BRIEVEN OVER DE FRANSCHE STA ATS-OMWENTELING.   BRIEVEN van HELE NA MARIA WILLIAMS; in den zomer des jaars 1790, uit F R A N K R IJ K, aan eene VRIENDIN in ENGELAND, geschreeven; VERSCHEIDENE ANECDOTES nopens de FRAHSCBE STAATS- OMWElTELBfG» en de AANDOENLIJKE HISTORIE van MIJN HEER en MADAME du F , behelzende. Fo'.gcns den tweeden Druk uit het Engehch vertaald. Te HAARLEM, bij J. van WALRÉ en C OlM P. jm d c c x c i.   Jijje Franfche Staats - omwenteling , IVaardfle Leezei s! is eene gebeurenis , in onzen leeftijd, zoo groot, zoo gewigtig, dat zij in de Hiftorie van dat Kijk niet alleen, maar zelfs in de Ui/lotje der Waereld, een voornaam tijdmerk zal uitmaaJten. Hoe veele poogingen ''er, door haare vijanden , ook reeds gedaan zijn , en nog daaglijks gedaan worden, om, ware het mogelijk, de zaaken weder op den ouden voet te brengen; zij blijft echter pal en onbeweeglijk ftand houden, en verfterkt zich, gelijk de palmboom, onder den last der verdrukking. Zoo zullen ook alle de voorfpelliu- gen, tenhaargn nrdeele verfpreid, door lieden, dis haar of uit Arifiokratifche , of uit Despotieke, of vit andere grondbeginfelen, gram zijn, en haareu ondergang wenfehen , gelijk tot hier toe is gefchied, voortaan, tot iedelheid worden. — Alk Vreemdelingen , die, met eenig gevoel van de waardigheid en de rechten der menfehen bezield, fommigen der Franfche Vrijheidsfeesten bijgewoond, of maar de Natie, over haare Vrijheid opgetoogen, gezien , over dezelve met elkander fprcekende, haar bezingende, zich, bij alle gelegenheden, tot haare verdediging onderling verbindende, gehoord hebben , wenfehen niet alleen, hartgrondig, de gantschlijkl voltooijing en beftendige voortduuring van Frankrijks nieuwe Staatsgefteldheid, maar twijfelen 'er ook geen oogenblik aan. Zouden toch, bid ik u, zouden vier en twintig millioenen menfehen , — die hunne rechten hebben leer en kennen en waar deer en, - het juk een er wil* * 6h  tekeurige overheerfching hebben afgeworpen, - * Munters van ondraaglijke Lettres de Cachet door Ariftokratifche Staatsdienaars , haar hun wel gevallen, verkend, hebben in ft ukken gebroken — en de zegeningen der Vrijheid, beginnen té Laken; zouden die, zeg ik, zich. zeiven wede* in boeien flaan , de pas ontlooken Vrijheid in haare geboorte laaten fterven? Neenï Zij zuJku ze, tntegerdeel, met alle zorgvuldigheid, aankweeken verflandtg en tederhartig opvoeden, en geenc moeite jjmar en,.om ze, gelukkig en voorhoedt?, van haaren jeugdlijken tot eenen vohrasfen jïaat gehragt te zien. Buitengewoone fchranderheid behoeft men niet te bezitten, om gerust te moogen verzekeren, dat de Franfchen, van nu voortaan, vrij %ullen. zijn. De liefde der Vrijheid heeft in Frankrijk, alle rangen des volks, van de hoolflen tot de laagjlen toe, zoo doordrongen , dat zij ^ bijaldien zij om het genot haarer weldaaden te handhaaven, goed en bloed moesten waageu, niet aarzelen zouden , den prijs op te brengen. Zoo dacht , zoo fchreef 'er de beroemde Duitfcher, Heer campe, van, in zijne geachte Brieven over de Franfche Staats-om wenteling; hij kwam weinige dagen na de verovering der Bastille door de Burgers van Parijs , (het juifte tijdjlip, van waar de F, anfchen "hunne Vrijheid dag, tekenen) in die ftad, en woonde de eer/Ie verrukkingen der Franfche Natie, over haare gelukkige Staatsverandering , met de tederfe rieelneéming bij. — Zoo deukt, zoo fchrijft 'er ook de weldenkende at welfchnjvende Engelfche Dame, Mifs wil-  ÉIIÜlÉ vir williaMS, van , ia haare Brieven, over dat zeive onderwerp , door haare Landgenooten , met zoo veele graagte gezocht en geleezen: maar, (ji geen haare Brieven juist des te belangrijker 'maakt) zij kwam net één jaar laat er in Frankrijk, en zag, met een onvergeetbaar genoegen , het onvergelijklijk Feest der Fran fche Virbondmaaking, de nieuwe Franfche Slaatsgefeldheid., door de gehcele Natie, op het Vid van iSLirs, zoo ftaatlijk als onherroepelijk , beeedigd; eene plechtigheid, waar van men, in alle de 'Jaarboeken der Volken, die den aardbodem bewoond hebben, en nog bewoonen, door alle de eeuwen heen , te vergeefs de weergdè zoekt. — Eene plechtigheid, derhalve , ook , welke men niet te diep 't geheugen inprenten, en waarvan men niet te veel auecdotes verfamefén kan. Om deeze reden , achtte ik het der moeite niet onwaardig, deeze recht-patriotfche Brieven der meergemelde lofwaardige Engeljche Dame te vertaaien, en ze onzen Landgenooten aan te bieden. '— Zijn de Brieven van den Heer campe over de Staats- omwenteling van Frankrijk , met genoegen , door hen geleezen ; waarom, Geëerde Leezer, waarom zou ik twijfelen , of deeze Brieven, over dezelve voorbeeldige Gefchiedenis , van eene Vrijheidlievende Engelfche Lady, Mifs Williams, eene zoo warme Voorflanderes der Franfche Vrijheid , als de Heer campe durft denken, niet met gelijk genoegen , met gelijke graagte, door alle waare Vrijheidsvrienden zullen ontvangen en ge* 3 l^f  viii kezen worden? Zij behoor en''er toe. De Bezitters van die Brieven hunnen en moeten deezen, als het eerfte vervolg opdezelven, aanmerken: - en een zeer belangrijk Vervolg in de daad, vermits onze Dame. het geluk heeft genooten, de eerfte ftaatlijke Verjaaring der Franfche Vrijheid bij te woonen; en zij 'er dus meer van kon zeggen, dan de Heer campe gezien, offchoon wel roorfpeld heeft; naamlijk: de Franfche Vrijheid reeds één jaar bevestigd, en daar door tot meer vastigheid gebragt. Doch, waartoe den Leezer langer opgehouden? Wlartoe hem nieuwsgieriger gemaakt ? Liever verzend ik hem naar de Brieven van Mifs vvilliams zeiven, met verzekering, dat hij onder alle die Brieven, zelfs niet onder die geenen, in welken deeze Dame de aandoenlijke Hiftorie van den Heer du F- , verhaalt, — eene Hiftorie, waarin de kracht van het Despotismus , zoo als het zich , voor de groote Staats - omwenteling in Frankrijk openbaarde , en welk die gewigtige verandering in dat rijk noodzaaklijk maakte , zeer duidiijk ten toone wordt gefpreid, geenen enkeien Brief zal vinden , in welken zij niet de doorflaandfte bewijzen van haare heerfchende Vrij heidszucht aan den dag legt , en teffens de gegrondfte hoop uit, mik zij voedt, dat de Nationaale Vergadering eene Conftitutie tot ftand zal brengen, die de Franfche Natie deugdzaam, bloeiende en- gelukkig zal maakenl d e vertaaler. B I. A D-  BLADWIJZER DER BRIEVEN- E ERSTE BRIEF. . Black. I TWEEDE BRIEF. . . 6 D E RDE BRIEF. . . . 21 VIERDE BRIEF. . . 25 VIJFDE BRIEF. . . 37 ZESDE BRIEF. . . 46 ZEVENDE BRIE F. . . 55 ACHTSTE BRIEF. . . 66 NEGENDE BRIEF. . ; 72 TIENDE BRIEF. . ( gQ ELFDE BRIEF. . , ^ TWAALFDE BRIEF. . . pp DERTIENDE BRIEF. , . VEERTIENDE BRIEF. . . Il2 VIJFTIENDE BRIEF. . , j„2 ZESTIENDE BRIEF. . T„. ZEVENTIENDE BRIEF. , . j^g ACHTTIt NDE BRIEF. , i£p NEGENTIENDE BRIEF. . . itfg TWINTIGSTE BRIEF. . 177 EEN  EEN EN TWINTIGSTE BRIEF. l8 iiing, de Koningin» hun gevolg en de Natioiiaale Vergadering gebouwd, gedekt met geftreept tentdoek van de nationaale kleuren, en verfierd met gelijkkleurige wimpels, daar leliën in gewerkt waren. De witte vlag woei boven de plaats, daar de Koning gezeeten was. In 't midden van het Veld van Mars, was het Au* taar des Vaderlands geplaatst, waarop reukwerk werd gebrand door priesters, in lange witte kleederen gekleed en met fnoeren van nationaale linten verfierd. Het autaar pronkte mét verfcheiden toepaslijke opfchriften; maar de woorden ,, La Nat ion, Ia Lot et Ie Roij" dat is, „ Het Volk, de Wet en de Koning," waren op den grootften afïtand leesbaar. Aan het benedenënd van den fchouwburg, tegenover het paviljoen, waren drie Triumhboogen opgerecht, met gepaste zinnebeelden verfierd. De trein trok door de hoofdftraaten van Parijs naar het Veld van Mars. Op de Plaats van Lodëwijk den Vijftienden gekomen, nam de Nationaale Wacht, die de vaandels droeg,en in A 5 twee  *° STAATS-- OMWENTELING twee reien gefchaard was, de Nationaale Vergadering, uit bet paleis, de Tuillcries genaamd, komende, onder haare banieren. Toen de' optogt de llraat, alwaar Hendrik de Vierde vermoord werd, voorbijging, hield de geheele trein, als door eene onderlinge, algemeene affpaaak en toeftemmmg, eenige oogenblikkcn Pu!: het vreugdegejuich werd opgefchort, en door eene plechtige ftilte vervangen. Deeze fchatting van tederheid, in zulk een tijdgewricht, door de fchielijke, onverwachte ingeeving van medelijdend gevoel, aan dien beminlijken Vorst be. taald, was, Steeffigt, het achtbaarst getuignis, welk de gedachtnis zijner deugden nog * ook ontvangen had.. In de flraatcn, uit de venfters, en van de daken der huizen, juichte en weende het volk, van blijdfehap opgetoogen, toen de trein 'er voorbij trok. Oude lieden zag men op de ftraaten knielen, God dankende, dat hij hunne dagen gerekt had, om getuigen van dit gelukkig tijdftip te zijn. — Het volk liep naar de deuren hunner huizen, bekaden met ververfchingen, weikeu zij den krijgsknechten aan- boo-  VAN frankrijk. II. BRIEF. Il booden. Eene menigte vróuwen omringden de Nationaale Wachten, en, haare kinderen in haare armen houdende, en in traanen fmeltende, beloofden deeze heldinnen, dat zij haaren kinderen, van hunne vrocgfte jeugd af aan, eene onfchendbaare verknochtheid aan de grondbeginfelen der_ nieuwe Conltitutie ; wilden doen inzuigen. Ik erinnerde mij , bij deeze gelegenheid, ccnige verfen van Shakespeare, bij een andere gebeurenis gemaakt, doch op deeze zeer toepaslijk. Zij behelzen hoofdzaaklijk het volgende : ,, Hij, die deezen dsg beleeft, en uit het „ feesthoudend gedrang behouden bij de zijnen , wederkeert, zal juichen; hij zal van blijd„ fchap opfpringen, wanneer hij deezen dag „ hoort noemen! Hij, die deezen dag beleeft, „ en eens de kroon des ouderdoms, de^ grijs» „ heid, draagt, zal, jaarlijks, op de verhieu„ wing van het feest, zijne vrienden en buu„ ren vergasten; de goede man zal deeze heilgebeurenis zijnen zoon en kleinzoon verhaa- » len;  12 STAA TS - OMWENTELING „ len; en deeze dag, en wij met een, zullen tot' „ het einde der waereld herdacht worden; wij „ allen, wij gelukkige allen, wij maatfchappij „ van broederen, zullen met deezen vrolijken „dag herinnerd worden!" De trein kwam in het Veld van Mars, door een' nieuwen en langen weg, waaraan duizenden van het volk gearbeid hadden. Diepten waren gevuld, hoogten, geflecht, en tegenover de triumphboogen eene brug over de Seine geflagen, met een oogmerk, om enkel voor deezen optogt te dienen. De orde der ftaatfij was, als volgt: Een troep ruiters, met trompetten. Een groote bende muziekanten» Eene bataillon grenadiers. De Kiezers, in 1789 te Parijs verkoorei^ Een hoop vrijwilligen. De Nationaale Vergadering van Frankrijk, of de Vertegenwoordigers des volks. Het militaire committee. Eene kompagnie jaagers. Een  VAN FRANKRIJK. II. BRIEF.' 13 Een bende tamboers. De Voorzitter van zestig rechtsgebieden. De Afgevaardigden des volks, tot de Be* eediging gezonden. De Stadsregeering. Benden muziekanten en tamboers. Een bataillon kinderen, draagende een* ftandaard, waarin gefchreeven was: „ YEsperance de la Patrie;" of, de „ Hoop des Vaderlands," Een bataillon met de Vaandels der Nationaale Garde van Parijs. Een bataillon oude krijgsknechten. Afgevaardigden van twee en veertig Departementen , naar de orde van het Alphabeth gefchikt. De Oriflamme, of groote ftandaard der Koningen van Frankrijk. Afgevaardigden der geregelde Krijgstroepen. Afgevaardigden der Vloot. Afgevaardigden van een en veertig Departementen, ook naar de orde van het Alphabeth gefchikt. Een hoop jaagers, allen vrijwilligen. Een troep ruiters met trompettten. De  »4 «TAATS -OMWENTELING De trein, die acht in. 't gelid optrok, kwam, beneden de triumphboogen, onder het gebulder van het grof gefchut, in 't Veld van Mars. De afgevaardigden plaatsten zich rondom de binnenzijde van den ronden fchouwburg. Tusfchen hen -en de zitplaatfen der aanfchouweren ftond de Nationaale Wacht van Parijs gefchaard. Da zitbanken rondom den fchouwburg waren met een aantal van vier honderd duizend menfehen bezat. - In 't midden van den fchouwburg was eene ontelbaare menigte krijgsknechten bij een. De Nationaale Vergadering ging naar het paviljoen, alwaar zij zich nevens den Koning, de Koningin, de koninglijke Familie en hun gevolg plaatste; en, tegenover deeze luisterrijke vergadering, reezen, in 't verfchict, de bergen van Pasfij en Chaillot, allen met aanfchouweren bedekt. De vaandels, van welken aan ieder van de drie en tachtig Departementen des Koningrijks één, ten teken van broederfchap, door de burgers van Parijs vereerd werd, werden naar het autaar gebragt, om door den bisfehop gewijd te worden. Nadat de hooga Mis verricht was , ging Mijn  VAN FRANKRIJK. II. BRIEF. 15 Mijn heer de la Fayette, door den Koning tot Generaal - Maj'oor deezer plechtige Verbondmaaking benoemd, op naar het autaar, gaf het fein, en deed zelf den natiouaalen eed. In een oogenblik waren alle de zwaarden uitgetoogen, en alle de armen opgeheven. De Koning fprak de woorden van den eed uit., welken de Voorzitter der Nationaale Vergadering herhaalde; en toen deeze plechtige woorden door zes honderd duizend Hemmen werden nagezegd, weergalmde 'er de lucht van. — Geduurende deeze ftaRLlijke verrichting hield de Koningin haaren zoon, den Dauphin, in haare nrmeii, toonende hem aan het volk en de krijgsmagt. —> Op het oogenblik, toen de gewijde vaandels ontrold werden, brak de zon, welke, den geheelen morgen, door geduurige regenvlaagen verduisterd was geweest, helder door, terwijl het volk zijne oogen hemelwaard verhefte, en de Godheid aanriep, om neerwaard te zien, en van de heilige verbindtenis, welke de inwooners van Frankrijk met elkander maakten, getuige te weezen. Eene eerbiedige, aandoenlijke ftilte werd door het vreugdegeroep, door de toejuichingen der menigte afgebroken. Zij weenden van blijd- fchap,  16 STAATS - OMWENTELING fchap, zij omhelsden' elkander, en daarna gingen zij uit een. Gij zult, hoop ik, niet vermoeden, dat ik een onverfchillige getuige van zulk een tooneel was. O neen! Dit was geen tijd, in welken aan het onderfcheid van land of volk gedacht werd. Het was. de zegepraal des menschdoms; het was de mensch, die de edelfte voorrechten zijner natuur handhaafde; en 'er werden toen maar de gemeene gevoelens van menschlievendheid vereischt, om, op dat oogenblik, een burger der waereld te worden. , Wat mijaangaat, ik erken gereedlijk, dat mijn hart met drift, met opgetoogenheid, in het algemeen gevoel deel nam. Mijne oogen waren vol traa- nen; en nooit, — nooit, ■ zoo ]ang het geheugen in mijnen boezem huisvest, zal ik de gewaarwordingen van dien dag vergeeten. Het weêr was, geduurcnde den geheelen morgen der Beëediging zeer ongunftig; maar de harten des volks waren door denkbeelden van zedelijk goed te zeer verheven, dan dat zij op het natuurlijk kwaad van den dag acht zouden gee-  VAN FRANKRIJK. II. BRIEF. IJ» geeven. Het was 'er wel verre van daan, dat Vcrfcheiden zwaare regenbuien de algemeene vrolijkheid zouden ftooren. Het volk, van den regen doornat gemaakt, riep, —— ik wil niet zeggen, met leedweezen > met de minfte onaangenaame aandoening, — integendeel met innige vrolijkheid uit: „ Nous fommes moullUs d la nation.'" Dat is: ,, Wij zijn voor de natie nat gewor- den." En wederom: ,, La revolution Franfoife est cimentée avec de P.eau, au lieu d& „fang;" of, ,, de Franfche (taats-omwenteling is met water, in fteê van met bloed, famen„ gevoegd." Geduurcnde de miren, welke voor de aankomst van den plechtigcn ftoet voorafgingen, vermaakten de nationaale gardes de aanfchouwcrs met danfen in een' kring, en met duizend grappige en kortswijlige wapenoefeningen, leevendige uitbeeldingen dier natuurlijke vrolijkheid, welke het karacler der Franfchen zoo duidlijk onderfcheidt. Ik geloof, geene dan de Franfche natie zou zich, in eene tijdsomftandigheid, als deeze was, hebben verlustigd; en waar zou men eene halve millioen menfehen B vin-  18 STAATS - OMWENTELING Tinden , — menfehen in reikhalzende verwachting, om eene vertooning, de plechtigfte, waarvan de jaarboeken der volken gewaagen, te zien, - die zich, midderwijl, bij kringen van tien duizend in den ronden dans vercenigden? - Maar, zijt gij genegen, aan die vrolijkheid te denken, met verachting van hooger deftigheid, (want wijsheid wil ik ze niet noemen^ bedenk dan, dat deeze danfers die zelve lieden waren, wier braafheid den grondflag tot het groote tijdftip der Franfche vrijheid leiden; de helden, die de muuren der Baflille flechtten, en wier roem de eeuwen zal verduuren. Zoodanig was de verwonderenswaardige orde, waarmede dit doorluchtig fchouwfpel werd uitgevoerd , dat geen toeval de algemeene feestviering Hoorde. Alle rijtuigen waren, geduurende dien dag, verbooden, en de ingangen in het Veld van Mars zoo menigvuldig, dat vijfmaal honderd duizend menfehen vergaderden, zonder, gedrang te maaken. Het volk had flechts een enkel voorwerp van mis-  VAN FRANKRIJK. II. BRIEF. lp misnoegen; zij klaagden, naamlijk, dat de Koning den nationaalen eed in het paviljoen gedaan had, tri plaats van die plechtigheid aan den voet van het autaar te verrichten: en fommigen van hun, in menigte rondom den Heer de la Fayette famenloopende, bezwoeren hem, den Koning te overreeden, om naar het autaar te gaan, en den eed voor de tweedemaal te doen, „ Mes enfans," zeide Mijn heer de la Fayette, „ le ferment tfest pas une ariette; on ,, ne le peut jouer deux fois." Dat is : „ Da „ eed , mijne vrienden, is geen airtje, welk men tweemaal kan fpeelen." Na de Beëediging, begaf de heer de la Fayette. zich naar het Kasteel de la Muette, alwaar eene ■openbaare middagmaaltijd voor de nationaale garde toebereid was. Eene ontelbaare menigte vergaderde zich rondom hem, toen hij, op een kleinen afftand van het kasteel, van zijn paard fteeg; en fommige Aristokraaten, mengende zich onder de waare vereerers van hem, die zoo billijk de liefde der Franfche natie is, poogden hem, onder fchijn van liefkoozingen door hunne omhelzingen te fmooren. Hij riep uit: Ba „ Muit,  —9 STAATS - OMWENTELING „ Mais mes amis, voi/s m'etoufezl" Dat is: „ Maar, mijne vrienden, gij doet mij flikken!" En een van zijne aide de camps, die het gevaar van zijnen generaal bemerkte, wierp zich fchielijk van zijn paard, en ried den heer de la Fayette, er op te klimmen. Hij deed het, en rende met allen fpoed naar het kasteel. Deeze gebeurenis erkmert mij aan een vers, in racine's fraai treurfpel Britannicus, daar hij Nero doet zeggen: „ yembrasfe mon rival; mais c'est pour „ retoufer." Dat is: „ Ik omhels mijnen „ mededinger; maar 't gefchiedt, om hem te „ fmooren." Vaarwel. DER.  VAN FRANKRIJK. III. BRIEF. 21 DERDE BRIEF. D e vreugdebedrijven te Parijs, liepen met de plechtigheid der Beëediging en Verbondmaaking niet af. Eene opvolging van openbaare vermaaklijkheden, welke verfcheidene dagen duinden , waren voor de afgevaardigden uit de provinciën bereid. Zij werden allen bij de burgers* gehuisvest, en met de grootfte en hartlijkfte blijken van herbergzaamheid ontvangen. Den veertienden van Hooimaand was' des' nachts de geheele ftad Parijs geïllumineerd; en den volgenden dag, gaf de geweezen Hertog, nu Mijn Heer, van Orleans, des middags, in de zaal vart het Palais Roijal, eene openbaare maaltijd aan de nationaale garde. In den avond wandelden wij rondom.de galderij, van welke wij zagen, hoe een gedeelte der menigte zich met danfen vermaakte, terwijl anderen de meest. B 3 bc-  »2 STAATS - OMWENTELING begunftigde nationaale liederen bij chooren zon* gen. Den volgenden Zondag werden de nationaale gardes door den heer de la Fayette gemonfterd. — De plechtigheid gefehiedde op het Veld van Mars, welk op nieuw van aanfchouwers opgepropt was. Het volk fcheen toen , in zijne toejuichingen aan zijnen generaal, meer opgetoogen, dan ooit te vooren. Het Veld van Mars weergalmde door het herhaalde geroep van „ Vive Monfieur de la Fayettel " Of „ Lang „ leeve Mijn Heer de la Fayette! " - Op deezen dag waren de rijtuigen wederom verbooden, en in den avon 1 werd 'er een tooneel van open baare en algemeeue verlustiging geopend. De geheele ftad was geïllumineerd, en tallooze gezelfchappen vulden de tuinen der Tuilleries, uit welken wij den fchoonen voorgevel der Louvre , op de prachtigfte wijze, verlicht zagen. — In de Elyfeefche Velden, alwaar den afgevaardigden een land feest werd gegeeven, waren, van de eene rei hoornen naar de andere, ontclbaare lampen gehangen, die den aangenaamften glans over die bekoorlijke wandeldree- ven  VAN FRANKRIJK. III. BRIEF. 23 ven verfpreidden; terwijl de verheugde menigte danste, en zong, en de lucht met haare vreugdezangen vervulde. — Verfcheidene partijen der nationaale garde kwamen, al danfende, van de Elyf-efche Velden, langs de wandeldreeven der Tuilleries , met een vrouwsperfoon tusfehen iedere twee mannen; en alle de priesters, welken zij op hunnen weg ontmoetten, werden door hen genoodzaakt, zich bij hunnen dans te voegen. Zij behandelden hen als vrouwen, plaatfende hen tusfehen twee krijgsknechten, en fomtijds, uit kortswijl, hun eene grenadiers muts opzettende. Kunstvuurwerken van groote verfcheidenheid en fchoonhcid werden op de Pont Neuf afgeftooken; en het ftandbeeld van Hendrik den Vierden werd met een fieraad, in de oogen des volks , boven alle anderen' dierbaar, naamlijk, een fjerp van nationaal lint, verheerlijkt. —. Doorfchijnende bccldnisfen van den heer de la Fayette, en van den Heer Bailly, Maire van Parijs, werden, als het hoogfte blijk van 'svolks gunst, aan weerskanten van dit hoogstgeëerbiedigd ftandbeeld gefield. li 4 Maar  S4 STAATS - OMWENTELING Maar de vreugdebedrijven , op de plaats der Bastille gehouden, leverden eene vertooning op, welke, naar mijn gevoel, de belangfijkfte van alle anderen was. De puinhoopen dier vervloekte vesting werden, fchielijk , als met eene toverroede, in een fchoon en ver maaklijk tooneel hervormd. De grond werd met verfche graszooden bedekt , waarop jonge boomen in reien werden geplaatst , en met eene menigte lampen verlicht. De geest des volks nam hier een' hooger toon van vrolijkheid aan, dan in de andere tooneelen van vreugdeviering, hoe bekoorlijk ook, te befpeuren was. - hunne onderlinge gelukwenfchingen, hunne bedenkingen over het afgrijslijke der voorgaande lijden, hun gevoel van het tegenwoordig, geJuk, hun onophoudlijk geroep van „ Five la „ NationV Of, „ Lang leeve de Natie!" klinken nog in mijne ooren. En ik ook, offchoon maar eene vreemdelinge, en die Hechts voor een' korten tijd mijn verblijf in hun land hield, verheugde mij in hun geluk, voegde mij bij de algemeene ftem, en herhaalde met al mijn hart cn ziel: „ Five la NdtionV VIER,  VAN FRANKRIJK. IV. BRIEF. dg lEt mk]dm ^ ^ ^ daljon, was het woord „ Z/W, 0f „ Vrij„ heid" gefchreeven in diamanten; aan het bovenend was , insgelijks in diamanten gemerkt, de planeet, welke op den veertienden van Hooi! maand fcheen; en beneden zag men de maan, in die gedaante, in welke zij zich in dien merkwaardigen nacht vertoonde. Het geheele medaljon was in een lauwriertak gezet, famengefteld uit fmaragden , en aan den top met de nationaale kokarde , uit brillanten der drie nationaale kleuren gevormd, toegebonden. Ons  VAN FRANKRIJK. V. BRIEF. 