FINDICI^E GALLIC/E o p VERDEDIGING VAN D E FRANSCHE OMWENTELING EN DERZELVEJt BEWONDERAAREN TEGKNS DE AANVALLEN VAN DE HEEREN BÜRKE en DE CALONNE, DOOR- J. MACKINTOSH, Schildknaap. Naar den derden vermeerderden druk uit het Engelsch vertaald. TE DORDRECHT, B ij H. de HAAS. M BCCXCIL ^ ... - 7 , s s\   VOORREDEN VAN DEN VERTAALER. Van alle de omwentelingen en flaathtndige gebeur tenisfen, die in onzen leeftijd zijn voorgevallen, is de onvoorbeeldige omwenteling van Frankrijk, zonder twijfel, de gewigtigfte, de merkwaardigfie: Daar ziet men een groot Rijk eensklaps zig van onder het despotismus uit" worflelen, zijne ketenen affchudden, zigzelf'van de diepfle vernedering tot de onbepaaldfte vrijheid opheffen, nieuwe wetten maaken en den Regeeringsform herfcheppen en op nieuwe grond/lagen vestigen. Welk fchouwfpel voor den PTaereldburger, voor den Wijsgeer! — Fan welk een allergewigtigst belang is niet zulk eene proefneeming, of een volk door de inrigting zijtjes Regeeringsvorms eene grootere maat van vrijheid met vrede en bejlendigheid genieten honne dan ooit door enige flaatkundige inrigting vergund is! (*) Terwijl de gronden, waar- (*) Zoo der Vorften doel eigenlijk in het bevorderen van het geluk van het raenschdom beftondt, zoude de waereld deeze proefneeming zien, waarvan Frankrijk alleen de gevaarcn zou draagen: Ware dc Conftitutie ia # 2 ljal*  VOORREDEN waarop hunne wetten rusten, en het wetboek, dat die natie door haare vertegenwoordigers geeven tot het onderzoeken van de allergewigtig{le ftaatkundige vraag/lukken, tot het opdelven van de waare grondvesten van alle maatfehappij, die of met opzet onder de logge Gothifche flaatsgeftigten zijn bedekt gehouden, of miskend zijn geworden. Eene theoretifche befchouwing, een grondig on- der- W inrigting proefondervindlijk niet goed, dan zou ïet IT'a T /en moeten gebeuren' °f zji ™ *ig oude J ,h0l,deH 60 h6t Ri* zo" weder onder dl oude de.pot.eke regeering vervallen; of zij zou, indien lmlemTZSeleD ^ °Verhand b0Ve" dwaaze Qf twaad. vnJg hadden, langzaamerhand verbeterd en tot die volkoon,enhe.d gebragt worden, waartoe zij, zonde g ! vaar van omftorting, vatbaar zoude zijn: Nu, daar de Vorften z:g openlijk tege„s de Fran/cbe ' " « bonden hebben, „, FraDkrijk e„ de CoDai^%^ een ander kwaad te kampen hebben, namelijk t«e". het geweld van gewapende volkeren; zoo het loo d« geweld moet bukken en de wet van de oveU n aren zrzo\;kde *rj;?m'ais een ™* *lex eeuwen ^f'J^ ««». dat da„ i„ volgend eeuwen, als meer fij J vq « $J^iT^nogeeostot m-?* - — monimentum aere perennius Regahque ïitu pyramidum aldus, dat docr geene foldaaten kan omverre gerukt door IWtt dwinglanden verniel worde„. § ' * f  van din VERTAALER. v derzoek van die Conftitutie wordt des te noodzaaklijker voor den befpiegelenden Wijsgeer en voor den ftaatkundigen van te meer gewigt, hoe meer het den Vorften, die het harnas tegens dezelve aangorden, gelukken zal dezelve te krenken of omverre te werpen. Wapenen zijn geene bewijzen en derzelver uit/lag heeft nooit tot een maatftok kunnen dienen van de verdienfte van de zaak-, die zij deeden triompheeren; fcheldwoorden en uitvaaringen zijn even min bewijzen; deeze zijn alleen goed voor jlaatkundige manifesten om de volkeren regt te verbitteren en tegens eikanderen in het harnas te jaagen; maar niet dan eene onpartijdige beredeneering en vergelijking van hetgeen ,er voor pleit en hetgeen 'er tegens is intebrengen kan ons oerdeel bepaalen omtrent het goed of kwaad, dat ''er uit zulk eene inrigting voor het Franfche volk voort zal vloeijen, indien het der Natie gelukken mag, even gelijk het den Noord Amerikaanen, even güijk het de Engelfche Natie in 1688, even gelijk het onzen voorvaderen bij de omwenteling van den afval van Spanje even gelijk het den Zwitfers in het begin van de veertiende eeuw gelukt is, haar werk te handhaven, en zoo zij niet door vreemde Mogendheden genoodzaakt worde van haar de wet te ontvangen en wederom onder het jok haarer Prinfen en van haaren * 3 er  *» VOORREDEN gewezen adel het hoofd te buigen. — Ondanks dit gewigtig tijdftip zwijgen ondertusfchen in ons land alle Celeerden, rusten alle pennen omtrent dit onderwerp. Bezitten wij dan geene bekwaame mannen, geene fchrandere ftaatkunégen, geene beroemde hoogleeraars in onf land, die in flaat zijn om het belang van Rij. ken en natieën, om ftaatkundige gebeurtenisfen en inrigtingen te beoordeelen en te b redenee. ren, de Franfche Conftitutie theoretisch te onderzoeken en de onkundige voertelhhten in hetgeen zij van de Omwenteling in Frankrijk en van de nieuwe Conftitutie van dat Rijk denken moeten? Indien het te doen ware om den regeeringsform van het een of ander oud Grieksch gemeenebest, welks zetel veelligt flegts een flipje onder de eilanden van den Archipel uitmaakt, te beoordeelen, tot hoe veels nafpeuringen, gefchïllen, opdelvingen van alles vat V voor en tegens te zeggen was, zoude Zulks geene gelegenheid geeven? en thans daar het om het geluk of ongeluk van een onmeetlijk land, het rijkst en vrugtbaarst van den aardbodem, om hetwelvaaren van ruim vijf en twintig millmnen onzer evenmenfchen, onder onze oogen, te doen is, zou men daar, uit onverfchtlltgheid, zwijgen kunnen? - Welke de reden & m{, ZUlien> zo° "*y zulke onvoorbeeldig belangrijke gebeurtenisfen niet onverfchillig aan. zien,  van Den VERTAALIL va zien, of iets dieper in het wezen en de verdien, ft en der zaaken willen indringen dan de domme menigte, die alle haare ftaatkundige kennis flegts uit de Couranten opdoet, bij gebrek van oorfprenglijke werken in onze taal, die van onpar* tijdige Franfche en Engelfche IVtjsgeeren en ftaatkundigen moeten te baat neemen; en onder deeze, vooral de laatfte, vindt men meesterlijke voortbrengzelen aan beiden zijden. Maar wien heeft het niet verwonderd den Heer burke, die tot hiertoe zulke achtingswaardige gevoelens op het flaatkundig toneel hadt aan den dag gelegd, alle kragten te zien infpannen om per fas & nefas, de omwenteling, de Franfche natie, derzelver vertegenwoordigers, hunne bedrijven, hun wetboek in het haatlijkst daglicht aan Europa te vertoonen, en daartoe alle drogredenen te zien gebruiken, door welke een groote geest, geholpen door eene wegvoerende welfpreekendheid, de trefendfte waarheden kan ver duift eren en verdraaien (*), doch wij bekeven eenen tijd dat zulke uitvaaringen, met welk eene woordenpraal uitgebazuind, niet voor goede munt kunnen doorgaan; de konst van het vermengd metaal te toetfen en het goud van de (*) Het gedrag van deezen Staatsman doet mij verVloeden dat men hem eerlang tot den hoogrten top van ministerieele eerampten in het Engelsen Kabinet |al zjen opftijgen.  •vm VOORREDEN de bedrieglijke mengftofen te zuiveren is daar. toe te verre gevorderd; ook wierdt hij weldra op eene zegepraaiende wijze door andere, die de Franfche omwenteling en Conftitutie in een gunftiger licht befchouwden, wederlegd. Wijl men nu eene vertaaling van het zoo veel gerugt maakend werk van den Heer burke heeft aangekondigd; wijl men dat van den Heer payne reeds vertaald heeft, dat met de groot fte greetigheid door onze natie geleezen is, zoo meende ik haar geenen geringen dienst te zullen doen met ook deeze Viirdfcfse in het Nederduitsch overtebrengen, waarin men meer orde en fchikking, bondiger bewijzen en redaneeringen, oorfpronglijker aanmerkingen, belangrijker befpiegelingen, meer netheid van ft ijl dan in dat van den Heer païne zal ontdekken, en waarin niet minder moeijelijke, kiefche en gewigtige ftaatkundige vraag/lukken behandeld worden, in kort dat mij voorkoomt een werk van zoo veele verdienften te zijn dat het onzen Nederduitfchen Leezeren niet diende onthouden te worden. Het zal ook daarenboven den Leezer een juifter denkbeeld geeven dan veele, die de Engelfche taal niet leezen, tot nog toe hebben van de eigenlijke bezwaaren, welke het Engelfche volk omtrent de inrigting, of liever omtrent de uitoefening van zijne regeering meent te hebben, en die ongetwijfeld de onderwee  Aan den VERTAALER. is werpen van vertoogen en voordellen in het Engelsch Parlement (laan te worden, waartoe alles zig fchijnt voortehereiden ; en het zal den vrijgezinden Nederlander met zugtenden naijver op zijne nabuur en doen zien, die, terwijl zij {leeds andere natteen de vrijheid misgunnen, die, hoe zij ook klaagen, zelve in zoo eene groote maate genieten, dat van een werk als dit is, waarin zulke harde waarheden gezegd, waarin de misbruiken van het Engelsch miniflerie onbewimpeld aan den dag gelegd worden, de derde druk, met den naam des fchrijvers en des uitgeevers aan het hoofd, onverboden en ongecorfisqueerd openlijk verkogt wordt. Zoo weinig durft in dat land de Ariflocratie de drukpers, die elk Engelschman als het bolr werk zijner vrijheid aanziet, aanranden. Het is ons ondertusfchen niet te doen om grondbeginzelen van partijfchap te verfpretden; onze eenigfte beweegreden is: audi & alteram partem; de bepleiting van zulk een allergewigtigst geding door zulke bekwaame advocaaten voor de rechtbank van het verlicht Europa kan niet anders dan aller leerzaamst zijn en uit de flrijdigheid van hunne verfchillende gevoelens, moet meer lichts ontftaan dan uit de onwefofprooken theoret'tfche behandeling van diergelijke onderwerpen door de bekwaamfle ^chrijveren. De onpartijdige, (o/ al ware het  x VOORREDEN het eene partijdige} redeneering van gebeurtenisfen, die vreemde landen en vreemde Regeeringen raaken, zijn voor ons flegts befpiegelingen, en kunnen dus ook niet als uit haatlijhe oogmerken fpruitende aangemerkt worden: Tot een blijk dat deeze onze denkwijze «, hebben wij zelfs enige regelen, die aanpoot zouden hebben kunnen geeven, agterwege gelaaten. Deeze befcheidenheid zullen ons alle, die onder de fchaduwe van het thans regeerend flelzel hun hoogfle geluk vinden, ongetwijfeld dank weeten. V. O. ROTTERDAM den 10 Meij 1792. VOOR-  VOORBERICHT VOOR. DE EERSTE UITGAVE. Hadde ik voorzien tot welk eene grootte dit werk zoude uitkopen, ef de hinderpaslen, die êeszdfs foltooijing moesten vertraagen, -zoude ik waarfchijnlijk gefchrikt hebben voor -zulk eene tondertieeming; en misfehien zal men nu eene verentfchuldiging van mij verwagten dat ik hei der waereld aanbiede, na de fraaie -en meesterlijke werken, ut welke dit gefchil aanleiding gegteven heeft, f^erfcheiden gedeelten van mijnen arbeid drasgen inwendige blijken dat -zij reeds enige maanden geleden gefchreven zijn,, door zsnfpedingcK , s>p omftandigheden, die nu veranderd zijn; dan naardien dit mijne redeneering niet verandert, heb ik die tok niet willen weglaaten. 7k troost mij dat dit werk zoo laat kmmt urndat ik weet dat ''er nog achtingswaardige werken over hetzelfde onderwerp bij het Algemeen verwagt worden; en de menigte mijner mede - arlkideren doet mij flegts de aanmerking maaken dat ''er niet te veel verftanden kunnen zijn, die zïg bezig houden met een gefchil van zulk eene ttitgeftrektheid, dat het de verfchilhndfte oogpunten, aan verfchillende geesten oplevert en zoo gewigtig, dat het naauwkeuriger voorftellen van een serig feit, of het gelukkiger ophelderen van een eenig bewijs ten minften een boek voor de befchuldiging zal bevrijden van te vergeefsch gefchreven te zij&h 26 April 1791. VOOR-  voorbericht Voor. d e Derde uitgave. Thans bledeik het volgend werk der waereld voor de derde reis aan, in eenen fiaat, hoop ik, haare gunst mmder onwaardig. _ Van dterLlTg, berisping past het mij niet de juistheid in twjfl te trekken-, maar zedenlijke berisping meen ik mtizelven verTehuis,ot •• . & K voorbij te la tengafn. *<" > Het gefchreeuw van het gemeen, dat met zulke IZeiTTs dnflmaï ^ ^ benden der 11 de aï°stekn van opfihudding en op- roerigheid is aangehitst, heeft zelfs mijnen L fgeene voor welke ik vreemd ben, kan ik mij zeiven flegts verantwoorden door de bewerkers van dat gefchreeuw uittedaagen om eene plaats in dit werk te vinden, die niet in den h!ogflen Jad voor vrede en eene beflendige Regeering phit iif l'Jjelkeik bekend ben fzoudL, dMk k, haastig zijn om hevige gevoelens te wijten Tal Zet Tl ^ dePa^d'Sheid mijner TrienTn Z L nmnj m dat de kwLaart ghZ mijner vilden niet kan ontkennen zagt te Sn Ik ben door achtingwaardige vrienden beS'. digd geworden dat ik de rampen van het Tn mnglijk Huis van Frankrijk met Z.J 7 f ligtveerdigheid behandeld hl. X Zn mt^ ter niet bekwaam achten ommftLtTL L^' eene hut, te fchenden, en het zou mij van harte leed doen, zoo ik mij hadde Lvolen ot Z'ZfraT ' WSlke '* *<" t den 28 Augustus i79l, ver-  VERDEDIGING van d s FRANSCHE OMWENTELING. INLEIDING. De gevoelens, onlangs door den Heer bunit e opengelegd, gaven meer (lof tot verwondering aan de zulken, die het ftelzel van zijn voorig ftaatkundig leven flegts van verre be« fchouwd hadden dan aan hun, die hetzelve naauwkeurig van nabij hadden gade geflaagen. Afkeer van afgetrokken ftaatkundige befpiegelingen, vooringenoomenheid voor eene Ariftocratifche regeering en vrees voor nieuwigheden behoorden altoos onder de heiligfte artykelen van zijne openbaare ftaatkundige ge* loofs-belijdenis. Hot was niet te verwagten dat hij, op dien ouderdom,zijne gevoelens zoude laaten zwigten voor de indringing van Houte nieuwigheden, gevoelens, zoo vroeg door hem ingezogen en zoo lang ftaande gehouden, fteeds verfterkt door de toejuiching der Grooten en de toeftemming der verftandigen, en welke hij zoo menig eenen doorlugtigen leerling A in-  a verdediging van De ingeboezemd en tegens zoo menig eenen uitmuntenden tegenftreever verdedigt hadt. Mannen, die vroeg vermaardheid verkrijgen, berusten in hunne eerst opgevatte denkwijze; zij flaan geen acht op de vordering van 's menfchen verHand in vervolg van tijd, en, berst het, gelijk in het tegenwoordig geval, in werkdaadigheid uit, dan bcfchouwen zij het als eene voorbijgaande dolligheid, alleen meêHjdens- of belagchenswaardig. Zij «en het verkeerdlijk aan vooreenen fteilen afbruifchenden ftroom, die voorbij zal gaan met den ftorm , die hem deed^ontftaan; zij weeten niet dat het de vloed van 's menfchen denkwijze in omne volubilis aevum is, dien elke bijkoomende dag zal doen zwellen en die beftemd is om den wederrtand van geleerde drogredenen en van magtige onderdrukking in dezelfde vergetelheid wegtevoeren. Maar daar bleef egter nog rijklijk ftof van verwondering in de uitvaarende redenvoerin^ van den Heer burke over. Hij mogt vrij de bloeddotftige uitfpattingen bejammeren — hij mogt de hersfenfchimmige ftaatkunde befpotten, die hem toefcheenen den luister der Omwenteling te bezwalken; maar het was hard te onderftellen dat hij tegens haar alle benaamingen van fmaad en ichande, welke de taal der verontwaardiging kan opleveren, zoude hebben uitgeput, dat de woede van zijne rede niet voor een eenig oogenblikje bedaard zoude zijn, dat zijn hart niec een eenig flaauw vonkje van genoegen zoude ▼erraaden hebben over de luisterrijke en roem. rijke  FRANSCHR OMWENTELING, 3 rijke verlosfing van zoo groot een volk. —— Alles Was fchelden en raazen — de bewerkers en bewonderaars der omwenteling, fcder, die haar niet verfoeide, ja zelfs zijne verlichtfte en begaafdfte vrienden wierden mee haat en fchande overlaaden. In deeze redenvoering hieldt h>j zig met geenerlei bewijzen op — zij was geheel leerftellig en gezagvoerende ; de zaak fcheen bellist zonder noodig te hebben beredeneerd te worden; het vonnis wierdt uirgeblikzemd voor het verhoor. Doch de grond der gevoelens van deeze befaamde redenvoering, die, zoo wij eenen uitlandfchen dagblad - fchrijver gelooven mogen, een tijdperk in de historie der uitfpattingen van het menfchelijk verftand zal maaken, wierdt met ongeduld verwagt in een werk, dat kort daarop wierdt aangekondigd. De naam van den fchrijver, het gewigt der zaak, en de zonderlingheid zijner gevoelens, alles werkte te zaamen om de nieuwsgierigheid van het algemeen gaande te maaken, welke, fchoon weder verflaauwd door de daarop volgende vertraaging, andermaal wierdt opgewekt door het verfchijnen en voldaan zal worden met het doorbladeren van het werk zelf. Het is zeekerlijk in alle opzigten een werk, waar aan men, om het juist op zijne waarde te fchatten, een van de moeijelijkfte taaken van de konst van beoordeelen zoude vinden, „ wij kunnen het naauwlijks te veel prijzen r, of te veel laaken." Eene redeneering, A 2 over-  4 VERDEDIGING VAN DE overal behendig en fchijnbaar overtuigend, fomtijds deftig en diepzinnig, omkleed met de rijkfte en verfcheidenfte tafereelen en geholpen door de hartroerendfte en fchilderachtigfte befehrijving, toont den rijkdom en de vermogens van dien geest, van welken de ouderdom de doordringendheid niet beneveld, de verbeeldingskragt niet verzwak', het vuur niet verdoofd, en den kring niet beperkt heeft. Schimpende lof van de befchaafdheid, en driftortfteekende reden voeringen tegens geweld, predikaatieën van zedenliike en godsdienftige dweeperij, meer gefchikt'om eene ongeloovige eeuw te vermaaken dan te overtuigen, fchoon zij de aandacht uit haare fluimering mogen opwekken, kunnen egter nimmer met de goedkeuring van het verftand vereerd worden. Van den Raad en het volk van Frankrijk fpreekt hij in bewoordingen, welke men wel verwagc zoude hebben over een land, dat zijne inbeelding alleen met zaamenzweeringen, moord en flagtirg, en al het gebroed van affchuwelijke hersfenfchimmen, de voortbrengzelen van eene vrugtbaare verbeeldingskragt, door eene vuurige en misleide gevoeligheid aangezei, bevolkt heeft. De flikkeringen van toegenegenheid, die deeze duisternis van lasteringen nog nu en dan beftraalen, ontftaan enkel uit edelmoedige zelfsbeguicheling, uit misleide en kwalijk begrepen mededogen. — Zijne welfpreekendheid vindt geen tijd om den toeftand van den vtrarmden ambagtsman, van den  FRANS CHE O M W EN T E LI NO. 5 den verhongerden landman, de flagtoffers van de afgebrooken nijverheid, van het kwijnen van den koophandel, te bejammeren. Zijne gevoeligheid, die afgefchrikt fchijnt door de akelige armoede van het gemeen , wordt enkel uitgelokt door de fchitterende rampen van het Koninglijk geflagt en bezwijkt op de minfte fmert, die het hart der zotheid of losbandigheid aangrijpt, als de fortuin haar op eenen troon geplaatsr heeft. Omtrent de Engelfche vrienden van de Fran* fche Vrijheid is zijne taal verachtelijk, onedelmoedig, grof en beledigend. In eene van de tusfchenpoozingen van 2ijnen ijver is hij geneigd om „ hunne goede oogmerken niet te ,, betwisten." Maar hij geeft zig toe in driftige uitvallen, in onedelmoedige verdenkingen, welke de wijsheid moest beteugeld hebben als opwellingen van drift, welke het vernuft behoorde verworpen te hebben als wapenen om hec twistgeding te verdedigen. De fchikking van zijn werk is even zonderling als het onderwerp. Zig van alle de voorregten van het openhartige eener briefwisfeling, in deszelfs uiterfte uitbondigheid en ordeloosheid, bedienende, onderbreekt hij, verlaat hij, hervat hij zijne redeneering, naar goedvinden. Zijn onderwerp is zoo uitgeftrekt als de geheele ilaatkundige weetenfchap — zijne zinfpeelingen en uitweidingen zweeven bijna door alle ftreeken van menfchelijke kennis. — Men moet bekennen dat, in deeze gemengde en vlugrige wijze van oorlog voeren, een man van A 3 ver»  • VERDEDIGING VAN Dl vernuft oneindig veel voordeel boven gemeen* menfchen heeft. Hij kan den fc handel ij kften aftogc door eene fchitterende zinfpeeling dekken. Hij kan zijne bewijsredenen mee meesterlijke krijgskunde in vollen glans doen pronken, daar zij fterfrst zijn; hij kan uit eenen onverdedigbaaren ftand in eene niets betekenende woorden-praal wegfluipen. Hij kan de onwinbaarfte overtuiging door hartroerende ftneekwijzen ondermijnen en een heir van fluitredenen met eenen verachtlijken lach op de vlugt jaagen. Ontheven van de wetten van gewoone orde, kan hij eene groep van ftaatige ijslijkheden aanvoeren, om eene bres in onze harten te maaken, door welke de ongeregeldfte hoop bewijsredenen in zegepraal kan binnen trekken. Ontleeding en orde vergoeden, gelijk de krijïscugt en wapenen der hedendaagfche volkeren, eenigermaate de ongelijkheid van behendigheid in het twisten, en brengen, in het verftandlijk Veld, den reus en den dwerg op eenen gelijken voet. Laaten wij dan het werk van den Heer burke ontleeden en, alles, wat het onderwerp vreemd en flegts opfiering is, daar laatende, zullen wij zekere hoofd-vraagen ontdekken, welker beflisfing volftrekt noodzaaklijk is in het ftuk, waarover wij handelen. De natuurlijke orde deezer onderwerpen zal de rangfehikking, in derzei ver behandeling te houden, van zelve bepaalen. De Heer burke, zijn voordeel doende met het onbepaald en dubbelzinnig woord Omwenteling, heeft  frans che omwentelin0. ? heeft die verrigting geheel en al afgekeurd. De eerfte vraag dan, die hier ontllaat, betreft de algemeene oorbaarheid en noodzaaklijkheid van eene omwenteling in Frankrijk. Deeze wordt gevolgd van eene beredeneering van de zaamenftelling en het gedrag der Nationaale Vergadering, van de vclksbeweegirgen, die de omwenteling verzeld hebben en van de Nieuwe Conftitutie, die de vrugt van dezelve zijn zal. Hec gedrag van derzelver bewonderaars in Engeland maakt het laacfte onderwerp uit, fchcon het met eene Rhetorifche omwending door den Heer burke eersc behandeld wordt, even als of de voegzaamheid der goedkeuring moesc beflist worden voor de beredeneering van het goede of flegte van hetgeen, dat goedgekeurd is. In gevolge van deeze ondeeding, zullen de volgende hoofd-verdeelingen den inhoud van ons werk uitmaaken. I. De algemeene oorbaarheid en noodzaaklijk' heid van eene Omwenteling in Frankrijk. II. De zaamenftelling en het karakter der Nationaale Vergadering befchouwd. UI. De Volksbeweegingen, die de Omwenteling verzeld hebben, of gevolgd zijn. IV. De nieuwe Conftitutie van Frankrijk. V. Het gedrag van derzelver Engelfche bewonderaars gerechtveerdigd. In deeze beantwoording van den Heer burke zullen ook enige tegenwerpingen teA 4 gens  8 verdediging van de gens hec laatfte werk van den Heer de caionne worden ingelaschr. Deeze ftaatsdiejaar, die, zedert enigen tijd, voor het oog van het verontwaardigd Europa, het fchouwfpel van eenen verbannen roover, ftraffeloos in den fchitterendften ftaat leevende, ten toon fpreidt, üeefi, met eene onbefchaanidheid, die gisping «sent, in zijn werk den toon van bedrukte Vaderlandsliefde aangenoomen en levert zijne vuile uitvaaringen als de godfpraaken van eene vervolgde deugd. Zijn werk is ordelijker dan dat van zijnen medehelper, den Heer bürke. Omtrent zijne finanne-berekeningen kan men aanmerken dat zij m een werk, volgens zijne eigen bekentenis voor het volk gefchreven, her grootlte vermoeden van bedrog opleveren. Derzelver uitgelirektheid en ingewikkeldheid fcbiinen mgerigt om de traagheid van het armeen deszelfs bijval aftedwingen, want men wil die bever gelooven dan naargaan. Zijne befluiten zijn zoo fchreeuwend ongelooflijk, dat de meeste verftandige lieden het veiliger zullen rekenen op hunne eigen eenvoudige gevolgtrekkingen te vertrouwen dan zig in zulk een doolhof van financie - drogredenen in te iaaten. Het eenigst gedeelte van zijn werk, dat hier antwoord eischt, is dat, hetwelk betrekking heeft tot algemeene ftaatkundige vraagftukken! Mijne aanmerkingen op het geen hij daaromtrent heeft in het midden gebragc zullen natuurlijk plaats vinden in de daar toe behoo- rende  fransche omwenteling* '£ rende afdeelingen van mijn antwoord aan den Heer burke; deszelfs gewigtigst oogpunt is noch letterkundig, noch beredeneerend, het beroept zig op oordeelvellingen, beflisfender dan die van letterkundige berisping en tragt wapenen te behandelen, vreeslijker dan die der Redeneerkonst. Het is het manifest eener Tegen - omwenteling, en deszelfs baar. blijklijk doel is alle hartstogten, alle belangen, wezendlijke of onderftejde, die flegts enigen fchok in het bewerken der vrijheid ontvangen hebben, aantevuuren. Hij peilt de bloedende wonden der Prinfen, des Adels, der Geestlijkheid en van de groote regterlijke Ariftocracie. Hij bezweert hec een lighaam bij deszelfs ontluisterde waardigheid, het ander bij deszelfs geplonderd erfgoed, een derde bij deszelfs vernietigd gezag zig onder de heilige banier van zijne menschlievende kruisvaart te vetvoegen. Vol vertrouwen op de befcherming van alle de Vorsten van Ejropa, welke hij bedugt maakt voor de veiligheid hunner troonen, en zig verzeekerd hebbende van de gemaaugdheid van een dweepzugtig graauw, door het woeste krijgsgefchrei van God-verzaakerij onder hen aanceheffen, verbeeldt hij zig reeds in vollen aantogc naar Parys, niet om het onttroond despotismns weder in te huldigen (want hij onckenc zulk een doel, en wie zou zulke deugdrijke ontkenningen niet vertrouwen!) maar om, aan hec hoofd van die heir van Priesteren, huurlingen en dweeperen, als de befcherm - engel van FrankA 5 rijk,  ïo vbrdedigimg van de rijk, eene billijke en getemperde vrijheid; zonder beroeringen, zonder flagting verkregen* en even zeer regens de eigenbaacige eerzugt der Demagogen als tegens het onwettig gezag der Koningen gekant, te doen oprigten. De kruisvaarten waren eene gisting van de Ridderfchap; ook heeft de hedendaagfche St. Franciskus eenen Ridder aan het hoofd van deeze kruisvaarders, die den Heer burke overtuigen zal dat de eeuw der Ridderfchap nog met voorbij, noch de glorie van Europa voor eeuwig verdwenen is. De Graaf van artois die waardige telg van hendrir den Grooten, de mededinger der bayards en sidneis, het nieuw voorbeeld van de Franfche Ridderfchap, moet met tien duizend Ridders uit Turin rukken, om de onvergelijklijke en onbevlekte antone tta van Oostenrijk uit de onwaardige gevangenis, waarin zij zoo lang in de Ihuileries is opgefloten geweest, van de zwaarden der onheufche Ridders van Parijs en van de beleezingen der zwarte toveraars der democratie te koomen verlosfen. C*) Ce digne rejttton du grand Henri calonNb p.413. Un nouveau modéle dt la Cbtvaleric Franctife* eer»  EERSTE AFDEELING. De algemeene oorbaarheid en notdzaak' lijkheid van eene Omwenteling in het Franfche Rijk. Heer burke heeft op verfcheiden plaatfen van zijn werk (*) beweerd, fchoon nergens met die duidlijkheid, welke het gewigt dier (telling vorderde, dat de Franfche Omwenteling niet alleen in haare deelen berisplijk, maar over het geheel ongerijmd, onvoegzaam en onregtveerdig was; doch hij heeft ons nergens naauwkeurig gezegd, wat hij door dat woord van Omwenteling verftaat. De Franfche Omwenteling zou, in den gemeenften zin van het woord, misfchien in Engeland begrepen worden te beftaan in die uitfteekende gebeurtenisfen, welke het meest in hec oog vallend gedeelte van haar uiterlijke uitmaakten, den opftand van Parijs, de verovering (*) P. 18?, aoo, 243 en op meer andere plaatfea.  12 VERDEDIGING VAN DE ring van de Bastille en de onderwerping van den Koning. Maar deeze gedenkwaardige voorvallen, fchoon zij haar fterkten en fchielijker bevorderden, konden egter geene ftaats- omwenteling uitmaaken. Het moet eene verandering van regeeringsvorm geweest zijn, doch, zelfs tot dien zin bepaald, is de uitdrukking dubbelzinnig en van eene uicgeftrekte meening. Zij kan in diieërlei zin opgevat worden. Des Konings erkenning, van het regt der Algemeene Staaten op een 'aandeel in de wetgeeving was eene verandering in de daadlijke regeering van Frankrijk, daar de geheele wetgeevende en uitvoerende magt, zonder fchaduw van afgebrooken te zijn, bij de twee eeuwen in handen van de Kroon geweest was; in dien zin was het vergaderen van de Algemeene Staaten de Omwenteling en de vijfde Meij was derzelver tijdftip. De vereeniging van de drie orden of ftanden tot ééne vergadering was eene allergewigtigfte verandering in de inngting en den geest der wergeeving; deeze kan ook de omwenteling genoemd worden en de drie en twirtigfte Junij zal haar tijdperk zijn. Dit lighaam, dus vereecigd, maakt eene nieuwe Conftitutie op; dit kan insgelijks eene omwenteling genoemd worden, omdat het van alle ftaatkundige veranderingen de gewigtigfte is en deszelfs tijdperk zal bepaald worden door het befluit van den arbeid der Nadonaale Vergadering. Zoo twijfelachtig is de meening van des Heeren burkes uitdrukkingen. Om dezelve uit  FRANSCHE OMWENTELING. 1$ uit deeze dubbelzinnigheid te ontwarren zal het nodig zijn een vlugtig oog te flaan op bet beloop deezer gebeurtenisfen; die zal te* gelijk de fchoorfte en kragtigfte weêrlegging van zijne bewijzen zijn; dit zal besc de noodzaaklijkheid en billijkheid aantoonen van alle de opvolgende veranderingen in den ftaat van Frankrijk, die de vermengde klomp, de Omwenteling genaamd, uitmaaken; die zal daaden van wetgeeving onderfcheiden van volks uit* fpoorigheden en voorbijgaande wanorde van duurzaame inrigtingen fchiften; dit zal de beuzelachdgheid en bedrieglijkheid aantoonen van aan de zaamenzweering van bijzondere perfoonen, of van lighaamen, eene omwenteling toetefchiijven, die, of zij goed of nadeeiig zij, alleen door algemeene oorzaakt-n is voortgebrage en waarin de uicfteekend.te perfoon Weinig wezenlijke uitwerking gedaan heeft. De Conftitutie van Frankrijk geleek in de vroegere tijdperken van haaren vooregang de andere Gothifche regeeringsvormen van Europa. De historie van haar verval en de oorzaaken van haare vernietiging zijn overvloedig bekend. Haare kindsheid en jongelingfchap waren gelijk die van den Ergelfchen regeerings» vorm. Het Champ de Mars en de Wittena* gemot (*.), de onrtuimige vergaderingen van ruuwa (*) De Saxen, noemden in hunne taal, de algemeene vergaderingen der Natie Wittena gemot, Vergadering der wijzen. In laater tijd heeft men ook dien naam aan algemeene vergaderingen der Geestlijkheid gegeevtn. Vï&T AA LIS.  H VERDEDIGT no v a i» Dtt ruuwe overweldigers, wierden, in beiden de Janden, tot vertegenwoordigende lighaamen verfmolten. Doch naardien de val der leenroerige ariftocratie in Frankrijk voorviel voor de koophandel enige andere clasfe van burgers tot enig aanzien verheven hadt, viel derzelver magt in handen van de Kroon. Van hec einde der vijftiende eeuw was de magt der Algemeene Staaten bijna tot enkele formaliteiten vervallen. Hunne kortftondige hertelling onder Hendrik III en lodewijk XIII diende alleen om te toonen hoe weinig zij betekenden: Hun geheel verval volgde ook fpoe Daar zijn wel, fa waar, weimgen, welker roem op zulken harden toets geiteld IS en een edelmoedig waarneemer zal 200 geftreng niet opfpooren, waarop een Staatsman juist aanfpraak kan maaken, die henengegaan is zonder van enige partij toegejuicht te worden, die door de ariftocraaten verfoeid wordt als het werktuig van hunnen val, en veracht door de hoofden der volks-partij om 2ijne befchroomde en wankelende ftaatkunde. Doch al ware het karakter van den Heere necker meer oorfpronglijk, of minder befluiteloos geweest, zoude het egter van weinig mvloeds op het lot van Frankrijk hebben kunnen zijn. De geesten der menfchen hadden eenen fchok ontvangen. Bijzondere hulp en bijzondere tegenftand waren even vrugtloos. Zijne mzigten ftrekten ongetwijfeld flegts tot hylegging, maar hij was in eenen droom van gevoelens en gebinrtenisfen gewikkeld, van welke geene magt den loop meer «remmen en ook geene wijsheid het einde mee enige naauwkeurigheid voorzeggen kon. Hij worde door den Heer de calonne voorgemeld als de Lord sunderland van -,0Df™ den Koning verleidende om zijne eigen magt te vernietigen; maar hij had noch ver- merken gen0eg V°°r Zulke 00S' Om tot onze vlugtige fchets wedertekeerm. ren. C ; ulajor private vifus dum privatus fuit ,t  ïranschi ©mwbn teling. «5 ren. — De herfst van het jaar 1788 muntte bijzonder uit door de verlichte en belanglooze vaderlandsliefde van de Staaten van Dauphiné. Zij gaven, in veele opzigten, een model voor den toekoomenden Senaat van Frankrijk. Zij raadpleegden, even als deeze, midden onder de verfchrikkingen van minifterieele wraak en krijgsgeweld. Zij vernietigden de ongerijmde en nadeelige onderfcheiding van Orden; de drie {tanden wierden in eene Provirttie Vergadering' tot een gefmolten; en zij verklaarden, dat het recht van belastingen te leggen uiterlijk bij de Algemeene Staaten va» Frankrijk berustede. Zij (temden eene bezending naar den Koning om de bijeenroeping dier Vergadering te verzoeken. Zij wierden als om ftrijd nagevolgd door alle de gewesten, die nog de fchaduw van Provincie-Staaten overig hadden. De Staaten van Languedoc, van Velay en Vivarois, de derde (laat van Provence en alle de Municipaliteiten van Bretagne namen diergelijke befluiten, In Provence en Bretagne, daar de Adel en Geestelijkheid beevende voor hunne voorrechten, en de Parlementen beevende voor hun rechtsgebied, eeren zwakken tegenftand poogden te bieden, was de gisting bijzonder fterk. Men kan zig een denkbeeld maaken van het vuur van de algemeene denkwijs uit hec onthaal den Grave dbmïrabbau in zijne geboorte-provincie aangedaan, daar de burgers van Aix hem eene lijfwagt gaven, daar de inwooners van Marfeille hem in den Schouwburg kroonden en daar hij, onder alle de verB 5 fchrik-  f$ UiBïDiciNo nN DE fchrikkiogen van het despotiek gezag, zoo veele en zulke onftuimige bewijzen van toegenegenheid ontvong als ooit eenen gunfteling gegeeven w.erden door het ij.er-vu'ur van %£ Ü^ volk De Heer caraman, de .Landvoogd van Provence, m0est zelfs zoo verre koomen van zijne tusfchenfpraak te verzoeken bij het volk, om hunne buitenfpoorigheden te ftillen en voortekoomen. In Bretagne was de ftrijd bevjger en bloediger. Deeze Provincie hadt haare afhanglijkheid meer behouden dan eene van alle, welke aan de kroon van Frankriik gehecht waren. De Adel en de Geestlijkheid padden bijna alle de magt der Staaten in handen en hunne hallhrrigheid w.;s zoo groot dat hunne afgevaardigden geene zitting namen in de Nationaale Vergadering dan toen derzelver nandelingen reeds verre gevorderd waren De terugkomst van den Heer necker en de herroeping van de verbannene magiftraatsperfoonen herftelden de rust voor eenen korten tijd. De bekende perfoonlijke eerlijkheid van den Staatsdienaar deedt het krediet van Frankrijk weder herleeven, maar de finantieën waren te onherftelbaar verward, om flegts ftillende middelen te gebruiken en het betoverend denkbeeld van de Algemeene Scaaten, fteeds der verbeelding van het algemeen voorgehouden door den onvermoeiden ijver van het Parlement, wekte herinneringen van oude vrijheid en vooruitzigten van toekoomenden luifter op, welke geen S aatsdienaar, hoe deugdzaam, hoe bemind bij het volk, verdrijven konde. De bijeenroeping van  frans che o m w en tel in c. 4? van die vergadering Wierdt dan beflooten; doch daar bleeven nog veele zwaarigheden omtrent de wijze van dezelve te verkiezen en interigten over, en daar wierdt eene tweede Vergadering van Aanzienlijken opgeroepen om die zwaarigheden uit den weg te ruimen. De derde Staat eischte zoo veele gevolmagtigden te mogen zenden als de twee andere (landen met eikanderen, en wilde dat het getal bepaald zoude worden door de bevolking der diftricten en dat de drie Orden in eene eenige Vergadering Hemmen zouden. Alle de com* misfien, in welke de Aanzienlijken verdeeld waren, uitgezonderd die, van welke monsieur voorzitter was, beflisten tegens den derden Staat over elke van deeze bijzonderheden. Zij wierden (lerk onderileund door het Parlement van Parijs, dat, te laat merkende, dat het zig hadde laaten verlokken om tot zijnen eigen ondergang medetewerken, zijn best deedt om de Vergadering magteloos te maaken, toen het niet meer in ftaat was derzelver zaamenkomst te beletten. Maar deszelfs poogingen waren vrug» loos. De Heer necker, hetzij door eerbied voor de rechtveerdigheid, of door de begeerte , om zig bij het volk aangenaam te maaken, gedreven, of zig door den onweêrftaan* baaren ftroom van het algemeen gevoelen laaiende medefleepen, raadde den Koning de voorftellen van den derden Staat in de twee eerde gevallen aanteneemen en het laatde aan da beflisfing van de Algemeene Staaten zelve over{elaaten. In-  fi8 VERÖEDlGtNO VAN DE Ingevolge wierden 'er opene brieven uirgeS vaardigd öp den vier en twintigen Januari] i7»p, om de Algemeene Staaten bij een te doen koornen (*), waarbij dan pok de wijze ( van derzelver verkiezingen geregeld wierdt. In de lastgeevende vergaderingen van de verfchiliende Provintieën, Bailluagien en ürostfchappen van het Rijk wierdt de meerdere verlichting van den geest van het algemeen nog bhjkbaarer. Den Adel en de Geestlijkheid moet me„ den lof niet onthouden, dat zij om ftryd hunne geldige voorrechten opofferden. De last-brieven aan de vertegenwoordigers ademden overal eenen geest van vrijheid, Zoo vuung, fchoon niet zoo edelaartig en verlicht als die welke zedert in de raadpleegingen van de Nationaale Vergadering geheerscht heeft! Parijs muntte boven alle uit. De vereniging van talenten, de foelie mededeeling van de gedagten en de menigvuldigheid van die talrijke bijeenkomen, daar de menfchen hunne kragten keren kennen en hunne verongelijkingen ZrA ï;?lijken > eene groote hoofdftad altoos tot het hart, dat ontroering en gevoelens tot aan de uiterfte grenzen van een Rijk doet omvloeijen. Niet zoo haast was de zaamenroeping van Algemeene Staart Le"res/!l Roi P°«r 1* convocation des Etatt Gênèraux & régiment pour V exécutlcn des lettres di convocatton, donné le *4 Janviér  FRANSCHB OMWENTELING: 30 Staaten aangekondigd of de batterijen van de drukpers wierden geopend; het eene werkje volgde het ander; het eene ging het andere in ftoutheid en verhevenheid te boven; en de vordering van Parijs tot verlichting en vrijheid was grooter in drie maanden dan zij in bijna zoo veele eeuwen geweest was. In Meij wierden leerftukken algemeen aangenoomen, die injanuarij voor verraad zouden gehouden geweest zijn en die in Maart befpot waren als de hersfenfchimmen van een hoop misleide dweepzugtige (*). Het was midden in deeze fnelle verfpreiding van licht en (leeds aangroeijend ijvervuur van het algemeen gevoelen dat de Algemeene Staaten van Frankrijk te Verfailles vergaderden op den vijfden der maand Meij van het Jaar 1789, eenen dag, die waarfchijnlijk bij de nakoomlingfchap voor de gedenkwaardigfte in de Jaarboeken van het menschlijk geflagt zal gehouden worden. In bijzonderheden te treeden omtrent de vertooning en het plegcige van hunne bijeenkomst zou geheel buiten ons bellek zijn, dat (•) De beginzelen van vrijheid waren reeds langeu tijd begrepen geweest (en raisfchien beter dan in enig ander land in de waereld) door de wijsgeeren van Frankrijk. Het was zoo natuurlijk dat men die naarfti» ger beoefenen zoude in dat Rijk dan in Engeland als dat de iveetenfch'ip der geneeskunde minder verdaan en gewaardeerd zoude worden onder eenvoudige fterke dan onder wellustige en verzwakte natieën. Maar de vorderingen , van welke wij hier fpreeken, gefchiedden onder bet qnkundigst gedeelte d« maatfchappij. ,  3& VERDEDIGING V A N B £ dat niet zoo zeer is gebeurtenisfen te verhak Jen dan wel derzelver geest te vatten en derzeiver invloed op de ftaatkundige reeks vart omftandigheden, waaruit de omwenteling fprui. ten zoude, aanteftippen. Het voorloopigelwerkdat nodig was om de Vergadering daar te ftellen, deedt de eerfte groote vraag ontftaan — de wijze, namelijk, van de lastbrieven van de Afgevaardigden te onderzoeken. De Adel en Geestlijkheid wilden, dat volgens het aloud gebruik, elke orde afzonderlijk de lastbrieven van haare eigen afgevaardigden zoude nazien en voor goed verklaaren. De Gemeenten daarentegen beweerden dat, volgens algemeene beginzelen, alle orden, een gelijk belang hebbende in de zuiverheid van de vertegenswoordiging der natie, ook een gelijk recht hadden om kennis te neemen van de echtheid van de lastbrieven van alle de leden, welke dezelve uitmaakten en dus ook om die lastbrieven gemeenfchaplijk te onderzoeken. Op het gezag van aloude gewoonte wierdt geancwoord, dat zulks te verre zou doen gaan, want dat bij de voorige Staaten het onderzoek der volmagten onderworpen was geweest aan de naziening van Koninglijke Gelastigden, eene onderwerping te vernederende en beledigende voor den vrijen en waakzaamen geest van eene verlichte eeuw. In du gefchil was nog een ander, nog grooter en gewigtiger, ingewikkeld. Zoo de orden in dit onderzoek gemeenfchaplijk te werk gingen, washetwaarfchijnlijkdat zij in eene eenige Vergadering zouden blijven zitten; dan waren de twee af-  PR ANSCHK 0MWENTE1ING. 21 afzonderlijke Hemmen van de twee eerfte orde» vernietigd en hec gewigt van Adel en Geestlijkheid toe dac van hunne perfoonlijke ftemmen bepaald. Deeze groote omwenteling was baarblijklijk door de hoofden van de Gemeenten bedagc. Zij wierden onderfteund in de kamer des Adels door eene minderheid, uitmuntende in rang, karakter en talenten. Het onaanzienlijkst, maar nuttigst gedeelte van de Geestlijkheid was, door zijnen coeftand, vatbaar voor gevoelens, die het volk gunitig waren, en voegde zig natuurlijk bij de Gemeenten. Verfcheiden, die voor de verdeeling van de wetgeevende magt in de gewoone fchikkingen der regeeringen waren, waren egter overtuigd, dat de groote en grondige hervormingen, welke de toefland van Frankrijk eischte, alleen uitgewerkt konden worden door deszelfs vereeniging in eene eenige Vergadering Daar waren zoo veele voorts*) 11 n'est pas doutcux que pour aujourd'bui, qua four cette première tenue tine Chambre unique n'ait éti ■priftrabie & peut ■ Ctre nccesfaire. 11 y avoit tant de. dificultés a furmonter, tant de prejugés 4 vaincre, tant de facrifices a faire, de fi vielles habitudes a. Heraciner, unt puisjance fi forte a contenir, en un mot, tant a detruire £? presque tout k creer. — cs ftowjel ordrc de cbofes, que Fous avez fait eclore, tout. eela, Vous en ttes bien furs, n'a jamais pa neltre qua de la réunion de toutes les perfonnes , de tous les ftntintens ê? de lous les coeurs. *— Discours de m. LaIly toiendahl a 1'asfemblée Nationale, 31 Aout, 1789, dans fes piéces justificatives, p. 105, 106. Deeze ?laats is ia mtcr dan een «pzigt aanmerkingswaardig. Zij  3» VERDEDIGING VAN DE yooroordeelen te overwinnen, zoo veele zwaa^ righeden te boven tekoomen, zulke ingewortelde gewoonten uitteroeijen en zoo vreeslijk eene magt te wederftaan, dat 'er eene baarblijklijke noodzaaklijkheid was om de kragt van hec hervormend lighaam in een middelpunt te vereenigen. In eene groote omwenceling moet alles tot verandering medewerken; in eene vascgeftelde regeering moet alles haar moeijelijk maaken. Hier van daan, dat eene verdeeling van de wetgeevende magt, die in eenen vastgeftelden regeeringsvorm de wetten eene heiizaame beftendigheid geeven kan, in eenen cijd van omwenceling evenredig nadeelig moec zijn door de misbruiken te verfterken en de hervormingskragt te ontzenuwen. In eene omwenteling zijn de vijanden der vrijheid van buiten en daarom moeten alle magten vereenigd worden. Onder eene vastgeftelde regeering zijn haare vijanden van binnen en daarom moet de magt verdeeld worden. Doch behalven deeze algemeene redenen, waren 'er in den toefland van Frankrijk nog andere, die door plaats en tijd aangedrongen wierden. De Algemeene Staaten, bij afzonderlijke Orden handelende, waren een lichaam, van Zij bewijst volkoomen de overtuiging van den Schrijver dat 'er veranderingen vereischt wierden, groot genoeg om den naam eener omwenteiino te verdienen en zij moet, als men den eerbied van den Heer b u r k * voor zijn gezag in aanmerking neemt, bij hem van vee] gewigt wezen.  PRANSCHE OMWBNTEtïNOi 33 van welk geene gewigcige hervorming te hoopen was. De twee eerfle Orden hadden belang bij het voortduuren van alle misbruiken, die geweerd moeiten worden. Zoo zij twee gelijke en onafhanglijke ftemmen hadden, moest zulks de poogingen der Gemeenten onvermogende en beuzelachtig maaken en eene zaamenfpanning van de Vergadering met de Kroon zou waarfchijnlijk derzelver oog verblindende hervormingen tot enige ellendige verzagtingen, den prijs van de reddering der geldmiddelen, bepaald hebben. De ftaat eener natie, door zulke kleine toegeevingen tot eene gedienftige flavernij in flaap gewiegd, is veel hoopeloozer dan de ftaat van die, welke onder het knellendsc juk van eigendunklijke magt zugten, en Frankrijks toeftand zou onherftelbaarer dan ooit geworden zijn. Zulke redenen overtuigden eenen ieder dat de vraag of de Algemeene Staaten bij en* kele ftemmen i dan bij Orden ftemmen zouden , de vraag was of zij enig gewigtig nut zouden voortbrengen dan niet. Door deeze inzigten geleid en door de onderfteuning van het algemeen aangemoedigd bleeven de gemeenten onverzetlijk bij haar beginzél van het bijeenbrengen der drie Orden volharden. Zij namen eene zekere bewerktuiging, bij voorraad, aan, maar vermijdden met opzet alles wat een wettig beftaan fcheen te onderftellen of waar door Zij conftitutioneele magt zouden fchijnen aanteneejnen. De Edellieden, minder ftaatkundig of meer befchroomd, verklaarden zig voor eene wettig vergaderde Orde en begonnen de groote voorC Wer-  34 VERDEDIGING VAN DE werpen hunner bijeenroeping te behandelen. De Geestlijkheid bleef een bemiddelend karakter bewaaren en wilde de rtrijdende eifchen van de twee tegens eikanderen gekante Orden overeenbrengen. De Gemeenten, haar aangenoomen beginzel vast blijvende aankleeven, hielden zig in eene wijze en meesterlijke werkloosheid, die de trotsche aanmaatiging der Edellieden ftilzwijgend gispte, terwijl zij geen voorwendzel overliet om haar eigen gedrag te belasteren, 's volks ijver tijd gaf om roeteneemen, en het Hof in verlegenheid bragt door het uitflellen van hulp in de geldmiddelen. Daar wierden verfcheiden ontwerpen van fchikking door den ftaats-dienaar voorgefteld, maar zij wierden alle door den Adel uit hooghartigheid en door de Gemeenten uit ftaatkunde verworpen. Dus liep het tijdperk tusfchen den vijfden Meij en den twaalfden Junij af, wanneer de hoofden des volks, door de onderlleuning van het algemeen aangezet, en bewust dat hunne ontwerpen tot rijpheid gekomen waren, eenen fterkeren toon aannamen. De derde ftaat begon het nazien der lastbrieven, ontboodt den Adel en de Ceestlijkheid om zig in de zaal van de Algemeene Staaten te vervoegen en befloor, dat de afwezig, heid van de afgevaardigden van enige districten en klasfen van burgeren hen niet konde beletten, die de vertegenwoordigers van zes en negentig honderdfte deelen der natie uitmaakcen, zigzelven tot eene Nationaale Vergadering te ftellen. Dee-  fRANSCHE OMWENTELING, 35 Deeze beflisfende maatregelen verraadden de oogmerken van het Hof en bragten die goedheid en edelmoedigheid, om welke lodewijk xvi zoó verkeerdlijk beroemd was, ten vollen aan hec licht. Die zwakke Vorst, wiens openbaar karakter met elke wending in zijn kabinet veranderde, het werktuig en van de ftaatszugt van Vergennes, en van de fpilzugt van calonN", en van de praaiende zugc naar volksgunst van necker, hadt tot hiertoe moeten coegeeven om de belemmeringen Van de geldmiddelen en om het gefchreeuw van het volk. De zamenfpanning, die haaren invloed op zijnen geest behieldt, ftondt inwilligingen toe, welke zij hoopte te zullen verijdelen, en vleide zigzelve, dat zij door de gefchillen van Itrijdende Orden alle denkbeeld van wezenlijke hervorming zoude doen vergeeten. Maar nïec zoo haasc gaf de Vergadering een blijk van werkzaamheid en fterkte of haare bekommeringen wierden zigcbaar in het gedrag des Konings. De Graaf van artois en de andere Prinfen van hec bloed gaven de ftoucfte manifesten tegens de Vergadering uit; het aanzien van den Heer necker ten Hove verzwakte van dag tot dag; de Koningsgezinden in de kamer der Edellieden fpraken van niets minder dan van eene befchuldiging tegens de Gemeenten van hoog verraad en eene onmiddelijke fcheiding der Staaten; men deedc eene fterke krijgsmagc en eene vreeslijke trein van gefchut uit alle deelen van het Rijk om Verfailles en Parijs bijeencrekken en onder deeze C s drei-  3^ VERDEDIGING VAN BS dreigende en onheil voorfpellende omftandig. heden wierdt den Algemeenen Staaten, uit 'sKonings naam, het vergaderen verboden tot eene Koninglijke zitting, die op den tweeëntwintiglten Junij bepaald was, maar eerst den drieëntwintigen gehouden wierdt. De Gemeenten, op den twintiglten naar de vergader • zaal willende koomen, vonden die met foldaaten bezet en wierden zelve met de punten der bajonetten teruggewezen. Zij wierden daarop door hunnen voorzitter in eene kaatsbaan befcheiden» daar zij zig vergenoegen moeiten hunne vergadering te houden en die zij beroemd maakten als het toneel van hunnen eenpaarigen en gedenkwaardigen eed van niet uit eikanderen te zullen gaan voor zij de hervorming van Frankrijk zouden bewerkt hebben. De Koninglijke Zitting, dus aangekondigd, beantwoordde ook aan den nieuwen toon van het Hof. Derzelver uitwendige was aanmerklijk door de duistere en wreede hoogmoedigheid van het despotismus. De Koninglijke pop wierdt nu baarblijklijk door andere perfoonen bewoogen dan door die, welke hem zijne aanfpraak bij de- opening van de Staaten in den mond gelegd hadden; — waarfchijnlijk fprak hij deeze en die met denzelfden geesc en hetzelfde hart uit en gevoelde even zoo weinig ftandvastigheid onder het kleed der hovaardij als hij zig gevoeligheids bewust geweest was bij zijne betuigingen van toegenegenheid. Hij was waarfchijnlijk zoo zwak bij de eene als hij koud bij de andere geweest was; maar zijne taal is enig  FSANSCHE OMWENTELING. 