R E I Z E N DOOR ZWITSERLAND, ITALIEN, &c. NAAR KONSTANTINOPOLEN.  ■  REIZEN door ZWITSERLAND, ITALIËN, SICILIEN EN DE GRIEKSCHE EIJLANDEN naar KONSTANTINOPOLENj EN VAN DAAR TE RUG DOOR EEN GEDEELTE VAN GRIEKENLAND, over RAGUSA EN DE DALMATISCHE EIJLANDEN, IN DE JAAREN I787, i788 EN 1785. door THOMAS WATKINSj A.M. VIT HET ENGELSCH VERTAALD. EERSTE DEEL; TE HAARLEil, E IJ FRAN§OIS B O II Nj 5[ D CCX'CIVi  • ciivarm, hem bewogen hadde, om ze aan hei meer onzijdig oordeel van een gr ooi er kring, door eene openlijke uitgave, te onderwerpen: hebbende hij echter, om het Werk niet te veel te doen uitdijen, die Brieven, welken over Frankrijk en Spanje liepen, agterwege gelaaten. Het aanprijzend berigt , welk de oordeelkundige Schrijvers van The Monthlij Review ( waar van men een kort uittreksel kanvinden in den Algem. Konst- en Letterbode No. 273. of D. XI. bladz. 91.) van deeze Reizen gaven , bewoog ons, om deielven uit Engeland te ontbieden , en , door een kundige hand, te laat en vertaaien. En een en andere Jlaal, door de Heer en Schrijvers van de Vaderlandiche Lettcrocffeningcn, in hun Mengelwerk , van tijd tot tijd, geleverd, Zal, vertrouwt men, onze Nederlandfche Lezers s en bijzonderlijk de liefhebbers van Reisbefchrijvin* 3 gen  V O Ö R B E R I G T, 'gen reeds genoeg voorbereid heiben, om het geheel met genoegen en graagte te ontvangen: terwijl wij, zoo ras ons moge/ijk zal zijn, op dit Eerfte Deel, de vverigen zullen laaien volgen. Daar de Schrijver zich voornamelijk en met het meeste voordeel, ah Lei Ier- en Oudheidkundige, in deeze zijne Brieven, doet kennen, zullen die, welken uit Italien en Griekenland gefchreven zijn, ten dien opzigte, van meer belang zijn, dan, die, welken in dit Eerfte Deel konden voorkomen: fchoon wij ons vlei jen, dat ook deezen, zo wel als de overigen, den lezeren geen onaangenaam onderhoud zullen verfchafen, voor al den zulken, die, met reden, meer belang ftellen om menfehen , danplaatfen, te heren kennen, en die voor zich zeiven meer nut en vermaak trekken uit een naauwkeurig en oordeelkundig berigt aangaande de karakters, zeden , gewoonten, en gebruiken der Folkeren, nevens derzelvcr gefchledeuis, en de overblijfzels van aloude grootheid, en konst, onder hen , dan uit een bloot dagverhaal, of uit afgezaagde befchrijvingeh van Steden, Horen, Paleizen en openbaar e gehouwen. Haarlem, be uitgever. ileu 16 Maart, 1^94- IN-  f N H OUD VAN II E T EERSTE DEEL. BRIEF h Komst te Genevc. Deszclfs ligging. Toeloop van Engelfchen aldaar. Landhoeven aan het Meir. Gezicht van Mont-blanc bij zonne-ondergang. Schets der Gcfchiedenis van Gerieve. Regeering. Burger-twisten. Zegepraal der Ariftokrntie. Oude Regeerings-vorni. Handel. Inkomsten. Openbaare Gebouwen. Invvooners. Derzelver getal. - - Bladz. 1 — 17. BRIEF m Vertrek van Geneve. Komst in Savöoije. Salenche. Waterval van Cheijdi. Berg Eicrtie. Cerve. Vallij van Chamounie. Herzet, ver woeste en grootfche gezichten. Hknt-b'anc. H;-zee. De Naalden. Grot van de Arveron. Walliferland, Mariignir. Phfe Vache. Shm. Groote tcloorflelling omtrent Walliferland. jiousssau's valsch berigt daar van. Urieg. 0)er - Ghcjlinen, Kropzweldraagers. Rcgcering en bevolking van Wallii'crland. - - . . - . 18--38. brief nr. Oorfprong der Rhone. Berg Furca. Kanton XJr'i. Vrferren. Defzelfs grot. Duivels-brug over de Rhtus. Afdaaling naar Aliiorï. Infcheping op liet Lucerner Meir. Veelvuldige fchoonheden van het zelve. Latijn-fprelcende Schuitenvoerders, TEtL's toegcdagte gevangenis. Landftreek bij llrimntm. Sckutéitz. Benedendeel van het Meir. Luccrne. Model van den Generaal pmrïtER. Historifche Schets der Woud-Kantons. Regeering van Sckweitz en VndenscUen: als mede van Lucer/ie. Deszei fs Krijgsmagt. De PatriQttilche winkelried. Koddige Her. bergier. - . -4 brief iv. ' Zug. Vrugtbaarheid daar van. Regeering. Anccdote van de Lu. cerners. Goede Herberg. Dogter van den Waard. Berg Albh. Zurich. Deszclfs Ligging. Gezicht uit de Ilerbeig. Vooriiaamlte gebouwen. De Hervorming. Begin daar van. Zurich het eerfte Kanton in rang van het Zwitferfche Eedgenootfchap. Bc-  I N ft O U B. Refchonwing van derzelfs Historie, la vA te u's Gelaadkennït. Abdij van Einfi&'en. . _ „ . BRIEF V. Houten brug over liet Meir van Zurkh Rappcrschwejl. Utznacli. Hcrifeau. Kanton Appenzcl. Landbouw. Fabrieken. Lucht, ftreek. Regeering. Eenvouvvigiieid der Ingezetenen. St. Geil. Handel aldaar. Onderhoorigheid aan den Abt. Protellanten. Regeerings- vorm. Ttirgaw. Meir vaif Conflanz. R'jrs'mcb. Conftantz. Kerkvergadering aldaar in 1414. Stem. De Rkijn. ScLaffkaufen Eenboogige brug aldaar. Regeering. Volkrijkheid. Val van den Rhijn. Anecdote van een Heibergier. 71 - 87. BRIEF VI. Dogguerne. koenraau ebner., Kleeding van bet land. Ilercyniesch Woud. Bazel. Deszelfs ligging, en gebouwen. SchÜ. derijen van iiolbein. Regeering. Volkrijkheid. Kerkdijken. mechel's Gaanerij van Prenten. Biënha. St Pietèft Eijland. Roussea u's Wijkplaats. NeuvUle. Neufchatel: deszelfs ligging. Gebouwen. Staats-inrigting. Inkomsten. Handel. Volkrijkheid. Crootte. Anecdote van eenen Engelfchen ReiziSer' " 88-107. BRIEF VII. Reize naar Bert. Zwtferfchè Landbouw. Bern. Openbaare ge. bouwen aldaar. Gefchicdenis. Regeerings-vorm. Opleiding der Geestelijkheid. Krijgs-wezen. Frcijburg. Gebouwen aldaar. Historifcbe Schets van het Kanton. Anecdote van thurinc. van hall wijll. Rcgeering. Volkrijkheid. Kluizenaars, wooning van jean de pró. Tyerdon. Schets van deszelfs Gefeliicdcnis. Maatfchappij tot weering van Bedelaarcn en ter aanmoediging van den arbeid. Anecdote van een Hos- Pcs 108-125. BRIEF VIH. Zottfaimel Cencefsch Meir. Miellieire. Nouvelle Hekifi. Vevnij. Voorregt van een flraat in Lcufr.nne. De Heer gibbon. iforges. Rolle. Copel. Het land van Vaud. Vcrceniging en verbond der Kantons. Krijgs-wezen &c Sec. Karakter der Zvvilfers in de Demócratifche Kantons. - 126--142. REL  REIZEN door ZWITSERLAND. BRIEF I. Geneve, dcnaajulij, 1787. Eindelijk, waarde Heer, zijn wij te Geneve aangekomen. Ik dagt , dat ik mijn vriend en reisgezel, den Meer pocock, reeds genoeg hadde keren kennen aan deUniverfiteit; doch ik hebbe, federt ons vertrek uit Engeland, nog veele edele hoedanigheden in hem ontdekt, die te voren mijne oplettendheid ontfnapt waren. Bij een uitmuntend verftand en eene ongemeene zagtaartigheid , bezit hij een waar gevoel van eer en welvoeglykheid: dan 't geen mij voornaamelijk overtuigd heeft van zijne verdiende , is de oplettendheid, welke hij fieeds betoond jegen zijnen vader, een der beminn-elykfte en agtingswaardigftc mannen. A Deeze e n 2.  ü REIZEN door ZWITSERLAND. Deeze Stad ligt, deels op den top, deels langs en ter zijde, en deels aan den voet, eenes heuvels, bij welken de Rhone uit het Meir loopt, met cenen effen, diepen, en fnellen firoom, wiens blaauwe doorfchijnendheid naar dien van den Oceaan ge* lijkt. Agter dezelve ziet men het grootsch tooneel der Alpen van Savooijen : op eenigen afftand, doet zich, aan de Franfche grenzen, het gebergte Jura op: en over het Meir ligt, aan deszelfs Noordelijken oever , het rijke Land van Vaud, voor zich hebbende de ongelijke heuvels van Cablah. De Stad is aangelegd, op een tijd, toen de zuinige ingezetenen, waarfchijnlijk, geen fmaak van Bouwkunde hadden: immers, ten deezen aanzien, kan ik 'er weinig goeds van zeggen. 'Er zijn evenwel eenige goede gebouwen; en het bovengedeelte deiStad maakt, aan den kant van Savooijen, waar zij geheel nieuw is, en de huizen groot zijn , eene zeer fraaie vertooning. De taal, welke hier algemeen gefproken word , is Fransch ; fchoon men ook veel Hoogduitsch hoort, onder de Zwitferfche kunstwerkers , die zich hier hebben neergezet. De Prijs van Ectwaaren en huis-huur is hier maatig; met één woord, Gerieve is ongemeen wel gefchikt, om'er zich eenigen tijd optehouden; gelijk dan ook, ten blijke hier van, veeleEngelfchen gewoon zijn, aldaar de zomer • maanden doortebrengen. De kleine Hoflieden aan het Meir zijn tegenwoordig allen bezet: zij liggen ongemeen gelegen, om tc  BRIEF ï. uit GENEVE. 3 te baden, of zich op het water te verlustigen. Ook heeft men 'er een veel fraaier gezigt, dan uit de Stad, naardcmaal men 'er veel verder, en menigvuldiger voorwerpen, zien kan. Onder deezen moet Mout Blanc, die reus der Alpen, de meeste Verwondering wekken , als fteckende deeze zo verre boven de hooge bergen , die denzelven omringen, uit, dat men het fchijnzel der zon volkomen twintig minuuten langer aan ;deszelfs zijden kan zie.n , dan op de toppen van deszelfs Gebuuren. Bijzonderlijk word men deszelfs bijstere hoogte gewaar , aan die pragtige donker fcharlaken koleurige fchadimw, welk de fneeuvv, op den berg* door het te rugkaatfen der llraalen van de ondergaande zon, aanneemt. Ik heb zelfs deeze groote Land-baak, onder de gemelde omftandigheid, van MontAfric, agterZtyw, gezien, op eenen afftand, die niet minder dan honderd Engelfche mijlen kan bedraagen, in eenen regten lijn genomen zijnde. De grond, waar op de Stad gebouwd is, was, uit hoofde van deszelfs voordeelige ligging , zeer waarfchijnlijk, zo vroeg bewoond, als eenig ander, in dit gedeelte van Europa. Nadat julius c msar de plaats genomen hadde van de Allobrogen, verfterkfc hij haar , en maakte , dat ze hem van. zeer veel dienst konde zijn, om de Heketiërs, of oude Zwitfers , onder te brengen. Op dien tijd droeg zij den naam van Geneva , die , gedurende de middel-ecuwen , in Gevenna verbasterd werd; Bij de algemeene verdeeling des Rijks, viel de Stad A a aan  4 REIZEN door ZWITSERLAND. aan de Burgondi'èrs ten deel ; en dcezen wierden opgevolgd door de Franken. Karel de groo« te, die gezegd konde worden, naar het voorbeeld van CjEsar , de wonden van verovering te heelen , door de volkeren te befchaaven , welken hij hadde te ondergebragt , fchonk haar aanzienlijke voorregten , toen hij 'er zijn leger verzamelde, voor zijne berugte onderneming tegen didiür, koning der Lombarden. Naa zijnen dood, maakte Geneve een gedeelte uit van het nieuw Burgondies Rijk; doch wierd , onder koen raad den tweeden, wedernMihQtDtiitfckeRijk gchcgt; en, van dien tijd af, gemeenfchaplijk beflierd , door haare eigen Bisfchoppen enGraaven, die, zich bedienende van de verwarringen in het Rijk , en van hunnen verren afftand van den zetel des gebieds, zich geheel onafhanglijk van hun Leen-vorst maakten. De Jaloersheid en ftrijdige belangen deezer Wetgevers liepen , ondertusfchen , ten voorrieele uit van de Burgers , die telkens het afftaan van nieuwe voorregten bedongen , voor den onderftand, dien zij de eene of de andere partij verleenden: 'er deed zich echter weldra eene derde , en voor hunne vrijheden meer gevaarlijke, magt op, in de Hertogen van Savooijen , die zich het uitfluitend oppergezag over Geneve en derzelver grondgebied aanmaatigden : doch het Volk, niet onkundig van de dwingelandij , welke deeze nieuwe aanfpraakmaakers over hunne eigene onderzaaten oeflenden, weefen hunnen eisch van de hand , en erkenden hun eigen Kerkvoogd voor hun eenigen wettigen IlMr- Mijn  BRIEF I. uit GENEVE. $ Mijn oogmerk is geenzins, om in de bijzonderheden van haare Gefchiedenis £e treden. Ik zal des met (lilzwijgen voorbijgaan haare onderfcheidene gefchillen met haare Bisfchoppen; haare burgerlijke onëenighcden ; haare verbintenis met de Kantons van Bern en Freijburg: nevens de veelvuldige aanfpraaken der Hertogen van Savooijen en de daaruit ontltaane oorlogen. Ik zal maar alleen aanmerken, dat de Genevers , toen eindelijk hunne Vorsten zich in de belangen der gemelde Hertogen hadden laaten ovediaalen , zo geweldig deswegens verontwaardigd wierden , dat zij het voornemen opvattcden, om derzelver gezag aftewerpen; even gelijk de Bisfchoppen dat van den Keizer , weleer, gedaan hadden. Wanneer de neiging met de magt gepaard gaat , ontbreekt het zelden aan een voorwendzel tot opftand : doch , in dit geval , deedt zich het beste voorwendzcl op, bij een volk, 'tgeen verlangde , om zich van een Kerkdijken Vorst te ontdaan, in de nieuwe leer der Hervormers. Deeze wierd alhier , voor het eerst , ingevoerd door vvillem farél, met en benevens zekeren froment, een jongen Franschman, waarbij zich twee Monniken, lambert en bousquet, voegden. Dan 'er wierd een (louter geest en meer bekwaamheids vereischt, om een werk van dat gewigt uittevoeren ; en weldraa vondt men het een en ander in den beroemden johan calvijn , die alhier, in 1536. aankwam. De faam van deezen man , wiens zedelijke deugden , door zijne bijsterc. trotsheid, en onverdraagzamheid , zo zc?r A 3 ver-  6 REIZEN door ZWITSERLAND. verdonkerd wierden, hadde alreê Geneve, voor zijne komst aldaar, bereikt. Hij was door fa rel aangeprezen als de meest gelchikte perfoon, om, 't geen zij begonnen hadden , te voltrekken; en ondernam , op verzoek der Burgers , een zamcnftel van uitterlijken Kerk-dienst en Kerkelijke-tugt, opteftellen. Ondertusfchen maakten de aanklevers der Roomfche Kerk , met anderen , die geen zin hadden aan de ftrcngheid zijner voorfchriften, eenen aanhang tegen hem, en wisten te bewerken, dat hij uit de Stad gebannen wierd. Dan de vrienden der Hervorming , geen kans ziende , om de veelvuldige zwaarigheden , welken zij in hunnen weg vonden , te boven te komen, zonder behulp van zijne bekwaamheden , riepen hem op nieuws in, en bedienden zich van hem niet alleen, in de hervorming van den Godsdienst , maar raadpleegden hem ook over de manier om een Stclzel van Burgerlijke regering te Geneve intevoeren ; alwaar vervolgens zijne gevoelens omtrent alle onderwerpen voor het rigtfnoer en de toetfleen van Rcgt' zinnigheid aangenomen wierden. Er verliep weinig meer, dan eene halve eeuwe, federt de invoer ring deezer Hervorming, of de Godsdienst en Vrijheden der Genevers liepen het uiterfte gevaar, van geheel verpletterd te worden , door eenen aanflag tegen de Stad , die, naar de manier, op welke zij ondernomen werd , den naam draagt van UEfcalade (de Bcladdering). Des winters van het jaar 1602. bragt karel emanuel, zoon van philibertj Hertog van Savooijen , fchoon op dat pas  BRIEF I. uit GENEVE. f pas in vrecle zijnde met het Gemeenebesc , een deel gewapend Volks bij een in de nabuurfchap , met oogmerk, om, ter middernagt, de Stad daarmede op het onvoorziens te overrompelen: terwijl' men aldaar geen vermoeden van eene zo fchandelijke daad konde hebben. (Dan hocdanigc verraderijen zijn 'er niet wel gepleegd, door Vorsten, om hunne magt uittebreiden ?) Ongemerkt waaren deeze benden tot aan de Stad genaderd, en, hebbende , in ftilte, hunne ladders tegen de muuren geplant , hadden reeds honderd man een der Bastions beklommen , op het punt ftaande om in de Stad te dringen, wanneer zij, gelukkig, door de Ingezetenen ontdekt wierden; waarvan eenige weinigen toefehoten om de aanvallers te keer te gaan, en weldra, gelijk manlius met de zijnen op den Tarpeiefchen rots, de muuren fchoonmaakten van deeze indringers. Van deeze gelukkige ontkoming heeft men , tot op de laatfte omwenteling , een jaarlijkfchen Gedenkdag gehouden; doch federt is de- viering van dit vreugde-feest door de Regeering afgefchaft , uit vrceze om eenen zo magtigen nabuur , als den koning van Sardinien , daarmede te beledigen. Van dit tijdperk af kan men rekenen, dat hunne inwendige onlusten begonnen zijn , die op de verwoesting hunner Vrijheden , en de invoering der tegenwoordige onbepaalde Aristokratie, eindelijk uitliepen^ A 4 De  3 PvEIZEN uoor ZWITSERLAND. De voornaamlle deezer opflandea hadden plaats, in deeze Eeuvve, en wel inzondeid ia dejaaren7, 3°?37?6-5 7°2n8i: geduurende welke tijdvakken de Historie der Republiek weinig meer dan een verhaal oplevert van inbreuken, aan den eenen kant, en van Volks - oproeren, aan de andere zijde. De Wetgevende Magt berustte bij de algemeens Vergadering der burgers; door welke ook de voornaamfte Magistraats. perfoonen gekozen werden; en de Uitvoerende , of het Bewind , bij de Raaden. De eerfte, geen den minfien inbruik op haar gezag duldende , en vol mistrouwen omtrent die geenen , welken aan het openbaar beltuur meer onmiddelijk deel hadden, pastte met argwaan op elke daad deezer laatftcn, en beoordeelde die met eenzijdigheid: terwijl veelen dier vergadering , van eenen woelzieken en oproerigen aart zijnde, het geheele gedrag der Ariftokratifche partij afmaalden , als (trekkende om de Conftitutie te ondermijnen en omver te werpen. De Regeerings-lcden, aan den anderen kant, ongeduldig over de geltadige tegen wrijting van den kant der Burgerij, en niet bepaald willende wezen, gaven gegronde redenen tot argwaan, door hunne geheimhoudende handelwijze , en hun genadig fchreeuwen tegen alle navorfebing van de zijde des volks , als oproerig. Langs deezen weg ontltondt het oproer, of liever, dit was het regtftreeks gevolg van eene Gemeencbest - regeering, waar in de magt van den Staat gelijkelijk verdeeld was tusfehen de Patriciëers cii de Volks-vergadering.' Deeze ge- fchil-  BRIEF I. uit GENEVE. y fchillcn, die meestal zoo hoog liepen, dat zijde tusfehenkomst hunner Zwitt'cberfche Bondgcnoofen vereischten, liepen, in'tgemeen, ten voordeelevan het Volk af, tot aan het jaar 1781: wanneer hunne Vrijheden, omtrent welker handhaving zij altijd zoo jaloersch waren , eenen doodlijken knak kregen. Eenige leden van den grooten Raad , welken vrienden waren van de toen vastgeftelde Conftitutie, ziende, dat de voornaamfte Familien ten oogmerk hadden, om zich , door veelcrleije inbreuken op de Rechten des Volks, een onbepaald gezag aantemaatigen, kantten zich ftout hier tegen, en zouden, in hunne verdediging van de zaak der Vrijheid , geflaagd hebben, zoo niet de zwakkere partij , verzekerd , door den Franfchen Minister de Hr, d e vergen nes, dat zij geriighxund zoude worden, de hulp van Frankrijk hadde ingeroepen , met dat gevolg, dat 'er ook, weldra, eene aanzienlijke Legerbende van daar kwam aanrukken, om de Stad te belegeren. De aanliggende Staaten van Bern en Savooijen, hier door in het harnas gejaagd , zonden insgelijks gewapende Magtcn derwaarts; zodat Geneve zich verraaden zag door haare eigen Regecring; belegerd door drie aanzienlijke Legerbenden , en in de engte gebragt, om derzelver bemiddeling aante•nemen , qnder den eenzijdigen invloed der fterkfte Magt van de overigen, die van Frankrijk naamelijk, welke het tegenwoordig Despotiekbeftuur op de puinhopen der Volks-regeering vestigde. De Hoofden der tegenpartij wierden voor al hun leven gebannen, 5u vcelc Burgers verlieten van zeiven de Stad. A 5 De-  jo REIZEN door ZWITSERLAND. De Ariltokraaten agtten het, naa dcezen triomf,, noodig, om hun gezag door vreemde krijgsknegteu te ondcrfteuuen , die de ingezetenen hard behandelen, en zich aan meer baldadigheid, knevelarijen onderdrukking fchuldig maaken, dan ik mij verzekerd hotide, dat ooit de dertig Tijrannen van Atketien deedden. Ik geloove echter, uit den algemeejien toon der gefprekken, te mogen opmaaken, dat de Burgers hunne oude voorregten zullen te rug eisfchen, zo draa 'er zich flegts eene gunfh'ge gelegenheid voor hun opdoet (*): — en ik wenfche, dat zij in die onderneeming gelukkig mogen flaagen. Voor deezen ommekeer was de Regeerings-vorm van Geneve Democratiesch , voor zoo verre de opperfte magt bij de algemeene vergadering der Burgerij berustte: welke vergadering het voorregt bezat van Wetten te maaken , van Belastingen intevoeren , van Vrede- en Vricndfchaps verbonden te bekragtigen: als mede van Oorlog te verklaaren, Staatsbezittingen afteftaan of aantewerven , en eindelijk van de voornaamfte Amptenaaren aantefiellen, gelijk de vier Syndicusfen, den Lieutenant, de Auditeurs, Schatbewaarder en Prokureur Generaal. De Uitvoerende Magt, met het opentlijk beduur, was toevertrouwd aan drie Collegies of Raaclen; een van. Vijfentwintigen, de Senaat geheten; een van Zestigen : en een derde of groote raad van Tweehonderden , (*) Dit hebben zij' ook daadeiijk gedaan in het jaar 1789, war... neer de oude Conftituüe weder is ingevoerd. I Aanltk. yen Hen Vertaalt*  BRIEF I. uit GENEVE. n den, waartoe de beiden eersten behoorden. De Senaat handelde oppermagtig, in alle politieke, huishoudelijke en lijfltraffelijke zaaken: elke openvallende plaats in deeze Vergadering werd vervuld door die der Tweehonderden; en de leden konden alleen uit dat lichaam gekozen worden. De Raad van Zestigen, waar van de Senaat een deel uitmaakte, vergaderde flegts zeldzaam, aangezien dezelve niet dan over huitenlandfche zaaken handelde. De Tweehonderden, oorfprongelijk tot dat getal bepaald , doch federt tot Tweehonderd en Vijfentwintig, en wederom tot Tweehonderd en Vijftig vermeerderd, oordeelden, ter laatlter inftantie, over politieke zaaken van minder aanbelang , zoo wel als over burgerlijke van aangelegenheid , ook hadde deeze Raad de magt , om van lijfftrafFelijke misdaaden kwljtfchelding te verkenen, of om de ftrenghcid van de Wet , door de Vijfentwintigen afgekondigd, te verzagten. De Senaat vervulde jaarlijks de plaatfén van overledene leden in den Raad der Zestigen, als mede de helft der openvallende bij de Tweehonderden, wanneer die tot Vijftig beliepen: (taande de overige helft ter benoeming der Burgerij. De vier Syndicusfen aan het hoofd des Gemceliebesis behielden hun ampt voor één jaar, en konden,  12 REIZEN door ZWITSERLAND. den, volgens de Conditutie, niet wederom gekozen worden, dan naa verloop van drie jaaren. De oudfte was altijd voorzitter in den Senaat , gelijk mede in alle Raadsvergaderingen ; de tweede, in jaaren volgende , was Bevelhebber van de Stad; de derde zat in de Finantic - kamer voor; en de vierde was Directeur van de openbaare Gasthuizen , de kamers van Justitie, Politie enz. De Senaat gaf, jaarlijks, aan de Burgerij een achttal van deszelfs leden op, om daaruit vierSyndicusfen te kiezen : doch de algemeene Raad hadde het regt om het geheele getal of een gedeelte daar van , te verwerpen , en eene nieuwe benoeming te eisfchen. Hier in berustte de voornaamfte magt der Demokratie. De Lieutenant volgde in rang op de Syndicusfen, en wierd jaarlijks gekozen uit dezulken, welken voorheen deezen post bekleed hadden: hij zat voor in de kamer van Politie, en bij het booge Gerechtshof, dat ter eerder indantie vonnisde; en 'er waren zes Auditeurs hem toegevoegd, gekozen uit den raad der Tweehonderden , welken drie jaaren dienden; makende met hem te zamen een Rechtsbank uit, waarbij alle lijfdraffelijke zaaken, inde eerde plaats, onderzogt wierden. De Treforicr wierd gekozen uit het lichaam van den Senaat, en bekleedde zijn post geduurende drie jaaretij  BRIEF I. uit GENEVE. 15 ja"aren , na verloop van welken hij, voor denzelfdcn tijd, op nieuws gekozen konde worden. De gewigtige post van Procurcur*Generaal werd, in het jaar 1534, allereerst ingeheid. De perfoon, die denzelven bekleedde , werd gekozen uit den raad der Tweehonderden. Zijn last was, gelijk die van den Treforier, voor drie jaaren; ook kon dezelve, even als bij deezen, naa verloop daarvan, hernieuwd worden. Zijn post was, voor den Staat alle crimineele eisfchen en vervolgingen waartenemen en boetens opteleggen en intevorderen ; voor het algemeen belang te zorgen; op 's volks conftitutioneele rechten te pasfen, eene algemeene inagtneeming van de Wetten aautedringen, endewagten, die onder hem (tonden, te befchermen en te bellieren. Met opzigt tot mindere bedieningen , zal ik alleen aanmerken, dat al wat, in Monarchijcn aan bijzondere perfoonen word toebetrouwd, in Republieken , doorgaans, aan Raaden of Kamers van ettelijke leden verbleven is. Ik moet echter het openbacr Koorn-magazijn niet vergeeteu, waar in de Opper-amptenaars verpligt zijn eenen aanzienlijken voorraad te onderhouden, om de Stad van Graan te voorzien, en de opkooping (Monopolie) voortekomen. Zij gcevcn het af aan de Bakkers , die den Ingezetenen van brood, tegen een bepaalden prijs, moeten voorzien. Ondertusfchen zijn'er, in dit Departement, zo vcele misbruiken ingeflopen, dat het bijna van geen dienst is;  14 REIZEN door ZWITSERLAND. is; kunnende de burgers hunne Tarwe, tegen maai tiger prijzen, uit Frankrijk en Zmtferland krijgen; dan van hunne eigen Regeering. Men heeft mij gezegd , dat zoortgelijke inrigtingen in de Zwitferfche Kantons op eenen beteren voet gehouden worden. Voor de iaatfie onlusten in de jaaren 17So en 17815 was de Geneeffche Handel zeer bloeijend , bijzonderlijk de Boekhandel, nevens die in gemaakt Zilverwerk, Juvveelen, Leder en Zak-orologicn; voor het Orologie-maken alleen waaren 'er agthonderd Baazen, die een derde gedeelte der ingezetenen, zo mannen als vrouwen, aan het werk hielden. Geen beroep echter is hier voordeeliger dan dat van Bankieren, uit hoofde van de gunstige ligging der plaats, welke , als 't waare , het middenpunt is van zoo veele verfchillende landeni De jaarlijkfche inkomfren werden, op dien tijd 4 op omtrent 200 duizend Holl. Guldens gefchat* ipmitende uit Landerijen, Boerderijen en Tiendens aan den Staat behorende, en uit Belastingen, Imposten en Tollen , waar aan de koopwaaren , die over het grondgebied van Geneve gaan , onderhevig zijn. Ondertusfchen kan hier van , naa aftrek der gewoone uitgaven , flegts weinig overfchieten voor toevallige of buitengewoone benoodigdheden. De Jaarweddden der publieke Beamptenaarcn verfh'nderl alleen meer dan een vierde deel dergehcele inkomst: de Bezetting kost jaarlijks ruim veertig duizend guldens : waarbij dan nog gevoegd zijnde de gewoone onkos-  BRIEF !. TiiT GENEVE. 15 onkosten aan het onderhoud van Stads gebouwen, de wegen en vestingen , met andere mindere en meerdere uitgaven , kan men ligt naagaan , dat inen , voor dit alles , het geheel beloop der inkomllen wel noodig heeft. De Publieke Gasthuizen , die jaarlijks tusfehen ■de dertig en veertig Duizend Guldens kosten, worden uit derzelver afzonderlijke inkomsten ononderhouden, zo verre die kunnen toereiken; en het daaraan te kortkomende word vervuld door Liefdegaaven, die men jaarlijks, zoo aan de huizen als in de kerken daar voor gewoon is intezaamelen. Men laat gemeenlijk aan Vreemdelingen de Uuiverfiteit zien, waar bij het aan geene Hoog'eeraareu ontbreekt , als mede de publieke Boekerij, waar in ik eene groote vcrzaameling van Boeken en Handfchriften vondt. De Univerflteit of Akademie is, in den jaare 1368, gedicht, door Keizer karel iv. De Boekerij beziende, nam ik gelegenheid om te vraagen naar de lolme's, Gefchiedenis der Britfche Conftitutie: maar men gaf mij, tot mijne verbaazing, ten antwoord, dat uit werk er niet ware. Dit hoorende, kon ik niet voorbij aantemerken bij den Heer, die mij geleidde , dat een Profeet in zijn eigen Vaderland niet geëerd is: en mijn gids fclieen van het zelfde gevoelen te wezen. Het  ló REIZEN door ZWITSERLAND. Het is eene vrij algemeene en zeer gegronde aanmerking , dat de bewooners van Geneve zeer wel onderwezene luiden zijn ; 't welk een gevolg is van de zorge , welke men aldaar voor de Opvoeding draagt , en tevens van hunne drukke verkeering met Vreemdelingen. Ik trof 'er vcrfehcidcne deftige burgers aan , fchoon niet tot den eerflen rang behoorende, die in Londen geweest, en door en door bekend waren met onze Gebruiken en RegeeringsvortS. Om den waaren Genie van het Volk te leeren kennen, bezogt ik de Kolfij-huizen der Konstwerkers , alwaar ik gefprekken hoorde, zoo over Zedelijke als Staatkundige onderwerpen, die mij verbaasd deedderi (laan en tegelijk bij uit» ftek behaagden. Zij fchijnen 'er zich bijzonderlijk optoeteleggen, om zich juist uittedrukken; en ik kon niet naalaaten te befpeuren, dat zij daar van des temeer hun werk maakten , wanneer zij met eikanderen fpraken, in tegenwoordigheid van eenen Engelschman, op wien zij zich ftilzwijgend beriepen voor de gegrondheid hunner aanmerkingen , door een opflag van het oog , die niet onduidelijk te kennen gaf, wat zij 'er mede bedoelden. Ik ken , op het geheele vaste land, geen Volk, 't geen zoo vernuftig is , bijzonderlijk in het teekenen: dit is zekerlijk ten grooten deele toetefchrijven aan een openbaar Teeken-fchool, waar geftadig een aantal van zestig of zeventig Leerlingen in die konst onderwezen worden , en aangemoedigd door het uitdeden van onder-  BRIEF I. uit GENEVE. 17 onderfcheidcne Eerpenningen, naar maats van derzclver verdiensten. Zoo veei over de mannelijke Ingezetenen gefchreven hebbende, mogt gij onderftellen, dat ik mij in een Franciskaaner Monniks-kap geftoken hadde, bij aldien ik geen gewag maakte van de andere kunne, bijzonderlijk, wanneer zij van dat belang is, als de Geneeffche vrouwen zijn. Van Geftalte zijn de Burgeresfen de aartigfte vrouwen, die ik ken, en haare kleding is ongemeen fraai en eenvouwdig. Wij deedden laatstleden zondag eene wandeling buiten de Stad , om ons over het fchilderagtig toneel, 't geen het Meir opleverd, te verwonderen; doch wij ontmoetten zoo veele bekoorlijke troonies, dat ik mij verzekerd houde, dat wij even weinig van dit tooneel zagen, als of wij op onze kamer in de herberg gebleven waren. Men rekendt het getal der Inwooneren van deeze Stad op 22,200 zielen. Adieu. Binnen weinige dagen gaan wij naar de Kantons op rcize. B BRIEF  zS REIZE door ZWITSERLAND. IJ R I E F II. Ptieuré, in de Valeij van Chamounie^ een ;6 Julij, 1786. W ij verlieten Geneve, des Maandags, den 23(1611,, met een vast befluit om ons door geenehinderpaalen op den weg te laaten tegenhouden : en ik geloove , dat 'er nimmer een paar menfeben beter 'gefchikt was voor een togt door Zwitrerland. Te vergeefsch hadden wij op de komst van onzen beminnelijken vriend western gewagt , om met ons deeze reize te ondernemen. Nadat wij op het grondgebied zijner Sardinifche Majcfteit getreden waren, kwamen wij ras aan het Stcedje Eonnevi/le, liggende aan den voet eenes bergs, de Moeilje (Mok) geheten, die, door deszelfs hoogte, en fraaie hellende fpits , een fclioon vertoon maakt, van op het Geneeffche Meir gezien wordende. Wij agtervolgden onzen weg tot aan eene diepe Valeij , door welke de onzuivre Arve , met onge« meene fuelheid, flroomt, en zicli in deRhone ontlast. De juiste gelijkformigheid der tegenoverftaan- de  BRIEF II. uit P.RIEURE. de rotfen, die, aan de eene zijde, hol, en aan de andere bol, zijn; clerzelver overeenkomftige hoedanigheden , gelijke hoogten, en geringe afftand van eikanderen, doen mij verzekerd houden, dat deeze Valeij, door de eene of andere geweldige ftuiptrekking der natuur, gevormd is. Wij (tonden een poos ftil op den weg, om twee keurlijke watervallen te bewonderen, die overeen berg Hortten en, beneden, twee breede ftroomen vormden. Zij vertoonden zich thans op het voordeeligst, wegens de laatstgevallene fterke regenplasfen. Kort daar naa trokken wij over de Arve en kwamen te Salenche, een plaats, die mij een allerongunltigts denkbeeld inboezemde van de Savooijfche Steden. Onze herberg , hoe (legt, was de beste wooning van de Stad; de overige huizen zagen 'er van buiten jammerlijk uit, en de ftraaten waren 'er zo morfig, dat wij 'er onmogelijk op wandelen konden. De oppasfing echter was beter, dan wij verwagt hadden: dit was gelukkig voor ons, overmits de aanhoudende regen , die den volgenden dag viel, ons noodzaakte om dien dag aldaar te blyvcn. Salenche verlaatende, vervolgden wij onzen weg door dezelfde Valeij, langs de oevers vau de Arve, en onder den berg Farens. Omtrent vijf mijlen gereisd hebbende, (tapten wij van onze paarden, en wierden te voet, door onzen Gids, gebragt bij den Waterval van Ckeijde, een weinig van den weg af. Hier bleven wij ftaan aan •de zijde van een diep, boschagtig, eng dal, tegen over eene ftijle rots , die met wilde heesters jbeB a groeid  *o REIZE door ZWITSERLAND. grocid was , en waar uit, omtrent twintig voeten beneden haar overhellende kruin, een dikke ftraal waters ontfprong, tot op eene aanmerkelijke hoogte , in eene onregelmaatige rigting nedervallende, en wiens gefpat, veroorzaakt door het breeken van den ftroom tegen de overhangende deelen der rots, zich in een dikken mist, tot op den afftand van veertig of vijftig roeden , uitbreidde. Daar juist 'op dat tijdflip de zon zeer helder fcheen, en haare ftraalen door dezen mist fterk te rug gekaatst wierden , deedt zich dezelve voor ons op als een allerfraaifte regenboog , met alle deszelfs verscheidenheid en gelukkige mengeling van koleuren. Naa dat wij deeze bekoorlijke plek verlaaten hadden, reden wij langs den berg Enterne, die aanmcrklijk hooger geweest is, dan tegenwoordig. In den jaare 1751 ftegen 'er , geduurende zes weeken agter eikanderen, wolken van dikken rook uit, waar op liet geheele bovendeel met een verfchrikkelijk geraas inftortte, en de kanten en voet des bergs met de brokken daar van bedekte. Onder aan ligt het kleine gehugt Cerve, alwaar zich eene compagnie van Franfche Bergwerkers neérgeflagen heeft, digt bij eenige zeer rijke koper- en lood-mijnen. Deeze Heeren vergunden ons verfcheidene Hukken van de Erts te bezien, welken volkomen beantwoordden aan de befchrijving , ons daar van gegeeven. Zij toonden ons ook een groot model van de nabuurige landftreek , 't geen zeer fraai was uitgevoerd. Dit ftuk behooren alle reizigers, die de Alpen  BRIEF II. uit PRIEURE., ai Alpen of Savooijen bezoeken , te zien , overmits zij er veel natuurlijker in afgebeeld worden , dan met mogelijkheid op een kaart kan gefchieden. De bergen van dit oord vloeijen over van Chamois, een foort van wilde Geiten, doch ronder van kop dan de gewoone , en laagcr aan de fchouders dan van agteren. Wij zagen 'er twee te Cerne , die geheel mak waren. Hoe verder wij vorderden, hoe flegter wij den weg vonden, zijnde dezelve zo aan ftukken gefpoeld, door de laatlïe regens, dat hij bijkans niet bereisbaar was. Wij bereikten echter de Valeij van Chamounie, en troffen een draagelijke kleine herberg aan , opgehouden door zekeren Taire , dien wij een eerlijken en oplettenden kastelein vonden te wezen. Eer ik u iets melde van de plaats, waar op wij ons thands bevinden, moet ik u verzoeken om mijne fchraale befchrijvjng aantevullen, door aan uwe eigene verbeelding op het ruimfte bot te vieren. Elk rcisbefchrijver mag , naar mijn inzien , deeze fchatting eisfchen van alle zijne lezers, als zonder welke de levendigfte afbeelding flegts flaauw en van geen belang zou zijn. Verbeeld u dan dit kleine dorpje , als liggende in eene diepe Valeij , voor wejke de grootfee , de verhevenfie , en fchoonfte voorwerpen der woeste natuur zich opdoen. Wanneer ik, in eene bijkans loodlijnige richting, naar boven zie, befchouw ik een keten van rotfen, die hooger zijn, dan ik mij uit derzelver befchrijviug, B 3 met.  REIZE door ZWITSERLAND. met mooglijkheid, konde voordellen, en die, wegens het fcherppuntig toeloopen van derzelver ruuwe en fpitfe kanten, den naam voeren van Les Aiguilles, of de Naalden. Te midden van , maar verre boven , deezen fteekt Blom Blanc uit , de "hoogde verhevenheid der oude waercld en met eeuwig ijs en bevroren fneeuw bedekt. Deszelfs regtftandige hoogte , van de oppervlakte der Middellandfche zee genomen, haalt weinig minder dan drie mijlen of 15,663 voeten (*). Dezelve wierd allereerst beklommen door den Heer paccard, een Geneesheer van Prieuré: en, in dit jaar, hebben drie gidfen, met veel moeite en arbeid , dezelfde gevaarlijke onderneming volbragt. Zij moesten den eerden nagt op het ijs (laapen, en konden , hoe zeer van warme dekking voorzien, ten naauwernood de koude uitdaan; des morgens echter van den anderen dag voortgaande, bereikten zij, naa eenentwintig uuren klimmens, den top. Tegenwoordig bevinden zich alhier de Hoogleeraaren saussure en bourrit van Geneve, wagtende op eene gunfrige gelegenheid om te klimmen, en nimmer verlangde ik naar iets zoo zeer , dan om mede van de partij te mogen zijn : doch onze tijd zal dit niet toelaaten. Des morgens naa onze aankomst , een gids en muil- (_*") Volgons de meeting van den Heer de luc, is deeze hoogte 2391} Pranfchc Ro:dcn, (TblfOy /ldnltk, reit der. Vcrtatler.  BRIEF II. uit PRIEURE. a3 muil-ezels gehuurd hebbende, trokken wij deVakij van Chamounie dwars over, en beklomme 1, dcor bol'chaadjen van onmeetbaare denne heesters, langs een hobbelig pad, een heuvel veel ftijlder,. dan een van onze bergen in Brecknockfhire. Het verwonderde mij zeer, te befpeuren, dat de dieren, waar op wij reden , zulk een vasten tred hadden , dat zij geen enkelen valfchen flap deedden. Toen zij ons meer dan halver wege op den -berg gevoerd hadden, flapten wij af, vermits het hier onmogelijk was hooger te klimmen , en kwamen , naa veel vermoeijens, aan een kleine houten hut, welke de Engelfche reizigers, die deeze Ijs-gewesten bezogtcn, met den naam van ni-Ai r's Kasteel verwaardigd hebbeir; waarfchijnlijk ter eere van den Heer , die haar bouwde. Hier vond ik , op de wanden van dit kasteel, de naamen gefneden van veelen mijner vrienden, bijzonderlijk die van Lord breadalhane en diens broeder den Ilr. camphf.ll. Deeze kleinere berg draagt den naam van Mout Anvert, en men beklimt denzelven, om daar op bet beste gezicht te hebben van 't geen men de IJszee noemt , als die 'er vlak onder ligt. Van deeze plek, zag ik boven ons, tot eene öhmectüjke hoog'e, de Naald van Charmeaux, waar op het mij dus voorkwam , dat men een nog beter en ruimer uttzigt moest hebben op het voorwerp onzer nieuwsgierigheid dan van BMr's kasteel. Ik verliet dcrha'ven mijn gezelfchap en gelaakte , naa anderhalf uuren wandclens, klauterens B 4 en  24 REIZE door ZWITSER.LAND. en kruipens langs een reeks van fcherpe rotfen, onder de tweede fpits deezer NaaldVmCharmeaux , welke ik niet geloof, dat immer een fterfling beklom. Waarlijk ik moet tegenwoordig bekennen, nu het gevaar over is, dat ik, in deeze onderneming , zeer veel waagde. Van deezen top zag ik benedenwaarts , aan de eene zijde over de Valeij van Chamounie, en, aan den anderen , over de • Ijs zee, welke ik befpeurde gemeenfchap te hebben , door twee breede doorgangen , met Mont Blanc: waar naa ik de plaats verliet, fcboon niet dan met veel moeite. Weder bij mijne reisgenooten gekomen zijnde, klommen wij af, en wandelden met behulp onzer Gidfen, die zich van lange Hokken , met fpijkers van onderen om het vallen voortekomen , voorzien hadden , halver wege de Ijs-zee over. Het is bijna onmogelijk, om iemand, die nooit dit buitengewoon gewrogt der natuur gezien heeft, een gelijkmaatig denkbeeld daar van te geeven. Om echter een proef te neemen , zoo gelief te onderfteüen , dat gij voor u hebt een diepe Valeij vol met ijs , weinig minder dan een mijl in breette , welke van Mont Blanc tot in de Valeij van Chamounie afzakt , en van welker oppervlakte gij u een denkbeeld kund vormen, door u de zee, rondom de Noord-pool, te verbeelden, &ls in een vasten klomp toe bevrozen zijnde , op het oogèriblik, wanneer een orkaan haare golven tot eene onmeetlijke hoogte gevoerd had.de, Mij  BRIEF II. uit PRÏEURE. *% ' Mij fchiet thans te binnen, welke eene juiste befchrijving van derzelver voorkomen de volgende regels , in thompson's Jaargetijden , oplevereni Ocean itTclf no loiiger can rcfist The binding fury; but in all its rage Of tempest taken by the boundlefs frost Is many a fathom to the bottam chain'd, And bjd to roar no more: a bleal; expanfe Shagg'd o'er wilh wavy rocks, chearlefs (*). Wij hadden de nieuwsgierigheid, om, benedenwaarts , in verfcheidene dier groote fplceten te zien, waar het ijs tot op de diepte van veertig of vijftig voeten ingefcheurd was: fchoon deeze nog maar gering waren , in vergelijking met anderen, die onze Gids, welke een verwonderlijke loots is in deeze bevrozen ftreeken, ons verzekerde, dat, op veele plaatfen, de diepte van twee of drie honderd voeten konden haaien. Men kan niet wel eene juiste gisfing maaken omtrent de oorzaak van dit verfchijnzel, naardemaal deszelfs tegenwoordig voorkomen flegts weinig aanleiding geeft om deeze oorzaak natefpooren. Daar is nogthaus eene om. Handigheid, welke ons m'isfchien in deezen op den weg (*) De Oceaan zelfs kan de knevelende woede niet langer wedcitt.ian, maar een menigte van golven wordt door de onbeperkte vorst met al haar woedend onweér aangetast , diep aan den bodem geketend, en gelast niet meer te brullen: alles is een bleeke vlakt met golvende rotfen, akelig. l'sriauling van j. Lt'blink itn jongen. B5  25 REIZE door ZWITSERLAND. weg koncie helpen, te weten, dat het toe- en afneemen daar van bekend is uit de bijster groote aard-hoopen, die, in haare zwelling, opgedreven worden. Wanneer het een of ander overhellend gedeelte affcheurd en inftort , veroorzaakt dit een gedruis , weinig minder dan dat van den donder. Wij waren zoo opgetogen van dit groot en vreeslijk voorwerp, dat wij, bijnaa een geheel uur, daar bij vertoefden : waar naa wij verpligt waren Mont Anvert op nieuw te beklimmen, om op die plaats te kunnen afitijgen, waar deeze Ijs-zee in de Valeij beneden eindigt. Hier vonden wij een Boog , die zeventig voeten hoog en breed , en, naar mijne gedagten, niet minder dan dertig voeten diep , was , waar uit een fnelle droom , de Arveron geheeten , ontfpringt. Wij klommen op eenige klippen , die uit de bedding vlak voor het midden daar van rijzen , van waar wij met vermaak en verwondering op deeze fraaie grot van helder en vast Ijs tuurden. Daar het ons nogthans toefcheen , dat zommige deeleu daar van gevaar liepen om intefbrtcn, oordeelden wij het voorzigtig onzen (land te verlaaten en naar Prieutê te rug te keeren , al waar wij zeer vermoeid , doch niet minder voldaan over alle de wonderen van dit toneel , aankwamen. Gheftl-  Gheftincn, 30 juli].. ij verlieten de Valeij van Chamounie , naadat wij , aan dcrzclver zuidlijk einde , Col de Balme, eene ftijle hoogte , beklommen hadden , van welker top wij affcheid namen van Mont Blanc , de Ts-velden, en de Naalden, wier fpitfen wij dikwijls boven de wolken zagen uitfteeken. Een heerlijk gezigt dcedt zich, aan de andere zijde, voor ons op. De diepte der kronkelende Valeij benedenwaarts; de omringende bergen, en derzelver hangende wouden van bejaarde Pijn-boomen, maakten eene allerftaatigfte en majcltieuze vertooning, Naa eene lange wandeling op Col de Balme (want onzen muildieren gaven mij flcgts weinige vermoeids) ontdekte pocock twee jongens, die bezig waren met een kudde Geiten te melken. Wij gingen 'er terflond naar toe , en dronken bijkans een emmer vol keurige melk ledig, waar over wij dermaate in onzen fchik waren, da: wij 'er tienmaal meer voor betaalden , dan de waarde bedroeg. Op den bodem van deezen diepen aftred, (tegen wij op een' andren heuvel, La Fourche geheten, van waar wij een vrij goed eerst kijkje hadden over Walliferland, het aardsch Paradijs van roüsseaü. Vooraan ligt het fleedje Martignie (*_) of Martinac , bebouwd C*) Bij deeze plaats was het winter-kwartier van Strgius Galla, den Lieutenam van c/esar; doch ik kon gcene ovcrblijfzels vinden  28 REIZE door ZWITSERLAND, bouvvd met houten huizen , aan de oevers van de Drance, over welke de vergaane puinhoopen hangen , van een kafteel, 't welk voormaals de zetel was des Bisfchops van Sion. Ik klom op de muuren , van waar ik een ruim uitzigt hadde op het land , 't geen wij Honden door te reizen. Wij gingen vroeg te bedde, ten einde met de zon opteftaan , doch wierden in 't eerst zoo gedoken en gehaavend van venijnige muggen, dat wij langer fliepen , dan wij ftaat gemaakt hadden, Den volgenden morgen deed ik een uit (tapje , om den be* roemden waterval van Pisfe Fache , omtrent twee mijlen van Martignie, te bezigtigen. Schoon dezelve aanmerkelijk hooger en breeder is , dan die van Cheijde, hadde ik 'er minder behaagen in, uit hoofde van deszelfs blooten (tand , en de recht? ftrekking van deszelfs vak Het gefpat van het water vinden van zijne Legerplaats, ces ar zegt: „ gal ba, eenige „ veldflagcn gewonnen, en vecle vijandelijke kasteden ingenomen „ hebbende, naa dat hem van alle oorden Gezanten toegezonden, „ en Gijzelaars over geleverd, waren, en de vrede gefloten was, „ belloor om twee Keurbenden bij de Nantuaten te leggen; teri, wijl hij zelve, met de overigen van zijn Legioen, ging over, „ winteren in een vlek van deferagri, Oclodtmes geheten, 'tgeen. „ in eene fmaüe Valeij , binnen hoog gebergte, bedoten lag. „ Daar het in twee dcelen argtfeheiden wierd, door de rivier „ Iirance , fchïkte hij het een voor de Gaulen , en koos (toen „ deezen vertrokken waren) het ander voor de Winterkwartieren „van zijne keurbenden." cesar, Gatt. oorl. Boek IIL Hoofd. i. De ligging van Martignie komt hier mede zeer juju overeen.  BPvIEF II. uit GHESTINEN. water ïtrekt zich tot op boven de vijfhonderd roeden uit, zonder, door eenigen aanmerkelijken wind, voortgedreven te worden. Naa een poos hier getoefd te hebben, ging ik weder naar Martignie. Zulke gunftige berigten van Walliferland gelezen hebbende, zoo in rousseau's Nouvelle Heloife, als in de Schriften van hedendaagfche Reizigers, waren wij ongeduldig , om de fchoonheden daar van te befchouwen. rousseau's befchrijving is de bevalligfte fchilderij van Land-toneelen, welke ik ooit las: zij bragt ons met 'er daad in de verbeelding , als of wij in deeze Valeij een ander Tempé zouden vinden, of althans een oord, jegens welk de natuur buitengewoon mild geweest ware. Hoe vreemd zult gij dan opzien , wanneer ik 11 melde, dat onze ongeduldigheid, door de grootst mogelijke teloorftelling , geftraft wierd. Ik houde het voor alleronverfchoonlijkst, in Reizigers, om, op eene ingewikkelde wijze , de gevoelens hunner voorgangeren aantenemen , en die onder het gemeen uitteventen. Hier over zult gij nimmer behoeven te klagen, in mijne brieven; want, hoe bijzonder ik ook mag fchijnen , ik hebbe befloten , om, in zulke gevallen, voor mij zeiven te denken. Walliferland (gelijk het de Duitfchers noemen) (*) js een onafhanglijk Gemeenebest van het Zwitfersch Bond- £*) De Franfeben en Zwitfers jeeven daar aan den naam van fellah. /litntek, van den Vertaalcr.  30 REIZË door ZWITSERLAND. Bondgenootfchap, en gelegen tusfichën het Kanton Bern en de Alpen. Deszelfs (trekking is van het Oost ten Westen , loopende van eenen berg , la Fourche (de Fort) geheten tot aan de Ijs-beddingen van Rwcignie. Het word gehouden honderd en negen Mijlen in de lengte, en acht en veertig, in deszelfs grootlte breette , te beflaan: fchoon ik gelove , dat het faatfte merkelijk vergroot word. Het word befpoeld door de Rh'one, die 'er van deszelfs begin tot bijna aan deszelfs einde doordroomt, alwaar zij het verlaat en zich in het Geneeffche Meir ontlast. 'Er zijn twee voornaama wegen , langs welken men uitliet zelve in Itallen komt: de eene bij den grooten St. Bernard , en de andere door Simplon. Buiten deeze zijn 'er nog eenige weinige andere doortogten bekend, doch zij worden, uit hoofde van de moeilijkheid en het gevaar, om 'er, zelfs gedurende zomer-maanden, over te reizen, alleen gebruikt door fmokkelaars of jagers, die langs deeze onherbergzaame rotfen de Marmot, of wilde Geit, vervolgen. De weg, die het meeste bereisd word, is die van St. Bernard, alwaar een klooster is van Augudiner Monniken, op het meest verhevene gedeelte van den weg daande, waar in de rei. zigers langs de Alpen herbergzaam opgenomen worden , en het leven van menig een gered is , door deszelfs troostelijke befchutting tegen de ongenade dier bevrozen gewesten. Zulk een klooster is inderdaad nuttig , en zoude zelfs , geloove ik , de goedkeuring en befcherming van den Keizer, bij aldien het onder zijn gebied lag, vernetten. Van  BRIEF II. uit GHESTINEN. 3ï Van Martignie tot Sion , de Hoofdftad en het einde van Neder-Walliferland, doet zich het gewest niet op als een voorwerp, 't welk oplettendheid verdient. Het land is zoo laag, dat wij het voor moe» rasfig hielden, wegens de geduurige overlïroomingen der Rhone: en onze onderstelling vonden wij naderhand bevestigd door de verklaaring der Ingezetenen. Wij klaagden nogthans niet , naardemaal wij ons iets beters beloofden van dat gedeelte van Walliferland, 't geen aan de andere zijde ligt. Deeze Stad, (hier voor immers moet men haar houden , als zijnde een Bisfchoplijke zetel) is gebouwd aan de boorden van de Rhone, welke hier, in plaats van met even helder water te ftroomen, gelijk wij haar te Geneve gelaaten hadden, onzuiver is, gelijk de Arve, door het gefmolten fneeuw, en de witte klei, waarover zij loopt. Van alle de jammerlijke plaatfen , welken ik ooit het ongeluk hadde, een bezoek te geven, is Sion de walgelijkfte. De huizen zijn 'er flegter, dan die van de armfte voorlieden , welken ik immer zag, en zoo onverdragelijk morfig, dat ik waarlijk geen raad weet, om iets diergelijks, of 't geen 'er mede vergeleken kan worden, uittedenken. Om onze aandagt van zulke afzichtelijke voorwerpen aftetrekken , wandelden wij, over een ftijlen heuvel, naar de ruïnen van een oud Kasteel, 'twelk van eene ongemeene uitgeftrektheid, én aanmerkelijke fterkte, geweest was. Te rug gekomen , vonden wij ons onthaal, in de Herberg, volmaakt overeenkomende met de vertooning van de Stad. Het fchraale middagmaal , 't geen men ons op-  3 in het Meir valt en daar door heen loopt, z .nder deszelfs water daar mede te vermengen. Van waar komt het, dat foortgelijke denkbeelden in meest alle landen , waar zich gelijke onhandigheden opdoen , algemeen plaats hebben?- De Bruggen zijn hier van een zonderling maakzel; zijnde van hout getimmerd, en aan weerskanten met planken opgehaald, waar in vensters zijn om licht in te laten, en van boven bedekt. Op draat wandelende, waren wij onophoudelijk verpligt ons re buigen, overmits de Ingezetenen hun hoed voor eiken-Vreemdeling, dien zij ontmoeten, afnemen, pocock, voor de tweede maal uitgaande , was van meening otn  BRIEF III. uit LUCERNE. 49 «m de Stad, bloot hoofd's rondte wandelen, teneinde de lastige pligtpleging van tegengroeten voortekooraen ; doch hij begreep , bij nadere overweging, dit niet te moeten doen , uit vrceze, dat de luiden het als eene befpotting van hun wellevend gebruik mogten aanmerken. Vooraf belet gevraagd hebbende, kregen wij verlof om het kabinet te bezien van den Generaal pniFFER, een oud Zwitfersch Officier, in Franfchen dienst, die algemeen bekend daat voor een fraaien tekenaar. Men toonde ons hier een zeer aar» tig model, 't geen die heer in wasch, op een famendelling van Pleister, gemaakt hadde, verbeeldende het geheele Kanton Lucerne, met een gedeelte van Uri, Schweitz, Unterwalden, Zug en Bern. Dit verwonderlijk konstduk is zo keurig gemaakt, dat men daarop- niet alleen de Bergen, Meiren enVlekken , maar zelfs alle afzonderlijke Bosfchen, Akkers en Buitenplaatfen ziet , alles gekoleurd en zoo kondig uitgewerkt, dat de naagemaakte voorwerpen , fchoon met een vergrootglas bekeken, zich volkomen gelijk aan de wezenlijke vertoonen. Het ftuk bedaat eene lengte van Drie-en twintig, met de breette van twaalf,, voeten, en vertoond een Landftreek van 225 vierkante Mijlen. Het is mij onmogelijk om te veel te zeggen van de tekening en uitvoering deezes vernuftigen werks: want, fchoon ik veele dukken van dien aart gezien bebbe , trof ik 'er nimmer een aan, 't geen met dit model van den Generaal p m f f e r kan in vergelijking komend  go REIZE door ZWITSERLAND. Wij zagen 'er ook verfcheidene fraaie tekeningen en platte gronden, doch hadden het genoegen niet van den eigenaar te ontmoeten, als zijnde op dien tijd van huis. Daar ik mij uwe bevelen erinner , bij mijn vertrek door u gegeven , om u eenig verflag te doen aangaande de Gefchicdenis en Regeringsvorm der Jandeu , weiken ik op mijne reize zou bezoeken, zal ik u thans onderhouden met eene fchets van die, waar bij ik mij heden bevindt, de vier Waldfiaett, of Woud-kantons, geheten. De drie eerflen derzelven , Uri , Schweitz en Untcrwalden % waren, van over lang, door den naauwften band met elkaudcren verëenigd, en Haan bekend, reeds van de vroegfte tijden der Hedendaagfche Gefchiedenis, hunne vrijheden, in derzelver volle uitgeltrektheid, genoten te hebben. In de jaare 1115 befloten Uri en Untcrwalden om Schweitz bijtefpringen, in het te keer gaan van alle zoodanige vijanden , als de Monnikken van Einfidlen, doelende daar mede op de Hertogen van Oostenrijk , tegen hetzelve mogten aanhitfen : en in 1291 floten de drie Kantons een aanvallend en verdedigend verbond met eikanderen , 't geen naderhand een model wierd voor het Eedgenootfchap van het geheele Zwitferfche lichaam. Langs dien weg van vereeniging , en door aanhoudende waakzaamheid , kwamen deeze Kantons de invoering van een willekeurig bellier onder zich voor,  BRIEF III. uit LUCERNE. 51 voor, waartoe, weldra, in 't vervolg, pogingen gedaan wierden , onder een valsch voonvendzel van wettig gezag. In het voorde der dertiende Eeuw, wierd rudolpii, Graaf van Hapsburg, tot de hoogde waardigheid van het rijk verheven. Daar hij zich altijd een vriend en voordander van de Zvvitfers getoond hadde, verkoren deczen hem, onmiddelijk na de verbintenis van Zurkh met de drie Woud-deden , en geduurende de lange tusfchenregeering, welke op zijnen voorganger volgde , tot hoofd van hun b mdgenootfehap. Naa zijne verheffing bleef hij voortgaan met hun alle blijken van zijne toegenegenheid te geven, en bevestigde alle hunne voorrechten en vrijheden. Daar hij 'er nogthans op uit was, om zijn huis te verheffen, wist hij de edelen in zijn belang te krijgen, en deezen, door eerbewijzen en giften, overtehaalen , om de oppermagt in zijn huis overtebrengen. Ook bewoog hij de rijke Abtdijen , om zich onder zijne befcherming te begeven , en de mindere Gemeenten, om hem hulde te doen: langs deeze daatkundige wegen , verkreeg hij , in alle de Noordelijke Landdreeken van Zvvitferland , Rechten, Gezag, en Grondgebied. Deszelfs zoon, al bert, die alle de eerzugt van zijnen Vader, zonder zijne Staatkunde, erfde, zijn' mededinger adolph verflagen hebbende,, baande zich, door het geweld der wapenen, eenen weg tot de Keizerlijke waardigheid, en zettede het zelfde plan, de grootmaking van zijn huis, D 3 meer  52 REIZE door ZWITSERLAND. meer en meer voort. Gebelgd over de onbewimpelde weigering der Woud-Kantons, om zich aan zijn gezag te onderwerpen , bleef hij achterlijk ia, het bekragtigen van derzei ver Voorregten, en zondt hij zulke lieden, tot Landvoogden, welken hij met opzet uitgekipt hadde, als bekwaame werktuigen, om hunne fterke Vrijheid'szugt te beteugelen , of om hen, door onderdrukking, tot opltand te 1100pen, en, op die wijze, zich zeiven de gelegenheid te verfchaffen , om hen als een overwonnen Volk te behandelen, greifler , een van 's Keizers Baljuuwen, te Kufsnack, in het Kanton Schweitz, woonende, maakte den afkeer gaande van zekeren werner van STAUFFAcii, een man va« aanzien en vermogen, met hem ftreng door te haaien over het bouwen van een huis , 't geen te grootsch was voor een Dorpbewooner. staufFach hadde reeds lang de baldaadige en eigendunkelijke overheerfching gezien van deeze dwingelandfche zendelingen, en, uit dien hoofde, met eenen walter furst van Uri en arnold van MELctiTAL van Untcrwalden, het edelmoedig voornemen opgevat, om de algemcene vrijheid te handhaven. Zij verbonden zich met de voornaatnften van hunne landgenooten , en zwoeren onderling een eed van geheimhouding : doch , ftaande deeze onderhandelingen, hadde de vermaarde tell , onmagtig om zijne verontwaardiging langer in te houden , derzelver voornemen bijkans aan den dag gebragt , door het ontijdig omhalsbrengen van greifler. Gelukkig, nogihans, deeds  BRIEF III. uit LUCERNE. 53 deedt dit liet gemaakte plan niet in duigen fpatten: want, op den eerften'. Graaf van Jrberg en Valanfen, als Governeur of keizerlijke Landvoogd aan de Woud-fteden. Maar deeze bezending diende voornaamelijk om het verbond tegen het huis van Oostenrijk door te zetten. Zedert dien tijd werden Uri, Schweltz en Unterwalden, door eigen gekozen Regeeringsleden bertierd; en derzelver volkomene onafhangiijkheid, met die der overige leden van het Zwitllrsch verbond, wierd in den jaare 1648, door de voornaam fte Mogendheden van Europa erkend. Derzelver Regeeringsform is Democratisch; berustende het hoogde gezag bij eene algemeene Ver- gad waar op , waarfchijnlijk, geen ander gedeelte van Zwitferland kan boogen. De Stad is insgelijks klein, maar wel gebouwd en volkrijk. De Regeerings-vorm aldaar is Arifrocratisch, en de heerfchende Godsdienst de Roomfche , waar aan men, zo verre ik konde opmaaken uit een kort gefprek, 't geen ik met zommige ingezetenen, die een weinig (legt Fransch fpraken, hieldt, zeer gehegt was. Luiden van alle landen houden gaarne gefprek met Vreemdelingen ; en ik volge aitijd deeze neiging in, daar ik hun niet alleen hier door genoegen geeve, maar ook mij zelve, vaak, onderrigi  BRÏEF IV. uit ZURICH. 61 trng , en altijd vermaak , verfchafte. Hier ontmoette ik eenen openhartigen Zwitfcr , die mij zeide, dat hij de Engelfchen voor het beste Volk ter waereld bieldt, maar zich beklaagde, dat zij Ketters waren. „ Ik geloove zeker," voegde hij 'er bij, „ dat onze Nabuuren van Lucerr.e in het „ zelfde gevoelen flaan: fchoon zij, belangshalven, „ met Frankrijk verbonden zijn want 'er is geen „ mansperfoon van zestien tot zestig jaaren, in het „ geheele Kanton , die door deeze natie niet be« „ zoldigd word." Ik houde dit zeggen, liefst, voor een fprookje, fchoon het mij bij nader onderzoek, door een tweede perfoon verzekerd werd: komende het mij zoo onwaarfchijnlijk voor, dat ik, alhoewel het niet kunnende tegenfpreken., bezwaarlijk daar aan geloof kan geven. Te Zag vonden wij een keurlijke Herberg, en den waard zeer oplettend en mar.t'g in het rekenen. Wij hadden nogthans meer zin in zijne dogter, die ons geüadig gezelfchap hieldt, en voor Franfche vertolkftcr fpeelde, daar zij het Fransch, met een zeer aartigen Duitfchen tongval , fpraic. pocock was hals over hoofd rp haar verliefd; en het zou mij weinig verwonderen, of deeze dog- « ter van onzen Waard te Zug, zal wel onze aanhoudende toast (*) zijn, tot dat haar beeld door de eene C) Drink-conditie, of eer. gezon-lheid's- of inclinatie-glaasje» Jtattk» vsn din Pa Mater,  ét REIZE door ZWITSERLAND. ne of andere nieuwe fchoonheid , of door de erinnering van anderen, die wij in Engeland gelaten, fchoon niet vergeten, hebben, worde uitgewischt. Naa ons vertrek uit deeze Stad, bragten wij den eersten nagt door, in een kleinen eenzaaraen herberg, op den berg Jlbis. Alhoewel onze weg door eene bekoorlijke landftreek liep, hadden wij 'er weinig gezicht van, vermits de Bosfchen ons doorgaans hier in hinderlijk waren: des anderen daag's 's morgens echter vonden wij dit gemis ons rijkelijk vergoed door de verfcheidenheid van gezichten , welken , bij het opgaan der zonne, van den top des bergs zich voor ons opdeeden. Boven alles wat wij te voren in Zwitferland gezien hadden , trof ons het uitzicht benedenwaarts op nieuwe Kantons, nieuwe Meiren en nieuwe Steden: onder welke laatsten Zurich , alwaar wij , binnen weinige uuren 9 aankwamen Daar ik zoo hoog hebbe opgegeven van de ligging van Geneve, kan ik thans niet voeglijk zeggen, dat ik die van Zurich den voorrang daar aan geve. Gij zult mij, wel is waar, te gemoct voeren, dat jonge luiden wat fchielijk beffisfen; en gij moogt dit met veel recht doen, daar ik mijn fchuld in deezen gevoel en erken : maar zal het niet eenigermaate mijn misflag verkleinen, wanneer ik u vraage, hoe het mogelijk zij, om mij te wederhouden, van alles te zeggen , wat ik kan, waarneer ik zulk een Paradijs 3  BRIEF IV. uit ZURICH. 