43 Ons gefprek over het onderwerp der Bastille, gaf Madame Brulart gelegenheid, om eene daad vanMijn heer van Chartres te verhaalen, die de grootfte eer aan zijne menschlievendheid doet. In Normandie zijnde,, bezocht bij Mont S. Michel, eene fterkte, op eene rots, een en eene halve uur gaans van de kust van Normandie gelegen, gefticht. In elke vier en twintig uuren wordt de omliggende ruimte door den vloed der zee tweemaal bedekt; maar, wanneer het eb is, kan men 'er te voet overgaan. Mont S. Michel was oorfpronglijk eene kerk, in de zevende eeuw, door een' goeden bisfehop, ter eer van S. Michiel, gefticht, die, naar men verhaalt, op deeze plek,in een gezigt aan hem verfcheen. Richard, de eerfte van dien naam, Hertog van Normandie, veranderde, naderhand, de kerk in eene abdij; en deeze abdij gaf den oorfprong aan de militaire orde der Ridders van S. Michiel, door Lodewijk den Elfden inge- fteld> Nadat de heer van Chartres de dierbaare rcliquiën der abdij , het vierkante fchild, en het korte zwaard, in Ierland, nabij den romp van den welbekenden draak , welks flagting aan de dapperheid van S. Michiel wordt toe-  44 STAATS • OMWENTELING toegefchreeven, gevonden, met opmerkzaamheid gezien had, werd hij, door veele (lingerwegen, «Is zoo veele doolhoven, naar de onderaardfche' deelen des gebouws geleid; alwaar hem een houten kooi werd geweezen, op bevel van Lo, dewijk den Veertienden gemaakt, tot ftraf voor een' ongelukkige,! dichter, die de fbutheid had gehad, om met zijne veroveringen in Holland, zoo ras verlaaten, als gewonnen, den fpot te drijven. — De jonge heer van Chartres bezag dit werktuig der dwinglandij, waarin nog dikwijls gevangenen werden opgeflooten, met afgrijzen; en, in zeer fterke bewoordingen zijne verontwaardiging daarover te kennen geevende zeide men hem, dat hij, als Prins van den bloede, recht had, om, zoo hij het dienftig oordeelde, de kooi in (lukken te haten (laan. Naauwlijks waren deeze woorden uitgefprooken, of de jonge Prins eischte eene bijl, deed zelfden eerden houw in dit vervloekt werktuig wachtte tot dat hij het tot den gro„d toe weg.' geruimd zag, en mag dus billijke aanfpraak maaken op den roem, dat hij, zelfs voor het verwoesten der Bastille, de Franfche (taats-omwenteling begonnen heeft. Wij  VAN FRANKRIJK. V. BRIEF. /\$ Wij troffen te S. Leu eene jonge Engelfche Lady aan, welke de gezellin der jonge Prinfes, daar ik boven van gefprooken heb, is, en uit wier geflalte en geheele houding men befluiten mag, dat zij het gunftigst denkbeeld van Engelfche fchoonheid zal geeven. Nooit zag ik regelmaatiger gezigtstrekken, of de uitdrukking van een beminnenswaardiger gelaat. En Madame Brulart, onder wier opzigt zij de beste opvoeding heeft genooten, verzekerde mij, „ dat haar hart de belofte vervult, welke haar gezigt ons doet." ZES"  46 «TAATS - OMWENTELING ZESDE BRIEF. ICk ben in de Nationaale Vergadering geweest, daar, op eenen rijd, toen de afgevaardigden der provinciën zich van alle de briefjes van toelaating meester hadden gemaakt, mijne zuster en ik , doordien heer, welke het bevel over de garde voerde , zonder briefjes , binnengelaaten , en op de beste zitplaatfen gebragt werden, eer hij toeliet, dat de deuren voor de andere lieden geopend wierden. —— Wij hadden noch perfoonlijke kennis aan dien heer, noch eenige aanfpraak op zijne beleefdheid, uitgenomen die, dat wij vreemdelingen en dames waren; maar deeze is, van alle aanfpraaken, gemeenlijk de krachtigfte bij de Franfchen. Mijne zuster maakte mij de aanmerking, dat onze zitplaatfen, welke recht tegenover het ge-  VAN FRANKRIJK. VL BRIEF. 47 geftoelte waren, van welk de leden der Vergadering hunne reedevoeringen deeden, haar de groote moeite, welke wij moesten aanwenden, om dezelve zitplaatfen in de zaal van West- munfterte bekomen, erinnerden. Ik geloof, echter, zeide ik, dat, bijaldien de roem der welfpreekendheid van den heer Fox eene Franfche dame mogt beweegen, om zich aan de deur der zaal van Westmunfter, zonder een briefje van toelaating, aantebieden , zij daar, zoo lang, als het verhoor van den heer Ilastings geduurd heeft, zou ftaan blijven, zonder dat haar de ingang vergund werd. De zaal der Nationaale Vergadering is lang en fmal. Aan ieder end der zaal, is eene galderij, daar de gemeene lieden worden toegelaa. ten, wanneer zij zich, des morgens zeer vroeg, melden om briefjes of nommers, welke aan de deur worden uitgedeeld; en zij, die zich het eerst daarom melden, geraaken in 't bezit van de eerfte en beste plaatfen. Wijl de zitplaatfen hier ook allen genommerd zijn, wordt teffens alle twist en oneenigheid weggenomen. — De galderijen aan de zijden der zaal, zijn in ver-  48 STAATS - OMWENTELING verfcheidene afdeelingen , hier tribunes, dat is, logies, of balkons genaamd, onderfcheiden. Zij behooren aan de voornaamfte leden der Natio• naale Vergadering, en tot deeze plaatfen krijgen gezelfchappen, door briefjes, den toegang. Rondom de zaal, zijn reien zitbanken gemaakt, rijzende de eene boven de andere, alwaar de afgevaardigden, leden der Nationaale Vergadering , geplaatst worden. Recht tegenover den armftoel des voorzitters, in het fmalfte gedeelte der zaal, ftaat het verheven geftoelte, of de fpreekftoel, welken de leden beklimmen , wanneer zij der Vergadering iets voorteftellen hebben. Een voornaam onderwerp van twist, in deeze Nationaale Vergadering, is het, tebeflisfen, wie het eerst zal fpreeken; want alle haare leden fchijnen meer genegen om te fpreeken, dan om te luiftcrcn. Somtijds fchelt de voorzitter te vergeefs, of ftrekt, met alle de hevigheid der Franfche gebaaraiaaking, zijne armen uit, om ftilte te gebieden; terwijl de zes deurwaarders, lieden, bijzonder daartoe aangefteld, om orde te houden, niet zelden hunne poogingen, met even zoo  VAN FRANKRIJK. VI. BRIEF. 4£ zoo weinig gfevolg , als.de voorzitter zelf,-tot dat einde aanwendén. *- Doch, van hoe gering belang is deeze drift, deeze onftuimigheid in liet twisten-1, wanneer maar de befluiten,. of decreeten, welken de Nationaale Vergadering maakt, wijs en voor de natie nuttig zijn; en. de nieuwe Conflitutie zelve maar-, gelijk de fchoonheid en orde der natuur, uit de verwarring .der beroerde' hoofdftoffen voortkomende-, heerlijk oprijst 1 — lk ftelde 'er een zonderling vermaak in, verfcheidene leden der Vergadering'te hooren fpreeken. Hunne wijze van fpreeken-in de Nationaale Vergadering is, bij üitneemendheid, deftig, langzaam en duidlijk, eh. dus van de gewoone vlugheid der Franfchen zeer- -onderfchciden. En dit, dit herhaalde ik, dikwijls, met opgetoogenheid aan mij zelve, dit is de Nationaa* le Vergadering van Frankrijk! — Deeze mannen , welke hier nu voor mijne oogen vergaderd zijn, zijn die lieden, welke de aandacht, de verwondering van geheel Europa tot zich trek* ken; naar den uitllag van wier befluiten alle de omliggende natiën reikhalzende verlangen , en D wier  50 STAATS-OMWENTELING wier roem zich bereids door alle de befchaafde gewesten des aardbodems wijd en zijd heeft uitgebreid! — Die mannen, wier grootmoedigheid hen - met magt bekleedde, om de oude Conflitutie te vernietigen; en wier wijsheid thans bezig is, eene nieuwe en betere Conflitutie te vestigen, ~- te vestigen op een grondbeginfel van volmaaktheid, welk tot hiertoe voor eene enkele harsfenfchim gehouden is, en alleenlijk gediend heeft, om de befpiegelingen des wijsgeers te verderen; maar welk grondbeginfel, naar hun oordeel, in gebruik kan gebragt worden: waarom zij ook moeds genoeg hebben, de fterkfte poogingen daartoe te doen. Mijn geest, de voorbijgevloogene waereldeeuwen , fnel als de blikfem, doorloopende, verhaastte, met een gevoel van verheven vermaak, den toeneemenden roem deezer wetgeeveren, en het gelukkig tijdvak, wanneer alle de natiën van Europa het vrije flaatsbewind, welk Frankrijk heeft aangenomen, volgende, de heerfchende ftaatkunde der tegenwoordige tijden eens voor de heerfchappij der reden, der deugd en der weetenfchap plaats zal maaken. De  V AN FRANKRIJK. VI. BRIEF. 5.1 De nitmuntendfte karakters der Nationaale Vergadering, die haar tot eer drekken, werden ons aangeweezen. — De heer barnave, afgevaardigde uit eene plaats in Dauphiné , Hechts zes en twintig jaaren oud, en het jongde lid deezer doorluchtige Vergadering, wordt voor haaren eerden reedenaar, en het hoofd der demokratifche of volkspartij gehouden. — De heer barnave is, geloof ik, aan zijne begaafdheden alleen, .hoe fchitterende ook, alle zijne achting en roem, niet verfchuldigd: zijne deugden vorderen .ook een aanmerklijk deel in de toejuiching, welke hij van zijne landgenooten zoo billijk ontvangt. Hij heeft zich zoo onveranderlijk in zijn grondbeginfel getoond, als hij in zijn pleiten voor de goede zaak wclfprcekend is. Met onafgewcekene dandvastige oprechtheid heeft hij .de volkspartij, verdedigd. Ieder voordel, welk hij. in de Nationaale Vergadering gedaan heeft, is in eene wet veranderd , vermits deszelfs weldaadige neiging altijd klaarblijklijk is geweest. En hij was het, die dat merkwaardig belluit, welk den Koning de magt ontzegt, om, buiten toeltcmming der natie, oorlog te verklaaren, heeft uitgewerkt, - De lieer barnave wordt door het D a volk  £>3 STAATS - O AI WENTELING volk aangebeden ; het heeft , twee - of driemaal, de paarden voor zijn rijtuig uitgefpanncn, en hem in triumph langs de ftraaten van Parijs getrokken. Wij zagen ook den heer de mi ra beau den ouden, wiens vernuft wel van de eerfte klasfe is, maar die 'er weinig volksliefde mede paait. Ik ben, echter, eene van zijne warmfte voorftanders, offchoon niet bloot uit die vooringenomenheid, welke mijn hart, ten voordeele van groote verftandelijke begaafdheden, altijd bemagtigt. - De heer de mirabe a u heeft eene andere, zeer ftcrke aanfpraak op mijne achting. — Hij is de openbaare , de onbaatzuchtige vriend der Afrikaanfche ftammen; en, om dat hij zulks is, moet en wil ik hem beminnen. Hij heeft de vernietiging des flaavenhandels aan de Nationaale Vergadering voorgefteld; en, alhoewel de Vergadering de overweeging van dit ftuk van menschlievendheid, uit hoofde van zoo veele andere gewigtige beraadflaagingen, die het welzijn des vaderlands onmiddelijk betreffen, heeft uitgefteld; nogthans zullen de Franfchen, veelligt, bijaldien onze Engelfche Parlementsleden over deeze gewigtige zaak  VAN FRANKRIJK. VI. BRIEF. $3 zaak nog langer blijven zuffen, gelijk zij tot hiertoe hebben gedaan, de eer hebben, ons een voorbeeld te geeven, terwijl wij dan laag genoeg zullen moeten kruipen, om hetzelve, tegen wil en dank, natevolgen. Doch het tijdftip, dit vertrouw ik, zal nimmer komen, waarin Engeland zich zal moeten vernederen, om van eene andere natie lesfen van menschlievendheid te leeren. — Ook vertrouw ik, dat een Engelsch Huis der Gemeenten niet bij aanhoudendheid zal denken, dat iets, welk zedelijker wijze kwaad en onrecht is, (taalkundiger wijze kan goed en recht zijn; dat de deugd en het welvaaren van een volk dingen zijn, die met elkander ftrijden; en dat een land, van zoo veele bronnen van rijkdommen overvloeiende, het vermoogen niet zou hebben, om een onrein kanaal, met het bloed onzer medefchepielen zoo jammerlijk bezoedeld, te (toppen. Maar, 't zou eene foort van hoog verraad, eene krenking van de eer, den geest, de edelmoedigheid der Engelfchen zijn, wanneer men onderftellen wilde, dat zij in zulk een avetechtsch gedrag zullen voortgaan. — NogD 3 thans,  STAATS - OMWENTELING thans, wanneer men eene onderftclling, die niet zonder moeite te maaken is, wil aannecmen; — wanneer men wil aanneemen , dat zij bij dit fystema van onmenschlievendheid zouden volharden, zullen zij de vernietiging der flaavernij flechts vertraagen, maar niet ten eenemaal voorkomen. — De Afrikaanen hebben, veelligt., niet lang meer te lijden, noch hunne ónderdrukkers niet lang meer te zegepraalen. Europa fpoedt, naar het fchijnt, met fnelle fchreeden naar een al te verlicht tijdvak, om zulke Wandrochtlijke misbruiken langer te verdraagen. De nevels van onkunde en dwaaling rollen fterk voorbij, en de wcldaadige ftraalen der wijsbegeerte verfpreiden meer en meer haaren luister over de natiën. — Doch werwaard hebben deeze kinderen der gevangenis mij geleid? Ik ben, verneem ik, van de Nationaale Vergadering een groot end weegs afgedwaald; — van die Vergadering, alwaar ik zoo gelukkig en naar mijnen Zin gezeeten was, en waarvan ik u ia mijnen volgenden brief meer zal verhaalen. ZE*  VAN FRANKRIJK. VIL BRIEF. 55 ZEVENDE BRIEF. abt maury is een van de aanmerklijkfte leden der Nationaale Vergadering. Hij bezit eene verbaazende kracht van welfpreekendheid; maar hij heeft zijne groote vermoogcns een weezenlijk ongelijk aangedaan , dat hij dezelven aan de naauwbeperkte, aan de laage bedenkingen van eigenbaat dienstbaar heeft gemaakt. Had hij die bekwaamheden, welke hij gebezigd heeft, om de onmaatige eifchen der kerk te ftaaven, in de manlijke verdediging van burgerlijke en godsdienftige vrijheid ten toone gefpreid, hij zou de hoogfte toejuiching van zijn vaderland verdiend hebben: maar, in fteê van dat, heeft zijn vernuft eene hulpgenoote ingeroepen , welke hij had behooren te verachten; ik meen, eene foort van fpitsvindighcid, door' welke hij 'er zijn werk van maakte, om aan de flechtfte «aak, den besten fchijn te geeven. En hierom D 4 werd  $6 STAATS - OMWENTELING1 werd hij nog meer vervloekt, dan bewonderd. — Het komt mij geenzins vreemd voor, dat een laage , een bekrompen geest , door zelfbelang, fömtijds in verzoeking geraakt, om in een gemeen en flordig pad te treeden; maar dit, beken ik, verbaast mij,- dat een verheven geest zich van het fchoone veld, daar achtbaa, re roem te behaalen- was, tot die flinkfche Wegen, daar het geen voorwerp, zijner heerschzucht waardig, zal ontmoeten, kan laaten verleiden. Doch, veelligt, een weinig-te veel hier van. — Intusfchen kan ik niet nalaaten, u nog een geestig antwoord van den abt medetcdeelen. De abt Maury, een voordel, niet naar den fmaak des volks, in de Nationaale Vergadering gedaan hebbende, werd, in het uitgaan, deswege befpot, roepende het volk daarenboven, gelijk het ook maar al te gereed is te doen: „ A la kinterne V' Dat is: „ Aan de lantaarn!" De abt, zich naar de menigte keerende, antwoordde met even zoo veel verontwaardiging, als geest: „ Ehl Mesfieurs, ft fetois a. la lanter93 «e,feriez vous plus eclat'rés?' Dat js:" Ei lieve |  VAN FRANKRIJK. VII. BRIEF. 57 , lieve! Mijne Heeren, indien ik aan de lan9i taarn hing, zoudt gij meer verlicht zijn?"Voor de Franfche ftaats - omwenteling, was de abt Maury in ft bezit van tachtig hoeven, en, in gevolge dier groote gebeurenis, verloor hij zestig duizend Livres jaarlijks. Zoo even heb ik eene fnuifdoos mét zijn portrait gekocht. Men raakt eene veer , op het dekte! der fnuifdoos, aan en de abt komt met een fprong voor den dag, veroorzaakende zulks zoo Wel verwondering als gelach. Qndertusfchen is deeze klucht reeds een weinig oudbakken in Frankrijk geworden: maar ik zal den abt met mij naar Engeland brengen, alwaar zijne fchielijke verfchijning, zoo ik mij vlei, eenige tijdkorting en vrolijkheid verwekken zal. Eene gantsch bijzondere, maar teffens zeer achtingwaardige, vertooning in de Nationaale Vergadering maakt een afgevaardigde uit Br*, tagne, in de wandeling gemeenlijk Le Pere Ge- rard, of Vader Gerard genaamd. Deeze eerwaardige grijsaard is een landman, en zijn uit- en inwendig voorkomen erinnert ons aan die gelukkige tijden, toen Veldheeren van achD 5 ter  53 STAATS - OMWENTELING ter den ploeg geroepen werden om het opperbevel over geheele heirmagten te voeren. Het gewaad van Vader Gerardis van eene foort grof wollengoed of ftof, pij 0f pij-laken geheeten, gemaakt, zoo als het over 't algemeen door de landlieden van Bretagne gedraagen wordt. Het is van zulk een verbaazend fterk weeffel, dat een rok niet zelden, door crfnis , van het eene gedacht tot het andere komt. Dit ftof, of pij-laken, zoo als men het noemen wil' wordt pinehina geheeten; en de Koning, aan wien de oude Breton, uit naam der Nationaale Vergadering, meer dan een adres aangebooden heeft , noemt hem uit kortswijl, le pere pin_ china, of Vader Pinehina. - Toen ik hem zag, had hij deezen altijdduurenden rok aan,en droeg grove, geftrikte kousfen, boven de knie opgebonden Maar 't geen mij, in zijne houding, het meest behaagde, was zijn lang wit hair, welk op zijne fchouders neerhing: — een fieraad, waarvoor ik, gelijk gij weet, eene bijzondere genegenheid heb. De eerwaardige Vader Gerard roemt, dat hij afllaiBt vaneen geflacht, welk reeds, in het begin  VAN FRANKRIJK. VII. BRIEF. 55 gin der voorgaande eeuw, afgevaardigden heeft voortgebragt : want zijn overgrootvader werd tot lid in de Staaten Generaal van Frankrijk verkooren, toen die aanzienlijke Vergadering in het jaar 1614 gehouden werd, zijnde dat de laatlle maal geweest, dat zij vergaderd was> voor dat merkwaardig tijdftip, waarin zij de tegenwoordige groote ftaats - omwenteling volbragt. Op dien tijd, toen de dames, doorliet fchenken haarer juweelen, een zoo loflijk voorbeeld van patriotfche liefde gaven, en de leden der Nationaale Vergadering, in eene vlaag van opgetogenheid , de zilveren gespen uit hunne fchoenen namen, en ze op des voorzitters tafel leiden, rees Vader Gerard op, en zeide, dat hij zoodaanig offer niet kon doen, vermits zijne gespen maar van koper waren; maar dat zijne patriotfche gift daarin zou beftaan, dat hij zijn vaderland om niet wilde dienen. - De grijsaard werd door de Nationaale Vergadering gehoord met die toejuiching, welke zijne vaderlandsliefde verdiende. - Op den dag der plechtige Beëediging, nam het volk hem van het ö Veld  60 STA ATS - OMWENTELING Veld van Mars op, en droeg hem, in zegepraal, op hunne fchouders, naar zijn huis. De heeren charles en alexander laMe t h , twee broeders, en de eerwaarde heer rab eau des. etienne, worden onder de eerfte patriotten der Nationaale Vergadering gerekend, en wegens hunne uitmuntende begaafdheden grootlijks geroemd. —» De Franfchen , liefhebbers van woordfpeelingen , door hen equivoques genaamd, zeggen uit eene aartigheid: ,, Monfieur rabeaü vaut deux de mirabeau." De zittingen der Vergadering, offchoon nog onftuimig, zijn het echter veel minder, dan toen zij eerst begonnen. — Een heer, die bij geval tegenwoordig was, toen het voorftel tot vemieti. ging der ldoosters gedaan werd, verhaalde mij, dat de gemoederen der leden, bij die gelegenheid, tot zoodaanig eene hoogte ontvlamd wierden, dat het geen wonder zou geweest zijn, bijaldien de twist, op dien tijd, in een' vreeslijken moord geëindigd was geweest. — Onder anderen vertelde hij nog eene omftandigheid, die de Franfche leevendigheid zeer karakteristiek uit-  VAN FRANKRIJK. VII. BRIËP Cl uitdrukte. —— Èen der leden uitte zich in deeze woorden: „ Wat is een monnik? Een „man, die zijnen vader, zijne moeder, alle „ verbindtenis, alle genegenheid, welke dier„ baar in de natuur is, verloogchent! en voor ■„ wien?" Eer de fpreeker zijnen volzin kon eindigen, nam een lid der Vergadering, aan een ander eind der zaal gezeten, dit oogenblik, in welk de reedenaar zijn' adem haalde, waar, en riep uit: „ Pour une puisfancs etran„ géreV Dat is, ,, Voor eene vreemde moo„ gendheid! Welke uitroep aan de zwarte zijde (waarmede de geestlijkheid bedoeld wordt) tot een groot afgrijzen ftrefcte. De Demokraaten, of volksvrienden , plaatfen zich aan de eene, en de Aristokraaten aan de andere zijde der zaal. De aanfchouwers neemen zoo veel deel in den twist, dat zij zeer dikwijls door geweldig handgeklap hunne toejuiching uitdrukken. ■ Op zekeren dag, toen ik in de Nationaale Vergadering was, en 'er over de krijgspenfioenen gehandeld werd, rees een oud Marechal van Frankrijk op, en verklaarde, dat hij, tot belooning der diensten, welken hij aan  4% STAATS • OMWENTELING aan zijn vaderland beweezen had, wel eerbewij- zingen, maar geene betaaling begeerde. . De Vergadering gaf, door een eenpaarig hand. geklap, haare goedkeuring te kennen; en de' galderijen voegden zich, bij dit blijk van goed* keuring, zeer gereedlijk. — Een jong Franschjnan,-die naast mij zat, luisterde mij in 't oor: „ Monfieur trouve apparamment que far gent .-„ rincommode;" Dat is: „ Mijn heer zal, veel•„ ligt, het geld lastig vinden." De leden der Nationaale Vergadering krijgen ieder drie Franfche kroonen, 'sdaags, voor het bijwoonen der zittingen; terwijl, in Engeland, een mededinger naar eene zitplaats iu het Parlement, niet zelden, veele duizend ponden fterling befteedt, en, met groote edelmoedigheid, een geheel graaffchap, eene week'lang, dronken maakt, enkel om de eer en het voorrecht te hebben, zijn vaderland zonder bezolding te dienen. De hoedaanigheid, die iemand tot het lidmaatfchap der Nationaale Vergadering bevoegd maakt, is, dat hij genoegzaam eigendom in land of huizen  VAN FRANKRIJK. VIL BRIEF. 63 zen moet bezitten, om de fom van een mark zilver, welk de waarde van vier Louis d'or's is, in de fchattingen te betaalen. — Ieder honderdtal burgers, welke drie dagen werkens, of drie livres, aan de regeering betaalen , hebben recht-, om tot eenen kiezer te {temmen; wiens bevoegdheid hierin beftaat, dat hij de waarde van tien livres, of zoo veele dagen werkens, aan fchattingen betaalt. — De kiezers van dén departement komen in ééne vergadering te famèn, en kiezen;, uit hun midden, de noodige perfoonen, die het beftier van dat departement zullen hebben. — Deeze kiezers zullen ook, op dezelve wijze, de gevolmagtigden , door dat departement naar de Nationaale Vergadering te zenden, verkiezen. — Derhalve zal 'er , tusfehen de laagfle orde van werkzaame burgers, en de leden der Nationaale Vergadering, flechts een enkele trap tusfehen beiden zijn. Tot hiertoe was ik gevorderd, toen ik afgebroken werd door het bezoek eener vriendin, die mij een geval verhaalde, welk, offchoon klein op zich zelve, mij echter zoo belangrijk Voorkwam, dat ik voor tegenwoordig van niers au  64 STAATS - OMWENTELING anders kan fchrijven; en Gij zult het des wart» van mijn hart hebben. — Terwijl de Nationaale Vergadering over de Verdeeling van erfnisfen onder 'broeders en zusters raadpleegde, kwam 'er een jongman van hooge geboorte en groote goederen, die teffens lid der Nationaale Vergadering is, met grooten haast in de zaal, en, den fpreekftoel beklommen hebbende, gaf hij der Vergadering met groote'aandoening te ken-c nen, dat hij zoo even bericht had ontvangen, behelzende, dat zijn vader, naar: allen fchijn, niet lang meer leeven zou; dat hij zijn ;oud(te zoon was; dat hij, volgens het.recht, welk nu nog ftand greep, hem in alle zijne tijtels en yaste goederen moest opvolgen; maar dat hij gekomen was, om de Vergadering' te bezweeren, dat zij het billijk voorftel, om aan de jongere zoons en dochters een gelijk aandeel aan de vaderlijke erfnis met den oudften broeder te gceven, hoe eer hoe liever, in een bcfluit wilden veranderen ; ten einde, gelijk hij 'er bijvoegde, zijn flervende vader het genoegen mogt hebben, om, eer hij den laatften fnik gaf, te weeten, dat alle zijne kinderen, hem even waard, gelijklijk yerzorgd waren, «-— Indien Gij over deeze om-  VAN FRANKRIJK. VII. BRIEF. 