftond; ü. dertig duizend paaren fchoenen, terftond;, 3. gemaakte tenten voor 10 duizend man; 4. veldeffecten voor 40 duizend man, vooral dekens, waarvan gij naar deze Armée voor 25 duizend man zult zenden, 10 duizend naar Rijsfel en 5 duizend naar Maubeuge. Laat dit alles per post koomen, en dan zult gij ontflagen wezen van mij, die u veel achting toedraagt. Vier- tyaards begeven: de Minister heeft hein een uitgebreide lijst Jaaten zien van het geen hij mij gezonden had. D'Espagnac fceeft voorgefiagen om de gezegde cflfeércn door vier honderd paarden, die hij bij afwisfeling zou zenden, te haten vervoe. len. De Minister heeft hein geantwoord dat dit onnodig was; d'Espagnac is dus den 2den November naar Valencienncs vertrokken, gelijk ook d'Erleville, in vertrouwen dat alles te gelijker tijd met hun bij de Armée zou zijn: men weet hoe alles, er gekomen is.  :c 4i ) ... " "i Vierde Brief yan Pache aan Dumeurier S7 Oftober. Jk ontfang, Generaal, uwen brief van den suften met de vijf Hukken die er bijgevoegd zijn. Gij hebt van den provifionelen uitvoerenden raad het bevel, om in Braband te trekken, ontfangen ; daar is ten dien aanzien niets veranderd. Uw manifest zal voorzeker eene goede uitwerking te weeg brengen. Ik heb aan den Generaal la Bourdonnaye, in uitdrukkelijke termen, gemeld, dat gij met deze expeditie gelast waart, en hij onder uwe bevalen Hond. Gij zult hier nevens copie mijns briefs vinden. Ik zal mij onophoudelijk bezig houden met de zorg om u alles te doen toekomen dat ik kan, om het behoud der republiek te verzekeren; ik verzoek u om daaromtrent gerust te zijn. {getekend) pache. P. S. (*) Deze Brief ij geheel door Pache aefö $efctntvent C5  C 4* ) P. S. Uwen dienst is door de verzorgers der levensmiddelen verzekerd (*), ik zal echter de 20,000 zakken nemen, en twee percent voor de faéhiuren geven. Verlaat u op mijnen ijver. ^///d? Brief van den Oorlogsminister. Parijs, dan sofre'n Oclobcr 1792, het eerfte jaar det Republiek. Ik ontfang daar op den oogenblik, Generaal, uwen brief van den a8ften, en neem het grootfte belang in den goeden uitflag der expeditie, die gij begint. • De lijst der vraagen van den Generaal Valence, betrekkelijk het gefchut, is vervuld: de verzending is over Me'zieres gericht. Ik zou u de lijst gezonden hebben van het geen er thandste Philippeville en Givet van gefchut en krijgsbehoeften is: maar Defalmon heeft mij de berichten, die ik nodig heb om u te voldoen, nog (*) Men kan door de behoeften, die de Armée nog lijdt,, ooideelenv hoedanig den dienst derzehcn verzekerd «rts.  C 43 !> nog niet kunnen geven. Gij zult hier nevens1 echter een lijst vinden van het geen er den eerften Augustus laastleden in die beide fteden was. Ik doe het plan van Namen en van Huy haaien, en zal die volgens uwe verlangen aan Valence zenden. Ik zal morgen conferentie houden met den Colonel Saint George, over de middelen om u het corps, dat hij beveelt, fpoedig te zenden. Ik zal voor de andere troepen, daar gij om vraagt, bevelen geven. Gij zult hier nevens de befluiten der uitvoerende magt vinden, aan dewelke ik verzoek dat gij u, voor dat geene hetwelk u aangaat, gedraagd. Ik zend foortgelijken aan de Generaals Valence en la Bourdonnaye, die onder uwe bevelen dienen. Ik zend u ook een bevel voor den (taf uwer Armée, en verzoek u voor de uitvoering van hetzelve te zorgen. Ik kan met die nauwkeurigheid, die ik wel zou wenfchen, niet voor de behoeften der legers zorgen, indien ik geene uitgebreide berekeningen hunner behoeften outfang. De Minister der buitenlandfche zaaken meld mij, dat de voorhoede van den Generaal Clairfait den a8ften te Namen is gekomen, en dat men er nog ia,ooo man verwagt. Ik geef hier van kennis aan Valence. (getekend) P AC HE.  C 44 ) Extradt van de InfiruEiiên voor den Generaal la Bourdonnaye, van welke hij aan den LuitenantGeneraal JDuval s:pic zal geven, ten einde dees met het gedetacueerde corps, dat hij commandeer d, oczclvt uiïvoere. De Generaal en Chef la Bourdonnaye zal, zoo dra hij op het Belgifche grondgebied zal zijn, het manifest, dat ik hem gezonden heb, doen aanplakken, en er aan het volk kennis van geven. Zoo dra hij in eene der Belgifche (leden zal trekken, zal hij al het volk op de publike plaats vergaderen ; hij zal het uit naam der Franfche republiek verklaren, dat het volk niet alleen vrij cn ontflagen is van de flaavernij van het huis van Oostenrijk, maar dat, door de onvervreembare rechten der natuur, het volk zelve de eenige fouverein is, en dat niemand eenig gezag op hetzelve heeft, indien het volk zelve hem niet een gedeelte zijner fouvereiniteit toewijst. Bij gevolg zal.hij hetzelve melden, dat het om over zijne belangen te handelen met de Generaals van de Arme'e der Franfche republiek , moet beginnen met terftond regenten en beftuurr ders, bij meerderheid van Hemmen, te verkiezen,  C 45 ) zen, en dezelfde orders aan alle de burgten en dorpen van zijn grondgebied te zenden, De Generaal zal te gelijker tijd aan het volk melden, dat noch de Franfche republiek,noch de Generaals, die de Armeen commandeeren, zich in iets zullen bemoeijen, om, aangaande de regeringsvorm of de ftaatkundige Conftitutie, die de Belgifche provintiën afzonderlijk of gezamentlijk zullen verkiezen, wanneer het Belgifche volk van zijn recht van fouverein gebruik zal beginnen te maken, om dien aangaande, zegge ik, iets te bevelen, of zelfs er eenigen invloed op te willen hebben. In afwagting dat de ftaatkundige Conftïtutie en de regeringsvorm door de Belgifche natie gevestigd worden, zal de Generaal aan het volk melden dat de inposten en de contributiën zullen vervolgen, om op dezelfde wijze cn indezelfde formen, in naam van den fouverein, die het volk zal zijn, gelieft te worden, op dat geen militaire dienst noch die van het beftuur zouden kunnen feilen; maar in plaats dat de publieke fondfen in handen der barbaarfche en onverzadelijke Oostenrijkers geftort zullen worden, zal het volk uit zijnen eigen boezem beftuurders verkiezen om die publieke fondfen met wijsheid en fpaarzaamheid te gebruiken, en om die vooral tot het oprichten eener nationale Armée aan te leggen, volgende in dit opzigt den raad der Franfche Generaals, die in het geheel geene han-  handeling Van dit fonds willen hebben; maar die, volgens hunne ondervinding en het belang dat zij er bij hebben om de corps, die zij commandeeren,door Belgifche troepen te verftcrken, dit vertrouwen billijk van het Belgifche volk verdienen. De Generaal zal aan het volk melden, dat de Franfchen als broeders en bondgenoten in het Belgifche trekken; dat zij dus niet twijfelen of het fouvereine volk zal zich beijveren om alles te bezorgen dat voor de Armeen nodig is, als rijtuigen, ftof voor kleding, veldeffe&en, eetwaren, huisvesting, hospitaalen en alle onderwerpen van noodzakelijkheid, volgens het verzoek der Generaals of Commisfarisfen van oorlog, op briefjes in goede formen, door de gezegde Commisfarisfen van oorlog gegeven om de wederzijdfche rekeninghouding, die er tusfchen twee verbondene natiën plaats moet hebben, te vestigen. Indien ongelukkiglijk eenige provintie, Had, burgt, of dorp laag genoeg ware om niet met Verrukking den vrijheidsboom te grijpen, die de Franfchen bij hunne nabuuren komen planten, volgens hunne langduurige en vergeeffche eisfchen, en volgens de ongelukkige pogingen die de Belgen gedaan hebben om hunne vrijheid te verwerven ; indien eenig gedeelte van het Belgifche tot die beestachtige domheid vervallen is om het voorrecht en de majesteit zijner fouve- rei-  C 47 ) rainiteit niet te begrijpen, in den oogenblik dat de Franfchen, hunne zoo zegepralende als rechtvaerdige wapenen gebruiken om dit zoo hemelsch gefchenk den Belgen te geven, dan zal de Generaal aan dit dorp of aan dien burgt melden, dat zij als de laage flaven van het huis van Oostenrijk zullen behandeld worden, en dat de legers der republiek, om zich van de wreedaartigheden door de bloeddorftige foldaten van dien bloeddorftigen despoot gepleegd, te wreeken, de Heden in asch zullen leggen, en contributiën zullen heffen die lang aan hunnen doortogt zullen doen herinneren. Daar zal waarfchijnlijk geene'én Fransch Generaal in het geval zal koomen om met iets dergelijks te moeten bedreigen, en nog veel minder om zulks ten uitvoer te moeten brengen ; het Belgifche volk heeft te verhevene zielen , en zugt fints te geruim een tijd naar zijne vrijheid, om niet met kragt en ijver in alle de rechten te treden, die de natuur aan alle menfchen, die in maatfchappij vereenigd zijn, gegeven heeft, en van welke de onwetenheid hen het gebruik heeft doen verliezen, enz, IX. i  < 48 ) IX. BRIEF Van Dumourier aan den Oorlogsminister. Den 3 November 179*. Ik moet u rekenfchap geven, Burger-Minister, van eene zaak die de dringende omitandigheden in welke ik mij bevind, zeer gewigtig maakt. Ik ben zeer in het nauw met de fouragie mijner Armée, en de moeilijkheid der vervoering en de gebrekkigheid der rijtuigen zijn zodanig, dat ik, zonder de ongemene zorgen van den burger Malus en zijne geëmplooijeerden, dikwerf haver en hooi zou ontbreken. De Commisfaris Malus heeft voor de fouragie mijner Armée twee voorname fchuuren, te drras en Cambray; zij hebben tot hier toe bezorgd, maar de minde hinderpaal kan mij van die onontbeerlijke verzorging beroven. Ik verneem van daag van Malus, dat de eleétorale vergadering van het diflrict van Cambray, zonder er iemand van verwittigd te hebben, twee voorname geëmplooijeerden van het magazijn van Cambray, de burgers Marcardier en Chodart afgezet, en anderen in hunne plaats benoemd hebben. Ik weet nog niet of deze aanmatiging van gezag, de zeer gevaarlijke hin-  C 49 ) hindernis niet zal hebben om den dienst der Ar* roée te doen falen, en ik beken u dat ik zeer bevreesd ben; ik zou het nog meer zijn, indien ik niet hoopte dat de nationale Conventie fpoedig een perk aan deze handelwijze der electorale vergadering zal (lellen, eene handelwijs, die zoo ver afloopend van de verrigtingen die het völk haar aanbetrouwd heeft, als gevaarlijk voor den dienst der republiek is. Ik verzoek u vooral om dit waarlijk belangrijk onderwerp niet uit het brie tc verliezen. Ik'zend morgen'een Aidede - Camp naar Combray, aan welken ik bevel geef Om aan de ckdlcraale vergadering voor oogsn te houden,hoe zeer die willekeurige afzettingen den dienst der Armée kunnen weerhouden; en ik twijfel niet of die vergadering, welkers patriottisme niet twijfelachtig is, zal zich gemaklijfc laaten vinden, door de overredende beweegredenen die ik haar geef. Ik denk dat ik u van alles , dat in dezen oogenblik gebeurd, kennis moet geven, en ik verwagt met vertrouwen van uwe vaderlandschliefde, van uwe zorgen, dat gij voor het toekoomende eene dergelijke hindernis zult voorkoomen.  C 50 ) Zesde Brief yan Paehe aan Dumouricr. Den 7 November 1792. Ik zend u hier nevens, Generaal, een uittreksel van een brief, die ik van den Generaal Custine ontfangen heb; hij vervat denkbeelden over de verdere beituuring van het oorlog, van welke hij verlangde dat gij bewust waard. Ik verzoek u om mij uwe opmerking mede te deelen, op dat ik ze aan Custine kan zenden, en dat dus de kunde van ieder der Generaals van de republiek moge dienen om haar vorderingen te doen maaken, tot zelfs op de grenze die het meest van haare operatiën verwijderd is. Ik voeg bij het pak twee deliberatiën van den provifioneelen uitvoerenden raad, de eene van den 29ften üctober, de andere van den 5dcn November, naa welke ik u verzoek u te gedragen. (getekend) pacub. Uit-  C 5« ) Uittrek/el van den Brief van den Generaal Custine aan den Oorlogsminister, bij den yoorigen Brief gevoegd. A.111 liet hoofdkwartier van Mentz, de» 2den November 1792. Wat moet ik heden doen? deze Afmée, (die van de Moezel") zeg ik, moet naar Trier marcheeren. Met de verfterking, die mij gezonden zal zijn, zal ik Rhinfeldt aanvalicn. Na dit genomen te hebben, zal ik weder naar Coblentz trekken, ter zelfder tijd dat de Arrr.éc, die. te Trier zal zijn, en dat het corps, dat zij zal hebben doen marebeeren om Traerbrrh aan te vallen, haare bewegingen op die van den vijand richtende, onze gecombineerde Armeën Ermantsheim aan zullen vallen, zullen zij in ftaat zijn zich te combineeren. Staande dien tijd zal de Generaal Dumourier, aan dien kant van Nameur de Oostenrijkers in bedwang houden. Het is , de Maas volgende dat hij hen aan moet vallen. Ermantsheim eens genomen zijnde, moet ik mijne maatregels neemen óm eene fterke diveriie in het rijk te maaken: alsdan zal de Keizer zich genoodzaakt zien, om, wil hij de erf-ftaaten dekken, en zijne communicatie niet geheel afgefneden zien, Vlaanderen te verhaten. Da De  De pofitie, die de Franfche Armée tusfcherr de Mein en Conitz heeft, bied, wanneer haare «ngt eene-groote ontwikkeling zal hebben, de mogelijkheid aan, om Ilesfen dwars aan te vallen, van den eenen kant, en Franconie van den anderen; en, wanneer zij geen 40 duizend man uithaalen, kan men altoos de pofitiën van de Lidda en van de engtens bezetten, van welke het kasteel van Koeningsberg de fieutel is. Die politie geeft aan de Armeen der republiek een zoo groot voorrecht om de recruten, en alles dat aan de Oostenrijkfche Armée gezonden zou kunnen worden, te onderfcheppen, dat die Armée zich weldra genoodzaakt zal zien om Vlaanderen te verlaaten. Om Vlaanderen in den winter aan te vallen, zou men een fterker vorst nodig hebben; want wanneer het door eene Armée verdedigd word, is dit geene verrichting van eene enkele marsch. Maar de Generaal Dumourier moet, in het plan dat ik voortel, de Maas volgen; hij zal er •zijne levensmiddelen van trekken: hij kan dus die diverfie altoos bewerken, door troepen in het camp van Valencicnnes en in dat van Maubeuge ■te laaten. Hij moet door zijne bewegingen (leeds trachten om de Armée, die in Vlaanderen is, af té fcheiden vaii die, die in Luxemburg gebleven is; op dat hij zoo fchielijk mogelijk de communicatie 'tusfehen hem Coblentz en ^Keulen vestige. Wanneer hij Keulen eens agter zich,  C 53 ) zich, en de Erff voor zich geplaatst heeft, dan zal de Oostenrijker, die ftijfhoofdig zal wezen om de Nederlanden te houden, onherftelbaar verlooren zijn. Hij zou van de Roer makkelijk meester zijn, door Juliers, dat de Keurvorst van de Paltz niet aan de Oostenrijkers af zou (laan en hem waarfchijnlïjk zal laaten bezetten. Zie daar, Burger-Minister, het geheel van mijn plan; deeld het den Generaal Dumourier mede: ik hoop dat hij het, na rijpe overweging, aan zal nemen. Voor overeenkom/lig uittrekfel. (getekend') PACHE. PROVISIONEELEN UITVOERENDE RAAD; Uittrckfel der registers van den uitvoerende raad; zitting van %den November 1792, het eerfte jaar der Republiek. X)e provifioneele uitvoerende raad, raadplegende over de regelen die voor te fchrijven zijn aan de Generaals der Franfche Armeen, met betrekking tot de communicatie, die zij in geleD 3 gen*  C 54 ) genheid zijn met de Generaals en andere Agenten der vijandelijke mogenheden te hebben. Bepaald dat de Generaals en militaire hoofden met de Generaal of andere Agenten der gezegde mogendheden, geene gefprekken zullen kunnen voeren, geene voorflagen hooren, of geene negotiatiè'n, betrekkelijk het ftaatkundig belang, zullen mogen ondernemen of volgen; en dat hun, bij gevolg, door den Oorlogsminister voorgefchreven zal worden om geene communicatie met de vijanden te houden, dan alleen die, welke voor de capitulatie der lieden, cartels, uitwisfeling der gevangenen, en andere bijzonderheden die alleen met het krijgswezen betrekking hebben, en die het gebruiklijk is tusfchen twee vijandelijke Armeen in het vriendelijke te verhandelen, volgens de regelen van het krijgsrecht, en de bijzondere initrucliè'n die zij ontfangen kunnen hebben Voor ampliatie overeenkomftig het register. (getekend) grouvelle, Sec. Voor overeenkomftige copie, de Minister van Oorlog pache. Uit-  C 55 > Uittrek/el uit de registers der deliberatign van den proviftoncelen uitvoerenden raad. Den 2often O&ober 1792, liet eerfte jaar der Republiet; X)e provifioneele uitvoerende raad overwegende 1. dat de nationaale Conventie gedecreteerd heeft dat alle de wetten die niet vernietigd zijn in volle kracht zullen blijven. 2. Dat de raad zich der natie en der nationaale Conventie niet meer waardig zou toonen, indien hij de uitvoerende magt, provifioneel in deszelfs handen gefteld, niet in alle deszelfs volkoomenheid handhaafde, en inzonderheid de hiërarchie der geconftitueerde magten, die een wezenlijk gedeelte der regering uitmaaken. Overwegende dat verfcheide bewindhebbende ligchaamen, rechtbanken, Generaals der Armeen, en andere militaire hoofden, fints eenige tijd hunne brieven, depêches en andere misfives tot hunne foncliën betrekkelijk, onmiddelijk aan de nationaale Conventie gezonden hebben, daar de letter en de geest der wet wil, dat die zaaken, door tusfchenkooming van den uitvoerenden raad, pasfeeren, onder welks opzicht de onderfcheide ampttenaaren, publieken, burgerlijke of militaire, werken. D* B*«  C 56 ) Bepaald dat er aan de onderfcheide bewindhebbende en rechterlijke corps, als ook aan de Generaals der Armeen, en aan alle de Agenten der uitvoerende magt, uit kragte der in wezen zijnde wetten, gelast zal worden, om aan de uitvoerende magt, de brieven en vraagen te zenden, die zij aan de nationaale Conventie, voor onderwerpen die hunne fonöiè'n betrefién, moeten doen toeköomen, en die door de Ministers, ieder voor hun departement, moeten .worden overgebragt. yoor ampliatie -aan het register overecnkooiiiendc. ' (getekend) ghouvelu, Sec. Voor overeenkom/lig copie, de Oorlogsminister pache. X. BRIEF Van Dumourier aan den Oorlogsminister. 10 November 1792. Xk moest reeds fints twee dagen, Burger-Minister, op uwen brief No. 43 van den 7den November, vervattende het uittrekfel van een brief van  C 57 ) van den Generaal Custine, geantwoord hebben. Ik heb het niet eer kunnen doen, wijl ik met 'mijne marsch op Brusfel zeer bezig heb geweest. Wijl gij mij mijn gevoelen vraagd zal ik het u juist zeggen. Ik ben zeer tegen allen aanvallenden en uitweudigen oorlog, vooral tegen allen oorlog, die' ons buiten onze natuurlijke paaien brengt, dat is te zeggen, van den kant van het Zuiden, de Pij • «reneën en Alpen, van den kant van het Oosten •én het Noord - Oosten van den Rhijn. Ik zou 'Zelf tegen de invafie der Nederlanden wezen , 'indien ik, in de vrijheid onzer nabuuren geen "llerker en min kostbaarder grenspaal zag dan in de fterkfte fteden *, die ten voordeden van den Belgifchen oorlog, bij de beweegreden van ons •eigen belang, nog die van de vorderingen der "wijsbegeerten en der rede voegt. Alle de Despooten zijn wel zeker onze vijanden, maar daar is er flegts één die zeer gevaarlijk is; het is het huis van Oostenrijk. Zijn haat tegen ons is perfoneel: hij is gegrond op het ontzagchelijk verlies dat onze vrijheid hem toebrengt; op zijne eigen liefde die in den per. foon van Antoinette gekwetst is; eindelijk, door dat de aanraaking zijner Staaten met ons grondgebied aan zijne heerschzucht en gierigheid geene andere keuze overlaat, dan die van ons, zoo als voorheen dienstbaar te maaken, of zijne i'choonfle bezittingen, of het grootfte fieraad D 5 van  C 53 3 van zijnen kroon de Belgifche provintiën kwijt te raaken. Bij gevolg is hij het, die de zaamenzweering der Koningen tegen ons opgewekt heeft; hij is het, die dezelve door de beguicheling zijner ftaatkunden, tegen hun eigen belang onderfteund; het is dus het huis van Oostenrijk dat wij in dezen oorlog verpletteren moeten, zonder dit is; onze vrijheid verboren. Het is volgens deze onwederfpreeklijke gronden, dat ik, Minister der buitenlandfche zaaken zijnde, het huis van Oostenrijk van zijne bondgenooten afgezonderd heb, en tegen hetzelve het ganfche arfenaal onzer ftaatkuhde rigte. Het is volgens de zelfde grondflagen dat ik het fijstenaa van den oorlog en alle de ontwerpen tot den veldtogt gefchikt heb: mijne verdediging der Aidennes en mijne aanvahing der Nederlanden moeten u voor ontwerpen vertrouwen inboezemen; zoo niet, zou ik reden hebben te gelooven dat men geene andere voor dezelve in plaats wil ftellen, dan alleen door die wangunst, door die rusteloosheid en dien ergdenkenden geest, die in den aart der republieken is, en die altoos voleindigd met dezelve te vernietigen, door menfchen die met nadrukkelijkheid en bekwaamheden begaafd zijn te verwijderen; en altoos voor mannen van die foort, middelmatige wezens in plaats te ftellen, die noch dezelfde verdenkingen noch dezelfde vrees inboezemen.  ( 59 ) De Generaal Custine is een uitmuntend krijgsman; hij heeft daar onlangs bewijs van gegeven; maar hij heeft van den oorlog niets anders dan dé natuurelijke werking voorgefteld. Hij heeft noch de zedekundige werking, noch de ftaatkundigé gevolgen in het oog gehouden. Zijn oogmerk fchijnd te zijn, om zoo ver te koomen, dat wij de Nederlanden innemen, en hier in koomen wij over 'een ;maar zijn middel verwijderd ons van dat oog» merk; want indien wij Duitschland indringen, indien wij ons aan geene zijde van den Rhijn werpen , weeten wij noch waar wij verder gaan, noch hoe wij te rug zullen koomen. Ons oorlog word zwervend, verllindend in menfchen en in geld; hij word noodwendig verlengd, en dwingt de Duit. fche mogendheden zich, om hun eigenbelang, om hunne eigene veiligheid,om hunne eigene wraakzucht , de bondgenooten van het huis van Oostenrijk te blijven; en ik denk dat men die mogendheden moet mijden, door het gewigt des oorlogs op Oostenrijk alleen te doen vallen. De aanval van Spiers, Worms, en Mentz wa» volmaakt noodzakelijk, omdat die boorden Van den Rhijn de magazijnen van Oostenrijk, van Pruisfen en van de uitgewekenen, waren geworden. Het is insgelijken zeer noodzaakelijk en zeer overeenkomftig met mijne grondbeginfelen ora van den Rhijn de grensfcheiding van Frankrijk te maaken, om Trier en Coblentz aan te vallen, «b er zich ten minden, voor zoo lang als de oorlog  C Co ) log duurt, van te verzekeren, en om de wijsgee* rige overwinning dier geestelijke Staaten te voleinden door er de municipaale regering in voegen te brengen. Zie daar waarom ik het plan van mijn veldtogt zoo gefchikt had, dat Keilerman langs de Moefel tot Coblentz zou doen, het geen Custine langs den Rhijn tot Mentz gedaan heeft. Mijn ontwerp is niet gedaagd, en ik fchrijf dit ten minflen zooveel toe aan de vrees die den raad had om mij de meerderheid boven mijne Collegaas te geven, als aan de fouten van Keilerman. Hij is geflreng geflraft, hij heeft het verdiend; maar men verliest in hem een zeer goed Generaal van den tweeden rang, die men zou hebben kunnen behouden, indien men hem juist Onder mijne bevelen gefield had , en indien men wij het onrecht niet aangedaan had, om mij te vreezen. Ik zal mij terflond met mijn linker vleugel in het zelfde geval bevinden, waarin 'ik mij met mijn' xegter bevonden heb. Gelukkiglijk ben ik nabij en fterk genoeg, dat dit geen nadeel aan mijn plan toebrengt. Een Generaal, wiens middelmatigheid hem wel honderd graad2n onder Keilerman field, verhinderd mijn marsch, zoekt mij fleeds te ont-fnappen, en word in zijn fijstema van tegenilreving gelleund. Die man is de Generaal Ia Bourdonnaye ; het is aan hem dat ik dank moet weeten voor een zeer zonderlinge brief, die een uwer Collegaas mij gefclireven heeft, en op welken  C öi > ken ik niet kan antwoorden. In dien brief is een uittrekfel van een anderen brief, die de lompfte lastertaal tegen mij vervat. Ik zie dat de lasteringen in het hoofd van ten minflen e'e'n of twee leden van den raad voet gewonnen hebben; en zij zijn het die mij genoopt hebben om voor gister aan den Prefident der nationaale Conventie te fchrijven» en hem een uittrekfel te zenden van den brief die ik u den soflen fchreef. Het geen hier zeer wonderlijk in is, ,is dat de zelfde dag 30, °P weiken ik u die brief fchreef, uw Collega mij dien fchreef, op welken ik niet zal antwoorden. Ik ga, gelijk ik n dezen morgen gemeld heb, de overwinning van het Belgifche vervolgen. Ik zal dan tot aan den Rhijn voortgaan (*)■> wij1 men mij dit bevolen heeft, hoewel ik beter zou hebben gevonden om de Blaas tc bewaren. Ik hoop dat de vereenigde vorderingen onzer Armeen de Koningen tot verdraagzaamheid en de volken tot reden zullen brengen: ik hoop dat wij een fpoedige vrede zullen hebben, mits dat wij de zotheid niet begaan om uithoeken aan gee- (*) Ik wist toen niet dat ik door alle noodwendigheden te gelijk aangerand, genoodzaakt zou zijn vcrgccfscli zes dagen tc Mons, zes te Brusfel, twee te Tirlemont, en veertien anJre da? jen in liet land van Luik te vertoever.  