63 radijs, als Zwitferland, voor oogen hebbe? Ik gelove wel, dat ik niet vrij van geestdrijverij ben, met opzigt tot de Veld - fchoonheden der Natuur; doch men zou bijkans geheel ongevoelig moeten wezen, wanneer men, over een land als dit fchrij, vende , zich koel en afgemeten konde uitdrukken. Uit mijne vengder-raamen in de Epee (den Degen) de voornaamde herberg van de Stad, heb ik het uitzicht op het wijdde Mek van Zwitferland, eene verheid van niet minder dan veertig mijlen , terwijl de oord, aan alle kanten, zich ongemeen rijk opdoet in allerlcije voorwerpen van binnenlandfche befchouwing, welke het oog kan bezig houden en vermaaken. Zurich is eene verderkte , en niet kwalijk gebouwde , Stad. De voornaamde gebouwen zijn het Stadshuis, de Akademie, de Boekerij, en het Tuighuis, welk laatde uit verfcheidene afzonderlijke gebouwen bedaat, en gezegd word het best van alle anderen in Zwitferland met wapenen en oorlogsgcreedfchap voorzien re zijn. De Straaten zijn zindelijk, de menfehen meer naardig dan hunne Roomsch-Katholijke nabuuren en gevolglijk ook meer welvarende. De Hervorming werd, alhier, in den jaare 1524, aller eerst ingevoerd door ulricus zwinglius, die het begin daar van flegts zeven jaarert overleefde, fneuvelcnde in eene fchermutfeling met de Vijanden zijner nieuwe leere. Dit  tl REIZE door ZWITSERLAND. Dit Kanton is, in grootte, het tweede, maar,, in rang, het eerste in het Zwitfersch Eedgenoodfchap , weshalven alle Brieven , die Europeefche Staaten aan Zwitferland fchrijven, aan dit Kanton luiden. De Ingezetenen van Zurich vereenigden zich, in navolging van Lucerne, kantonswijze, in den jaare 1351. De Stad was altijd onüfhanglijk, en heeft nimmer een gedeelte uitgemaakt van de Oostenrijkfche Ileerfchappij. De Hertogen albert en 0 t t o van Oostenrijk , in den zin gekregen hebbende, om haar te belegeren, verbonden de burgers zich met de Woud-fteden, namen daar op bezit van de landftreek, welke het tegenwoordig Kanton Glaris uitmaakt, en dwongen hun=i ne Vijanden, om van hunne voornemens aftezien. De Regeering, welke hier uit een gemengd Adelen Volksbeftuur bedaat, word door Baljuuwen, die in drie klasfen verdeeld zijn, waargenomen. Wijders is 'er ook een Raad van i6s, en een kleiner van 48 leden, die elk een opperde van Staat, onder den naam van Burgemeester, aan het hoofd hebben. Deeze Burgemeesters worden door de Raaden nevens de Burgers gekozen , en regeeren beurtlings alle zes maanden : vier Statthalters, nevens twee Ontvangers of Schatbewaarders , maken metdevoorgémelden de Regeeringsleden uit van Zurich. Allen worden zij aangedeld bij verkiezing; waar voor elke burger-wijk twaalf perfoonen voor den grooten en drie voor den kleinen raad benoemd.  BRIEF IV. uit ZURICH. 65 Het is hier, waar de beroemde la va ter wooudt, een Heer, die zich, en zoo ik denke naar verdiensten, eenen grooten naam verworven heeft, door zijne Schriften over de Gelaadkunde. Deeze wetenfchap, wel is waar, heeft met veele anderen, welker voordeden niet aanftonds in 't oog loopen, het lot ondergaan, dat men haar voor hersfenfchimmig en misleidend heeft uitgekreten en belacht; doch zij moet ongetwijfFeld zich in een geheel ander licht opdoen voor de zulken, die de kennis van 's menfchen geest ( waar van het gelaad in 't algemeen de tolk is) als een wezentlijk vereischte voor onze gelukzaligheid befchouwen. Is zij niet op de natuur gegrond, en, in eene mindere of meerdere maate, aan elk afzonderlijk mensch door de natuur verleend , wiens verfhndelijke vermogens zedenlijk zijn? Onze gevoelens aangaande den aart en de gefteldheid van anderen hangen grooten deels af van derzelver ge'aadstrekken; en men mag zeggen, dat dit kenmerk zelden bedriegt. Daar dit echter nu en dan het. geval kan wezen , behooren wij onze gedachten in deezen voor ons zeiven te houden en ze niet ten iemands nadeele te verfpreiden. Opvoeding en heblijkheid kan onze natuurlijke geaartheden verbeteren, en den Gelaadkenner misleiden; gelijk» volgens de vertelling, liet geval was van iemand, die, uit het gelaad van socrates zoo ongunltig over zijn karakter zich verklaarde; fchoon zulks echter in gecnen deele de nuttigheid verkleint van de Wetenfchap zelve , of aanleiding E geeft  66 REIZE boor ZWITSERLAND. geeft om 'er den fpot mede te drijven; gelijk blijkt uit het, gezegde van dien grooten wijsgeer aan zijne Leerlingen , die het gevoelen van den Gclaadkenncr, met zoo veel overijling, verworpen hadden. Einjidlen, den 8 August. "V»/ ij zijn zoo ingenomen met de fchoonheden van het Meir , dat wij befloten hebben, om naar Ricktiswill, een kleine Stad aan deszelfs westelijken oever, te water te gaan; en , wij diensvolgens, met een afgehuurde boot, van Zurich derwaarts overftaken. Wij bekeken, al voortgaande, met zo veel vermaak, als gemak, de fraaie tooneelen, die ons omringden , en waren beiden (want ik ken mijn vriend's ziel, zo wel als de mijne) volmaakt gelukkig. Ik hoop, dat wij zoo zullen blijven, tot aan het einde van onze reize: want het geluk, fchoon vaak door onheil gedwarsboomt, word nog meer geftoorddoor onvoorzigtigheid. Nullum «urnen abesi, ft fit prudentia (*). Schoon onze Roeijers wakker hun best deeden, was het reeds laat , toen wij te Ricktisu-i!l aankwamen: wij waren echter zo gelukkig , van 'er een goede herberg aantetreffen , waar men ons C) Indien men flegts voorzigtig is, heeft men altijd de Goden *P zijn hand.  BRIEF IV. uit EINS1DLEN. 67 ons dien avond lekkere visch opfchafte, en onder anderen Zeelt uit het Meir , fchoon niet zoo groot of zoo goed gebraaden als de uwe in Brecknockfkire. Des anderen daags reden wij, door een heuvelagtige ftreek , naar de oude Abdije van Einjidlen: welke, zoo verre ik uit de Zwitferfche Historie kan naargaan, meer lichaamen vernielt, dan zielen behouden heeft. Immers waren de Monniken van die Abdije, zijnde van de Benedictijner orde, voor het algemeene Eedgenootfchap der Kantons, in plaats van het woord des vredes te verkondigen, eeuwig in den weêr, om twist te ftooken, en om de eerzugtige Hertogen van Oostenrijk aantefpooren, tot het onderdrukken hunner kudde. De Abdije, welke een zeer groot gebouw is, en waar aan aanzienlijke goederen, zoo roerende als onroerende, behooren , draagt den naam van onze lieve Vrouw van de Kluizenaars. Een franfche Monnik leidde ons het geheele klooster door , en zou ons, geloove ik, hadde zulks aan hem geftaan, aan het middagmaal gevraagd hebben: doch de broederfchap fchijnt tegenwoordig de eenige deugd, welke men kan onderftellen, dat zij ooit bezat, de Herbergzaamheid , verloren te hebben. Door de giften van geestdrijvende halfen zijn hier onnoemlijke fchatten opgehoopt: ook is de kerk ongemeen prachtig. Deeze, door de groote voordeur ingetreden zijnde, zagen wij, in den Zijd-gang, een afE 2 zonder-  €$ REI ZE door ZWITSERLAND. zonderlijk huisje of kapel, zoo men zeide, vecle jaaren voor de Abdije aldaar gedicht door ecncn zekeren sr. eberard, Hertog van Frankenland, en door God zeiven ingewijd. Wij traden 'er in, door een deur, boven welke, in een deen, met een zilveren plaat belegd , vijf holtens waaren, om de vier vingers en duim van de hand te bergen. Men verteidt u, dat God den deen aanroerde, en dat hier op onmiddelijk dit wonder volgde. Onder aan ligt een houten blok, voor hun, die niet lang genoeg zijn, om de holten te bereiken en hunne vingers daar in te deken. Zoo wel de een als ander van ons beiden, bediende zich, gelijk gij moogt verzekerd zijn, van onze gedalte ; doch ik kan niet zeggen, dat wij 'er veel voordeel's uittrokken. Tot in de kapel afgedaald zijnde, zagen wij door een traliewerk ((aldaar geplaatst om de ontaarte pelgrims van den tegenwoordigen tijd het kaapen en delen te beletten) eene beeltenis van de Moeder-maagd, ongemeen fraai uitgedoscht: doch waar van, uit eene onbegrijpelijke grilligheid , het aangezicht uit zwart marmer gehouwen was , zodat , bijaldien ik niet voorbereid geweest ware tegen deeze raare - kijk 3 door te befelfen, waar en in welke omdandighedeu ik mij bevond, ik haar ligt zou gehouden hebben voor Prins MemnonS Zuster, of de ^thiopifche Koningin. Aan het altaar van dit San&um Samlgrum, 't welk, even als de voorzittende Godheid, zeer rijkelijk verfierd, en door eene bijstere menigte van waschkaaifen verlicht, was, vonden wij drie Pel-  BRIEF IV. uit EINSIDLEN. 6> Pelgrims, waar van twee geknield lagen en vuurige gebeden Hortten, terwijl de derde, een Vrouwspersoon , bezig was met Lofzangen aan het beeld toctezingen: veranderende , bij elk koupiet, den toon van haare krasfende ftem: 't geen van eene allerbelachh'jkfte uitwerking was. Doch het gezicht van deeze arme misleide fchepzels, als flagtoifers van bijgelovigheid, deedt ons zoo fterk aan, dat het ons onmogelijk waare te lachgen. En waarlijk wat zoude ons gelach anders geweest zijn dan eene befpotting van de zwakheid der menfchelijke natuur, en eene aanleiding om ons zeiven te vraagen: quid rides? de te fabula narratur (*). Men verhaalde ons, dat hier niet minder dan Ho,coo Bedevaartgangers, 's jaarlijks, komen: doch, zoo men dit getal flegts op de helft neemt, is het kwaad erg genoeg, en roept luidkeels om hesftel, Verfcheiden boeren leggen, op deeze beedevaart, drie of vierhonderd mijlen af, en vertrekken nimmer van Einjidlen, zonder de eene of andere gift aan de Maagd te offeren , welke, gij ftaat moogt maaken, zonder dat ik het u behoeve te zeggen , dat deeze luie en lekkere Monniken tot hun eigen gebruik befteeden. 't Geen nog erger is, de reize ze.lv' heeft geen invloed altoos op de verbetering der zeeden van hun , die ze doen. Zij koomen niet alleen om ontslag te verwerven van voorledene, maar ook van toekomende , zonden ; gelijk wij van een Zvvitfersch Keer ver- (*) Waar ora lacht gij? het praatje geldt u zelvenl E 3  70 REIZE door ZWITSERLAND. vernamen, die ons te gelijk verzekerde, dat de Vrouwen, zoo wel iu liet heên als weêr om gaan, zich doorgaans aan ichandelijke ongebondenheid fchuldig maaken, uit eene volkomene overreding» dat zij die ftrafloos kunnen plegen. De Franfche Regeering heeft, door de ondervinding van de kwaade gevolgen, zeer wijs deeze Pelgrimaadjen, onder eene boete, verboden; met dat gevolg, dat zij, onder haare eigen Onderdaanen, fchoon niet geheel opgehouden, echter aanmerkelijk verminderd zijn. BRIEF  BRIEF V. Si. Gall, den 10 Aug. 1787. Overmits Einjidlen geen ander bcziens waardig voorwerp opleverde, dan de Abdije, vertrokken wij van daar, denzelfden dag, waar op wij 'er gekomen waren , en daalden van daar af naar hetMeir van Zurich, waar over wij gingen langs een houten brug, die weinig korter dan ander half (Engelfche) mijl is , of eene lengte van 1850 voeten beflaat, tot aan Rapperschweil, een Stad aan de overzijde van dit Meir gelegen. Reeds in het jaar 1358 lag over dit water een zodaanige brug; die dcrhalven, gelijk wij uit de bouwftoffen konden opmaakcn , federt dien tijd al dikmaals moet vernieuwd zijn geworden. Dezelve is enkel van losfe denne-fparren opgeflagen,, aan weerskanten gefchraagd, door breede planken , die als paaien in den grond geheijd zijn. Hoe eeavouwdig ook dit maakzel zij, moet echter deszelfs lengte, noodwendig, een werk van dien aart zeer moeilijk en kostbaar maaken; weshaiven de brug in zoo verre oplettendheid verdient, pocock, die paarden te Einfidlen gehuurd en daar op gereden hadde, fteeg hier af en liep te voet over de brug: dan, daar ik voor deezen togt een Muilezel gekogt hadde (een allerfchoonst dier, van vijftien handen hoog) was ik in de noodzakelijkheid om het beest E 4. owr  7* REIZE door ZWITSERLAND, over de brug te leiden: en ondernam, op de verzekering van den gids, dat hier geen gevaar bij was, dit in eigen perfoon te doen. Naauwlijks echter was ik een honderd fchreden gevorderd, of ik gevoelde, dat de planken zo los lagen en der-" maate verrot waren, dat ik mij hartelijk over mijne onderneming beklaagde. Ik wilde -hier -op te rug keeren, doch bedenkende dat zulks aiog gevaarlijker zou zijn, dan voort te gaan, was ik verpligt het wérk door te zetten, fchoon niet zonder vreeze, bij eiken ftap, van door de brug te zullen zakken: ik had echter het geluk, om zonder eenig toeval, aan den ovqrkant te koomen. Rapperschweil ligt zeer aangenaam op eene hoogte , welke van het Meir oploopt, en heeft een gun (tig uitzicht op hetzelve. Hier kregen wij kennis aan een Heer, die ons alle onderrigting, welke wij konden verlangen, omtrent dat gedeelte van Zwitferland, gaf, en die de beleefdheid hadde, ons een mand met fruit te zenden, in zijn eigen hof gewasehen, waar onder een ongemeen groote Lemoen-appel ; zeker geene geringe zeldzaamheid in een land, 't geen zoo noordlijk ligt, als dit. Wijnodigden hem, op onze beurt, op het avondeten, en hadden het genoegen , dat hij ons gezelfchap kwam houden. Daar wij, te Rapperschweil, zoo veele paarden niet konden bekomen , als wij noodig handen, gingen wij, des anderen daags, wederom over het Meir, naar het dorpje Utznach: van waar wij, door een heuvelagtigen oord, overal  BRIEF V. uit St. GALL. 73 al bebouwd en boschrijk, trokken, tot dat wij aan een Herberg kwamen, die aan den rijweg lag, en waar de waard noch gedienstiger , 20 mogelijk, dan onze beste maat te Zug was: maar hij hadde. zulk eene mooie dochter niet! In dat opzicht nogthans wierd ons gemis eenigmaate vergoed door 'de beleefde opvvagting van den zoon des huizes, een Officier bij een der Zwitferfche Regimenten, in Franfchen Dienst. Den volgenden dag zetteden wij onze reize voort, over heuvelen en door diepe Valeijen, tot aan Herifeau, in het Kanton van Ap~ penzell, en van daar tot St. Gall. Ik kan u niet zeggen, hoe zeer dit gedeelte van Zwitferland ons bekoorde. Het is afgeperkt in weiden en kleine omheiningen, alles vol leven wegens de nijverheid der Ingezetenen. De welvaart der Handwerken, die hier in Neteldoek- en Linnen-Weverijen beftaan , vertoond zich duidelijk aan de Steden en Vlekken. Deezen zijn aanmerkelijk in de gcheele Breek tusfehen Zurich en St. Gall, en de ondef'fcheidene Fabriqueurs hebben eene uitgebreide Correspondentie : wordende het eerde van deeze artijkelen hier zoo goed, indien niet beter dan elders in Europa , gemaakt. Een reiziger kan terdont zien, wanneer hij te Herifeau komt, dat de handel aldaar bloeijdt. Men ontmoet 'er op de draaten geene lêegloopers, nog bedelaars aan de deuren , maar de gantfche Stad maakt eene gelukkige Vertooning van nijverheid en overvloed. _ . •. E5 De  74 REIZE door ZWITSERLAND, De Lucht in dit bekoorlijk Kanton is, uit hoofde van deszelfs hoogere ligging, veei beter en helderder dan die van de omliggende Kantons, overmits de dikke dampen, die, in de wintermaanden, nit het Meir van Conftanz oprijzen, het nimmer bereiken of aandoen. Ook heeft het, des zomers, het voordeel van bevrijd te wezen, van de onmaa' tige hitte, welke men dikwijls in de vlakten, beneden, gevoelt. Om die reden lokt de koele lucht van deszelfs dalen en valeijen , de uitmuntende hoedanigheid van deszelfs fonteinen en bronnen, de melk, de honing, de groenten en fruiten, nevens de ruime en fraaie gezigten rondom, in dit oord, de bewoners van andere ftreeken, die minder door de natuur begunftigd zijn, in hoope van te zullen deelen in de gezondheid van dit gelukkig Volk, door, voor eenigen tijd, dezelfde lucht inteademen, en een zelfde maatig en gerust leven te leiden. De Regeering is Demokratisch; maar, vermits 'er eene gemengde Godsdienst plaats heeft, is het Kanton in twee deelen verdeeld, die van eikanderen onderfcheiden worden, door derzelven afzonderlijke benaamingen, van de binnen en buiten Roden : wordende de eerlte door lloomsch - katholijken, en de laatfie door Proteltanten, bewoond. Deeze verdeelingen maaken twee kleine onafhangelijke Staaten uit, wier Regeering, Rechtspleging en Geldmiddelen verfchillen, doch wier belang het zelfde  BRIEF. V. uit St. GALL. 75 zelfde is. In elke afdeeling heeft ieder mansperfoon, op den ouderdom van zestien jaaren, ftem op de algemeene Vergadering , die jaarlijks , of onder den blooten hemel, of in eene kerk, naar dat de tijd van 't jaar of het weder is, gehouden word. In deeze Vergadering worden de Regeeringsleden gekozen, waar van de voornaam (Ie zijn, de Landamptman, de Stadhouder, ïreforier, Kapitein Generaal, Bouwheer, en Standaarddraager. 'Er is ook een groote en kleiner Raad ter bediening van de Rechtzaaken, en om het opperbewind te voeren. Elke gemeente zendt een afgevaardigden ten Landsdage , maar deezen allen hebben llegts één ftem met eikanderen; weshalven zij van het zelfde begrip behooren te wezen, om daar aan kragt te geven. De Ingezetenen van Appenzell waren in den beginne onderhoorig aan de Abdije van St. Gall, maar de onderdrukking en fchraapzucht der Kloosterlingen moede zijnde, volgden zij, in den jaare 1400 , het voorbeeld der overige Kantons , met zich van hunne Vrijheid te verzekeren; zij wederffconden niet alleen de magt der Abdije, en van derzelver Duitfche bondgenooten, maar vielen zelfs in Zwaben en Tyrol. Echter wierden deeze fchielijke veroveringen niet zonder verlies van manfchap verworven: ook waren zij een al te gering Volk, om eenen aanvallenden oorlog uittehouden tegen zoo veel magtiger Vijanden. Naa het bekoomen van ettelijke nederlaagen, voornaamelijk bij de be- lege-  7Ó" REIZE door ZWITSERLAND. legering van Brigend, wierden zij ten laatfte gedwongen, om binnen de grenzen van hun eigent land te rug te keeren; blijvende tot aan iSi3% zonder eenigen vasten vorm van Regeering. Op dien tijd werden zij in het algemeen Eedgenootfchap der Kantons aangenomen , en kregen den rang van het Dertiende. Hun Gefchiedenis maakt melding van twee bijzonderheden , welken de oorfprongelijke eenvouwdigheid van hun karakter aan den dag leggen. Toen de Bisfchop van Conjlanz, aan wiens geestelijk gebied zij zich onderworpen hadden, hen, om de eene of andere beuzeling, in de Kerkeban gedaan hadde, riepen zij eene algemeene Vergadering op, om te beraadflaagen, wat in dit geval te doen, waarin zij niet eenpaarige (temmen belloten, dat zij onder des Bisjchofs ban niet vilden wezen, en dit hun befluit lieten afkondigen. De andere bijzonderheid viel voor, toen zij in Z.vaLn gevallen waren. Een van 's Vijands Kafteclen (tormender hand overmeesterd hebbende, lieten zij al het zilverwerk en verder rijk huisgeraad ten prooie der vlamme over; terwijl zij druk bezig waren met eene aanmerkelijke hoeveelheid van peper, die zij gevonden hadden, onder eikanderen te deelen, De Proteflantfche Afdeeling kan , des noods , 10,000 man op den been brengen, en de Roomscb Katholijke 4000. Het getal der Inwooneren bedraagt 51,200, 't geen verbazend groot is naar  BRIEF V. uit St. GALL. 7? siaar de uitgestrektheid van het oord , als flegts 180 vierkante mijlen beflaande, waar van het gtootlte gedeelte nog uit onbewoonbaare gebergten beftaat: maar dit is het heilzaam uitwerkzel van vlijt en vrijheid onder hen.' De Stad is, naar mijne gedagten, niet minder in grootte en Volkrijkheid, dan eemge, welke ik tot nog toe in Zwitferland zag: en in den Handel wint zij het verre van allen deeze, gelijk men duidelijk zien kan aan haare Bleekerijen, die vol met linnen liggen. Schoon onder een Abt ftaande, die zo wel een waereldh'jk als geestelijk Vorst is, zijn de burgers (die allen den Proteftantfchen Godsdienst aankleeven) meesters van de R.egeering, welke dus hier een mengzel van Adel- en Volks* beduur uitmaakt. De burgers zijn verdeeld in zes corporatiën, of wijken, de adelijke Huisgezinnen hier vau uitgezonderd zijnde. Elk van deeze Wijken verkiest drie Gemeensmannen of Voorzitters , die , beurtlings zitten. Een twaalftal, op die wijze gekozen, maakt den kleinen raad uit, met bijvoegiug van drie Burgemeesters cn negen raaden, uit de geheele Burgerij gekozen. Bij deeze Vierentwintig worden e!f, uit elke Wijk, gevoegd om den grooten raad van Negentigen uittemaaken. De Burgers verkiezen hunne Burgermeesters, de Wijken hunne Gemeensmannen, en de Senaat deszelfs Leden uit den raad. Ter verdediging van de Stad is de Burgerij in negen Compagnien gewapend Voetvolk verdeeld, met een Compagnie Artilleristen ,  78 REIZE door ZWITSERLAND. ten , twee Grenadiers , en een bende Ruiterij. Zelfs nadat de Ingezetenen zich van de Roomfche kerk hebben afgefcheiden , laten zij de gewijde Hoofdkerk geheel ten diende der Monnikken, en deeze en geene zwervende Vreemdelingen. Het grootfte deel deezer landftreek behoord in eigendom aan deeze nuttelooze Geestelijken, die, ten hunnen gelukke , juist even buiten het bereik van den Keizer zijn, om niet, door dcezen, hunne inkomften tot betere einden te zien aanleggen, dan waartoe zij die zelve befteeden: hoe zeer ik geloove, dat zulk een daad aan de burgers alhier minder ongenoegen zou geeven , dan aan 's Keizers bijgeloovige onderdaanen in de Oostenrijkfche Nederlanden. Confianz, den n August. Zoodra wij het Kanton Appenzell en St. Gall verlaten hadden, kwamen wij in het Landfchap Turgow; vindende wij in alle deeze ftreeken kcurlijke wegen; een gevolg van den aldaar bloeijenden handel. Van St. Gall liep onze weg door geen min vrugtbaaren en aangenaamen oord, dan de ommeftreeken van Herifeau. Naa weinige uuren rijdens, kregen wij het Meir van Conflanz, .het fchoonfte' en grootfte van Europa, weldra in het oog, en daalden vervolgens af naar Rorshach , een klein Steedje, aan den kant van deezen plas gelegen. De  BRIEF V. uit CONSTANZ. 79 De Romeinen noemden dit Meir Acrenius: 't geen tegenwoordig de Boden zee, of Zeiler-zee, als mede de Ober- en Unter-zee genoemd, of liever, naar deszelfs onderfcheidene gedeelten en derzelver verfchillende grootte , dus onderfcheiden word. Deszelfs breette, op het wijdde gedeelte genomen, is zestien Mijlen, en deszelfs lengte, veertig. liet is ongemeen vischrijk; bijzonderlijk in Forellen, waar van zommigen buiten gewoon zwaar zijn, en van dertig tot veertig ponden haaien. Naa dat wij onze Herberg, die juist de beste niet was, eens bekeken hadden, deeden wij eene wandeling door de Stad, en vervolgens, met zonne-ondergang naar den oever van het Meir, welk's ftille oppervlakte en vcrgelegene boorden wij een poos befchouwden. Vlak tegen ons over ligt de Zwabifche Kreitz van Duitschland; aan het oostelijk eind het onmeetlijk gebergte aan deTyrolfche grenzen , dat zich in het water fpiegelt; en, aan het andere einde, de Stad Conftanz met deszelfs grondgebied. Ik was onbefchrijflijk in mijn fchik over onzen toeftand en dankte den Schepper der natuur, voor het geluk, 't geen wij mogten genieten. Op onze terugwandeling befpeurden wij dat de inwooners liefhebbers van muzijk waren, en luisterden voor een poos naar een weluitgevoerd Concert. Den volgenden dag zetteden wij onze reize, langs het Meir, voort tot aan Conftanz, het fton plus ultra van onzen togt van Geneve. Deeze •Stad was het Winterverblijf van constantimus chlorus , den Vader van Keizer con- stan-  |0 REIZE doos. ZWITSERLAND. stantijn, van wien men onderleid, dat haar naam ontleend is. Zij vvierd, door attila, Koning der Hunnen , den Romeinen ontweldigd, en viel , naderhand , in handen van de Franfcbe Monarchen, die haar aanmerklijk vergrootten, en verkerkten. Keizer karel V. hegttc haar*aar, de Oostenrijkfche landen; gelijk nog een gedeelte van haar daar aan behoort; genietende eenige uitfluitende yoorregten boven alle andere Zwabifche Steden.. Met dit alles is de Stad aanmerkelijk in fraaiheid en volkrijkheid afgenomen: want, fchoon vrij digc bebouwd, (taan 'er veele huizen ledig. Echter heeft de verandering van Regeering te Ge", tieve, in 1771, het getal der inwooneren op nieuw merkelijk vermeerderd , en 'er den handel tevens niet weinig verbeterd. De Keizer heeft, om die reden , deezen uitgewekenen , zeer wijslijk , de vrije oeffening van Godsdienst toegeftaan, en alles gedaan om 'er hen te houden. De Kerkvergadering van Conftanz wierd aldaar gehouden in den jaare 1414. Zij kwam bijeen op aanzetting van Keizer si gismond, om een einde te maaken aan de fchandelijke fcheuring, welke op dien tijd de Roomfche kerk verdeeld hield: toen drie voorgewende opvolgers van den Heiligen petrus omzwierven, vervloekende en bannende eikanderen, en ieders aanhangelingen; terwijl elk zich zeiven voor onfeilbaar verklaarde. Ongelukkig voor hun Goddelijk gezach, wierden zij alle driet door de Vergadering, naa eene zitting van vier jaaren ,  EUÏEF V. uit CONSTANZ. 6l jaaren, afgezet, en maarten V. in derzelver plaats gekozen. Men veroordeelde aldaar ook de Leerltellingen van onzen wickliff (*) als dwalende en kettersch, en verwees, in eenen bijgeloovigen ijver, jeronijmus van praag, en johannes HusSj tot den brandftapel: welk vonnis ook daadlijk volvoerd wierd, niettegenflaande de laatstgenoemde een Viijge!ei-brief, en eene Veiligheids verzekering van den Keizer hadde. Deeze vermaarde Kerkvergadering beftondt uit 4 Patriarchen , 29 Kardinaalen, 346 Kerkvoogden, 564 Abten en Doctoren, met niet minder dan 8000 wae» -cLllijke Vorsten en Edellieden. Schajfhaufen, den 12. Anglist. Si et Meir van Conftanz ontfangt, gelijk dat van Lucerne en Geneve, aan deszelfs éctie einde cle Rivier, welke het zelve vormdt QteRhijn) en ontlast zich, (volgens de gcmeene dwaaling) ge.jiee) onvermengd daar mede gebleven zijnde, d;iar van aan het ander einde. Wij waren door onzen Waard, wiens goed karakter op zijn tronie te kezen was, geraadcn, om over water naar Stein t$ gaan: weshalven wij, naa twee mijlen wandelens tot C*) De Stichter der Doopsgezinde Cezinte (of BiMh's ) in Engeland. Aantek. van dia fertuakn F  82 REIZE door ZWITSERLAND. tot aan het dorp Stekborn, aldaar een boot huurde en ons op het beneden Meir, te fehecp begaven. Een paar onvermoeijde roeijers bragten ons , in den tijd van zes uuren, op de plaats onzer beftemming: doch de tijd kwam ons kort voor, naardemaal het fraai gezicht op de omliggende landftreek ons niet eens deedt denken om op onze orologies te kijken. Hoe naader wij aan Stein kwamen , hoe meer wij de fterkte van den ftroom ontwaar wierden; digt bij de plaats wierd deeze zelfs zeer fnel, als befloten wordende in een eng kanaal, waar bij het Meir eindigt en de Rhijn een begin neemt. Daar Stein in den Zwabifchen Kreitz ligt, bragten wij dien nagt in Duitschland door. De Stad is klein, en heeft weinig handel, fchoon zij nies onvoordelig gelegen is. De Hoofdbezigheid der Ingezetenen is de Landbouw, welke zij, wegens de vrugtbaarheid van den grond, met voordeel beoeffenen. Hunne kudden worden door een enkel man gehoedt , die , bij het aanbreeken van den dag, met het blaazen op een hoorn, de luiden kennis geeft, om hun vee uit het huis, naar hem, te jaagen; en, op gelijke wijze zich wederom dea avonds, bij zijne terugkomst, aanmeldt. Des anderen daags reisden wij, langs de boschrijke oevers der rivier, die van hier, met eencn fhellen, heldren en diepen , ftroom afloopt, naar Schafhaufen, de Hoofdftad des Kantons van dien naam. De plaats is groot en niet kwalijk bebouwd. De Ingezetenen zijn 'er opgefteld, om hunne huizen van bi'.itea  BRIEF V. uit SCIIAf PUACSEN. 83 buiten gevenvd , en met verglaasde pannen van onderfcheidene koleuren gedekt, te hebben. Aan het boven einde van de Stad is een dikke toren of bolwerk, 't geen in vroegere dagen haar voornaamfte vesting uitmaakte , en waarfchijnlijk voor een Citadel diende , doch tegenwoordig van weinig dienst is. Het eeuigst voorwerp, 't welk onze oplettendheid , in Sclwfhaufen, verdiende, is de brug over den Rhijn. De Rivier loopt hier zoo fnel, dat verfcheidene werken, van fteen aangelegd, door het geweld van den ftroom weggefpoeld zijn, en dat c;e Regeering, naa de verwoesting van de laatfte brug in 1754., verlegen was, hoe die te herltellen : wanneer zcekere ulricii greuuman, een genree* timmerman van Appenzell, (wien de natuur, in ■vergoeding van een zeer ongunstig voorkomen, e_nen bnitengewoonen Genie verleend heeft) den raad gaf, om een houten brug, van déne boog, dwars over den ftroom te leggen, fchoon het water hier tusfehen de drie en vierhonderd voeten breette heefr. Deeze voorflag, die aan de raadvraagers vrij vreemd voorkwam j wierd, voor een gedeelte, aangcuomeru Zij bedienden zich van hem , bij deeze onderneming, maar zijne bekwaamheid om zijn voordel ter uitvoer te brengen , mistrouwende , belastte zij hem, om, ter ouderflcuning van het nieuwe werk, gebruik te maaken van den middelden dccneu beer der oude gemetzclde brug. Aan deczen Iftst vcldeedt hij, in eeneu letterlijken zin, fchoon hij, om F 2 zich  84 REIZE door ZWITSERLAND. zich zelrai een naam te maaken (daar toch de eerzucht de ziel van Genie is) bcfloten hadde, juist dat geen te doen, 't welk hij voorgeflagen hadde. Hij gaf derhalven de brug die gedaante, dat zij geheel niet op den (leenen beer lïeunde: en dus maakt zij flegts (fchoon zulks voor 't oog anders fchijut) een enkele boog uit , welker hoek niet minder is dan van 45 graaden, over eene rivier, die, gelijk reeds gemeld is, de breette heeft van tusfehen de drie en vierhonderd voeten. Schiet u hier bij niet in gedagten de beroemde eenboogige brug van Pont y ty Pudd, over de Taajf, in Glamorganfhire, en haar vernuftige bouwmeester edwards? Volgens de Gefchiedenis ontleende Schafhaufen haaren oorfprong van eene Abdije van Benedictijner Monniken, in den jaare 1501, door e verhard, Graaf van Nelemburg geftigt. In 1330 wierd het, door het Huis van Beijeren, verkogt aan fredbRiK, Hertog van Oostenrijk, aan wiens aframmelingen het, geduurende bijkans eene eeuw, bleef, en aanmerkelijke krijgsdiensten bewees. In 1424 verbondt het zich met Zurich en St. Gall, en, dertig Jaaren daar naa (*) tradt het in het algemeen Eedgenootfehap der Kantons. De Godsdienst van dit Kanton is de Proteftantfche; zijnde de Hervorming aldaar ingevoerd door riegius rit te rus en h off me 1 s te r. De Regeerings-vorm fchijnt, ror- fproa- '0 Volgens anderen gè'fchiedife dit in het jaar i5or. dmtek. vr.n de:: Vertanlir,  BRIEF V. uit SCTIAFFHAUSEN. 85 fprongelijk, door de Hertogen van Oostenrijk in ge» rigt te wezen, ten tijde, wanneer de Stad nog aan haar gezag onderworpen was. In den jaare 1411, verdeelde de Hertog fr ede rik. het gantfehe lichaam der Burgerij, in twaalf Compagnien, of Gilden , die den naam van Abdijen of Zunfte draagen: ieder van welken een zeker aantal van leden voor de beiden Raaden moest kiezen. Deeze vorm is, buiten eenige weinige veranderingen, in 1689 daar in gemaakt, tot op heden gebleven. De twaalf Abdijen zenden elk vijf afgevaardigden , om den grooten Raad van Zestigen uittemaaken, en twee voor den kleinen van Vierentwintigen, of den Senaat; maakende dus deeze bijeengevoegde vergaderingen, met derzelver Burgemeester of Voorzitter, een getal van Vijfentachtig uit. De wet brengt mede, dat elke openvallende plaats, binnen vier uitren naa het overlijden van een lid, moet vervuld worden; krijgende de gekozen perfoon, op den ngtften dag naa zijne benoeming, zitting in den kleiner Raad, mits 'er niets wettigs tegen hem komie ingebragt worden. Hij doet, als dan v den Eed van zuivering, welke is, dat hij noch de kiezers om? gekogt beeft, noch zich van eenigen list bediend om zich van hunne (temmen meester te maakcu; en, 't geen wonderlijk in Engeland zal luiden, 'er is geen voorbeeld, dat eenig lid ooit een valfchen eed, bij die gelegenheid, gedaan heeft. De Burgemeester, Stadhouder, en de beiden Treforiers worden, bij meerderheid van Remmen, gekozen, in den grooten Pvaad, waar bij de opperde magt F 3 berust.  të REIZE door. ZWITSERLAND. berust. De onderfcheiejene takken der uitvoerende magt, gelijk als de Policie, de burgerlijke en lijf. ftraffelijkë Rechtspleging, het Finaritiewezen, het Krijgs-departement, enz. zijn verbleven aan afzonderlijke Kamers , welke naa genoeg op dezelfde wijze ingerigt zijn, als die bij de overige Aridocratifchc Kantons in Zwitferland. Men rekeudt de bevolking van dit Kanton, de Stad daar in begrepen, op 30,000 zielen. Dan 't geen Schaffhaufen inzonderheid zoo veele reizigers tot zich doet trekken, is de vermaarde Val van den Rhijn, omtrent ecu mijl van de Stad. Reeds een weinig benedenwaarts de brug, is dc rivier zo fnel, dat het onmogelijk is, om met een boot tegen den droom optevaaren; zoo dat de Val kan gezegd worden, aldaar te beginnen. Onze Gids bragt ons naar de plek, van waar wij, niet zonder verbazing, het gchcele lichaam van den Rhijn zagen afftorten, met een donderend geluid, een fchuinfehen val maakende van acht voeten , onder een wolk van gefpat, die zich tot eene aanmerkelijke hoogte verhief. Wij namen een boot en daken over den droom naar een klip, vlak daar tegen over liggende, alwaar wij dit uit onderfcheidene oogpunten befchouwden , van een Frnal kronkelend voedpadje, 'tgeen van boven naar beneelen liep. Het gezicht en gedruisch van deczen waterval was ontzettend : maar wat moeten dan niet de Vallen vau de Niagara wezen ? Men heeft ons gezegd , dat zekere Lantherburg , een Zwitt  BRIEF V. uit SCHAFF1IAUSEN. 87 Zwitfer van geboorte, zich thans in dat land bevindt, en, binnen korte dagen, ten oogmerk heeft, om dit verwonderlijk tooneel aftetekenen. Bijaldien hij het wel treft, moet de afbeelding, uit hoofde van het daar bij vertoonde voorwerp, zeer belangrijk wezen, en, in Engeland, veel oplettendheids tot zich trekken. Ongelukkig voor reizigers, is 'er, te Schaffhau» fen, niet meer dan één Herberg, welker ophouder een man is, die zoo ondraaglijk trotsch is, op zijn vrij goed te paard rijden, en om dat hij onder het Stads-krijgsvolk is opgefchreven , dat hij geheel niet kan denken aan de gedienftige pligten van zijnen ftand. Men kau den buffel gemakkelijk kennen, aan zijn puntig opgetoomde hoed, een paar ftijvé laerfen, en een ftaart, die hem tot aan de hielen hangt. —— Hij houdt zich zeiven vooreen edelman , en gedraagt zich omtrend zulken , die de noodzaaklijkheid dringt, om van zijn huis gebruik te maaken, met eene onvergeeflijke onbefchoftheid: zoo zelfs, dat hij, voor weinige jaaren, van de trappen gefchopt wierd, door eenige Duitfche Officieren, die doezen Windbuil toonden, hoe zeer zij zich beleedigd achtten over de onbe» fcheidenheid van een Militairen herbergier. F 4 BRIEF  «3 REIZE door ZWITSERLAND. BRIEF VI. Bazel, den J4 Aug. 1787, en wij niet, Sedert ons vertrek van Urfe* ren, door de fchoonde landdreeken, welken men zich kan verbeelden, getrokken, onze retzé op den eerden dag, van Schafhaufen, zou ons, waarfehijnlijk , zeer aangenaam geweest zijn. Maar daar dit bet geval geweest ware , was dit 'er verre van at". Integendeel hadde deeze oord, nnamlijk het overige deel van het Kanton, van Schdffhaufen tot aan Waldshut, een fomber en vervelend voorkomen. Dan, van de laatfte pleister-plaats tot Dogguerne, hadden wij alle reden om voldaan te wezen, bijzonderlijk toen wij aan de boorden van den Rhijn, te Waldshut, kwamen, alwaar de rivier beneden de Stad omkronkeld, en, aan deeze zijde', een der doutde terrasfen van de natuur, welk ik ooit zag, en waar over de gemeene weg heen loopt, hefpoeldt. Te Dogguemt, zagen wij in onzen Waard, kon ra ad eisner, eene zonderlinge en tegelijk achtenswaardige beeltenis, welke ons een eigenaartig denkbeeld opleverde van de aloude bewoners deezcr drecke. Hij is een man van jaaren, merkelijk langer dan zes voeten, lijvig cn welgemaakt. Hij draagt kort, dik en grijs hair, mqt  BRIEF VI. uit BAZEL. ?0 met een langen baard, die blanker dan zijn aangezicht is. Zijne kleeding is die van liet land, welke, geduurende ettelijke eeuwen, onveranderd gebleven is, en beftaat als volgt: opliet hoofd draagen de mannen een kleine ftroo-hocd, aartig opgetoomd en met linten omwonden. Deeze hoed, (zoo men dien dus mag noemen) diendt alleen tot fieraad, vermits de bol niet boven de drie duimen middellijns in omtrek, en flegts twee in de diepte, kan haaien. In plaats van een rok, draagcu zij een wambes, en daar onder een aangehaalden breeden ledereu gordel. Hunne broeken zijn gelijk aan die, wdken men in Engeland droeg, in de gulden dagen van Koningin bess, en die men het gemeene Volk in Holland nog ziet draagen (*); dat is, averegts^ wijd van boven en naattw aan de knieën. Zij maa* ken hunne fchoenen vast met Brikken, waar over liet ovcrleder, tot op den Malven voet, heen hangt. Hét zonderlinge in de Vrouwenklceding beftaat in haare korte rokken, die flegts even onder de knie vallen; in haare fchoenen , welken naar die van de mannen gelijken; en in haar kapzet, zijnde het hair van voren ftijf opgebonden , terwijl het, van agteren, tut op het faiallc van den rug, in dunne ge- vlogte (Q Buiten de Schippers en Vaarensgczcllcn , or de Fricfchc Hirtlopers, draagt niemant meer tegenwoordig, onder ons, zult; fatzoen van broeken. jhattt. yan ie» Virtar.lcr^ f 5  90 REIZE door ZWiTSERLAND. Vïogte lokken, afhangt (*). Wij waren zeer ver. langende om met onzen eerwaardigen hospes in gefprek te treden: maar de man verllondt geen woord. Fransch, en wij geen Hoogduitsch. De Kei¬ zer, toen hij dat land doortrok, liet hem bij zich komen, en had niet alleen behagen in zijn kleeding en geftalte, maar ook in zijne gefprekken en manieren. Inderdaad zijne minzaame geaarthcid itraalt in al zijn doen door. Den volgenden morgen vroeg, verlieten wij Dogguerne, naa dat wij van onzen konraad, bij handtastin'g, affcheid genomen hadden, en reisden door bosfehen, van adelijke Eiken, het overfchot van het Hercynlesch of zwarte Woud, 't welk CMS A R, in zijnen Gallifcheu Oorjog, zoo omftandïg befchrijft. Ik hadde voorgenomen, om deeze befchrijving in het bosch zelve te lezen, en tot dat einde zijne Commentariën in mijn zak geftoken. Achtende, dat de overzetting daar van hier gecne onvocglijke plaats zal beflaan, zal ik de vrijheid nemen (*) Een mijner vrienden, die door en door bekend is met de manieren en kleeding der DuÜfchers C hebbende een langduurte verblijf onder hen, als Minister, gehouden) heeft mij onderrigt, dat deeze manier van het hair te draagen bijzonderlijk eigen is aan ongetrouwde Vrouwen, of Vrijsters, ten teken van haaren ongehumvden Haar. Zoo dra zij gerrottWd zijn, word de Chi. gnon opgebonden, en boven op den fcbedcl met een ijzeren pen VfStge -.naakt,  BR.ÏËF VI. uit BAZEL, 91 nemen om ze intelasfchcn. c As ar merkt, voor eerst aan: „ dat dit Woud aan Eratosthenes en „ andere Grieken, onder den naam van Orcynia, „ bekend was." In het volgende Hoofdftiïk , gaat hij dus voort : „ Dit bovengemeld Hercyniesch „ Woud is zoo breed, dat men negen dagen nodig „ heelt, om het, met fpoed, door te-reizen; want „ men kan de brcette niet wel, op eenige andere „ wijze, bepaalen, zonder dat men nogthans de „ maat van deezen togt heeft kunnen te weeten „ komen. Het zelve rijst, allereerst, aan de gren„ zen der HELVETiëRS, der ne meten, en ,, rauraci, en ftrekt zich uit aan de rechter „ zijde van den Donauw tot aan die der da,, c iers en ats ar ten. Hier loopt het lingks om „ door gewesten, verr' van de rivier afliggende, „ en reikt, door deszelfs groote uitgeftrektheid, „ tot aan de zoomen van verfcheidene landen: ook „ is hier niemant, in dit gedeelte van Germanje; ,* die zeggen kan, dat hij ooit aan de plek kwam, „ alwaar dit woud een aanvang neemt, fchoon hij „ zestig dagen gereisd hadde , of dat hij zelfs i;nL mer hoorde, waar liet eerst opfchiet. Men vindt ,, 'er verfcheidene foorten van wilde beesten in , ,, die thans nergens meer bekend zijn. Onder de„ zulken, welken van alle andere verfchillcn, cu „ welker geheugenis behoord bewaard te blijven , „ zijn deeze. De eerste is een Os van gedaante als ecu hert. Boven uit den voorkop, rijst, „ van tusfehen de ooren , een lange hoorn, rech- „ ter  *ï REIZE door ZWITSERLAND. „ ter dan men gewoonlijk ziet. Aan den top van „ deeze» hoorn , fpreiden zich takken , palm. „ booms wijze, uit. Het mannetje en wijfje zijn * aan eikanderen gelijk, zijnde hunne hoornen van „ dezelfde gedaante en grootte." cm sar maakt vervolgens van twee andere dieren gewag, die mij toefchijnen de Eland en de Buffel te zijn (*). Met groot vermaak, gelijk gij kunt denken, redden wij door het overblijfzel dan dit Klashek bosch, twelk tha„s deu naam wnftW/^ WIJ: (het zwarte bosch) en kwamen, over La«. fenburg, „evens de twee Woud-Heden Stekingen en Rhemfelden, in den avond te Bazel aan waar wij ons thans bevinden. Deeze Stad, bij de Romeinen Bafilea Raur.co. rum geheten, ligt 0p eenen oneffen grond, en is iu twee ongelijke deelen (**), gefchciden, door" den Rhijn, die een fierlijke boog vormt, daar hij onder de vengflers der huizen heen loopt. Het kleiner gedeelte, aan de noord-oostzijde, heeft ge. meenfehap met het grootcre, door middel van een ftevige fteenen brug- en de gchecle Stad is ver, fterkt. Voorheen was zij eene Bisfchoplijke Zeetel onder den Aartsbifchop van Befangw, en haar Bi- fchop C*) C/esjr de Bello Gallico, jm. VI. C. 27 en »8 t«3 Voerende de „Mme» van Gro>t- en klein Br.ze'l. Aantck. van den Fcrtaaler*  BRIEF VI. uit BAZEL. -n fehop een Rijks-vorst. Doch, door de Proteftanten aangevallen zijnde, nam de Bifchop de vlugt uit Bazel naar Perontru, in den Elzas , cn zijn Kapittel naar Freijbv.rg , in Brisgaw. ■ De Hoofdkerk, door een dcrDuitfche Keizers (ik meen hendrik august) geftïgt, is een fraai Gottiesch gebouw. Dezelve is opgetrokken van hoog rooden (leen, die digt bij de Stad gedolven is. Wij bezogten het Tuighuis , nevens het paleis, waar in de Raaden en verdere Regeeringsleden of Amptenaarcn vergaderen. 'tGeen echter voornaamlijk onze aandacht tot zich trok, was de Boekerij; waar in wij een fraai Iiandfchrift van v i r g 1eius en van den Alcoran zagen; met cenige andere overblijfzcïs zoo van erasmus als van a me r15 a c h , welke hier bewaard worden en aan de Univerlïtcit behooren. Onder deeze overblijfzcïs waren verfcheidene oorfpronglijke fchilderijen, en onder anderen een geftorven Christus, door holeein, die een inboorling van deeze Stad was; Men ziet ook nog een ander (luk van deezen grooten meester, in fresco gefchilderd tegen een kerkmuur , 't welk van eene ongemeeue waarde is. liet ftuk verbeeld een Dooden-dans, een meer zonderling, dan fraai, onderwerp zeker. Bazel heeft de eer van verfcheidene groote mannen of voortgebragt, of, eerten geruimen tijd, in haaren fchoot gekoesterd, te hebben: de vermaarde Rotterdammer d. erasmus woonde in deeze Stad op het lar.tst van zijn leven, cn overleed aldaar  m ItEIZE door ZWITSERLAND, daar in den jaare i536 (*). De Stad kan ook boogen op de beiden calicions, uitvinders van het gewoon papier, als mede op eenen richel, die, in 1473, allereerst de Drukkonst begon te oeffenén, dat is, gelijk ik onderflel, een Vasten winkel voor die handtering , of eene geregelde Drukkerij, aantelcggcn: vermits de Drukkonst reeds in den jaare 1450, door eenen sc heffer van Mentz was uitgevonden en in praktijk gebragt (**).■ In den Staat van Bazel zijn alleen de burgers verkiesbaar ter bekleeding van openbaare bedient* gen. Het opperde gezag berust bij twee Raaden, in één lichaam vergaderd. De groote Raad beftaat Uit ai6 leden, die door de achtien Gildens van groot eu klein Bazel gekozen worden, en de kleine Raad uit Co leden , welken alleen door de vijftien Gildens van het grooter gedeelte der Stad benoemd worden. De twee Burgemeesters, met vier Opper-gemeensmannen hier bijgevoegd, maaken zaamen een getal van 28o Regeeringsleden uit. De CO Men ziet aldaar noch de fchoone marmeren Crafto.nbe. welienoNiFACiusAMERBACH, in de Domkerk, voor deezen grooten Man, liet opregten. Aantik', van den FertaaUr. (**) Het is echter te wel bewezen, dat reeds u.sfcben i42p en uk> de drukkonst, iu /ƒ„*,/,,,, door iaurens jansz. kosteres uitgevonden. Men zie hierover nader Mr. o. vv. vak oostfn „e BR„,N, in zij„ Stad Haarlem en haart G']\ldcde. naren, D. I. 13. III. bf, 20J) en wlg. Aantik, yv» den Ftrtra'er.  BRIEF VI. uit BAZEL. p$ De Souveraine Raad, die , gewoonlijk , op den eerftcn en derden zondag van elke maand vergaderd, maakt bedelling over alle Huishoudelijke en Staatszaaken van gewigt , oeffent de wetgevende magt, en begeeft de voornaamde bedieningen. De kleine raad bedaat uit twee Kamers, die elk een Burgemeester met een Gemeerisman aan het hoofd hebben, welke laatde den eerden, in gevalle van overlijden, als voorzitter vervangt. Deeze Kamers regeeren bij beurten, ieder voor den tijd van een jaar, 't geen met St. jan ccn aanvang neemt. Z'f beoordeelen alle LijfdrafTelijke zaaken, beilisfen al» U burgerlijke gefchillen, die bij appel voor hun rechtbank koomen, begeven alle kerkelijke bedieningen , gelijk mede alle mindere ampten van politie. De overige voornaame Collegien zijn de Staats-raad van dertienen, de Oeconomifche Kamer, de Appel-kamer voor de Kantons, het Departement voor het Kerkenbeduur, de Handel-kamer, het Confidorij voor Huuw'lijks-zaaken, eu het laagere Gerechtshof. Het Krijgsvolk bedaat uit zes Burger-compagnién, met twee Kanton-regimenten, elk bedaande in Negen Compagnièn Fufeliers, een Compagnie Grè'riadièrs cn een bende Dragonders. De bevolking is van omtrent £4,000 zielen. De Geestlijkheid, welke de eerde Predikant (ofPastor) van de Domkerk aan haar hoofd heeft , formecren. in de Stad, eenen Kerkenraad, cn drie Kapittels  (J6 REIZÊ door ZWITSERLAND. pittels op liet land. Zij zijn, niet alleen in Bazel i maar in alle Protcltantfche Kantons van Zwitferland, uitgefloten van allen aandeel in het openbaar bewind of burgerlijke Regeering, uitgenomen in gevallen van Overfpel en Hoererij, cn, bij zulke ge* legenheden , dienen zij alleen voor bijzitters of raadgevers aan de burgerlijke rechters, daar toe gefteld. Ik kan van Bazel niet fcheiden , zonder gewag te maaken van een aanzienlijk Magazijn cn Gaanerij van Prenten, 't geen zoo wel voorzien is, als één éénig in Londen, dat van boijdele niet uitgezonderd. De Eigenaar daar van , de Heer iuechel, geleidde mij door een aantal vertrekken, allen met de zeldzaamfte en fraaille Hukken behangen, en liet mij zijne Werklieden zien, die hij geftadig aan het etfen en graveeren houdt. Hij moet een ongemeen fterken aftrek hebben, om dit zoo omflagtig werk aan den gang te houden. Ondertusfehen kwam het mij vreemd voor, dat hij zich in een Stad van zoo weinig betekenis als Bazel, alhoewel de grootfte in Zwitferland, neèr gezet heeft. Neufeliatel, den iö August. J laddert wij, tusfehen Bazel cn Biel, een zoo rijk Landfchap aangetroffen, als wij in het grootfte deel van Zwitferland ontmoetten, wij zouden van fraaie gezichten verzadigd geweest zijn :. maar gelukkig von-  BRIEF VI. uit NEUSCHATEL. 9? vonden wij 'er thans wederom, welken, door derzelver verfcheidenheid, juist gefchikt waren, om meer onze lusten te verfrisfchen cn te verderken dan te overladen, als zijnde van gelijke foort met die, welken wij agter onzen rug gelaten hadden in de afhelling van XJrferên, zulke naamlijk als Bergen, Rotfen, Afgronden en Water-vallen. Wij (liepen den eerden nagt te Munster, eene plaats te klein Voor een Stad en te groot voor een Dorp , en kwamen, den volgenden morgen, te Biel of Bi'enna , de Hoofddad van het klein Gemeenebest of Landfchapje, 't welk deezen naam draagt, en onder de Bondgenooten der Kantons behoord. Wij vonden het tamelijk net bebouwd, en zoo zindelijk als eenige Stad, die wij in Zwitferland gezien hadden. Het ligt aan den voet van den Berg Ja* ra, in eenen fraaien oord, die rijk is in Weij-lauden, Bosfchen en Wijngaarden, doch de Wijn is niet zeer in agting. Over de Regeerings-vormen deezer kleinere Gemeenebesten zal ik niet uitwenden , daar ik uw geduld reeds op zulk een Urengen toets gefield hebbe, met 'mijn gefchrijf over die van de Kantons. Ik zal maar alleen zeggen, dat de Regeering van Biet Arillocratieséh is, beflaaridë uit eenen grooten en kleinen Raad: waar 'van de laatstgemeide, voor eenigen tijd, het gezag geheel in handen hadde, cn zelfs noch tegenwoordig meer magts uitocffend, dan den eerden. Wij wandelden omtrent anderhalf mijl van de Stad tot -aan het Bieler-meir, waar op wij, in den agterG mid«  p8 REIZE door ZWITSERLAND. middag , fclieep gingen, en ons lieten overroeïjen, door twee mansperfoonen, en eene vrouw; welke laatfte wij te fchoon hielden, om aan dat werk gebezigd te worden. Deeze nogthans, fchoon eene Fraufche, gehoorzaamde ftipt aan de bevelen van haaren man, en trok dapper aan de riemen. Wat de gezichten betreft ftaat dit Meir laager bij mij, dan dat van Lucerne, fchoon ik het boven de Zuricber-zee zou houden, als leverende min eenzelvige en meer romaneske vertooningen op. Wij voeren langs deszelfs klippen cn ftiile oevers heen, tot dat wij aan de overzijde bij het Eilandje St. Pieter kwamen, alwaar wij onze roeijers order gaven, om ons aantezetten: en ach! met welk een genoegen zetteden wij voet aan land op deeze bekoorlijke plek, die een Zoo grooten genie, als rousseau, ten fchuilplaats ftrekte, toen hij genoodzaakt was, uit zijn Geboorteflad te vlugten. Het kan omtrent twee mijlen, in omtrek, haaien, en levert bijkans alles op, dat of tot gepast fieraad, of ten nóodigen gebruike, den bewooneren kan dienen: Hout, Water, Koornakkers, Weijlanden cn Wijngaarden. Wij wandelden, van onzen boot af, naar het hooger gedeelte van het Eiland, door een zijdelaan, waar wij een zoomerhuisje vonden, 't geen rousseau had laaten bouwen. Van deeze plaats gingen wij, aan een anderen kant, af naar zijne wooning, welke thans den boer, waar bij hij zijn verblijf hieWt, toebeIioordt. Naar boven gegaan zijnde op de kamer, waar  BlUEF VI. uit NEUSCIIATEL. 99 waar hij (liep , en het geheele huis zoo naauw doorfuuffeld hebbende, als of wij een gerechtelijk onderzoek hadden te doen, deedden wij, gelijk gij moogt gelooven, den hupfchen man, allerlei} Vraagen over de wijze, op welke jean jaques hier zijn tijd hadde doorgebragt. Deeze verhaalde Ons, dat hij des zomers, wanneer het weder zulks toeliet, in het bosch kuierde, of op het Meir was; dat hij hem dikwijls tegen kwam en voorbij ging, zonder door hem gemerkt te worden, en dat hij doorgaans ftil, vol gepeins, en droefgeestig was. Naa eenigen tijd op dit eiland gewoond te hebben, lieten de Staaten van Bern, aan wien het toebehoort, zich fchandelijk overhaalen, door de Regeering van Geneve, om hem uit deeze zijne Schuilplaats te verjaagen, alwaar hij anders waarfchijnlijk tot aan zijn dood zou gebleven zijn. Wij (taken van dit eiland over naar het Steedje Neuville, alwaar wij dien nagt (liepen; en wandelden, den volgenden morgen, door eene beplanting van Wijngaarden , langs het Meir, 't geen hier den naam van het NeufchateVs Meir aanneemt, in welke laatfte plaats wij, binnen weinige uuren naa ons vertrek van Neuville aankwamen.. Deeze Stad ligt zeer aangenaam _ ter zijde van eenen Reilen heuvel, die aan den kant van het Water begint te rijzen, en is veel fraaier bebouwd, dan eenige, welke wij tot nog toe , in Zwitferland , zagen. Haare ligging, nevens de overvloed, keurigheid en tnaatige prijs van allerlei levensmiddelen, trekt eeG 2 nt  ïoo REIZE door ZWITSERLAND. Re menigte van Vreemdelingen derwaarts, zoo dat zij van tijd tot tijd fraaier word. Wij zagen verfcheidene arbeiders met ijver bezig aan het bouwen van ettelijke fraaie wooningen en van een publieke zaal: welke, fchoon klein, naar de grootte van de Stad afgemeten zijnde, zeer veel fmaak in de bouwkunde aan den dag legt. Neufchatel wierd allereerst , door liaare eigene Graaven, de Afflammelingen van amo, die in het begin van de Elfde Eeuwe bloeiden, geregeert. Naa het uitflerven van dit huis, en deszelfs opvolgers, waar van de laatfte maria van orleans, Hertoginne van Nemours, was, welke in den jaare 1707 ovcrleedt, maakten verfcheidene Vorsten aanfpraak op de oppermagt, en kwamen overeen, dat hunne eisfehen, door de Staaten van Neufchatel, zouden beflischt worden. Deezen kwamen , ingevolge hier van , bij een , en , eenige voorlopige voorwaarden tot het bewind, ter handhaving van hunne aloude voorregtcn, herkomen en vrijheden bepaald hebbende , welker naakominge door de onderfcheiden Meededingers, voor de uitfpraak der Staaten, bezworen wierd; weefen de zaak uit, ten voordeele des Konings van Pruisfen, als Erfgenaam van het huis van Challon, 't welk van een hunner vorige Graaven afitamde: waar op zij, naa de vereischte Eeden te hebben afgenomen, deezen hunnen nieuwen Heer hulde zwoeren. De Vorst word vertegenwoordigd door een Governeur, die, volgens ontvangen last, de Burger- en Krijgs- ampten  BRIEF VI. uit NEUSCHATEL. los n ampten begeeft. De voornaamfte deezer bedieningen zijn die vaii de Staatsraaden, den Kanzelier, den Procureur- en Sollicitcur Generaal, den Op-, per-commisfaris, van de Kasteleins, van de Hrr remeesters en Voorzitter in het Hof van Juftitie: geene van welke ampten, volgens de Conftitulie, aan iemant anders kunnen gegeven worden, dan aan een gebooren burger of ingezeten van Neu* fchatel. Het cenigst openbaar Ampt, 't welk door een Vreemdeling mag bekleed worden, is dat van Governeur. De Lands-regeering beftaat uit drie Staaten of Landftenden , vertegenwoordigd door een twaalftal van Leden, te weeten, vier Edelen, vier hooge Amptenaareu , die den naam van Kasteleins voeren, en vier Raaden der Stad. Bij deezen , nevens den Governeur , zonder wiens tceftcmming geen wet of befluit kan gelden, berust de oppetfta magt. De voornaamfte voorwaarden, van het Brandenburgfehe huis, voor deszelfs opvolging, bedongen, beftonden hier in : dat het oppergezag van Staat nergens anders dan in den Staat zeiven kan tegenwoordig zijn, en dat, gevolglijk, de Vorst, geduurende zijne afwezigheid, alleen, door een Governeur en Staatsraad het volk bevelen kan geven: dat geen Ingezeten elders kan te recht gefteld worden, dan in het Vorstendom en voor wettig aangeltelde Rechters: dat de belangen van het volk niets gemeens hebben met die der overige Duitfche Staaten van den Koning; of, met andere woorden, G 3 das.  ioa REIZE doöh ZWITSERLAND. dat Neufchatel geen deel behoeft te neemen in de Koninglijke Pruisfifche oorlogen: en eindelijk, dat de Ingezetenen zich in vreemden Krijgsdienst mogen begeven. Daar dus deeze kleine Staat als geheel onafhanglijk befchouvvd word van de Pruisfifche Landen, en tegelijk als een Bondgenoot der Zwitfcrfche Kantons, vindt dezelve zich niet blootgefield aan de invallen van eenen Vijand, wanneer zijn Vorst in oorlog is met een der nabuurige Mogendheden van Zwitferland. Vermits nu de Staatkundige huishouding van dit Prinsdom zo bijzonder is, als zijnde ten grooten deele vrij, fchoon tegelijk onderhoorig aan eenen Vorst, die, in alle zijne overige Heerfchappijen , eene volflrekte oppermacht uitoefent, zal ik, met uw goedvinden , noch een weinig langer op dit onderwerp Ril Haan. En vergun' mij, hier bij, vooraf aantemerken, dat ik noch kan verwagten, noch ook mij zelveh waardig oordeelen, om van u geprezen te worden, over al wat ik nopens de Regeering der Kantons en derzelver Bondgenooten, op het papier gebragt,- als hebbende, even ah alle hedendaagfehe Reizigers, weinig meer gedaan, dan dit alles overtenemen en te vcrtaalen, uit de Gefchiedenisfen des lands. Denk niet, dat iemant, hoe ijverig ook, in weinige weeken, tijd, of zelfs lust kan hebben, in zulk een bekoorlijk deel der waereld, als dit, om zich op bijzondere navorfchingen omtrent den Regeerings-vorm toeteleggen. Een onderzoek van dien aart zou ook, in allen op-  BRIEF VI. uit NEUSCHATEL. 103 opzichte, aftekeuren zijn. Vooreerst, als den navorfcher zeer veel noodelooze moeite verfchaffer.de; en ten anderen , om dat men, waarfchijnlijk, geene genoegzaame onderrigting daaromtrent zou bekomen. Wat Vreemdeling zou het in het hoofd kunnen krijgen, om zich, bij een Engelschman, naar de Historie en Conftitutie van Groot-Britannien te bevraagen, daar 'er zoo veele uitmuntende werken daar over vooihanden zijn? Maar om voort te gaan Geen Ingezeten van Neufchatel kan voor eenig misdrijf in rechten betrokken worden, zonder vooraf door zijne rechters gewaarfchouwd te zijn: alle ftraffen en geldboeten:? zijn door de wet bepaald: en, in alle lijfttraffelijke zaaken , heeft de Vorst de magt om den fchuldigen kvvijtfchelding te verleenen. Hoe veel gelijkheid heeft 'er tusfeheu deezen en de voornaam 11e voorrechten van onze Conftitutie plaats ? De Eigendom der Ingezetenen kan met geene nieuwe fchatting belast worelen: de Land-tax (die zeer maatig is) kan in geld, of geldswaarde, worden betaald, en de handel geniet 'er de uitgeftrektfte vrijdommen , zijnde aan geene inkomende of uitgaande rechten onderworpen. In gevolge hier van zijn de inkomsten van den Prins flegts zeer gering , bedragende niet boven de 100,000 Franfche livres, of ongeveer 45,000 guldens ( Hollandsch). Deeze gelukkige Conftitutie, welke zo veele voordeden aan den land-zaat oplevert, kan Biet misfen algemeenen overvloed en welvaart aantebrengen- Verfcheidene takken van handel worden hier met aanmerkelijk voordeel gedreven: bijzonderG 4 lijk.  104 REIZE door ZWITSERLAND. lijk is de uitvoer van Zak-orologics, fteenwerk, ca gemaakt zegellak, ongemeen flerk. De bevolking beloopt tot zes en dertig duizend z.elen een bijster groot aantal zeker, vooreen landje, 't geen niet meer dan 36 Mijlen in lengte en 15 in deszelfs grootfte breette kan haaien; cn waar van noch het meerendeel uit hooge en barre bergen beftaat. Bijaldien de Vorsten hunne vvaare belangen verflonden, moesten zij zich verzekerd houden dat, hoe vrijer hunne landen zijn, hoe zij meer bloeiende zullen wezen. Daar wij juist in de Herberg traden, terwijl het middag eeten wierd opgedischt aan de Table th* te (*), en daar de fchotels ons zoo wel aanitonden, als het gezelfchap ons op het oog geviel, gingen wij daar aan mede aanzitten. Onder de maaltijd geviel het, dat ik eene aanmerking maakte over de keurlijkheid van den wijn; (zijnde die van Neufchatel zeer beroemd) waarop een Heer, die zich van het gefprek aan tafel doorgaans meester maakte, mij vroeg, of ik een liefhebber van wijn was. Met maate, was mijn antwoord. Dan vreeze ik, mijn Heer! hernam hij, dat wij uw gezelfchap niet zoo lang in deeze Stad zullen houden, als O De ordinaire of gemecne tafel, aan welken, in BuifSchland en meer andere landen, doorgaans de Hospes mede aanzit, om de gasten voor te dienen. Aantck. van den Fertaalcr.  