65 omftandighedcn niet aangedaan zijt, hebt gij ze geleezen met een gevoel, zeer onderfcheiden van dat, waarmede ik ze gefchreven heb: maar, zoo gij integendeel op deezen jongman verliefd zijt geworden, verbeeld u niet, dat uwe hartstogt zonderling is; want ik ben zelf geweldig op hem verzot. ACHT-  66 STAATS- OMWENTELING ACHTSTE BRIEF. Gij hebt, veelligt, niet gehoord, dat op den dag der Beëediging te Parijs, de Nationaale Eed ook door het geheele Koningrijk, des middags, ten twaalf uur, gedaan werd. Te Rouen trok een groot aantal landlieden en boeren in ftaatlijken trein op , draagende de werktuigen des landbouws, met nationaale linten verfierd, in hunne handen. De NatkA naale Garde hieuw takken van de boomen, en ftak ze op haare hoeden; en een Fransch heer van mijne kennis, die Engelsen verflaat , en Shakespeare leest, zeide mij,' dat, wanneer men te Dunfiiiane komt, men zich verbeelden zou, het bosch van Birnham te zien. De opperhoofden der Franfche Staats-otnwen- te-  VAN FRANKRIJK- VIII. BRIEF. 6j teling zijn lieden , die uitgeftrekte kennis van het mcnschlijk hart hebben. Zij hebben zich niet enkel op de kracht der reden verlaaten ; neen, maar ook al hunne vlijt aangewend, om de fterkfte hartstogtcn der mcnschlijke natuur, tot onderfchraaging hunner goede zaak, gaande te maaken; bcraamendc en vierende, ten dien einde plechtigheden , volmaaktlijk gefchikt, om die algemeene, onderlinge, tedere deelneeming, welke, alleen van hart tot hart, met onweerftaanbaare kracht wordt voortgeplant, die ieder oog met traancn vult, en iri iederen boezem klopt, optewekken. Men heeft mij het verhaal gedaan van eenen optogt, welke, niet lang geleeden, in eene der wijken van Parijs plaats had , waarin vijf hon« derd jonge dames, allen in 't wit gekleed, en met kokarden van nationaal lint verfierd, ftaatlijk optrokken , leidende, aan zijden koorden , een aantal gevangenen, eerst onlangs uit hunne kerkers verlost, en die, hunne aangezigten met lange vlottende fiuiers bedekt houdende, naar eene kerk werden verzeld, daar zij, den AllerE 2 hoog«  6ti STAATS - OMWENTELIN G hoogften het offer hunner dankzegging voor hunne verlosfing bragten. Dus hebben de voornaame hoofden der Staatsomwenteling , ook de fchoonen, als hunne hulpgenooten , ingeroepen, zeer juist bcfluitende , dat, voor de levendigheid en gevoeligheid der Franfchen, geene bewijsreden krachtiger, dan die van een fraai gelaat, zou bevonden worden. Deezen ochtend, heb ik eencn gemeenzaamen brief, uit een ftccdje , omtrent twee uuren gaans van Montauban gelegen, en Negre-Pelis. Ie genaamd, geleezen, behelzende, dat de intvooners, op den dag der Beëediging, eene gulhartigheid van gevoel ten toone hadden gefpreid* welke niet alleen hunzelven, maar ook der eeuw, in welke wij leeven, eer aandoet. —— De Nationaale Garde deezer kleine Stad en haarer omliggende landürcek, was vergaderd, om den Natiouaalen Eed te doen. Wijl de helft der ingezetenen Protestanten, en de andere helft Roomschkatholijken waren , beklommen de Room-  VAN FRANKRIJK. VIII. BRIEF. <%> Roomfche priester en de Gereformeerde leemt tefamen eenen autaar, die door de burgers opgerecht was, en namen de ledemaaten hunner gemeenten , op hetzelve oqgenblik, den eed af, waarna de Katholijken en Protestanten, met vcreenigde ftemn.cn en harten, een plechtig Te Deum zongen. Werd, bid ik u, de godüjke eerdienst ooit' meer, ooit hartlijkcr, in den geest van den Godlijken Stichter des Christendons , wiens groote gebod is dat van algemeene liefde, verricht? — Nooit, voorwaar! was het waaiTchijnlijkcr, dat het ofTer van lof en dank ten hemel opklom, dan tben de Katholijken en Protestanten van NegrePelisfe hetzelve te gelijk bragten! Toen deeze vriendbroederlijke gemeente haare godsdienstoefening gemecnfchaplijk volbragt had, begaf zij zich in trein naar eene plaats , alwaar kunstvuurwerken bereid waren; en, daar het als een blijk van eerbewijs wordt aangezien, "vuurwerken aan te ftceken, was dit voorrecht voor Mijn heer den Priester behouden, welke , echter, daarop aandrong , dat de Leeraar der E 3 Pro-  ?Q STAATS - O IJ-WENTELING Protestanten in dit blijk van achting deel nam: waarop de leeraar eene waschkaars van den priester ontving, en met hem den trein geleidde. —. De vuurwerken verbeeldden twee boomen. De eene, krom en verdraaid, was een zinbeeld der Ariftokratie , en werd fchielijk tot den grond toe verteerd; wanneer, uit deszelfs asch, een lange , rechte ftam, het af bceldfel van waar Patriotismus, voort kwam, en met onverminderden luister bleef branden. Wanneer wij op de onkunde, de bijgeloovigheid, de wreede, onmenschlijke vervolgingen der Gothifche tijden te rug zien; wat dunkt u, mijne Waarde! moeten wij der Godlijke Voorzienigheid niet dankbaar zijn, dat wij in dit verlichte tijdvak leeven, waarin zulke euveldaaden geen plaats meer hebben; waarin bijzon¬ dere leerftellingen van godsdienstig geloof niet meer als misdaaden worden toegerekend; waarin de menschlijke geest zoo veele gewigtige ontdekkingen, zoo wel in de zedelijkheid als in de weetenfehappen gedaan heeft; — waarin de vrijheid van. gevoelen , met geen minder gevolg , dan de kunlten en geleerdheid , wordt aangekweekt; —  VAN FRANKRIJK. Vilt. BRIEF, ft kweekt; — en waarin men, om kort te gaan, (en gij zijt niet eene van die geenen , welke zullen vermoeden, dat ik niet, geduurende al den tijd, dien ik in Frankrijk heb_doorgebragt, een goed Engelschgezind hart met mij omdroeg) getuige kan zijn van eene gebeurtenis , 200 verheven, als de Franfche Staats-omwenteling is? E 4  ?2 STAATS - OMWENTELING NEGENDE BRIE F. CzStisreren ontving ik uwen brief, waarin gij mij befchuldigt, dat ik de openbaare vreugdebedrijven van Frankrijk, met al te veel opgctoogenheid, befchrijf, en voorfpelt, dat ik als een fiere republikcine in mijn vaderland zal te rug keeren. In antwoord op deeze befohul- digingen, zal ik alleenlijk aanmerken , dat het iemand , zelfs met middclmaatige aandoenlijkheid begaafd, zeer moeilijk valt, in algemeen geluk geen deel te ncemen. Mijne liefde voor de Franfche Staats-omwenteling, is het natuurlijk gevolg deezer hartlijke deelnecming; derhalve is mijn ftaatkundig geloof, ik verz- ker het u, geheel en al, een zaak van het hart; want ik ben zo ongerijmd niet geweest , mijn hoofd raad te pleegen over iets , daar het niet over oordeelen kan. — Indien ik te P^ome was, zoudt  VAN FRANKRIJK. IX. BRIEF. ?3 glj u niet moeten Verwonderen, wanneer gij hoordet, dat ik iedere plek, alwaar Benige overbUjffels van den ouden luister en grootheid dier waereldbehecrfchende ftad op te fpoorcn waren, met den warmden eerbied bezocht; dat ik na het Kapitool gevloogen was , cn den grond gekust had, op welken de Romeinfchc raad plag te vergaderen: — En kunt gij dan verwachten, dat ik de plechtige Verbondmaaking, de l>eeediging op het Veld van Mars, en de Nationaale Vergadering van Frankrijk , met onverfchilligheid, aougeiien hebben? - Eer gij aandringt, dat ik zoo had moeten doen, wijs mij, in de gehcele rolder Romeinfehe historie, een plechtiger, een aandoenlijker fchouwfpel, dan dat, welk het Veld van Ma|S opleverde; of grootmoediger , edeler poogingen, in de zaak der vrijheid, dan door de Nationaale Vergadering gedaan zijn! Of de nieuwe regeerhigworm , in Frankrijk opgerecht , meer of minder volmaakt, dan onze Engclfche zij; wie zal zulks beuisfcn, wanneer de geleerden zelvcn 'er over twisten; en de crvaarenfte ftaatkundigen even zoo, gelijk gij en ik, twijfelen? Ik verbeeld mij, dat wij be- E 5 tar  74 STAATS - OMWENTELING ter zouden doen, de beflisfmg deezer vraag aan dc nakomelingfchap over te haten, Intusfchenj wenschtc ik, dat fommigen onzer ftaatkundige bedillers de goedheid wilden hebben, om van de nieuwe Conftitutie van Frankrijk, met minder verachting, dan zij genegen zijn te doen, te fpreeken , en de gemeene aanmerking , dat de Franfchen te verre zijn gegaan, om dat zij verder, dan wij zeiven, gegaan zijn, niet langer, de een na den anderen , te herhaalen; als of het niet mooglijk ware, dat die maat van invloed, welke in de hand der uitvoerende magt onzer regeering volmaakt veilig is, in het tegenwoordig trjdftip voor de vrijheid van Frankrijk gevaarlijk kon zijn. Doch dit zij, zoo als het wil, blijkt het niet duidiijk , dat de tempel der vrijheid, welken de Franfchen oprechten, al mogt hij eens in fommigen zijner onderdeden niet volkomen evenredig zijn, no iameling zal krijgen, Toen wij uit het ftadhuis kwamen , wees men ons, recht tegen over hetzelve , den wijdvermaarden lantaarnpaal, aan welken, bij gebrek eener galg, de eerfte flacfitoffers van 's volks woede werden opgehangen. — Op dat oogenblik, betreurde ik, voorde eerfte maal, de Franfche ftaats-omwenteling; en, de onvoorzigtigheid, of fchuld, dier ongelukkige lieden voorbijzien-  VAN FRANKRIJK.' X. BRIEF. 89 ziende, kon ik enkel bij de ontzaglijke boete , die zij daar voor hadden moeten ondergaan, met afgrijzen ftaan blijven —— ln mijne verbeelding fchilderde ik mij de doodlijke benaauvvdheden, welke hunne familien en vrienden gevoelden , voor mijnen geest, en het duurde een' geruimen tijd, eer ik deeze fombere beelden uit mijne gedachten kon verdrijven. 't Is voor altoos te bejammeren, dat de fchitterende luister der ftaats - omwenteling in Frankrijk, door een zoo donkere fehaduw van woedende volkswraak bezoedeld is. • Maar , helaas! waar fpreeken de jaarboeken der waereld van ftaats-omwentelingen , die niet door daaden van wreedheid bevlekt zijn ? Wanneer rijzen de driften der menscblijke natuur tot die hoogte , dat zij groote gebeurenisfen voortbrengen, zonder tot ongeregeldheden aftczwcrven, Indien de Franfche ftaats-omwen¬ teling geene verdere bloedftorting kost, moet men bekennen , dat, niettegenftaande eenige weinige voorbeelden van openbaare wraakneernüig , daar de menscblijke natuur van ijst, de F 5 vrij-  9° STAATS - OMWENTELING beid van vier-en-twintig millioenen menfehen, tot een' veel laager prijs zal gekocht zijn, dan men uit de voorige ondervindingen der wae« reld ooit had durven verwachten. ELF.  VAN FRANKRIJK. XI. BRIEF. 91 ELFDE BRIEF. #» zoo even van Vcrfailles te rug gekomen. Ik kon niet nalaaten, mij te verbeelden, dat ik, op den achtergrond dier prachtige verblijfplaats eens willekeurigen hèerfchers, de naare, donkere kerkers der Bastille zag, welke nog voor mijnen geest zweefden , en mij verhinderden, door den luister van dit overheerlijk paleis fterk getroffen te worden. Men wees ons de gangen, langs welken de Koningin, op dien gedenkwaardigen nacht, toen de Poisfardes, of Vischwijven van Parijs, Vcrfailles bezochten, uit haar eigen vertrek, naar dat des Konings ontkwam, en ook het balkon, waarop zij, met den Dauphin in haare armen, ftond, wanneer het, nadat zij zich in een' verborgen fchuilhock des paleis, eenige uuren lang ver- fchoo-  J)2 STAATS - OMWENTELING fchoolen had gehouden , dienftig werd geoordeeld, aan den wensch en de begeerte der menigte , die haare tegenwoordigheid by herhaaling verzocht, te voldoen. — Toen ik hoorde, dat de zaal, tot welke dit balkon behoort, dat zelve vertrek was , waarin de groote dwingeland , Lodewijk de Veertiende, overleed, kon ik mij niet bedwingen, eene zedeles daaruit te trekken, en mij de ongeftaadigheid van 's menfehen fortuin voor te Hellen; bedenkende, hoe weinig die eigendunklijke vorst vermoed zal hebben , dat 'er, in den loop dier zelve eeuw, eene zoo vreemde rol, op die zelve plek, gefpeeld zou worden. Al het brood, dat te Verfailles te bekomen was, werd onder de Pohfardes uitgedeeld; die, met woeste wreedheid, haare beeten broods, op haare bloedige pieken , naar het balkon, daar de Koningin ftond, om hoog hielden; fchreeuwende in een' uittartenden toon: „ nous „ avons du pain!" Of, „ nu hebben wy ,, brood J" Geduurende de gehcele reis van Verfailles naar Pa-  VAN FRANKRIJK. Xrl BRIEFl 93 Parijs, hield de Koningin den Dauphin in haare armen. Vooraf had men dien- jongen prins geleerd, zijne kinderlijke handjes famen te vouwen , en poogingen te doen, om de verbitterde menigte te bedaaren , door gedüurig te herhaalen: „ Grace pour tnatttal" Of, „ Spaart mijn „ mama!" Mijn heer de la Fayette verhoedde gelukkiglijk , dat alle des Konings Gardes du Corps, te Verfailles, niet vermoord wierden, — door het woedend Volk toe te roepeh: „ Le Roi vous de* < mande gr ace1-pour fes GardeS du Corps l" Dat is: , De Koning verzoekt u, zijne lijfwachten „ te fpaaren!" Naar de ftem van den heer de la Fayette werd geluisterd, en aan dezelve gehoorzaamd. De Gardes du Corps werden gefpaard. Om hen des te meer vah hunne veiligheid te' verzekeren, wisfelde het volk , eer de Koninglijke lijfwachten naar Parijs op weg floegen, zijne kleederen met hun, geevende het hun ook nationaale kokarden; en, tot verdere befcherming tegen alle gevaaren, beklom een deel der famengevloeide menigte de paarden der lijf-  £4 STAATS ■ OMWENTELING lijfwachten , neemende ieder man een' officïef achter zich op. Eer de Koning uit het ftadhuis kwam, verfcheen de heer de la Fayette, en zeide aan het Vergaderde volk, welk, den geheelen weg over» van Verfailles naar Parijs, een diep en fmaadlijk ftilzwijgen gehouden had, dat de Koning gevoelens der fterkfte genegenheid voor zijn volk geuit, en de nationaale kokarde aangenomen hadj verzoekende de heer de la Fayette het volk teffens, erihoopende, dat het, wanneer zijne Majefteit uit het Stadhuis kwam, zijne dankbaarheid betuigen zou. Binnen weinig minuuten verfcheen de Koning; en hij werd met de luidfte en vrolijkfte toejuichingen ontvangen. - Toen de Koningin onlangs verzocht werd, om aangaande de pooging , welke 'er, naar men zeide, door de Poisfardés, of Vischwijven te Verfailles gedaan was , om haar te vermoorden, antwoordde zij, met groote voorzigtïgheid: „ jp'ai tout vu, tout entendu, et tout oublié]" 'Dat is: „ Ik heb alles gezien, alles gehoord , en alles vergeeten!" Da  VAN FRANKRIJK. XI. BRIEF $3 De Koning is nu bij uitftek gemeenzaam; ert bet volk zingt, op de ltraaten , in den ouden deun van ,, Five Henry quatreV of, „Lang lecve Hendrik de vierde!" geflaadig: ,, Viva „ Louis feizel" of, „Lang leeve Lodewijk de „ zestiende!" • De Koningin is, naar men verhaald heeft, fe~ dert ee'nigcn tijd, 'in haar gelaat merklijk veranderd , maar zij is echter nog eene fchoone vrouw. Madame , of de jonge Koningiijke Prinfes , is van eene uitmuntende fehoonheid; en de Dauphin , welke omtrent zeven jaaren oud, is de afgod des Volks. — Men verwacht, dat hij in de grondbeginfels der nieuwe Franfche Conftitutie zal opgevoed , en geleerd worden , 'zich ztf ven niet zoo zeer als koning, maar veel meer als burger te befchouwen. Hij fchijnt een orn gemeen leevendig en bevallig kind te zijn , dat geest bezit. Ik heb eene aartige anecdote, of gezegde , van hem horen verhaalen , welk ik u moet mededeelen. — Hij heeft eene verfaueling van dieren , welken hij met eigen handen voedt. Eenige dagen geleeden, beet een ondankbaar konijn, welk zijn eerlte gunsteling was, den jonger?  06 STAATS - OMWENTELING gen prins in den vinger , terwijl hij het voedfel gaf. De prins, klaagende van pijil , zeide bij herhaaling aan zijn „ petit /apin: tu eft arifio„ cratel" Dat is: ,, klein konijn, gij zijt een ariftokraat 1" Een zijner oppasferen vroeg hem: „ Eh! Monfeigneur, qti'efi ce qu'un „ Ariftocrate V Dat is: „ Ei lieve! Mijn ,, heer, wat is een Ariftokraat?" De prins antwoordde: ,, Ce font ceux9 qui font de la peine ,, a Papa'."" Of, „ Het zijn de zoodaanigen , „ die mijn Papa moeilijkheden aandoen." De Koning noemde , onlangs , de Koningin , al kortswijlende, Madame Capet; 't welk zij, zoo aartig als gereedlijk, omkeerde, geevende aan zijne Majefteit den naam van Monfieur Ca* pot. Toen de Franfche gardes, te Verfailles, hunne geweeren neerleiden, zochten hunne- officieren hen te overreeden, om ze weder, optevatten. Een officier van mijne kennis verhaalde mij, dat .hij tot zijne krijgsknechten gezegd had: „ Mes enfant , vous allez donc me quitter; vous ne „ itfaimez plus?" Dat is: „ Mijne kinderen, 55 gj  VA N FRANKRIJK. XI. BRIEF. 9? gij wilt mij dan verhaten; gij hebt geenelief„ de meer voor mij?" —— ,, Mon officier," hervatten zij, „nous vous aimons tous; fl il s'dgit „ iValler contre nos ennemis , nous fommes tous „ prets a vous fuivre; mais nous ne tirerons ja* „ mais cor.ire nos compatriotes." Of, ,, Kapi,, tem) wij allen hebben liefde voor u; indien „ het 'er op aan komt, om tegen onze vijan5j den op te trekken , zijn wij gereed om u te ,, volgen ; maar op onze landgenooten zullen wij nöóit vuur geeven." — Sedert dat tijdftip, heeft men befpeurd, dat, wanneer 'er eenigcn van de Franfche Gardes zich laaten zien« zij fteeds de toejuichingen des volks genieten, en de lucht overal-van ,, Five les Gardes Fran„ pifes!" Of, ,, Lang keven de Franfche Gar,, des!" weergalmt. Terwijl wij, in ons logement, te Verfailles, na de tafel, nog een weinig bleeven zitten , werd de deur fchielijk geopend, en een Franciskaaner of Bedelmonnik trad in de kamer. Hij had eene zoo fterke gelijkenis op den monnik van sterne, dat ik mij verbeeldde, hij moest «ene afltamling van die zelve familie zijn. Wij G kon-  t}8 STA ATS-OMWEN TELIN G - konden niet, gelijk sterke zich aanmaatïgde, onfterflijkheid fchenken; maar wij gaven hem eene aalmoes, en nadat de eerwaardige oude monnik ons met inneemende eenvouwigheid bedankt had, breidde hij langzaam en plechtig zijne armen uit, en zeide: ,, Que la paix foit avec „ vous\" Of; „ Vrede zij u lieden!" Waarna hij heenen ging. Sints mijne aankomst in Frankrijk heb ik mij onzen zonderlingen sterwe dikwijls erinnerd; en de eerfte postjonge , dien ik in groote laarfen zag, kwam mij als eene zeer fterk betekenende gedaante voor , door mij het idee van La Fleur, op zijn fchaap rijdende, te binnen te brengen. TWAALF-  VAN FRANKRIJK, XII. BRIEF. TWAALFDE BRIEF. ij zijn in alle de fchouwburgen geweest; met de kluchtfpeelers ben ik het meest ingenomen. De treurdichtfpeelers behaagden mij veel minder. Eer wij ons over Madame ves¬ tris, de eerfte treurdichtfpceleres van Parijs, kunnen verwonderen , moeten wij den indruk dien het fpeelen van Madame siddon op onzen geest maakt, vergeeren ; 't welk genoegzaam onmooglijk is: want, in plaats dat onze fehouwfpeeleres eene hartstogt tot vlarden zou fcheuren, gelijk Madame vestris doet, verfcheurt zij alleenlijk de harten der toehoorderen door gevoe_l van medelijden. De moesten der (lukken, welken wij op de Franfche tooneelen hebben zien vertoonen, beltonden in Ideine klucht- of blijfpellen, op de G a om-  STAATS- OMWENTELING omftandigheden van tijden betreklijk, en , uit dien hoofde, in dit oogenblik van verrukking, boven al het geestige van molière, hoog gefchat. Deeze kleine (takken zult gij, volgens uwe grondbeginfels, veelligt koel genoeg leezen; maar zij doen echter de bekoorlijkfte uitwerking, wanneer zij met de toejuichingen van eenige honderd der nationaale garde, de weezenlijke helden , in de tooneelen vertegenwoordigd , verzeld gaan. ■ Tusfehen de bedrijven worden de fraaifte nationaale zangen gefpeeld , waarmede alle de toehoorders bij chooren inftemmen. Een airtje in 't bij¬ zonder is 'er, welk zoo zeer in den fmaak der natie valt, dat het „ k carillon national," of, ,, het nationaale wagentje" genoemd wordt: het flotvers, of dat, welk telkens herhaald wordt, is „ c"a ira," of, „ dat zal gaan." — Dit liedje wordt niet alleen op iederen fchouwburg, en in iedere ftraat van Parijs; maar ook in elke ftad en dorp van Frankrijk, door mannen, vrouwen en kinderen gezongen. Ca ira " of, „het „ zal gaan," is overal het fein van vermaak , het beminde liedje, welk iederen boezem met vrolijkheid bezielt, en waarop ieder oor verliefd is. —  van frankrijk. XII. brief. 101 is. — Zelfs heb ik gehoord, dat men de ernfti- ge ftaatkundige gcfprekken, met eene kortswij- W verzekering , in toefpeeling op dit lied: „ c'a ira," „ het zal gaan!" befloot. Giornowiche, de beroemde vioolfpeeler, welke, in den voorleden winter , te Londen , zoo zeer in de moode was, vermaakte zich, naar men mij verhaalde, fomtijds, te Parijs, op eene kluchtige wijze: — hij klom des avonds, wanneer het duister was, in eenen der boomen van het Palais Royal, en wist uit zijne viool (temmen te haaien, wonderlijk gefchikt, om zijne hoorders te bewcegen , de gevangene (lagtoffers der dwingelandij te verlosfen en ze in de ruimte te (tellen. —- Dikwijls heeft hij duizenden des volks, den halven nacht, in het Palais Royal opgehouden, eer zij den fpeeler ontdekten ; zijnde het volk gewoon , in opgetoogenheid uitteroepen: ,, Bravo, bravo, c'est mi„ eux que giornowiche!" Of, „ Braaf, braaf, hij (peelt beter dan giornowiche!" Heden heb ik de vermaarde tapijt - fabriek, Gobelins gcheeten, en naar haare uitvinders zco G 3 ge-  JP5 STAATS - OMWENTELING genaamd, bezien, 't Werk fchijnt zoo ongemeen vreemd, dat het wel naar toverij gelijkt, 't Deed mij groot vermaak , dat ik twee febilderijen van Hendrik den Vierden zag. In het eene ftuk, wordt hij, 0p een' avond, met des molenaars familie , aan de tafel verbeeld; en in tact andere, omhelst hijStil'ly, die, in een'veld. flag gewond zijnde, op eenen draagdóel wordt binnen gcbragt. — Sints ik in Frankrijk kwam , heeft niets mij meer genoegen gegeeven, dan de eerbewijzingen , welken aan de gedachtnis van mijnen begunftigden held, Koning Hendrik den Vierden, gedaan worden: ik fchat hem boven alle de Alexanders en Frederiks, die ooit geleefd hebben. Deeze moogen vreeslijk verheven zijn, zoo gij wilt, en groote aaufpraak op mijne verwondering maakeu j maar, wat mijne liefde aangaat , al dat gedeelte derzelve , welke ik aan helden bedeed, is reeds in 't bezit van Hendrik den Vierden. Kleine beeldjes van Hendrik den Vierden en van Suily, zijn hier in Parijs zeer gemeen Sully wordt verbeeld, knielende aan de voeten van zijnen berninnensvvaardigen Vorst, die zijne hand  VAN FRANKRIJK. XII. BRIEF. IO3 ■j&dS naar hem uitgeftrekt houdt. Op den vo'et van het beeld ftaan deeze woorden gefchreeven, welken Sully in zijne gedenkfehriften heeft op- 'getekend: „Mais Tevez vous , kvcz vous donc , „ Sully ; ou croiroit que je vous pardonne." Dat is, „Maar ilaa op, ftaa op, bid ik u, Sully; „ men zou meencn, dat ik u vergaf." ' Terwijl men het ftandbeeld van Hendrik den Vierden, op de Pont-ncuf, verlichten met nationaale linten verfierd heeft, is dat van Lodewijk den Veertienden, op de plaats VtBoire, van alle die fieraaden, waarmede het, voorheen, praalde , en de natiën, welke geboeid aan zijne voeten verbeeld werden, zijn federt de ftaats-omwenteling van Frankrijk, weggeruimd. Het beeld der Faam wordt, echter, noch zwcevende achter des Konings ftandbeeld gezien , met met eene lauwrierkroon in haare hand. — Men onderftelt gemeenlijk, dat zij bezig is', de kroon op zijn hoofd te zetten. Maar ik heb van een' verheven Franfchen fchrijver gehoord, die onderzocht: of het in de daad de toeleg der Faam was, den lauwrierkrans op zijn majefteits G 4 hoofd  104 STAATS - OMWENTELING hoofd te zetten j dan, of zij 'ér dien juist vaa afgenomen had. In onze wandeling deezen morgen, hielden wij ftil bij de Place Royal, daar ik mij niet weinig vermaakte, kezende, voor een klein winkeltje, onder de gewelfde galderijen, deeze woorden: Robelin, ecrivain. — Memoires et lettres 3, ecrites a jufte prix , a la nation." Dat is, ,, Robelin , de fchrijver. Schrijft Me- „ morien en Brieven, tot een' maatigen prijs , voor de natie." Men heeft mij verteld , dat de heer Robelin zich in zeer bloeiende omftandigheden bevindt. Veelligt, mogt ik wel mijn toevlugt tot hem genomen hebben, om mij, in mijne briefwisfeling met u, de behulpzaame hand te beiden, indien ik niet beflooten had, Parijs morgen te verhaten. Mijnen eerften brief na deezen zult gij uit Rouen ontvangen. DER-  VAN FRANKRIJK.. XIII. BRIEF. lO$ DERTIENDE BRIEF. CXize reis van Parijs naar Rouen was ongemeen aangenaam. Wij rceden honderd Engelfche mijlen verre langs de oevers der Scine , door een uitmuntend fchoon landfchap, rijklijk met houtgewas voorzien, en door heuvelen en valcien zeer fraai onderfcheiden. — Wij zagen, langs onzen weg, verfcheiden prachtige kasteelen, en ontdekten van verre menigen hoogen ■toren, van de Gothifche bouworde; die, naar het fcheen, van zulke duurzaame bouwltoffcn gefticht waren, met een zedelijk oogmerk, om het gemoed te beweegen , de onvcrgelijklijkc kortheid van 's menfehen leeven geftaadig daar bij te bedenken. •> Dikwijls ontmoetten wij een oud eerwaardig kruis, door de godvrucht van voorgaande ecuwen aan de zijden van den weg geplaatst; ^n, daar de Roomsch-KatholijG 5 ken  'tc6 STAATS ' OMWENTELING ken dezelven nimmer voorbijgaan, zonder het een of ander teken van eerbied te maaken, werpen zij eene foort vaa godsdienstige heiligheid over het landfchap. Wij pleisterden onderweg, om het verbaazend groot kunstwaterwerktuig, door welk het noodig water voor de fonteinen naar Verfailles en Marly wordt gevoerd, te bezien.'