C 62 ) geene zijde der Pijrenecn, aan geene zijde der Alpen en aan geene zijde van den Rhijn te maaken. Zoo dra die vrede gemaakt is, zal ik mijn woord houden; ik zal alles neer leggen, en daar door hoop ik de lasteraars, en de geene die zich door eene republikeinfche opfnijding den fchijn geven van hen te gelooven, te doen zwijgen. Uw brief vervatte ook twee befluiten van den raad, waarvan het eene betreffende de gefprekken en de onderhandelingen tusfchen de Generaals zeer fchrander is, en nauwkeuriglijk nagekoomen moet worden, wijl er weinige onder onze helden zijn , die het wapentuig der itaatkunde weten te handelen.. Daar zijn echter uitzonderingen, en het gebruik dat ik in Champagne van de gefprekken heb gemaakt, is zeer nuttig geweest; gelukkigdat het bevel van den uitvoerenden raad toen nog niet gegeven was. Wat het andere uittrekfel uwer raadplegingen van ay Öétobeir1 aangaat, ik zal die rtakoomeh wijl het eene wet is; maar ik denk dat het eene aanranding der inriividueele vrijheid is, en dat er gevallen zijn, dat een generaal in onmin zijnde met zijn Minister, zich in de noodzakelijkheid zou bevinden, om die wet, voor zijne eigen veiligheid, te overtreden, Ik zal mij zelve weder, omtrend dit artikel, aanhaalen. Indien, toen twee Generaals de  C geloof ik nog dat die niet aangegaan is, ik geloof dit des te meer, Generaal, wijl ik niet twijfel dat, indien hij bv uw medeweeten gemaakt was', gelijk Payen zegd, gij u dan gefpoed zoud hebben om mij dit te melden. Ik zend u, Generaal, copie van een decreet, door de nationaale Conventie gegeeven, overeen fehadeliiken koop, door Vincent, lastgeevende Commisfaris der Armée van het Zuiden, aangegegaan met Benjamin, voorraadsverzorger van het vleesch voor die Armée. Ik zoude u verplicht zijn, indien gij dit decreet aan Malus wilde mededeelen, ten einde hij er alle OorlogsComm'sfarisfen, die onder zijne bevelen ftaan, bericht van geeve. Ik waarfchuw u, met opzigt tot de overrokken, dekens, enz., dat er den 3iften Oétober ir,8oo overrokken voor de Armée, die gij beveeld, afgegaan zijn, dat er den 2den November 12,900 afgegaan zijn, het geen 24,700 maakt; ünts dien tijd zijn er dagelijks vertrokken; zoo dat ik alle reden heb om te hoopen dat de Armée, die gij beveeld, welhaast compleet zal zijn. De republikein Clouet, die ik u gezonden heb, en die door 4,400 dekens, die ik per post zend, gevolgd word, zal waarfchijnlijk reeds zoodanige maatregels genoomen hebben, dat uwe Armée alles heeft dat haar noodig is. (getekend) pache. XI.  c 69 y XI. BRIEF Aan den Minister Pache. Den iSden November 179Ï. Ik heb een afgezondenen van den Hertog van Saxe-Tefchen ontfangen, die mij de hier nevens gaande voordellen heeft gebragt. Ik heb mondeling geantwoord, dat ik, de Generaal eener Republiek zijnde, aan nog drikter orders onderworpen was, dan de Generaal, die mij wegens een hof of van wegens een vorst, door eene regering gelast, voorflagen zou kunnen doen; dat de verwoestingen van het platte land, en het lijden der Armeen in zulk een flegt faifoen, mij jammerde; maar dat ik, in weerwil mijner bijzondere gevoelens, in dit opzigt, niets anders kon doen, dan dit fluk aan den uitvoerenden raad te zenden, en dat ik de operatié'n van den veldtogt zou ver-i volgen. Ik verzoek u, Burger-Minister, aan de nationaale Conventie rekenfehap van mijn woordelijk antwoord op dit voordel te geven, welk voordel bewijst dat de Oostenrijkers zich zeer zwak gevoelen te zijn. Het nemen der groote magazijnen van Me gehelen voltooid de zegepraal van E 3  C 70 ) Jamappe, waarvan het een gevolg is. Ik hoop dat de neming van Antwerpen welhaast voleinden zal, om de Oostenrijkers alle militaire toevlugt voor een toekoomenden veldtogt, te benemen. XII. BRIEF Aan den burger Pache. Den igden November 1792. (jij beveeld mij, deugdzaam Minister, dat ik u zelve de behoorlijke vergeldingen aanduidde, voor alle de burgers, die de dankbaarheid des vaderlands bij den flag van Jamappe verdiend heb» ben: het is moeijelijk om de decreeten, die de benoemingen ten uiterften beperken, over een te brengen met het verlangen en de rechtvaerdigheid dat de nationaale Conventie en den uitvoerenden raad in zulk eene zeldzame omftandigheid, als een geregelde battaille, en vooral zulk eene beflisfehende als die van den Oden Januarij, moet bezielen. Ik zal beginnen met u verfcheide lijsten onder het oog te brengen: 1. Die der Officiers-Generaal, Opper-Officiers, en die van den Staf, die ik genoodzaakt heb geweest te benoemen om de Armee in het Belgifche te or- ga-  C 7i ) ganifeeren, zonder echter op mij te nemen om het getal derzelven, met de magt dier Année te evenredigen. Alle die Officieren hebben hunnea plicht, in den rang tot welken ik hen, voor het decreet dat aan de Generaals het vermogen beneemt, om tot de plaatfen in hunne Armée te benoemen, verheven had, op de verdienflelijkfte wijze vervuld. Allen hebben zij dapper gevogten, verfcheide zijn in hunnen nieuwen rang gedood of gekwetst geworden, en geene had echter de expeditie van het brevet van den uitvoerenden raad ontfangen; zij hebben allen flegts op mijn provifioneel brevet gediend. 2. De lijst mijner Aides-de-Camp; in het begin heb ik er flegts vier gehad, waarvan er één heengegaan en door een anderen vervangen is: de uitvoe» rende raad heeft mij, onaangezien het decreet, vijf andere gegeven, en heeft zeer wel gedaan ; want de Generaal en Chef eener Armée van 80 duizend man, die in verfcheide corps verdeeld is, kan den dienst van vertrouwen door vier Aides-de-Camp niet laaten verrichten; en hoewel ik er negen te gelijk heb gehad, zouden zij, indien hun ijver niet buitengemeen ware geweest, de onderfcheide verrigtingen, met welke ik hen belast heb, niet ten uitvoer hebben kunnen brengen, en van die verrigtingen hong dikwerf de fpoedigheid en zekerheid mijner krijgs» verrigtingen af. Indien gij omtrent het artikel der Aides-de£ 4V Camp  ( 73 ) Camp verplicht zijt u aan den Krikten regel te honden, dan zal het grootfte der mijne zich van hunne vergeldingen, en zelfs van hunnen rang beroofd zien. In een foort van oorlog die zoo uitgebreid is als die welke, ik ondernomen heb; ïn een *oo buitenge wonnen en zoo vermoeijenden 'veldtogt, is het niet mogelijk de gewoonlijke Tegels te volgen; he is ingevolgen hiervan dat gij zult zien dat verfcheide hunner den rang van Luitenant Colonel hebben; de meeste zijn Offi•ciers van de grootfte ondervinding; zij verdie* nen allen mijn vertr uwen, hetgeen vooreen -Generaal der Armee zeer noodzaakelijk is: allen zouden zij boven hunne bevordering verkiezen om bij mij te blijven, en het zou eene draf voor hen zijn om elders geplaatst te worden. Onderwerp dit aan de billijkheid en kunde van het militaire Committé : ik twi fel niet of tusfchen u en hem zal wel een middel gevonden ivorden om de droogheid te herftellen van een decreet, dat in tijd van vrede, uitmuntend goed zou wezen, maar dat, in zulk eene rijke en ont«agchelijke itad als deze, geen middel tot vergelding overlaat. 4. Een 'lijst der Staf Officieren, op welke juist de zelfde aanmerking te maaken is , als op die der Aides de Camp. 5. Een lijst der Opper-Officieren van de Armée die verdiend hebben tot oen rang van Officier Generaal op te klimmen. Ik moet u opmerken, dat de twee corps d'Arruée van den Genei aal la ilour-  C 73 ) Bourdonnaye en van den Generaal Valence uitgedonderd, ik in mijne ganfche Armée, die uit 60,000 man beftaat, niet meer dan vijt LuitenantsGeneraal heb, waarvan de een, hoofd van den ilaf, en de ander der artillerij is, en 12 Veldniaarfchalken , waarvan één der artillerij. Het is onmogelijk om door eene opvolgende bevordering in de verfchillende corps, eenige vergelding te geven zonder eene promotie te doen': deze promotie is zelfs noodzakelijk om tijdelijke Commandanten in de voornaamfte fteden van het Belgifche, die dit noodig hebben, te plaatfen. Ik heb de Luitenants-Generaal O. Moran en Marasfé, reeds de één uit Condé, de ander uit Douay genomen, om den eerften te Doornik, den tweeden te Antweipen te plaatfen. Ik had eerst de Luitenant-Generaal Marasfé voor Brusfel gefchikt; maar daar de gezondheid van den Luitenant-Generaal Moreton zijnen ijver niet evenaard,en hem dit buiten llaat fteld vol te houden om den winter• veldtocht bij te woonen, zonder dat wij gevaar zouden loopen om in hem een uitmuntend Officier, een goed Patriot, die eene volmaakte revolutionaire theorie bij zijne andere goede hoedanigheden voegd, te verliezen, zoo neem ik de partij om hem het commandantfchap van Brusfel te geven, en, voor het beftuuren van den ftaf, door den Colonel Thowenot zijne plaats te laaten bekleeden, voor wien ik u vooral den graad van Veldmaarschalk verE 5 zoek ,  C 74 3 roek, wijl ik verpligt ben hem het recht te doea van te zeggen, dat hij de kundigrte Generaal der Arme'e, en het best in ftaat is om mij te helpen. Bij een republikeinsch volk, en in eene Armée, die zoo nieuw is als de onze, kan de oudheid geen aanfpraak ergens op geven, dan wanneer die door bekwaamheden vergezeld is, wijl het er op aankor mt om fchielijk opvolgers voor de tegenwoordige Generaals te vinden, opdat het lot onzer wapenen niet van zoo of zoodanig een man afhange: daarenboven heeft het geea ik ten dezen opzigten zegge , geen betrekking op den Colonel Thowenot, wijl hij reeds twintig jaar gediend heeft. Ik ftel de vraagen, door den Generaal d'Harleville gedaan, aan een zijde; zijn uitmuntend gedrag fmts hij mij fecundeerd, en de trek van edel republikeinisme, die in den brief vervat is, die hij mij gefchreven heeft, en dien ik u zend, doen mij op zijne befcheidenheid, in de vraagen die hij doet, itaat maaken, en u die voordellen gelijk hij die aan mij voorfteld. Ik zend u ook eene memorie van den Veldmaarfchalk Dampierre, voor den burger genaamd Jolie-bois, een oud uitgediend krijgsman; die trek verdiend bekend en beloond te worden. Wat den Luitenant - Generaal Lanoue aangaat, zijne onrechtmatige gevangenhouding, en de valfche befchuldiging van welke hij door onvoor^ zigtigheid. van den Generaal la Bourdonnaye, die ge-  C 75 ) genoodzaakt is geweest zijne eerfte gezegden te ontkennen en hem recht te doen, het flagtoffer is geweest; zijne ondervinding en zijne dapper» heid ftelien mij in ftaat om van hem het grootfte nut voor de republiek te trekken, zoo dra hij zich bij mij zal koomen voegen, het geen binnen weinig daagen gebeuren moet. Het ware te wenfchen dat dit voorbeeld tot eene les mogt dienen om zoo ligt geen geloof te liaan aan de befchuldigingen tegen achtenswaardige Oiïïcieren. Het is niet mogelijk dat er koningsgezin, den in de Armée blijven, en men moet de aantijgers wantrouwen, die meestal laage lasteraars zijn. De Veldmaarfchalk Drouet is te Quesnoy aan zijne wonden overleden. Ik heb den Veldmaarfchalk Ferrand, wiens ijver en moed zijne kragten te boven gaan, te Mons geplaatst. Het is alleen uit een zucht tot rechtvaerdigheid, en om de dapperheid en het vertrouwen der uitmuntende Armée die ik beveel nog te doen toenemen, dat ik u vergeldingen haarer groote daaden waardig, voorftel; gij zult daarenboven zien dat er geen hooge graaden te veel in de Armée zullen zijn, aangezien haaren fpoedigen aangroei, bij welke men nog daarenboven een derde moet voegen voor de Belgifche Armée, die den dienst der Franfche Armée waar zal nemen. Ik heb, voor het decreet, den Veldmaarfchalk Duval tot Luitenant-Generaal benoemd, om de fe-  C 76 ) feconde van la Bourdonnaye te zijn, en om zijné onervaarenheid te hulp te koomen, het is een Officier van groote verdienfte, van een zeer zuiver patriottisme, en beproefde voorzigtigheid; ïk vind het zeer noodzaakelijk om hem zijn brevet ten eerden te zenden. Ik heb ook bij de zelfde Armée den burger d'Arnaudin, AdjudantGeneraal, geplaatst, om bij den Generaal Bourdonnaye de plaats van den burger Devergne te bekleeden: het zou ook goed zijn dat men hem zijn brevet van Adjudant.Generaal, LuitenantColonel zond: zijne benoeming is van den 28de» Augustus. Men moet opmerken dat alle die OfficiersGeneraals en Opper-Officiers mijne medebewerkers in den veldtogt tegen de Pruisf.n hebben geweest, dat zij ongetwijfeld vergeldingen van den kant der natie verdiende. Tiende Brief van den Oorlogsminister aan den Generaal Dumourier. Parijs, den i4dcn November 1792. Ik verneem met veel genoegen, Generaal, de ontwerpen die gij vormd om van de roemrijke overwinning, die gij behaald hebt, gebruik te maaken. Ik  C 77 ) Ik heb aan den Generaal Valence, den naaravan Generaal van de Armée der Ardennes, nog niet kunnen geven. Het is niet genoeg dat gij u van den uwen, ten zijnen voordeelen, ontdaan hebt, gij. behoud den naam van Commandant der Armée, fchoon gij de expeditie van het Belgifche befluurd-; dus van de agt Commandants, die er gedecreteerd zün, is er nog geen vacant. Ik heb de nationaale Conventie verzogt om den uitvoerenden raad te bemagtigen tot het benoemen vaneen negende Commandant, en zoo dra deze zaak beflischt zal wezen, zal ik uwe verzoeken, ten voordeelen van Valence, geheel niet uit het oog verliezen. Ik verneem ook met genoegen uit een brief van la. Bourdonnaye, dat die Generaal u met ijver helpt, en dat hij den nden in Gent zal trekken. (getekend) pache. Elfde Brief yan Pache, Oorlogsminister, aan Dumourier. Parijs, 15 November 1792, bet eerde jaar der Republiek. Ik fpoed mij om u den lijst der commisfies te zenden, die den 8ften dezer maand door het Com-  C 78 y Committé der aankoopen (*) gegeeven zijn, 1. aan de broeders Mosfelman te Brusfel, om op de markten van Ath, Nameur, Megchelen en deszelfs omtrek te koopen. 60 duizend maaten tarw. 40 duizend maaten rogge. 70 duizend fchepel haver. . 3. Aan Perlau Carpentier te Oostende, om op de markten van Alost, Gent, Oudenaarde en derzelver omtrekken te koopen. 60 duizend maaten tarw. 40 duizend maaten rogge. 7a duizend fchepel haver. Ik acht dat deze berichten u voldoende zullen zijn om uwen marsch op te klaaren, en u, aangaande de noodzaakelijkfte voorraad uwer Armée, gerust te ftellen. Ik verzoek u deze koopen geheim te willen houden, ten einde dit op geenerlei wijze invloed op den prijs maake. (getekend) De Oorlogsminister pache. P. S. (*) Men kan oordeelen wat er van deze orders was, door liet proces-verbaal, dat de Generaal Miranda den I4den dezer opgefteld lieert, en waar uit fpruit, dat in liet tegenwooidige tijdftip, liet dircftorium noch levensmiddelen in liet magazijn, noch geld in de kist, noch aangefteldden bad.  C 79 ) P. S. Ik verzoek u befcherniing en bijmand» aan de broeders Mosfelman en aan Perlau Carpentier te willen verleenen. Twaalfde Brief van den Oorlogsminister aan Dumourier. Parys, den isden November 179a, bet eerde jaar d«r Republiek.» D aar ik verlang dat de troepen nauwkeurig, en zoo ipoedig mogelijk de koopmanfchappen ontfangen die tot de weder- invulling hunner kleeding en toerusting gefchikt zijn; op dat onze braave krijgsgenooten, die op zulk eene onderfcheidene wijze den roem van den Franfchen naam rtaanden houden, niet lang aan de geflrengheid van het jaargetijde, in het welk wij thands treden, blootgefteld blijven, is het noodzaakelijk dat ik altoos van hunne pofitie bewust ben. Ik ver2oek u ingevolge om mij alle agt dagen den lijst van de pofitie van alle de troepen, die onder uwe bevelen te werk gefield worden, te zenden, en niet te vergeten om juist den naam en de wapens van ieder corps aan te duiden, op dat ik in hunne noodwendigheden, van allerlei foort, voorziende, aan de onderfcheide corps alles wat hun noodig is kan zenden, en mij niet bloot.  C 80 ) blootgefield vinde om aan de een te zenden bet geen voor de ander gefchikt was, en dus dubbele en zelfs driedubbele bezendin^en te gceven, die des te fchadelijker zijn, wijl dit de middelen verminderd om in de noodwendigheden oer anderen te voorzien. (getekend) De Oorlogsminister pache. Dertiende Brief van den Oorlogsminister Pache aan den Generaal Dumourier. Parijs, den iöden November 179a, bet eerfte jaar der Republiek. Ik begin, Generaal, met u geluk met uwe vorderingen te wenfehen: ieder neemt cr deel in, en niemand doet dit meer dan ik. Ik bedank u voor de rondborftigheid met welke gij mij over de menfchen en de zaak en fpreekt., Ik denk, gelijk gij, dat Oostenrijk de vijand is die men bij voorkeur moet verpletten, en ik ben er niet voor om, door ons buiten onze natuurlijke grenzen te begeven, de dubbele fout te begaan van ons te verzwakken , en vijanden te verwekken. Ik heb in den raad, het gevoelen, dat gij mij aanduid, niet zien heerfchen, en men heeft geen . oo«  C at > oogenblik geaarfeld om la Bourdonnaye onder" uwe bevelen te ftellen : wat Keilerman aangaat, daar is nimmer gedagten naar geweest, fints ik er ben. Ik hoop dat de eerfte niet van zijn plicht taf zal wijken, en fints het hooge woord uitgefproken is, fchijnd het ons toe dat hij uwe bevelen ftipteli k uitgevoerd heeft. De deliberatie van den 2often October rand geenzins, Generaal, de vrijheid aan, door alle de gewoonlijke berichten van den uienst door handen van het ministerie te doen gaan; want zij laat aan den Generaal de mogelijkheid om zijne klagten tegen een Minister, van wien hi) te onvreden zou zijn, of zijne vraagen over alles dat hem bijzonder aangaat, direct, aan de nationaale Conventie te zenden. Vervolg, Generaal, om uwe overwinningen; te verzekeren, om vertrouwen in mij te ftellen, en mij alle de middelen om tot het algemenf welzijn mede te werken, bekend te maaken, e» ik zal u daar voor bijzonder verplicht zijn. (getekend') pache. F Veer.  C 8a > Veertiende Brief yan den Oorlogminister aan den Generaal Dumourier. Parijs, den iGden Novsmber 17-2, het eelite jaar der Republiek, (jij hek u woord gehouden, Generaal, en zijt voor den i5den in Brusfel getrokken. Ik heb uwen brief aan de nationaale Conventie medegedeeld: zij heeft het grootlïe deel in uwe overwinningen genomen. De vrijheid der Belgen zal men aan uwe kunde en aan uwe dap. perheid verfchuldigd zijn. Ontfang mijne bijzondere gelukwenfchingen, Generaal. (getekend) pache. P. S. Ik voeg hier nevens een noot, die ik ontfangen heb, en die ik dacht u mede te moeten deelen. xn.  C 33 ) XII. BRIEF Van den Generaal Dumourier aan den burger' Pache, Oorlogsminister. Den aoften November. Jk zie met leedwezen, Burger-Minister, dat gij de koop afkeurd, die den often dezer maand door den Commisfaris en Chef Malus (*) met den burger Simon, koopman te Duinkerken, aangegaan is, voor de voorraadsverzorging der Belgifche Armée; dit bewijst mij, dat men de behoefte der Armée in uwe oogen verkleend, of uwe middelen om daar in te voorzien vergroot heeft. Ik moet de waarheid in haar volle licht her* ftellen. Ik was op dien tijd te Mons, en mijne Armée had zich met die van den Generaal d'Harleville vereenigd; ik bragt, buiten dit, de Armeen van de Generaals Bourdonnaye en Valence in beweging, en trok te gclijker tijd langs drie kan» (*) Men moet in aanmerking nemen, dat het door dezen koop alleen is dat de Armée fints dat tijdgewrigt beftaat; waar uit blijkt, dat, indien die niet aangegaan was, de ganfeha Atf mée van honger geftorven zou zijn. F %  C U ) kanten in het Belgifche. Mijn marsch meest fchielijk zijn, en het eeniglte middel om de overwinning te bereiden , die wij behaald heb' ben, beftond in den voorraad der Armée zoodaanig te verzekeren, dat, langs welke kant de omflandigheden mij ook mogten noodzaaken, die, 't zij in 't geheel, 't zij voor een gedeelte te voeren, ik altoos zeker was dat ik die daar zou kunnen laaten leeven. Ik had toen echter Van uwen kant geene de minde verzorging, en, in weerwil mijner herhaalde verzoeken, kwamen de voorraadsmiddelen niet. Ik verfla de kunst niet om het oorlog te voeren zonder de foldaaten te laaten leeven; ik merk het als mijn heiligde plicht aan om voor het beftaan der braave lieden, die zich onder mijne bevelen aan de verdediging der vrijheid toewijden, te waaken , en ik wil in zulk een geval liever eene befchikking op mij nemen die voor den dienst der republiek nuttig is, dan dat ik haaren roem en haare overwinningen door den kwaaden wil van een Commies, of door de onervaarenheid van een Leveranfier, in gevaar zou laaten brengen. Uwe oprechtheid, uw patriottisme zijn mij bekend; ik weet welk vertrouwen de natie aan uwe talenten en aan uwe werkzaamheid verfchuldigd is ; maar ik weet ook dat de beste, de ieverigfte Minister door bedorve of listige onderhoorigen misleid kan worden; en wanneer gij wel overwogen zult hebben dat in den oo- gen-  C 85 ) genblik, die het lot van het Belgifche en de overwinning onzer wapenen beflisfchen moest» de magazijnen ledig waren, er geen voorraad was, en de hulpmiddelen veraf en onzeker, en bij gevolg de verrichtingen der Armée onmogelijk waren, dan zult gij mij dank weten voor het aangaan van een koop, die op eene voordelige voorwaarde voor de republiek, g< floten is, die den goeden uitflag van mijnen veldtocht bewerkt heeft, en zonder welken ik noch levensmiddelen voor mijne Armée, noch fourragie voor mijne cavallerij gehad zou hebben Men moet, daarenboven, voortaan de dubbele möeijelijkbeid voorkoomen, in welke mij de voorlede orde van zaaken, ten dezen opzigterï, gewikkeld heeft. Ik wil niet meer blootgelleld wezen om levensmiddelen en fourragie te ontbreken, om dat een flegt geïntentioneerden Commies; u een valsch bericht zal gedaan hebben; en ik wil de onaangenaamheid voor u uit den weg ruimen, van mij een verwijt te doen over eene voordeelige en noodzaakelijke zaak. Toen ik het generaale plan tot den veldtocht» die ik heden ten uitvoer breng, ontworpen heb, toen heb ik alle mijne hulpmiddelen moeien berekenen ; en toen ik de uitvoering op mij genomen heb, heb ik moeten kunnen uitfijferen dat niets mijnen marsch kon verhinderen, en mijne overleggingen in den war fmijten. De uitvoerende raad heeft deze waarheid zc-o wel begreF 3 pen»  ( 86 ) pen, dat hij alle de Armeen, die tot de uitvoering van mijn plan mede moeten werken, onder, mijne bevelen gefield heeft, hoewel zij door Generaals en Chefs gecommandeerd worden. Maar de uitvoerende raad zou niets gedaan, en mij flegts herfenfchimmige middelen gegeven hebben, indien ik niet zoowel meester van de levensmiddelen der Armée,als van derzelver verrigtingen was; en indien de zorgloosheid of de wangust mijn marsch tegen houden, en mijne ontwerpen veriedelen kon. De oorlog van het Belgifche is mijn werk; ik ben aan de natie rekenfchap van de overwinning haarer wapenen verfchuldigd; maar het zou onrechtvaerdig wezen om mijne verantwoordelijkheid aan te nemen, zonder mij de middelen te geven om die te dekken , cn om overwinningen van mij te verwagten zonder mij de hulpmiddelen te bezorgen die dezelve alleen kunnen bevorderen. Ik vraag u dus formeel af: i. Om mij volmagt te geven om alleen, door middel van het ministerie van den Commisfaris en Chef Malus, alle de koopen aan te gaan, die noodzaakelijk zijn, tot de voorraadsverzorging van allerlei foort, voor de Armeen die in de expeditie van het Belgifche medewerken, of mede zullen werken, s. Om mij volmagt te geeven om op gelijke wijze de verdragen te maaken die mij het voordeeiigfte zullen fchijnen om den dienst der  ( 87 3 der penningen die voor de foldij en de uit* gave der Armée onmisbaar zijn, te verzekeren. 3. Om den koop, die den 8ften dezer maand door den Commisfaris en Chef Malus met den burger Simon gefloten is, te bekragtigen, wanneer gij de voorwaarde van den zeiven onderzogt zult hebben. 4. En, eindelijk, om, ter uitvoering dezer onderfcheide volmagtgevingen aan de Agenten die gü in het Belgifche hebt, te bevelen, om terflond met alle aanneming van graanen en fourragie op te houden; en aan de nationaale treforie, om met het Horten van penningen in de fchatkisten der BelgU fche Armée, op te houden. Buiten de algemeene voorwaarde, die ik u hier boven ten voordeelen van dit plan voorgefteld hebbe, zijn er zeer vermogende redenen, die ik aan uw oordeel ga onderwerpen, i.De verkrijging der graanen en fourragie in het Belgifche kan met geen voordeel, fpaarzaamheid, en goed gevolg verricht worden dan door inwooners van het land zelve, die alle de hulpmiddelen van het zelve kennen, en die niet blootgefteld zijn om de zelfde verhooging in de waaren te weeg te brengen, wijl zij meer Agenten te gelijk, en menfchen die meer bekend zijn, kunnen; tc werk ftellen. F 4 3. &  C 88 ) -at. Ik bedien mij hier toe van menfchen welker crediet, werkzaamheid en kunde in deze gewigtige zaak ten vollen bekend zijn, en die, aan mij alleen de leverantie voor de Armée verfchuldigd zijnde, een des te grooter belang hebben om een dienst, aan welken mijne overwinningen verknocht zijn, ; goed waar te nemen. 3. Vereenig ik door dit middel alle de deelen der leverantie in één punt; de dienften worden wederzijdsch makkelijker, en de t'zaamenvoeging der middelen verdubbeld derzelver nut. ' 4.De Agenten, die ik te werk ftel, de Bra» bandfche patriotten er onder rekenende, leveren een reden te meer tot vertrouwen op, wijl zij een dubbel vaderland te dienen . hebben. 5. Vind ik daar door een middel te meer om de belangen der Belgen aan die van Frankrijk te hechten, en ook het onfehatbaar voordeel om voor de foldij en de uitgaven der Armée de penningen van het Belgifche te gebruiken, zonder te voleinden om die, welke in Frankrijk nog in omloop zijn, er geheel uit te trekken, en daar door den prijs van het geld nog te verhoogen. 0. Stel ik, zonder eenige hinderpaal of eenige vertraaging meer te duchten te hebben, den d.ienst der Armée in zekerheid, en befchik naar  ( 8 eener vrijmaakende Armée gelijkt. Hij weet te wel dat hij het volk bij het welk hij binnengetrokken is, niet onderworpen heeft, maar dat hij het van de onderdrukking verlost heeft; dat het alleen aan de onderdrukkers is dat de republiek het oorlog verklaard heeft, en dat, indien zij goedkeurd dat de Generaals haarer Armeen verpligtingen aan de vreemde fteden opleggen, dit llegts is in zoo verre de vijanden des volks alleen onderworpen zullen zijn. Gij hebt voorzeker, Generaal, dit willekeurig en voor het volk verdrukkend bevel, het welk zoo flrijdig met de belangen der republiek als met haare wetten is, niet gegeven: ik fchrijf u dus niet om u aan te fpooren dat gij het intrekt,, maar alleen om u te verzoeken dat gij de pr»« clamatie, die de regering van Gent voornemens is openbaar te maaken, belet, wijl deze proclamatie, indien zij geduld wierd, niet minder nadeelig voor onze roem, als fchrikverwekkend voor het volk, tot het welke zij gericht zoude zijn, wezen zou. Ik heb udoor mijn brief van den nden bericht gedaan, van de aanflelling van een direrftoire* met den aankoop voor de algemeene levensmiddelen der republiek, gelast; ik heb u tegelijkertijd een van deszelfs Agenten, den republikein Simon Piek gezonden, die fpeciaal last ontfangen beeft om uwe bevelen op te nemen voor de voorraadsverzorging in alle, foorten van levensmid-  C 93 ) .middelen voor de Armée die gij beveeld, Perlaa te Oostende en Mosfelman te Brusfel, zijn voor gewigtige aankoopen gecommisfioneerd ; niets kan, daar men zulke voorzorgen gebruikt, aan de moedige foldaaten ontbreken, die onder uwe bevelen vegten. De eenigfte zaak die in het toekoomende in ftaat is om de zekerheid van de voorraadsverzorging der Armée in gevaar te brengen , zou de proclamatie van de magistraat van Gent zijn. Door den koophandel alleen kunt gij, in het geen gij noodig hebt, voorzien; de uitwerking van dwang beftaat in het vertrouwen te vernietigen. Weest zoo goed, Generaal, om de Agenten van de commisfie der aankopen, die ik u genoemd heb, bij den magistraat der ftad Gent bekend te maaken, ten einde zij geene belemmering in hunne verrigtingen ontmoeten, en dat zij in tegendeel door alle de befcherming, die zij noodig hebben, onderfteund worden. Deze Commislie heeft mij, als zeer gevaarlijk voor den Staat, voorgefteld, de vrijheid om de graanen te vervoeren, vooral om die naar Holland te zenden : zij verwagte dat de uitvoerende raad u een verzoek zou zenden om dit verbod tc hernieuwen; maar eene daad, die zoo ftrijdig met de vrijheid is, kan van denzelven niet voortvloeijen ; hij is thands van gevoelen dat gij u met de regenten des volks zoud kunnen verftaan, op dat zij geen verbod intrekken het welk reeds  C 94 ) reeds beftaat. Hoe voordeelig de uitwerking van dit verbod ook voor ons zou wezen kunnen, befchouw ik het middel als der Franfche natie onwaardig, en ik verzoek u, dat gij en zoo (O Daar de fchatkist der Armée, bij mijne intrede in Brusfel, geen 20 duizend livres vervattende, hoewel d'Espagnac er eene G r0"  C 98 > 200 dra zij een beflint ten dezen aanzien zal genomen hebben, zal ik mij fpoeden om het u mede te deelen. Ik zend ook aan de nationaale Conventie den brief, in welken gij de noodzaakelijkheid om het getal der Officieren-Generaal uwer Armée te vermeerderen, voorfleld. Ik had aan dezelve een memorie over het zelfde onderwerp gezonden, en ik hoop dat uw brief zal dienen om het befluit te verhaasten. (getekend) pache. Jgt- •rdonnantie van honderd duizend guldens in gebragt had, die hij er van kon vorderen, zoo zette ik d'Espagnac aan om geld te zien te krijgen; na vrugtelooze moeite was ik zoo gelukkig dat mijne Heeren Lijs de Malmenfter, in fpecie, de waarde van 300 duizend livres asfignaatcn wilde khieten; maar daar zij vorderde dat Malus en d'Espagnac een wisfel op de nationaale treforig. zouden trekken, zoo had Malus, op mijn bevel gefchreven era V»n dees msatregel kennis te geven.  