BRIEF VI. uit NEUSCÜATEL. Kg als iemand van uwe landgenooten (want ik onder» Jlel, dat gij een Engelscbman zijn) zich in Champagne ophieldt. „ Over twintig jaaren," vervolgde hij, „ lag ik , met een Compagnie van het „ Zwitfersch R.egiment van Courten, in guarniiben „ te Chalons fur Manie , wanneer op zeekeren „ dag, een Engelsch Ueer" (of zoo als hij hem noemde, een Milor Anglols) „ met een geweldi„ gen vaart voor de Herberg kwam rijden. Ter„ wijl hij in haast door liep, gaf hij order, dat „ het middag eeten hem terflond moest opgedischt „ worden, en beval tegelijk den Waard, om hem „ een fles van zijn besten wijn te brengen: dien „ hij, zoo draa hij aan tafel gezeten was, ging „ proeven en goed keurde. Eer echter de fks 1c„ dig was, zag hij reeds de Voerlieden bezig, „ met de paarden voor het rijdtuig te fpannen. „ Dit nogthans kou hem niet van zijn Huk hel„ pen, maar hij liet hen verzoeken, om noch een „ halfuurtje tevvagtcn, en liet zig intusfehen een „ anderen fles brengen. Mier uit noch maar wei„ nig gedronken hebbende, liet hij den Hospes bij „ zich komen, en vroeg hem, hoe veel van dien „ wijn hij in voorraad hadde? Een Kelder vol, „ gaf deeze ten antwoord. Wel nu, fprak de an„ der, laaien de paarden dan flegts te rug gaan, „ cn bezorg , dat mijn rijtuig in het koetshuis „ gebragt word, overmits ik bcfloten hebbe, om „ uw huis niet eer te verlaten, voor dat ik uw „ geheelen voorraad binnen geflagen hebbe." • „ En gij meet wcetcn, JNlijne Ileeren!" ging de G 5 Officier  ïoö REIZE door ZWITSERLAND. Officier voort (zich tot het Gezelfchap in 't algemeen wendende) „ dat deeze Milor Anghh, mei*. „ behulp van zijn Kamerdienaar (die hem in de „ drievouwdige hoedanigheid van Lijfknegt, Tolk, „ en Reisgezel, oppastte) niet minder dan Negen „ Dozijn flesfen, in drie weehen, binnen floeg, „ wanneer hij eindelijk, fmoordronken, in zijn rij„ tuig gedragen wierd, ten einde zijnen grooten „ tour te volbrengen, cn zich door het reize op„ tefeherpen." Schoon ik mij nu wel verzekerd hield, dat de Zwitferfche fnaak, die naast mij zat, deeze vertelling uit zijn duim hadde gezogen, was ik nogthans, weetende, hoe algemeen mijne landslieden hier over befchuldigd wierden en hoe zeer veelen daar van het verwijt verdienden, weldaands halve, genoodzaakt, om met de rest mede te lachen. Dan een ander der aanzittende Heeren, die zeer veel met de Engelfchen bleek op te hebben, kon niet dulden, dat deeze vrolijke knaap langer genot zou hebben van den zegepraal zijner wel gedaagde vertelling, dan het gelach duurde. Want, hem hier op, met een vrij datigc tronie, aanfprekende, gaf hij hem te verdaan, dat het geval, zo ais hij het verhaald hadde, zich ongemeen wel liet hooren, maar dat, ongelukkig, de groote hoeveelheid van Champagne, die de Engelfche Heer met zijn Knegt binnen zoo korten tijd zou uitgedronken hebben, de Historie een weinig verdagt maakte. „ Evenwel, mijn Heer!" voegde hij 'er bij, „ daar gij van alle bijzonderheden zoo naauwkeu„ rig onderrigt zijt. zou het onbeleefd in mij zijn,  BRIEF VI. uit NEUSGHATEL. 107 „ de waarheid daar van in twijffel te trekken. Ik wil 3, derhalvcn ondcrftellen, dat gij, mijn Heer, bij „ toeval, de derde man waart, om uwe anecdote „ een min verwonderlijk voorkomen te geven, en „ des te geloofbaarder te maaken." ■ Gij kunt denken, hoe zeer het gelach van den tafel hier op tegen den fnaak zeiven gekeerd wierd, in zoo verre dat hij geheel van zijn Ruk geraakte, en (gelijk ik wel durve verzekeren) in 't vervolg niet zo gereed zal wezen om zijne klugten te venellen. Adieu. BRIEF  io8 REIZE dook. ZWITSERLAND. BRIEF vil. Bern, den 18 Aug. 1-787. Om onze voorgenomen reize te agtervolgen, waren wij verpligt een gedeelte van den weg, langs welken wij gekomen waren , te rug te gaan, tot aan de engte, waar door de beiden lYleiren van Bienna en Neufchatel met eikanderen gemeenfehap hebben. Hier Raken wij over, en trokken, door een gedeelte van dit Kanton {Bern) naar de Stad Arberg. Des anderen daags 's morgens vroeg, zetteden wij onze reize voort door eene landRreek, die ons overtuigde van den vlijt der Ingezetenen, en ons door haar fchoon bekoorde , als zijnde niet alleen wel bebouwd, maar ook fraai afgevvisfeld met houtgewasch cn water. Het werk, 't geen de Zwitferfche boeren van den landbouw maaken, is zelfs tot een fpreekvvoord geworden. Ik hebbe bij zommiere fchrijvers van deezen tijd gelezen, dat men 'er de ploeg gebruikt, op plaatfen, die bij naa orjtoeganglijk zijn. Echter moet ik mijn geboorteland het recht doen, van aantemerken, dat ik aldaar veel fteiler beploegde akkers gezien hebbe, dan wij, fe, dert ons vertrek van Qeneve, hier ergens ontmoetteden. Gewis kan geheel Zwitferland niet boogen op eene Maatfchappij ter aanmoediging van den Landbouw , zoo loflijk ingerigt, als die, welke door  BRIEF VII. uit BERN. 109 door mijnen braaven ouden vriend, den Heer powe ll van Castlemadock, in Brecknockfhirc, is epgerigt. Bern inkomende , beviel ons haare ligging ongemeen wel, en ik kan zeggen,' dat ik nooit iets gezien hebbe, 't geen daar bij kan haaien. De Stad is gebouwd op eene trotfche hoogte of fchier-eiland, 't welk, aan drie kanten, door de Rivier de Aar, bcfpoeld word : terwijl de vierde zijde, of de toegang , welke ik gis, niet boven ico voeten breet te zijn , door fterke wallen en bastions befchermd word. Schoon de plaats niet zeer groot is , zijn 'er echter de voornaame ftraaten ruim, en de huizen groot en gerijflijk, bijzonderlijk aan den zuidkant. Zij heeft eene Ilooge-fchool met acht Hoogleeraars, een Mufeum, eene openbaare Boekerij, en een Tuighuis: alle welken wij de nieuwsgierigheid hadden , om te bezichtigen. In het laatfte vonden wij waapenen voor 40,000 man (mits in de manier der laatfte eeuw uitgerust wordende); benevens twee houten Standbeelden van tell en diens zoon : den eerden in de houding als fchieteude den Appel van des laatden's hoofd. De Vader is op de oude Zwitferfche wijze gekleed, met een veelverwigen rok aan, en hij ziet 'er uit als een Hooglander: de jonge heeft een mooie ronde tronie , en fchijnt aan geen gevaar te denken. Deeze beeltenisfen kunnen de DU Penates (Huisgoden) van die van Bern geheten worden. Voor ?t laatst bezichtigden, wij de Kerk een keurlijk gebouw.  iio REIZE door ZWITSERLAND. gebouw. Onze gids bragt ons naar den Toren, om ons een groote klok te laaten zien; doch wij hadden meer zin aan het ruim gezicht, dat zich boven voor ons opdeedt, en tot Graauwbunderland uitftrekte. Het Kerkhof is met laanen en wandelwegen beplant, en omringt met een muur, ter hoogte, zoo ik gisfe, van wel 60 of 70 voeten. Men toonde ons, onder het overkijken, een kleinen vierkanten Reen, beneden, aldaar gelegd ter gedagtenis van een paard, dat, zonder letzel te ontvangen, met zijn ruiter van boven de muur gefprongen was: Daag's naa onze aankomst, wandelden wij een klein half uurtje van de Stad, om eenig Artillerijvolk te zien exerceeren. Op bepaalde tijden krijgen deezen van de Regeering last om tot dat eiride te verzamelen en in 't veld te trekken. Hunne tenten waren zeer wel opgeflagen en ftonden iii èene geregelde order: maar ik kan niet zoo gunftig van hunne bekwaamheid, als Kanonniers, of van hunne gedifciplineerdheid, als Zoldaaten, getuigen. Zij maneuvreerden (legt en marfcheerden in groote verwarring; welk laatfte geenzins te verwonderen was, daar de Olïieiers en Gemeenen onderling gélijk ftonden. Bern wierd aangelegd, in den jaare 1191, door berthold, den eerfteti Hertog van Zceringhen en Onderkoning, in dit gedeelte van Zwitferland, van wegens Keizer hen ij rik, zoon van fre- o e r 1 k  BRIEF. VIL uit BERN. in derik bar baros sa. Het aanleggen van deeze , en van andere deden, door hem en zijne voorzaaten, gefchiedde met oogmerk om den geringeren Adel met de overige burgers te vereenigen, en langs dien weg een tegenwigt te maaken voor de aanzienlijke Baronen of Burg-graaven. liet zelfde hadde hendrik VII. van Engeland op het oog, toen hij den Adel enz. vrijheid gaf, om aloude Leengoederen te fplitfen en hunne goederen te vervreemden. Binnen korten tijd nam Bern, uit dieft hoofde, toe, en kreeg, wegens de rust, welke zij, geduurende de Kruis - togtcn , genoot, deels door geld, en deels door verovering, een vrugtbaar en uitgeftrekt grondgebied. In den jaare 1353 tradt zij in het algemeen Eedgenootfchap, en wierd het achfte Kanton, fchoon het eerde in rang, Zurich alleen uitgezonderd. De Hervorming greep alhier plaats, in den jaare 152'i. In 1536 veroverde het of liever maakte het zich , zonder dag of doot, meester van, het Land van Faud. De Stad was eerst in vier wijken verdeeld, die den naam van Abdijen draagen, en die even zoo veele Gilden bevatteden. Elk gild koos, uit zijn eigen lichaam, een Baanderheer als Hoofd of Overman, die tegelijk voor Opper-Krijgsoverden dienden en het gemeenebest bedierden. Bij deezen voegde men Zestien van de voornaamde Burgers, vier uit elke Wijk, die, bij gewigtige raadplegingen tegenwoordig waren, en, noch in de vorige eeuw, met de Baanderheeren, het ukfluitend recht behielden  ïm REIZE door ZWITSERLAND. den der verkiezing van de Tweehonderden, of den grooten Raad. Deeze Raad, in welken alle andere Collegien vercenigd zijn, onder den algemeenen tijtel van: Amptmannen, (Advoijer) Raad en Bur* gers der Stad en Republiek Bern, handelt oppermagtig; dezelve maakt wetten en trekt die in: doet alle binnelandfche zaaken af; fielt de leden van alle andere gerechtshoven aan; maakt verbonden, en doet uitwijzing, ter laatRer inftaotie, in pleijdoöjen overleven en dood. In den jaare i-jjo, beflondt dezelve flegts uit 200, maar de Baanderheeren en de Zestienen hielden zich aan geen bepaalden tijd, of wet van verkiezing, zoo dat, door belang en gunst , het getal der leden eindelijk tusfchen de drie- en vierhonderd liep: wanneer, het misbruik tot een te hoogen top geklommen, door eene wet hcrfteld, en het getal op 299, gelijk het nog heden is, bepaald wierd. Daar eene Raadfioel een voorwerp van algemeenen eerzugt is, doen 'er zich altijd zeer veele mededingers naar de openvallende plaalfen op. Om de kwaade gevolgen, die zulk eene veelvuldige mededinging naar zich zou kunnen flepen, voortekomen, heeft men wijzelijk bepaald , om geene verkiezing te doen, voor en aleer 'er ten mïnfien 80 leden ontbreken, waar door de Senaat en verdere Kiesheeren het des te beter in hun magt hebben , om den voorgeflagene perfobnen, die hun Negen en twintigfie jaar moeten bereikt hebben, genoegen te geven. Uit hoofde van dit uitfiel valt 'er flegts om de tien, twaalf, of veertien, jaaren, eene verkiezing voor. Elk Ud  BRIEF VII. uit BE&N. i13 lid mag voordellen, 't geen hij meendt, het geïneene welzijn te kunnen bevorderen, en men befluit daar over bij opneeming van Hemmen. Wanneer de Raad vergaderd is , houdt hij drie maaien ter week zitting. De Vacanties hebben plaats in den Herfst en Wijnoogst. De Senaat, of, gelijk die anders genaamd word» de dagelijkfche Raad, word gekozen Uit de 290, en voor deezen komen eerst alle Burgerlijke eïi Staatszaaken, die voor den grooten Raad moeten gebragt worden. Dezelve doet ook alle lopende zaaken der politie af; begeeft de meeste Kerkelijke bedieningen, als mede de laagefe politieke ampten> cn oordeelt, ter laatfter inftantie, in lijfftraffelijke Eaaken , in zoo verre de privilegiën, aan bijzondere Steden en Vasfalen der Republiek verleend, daar in niet betrokken zijn. Deeze Raad beftaat uit twee Amptmannen, twee Treforiers, vier Baander» heeren, zeventien Raadsheeren, en twee Geheim* raaden of Cenfors, die eikanderen in rang volgen naar den dag hunner verkiezing tot leden van den grooten Raad: de post der beiden laatften is, bijzonderlijk, toetezien, dat 'er in de raadplegingen van dit Collegie niets gefchiede, 't welk ftfijdig is met 's lands Conftitutie. De groote Raad van 290, met en benevens den Senaat of kleinen Raad, voert den tijtel van : Aanzienlijke, Hsog- en opper* mngtige Heeren: en. men fpreckt de afzonderlijke leden aan, onder den naam van ttw Qwrluchtig* 11 te:le:U  U4 REIZE door ZWITSERLAND. heden. De Wethouderfchap word alle jaaren, ia de Paasch-week, veranderd, en de Senaat is verpligt daar bij telkens eene nieuwe acfe van aanftelling van den grooten Raad te verzoeken, ten teken van deszelfs afhangelijkheid van dit lichaam. Veelen van de voornaamfte Amptenaarcn worden voor een bepaalden tijd, doch eenigen, voor hun gcheele leven ,: of liever quam diu fe bene gesferint (*) aangeReld, behoudende de groote Raad aan zich het recht, om hen, ingevalle van wanbeltier, aftezetten. De voornaamfte Regeerings-collegien zijn , de Krijgs-raad; de Kamer van Appel voor het Duitsch gedeelte van dit Kanton; de Kamer van Appel voorhet Land van Vand, al waar men Fransch fpreekt; de Commisfarisfen van het publiekKoorn-magazijn , voor de Bosfchen , het verkopen van Zout, de Politie, de openbaare Gebouwen, de Imposten en en Akfijnzen, den Handel, cn den Gezondheidsraad. Alle deezen, met meer anderen , te veel om optetellen, maaken afzonderlijke Commisfies of Kamers uit, ieder van welken een Raads-lid als Voorzitter aan het hoofd heeft, en belast is met de uitvoering van de orders der Regeering, in haar afzonderlijk Departement; moetende voor af alle zaaken, welken van haar afhangen, in den haare onderzoeken , en aan den grooten Raad verflag geven C) Zoo lang zij 2ich naar behooren zullen gedragen.  ' BRIEF VIL uït BERN. 115 geven van haare gevoelens, en de beweegredenen derzelven. Wat betreft den Kerke - dienst en het Kerk-beftuur; alle jonge lieden, die voor het Predik-ampt gefchikt worden , moeten , volgens een bepaald ftclzel, hunne Studiën, op de Hooge Schooien van Bern of Laufane, voltrekken. Naa de vereischte examens onder gaan te hebben, worden de Candidaaten met oplegging der handen ingezegend, en tot het waarnemen der H. bediening gewettigd. Alle Kerkelijke bedieningen worden, gelijk ik reeds hebbe aangemerkt, door den Senaat begeeven, uitgezonderd die van de Hoofd-ftad, die ter befte!ling ftaan van den grooten Raad, met eenige afzonderlijke Ampten, wier begeeving van deeze en geene befcherm-heeren afhangt. De Duitfche Geestelijkheid is in acht Synoden of Kapittels verdeeld, welken jaarlijks, elk afzonderlijk, vergaadcren. Deezen hebben een Deken aan het hoofd, om het. gedrag van elk afzonderlijken Predikant te onderzoeken , en over verdere geestelijke zaaken te handelen. Het Land van Vaud is verdeeld in Vijf Clasfen, waar toe de Kerken en Baljuuwfchappen , die Bern en Freijburg gemeen hebben, nevens die van Boucheherg in het Kanton van Soleure, welken de Hervorming omhelsd hebben, behooren. De Predikanten, op *t land, houden ParrochijKerkcnraaden, waar bij misdaaden van Overhel en  *** REIZE door ZWITSERLAND. Hoererij , nevens andere Zedelijke overtredingen aangebragt worden, en voorts alle Huwelijks- en Echtfcheidingszaaken komen. Deeze worden van daar voor het Opper-Konfiftorij van Bern gebrast, 't welk, even als dat van Bazel, uit Burgerlijke en Kerkelijke Rechters beftaat. De Krijgsmagt van Bern beftaat uit Een-en twintig Regimenten Voetvolk, elk van 2500 man, en verdeeld in twee groote Bataillons of twaalf Kompagnien; in vier Regimenten Dragonders, van tien Kompagnien of vijf Esquadrons ieder , benevens drie Kompagnien Ingenieurs en Gefchut ■ knegten. De Zoldaaten voorzien zich zeiven van wapenen en kleeding : en alle de mannelijke Ingezetenen (uitgezonderd alleen de Raaden, de Geestelijkheid en deeze en geene opentlijke Amptenaaren) worden voor den dienst opgefchreven. Het Kanton is verpligt , uit kragt van vroegere Traftaaten met Frankrijk en Holland , 0m nieuw aangeworvene manfchap te leveren voor vier afgellaane Regimenten, waar van 'er twee in dienst van elk deezer beiden landen zijn. Deeze Staaten mogen echter ook afzonderlijk Krijgsvolk voor zich aanwerven. Geen oogmerk hebbende om een Historij van Zwitferland.te fchrijven, hoope ik, dat deeze korte fchets van deszelfs Regeeringe u voldoen mag. Op morgen zetten wij onze reize voort, en ik zal meer fchrijffloffe vinden, wanneer ik het onderwerp op nieuws opvat. Frelj-  Freijburg, den 20 August. "\^7"ij vonden het land, tusfchen Bern en Freijburg,, even vrugtbaar en wel bebouwd, als van Arberg tot Bern. Deeze Stad ligt in het afhangen van eenen (teilen heuvel, wiens eenen kant zij beflaat, en beneden welken de heldere rivier de Save ftroomt. Schoon zij geene bijzonder prachtige vertooning maakt , ziet men 'er echter ettelijke fraaie huizen, en de Straaten zijn 'er, wegens de fchuinfche ligging, en de zindelijkheid der Inwooneren, ongemeen rein. Zij is in vier Wijken of Kwartieren verdeeld , de Stad , het Eiland , de Burgt en het Hofpitaal geheten. De voornaamfte gebouwen zijn de Dom-kerk, het Raadhuis, de Fontein, de Burgt, het Jefuiten-collegie, nevens verfcheiden Kerken en Kloosters. Hier is eene Commanderij van Maltha ; zijnde de Godsdienst die van Rome, De Stad wierd gekogt door Keizer rudolph, den eerltcn der Graaven van Freijburg. r uDolph was Graaf van Hapsburg, en het hoofd van het Oostenrijkfche huis. Zij bleef meer dan twee honderd jaaren, onder diens opvolgers , en was genoodzaakt deel te neemen aan de oorlogen tegen Bern en andere wederfpannige GemeenfchapH 3 pen  ttt REIZE door ZWITSERLAND, pen van Zwitferland. al bert, Hertog van Oostenrijk, ziende, dat liet onmogelijk was om zijn gezag aldaar langer ftaande te houden , 't geen hij zich door zijne willekeurige en gcweldaadige Regeeriug geheel onwaardig gemaakt hadde, deedt, in den jaare 1450, daar vanjafihnd, alhoewel op eene wijze, die zoo wel de laagheid van zijn geest als de magtcloosheid van zijn misnoegen aan den dag legde. Zijn Lieutenant thuring van hallwijll de Burgers berigt hebbende, dat al eert voorneemens was, om, bij die gelegenheid, in perfoon, te Freijburg te komen, maakten deezen, ten einde nog eens, voor 'tlaatst, aan zijne trotschheid te voldoen, de kostbaarfte toerustingen om hem te ontvangen, hall wijll zich meester gemaakt hebbende van hun zilverwerk, wagtte cenige dagen op 's Hertogs komst, wanneer hij, zich bevreemd toonende over zijn agterblijven, ter Stad uitging, om hem te gemoet te trekken, verzeld van de voornaamfte burgers en de fchat, welke hij bijeen verzameld hadde. Onder weg wierden zij omfingeld door eene afgezonden Bende van 's Hertogs Krijgsvolk, en hall wijll, die deeze verrasfching met albert te voren had afgefproken, Zich eensklaps tot de Stedelingen wendende, zeide: „ De Hertog zal niet meer komen , maar laat u, in „ het volle bezit uwer onafhangelijkhcid, waar naa „ • gij zoo zeer verlangd hebt: om evenwel, van uwen „ kant, eene zoo edelmoedige daad niet geheel onvergolden te laaten, vernedert hij zich, om, te-j y teken,  BPvIEF VII. uit FREIJBURG. 119 „ teken van uwe erkentenis, al het zilverwerk naa „ zich te nemen, 't geen gij mij in handen gegeven „ hebt, om hem te onthaalen." Naa deeze Laconifche aanfpraak, keerde hij hun den rug toe, en liet hen, geheel door verbaasdheid verdomd, alleen. Ettelijke jaaren naa deezen zonderlingen afftand , geraakten de Freijburgers in oorlog met karei, den stouten, Hertog van Borgondien: en van dat tijdftip af verwierven zij eene volkomene vrijheid , daar zij, met hunne Bondgenooten, deelden in het gevaar en den roem der Veldflagen, tegen deezen onbezonnen Vorst, in de jaaren 1476 en 77, te Granfon, Mor at, en Nancy, geleverd. Ter gcdagtcnis van welke de Ingezetenen van Freijburg, tot heden , twee groote jaarlijkfche Feesten houden op den.2. Maij en 22. Junij, de dagen, waar op de twee eerden van deeze overwinningen behaald wierden. Het opperde gezag benevens de wetgevende magt berust hier bij eenen grooten Raad van 200: waar van de andere Gerechtshoven en Kamers of fmaldeelingen, of daar aan onderworpen, zijn. De Regeerings-vorm is niet zoo zeer Aridocratisch, dan wel Olygargisch , - daar het recht van zitting in den grooten Raad te krijgen bepaald is tot Een- en zeventig Patricifche Fatniliën. Ondertusfchen genieten 3er de overige Burgers alle voorrechten, fchoon zij niet verkiesbaar voor de Regeering zijn: ook hebH 4 hen  >V> REIZE door ZWITSERLAND. hen de Ingezetenen der Zeven- en twintig Voogdijen (*) van het oorfpronglijk Regtsgebied , het recht van Remmen bij de verkiezing van eenen nieuwen Amptman of Hoofd der Republiek. De Stad is Verdeeld in vier Kwartieren, ieder van welken een Baanderheer, vijftien leden voor den Raad van zestigen, en agt en twintig voor den grooten Raad verkiesd, die, met de vier en twintig leden van den kleinen, den Raad van tweehonderd uitmaaken, Een Patriciër moet den ouderdom van een en twintig jaaren bereikt hebben, eer hij verkiesbaar voor den grooten Raad is, en van dertig jaaren , eer hijtot lid Van den Raad van zestig kan benoemd worden: ook moet hij dien rang hebben, om in den Raad van vier en twintig te zitten. Echter kunnen Vader en Zoon of twee Broeders niet te gelijk zitten , 't zij als Baanderheer of als lid van den kleinen Raad, De twee Amptmannen zitten voor, bij de twee onderfcheiden Raaden, en op ticezen volgt ia rang de Lieutenant of Stadhouder. Sedert de laatfte eeuw bekleedt het oudfte lid van de vier en twintigen deezen eerpost. Naast deezen, komen die van Treforier , Burgemeester en Commisfaris Generaal. De Baanderheeren volgen op de leden van den kleinen Raad, en zitten voor in den Staatsraad , die uit het lichaam van de zestigen gekozen ■ ■ ' word, n Hubner telt flegts Een! en twintig: nam. 3 binnen- er, «8 buitenlandfche. eiantek. ra» den Vmattla»  BRIEF VII. uit FREIJBURG. mi word. De groote Raad neemt den kleinen nevens dien van zestigen in den eed, en word zelve aldus door den Staats-raad bevestigd. De meeste verkiezingen gefchieden bij het lot, 't geen, zeer eigenaartig blind geheten word: daar de naamen der Candidaten in bosfen befloten zijn, in welken de verkiezers hunne Remmen werpen. De kleine Raad vonnist, ter laatfier inflantie, in alle burgerlijke en lijfRraiTelijke zaaken. Bijaldien echter de beklaagde een burger is van de floofdfiad of van het oude Rechtsgebied, word het vonnis uitgefproken in tegenwoordigheid van den grooten Raad , die de magt aan zich behouden heeft om of de Rraf te verzagten of het misdrijf kwijt te fcheldcn. ■ Verfcheiden mindere Regeerings - collegien zal ik met Rilzwijgen voorbijgaan, als reeds genoeg over dit onderwerp gefchreven hebbende. Het getal der Ingezetenen word gereekend op 7),ooo zielen. De gewapende manfchap beRaat in vier'Compagnien van Burgers, en in Elf Regimenten gewoon Krijgsvolk. Omtrent zes mijlen van Freijburg is eene Kluizenaars woning, welke doorgaans, en met reden, de nieuwsgierigen tot zich lokt. Zij is uit eene rots gehouwen , die over de Sane hangt, en van eene romaneske Wildernis omringd is, 'Er zijn verfcheidene vertrekken in, uit een van welken de eetizaame bewooner een fchoorRccn, door de rots jieen, heeft weeten te flaan —- een ongemeen II 5 vüqcU  I2a REIZE door ZWITSERLAND. moeilijk werk, ter lengte van tachtig voeten. Ook heeft hij met ongelooflijken arbeid en geduld een vlak gemaakt, waar op hij eene genoegzaame hoeveelheid gemeste aarde bragt, om de groenten te kweeken voor zijnen fchraalen disch: terwijl hij aan de zijde van de rots regenbakken had uitgehouwen , om het heldere water, 't geen 'er doorfypeld, te ontvangen: om welk doorfypelen te vermeerderen hij de aders van de rots naagefpoord en verwijderd hadde. Deeze zonderlinge man, wiens naam was joiian de pró, hield hier, geduurende Vijf en twintig jaaren , zijn verblijf, en was bemind en geagt door het gantfche land, bijzonderlijk bij die van den Boerenftand. Op het einde van het jaar 1708, terwijl hij over de rivier naar zijn kluis te rug voer, naa dat hij eenige jonge luiden, die de inwijding van zijn Kapel hadden bijgewoond, overgezet hadde, flipte zijn voet uit, waar door hij in 't water viel en verdronk. 'Tverdon, den 2.1 August. agtervolgden onze reize van Freijburg tot Tverdon, en, hadden , eer wij ter laatstgemelde plaats kwamen, een zeer fchoon gezicht van het Meir van Neufchatel, of gelijk het hier genoemd word, van Tverdon. Vlak daar tegen over ligt het Dorp Granfon, vermaard wegens de overwinning, door  BRIEF VII. uit IJVERDON. 123 door de verbondene Zwitfers, daar bij, op karel den stouten behaald. Deeze landftreek is vol van wijngaarden, welken këurlijken witten wijn, die zeer goed koop is, opleveren. Ik wil juist niet zeggen, dat om deeze reden Tverdon zo druk door de Engelfchen bezogt word, fchoon ik inderdaad niet kan begrijpen , waar om men 'er zoó veel mede op heeft. Althans kan men het niet zoeken in de Franfche taal, die 'er zeer flègt gesproken word. De plaats ligt in een fraaien oord, heeft verfchciden zeer goede huizen, en kan over het geheel een aartig fteedje genoemd worden. Bij de Romeinen droeg zij den naam van Castrum Ebrodunenfe, cn naa hen, is zij vervolgens in het bezit geraakt van de Burgondifche Koningen en der Hertogen van Zoeringen en Savooijen. Onder de Heerfchappij der laatstgemelden bleef zij tot in het jaar 1536, wanneer zij met het land van Vaud veroverd wierd. Geen Stad van de Dertien Kanton heeft van tijd tot tijd zoo veel geleden als Tverdon. In de Vijftiende Eeuw brandde zij bijnaa geheel af, en naauwlijks had zij zich herfteld, of zij onderging eene nieuwe' verwoesting door eene overffrooming van de Thiele , aan welke Rivier de Stad ligt, en waar door verfcheidene huizen, als mede het Raadhuis, weggefpoeld wierden. In den jaare 1475 wierd zij belegerd en ingenomen door'de Zwitlèrs, ingevolge van het verbond tusfchen haaren bezitter, den Hertog van Savooijen, piet sa rel den stouter van Burgóüdien. De  IH REIZE door ZWITSERLAND. De Rampen, door haar, geduurende deezen oorlog geleden , worden afzonderlijk opgeteld bij eene Acte van den eerstgemelden deezer Vorften, gedagtckend 13 Julij i43o, waar in zij gezegd word, herhaalde keeren geplonderd te zijn, door de zoldaatcn van beiden partijen, en eindelijk in de asfche gelegd, door de Zwitfers. De arme Ingezetenen liepen verftrooid op het land om brood te beedelen , tot dat zij bijëen en te rug gebragt wierden door den Hertog van Savooi jen, die, uit medelijden over hunnen toeftand , hun de Stad hielp herbouwen, hen van het ontbrekende verzorgde, en hun veelerleij voorrechten en vrijdommen verleende. Ik gaa met ftilzwijgen voor bij de weinig beduidende openbaare gebouwen, welken wij hier zagen, en zal alleen gewag maaken, van eene Stigting, welke ik geenzins twijffele of zal in 't bij. zonder uwe oplettendheid, als een ijverig Regeerangslid, tot zich .trekken. Ik doele op eene Maatlchappij, uit de voornaamfte Ingezetenen van Tverdon betraande, en opgerigt in den jaare 1760, met oogmerk om de Beedclarij voortekomen, en den arbeid aantcmoedigen. De Leden daar van onderhouden niet flegts , uit jaarlijkfche vrijwillige giften, alle zoodanigen, die door ouderdom of ziekte buil ten ftaat zijn hun kost te winnen, maar voeden ook de Kinderen der noodlijdende Ingezetenen in het een of ander nuttig bedrijf of handwerk op: welk? zoo  BRIEF VII. uit 1JVERD0N. 11$ zoo verftandige als heilzaame liefdaadigheid ten gevolge heeft, dat men geene beedelaars op de draaien van Tverdon ziet. Gefchreven hebbende, dat deeze plaats zoo druk bezogt word door Engelfche Heeren, fchiet mij een geval te binnen, 't geen, over cenige jaaren, een dier Heeren, uit wiens eigen mond ik het zelve verftondt, hier ontmoette. Deeze hadde ettelijke maanden te Tverdon doorgebragt , en doorgaans aan den gemeenen Tafel, in een gemengd gezelfchap van Engelfchen, Franfehen en Zwitfers gegeten. Bij het heen gaan zijne reekening cisfehende, kwam hem dezelve zoo hoog voor, dat hij ze met de prijslijst, die in 't voorhuis hing, ging vergelijken, en bevond, dat de eerlijke man van het huis het middag eten voor de Engelfchen juist eens zoo hoog gefteld hadde als voor andere Vreemdelingen. Het baatte luttel, deezen het oneerlijk» hier van onder het oog te willen brengen: krijgende hij eenvouwdig ten antwoord: „ Tont au con„ traire, Monfieur, je fuis plus que juste, en ce „ que vous, Mesfieurs les Anglois, foyez diz fols „ plus riches que les autres gens, et je ne vous „ demande que le doublé.'''' (*). BRIEF (*) Het tegendeel is waar, mijn Heer! 'ik ben meer dan eerlijk, vermits gij Heeren Engelfelien tienmaal rijker zijt dan antee lieden, en ik ondertusfehen u maar MWd berecken.  126 REIZE door ZWITSERLAND. BRIEF VIII. Laufanne, den 24 Aug. 1787. Den morgen van ons vertrek van Tverdon gingen wij, voor de eerdemaal, federt wij in Zwitferland waren, op een wagen zitten: klimmende de weg, dien wij reden, tot op weinige mijlen van Laufanne. Toen wij den top des bergs bereikt hadden, zagen wij over het Meir van Geneve en de omliggende Landdreek heen, 't welk het fchoonde gezicht is, dat ik weet te befchrijven, of dat de verbeelding kan bevatten. Het gezicht uit deeze Stad is niet minder fraai, fchoon zij iets laager ligt: maar van binnen ziet zij 'er mishagelijk uit: zijnde de huizen liegt gebouwd, en de ftraaten zoo ongelijk, dat men onophoudelijk moet op- en afklimmen. Buiten de Stad is eene openbaare wandelweg, langs een laan, met groote boomen beplant , die van de poort loopt en uitzicht heeft op het Meir, de bergen van Faucignie, het Land van Viud, Berg Jura cn de Alpen van Savooi jen. Wij bedeedden den eerden dag onzer aankomst, aan het leezen van Engelfche Nieuwspapieren , die wij in een geleerd Koffij-huis aantroffen; en ik geloove niet dat 'er ooit twee fchepzete zich meer verheugden , dan wij over deeze ontmoeting. Des and'ren daags  BRIEF VUT. uit LAUSANNE. ia? daags Regen wij af naar het kleine vlek Ouchie, of de Haven van Laufanne, 't welk vlak onder de Stad aan den boord van het Meir ligt. Een boot gehuurd hebbende, lieten wij ons overvaaren naar Miellieire , in het Hertogdom van Chablais, een gedeelte der Staaten van zijne Sardinifche Majefteit: en ach! welk eene fehielijke verwisfeling van overvloed met gebrek, van vrijheid met flavernij en van geluk met elende! nergens kunucn de uitwerkzels van onderlcheidene Regeeringsvormen bij twee Volkeren meer in 't oog loopende zijn, dan aan de wederzijdfche oevers van het Meir. Aan den kant van Zwitferland ontmoet het oog niets of het hart van den Menfchen- vriend verheugt 'er zich over; aan dien van Chablais ziet hij niets, dan 't geen hem weedom veroorzaakt. Hier kan dus de wijsbegeerte de tegen elkander overflaande gevolgen befpiegelen van eene vrije en eigendunkelijke Regeering, en de vrijheid begroeten, als den grootRen zegen, naast de gezondheid, dien de Schepper der Natuur kan verkenen. Hoe meer ik haar zie , hoe meer verliefd ik op haar worde. Miellieire is een Bedelaars - hok, 't geen op een fmalle firook lands ligt ttisfchen het Meir en de rotfen van agteren, die 'er als op fchijnen te leunen en het in 't water te dringen. De Ingezetenen zijn zoo elendig , als de ledigheid, armoede, en het bijgeloof hen kan maaken. Daar zij voornaamlijk hun kost op het Meir moeten zoeken, kan ik niet begrijpen, hoe zij beRaan kunnen in eenen firengen winter, wanneer het water bij aan- hou-  128 REIZE door ZWITSERLAND» houdenheid met ijs bedekt ligt. Men bezoekt door* gaans deeze plaats om Laufanne en den tegen-oever, op het voordeeligfte, te befchouvven: inzonderheid, daar deeze geheele oord zoo fraai is af* gefchilderd door de levendige pen van rousseau in zijne Nouvelle Heloife. Van de rotfen van Miel» lleire fchreef st. prieux dien brief aan zijne j ulia, die zoo algemeen bewonderd is, als eene befchrijving der veelvuldige aandoeningen, die in den boezem van eenen afwezigen minnaar oprijzen , wanneer hij van verre de woonplaats zijner minnaares ziet of meent te zien: en dien rousseau zelve voor het meesterftuk van het geheele werk hieldt. Ik weet niet, hoe gij over deezen Roman denkt; maar ik ben genoeg uit de mode om mij te verbeelden, dat 'er vrij wat op aantemerken valt, en dat de Karakters, die 'er in voorkomen , zeer onnatuurlijk zijn , bijzonderlijk dat van julia, de Heldin van 't Ruk. Met dit alles ben ik zeer ingenomen 'met den ftijl en de taal, welke de beiden eigenfchappen, zoetvloeienheid en nadruk, hoedanigheden die fchaarsch in foortgelijke Franfche Rukken gevonden worden , in zich vereenigen, rousseau heeft, in dit opzigt, meer gedaan, dan marmontel, de la fontaine, of zelfs voltaire in onrijm. Van hier Raken wij op nieuw het water over naar Fevaij, een der vermaakelijkRe Steden van geheel Zwitferland. Dit boven-deel van het Meir is, moet ik bekennen, zoo fchoon als ik ergens iets ge-  BRIEF Vin. uit L AUS ANNE. 119 gezien hebbe op onze reize. p 0 c 0 c ic agt het zelfs fraaier, en noemt het een dier volmaakte gezichten, die niet fchooner kunnen verbeeld worden. Voor mi], ik hang in twijffel, tusfchen deezen oord en de ommeftrceken van Lucerne : zij ftaan beiden gelijk, en ik kan waarlijk niet zeggen, welk van twee ik voor de fraaifte houde. Wij (liepen een nagt, te Vevaij, en keerden, des anderdaags 's morgens, te water, over Ouchie, herwaarts te rug. Deeze Stad is vermaard van wegen de Kerkvergadering, in 1448, aldaar gehouden, toen amaDeus VIII. Hertog van Savooijen, op dien tijd Paus, onder den naam van felix V. het Pausfchap neelerlegde, uit het edelmoedig beginzel, om, daarmede , de fcheuring der Roomfche Kerk te heelen. Bern herifelde, bij de verovering van het land van Vaucl, Laufanne niet alleen in alle haare oude Voorregten , maar voegde 'er verfcheidene nieuwen bij. Zij heeft haar eigen Regeering, beftaande uit een Burgemeester, vijf Baanderheerenj, en drie Raaden, behalven andere onderhoorige Amptenaaren. Aan de Akademie waren, bij haare Stigting in den jaare 1537, niet meer dan twee Hoogleeraaren, een in de Hebreeuwfche en een ander in de Griekfehe taal: thans echter zijn 'er twee Hoogleeraaren in de Godgeleerdheid, nevens andere in de Wijsbegeerte, de Oosterfche en Griekfehe taaien , de fraaie letteren, de Wiskunde en het Burgerlijkè Recht: ook heeft de Regeering van Bern, omtrent ï Veer-  ï3o REIZE door ZWITSERLAND. veertien jaaren geleden, een nieuw Profesforaat in de Geneeskunde ingevoerdt , voor haaren hedendaagfchen Esculaap, den Heer tissot, een man, die , door zijne Schriften, algemeen bekend is. Onder de uitfluitende voorrechten, welken deeze Stad bezit, is 'er een van eenen zeer zonderlingen aart. In zeeker gedeelte van de Stad kunnen de Ingezetenen iemant, tot die Wijk behoorende, in halsflraffelijke zaaken vrijfpreken of verwijzen: bij welke rechtspleging elk afzonderlijk zijn ftem uitbrengt. Hier door is de huur der huizen in die Wijk aanmerkelijk hooger. Laufanne is de begunftigde woonplaats van den vermaarden Heer gibbon (*). Wij verlangden zeer, hem te hebben mogen zien; dan hij was , op dien tijd, naar Engeland gegaan, om de twee laatfte deelen van zijne Gefchiedenis van het verval en den ondergang des Roomfchen Rijks in druk uitte :yven. Op Morgen manken wij een einde aan onzen togt door Zwitferland. Geneve, den 27 August. V an Laufanne vertrokken zijnde, reisden wij over de Steden Mor ges, Rolle en Coj>et, welken zeer ver- C) Sedert, in het begin van dit jaar 1794, in Engeland overkden. Aantik, van den VertaaUr,  BIIIEF Vilt. uit GENEVE: 131 vermaaklijk aan het Meir liggen. De eerstgemeUê drijft eenigen Irandel en heeft een gerijflijken haven i door de Regeering van Bern aangelegd. Gij zult u niet weinig verwonderen, wanneer ik u melde, dat het zoo geroemde land van Vaud mij vrij wat uit de hand viel. Gaarne fha ik toe, dat het een van dé Fraaifle en vrugtbaarfte oorden van Europa is : en zelfs zoo fchoon als eene menigte van Land-hoeven, met Weijlauden en Wijngaarden tüsfchen beiden, het kan niaaken: daar men 'er echter weinig Houtgevvasch vindt , flegts weinige Rivieren , en geen Gebergte, beantwoordde het geenzins aan mijne verwagting. Het kwam mij voor geheel ontbloot te wezen van die afwisfeling van tooneelen, welke Zwitferland het fchilderagtigfte Gewest van Europa maakt. Het kan zijn, dat ik van eenen bijzonderen fmaakben, maar ik hebbe beloofd, om, in zulke' gevallen, voor mij zeiven te denken: cn gij ziet, dat ik woord houde. Öm het gebrekkige, in mijne voorgaande brieven over de Zwitfcrfche Kantons, aantevullcn , zal ik $ met uw verlof, deezen befluiten met cenigc weinige noodigeBijvoegzcls, die ik, in het volgend kort begrip van derzelver algemeene Vereeniging en Bondgenootfchap, zal invlegten. Ik hebbe te voren aangemerkt, dat Uri, Schweitz en Undcnvaldcn, in den jaare 1315, uit vrecze voor de inpalmingen van het huis van Oostenrijk j ih een altoosduurend verbond j van onderlinge verI 2 dédi=  »3* REIZE door ZWITSERLAND. dediging, traden (*). In den jaare 133a voegde Lucerne zich hier bij, tegen den zin der Oostenrijkfche partij , die ten oogmerk hadde, zulks voortekomen en zich van de Stad meester te maaken. In 1351 wierd Zurich, uit foortgelijke beweegredenen (een Eedgefpan van haare gebannen burgers) het Vijfde der verbondene Kantons: en kreeg, uit hoofde van deszelfs aanzienlijker vermogen, en welvaart , rang als eerlte lid van het Eedgenootfchap. In het volgende jaar kwamen 'er Claris en Zug bij, en, in 1353, Bern, fchoon reeds te voren met de drie eerde Woud-kantons vereenigd. Voor dit tijdperk hadden de Kantons reeds een verdedigend verbond met eikanderen aangegaan : de ondervinding echter leert ons , dat de liefde tot vrijheid zoo naauw met de eerzucht verknogt is , dat wij onze vrijheid niet zoo draa verkregen hebben, of wij verlangen naar uitbreiding van ons gebied, fchoon ten koste van onze Nabuuren. Dit was, op dien tijd, het geval, alhoewel met meer fchijn van billijkheid, vermits de Vijanden der Zwitfers de aanvallers waren: dan het gebeurt maar al te dikwijls, dat billijkheid en belang gelijk luidende woorden zijn, bij de volkeren. Thans deedden 'er zich twee omftandigheden op, welken hen bewogen, om eenen meer werkzaamen rol te fpeelen en de wapens aan- vallen- C*) 'Er benond reeds leden 129I eene verbintenis tusfeben deeze drie Kantons, doch zij wierd niet voor 1315, naa derzelver overwinning op de Oostenrijks» te Mvrganen, tot een eeuwigduurend verbond gemaakt.  BRIEF VIII. uit GENEVE. 133 vallen der wijze te gebruiken. Aan den eenen kant hadden zij te ftrijden tegen de gedadige heerschzugt der Hertogen van Oostenrijk , die zoo door heimelijke kuiperijen, als door opentlijk geweld, hen ten eenemaale afhanglijk van zich poogden te maaken; en aan den anderen kant wierden zij aangezet door de Keizers, die, jaloersch over de aangroeijende macht van Oostenrijk, hen, onder beloften van onderftand, tragtten over te haaien, om alle verbonden met den voet te treden. Om aan alle deeze gevaarlijke partijfchappen een einde te maaken , gingen de verbondene Kantons, in den jaare 1370, eene overeenkomst aan; waar bij alles met de Duitfchers op eenen vasten voet gebragt , en de 1100dige voorzorg, omtrent het algemeene welzijn van htt Bondgenootfchap, genomen wierd. Lucerne echter, zich waarfchijhlijk belovende,, dat de nieuwe verbondelingen hunne afzonderlijke gefchillen tot eene gemeene zaak zouden maaken, brak met het huis van Oostenrijk, om zich van zekeren impost of tol te ontheffen, dien deezen te Rothenburg hadden ingevoerd. Hier uit ontdont een algemeene oorlog, die, naa twee vermaarde overwinningen , in de jaaren 1386 en 1388 , te Sempach, in Lucerne, en te Nafels, in Glarts, door de Zwitfers behaald, in eenen voordeeligen vrede eindigde, Dan, vreezende voor de nadeelige gevolgen, die 'er uit een al te hoog denkbeeld van hunne kragten en verbintenisfe mogten ontdaan, maakten zij te Sempach, in 13^3, eene naaI - deret  134 REIZE door ZWITSERLAND. derc overeenkomst, om voor te komen, dat afzonderlijke deelen , of zelfs een geheel lid van het drievouwdig Eedgenootfchap, een oorlog aanging buiten toeflemming en goedvinden van liet geheel. De vermeestering van Turgow, of de landftreek, welke tusfehen het Kanton Zurich en het Meir van Conftanz ligt, in den jaare 1460, gaf aanleiding tot den berugfen oorlog met karel den stoute n, Hertog van Burgondien, die met zijne nederlaagen en dood een einde nam. Deeze twist wierd geflookt -door den fchelmfehen Koning l odewijk XL van Frankrijk, die alleen zijn eigen voordeel zogt in den ondergang van zijnen mededinger karel. Ondertusfchen kan de uitflag van deezen oorlog als het tijdvak befehouwd worden van twee zeer gewigtige omftandigheden in de Zwifferfche Gefcliiedenis: te weten hunne altoos dtiurende verëeniging met Oostenrijk en een verbond met de Kroon van Frankrijk. Deeze voorfpoed nogthans bleef niet geheel van onheil otfverzeld, daar dezelve, onder de veroveraars, eenen geest van trotschheid en losbandigheid invoerde, die ongetwijfeld op eene fcheuring tusfehen hen zou uitgelopen hebben, zoo niet zekere nikolaas de flue, een Kluizenaar, zijn eenzaam verblijf verlaten, en in eene vergadering van Afgevaardigden in Sianz, voorheen de Hoofdplaats van Underwalden, in eene aanfpraak, vol van Patriottifchen Geestdrift, hen zoo volkomen overtuigd hadde van hunne waarc belangen, en van het geVaar, waar aan hun land was. bloodgefteld, dat zij het  BRIEF VIII. uit GENEVE. .135 het onmiddelijk omtrent de volgende punten eens wierden : om eikanderen onderling te befchermen zoo wel tegen allen in- als uilheemsch geweld; om het recht onzijdig onder zich te handhaven, en om de aanwinsten van eenen voordeeligen oorlog onderling te verdeden, naarmaate van het aandeel, 'tgcen elk in manfehap of geld zou leveren. Hier op bekragtigden zij op nieuw hunne oude vereeniginas verbonden, en belloten om die alle vijf jaaren te bezweeren. Omtrent deezen tijd traden Freijburg cn So'eure toe tot het algemeene Eedgenootfchap ; gelijk Bvzel en Schajj'haufen in 1501 deedden; Appenzsel was de laatfte, die in 1513 het getal volmaakte. Terwijl de vier Woudkantons, met de anderen , aan dat gedeelte van Zwitferland, 'twelk naderhand zich bij het Bondgenootfchap voegde, bezig waren met het Oostenrijkfche grondgebied te plukken, namen Bern en Freijburg bezit van het land vanp'aud, Gex en Chablais, welken onder de Heerfchappij der Hertogen van Savooijen behoorden , die, fchoon onmagtig om met geweld te. rug te haaien, 't geen hun ontnomen was, geen afltand van hun recht op deeze Landfchappen deeden, tot dat, door de bemiddeling van Spanje , Frankrijk en de onzijdige Kantons, de op dien tijd regeerende Hertog, onder het te rug krijgen van Gex en Chablais, alle zijne eisfehen op het land van Vaud opgaf, en hetzel1 4 ve  «6- REIZE üoor ZWITSERLAND. Ve voor altoos aan Bern en Freijburg afflondt. Sedert dien tijd zijn de grenzen van Zwitferland nog uitgebreid (*) nog ingekort. 'Er zijn tijden geweest waar in de inwendige rust en eensgezindheid der Kantons geltoord wierd door verfchil in godsdiens, tige begrippen; daar die van Bern en Zurich de partij' der Hervormden trokken, terwijl Uri, Schweitz, Underwalden en Zug zich aan de Roomfche Kerk hielden. Gelukkig nogthans wierden de oorlogen , hier uit ontdaan, naa eenigen tijd met afwisfelend geluk gevoerd te zijn , geëindigd , en het is niet te verwagten , dat zij ooit weêr vernieuwd zuilen worden. De eenige Staats-inrigting welke kan gezegd worden betrekking te hebben tot het Nationaale lichaam der Zwitfers , is de invoering van eene BondgenootfchappelijkeKrijgsmagt, waartoe, in 1688, door de Kantons met derzelver Bondgenooten befloten is Cf;; fchoon enkel bij wege van een verdedigingsplan, in den finaak van onze (Engelfche) landmagt; z,enT CO Het is echter bekend, dat in het jaar I49r, geheel Graauwhunderland, met de daar aai, onderhoorige landltreeken, zich met de ZwuferJClie Kantons verbonden heeft: gelijk ook laater milU ferland, Neufchatd en Gtneye de Bondgenoten dier vercemgde Kantons wierden. Aantek% yan den Vmru:hr% Ct) Dit is nier naauvvkeurig, door onzen reiziger, uitgedrukt. De Zwitferfehe Kantons houden nu en dan buiteiigewooue Landdagen, om over zaken van gemeen belang te raadplegen, waar toe ook zomtijds de Bondgenoten befchrevcn worden. Aanlek. yan den Vertaakr»  BRIEF VIII. uit GENEVE. 13? zendende elke Staat (*) zijn aandeel van manfchappen naar evenredigheid van deszelfs grootte en volk* rijk- (*) Bij het leveren van deeze Manfchappen, word, volgens de •orfprongelijke overeenkomst tusfehen de Kantons en derzelver Eondgenooten, de onderltaande evenredigheid in agt genomen. Getal v. Manfchab. Godsdienst. Regeermgsvurm. 1 Zurich 1400 Hervorm. Aiiftocrat, 2 Bern, 2000 3 Lucerne - - - 1200 Roomsch. 4 Uii - 400 Democrat. 5 Schweitz - - - 600 —— 6 Underwalden - - - 400 —— 7 Zug - - - - - 400 8 Glaris ----- 400 Gemengd. 9 Bazel ----- 400 Hervorm. Ariftocrat. 10 Freijburg - - - - 800 Roomsch. 11 Solcure - - - - 600 . 12 Schafl'haufen - - - 400 Hervorm. 13 Appenzeel - - - 600 Gemengd. Democrat^ Bondgenooten der Kantons. 1 Abdij van St. Gall - 1000 2 De Stad van St. Gall 200 Hervorm. 3 Bicnna - - - - 200 PïOïhiticn aan de Kantons onderhoorig. I Lugano - - - - 400 Roomsch. a Licarno - - -) - 200 3 Mendrifio - - 100 4 Val Magia - - - 100 5 De vrije Ampten - 300 6 Sarguntz - - - - 300 7 Turgovv - - - - 600 Gemengd. 3 Baden 200 Roomsch. 9 Het Rhijnthal - - 200 Gemengd, Geheel 13,400 Man. I 5  135 REIZE door. ZWITSERLAND. rijkheid. Alle de aandeden maaken een geheel uit van 13,400 man; fchoon, in gevallen van nood, het getal, naar evenredigheid aanmerkelijk vermeerderd word (*). De Zwitferfche Handel is van luttel aanbelang. Deszelfs uitvoer beftaat in Linnen , Neteldoek, Huiden, met het geen hunne Melkhuizen opleveren, welken flegts in kleine hutten {Chalets geheten ) beflaan , die op de bergen opgeflagen zijn, waar op het vee, in de zomermaanden, graast. De Zwitferfche Kaas is uitmuntend , en gevolglijk zeer getrokken in de nabuurige landen, voornaamlijk in Frankrijk , al waar zeer veel daar van geheten word. De invoer, hoe zuinig ook anders de Zwitfers zijn, is aanmerkelijk, daar zij gebrek aan Koorn , Ijzer en Zout hebben. Het laatfte Artijkel haaien zij uit Frankrijk, dat, volgens de Traftaaten met hun geflooten, jaarlijks eene zekere hoeveelheid Zout aan Zwitferland aflevert, en wel voor een veel laager prijs, dan deszelfs eigen Ingezetenen het van de Franfche Regeering kunnen bekomen. Met dit alles is het in Zwitferland een duurc waar, vermits het, door 's lands bedienden opgekogt en uitgefleten wordende, een groot deel der openbaare inkomsten moet opleveren. De geheele ontvangst van Bern beloopt omtrent 75,000 Livrcs, (*) In den oorlog van 1712 beliep dit getal op 80,000 man, waar toe Zurich 20,000, Bern 40,000 en de overige Kantons zarncn 2o,oco man leverden. Acr.Hkx van den Venaalet.  BRIEF VIII. uit GENEVE. 139 Livres, en van Zurich een weinig meer dan de helft hier van. Buiten deezen Zout-impost, beftaan de inkomsten uit Belastingen en Tollen op koopgoederen, de Huurpenningen van verpachte landerijen, en de Tienden van de algemeene landproducr.cn (wordende de Geestelijkheid, door de Regeering bezoldigd); waar bij nog gevoegd kan worden, het geld , 't geen verfcheiden Kantons van vreemde Mogcnheden trekken voor het ver* huuren van Krijgsvolk. Wat het laatfte betreft j dit overdoen van Krijgsvolk aan Vreemden, zijn het de Zwitfers niet eens over het voor- of nadeel, daar uit fpruitendc. Die geenen, welken daar tegen zijn, bevveeren, dat de Officieren en Gemeenen van deeze Regimenten de ondeugden der afzonderlijke landen, waar in zij dienen, opdoen, en bij hunne terugkomst in Zwitferland verfpreiden, waar door de zuiverder Zeden van deszelfs Ingezetenen befmet worden. Hier cp word, van den anderen kant, geantwoord, dat, vermits tle inkomsten der Kantons niet toereikende zijn aan de onkosten van het beftier, en het onderhoud eener genoegzaame Lcgermagt voor de nationaale verdediging, het noodig is, bij dit aangenomen fteb» zei hunner Voorouderen te blijven, daar het hun alle de voordeden oplevert van eene ftaande Krijgsmagt , zonder dat het op den beenhouden daar van hun iets kost; zijnde bij de Tractaaten bedongen, dat deeze manfehappen, die tot 50,000 belopen , in gevalle van aanval door een uitheemfchen Vijand, vrijheid zullen hebben, om naar huis te kee-  140 REIZE door ZWITSERLAND. keeren en. zich bij hunne Landgenooten te voegen. Beiden deeze bewijzen laaten zich hoorcn: maar, het beweerde aan weêrskanten toegedaan zijnde, is de vraag: of de goede Zeden van een Volk aan deszelfs Staatkunde behooren opgeofferd te worden? Schoon men hier tegen wederom beweeren kan , dat de waare Staatkunde óhaffeheidehjk is van de goede Zeden , alsmede, dat de Zwitfers niet kunnen bekommerd zijn voor invallen van eene buitenlandfche magt, zoo lang zij begrijpen, dat het doel van Europa in 't algemeen is, om het evenwigt van magt te bewaaren. Deeze balans is zekerlijk hun beste en eenigfte bolwerk: want, fchoon geen zoldaat zijnde, komt het mij echter voori, dat Zwitferland, met al zijn magt, nimmer eenen verweerenden oorlog tegen Frankrijk of den Keizer zou kunnen uithouden. Men onderftclt, dat de Zwitfers, met hunne Bondgenooten , een aantal van twee Milliocnen zielen uitmaaken. Hunne levenswijze is veel eenvouwdiger dan die van hunne Nabuuren, vermits zij meer bepaald worden door hunne Regeeringen: blijvende de wetten tegen de weelde onder hen nog fteeds in kragt, en alle uhfpanningen, gelijk als Ilazardfpelen , Komedies, Operaas, ja zelfs danzen, buiten vastgeftelde tijden, ftrikt verboden-. Daar elk burger een zoldaat is (uitgezonderd de Geestelijkheid) houden zij, alle zondagen, naadevi Kerkdienst, Krijgs-Exercitiën. Zij maaken veel werks van de opvoeding hunner Jeugd, gelijk blijkt aar*  BRIEF VUL uit GENEVE. 14I laan hunne openbaare Kvveckfchoolen en Akademien t waar van de voornaamfte te Bazel en Bern zijn.—Om u een fchets te geven van het nationaal Karakter, zal ik mij bepaalen tot de Democratifche Kantons, overmits, naar mijn inzien, bij deezen , het volk meer van de geaartheid cn zeden der aloude Zwitfers behouden heeft, dan in de overigen. En hier omtrent denke ik zeer gunstig over hen, alleen met uitzondering van die der laagere Klasfen , die andere landen bezogt hebben, of met reizigers te doen hadden; daar de zulken, gelijk in alle andere landen, doorgaans bedrieglijk en inhaalig vallen. Wat echter het gros der Ingezetenen van deeze Kantons betreft, zij fchijncn mij toe, zuinig te zijn, zonder baat- of Schraapzucht; dapper zonder hoogmoed,- en gastvrij zonder gemaaktheid: jegen Vreemdelingen zijn zij beleefd en hoflijk, zonder hen lastig te vallen of eenig flingsk oogmerk te laaten blijken. Zij hebben niet veel op met die onderscheidingen van rang, geboorte en fortuin, welken in andere landen van Europa, en zelfs in de overige Zwitferfche Kantons, zoo gedienstig gevierd worden: daar zij gewoon zijn de waardij van den ftand, naar de verdiensten van den perfoon, aftemeten. Elk een is hier onderrigt nopens de voordeden van zijn eigen vrije Regeering; en, daar hij bewust is in eigen perfoon een zamenftellend deel daar van uittemaken, zo wel uit belang, als uit beginzel, een waar Patriot. Zij zijn zoo zeer aan hun land verkleefd, dat verfcheiden zoldaaten van de Zwitferfche Regimenten, die in  ï4st 'REIZE door ZWITSERLAND. in vreemden dienst zijn, np.a een langduurend afweezen, aan 't kwijnen (laan en ziek worden, uit verlangen om naar huis te keeren. Krijgen zij hier toe geen verlof (gelijk zij echter altijd doen uit hoofde der kwaade gevolgen van eene weigering) dan Telneten zij 'er zeeker het leven bij int daar geen bevordering, nog vermeerdering van inkomen, in ftaat is, hunne kwijning te geneezen. Het eenigst dat hun kan helpen, in dit geval, is naar huis te gaan: en dit is ook altijd een onfeilbaar geneesmid* del voor deeze kwaal, welke men de Zwitferfche Ziekte (*) noemt. In het huisfelijk leven tomen hunne afzonderlijke deugden met hun Volks-karak* ter over een. Jegens hunne ouders zijn zij dank* baar en gehoorzaam: zeer liefhebbende en oplettend omtrent hunne bloedverwanten: Standvastig in vriendfehap; als lieden van aanzien, edelmoedig, en weldaadig als menfehen. O tyen noemt deeze Ziekte, in 't Hoogdmtsch das ticimv/ehii Daar niets meer aanleiding geeft, om aan de plaats, welke wij beminnen, te denken, dan de Müzijk, welke wij 'er hoorden zijn, om die reden, alle Volkliedjes en gemeene Deuntjes van 't land, bij de Zwitferfche Regimenten, in vreemden dienst, teri ftrengiten verbodem  REIZEN door ZAVITSERLAND, ITALIEN, SICILIEN EN DE GRIEKSCHE EIJLANDEN naar KONSTANTINOPOLEN; EN VAN DAAR TE RUG DOOR EEN GEDEELTE VAN GRIEKENLAND, over RAGUSA EN DE DALMATISCHE EIJLANDEN, IN DB JAAREN I7&7» i788 EN 1785. door THOMAS WATK.IIS, A.M. UIT HET ENGELSCH VERTAALD. TWEEDE DEEL. te haarlem, eij F R A N § O I S B O II N, mdccxciv.   INHOUD VAN HET TWEEDE DEEL. BRIEF IX. Gmeys. Encelfche Heeren, over baldadigheid, in hegtenis genomen. Ferhalj. Voortzetting van de Reize naar Italisnï Remellie. Chamberrij. Grenoble. Kort begrip der Gefchiedenis dier Stad. Karthuizer Klooster. De bezetting van Grenoble is het Hof ongenegen. . • • 151adz* I— BRIEF X. Reize tot aan den voet van Berg Cenis. Anecdote wegens een Franfchen Reiziger. Opklimming van den Berg. Heerlijk gezicht op deszelfs top. Aankomst in BaUea. Weg van hanNir.al over de Alpen. Turin. Deszelfs openbaare gebouwen. Inleiding bij den Koning cn de Koninglijke familie, te Montcellier. Gezicht bij Turin. . - • 15—37- BRIEF XI. Algemeen bericht van Savuoijtn en Piedmutu. Landbouw Koophandel. Inkomsten. Regeering. Krijgsmagt Beknopte Historie dier gewesten. . • • 33—59BRIEF XII. De Appenijnen. De Bochetta. Genua. Deszelfs openbaare gebouwen. Karakter der Genueefen. Derzelver Handel. Bank van 5*. Joris. Anecdote wegens twee Venetiaanen. 6o—75. BRIEF XIII. Gemenebest van Genua. Deszelfs grond cn voortbrengzels. Regcering en Gefchiedenis. Eedgefpan van fiesco. Verwaandheid van lodewijk XIV. Korfikardie opltand. 76—91. BRIEF XIV. Vavia. hliUan. Deszelfs gebouwen. Fabrieken. Gefchiedenis. Regeering. Krijgsmagt. Novi. Parmafaanfche Kaas. Piacenza. Oevers van de Trcbio, Parma. Modena. Uolagna. Deszelfs » 3 Be"  INHOUD. Bevolking. Slegte bebouwing der Stad. School der caracci. Verzaamcling van Schilderijen. Bologm is aan den Paus onderworpen. Straf met de Corda. Klugtig Concert. Manier van tijdrekening. ... . o2-_laS. BRIEF XV. La Pietra Mala. Florenzen. Openbaare gebouwen. Beroemde Gaanerij. De Tribune. Venus de Medeci. Kort berigt van Tosiantn, Huis der medici. De Regeerendc Hertog. Opga vc van de voonbrengzels enz van Toskanen» io 't Geen ik deezen toen hoorde beweeren, hield ik voor niet meer, dan voor iets, 't geen hij liefst zoo wenschte. Thans echter befpeurde ik, dat zijn gevoelen op eene naauwkeurige kundfchap gegrond ware nopens de algemeene denkwijze zijner landgenooten. De Frar.fchcu willen vrij zijn: en het is het voorbeeld van Britannien, dat hen zoo Bout gemaakt heeft. De gisting is geweldig; het geroep algemeen, en de klagtennadrukkelijk, Houten beÜisfénd. Ik durve het wel waagen om Heilig te beweeren, dat lodewijk XVI. alles zal moeten toegeven, 't geen men dienftig zal oordeelen, te vraagen : immers hoe kan eene Regeering , welke alleen doe* militaire magt tot hier toe is fiaaude gebleven, wanneer de zoldaat zich met den burger vereenigd , om zekere voorrechten interoepen, daar aan weigeren gehoor te verkenen V De Koning moet wel eene vergadering der Staaten beleggen, en zijn macht zal voor de haare moeten zwigten. Dit alles is het gevolg van hunne ondcrfteuning der Amerikaaneh: want niet alleen hebben de Officieren, die men gezonden hadde, om hen bijteftaan, de vlam van vrijheid opgevat, en zich zeiven natuurlijker wijze gevraagt, waarom zij haar derf- (*) Deeze is een van die Brieven, die niet door den drnk ges meen gemaakt zijn.  ï4 REIZE door ITALIËN. derfden ; maar de Natie is daar door zoo diep in fehulden verzonken, dat de Koning tot het wanhoopig hulpmiddel toevlugt moest nemen, om eene Nationaale vergadering bijeenteroepen, welke ik mij verzekerd houdc, dat zijn gezach in een fchaduuw zal doen veranderen. Wanneer een Volk op die wijze bij een is , om naar de misbruiken der Regeering onderzoek te doen , dan is het gevolg, maak 'er Haat op, Vrijheid. Maar laat ons wag. ten en zien, wat 'er gebeurt (*). (*) De uitkomst heeft niet alleen deeze voorfpellincen van den ■Schrijver ten volle bevvaarheidt, maar zelfs gebeurteuisfen aan *t licht gebragt, die ongetvvijffeld verre boven zijne gisting zijn gelopen. Aantik, van Un Fertnalir, BRIEF  BRIEF X. Turin. INfan dat wij een paar dagen , op eene alleraangcwaamftc wijze, tc Grenoble doorgebragt hadden, vertrokken wij van daar den I4den, en, een gedeelte van den weg, langs welken wij gekomen waren , terugtrekkende , bereikten wij 's avonds Montmillian, eene Stad onmiddelijk aan den voet der Alpen gelegen, en aan den ingang van een van derzelver diepe en enge Valleijen , die door de rivier de Ifere befpoeld worden. Veel goeds kan ik van de plaats niet zeggen, als betraande uit armhartige hutjes, die voor het meerendeel enkele puinhoopen zijn. Boven de Stad ziet men de vermolmde overblijfzels van eene Citadel, die voorheen diende om deezen toegang naar Italien te bcwaaken. De grond derValleij is vet, maaronbebouwd. Maakten de Ingezetenen flegts half zoo veel werk van den Wijn-bouw, als de boeren van Burgonjc, ik maak ftaat, dat zij uitmuntenden wijn zouden persfen, daar beiden grond en climaat hier voor zoo gunstig is. Doch hier is geen prikkel voor vlijt of verbetering; al de winst van des landmaus arbeid word bijkans geheel verzwolgen door tienden en belastingen; en is hij gelukkig genoeg van efin klein aantal kinderen te hebben, 't geen overal  MS REIZE door ITALIËN, al, bêhalven in Savooijen, voor een zegen gehouden word, hij vindt zich genoodzaakt, zelfs door ouderlijke liefde, om ze, noch jong zijnde, uk het huis te liooten , om in andere landen, door gering dienstwerk, dat onderhoud te zoeken, 'tgeen hun in hun eigen geweigerd word. Van hier dat Schoor ft eenveger en Savooi]■aar-d, in Frankrijk, woor. den van gelijke betekenis zijn, zoo als ook Zwitfcr en Kruijcr, om dezelfde reden. Wij achtervolgden, deinsden, onzen weg, langs deeze kronkelende Vallei], en kwamen in de holle gewesten der Alpen. Ik denk, dat derzelver bewooners 'er noch even zoo uitzien, als zij deeden ten tijde der Romeinen, bijzonderlijk wat betreft hun lang cn ruig wollig hair, 't geen hun een wild voorkomen geeft, fchoon hunne zeden zagtenceuvouwdig zijn. Wij vonden de wegen ongelijk beter, dan wij gewagt hadden; maar de bruggen waren zeer gevaarlijk voor een rijtuig; gelijk gij wel zult befpeuren, wanneer ik u zegge, dat zij enkel beltaan uit twee Dennebomen, die van den eenen tot den anderen oever reiken, en waar over, in het dwars , deeze en geene losfe frnalle planken bggen. Het gebeurt niet zelden, dat veelen v.ni deeze bruggen weggefpoeld zijn, cn dat de reizigers zes of acht dagen worden opgehouden in die ellendige-dorpen, al waar ik gelove, dat zij zelden zulk eene gelukkige ontmoeting hebben, als der familie van Fonrofe te beurt viel gif hebt immers Marmontei.'s ffqfafa ra:i dc Alpen gelezen.  