.— Doormiddel deczer kunstwatermoolen, wordt het water zestig voeten in de hoogte gebragt, en vijf honderd voeten verre vcortgeleid.; Nooit hoorde ik een geluid , welk mijn gemoed met meer ijzing vervulde, dan het geraas, door de beweegingen van-dit bijster groot kunstwerktuig Veroorzaakt; terwijl, op denzelven tijd, de vervaarlijke gaapingen, daar het water als met grimmig geweld fchuimt, mijn hoofd dceden draaijen en ik blij was, toen ik die fchrikverwekkende beelden verliet. Een gedeelte onzer reizc werd bij het maanlicht volbragt, dat zich, op de oevers der rivier, zeer lieflijk vertoonde , en over het landfchap die zachte aanminnigheden verfpreidde, welken ik  VAN FRANKRIJK. XIII. BRIEF. %Of jk niet zal poogen te befclirijven, op dat mijne pen niet zou beginnen te rijmen. Wij reeden voorbij het kasteel van Rosni, een ■ edel landgoed , door Hendrik den Vierden aan Sully vereerd ; een blijk van die vriendfehap , welke den Koning zoo wel, als den Staatsdie» naar eer aandoet. Omtrent drie uuren gaans van Rouen ligt een klooster , waarvan Abelard , eenigen tijd , de överfte was. —■ liet wordt nog door eenige monniken bewoond , en Ie convent de deux amans , óf, het klooster der twee gelieven geheeten. — Was het de verblijfplaats van Eloïfe geweest, ik zou mij gehaast hebben, om die plek te bezoeken, ,, alwaar, over de fchemerende boschjes en donkere holen, over de lang-•weergalmende eilandjes, en verfp reide graven, de fombre Melankolie haaren zetel heeft gevestigd , en eene ■akelige rust , eene doodlijke ftilte, rondom zich verfpreidt: alwaar, heure naare tegenwoordigheid het gchcele toneel bedroeft, iedere bloem 'befchaduwt, al het groen verdonkert, het ge. mur-  Io3 STAATS « OMWENTELING murmel der vallende ftroomtjes vermeerdert , en de wouden met- een zwarter kleed bedekt." Indien het voor een dichtlicvcnd hart niet al te moeilijk viel, om op zoo eenen dichter , als pope is, boos te zijn , bijzonder, wanneer men den inhoud dier bovenftaande. gedachten,in uitgelcezcn verfen, by hem, geleezen.heeft; zou ik het echter waarlijk zijn, als ik mij te binnen breng, hoe klaar de heer derincton, in zijne Hiftorie van Abelard en Eloïfe, het fehrceuwend onrecht, toont, welk pope de gevoelens van Eloïfe aandoet, wanneer hij haar in het gedicht, maar al te dikwijls, eene taal doet fpreeken , geheel verfchillende van die, welke zij in haare echte brieven voert. Op onzen weg naar Rouen , flicpen wij te Gallon, een vlek , omtrent vijf uuren van die ftad gelegen. Onze herberg was dicht bij het kasteel , welke eertijds aan den aartsbisfehop van Rouen behoorde , nu het eigendom der natie is. - Het kasteel is een aanzienlijk Gothisch gebouw, met een fraaie oranjerij en bosfehen , die  VAN FRANKRIJK. XIII. BRIEF I0£) die zich verfcheidene uuren gaans in de lengte en breedte uititrekken. . De Aartsbisfchop , Kardinaal de la Rochefoucault, en broeder van dien uitmuntenden patriot, eertijds Hertog de la Rochefoucault, heeft, federt de ftaats-omwenteling, eene zeer aanmerklijke jaarlijkfche inkomftc veriooren. Hij had een ongelooflijke ftoct dienstbooden , welken hij, naar men mij verhaalde , bi{ de vermindering van zijn inkomen , met alic mooglijke vriendelijkheid , bedankte, geevende aan den eenen paarden, aan den anderen rijtuigen, en zoekende de grievende fmert, welke zij allen, op het verlaaten van eenen zoo goeden, meester gevoelden , op de eene of andere wijze, naar zijn vermoogeu, tc verzachten. ■ Onmoog'ijk is het, zonder gevoelige aandoening te kunnen bedenken, dat de bezittingen des Kardinaals de la Rochefoucault zoo zeer verminderd zijn , daar hij ze, ecnig en alleen, be« ftcedde, om overal, zoo verre zijn kring toeliet, geluk te verfpreiden. Na dat ik het kasteel bezocht had, keerde ik, een weinig droefgeestig, naar mijne herberg tc  ÏIO STAATS ■ OMWENTELING te rug. In dezelve trof ik niets aan, gefchikt, om mijne zwaarmoedigheid te verdrijven, en mij integendeel blijgeestigheid inteboezemen In de zoldering van ons vertrek , zag men de oude blootc balken zonder eenlg bekleedfel; het tapijtwerk , waarmede de muuren der kamer behangen waren, fpreidde, gelijk het gewaad der oude vrouw van Otway , verfcheidenheid van ellende ten toon; de paviljoenbedden waren van grof en morfig ftof; twee fchilderijen, in kakelbonte, vergulde lijsten, mismaakten de bevallige houdingen van den Dauphin en Madame; en de vloer was van gebakken ftecncn. — Om kort te gaan, naauwlijks kan men zich een tooneel verbeelden , welk , ten aanzien van gemaken gerieflijkheid , meer van den Engelfche aart verwijderd is, dan de landherbergen van Frankrijk. En in deeze wooning, daar een Engelsch man in verzoeking zou geraakt zijn, om zich zeiven op te hangen, werd nog mijne rust, gcduurende den halven nacht, geftoord door de vrolijke liederen, welke in een aangrenzend vertrek , zoo naar als het mijne, gezongen werden. — Doch deeze plaatslijke omftandighedcn, welke  VAN FRANKRIJK. XIII. BRIEF. 11V ke het Engelsch gevoel zoo fterk aandoen, ftooren nooit de rust en den vrede van dat gelukkig volk, bij wetk, 't zij gewapend en vechtende om de Bastille in te neemen, 't zij na eene vro« lijke avondmaaltijd, bij hunne vrienden zittende, „ tout fe fait en chantant," dat is, ,, alles „ zingende gefchiedt." VEER.-  1158 STAATS-OMWENTEL ING VEERTIENDE BRIEF. HOL-ouen is eene vau de grootfte en welvaarendfte (leden van Frankrijk , die uitgcftrekten koophandel drijft. — De ftad is aan den oever der Seine gelegen, heeft eene fchoone, gemaklijke kaai, en eene zonderlinge brug over de rivier , beftaande uit eene menigte fchuiten, dicht aan elkander gelegd , daar planken op vast gemaakt zijn. De brug rijst en zinkt met het getij, en opent zich op zekere tijden, om de vaartuigen, die de rivier op- en afzeilen, te laaren doorvaa. ren. De ftraaten van Rouen zijn zoo naauw, zoo donker en akelig, dat (om mij van eene uitdrukking van Madame sevigné te bedienen) „ el„ les abv.fent de la permis/ion qtfont ïér rues Francoifes d'etre laides;" dat is: zij misbruiken de vergunning, welke de Franfche ,, (Iraa-  VAN FRANKRIJK. XIV. BRIEF. It3 ,-, ftraaten hebben, om leelijk te zijn." — In deeze morfige ftraaten zijn veele beeldnisfen Van Heiligen te zien, geplaatst in kleine nisfen, in de muuren der huizen gemaakt, - De Maagd Maria,' met het Kindeken in haare armen, is in eene deezer nisfen gezeten; en in haare nabijheid is S. Anna te zien, waarvan veele goede Roomsch-Katholijken gelooven, dat zij de heilige Moedermaagd heeft leeren leezen. Des nachts, wordt de algemeene donkerheid der ftad , door middel der lampen, welken het volk in de nisfen plaatst, „ pour eclairer," gelijk zij zeggen, „ les Saints-" of, ,, om de Heiligen te verlichten," een weinig verminderd. De fchoone bolwerken, die de ftad omringen, leveren den inwooneren zeer fraaie wandelwegen. Op den top des S. Katharinabergs , die de ftad overziet, zijn de overblijffels eener fterkte offchans, S. Michel genaamd , van waar Hendrik de Vierde Rouen belegerde. — Ik laat mij Hendrik den Vierden zeer gaarne erimieren, en daarom ben ik grootlijk in mijn fchik, wanneer ik, bij gelegenheid eener wandeling, mijne oogen op den S. Katharinaberg kan vestigen. U Wan-  H4 STAATS - OMWENTELING Wanneer ik de plaats , waar de waereldberoemde Maagd, van Orleans ter dood werd gebragt, en die , waar baar ftandbeeld, een gedenkteken onzer fchandc, ftaat , voorbijgaa , gevoel ik mij altijd over mijn vaderland een weinig befchaamd. Dé asch van haaren vervolger , Jan Hertog van Bedford , rust binnen eene zwartmarmerfteenen graftombe , op een' kleinen afftandvan daar, inde Kathedraale kerk, die door de Engelfchen gefticht is.;— Men kan niet veel eerbied voor het oordcel onzer voorvaderen gevoelen, wanneer men bedenkt, dat zij, boven alle de plaatfen onder de zon , de hoofdkerk van Rouen uitkoozen tot de begraafplaats van hem, wiens naam, met den eertijtel van den goeden Hertog van Bedford , tot ons overgeplant is: want,'naauwlijks heeft men de Kathedraale kerk verlaaten, of het ftandbeeld van johanna van ark, anders gezegd jeane d'a r c , ftaart u in het aangezigt, en fchijnt eene ongunftige fchaduw over des goeden Hertogs deugden te werpen. De meergemelde Kathedraale kerk is een zeer prachtig gebouw. Haare groote klok is tien voe-  VAN FRANKRIJK. XIV. BRIEF. Il5 voeren hoog , en weegt zes en dertig duizend pond. Doch in Frankrijk is het niet, — *t geen oud, maar — 't geen niéuw is, dat de aan* dacht het allcrftérkst gaande maakt. — In deeze oude fraaie Domkerk, was niets , daar ik zoo veel belang in ftelde , als in de gewijde banier , welke , fmts de Nationaale Beëediging, boven het altaar geplaatst is , en met dit opfchrift pronkt : ,, Vivons h'bres, ou mourirl" Dat is, ,, Laaten wij vrij leeven , of nervenI*' — Ik hoop, dat ieder Franschman, die de Kathedraale kerk van Rouen binnen treedt, en het opfchrift op deeze gewijde banier leest, uit den grond zijnetziel herhaal en zal: ,, Vivons libres ou mourirl* „ of, ,, Laaten wij vrij leeven, of fterven!" — Maar de Franfchen, vertrouw ik, zullen, niettegenftaande alle de naare voorfpellingen van de vijanden der nieuwe Conftitutie, de ijslijkheden van den burger-oorlog gelukkiglijk ontkomen. Een volk, van het juk der onderdrukking pas verlost, zal, voorwaar, weinig genegenheid betoenen , om hunne oude kluisters weder aan te lieemen ; om de kerkers, welken zij, zoo onlangs, hebben verftoord, weder op te bouwen; H a . om  Il6° STAATS - OMWENTELING om die donkere kloosterpoorten , welke nu geopend zijn, weder te fluiten; om hunne nieuwe gerechtshoven, op den grondflag yan gerechtigheid en menfchenliefde gevestigd, voor de grilligheid van willekeurige magt, en de akelige onrechtvaardigheid van Letres de Cachet , weder te verruilen ; om de blinkende fter van vrijheid , welke boven hun halfrond is opgegaan, uit te blusfchen , en toe te laaten , dat zij op nieuw door het verfchijnfel van eigendunklijke magt geleid worden. Een zeer aanmerklijk getal , zelfs onder den adel van Frankrijk , is deugdzaam genoeg geweest, om de zaak der vrijheid te onderfchraagen; en vergeetende de kleine bedenkingen van iedelheid, die, wel is waar , in den gewoonen loop van menschlijke zaaken een weinig invloed hebben, maar uit het oog worden verlooren en gantschlijk vernietigd, zoo dra het gemoed door het een of ander, waarlijk groot, gevoelen, bezield wordt, hebben zij verkoozen, liever de weldoeners, dan de onderdrukkers van hun vaderland; liever de burgers van een' vrijen ftaat, dan de flaaven van eenen willekeurigen vorst te wor-  VAN FRANKRIJK. XIV. BRIEF. Ilf worden. — Zij willen niet langer, om de heerschzucht, of de eigenzinnigheid van eenen ftaats» dienaar te begunftigen, de wapenen draagen; zij willen dien dapperen , braavcn, onweerftaanbaaren moed, waardoor zij ten allen tijde hebben uitgemunt, niet langer aan zaaken , dcszelfs poogingen onwaardig, befteeden. Het vuur van dapperheid, welk zij maar al te dikwijls tot afbreeking, tot vernieling hebben aangewend, zal van nu voortaan tot edelmoediger einden worden gebruikt. — De Franfchen zullen nu een ander pad, om roem te behaalen, inflaan. In plaats van hunne krachten aantewenden, om de citadel van glorie ltormenderhand te veroveren, zullen zij aan den lof eener prijswaardige verdeediging den voorrang geeven, en, naar geene bloedige lauwricren meer haakende, met verhevene opgctooger.heid hun best doen, ou de burger-kroon tc verwerven. — Jaa, de Franfche Natie zal de geheiligde rechten der vrijheid ongekrenkt bewaaren , ongefchonden tot haare laate nakomeBttgfchap voortplanten. — Toekomende eeuwen zullen , den veertienden van Hooimaand , met dankbaare herdenking vieren; en vreemdelingen, wanneer zij Frankrijk bezoeken , zullen zich , H 3 ver-  .Il3 STAATS - OMWENTELING vervuld met die opgetoogcnheid , welke door het gezigt eener plaats , alwaar eene groote rol gefpeehl is , wordt gaande gemaakt, met ongeduld naar het Veld van Mars haasten. Ik hoor hen, dunkt mij, uitroepen: „Hier, hier werd de ,, Nationaale Bcëediging volbragt! Hier wijdde .,, eene vergaderde Natie zich, met plechtigen „ eede, der vrijheid toe!" Ik zie hen, dit verbeeld ik mij , met hunne vingeren wijzen naar de plek, waar het autaar des vaderlands ftond.1 Ik bcfpeur hen, met angstvalligheid naar de plaats zoeken, waar, volgens de aantekeningen van dien gedenkwaardigen dag, -de Nationaale Vergadering, bij die onvergectbaare plechtigheid, gezeten heeft! Ik gedenk aan deeze groote gebeurenis, en dan herhaal ik bij mij zelve met verrukking: Ik was ^ene aanfchouwercs der „ Becediging!" Doch deeze overdenkingen hebben mij aanleiding gegecven , om de ruimte van zoo veele eeuwen te doorloopen, dat het in de daad moeilijk is, tot de tegenwoordige terug te kecren. — Had gij wel verwacht , dat ik mijne pen ooit tot ftaatkundige zaaken befteed zou hebben; — ik,  VAN FRANKRIJK. XIV. BRIEF. II9 ik, die zoo gering belang in openbaare zaaken plag te Hellen, dat ik mij nog erinner, dat een heer van mijne kennis mij niet weinig verwonderd deed ftaan , door mij een bericht te geeven van den oorlog, tusfehen de Rusfen en de Turken, op eenen tijd, toen alle de inwooners van Europa, behalve mij, reeds twee jaaren lang in 't bezit van dat nieuws geweest waren? Intusfchcn , zoo mijne liefde voor de Franfche ftaats-omwenteling eene verdediging vereischt, zult gij, binnen zeer korten tijd, eene voldoende ontvangen: wantik gaa naar het kasteel van den heer du F.— en zal u van daalde historie zijner rampen zenden. Zij waren de uitwerkfelen van dwinglandij, en, wanneer gij ze geleezen hebt, zult gij u met mij verheugen, dat dwinglandij geen plaats meer heeft. Eer ik mijnen brief fluit, zal ik u nog van een zonderling voorrecht , dat de kerk van Pvouen, federt veele eeuwen, bezit, kortlijk een verhaal geeven. Het beftaat hierin , dat zij tie magt heeft, om, jaarlijks, op Hemelvaartsdag, eenen moordenaar op vrije voeten te Hellen. — H 4 Men  130 STA ATS • OMWENTELING Men vertelt, dat, ten tijde van Koning Dagobert, die in de zesde eeuw regeerde, een vreeslijke en onmededoogende draak het land verwoestte, fpaarende noch mensch, noch beest. S. Romain, toen bisfchop van Roucn , verzocht om twee doodfchuldigen, ten einde hem in. eene .ondernecming, welke hij tegen den draak in den zin had, bij te ftaan. Door deeze aides de camp, of hulpgenooten onderfteund, trok hij kloekmoedig uit, do,odde het gedrocht, en had het geluk, zijn vaderland van dien geesfel te verlosfen. — Ingevolge dit wonderwerk, fchonk koning Dagobert aan de opvolgers van S. Romain het voorrecht, om, jaarlijks, op He. melvaartsdag, eenen moordenaar uit de gevangegenis te verlosten, — De heenderen van S. Romain worden, door den misdaader, in een vergulde doos, langs de voornaamfte ftraaten der ftad, gedraagen; en de gedaante van een verfchriklijk dier, den draak uitbeeldende, (doch hoe na zij er aan gelijkt , wil ik niet bepaalen) verzelt deeze eerwaardige beenderen , en heeft gemeenlijk een' jongen lecvendigen wolf in zijnen bek geplaatst , uitgenomen, wanneer het njow maigre," of, „vastendag" is, wanneer dQ  VAN FRANKRIJK. XIV. BRIEF. 121 de muil des draaks met een' grooten visch wordt voorzien. — De raadslieeren van het parlement, in hunne fcharlaken-roode ftaatfijrokken gekleed, woonen deezen ftaallijken omgang bij naar de kerk, daarhooge mis wordt geleezen: en, deeze plechtigheden verricht zijnde, wordt de boosdoener in vrijheid gefield. — Men moet echter, ter eer van het recht, hier bij aanmerken, dat het eenen moordenaar alleenlijk dan vergund wordt, de ftraf zijner misdaad op deeze wijze te ontgaan, wanneer 'er deeze of geenc verligtende onhandigheden in zijn geval plaats hebben. Gisteren ontftond 'er , in een klein fteedje , Sotte Ville genaamd, en door de brug over de Seine met Honen vereenigd, een ftaatkundig vcrfchil tusfehen den priester en de leden zijner gemeente. De verbitterde priester riep uit: „ itès une asfetnblëe d'anes" Dat is, „ Gij zijt „ eene vergadering van ezels!" Waarop één der ledemaaten, met groote bedaardheid antwoordde: ,, Oui, Mo.nfteur le Cwé, et vous en éiés Ie pas„ tem-r Of, „Jaa, heer Priester, en gij zijt „ 'er de herder van!" II « VIJF-  122 S T.A A T~S - OMWENTELING JL-Jaatstleden zondag, hoorde ik , in eene der kerken van Roucn, la Mcsfe militaire," Of, „ de Krijgs-mis," waarbij de geheele nation aa-le garde dier ftad tegenwoordig was. De godsdienst begon met het vreeslijkst gedonder van trommelen en trompetten , en geleek meer naar het fein , om eenen vekïflag, dan om eene godsdienst-oeffening te beginnen: maar de muziek veranderde ras in de ftrcclcndfte geluiden , de lieflijkftc klanken, welke uit het orgel, de klarinetten, fluiten, hoboos en andere fpeeltuigen gehaald werden ; de priesters zongen, en het volk antwoordde. De waschkaarsfen wer- > den aangefteeken , de vloer met wijwater befproeid, reukwerk op het autaar gebrand , en de verheffing der gewijde hostie door het roeren der trom aangekondigd; waarop het volk kniel_ de, VIJFTIENDE BRIEF.  VAN FRANKRrjK. XV. BRIEF. I£| .de, en de priesters met hunne aangczigtcn op de -aarde neerboogen. —— Daar is, ik beken het, ia de pracht en ftaatlijkhcid deczèr godsdienst- .plechtigheden iets aandoenlijks. In de daad, is 'er in den Roomsch-KaLlü'lijken gods dienst, offchoon een jammerlijk ftruikeiblok voor de reden , veel treffends voor de verbeelding. Meer dan eens heb ik lijkdicnftcn voor ovcrlecdenen bijgewoond, doch nooit heb ik ze zonder aandoening gehoord; nooit zonder innig gevoel, dat, in die droefgeestige fcheidingen , waardoor al de hoop des overlccvcndcn in fict onverzaadlijk graf gedompeld wordt, het hart, welk zich met het geloof, dat het verhuisd voorwerp zijner genegenheden uit zijne gebeden eenige baat zou mogen trekken, kan ftreelen , merkbaaren troost moet vinden, wanneer het cene fchatting van tederheid met de verrichting eener godsdienftige pligt, op die wijze famenvoegt. Te Rouen zijn wij in verfeheiden kloosters geweest. Het ccrlte, werwaard wij ons begaven, was een Benediktijner Nonnenklooster. Toen wij door de poorten waren binnen gegaan, trokken  124 STAATS - OMWENTELING ken wij aan eene fchel, en 'er verfcheen een dienstboode, welke ons verzocht, de trappen op naar de fpreekkamcr te gaan. Wij openden een verkeerde deur, en vonden in een vertrek , daar een ijzeren traliewerk midden doorliep , aan den eenen kant van dat traliewerk eenen jongman , en aan den anderen kant van hetzelve een jonge non zitten. — Ik kon niet nalaaten te denken, dat het hart van dien jongman aldaar in een gevaarlijken toeftand geplaatst was : want waar , bid ik u , kan een jonge dochter gewigtiger , waar inneemender voorkomen, dan wanneer zij binnen dien naaren fluitboom, welken de dood alleen kan wegruimen , gezien wordt? Wat is 'er, zelfs in de weidfche vertooning van vrouwlijken opfchik te bedenken , dat een' man van gevoel zoo ligtlijk zal aandoen , als dat akelig gewaad , welke met jeugd en fchoonheid zoo weinig ftrookt, en als een droevig zinbeeld eener eeuwigduurende verloogchening van de waereld en alle haare genoeglijkheden gedraagen wordt? Nadat wij de jonge en fchoone non, wegens onzen misflag5verfchooning hadden gevraagd, wees zij  VAN FR ANKRIJK. XV. BRIEF. 1HS zij ons een ander vertrek , alwaar wij, eenige minuuten naderhand , ons zeiven aan de overzijde van een dergelijk traliewerk plaatden, terwijl la Depofitaire, of Kloosterdienstmaagd aan de andere zijde verfcheen, en ons zeide, dat de abdis , met welke wij verzocht hadden te fpreeken, van de tafel nog niet opgedaan was, hoopende de kloosterdienstmaagd , dat wij de goedheid zouden hebben, een weinigje te wachten: „ Parceque" zeide zij, „ Madame ?Ab„ besfe ètoit obllgée hier de fe lever de table de „ bonne heure, et elle fe trouvoit un peu incom~ „ modée;" dat is: „ om dat Mevrouw de Ab„ dis gisteren genoodzaakt. was geweest, tc ,, vroeg van de tafel optedaan, en zij een wei„ nig onpaslijk was." Gij moet aanmerken , dat de abdis ten drie uur aan tafel ging, en het was nu reeds over zes. Ten laatde kwam echter deeze Dame, die op lange maaltijden zoo verzot was, dat zij zich niet gaarn daarin liet dooren. Zij is vijftig jaaren oud, en ziet 'er nog zeer wel uit, haar gelaat is aangenaam en bevallig; zij heeft fchoone oogen, en had haaren fluier op eene zeer welvoeglijke wijze aangedaan. Wij wenschten in de binnendeelen des kloos-  126 STAATS - OMtVENTÉLISÖ kloosters toegang te hebben, en ten einde des' te beter daarin te (lagen, begon een Fransch heer, die in ons gezelfchap was, a conter des „ hiftoires è Madame Fabbesfe;" of, ,, aan ,, Mevrouw de abdis wat fproókjes te vertel-' „ len." Hij zeide haar, dat mijne zuster en ik, of. fchoon Engelfohe dames, Roomsc'h-Katholijkwaren; dat wij wenschten, in het klooster aangenomen te worden, en zelfs, indien het mooglijk was , de geloften te doen. — De abdis onderzocht, of hij wel volkomen zeker was, dat wij Roomsen-Katholijk waren; waarop de gemelde heer, een weinig in 't naauw gebragt, wat te antwoorden, duisterlijk te kennen gaf, dat de heer du F— waarfchijnlijk de verdinlte onzer hekeering toekwam. ,, Maar ik heb ge,, hoord," zeide de abdis, ,, van Madame— ,, dat Mijn heer du F— zelf een Protestant „ geworden is." — Mijn heer du F— - die de waarheid zelve is > deed belijdenis van zijne grondbeginfelS' zonder eenigen (chroom; waarop de abdis, zich. tot de Depofitaire , of Kloosterdienstmaagd keerende, uitriep: „ Mais commt „ Me»-  VAN FRANKRIJK. XV. BRIEF. IC? , Monfieur est dimable! Quels beaux fentiments\ dh, Monfieur, vous e'te's trop bon, pour qüe\ „ Dieu vous laisfe dans rerreur." Dat is : „ Maar, hoe beminnenswaardig is Mijn heer!' ,-, Welke edele gevoelens! Ach, Mijn heer! gij # zijt al te goed, dan dat God u- iii'de dAvaa ■ „ ling zoude laaten volharden. »- S. augus-' „ tinus," voegde zij 'er bij, „ had eens „ eenige twijfelingen; ik hoop gij zult een ,, tweede S. augustinus worden. Ik en' „ alle mijne kloostergcnooten zullen bidden , „ dat God u bekeere." De meergemelde' Depofitaire , een lang, fchraal, oud vrouwsperfoon, met een bits, kwaadaartig gelaat, wierp, vol verachting van verhevener kennis, een paap blikken op Mijn heer du F , en zeide : „ 't Is niet te verwonderen , dat een jongman, „ die in Engeland, dat broeinest van de fnoocl„ fte ketterijen, verfcheidene jaaren heeft doorgebragt , zijn geloof aan 't wankelen zal ge,. raakt zien; doch hij behoeft maar door Mijn „ .heer den Priester van — — verlicht te wor„ den, en zijne twijfelingen zullen ras verdwij„ nen. Van  135 STAATS - OMWENTELING Van het klooster der Benediktijncr nonnen» gingen wij naar dat der Karmelitesfen , alwaar de ; godsdienst, welke voor eene bron van heil en geluk, in deeze en de toekomende waereld , moet gehouden worden , onder het akelig gelaat van de fomberfte, naarfte droefgeestigheid en afkeer voorkomt. Toen wij het klooster binnentraden, kwam het ons als de verblijfplaats van eenzaamheid en doodftilte voor; geen ftem werd 'er gehoord; geen menschlijk fchep. fel verfchcen 'er; en toen wij aan de fchel trokken, kwam 'er eindelijk eene dienstmaagd, die wij nog niet eens konden zien, en vroeg ons , door een gat, in den muur, wat wij begeerden? Onderrecht zijnde , dat wij de abdis wenschtcn te fpreeken , Hak zij haare hand door het gat, gaf ons een' fleutel, en verzocht ons , de deur der fpreekkamer te openen. Wij deeden zulks; en, na verloop van maar weinig minuuten, kwam de kloostervoogdes zelve voor een dik, dubbel traalicwerk, daar, aan de binnenzijde , nog een gordijn was voorgefchooven, ten einde alle mooglijkheid, om gezien te kunnen worden, te beneemen. ().!  