e 99 > AgUiende Brief van den Oorlogsminister aan den Generaal Dumourier. Parijs, don 2.3fteii November 1792, het eerfte jaar Cst Republiek. Ik heb u gemeld, Generaal, dat ik de administrative voordellen, die g,\ mij in uwen brief van den aoften gedaan hebt, aan het oordeel der nationaale Conventie zou onderwerpen. Ik zend u copie van den brief dien ik aan den Prefident der Conventie gefchreven heb, hem te gelijken tijd den uwen zendende: gij zult er bijzonderheden in vinden die gefchikt zijn om u, aangaande de levensmiddelen, gerust te ftellen. Ik zal u niet meer over de maatregelen fpreeken die gij mij gevraagd hebt, en die mijne magt te boven gingen. De bepaaling die de Conventie genomen heeft, door het geven van het decreet, waar van ik u door den burger Ronfin de expeditie gezonden heb, fchrijft mij andere middelen voor, om in de behoefte der Armee, die gij beveelt, te voorzien. Ik heb uwe aanmerkingen, aan het Committé der aankoopen, en ^an de nationaale treforie medegedeeld. Maak ftaat, Generaal, op mijne waakzaamheid Ga ■ o»  C ioo 3 om van alles juist onderricht te zijn, en om alles vat fchaden kan, te verwijderen. Ik heb ook aan de Conventie melding gedaan van de vraagen die gij mij gedaan hebt, ten voordeelen der burgers, die zich onder uwe bevelen onderfcheiden hebben. Ik heb reeds eene vermeerdering in het getal der Officieren-Generaal en der Adjudants- Generaal verzogt. Ce toenee. ming der gewapende magt maakt die onvermijdelijk ; en ik grijp met ijver elke gelegenheid aan om de nationaale Conventie te overhaalen dat zij dit gewigtig onderwerp beflisfche: gij hebt er mij eene aan de hand gedaan die ik niet verzuimt! heb. Ik verwagt met ongeduld het decreet dat mij de middelen zal geven om de tijtels uwer medebroeders in de wapenen te erkennen. (getekend") pache. De Oorlogsminister aan den Prefident der nationaale Conventie, Parijs, den tuften November 1792, bet eerfte jaar der Republiek. BURG ER-PRESIDENT! Ik ontfang een brief van den Generaal Dumourier, van dato den aoften dezer maand, in welken hij,  C ioi ) hij, na zich over het verwijl van de zending der levensmiddelen beklaagd te hebben, mij vraagt, i. Om hem volmagt te geven om alleen, door het ministerie van den Commisfaris en Chef Malus, alle de koopen te fluiten die noodig is tot de voorraadsver,:orging van alle ioorc voor de Armeen die in de expeditie van het Belgifche medewerken, of mtde zullen werken. a. Om hem op gelijke wi ze volmagt te geven om zoodaanige verdragen aan te gaan tds hem het voordeeligfle zullen fchijnen om den dienst der penningen , die onmisbaar voor de foldij en de uitgaven der Armée is, te verzekeren ; 3. Om ingevolgen van dien, den koop, die den Sften dezer door den Commisfaris en Chef Malus met den burger Simon aangegaan is, te bekragtigen als ik de voorwaarden van denzelven onderzogt zal hebben. 4 Om aan de Agenten, die in het Belgifche gebruikt worden, te gelasten om terflond alio aanneming van graanen en fourragie te ftaaken, en aan de nationaale treforie, om, met alle uitflorting van penningen in de fchatkisten der Belgifche Armée op te houden. Ik zend hier nevens aan de nationaale Conventie : 1. Copie van den brief van den Generaal Dumourier. g 3 r  C io» ) ö. Copie van den brief van den CommisfarisGeneraal Malus, betreffende eene leening van «joo-ooo livres, die met medeweeten Van d'Espagnac bewerkt is, door eene trekking op de Commisfarisfen der nationaale treforie, van welke hij verzoekt dat de betaaling geaurorifeerd worde; 3. Copie van de Commi>fie, door den Generaal Dumourier, ingevolgen de volmagt aan hem door de nationaale Conventie opgedragen, aan de burgers Malus en d'Espagnac gegeven, om op de Commisfarisfen der nationaale treforie voor de fomme van 300,000 livres te trekken, aan de ordre van den burger Lijs te Brusfel, die den inhoud van dien voor rekening der Franfche Armée zal fchieten; 4. De opneming van de lijsten der gefleldheid der militaire magazijnen van het departement van het Noorden, van Pas - de - Calais, der Ardennes, van 1'Aisne en van de Somme, van den Sften of icden dezer maand, bedraagende 366,000 quintaalen tarw, rogge, masteluin en meel, eene hoeveelheid die voor eene Armée van 80 duizend man geduurende zes maanden en agt dagen voldoenden is, en op 79 duizend waag hooi, 160 duizend bosfen ftroo, en 54,000 zakken haver; "5. Copie van den brief van den burger Biderman, directeur van het Committé der aankoop  C i°3 ) koopen, van dezen datum, betreffende de aankoopen tot hier toe in Brabant gedaan, bedraagende ioo,oco zakken tarw en roggen, 40,000 zakken haver, 50 dui/cnd waag hooi, 50 duizend bosfenftroo, hoeveelheid voldoende is voor het beftaan eener Armée van 8o,oco man geduurende negen maanden ; . (5. Copie der declaratie van den burger Piek, Commisfaris der aankopen van het Belgifche, betreffende den prijs van het hooi, haver en ftroo op de markt gebragt door Henri Simon, vergeleken met de waardij der zelfde waaren. Het koomt mij noodzaakelijk voor dat de nationaale Conventie de lezing dezer Hukken hoore. Eene bepaaling als die'welke aan de Generaals dergelijke fonftiën toe zou wijzen, als welken in de vraagen van den Generaal Dumourier begrepen zijn, is boven de magt die mij toebe•trouwd is, en ik moet dit aan de nationaale Conventie onderwerpen (,*> Voor oyereenkom/Iige Copie, Di Oorlogsminister PACHE» XIV. (*) De t'zamenftelling van dezen brief is zeer listig bier in; dat men er onderwerpen, over welke de Conventie wezenlijk • b'-fliifchen moet, met andere die de MiwMer.uitkragten zijner magt; -kon, en derlialven af moest doen, vermengd heeft; een derge* G 4 «  C io4 ) XIV. BRIEF Aan den burger Pache. Tirlemont, 22 November 1792. Ik ben gister, Burger-M nister,met eene voorhoede van 4 a 5 duizend man, op 'Iirlemont genaderd. Ik heb er de geheele vijandelijke Armée agter de ftad gecampeerd gevonden, met eene voorhoede van 3 a 4 duizend man voorwaards op de hoogtens van Cumpty, regt tegen over Beauterfem, gecampeerd. Ik heb die voorhoeden den ganfchen dag met mijn gefchut bevogten; zij is door vijf duizend man verfterkt geworden, maar heeft echter niets ondernomen: alles is dezen morgen met het aanbreken van den dag vertrokken, en ik ben reeds vroeg in Tirlemont getrokken, hebbende niet meer dan 4 man Ver¬ lijken brief te doen tekenen is een dier trekken die een weinig ervaaren Minister van den kant van intrigante onderboorigen te wagten heeft. Wat de voorraadsverzorging aangaat het is onnoodig om te ztggen dat dezelve niet dan in dees brief beftaat.  C 105 ) verloorert. Deze canonnade en dedefertie, waar van zii gevolgd is geworden, kost meer dan 400 man aan den vijand. Ik ben gi noodzaakt om morgen te Tirlemont te blijven: overmorgen marcheer ik op Saint Truyen. Den asften zal ik den Generaal d'Harleville op Huy detacheeren, om den Generaal Beau'iea, die zich van de Armée fchijnd af te fcheiden om zich naar Huy of naar Nameur te wenden, tusfehen twee vuuren te brengen. De Generaal Valence denkt echter, dat, volgens zijne berigten, de Generaal Hohenlcë van Luxemburg op Siney marcheerd. Het fchijnd dat die twee Generaals zich op het punt van Chinay of Simay willen vereenigen , om vervolgens tot bijftand van Nameur aan te rukken. . Den söllen zal de Generaal d'Harleville in (laat -zijn om zich, ingevallen van nood, bij dén Generaal Valence te voegen, laatende te huy flegts eene kleine bezetting, en dan zullen die twee coips, te zaam vereenigd, meer dan 35 duizend man uitmaaken; het geen de inneeming van het kasteel van Nameur, en de verdediging der Maas zal verzekeren. Wat mij aangaat, ik zal fteeds Clairfait blijven volgen, die waarfchijnelijk zal trachten om 1 door Luik in Limburg te retireeren; wat het Aarts - Hertoglijke hof betreft, dat zich eerst te Roermonde begeven heeft, ik denk dat de fnelheid mijner marsch het naar Aken moet G 5 doen  C ïo6 > doen vertrekken, van waar het naar Keulen zal gaan. Indien ik aan mijnen linkervleugel een anderen Generaal had gehad, dan la Bourdonnaye, over wieh ik niet óp zal houden mij te beklagen, dan wanneer men mij van hem verlost zal'hebben, dan zou dees anderen het verftand of gezond ■oordeel gehad hebben om niet meer dan 6,000 'man voor het beleg van het kasteel'vïin Antwerpen te gebruiken, het welk niet meer vorderd, 'wijl de rivier door- het escader van Duinkerken 'onderfchept is ; en zou zich fpoédig met 10.000 Jtttan op Hasfelt en Maasfeyk begeven hebben ;dan •zou dat corps Roermonde van de eene, en Luik van de andere zijde bedreigd hebben, en ik zou mijne Armee op Huy, en die van d'Harleville " onmiddeiijk op Nameur aangevoerd hebben. Jn plaats van dit alles, is het zeer mogelijk dat, indien de tijdingen van Valence echt zijn, de ver-eeniging van Beaulieu en Hohenloë fooedig genoeg plaats grijpt om het kasteel van Nameur te ■redden, en ik mij genoodzaakt vinde om eene ; moeilijke en onaangenaame veld;ogt op de Maas te blijven vervolgen. Ik hoop dat ik mij uit deze moeijelijkheden zal wikkelen; maar ik verklaar ü, Burger-Minister, dat, indien ik binnen vier dagen geen : antwoord heb op de zeer ernftige klagten die ik tegen la Bourdonnaye ingeleverd heb, ik dan de partij zal kiezen om hem te fuspendeeren, en hetn  C 107 > hem eenen opvolger te geeven die mijne ontwerpen beter begrijpe en dezelve niet dwarsbonme. Ik kan de eer en veiligheid der republiek niet langer in gevaar laaten ftellen, en het is tijd om eenen veldtogt die met roem begonnen is, met vrugt te eindigen. XV. BRIEF Aan den burger PacJ:e, Oorlogsminister. Tirlemont, den aj'rtên November 1792, het eerfte jaar der Republiek. Indien gij uwen brief gedagtekend had, BurgerMinister, dan zou ik kunnen weeten, of gij op den tijd toen gij mij dien fchreef, de bittere klagten reeds ontfangen had, die ik in mijne verontwaardiging, tegen den Generaal la Bourdonnaye in mijne brieven aan den burger Lebrun van den 17, 18, 19 en si, en eindelijk m mijnen laatften van dees dag, die hij nog niet ontfangen kan hebben, uitgeboezemd heb ; alle brieven die op Hukken gegrond zi;n, welke de affchuwelijke tiranni], die dien Generaal, die alle mijne krijgsverrigtingen dwarsboómd, tegén een vriendfehappelijk land uitoeffend. Neen, Burger-Minister, nimmer zullen de over-  C ros ) -overwinningen Dumourier genoeg verblinden om hem als overwinnaar te doen handelen Dit is een' naam die hij fchuwd. Ik heb geen het minüc bevel te Gent, noch in eenig gedeelte van het Oostenrijks-Vlaanderen, gegeven Mijne proclamatie, die de hoop uitmaakt, van het ganfche gedeelte van het land, het wcik ik met de Armee, die ik er zelve gelei, doorreis, is volftrekt onbekend in dat gedeelte daar de Generaai la Bourdonnaye reisd,wiens zegepraalende verhaaJen alle de couranten vullen, en op bepaalde tijden de toejuichingen met die compagnie aangegaan, ten uitvoer ge» bragt worde. Deze bijzondere vraag, en de af« keer, die de burger d'Espagnac mij toefchijnd te hebben, voor den dienst die hij verrigt, kun» nen mij geen twijfel overlaaten dat gij eene vooringenoomenheid tegen dien burger hebt, die ik deint dat het belang der republiek vorderd dat door mij verdreven worde. Ik heb u reeds opgemerkt dat de noodzaakeliikheidin welke de compagnie Masfon is, om eene zwaarte van twee duizend vier honderd pond ge wigt te vervoeren, in plaats van vijftien honderd dat de rijtuigen van het platte land gemeeneüjk vervoeren, deze onderneming zeer fpaarzaam maakte. Ik heb u opgemerkt dat het denkbeeld van een vastgeftelde dienst, en die onafhangelijk is van de vorderingen die men dagelijks aan de ongelukkige bewooners van het platte land moet doen, uitmuntend in zich zelve is om eene oneindigheid van 'redenen; maar dat dit het nog meer wierd, door dien gij het goed verftand had gehad om die onderneming aan een compagnie van kundige menfchen te geven, die men alleen tot een zeer hoogen prijs zou moeten koopen. Den dienst der wagens is van het uiterfte gewigt voor eene aanvallende Arme'e, welke zij ook zijn moge; maar hij.is dit zoodanig dat men het niet uit kan drukken, in een land gelijk het Belgifche, vooral in dit jaargetijde, en wanneer men genoodzaakt is gelijk ik ben, om zooveel H a met  C u6 ) met de flegte wegen als met de vijanden te kampen. Daar is eene fpoedigheid en eene juistheid noodig, waarvan men zich geen theorieq denkbeeld kan vormen ; cn men moet te gelijker tijd, goede middelen, goeden wil en eene groote kunde hebben om het redeli k wel te doen. En het is zeker dat de dienst wel verrigt word, de (helle marsch der Armée is daar een bewijs van. Na aan de compagnie Masion regt gedaan te hebben in het geen hunnen dienst aangaat, behaagt het mij om dit aan hun civisme en aan hunne belangloosheid te laaten wedervaaren. Ik heb van dezelven een bewijs dat voorzeker niet twijfelachtig kan gehouden worden. Hoewel die compagnie dagelijks tot aanmerkelijke uitgaven genoodzaakt is, en zij zich in het geval bevonden heeft, om zich voor haare eigene noodwendigheden, van haar credict te bedienen, zoo heefezij, ziende in het begin dezer maand, de benaauwdheid in welke ik mij voor de loopende betaalingen bevond, niet alleen verzogt, om de betaling van eene ordonnantie van drie maal honderd duizend livres in fpecie, die haar op den treforier van Rijsfel gegeven was, tot den vijftienden laatstleden uit te ftellen, en mij een Courier toegezonden om mij honderd duizend livres ter hand te ftellen, maarzij heeft daarenboven aan de krijgskist vijf en twintig duizend livres ook in fpecie bezorgd; en den i5den heeft zij mij verklaard dat zij niets van mij vorderde voor  C «7 ) voor dut de fondfen, van welke gij mij fpreekt, of die ik hoop te verzaamelen, mij middel zullen bezorgen om het te rug te geven. Zulke daaden, burger, hebben geenen uitleg noodig indien zij aan een man als gij zijt, bloot» geftëld worden. Maar onder alle de perfooncn die aan den dienst verknocht zijn, is er geen één die meer verdiend dat men hem onderfcheid, dan de burger d'Espagnac; zijn ijver vind niets onmogelijk, zijne werkzaamheid en zijne hulpmiddelen zijn onuitputtelijk, en zijne kloekmoedigheid maakt hem gefchikt om de uitgebreidfte ondernemingen te beftuuren. Ik heb ten zijnen opzigten nog meer te zeggen, en verzoek u hier van aan de nationaale Conventie melding te doen; hij is een dier geenen aan welkers moed en ijver wij de zoo fpoedige proviiioneele organifatie van het Belgifche verfchuldigd zijn. Daar de partij van van der Noot, den dag mijner aankomst, zonder onder» fcheid alle de hoofde der i'ocieteit van de vrienden der gelijkheid, die zitting hadden willen houden, aan hadden gevallen, zoo bood de burger d'Espagnac zich echter aan om terftond in die focieteit te prefideeren, en heeft niet gevreesd om er die heilzaame waarheden te doen hooren, die dat fchoone land welhaast voor onze philofophie vatbaar moeten maaken. Een journaal van deze voor de vrienden der vrijheid en gelijkheid gedenkH 3 waar-  C 118 } waardige zitting, het welk hier gedrukt is, en « door irnj gezonden word, zal u beter dan al- d.enftelrjk h., zich in die onhandigheid, bij z-jn vaderland gemaakt heeft. Voor het overige " ^ aa" Z1> êedraS dat hij de eer verfchul  C i*7 ) Decreet der Nationaale Conventie, van den 2z November 1792 eerfte der Franfche Republiek, inhoudende dat de burgers Malus, Petit - Jcan en d^Efpagnac, in ftaat van hegtenis gefield zul- .. len worden. De Nationaale Conventie decreteerd dat de burgers Malus, Petit-Jean en d'Efpagnac, gewezen Abt in ftaat van hegtenis gefteld zullen worden, om naar de Nationaale Conventie gevoerd te worden. De provifioreele Raad, meld en gelast uitnaam der Republiek aan alle de bewindvoerende ligchaamen en tribunaalen dat zij deeze wet in hunne registers laaten overfchrijven , Ieezen, openbaar maken, aanplakken en uitoeffenen in hunne refpeétive Departemente en Diftriéten; ter bekrachtiging van het welke wij 'er onze handtekening en het zegel der Republiek onder geplaatst hebben. Te Parys den tweeëntwintigften dag, der maand November 1792, het eerfte jaar der Franfche Republiek. (getekend) roland,« contra teken, g a r a t , en met het zegel der Republiek gezegeld. Bekrachtigd overeenkom/lig met het oor/prong. lijk garat. Voor oycreenkomftig Copie , de Oorhgs. minister. (getekend) pache. Nt.  Negentiende, Brief van Pache Oorlogsminister, aan den Generaal Dumourier. Parys den 22ften November 1792, het eerfte jaar der Republiek. Ik heb Hechts den tijd, Generaal, om u te melden, dat daar het Decreet, tegen den lastgevenden Commisfaris en Chef Malus gegeven , vorderde dat zijne plaats vervuld wierd, de provifioneele uitvoerenden Raad ten dien einde den burger Ronfin verkozen heeft. Het bevel om de burgers Malus en d' Efpagnac in ftaat van hegtenis te ftellen zal u door den burger Ronfin, c%) voorgefteld worden, die ten einde alle noodige nafperingen ter uitvoering van het Decreet te doen, als Secretaris benoemd is. De Oorlogsminister pache. ■ - /. i - . .-• Brief 0 Ronfin Poëet'van beroep en den befchuldiger van Malus,  C 129 ) Brief van Dumourier aan den Minister der Ju-, fiitie. Tirlemont, den 24 November 1792,1101 eerde jaar dei Republiek. Ik gehoorzaam terftond, Burger-minister, op het bevel dat gij mij geeft, om den burger Malus, lastgevende Commisfaris, en d'Efpagnac ondernemers der wagens voor de Arme'e, naar de balie der Nationaale Conventie te zenden. De Generaal la Bourdonnaije zal insgelijks den lastgevenden Commisfaris Petit-Jean in hegtenis .doen nemen. Ik beken u, dat indien men het voorbedachtelijk deed om de Armée van het Belgifche te desorganifeercn, en mijnen marsch tegen te houden, men dan geen verwoestender middel zou kunnen verkiezen dan dat, om twee lastgevende Commisfarisfen, die door hunne kunde en eerlijkheid bekend zijn , en een bekwaam ondernemer die vol hulpmiddelen is, van de Armée af te nemen. Ik ben te voren overtuigd dat die drie burgers zich zullen verdedigen van de beschuldigingen die hun aangewreven zijn, en die het gevolg zijn van een fchandelijke list waar van ik iets aan den Oorlogsminister gezegd heb, maar het I is  C 130 ) is des niettemin waar, dat men mij a!!e mijne hulpmiddelen beneemd, en dat men mij in liet geval brengt om mijnen veldtogt te zien misfen, door mij de eenigfte mannen die in ftaat zijn in de behoefte der Armée te voorzien, te ontnemen. Ik gelast den Colonel Westerman om de burgers Malus en d'Efpagnac te geleiden ; die, •wel verre van iets te vreezen, mij toegcfcheenen hebben, te verlangen om hunne vijanden fchielijk te gaan befchaamen. Ik hoop dat hunne vijanden zich de ongemakken der Armée die ik beveel niet te verwijten zullen hebben, en men deze in hegtenis neeming niet aan eene fteeds onvergeeflijke losheid toe te fchrijven zal hebben; intusfchen lijd de Armée, en ik weet niet of ik den veldtogt zonder lastgevende Commisfarisfen en zonder dat men in de voorraadsmiddelen voorzien heeft, zal kunnen vervolgen.  C «31 ) Twintig/ie Brief van Pache , ^Oorlogsminister* aan den Generaal Dumourier. Parys. den 24 November 1792, bet tweede jaar des, Republiek. Ik zorg fteeds, Generaal, dat de verzorgingenvoor effecten in kleeding en toerusting,welke de Armée die onder uwe bevelen ftaat, noodig kan hebben, u zonder hinderpaalen toekoomen. Ik zend u den burger Huguenin, die u dezen brief zal overhandigen, en die gelast is om de fituatie van ieder Corps uwer Armée, den aart en de uitgebreidheid hunner behoefte op te nemen en om middelen te gebruiken om daar in te voorzien: hij beeft de noodige inftruéties ten dien aanzien ontfangen. Ik verzoek u. Generaal, om aan dien burger alle noodige middelen om het onderwerp zijner zending te vervullen, te geven; zijn patriottisme en zijne talenten maaken hem u vertrouwen waardig. De Oorlogsminister. (getekend) pache. I % E*»'  C *33 ) Eet,-en-twintig Brief yan den Oorlogsminister, aan den Generaal Dumourier. Parys rlen 25 Novcmbw, het eerfte jaar der Republiek. Ik heb uwen brief van den 2z dezer maand ontfangen , Generaal. Ik ga aan de nationaale Conventie de tijdingen die hij vervat melden. Ik heb u den aa verwittigd van het bevel dat ik den Generaal la Bourdonnaye heb gegeven, om naar het departement van het Noorden te keeren, waar van hij het bevel voerd. Gij zijt vrij gebleven om aan het hoofd van het corps, dat hij in htt Belgifche geleide, den Luitenant Generaal Duval of ieder ander die uw vertrouwen bezit, te plaatfen. Op uw verzoek heb ik 20 battaljons op Douay en Valenciennes gezonden, en heb u daarvan den ai laastleden gewaarfchuwd; dus is het niet zonder verwondering dat ik de bevelen gezien heb, die de Luitenant-Generaal Moreton aan den burger Roland, Commisfaris van den uitvoerenden Raad gegeven heeft, om alle de battaljons der departementen van 1'Aisne, 1'Oife en andere in het Belgifche te doen trekken ; ik verzoek u om de hoofden van den ftaf te verwitjgen dat zij geene bevelen aan troepen, die niet tot de Armée  C i33 ) méé, aan welke zij verknocht zijn, behooren, kunnen uitdeelcn, en hen te gelijkertijd te waarfchuwen dat de burgers Commisfarisfen van den uitvoerenden Saad, geene bevelen kunnen ontfangen dan van den Raad. De burger Poirot Valcourt is gefchikt geworden om in de Armée van den Moezel te dienen. Ik ga een brevet van Luitenant in het battaljon vrijwilligers, aan den burger ColardDutröne ex» pedieeren , en ik zal mij met zijne bevordering bij de eerfte gelegenheid bezig houden. (getekend") pache. P. S. Ik zend u het decreet der nationaal© Conventie toe, aangaande de twintig vaandels die men op de Belgen veroverd heeft en die te Megchelen gevonden zijn. Ik open mijne depêche om u te melden dat ik op den oogenblik de uwe van 33 ontfang, in welke gij nieuwe klachten tegen de Generaal la Bourdon» naije aanvoerd. 