BRIEF X. uit TURIN. ï? lezen V Naa eenen verdrietigen togt, kwamen wij te St. Jèati de Mauriennt; welke plaats, fchoon de ftoel van een Prins Bifchop, en door een Bevelhebber belluurd, gelijk alle de Savooijfche Steden, zoo kladdig cn beedelachtig is, als men zich verbeelden kan. Hier ontmoetten wij een Franschman, die, van Turin weder naar zijn land kcerende, ons, zoo als wij aan de deur van de herberg ftonden, aanfprak, en ons verlof vroeg, om ons eenigc onderrigting temogen geven, hoe wij ons, in Italien komende, moesten gedragen; „Schoonde >, beste raad, dien ik u geven kan, mijne Heeren ! '* (voegde hij 'er bij) „ is , dat gij 'er geheel niet komt: „ want het is een land van Beedelaaren, Zakkerol„ ders en Moordenaaren. Ik hebbe 'er twee jaaren „ mij opgehouden, en geloof, dat ik, in dien tijd, ten minsten veertig perfooncn gezien hebbe, die y, op flraat vermoord lagen: maar> God dank, dat „ ik van deeze fielten ontflagen ben, en nu weer „ naar Frankrijk keere, het beste land van de wae„ reld." Ongelukkig was onze Vetturino, de kleine bouchon, die een Turiner van geboorte is, tegenwoordig bij deeze Lofreden op zijne landslieden. Ik kon zien, dat zijn gelaad, onder de ver» telling, begon te veranderen , en dat de gramfchap uit zijn oogen fchitterde. Hij wederhield zich echter, met moeite, tot dat de Franschman uitgepraat hadde: wanneer hij, een weinig vooruittredende, onzen raadsman, juist wel geene hoflijke fchirop. fchoot toediuiwde, maar hem regelrcgt deedt liegen i »er bijvoegende, zoo als hij zich met een fmaadelijB ken  i8 REIZE door ITALIEN. ken lach omkeerde, „ die knaap is zeker de een of „ andere franfche Dief, die van de Galieij is weg„ gelopen." Dit zeggen, kunt gij denken, bleef niet onbeantvvoordt: waarop het fcheklen over en weder zoo hoog liep, dat bouchon, vergetende wat allereerst den Italiaanen te last gelegd was, een lang brood-mes uit zijn zak haalde; en thans zouden 'cr bloedige gevolgen van gekomen zijn, zoo niet Monfieur het haazenpad gekozen hadde met eene fchielijkheid, welke de vrees alleen in Haat is voorttebrengen. Ik onderlid , dat hij in allerijl naar zijn land gevloden is, want wij vroegen verfcheiden maaien naar hem, doch hij was in de herberg niet te vinden; fchoon hij'er, bij zijne aankomst, een klein avondmaal a la franfoife bfifteld hadde. Daar mij deeze geiiartheid van onzen postknegt maar geheel niet aanftondt, vroeg ik hem, hoe hij tot zulk een laag gedrag hadde kunnen komen. „ Och, mijn „ Heer!" zeide hij, „ ik meende hem alleen flegts „ wat fchrik aantejaagen: met dit alles is hij maar „ een Franschman, en wat ligt 'er aangelegen, een „ Franschman om hals te brengen ?" Den volgenden dag bereikten wij Lanneburg , hebbende verfcheidene plekken op den weg ontmoet, die ons ongemeen bevielen , en alwaar men zeer vermakelijke woonplaatfen zou kunnen aanleggen; bij aldien men daar van niet afgefchrikt wierd, door het denkbeeld van aan alle kanten in deezen Alpifchen kerker opgefloten te zijn. Wij gingen ook voorbij eenige rijke zilver- en ijzermijnen, die over ruim twintig jaaren door eenige Spanjaarden ontdekt zijn: doch die meest allen  BRIEF X. uit TURIN. 19 allen geheel verwaarloosd liggen, bij gebrek aan moed in de Eigenaars, om iets te ondernemen. Trouwens hoe kan men eenige onderneming in Savooijen wagten, alwaar de Vorst een onbepaald gebied voert, en waar de handel als een fchande voor den adel befchouvvd word.? Lanneburg is gelegen onder aan den berg Cents, — een hooge Alp, waar aan de Valleij fluit, en die Savooijen van Piedmont affcheidt. Den volgenden morgen vroeg, namen onze leidsmannen het rijtuig uit elkander, liggende de raderen en verdere losfe Rukken op den rug van eenige fchoone muilezels, terwijl zij den bak tusfehen twee van deeze dieren vast hingen; gaande, op die wijze, een paar uuren, voor ons uit. AVij hadden elk een muilezel, [maar befloten hebbende om den geheelen weg te voet afteleggen , gaven wij onze beesten aan de voerlieden, en volgden hen te voet. Gemeenlijk worden de reizigers over gevoerd in een Roel, enigermaate naaf een Rosbaar gelijkende, maar veel ligter, gelijk gij kunt denken, uit hoofde van zulk een togt, en overdekt met geölijd vel: anders is 'er ook, des winters, bij het afdaalen naar Lanneburg, op den top des bergs eene foort van flede bij de hand, waar mede de gidfen de reizigers met eene ongelooflijke fnelheid naar beneden brengen. Deeze gevaartens glijden, op ijzers, langs de bevrozen kanten des bergs naar beneden, en kunnen, zoo als men wil, ftil gehouden en beftierd worden. Zoo vermaakelijk is deeze fnelle af'togt, dat verfeheiden Engelfche heeren, naar B a me»  ao REIZE door. ITALIEN. men mij verhaalt heeft, de moeite hebben genomen om den berg Cents andermaal opteklimmen, ten einde 'er zich nog eens van af te laaten glijden. Wij hadden bijkans anderhalf uur werk om den top te bereiken, overmits wij het pad volgden, 't geen in eene kronkelende richting gemaakt is, om het opklimmen gemakkelijker te maaken. Hier een poos gezeten hebbende , om eenige ververfching te nemen, zetteden wij onze reize te voet voort, over een breede vlakte, welke eene langwerpig ronde gedaante , tusfehen twee reijen van bergen, vormt; en kwamen, iets verder dan halverwege zijnde, aan twee of drie huizen , welken den naam van het Gasthuis draagen, gebouwd om 'er de arme beedevaartgangers in te herbergen , die over de Alpen reizen, om St. Pieters teen te kusfehen, of Ave maria's optezeggen bij onze lieve vrouw van Loretto. Tegen over deeze plek ligt een meir van ongeveer twee en halve mijl omvangs, 't welk de fmaakelijklte Vorens opleverdt, die ik ooit proefde: die van onze geroemde Usk (*) haaien 'er zoo weinig bij in linaak, dat ik ze 'er niet eens bij wil vergelijken, e o ltchon, die niets onbeproefd gelaten hadde, om zijn gedrag te St. Jean de Maurienne uittewisfehen, pochte 'er op, dat hij de man was, die ons deeze lekkerneij hadde bezorgd: en inderdaad, hij had daar mede bij mij zoo veel verdiensten ingelegd , dat, ware ik een Roomsch Priester geweest, ik hem on- mid- (*) Eene rivier in het Ennelfche Graaffchap Monmutti. Aaniek. van den Vertaakr.  BRIEF X. uit TURIN. si middclijk de abfolutie zou gegeven hebben. Want, zoo als wij in het Gasthuis kwamen, wierden zij uit het meir gehaald, gebakken, en opgedischt ineen fchoonen aarden fchotel, en pocock, die, indien mogelijk , nog meer in zijn fchik was, dan ik, verklaarde, nooit iets lekkerder geproefd te hebben. Doch zij moeten op de plaats gegeeten worden, of anders verliezen zij veel van den fmaak, gelijk wij noch dien eigen dag ondervonden : want ettelijke fluks medegenomen hebbende, naar de plaats, alwaar wij het middagmaal hielden, fcheenen zij een geheel andere foort van Vorens te wezen. Een wijl tijds in het Gasthuis vertoefd hebbende, begaven wij ons wederom op weg, en kregen, op den overhangenden kruin van den heuvel, ha Groot Kruis geheten , Italien voor het eerst in het gezicht. Van deeze plaats is de afdaling, tot in het dal van St. A7kolaas, zo hollebollig, dat ik ze, bij een zeker fchrijver, ongemeen wel hebbe vergeleken gevonden bij een afgebroken wenteltrap. Om laag gekomen zijnde, togen wij door een kleine beek, en traden op Piedmonteesch grondgebied, 't geen wij weldra gewaar wierden aan de verandering van taal. Het middagmaal te Novalefé genomen hebbende, klommen wij op het rijtuig, dat weder in eikanderen gezet was, en kwamen, omtrent zons-ondergang, te St. Ambrofe. Sedert ons vertrek van Montmellian, hebbe ik mij voornaamlijk beziggehouden, met te beproeven , of ik den weg van hannibal, over de Alpen» niet B 3 niet  fii REIZE door ITALIEN. met eenige meerdere zeekerheid konde bepaalen. Het verhaal van deezen vermaarden togt, in de Gefchiedboeken, houdt in, dat hij van Karthagena, in Spanjen, aan het hoofd van 100,000 man en 4oOhjphanten, zich op weg begaf; over de oostpunt van het Pijreneesch gebergte heen, en dat gedeelte van Gallien doortrok, 't welk zich van dat gebergte naar,de oevers van de Rhone uitfti ekt; digt bij Pont St. Efprit zijn leger over die rivier deedt voeren , en aldaar da Gaulen, die hem het landen tragtten te beletten, op de vlugt joeg. Hier vernemende, dat de Conful PcriJLicus cornelius scipio te Marfeilles. was, vreesde hij, dat deeze hem op zijnen marsch zoude onderfcheppen, en door een veldOag het getal zijner manfchap verzwakken. Hij voerde dus zijn leger langs de Rhone noordwaarts op, tot dat hij aan de plaats kwam, alwaar de Ifere haar met deeze rivier vereenigt. Van hier trok hij ter zijde doorliet land der Allohrogen, of het hedendaagsch Dauphinê, cn kwam aan den voet der Alpen. Derzelver diepe Valleijen ingetreden zijnde, hadde hij niet alleen te worstelen met de moeijlijkhcden van den weg, maar ook met de aanvallen van het fiere en woeste volk, 't welk deeze tot dien tijd onbetreden gewesten (want aan den fabelachtigen togt van hercules zullen tog flegts weinigen geloof liaan ) bewoonde. Hij overkwam echter alle deeze zwaarigheden, en bereikte, in negen dagen tijds, den top van het gebergte. Dan thans deeden zich nog grooter belemmeringen voor het afdalen bij hem op: fchoon zijn Vernuft cu geduld ook over deezen zegevierde, zo dat  BRIEF X. uit TURIN. 23 dat hij zijn leger, alhoewel tot op een vijfde deel van deszelfs aantal bij den aftogt gefmolten, in Piedtnont, of dat gedeelte van Italien, bragt, 't welk door de Po befpoeld word, en den veldtogt opende met het beleg voor Turin te flaan. Deeze zijn de voornaamfte omftandigheden, welken poljjbius, de vriend en medgezel van scipio den afuicaan, den jongeren, deswegens verhaalt. Hij hadde met Officiers verkeerd, die tegen iiannibal gediend hadden, en, in eigen perfoon, zich op weg begeven om diens marsch natefpooren. Ik wil echter, inct livius, liever onderlïellcn, dat zijne overtogt meer zuidwaarts geweest is: — namelijk bij Briangon tot Fene/ïrelks, alwaar hij in Italiën afdaalde. De redenen, welken ik hebbe voor dit mijn gevoelen, zijn deezen : vooreerst, om dat , bij aldien de opmerkelijke bijzonderheid , bij livius vermeld (*), geloof verdiene, dat hij, den verflaauwden moed zijner manfchappen wist te verlevendigen, door hun, van de Alpen, de vrugtbaare vlakte van Italien te toonen , 'er flegts dcne plek op deeze gebergten gevonden word, van welke Piedmont enz. door één geheel leger kan befchouwd worden , te weten, die, welke digt bij den top vau Fe neftrelles ligt: als mede, bij aldien hij over de Durance getrokken is, gelijk het algemeen gevoelen mede brengt, hij, in dat geval, bij het uitkomen uit den mond van de Ifere, deezen weg moet hebben ingeflagen: immers, ware hij over Grenoble en den berg (*) Lik 21. cap. 35* B4  £4 REIZE doop ITALIEN. berg Cenis gegaan , dan moest bij den mond dier rivier op eenen aanmerkelijken afftaud, ter rechterzijde, hebben laaten liggen; gelijk gij zien zuh, bij de befcbouwing van eene kaart deezes lands. Wat het verteizel betreft, aangaande zijn klooven eener fteile rots, door middel van vuur en azijn, dit verdient zeker geene de minste oplettendheid, als niet vermeld ftaande bij polieius, en waarlijk niet verdienende eene plaats te bekleedcn in de Dienden (*) van livius. 'Er is 'er, die onderltellen, dat hij bij den grooten St. Bemard, of Alpes Pennina: (f), dus geheten naar de Carthagenienfers oiPceni, overgetrokken zou zijn; maar dit gevoelen word, door den laatstgemelden Gefchiedfchrijver, volkomen weder.iegd. Ook zou die overtogt, niet alleen toen, maar ook nog heden , volftrekt ondoenlijk geweest zijn voor zulke omfiagtige dieren, als de Olijphanten zijn; gelijk hij wijders , in dat geval, in plaats van ovevTurin mar Rome te gaan, deeze eerde Stad, ter rechter hand, op eenigen afdand zou hebben moeten laaten liggen. Dit gevoelen is derhalven, aller- blijkbaarst, verkeerd Ziedaar, waarddelleer! wat ik heb kunnen bijeen verzaamelen nopens den beruchten togt van hannibal over het Alpjesch gebergte : ik hoop, dat het leezen daarvan , u eenig gering genoegen zal verfchalfen. Wij livius heeft zijne Historiën in tien Rukken verdeeld-. CD Ponninus is een woord van Celtyfche afkomst; betekendehoog, verheven. Pen betekend, in deWallifcae taal, een hoofd.  BRIEF X. uit TURIN. 25 Wij vertrokken, in den vroegen morgcnllond, van St.Ambrofe, en kwamen, naa eeuij,e mijlen gevorderd te zijn , aan eenen weg, die bijnaa altijd lijnregt op Turin aanloopt, en een van de fchqonfte belommerde toegangen of laanen, opieverd, welken men zich verbeelden kan, ongelijk fraaier, dan alles , wat van dien aart, in Vlaanderen en Brabaud, gevonden wordt. Het land, aan weerskanten van natuure vruchtbaar zijnde , en het voordeel hebbende , gelijk ik uit deszelfs laagc ligging moet opmaaken, van nu en dan onder water te geraaken, is tot weijden of grasvelden aangelegd; de wijngaardranken loopen van den een aan den anderen boom, gelijk men dit in Span jen ziet, en oudtijds in Italien gewoon was, ulmis adjungere vites (*). Zoo als wij deezen bekoorlijken oord bereikt hadden, begaapte ik ieder voorwerp met een gretig oog: en inderdaad, hoe konde ik anders doen, als bijkans van mijne kindsheid af geleerd hebbende, hetzelve te bewonderen. Immers wie kan de romcinfche fchrijvers leezen, zonder ten fterkften met Italien vooringenomen te worden ? Wie, die een vriend is van vaderlandsliefde, van grootmoedigheid, van wetenfchap, zou niet verrukt worden op het gezicht van het land, 't welk eene natie, zoo zeer uitmuntend in deeze hoedanigheden, heeft voortgebragt? Elkeftap, dien wij doen, is op eenen klasüeken grond; en hoe verder wij komen , hoe meer zich de voorwerpen van onzen eerbied en ons genoegen vermenigvuldigen. Het (ƒ'; Den Wifofiik aan den Olm te binden. B 5  26 REIZE door ITALIEN. Het is niet enkel het Bitterlijk gelaad des aardrijks , 'i geen een land voor de liefhebberen der Oudheid van belang maakt, maar het Volk, 't welk daarvan bezitter was, of de reeks van Schrijvers, die ons het zelve befchreven hebben; want, gij moogt mij gelooven , dat ik liever eene maand doorbragt in een hut, op de kaale vlakte, alwaar weleer Troijen ftondt, dan op den duur zou woonen in het fchilderachtigst gedeelte van Zwitferland, of de watervallen van de Niegajïi befchouwen. Turin, den 24 Sept. 1787. D eeze heerlijke Stad, welke aan den noordlijken oever van de Rivier de Po ligt, is misfchien , alles bij een genomen, van alle Steden in Europa, het fraaist bebouwd, het best vetfterkt en het rcgeimaatigst aangelegd. Zij is van eene langwerpig ronde gedaante, deStraaten zijn breed, en loopen lijnregt van iict eene einde naar het andere. De heldere ftroom Dora (*) loopt 'er midden door, langs kleine gedolven grachten, die altijd fchoon gehouden worden, en den Inwooneren vau zeer goed water voorzien. Daar ik nooit eene befchrijving van Turin gelezen hadde, vondt ik mij, bij onze aankomst aldaar , O Dee.-e kleine rivier valt omtrent 800 febreden van de Stad in de Po. Atvitck. ran dm Vertaakr.  BRIEF X. uit TURIN. 27 daar, op eene aangenaame wijze verrascht. De voorgevels der huizen zijn, in alle flraaten , aan eikanderen gelijk, en , tut de hoogte van drie verdiepingen, van gehouwen fteenen opgetrokken. De laatst overleden Koning, die met 'er daad, gelijk Koningen behooren te wezen, de Vader van zijn Volk was, is het eerst begonnen met deeze verbeteringen te maaken , en mogt, uit dien hoofde, de tweede grondlegger van de Stad geheten worden: want zoo groot is de verandering, welke zij hier mede onderging , dat het niet moegelijk zou wezen voor ietnant, die haar te vooren zag, eer het nieuwe plan nog ter uitvoer gebragt was, haar tegenwoordig te kennen. Evenwel, hoedanig een bij uitftek grootsch en treffend voorkomen ook het geheel hebbe , word het oog, dat op verfcheidenheid en afwisfeling gefield is, weldra'vermoeid door de eenzelvigheid: en dit is het geval van ontelbaarc voorwerpen, wier fchoonheden verdwijnen, zoo draa 'er het nieuwtje af is. Eer ik iets verder van Turin gewaag, zult gij mij vergunnen aantemerken , dat ik geenzins ten oogmerk hebbe, om u eene regelmaatige en naauwkeurige befchrijviug te geven van de openbaare gebouwen ; overmits ik, uw' fmaak uit den mijnen beöordeclende, mij verzekerd houde, dat deeze u meer verveelen dan vermaaken zoude. Alles wat ik begrijp van eenig belang te zijn, kunt gij ftaat maaken, dat ik niet zal ingebreke blijven, te melden: maar wat betreft den inhoud van een kolom of het fnijwerk van een Architraaf, zulk flag van dingen, zal ik verzoeken , met flüzwijgen te moogen voorbijgaan. Daar de  23 REIZE door. ITALIEN. de (matige vertooning van het koninglijk paleis, het zelve doet voorkomen als de Grootvader van de Stad, Raat dit logge en kwalijk afgemeten gevaarteals een memento (gedenkRuk) der ruuwe en barbaarfche eeuwen van Italien. Het zelve beflaat.de eene zijde vaneen vierkant plein, de Piazza Castello (Hofplaats) geheten, en achter hetzelve zijn tuinen, die, in evenwijdige en langwerpige vierkanten en driehoeken gefneden of afgeperkt zijnde, in geenen deelc in den Engelfchen fmaak zijn aangelegd. Doch het binnenfle van dit Paleis is des te beter. Het bevat een prachtige rei van kamers, zeer rijk gemeubileerd, en behangen met eene fraaie verzaameling van Schilderijen , uit de Italiaaufche en Vlaamfche fchoolen. Van de laatRen, is, naar mijne gedagten, een Ruk van gerard douw, verbeeldende eene waterzugtige Vrouw, met haar Geneesheer, haar Dogter en Kamenier bij zich, één van de alleruitvoerigRe Schilderijen, welken ik ooit zag, en misfchien al te volmaakt. Het word gehouden voor het kostbaarRe Ruk der geheele verzaameling, en is zorgvuldig opgefloten in een klein kabinetje, of kast, zoo ik geloove, van Ebbenhout. Wij hadden hier eene zeer goede gelegenheid, om de manier en het koloriet te beRuderen der verfchillende meesters, wier Rukken hier te zien waren; maar tot deeze wetenfchap word meer tijds en fijner oordeel vereischt. Wij zullen echter tijds genoeg hebben , om hier in eenige vordering te maaken , eer wij Italien verlaaten. Op  BRIEF X. uit TURIN. 29 Op den eigen dag, bezagen wij de Citadel, die, bij de krijgskundigen, voor de eerfte in rang gehouden word, onder deeze foort van fterktens: daar ik echter niet kan oordeelen over conterfcarps, glacisfen , bedekte wegen , gordijnen of bastions, kunt gij verzekerd wezen, dat ik geene befchrijving van deeze fierkte zal onderncemen, maar mij te vreden houden, met enkel te melden dat zij eene uitmuntende en geduchte vertooning maakt. De grondllagen daarvan wierden gelegd, in den jaare 1564 , door emmanuel philibert, Hertog van Savooijen ; maar, daar men, in dien vroegen tijd , zich nog weinig verftondt op het maaken van Vestingen, moet de Citadel eene geheel nieuwe gedaante, federt, hebben aangenomen, om tot haaren tegenwoordigen (laat gekomen te zijn. De groote Schouwburg, of gelijk die hier genoemd word, // Teatro reggio, is een veel fraaier gebouw, dan wij in Londen hebben, zijnde naar een geheel ander en ongelijk beter plaan gebouwd, dan dat van ons Opera huis. Het zelve is hoog genoeg, om zes reijen van Logies te kunnen bevatten, die geheel rondom het huis of de Schouwplaats loopen; zijnde 'er geene gaanereijen, om de muzijk te belemmeren en te dooden. De diepte van het Toneel alleen is , naar men mij onderrigt heeft, van 126 voeten en de wijdte van 96, — eene bijstere ruimte voor Toneeloetfeningen. Daar men, op deezen Schouwburg, alleen geduurende het Karneval, fpeeldt, zagen wij het gebouw bij het dag-licht, en dus niet ten mees- ten  3» REIZE door ITALIEN. ten voordeele van het zelve. Het eenigfte Toneel, 't welk thans open ftaat, is dat van Carignano , alvvaaf wij een keurige comifche Opera zagen vertoonen, een divertisfemt, tusfehen beiden , waar op ik verwagt, niet weinig te zullen verlekkerd raaken, wanneer ik het Italiaansch wat beter zal verikan. Het voorkomen van de toekijkers beandwoordde niet zeer aan onze verwagting; maar ik vindt de Logies zelden vol , uitgenomen op den eerden en tweeden avond der vertooning, wanneer het toneel geïllumineerd is, en met de gehoorplaats eene zeer fehitterende vertooning maakt. Wanneer ik eenige begunftigde aria's uitzondere, word 'er geheel geen acht op de Opera geflagen, door de aanfehouwers in de Logies, die zich , intusfehen, of met het kaartfpel bezig houden, of met eikanderen praaten. Met een woord , men fchijnt 'er alleen te komen om , in het openbaar, bezoeken te ontfangen en afteleggen , uitgezonderd bij de eerfte en tweede vertooning van een fl.uk, wanneer het geheele huis in diepe flilte is. Ondertusfchcn is deeze doorgaande onoplettendheid zeer natuurlijk, wanneer men in aanmerking neemt, dat een en dezelfde Opera gedurende eene maand óf zes wecken, onafgebroken naa elkander, gefpeeld word. Onder de afzonderlijke paleizen, welken wij zagen, Cvvant gij moet weeten, dat elk aanzienlijk man's huis, in Italien,. een paleis genoemd word) munt dat van derfMarquis del borgo het meeste uit, en nimmer zag ik iets zo ongemeen prachtig en heerlijk.  BRIEF X. uit TURIN. 31 lijk. De meubelen zijn van de rijkfte ftoiTen, die met mogelijkheid kunnen geleverd worden, en de zoldering verlierd met kroon en , feftonnen , en allerlei Brik- en koordvverk, in den eerlten (maak, alles met echt goud geëmaileerd. Ik verzekere u, dat de vertrekken van het koninglijk paleis flegts prullevverk zijn, in vergelijking met deezen. Dan noch veel meer behaagde ons het kabinet van antieke Gemmen, toebehoorende aan den Commandant del gialouse. Deeze heer, van wiens wellevendheid met geene mogelijkheid te veel kan gezegd worden, fcheen zich gelukkig te achten, in de gelegenheid te hebben om ons derzelver uitmuntende fchoonheden aantewijzen : en ik moet in waarheid betuigen, het aan hem te danken te hebben , dat ik kenni3 gekreegen hebbe aan een vermaak, waar van ik te voren geen denkbeeld hadde. Wij dagten, alhier prachtige kerken te zullen vinden, maar zijn hier omtrent niet weinig te loorge1 leid. Wij bezogten echter die van Superga, op een hoogen berg, omtrent vier mijlen van Turin, gelegen. Niet dan met moeite den top beklommen hebbende, overmits de opgang zeer fteil ëto* hollebollig is, kwamen wij des te fchielijker in de Kerk, die zich als een fraaie portico opdoet, boven welke een dome of koepel uitkomt, yin aan weerskanten van denzelven een Kerktoren. Van binnen heeft het gebouw eene ronde gedaante^ jen beantwoordt het, in alle opzichten, aan deszelfs ultterli^ve fchoonheid. Wij verwonderden ons het meeste over deszelfs  ga REIZE üoor ITALIEN. zelfs marmeren pilaarenj die grijs-blaauw gekokurd en keurig gepolijst zijn: alleen kwamen zij mij wat te laag voor. Onder 'deeze Kerk is de koninglijke Grafkelder, die deszelfs luister, hoe treilende ook, in geenen deele van het ftaatig gebruik, waartoe hij dient, behoefde te ontleenen: daar zoo wel het een als het andere hier zaamen loopt om eene ontzach verwekkende grootfche vertooning te maaken. In het midden van denzelven ftaat de dood-kist van den laatst overleden Koning, wiens overblijf» zeis daar in bewaard blijven, tot dat zij door die van den tegenwoordigen zullen vervangen worden, wanneer dezelven in eene tombe, die daar voor in gereedheid ftaat, zullen verlegd worden. Deeze tombe, met alle de overigen der overledenen van de koninglijke familie, zijn in de muuren van den Grafkelder gewerkt. Supergo, nogthans beviel ons moch minder, dan het heerlijk, mtgeftrekt en afwisfelend uitzicht, 'twelk de plaatsopleverdt: met een onbefchrijflijk vermaak zagen wij hier te rug, op de Alpen, die hooge en uitgeftrekte voormuuren, welken Italien van de meer noordlijke Europeefche gewesten affchciden, cn met hetlaud, ook de Luchtflreeken verdeden. Beneden ons lag Turin, en, ten oosten, weidde ons oog, tot aan Milaan, over de vlakke velden van Lombardijen: door welken de vrugtbaarmakende Po, in zijnen verren loop, zich kronkeldt, tot dat hij, niet een geweldiger ftroom in de Adriatifche golf valt. Gelijk 'er virgiliüs dus van zingt: Bt  BRIEF X. uit TURIN. 33 Et geinina auratus taurino corima vultu Eridanus: quo non alius per pinguia culta, In mare purpureimi violentior influit amnes O» Geduurende het beleg van Turin, in den jaare 1706,klom viCTon amad/eus op deezen heuvel, om de ligging van den Vijand te befpieden, en deedt, bij die gelegenheid , eene gelofte, om 'er een kerk op te bouwen, indien de onderneming op de Stad mogte mislukken. Uit hoofde dus van de zegepraal, door Prins euoenius bevogten, en den gantfchen nederlaag van het Franfche leger, liet hy, negen jaaren daar na, de kerk Supergo. bouwen. De kosten hier van moeten niet weinig vergroot zijn geworden, wegens de moeilijkheid om de bouwftoffen op eene plaats te voeren, welker toegang, fchoon merkelijk verbeterd fints dien tijd, nog heden zeer bezwaarlijk is. Een ander aitftapje, 't welk wij in de nabijheid van Turhi deeden, was naar het Koninglijk Paleis La Venerit, het fraaifte van alle 'sKonings Landhuizen; fchoon ik niet kan zeggen dat het mij bijzonder beviel. Het is op een laagen, vlakken, grond ge» legen: de gebouwen (met uitzondering van de Kapel) zijn lomp en onregelmaatig: de vertrekken donker, en opgepropt met kwalijk gefchikte meubelen: en eindelijk de tuinen, hoe zeer hier ten iahde bewonderd, zonder fmaak en geheel onna- tuur- (*) En hij, wiens Stierenhoofd vergulde hoornen lieren, De rijkbezOomde Po, die, dwars door welig veld, Met ongemeene drift, teii purperen tozem fnelt. JU Deel.  M REIZE door ITALIEN. cuurlijk aangelegd. Drie kamers zijn 'er in het paleis, welke bijzonderlijk onze oplettendheid tot zich trokken, als behangen, of liever befchoten, zijnde met de portraitten der gekroonde hoofden van Engeland, Duitschland en Savooijen, ■ allen, naar mijne gedagten, zeer flegt uitgevoerd. Gij weet, hoe naa het Sardinifche bloed met het geflagt van stuart vermaagfehapt is. Omtrent twee mijlen van La Venerie ftaat een dikke Olm, welken men algemeen een bijzonderen eerbied toedraagt; en hoe meer recht hij daar op heeft, dan de Eik, die onzen zwakken en ondeugenden Koning karel II. ten fchuilplaatfe diende, moogt gij beöordeelen, wanneer ik u melde, dat vio tor amad-sus, Hertog van Savooijen, Prins eugeen, nevens twee andere Generaals; ik gelove de Prins van aniialt en de Marquis de prie, onder deezen Olm, een Krijgsraad hielden, en het befluit namen om de Franfchen, die zich op dien tijd voor Turin geflagen hadden , aa uetasten. Dit viel voor op den 5den September 1706; op den 7den overmeesterden zij de vijandlijke Liniën, en behaalden eene beflisfende zegepraal , welke niet alleen een einde aan de belegering der Stad maakte, maar ook den Hertog in alle zijne bezittingen herftelde, en de zaaken der Franfchen. in Italien, geheel in den grond boorde. Twee dagen, naa onze aankomst te Turin, gaven wij onze brieven vair^L-d carmarthen, jum dgn Haer jAcasow^over, die, bij afwezig'•' ' heitj  BRIEF X. uit TURIN. -55 heïd van den Britfchen gezant, den Heer trevoit, de zaaken van ons Hof alhier waarneemt; in gevolge waar van, naa zekere onvermijdbaare voorafgaande pligtpleegingen, gelijk als het afleggen van een bezoek bij den eerften minister, en het rondbrengen van kaartjes aan het geheel diplomatisch corps, wij, door den Heer cnoisseul, Franfchen Ambasfadeur (overmits de Etiquette van het Hof niet toelaat, dat deeze plegtigheid door iemand anders verrigt word, dan die met alle de magt van een buitenlands minister bekleed is) aan den Koning en de Koninglijke Familie , te MontcaUler, een paleis aan den oever van dc Po, omtrent vier mijlen van Turin, gelegen, werden aangeboden. Bij ieder wierden wij, in afzonderlijke kamers, ontfangen: eerst bij den Hertog van chablais, 's Konings broeder; vervolgens bij de twee jongde Prinfen, de Hertogen vau aosta en montferrat; daar naa bij de Prinfes van piedmont: toen bij den Prins, haar Gemaal; en eindelijk bij zijne Majesteit. De tijd > dien wij bij ieder vertoefden, was flegts korts want, naa eenige algemeene vraagen, boog mem zich, en vertrokken wij. De Koning, die in het twee- en zestigfle jaar zijnes ouderdoms is getreden , is veel bevafiger, dan een van zijne zoonen. Hij fprak met ons in het Fransch, en merkte, onder anderen, aan, dat de Engelfchen, gelijk trekvogels, allen, op den zelfden tijd van het jaar, zich in Italien vertoonden. De Prins van piedmont ziet 'er op het oog zieÜlijk uit. Hij onderhielt G a'" ons  3<5 REIZE door ITALIEN. ons langer, dan een van de anderen, en fprak met zeer veel opheft van Engeland; gewag maakende van de verpligtingen, welke zijn huis daar aan hadt. Zijn Gemaalin is een b o u r b o n , zuster van r. ode wijk XVI. Het was juist haar geboortedag, toen wij aangebooden wierden, en gevolglijk was het Hof toen zeer vol en prachtig. Alle de Krijgsofficicren verfchijnen, als dan, even gelijk in Engeland, in hun uniform: te Verfailhs, weet gij heeft het tegendeel plaats. Naa dat de formaliteiten onzer inleiding voor bij waaren, wierd 'er een Lcvée gehouden: waar in de Koning en de Prinfes, zoo mij dunkt, ieder een in den kring afzonderlijk toefprak; een vrij moeilijke taak zekerlijk, overmits het meerendcel uit vreemdelingen beftont. Naa dus alle de plegtigheden van dit Hof; 't geen gij weet, dat, federt lange, voor het befchaaffte van de waereld gehouden is; doorgelopen te hebben, kwamen wij weder te Turin, en namen het middagmaal bij den Franfchen Ambasfadeur, een Heer, die, in alle opzichten, voor zijnen hoogen Rand berekend is, en bragten den avond door met eene converzazione aan het huis van den Spaanfchen gezant, bij wien de Heer jackson ons inleidde. Van deze converzazione zal iku, in 't vervolg, eene befchrijving geven, zoo draa ik 'cr meer van zal weeten. Gisteren deedden wij een uitflap omtrent vijf mijlen van hier, om den Koning de revue te zien neemen van een Regiment Dragonders, 't geen onlangs uit ■Savoojen kwam. Hij was verzeld van zijne drie ZOO  BRIEF X. uit TURIN. 37 goonen en van zijnen Broeder, den Hertog van c h ablais, benevens verfcheidenen van de vreemde Ministers én de Edellieden van het Hof. Omtrent elf uuren kwamen zij allen in het veld, waarop drie tenten , om hen te ontvangen , waren opgeflagen. De Koning fcheen niet weinig behagen te fcheppen in de krijgshaftige vertooning van dit Paardévolk , 't geen ook , zoo verre ik 'er over kan oordeelen , zijne goedkeuring niet onwaardig was. Geduurende de evolutien wierd 'er een kaerel van zijn paard geworpen, en ik zag, niet zonder genoegen, een blijk van 's Vorüen medelijden , in onmiddelijk , zoo dra hij het toeval ontwaar wierd, zijn aide de camp te zenden om den knaap te hulp te komen, en verneemende dat de arme hals zwaar gekneusd was, order te geeven, om hem, op een ladder, naar het hospitaal te brengen en alle zorge voor hem te draagen. Menschlicvendheid is eene- zoo fchitterende deugd, dat wij op haar verlieven, in. welke gedaante zij zich ook mag vertoonen: doch zij doet zich, in Vorften, -met een dubbel voordeel op; daar deezen, minder bloot gefield zijnde aan ongelukken , uit dien hoofde minder in Baat zijn, om, uit hun eigen ongevallen, over de ellende van anderen te oordeelen» C 3 BRIEF  gS REIZE door ITALIEN. BRIEF XL Turin, den 28 Sept. 1787. Mi n dagboek inziende, vinde ik, dat de onder* werpen van mijne twee laatfte brieven waren onze overtogt over de Alpen , en eene befchrijving van Turin, en deszelfs ommeftreeken. Ook befpeur ik uit deeze mijne aantekeningen, dat ik nog zeer veel ftoffe voor mijnen tegenwoordigen hebbe overgelaten. Ik moet mij des, zoo veel moogelijk, bekorten , en zal, om te beginnen, nog iets naders melden, dan ik gedaan heb, aangaande de Staaten zijner tegenwoordige Majesteit, victor amadeus III. Dezelven beftaan uit Sardinien, Piedmont , Savooijen, Montferrat, en een gedeelte van het Milaneefche. Nimmer was een vorst in het bezit van twee landen, die meer uit eikanderen loopen, dan Savooijen en Piedmont. Het eerfte beftaat uit een woeste reeks van bergen en diepe valeijen, die alle de hulp van konst en arbeid nodig hebben, om de voortbrengzels daar van aan de verteering te doen toereiken; fchoon 'er geen zuiniger volk kan wezen, dan deszelfs ingezetenen, zuiniger, waarlijk , ingevolge van deszelfs armoede. De kanten van deeze bergen zijn, op verfcheidene piaatfen, zoo fteü, dat zij geheel ontoeganglijk zijn  BRIEF XI. uit TURIN. Ss zijn voor trek-of lastdieren, en de ploeg is 'er een nutteloos werktuig voor den Landbouw. De Boeren delven den fchraaleji grond met houweel en fpadc op, en brengen 'er molm en mest met mandjes op, om dien te verbeteren. Om hem, in de Lente en Zomer, voor het uitdroogen te bewaajen, hakken zij, boven aan , kleine vergaarbakken, waaruit het water naar believen kan geleid worden; terwijl zij, om het wegvallen van de aarde voorte» komen, aan de afhelling der bergen, hier en daar, wallen aan den kant opwerpen, om haar te onderTteunen: 't geen, daar deeze wallen doorgaans de veTtooning van oude vestingwerken maaken, eene zeer aartige begocheling voor de reizigers oplevert. De Savoijaards brengen hunne beste kaas «aar Piedmont, alwaar men op den fmaak daar van zeer verlekkerd is; echter trekken zij meer voordeel van hunne'beeren- marmotten- en bouquetin's (een foort van wilde geiten ) vellen, of van den verkoop van Phaefanten en ander wild, dat zij, in menigte, naar Turin voeren. Piedmont is een gedeelte der vlakten van Lomlardijen, 't welk, zich van de Noordwestelijkftc grenzen van Italien tot aan de Golf van Venetien uittrekkende, een der vrugtbaarfte en fchatbaarde oorden van Europa uitmaakt. Ene aanhaaling, in mijnen laatften brief, uit virgiluis, wijst aan, hoe hoog men daar mede liep, ten tijde van augustus. Het vloeit over van vrugten en graanen van bijkans allerlei foort, welken ons waereldC 4 deel  ao REIZE door ITALIEN. deel oplevert, e» deszelfs weijden zijn zoo vet al* die van Holland, Novara is beroemd wegens deszelfs heerlijke rijst; Mükfiori wegens de vorltelijke Tabakplanterijen ; terwijl de wijngaarden , overal, in Piedmont, een zoeten rooden wijn van eene uitftekende hoedanigheid opleveren, 't Geen nogthans de landlieden het meeste voordeel aanbrengt is de vetweiderij en het kweeken van Moerbeiboomen voor de zijwormen. Van de vette beesten zenden zij, jaarlijks, van negentig tot honderdduizend ftuks, naar vreemde markten, behalven nog een groot aantal van verkens en muilezels. De laatften deezer dieren zijn ongemeen fraai in dit land; gelijk ik reeds te vooren heb aangemerkt: dan de ingezetenen hebben nog andere beesten, of liever gedrogten, die hun van grooten dienst zijn, fchoon zeer ondeugend en halfterrig. Deezen worden uit een Koe en een Ezel, of uit een Merrie en een Stier gefokt, en draagen den naam van Jumarres of Gbtnerri. Ik kan niet zeggen, dat ik 'er ooit eern van gezien heb, maar men zegt, dat zij vrij algemeen zijn. De zijwormen tieren zoo wel, dat verfcheiden boeren meer dan 100 ponden (*) zijde, jaarlijks , winnen : en niet alleen vak de zijde hier Elk pond vvoj-dt in Vïedmwt op iS Schellingen gerchaf. Het kleine dorp La Tour, in de valleij van Lucer::', wint meer Jan 50,000 ponden jaarlijks; en de uitvoer alleen naar Lijom fcedraagt alle jaaren, rnesr dan 160,000 i,.  BRIEF XI. uit TURIN. 41 hier in overvloed, maar zij is ook fterker en fijner dan elders in Italien. De grondeigenaars deelen de winst hier van met de huurders of bruikers. Ik heb het Hertogdom van Savooijen, en het Prinsdom Van Piedmont meer bevolkt gevonden, dan ik ve> wagt hadde: bij de laatfte opneming is het getal der ingezetenen bevonden op 2,695,727 zielen te beloopen, waar van Turin omtrent 77,000 bevat. Men kan bijnaa zeggen, dat de magt van zijne Sardinifche Majesteit even onbepaald is als zijn wil, als nog door Parlementen, nog door eenige bedongene voorwaarden van beftuur, beperkt wordende. De opvolging tot den troon is naar de Salifche wet geregeld, zoo dat de vrouwen uitgefloten zijn. De Vorst is Marquies van Italien, en een Prins van het Duitfche Rijk, uit kragt van welk hij zitting heeft op den Rijksdag. Gedurende het open ftaan van den Keizerlijken troon, is hij groot Stedehouder wegens het Rijk, in Italien, en opperfte der beiden ordens van Annunciada cn St. Lazarus. Zijn groote Raad beftaat uit acht Staatsministers, onder welken de Onderkoning van Sardinien, zijn Gezant te Romen, en twee Geheimfchrijvers van Staat behooren. De voornaamfte Hofbedienden zijn een groot Aalmoesnier, en Opperkamerheer, drie Edellieden van de Bcdkamer van den eerlten rang, een groot Ceremoniemeester, een Hofmeester, een opper Maggiurduomo, een honoraire Bewaarder van de Kleedkamer, cn een Opzigter der jagthondeu: alle welker jaarC 5 wed-  42 REIZE door. ITALIEN. wedden flegts een beuzeling moeten wezen, bi] *t geen 'sKonings Spitdraaijers, gelijk de Heer burke hen bij kortswijl noemt, in Engeland trekken. De openbare RechtsoefFening is toevertrouwd aan zekere Provoosten en Intendanten, door zijne Majesteit benoemd, die ter eerder inflantic vonnisten. Men kan zich van derzelver gewijsdens op de Hoven beroepen, waar van 'er drie zijn, namelijk te Turin , Chamberrij en Nice. Dat van" Turin. bedaat uit drie Voorzitters, en eenentwintig Raaden: dat van Chamberrij heeft flegts tien raaden met twee voorzitters, en het laatfle niet meer dan een voorzitter met zes raaden. De wet, fchoon dikwijls door 'sKonings ordonnantiën veranderd wordende, rust op het Roomfche recht of de Pandekten van justin iaan. W^t de Finautien betreft; dezen, naar ik verneem, worden bedierd door de opper-Rekenkamer, welke federt 1563 te Chamberrij, door eman u e l p ij 1 l 1 e e r t , Hertog van Savooijen, is opgeregt, en die uit twee Voorzitters, zes Raaden, een gelijk getal van Auditeurs, twee Geheimfchrijvers, en een Procureur Generaal bedaat. Ten bewijze, hoe zeer 'sPaufen invloed verminderd is, moet ik aanmerken, dat 'er geen Bul, Brevet of Pausfelijke brief, in de Staaten zijner Sardinifche Majesteit, zonder haare toeftemming, openlijk afgekondigd mag worden. Doorgaans is 'sKo-  BRIEF XI. uit TURIN. 43 'sKonings gezant, te Romen, een Kardinaal; en de Vorst begeeft alle opengevallene bedieningen, op zijn grondgebied, met aftrekking van een derde der inkomsten, welken zij opbrengen. Alle deeze Ampten zijn aan belastingen onderworpen, uitgenomen het aloud Erf bezit der Kerke, of zulke goederen als aan de Geestelijkheid voor het jaar i6co toebehoorden: fchoon ook dezen zelfs, in oorlogstijd, een twintigfte gedeelte van derzelver inkomsten moeten opbrengen. Alle zaaken, waarin de Geestelijken betrokken zijn, worden door IVaereldlijke Regters afgedaan: en om, eindelijk, de geheele magt te fnuiken, waar mede de eerstgemelden zoo vaak het belang van den Godsdienst tot een voorwendzel maakten van de involging hunner wraak, fieldt zich de Koning in perfoon aan het hoofd der Inquifitie, zoo dat 'er niemant, buiten zijn order,in hegteniskan genomen worden. Overcenkomftig met het algemeen ftelzel van Europa , en, om zijne Staaten tegen de invallen der Nabuuren te befchermen, houdt zijne Sardinifche Majesteit een krijgsmagt van 40,000 man op den been: nam. vier Regimenten Lijfgardes, tweeëntwintig Voetknegten, tien Paardcvolk, cn twaaf Regimenten provinciale troupeu. Onder deeze legermagt zijn ook eenige zwitferfche Regimenten. De zeemagt is zoo onbeduidend, als niet waardig om 'er è'ehig acht op te geven; betraande flegts uit twee Fregatten en zoo veele Galeijen, die buiten  44 REIZE door ITALIEN. ten commisfie zijn. 'sKonings inkomsten bedragen 1,041,666 ponden fterl. Zij fprniten voornaam. iJjk uit den opbrengst van Verpondingen op dc Landerijen, Hoofd- en Hoorngelden; Aklïjnfen op het Zout cn de Tabak; waar van ik geloove, dat elk Huisgezin, even als in Frankrijk, jaarlijksch zeekcre hoeveelheid moet nemen; voorts van de gezegelde papieren, belastingen op dc Herbergen, gcflagte Beesten, Meel, Leder, Kaarfcn, Buschkruit, nevens eene fehatting, die de Jooden moeten opbrengen. Gaarne hang ik mijn zegel aan 't geen gij in uwen latften brief fchreef, dat, naamelijk, naar uw begrip, geen Reiziger onkundig behoord te wezen , aangaande de omwentelingen en aanmerkelijke gebeurtenisfen der Landen, welken hij bezoekt. En om te toonen, hoe oprecht deeze mijne betuiging is, zal ik deezen befluitcn met een kort begrip der Gefchiedenis van Savooijen en Piedmont, te meer daar het doorbladeren van dezelve mij heeft doen geloven, dat 'er nergens een treffender voorbeeld voor handen is van het geen eene opvolging van verüandige cn omzigtige Vorsten kan toebrengen, om een klein land tot een vermogende» «rat te brengen, dan 't geen het eerde ons op. levert in deszelfs vroegere Graaven en Hertogen. BERTIJOLD, Uit het doorluchtig Hllis V3P Scxen gefproten, wierd, in den jaare iooo, ter vergelding van zijne beuezene krijgsdienten, door ru-  BRIEF XI. uit TURIN. 45 Rudolph UI. Koning- van Burgotjjett, tot Graaf van Savooijen verheven. En van deezen Edelman is de tegenwoordige Vorst vau Sardinien afgedaald, die het genoegen kan hebben van zich te errinneren, dat de Staaten, welken hij van zijne voorouders geërfd heeft, niet door bloed of geweld verkregen zijn: eene vermeestering, welke, hoe ook door gewoonte vergoelijkt en gewettigd, zich aan den wijsgeerigen befchouwer in geen beter licht vertoont, dan van eene openbaare rooverij, door magt onderfteund. Allenskens werden de Staaten der Savooijfchc Graaven, zoo door aankoop, als Huwelijk en opvolging, zeer aanmerkelijk, otho, de kleinzoon van berthold, vereenigde Piedmont met het vaderlijk erfgoed: echter wierden deeze twee Landen op nieuw, naa het overlijden van thomas I. onder diens beiden zoonen verdeeld, amadve us IV. die in Savooijen was opgevolgd, de Gibbelinen met de Guelphen verzoend hebbende, wierd hier voor beloond, door Keizer f r e d e r i k II. die, in den jaare 1246, Chablais en Aöste tot eendiertogdom verhief, waardoor de Hertoglijke waardigheid in het Huis van Savooijen kwam. Geduurende de vier eerlte eeuwen, kan men zeggen, dat 'er flegts weinige Vorsten uit den Stam van berthold waren, die; niet tot uitbreiding van derzelver gebied toebragten. Maar ongelijk grooter dan eenige zijner voorzaaten was AMADiEus VI. of de groene Graaf, dus getoeten, federt hij zich met zijn gevolg, in die kokm gekleed, op een Tournooi-lpel, in Chamber-  r\6 REIZE door ITALIEN. rij vertoonde. Dusdanige bijnaamen, welken in die onbefchaafdere tijden zeer gebruikelijk fchijnen geweest te zijn, ontftonden uit de geringde omdandigheden, en meennaalen verfpilden men dezclven aan zulken, wier deugden op achtenswaardiger onderfcheidingcn cisch hadden: gelijk bij voorbeeld aan edward, de zwarte Prins geiioeind, en aan deezen amad-iEus VI. die, ongetwijfeld, een der doorluchtigde van zijn geüagt was: daar hij, geduurende eene veertigjaarige rcgecring, zich als een wijs Vorst en een bekwaam gebieder gedroeg; terwijl tevens de fortuin, ten loon zijner verdienden, hem in alle zijne ondernemingen gelukkig deedt flaagen. Zich, door zijn binnenlandsch bedier, zoo hooge achting verworven hebbende, dat de Keizer en alle dc Italiaanfche Staaten zijne verbintenis en bemiddeling aanzogten, voerde hij zijne wapenen naar het Oosten, verloste joiian paleolocus, uit de gevangenis van den Bulgarifchen Koning , en herdelde hem op den Keizerlijken troon , te Konjiantinopokn. Hij ontzettede het eiland Rhodus, verfloeg de Turken, in een zwaar gevegt, en voerde, ter gedagtenis deczer overwinning, in den jaare 1362 de orden vau Jlnnunciada in. Ook was hij de Stigter van verfcheidene Klooster. Over dit laatde zult gij mogelijk lach gen: maar gij zult moeten toedaan, dat, fchoon zulk een bedrijf, in de tegenwoordige meer verlichte eeuw» tot de minst nuttige daaden van zijn leven mag be- hoo-  BRIEF XI. uit TURIN. 47 hooren, het nogthans eene Godvrugtigheid aan den dag legt, welke, hoe kwalijk beltierd, het gevolg was van een dankbaar gemoed en een prijslijk oogmerk. Hij ftierf aan de pest, in den jaare 1383, te Kapua, wervvaarts hij zijne grijze foldaaten gevoerd hadde, om lodewijk van anjou Na* pels te helpen overmeesteren. Het karakter van amadj.üs VII. fchijnt niet minder achtenswaardig geweest te zijn, dan dat van den zoo even gemelden Hertog. Onder zijne regeering, wierd Piedmont, bij mangel aan nakroost van deszelfs eigen Vorsten, weder aan het Hertogdom Savooijen gehegt. Naa een reeks van tiraave cn nuttige verrigtingen, ftondt hij zijne Staaten af, in 1434 aan zijn zoon %lode wijk , en verruilde den Vorstlijken mantel voor - den Mon* niks-kap: echter tradt hij, naderhand, op nieuws in de vvaereld, in een zoo vreemd als onverwagt karakter. De Kerkvergadering van Bazel, in den jaare 1439, eugenius IV afgezet hebbende, verkoos amad^eus, als de gefchiktfte man, om den openftaanden Stoel van den H. petrus te vervullen, ter aanvaarding van welken post hij zich alleen liet overhaalen, door de vervvagting, dat zijn berusten in de keus der vergadering een einde aan de fcheuring der Kerke zou maaken. Hij vondt zich echter in die vervvagting bedrogen; vermits de twist over het Pausfchap nog negen jaaren naa zijne verkiezing aanhieldt; zoo dat hij, ten laatfte , wars van alle de tegenkanting, en naar rust haai ken-»  43 REIZE door ITALIEN. kende, zich op nieuws in liet klooster begaf, 't welk hij eerst tot zijne wijkplaats hadde verkozen, overlevende hij flegts twee jaaren aldaar zijn af. pand van den Pausfelijken floel. Savooijen nevens de overige Hertoghjke Staaten, tot dus verre geregeerd door Vorsten , die zich beijverd hadden om het welzijn der Landzaaten te bevorderen , floeg aan het kwijnen en verviel in een regeering. loosheid bij de opvolging van piiihjikrt den zoon van amad^eus IX, die toen nog een kind was, door de onlusten, welken de onderfcheidene eifchen op het Regcntfchap veroorzaakten; waar van 'er niet minder dan negen Mededingers waren, die meestal door eigenbelang in hunne vorderingen gedreven wierden. Gelukkig echter maakte de dood van den jongen Vorst een einde aan deeze beroerten: want, door zijnen jongeren broeder karel I. die gevolglijk nog minderjaarig was, opgevolgd zijnde, maakte diens oom lodewijk XI. Koning van Frankrijk, zich als met geweld meester van het Regemfchap: en karel, nam zelve, bij zijns ooms overlijden, in het volgend jaar, fchoon nog geen vijftien jaaren oud zijnde, het roer der regeering in handen, en toonde in alle opzigten, dat hij zulks verdiende. Op zijn negentiende jaar werd hem het Koningrijk van Cijpms opgedragen, door cn ar lotte, dogter vau joiian II. Koning van dat Eiland, als naaste erfgenaam, in rechten, van zijne Grootmoeder anna, Zuster van joiian. charlotte, duur  BRIEF XI. uit TURIN. 4£ door haaren natuurlijken broeder jacob onttroond zijnde, en niet in Haat, om zich in het bezit van het rijk te herflellen, hoe kragtdaadig zij ook onderfteund werd, nam de wijk naar Romen y alwaar zij aan karel haar recht overdroeg: docht de Venetiaanen, als erfgenaamen van kathari3na cornaro, weduwe van den Overweldiger„ bezit van het Eiland genomen hebbende, zageu karel en zijne opvolgers, dat het geheel ijdel was, een eisch Baande te houden, dien men, bij gebrek aan fcheepsmagt, onmogelijk konde doen gelden: weshalven deeze giftc aan het huis van Savooi' jen niet dan vrugteloze aanfpraaken op de trooneu van Cijprus en Jeruzalem heeft aangebragt, benevens een Koninglijken tijtel en een kwartier te: meer op deszelfs wapenen. Ën men kan indedaai niet zeggen,dat dit een ongeluk ware: immers was deeze Vorst met zijne opvolgers in ftaat geweest: hunne rechten te doen gelden, zij zouden, ongetwijfeld, meenig duizend hunner onde^daanen aan de voldoening hunner eerzugt opgeofferd hebben. Men kan ook niet anders, dan de voortzetting afkeuren van alle zulke eisfehen, als die, voor het meerendeel , flegts tot fchande ftrekken van da onrechtvaerdigheid der vroegere, en van de ijdcle glorij der tegenwoordige, tijden. Geduurcnde de invallen in Italien, door de FranfcheKoningen, karel VIII, lodewijk XII en frans I. hielden het de Hertogen van Savooi" jen, doorgaans, met de fterkfte partij, langs welft. Deel. fj ken  $o REIZE door ITALIEN. ken weg zij de verwoestingen des oorlogs vau hunne eigen Staaten afweerden; doch, gelijk ik reeds in eenen voorigen brief heb aangemerkt, hunne aanflagen tegen het klein Gemeenebest van Geneve liepen altijd vrugteloos af, en fleepten meestal eenen ongelukkigen oorlog naar zich, bijzonderlijk onder de regeering van karel III. die, ter deezer oorzaake , zich meer vijanden op den halze haalden, dan waar tegen hij beftand was, en wel inzonderheid frans L' nevens het kanton Bern, waar van de eerfte het grootfte gedeelte van Piedmont, en het laatfte het Land van Vaud , hem afhandig maakte. In deezen ongelukkigen toeftand, gaf montfort, Governeur van Nice, een voorbeeld van moed en getrouwheid, 't welk konde dienen, om de neerflagtige gemoederen zijner landgenooten niet weinig optebeurei: onder hunne drukkende onheilen. De Hertog van enguie n, bevelhebber der Franfche legermagt, zich met den Turkfchen vlootvoogd horuc barbarossa verenigd hebbende, ontfcheepten deeze beiden hunne troupen te Villa Franca, op eenen kleinen afïtafld van Nice liggende, en deedden, gezamentlijk, deeze laatlte Stad berennen. Men zondeen Heraut, om de Vesting op te cifchen: doch deezen liet de Governeur antwoorden: „ dat men „ in hem den verkeerden man zogt, om de plaats „ over te geven; want dat zijn naam ïiont„ fort was, dat hij, in zijn wapen, kogels „ voerde, en dat zijne zinfpreuk was: men moet „ volhouden; weshalven men met dan eene hard- n nek-  BRIEF XI. uit TURIN. 5* „ nekkige verdediging van hem te wagte hadde/* iarbarossa, wiens trotfche geest weinig berekend was, om de deugd in eenen vijand, en in eenen kristen , te bewonderen, ftampvoette van gramfchap over dit heldhaftig antwoord , en floeg het beleg voor de Stad op den 10 Augustus 1543. Hij befchoot haar tot den 22uen, wanneer hij overal ftorm deed loopen. Hij wierd nogthans met verlies afgefiagen; doch de dappere monïfort, ziende dat de plaats niet te houden was tegen zulk eene ovcrmagt, week, met de zijnen , uit de Stad , in het Kasteel, 't welk hij vooraf van krijgs» behoeftens cn leeftogt had laten voorzien. Hier was hij onvervvinnelijlc: want de belegeraars, verfcheidene vrugtelooze aanvallen gedaan hebbende, en aanmerkelijk in getal gefmolten zijnde door de gelukkige uitvallen der bezetting, welken zij daarenboven vreesden dat ook nog verfcerking ontfangen had, braken eindelijk het beleg op, na veel tijds, en ettelijke duizenden van hunne beste manfchap, verloren te hebben. E MASUEL PFIILIJ5ERT, die KAREL III. in 1553 opvolgde, kleefde met ijver de partij aan, tot welke zijn Vader behoord hadde, en nam, in perfoon, deel aan den oorlog tegen Frankrijk. Want, daar hij als 't ware bij den krijg was opgevoed, was hij. door en door bedreven in de konst van oorlogen dier tijden, en bezat alle de dapperheid zijner voorzaaten. In de vermaarde Veldflagen van Si. Quintin en Craveünes, tusfehen D 3 PHI-  Si REIZE door ITALIEN. thilips en hendrik, de opvolgers van karel V. en franciscus I. bragt emanuel philibert, door zijne perfoonlijke dapperheid, niet weinig aan de overwinning toe van philips: cn het was naa den eerften flag dat deeze, wiens hand de Hertog wilde kusfen om hem met zijn zegepraal geluk te wenfchen, hem eensklaps hier in te rug hieldt, den Hertog met meer edelmoedigheid , dan ik ooit dagt, dat deeze Monarch bezat, toeroepende: „Ik behoor veel eer u de handen te „ kusfen, die eene zoo roemrijke overwinning „ voor mij behaald hebt, ten koste van zoo wei„ nig bloeds." Schoon Frankrijk geheel geen zin hadde, om alle de plaatfen te rug te geven, die, door franciscus I. van den laatst overleden Hertog genomen waren, greep echter dit eindelijk plaats; men floot tot dat einde een Traétaat te Turin, op den 14 December 1574. philibert heeft zich ook doen uitmunten, door zijne eifchen op de Kroon van Portugal, opengevallen door den dood van hendrik den Kardinaal, in 1380: fchoon hij daar in niet beter flaagde, dan het zijn voorzaat karel I. gelukt was in zijne aanfpraak op die van Cijprus. Hij wierd opgevolgd door karel emmanuel, die den onderneemzieken geest zijner voorouderen , zonder hunne deugden, fchijnt overgeërfd te hebben. Tuk op uitbreiding zijns gebieds , en zich weinig bekreunende, door welke middelen hij zijn doel bereikte, bediende hij zich van de bur-  BRIEF XI. uit TURIN. 53 burgerlijke onlusten in Frankrijk, en maakte zich meester van Provence: doch over deeze daad van onrechtvaardigheid werd hij zwaar geftraft door hendrik IV. die hem zoo verre bragt, dat hij hem, in perfoon, vergeving moest fmeeken over dit wegnemen van een gedeelte zijner Staaten. Ziende, dat hij geen kans had om tegen een Monarch van iiendrik's heldhaftigen geest (die, gelijk ik ergens heb aangemerkt gevonden, door zijn recht, zijne deugd, zijn degen, en door sul lij, onderftcund wierd) te flaagen, kreeg hij het in het hoofd, om de Stad Geneva, bij nagt, te overrompelen, waar mede hij flegts de eerloosheid van zijn karakter vergrootte. Doch van deeze onderneming hebbe ik reeds gewag gemaakt in een mijner voorgaande Brieven uit die Stad (*). Na een lang leven vol van ftaatslisten en verraderijen, ftierf hij aan eene beroerte op den 26 Julij 1630. Van dien tijd af, tot op de Regeering van lodewijk XIV. hielde Savooijen het, van tijd tot tijd, nu eens met Frankrijk en dan met Spanje, naar dat het best met deszelfs belangen fcheen te ftrooken. In het jaar 1653, was het voordeel zoo zeer aan den kant van Frankrijk, dat karel emmanuel II. bedagt was om eene verbintenis met dat Hof aantegaan, en, ingevolge daar van , verzeld van zijne Gemaalin, zijne Moeder en de Prinfes jmargareta, zijne Zuster, een bezoek ging . C*) Zie Brief I. Bladz. 6 en 7 des vOjerieeu Eerften Deels. D 3  54 REIZE door ITALIEN. ging afleggen te Lijons, bij lodewijk XIV. tusfehen wieu en zijne Zuster hij gaarne een huwelijk wilde zien fluiten: een wensch, die hem waarfchijnlijk zoude gelukt geweest zijn, zoo niet spanje, voor de gevolgen daar van bedugt, gelijktijdig de Infante maria th.eh.esa had aangeboden , en tevens den vrede tusfehen de beiden Rijken, tot eene bekragtiging van zodanig eene verbintenis. Door de kuiperij van den Kardinaal wazarin, wierd aan dit laatfte aanbod den voorrang gegeven, 't welk alle gemeenfehap tusfehen Frankrijk en Savooijen afbrak, en aanleiding gaf dat de Hertog zich met de vijanden van het eerfle verbondt. Hier voor deedt zich de eerfle gelegenheid op, in 1690, wanneer victor amad.elts tot de groote ligue toetradt, welke, door bijkans alle de Mogendheden van Europa, was aangegaan, om de uitfpoorige heerschzugt van lodewijk XIV te fnuiken: dan deeze toetreding, welke zoo veel goeds fcheen te beloven aan Savooijen, zoude bijkans de doodelijkfte gevolgen daar voor gehad hebben. In twee Veldtogten, maakte de Franfche Generaal, catinat, zich van omtrent alle de Staaten des Hertogs meester, en hij zoude hem geheel en al in den grond geboord hebben, zoo niet lodewijk, bij wien de kosten van den oorlog awaarer begonden te weegen, dan de voordeden, die 'er eindelijk uit te wagten waren, catinat bevolen hadde, om flegts verdedigeiider wijze te han-  BRIEF XI. uit TURIN. 55 handelen, en, intusfchen, om victor van het bondgenootfchap aftetroonen, deezen zulke voorwaarden van verdrag aangeboden, als ten zijnen opzichte beter ftrookten met den toeftand eenes overwinnaars dan van eenen overwonnenen. Ter. Rond werden deeze voorwaarden aangenomen, en de vrede, te Turin, op den r.9 Augustus 1G96 gefloten. Dezelve was echter van flegts korten duur; want de berugte Succesfie-oorlog met het begin van deeze Eeuw uitbarflende, raakte ook Savooijen daar mede ingewikkeld. Eerst was de Hertog, tegen zijn belang, en waarlijk tegen zijn zin, verpligt om te helpen vegten voor de uitvoering van den uitterflen wil des laatften Konings van Spanje, en om zijne wapenen bij die van lodewijk XIV te voegen. Vier jaaren geleden was hij bijna van alle zijne Staaten beroofd geweest, door de fchielijke voordgangen der Franfche wapenen; en koos hij nu eene andere partij, hem Rondt, oogfehijnlijk, het zelfde lot te beurt te vallen, naardemaal lodewijk het geheele Milaneejche reeds met zijne troepen bezet had. Met dit alles haalde zijn belang, zoo wel als zijne neiging, hem weldra over, om zich bij de Keizerlijke Armée te voegen onder den Graaf stahremcerg, die, geduurende de afwezigheid van Prins eugeen, in Italien het opperbevel voerde; en hier op verklaarde hij den oorlog aan lodewijk: wanneer de Franfche Generaals met zoo veel vuurs te werk gingen, dat hij weldraa zijn geheel grondgebied kwijt raakte, buiten de beiden Steden Turin en D 4 Co-  56* REIZE door ITALIEN. Coni, waar vau de eerde reeds door hun belegerd was, en op het punt Rondt van ingenomen te worden, hoe dapper ook verdedigd. In deezen hoopeloozen Raat, begon victor geheel den moed op te geven, toen de verbondelingen, die overal zegepraalden, op het onverwagtst, een llerk leger, onder Prins eugeen, ter zijner hulpe afzonden. Deeze groote man kwam alle hinderpaalen te boven, die hem, door den Hertog van v end o me, in den weg gelegd wierden, en was, in Augustus van 1706, digt bij Turin genaderd, alwaar hij de vijandelijke linie overhoop wierp, eene volkomene overwinning behaalde, en ingevolge daar van, victor amad^eus van den ondergang bevrijdde, die nog voor weinige dagen geheel onvermijdelijk fcheen. Bij den vrede van Utrecht, in 1713, wierd 's Hertogs trouw en Randvastigheid ten volle beloond, door Engeland, wiens afgevaardigden bedongen, dat het Huis van Savooijen als naaste Erfgenaam verklaard wierd van de Spaanfche Kroon, in gevalle Philips zonder kinderen kwam te derven, als mede, dat, bij wege van fchaavergoeding voor de kosten welken de Hertog, geduurende den oorlog, gemaakt had, het Eiland Sicilië» aan hem wierd afgedaan met den tijtel van Koning. In 1720, noodzaakte hem de Keizer om Sicilien tegen Sardinien te verruilen , van welk Eiland hij zijnen tegenwoordigen tijtel heeft aangenomen, victor, ten lantden, eene regeering van vijftig jaaren moede zijnde en naar rust haakende, Rondt zijn troon af aan zijn zoon  BRIEF XI. uit TURIN. 