Van frankrijk. XV. brief, izcf Onze Franfche heer Iprak wederom vart onze tegeerte , om in het klooster te gaan , en verzocht de kloosterwetten te moogen weeten. Een holle Item antwoordde: „ Da U Karmelitesfen ftaan des zomers , ten vier , en „ des winters, ten vijl'uur in den morgenftond 5? op." (° ll0e wel m°St zeker Dicllter zeS" gen: *, Obedient Jlumbefs , that can wake and ki weepl" Dat is: „ Gehoorzaame lluimeringen, „ die waaken kunnen en weeneni".) ,, Zij flaa„ pen in hunne doodkisten op ftroo ; ieder morgen fpitten zij een fchop aarde voor „ haare graven; zij gaan, of liever kruipen, op „ haare knieën naar de kloosterkerk , om \x „ haare godsdienftige oeffeningen te verrichten; „ wanneer iemand haarer vrienden haar bezoekt, wordt het haar, wanneer zij begeeren te fpree9i ken, niet vergund, zich te laaten zien; of, wanneer zij verlangen te zien en gezien te j, worden, wordt haar niet toegelaaten te fpree. j, ken; het is bij baar tottjours maigre, of, al- tijd vastendag ; en zij gebruiken maar twee}, maal des daags voedfel." Onze Fraisc.hm.an antwoordde : „ 11 faut ,  I30 STAATS - OMWENTELING . „ Madame, que ces demoifelles reflectisfent, p cela leur convient" Dat is: ,, Deeze jonge dames, mevrouw, zullen moeten overweegen, ,, of deeze wetten haar gevallen. —- De arme Karmelitesfe ftemde toe, dat de zaak rijpe overdenking vereischte, en wij vertrokken. Toen wij naar huis keerden, en onder weg over het lot der Karmeliter-nonnen fpraken, ontmoetten wij in eene ftraat drie nonnen in haar ordegewaad. Op ons onderzoek, verna¬ men wij, dat zij, door haare nabeftaanden, genoodzaakt waren in 't klooster te gaan; maar dat zij, ingevolge het decreet der Nationaale Vergadering, waarbij zij, des begeerende, in vrijheid herfteld werden, verlof gekreegen hadden , om bij fommige vrienden , welke deel in haaren ongelukkigen ftaat namen , een bezoek' van drie maanden afteleggen; en dat zij nu derwaard op weg waren. De monniken en nonnen moeten zich binnen korten tijd verklaaren , of zij hunne kloosters' voor altijd willen verlaaten , dan niet; en de kloostergebouwen , welke leedig raaken , zullen ver-  VAN FRANKRIJK. XV. ERIEF. 13T verkocht worden. In het departement van Rouen, is eene berekening gemaakt, dat, wanneer 'er, uit de inkomften der kloosters, jaarlijks, aan iederen monnik zeven honderd, en aan iedere non vijf honderd Livres betaald worden, het departement zestig duizend Livres 'sjaars zal winnen. — De monniken en nonnen, welke boven de zestig jaaren oud zijn, zullen ieder eene jaarwedde van negen honderd Livres genieten. Eenige dagen geleeden, werd 'er in de Nationaale Vergadering een brief geleezen, door een' priester gefchreeven, verzoekende dat de gecstlijkheid vrijheid mogt hebben, om zich in den huwlijken ftaat te begeven; een voorrecht, dat, zoomen meent, eerlang door de Nationaale Vergadering zal gewettigd worden. ,, On a bouleverfe tout;'" dat is: ,, Men heeft alles 't 011„ derite boven gekeerd; " zeide een oud priester, een fiere ariftokraat, met wien ik in gezelfchap was: „ Et même on vent portel- Ia prs^anatio/i ,, ft kin que de marter les prétres.'' Dat is: En zelfs wil men de heiligfehennis zoo vcrre brengen, dat men den piïestcren wil toelaa- ten te trouwen." Wij moogen, echtert, Ia met  132 STAATS * OMWENTELING met recht gisfeu , dat het jonger gedeelte der geestlijkhcid, omtrent deeze fchikking, met minder afkeer dan de oude priester, denkt. In den voorleeden nacht, kwamen wij in het kasteel van den heer du F aan , zonder, geduurende ons verb-lijf te Rouen , de graftombe van Willem den Veroveraar, die te Caen, eene ftad, twaalf uuren gaans van Rouen gelegen, begraven is, bezocht te hebben. — Maar, ik ben te onlangs in het Veld van Mars geweest, en heb aldaar de rechten van den mensch , en de vrijheid , door eene gehcele natie, met de ftaatlijklte plechtigheid, zien beëedigen, dan dat ik twaalf uuren zou hebben willen reizen , om het graf van een' dwingeland te zien. Bij de aankomst van den heer du F ■ in zijn kasteel, kwamen alle zijne landhuurders , met hunne vrouwen en dochters , om hunnen eerbied aan Mijn heer, hunnen landheer, te betuigen , en zij werden door Mijn heer en Me? vrouw du F met die rnneemende uitdruk¬ kingen ontvangen, welke zulk een bevalligheid aan' de Franfche taal geever., en , boven onze ge-  VAN FRANKRIJK. XV. BRIEF. 133 gemaakte benoemingen , bet hart oneindig meer verblijden. Hier wordt een boeren meisje, door de vrouw van het kasteel: „ ma bomt amie; „ ma pet'tte ; mon enfant;'''' dat is : „ mijne „ goede vriendin; mijn kleintje; mijn kind;" gehecten ; terwijl die kleine lieve woordjes, „;», ta enz.," enkel jegens de allernaaste bloedverwandten en dienstbooden gebruiklijk, het gemoed met die denkbeelden van tedere gemeenzaamheid vervullen, welke den tusfehenftand van rang , zoo bekoorlijk verzachten, en in den afhangting gcene vooringenomenheid, maar zui« vere dankbaarheid verwekken. „ Et comment te „portetu, La VoatV1 Dat is: „ En hoe vaart „ gij, La Voie?" zeide Mijn heer du F—— tot eenen zijner huurlingen: Jsfez bien, Mon „ feigneur," hernam hij; „ mais feus ia fievre „ a Pdque, a votre fervice!" Dat is: Redelijk wel, Mijn heer, maar ik had, laatstlee„ den Paafchen, de koorts, tot uwen dienst!'' ZES-  *34 STAATS ' OMWENTELING ZESTIENDE BRIEF. Van den eerlïen gelegen tijd, welken ik federt mijne aankomst op dit kasteel , heb gehad, bedien ik mij, om u de gefchiedenis mijner vrienden te zenden. ANTOON AUGUSTIJN THOMAS DU F— oudtte zoon van den Baron du F , raadsheer des Parlements van Normandie , was den vijftienden van Hooimaand des jaars 1750 ge- booren. De jaaren zijner vroegfte jeugd werden door de ftrengheid van zijnen vader verbitterd. Deeze was van zoodaanigen aartdat hij de oeiTening van huislijke dwinglandij boven de zegeningen van gezellig geluk verkoor, en liever wilde gevreesd , dan bemind zijn. De bekoorlijke vader-naam vervulde zijn hart niet met opgetoogenheid. Neen; fteeds met ftuurfche on-  VAN FRANKRIJK. XVI. BR I EF. 135 ongevoeligheid bezet, was het zelfs voor de gemeenc aandoeningen der natuur ijskoud. De ftrafheid van deezen Baron was ook niet flechts tot zijnen zoon bepaald , maar ftrekte zich tot allen, die van hem afhingen, uit. Door de natuur tot onderfteuning der oude Regeeringsvorm van Frankrijk gemaakt, handhaafde hij zijne ariftokratifche rechten met onverflapte ftrengheid, beftierde zijne leenbezittingen met een' ijzeren fcepter , en befchouwde den laager rang van volk als een foort van weezens, wier befïaan enkel ten diende des adels werd geduld. De fmalle gemeente, de armen, dacht hij, waren alleen gebooren om te lijden; en hij befloot, hen , voor zoo veel zulks van hem afhing , in deeze hunne natuurlijke erfflaavernij , gelijk hij ze noemde te behouden. Met één woord , de Baron handelde zoo, als of het groote doelwit des menschlijken leevens was, .gehaat te worden ; en , veelligt , heeft nooit iemand dat einde volkomer bereikt, dan hij. Zijn zoon liet, al vroeg, een' hcerfchenden finaak voor letteroelTeningen blijken. Hij kreeg I 4 eene  f36 STAATS * OMWENTELING eene opvoeding, met zijnen rang en vermoogeq pvereenkomftig. Naar maatc hij in jaaren toe-i nam, werd het onthaal, welk hij van zijnen vader genoot , hoe langer hoe onverdraaglijker voor hem; te meer, daar hij , wel verre van het zelve karakter geërfd te hebben, integendeel de beminlijklte geneigdheden en het gevoeligst hart bezat. Zijne moeder , zoo zwak van geest als van ligchaam , onderwierp zich, met de hulploosheid , en, mag ik bijkans zeggen , met de onbedachtzaamheid van een kind, aan den gebiedenden wil van haaren echtgenoot. Hun kroost was nog door twee zoons en twee dochters vermeerderd; doch deeze kinderen verfcheiden jaaren jonger zijnde , dan de heer du F , hadden nog dien ouderdom niet bereikt, dat hunne vriendfehap hem tot troost kon (trekken; en de jongman zou zijnen toeftand ondraaglijk hebben gevonden, indien het medelijden eener beminnenswaardige perfoone, in wier gezelfchap bij elke ramp vergat, hem niet onderfteund had. Deeze jonge dame was de jongde dochter van acht  van frankrijk. XVI. brief. 13? ^ht kinderen, uit eene 'aanzienlijke burger-fa. ipilie te Rouen, en zijne tedere verknochtheid aan dezelve heeft , onfchuldiger wijze , over den glans zijner beste lecvensdagen een' zwarten floers getrokken. MfS heeft groote reden om te gelooven, dat baar vader van den jongen tak eener familie, die denzelven naam, en bet. zelve wapen droeg, afllamde. Maar, ongelukkiglijk, ontbraken in deeze keten van adelijke blocdvcrwantfcbap ecnige fchakels. De aanfpraak op adeldom kon, naar des Barons zin , tot zijn volkomen genoegen, niet opgefpqord worden; want de Baron, die het genot van goede zedelijke hoedanigheden , ten behoeve van rang gaarn over 't hoofd zou gezien hebben , befchouwde eene duistere geboorte als eene zoo diep gewortelde vlak, welke door alle de deugden onder de zon niet zou kunnen uitgewischt worden. Het huwiijk befehouwde hij enkel als eene overeenkomst van belang, van eigenbaat, cn kinderen als een eigendom, waarvan ouders recht hadden, zoo veel voordeel te trekken, als in hun vermogen was. Pe vader van Madempifelle mohika C - i 5 was  '38 STAATS • OMWENTELING *vas een pachter, en overleed drie maanden voor de geboorte van dit kind, welk, benevens nog zeven andere kinderen, met de tcdcrftc zorg werd opgevoed door hunne moeder, eene vrouw van gevoel en deugd, bemind door allen , die haar kenden. - Het fcheen, als of deeze braavc, deeze achtingwaardige vrouw, na den dood van haaren echtgenoot, alleen om haarer kinderen wil, haar leeven had uitgerekt: want zijwerd op het oogenblik, toen haare moederlijke zorg voor haar kroost niet langer noodig was , door den dood van haar gerukt. Haare jongftc dochter, Monika, had, op dien tijd, den ouderdom van juist twintig jaaren bereikt. Na den dood van haare moeder, begaf Monika zich bij eene tante, bij welke zij Hechts eenen zeer korten tijd bleef. Mevrouw du F die haar van nabij kende, verzocht haar, om, enkel tot haar gezelfchnp, bij haar te komen woonen, wanneer zij lust bad om te luisteren, iets voor haar te leezen, en de fombre grootheid van haar kasteel, door haare vrolijke verkeering te verleevendigen. Deeze jonge dame had haar uitmuntend ver- iland  VAN FRANKRIJK. XVI. BRIEF. 139 fiand door leezen befchaafd, terwijl haar hart, van haare jeugd af, door haare moeder , zoo gevormd was, dat het geene verbetering behoefde. De heer du F vond, onder de ftrengheid der vaderlijke dwinglandij , die hem gebukt hield , in de bekoorlijkbeden van haaren omgang, en in het medelijden haarer vriendfchap, de verkwiklijkfte vertroosting. Verfcheidene jaaren lang, onder hetzelve dak, met haar woonende, had hij geftaadig gelegenheid, om haare geneigdheid en karakter waartencemen ; en de hartstogt van liefde , welke zij hem ten laatfte inboezemde, was op den duurzaamen grond van ach lig gevestigd. Was het ooit verfchoonbaar, van die wet, in het wetboek van eigenbaat en gewoonte welk het hart verbiedt , naar zijne beste bewecgingen te luisteren ; van die wef, wel¬ ke , alle edele gevoelens van zuivre onbaatzuchtige verknochtheid verdoovende , de liefde bij de fchatkist van gierigheid of heerschzucht opoffert , afteftappen ; de deugden van de fchoone Monika waren zoodaanig, dat zij dien ftap volkomen konden verfchooncn. — Taa , het karakter,  I4<3 STAATS - OMWENTELING ter , het geheel gedrag deezer beminnenswaardige jonge dochter, hebben de keus van haaren minnaar op de edelfte wijze gebillijkt. Hoe lang zou hij, in de hoogde klasfen der maatfehappij, naar een gemoed, boven den gemcenen hoop . zoo verheven, te vergeefs gezocht hebben! — Een gemoed, welk, met de uitgeleezende gevoeligheid begaafd, derkte genoeg heeft gehad, om iederen dap van het fortuin , de drengde beproevingen van tegenfpoed , en, 't geen, veelligt, nog moeilijker is te draagen, zelfs de proeve van verheven voorfpoed, met een' bedaarden en gelijkmaatigen geest uit te houden. De heer du F— had, door zijne vroege rampen , geleerd , dat huislijk geluk het eerde goed des leevens was. De ongenoegzaamheid van rang en vermogen, om weezenlijk en duurzaam genoegen te geeven, had hij reeds door de er• vaaring ondervonden; en hij befloot, hetzelve in den boezem van huwlijksgeluk te zoeken. Hij befloot zijn leeven te flijten met, met haar, wier gezelfchap hem nu , niet alleen voor zijn geluk, maar voor zijn bedaan zelve, noodzaak}ijk fcheen t; zijn. h  VAN FRANKRIJK. XVI. B R IEP. *4* In de ftillc uur van middernacht , begaf het jonge paar zich naar eene kerk, alwaar zij eenen priester aantroffen , welken de heer du F 1 tot een'Vertrouweling zijner liefde gemaakt had, en door wicn de trouwplechtigheid verricht werd. Ecnigen tijd daarna , toen de omftandigheid zijner echtgenoote den heer du F noodzaakte , hun huwlijk aan zijne moeder te bekennen, verzekerde zij haaren zoon , dat zij, ware het niet uit vrees voor zijn vaders gramfchap , zijne waardige echtvriendin zeer gaarn voor haare dochter wilde erkennen. ; Mevrouw du F nam, met traanen van droefheid, affcheid van Monika, wie zij onder de befcherming haarer broeders ftclde. Zij bragten haar naar Caen, alwaar zij, kort daarna, van eenen zoon werd verlost. De Baron du F was afvveezig, terwijl deeze dingen gebeurden. Men hield hem verdacht voor den fckrijver van een paskwil tegen de Prinfen van den bloede , en 'er was bevel gegeeven , om zijne papieren in beflag te nee* men.  ?4« STAATS'OM WfiNTELING men , en hem naar de Bastille te brengen; maar hij vond gelegenheid, om naar Holland te ontfnappen, daar hij nagenoeg twee jaaren bleef. — De Baron, zijne verzoening met 'sKoirings Miniserie bewerkt hebbende, maakte zich gereed, om naar huis te keeren. Eer hij terüg kwam, ontdekte de heer du F—, dat zijn vader, door het bericht aangaande zijn huwlijk , bijkans tot dol wordens toe, tegen hem opgezet zijnde, zijn best deed, om een Lettre de Cachet te verkrijgen , ten einde zijne behuwddochter voor de rest haarer leevcnsdagen op te fluiten; en dat hij ook volmagt gekreegen had, om zijnen zoon te doen vatten en in de gevangenis te zetten. - Hierop vlooden de heer du F- en zijne vrouw, met den grootften fpoed, naar Geneve, laaiende zij hun kind niet verre van Caen, bij eene min.— De burgers van Geneve dachten, naar 't fcheen , dat de ongelukkige toefiand deezer vreemdelingen, hun aanfpraak op alle de gedienftighcdcn van vriendfchap gaf. Na eene tusfchenpoos van veele jaaren , heb ik Mijn Heer of Mevrouw du F de bewijzen van vriendfchap , welken zij van dat beminlijk volk ontvangen hadden, nooit hooren herhaalen,of detraanen van  VAN FRANKRIJK. XVI. BRIEF. I43 van tederheid en dankbaarheid fehooten hun in de oogen. Middelerwijl , verkreeg de Baron, de plaats, daar zijn zoon zich verborgen hield, ontdekt hebbende, in des Konings naam , van de Kantons Bern en Freiburg verlof, om ze te Echalans, nabij Laufanne, daar zij zich ctlijke maanden dachten op te houden, in hechtnis tc neemen. — De echtgenoote van den heer Bailluw gaf van dit voorneemen in 't geheim kennis aan de jonge lieden, en op den acht en twintigften van Sprokkelmaand des jaars 1775 hadden zij juist nog tijd genoeg, om de handen hunner vervolgeren te ontkomen. Toen zij de vlugt namen, hadden zij flechts eenige Livres in hunna zakken, en geene andere kleederen, dan die zij aan hadden. — De heer du F • had , bij zijne eerfte. komst in Zwitferland, aan een vriend, die in verlegenheid was, dertig Louis. d'Or's geleend. Nu , in dit tijdftip van nood , verzocht hij zijnen vriend, dat hij hem het geld wederom wilde geeven; 't welk deeze hem bin* neu eene maand beloofde. — In den tusfehentijd, zworven hij en zijne vrouw, van de eene ftad  144 3TAATS-0 M WENTELING ftad naar de andere, zonder ergens eene plaats te Vinden , daar zij veilig konden blijven. Zij hadden nu hunnen kleinen voorraad van geld geheel uitgegecven, en waren, bijkans, zonder kleederen; toeft, op den beftemden tijd, de dertig Louis d'Or's betaald Werden; en met deeze geringe fom, beflooten Mijn heer en Madame dü F hun verblijf te ne'emen in een land, welk alleen in ftaat was , hun eene veilige vrijplaats tegen vervolging te leveren. Zij floegen terftond op weg naar Engeland, reizende, om Frankrijk t'e mijden , door Duitschland en een gedeelte van Holland. Te Rotterdam gingen zij te fcheep, en na een lange en verdrietige vaart, kwamen zij laat in den nacht te Londen. - Een jongman, die met hun overgevaarert was , had de liefdaadigheid , hun een intrek te bezorgen op een vliering, en wees hun een plaats aan, daar zij eenigë gemaakte kleederen kodhten. ——. Töeri zij hier' lang genoeg gewoond hadden, om leden van dë wijk te worden , werden hunne huwlijksgeboden , volgens gewoonte, in de Engelfche S. Aiinakerk van Westmunfter , openlijk afgeleezen t ea  VAN FRANKRIJK. XVI. BRIEF. 1*5 en zij naderhand, door den onderpredikcr dier Parochiekerk , in den echt bevestigd; 't welk zij, tot de Roomsen-Katholijke kerk beboorende, in de kapel des Franfchen Ambasfadcurs , door zijnen kapellaan, andermaal lieten doen. — Waarna Mijn heer du F mij zeide: „ Les „ deux epoux vinrent faire maigre chère d leur „ petite chambre:" Dat is: „ Het nieuwgetrouw,, de paar hield een vastendag in hun klein ver„ trekje." De heer du F—i was 'er met allen iever over uit, om als ondermeester in een Fransch fchool geplaatst te worden , en in de Franfche taal te onderwijzen; doch eer hij dien post kon vinden, beviel zijne echtgenoote van eene dochter. Geen geld genoeg hebbende , om eene kraambewaarfter te huureu , ftond hij zelf in deeze omftandigheden de kraamvrouw bij. < Ten deezen tijde, ondergingen zij alle de ijslijkheden van volftrekte behoeftigheid. Onbekend en onbeklaagd , zonder hulp of onderfteuning, in een vreemd land, en in het midden van een ftrengen winter, vergingen zij bijkans van koude en honger. De ongelukkige moeder lag, met K haar  ï\6 STAATS - OMWENTELING haar nieuwgeboren kind , op hetzelve bed m'fgcitrekt. Het jonge wicht fchreidde te vergeefs om haare hulp , hebbende gebrek aan fpijs de bron van voedfel voor het zelve geflopt. — De vrouw , in wier huis zij woonden , en die zij, federt eenige weeken , uit onvermoogen , niet betaald hadden, kondigde hun, na verfcheidene dreigingen, ten laatfte aan, dat zij den volgenden ochtend moesten verhuizen. — ■ Madame du F was , omtrent deezen tijd , naauwlijks in ftaat, om over haar kamertje te gaan; en de grond was met fneeuwbcdékt. ~ Alle hulpmiddelen waren reeds uitgeput. Zij hadden hun-ne horologien , hunne' klecdcrcn verkocht , om aan de fmachtende begeerten' des hongers te voldoen. Elk uitzigt van redding was verdwee- nen , elke deur van 'hoop geflooten. Tot dé uiterfte wanhoop gebragt, beflodfen zij, met hun kind, naar eene van de voordeden der ftad te gaan ; zich op een Heen neer te zetten, en den dood, als hunne eénige uitkomst, met geduld in te wachten. — Met welken doodlijken angst, bereidde dit ongelukkig paar zich, om hunne armoedige verblijfplaats té verhaten! Met hoe veele bittere manen befproeiden zij dat ellen-  VAN FRANKRIJK. XVI. BRIEF, lendig kind , welk zij voor hunne oogen Van honger moesten zien fterven! O, mijne waarde, mijne tedergehefde Vrienden ! Wanneer ik overweeg , dat ik, op dit oogenblik, niet aan eene droefgeeftige luim mi]* ner-eigene uitvinding; den vrijen teugel vier, en ingebeelde ellende fchilder; wanneer ik bedenk, niet alleen, dat deeze rampen weèzenlijke rampert waren, maar ook, dat zij door U , mijne beste Vrienden , geleeden werden ; dan bezwijkt mijit gemoed onder het gevoel van het innigst mededbo* g.eili , Het papier is met traanen bevlekt <•«? eü ik' kan mijne pen niet langer houden. K. Si  14-3 STAATS - OMWENTELING ZEVENTIENDE BRIEF. C^nze puikdichter tiiomson zegt zeer wel: •"*** ,? The moral world, „ Which tho' to us it feems perplexcd, moves'on „ In higher order; fitted and impell'd s, By wisdom's finest hand, and isfuing all' In univerfal good." Dat is: ,, De zedelijke waereld, hoe verward naar onze „ gedachten, draait in hooger kring ; door fou„ vereine wijsheid befchifct en aangedrecven , „ loopt alles in algemeene goedheid uit." Mijn heer en Madame du F werden, in een zoo hachlijk tijdftip, en door zulke onver- wach-  VAN FRANKRIJK. XVII. BRIEF. I49 wacfite middelen, uit deezen afgrond van ellende verlost, dat de hand, - de albeftiercnde hand, • — des Hemels, — gelijk duidlijk bleek, ten behoeve der onderdrukte deugd, 'er zigtbaar tusfehen beiden kwam. Vroeg in den mor- genftond van dien noodlottigen dag , wanneer zij hunne laatfte droevige fehuilplaats moesten verhaten, ging Mijn heer du F uit, en, in de uiterfte verwarring van gedachten, zworf hij door fommige ftraaten in de nabuurfchap. — Onverwacht werd hij tegengehouden door een' heer, dien hij te Geneve gekend had, en welke hem zeide , dat hij naar zijne woonplaats zocht, wijl hij hem van eenen geestlijken uit Geneve een' brief moest overgeeven. Mijn heer du F opende den brief, in welken zijn