1% XVIIÏ,  ( 134 ) XVIII. BRIEF Van den Generaal Dumourier, aan den Burger Pache, Oorlogsminister. Ticrlemont, den 24 November 1792 , en hee eerfte der Republiek. Het is tijd, Burger minister, dat ik alle de kracht en nadrukkelijkheid van mijn caraéter ten toon fprei, en dat ik alle de verontwaardiging doe blijken, die ik gevoel over al het affchuwlijke dat men tegen de expeditie, met welke ik gelast ben, fmeed, en over alle de middelen die men aanwend om die te doen mislukken. Men heeft mij ten medebewerker den Generaal La Bourdonnaye gegeven, die alle middelen neemt omhet burgeroorlog in dit landtevoeren, om er de zwakke bezetting die ik er gelaten heb te doen vermoorden en onze Natie te doen vervloeken. Dit is niet alles: men heeft mij beloofd, gelijk gij zelve in alle uwe brieven gedaan hebt, alle de middelen van onderhoud, veld• effeclen, kleeding, effeéten voor hospitaalen, en ik zie niets komen, dan eenvoudig gedeeltelijke af- zen*  C 135 ) zendingen, zoo dat de helft der Armée aan het Boodza&kelijküe gebrek lijd. Gij hebt mij penningen beloofd; en ik ontfang die niet; en de betaaLr der Armée die pas aangekoomcn is, brengt er weinig mede. JV'len verbreekt.de koopen die ik op de plaatfen uit ioutere noodzaakelijkhcid doe aangaan, om het land aan de opkoopingen en de gierige fpeculatie* cener bijzondere Compagnie over te leveren , het geen ik u door uwen eigen brief die ik u in twee colommen terug zend, zal bewijzen; en wanneer men het Belgifche aan de fpeculatiën eener Compagnie, die door uwe bureaux ingerigt is, overgeleverd heeft; wanneer men de onrust, de wanorde en wanhoop in die ongelukkige Provin:ien gevoerd heeft-, die flegts van tirannie verandeid hebben, dan maakt men in de oogen van den deugdzaamen Cambon drie menfchen zwart, welkers begaafdheden .en kunde men vreest: en in weerwil dat zij ten uiterften noodzaakelijk zijn om mijne |krijgsverrigtingen te doen voortgaan, zoo beveelt men mij hen in hegtenis te nemen, door tegen hen een decreet van befchuldiging'te verkrijgen hetjwelk op lasterlijke voorwendselen gegrond is, indien er geene gewigtiger zaaken zijn, dan die welke ik in den Moniteur gelezen heb. Ik doe uwe deugd recht, Burger minister, dezelve is mij zints lang bekend ; maar gij zijt flegt omringd, en gij hoort met te veel vertrouwen de befchuli4 di-  C Ï3S ) digingen die men u doet tegen menfchen die bekwaamheden bezitten, en die men er uit wil ftooten. Ik weet niet of ik in de ontwerpen uwer bureaux ook koom. Het is mooglijk dat de klagten die ik u over den burger Hasfain Frats gedaan heb, aangaanden een koop die hij wilde doen verbreken en die ik iiaanden gehouden heb, hem tegen den burger Malus verbitterd hebben, en dat ik het ben, die hij aan wil randen in den perfoon van dien lastgevenden Commisfaris, dien ik fints dertig jaaren ken, en die al mijn vertrouwen bezit, om dat hij zuiveren vol bekwaamheden is. Ik ben over het lot van dien lastgevenden Commisfaris niet bevreesd: hij zal zijnen lasteraars befchaamen; maar ik protesteer er tegen dat men mij de drie menfchen, die door hunne verrigtingen het noodzaaklijkfte voor de Armée zijn, ontneemd, zonder hunne plaatfen door anderen te vervullen. Men geeft dus geen Co duizend menfchen die buiten hunne grenzen zijn, aan de wanorde en de behoeften ten prooi. Indien, naa alle de hinderpaalen die ik van den kant der Franfchen ontmoet, men het gedaan krijgt om eene expeditie, van welke de roem en veiligheid mijns vaderlands afhangen, te doen misfen, dan zal ik, zoo dra ik te Luik zal zijn, zoo dra ik de Armée die ik beveel op  ( 137 ) op de Maas geplaats zal hebben, en dat ik door de pofitie haarer kwartieren, de overwinning van het Belgifche verzekerd zal hebben, aan de nationaale Conventie mijne demisfie, met de beweegoorzaaken daar van er nevens, zenden, ten einden te voorkoomen om in perfoon aangerand te worden door de affchuwelijke listen met welke men alle mijne verrigtingen tracht te dwarsbalken, en om het werktuig der tirannij of der gierigheid niet te worden. XIX. BRIEF Van den Generaal Dumourier aan den burger Pache, Oorlogsminister. Luik, den 2olten November 1792, het eerfte jaar der Republiek. De Luitenant-Generaal Egalitrj, die door eene onvermijdelijke en zeer aandoenlijke famieljezaak te Parijs geroepen word, zal u burgerMinister de depêche van den Generaal Miranda overhandigen, die de inneming van het kasteel van Antwerpen aankondigd. Ik keur de capitulatie die hij gemaakt heeft zeer goed: r. om dat zij het bloed fpaart; om dat zij alle de kost15 baa-  C 138 ) baare effecten die zich in het kasteel kunnen bevinden, behoud, en dat zij die ichoone ftad voor de fcbade fpaard die het kanon haar toe bad kunnen brengen, indien men de Oostenrijkers tot het tiiterften gcbragt hadde; n. ©m dat zij den Generaal Miranda in gelegenheid fteld om zich fpoediger op de Maas naar Maasfeyk en Roermonde te begeven, wijl ik mij geen meester van de Maas kan achten - voor dat deze laatfte ftad genoomen zal zijn; en eindelijk om dat zij tijd uitwint. . Ik heb uwen brief van den aöilen, betreffende den Courier Languet, ontfangen. Het is een man dien ik in 't geheel niet ken, die mij van 11 of van uwen voorganger gekoomen is, en ik weet niet hoedaanig zijne grondbeginfelen zijn. Voor het overige is het mogelijk dat de befchuldiging, tegen hem gedaan ,^het gevolg van een twist is die hij met een particulier van Parijs gehad heeft, die men tot Maire wilde benoemen , en wiens naam ik vergeten hen. Ik wil dien Courier niet verdedigen; want daar is er maar éen in welken ik belang ftel; dit is de burger Crouet van Saint Menchould, broeder van den gedeputeerden bij de nationaale Conventie, voor dezen heb ik eene plaats van Courier verzogt, die hij uitoeffend en nog niet verkregen heeft. Ik beken u , burger • Minister, dat dit Hjstema van befchuküging zich met zulk een fnellen voort-  C 139 3 voortgang vestigd, dat het gefchikt is om de beste burgers te ontrusten; wijl het verdenkingen en verbitterheid gebooren doet worden, die al het zagte en broederlijke dezer ontluikende Republiek vergiftigen ; wijl het ons in eene maal* ilroom van verbanning werpt, die de agenten der Republiek aan hunne plaatfen ontrukt alvooxens zij gevonnisd zijn, en het de befchuldigers inde plaats van de befchuldigden fteld, en dit dikwerf, om den eerden voor eene lastering, of ten minflen voor eene zeer iedele befchuldiging, te beloonen. Gij kunt oordeelen, Burger minister, dat deze gezegden aangaande de befchuldigingen, mij natuurlijker wijze brengt, om u mijne verwondering te betoonen , betreffende dat de burger Ronfin, die mogelijk in zijn ganfche leven niet een eenig gedeelte van het bewind gekend heeft, tot lastgevende Commisfaris in de plaats van den burger Malus benoemd is, tot vergelding van hem in een weekblad, dat zeer oppervlakkig en vol logens is, befchuldigd te hebben. Onze wetten begeren dat geen burger van zijne zaak afgenomen kan worden, alvoorens hij gevonnisd is. Deze wetten moeten voor een adminiflrateur die rekenfchap van zijne verrigtingen moet doen, nog kiesfcher zijn dan voor iemand anders. Zij zijn echter in den perfoon van den burger Malus gefchonden. De geheele Armée is nedergeflagen door te zien, dat noch de eer, noch de vrij-  C 140 ) vrijheid der burgers voor eene lastering of voor eene losfe befchuldiging veilig zijn. De dienst lijd er door, wijl er noch t'zaamverbinding noch vertrouwen meer heerscht. Dezelfde zaak heeft te Parys plaats en zal in het ganfche rijk plaats grijpen, zoo lang de nationaale Conventie geen bijzonder Commité zal gelasten om door een rijp overwogen onderzoek, haar oordeel, aangaande de befchuldigingen die men haar aanbied, voor te lichten, en dit oordeel niet even geltreng voor den befchuldiger als voor den befchuldigden zijn zal. Dit is mogelijk het eenigfte middel om de Republiek voor de woede der fa&ies te behoeden. De omwenteling heeft ook haare intriguanten, om dat onze zeden te verdorven waren dan dat het niet gebeurd zoude hebben dat lieden zonder zedeleer, hunne ondeugden en hunne ambitieufe ontwerpen onder ongepoederd hair en een roode muts verbergen zouden. Onze verklaaring der rechten van den mensch is op de zagtfte en bioederlijkfte zedeleer gegrond; en ik zie met veel fmart dat men er zich dagelijks meer en meer, door eene kwalijk begrepen geftrengheid, van verwijderd, geftrengheid onder welke veel fchelmerij en verdorvenheid, verheeld word. Ik zal aan den Generaal Moreton zeggen dat hij geene bevelen meer aan den burger Roland, Commisfaris der uitvoerende magt moet zenden. Ik iü te eeniger tijd eens aan den raad verzoeken  C 141 ) ken om mij ujt te willen leggen, welke de functies dier Commisfarisfen zijn, die ik door geene wet aangefteld vinde. Zij overftroomen onze Armeen, en ik heb er tot zes te gelijk gehad» zonder dat ik wist, noch dat zij mij uit konden leggen welhe hunne functies waren. Het zijn deze Zendelingen of Commisfarisfen die in de Koffijhuizen klachten of befchuldigingen tegen de Generaals, en Adminiftrateurs, gaan verzamelen, en naar welke men vervolgens ontwerpen van befchuldiging famenflenst, die des te beter ontfangen worden naar maaie wij grooter vorderingen maaken. De burger Roland is mij hier de bataljons van 1'Aifne, TOife en andere, koomen aanbieden. Ik heb reden gehad te gelcoven dat de Oorlogsminister hem tot dit aanbod gemagtigd had, en dit is de reden, die het bevel, door den Generaal Moreton gegeven, billijkt. Ik zal met groot genoegen het decreet van dén ao November ten uitvoer brengen, het welk mij gelast om de twintig vaandels die op de Belgen veroverd waren, aan hun te rug ta geven. Ik breng den burger Huguenin alle gemak aan tot de opneming der troepen. Ik beken u nog, Burgerminister, dat ik zeer verwonderd ben geweest, dat gij , na mij bevel gegeven te hebben om de burgers Malus en d'Efpagnac naar Parys te zenden, echter zoo weinig vertrouwen in de uitvoering hier van gefield hebt, dat gij den burger Huguenin gelast hebt de functies der ge we» zen  C 14a ) zen diennaren rier policie te verritten, en de burgers Malus en d'Efpagnac naar Parijs te voeren. Ik heb den burger VYesterman gelast hen derwaards te geleiden met bijvoeging , om dit met zoo veel welvoeglijkheid als veiligheid voor hun, gepaard te doen gaan, wijl ik reden heb te gelooven dat zij niet fchuldig zijn. Ik hoop die zaak weldra ten einde zal zijn, en dat die twee Adminiftrateurs, indien zij gelasterd zijn, weder in hunne bedieningen zullen treden; dat dan ook de burger Ronfin de vrucht zijner befchuldiging verliezen, en zijnen iever en zijne kunde elders voeren zal. Ik vervvagt voor het geen mij aangaat, het antwoord der nationaale Conventie op mijn' brief. • Ik heb op mij genomen, om nog eenige valfche Hellingen, door eenige harer leden in de hitte van het twistvuur aangevoerd, te vernietigen. Het fchijnt mij toe dat mijne agterhoede in dezen oorlog niet veilig is, en dat ik vijanden heb, die veel gevaarlijker zijn dan de Oostenrijkers. Maar ik zweer u, dat ik bewijzen zal dat mijne redeneerkunde zoo goed is als mijn kanon. Ik zend u Copie van een antwoord dat ik aan dea Generaal Cusune doe. Het is van het uitterfte gewigt dat dit antwoord in den raad wel overwogen worde. Gij hebt mij gefchreven dat gij van mijn gevoelen waard, toen ik u op uw verzoek, om u te zeggen wat ik van gevoelen was, aangaande het oorlogs fijftema dat men volgen  C 143 ) gen moest, geantwoord heb. Ik zie echter dat men voortgaat om zich in Duitschland in te dringen zonder Coblentz genomen, of zich van den loop van den Rhijn verzekerd te hebben. Ik voorzeg u, dat wij ons door deze handelwijs , in het voorjaar in gevaar zuilen vinden, om door ons middenpunt, door Keulen, Coblentz, Trier en Luxemburg, heen gedrongen te zien. Ik zou deze onvoorzichtigheid tot den hoogden top voeren, indien ik tot den Rhijn aannaderde alvoorens men een redelijker en beter t'faam gevoegd fijftema aangenomen heeft. Het inzien der kaart alleen zal de waarheid van mijn gezegde bewijzen. Het is meer dan tijd dat men ten dezen opzichte eene partij kiest. Twee-en-H>intigfte Brief van den Oorlogsninister aan den Generaal Dumourier. Parijs, den 15 November 1793, het eerfte jaar der Franfche Republiek. D e Minister der buitenlandfche zaken, heeft gister, Generaal, in den raad, een uwer brieven voorgelezen, in welken gij niet voornemens fchijnt om de vijanden verder dan tot de Maas te ♦erdrijven, en om uwe kwartieren op die revier  c 144 ) vier te nemen. Dit oogmerk is ftrijdig met het plan dat gij eerst ontworpen had , en met de fchikkingen in gevolgen van dien gemaakt ; zij worden in dezen oogenblik op de Moezel en op den Rhijn , daar alles in beweging is om er toe mede te werken , ten uitvoer gebragt. Het is overeenkomftig dit plan, het Franfche volk waardig, en om het aan geheel Europa bekend te maken, dat de uitvoerende raad bepaald heeft dat de Republiek de wapens niet neder zou leggen, voor dat de viianden tot over den Rhijn verdreven zouden zijn: de nationaale Conventie heeft deze bepaaling door haare goedkeuring geheiligd. Toen de Raad die genomen heeft rekende hij inzonderheid op u, en haar vertrouwen ten dien aanzien is zeer wel bevestigd geworden door uwen brief van den 14. Na mij twintig bataljons der bezettingen gevraagd te hebben voegd gij er bij . . . Niets is dringender dan dees maat„ regel en ik vraag u die met des te meer aan,, drang, wijl het tusfehen de Maas en den a, Rhijn is dat ik mijne winterkwartieren moet „ nemen, indien mijn groot ontwerp genoeg in „ alle deszelfs deelen gevolgd word, zoo dat „ Trier en Coblentz binnen veertien dagen ge* nomen kan zijn, en dat de Generaal Beurnon,, ville binnen een maand te Keulen zij." De twintig bataljons hebben zonder verwijl ge-  c 145 y gemarcheerd; de Armées van den Moezel 61* den Rhijn krijgen dagelijks verfterking, zij werken. Beurnonville en Custine rekenen op u, en denken gelijk gij, dat eenige weeken kracht en werking ons de onkosten en de gevaaren van eenen tweeden veldtogt zullen uitfpaaren. Dus hoop ik, Generaal, dat gij van dat groot ontwerp, dat volgens u aangenomen is, niet af zult zien; gij zult niet toeftaan dat de Oostenrijkers en de Pruisfen zich tusfchen de Maas, den Moezel en den Rhijn vestigen, en gij zult hun den tijd niet geven om de levensmiddelen en de verfterkingen, die hun ontbreken te verkrijgen; in één woord, gij zult geen afftand doen van den roem, om de vrijheid der Franfchen in eenen veldtogt verzekerd te hebben. Ik zend u hiernevens, de uittrekfels van eenige brieven van den Generaal Custine, die betrekkelijk zijn tot het ontwerp der operatiën, die hij u in eenen brief, die hij mij verzoekt u toe te zenden, maar die in mijne depêche niet gevonden is, voorgefteld heeft. (getekend) pache.  C 146 ) De burger Cuftine, aan den burger Pache, Oorlogsminister, Aan liet hoofdkwartier van Mentz, den iaden November 1792, bet eerfte jaar der Republiek. BURGER MINISTER ! Ik voeg hier nevens een vierden brief aan den Generaal Beurnonville gefchreven, uit welken gij zien zult, dat ik, in mijn plan volhardende, het fteeds van een groot belang acht om meester van Trier te worden; want eens Trier en Coblentz bezettende zie ik voor de Oostenrijkers die in Vlaanderen zijn, geene retraite , vooral indien, gelijk ik aan den Generaal Dumourier meld, hij de voorzorg gebruikt om de brug van Dusfeldorff te doen replieeren, en zich langs zijne rechte zijde uit te ftrekken om zich meester van de Maas te maaken. Indien de wegen het toegelaten hadden, en de berigten die hij ontfangen heeft, hem niet van het plan, om de Maas te volgen,afgetrokken hadden, dan zouden zijne overwinningen even volledig geweest zijn, en mogelijk minder menfchen gekost hebben door deze partij te kiezen. Ik zend u hier nevens Copie van den brief dien ik hem gefchreven heb. Ik verzoek u, Burger minister, hem aan te  C 147 ) te willen fpooren, om in het vervolg zijner operatien, met zijn rechter vleugel den vijand nabij aan te dringen, ten einde hun te beletten omop den Moezel te koomen eer hij hen ingehaald heeft. De magazijnen die hij te Brusfel gevonden heeft, moeten hem het verkrijgen der verzorgingen gemaklijk maaken, teiwijl ik geen het minfte middel voor Clairfait zie om zich die te verfchaffen, veronderftellende zelf dat hij de Maas Weder over kon trekken. Voor overeenkom/lig Copie, De Oorlogsminister p ach e. Uittrekfel eens Briefs van den Generaal Custine aan den Oorlogsminister, gedagtekend aan het Hoofdquartier van Mentz, den ai November 1792. het eerfte jaar der Franfche Republiek. ^(^anneer men de vijanden overwonnen heeft* Burger Minister, moet men wel op zijne hoede zijn, en geenzins zijne werkzaamheid verminderen ; herinneren wij ons ileeds dat de tegenfpoe. den van Lodewyk den XIV. begonnen zijn toen hij meester van geheel Vlaanderen was, zijne Armées op den Donau zag, en Pie'mont ingeno. men had. K 2 De  C 148 ) De Souverain van Pruisfen, den [domften der Koningen, heeft befloten om zijne Armée geheel te ruïneren, en zi ne fchatkisteh uit te putten, om het Huis van Oostenrijk te onderdennen. Het heeft aan dat Huis zeventien mfWoenen -ekost om Frederik-Wilhelm tot Bondgenoot "te verkrijgen, en het heeft pas nog drie millioen opgeofferd, om de gierigheid der fcfaelmen die de belangen van dat heerschzugtig Huis verkoopen , te verzadigen. Ik ben zeker van het geen ik u meld; volgens deze zekerheid zult gij, gelijk ik, oordeelen, Burger-minister, dat men geen oogenblik moet verliezen om den oorlog met kracht door te zetten. De Burger-Generaal d'Armit (getekend) custine» Foor overeenkom/tig Copie, de Oorlogsminister (getekend) pa cue. fit.  C i49 3 Uittrekfel van een Brief van den Generaal Custi ■ ne aan den Generaal Beurnonvüle, gedagtekend te Mentz, den 22 November 17^2, het eerfiejaar der Republiek. Ik denk, gelijk gij, dat men, alvoorens zich met zulk eene onderneming bezig te houden, het corps van Hohenloe moet vernietigen ; dat het zelfs om daar toe te geraaken, noodig is dat Dumourier het corps van den Generaal Valence aan doet rukken, om Luxemburg van agterer» te nemen ; dat Dumourier zelve meester van, Keulen zij: dan Traerbach en Rheinfelds genomen , een corps troepen meester van Coblentz, door het te blokkeeren, en Luxemburg ook geblokkeerd zijnde, dan zegge ik, zie ik niet de minfte hindernis om den veldtogt te eindigen door de operatiën die ik u voordel. Voor overeenkom/lig Copie, de Oorlogt. ministtr PACHE* K 3 Vê  C 150 ) De Generaal Custine, aan den Burger-Oorlogsminister (*). s Aan het Hoofdquartier van Mentz, den »3rten November 1792. het eerfte jaar der Republiek. BURGER-MINISTER.' Ik verzoek den Generaal Dumourier, door een brief dien ik u verzoek hem toe te doen komen, om zich zoo rasch mogelijk van Keulen meester te maaken, om de pofitie der Pruisfen des te benaauwder, en het hun verkrijgen hunner levensmiddelen onmogelijk te maaken, het eenigst middel door het welk wij hen kunnen noodzaaken om te retireeren, wijl hun Koning dol is geworden. Voor overeenkom/lig uittrekfel, de Oorlogsminister PACHE. O De brief is er niet bijgevoegd.  C 151 J XX. BRIEF Van den Generaal Dumourier aan den burger Pache, Oorlogsminister. Luik, den soft» November tfW. "et eertle dW Republiek. Ten einden uwen brief van den s-ften tebeantwoorden, burger■ Minister, -1 * u allede hmderpaalen opgeven, die er zich tegen ftellen dat % mimen veldtogt tot over de Maas voere. Wanneer de uitvoerende raad of de nationaale Conventie dezelve uit den weg geruimd zal hebben, aan zal ik het groote plan dat ik ontworpen heb om de vrijheid van Frankrijk te verzekeren, e« den Rhijn tot een isheidspaal tusfehen hetzelve en het despotisme te ftellen, in alle deszelfs uitgebreidheid volgen. Alvorens hier toe over te gaan burger-Minister, heb ik u te zeggen, dat gij mij moest verzekeren dat de raad mijn plan aangenomen had, om mij hier van overtuigd te doen ziin; want de fchikkingen die hij genomen heeft zijn er volmaakt ftrijdig tegen. De brief die ik u gister gefchreven heb, e« mijn antwoord aan den Generaal Cuctine, (trekken ten bewijs van het geen ik ten dien asnzien K 4 3e&  C if» 5 Td hCeft niet alIeen de aan^ming 2LT" San niet bevolen-maar hii heeftd« nvafie vanCusnne in het middenpunt van Duitschland tegen alle regels van voorzigtigheid, hemen d^ C °m f oinVafie tC ondei^unen heeft men den Generaal Beurnonville onder zijne or- tZ^Tu' CD' te" zii g'J ï^te bevelen ge zonden hebt, fchijnd het mij niet toe, door de bnefwisfehng dier twee Generaals, dat het in aanmerking koomt om Trier of Coblentz te nemen, wijl de een zich te zwak denkt te zijn om dit alleen ten uitvoer te brengen, en dat de ander mij niet voorkoomt voornemens te zijn te rug te koomen om zich bij hem te voegen. Zie daar hoe de zaaken den drie en twintigften dezer maand daan. Gij kunt volgens dit oordeelen,dat het artikel dat gij mij uit mijnen brief van den I4den aanhaak!, eer tegen dan voor eene expeditie over de Maas, zou zijn, wijl ik er uitdrukkelijk m zegge: „ Indien mijn groot plan ge. „ noeg m alle deszelfs deelen gevolgd word „ dat Trier en Coblentz binnen 14 dagen geno„ men zijn, en dat de Generaal Beurnonville „ binnen een maand te Keulen zij." Gij zult wel toeftemmen, burger-Minister, dat wij den weg niet inflaan om zoo ras daar te zijn. De vier uittrekfels die gij mij van de brieven van den Generaal Custine zend, houden hier niets van in. Hij wil dat ik naar Keulen marcheere, hij wil dat Valence Luxein-  < 153 ) Luxemburg blokeere, hij wil eindelijk dat ik al de uitbarfting van den oorlog op den rechter vleugel doe, dat is te zeggen in Duitschland, om daar door zijne uitwendige operatie te onderfteunen. Hij zegt dat het door Duitschland is dat ik de Oostenrijkers zal noodzaaken om ~de Nederlanden te ontruimen; hij zegt dat ik hen niet had moeten aanvallen, hij zegt dat ik hen door de Maas aan had moeten vallen , als of ik hen niet door de Maas aangevallen had ; hij zegt dat ik verbaazende magazijnen te Brusfel heb moeten vinden, als of de Oostenrijkers die niet leeg geëeten hadden. Hij geloofd volgens dit alles dat ik flegts te naderen en te overwinnen heb, gelijk gij ook fchijnd te geloo* ven. Ik zal u mijne redenen opgeven, i. Is het zeer onzeker dat ik het commandement houde, want ik zal het niet houden dan op de voorwaarden die ik aan de nationaale Conventie gefchreven heb; ik moet volftrekt meester zijn van de middelen die ter bereiking van mijn oogmerk ftrekken, en ik moet in zulk eene groote onderneming noch door list, noch door monopolie, noch door fchraapzugt gedwarsboomd kunnen worden; zonder dit zal niets ter waereld mij mijn' post doen behouden om in de fchande en vernedering mijns vaderlands te deelen. 2. Heb ik noch brood, noch fouragie, uoch geld, en het is den burger Ronfin, uw lastK 5 ge?  C 154 ) gevende Commisfaris, verboden «m eenige koop, van wat foort ook, aan te gaan. Daar uw Committé van aankoop zich niet opdoet, daar ik de zegepraalende Armée, die ik beveel, niet aan de wanhoop noch den opftand leveren kan, heb ik hem bevolen, en hij heeft er zelve de noodzaakelijkheid van begrepen, om eene geidüchting te doen en koopen voor levensmiddelen en fourragie aan te gaan, dit is nog eene nieuwe misdaad, van welke ik mij, gelijk van de voorige, zal vrijfpreeken. 3. De Armée verminderd van dag tot dag op eene verfchrikkelijke wijze. Ik heb niet meer dan ai duizend mannen onder mijne bevelen. Daar zijn zeer weinig bataljons die 300 man bedragen. Daar zijn compag. niè'n die zich tot 7 of 8 man bepaalen. Het decreet, het welk verklaard'heeft dat het vaderland buiten gevaar is, doet de meeste vrijwilligers denken dat zij de vrijheid hebben om heen te gaan. Daar is een zeer groot getal vertrokken zonder affcheid te nemen. Onder de geenen die mij overgebleven zijn, vraagen de meesten en dat bijna ganfche batailjons, om, daar zij zich reeds over een maand gedeclareerd hebben, den eerden December, dat is te zeggen morgen, te vertrekken, en indien de nationaale Conventie geen fchielijke maatregel neemt,dan ?al  C 155 ) zal ik, volgens het decreet, er geen één kunnen weerhouden. 4. Het is er wel verre van af, dat de omwenteling in Braband voleindigd zou zijn. De kabaal van Pruisfen, van Orange, van van der Noot, der Priesters en der Staaten, heerscht in drie vierde gedeelte van het land. Ik moet voor het minst het land van Luik kunnen organifeeren, om mij daar van vervolgens te bedienen om Braband in bedwang te houden, en deeze noodzaakelijke operatie vorderd voor het minst een tijd van 14 dagen. De 20 batailjons die gij mij aankondigt, zullen mij voorzeker toekoomen, maar dit zal bij deelen en beetje voor beetje gefchieden ; intusfchen verzwak ik mij door de bezettingen dien ik verpligt ben overal te laaten, en wanneer ik op den Rhijn koom, zal ik flegts een hands vol volks meer hebben. 5. De Generaal Miranda heeft het kasteel van Antwerpen op zulk eene eerzaame als nuttige wijze voor ons, genomen ; maar ik kan er niet na denken om de Maas over te trekken, voor dat hij zelve met zijn corps op de Maas zal zijn ; en hoe hij zich ook fpoedde 'kan hij er niet binnen de agt dagen zijn, en dan nog moet hij beginnen met Roermonde te nemen alvoorens hij zijne colonne naar den Rhijn rigtte. 6. Moet ik op gelijke wijze wagten tot de Ge¬ ne-!  C 156 ) neraal Valence het kasteel van Nameur genome heeft om zich over Huy, dat ik dees dag heb doen bezetten, bij mij te koomen voegen; ik zal, gelijk ik u reeds gemeld heb, de devifie van den Generaal d'Harleville tot verdediging der Maas laaten. 7. Ik moet jasfen, fchoenen, dekens, en wolle kousfen hebben, indien het mogelijk is, maar vooral broekken, alvoorens ik iets gewigtigs beginnen kan. 8. Het ganfche land tusfchen den Rhijn en de Maas is arm van zich zelve, en door den vijand uitgeëeten: daar moeren voor het minde twee groote magazijnen voor het brood en de fourragie zijn, één te Luik en het ander te Roermonde. Gij hebt niet alleen, burger-Minister, in deze foort van behoeften niet voorzien, maar gij kunt dit zelfs niet doen, wijl uw lastgevende Commisfaris niet gemagtigd is om een enkelen koop te fluiten. Zie daar de hindeipaaien die zich tegen het ontwerp om op den Rhijn te koomen, verzetten • ruim dezelve uit den weg, en dan zal noch de* Armée der Republiek, noch ik, iets onmogelijk vinden; maar gedenk wel dat gij u nog daar en boven moet verzekeren dat Trier en Coblentz voor de maand Januarij genomen zulfen zijn, zonder hetwelk de onvoorzigtigheid van dees marsch voorwaarts, onvergeeflijk zou zijn, en' hoe  C 157 *) hoe veel vermetelheid ik ook bezitte,' zou Sk deze echter niet op mijne verantwoordelijkheid willen nemen; want, indien ik mij langs den Rhijn verfprei, en er, gelijk men zegt, aanmerkelijke magt naar de Oostenrijkfche Arme'e afkoomt, dan kan ik in mijn front aangevallen worden, terwijl de Keizerlijke troepen, die zich in het Luxemburgfche geretireerd hebben, en die door geene onzer Armeen in bedwang gehouden worden, dank zij het punt van Custine in Duitschland, mijn linker flank aan zullen vallen, die zeer zwak zal zijn, wijl hij te veel uitgeftrekt zal wezen; en ik zal makkelijk door mijne agterhoede gedrongen worden, of in mijne aftogt veel lijden, indien ik verpligt ben er eene te maaken, om van de boorden van den Rhijn tot de verdediging der Maas en der Nederlanden toe te fchieten. Gij zult buitendien opmerken, burger-Minister, dat ik er verre af ben om zeker te zijn van de Hollanders: de opening der Schelde kan niet anders dan hun ten uiterften mishaagen. Ik zou niet verwonderd zijn indien de Engelfche en Pruisfen den Stadhouder aanzettede om zijn ongenoegen hier over te verklaaren. Daar is eene bezetting van 9,000 man in Maastricht, en men maakt er toebereidfelen tot verdediging, die ten juinden kwaaden wil aanduiden. Ik kan mij niet verbinden om voorwaards te marcheeeren zonder iet; befluit der Hollanders te weeten; want indien  C 158 > dien zij wijnen linker vleugel aanvielé, terwijï de Oostenrijkers dit den rechter vleugel deden, dan zou de Armée der Republiek onherftelbaar verloeren zijn, en het zou dan voor altoos met de Belgifche vrijheid en met die van het land van Luik gedaan wezen. - , ■ Antwoord mij ten fpoedigften op alle deze artikelen, en geloof dat ik ten minden zoogoed patriot ben, als alle de geenen die mij aanvallen en dwarsboomen, en die ongetwijfFeJd zullen voleinden met de ftandvastigheid mijns caraclers te laaken. Ik verwagt met ongeduld de beflisfching der nationaale Conventie op mijn brief van den 25, die mijn lot en mijne ontwerpen zal bepaalen. P. S. Hier nevens de notitie der fchatkist, die u toonen zal wat er gister nog was. Daar is ons van daag juist zoo veel toer gekoomen als voldoenden is om morgen te betaalen. Voor het overige is niets onftaatkundiger noch dwaazer dan om het geld van Frankrijk naar hier te brengen; en indien men in de handen der woekeraars moet vallen, zou ik verftandiger vinden om dat voordeel aan de Belgifche te geven, en de-fpecie bij ons te houden. Drie  C 159 ) Drie en twintigftcn Brief van den Oorlogsminister aan den Generaal Dumourier. Parijs, Jen scften November 179J, bet eerfte jaat der Republiek. J[k heb uwe twee brieven, van den ï4ften en 25iten dezer maand, ontfangen, Generaal, en volgens het verlangen dat in den tweeden aangeduid is, heb ik u antwoord dat in Colommen gefchreven was, aan de nationaale Conventie, betreffende het directoire met de aankoopen der algemeene voorraadsverzorgingen der republiek gelast, mede gedeeld , en ik laat een copie maaken van uwe ganfche biïefwisfeling ora haar die over te geven. Het is niet aan mij n het bijzonder dat het toekoomt, Generaal, om op uwe aanmerkingen aangaande die inftelling, te antwoorden, die gemeenfchappelijk door verfcheide Ministers gemaakt is, om de hindernisfen te voorkoomen die tot hier toe gefproten zijn uit de verdeeldheid der middelen, betrekkelijk de voorraadsverzorging: ik zal u echter zeggen dat, wat mij aangaat, toen ik het aangenomen heb, het mij toegefcheenen heeft dat het voor geene andere ongefchiktheid vatbaar is, als voor welke van een bij-  bijzonder beftuur op gelijke wijzen te vreezen is, en die een nauwkeurig toezigt niet gewis voorkoomen kan. Wijl dit directoire op generlei wijze iets kan koopen dan voor de confumptie, en niet om weêr te verkoopen; dat het rekenfchap van zijne verrigtingen verichuidigd is, en dat alle koophandel hetzelve verboden is, heb ik de vreezen voor opkooping en monopolie die het in u heeft doen geboren worden, niet kunnen begrijpen (*_). Ik merk daar en boven op, Generaal, dat het voornaamentlijk onder betrekking is van de geneigdheid om de Armée, die onder uwe bevelen ftaat, te voorzien, dat gij dit directoire hebt moeten befchouwen, en dat het mij moeilijk valt om uit uwe nooten te oordeelen of gij hetzelve in ftaat gefteld hebt om u te dienen. Zoude republikein Piek, die inzonderheid gelast was om uwe bevelen te ontfangen, in gebreken gebleven zijn dit te doen, en zou hij u onkundig gelaaten hebben van de overvloedige aankoopen die door de zorgen der Commisfie, die hem aange¬ ef Het zou der moeite waardig zijn om te weeteu hoe een Minister er toe l;oomen kan om een zoo lehvaam Koopman als Biderman te beletten fpeculaties voor zich zelve te doen, wanneer hij zeker is zijne waar te zullen afleveren! Deze onnozelheid past aan geen Staatsman.  