57 zoon emma nu f. l karel den lilden, in het jaar 1730, en ging ftil leven te Chamberrij} alwaar hij zijn huwelijk bekend maakte met de Gravin van St. sebastian, dogter van den Marquis van St. tiiomas, weleer een van zijne eerfle Staatsdienaars, en weduwe van zijn opperftalmeester van dien naam. Men onderfleld, dat zijn afttand een trek was van Staatkunde, om 's Keizers ongenoegen voortekomeu, over zijne geheime medewerking met de Spanjaards, om Spaanfche bezettingen in Parma en Toskanen te brengen. Hoe het ook hier mede zij; zeker is het, dat hij, een jaar naa zijnen affland, de Koninglijke waardigheid poogde te hernemen, maar daarin door zijn zoon wierd voorgekomen. Hij flierf, te Montcallier, op den 31 Oftober des jaar 1732 (*). In gevolge van een Alliantie -trachat, den 13 September 1743, te Worms getekend, wierd Savooijen , op nieuws, in oorlog met Frankrijk en Spanje ingewikkeld, om de laatst overledene Keizerin - Koningin , m a ria theresia, in haar Erfenis te handhaven, karel emmanuel, de (*) Onder dezen Hertog victor amad/eus, wierden de reeds voorheen, bij het leven zijns Vaders, aangerigte bloedige vervolgingen tegen de Waldenzen, die deValleijcn vmPicdmont bewoonden, ter oorzaake van hunne verfchillende denkwijze iu het Góds'dléhftïge", bijzonderlijk, in de jaaren 1686 cu 1696, niet zoo veel hevigheids en geweld hervat, dat zij, tot op een flegts jjeiing ovetfehot, verjaagd wierden of deerlijk omkwamen. Attniek. run dm Verta'akr. D 5  58 REIZE door. ITALIEN. de laatstvorige Koning, toonde bij die gelegen^ heid, in alle opzigten, zijne brave voorouders te evenaaren. Hij voerde in perfoon het bevel over zijne krijgsbenden, en deedt zich als een bekwaam Legerhoofd uitmunten, toonde den moed van een Held, en, 't geen nog zeldzaamer is, een hart te bezitten, 't welk boven alle omkooping verheven was. Zijne vijanden, zich beijverende, om hert van zijne verbintenis met de Keizerin aftetrekken, boden hem het Milaneefche aan, bij aldien hij zich bij hun partij wilde voegen: dan hij verwierp dit lokaas, met alle de verontwaardiging van eenè gehoonde deugd: want het antwoord, 't geen hij door zijn Minister op deezen voorflag liet geven, beftondt eniglijk, dat hij den Graaf van mallejïois, dien men gezonden had, om het ftuk uittevoeren, had te zeggen, dat hij naar zijn Leger kon te rug keeren, overmits de vcldtogt reeds , federt twee dagen, geopend was. Deeze edele daad vondt haare belooning in zijne daar aan volgende zegepraal op de Franfche en Spaanfche lcgermagten, gelijk mede op den Akcnfchen vrede in 1748, waar bij hij alles ontfing, 't geen hem, door de Keizerin - Koningin, bij het Tractaat van IVorms, was afgedaan, uitgezonderd het Marquizaat van Fin al, 't geen aan het Gemeenebest van Genua , waar aan het te voren behoord had, wierd toegewezen. Zie daar een kort begrip der merkwaardigfte voor-  BRIEF XL uit TURIN. & voorvallen, welke de Gefchiedenis deezer landen oplevert. Mijne vroege 't huiskomst, gisteren avond, van de converzatione des Spaanfchen Gezants , en mijn opttaan, deezen morgen, ruim twee uuren vroeger, dan ik gewoon ben, gaf mij gelegenheid, om het u, in deezen brief, medetedeelen. BRIEF  REIZE door ITALIEN. BRIEF XII. Genua, den 4 Ocfcob. 1787. bij uitdck wel men ook te Turin ons onthaalde , waren wij beiden, eer wij van daar vertrokken , het, in die Stad, reeds volkomen moede; 't geen ik enkel kan toefchrijven aan de eenzelvige vertooning der plaats, en de geltadige herhaaling van eenerlei vermaaken. Wij reisden over eene dooddille vlakte, welke volfbrekt niets van belang oplevert, vermits het uitzigt aan weerzijden van den weg door heggen bepaald was, en voorwaarts op onze paarden Ruitte: welke laatden door gaans ons een «eer onaangenaam fchouwfpel opleverden, vooral dan, wanneer wij 'er onze gedagten over lieten gaan. Immers hoe kan men zich een ellendiger wezen verbeelden, dan een Tostpaard , 't welk, door de onophoudelijke foltering van eenen onbedagten en onbermhartigen voerman, belet word, om niet onder den zwaarden arbeid te bezwijken! Ongelukkige dieren! die zoo liefderijk ons in onze vermaaken en benodigdheden te hulp komen, en die men weet, zoo veel op te hebben met hunne meesters, maar die te dikwijls (het fmert mij, om der m;nschheid's wille, dit te moeten zeggen) met de wiUekcurigfle hardheid daar voor behandeld wor-  BRIEF XII. uit GENUA. 81 Worden! Het verzuimen toch van iets, *t welk geheel van ons afhangt, is wreedheid tot den internen trap: gelijk ik, bij ondervinding weet, dat dus door u begrepen word. De Fanaro bereikt hebbende, agtervolgden wij onzen weg, langs de oevers dier Rivier, tot aan Aleszandria: eene Stad, welke niets bezienswaardig oplevert, behalven de Citadel, die door krijgskundigen hoog geroemd word. Wij vertrokken van daar reeds vroeg in den morgen, naa dat wij 'er daags te voren gekomen waren; zeer kwalijk te vreden zijnde over onzen waard, die ons eene buitenfpoorige rekening gemaakt hadde, dat is, ons omtrent zes maaien meer laten betaalen , dan hij een Piedmonteesch Edelman met al zijn bagagie van koets cn paarden, en bijhebbend gezelfchap en bedienden, zou hebben laaten doen. Doch wij hadden zekerlijk deeze knevelafije aan ons zeiven te danken, overmits wij verzuimd hadden, om, vooraf, met hem koop te fluiten voor het avondeten en de bedden: een voorzorg, welke men doorgaans, in Frankrijk en Italien neemt. Tegen den middag kwamen wij te Novi, eene Grensftad van de Republiek Genua: en van daar troffen wij, eerst, eene heuvelachtige en kaale landflreek aan. Eenige mijlenverder begonnen wij het Appennijnsch Gebergte op te klimmen, en bereikte deszelfs kruin aan eene plaats, welke Bochetta geheten word, van waar wij een gelijkfoortig doch nog heerlijker gezicht hadden, als dat van de Vife bij Mar feil- ' Ut  6% REIZE door ITALIEN. les ( *"). Beneden ons lag dat gedeelte van Italien, 't geen oudtijds Liguria heette, en langs welke de Tuskaanfche zee loopt: aan welker oever wij van verre de Stad Genua en hare ommeftreeken zagen. Onze weg van het Vlek Campo Marone, tot aan den voet deezer bergen, liep langs de breede vaart of graft van Polcevera, welke, fchoon meestal droog, nu en dan overloopt door een geweldigen vloed , die van de Appennijnen komt afftroomen , en alles vernield, of met zich fieept, wat in zijnen weg ligt. Het inkomen in Genua door de Voorftad van San Pietro d' Arena is bij uitftek grootsch. De Stad is, in de gedaante eencr halve maan, rondom haar fraaie haven gebouwd: en, daar wij al fpoedig aan een der hoornen of einden kwamen, deedt zich het verrukkelijkfle toneel, dat men zich van dien aart kan verbeelden, voor ons op. Overmits de Stad, regelmaatig van den Waterkant af, rijst, zagen wij met een opllag dit geheel heerlijk Amphitheatcr van gebouwen. Binnen de moeilje lagen de Koopvaardijfcbepen, en verder op in de haven een kleine vloot van Hollandfche en Napelfche oorlogs - fchepen, welke niet weinig toebragt aan den luister en majesteit van het ge. heel. Genua mag eene verzaamelplaats van marmren paleizen gchceten worden; doch, bij ongeluk, ligt de Stad (*) Hier wordt gezien op een vorigen brief, die niet in druk is uitgegeven.  BRIEF XII. uit GENUA. 6y Stad op zulk een fmallen flrook lands tusfehen de zee en de bergen van agteren, dat deeze heerlijke gebouwen eikanderen verdringen. Voeg hier bij, dat de firaaten zoo naauvv zijn, als den wandelaar beletten derzelver Bouworde op het voordeeligfte te befchouwen. De twee hoofdftraaten zijn La Strada Nuova (de Nieuw-Straat) en La Strada Balbi (de Straat van Balbi.) De eerfte bevat veertien heerlijke Paleizen, waar aan het marmer tot verkwistens hefteed is, en in welken de fraaifle verzamelingen van Schilderijen gevonden worden, waar onder veelen van de alleruitmuntendfle Rukken van titian, de caracci, en guido RENé: fchoon het mij niet te breed aanltondt, geene enkele fchilderij van raphael te vinden; een meester met wien ik verlang} nader in kennis te komen. In het Sara Paleis is een zaal, die al zo pragtig is, als een der vertrekken, die wij, in dat vau den Marquis del boroo, te Turin, zagen. Het 1'nij- of beeldwerk, het verguldzei, en degefchilderde zoldering, de ingelegde vloer, de fpiegels, marrnren konstftukken, damaste behangfels, en, 't geen alles te boven gaat, het gezicht over een gedeelte van Genua, de Haven en Middelandfche zee, maaken haar tot een voorwerp van algemeene bewondering; fchoon ik denk, dat bij aldien de bouwitoffen in Londen bij een gebragt waren, zij in beteren fmaak gerangfehikt zouden geworden zijn. Het Paleis van den doge, of, gelijk de Genue- fen  r34 REIZE door ITALIEN. feu liet noemen, La Signoria, is een zeer groot gebouw. Men klimt op hetzelve langs een breeden fteenen trap, aan wiens voet rwee marmren Standbeelden ftaau van den beroemden andreas doria en diens Broeders zoon. Op het eerfle leest men het volgend Bijfchrift: «NDREffi DOR1/E, IJÜOD REMPUBLICAM, DIUTIUS OPPRESSAM, PRISTINAM IN LIBERTATEM VINDICAVE RIT, PATRI PROINDE PATRIO APPELLATO, SENATUS GENUENS1S , IMMORTALIS MtMOR. BENIFICII, VIVENTI POSUIT. dat is: Ter eert van Andreas Doria, die, het lang onderdrukt Gemeen/' lest in deszelfs aloude Frijheid herjleld hebbende, uit dien hoofde de Fader des Vaderlands mogt heeten, heeft de Raad van Genua,'s mans onP erfelijke verdienfien gedagtig, dit Standbeeld, terwijl hij iwg leefde, opgerigt. op het andere ftaat: JOH. DOtlffi, PATRI/E LIBERTATIS CONSERVATOR T. dat is: Foor Joh. Doria, den handhaver der Fadcrlandfche Vrijheid. Wij wagtten een poos naar het fchciden van den kleiner Raad, wanneer wij den Doge zagen in zijn Rood-kannofijnen tabbaard, en vervolgens de beiden Staaten-kamers befchouwden, waar in de publieke zaaken verrigt worden. Deeze vertrekken zijn verfierd met zeven Standbeelden van doorluchtige Genueefen, en met Schilderijen, eenigen van de merkwaardigfte voorvallen uit de Gefchiedenis van  BRIEF XII. uit GENUA. 63 vau het Gemeenebest, verbeeldende: fchoon ik niet kan zeggen, dat het een cn andere mij zeer beviel. De Kerken zijn prachtig en bevatten deeze en geene fchilderftukken: muntende, naar mijne gedagten, die van Annunciacla verre boven de an. tieren uit, zoo wel in bouwkunde als opfchik. Naast deeze komt die van Santa Maria Carignano, dus geheeten naar den Geflagtnaam van haare Stigters, Baande dezelve op het verhevenüe gedeelte van deeze fraaie Stad. Wij hadden, boven op dezelve, het gezicht over geheel Genua: in de Kerk trok een beeld van St. sebastiaan, door i' u o e t vervaardigd, bijzonderlijk onze aandacht tot zich. Dit beeld, het werk van eenen Franfchen konftenaar, is ongetwijfeld een van de besten, in ge< heel Genua: iets 't geen mij niet weinig bevreemdde, naardemaal geene Naite meer gelegenheid gehad heeft, om zich met Griekfehe Beeldhouwftukken te verrijken ,dan de Genueefen. Maar ik denk, dat zij gierig genoeg geweest zijn, om het geen zij 'er van bekomen hebben, voor geld te verruilen, overmits de geheele Stad zich niet beroemen kan op eeitig oud Standbeeld van eenige waarde. Naar deeze Kerk wandelende, gingen wij over de vermaarde Brug, welke door dezelfde familie gebouwd is, en insgelijks haar naam draagt. Zij ligt over een fmal dal, 't geen de diepte heeft van 140 voeten, en door de Stad tot aan de zee loopt. Over de leuningen kijkende, zagen wij, benedenwaarts, huizen van ten minsten vijf verdiepingen hoog. Ongetwijfeld is de Brug Carignana een der ü> Deel, .E merk-  66 REIZE door ITALIEN. merkwaardigfte voorwerpen, welke Genua ter befchouwing oplevert, zoo wel uit hoofde van haaren zonderlingen Rand, als het konftige van haar maakzel. Dan van alle gebouwen, die bezienswaardig zijn,en tot eer derGenueefen verftrekken, zelfs boven 't geen zij aan alle Kloosters en Kerken te kost gelegd hebben, verdiendt gewis den voorrang de zoogenaamde Albergo, geftigt tot een waarlijk liefdadig einde om Vondelingen, Weezen, onechte Kinderen en het kroost van zulke Ouderen, als buiten ftaat zijn hunne Kinderen te voeden, groot te brengen en tot braave en nuttige leden der Maatfchappij te vormen. Ook dient het tot een Tugt- en Werkhuis voor ligtekooijen, en vrouwen, over welker ontucht de mannen klagtig zijn gevallen: gelijk mede de ouderdom en armoede, buiten ftaat om langer met de handen de kost te winnen, hier een aangenaame wijkplaats vinden; en de bevaartganger voedzel en herberg kan bekomen. Alle de bewooners (wier getal meer dan duizend is,) zijn in afzonderlijke klasfen van elkaar gefcheiden: de mannen aan de eene, en de vrouwen aan de andere zijde. Het huis word onderhouden uit erfmakingen, die eene aanzienlijke fom beloopen. Twee adelijke Genueefen, eene Dame en Heer, hebben, voor derzelver bijzondere kunne, het hoofdbeftuur over deeze uitmuntende ftigting. Zij beviel mij zoo wèl, dat ik alle mogelijke navorfching gedaan hebbe, nopens haare inrigting, beduur, opzichters, bedienden, den arbeid, dien daar bij verrigt word, en meer anders bij-  BRIEF XII. uit GENUA. 6? bijzonderheden, tot de Albergo betrekkelijk: voor al het welk ik u op mijn dagboek wijze, bij mijne terugkomst in Engeland. Wij bezogten ook de Kapel van dit huis, alwaar wij het beste beeld, houwftnk in geheel Genua aantroffen, betraande in een Bas-relief,van michael angelo buonarotti: verbeeldende een geftorven Kristus, nevens de Maagd, welke hem beweendt. Hoe fchoon dit Huk mij ook voorkwam, verbeelde ik mij nogthans dat het zelve niet kan haaien bij de Rukken uit de Griekfehe fchool. Maar ik durve mij hier over niet verder uitlaaten, eer ik te Fio~ reuzen ben. Hoe zeer is het Tuighuis veranderd, cn beneden deszelfs voorigen ftaat gedaald, wanneer Genua zoo veele Mogendheden vau Europa van Oorlogs-vlooten voorzag, en, door haare zeemagt, zoo lang bezitfter bleef van een der voordeden van Konflantlnopohn! Haare geheele tegenwoordige Scheepsmagt, indien ik mij van dit woord mag bedienen, beftaat in niet meer, dan in vier verrotte Galleijen, die tot gevangenhuizen dienen van de Gallei-flaaven. Deeze luiden beftaan uit Turkfche gevangenen, Geuueefche moordenaars en rovers, die, even gelijk die van Toulen, flegts weinigen uitgezonderd, paarsgewijze, aan eikanderen, met ketenen gekoppeld zijn. In het Tuighuis komende, wandelden wij langs een rei van lootfen of kleine winkels, waar in cenigen der flaaven toegelaten worden, om verfcheidene artijkels, als brood, E fou-  69 REIZE door ITALIEN. foupe, en vleesch, aan de overigen te verkoopen: terwijl anderen vrijheid hebben, om in de Stad rond te lopen, en muilen, beurten enz. uitteventen; doch deezen, geloof ik, zijn altijd Turken. Ik Rondt verbaasd te zien, hoe weinig dit volk door de Oppasfers in den band gehouden wierd: want de opftand onder het zelve was algemeen en hooggaande. Een ding had ik bijnaa vergeten te melden, teweten een Romeinfche Voor-Reven, of kopren Rostrum, over de deur van het Tuighuis hangende, mogelijk wel de eenigfte, die nog voor handen is t en om die reden eene groote zeldzaamheid. Men heeft het gevonden, bij het uitdiepen van de haven, waar in het, waarfchijnlijk, langen tijd gelegen hadde, en het is tegenwoordig bijnaa door ouderdom verteerd: het gelijkt naar den kop van een wild zwijn, of zulk flag van een dier. Het Tuighuis bekeken hebbende, 't geen ik niet vermoede, dat ons tot een tweede bezoek zal uitlokken , namen wij booten, en lieten ons naar zee roeijen, om Genua uit den voordeeligften Rand te zien: en inderdaad dit is een overheerlijk gezicht, als bevattende de Stad, de omliggende bergen , en de ontelbaare landhoeven, aan alle kanten gelegen. Zie daar de voorwerpen, die, al' hier, onze meeste oplettendheid tot zich trokken, en die ik befchreven heb, zoo als zij mij voorkwamen. Men  Ï3RIEF XII. uit GENUA. Men zegt, dat de Genueefen den aart en het ka« rakter van hunne Ligurifche voorouders hebben overgeërfd: maar, zoo zij 'er nog een gedeelte van bezitten, fchijnt mij dit toe, het aller llegtste te wezen: overmits zij, ongetwijfeld, het oproerigfte, bijgelovigfte, wraak - en baatzugtigfte volk van geheel Italien zijn. Van het eerfle levert de gefchiedenis van hun eigen land eene verfcheidenheid van voorbeelden op: en van het tweede en derde kunnen- de veelvuldige ommegangen en daaglijkfche moorden getuigen. Ten bewijze van hunne heb» zucht en ligt-omkooplijkheid, behoeve ik flegts eene omftandigheid te melden, welke ongelooflijk zoude zijn, bij aldien dezelve niet genoeg bewezen was door de getuigenis van alle Reizigers, die Genua bezogt hebben: en deeze is hun vrijwillig dienstnemen op de Galleijen, naa dat de tijd, bij hun vonnis bepaald, verflreken is. Voorbeelden van dien aart zijn menigvuldig: de koop word gemeenlijk voor 12 maanden gefloten, en de prijs hunner vrijheid haalt niet meer dan twee Iiollandfche Ducaaten , in Genueesch geld. Ik ben geheel buiten ftaat om van zulk eene ontaarting eenige reden te geven; maar mijne verwondering in deezen klimt tot de uiterfte verontwaardiging, niet zoozeer omtrent de ellendige flaaven, dan wel over het nog verachtelijker bellier, 't welk zulk een fnooden handel toelaat en aanmoedigt. Schoon de flaat der Gallei - flaaven hier beter is, dan in Frankrijk, is dezelve echter nog zoo flegt, dat ik nooit eenig geloof aan de zaak zou gegeven hebben, zoo ik E 3 'er  J8 REIZE door. ITALIEN. 'er niet volkomen verzekerd van geworden was. Aan elkander geketend, aan allerleij weder blootgefield aan boord der Galleijen, onderworpen aan de hardde, wiüekeurigftc , beflrafiing, (legt gekleed, nog flegter gevoed, en eindelijk verteerd door ziekte en ongedierte; wie zou denken dat het mogelijk ware? En nogthans het is zoo, en zoodanig is de zwakheid, de zinneloosheid, de ellende, of welken naam gij daar aan ook verkiest te geven, vau de menfchelijkc natuur te Genua. In het karakter der Edelen is insgelijks een heerFchende trek, dien men zelden in andere landen aantreft. Zij wenden voor boven die vooröordeelen verheven te zijn, welken veelal, en zo dwaaslijk , tegen den koophandel plaats hebben : dan dit masker van wijsheid is eeniglijk een uitwcrkzel van gierigheid, vermits 'er geen trotfeher en onkundiger ras van menfehen leeft. Ondertusfchen beftaat de handel, dien 'er dcGenueefche adel drijft,alleen in dien van het geld, of, met andere woorden, in woeker, daar zij aan Frankrijk en Italien de benoodigde penningen,tegen eeneallerbuitcnfpoorigfte rente, opfchicten. Zij hebben dit geld bijeen gefchraapt, door in hunne manier van huishouden de deunde bezuiniging in agt te nemen: want, in plaats van gebruik te maken van de heerlijke paleizen , welken zij aan de praalzucht hunner voorvadren te danken hebben, bewoonen zij 'er flegts eene verdieping van; en floppen hunne ouders, ooms, broeders, met alle derzelver vrouwen , meisi  BRIEF XII. uit GENUA. 71 meisjes en dienstboden, in de onderfcheidene vertrekken; terwijl hunne tafels, in plaats van zich ovcreenkomftig hunne fchatten te laten opdisfchen, (gelijk ik wel onderregt ben) allerfchraalst voorzien zijn. In het fhik van de kleeding, behoeven zij flegts weinig kosten te maaken, vermits zij altijd in het zwart gaan: en, wat belangt de Gastvrijheid, aan deeze deugd hebben zij even min kennis als aan alle overigen. Hun gewoon vermaak beftaat in Converzationi, alwaar zij den tijd flijten met kaartfpelen, en op koffij, limonade, en befchuit onthaald worden. De vrouwen zien 'er niet onaartig uit, maar haare pellen, en de manier waar op zij haar hoofd in een fluijer (/ƒ Mes/erg geheten) wikkelen, ftaan , zo 't mij voorkomt, zeer leclijk. Zij brengen haaren geheelen tijd door, met het fpel, met minneftreeken, en het waarneemen van kerkplegtighcden. Zij gaan nooit uit het huis met haare mannen, of zonder haare Cechbe't, welke laatften altijd de voorwerpen haar eigen keuze, en niet zelden de vaders van haare kinderen zijn. Wegens de algemeene befchuldiging van onkunde, waar onder de Genueefen leggen, bevreemt het mij in 't geheel niet, hier geen Hooge School te vinden: maar hunne drift voor dc Muzijk , welke zij met alle Italiaanen gemeen hebben, had mij niet doen verwagten, dat ik 'er zulk een armhartig Tooneel zou zien. De zangers waren zulk dag, als men die zelfs op zodanig een plaats als Nevi is, niet aantreft; en het Orchest was nog ellendiger. Men heeft mij gezegd, dat dit een E 4 ge-  7* REIZE door. ITALIEN. gevolg van zuinigheid is, vermits de Directeurs te weinig inkomen hebben, om beter Zang en Muzijk te betaalen. De Handel in Genua is in het utterfte verval geraakt, zijnde gedaald, naar maate die van Li~ vorno geklommen is. Slegts weinigen van deeze adelijke woekeraars durven het waagen, om een Schip van hun eigen Staat te bevragten, weetendehoe ten eenemaale van alle befcherming hun vlag ontbloot is: waarom zij, zekerheidshalven, zich meest al van Dritfche fchepen bedienen. In deeze voeren zij hunne Fluweelen, Zijde-, Olij, gedroogde Kampernoelies (morilles) die zeer vermaard zijn, hunne Wijnen, parmefaanfche Kaas en carrarisch Marmer, uit. Veelerleij waaren voeren zij in : onder welken Engelsch laken een der voornaamfte artijkelen is; doch hun meeste handel is op Spanjen. 't Geen echter hun Gemecuebest, als een onafhangelijke Staat, voornamelijk ophoudt, en federt lang ten bergplaats gediend heeft van de fchatten veeierGenucefche Burgers, is dc beroemde Bank van St. Joris, die, federt het begin van de vijftiende Eeuw, is opgeregt. Dezelve is minder afhanglijk van de Regeering, dan deeze van haar: wordende geheel beftuurd volgens haar eigen wetten en door afzonderlijke Directeurs. Het Kapitaal daar van is onmeethjk groot: haar Crediet al' gemeen, en haare veiligheid zoo buiten alle bedenking, als de weerlooze toéttand van Genua kan Sehengen. Zij fchoot, in den jaare 1746, aan het Ge-  BRIEF XII. uit GENUA. 73 Gemeenebest, in deszelfs verlegenheid, eene fom van ruim 8 Millioenen Hollandfche Guldens op, die, gelijk mij verzekerd is, reeds geheel weder afbetaald is. De renten, die zij van het geld geeft, bedraagen twee en een half ten honderd. Ik zal deezen Brief bcfluiteri met een Anekdote, die mij door een Fransch Heer, alhier wonende, verhaald is, en die u een veel betere befchrijving zal geven van het Nationaal karakter, dan alles wat ik 'er anders over kan fchrijven, Eenige maanden geleden, zaten twee Venetiaa* nen (tusfehen welken landaart en de Genueefen nog beftendig de zelfde ingekankerde haat blijft plaats hebben, als waardoor de wederzijdfche voorouders onderfcheiden waren,) in een Osien'a, of' Wijnhuis, alwaar het gezelfchap begon te praaten , niet gelijk in Engeland het geval zou geweest zijn , over Staatszaaken of Vermaaklijkheden, maar over de verdiensten van St. jan, den Befchermhciligcn van Genua, die, gelijk men vertelt, ontelbaare wonderen verrigt heeft en de grootfte van alle Heiligen was. Indien de Natuur zoo vrugtbaar is in Vaderlandliefde, dat zij ons zelfs voor dc geringfte voorwerpen in ons Geboorteland, die een Waereldburger met een onverfchillig oog befchouwen zoude , genegenheid weet inteboezemen; hoe veel fterker moet zij dan onze hartstogten gaande maaken , wanneer wij ons dat geen te binnen brengen, E 5 waar.  74 REIZE door ITALIEN. Waar van de welvaart van ons land onderdek? word aftehangeu? De beiden Venetiaanen bcvon» den zich juist in dit nectelig geval. Zij wisten, waarfchijnlijk, even weinig van St. jan, als van St. dionijs: maar St. markus was de befchermheilig van Venttien, en gevolglijk hun alles in al. Daar zij des voorgenomen hadden, om zijn eer tegen de tergende loffpraak der Genueefen op hun Patroon te handhaven, zeide één van hun, dat de beenderen van zijnen Heilig meer mirakelen, bij* zonderlijk in het geneezen van ziekten en kwaaien, gewrogt hadden, dan alle de Apostelen cn Heiligen; dat hij, in den Hemel, naast de Moedermaagd, en de Paufen, in rang Rondt, cn zoo verre boven hun St. jan verheven was, als de Patriarch van Venétièn boven den Aarts-bisfehop van Genua Rondt. Om allen antwoord hier op voortekomen, ging hij met zijn makker de kamer uit, doch wierd wel draa gevolgd door een van het gezelfchap, die, bij de Kerkelijke ommegangen, de eer had van het groot kruis eencr Godsdienstige Orden te draagen. Deeze wanhoopige Geestdrijver, den Venetiaan, die dit gezegd had, inhaalende, Rak deezen plotfeling overhoop, hem, onder het grieven toefchreeuwende: Ti manda questo Soh Giovani che ti guarfano le osfe de San Marco. (Dit zendt u St Jan toe, om u door de beenen van St. Malkus weder te laaten geneezen. ) Zijn kameraad, fchoon een Italiaan, getroffen door zulk moorddaadig bedrijf, ging naar een MagiRraats- pe>  BRIEF XII. uit GENUA. 75 perfoon en eischte, dat de daader geftraft zou woden. Hij kreeg ten antwoord, dat, bij aldien een Venetiaan een Genueesch in Venetien vermoord had, geen haan daar naa gekraaid zou hebben, maar dat evenwel zijne klagte, naar alle waarschijnlijkheid , binnen weinige dagen, in overweeging zou genomen worden. En zoo kwam het met 'er daad uit: zelfs gebeurde dit nog vroeger, das hem gezegd was. Want hij wierd des anderendaags vroeg in den morgen, voor de deur van zijn flaaphuisvermoord liggende, gevonden, en de draager van het groot kruis bekleedt tot heden toe zijn eer-post. Oordeel nu over het karakter van een Volk, waar onder zulke euveldaadcn ongeftraft begaan worden. BRIEF  7 ria, weinig op , 't geeu eeuige bijzondere oplet* II. Deel. F/ tencl-  $2 REIZE door ITALIEN. tendheïd verdient. Het was, beurtlings, in het bezit van de Romeinen, de Gothen, het Oostersch Keizerrijk, de Lombarden, en van karel den crooten en diens opvolgers. In het jaar 1096 had 'er gen opftand plaats, waar bij de Ingezete. nen zich onafhanglijk verklaarden, verkiezende den Ariftokratifchen vorm van Regeering. In 1257, verkozen zij een Kapitein of Doge, zijnde zekeren simon isocca-negra, wien zij een onbepaald gezag opdroegen. Zonder de afzonderlijJte gedaante van hunnen Regeeringsvorm door te lopen , (waar van ik niet geloof dat in eenig land eene grootere verfcheidenheid plaats greep) zal ik 11 flegts te binnen brengen, dat, bij het begin van de onafhangelijkheid der Genueefen, de Kruisvaarten uitborsten, en alle de geestdrijvende Staaten van Europa in vlam zettcden. Binnen het kort bellek van dertien jaaren, leverde Genua, aan de Vorsten, die zich, in deeze onderneeming, te fcheep begaven, zeven groote Vlooten, waar van 'er den uit niet minder dan 68 Galleijen bellondt. Door zulke aanzienlijke koopverdra¬ gen , wierd zij weldra de rijklte en vermogendflc Stad in Europa, en geraakte in het bezit van het Eiland Sardinien, en van den voornaamften handel der Middelandfche zee. Het eerde kostte haar eenen Moedigen en hardnekkigen oorlog met Pifa, die op den ondergang van het laatfte uitliep. Maar haare geduchtlte mededingfter was Venetien, De belangen deezer beiden Staaten flreden niet nin-  BRIEF XIII. uit GENUA* ij minder tegen eikanderen, met betrekking tot derzelver handel, dan tot derzelver veroveringen, er» de oorlogen, in gevolge van deezen wederzijdfchen haat gevoerd, zijn de voornaamfte oorzaak geweest van hunne tegenwoordige onderlinge onbeduidendheid. Doch, om van daar tot het tijdperk over te Rappen, waar in de Staatkundige aangelegendheden van Genua meer vermengd geraakten met die van de voornaamfle Europeefche Koningrijken, zal ik haare gefchiedenis opvatten bij den tijd, toen karel V. eu francois I. om het meesterfchap in Italien twisteden. De gewijde liegue van Cognac, met ten opzettelijk oogmerk aangegaan, om de heerschzugt van karel te keer te gaan, ontlloeg francois van zijn gedaanen eed, om het traftaat van. Madrid geftand te doen: bij het welk, onder anderen, het affiaan van Genua aan den Keizer be« dongen was. Ingevolge van dit verbond van ontflag enz. floot een partij van tweeduizend man, onder bevel van lacitrec, de Stad, aan de landzijde, in; terwijl de vermaarde aNdrea? döria haar ter zee geblokkeerd hield, en de bezetting, weldra noodzaakte, om haar aan de Franfche wapenen overtegeven, doria was van zijne jeugd af aan de Franfch* belangen verknogt geweest, en hadde aan die Natic de gewigtigfle diensten bewezen. Als Admiraal was 'er niemand, die in hooger achting Rondt: F 2 daar  H REIZE door ITALIEN. . daar nogthans zijne geaartheid geheel niet firookte met den gedweeën en doortrapten geest zijner mede-officieren, en hij gewoon was, om zijne gevoelens met meer vrijmoedigheid, dan hoflijkheid , te uitten, haalde hij zich den haat op den hals van hun , die het oor des Konings hadden, en deezen fchilderden hem af als trotsch, woelziek en misnoegd, francois, van natuure openhartig en niet argdenkend was, floeg weinig acht op deeze losfe befchuldiging, tot dat hij vernam, dat doria het uitdiepen en verfterken der haven van Savona, welke men poogde te doen dienen tot eene mededingfler van Genua, in den Koophandel, zoo euvel hadde opgenomen, dat hij gedreigt hadde 'er zich tegen te zullen verzetten. Hij gaf derhalven last aan barbiseux, een zijner Vlootvoogden, om terftond naar Napels te zeilen, welke Stad doria bezig was te belegeren, en zich van hem en van zijne Galleijen meester te maaken. Dan dit was te laat. De Genueefche Vlootvoogd, al ras tijding ontvangen hebbende van het geen hem boven 't hoofd hing, hadde reeds zijn befluit genomen om hem te laaten drijven, en om tevens zijn vaderland de vrijheid te geven. Op raad van den Marquis del guasto, een. Spaansch Edelman, dien hij in een Zeedag bij Napels gevangen had genomen, zondt hij een bode aan den Keizer, wien hijverzogt, hem en zijn Gemeenebest in befcherming te willen neemen, onder beloften, van hem, voor eene zekere maandelijkfche fom, met elf Galleien te zullen dienen. ka-  . BRIEF XIII. uit GENUA. 8j karel, die zulk een aanwinst voor zijne wapenen wel wist op rechten prijs te Rellen, gaf' hem Carte Blanche: in gevolge waar van, hij naar Genua zeilde, en zich daar van, zonder flag of Root, meester maakte; verjaagende de Franfche bezetting onder bevel van den Marfchalk trivulcio, den zelfdén Governeur, dien hij 'er gelaten hadde, toen hij de Stad den Keizerlijken ontweldigde. Deezer wijze zijn Vaderland gered hebbende, voerde hij een nieuwen regeeringsvorm bij hetzelve in, en toonde de oprechtheid en onbaatzuchtigheid zijner Vaderlandschliefde, met de oppermacht zich niet aantetrekken, maar zelfs door zich van allen opcntbjk gezach te onthouden: leidende voortaan een ftil en ampteloos leven, waar in hij eene veel wenfchelijker en heerlijker belooning, voor een edel hart, ontfing, dan het gebied over de geheele waereld aan hetzelve kan opleveren, de liefde en dankbaarheid zijner landgenooten. Deeze genoot hij ongeRoord, geduurende den tijd van negentien jaaren, met het bijkomend genoegen van zijn ingevoerd Regeerings • ftelfel zoo lang onwrikbaar gevestigd te zien: doch toen geraakte het op het punt, dat alles op eenmaal overhoop zou geworpen geworden zijn, door de eerzucht en bekwaamheden van een enkeld man. johan lodewijk fiesco, Graaf van Lavagna, een jong Edelman, en hoofd van een der oudfte en aanzienlijkfle huizen in Genua, kreeg in den zin, om een aanflag te waagen, op het geen F 3 do-  èó REIZE door ITALIEN. 1>oria, uit liefde voor de Vrijheid, van de hand gewezen had >—■ de voldrekte heerfchappij over zijn Vaderland. Schoon niet ouder dan flegts twintig jaaren zijnde, bezat hij alle die hoedanigheden, welken hem bekwaam maakten voor eene zoo gevaarlijke en moeihjke onderneeming. Onder fchijn van geheel aan vermaaken te zijn overgegeven, verborg hij zijn waar karakter, en wist hij het kwaad vermoeden voortekomen, 't geen anders zijne ongemeene talenten, en volksbelieving, tegen hem moesten verwekt hebben: want hij hadde zich , door zijne onbeperkte edelmoedigheid, van de gunst der fmalle gemeente geheel meester gemaakt: een noodzaakelijk vereischte zekerlijk in zoodanige wanhoopige onderneemingen: hoe zeer ook het graauw altijd, door grilligheid, of omkoopingen der vermogenden, zich laat beheerfchen. Zoo draa alles wel bedoken was, wierd de middernagt, tusfehen den eerden en tweeden Januarij 1547, bepaald om het heilloos plan ter uitvoer te brengen. Ook deedt tnen zulks werkelijk; de zamenzweering gelukte, cn 'er waren reeds gemagtigden benoemd, om met de hoofden daar van in onderhandeling te treeden, wanneer een bijzonder toeval alles in duigen deedt fpatten. fiesco, de vcrfchillende wijken van de Stad aan zijne Eedgenooten ter bewaaring tnebetrouwd hebbende, hadde voor zich zeiven de kleine haven, of de Voordad d*Arena, als den moei^ijkden en gewigtigden post verkoren. Aldaar was ook alles naar zijne wenfehen gelukt; en hij dondt op het punt van heen te gaan, toen  BRIEF XIII. uit GENUA. 8? toen'er, op een der grootfte Galleien, die het digtst aan het Strand lag, gerugt omftondt. Vreezende voor een opftand onder de Slaaven in zulk een hachlijk tijdgewricht, fchoot hij fchielijk toe, en zich haastende om aan hoord te komen, liep hij dc plank op, die van de werf tot op het boord lag; wanneer, zijn voet uitglippende, hij in zee viel, en door de zwaarte van zijne waapenen naar den grond zinkende, verdronk. De befcherming, welke Genua van Keizer kareu V. ontfing, ingevolge van doria's opftand, hegtte haar aan de belangen van Spanje, waar mede zij drie oorlogen tegen Franbijk hielp voeren. De eerfte ontftondt onder de regeering van hendrik II. die door de Korfikaanen verzogt was, om bezit van hun eiland en hen voor onderdaanen te neemen. Deeze oorlog duurde van 1553 tot 1559, wanneer de vrede tusfehen de krijgvoerende Mogendheden, te Chateau Cawbrefes, gefloten wierd. De tweede nam een aanvang in 1624, geduurende de regeering van lodewijk XIII. met wien karel emmanuel, Hertog van Savooijen, zich verbondt, in hoope van het Marquifaat van Zucarello te zullen herwinnen, 't geen hem ontnomen was, door Keizer ferdinand, ingevolge eene aanfpraak, door de Genueefen, daar op gemaakt, als een Rijks-leen, 't geen zij weleer bezeten hadden. Dc fnelle voorfpoed des Hertogs van Savooijen dreigde eene geheele overmeestering van het Gemeenebest, wanneer het op 't onverwagtst aan F 4 eeni-  SS REIZE doop. ITALIEN. eenige kanten bijgefprongen, de vijand te rug gedreeven, en de vrede in 1673 gefloten wierd, waar bij Genua alles te rug kreeg, wat het verloren had. De laatfte oorlog met Frankrijk, die in het jaar 1684 voorviel, was nadeeliger dan een der twee voorgaanden. lodewijk XIV, verbijsterd door de vleïjerij" van een pragtig Hof, en de laage dienstvaardigheid van een geheel volk, kon de gehegtheid der Republiek aan Spanje niet verkroppen. Om den voorgenomen aanval een fchijn van regtvaardigheid bijtezetten, (waar toe hij zich anders zelden vernederde in den loop van zijnen baldaadigen vooripoed) eischte hij voldoening voor zekere beledigingen, door eenige onder-officieren van het gerecht , aan den bedienden van zijn Refident, St. olon, aangedaan, en, dat nog vreemder moest luiden, voor het niet weder inroepen der Raaden van het gebannen géflagt van fiesco. De Genueefen zijn oogmerk befpeurende, cn op de hulp van Spanje betrouwende, weezen zijne eifchen van de hand: waar op hij eene Vloot zondt van veertien Oorlogfchepen, twintig Galleijen , twee Branders en verfcheidene kleinere vaartuigen, onder het bevel van du quesne, die, in de maand Meij van 1684, voor Genua het anker liet vallen, en de Stad van den 17 tot 28 liet bombardeeren. De arme inwooners waren genoodzaakt, om het geen hun nog overgebleven was te behouden, zich aan de bevelen van den trollenen Monarch te on-  BRIEF XIII. uit GENUA. 89 onderwerpen , en, ingevolge daar van, hunnen Doge lescaro, met vier Raadsheeren, naar Ferfailles te zenden, om aan den voet van zijnen troon vergiffenis te fmeeken. Een bedrijf van een zoo baldaadige, en laaghartige, wraak over eene Stad zoo onbeduidend in vergelijking met zijne magt als Genua , en die reeds door zijne waapeneu in een puinhoop veranderd was, moet reeds over lang uwe geheele veriigting gaande gemaakt hebben voor het karakter van lodewijk, den Grooten bijgenaamd , door de eigen voorouders dier menfchen , welken zich thans met zoo veel geweld tegen de magt der Kroon Verzetten (*); en gij zult gevolgelijk al dien triumf genieten, dien de deugd gevoelt over de vernedering van eenen magtigen Despoot, wanneer gij bedenkt, dat dit monster van hoogmoed en heerschzugt, die geheel Europa gaarne aan zich onderworpen zou hebben, zelve tot in het ftof verlaagd wierd, en Engeland om vrede moest fmeeken, onder aanbieding van nog veel meer onteerende vernederingen, dan die, waar mede Genua zijne gramfchap bevredigde. Welk eene les voor Despotieke Vorsten! Het Gemeenebest zoo deerlijk bij dezen oorlog geleden, en zoo volkomen ondervonden hebbende, dit Spanje niet in ftaat was haar te befchermen, leer- C*) De Heer W. ichrecf dit reeds in 1787. Wat zou bij 'er mans nog hebben kunnen bijvoegen? F 5  90 REIZE door ITALIEN. leerde door rampfpoed meer omzichtig in 't vervolg te wezen, en nam wijzelijk de MrikMe onzijdigheid in agt, als een ftelzel, waar bij alleen haare onafhangelijkheid konde Maande blijven. ■ Dit voorzichtig gedrag echter wierd afgebroken door den Oostenrijkfchen Succesfie- oorlog, doordien imaria THJtRESlA, bij het Tf aftast van Worms, het Marquifaat van Findl, 't geen de Genueefen van Keizer karel VI. gekogt hadden, aan den Koning van Sardinien afMondt. In deezen oorlog, verloor Genua, geduurende het jaar 1746, alle haare bezittingen , en wierd op het letst genoodzaakt de Stad aan de Keizerlijken, door den Generaal brown geleid wordende, overtegeven. Dus fcheen het geheel gedaan te zijn met het Gemeenebest, toen de Marquis de boeta, die drown opvolgde, zich liet overrompelen en uit Genua verjaagen door het graauw, misfchien door omkooping. Zij zoude nogthans weldra weder ingenomen geweest zijn, zoo niet de vrede van Aken de Genueefen in alle hunne bezittingen heriteld hadde. De laatMe omftandighcid , welke de rust van den Staat verMoorde, en de Genueefen overtuigden, indien zulks noodig was, welke zwakke onderdrukkers zij waren, ontltondt bij d& Korlikaahfche omwenteling. De ingezetenen van dat eiland waren altijd tc onvrede geweest over de Genueefche heerfchappij, als zijnde Mccds met veragting, Mrcng- hcid en onbillijkheid, behandeld geworden > de  BPvlEF XIII. uit GENUA. 91 de kenfchetfende trekken van eene erfliike Gemeenebest-regeering. De opftand, in den jaare 1763, onderden vermaarden pascal paoli, zou, gelijk u bewu&t is, den geheelen goeden uitflag gehad hebben, dien deeze dappere eilanders verdienden, zoo niet Genua, haar onvermogen gevoelende om hen onder de knie te krijgen, het Oppergebied van Korfika aan Frankrijk verkogt hadde, welks magt te groot was, om haar te kunnen wederftaan. BRIEF  32 REIZE dook. ITALIEN. BRIEF XIV. Milaan, den u Oftob. 1787. De weg van Genua, tot Pavia, was doorgaans gelijk aan dien, waar over wij van Turin naar Genua gekomen waren. Vermits Pavia geene gedenktekens heeft overgehouden van haaren alouden luister, toen zij de fetel was van een langduurige opeenvolging van Monarchen, noch ook iets van laater tijd bevat, 't welk bezienswaardig is, hielden wij 'er ons niet lang op. Digt bij de Stad bezagen wij de vlakten, waar op, in liet jaar 1525 francois I. door de Keizerlijken, geflagen en gevangen genomen wierd: waar op wij onze reize tot Milaan, 't geen noch omtrent vijftien mijlen verder ligt, agtervolgden. Deeze Stad, die van alle de Italiaanrche Steden, naast Romen, de grootfte is, valt af, wanneer men Turin en Genua gezien heeft, als zijnde, over het geheel, flegt bebouwd; met dit alles is zij verre af van eene verachtelijke plaats te zijn, naardemaal zij veele voorwerpen bevat, die een oplettend reiziger met het grootfte genoegen zal befchouwtn. De  BRIEF XIV. uit MILAAN. 03 De Hoofdkerk, of, gelijk ze hier genoemd wordt, II Duomo (de Domkerk) is in haar foort het prachtigfte gebouw, dat ik immer gezien heb. Zij is geheel met plaaten van wit marnier bekleed, en aan den buitenkant zijn zeshonderd Standbeelden van dezelfde fteen: waar van zommigen, alhoewel niet veelen, ongemeen fraai zijn. De zijdgangen zijn ruim en grootsch. Het Choor is vol van beeldwerk, verwonderlijk konitig bearbeid. Doch daar is zoo veel daar van, dat men, naar mijne gedagten, in geene zes weeken, alle de fchoonheden zou kunnen beziguigen; bedragende, gelijk men ons zeide, het getal der beelden niet minder dan 15,000. Veel meer bezienswaardig echter dan de Duomo is, zoo het mij voorkomt, het nieuwe Opera-huis, 't geen men zegt (en ik geloove het gaarne) dat het grootfte tooneef der waereld is van den tegenwoordigen tijd. Oordeel des, hoe zeer ik, bij het inkomen aldaar, ver- rascht was en verwonderd ftondt! De Logiés zijn zoo veele kamers, met alle daar aan pasfende gemakken, en bij uitftek prachtig, wegens den opfchik van de meubelen en behangzels, door de familien, waar aan zij behooren, bekostigd. De Citadel, of het Kasteel van Milaan, beftaat in een reeks van fterke Vestingwerken, die weleer ten eenemaale onoverwinnelijk waren: doch, allengskens, deeze hunne fterkte verloren hebben, gelijk gij kunt naargaan, naar gelang men in de konst des oorlogs meer gevorderd is; zoo dat zij, te-  M REIZE fiooH ITALIEN. tegenwoordig, flegts eenen zwakken tegenftand aan een geregeld beleg zouden kunnen bieden, alwaar het ook, dat zij, door elliot (*) zeiven verdedigd wierden. Wij bezagen ook het Hertoglijk Paleis, waar in men ons een heerlijke Bal - of Galazaal, benevens eenig Engelsch meubelwerk, toonde, maar geene goede Standbeelden of Schilderijen. Echter bezorgde onze Gids, of Cicerone, gelijk hij hier genoemd word, ons, met betrekking tot onze teloorftellingin deezen, eene volkomene vergoeding, door ons in de Kerken van Santa Marie della Gratie, en Santa Maria presfo San Celfo te brengen: in de eerfle van welken twee vermaarde fchilderijen zijn van titiaan, en leonardo da vinci, verbeeldende een Kristus met doornen gekroond, en het laatfte Avondmaal. De Porti» co (f) eener Kerk, San Lorenzo gehe eten , fchijnt een gedeelte geweest te zijn van de Peristijl (§) eenes tempels, ter eere van hercules gebouwd, door maximiaan, den Rijksgenoot van Keizer diokletiaan, beftaande uit marmeren kolommen, ongemeen fchoon gegroefd. De Atnbrofiaanfche Boekerij met het daar behoo- rend (*) De dappere verdediger van Gibralter, in de jaaren 178a cn 17Ü1, tegen de vcreenigde Spaanfche en Franfche ftrijgSmagten. Aantek. van den Vertaaler. CtO Ene Gaancrij met pilaaren onderfteund. Aant. yan Denzclfdeu, CDEcn ronde rei van binnen Zuilen. Aant. van bcnzelfdcn.  BRIEF XIV. uit MILAAN. 95 rend Kabinet, waar op Milaan zoo trotsch is, voldeedt niet aan mijne vervvagting. Zij be¬ vatten, ongetwijfeld, eene uitmuntende verzaameling van Boeken, Schilderijen enz. maar ik hadde, uit den ophef, dien ik 'er van had hooren maaken, nog wat meer verwagt, dan ik zag. ——■ Deeze Boekerij is aangelegd door den Kardinaal fr ede rik borromeo, en , 't geen vrij zonderling is voor een geftigt van dien aart, toegewijd aan den II. ambrosius, naar wien het, gelijk gij befpeurt, genoemd is. Men zegt, dat 'er 40,000 Boekdeelen in zijn, cn het Kabinet bevat verfcheidcn goede Schilderijen. Inzonderheid beviel mij een tekening of fchets van rap ha ei., de Atheenl'che School geheeten, waar van de Schilderij, zoo men mij zegt, te Romen is. Ik geloovc, dat 'er weinige reizigers te Milaan komen, die niet al ras naa hunne aankomst naar zeekere plaats gebragt worden, welke men La Ca/a Simsnetta heet, zijnde een onbewoond Slot, twee mijlen van dc Stad gelegen, en aanmerklijk wegens deszelfs echo, die de menfchelijke ftem 38 maaien en een pistool-fchoot 57 maaien te rug kaatst, gelijk wij zulks in perfoon ondervonden. Men hoort deeze echo aan den achterkant van het huis, ahvaar zij fchijnt geboren te worden door het uitfteken van twee vleugels, die een zoort van plein formeeren; fchoon het mij voorkomt, dat 'er eene andere onbekende oorzaak van zulk een vreemd nitwerkzel moet plaats hebben. Daar de Adel van dee-  90 REIZE door ITALIEN. deeze plaats het karakter bezit, van in gastvrijheid en beleefdheid dien van geheel Italien te overtreffen , beklaagden wij ©ns niet weinig over dc afwezigheid van de Marquifin Castiglone, de bijzondere vriendin der vreemdelingen en het model van mode en fmaak. Onder de Brieven, waar mede ons Lord lansdowne vereerde, was 'er een voor deeze dame. De Frabrieken van Milaan zijn, voor een binnen Stad, al vrij aanmerkelijk. Alleen in édnliuis, Cafa clerici geheten, worden meer dan 700 lieden aan het werk gehouden, met glasblaazen, het maaken van aarden -werk, geiten-leder bereiden, het weeven van wolle Boffen enz. en in een ander, de Cafa Penfa, omtrent 600, die alleen in zijde werken. ■ De neusdoeken , die hier gemaakt worden , zijn veel beter, dan ik ergens gezien hebbe: waar van ik geen fterker bewijs behoeve bij te brengen, dan enkel te melden, dat zij overal gezogt worden. Buitendien zijn 'er nog veele andere voornaame fabrieken van fluweelen, gebrocheerde Boffen, chitfen en katoenen, goud- en zilverwerk , koper en kristal, gelijk mede papiermakerijen. Wij zien, uit de Gefchiedenis van dit land, dat het zelve, naa de verovering van Lombardijen, door ka rel den grooten, aan de Roomfche Keizers onderhoorig is gebleven tot aan de liegue van Mo/10, aangegaan in Maart 1226, door alle de voornaame Steden, die tusfehen de Alpen en  BRIEF XIV. uit MILAAN. 97 en de Appenijnen, de Franfche grenzen en de Adratifche Zee liggen, onder den naam van Socie* tas Lombardorum. Op dien tijd twistten de Fis* conti en Forriani, twee vermogende geflagtcn in Milaan, om het Oppergezag, 't geen in handen kwam van het eerstgemelde, en daar in bleef tot den jaare 1474, zoo lang 'er eene wettige afflammeling in bleef, om optevolgen; wanneer franCisco sforza, bastaard des beroemden le« gerhoofds van dien naam, die zoo dikwijls voorkomt bij guicc iardini, in zijne befchrijving der Napelfche Oorlogen, gehuuwd zijnde aan eianca maria, natuurlijke dogter des laatflen Hertogs van visconti, bezit nam van het Hertogdom. Zijn tweede zoon was de vermaarde lodewijk sforza, bijgenaamd de Moor, wiens karakter mij toefchijnt eene zonderlinge overeenkomst gehad te hebben, met dat geen, 't welk in t algemeen aan onzen richard III. word toegefchreeven; als zijnde heerschzugt, moed, wreedheid en huichelarij, de onderfcheidende hoedanigheden van beiden, lodewijk was, gelijk richard, oom en voogd van eenen jongen Prins, en Reeg, gelijk deeze, ten troon, door het vermoorden van zijnen Neef. Schoon het lot van beiden de overweldigers niet in allen deele overeen kwam, fchijnt echter dat van den een' zoo wel als van den anderen een gevolg van een Goddelijk oordeel, ter ftralFe hunner euveldaaden, geweest zijn. De Engelfche Koning verloor zijn kroon en leven in een Rag: en de MUaneefche Hertog ü. Deel. G vondt  oS REIZE doop. ITALIEN. vondt zich van zijne bezittingen beroofd door lodewijk XII. van Frankrijk, cn wierd in het kasteel van Loches opgeüoten, alwaar hij, naa eene naauwe gevangenis van elf jaaren, verzwaard door veragting, en waarfchijnlijk door herdenking verbitterd, overleedt. Men kan hier bij niet ongepast aanmerken, dat deeze Vorsten tijdgenooten waren; fchoon de overweldiging van sforza, tien jaaren naa die vau richard, voorviel. De laatfte van deezen (tam was francisco III, zoon van lodewijk de moor., op wiens overlijden zonder kinderen, in 1535, Keizer kar.el V. zich van het Hertogdom Milaan, als een leengoed, dat aan het Keizerrijk vervallen was, meester maakte. In diens Geflagt bleef het tol aan het overlijden van kar.el II. Koning van Spanje, wanneer het, in de Succesfie-oorlog over de Spaanfche kroon, door Prins eugeen genomen, en aan de Oostenrijkfche Staaten gehecht wierd; waar aan het nog tegenwoordig behoord, uit kragt van het traclaat van Rastadt in 1714, van het viervoudig verbond, twee jaaren laater, van den Weener vrede in 1725, en eindelijk van dien van Aken in 1748. De Regeeringsvorm van Oostenrijksch Lombar' dijen, is onbepaald, hebbende aldaar geene Conftitutioneelc wet jilaats, waar hij het gezag van den Souverein beperkt is. Het word, gelijk Braband enz. voornaamelijk beftuurd door een Governeur en een Minister van ftaat, die, in zaaken van aan-  BRIEF XIV. uit MILAAN. 99 aanbelang, vooifchriften ontvangen van het Wee* fier hof. De tegenwoordige Governeur is de regeerende Hertog van Modena, die opgevolgd zal worden door 's Keizers jongden Broeder , den Aartshertog ferdinakd, die thans zijn verblijf te Milaan houdt. De krijgsmagt van dit land is van 16 tot 20,000 man; en het getal der ingezetenen beloopt op een Millioen, die van de Hoofddad ten getale van 116,000, daar onder begrepen. Wij zijn niet ten Hove geweest, vermits de Aarts - hertog afwezig is. Hij heeft zeer veel op met Engeland, 't welk hij (gelijk u zal heugen,) over twee jaaren, bezogt, en alwaar hij, door den Koning, op het kasteel van Windfor, treffelijk ont« haald wierd. Ik zal deezen brief, te Bologna, bcfluiten, Bolcgna, den ioden* ij vertrokken van Milaan, op den Elfden, en kwamen weldra te Lodi, eene Stad, welke beroemd is wegens de beste Parmafaanfche kaas, die in haare ommedreeken valt. Deeze kaas word geheel van Koe- en niet van Geitenmelk gemaakt, ö 2 ge-  ioo REIZE door ITALIEN. gelijk men in Engeland vertelt. De Koeijen komen mager uit Duitschland om in deeze vlakten te wenden: zoo dat de fterke en bijzondere geur van de kaas alleen aan de weijde is toetefchrijven. Van Lodi kwamen wij te Plagentia, of, gelijk het hier genoemd word, Plagenza, eene Stad aan den Hertog van Panna onderhoorig. Wij klommen op den toren der Hoofdkerk, om de ftreek te befchouwen, alwaar hannebal den Burgemeester sempronius verfloeg. Onmooglijk echter is het den juisten plek te ontdekken; fchoon men weet, dat de beiden Legers, elk aan weerszijde van de rivier Trebia, lagen. De Standbeelden te paard van alexander, en diens zoon ranuzio, farNésE, vielen ons vrij wat uit de hand: weshalven ik ze met ftilzwijgen zal voorbijgaan. Des anderendaags 's morgens vroeg kwamen wij te Panna, hebbende of over, of digt langs, den JEmiliaanfchen weg gereisd, zoo als plinius deszelfs ligging opgeeft. Van Panna zal ik niet meer zeggen, dan dat het eene groote, en over het geheel niet kwaalijk bebouwde , Stad is. De Schouwburg en de Akademie der Beeldhouw- en Schilderkonst verdienen voornaamelijk de oplettendheid des reizigers. De eerde, door vignola, onder de regeering van ranuzio (van wiens ftandbeeld ik zoo even gewag maakte) gebouwd, word, door de liefhebbers der Bouwkunde, niet weinig bewonderd en druk bedudeerd; zijnde ge. heel in den ouden fmaak, en zeer bijzonder, uit hoof-  BRIEF XIV. uit BOLOGNA. lor hoofde, dat het geluid zich , daar in, tot op den verRen afltand van het Tooneel, dat is , van omtrent 310 voeten, duidelijk laat hooren: iets, 't geen niet zoo zeer aan den Bouwmeester, dan wel aan de eene of andere toevallige, en tot nog onbekende, oorzaak word toegefchreven. Op het Voortooneel is een foort van Vijver, dien men, bij gelegenheid, door pijpen, vol water kan laaten loopen, om daar op Spiegelgevegten of Scheepsftrijden,'waar voor de Galleijen Reeds in den Schouwburg te zien zijn, te vertoonen. Ondertusfchen komt mij een tooneel van dien aart, onder dak, en in zulk eene enge plaats, op zijn best zeer laf en onbeduidend voor. In de Akademie ontmoet men eenige verminkte Griekfehe Schilderijen, waar van de Draperij verwonderlijk is: doch het voornaamRe Ruk is dat beroemde van corregio,het Heilig gezin verbeeldende een verwonderlijk Penfeel-gewrogt. Men heeft beweerd, dat de beelden van dit fraaie Ruk te lomp zijn; maar het komt mij voor, dat deeze vitterij naauwlijks eenige opmerking verdient, cor regio was een te groot konflenaar om geen karakter in acht te nemen, en om beRaanbaarheid aan uiterlijk voorkomen opteofferen. De Hertogdommen van Panna en Plagentia worden befluurd door een Infant van Spanje: het Koninglijk Spaanfche huis, in den vrouwelijken lun, afgedaald zijnde van de farnesi, natuurG 3 ■ lij"  102 REIZE door. ITALIEN. üjke kinderen van Paus paulus Hf. antho. nij, de laatfte Hertog van deezen ftatn, overleedt, in het jaar 1731, zonder kinderen. Van Panna gingen wij naar Reggio, en van daar naar Modena, alwaar mij de bouwkunde van het Hertoglijk paleis, door avanzini gebouwd, niet weinig beviel. De verzameling van Schilderijen, aldaar, is nog fteeds aanzienlijk; fchoon 'er eenige honderden van de beste Rukken aan augustus, Koning van Polen, uit zijn verkogt geworden. Vier uuren naa ons vertrek van Modena, kwamen wij te Bologna, welke Stad gezegd word 55,000 ingezetenen te bevatten. Schoon 'er, in de Kerken en Paleizen, deeze en geene fraaie Rukken van bouwkunde zijn, hebben zij, in 't algemeen , een mishaaglijk voorkomen, door de heerfchende gewoonte, om alle de huizen van vooren met Piazzas of Portico's te bouwen, die, hoe nuttig ook voor wind en weder, de Rraaten vernaauwen en misvormen. Bologna munt, boven alle andere Reden, Romen alleen uitgezonderd, in verzameling van Schilderijen uit: zij was (gelijk u wel zal voorftaan) dc Geboorteplaats en School der caracci. In plaats echter van mijn brief te vullen met eene lijst deezer Rukken, zal ik alleen aanmerken , dat ik het meeste genoegen vondt in eene Heilige Cecilia, door k.a-  BRIEF XIV. uit BOLOGNA. 103 kAPHAëi. (*), in een Buk, verbeeldende de 3ïaagd, het Kind, en den kleinen St. Johannes, door corregio (f ) ; twee Hukken van guido r e n é ( § ) , zijnde het dén bekend onder den nnam van St. Pieter en St. Panlus, en wordende het ander ondcrlteld, de Vrijheid en Zedigheid te verbeelden, en in een St. Jèrottimus, door eudo- vico caracci Men vindt hier ook verfcheiden meesterftukken van hederidaagfche Bceldhouwkonst; doch 't geen, naar mijn gering gevoelen, het meest uitmunt en het fchoonst is bewrogt, is het Collosfeiiale Standbeeld van Nept anus, door jo hannes van eologna. Het is het hoofdbeeld eener keurlijke fontein: de houding, het gelaad, dc leden en 't geen verder tot het ontleedkundige daar van behoort , is onbefchrijflijk fchoon, en gaat zelfs, naar mijne gedagten, homerus befchrijving van deezen aardjlingerenden God te boven. Meer dan eens zagen wij de vermaarde Torens deezer plaats, La Garefenda en Asfenella. üe eerde is 142 voeten hoog en helt agt voeten over deszelfs grondnuk; de andere 300 voeten, en hangt iets, maar weinig, uit deszelfs loodlijn. Maar ik heb genoeg aan zulke voorwerpen eenmaal te zien. Het (*) In de Kerk van Ceovanne in Blonti. (f) In het Capraraasch paleis. (§) Isi de Paleizen van Sampiere en Monii. C.) In het Palcis Monii. G4  104 REIZE door ITALIEN. Het openbaar Mufeum, of Istituto, door Paus Iameertini, cüe een Bolongeesch was, geItigt, beftaat in eene treffelijke verzaameling van genoegzaam alles wat dienen kan voor de beoeffening van konsten en weetenfchappen; eene Boekerij van 100,000 banden; vertrekken voor de Schei-, Kruid- en Heelkunde, vol van ontleedkundige preparaten in wasch; een kabinet vau Natuurlijke zeldzaamheden: een Sterretoren; Schooien voor de fraaie konsten; eene verzaameling van Gedenkpenningen en afbeeldzels derzelven; met één woord, bet is eene volledige Encijclopedie, met daartoe gefielde Hoogleeraars in elk afzonderlijk vak. Eene Commbüe van vier en twintig Direkteuren vergadert alle Donderdagen, om alles natezien. Van de Opera zoude ik vergeten hebben eenig gewag te maaken, ware het niet wegens de zonderlinge inhaaligheid der Ophouders , welke met 'er daad tot fchande van de Stad verftrekt: en dit zult gij mij gaarne toeftemmen, gclove ik, wanneer ik u melde, dat zij van vreemdelingen bijkans eens zoo veel geld neemen voor de intrede, als de Italiaanen betaalen. Wij ondekten dit bedrog niet voor dat wij tweemaalen in deezen Schouwburg geweest waren. Op den derden avond, hadden wij befloten, om 'er ons niet aan te onderwerpen: en, daar men ons voor de gewoone fom niet wilde inlaaten, keerden wij naar onze herberg te rug, alwaar wij geene vijf minuten geweest waren, of men kwam ons verfchooning vraagen en verzoeken om weer om te komen: fchoon wij het niet ge.  BRIEF XIV. uit BOLOGNA. 