37 enig kenmerk van het ontwerp der geene, die hem die opgegeeven hadden. Deeze aanfpraak muntte uit in beledigende toegeevendheid en grootfpraakige bedreigingen» Hij fprak niet als het Hoofd eener vrije natie tot derzelver opperfte wetgeevende magt, maar als een Sultan tot zijnen Divan. Hij vernietig» de en geboodt raadpleegingen naar welgevallen. Hij geliet zig hun zijnen wil als de regel van hun gedrag en zijne goedheid als de bron van hunne vrijheid voorteltellen. Ook was het onderwerp zijner redevoering niet minder beledigend dan derzelver ftijl. In plaats dat het enige vergunning, van enig gewigtig nut voor de algemeene vrijheid, behelsd zoude hebben, gaf het eene verzinking onder nog fterker dwinglandij te kennen dan waarop hij te vooren aanfpraak gemaakt hadt. Tienden, Leen en Heeren - regten vertoonde hij als den onfchendbaarften eigendom; ja de affchaffing van de Lettres de Cachet zelve keurde hij baarblijklijk af, door derzelver regeling aantebeveelen. De onderfcheiding der Orden befchouwde hij als een wezenlijk deel van de Constitutie van het Koningrijk en derzelver tegenswoordige vereeniging als enkel wettig door zijne toelaating. Hij befloot met haar te beveelen zig te fcheiden en des anderen daags in de vergader - zaaien van hunne bijzondere Orden bijeencekoomen. De Gemeenten egter, onverzetlijk haare beginzelen aankleevende, en zig tot eene Nationale Vergadering gevormd achtende, floegen deeze bedreigingen en bevelen even zeer in C 3 den  3« vlIDïöIOtNB VAN Dt den wind. Zij bleeven vergaderd in de zaal, welke de andere Orden, volgens 'sKonings bevel, verhaten hadden en toen de Marquis d e bre ze, 'sKoningsCeremonie meester, hen zijner Majesteits bevelen herinnerde, wierdt hem door den Heer baillv met Spanaanfchen nadruk geantwoord: „ De Natie, alhier vergaderd, heeft geene bevelen te ontvangen'" — Zij fingen voort befluiten te neemen, waarin zij hunne aankleeving aan hunne voórige decreeten en de perfoonlijke onfchendbaarheid der Leden verklaarden. - De Koninglijke zitting, naar welke de Aristocratifche partij met zulk eene blijdfchap en vertrouwen gewagt hadt, wierdt de zwaarfte fiag voor haare zaak. Negenenveertig leden van den Adel, aan welker hoofd de Heer de c^rmont tonnerre was, gingen op den zesentwintigften Tunij tot de vergadering over C*> Des volks drift wierdt tot zulk eenen graad aangevuurd, dat men zelfs bekommering voor de veiligheid van den Koning begon, of veinsde te gevoelen, zoo de vereeniging der drie Orden nog langer uitgefteld wierdt; men beflooc dan tot de vereertiging, en de Hertog van luxembuug, voorzitter bij den Adel, wierdt door zijne Majesteit C*3 Het verdient opmerking dat onder dit getal Edelheden waren, die altoos befchouwd zij„ geworden onder de gmaatlgde partij te behooren> VaQ kan men noemen de Heeren laliy, viruu en "e"°" tonnerre, geen van welke voorzee. *« van democratifche drift kan befchuldigd worden,  FRANSCHB O MWÏNTE1IH C. 39 telt gelastigd zijne Orde het verzoek, ja zelfs het bevel van den Koning van zig met de andere Orden te vereenigen aantekondigen. Hij vertoonde den Koning de noodlottige gevolgen» welke deeze ftap zou na zig fleepen. De Adel, merkte hij aan, ftreedc niet voor zig, maar Voor de Kroon. De mlhndhouding der Monarchie was onaffcheidelijk verbonden met de verdeeling van de Algemeene Staaten. Verdeeld zijnde was dat lighaam de Kroon onderworpen — vereenigd zijnde was deszelfs gezag oppermagtig en deszelfs magt onwêerftaanbaar( *). De Koning wierdt egter door deeze aanmerkingen niet overgehaald en den volgenden dag maakte hij hun in eenen officieelen brief aan de Voorzitters van den Adel en de Geesdijkheid, zijn welbehagen bekend. Men gehoorzaamde dit bevel verdrietig en onwillig en de vereeniging van de vertegenwoordigers der Natie beloofde eindlijk enigen hoop aan Frankrijk. Doch het 'algemeen ftehel van het Hof maakte eene wantrouwlijke en vreeslijke Itrijdigheid met deeze toegejuichte inwilliging. Daar wierden nieuwe benden van vreemde huurlingen uit de afgelegenfte gewesten ontboden om Parijs en Verfailles te omlingelen; een ont- (*) Deeze aanmerkingen van den Heer de Luxemburg zijn zoo goed als duizend verdedigingen van de Omwentelings - bewerkers tegens den Heer burke. Zij bewijzen onbetwistbaar dat de afzondering der Orden enkel wierdt gedreven om de pogingen van de wetgeevende magt tegens het despotismus te verlammen. C 4  49 VERÜEDXOING VAN ü» ©ntzachlijke trein gefchut wierdt op alle da toegangen rot deeze fteden geplant en zevenr tig duizend mannen omzetteden reeds het wetr geevend lighaam en de hoofdftad van Frankrijk, wanneer de laatfte flag tegens de hoop van het algemeen gewaagd wierdt door de fchandelijke verbanning van den Heer necker; hierop volgde gebeurtenisfen, onvoorbeeldlijkst en ailergedenkwaardigst in de Jaarboeken van het menschdom, welke de gefchiedenis zal verhaalen en vereeuwigen, maar welke de ftaatkundige onderzoeker flegts tot voorwerpen van befpiegeling moet neemen. Frankrijk was op den rand van eenen burger-krijg. De gewesten waren gereed om talrijke benden afcezen, den, om hunne vertegenwoordigers te verlos? fen. De hovelingen en hunne afhangelingen, Prinfen en Prinfesfen, manlijke en vrouwlijke' gunftelingen, liepen om ftrijd naar de legerplaatfen, met welke zij Verfailles hielden in, gefloten, en zogten door liefkoozingen, door gefchenken en door beloften, woefte wreedheid jn hunne huurlingen oprewekken. Middelerwijl was het volk van Parijs opgeftaan, de Franfche fpldaaten gevoelden dat zij burgers waren en het gebouw der Dwinglandij viel in duigen. ' Deeze foldaaten, die bij de nakomelingfcnap om hunne vaderlardlievtnden heldenmoed beroemd zullen zijn, worden door den Heer burke gebrandmerkt als „ laage gehuurde » overloopers", die hunnen Koning om een» ver<»  PKANSCRS OMWENTSMNG. 4T verhooging van foldij verkogt hebben peeze (telling beween hij overal, of geeft die ten minften te kennen; maar niets fchijnt onwaarachtiger. Ware derzelver afval tot Parijs bepaald geweest, zou 'er misfchien enige waarschijnlijkheid in de befchuldiging geweest zijn. De fchatkist van eene partij zou misichien toereikende geweest zijn om de guardes omtekoopen, De werkzaamheid van bekuiping zou, door beloften, de benden in den omtrek van de hoofdftad liggende, hebben kunnen verleiden; maar welke ftaatkunde, of welke fchatkist konde, met haare zendelingen of giften, bij een leger yan honderd en vijftig duizend mannen, over zoo groot een Koningrijk als Frankrijk verfpreid, rond loopen. De geesc van tegenftand tegens onburgerlijke bevelen berstte in eens in alle deelen van het Rijk uit. De bezettingen van de fteden Rennes, Bourdeaux, Lyons en Grenoble weigerden, bijna op hetzelfde oogenbjik, den deugdzamen opftand van hunne medeburgeren te keeren. C'ene giften konden een zoo groot en zoo verdeeld lig— haam (*) De Heer burke wordt in dit gevoelen geflerkt door een gezag, juist niet van het achtingwaardigfte , namentlijk dat yan wijlen zijnep landsman Graaf d'alton, Bevelhebber over de Oostenrijkfchè krijgsbenden in de Nederlanden. In September des jaars 1789, fprak hij het Regimenf van Ligte te Brusfel met deeze woorden aan; yetpére que vaus n'imiterez jamais ces Idches Fraitfeis, tjui ont abandonnè leur fouveram. Ik hoop dat Gij >t nooit die laage Franfchen zult navolgen, die hunne» „ Souverein vcrlaaten hebben." c s  4a VBKDBDIGINC VA» Dt haam verleiden, geene kuiperijen konden het bereiken. Niets anders dan overeenftemming met den nationaalen geest konde hunne edele ©ngehoöizaamheid voortbrengen. De aanmer. kmg yan den Heer humb is hier zeer toepasfelijk, dat hetgeen van weinige afhangt dikwerf aan het geval (aan geheime omftandtgh&den} kan geweten worden, maar dat de daaden van groote lighaamen altoos aan algemeene oorzaaken moeten worden toegefchreven. montesqüieu vreesde, dat de geest van de legers fteeds te vergrooten eindigen zoude met Europa tot eene groote legerplaats te vormen, met onze ambagislieden en landbouweren tot oorlogs-wilden te makken en de eeuw van attila en obnghis te doen wederkeeren. — De gebeu tenisfen zijn onze Jeern ecsteresfen, en Frankrijk heeft ons geleerd, dat dit kwaad zijn eigen hulpmiddel en zijne eigen grenzen in zig bevat. Een inlandsen leg.r kan niet vergroot worden zonder het getal van deszelfs banden met het volk en van de kanaalen, waar door de volksgevoelens influipen, te vermeerderen. Eik man, die aangeworven wordt, is een fchakei, die het aan de natie hecht. Indien alle burgers gedwongen wierden foldaaten te worden, zouden ook noodzaaklijk alle foldaaten de denkwijze van burgers moeten aanneemen, en de despooten kunnen hun leger niet vergrooten zonder een grooter getal menfchen in hetzelve aanteneemen, die belang hebben hen te weêritaan. Een klein le-  FRANSCHE OSJW8HTKLING. 43 leger kan eene denkwijze, verfchiUende van die van het groot lighaam des volks, voeden, en andere belangen hebben, maar talrijke benden niet. Dit is de grenspaal, welke de Natuur tegens het vergrooten der legers gtfteld heeft. Zij kunnen niet talrijk genoeg zijn om het volk in flavernij te houden zonder het volk zelf te worden. De uitwerkingen van deeze waarheid hebben zig tor hier toe flegts in den afval van het leger in Frankrijk aan den dag gelegd, omdat het veilicht oordeel omtrent het algemeen be.ang in die natie zoo veel Ihrker verbreid was dan in enige andere despotieke monarchie van Europa; maar zij moeten nog eens door alle gevoeld worden. Eene welbevverkte krijgsrugt mag, voor eer en tijd, in Duitscnland de foldaaten te veel verlaagen en te wo.st maaken dan dat zij voor erige indrukzelen van hunne medemenfchen vatbaar zouden zijn — konltige en plaatslijke inlltllingen zijn egter te zwak om de kragt van natuurlijke oorzaaken te weêritaan. De gefteldheid van den menscb blijft, ondanks de voorbijgaande inriutingen Van het eigendunklijk gezag, en de gefchiedenis van de volgende eeuw zal waarfchijnÜjk doen zien, op welk eenen zwakken en wankelenden grondflag de krijgskundige dwinglandijen van Europa rusten. De voorgewende verleiding van de Franfche benden door de belofte van eene vermeerdering van foldij wordt in alle opzigten door de feiten wederfprooken. Deeze vergroe^  44 vïlCïDlGINc VAN »B grooting Van foldi] kwam niet uit den boe-~ zem v£.n de Vergadering; zij maakte dan ook geen gedeelte van haare flaatkunde uit. — Zij was haar voorgefchreven in de lastbrieven van haare Jasrgeevers, voor het bijeenkoomen van de Staaten (*> Zij kon dan ook het ontwerp niet zijn van eene kabaal van voJksgezinden, om het Jeger te verleiden; het was de beflisfende en eenpaarige ftem der natie, en zoo 'er eene zaamenzweering ware, moet het die van het volk geweest zijn. Wat hadden de Demagogen aantebieden? De foldaaten wisten dat de Staaten, overeenkomllig hunnen last, hunne foldij verhoogen moesten. Eene verhooging van foldij was dan geen aanlokzel om hunnen Koning te verkoopen, want zij waren reeds zeeker van dezelve, raardien de ftem der natie die hadt voorgefchreven; maar het was indedaad een noodzaaklijk deel van het plan , hetwelk was het leger van een troep bedelende deugnieten tot een Jighaam van achtingswaardige burgeren te verheffen. Ondertusfchen moet deeze verhooging onfeilbaar medewerken om de vergrooting der legers in het Noorden perk te ftellen. Deeze invloed is reeds bemerkt in de Nederlanden, welke de fortuin leopold fchijnt teruggegeeven te heb. (*) Ik beroep mij op den Heer de calonne als een getuigen buiten alle verdenking in dit ftuk. Zie zijn kort begrip van de Cahicr's of Lastbrieven. Art 73 Leugsuuftion dt la payt du foldat. ]?, 30a,"  FRANSCHE OMWINTÏLINO. hebben om eene fchool van weêrfpannighefd voor de Duitfche foldaaten te worden. De Ooscenrijkfche benden zijn daar reeds begonnen te morren over hunne armoede in vergelijking van de Franfche, en onderfteunden hun verzoek om verhooging van foldij met het voorbeeld van deeze. Hetzelfde voorbeeld moet op de andere legers van Europa werken. De verzoeken van gewapende verzoekers moeten wel gehoord worden. De geldlooze despooten van Duitschland en hec Noorden zullen hunne krijgszugt beperkt vinden door de fchraalheid van hunne fchatkisteti. Zij zullen wel gedwongen zijn het getal hunner krijgsbenden te verminderen en derzelver foldij te verhoogen, en 'er zal eene nieuwe hinderpaal gefteld worden tegens den voortgang van die ontvolking en barbaarschheid, welke de wijsgeeren gevreesd hadden dat uit de fnelle vermeerdering der krijgsmagten fpruiten zouden. Deeze aanmerkingen over den geest, die het Fransch leger bezielde in deszelfs onvoorbeeldlijk, kwalijk begrepen, en belasterd gedrag, zijn uititeekend gewigtig, naardien zij dienen kunnen om een beginzel optehelderen, dat niec dikwijls genoeg voor^efteld kan worden, dat, namelijk, in de Franfche omwenteling, alles moet toegefchreven worden aan algemeene oorzaaken, op het geheele lighaam van het volk werkende, en bijna niets aan de ontwerpen en den invloed van bijzondere perfoonep. Maar  $6 verdediging van de Maar om onze fchets te vervolgen. Het was op het djdftip van den Parijfchen opftand en van den afval van hec leger dat alle de tnagt van Frankrijk de Nationaale Vergadering in handen viel. Het is dan op dat djdftip dat het de vraag wordt, of dat lighaam de regeering, welke de gebeurtenisfen omverre geworpen hadden, hadde behoord te h.rltellen en te hervormen, dan of het over moest gaan tot de inftelling van eene nieuwe Conftitutie* op de algemeene beginzelen van reden en vrijheid gegrond. De arm van de oude regeering was verlamd, haare magt flegts tot den uiterlijken fchijn gebragc door gebeurcenisfen, over welke de Vergadering niec befchikken konde. Hec was nu haare zaak te beflisfen, niet of de Monarchie omgekeerd moest worden, want dat was reeds gefchied, maar of men, uit derzelver puinhoopen ftukken en brokken moest raapen coc wederoprigcing van her vernielde Sraats^ebouw. Zij waren bijeengeroepen als een gewoon wergeevmd lighaam, onder reeds in wezen zijnde wetten. Door deeze gebeurcenisfen wierden zij veranderd in eene nationaals bijeenkomst en mee de magt bek'eed om eeren regeringsvorm interigten. Hec is te vergeefsch dac hunne regenftreevers d.eze ftelling be.wisten, door zig te beroepen op hec gebrek van formaliceic (*> Hec is te vergeefsch dat C*) Deeze onhandigheid wordt kortlijk aldus door «ten Heer burkb voorgefteld: „ Ik kan deeze Verga- »» de-  FRANS CHE OMWENTELING. 4? dat men naar de wettige acte vraage, die hunne Conftitutie veranderde en hunne magt verder uiibreidde. Daar worden door de wijsheid der wet wel naauwkeurige voorlchrif en in het opdraagen van magt, in het regelmaaig beltier der Staaten bepaald; maar groote Omwentelingen zijn te onmeetlijk voor afgemeeten voorfchriften. Alle de wettiging, waarop men in diergelijke gebeurtenisfen hoopen kan, is de ftem des volks, hoe onformlijk en ongeregeld uitgedrukt. Deeze kan men niet beweeren dat in Frankrijk onibrooken heeft, alle andere foort van gezag, buiten dat van de Algemeene Staaten, was door volks-daaden vernietigd. Op hen verviel dan ook de pligt om het hun onbepaald ( * ) toe* ver- ,, dering nooit befchouwen als iets anders dan als eene willekeurige zaamenfpanning van lieden, die zig van „ de onhandigheden bediend hebben om zig van de magt „ van den S:aat meester te maaken. Zij bezitten het ,, gezag, dat zij uiioeffenen, niet volgens enige conftitutio,, neele wet van den Staat. Zij ziju de last van het ,, volk, dat hen gezonden heeft, te buiten gegaan" burke p. 242, 24 3. Hetzelfde onderwerp wordt door den Heer calonse behandeld in eene wijdloopige verhandeling van 44 bladzijden; hij redeneert tegens het voorgeeven van de Vergadering van eene Nationaale Bijeenkomst te zijn met veel vergejeffche arbeid en fichranderheid. Zie zijn werk van p. 314 tot 358. (*)Eene onderfcheiding, welke de Heer burks gemaakt heeft tusfehen de afgetrokken en zedenlijke bevoegdheid van een wetgeevend lighaam (pag. 27) is door zijne bewonderaars met veel ophef geprezen. Mij fchijnt zij flegis toe eene nieuwe en berispelijke wijze van onderfcheiden te zijn tusfehen een rtgt en de oorhaar.  4» verdedioinc van cs Vertrouwd gezag volgens hunne beste Inzlgten voor het algemeen belang uicceoefenen. Hunne vijanden hebben, zelfs in hunne ui» vaaringen 4 de gevolgde goedkeuring van het volk erkend, want zij hebben die uitgekreten als de dwaaze vooringet oómenheid van eene vreeslijke geestdrift. Het gezag van dè Vergadering wierdt haar dari eerst opgedraa* gen door het algemeen vertrouwen eh der* zeiver handelingen zijn naderhand bekragtigd door de algemeene goedkeuring. Niets kan fterker eene geneigdheid tot ellendige en konftige drogredeneering verraaden dan met den Heer calonnï aantemerken dat deeze bekragtiging, om wettig te zijn, door Frankrijk hadde moeten gefchieden, niet in deszelfs nieü'. baarheid om gebruik van hetzelve te maaken; doch de wijze, waarop hij die onderfcheiding opheldert, is vam veel verderflijker gevolgen dan enkel nieuwe fpreekwij. Zen. „ Deeze Zedenlijke bevoegdheid is," zegt onze fchrijver „ onderworpen aan trouw, regtveerdigheid en .,, vaste fnndamenteele Staatkunde," Dus opgehelderd, ffhijnt de onderfcheiding vatbaar voor eene dubbele te» geflwerping. Het is valsch dat de afgetrokken bevoegdheid van een wetgeevend lighaam zig uitflfekt tot de ffchending van trouw en regtveerdigheid. Het .is valsch dat deszelfs zedenlijke bevoegdheid zig niet üitftrekt tot de furfdamenteelfte Staatkunde en' .dus de fundamentee* le Staatkunde te verwarren met de trouw en regtveerdigheid, enkel om invoerers van nieuwigheden' te brandmerken, is de zedenleer het hart affteeken. Daar is flegts eene, waarlijk fundamenteele,Staatkundige ftelregel» het welzijn van die geregeerd morden, en de beften» digheid van deeze ftelregel, wel verdaan zijnde, toont de veranderlijkheid van alle Staatkunde, welke aan dezelve onderworpen is.  ÏRANSCHE OMWENTELING. 49 nieuwe inrigcing van municipaliteiten, maar in. deszelfs oude verdeeling van bailluagieën en provintieën. Dezelfde perfoonen handelen onder beiden gedaanten. De goedkeuring der menfchen is het die den regeeringsvorm wettigt; het is van geen belang of zij als balluagieën of als municipaliteiten vergaderd zijn. Zoo deeze afwijking van formaliteiten, deeze onderwerping van de wetten aan haare grondbeginzelen en van den regeeringsvorm aan zijne bron in omwentelingen niet geoorloofd zij, hoe zullen wij dan hec aangemaacigd gezag van de Engelfche bijeenkomst van hec jaar 1688 regtveerdigen ? „ Zij bezaten hec „ gezag, dac zij uitoefenden, niec uit kragte „ van enige conüMcucioneele wee van den „ ftaat". Zij waren zelfs niet wettig verkoren, gelijk, (men moec het bekennen,) de Fiatifche Vergadering is. Eene baarblijklijke, fchoon onregelmaatige bekragtiging van hec volk alleen wettigde hetgeen zij gedaan hadden; en egter bezaten zij, gelijk de Heer burke erkent, een gezag, dat alleen door vooraigtigheid en deugd beperkc wierdt. Hadde hec volk van Engeland lastbrieven aan de Leden van die bijeenkomsc gegeeven, dan zouden hunne maatregelen in het eind waarfchijnlijk even zoo verre van dezelve zijn afgeweken als de Franfche Vergadering nu in de haare van die van hunne lastgevers is afgegaan en de berusting van het algemeen in die afwijking zou, volgens alie waarfcLijnlijkheid, dezelfde geweest zijn, D Elk  5° VERDEDIGING VAN DÉ Elk, die de algemeene gefteldheid van Engeland bij de landing van william heeft gade geflaagen, zal bekennen dat de meerderheid van deeze lastbrieven zig niet tot de afzetting van jakobus zouden uitgeftrekc hebben. Het eerfte aanzien van die groote veranderingen ontzet en vervaart de menfchen te zeer om juifte inzigten te krijgen en ftoute befluiten te durven neemen; het is bij den voortgang der gebeurtenisfen, dat hunne Aoop ftouter, hunne inzigten uicgeftrekter woi den. ° Deeze invloed wierdt in Frankrijk gevoeld, liet volk herriep, in een gevorderd tijdperk oer Omwenteling, kragtdaadiglijk den last, tot welken de zwakheid van zijne ftaatkundige kindsheid de magt zijner Vertegenwoordigers bepaald hadt, want het bekragtigde de handelingen, welke dien last weêrfpraken. De formaliteit van lastbrieven ontbrak, wel is waar, in ingeland, maar de verandering in het algemeen gevoelen tusfehen het openen der Bijeenkomst en het fluiten derzelve was even zoo aanmerklijk als de ftrijdigheid, welke met zoo veel ophefs door den Heer de galonne is aangewezen tusfehen de decreten der Nationaale Vergadering en de eerfte lastbrieven van haare lastgeevers. Zoo zwak zijn de tegenwerpingen tegens net gezag der Vergadering. Wij zullen nu de befchouwing van deszelfs uitoefening weder opvatten en overgaan toe het onderzoek of zij hunnen regeeringsvorm  «•ransche omwenteling. 51 vorm moesten hervormen, of in het geheel vernietigen? Het algemeene vraagftuk van hec invoeren van nieuwigheden is eene afgezaagde ftof, welke hec vernuft van den Heer burke niet dan de fieraad van welfpreekenheid en eene gelukkige opheldering heeft kunnen bijzetten. Het is zoo lang bekend geweest van dien aart ce zijn, dac hec reeds door Lord bacon onder de fpeelpoppen gefteld is, waarop men zijne redenkundige bekwaamheden oefenen kan. Niemand zal het buitenfpoorige aan de eene of andere zijde verdedigen. Geduurige verandering en onveranderlijke inrigtingen zijn even onverdedigbaar. Om dan van deeze dorre algemeene befchouwingen tot een nader onderzoek van het vraagftuk nedertedaalen, zoo laaten wij het op eene juister wijze voorftellen. Was de burgerlijke orde in Frankrijk voor verbetering vatbaar, of was het neodzaaklijk die te vernietigen? Om nu niet te fpreeken van de uitroeijing van het leenroerig ftelzel en de affchaffing van het burgerlijk en lijfftraflijk wetboek, hebben wij eerst in aanmerking ce neemen de vernietiging van de drie groote lighaamen, den Adel, de Kerk en de Parlementen. Deeze drie Arirtocratieën waren de zuilen, waarop in de daad de regeeringsvorm van Frankrijk rustte. De vtaag dan van hec vormen of hec vernietigen van deeze lighaamen is een grondwettig vraagftuk. Daar is een algemeen beginzel, op alle roepaslijk, door de Franfche wetgeevers aangenoomen — D 2 dat  Sa VERDEDIGING VAN DB dat het beftaan van Ordm ftrijdig is met d& beginzelen van de maatfchaplijke vereeriging. Eene Orde is een wettige rang, een lighaam van menfchen, te zaamen vereenigd, en door de wet met voorregten befchonken. — Daar zijn twee fooiten van ongelijkheden, de eene perfoonlijk, die van talenten en deugd, de bron van alles wat uitmuntend en fchoon is in de maatfchappij, de andere die van de fortuin, welke 'er zijn moet, omdat eigendom alleen tot arbeid kan aanzetten en arbeid zou, al ware hij niet noodzaaklijk tot het beftaan, egter nog onvermijdlijk nodig zijn tot het geluk van den mensch. Doch fchoon arbeid noodzaaklijk is, is hij egrer, overdreven zijnde, de groote kwaal van de burgerliike maatfchappij. De ophooping van die magt, welke door rijkdom in de handen van enige weinige gefield wordt, is de eeuwige bron van onderdrukking en verwnarloozing van het gros van het menschdom. De magt van de rijken wordt nog verder in een punt opgehoopt door hunne neiging tot vereeniging, die den armen even zeer belet wordt door hun groot getal, door hunne verfpreiding, door hunne behoeftigheid en onkunde. De rijken worden tot lighaamen gevormd door hunne beroepen, hunne verfchillende graaden van rijkdom (rangen genoemd) hunne kundigheden en hun klein getal. — Zij hebben noodwendig in alle landen het bellier der regeering in handen, want zij alleen hebben bekwaamheid en tijd om die posten te be- die-  ÏRANSCHE OMWENTELING. 53 dienen. Dus gefield zijnde kan niets klaarer ziin dan dat zij bet overwigt in de Staatkundige fchaal moeten hebben. Het voortrekken van bijzonder voor algemeen belang is des niettegenflaande de erootfte van alle kwaaien voor een land; daarom moest het doel van alle wetten geweest zijn dit kwaad te beteugelen, daar zij in tegendeel altoos geflrekc hebben om hec nog erger te maaken. Niet te vreden mee de onvermijdlijke ongelijkheid van bezittingen, heefc men er nog Staatkundige onderfcheidingen, onderfcheidingen van eer, bijgevoegd. Niet te vreden met de onvermijdlijke (trekking van de rijken om zig bijeentevoegen, heefc met* hen nog in clasfen ingelijfd. Men heefc deeze zaamenfpanningen tegens hec algemeen belang veriterkc, daar men die hadde behooren tegen te gaan, al fchoon men haar niet konde ontwapenen. Wetten, zegt men, kunnen de menfchen niet gelijk maaken. Neen, Maar moeten zij dan om die reden de ongelijkheid verzwaaren, welke zij niet verhelpen kunnen? Wetten kunnen geene zuivere vaderlandsliefde inboezemen. Maar moecen zij om die reden dien geest van zaamenfpanning, welke vereende lighaamen eigen is, en die de fchadelijkfte vijand van hec Patriotismus is, aankweeken? Alle vereenigingen van beroepen, zeide de Heer burke in eene van zijne laatfte redenvoeringen in hec Parlement, zijn gevaarlijk in eenen vrijen (laat. Volgens hetzelfde beginzel redeneerende is de NatioD 3 naa-  54 VSRDEDieiNfJVAN D» naale Vergadering verder gegaan. Zij heeft begrepen dat de wetten geene ongelijkheid van vereenigde lighaamen moésten fcheppen, dat zij alle alleen in hunne hoedanigheid van burgeren erkennen moesten en geene hulp moesten verkenen aan het natuurlijk overwigt van bijzonder over het algemeen belang. Doch, behalven de bron van algemeene afkeuring van Orden, gaven de bijzondere omftandigheden, waarin Frankrijk zig bevondt, nog andere tegenwerpingen aan de hand, welke het nodig is naauwkeuriger te onderzoeken. In de eerde plaats moet men aanmerken dat alle de lighaamen en inftellingen van het Koningrijk in den geest van de oude regeering deelden, en in dat opzigt onbekwaam "waren om zig met eene vrije Conftitutie te vereenigen. Zij waren befmet met het despotismus, welks Jeden of werktuigen zij waren. Volftrekce alleenheerfchingen wijzigen, gelijk alle andere vaste en duurzaame regeeringsvormen, alles, waarmede zij verbonden zijn, naar haaren eigen aart. De Adel, de Priesterfchap , de Regterlijke Aristocratie waren ongefchikt om leden van eene vrije regeering te zijn, om dat hun karakter , als een lighaam, gevormd was onder willekeurige inrigtingen. Deeze groote lighaamen in fland te houden ware geweest het zaad van hervoortfchietend despocismus in den boezem der vrijheid te koesteren. Deeze aanmerking zal misfchien de aandacht van den Heer burrb wel  FRANSCHB OMWENTELING. 35 wel waardig zijn, naardien zij een gewigtig onderfcheid tusfehen de Franfche en de Engelfche Omwentelingen opheldert. De Geestlijkheid, de Adel en de Regtbanken van Engeland koesterden enigermaate de gevoelens, welke een Regeeringsvorm inboezemt, waarin de vrijheid wel verduisterd, maar niet uitgedoofd is. Zij waren daarom gefchikt, om eêne beftendiger en verbeterde vrijheid deelachtig te worden. Maar in Frankrijk was het geval geheel anders. Daar hadden deeze lighaamen alle gevoelens ingezogen en alle hebbelijkheden aangenoomen onder een willekeurig gezag. Uit dit oogpunt kan derzelver inftandhouding in Engeland en derzelver vernietiging in Frankrijk op even dezelfde gronden geregtveerdigd worden. Het is ongerijmd de Orden te befchouwen als overblijfzelen van dien vrijen regeeringsvorm, welken Frankrijk, gemeenfchaplijk met de andere Gothifche Natieën van Europa weleer genoot. Van deeze aloude Orden was niets meer overig dan de naam. De Edellieden waren niet meer die hooghartige en magtige Baronnen, die het volk tot flaaven maakten en den Koning de wet voorfchreeven. De Geestlijken waren niet meer die Priesterfchaar, voor welke, in eene duistere en bijgeloovige eeuw, alle burgerlijke magt onvermogend was en zwijgen moest. Zij zijn beiden vervallen tot afhangelingen van de kroon. Nog minder geleeken de vermogende en verlichte Gemeenten van Frankrijk deszelfs flaafsch en arm P 4 volk  5*5 VERDEDIGING van DR volk van de zestiende eeuw. Eene onafgebrooken uitoefening van twee honderd jaaren hadt het volftreke gezag zoo fterk gewettigd als eene lange verjaaring overweldiging wettigen kan. De oude Franfche Conftitutie was dan niet verder als een model te bcfchouwen dan die van enige vreemde natie, welke men alleen beoordeelen moest volgens haare nuttigheid, en bezat in geenerhande opzigt, het gezag van eene vaste inrigting. Hij is opgevolgd door eenen anderen Regeeringsvorm en zoo Frankrijk zijne toevlugc hadde moeten neemen tot een tijdperk voor zijne llavernij, om een model tot de wetgeeving te vinden, zoude hec even zoo wel tot het tijdperk van clovïs of charlémagne hebben mogen opklimmen als dat van hendrik III of maria de medicis tot voorbeeld neemen. Alle deeze regeeringsvormen hadden flegts een historiesck beftaan. Deeze aanmerkingen zijn op alle de Orden toepaslijk. Laaten wij nu elke derzelver afzonderlijk befchouwen. De aankleeving van den Fianfchen Adel aan den Koning fproot even zeer uit hunne denkwijze, uit belang en uit gewoonte. „ De leenroerige en ridder» achtige geesc van hec leenmanfehap," zoo lang de heerfchende drift van Europa, wierdc nog in hunnen boezem gekoesterd door de denkwijze, den krijgsftand eigen, uit welke hij eerst zijnen oorfprong nam. De meeste hunner hadden nog geen ander beroep dan den  ÏRANSCHE OMWENTELING. 57 krijgsdienst, geen ander vooruitzigt dan in'sKonings gunst! De jongde en armfte vervulden de legers; de rijkere en bejaardore deelden in den luister en de gunst van het Hof. Maar zij waren alle even zeer van de Kroon af hanglijk. Aan de volheid van de Koninglijke magc waren ook die onmeetlijke en treffelijke voorregten verknogt, welke Frankrijk in onderfcheiden Natieën verdeelden, welke eenen Adel vertoonden, die alleen de belooningen en ampten van den Staat aan zig trok, en een volk, verlaagd tot Staatkundige heloten (*). De menfchen geeven zulke voorregten niet van goeder harte op, noch laacen zoo haast de gevoelens vaaren, die zij hebben ingezogen. De opoffering van vrijheid van lasten, met zoo veel ophefs gedaan in een' tijd van algemeene gisting, is een ellendige maatftaf om hunne waare gevoelens te beoordeelen. Zij gelieten zig als eene gift te fchenken hec geen zij fpoedig zouden genoodzaakt geweest zijn als eene onbillijke aanmaatiging op te geeven, en zij hoopten, door de opoffering van een deel, zig het veilig bezit van het overige ce verzeekeren. Zij zijn zeer juisc befchreven geworden als eene bende Staatkundige Jamt* zaaren (§), veel nuttiger voor eenen Sultan dan (*) Ik zeg Staatkundige, in tegenoverftelling van burgerlijke, want in den laatften zin zoude de (telling valsch geweest zijn. Zie de uitmuntende ,, Gtdagten over het Regee- ringsbejluur van den Heer Rous." D 5  -$8 VERDEDIGING TiH g g dan gehuurde, om dat zij door onveranderlijk belang en eene onuitwischbaare denkwijze aan hem verknogt waren. Of door eene hervor. rnmg uit dit lighaam een deel zoude hebben kunnen getrokken worden, dat in de nieuwe Conftitutie zoude hebben kunnen koomen is eene vraag, die wij in aanmerking zullen neemen als dat ftaatkundig ftelzel het voorwerp van onze befchouwing zal zijn. Hun beftaan, als een lid van de wetgeevende Magt, is een vraagftuk, onderfcheiden van hunne inftandhouding als eene afzonderlijke Orde, of groot Jighaam, in den Staar. Daar konde een Raad yan Edelen ingefteld zijn geweest, alfchoon de Orde van den Adel vernietigd ware geworden, en dan zou men Engeland naauwkeurig nagevolgd hebben. Maar wij fpreeken nu van de Qrde, want wij befchouwen nu de vernietiging van de oude, niet het vormen der nieuwe Regeering. - De vernietiging van den Adel is m Engeland allerongerijmdst verward geworden met de affchaffing van de tijcelen. De vereeniging van de Orden toe eene eenige Vergadering was de eerfte ftap toe de vernietiging van eenen wecgeevenden Adeldom. De affchaffing van hunne leenregten, in de gedenkwaardige zitting van den vierden Augustus 1789, kan als de tweede befchouwd worden. Na deeze maatregelen behielden zij geene onderfcheiding, dan flegts in naam, en daar moest nu nog bepaald worden, welke plaats zij in de nieuwe Conftitutie zouden bekleeden. Deeze vraag wierdt beflist door het decreet van  FRANSCHE OMWKNTILlfte. 59 van den tweeëntwintigften December deszelven jaars, hetwelk beval dat de Vergaderingen van Kiezets moesten aangefteld worden zon» der aanzien van rang, en dat burgers van alle Orden zonder onderfcheid in dezelven ftemmen konden. Het onderfcheid van Orden wierdt door die decreet vernietigd, de Adel moest geen deel van de nieuwe Conftitutie uitmaaken en zij wierden beroofd van alles dat zij onder de oude Regeering genoocen hadden, uitgezonderd van hunne tijtelen. Tot hier toe was alles ongemerkt doorgegaan; maar niet zoo haast begon de Vergadering, getrouw aan haare beginzelen, over te gaan tot het uitroeijen van de uiterlijke tekenen van rang, die zij niet langer dulden wilde, of geheel Europa weergalmde van het gefchreeuw tegens haare Utopifche en gelijkmaakende dolligheid. Het ongelooflijk (* ) decreet van den negentienden Junij 1790, tot de affchaffing der tijtelen, is het voorwerp van alle deeze uitvaaringen en egter zonder deeze maatregel zou de Vergadering zig zeekerlijk fchuldig gemaakt hebben aan de groffte ftrijdigheid met zig zelve, aan de grootfte ongerijmdheid. Van eenen ongetijtelden Adel, een Lid van den Staat uitmaakende, waren voorbeelden geweest in enige Gemeenebesten der Oudheid. Zoodanige waren de Pacricen te Rome; maar een getijtelde Adel, zonder wettige (*) Zoo noemt het de Heer de Caionne.  <*> VERDEDIGING VAN Dl ge voorregten, zonder ftaatkundig beftaan, zou een wanfchepzel geweest zijn, zonder voorbeeld in de jaarboeken van ongerijmde wetgeeving, De Roomiche Ariftocratie bezat de magt zonder de fpeelpop: De fpeelpop zoude geëerbiedigd geworden zijn, terwijl de magt vertrapt wierdt, zoo men de tijtels in Frankrijk gefpaard hadde. Een getijtelde Adel is het onbetwistbaarst kroost van leenroerige barbaarschheid. Tijtels hadden bij alle natieën ampten, welke daar door betekend wierden, het was voor het Gothisch Europa bewaard dezelve aan rangen te hechten; dit gedrag egter van onze vroege voorouderen kan verklaard worden, want bij hen waren de ampten erfiijk, en hier van daan wierden de tijtels welke dezelve betekenden, ook erflijk. Maar wij, die de erflijkheid der ampten verworpen hebben, behouden egter een gebruik, dat aan dezelve zijnen oorfprong verfchuldigd is, en ook daar door alleen kan gebillijkt worden, J Zoo kwalijk wordt zelfs deeze nog verfche oorfprong van den getijtelden Adel begrepen, dat men gewild heefc dat hij noodzaaklijk ware tot de orde en het beftaan eener maatfchappij, eene bekrompenen trotfche blinde ijver, die alle ftaatkundige aanmerkingen zoude willen bepaalen tot de Gothifche Staaten van Europa, of algemeene beginzelen vastftellen volgens gebeurcenisfen, welke zoo korc een tijdperk der gefchiedenis bevatten en volgens zeden, door zoo een gering gedeelte van hec men-  FRANSCHB OMWENTEL1HO. <5l menfcheüjk geflagt aan^enoomen. Een getij, telde Adel was even onbekend in de luisterrijke Monarchijen van Afia, als bij de manliike eenvoudigheid van de oude Gerneenebesren (*). Hij ontftondt uit de bijzondere omflandigheden van het hedendaagfche Europa, en egter wil men deszelfs noodzaaklijkheid op de algemeene ondervinding gronden, als of die andere, beroemde en befchaafde Staaten uit de befcheiden der Gefchiedenis waren uitgewischr, en uit het gezelfchap der Natieën gebannen. „ Adeldom is hec Korinthisch kapiteel van befchaafde Staaten." Hec doorlugtig gebouw der maatfchappij wordt mismaakt en belemmerd door zulke Gothifche verfierfelen. De zwaare Dorifche colom, die het onderftut, is arbeid, en de luisterrijke verfcheidenheid van konflen en talenten, die het leven veraangenaamen en verfraaijen, vormen de opfie. ringen„yan derzelver Korinchifche en lonifche kapiteelen. Daar (*) Daar beflonden, wel is waar, Ariftocratifche lighaamen in de oude waereld, maar tijtels waren 'er onbekend. Schoon zij Staatkundige voorregten bezaten, hadden zij egter, om dat zij geen invloed op de zeden hadden, niet die onvermijdlijke ftrekking om het algemeen karakter te bederven, gelijk de onderfcheidingen van tijtels. Deeze lighaamen ook, die in het algemeen open ftonden voor eigendom of ampten , zijn in geen opzigt te vergelijken met de Edellieden van Europa. Zij mogten even zoo zeer de form van het Regeeringsbeftuur wijzigen, maar zij benadeelde» egter niet in die evenredigheid den geest van Vrijheid-  VERDEDIGING VAN D S Daar waren nog andere redenen, buiten de mtroeijmg van het leenregt, die de Franfche Wetgeevende Vergadering bewoogen om de ««telen aftefchaffen. Om eene volks - regeering yastigheid te geeven moet 'er een democratisch karakter gevormd en democratifche gevoelens ingeboezemd worden. Het gevoel van gelijkheid, welk de tijtel-onderfcheidingen, misfchien meer dan enige andere oorzaak, in Europa mtgebluscht hebben, en zonder welk volks-regeenngen kragteloos en kortftondig zijn, moest weder opgewekt worden; daar moest een vrije Regeringsvorm ingevoerd worden door den geest van gelijkheid en vrijheid in de harten de zeden en den gemeenzaamften omgang der menfchen te brengen. Daarom wierden de te. kenen van ongelijkheid, die altoos gevoelens bleeven inboezemen, ftrijdig met den |eest van ™ü ^SefrinSsvorm' °™erre geworpen; de onderfcheidingen, namelijk, die alleen dienden om den Adel onbekwaam tot gehoorzaamd d en het volk ongefchikt voor de vrijheid te maaken, om het ongenoegen van deezen le! vendig te houden en de flaafachtigheid van het ander te doen voortduuren, om deezen te be" roven van de bezadigdheid, die hen tot burgers doet daalen, het ander van het vuur, dat het tot vnje menfchen verheft. Een voorbeeld kan aUeen ingewortelde vooroordeelen uitroeiJen. Dus dagten ook onze voorouders, toen 2 Va" * «Pvolging» orde afweeken, om het vooroordeel van derzelver heiligheid wegcenee«ien. Dus begreepen het ook de Wetgeevers van  ÏR AHSCHE OMWENTELING. 63 van Frankrijk, toen zij, door de affchaffing vaa de tijtelen, de Oaaffche vooroordeelen, die hua land ongefchikt maakten voor de vrijheid, eenen doodlijken flag toebragten. Het was eene daadlij* ke voordragt van die gelijkheid, welke in de verklaaring der regten geheiligd was, doch welke geene afgetrokken voordrage alleen in de geeften en harten der menfchen zoude hebben kunnen inplanten; het gefchiedde uit dit beginzel, dat de veiligheid eener omwenteling van Regeeringsvorm alleen ontftaan kan uit eene omwenceling in het karakter. Men heeft tegens deeze redeneeringen ingebragt dat erflijke onderfcheidingen de zedelijke fchac van eenen Staat zijn, uit welken dezelve vaderlandlievende deugd opwekt en dienften aan den Staat beloont, die, zonder fchade of bezwaar van de natie, mee eene altoos werkzaamen prikkel, edelmoedige zielen aanfpoorc. Hierop anewoord ik dac die van perfoonlijke onderfcheidingen zeer waarachcig is, maar dac deeze zedelijke fchac van eer in de daad verarmd is door de onvoorzigcige verkwisting, die dezelve erflijk heefc gemaakt. Zulk eene menigte bezitters van eercijcelen, welke die geërfd, maar niee verkregen hebben, neemt deeze prikkelen en belooningen der deugd weg en verminderc derzelver waarde. Waren zij zuiver perfoonlijk, dan zoude derzelver waardij dubbel verhoogd worden, naardien de bezitters minder in getal zouden zijn, cerwijl de onderfcheiding meer eer zoude aanbrengen. Perfoonlijke onderfcheidingen zal dan elke verilandige Staat ook  04 V E RDEDlGfNG VAN DE ook waardeeren als zijne zeekerfte en edelfte toevfugt, maar van erflijke tijtels, ten minfien in de omftandigkeden waarin Frankrijk zi« hevondt, {*) fchijnt de affchaffing billijk en* ftaatkundig geweest te zijn. Hec loc van de Kerk, hec cweede groot lighaam , dac hec Franfche despotismus hielp ftaande houden, heefede veroncwaardiging van den Heer burke bijzonder gaande gemaakc. De ontbinding van de Kerk als een lighaam, het na zig neemen van de inkomften van haare vaste goederen en de nieuwe inrigting van de Geestlijkheid fchijnen hem toe ingegeeven te zijn door de vereeniging van roofzugt en ongodsdienstigheid, om de gretigheid van Aftie-handelaaren te verzaadigen en de vijandlijkheid van Atheïsten te vergenoegen. Alle de beledigingen en veroordeelingen van oude en nieuwe dwinglanden zijn, naar zijne gedagten, niets, in vergelijking van deeze verbeurdverklaring van den eigendom van de Franfche Kerk. Daar zijn, hec is waar, over die onderwerp door mannen van vernuft beginzelen opgedolven en redenen aangevoerd, welke gewoone menfchen voor onwederfpreeklijk hielden. Maar mee deeze redenen wil zig de Heer burke niec verwaardigen in hec ftrijdperk ce creeden. „ Gij verwagc im- „ mers (*) Ik ben zeer verkeerd begrepen geweest door de geene, welke deeze bepaaling aangezien hebben als eene wezenlijke of geveinsde agterdeur. Ik denke dat het be, gmzel enkel bepaald wordt door de «mftandigheden van .tericnulende natieé'n.  fransche omwenteling. 6S mers niet, Mijn Heer!" zegt hij tot den geenen, aan wien hij fchrijft, „ dat ik deeze ,, ellendige foort van volk de eer zal doen van „ dit lang met hun te beredeneeren?" (*) Hec geen onmiddelijk deeze veraclulijke woorden Volgt is zoo fchreeuwend ftrijdig. tegens alle opregtheid en welvoeglijkheid, dac een braaf cegenpartijder met heczelve zijn voordeel niet zal willen doen. Die woorden zelve egter eisfehen dat wij daar een oogenblik bij (Hl (laan. Zij hebben betrekking op een gevoelen, van welk ik vertrouw dat de Heer burke den oorfprong niet wist. Dat de kerklijke land - goederen een nationaal eigendom waren is niec eerst beweerd onder de Jakobijnen of in het Palais lioyal. De oorfprong van dat gevoelen, de mees- (*) De Abt maur.y, die niet minder aanmerklijk is om de woede van welfprtekende woordenpraal, dan om zijne gekke vertooning van gefchiedkundige geleerdheid, ondernam, in het debat over dit onderwerp, het gevoelen van hooger afteladen. Laage regtsgeleerden hadden het, volgens hem, den Roomfchen Kei/.cren in. geblaazen en daar tegen was de regel van de buigerlijke wet g-ngt: O ia n ia tenes, Cafar, imperia, fed non do~ minio. Lo de wijk XIV en Lodewijk XV waren, als wij hem gelooven mogen , beiden door deeze Machiavelfche leer aangetast geweest, en beiden hadden haar met grootmoedige verontwaardiging afgewezen. De geleerde Abt begong flegts eenen misflag. De Despoten vau Rome en Frankrijk waren indedaad vergiftigd geworden met het denkbeeld, dat zij de onmidlijke eigenaars van de goederen hunner onderdaanen waren. Dit gevoelen is verfoeilijk en godloos, cn het is, gelijk wi] zien zullen, de leer der Pranfclie Wetgeevers niet. E  66 verdediging van Dl meester van die ellendige foort van volk, welke de Heer burke zig niet wil verwaardigen onder de oogen te zien, was iemand, dien hij met roem zoude hebben kunnen beftrijden, met vertrouwen van eene glorierijke zegepraal, zoo hij de. overwinning behaalde, en zonder vrees of fchaamte, zoo hij de nederlaag kreeg. De oorfprong van dat gevoelen was türgot! een naam, nu te hoog om door lof verheven, of door fchelden vernederd te worden. — Die menschlievende en wijsgeerige Staatsman heeft het ter nedergefteld in het Artijkel Fondation in de Encyclopedie, als de bedaarde en belanglooze denkwijze van eenen geleerden, op een tijdflip dat hij geen inzigt kon hebben om fchraapzugt te verfchoonen, of ongodsdienflig. heid te bevorderen. Hec was geene leer, voor de omftandigheden bedagt door de medehelpers der dwinglandij; het was een beginzel, in zuivere en fchadelooze befpicgeling ontdekt door eenen van de beste en verftandigfle der menfchen. Ik haal het gezag van turgot aan, niet om des Heeren burke's bewijzen (zoo 'er enige geweest waren) te wêerfpreeken, maar om zijne inboezemingen tegencewerken. Het gezag, waar mede hij zijne voordragt doet, geefc een vooroordeel, dac eersc dus moec verwijderd worden, alvorens wij op een onpartijdig verhoor voor de regcbank der reden hoopen kunnen. Zoo hij de godloosheid van deeze gevoelens wil ce kennen geeven door de onderftelde fchandelijkheid van hunnen oorfprong, kan hec niec ongepast zijn den weg voor derzei-  FSANSCÖE OMWENTELING. 67 ze/ver aanneeming te. baanen door hunne door» lugtiger afkömst aan te wijzen. Maar laaten wij, het geflagtregister der leerHukken daar laatehde* liever derzelver inwen. dige waarde onderzoeken en naar geene ftem dan die der waarheid luisteren. „ Zijn de „ Landgoederen, die de Kerk bezit, de eii, gendom yan derzelver leden?" — Hier bieden zig verfcheiden aanmerkingen aan, die het onderwerp zullen kunnen ophelderen. I. Men heeft tot hier toe nooit onderfteld dat eene klasfe van dienaars van den Staat eigenaar is. Zij worden door den Staat bezoU digd (*) voor het verrigten van zekere dienften. Regcers worden betaald voor het bedienen van het regt; Koningen voor hec ten uitvoer brengen van de wetten; foldaaten, daar een gehuurd leger is, voor hec verdedigen van den Staac; en Priescers, daar een vastge--' ftelde godsdienst is, voor hec openbaar onderwijs. De wijze hoe zij betaald worden doet niet tot de vraag; hec gefchiedc gewoonlijk in ruuwe eeuwen met land, en in befchaafde tijden met geld. Maar eene bezoldiging in land is niet meer een eigendom dan eene bezoldiging in geld. Het recht van den Staat om de bezoldigingen van die diehaaren, welke door denzelven in geld betaald worden, te regelen, is nooit betwist geweest. Maarzoo de Suaiverkozen heeft (*) lts font ou fatariés, ou mendians, ou voiturs. „ Zij worden bezoldigd, of bedelen of fteelen" was de uitdrukking van mirabeau omtrent de Gèestlijkheid. E a  <58 VERDEDIGING VAN DE heeft de inkomiïen van een- zeker gedeelte land tot het bezoldigen van eene andere klasfe van dienaaren te beftemmen, waarom zou men denzelven dan meer het rechc betwisten van dat land te kunnen terugneemen en eene nieuwe wijze van betaalen vastteftellen ? In de vroege gefchiedenis van Europa, voor dat de leenen erflijk geworden waren, wierden er groote landgoederen door den Souverein uitgegeeven, op voorwaarde van krijgsdienst te moeten doen. Op dezelfde wijze bezat de Kerk haare landen. Niemand kan bewijzen dat, om dac de Staat zijnen Kerklijken dienaaren een gedeelte land heeft coevertrouwd, als de bron en de zeekerheid van hunne jaargelden, zij in enig opzigc meer de eigenaars van dac land zijn dan de andere dienaars van den Staar eigenaars zijn van dac gedeelte der inkomften, waaruit zij betaald worden. • II. De landen van de Kerk bezitten zelfs de eenvoudigfte en onvermijdlijke vereischcen van eigendom niet. Men beweert zelfs niet dat zijbezeten worden tot voordeel van hun, die dezelve genieten. Die is baarblijklijk hec kenfchetfend punc cusfehen bijzonderen eigendom en een jaargeld voor dienst aan den Staat. De befchikkingvan den eerlten is, gelijk men bekennen moec, toe genoegen en toe geluk van den bijzonderenperfoon, die den zeiven bezie; naardien men begrijpt dat hij alleen rechter van die geluk is, bezie hij heconbepaaldsc recht van genot, vervreemding en zelfs misbruik; Maar de landen van de Kerk, coc onderhoud van dienaaren van den  FRANSCHE OMWENTELING. <5p den Staat beffemd, vertoonden geene der kenmerken van eigendom. — Zij waren onvervreemdbaar, om dat het niet minder ongerijmd zoude geweest zijn van de Geestlijkheid zulk een gezag over deeze landen te oefenen dan het van zee-lieden geweest zoude zijn zig den eigendom aantemaatigen van eene vloot, die zij bemannen, of van foldaaten dien van eene vesting, die zij bezetten zouden. III. Men ftaat toe dat geen bijzonder Geestlijke een eigenaar was en men ontkent niet dat al, wat hij ten urterften eifchen kon,bepaald was tot het houden van zijn jaargeld, zoolang hij leefde. Als alle de Geestlijken, elk op zigzelven genoomen, geene eigenaars waren, kan de Geestlijkheid, als een lighaam, ook zulk een recht niet eisfehen. Want wat is een lighaam anders dan eene vereenigïng van bijzondere perfoonen en welk nieuw recht kan hun! opgedraagen worden, enkel door eene verandering van naaml — Niets kan dit bewijs zoo kragcig ophelderen als het geval van andere vereenigde lighaamen. Zij zijn gewillige maatfchaplijke zaamenvoegingen van menfchen tot hun eigen voordeel. Elk lid van dezelve is een volftrekte deelgenoot van hunnen eigendom ; dezelve wordt daarom ook vervreemd en geërfd. Maatfchaplijke eigendom is hier zoo heilig als afzonderlijke, omdat'hij, geheel ontleed zijnde, een en dezelfde is. Maar de Geestlijkheid is een vereenigd lighaam, door het Land met inkomften begunftigd en beftemd tot voordeel van andere; hier van daan dat de E 3 leden  7<5 VERDEDIGING VAN de leden geen afzonderlijk', noch het lighaam enig gezamelijk recht van eigendom bezitten. Hun is flegts het bellier van de landen betrouwd, uit welke hunne bezoldigingen moeten betaald worden (*~). IV. Het is uit deeze laatste omftandigheid dat hunne wettige gelijkenis van eigendom oncftaat. In charters, lchuldbrievën en alle andere wettige handelingen worden zij met dezelfde formaliteiten als waare eigendom behandeld. — „ Zij zijn met de masfa van bijzonderen ei„ gendom vermengd" zegt de Heer burke, en men moet bekennen dat, als men zijn gezigt tot formaliteicen bepaalt, deeze taal naauwkeurig is. Maar de ftrijdigheid van deeze formaliteiten met wettige waarheid fproot uit eene zeer baarblijklijke oorzaak: Wanneer de Geest, lijkheid in hec bezit van landgoederen gefteld wordt, moet haar ook onbetwistbaar de befcherming van deeze landgoederen, in alle gerechtelijke gefchillen, toevertrouwd worden en rechtsgedingen toe dat einde kunnen alleen, zonder moeijelijkheid, met eenvoudigheid en goe. den uitflag, gevoerd worden door de fitlie, door de verdigting, dac zij eigenaars zijn. _ En C*) Dit kan met een gemeenzaam voorbeeld opgehelderd worden Wanneer een fcnd -eigenaar verkiest zijnen Rentmeefter voor de verzameling van zijne inkomften te betaalen met hem eene landhoeve om niet te laaten bezitten, wordt hij dan gerekend zijnen eigciido&i hetzelfde " «« ^val ls juia  FRANSCHE OMWENTELING. 