vriend hem berichtte, dat hij, vreezende, hij mogt in verlegenheid zich bevinden, tien guinics aan eenen bankier in Londen had overgemaakt , en den heer du F verzocht, deeze kleine onderfteuning, al dat hij kon aanbrengen , als een blijk zijner vriendfehap , aanteneemen. Mijn heer du F vloog naar den bankier , ontving het geld , als eene gift des Hemels, cn, zich naar zijne echtgenoote K * cn  }'£o STAATS - OMWENTELING en kind haastende, maakte hij haar, zoo ras hij kon, dcelgenoote zijner blijdfehap. Kort daarna, kreeg hij eene ondermeestersplaats in een Franseh fchool,- en Madame du F > toen zij haare krachten maar een weinig had wederkreegen, deed haar kind bij eene min, en verbond zich in een Franseh kostfchool, om jonge juffrouwen Franseh tc leeren. Nu waren zij in ftaat, om hunnen zuigeling ite onderhouden, en den edclmocdigen bijftand van hunnen gullen vriend y. te Geneve, met dank. baarheid, weder te. betarden. —— Omtrent deezen tijd, kreegen zij bericht, dat hun zoont, je, welk zij te Caen gelaaten hadden, overleeden was, Mijn heer cn Madame du F hadden twee jaaren, in deezen nieuwen Hand , gefleeten , toen zij, op nieuw, in de diepfte ellende gedompeld werden. Een Franseh juwelier was door den Enron du F overgehaald om uoar zijnen zoon te reizen,- cn hem voorWaarden- ..van wederverzoening 'voorteftcllen. dëförfHBl verhaalde den heer du F , dat  VA.N FRANKRIJK. XVII 15 RIEF. I$f 2ijn vader pas uit eene zwaarc en gevaarlijke ziekte opgekomen, cn zijne pudftc-dochter, onlangs overleedcn was. Deeze gebeurenisfen , zeide hij, haddeji hem bewoogen, de ftrengheid* waarmede hij zijnen zoon bejegend bad , Ui ernst , en niet zonder innige droefheid te overdenken; dat de gevoelens van een vaderhart 'in zijnen boezem waren wakker geworden; en dat, bij aldien de heer du F zich aan zijns vaders voeten neer wilde werpen, cn vergifuis vraagen , hij ze zekerlijk zou .verkrijgen , en tenens eene jaarwedde verwerven, waarvan hij met zijne beminde Monika in Engeland zou kunneu leeven. — Tot bekrachtiging dcezcr verzekeringen , vertoonde deeze man verfcheidene brieven, welken hij ten. dien einde van ,den Baron ontvangen had ; die, tot een verder bewijs zijner oprechtheid, zeven honderd ponden fterling aan deezen geyolmagtigden ter hand had gefield, om ze den heer du F , tot onderhoud van zijne vrouw cn kind, geduurende zijne afweczighcid, over tc geeven. — De afgezonden zeide hem verder, dat hij bet geld zelve naar Engeland niet had kunnen overbrengen, maar dat hij hem terftond drie wisfels oP een' K 4 aan"  1^2 STAATS • OMWENTELING aanzienlijken koopman in Londen, met wien hij handel dreef, zou ter hand Hellen , zijnde de eerfte wisfel over drie, de tweede over zes, cn de derde over negen maanden betaalbaar. De heer du F raadpleegde over deeze voordellen, een' geruimen tijd, met zich zeiven. Hij kende den wraakzuchtigen aart van zijnen vader al te wel, dan dat hij niet eenen fchroom zou gevoeld hebben, om zich in zijne magt te dellen. Maar deeze afgevaardigde gaf hem , bijaanhoudendheid, de piechtigde verzekeringen'van veiligheid; en Mijn; heer dn F oordeelde het niet onwaarfchijnlijk, dat door zijn zusters dood het gemoed van zijnen vader kon gelcenigd zijn. - Hij merkte aan, dat zijn huwlijk die heerschzuchtige hoop eener groote cchtverbindtenis had te leur gedeld, daar zijn vader zich zoo dwaaslijk in toegegeeven had, en welke hij ten minde fchuldig was te verbeteren, door zich te haasten, zijne vergifnis te fmeeken, op eenen tijd toen hij genegen was , dezelve te fchenken. -1 't Ceen ook een' derken indruk op zijn gemoed maakte, was de overweeging, dat de fom gelds, welke zijn vader ten diende zijner echtgenoote be-  VAN FRANKRIJK. XVII. BRIEF. beloofd en daadlijk aangewezen had, voor haar cn zijn kind, in gevalle hem een ongeluk mogt bejegenen, een' kleinen voorraad zou uitleveren. De uitflag deezer overleggingen was, dat de heer dll F_-— eindelijk befloot fcn wie, bid ik u, wie toch kan het gebrek zijner voorzigtigheid grootlijks berispen} dat hij befloot, op crncn vader tc vertrouwen! te vertrouwen op die ingefchapen genegenheid , welke , wel verre van met eenige bijzondere gevoeligheid van gemoed verknocht tc zijn, enkel vcreischt vader te zijn , om eene genegenheid te gevoelen , die, niet bepaald tot het menschlijk hart, zelfs de wreedheid van eenen tijger verzacht , en met eene ftcm fpreckt, die onder het bet gehuil der wildernis gehoord wordt. Na de herhaalde beloften van zijnen vader, begon de heer du F— het kwaad vermoeden, welk nog fteeds op zijn hart hing, bijkans als eene misdaad aantcmerken. Maar, ten einde het zedelijker wijze niet mooglijk mogt zijn , dat dc,eze bewindsman des Barons hem misleidde, poogde hij, een goed deel medelijden door zijK 5 oea  154 S T AA T,S - O.M WENTELING nen toen-and in.zijnen, boezem te verwekken. Hij ging naar het -dorp , alwaar zijn kind ter .minne was, en,,,zes ,Engelfche mijlen verre, zijn dochtertje van daar aanbrengende, bood hij .het jong en teder wichtje deezen mm aan, hem zeggende , dat het lot van dat arme kind van zijne zorg cn .rechtgeaartheid afhing. De man ,«am het onfehuldig dochtertje in zijne armen, kuste het, en het aan den vader te rug geevende, hernieuwde hij alle zijne voorgaande verze* jkeringen. — De heer- du F^— gaf hem eindelijk gehoor en geloofde. - Helaas! hoe moeiJfjk is Iiet voor m goed hart,, de menschlijke natuur verdacht te houden van euveldaaden, welke ons om ons eigen gedacht doen bloozen! Hoe hard valt het een gemoed, van goedwilligheid gloeiende, tcgeloovcn, dat in den boezem van een' anderen duivclfche boosaartigheid huis.vest! 'ti . . . - j 1 Mii»: hecr 'du F~ ~ bepaalde -nu den tijd :van zijn. vertrek,, met zijn vaders, gcvolmagtigiien , die-, hem...naar Normandie verzeilen zou. $0 Madame , du. F- 2ag de tocbcrddfd, tot zijne reis .nier bekommering , met .angst, : 1 wel.  y A N FR ANKR IJ K. XV1L DR.IEF. 15> welken zij bezwaarlijk verbergen, kon. Maar zij «■■evoekk bij zich zelve, dat de neteligheid van haaren toeftand baar belette,-'er. tusfehea beiden tc komen. Zij was het, die hem tot een'vreemdeling van. zijne familie, -en ecu' balling van zijn vadcrlannd. gemaakt had. Ten haaren behoeve was. het, dat hij, rang, en goederen, ca 'maagfehap, en vrienden, met een woord, al dat, in dit leeven, voor hef fchatbaarfte gehouden wordt, verioogchenende, de uiterfte ellende en -behoeftigheid geduldig gelceden had, en zich nu tot eenen Haat van .afhanglijkhcid , van flaafachtige bezigheid , om. zijnen kost te Winnen, gebragt zag. — Zou hij niet recht gehad hebben, om haar hcure zwakheid te verwijten, indien zij zich tegen zijne wederverzocping met zijnen, vader verzet, cn zich van dien invloed , welken zij over zijn gemoed bezat, bediend had, om hem in eenen -ftaat, van zijne voorige verwachtingen zoo uitneemend verre verwijderd, tc houden? — Zij was, derhalve, overtuigd , dat haare pligt , de dankbaarheid , welke zij haaren echtgenoot verfchuldigd was, nu vr.n haaren kant vorderde, haare'eigene ge* voclens, de aandoeningen haarer ziel, volftrekt te  1£6 STA AT S ■ OM WEN TELING te onderdrukken. Zij leed, zonder te klaagen, en trachtte , zich aan des Hemels wil zonder morren te onderwerpen. Daags voor zijn vertrek , begaf de heer du F zkh »aar buiten, om affcheid van zijn klein meisje te neemen. Op dat oogenblik , fcheen eene duistere en droefgeestige voorfpel- Img zijn gemoed tc ontroeren. Hij drukte het kindje, een geruimen tijd, aan zijne borst, cn befproeide het met zijne traanen. De min, on- gerust zijnde, onderzocht met allen ernst , wat de oorzaak van dat vreemd verfchijnfel mogt zij". Zij verzekerde hem, dat het kind volmaakt wel was. . Dc heer dn Ti" .uc neer au b- was n;ct in Haat, om haar tc antwoorden. Hij fl00t ? bij aanhoudendheid , zijn dochtertje in zijne' armen , en , ten laatfre zich, zonder een woord te fpreeken , van het onderpand zijner ech, te liefde fcheurende , ffoof hij ter dcure uit. Toen dc morgenftond van zifn vertrek gekomen was , wendde Madame du F- zidl tot «ifnen medereiziger, en zeide, met eene fmee- ken-  VAN FRANKRIJK. XVII. BRIEF. 1^7 kende flem , tot hem: „Mijn heer, ik ver„ trouw aan u mijn' echtgenoot , den vader „ van mijn arme kind , onzen eenigen befchcr- „ mer en ondcrltcuncr! Heb, bid ik u ? , medelijden met de wed uw en het wees„ kind!" De man , een donkeren Wik op haar werpen- , de , gaf haar een koel antwoord; een antwoord , welke haare ziel binnen in haar deed inkrimpen. Toen de beer du F in de postkoets van Brighthelmftone trad , was hij niet in ftaat zijne geliefde Monika vaarwel te zeggen; maar toen het rijtuig afreed, ftak hij zijn hoofd uit het portier, cn ftaarde op haar , zoo lang hij kon ; terwijl zij haare fchreiende oogen onbeweeglijk op hem hield, en, met imogen, deeze verfen, bij een andere gelegenheid gemaakt , gaarn mogt herhaald hebbeu: ' I would have broke mine eye-ftrings; „ Crack'd them, but to look upon bimgjtill „ the diminution Of  I55' STAATS - OMW ÈNTELIWÖ „ Of fpace.hadpointed hira fhafp as-my needie |„ Nay, followed him, till he had melted from- »» Tllc Salines of a gnat to air; and then - 5, Then turn'd mine" eye and wcpti" Dat is: ,, Gaarn had'ik mijne " oogzenuwen'•gcbïoo„ ken, zegefehenrd, alleen om hem na te oogen \ »» tot dat de affhnd der plaats hem zoo fchérp „ als een naald had getoond; jaa ,' hem 'ge. „ volgd , tot dat hij, zoo klein als een mug , j, in de lucht verd.weenen was; cn dan — 5I dan mijn oog geflooren en geweend!" Toen het rijtuig uit het gczi'gt was ,1 riep zij alle haare krachten pp, en begaf zich'met waggelende Happen naar het fchool, daar zij woonde en dc Franfche taal leerde. Met veel moeite bereikte zij de deur ; doch haare becnen konden haar niet langer draagen , cn zij viel, gevoelloos, op den drempel neer. Zij werd in huis gebragt, en tot het leeven, en teffens tot de gevoclcns van ellende hérfteld. ACHT-  VAN FRANKRIJK. XVIII. BRIEF. 159 ACHTTIENDE BRIEF. in heer du F kwam, in Zomermaand des jaars 1778, op zijn vaders kasteel in Normandie, aan. Hij werd door den Baron, zijnen vader, en zijne geheelc familie, met de tcdcrfte hartlijkhcid ontvangen. Met een bericht van dit aangenaam nieuws , vaardigde hij , in de opgetoogcnfte blijdfchap des gcmoeds-, eenen brief aan Madame du F— af;' maar'het fcheelde veel,'dat deeze brief die uitwerking, welke hij wenschte , in het hart' zijner beminde Monika , voortbragt. Eene diepe 'droefgeestigheid bad alle haare gedachten ingenomen , en haar voorfpellend hart weigerde , - helaas! in zijne blijdfchap tc deelen. Kort, in de daad, was ook haare duuring. Hij was nog maar weinig dagen in het kasteel geweest , toen hij , met verwondering en ontfteltenis vernam , dat alle  itO STAATS - OMWENTELING alle zijne Happen door twee dicnstbooden, met fchietgewcer gewapend, zonder ophouden bewaakt wierden. Zijn vader vertoonde hem een arrest , welk hij, op den vierden van Zomermaand^ des jaars 1776, van het Parlement van Rouen, tegen zijn huwlijk verkrcegen had. De Baron , zoo onverbidlijk als de domfte en wraakzuchtigfte tijran, beval zijnen zoon, hem naar zijn huis te Rouen te verzeilen , werwaard zij zich,onder her geleide van verfcheiden, welgewapende dienstbooden, den volgenden morgen begaven. Dien zeiven avond, na het eetcn, toen alle de dienstknechten waren heen gegaan, wierp de Baron het masker van geveinsdheid, en vriendlijkheid , welk hij, tegen zijne natuur aan, zoo lang gedraagen had, gantschlijk af, verweet zijnen zoon, in termen van helfche bitterheid , zijn voorgaand gedrag, vaarde tegen zijn huwlijk hevigst uit , en , alle uitdrukkingen van woede en wraakzucht uitgeput hebbende, verdunde hij hen ten laatfte naar zijn eigen vertrek te gaan. Daar  VAN FRANKRIJK. XVM. BRIEF. l6l Daar beklaagde de beer du F , in de rtkeligfte overdenkingen bijkans verflondcn, die döodlijke ligtgeloovigbcid, welke hem bewoogen had, zich in de handen van zijnen onverzoenbaaren vader te werpen, te vergeefs. — Omtrent de uur des middcrnachts, werden zijne gedachten door het geluid eener naderende bende krijgsknechten afgebrooken-j wier herbij ijlende flappen , niet verre meer van zijne kamer, naar het fcheen, verwijderd, — zijn hart deeden beeven. Binnen weinig oogenblikken werd de deur open gegooid, en zijn vader, verzeld door een gewapenden dienstknecht, en twee & Cavaliers de* Matechausfée" of, „ Ruit, ters van het Maarfchalks-Gerechtshof," traden in het vertrek. Tegenftand en fmeeking waren even onvermoogende. De papieren van den heer du F -Werden in beflag genomen; de weinige Louis d'Ors, welke al het geld, dat hij bezat , uitmaakten , moest hij overgeeven ; en hij werd, in het holle van den nacht , op den zevenden van Hooimaand des jaars 1778 , naar S. Yon, een klooster, nabij Rouen, welk als eene gevangenis gebruikt werd, gebragt, en aldaar in een' naaren kerker opgeflooten. L Eene  l62 STAATS - OMWENTELING Eene week daarna, verfcheen de vader inden kerker. Gij zult , veelligt, denken , dat zijn hard en onbuigzaam hart, eindelijk, vaderlijke aandoeningen gevoelde. Ten minde, zult gij onderftellen, dat het beeldnis van zijnen zoon, op den vloer deezer onderaardiche gevangenis uitgeflrekt, fleeds voor zijnen geest zal gewaard, zijne verbeelding gekweld, en zijn geweeten gepijnigd hebben ; dat hij dat denkbeeld niet langer kon verdraagen , en zich daarom gehaast had, om, door de flaaking van zijnen gevangenen zoon, aan zijn eigen gemoed rust te bezorgen. Maar , helaas! geheel verfchillende waren de beweegredenen van zijn bezoek. De verbindtenis van zijnen zoon aan zijne echtge-noote, begreep hij, was zoo derk, dat, zoo lang hij geloofde , haar in het bezit van zeventig ponden derling gelaaten te hebben, hij uit die overwecging, zelfs in de diepte van zijnen kerker, troost zou fcheppen. Zijn vader verzuimde derhalve geen oogcnblik, om, een dwaaling, die het oogmerk der folteringen , over hem gebragt, onvervuld liet , uit het gemoed zfjtts zoons, te verbannen. Ook verkoos hij niet, den post, om eene benaauwdheid, treffen  VAN FRANKRIJK. XVIII. BRIEF. l6$ ffender dan de gevangenis zelve , zijnen zoon aan te doen, eenen anderen op.tedraagen ; maar hij zelf berichtte hem, dat de hoopman, welke de wisfels van zeven honderd ponden fterling aan zijne vrouw zou betaalen , een verklaarde bankeroetier was. Korten tijd daarna , begon de Baron du F een pleitgeding tegen zijnen afgevaardigden , dat werktuig van ongerechtigheid, waarvan hij zich bediend had , om zijnen zoon te bedriegen; die, door eene verregaande en listige trouwloosheid , daar de Baron niet op bedacht was, de zeven honderd ponden fterling, welke hem toevertrouwd waren, behouden , en daarvoor wisfels op een' koopman gegeeven had, die , gelijk hij wist, voor den vervaltijd der- zelven, onmagtig zou zijn om te be;aalen. ■ Niet in ftaat zijnde, zonder volmagt van zijnen zoon, deeze zaak voorttezetten, wendde de Baron zich, ten dien einde, tot hem. Maar, de heer t]u p 5 vastlijk beflooten hebbende, zijne cchtgenoote van de kans , om dat geld voor haar zelvj en haar kind weder te bekomen , geenzins te bcrooven, kon noch door verzoeken , L a noch  104 STAATS • OMWENTELING noch door dreigen worden overgehaald, zijne toeftemming daartoe te gceven. Te vergeefs gaf zijn vader, die hem eenige weinige boeken toe geftaan had, bevel, dat hem ook dat troostmiddel zou afgefneeden , en zijne opfluiting nog ftrenger gemaakt worden: de getrouwe echtgenoot bleef onbuigzaam. De heer du F bleef in zijne gevangenis, zonder het geringde blijk van medelijden van iemand van zijne familie te genieten , offchoon zijn tweede broeder, Mijn heer de B , nu achttien jaaren oud was; een ouderdom, in welken die haatlijke bedenkingen van eigenbelang, hoe veel invloed zij ook, in een meergevorderd leevensperk, op ons gedrag moogen hebben, de warme en edelmoedige gevoelens, welke der jeugd eigen fchijnen te zijn, zelden kunnen uitdooven. — Men zou verwacht hebben , dat die jongman bezield zou geweest zijn met afkeer, wegens het vooruitzigt van het bezit van goederen, die het rechtmaatig erfdeel van zijnen broeder waren , en alleenlijk konden verkreegen worden, door dien broeder in eene altijdduurende gevangenis te houden. - Al flaat men zelfs toe ,  VAN FRANKRIJK. XVIII. BRIEF. 16$ toe, dat zijn onverbidlijke vader hem verbood, de gevangenis van zijnen broeder te bezoeken , moest echter zijn hart hem gezegd hebben, dat ongehoorzaamheid in deeze zaak , deugd zou geweest zijn. Of, was het niet genoeg , een lijdlijk aanfchouwer van onrechtvaardigheid te blijven, zonder, gelijk naderhand gefchiedde , een werktuig van wreedheid, eenen broeder aangedaan , te worden? Waar zijn de woorden, die een juist, een volkomen denkbeeld van het lijden, welke Mada- me dll p , geduureude dit tijdperk trof, aan onzen geest kunnen overbrengen? Drie weeken na het vertrek van haaren man uit Engeland, hoorde zij het algemeen gerucht, welk uit dc itad Rouen uitging; te weeten, dat de Baron du F- een Lettre de Cachet tegen zijnen zoon verkieegen, en hem in de gevangenis geworpen had. - Dit was het al, 't welk zij, in den tijd van twee jaaren , van haaren echtgenoot hoorde. Onkundig van de plaats zijner gevangenis, onzeker, of hij nog leefde, was haare ellende veelligt nog treffender, dan de zijne. In de naare eenzaamheid des kerkers, werden zijne fmerten verligt L 3 door  166 STAATS - OMWENTELING door de ftreelende bedenking, dat hij ze leed voor haar, welke zijne ziel beminde; terwijl, integendeel, dat zelve idee voor haar de bitterfte verzwaaring van ellende was. — Haare dagen werden in angst gefleeten; _ een angst, die alleen kan begrecpen worden, daar 'er eene ge. ringe proeve ilechts eenigzins van ondervonden is; en haare nachten werden door de akelige afzwervingen haarer verbeelding geftoord. . . Somtijds zag zij hem, in haare droomen , aan den vloer van zijnen kerker geboeid , zijn boezem met bloed bezoedeld , en zijn gelaat bleek en ingevallen als de dood. — Somtijds kwam hijhaar voor, als met allen fpoed tot haar naderende ; doch zo , dat zij op het oogenblik , wanneer hij haar ftond te omhelzen , wreedüjk van een gefcheurd wierden. — Madame du F . was, natuurlijkerwijze, van eene tedere gefteldheid, en haare verregaande droefgeestigheid bragt haar tot zoo eenen allerbeklaaglijkften ftaat van zwakheid, dat zij de pligtcn van haar beroep, niet anders dan met oneindige moeite vervulde.' Voor haar zelve, zou zij den dood met dankzegging ■hebben verwelkomd; maar zij bedacht, daThet ■onderhoud van haar kind , nu , ten eenemaal ; ten  VAN FRANKRIJK. XVIII. BRIEF' l67 tcn haaren laste kwam: en deeze bedenking was eene drijfveer , fterk genoeg , om haar tot de zorgvuldigfte behoudenis van haar.eigen leeven, offchoon overlang reeds een last voor haar geworden, aan te zetten. Het kind was drie jaaren oud , toen haar vader Engeland verliet; het erinnerdc zich hem volmaakt; en, wanneer haar moeder haar ging bezoeken, plag zij met groote begeerte om haar papa te roepen. Het onderzoek, door de ftem van haar kind aanhaar gedaan, van: „ Wanneer zal ik mijn lieven, lie„ ven papa zien?" werd door deeze ongelukkige moeder met eene foort van benaauwdheid gehoord, v/elke te befchrijvcn , vergeeffche pooging zou zijn. L 4 NE-  IÓ*3 STAATS -OM WENTEL! NO NEGENTIENDE BRIEF. XDen heere du F werd, bij herhaaling, zijne vrijheid aangebooden; maar alleen op voorwaarden , waarvan zijne ziel een' afkeer had. Men begeerde, dat hij van zijne vrouw voor altoos afftand deed: en deeze , terwijl zij met haar kind in een verre gelegen landfchap bleef, zou, tot vergoeding van de fmerten van te leurgeftelde genegenheid, van fchande en oneer, eene kleine fom gelds jaarlijks van zijn' vader ontvangen. - Met dc verontwaardiging van beledigde deugd, verachtte hij die befchimpcnde voordellen , en poogde tellens zijn gemoed tegen het denkbeeld van altijdduurende gevangenis voor te bereiden. Ook kan de verbeelding zelve zich geen fchriklijker tooneel vormen , dan deeze gevangenis in ' - i i de  VAN FRANKRIJK. XIX. BRIEF, l6*0 dc daad is. Hij vernam met de uiterfle ontfteL tenis, dat het grootfte aantal dier ongelukkige lijderen, welke hier veele jaaren opgeflooten waren geweest, een zweemfel van krankzinnigheid in hun gelaat vertoonden; 't welk Waarlijk deed zien , dat hun redenbeleid te zwak , om eene zoo lange worfteling met rampen door te Haan, ten laatfte tot wanhoop ovcrgcüagen was. __'ln een gat, naast dat van den heer du Y , was een oud man, die nagenoeg veer- tig jaaren opgeflooten was geweest. Zijn grijze baard hing tot zijn middel neer. Over dag, was hij door middel eener keten , om zijnen hals geklonken , aan den muur' vast. Hij mogt nimmer zijnen kerker verhaten , cn fprak nooit ecnig woord, alleenlijk, plag de heer du F het gerammel zijner ketens tc hooren. Omtrent den middag , wierden dc gevangenen , ecnige weinigen uitgezonderd , doorgaans uit hunne kerkers gehaald, en fpijsden met elkander. Doch deeze naare maaltijd werd in onafgebrookene ftüte gehouden. Hun werd niet vergund een enkel woord te fpreeken , en de ftraf der overtreediug deezer wetbeftond in eene L 5 ftrC11"  T/O STAATS - OMWENTELING tenger opfluiting van verfcheidene wceken Zoo ras deeze troostlooze maaltijd geëindigd was, moesten de gevangenen oogenbliklijk naar hunne gaten wederkecren, alwaar zij tot dezelve uur des volgenden dags opgeflooten werden. — De heer du F bragt ? in z]]n ^ tig en akelig hoi;, twee winters zonder vuur door , en leed zoo geweldig van de koude , dat hij genoodzaakt was, in die weinige kleederen , welke zijn bed dekten, zich optewinden. -1 Ook werd hem geen licht vergund , uitgenomen dat, welk, geduurende den korten dag , door het klein getralied venflertje in de zoldering van zijnen kerker ftraalde. Wat dunkt u , mijne Waarde , ';s het niet moeilijk te gelooven , dat deeze cn dergelijke lijdingen door eenen vader werden aangedaan ? Door eenen vaderJ dien naam, welken ik niet kan fpellen zonder aandoening; — die alle de denkbeelden van befcherming , van veiligheid , van tederheid medebrengt; die duure betrekking , aan welke de kinderen, over 't algemeen , hunnen voorfpoed, hunne geneugten en zelfs hunne deugden vcrfchuldigd zijni'-üi He-  VAN FRANKRIJK. XIX- BRIEF. I?I Helaas! De ongelukkige heer du F was aan zijnen vader niets vcrfchuldigd, dan dat leeven, welk zijne ongehoorde wreedheid, van zijne eerfte ontluiking af, zoo jammerlijk had verbitterd, en hij nu verwees, om in ellenden, welken de dood alleen kon hcclen, te kwijnen. Een jong heer, in een gat, naast dat van den heer du F opgeflooten, had middel gevonden , om een klein gaatje door den muur te maaken; en deeze medegezellen in rampen, zich dicht aan die opening plaatfendc, konden elkander iets inluistcren. Maar het duurde nigt lang, of de Monniken ontdekten deeze verkeering, cn beroofden hen van eene weldaad , te groot , om daar omtrent ecnige infchiklijkheid ten hunnen opzigte te kunnen of te willen gebruiken , en deeden hen naar meer afgelegen kerkers verhuizen. Deeze onmcèdoogende Monniken, welke dien ongcvoeglijkcn post, om hunne medefchepfelen te pijnigen, met zoo veel ftipthcid vervulden , nooit in een eenig artikel van vervolging verÜapten , en zich met angstvallige ftrengheid aan het wetboek der wreedheid hielden , werden, zeer ten onrechte , „ Les  !72 STAATS - OMWENTELING „ Lesfreres dc la fainte chavité; of, „ dc broe»» c?ers der heilige liefdaadigheid genoemd." Intusfchen verdiende echter dén uit den hoop dien naam. Deeze goede oude Monnik plag de gevangenen ter fluip te bezoeken, cn zijne poogingen aantewenden, om hun in hunne verdrukking zoo veel troost, als in zijn vermoogen was , toe te dienen. Dikwijls herhaalde hij aan den heer du F : „ Mon cher frere , „ confolez vous; mettez votrs confiance en Dien; „ vos maux feront finis!" Dat is: „ Mijn lieve „ broeder, houd moed; ftel uw vertrouwen op „ God; uwe rampen zullen een einde nee„ men!" De heer du F— bleef twee jaaren in de gevangenis, zonder ecnige tijding aangaande zij. ne waarde echtgenoote te ontvangen , fchoon hij haareuthalve den meesten angst en benaauwdheid leed. Hij had reden te vreezen , dat haar geitel, door alle haare wederwaardigheden reeds jammerlijk verzwakt, onder deezen nieuwen last van ellende zou bezwijken , cn zij, veelligt, buiteii ftaat gefield zijn, om voor zich cn haar teder wichtje den noottigen leeftocht , hoe gering  VAN FRANKRIJK. XIX. BRIEF. If3 ring ook, te bezorgen. Ten laatftc belaste een zijner medegevangenen, die zijne vrijheid weder zou krijgen , zich met een' brief aan Madame du F , en vleide zich teffens met de hoop, dat hij middel zou vinden , om hem een antwoord van haar te laaten toekomen. De brief van den heer du F fchildert den toeftand van zijn gemoed zoo natuurlijk , dat ik niet na kon laaten , fommige gedachten daar uit over te necmen. „ Mijne gedachten," zegt bij, „ zijn gefha„ dig omtrent u, en ons kleine, lieve dochtert„ je bezig. Ik «inner mij , voor ecuwig , dc „ gezegende oogenblikken , toen ik het geluk „ had, nabij u te zijn; en, bij die crinnering, „ weigeren mijne traanen tegenfpraak tc dulden. „ Hoe heb ik toch het befluit kunnen neemen, , hoe het zelve uitvoeren, om mij te fcheiden van „ iets, dat mij het dierbaarlte op den geheelcn „ aardbodem is ? Geene drangreden, minder krach„ tig, dan die om uw welzijn, en dat van mijn „ kind te zoeken, had mij daartoe kunnen over- „ haaien, en helaas! ik heb mijn doelwit „ niet  1/4 STAATS - OMWENTELING j, niet bereikt. Ik wèet maar al te wel , dat „ gij de fom geld, welke ik , naar ik meende, „ voor u verzekerd had, en waar voor ik den „ eerften zegen des leevens , mijne vrijheid , „ waagde , nooit ontvangen hebt. 