105 geraaden oordeelden, aan dat verzoek te voldoen. Eindelijk bezogten wij ook de Kerken van San Petronio en San Michaek in Bosco: in de eerfte van welken dc vermaarde Middaglijn van Casjini is, op koper gegraveerd, cn in den vloer ingelegd ter lengte van 22a voeten. Door het inlaaten der Zonneftraalen, middelende eene fmalle reet boven in den top der Kerke, ziet men daar op de Nagtevenaaren (equinoxen) en dc Zonne-ftilflanden (folftices) aangewezen. Van San Michaek hadden wij een fraai gezicht over geheel Bologna, en de uitgeltrekte vlakten van Lombar.dijen. Over de Historie deezer Stad hebbe ik flegts weinig te fchrijven. Zij is, federt den dood van karel den grooten, onder het beftier van den Paus geweest, uitgezonderd den tijd van deeze en geene omwentelingen, door de pepoli en bentivogli verwekt. In het jaar 1462 wist j o h a n bentivogli zich van het oppergezag aldaar meester te maaken, en zich tot het jaar 1506 daar in ftaande te houden, wanneer hij door dien Bouten en ondernemenden ftrijdende - Kerk Paus, juliüs III. verjaagd wierd. De Burgers bezitten, voor het uiterlijke, groote voorregten, ftaande onder het beftuur van hunnen eigen Raad van Zestigen, waar uit een Gonfaloniere, of Voorzitter, en agt Anziani, of Raadsheeren , gekozen worden. Het volk draagt geene Jasten, buiten een Wijn - ak'ïjns: hunne goederen G 5 kun»  ïo6 REIZE door ITALIEN. kunnen niet verbeurd verklaard worden. Zij houden een Gezant, nevens een Auditeur van de Rota, of liet hooge Gerechtshof te Romen, in die Stad: ook is 'er geen Citadel of vesting om hen in bedwang te houden. Bij naadcr onderzoek echter is het mij voorgekomen, dat dit alles maar loutere vertooning is, overmits de Raad door den Paus word aangefteld, die voorts door zijn Kardinaal en Vice - legaat, te Bologna, even despotiek regeert, als in alle zijne andere Staaten. Op zekeren morgen woonden wij eene Straf» oeffening bij, welke geheel nieuw voor ons was. Zij draagt den naam, gelöve ik, van La Corda, en gefchiedt volgender wijze: Men hangt een groot blok , aan een ijzeren haak, die, omtrent 40 voeten hoog, aan de zijde van een huis uitfteekt. Over dit blok loopt een touw, waar aan des misdaadigers armen (zijnde vooraf van agteren bij elkandereu gebonden) vast gemaakt worden. Men trekt hem dan, langzaam, tot zekere hoogte op, wanneer, het touw fchielijk losgelaaten wordende, hij tot op eenige weinige voeten van den grond neervalt. Deeze foltering word twee- of driemaalen herhaald, in dier voege dat de val al hooger en hooger word: echter mist het zelden, of reeds de tweede brengt het verlangd uitwerkzel te weeg, namelijk het uit het lid rukken van de fchouderbladen. Op onze vraag aan welken misdaad de lijder, dien wij zagen, zich hadde fchuldig gemaakt, krengen wij ten antwoord: dat hij deeze ftraffe drie  BRIEF XIV. uit BOLOGNA. 107 drie maaien, in zeven maanden, ondergaan hadde, voor het overhoop fteeken met een mes ('t geen men hier de Coltellata geven noemt) vaii drie onderfcheidene perfoonen, waar van de laatfte zijn eigen moeder was. Hadde hij de Kerk beftoien, men zou hem zekerlijk levendig verbrand hebben. De luiden alhier Cellijnen alle die vooringenomenheid met de Muzijk te hebben , welke wij'in ItaHen ftaat maakten, te zullen ontmoeten. Ik maak hier van gewag, uit hoofde der veelvuldige Serenades, welken wij alle avonden hooren. Een van deeze wandelende Concerten is vrij koddig: bcftaande deeze troep uit agt oude mannen, die alle blind, alle neeven, en alle inboorlingen van Bologna , zijn. Zij misfen nooit, ons, in den naamiddag, op te wagten. Wij zijn weder bij den Heer dundas, die een ongemeen aangenaam gezel is. Hij houdt veel van Becldhouwftukkeri en Schilderijen, en zal een rechte Virtuoos wezen, eer hij Italien verlaat. Wij achten het allen een groot geluk voor ons, dat wij hier geene bekenden hebben, als die ons flegts den tijd zouden ontftelen, welke wij liever belteeden aan het kweeken onzer kennis van de fraaie konsten. Schoon wij wel verwagtten, dat hier bijnaa alles nieuw voor ons zou wezen; ftont ik echter i niet  108 REIZE door ITALIEN. niet weinig optekijken, wanneer ik, vraagende hoe laat het was, den oppasfer hoorde antwoorden: drie en twintig en een half. Sedert vernam ik, dat, meest overal in Italien, het laatfte uur eindigt en het eerfte begint met Zonnen-ondergang: weshalven, daar 'er vier en twintig uuren in een etmaal verlopen, het- antwoord gepast was. Ik vreeze nogthans, dat het nog lang zal aanhouden, eer ik gewoon ben aan deeze manier van tijdberekenen. BRIEF  BRIEF XV. Florenzen, den 10 Novemb. 1787. Enige weinige mijlen Zuidwaarts van Bologna beklommen wij, op nieuws, de Appenijnen, die aldaar zoo veel fteilder oploopen, dan aan de Grenzen van Genua, dat het noodig is, de paarden met osfen-jokken te onderfteunen: echter zagen 'er de bergen niet zoo rnuw en kaal uit, als ik verwagt hadde, die te zullen vinden; maar zij waren, in tegendeel, met rijs-hout bedekt, welks loof thans onder eene verfcheidenheid van fchaduuwen en tinten, door een Italiaanfchen herfst, verzagt zijnde, eene aangenaame vertooning maakte: want, fchoon het ons den aanftaanden Winter in de gedagten riep, behoeven wij, die denzelven in de zagtere luchtftreeken van Italien zullen doorbrengen, niet bekommerd te wezen, voor zulke normen en koude misten, als van Bwloh T van (*) over uwe hoofden waaijen. Wij lliepen, den eerften nacht, in eene kleine herberg op deeze bergen, en kwamen, des anderendaags, te Florenzen; nebbende onder weg een weinig ftil gehouden om La (*) Een hooge berg over üreekmtk,  iio REIZE dook. ITALIEN. La Pietra Ma/a te bezichtigen, ecu plek van aard en fteenen, aan de zijde der bergen, welke vuur vat op het bijbrengen van aangelloken ltroo en hout; fchoon wij het geluk niet hadden van in onze proefnecming te flaagen, niettegenftaande wij lieden, die aldaar woonden, met al den noodigen toellel, bij ons hadden. Op weg, hadden wij, in de Vallei van Arno, een heerlijk gezicht van Florenzen; fchoon ik echter niet geloove, dat deeze zoo hoog geroemde Vallei, waar van de naam alleen de verrukkclijkfte denkbeelden van fchilderachtige land-tooneelcn bij mij altijd verwekt hadde , half zoo veel fchoons oplevert, als verfcheiden, welken ik u, aan den kant van de Severn, kan opnoemen. Ook is de Arno geenzins die heldere ftroom, dien ik dagt alleen door den Peneus geëvenaard te worden, maar een drabbige, ondiepe, rivier, de volmaakte copij van dc Seine, te Parijs. De Stad nogthans valt zeer in mijn fmaak: haare ligging is aangenaam; haare ftraaten zijn, voor het meerendeel, ruim en breed ; cn dc gebouwen, zoo openbaare als afzonderlijke, in dier voegen opgetrokken, dat zij ons de Medici cn de herleving der vrije konsten in het geheugen brengen. Het Paleis des Groot-hertogs wierd gebouwd door eenen pit Tl, een ampteloos Burger, van wieh het deszelfs naam ontleend heeft. De Bouworder daar van is wel de ruuwftc foort van Toskaanfche cn j"ünifche orders; doch het heeft met dit alles, naar  BRIEF XV. uit FLORENZEN. ia naar mijne gedagten, een grootsch en luisterrijk voorkomen. De vertrekken waren, gelijk wij wei verwagt hadden, een weinig te donker voor derzelver talrijke en kostbaare verzaameling van Schilderijen, van titiaan, guido re Né, salvat o r r o s a, paul veronese, pietrO da cortona en rapiiaül, wiens beroemd Ruk, de Madonna della Sedia verbeeldende, zelfs ongelovigen de aanbidding zou afpersfen. Het ftelt de Maagd voor in eene zittende geftalte (van waar zij della Sedia heet) met het kind je zus op haar fchoot. De keuze der houding of actie, houdende het kind aan haaren boezem, haar minzaam opflag, fchoone mijmering, en het gelukkig uitzicht van haar Zoon , zijn behandeld in eene manier, alleen eigen aan dien verwonderlijken konftcnaar, die, gelijk hij nimmer zijn's gelijken hadde, ook nooit, vreeze ik, dien vinden zal. Achter het Paleis ligt een fteile heuvel, waar op plaifier-tuinen zijn aangelegd, Boboli geheten, welken met ftandbeelden en water-kommen zijn op. gefierd. Van den top diens heuvels heeft men een heerlijk gezicht, op de Stad, de Rivier, en de Vallei van Arno. De Stad, word, door de Rivier, in twee ongelijke deelen , gefcheiden. Een van haare bruggen, II Ponte della Trinita genaamd, word zeer geroemd wegens den reusachtigen kring der bogen: dan deeze beviel mij minder dan haare half ronde ge-  lï2 REIZE door ITALIEN. gedaante. Van de Kerken verdient de Duomo ( Dom - kerk ) de meest opmerking: meer echter als een zeldzaam dan verwonderingswaardig voorwerp , als zijnde belegd met marmer van onderfchefdene koleuren, 't geen haar niet ongelijk aan een Harlekijnspak maakt. Buiten dien is de Bouworder een mengelmoes van allerlei orders, verward op en onder eikanderen gewrogt. Ik moet nogthans van deeze algemeene berisping de Dome of Koepel uitzonderen, die verwonderlijk fchoon is opgetrokken. Naast deeze Hoofd-kerk ftaat een gegebouw, 't geen den naam voert van Battisterio (Doophuis,) waar in alle de Florentijnfche kinderen gedoopt worden, cn welks gebronste deuren zoo konstig gebeeldwerkt zijn, door lobenzo chiberti, dat de groote jïuonarotti (*) verhaald word, op het gezicht daar van, te hebben uitgeroepen: Quëste firn digne de eJJ'er prefentate a Giove perfarne le portelle del paradifo, (zij zijn waardig aan Jupiter aangeboden te worden , om voor een portaal van het Paradijs te dienen.) In de Kerk van san lorenzo is dc prachtige Kapel van het huis der medici, nevens eenig fraai beeldwerk van michael ancelo. Wij bezogten ook die van St. Mark, niet zoo zeer als kunstminnaars, maar om Liqueurs en Reukwaters op COmichaöl d' ancelo, buonarotti, of eigenlijk pi buonahotAj naar zijn Gcllagt, bijgenaamd. Aumck. yan den Vertaaler.  BRIEF XV. üit FLORENZEN. 113 •p te doen, welken de Dominikaancr Monniken van dat Klooster maaken, en in 't algemeen voor de besten in Europa gehouden worden. En laat ik nu uwe aandacht bcpaalen bij de Caancrij, alhier, welke, uit hoofde van haare onderfcheidene en kostbaare verzaamelingen van konstdukken, verre boven alle anderen vermaard geworden is. Daar echter zoo veele uitvoerige befchrijvingcn daar van, door fchrandere Reizigers gemaakt, voorhanden zijn, zal ik mij hier in zoo veel mogelijk bekorten, cn alleen gewag maaken van zulke Bukken, wier befchouwing mij het meeste vermaak opleverde. Deeze Gaanerij (laat aan de Oevers van den Arno, naast het oud hertoglijkPaleis, en wierd aangelegd en voltooid door de medici, oorfprongelijk een gcflagt van amptelooze burgers , waar aan de volgende eeuwen haare befchaaving veel meer te danken hebben, dan aan de machtigde Vorsten van Europa. In den jaare 1564 natncosMo I. den beroemden ceorge vasari als Bouwmeester aan, om de verfcheidene kamers, voor de Regecring, onder dén dak te brengen. Maar franc isco, die hem opvolgde, veranderde het gemaakte plan voor het oogmerk, waartoe het gebouw tegenwoordig dient: zoo dat het, in plaats van tot gerechtshoven, en een luidruchtige pleitzaal aangelegd te worden, ten gelukke, veranderd wierd in eene fraaie en dille fchuilplaats der aloudheid en der fchoone konsten. II. IJ k e i.. II Het  H4 REIZE door ITALIEN. Het beftaat uit drie Corridors, (gaanderijen) irt gedaante gelijk aan een Griekfehe n, waar van de twee langden omtrent 404 voeten beflaan en de andere 140, met zestien of zeventien keurlijke vertrekken aan weerskanten. In de cerften zijn oude Borstbeelden van Romeinfche Keizeren, van den eersten caesar tot op konstantijn, met veelen van derzelver vrouwen enz. de Portraiten van verfcheidene meest vermaarde mannen, van iiannibal tot paoli; Standbeelden, zoo oude als hedendaagfche, nevens eene keurige verzaameling van Schilderijen. In de laatRen zijn ook Schilder- cn Beeldhouwftukken, maar van grootere waarde; oude en hedendaagfche Gedenkpenningen; kostbaare Gemmen of Stccnen, welker uitmuntend graveerzel ons de tijden van alekander en de konst van pijrgoteles te binnen brengen; gewijde Vaten, Hüisgeraaden en Legergereedfehappen der Ouden: Raaien van hun Porcelain; Etruscifche Vaten; oude en hedendaagfche Bronfen, en antieke Schilderijen. Dan gij zult mij wel verfchoonen, om u van deeze geheele talrijke naamlijst eene befchrijving te geven: ik zal mij des, gelijk ik vooraf gezegd hebbe, alleen bepaalen tot zulke Rukken, als mij het meest bevielen, gelijk als de twee Wolfs - honden, voor aan bij den ingang, beiden antiek cn overheerlijk uitgewerkt; de borstbeelden van julius caesar, en een Rervcnde alexander den grooten; een Paard aan het boveneinde der 0 os-  BRIEF XV. uit FLORENZEN. 115 oostelijke gaanerij, bij 't welke, het ontleedkundige, en de evenredigheden van kop en lichaam verwonderlijk zijn in acht genomen, doch waar van de pooten het werk zijn van een' hedcndaagIchen Steenhouwer: de Standbeelden van ZEsculapius en Mcrcurius , beiden antieken ; dac vau Bacchus , door m. angelo; een gebronsd Standbeeld van een Etruscifchen Wichelaar, gemanteld en in eene fprekende houding; dit Ruk wierd gevonden in het meir van Thrajlmene, en is zulk een volmaakt beeld, dat alleen de houding en het gelaad de overreding fchijnen met zich te voeren; een Afgietzel van den vermaarden Laocoon, die in het Klementijnsch Kabinet te Komen is, door baccio bandinelli, doch, 't welk ik naauwlijks kan begrijpen, dat, door het oorfprongelijke, zou overtroffen worden. Alle deeze Rukken zijn in de Corridors, 't Geen, in de Kabinetten, mijne meeste verwondering gaande maakte, was een gebronsd fiandbeeld van Mev curius, door j. van bologne, waarvan de tekening zonderling is, hebbende dc konflenaar deezen God der dieven vertoond als ten hemel gevoerd wordende op den adem van Zephijrus, wien hij afgebeeld heeft onder een kop met het gelaad naar boven, en uit welks mond een Rerk geblaas komt, waarop Mercuritts fcbijnt te rijzen; de Herntaphrodiet, een uitmuntend Orieksch Bandbeeld, 't geen juist zoodanig is, als het moet wezen. Gij errinnert u de gefchiedenis van de H fl ver-  iiö REIZE door ITALIEN. verzotte salmacis, die haaren minnaar, her« maphroditus, in haare armen vast hieldt, en, niet zonder vrucht, badt, dat de Goden haar met hem tot één lichaam wilden vereenigen; JJercules een Centaur (Paard -mensen) te onder brengende, maar welken Centaur weet ik niet, als hebbende nimmer gehoord dat hij eenigen anderen verflagen heeft dan nessus, die door zijn boog, en niet door zijn knods, om 't leven kwam, toen deeze dejanira, aan de oevers van den Evenus, poogde te verkragten: dit is een verwonderlijk Ruk van oude Beeldhouwkonst: eindelijk de ongelukkige Niobe nevens haare kinderen , wier nette getal het onmogelijk is te bepaalen , daar zoo veele oude Schrijvers dienaangaande verfchild hebben. De Beeldhouwer, of liever Beeldhouwers, van deeze Groep (want dezelve word aan meer dan één Konftenaar toegefchrceven,) hebben het verhaal van ovidius gevolgd, en 'er veertien van gemaakt. De onderfcheidene houdingen, en uitdrukkingen van droefheid, fchrik en wanhoop, in de zoonen en dogters, zijn verwonderlijk daar aan gegeven: maar het voornaamfte beeld is dat van Niobe. Deeze vertoont zich gebogen over het laatfte en jongfte haarer kinderen, dat aan haare kniën hangt om befcherming, terwijl haar rechtehand over het kind gefpreid is, haar linker opgeheven om den doodelijken pijl afteweeren, en haar fchoon en majestieusch, alhoewel uitermaate beangst, gelaad hemelwaarts gekeerd is, als of zij has-  BRIEF XV. uit FLORENZEN. 117 haare fmeekingen opzondt aan het beledigd nakroost van latona. Met een woord, zij komt voor, zich in het juiste ogenblik van het geval te bevinden, 't geen de Dichter befchrijft: „ Nullos movet aura capellos: „ In vultu color est fine faiiguine; luraina moestis }, Stanc immota genis: niliil est in imagine vivi. „ Ipfa quoque intcrins cuni duro lingua; palato „ Congelat: et vena: defiftunt posfe moveri. „ Nee flecti cervix, nee bracbia reddere gestus, „ Nee pes irc potest (*):" ovid. iUelam. Lib. VI. lin. 31 r. Het bevreemde mij echter niet weinig, deeze fraaie ftandbeelden zoo kwaalijk geplaatst te vinden. Immers, in plaats van op eene onregelmaatige wijze (gelijk zij behoorden ) door eikanderen te ftaan , waren zij zorgvuldig in reiën gerangfehikt, en Ronden, op het oog, evenwijdig van elkaar rondom de zaal, welke de Groot Hertog voor haare plaatfing deedt bouwen. Naast deeze zaal waren twee vertrekken, welken eene verzaameling bevatten , C*) - - Ceen luchtje roert het hair, Het aangezicht ziet doodsch, en de oogen, vol misbaar a Staan onbeweeglijk (lijf; 't gelaad is zonder leven; De tong, als kil van vorst, blijft aan't gehemelt' kleven; Het bloed bevriest, en ftremt in de ad'ren, dat men '1 ziet; Zij draait den hals niet meer, of rept haare armen niet; De voet kan niet meer gaan. —■ Vertaaihg yan vondel, met eenige geringe verandering. H 3  REIZE door. ITALIEN. ten, hoedanig ik mij verzekerd houde, dat nergens meer gevonden word, naamelijk van tusfehen de 300 en 400 Portraiten der vermaardfte Schilders, door hun eigen penfeel vervaardigd, en door hun zeiven aan de Florentijnfche Gaanerij gefchonken. Ik was niet weinig in mijn fchik, te befpeuren, dat geen Portrait van hedendaagfche meesters, in verdiende, gelijk Rondt met dat van den Ilr. r.iooit e, een Engclsch Landfchap - fchilder, te Romen woonachtig: echter wierd de hovaardij, welke mij bekroop, over het vernuft van een Landgenoot, niet wéinig gegriefd, toen men mij de verfchoten kladfchildering van Sir toonde, een Ruk, dat, ongelukkig, naast een der oudfte portraiten in de kamer hing, en waar bij het koloriet nog ongemeen Rerk en levendig was. Hoe zeer is het te beklagen, dat deeze Heer, die ontwijfelbaar onder de eerfle Schilders van deezen tijd behoort, zoo lang in zijn dwaaling volhard heeft? Ik hoop, echter, van harte, dat hij zijn tegenwoordig ontëerend Afbeeldzel, tegen een ander in zijne beste manier van koleurgeving, zal verruilen. Laat ik thans dit artikel befluitcn met de Tri* lune, een achtkantig kabinet, 't welk, wegens deszelfs verzaameling van Beeldwerk en Schilderijen , naar mijne gedagten , geen weerga;! heeft. Schoon de Gaanerijen en andere vertrekken mij voor dit tooneel hadden voorbereid, kan ik u betuigen, dat mijne verbaasdheid, bij  BRIEF XV. uit FLORENZEN. 110 bij het inkomen, een zoo geweldigen ichok aan mijn geflel gaf, als ik nimmer van dien aart gevoelde. Ook maakte zij, gelijk doorgaans, geene plaats voor onverfchilligheid, bij het aanhoudend befchouwen der voorwerpen, die haar verwekt hadden; maar wierd gevolgd van de ftrelendfte aandoeningen van vermaak, welken ik, federt, meenig uur gevoelde, wanneer ik, in ftillc eenzaamheid, deeze werken, die ik naauwlijks voor menfchelijk kan houden, zat te befchouwen. Eenige fchreden in de kamer getreden zijnde, bevont ik mij in het midden van vijf ftandbeelden: een danzenden Bosch-god; een paar Worstelaars, of, gelijk ik veel eer onderftcl, Pancrateastce (*); een Apollo; den Arrotino, bij zommigen (fchoon ik niet zie, om wat reden) den (laaf geheten, die catilina's zamenzweering ontdekte, en de Venus der medici. in de vier eerffen doen zich weinige gebreken en ontelbaare fchoonheden op. Maar, hoe zal ik u, moeder der Liefde! befchrijvcn , die geheel fchoonheid en volmaaktheid zijt? Verbeel u haar, in den ftaat der Natuur, op het oogenblik, dat zij uit het bad klimt (f), en, (*") Zie plinius. Boek 34. Hoofdft. 8. (f) Hier fchijnt onze, anders zoo oplettende, Reiziger zich vergist te hebben tusfehen de Venus de Medicis ([Venus anadij* emene') welke hij vervolgens befchrijft, en de Venus Uranin, welke, volgens de opgave van volkman, (in diens Reisboek ü.elll. tl. i6y) mede tot deeze verzameling behoorende cn de Ü 4 eer-  rao REIZE doou ITALIEN. cn, gelijk thomson zich uitdrukt: „ Surinking for bedelf, With fancij blushing; at ttie doubtful breeze „ Alarnfd (*).". Haar aangezicht, over den linker fchouder gekeerd, vertoond eene verzaameling van allerbeminnelijkfte gelaadtrekken. Het lijf helt een weinig voor over, terwijl de rechterhand over haaren boezem gefpreid ligt en de andere iets laager. Zij rust op haar' linker dei, welke dus rechtftandig is: terwijl de rechter, op eene bevallige jwijze, overhelt en op den teen leundt. Zoodanig is de Venus der medici; en laat ik 'er bijvoegen, dat de betoverende bevalligheid van haar gelaad, de evenredigheid en malschheid haarer ledcmaaten , het zagtc en vleeschagtige van het marmer, gepaard met de verrukkelijke bekoorlijkheid, welke zich aart het geheele beeld opdoet, mij niet langer doen verwonderd ftaan over de afgoderij der ouden: want, bijaldien zoodanig hunne beeldenisfeu waren, zou ik het, hadde ik in die dagen geleefd, voor een blijfc eerfte bijnaa in fchoonlieiil evenaarende, het voorkomen heelt, als of zij uit het bad kwam; raakende met de eene band het hair aan, en met de andere het kieed houdende, 't welk het onderlij, en dc bcenen bedekt. Aant. ",an tUn Fert. (*) Voor haar zelve' verklinkt, met ingebeelde fchaaaite J ntroerd op het twijflèfecbtigst wind - tcyde.  BRIEF XV. uit FLORENZEN. 121 blijk van wijsheid gehouden hebben, dezelve aantebidden. Denk, nogthans, niet, dat deeze de eenige fchatten der Tribune zijn: de wanden zijn behangen met Schilderijen van een drietal meesiers, die, federt de herleving der vrije konsten, nimmer hun 's gelijken hadden. De eerden zijn alleen van RAPiiaöl, dan volgen die van corregio, en daarop die van titiaan. De Bukken van den eerften vertoonden ons zijne drierlei manieren; van den laatden ziet men een St. Jan, waar van ik uiers zal zeggen, als niet weetende, hoe ik 'er woorden voor zoude vinden. Van corregio is een kleine Madona, (Moeder-maagd) op haare knieën; en van titiaan, het beroemd duk zijner naakende vrouw, zijne Venus geheten. In plaats van over de waarde deezer Rukken uitteweiden, heb ik maar best gedaan, met de naamen der konsteuaaren te noemen, waar van het onmogelijk is te onderdeden, dat zij iets anders, dan uitmuntend, zouden voor den dag gebragt hebben. Het Hertogdom Toskanen geraakte, naa de flooping van het Roomfche rijk, onder de heerfchappij der Ostrogothen, welken, door de Lombardij* fche Koningen, opgevolgd wierden. Naa een reeks van jaaren, cn eene verfchejdenheid van omwentelingen, geduurende welken de Regeeringsvorm > Gemeenebest-gezind bleef, nam het huis der medici bezit daar van. In den jaare 1531, verhief H 5 Kei-  122 REIZE door ITALIEN. Keizer karel V. alexander di medici tot Groot-hertog van Toskanen, fchoon niet zonder hevige tegenkanting van de Florentijnfche adeIijkc Geflagten, wier republikeinfche geesten niet gemakkelijk het volftrckt oppergezag konden verduuwen, van iemand, uit hun eigen rang gefproten. Een lange rei van Vorsten volgde op alexander: waar van de meesten een erflijken fmaak fchenen te bezitten voor de fraaie konsten, en derzelver aanvvasch niet weinig bevorderden. De laatfte van deezen doorluchtigcn Ram was johan gaston, wiens gedrag zeer ongelijk was aan dat zijner voorouderen, als levende ten uiterften ongebonden. Naa diens dood, kwam Toskanen aan franciscus, Hertog van Lotharingen en Bar, in ruiling tegen zijn eigen Hertogdommen, welken aan den ongelukkigen stanislaus, Koning van' Polen, gegeven wierden. franciscus wierd' opgevolgd, door den regeerenden Hertog petrus ï-eopold , broeder des tegenwoordigen Duit» fchen Keizers (*_). Hoe veel achting ik ook hebbe voor dc zulken der medici, die de befehermheeren waren van geleerde en vernuftige mannen; moet ik nogthans bc- £*) Reiden federt reeds overleden, naa dat dc eerde den laatHen, in het Keizerlijk gebied, nevens dat der overige Oostenrijkfehc Staaten, was opgevolgd. Aaulek. van tien Ferluukr.  BRIEF XV. uit FLORENZEN. 123 betuigen, met een noch grootereu eerbied den verBandigcn Vorst te befchouwen, die thans den Hertoglijken fetel van Toskanen bekleedt. Bij zijne aanvaarding van het bewind, in den jaaare 1765, vondt hij 'er alles in die wanorder en verwarring, welk het natuurlijk gevolg is van eene langduurige en verzwakte regeering. De Koophandel was in eenen kwijnenden Baat; de Fabrieken ftonden ftil; de Landbouw was verwaarloosd; de Adel in den grond geboord door eene dwaaze naavolging van de ondeugden van den Vorst; het Gemeen was afgemat; en allerlei foorten van euveldaden waren dermaate toegenomen, door het ongedraft toelaaten van dezelven, ,gn eene volflagene omkeering der wet, dat zij de gevaariijkfte en doodelijkfte gevolgen voor de maatfebappij dceden dugten. Met één woord, Toskanen was, diestijds, de meest onderdrukte en cllendigfte van alle de Italiaanfche Staaten. U te zeggen , dat het, tegenwoordig, het gelukkigfte land is, zou maar weinig gezegd wezen. Ik zal veel verder gaan, en beweer, dat 'er geen land in Europa is, 't geen met zoo goede flaatkuude en zagtheid beftierd word. leoï> 0 l d was bewust, dat de losbandigheid zijner onderzaaten de voornaame hinderpaal voor hunnen welvaard was, en befloot om zich in de eerde plaats op eene hervorming toeteleggen. Wel is waar, dat hij, in deeze moeilijke onderneeming, veelen van zijne onderzaaten verloren heeft, die naar andere landen verhuisd zijn, en dat hij moge-  is*. REIZE door ITALIEN. gelijk noch niet bij de hoogere rangen naar wensch gedaagd is; maar den aart van den gemcenen man heeft hij alree eene geheel andere wending gegeven. Weetende, hoe gij over de draf-wetten denkt, houde ik mij verzekerd, dat gij hem als Wetgever zult bewonderen, wanneer ik u verhaal, dat hij niemand, om welke misdaad ook, met den dood laat ftrafTen, maar wijslijk een veel ftrenger en vreeslijker draf den fchuldigen oplegt, door hem te verwijzen tot de hardde flavemij, welker over zwaare arbeid ten gemeenen beste aangewend word. Zijne aanmoediging van de nuttige konsten heeft de bevolking en rijkdommen van zijn Hertogdom vermeerdert tot een trap, als men nimmer te voren kende. En fchoon de ingezetenen minder belast zijn, naar evenredigheid van die der overige Iiaüaanfche Staaten, gelove ik, dat 'er weinige Vorsten zijn, wier fchatkisten zoo wel voorzien zijn, als de zijnen. Hij heeft der huislijke verkwisting zijner Onderzaaten paal gezet, door hun een voorbeeld, van bezuiniging in zijn eigen huishouding te geven: en de Adel mag niet dan in de eenvouwdigde kleederen, zonder den minsten opfchik, ten hove komen. Hij delt zijn grootde vermaak in zich van zijn pligt te kwijten, door het bevorderen van den nationaalen welvaard. Schoon 'er verfcheidene departementen van regecring zijn, voorzien van daar toe behoorende amptenaaren, fchijnt echter de Groot-Hertog het geheele beduur  BRIEF XV. uit FLORENZEN. r*$ Buur alleen te voeren, of, met andere woorden, zijn eigen Staats-dienaar te wezen; want hij laat niet toe, dat 'er iets van belang, zonder zijne kennis en goedkeuring, gedaan worde. Ik zal deezen brief eindigen met, ter loops, eenige weinige aanmerkingen omtrent het land , waar over hij het gebied voerd, ter neder te Bellen. De groeijende voortbrengzels zijn gelijk aan die der andere deelen van Italien: zijnde de voornaamfle Koorn, Wijnen, Olijven , en Moerbeiboomen voor de zijwormen. De Bergftoffen zijn zeer verfcheiden en van ongemeene waarde, beÜaande in fchoon en verfchillend gekoleurd Marmer, doorfchijnend Albast , Agaat, Amethijst, Chalcedonie, Krijstal, Aluin, Zout, Salpeter, en Verwaarde: men vind 'er ook Zilver- en Koper mijnen; waar van echter geenen bearbeid worden: nevens eene groote vericheidenheid van mineraale wateren. Langs de Middellandfche zee liggen gantfche ftrceken Moeras-velden of Broek - landen , die niet minder dan 1800 vierkante mijlen bellaan, waar op, des YvTinters en in de Lente , ontelbaare kudden Osfen vet gewijd worden: want, daar zij, in de Zomermaanden, fchadelijke dampen op-  126 REIZE door ITALIEN. opgeven, jaagen de Veehoeders, die de aannadering van deeze dampen kunnen vooruitzien , hunne beesten, in tijds, naar de hoogtens op het land. Dit ras van Osfen komt mij grooter voor dan onze Engelfchen; zij zijn allen van eene donkere room-koleur: en, zeer handelbaar zijnde, gebruikt men ze, meer dan Paarden, om te trekken. De Toskaanfche Verkens verdienen ook wel, dat ik 'er afzonderlijk gewag van maak, daar zij zoo zeer uitmunten in geur en lekkerheid van vleesch , 't geen ik toefchrijve aan de Kastanjes, waar mede zij gemest worden. Doch de voordee» liglte handteering van dit land is de Anchiovis- en Tonijn vangst. Men maakt daar mede een aanvang in het begin van Julij, en eindigt dezelven omtrent in het midden van Augustus. Men vindt de beste Anchiovis op de hoogte van het Eiland Gorgona: en fchoon de Visfchers, jaarlijks, van tien tot vijftien duizend vaatjes , ieder van 40 ponden gewigt, vangen, kan zulks noch de helft niet opleveren, van het geen de Engelfche fchepen vraagen. Zij moeten 'er ter deeg op letten, otn den vis, onmiddelijk naa dat hij uit zee gehaald is , in te zouten, of anders bederft hij. De Tonijn word af en aan het Eiland Elba gevangen, ten bedrage van 450,000 ponden, in elk jaargetijde, 't welk gunstig is. Bij  BRIEF XV. uit FLORENZEN. 12? Bij zoo veel goeds als 'er van Florenzen te zeggen viel, kan ik niet voorbij, om, bij wege van toegift, ook een enkel woord van ons Logement te gewagen. Het zelve word opgehouden door eenen meggit, een Engelschman, en ftaat, naar mijne gedagten, gelijk met de besten, die ik ooit, in of buiten Engeland, aantrof. Alles word opgedischt naar de Engelfche wijze, die ik ongemanierd genoeg ben , om boven alle anderen de voorkeur te geven, meggit is niet alleen een goede waard, maar ook zeer maatig in zijne rekeningen. Niet meer, voor ditmaal, u te zeggen hebbende , vaarwel! BRIEF  123 REIZE door ITALIEN. BRIEF XVI. Livorno, den 15 Nov. 1787. Drie weeken, drie kleine weeken, die voor ons niet langer dan drie genoeglijke dagen waren, bragten wij te Florenzen door: befteedende nooit minder dan vier nuren van de vier en twintig in de groote Gaancrij en aan Konst - befchouwingen. Eindelijk joeg ons het grootsch denkbeeld van Romen en het Kapitool van deeze werkcloozc tooncelen van vermaak, en haalde ons over, om te vertrekken. Moe rusteloos is 's menfehen geitel en hoe ongeduldig fteeds hakende naar nieuwigheid! Naa dat wij noch eenmaal een afichcidsbezoek aan de Tribune, en de Madonna della Sedia, gegeven hadden , zeiden wij deeze bekoorlijke Stad vaarwel, en floegen, langs den zuidelijken oever van den Arno, den weg in naar Pifa. Gij zult u te binnen brengen, dat Pifa weleer de Hoofdftad was van een onafbangelijk, krijgszuchtig, en handeldrijvend Gemeenebest, 't welk de heerfchappij over Italien en de Griekfehe Zeeën aan Genua betwistte, en, tot op het jaar 1509, alle de poogingen van Florenzen, om het onder den knie te krijgen, wederftont, wanneer het gedwongen wierd te  BRIEF XVI. uit LIVORNO. iag te daadigen, en zich aan deszelfs overmeesteraa» ren te onderwerpen. Men zou, uit deszelfs tegenwoordigen ftaat, bezwaarlijk geloven, dat daar aan zoo veele groote Scheeps-vlooten behoord hebben, ware het niet dat de Gefchiedenis ons des aangaande zulke echte befcheiden opleverde: inzonderheid daar het niet langer eene zee-ftad is; hebbende de zee zich tot op eenen afftand van twaalf mijlen daar van verwijderd, en zijnde de Arno, zoo ik mij niet bedrieg, veel te ondiep voor Galleijen. De ledigftaande en vervallen huizen der Stad; haare doodfche ftraaten, en geheele voorkomen, leveren droevige blijken op van haaren veranderden toeftand. Mogelijk is 'er geen volk, van laater tijd, meer bedagt geweest op het verOeren van deszelfs Geboorteftad, dan de voorige ingezetenen van Pifa waren: hunne koophandel aan de Middelandfche zee gaf hun geftadige gelegenheid, om zich met Griekfchen buit te verrijken, dien zij ook rijkelijk verzaamelden; gelijk de verbaazende menigte van Grieksch marmer, waar mede zij hunne kerken bekleed hebben, kan aanwijzen. De Hoofdkerk, fchoon Gotisch, is een van de heerlijkfte gebouwen, die ik ooit zag: want, behalven het rijk bekleedzel, waar van ik zoo aanftonds gewag maakte, word zij, op verfcheidene plaatfen , onderfchraagd door pilaaren van Granaat- en Porphijr - fteenen, waar van zommigen uit een enkeld ftuk beltaau. Is het niet meer dan waarfchijnlijk, dat dit marmer, weleer, tot 11. Deel. I Ce-  J3« REIZE door ITALIEN. fieraad gediend heeft van Griekfehe Tempels, die zoo lang de verwondering waren van het fchranderfte Volk, 't geen ooit bcltondt, en dat het tegenwoordig moet dienen, om, bij wege van een overglazel, de gebreken te bedekken dier gebouwen, welken, hoe ook bewonderd, voor mij geene fchoonheid bezitten,. dan die zij van derzelver overrok ontlcenen. Ach! hoe zeer is het te bejammeren, dat de Pifmers, in plaats van die edele gedenkflukken der oudheid om derzelver rijke bouwftoffen te pionderen, niet derzelver bouw-orders gevolgd hebben , en dezelven , ten tijde, waarin zij leefden, ingevoerd, als de eenige goede Modellen , die men kon aannemen. Dan dit konde men niet vcrwagten in de elfde Eeuw, toen het Bijgeloof zoodanig de overhand hadde, dat men de weetenfehappen en fchoone konsten voor vijanden van den Godsdienst hieldt. Digt bij, fchoon niet vlak aan de Hoofdkerk, Baat de Batthterio (het Doophuis,) 't welk even aanmerkelijk is om deszelfs rijk marmer. De gedaante daar van is rond, en de deuren zijn van gebronsd beeldwerk; doch het meest bezienswaardige voorwerp is de vermaarde overhangende Toren: waar van mij te binnen fchiet, dat ik reeds heb hooren fpreken, eer ik wist, dat Pifa in Italien lag. Dezelve ftaat op het zelfde ruim plein, als de Hoofdkerk en het Doophuis, en, is, naar mijne gedagten, een zeer fraai bouw-(hik, hebbende, gelijk de man, die ons denzelvcn liet zien, te regt opmerkte, eene Cij-  BRIEF XVI. uit LIVORNO. 131 Cijlindrifche gedaante. Hij is 180 voeten hoog, en hangt veertien voeten over zyn balis, . zijnde het fundament, aan dien kant, door de zwaarte gezakt; zoo dat, geiijk gij befpeiift, deszelfs helling juist drie voeten grooter is, dan die des torens vau Caerfillij -castle, in Glamorganshire. Naast deeze gebouwen ligt een lang, ruim , Kerkhof, met een Gaanerij omringd,11 campo fanto (het Heilig land) geheten , dat door de vroome lieden vande plaats met een eerbied befchouwd word, welke zeer naa aan Godsdienstig-eerbewijs grenst. Geduurende de Kruistogten, voorzagen die van Pifa. gelijk de Genueefchen, de oorlogvoerende Mogendheden van Europa van fchepen, om hun krijgsvolk en oorlogsbehoeften naar Palestina over- tevoeren. Deeze fchcepen bragten te rug 't geen in dien tijd als een onwaardeerbaare fchat befchouwd wierd zwaare Iaadingen van aarde, van digt bij het heilig graf, te j'erufalem, gedolven, en op Kameelen naar het zee-flrand gedragen. Deeze gewijde laading veilig te Pifa aan land gebragt zijnde, wierd, terftond, door allerlei Banden van menfehen naar de Kloosters gekruijt, en vervolgens aangelegd tot een kerkhof, voor zulke burgers, die eene zekere bepaalde fom gelds, welke ik hoor dat niet gering is, voor hunne begraafenis betaalen willen. Ik hadde de ftouthcid, om den Koster te vraagen, wat voordeel het den lijken aanbragt, dat zij onder deeze kluiten gefiopt wierden. In plaats van mij te antwoorden, keek I 2 hij  132 REIZE-door ITALIEN» hij mij ftijf in het aangezicht, en, daar op, zich naar onzen Gids keerende,zeide hij: non fon Christiani fti fignori? (zijn deeze Heeren geene Kristenen?) Non, non, fon Jnglefi! (neen, neen, zij zijn Engelfchen!) antwoordde de andere, en ging heen. De eenigfte Graftombe, welke mijne aandacht tot zich trok was die van algarotti, waar van het bijfchrift uit naam fpreekt van zijnen Vorstelijken Befcherm - heer, den laatst overleden Koning van Pruisfen. algarotti, ovidii /e si ulo newtoni discipulo. F REDER IC U S. dat is: fredrrik, ter eere van algarotti o v i d i u s 's Mededinger , kewton's Leerling. Onder het te rug keeren van deeze plaats, ontmoetten wij een grooten troep Gallei - flaaven , wier toeftand zoo bijster hard is, dat de bloohartiglte, naar mijn inzien, met verrukking de gelegenheid zou aangrijpen om zichzelven uit de waereld te helpen: en echter, in plaats van hen te beklagen, juichte ik veel eer over hunne ellende, overmits de meesten van deeze Schavuiten zich aan euveldaaden fchuldig gemaakt hebben, die zelfs deeze Braf, de ergfte zeker van alle folteringen, waardig zijn; ja men kan zeggen, dat ook deeze noch veel te zagt  BRIEF XVI. uit LIVORNO. 133 zagt is voor het monfter, waar van de volgende bijzonderheid verhaald word. In den jaare 1769, kwam zekere rossiter, een jonge Ier, te Livorno. om zijn fortuin te zoeken , hebbende geene andere aanprijzing dan de houding van een Heer, gevoegd bij eene fchoone geftalte en gelaad. Kort naa zijne aankomst, zag hem eene Dame, die aanzienlijke middelen bezat, en wierd heftig op hem verliefd; 't geen weldraa eene rechtftreekfche voorflag van haaren kant ten gevolge hadde, om bij haar te komen inwoonen; iets dat juist geene ongewoone zaak in Italien is. Daar hij zich vooraf omtrent haare omftandigheden hadde laaten onderregten, en geen mishagen in haar perfoon had, omhelsde hij terftond de aanbieding; en zij leefden vervolgens zaamen, in alle de warmte der liefde, en de gemeenzaamheid van getrouwde lieden. Haar drift voor hem, haar eerst de burgerlijke wetten met de zedigheid en betamelijkheid hebbende doen veronagtzamen, klom, naa de bijwooning, tot zulk eene buitenfpoorige hoogte, dat zij alle voorzigtigheid met voeten tradt; immers niet te vreden met hem een Lieutenants-plaats in de Toskaanfche Armde gekogt te hebben, liep zij alle zijne wenfchen zelfs vooruit, gaf hem meer dan zijne fpilzucht nodig hadde, en, moetende een bezoek afleggen bij haare nabeflaanden, in een afgelegen oord van Italien, vertrouwde zij hem, in haare afwezigheid, alle haare JuI 3 wee-  134 REIZE door ITALIEN. weelen, Geld, met één woord, alles, wat zij bezat. Kunt gij u verbeelden, dat iemand, zoo geliefkoosd, en op wicn men zich zoo fterk verliet, in (bat kon zijn om zulk een vertrouwen te fchenden? En moet u dit reeds verwonderen, hoe veel grooter zal dan niet uwe verbaasdheid wezen, wanneer ik u melde, dat hij haar niet alleen van haare goederen, maar zelfs van haar leven, beroofde. Zij kwam vroeger te Livomo te rug dan hij verwagt hadde, zwanger zijnde bij dit gedrogt, die haar wel met alle uiterlijke tekens van onveranderde genegenheid ontfing, maar haar den eigen uagt vermoordde, in de zelfde (laapkamer, welke zoo vaak het fchuldig tooneel van haare zwakheid en hefde geweest was, en welke plaats uit dien hoofde boven alle andere onkwetsbaar behoorde geweest te zijn. Rasch wierd de moord ontdekt en rossxter in hegtenis genomen, geoordeeld, en voor zijn geheele leven op de Galleien gebannen. Eer dit vonnis ter uitvoer gebragt wierd, bragt men hem vooraf voor het krijgsvolk der bezetting, wanneer zijn degen, aan Rukken gebroken, over zijn hoofd geworpen, zijn uniform uitgetrokken en met een grof kleed eenes Galleiboefs verwisfeld, en hij, op die wijze, met een ftrop om zijn hals, aan zijne Rraf overgeleverd wierd, onder allerlei tekenen van vernedering en eerloosheid. Met dit alles wist deeze deugeniet, dusdanig gefchandvlekt, noch genegenheid voor hem te verwekken bij de vrouwelijke kunne, wel. ke  BRIEF XVI. uitLIVORNO. 135 ke alle gelegenheden aangreep om hem van eeten en drinken te voorzien. Zelfs een vrouw van aanzien wendde, zijlings, alle haare pogingen aan, om zijn ontllag te bekomen, met oogmerk, zoo men zegt, om hem te trouwen. Dan de braave leopold verwierp het verzoek met afgrijzen, verklaarende, dien man als een fenandvlek van zijn Hof te-zullen befchouwen, die zich tot een vooripraak voor zulk eenen heilloozen onverlaat zou willen opdoen. Hoe meer dan beestachtig moet dan niet de drift geweest zijn, welke met zulken monlter, als R/Qssïter., koude ingenomen worden ? Pifa fchijnt het Gasthuis van Italien te wezen, wegens de gezondheid van haare luchtgetlekiheid en de heilzaame kragt haarer baden. Doch, daar wij 'er, gelukkig, niet gekomen waren om onze gezondheid te herltellen, vertrokken wij van daar des morgens, naa dat wij daags te voren gekomen waren, en bereikten, binnen twecuuren, Livorno: eene Stad, welke, uit hoofde van haaren handel en volkrijkheid, verre mijne verwagting te boven ging. De ftraaten krielen aldaar zoodanig van lieden, die wat te doen hebben, dat flegts weinige Handellteden, in Engeland, naar mijne gedagteu zoo levendig zijn. De grond, op welken zij ligt, wierd aan het huis der medici, door dc Republiek Genua, afgedaan voor Saizana, eene bijkans onbekende plaats aan de grenzen van Toskanen: en 1 4 te-  136 REIZE door ITALIEN. tegenwoordig zouden de Genueefchen haar wel gaarne weder willen hebben, al ware het ten koste van hun halve heerlijke Hoofdftad, om 'er hunnen , in den grond geboorden, handel op nieuw te vestigen. Hoe zeer overtuigd ons de ondervinding, niet alleen in dit, maar in verfcheiden andere gevallen, dat wij met al ons vernuft niet in ftaat zijn te berekenen, wat 'er, uit het geen wij heden doen, in het toekomende, zal volgen. Hadden de Genueefchen de gevolgen voor uit gezien van deezen affrand, zij zouden voor Florenzen zelfs den moerasligen en ongezonden plek gronds, waar op tegenwoordig deeze vermaarde Stad ftaat, niet verruild hebben. Het verval van de eene en de opkomst van de andere,kan men houden begonnen te zijn van den tijd, waarop rorrrt dudI. e ij, Hertog vanNorthumberland, ferdinan'd d i medici II. overreedde, om Livorno voor een vrije haven te verklaaren. Sedert dat tijdftip, is de Stad, door allerlei]* aanmoediging, wijze fchikkingen, en vriendfehaps verdragen tusfehen Toskanen en de zeerovende Barbarijfche Staaten, de aanzienlijkfte marktplaats geworden aan de Middellandfche zee , Marfeilles niet uitgezonderd. 'Ook ontleendt zij niet alle haare voordcelen van haaren regtftrcekfehen handel, maar ook uit deeze bijkomende omftandigheid, dat het meerendeel der fchepen, die door Brttannien, Holland en de Noordfche Staaten van Europa, in den Levantfchen handel, gebezigd worden, bij haare terugkomst,  BRIEF XVI. uit LIVORNO. 13? komst, hier aanleggen, om quarantaine te houden, waar toe hier de beste fchikkingen gemaakt zijn; gelijk zij ook ten ftrengften in acht genomen worden. Geene Natie bezoekt haar meer, dan de onze. Wij brengen haar Britfche koopwaren, en laden daar voor in Anchovis, Olij, Wijnen, Marmer, Parmefaanfche Kaas, gedroogde Vrugten enz. De voordeeligfte tak van handel echter is die van Koraal, welks Fabriek, meereudeels dooide Jooden opgehouden, de voornaamfte is, van deeze foort, die men ergens in Europa vindt. De hoedanigheid van deeze fteenaartige zeegewasfen is zo verfcheiden, dat men niet minder dan veertien foorten daar van opnoemt (*)• De besten word gehaald van de kusten van Afrika, Sardinien, en Korftka; maar de meesten worden bij JJvorno opgevischt. Zij worden in verfchillende gedaante gefneden en gepolijst. Men zendt de ronden naar Amerika, (f) de ovaalen naar de kust van Afrika, en (*) volkman telt ze allen deezerwijze bij naame op: 1 Schiuma di Sangue. 2 Fiur di Sangue. 3 Primo Sangue. 4 Secundo Sangue. 5 Terzo Satigue. 6 Stamoro. 7 Miro. 8 Nero. 9. Strafine. 10 Soprti fine. it Carhonetto. 12 Paragone. 13 £jtremo. 14 Pas ft estremo. Zie Reisb. D. II. p. 384. Aant. van den Vert. Cf) Ook niet wcinn; naar Holland, waar zij, bijzonderlijk op de Dorpen en bet platte land van bet Noorderkwartier, door de Vrouwen, voor hals - fnoeren, f onder den naam van Bloed, kraaien} vrij druk plegen gedragen te worden, cn nog niet geheel buiten den fmaak zijn. Vertaler,  138 REIZE door ITALIEN. cn de grootfte Rukken naar Konjlantlnopolen, alwaar de Turken zicli daar van in plaats van knoopen enz. bedienen. Ik verwondere mij in geenen decle, de Rraaten hier zoo opgepropt met menfchen te vinden , overmits ik ben ontwaar geworden, dat de bevolking deezer Stad, die echter niet zeer groot is, boven de 6o,ooo zielen beloopt. Schoon de huizen hier doorgaans geene fchitterende vertooning maaken, dingen echter zeer veele winkels in groote en luister naar die van Lonchn, en de Koffij - huizen zijn de fraaiRe, die ik ooit zag. De Haven krielt van fchepen , zoo dat ik, met moeite, haar, in een kleine boot, kon opneemen. Zij fchijnt zeer gemakkelijk, maar zij is zoo fmal in het midden, dat dc fchepen aan weerkanten moeten jnloopeni De Kaai of Moclje, die haar voor de zee befehcrmd, is de fchoon Re, die ik ergens vond. Gij zult gereedelijk onderftellen, dat eene zoo volkrijke plaats als Liyortio. en alwaar ecu zoo uitgebreide Handel gedreven word, tot dc inkomsten des Groot-Hertogs, aanmerkelijk, moet toebrengen. Deeze inkomsten bedraagen in haar geheel echter niet boven de vijf of zeshonderd duizend ponden Rerlings (ongeveer 637 Mill. HolIandsch) eene fom, die niet zeer groot is, bij de inkomsten van Engeland vergeleken (*). Wei- C*) Deezen worden op 15 Mill. ftcriings begroot. FtrtaUr,  BRIEF XVI. uit LIVORNO. 139 Weinig kan ik zeggen van de Gezelfchappen in deeze Stad, overmits wij 'er flegts korten tijd vertoefd hebben. Maar de Gastvrijheid der Engelfche ingezetenen is zeer groot, bijzonder die van den Heer darbij, een bankier en voornaam handelaar alhier, wiens onthaalen ongemeen prachtig zijn. Wij hebben amptspligtige brieven van Lord c ar mar the n aan onzen Konful, den Heer unneij: maar vernemen, dat deeze afwezig is, om Schilderijen op te koopen, waarin hij eenen Berken handel drijfr. Zijn post is ongemeen voordeelig. Mij is verhaald, dat de Heer joiin dick, een zijner voorgangeren, niet minder dan 50,000 L. won op een aanbeftelling om de Ruslifche Vloot, in den laatften oorlog, van leeftogt te voorzien : waar aan hij geholpen was door den Graaf orlow, die gebruik van zijn huis gemaakt hadde , toen hij te Livomo lag. De wijze, waar op hij'er wist aan te komen, word hier voorgéfteld als een fijne Breek van ftaatkunde. Het was eenigermaate afgefprooken, dat zekere fraink, een Duitsch Koopman, deeze levering doen zoude; maar Heer john, het trotsch en verwaand karakter kennende van Graaf orlow, deedt een groot huis, in den fierlijkften Engelfchen fmaak, aanleggen, verdeelende het in Zomer- en Winter verblijven. Het lokaas hegtte; de Rus gaf 'er de voorkeuze aan boven het huis van fraink, cn deszelfs  140 REIZE door ITALIFN. zelfs eigenaar !r 11e collie, vermits de buidel de, Reemeien terug houdt en allecu het meel doorlaat. Ven, A 2.  4 REIZE door ITALIEN. voorheen zoo geachte Maatfchappij de plaatfelyke uitfpraak van de ftad hunner inwooning volgen. Twee en een hal ven dag, bragten wij door op den weg van Sienna naar Romen. Wij fliepen den eerden nagt, in het paleis van Radecofaiii; juist zulk een verblijf als het bijgeloof een fpookhuis noemen zou — zijnde een hoog, zeer groot, gebouw, digt aan den kruin liggende van rotfige bergen, waar op kruid nog lover wast. Het heeft lange, akelige, gangen, en een doolhoof van ledige kamers, waar in eene eeuwige ftilte heerscht, zoo lang deeze niet wordt afgebroken door het gehuil der winden of het klappen van de vengfters. Ik liep het geheel eens door, en elk akelig vertrek fcheen mij toe: ,. Met menig middernagtfehen moord bemowcht en doorweek! te zijn." Het onthaal, in deze karavanfera, kwam overeen, gelijk wij wel verwagt hadden, met het uiterlijk voorkomen: gelukkig , echter, vonden wij ?er een grooten voorraad van droog hout, 't geen een goed vuur opleverde ; en , naa een allerfchraalst avondmaal , beftaande in een foep van kookend water, een dier, dat ik hoopte, zoo al niet geloofde , een uitgehongerd konijn te zijn , cn macaroni, floten wij de deur van onzen kamer, fleepten onze bedden digt aan het vuur, en die-  BRIEF XVII. uit ROMEN. 5 Riepen, in onze kleederen, tot dat liet daglicht begon doortebreeken. Digt bij deeze plaats ligt het Reedje Chiufi, voorheen Clufmm , dc Hoofdftad van p o r s e n n a's rijk. Tusfehen Radecofani en Viterba ontmoetten wij niets, dat onze bijzondere aandacht tot zich trok, buiten het Volfmifche meir, thans // Lago di Bolfena geheten. Deeze vermaaklijke water-plas beflaat een omtrek van dertig (Engelfche) mijlen, en is, gelijk in de dagen van Oud Romen (toen dezelve zoo druk bezogt wierd, om deszelfs koele en ftille afzondering van het geraas en gewoel der markt-ftad) rondom befchaduuwd met eiken boschaadjen. Wij bragten, dien nagt, te Viterbo door, en, 's anderen daags onze reize agtervolgende, trokken wij door eene landflreek, die wel niet fraai, doch echter ongemeen belangrijk was , als zijnde het kweekfchool geweest van Romeinsch Patriotismus en heldenmoed, alwaar dit Gemeenebest, door het veroveren van kleine Staaten, de waereld leerde overwinnen. Ilue dikwijls keerden deszelfs Legioenen, toen de deugd en eenvouwdigheid nog derzelver kenmerkende hoedanigheden waren, langs denzelfden grond, waar over wij trokken, zegenvierende te rug? En hoe vaak, daarentegen, hebben deszelfs ontaarte Zoonen, toen de overmeestering van alles het bederf, de weelde en verwijfdheid, onder hun hadde ingevoerd, met lidderenden angst, aldaar, de aannadering gewagt der Noordfche barbaaren, die langs den zelfden weg kwamen aantrekken om de A 3 Hoofd-  fi REIZE door ITALIEN. floofdrtad te pionderen? Elke heuvel fchijnt, wegens deszelfs ïiaabijheid, aantewijzen, hoe 'er, op den top daarvan, wagters te paard geplaatst waren, om op den voortgang te letten der woeste roovers, en hoe zeer deezen met hunne tijdingen .den fchrik vermeerderden der weerlooze Stad. Met deeze en meer andere gelijkfoortige overdenkingen hielden wij ons bezig, toen wij, vooruitziende , ten lesten , het vergulde kruis van St. Pieter ('tgeen , wegens de daarop afkaatfende zonneftraalen, met al den luister van een luchtvcrheveling blonk) ontdekten. Hoe naader wij aan Romen kwamen, hoe oplettender wij de voorwerpen , rondom ons, bekeken, hoe meer ons alles behaagde: fchoon, als ik het wel bedenk, ik geloven moet, dat onze verbeelding, meermaalcn, gebouwen deedt ten voorfchijn komen, die nimmer beftonden , cn ons menig overblijfzel ecner arme boerenhut, voor die van een Tempel deedt aanzien , eene weinig beduidende misdag , bijaldien men dezelve voor het uitwerkzel houdt van geen geringe maate van Geestdrijverij. Bij het overtrekken van de Ponte-mola, of Pons milrius, zagen wij op dcnzelfden Tijher neer, dien kcnstantyn befchonwde , toen hij maxentius over dezelfde brug achternazettede : en binnen weinige oogenblikken kwamen wij in de Stad, door de FUminiafche Poort , welke tegenwoordig den naam draagt van // Porto del Populo. Het  BRIEF XVII. uit ROMEN. f Het hedendaagsch Romen, of de nieuwere Srad4 welke gedeeltelijk op het oude veld van Man (Campus Martius) ftaat, heeft een omtrek van dertien mijlen , (*) en word onderfielt 160,000 inwooners te bevatten. Om, met des te meer gemak, u eene korte befchrijving van haar en der overblijfzels van oud Romen te geven, hebbe ik de veelvuldige voorwerpen gerangfchikt , welken voornaamelijk onze aandacht bezig hielden, en zal Ik ze u, in dezelfde order, vertoonen, waarin zij zich aan ons opdeeden. Wij begonnen met die van laater tijd; fchoon, om de waarheid te zeggen, hoe onbefchrijflijk belangrijk ook deezen waren , wij de verzoeking niet wederftaan konden , van, zoo nabij de zeven bergen zijnde, evenwel, nu en dan, tusfehen beiden, onder derzelver doorluchtige en eerwaardige puinhoopen te wandelen. Geen Stad heeft, naar mijn inzien, in 't algemeen, een grootfeher en te gelijk meer armelijk voorkomen; daar wij „ naast de heerlijkfte paleizen , de geringde wooningen zien liaan, en tempels, de prachtigde lieraaden der oudheid, als verdrongen worden, door fchuuren cn hutten. Uit de Afbeeldingen, welken ik van deeze plaats gezien had, verwagtte ik hier zulke breede draaten te zullen vinden, als in Londen; dan hier in vondt £*) Ongetwijfeld weder Engelfchen; gelijk wij ondérfteHen* rfat de Schrijver overal bedoelt. Veru A 4  8 REIZE door ITALIEN. vondt ik mij teloorgefteld. ƒ/ Corfo , de voo?~ naamfte en meest geroemde, is weinig breeder dan St. Marteri's ffeeg. Dan deeze manier, van zulke enge ftraaten te maaken, moet worden toegefchreven aan een opzettelijk oogmerk, om, langs dien weg, zoo veel mogelijk de hitte der zon te onderfcheppen ; eene gewoonte, welke reeds afkomstig is van de oude Romeinen, en die ik gelove (zelfs in fpijt van zulk een gezach als dat van homerus, voor het tegendeel) dat ook de Grieken, met alle zuidelijke volkeren , uit nood , maar niet uit verkiezing, hadden aangenomen. De pleinen of opene plaatfen zijn weinigen in getal, en (legt ombouwd, maar de openbaare Fonteinen zijn bij uitftek fchoon en grootsch: de voornaamften zijn die van Navonnat Pauli, Trevi, en van St. Pi et er. De overheerlijke St. Pieters Kerk is het grootfte gebouw , dat ooit beftondt ; kunnende noch de Tempel van Jeruzalem, noch die van Ephe* zen, Eleufcs, noch van jupiter olympus, te Athenen , zoo verre wij uit de Gefchiedenis kunnen naargaan, in dit opzicht daarbij vergeleken worden. De halfronde kolonnades (*), welke het ruime voorplein, (of de zoo genaamde St. Pieter's plaats) ora- C*) Eigcmlijk kan men zeggen, dat maar déne kolonnade dee-  BRIEF XVII. uit ROMEN. * omvatten (*); de Egijptifche Obelisk, in het midden (van het voorfte gedeelte), door kaliguXa, uit Heliopolh naar Romen gevoerd; en de reeds genoemde Fonteinen aan weêrskanten van dezelve, die, geftadig, kolommen waters opwerpen, welken genoegzaam zouden wezen om het bed eener linalle rivier te vullen, zijn de meest grootfche voorwerpen, die ik immer zag. De voorgevel van dit gebouw word, in 'talgemeen, min fraai gehouden dan die van St. Paulus te Londen, die naar de St. Pieters kerk gebouwd wierd; en inderdaad komt het mij ook zoo voor. Maar, wanneer ik het geheel, gekroond met zijn majefiieufen koepel of Dom, den omtrek van 617 voeten beflaande (t), befcbouw, ben ik zoo zeer overtuigd van deszelfs meerderheid, in 't algemeen, dat ik de kerk van St. Paulus niet zou willen verkleinen, door eene kwalijk pasfende vergelijking van haar deeze plaats omgeeft, zijnde van eene eironde gedaante met eene wijde opening of ingang in 't midden. Zie volksman'! Reize d. iii. waar men eene zeer uitvoerige en tevens kunstmaatige zoo wel als oordeelkundige befthrijvmg van deeze prachtige kerk aautreft. Vert. (•) Ook dit is niet naauwkeurig: vermits het eirond flegts ïiet voorfte gedeelte der plaats bevat, welke vervolgens tot aa» de kerk een vierkant, aan weêrzijde met eene kolonnade afgefchoten, beflaat. Zie als boven. J'irt. (■f) Te weten buiten het voorplein of dc plaats» Vett.. A5  fb REIZE door ITALÏËN." haar uitterlijk voorkomen. De kroonlijst Van het Portaal, in het midden , rust op twaalf pijiaaren, boven welken een open gaanerij of balkon is , waarvan de Paus, in de .paslie - week, onder een korte verpozing van het gebulder van ■ 't kauon, het gelui der klokken en het geraas van trompetten en allerlei muzijkaalcInfTrumenten, zijnen plcgtigen zegen uitfpreekt, over de febaare, beneden hem ftaande. Met hoe veel verbazing en genoegen wij ook deezen doorluchtigen tempel van buiten betuurden , bekoorde nogthans deszelfs binnenfte ons nog meer, indien mogelijk. 'Er is de juistfte evenredigheid in agt genomen in- deszelfs Verfchillende gedeelten, hoe onmeeflijk groot ook. De gedaante is die van een rechthoekig kruis, op welks doorfnijding , en vlak onder den koepel, het hoog Altaar ftaat, bedekt met een pragtig payeljoen , of verhemelte van brons , rustende op twee gedraaide pijiaaren van het zelfde metaal. Dit outer , fchoon negentig voeten hoog , komt laag voor , uit hoofde van de ongelijk grooterc hoogte des gcwelfs. Voor het zelve gaat men naar beneden in de heilige grotten of het kelderwerk der oude Kerk. Hier toonde men ons, bi} toorschlicht, in lange, donkere, gangen, de graftombes der vorige Paufen ; dan deeze fpelonkcn waren van zoo luttel betekenis, dat ik niet gelove, dat wij haar een tweede bezoek zullen geven. Met dit alles, gaf het mij eenig genoegen een Lijkbusch te zien van Oöstersch graniet, waar in de asch  BRIEF XVII. uit ROMEN. 11 asch bewaard word van adriaan IV. om dat deeze een Engehchman was, en wel de eeniglte, die ooit den Paufelijken Boel beklom. Zijn geflachrnaam was nikolaas eraspeat, van Langleij , in het Graaffchap Hertford. Hij wierd tot Paus verkoren in 1154; hetzelfde jaar, waar in hendrik II. tot Koning van Engeland gekroond wierd. De fchilderijen van St. Pieter waren, tegen onze vervvagting, niet van de eerde klasfe: dan, in vergoeding vau dit gebrek, heeft men de besten gecopieerd in Mofaic —— eene konst, welke, te Romen , tot volmaaktheid gebragt is , gelijk de Bukken van raphael's verheerlijking op den berg^ en de Aarts - Engel Michael vau guido , ten volle bewijzen. Men ziet hier Bicgtftoeleu, waar in Priesters, van alle Natieën in Europa, geluve ik , dagelijks op een bepaald uur zitten , om alle inkomenden te hooren en aflaat te geven: op elke ftoel kan men, in het Italiaansch leezen, in welke taal de biegt aldaar word afgenomen. De Grafnaalden verdienen ook opmerking, wegen derzelver tekening cn beeldwerk. Onder verfcheiden anderen trok die van Koningin kristina van Zweden onze bijzondere oplettendheid , als waar op haare afzwcering van den Hervormden Godsdienst, in bas reliëf, Baat afgebeeld; gelijk ook die van mar ia klementina s 01; ie ski, moeder van den tegenwoordigen Pretendent. Het Graf-  is REIZE door ITALIEN. Graffclirift noemt haar : Regina di Inghilterre, Dan het meest buitengewoone voorwerp, ter deezer plaatfe, is een kopren beeld van St. Pieter in eene zittende geltalte, zijnde een afgod van algemeenen eerbied. De Paus komt bet alle dagen , tusfehen twaalf en een uuren, aanbidden. Meermaalen ben ik aanfebouwer geweest van dit belachlijk kerkgebaar. Hij komt de kerk in, verzeld van eenigen zijner Huisbedienden, en, zich met Wij-Water gekruisd hebbende , wandelt hij op naar het beeld, waar voor hij, in eene biddende geltalte , een gebed opzegt ; hier op zijn bloota hoofd onder den voet van het beeld buigende, die over het voetüuk uitfteekt, bid hij andermaal zijne metaalen Godheid aan: waarnaa hij den teen kust en vertrekt, onder het zegenen van het volk, 't geen rondom hem op de knieën ligt. Ik kon, uit hoofde van dit alles, niet wel anders onderHellen, of dit wonderwerkend beeld was uit den hemel gedaald; maar tot mijne uitterQe verbazing, vernam ik, dat de ftof, waar uit het gegoten is, eer zij haare tegenwoordige tover - gedaante ontving, voor een goed deel behoord hadde tot het bekend llandbeeld van Jupiter Capitolinut . mogt zij maar altijd zoo gebleven zijn! Ik ben dermaate in verrukking , over dit overheerlijk bouw-Huk, dat ik het, doorgaans, alle dagen bezoek; wanneer de warmte, die men, van buiten uit de koude komende, bij het ingaan gevoelt, een der aangenaamfte aandoeningen is, welken ik im-  BfUEF XVII. uit ROMEN. 