C «ft ) gefteld had, gedaan waren? In gevallen dit zoc» was, Generaal, zou ik wenfchen dat gij mij daarvan rekenfchap gevende, mij in ftaat had gefteld mijne klagten tegen de eerfte verrigtingen van dat directoire, bij de uwe te voegen. Ik merk eindelijk op, Generaal, dat, voor dit tijdftip,- de voorraad der Armée, nog als geheel onaf hangelijk van dit nieuwe Committé van aankoopen befchouwd zou kunnen worden, wijl* door de voorraadsverzorgingen die te vooren en volgens den lijst der magazijnen die onder uwe befchikking ftaan, gedaan is, er voor meer dan zes maanden koorn of meel is, en dat de dienst nog door de oude compagnie der levensmiddelen, van welke gij u nimmer beklaagd hebt, waargenomen word. Gij ziet, Generaal, dat ik mij flegts bepaal om de tegenwoordige kwestie te beantwoorden, (getekend) pache.  XXI. BRIEF Jfan den burger Pache, Oorlogsminister. Den 2 December 1792, bet eerfte jaar der Republiek Gij had voorzeker mijn brieven niet ontfangen, hurger. Minister, toen gij mij den uwen van den 34ften fchreef. Hoe is het mogelijk dat gij mij, in den oogenblik da't men de nationaale Conventie aanfpoord, om voorzorgen te gebruiken opdat ik mij in niets met de voorraadsverzorgingen der Armée die ik bevele bezig houde, gij mij, zeg ik, gelast om van de regenten de noodzaakelijke paspoorten te verkrijgen om graanen uit het Belgifche te doen voeren. ^ Ik zal mij wel wagten om een dergelijke verrigting op mij te nemen; zij is onrechtvaardig, onftaatkundig, onuitvoerlijk, en ik zou als dan in den haat deelen die alle de Belgen opgevat hebben voor de Agenten van dat geenen dat gij het Committé van aankoopen noemd, en dat ik eene Sociëteit van opkoopers noem. Ik heb van daag voor de eerftemaal Piek en Mosfelman gezien. Zij zijn begonnen met mij te zeggen dat het gevoelen alleen, waar in men was dat zij voor eene Franfche Compagnie koomen koopen  eri willen uitvoeren, hen in gevaar had gebragt' om gehangen te worden: dat zij bij gevolg zeer gelukkig waren een Courier van den s6ften ontfangen te hebben, die het bevel van uitvoering introk. Ik heb wel gedagt dat mijn brief aan den Prefident der nationaale Conventie reeds eenige uitwerking te weeg had gebragt; maar hij heeft •echter nog alle de uitwerking niet te weeg gebragt die ik er van verwagt, en die beftaan zal in het uitfluitend recht van uw Committé' van aankoopen geheel te vernietigen. Ik kan niet begrijpen, burger-Minister, hoe gij van gedagten hebt kunnen zijn om mij door uwen brief van den nden, en van den a^flen te bewijzen dat het monopolie in het koopen der graanen den prijs beter koop kan maaken dan de vrijheid en de medeftreving. En wanneer dit al zoo was, dan nog zou het kwaalijk van ons gehandeld wezen om dat affchuwelijk en geweldig middel te gebruiken. Ik kan nog minder begrijpen hoe gij kunt befluiten om liever met groote onkosten meel uit Frankrijk te laaten koomen, dan koopen te bekragtigen die den dienst verzekerde, daar ik niet weet hoe dan nog dat meel hier kan koomen, en dat intusfehen de Armée gebrek aan brood lijd. Het is dus, dat een bijzonder bevoorregte Compagnie onnoemelijke winden zou kunnen doen door de graanen van het Noorden naar het L a Zul*  C 154 ) Zuiden te laaten rijzen, en, dezelve gemaalen zijnde, van het Zuiden naar het Noorden te zgnden. Piek en Mosfelman hebben mij formeel gezegd dat de conditie van hunnen koop was om geen meel aan de Armée te leveren dan met het begin van januarij, en ingevolgen, hadden zij tegenwoordig niet dan graan, en geen meel. Hoe hebt gij, burger-Minister, daar gij zonder twijffel niet onkundig kondt weeze van de voorwaarden van dien koop, hoe hebt gij toe kunnen ftaan dat men zich van de geldkisten der onderfcheidebeftuuringen meester heeft gemaakt, dat men koopen verbreekt die ons voor het minst tot het begin van Januarij geholpen zouden hebben, en dat met gevaar om de dappere Armée der Republiek van honger te laaten derven, en mij in de volftrekte onmogelijkheid te brengen om verder te gaan en om te leven daar ik ben ? Waarom heeft het nemen der geldkisten van de beftuuring der levensmiddelen, zich ook tot het beduur der fourragie uitgeftrekt? Waarom is de burger Boye, beftuurder van dat gedeelte, te rug geroepen, na in Champagne de gewigtigfte diensten bewezen te hebben, gelijk ook het beituur der levensmiddelen? diensten van welke ik den billijken lof voor de balie der nationaale Conventie gedaan heb. Daar fpruit uit het nemen dier kisten, uit het verbod van aankoopen, dat het leveren van fourragie aan alle de paerden dik  C IÓ5 ) der Armée ontbroken zoude hebben, indien, door een gelukkig toeval, een patrouille te paerd, geen twee fouragie fchepen op de Maas aangehouden had, die de Oostenrijkers naar Maastricht zonden. Maar morgen zullen wij niet weeten hoe onze paerden te laaten leven, indien de verzoeken die ik in het land heb laaten doen, en die de iever der Luikenaaren van eenige uitwerking zou kunnen maaken, ons geen hooi, haver en ftroo bezorgt, waar aan wij volftrekt gebrek lijden. Met artikel der penningen is nog verfchrikkelijker. Ik zend u den lijst der geldkist in welke niet meer dan 3.000 livres overblijft, en de foldij moet nog aan de gantfche Armée betaald worden. Ik heb flegts een middel gevonden om mij omtrend 170,000 livres te verfchaffen ; dit is eene beleening op de Kapittels der ftad Luik: maar gij zult wel gelieven op te merken dat op' die 170,000 livres, de lastgevende Commisfaris die gij ons gegeven hebt, en die zeer verwonderd is dat hij zich in zulke criticque omftandigheden tot verrigtingen verpligt bevind, van welke hij de eerfte grondbeginfelen niet kend , dat deeze zeg ik volftrekt moet beginnen om eerst de noodzaakelijkfte verfchotten voor den dienst der levensmiddelen, hospitaalen en fouragie er af nemen; waar na hem voor de fodij der troepen niets over zal blijven. Die lastgevende Commisfaris doet deeze beleening op mijn bevel in weerL 3 wii  ( 166 ) wil van het uitdrukkelijk bevel dat gij hem ge. geven hebt om noch leening, noch koop aan te gaan. Het is dus Burger minister, dat ik mij, tegen de oogmerken van den burger Cambon, genooddrongen vinde om de geldopneemer en de voorraadsverzorger te zijn van de Armée die ik commandeer; het is dus dat die Armée zich zonder brood, zonder fouragie en zonder geld bevind. Oordeel hoedanig mijne verontwaardiging moet Vvezen, wanneer ik zie dat alle die onderwerpen aan de nationaale Conventie valfchelijk voorgemeld worden; wanneer ik de adminiftratie geheel gedesorganifeerd en door lieden verplaatst zie* die zelve hunne onbekwaamheid en de onmogelijkheid waar in zij zijn om nut te doen, erkennen: wanneer ik de Armée aan alles gebrek zie hebben en haar het flagtoffer der ondoorzichtigheid en gierigheid zie; wanneer ik eindelijk alle mijne ontwerpen tegen gehouden, mijn veldtogt mogelijk mislukt, en mijne reputatie door fchuldige of door misleide menfchen aangerand zie! Weest niet verwonderd, Burger-minister, dat ik, om de waarheid mijner omftandigheid te bevestigen, en de ondoorzichtigheid of kwaadwilligheid der geenen die mij in alle deze moeijelijkheden wikkelen , te kennen, aan de Nationale Conventie Copie zend van alle de depêches die ik u zal doen toekoomen tot zoo lange deze ftaat van  C 1Ó7 > van zaaken veranderd is; weest ook niet verwonderd dat ik mijne demisfie zend, indien die verandering niet binnen agt dagen bewerkt word. De geheele natie weet dat ik, voor het geen mij perfoneel aangaat, de verantwoordelijkheid niet vrees ; maar zij zal voorzeker goedkeuren dat ik mij niet met de verantwoordelijkheid van anderen wil belasten. XXII. BRIEF Aan den burger Pache, Oorlogsminister, Den aden December 179», bet iaat ^ R%* publiek. Het fchijnt, Burger~ minister, dat uwe bedui* ten fitte eenigen tijd alleen (trekken om de Armee te desorganiieeren en haar tot wanhoop te brengen. Ik ontfang twee brieven van u van den o7(len, in den eenen befluit gij dat de burger Laroque die ik tot het negenëntwintigfte Regiment Infanterie benoemd heb , waar van hij LuitenantColonel was, zijn brevet van Colonel niet zal ontfangen, wijl gij daar toe den burger Ocomorgan een lerlander benoemd hebt, die uit het regiment van Dillon gekoomen is, die altoos ir» het inwendige van het Rijk geweest is, terwijl  C IÖ8 ) de dappere Laroque, een der oudfte Officieren der Armée, fints het begin van den oorlog diend, van zijn regiment aangebeden word, en zich in den flag van Jamappe onderfcheiden heeft. Gij zult wel in aanmerking nemen, dat toen ik dien braaven burger tot den rang van Colonel verheven heb, ik toen niet wist dat men daartoe den genoemden Ierlander Ocomorgan benoemd had, en dat ik toen de magt had die promotie te doen. Gij meld mij in den anderen brief, dat de Colonel Kilmaine die ik tot het zesde regiment huzaaren op het ilagveld van Jamappe benoemd heb, tot vergelding dat hij met zijne huzaaren de vijandelijke Armée in haare retranchementen tn in bosfchen aangevallen, en het centrum van mijne linie infanterie gered had, zijn regiment aan den burger Lagrange thans Colonel van het zesde regiment dragonders zal geven, en weke Colonel Lagrange geen woord Hoogduitsch verftaat en in mijne handen afftand heeft gedaan van zijne pretenfie op dat zesde regiment huzaaren om geen ongelijk te doen aan den braaven Kilmaine die een van de Officieren is die het meeste ondervinding heeft, daar de Colonel Lagrange , die flegts Aide-de-Camp . van den Maarfchalk Luckner geweest is, en die fints drie maanden Colonel is, geen de minde ondervinding kan hebben. Oordeel zelve, Burger-minister, of ik twee ou«  C 1Ö9 > oude Officiers kan ftraffen en degraderen door op eène lijdelijke wijze aan uw bevel te gehoorzaamen, zonder alvoorens, door een vooiftelling aan de nationaale Conventie, beproeft te hebben om dit ongelijk, dat niet anders dan eene flegte uitwerking in de Armée kan verwekken, te doen herllellen. Zoo dra het decreet, dat de Generaals de magt afneemt om tot de militaire bedieningen te benoemen, gegeven is, heb ik zonder aarfelen daar aan gehoorzaamd; maar ik beken u dat uwe bu. reaux er een fchandelijk misbruik van maaken. Het is dus dat men de Armée die ik beveel met Adjudants en Adjoints overladen heeft die niets van hunne zaak verdaan. Men heeft mij onder anderen tot Adjoint een dansfer van Nicolet gegeven. Ik zou den titel nog overdaan, inden hij zoo veel bekwaamheid als gedweheid in zijne ledematen bezat. Het oogmerk van het decreet is voorzeker geweest om de Generaals de middelen niet te laaten behouden om zich door de benoemingen te veel creatuuren inde.Armeèn te maaken; maar zij behoorden ten minden voor de eerfte bedieningen en voor de bedieningen van vertrouwen, geraadpleegd te worden; en de keus moest voor al vallen op officiers die bij de foldaaten bekend zijn, en derzelver vertrouwen genieten. ^5 XXIII.  C 170 ) XXIII. BRIEF Aan den burger Pache, Oorlogsminister. Den jdcn December 1792, het eerfte j«a< der Republiek. Zie daar, Burger-minister, eene nieuwe verwarring in de benoeming tot eene bediening, ter «unfte van den burger Tiily, die gij als Co!onel m het zesde regiment dragonders over doet gaan, juist om dat de plaats in het veertiende regiment, waar in gij hem den atf October tot Colonel benoemd had, bezet was, wijl de burg« Radot op bevel van den Generaal Kellerman proViiioneel als Colonel daar in was ontfangen. De benoeming die ik gedaan heb van den Kilmaine moet gelijk daan met die welke de Generaal Kellerman van den burger Radot gedaan heeft. Het doet mij leed voor den burger Tiily ; maar ik heb u te zeggen dat deeslaatfte fint* het begin van den oorlog de wapens niet gedragen heeft; dat hij bijnaar al zijn tijd te Luik doorgebragt heeft daar hij getrouwd is, en dat hu in de maand Odober van daar kwam toen hij zich bij mij vervoegd heeftin het verlangen om e e me  ( I7i > eene Luitenant Colonelfchap der Dragonders, geloof ik, te doen gelden, dat men hem gegeven heeft. Het lot van den burger Tilly hangt va» uwe beflisfching omtrent den braaven Kilmaine af: want, indien dees Colonel blijft van het zesde regiment huzaaren, dan zal Lagrange het zesde regiment dragonders behouden dat dus niet vacant zal wezen. Men zal voor den burger Tilly eene andere partij moeten kiezen. Proclamatie yan den Generaal Dumourier. belgen! T~\ oen wij in uwe Provinciën getrokken zijnon» uwe wreede vijanden daar uit te jagen, toen heb ik u van wegens de Republiek en de Franfche Natie gemeld, dat gij vrij waard, en dat de fouverainiteit in alle derzelver kracht weder in de handen des volks kwam; ik heb u aangefpoord om proviüoneel magiftraaten en bewindhebbers te benoemen, op dat er geene ophouding van regering plaats mogt hebben, en gij' te zelfder tijd de banden die u aan het Huis van Oostenrijk verbonden, mogt verbreken. Deze voorzichtige maatregel, heeft in plaats van heilzaam te wezen, alle de factiën wedej opgewekt die  C 17» ) die uwe eerfte omwenteling bezoedeld hadden, en die uwe tijrannen voortgebragt hebben en nog aanhitfen om u te beletten u op eene verftandige en duurzaame wijze te organifeeren. De onderfcheidingen van Vonkistën , van van der Nootisten, van Royalisten en van Staatsgezinden, moeten geheel vernietigd worden, indien gij het genot onzer overwinningen en dat dergroote weldaad die gij van de Franfche Natie ontfangen hebt, wilt fmaaken. Alle onderfcheidingen van Provinciën, van rang, van orde, van beroep; alle die iedele hersfenfchimmen die de tijrannij der eeneen de flavernij der anderen vereeuwigen; alles wat den mensch vernederd, moet voor altoos vernietigd worden. Gij zijt Belgen, gij zijt vrij,gelijk, burgers; weest broeders, weesteensgezind; gij hebt allen een gelijk recht tot het vormen uwer wetten, uwer Conrtitutie en uwer regering. Het is meer dan tijd om uwe ffll maire vergaderingen te formeren, om tot de verkiezing der leden eener nationaale Conventie ■ over te gaan , waar van de goede of flegte keuze uw lot voor altoos zal bepaalen. Ingevolge, verzoek ik u, zoo van de deden als het platte land, om u zonder voorrang, in de deden die ten naastenbij het midden uwer gewefcene Provinciën uitmaaken, in den volgenden form te vergaderen, enz. Vier.  C i73 ) Fier-en twintig/ie Brief van den Oorlogsminister aaoden Generaal Dumourier. Parys, den sden December 1722, het eerfte jaar d«r Republiek, Ik heb gister, Generaal, uwe overwinning van Waroux, de bezitneemirig van Luik en het in» nemen van het kasteel van Antwerpen vernomen ; dus fchenken uwe wapenen te gelijker tijd de vrijheid aan twee volken. De zegepraalen die de wapenen der (Republiek onder uw beltuur behaalen, vermeerderen haare hoop; en daar wij u zoo ongeduldig zien om de vijanden uit den post te verdrijven daar zij zich ophouden om een weinig adem te haaien, zien wij ook wel dat gij hun aan deze zijde van den Rhijn niet zult dulden. Ik reken op u, Beurnonville rekend op u, Custine ook, dien de Pruisfen en de Oosterij. kers wilden overvallen alvoorens gij in ftaat waard hem te onderfteunen. Welke verfterking hij ook gekregen hebbe, hij is zoo zwak in paerdevolk, dat ik over zijne pofitie ongerust zou. wezen, indien de bevelen die gij aan Miranda gegeven hebt, en vooral uw caradter, mij die welke gij aan  < 174 ) aan Valence zult geven, en het geheel fystema uwer verrigtingen, niet deed voorzien. Gerust zijnde in de wijsheid uwer ontwerpen zijn de behoeftens uwer Armée mijne eenigfte zorg; en zoo zij er lijd is dit om dat er zoodanige zijn in welke ik niet dan door tijd en middelen kan voorzien. Ik heb fints lange een decreet verzogt dat mij in ftaat zou ftellen om de Officieren die gij tot de overwinning opleid, en die men tot voordeel der Republiek tot hooge rangen bevorderen moet zoo nuttig te gebruiken als mogelijk is. Verzekerd de burgers Dampierre, Steingel, Barrois, en Devaux, dat zij tot de plaatfen benoemd zullen worden tot welke gij hun voorfteld, zoo dra de wet mij zulks toe zal ftaan. Gelukkiglijk dat de rangen weinig tot den iever der patriotten zouden kunnen toebrengen , en £n dat Vt u vrij ftaat om volgens hunne bekwaamhedr t , dezulken die u vertrouwen verdiend hebben > aan te ftellen. (getekend) pache. Vijf.  { »7f ) Vijf en twintig/Ie Brief van den Oorlogsminister Pache, aan den Generaal Dumourier. Parijs den 3 December I-92, bet eerfte jaar der Republiek. Ik zal nu op het artikel der, voorraadsverzorging» van den uwen van den 30 antwoorden. Ik ben verwonderd dat gij nog niemand van het Committé' van aankoopen gezien had, toen ik Simon Piek den n November van Parijs heb dóen vertrekken met bevel om u te gaan zien, en om aan de Armée die gij beveeld alles te fourneeren dat gij zoud eisfehen. Op de vraag die mij door de Compagnie Doumere den eerden December gedaan is, heb ik het Committé van aankoop gelast om hem van Brusfel en Gent twintig duizend zakken graan en al het meel dat hij nodig had, twintigduizend zakken haver, vijftien duizend kwintaalen hoof en even zoo veel ftroo af te leveren; en daar het Committé alle de noodige voorraad voor de Armée had, is een Courier door Doumere afgezonden, den eerden dezer maand in den namiddag, van Parijs vertrokken , om vervolgens alle de bevelen die ik gegeven heb, ten uitvoer te doen brengen; dus zijn de graanen , het meel en de fou-  fouragie in de handen van de oude adminiftratie der levensmiddelen, die nog den dienst der verdeeling van den voorraad der Armée die gij beveeld , verrigt. Uitgezonderd deze kwantiteit, heeft het Committé nog vijf en zestig duizend zakken graan en meel in de hier onderftaande plaatfen verdeeld. Brusfel 20,000. Gent 20jOoo. Brugge 10,000. Ooftende ,10000. Leuven * 5,000. en de fouragie naar evenredigheid, waar over gij befchikken kund, door die van Simon Piek te Brusfel te doen afvraagen, aan wien ik op nieuw bevel zend om zich te Luik bij u te vervoegen, of er iemand naar toe te zenden die de bevelen die gij hem voor de voorraadsverzorging der Armée zult geven, ten uitvoer te brengen. Gij eischt twee magazijnen, het een te Luik, het ander te Roermonde. Het Commité van aankoop geeft in dezen oogenbiik bevel aan Liermann Cerf Bar, om voor het magazijn van Luik twintig duizend zakken graan en meel, twintig duizend zakken haver, twintig duizend kwintaa'lcn hooi, en even zoo veel ftroo te koopen. Hij hoopt  C W ) hoopt binnen agt dagen de helft van dezen voor* raad gecompleteerd te hebben, aan welke men intusfchen bij kan voegen door uit de magazijnen van Brusfel te trekken. Voor Roermonde geeft men dees dag bevelen tot aankoop, zoodanig dat het Committé, tien dagen na de tijding van de inneeming dier ftad, een voorraad van twintig duizend zakken graan en meel beloofd, en het overige naar evenredigheid. Indien die kwantiteiten niet voldoende zijn, fchrijf het dan, en ik zal die vermeerderen. Daar ik mij met alle de middelen om het beftaan der Franfche Armeen te verzekeren, bezig moet houden, zal ik om agt nieuwe magazijnen vraagen, uitgezonderd de twee die gij vraagd, en dat in de fteden van Brusfel, Gent, Oostende, .Brugge, Doornik, Nameur, Tierlemont en Leuven. Het Committé zal al den voorraad verzaamelen die voor de zegepraalende Armée welke gij beveeld , noodig is. (getekend) pache. M  C i?3 ) Zes en twintigflc Brief van den Oorlogsminister Pache-, aan Dumourier. Parijs, defj 3dcn December 1792, het eerfte jaar de* Republiek. Ik antwoord afzonderlijk op ieder artikel van uwen brief van den sollen November: dit antwoord heeft de koopen, welke door de OorlogsCommisfarisfen aangegaan kunnen worden, en uwe benoodigdheden van effecten voor kieederen, ten onderwerp. Zie hier mijne grondbeginfelcn. Zoo lang ik verantwoordelijk ben, moet er zonder mijne medekennis geen koop aangegaan worden, zonder dat kan ik er niet voor inrtaan. Zoo dikwerf een Oorlogs - Commisfaris, of ieder ander Agent der Republiek, mij de voorwaarden van een koop onderwerpen zal, zal ik mij beijveren dien aan te nemen indien de verzorging vereischt word, en indien, alles anders gelijk traanden, het niet mogelijk is om voordeeliger voorwaarden te treffen; waar uit volgd dat Ronfin, of ieder anders, koopen kan fluiten, zoo dikwerf hij mij de voorwaarden zal onder-! werpen, op dat ik er hun, naar de voorwaarden wel onderzogt te hebben, toe kan bemagtigen Gij O Malus had niets anders dan dit gedaan, en hij wierd belchi* rtjd gedecreteerd en gevangen gezet.  