71 En dit is het eenigst geval niet, waarin de geest en de formaliteiten van de wet omtrent eigendom met elkanderen ftrijden. Schotland, daar nog landen als leenen gehouden worden, zal ons een aanmerkÜjk voorbeeld opleveren. Daar moet, als wij ons oog niet verder wenden dan op de formaliteiten van de wet, de Leenheer als de eigenaar befchouwd worden, terwijl de waare eigenaar flegts de bezitter geduurende zijn leven fchijnt te zijn. Zoo fpreekt het Charcer, waarbij hij een wettig recht op zijn landgoed verkrijgt. In dit geval wordt de vafal in formaliteit beroofd van den eigendom, dien hij in waarheid bezit. In het ander wordt de Kerk in formaliteit bekleed met eenen eigendom, waarop zij in wezenlijkheid geen recht heeft. Het bewijs van verjaaring zal geheel onverdedigbaar blijken te zijn, want verjaaring fluit in zig een zeker tijdperk, geduurende het' welk de rechten van eigendom geoefend zijn geweest; maar in ons geval zijn zij nooit uitgeoefend, omdat zij nooit konden onderlteld worden te beitaan. Daar moet bewezen worden dat deeze bezittingen van den aart van eigendom waren, voor 'er uit volgen kan dac zij door verjaaring verdedigd kunnen worden, en deeze ais bewijs aan te voeren is de zaak in gefchil als toegeftemd aanteneemen. Zoo zij nooic eigendom waren, kan geene langte van tijd haaren aarc veranderen. (*) V. (*) Daar is 'er, dien deeze redeneerwijze niet frnaaken zal. Zij beweeren dat eigendom, het fchepzel van E 4 de  7& VERDEDIGING VAr* » K V. Toen de Britfche Eilanden, het Gemeenebest der Nederlanden, de Duitfche en Zweedfche Staaten hunne kerklijke inrigtin- de burgerlijke maatfchappij zijnde, ook door dien algemeen wil; die denzelven inrtdde, kan teruggenoomen worden; en op deezen grond rechtveerdigen zij de Natioaaale Vergadering van Frankrijk. Mm, Zll]k eene recht. veerdiging ftrijdt met de beginzelen van die Vergadering • gg# "!bben 3,5 eene v.» de eer.te ftdregelen van' Ï,rS- ^ " reChte" VaStgefte,d d" de Staarden v nlr/'r , fC"enden' uit^0«J-d - ^vallen van dnnBende no.odzaaklijkheid on onder voorwaarde van yoorloop.ge fchadeloosftelling. Ook kan deeze verdedigmg haare „itkipping van kerklijken eigendom, om dien voor allen anderen terug te neemen, niet billijken. D.t moest zeekerlijk, 6i men h„ d J fiffi °* a"\bur^ -en gelijk gevallen "zijn Het beglnzel daarenboven nog vaIsch in dat nitófte, waar toe het getrokken wordt. Eigendom is, wel is waar, Z/c^L0pZT!tor-eene daad van den aI*e™ wu gefch.pen maar het „ door eene van die fundamentele daaden welke de Maatfchappij daar ^ De Theone bew.jst dat hij een wezenlijk deel van den maat! fchapIlJke„ ftaat is. De ondervinding leert dat hij „ eenen zekeren graad, i„ alIe tijden e„ ^ » Staat, welke vereenigde lighaamen vormen en m„ vervallen zijn, en verworpen, als zi nuZT e deelig worden. ' - J nutloos of na'  ÏRANSCHB OMWENTELING. 73 gen hervormden, was hec gefchreeuw van heiligfchennis hec eenigse wapen, waar door de Kerk ondernam haaren voorgewenden eigendom te verdedigen. Die eeuw was te onftuimig en ongeletterd voor beredeneeringen van afgetrokken rechtsgeleerdheid. Het gefchrei van heiligfchennis fchijnt egter reeds vroeg in verachting vervallen te zijn. Door het Traftaat van Westphalen wierden veele van de rijkfte beneficieën van Duitscbland gefecularifeerd, onder de bemiddelling en vrijwaaring van de voornaamile Katholijke Mogendheden van Europa. In ons eigen eihnd vervielen, bij de vernietiging van het Bisfchopsdom in Schotland, bij de omwenteling, de inkomften van de Kerk vreedzaam op den Souverein en hij fchikte een deel derzelve toe onderhoud van de nieuwe inrigting. * Toen, in eenen nog laateren tijd, de Orde der Jefuiten, in de meeste Katholijke Koningrijken, vernietigd wierdt, wierden de bezittingen van dac vreeslijk en rijk lighaam overal door den Souverein naar zig genoomen. In alle deeze gedenkwaardige voorbeelden zijn geene voeeftappen te ontdekken van den voorgewenden eigendom der Kerk. — De bezoldigingen van eene klasfe van dienaaren van den Staac worden, in alle deeze gevallen, door den Scaac teruggenoom men, als de Staac hunnen dienst, of de wijze waarop die geoefend worde, ftiet meer als nuttig befchouwc. In geen derzelve worden zij als eigendom gerekend. Dac rechc nu, E 5 zoo  74 verdediging van de zoo kragtig aangedrongen door den Heer de calonne, wierdt waarfchijniijk weinig door hem geëerbiedigd, toen hij tot het-vernietigen der Jefuiten- Orde met zoo bijzondere ijver en bitterheid de hand Jeende. De heiligheid van hunnen eigendom moet geenen fterken indruk op hem gemaakt hebben, toen hij medewerkte om de leden van die begaafde Maatfchappij, de glorie van Kathoüik Europa, van hunne heerlijke bezittingen tot bekrompenen arme jaargelden te vernederen. In alle deeze gefchillen was de onfchendbaarheid van kerklijke bezittingen een beginzel, dat zig nooic vertoonde. Daar mag wel een gemor van heiligfchennis onder de weinige dweepzugtige en belanghebbende gehoord zijn; maar de godsdienflige vrees, waarmede de Geestlijkheid haare rooverijen had bedekt gehouden, was reeds lang verdreven en het was voor den Heer burke bewaard dat gefchreeuw van heiligfchennis te vernieuwen, dar, in de duisternis der zestiende eeuw te vergeefsch weêrgalmd hadt. Men kan van niemand verwagten dat hij bewijzen tegens fcheldwoorden zal Hellen. Als men eene omfchrijving van heiligfchennis gegeeven heeft, die met de gezonde redeneerkunde en goede taalkunde belïaanbaar is, zal het tijd genoeg zijn dat Huk te beredeneeren. Tot dat die omfchrijving (met de Grkkfche kalenden) koomt, zoude ik zoo wel kunnen redentwisten over de meening van heiligfchennis als over die van ketterij of toverij. VI.  fransche omwenteling. 7$ VI. De gancfche zaak is in waarheid zoo klaar, dat 'er weinig verfchil van gevoelen zoude hebben kunnen oncftaan. zoo de vraag van kerklijken eigendom niet ware verward geweesc met die van de tegenswoordige geestlijke amptenaaren, Deeze onderfcheiding, fchoon zij noch door den Heer burke, noch door den Heer de calonne gemaakt is, is zeer eenvoudig. De Staat is de eigenaar van de kerklijke inkomften; maar deszelfs trouw, zal men zeggen, is verbonden jegens de geene, die in de Geestlijkheid getreden zijn, dat die inkomften, om welke zij alle andere uitzigten hebben laaten vaaren, hun zullen gelaaten worden. Men zou hec recht van den Staac om de inkomften van alle toekoomende Priesteren naar welgevallen ce regelen kunnen toeftaan, terwijl men twijfel zoude kunnen voeden of de Staat wel bevoegd zij de inkomften ce veranderen van die, welken dezelve plegtiglijk een zeker inkoomen voor hun leven heefc coegezegd. Maar deeze onderfcheiden onderwerpen zijn mee eikanderen verward geworden, om hec medelijden mee bijzondere perfoonen, die benadeeld wierden, invloed te doen hebben op eene algemeene vraag, om bekommering voor de vernedering van de kerklijke regeering de plaats van redeneering te doen vervullen in het bepaalen van den eigendom der Kerk. Om deeze zaak uit een zuiver oogpunc te befchouwen, kan niec onekend worden dac hec zagese, hec billijksc, en hec ge-  ?6 VERDEDIGING VAN DE gewoonJijksc redmiddel van befchaafde Staaten 2 t,,de; Van d"'^ende noodzaaklijkheid is de ut. lyerk van Frankrijk gedaan. Bur!," la"d' S» '"Ike verminderingen in rijd Zd ,e n"r ê"lel'J 4 moec zoiks doen onder L a-, . ' ,reedt' «arde L -Fen, M„ de oenodigdS LTt", K onderwerpen. Her ™„!T SlMt van aen &raar worden ineeliifH Bn t. beflaan ge2orgd word, ƒ I' °°r haI,r lomilen i gfe™ 2a'l f°h ^ * W fcb.lk.ngen, weinig «J, ™*J r*i n- • zou*  FRANSCHE OMWENTELING. Tf zouden moeten veroordeelen. Aan de bijzondere leden van de Kerk van Frankrijk, welker uitziften en genietingen door deeze terugneeming zijn ingekort, zal geene deugdzaatne ziel de ichatting van medelijden en beklag weigeren. Elk menscblievend hart moet wenfchen dat de noodwendige behoeften van den Staat de Franfche Wetgeevende Vergadering toegelaaten hadden, het inkoomen van de tegenswoordige bezitters te fpaaren, en nog bijzonderlijker van die, welke zij nog in de oefening van werkdaadige bedieningen liet. Maar deeze gevoelens fluiten geene droefheid in over den val van een groot lighaam, den gezwooren en onverzoenlijken vijand van de vrijheid, over de aanwending van eenen onmeeclijken fchat van den Staat tot nut van de Natie, noch over het brengen van eene flaaffche en heerschzugtige Priescerfchap toe eenen nederigen nuttigen ftaat, als de zedenlijke en geestlijke onderwijzers van het menschdom. De verkrijging van deeze groote voordcelen troosten ons voor hec gedeelte kwaad, dac mogelijk onaffcheidelijk van dezelve was, eu zal mee rechc bewonderd worden door eene nakomeüngfehap, ce verre verwijderd om door deeze kleine droevige omltandigheden bewoogen, of door iets anders aangedaan ce worden dan door derzelver algemeenen luiscer. De verlichte waarneemer van eenen zoo verre voorleden tijd zal dan mee 'bijzondere verbaazing de opkomst, den voortgang, de vermindering en  73 VERDEDIGING VAN DE en den val (*) van de geestlijke magc ia het Christen Europa befchouwen. Zij zullen zijne aandacht trekken als eene verfchijning, die m de gefchiedenis zonder voorbeeld is. Derzelver verband, in alle tijdperken van haaren voortgang, met de burgerlijke magt zal zijnen geest in het bijzonder bezig houden. Hij zal de laagdenkende nederigheid opmerken, waardoor zij trapswijze de gunst der Regeering won, en in haare magt begon te deelen, den trotfchen en eigendunklijken toon, waarmede zij naderhand Souvereinen en onderdaanen de wee ftelde, den ijver, met welken zij, in de eerite wanhoopige oogenblikken van verval, hec volk tegens de Regeering in het harnas joeg, en toeleide om den geestlijken dwang wede? op de puinhoopen van burgerlijke orde te hertellen en de fchuilplaats, welke zij op hec laatst tegens de vijandlijkheden van de reden vondc m de voorregcen van waereldlijke dwingelandij, van welke zij zoo lang de onverzoenlijke vijandin geweesc was. Hec eerfte en laacfte van deeze tijdvakken zullen coonen dac het Priesterdom flaafachuV onderworpen is, als het zig zwak bevindt. Hec - cwee- 7£*)Z0°.Wii ni" Vreesden om Staatkundige voor- h» fchijnen den u,d vaa derzelver vernietigd aan te W»- ,KerkIiike ■»* W C tenzij de eene of X; » onweetendheid dompele) zeekerliit „ ! «uW„ict overleeven. J dC ne^nde  FRANSCHE OMWENTELING, JC} tweede en derde dat het gevaarlijk eerzugtig js, als het fterk is. In eenen ftaat van zwakheid zijn zij gevaarlijk voor de vrijheid; als zij magc bezitten, zijn zij gevaarlijk voor de burgerlijke regeering zelve. Maar het laaide tijdvak van deszelfs opkomst zal bijzonder in verband liaan met den toelland van Frankrijk. Daar was geene befcherming voor den rijkdom en hec beftaan (*) van het Europisch Priesrerdom in een verlichc tijdperk dan in den troon. Deeze was hec eenigsc bolwerk tegens de inbreuken van de reden; want de bijgelovigheid, die eersc hunne magt uitmaakte, was verdwenen. Rondom den troon fchaarden zij zig dan ook. Op den Monarch bragten zij dan die verkleefdheid over, dié hen te vooren aan de Kerk verknogt hadc, 'en de fierheid van ' den Priesterlijken ijver (§) wierdt in hunne harten vervangen door de vreedzaamer gevoelens van eene hooffche en befchaafde flaafschheid. Zoodanig is, in eenen meerderen of minderen graad, de tegenwoordige ftaat van de Kerk bij alle natieën van Europa; en egcer heèfc men Frankrijk de vernietiging van zulk een lighaam verweten. Men zoude even zoo goed mogen ftaande houden dac Frankrijk, in zijne overwinningen over de dwinglandij, de fterkfte vestingen en getrouwde benden van aijne tegenpartij moesc gefpaard hebben. Dit wa« (*) Ik verftaa altoos hun beftaan als een lighaam. Odium Theglogicum.  8o VERDEDIGING VAN DE waren indedaad de lighaamen van den Adel en de Kerk. De Nationaale Vergadering verzeekerde haare inrigcingen en derzelver duurzaamheid door hec oncmancelen van de vestingen, en hec afdanken van de benden van haaren verwonnen vijand. In de weinige aanmerkingen, welke wij hier over den Adel en de Geestlijkheid van Frankrijk maaken, bepaalen wij ons naauwkeuriglijk coc derzelver flaatkundig en gemeenzaamlijk karakter; de Heer burke daarentegen heeft zijne welfpreekende verdediging zuiver op derzelver bijzonder en zedenlijk karakter gegrond. Dit egter behoort in het geheel coc hec ftuk in gefchil niec, want wij zijn niec bezig om ce beiedeneeren, welke plaats zij in de maatfchappij als bijzondere perfoonen, maar als een lighaam beflaan moeten. Wij befchouwen niet de misdrijven van burgers, welke het voeglijk is ce ftraffen, maar den geesc van een lighaam, welk hec flaatkundig is te ontbinden. Wij beweeren niec dat de Adel en Geestlijkheid.; in hunne hoedanigheid van bijzondere perfoonen, flegte burgers waren, maar dac zij leden van lighaamen waren, die niet konden in ftand gelaaten worden mee veiligheid voor de algemeene vrijheid. De rechterlijke Ariscocratie, welke de Parlementen vormden, fchijnc nog minder vacbaar voor vereeniging mee eene vrije Regeering. Derzelver geesc en vorderingen waren even onbeitaanbaar met de vrijheid. Zij hadden  fransche omwenteling. 3l den eenen geest ingezogen, van dezelfde natuur met hec gezag, onder welk zij gehan* deld hadden, en overeenkomftig den eigendunklijken aart van de wetten, welke zij hadden uitgevaardigd. Zij behielden die twijfelachtige en onbepaalde aanfpraaken op een aandeel in de wetgeeving, welke de wankeling van magt in hec Rijk eenigermaate hadt begunltigd. De geest, alle groote lighaamen altoos e:gen, was, door de kleinheid van hun getal, bij hen meer opeengepakt en kragciger dan bij den Adel en de Geestlijkheid; en al de Ari;locratifche ijver, die den Adel te lasc gelegd wordt, moet den geadelden magillraatsperfoonen, die hunne versch verkregen eertij telen mee eene verrukking van hoogEioed befchouwden, welken die blinde eerbied voor rang, alcoos hec karakter van lieden, die uic eenen laagen ftand coc eenen grooten verheven zijn, inboezemc, cien dubbel verweten worden. Een vrij volk kon zijne regtbanken niet zaamenftellen van lieden, die enig bedwang over de wetgeevende magt beweerden te bezitten. Gerechtshoven, waarin de plaacfen wettig gekogc wierden, waren reeds ce lang geduld geworden. Rechters, die de bediening van het rechc als eene Icoopwaare befchouwden, * konden noch bekwaame werktuigen van billijke wetten, noch voeglijke Magiftraatsperlbonen voor eenen vrijen ftaat zijn. Het is te vergeefsch met den Heer burke de voorleden dienften van deeze rechterlijke lighaamen aantedringen. Hec is F ' niet  &2 VERDEDIGING VAN DE niet te ontkennen dat montesqüieu naauwkeurig is, wanneer hij fielt dat order flegte regeeringen het één misbruik dikwijls het ander paaien ftelt. Het aangemaatigd gezag van de Parlementen vormde, wel is waar, enig bolwerk tegens de grilligheid van het Hof. Maar als het misbruik weggenoomen is, waartoe dan het verhelpend kwaad in ftand gehouden? De bijgeloovigheid verligt zeekerlijk hec despotismus in Turkije; maar zoo 'ef een redelijke regeeringsvorm in dat Rijk konde opgerigt worden, zou het zeer gerust de hulp van den Koran kunnen laaten vaaren en de vertoogen van den Mufti verachten. Laaten wij zulke lighaamen de fchacting van dankbaarheid voor voorledene weldaaden betaalen, maar als hunne nuttigheid niec langer beftaac, laacen zij dan, ftervende, voor heilig verklaard worden, op dat hunne bewonderaars zig na hunnen dood nog in alle de volheid van hunne eerbiedige vereering mogen vergasten. De drie Aristocratieën, de krijgsmaatige, de Priesterlijke en de Rechterlijke kunnen befchouwd worden als de Franfche Regeering te hebben uitgemaakc. Zij kwamen ons, voor zoo verre wij haar befchouwd hebben, voor als voor geene verbetering vatbaar zijnde. Alle poogingen om dezelve te hervormen zouden weinig beter geweest zijn dan (om de woorden van den Heer burke te gebruiken) „ eene flegte verbouwing van magtige n puinhoopen," zij waren niet bedorven door de  FRANSCHE OMWENTELING. 83 de toevallige flegtheid van haare leden; zij waren niet gedreven door eene voorbijgaande drift, welke nieuwe omftandigheden zouden uitroeijer. Het gebrek lag in het wezen der inflellingen zelve, die onmogelijk Overeentebrengen waren met eene vrije regeering. — Maar, zegt men, deeze inftellingen zouden trapswijze (*) hervormd hebben kunnen worden. De geest van vrijheid zou ia ftilte bij haar zijn ingeflopen. De fteeds aangroeiende wijsheid eener verlichte natie zou, met den tijd, derzelver gebreken zonder knokken verholpen hebben. Op dit bewijs antwoord ik met vertrouwd dat deeze inflellingen de vrijheid vernidd zouden hebben, eer de Vrijheid derzelver geest zoude veroeterd hebben. Magt groeit maar te weeliger na dit ligt befnoeijen. Eene geringe hervorming ftreelt het oog van het volk, dat zij in flaap wiegt; 'svolks geestdrift verkoelt en het cijdftip van kragtdaadige hervorming is onherroeplijk verloren. Geene gewigtige ftaatkundige verbetering wierdt immer in eenen tijd van rust verkregen. Hec bedorven belang der regeerers is zoo fterk en de ftem van het volk zoo zwak, dat h. c ijdel ware zulks te verwagten. Zoo men de gisting in de gemoederen des volks laat voorbijgaan zonder 'er gebruik van te maaken, zoude het ongerijmd zijn van kwijnicg te ver- wag- ;*} auaiiE p. 348—25*. F a  84 VERDEDIGING VAN De wagten dat geestdrift niet heeft uitgewerkt. Zoo 'er, op zulk een eijdftip, geene grondige hervorming wordt teweeggebragt, worden in de ftilte, die 'er op volgt, alle gedeeltehjke veranderingen iigtlijk ontdoken en te leur gefteld (*> De trapswijze hervorming uit bet hoofdbeginzel, in de fchoonfchijnende theorie van den Heer burke ten toon o-efteld, fpruitende, wordt door de ondervinding van alle eeuwen wederfprooken. Al wat men uitmuntends, al wat men wijs in Regeeringsvormen ontdekken kan, is dezelven door den fchok eener omwenteling ingegoten en derzelver voortgang is naderhand flegts de opeenftapeling van misbruiken geweest. Hiervandaan dat de verlichtfte Staatkundigen de noodzaaklijkheid erkend hebben van de Regeeringen dikwijls tot haare eerfte beginzelen term te roepen, eene waarheid, die het doordringend verftand van machiavel even zeer aan' de hand gegeeven is door zijne ondervinding van de Florentijnfche democratie en door zijne nafpeuringen in de gefchiedenis van oude gemeenebesten. — Al dat goed is moet nagejaagd worden op hec oogenbiik dac hec verkrijgbaar is. De volks-ftem, onweêrftaanbaar in eenen tijd van onrusc, worde ftraf- (*) Ignore-t'on que ce n'cst en attaquant, qu'en rem verfant tous les abus a la fois qu'on pent esperir de f'en voir delivre fans retour que les reformes lentes Éf partielles ont toujours fint par ne rien reformer: enfin que Vabus que l'on conferve devtent l'appui et bientéc le restaurateur de tous ceux, qu'on croioit avoir detruits? Adresfe auxFrancois par 1'Evêg.ue d'Autun, u Fevr. 1790.  JTRANSCHE OMWENTELING. 85 ftrarTeloos veracht, als zij door die flaanerigheid worde aangezet, waarin de natieën gewiegd worden door den ftillen loop van haare gewoone zaaken. De drift tot hervorming kwijnt in ongerugfteunde verveeling. Zij fterft in eenen onmagtigen ftrijd met vijanden, die dag aan dag met nieuwe kragten verfterkt worden. Men kan, (laaten wij het nog eens herhaalen) geene hoop op groote Staatkundige verbeteiinguit vreedzaame tijden fcheppen (*), wanc zij hebben natuurlijk die uitwerking, dat zij alle die geene verfterken, die belang hebben om de misbruiken te doen voortduuren. De Nationaale Vergadering nam het juiste djdftip waar om het bederf en de misbruiken, met welke haar land bezogc was, uitteroeijen. Derzelver hervorming gefchiedde tot in den grond, op dat zij geëvenredigd zoude zijn aan het kwaad en daar wierdt niets van t/itgefe/d, om dat een misbruik op zulk een tijdftip te fpaaren even zoo veel was als hetzelve wettigen, omdat de geescdrift, die volkeren tot zulke onderneemingen vervoert, van korten duur is en de gelegenheid tot hervorming, eens verzuimd, onwederroepelijk zoude kunnen verloren zijn. Maar (*) De eenige uitzondering van dit beginzel fchijnt het geval te zijn wanneer een Souverein gewigtige vergunningen doet om ontevredenheid te ftillen en beweegingen yoortekoonien. Dit is egter, als men het wel verftaat, geene uitzondering, want het fpruit baarblijklijk uit dezelfde oorzaaken, die in een minder gevorderd tijdperk van de tusfehenkomst van het volk werken. F 3  *6 VUDÏÏI5ÏRG VAN DB Maar laaten wij tot algemeener beginzelen opklimmen, en (louter gevoelens waagen. Laste:) wij eens toegeeven dat de Haat van Frankrijk niet zoo wanhoopig onverbeterlijk was. Laaten wij eens onderftellen, dat veel zagter veranderingen, veel minder uicgeftrekte nieuwe inrigiingen het grootfte kwaad van deszelfs regeering zoude hervormd en haar met vrije en beroemde Conftitutieën bijna op eenen gelijken voet gebragt hebben. Deeze toegeevingen, fchoon meer dan de waarheid, zulJen de Vergadering niet overtuigen. Volgens welk beginzel van reden of billijkheid wierdt her haar belet al haar vermogen aantewenden om Fa: kriik eenen regeeringsvorm te geeven, minder onvolmaakt dan die, welken het geval in andere Staaren gevormd hadt? — Wie zal ib>ut genoeg zijn om te beweeren dat 'er geen betere Conftitutie te bereiken is dan alle, die tot hier toe te voorfchijn gekoomen zijn? Moeten de grenzen van menschlijke wijsheid m de Staatkundige weetenfchap alleen bepaald worden door de uitgeftrektheid van den graad, dien zij thans bereikt heeft? Moet de verhevenfte de moeijelijkfte aller konften, de verbetering van de maatfchaplijke orde de verligting van de ellende van den burgerlijken ftaat van den mensch, alleen blijven ftilftaan, m,dd™ onder de ftrelle vorderingen van alle andere konften, vrije en gemeene, tot de volkoomenheid ? Is het zulk eene zwaare misdaad door eene groote proefneeming te bepaalen, welk deel vrijheid en geluk door ftaat-  FRANSCHE OMWENTELING. ftaatkundige inrigtingen kan te weeg gebragt Worden ? Die misdaad, indien het eene misdaad zij, kan de Nationaale Vergadering van Frankrijk te laste gelegd worden. Zij wórdt befchuldigd de lesfen der ondervinding verworpen, en zig verlaaten te hebben op de beguichelingen van afgetrokken befpiegelingen en groot en verkrijgbaar goed aan de pragtige droomen van denkbeeldige volmaaktheid te hebben opgeofferd. Zoo deeze befchuldiging gegrond zij, zoo zij indedaad de ondervinding, den grond van menschlijke kennis, zoo wel als de leidsvrouw van menschlijke daaden, in den wind geflaagen heeft, dan verdient haar gedrag geene verdere ernftige beredeneering; en indien (gelijk; de Heer burke meer dan eens te kennen geefc) haare verachting van dezelve zoo openlijk en trotsch door haar erkend wordt, was het voorzeeker beneden hein zoo veel vernufts te fpillen tegens zulk eene ongerijmde dwaasheid. Maar de uitlegging van voorden zal onze verwondering verminderen. Ondervinding kan, zoo wel in de konften als in de handelingen van het menschlijk leven, uit een tweevoudig oogpunt befchouwd worden, of als voorbeelden, of als beginzelen opleverende. Een konllenaar, die zijn werktuig naauwkeuriglijk naar dac van zijnen voorganger naarmaakt, wordt in den eerflen zin gezegd door de ondervinding geleid ce worden. In deezen zin zijn alle verbeteringen in het menschlijk leven afwijkingen van de onF 4 der-  88 v**Dei>tgin6 van db dervinding gew De ^ m.ge nieuwigheid - zoeker was de wilde die 7eZ JJ b°UWen °f 2fS met eeneVagc dekte AJsd ondervinding is, dan worde de mensen tot den onverbeterlijken ftaat van de die.en, die naar mdincr leven, verlaagd Maar ,n de tweede meening van het woord ö ^eieiu te ziJn, wanneer het befchou- Jekr 7 r rtkmiS hem be^lon ontdekt, die hem leeren bet zeIve te verbeteren •' o wanneer de vergelijking van veele, z0o ken TS \ der2dVer deu«den gebreken hem in rtaat ftek een ander volmaakter Z T rfChiJ,eÖd "n 3,,e ^re.dieh gezen heeft, zaamen te Hellen. In deezen laarden zin heeft de Nationaale Vergade ine aftoos haar voordeel gedaan met J 0ITJ. vinding. De gefchiedenis is eene groote ver«nehng van proefneemingen ovef den aart en de umyerk.ng van de verfchiUende deelen van verfchiilende Regeeringsvormen. Sommige infte Imgen zijn op de proef bevonden voor eehg te zijn, andere zijn allerontwifl baarst bevonden nadeelig te wezen. Eene derde kjasfe, die gedeeltelijk goed te weeg brengt, ,s vatbaar voor verbetering. Wat leer de, als men dit inziet, nu eene verhehte onderV!„ding? Zeekertijk niet dat men £ Z del moest volgen van enige dier regeerings- !TSi T:deeze Me,,i^en uen even , 7 gCmengd ^ * maa' »«en, even .1* d> werktuigkundige, moest ver-  ÏRANSCHE OMWENTELING. Hjl vergelijken en tot algemeene beginzelen brengen, en, wederom door ondervinding geleid, moest naarvolgen en verwerpen. De handelwijze is in beiden gevallen dezelfde. De rechten en de naruur van den mensch zijn voor den Wetgeever het geen de algemeene eigenfchappen der ftof voor den werktuigkundigen zijn hunne eerde leidsman, om dat zij op de tiirgeftrektfte ondervinding gegrond zijn. Onder de tweede klasfe zijn te brengen waarneemingen over de deugden en gebreken van die Regeeringsvormen, welke beftaan hebben, en welke het zaamenftellen van een volmaakter werktuig leeren. Maar de ondervinding is de grondflag van alle. Niet de ellendige en zaamgeweeven ondervinding van eenen Staatsman van ambagt, die beeft op elke verandering in de ftreeken, die hij geleerd heeft, of in het gewoone pad, waarin hij gewend is rond te loopen; maar eene verheven en verlichte ondervinding, die het getuigenis van eeuwen en natieën hoort, en daar uit de algemeene beginzelen vergadert, waar door her werktuiglijke van de maatfchappij geregeld wordt. Wetgeevers zijn niet onder de verpligting eene Conftitutie te behouden om dat men bevonden heefc dac zij „ redelijk wel beant„ woordc aan de gewoone doeleinden der Re geering." Hec is ongerijmd volmaaktheid te yerwagten, maar hec is niec ongerijmd naar volmaaktheid te (Ireeven. Hec is ongerijmd in verkeerdheden te berusten, van welke men het middel bij de hand heeft, omdat zij zoo drukF 5 kend  90 VERDEDIGING VAN DR kend niet zijn als die door andere geleden worden. Te onder/lellen dat de maatfchaplijke orde met vatbaar zij voor verbetering, door de vorderingen van 's menfchen verftand, verraadt de tegenftrijdige ongerijmdheid van een hoogmoedig vertrouwen in onze verkregen kennis, en een Jaag mistrouwen in onze vermogens. Zoo indedaad de fom van kwaad, door ftaatkundige inflellingen, zelfs in de minst onvolmaakte regeeringsvormen, klein ware, zou er enig voorwendzel voor deeze vrees voor nieuwigheden, deezen fchrik voor herftel zijn, die nu zoo veel gefchreeuw over Europa heefc voortgefaragt. Maar, integendeel, als men de bronnen van menschlijke ellende nagaat, zal men, na eersc toegeftaan ce hebben dac een deel moec coegefchreven worden aan ziekeen en kwaaien, een ander aan bijzondere ondeugden, misfehïen bevinden dac een derde even groot deel gefproren is uic de onderdrukkingen en hec bederf der Regeeringsvormen, onder verfchillende gedaanren vermomd. Alle de Regeeringsvormen, die nu in de waereld beftaan, C uitgezonderd die der Vereenigde Scaaecn van Amerika) zijn bij coeval gevormd. Zij zijn de voorcbrengzels van hec geval, niec hec werk van de konst. Zij zijn veranderd, bedorven, verbecerd en vernietigd door toevallige omftandigheden, buiten hec vooruiczige en hec bellier der wijsheid. Derzelver deelen, cegens dringende noodzaaklijkheden van den cijd opgeworpen, maakcen geen regelmaatig geheel uit. Hec was voorzeeker niec ce verwagten dat dee-  1TRANSCHE OMWENTELING. 91 deeze gevallige Regeringsvormen de w?rken des verfhnds zouden te boven gaan en alle digtere naderingen tot de volmaaktheid uitfluiten. Derzelver oorlprong geeft buiten allen twijfel een fterk vermoeden van eenen tegengeftelden aart. Zij moest ons in dezelve veele ftrijdige beginzelen, veele wanftemmige formaliteiten, veel onvermengd kwaad, en veel onvolmaakt goed, veele inflellingen, van welke de beweegoorzaak, die haar hadt doen aanneemen, lang niet meer aanwezig was, veele, van welke de reden nimmer de uitvindfter, noch het nut het voorwerp was, doen te gemoet zien. De ondervinding ftemt, zelfs in den besten deezer Regeeringsvormen, met deeze verwagting overeen. Een Regeeringsvorm van konst, het werk van wetgeevend verftand, op den onbeweeglijken grondflag van natuurlijk recht en algemeen geluk gevestigd, die alle de uitneemendheden in zig zoude vereenigen en alle de gebreken zoude misfen van de verfchillende Regeeringen, welke het geval over de waereld geftrooid heeft, in plaatfe van door de volmaaktheid van enige deezer Regeeringsvormen te worden uitgefloten, wierdt luid ingeroepen door de onrechtveerdigheid en ongerijmdheid van die alle. Het was tijd, dat de menfchen leeren zouden niets ouds te dulden, het geen de reden niet eerbiedigt, en voor geene nieuwigheid te fchrikken, tot welke de reden aanleiding mag geeven. Met was tijd dat de menschlijke vermogens, zoo lang door mingewïgtige voor-  92 Verdediging van de voorwerpen en mindere konften bezig gehouden het faegin van een nieuw rijdpfrkfc de gechiedenis zouden rekenen, door7e konst e doen geboren worden van de regeering te Ie! beteren en het burgerlijk geluk L den mensch gfevers "f? " ^ heeft> dat Wecgeevers, ,n plaats van dien bekrompen en be- n auwden kusjan, die nooit wa'gendurft ge ruiken en voorige handelwijzen uif het ge, gel i^ ZtTd°0l'rde ^ ^ ^ reien geieid, eenen ftouteren fcheepvaart waa-den en i onbevaaren waerelddeelen, den ftha „ het algemeen geluk gingen ontdekken. eg"gevaarip ^De^'* ^ Europa haLn, ^^2*2 2 veele gefchillen, over de meeste vUftukken Z atmneehaedcStaatkUnde «^1^ bereik, r t ^ ë™d van zekerheid voor ' mi h!Cn bijn3 200 ^ooc als waar.voor die voorwerpen vatbaar zijn. De Na onaale Vergadering wierdt dan ook niet geroepen om ontdekkingen te doen. Heware genoeg a, zij niec buiten " dejenk nie£ yrijvan sc ^» "jd te keven dat het flegts nodig was het "gel der wet te hechten aan hetgeen dot de nafpeunngen der wijsbegeerte was voorbe- reid.  FRANSCHK OMWENTELING. 93 rei'd. — Zij worden egter hier aangetast door eene beuzelachtige gemeene tegenwerping. De fchoonfchijnendfte theorie, zal men zeggen, is dikwijls onuitvoerbaar en alle poogingen, om beichouwende leerftukken in flaacen in beoefening te brengen is hersfenfehimmig en' dol. — Zoo men door theorie losfe gisfingen verflaac, dan is de tegenwerping niet beredeneerenswaardig, maar zoo door theorie gemeend wordt gevolgtrekking uit den zedenlijken aart en ftaatkundigen coeftand van den mensch, dan beweer ik, dat al wat zulke theorie beflist waar te zijn, ook uitvoerbaar moet wezen en dat al wat op hec onderwerp onuitvoerbaar is valsch moet zijn. Om mijne opheldering uit de werktuigkundige kontten weder op te vatcen. De Meetkunde, kan men met rechc zeggen, heefc bijna dezelfde becrekking toe de Werkcuigkunde , welke afgecrokken redeneering coc de Staatkunde heeft. De zedenlijke kragten, die in de Staatkunde te werk gefield worden, zijn de harrscogcen en de belangen der menfchen, van welke hec werk der Bovennatuurkunde is den aart ce leeren en de flerkte te berekenen, gelijk de wiskundigen die van de werktuiglijke kragcen. Onderflel nu dac hec wiskundig bewezen ware, dat door eene zekere verandering in hec zaamenflel van een werktuig deszelfs uicwerking viervoudig verdubbeld zoude worden, zoude dan een bedreven Werktuigkundige aarzelen om de verandering ce maaken? Zou hij afgefchrikc worden omdac hij de eer- fte  P4 VÏSDKDIOINC VAN D S fle zrude zijn die het ontdekte? Zou hij dus zijn eigen voordeel aan de blindheid van zijne voorgangeren en aan de Itijfhoofdigheid van zijne tijdgerooren opofferen ? Laaten Wij eens eere geheele natie onderftellen, welker konftenaars dus alle theore ifche verbererirgen verwerpen zouden. De Werktuigkunde zou daar, a's eene weetenfehap, in den grond kunnen verftaan worden, terwijl zij als eene komt niets dan ruuwheid en barbaarschheid zbude vertoonen. De beginzels van newton en archime des zouden in de fchoolen geleerd kumen worden, terwijl de Douwkurde van het volk niet verder reiken zoude dan de hutten van Nieuw-Holland, of den Scheepsbouw van den Esquimaux. in eenen enigzints diergelijken toeftand van ltaa kundige weeterfchap heeft Europa een groot gedeelte van de agttiende eeuw verkeerd (*). Alle (*) De Werktuigkunde, omdat 'er geene hartstogr, noch geen belang in het voortduuren der misbruiken betrokken is, vordert altoos door het volmaaken der theorie. De Staatkunde weêrftaat, om de tegenovergeftelde red?n, altoos alle verbetering derzelve Het was eene aanmerking van hobbes dat, zoo 'er enig belang of hartstogt betrokken ware in het betwisten der erkende waarheden der Meetkunde, 'er verfchillende gevoelens omtrent dezelve beweerd zouden worden, hei is indedaad gebeurd (als om de aanmerking van deezen grooten man te regtveerdigen) dat, onder het bellier van TURgot, eene hervorming in de finantieên, op een wiskundig betoog gegrond , als hersfenfehimmige onzin is bespot geworden! zoo veel omtrent de wijze voorkeur van de praktijk boven de theorie.  f r a n s c he omwenteling. 95 Alle de groote vraagftukken van algemeene Staatkunde waren, gelijk wij aanmerkten , ten naastenbij befiisc en bijna alle de beflisfingen waren tegens de vastgeftelde inrigtingen. — en egter bloeiden deeze inrigtingen in alle haaie kragc. Dezelfde man, die de vrije weetenfchappen in zijne ftudeerkamer beoefende, was genoodzaakt eene barbaarfche rechtsgeleerdheid in de regtbank te volgen. Dezelfde Montesquieu, die te Parijs als een wijsgeer van de agttiende eeuw redeneerde, was verpligc te Bourdeaux als een Magiftraatsper» foon van de veertiende eeuw te beflisfen. De leeraprs der verdraagzaamheid en de bedienaars der Inquifitie waren tijdgenooten. De pijnbank bleef in gebruik in de eeuw van beccaria. De Baftille verllondt haare flagtoffers in het land van turgot. Het lijfftraflijk wetboek, zelfs van naticën, bij welke het zagtst was, was onderdrukkend en barbaarsch. De wetten betreffende godsdienftige gevoelens, zelfs daar eene voorgewende verdraagzaamheid was, beledigden de klaarfte gevolgtrekkingen der reden. De waare ftaatkundige beginzelen van den koophandel, fchoon duidlijk betoogd, hadden geenen invloed in de raadzaalen van eenen eenigen ftaat. Zoodanig was het grillig fchouwfpel, dat de Europifche natieën aanbooden, die, wijsgeeren in befpiegeling en barbaarsch in de beoefening, het oplettend oog twee tegengeftelde en met eikanderen onbeftaanbaare vertooningen van zeden en gevoelens opleverden. Maar zulk  $6 VB RDÏOIOtNG VAN DB zulk een ftaat droeg in zig zeiven het zaad van zijne eigen vernietiging om. De menfchen zullen niet lang in hutten leeven met het model van een paleis voor hunne oogen. Daar beftondt, wel is waar, in de oude waereld een ftaat, die in enig opzigc daar naar geleek. Maar toen hadt de drukkonst nog geen kanaal opgeleverd, door het welk de gevoelens der geleerden ongevoelig in 's volks geest indringen. Daar was toen een bolwerk tusfehen het gros van het menschdom en de weinige, die redeneeren. Zij waren onderfcheiden volkeren, hetzelfde land bewoonende, en de gevoelens van deeze (ik fpreek in vergelijking met onze tijden) hadden weinig invloed op geene. Maar thans is dat bolwerk geflegr. — De overtuigingen van de wijsbegeerte krijgen met eenen traagen, doch wisfen tred, ingang in de denkwijze van het volk. Te vergeefsch veroordeelt de geleerde hoogmoed het volk tot onkunde, door oppervlakkige kennis te wraaken. — Het volk kan niet diep kundig zijn, maar de waarheden, die de zedenkundige en ftaatkundige betrekkingen van den mensen regelen, liggen niet diep onder de oppervlakte. De groote werken, waarin ontdekkingen vervat zijn , kunnen niet door het volk geleezen worden; maar het hoofdzaaklijke van dezelve vloeit langs eene menigte kleine, bogtige karsaaien in den winkel en in de hut. De bereiding van deeze werken van onvrugtbaaren luister tot verborgen nut en onbemerkte werkzaamheid,  ïranschr omwenteling. 97 heid, gelijke den arbeid der natuür in de uitwendige waereld. De uitgebreidheid van een flaacig meir, de loop van eene majestueufe flvier treft de verbeelding door elk indrukzel Van waardigheid en verhevenheid; maar hec is de vogtigheid, die ongevoelig uit dezelve oprijst, die, zig langzaam met. den grond vermengende, alle de weelderigheid der groeijing voedt, en de oppervlakte van den Aardbodem verfierc en vrugtbaar maakt. Men kan dan met grond aanmerken dat* fchoon edelaartige gevoelens zoo langen tijd tegelijk met gebrekkige inrigtingen beftaan hebben, het niet natuurlijk was» dat zulk een ftaat van zaaken duuren zoude. Den wijsgeeren der oudheid ontbrak het niet, gelijk arc hi me des, aan een rustpunt om hunne werktuigen te plaatfen; maar het ontbrak hun aan een werkcuig om de zedenlijke waereld te verzetten. De drukpers is dat werktuig, dac den magtigen aan den wijzen onderworpen heeft door de denkwijze van hec menschdom te bellieren. Het onderzoek van groote waarheden heeft eene verzameling van wetten voor de Nationaale Vergadering voorbereid. De verbreiding van ftaatkundige kennis heeft een volk ten naastenbij voorbereid om die te ontvangen en braave menfchen mogen eindelijk eens hoopen dat de ellenden van het menschdom ftaan verligt te worden; die hoop kan bedrieglijk zijn, want de grond, waarop deszelfs vijanden ftaan, is fterk, hij beftaat in de dwaasheid en ondeugend. G beid  <)S VERDEDIGING VAN DE heid der menfchen. Maar zij, welke die hoop voeden, zullen egter geene fchaamte gevoelen, als zij overwonnen worden, en geen nijd, als de voorfpellingen van hunne tegenpartijders zegevieren. Mehercuk malim cum Platone errare. Welk ook het eindelijk lot van de Franfche omwenteling-bewerkers zijn mag, de vrienden der vrijheid zullen hen egter al» toos moeten befchouwen als de onderneemers van de grootfle pooging, die tot hiertoe nog in de zaak van het menschdom gedaan is» Zij kunnen nooit ophouden zig te verheugen dat, onder de lange lijst van rampen en wandaaden, die de jaarboeken van het mensch-. dom bezoedelen, het Jaar 1789 een plaatsje vertoont, waarop het oog der menschlievendheid met welbehaagen mag (haren, TWEE-  TWEEDE AFDEELING. Van de zaamenftelling en het Ka» rakter der nationaale vergadering. Zelden worden de gebeurtenisfen door den Gefchiedfchrijver gefcheiden van het karakter der geene, die in het bellieren van dezelve uitmunten. Van dit alleen verkrijgen zij dikwijls de tint, die haare zedenlijke hoofdkleur bepaalt. Het geen in süllv als edele fierheid bewonderd wordt zou in richeliku als onverdraaglijke trotschheid verfoeid worden. Maar de graad van deezen invloed verfchilt met het gewigc der gebeurtenisfen. — In de gewoone lïaatszaaken is hij groot, om dat zij in de daad alleen voor de nakoomlingfchap van belang zijn voor zoo verre zij de karakters ophelderen van hun, die uitmuntende rollen op het toneel der waereld gefpeeld hebben. Maar in voorvallen, die zelye van eene ontzagchelijke grootte zijn, wordt het karakter van de geene, die Ga de-  ioo verdediging van db. dezelve bellieren, naar evenredigheid van veel minder gewigr. De omwenteling van 1688 wordt op den huidigen dag met geene fchande bevlekt door de ondankbaarheid van churchill, of de verraaderij van sunderla nd. De eerlijkheid van somers en de godloosheid van spencer verdwijnen even zeer in den luister dier groote gebeurtenis, in hec gevoel van derzelver nuc en in da bewondering van derzelver billijkheid. Daar blijft geen ander zedenlijk indrukzel in onze ziel dan dac alle ftem, die waarheid fpreekt, alle hand, die vrijheid vestigt, de godfpraaken en de giften Godes aan hec menschdom uicdeelen. Zoo die waar zij van de afzetting van jakobus II, is hec nog veel waarachtiger van de Franfche Omwenteling. Onder veele omftandigheden, welke die gebeurcenis, als onvoorbeeldlijk in de gefchiedenis, deeden uitblinken , was het geene van de minst aanmerklijke, dat men met waarheid zeggen kon dat het eene omwenteling zonder hoofden was. Zij was de uitwerking van algemeene oorzaaken, werkende op hec volk. Zij was de opftand eener natie , uit eene gemeene bron verlichc. Hieruic heefc zij haar bijzonder karakter ontleend en hierdoor hebben de verdienden van de aanzienlijkfte perfoonen in dezelve weinig invloed op haaren vooregang gehad. — Hec karakcer van de Nacionaale Vergadering is, wel is waar, van een minder gewigc; doch naardien de Heer bür-  frans che omwenteltÏÏS. Iftl burke zoo zeer tegens dit lighaam is uicgevaaren, zullen enige weinige aanmerkingen over hetgeen hij van hetzelve gezegd heefc niet onvoegzaam voorkoomen. De vertegenwoordigers van den Derden Staat beftonden, gelijk hij mee recht zegt, uit Advocaaten, Geneesheeren, Kooplieden, Geleerden, Ambagtslieden en Landbouwers. De keus was indedaad door de noodzaaklijkheid dus bepaald; want, buiten lieden van deeze flanden en beroepen, hadc hec volk geene voorwerpen om ce verkiezen, naardien hec leger en de kerk door den Adel ingenoomen waren. — „ Daar was geene fchaduw van „ den land - eigendom des lands in deeze ver„ tegenwoordiging ce vinden." — Om eene baarblijklijke reden. — Omdat de Adel van Frankrijk, gelijk de kleine Adel (Gentry) in Engeland, bijna uitlluicend den land-eigendom van hec Rijk bezac. — Deeze beroepen konden dan alleen vertegenwoordigers voor den Derden Staat opleveren. — Zij maaken hec grooefte deel uit van dien middelbaaren rang, onder welken bijna al hec verftand en de deugd der maatfchappij zig onchouden. Hunne voorgewende ongefchiktheid voor flaatszaaken is een hoogmoedig verzinfel van Staatsmannen, dac de gefchiedenis der Omwencelingen altoos heeft gelogenftrafc. Deeze dringende gelegenheden hebben nooic gemisc leaatkundigen ce vormen. De fpitsvindige raadslieden van philippüs II wierden ce leur gefield door de burgemeesters G 3 van  102 VKRDÏDIGtRG VAN DE van Amfterdam en Leijden. De onderdrukking van Engeland deedt een geflagt van ftaatsmannen in deszelfs volkplantingen opftaan. De Advocaaten van Boston en de planters van Virginia wierden in ftaatsdienaaren en onderhandelaren herfchapen, die niet agterlijk waren, noch in wijsheid als wetgeevers, noch in fchranderheid als ftaatkundigen Deeze daden bewijzen dat de vermogens van het menschdom t'onrechte verlaagd, de moeijelijkheid van ftaatkundige zaaken listig vergroot zijn, en dat 'er eene hoeveelheid van talent onder de menfchen verborgen bgt, die zig altoos verheft tot de hoogte van de groote aangelegenheden, welke haar te voorfchijn roepen. Doch de meerderheid van afgevaardigden uit het beroep van rechtsgeleerden, dat beroep, dat de menfchen leert, „ flegte regee„ ring op eenen afftand te voorzeggen en de „ nadering van dwingland» in elk befmet ,, windje te rieken" (*) was de noodlottige bron, waaruit, zoo wij den Heer burke gelooven mogen, de rampen van Frankrijk ontfproten zijn. De meerderheid van den Derden Staat beftondt, het is waar, uit Advocaaten. Hunne talenten van in het open* baar te fpreeken, en de gewoonheid van in hun beroep vraagftukken te onderzoeken, we.ke met die der Staatkunde overeenkomst heb- ».k« *i~l*V RedenvoeriDe over ^ Amerikaanse ïaaken m het Jaar 1775.  FRANS CHS OMWENTELING. 103 hebben, maakten hen de waarfchijnlijkfte voorwerpen van de keuze des volks, bijzonderlijk in een despotiek land, daar Staatkundige befpiegelingen geene tijdkorting voor de rijken waren. Maar hec blijkt niet dac de meerderheid derzelve uic de ongeleerde, werktuiglijke leden van dac beroep beftondt (»). Uit de lijsc van de Algemeene Staaten zou blijken dac de meerderheid advocaaten uit de provin' tieën waren, eenen naam van eene geheel andere betekenis dan die van boeren-procureurs en welkers gevvigc niec gefchac moet worden naar zuiver Engelfche denkbeelden. Alle uitmuntende talencen voor de balie zijn alhier in de hoofdftad vereenigd; maar in Frankrijk was de infcelling van rondgaande rechcbanken onbekend. De provincieën waren onvolmaakclijk vereenigd, derzelver wetten verfchillende, derzelver rechtsgebieden onderfcheiden en bijna onaf hanglijk. Twaalf of dertien Parlementen vormden zoo veele kringen van Advocaaten, die in geleerdheid en welfpreekendheid de Parijfche balie zoo goed als evenaarden. Deeze verfpreiding van talencen was, in enig opzigc, ook hec noodzaaklijk gevolg van de onczagchelijke groocce van hek Rijk. Geen billijk mensch zal in Engeland de Ierfche en Schocfche rechtbanken den naam van provincie-rechtbanken geevén, mee inzigc om die ce verachcen. De Parlemencen van ver- (*) Zie eeiae naauwkeurige lijst derzelve in het Ajn» hangzel tot het Journal de Paris, 31 Meij, 1789. G 4  r°4 verdediging van de verfcbeiden Provintieën in Frankrijk booden een zoo wijd veld voor talenten aan als de opperfte Gerechtshoven van Ierland en Schotland. Het Parlement van Rennes, bij voorbeeld, bediende het recht aan eene Provintie, die twee millioenen en driemaal honderd duizend mwooneren bevattede (♦), eene bevolking zoo groot als die van enige vrij aan* zienlijke rijken in Europa. De Steden Bour, deaux, Lijons en Marfeille gaan in rijkdom en bevolking Koppenhagen, Stokholm, Petersburg en Berlijn te boven. Deeze waren de toneelen, waarop de Provintie-Advocaaten van Frankrijk naar roem in hun beroep ftreef??