13 rtTitner ondervondt; eene aandoening, die ik oneieritellen mag, dat alleen overtroffen kan worden door de koele lucht in dit gebouw, geduurende de hondsdagen van eenen Italiaanfchen zomer. Ik befloot, dat deeze verandering veroorzaakt wierd door eene konst-hitte, maar men verzekerde mij van het tegendeel: fchoon ik juist op dit berigt niet volkomen ftaat maake. Alles, zoo in den buik als in de zijd - vleugels en kapellen , gezien en doorzien hebbende, klommen wij naar boven op den top des koepels, alhoewel niet zonder moeite en gevaar. Uier hadden wij, gelijk gij denken kunt, den heerlijkften uitkijk der waereld ; zijnde de hoogte, van het voorplein afgerekend , niet minder dan 471 voeten. (*) Onder het afkomen bezigtigden wij de fluistering - gaanerij, nevens eene menigte van andere plaatfen, alwaar onze gidfen ons bragten. De naaste kerk, waarvan ik gewag zal maaken,~ is die vau St. "Jan van Lateraan, dus geheten, als ftaande ter zijde van een Paleis , 't geen weleer toebehoorde aan de lateraan en (f) een oud (*) Volkman bepaalt de loodrechte hoogte van het kruis des koepels, van den grond der kerke af, op flegts 408 voeten. Ven. (t) Dit Paleis is ten tijde van attila en naderhand onder sregorius Vil verwoest: doch federt herbouwd. Ven.  U REIZE door ITALIEN oud Romcinsch Gedacht; een van welk, plaü« tius geheten, dour nero ter dood gebragt wierd , wegens eene onderltelde zamenzvveering tegen hem. In het jaar 324 ftigtte Keizer kokstan tvn alhier eene Kerk', en Paleis, waarin (*) men verhaald, (fchoon met even veel waarheid, naar mijne gedagten , als waarmede men verzekerd dat de H. petrus drie-entwintig jaaren in Romen zijn verblijf zou gehouden hebben) dat hij den doop uit de handen van St. sjjl ve st e r ontfing; wegens deeze omdaudigheid, 't zij dezelve met 'er daad plaats hadde, of verzonnen is, word St. Jan van Lateraan voor de eerde der Latijufche kerken gerekend. De Paus neemt, ftraks naa zijn verkiezing, daar van, in perfoon, bezit, als de Hoofdkerk van Romen. Zij draagt den weidfchen naam van Eccïefiarum urbis et orbis mater et caput (de Moeder cn Hoofdkerk der ftad en van de waereld.) Op het plein of de plaats voor dezelve verheft zich de grootde der Egijptifche Obelisken in dc geheele dad. Zij bedaat uit een enkeld geheel Huk rood graniet vol met hieroglijphen , en word onderdek! weleer geplaatst te Wezen, in een Tempel der zoune te Thebes, j57? jaa- (*) Hier febijnt onze Schrijver al weder de Lateraartrche kerk met bet Batiisterio of Doophuis vau Lateraan te verwarren, 't welk met de Kerk, door konstantijn, gebouwd is, en waarin die Keizer word voorgegeven (fchoon valsch) gedoopt te zijn. Vert.  BRIEF XVII. uit ROMEN. 15 Jaaren voor de kristelijke Jaartelling , door raMeses-miamum, die, volgens den Aarts-bisfchop usher , de pharao van den Bijbel was. Zij wierd, op last van konstantijn, en diens zoon konstans , met ongelooflijke moeite, uit Egijpten naar Romen vervoerd, en in den Circus Maximus (bet groot Ren- of Worstelperk ) opgericht, van waar Paus sixtus V. aan wien Romen zoo veel voor haare verbetering en verfraaing verpligt is, haar naar de tegenwoordige Randplaats liet brengen. De hoogte daarvan, buiten het voet ft uk, haald nog 115 voeten: dan zij moet oudtijds merkelijk hooger geweest zijn; cn wel van zulk eene lengte , dat Keizer augustus het onmogelijk oordeelde, om haar naar Romen te vervoeren. (*) De Pilaaren, Doop-vonten, nevens een gedeelte der Kroonlijst , in deeze kerk , zijn van het zeldzaamftc en kostbaarRe marmer. Het Altaar is overdekt met een Gehemelte van verguld brons, en rust op vier gegroefde kolommen van het zelf- • de metaal, die, helaas! uit den tempel van Jupiter Cnpitoünus genomen zijn. 'Er plegen uitbundige fchatten in te wezen , fchoon thans niet meer; daar is echter nog ingebleven, 't geen van oneindig grootere waarde gehouden word, dan de grootfte klompen van Goud of Zilver , namelijk cenc f' Zie f', inujs Lib, ftS Cap. 3, 9.  tfi. REIZE door ITALIEN, eene verzaameling van de wonderbaarfte heilige overblijfzels. Daar zij ons allen opgeteld wierden, nam ik de vrijheid om de naamen daarvan in mijn zakboekje op te tekenen; en zie hier dan de voornaamften.. „ De Trap van het Paleis van Pontius Pilatus, langs welken de Zaligmaker naar de vierfchaar klom." „ De Tafel, waaraan hij, met zijne Discipelen, het laatfte Avondmaal hieldt." ,, Een Tand (ik gelove een Zw£-tand) van den H. petrus." ,, Flet Bekkeneel van zekeren Heiligen Panerat'ws, die, drie dagen en drie nagten, onder het afbranden van deeze kerk, toen zij door de ketters in vlam gezet wierd, bloed zweette." „ Een Tabbaard van de Maagd Maria." „ Een Opperkleed van onzen Zaligmaker." „ Dc Doek, waarmede hij de voeten der Apostelen afdroogde." „ De Purpren Mantel, waarmede hij, voor zijne kruisfiging, door de Jooden omhangen wier .'r „ Een  BRIEF XVII. uit ROMEN. 1? „ Een groot ftuk van het echte kruis: en zog Veel meer andere zeldzaamheden , als genoegzaam zouden wezen . om een geheel pakhuis te vullen." Het Paleis naast de kerk was, oudtijds , het woonhuis der Paufen, tot aan de verlegging vau den ftoel naar Avignon, in 1305, doch word tegenwoordig niet meer hiertoe gebruikt. De overige meestbezienswaardige kerken zijn de Santa Maria Maggiore , en Santa Maria degli Angeli. De laatfte behoordt aan een Karthuizer klooster, en is gebouwd op de plaats, alwaar, voorheen, de beroemde baden van deokletiaan ftonden; hebbende de gedaante van een Grieksch kruis, en zijnde getekend door michael ancelo LUONAROTTi. Indien ik St. Pieter uitzondere, is 'er geen kerk in geheel Romen , die mij zoo wel beviel als deeze. Zij pronkt niet , gelijk de kerken in 't gemeen , met eene kwistige menigte van fchilderijen, fiuweelen tapijten en marmer, maar het bellek en de edele eenvoudigheid van haar Bouworde behaagd mij ongemeen , en doet mij dikwijls haare flille muurcn een bezoek brengen. En laat ik hier mede het artijkel van kerken bef!uiten. Want verder daar mede voort te vaaren, zou een arbeid zonder einde opleveren : vermits men 'er niet minder dan tusfehen de drie en vier honderd, binnen Roment III. Deel. B telt,  18 ( REIZE door ITALIEN. telt, waar van wij zeer veelen met genoegen bezichtigd hebben. '1 hans zal ik u in het Vatikaan brengen, het grootfte Paleis , in de geheele kristen-waereld, 't geen men zegt, dat 13,000 kamers en kabinetten bevat (*). Hetzelve ftaat digt aan de St. Pieters kerk, waar van het gezicht (gelijk ik reeds moest aangemerkt hebben) zeer veel verliest, door deeze nabijheid en bijeenvoeging, vermits het uiterlijke van het Fatikaan maar weinig past bij het grootsch en rcgelmaatig voorkomen van de kerk; als beflaande in ec:;e bijstere menigte van gebouwen , zonder order, en door onderfcheiden Bouwmeesters, op verfchillende tijden, opgetrokken. De groote ingang is van de St. Pieters plaats, langs een prachtigen trap, waar op een wagt ftaat van Zwitfers, die gelijk, de Lijfwag. ten des Konings van Engeland, hunne oude kleeding, die 'er vrij koddig uitziet, behouden hebben. Naast het groot bordes is een kapel, door sixtus IV. naar het ontwerp van baccio penelli, in 1490, gebouwd, waar van daan zij de Sixijnfche kapel {La Capella Sistina) geheten word , zijnde bijzonder opmerkelijk wegens de vermaarde fchilderij in fresco , (of op natte kalk) van Buonarotti, welke de geheele agtermuur be- (*) Volgens de opgave van ronanni; doch volkman; die 'er ïlcgrs n.ocotelt, zegt, dat de eerfle de kelders en kluizen 'er mede onder gerekend hccf> Ven.  BRIEF XVII. uit ROMEN. 10 bedaat, en het laatfte oordeel verbeeld. Nooit, waarfchijnlijk, zag men zulk een gewrogt van oorfpronkelijk en allesovertrefïend vernuft, als dit Buk. De tekening, de veelerleije beeld-groepen , de houdingen, ontleding, uitdrukking en het koloriet , alles is onbegrijpelijk treffend. Het oog word moede in het befchouwen vau dit zeldzaam Buk: en niets verwondert mij meer, dan dat michaët. angelo het zoo laiigkon uithouden, tot dat het afgemaakt was; want een waare Genie is doorgaans ongeduldig, en buiten Baat, om lang bij een en dezelfde zaak te blijven. De Boekerij van dit Paleis word onderfteld de talrijkfte en kostbaarfte verzameling van boeken in de waereld te zijn. Bij het inkomen , zagen wij niet dan een bijster groote kamer, die weinig geleek, naar 't geen zij is, Baande alle de de boeken in gefloten kasten. Men zegt dat 'er 120,900 gedrukte Boekdeelcn en Handfchriften (*) in zijn; doch aan deeze opgave flaa ik weinig geloof. Wij vonden 'er veele zeldzaame en fraaie Bukken, inzonderheid twee Bijbels, een van de zesde eeuw, en eene andere, buitengemeen groot van formaat, die weleer toebehoorde aan de Hertogen van urbino, waar van ze door de Jooden, te Venetim, zou gekogt zijn , voor zoo veel geld (*) Volkman geef: het getal der gedrukte Boekdeelen op" •Oyooo, cn dat der Handfchtiften op 40, eco aan. Fat. B 2  «o REIZE door ITALIEN. geld, als zij zwaarte hieldt; de werken van hendrik VIII. over de zeven Sacramenten, nevens zijne eigenhandige brieven aan anna van eoulein; verfcheidene fchriftelijke opftellen, op bladen van den Papijrus enz. enz. Men ziet 'er ook Etruscifche Vafen, Gemmen, Mcdailjes, Bronzen, en eene menigte van andere zeldzaamheden. Ik Bondt niet weinig op te kijken , hier geene andere lieden te vinden, dan de opzichters, te meer, daar de Boekerij, alle voormiddagen, in de week (die van Zondag en Heilige dagen alleen uitgezonderd ) voor elk openBaat, die iets wil leezen of uitfehrijven. 't Geen ik vervolgens gaa melden, zal de be=fchimmelde en half bedorvene Fresco-Rukken van rap ha cl betreffen, die even zeer mijne verWondering als beklag verwekten. Op de voornaamfte Binnen-plaats (*) Van het Fatikaan zijn drie gaanerijen, de eene boven de andere; in welker benedenfte het Konklave gehouden werd.'Derzelver zolderingen zijn befchilderd naar tekeningen van deezen onvergelijkelijken meester, en zommige gedeelten daar van fchilderde hij zelve. Uit de tweede traden wij in een reeks van vertrekken, waar van 'er drie, voor 't mcerenchel, door hem zeiven gedaan waren, en één geheel: in deeze (*) Della Lcsgie, geheten. Fert,  BRIEF XVII. uit ROMEN. 21 ze zagen wij zijne Atheenfche School; een Buk, fchoon vervallen, dat voor het beste in de waereld gehouden werd. Gij errinnerd u noch wel, dat ik gewag gemaakt hebbe van haar Modél, in het Boromeaasch Kabinet te Milaan (*). Ik heb mij dikwijls beklaagd, onder het befchouwen der werken van groote fchilders, dat hun Genie, door de bekrompene en bijgelovige manier van denken hunner tijden , zich geheel en al bepaalde tot Godsdienstige onderwerpen , en verlangde altijd, zeer , om de doorluchtige daaden der aloudheid door hunne penfeelen te zien afgebeeld. De Atheenfche fchool komt, grootdecls, met dit denkbeeld overeen: want, alhoewel raphaül, zonder tijd of plaats in agt te nemen, daarin wijsgeeren enz. gebragt heeft, die in verfchillende landen en eeuwen leefden , is , nogthans , het onderwerp, naar mijne geringe gedagten , zoo belangrijk als 'er een kan gekozen worden. Het toneel is in eene Gaanerij, te Atheenen; op eenige weinige trappen , in 't midden van welken , twee van de achtingswaardigfte en majeftieustlla beelden Baan , welken ik immer zag , moetende Plato en Aristoteles verbeelden, zoo als zij te redeneeren Baan voor hunne afzonderlijke Leerlingen, naast ieder van hun gefchaard, cn luisterende met alle de oplettendheid en bewondering, als zulk eene diepe wijsheid en treffende welfprckend- heitl (*;> Zie D. II. bladz. 95. E 3  82 REIZE door ITALIEN. heid natuurlijker wijze moet opwekken en gaande maaken. Naast deeze groep ziet men Socrates en Alcibiades: fchijnende de eerfte zijna bewijsredenen ten einde te brengen, en de laatfte ingenomen te zijn met en overreed door derzelver eenvouwdigheid en waarheid. Aan de trappen, zit Diogenes, de hondfche, alleen, in een boek ziende, dat hij voor zich houdt; en, verders, ziet men Periander, Pijthagoras, Zoroaster , Empedocles, en veele andere groote mannen, allen in bezigheden of houdingen , die hunne beroepen en gedagten uitdrukken. Als Leerlingen heeft raphael verbeeld Ferdinand II. Hertog van Milaan, en Franciscus di Rovers, Hertog van Urbitio, nevens zijn meester Pietro Perugino en zichzelven. In zijn eigen gelaad , hoe eenvouwdig ook, befpeurde ik klaar de trekken van dat godlijk vernuft, 't welk hij bezat. Dag aan dag ging ik deeze fchilderij bezichtigen, en tragtte, te vergeefsch, het een of ander gebrek daar in te ontdekken,- dan alles, wat ik 'er in zag, overtuigde mij des te meer, dat 'er, federt den tijd van pericles, nooit iets van dien aart gevonden is, 't geen dit Huk koude overtreffen, of zelfs daarmede gelijk gefield worden. Ik zal deezen brief befluiten met een kort verflag van het Klementijnsch Kabinet; (Mufium Clementinum) eene verzaameling van Beeldhouwftukken, welke geen weêrgaa. in de waereld heeft; zijn-  BRIEF XVII. uit ROMEN. 23 zijnde aangelegd door den grooten en braaven ganganelli , naar wiens aangenomen naam kl e me ns het dus geheten word. Dit Kabinet ftaat aan het einde van eene Gaar.erïj (corridor) welke tusfehen de vijf en zes honderd fchreden lang is, en naast dat gedeelte van het Vatikrau , 't geen // Belvedère heet, wegens het fraai en ruim gezicht, 't welk men daar uit heeft, over Romen, den Tijber en het omliggend huid. Bij het inkomen is het eerfte voorwerp , dat zich vertoond eene Grafzerk ( * ) van p u b. cor. s c 1 p 10 , onlangs gevonden, in het praal-graaf van dat doorluchtig gedacht , digt bij de Bad. De letters , daar op gehouwen, zijn ongemeen ruuw; een fterk bewijs van den geringen trap van befchaving, welken de konst, op dien tijd, onder de Romeinen bereikt hadde. Daar naast ftaat dc knods van hercules, // torfo geheeten, een Bandbeeld, 't welk, toen het nog in zijn geheel was, een De fchr'rjvcr noemt liet eene Tombe: dan uit de bcfcliijving en daar bij gevoegde afbeeldingen dezer Scipfortffcfie Grafnaalden, QMonumenti degli Scipioni') in het jaar 17s5, door den Ridder en Bouwmeester francesco piranesi, te Romen, in 't licht gegeven, blijkt, dat 'er gene eigentlijke Tomben of Sarcophagen dan alleen van scipio eaubatus en aula co rn el ia gevonden, cn in het Klementijnsch Mufcum gebragt zijn: en dat dc overige (lukken alleen zerken, of gedeelten daarvan, met opfchriftcn zijn: gelijk, onder anderen, ook die van pub. cn. sciv 10 in dit werk is afgebeeld. Ver:. B 4  24 REIZE door ITALIEN. een ftuk van de eerfle klasfe moet geweest zijnj zijnde het lijf een van de fraaiftc Beeldhouw-werken, die ik ooit zag. Doch de Laècoon en Apolh trokken ons geheel af van het naauwkcurig bezichtigen zoo van dccze als vccle andere Beelden der verzaameling : hebbende op ons het zelfde uitwerkzel als de zeilfteen op de kompasnaald. Het eerde Buk (,*_) noemt michacl ancelo een wonder van de konst, gelijk het inderdaad is. Ook fpreekt plinius 'er met grooten ophef van (f). — Maar wat zal men van den Jpollo zeggen ? Waarlijk , bijaldien het een of ander klooster in het bezit geraakt was van dit fiand•beeld, bij de eerde ondekking van het zelve, cn verklaard hadde, dat het uit den Hemel was gevallen , in de kerk daarvan , zoude dit zeggen meer geloof verdiend hebben , dan meenig valsch vertclzcl van dien aart, omtrent deszelfs wormfteekeligc beelden, overmits de volmaaktheid van dit beeldwerk, dusdanig eene verklaring, geen geringen fehijn van geloofwaardigheid kon bijErezet heb- £*0 Een afgietzel van dccze vermaarde Antiek, wcj ecr dooi. den User kalf uit Indien medegebragt cn op zijne buitenplaats Polanea, bij Halfweg, tusfehen Haarlem cn Amjhrdam, geplaatst geweest, verfiert thans het plein voor het Huis van den Heer Hope in het Haarlemmer Hout. Ven. Ct) Hij zegt dat het door de Rhodiërs agesander, pol ij do rus en athepodorus uit een enkel brok iteens gehouwen is. Zie zijne befchrijving daar van in lloofdit. 5. Boek; SX1XI. zijner Nat. Hul.  BRIEF XVII. uit ROMEN. 25 hebben. Ik kan 11 verzekeren, dat, federt ik dit Buk gezien heb, mijne denkbeelden aangaande den mcnsch aanmerkelijk geklommen zijn j vindende hem in Baat, om tot zulk eene hoogte te Hijgen in de konst van naabootfmg , of, laat ik liever zeggen, in een beeld uit marmer te houwen, 't welk al wat de natuur oplevert verre overtreft. Ik boude mij verzekerd, dat de beelden van promet heus nooit meer kunnen in ftaat geweest zijn , om den naarijver en de gevoeligheid van jupitee. gaande te maaken, dan dit zou geweest zijn, daar het met'er daad een werkftuk vertoont, 't welk de konst te boven gaat — ja dat voor iets godlijks mag gehouden worden. De Godheid is, (zoo als het mij voorkomt) verbeeld in de actie van den draak Pijthon met zijn boog te treilen. Houding, evenredigheid, geftalte en gelaad (op welk laatfte een alles overtreffende manlijke fchoonhcid , ftatigheid, gevoeligheid , veragting en zegepraal zich vertoont) doen zich in dier voegen op, dat zij niet alleen alle vitterij verbluffen, maar dat zelfs het geheel vereenigd vermogen van verbeelding en konst daar aan geene fchoonheid meer kan bijzetten. Naa dit ftandbeeld en de LaScoon, kan men tellen die van Meleager , sJutinous en Kleopatra, waarmede gij in Engeland zoud afgodeeren ; behalven de borstbeelden van Jupiter, Homerus enz. en een klein aantal van allerkeurigst gewrogte vogels en dieren. B 5 Zoo-  s6 REIZE door ITALIEN. Zoodanig is het Vatikaan , 't welk het beste beeldhouw - werk , de beste fchilderijen en de beste Boekerij van de Waereld bevat; indien gij hier bij voegt deszelfs ligging , heerlijk uitzicht op de naastftaande St. Pietcr's kerk, en dit alles met eene menigte andere bijkomende omlïandigheden in overweeging neemt, moet gij dan niet bekennen dat 'er maar weinige plaatfen van dat belang kunnen wezen, voor een ,mau van fmaak ? Dan dit is eene geheel noodelooze vraag bij ieinant, die van deeze gave zoo ruim bedeeld is. Dus adieu. BRIEF  BRIEF XVIII. Romen den 8 Decemb. i?oj. \v^ij hebben, federt ik laatst aan u fehreef, zoo veele Paleizen gezien, dat ik het even ondoenlijk vinde, om in eene afzonderlijke befchrijving van dezelven te treden , als het mij onmogelijk was over alle de Kerken deezer Stad uittewijden Het zal echter niet ondienstig zijn, dat ik 'er eenig gewag van maake, voor zoo verre zij, in alle opzichten , de pragtigfle en meest bezienswaardige van de waereld zijn. Het eerfle, 't welk wij, naa liet Vaükaan bezichtigden, was dat van // Monte Cavallo, waar in de Paus zijn zomerverblijf houdt. Het zelve Baat op den Quirinaalfchen Berg QBlons Oitin'niis) een van de hoogBe verhevenheden in Romen, en, uit dien hoofde, minder blootgefteld aan de fchadelijke dampen, welken, in dat jaargetij, uit de omliggende moerasfen en laage gronden, opBijgen. Schoon het niet half zoo groot is als het Vatikaan , zijn echter de vertrekken zeer talrijk en wel afgemeten: doch wij vonden ze, tegen verwagting, (legt bemeubeld, indien ik de fchilderijen uitzonder, waar van hier eene zeer aan-  23 R.EIZE door ITALIEN. aanzienlijke verzaameling is. Veele ftukken waren aldaar gebragt door den tegenvvoordigen Paus, die een liefhebber van de eerde klasfe is. Voor het Paleis is een ruim vierkant plein, waar op dc twee vermaarde Colosfeaale Paarden met derzelver berijders, uit wit marmer gehouwen, pronken: ieder van welken voor een afbeeldzel van Alexanchr en Bucephalus (*) gehouden, cn onderlteld word, door phidias en praxiteles, uit naarijver tegen clkandercn , vervaardigd te zijn : dan , 't geen wat ongelukkig voor deeze gisling is, men weet, dat piiidias, omtrent eene eeuw, voor den tijd van alexander. en praxiteles, leefde. Veel eer helle ik dus over, om ze voor het werk van een en denzelfden meester te houden, die, 't zij hij een van de beiden naamen, of eenigen anderen, droeg, den grootftcn lof verdient, zoo uit hoofde van de ftoute tekening als fraaie uitvoering deezer Hukken. Zij wierden, door kokstan i ijn, uit Griekenland gebragt, en in zijne Baden geplaatst, van waar ze, door Paus sixtus V., en onder het opzicht vau den Bouwmeester fontana, herwaarts vervoerd en op twee verheven voetdukken gefteld wierden. Ongetwijffeld , hebben derzelver valfche opfchriften: opus piiidi/e, en opus praxiteees, aanleiding gegeven tot deeze misvatting aangaande der- C*J) De naam van alexandeVs paard.  BRTE'F XVIII. uit ROMEN. 29 derzelver herkomst. Op eene andere plaats leest inen: SIXTUS V. PONT. MAX. colossea iiaec signa, temporis vi deformata restitüit, veter.ibusque repositis in> scr.ipti0nibu3, e pro xi 51 is co ns ta ntineanis tiiep.mis , in quirinalem A r b a m t r A n s u l i t. a n. s A l. w d l x x x I x. ( * ) Naast dit Paleis ftaat dat van ttosrictiosi, waar in verfcheiden kostbaare fchilderijen gevonden worden; doch het voornaamite ftuk is de Au* fora van ouino, aan de zoldering van een zomerhuisjeh gefchilderd. Dit Huk verbeeldt den God des dags (f) mennende den zonnewagen ten Hemel op , wordende getrokken door vier luchtpaarden naast elkandercn, cn voorgegaan door Cu* pi do en Aurora, en aan weerskanten verzeld door de zalige uuren, die zich hier opdoen in de gedaante van fchoone nijmfen, welker handen, op eene bevallige wijze aan elkauderen geftrengeld , het zinnebeeld opleveren van het onverpoosd verloop (*) Paus Sixtus V. heeft deeze Kolosfeiile itandbeclden, die door den tijd befchadigd waren, doen herftellen, cn derzelver oude opfchriften op nieuw hebbende laaten opnaaien, heeft hij ze van de naastgelegene Konftantijnfche Mijlpaalen, naar het plein van het Quirinaal vervoerd. In het jaar onzes Heeren 1580.  ja REIZE door ITALIEN. loop des tijds. Het geheel is zoo verwonderlijk txitgedagt , bijeengevoegt , en afgemaakt , als of het met 'er daad op de wolken rijst. Men vindt het zelfde onderwerp, op eene landhoeve bij Romen , door guercino gefchilderd , maar dat Buk kan op verre naa niet haaien bij het geen, waar van ik thans gewag maake. Het Palcis farNEsè en de villa medici zijn, wel is waar, door den Koning van Napels en den Groothertog van Toskanen, aan wieu zij, bij Erf-opvolging, vervielen, van derzelver overheerlijke verzaamelingen ontbloot geworden; doch dit verlies word naauwlijks befpeurd in een Stad, die zoo rijk is in allerleije konst-gcwrogten tisRomen. De prachtige huizen van colonna, doria, borghe- S é , justiniani , MATTE ï , b a r li a r 1 ni , spa da, en veele anderen, zijn vol van het keurigfte Beeld- en Schilderwerk, behalven de verzaamelingen van gefneden fteenen , camecn , bronfen , penningen enz. enz. in zoo verre, dat een huis, zelfs maar van den tweeden rang alhier , in dit opzicht meer bezienswaardig is, dan het kosthjk Palcis te Ferfailles. Het eerde van de alhier op. genoemde word gehouden, de beste gaanerij van fchilderijen te bevatten, die eenig partikuKer in de waereld bezit; fchoon ik voor mij aan die van doria den voorrang zou geven. Indien gij mogt verlangen, om te weeten, welke Bukken mij het meeste behaagen, zal ik aanmerken, dat 'er, in het Paleis van altieri, twee laudfchappen zijn, Yan  BRIEF XVIII. uit ROMEN. 3ï van cl au de loeraine, die de verrukkelijkfte naavolging zijn van de natuur op het land, welke ik ooit gezien hebbe. In het een , heeft deeze groote meester de landing van JEneas in Italien, en in het ander een herderlijke ojferhande, gemaald. Bijaldien men zulke histoiïefche tooneelen altijd in landfchaps-Bukken bragt, hoe veel meer zouden zij dan waardig wezen, boven het geen ze nu doorgaans zijn? weluitgevoerd zijnde, zouden zij gelijk ftaan met milt ons vaerfen op de muzijk van handel gebragt zijnde. Onder de Bukken bij den prins borghesc wekten meest mijne verwondering een Machiavel en Ccefar Bor» gia, door titian, het laatjle Avondmaal, door caravaggio, beuevens een portret van dcnzelfden Borgia, door ra phaël.; in het Paleis van justiniani, een Kristus voor Pilatus, door hundhorst, hier geheeten Gherardo della Not* te, vermits zijne Bukken doorgaans Nagt-tooneelen opleveren; in dat van matteï, een St. Pieter, ten halven lijve, door cuido, Judas verraadende zijn Meester, door hundhorst, en de vrouw in over [pel bevonden , door metro cortona. Deeze en ten minnen twintig meer in onderfcheidene gaanerijen enz. zijn onbefchrijflijk fchoon, en trokken dus bijzonderlijk onze aandacht tot zich. In het spada Paleis ftaat het Kolosfeaale ftandbeeld van pom p e u s, waar onder c .e s a r neerviel, toen hem de vloekverwanten griefden. ■■ w Even  32 REIZE door ITALIEN. » Even at the bare of Pompetj's flatue , „ Wich all the vvhile ran blood." Q*) De Prins borghesc" is de rijkfte van den geheclen Romeinfchcn Adel. Buiten zijn overheeï1lïjk Paleis bezit hij ook eene Landhoeve, digt bij de Stad, welke een fchat van kostbaarheden bevat. Dit landhuis is gebouwd door den Kardinaal scip io, neef van paulus V. de Stamvader Van het Geflagt, en is , drie mijlen rondom, met tuinen en aangenaame beplantingen omgeven* De voorgevel is verfierd, of, laat ik liever zeggen, volgepropt met Basft en Alti Re/ievi (laag en hoog verheven fnijwerk) van Griekfehe Beeldhouw-kunst. Daar ik tl en mijzelven zou verveelen , met in eene befchrijving te treden van de Standbeelden, die ik aldaar zag, zal ik flegts aanmerken dat een Curtius, te paard, zich in den poel Jlortende in alto relievo ; een zoldaat (en niet , naar mijn inzien , gelijk sommigen onderftcllen , een zwaard-vegter) vooruitfpringende om den flrijd te helpen aanvangen ; een Silentis , den kleinen Bacchus in zijne armen houdende: een Paard' mensch, en een ft'ervende Seneca, naar mijn gedagten, alleen voor den Apoll'o, de Fenus de Medici en de Laocoon behoeven onder te doen. Ook is hel albani's Landhuis niet minder bezienswaardig Zelfs aan den voet van Pompeil's beeld, 't geen, al dien tijd, van bloed ftiooimte;  BRIEF XVIII. uit ROMEN. ,|j nrlig dan dit: fchoon de verzameling van beeldwerk en andere konstftukken aldaar, hoe talrijker ook, naar 't mij voorkomt, niet zoo veel uitmunt. De Kardinaal alexander aebani, een man van een bijzonderen fmaak, was daar van de aanlegger en voltooijer, en winkelman, die eerfte oudheidkenner, fchikte de Bukken in order. Toen wij ■het bezagen, beklaagden wij ons, dat 'er zoo veele wonderen in een enkel huis bijeen verzameld waren, en wenschten, dat wij 'er wat minder te bekijken hadden. Over het eerfte van deeze Landhuizen heeft dc Hr. bi o ore (een Engelsch Schilder) wiens penfeel -arbeid (gelijk u nog zal heugen) in de Gaanerij van Florenzen mij zoo wel beviel, het opzicht: cn hij fchijnt ook alles op de voordeeligfte wijze geplaatst te hebben , maar on•gelukkig komt dc Prins, die geen het minste oordcel bezit in zaaken van dien aart, dikwijls tusfehen beiden, en verbeterd, op zijne wijze, de verzameling met ftukken, die inderdaad alleen bewijzen opleveren., dat hij geen fmaak in 't geheel heeft. Dus, bij,voorbeeld, ziet men, in het midden van een der vertrekken, een ftuk beeldwerk van e e r n i n i , verbeeldende Apollo en Dophne in het oogenblik, waar op hij haar nadert, en zij in een Lauwrierboom veranderd word. In het zelfde vertrek hangt een Landfchap, door den Hr. MooaE gefchilderd, waar in de Prins dagt, dat het zeer mooi zoude ftaan, indien 'er een copij van dit beeldwerk in gebragt wierd. Mo ore, UI. Deel. C zoo  34 REIZE koor ITALIEN. zoo ik hoore, tragtte hem niet alleen de blijkbaars ongerijmdheid van dit denkbeeld onder het oog te brengen , maar weigerde volftrekt om aan zijn verzoek te voldoen. Dit, echter , belette hem niet, om zijn voorneemen te volvoeren; vermits hij een ellendigen klad-fchilder aannam, om "er de Apollo en Daphne in te brengen, die dan ook daar mede het ftuk geheel bedorven heeft. Behalven deezen, zijn 'er nog verfcheiden andere landhuizen ; die ik echter met fiilzwijgen zal voorbijgaan, vermits ik begrijp, reeds lang genoeg op dit onderwerp Bil gedaan te hebben. Aan de oevers van den Tijher, en wel aan denzelfden kant, waar aan St. Pieter ftaat, ligt het Kasteel van St. Angelo, gebouwd op de fundamenten van Keizer aoriaan's Maufoleum , 't geen, weleer , zoo vermaard was, wegens zijne 'Kolommen, Standbeelden, cn Parisch marmer. Tegenwoordig zijn 'er geene andere overblijfzels van zijnen aloudcn luister , dan een kloot van 'brons aan het Vatikaan, die boven deszelfs koepel ftaat, en onderfteld word de asfche bevat te hebben van deszelfs Keizerlijken Stigter. In den beginne was dit gebouw tot een vesting aangelegd door boni fa cius IX, welke, door zijne opvolgers, meer en meer verfterkt wierd, bijzonder door alexander VI, die 'er, voor zijn eigen veiligheid , eene Gaanerij van gemeenfehap aan bouwde tusfehen deeze fterkte en het Vatikaan. Het  BRIEF XVIII. uit ROMEN. 35 Het Kasteel kreeg den naam van St. Angelo, van zeker voorval, waar aan gij niet of al geloof moogt Baan, wanneer ik het u vertel. Onder het Pausfchap van greoorius I. bijgenaamd, om wat reden weet ik niet, den Grooten, dat is ongeveer over 600 jaaren, woedde 'er, te Romen, een alïervernielendfte Pest. De Paus, met zijne Kardinanlen, en dc geheele Geestelijkheid, hadden lang hun best gedaan, om het onheil, door gebeden, aftewenden, maar zoo geheel vrugteloos, dat al het volk aan verlosfing wanhoopte, en zich aan zijn lot onderwierp. In dit hachlijk tijdBip verfchcen een Engel met een bloot zwaard boven op het Kasteel, en Bak het aldaar in zijn fcheede, tot een teken, dat de plaag, van dat oogenblik af, zoude wijken; gelijk ik onderftel, dat gebeurde. Althans men heeft op die plaats een beeld van deezen Engel opgerigt, 't geen 'er nog ftaat, om het wonder voor altoos in geheugen te bewaaren. Het Kasteel van St. Angelo dient tegenwoordig tot een Staats-gevangenis. In een van de kamers zagen wij de wapenrusting van den beroemden Veldheer bourbon , die, onder het beklimmen der wallen van Romen, gedood wierd, in het jaat 1527, benevens moordtuigen, waarmede deeze én geene aanmerkelijke moorden bedreven wierden. Ik nam een pook in de hand, en, vraagende naar de historie daarvan, vertelde men mij, dat zij dezelfde was, welke de jonge en fchoone bea'trix cenci aan de moordenaaren van haaren Vader C a had  30 REIZE..door ITALIEN. had gegeven. — Daar gij, waarfehijnlijk, nooit deeze ijsfelijke Historie zult gehoord hebben, zal ik u de bijzonderheden daar van, gelijk ik ze onlangs uit nieuwsgierigheid bijeen verzameld hebbe, vernaaien: zij viel voor in het jaar 1508. Francesco cenci, de Vader, was gefproten uit een doorluchtig Geflacht, en een van de vermogcndfle Edellieden in Romen , maar te gelijk van zulk eene fnoode geüartheid , dat de •jnenfchelijke natuur op het verhaal zijner godloosheid beeft, en ijst, om 'er aan te denken. Hij was tot tweemaalen getrouwd. Bij zijn eerfte vrouw hadde hij vijf zoonen en twee dogters. De eerften behandelde hij met de uittèrfte wreedheid; en zijne oudfle dogter zoude hij gefchoffeerd hebben , zoo deeze niet de toevlugt genomen hadde tot den Paus, die den Vader noodzaakte om haar uittehuuwlijken. Dus in zijn duivelsch oogmerk met opzicht tot deeze te loor gefield zijnde, befloot hij een aanflag te doen op de andere, eer zij tot die jaaren geklommen was, waar in de reden hem konde hinderlijk wezen in dc uitvoering zijner gruweldaad. Hij deedt ook zoo, en flaagde, ongelukkig, door haar wijs te maaken, dat 'er niets misdaadigs in Bak. Zoo overgegeven was dit monster van boosheid , dat hij doorgaans deeze bloedfchande , in tegenwoordigheid zijner huisvrouw, pleegde. Deeze ondertusfchen overtuigde de dochter van het misdaadige dier  BRIEF XVIIT. uit ROMEN. 3? dier fchennis ; gelijk zij daarop altijd weigerde, om Hem ten wille te zijn. Dan de fnoode Vader zogt nu met flaagen van haar te verkrijgen , 'i geen hem te voren, door misleiding, gelukt was, De ongelukkige beatrix nam hier op toevlugt tot hetzelfde middel, 't geen haar zusters onfchuld Bewaard hadde, ten einde van zijne beestagtigheid bevrijd te worden, en leverde een beklag in bij Paus clemens VIII: doch zij Haagde hier in minder; 't zij men daar op geen acht Boeg, of dat het in vergetelheid geraakte. In deezen hulpeloozen toefiand, vol knagend berouw over de heillooze misdaad, daar haar begaan, en gefiadig gedrongen om ze op nieuws te pleegen, vondt zij geeneti anderen weg open om deezen fchendigen ommegang af te fnijden, dan door haaren verleider van het leven te berooven. Ten dien einde, fpande zij zamcn met haar lliefmoeder, haar' oudBen broeder jacob, nevens een zekeren Monlignor guïtra, een Amptenaar van de kerk, en huurde twee zoogenaamde braaven-, met naams olijmpio en maarten, die elk duizend krooncn voor den moord zouden ontvangen. Deeze wierd dan ook , op den 9 September 1598 , in het familie-Landhuis, digt bij Romen, volvoerd. De moordenaars wierden, des nagts, in de kamer gelaten van den ouden man (want hij had toen reeds zijn zeventigftc jaar bereikt) alwaar zij heni met de pook, waar van ik zoo even meldde, afmaakten, 's Anderendaags 's morgens verfpreidde C 3 meu3  3s REIZE door,ITALIEN. men, dat hij fchiclijk was overleden: en, daar men geen vermoeden hadde van het tegendeel, wierd het lijk , zonder onderzogt te zijn , begraven. Eenigen tijd naa de begraving zondt de weduwe van den overledenen een bundel met vuil linnengoed aan eene waschvrouvv in de buurt, zonder onderzogt te hebben, wat 'er in was, in de onderftclling dat haar Hief-dochter dit gedaan hadde. Onder dit linnen was het bloedig hemd , waar in de moord begaan was. Het wierd terItond naar Romen gezonden , en ingevolge hier van nam men allen, die tot liet huis van cenci behoorden, in hegtenis. Monügnor guetra. natn de vlugt , zoodra hij vernomen hadde , wat 'eigaans was: maar olijmpio, eenige reden gegeven hebbende, om hem verdagt te houden, wierd insgelijks gevat; en deeze bekende terftond de geheele zaak. De rechters echter, hier mede niet te vreden zijnde, befloten om dc Stief-moeder, den oudften zoon cn beatrix, door middel van ccn pijnbank, tot bekentenis te brengen. Met de twee eerstgemeldeh gelukte dit al fpoedig, maar geene folteringen , hoe geweldig, waren in Haat om de laatfte te doen klappen, tot dat zij tegen het getuigenis van olijmpio, en de bekentenis van haare Naabeftaanden, verhoord zijnde, eindelijk overgehaald wierd, om zich voor een der medepligtigen te verklaaren. De Paus veroordeelde haar, hier op, om levendig aan de ftaarten van drie wilde paarden gebonden, en alzoo van malkan-  BRIEF XVIII. uit, ROM EN. 39 kanderen gefcheurd te worden : doch Belde de uitvoering van dat vonnis 115 dagen uit, geduurende welken tijd, de vermogende tusfehenfpraak, ten haaren behoeve, haar waarfcbijnlijk vergifl'cnis zoude bezorgd hebben, hadde niet het vermoorden van de adelijke Romeinfche Dame santa croce, door haar eigen zoon, hem het belluit doen nemen, om aan de cenci een, voorbeeld, te Bellen. Men haalde hem , echter , over om het vonnis een weinig te veranderen. Cp zaturdag 11 September van het jaar 1599, wierd 'er een fchavot op de brug van St. Angelo opgeflagen ; zijnde deeze de gewoone Gerechtsplaats ; waar op de vrouwen allereerst, in rouwftaatiie,. gebragt en onthoofd wierden , onder de traanen en het geween van duizenden. Daarop wierd de oudfte broeder opgeleid en door een flag met een knods afgemaakt: dan hier bij eindigden de rampen der cenci geenzins: want de jongere zoonen., fchoon onfchuldig , wierden ontmand, ten einde derzelver geflacht geheel uit te rooijen, cn voorts wierd de geheele uitgebreide bezitting van dit huis, door Paus paulus V. (die een Borghéfe was) verbeurd verklaard, om 'er zijne Familié, welke ik reeds gemeld hebbe, dat de rijkfte van Romen is, mede te verrijken. Was dit laatfte bedrijf min fnood, dan de Vadermoord? — Deeze Familie is noch in het bezit van het portret deezer ongelukkige beatrix, 't welk, geduurende haare gevangenis , door . Guido is yerC 4 vaar-  4o REIZE door ITALIEN. vaardigd; en, mij ftaat niet voor, ooit een o»» fchuldiger en fchooner gelaad gezien te hebben. Thans met de hedendaagfche Gebouwen van Romen gedaan hebbende, gaa ik over, en wel met het uitterlte vermaak, om u ook eene fchets te geven der zulken, die , ten tijde van haar grootfte magt en verfijning, haare voornaamfte fieraaden uitmaakten. Tempelen enz. die onzen eigen Siluriaanfchen Prins caractacus die fraaie uitboezeming ontwrongen over den eerzugtigen geest van verovering bij de Romeinen, welke tacitus, in zijne Jaarboeken, heeft opgetekend. Vau alle de pleinen of opene plaatfen, in de waereld, fpande , ongetwijffeld , het veld van Mars verre de kroon. Livius zegt, dat het aan het Tarquijnfche Gedacht toebehoorde, en aan Mars gewijd wierd, van wien het den naam ontleende. Tusfehen de Stad en den Tljber liggende, diende het eerst tot een Palazstra of Krijgs-fehool, waar in de Romeinfche jeugd, door baden, worstelen en andere krijgs - oeffeningen , tegen de ongemakken van den oorlog gehard wierd. Men zag het vau tijd tot tijd met deezen en geenen van de heerlijkRe Geltigten verderd: als het Maufoleum (het graf) van augustus, het Pantheon, de Markt (Forum') en de kolom van antonius pius, de Porticos CGaanerijen) van europa, neptunus en pompeus, de Baden van adrianus efl agrippa, de Circus a go nis (het Worstel*  BRIEF XVIII. uit ROMEN. 4t telperk,) de Schouwburg van marcellus, en de vermaarde Zon-Obelisk, door augustus» volgens het verhaal van plinius, uit Egijpten gebragt , zijnde 116 Engelfche voeten hoog, en dienende, om de uuren en de lengte der dagen , op een marmeren wijzerplaat beneden aan den voet , aan te wijzen. Mij (laat voor , dat die zelfde Schrijver aanmerkt, dat, in zijn tijd (omtrent eene eeuwe naa deszelfs plaatling^) de fchaduuw van deezen Obelisk was veranderd, en niet langer overeenkwam met dc tekens en beelden van de wijzerplaat, doch hij geeft geene reden van deeze buitengewoone verandering. De ruïnen van veclen deezer gebouwen, zijn nog aanwezig: bijzonder die van het graf van augustus en den Schouwburg van mmcellus: maar zij zijn zoodanig betimmerd met nieuwere Gebouwen, dat men ze niet naauwkeurig genoeg kan bezigtigen. Onder de kolommen of zuilen deezer Stad is die van trajanus de fraaifte en aanmerkelijklïe, ftaande thans op een plein, 't welk daar naa den naam van La Piazza Colonna (*) voert. Deeze Kolom wierd door den Raad en het volk van Romen opgeregt , ter eere van dien uitmuntendilen Keizer, in het midden van zijn Markt. (Forum) Men (*) Hier begaat onze fchrijver weder een misflag. Niet de plaats, waar op deeze Trajaanfcke kolom of zuil ftaat, welke thans flegts zeer klein is; maar die der vermeende Atttèmjtifci** word dus geheten. Vt-rt. C 5  42 REIZE door ITALIEN. Men ziet daar op, in fraai. gebijteld Bas-reliëf9 zijne togten naar Dacien, niet alle zijne overige overwinningen, offerhanden enz. afgebeeld: en ik, durve zeggen, dat Romen nooit een heerlijker en yoor de naakomelingfchap nuttiger Gedenkteken bezat van den aanwasch der Wetenfchappen, dan deeze Trajaanfche Kolom : overmits zij eene naauwkeurige vertooning oplevert van de kleederdragten, wapenen, ommegangen en plegtighedeu der Ouden.!Boven op ftondt 'sKeizers beeld, zijnde 18 voetqn hoog, en houdende in de eene hand een Rijksftaf,. en in de ander,e eene Waereldkloot: in welke laatfte zijn asch bewaard wierd. De Kolom beftaat uit 34 Bukken Marmer, in welker midden een Wenteltrap gehouwen is van 184 treden, licht fcheppende door 43 vengfters. De Zuil is 128 voeten hoog, en heeft tegenwoordig op den top het bronzen Standbeeld van St. pieïer, van zes en een half voeten middcllijns (•*}, en ter lengte van 23 voeten, behalven het voetftuk; men telt 'er meer dan vijfduizend bceltenisfen, zoo menfchelijkc gedaanten als andere figuren op (f). Van het (*) De Zuil zelve houdt beneden n. voet. 2^ dm. en boven 10 voeten middellijns: die van het zogenaamd Monument, te Londen, is van 14 voeten dikte en van 190 voeten hoogte. Ven. Ct) lode wijk XIV. van Frankrijk heeft dit meesterftuk van bouwkunde, op eene verkleinde maat, in Gips, laten iiaainaaken, en de Schilder-Akadeuüc, zoo te Parijs als Ramen, daar mede verlierd. Ven.  BRIEF XVHI. uit ROMEN. 43 het Forum, dat trotsch gedicht, door den Griekfchen Bouwmeester Jpollodorus, gebouwd, vindt men geene overblijfzels. De Zuil van antoninus, fchoon van vrij mindere waarde , dan de aanftonds gemelde (*), waar van dezelve eene flaauwe naavolging mag geheten worden, is echter een heerlijk voorwerp. Deze wierd door mar c u s aurelius en lucius ver us, ter eere van antonius pius, wiens f*) Onze Reiziger verwart hier het Voetfluk, of de Pedclta!, der eigentUjke Antonijnfche Zuil, welke c lemens XI. op de plaats van Monte Citorio, door den Ridder Fuga liet oprigten, met de zo genaamde of vermeende Zuil van antoninus, die op de Piazza Colotma, aan het Veld van Mars behorende, ftaat, en die Paus sixtus V. in het jaar i589#-door fontana liet herflellen, cn den Apostel paulus, wiens Standbeeld 'er nu ook boven epflaat, toewijdde. Uit de opfchriltcn, heeft men zich ten onregte verbeeld, dat dit gedenkftuk oorfprongelijk voor ant on ius pius gefchikt was; dan dezelvcn zijn blijkbaar van laater tijd, en, bij de herftelling der Zuil, aan de vier hoeken van het Voetfluk geplaatst; ook wijzen de Bas-reliëfs, die den RJarkomanfchen oorlog verbeelden, met andere befchei-. den, ten klaarden aan, dat de Zuil, door den Raad en c om modus, voor marcus aurelius, den Wijsgeer, dieook,fom- tijds , divus antoninus of marcus antoninus wordt geheten, wierd opgeWgt; gelijk dan ook het beeld diens Keizers oudtijds boven op den top daar van ftondt. Deze Zuil of Kolom is uit Marmer van Paros gemaakt; 230 romeinfche Palmen hoog, en van 16 Palm.4voet. middellijns. Zie eonavent. d. overheke. Les Rcstes de l' anüenne Rome. Tom. IE p. 43, vergel. met voljjmann. D. III. bi. 266 en *6"o- Vert.  44 REIZE door ITALIEN. wiens aangenomene Zoonen zij wareu, opgerigt^ gelijk het opfchrifE aanwijst. DIVO antonino, a'ugusto, Plö, ANTONINUS AUGUSTUS. I et VERUS, AUGUSTUS FILII. Het Pantheon (*) fchijnt van alle de Goden, waar aan het was toegewijd, als 't ware met de onfterflijfcheid begiftigd te zijn: nademaal bet noch door het vuur, noch door den roest des tijds, noch dc woede van barbaarfche overweldigers, noch de bijgelovigheid van noch barbaarfcher Paufen, heeft kunnen verwoest worden. Ware ik de Opvolger van St. pieter, ik liet 'er zeker meigouden letters op fchrijven: Quod non imber edax, non a-milo itnpotens» Posfit diruere, aut innunierabilis Annai-um ferics, et fuga temponun (f)- hor. Lib. III. Od. XXX. I. 3. Het zelve wierdt door agrippa, den Schoonzoon van augustus, gebouwd en het Pantheon geheten, uit hoofde der algemeenheid van deszelfs Hemelfche toewijding. Men klom, oudtijds, op hetzelve, met zeven trappen: maar de grond, waar (*) Thans de Rototidx of S. Maria ad Marlijrcs. Vert. Ct) 't Geen feherpe regenvlaag, noch rust'loos vvoên der winden, Noch zelfs de roest des tijds kan floopen of ontbinden.  BRIEF XVHI. uit ROMEN. ^ Vaar op Romen voorheen ftondt, door de puinhoopen haarer aloude gebouwen van ja tot 30 voeten gerezen zijnde, klom men, voor ettelijke jaaren, in het zelve af, met een nedergaande trap van 13 treden: doch al ex ander VII. liet de aarde rondom het zelve zoo veel wegnemen, dat men 'er thans gelijkgronds ingaat. Deszelfs' majestieusch Portaal (Portico) heeft 16 pilaaren met Korintifche Kapiteelen; waar van de eerfte , beftaande uit een enkeld ftuk Oostersch Graniet Been, 36 voeten hoog, en 15 van omtrek is. Op het Architraaf leest men het volgend opfchrift: m. aorippa l. f. cos. tertium f e d i t. De Gedaante des Tempels is rond: de Koepel (wien alle hedendaagfche Bouw-meesters als het eerfte en beste modél volgen) is weinig minder in zijne afmetingen dan die van St. Pieter. Men heeft mij gezegd, dat deszelf middellijn 146 voeten haalt, en dat de hoogte daar mede gelijk ftaat. Geene veugfters hebbende, ontvangt het gebouw deszelfs licht, door eene wijde opening in de top, waar onder op den vloer des Tempels, die naar het midden eeu weinig fchuinsch toeloopt, een zinkput ligt, waar in het water kan afloopen. Schoon ik geen geloof flaa aan de vertelling, dat deeze Tempel, eertijds, zoo van buiten als binnen, met zilver overtrokken cn belegd was, moet de-  4tf REIZE door ITALIEN* dezelve echter ongemeen rijk geweest zijn, bijzonderlijk in beeldwerk. Onder de Standbeelden was dat van Venus, de weergaa dragende der vermaarde Paarle, welke cleopatra, om anthokius in verkwisting den loef aftefteken, gelijk het verhaal luidt, in azijn liet fmelten, en haar, bij een gastmaal, opdronk, plinius, de Oude, tekent aan, dat de dartele Egijptifche gereed ftondt, om de andere op gelijke wijze intezwelgen, dan hier in te rug gehouden wierd, door is. plancius, die, om dezelve te reddden, haar verklaarde, dat zij haar oogmerk volkomen bereikt had. augustus liet deeze paarle in twee klooven, om tot oorfierzels van zijne Venus te dienen. Men fchattede de waarde daar van op 125,000 ponden Sterl. (*> Een ander heerlijk Standbeeld in het Pantheon was dat van Minerva , uit IJvoor gewerkt, door de hand van phidias, zijnde vvaarfchijnlijk om deszelfs ftoffe gefloopt. De maJestieufche fchoonheid en hegtheid van dit gebouw, moet zelfs den onverfchilligften aanfehouwer treffen. Hoe ook geplonderd en van zijne voornaamfte fieraaden beroofd, heeft het nog deszelfs heerlijk Portaal, met Bronzen deuren, pilaaren van Giallo antiquo — dat allerkostbaarst marmer, en van andere keurlijk gefteenten uit de afgelegenfte deelen vari Numidien gehaald, behouden. adri- (*) Zie plinius Boek IX. Hoofd". 35*  BRIEF XVIII. uit ROMEN. 47 adrianüs, marcus aurelius en s e p ti- biius severus hebben het op nieuw laten op« maaken en herftellen. De eerfte dier Keizers liet het met Koper beleggen, waar van het geplonderd wierd door Paus u r b a n u s VIII. om daar uit het Kasteel van St. Angelo met kanonnen, de St. Pieters kerk met gedraaide kolommen, en zijn beurs met geld, te voorzien. Men verzekerd dat dit Koper 4,500,273 ponden gewogen hebbe. In den jaare 607 wierd het, door bonifacius IV. in een Kerk veranderd: en, op een vast voornemen om het getal van deszelfs nieuwe patroonen nog grooter dan dat van deszelfs ouden te maaken, aan alle de Martelaaren toegewijd : uit welken hoofde het federt den naam voerde van SanÜa Maria ad Martijres; echter ging cregorius IV. nog een ftap verder, en voegde 'er alle de Heiligen bij van den Roomfchen Almanach. Omtrent het jaar 630 wierd het van alle deszelfs beelden enz. door den Griekfchen Keizer konstantyn II. beroofd, federt welken tijd het verfcheidene mishandelingen ondergaan heeft, en onder anderen nog een onder het Pausfchap van benedictus XIV. die deszelfs achtbaaren Koepel liet witten. Met dit alles heeft deszelfs verandering in eene Kristen - kerk, het gebouw ongetwijffeld voor eene geheele (looping be. waard: want verfcheidene Paufen hebben het verbeterd en enigen het verrijkt, bijzonderlijk bonifa c 1 u s IV. die van de Kerkhoven en uit de Karjiel" (of Been-) huisjes van Romen 28 wagens vol ie-  4S REIZE door ITALIEN, reliquien liet zaamelen en die onder het hoog Altaar leggen» Men vindt in deeze Kerk de Praalgraven van raphael, hannieal CARACCi, en andere vermaarde Schilders. Op dat vau den eerften leest men het volgend keurig Disticon: Ilic ille est Raphael timuit,- quo fospite, vinei Reruin magna parens, et, moriente, raori (*> Vaarwel! Dit is Raphael, door vvien, terwijl hij leerde, de natuur vreesde, te zullen overwonnen worden; en roet wiens dood zij bedugt was, ts zullen derven. BRIEF  BRIEF XIX' Romen, den 14 Dec. 1787. X^at is 'er, waarde Heer, 't geen tegen de verwoesting der tijden beftaan kan ? Het Kapitool, weleer de zetel van de Heerfchappij over de geheele waereld, en 't geen men zich wijsmaakte dat, zoo lang als de tijd zelve, zou duuren, bezit tegenwoordig geen overblijf'zel of tceken meer van deszelfs voorige fterkte en fchoonheid. Deszelfs trotfche torens en kanteelingen zijn tot ftof vergaan, «n de grond, dien zij befloegen, is niet langer dezelfde. Zoo is het met deeze beroemde lterkte gelegen, en even zoo zal het gaan zelfs met de Pijramiden van Egijpten. Reizigers zullen, in vervolg van tijd, de pleinen van het aloude Memphis bezoeken, en over haar vervallen luister zedelijke bedenkingen maaken. Deze vermaarde üurgt , thans // Campidoglo geheten, ftaat tusfehen de puinhopen van het oud Romen, en het Veld van Mars, of de tegenwoordige Stad. Deszelfs Trap en fraaie gebouwen, door MiciiAër. d' angelo ontworpen, zouden overal, behalven hier, mijne iioogtte verwondering verwekken. In plaats van III. deel. D dit,  $o REIZE door ITALIEN. dit, hadde ik verwagt de overblijfzels te zullen vinden der Feretriaanfche en Kapitölijnfche Tempelen &c. eene teloorltelling, welke mij geheel uit mijn humeur brengt, en mij, alle maakzels van den tegenwoordigen tijd, met misnoegen en beklag, doet befchouwen. Beneden aan den Trap zijn twee Sphijnxen (of Leeuwen) van Egijptiesch marmer, of bafalt, uit welker monden, twee fonteinen van hekier water fpringen, en boven op Baan twee kolosfaalc beelden van Castor en Pollux, benevens derzelver paarden , zijnde van Grieksch maakfel. Aan weerskanten van deeze beelden zijn antieke Tropheên van marius (*), zeer fchoon uit marmer gehouwen. Opgeklommen zijnde, kwamen wij op een plein, of open plaats, in welks midden een bronzen ftandbeeld van Marcus Aurelius, te paard, Baat, — een Buk, dat algemeen bewonderd word. De gebouwen rondom deeze plaats zijn het Paleis van den Senatore , dat der Confervatori cn het Mufeum, De beiden laatftcn zijn vol van beeldwerk en fchilderijcn. Onder duizend konstttukken, waar op een regte kenner eeuwen naa eikanderen zou kunnen Baan kijken, bevielen ons de volgenden wel het meest. De (_*") Anderen, gelijk venuti, bsllori, en winkelman, hebben, uit de gelijkheid van itijl, befloten dat deeze Tro '1-e.n of Zegenteekens voor thajaan, uit hoofde van zij" i«e overwinning op de Daden, beftemd zijn geweest. Vert,  BRIEF XIX. uit ROMEN. 5» Dc zuil, Columna rostrata (*), die voorheen in het Forum Rondt, en opgeregt wierd ter eere van Diuïïius, die de eerfte overwinning op de Karthagers , in een fcheepsftrijd, bevogt: een Curtius in den poel fpringende, in Bas-reliëf: een bronzen beeld van de Wolf, die romklus en rewus zoogde; een ftuk, hoe kondig ook, echter minder aanmerkelijk uit dien hoofde, dan wegens de zeldzame bijzonderheid, welke cicero, in zijne Redenvoeringen, daar van vermeld: te weten dat het, bij het ombrengen van caesar , door den blixem getroffen wierd, waarvan dc tekens nog zoo duidelijk zich vertoonen, als of het op dit oogenblik gefchied ware; het Borstbeeld van Junius Brutus; vier antieke Wijn - Olij - en koornmaaten ; een platte grond van het oude Romen op marmer, gevonden in den Tempel van quirinus; dc Altaaren der Winden, van Neptunus en der Gerustheid ; een borstbeeld van Scipio Jfricanus; een Mozaiek Schildcrftuk, verbeeldende de drie duiven en een vaas, waar van plinius (t) gewagmaakt , als van het werk van sosus van Per ga* men; en de dervende Zwaardvegter, II Mermillone geheten. Dit laatfte beeld is overheerlijk fchoon. De arme hals, daarbij verbeeld, ligt doodelijk gewond , in het zand, leunende, flaauwlijk, op zijn arm. Zijne ledenmaaten zij even fraai gevormd als (*) plinios, Boek xxxiv. Ho.ofdft. 5, CIO Boek xxxvi. Hoofdll. ar,- D a  52 REIZE door ITALIEN. als die van den Belvederifchen Apollo: maar zijn gelaad in 't bijzonder is verwonderlijk konftig: overmits op het zelve de fchaamte, toorn en moed, met de angst fchijnen te worltelen cn tegen den dood te ftrijden. Ter rechter zijde, naast de hoofdingang van het Kapitool, cn niet zoo als men doorgaans wijst in een kleinen benedenhof, is de Tarpeicfche rots, de fchouwplaats der glorij en ongenade van man li. us. Het Romeinfche Volk, hem veroordeelende om daar van afgeworpen te worden , dreef den 'fpot met zijne voorige hcldendaaden, en beging * een daad van de gruuwelijkfte ondankbaarheid. Zulke dienften, als hij den Staat bewezen hadde, verdienden vergiffenis voor allerlei] misdrijf: ten minsten hadden zij de manier, waarop men hem Itrafte, behooren voor te komen. Althans was livius van dat begrip, wanneer hij zegt: riolatum Capitolum esfe fanguim Servatoris; nee Diis cordi fuisfe paznam ëjus oblatam prope oculis fuis, a quo, J'ua templa erepta e mattibus hostium esfent (*). Mij dunkt, dat deeze Hoogte tegenwoordig niet boven de 50 voeten kan haaien: fchoon zij voorheen veel aanmerkelijker moet geweest zijn; overmits (*) Het Kapitool was ontheiligd door het bloed van deszelfs Befchermer; ooi; kon het den Goden geenzins behaaglijk wezen, de flrall'e aantefchouwen van hem, door wien hunne Tempelexi Bit de handen der Vijanden gerukt waren.  BRIEF XIX. uit ROMEN. 53 mits niet alleen de grond beneden door de puinhopen der omBaande gebouwen verhoogd is, maar om dat ook, waarfchijnlijk, de hooge muuren van het Kapitool rondom den kant zullen gedaan hebben. Gij kunt denken, welk een verbazend ondërfcheid 'er plaats hebbe tusfehen den tegenwoordigen en vorigen ftaat van deeze plaats, wanneer ik u melde, dat men de eigen plek, waar op oudtijds de vermaarde Tempel van jupiter capitolinus ftondt, waar in de heiligfte en kostbaarfte panden van dc grootfte Natie der aloudheid bewaard lagen, tegenwoordig een Klooster ziet van Bedelmonniken. De gouden Standbeelden van deu voorzittenden God, en den Zegepraal, hebben tegenwoordig plaats gemaakt voor een ellendig beeld van St. franciscus; en dc buit der Overwonnelin gen, voor de offerhanden van Bijgelovigheid. In het Palcis van den Senatore is een toren, die een ruim uitzicht heeft op het oud en nieuw" Romen. Ik heb daar op mecnig uur doorgebragt , in het befchouwen der omliggende voorwerpen, en het genot van al dat onbefchrijflijk vermaak, 't geen iemant, die veel met de oudheid opheeft, in ftaat is, langs dien weg, te ontfangen. Vlak onder mij, zag ik op de Via Sacra (Heiligen weg) en het Forum Romanum (de groote markt;) dan ach 2 hoe zeer was de een en ander veranderd en vervallen van den voorigen ftaat. Me», dit alles zijn nog D 3  54 REIZE door. ITALIEN. de puinhopen daar van overgebleven om ons derzelver alouden luister te binnen te brengen. De Triomf -boog , voor de zegenpraalcn van septimus severus over de Partners, ftaat beneden aan den voet van het Kapitool en is nog bijnaa in haar geheel, fchoon meer dan halverwege in den grond begraven. Zoo als ik benedenwaarts aan de eene zijde van die vermaarde ftraat het oog liet vallen, ontdekte ik de heerlijke gaanerij (Portico') van een Tempel, ter eere van anto.mkus pius en faustina geftigt: en een weinig verder de overblijfzcïs van eenen anderen, door vespasianus, naa den Joodfchen oorlog, voor de Godin der Vredcs gebouwd. Digt bij dezen is de Triomf-boog van titus, waar van de Reliefen niet alleen opmerkelijk zijn wegens de meesterlijke uitvoering, maar ook om dat de Tafelen der 10 Geboden, dc gouden Kandelaar met zeven armen, en de heilige Vaten van den Jerufalcmfchen Tempel daar in afgebeeld zijn. Een weinig verder is de Boog van konstanïijn, vol met beelden, waar van 'er veclcn uit die van titus genomen zijn, gelijk men duidelijk kan zien aan den.Stijl, en de uitmuntender fchoonheid van het beeldwerk. Weinige fchreden van deeze Boog Baat de Flaviaanfche ronde Schouwburg, dus geheten naar deszelfs Keizer elavius ves pas janus, die daartoe 30,000 Ilebrecuwfchc Slaaven, te Jerufalem gevangen genomen, gebruikte. Dit, gelove ik, is het grootlle gebouw in de waereld, bevat-  BRIEF XIX. uit ROMEN. SS Vattende zitplaatfen voor niet minder dan 80,000 Aanfchouweren. De Gebouwen van bet Oud Romen zijn dermaate van derzelver bouwBoffen geplonderd, dat zelfs derzelver hegte en dikke muuren doorboord zijn, om het metaal, 't geen men gebruikt beeft om ze optetrekken. Het is droevig voor een liefhebber der Oudheid, die meenigvuldige openingen of ledige vakken te zien, welke de gierigheid van een volk, dat deeze Geftigten als gedenktekens van Heidenfche Goddeloosheid befchouwde, gemaakt heeft. De Flaviaanfcbe Schouwburg is, in dit opzigt, zoo deerlijk gehavend, dat, toen dezelve noch in zijn geheel was, paulus II. een Fenetiaan (tot fchande van zijn land,) een gedeelte van dit gebouw liet omver haaien, om daar van het Paleis van St. Markus te bouwen. De Kardinaalcn far. Né se en riario volgden zijn voorbeeld; en mis» fchien was 'er tegenwoordig niets overgebleven van dit majestieusch gebouw, zoo niet e lemens V. ten gelukke was onderrigt geworden, dat verfcheidene Kristenen, op die plaats, voor de roofdieren geworpen waren. Dit bewoog hem om de plaats te wijden; doch ik vreeze nog, dat de plundering voor deeze Godvrugtige daad zo groot geweest is, dat 'er in eene volgende eeuw weinig meer dan de grondflagen van te zien zullen zijn. Maar om, langs den Heiligen weg, (Via San-a") D 4 we-  56 REIZE door ITALIEN. weder te keeren tot mijne ilandplaats op den toretl van het Senatoriesch Paleis; voor mij ligt de Pa» latijnfche Berg (*), waar op e vander, en, in volgende eeuwen , een lange reeks van Romeinfche Keizeren, woonde. Dezelve was bijzonder aanmerkelijk wegen het gouden huis van nero, dus geheten uit hoofde van deszelfs rijk verguldzel, nevens de daar in zijnde Gemmen en koslbaare Steenen. Deeze Vorftelijke wooning, welker luister en pragt alles van dien aart, in oude tijden, overtrof, ftrekte zich, op pijiaaren, over de tusfchenliggende valeijen, tot aan de Celiaanfche en Esquilijnfche heuvelen uit. De Hoofddeur, oi groote ingang, was aan de Via Sacra. Voor het Paleis ftondt een kolosfeaal beeld van marmer, door senodorus gebijteld, 't geen, volgens plinius, 110 voeten in grootte haalde*, en dat door nero, dien het in deszelfs gelaad verbeelde, ter eere van zich zclven, was opgerigt: fchoon het weldra, naa den dood van dit monfter, door vespasianlts aan de Zon wierd tocgeheih'gd, wanneer het hoofd met een krans van verguld brons wierd omgeven, waar van de ftraalen zeven ellen lang waren. Wij zagen den voet nevens de handen van dit merkwaardig Standbeeld in het Paleis der Confervatori. Tegenwoordig is de Palatijnfche Berg zodanig met Bruiken begroeid, dat wij de grond- (*} Van tteezen Heuvel ontleende dc Wooningen |der Koran, gen enz. den naam van Pnlatia, — Paleizen.  BRIEF XIX. uit ROMEN. 5f grondflagen niet zoo duidelijk konden nafpooren, als wij wel verlangden. Tusfehen deezen en den Kapitolijnfchen ligt de Markt ( Forum Romanum,) dien de OudlTe tarquin binnen heerlijke Gaanerijen liet influiten. Mier ftonden Tempels, Zuilen, en Standbeelden van doorluchtige burgers; ook was 'er de Poel, die het verdichtzel verhaalt, zich gefloten te hebben, toen curtius, door zich te paard daar in te werpen, den vergramden Goden de dierbaarite offerhande aanboodt, welke Romen kon opleveren (*). Gij moogt vrij onderftellen, dat ik dit alles gelove, wanneer ik u fchrijvc, dat wij de plek za5en, alwaar deeze put lag, of, laat ik liever zeggen, waar men ons vertelde, dat zij zou gelegen hebben. 