C 179 ) Gij eisclit jasfen, dekens, fchoenen, flopkousfen, en wollen kousfen zonder de kwantiteit te bepaalen, zoo dat het mij onmogelijk is om te weten of het geen ik gezonden heb voldoende is, en of ik meer moet zenden. Ik heb nog, fints ik aan het ministerie ben, geen lijst van de gefteldheid uwer Armée ontfangen. Ten einden u in ftaat te ftellen om mij in deze zaak opheldering te geven, omtrend welke het mij onmogelijk is geweest licht te verkrijgen, zend ik u den lijst der verzendingen die ik gedaan heb, en der vraagen die dezelve bepaald hebben. Gij hebt mij om 60 duizend overrokken gevraagd voor de Armée die gij beveeld. Daar zijn er reeds 4'b',76a naar Valenciennes gezonden 13,200 naar Givet, en daar is bevel gegeven om er nog 18 duizend af te doen zenden. Ik zal u, met betrekking tot de overrokken opmerken, dat ik verwonderd ben geweest dat Malus er tot 20 duizend in het magazijn van Valenciennes op heeft laaten hoopen, gelijk door den lijst van de gefteldheid van dit magazijn, gedateerd van den nden November, bevestigd is, liever dan die terftond in den legertros der Armée te doen volgen. Het zou mooglijk kunnen zijn dat verfcheide dergelijke verwaarloozingen de voornaamfte oorzaaken zijn van de vertraagingen die men de Armée doet ondergaan; en gij zult met mij bekennen dat de Agenten die dezelve, 't zij door M 2 ver-  verwaarlozing 't zij door iets anders, verwekken, ten hoogften fchuldig zijn. Ik zal u mgevolgen verzoeken, mij te helpen om dergelijke misbruiken te voorkoomen, die des te meer te veroordeelen zijn, wijl men te zelfder tijd dat men de overrokken weerhoud, in den legertros rijtuigen agter aan Iaat koomen met leger-paaien geladen, die van geen grootte nuttigheid zijn. Ik beloof u om. binnen :a dagen het overige der o0 duizend overrokken af te zenden, en ik acht niet, welke koop men ook aan moge gaan, welke prijs men er voor geve, dat het mogelijk zij die eerder te hebben. ° Het getal der dekens daar men mij om gevraagd heeft, is nimmer boven de 8 duizend geweestdaar zijn er 4,400 den 8iten November per post van Parijs vertrokken; daar zijn er den i7den November 4,600 van Duinkerken gezonden; daar Zijn er nog den üöYlen 5,iO0 van Duinkerken vertrokken, het geen 6,180 meer maakt dan het gevraagde getal. Indien deze kwantiteit niet voldoet, fchrijf mij dan terftond hoe veel gij er meer moet hebben, op dat ik de juiste en de fpoediglte bevelen geve om u die te doen toekoomen. De fchoenen zijn die onderwerpen der kleeding voor welke wij de minfte hulpmiddelen hebben; maar op dat er niets zoude ontbreken aan de' Armée welke gij beveeld, zoo heeft de adminis. tratie der kleeding bevel gegeven om te Luik, Na-  Nameur, en het land 't welk gij bewoond, 400 duizend paaren fchoenen te koopen, en de lastgevende Commisfaris heeft bevel om het opzigt over deze operatie te nemen, en om van die koopen eerst af te neemen het geen er voor de Belgifche Armée noodig is. Ik verzoek u flegts deze operatie geheim te houden, op dat de open. baarmaaking daar van den prijs dezer fchoenen niet vrugteloos verhooge. Ik weet volftrekt niet hoe veel flopkousfcn gij noodig hebt, want men heeft er mij nog nimmer om gevraagd. Ik beveel aan de administratie der kleeding dat zij er 20,000 paaren moet doen afgaan; indien er, eer de flopkousfen aankoomen, te veel tijd verloopt om in de behoefte uwer Armée te voorzien, zoo geef ik aan den lastgevende Commisfaris uwer Armée bevel, er terftond te doen vervaardigen om in grootfte behoefte te voorzien, middelerwijl dat die welken ik u zend u toekoomen. Ik zal u opmerken dat het niet in den oogenblik der behoefte zelve is, dat men vraagen moet doen. Ik weet ook niet, Generaal, welk een kwantiteit van \volle kousfen gij hebben moet; meld het mij op dat ik u die terdond zende. Ik merk op dat er 53,156 paaren van Parijs afgezonden zijn; dat er nog 22,736 den nden November in de magazijnen van Valenciennes waren, en dat de administratie der kleeding bevel beeft om er tot 130 duizend te doen afzenden. Ilt geef M 3 hem  ( 182 ) hem bevel om de afzending te verhaasten, en daar zal morgen reeds mede begonnen worden. Gij zult daar en boven weeten dat er 16,304 ellen dof voor broekken in de magazijnen van Valenciennes is, over welke gij had kunnen befchikken voor de Armée die gij beveeld. De Oorlogsminister PACHE. XXIV. BRIEF Van den Generaal Dumourier aan den burger Pache, Oot logsminister. Luik, den 7den December 1793, het eerfte jaar der Republiek. Ik geloof u een eerlijk man te zijn, burgerMinister, het is aan u niet dat ik de verfchrikkelijke gefteldheid, tot welke gij de uitmunten, de Armée der Republiek gebragt hebt, wijt; maar ik beken u dat ik het onvergeefelijk in u vind, dat gij u op de valfche lijsten beroept die gij mij door den Courier Languet gezonden hebt. De Commisfarisfen der nationaale Conventie zijn hier: zij geven rekenfchap van het geen zij zien, en van de bevelen, die zij verplicht  C 183 ) plicht zijn voor het aangaan van verfcheide koopen te geven, veel op zich nemende, want de nationaale Conventie heeft hun geen voldoende magt gegeven wijl zij zich niet heeft kunnen verbeelden dat het kwaad zoo groot was als zij het bevonden hebben. Gij wilt niet, zegd gij, dat men koopen fluite zonder dat gij die onderzogt hebt, wijl gij & verantwoordelijk voor zijt. Bij gevolg zou ik heden, honderd mijlen van u zijnde, en zelfs wanneer ik nog verder af zal zijn, u te vooren de koopen moeten zenden, en wagten tot gij die goedgekeurd of gewijgerd hebt. Ik heb Minister geweest gelijk gij, en kan u verzekeren dat gij u ten opzigten der verantwoordelijkheid bedriegt. Het bewijs dat gij voor de koopen niet verant. woord, is dat gij alle die van het Belgifche verbroken hebt zonder dat men zich daarom op u verhaald heeft, of zij duur waren of niet; een ander bewijs is dat gij om u uit de verantwoordelijkheid te wikkelen, het trouwlooste van alle middelen gekoozen hebt, dat naamenlijk va» een Committé van aankoope dat alle de deelen der administratie vermengd. De begeerigheid dier monopoleurs heeft hun aangezet om zich van u te bedienen om koopen te verbreeken, die men verpligt is geweest op nieuw aan te gaan, om dat de- Armée juist van honger derft. Wat aangaat die gedeelten der kleeding, toerusting, enz. uwe koopen zijn dien aangaande nog flegM 4 ter  C 184 ) ter. Ik Iaat te Luik voor 3 livres 15 duivers fchoenen maaken, en de fchoenen zijn zeer goed; gij zend mij allerflegtfte fchoenen die zeven a agt livres kosten, en die men genoodzaakt is, in getuigen der Commisfarisfen van de nationaale Conventie, te laaten vermaaken. Uwe jasfen koomen tusfchen de vijftig en zestig livres, en daar zij van al te fijn laken zijn, duuren zijniet langer dan twee maanden; terwijl de burger Malus, op welken uwe vreeslijke bureaux hunne eigene feilen gooijen, hier een duurzaamer en warmer dof zou gevonden hebben, waar van de jasfen op vijf en twintig a dertig livres zouden gekoomen hebben. Gij zend mij, zegt gij, van Parijs honderd dertig duizend paaren wollen kousfen. Het is als of de Franfche Armée in eene verlaatene Colonie is getrokken, en dat er in dit land noch fchoenmaaker, noch weever, noch ambagt om kousfen te maaken te vinden is. Ik weet dat gij zeer ieverig zijt om de Armée die ik beveel te voorzien, en dienaangaande doe ik u alle recht; maar gij zijt omringd door lieden die flegts voor hun eigen belang vraagen om u in dien iever te onderdeunen. Ik heb het u reeds gezegd, en herhaal het u, dat, uitgezonderd de goed koop die wij in dit land zouden verkrijgen door de Belgifche capitalisten te bevoordeelen in plaats van de Franfche fpecujateurs, het buitendien nog de groot-  C 185 ) grootfte ftaatkunde zou wezen, indien de prijzen van het land zelf hooger waren, het geen zoo . niet is, om de capitalisten van het land aan de vordering der omwenteling door hun eigen belang verknocht te maaken; wij zouden cr nog den vrijen omloop der asfignaten bij winnen. Dus verklaar ik u, Burger minister dat ik de Oostenrijkers en de Franfche opkoopers met dezelfde woede vervolgen zal; dat ik noch de Attila, noch de plaag der Belgen wil zijn , dat het Committé van aankoope of ik, den flag zullen verliezen , wijl ik er het lot dezer fchoone provintien aan verknocht zie, die wij niet uit de flavernij hebben gered om hen onder het juk van een affchuweliik monopolie te brengen. Ik heb u nog een woord over uwen brief van den a^tlen ic zeggen. Noch gij, noch uw committé van aankoope, hebt berekend het geen er voor het beftaan der Armée noodig is, toen gij mij voorgefteld hebt om met de municipaliteiten van het land de uithaaUng te negotiëeren van drie maal honderd duizend zakken graan, op vijf maal honderd duizend zakken zegt gij, van welke uw Committé van aankoope zich in het land verzekerd heeft. Gij meld mij dat er twee maal honderd duizend zakken voor het voedfel der Armée zullen over blijven. Weet, burger-Minister, dat, om ten naasten bij eene berekening te maaken, men op een zak per maand voor ieder man moet rekenen. In M 5 weer"  ( i86 ) weerwil der ontzagchelijke defeftie, die mij door de flegte maatregelen uwer bureaux verwekt is, blijft mij nog zestig duizend man overig. Men moet een vierde meer ftellen voorde monden die de Armée volgen; dit zijn 75 duizend zakken voor deze maand, en even zoo veel voor ieder der volgende: men moet buitendien rekenen dat ik reeds voor het voorjaar, 40 of 50 duizend Belgen en Luikenaaren in dienst zal hebben: men moet dus op 130 duizend zakken per maand rekenen. Ik geloof dat uw verfchrikkelijk Committé van aankoope niets beter verlangd dan ons zonder hulpmiddelen te zien,om ons de graanen, die zij uit de Nederlanden vervoerd hebben, gemaalen te Montmartre te zenden. Oordeel zelve hoe er den prijs van vermeerderd zal zijn, en in welke onzekerheid wij door dit fchandelijk monopolie zullen gedompeld zijn! Ik ben verzekerd, burger-Minister, dat gij eer. lijk man genoemt bent om bij dit waarachtig tafereel, dat valfche beginfel van vereeniging voor alle de aankoopen te verfoeijen. Ik zal u daar en boven zeggen, dat gij als Staatsman moet begrijpen, dat het geen gij goed voor Frankrijk denkt te zijn, (en ik geloof dat het monopolie nergens goed is), niet voor een vreemd land aangenomen kan worden. Toen ik gevraagd heb om alleen door mijn lastgevende Commisfaris alle de koopen te fluiten; is dit niet geweest om dat ik mij met het ma-  C 187 ) materieele der koopen wilde bemoeijen, en wie ook de onbefchaamdheid hebbe mij daar mede te befchuldigen, behoeft flegts die welke aangegaan zijn, te zien; maar ik heb begeerd dat men uit Frankrijk noch geld noch waaren zou trekken, wijl ik in een rijk en overvloedig land den oorlog voerde; ik heb de lieden van het land door hunne eigen winiten, belang in de omwenteling willen doen nemen; ik heb eindelijk, wijl ik het zeggen moet, gewild, dat het Frankrijk, (taande den oorlog, niets zou kosten, wijl het mij makkelijk was, in de rekeninghouding tusfchen de twee natiën, om de fchuld effen te maaken tegen het einden van het oorlog; en de Franfchen en de Belgen te vrede te ftellen. Zie daar het geen ik aan de Ministers Claviere en Rolland voor mijn vertrek verklaard heb , en indien zij er u niet van verwittigd hebben, hebben zij niet wei gedaan. Gij hebt alle mijne maatregelen door een verkeerde parcimonie, door eene benauwde fchraapzugt veriedeld, die op de natie neder zal koomen, en die mogelijk u en uwe bureaux zal verliezen. Toen ik u het oorlog verklaard heb, is dit niet aan u dat ik dien verklaard heb; maar gij zijt de fpeelbal der fchuidige menfchen geweest die de Armée welke ik beveel tot de droevigfte uiterften gebragt hebben. Gij hebt valfche lijsten aan de Conventie en aan mijne vrienden vertoond; gij hebt u op het papier gerechtvaer- digd  C 188 ) digd om dat het papier alles duld: koom weder tot u zelve, zoo niet zijt gij verantwoordelijk voor het tijdverlies en voor den ondergang eener zcgepraalende Armee. Ik heb u een' ander verwijt van even laate datum te doen, en ik weet niet hoe gij er u vrij van zult fpreeken; het is dit van de direétie der Armeen. Uw Collega Rolland heefter zich, tegen gefteld dat ik den oorlog beftuur; hij heeft mij dit zelve gemeld, en ik heb zijn brief. Gij hebt mij gefchreven om mijn gevoelen over de plans van Custine te weeten, ik heb u dat gezonden; gij hebt mij gefchreven dat gij het goedkeurd, en echter geloof ik, uit de bevelen die gij aan Beurnonville gegeven hebt, en uit uwe laatfte brieven, te zien, dat gij een tegenovergefteld plan gevolgd hebt. Ik verneem dat Francfort ftormenderhand door de Duitfchers genomen is: het zij de tijding waar of valsch zij, het is niet te min waar dat Custine zeer in gevaar is. Lebrun meld mij den poften dat hij er zeer ongerust voor is. Het is niet te min waar dat de ontzaglijke feil van in gebreken te zijn gebleven om Coblentz genomen te hebben, ons al de vrugt van den oorlog kan kosten, wijl er geen geheel, geen middel van vereeniging meer tusfchen de Armée van den Elzas en de Armée van het Belgifche is; om dat de vijand, meester van het hertogdom van Luxemburg en van den loop Van den Moezel, van zijne t'zaamen- vloei-  ( i§9 ) vloeijing tot aan Thionville, gezamentlijk of afzonderlijk, 't zij mijne flanken door de Maas, 't zij de departementen, daar hij reeds het oorlog gevoerd heeft en die ik bij mirakel gered heb, 't zij eindelijk het geen men eertijds de Bisfchopdommen en Lotharingen noemden, aan kan vallen. Zie daar, burger-Minister, het geen ik u, met even zoo veel recht als de desorganifatie van de Belgifche Arme'e, verwijt. Gij zult mij hier op antwoorden dat gij geen militair zijt; maar deze verlchooning geldt niet; want gij moest mij of niet raadplegen, of mijne raadgevingen ge» volgd 'hebben. Gij cn uwe Collegaas hebt eene onhernelbaare fout begaan. De deugd van den burger Rolland is mij bekend; wanneer gii hem mijner, brief in den raad voor zult Ieezen , zal hij erkennen hoe nadeelig zijne geringe verdenkingen omtrend eene zegepraalend Generaal, en zijne voorgewende geftrengheid omtrend- mijne zeden voor de Republiek geweest zijn. Het is noch met kleine huizelijke deugden, noch met be« nauwde verdenkingen dat men de belangen eener groote natie bettuuren kan. Alle de voorzorgen die men jegens mij genomen heeft, waren zeer goed ten opzigten van eene weinigbeduidenden heerschzugtigen intrigant, gelijk la Fayette; maar men behoorde de menfchen te kunnen onderfcheiden en de omltandigheden te beoordeelen: dit is niet gedaan, en dit is het waar over ik mij beklaag, niet voor mij, want mijn caradter maakt mij  C 19° ) mij voor alle die kleinigheden veilig, maar voor de algemeene zaak die gij in gevaar gebragt hebt. Ik fchrijf u dit alles zonder gemelijkheid, zonder dat er iets perfoneels tegen u in is, maar met alle die verontwaardiging die een waar republikein in de critieke omftandigheid, in welke gij de Franfche Armeen, en bij gevolg de natie gebragt hebt, gevoelen moet. Ik zend van dees brief geen copie aan de nationaale Conventie: indien gij echter volhard, mij als een foldaat die door fchelmen omringd is die hem bedotten, of, als zelfs een fchelm zijnde, te doen befchouwen, dan verklaar ik u dat ik mijne correspondentie zal doen drukken,en dat zij noch verminkt noch verdraaid zal zijn, gelijk zij in de publieke papieren, die het zegel der natie voeren, gedaan word, zoo als in de Franfche Courant, het Journaal der twisten en het Bulletin der nationaale Conventie. Offer drie of vier onbefchaamden uwer bureaux op, die, onder voorwendfel van. den ftijl der vrijheid, met een ftouten toon beledigingen en logens bedekken; offer uw Committé van aankoope op, dat voleinden zal met u te onder te brengen, en dat ruineus is, wat gij er ook van zeggen moogt; dan zal ik erkennen dat uwe feilen niet van u koomen, en dat gij een volmaakt eerlijk man zijt. Ze-  C 191 ) Zeven en twintigfte Brief van den OorlogsministeP Pache, aan den Generaal Dumourier. u w brief van den eden December, bewijst mij, Generaal, hoe zeer gij omtrent de eenvoudigfte zaaken bedrogen zijt, cn verklaard mij de redenen der tegenftreving die gij aan de verrigtingen van het Comniité van aankoopen in het Belgifche toebrengt. Gij noemt het eene Sociëteit van opkoopers; en dit is het dat men getracht heeft daar van aan het Belgifche volk in te boezemen. Ik dagt dat mijn brief van den nden, door u van de reden van deszelfs inftelling te onderrigten, het u beter zoude hebben doen leeren kennen. Opkoopers, koopen om weêr te verkoopen; het directoire koopt alleen om de Republiek van voorraad te voorzien. Het is alleen en inzonderheid met alle de aankoopen die voor het zeewezen en voor de Sieden noodig zijn, gelast. De Ministers dier drie departementen hebben het ontwerp ten uitvoer gebragt om flegts aan eene Commisfie de verzaameling van alle foort van levensmiddelen aan te betrouwen, welke verzameling, door de mededinging die er tusfehen de bijzondere agenten ontftond, de natie blootftelde om Parijs, den 3den December 1752, het eeiile ja*r der Republiek.  C 19a ) om duurder te koopen; en ieder dier departementen om niets te hebben, als het andere te veel jhad. De aankoopen van dat directorie in het Noorden, vergeleeken met de koopen van den lastgever Malus, zijn een bewijs van het voordeel dat de algemeene fchatkist van hetzelve trekt. Zij die bij die keopen belang hebben, hebben het ook om de gevoelens aangaande die jnltelling te misleiden; en hetgeen mij verwonderd cn bedroeft, is dat gij zelve, Generaal bedrogen zijt door die lasteringen die uwe duoling nog meer gezag bij zou kunnen zetten. Gij toond mij uwe verwondering „ dat ik heb „ kunnen bclluiten om met groote onkosten graa„ nen uit Frankrijk te laaten koomen, liever dan „ koepen te bekrachtigen die den dienst verze- „ kerden. Het is dus, zegt gij, dat eene „ Compagnie die een uitfluitend recht heeft, ,, ontzagchelijke winden zou kunnen doen, door „ de graanen van het Noorden naar het Zuiden „ .te laaten rijzen , en weder van het Zuiden „ naar hGt Noorden te zenden." . De Compagnie over welke gij u beklaagd, Generaal, is die van welke gij het beduur te rug wenscht en die door Doumere gedirigeerd wierd en geenzins het directoire der aankoopen ; het is de adminidratie der militaire levensmiddelen , die met de vervoering en de verdeeling der waren, door het Commité gekeft, gelast is: gij zult van de waarheid hier van oor-  C 103 ) oordeelen, door de Copie die ik u hier nevens 2end van den lijst die ik het zelve afgevraagd heb, van de graanen en het meel die ik wist dat het den eerden November van de omtrekken van Parijs, naar de plaatfen van het Noorden en het Belgifche heeft doen vervoeren; het heeft de bevelen die aanleiding tot die verzendingen hebben gegeven niet kunnen rechtvacrdigen, gelijk ikhet mede verzogt had. Wat de vernietiging der geldkist van de adminiftratie der levensmiddelen en het fouragie betreft, waar over gij u beklaagd, ik moet u verwittigen dat dit de uitoeffening is van een decreet van den 19 September laatstleden: mijn pligt is de wet uit te voeren , en te gelijker tijd maatregelen te nemen om den dienst te verzekeren. Ook heb ik met de adminidratie der levensmiddelen doorDoumere beftuurd, bepaald, dat alle de fommen die voor den dienst, met welken zij belast is, noodig zijn, door een Oorlogs Commisfaris bevolen, en door den algemeenen betaaler der nationaale thefaurie betaald zouden worden , aoo in het gevolg der Armée als in de deden daar zij gevestigd zijn. Ik heb daar en boven bepaald, dat er voor de loopende uitgave, aan de befchikking der voornaamde agenten dier adminidratie , de loopende fommen hunner behoeften zou worden gegeven « en van welke zij ieder maand rekenfchap zouden doen. De adminidratie heeft mij den lijst haarer benoodigdheden noch N niet  C 194 3 Xuet gezonden. Gij ziet dus dat ik te zelfder tijd dat ik het decreet ten uitvoer heb gebragt ook maatregelen heb genomen om te zorgen dat de dienst hier door in geenen deelen kunde lijden. Ik heb den 3den dezer maand op uwe vraagen van de verzorgingen in levensmiddelen en fouragie geantwoord. Gij moet mijne brieven ontfangen hebben, en ik hoop dat gij reeds omtrent de verzorging der Armée die gij beveeld gerust zijt. De Oorlogsminister pache» P. S. Ik zend aan de nationaale treforie het uittrekfel van uwen brief over het geen haar aangaat, en ik verzoek haar u alle de fommen te zenden die voor de Armée noodzaakelijk zijn. Onderrigt door den brief van den Oorlogsminister van den 3den des avonds, gevraagd, over de uitftorting van graanen en me.el, gedaan fints den iften November tot den gezegden 3den December, uit de magazijnen van levensmiddelen van Pontoife en de omtrekken van Parijs, in die der deden van het Belgifche en van het Noorden, of andere op de route dezer departementen hier onder genoemd. PLAAT-  fsll*! *I»é « £ 1 o 1 f 8 05 Z g S S > e "ts _ .2 Sa *o ^:=,tt >-.H, ,. 5 ^ ^ <_r -v- 7—' M 8 "Sö-tï ^ * i: r ï i i 7 i i • ï*f ■£ «88828* •s & S :— £ > j b • ...... § = | | ... iii 5 z r . bi 5 ^ ... ... ^ r-s ~ «»! . . . . , . < M M s * . ó 1 «! * O £ S e op § *» < --.5 52 13 5 o. b o- ■ • S -o g g. E J | 2 è ^5 o o m o , > ei Z ü > O ' f 1 *-^f——r— 2 I b g' '» E2 .5, • a ür""*"U 'e « p ° u ft < § I * Sa I > ° * < B. < «1  C 196 3 Algemeene opmerking. Die verzendingen hebben ten oogmerk gehad om de magazijnen te vullen, die tot het beftaan der Armée van het Noorden, tolde confumptie der troupen die er zich bij voegde en dezelve dagelijksch vergrootte, gefourneerd hebben. Fe Parys, den 4 December 1792, eerfte jaar der Republiek, 's morgens ten 11 uuren. M>e Adminiftrateurs der militaire verzorgin' gen. (getekend) monmerque, Raucimville, doumerc, desrochers. Voor overeenkom/lig Copie , de Oor logsminister. (getekend) pache. . Aan den Minister Pache. Den 8(len December 1792, het eerfte jaar der Republiek. Ik ftel, Burger-minister, aan de Commisfarisfen der Nationale Conventie uwen brief van den 5 December in handen, die uw befluit omtrent den Colonel Ocomorgan en den Colonel Laroque inhoud: die burgers Commisfarisfen op de plaats zijnde, zullen de Conventie aangaande de waarde van mijnen eisen opheldering kunnen geven. Wat  C 197 ) Wat uwe beflisfching aangaande den Colonel Lagrange betreft, hetfchijnt mij toe dat gij waand dat ik in tegenftrijdigheid met mij zelve vervallen ben, wijl de goedkeuring van den Minister Servan, in datoden iaden Odtober, inhoud, dat die fchikking op mijn verzoek genomen is. Indien dit verzoek beftaat dan moet het in een brief vervat zijn; ik verzoek u mij dien te vertoonen, en dan zal ik toeftemmen dat ik ongelijk heb gehad dit verzoek te doen. Gij zult wel goed willen vinden dat ik fteeds op de rechtvaerdigheid van mijnen eisch en op de moedeloosheid die het inde Arme'e zou veroorzaaken, aanhoude. Ik zal er bijvoegen, dat, wat het zesde regiment huzaaren aangaat, dat de Colonel Lagrange afftand heeft gedaan ten voordeele van den burger Kilmaine; dat het bij gevolg geheel eenvoudig is dat hij het zesde regiment dragonders behoud; dat van zijnen kant, de burger Tilly in die fchikking toeftemd, mits dat hij, zonder zijne bevordering nadeelig te zijn, als Colonel Aide-de-; Camp boventallig, en zondergeldtrekking, bij mij kan dienen; dus kan niets makkelijker gefchikt worden. De Adjoinct bij den ftaf, die te vooren dansfer bij Nicolet was, is Moras genaamd; ik weet niet welke andere titel hij heeft kunnen voordellen gij kunt ten dien aanzien doen het geen gij goed dunkt. N 3 XXVI.  C 198 ) XXVI. BRIEF Aan den Minister Pache. Den 8 December 1792, het eerfte jaar der Re. publiek. JVTijne voorige depêches, en met naame die van gister, Burger minister, laaten mij niet toe iets meer te zeggen over de overtuiging in welk ik ben, dat gij het zijt en niet ik, die omtrent het Commité van aankoopen dwaald Het fchijnt mij daar en boven toe, dat het verder gaat dan zijne inftelling bepaald, door zich met de fouragie en zonder twijfel met andere dingen te belasten. Het is aan den Commisfaris Malus om zijne koopen te verdedigen, en ik geloof dat het hem niet moeijelijk zou vallen, om te bewijzen, dat indien zij al bij den eerden koop duurder waren zij het door de wederomwending der deelen minder irlbeten zijn. Dit is het groot geheim der opkoopers. Wat de adminiftratie van Doumerc aangaat die gij zegt dat ik te rug wensch!, ik kan niet anders dan getuigen dat zij in Frankrijk zeer wel gediend heeft; maar indien gij mijne brieven met aan-  C '99 ) aandagt gelezen had, dan zoud gij gezien hebi ben, dat ik, zonder deszelfs directie of adminiftratie in wanorde te heipen, gedagt heb dat eene fchrandere en voorzichtige llaatkuhde vorderde om koopen in het land zelve, en niet door eene Franfche Compagnie te doen. Ik heb Brij omtrent dit onderwerp genoeg verklaard om vol* maakt verftaan te worden. Indien de administratie Dcumerc de vervoering en de verdeeling der vaaren door het Commitégekoft, ten uitvoer heeft gebragt, dan kan. dit niet zijn verrigt, dan na dat het uwe bevelen ontfangen had; dus indien er reden tot afkeuring is, kan dit niet op die adminiftratie vallen. Ik zie, voor het overige, in het ituk dat gij mij zend, niets dan eene verzending naar de departementen van fOii'e, van het Noorden, en van 1'Aifne die niets gemeens hebben met het Belgifche. Wat de vernietiging der geldkisten van de ad* minifhaties aangaat, het is mogelijk dat gij het decreeet van den ioden September niet volgens den letter uitgevoerd hebt ; maar de adminiftra-, ties zijn niettemin gedwarsboomd, door het verbod dat gij gedaan hebt om de fondfen die in de kist zijn te gebruiken. Laaien wij alle die kleene middelen van verdediging en aanval daar, en koomen wij terzaake. Gij hebt een beduur van aankoopen aangenomen, dat ik meer recht heb dan iemand an«. N 4 ders*  C 20O ) ders, om' onftaatkundig te noemen. Het aannemende hebt gij alle werkzaamheid aan dat beduur der aankoopen ontnomen ; gij hebt aan den lastgevende Commisfaris dien gij mij gezonden hebt verboden om eenige koop te doen. Uwe Comraisfievan aankoopen, of liever uwe Compagnie van koopers, moet niet afleveren, of zich niet bereiden om af te leveren, dan tegen den eerden Januarij. Gij hebt in het tusfchenvak van bijnaar twee maanden, dat er tusfchen de oude en de nieuwe adminirtratie moet doorgaan niet voorzien, en de Armée derft van honger en kan niet vorderen. Gij meld mij, dat gij den 3den op mijne vraagen van voorraad van levensmiddelen en foura. gie geantwoord hebt, dat ik uwe brieven ontfangen moet hebben, en dat gij acht dat ik ge. rust moet zijn aangaande de voorraadsverzorging der Armée die ik beveeel; het berigt der Commisfarisfen zal u doen oordeelen wat er van is. Daar is eindelijk gister avond, den 7den December, een Agent der nationaale thefaurie aangekoomen. Hij brengt 500,000 livres: hij zegt dat de nationaale thefaurie reeds zes millioenen voor de Armeen van het Noorden uitgeftort heeft: hier over ook zullen de Commisfarisfen die dit «(bijzonder aangaat, kunnen oordeelen, maar intusfehen had ik des morgens geen duiver. Agt  ( MI ) Agt en twintigflen Brief van den Oorlogminister aan den Generaal Dumourier. Parijs, den 6den December 1792, het eerfte jaar d«r Republiek. Ik heb uwen brief, Generaal, van den 3often November aan den provifioneelen uitvoerenden Raad medegedeeld, hij heeft mij gelast u den uitflag zijner raadplegingen mede te deelen. Toen de provifioneele uitvoerenden Raad bepaald heeft dat de Armeen der Republiek dewa» penen niet neder zouden leggen voor dat de vijanden over den Rhijn gedreven zouden zijn, toen had dit voor eerst ten oogmerk, om het toneel des oorlogs van het Franfche grondgebied te verwijderen; om dit door zulk eene zekere grensfcheiding als den Rhijn te dekken, en om de grenzen die de vrije volken affcheidden van die welke de Prinfen nog tegen ons kunnen wapenen , in te korten. De omitandigheden hebben die beweegredenen niet verzwakt. De Pruisfifche Arme'e heeft veel geleden, maar zij is niet vernietigd geworden. De Koning van Pruisfchen is van zijnen bondgenoot noch niet af en noch niet naar Berlyn N 5 te  C 302 ) te rug gekeerd , maar heeft integendeel verwerking uit hetbinnenfte zijner ftaaten opgeroepen, en daar is eene Pruisfifche Armée die reeds grooter is als die der Republiek en die dagelijksch toeneemt , in de omtrekken van Coblentz en Menrz verzaameld. De Oostenrijkers die geflagen en in het Belgifche zeer verzwakt, maar niet vernietigd zijn, hebben op den Rhijn eene magt, die evenredig is aan die welke Biron hun tegen kan ftellen ; < p den Moezel zijn zij gelijk met Beurnonville, en kunnen eiken oogenblik door de Pruisfen verkerkt worden; deeze laatfte zijn in magt genoeg boven Custine om hem te gelijker tijd den Rhijn weder óver te doen trekken, de brug van Mentz in weerwil van hem te vernietiger), en de Oostenrijkers te helpen om den Moezel te verdedigen. Boven Mentz hebben de Duïtfchers Manheim, en onder Mentz hebben zij Cnblemz, Ehren. breinten en geheel den Neder-Rhijn, door welken zij rijkelijk van voorraad voorzien zijn Dus, indiende Armée van het Belgifche zich naar Holland wend en de Maas overtrekt, dan zijn de Oostenrijkers meester om Beurnonville aan te vallen en hem volftrekt de boorden van den Moezel te doen verlasten ; zij zullen zich dan met de Pruisfen kunnen vereenigen en Custine noodzaaken.om Mentz aan haar eigene magt over te laaten; zij zullen .het bombardeeren of bele- ge- -  ( 203 ) geren, en de aarftaande veldtogt, zal, tegen de hoop van geheel Frankrijk, op onze grenzen geopend worden. Onze grenslinie zoude eene ontzagchelijke ontwikkeling, en zser gunftig voor onze vijanden zijn. Het ftaat niet aan den Oorlogsminister om overwegingen van een' anderen aart te behandelen* De onderfcheidene hier bovengenoemde redenen, Generaal, hebben,den Raad doen befluiten om in haare te vooren genomen bepaaling te volharden. Hij