* Ee"e al?emeene bijeenkomst van het Britfche Rijk zou misfchien aan eenen curRan en eenen erskine en aan de anderen uitmuntende,en begaafde pleiters van Dublin en Edinburg eene zoo hooge plaats aanwijzen als aan die van de hoofdftad en volgens dezelfde beginzelen hebben de Thoübets en chapeliers van Rouaan en Rennes zoo groot eenen invloed in de Nationaale Vergadering verkregen als de targets en camus van de Parijfche balie. Het bewijs, dat deeze advocaaten invloed, gelijk de Heer burke het gelieft te noemen, J'iZn TTflag °ver de bevoikins v.n Frankrijk, «n de Nationaale Vergadering door den Heer brio»  TRANSCHB OMWENTELINO. I05 men, niet tot nadeel heersehte, is te vinden in de decreeten van de Nationaale Vergadering betreffende de gerechtelijke orde. Hun doel moest, volgens zijne (telling, geweest zijn eene twistveroorzaakende conftitutie, gelijk hij haar noemt, te vormen. Het tegendeel is zoo baarblijklijk het geval/geweest, alle hunne decreeten flrekten zoo duidlijk daar heenen om het gewigt van de advocaaten ce verminderen, door de bemiddelingen gemaklijk te maaken, door het aanneemen van de rechtspleegtng door gezworenen, door hec verminderen van de kosten en langwijligheid der rechtsgedingen, door het vernietigen van eene ingewikkelde en barbaarfche rechtsgeleerdheid, en door de eenvoudigheid in alle gerechtelijke handelingen ingevoerd, dat men hun ftelzel verweten heeft rechtftreeks te (trekken om het beroep van rechtsgeleerden te vernietigen; een ftelzel, dat veroordeeld kan worden als tot eenen hersfenfchimmigen hoogen graad getrokken, doch 't welk men niet beweeren kan dat flerke blijken draagt van den vooronderftelden invloed van de „ chicane.'"' Bij de advocaaten waren, behalven de landgeestlijken, welke de Heer burke verachtlijk boeren - predikanten noemt, die edellieden gevoegd, welke hij zoo geftrenglijk brandmerk c als verlaaters van hunne Orde. Egcer bettondc de bezending van den Adel, die zig hec eerst bij de Gemeenten voegde, en op welke dan ook die benaaming besc zou moeren toegepast worden, niec uic mannen, welke U 5 de  Io5 VïSDEDIOIHO van BE de flegte gefteldheid van hunne middelen en hunne uitbondige eerzugc voor burgerlijke verwarring voorbereidden. . Onder dat getal vondt men de hoofden van de oudfle en vermogendfte geflagten van Frankrijk, de ro- chefoücaults, de r.ichelieus, de Wontmorencys, de noailles. Onder hen bevondt zig lahy, die zulk eenen edelmoedigen lof van den Heer burke ontvangen heeft, en het zou bezwaarlijk zijn in eenen van dat lighaam een belang te ontdekken, ftrijdig met het bewaaren van de orde, en de veiligheid van rang en goederen. Na dus den Heer burke gevolgd te zijn in eene zeer korte fchets van de klasfen van mannen, welke de Vergadering uitmaaken, zoo laaten wij nu overgaan om te zien, hoe hij den geest en de algemeene regelen voorftelt, door welke zij zig heeft laaten leiden, en die, volgens hem, in alle de gebeurtenisfen van de Omwenteling geheerscht hebben. Eene kabaal van wijsgeerige Godverzaakers „ hadt zaamengefpanrjen tot de uitroeijing van „ het Christendom. De geldbezitters, die rijk „ geworden waren door de rampen van Frank„ rijk, bij den Adel om hunne afkomst ver„ acht, en bij het volk in haat om hunne af„ persfingen, zogten het verbond van deeze „ wijsgeeren, door welker invloed op de al„ gemeene denkwijze zij zig zouden wreeken „ op den Adel en zig de gunst des volks ,, herwinnen. De Godverzaakers moesten be„ loond worden met de uitroeijing van den  FRANS CHE OMWENTELING. Ï07 „ godsdiensc en de actie-handelaars met den „ roof van den Adel en van de Kerk. De „ heerfchende trekken van de Omwenteling „ draagen getuigenis van dit verbond van god,, loosheid en roofzugt. De vernederde inrign liriS van de Kerk bereidt de vernietiging „ van het Christendom en alle de vern'scin„ gen in de geld - middelen zijn gefchied om „ de kisten van de kapitalisten van Parijs te „ vullen." Zoodanig is de Helling van den Heer burre, omtrent den geest en den aart van de Franfche Omwenteling. Het gedeelte waarheid, dat zijne fteiling waarfchijnlijkheid bijzet, van de valschheid, die haar met alle haare ijslijkheden omkleedt, te fchiften zal egter noch eene verveelende, noch eene moeijeÜjke taak zijn. De handeldrijvende lieden, of geldbezitters zijn, in alle landen van Europa, (als een lighaam gerekend) met minder vooroordeelen bezet, befchaafder en verftandiger geweest dan de land-eigenaars. Hunne inzigten worden meer uitgebreid door eenen ruimer omgang met menfchen, en hier van daan ook de gewigtige invloed van den koophandel in het befchaaven van de hedendaagfche waereld. Wij kunnen ons dan ook niet verwonderen, dat deeze verlichte klasfe van menfchen zig altoos de vuurigfte betoont in de zaak der vrijheid, de ijverigfte voor ftaatkundige hervorming. Het is geen wonder dat de wijsbegeerte in hun leerzaamer kweeklingen, en de vrijheid werkzaamer vrienden vindt dan in eene hoog- har-  XoS VïïBKDiorjIC VAN DE hartige en bevooroordeelde ariftocratie. De Omwenteling van 1688 bragt dezelfde verdeebng in Engeland voort. De geld-bezitters maakten langen tijd de fterkte der Whigs uit, terwijl de meerderheid der landbezitters lang ijverige Tories bleeven. Het is wel waardig aantemerken, dat de blaauwboekjes-fchrijvers van de Tories, de Whigs met dezelfde vijandichap tegens den godsdienst befchuldigden, welke de Heer burke nu onderflelt dat in Frankrijk heerschr. Zij voorfpelden de vermenging van de Kerk, ja zelfs ■ den val van het Christendom zelf uit den invloed van Ketters, Ongeloovigen en Atheïsten, welke de nieuwe regeering van Engeland befchermde. Hunne boekjes zijn in vergetelheid geraakt met de voorwerpen, die dezelve aan het licht deeden brengen; maar de talenten en de roem van swift hebben de zijne in wezen doen blijven, en zij verfchaffen overvloedige bewijzen van deeze overeenkomst van het gefchreeuw tusfehen de vijanden van de Engelfche en de lasteraars van de Franfche Omwenteling. Dat de wijsgeeren (de andere partij in dit ongewoone verbond tusfehen rijkdom en letterkunde in deeze nieuwe vereeniging van fchrijvers en bankiers) door hunne fchrifcen de omwenteling voorbereid hebben, derzelver bewonderaars Hellen 'er glorie in dit te erkennen (*). Wel. . C*.) Dm Heeren bürkes aanmerking omtrent de Engelfche Vrijdenkers is zijner onwaardig. Zij gelijkt meei;  FRANSCHE OMWENTELING. iep Welke de befpiegelende gevoelens van deeza wijsgeeren over verre gezogte en geheimzinnige vraagftuk ken waren is hier van geen aanbelang. Het is niet als Atheisten of Deisten, maar als ftaatkundige redenaars dat zij in eene ftaatkundige omwenteling befchouwd moeten worden. Alle hunne fchriften over bovennatuurkundige of godgeleerde vraagftukken behooren tot de vraag niet. Zoo rousseau enigen invloed gehad heeft in het bevorderen van de omwenteling, is het niet door zijne Brieven gefchreven van den Berg, (f) maar door zijn Maatfchaplijk verdrag ( $ ). Zoo voltaire heeft toegebragt om eene verlichte denkwijze in Frankrijk te verfpreideu, was het niet door zijn wijsgeerig woordenboek (*) maar door zijne vermeer naar de vervoering, waarmede Priefters den kwijnenden godsdienstijver van hunne dweepzugtige aanhangers aanvuuren, dan de bedaarde, fchrandere en manlijke beoordeeling van eenen wijsgeer en geleerde. Hadde hij een uitgebreid onderzoek onder zijne geleerde vrienden gedaan, hij zoude verfcheiden gevonden hebben, die colli Ns onvergelijklijke verhandeling over de Vrijheid en Noodzaakhjkheid bewonderden. Hadde hij in de waereld uitgezien, hij zou veele gevonden hebben, die nog de wijsgeerige werken van boling. broei leezen, niet als wijsbegeerte, maar als welfpreekende en luifterrijke woordenpraal. Wat bij met hunne opvolgers bedoele zal ik niet gisfen. Ik zal niet onderftellen dat hij, met Doétor hurd, david hu me als eenen ellendigen redenkonftenaar uit het Noorden befchouwt! het is egter haid hem in. eenen anderen zin te verdaan. (■f) Lei tres écrites de la Montagne. (§) Le Contract Social. (*) Diïïioiwaire Philofophique.  VUDKDIOIKö VAN Ö» verdedigingen van de verdraagzaamheid. De blaam van hunne godverzaakerij (zoo 'er die ware) is perfoonlijk, zij behoort niet tot de omwenteling, want die gebeurtenis kon noch bevorderd, noch tegengehouden worden door afgetrokken redeneeringen over godgeleerde ftof. fen. De onderitelling van hunne zaamenzweering om het Christendom uitteroeijen is eene van de buitenfpoorigfte hersfenfchimmen, die immer in 's menfchen verbeelding zijn opgekoomen. Laaten wij eens hunne ongeloovigheid in de volfte uitgebreidheid toegeeven. Hunne wijsbegeerte moet hun geleerd hebben dat de harts. togten, redenlijke of onredenlijke, waaruit de godsdienst fpruit, door geen menschlijk vermogen uit 's menfchen hart kunnen uitgeroeid worden. — Hunne ongeloovigheid moet hen onverfchillig gemaakt hebben welke bijzondere wijze van godsdienst - oefening heersfchen zoude. Deeze wijsgeeren waren niet 'de Apostelen van enige nieuwe openbaring, die het geloof van Christus moest verdringen. Zij wisten dat het hart in dit ftuk niet ledig kan blijven en zij hadden geen belang om den Vedam of den Koran in de plaats van het Euangelie te ftellen. Zij konden geene redenlijke beweegredenen hebben, om enige omwenteling in het geloof van het volk te bewerken. Hun doel was bereikt, als het Priesterdom ontwapend was. Hoe groot de vrijheid van hunne bijzondere befpiegelingen ware, het was niet tegens den godsdienst, maar tegens de Kerk dat hunne Staatkundige vijandfchap gewend was. Maar,  FRANSCHE OMWENTELING. Ut Maar, zege de Heer burke, de vernederende ftelling op jaargelden en de verkieslijke inrigcing van de Geestlijkheid van Frankrijk is een genoegzaam bewijs van dat oogmerk. De Geestlijkheid moet verachtlijk gemaakt worden, op dat 's volks eerbied voor den godsdienst zoude uitgeroeid, en dus de weg gebaand worden , om denzelven te vernietigen. Het is vermaaklijk de verfchillende oogpunten te zien, waaruit dezelfde voorwerpen door verfchillende geesten befchouwd worden. — De Heer hu me beweert dat het flaatkundig is de geestlijkheüi een ruim beftaan te geeven als gefchenken, waarmede men de nuttige werkloosheid van het Priesterdom koopt. Zij koomen dan, denkt hij, niet langer in verzoeking om naar eene gevaarlijke beheerfching over den geest des volks te ftaan, om dat zij onafhanglijk vaa hetzelve zijn. Ware die wijsgeer nu nog in leven geweest, zoude hij, volgens datzelfde beginzel, moeten aangemerkt hebben dat eena verkieslijke Geetslijkheid en eene bekrompen begiftigde Kerk eene veel grooter ftrekking hadden om dweeperij voorttebrengen dan ongodsdienstigheid. Als de Priesters van het volk afhanglijk zijn, kunnen zij hunnen invloed alleen ftaande houden door die hartstogten ia 'svolks geest aantekweeken, welke hun invïoei op denzelven gegeeven hebben. Hun eenigfte invloed is door de godsdienstige hartstogten. Deeze hartstogten aantevuuren is baarblijkljjk hun doel. Priesters zouden in eene natie van twijfelaars verachtlijk, in eene natie van dwee - per*  112 VERDEDIGING VAN DÈ pers alvermogend zijn. Daarom is het altoos «iet meer de gewoonte geweest van eene Geestlijkheid,. die van een Hof afhanglijk is, zig flaafsch te gedraagen dan het baarblijklijk hec belang zoude zijn van eene Geestlijkheid, die van hec volk afhangc, godsdienstige geéscdrift aancekweeken. Bekrompen inkomften moescen hen ook nog meer aanzetten om troost voor het misfen van waereldfche genietingen te zoeken in hec voeren van een vleiend gezag over de geescen des volks. — Zoodanig zou het gezigcpunc geweesc zijn van eenen wijsgeer, die onverfchillig omcrenc hec Christendom dage, bij de nieuwe inrigting van de Franfche Kerk. lNooic zou hij droomen van den godsdiensc bij hec volk verdagc ce willen maaken door deszelfs bedienaars Werkzaamheid ce geeven, verachclijk, door hen tot eerlijkheid te dwingen of onbeminnelijk door denzelven van nijdverwekl kenden luifter te berooven. Hij zou in deeze veranderingen de zaaden van geestdrift, niet van ftapheid, gezien hebben. Maar hij zou zig crooscen mee ce bedenken dac de oncbinding van de Kerk als een lighaam de kragcen van hec Priesterdom gefnuikc hadc, dac eene onbegrensde godsdienscige vrijheid den onderiingen haae van de verfchillende Seélen zoude oncwapenen en de verbreiding van kennis de buicenfpoorigheden der dweeperij zoude ftuicen. Ik befchouw hier de inrigting van de Franfche Kerk alleenlijk als een bewijs voor hec gewaand plan om hec Christendom uieeeroeijen. Ik  FRANSCHE OMWENTELING. H3 Ik beredeneer hier derzelver inwendige verdiende niet. — Daarom (lel ik mij in de plaats van eenen ongeloovigen Philofooph en hec fchijnc dac deeze wel bemerkc zoude hebben dac die oncwerp rechtftreeks coc hec tegendeel zou leiden als dac de Heer burke begrijpc (*). Daar is een feit, dac, fchoon weinig bekend, bijna een volkomen bewijs van de juistheid van deeze befpiegelingen is. Hec is indedaad eerder een dweepzugtige dan een ongodsdienftige geesc, die de bewerktuiging van de Kerk van Frankrijk heeft opgegeeven. Daar hadt zig in de Parlementen van dat Rijk eene Janfenistifcne partij gevormd door hunne langduurige vijandfehappen met de Jefuiten en den Itoel van Rome. De leden van deze partij hebben in de Nationaale Vergadering. door (*) De tbeörie van den Heer burke omtrent de Kerklijke inrigtingen kan ik volftrekt niet bevatten. Hij wil de ongodvrugtige redeneering van den Heer h u m e niet aanneemen; ook onderdek hij niet met warburTon dat 'er een verband tusfehen Kerken Staat is; want hij fchijnt te begrijpen dat die twee oorfpronglijk dezelfde zijn. Als hij of zijne bewonderaars zijne gezegden van p. 145, en 146 in eene reeks van Hellingen in duidlijke en onopgefmukte taal willen ter neder zetten, zullen zij voegzaame onderwerpen van beredeneering en bewijs worden. Zoo als zij nu zijn, brengen zij onweêrftaanbaar eene van de aanmerkingen van Lord bacon in gedagten: Pugnax enim pbilofopbia genus S? fophisticum illaqueat intelle&um, at ilïud alterum, phantasticum & tumidum et qua ft poeticum magis blanaitur intelleSul. biest enim homini queedam intellectus ambitio non minor quam voluntatis prafertim in ingeniis altis $t elevatis. Nov. Org, § LXV. H  h-4 verdediging van de door onderfteuning van de laagere geestlijkheid, de overhand in kerklijke zaaken bekoomen. Van dit getal is de HeercAiwus. De nieuwe inrigting van de Kerk ftrookt volmaakt met hunne leerltellingen (*). De Geestlijkheid moet, volgens hunne beginzelen, den Bisfchop van Rome, rekenfchap geeven van haare eenigheid in de leer, maar moet geene ondergefchiktheid in het (tuk van kerklijke tugt erkennen. De geest eener flaapende fecle dus onder eene nieuwe gedaante in zoo een hachhjk tijdflip weder opgewekt, de onverilaanbaare fpitsvindigheden van den Bisfchop van Ypres dus invloed hebbende op de inilellingen van de agttiende eeuw, zou eenen verlichten waarneemer van menfchelijke zaaken een wijd veld tot denken geeven. Maar voor ons oogmerk is het genoeg de zaak op te merken en de dwaaling aan te (lippen van aan de vijandige oogmerken van Atheisterij toe te fchrijven hetgeen in zoo groot een graad uit godsdienfiig ijvervuur gefproten is. De inrigting van de Kerk heeft geen bewijs opgeleverd van hetgeen, waar aan de Heer burke zoo veel van het llelzel der Nationaale Vergadering heeft toegefchreven. On- (*) Zie de reden voering van den Heer syeyes over de godsdienftige Vrijheid, daar hij de Kerklijke Commisf.e verwijt de Omwenteling misbruikt te hebben om Port Royal, de befaamde kweekfchool van Janfenis. terij, te doen herleeven. Zie ook conöorckt M i Inftruction publiquc.  fransche 6.mwentbling. H5 Onderzoeken wij nu of derzelver finantie- inrigtingen dit gebrek zullen vergoeden. (*) Laaten wij de akelige voorftelüng van den ftaat der Franfche geldmiddelen, door den Heer de calonne ons voorgehouden, het bericht van den Heer de la rochefoucault, van de Commisfie van finantieën, op* den negenden December van het jaar 1790, eens tegenftellen, welke uit berekeningen, die onbetwistbaar fchijnen, befluit, dat de inkomften de uitgaaven in dit jaar aanmerklijk zullen te boven gaan. De eerlijkheid van dien aanzienlijken perfoon is tot hier toe door geene der partijen in twijfel getrokken. Het zou indedaad een zonderling bewerktuigd verftand moeten zijn, dat aarfelen konde tusfehen den Hertog de la rochefoucault en den Heer de calonne. Doch zonder dit argumentum ad vsrecutidiam te gebruiken, moeten wij aanmerken dat 'er grond-gebreken zijn, (*) Men zou kunnen aanmerken dat ik op het onderwerp van de geldmiddelen vermijd heb in bijzonderheden te treeden. Dit was niet noodzaaklijk voor mijn oogmerk, dat beftondt in de fchikkingen der Vergadering omtrent de inkomilen te befchouwen, meer met inzigt op haare onderftelde ftaatkundige zedenloosheid dan op haare talenten in zaaken van finantie. Ik bepaal mij dan tot algemeene aanmerkingen , en dit doe ik met des te meer vermaak, om dat ik de bekwaamheid ken, waar mede dit onderwerp zal behandeld worden door iemand, wiens fchranderheid in het algemeen en wiens nsauwkeurige kennis van de Franfche geld-middelen hem bijzonderlijk bevoegd maaken om de misftellingen van den Heer juuki tan bet algemeen veer te Hellen. H a  liet verdediging v a n d e tip, die alle de berekeningen van dien Staatsdienaar en de daarop gebouwde redeneeringen van den Heer burke om verre ftooren. Zij zijn genoomen uit een jaar van verwarring, van kwijnende en verftoorde nijverheid, en ongerijmd toegepast op de toekoomende inkomften van vreedzaame en bloeijende tijden (*). Zij zijn genoomen uir een jaar, waarin veele van de oude inkomften van den Staat vernietigd waren en geduurende welk de Vergadering haar ontwerp van belasting naauwJijks begonnen hadt. Het is eene dwaaling te zeggen dat de Vergadering de voorige druk- (*) Men zou bijna het zelfde kunnen antwoorden op de tegenwerpingen, welke men uit den tegenwoordigea ftaat van de inkomften in Frankrijk zoude willen haaien. Eene aaneenfchakeling van rampen , waar mede de Vergadering te worftelen heeft, en die meest al door binnen en buitenlandfche vijanden van haare Conftitutie haar berokKend worden, als de opftand op St. Domingo, de uitvoer van fpetie, en andere praktijken , waar door men , gelijk wel bekend is, buiten 's lands den handel van Frankrijk drukt, de geftadige vrees, waar in zij gehouden wordt, dat men het rijk zal aanvallen, en die, zonder oorlog, de kosten van eenen oorlog vordert, de onwilligheid en de bezwaarlijkheid om de belastingen op te brengen, terwijl de gewapende burgers, op de grenzen gebruikt moetende worden, genoegzaame magt ontbreekt om de heffing van dezelve te dwingen en op eenen geregelden voet te brengen, dat ook niet dan van langzaamerhand gefchieden kan, dit alles loopt te zaamen om de buitengewoone kosten te groot te maaken, dan dat zij uit de gewoone inkomften, voor zoo verre' zij tot nog toe geheven worden, goed gemaakt zouden kunnen worden, vbrtaaler.  rfransche omwenteling. 117 drukkende belastingen, die eene zoo groote bron van inkomften maakten, heefc afgefchafc Deeze belastingen gingen in de doods-worftelingen van de oude regeering te niet. Geen gezag, dat in Frankrijk bleef, zou in ftaac geweesc zijn dezelve ftaande ce houden. Zal' ke berekeningen moecen noodzaaklijk zeer bedrieglijk zijn, die uic een cijdperk genoomen zijn, wanneer 'er zoo veele belastingen vervallen waren, eer zij door nieuwe lasten konden vervangen worden, en toen de voorbrengende nijverheid zelve, de bron van alle inkomften, mee eene oogenbliklijke beroerte geflagen was (*). De Heer burke beoordeelc de verdien (een van de Vergadering in hec regelen der geld-middelen, alvorens zij haar ftelzel van belastingen ce leggen begonnen hadc. Hec is ce voorbaarig haar algemeen plan van inkomften te onderzoeken, of algameene ftelregelen vast ce ftellen op hec overzien van een tijdperk, dac als een interregnum van financie kan aangemerkc worden. De eenigfte finantie-bewerking, die als volledig kan aangemerkt worden, is haare uitgifte C *) De Heer burke verheugt zig met de te kortkooming van tweehonderd millioenen Livres, welke de Heer vernet in de maand Augustus 1790 bekende dat 'er was. Hij laat 'er eene uitvaaring tegens de Na. tionaale Vergadering op volgen, welke eene enige eenvoudige aanmerking hem in de pen zoude hebben doen houden. De affchaffing van de gabelle alleen gaf reden van bijna de helft van deeze te kortkooming! derzelver beloop rekende men op zestig millioenen Livres. H 3  Xl8 VJ1DID1SI8C VAN D» gifte van Asfïgnjeaten -— het maaken van een papieren - geld, dat de goederen der natie verbeeldt, en dat, terwijl het de verkooping van die goederen gemaklijk maakte, het gemis van gereed geld in den gewoonen omloop moest vergoeden. Hier omtrent, zoo wel als omtrenc de meeste andere voorwerpen, zijn de voorfpellingen van hunne vijanden volkoomenlijk gelogenftraft. Zij voorzeiden, dat men geene koopers zoude vinden, ftout genoeg om hunnen eigendom te waagen aan het bezit van eene nieuwe en onveilige inrigting. Maar de Nationaale goederen zijn in alle deelen van bet Rijk met de grootlte gretigheid gekogt. Zij voorzeiden dat de waarde, waarop zij gefchat waren, zoude bevonden worden te hoog gefield te zijn, maar zij zijn doorgaande voor twee- en driemaalen die waarde verkogt. Zij hebben voorzegd, dat de daaling van de Asfignaaten indedaad den prijs van de levensmiddelen zou verhoogen en met de wreedfle hardigheid de behoeftigfle klasfe van menfchen Zoude drukken. De uitkomst is egter geweest dat de Asftgnaaten, in haar krediet geflijfd door de fnelle verkoop van de nationaale goederen, welke zij verbeeldden, bijna op haare waarde gebleven zijn, dat de prijs der levensmiddelen gedaald en het Jijden der behoeftige aanmerklijk verligt is. Verfcheiden millioenen van Asftgnaaten, die nu reeds aan de vlammen zijn opgeofferd, geeven het onweêrfpreeklijkst antwoord op de tegenwerpingen,  ERANSCHB OMWENTELING. rij¬ gen, welke men tegens dezelve gemaakt heefc (*). Veele koopers hebben geen gebruik willen maaken van hec voordeel van in termijnen te betaalen, dac in de verkooping van zulke onmeedijke bezictingen onvermijdlijk moesc toege- (*) Op het oogenblik dat de fchrijver dit fchreef beliep de fom der verbrande Asftgnaaten bijna een derde deel van die, welke in omloop waren; het decreet, waar door men tot het uitgeeven van de Asftgnaaten befloten hadt, bepaalde de fom, die men in deeze pa. pieren in omloop zoude brengen, op niet hooger dan twaalf honderd millioenen te gelijk. Hierop rusten alle de redeneeringen van den fchrijver en, volgens die beginzelen, koomt zijne redeneering mij juist voor. Doch zed.rt heeft de nood de Vergadering gedwongen van deeze heilzaame bepaalingen aftegaan. Geene menschlijke wijsheid kon alle de middelen van te vooren berekenen, welke de vijanden van de Conftitutie zouden gebruiken om hunne overheerfching op den ondergang van hun vaderland te vestigen. De verfiappende verkoop van Nationaale goederen, de al te hooge fora van asfi naaten, die in omloop is, derzelver al te groote evenredigheid tegens het gereed geld, die door den uitvotr en het inhouden van het laatfte fteeds grooter wordt, heeft de Asfignaaten veertig ten honderd doen daalen, httgeea de Vergadering te vergeefsch heeft getragt voortekoomen door een zeker getal in kleine deelen te fplitfen. Deezen ftaat van zaaken geeven de tegenftreevers van de Conftitutie als wanhoopig op. Doch als men in aanmerking neemt dat nog flegts de helft der Nationaale goederen verkogt is en dat Frankrijk nog oneindig veel toevlugt-middelen bezit; als men de ondervinding raadpleegt en bedenkt, dat de Engelfchen den Noord-Amerikaanen even eens het gereed geld ontvoerden, even eens vaifche bankbriefjes in het land zonden om de echte het krediet te ontneemen, dat het papieren geld H 4 in  verbibisins Vak bk geflaan worden, en hebben den gantfchen prijs in eens betaald. Dit is bijzonderlijk het geval geweest in de Noordlijke Provintieën, daar rijke boeren de voornaamfle koopers geweest zijn, eene gelukkige omflandigheid, al diende zij flegts om die nuttigde en eerwaardigfte klasfe van menfchen te vermenigvuldigen, die eigenaars en bouwers van den grond zijn. De nadeelen, de uitgaave van deeze Asftgttaaten verzeilende, in de omflandigheden, waar in Frankrijk zig bevondt, waren maar voor eenen tijd, de voordeel-ge uitwerkingen waren daarentegen voortduurende. Daar waren twee groote oogmerken mede te bereiken, een flaatkundig en een van finantie. Het eerst was een groot lighaam van eigenaars aan de Omwenteling verkleefd te maaken, vermits op derzelver beftendigheid de veiligheid van hunnen eigendom rustede. Dit is het geen de Heer burke noemt hen medepligtigen aan de verbeurdverklaring maaken, fchoon deeze juist de flaatkunde was, welke de Engelfche Omwentelingbewerkers ook aannamen, toen zij in die ftaaten, zonder vastigheid zijnde, gedaald Is geweest tot op twee en een half ten honderd en dat, ondanks dit alles, de geldmiddelen der Amerikaanfche Staaten na hunne vrijverklaaring zeer ras weder tot eenen aanzienlijken trap van krediet geftegen zijn, zalmen geene reden vinden om den ftaat van Frankrijk met opzigt tot haare nieuwe inrigting, om die beflommering, die met den tijd zal ophouden, als hooploos te befchouwen. vertaaler  s*r ansche om wen TB li ns. lat zij den aangroei eener nationaale fchuld beguniligden, met oogmerk om een lighaam fchuldeisfchers bij de beftendigheid van de nieuwe inrigting belang te doen krijgen. Om de bereiking van hec ander groot oogmerk, de aflosfin^ van de nationaale fchuld, onwaarfchijnJijk te maaken, heefc de Heer de calonne zig tot eene zoo verkeerde voorftelling van zaaken laaten vervoeren, dac hij de waarfchijnlijke waarde van de nationaale goederen flegcs bepaalc op cwee duizend millioenen Livres, fchoon de besce berekeningen dezelve op meer dan cweemaal die fom gefchac hebben. Daar is alle waarfchijnlijkheid dac deeze onezagchelijke nationaale eigendom Frankrijk fpoedig van hec groocfte deel zijner nationaale fchuld ontheffen zal, den last van fchattingen zal wegneemen, waar onder de nijverheid in dat land zugtede, en die loopbaan van voorfpoed voor hetzelve openen, tot welke zij zoo baarblijklijk door de weldaadigheid der Natuur beftemd is. Met deeze groote voordeden, mee de aflosfing der nationaale fchuld, en het vestigen van de Vrijheid heefc deeze bewerking, die moec men bekennen, ook enig nadeel te weeg gebragt. Zij kan niec ontkend worden, in enig opzigc, eenen geesc van fpeelzugc ce hebben bevorderd en zij kan de Agenten van den omloop van hec papiere geld en de Municipale Vergaderingen eenen onbehoorlijken invloed geeven; maar die kwaad is van eenen voorbijgaanden aarc; hec cijditip, dac de vernieciging der Asfignaaten door de volledige ver* H 5 koo-  122 "ÜBlBISlRc VAN BE kooping van de nationaale goederen daar is moet dat doen eindigen en dat tijdftip is' gelijk de ondervinding van het voorledene waarfchijnlijk maakt, nier verre af. (*) Daar was een algemeen gezigrpunr, dat voor personen die in de ftaatkundige huishoudkunde bedreven zijn, van het begin deezer maatregel beflisfend moest voorkoomen. Of de Asfignaaten moesten haare waarde behouden of niet. Zoo zij haare waarde behielden, konden, er geene van de gevreesde onheilen uit ontifaan. Zoo zij m misvertrouwen vervielen wierdt elke daaling in haare waarde eene nieuwe reden voor de houders om dezelve voor Nationaale Landgoederen te verwisfelen. Niemand zou papier, dat zijne waarde verloor, willen houden, als hij 'er vasten eigendom voor krijgen konde. Als een groot deel derzelve dus befteed wierdt, moest de waarde van die, welke in den omloop gelaaten wierden, onmiddelijk rijzen, en omdat derzelver getal geminderd was en omdat derzelver zeekerheid baarblijklijker geworden was. De daalino- jn derzelver waarde moest het verkoopen °der Landgoederen hebben doen verhaasten en het verkoopen der Landen moest haar weder hebben doen rijzen. Haare daaling als een middel van omloop moest haar als een werktuig van verkoop hebben doen rijzen en haare deugd C*) Men moet hier wederom de verandering der omHandigheden in acht neemen. De Asf.gnaaten zïm thans tot eene fora van 1500 millioenen in omloop, vantaaier, * vj5k  ÏRANSCHE ©M WE NT Et INS. 12$ deugd als een werktuig van verkoop moest wederkeerig haare nuttigheid als een middel van omloop herfteld hebben. Deeze werking en terug werking moest onvermijdlijk plaats hebben, fchoon de geringe daaling van de Asftgnaaten derzelver uitwerking in Frankrijk niet z er duidlijk merkbaar gemaakt heeft. Zoo fterk is de Heer burke tegens alle maitregelen van de Vergadering, die tot de geldzakken van de Kerk betrekking hebben, gekant, dat zelfs de monnikken en hunne Orden in hem eene voorfpraak gevonden hebben. Laaten wij de bewijzen eens nagaan, welke hij aandringt voor de behouding van deeze gedenktekenen van menschlijke dwaasheid. Tot onderfteuning van een zoo zonderling gevoelen, voert hij eene zedenlijke reden en eene reden van koophandel aan. „ In », de in (tellingen van de monnikken orden », wierdt," volgens zijn gevoelen, „ eene groo», te werk kragt voor het werktuiglijke van », ftaatkundige weldaadigheid gevonden. ,, Een vermogen , wild uit de weelderige voort„ brengende kragt van 's menfchen geest groei»» jende, te vernietigen, is bijna even zoo „ veel in de zedenlijke waereld, als het ver„ nietigen van de blijkbaar werkzaame eigen„ fchappen der lighaamen in de {loffelijke." In een woord, de geest en de inflellingen van hec monnikkendom waren een werktuig in de hand van den Wetgeever, welk hij tot het een of ander algemeen nut moest gewend _ heb- C*J F. 23»  t=4 TES6EDI8IHB VAN DB hebben. Ik beken dat ik zoo verre in de .blindheid van de Nationaale Vergadering deel, dat ,k zelfs de verfte gisflngen niet vormen kan betreffende de verfchillende nuttigheden, „ die zig voor eenen denkenden geest opdee» den." Maar zonder op deeze te blijven ftil ftaan, zoo laaten wij tragten een antwoord tegens zijn bewijs op eenen wijder grondflag te bouwen. De zedenlijke kragt, waar door een Wetgeever 'smenfchen geest beweegt, zijn zijne hartstogten; en zoo de onzinnige dweeperij, die eerst de woestijnen van Opper-Egypte met kluizenaars bevolkte, nog in Europa aanwezig ware, zou de Wetgeever zig moeten toeleggen, om eenen geest te bellieren, weiken de menschlievendheid hem moest beletten te vervolgen en de wijsheid te verwaar. loozen. Maar jnonnikken orden hebben eeuwen lang den geest overleefd, die haar deedt ontftaan. Het was niet noodig voor enige Wergeeving dat „ vermogen, wild uit de „ weeldrige voortbrengende kragt van 'smen„ fchen geest groeijende" waaruit het monnikken-leven ontftaan was, te vernietigen. Hij was, gelijk alle andere woeste en onnatuurlijke hartstogten, van eenen voorbijgaanden aart. Hij kwijnde met het vervallen van het geloof aan wonderwerken en met hec ophouden der vervolging, en.verfmolt trapswijze in de zonnefchijn van gerustheid en overvloed, zoo lang bij de Kerk genotenDe ziel, die het monnikkendom bezielde, was weggevaaren; het geraamte was alleen over-  FRANSCHE OMWENTELING. I25 overgebleven als een last en ontfiering van de Maatfchappij. De fpelonken der dweeperij waren, zoo niet in verblijfplaatfen van zinnelijke verraaaken, ten minnen in fchuilhoeken van vadzigheid en onverlchilligheid verkeerd* De zedenlijke werkkragt beftondc dan ook niec meer, want de geest, waardoor de wetgeever deeze lighaamen alleen zoude hebben kunnen beweegen, was weg. Hec voortbrengzel van dweeperij was dan ook niet gefchikt om hec werkcuig der wijsheid ce zijn. En daar was geen nieuwe geesc op gevolgd, die een middel zoude hebben kunnen zijn in de handen van eenen bekwaamen wetgeever. Deeze kortduurende uitzinnigheden laaten een dood overblijfzel na, op dezelfde wijze als 'er, wanneer de woede en luister van volkanifche uiebarftingen eeuwen voorbij zijn, nog een klomp lava blijft liggen, die den grond belemmert en hec aanzien van hec aardrijk oncflerc (*). De (*) De Heer burke haalt, als eene foort van bijkoe-mende verdediging van het Monnikkendom, aan dat •er veele foorten van nijverheid, zijn, van welke de weldaadigheid de menfchen liever verlosfen zoude dan van het gerust monnikken-leven. Dit moet men bekennen in een opzigt waar te zijn. Doch, fchoon de wetten den natuurlijken loop, welke deeze foort van arbeid voortbrengt, moeten toellaan , volgt daar uit dat zij het afgezonderd monnikken - leven moeten inftellen? Is het aanwezen eener bron van ellende eene reden om nog eene andere te openen? Omdat men nadeelige laagheid dulden moet, moet men daarom gedwongen nutloosheid wettigen ? —- Daar koomen voorbeelden van even zulke verkeerde redeneering van hetgeen de maat-  VgRDIDiciNC VAN D l De verkoop van de Landgoederen der mor* nikken wordt ook door den Heer hUKKt gebakt op een grond van handel. Het hoofdzaaklijke van zijne redeneering kan dus uitgedrukt worden. De overboodige voortbrengzelen van den grond maakten de inkomflen van den Land-eigenaar uit. Dat meerdere moet door de verteering van iemand verfpreid worden wat verfcheelt het nu de Maatfchappij of het in omloop koome door de verteering van eenen Land-eigenaar, of van eene maatichappij van monnikken. Een zeer eenvoudig voortel levert een onwederfpreeklijk antwoord tegens dit bewijs. De rijkdom van de Maatfchappij is haare voorraad van voortbrengen, den arbeid. Daar moeten, het is waar, verteemt zijn, die niets voortbrengen; maar hoe minder hun getal is, hoe grooter Calies anders maatfchappij dulden „„, tot ^geen ^ beveelen op andere plaatfen van het werk van den Heer burk. voor. Wij, fa Enge]and> hjj a «et dat tien duizend ponden -sjim flegter gcpi atst z.jn ,n de handen van eenen Bi.fchop dan fa £ een Baronet of Schildknaap. Uitbundige « w betden gevallen een groot kwaad. De wetten m„£ eigendom laaten aangroeijen, zoo de ,00p ^ wil. Maar moeten zij „0g een nieuw kwaad van haar maakzel bl dit natuurlijk en onherftelbaar kwaad voe' gen? Zij kunnen met vermijden dat 'er ongelijkheid zij In het mkoomen van eigendom, om dat zij den eigendom zig moeten laaten verbreiden. Maar zij kunnen overmaat)8e onge,ijkheden in het inkoomen ^ *™  FRANSCHÏ O MWÏBTI1INO. 127 ders gelijk ftaande) de rijkdom ' van eenen Staat zijn moet. Het bezie van een Landgoed door eene maatfchappij van monnikken geeft, Iaasen wij eens onderftellen veertig, onnutte verteerers. Hetzelfde Landgoed, in handen van eenen eenigen Landheer zijnde, geeft noodwendig maar eenen. Het is dan baarblijklijk dat 'er veertigmaal zoo veel arbeid de algemeene voorraad ontnoomen wordt in het eerfte geval als in het tweede. Zoo men tegenwerpt dat de dienstboden van eenen landheer onnutte verteerers zijn, zoo laat men ook bedenken dat een klooster zijne bedienden heefc en dat die van eenen keken eigenaar niet Ui berbep en niet voor altoos onnut zijn, naardien veele van hun boeren en arbeidslieden worden en vooral moet men ook in aanmerking neemen, dat verfcheiden van hun getrouwd z,jn. Niets kan dan, bij eene eenvoudige handelkundige befchouwing van het onderwerp, baarblijklijker zijn dan het onderfcheid tusfehen leeken en monnikken land - eigenaars Het is zeekerlijk onnodig zig te beroepen op de beweegredenen, die overal ftatuten op de onvervreemdbaarheid (Mortmain) hebben voortgebragt, op den verwaarloosden toeftand, waarin men de landen van geestlijke maatfehap» pijen laat blijven en het oneindig nut, dat ontftaat uit veranderingen van eigenaars voor een land. Het voorkoomen van die Janden, daar de overgangen van den eenen op den anderen de fnelfte geweest zijn, zal de nuttigheid daar van best becoogen. Koopers waa- gen  Ut VERDEDIGING VAN DS gen het zelden zonder gegoed te zijn en de nieuwigheid van hunne aangekogte bezitting boezemt hun de drift in om dezelve te verbeteren. Men kan geen twijfel hebben of de landen, welke de Kerk bezeten heefc, zullen ontzag» chelijk in waardij toeneemen. Het is te vergeefsch te zeggen dac zij in handen van A6tie« handelaais zullen overgaan. Gelegenheden, geene naamen, moet men in menschlijke zaaken in aanmerking neemen. Hij, die eens de werkloosheid en het gezag van eenen Landeigenaar geproefd heeft, zal bezwaarlijk wederkeeren tot den, bij vergelijking, flaaffchen en laagen toedand van een geld bezittend Kapitalist. Maar is de geest van woeker van den onmiddelijken kooper te diep ingeworteld, zijn zoon zal van zijne geboorte de denkwijze van eenen Land-eigenaar inzuigen. De erfgenaam van den Aclie-handelenden Alphius kan zoo volmaakt de zeden van eenen werkzaamen verbeterer van zijn vaderlijk Landgoed aanneemen als de kinderen van Cincinnatus of Cato. Om de zwakheid van deeze bewijzen enigzints te gemoet te koomen, heeft de Heer burke eene loftuitende optelling van de voorwerpen, waaraan de inkomden der monnikken bedeed worden, in het midden gebragt. Aan dit meesterduk van begoochelende en praaiende welfpreekendheid lof te verfpillen is onmogelijk; het zou door quintiliaan aangevoerd geworden zijn als een luis-  »RANSCHE OMWENTELING. 12$ luisterrijk voorbeeld van gemeene redenkunde. Maar letterkundige beoordeeling is ons doel niet en al wat het ten toon fpreiden van zulke vermogens van eenen redenaar over zoodanig een onderwerp ons kan te binnen brengen is het geen misfchien als een wel pasfend motto voor des Heeren burkss werk zoude hebben kunnen dienen. Addidit invalid* robur facundia caufa» I uéh*  DERDE AFDEELING. Van de buitenfpoorigheden des Volks, die de Omwenteling verzeld hebben. Dat geene groote Omwentelingen kunnen ten uitvoer gebragt worden zonder buitenfpoorigheden en ellenden, voor welke de menschlijkheid fiddert, is eene waarheid, die niet ontkend kan worden. Dit is ongelukkiglijk op eene bijzondere wijze waarachtig van die Omwentelingen, welke, gelijk de Franfche, door het volk alleen volbragt worden. Daar het volk door eene partij geleid wordt, vinden derzelver hoofden het niet bezwaarlijk die orde weder te herirellen, die het voorwerp hunner wenfchen moet zijn, omdat zij de eenigfte veiligheid voor hunne magt is. Maar daar eene algemeene beweeging van 's volks geest een willekeurig gezag tot den bodem liegt, is het verre zoo gemaklijk niet buitenfpoorigheden te bedwingen. Daar is meer gevoeligheids te verzadigen en minder ge-  FRANSCHE OMWENTELING. I3Ï gezag te weêritaan. De drift, die zulk eene vreeslijke werking deedt, is te hevig om in een oogenblik tot kalmce en onderwerping te bedaaren. De geest van weêrfpannigheid breekt mee noodlottige hevigheid uit, na deszelfs voorwerp reeds vernield is, en keert yegens de orde der vrijheid die wapenen, met wejke hij de fterkte der dwinglandij heefc te onder gebragt. Den geest, die een volk dan legeert, ce willen ftraffen, zoo zulks billijk ware, zoude te vergeefsch zijn, en, zoo het mogelijs ware, zoude hec wreed zijn. Zij zijn te veele, in getal om met inzigt van recht, en te flerk om met een itaatkundig inzigt geltrafc te worden. Het vertoonen van magt zoude, in zulk een geval, de vercooning van onmagt worden, en geftreng rechc zoude tot de wreedheid van eene uitroeijing leiden. Daar is dan geen ander middel overig dan de vorderingen van hec onderwijs, de kragt van overcuiging, de zagce beheerfching van de regeerende denkwijze. Deeze middelen, fchoon onfeilbaar, zijn van craage werking en in den tusfehencijd, die 'er verloopt, aleer de onftuimige dagen van eene Omwenceling door kalmce vervangen worden, kan men niec verwagten, dac een volk, door zijne onderdrukkers in eenen ftaac van barbaarschheid gehouden, en dac eeuwen van onderdrukking te wreeken heefc, in zijne overwinning ftipc edelmoedig, in zijne wraak kiesch onderfcheidend, of in zijne wijze van vergelden ornzigcig en bedaard zal zijn. „ Hec zal zijne ke» I 2 „ ce-  IJü VERDEDIGING VAN DE „ tenen op de hoofden van zijne onderdruk„ kers aan Hukken Haan." (*) Zoodanig was de toeftand van Frankrijk en zoodanig waren de baarblijkiijke oorzaaken van die toneelen, welke de vrienden der vrijheid beklaagen, als haare overwinningen bevlekkende. Zij gevoelen deeze rampen als menfchen, vatbaar voor mer.schlievendheid. Maar zij zullen dien naam niet geeven aar» die verwijfde gevoeligheid van geitel, jegens welke, zelfs in den ftillen omgang van het huislijk leven, toegeevendheid met liefde gemengd is. De eenigfte menschlievendheid, die, in de groote zaaken van het menschdom hunnen eerbied vordert, is die manlijke en uitgebreide menschlievendheid, die haar oog vast op het voorwerp van algemeen geluk gevestigd houdt. De gevoeligheid, die van een tegenswoordig kwaad te rug ijst, zonder haar gezigt tot toekoomend goed uitteftrekken, is geene deugd, want zij is geene hoedanigheid, nuttig voor het menschdom; zij zou den heelmeester den arm weêrhouden in het afzetten van een gekankerd lid, of den Rechter de hand in het tekenen van het doodvonnis eens vadermoorders. Ik zeg niet (God verhoede !j dat men eene misdaad begaan mag met het vooruitzigt van goed^ Zulk eene leer zoude de Zedenkunde tot in het C*) De welfpreekende uitdrukking van den Heer curran, in het Parlement van Ierland, over de Omwenteling.  ÏRANSCHE OMWENTELING. IJS her hart fchokken. Maar het geval is met de Franfche omwenceling-bewerkers geheel anders. Heeft ooit een zedenkundige beweerd dat wij de najaaging van een goed, die onze pligt ons voorfchreef, moesten nalaat en, omdat wij voorzagen dat ""er enig bijzonaer en toevallig kwaad uit ontftaan zoude. Dit is het waar oogpunt van de vraag, en het is alleen volgens dit beginzel, dat wij de vqrantwoordlijkheid van de bewerkers der Omwenteling voor de buitenfpoorigheden, die haar verzeld hebben, beoordeelen moeten. Zoo enige van deeze bewerkers misdrijven in gedagten hadden tot bereiking van hun oogmerk, laat ik hen aan hunne welverdiende blaam en aan de verfoeijing van alle braaven over. Hij, die de vrijheid op de puinhoopen der zedenleer wil oprigcen, verflaae noch bemint eene van beiden. Maar het getal der geene, tegens welke men zulk een vermoeden van befchuldiging heeft laaten blijken, is zoo klein dac, vooronderfteld zijnde (dac ik niec geloof) dac hec waar zij, zulks alleen bewijst dac onder grooce lighaamen zig ook bedorven en eerzugcige lieden mengen. De vraag omtrent de overige koomc hier op neder. — „ Of zij zig moescen onc„ houden van hec oprigcen eener vrije Re„ geering, om dac zij voorzagen dac zulks „ niec een uitvoer konde gebragc worden „ zonder verwarring en korertondige ram,, pen. — Of zij zig moesten laacen affchrik„ ken van hec llreeven naar zulk eene ConI 3 ft !'  13* VERDEDIGING VAN Dg >, ftimrie, als zij oordeelden voor hun land „ best gefchikt te zijn door het vooruitzigr „ van bijzonder en voorbijgaand kwaad, dan of zij zig deeze rampen getroosten moesten „ met het vporuirzigt van dat geluk, dat „ hun arbeid in het eind verbreiden en duur„ zaam maaken moest?" Een Staatsdienaar wordt niet geacht een zedenloos ftelzel te voeden, omdat hij de rampen van den rechcveerdigflen oorlog opweegt tegens de veilig, heid der natie, die voortgebragt wordt door haaren roem van moed en magt; even zoo min behoort de Vaderlander daar van verdagt gehouden te worden, die, de rampen eener korrflondige regeeringloosheid tegens het onwaardeerbaar geluk eener gevestigde vrijheid opweegende, vindt dat het laatfte de fchaal moet overhaalen. Deeze waren, indedaad, ook in alle tijden de redeneeringen van de hoofden van die opftanden, die het overfchot van vrijheid, dat nog onder de menfchen is, bewaard hebben. Holland, Engeland, Amerika moeten dus geredeneerd hebben en de mindere of meerdere maate van vrijheid, die elk hunner bezit, is door veel grooter rampen gekogt dan Frankrijk geleden heeft. Het is niet nodig, dat ik mij beroepe op de oorlogen, die bijna eene geheele eeuw lang de Nederlanden gefchokt hebben. Maar het is misfchien hoodzaaklijk Engeland te herinneren welken prijs zij betaald heeft voor het vestigen der Omwenteling. De betwiste opvol-  FRANSCHB OMWENTELING. 135 volging, welke uit die gebeurtenis fproot, veroorzaakte eenen vernielenden burger-krijg in Ierland, twee opftanden in Schotland, de daaruitfpruicende flagting en verbanning van duizenden burgers met de vollediglte verbeurtverklaaring hunner goederen, om niet te fpreeken van de verbindtenisfen op het vaste land, waarin zij Engeland dompelde, van de vreemde oorlogen , waarin zij ons wikkelde, en de noodzaaklijkheid, waartoe wij dus gebragt wierden van een ftaand leger te moeten onderhouden en eene overgroote nationaale fchuld opteftapelen. (*) De vrijheid van Amerika is door nog onvermijdlijker rampen gekogt. De bewerkers dier Omwenteling moeten die wel voorzien hebben , want zij waren niet toevallig, of verre verwijderd, maar gereed om in een oogenblik op hunne hoofden loscebarften. Hun geval is dat van Frankrijk zeer gelijk en beancwoordt best een van des Heeren burkes fterkfte bewijzen. Zij genooten enige vrijheid, welke hunne onderdrukkers niet aan* tasteden. De zaak, om welke zij wederftand booden, wierdt hun geduurende den oorlog in- (•) En dit was egter flegts een ftrijd van reden en vrijheid tegens een eenig vooroordeel, dat van erflijk recht; de Franfche Omwenteling, integendeel, is, gelijk door den Bisfchop van Autun verheven gezegd is, le premier combat, qui fe foit jamais li-ure" entre tous les principes et toutes les erreurs! de eerde ftrijd, die ooit gedreden is tusfehen alle grondbeginzelen en alle dwaalingen. Adresfe aux Francois, u Fevr. '1790. I 4  I3Ö ▼**6EDierN6 van DE ingewilligd. ~ Maar, even als Frankrijk, na de inwilligingen van hunnen Koning, weigerden zij in eene onvolkoomen vrijheid te berusten, daar eene vollediger vrijheid nu binnen hun bereik was. Zij ftreefden naar hergeen de Heer burke, welke toen zijne gevoelens ook mogen geweest zijn omtrent zijn tegenwoordig ftelzel, moet afkeuren als een inbeeldig goed, dat flegts in befpiegeling was. Zij zogten hunne geliefde onafhanglijkheid door nieuwe rampen, door het verlengen van de ijslijkheden van eenen burgeroorlog. — „ Hun wederftand" was van 'dat oogenblik af aan, „ regens inwilligingen; hun„ ne flagen waren gerigt tegens eene hand, „ die hun vrijheden en gunden toereikte." De uitkomst heeft dien edelen wederdand indedaad gerechtveerdigd. Amerika is uit haare woriïeling opgedaan tot het genot van vrede en vrijheid, overvloed en aanzien. — De oprigters van haare Conditutie hebben een groot duurzaam proefondervindlijk antwoord tegens de drogredenen en praaiende uitroepingen van de lasteraars der vrijheid opgerigt. ^ Maar welke evenredigheid hadt de prijs, dien zij voor zoo groot een zegen betaalde, tot de voorbijgaande ongelukken, die Frankrijk bedroefd hebben? - De buitenfpoorigbeid van die vergelijking treft eiken onbevooroordeelden geest. Geene reeks van gebeurtenisfen in de gefchiedenis is waarfchijnlijk ooit meerder, kwaadaartiger en meer met opzet vergroot dan de beweegingen, die in Frank-  yRANSCH* O MWENT1LIRG. 137 Frankrijk plaats gehad hebben. Eene verbitterde, talrijke en vermogende bende vlugtelingen, over Europa verfbreïd, hebben zig van alle drukpersfen, die omkoopbaar waren, meester gemaakt en de ooren van het algemeen aanhoudend gevuld met een gebrom van misdaaden en ijslijkheden, die in Frankrijk omgingen In plaats van hieromtrent een naauwkeurig onderzoek te doen, welks gcwigt de verdrietigheid niet vergoeden, noch den arbeid beloonen zoude, zoo laaten wij ons flegts vergenoegen met een eenig algemeen feit tegens dit heir van onwaarheden te ftellen. 'Er is geen huis van koophandel van enig aanzien zedert de omwenteling in Frankrijk gebrooken. — Hoe is dit overeert, brengen met de vertellingen, die men uitgeftrooid heeft ? Even zoo wel zouden de overdragten van de Koninglijke beurs gerust kunnen gefchieden in de woeste regeeringlooshcid van Gondar en de vreedzaame rijkdom van (*) De ftreeken van den Heer de calonnf. ia Engeland zijn maar al te blijkbaar uit den aart van fommige Engelfche drukpersfen. Hij zegt ons dat hij eens zijne gedagten heeft laaten gaan om in eene aantekening, aan het einde van zijn werk, uittrekzels te plaatfen uit de nieuwspapieren van alle de natieën van Europa, om te toonen in welk een algemeen afgrijzen de Franfche Omwenteling gehouden wierdt. Deeze aanteken ing zou des te aardiger geweest zijn, om dat waarfchijxlljk alle deeze ftukken door den Heer de calonne zeiven gefchreven en aan die n;euwsfcbrijveren gezonden waren, die dus zelf het werktuig yan (ie ftem van Europa zoude geweest zijn. 15  T3? TÏIDÏDICIB6 TAK JJB van Lombard-ftraat bloeijen onder horden van Galla en Agows. — De koophandel, die zelfs van de lugt van burgerlijke verwarring terugijst, heeft deezen fchok weêrftaan en eene ontzagchelijke omwenteling is volbragt met minder verwarring in den handel dan, 'er fpruiten zoude uit het bankrot van een huis van den tweeden rang te Londen of te Amfterdam. De manufacturiers van Lyons, de kooplieden van Bourdeaux en Marfeille zwijgen onder de bejammeringen van den Abt maury, den Heer calonne en den Heer burke. Gelukkig het volk, welks koophandel in de komtoirboeken bloeic, terwijl hij in redenvoeringen bejammerd wordt, en in berekening ongefcbonden blijft, terwijl hij in de tafereelen der welfpreekendheid den geeet geeft. Dit ontwijfelbaar feit is in zulk een onderwerp duizend bewijzen waardig en moet voor verflanden, die 'er over oordeelen kunnen, deeze verfoeilijke verzinfelen in hun waar licht plaatfen, die zulk een „ onzinnig „ gefchrei" door Europa verwekt hebben. Doch laaten wij voor een oogenblik onderftellen dat zij waarachtig waren en, aU een voorbeeld van het kwaad van de omwenteling, het getal der perfoonen neemen, die in dezelve zijn omgekoomen; en, op dat 'er geene mogelijkheid van vitterij overblijve, zoo laaten wij dat getal zoo overmaatig fchatten, dat wij de onbefchaamdfie onwaarachtige vergrooting nog te boven gaan. Laaten wij een getal ftelien, van welk de fchaamteioos- fte  eransche omwenteling. 