NIEUWEJAARSZANG AAN M IJ N E ZEER GELIEFDE OUDERS. £ IJ DEN INGANG FAN HET JAAR MDCCLXXXIII. Geloovd zij de Opperzegenaar! Die, deugdzaame Ouders! tot dit jaar U heeft met heil bejegend; Dit heuchlijk heden u doen zien, Waarop wij, dankende, offers biên, Daar nog zijn tedre gunst ons met uw bijzijn zegent. 't Er-  \ Erkennend hart verheft ook blij De zorgen, die gij droegt voor mij, Toen 'k afgemarteld kwijnde; >— Toen 'k Liefde zag door angst beftreên; De Dood mij aantegrimmen fcheefn; Een denkbeeld dat uw ziel met wreede fmartcn pijnde. Dan, God zij dank! dat gij en ik Ons tot dit wenschlijk oogcnblik Verheugen om zijn goedheid, Die wel eens flaat, maar weder heelt, Uit bittre droefheid blijfchap teelt, En alsfemfmaak verkeert in kittelende zoetheid. Teer-  Teerhartige Ouders! uwe deugd Wijz' mij het fpoor in mijne jeugd, Hoe ook de waereld vleie, Dat nooit mijn voet van 't enge pad Naar de eeuwigvolle vreugdeftad, Door onbezonne drift ten poel der wellust gleie! %0 Befchouwt het eind' van menig jaar, Bevrijd van alles, wat gevaar Of vreugdgemis kan geven, Smaakt grijsheid met geluk vereend, En ziet. den heilftaat u verleend, Na hoogen ouderdom, van 't eeuwigzalig leven! Voor PIETER van HOOGEVEEN. FRANCOIS HALEWIJN,