heeft het als een hoogstnoodzaakelijke maatregel geoordeeld, en die de expeditie van Holland, welke gij voorfteld, moet voor uit gaan, dat gij de drie Corpfen d'Armée die onder uwe bevelen ftaan, op zulk eene wijze zoude dirigeeren, als u het gefchiktfte voorkoomt om de Oostenrijkers uit het land het welk tusfchen de Maas den Moezel en den Rhijn vervat is, te verjagen, en dat gij inzonderheid, dat het welk op uwen regter vleugel werkt, zoodaanig dirigeerd dat het de operaties van Beurnonville op den Moezel kan onderfteunen, gelijk hij dagelijksch vorderd. Ik verneem dat de Pruisfchen weinig magt 'hébben in het Hertogdom van Cteef en Gulick. (getekend) pache. XXVIL  ( 204 ) XXVII. BRIEF Vdn Dumourier, aan den Burger Pache. Den gften December if92, bet eerfte jaar der Repti. bliek. Uwe depêche van den 6den Burger-minister, vervat een befluit van den provifioneelen uitvoerenden Raad, dat van zulk een ontzagchelijk gevolg is, dat het mij onmogelijk is aan deszelfs uitvoering te denken, zonder te zidderen over de gevaaren van welke zij vergezeld is, en zonder alle de middelen te zoeken die in ftaat zijn mij voor de verantwoordelijkheid te behoeden, door, als eene voorafgaande voorwaarde te eisfehen, dat er een krijgsraad gehouden worde, t'zaamgefteld uit de Generaals die het meeste ondervinding hebben, zoo als Kellerman, Berruyer en anderen, om van den eenen kant uwe depêche, en van den anderen kant alles, dat ik tegen de expeditie die zij vervat, in te brengen heb, te onderzoeken. Het koomt op het heil der Repu, bliek en op den ondergang of het behoud haarer Armeen aan; dus kan geen menfchelijken eerbied mij weerhouden. Uwe depêche, daar en boven, vervat wel het befluit van den raad; maar zij  zij is niet in den vorm van eene volftrekte orde; dus, heb ik het recht die te onderzoeken alvoorens mij met de uitvoering te belasten. Buitendien, wanneer ik al blindelings het befluit van den raad wilde volgen, zoude ik echter genoodzaakt zijn het verfcheide dagen uit te ftellen, om reden van den ellendigen ftaat, waar in de Armée door de ontblootheid van alle middelen van beftaan, gebragt is. De Commisfarisfen der nationaale Conventie hebben de onmogelijkheid om uw befluit, do^r het gebrek: aan levensmiddelen, het eenigst gedeelte dat zij onderzogt hebben, en dat tot hun beiTek behoorde, ten uitvoer te brencen, zoo wel begrepen, dat zij befloten hebben, om hunnen prefident, den burger Camus te zenden, die aan de Conventie den fchrikkelijken ftaat tot welken de Armée gebragt is, zal befchrijven; en na dezelve uit de dooling geholpen te hebben, haare bevelen zal vraagen en alle de noodige decreeten zal doen geven om den volftrekieh ondergang te voorkoomen die er uit de flegte operatiën uwer bureaux gefprooten zou zijn, indien de nationaale Conventie het verftand niet had gehad om Commisfarisfen te zenden ten einden te oordeelen wie van beiden valfche of waare berigten gaf; gij, door lijsten te geven die mij deeden voorkoomen als of ik in den overvloed zwom, of ik, door te verzekeren dat de Armée aan alles gebrek had. De  C ao5 ) De burger Camus zal door den Generaal Thowenot, het hoofd van den ftaf mijner Armée» vergezeld worden; ik heb den laatften gelast, om alle de punten van moeijelijkheid in het uitgebreid te befchrijven, die ik in een zoo fpoedjg. antwoord als ik verpligt ben op uwe depêche te doen, ten einden geen tijd die zoo kostbaar is te verliezen, te kort zou moeten verhandelen. Depêche van den Minister. Antwoord. Toen de provilionee- Men had dan moeten le uitvoerende raad be- bepaalen om alle de paald heeft dat de Le- plaatfen aan deze zijde gers der Republiek de van den Rhijn te nemen; wapenen niet neder zou- men had dan vooral aan den leggen, voor dat de Custine moeten bevelen vijanden over den Rhijn 0m zich van Coblentz gedreven zouden zijn; meester te maaken;men toen had dit voor eerst had hem dan moeten beten oogmerk, om het letten om den Rhijn over toneel des oorlogs van te trekken, om naar het grondgebied der Re- Frankfort te gaan, en publiek te verwijderen; Duitschland in te drinom dit door zulk eene gen; men had hem moezekere grensfcheiding ten bevelen om den Rhijn als den Rhijn te dek- fpoedig weder over te ken, en om de grenzen trekken; en in plaats die de vrije volken af- van aan Beurnonville fcheiden, van die wel- last te geven om zich bij ke hem  C 207 > Depêche van denMinister. Antwoord. ke tle Prinsfen nog tegen hem te voegen, had men ons kunnen wapenen, hem moeten bevelen om in te korten. zig bij Beurnonvüle'tus- fchen den Rhijn en den' Moezel te koomen voegen. Die twee corps vereenigd hadden ten minden Trier genomen, en met de verfterking der Arniée van Biron en die welke zij uit het inwendigen hadden belmoren te ontfangen, hadden zij de Pruisfen in Coblentz kunnen belegeren, ilegte pofitie genoeg voor eene Arme'e die twee rivieren agter zich heeft zonder hulpmiddel voor den aftogt: dan zouden wij ons den Rhijn tot eene grensfeheiding gezien hebben.... Ik geloofde te meer dat dit ten uitvoer gebragt zou worden, burger-Minister, dewijl gij mij geraadpleegd hebbende, ik u mijn gevoelen in een brief van den roden November medegedeeld heb, en dat gij mij gemeld hebt, dat gij van het zelfde gevoelen waard. Ik eisch dat die brief in den krijgsraad gebragt worde, als ook die van den 7den November, waar in ik u verwijt dat gij een geheel tegendrijdig fijstema van oorlog gevolgd hebt. De omftandigheden De beweegredenen hebben die beweegre- zijn de zelfde, maar de den niet verzwakt. omftandjgheden, die ik maar al te wel voorzien en vsorfpeld heb, beletten dat wij in dezen veld-  ( 208 ) Depêche van denMinister. Antwoord. veldtogt meester van den loop van den Rhijn zullen zijn; het zou zelfs zot wezen om het te willen beproeven. De Pruisfifche Armée heeft veel geleden,maar zij is niet vernietigd geworden. De Koning van Pruisfen is van zijnen bondgenoot noch niet af, en noch niet naar Berlijn te rug gekeerd , maar heeft in tegendeel verfterking uit het binnendften zijner Staaten opgeroepen, en daar is eene Pruisfifche Armée die reeds grooter is als die der Republiek,en die dagelijksch toeneemt, in de omtrekken van Coblentz en Mentz verzaameld. De Oostenrijkers, die geflagen, en in het Belgifche zeer verzwakt raaamietvernietigd zijn, hebben op den Rhijn eene magt die evenredig Men maaid geene Armée af, gelijk een ftuk weiland. De Koning van Pruisfen vroeg alleen om zich van zijnen bondgenoot af te trekken en naar Berlijn te rug te keeren, indien men zich niet verbitterd had om hem aan geene zijde van den Rhijn te vervolgen, zijn hoogmoed is gebelgd geworden, en hij heeft verfterking doen koomen door de noodzakelijkheid om zijne Armée te behouden. Indien men aan Custine bevel had gegeven om den Rhijn weder over te trekken dan zou dit alles niet gebeurd hebben. Terwijl Custine zijn punt op Marbourg maakte, zijn de Pruisfen  C 209 ) Depêclievan denMinister. dig is aan die welke Biron hun tegen kan ftellen. Op den Moezel zijn zij gelijk met Beurnonville, en kunnen eiken oogenblik doordePruisfen verfterkt worden, deze laatfte zijn in magt genoeg boven Custine, om hem te gelijkertijd den Rhijn weder over te doen trekken ; de brug van Mentz, in weerwil van hem, te vernietigen, en de Oostenrijkers te helpen om den Moezel te verdedigen. O Bo- Lustine moet niet wagten tot de Pruisfen hem den Rhijn weder over doen trekken; hij moet zelfs zijne brug van Mentz verbreken, hij moet er een voldoende bezetting ,in plaatfen, en zich vervolgens bij Beurnonville voegen, om Trier te nemen en Coblentz te maskeeren, indien hij zich niet fterk genoeg gevoeld om het aan te vallen. Antwoord. fen gekeerd, en hebben zich met alle magt te Coblentz gevestigd. De Oostenrijkers zijn in het Belgifche niet geheel vernietigd geworden , wijl ik-hen door het gebrek aan voorraad, dat mij twintig dagen heeft doen verliezen, niet met den vereischten fpoed heb kunnen vervolgen, het geen ik in mijne depêches van den poften November en den2den, -den en Bften December verklaar.  C aio ) Depêche van denMinister. Antwoord. Boven Mentz hebben Dit bewijst dat men deDuitfchersManheim, er zich aan had behooen onder Mentz hebben ren te houden om Cozij Coblentz Ehrenbrein- blentz te nemen, in ten, en geheel den ne- plaats van Custine te der-Rhijn, door welken zenden om aan geene zij rijkelijk van voorraad zijde van den Rhijn te voorzien zijn. oorlogen: dit bewijst ook, dat er geene andere partij te kiezen viel, dan om Custine fchielijk den Rhijn weder over te laaten trekken, om hem te redden indien het nog tijd is; dit bewijst dat men mijne Armée niet had behooren te desorganifeeren, wijl ik den tijd had kunnen hebben om de geheele Oostenrijkfche Armée te verftrooijen; om weder op den linker boord van den Rhijn door Keulen, Bonn en Coblentz te koomen; om de communicatie van het hertogdom Luxemburg met Duitschland af te fnijden, om Beurnonville te bevrijden en Custine te redden; dit, eindelijk, bewijst, dat menden aanvallenden veldtogt heeft doen misfen door mijn plan niet gevolgd te hebben. Het ftaat niet aan den Wanneer de OorlogsMinister om overwegin- minister op zich neemt gen van een anderen aart om mij den uitflag der te behandelen. overwegingen van den pro-  C au ) Depêche van denMinister. Antwoord. provifioneelen uitvoerenden raad over te zenden, aangaanden een plan dat ik in alle deszelfs betrekkingen onderzogt heb, dan moet hij mij de overwegingen van allen aart, die het befluit van den raad te weeg gebragt hebben, in het uitgebreid zenden. De onderfcheidene, hier boven genoemde redenen, Generaal, hebben den raad doen befluiten, om in haare te vooren genomen bepaaling te volharden. Hij heeft als eene hoogstnocdzaakelijke maatregel geoordeeld, en die de expeditie van Holland , welke gij voorfteld, voor uit moet gaan, dat gij de drie corps d'Armée die onder uwe bevelen daan, op zulk een wijze zoud dirigeeren als u het gefchiktfte voorkoomt om de Oostenrijkers uit het land, het welktusfchen de Maas, den Moezel en den De voorheen genomen bepaaling van den raad, in welke hij volhard, beftond in zich van de boorden van den Rhijn geheel meester te maaken , om daar de fchciding onzer verdediging te ftellen. De hoogst» noodzaakelijke maatregel is dus om Coblentz te nemen. Wat aangaat om de Oostenrijkers uit het land, dat tusfehen de Maas en den Moezel vervat is, te verjagen, dit is eene onmogelijke zaak , wijl men Luxemburg, de fterkfte plaats van Europa,dan zou moeten nemen, na bij welke O a zkh  ( 2Ï4 ) Depêche van denMinister. Antwoord. den Rhijn vervat is, te zich een corps d'Armée verjagemen gij inzonder • bevind, dat gij zelve zegt heid dat corps, het welk fterker te zijn, dan dat op uwen rechtevleugel van den Generaal Beurwerkt, zoodaanig diri nonville. Is het den geerd, dat het de ope- 6den December wel,in ratiën van Beurnonville den ellendigen ftaat tot op den Moezel kan on- welken gij mij gebragt derfteunen, gelijk hij hebt, en die door den dagelijksch vorderd. burger Camus getuigd zal worden, dat gij mij eene dergelijke herfenfchim voorfteld? ziet dan op de kaart, van de grenzen van Holland, tot aan de t'zaamenvloeijing van den Moezel! Welk eene uitgeftrektheid land gij mij geeft te doorloopen met eene flegt gekleede, flegt gevoede Armée die zonder magazijnen is, en daar ik mij buiten eenige mogelijkheid bevinde om het zwaar gefchut te doen trekken, om Cleef en eindelijk Luxemburg te nemen, met eene Armée die van 60 duizend tot op 30 of 40 duizend man op zijn hoogst gebragt is! Als ik bezettingen zal geplaatst hebben in de verfchillende fteden, in een land daar de levensmiddelen fchaars zijn, daar de wagens bij na in dit jaargetijde onmogelijk te gebruiken zijn, daar ik alles met mij zou moeten voeren, zonder eenige mogelijkheid om magazijnen op te rigten, zonder rivieren of kanaalen om de vervoeringen maklijk te maaken, flee-  C «3 ) fleepende een zwaar gefchut met mij dat met 8oco paerden befpannen is, en de vijanden te gtmoet gaande die veel talrijker zijn dan ik, en in bosfehen en op bergen geposteerd zijn; daar ik flegts twee of drie mijlen op een dag zal kunnen vorderen, met het vooruitzigt om de Arme'e van honger te zien derven., en met haar, aan de. discretie van den vijand en aan die der boeren overgegeven te worden indien het begint te dooijen; hebbende eindelijk, in geval van ongeluk, geen retraite hoegenaamd, dan de fchrikkelijkfte engtens der Ardennes, verlaatende het Belgifche en verliezende al de vrugt van eenen roemrijken veldtogt, en drie corps d'Atmëe die de Republiek tegen den aanftaanden veldtogt niet weder vinden zal? Indiend ik mij verdeel, en den Generaal Valence alleen zend om Luxemburg aan te vallen, dat met meer troepen bezet is dan hij zelve heeft, dan zal het nog erger zin! Neen, burger-Minister, ik zal de uitvoering van een plan, dat zoo rampzalig voor de Republiek is, niet op mij nemen; ik zou mij als zeer ftrafwaardig befchouwen, indien ik aarfelde om er u alle de gevaaren van af te fchetfen, of indien ik zulk een last aanvaarde Ik verklaar u voor alles, burger-Minister, O S dat  C 214 ) dat de troepen zoo veel geleden hebben , dat zij geheel moedeloos zijn; dat hunne ellende alle denkbeeld van discipline vernietigd heeft; dat het klaar bewezen is dat het gebrek aan levensmiddelen alleen, en de desorganifetje vsn het ganfche gedeelte der administratie, mij zelfs niet toelaat om in het veld te blijven. Dat het volftrekt noodzaakelijk is om deze Armée terftond te cantonneeren, zoo niet, dan zal zij binnen veertien dagen niet meer beftaan. Wanneer zij een maand in de cantonncmenten uitgerust zal hebben; wanneer gij mij den lastgevenden Commisfaris Malus, die al mijn vertrouwen verdiend, te rug zult gezonden hebben; wanneer nlle de deelen van het beflaan op duurzame gronden verzekerd zullen zijn, die genoegzaam voordeelig voor de lieden van het land zullen zijn om hen aan de omwenteling en aan onze vorderingen verknocht te maaken; wanneer het Belgifche zoodaanig georganifeerd zal zijn dat het mij een corps infanterij, van ten minden 20 duizend man, zal kunnen leveren; wanneer ik open kaart omtrend alle de politique en militaire middelen zal hebben, dan zal ik in den tijd van den vorst, na eene uitrusting van een maand of zes weeken, volgens een redelijk plan kunnen werken; de fouten die men begaan heeft zullen herfteld worden, en men zal mij dan, om die fouten te onderfteunen, geene onuitvoerJijke ontwerpen voorflaan, voor welke ik ten min-  ( 215 ) mïniten zes maanden tijds, eene Armée twee maal zoo groot als de mijne, magazijnen te voo* ren op onze grenzen geplaatst en veel gelds noodig zou hebben, en dan nog zou dit alles vrij flegt gebruikt worden, want het is eene dwaasheid om de belegering van Luxemburg, in welk een jaargetijde het ook zij, te ondernemen, alvoorens zich van den loop van den Rhijn meester gemaakt te hebben, ten einden die ftad door hongersnood te dwingen, en van alle toevlugt te berooven • — —— Ik ben aan mijn vaderland de waarheid verfchuldigd. Ik protesteer tegen het befluit van den raad, om dat het onuitvoerlijk en herfenfchimmig is. Daar ik deze gevoelens heb, is het onmogelijk, dat, indien de raad volhard, hij mij met de uitoeffening van het ontwerp belaste. Ik ben er wel verre af om Beurnonville of Custine te willen opofferen; hunne gevaaren zullen ophouden zoo dra zij zich tusfchen den Rhijn en den Moezel vereenigen. • . ■ - O 4 Brief  C 216 ) Brief van Dumourier aan de Commisfarisfen der Nationaale Conventie. (jij ziet van dag tot dag zelve, Burgers Commisfarisfcn, hoe fnel de desorganifatie dczër Armee voortgegaan is"; hoe fchuldig die geenen zijn die onder een valsch voorwendfel van fpaarzaamheid, koopen verbrooken hebben, welke gij zelve noodig hebt geacht te hernieuwen, en die alleen, ons thans bijnaar van dag tot dag doen beftaan. Het zal veele millioenen kosten om het nadeel dat hier door gedaan is, flegts gedeeltelijk te herftellen. Ik zend u hier nevens een noot die ik aangaande de paerden van het belegering gefchut, ontfang; ik zend u ook een brief van den Commisfaris Lambert. Gij hebt gedacht niet op a te moeten nemen om den last.gevenden Commisfaris te bemagtigen om de afleveringen van den koop van Ketin, in geld te doen "betaalen. Hier uit ipruit dat die koop flegts hersfenfehimmig en nul is ; niets bewijst meer hoe noodzaakelijk en voordeelig de koop van Henri Simon is. In uw befluit van gister, door den burger Ca- Den ioden December 1792 , bet eerfte jaar der Republiek. mus  C 317 ) mus naar de Nationaale Conventie gebragt, hebt gij te kennen gegeven dat men mij geen meester van de koopen moest laaten. Ik ben het met u, in den werkelijken zin van het voordel, eens; ik heb nimmer koopen aangegaan, en ik zou die nimmer aan willen gaan indien zelfs de Nationaale Conventie en de Minister er mij toe volmagtigde, en zelfs niet indien zij het mij gelaste; maar men behoorde mij mijne lastgevende Commisfarisfen op geene valfche befchuldigingen te ontnemen, om de tirannij van het Committé van aankoopen te begunfligen , en dat toen die zelfde lastgevende Commisfarisfen de verftandigfte en voorzigtigfte maatregelen hadden genomen ten einde de Armée verzorgd mogt wezen en zij haare operatiën kon vervolgen, en wanneer het bewezen is dat het Commité der aankoopen geen de minde maatregel heeft genomen om de Armée te voeden. Ik eisch recht van de misdaad die men jegens de Natie gepleegd heeft, door deeze ongelukkige Armée in een nog akeliger toeftand te brengen, dan zij wezen zou indien zij eenen flag verloren had,en met haar, door een fivhandelijk fysthemavan monopolie, van de groote hulpmiddelen te berooven die het Belgifche in allen opzichten opleverd. Ieder dag maakt onze omftandigheid nog fchrik» keiijker. Wat zal ik met mijn grof gefchut aanvangen , dat zich weldra zonder paerden zal beO 5 vin-  C «8 > vinden? wat zal ik met de Armée zelve, zonder ftroo, met oude verfcheurde tenten, zonder kleederen, zonder broeken en zonder fchoenen om zich in den oogenblik van te bedienen, beginnen? Denkt gij dat ik haar voorwaards kan doen marcheeren ; of wel denkt gij dat de onhandigheden mij genoegzaame magt geven, om Cantonnementen te nemen, in afwagting dat ik onderftand van alle foort krijg, en bevelen, 't zij van de Nationaale Conventie zelve, 't zij van den uitvoerenden Raad ontfang, als die van de hureaux die hem misleiden , en van het Commité van aankoopen dat hem in die aaneenfchakeling van misdaadige dwaalingen geftort heeft, gezuiverd zal zijn. Raadpleegd over mijnen brief, Burgers-Commisfarisfen, en geeft mij een antwoord bij gefchrift. Het is, volgens mijn denkbeeld, onmogelijk, dat wij langer in twijfel blijven over het geen ik te doen heb voor het militaire gedeelte dat mij aangaat. Daar moeten agt dagen verlopen eer wij tijding van de burgers Camus en Thowenot ontfangen, en mogelijk zal het binnen agt dagen reeds te laat, en de rampen tot den hoogden trap geklommen zijn. De geheele Armée grond, gelijk ik, haare hoop op de wijsheid en voorzichtigheid der Nationaale Conventie. Hier gekoomen zijnde, kunt gij niet flechts de eenvoudige onderzoekers eener fchandelijke handelvijs zijn, gij moet doen het geen de Nationaale Con-  C 2*9 ) Conventie zelve zoude doen indien zij nader bij ons was, en indien zij, ftrikte bevelen gevende» in onze behoefte kon voorzien, en de adminiftratie kon herfteHen, die, door den Oorlogsminister , wien zijne bureaux en het Commité van aankoopen, bij verrasfching bevelen ontrukt hebben, die nog dwaazer als misdaadig zijn, gedesorganifeerd is, wijl wij in het midden van November met alle de dienden der Armée moeten ophouden, terwijl het Commité van aankoopen niet in bewind treed voor den eerden aanftaanden Januarij. Brief van den Generaal Dumourier , aan den Preftdent der Nationaale Conventie. Luik, den nden December 1792, het eerfte jaar der Republiek. BURGER- PRESIDENT ! D e komst van de burgers Camus en Thowenot, die van rechtmaatige ftukken voorzien zijn, moet de Nationaale Conventie aangaande de recht, vaerdigheid mijner klachten verlicht hebben. In den eerden brief dien ik de eere heb gehad u den 3often November te fchrijven, heb ik aan de Nationaale Conventie gemeld, dat indien men het  C «o ) het den burger Malus tot eene misdaad rekende dat hij koopen aangegaan heeft, het aan mij was dat men het proces behoorde aan te doen, wijl ik er de bevelen toe gegeven had. Ik verneem dat men, na de rechtvaerdiging van de burgers Malus en d'Efpagnac gehoord te hebben, mijnen brief van den aden December kwalijk uitgelegen heeft, die, daar hij de be.hoeften der Armee, en de misdaadige bewerkingen van hun die dezelve daar in Horten, bewees, ook te gelijker tijd de noodzaakeiijkheid om koopen aan te gaan, aantoonde. Ik vorder heden om in het lot der Agenten die mij gehoorzaamd hebben, te deelen en ik verlang , wijl hunne veroordeeling of hunne in hegtenisneming eene onmiddelijke befchuldiging tegen mij is , mij voor de balie te vervoegen om den verdediger van Malus te zijn. Ik geloof dat men mijnen eisch niet zonder onrechtvaerdigheid afkan flaan, ten ware men, volgens de Hukken die de burger Camus georagt heeft, oordeeld dat het beter voor den dienst der Republiek is, om mij een kundig adminiftrateur weder te geven, wiens in hegtenis neeming den geheelen djenst der levensmiddelen gedesorganifeerd, en meer nadeel aan de Aimée toegebragt heeft dan het verlies eener battaille. Het is tijd dat die toedragt van zaaken ophoude, en bet is wel te bejammeren dat een zoo voor*  voordeelige veldtogt voor mijn vaderland, doof een fchandelijk twistgeding opgehouden word, in het welk een der partijen niets dan valfcht lijsten aanbied , die ontwerpen van opkooping bedekken die door verfcheide (lukken die u reeds toege. koomen zijn bewezen worden; en waarin de andere partij eene Arme'e is, die zich na haare overwinningen in een kwijnenden ftaat bevind, en zich het (lagtoffer ziet van den geest van monopolie en van de fchraapzucht. XXVIII. BRIEF Van den Generaal Dumourier aan den burger Pache, Oorlogsminister. Den S2ften December 1792, bet eerfte Jaar der Republiek. Ik zend u, Burger-minister, den brief van den burger Fournier, Colonel van het derde regiment Jagers te paerd. Die dappere Officier heeft, de bevelen van den Colonel Fregeville die in dat gedeelte beveeld, uitvoerende, de Oostenrijkers van Verviers verjaagd. Het Corps d' Armée van den Generaal Valence is in aantogt om dien rechter vleugel te verfterken: zijne voorhoede zal  ( ftü2 3 ïal den isden te Limburg zijn, en hij zal den 15 of löden geheel daar zijn. Indien de vijanden dan willen volharden om de posten van Herve enHenriChapelle te behouden, en aan hunnen linker vleugel overftroomd zijnde, zullen zij gevaar loopen om geflagen te worden. Ik heb eergister morgen den burger Cerfbère hier aan zien koomen zonder een brief van u, maar met eenen van het Commité van aankoopen, om mij zijnen dienst, zoo voor mijn perfoon , als voor de Armée aan te bieden. Het is den ioden December dat die Afgezant van het Commité van aankoopen hier aankoomt. Die man brengt, heeft hij gezegd, veel geld mede: ik twijffel er geenzins aan, aangezien het ontwerp dier Heeren , om alles te desoiganifeeren.en alle de koopen te doen verbreken. Denkt gij, Burger-minister, dat ik het bevel over de Armée zal behouden, om de medepligtige te zijn Van het ontwerp om een land, waarin ik gedagt had de Vrijheiden Gelijkheid te voeren, aan de vrekheid der Jooden over te leveren? Gij hebt xeeds in mijne brieven van den 7den en den pden mijne laatfte befluiten ten dien aanzien gevonden. Het Commité van aankoopen het credit hebbende om zich bij de Nationaale Conventie ftaande te houden, en middel gevonden hebbende om een zuiver en kundig Adminiftrateur die ik te vergeefsch te rug eisch, in ftaat van hegtenis te ltellen en mogelijk op te offeren, zal ook wel een  een GeHeraal kunnen vinden die in alle deszelfs oogmerken toetreed, indien gij volhard om de desorganifatie, die in de Armée, welke ik beveel, bewerkt is, te doen voortduuren, zijt gij het die ik voor mijne demisfie verantwoordelijk maak; ik ftel die demisfie ilegts uit tot in den uogenblik dat ik den uitflag op de reis van de burgers Camus en Thowenot, ontfangen zal, in geval de financieele en Joodfche faciie door uwe bureaux onderfteud, het op de gezonde reden en de billijkheid winnen. Gij kunt wel begrijpen, Burger-minister, dat de lastgevende Commisfaris Ronfin, voor wien ik niet verborgen heb dat ik Malus te rug eisch, zich in de armen van den Jood Cerfbère geworpen heeft, ten einde te trachten om door middel van hem, den koop van Henri Simon tfc doen verbreken, daar de Commisfarisfen hem bevolen hebben dien te handhaven. Gij kunt ook wel oordeelen, dat ik met den burger Ronfin niet zal dienen , wijl een Generaal niets goed kan doen, indien hij het volmaakte vertrouwen van zijnen lastgevenden Commisfaris niet heeft. De Lezers hebben altoos het flagtoffer geweest van de twisten die er tusfehen de pen en den degen ontdaan zijn: het fchijnt mij toe dat er ten dien aanzien niets veranderd is; en het is eene gewigtige reden voor mij, om zoo dra ik geen nut meer kan doen, noch in uwe verantwoordelijkheid, noch  C 224 ) noch in uwe fouten, noch in de rampen die zij na zich flepen, te deelen. P. S. Ik zend van dezen brief Copie aan den burger Camus. Brief van Dumourier, aan den Minister Rolland. Luik, den 25(1011 December 1792, bet eerfte jaar der Republiek. Ik weet niet, Burger-minister, of er in dat gedeelte dat uwen reifiger negociant doorgerezen heeft, eene proclamatie beftaat, die verklaard dat men de inwooners niet kan dwingen om as. fignaaten voor .koopwaaren te nemen. Ik heb in het geheel geene proclamatie noch voor , noch tegen de 'asfignaaten gedaan. Eene proclamatie ten voordeele der asfignaaten zou een daad van geweld geweest hebben, die ik mij niet zoude hebben veroorloofd, en die, wel verre van aan den omloop van dat papier gunftig te wezen, de inwooners mishaagd, en aan den koophandel nadeelig geweest zou hebben; eene proclamatie tegen de asfignaaten zou dat papier in discredit ge-  C "5 > gebragt, en zijnen omloop volflrekt verhinderüV hebben. Ik heb dus gedagt dat men de asfignaten zich door het goed vertrouwen moest laaten vestigen , en om dat vertrouwen plaats te doen grijpen, is de eerfte van alle voorwaarden , rm zich in hetBelgifche volgens een plan geheel tegenovergefteld aan dat het welk men tot hier toe gevolgd heeft, te gedragen. Men moest, in plaats van de Legers der Republiek te ruïneeren en van honger te laaten fterven, om een Committé van aankoopen voor te liaan dat zeer fchuïdig en niet anders is dan eene focieteir van Opkoopers en Jnoden , de Capitalisten en de Kooplieden van het Belgifche deel in de omwenteling doen nemen, door zich van hun te bedienen om alles dat de Arme'e noodig heeft te leveren , van het geld af tot het geringfte gedeelte der kleeding; als dan zou de omloop der asfignaten zich van zelfs gevestigd hebben , om dat de Kooplieden en de Kapitalisten die niet anders dan in asfignaaten betaald zouden hebben geworden , en die van dat papier voorzien zouden hebben geweest, er belang bij zouden gehad hebben om het al 't credit bij te zetten dat wij verlangen, en zelfs om het gelijk te brengen tot hun voordeel. In plaats hier van, heeft het lijs. tema van monopolie dat men van mijne intrede af, in het Belgifche gevolgd heeft, een fijstema dat ik onftaatkundig en onzedekundig geP neemd  C 326 ) •noemd heb, fijstema dat ons in een land daar wij bemind moesten zi n , verfoeid maakt, dat ons van honger en elende in eene overvloeijende landftreek doet omkoomen; dat ons meer dan vijftien duizend man kost; dat mij in het midden mijner vorderingen tegenhoud , en er ons al de vrugt van doet verliezen ; dat fijstema, zegge ik, zal onzen ondergang in een vreemd land voleinden, en eindigen met in Frankrijk muiterijen voor het graan, een langen fchakel van in hegtenisneming , van befchuldiging en ombrenging te verwekken, indien de Ministers die hetzelve aangenomen hebben, zonder er de gevolgen van te voorzien, het zelfs niet vernietigen door uw Committé van aankoopen af te fchaffen, dat een waar monopolie is, het welk het volk als zeer gevaarlijk moet befchouwen, wijl het de vrijheid in den koophandel van de onderwerpen die voor zijn beftaan het noodzaakelijkst zijn , vernietigd, om die geheel in de handen van een kleen gedeelte bijzondere perfoonen te ftellen die er misbruik van knnnen maaken. Om weder tot de voorgewende proclamatie der asfignaaten te koomen, na u mijne denkheelden omtrent de vrijheid van den koophandel verklaard te hebben, moet gij wel kunnen begrijpen, dat indien die proclamatie beftaat in dat gedeelte van het Belgifche dat ik niet doorioopen heb, het een valsch ftuk is, dat men zon- r.  