139 fre huurling van calonne beeven zoude. Laaten wij, zeg ik, voor een oogenblik onderzeilen dat in den loop der omwenteling twintig duizend menfchen het leven verloren hebben. Als wij zelfs zulk een verlies met diergelijke gebeurtenisfen in de gefchiedenis verge'ijken, is 'er dan wel iets in, waarvan eene manlijke en verfrandige menschlievendheid terugijzen *al? Kan het vergeleken worden met de flagting, die de Amerikaanfche vrijheid gevestigd heeft, of met de vrugten van de Engelfche omwenteling? Maar deeze vergelijking is het bewijs te kort doen. Vergelijk het met de bloedplenging, door welke» in gewoone oorlogen, zoo dikwijls verderflijke en onedele oogmerken bedoeld worden — (*) Vergelijk het met het bloed, door Engeland verfpild in de pooging om Amerika t'onder te brengen, en is de fchuld van de omwenteling-bewerkers van Frankrijk zoo groot, omdat zij, met gevaar van dit kwaad, de vrijheid hebben gezogt te vestigen, welke nieuwe benaaming van verwijt zal men dan den Itaatsdienaar van Engeland geeven, die, met de zeekerheid van eene zoo veel grooter bloedftorting, de dwinglandij zogt intevoeren. De (*} De zevenjaarige oorlog kostte ten naastenbij aan een millioen menfchen het leven; het is waar de Vorften hebben daarin gloria verworven; maar welk goed hebben daar door de onderdaanen, of het menschdom, verkregea, of welk goed konden zij daardoor verkregen hebben? Verandering van meester! vertaaler.  Ï4° VERDEDIGING VAN DE De bedrieglijkheid, die de uitwerking van deeze vergelijkingen belet, is den Heer burke niet alleen eigen. De flagtingen van den oorlog, de doodflagen door het zwaard der gerechtigheid worden vermomd door de plegtigheden, waarmede zij bekleed worden. Maar de onituimige rechtspleeging des volks heefc eene naakte onvermomde ijslijkheid. Derzelver minfte uitoefening wekt alle onze verontwaardiging, terwijl moord en roof, als zij in hec pragcig plegcgewaad van fraacs - handelingen zijn uicgedoschc, onberispc mogen ce voorfchijn creeden. Ons gevoel worde daarmede bevredigd, als zij in die gedaante verfchijnen, en wij vergeecen dac de rampen van regeerir.gloosheid kortftondig moeten zijn, terwijl die van eene willekeurige regeering ongelukkig duurzaam zijn. Eene andere bedrieglijkheid is, bijzonderlijk in Engeland, de vergrooting der vlugtelingen gunftig geweest. Wij beoordeelen Frankrijk naar onzen eigen toe/land. Dit is zoo veel als het door eene verkeerde middenftof zien. Wjj moeten hec beoordeelen volgens eene vergelijking mee volkeren in diergelijke om-. Handigheden. Bij ons mogen de tijden maatig zijn en moecen daarom ook vreedzaam wezen; (*) maar in Frankrijk waren de tijden niec maacig en konden daarom ook niec vreedzaam zijn. Laa» (•) JVBJOS.  FRANSCHE OMWENTELING* I4Ï Laaten wij die zedenlijke misleiding van het gezigt, die de voorwerpen, welke nabij zijn, zoo onevenredig groot maakt, eens verbeteren. Laaten wij hec toneel van de Franfche omwenteling eens plaatfen in eenen verre voorledenen tijd, of bij een afgelegen volk, en laaten wij dan ons eigen verdand bedaardlijk afvraagen of de grootde reden tot verwondering niec in derzelver onvoorbeeldlijke zagtheid zij en in hec gering getal menfchen, die bij den val van zoo grooc een gedigc verplecterd zijn. Zoodanig zijn de algemeene aanmerkingen, tot welke de wanorden van de Franfche omwenceling aanleiding gegeeven hebben. Van deeze was de eerde in tijd, zoo wel als in gewigtigheid, de Parijfche opdand en de verovering van de Bastille. De wijze, waarop die gedenkwaardige gebeurtenis door den Heer burke behandeld wordt, is wel aanmerkingswaardig. Zij bedaar geene uiideekende plaacs in zijn werk. Daar wordt degts duister en verachtlijk melding van gemaakt als een van die voorbeelden van wel gedaagden opdand, die eenen geesc van weêrfpannigheid in de foldaacen gekoesterd hebben. „ Zij waren niet „ vergeecen dac zij 'sKonings kasceelen ce „ Parijs en te Marfeilles ingenoomen hadden, „ dac zij op beiden die plaacfen de Gouver„ neurs ongedrafc vermoord hadden was hun ,, nog niec ontgaan" — Zoodanig is de hoflijke omfchrijving, met welke de Heer bur- (*) BURKE, p. 313.  142 verdediging van de burke de Bastille bedoelt — 'sKonings Kafteel te Parijs. Deeze is de fchandelijke taa!, waarmede hij fpreekt van het kort recht, op den getijtelden fchurk geoefend, die daar be. velhebber was; en zoodanig fchijnt de konflenarij te zijn, waarmede hij fcheldwoorden en bitterheid op den agtergrond geworpen heeft, die, op den voorgrond geplaatst, de verontwaardiging van het menschdom zouden opgewekt hebben. „ Ik weet" zegt mounier in de taal van die koele bekrompen goedkeuring, die eenen vijand ontwrongen wordt, „ ik weet dat 'er „ omftandigheden zijn, die eenen opftand „ wettigen, en onder dac getal plaats ik die * „ welke de verovering der Bastille veroorzaakt hebben." (*) Maar de bewondering yan Europa en van de nakoomlingfchap zal niet afgemeten worden naar de armelijke toejuiching van den Heer mounier, noch weêrhouden worden door de listige vijandfchap van den Heer burke. Zij zal geevenredigd zijn aan den luister van eenen opftand, zoo zeer door heldenmoed veredeld als door noodzaaklijkheid gebillijkc, waarin de burgers van Parijs, de onoorlogzugtige bewooners eener wellustige hoofdftad, naar geene ftem luisterende dan naar die van het ge- (*) Je fats qu'il est des circonjlances, qui legiti. ment 1'infurrcBion, s> je mcU dan5 ce „ombre m/ qui ent caufi le fiège de la Bastille. Expofi de wou- NI SR. p. 24,  FRANSCHE OMWENTELING. I43 gevaar, dac hunne vertegenwoordigers, hunne huisgezinnen en hun land dreigde, aangemoedigd, in plaacs van in onczag gehouden, door de heiren van geoefende huurlingen, die hen aan alle kanten bezecceden, zig toe een leger vormden, mee dapperheid en een goed gevolg, beiden even ongelooflijk, eene vesting aantasceden, onczagchelijk door haare fterkce en vreeslijk door haare beftemming, alle de vijandlijke aanfiagen in duigen wierpen en hec noodloc van Frankrijk omkeerden. Zulk eenen opftand te verbloemen, of te veroncfchuldigen zou eene (aage belediging van deszelfs beginzelen zijn. Hec was een geval, waarin de opftand de les der deugd, hec pad van pligc was en in welk onderwerping de bloohartigfte laagheid en de affchuuwelijkfte misdaad zou geweesc zijn. Hec was eene daad, die niec veroncfchuldigd, maar coegejuichc moec worden, niec vergeeven, maar bewonderd. Ik zal mij dan niec verledigen om heldhaftige daaden te verdedigen, welke de gefchiedenis de Jaate nakoomlingfchap zal leeren eerbiedigen, en welker verhaal beftemd is om in nog niec geboren millioenen de heilige geestdrift van vrijheid aancevuuren. Korc op de om wemeling volgden 'er nog beweegingen van eenen anderen aarc, die gedeelcelijk ontftoaden uic de algemeene oorzaaken, hier voor opgegeeven, en gedeelcelijk uic andere van eene bepaalder en plaatslijker werking. De boeren der provincieën, zoo veele eeuwen in de duisternis der Haver- nij  144 VERDEDIGING VAN DS rij gedompeld, zagen, bij den eerden dage* raar der vrijheid, onduidlijk en verward de grenzen van hunne pligten en van hunne rechten. Het was geen wonder dat zij die vrijheid weinig verfronden, die zoo langen tijd uit hun gezigt gebleven was» Die naam bragt hun een recht aan het verftand om alle bedwang aftewerpen, om alle gevoeligheid te Verzadigen, om allen eigendom aantetasten. Onder de misleide boeren mengde zig, op hoop van buit, eene bende fchelmen, die hunne onkunde en voorootdeelen aanvuurden door valfche volmagten van den Koning en de Vergadering, waardoor hunne losbandigheid gewettigd wierdt. Uit deeze omftandig* heden onrttonden veele rampen in de Provintieën. De landhuizen van verfcheiden edellieden wierden verbrand en enige gehaatte perfoonen vermoord; maar men mag, zonder al te groote twijfelarij, wel in twijfel ftellen of zij de zagtste heeren geweest waren, welker kasteden dat lot ondergaan hebben. Mogelijk hadden de boeren onderdrukkingen te wreeken, die ftille vertrappende onderdrukkingen, welke bijna de eenigfle gemeenfchap van de rijken met de armen vormen, en die, fchoon minder lchreeuwende dan die van de Regeering, misfchien onverdraaglijker en uitgebreider ellende teelen. Doch welke ook de blaam van deeze buitenfpoorigheden zij, zij kunnen door geene verwringing der reden de Nationaale Vergadering of den bewerkeren der omwenteling ge-: we«  ÏRANSCHE OMWENTELING. 245 weren worden. Op welke wijze moest zij die beteugeld hebben? Gebruikte zij haar eigen gezag in alle geltrengheid tegens dezelve, dan zoude zij eenen burger-krijg hebben doen ontftaan. Verfterkte zij weder de politie en de rechtbanken van de afgefchafce Redering, dan (telde zij, behalven dat zij nog hetzelfde gevaar liep, haare vijanden wapenen in handen. Tusfehen deeze twee even flegte befluiten moetende kiezen, was zij genoodzaakt een langzaam hulpmiddel van de wederkeering der bedaardheid in den geest van het algemeen en van de vordering der nieuwe Regeering tot vastigheid en kragt aftewagten Het was wel te verwagten dat het volk, in het bachlijk tijdperk eener omwenceling, die door hec volk volbragc was, eenen invloed zoude oefenen, veel groocer dan door een» vasre Regeering zoude geduld, of in eenen ftaac van rusc konde verwagc worden. Hec heefc (*) ïoo déeze voorrtellirtg onpartijdig en naauwkeurig is, wat zullen wij dan denken van de taal van den Heer bor.ke, als hij van de Vergadering fpreekt als „ verraaderijen , rooverijen, vrouwenfehending, moord , „ flagting en brand door haar geheel gekweld land „ wettigende" p. 58. Op eene andere plaats voegt hijde wetgeevende vernietiging van de Orde des Adels met de buitenfpoorigheden des volks tegens bijzondere Edellieden te zaamen, om de Vergadering met deeze opeengehoopte blaam te bezwaaren. Zie op 200. Eene handelwijze, aanmerklijker wegens behendigheid ia het redtntwisten dan om haare opragtheid. K  I46 VERDEDIGING VAM DB beeft nog te versch eene ondervinding van zijne eigen kragten om zig in eens te onthouden van dezelve te werk te ftellen. Zijne ftaatkundige driften zijn door te woedend eenen ftorm beroerd geweest om in één oogenblik die bedaardheid wedertekrijgen, welke met geduldige tevredenheid de decreeten zijner vertegenwoordigers zoude afwagten. Van eene ontvlamde menigte, die gevoeld hadt dat zij onweêrftaanbaar was, en welker verbeelding aan de beflisfing van elk flaatkundig vraagftuk het lot haarer vrijheid hechtede, moest men wel eene onbehoorlijke tusfchenkomst in de handelingen van de wetgecving verwagten. De hartstogten, die het daartoe aanzet, zijn hevig; de bewijsredenen, die de onvoegzaamheid van zulk een gedrag toonen, zijn nog verre verwijderd en voor hun te fijn. Daar was dan, in zulke omftandigheden, maar al te veel van die tusfchenkomst onvermijdlijk. Het is, zonder twijfel, een groot kwaad, maar het is onverhelplijk. De onderwerping des volks ontaart in eenen gerusten tijd in eene onverfchillige, doffe verwaarloozing van zaaken, die het land raaken, en de ijver, dien het djdftip van omwenteling inboezemt, brengt noodzaaklijk hec tegenovergefteld uicersce te weeg. Dat dierhalven het gedrag van het gemeen te Parijs juist niet van het gefchiktst en voorzigtigsc geweest is met opzigt tot de raadpleegingen van de Vergadering, dat het dikwijls onregelmaacig en oproerig was, was, in den aart der zaaken, onver-  ïranschb omwesteling. I47 vermijdlijk. Maar het ijslijk tafereel, dat de Heer burkb gemaald heeft, van dien „ ge„ ftrengen dwang," waaronder die „ gevan>■> gen" Vergadering zoude ftemmen, worde noch door deeze bekentenis, noch door den ftaat der zaaken gebillijkt. Hec is de overdreven kleuring van eene vüurige verbeeldingskragt. De geene, welke hij bedoelt als door moordenaars verjaagd, de Heeren lally en mounier, zouden voorzeeker wel met alle veiligheid in eene vergadering hebben kunnen blijven, in welke dagelijks zulke woedende uirvaaringen cegens de hoofden des Volks ftraffeloos uicgebraakc worden. Niemand zal onckennen dat dat Lid van de minderheid in den hoogften graad vrijheid van fpreeketi genoot, die den Heer mirabba.u le plus vil de tous les asfasfms (den flegesten aller moordenaaren) noemde. „ De bedreigingen met de lantaarn „ en met de bajonec" zijn roe hiercoe flej;cs hersfenfehimmig geweest. ?■ Volks woede heeft toe nog toe de fterkfte verkondigers van de Aristocratie gefpaard en hec eenigsc decreet, voor zoo verre ik oncdekken kan, dac men zelfs nog maar beweerd onder den invloed van hec gemeen gemaakc ce zijn, is dat betreffende de voorrechcen van vrede en oorlog. Dac eene ongeregelde onftuimigheid dikwijls de waardigheid en becamelijkheid, welke de raadpleegingen eener wecgeevende Vergadering behooren ce onderfcheiden, heefc ce kort gedaan is niet te onckennen. Maar de eenigfte gewigcige vraag, die te beflisfen is, becrefc Ka de  I48 VERDEDIGING VAN DB de uitwerking van deeze onftuimigheid op haare befluiten. Dat haare debatten onftuimig geweest zijn is van weinig gewigt, ais haare befluiten onafhanglijk waren. — Ja zelfs in het vraagftuk omtrent oorlog en vrede heeft de „ hoogfte bieder op de ver„ kooping van volksgunst" (*) de ftemmen niet overgehaald. Het ontwerp van den Heer mirabf.au wierdt, met weinig verandering, aangenoomen, terwijl, de „ blinkender volks„ zugtige" voorftellen, die de wetgeeving alken met het voorrecht van vrede en oorlog bekleedden, verworpen wierden. Wij zijn nu, in den loop deezer aanmerkingen, gevorderd tot de buitenfpoorigheden, te Verfailles begaan op den vijfden en zesden Odtober 1789. Na de aandachtigfte doorleezing van de omflagtige getuigenisfen voor het Chdtelet, van de ftukjes van de Heeren d'orleans en MOüNiFR over dit gefchil en van het officieel verflag van den Heer chabroüd aan de Vergadering, fcheenen mij de omftandigheden van de zaak zoo zeer in duifterheid en tegenftrijdigheid ingewikkeld, dat zij weinig opleveren, waarop iemand, die onpartijdig oordeelen wil, met vertrouwen kan beflisfen. Zij geeven, het is waar, beuzelachtige en kinderachtige tegenpartijöeren de middelen aan de hand om den Heer burke van enige kleine misftellingen te overtuigen. De Heer Ml» (*) bukki. p. 353.  ïrahschb omwentïz.ino. 14», miomandre, de fchildwagc voor de kamer van de Koningin, leeft, het is waar nog, maar het is niet te min ook waar dat hij door zijne moorders voor dood gelaaten wierdt. Bij vergelijking der getuigenisfen, fchijnc het waarfchijnlijk dac de kamer der Koningin niet opengefarooken is geweest „ dat de fchuiU ,, plaats van fchoonheid en majesteit niet out„ heiligd is" (*> Doch deeze kleine verbeceringen verfchoonen weinig de wreedheid en veranderen niec in hec minnen hec algemeen aanzien van deeze godlooze coneelen. De gewigtigfte vraag, welke dit onderwerp oplevert, is of hec gemeen van Parijs de werkcuigen van zaamenzweerers, dan of deszelfs noodloccige optogc naar Verfailles eene beweeging uic zig zelf ware, voortgebragt door wezenlijke of ingebeelde aanflagen tegens hunne Vrijheid. Ik beken dat ik naar het laatfte gevoelen overhelle. — Natuurlijke oorzaaken kunnen, naar mij dunkt, genoegzaame reden van deeze beweeging geeven. Men onckenc niec dac 'er in Parijs fchaarschheid van levensmiddelen was. De maaltijd van de lijfwagcen zou voorzeeker in fïaac geweese zijn een vreed- zaa- (*) De uitdrukking van den Heer chabroud. Vijf getuigen zeggen dat de fchelmen niet in de kamer der Koningin gebrooken zijn. Twee geeven het verflag, dat de Heer burke volgt, en, om dit overwigt zijne behoorlijke kragt te geeven, zoo herinnere men zig dat de geheele rechtspleeging voor het Chdtelet ex parte was. Zie Procedure Crimindlc fait au Chdtelet ds Paris &f. Par. 1790 en deux par tin. K 3  15© VISSISIOINO VAN »E zaamer volk aantezetten dan dat van eene frad, naauwlijks bekoomen van den fchok eener groote Omwenteling. De verwenfchingen tegens de Nationaale Vergadering uitgeboezemd, de beledigingen, de Patriortifche cocarde aangedaan, de misdaadige ijver voor den Kon'nS (*.)» bij die .gelegenheid betoond, zou zelfs den naijver eens volks hebben kunnen gaande maaken, welks drift door het lang genot van Vrijheid bedaard en welks vrees door het gerust bezit derzelve geftild zoude zijn. De vlugt des Konings moest onvermijdlijk het teken eenes burger-oorlogs zijn — de opene ligging van 's Konings verblijf was dan eene bron van geduurige vrees. Deeze oorzaaken, op dien ligtgeloovigen naijver, die de ziekte van den geest van het algemeen in tijden van burgerlijke verwarringe is, en die aan alle zijden vijanden en zaamenzweeringen ziet, werkende, fchijnen genoegzaam geweest te zijn om het gemeen van Parijs aan den gang te helpen. De vrees van het volk wringt, op zulk eenen tijd, de onfchuldigfte en beuzelachtigfte voorvallen tot bewijzen van bloeddorftlge aanflagen. — Getuige zij de oorlog van zaamenzweeringen^ door de «rijdende partijen onder de (*) Deezen toonden zij, onder andere, door het herhaald zingen van het bekende ftuk Dit Riehard Coeur de Lion : 6 Riehard ! o mon Roi! Tout ioi t'abqnionne, VER.TAA1ER.  FRANSCHR OMWENTELING. r«I de regeering van kar el II gevoerd. De ftoutheid, waar mede zulke befchuldigingen als dan verzonnen en de ligtgeloovigheid, met welke zij aangenoomen worden, vormen indedaad, in den geest van eenen wijzen man, het fterkfte vermoeden regens derzelver waarheid, Het is bij het doorbladeren der gefchiedenis van zulk een tijdperk dat zijne twijfeling omtrent zaamenzweeringen de omzigtigfte is. Nafpeuringen van twee eeuwen hebben in Engeland de gefchillen nog niet kunnen beflegten, welke deeze befchuldigingen hebben doen ontftaan. Of Koningin mar ia aan den aanflag van babington tegens e li sabet h deel gehad hebbe, is nog een ftuk van gefchil. Wij twisten, op den huidigen dag nog over-den aart der gemeenfchap, die 'er beftondt tusfehen ka rel I en de oproerige Katholijken van Ierland. ■ Daar is eene eeuw werk geweest, om waarheid van valschheid te fcheiden in den aanflag van Ryehoufe (*) en om te fchiften hetgeen de vriendfehap of vijandfehap van de tijdgenooten verwarden, om de inzigten van de hoofden van de ontwerpen der mindere zaamenzweerers te ondericheiden en om te ontdekken dat rüssel en sid- ney (*) Rye-Houfe is het overblijfzel van een zeer oud Kasteel in het Graaffchap Hertford aan de Rivier de Lee, daar men in het jaar 1683 Koning kar el ii meende te vermoorden. Toen deeze aanflag ontdekt Wierdt, kreeg hij den naam van Rye-Houfe plot, dien hij in de Historie van Engeland behouden heeft. v e r. taaier, K4  *5* ▼•JDïBISIKe vak » s Ï*ey indedaad eenen opftand berokkenden, maar dat de onderhoorige alleen hec vermoorden van den Koning beiloten hadden. Men zou, wel is waar, zeggen kunnen dat heerschzugcige aanvoerers zig van den giscenden flaac van Parijs bediend hebben, dac zij door valfche gerugcen en yergroocee waarheden de wraak van hec gemeen aangezec, deszelfs vrees vermeerderd hebben, dac hunne zendelingen, onder hec gemeen vermengd, en door deszelfs verwarring verborgen, hunne godlooze oogmerken moesten een uitvoer brengen ; dac dus zaamenzweerjngen bij volks dplJigheid gevoegd wierdc en dac dweepzuchtige geesten, gelijk gewoonlijk, door fchijnheilige aanvoerers ajs werktuigen gebruikt wierden. Zoodanig is de befchuldiging, welke cegens de Heeren d'orleans en mirabeaü is ingebragc. Hunne verdediging wordt den bewonderaaren der Franfche Omwenceling niet opgelegd. Die Omwenteling wordt niet gebrandmerkt , als de loop derzelve niec volkoomen vrij is geweesc van de tusfehenkomse van eerlooze heerschzugc, en wie kan enige menfchelijke zaaken daar van vrij houden? Hunne zaak is vreemd van die der Omwenteling en de voorfpraak van bijzondere perfoonen te worden zou zijn de waardigheid van eene beredeneering uic hec oog verliezen, die de rechten en belangen van eene vrij geworden natie betreft. Van hunne fchuld, die durf ik egcer zeggen, is door de kwaadwillige naarftigheid van eene voor vijandig erkende rechc- bank,  FRANSCHI OMWENTÏtlNO, ïft bank, geen bewijs gevonden, dat hunne vrijfpreeking een oogenblik zoude tegengehouden hebben bij Engelfche gezwoorene. Het zal geene geringe getuigenis van de onfchuld van den Heer mirabeau zijn, dat een tegenpartijder, de zagcfte niet in zijne vijandfchap, noch de onparcijdigfte in zijn oordeel, bekende dat hij geenen ernftigen grond van befchuldiging tegens hem vondt. — „ Ik beken," zegt de Abt maury, „dat ik geene befchuldiging „ van enig gewigt tegens den Heer mira„ beau vinde (*)." Daar is eene omftandigheid, die alle blijken van onwaarfchijnlijkheid draagt, in het ontwerp zelve, dat men hun te laste legt, dat, namelijk, van den Koning door vrees tot eene vlugt te brengen, opdat 'er een voorwendzel mogt zijn om den Hertog van orleans tot Regent van het Rijk te verheffen. Doch de Koning kon redenlijker wijze niec hoopen te zullen ontfnappen (f) want hij zou twee honderd Engelfche mijlen door een land hebben moeten trekken, dac door een gewapend volk bewaakc wierdc, alvorens hij de naasce grens des Rijks konde bereiken. Hec doel van de zaamenzweering was dan ce ongerijmd om door zaamenzweerers be- (*) Tavouc que je ne vois aucune imputation gra* ve contre M. di mirabbau. Discours de M. PAbbi maury dans Pasjcmblic Nationale, i Oétobre 1700. (t) Deeze redeneering is naderhand door zijne vcrjjeeffche pooging om te ontvlngten gebillijkt. K 5  *54 VERDEDIGING VAN oi bedoeld te worden, welken hunne vijanden geene talenten en fchranderheid ontzeggen. Dat de hoofden des volks in Frankrijk indedaad wenscheen *s Konings verblijf te Parijs te vestigen, daaraan kan men onmogelijk twijfelen. De naam, de perfoon en het gezag van den Koning zouden allervreeslijkfte wajpenen in de handen hunner vijanden geweest zijn. De rust van hun land, de beftendigheid .hunner vrijheid noopten hen alle maatregelen te neemen, waar door zij hunne vijanden beletten konden „ die Koninglijke figuur" in hunne magc te krijgen. De naam des Konings zoude vreemde Mogendheden gewettigd hebben in het onderfteunen van de Ariftocratie. Haare rusfchenkomsc, die nu vijandlijkheid tegens den Koning en hec Rijk zoude zijn, zou dan flegcs befchouwd geweesc zijn als bijitand tegens rebellie. De naam des Konings zou het volk in de provintieën verblind en aangevuurd hebben. Tegens alle deeze vreeslijke gevolgen fcheen maar een middel te vinden te zijn, 'sKonings verblijf te Parijs. Of nu dat verblijf eene gevangenis genoemd, of met welk eenen anderen harden naam het beftempeld moec worden, aarfel ik egcer niec om ce zeggen dac hec Parlemenc van Engeland de dankbaarheid van hun land en van de nakoomlingfchap verdiend zoude hebben, zoo hec met even zoodanig eene voorzorg de vlugc van ka rel I uit Londen hadde voorgekoomen. Die daad zou hunne bepaalingen van de Koninglijke magt  fr an 9 chs omwintelin6. J55 magt beftendigheid gegeeven, de ijslijkheden van eenen burger-oorlog, de willekeurige regeering van cromwell, hec weder vervallen in flavernij onder ka rel II en de rampen, die de daarop voorgevallen Omwenteling volgden, voorgekoomen hebben. Gelukkig zou hec voor Engeland geweesc zijn, zoo de perfoon van jakobus II cerug gehouden ware geweesc, en men zijn gezag beperkc hadde. Het zoude dan in dezelfde omftandigheden geweesc zijn als Frankrijk nu is; daar de haac cegens perfoonlijk wangedrag eenen heilzaamen naijver cegens magc levendig zou gehouden hebben, zouden ook de vooroordeelen van perfoonlijk recht niec cot vijandlijkheid tegens de Confticucie opgewekt zijn geworden, noch hec volk gedrongen om hunnen nieuwen Souverein mee al ce grooce kragc te wapenen, om hunne vrijheid en zijnen becwiscen croon te verdedigen. Zoodanig is hec oogpunc, waaruic men den zesden Oélober, als men dac voorval bedaard nagaac, befchouwen zal. De opcogc naar Verfailles fchijnt eene vrije b»weeging van een bedugt gemeen geweest te zijn. Hunne inzigten en Maar de zig zeiven gelijk blijvende vrienden der vrijheid troosten zig daarmede, dat dit misbruik van korten duur moet zijn. De geest van redelijkheid en vrijheid, die reeds zulke groote overwinningen bevogten heeft, kan niet lang door deezen gering«n vijand weêritaan worden. Het getal der eerile kiezers is thans zoo groot en het ge? wigt hunner ftemmen, elke op zig zelve gerekend, naar evenredigheid zoo klein, dat hun belang om de uitbreiding van het recht van ftemmen te weêritaan onbeduidend gering is. Dus heb ik mijne gedagten gezegd over de inbreuk op het recht van ftemmen, met het vuur van bekommerde toegenegenheid en de Vrijheid van eene edelmoedige bewondering. De zaak is te ernftig om ijdele pligtpleegingen te maaken en ik iaat den voorftanderen van het' despotismus hunne aangemaatigde blinde en flaaffche toejuiching ongefchonden over (f ). Met C?3 Men heeft met zeer veel recht aangemerkt dat. zelfs volgens het denkbeeld van belasting, alle menfchen even veel recht tqt de verkiezing hebben; want de man, die te arm is om rechtftreeks den Staat eene belasting te betaalen, betaalt egter eene belasting in den verhoogden prijs van zijn voedzel en klederen. Daarenboven moet men ook aanmerken dat leven en vrijheid heiliger zijn dan eigendom en dat het recht van ftemmen het eenigst fphild is, dat deeze behoeden kan. (t) „ Hij, die/vrij prijst het geen edel gedaan is en niet „ Vïeest even vrij te verklaaren wat gedaan Zoude hebbtn kun-  ÏEANSCHB OMWENTELING. 185 Met dezelfde openharrigheid moe: ik ook mijne afkeuring te kennen geeven van de beginzelen , volgens welke de grond en de opbrenging van lasten in de evenredigheid van de Vertegenwoordigers, die door de verfchillende deelen van het Rijk afgevaardigd worden, in aanmerking koomen. Grond- of geld-vertegenwoordiging (*) is een monfleraehtig overblijfzel van oude vooroordeelen. Land of geld kunnen niet vertegenwoordigd worden. Menfchen alleen kunnen vertegenwoordigd worden en het getal der Vertegenwoordigers, welke elk district afvaardigen zal, behoort alleen door de bevolking bepaald te worden. Hetgeen naast in aanmerking moet koomen is de aart van die lighaamen, waarin de burgers van Frankrijk verdeeld moeten worden, tot het verrigten van hunne ftaatkundige be- die- „ kunnen worden, geeft u te beter het best verbond vsa zijne getrouwheid. Zijn hoogfte lof is geene vleitaal en „ zijn eenvoudigfte raad is lof." miLton Arecpagiticq. (*) Mqntesquieu, meen ik, maakt gewag van een vereenigd Gemeenebest in Lycia, daar de evenredigheid der vertegenwoordigers, door eiken Staat afgevaardigd, in eene reden was, zaamgeftcld uit deszelfs bevolking en opbrenging. Daar is misfchien enige aanEeemlijkheid in deeze inftelling onder vereenigde onafhanglyke Staaten, maar zij is grootlijks ongerijmd in een Gemeenebest, dat in het wezen een is. In zulk eenen Staat, daar de opbrenging van alle geëvenredigi is naar hun vermogen , is zij ook met betrekking tot de opbrengers gelijk; «n zoo die enige ftaatkundige aanfpraak kan geeven, moeten zij ook even gelijke rechten dqor dezelve verkrijgen. M 5  I8f> verdediging tah be dieningbn. - In dit gewigtig gedeelte van het onderwerp heeft de Heer burke enige grond-misflagen begaan, Het is breedvoeriger, behendiger en naauwkeuriger behandeld door den Heer de calonne, van wiens werk deeze beredeneering het belangrijkfte gedeelte uitmaakt. De Vergaderingen, in welke het volk van Frankrijk verdeeld is, zijn vierderlei; Hoofdvergaderingen (*) Municipaale, Kiezers en Bellieren de. Aan de Municipaliteiten behoort de zorg voor de goede orde te bewaaren en de opzameling der inkomften binnen haar rechtsgebied. Men kan zig een naauwkeuri°- denkbeeld van haaren aart en haar doel vormen, als men onderftelt dat het platte land in Engeland overal eenvormig verdeeld eu geregeerd wierdt als de fteden en burgten door regeeringen, welke door het volk zouden verkoren wezen. De Hoofd-vergaderingen, de eerfte beginzelen van hec Gemeenebest, beftaan uit alle de burgeren, welke eene rechrftreekfe belasting betaalen, die gelijk ftaat met den prijs van drie dagen arbeids. Hun werk is enkel hec verkiezen. Zij zenden rechtflreeks vercegenwoordigers in de Vergadering van hec De- par- bll^l ^ mee"reden te 2ien- om den naam van J,jem- wtkfn "T ï"? Vert3alen; in andere «ederduitfche Werken over de Franfche Conftitutie heeft men die doorgaans «*ft Vergadérinsen, * W,M,* genoemd, vertaaler. '  FR A NS CH K ©MWRNTELÏNS. l8f partement, in evenredigheid van eenen voor elk honderd werklijke burgers. Dit doen zij niet door middel van het Diftricl, gelijk in het begin door de Conftitutie -Commisfie voorgefteld was en door den Heer burke verkeerd is opgegeeven. Zij zenden wel Vertegenwoordigers in de Vergadering van hec diftriét, maar het werk dier Vergadering is niet om Kiezers naar hec departement ce zenden, maar om de beftuurers van hec diftriét zelf te verkiezen. De Vergaderingen van Kiezers van de Departementen, door de ommiddelijke afgevaardigden van het volk in hunne Hoofd - vergaderingen benoemd, verkiezen de Leden der Wetgeeving, de Rechcers, de Adminiftraceurs en den Bisfchop van hec Departement (*)• De Adminiftrateurs zijn overal de ftemmen en de werktuigen van de Uitvoerende Magt. Gelijk de Provintieën van Frankrijk, onder deszelfs oude regeering, door Gouverneurs» Intendanten enz,, door de Kroon benoemd, geregeerd wierden, zoo worden zij nu door deeze lighaamen van regeering, die door de Vergaderingen van Kiezers van de Deparcemencen benoemd worden, beftierd. Zoodanig is de ruuwe omtrek van die uicgewerkce inrigting, welke de Franfche Wetgeeving gemaakt heeft. In bijzonderheden ce treeden is niec nodig coc mijn oogmerk; en ik onchoude mij des ce liever daarvan, omdac ik (♦) Elk Departement Is een Bisfchoplijke Zetel.  1*3 verdediging van de ik weet dat zij binnen kort voor het Alge»* meen zullen opengelegd worden door iemand, die veel beter bevoegd is om dezelve mee Juistheid op te geeven en opgehelderd met eene zeer naauwkeurige en fchrander uitgevoerde kaart van de Nieuwe Conftitutie van r rankrijk. Tegens de fchikking van deeze Vergaderingen worden verfcheiden fpitsvinnige en fchijnbaare tegenwerpingen aangevoerd, en door den Heer burke en door den verbannen Staatsdienaar van Frankrijk. De eërfte en vreeshjkfte is de onderftelde „ ftrekking van „ dezelve om Frankrijk tot een lighaam van „ verbonden Gemeenebesten te fcheuren." Tegens deeze tegenwerping zijn verfcheiden onwederleglijke andwoorden; doch, alvorens die ppeegeeven, is het nodig dat ik eene onderfcheiding maake. Deeze verfchillende lighaamen zijn, in eenen zekeren zin, onafhangbjk in hetgeen hec ondergefchikt en inwendig regeeringsbeftier raakt; maar zij zijn niec onaf hanglijk jn den zin, welken de cegenwerping onderftelc, dien, namelijk, van eenen onderfcheiden wil van dien van de natie ce hebben, of door hunne Vertegenwoordigers op hec algemeen ftelzel van den Staac invloed te bezitten. Ja, men kan aantoonen dat de Wecgeevers van Frankrijk zorgvuldiglijk meer uicgewerkce voorzorgen cegens deeze fcheuring gebruikc hebben, dan ooic door enigen Regeeringsvorm, waar van wij befcheiden hebben, gedaan is,  TRANSCHE OMWENTELING. 189 De eerfte omflandigheid, welke daar tegens is, is de kleinheid der deelen, waarin het Rijk verdeeld is. Zij zijn te klein om afzonderlijk kragt te bezitten. Als beginzelen van de maatfchaplijke orde, als deeltjes van een grooc flaatkundig ligHaam zijn zij iets; maar als op zigzelve ftaande Staaten zouden zij magteloos zijn. Ware Frankrijk tot groote klompen verfmolten geworden, zou elk derzelve Merk genoeg hebben kunnen zijn om eenen afzon* derlijken wil te willen hebben; maar zoodanig verdeeld zijnde als het nu is, is geen lighaam van burgers zig kragts genoeg bewusc om te gevoelen dat hunne denkwijze van enig gewigt is, anders dan als zaamenftellende deelen van den algemeenen wil. Befchouw de beftuurende, de Hoofd - vergaderingen, de Vergaderingen van Kiezers en niets zal baarblijklijker zijn dan derzelve onmagt elk op zigzelve. De Municipaliteiten zullen zig zeekerlijk, naar alle waarfchijnlijkheid, geene onafhanglijkheid aanmaadgen. Een agt en veertig duizendlle deel van het RijK heeft geene genoegzaame kragc om op zig zelf te betlaan, en daar kan in de Vergadering van zulk eene geringe gemeente geene hoop ontllaan van op eene rechtftreekfe en gezagvoerende wijze de raadpleegingen van eenen grooten Staat te zullen regelen. Zelfs de Vergaderingen van Kiezers van de Departementen hebben, gelijk wij hier na toonen zullen, geene kragts genoeg om onaf hanglijke Gemeenebesten te worden. Eene  100 VERDEDIGING VAN DE ; Eene andere omflandigheid, welke zig msJ tig tegens deeze fcheuring aankant, is de vermenging van de oude verdeeJing ^ Rijk in Provintieën. In geen gedeelte van des Heeren burkes werk zijn zijne bewijzen zoo ongelukkig gekozen als in hetgeen dit onderwerp betreft. Hij heeft niet alleen gedwaald, maar zijne dwaaling is juist het te genovergeflelde van de waarheid. Hij vertoont ons als den voorlooper van tweedragt het. geen indedaad . het werktuig van eensgezind, heid is; hij ziet het ciment van het gebouw verkeerdlijk voor eene bron van onbeflendigheid en een beginzel van afflooting aan. Frankrijk was, onder de oude Regeering, eene vereniging van Provintieën, op verfchillende tijden en op verfchillende voorwaarden verkregen, in regeeringsvorm, wetten, taal, zeden, voorrechten, rechtsgebied en inkomften verfchillende. Het hadt het uitwendige van eene eenvoudige Monarchie, maar het was in wezenlijkheid eene aaneenkoppeling van onafhanglijke Staaten. De Vorst was op de eene plaats Koning van Navarre, op eene andere Hertog van Bretagne, 0p eene derde Graaf van Provence, op eene vierde Dauphin van Vienne. Onder deeze verfchillende benaamingen bezat hij, ten minften in naam, verfchillende graaden van magt en hij oefende die voor- zeeker onder verfchillende gedaanten. De masfa, uic deeze vreemde en ftrijdige beginzelen zaamen gefteld, wierdt door de zaamen. drukkende kragt van het despotismus bij een  ÏSANSCHE OMWENTELING. ÏOI gehouden, Toen die zaamendrukking weg genoomen was, moesten de Provintieën haare oude ona.fhanglijkheid weder aangenoomen hebben, misfchien in eene onafhanglijker gedaante dan als Leden van een vereenigd Gemeenebest. Alles ftrekre om provintiaale vaderlandsliefde in te boezemen, en nationaale uit te blusfchen. De inwooners van Brecagne of Guienne vonden zig te zaamen geftrengeld door oude hebbeÜjkheden, door gelijkfoortige vooroordeel en, door gelijke zeden, door de overblijfzelen hunner Conftitutie en den gemeenen naam van hun land; maar hun karakter als Leden van het Franfche Rijk kon hen niet dan lange fchandelijke onderworpenheid aan dwinglandij herinneren, welker kragt zij flegts in het eisfchen gevoeld, en welker zagtheid zij flegts, als zij hen verwaarloosde, gezegend hadt. Deeze oorzaaken zouden de Provintieën tot onafhanglijke Gemeenebesten gemaakt hebben en de vernietiging van haar beftaan, als Provintieën, was onvermijdlijk* wilde men deeze fcheuring voorkoomen. Hec is onmooglijk te ontkennen dat menfchen, door geene voorafgaande gewoonte vereenigd (wat men ook in andere opzigten van het ftaatkundige van de vereeniging zeggen mag 3 minder gefchikc zijn voor die vereeniging van wil en kragc, die een onafhanglijk Gemeenebesc vormc dan menfchen uic Provintieën, daar alle omftandigheden ftrekken om plaatslijke en partijdige aantrekking en eene afftoocing van het algemeen middenpunt van het ftelzel der na-  192 VERDEDIGING VAN DE natie te weeg te brengen. Niets zou onver* mijdlijker hebben kunnen zijn dan de onafhanglijkheid van die groote Provintieën, die nooit tot één Rijk waren zaamengefmolcen en bewerktuigd geweest; en wij kunnen ftout. lijk verzeekeren, rechtftreeks tegens den Heer burke aan, dat de nieuwe verdeeling van het Rijk het eenigst middel was dat deszelfs fcheuring in een bondgenootfchap van onafhanglijke Gemeenebesten konde voorkoomen. De zorgvuldige en wel uitgewerkte verdeeling der magten is een ander onfeilbaar werkend middel om de éénheid van het flaatkundig lighaam te bewaaren. De Municipaliteiten zijn bepaald tot haar gering plaatslijk befluer. De Hoofd'Vergaderingen enkel tot de verkiezingen. De Vergaderingen der Diflricten tot zaaken van beflaur en opzigc van een hooger klasfe; en de vergaderingen der Departementen, daar zulks het meesc te vreezen zoude zijn, bezitten enkel de magt van te kiezen. Zij verkiezen Rechters, Wetgeevers, Adminiflrateurs en Bedienaaren van den Godsdienst, maar zij mogen geen wetgeevend, beftuurend of rechterlijk gezag oefenen. In alle andere hoedanigheid dan die van hnnnen pligt als kiezers uitteoefenen, in hec ftemmen van een vertoog, eenen lastbrief, of eene berisping zijn zij niec meer dan eenvoudige burgers (*). Doch (*) Vergelijk deeze aanmerkingen met de redeneering van den Heer de calonne onder het opfchriftï  FRANS CH E OMWENTELING. 191 Doch welk gevaar men ook zoude mogeft vreezen van de aanmaaciging van magc door deeze vreeslijke vergaderingen, zijn egter de bezicters van zulk eene uicgeierekee magc van kiezen nog door eene andere omitandigheid belec, die hen geheel onbevoegd en kragcloos maakc coc enig ander oogmerk dan dac, coc hecwelk zij door de Confticutie zijn aangebeld. Zij worden om de cwee jaaren door anderen vervangen, en hunne korte aanblijving maakc alle overleg van inkruiping hooploos. Welke magc zouden zij indedaad kunnen hebben om de Nationaale Vergadering weccen voortefchrijven, (f) of welk belang zouden de Que faut-il penfer de Vetablisfement perpetuel de 83 Asfemblées, compofées chacunc de plus de 600 citoyens, chargies du choix des Legislateurs fuprêmes, du choix des Administrateurs Provinciaux, du choix des Juges, du choix des pripicipaux Ministres du Culte, & ayant en confequence le dreit de fe mettr-e en activiti totites foh & quantes? De tegenwerping, die wij hier beftrijden, is met groote juistheid voorgefteld door den Heer 9e calonne van p. 358 tot p. 372 van zijn werk. De beredeneering moet rijplijk overwoogen worden door eiken Leezer, die de wetgeeving van Frankrijk wenscht te peilen. (t) Ik meen niet dat hunne ftem daar niet geëerbiedigd zal worden: Dit zou zoo veel zijn als te onderftellen dat de wetgeeving zoo onbefchsamd bedorven ware als die van eene nabuurige Regeering van eene voorgewende vrijheid. Ik meen flegts te beweeren , dat zij zulk eene magt niet kunnen bezitten als hen in ftaat zou ftellen om hunne Vertegenwoordigers even zoo gezagvoerend last te geeven als Souvereinen aan hunne Afgezanten, hetgeen het denkbeeld van een vereenigd Oemeenebest is. N  292 vb ESEOICtNG van db de Leden dier Vergadering hebben kunnen om de bevelen te gehoorzamen van hun, welker magt even zoo kortftondig en los was als hunne eigene, geen van welke, misfchien, bij de eerstvolgende verkiezing, eene ftem zou te geeven hebben? Dezelfde waarfchijn» lijk heid verleent den Adminiftrateuren in de Provintieën dat gedeelte onafhanglijkheid, welke de Conftitutie vereischt. Om nog fterker reden moeten de Rechters, die voor zes jaaren verkoren worden, zig onafhanglijk gevoelen van de geenen, die hen aanftellen, en welke door drie verkiezingen zoo grondig en volkoomen kunnen verwisfeld worden. Deeze omftandigheden dan, de kleine verdeelingen, de losmaaking van de banden der Provintieën, de zoo zorgvuldig bewerkte verdeeling van magt, en de kortftondige aanblijving van de Vergaderingen van Kiezers fchijnen eene onoverkoomlijke hinderpaal te vormen tegens de aanmatiging van zulke magt door enig van de lighaamen, die de bewerktuiging van Frankrijk uitmaaken, als ftrekken zoude om een bondgenootfchap voorttebrengen. Dus fchijnt het eerfte groot bewijs van den Heer burke en den Heer de calonne, in beginzelen, zoo niet in uitbreiding van bijzonderheden weerlegd te zijn. De volgende tegenwerping, welke wij hi aanmerking moeren neemen, is van den Heer burke in het bijzonder. De onder gefchiktheid der verkiezingen is door de bewonderaaren van de Franfche wetgeevers als een mees-.  FEANSCHE OMWENTELING. 193 meester*ftuk van wecgeevende wijsheid aangezien. Het fcheen zoo groot eene verbetering van eene vertegenwoordigende Regeering als de vertegenwoordiging zelve van de zuivere Volksregeering was. Geen grondgebied is te uitgeftrekt voor eene Volksregeering, die zoo ingerigt is, en naardien de eerde Vergaderingen in deelen, hoe klein ook, verdeeld kunnen worden, is de volmaaktfte orde overeentebrengen mee de uirgeftrekrfte uitbreiding van flaatkundig recht. Democratieën zijn altoos door de Wijsgeeren onderfteld noodzaaklijk klein en daarom zwak te wezen, talrijke Vergaderingen te vorderen en daarom ook omkoopbaar en onftuimig te zijn. En nogtans wordt deeze groote ontdekking, die, itl zoo eenen hoogen graad, Volks-regeeringen kragt en orde bijzet, door den Heer burke veroordeeld en befpot. Een onmiddelijk verband tusfehen den vertegenwoordiger en den eerpen aanfteller befchouwt hij als een wezenlijk deel van het denkbeeld van vertegenwoordiging. Naardien nu de Kiezers in de Hoofd - Vergaderingen hunne wetgeevers niet onmiddelijk verkiezen, befchouwt hij hun recht van ftemmen als flegts in naam en bedrieglijk ïn de eerfte plaats zal men opmerken uit hetgeen wij reeds gezegd hebben dat (•) P. 070—a?a. ,, Waarom -worden deeze e«T(le ,, Verkiezers met eene keuze vereerd, of liever bcgui. ,, clield ? Zij kunnen nooit iets van de hoedanigheden ,, weeten van hem, die ben dienen moet; ook i» hij niet ia de rerpligting van hen te dienen." N a  194 VERDEDIGING VAN DE dat de Heer burke, met drie tusfehen-verkiezingen te (tellen tusfehen de eerfte Kiezers en de Wetgeeving, eene zeer gewigtige dwaaling in het ftuk van zaaken begaan heeft. Het eerfte ontwerp van de Commüfie van Conftitutie was indedaad overeenkomftig de voorftelling van den Heer burke. De HoofdVergaderingen zouden Afgevaardigden in het Diftricr, benoemen, het Diftrict Afgevaardigden in het Departement, en het Departement in de Nationaale Vergadering. Doch dit ontwerp wieidt kragtdaadig en met eenen goeden uitflag bedreden; daar wierdt aangetoond, dat het ftrekken zoude om eene gebrekkige inrigting aan de Regeering te geeven, en dat het, door het kanaal, langs 't welk de wil der natie in haare openbaare handelingen koomt , zoo bogtig te maaken , deszelfs kragt verminderen zoude, onder voorwendzel van deszelfs geweld te maatigen. Het wierdt» ingevolgen daarvan, in den grond veranderd. De reeks van drie verkiezingen wierdt nog behouden voor de verkiezing van Adminiftrateurs in de Provintieën; maar de Vergaderingen van Kiezers in de Departementen, die de onmiddelijke benoemers van de Wetgee* vende Vergadering zijn, worden rechtsreeks door de Hoofd - vergaderingen benoemd, in evenredigheid van eenen Kiezer voor elk honderd werklijke burgers (*_), Maar (*) Van eene befchuldiging van zulke onnauwkeurigheid in de gronden der Conftitutie, door den Heer BUB.'  TRANSCHB OMWïSTÏLINS. 195 Maar om tot het algemeen vrsagftuk wedertekeeren, welk alle deeze bijzonderheden misfchien niet veel raaken; — Ik beken dat ik geene reden kan vinden, waarom het recht van kiezen niec even vatbaar zij om aan eenen anderen opgedraagen te worden als enige andere burgerlijke bediening, waarom een burger niet even zoo wel het recht van wetgeevers ce verkiezen kan overdraagen als hec rechc van weccen ce maaken. Zulk eene opklimming van verkiezingen, zege de Heer burke, fluic verandwoorlijkheid en zelfftandige verkiezing uit, naardien de eerfte Kiezers de leden der Vergadering noch kennen, noch tot verandwoording brengen kunnen. Dit bewijs fchijnt mij (het bijzonder ftelzel van den Heer burke in acht genoomen) het zbnderlingfte en- onbeltaanbaarlte, dac hij in geheel burke begaan, zal men met recht en zeer natuurlijk de kragtigfte bewijzen verlangen. Ik beroep mij dan onbefchroomd op het Decreet fur la nouvelle Divifion da, Roijaume, Art. 17. Pp het Proces verbal der Vergadering van den 22 December 1789. Zoo dit bewijs nog enige bevestiging vereischte, zou het gezag van den Heer de calonne (het is opmerklijk dat de Heer burke dat heeft over het hoofd gezien) het nog ten overvloede vertterken. On ordonne que chacune de ces. Asfemblies (Primaires) nommera un electeur a raifon de cent citoyens a&ifs. calonne P. 36b. ces cinquaxtc mille FJeïïeurs (des Departement?) choifis de deux ans en deux ans par les asfemblées primaires. Ibjd. De Ex-minister kan indedaad zelden betrapt worden op eene afwijking van de zorgvuldige naauwkeurigheid van de kleinste bijzonderheden in zaaken, die tot ftaaikunde behooren. 1 N 3  ïtf »IIDIÏ!6rNO ▼ A H Ö* heel zijn werk heefc in het midden gebragtï Vertegenwoordiging zelve is, men moer het bekennen, eene inbreuk op de volmaakcfle vrijheid, want de beste inrigting kan niec beleccen, dac 'er mogelijkheid zij van een verfchil tusfehen des volks wil en dien van hunne Vertegenwoordigers. Verandwoordlijkheid kan zij, geftreng en juisc gefprooken, zelden roelaaten, want de geheimen van flaatkundig bedrog zijn zoo ondoorgrondlijk en de lijn, die eene bebeflisfing, door omkooping voortgebragc, van die, welke uic een dwaalend verftand fpruit, onderfcheidc, is zoo onmerkbaar fmal, dar de gevallen, waarin de afgevaardigden eigenlijk verandwoordlijk zouden kunnen gefield worden, re weinige zijn om als uitzonderingen genoemd ce worden. Hunne wegzending is alle de ftraf, die hun aangedaan kan worden, en alles wac de besce Conflicucie bereiken kan, is eene groote waarfchijnlijkheid van overeen* ftemming cusfehen den lascgeever en zijnen af. gevaardigden. Deeze fchijnt ook in de inrigtingen van Frankrijk bereikc ce zijn. De Kiezers der Departementen zijn zoo talrijk en zoo zeer door het volk gekozen, dac 'er de grooefte waarfchijnlijkheid plaacs heefc dat zij in hunne verkiezingen en weder-verkiezingen met de denkwijze van de Hoofd-Vergadering gen bezield zijn. Zij hebben te veele punten van aanraaking met den algemeenen hoop om een afzonderlijk gevoelen, en een te vlugtig beftaan om een afzonderliik belang te hebben. Men moet daarenboven ook opmerken dat zij tot  ÏRANSCHE OMWENTELING. 