't Geen mijn „ hart, in de eenzaamheid mijner gevangenis , „ met de gevoeligfte bekommering vervult, is „ de vrees, dat gij, in een vreemd land moei„ lijkheden ondergaat. Aangaande uw lot blijf „ ik hier volltrekt onkundig. Alleenlijk kan ik „ mijne vuurigfte fmeekingen, voor uw welvaa„ ren, hemelwaard opzenden." ,, Welke blijdfchap zou een brief van uwe „ hand mij baaren! Doch , met de hoop van „ zulk eene ftreelende vertroosting durf ik mij „ niet vleien. Al, daar ik mij zeiven van ver„ zekeren kan, is, dat , fchoon wij, veclligt, „ voor altoos gefcheiden zijn, onze zielen ech,, ter door de tederfte vriendfehap op 't naauw„ (te aan elkander verknocht blijven. — Veelli^t „ zal het niet mooglijk voor mij zijn, u in lau„ gen tijd weder te fchrijven: maar woes verze„ kerd, dat geene dreigingen, geene lijuingen , „ geene kerkers, mijne getrouwheid voor u ooit „ zul-  VAN FRANKRIJK. XIX. BRIEF. I.75 zullen doen wankelen ; en dat ik u tot het „ laatfte oogenblik van mijn beftaan zal bemin., nen. In deeze bedenking, dat ik voor ulijd, „ vind ik troost. Indien de Godlijke Voor„ zienigheid het gehengt, dat wij elkander ooit „ weder ontmoeten , dan zal dat tijdllip het ,, geheugen van alle mijne wederwaardigheden ,, op eenmaal uitwisfchen. Leef, i»ijn waard„ fte Lief, leef in die hoop! Ik bezweer u ,, „ zoek uw leeven mijnenthalve , en om ons te„ der kroost, te fpaaren! Omhels haar tedeilijk „ voor mij, en laat zij u voor haaren armen ,, papa in haare armtjes drukken. Mijn kind ,, behoef ik aan de zorg eener zoo tedere moe- der niet te beveelen. Maar ik bezweer u ,. ,, bet diepst gevoel van godsdienftigheid haar „ jeugdig hart inteboezemen. Indien zij geboo- ren is, om de rampen van haaren vader tc er,, ven , zal dit eene onuitputbaare bron van troost voor haar zijn." ,, Welke aanbiedingen u ooit of ooit door ,, mijnen vader mogten gedaan worden; ik ver- maan u, nooit de zwakheid te hebben , om ,, 'er naar te luisteren; maar handhaaf uwe „ rech-  staats.omwenteling „ rechten, en die van mijn lieve kleine meisje, „ welk, veelligt, eens van waarde zal zijn. j, Indien gij nog in het kostfchool van Madame » D zijt; zeg haar, dat ik mijne echtge- „ noote en kind aan haar medelijden aanbeveel. „ Maar, wat zeg ik? Ik ben onkundig, of „ gij nog bij haar zijt; onkundig, of de dier„ baarfte voorwerpen mijner genegenheid nog „ leeven! Doch ik vertrouw , dat de Voorzie„ nigheid u bewaard heeft. Vaarwel! Dat de „ almagtige God u en mijn kind zegene! Ik „ houd nooit op , den Vader der ontferming „ te fmeeken, dat Hij zich over de weduw en „ het weeskind, in het land der vreemdlingfchap, jj erbarme! TWIN.  VAN F RA NKR IJK. XX. BRIEF. TWINTIGSTE BRIEF. ^JCij, mijne waarde Vriendin ! die de tedere verbindtenisfen van liefde en vriendfchap, en de fmertlijke benaauwdbeden, welken afweezigheid, zelfs in 't midden van tooneelen van verfchei« denheid en vermaak, veroorzaakt, gevoeld hebt; die den prijs , waar op tijdingen van die geenen, welken wij liefhebben , in de rekenkunde des harten gefield worden , kent; die, met bijkans onwcderfprccklijke aandoeningen, den postiljon aan dc deur hebt hooren kloppen; die de welbekende hand, welke gevoelens verwekte, die u nagenoeg van de magt beroofden, om het zegel, dat de talisman van geluk fcheen te zijn, op te breeken, beevende gezien hebt; gij kunt van de gevoelens van den heer du F oordeelen4 wanneer bij, door middel van dien zeiven vriend , die zijnen brief had bezorgd, een antwoord van M zij-  l?Q STAATS - OMWENTELING zijne eehtgcnootc ontving. Maar dc perfoon, die den brief aan zijnen kerker bragt, beducht voor het gevaar van ontdekt te worden, ftond 'er op, dat hij hem denzelven, nadat hij-dien geleezen had, terftond zou te rug geeven. — De heer du F drukte den brief aan zijn hart , be- fproeide hem met zijne traanen, en fmeekte, dat hij dien ten minfte tot den volgenden morgen mogt houden. Dit werd hem ook vergund , ea hij las dien, tot dat ieder woord diep in zijn geheugen ingeprent was; en, nadat hij de droevige wellust genooten had , dien bekoorlijken brief een' geheelen nacht op zijnen boezem te houden , werd hij den volgenden morgen genoodzaakt , zijnen fchat te verhaten. Den tienden van wijnmaand des jaars 1780, kwam de Baron du F in het klooster , en beval de monniken, zijnen zoon , uit den kerker, in de fprcekkamer te brengen , en hen alleen tc laaten. Met den uiterften tegenzin gehoorzaamde de heer du F aan zijn bevel, daar hij toch alle hoop, om het verftokt hart zijns vaders te vermurven , reeds overlang verloorcn had. Toen  VAN FRANKRIJK. XX. BRIEF. 1^9 Toen de monniken waren heen gegaan, begon de Baron hem zijnen onverzetlijken weerftand regen zijnen wil, in de bitterfte bewoordingen , te verwijten; 'twclk, gelijk hij hem zeide, toch niets baatte, nademaai hij zijn pleitgeding gewonnen , en de zeven honderd ponden fterling te rug gekreegen had. — De heer du F——— hernam, dat de imert, welke hij uit dat bericht gevoelde , hem zeer veel fterker zou getroffen hebben, bijaldien zijne echtgenoote , door" zijne medewerking, beroofd was geworden van het geld , welk hij niet alleen tot haar onderhoud beloofd had, maar uit vertrouwen op welke belofte , hij ook overgehaald was , Engeland te verlaaten. Zijn vader vroeg toen, of hij in zijne verkleefdheid aan de fchandelijke verbindtenis, welke hij gemaakt had, nog volhardde; waaropzijn zoon antwoordde , dat niet alleen de innerlijke genegenheid zijner ziel 'er belang in had, maar ook zijne eer hem verpligtte , om eene plechtige en heilige echtvereeniging , met onfehendbaare trouwe, te houden. Op deeze woorden , kende des Barons woede noch paal, noch perk M a meer  I«0 STAATS - OMWENTELING meer. Hij ftampte op den grond met zijre voeten; hij mikte eenen flag op zijnen zoon, die, van dit krankzinnig oogenblik zijns vaders zich bedienende, befloot, alle zijne poogingen aantewenden, om uit zijne gevangenis te ontfnappcn. — Ten dien einde uit de fpreekkamer uitfluivende , en die zijde des kloosters , welke door de monniken bewoond wordt, mijdende, trachtte hij langs den weg naar den tuin te ontkomen; maar, bij ongeluk , miste hij den gang, die derwaard leidde. Hij vlood toen een trap op, van waar hij zijnen vader om hulp hoorde fchreeuwen. Vindende, dat alle de deuren, welken hij ontmoette , geflooten waren , klom hij de trap geflaadig hooger op , tot dat hij den top van het gebouw bereikte; en daar geene andere opening vindende, dan een gat, in het fchuinfche dak gemaakt, om aan eene vliering een weinig licht te geeven, klom hij 'er met groote moeite op; en toen zijne voeten door het gat fteekende, en 'er zijn ligchaam allengs uitlaatende, onderfteunde hij zich voor een oogenblik op het dak, en overleide, wat best te doen. — Ongelukkiglijk was , in dit allerhachlijkst tijdftip ' zijn geest tot eene hoogte van wanhoop geree- zen,  VAN FRANKRIJK. XX. BRIEF. l8l zen, die alle inboezemingen van vrees trotfeerde. Hij liet zich los , en Hortte van eene hoogte van nagenoeg vijftig voeten neer. Eer hij den grond bereikte, geraakte hij bedwelmd , cn lag daar , zwemmende in zijn bloed , en naar ■ allen febijn op den oever des doods. Hij was op den heerenweg , die van Rouen naar Caen leidt , gevallen. Sommige lieden , welke langs dien weg gingen f vergaderden rondom hem ; en een uit den hoop het bloed van zijn aangezigt afgewascht hebbende, herkende oogenbliklijk zijne gelaatstrekken, en riep, onder de verbaasde menigte, uit, dat het de oudfte zoon van den Baron du F was. —— Bij het onderzoek van zijn ligchaam bleek het, dat hij zijn' arm, zijne dije en zijne enklaauw gebrooken , en behalve dien verfcheidene zwaare kneuzingen gekrecgen had. Hij bleef nog fteeds in een' ftaat van bedwelmdheid , van ongevoeligheid ; en, terwijl' deeze liefdaadige vreemdelingen alle hunne poogingen aanwendden , om dien ellendeling weder te doen bijkomen>, haastten de monniken zich uit bun klooster derwaard, nikten hunne prooi uit de handen deezer goede M 3 Sa.  Iu2 STAATS - OMWENTELING Samaritaanen, die olie en wijn in zijne wonden zouden gegooten hebben , en bragten hem ia het ziekhuis des kloosters , alwaar hij etlijke weeken bleef, eer hij het gebruik zijner zinnen wederkrecg; waarna hij drie weeken lang op een bed uitgeftrekt lag , lijdende de hevigfte pij, nen. Zijn vader, die dc verraader, de aanbrenger, dc cipier, en bijkans de moordenaar, van zijnen, eigen zoon geweest was, hoorde alle deeze lijdingen zonder de minfte aandoening , zonder eenige knaaging, ook kwam hij- hem niet meer bezoeken. Maar, offchpon dit onmensen Verhard genoeg was , .om de rampen , welken hij zijn kind aangedaan had , onbewoogen te verdraagen; offchoon hij de verwijtingen zijner eigen confeientie kon onderdrukken; was hij echter niet.in.itaat, om de ftcm der algemeens verontwaardiging tot ftilzwijgen te. brengen. liet gerucht , dat de heer du F 0p den hec- rtnweggevonden was., wentelendein zijn bloed y cn dat men hem, in dien ftaat, naar het klooster , of de gevangenis van S. Ton gefleept had,, werd ras door de ftad Rouen verfpreid. Ieder een  VAN FRANKRIJK. XX. BRIEF. 1«3 een had met het lot van dien ongelukkigcn jongman medelijden , en vervloekte de dwinglandij van zijnen onmeedoogenden vader. Het duurde niet lang, of dit algemeen gerucht kwam ook ter oor van den Heer deB-, zijnen broeder , d e nu , uit eerbied voor de ftcm van het algemeen , voor de eerfte maal, eenen weg infloeg , welken zijn hart hem, geduurende de lange gevangenis van zijnen broeder , nooit had aangeweezen , naamlijk , om hem in zijnen kerker te bezoeken. Het gehecle oogmerk van den heer de B , met dit zijn bezoek, was niets anders , dan het algemeen te vrede te ftellen : want de troost, welken hij zijnen broeder aanbragt, was in de daad zeer gering. Bij kwam niet, om het bed, waarop die jongman , in fmert cn angst uitgeftrekt lag, met zijne traanen tc befproeien; om de flrenghcid van zijnen vader te betreuren; om hem alle de verkwikking van broederlijke tederheid aantcbicden; — integendeel kwam hij om hem te waarfchouwen , om zich nooit met oe hoop, dat hij zijne vrijheid eens zou weaerkrijgen, te vkien; hij kwam om zijne ziei met harde M 4 ou"  ?$4 staats - omwenteling onvriendelijkheid te doorbooren. ó Onbarmhartig oog, welke met de traan„ die het eerst noopte te Horten, den fpot drijft! 't Zou dwaasheid zijn , bij aldien ik het wilde waagen / de grievende ellende van Madame du F , toen zij het bericht van haar mans beklaaglijken toeftand hoorde, met woorden te befchrijven. 't Geen zij leed , zal uw hart veel beter begrijpen, dan ik het kan vernaaien. Drie maanden na deezen val, vond de neer du F door middel van dien liefdaadigen ouden monnik , gelegenheid, haar eenige regels, met zijne linkerhand gefchreeven , toe te zenden: — . „ Mijn val," zegt hij, „ heeft mijne gevange,, nis bekend gemaakt, en de geheele ftad Rou„ en in mijne rampen doen deelen. Veelligt „ zal ik reden hebben , dit ongeluk te zege„ nen , welk , misfehien, een middel zal wor„ den, om mij mijne vrijheid te bezorgen , en „ mij met u te hereenigen! Middelerwijl vert> trouw ik, dat de Godlijke Voorzienigheid, over de beide voorwerpen mijner tederfte ge,, negenheid, met vaderlijke goedheid zal waa„ ken. Duld niet, mijne dierbaarfte echtgenoo- „ te,  VAN FRANKRIJK. XX. BRIEF, log „ te , dat dc fmertlijke gedachten over mijnen „ toeftand te veel op uwen geest werken. Mijn „ arm is bijkans herfteld; mijne dije en voet „ zijn nog niet volkomen geheezen, maar wor„ den daaglijks beter." ,, Ik kon mij niet bedwingen van traanen , „ toen ik dat gedeelte van uwen brief las, „ waarin gij mij zegt, dat mijn kleine lieve „ dochtertje dikwijls naar beur' papa vraagt. „ Kus haar voor mij duizendmaal, en zeg haar, „ dat haar papa altijd aan haar ^en haar lieve „ mama denkt. Ik ben wel verzekerd, dat gij, ,, voor zoo veel uw bekrompen toeftand u ver„ gunt, niet na zult laaten, haar de beste op„ voeding te geeven. Maar, boven al, bid ik u. boezem haar teder hart gevoelens van god„ vrucht in: leer haar, haaren Schepper te be„ minnen: dat is de noodzaaklijkftc van alle lesfen. Vaarwel, mijne waardfte en tederstgc„ liefde Monika! Is 'er nog een tijdftip aan„ ftaande ,' wanneer wij ons zullen wederzien! „ ó Hoe overvloedig zal dat oogenblik alle on- , ze wederwaardigheden vergoeden. M « EEN-  l86j staats-0 mwentelino EEN EN TWINTIGSTE BRIEF; -lt en Wftê begon het Parlement van Rouen zich met de zaak van den heer du F te bemoeien. De onhandigheden zijner gevanglijke opfluiting werden , in die vergadering, gemeld, en de voorzitter zond zijnen fekretaris naar den kerker van den heer du F , die nu zijn bed verlaaten had, cn in ftaat was, om,.met hulp van krukken, te gaan. Op des voorzitters raad , zond de heer du F eenigc brieven aan het' Parlement , waarin hij zijnen toeftand, in de aandoenlijkfte bewoordingen , befchreef, en de tusfcheiikomst van dat gerechtshof ten zijnen behoeve fmeektc. Met een woord moet ik hier vernaaien , dat Mijn heer de Bel B- , Prokureur Generaal van het Parlement van Rouen, met de familie  VAN FRANKRIJK. XXI. BRIEF. I "7 He -van den Baron du F zeer naauw verknocht, het gewaagd had, om, ten einde zijne vriendichap voor den Baron , door een fpreekend bewijs, aan den dag te leggen, nagenoeg drie jaaren gclecden, op zijn eigen gezag, en zonder een Lettre de Cachet, zijnen zoon in hechtivis te doen neemen. En, offchoon de heer dc Bel B— zeer wel wist, dat, onder den dekmantel van Lettres de Cachet, alle foort van onderdrukking- door. dc. vingeren werd gezien ^begreep hij echter duidlijk, dat bet pleegen van allcrle-ic dwinglandij, toch enkel maar, onder oogluiking der leden van dat gerechtshof, toegelaateu wierd; cn, wijl hij, in dit bijzonder voorbeeld, zijne wreedheid niet, „ felon les re,3 g!es," of, „ volgens het gewoone voorfchrift,'had gcocflcnd, vreesde hij , dat, bijaldien de heer du F ooit. zijne vrijheid mogt weder- krjjgen-, hij' wegens, zijn ■ gehouden gedrag met dien ongelukkige^ jongman , yerantwoordlijk mogt gefteld .worden.- De Prokureur Generaal bediende zich , derhalve, van al zijnen invloed, en, helaas! maar met al te veel gevolg, om het weldaadig voorneem* van den Voorzitter des Parlements, ten aanzien van den heer du F— te  i38 STAATS-OMWENTELING % veriedelen. - In de daad werden zijne brieven fa die vergadering geleezen. Ook werd 'er bevel gegeeven , dezelven in de rol, of het dagboek, van dat gerechtshof op te fchrijven ; en zij liaan daar nog , ten huidigen dage , als een gedenkfluk, laat ik liever zeggen , als een openbaare fchandvlek van de kleinmoedigheid dier lieden, welke duldden, dat het gezag van eenen Prokureur Generaal, den heer de Bel B , de ftem der menschlievendheid, de ftcm der gerechtigheid, deed zwijgen; 4 van die lieden , welke de grouwlijkheid van het gedrag des Barons du F pvVm^^ 1 erkenden , en nogthans voor de fmeekingen van zijnen zoon', uit dediepte van zijnen kerker hunne befcherming en redding aanroepende, doof waren. O dat, inde gehëele uitgeftrektheid van Frankrijk, het lot der gevangenen -, niet meer aan den zwakken draad van het medelijden, of de grilligheid van bijzondere perfoonen hange! -■ Dat, integendeel, de gerechtigheid op grondvesten der eeuwigheid, baar befchermcnd heiligdom voor de onderdrukten bou^f ~ En dat mcascb. ' • '-"»" "' "•' . lic-  VAN FRANKRIJK. XXI. BRIEF. 189 levendheid en barmhartigheid de bekoorlijke fieraaden van haaren tempel zijn! De Baron du F begreep wel, dat, niet- tegenftaande hij, door zijne bstige kunstgreepen had weeten te beletten , dat het Parlement van Rouen krachtdaadige maatregels tot redding van zijnen zoon genomen had , het echter onmooglijk zou zijn, terwijl deeze te S. Yon opgeflooten bleef, het gemor des volks te ftillen. 1 Hij befloot derhalve hem naar de eene of andere afgelegene gevangenis van Frankrijk, daar zijn naam cn geflacht onbekend waren, endaar, verre buiten het rechtsgebied van het Parlement van Rouen , zijne zuchtingen onbeklaagd en ongewrooken mogten oprijzen , te doen vervoeren, Doch de Baron , onder het algemeen geroep, zijnen zoon niet met geweld durvende overbrengen, poogde hem op eene arglistige wijze in het ftrik, welk hij voor hem bereid had, te doen vallen. De heer de B werd , als het werktuig , om zijnen broeder te verleiden , gebruikt. Men zond hem naar zijnen kerker; daar hij hem moest voor-  *9Q STAATS - OMWENTELING voordellen, dat,.alhoewel hij zich met de hoop, om zijne vrijheid ooit weder tc krijgen , niet moest vleien, nogthans, indien hij aan den zegelbewaarder, Mijn heer M , een brief wilde fchrijven, met verzoek, om naar eene andere plaats gebragt te moogen worden, zijne gevange- nis veel draaglijker zou gemaakt worden. L. De heer du F was nu in een' Haat van wanhoop , die hem nopens zijn lot bijkans gevoelloos deed zijn. Hij ondervond , dat het Parlement van Pvouen van zijne zaak had afgezien. Hij zag geene mooglijkheid, om uit het klooster van S. Yon te ontkomen; hij verbeeldde zich , dat het in eene plaats, daar hij zoo naauw niet werd opgeflooten gehouden , veclligt eer doenlijk zou zijn; en daarom ftemde hij, eindelijk , toe, den begeerden brief te fchrijven, welken de heer de B i in zegepraal aan zijnen vader bragt. — Intusfchen waren 'er fommige uitdrukkingen in dien brief, welken de Baron afkeurde. Om deeze reden , zond hij dien te rug, met begeerte, dat dezelve veranderd mogten worden. Maar , geduurende de afweezig- heid van zijnen broeder, had de heer du F tijd gehad, om zijne verregaande onvoorzigng- heid,  VAN FRANKRIJK. XXI. BRIEF. Ipl heid, de beloften der geenen, door welken hij zoo wreed, zoo verraaderlijk bedroegen was , zoo bliudclingaanncemende, rijplijk te overwec* gen, hartlijk te betreuren. Het gevolg was, dat hij, zoo draa de heer de B hem den brief weder overhandigd had, dien in (lukken fcheurde, en voldrekt weigerde, eenen anderen te fchrijven. Kort daarna, kwam dc heer de B , des dwinglands gezant, met nieuwe geloofsbrieven, weder bij zijnen broeder , en verklaarde hem , dat, zoo hij aan den Zegelbewaarder wilde fchrijven, met verzoek, om uit het klooster van S. Yon verplaatst te worden, hij binnen veertien dagen na die verhuizing , in vrijheid zou herfteld worden. Toen de heer du F beweerde , dat hij op de beloften , hem door zijne familie gedaan , niet langer het geringde vertrouwen kon dellen , gaf zijn broeder hem , in eene fchriftlijke ," naar het gebruik , en in orde opgedelde, verbindtenis, welke hij, in zijne tegenwoordigheid, met zijnen naam eigenhandig ondertekende , de plechligde verzekering , dat deeze toezegging getrouwlijk zou vervuld worden. —  I£2 STAATS • OMWENTELING den. . De heer du F verzocht eenige dagen tot beraad, en, geöuureude dien tusfchentijd, vond hij raiddel, een magiftraatsperfoon van Roueu, die zijn vriend was , te raadpleegen. Deeze ried hem, de aangebooden voorwaarden aanteneemen, doch vooraf, door zoodaanigen der gevangenen van S. Yon, die hunne vrijheid , waarfchijnlijk , zouden wederkrijgen , verfcheidene kopijen van die fchriftlijke verzekering te laaten maaken en bekrachtigen; eene voorzorg, welke noodzaaklijk was, op dat zijne eigene kopij niet uit zijne panden zou ge. feheurd worden. Dus noch op de genegenheid, noch barmhartigheid, noch knaaging van die geenen, binnen wier boezems zoodaanige gevoelens uitgebluscht waren ; maar, bij plechtigen gefchrifte , met eenen vader en broeder, over zijn ontflag uit de ijslijkheden eener altijdduurende gevangenis , een verdrag gemaakt hebbende, fchreef de heer du F den begeerden brief. Kort daarna , kwam 'er bevel van Verfailles , om den heer du F ujt de gevangenis  VAN.FRANKKIJK. XXL BRIEF. I«3 nis van S. Yon te ontdaan. Tellens was 'er een Lettre de Cachet bijgevoegd , waar door hij naar Beauvais gebannen werd , met een firen'g gebod, om die ftad niet te vcrlaaten. De heer de B— voor een „ Cavalier de la Marechausfée," of „ Ruiter des Maarfchalk-gerechts" zich uitgeevende, geleidde zijnen broeder naar de plaats der ballingfchap , en verliet hem aldaar. Luttel tijds in die ftad vertoefd hebbende , ontving dc heer du F eene boodfehap van dien magiftraatsperfoon van Rouen , welke , zoo billijk, als menschlievend , deel in zijne rampen had genomen , hem te kennen geevende , dat zijn vader op het punt was, om een Lettre de Cachet te verkrijgen , ten einde hem , van Beauvais, naar de eene of andere gevangenis in het zuiden van Frankrijk over te voeren, van waar nooit weder iets van hem gehoord zou worden. Deeze braave man voegde 'er bij, dat de heer du F geen oogenblik te verzuimen had, en hij ried hem, om, zonder het minfté uitftel, terftond , op zijne vlugt bedacht tc zijn. Vroeg in den ochtendftond , nadat hij dit beN richt  194 STAATS - OMWENTELING richt ontvangen had, vlood de heer du F , die vrijheid had, om in de ftad rond te wandelen, van Beauvais. — De boode, die hem den brief van den Magiftraatsperfoon van Rouen gebragt had, wachtte hem, op een' kleinen afftand van de ftad , en verzelde hem op zijne reis. Toen zij Rijsfel in Vlaanderen bereikt hadden, en van geen vrijgeleibrief voorzien waren, moesten zij van elf uur des nachts, tot tien uur des volgenden morgens wachten, eer zij van den Bevelhebber der ftad verlof konden bekomen, om hunne reis voorttezetten. De heer du F befloot, dat hij vervolgd werd, en leed de bang fte vrees, dat hij achterhaald zou worden* Zijn reisgenoot wist echter, ten laatfte, door listigheid , een paspoort te verkrijgen, en verzelde hem tot in de haven van Oftende. Dewijl het tegenwind was, werd hij, tot zijn leedweezen, twee dagen lang in de haven opgehouden , geduurende welken tijd hij zich in de bekommerendfte ongerustheid bevond. Hij Verbergde zich , al dien tijd , aan boord van het fchip, waarmede hij naar Engeland meende over te fteeken. — Eindelijk, werd de wind gunftig. Het fchip ging onder zeil, en kwam, laat  VAN FRANKRIJK. XXI. BRIEF. 