C 217 ) zonder mijne toeflemming gemaakt heeft. Maat ik verklaar u insgelijken dat ik hoegenaamd'geene proclamatie zal geven om tot het aannemen der asfignaaten te dwingen. Indien. de Raad van gevoelen is om die maatregel aan te nemen, indien hij befluit zijn Committé' van aankoopen, ^van het welk een uit Israël gevlugten, zich drie dagen geleden als Commisfionair bij mij is koomen aanbieden,) in een vreemd land ftaande te houden, dan zal ik den uitvoerenden Raad verzoeken een Generaal te benoemen die minder aan zijne ftaatkundige grondbeginfelen verknocht is, en die voor niets , dan voor' eene blinde en lijdelijke gehoorzaamheid vatbaar is; want ik zal nimmer toeflemmen om de plaag te zijn van een volk dat ik gedagt had de vrijheid te zullen fchenken, en dat grooter vorderingen met de omwenteling zou hebben gemaakt, indien het door het wantrouwen, dat den ftaat, waar toe men eene zegepraalende Ar. mée gebragt ziet , het ingeboezemd heeft, de' fpoedigc ondernemingen uwer monopoleurs , en het fchandelijk twistgeding dat er uit gefprooten' is, weerhouden was geworden. Pest-.  ipost 'fcriptum van den voorcnftaanden Brief. Het geen gij Zegt dat er te Ypres met de asfignaaten omgaat, en het geen uw negociant u als een goede maatregel voordoet, zou den ondergang der [asfignaaten zijn. Hij zegt u, dat men te Ypres niet dan in asfignaaten betaald, mits het verfchil volgens den Cours van den wis/el en den prijs van het geld. Zie daar dus een woeker op de asfignaaten gevestigd gelijk te Parijs, daar ik dertig percent heb zien verliezen. Vraagd aan Claviere of hem dit gevald; hij die mij meld dat men het geld tegen de asfignaten gelijk op, en niet anders, moet verwisfelen. Maakt toch dat gij overeenilemd burgers, indien gij wild dat men u begrijpe. Ne-  c xt9 y -Negen en twintig/Ie Brief van den Oorlogsminister fache, aan den Generaal Dumourier. •Parijs, den i3den December 1792, bet eeifle jaaf der Republiek» Ik heb uwe vier brieven van den ?den en Bfterï dezer maand ontfangen, de Prefident der Com» mïsfie bij de Belgifche Armée heeft onderfchei. dene decreeten der Nationaale Conventie met zich genomen die hij u mede zal deelen; ik zaj er u copie van zenden, zoo dra ik er eene expeditie van ontfangen zal hebben. De wijze van! betaaling voor de onderfcheidene aankoopen zaf onmiddelijk door de nationaale Conventie bepaald worden, Deprovifioneele uitvoerende Raad heeft, geduu-»1 rende twee zittingen, met den Generaal Thowenot geraadpleegd, over de ontwerpen van den. veldtogt die voorgefteld zijn. De Raad heeft het ontwerp om in Holland te trekken, niet aangenomen, en hij denkt (leeds dat het beter is dat gij u naar den Rhijn rigt, om de Oostenrijkers over die rivier te verdrijven. Houd u du$. bezig Generaal om uwe Armée te herftellen; j,eemt zjoodaanige cantonnementen dat gij dezelve P 3 fpot>  fpoedig bij elkander kunt brengen, ten einde gij, zoo rasch gü van derzelver ftaat te vredert zult wezen, de vijanden der Vrijheid en Gelijkheid kunt vervolgen. Zie daar. Generaal het\ geen de Raad van uw patriottisme verwagt. (getekend) pache. P. S. Ik zend u eene depêche die de Generaal Custine mij voor u heeft doen toekoamen. XXIX. BRIEF Yan Dumourier aan den burger Pache, Oorlogsminister. Den 25 December 1752, het eerfte jaar der Republiek. In gevolge uwer depêche van den igden, burger Minister, zal de voorhoede der Armée die ik beveel, morgen in'Aak en trekken, dat de Veldmaarfchalk Desforets met twaalf battaillons zal bezetten. Het overige der voorhoede zal bet land van Fauquemont, van Rolduc, van Efcheweiler ^ Saint Córnelis-Munster enz. bezet-" ten  C 231 ) ten. Het Corps d'Armée van Valence zal diö " kwartieren doortrekken om zich naar Keulen te begeven. Hij zal daar de orders ontfangen die gij aan hem zenden zult. Het zou hem, zoo om de wegen a!s om het gebrek aan beftaan, onmogelijk geweest hebben, om door het Luxemburgfche tot Arlon te marcheeren , gelijk het fchijnt dat men volgens het plan van den Generaal Custine verlangd, welk plan mij dunkt dat te zijn, het welk men aanncemd. Van Keulen zal het Valence makkelijker vallen om dien marsch te doen, dien gij hem voorfchrijfr, wijl hij van Keulen naar Bonn, en van Bonn naarAndernach op kan trekken. De Generaal Miranda Cantonneerd van Roermonde tot Tongeren, hij zou, indien gij goed! vond om het Corps van Valence van Keulen naar Bonn op marsch te Hellen, zich teRoermonde kunnen verzaamelen , en in het Hertogdom Cleef trekken. Het Corps dat ik heden commandeer zal zich dan naar Dusfeldorff begeven. Het Corps van den Generaal d'Harleville., dat ment •wel zou doen indien men het met de battaillons die van Frankrijk koomen verfterkte, zou het Luxemburgfche kunnen bedreigen , vooral indien men een ander klein corps nabij Sedan verzaamelde om de ftad Luxemburg zelve te bedreigen. De bewegingen der drie Corps d'Armeënvan. het Belgifche en der Armée van Valence, zul-, P 4 le»  C 4>32 ) len zonder eeiiige moeijelijkheid gefchieden, wijl de vijanden in dat gedeelte den Rhijn weder overgetrokken zijn, en dat er op den linker3 boord ten minden tot Coblentz, geen meer zijn. Na aan de bevelen van den uitvoerenden Raad gehoorzaamd te hebben, zal ik aan de Commisfarisfen der Nationaale Conventie bij gefchrift melden het geen mij perfoneel betreft. t>ertigfle Brief van den Oorlogsminister Pache„ aan den Generaal Dumourier. Parijs den 14 December 1-92, het eerfte jaar der Rc> publick. ïk heb u, Generaal, door mijn' brief van den J5den November Simon Piek, Agent van het Committé van aankoopen, geaddresfeerd,om uwe bevelen tot de voorraadsverzorging in alle foorten van levensmiddelen voor de Armée die gij "beveeld te ontfangen ; Mosfelman is voor hetzelfde oogmerk te Brusfel, en Perlau te O/lende. Ik verwittig u bij dezen, dat, om meer uitgebreidheid aan de reeds genomene maatregelen te geven, en om het beftaan der onverfchrokken * krijgslieden die met u naar de overwinning trek-  ken, op zoodaanig een wijze te verzekeren, dat er u geen de minde zorg voor over kan blijven , het directoire der aankoopen Liepman Berr bij de Agenten heeft gevoegd die het u reeds gezonden heeft. Die agent deeld met Mosfelman in de zorg om ook in de behoefte der Arme'e, die door den Generaal Valence bevolen word , te voorzien: daar het voor de fpöedigheid van den dienst der Armeen noodig is dat die beftuurders nabij de plaats zijn daar gij u bevind, is het bellottn. i. Dat zij een logement voor zich zullen hebberr op de plaats die zij zullen aanduiden. s. Eene wacht tot veiligheid hunner geldkist. 3. Tien rantfoenen fouragie daags. Deze maatregelen, die door de noodzaakelijkheid aangeduid zijn, om de verrigtingen van een Gene'raai d'Armée op eene juiste wijze van die van eert Adminiftrateur te onderfcheiden, zullen het onderwerp waar voor zij genomen zijn vervullen ; eit ikhebredenomtehoopen , dat de foldaaten der Re« publiek nimmer gebrek zullen hebben aan hetgeen zij van haare zorgvuldigheid kunnen verwagten. De Oorlogsminister. (getekend) PACHE. P 5 XXX,  ( 234 > XXX. BRIEF Van den Generaal Dumourier aan den burger Pache, Oorlogsminister. luik, den i8den December 1792, het eerfte jsar der Repnblict. T ik antwoord op uwen brief van den Mden, burger-Minister. De inneming van Frankfort door de Pruisfen, de tegenfpoed van Beurnonville voor Trier, van waar hij te rug gedreven is, volgens het geen hij mij zelve meld, hebben de fchikking veranderd die ik gemaakt had, om volgens het befluit van den raad, dat gij mij aangekondigd hebt, Valence tot Keulen te doen doorzetten. Neemt eene kaart, en ziet welke de tegen, woordige politie der cantonnementen is. Gij kunt- vervolgens zoo als gij goed dunkt op uwe verantwoordelijkheid de marsch der Legers beflisfehen. De Generaal Thowenot heeft gelijk gehad, u  C a3f ) te melden dat wij Marche bezet hebben; het is de voorhoede van de Armée van den Generaal d'Harleville, die er gecantonneerd is; het overige dier Armée bezet de boorden der Maas van Huy tot Givet. De voorhoeden van den Generaal Valence'is in het land van Limburg, van Malmedy en Stavelo gecantonneerd. Zij bevind zich op de uitwegen van Keulen aan den eenen kant, en van. Luxemburg aan den anderen. Het corps d'Armée van Valence bevind zich in tweede ligne agter die voorhoede, de linker vleugel te Geneppe, en de rechte te Huy gecantonneerd zijnde. Gij kunt dat dus, of langs de boorden van den Rhijn op Bonn en Andernach doen marcheeren, veronderftellende dat er geene aanmerkelijke raagt in het Luxemburgfche is, zonder het welk zij afgefneden zoude zijn, of het door het Luxemburg-fche zelve doen marcheeren, om de Oostenrijkfche troepen die er zijn in bedwang te houden, en hun te beletten den Moezel over te trekken en op Beurnonville te vallen. Ik verklaar u dat ik u niets van dit alles als een raad voordel; want indien Valence langs Keulen en Bonn marcheerd, zal hij of te rug moeten deinzen of hij zal afgefneden worden; indien Valence, in tegendeel, in het Luxemburgfche naderd, dan zal hij van honger derven of gevaar loopen om geflagen te worden.. • Wat het ontwerp van Beurnonville aangaat, waar  c > waar van gij mij gefproken hebt, om zich naamentlijk onder het bereik van Custine en Valence te houden, dit is herfenfchimmig. Indien hij zich-met Custine vereenigd, is hij zeker van Valence afgefcheiden; indien hij zich met Valence wil vereenigen, moet hij den Moezel verJaaten, in Frankrijk te rug trekken, en den tour langs de Ardennes maaken, om zich in het verfoeilijk land van het Luxemburgfche te dringen* Indien die drie corps afzonderlijk willen werken, dan zijn het drie kleine troepen volk, die de een na den ander geflagen zullen worden. Wanneer Valence zelfs te Marche was, dan nog zou hij Luxemburg niet kunnen masqueren» want het is er 20 mijlen van af. Het is zeer natuurlijk dat de vijand zich in het Luxemburgfche verzaameld, zoo dra gij in gebreken gebleven zijt om Coblentz te nemen, en vooral zoo dra gij in gebreken gebleven zijt om Trier te nemen. Luxemburg word een punc dat onzen oorlog van den Opper-Rhijn geheel met die van den Neder-Rhijn affcheid, en dat, bij gevolg, en de Armée van het Belgifche en die van den Moezel in de flanc neemt. Indien men wil volharden volgens een flegt plan te werken, dan zal men fouten door fouten herftellen,en deei oorlog zal, na het luisterrijkst •begin, het rampzaaligfte einden hebben, Men zal veel werk hebben om Mentz te houden, indien de Pruisfen, meester van Coblenta  < a37 > «n van Trier, hunne vorderingen met krach? doorzetten ; men zal mogelijk gelukkig zijn indiea men zich agter de Saar retireeren kan, om er cantonnementen te nemen die fteeds zeer ontrust zullen worden. Wat de Nederlanden aangaat, onze handhaving in die provinciën zal veel afhangen van het ilaatkundig ontwerp dat men aan zal nemen, en van het min of meerder fchrander, min of meerder rechtvaerdig gedrag dat men jegens de Belgen zal houden. De Minister der buitenlandfche zaaken (laat op zijne verantwoordelijkheid , voor de onzijdigheid van Holland in; voor mij, ik geloof dat zij veel van de vorderingen der Pruisfen op den Rhijn en den Moezel af zal hangen. Wikt en weegt alle deze overdenkingen, en houd u vooral bezig om voor het minst de Armée van Custine aly ook die van Beurnonville en Valence te verdubbelen.  XXXI. BRIEF il Vem den Generaal Dumourier aan den burger ■ Pache, Oorlogsminister. Luik, den i8den December 179:, bet eerfte jaar der Republiek. Ik heb mijne gezondheid geheel verlooren, burger-Minister, zoo door de vermoei jingen van twee geftrenge veldtogten, ftaande welke ik mij niet meer ontzien heb dan de foldaaten, als door het verdriet, dat ik mij mogelijk te veel aangetrokken heb, op het zien der ontblooting onzer braave medebroederen in de wapenen. Het is volftrekt onvermijdelijk dat ik een wei« nig rust neeme, wijl ik waarlijk ziek ben, en mijne borst vooral zeer aangedaan is. In gevolg verzoek ik u, mij een affcheid toe te daan om eenige tijd uit te rusten. De Armée is in zeer digt bij elkander gelegen cantonnementen, daar zij niets te vreezen heeft, wijl er geen één vijand aan deze zijde van den Neder , Rhijn is. Zij heeft ten minden zes weeken noodig  C a39 ) dig om te bekoomen, en ik heb een gelijke tijd noodig om mij te herftellen, gij zult door mijne laatfte brieven zien met welk eene nauwkeurigheid ik uwe bevelen ten uitvoer heb gebragt Ik hoop dat gij mij deze billijke vraag, van welke ik de burgers-Commisfarisfen der natio. naale Conventie onderrigt, en die ik u verzoek aan de nationaale Conventie zelve te melden, niet zult weigeren. Ik ga uw antwoord te Brusfel afwagten, daar mijn bijzijn voor eenige dagen ten hoogden noodzaakeli k is. Ik verzoek u de expeditie van den Courier Drouet, die mij uw befluit zal brengen, niet uit te ftellen. Brief yan Dumourier aan de Commisfarisfen der nationaale Conventie. Lu'.k, den i9den December 1792, het eerfte jaar doe' Republiek. D e Generaal Thowenot, burgers-Commisfarisfen , heeft mij bij zijne terugkomst uit Parijs gezegd, dat hij in het militaire Committé' eene vraag ter overweging heeft gegeven die van het 4jrootfte gewigt is, en aangaande welke het te vree-  C 240 > •vreezen ftaat dat de uitvoerende raad fpoedig bevelen zal zenden die de allernadeeligfte gevolgen zouden kunnen hebben, zoo voor het discrediet, 't welk ons die in het Belgifche zouden geven, dat wij van een van derzei ver nuttigde inrigtingen zou berooven, als door dat wij ons zelve zouden berooven van de middelen om ons gefchut onder onze oogen met den vereischten fpoed te doen herftellen. Dat gefchut heeft ftaanden onzen veldtogt veel geleden; de herftelling is hoogstnoodzaakelijk, en wij kunnen die niet ondernemen, indien men ons van eene kostlijke inrigting beroofd, van welke gij alle de bijzonderheden zult zien in de hier nevensgaande memoriën van den Luitenant* Colonel Thowenot. Het koomt op de oprigting van artillerij en de gieterij van Megchelen aan. Lang voor dat ik in het Belgifche getrokken ben, en ftaande dat jk die expeditie beraamde, heb ik van den Minister van het zeewezen verkregen, dat hij mij den Luitenant-Colonel Thowenot afftond, die aan het hoofd der gieterij van Indret nabij Nantes was, alwaar ik gelegenheid had gevonden om de kunde en het civisme van dien Officier te leeren kennen; ik heb hem aan het hoofd der inrigting van Megchelen geplaatst, welke inrigting mij reeds als een onvermijdelijk hulpmiddel bekend was, zoo voor de herftelling onzer artillerij en onzer fchietgeweeren, als voor het maaken vau  C 341 ) Van kanon en fchietgeweeren voor de Bclgifcha Armee die zich als hulptroepen in den aanftaanden veldtogt bij ons moesten voegen, en welker wapening met allen fpoed, Haan je den winter, gedaan moet worden, om ons in het voorjaar te verfterken. Het fchijnt dat het ontwerp, het welk aan het Committé opgegeven is, en volgens het welk ik vrees dat er bevelen van den Oorlogsminister zuilen koomen, zou wezen, om de gieterij en de inrigting van het gefchut van Megchelen naar Douay over te brengen. 1. Zou deze overbrenging ons van de middelen beroven om aan de reeds begonnen en hoogst noodzaakcliike herftelling te werken , want wij kunnen van Aaken en van de boorden van de Maas ons niet van ons gefchut, zo» goed als kwaad ontblooten, om het te Douay te laaten htrftellcn, 2. Die maatregel zou onrechtvaerdig wezen, want de inrigting van Megchelen is een manufactuur van het land, en dat wij, volgen» het decreet der nationaale Conventie, hoogstgenomen kunnen beftuuren, maar die wij zonder fchade aan het land te doen , niet kunnen vernietigen: daar en boven is het niet in den oogenblik dat wij tot de Belgen zeggen: „ Weest een fouverein volk; wij „ brengen u den vrede, onderfteuning, broe„ derfchap, vrijheid en gelijkheid aan; raad- Q „ pleegt*  < 242 3 pleegt met de Generaals over de maarre„ gelen die gij tot de algemeene verdediging „ nemen moet." Het is niet in dien oogenblik, zegge ik, dat wij eene inrigting kunnen vernietigen die aan dat volk duizend ihaphaanen in een maand en een kanon in de drie dagen op kan brengen. 3. Dees maatregel zou ondaatkundig wezen ; zij zou het hart der Belgen van ons vervreemden, wijl zij een wantrouwen in onze rterkte, cn in hunne getrouwheid te kennen zou geven, die, wel verre van hun aan te zetten om zich bij ons, tot verdediging hunner vrijheid en hunner fouvereiniteit te voegen, hun zou bewijzen dat wij in geval van retraite, die reeds voorzien is, hun die inrigting zouden willen ontnemen, uit welke zij wapenen kunnen verkrijgen, uit vrees dat die inrigting tegen ons gebruikt zou kunnen worden, wanneer wij dat ongelukkig land aan zich zelve overlieten, het geen geheel ftrijdig zou wezen met het V. artikel van het zelfde decreet van den isden December, in het welk wij verklaaren dat wij geen verdrag zullen tekenen en de wapenen niet neder zullen leggen dan na de vestiging der fouvereiniteit en onaf bangelijkheid van het volk, op welks grondgebied de troepen derRepubliek getreden zullen zijn, en die een vrij en volksgemeene- fcest  C 943 ) best regering aangenomen zullen hebben. Dit artikel veronderiteld dat wij aan de volken de middelen zullen geven om met ons tot de verdediging hunner vrijheid en fouvereiniteit mede te werken, en wij zouden ons zeiven tegen fpreeken, indien wij hun eene inrigting, die geheel gevormd is, ontnamen, en die hun en ons dienflig kan zijn, indie'i zij met oordeel door onze Officieren beftuurd word. 4. Indien men eindelijk niets in aanmerking neemt dan de fpaarzaamheid; de> vernietiging dier inrigting , die voor ons hoogstnoodzaaklijk is, zou de bron worden van ten minden eene dubbele uitgave, zoo voor de duurte der doffen voor het arbeidsloon, te Douay en in onze andere arfenaalen, als voor de traagheid in het werken, de langheid der wegen, en de ontzaglijke onkosten der tranfporten. Indien men aan alle deze redenen te famen genomen , in geval van retraite, het gevaar tegen, overdeld, om aan den vijand zulk eene voordee. lige inftelling te laaten, dit gevaar is zeer makkelijk weg te nemen, door te wagten om het te vernietigen tot in den oogenblik dat wij genoodzaakt zullen zijn om het land te ontruimen. Ik weet dat gij, gelijk ik, getroffen zijt over het gevaar en de hinderpaalen die er plaats zouQ 2 den  C m ) den hebben indien men de inrigting van Megchelen wilde vernietigen; ik weet dat gij bij gevolg voorgenomen hebt om een reis naar Megchelen te doen, ten einde juiste onderrigtingen in te winnen; ik zou zelve tot dien tijd gewagt hebben, om u de fterkfte voorftellingen aangaande dat ontwerp van vernietiging te doen; maar daar het bevel van den Minister dagelijksch kan koomen, heb ik gedagt zulke gewigtige voorftellingen niet te moeten uitftelien; zij zijn door ftukken geftaafd omtrend welke gij geen twijffel kunt voeden, volgens de fchranderheid en ondervinding van den Luitenant Colonel Thowenot, en welke (tukken ik 'u verzoek te doen koomen aan den geenen die dezelve behoort te hebben, om het bevel van den Minister te voorkoomen en te beletten, welk bevel ons in des te grootermoeilijkheid zou Horten, wijl ik bevelen gegeven en maatregelen genomen heb, om de inrigting van Megchelen met al den fpoed, die voor ons zelve nog noodzaakelijker is als voor de Belgen, voort te doen gaan. Ik verzoek om aangaande dit onderwerp geen oogenblik te verliezen. XXXII.  XXXII. BRIEF Van Dumourier aan den Minister Pache. Luik, den asden December 1792, het eerfte jaar der Republiek. Daar gij mij flegts een zeer kleen getal exemplaaren van het decreet van den i^den gezonden hebt, Burger minister,zoo ben ik verpligt het te doen vertaaien en in den form van een Placaat in het Fransch, in het Vlaamsen, in het Luiksch en in het Hoogduitsch in groote menigte te doen herdrukken, ten einde het te gelijker tijd in het Belgifche, in het land van Luik en in de onderfcheidene hoeken van het Rijk dat de Franfche Legers bezetten, openbaar te doen maaken, op dat die openbaarmaaking niet flechts gedeeltelijk zij, en de placaaten op een en den zeifden tijd verfpreid worden om overal te gelijk dezelfde uitwerking te weeg te kunnen brengen die men er van verwagt. Het decreet vervat fchikkingen van adminiftratie en voor de geldmiddelen, tot welke ik noch de bekwaamheden, noch de onderrigting, noch den tijd, noch de vereischte inftrumenten heb. Het zijn louter adminiftrative, burgerlijke en Q 3 recli-  C 240 ) rechterlüke verrigtingen, die mij in geenen dcele aan kunnen gaan; mijn pligt is om het decreet te proclameeren, en deszelfs uitvoering door de gewapende magt die onder mijn geleide ftaat te onderfteunen; maar ik heb geen Agent die kundig genoeg is om de verrigtingen die in de Articulen IV. en V. voorgefchrevcn worden, uit te voeren. Alle de geenen over welke ik zou kunnen befchikken, zijn militairen gelijk ik, die geene formen verftaan van welke men zich bedienen moet, en die er zelve onbevoegd toe zijn volgens het articul van uwen brief van den i4den, het welk zegt: „ Deze maatregelen, welke door de noodzaak„ lijkheid aangeduid zi.n om de verrigtingen van „ een Generaal d'Armée op eene juiste wijze „ van die van een Adminiftrateur te onderfchei„ den, zullen het onderwerp, waar voor zij ge„ nomen zijn, vervullen." Bij gevolg, zend ik u copie van de vordering die ik gister aan den lastgevenden Commisfaris Ronfin gedaan heb , die de onderfcheidene Commisfarisfen welke in het geheele land, dat wij bezetten, verfpreid zijn, kan belastendoor hun burgerlijke Agenten bij te voegen, \ zij Franfchen, 't zij van het land, of die hun volmagt kan geven om er zelve te verkiezen. Ik ben verwonderd in het journaal der twisten, gelezen te hebben, dat ik de adminiftratie van het  C 247 ) het Belgifche in de handen der priesteren en der adelijken gelaten had. Ik heb u bij mijne intrede in het Belgifche, mijne proclamatie officieel gezonden; gij hebt daar van aan de Nationaale Conventie officieel kennis moeten geven; gij hebt mij toen gemeld dat zij goedgekeurd was. Uit krachte dezer proclamatie, die in het Fransch en in het Vlaamsch in de geheele Ne» derlanden vertaald is, zijn de adminiflratiën veranderd, en de Regenten door het volk verk oren geworden. Eenige hebben hunne oude Regenten weder benoemd; dit is iets waar tegen ik mij niet heb kunnen verzetten, wijl ik bezig was den vijand te vervolgen, en het Belgifche met de grootfte fnelheid door te trekken. Ik heb echter de Staaten in alle de Provinciën gefcheiden , en inzonderheid die van Braband ; en in het midden mijner krijgsverrichtingen, heb ik een adres aan het Belgifche volk gedaan, het welk naar alle de Municipaliteiten in overvloed in het Fransch en Vlaamsch gezonden is. Dat adres, waar van ik u verfcheide exemplaaren gezonden heb, is van St. Truyen afgezonden geworden , om de geest van het volk voor te bereiden, alvoorens hen aan te zetten om hunne primaire vergaderingen te houden. Het is omtrend zes dagen geleden dat ik eene proclamatie naar Brusfel heb gezonden, met eene inftructie tot het beleggen der primaire ver-  vergaderingen. Het decreet was mij toen niet bekend, wijl het noch niet gemaakt was; maar daar de proclamatie en de inftruftie volgens de waare grondbeginfelen van de Vrijheid, Gelijkheid en de Souverainiteit des volks gemaakt is, zal ik er geene andere veranderingen in te maaken hebben, dan bij die proclamatie door eene circulaire het Ilïde Articul van het decreet bij te voegen, met uitnoodiging aan alle de primai* re vergaderingen om zich daar na te reguleeren. Ik verzoek u aan de Nationaale Conventie kennis van dezen brief te geven, ten einde mijn gedrag in het oog van de vertegenwoordigers des volks te rechtvaerdigen. EINDE.