19.7 toe hunne bedieningen van Kiezers onmiddelijk uit het midden des volks koomen, met alle deszelfs gevoelens, genegenheden en vijand*» fchappen; en het is zeekerlijk onwaarfchijnlijk dat zij, die te korten tijd vereenigd zijn om den geest van vereenigde lighaamen aanivneemen, enige andere wil of ftem hebben zouden dan die van hunne Lastgeevers. Dit is waar van die gevallen, waarin de verdienden of gebreken van de geene, die 'er naar ftaan, kunnen onderfteld worden de Hoofd-Vergaderingen bekend te worden. In die, veel menigvuldiger, gevallen, wanneer zij te onaanzienlijk zijn om zoo zeer in aanmerking te koomen anders dan, door de befmetten midden» ftof van een volks-fluier henen, is deeze overdragt nog baarblijklijker verftandig ingerigt. De boer of arbeidsman, die een eerfte Kiezer is, kent van nabij mannen onder zijne gelijken, of onder diegeene, die onmiddelijk boven hem zijn, die kennis en braafheid genoeg bezitten om eenen goeden vertegenwoordiger te kiezen. Maar onder die klasfe (de eenigfte, die hij genoeg kennen kan om te oordeelen) ontmoet hij zelden enige, die verftand, tijd en eerzugc genoeg hebben, om zelve tot die bediening gefchikt te wezen. Van de perfonen, die Kiezers in het Departement willen wezen, kan hij een belangloos, bedaard en bevoegd rechter zijn; maar moest hij „ vereerd, of liever beguicheld" worden met her rechtftreekfe recht van tot het wetgeevend lighaam te benoemen, zou hij, in de opfchudding, omkooping en dronkenfehap N ^ 'van  Ï95 verdediging tan de van een tot de verkiezing verzameld gemeen, zijne ftem moeten geeven, zonder de mogelijkheid van eene juifte kennis te hebben van den toeftand, het karakter en het gedrag der mededingers. Zoo ongelukkig valsch fchijnt indedaad het gevoelen van den Heer burke, dat deeze inrigting in de Franfche Conftitutie de eenigfte is, waardoor werklijk en ter goeder trouw voorzien wordt in de uitoefening Van bedaarde omzigtigheid in den lastgeever. De Hiërarchie van verkiezingen wierdt Frankrijk door de noodzaaklijkheid opgedrongen. Hadden zij die verworpen, zo 1 den zij flegts de keus gehad hebben van onftuimige Vergaderingen van Kiezers of eene onftuimige Wetgeevende Vergadering te hebben. Zoo de Hoofd-vergaderingen van Kiezers zoo verdeeld hadden moeten worden, dat men opfchudding voorgekoomen hadde, zouden hunne Afgevaardigden zoo talrijk geworden zijn, dat de Nationaale Vergadering een graauw zou geweest zijn. Zoo. het getal der Vergaderingen van Kiezers verminderd ware volgens het getal der Afgevaardigden, die de Wetgeeving behooren uirremaaken, zou elke derzelve aan den anderen kant, talrijk genoeg zijn geweest, om ook een graauw te wezen. Ik kan die bijzondere onvoegzaamheid niet befpeuren, waarop de Heer burke doelt (*), in C*) »» Van alle magten, die overgedragen kunnen „ worden door de geene, die enige wezenlijke middelen ,, hebben om te oordeelen, is die overdragt bijzonderst Wk«  ïranschs omwenteling. ioj in het recht van perfoonlijke keus overredraagen. Het wordt, volgens de gewoonte van alle Staaten, aan groote amptenaaren opgedraagen, welken de magt toevertrouwd wordt van hunne onderhoorige amptenaars te benoemen. Het wordt in de gewoonlijkfce zaaken van het gemeene leven overgedraagen, wanneer onze laaifte vertegenwoordigers te verre van ons af zijn om binnen den kring onzer waarneeming te wezen. Het is opmérklijk dat de Heer de calonne, die zijn werk tot een volk rigt, dat verlicht is door de meesterlijke beredeneenngen, tot welke deeze onderwerpen aanleiding gegeeven hebben, in al het vuur van zijnen ijver om de nieuwe inrigtingen te berispen , deeze tegenwerping ook niet gewaagd heefr. Die is het eenigite voorbeeld niec, waarin de Ex-minister meer eerbied voor het volk, coc welk hij ifpreekc, gecoond heefc dan de Heer burke heefc laacen blijken voor hec veritand en de kundigheden van de Engelfche natie (*). Dus lijkst onvoegzaam die betrekking heeft op eene per„ foonlijke keuze, burke p. 271. (*) Schoon het misfchien tot ons doel niet dient kan ik mij egter niet onthouden eene aanmerking over dit onderwerp van belang te rekenen. Zij zal het verfchil van gevoelen zelfs tusfehen de Ariftocratifche partij in Frankrijk en de Regeerers van Engeland op. helderen. —— De Heer de calonne fielt te recht CP- 383 ) dat de eenpaarige last van Frankrijk aan Zijne Vertegenwoordigers behelsde dat zij de even gelijke N 5 b*  *«® TEÏSIBISIN6 VAK »« Dus verre van de beginzelen, die het wet» geevend lighaam zijn aanzijn moet geeven, Omtrent dat lighaam, dus ingefteld, blijven nog verfcheiden vraagftukken over. Deszelfs eenheid of verdeeling zal veel gefchil onderworpen zijn, en het zal bij de ijverige bewonderaars van de Engelfche Conftitutie van het grootst belang gerekend worden te bepaalen of 'er enige gelijkheid met deszelfs wetgeevende inrigting door Frankrijk bereikt konde worden, zoo zij goed ware, of door hetzelve hadde behooren nagejaagd te worden , zoo zij te verkrijgen ware. Niets is door den Heer burke met meer vertrouwen beweerd dan de gemaklijkheid, waarmede de ftukken en brokken van de lang omverre geworpen Franfche vrijheid tot eene Britfche Conftitutie zouden hebben kunnen gevormd worden (*). Maar van deeze algemeene fteU . bevoegdheid van aile burgen tot openbaars bedieningen moeften flaande houden.' —- Engeland is aan de fcst-aHs verkleefd! — De fchikkingen van den Heer necker. omtrent de verkiezingen van de Algemeene Staaten en het ontwerp van de Heeren mounier en lAitY tolendahl voor de nieuwe Conftitutie flooten eene vertegenwoordiging in van het volk, die ten naastenbij naauwkeurig was. En egter wordt het denkbeeld daar van in Engeland met afgrijzen aangezien ! De grootste Ariftocraaten in Frankrijk koomen nader bij het ftelzel van algemeene vrijheid dan de volks-zugtigste ftaatkundigen in Engeland, van 't welk ' deeze twee omftandigheden fterke bewijzen opleveren. (*) Om dit gevoelen in een fterker licht te plaatfen heb ik de voornaamfte plaatfen bijeengebragt, waarin het  V KANS CHE OMWENTELING. TOI /telling heeft hij noch de wijze verklaard, noch de grenzen bepaald. Niets is meer gefchikt om een werk voor het volk aangenaam te maaken dan deeze verhevene algemeene ftellingen die ligt genoeg zijn om in zwang te koomen en de ftelregelen van 's volks geloof te worden. Als zij door bepaalingen gehet aangekondigd of te kennen gegeeven wordt. „' T„ uwe oude staaten bezat gij die verfchillende ,, deelen, overeenkoomende met de verfchillende klas„ fen, waaruit uwe gemeente gelukkig zaamengefteld „ was. burke p. 5o. Zoo gij u zelve wantrouwde! i, en de bijna verouderde conftitutie uwer voorouderen niet duidlijk inzaagt, moest gij dan niet liever naar „ uwe nabuuren in dit land gezien hebben, die de ou», de beginzelen en modellen van de oude gemeene wet „ van Europa levendig gehouden, dezelve verbeterd en „ naar deszelfs tegenswoordigen toeftand gefchikt hadden « P. 53- Hebben zij nooit gehoord van eene Monarchie. „ door wetten Êeftierd, bedwongen en in evenwigt ge„ houden door de groote erflijke rijkdom en erflijke „ waardigheid van eene natie, en die beiden wederom „ bedwongen door een oordeelkundig bedwang van de ,. reden es de gevoelens van het volk in het algemeen, „ handelende door eene voeglijke en altoosduurende ,, ftem?" p. 184. En op dezelfde bladzijde vertoont hij Frankrijk als eene natie, „ die het in haare keus ,, hadt zulk eenen Regeeringsvorm gemaklijk te ver„ krijgen of litvcr dien te bevestigen, wijl zij dien „ reeds daadlijk bezat! Ik moet denken dat zulk „ «ene Regeering wel verdiende, dat haare uitmuntend„ heden vergroot, haare gebreken verholpen en haare „ bekwaamheden tot eene Britfche Conftitutie verbeterd „ Wierden." p. ip5. Het is hier juist de vraag of de eude Regeeringswijze van Frankrijk bekwaamheden be. bezate, die tot eene Britfche Contitutie konden verbetsrd geworden zijn.  n. zijn gewigtig en vreeslijk, maar in Frankrijk zijn  FR ANSCHE OMWENTBLINC. 207 zijn tij bij vergelijking van weinig betekenis, riet zoude een Regeeringsvorm geweest zijn, waarin de Arirtocratie alleenlijk fterk tegens het volk, maar onmagtig tegens de Kroon zoude hebben kunnen zijn. Deeze tweede fchikkmg ftrijdt dan even zeer tegens de theorie van de Engelfche Conftitutie als de eerfte Daar blijft flegts de eene of andere wijze van u.ckiezmg van een lighaam uit het midden des Adels en der Geestlijkheid over, om een Hooger huis uittemaaken, en hier tegens zijn onoverkoomlijke hinderpaalen in den weg. Ware het recht, om dus door eene eenige daad van voorrecht eenen tak der wetgeeving te vormen den Koning gegeeven geweesc, zoude het zijnen invloed gefterkt hebben coc eenen graad, ce alle tijden vreeslijk, maar noodlottig op hec^ tijdftip eener ftaackundige hervorming! Ware er de eene of andere wijze van verkiezmg door de Provincieën of door de wetgeeving aangenoomen geworden, of waren zij bekleed geworden mee enig bedwang op de benoeming van de Kroon, zou de nieuwe waardigheid gezogc geworden zijn mee eene drift yan omkooping en kuiperij, van welke nee, in zulk eenen nationaalen fchok, onmogelijk is hec gevaar ce berekenen. Geen algemeen beginzel van verkiezing, gelijk, bij voorbeeld dac van rijkdom of oudheid, zou die kwaad hebben kunnen verhelpen, want de uitgefloten en verlaagde Edelen 'zouden hec beginzel gevoeld hebben dac Adeldom hec even gelijk en onvervreemdbaar erfdeel van 0 alle  008 verdediging van de alle is. Door de affchaffing van den Adeldom wierdt geen Edelman verlaagd, want verlaagen is van eenen rang verminderen, die in de maatfchappij in ftand blijft. Niemand kan verlaagd worden, als de rang, dien hij bezat, niet langer beftaat. Maar ware de rang van den Adeldom gebleven op die wijze, als waarvan wij zoo even fpraken, zou het groot lighaam des Adels indedaad, in eenen eigenlijken zin en als eene Jlraf* verlaagd zijn geworden ; de nieuwe waardigheid van hunne voorige Pairs zou het geheugen levendig gehouden hebben van het geen zij voorheen bezaten en zou hen aangezet hebben tot onderneemingen, veel noodlottiger dan hunne gevoeligheid over eene behandeling, die ten minften verzagt is door derzelver verdeeling en onpartijdig den grootsten en den onaanzienlijkften is aangedaaD. De onmogelijkheid van het geen de Heer burke onderftelt dat zoo ligt te doen ware geweest, was zoo baarblijklijk, dat geene partij in de Vergadering de navolging van het Engelsch model, het ftelzel van zijne orakelen in de Franfche Staatkunde, aanbeval. (*) De Heeren lallï en mounier kwamen nader (*) De qttelle maniire [era compefi le fenat? feratmil formi de ce qu'on appelle aujourdhui la Noblesfe & le Clergéi nonsawsdoute Ce fereit perpetuiT cette feparation d'ordres, cel esprit de Corporation f qui est le plus grand ennemi de 1'esprit public. PiScis, Justifitatives de M. lAtiï iilihiaui, p. lat.  ERANSCHE OMWENTELING. 200 der bi| de Conftitutie der Amerikaanfche Staaten. Zij fteJden voor, dat 'er een Senaat voor levens lang door den Koning zoude verkoren worden uit eene lijst van een zeker getal perfoonen, die door de Provintieën aan hem ter verkiezing zouden overgeleverd worden (*\ Deeze Senaat zou een volftrekt recht van weigering op alle wetgeevende handelingen hebben en het groot nationaal Gerigtshof tot de terechtftelling van Staats-misdaadigers uitmaaken. Indedaad, zulk een lighaam zou eene veel fterker Ariftocratie gevormd hebben dan het Engelsch Pairfchap. Het laatfte bgbaam behoudt zijne waardigheid alleen door wijshjk geen gebruik van zijne magt te maaken. Potentia ad impotentiam abufi zon anders hun lot zijn. Maar de Senaat van den Heer mounier zou eene Ariftocratie zijn, gemaat.gd en gewettigd, die, omdat zij zou Jchtjnen minder onafhanglijkheid te hebben, zig werklijk verftouten zoude meer uicteoefenen. Hunne rechten te gelijk met het LaagerHuis van het volk ontleenende en met een aanzienlijker en uitgebreider last bekleed, zouden zij niet vreezen zig tegens de Gemeenten noch tegens den Koning aantekanten. De duur- (•) Afrit avoir txatnint & baland tous les inconvemens de chaque parti, peut-étre trouvere -1 - on que faire nommer les Scnatcurs par U R„i, fut la prefen. tation des Provmces & ne les faire nommer qu'a' vi« feroit encore le moyen le plus prepre a eoncilier tous les intéréts, Ib, p. 124. O 9  AIO VERDEDIGING VAN DE duurzaamheid van hun gezag zou hun de overhand boven de eerfte gegeeven hebben; de waarfchijnlijkheid van hunne zaak de overhand boven den laatften; en hec fchijnc waarfchijnlijk, dac zij moeften geëindigd hebben mee beiden aan zig ce onderwerpen.. Zij, die onderftellen, dac een Ser.aac, voor levens lang aangeiteld, niec befmec zoude worden door den geesc van grooce lighaamen mag de oude rechtbanken van Frankrijk in aanmerking neemen, die zoo fterk mee dien geesc bezield waren als enig lighaam van erflijke Edellieden, dac ook beftaan heeft. Maar om van de bijzonderheden van deeze omwerpen afteftappen. — Daar doet zig een vraagftuk aan onze aandachc op van eenen algemeener en moeijelijker aart. — Of eene eenvoudige vertegenwoordigende wetgeeving, dan eene Conftitutie van onderling bedwang de beste Regeeringsvorm zijl — (*) Deeze vraag breedvoerig ce behandelen is onbeftaanbaar mee hec doel en hec korc bellek van die werk (dac reeds ongevoelig verder uicloopc dan ons eerste voorneemen was) maar ik zal egter enige weirige algemeene beginzelen aanftippen, waarvan de beflisfing van hec vraagftuk misfchien voornamelijk afhangc. i. Men (*) De vraag, in gemeenzaame taal overgebragt, kan misfchien dus uitgedrukt worden. Of de waakzaam* heid van den meefter of de kibbelarijen van de bedienden de grootfie ztekerheid geeven om getrouw bediend te worden ?  ERANSCHE OMWKNTE UN6, 211 i. Men zal niet betwisten dac liet oogmerk eener vertegenwoordigende wetgeeving is den algemeenen wil optezamelen. Om met die beginzel overeencekoomen moec 'er dezelfde eenheid in den vertegenwoordigenden als in den oorfpronklijken wil zijn. — Die wil is een. Hij kan dan ook niec zonder wancaal dubbel vertegenwoordigd worden. Het maaefchapiijk lighaam onderftelc eene volmaakte eenheid en niemands wil kan twee mee elkanderen ftrijdende ftemmen hebben. Eene volfirekte (*) weigering, cegens den wil der nacie gekanc, door zijne vertegenwoordigers beflisfeiid uicgefprooken, is uic den aarc niecig,' als eene inbreuk op de Souvereiniceic van hec volk. Zoo verre veroordeelc hec afgetrokken beginzel van eene vercegenwoordigende Regeering de verdeeling der wetgeeving. 2. Aüe lighaamen, die een werklijk bedwang beziccen, hebben eene neiging coc dat grooc kwaad, dac alle wecten coc hier coe gekoesterd hebben, fchoon hec doei der wetgeeving is heczelve ce beteugelen, hec overwigc van bijzondere belangen. Alle ftaacs-lighaamen worden onfeilbaar door den geesc van zigzelve boven alles voorteftaan aangegrepen en de oprigting van elke nieuwe Vergadering fchepe (*) Het opfebortend veto, waarmede de Koning der Franfchen bekleed is, is flegts eene beroeping op het volk omtrent het gedrag der Vertegenwoordigers. AJs de ftem des volks, klaar is uitgedrukt, houdt de wetgeeving op. O 3  ftTft VERDEDIGING VAN DE fchept eenen nieuwen, listigen en waakzaamen vijand van het algemeen belang. Dit alleen is reeds eene genoegzaame tegenweiping te* gens eenen bedwingenden Senaat. Zulk een lighaam zou allerbijzonderlijkst voor deezen befmettenden geest vatbaar zijn. Een vertegenwoordigend lighaam zelf kan 'er alleen voor behoed worden door die dikwijls herhaalde verkiezingen, die overleggingen om* verre werpen en nieuwe deelen van volksgevoelens in hetzelve ingieten. Laaten wij eens toegeeven dat eere volks - vergadering fomtijds in onverftandige beflisfingen kan overijld worden door de verleiding der welfpreekendheid of de woede der partijzugt. Laaten wij toegeeven dat een bedwingende Senaat dit kwaad verbeteren zoude; maar laaten wij ons herinneren dat het beter is dat het algemeen belang bij fommige gelegenheden niet wel begrepen wordt dan dat het kun/lig wordt tegengewerkt. 3. Het is misfchien te bewijzen, dat die Regeeringsvormen van evenwigt en onderling bedwang nimmer beftaan hebben dan in de verbeelding van theoristen. Het onpartijdigfte voorbeeld zal de Constitutie van Engeland opleveren. Zoo bewezen kan worden, dat de twee leden van de wetgeeving, welke men beweert, dat het een het ander in bedwang houdt, door dezelfde clasfe van menfchen geregeerd worden, zal men moeten bekennen, dat het bedwang ook flegts inbeeldig is; dan kan die ftnjdigheid van belang, welke men on-  fransche omwenteling» 2ij onderftelc, dat alle zaamenzweering tegens het volk voorkoomc, niet langer aanwezig zijn. Dat dit de coeftand van Engeland is zal de oppervlakkigste waarneeming overtuiglijk doen zien. De groote eigenaars, getijtelde of on» getijtelde bezitten de gantfche magt van beiden de huizen van het Parlemenc, die niet onmiddelijk van de Kroon afhangt. De Pairs hebben eenen grooten invloed in het Huis der Gemeenten. Alle Staatkundige partijen worden gevormd door eene zaamenfpanning van de leden der beide Huizen; De Hof-partij, door den invloed van de Kroon in beiden werkende, door een gedeelte van de onafhanglijke Ariftocratie onderfteund; de tegengekante partij door het overige der Ariftocratie, het zij leden van het Huis der Gemeenten het zij Lords. Hier zijn alle verfchijnfelen van zamenfpanning; geen fchijn van bedwang. Het eenigst geval, indedaad, waarin dezelve zou kunnen ontftaan, is daar het belang van het Pairfchap onderfcheiden is van dat van de andere groote eigenaars. Maar deeze onderfcheiden belangen zijn weinige en gering en hebben zoo zwak een bedwang ingefteld, dat de gefchiedenis van Engeland geen een onbecwist voorbeeld van die geroemde onderling bedwang kan opleveren. De verwerping van de Bill van het Pairfchap van g kor ge J. wordt met groote zegepraal door de lol me als een voorbeeld aangedrongen. Daar, fchijnt het, verwierpen de Gemeenten de Bill, enkel uic vrees, dac de Ariftocracie O 4 fterk.  si4 verdediging van de fterkte zoude krijgen door de bepaaling van het getal der Pairs, die dat evenwigt van magt zoude vernietigen, welke de Conftitocie uitmaakt. Het is ongelukkig dat Staatkundige Theoristen niet zoo wel de gefchiedenis als de letter van wetgeevende handelingen raadpleegen. Het is eene zaak die algemeen bekend is, dat de verwerping van die Bill veroorzaakt wierdt door het ui-gaan van Sir robert walpole uit het Kabinet en de tegenkanting van hem en zijne party tegens denzelven was niet anders dan eene maatregel van de ministers. Het debat wierdt niet befherd door enige algemeene wetgeevende beginzelen. Het was .enkel eene beproeving van de kragten van twee partijen, frrijdende om de overhand. De Leezer zal ongetwijfeld eenen grooten eerbied voor de Conilitutioneele beginzelen van dat Tarlement gevoelen, als hem berigt wordt, dat wij aan hetzelve de Zevenjaarige A&e verfchuldigd zijn! Indedaad al befïondt zoodanig een bedwang in nog grooter kragt, zou het nog van weinig gewigt voor de algemeene vraag zijn. *, Door eene verfcheidenheid van leden en „ belangen" (zoo wij den Heer burke ge. looven mogen) „ hadt de algemeene „ vrijheid zoo veele borgen als er onder„ fcheiden inzigten in de verfcheidene orden „ waren." En als men door algemeene vrijheid verftaat de magt van het lighaam van deeze orden te zaamen is de Helling onbetwistbaar; maar beduidt zij, gelijk dit de mee-  FRANS CHS OMWENTELING. ai$ meening zijn moet, de vrijheid van het mensch» dom, dan kan niets valfcher zijn. De hoogere klasfen in de maatfchappij, welke ook haare naamen zijn, van Edelen, Bisfchoppen, Rechters, of bezitters van land- of handeldrijvenden eigendom, zijn altoos door een gemeen inzigt vereenigd geweest, dat veel vermogender is dan die geringe ftiijdigheden van belangen, welke deeze verfcheidenheid van ftanden kan doen ontftaan. Welke ook de kleine ftrijdigheden tusfehen kerklijken en waereldlijken, tusfehen handeldrijvenden en landrijkdom zijn mogen , zij hebben een algemeen belang te befchermen, de hooge plaats, namelijk, waartoe de maatfchaplijke orde hen verheven heeft. Daar waren nooit en zullen nooit, in de burger- maatfchappij, anders dan twee groote belangen zijn, dat van de ryken en dat van de armen. Het verfchil van belangen tusfehen de verfcheidene klasfen der Rijken zal altoos te gering zijn om hunne zaamenfpanning tegens het menschdom te beletten. Ondertusfchen zullen de voorrechten van hunne verfchillende orden gehandhaafd worden en de Heer burke zal zeggen dat de algsmeene vryheid buiten gevaar is! — Dus is het dat een Poolsch Palatijn op den Rijksdag over de vrijheid van Polen redentwist, zonder fchaamrood te worden op het denken aan zijne flaaven. Dus is het dat de Vergadering van Jamaica , onder de flavernij en het verkoopen van mensl.ien, zig godslasterlijk op de beginzelen van vrijheid O 5 bet  216 verdediging van de Beroept. — Dus is het dat de oudheid, met alle haare gewaande ftaatkundige wijsbegeerte, zig op geen eenen wijsgeer beroemen kan, die de rechcveerdigheid der flavernij in twijfel trok, noch met alle haare gewaande Vaderlandfche deugd, op eenen menfchenvriend, die de ellende der flaaven bejammerde. Daar blijft nu nog eene omflandigheid omtrent de wetgeeving over, de uitfluiting, namelijk, van 's Konings Staatsdienaaren van in de Vergadering te zitten Deeze zelfs verloogchenende inrigting moet ik zonder dubbelzinnigheid afkeuren. — Ik zie alle berooving van voorrechten aan als even onrechtveerdig in haar beginzel, verderflijk als voorbeeld, en onvermogend voor derzelver voorgewend doeleinde. De tegenswoordigheid van de ftaatsdienaars in de Vergadering zou van groote nuttigheid geweest zijn tot bevordering der zaaken en misfchien door hunne gevoelens openbaar bekend te maaken, hetwelk over het geheel gunftig is voor de algemeene vrijheid. Dezelve uic de wetgeevende Vergadering uictefluicen is hen de inzigten van de Kroon roegedaan maaken door hen geen belang bij de Confticutie ce geeven. De onbewimpelde openlijke invloed van Miniscers was nooic ce vreezen; maar wel die zijdelingfe en geheimen invloed, welken de uitfluicing hen misfchien in ftaac zal (*) De Ministers des Konings hebben zitting in de Vergadering, maar geene ftem. Zij kunnen alleen bij gelegenheid venoogen doen. Ver.taai.6R..  VRANSCHE OMWENTELING. 417 zal Hellen ongeflrafter en gelukkiger te oefenen. Men moet ook aanmerken dat het zoo veel is als alle mannen van uitmuntende talenten uit het kabinet uittefl uiten. Het voorwerp van edelaartige eerzugt zal eene plaats in de hooglte Vergadering zijn en geen man van groot vernuft zal gebrandmerkre en verlaagde bedieningen, die hem uit den natuurlijken werkkring van züne vermogens bannen, aanneemen, veel min rajaagen. Omtrent het plan van de bediening van het recht, dat de Vergadering gevolgd is, heb ik mijn gevoelen nog niet beflisfend durven bepaalen. Het is zeekerlijk zoo veel als eene proefneeming of 'er een wetboek gevormd konne worden, eenvoudig en verftaanbaar genoeg om de noodzaaklijkheid van Advocaaten te hebben uittefluiten (*). Van alle poogingen der Vergadering fchijnen de zaamgeftelde betrekkingen van de burgermaatfchappij deeze de twijfelachtigfte te maaken. Zij hebben egter dit gedeelte van hunnen arbeid nog niet voleindigd en de zwakheid, welke men de verkieslijke rechtbanken van de Departementen te laste, legt, zal waarfchijnlijk verholpen worden door de waardigheid en kragt, met (*) De verkiezing van nieuwe Rechters om de zes jaaren wordt fterk en bondig beftreden door den Heet DE calonne p. 294, voornamelijk op het beginzel £at de beftendigheid der rechterlijke bedieningen het eenigst beweegmiddel voor de menfchen is om hun leven aan de beoefening der wetten toetewijden, hetgeen «Jleen goede rechters kan vormen.  *l8 VERDEDIGING VAN DE met welke zij de twee Hooge Nationaale Geri;.tshoven (La Cour de Casfation & la Haute Cour Nationale') welke zij nu gaan infcellen, zullen bekleeden (*). Omtrent het onderwerp van de uitvoerende regeerinsmagt moet ik vooraf eene aanmerking maaken, welke de voorftanders, zoo wel als de vijanden, der Omwenteling al te veel verwaarloosd hebben. IVJen heeft de Vergadering befchuldigd dat zij haare eigen beginzelen gefchonden heeft door het aanneemen van uitvoerende magt, en haare voorflanders hebben haar daaraan fchuldig verklaard. Men heeft vergeeten dat zij eene dubbele bediening waarteneemen hadt. Zij moest niet alleen eene nieuwe Conftitutie oprigten, maar moest dezelve ook voor vernieling behoeden; hiervan eene noodzaaklijke aanmaatiging van uitvoerende magt in het hachlijk tijdflip van eene Omwenteling. Hadde zij zig zoo naauwgezet bij het beginzel gehouden, dat zij zig bepaald hadde tot hec maaken van theoretifche inrigtingen, welke eiken dag wederom door de magc omverre geblazen wierden, dan zoude, zij waarlijk die bijnaamen van herfenfchimmige droomers en geestdrijvers, mee welke men haar belaaden heeft, verdiend hebben. Van de toekoo- men- (*) Ik heb over dit onderwerp met veel vermaak en nut de diepe, fchrandere, fchoon misfchien hier en daar wonderfpreukige, aanmerkingen van den Heer bent* ham geleezen.  fransche omwenteling. 210 mende uitvoerende regeering van Frankrijk naar derzelver tegenswoordigen eoeftand te oordeelen is ongerijmd. Wij moeten niet, gelijk te recht is aangemerkt, voor het nieuw, flaatkundig gebouw aanzien hetgeen flegts hec ftellaadje is, dat men nodig heeft om hec opcerigten. De magt van den eerften Magiftraatsperfoon moet niet gefchat worden na°ar de zwakheid, tot welke de beroeringen van deezen tijd dezelve bepaald hebben, maar naar de voorzieningen van de coekoomende Confticucie. Hec gedeelce magc, waarmede de Koning der Franfchen bekleed is, is zeekerlijk zoo grooc als de zuivere theorie voor den uicvoerenden magiftraac vorderr. Een werkcuig om den algemeenen wil ce verzamelen en eene hand om dien ter uitvoer te brengen zijn de eenigfle noodzaaklijke beftand-deelen van de maacfchaplijke vereeniging. De vertegenwoordigers van hec volk vormen hec eerfte, de uicvoerende ampcenaar de cweede. Toe hec punc, waarcoe die beginzel hen geleid zoude hebben, hebben de Franfchen hen egcer niec gewaagd voorctegaan. De Heer burke heefc beweerd, dac de Koning der Franfchen geene weigerende ftem omcrent de wetten heefc. Die egcer is onwaarachtig. De minderheid, die zig tegens alle bevoegdheid coc weigering van de Kroon verzecce, was flegts honderd leden fterk, toen 'er agc honderd in de Vergadering tegenswoordig waren. De Koning bezie de magc om zijne goed-  330 VERDEDIGING VAM SE goedkeuring aan eene voorgeftelde wet te weigeren geduurende twee agtereenvolgende Vergaderingen. Zoo zij door de derde wordt voorgefteld, dan, ja, kan hij zijne goedkeuring niet langer weêrhouden. Deeze foort van opfchortend veto wordt met veel fchijn van reden en zeer fchrander door den Heer necker beweeid kragtdaadiger te zijn dan hec verouderde recht van weigering van de Engelfche Vorften (*> Eene zagte en bepaalde weigering kan, merkte hij aan, zooder gevaar, zonder haatlijkheid uirgeoefend worden, terwijl een voorrecht als het volftrekce veto in ormagt moet zinken door deszelfs benijdlijke grootheid. Het is al te groot, om uitgeoefend te worden, en moet, gelijk in Engeland gefchied is, ftilzwijgend in onbruik geraaken. Is zoo eene weigering niec daadlijk kragtig genoeg, die eerst voor de ftem der natie moec wijken, die na vier jaaren raadpleegens en in cwee opvolgende verkiezingen van vertegenwoordigers gefprooken is? Welke Monarch van eenen vrijen Staac, zal ik ftoucmoedig vraagen, zou met voeglijkheid of ongeftrafc de door de wet minst bepaalde weigerende ftem cegens de ftem des volks kunnen ftellen, die zoo duidlijk en ftandvastig ware uicgedrukc? Het volftrektfte veto moet, als hec volk aanhoudc, bij C *) Rapport fait au Roi dans fon Confeil, par le premier ministre des Finanses, i Verfailles le li Sept. .1780.  FRANS CHE OMWÏNTEtIHG. 221 bij de uitkomst flegts opfchorcende worden. Een opfchortend veto is dan even zoo veel als een volftrtkt veto en, zoo haaclijk in de uitoefening niet zijnde, geeft het meer wezenlijke magt. „ De magt van vertoogen te „ doen (*)» zpgt de Heer burkh, die „ oudstijds bij het Parlement van Parijs be„ rustte, is nu ongerijmd aan den uicvoe„ renden magiftraacsperfoon toevertrouwd.'1 Men zou onderftellen dat dit eene magt van vertoogen te doen ware gelijk die van hec Parlement van Parijs aan de wetgeeving; hec is egter, gelijk wij gezien hebben, eene magc van eenen gantsch anderen aarc, eene magc van vertoogen ce doen aan hec volk tegens deszelfs vertegenwoordigers, hec eenigsc aandeel in de wetgeeving (of zij in naam vol/trekt, of in naam bepaald zij) welk eene vrije Regeering haaren opperften Magiitraacsperfoon kan toevertrouwen (-f), Om- (•) De weigerende ftem, welke de Koning der Franfchen bezit, is juist het dubbel van die, welke der Vergadering is toevertrouwd. Hij mng zijnen wil tegens dien van zijn geheel volk ftellen vier jaaren lang of den tijd van twee wetgeevende vergaderingen, terwijl ds tegenkanting van de vergadering tegens de ftem der na tie ilegts twee jaaren duuren kan, wanneer eene nieuwe verkiezing dezelve vernietigt. Zoo onbedagtzaam heefc men dit voorrecht als flegts in n3am bellaande vertoontL Het geheel van dit bewijs is in enig opzigt ad hominem , want ik voor mijzelven twijfel nog aan de nuttig heid van enigerhande Koninglijk veto, het zij volftrskt het zij opfchortende. (t) P- 301.  22a vsrdedigj.no van de Omtrent hec voorrecht van vrede en oorlog, heefc de Heer buhke kortJijk (*) en de Heer de calonne zeer breedvoerig (1) hec ftelzel van de Vergadering berispc. In de Conftitutie van Frankrijk moet de oorlog verklaard worden door een decreet van de wetgeevende Vergadering, op voorftel van den Koning. De Koring bezit bij nitfluicing hec rechc om hec eerfte voordel daartoe ce doen; die kan van geen Lid der wecgeevende Vergadering koomen. De eerfte aanmerking, welke deeze fchikking ons aanbiedt, is dat het verfchil tusfehen dezelve en de theorie van de Engelfche Conftitutie enkel in naam beftaac. Die theorie onderftelc een onafhanglijk Huis der Gemeencen, eene geftrenge verandwoordlijkheid, en eene daadlijke magc van befchuldiging te mogen inbrengen: Wierdt dit alles in enig opzigt wezenlijk uitgeoefend, is het volkoomen klaarblijklijk dac eene beflisfing coc den oorlog in alle gevallen van de raadpleeging van de wetgeevende Vergadering mcesc afhangen. Geen Staatsdienaar zou vijandlijkheden waagen zonder de goedkeuring van een lighaam, dac een zwaard boven zijn hoofd hangende hielde, en naardien deeze cheorie onderftelc, dac hec Huis der Gemeencen volkoomen buicen enigen invloed van de Kroon is, zou ook de laafte be- (*) BURKE p. fi05, flOff. (f) CALONNE p." .170 200.  FR ANSCHE OMWENTELING. 213 beflisfing, in geenerhande opzigt, van den uitvoerenden magiftraacsperfoon kunnen afhangen, en hem zou geene andere magt overig blijven dan het eerfte voorftel. Door formaliteiten zoekt men, en hec is waar, in de meefte gevallen, de cheorie te vertoonen. Eene boodfchap van den Koning kondigt onmiddelijke vijandlijkheden aan en een adres van hec Parlement, waarin het onderfteuning beloofc, is de weêrklank van de boodfchap. Hec is die adres alleen dat hec Kabinet verftouc en gerechtigc om voorctegaan in hunne maatregelen. De boodfchap van den Koning nu koomt met hec eerfte voer/iel van de Franfche Conftitutie overeen en zoo onze beoefening zoo zuiver ware als onze theorie fchoonfehijnend is, zou het adres een decreet van de Wetgeevende Vergadering zijn, hec voorftel van den Koning aanneemende. Niemand dan, die een opregc en verlichc bewonderaar van de Engelfche Confticucie is, gelijk die behoort en beweerd wordt te beftaan, kan, beftaanbaar met zig zeiven, oordeelen en eene fchikking afkeuren, die flegts in de beuzelachtigfte omftandigheden van dezelve verfchilr. Van onze Regeenng, gelijk die uitgeoefend wordt, te fpreeken zou eene belediging van hec gezond verftand zijn. Daarin blijft geen voerftap van die ftnjdende magten, die in onze Confticucie bij theorie onderfteld worden, meer overig. Daarin heerschc de fiaaifte eenvoudigheid. Dezelfde invloed bepaalc de uitvoerende en de wetgevende magt. Hetzelfde Kabinet verP klaart  224 VERDEDIGING VAN DB klaart oorlog in den naam des Konings en keurt het goed in den naam des Parlements. Maar Frankrijk, van het ciment beroofd, dat deeze ftrijdende magten te zaamen verbsmdt, moest zig bepaalen, om onze theorie, en niet onze praktijk natevolgen. Zijne fchatkist was leeg. Het kon dan ook dit wonderfchoon ftelzel niet aanneemen.' Onderfteld egter, maar niet toegegeeven, dat dit vreeslijk voorrecht in Frankrijk meer verkort ware dan in de theorie van onzen Regeeringsvorm, dan blijft ons nog overig nategaan of die bepaaling goed of kwaad zij. De voornaamfte tegenwerpingen zijn, dat het ftrekt om de aangroeijing van vreemde partijfchappen te begunftigen en den fpoed te benadeelen, die in krijgszaaken zoo noodzaaklijk is om wel te flaagen. Op beiden deeze tegenwerpingen is een algemeen andwoord te geeven. Zij fteunen op de onderftelling dat het dikwijls oorlog zal zijn. Beiden onderftellen dac Frankrijk een gedeelte zal behouden van dac flaatkundig ftelzel, van welk het heeft afgezien. Maar zoo hec zig eer goeder crouwe bij zijne verklaringen houdc, moet de oorlog voor heczelve een zoo zeldzaam geval zijn, dac de tegenwerpingen van geen het minste belang worden. Vreemde Mogendheden krijgen geene aanleiding om eene partij omtekoopen in eenen Staac, die zig niec met ftaats-zaaken van vreemde Mogendheden bemoeit en eene verftandige natie, die eenen overwinnenden oorlog als niec minder nooc- lot-  Ï"R ANS CHE OMWENTELING. aaS lorrig geest-bedwelmende voor den overwinnaaren dan aüer verderflijkst voor den overwonnenen aanziet, zal haare kans van vrede niet overgeeven uit vrees voor de nederlaag, noch de hoop op overwinning koopen door te vooren fchikkingen te maaken om den oorlog gemaklijk te doen ontftaan. Frankrijk, hec denkbeeld van veroveringen ce maaken voor alcoos opgegeeven hebbende, kan indedaad geene waarfchijnlijke bron van vijandfchap overhouden dan deszelfs volkplantingen. Men heefc zoo onwederleglijk bewezen dac hec bezie van volkplantingen in hec ftuk van koophandel nutloos, en ftaackundig gefprooken fchadelijk is dac de overcuiging der wijsgeeren niec misfen kan, ce behoorlijken tijd haare uitwerking op de geesten van het verlichc Europa te hebben en hec Franfche Rijk te ontheffen van deeze bezwaarende en ver,derflijke eigendommen. Doch al moest de nu uitgeroeide fnoodheid, die den naam van ftaackunde verkregen heefc in Frankrijk weder aangenoomen worden, dan zouden de cegenwerpingen nog zwak zijn. De eerfte, welke men bekennen moet, dat een waarfchijnlijk en vreeslijk voorkomen heeft, fchijnt baarblijklijk gegrond op de gefchiedenis van Zweden en Polen, en op enige feiten in die van hec gemeenebest der Nederlanden. Hec is een aanmerklijk voorbeeld van die Josfe en vergezogce vergelijkingen, door welke drogredenaars de gefchiedenis bederven en misbruiken. Bijzondere omftandigheden in den P 2 toe-  aafi VERDEDIGING VAN DE coeitand deezer Staaten maakten dezelve gefchikc om de zetels van vreemde partijfchappen te zijn. Het kwam niet daar van daan dat ftaatslighaamen moesten beflisfen of 'er oorlog gevoerd zoude worden want, was dat waar, dan moest het ook plaats gehad hebben in oud Rome en Karthago, in het hedendaagsch Venetië, en Zwirserland, in het republiekeinsch Parlement van Engeland en in het Congres van de Vereenigde Staaten van Amerika. Holland zelf was, in zijne betere en magtiger dagen, vol* maakt bevrijd van dit kwaad. Daar zijn geene voetftappen van hetzelve in de gefchiedenis te vinden tot den tijd van kar el II. en lodewyk XIV, wanneer het, verdeeld tusfehen den naijver op den handel van Engeland en de vrees voor de veroveringen van Frankrijk, zig in de armen van het Huis van Oranje wierp en de voorftanderen der vrijheid dwong zig op de hulp van Frankrijk te verhaten. In nieuwere tijden hebben de inwendige verdeeldheden deszelfs zwakheid nog ongelukkiger ten toon gefpreid, en maar al te klaar getoond, dat het van al dien luister, dien het door de onweetendheid en vadzigheid van de waereld gewonnen heeft, nu nog maar de fchaduw bezit door de toegeevendheid en beleefdheid van Europa. Het geval van Zweden kan met de grootste gemaklijkheid verklaard worden. Een arm en krijgszugtig volk, of het door eenen, of door veele despooten geregeerd wordt, zal altoos door zijne dwinglanden verkogt worden tot de onder-  FRANSCHE OMWENTELING. E27 derneemingen van vermogende eerzugtigen, en kortling gebeurde feiten hebben bewezen dat eene verandering in den Regeeringsvorm van Zweden den bezoldigings-geest van deszelfs krijgskundig ftelzel nog niet veranderd heefc. Polen is een'voorbeeld, dac hier nog minder ce pas koomc. Daar verbonden onafharglijke regeeringlooze despooten zig nacuurlijk op verfchillende wijzen mee vreemde Mogendheden. En egter heeft Rusfisch geweid meer te weeg gebragc dan Rusfisch geld,- en Polen heeft nog meer geleden van zwakheid dan van omkoopbaarheid. Men kan geene overeenkomst ftellen tusfehen deeze gevallen en dac van Frankrijk; ik wil de beflisfing van hec gefchil aan een enkel duidlijk punc waagen. Alle de Mogendheden van Europa zouden geen geld genoeg kunnen befteeden om zig eene partij in Frankrijk te maaken en te houden. Laaten wij hec voor een oogenblik als mogelijk vooronderftellen dac de wecgeevende vergadering van dac uitgeftrekc en rijk Koningrijk eenmaal konde omgekogc worden;maar laaten wij ons dan. daarbij herinneren dac eene reeks van wecgeevende vergaderingen, in den uicgeftrektscen zin door hec volk verkoren, ageer de anderen zouden moeten omgekogc worden, om enig duurzaam overwigc te krijgen, en dan zal hec baarblijklijk zijn dac de mijnen van Pocofi nog niec ftrekzaam genoeg zouden wezen om hec te beproeven. Als wij in aanmerking neemen dac hunne raadpleegingen gefchieden onder hec p 3 na-  3*8 VKHDÏDISING VAN Dl nafpeurend oog van een waakzaam en verlicht volk, dan zat de aanwas van vreemde partijfchappen blijken nog hersfenfchimmiger te zijn. Alle de Staaten, die wij opgenoemd hebben, waren arm, en konden daarom ook goedkoop omgekogt worden; derzelver Regeeringsvorm was eene Ariftocratie en behoefde daarom maar eens gekogc te worden; het volk was onweetend en kon daarom door zijne regeerers ongeftraft verkogt worden. Het tegengeftelde van deeze omftandigheden zal Frankrijk behoeden, gelijk het Engeland behoed heeft, voor die „ ergste van alle kwaad." Deszelfs rijkdom maakt die onderneeming moeijelijk; deszelfs fcherpzinnigheid maakt haar gevaarlijk; de kortheid van den tijd, geduurende welken aij de magt in handen van dezelfde perfoonen laaten, maakt dat het der moeite niet waard is en dat het van geen duur kan wezen. Dat het overlaaten van de beflisfing van eenen oorlog aan de raadpleegingen van eene volks-vergadering, grootendeels, deszelfs kragt zal verminde» ren en denzelven voor alle vernielende oogmerken ontzenuwen zal, wil ik niet ontkennen. Frankrijk moet egcer, als deszelfs Conftitutie bevestigd is, in een oogpunt van verdediging, onverwinnelijk zijn ; en als deszelfs Regeering niet gefchikt is om aantevallen, is hec ook geen wonder dat de Vergadering geen voorzorg ge. bruikc heefc tegens een geval, dat haare grondbeginzelen niet kunnen onderftellen Dee- (*) De aanval, dien Frankrijk thans op de verbonden Vorften doet, is eigenlijk een verdedigende aanval, even  FRANSCHE omwenteling» ÜSf) Deeze is de laatste gewigtige inrigting omtrent de uitvoerende magt, welke de Heer burke in aanmerking genoomen heeft, ert zij leidt ons tot een onderwerp van eene oneindige kieschheid en moeijelijkheid, dat den vijanden van de omwenteling niet weinig heeft doen zegepraaleh, de bewerktuiging, namelijk, van het leger. Men moet het bekennen, een Leger van honderd en vijftig duizend mannen, eene Zee-magt van honderd fchepen van linie, en grenzen, dooreen honderdtal vestingen verdedigd, met het beftaan eens vrijen Regeeringsvorms overeentebrengen is een vreeslijk vraagftuk om optelosfcn. Men kan niet ontkennen dat de gefchiedenis geen een voorbeeld oplevert, waarin zulk eene groote openbaare magt niet op den Staat is teruggeftort en het gereed werktuig van krijgs- overweldiging geworden is. Zoo de ftaat van Frankrijk niet volftrekt onvoorbeeldiijk ware, en op welken deeze historiefche bewijsredenen daarom o ok niet toepaslijk zijn, of tot welken zij niet behooren, zou de geeven als die van frederik ii. was toen hij in den zevenjaarigen oorlog in Saxen viel; het blijft egter bij veele nog twijfelachtig of het niet beter voor dat Rijk geweest ware, dat de geestdrift der natie dezelve niet hadde aangefpoord om de eerfte de wapenen te gebruiken , en of zij in een enkel verdedigenden oorlog niet ongelijk fterker zoude geweest zijn en dus meer kans gehad hebben om haare vrijheid te handhaven; wij zulien denklijk binnen weinig tijds zien ,- welke deezer twee Hellingen de uitkomst bevestigen zal. vertaaler. P 4  *3° VUDKDICISC van DE gevolgtrekking onvermijdlijk wezen. Een leger met de gevoelens en hebbelijkheden, welke het ftelzel van hec hedendaagsch Europa medfbrengt hetzelve inreboezemen, is niec alleen tegens de vrijheid gekant, maar onbeftaanbaar met vrijheid. Een lighaam van menfchen, dat alle de magc van den Scaac in banden heefc, en met opzec van alle gevoelens van burgers ontblooc worde, is een monfter, hecwelk geene redelijke ftaackunde gedoogen kan, en alle omftandigheden coonen klaar dac hec hec oogmerk van de Franfche wecgeeyende Vergadering is hec ce vernietigen, niec als een lighaam gewapende burgers, maar als een leger. Dit moec op eene ver, ftandige wijze en van langzaamerhand gefchie* den. Twee groore verrigtingen baanen 'er den weg toe, her volk ce wapenen, en hec leger toe burgers ce maaken. (*_) De eerfte deezer maacregelen, hec oprig-en van hec burger- leger, maakc de natie zeekerlijk onafhanglijk van deszelfs krijgsknegten. Een leger van vier Millioenen mannen kan nooic door een van honderd en vijftig duizend bedwongen worden. Zij kunnen ook geene andere denkwijze hebben als hec lighaam des volks, want zij zijn mee heczelve een. Van waar het afgrijzen van den Heer burke van de natie dus ce wapenen, onder den naam van burger-leger, oneftaan zij, is zelfs moeijelijk ce C") Om de woorden van den Heer de calonnb fc gebruiken: armant le peufle & popularifaat VatnU*.  frans che omwenteling. 231 re gisfen. Is hec dan niec meer waar dac de verdediging van eenen vrijen ftaac alleen aan deszelfs burgers moec coevertrouwd worden? Moeten de langduurige cegenkancingen tegens een (taande leger in Engeland, de rraagheid en de naijver, wa.rmede men het laac oprigcen, en hec geduurig gefchreeuw om een burger-leger (eindelijk in fchijn coegeftaan) dan uitgeroeid worden als de grove onhoflijke gevoelens van onze onverlichte voorvaderen? De Vergadering heefc den burgeren de wapenen in handen gegeeven en heefc door dat middel en haare eigen overheerfching en de overweldiging van het leger voor altoos beier. „ Zij moeten," zege de Heer burke, „ door een leger regeeren." Als dat hun plan is, dan is hunne ftaatkunde nog jammerlijker dan hij die heefc voorgefteld; wanc dan verfterken zij mee opzec de geene, die geregeerd moecen worden, terwijl zij mee opzec hec werktuig hunner regeering verzwakken; zij verfterken het volk en verzwakken het leger; zij maaken dan fcig zelve en hun leger afhanglijk van de natie, welke zij alleen verfterken en wapenen. Een Krijgs- volks-regeerwg, als men daar door een raadpleegend lighaam van foldaacen verftaat, is de verfoeielijkfte van alle cijrannij; maar verftaac men daar door eene volks-regeering, daar elk burger in de wapenen bedreven en gewapend is, dan moec men zeggen dac hec de eenigite vrije RegeeP § lingsi  asa verbedigin g vak de ringsvorm is, die in zijnen eigen boezem de middelen rot zijn behoud bezit. De foldaaten, door de fterkte van het burger-leger onmagtig gemaakt tot enig gevaarlijk oogmerk, worden door veele andere omftandigheden genodigd om zig van die laage moordzugtige hebbelijkheden te ontdoen, die de volmaaktheid van eenen hedendaagfchen foldaat uitmaaken. In andere Staaten was de foldaaten-ftand in het algemeen ontburgerd, Zij waren te arm om bnrgers te zijn. Maar in Frankrijk kan een groot deel de volle rechten van burgers genieten. Zij zullen dan waarfchijnlijk hunne hoogfte hoedanigheid niec aan hunne mindere hoedanigheid opofferen, noch hun gewigt als krijgsknegten verheffen, door eenen ftaatkundigen zelfsmoord te begaan. Zij: gevoelden dat zij als foldaaren flaaven zijn, en zijn bewusc dat zij als burgers föuvereinen zijn. Die verfpreiding van ftaackundige kennis onder hen, die door den Heer burke befpoc en afgekeurd worde, is het eenigsc middel, dat hen verfterken konde tegens de verleiding van eenen heerschzugtigen bevelhebber. Dat alleen zal hen leeren dat zij, als zij het oor aan zijne voorflagen leenen, zig zijn jok onderwerpen, dat zij, om de vrijheid van andere te vernietigen, hunne eigene vrijheid moeten opofferen. Zij hebben, het is waar, reuzen-kragten en kunnen hunne medeburgeren verpletteren, door het maatfchaplijk gebouw omverre te tukken, maar zij moeten zelve door deszelfs vaj  7RANSCHE BMWINTÏlINC. «33 val overftelpt worden, de overheb r- sching van legers lS de slavernij der soldaaten. Een leger kan niec te fterk zijn om te dwingen, dac is, een leger kan zelf niec ce fterk door de voiftrektfte inwendige dwinglandij aan een verbonden zijn. De verbreiding van deeze groote waarheden zal, gelijk zij eene omwenteling in het karakter van de Franfche foldaaten heeft te weeg gebragr, dezelve ook doen aanhouden. Zij zullen dan, in den zin van ondergefchikte dienaars van het despotismus, ophouden een leger te zijn, en, terwijl de foldaaten de gevoelens van burgers aanneemen, en de burgers de krijgscuchc van foldaacen verkrijgen, zal hec krijgs-karakter verbreid en hec ambagt van . foldaac verniecigd worden. Krijgsdiensc zal de pligc van elk burger, en het ambagc van geenen worden (*). Toe dit doel ftrekt hun ftelzel baarblijklijk en onvermijdlijk. Zoo men nodig rekent dat 'er een afzonderlijk lighaam, als een leger, moec zijn, dan zal hec ztekerlijk bij beurcen ge- kc C*) ik moet hier wederom de befpotring van den Heer burke trotfeeren door het aanhaalen van den ongelukkigen Geneeffchcn burger, wiens leven bitter gemaakt wierdt door de koele vriendfehap van eenen wijsgeer en wiens nagedagtenis veroordeeld wordt door de bekommerde geestdrift van eenen redenaar. Ik zal mij verdomen eiken leezer ter doorbladering aantebeveelen, zijn ' traktaat, getijteld Confiderations fur Ie Gouvernement de Pologne &c. en bijzonderlijker hetgeen, het krijgskundig ftelzel raakt.  234 VERDEDIGING VAN DK kozen worden. Men zal van eiken burger enige jaaren krijgsdienst vergen, en dit kan, gelijk in de oude Gemeenebesten, eene noodzaaklijke hoedanigheid gemaakt worden om naar burgerlijke eerampten te kunnen ftaan. In den tegenswoordigen toeftand van Frankrijk is de Nationaale Garde een genoegzaam bolwerk tegens den vijand, zoo het weder in zijne oude hebbelijkheden verviel; en in deszelfs toekoomenden ftaat is het niet waarfchijnlijk dat 'er een lighaam, vatbaar voor zulke gevaarlijke hebbelijkheden, beftaan zal. Gallos quoque in bello floruisfe audivimus zal waarfchijnlijk het zeggen van onze kinderen zijn. De glorie van heldenmoed en de luister van veroveringen zijn lang genoeg het erfgoed yan die groote natie geweest; het is tijd dat zij eene nieuwe glorie en eenen nieuwen luister zoeke onder de fchaduw der vrijheid, in het aankweeken van de konden des vredes, en in het uitbreiden van de gelukzaligheid van het menschdom. — Gelukkig zoo het voorbeeld van dat „ Manifest „ van menschlievendheid," dat door de wetgeevers van Frankrijk in het wetboek hunner Conftitutie is aangenoomen, eenen even fterken indruk maakte op de omringende volkeren. , Tune genus humanum pofitis fibi confulat armis, Inque vicem gens omnis amet. ■—- VIJF.  VIJFDE AFDEELING. Verdediging van de Engelfche bewonderaaren der Franfche Omwenteling. Heeft de Heer eurke dus gefprooken van de mannen en de maatregelen eener vreemde natie, daar vaderlandsliefde noch zijne vooringenoomenheid, noch zijne bitterheid kon verontfchuldigen, daar noch pligt noch gevoel hem hadden behooren te beletten de denkwijze van de belanglooze nakoomlingfchap aanteneemen en den onhartftogtelijken toon van eenen wijsgeer en eenen gefchiedfchrijver te voeren, wat wonder dan dat hij nog wilder dartelt in alle de welfpreekendheid en heftigheid van eenen cegenftreever van medeburgeren, welken hij het fnood ontwerp te last legt van Engeland tot het navolgen van zulke ijslijkheden aancehitfen? De Omwentelings- en Conftitutie - maatichappijen en Doctor price, dien hij als haaren godfpraak en leidsman befchouwc, zijn de groote voor» werpen zijner vijandfchap. Tegens hen zijn r-eene fmaad te laag, geene fcheldwoorden te vin*  Ü36 VERDEDIGING VAN DB vinnig, geene aantijging te fnood. Blijdfchap over den val van het despotismus is de onvergeeflijke misdaad, welke geene deugd Verzoeten, geene ftraf boeten kan. Niet zelden verraadt men egter onbeflaanbaarheid met zig zeiven in letterkundige gefchillen. Hij gelaat zig als of hij hen veracht, die hij fcbijnt te vreezen. Zijn toorn verheft de geene, welke zijne fpotternij zou willen vernederen, en, die hij nu belacht als te verachtlijk om zijne gramfchap te verdienen, zet hij ftraks weder in een uitfteekend misdaadig licht, als te vermetel om veracht te worden. Dan is hunne ftem het lastig gebrom van magere vliegen, dan hec hol gedruis, dat aardbeevingen en omkeeringen voorfpelt, die het- gebouw der maatfchappij zullen te onderfte bo« ven keeren. Om tegens de leer/tellingen en tegens de perfoonen van deeze ongelukkige maatfchappijen deezen ftorm van verfoeijing en befpotting uittelokken, was het niet genoeg dac de Franfche Omwenteling belakt wierde, maar alle befcheiden van Engelfche wetten en ftaackunde moeften nog verdraaid en verwrongen worden. Men erkenc dac de omwenteling van 1688 grondbeginzelen heefc vascgefteld, terwijl men beklaagc dac zij geene inflellingen hervormd heeft. Zij heeft de theorie van eene vrije Regeering bevestigd, zoo zij al derzelver praktijk niet verzeekerd heeft. Zij verklaarde, door een gedenkwaardig voorbeeld, het recht van hec volk van Engeland, om misbruikce magt  fransche omwenteling. 237 magt intetrekken, J om den Regeeringsvorm interigten en de Kroon te fchenken. Daar was, ja, een tijd dat enige ellendige navol, gers van filmer en blackwood hunne hoofden daar tegens verhefren; maar meer dan eene halve eeuw heeft hen der algemeene verachting onttogen en hun die vergiffenis en die vergetelheid gefchonken, die zij door hunne onfchadelijke domheid gekogc hebben. Het was voor het eind van de agttiende eeuw bewaard deeze onfchuldige en klaarblijklijke gevolgtrekkingen als fchotfchriften op de Conftitutie en de wetten uitteleggen. Doctor price heeft beweerd (ik denk zonder vrees van tegengefprooken te zullen worden) dat het Huis van Hanover de Kroon van Engeland aan de verkiezing van deszelfs volk verfchuldigd is, dat de Omwenteling ons recht heeft vastgefteld „ om onze eigen regeerers „ te kiezen, om hen om wangedrag afcezetcen „ en om voor ons zeiven eenen regeerings„ vorm interigten". Het eerfte voorftel, zegde Heer burke, is of valsch, of beuzelachl tig. Zoo hec wil zeggen dac Engeland eene verkieslijke Monarchie is, is hec eene ongegronde, gevaarlijke, onwetcige en tegens de Conftitutie aanloopende ftelling. Zoo het zinfpeelt op de verkiezing van zijner Majefteits voorouderen tot den troon, wettige zij de Regeering van Engeland niec meerder dan die van andere natieën, daar de grondleggers van regeerende geflagren over 'c algemeen hun rechc op de eene of andere verkiezing gegrond  53^ verdediging van de grond hebben (*> Hec eerfte ]id van dit tweeledig voorftel verdient geen antwoord. Hec volk mag voorzeeker, gelijk hec gedaan heefc, eene erflijke Monarchie boven eene verkieslijke kiezen. Hec mag een geflagc verkiezen, in plaacs van eenen perloon. Hun rechc is in alle deeze gevallen even ongefchonden. Her zou te vergeefsch zijn de gewaande verkiezingen, waarin een Raad van Baronnen, of een leger van huurlingen verilaafde en verduifterde Rijken overweldigers gegeeven hebben, met de plegtige, welbedagte verkiezing van de natie in 1688 ce vergelijken. Hec is, wel is waar, dikwijls besc deeze gebrekkige cijcelen door eene daaropvolgende berusting in dezelve ce bevestigen. Hec behoort ook niec onder de in FranKrijk oncworpen nieuwigheden, om de eisfchen van iemand van de nakoomlingfchap van faramond en clovis te verlevendigen, noch de overweldigingen van pepin of hugves c a pet aanceklaagen. De openbaare rusc eischc dac men eenen fluijer werpe over de welgeflaagde misdaaden, door welke Koningen zig zoo menigmaal den weg toe den troon gebaand hebben. Maar waarom zouden wij ons niec verheugen dac hec opperfte Magiftraacsampc van Engeland vrij is van zulk eene blaam, dat het, als eene onmiddelijke uicvloeijing uic de fouvereiniteit van hec volk, zoo wettig in zijnen oorfprong als in zijn be- C*) «URKE p. 17, ip.  fransche omwenteling. 