1<)S laat in den avond, te Margate aan. — Toen de heer du F den Engelfchen bodem bereik.1 bad , viel hij neder op zijne knieën, en , in eene opgetoogenheid van blijdfchap, kuste hij den grond van dat dierbaar landfchap, welk nu voor de tweede maal zijne vrij- en fchuilplaats werd. Ras deed hij onderzoek , wanneer de postkoets naar Londen afreed, en vernam, dat zij, den volgenden morgen , zoo vroeg vertrok, dat hij niet eer, dan den dag daarna, op reis kon gaan, vermits hij wachten moest , tot dat zijn mantelzak door de bedienden van het tolhuis , die nu te bed waren, nagezien was. — Intus'fchen was het uitftel van eenige uuren, om , na eene zoo lange afweezigheid, na zulke vreeslijke lijdingen, zijne echtgenoote en kind weder te zien , niet om over te komen. In eene hevige beroering des gemoeds, vatte hij zijnen mantelzak op, en maakte mine, dien in zee te werpen; doch, gelukkiglijk, werd hij dooreenig Volk, dat bij hem ftond, tegen gehouden. Men zeide hem, dat, indien hij de onkosten wilde betaalen , zijn bagaadje hem zou nagezonden N a wor-  196 STAATS - OMWENTELING worden. Met de grootfte blijmoedigheid , nam hij hunnen raad aan , gaf het geld, en giug met de eerfte postkoets naar Londen op reis. — Naar maate hij de ftad naderde, nam zijne benaauwdheid, zijn ongeduld en zijne ontroering toe. Zijn tegenwoordige toeftand kwam ham als een van die vermaaklljke droomenvoor, welke fomtijds de donkerheid van zijnen kerker bezochten, en hem, in zijne verbeelding, voor een wijle tijds, bij haar , welken zijne ziel lief had, herftelde. — Naauwlijks kon hij zich overreeden, dut hij buiten het bereik-der dwinglandij, der onderdrukking, was; dat hij in een land van vrijheid ademde; dat hij ieder oogenblik, met eiken ftap, zijne tederbeminde Moni- ka, en zijn geliefd dochterken naderde. Toen hij Londen binnen reed, werden zijne aandoeningen bijkans te fterk om te draagen. Hij was nu in dezelve plaats , welke zijne echtgenoot en zijn kind bewoonden: — Maar, waren zij nog in leeven? Genooten zij beiden den zegen van gezondheid? Had, in de daad, de Hemel de verrukking van blijdfchap voor hem be- waaad 9  VAN FRANKRIJK- XXL BRIEF. 197 waard, om zijne hartvriendin en haar kroost nog eens aan zijnen boezem te drukken, zijne traanen nog eens met haare traanen te vermengen? Wanneer hij aan de deur van het huis, alwaar hij tijding van Madame du F verwachtte, klopte, was zijne gemoedsbeweeging zoo groot, dat hij naauwlijks krachten genoeg had , om zijn onderzoek naar zijne echtgenoot en haar kind duidlijk uittebrengen. — Men zeide hem, dat zij beiden gezond waren , maar Madame du F zich, zes Engelfche mijlen verre, buiten Londen, cp het land bevond, en hij haar dus niet eer, dan den volgenden morgen, kon zien. — De heer du F was, in verfcheiden nachten , niet te bed geweest, en van ontroering en vermoeidheid gantsch overweldigd. Desniettegenftaande, begaf hij zich , oogenbliklijk, naar de woonplaats zijner echtvriendin , te voet, op weg. De heer du F—maakte zich bij de vrouw van het huis bekend, en bleef in een ander vertrek , terwijl deeze, Madame du F hebbende doen belooven , dat zij met bedaardheid van gemoed naar 't geen zij haar voor te ftellen had, zou luisteren, haar N 3 zei-  Iet affchieten van vuurpijlen; waarna Mademoi- felle du F , met een kroon van bloemen in haare hand , de zaal, daar eene groote menig-  VAN FRANKRIJK. XXIV. BRIEF. 210 nigte volks vergaderd was, binnen trad, en haaren vader met deeze woorden aanfprak: „ Mon trés cher Papa, pourrois-je profiter (Pun moment plus favorable pour vous fouhaiter une bonne fète, que celui ou nas bonnes, et vraies amies font ici rasfemblèes, et s'unisfeni a mot pour celebrer eet heureux jour? Cest dans vos biens, cher Papa , c'est dans votre Chat eau que la, Bivine Providence nous reunit, pour ckanter vos vertus, et ce courage héroique qui vous a fait fupporter tous vos malheurs. Uoragc „ estpasfé, jouisfez maintenant ,cher papa, du bon- ,s keur que vous meritez ji bien, \ et Pesti- „ me que vous vous étes acquife dans tous les :3, coeurs fenfibles. Qite votre chere enfant contriw bue a votre felicité! Oiie PEternel daigne exau„ eer les voeux que je lui adresfe pour la confervat ion et le bonheur (Pun tetulre pere , <ï qui *} föffi't mes homages, ma reconnoisfance, et les y, fentimens cPun coeur qui vous eft toni devouéV Dat is: „ Mijn allerlieffte Papa! zou ik mij van een  220 STAATS - OMWENTELING gunftiger tijdftip, om u een vro/ljk feest toe s, te wenfehen, kunnen bedienen , dan van'het „ tegenwoordige, waarin onze goede en trouwe h vriendinnen bij elkander vergaderd zijn , en », zich met mij vereenigen, om deezen heuglij„ ken dag plechtig te vieren? Het is in 't mid„ den uwer bezittingen, mijn waarde Papa! het „ is in uw kasteel, dat de Godlijke Voorzie„ nigheid ons hereenigt, om uwe deugden , en „ dien heldenmoed te zingen, waarmede gij al„ le uwe rampen verdraagen en overwonnen » hebt. De ftorm is voorbij ; geniet nu het »* geluk' dat SÏi zoo wel verdient, en de ach„ ting, welke gij u in alle gevoelige harten ver„ kreegen hebt! Dat uw lieve kind iets tot bevordering van uw geluk bijbrenge! Dat de „ Allerhoogfte mijne gebeden verhoore, welken 3, ik rot behoudenis en het geluk van een' tede„ ren vader, ten hemel opzend; -eenen vader, aan „ wien ik mijne hulde , mijne dankbaarheid en „ de beste gevoelens van mijn hart opdraag! " Dit met eene bevalligheid, die de geheele vergadering in opgetoogenhcid bragt , uitgefprooken hebbende , zette zij de bloemenkroon op  VAN FRANKRIJK. XXIV. BRIEF. 2,21 op zijn hoofd, en hij omhelsde haar tederlijk. Een aantal Dames traden toe, befchonken hem met ruikertjes , en werden op haar beurt omhelsd. Terwijl wij te Parijs waren , hadden wij op den Schouwburg van Monfieur (den Graaf van Provence) een klein aartig ftukje: ,, La Fede„ ration, ou, la Familie Patriotique," dat is , „ De Beëediging, of, de Patriotfche Familie," genaamd, zien fpeelen. — Madame du F 1 ontbood eene kopij van dit ftuk, en het werd nu door het gezelfchap , in het kasteel vergaderd , uitgevoerd. De landhuurders, met hunne vrouwen en dochters, maakten het grootfte deel der aanfehouwers en toehoorders uit; en geen ftuk, geloof ik, is in oude of laater tijden, ooit met meer toejuiching gefpeeld, dan dit. Mijne zuster nam eene rol op zich in de uitvoering , 't welk ik in 't eerst van de hand wees, tot dat ik mij erinnerde, dat een van de voornaamfte karakters was een ftandbeeld; waar ■op ik mijne toettemming gaf, „ le beau role de „ la fiatue," of, „ de fchoone rol des ftandbeelds," te fpeelen. En in het laatitc too- neel,  222 STAATS - OMWENTELING neel , toen ik de Vrijheid vertegenwoordigde , verfcheen ik in al haar gewoon tooifel, en bewaarde de gewijde banieren der natie, op een autaar geplaatst, welk , in doorfchijnende letters , dit opfchri : had: „ A la Libertè , 14. Juillet, 1789;" dat is: „Aan de Vrijheid, „ den veertienden van Hooimaand des jaars „ 1789." —« Een der fpeelers, met den vinger op het ftandbeeld wijzende, zegt: „Cbaque peuple a dé c oré cette idole de quelques at tri. „ buts, qui lui font particulkrs. Ce ,, bonnet furtout eft devenu un etnbléme eloquent. — ATe pourrions-nous pas en ajouter d'autres , ,> qui deviendront peut étre ausfi celebres?'** Dat is: „ Ieder volk heeft dit geliefkoosd beeld met fommige eigenfchappen, die 'erbij- ,, zonder aan behooren, verfierd. Deeze „ hoed , inzonderheid , is een fpreekend zin,, beeld geworden. — Zouden wij 'er niet nog ,, eenige anderen kunnen bijvoegen, die, veel„ ligt, niet minder vermaard zullen worden?'' Hij ontrolt dan een' (luier , of fjerp van nationaale linten , welke aan den voet des autaari geplaatst was, en voegt 'er bij: „ Cette noble „ ccharpel ■ Ces couleurs fi bien asforties , „ ne  VAN FRANKRIJK. xxiv. BRIEF. 22$ „ ne font-ellespas dignes de figurer ausfi parmi les attributs de la Libertè?" Dat is: „Deeze „ edele fjerp! Deeze zoo fchoone kleu- „ ren! Zijn die niet waardig, om ookon- „ der de kenmerken der Vrijheid te fchitteren ? " De fjerp werd over mijnen fchouder gehangen, en met het liedje , „ Le Carillon NationaP' genaamd , beflooten. Na een groot choor van „fa ira," of: „dit zal gaan," fchikten dc fpeelers zich in orde , en fa ira werd gedanst. Ca ira rolde van iedere lip , fa ira gloeide in ieder gelaat! Zoo doen de Franfchen: — ten einde zij niet , door vcrmaaklijkheden , in verzoeking zouden worden gebragt, om de zaak der Vrijheid maar een oogenblik te vergeeten, . binden zij ze, zelfs in de uuren van feestviering , met lirikken en fjerpen van nationaal lint, in hun geheugen; . hechten zij ze aan het geluid van harp en viool; — en beftemmen zij ze niet enkel om de groote drijfveeren der regeering te bellieren, maar ook om de pasfen van den dans te regelen. . Toen het kluchtfpel en de dans geëindigd waren, werden 'er eenige fraaie vuurwerken} afgeftooken, en wij gingen daarna aan het foupé. „ Vous étes jï bien  224 STA ATS - OMWENTELING bien placé, Monfieur.'" Of: ,, Gij zijt wel ,, geplaatst, Mijnheer!" zeide Madame du F — aan een' jongen Franschman , die tusfehen mijne zuster en mij aan tafel zat. „ MadameV antwoordde hij in een' eigenaartigen Franfchen ftijl, ,, me voild heureux pour la première fcis, h vingt trók ans\" Of, ,,'t Is voor de eerfte „ maal, Mevrouw! in den ouderdom van drie „ en twintig jaaren, dat ik gelukkig ben!" Na de tafel, keerden wij naar de zaal te rug, daar de heeren met de boerenmeisjes, en de dames met de boeren dansten. Vrolijker tooneel, of eene verfameling van blijdere aangezigten, hebben mijne oogen nooit gezien. —— Wanneer ik mij den voorleeden toeftand mijner vrienden crinner, komt het fchouwfpel, welk ik bijwoon, mij als een betoverend gezigt voor. — Ik kon mij ook niet bedwingen, den geheelen avond , het voorleedcne met het tegenwoordige te vergelijken ; en , daar ik ongemeen vrolijk dacht te zijn, gevoelde ik, integendeel, dat 'er traanen , die zich niet wilden laaten inhouden, uit mijne oogen vloeiden; maar het waren traanen van blijdfchap. VIJF  VAN FRANKRIJK. XXV. BRIEF. 2©$ VIJF EN TWINTIGSTE BRIEF. jEen edel befluit is door de Nationaale Vergadering genomen ; een befluit, om verdienden , in het vak van letteroefeningen, te be- loonen. Het voordel ontmoette, echter , van eenen der leden (ik wensch niet , zijnen naam te kennen) grooten tegendand ; zeggende: De daat heeft land- en akkerlieden , maar geene dichters van noode: als of de daat, van beiden voorzien, daar mede belast zou zijn. Deeze heer denkt, dat het, bijaldien maar tarwe en haver bloeien , op de aankweeking , de befchaaving van den geest, niet aankomt; cn dat , bijaldien maar de fpadeen de eg worden gefcherpt, defchacht van vernuft van alle zijne yccren mag beroofd worden. Maar, ,, Viye fAsfemblèe Nation»,, fel" Of, ,, Lang leeve de Nationaale Vergade„ ring!" Edelmoediglijk hebben haare leden befloo. P ten,  22 die uwe berekeningen van tijd op het vaste land gewoon zijt te maaken , moeilijk geweest zijn te gisfen, welke de lengte van vier en twintig uuren in een' ftorm op zee is. — Ten laatfte landden wij, met veele moeite , op het ilrand , daar wij verfcheidenen van onze vrienden en kennisfen vonden; die, onderltellende, dat wij, veel-  VAN FRANKRIJK. XXVI. BRIEF. 233 "veelligt, onder de reizigers, zouden zijn , met ons gevaar medelijden hadden , en wegens onze behoudenis bekommerd waren. Eer de ftorm zoo hevig werd, dat bij alle andere gedachten, dan die om zich tot den dood te bereiden, uitfloot, kon ik niet nalaaten, rnij met de aanmerkingen, welken ik over de Franfche gewoonten en de Franfche ftaatkunde in de kajuit hoorde maaken,tc verlustigen. ,, Ach! " zeide iemand tot zijnen buurman , ,, was het ,, noodig, eene reis naar Frankrijk te doen, ,, om te weeten, hoe Oud-Engeland ons geval„ len zou , wanneer wij 'er te rug zijn geko- ,, men?"- „ Wat mij aangaat," voegde 'er een ander bij , ,, ik ben , geduurende al dien „ tijd, dat ik in Frankrijk was, niet eens in de 3J gelegenheid geweest om dronken te worden ,, niet een druppel porter.was 'er te beko- men; — en wat hunne eetwaaren betreft, „ een brokje vleesch van dén en een half pond „ durven zij een fchoon ftuk gebraaden osfen„ vleesch noemen." — „ En ik bid u," liet hij 'er opvolgen , kcerende zich naar eenen der Hiatroozen, „ wat dunkt u van hunne NationaaP 5 » 16  234 ' STAA/TS-OMWENT ELING „ le Vergadering?" „ Wat," zeide de matroos, „ zoo ik mij niet bedrieg , heeft de Na3, tionaalc Vergadering eenige ftreeken van den „ wind gckreegen." 't Heeft mij , dit beken ik, fcdcrt mijne terugkomst in Londen, niet weinig verbaasd, dat de meesten mijner bekenden, met den matroos, van dezelve meening zijn.' Een ieder, die mij komt bezoeken, brengt mij berichten uit Frankrijk , zeer gefchikt, om mij verlegen en beangftigd te maaken. Uit dat rijk , hoor ik van niets, dan van euveldaaden, - van euveldaaden van allerleie foort» Men vertelt mij, dat 'er, daaglijks , nieuwe famenzweeringen ontdekt worden ; dat ieder ftad het tooneel van moord; ieder ftraat door eene galg onteerd; ieder heerenweg met bloed bezoedeld is. — Ik hoor deeze dingen, en ik herhaal bij mij zelve: - Is dit, dacht ik, eene tekening van Frankrijk ? Leveren deeze tooneclen de beeldnisfen dier algemecne vrolijkheid, welke mij traanen in de oogen bragt, en mijn hart van medegevoel deed kloppen? Voor mij, fcheen dit land, welk deeze magtige tovevenaars zoo fchielijk met duisternis bedekt heb-  VAN F R A N K R IJ K. XXVI. BRIEF. 935 hebben; alwaar zij, hunne wigchelroedc zwaaiende , het akelig fehavot opgerecht, het mes des moordenaars, met bloed geverfd , het gefchrecuw van wanhoop uitgeperst, en alom vrees en angst vcrfpreid hebben; voor mij, zeg ik, fcheen dit land, dit . land , zoo men wil , van verwoesting, door het vrolijk , aanminnig toelagcheu der Vrijheid in vermeerderde fchoonheid, in nieuwen luister opgetooid. De wouden gaven, dacht mij, verkwikkender lommer , dc wandellaanen droegen helderder groen , terwijl de hutten der landlieden van de liederen der Vrijheid, de bergen der valeien van de Hemmen der blijdfchap weergalmden. Moet men, bid ik u, van mij zeggen, dat mijn gemoed omgekeerd is, dat ik voor alle aandoeningen van medelijden doof , ongevoelig , geworden ben : omdat ik niet liever met de geenen, die een gedeelte van hunnen overvloed verlooreu hebben, ween, dan 'er mij over verbeug , dat de onderdrukten befchermd, dc verongelijkten herfteld , de gevangenen ontflagen, en de armen met brood verzadigd worden? —  STAATS - OMWENTELING den ? Of, zou de algemeene Vader des menschdoms de neigingen van medegevoel in onze harten hebben ingeplant, om tot de kundige gebreken der iedelheid , de ingebeelde beroovingen van grootheid bepaald te worden ; om beneden het dak des paleis, binnen de poorten des kasteels, beflooten te blijven; zonder eene mededoogende zucht naar de fchaamele wooningen der laudbouweren te zenden , als of haare uitgeteerde bewooners, hoewel niet door menfehen veredeld, ten minde niet de kenmerken van adeldom, door god zeiven, onzer natuur ingedrukt, droegen? Moet ik dan hooren, dat die bekoorlijke gezelfchappen, in welken ik de uitdeekeudde bevalligheden der befchaafdfte zeden , de inneemendde beleefdheid van edelaartige en vrije gemoederen deeds ontmoette , met de ruuwde, de wreedfte, de onbefchoftlte rinkelrooiers , die ooit famenrotteden , vergeleeken worden ? In de daad , hebben fommigen mijner Engelfche kennisfen , welke tegenwerpingen tegen de republikeinfche grondbeginfels zij ook, bij zich zeiven, moogen voeden, de gewoon-  VAN FRANKRIJK. XXVI. BRIEF. 237 woonte, zich in hunne beoordeelingen van Franfche ftaatkunde, van eenen zeer vrijen en repu-, blikeinfehen ftijl van berisping te bedienen. Niets kan demokratifcher zijn , dan hunne wijze van uitdrukking; niets eenen meer beroerenden geest ten toone fpreiden, dan hunne onbevoegde verachting van alle voornaame bewerkers der Staats-omwenteling. 't Is mijn toeleg niet, in alle de gezelfchappen , welken ik bijwoon, voor de zaak der Nationaale Vergadering in 't harnas te verfchijnen. Ik kan echter niet nalaaten , aan te merken, dat, nademaal die Vergadering geenzins verwaand genoeg is, om zich tot een voorbeeld voor dit land optewerpen, wij, naar mijn dunken , zeer luttel recht hebben, om ijslijk toornig te zijn , dat zij het dienfHg oordeelen , zeiven een ander fystema van regecring te beproeven. Waarom zou het hun niet vrij (taan, eene proefneeming te doen? Men heeft mij altijd geleerd, dat de verbetering van [iedere weetenfehap van proefneemingen afhangt. Maar nu hoor ik, dat zij , in plaats van hunne  238 STAATS-OM WENTEL ING ne nieuwe pooging, om het groote werktuig der maatfchappij, op het grondbeginfel van algemeene vriendfchap , op de verbondmaatige vereeniging van alle haare leden te vestigen, liever de wielen en drijfveeren van het oude' fystema der leenroerigheden, waardoor hunne voorvaders deszelfs beweegingen beftierden , weder in orde hadden moeten brengen. — Doch, indien het menschdom deeze terug keerende beweeging fteeds in acht had genomen , zou zij hun geenzins den weg om groote winst, om veele vorderingen in deugd en kennis te doen , gebaand hebben; zelfs zouden dan de afgoden des heidendoms, veelligt, nog tot op dit oogenblik , door ons gediend zijn geweest. Alle de poogingen van 'smenfehen geest , om tot grooter volmaaktheid door te dringen , onder de flxengfte bedreigingen , te verbieden , is , naar het fchijnt , niets anders, dan alle kunften en weetenfehappen tc verbannen. En wij kunnen ons niet zeer verwonderen, dat de Franfchen, een zoo gering aandeel van openbaaren voorfpeed van hunne voorvaderen ontvangen hebbende , en de armoede van hun eigen vaderlijk erfdeel gevoelende,  VAN FRANKRIJK. XXVI. BRIEF. ^39 de, nieuwe wegen inflaan, om eene rijke erfnis hunnen nakomelingen natelaaten. Veelligt, zullen de verbeteringen, welken het menschdom in de (taalkunde mogt kunnen maaken, eenige overeenkomst met die geenen hebben , welken men van tijd tot tijd in de zeevaartkunde gemaakt heeft. Veelligt, moogen onze (taalkundige ontwerpen , tot hier toe , naar die kwaalijkgebouwde , mismaakte fchepen, eenigzins hebben gezweemd , welke, onbekwaam om tegen wind en golven te ftrijdèn, door de ouden alleen gebruikt werden , om krijgslieden uit het eene naar het andere land over te voeren, ten einde eenen nabuurigen ftaat te berooven en plat te branden; en, welke dus eenig en alleen dienden , om vijandlijkbeden , beleedigingen, roof en verwoesting voortteplantcn. — Doch, mooglijk , zal het binnen het bereik van het mcnschlijk vermoogen zijn , een f.stema van' ftaatkundc te vormen , welk , gelijk een hcdendaagsch fchip , beftemd om ontdekkingen te doen , en famen gefield volgens grondbeginfels van fcheepsbouwkunde , die den tegenltand der onftuimige hoofdflofFen, (en driften zijn  24° STAATS - OMWENT EL IN'G zijn toch de hoofd doffen des leevens) uittarten, in plaats van zich aan haare. woede over tegeeven, dezelven integendeel aan zijn voornaam oogmerk dienstbaar maakt, en, den onbezochten oceaan moediglijk bevaarende, die geenen, welken de natuur voor altoos fcheen gefcheiden te hebben 51 met elkander vereenigt, en dwars door de verdeelde waereld eene lijn van verbindtenis trekt. Eene voornaamc oorzaak der bijkans algemeene afkeuring, welke de Franfche Staats-omwenteling in dit land ontmoet, bedaat in de vergroote vertelfels, welken zoodaanige Ariftokraaten, die hunne fchuilpla'ats iu Engeland genomen hebben , met groote zorgvuldigheid alom verfpreiden. Zij zijn echter niet allen lieden van deezen aart. Er is nu een jong Franseh heer in Londen, de neef des Bisfchops van Sens •> die, bij de groote Staats-omwenteling in zijn vaderland, zijn vermoogen, zijnen rang, zijne verwachtingen verboren heeft , en nogthans edelmoedig genoeg is, om dezelve goed te keuren , en toe te juicheu. Hij bezit de zonderlinge grootmoedigheid van geest , om, uit overweeging van het algeniecne welzijn van zijn vaderland , \  VAN FRANKRIJK- XXVI. BRIEF. 24» land, de perfoonlijke nadeden en rampen, welke hem in 't bijzonder hebben getroffen , te vergeeten. Met een woord: hij is, onder de trouwloozen,aan zijn vaderland getrouw bevonden. Deeze beminnenswaardige jonge Franschman , hoop ik , zal leeven, om van de eer, en den voorfpoed van dat herfchapen land getuige te zijn , en daarin te deden. - Ook vertrouw ik, dat de Nationaale Vergadering van Frankrijk aan alle haare vijanden kloekmoedig het hoofd zal bieden, tegen alle hunne poogingen pal ftaan , hunne tegenwerpingen op eene wijze, aan de waardigheid dier doorluchtige Vergadering betaamende , beantwoorden, en eene Conftitutie in orde brengen, welke de Franfche Natie deugdzaam, bloeiende en gelukkig zal maaken.   Bij de Uicgeevers deezes is mede gedrukt, of in getallen te bekoomen: brieven over de weelde, als hOOgStlladeCÜg voor Deugd en Geluk en verderflijk voor den Burgerftaat, 2 deelen in groot 8vo. berichten, (Geographifche, Natuurkundige en Hiltorifche), over Afin , Afrka cn /imerica, getrokken uit de flichtelijke Brieven en Reisbefchrijvingen der Jefuiten, ter voortplanting van den Christelijken Godsdienst , naar die gewesten gezonden, 3 deelen in groot 8vo. feye, Cm.) Vier Godsdienftigc Gezangen op Grcgoriaanfche Zangnootcn gefield, in groot 8vo. zedelijke toneeloefeningen, 4 deelen in 8vo , bevattende de volgende ftukken : , I. Deel. Onderzoek over 't drama. ADELAART, of de ZEGEPRAALENDE deugd, naar Mercier. de deserteur, naar dezelve. de ENGELSCIIE vondeling, of de adelijke SCHRIJNWERKER. IL Deel. de rechter, naar Mercier. de f abri keur van londen, naar 't Franseh van Falbaire. de eerlijke armoede, naar Mercier. III'  Itt Deel. E06ENIA, mar Beaumarchais. ee ja"p*"ij van hendrik nEN vierden, mar Collé. ^ edelmoedige weduwe, „aar Mostaard. brastus, naar GV.m«r. IV. Deel. DE valsche vr iend, mar Merci». En ce onverwachte weddingschap. naar Sedaine. NB. Bovengemelde Stukken zijn met fraaije Tijtelplaaten verfierd.