239 beituur is. Als men haar zoo verftaat, is de Helling van Doctor price noch valsch, noch beuzelachtig. Zij is niet beuzelachtig, want. zij verheft de Engelfche Monarchie met eer onder de Regeeringsvormen der waereld; en is zij valsch, dan moet de geheele gefchiedenis van onze Omwenteling eene vertelling zijn. De zaak was, in kort, dat de Prins van Oranje tot Koning van Engeland verkoren wierdt, met het voorbijgaan van. het recht, niec alleen van den verbannen Vorsc en zijnen zoon, maar ook van de Prinfesfen Maria en anna, de onbetwiste nakoomelingen van jakobus II. Het rechc van wil-1 lem III was dan baarblijklijk geene opvolging, en hec Huis der Gemeencen liec Doctor b urne ts traktaat door beuls handen verbranden, omdat daarin beweerd wierdc dat hec verovering was. Daar blijfc dan nog flegcs verkiezing over, vvanc deeze drie rechcen op hec Koningfchap zijn de eenigfle, die onder de menfcnen bekend zijn. Hec is beuzelachtig tegen te werpen dac de Bijeenkomsc flegts weinig van de orde van opvolging afging. De afwijking was wel gering, maar zij weêrfprak het grondbeginzel en ftelde hec rechc om 'er van te mogen afwijken vast, dac hec (tuk in gefchil is. Hec beginzel, dac de verheffing van willem 111 en den voorrang van de nakoomlmgfchap van sophia van Hanover boven die van henrietta van Orleans billijkte, zou even zoo wel, in het (luk van recht, de verkiezing van Kancelier jeffe- Q ries  34° verdediging van db ries, of Kolonel kirk gebillijkt hebben. De keuze moest, gelijk alle andere keuzen, door redenen van flaatkunde en door voorzigtigheid beftierd worden, maar het was evenwel eene keuze. Uit deeze redenen ontftondt die ftrijdigheid tusfehen het gedrag en de taal der omwenteling-bewerkers, met welke de Heer burke zijn voordeel gedaan heeft. Hun gedrag was manlijk en regelmaatig; hunne taal was bewimpelende en twijfelachtig. Zij gebruikten eene omzigtigheid met de vooroordeelen, die zij tot de orde der maatfchappij nodig rekenden. Zij misleidden de ongeflepenbeid van 's volks verftand met eene foort van verdrag tusfehen de Conftitutie en het afgezet geflagt. „ Zij wierpen eenen wel,, gewerkten ftaatkundigen fluier" (om de uitdrukkingen van den Heer burke te gebruiken) over het roemrijk toneel, dat zij gefpeeld hadden. Zij gelieten zig iets van de opvolgings orde te behouden, en, om voorwerpen van hunne verkiezing te vinden, hunne toevlugt te neemen tot de nakoomlingfchap van kar el en jakobus, opdat de eerbied en getrouwigheid, met te minder geweld op de algemeene denkwijze, zig aan den nieuwen Vorst zouden hechten. Ware het een Jakobiet vergund geweest in de Parlementen van willem III. vrij uit te fpreeken, zou hij de Acte van aanftelling dus hebben kunnen berispen. —*• „ Zal dan de „ taal uwer ftatuten eeuwig met de waar- „ heid  fransche omwenteling. 2At „ heid ftrijd voeren? — Niet lang geleden „ ontheiligdet gij de godsdienstoefening door „ eene dankzegging, die of niets meende, „ of een leugen te kennen gaf. Gij dank„ tet den Hemel voor de behoudenis van „ eenen Koning en eene Koningin op den „ troon hunner voorvaderen, eene uitdruk„ king, die of enkel op hunne afkomst „ doelde, dat beuzelachtig was, of hun erf„ iijk recht te kennen gaf, dat valsch was. — „ Met dezelfde verachting van alle beftaan„ baarheid met u zei ven en waarheid, worden „ wij heden geroepen om de Kroon van ,, Engeland aan eene Duitfche Prinfes te „ fchenken, omdat zij de kleindogter van jA„ kobus I is. Is dat, gelijk de woorden te „ kennen geeven, de. waare en eenige reden „ van uwe keuze, dan eischt de beftaanbaar„ heid met u zeiven dat gij ook de woorden „ na," uitmuntende „ weglaat; en in der„ zei ver plaats invoegt „ victor ama* „ „ deus, Hertog van Savoie, getrouwd „ „ met de dogter van de alleruitmuntendfte „ „ Prinfes henrietta, wijlen Hertogin„ „ ne van Orleans, dogter van wijlen on„ „ zen fouverein en Heer karel I glo„ „ rieufer gedagtenis." — Doet de getrouw,, heid hulde in uwe daaden, of laat haar „ in uwe woorden agter — erkent de gron„ den van uwe handelwijs en uw manlijk „ gedrag zal geëerbiedigd worden door hen, „ die, uwe rebellie verfoeijen." Welk andwoord Lord somers of de Heer burke Q a op  *4* V i > D E r>' I Ö I N o VAN Ö B* op deeze uitvaaring zouden hebben kunnen bedenken weet ik niet, tenzij zij zouden hebben willen bekennen dat de bewerkers der Omwenteling eene taal voor nieuwlingen én eene andere voor volleerden hadden. Of dit gedrag de vrugt van bedagtzaamheid en groote wijsheid waren dan die van eene bekrompe, trotfche, bloohartige ftaatkunde, die hec mensehlijk geflagc befchouwde als alleen door bedrog geregeerd rnoecende worden , is nudoos ce onderzoeken en zou ver-, mecel zijn ce bepaalen. Maar hec Was voorzeeker niec ce verwagcen dac 'er een gefchil ontftaan zoude hebben door hec verwarren van hunne beginzelen mee hunne voorwendzelen. Met de laarfte heefc de ftelimg van Doctor price geen verband; van de eerfte is zij een onloochenbaar gevolg. De volgende leerftellirig van die ftrafbaare redenvóering, die de verontwaardiging van den Heer burke opwekt, is dac de Omwenceling ons recht vastgefteld heeft „ om „ onze regeerers om wangedrag aftezetcen." Hier zou een eenvoudig mensch naauwlijks hebben kunnen voorzien dac 'er eene ftrijdig-, heid van gevoelen ontftaan konde. Te beweeren dat de afzetting van eenen Koning om het misbruiken van zijne magc geen beginzel vascftelde voor eene diergelijke afzetting, als 'er wederom even zulk een misbruik plaats zoude grijpen, is zeekerlijk een van de zwaarfte onderneemingen, welke ooic de heldenmoed van wonderfpreuken te verdedigen onder  FRAHSCHE OMWENTELING. §43 der de pogen zag. Hij heefc egter de middelen van afcogc niec verwaarloosd. „ Geene „ Regeering?' vertelc hij ons, „ zou een ,, oogenblik ftaande kunnen blijven, als zij „ omverre konde geworpen worden door „ iecs, zoo los en onbepaald als de gedagce ,, van wangedrag:1 Men zou denken aan de behendige ligcveerdigheid, waarmede hec woord wangedrag hier ingevoerd worde, dac de voorftanders der volksregeering ftaande gehouden hadden dac hec goed ware de Koningen om ejke beuzelachtige en vergeeflijke fout aftezetten, van tegens eenen Vorst opteftaan om de keus van zijne getijtelde of ongetijcelde dienstboden, om hec wegjaagen van zijne lakeijen of zijne kamerheeren. Het ?ou van de zijde van den Heer burke heusch geweesc zijn niec te onckennen 'c geen hij wel weeten moec, dac men door vangedrag juist die foort van wangedrag verItaRC, om welk jakobus H pnecroond wierdc, — eene zaamenzweering tegens de vrijheid van zijn land. Niecs kan zwakker zijn dan op de conftU W'toneele onverandwoordlijkheid van Koningen of Parlemencen aancedringen. De wee kan hen nooit verandwoordlijk ftellen, omdat hnnne verandwoordjijkheid de ontbinding van den Sraac onderftelc, die de vernieciging van de wee is. In de regeeringsvormen, die tot hiertoe beftaan hebben, is de magc van de Regeering hec eenigsc arcijkel in hec maacfchaplijk verdrag. Neem dac weg, zoo is de Q 3 maat-  S44 VERDEDIGING VAN DE maatfchappij ontbonden. Eene wettige voorzorg voor de verandwoordüjkheid van Koningen zou medebrengen dat het gezag der wetten tegelijk beftaan konde met derzelver vernietiging. Het is omdat zij niet wettig, en volgens de Conftiturie verandwoordlijk kunnen zijn, dat zij zedenlijk en redenlijk verandwoordlijk moeten zijn. Het is omdat 'er geene hulpmiddelen binnen de grenzen van de maatfchappij gevonden worden dat wij dezelve in de natuur moeten zoeken, en onze parkementen ketenen onzen onderdrukkeren in het aangezigt moeten werpen. Niemand kan een voorbeeld van wet uit de Omwenteling afleiden, want de wet kan niet beftaan in dë ontbinding der Regeering. Men kan alleen een voorbeeld van reden en rechcveerdigheid uit dezelve trekken en misfchien verdienen de vrienden der vrijheid de verkeerde voorftelling, waarmede men hen be* flreden heeft, omdat zfj hunne zaak aan zulke brooze en beuzelachtige hulpbenden hebben toevertrouwd en in de fnoode praktijken der menfchen gezogt hebben betgeen in de heilige reqhten der Natuur te vinden is. Het ftelzel van advocaaten is indedaad ook gantsch verfchillende. Zij kunnen zig alleen beroepen op het gebruik, op voorbeelden, gezag en ftatuten. Zij fpreiden hunne uitgewerkte beuzelachtigheid, hunne trouwlooze vriendfchap ten toon, door de vrijheid met de hersfenfchimmige eer van oude afkomst te ontluisteren. Een pleiter voor de recht-  eransche omwenteling. 245 rechtbank de OU Baily, die de fchuld van eenen roover of moordenaar zoude willen verzwaaren door te bewijzen dat Koning jan, of Koning alfred rooverij en moord ftrafte, zou flegts gelach verwekken. Een man, die beweeren zoude dat de reden, waarom wij recht op eigendom hebben, is omdat onze voorouders dat recht over vier honderd jaaren genoten hebben, zou met recht veracht worden; en egter zoo weinig luistert men naar het gezond verftand in den geheimzinnigen onzin, die het omkleedzel van flaatkundig bedrog is, dat de cokes, de Elacksïones, de burkes fpreeken als of ons recht tot vrijheid van derzelver bezit bij onze voorouderen afhinge. In de gemeene gevallen van zedenkunde zouden wij bloozen over zulk eene ongerijmdheid. Niemand zou moord met deszelfs oudheid ver. ontfchuldigen, noch de weldaadigheid brandmerken om dat zij nieuw ware. De Geflagtberekenaar, die den eenen zou veradelen als met kaïn ontftaan, en de andere zou lasteren als met howard opgerezen, zou zelfs door den dolden voorftander der Ariftocratie wederfprooken worden. Deeze Gothifche toepasfing van geflagtberekenmg op waarheid en rechcveerdigheid is de Staatkunde bijzonder eigen. Het pleegen van rooverij in de eefie eeuw maakt de verontfchuldiging van rooverij in de volgende; en de voorftanders der vrijheid hebben de vesting van rechc voor die van voorige gebruiken verla'acen, die, Q 4 zelfs  34« vi»BïDie(k6 van db zelfs ten gunfligften, gelijk men wel verwagten zoude van de eeuwen r die dezelve op. leveren, zwak, wankelend, partijdig en twijfelachtig^ is. Het is niec omdat wij vrij geveest zijn, maar omdat wij recht hebben om vrij te zijn dat wij vrijheid vraagen moeten. Rechtveerdighejd en vrijheid hebben noch geboorte, noch geflagt, noch jeugd, noch ouderdom. Hec zou even ongerijmd »jn te beweeren dat wij recht tot de vrijheid hebben, omdat de Engelfchen onder alfreds regeering vrij waren, als dat drie en drie zes maaken, omdat dat zoo was in het leger van genghis-Khan. Laat ons niet meer hooren van dat onedele en fchandelijke geflagtregister der vrijheid. Laat ons met meer hooren van haare Saxifche, Deenfche, Normanfche voorouderen. Laat de onilerflijke dogter van de reden, van de rechcveerdigheid en van God niet langer verward worden met de onvoldraagen bastaard-telgen, die zig haaren naam toegeëigend hebben. Maar, zegt de Heer burke, wij beweeren niet dat dat recht door nafpeuringen in de oudheid zij voortgebragc; wij zijn verre van te willen dac een lang bezie tijrannij wetcigc, of dac feicen mee rechc verward moecen worden. Maar (om des Heeren burres lofredenen op de Engelfche wijsheid van haare hoogklinkende opfierfelen ce berooven) de indruk van oudheid maakc de vrijheid dierbaarer, veredelc haar, en verfterkt haar doqr feaar in 's volks geesc doorlugcig en eerwaardig  FRANSCHB OMWENTELING, fAJ dig te maaken. De beguicheling is nuttig; In de nuttigheid van ftaatkundig bedroe beftaat alle de kragt van het bewijs; een begmzel, haatlijk en verdagr bij de vrienden der vrijheid als het groote bolwerk van geestlijke en waereldlijke dwinglandij. Te zeggen dat de menfchen enkel door bedrog geregeerd moeten worden, is 'smenfchen verftand befchimpen en de bedriegerijen rechtveerdigen, die despooten en Muftis, Paufen en Sultans op de puinhoopen van de verlaagde en onderdrukte menschlijkheid verheven hebben. Maar de leer is even valsch als haatlijk. Eerfte ftaatkundige waarbeden zijn weinig in getal en eenvoudig. Het is gemaklijk haar te doen verftaan en hetzelfde verlichte zelfbelang, dat in de andere belangen van het leven heerscht, op de Regeenng toetepasfen. Men kan haar doen eerbiedigen, niet omdat zij oud is, of om dat fU heilig is, niet omdat zij door Baronnen is ingefteld, of door Priesters wordt goedgekeurd; maar om dat zij nuttig is. Men kan de menfchen gemaklijk rechten leeren handhaven, welke hun belang medebrengt te handhaven en pligten leeren uitoefenen, welke het hun belang is uitteoefenen. Dit is het eenigst beginzel van gezag, dat de rechtveerdigheid met fchendt en de menschlijkheid niet beledigt; het is ook het eenigst, dat beftendig zijn kan. De verfchillende in zwang geraakte vooroordeelen en het gemaakte gevoel, de grondflag der Regeeringsvormen heb" Q 5 bea  448 TISÖÏDICIN e VAK si ben uitgemaakt, zijn dingen die van korten duur zijn. De beguichelingen der Ridderfchap en de beguichelingen der bijgeloovigheid, die der Regeering luister en heiligheid bijzetten, worden op haare beurt vervangen door nieuwe foorten van denkwijzen en nieuwe flelzels van zeden. De reden alleen en het natuurlijk gevoel zijn genaturalifeerd bij elke natie en de tijdgenooten van elke eeuw. Eene overtuiging van de nuttigheid van eenen Regeeringsvorm verfchaft de eenigfte beflendige en eerwaardige zeekerheid van gehoorzaamheid. Onze voorvaders ten tijde der Omwenteling waren, het is waar, verre van de volle kragt van deeze verheven waarheden te gevoelen; ook was de geest van het algemeen in Europa, in de zeventiende eeuw, niet genoegzaam verlicht en rijp voor de groote onderneemingen der wetgeeving. De weetenfchap, die de rechten van den mensch leert, de welfpreekendheid, die den geest van vrijheid aanvuurt, waren eeuwen lang begraven geweest met de andere gedenkflukken van de wijsheid en de overblijfzelen van het vernuft der oudheid; maar het herleeven der letteren ontfloot eerst flegts voor weinigen de heilige bron. De nodige arbeid van het letterziften en woordenboekmaaken hieldt de vroege geleerden bezig, en daar verliep enige tijd eer de geest der oudheid in derzelver bewonderaarén overging. De eerfte, die in dat tijdperk de fraaie letteren met oorfpronglijke en manlijke  fran8che omwenteling. 249 Jijke denkenskragc vereenigde, was buchanan (*), en hij fchijnt ook de eerde geleerde geweest te zijn, in welken het edel vuur van republikeinfche geestdrift van de Ouden overgegaan is. Deezen lof verdient zijne verwaarloosde, maar onvergelijklijke verhandeling de Jure Regni, waarin de beginzelen van volks-daatkunde, en de ftelregelen eaner vrije Regeering met eene juistheid voorgefteld, en met eene kragt aangedrongen worden, welke geene voorige eeuw geëvenaard, en geene volgende overtroffen heeft. IVlaar de daarop volgende vordering van 's menfchen geest was langzaam. De diep doordagte inzigten van harrington wierden befpot als de raaskallingen van eenen droomer, en wie zal zig verwonderen dat de dolle koningsgezindheid, die het verloren Paradijs onderdrukte, de welfpreekende verdeaiging van het volk van Engeland van mil- ton (*) Het is niet weinig aanmerkenswaardig dat bochanan zijnen tegenpartijder maitland dezelfde bekommering voor den val der letterkunde in den mond legt, die in den geest van den Heer burke is opgewekt door de Franfche Omwenteling. Wij kunnen nu lagchen over zulk eene bekommernis, als wij op de letterkundige gefchiedenis van Europa van de zeventiende en agttiende eeuwen terug zien, en, zoo onze gefchillen tot de verlichte geleerden van de aanflaande eeuw koomen, zullen zij waarfchijnlijk, met even zoo veel reden, lagchen om de bekommering van den Heer » u a k. e.  *5? verdediging van pt ton (*) tegens eenen zwakken omgekogten fchoolvbs, in fchande inwikkelde. Sinï^ey, „ door de geleerdheid der Oudheid „ tot eene verlichte liefde tot de oude vrij„heid aangevuurd" leerde de beginzelen, die hij met zijn bloed verzegelde, en locke, wiens lof minder daarin beftaat dat hij flout en oorfpronglijk is, dan dat hij bedaard, gezond van redeneering, duidKjk en ordelijk gefchreven heeft, verdient de' onfterflijke eer | *an de Jeerflukken van burgerlijke' en godsdienfhge vrijheid tot een ftelzel gebragt en vatbaar voor het volk gemaakt te hebben. In Ierland bragt molyneux, de vriend van locke, de Cafe of Ierland aan het licht, een werk, dat men genoeg prijst, als men zegt, dat een despotiek regeerend Parlement I?et liet verbranden; en in Schotland verdedigde andries fletcher, de leerling van " A h' C*) Pesftme enim vel naturd vel legibus comparatum foret, ft arguta fcrvitus, libertas mula esfet; &■ baberent tyranni, qui pro fe dicerent, non baberent, qui tyrannos debellare posfunt. Miferum esfet, fi bate ipfd ratio, quo utimur Dei munere 'non multo 'plura ai homines confervandos, liberandos, & quantum mnura fert inter se «(JBiNBos quam ad opprimendos P fnb cnius imperia mali perdendos. argumenta fupfedttaret. Causam itaque p v l c h e u i m a m har certe fiductd Uti aggrediamur; iiunc fraudem , fallaetam, tgnorantiam atque barbariem; hinc lucem , veri. tatem, rationem & feculorum omnium ftudia atque dactrtnam nobiscum flare, Jo A nhiS miltoni5 Defenf. Pop. Anglic. apui "Pcra T. U< p. 338. £d. Lond. 1738, * ;*  IRAn'sCHE oftwENTK'LINé. ALgernon sidney, de zaak van zijn verlaaten land mee eene kragt van welfpreekendheid, die de Oudheid evenaarde, en eene waardigheid , die de deugd der oudheid vertoonde. Ziet daar eene vlugtige optelling van degeene, die, voor, of bij de Omwenteling, hec hunne toegebragt hadden om ftaackundig lichc te verbreiden ; maar hun getal was klein; hunne werken niet voor hec volk gefchikc] en hunne Jeerftellingen waren veroordeeld! Hec groore gros der menfchen begon coen eersc ce leezen, daar hec door den hoogmoed van rang en geleerdheid fmaadlijk begrepen was gebleven ónder den naam van hec gemeen. Veele oorzaaken werkten ook medé om in Engeland een magtig Torysch belang ce vormen. Hec overfchoc vat) dat Gochisch gevoel, welks verdwij'ning de Heer burke zoo hartstogdijk bejammerc, ddc de gecrouwheid jegens den Koning op een punc van eer in verkleefdheid aan den krijg encte, maakce een deel daarvan uic, dac hec Tory/chap der Ridderfchap kan genaamd worden. De leerftukken van een godlijk recht in Koningen, diep nu te zeer vergeeten zijn, zelfs om met toejuiching befpoc te worden, wierden coen ftaan- de gehouden en geëerbiedigd. Die kan hec Toryfchap van de bijgeloovigheid genoemd worden. En eene derde foorc oneftondt uic den grooten overgang van eigendom in een nieuw ontftaan koophandels-belang, dac den ouden kleinen Adel van Engeland, om befcherming tegens deszelfs inbreuken, ageer den troon  25* VBRDïDIGIH g van de troon dreef. Dit kan het Toryfchap van landbezittende Ariftocratie genoemd worden Godsdienftige vooroordeelen, beledigingen tegens natuurlijke gevoelens, welke alle konftige ftelzels te zwak zijn om te weêiftaan, en de loop der gebeurtenisfen, die hen medefleepte tot uiterften» welke geen mensch voorzien konde, wikkelden de Torys in de Omwenteling en maakten dezelve waarlijk tot eene daad van de natie. Hun afkeer voor de minfte fchaduw van nieuwigheid was egter onoverwinnelijk. Men kan onderftellen dat de IVhigs iets zullen toegegeeven hebben om vredes wille, maar hec is waarfchijnlijk dat weinige, zelfs van hunne hoofden, groote edelmoedige inzigten hadden. Wat kon ook indedaad verwagc worden van de afgevaardigden van eene natie, bij welke, enige jaaren ce vooren, de Univerficeic, van Oxford, de geleerdheid en wijsheid van de na- (*) Grondbeginzelen zijn eerbiedwaardig, zelfs in hunne dwaalingen, en die Torys van de voorleden eeuw waren eene partij volgens grondbeginzelen. Daar walen dan ook onder hen mannen van de grootfte en onbezwalktfte eer. Wie zal dien lof aan clarendon en SOUTHAMPTON, ORMOND en MONTROSI weigeren? Maar het Toryfchap kan nu niet meer als eene partij volgens grondbeginzelen in Engeland beftaan; want de beginzelen, waarop wij gezien hebben dat het gegrond was, beftaan niet meer. Het Gothisch gevoelen is uitgewischt, de bijgeloovigheid uitgeroeid, en het landbezittend en handelbelang volkomen onder een gemengd. Het hedendaagsch Toryfchap kan alleen ontftaan uit eenen laagen geest of een bedorven hart.  fransche omwenteling. £53 natie vertegenwoordigende, bij een plegtig de« creet haare gelukwenfchingen gedaan hadt aan den Heer G. mackenzie (dien fchandelijken misbruiker van blinkende talencen en groote bekwaamheden toe de flaafschfte en fnoodfte oogmerken) voor hec wederleggen van de verfoeilijke leerftukken van buchanan en 41milton en hec bewijzen van hec godlijk rechc der Koningen, om hec menschdom ce kwellen en ce onderdrukken! Hec moec klaar zijn dac een volk, dac dus, door de Hem van zijn geleerdsc lighaam, zijne reden voor zulke verfoeilijke ongerijmdheden kon doen knielen, re jong was om weccen ce maaken. Van daar de ongerijmde gefchillen in de bijeenkomst omcrenc de bewimpelende fpreekwijzen van afftand doen, verhaten enz., die beter door hec Parlement van Schotland kort afgefneden wierden, coen hec de naauwkeurige en manlijke uicdrukking bezigde, dac jakobus II. den troon verbeurd hadc. Hier van daan vinden wij dac de omwencelings-bewerkers geduuriglijk hun flaatkundig gedrag door hunne taal in hunne wetten weêrfpreeken. — Van daar hunne magtelooze en bedrieglijke hervormingen. — Van daar hun gebrek aan vooruiczigc (*_) in hec verwaarloozen van bolwerken op- (*) Deeze aanwas van Koningrijken invloed, uit eene betwiste opvolging voortfpruitende , heeft, indedaad, allernootlotugst plaats gegrepen. De Proteftantfche opvolging was het onderftelde middel om onze vrijheden te behouden, en aaa dit middel is het doel allerbehaaglijkst opgeofferd geworden. De IPhigs, de opregte, fchoon  ft£4 VERDEDIGING VAN DE opterigten tegens de natuurlijke (trekking, welke eene betwiste opvolging heeft om den aanwas van den Koninglijken invloed allerfnelst te doeri voortgaan, door dien het dan nodfg is den bezitter van de Kroon tegens den geenén, die aanfpraak op dezelve maakt, zoo zeer te verfterken en dus de vrijheid gedeeltelijk opteofferen aan de middelen om dezelve te behouden. Maar om het vraagftuk nog volkoomener optehelderen, zoo „ laaten wij eens luisteren naar de egte godsfpraaken van de omwentelings-ftaatkunde," niet naar de dubbelzinnige en bewimpelende taal van hunne ftatuten, maar naar de onbedwongen uitboezeming van gevoel in die gedenkwaardige onderhandeling tusfehen de Lords en Gemeenten, op dingsdag den vijfden Februarij 1688, welke eindigde in het vastftellen van den tegenswoordigen Regeeringvorm van Engeland. De Tories, voor den ftroom wijkende in de perfoonlijke uicfluiting van jakobus II. beflooten de Whigs in het naauw fchoon befchroomde en partijdige vrienden der vrijheid, waren genoodzaakt den troon te omhelzen, als het plegtanker van de vrijheid. Om haar voor eene geheele fchipbreuk te bewaaren, waren zij genoodzaakt iets aan deszelfs voorftanders toetegeeven. Van hier eene nationaale fchuld, een zevenjaarig Parlement en een ftaande leger. De erkende reden van de twee laatfte was Jakobieterij. Van hier de onnatuurlijke zamenfpanning tusfehen het Whigfchap en Koningen, geduurende de regeeringen van de twee laatfte Vorften uit het Huis van Hanover, welke de minderjaarigheid van het Leicestershuia zoo geheel omverre wierp.  eransche omwenteling. 055 naauw te brengen, door te beweeren, dac de verklaaring van den afftand en de openvalling van den croon eene verandering van den Regeeringsvorm pro hac vice in eene verkiesbaare Monarchie was. De gevolgtrekking is onweêrleglijk en men moec bekennen dac, fchoon de Whigs de beste burgers waren, de Tories besc redeneerden. Hec is in deeze onderhandeling, dat wij de hoofden der Whigs gedrongen zien zoo veel van die grondbeginzelen ce oncdekken, welke hunne koescering van vooroordeelen en hun eerbied voor oude gebruiken hen hadden doen ontveinzen. Hier zullen wij vonken oncdekken, door de bocfing van hec gefchilvoeren uicfpaccende, „ en die lichcs genoeg verfpreiden om de" ftaatkundige duisterheid op te helderen, waarmede zij hunne maatregelen omwikkeld hadden. Zoo 'er enige eerbiedwaardige naamen onder de Advocaacen van de Conftitutie van Engeland zijn, zijn het die van Lord somers en Advocaat maynard. Zij waren beiden uit. fteekende gelascigden van de Gemeenten in deeze onderhandeling en beider taal zal de gevolgtrekkingen van Doft. price en het ftelzel van de omwentelings- maatfchappij meer dan rechcveerdigen, lord nottingham, die de onderhandeling van wegens de Tories beftierde, op eene wijze, die zijne behendigheid en fcherpzinnigheid zeer veel eer aandoet, vroeg de Advocaaten van de Gemeenten „ of zij „ meenden dat de troon zoo epen ftondt, dac „ de opvolging in de erflijke linie daardoor R „ ver-  Q5<5 verdediging tan de „ vernietigd was en dus alle de erfgenaamen „ moeiten afgefneden worden? hetwelk wij „ (de Lords) zeggen dat de Kroon verkieslijk „ zal maaken." maynard, wiens redeneering altoos veel van den ouden republikeinfchen geest ademde, antwoordde kragtig en eenvoudig: „ Niet dat de Gemeenten zeggen, dat de Kroon van Engeland altoos en door„ gaande verkieslyk is, maar het is „ nodig dat 'er eene aanvulling gefchiede daar „ eene gaaping is." Het is onmogelijk de meening van deeze woorden te misvatten. Niets kan baarblijklijker zijn dan dac hij, door de wijze van te ontkennen dac de Kroon altoos en doorgaande verkieslyk is» bekenc, dac zij voor de dringende noodzaaklijkheid, die coen beltondc, verkieslijk was. In gevolge van zijne redenkaveling gebruikc hij eene vergelijking, die zijn geloof aan leerftukken, welke door den Heer burke verfoeid worden, fterk ophelderc. „ Als cwee van ons „ een onderling verdrag aangaan om elkanderen ce helpen en ce verdedigen cegens elk „ en een ijder, die ons op reis mag aanval„ len, en hij, die bij mij is, zig regens mij „ kanc en mij den kop aan (lukken flaac, dan „ heefc hij ongecwijfeld afftand gedaan van „ mijnen bijiland en zig herroepen." Daar zijn geene oneerbiediger en naauwkeuriger gevoelens omcrenc hec Koninglijk ampc in hec oneerbiediglte euangelie, dat den Democratifchen bijbel fchande verwekc, ce vinden. Hec is niet ongepast in het voorbijgaan aancemerken dat  franschic omwenteling. 057 dac 'er coen perfoonen waren, die zoo grooc een afgrijzen van de nieuwigheden gevoelden, die zederc algemeen zijn aangenoomen, als de Heer burke nu gevoelc van de Rechten van den Mensch. De Graaf van clakendon zeide in zijne aanmerkingen op de redenvoering van den Heer som er s: „Zoo veel „ kan ik in hec algemeen zeggen, dac die ver„ breeken van hec oorfprongïijk verdrag eene „ caal is, die nog niec lang op deeze plaats „ gevoerd, noch in enig van onze wecboeken „ of openbaare befcheiden bekend is. Hec is „ fleges opgekoomen als uic fommige nieuwe „ fchrijveren ontleend en die niec van de besc „ gewilde zijn!" — Men zou denken dac die de caal van den Heer burke ware; zij is egcer de zijne niec; zij is die van eenen Jakobietfehen Lord van de zevenciende eeuw. De lories gingen voorc de Whigs ce kwellen en vervaard te maaken mee hec denkbeeld van verkiezing. — maynard ancwoordc weder. „ Hec woord verkieslijk is „ hec zeggen van de Gemeemen niec. Daar „ moec eene keuze gedaan worden, en, als „ dac gefchiedc, zal hec egcer hec Rijk niec „ voor altoos verkieslijk maaken." Zoo hec nodig ware de aanhaalingen nog meer ce vermenigvuldigen om ce bewijzen, dac de Omwenteling in alle opzigten eene verkiezing was zouden wij Lord nottingham nog kunnen hooren, wiens onderfcheiding bijzonder coepaslijk is op de zaak, waarover wij handelen. R 2 Als  258 verdediging van de „ Als gij het" zegt hij, „ eens verkieslijk „ maakt, zeg ik daarom niec dac gij altoos „ verpligt zijc eene verkiezing te doen; maar „ het is genoeg het zoodanig te maaken, „ als 'er door dac voorgaande eene g^aping „ in de erflijke opvolging is." De redeneering van den Heer robert howard, eenen anderen der Advocaaten van de Gemeenten is ftout en onbewimpeld. „ Mijne „ Heeren! Gij zult wel doen van dit in aan„ merking te neemen; hebt gij niec zelve „ de opvolging bepaald en enige uitgefloten, „ die in eene linie van rechc op dezelve „ zouden kunnen zijn? Hebc gij niec mee „ ons medegeflemd, dac hec onbeftaanbaar mee „ onzen godsdiensc en mee onze wetten is, „ dac een Papisc over ons regeeren zoude? ; „ Moeten wij dan niec coc eene verkie„ zing koomen, als de volgende erfgenaam „ een Papisc zij?" Juisc hetgeen 'er volgde. Maar hetgeen allerfterksc dienc om die ftrijdigheid cusfehen de caal van de wee en de waare grondbeginzelen, die den grond van die geheele bewijs uitmaaken, opcehelderen, is de erkenning van Sir richard temple, ook eenen van de Advocaacen voor de Gemeenten. -— „ Wij hebben eene zoo na„ cuurlijke bevoegdheid als enige van onze „ voorgangeren gehad hebben om een middel „ te vinden in zulke dringende noodzaaklijk„ heden als deeze is." Hieruit volgde onfeilbaar dac hunne nakoomlingfchap in alle geflagcen dezelfde natuurlijke bevoegdheid zoude heb-  frans che omwenteling. 259 hebben om in dringende noodzaaklijkheden re voorzien. Maar iaaten wij hunne ftatuten hooren. Daar „ onderwerpen de Geestlijke „ en Waereldlijke Lords en de Gemeenten, „ uit naam van het geheele Engelfche volk, „ alleronderdaanigst en getrouwst, zig, hunne „ erven en nakootnlingen, voor altoos enz." (*) Hier is de zegepraal van den Heer burke — een plegtige afftand en opgave van het recht om den Koning of de Conftitutie te veranderen! Zijne zegepraal wordt daar door nog vergroot, dac deeze affchaffing van de rechten der menfchen door een ftatuut gevolgd is naar eene diergelijke betuiging van eeuwige gehoorzaamheid van hec Parlemenc van elisabeth! — Hec is moeijelijk iecs ongerijmders ce bedenken. Terwijl zij bezig zijn een rechc uitteoefenen, van welk hunne voorvaders, in hunnen naam, afftand gedaan hadden, doen zij afftand van hetzelfde rechc uic naam van hunne nakoomlingen. Om hec be» lagchelijke van deeze ftaatkundige klugt nog te vergrooten, leggen zij hunne nakoomlingfchap eene onherroeplijke wee op, juist in dezelfde bewoordingen van diezelfde wee, die hun onherroeplijk door hunne voorvaderen is opgelegd, op hetzelfde tijdftip dac zij die verbreeken. Hec Parlemenc van elisabeth pnderwerpc zig en zijne nakoomlingfchap voor eeu- (*) Men kan over het gebeurde en geopperde in die Conventie, vergelijken wagenaar. Vad. Uist, § XV. D. LX. Boek. vertaal er.. * 3  200 vïididioin6 van d k eeuwig en altoos. De bijeenkomst van 1688 verwerpt die onderwerping voor zigzelve, maar legt haar haare naköomlingfchap weder °P; E" na zulk eene in het oog loopende itrijdigheid wordt de vleitaal der ftatuten ernflig en zegepraalend aangevoerd als „ de zee„ kere godfpraaken van Omwentelings-ftaacü kundige." Dus is het uit het gedrag en de taal der hoofden van de Omwenteling klaar gebleken, dat het eene afzetting en eene verkiezing was; en dac alle uitdrukkingen, die iets ftrijdigs bedoelen, welke in hunne handelingen gevonden worden, ontfpioten zijn uic hec overfchoc hunner eigen vooroordeelen, of uic coegeevendheid jegens de vooroordeelen van andere, of uic de oppervlakkige en laardunkende ftaatkunde, om het menschdom met eerbiedwekkende beguichelingen te misleiden. Dezelfde geest beftierde, dezelfde vooroordeelen beletteden hunne vordering in alle vakken. „ Zij handelden," zege de Heer burke, „ door hunne oude Staaten." Dac deeden zij niet. — Maakcen de Pairs en de Leden van een ontbonden Huis der Gemeenten, met den Lord-Major van Londen enz,, door een opontbod van den Prins van Oranje zaamengeroepen, het Parlement van Engeland uic? — Neen. Zij waren noch wertig verkoren, noch wettig vergaderd; maar zij namen eene gelijkenis van een Parlement aan in hunne bijeenkomst en eene gelijkenis van erflijk recht in hunne verkiezing. De volgende bande-  FRANSCHB OMWENTELING» i6t deling van het Parlement is beuzelachtig, want, alzoo die wetgeevende vergadering haar geheel beltaan en gezag van de bijeenkomst ontleende, kon het niet meer terug geeven dan het ontvangen hadt en kon daarom ook de handelingen van het lighaam, waardoor het was aangefteld, niet bekragtigen. Zoo deeze niet te vooren wettig waren, was ook het Parlement zelfs zonder wettig gezag en konde daarom dan ook geene wettige bekragtiging geeven. Het is dan zonder enige doeling op eene voorige, of zinfpeeling op eene volgende omwenteling dat Doétor price en de omwentelings-maatfchappij van Londen zig gerechtigd achten te befluiten, dat misbruikte magt ingetrokken kan worden en eene bedorven Regeering behoort hervormd te worden. Van de eerfte deezer omwentelingen, die in 1648, zullen zij mogelijk anders denken dan de Heer burke. Zij zullen bekennen dat zij wierdt verlaagd door het inmengzel van dweeperij; zij zullen misfchien beklagen, dat de gefchiedenis haare onedelmoedige goedkeuring zoo dikwijls verkeerdlijk gefchonken heeft aan den goeden uitflag en dat de Staat verduifterd en overftelpt was door de blinkende fnoodheid van eene krijgsoverweldiging. Maar zij kunnen zig den lof niet toeëigenen van de eerfte geweest te zijn die zedert dat tijdperk de vermetele ketterij van volks-ftaatkunde voorgedaan hebben, gelijk de Heer burke niet kan ftaande houden dat hij de eerfte geweest is, die dezelve heeft afgekeurd» Hec voorbeeld van den Heer R 4 b ur-  'KIDïDICING VAN ÖB burke is geen minder feerugt perfonaadje dan de voorganger, dien hij aan Doctor price gegeeven heeft. De gefchiedenis heeft minder gedenkftukken van hugh peters bewaard dan van den Rechter jeffries. Het was het geluk van dat licht en voorbeeld van Advocaaten van over eenen der dweepzugtige Apostelen der volksregeering als rechter te zitten. Bij de tegenswoordige fchandelijke onvermaardheid van de fefle in Engeland zal het nodig zijn te zeggen dat de naam van deezen misdaadiger algernonsidnev was. Hij hadt, het is waar, in zijnen tijd, enige vermaardheid verkregen. Hij wierdt gevierd als de heid en beklaagd als de martelaar der vrijheid. Maar de geleerde Rechter was boven deeze befmetlijke dweeperij." Hij voer tegens zijne verpeste JeerfteJlingen uit in eenen geest, die des Heeren burkes uitvaaringen tegens Doclor price van alle aanfpraak op oorfpronglijke vinding berooft. Eene onbewimpelde vergelijking zal de overeenkomen tusfehen de misdaadigers en tusfehen de befchuldigers zoo wel toonen, dat alle aanmerkingen overbodig zijn zouden. algernon sidney doctor price. {JarMagtetegemhem) Qn zijne redenvoering^ „ En dat de voor- \ Wij hebb noemde algernon recht om onze eiVe" sidny gemaakt, op- Regeerers te kiezen, gefteld en gefchreven pm hen om wange. fceft drag  fRANSGHE OMWENTELING. 263 heeft, of heeft laaten drag aftezetten en om maaken, opftellen, of eenen Regeeringsvorm fchrijven een zeker voor onszelven te maavalsch, fchandelijk en ken." oproerig libel, in welk de volgende (Engelfche) woorden vervat zijn: » „ j)e magty n die oorfpronglijk bi] i> het volk is, wordt », aan het Parlement „ overgedraagen. — j» Hij (meenende den 1, Koning) is de wet» ten van God onder» worpen, voor zoo „ verre Hij een mensch » is» en aan het volk » dat hem tot Koning „ gemaakt heeft, in >, zoo verre hij een " Koning is." En opeene andere plaats van het voornoemde libel «egt hij: „ Wij mo„ gen dan Koningen U weS doen zonder „ enig jok te breeken, of dat wordt tot een n jok gemaakt, dat »* geen jok behoort te „ zijn, en dan is het t, kwaad hep te maa- » «§n R 5  664 VERDEDIGING VAN D* „ ken en opteleggen, „ en daar kan geene" „ misdaad zijn in het te verbreeken." enz. Hier zien wij de overeenftemming van de misdaadigers. Het een is flegts eene duidlijke en juiste verkorting van het ander. De overeenftemming van de Rechters zal niet minder aanmerklijk bevonden worden. De Heer por. ke, „ als hij fpreekt als of hij eene ontdek„ king gedaan hadde, volgt flegts eenen an? „ deren." rechter jeffries Befchuldiging voor de Gezworenen. „ De Koning, wordt 'er in gezegd, is aan hun verandwoordlijk en hij is flegts hun gelastigde. Hij heeft (legt geregeerd en moet het opgeeven, opdat zijzelve alle Koningen mogen zijn. Heeren! Jk moet u zeggen dat ik meen u die meer dan gewoonlijk op uw gemoed te moeten drukken, omdat ik weet dat de rampen van de laatste ongelukkige rebel- de heer burke, „ De omwentelingsMaatfchappij verkiest te beweeTen, dat een Koning niet meer is dan de eerfte dienaar van het Algemeen, door hetzelve aangefteld en aan hetzelve verandwoordlijk." —— „ Het tweede ftuk, dat de omwentelings-maatfchappij beweert, is dat de Koning om wangedrag mag afgezet worden." p. 37' „ De Omwentelingsmaac«  ÏRANSCHE OMWENTÏLINC. 265 bellie en het brengen maatfchappij, de heivan wijlen den zaligen den-bende van maakers Koning op het fchavot van Regeeringsvormen, met zulke foort van van kiezers van fouvegrondbeginzelen eerst reinen," p. 98. „Deebegonnen is." (*) ze redenvoering is in eenen ftijl, die nooit gehoord is in dit Rijk op eenen der Predikftoelen, die zedert 1648. in hetzelve geduld of aangemoedigd worden." p. 13. Dus zingt de Heer burke zijnen ftaatkundigen zang in naauwkeurig accoord met het lied van dien eerwaardigen Magiftraatsperfoon; zij befchuldigen van dezelfde misdaaden; zij leggen dezelfde oogmerken te hst; zij vreezen dezelfde gevolgen. De Omwentelings- maatfchappij kreeg uic de groote gebeurcenis, welke zij erkenc gevierd te hebben, nieuwe beweegredenen om zig over de vrijwording van Frankrijk te verheugen. De omwenteling van 1688 verdient de aandachc eens wijsgeers meer door haaren zijdelingfen invloed op de vordering van deg menfchen denkenswijze dan door haare onmiddelijke uicwerking op den Regeeringsvorm van Engeland, Onder hec eerlle oogpunt is het mis- (?) Te recht (telling van algbrnon sidneï Om Hoog Verraad, State Trials. VoU UI. p. 710 & fcij.  206 verdediging van de misfchien moeijelijk de grootheid van haare uitwerking te fchatcen. Zij heiligde, gelijk wij gezien hebben, de algemeene beginzelen van vrijheid; zij leverde het eerfte voorbeeld in het befchaafd hedendaagsch Europa op van eenen Regeeringsvorm, die eene gelijkenis van ftaatkundige en een groot deel burgerlijke vrijheid beftendig en vreedzaam vereenigde. Doch boven al is Europa aan haar den onfchatbaalen zegen van eene toevlugt voor vrijheid van denken verfchuldigd. Hier door wierdt Engeland de leermeester van de waereld in het ftuk van wijsbegeerte en van vrijheid. Hier uit rees die fchool van wijzen op, die den menschlijken geest ontketenden en bevrijdden, uit welke de lockes, de rousseaus, de turgois, en de franklins, die onfterflijke ftoet van leermeesters en weldoeners van het menschdom, uitgingen. Zij bewerkten in ftilte eene groote zedenlijke Omwenteling, die, ten behoorlijken tijd, de maatfchaplijke orde verbeteren zoude. Zij hadden dwinglanden te onttroonen, vreeslijker dan Koningen, en van welke Koningen hunne magt ontleend hadden. Zij ontwrongen den fcepter aan het bijgeloof en fleepten het vooroordeel in zegepraal om. Zij vernielden het tuighuis, uit welk het eigendunklijk gezag zijne donders en zijne ketenen haalde. Deeze groote onderneemingen van wijsgeerigen heldenmoed moesten de hervormingen in de burgerlijke Regeering voorafgaan, De kolosfus der dwinglandij was on»  ITRAN3CIIS OMWENTELING. 2Ö7 Ondermijnd en de kragt van een keifleencje wierp hem omverre. — Uic deeze vordering in de denkwijze ontftondr de Amerikaanfche Omwenceling, en uit deeze onweêrfpreeklijk de verlosilng van Frankrijk. Niets kon dan ook natuurlijker zijn dan dac zij, die, zonder eenen blinden eerbied voor de formaliceiten, eenen op reden (leunende achting voor de grondbeginzelen van onze voorvaderen hadden, zig verheugen zouden over eene Omwenteling, waarin die beginzelen, welke Engeland zoo lang in afgetrokken onmagt heefc laaten rusten, in werkzaamheid geroepen, uitgebreid, verflerkc en coc rijpheid gebragc wierden. Indien, gelijk wij hebben durven onderftellen, de Omwenteling van 1688 niec weinig heefc coegebragc om de verbreiding van dac lichc ce bevorderen, dac de vooroordeelen omverre heeft geworpen, die hec despocismus onderfteunden, moec men hec hun niec kwalijk neemen, dat zij, behalven hunne blijdfchap als vrienden der menschlijkheid, als Engelfchen zig zeiven in enigen hoogmoed toegeeven. Men moec bekennen dac onze voorvaderen in 1688, in de inrigtingen, die zij toen in hec werk (lelden, hunne inzigcen alleen coc hec dringend misbruik bepaalden. Zij ftraften den geweldenaar, zonder den Regeeringsvorm ce hervormen, en zij veroordeelden overweldigingen, zonder derzelver bron ce verbeteren. Zij vergenoegden zig mee den troebelen droom helder ce maaken, zonder de ver-  2ÓS V I S O I 6 I C ( NQ VAN DE vervuilde fontein te zuiveren. Zij verdienen egter eerbied voor hunne verrigtingen en de uitgebreidfle vergiffenis voor hunne gebreken, want de eerfte waren de hunne, en de laatfte zijn de eeuw te wijten, waarin zij leefden. — De waare bewonderaars van de Omwenteling zullen het haar vergeeven dat zij gebrekkige inrigtingen gefpaard heefc, enkel wijl zij haar vereeren, omdat zij groote grondbeginzelen heeft vastgefteld. Maar met den Heer burke is de zaak anders gelegen; hij vergoodc derzelver gebreken en belachc derzelver beginzelen; als Lord somers zulke kwalijk geplaacften lof en gewrongen gevolgtrekkingen kende, zou hij met recht kunnen zeggen: „ Gij weigert ons den eenigften „ lof, waarop wij aanfpraak kunnen maa„ ken; en de eenigfte verdienfte, die gij „ ons coefchrijfc, beftaac in de opofferingen, „ welke wij genoodzaakc waren aan hec voor,, oordeel en de onkunde re doen. Uw roem „ is onze fchande." Eerbied voor de beginzelen en vergiffenis voor de gebreken van burgerlijke hervormingen, die in gedeelcelijk verlichce eeuwen ontftaan, zijn de eenvoudige infpraak van hec gezond verftand. De bewondering voor de Magna Charta fluic geen eerbied voor leenroerige flaafschheid in. Eerbied voor Romeinfche vaderlandliefde is niec onbeftaanbaar mee de verfoeijing van de flavernij; even zoo maakc de eerbiediging van de Omwenteling - bewerkers van 1688 niet blind voor de grove, grondige en menig- vul'»  ERANSCHE OMWENTELING» ad9 vuJdige ongerijmdheden en verbasteringen in hun flaatkundig ftelzel. De waare bewonderaars van omwentelings-beginzelen kunnen zulke inftellingen niec als wijze en kragtdaadige befcherming van de vrijheid befchouwen, welke de ondervinding getoond heeft dac kragdoos en bedrieglijk zijn. Hec rechc om befchuldigingen cegens de Miaiseers intebrengen, gelijk dac geoefend worde, de zoo geroemde verandwoordlijkheid dier Miniscers is hec ellendigfte gochel - fpel van ftaatkundige kwakzalverij, met welk men immer getragt heeft een volk in flavernij ce wiegen. Scaacs-aanklagcen hebben in vrije Staacen altoos of in magcelooze en verachte langwijligheid gekwijnd, of zijn in eenen ftorm van volksverontwaardiging uitgebarften, die in eens zijn doel overftroomt, zonder onderfcheid te maaken tusfehen fchuld en onfchuld. Niecs anders dan die onweêrllaanbaare vuurige ijver kan ook de verfchansfingen vernielen, binnen welke magcige en rijke misdaadigers ver* fchansc zitcen. Worde die ijvervuur niec, mee grooc gevaar van de billijkheid en menschlijkheid ce fchenden, op hec oogenblik voldaan, dan bedaarc hec; de natuurlijke invloed yan den misdaadiger en van zijne medeplig"gen, die belang hebben dat hij ongeftraft blijve, herneemc zijne plaats. Naardien deeze rechtspleegingen noodzaaklijk langwijlig zijn, zoo worden de feiten, die overtuiging voortbrengen en de wellpreekendheid, die veroncwaardiging opwekc, door den tijd, door ilegce taal gi drogrsdeuen uic den geesc van  VERDEDIGING VA» DE van het algemeen uïtgewischc en de fchandé van een partijdig vonnis dus verminderd. Alle bronnen van blaam of haat, die men flegts aan het nijdverwekkend en haatlijk karakter van eenen befchuldiger hechten kan, worden uitgeput door de milde omkooping van den misdaadiger. De rechtbank van de algemeene denkwijze, die alleen de zuiverheid van andere bewaart, wordt zelve befmet en het volk, moedeloos en afkeerig gemaakt, verbitterd en omgekogt, laat den misdaadiger ongeftraft en met glans gaan (*) Damnatus inani judkio quid enim Jalvis infamia nummis. Zoodanig is altoos de ftaat der zaaken geweest, als de kragt der regeering fterk genoeg was om den befchuldigden tegens de eerfte opwellingen van 's volks onfluimigheid te befchermen. De democratieën der Oudheid vertoonden een fchouwfpel, dat geheel het tegengeflelde was; maar geene gefchiedenis levert een voorbeeld op van eene juiste middenmaat. Staats-rechtspleegingen zullen altoos of onmagtig, of onderdrukkende, altoos eene vervolging, of eene klugt zijn. Zoo ijdel is de veiligheid van Ministers wegens wangedrag te mogen aanklaagen, en even ongerijmd is, yoorzeeker, ons vertrouwen op „ het bedwang (•) Een gedeelte van deeze befchrijving is zuiver Historisch. De Hemel verhoeden dat het volgende Prophetisch worde. Als dit onderwerp mij den Heer burke voor den geest brengt, moet ik zeggen. T*t's eum fis, utintm noster tsfcs.  JTKANSCHE OMWENTELING. 57! „ dwang der Parlementen" zoo als zij thans ingerigc zijn en met de magc, die hun thans overig is. Om mee het laatfte te beginnen. Zij bezicten in naam de magt van Ministers te mogen aanklaagen. Om nu niet optehaalen, dat die aanklaaging in geen geval cegens enigen Minister gebruikt is in meer dan zeventig jaaren, koomc zij altoos ce laac om hec kwaad te verhelpen en is waarfchijnlijk al ce zwak, om den misdaadiger ce ftraffen. Zij beziccen eene gewaande magc van onderftanden cerugcehoudeo; maar de toeftand van de maaefchappij heeft hun dac indedaad oncwrongen. Onderitand-gelden moecen zij wel coeftaan, wanc het leger moec zijne foldij en de fchuldeisfcbers van den Staac moecen hunne rencen hebben. Eene magc, die niec geoefend kan worden zonder opftand ce verwekken en een ban* kror te verborzaaken kan de blindfte ijveraar niec ontkennen dac enkel in naam beftaac. Daar was toe aan onzen tijd een ander middel in zwang, dac deeze magc vergoedde, de weigering, die het Huis der Gemeencen hadc in de keus van den Minister van de Kroon. Maar de verheffing van den Heer pitt heefc een voorbeeld gegeeven, dac de laatfte fihaduw van hec bedwang des volks uic den Regeeringsvorm van Engeland heefc uitgeroeid. — Olim vera fides Sulla Marioque recepcis libertacis obic; Pompeio rebus adempco nunc & fifta peric. s Maar  verdediging van de Maar in waarheid de kragt en de voor* rechten van het Parlement zijn voor het volk bijna onverfchillig, want het is niec de bewaarer zijner rechten, noch hec werktuig van zijne ftem. Men zege dac wij ongelijk vertegenwoordigd worden. Deeze is eene van die zigzelve weêrfpreekende fpreekwijzen, die de ftaatkundige brabbeltaal van halfverlichte tijdperken uicmaaken. Ongelijke vrijdom is eene tegenftrijdigheid van woorden. Dat moet geen vrijheid genoemd worden, maar de magc van enige en de flavernij van andere — de onderdrukking van een gedeelte van het menschdom door een ander. De wet is de welbedagte reden van alle, die hunnen wil in voorkoomende zaaken beftierc. Vertegenwoordiging is een middel om deeze algemeene ftem vreedzaamlijk, ordelijk en ondubbelzinniglijk re verzamelen. Zoo dagt en zoo fprak de edmund burke van becere cijden. „ De genegenheid van hec algemeen ce vol„ gen, niec ce dwingen, den algemeenen zin „ van hec gemeenebesc eene rigting, eene „ gedaante, eene konftige omkleeding en eene „ eigen behoorlijke wectiging te geeven is „ hec waare doel der wecgeeving" (*")* Hier fprak de correspondenc van frank lin (f) de (*) burke's ttoo Letters to Gentlemen in Brijlol, P- 5*. (t) De Heer burke heeft de eer gehad van ge; lasterd te worden , omdat hij, geduurende den oorlog tegens Amerika, met deezen grooten man briefwisseling gehouden hadt, omdat deez« een rebel wasi  FRANSCHE OMWENTELING. 273 de verdediger van Amerika, de verlichte voorfpraak van de menschlijkheid en de vrijheid l — Zijn deeze beginzelen waar, en zij zijn zoo waar, dac hec bijna kinderachcig fchijnc die te herhaalen, wie kan dan zonder verontwaardiging hec Huis der Gemeenten van Engeland eene volks-vertegenwoordiging hooren noemen. Daar kan geen onbelchaamder en ongerijmder misbruik van woorden in hec woordenboek der dwinglanden gevonden wor> den. Mee eenre kenmerk, dac wetten van bevelen, vrijheid van llavernij, billijke Regeering van geweldenarij onderfcheidc dac, namelijk, de wet eene uitdrukking van den algemeenen wil zij, ontbreekc 'er. Die is hec bezwaar, dac de bewonderaars van de Omwenteling van 1688 wenfehen ce verhelpen, volgens derzelver beginzelen. Deeze is die eeuwige bron van bederf , die aangegroeid is, nog aangroeit, en verminderd moec worden. Zoo hec algemeen belang niec hec voorwerp onzer Regeering is, moec die daar van daan koomen dat de algemeene wil niec regeerc. Wij worden flouc uicgedaagd onze bewijzen te berde ce brengen; onze klagcen worden voor hersfenfehimmig uitgekreten en de uicneemendheid van onzen Regeeringsvorm worde afgeleid uic zijne goede uicwerkingen. Allorongelukkigsc voor ons, allerongelukkigsc voor ons land zijn deeze bewijzen maar al te gereed, maar al te talrijk. Wij vinden die in dac gedenkftuk van eene nationaale fchuld" de nalaatenfchap van verblindende en S a fnoo  »74 VERDEDIGING VAN DB fnoode oorlogen, die reeds den landman iets Van zijne zuur gewonnen beete broods ontwringt , die alreeds de nijverheid van den nuttigen en oprechten manufacturier geftrafc heeft, met hem van eene fchuilplaats in zijn eigen huis en van de te recht Helling voor zijne gelijken te berooven, waarbij de dolligheid van ftaatkundige Bon Quixottery een millioen voegt voor iedere ftuiver, welke de kwakzalverachtige pragt der Ministers betaalt, en die onze kinderen met fchokken en rampen dreigt, van welke geene eeuw de wedergaê gezien heeft. Wij vinden die in hec zwart bloeddorftig register van ftacucen van vervolging, mee welke wij nog dulden dat ons weeboek befmec blijft, een register, zoo verfoeielijk dar, zoo 'er geen ander gedenkftuk overbleeve van hergeen Engeland in de agtciende eeuw was dan deszelfs wee-boek, men zoude kunnen denken dac hec nog in de diepfte duifternis van barbaarfche bijgeloovigheid gedompeld was. Wij vinden die in de fchandelijke uitfluiting van groote menigten onzer medeburgeren uit ftaats-bedieningen door Test' eeden, die de valschheid beloonen en de braafheid ftraffen, die de plegcigheden van den godsdiensc, welken zij moeten bewaaren* oncheiligen en die zig de regeering van den God, dien zij zeggen te eeren, aanmaatigen. Wij vinden die in het fteeds aangroeiende bederf van hun, die de Regeering bellieren, ln de omkoopbaarheid van een Huis der Gemeenten , da: flegts eene bezwaarende en kostbaars  ïransche omwenteling. 275 baare kamer geworden is om de ediélen der Staatsdienaaren te registreeren, in den aanwas van eenen Adel, die tot verlaaging gekoomen is door de menigvuldige fchenking en fpiiling van eerampten, welke de ijverigfte voorftanders der Volksregeering hun niet zouden gegeeven hebben. Wij vinden die boven al in de fnelle vorderingen, welke men gemaakt heeft om het groote werktuig van de ftem van het Algemeen, de drukpers, het waare bedwangmiddel van Staatsdienaaren en Parlementen, welke anders ongeftraft de magtelooze formaliteiten, die het voorgewende bolwerk van onze vrijheid uitmaaken, zouden kunnen vertrappen, tot zwijgen te brengen. Het wederzijds bedwang, het welgewoogen evenwigt van de verfchillende Leden onzer Wetgeeving zijn de droomerijen van theoretifche, of het voorwendzel van beoefenende Staatkundigen. Het is eene Regeering niet van bedwang, maar van zaamenfpanning — eene zaamenfpanning, die enkel door de kragtige werkzaamheid van de denkwijze des volks kan gedempt worden. Dit is geen ingebeeld kwaad, geene herfenfchimmige vrees. Het zijn de treurige bedaarde overweegingen van zulke braave en verlichte mannen als 'er ergens in het Koningrijk gevonden worden; zij worden ook niec verligt door de doffe onverfchillige gerustheid, waarin hec volk fchijnc in flaap gewiegd Summum otium forenfe, non quiejcentis, fedje«esceptis civitaüs. Hec is in deeze noodlocti-r S 3 ge  «7* TIÏOED1BIH6 VAN BR ge gefleldheid dat de menfchen genoeg verlaagd en verbeest worden om in flille befmette flavernij te zinken. Dan kan men met waarheid zeggen dat de geest van een land gedood is. De bewonderaars van Omwentelinsgbeginzelen roepen natuurlijk alle bezwaarde en verlichte burgers op om naar de bron van hunne onderdrukking te zoeken. Hangen 'er flrafwetten over de hoofden van onze Katholijke broederen (*), worden onze. Proceflancfche medeburgers door test-aften beledigd, laat men in Schoiland nog het overfchot van de leenroerige dwinglandij in wezen, wordt de drukpers aan banden gelegd, wordt ons rechc van door gezwoorenen te recht gefield te worden verkort, worden onze manufacluriers weggejaagd en gedrukc door belastingen, de reden van alle deeze onderdrukkingen is dezelfde. Geen C*) Geen lighaam van menfchen is ooit in enigen Staat, die aanfpraak op Vrijheid maakt, zoo onbefchaamd onderdrukt als de Katholijke meerderheid van Ierland. Hunne zaak is laatst bepleit geworden door eenen welfpreekenden Advocaat, wiens deugden men zoude hebben kunnen denken dat mijnen lof ingeboezemd hadden als de partijdige infpraak der vriendfchap, hadd* zijn fchrander vernuft mij dien niet afgeèischt als' eene onweigerbaare fchatting aan de billijkheid. Ik merk dat hij nog veel van die bewondering behouden heeft die wij te zaamen gevoed hebben door zijne aanhaaling omtrent den Heer bduke Soli quippe vacat, ftudiisque odiisque carenti Humanura lugere genus. Ziet de Conftitutional Interest! of Ireland with resprft to the Poperij Laws. P. IV Dublin 1701.  FRANSCHE O MW ENTE LI If O. «77 Geen tak der wetgeeving vertegenwoordigt het volk. De menfchen worden onderdrukt, omdat zij geen deel in hunne eigen regeering hebben. Laaten alle deeze klasfen van onderdrukte burgers hunne plaatslijke en afzonderlijke bezwaaren tot eene groote klomp zaamenfmelten. Laaten zij ophouden om hunne rechten te fmeeken, of om dezelve als bedelaars aan te houden als eene genadige aêimoes van het trotfche medelijden van overweldigers. Zoo lang de wetgeeving niet met hunne ftem fpreekt, zal zij hen onderdrukken. Laaten zij zig vereenigen om zulk eene hervorming in de vertegenwoordiging van het volk te weeg te brengen, die het Huis der Gemeenten tot hunne vertegenwoordigers zal maaken. Zoo zij alle geringe inzigten van het najaagen van hunne bijzondere belangen laaten vaaren, en zig tot dit groot doelwit vereenigen, moeten zij flaagen. De zaamenwerkende poogingen van zoo veele lighaamen van burgers moeten de natie doen ontwaaken en haare ftem zal gefprooken worden op eenen toon, dien deugd, zaame regeerers zullen gehoorzaamen, dien dwingelandige regeerers moeten vreezen. Men kan onmogelijk onderftellen dat 'er zoo eene onbefchaamde gewetenloosheid beerfchen zoude dat men de ftem der natie zoude durven verachten, als zij zig zonder dubbelzinnigheid deedt hooren. Zulk eene flille wettige hervorming is het eindelijk doel van de geene, welke de Heer burke zoo fchandelijk gebrandmerkt heefc; S 4 en  ft7$ TIJBJUieiNg TAN D* eri dit zou ook indedaad rijklijk genoeg zijn. £»e magt van den Koning en der Lords is in ingeland nooit te vreezen geweest dan door tweedragt tusfehen het Huis der Gemeenten en deszelfs voorgewende lastgeevers. Wierdt dat Huis wezenlijk het werktuig van de volks"em, zouden de voorrechten van andere lighaamen, ftrijdig met den zin van het volk en hunne vertegenwoordigers, flegts als ftof in de fchaal zijn. Uit deeze grondige verbetering zouden alle ondergefchikte hervormingen natuurlijk en vreedzaam voortvloeijen. Wij droomen van niets meer, en, dit eisfehende, in plaats van de befchuldiging te verdienen van de Apostelen van oproer te zijn, begrijpen wij gerechtigd te wezen, om befchouwd te worden als de opregtfte vrienden van eene ftil3e en beftendige regeering. Wij wenfehen ee» ne omwenteling af te keeren door hervorming, eene omkeering door verbetering. Wij vermaanen onze Regeerers tot hervorming, terwijl het nog in hunne magt is met waardig, heid en veiligheid te hervormen en wij bezweeren hen het oogenblik niet aftewagten, dat onfeilbaar koomen zal, wanneer zij gel noodzaakt zullen zijn datzelfde volk, dat zij nu onderdrukken en verachten, te ftneeken om het geringfte gedeelte van de magt, welke zij nu bezitten De (*) Laaten de Regeerers van alle Staaten den fchok welken de hnlftarrigheid van de Regeering in Frankrijk deedt ontftaan, met de vreedzaarae en eerwaardige her- vor-  FRANSCHE OMWENTELING. 979 De bezwaaren van Engeland zouden, dit bekennen wij, nu nog geene geweldige veran* dering billijken; maar zij vorderen met (helle fchreden tot dien noodlottigen toedand, waarin zij zulk eene zullen billijken en te weeg brengen. Het is om dat wij met al ons hart eene dille Vrijheid beminnen (f), dat wij erndiglijk bidden dat de tijd niet koomen moge dat eer en deugd ons zullen dwingen haar met de wapenen te zoeken. Zijn niet zij de waare vrienden der regeering, die wenfchen dat al wat door haar vergund wordt, „ van ,, haar voortkoome als eene gift van haare „ goedheid en liefdaadigheid, liever dan als ,, rechten, eenen wordelenden tegenpartijder „ ontrukt? Of ten minden, dat, zoo men „ niet in haare vergunningen aan haare lief„ daadigbeid konde gelooven, zij egter als, „ heilzaame voorzorgen van wijsheid en voor„ uitzigt mogten voorkoomen, niet als din.. „ gen, ten kosten van bloed, door de wreede „ vuist van drenge noodzaaklijkheid ontwron„ gen". (*) Wij wenfchen dat het daatkundig licht, dat over Engeland zal uithreeken, in zal koomen „ door wel bedagte en „ wel gedelde venders, niet door fpleeten en vorming vergelijken, welke derzelver wijsheid in Polen uitgewerkt heeft. Het tijdflip is gewigtig, het dilemma onvermijdlijk, de keus vreeslijk, de les allerleerzaamst! (f ) Manus ha;c inimica Tyranms Enfe petit placidam fub hbertate quietem. (*) burkes ïedenvoering te Bristol gehouden, 5 5  2»0 VBRDEDIGTNC VAN »•« „ en breuken, niec door de gaapende ope„ ningen van ons bederf, (f) Deeze was de taal van den Heer burke, in gevallen, ten naasten bij met dit gelijk ftaande, maar thans is zijne bekommernis zoo groot als zijn afgrijzen van hun, die het nu waagen diergelijken raad te geeven. Zij oordeelen de „ tegenswoordige tijden" gunftig „ voor alle poogingen in de zaak der vrijheid" zij moeten ook natuurlijk zoo oordeelen. Hunne hoop in die groote zaak fpruit uic de wel bepaalde en eens luidende ftemmen van verlichce mannen. De fchok, die in Frankrijk hec eigendunklijk gezag heefc eer neder geworpen, heefc de wolken wijd en zijd verdreven, die de reden voor de ftaatkundige en zedenlijke waereld onderfchepeen; en wij kunnen niec denken, dac Engeland de eenigfte plaats zal zijn, welke niet door dien „ Aroom „ van licht" bertraald wordt, die over het menschlijk geflagt is uicgebrooken. Wij zouden ook denken dat Engelfchen uic fchaamte uit hunne flaaperigheid ontwaaken zouden door de groote onderneemingen van volkeren, welke wij lang gerekend hadden in hoopeIooze flavernij verzonken ce zijn. Dus verre zou hec verfchoonbaar in ons zijn, dac wij hec tegenswoordig tijdftip bijzonder gelukkig rekenden in de zaak der vrijheid. Maar niecs kan ongerijmder zijn dan te beweeren, dac alle, die de Franfche Omwenteling (t) ttid p. iS.  fransche ; omwenteling. 5?i Jing bewonderen, haar wenfchen natevolgen. In een opzigc is 'er reden tot verfchil van gevoelens onder de vuurigfte en verftandigfte vrienden der vrijheid, omtrent het deel volksregeering, dat in den regeeringsvorm van Frankrijk is ingegoten. In een ander, en veel gewigtiger, opzigc, moet men bedenken, dat hec karakcer der volkeren verfchillen moec mee de omftandigheden, waarin zij geplaatst zijn. — Blinde bewonderaars van Omwentelingen neemen dezelve aan als onbepaalde modellen. Dus bewondert de Heer burke die van 1688; maar wij, die begrijpen dac wij den bewerkeren dier Omwenceling de zuiverde hulde bewijzen, niec mee ce ftrijden voor hec geen zij toen deed en, maar voor hetgeen zij nu zouden doen, kunnen niet vinden dac 'er eene tegenftrijdigheid in zij, als wij ons oog op Frankrijk vescigen, niec om hec als een model van ons gedrag ce neemen, maar om den geesc van vrijheid te verfterken. Wij laaten onze verbeelding gaan, hoe Lord somers in het lichc en de kennis van de agttiende eeuw, hoe de paeriotcen van Frankrijk in de ftilheid en hec welvaaren van Engeland zouden gehandeld hebben. Wij zijn niec gehouden hec gedrag nacevolgen, waartoe de laatfte gedreven wierden door eene ledige fchatkist en eene ontbonden regeering, noch de inrigtingen te handhaven, die door de eerfte in eene bevooroordeelde en duiftere eeuw gefpaard wierden. Het is piet nodig dat men iets naauwkeurig navolge om  VERDEDIGING VAN DE ©m het te eerbiedigen. Wij eeren de grond* beginzelen, die in beiden die gebeurtenisfen heerschten en wij pasfen op onze ftaatkundige bewondering eene flelregel toe, die lang in de fraaie Jetteren is aangenoomen geweesc dat, namelijk, de eenigfte manlijke en edelaar«ge navolging is te fpreeken, gelijk een grooc man zoude gefprooken hebben, hadde hij in onzen cijd geleefd en ware hij in onze omftandigheden geplaarsc geweest. Doch laaten wij de befchuldiging van den Deer burke hooren. „ Moet onze Monarchie f, vernietigd worden, met alle de wetten, alle „ de rechtbanken, alle de oude lighaamen van „ bet Koningrijk? Moeten alle de Landfchei„ dingen van hec Rijk weggenoomen worden „ ten voordeele van eenen landmeetkundigen h en Rekenkundigen regeeringsvorm? Moet » hec Huis der Lords nutloos worden? Moec „ hec Bisfchopdom afgefchafc worden?" In een woord, moec Frankrijk nagevolgd worden? - Ja.' Als onze Regeerers deszelfs StaatKtinde navolgen, moec de Sraac hetzelfde loc ondergaan. De mensch is overal mensch *, opgekropte bezwaaren willen eindelijk Wc hebben en de Itorm van 's Volks drift zal eenen zwakken tegenftand vinden in de zotte pjeg. cigheid van menschlijke inflellingen. Maar wie zijn de waare vrienden van de orde der Regeering, hec voorrechc van den Koning, den luiscer der Hierachie en de waardigheid van he Pairdom? Zeer zeeker zij, die inboezemen dat hervorming ce rug ce houden zoo veel is als.  FRANSCHE OMWENTELING. 283 tot öpfchudding aantezetcen; zij, die alle, aan welken eer, rang, waardigheid en rijkdom lief zijn, waarfchuuwett, dar zij die in hec eind al. leen zullen kunnen behouden door coecegeeven, zoo lang hec cijdltip van coetegeeven nog daar is; zij, die hun besc doen om de bron, die den ftorm voedc, uktedroogen, in plaacs van mee zwakke dijken deszelfs loop ce willen ftremmen. ,, De beginzelen van verwarring zijn in En„ geland cegenswoordig nog zwak genoeg; „ maar bij u hebben wij eene nog zwakker „ kindsheid van oogenblik coc oogenblik coc „ eene fterkce zien aangroeijen om bergen op „ bergen ce ftapelen en cegens den Hemel zeiven krijg ce voeren. — Als onzen buurmans huis in brand ilaac, kan hec niec kwaad zijn dac de brandfpuicen een weinig op hec onze „ fpeelen." Deeze caal, in haaren natuurliikften zin genoomen, is juisc die, welke de vrienden van hervorming in Engeland aan zouden willen neemen. Elke duistere tinc, die door hec droevig penceel van den Heer burke bij de ijslijkheden van de Franfche omwenteling gevoegd worde, is een nieuw bewijs voor hunne eisfehen en zij alleen zijn de wezenlijke vijanden van den Adel, hec Priescerdom en andere lighaamen van menfchen, die in zulke fchokken lijden, die hen toe eenen ongelijken en wanhoopigen ftrijd aanzetten. Zoodaanig zijn de gevoelens van hun, die versch gemaakce veranderingen kunnen bewonderen, zonder die flaafsch natevolgen en de grond*  £#4 verdedigt no van de grondbeginzelen van oude omwentelingen kunnen eerbiedigen zonder derzelver bedorven overblijfzelen bijgelooviglijk te verdedigen. Hoog opzwellende gevoelens van vrijheid" zegt de Heer burke, „ veracht ik vobrzee„ ker niet. Zoo oud als ik ben, lees ik egter ,> de fchoone vervoeringen van lücanus en „ corneille nog met vermaak." Mag die deugdrijke en eerwaardige ouderdom nog lang zulke vermaaken genieten! Maar waarom zou bij zig dan ergeren, dat het brandend gevoel en de verheven befpiegelingen uit de fchoolen en de fïudeerkamers in den Raad overgaan en niet langer dienende om flegts „ eene zedekun„ dige les aanceftippen en eene vertelling te „ verfieren," op de zaaken en de harten der menfchen worden toegepast. Het verheven vernuft, dat de Heer burke bewondert, en dat den uitvaart der Roomfche vrijheid bezong, heeft een gezegde, dat de vrienden der vrijheid in Engeland, zoo zij, gelijk hij, veroordeeld zijn om eenen vrijen Regeeringsvorm naar buiten 'slands omtezien, hec hunne moeten maaken. ■ redituraque nunquam libertas ultra Tigrim Rhenumque recesfit Ec mies nobis jugulo quaïfica negacur! ZES-  zesde afdeeling. Befpiegeling over de waarfchijnlijkc gevolgen van de Franfche Omwenteling in Europa. D«r is misfchien flegts een gevoelen omtrent de Franfche Omwenteling, waarin haare vrienden en vijanden overeenltemmen. Beiden begrijpen, dat derzelver invloed niet coc Frankrijk bepaald zal blijven; beiden voorzeggen, dat zij gewigtige veranderingen in den algemeenen ftaat van Europa te weeg zal brengen. Die geeft derzelver bewonderaaren ftof cot blijdfehap; die is de bron der bekommeringen van derzelver lasreraaren. Men zou ook indedaad bezwaarlijk gelooven kunnen, dac eene Omwenteling, die zoo zonder wedergade is, plaats zoude grijpen onder de befaamdfte der Europifche narieën zonder haaren invloed door de Christen waereld te verfpreiden, die zoo aaneengefchakeld is door de vermenigvuldigde ftaatkundige betrekkingen, door het gemeen belang van den koophandel, door de uirgeftrekte gemeenfehap, die de nieuwsgierigheid en letterkunde voortbrengen, door gelijke konften en overeenftemmige zeden.  tt?6 verdediging van db den. De kanaalen, door welke de heerfchende gevoelens van Frankrijk in de andere natieën van Europa kunnen invloeijen, zijn zoo baarblijklijk en zoo talrijk, dat het onnodig en verveelende zoude zijn dezelve optenoemen; maar onder de uitfteekendfte bemerk ik eene ligging in het middenpunt, eene overal in. zwang zijnde taal, een gezag, dat bijna de wet ftelt in het ceremoniëele van den bijzonderen omgang van het leven. Deeze en veele andere oorzaaken moeten de verbreiding van de Franfche Staatkunde onder de nabuurige natieën gemaklijk maaken; maar men kan met waarheid aanmerken dat derzelver uitwerking grootendeels moet afhangen van de beftendigheid der omwenteling. De demping van eenen eerlijken opftand zou alle de Regeeringen van Europa verfterken; het gezigt van eene luisterrijke Omwenteling zou het teken tot opftand voor derzelver onderdaanen zijn. Men zou dan ook kunnen meenen, dat alle redeneeringen over den invloed der Franfche Omwenteling nog te voorbaarig zijn tot dat derzelver beftendigheid zeeker is. Van die beftendigheid ben ik vast overtuigd; maar ik weet ook, dat het in het veld van ftaatkundige voorzeggingen, daar de fchranderheid van oude bedrevene Staatkundigen zoo dikwijls is te leur gefield (♦_), mij past eene over- (*) Getuige zij het gedenkwaardig voorbeeld van harringtow, die een werk uitgaf, waarin hij bewees  FRANSCHE OMWENTELING. 287 overtuiging, door eenzijdige geestdrift aangezet en misfchien door het ondervindinglooze vuur der jeugd voortgebragt, met wantrouwen ce voeden en mee behoedzaamheid voorceltellen. Hec cijdftip, waarop ik fchrijve, is bijzonder hachlijk (*). Men fpreekt thans van eenen inval in Frankrijk door de ballingen en hunne aanhangeren als onmiddelijk op handen zijnde en de zaamenfpanning der Vorften worde mee nieuw vertrouwen aangekondigd; doch , ondanks deeze bedreigingen, behoude ik mijne twijfelingen of de ftrijdende belangen der Europifche Hoven wel zullen coelaacen, dac die verbond zeer kragtig, zeer hartlijk zij, en of de bekommerde voorzigtigheid der despooren hen niec beleccen zal hunne flaaffche krijgsbenden naar de fchool der vrijheid in Frankrijk ce zenden; (f) maar wees dat het onmogelijk was Engeland weder tot eene Monarchie te maaken, zes maanden voor de herftelling van kar el II. Godsdienftige voorzeggingen hebben gewoonlijk het onfehatbaar voordeel van op een nog ver af zijnde toekoomende te doelen. > (*) Den 25 Augustus 1791. ( + ) De kwaadaartige vijandfehap tegens de Franfche vrijheid van eenen trouwloozen Vorst, die den troon van gustavus vasa bekleedt en onteert, kan ons niet verwonderen, fchoon zij onze verontwaardiging zal wekken. De Penfioentrekker van het Franfche despolismus kon zig niet verheugen over deszelfs val; ook kon een Vorst, wiens zoo geroemde talenten tot hiertoe flegts bepaald zijn geweest tot meineedigheid en overweldiging, niet nalaaten getrolfen te zijn door het vestigen der vrijheid; want vrijheid eisclit vernuft, geene kuiperij, wijsheid, geen listig bedrog. (*) T  288 VERDEDIGING VAN DE maar zijn 'er twijfelingen over de waarfchijnlijkheid dat de onderneeming beproefd zal worden , kunnen 'er egter weinige zijn over derzelver waarfchijnlijke uitkomst. De gefchiedenis gedenkt veele veroveringen van onaanzienlijke ftammen, welker dapperheid door geestdrift wierdt aangevuurd; maar zij verfchaft geen voorbeeld, dat vreemd geweld ooit een magtig en dapper volk, door de kragtigfte hartstogt, (f) die 's menfchen ziel regeeren kan, be- ftierd, (*) Frankrijk is thans van deezen vijand verlost; en Zweden mag zig geluk wenfchen met den dood van eenen Koning, die voor dat Rijk een tweede kar el XII flondt te worden, niet met de -wijze van zijnen dood, die altoos verfoeilijk en van een allerflegtst voorbeeld is. vertaal er., ( j-) Mag ik hier eens voorftellen hoe de voorvaders eener natie, die nu om haare flaafachtigheid berugt is, dit kragtig gevoel bezaten. De Schotfche Edelen, twistende om hunne vrijheid onder robbert bruce, fpraken dus tot den Paus. „ Non pugnamus prop, ter divitias, honores aut dignitates, fed propter l i,, bertatem tantummodo, quant nemo bonus nifi ,, fimul cum vita amitttt.'" En dit gevoel was niet bepaald tot de Magnates, want dezelfde brief verklaart de toeftemming der Gemeenten: ,, totaque co iaat unitas regni scoti^eI Als ik mijne gedagten laat gaan over de verfchillende lotgevallen van mijn vaderland, kan ik de vergelijking tusfehen deszelfs tegenswoordige faam en ons oud karakter niet uit mijnen geest bannen terrarum & libertatis extremos — ook kan ik het eerlijk verwijt tegens den Schotfchen naam jn het karakter van buchanan door t hu anus niet vergeeten, welke van dien beroemden geleerden aanmerkt. „ Libertate genti innata in regium „ fastigium accibior." Die droevig agteruittigt op het voer»  FRANSCHE OMWENTELING. 289 ftierd, heefc c'ondergebragt. Alle de wonderen, welke de dweeperij gewrogc heefc, kunnen weder verrigc worden door eene drift, even vuurig, fchoon niec zoo korcftondig, omdat zij door deugd en reden gewettigd wordt. De vaderlandliefde aantevuuren, de oproerigheden te dempen, de verdeeldheid te verbannen zouden de eenigfle uicwerkingen van eenen inval in den cegenswoordigen coeftand van Frankrijk zijn. Een volk, aan zijne eigene onftandvascigheid overgelaacen, heefc dikwerf hec jok weder gezogc, dac hec eersc hadc afgeworpen; maar vreemde vijandlijkheid cegens de geescdrifc eener natie ce (tellen, kan alleen dienen, om haar meer drift, ftandvastigheid en kragc te geeven. Deeze en diergelijke aanmerkingen moecen zig aan de Europifche Kabinetten voordoen; maar misfchien bemerken zij dac zij in zulk eenen bijzonderen coeftand zijn, dat werkzaamheid en werkloosheid beiden even gevaarlijk zijn. Zoo hec hun mislukc de vrijheid van Frankrijk in haare kindsheid ce verfmooren, zal deeze vergeeffche onderneeming op hunne eigen regeeringen terug /lorten, en derzelver vernietiging verhaasten. Laaien zij daarentegen geduldig eene fchooi (♦) van voorledens wordt egter opgebeurd door de 'hoop dat een dapper en verlicht volk niet agterlijk zal zijn om het tijdperk van zulke verwijtingen te vernieuwen. C*} Men kan de gewigtigite bouwftoflen voor de wijsbegeerte der gefchiedenis verzamelen uit aanmerkingen over'de overeenkomst tusfehen toeftanden en gevoelens van verte van eikanderen verwijderde tijdperken; T 2 en  tioo verdediging van de van vrijheid zig in het middenpunt, van Europa vestigen, dan moeten zij wel voorzien welk een heir van leerlingen daaruit zullen te voorfchijn koomen, die hunne dwinglandij zal omverre werpen. Zij kunnen ook niet blind zijn voor eene foort van gevaar, welk de gefchiedenis van Europa hun in leerzame letteren leert. Zij zien wel, dat de onderhandelingen, de oorlogen en de omwentelingen van gewoone ftaatkunde voorbijgaan zonder een voetfpoor van hunne kortftondige en fchandelijke werking natelaaten. Maar zij moeten ook opmerken, dat 'er, behalven deeze eentoonige fnoodheid, gevallen zijn, waarin Europa, door eene gemeene drift bezield, zig als eene natie vercoond heeft. Wanneer natieën zoo naauw verbonden zijn, dat zij vereenigde Provintieën van eenen zelfden Staat gelijken, dan is de voortplanting van het een of ander gevoelen indedaad onvermijdlijk, en de Europifche Jaarboeken geeven reeds geen het zal misfchien aanmerkenswaardig zoo wel als leerzaam zijn den Leezer de hoofdftellingen voortehouden, waardoor de calonnïs van karel I gelast wierden den naijver van de Hoven van Europa optewekken en derzelver hulp te verzoeken. „ Eene ge„ vaarlijke zaamenfpanning van zijner Majefteits onder„ daanen hebben een omwerp gemaakt om de Monar„ chie en den Regeeringsvorm te ontbinden, dat een „ gevaarlijk voorbeeld wordt voor alle de monar„ chijsn van het Christendom, zoo zij in hun onr„ werp flaagen." Koning karil I. Lastbrief aan zijnen Gezant in Denemarken, iudiows Memoirs vol. III. p. 357.  FR AHSCHS OMWENTELING. 091 getuigenis genoeg van derzelver uitwerking. De Godsdienst - drift bezielde en beftierde den geest der Ridderfchap — van hier ontftonden de Kruistogten. ,, Daar wierdt eene zenuw ,, geroerd, die ten uicerften gevoelig was, en „ de gewaarwording trilde tot in het hart „ van Europa (*)." Op dezelfde wijze deedt de Hervorming godsdienst - oorlogen ontftaan , die meer dan anderhalve eeuw duurden. Beiden die voorbeelden bewijzen het beftaan van dat zaatnengevoel, die fympathie, waardoor eene groote drift in enigen aanmerklijken Staat van Europa ontftaande, door de gantfche Christen waereld moet rond loopen. Beguicheling egter is voorbijgaande, en de waarheid is onfterflijk. De befmetting der dweeperij van voorige tijden was van korten duur; want zij kon alleen bloeijen bij de verduistering der reden; maar de deugdzaame geestdrift der vrijheid, fchoon even als die dweeperij befmetlijk, is egter niet even als zij van eenen voorbijgaanden aart. Maar behalven de gemaklijkheid, waarmede wij gezien hebben dat eene gemeene hartstogt zig door Europa verbreidt, zijn 'er nog andere omftandigheden, die ons reden geeven, om te verwagten, dat het voorbeeld van Frankrijk eenen magtigen invloed op de onderdaanen van willekeurige Regeeringen zal hebben. De Gothifche Regeeringsvormen van Europa hebben hunnen tijd uitgeleefd. Mensch, en (*) GIBBON, T 3  492 VERDEDIGING VAN DE en voor eeuwig! is de wijze uitroeping vaü hume. De Natuur heeft den leeftijd der Regeeringsvormen niet minder bepaalde grenzen voorgefchreven dan dien van bijzondere perfoonen. Het zij men het moet toefchrijven aan onze onftandvastigheid, of aan onze wijsheid, aan de onbuigzaamheid, of de onvolmaaktheid van onze inflellingen, of aan de vereenigde werking van deeze verfchillende oorzaaken, althans het is zeeker dat het uitgeftrekt overzigt der gefchiedenis even zoo klaar den aanwas, het verval en de ontbinding der Regeeringsvormen vertoont als het eng beperkt gezigt van perfoonlijke onder» vinding den voortgang en den dood van den bijzonderen mensch kan nagaan. De heldhaftige regeeringsvormen van Griekenland weeken voor een lighaam van wetgeevende gemeenebesten; deeze wierden op hunne beurt door de veroveringen van Rome verzwolgen. Dat groot Rijk zelf doorliep, in dezelfde gedaance, verfchillende regeeringsvormen. De eerfte overweldigers verborgen het onder eene vermomming van een gemeenebest; hunne opvolgers wierpen het masker af en voerden openlijk eene krijgs-dwinglandij. Het Rijk gaf den geest in de praaiende zwakheid eener Afiatifche Monarchie (*). Het wierdt om- ver- (*) Zie deezen loop gefchetst in de bondige en ■wijsgeerige verhandeling van montesijuieü en opgehelderd door de wijdloopige welfpreekendheid van gibbon. De republikeinfche vermommimg ftrekt van au»  FRANS CHE OMWENTELING. 293 verre geworpen door Wild«n, welker ruuwe inflellingen en barbaarfche zeden tot aan onze dagen eenen invloed op Europa gehad hebben, die langer geduurd heeft dan ooit aan wijzer en zagter wetten is vergund geworden. Doch, zoo de analogie in de gefchiedenis niet geheel bedrieglijk is, kan de dood van de Gothifche Regeeringsvormen niet verre af zijn. Hu ine rijpheid is lang voorbij en de tekenen van hunne afgeleefdheid vertoonen zig hoe langer hoe meer. Of zij door betere of flegtere Regeeringsvormen zullen vervangen worden daaraan kan men twijffelen, maar dat zij op het punt zijn van te vallen, zijn wij gerechtigd te onderftellen uic den gewoonlijken ouderdom, welken de Regeeringsvormen, van welke de gefchiedenis ons berigt geeft, bereikt hebben. De analogie der gefchiedenis geeft ons nog andere waarfchijnlijkhede.n, die de onderftelling begunftigen dat de ruuwe overweldigingen van het Gothisch Europa welhaast door wetgeevende Regeeringsvormen zullen vervangen worden. De Staaten, die, in de zesde en zevende eeuwen voor de Christen-jaartelling, op de puinhoopen van de heldhaftige monarchien van Griekenland opgerigt wierden, zijn misfchien de eenigfte echte voor- beel- Augustus tot severos; de krijgs - dwinglandij van ssvbrus tot diocletianus; Het Afiatisch fuU tanfchap van diocletianus tot de eindlijke uitroeijing van den Romeinfchen naam. • T 4  594 VERDEDIGING VAN DB beelden van waare wetgeevende Regeeringsvormen, van welke de gefchiedenis gewag maakt. Als men het wel inziet, zal men misfchien enige overeenkomst ontdekken tusfehen de omftandigheden, welke deeze Regeeringsvormen deeden ontftaan, en die, welke nu op den ftaat van Europa invloed hebben. De Phenicifche en Egyptifche volkplantingen waren niet, gelijk onze volkplantingen in Amerika, talrijk genoeg, om de wilde inboorlingen van Griekenland te onder te brengen of uitteroeijen; zij waren egter talrijk genoeg, om hen te onderwijzen en te befchaaven. Daaruit alleen konden zij hunne magt ontleenen; naar dat doel rigteden zij dan ook hunne poogingen. Terwijl zij ruuwe benden de konften en kundigheden van befchaafde natieën leerden, verkreegen zij, door eene erkende meerderheid van kennis, eene onderwerping, die noodzaaklijk was, zoude hunne wetgeeving haare uitwerking hebben; eene onderwerping, welke bedriegers van de bijgeloovigheid, overweldigers door geweld verkrijgen. Eene eeuw, waarin wetten gegeeven worden, onderftelt eene groote ongelijkheid van kennis tusfehen de wetgeevers en hen, welke hunne inflellingen ontvangen. De Afiatifche volkplanters, die eerst de zaaden van verfijning rondftrooiden, bezaten deeze meerderheid boven de Pelasgifche horden en de wetgeevers, die in laatere tijden de Griekfche Staaten inrigteden, verkreegen door hunne reizen in de befchaafde  JRANSCHB OMWENTSLINO. *9S de Staaten van het Oosten die beroemdheid wegens meerderheid ia kennis, die hen in ftaat ftelden hunnen medeburgeren wetten voortefchrijven. Laaten wij dan Egypte en Phenicie met het verlicht gedeelte van Europa vergelijken, dat zoo verre van het geraeene gros verwijderd is door het zedenlijk onderfcheid van kundigheid als die landen van Griekenland door de natuurlijke hinderpaalen, welke eene nog ruuwe fcheepvaart belemmerden. Wij moeten zien dat, als wijsgeeren wetgeevers worden, zij volkplanters van een verlicht land zijn, die de inflellingen van ruuwe ftammen hervormen. Het tegenswoordig djdftip gelijkt indedaad met wonderbaarlijke naauwkenrigheid naar de wetgeevende eeuw van Griekenland. De menigte heeft kennis genoeg verkregen, om de meerderheid van verlichte mannen op haare waarde te fchatten en zij heeft bewustheid genoeg van haare eigen onkunde om haar te beletten zig tegens derzelver inrigtingen te verzetten. Dit is juist de toeftand, waarin 's menfchen geest, en door verftand en door buigzaamheid, voor de wetgeeving rijp is. Dit is de tegenswoordige ftaat van Europa (*). De wijs- r*) Wanneer men dit denkbeeld ontleedt en op de geheele uitgeftrektheid van Europa toepast, bevindt men, naar het mij toefchijnt, dat het nog verre af is dat gantsch Europa in dien toeftand zijn zoude. Ik maak geene zwaarigheid te ftellen, dat 'er natieën zijn, die andere meer dan eene eeuw in verlichting en kundigheden vooruit zijn. Ik behoef haar niet te noemen, T 5 bij  a06 verdediging van de wijsgeeren zijn Jangen tijd eene onderfcheiden natie in het midden eener onverlichte menigte gebleven. Het is nu eerst dat de overwinningen van de drukpers het rijk der reden uitbreiden, gelijk de fchepen van cao- MUS dll /V^'^fiheid, het priesterbedrog, op rolTee.°"kUïde.gerDd' "0g CVen *°° "«le hunne rol fpeelen als in de voorige eeuw. Daar .g ^ eerst eene grootere verbreiding van kundigheden en vet! lichting nodig, eer men zeggen kan dat geheel Europa rijp « om die hervorming te ontvangen, welke de zugt voor het geluk van het menschdom menschlievende wijsgeeren doet hoopen dat voor hetzelve uit de Fr»! fche Omwenteling zal voortvloeijen. Men moet zig iZ °°;,ge;nZlnts/«beelden, gelijk veele enthuflasti? fche vnjheids vnenden, vooral in Frankrijk, doen, dat de geestdrift der vrijheid zig eensklaps, als een elekmeke fchok over Europa zal verf/reiden, om alle geesten met de brandende drift tot het uitroeijen van allen dwang te elektrizeeren; want de ondervinding leert dat het niet waar is, hoe waarfchijnlijk het ook voor.' koome dat baarblijklijke zedenlijke waarheden flegts *hoord behoeven te worden om algemeen aangenoomen te zijn. De uitwerking der Omwenteling zal, zoo de vnjhe, I ,n Frankrijk niet in haare jeugd verflikt wordt, of in binnenlandfche partijfchappen omkoomt, wel zeekcr, maar langzaam zijn. Daar was, bij de hervorming gezond verftand genoeg in Europa om die te doen ont' ftaan en egter was zij flegts gedeeltelijk, naauwlijks tot de helft van Europa bepaald. Bleef niet het overig gedeelte midden in de. ftrwl licht, die zig begon te verfpre.den, in de oude dwaali„ge„ en bijgelovigheden verzonken? Zoo dit niet gefchied ware, "u de £vor! m.ng ook niet ten halven geweest zijn; maar men t toen niet te verre gaan om nog dat te behouden dat men gewonnen hadt. Zai dit ook niet fcM " de ftaatkundige hervorming » Europa zijn? vtlJA™  franschk omwenteling. 497 Mus en cecrops de konften en de wijsheid van het Oosten onder de Pelasgifchs Barbaaren gingen verfpreiden. (*) Deeze algemeene oorzaaken, de eenheid van den Europifchen Staat, de afgeleefde grijsheid, waar toe deszelfs toevallige Regeeringsvormen neigen, en de gelijkheid tusfehen onze eeuw en het eenigsc tijdperk, waarvan wij befcheiden hebben, waarin de invloed der wijsbegeerte wetten gaf, geeven ons recht om te hoopen, dat vrijheid en reden met groote fnelheid uit derzelver bron in Frankrijk zullen voortgeplant worden. Maar daar ontbreeken geene tekenen, die derzelver voortgang waarfchijnlijk maaken, en deeze befpiegeling billijken. De eerfte verfchijnzels, die de aannadering eener befmetlijke kwaal aankondigen , zijn de voorzorgen, die daar tegens genoomen worden. De eerfte tekenen van den waarfchijnlijken voortgang der Franfche grondbeginzelen zijn de bekommeiingen, wel- (*) Het onderwerp van dit bewijs verdient wel breedvoeriger opgehelderd te worden. Diepdenkende en fchrandere wijsgeeren hebben zelfs aan het beftaan van Griekfche wetgeeving getwijfeld. Geen bevoegd rechter zal deeze hoedanigheden in den Hoogleeraar Milt er. ontkennen. Doch dit gewigtig onderwerp, en meer bijzonderlijk de gelijkheid tusfehen de wetgeevende eeuw van Griekenland en den tegenswoordigen ftaat van Europa zal ik behandelen, als ik mij daartoe ongeftoorder kan verledigen, als ik daar over zoo kan denken en nafpeuren, dat ik in ftaat ger.ake met meerder kragt te redeneeren en gerechtigd worde met meerder vertrouwen te beflijfen.  29S TEHMBIOIR» VAK »ï Eurot r?°0ten Verraaden* De Hove" Europa fchijnen het oog op Frankrijk te flaan en in hunne wanhoop uitteroepen. Wnc populüiw late regem belloque fuperbum Venturum excidio Libya;. , De Hoven van Europa hebben op verfchillende wijzen de hulde van hunne vrees aan de iranfche omwenteling bewezen. De Komng van Spanje fchijnt reeds te beeven voor Zn^tr°0n' fch,°0n hij' °P eenen 200 ^sten grondflag van algemeene onkunde en zegepraaiend priester-bedrog rust. Door de verdring van vreemdelingen en door aan het mkoomen van reizigers in het land zoo veele h t bTS1 t WCg 16 ,e^en' zoek< «ijhet behoud zijner eigendunklijke magt in eene ydele pooging om zijn Koningrijk tot eene Bastille te maaken en om zijne onderdaanen uit den Europifchen ftaat te bannen. De Chineefche Regeeringsvorm heeft, het is waar, op deeze wijze zijne duurzaamheid gehandhaafd; maar dat Rijk is meer door de natuur dan door ftaatkunde afzonderlijk op zigzelf geplaatst. Laat het Hof van Madrid zijne af, gezanten terugroepen, zijne havenen fluiten, zijnen koophandel laaten vaaren, alle banden verfcheuren, die het met Europa verbinden, deeze domme ftaatkunde moet de uitwerking van alle vergeeffche geftrenge middelen hebben (en alle geftrenge middelen, die minder zijn dan eene uitroeijing, zijn hier krag- te-  ÏRANSCHE OMWENTELING. 299 teioos) namelijk de opmerking gaande ce maaken, lust naar onderzoek ce kweeken, hec misnoegen te verzwaaren, en opfchuddingen uictelokken. — Daar zijn geene Pyreneeën meer zeide lodewijk XIV, coen zijn kleinzoon den Spaanfchen croon beklom; Daar zijn geene Pyreneeën meer! roepen de bekommerde ftaacsmannen van Aiatijuez, die ons despocismus bewaaren kunnen van door de zon der vrijheid verzengd ce worden. De bekommernis van den Paus voor hec gering overfchoc van zijn gezag groeic nacuurlijk aan met de waarfchijnlijkheid dac de Franfche beginzelen zig zullen uicbreiden. Ja zelfs de zagce en gemaatigde Ariftocracifche Regeeringen van Zwicferland fchijnen ce dugcen, dac de cijd zal koomen dac de menfchen zig niec te vreden zuilen willen houden met de voordeelen der regeering aan het toevallig karakter van hunne regeerers verfchuldigd ce zijn, maar wel aan de inwendige uitmuntendheid van hunnen Regeeringsvorm. Zelfs de kwalijk gedaagde worsteling van Luik en de Theocratifche opftand van Braband hebben fpooren agcergelaacen van eene Patriotcifche partij, welke een gunftiger oogenblik misfchien mee beceren uicflag coc werkzaamheid zal roepen. Hec Hof van den Haag . . . . ^ . » . . • Deeze bekommernisfen zijn dan overal zigcbaar en de duidlijkne tekenen van den naderenden val der dwinglandige Regeeringen van Eu-  3°0 VERDEDIGING VAN DE Europa. Doch de indruk, welkende Franfche omwenteling in Engeland, in een verlicht land, dat zig lang op zijne vrijheid beroemd heeft, gemaakt heeft, verdient meer bijzonder onze aandacht. Voor het verfchijnen van het werk van den Heer burke, was het algemeen nog niet bekoomen van die verwondering, waarin het geftort wordt door onvoorbeeldlijke gebeurtenisfen en het algemeen gevoelen zou toen niet met juistheid hebben kunnen nagegaan worden; maar dat werk verdeelde de natie duidlijk in partijen; bet bragt een gefchil voort, dat als de te rechtftelling van de Franfche omwenteling voor de verlichte en onafhanglijke rechtbank van de Engelfche natie befchouwd kan worden. — welke de beflisfing geweest zij zal ik niet op mij neemen te bepaalen; (*; want het past den pleiter met de uitfpraak van den rechter aante- kon- (*) Zij, die aan den dienst twijffelen, welken de Heer burke zijne zaak gedaan heeft, zullen mogelijk behagen fcheppen in deeze plaats van miiton Magnum a regibus iniisfe te gratiam omnes principes et terrarum Dominos demeruisfe defenfione hac regia te forte putas, s alm Ast; cum Mi fi bona fua * que faam ex veritate potius quam ex adulatioLus tuis vellent «sf.mare, neminem te pejus, odisfe, „eminent a fe longius abigere atque arcere debeant. Dum enim reg.am potestaten in immenfum extollas, admones eadem opera omnes . fere populos fcrvitutis fu. nee opinatl eoque vehementius impellis ut veternum Munt en* fe csfe liberos maniter fcmnubant, repente excutiant.  FRANSCHK OMWENTELING. 3^1 kondigen; Maar dit mag ik wel aanmerken dat het gedrag onzer tegenpartijderen niet naar de gewoone zegepraal van hun gelijkt, die in den ftrijd der reden de overwinning behaald hebben. In plaatfe van de zegepraalende kalmte, die alroos door de bewustheid van meerderheid ingeboezemd wordt, hebben zij de bitterheid van overwonnene en de woestheid van toorn, die de zwarte wraakzugt van onu dekt bedrog eigen is, verraaden. Het Priesterbedrog en de Toryfche partij zijn flegts door letterkundige Advocaaten van de ellendigfte foort (*) voorgedaan, maar zij zijn rijklijk onderfteund door hulpbenden van eenen anderen aart. Van de twee groote klasfen der vijanden van ftaatkundige hervorming — de BELANGHEBBENDE en de BEVOOROORDEELDS, — vergoedt de werkzaamheid van de eerfte gewoonlijk hetgeen de laatste in talenten mogen te kort fchieten (f). Rechters ver- (*) Een Doctor coopbi, of een Doétor ui. ham, kunnen zoo gek ingebeeld niet zijn van te droomen dat zelfs hunoe Academifche tijtelen hunne werken de doorleezing, om niet te fpreeken van de weerlegging , van lieden van verftand zal bezorgen. De ■ onbeichaamdheid vau den laatften Schoolvos heeft hem . indedaad bijna de eer van eene tugtiging gewonnen, die hem voor altoos wars van ftaatkundige gefchillen zoude gemaakt hebben. (f) Beiden zijn wonder fchoon door helvEtius afgefchilderd. ,, Entre ceux-ci il en est qui, naturellement portês | „ au urai, ne font ennemis des verités, nouvelles, que paree qu'ils font paresfeux fi? qu'il voudroient fe fou-  302 verdediging van de vergaten de waardigheid hunner bediening, Priesters de zagimoedigheid van hunnen godsdienst; de rechtbank, die met bedaardheid recht moest fpreeken, de predikftoel, van welken niet dan de heelende ftem der liefdaadigheid moest uitgaan, wierden misbruikt tot partijdige oogmerken en verontreinigd met uitvaaringen tegens de vrijheid. De kerken weergalmden van eene taal, van welke laud zou gefidderd en over welke sachkverellzou gebloosd hebben; de godslasterlijkfte vergelijkingen tusfehen de pligten jegens de Godheid en die jegens Koningen wierden fchaamteloos uitgefprooken; vleitaal tot de Ministers wierdt onder de plegtigheden van den godsdienst gemengd door Gods knegten en in den tempel Gods. Deeze fnoode handelwijze was niet tot eene plaats bepaald. Zij was algemeen over Engeland. In veele kerken wierdt vee- „ fouffraire a la fatiguc d'attcntion nccesfaire p0ur ,, les cxaminer. „ 11 en est d'autres qu'animent des motifs dange., reux & ceux - cl font plus a craindre; ce font des „ hommes, dont Vesprit est detourvu de talents & Vame „ de vertus: incapables de vues eUvées ff neuves ces „ dermers croient que leur confidération tient au re„ fielt imbtctlle ou flikt quUls affichent pour toutes „ les opinions t? Ut meurt regv.es: furieux coutre „ tout homme, qui veut en ébranler Vempire, ils „ arm ent contre lui les pasfions & les préjugés „ mtmet qu'ils m é e r i s e n t , & ne cesfent d'efaroucher „ les foibles esprits par le mot de nouveauté!" Deeze laatfte woorden moeten door den eenen of anderen uitlegger in Warvohkshire verklaard worden.  ERANSCHE OMWENTELING. 303 de Franfche Omwenteling uitdruklijk genoemd! In de meefte was zij de vaste ftof geduurende veele weeken voor derzelver voorgenoomen viering, — En deeze zijn de vreedzaame herders, die zoo opregt, en zoo zagtmoedig bidden dat men geer.e ftaatkundige redenvoeringen op den predikftoel brenge. (*) En dit was nog niet genoeg. De ruuwheid van den geest des volks, op welken ftaatkundige uitvanringen flegts eenen flaauwen indruk maakten, moest tot werkzaamheid aangevuurd worden door godsdienstige dweeperij, de onhandelbaarfte en heerschzugtigfte van alle verwoestende hartstogten. Een gefchrei, dat eene halve eeuw geflaapen hadt, wierdt nu weder aangeheven: Da kerk was in gevaar! De geesc van vervolging tegens eene fecte, door het volk gehaac, wierdc konftig aangehitst en de vrienden der vrijheid, welke hec misfchien haatlijk en gevaarlijk zoude geweesc zijn openlijk aancetasten, moesten als Dis/enters overrompeld worden. Dac de meeste der voorftanderen van de Franfche Omwenceling niec onder de disfenters behoorden was hunnen vijanden genoeg bekend. Men wist (*) Deeze zijn geene losfe befchuldigingen. Daar is in eene parochie - kerk in Middlefex eene predikatie gepredikt op de verjaaring van de herftelling van ka. rel II, waarin de eeuwige straffen wierden gedreigd tegens staatkundige misnoegdheid! Lieden, voor welker doorzigt en waarheidsliefde ik borg kan blijven, waren onder de verontwaardigde toehooieren van deeze helfche predikatie. V  304 verdediging van de wist wel dat zij wijsgeeren en vrienden van het menschdom waren, boven de geloofsleer van enige fccte verheven en onverfchillig omtrent de leerflukken van enigen volks-godsdienst. Maar het kwam het oogmerk van hunne fnoode tegenpartijderen te ltade hen met Disfenters te verwarren en de woede van vooroordeelen regens hen aantehitfen, welke zij zelve verachteden. De veifpreiding van deeze fcheldnaamen bragt die baarblijklijke en onvermijdlijke uitwerkingen te weeg, welke men, als men onpartijdig wil redeneeren, niet onderftellen kan dat niet voorzien en verlangd wierden. Bandieten, te vooren opgehitst, gelijk zij daarna door oproer zaaijende fchotfchriftfchrijvers verontfchuldigd en geprezen zijn, koelden hunne wraak aan eenen wysgeer, beroemd door zijne talenten en zijne fchriften, eerwaardig om de vleklooze zuiverheid van zijn leven, en beminnelijk om de onfchadelijke eenvoudigheid zijner zeden. De buitenfpoorigheden van dit graauw van Kerk- en Kotiings-voorftanders zullen jammerhartig geboet worden door de weinige misleide flagtoffers, die aan de wraak der wet opgeofferd worden. Wij zijn egter alleen in deeze feiten betrokken voor zoo verre zij getuigenisfen onzer vijanden van den waarfchijnlijken voortgang der vrijheid zijn. De waarfchijnlijkheid van deezen voortgang bewijzen zij alle eenpaariglijk. De bullen van den Paus, en de blaauwboekjes van den Heer bür-  fransche omwenteling. 3°5 burke (*) de edicten van het Spaanfche Hof en de mandaaten van de Spaanfche In« quificie, de Birminghamfche plonderaars en de Oxfordfche Doctoren bewijzen alle even zeer der Vrijheid, tegens wil en dank, de hulde van hunne bekommernis. (*) Het eenigst dat ik mij herinner het voorkoomen van bewijs te hebben in de twee laatfte boekjes van den Heer burke is zijne redeneering tegens het recht van de meerderheid om eenen Regeeringsvorm te veranderen. Welke de waarfchijnlijkheid en behendigheid van deeze redencering zij, derzelver oorfpronglijkbeii zal best beoordeeld kunnen worden uit de volgende plaats van eenen onrectzinnigen wijsgeer. „De gefchillen, die ontftaan omtrent het recht van het volk, fpruiten uit de dubbelzinnigheid van „ het woord. Het woord volk heeft twee betekenisfen. In eenen zin betekent het een getal meo« „ fchen, alleen onderfcheiden door hunne woonplaats, „ als het volk van Engeland, het volk van Frankrijk, ,, dat niet anders is dan de menigte van die bijzon„ dere perfoonen, welke deeze landen beivoonen, zon. „ der acht te flaan op enig verbond of verdrag tus« „ fchen hen. In eenen anderen zin betekent het eenen ,, burgerlijken perfoon, eenen mensch, of eene Verga„ dering, in wiens wil de wil van eiken perfoon is ,, ingefloten en ingewikkeld. Zij, die niet onderfchei„ den tusfehen deeze twee zinnen, fchiijven gewoonlijk ,, eene ontbonden menigte zulke rechten toe als ,, alleen het volk toebehooren, zoo als het kragt* ,, daadiglijk in het lighaam van den Staat of de Sou,, vereiniteit vervat is. bobbes Tripos p. 170 et feq. edit. 12 rat» Lond. 1684. EINDE.