'Er zijn nog drie pijiaaren (taan gebleven van de Kolonade rondom de Markt, en deezen overtreffen, zoo- in hoogte als fraaiheid, zeer verre alles, wat ik tot nog toe gezien hebben. Welk een grootsch vertoon zou dan het geheel opleveren, indien nog aanwezig! en hoe overeenkomfïig met de Majesteit van het Romeinfche Volk! Maar helaas! deeze valeij, welke het heerlijkfte gedeelte van het aloud Romen uitmaakte, het Kapitool alleen uitgezonderd, is thans het flegtBe. Hier, waar niet alleen de gezanten van magtige Vorsten, maar deezen zeiven, om befcherming fmeekten; alwaar de befluiten der Volks-vergaderingen het lot der Volkeren befl.'sch- ten; C*} Livius. ï>. VU. Iloofdft. C. D 5  58 REIZE door ITALIEN. ten; met één woord, waar alles van het uiterfte aanbelang verrigt wierd, • hier, hoort men tegenwoordig het geloei der Osfen. Het Forum Romanum is het Smithfield van het hedendaagsch Romen; en de muuren dier heilige gedichten, welken meer dan alle aardfche voorwerpen geëerbiedigd wierden, zijn geflaag bemorscht met beestendrek. Zelfs de Tempel der Eendracht, waarin cicero den Raad deedt vergaderen op de ontdekking van catihna's zaamenzweering, en alwaar hij, met c m s a r en cato, zijn gevoelen hier over deedt hooren, dient nu en dan voor een Beesten - Bal. Ik melde zulks als een aandoenlijk voorbeeld van die verandering, waar aan alle ondermaanfche dingen fteeds onderhevig waren, en altijd onderworpen zullen zijn. Het groot Riool, (C/oaca maxima") door livius omnium purgamentorum Receptaculum (*) geheten , en welks hegtheid en fterkte 1'likius de Oude zoo zeer bewonderd, als zijnde, federt de regeering van tarquinius priscus tot aan zijnen tijd, in deszelfs geheel gebleven, is nog niet vervallen, fchoon 'er op nieuw 2405 jaaren verlopen zijn. Het is onmogelijk, deeze bijstere gewelven zonder verbazing te befchouwen. Eenigen derzelven dienen noch tot gemeene verhaten der Stad, £*) De plaats, waar al de drek en vuiligheid der Stad zkli ontlast.  BRIEF XIX. uit ROMEN. 59 Stad, en zullen, gelijk ik durve verzekeren, noch in wezen zijn, wanneer de trotfche Koepel van St. Pieter onder de hand des tijds zal bezweken zijn. Ten Westen van den Palatijnfchen berg is de Circus Maximus (de groote Renbaan) vermaard wegens den roof der Sabijnfche Maagden^ die niet alleen een gedacht van Helden, vooi Romen's befcherming voortbragt, maar ook eene onfehcidbaare verbintenis ten gevolge hadde tusfehen de fchaakers , en de landgenooten der gefchaakten. Aan het Zuidereinde van den Circus waren de Baden van caracalla, waar van nog zeer veele overblijfzels te zien zijn. In gebouwen van dien aart fpreidden de Romeinen den grootden luister ten toon: wordende de geheele bekende waereld, als 't ware, uilgeplonderd, om zc te verrijken cn op te lieren. De kostbaarde Gemmen, het rijkde marmer, het beste beeldwerk van Griekenland, vindt men doorgaans onder dezelveu. Zij waren zoo groot, dat 'er, in deezen van caracalla, niet minder dan 2300 perfoonen zich gelijktijdig konden baden, zonder dat de een den anderen zag. Ook waren die van de diocletiaan niet minder kostbaar, of ruim. Behalven de ruïnen, waar van aireede gewag gemaakt is, kan men ook tellen dc Waterleidingen, die gedenktekens der uitbundige fchattcn en vaderlandsmin van enkele perfoonen; de Catacomben (Grafkelders) van wel-  6b REIZE door ITALIEN. welker oorfprong niets zekers kan bepaald worden ; overmits ik weinig geloof flaa aan het fprookje, als of zij, door de eerfte Kristenen van Romen geduurende hunne vervolging, zouden gemaakt zijn; de overblijfzels van verfcheiden andere Tempelen, bijzonderlijk van die, welke aan den God des gelachs was toegewijd, tergedagtenisfe van hansiul's fcbielijken aftogt, ter plaats,, waar dezelve , digt bij Romen, gebeurd was; den Fontein der Nijmph egeria, van welke nu ma pompilius voorgaf de godsdienftige plegtigheden, doorhem ingevoerd, ontfangen te hebben: de kamer, of Grafftede van het eerloos veld (Camfius Scekratus) waar in zulke vestaalfche Priesteresfen, welke haare Maagdom hadden veil gegeven , levendig begraven wierden, cn waar van, volgens het berigt van livius (*), minutia de laatfte geweest is; de grondflagen van het Raadhuis of Hof van pompejus (Curia Pompeiif) de Pijramiede van cestus; de Grafkelders van cec i l i a m e t e l l a , en van het Geflacht vau scipio; de Hoven van ovidius en sallustius; het huis van cicero; en, met een woord, van een reeks van veele andere, boven alle befchrijving belangrijke , gebouwen. Wat al ftoffe tot overweging en nadenking leveren die allen op! Hoe geheel moeten zij de aandacht vau den befchouwer innemen, en zijne verbeelding gaan- (*) Boek VIU. Hoof JU. 15.  BRIEF XIX. uit ROMEN. 6t gaande maaken! Wat mij betreft; zij zijn voor mij dermaate bekoorlijk, dat ik ze daaglijksch bezoeke, en, wanneer ik 'er bij ben, naauwlijks kan hefluiten, om ze te verlaaten. Hoe menigmaalen hebbe ik de rijkfte fieraaden van Bouwkunde in de gefcheurde muuren van een Wijngaard ontdekt! en brokken van Zuilen gevonden, die misfchien voorheen den Schouwburg van scaueus fchraagden, maar tegenwoordig voor fluttcn dienen onder het laage dak van een hut! Ik befchouwde dezelven, niet zonder deernis en beklag over de verandering, welke zij ondergaan hadden. Dan de hedendaagfche paleizen verwekken alle mijne verontwaardiging, vermits ik weete, dat zij uit den roof der heerlijkfte overblijfzels in Romen zijn opgetrokken. Gij leest, dat deeze Bad, meermaalen, door de Gothen enz. is gehavend en geplonderd geworden; maar, geloof mijj de Gothen, die haar de meeste fchade hebben toegebragt, waren haare Paufen en Kardinaalen. Maar weinigen der veelvuldige opperpriesters, welken aldaar hun verblijf hielden, zijn vrij van deeze fchennis. al ex ander VI. een bijgelovige Spanjaard, dreef deeze baldaadigheid tot zulk eene hoogte, dat hij de Pijramide van scipio geheel liet floopen, om met 'de fteenen daar van de Braaten te plaveijen. Mogt deeze fchender eens te recht gedaan hebben voor eene Jurij (*) van oudheidskenneren! AI- C"0 Een aantal van 12 of 24 perfoonen, volgens tle manier der •/ « £k.  ëa REIZE door ITALIEN. Altijd befchouw ik den Tijber met ongemeen vermaak, om dat deeze rivier haare gedaante behouden heeft, welke zij in de vroegere dagen van Romen had. Noch zijn de fondamenten aanwezig van haare bruggen, bijzonderlijk die van den Pons Sublicius, waar van horatius cocles de over togt zoo dapper verdedigde tegen het Etmriesch Leger, tot dat dezelve onder hem weg viel, en hij,met zijn paard,jn den fnellen ftroom ftorttc, onder de toejuichingen zijner landgenooten, die, aan den oever ftaande, getuigen waren van deeze zijne heldendaad. De fchatten, welken deeze rivier bevat, moeten uitbundig wezen, uithoofde van de talleloozc kostbaarheden, die daarin , op onderfcheidene tijden, en bij verfchülende gelegenheden, geworpen zijn. Meermalen heeft men aan de Apostolifche kamer het aanbod gedaan om haar nittediepen, alleen voor het geen men, onder het water, mogt vinden. Dan altijd zijn deeze voorflagen van de hand gewezen, overmits men, niet zonder reden, bedugt was, dat de fchadelijke uit* dampingen voor veele ingezetenen doodlijk mogtcn wezen. De lucht te Romen is reeds genoeg befmet met ongezonde dampen, om, door deeze bijvoeging, niet ten eenemaal ondraaglijk te worden. wj£ Engelfche Rcchtspleeging (welke nu ook bij de Franfchen is aangenomen ) verkoren, om, op de beëedigde vevklaaringen van onzijdige Getuigen, de waarheid van eenig bedrijf of feit te onderzoeken, en optegeveii. Vttt.  BRIEF XIX. uit ROMEN. 63 Wij hebben reeds een klein togtje gedaan naar Frascati en Tivoli, waar van het eerfte tien, en het laatfte twintig, mijlen van Romen afligt. Frascati is het oude Tusculum, alwaar, onder meer anderen, de Landhuizen (Vil/a's) waaren van cicero, horatuis, en virgilius. Op het eerstgemelde, waar van men nog de plek meent te kunnen aanwijzen, wierden de Tusculaanfche pleitredenen gefchreven, die verwonderlijke penncvruchten van deezen grooten redenaar. Van de Buitenplaatfen, welken wij hier zagen, kan ik aileen zeggen, dat zij zeer prachtig en met veel arbeid , maar met weinig fmaak , zijn aangelegd; derzelver tuinen mogen een Italiaan in verrukking brengen, maar een Engelschman zal haar niet ligt een tweede bezoek geven. De ligging van Tivoli op eenen hoogcn • heuvel levert een van de aangenaamfte binneulandfche veldgezichten op, welke ik ooit zag. De rivier Anio (thans 11 Teverone) over den hellenden kruin, in onderfcheidene beddingen Hortende, vormt aldaar twee watervallen, waar van 'er een ongemeen ftout en fraai is. Wij zagen dezen uit de enge vallei] beneden, uitfpringende van onder de puinhopen der Maecenafche Landhoeve, welke, als 't ware, boven op den kruin hangen. Ik konde mij niet verbeelden, dat Italien een zoo fchoone en romaneske plaats, als Tivoli, bekwaam was opteleveren ; en deeze bekoorlijkheden worden nog vermeerderd ,  cj4 REIZE door. ITALIEN. •derd, door het bijkomen van Romeinfche ruïnen > en een Italiaanfche luchtftreek. Aan den rand der fteile rotfen over de Anio is de 'J'empel van s ibyle; een klein achthoekig gebouw, 't geen, buiten tegenfpraak, het keurigfte morceau van Griekfehe Bouwkunde is , 't geen ik ooit gezien hebbe. Deeze plaats, zoo zeer door de natuur begunRigd, ontbreekt niets, om de fchoonheid daarvan volkomen te maaken, dan bofchaadje; welk het weleer zoo deedt uitmunten, horatius zegt 'er van, gelijk gij u zult errinneren: „ Et prasceps Anio,, et TÏburni luciis, et uda „ Mobilibus pomaria rivis(*)". Hor. Lib. I. Od. VII. gin. 14. En weder in dezelfde Ode: „ Seu denfa tencbit „ Tiburis umbra fui (t)"- Hor., ibid. Ein. 21. Lag Tivoli in Engeland, het zou ongetwijffeld even Berk bewoond zijn, als ten tijde, wanneer weecenas aldaar zijn verblijf hieldt: maar de hedendaagfche Romein heeft geen fmaak in veldbe- koor- (*) De driftige Anio, die, bruisfehend, nederftort En 't wond van Tubur met de rijk bevruchte velden, Door beekjes, mild befproeid. (\~)'t Zij ge in de fchaduvv rust van llihur's digt geboomt*.  BRIEF XIX. uit ROMEN. 65 koorlijkheden. Hij bezoekt nimmer het land, dan wanneer de verfmoorende hitte der Hoofdllad hem uit dezelve jaagt. Op onze terugreize bragt men ons bij de ruïnen der Hadrianifche Landhoeve, die rijke mijn van aloude Standbeelden. De ligging daar van komt mij wat laag voor; maar ik geloof, da* de Ouden minder acht gaven, dan wij, op de Voordeden van een ver uitzicht. Ettelijke vertrekken van dit Lusthuis zijn nog kenbaar, bijzonderlijk die, welken den naam draagen van 1 Cento Camarelii, die tot Barakken voor 's Keizers Lijfwagten dienden. Vaar wel! III. DEEL. E BRIEF  C6 REIZE door ITALIEN. BRIEF XX. Romen, den a6 Dccemb. i?8*a. zegcnpraal der Reden over Bijgeloof en Dweperij beeft 's Pausfen gezag zoo zeer doen dalen, dat bij tegenwoordig een grooter waereldlijke dan geestelijke Vorst is. Hij bezit, in het hartje, en in het fchoonfte gedeelte, van Italien, een grondgebied van 14,348 vierkante Geographifche mijlen: als mede nog 250 rondom Avignon; fchoon ik niet durve zeggen, hoe lang hij de laatften zal behouden ( * ). Niettegenftaande de zoo voordeelige ligging zijner landen, zijn dezelven min vruchtbaar cn weiniger bevolkt, dan eenigen der Italiaanfche Staaten; 't geen men als een gevolg moet befchouwen van kerkelijke overheerfching, en van die geftadige verwisfeling van oppergebieders, wier oogmerken en belangen geenzins ftrekken om hunne onderdaancn te verrijken, maar in tegendeel om ze te verarmen, ten einde langs dien weg hunne Famiiien tot aanzien te verheffen en met fchatten te over- £*) Sedert is ook Avignon aan de Franfche Republiek gehegt. Fert,  BRIEF XX. uit ROMEN. 67 QVerlaaden. Op de geheele lange lijst van St. pieters opvolgeren, wier historie tot ons overgebragt is, ken ik 'er maar weinigen, die het welzijn van hun Volk meer dan de verheffing hunner maagfchap hebben ter harte genomen; en onder deeze weinigen muntte boven al de deugdzaame ganganelli uit: doch ongelukkig wierd hij weldraa door de Jefuiten vergeven. De uirgeflrekte velden, die weleer zoo veele duizenden voedden, maar thans onbebouwd liggen, leveren droevige voorbeelden op van liegt beduur, van den ongehuuwden ftaat der Pricsteren, en de menigvuldige Godsdienftige Feestdagen, welke de Roomsch-katholijke boeren, met alle ftiptheid, waarnemen. Het is onmogelijk, dat eenig land, buiten den handel, welvarend kan worden, zoo niet de Regecring voornamelijk let op de bevordering van den Landbouw: en dit is zoo verre af van hier het geval te wezen, dat deeze geheel onderdrukt word door de opkooping van het koren. De arme landbouwers zijn, in den letterlijken zin, flaaven van de Regeering: zijnde gedwongen om al hun graan aan de Apostolifche kamer te leveren, die 'er zoo veel voor betaalt als haar goeddunkt, en het weder verkoopt voor een bijster hoogen prijs, naar maate het haar kost. Zelfs het Campagna di Roma, weleer, gelijk tegenwoordig de ommedreeken van Londen en Parijs, de tuin der Hoofdftad, ligt zoo geheel verwaarloosd, dat E 2 'er  «! REIZE door ITALIEN, 'er geen beest op leven kan, wegens de fchadelijke dampen, welken de grond opgeeft. Het ligt ten zuidoosten van Romen, tusfehen het gebergte van Tivoli en Frascaii. De Paludi Pontini (Pontijnfche Moerasfen) aan de Zeekust tusfehen Ro" men en Napels liggende, beflaan nog ettelijke duiZende morgen, fchoon de tegenwoordige Paus reeds groote brokken lands daar van droog heeft laaten maaken. Het is te hoopen (fchoon ik 'er weinig vervvagting van hebbe) dat zijne opvolgers hem in deeze groote en heilzaams onderneming zullen volgen en haar geheel ten einde brengen: overmits niet alleen, langs dien weg, de inkomsten van den Staat aanmerklijk vermeerderen zouden , door het aanwinnen van rijke en uitgeftrekte weilanden, maar ook, boven dien, nog een aanmerklijk voordeel, met opzigt tot de gezondheid der Ingezetenen, zou verkregen worden: en het befmettelijke voorgekomen van den zogenaamden Siroc, of Zuiden-wind, die, thans over deeze Moerasfen waaijende , derzelver nadeelige uitdampingen met zich voert; en, in 't bijzonder geduurende de Zomerhitte, zoo fchadelijk is, dat hij, flegts vijf dagen aan eikanderen aanhoudende, voliTrekt doodelijk voor de ingezetenen van Romen zou wezen. Daar mij, in de Regeering van dit land, niets voorkomt, 't welk van eenig bijzonder belang is, zal ik hier omtrent niets verder melden, dan dat het volk zoo algemeen bedorven is, dat de bediening  BRIEF XX. uit ROMEN. 6y raag van het Recht, volgens de Conftitutie, voornaamelijk aan vreemdelingen moet toebetrouwd worden: zijnde flegts drie der twaalf Auditeurs van de Rota, of het Opper-Gerechtshof , Romeinen. De drievomvdige kroon van St. Pieter was ah tijd een zoo groot voorwerp van eerzugt onder die geenen der Geestelijkheid, welken verkiesbaar daar voor zijn, dat men, bij gelegenheid van het openftaan des Stoels, allerlei kunftenarijen gebruikt, om, waar 't mogelijk, (temmen te winnen. Ook kan het niet wel anders wezen, wanneer de menfchen, op die wijze, uit den ftaat van onderdaan tot dien van een oppergebieder, niet flegts met zoo veel Geestelijk, maar ook met zoo veel Waereldlijk gezag bekleed, als de Paus, verheven worden. Gij zult u woolseij wel als een voorbeeld hier van kunnen te binnen brengen. Schoon het den kiezers - Kardinaalen vrij ftaa hunne keuze op eiken Geestelijken der Roomfche kerke te laaten vallen, zult gij echter ligt begrijpen, dat zij nimmer buiten hun eigen lighaam gaan; ook heeft men zich, federt de regeering van adriaan den Zesden, in i522 , die een Vlaaming was, altijd tot Italiaanen bepaald, zoo dat tegenwoordig' niemand dan een gebooren Italiaan verkiesbaar is! In vergoeding echter deezer uitfluiting van Vreetnl delingen, hebben de Keizer vau Duitschland, en de Koningen van Frankrijk, Spanje en Portugal, ^ 3 een  7o REIZE door ITALIEN. een ontkennende of afkeurende item in het K011klave, zoo dat zij de verkiezing van deezen of geenen Kardinaal kunnen voorkomen, door vooraf zich tegen hem te verklaaren. Geen groot voorrecht, zult gij zeggen, voor den eerften deezer Vorsten, die, in den beginne, alleen de beReliing had over het Pausfchap. Tien dagen, naa des Pausfen overlijden, komt het heilig Collegie bij een, in een der Gaanerijen van het Vatikaan, welke daartoe voorüf in gereedheid gebragt is, wanneer men, uit haar midden ^ drie Scrutatori, of Opzieners, en drie Infermieri, of Gevolmagtigdcn, kiest, om de ftemmen optehaalen bij de zieke Kardinaalen, die zij eerst de noodige ecden doen afleggen: waar op zij hunne Remmen in gefchrift, in een kleine bos, niet ongelijk, denk ik, aan onze armen-bosfen, ontvangen, overmits de Infermieri dezelve niet kunnen openen , dan in tegenwoordigheid der Stemgerechtigden. Gebeurt het, dat een der onpasfelijke Kardinaalen zoo zwak is, dat hij den naam van de perfoon, dien hij ftemt, niet kan fchrijveu, dan mag een ander Kardinaal dit doen, naa echter alvoorens aan de Gevolmagtigden den eed te hebben afgelegd, dat hij het geheim niet zal openbaar maaken. De kranke ftemmen op die wijze ingewonnen zijnde, gaat men terftond tot de verkiezing over. In de Kapel, alwaar zij vergaderen, liggen op een tafel gedrukte briefjes, welker inhoud  BRIEF XX. uit ROMEN. 7t houd door den Ceremoniemeester is opgegeven. Van deeze briefjes neemt elke Kiezer, een voor een, naar den rang zijner jaaren, 'er een, en voegt daar op zijn naam nevens dien van de Perfoon, dien hij ftemt, in: waar op hij het verzegeld, en naar het Altaar (*) brengt, waar voor hij zweert zijn flem te hebben gegeven aan dien Kardinaal, wiens deugden (naar zijn begrip) hem, boven de overigen, recht geeft op den openllaanden Stoel van den H. petrus; Bekende vervolgens zijn biljet in een groote bus. Dit door allen gedaan zijnde, fchudt de eerfte Opziener de Briefjes door eikanderen, terwijl de derde telt hoe veclen 'er zijn. Zoo 'er meer Briefjes dan Stemhebbende perfoonen gevonden worden, vcrb-.tru men die allen, cn dc Stemmen worden andermaal, op gelijke wijze, opgenomen. Wanneer men zoo verre gevorderd is9, neemt de eerfte TucxtetKler een Briefje. opejM het, en den naam gel é^^é^^Mk Mn een tweeden ovcl^gfl^^^^^gjfékt, welke laatfte den nsa.-.v,, v%;ptyd~* ^fleest. Elke Stemgerechtigde hecfr tc'|f^Sff^ v'fj'n '•• ,ic de leden van het Heilig Collegïe lwF§i&ïfi$i£'ïi, en tekent daar op de ftemmen, zoo als zij vallen, aan: waar door hij, aan het einde de ftemmen optellende, kan zien, wie de meerderheid heeft. Ondertus- fchen (*) Waren zij geene Kardinaalen, zou ik vreezen, dat deeze verkiezing zelden, zonder Meineed of iets dat 'er zeer naa bij komt, gefclüedt. E 4  72 REIZE door ITALIEN. fchen moet deeze meerderheid uit twee derde van de ftemmen beflaan, zal dezelve gelden: en wanneer zulks, bij de eerfte opneeming, niet blijkt, gaat men op nieuw aan het ftemmen, met dit onderfcheid, dat men, in plaats van op het Biljet, gelijk eerst, het woord eligo (ik verkies of ftem ) te fchrijven , zich dan bedient van het woord accedo (ik voeg 'er mij bij.) De verkiezing gedaan zijnde, worden de Ceremoniemeester en Geheimfchrijver van het Konklave binnen geroepen, en van den uitflag kennis gegeven:- waar op terltond de verkiezing afgekondigd word, en daarna de gebruikelijke plegtigheden volgen. Noch moet ik melden , dat de Kardinaalen, van het oogenblik af, dat zij in het Konklave vergaderd zijn, geene gemeenfehap daar buiten mogen hebben, tot dat 'er een Opper-priester verkozen is , en bij aldien de een of ander genoodzaakt is, om uittegaan, mag hij niet weder binnen gelaaten worden. Uit het geen ik u, federt mijn verblijf in deeze Stad, fchreef, zult gij ligt kunnen naargaan, dat wij veel tijd hefteed" hebben met het bezoeken van oude en hedendaagfche Gedichten, en met het verrukkelijk bezichtigen van het vcrwonderlijkftc Beeldhouw- en Schilderwerk der waercld. Doch hier mede hielden wij ons alleen des vooraiiddag's *->».  BRIEF XX. uit ROMEN. n bezig, of, laat ik liever zeggen, gedurende een gedeelte daar van, vermits wij anderhalf uur voor onze Italiaanfche taai-meesters, telken morgen, afzonderden. De mijne, zijnde zekere Abt guintotarde, is een man van ongemeene verdiens, ten, en met even veel geestdrift, als ik zelve , met de Dicbikonst ingenomen, zoo dat wij bijnaa geene andere fchrijvers lezen, dan ariosto, tasso en metastasio. Spoedig naa onze aankomst alhier, bragten wij onze kaartjes, nevens een aanbeveelings - brief van den Marqnis van landsdown, aan het huis van den Kardinaal di bernis. In gevolge hier van, wierden wij, des anderendaags, bij zijne Eminentie, op het middagmaal verzogt: -wanneer hij ons op eene zeer ongemaakte en minzaame wijze ontfing, doch tegelijk betuigde, de eer niet te hebben van zich den Marquis van landsdown te kunnen errinneren. Gij kunt begrijpen, hoe mijn vriend en ik, bij deeze verklaaring, ftonden optekijken: gelukkig nogthans befpeurde ik rascb, waar uit de misvatting fproot,en zeide hem, dat, bij aldien hij zich Lord shelijurne kon te binnen brengen, hij dan ook den Marquis van landsdown moest kennen, vermits deeze beiden een en dezelfde perfoon waren. „Hoe" hernam hij daar op aanftonds, „komt uw brief van „ Lord shelburkb, cn heefc deeze, het eerst „ van zijn leven, mij nu bedot? Trouwens gij E 5 m zijt  74 REIZE door ITALIEN. „ zijt dubbel welkoom: voor eerst, om dat gij mij „ aan een oud vriend errinnert, en, ten tweeden, „ om dat gij mij een nieuwen brengt." En dit waren geene pligtplegingen, maar hij toonde, door zijne volgende oplettendheid en gastvrijheid, hoe zeer hem deeze betuiging ernst geweest ware. Zijne Middagmaalen, Confervationi, en Akademien of Concerts, zijn de prachtigfte van geheel Romen: en ik verzeker u, dat alles, wat de reizigers vertellen van zijne gulheid, zijn geestigheid, en minzaamheid, niet meer is, dan eene erkentenis der waarheid. Gedurende den laatften oorlog tusfehen Groothritanje en Frankrijk nodigde hij, zoo druk als ooit, de Engelfche Heeren, die zich te Romen bevonden , zelfs drong hij 'er fterk op aan , dat zij hem bezogten; merkende bij die gelegenheid aan, dat het Staats - gefchil, tusfehen twee zulke befchaafde volkeren, de harmonie der Gezelfchappen, in Romen, nimmer moest ftooren. Hij is veel oplettender omtrent de Engelfchen, dan het gros hunner eigen Ministers; gelijk trouwens allede Franfche Gezanten hier in met hem één lijn trekken. Ziine Gastvrijheid echter bepaalt zich niet enkel tot reizigers, maar ftrekt zich ook uit tot alle zoodanigen, die geene andere aanprijzing, dan hunne verdiensten, bij hem hebben. Ten blijke hier van kan dienen, dat hij de buitenlandfche konstenaaren, die te Romen ftuderen, alle weeken eens aan zijn kostbaaren tafel nodigt. Door zijn toedoen, en van den Heer jenkins, Engelsen  BRIEF XX. uit ROMEN. 75 £elsch Bankier, en, mag ik wel zeggen, Charge d' Affaires, in deeze Stad, hebben wij bijnaa overal toegang gekregen. De Bijeenkomsten aan het huis van de Prinfes santa cuoce zijn de eenigfte, die voor die van den Kardinaal di eernis niet behoeven te wijken. Daar vonden wij beBendig een Pharao-bank (*) , fchoon, ik geloove, uitdrukkelijk door de Regeering verboden. Dan gij zult ligt kunnen begrijpen, dat deeze overtreeding der Wet hier niet ongewoon is, wanneer ik u melde, dat de Wetgevers zeiven, doorgaans, dezelve met hunne tegenwoordigheid aanmoedigen. De gemeene man munt hier, boven alle andere Ilaliaauen , uit in fmaak voor de Muzijk, en gevolglijk vindt men hier de fraaifte comique Opera; fchoon de Acteurs allen gefnedenen zijn: wordende hier aan geene vrouwen toegelaaten , op het tooneel te zingen. Ontfertusfchcn hebben deeze gefnedenen, in derzelver klceding, zoo zeer het voorkomen van Vrouwen, dat een Engelsch Heer van onze kennis, die de Opera, meer om zijn oog, dan zijn oor, te verlustigen, bezogt, door een daar van zoodanig verrukt werd, dat hij, tot geen gering vermaak van zijne landslieden, die in het (*) Een grof] Doppet- of Loterij-fpel met Kaarten, welks uitvinding cn invoering alleen een blijk te meer oplevert van bet Zedenbederf onder de zoogenaamde bcfcliaafde Volkeren. Vctt*  ?6 REIZE door ITALIEN. geheim waren , verklaarde, hem voor de mooijïs meld te houden, die hij ooit gezien had, ja zelfs hem, 's anderendaags een billet dou.x (minnebriefje) zondt. Deeze Opera wordt beften dig bezogt, door eea wel bekend perfoon, die eenmaal geheel Engeland in gisting bragt: doch thans bijster vernederd, en tot een geheel ander man gebragt is, dan hij pleeg te wezen. Gij zult begrijpen , dat ik niemand anders dan den Pretendent bedoel. Deeze is de eenige perfoon, in geheel Romen, wien het vergund is kaarsfen in zijne loge te hebben; trouwens, ik gelove, dat dit het eenigfte teken van onderfcheiding is , 't welk hij tegenwoordig ontvangt. Hij zit vlak tegen over het tooneel, doch houdt geftadig het hoofd gebukt , en fchijnt ongevoelig te wezen vau alles, wat hem omringt. Hij verfchijnt nimmer in 't openbaar, zonder de ordeus-tekens van de köusfeband: ook zag ik hem,, eens of twcemaalen , zijn Ridder -ordensteken van St. Joris in de hand nemen cn het met veel aandacht bekijken. Het is nog hetzelfde (zoo als ik hoor) 't welk zijn voorzaat karel L den Bisfchop juxïon overreikte, zoo als hem het hoofd Rondt afgehouwen te worden. Eenige weinige jaaren geleden ging hij een tweede Huwelijk aan met een vrouw, welke hem echter, federt, met verfcheiccn van zijne aanhangc- ren.  BRIEF XX. uit ROMEN. 77 ren, op hoop van beter geluk, verliet. Haar plaats wordt thans bekleed, door zijne natuurlijke dogter, welke hij tot Hertogin van Albanien verheven heeft. Ik ken haar niet bijzonder, maar weet flegts, dat zij niet fchoon is; zijnde niet weinig door de pokken in haar gelaad gefchonden» Wij ontmoetten haar op alle gezelfchappen, doch nimmer den Pretendent, of den Kardinaal Tork. De beiden Broeders gelijken niet het allerminfte op eikanderen; maar het uitzicht van den Kardinaal heeft veel overeenkomst met dat van de portraitten, welken ik van karel lil. gezien hebbe. Het is onmogelijk veele kennisfen in Romen te hebben, zonder een aanmerkelijk bezwaar voor zijn beurs, overmits eiken volgenden morgen, naa dat gij, daags te voren, brieven of kaartjes aan een huis gebragt hebt, gelijk ook, naa het affcheidnemen, uw deur bcflormd word door een heide* gcr van bedienden, om, 't geen zij hun Mancia , of fooi, noemen, aftebaaien. Deeze fchandelijke gewoonte is bijzonder eigen aan Romen, en aldaar algemeen aangenomen. Ja, 't geen nog fchandelijker is, de Heeren zijn niet alleen in 't geheim, daar van, maar deelen, met de knegts, den buit: daar zij flegts een gering huurloon geven aan hunne talrijke liverei dragende beedelaars; wel verzekerd zijnde, dat deezen genoeg fchadeloos gefield worden door het verval, 't geen zij van de vreemdelingen krijgen, en dat, in veele huizen, al zeer aan-  ?S REIZE door ITALIEN. -aanzienlijk is. Is de fooi, welke gij geeft, geringer dan zij verwagten, dan ftaat gij bloot om, bij uwe bezoeken, onbefchofd behandeld te worden. Moet men zich niet verwonderen, dat een man, als de Kardinaal de Bernis, zijne gastvrijheid bezoedelt, met zulk eene eerlooze gewoonte al mede toctelaaten ? Dan dit is maar zoo, tot fchande van den geheelen Romeinfchen Adel. 's Volks geaartheid, alhier, is dermaate wraakgierig en bloeddorstig, dat het den gemeenen man, op ftralTe van eene eeuwige gevangenis op de Gallenen, verboden is, om mesfen bij zich te draagen. Nogthans heeft dit verbod, bij ongeluk, het getal der moorden niet doen verminderen. Op zekeren dag, uit de St. Pieters kerk komende, liep mij een lange kaerel, van een flecht uitzicht, en in een gefcheurden blaauwen mantel geflopt, op zij, om mij een aalmoes aftetroggelcn: vertellende mij, om als 't ware mijn mededogen optewekken, dat hij een arme duivel van een moordenaar was. Ik hadde de nieuwsgierigheid om iets meer van deezen Keven noodlijdenden onbekenden, die, naar gewoonte, toevlugt tot de onfehendbaare Portico van deeze kerk genomen hadde, te weeten; en liet hem , derhalven, door mijn lakeij eenige vraagen doen: doch alles was te vergeefchs: hij wilde mij niets zeggen, dan dat hij zich gelukkig zoude achten, wanneer hij mij, op zijne wijze, kon dienen. Ik keerde mij met afgrijzen van hem af,  BRIEF XX. uit ROMEN. 79 af, dat nog vermeerderd wierd, op mijn peinzen over de zeden van een Volk, waar bij het moorden een ambacht is, en de lieden van bloed leeven. Men vindt zich hier niet weinig verlegen door de ongelooflijke menigte van verlieten papierengeld, 't geen men alleen kan ingewisfeld krijgen bij de Monte di Pietd, of de plaats , waar het eerst van daan komt. Dan ook daar ontfangt gij 'er niet meer op dan enige bepaalde percenten, in fpecie, zijnde verpligt om voor het overige een nieuw briefje te nemen. Wij hadden hier van echter weinig hinder, daar onze Bankier, de Hr. jenkins, op eene ongemeene wijze, voor zijne landgenooten, zorge draagt. En hier mede zegge ik u, vaarwel: gelijk ik, binnen korte dagen, aan Romen doen zal. BRIEF  So REIZE door ITALIEN. BRIEF XXI. Napels, den 20 Jatiuarij 17S8. ij reisden over de grondflagen van den Appiaanfchen weg, die, nevens eene waterleiding van denzelfden naam (welke voor een gedeelte nog aanwezig is) weleer gemaakt wierd op kosten van een enkel perfoon, appius claudius naamen* lijk, en kwamen, 's avonds, te Terracina, het Anxur der Volsciaanen. Dit Steedje, of laat ik het liever een dorp noemen, ligt aan den zuidelijken hoek der Pontijnfche Moerasfen, waar van reeds zoo veel duizenden morgens droog gemaakt zijn, door den tegenwoordigcn Paus, die met 011vermoeiden ijver dit groote werk voortzet; fchoon ik vreeze, dat het al te groot is, om door de hedendaagfche Romeinen volvoerd te worden, daar de ouden het niet konden ten einde brengen. Waarfchijnlijk zijn deeze uitgeftrekte moerasfen het uitwerkzel van een dier fchielijke en heftige aardbevingen, waar aan dit gedeelte van Europa zoo zeerblootgefteld is: overmits PtlNlus de Oude (*), op O Bock III. Hoofdft. 5.  BRIEF XXL uit NAPELS. 81 cp het gezach van mutianus, die driemaalen Conful was, heeft aangetekend, dat wel eer, op denzelfden grond, drie en twintig Steden ftonden, Des anderendaags 'smorgens, Terraaina verlatende, zagen wij II Monte Circello, die, gelijk gij bemerkt, tot heden den naam van deszelfs oude bezitfter , circe, behoudt. Deeze vermaarde berg ftaat aan den Zeekant. Dezelve was, zoo men homerus mag geloven, voorheen een Eiland : Aiouyy ê'ig yy, ^ J^ijllllien. In weerwil van allerli SBcfgal Vr? be¬ volking, gelijk als de uii^c.liyt^le flaat der Geestelijken, geftadige -.^moede, welke even liegt klasfen van het volk 1 - _-V ' " ^ ingezetenen van N -■, .::\len: Een aantal, waar bij dat van Tjeènlftad in Europa kan haaien; Londen, Parijs en Konjlantinopolen alleen uitgezonderd. De Stad is over het geheel onregelmaatig gebouwd, maar bevat veele aanzienlijke paleizen. De Strada dl Toledo is de voornaamfte ftraat, fchoon minder fraai, dan die van den tweeden rang in Londen. Mij heugt noch, F 1 da5  «4 REIZE door ITALIEN. dat men mij eenige gepolijste plaaten van Lava, eenige weeken, voor dat ik uit Engeland vertrok, als eene groote zeldzaamheid liet zien, maar hier wandel ik op niets anders, dewijl geheel Napels daar mede beltraat is. Schoon zoo hard als marmer, komt het mij voor , dat zij te vol pooriën is, om 'er huizen van te bouwen. Wij waren zodanig gewoon aan de prachtige Geftichten van Romen, dat flegts weinige Gebouwen te Napels onze aandacht tot zich trokken. Echter is 'er een , de Schouwburg van St. Catio, 't geen alles te boven gaat, wat ik immer van dien aart gezien hebbe: als ftaande ten minsten gelijk, met dien van Milaan, in grootte, en merkelijk fraaier zijnde. Wanneer het gebouw, op een Gaiaavond, geïllumineerd is, levert het een van de lchitterendfte vertooningen op, welken men zich verbeelden kan , naardien eene bijstere menigte van Spiegels, en andere, zoo glazen als metaalen, terugkaatfers, de lichten verfterken en vermenigvuldigen, en gevolglijk het fnijvverk, verguidzel enz. den voordeeligften luister bijzetten. Het Palcis, waar in de Koning zijn verblijf houdt, ftaat naast St. Carlo, doch 'er is geen beeld- of fchildcrwerk, of ecnig ander cieraad in, dat de geringRe opmerking verdient: daar, integendeel, in dat van Capo dl Monte, 't geeu, ik geloove, dat nimmer door hem bewoond word, de keurigfte verzaamelingen zijn van Schilderijen , Medailjes , Gem-  BRIEF XXI. uit NAPELS. 85 Geraraen enz. onder welke laatfte eene beroemde Onijx (*) is van acht duimen middellijns, verbeeldende, in een Cameo (f), aan de eene zijde, het hoofd van medusa, en, aan den anderen kant, dc vergoding van hadriaan. Schoon waarfchijnlijk dc grootfte Gem van de geheele waereld, verdient dezelve, uit dien hoofde, minder opmerking, dan wegens de fchoonheid van haar graveerzel, 't geen onnaavolgbaar is. Dusverre van de Stad gefproken hebbende, gaa ik over tot de ommeftreeken en de Baai van Napels, op welke laatfte wij een klein uitkijkje hebben, door de vengfterraamen van ons vertrek. De vermaarde Grot van Pauplipo is mogelijk het verbazendst menfchelijk gewrogt in de geheele waereld. Napels , door den berg van deezen naam, die vlak achter de Stad ligt, van de vrije gemeenfehap met het vaste land afgefcheiden zijnde , vormde agrippa het plan om een onderaardfehen doorgang te hakken door deeze vaste rots (want zoodanig is dezelve) van den eenen tot den anderen kant: en droeg de uitvoering daar van op, aan twee vrijgelatenen, die zich in de Bouwkunde geoeffend hadden. Deeze doorgang is 2315 voeten lang, van 16 tot 20 breet en van 40 tot (*) voLKMAMNj noemt dit (tuk een fchaal van Oosurscfi Agaat. Reisb. D. V. BI. 60. Vm. (t) Een verheven gcfneden Steen. Psrt*. . F 3  St5 REIZE door ITALIEN. tot 60 voeten hoog. Van den top des bergs tot in het middenpunt der Grot is eene opening gehouwen, om lucht en licht doortclaaten. Maar het laatfte is altijd zoo flaauw, dat eenige lieden van aanzien, het kunstje verftaande, om met de grove bijgelovigheid der Napolitaanen hun voordcel te doen, een beeld der Maagd maria opregtte in het donkerfte gedeelte van het hol; zich vooraf verzekerd houdende dat zij nooit dulden zouden, dat een zoo geëerbiedigde beeltenis in het donkere bleef, maar gaarne hunne aalmoezen zouden toebrengen om haar heilig huisje met lampen te vullen. Aan den berg, bij den ingang deezer Grot, is eene kleine vierkante ruïne, welke den naam draagt van het Graf' van virgilius: fchoon ik, om ze daar voor te houden, een meer voldoend bewijs verlange , dan het op loutere overlevering (leunend gevoelen der Napolitaanen. Onze togtjes op het land doen wij altijd in een kales , of kabriolet, die te Napels op ftraat (taan, gelijk onze huur-koetfen te Londen enz. vermits zij veel vermaakelijker zijn dan een wagen, en, door uitmuntende kleine paardjes of hitten getrokken wordende, ongelijk meer fpoed maaken. Op deeze voertuigen gaan wij dikwijls door de Grot van Paufilipo, en dat altijd met allen mooglijken haast, overmits het (tof en de bedompte lucht 'er zoo fchadelijk is. De weg, aan de andere zijde, loopt naar de kust, tegen over de Eilanden Ifchia en Procida, waar bij geen zeegezicht in fraaiheid kan haa-  BRIEF XXI. uit NAPELS. 87 haaien: en mogelijk zult gij mij in deezen, volkomen, op mijn woord geloven, wanneer ik 'er bijvoege, dat hier de Breek is, alwaar virgilius zijn Elijfeefcbe Velden plaatftc, en cicero, l ucullus enz. hunne landhoeven hadden liggen. Te Puzzuoli, het oude Puteoli, zagen wij overheerlijke ruïnen, in het bijzonder de geheele fundamenten van een Tempel aan de Egijptifche Godheid , Serapis, toegewijd, welken noch maar kortlings ontdekt zijn. Omtrent een mijl van deeze plaats ligt de Zolfatara. eene kleine eivormige vlakte, waar van de grond een aanhoudend bed van Zwavel is. Zij is omgeven van heuvels, zijnde voorheen de mond (crater) van een Volkaan, wiens laatfte uitbarsting in 1198 geweest is. Noch zijn 'er verfcheidene openingen in, waar uit een heete Zwavelftroom opftijgt, en van onderen is zij hol, gelijk wij duidelijk aan het geluid onzer voetftappen befpeuren konden. Ik houde mij verzekerd, dat tegenwoordig haare voorraadfchuuren van brand - ftolfen zich ophoopen, voor de eene of andere vreeslijke uitbarfting, welke fchielijkcï kan voorvallen, dan men vervvagt. Niet verre van daar is het Meir Agnano, een ronde plas waters vol met visfcn, bijzonderlijk roet zeelten, en ik mag zeggen bedekt met waterhoenders , die aldaar tot 's Konings vermaak onderF 4 hou-  88 REIZE door ITALIEN. houden worden, wanneer hij visfchen of fchieten wil. Aan de oevers zijn zwavelachtige zweet-baden, waar in ons de nieuwsgierigheid dreef, fchoon wij rasch gedwongen wierden, om 'er weder uitteloopen, door de al te fterke hitte van den damp» Veelen bedienen 'er zich van , die door jigt of verkouwdheid en zoortgelijke ongemakken zijn aangedaan : voor welken zij een onfeilbaar middel gehouden worden. Digt hier bij vindt men eene kleene holte in een rots, La Grotta del Cane (het Honden-hol) geheten, waar in zoo veel ftikdamp uitwaasfemd, dat, binnen den afftand van een voet, de ademhaaling belet word. Het hol kreeg den naam van del Cane, door de wreede gewoonte, om den luiden het uitwerkzel dier dampen op honden te toonen, die opzettelijke daar voor worden naagehouden. Tegen alles wat wij daar over mogten inbrengen, wierd dit ook gedaan, toen wij 'er waren. Het arme dier (dat, naar allen fchijn, wegens de geftadige ondervinding, niet onbewust was vau het geen zijn ongevoelige meester met hem voorhadde) in de Grot geworpen zijnde, kreeg terftond ftuiptrekkingen: doch, uitgehaald en in het Meir geworpen zijnde, bekwam het even fpoedig en zwom naar den oever. Om tot Puzzuoli te rug te keeren, moet ik niet vergeten hier aantctekenen, dat de vermaaklijkfte kust van Baia van die Stad afgefcheiden is door een  BRIEF XXI. uit. NAPELS. S* een baai, van twee en een halve mijl wijd, waar over kaligula, dat monster van trotschheid en wreedheid, te vergeefch eene fteenen brug poogde te laaten bouwen. Zijn oogmerk daar mede was, te toonen, dat hij meer vermogt dan xerxes^ toen deeze den Hellespont over trok, maar zijne verwaandheid zag zich te loor gefield: want, toen de werklieden tot in het midden van het Kanaal kwamen, vonden zij het te diep om verder te gaan: hij was des genoodzaakt, om zich van booten, die aan eikanderen waren vastgeketend, in plaats van de ontworpen brug, te bedienen. Men ziet 'er noch de overblijfzcïs van, die zich, als een bijster grooten ftraatweg, in zee opdoen. Djgt bij het einde van de baai zijn de ruïnen van Camee, de oudfte ftad op de West-kust van Italien, gedicht, gelijk zommigen willen, door eene Chaleïanifche Volkplanting van Aïubaa , of, gelijk anderen beweeren, door eenige Gelukzoekers van iEolisch Cwnee, in klein Azien. Zij wierd noch in het jaar 1207 bewoond, toen de Saraceenen haar geheel verwoestten. Van het Kasteel ziet men echter nog de Poort Baan, Deeze verrukkelijke oord verdient al den lof, dien 'er de Romeinfche Dichters aan gaven. Het fierlijkfte en verhevenfle profa is , naar mijn inzien, te zwak om daar aan recht te doen. Schoon tegenwoordig in het hartje van den Winter, is 'er de lucht zoo zagt als die van uwe zoF 5 mer  pr> REIZE door ITALIEN. Bier koeltjes. De zee is Ril, de lucht helder en de geheele natuur toont het vriendelijkde gelaad. Hic ver asfiduum, atque alienis meiifibus astas, Bis gravidaa pecudes, bis pomis utilis arbos (*}. virg. Georg. Lib. m. L. 149 en 150. Niet verre van Cumoz ligt // capo di Mife»o, een ftout voorgebergte, 't geen over de zee hangt, en dus geheten wierd naar misenus, den Trompetter van hektor en den Medgezel van .«neas. viRGiLitis, dien wij altijd bij ons hebben, op deeze togtjens naar zijne begunstigde landflxeek, als de beste en aangenaamfte Gids voor ons zijnde, verhaalt ons, dat misenus, om zijn vermetel voorgeven, als waare hij een beter trompetter dan de Goden, onder deezen berg, door triton, in zee gefmeeten wierd, en alzoo om 't leven kwam. De Dichter zijne begraving, en de droefheid zijner togtgenooten, befchreven hebbende, eindigt zijn verhaal op de volgende wijze: At pius /Eneas ingenti mole fepulcrum Impofuit, fuaque irma viro, remumque tubamqne Monte fub ajrio, qui nuuc Mifcnus ab illo Dicitur, auernumque tenct per faccula nomen (f). virg. jEii. VI. L. 235. Rin- C*) Hier heerfchen altijd Lente, en,*s Winters,Zomer-Iuchten. Ja, tweemaal teelt bet Vee, de Boom geeft tweemaal vrachten. (j) Maar vroome /Entas richt den Held een Praalgraf op, En hangt 'smans riem, trompet cn wapens, langs den top Des bergs,die fints dien tijd , tot zelfs in onze dagen, Vereeuwigd door dit graf, hlifenus naam blijvt draagen.  BRIEF XXI. uit NAPELS. ot Binnen een kleinen omtrek liggen de Baden en Gevangenisfen van nero; de Elijfeefche Velden, thans met Wijngaarden overdekt; de ruïnen van verfcheiden Tempelen enz. de Rivier Acheron: Mare morto; Piscina mirabile, een groote vijver, en het Mtir Aver/jus. Dit laatfte, waar van de Mantuaanfche Zanger, die groote meester in het fchilderen, een zoo overheerlijk tafereel ophangt, is inzonderheid bezienswaardig. Gij moet dan in aanmerking neemen, dat wij het befchouwden, met alle de verrukking, welke een fchoon veldgezicht , door de vertiering en de tovertaal der dichtkunst zoo hoog opgehemeld, kan veroorzaaken, in gemoederen, zoo vatbaar voor derzelver indrukken, als de onzen. Wij flegen af langs deszelfs Bijle oevers, die weleer, tot dat a grip pa daar aan de fchendige handen floeg, bedekt waren met eerwaardige boschjes van zwarte Eik, tot aan den verwoesten Tempel van apollo: „ Arces quihus altus Apollo „ Praüdet Virg. JEn. VI. L< 10. Waar van nog een gedeelte in dit heldre en ftüle Meir Baat. In den omliggenden berg is de Grot van de Cumafche Sibijl: Qua? rupa; tab ima Fata canit, i'oliisqne notas et nomina maadat. Que- (*) De tiooge tcmpJ, aan Apollo toegewijd.  9* REIZE door ITALIEN. Quascunque m foliis defcripfit carrnina virgo Digeric in numeruin atque antro feclufa relinquit. lila manent immola iocjs, neque ab ordine cedunt, Verum eadem verfo tenuis cum cardine ventus Impulit, et teneras turbavit j'anua frondes, Nunquam deinde cavo volitantia fpreudere faxo-, ..( Nee revocare fuus, aut jungere carrnina curat, Inconfulti abeant fedemque odere Sibijllas (*). virg. /Eu. iv. l. 452. Ieder een Gids genomen hebbende (want dundas is bij ons) bedoten wij dit profeetiscb verblijf te onderzoeken. In het midden van een langen doortogt, even als die van Paujiüpo, door de rots gehouwen, floegen wij rechts af, en gingen, bij toorslicht, benedenwaarts langs een naauwen gang , tot dat wij voor een water Ruitten. Dit water niet diep vindende, lieten wij onze leidsmannen hunne fchoenen en kousfen uittrekken, en ons op den rug door het water dragen, elk van ons zijn flambouw in de hand houdende. Weldra kwamen wij aan een vierkant vertrek, waar in wij twee t*) Die in het diep der Klip aan elk zijn noodlot fpelt, Dat al, met merk en naam, in dicht op blad'ren ftclt, En in haar bol verbergt, elk blad geplaatst naar orden, Om nimmer aangeroerd, veel min verfchikt te worden: Maar, zoo de ontflotcn deur een windje binnen vocit, Eiij door een zagte tocht, het dunne loof beroert; Dan weigert ook Sibijl de nu verftrooide blaêren, Op nieuw te bergen of in rang bij een te gaeren, Dan gaat men zonder raad, en meestal vloekend, been.  BRIEF XXI. uit NAPELS. 93 twee baden vonden, en door dit, in een kleiner kamer, in beiden welken bet water tot een kniehoogte fiondt. Befloten hebbende , om nog verder te gaan, zagen wij naar een weg om, langs welken wij konden heen komen; maar vonden, tot ons groot verdriet, dat de aarde ingevallen was, en den doortogt had afgefneden. Ons oogmerk was geweest om 'er recht door te gaan, vermits men ons gezegd hadde, dat 'er een andere ingang was te Cunice. Van dit hol maakt ook ovidius gewag, die 't het Paleis des flaaps noemt. Esc prope Cimmerios longo fpclunca recesfii Moiis cavus, ignavi domus, et penetraiia fomni &c. (*> ovid. Met. L. ii. l. 591. Ik onderftel, dat het meir Avermis, voor den tijd der tlistorilcbe jaarboeken , de crater geweest is van een een Volkaan; zijnde de omtrek daar van niet minder dan \\ mijls, en het water diep, helder en niet onimaakelijk. Toen de oevers met .boomen bedekt waren, moet 'er de lucht, al te eng beflooten, en vol met dampen uit het ftiiflaand water, zoo naadeelig voor'de ademhnaling geweest zijn, dat, volgens het verhaal van virgiliüs, de vogelen, die 'er tragtten over te vliegen, dood in (+) Na bij 't Cimmerisch Woud, is', in een diepen Grot, 't Verblijf des loggen Uaaps, ■■  94 REIZE nooit ITALIEN. in het meir vielen; waar van daan het den naam van Aoevot ZOu gekregen hebben. Quem fuper haud ulte poterant impune volantes Tendere itcr pcnnis, talis iele halitus atris Faucibus effiindens, fupera ad convexa ferebant. Unde loca Graii dixerunt nornine Aornon (*) /En. VI. L. 24e. Gij ziet, dat ik geen plaats hebbe, om hier over meer te fchrijven, vveshalven ik verlof vraage, om 'van het onderwerp, tot een volgenden tijd, af te flappen, wanneer ik misfchien meer floffe en betere gelegenheid tot fchrijven, dan tegenwoordig, zal hebben. Napels. Aan de Baai van Napels, vier mijlen ten zuidoosten van de Stad, ligt het Koninglijk Lustflot Portici, 't welk een Mufeum bevat, dat rijker is in aloude zeldzaamheden dan alle de kabinetten van Europa, als opgevuld zijnde met eene verfchciden* heid C*) Waar nimmer ftrafljloos een Vogel overvloog; Zo doodelijk een damp Hijgt uit haar keel omhoog; Waarom de Grieken ook die (treek A-ornos (f) noemen. Ct) Fogelloos.  BRIEF XXI. uit NAPELS. 95 heid van Bukken van onder de puinhoopen van Herkulaneum en Pompei gehaald: gelijk als kostbaare ftandbeelden, vaaien van zilver, brons en glas: heelkundige werktuigen, onder welken men ons eenigen toonde, die tot het uithaalen van den Been moeten gediend hebben; eene konstbewerkiug , welke ik tot nog toe gemeend hadde, dat bij de ouden onbekend was; gewigten, maaten-, angels en visch-netten, wapenrustingen, wapens, muzikaale inftrumenten, mctaaleii fpiegels, aard- en glaswerk, van mindere hoedanigheid, dan 't geen thans gemaakt word; kap-gereedfchappen, en zelfs eetwaaren, gelijk vijgen, nooten, korenten, eieren, meel, brood, koorn, wijn en olij, tot een harde ftoffe gedroogd; met één woord alles wat men kan uitdenken niet alleen tot nodig onderhoud en verkwikking, maar, zelfs tot de uitgezogtfte wellustigheden van het leven. Een der vertrekken in dit Mufeum levert eene juiste copij op van een Romeinfche keuken, met al haar gereedfchap, in dezelfde order opgehangen, als waar in het bij het oorfprongelijke gevonden wierd. Verfcheidene vaten zijn gelijk aan die, welken tegenwoordig in gebruik zijn, maar veel beter van hoedanigheid, zijnde van brons gemaakt en ongemeen fraai gewerkt. Het belangrijkfte en kostbaarfte gedeelte echter beftaat in de Boekerij, wegens de menigvuldige rollen met Handfchriften, welken zij bevat. Welk een wijd veld voor gisfing is  «j6 REIZE door ITALIEN. is hier! welk een groot vatc om te hoopen! Hoe meenig treffelijk werk is 'er onder deeze verzaameling, waar van men zelfs den naam tegenwoordig niet weet! Hoe veele volledige deelen , waarvan zelfs de brokken, in de fchriften der oude Schoolgeleerde bewaard, ons zoo veele naarigten , opheldering en vermaak verfchaffen! Mogelijk zijn hier wel alle de Toneelftukken van menander en PHiLéMON: mogelijk, ja ongetwijffeld, de verloren tien boeken van livius: want men kan niet wel onderllellen, dat, onder zoo veele rollen , de meest bewonderde Gefchiedenis van het volk, 't welk in het bezit daar van was, niet gevonden zoude worden. In welke afzonderlijke Boekerij van Groot - Britannien vindt men niet de beste Gefchiedenisfen van Engeland? Dan hoe beef ik voor den toeftand, waar in zich deeze kostbaarheden bevinden, daar Portici op de Lava gebouwd is, waar mede Herkulaneum overftroomd werd! Hne beef ik tevens voor de onverschilligheid des Konings van Napels omtrent deezen onwaardeerbaaren fchat, waar bij het verlichtfte volk van Europa zoo veel belang heeft! Toen ik ze eerst zag, hadde ik geen denkbeeld wat zij waren, als pelijkende naar bouten Bokken, bijnaa tot houtskool verbrand. Zij ïijfl zoo ftijf en broos, dat men de grootfte zorgvuldigheid mnet in acht nemen om ze te verleggen, ten einde ze niet in Bof te doen vallen. Met dit alles heeft een fchrandere Monnik van Genua, met naame raggio, ondcr- no-  BRIEF XXI. uit NAPELS. 97 flomen, o'm dezelvcn te ontrollen, en is, met on* gelovelijke behendigheid en moeite, zoo verre gefiaagd, dat hij drie Griekfehe verhandelingen over de Wijsgeerte en Toonkunst daar uit heeft afgefchreven: maar geen andere aanmoediging verdieuende, dan zijn dagloon, 't geen weinig meer was, dan 't geen gij aan eenigen van uwe huisbedienden geeft, hoor ik, dat het werk, ongelukkig is blijven fteeken. Waren deeze Manufcripten in En* geland, zij zouden niet lang voor de waereld bedekt blijven. Uit bet Paleis gaande, ftcgen wij af langs een trap in de lava gehouwen, niet minder dan ter diepte van 50 voeten, naar de begraven Stad Her* knlanemn. Deeze was echter van zoo veel belang niet, als ik verwagt hadde. Beneden gekomen zijnde, fcheen het, als of wij ons in eene bijster groote Iteengroeve bevonden; ziende niet meer dan een Orchest van een Schouwburg en een gedeelte van de Markt, die, ondertusfehen, zoo zeer in het duistere lagen, dat zij naauwlijks onderscheiden konden worden. Het is zoo moeilijk en kostbaar om door de vaste lava heen te werken, dat 'er maar weinige ondekkingen gedaan zijn; ook vondt men noodig om verfcheidene holtens, die men gegraven hadde, weder digt te Hoppen, oin de fundamenten van Portie} daar door in geen gevaar te brengen. Geheel anders nogthans is bet JU. Deel. G pe-  oS REIZE door ITALIEN. met Pompeü gelegen. Deeze plaats ligt omtrent negen mijlen van Herkulanéum, en, daar zij niet met lava, maar met asch, bedekt was, hadde men Weinig moeite om haar voor den dag te doen komen: weshaken hier dan ook een geheele Itraat, behalven verfcheidene huizen , hier en daar, bloot liggen. In de Voorfb'd ziet men de Barrakkeu der zoldaaten , èèfi vierkant gebouw, dat bij uittrek wei is aangelegd. Wij vonden op de muuren verfcheiden naamen, met een mes of eenig ander werktuig, ingefneden , bijzonderlijk c n. balbus, lu. juli us rufus en meer anderen: en men vertelde ons, dat 'er, onder de menigte van Geraamtens, hier gevonden (van welken wij 'er eenigen zagen) vier ontdekt waren in de Gevangenis van deeze Barrakkeu, wier belenen in een blok gefloten waren. Deeze arme halfen konden dus zich zeiven niet redden, en wierden, in de algemeene verbijstering, vergceten. Door de Stads-poort getreden zijnde, vonden wij de ftraat eng, en den weg niet weinig befchadigd, en met diepe fpooren uitgehold door de karwielen. De Huizen, fchoon laag (zijnde 'er geen hooger dan van twee verdiepingen) beflaan uit verfcheidene vertrekken, geftukadoord en befcl.ilderd, zijnde de koleuren noch zoo frisch cn levendig, als of' zij eerst voor korten tijd gelegd waren. Elk huis heeft een binnen-plaats, zommigcn twee, en bij één vonden wij 'er drie, met marmeren kommen of fonteinen in het midden. De  BRIEF XXI. uit NAPELS. 99 De kelders zijn bij wege van gangen of gaanerijen gebouwd, beftaande uit vier vierkanten, die recht» hoekig op elkaiideren fluiten. Wij vonden 'er verfcheidene groote wijnpotten van aarde gebakken, die op het muurwerk naast eikanderen ftonden, en, indien ik het wel onthouden hebbe, gemerkt en genommerd waren. Gij kunt naar gaan , hoeongemeen wel de huizen van Pompeii bewaard gebleven zijn, wanneer ik u melde, dat wij op den drempel van een vengflerraam plekken zagen van zoo iets, dat naar chocolade of koffij geleek, die door den bodem van de kopjes daar op gemaakt waren. Herkuian'eüm en Pompeii waren gebouwd aan den voet van den Vefuvius, elk op eenen afftand van vijf mijlen van deszelfs crater. Beiden wierden zij verwoest in het jaar 79 van onze Jaartelling, onder de regeering van titus, doch op eene verfchillende wijze. Pompeii, beneden winds liggende , wierd begraven onder een zwaare en aanhoudende buij van heete asch, en puimfleen, zoo dik dat zij, geduurende drie achtereeuvolgendende dagen , eene geheele duisternis over dat gedeelte van het land verfpreidde, en men 'er geen ander licht zag dan dat van de vlam des bergs: ook overviel zij de Stad zoo onverhoeds, dat 'er geen ontko"men aan was. Noch fpoediger was het lot van Uevhulaneum beflischt; vermits 'er een diepe ftroom van lava over heen fpoelde naar zee. Ik G 2 er-  ioo REIZE door ITALIEN, erriiiner mij, dat plinius de jonge, in een zijner brieven (*), de manier verhaalende, op welke zijn oom om 't leven kwam; wordende hier verRikt, terwijl hij zijn vriend pomponianus en anderen van de ongelukkige inwooneren poogde te redden; een allertreffendste befebrijving' geeft van deeze verfchrikkelijke uitbarfting, welke (zoo ik niet mis hebbe ) door mart ïal is, zeer fraai in een enkelen regel gefchetst word. Cuncla jacent Mammis et tristi merfa favilla (■)•). martial. Lib. xiv. Epigr. 42-44. i. 6. Over dit onderwerp naadenkende, heb ik mij dikwijls verwonderd, dat -de Rumeinen nimmer ondernomen hebben, om deeze Reden op te graven: doch het is nog veel meer te verwonderen, dat die van Napels hunne Paleizen en Landhuizen hebben durven bouwen op de eigen plaats, alwaar Herkulaneum is omgekomen, tij elke uitbarsting nemen zij de vlugt naar Napels: maar het geen eens gebeurd is, kan wederom gebeuren; 'er zou hun een even fchïelijke verwoesting kunnen overkomen als die van 79, en het is niet onmogelijk, dat de reizigers, in volgende Eeuwen, de onderaardfche vlekken Refma en Portici op gelijke wijze zullen bezichtigen, als wij thans Herkulaneum deen. (*) Zie Boeit VI. Brief 16. C tO 't Legt all' door 't vuur verteerd en als in asch begraven.  BRIEF XXI. uit NAPELS. lot doen. Grooten lust hebbende, om eens den moni des Volkaans van boven intezien, voorzagen wij ons van Gidfen en Muil-ezels, cn reden den berg, langs de kanten, op, door de wijngaarden, welken de Lacrijma christi- en Heremitage - wijn Voortbrengen, waar van nogthans, zoo 't mij voorkomt, de roep grooter is, dan de voortreffelijkheid. Deeze wijnilokken groeijen in de donker blaauwe asch en fintels van den berg. Aan een zekere plek gekomen zijnde, liegen wij af, en gingen vervolgens te voet, zijnde van daar de weg te Beil om zelfs door Muil-ezels beklommen te worden. Naa een paar uuren klouterens kwamen wij, op vijf of zeshonderd roeden na, aan de plaats, waar wij wezen moesten. Deeze plek was voorheen de top van den Pejuvilts, maar laatere uitbarstingen hebben hem merkelijk doen rijzen, en hem een anderen kruin gegeven. Hier vonden wij het ondoenlijk om verder te komen, zonder den berg rond te gaan: 't geen wij dan ook, fchoon niet zonder groote moeite, deeden, daar de dikke zwavel-Boom ons bijnaa deedt flikken, en de hitte van den grond onze fchoenzoolen geheel verzengd had. Ten laatften aan den rand des craters gekomen zijnde, die, gelijk een bijster groote keetel, een geftadigen damp opgaf, waar door het onmooglijk was, om 'er binnen in te zien, zoo lang de wind deezen damp niet verftrooide, wagtten wij hier op een poos met geduld: maar pocock, den rook te drukkend vin» G 3 deii«*-  loa REIZE door ITALIEN. dendc, was genoodzaakt, om zich te verwijderen. Dan ik befloot, om, zoo lang mogelijk, te blijven, en mijne volharding wierd met een gelukkigen uitflag bekroond: overmits een fchielijke windvlaag den mond geheel zuiver maakte, zoo dat ik alles van binnen zien kon. In plaats echter, gelijk ik vcrwagt hadde, een wijden afgrond, met puntige en overhellende rotfen aan de kanten, ontwaar te worden, zag ik een fraaie fchuinsch toeloopendc kom, van eene zoo regelmaatige gedaante, als of dezelve door konst gewrogt was, cn waar van de omtrek meer dan 500 treden was. 'Er waren zwavel-beddingen in van vcrfchillende , ongemeen fraaie cn heldere, koleuren; en op den bodem, naar gis omtrent So ellen diep, zag ik drie monden, maar geen vuur, noch vlam. liet is eene gewoonte bij de Gidfen om een gejuich aanteheffen, wanneer dc crater, door een windtogtje, van rook gezuiverd word, Bij die gelegenheid wierd ik verrascht, door een luid Engelsch Hoezee! bij het gefchreeuw van mijn knaap te hooren voegen: en, omziende, wierd ik een rechte John Buil gewaar, die, zijn longpijp bijkans aan (hikken gefchreeuwd hebbende, zwoer, dat hij nooit iets zoo wonderlijks gezien hadde. Hij was Kapitein vau een Koopvaardijfchip, dat in de Baai van Napels lag, en had lust gekregen om eens naar Bo. ven te lonen, om den crater van den Vefuvius te zien: waarin hij, aan geen gevaar denkende, zou afgeklommen zijn, bij aldien ik dit niet was voorge-  BRIEF XXI. uit NAPELS. 103 gekomen: en dus doende, vleiie ik mijzelven een. der beste burgers voor mijn land te hebben be- fe&üdaa te weten een bekwaam en onver- fchrokken zeeman. Eenige dagen naa deezen togt naar den Vefuvi7 us, bezogten wij het Paleis van Caferta, 't geen ik gehoord hadde het fraaifte van geheel Europa te wezen, begrijp dus hoe wij ons te loorgefleld zagen, in een bijster groot huis, waar van het uitterhjk voorkomen inderdaad zeer veel beloofde, niets anders , dat fraai mag heeten, te vinden , dan alleen de Kapél, het Theater en de groote Trap. Allen deezen zijn voortreffelijk, en overvloedig voorzien van het rijkfte en zeldzaamfte marmer. De Tuinen, met derzelver watervallen, en vijvers, in den Franfchen fmaak aangelegd, zijn mede bezienswaardig. Uit deezen hadden wij een vermaakelijk gezicht op geheel Campagna Felice, den berg Fefuvuis enz. Caferta ligt zestien (Engelfche) mijlen van Napels: doch wij gingen nog vier en een halve mijl verder, om een hedendaagfche waterleiding te bezichtigen, waar door het Paleis van water voorzien word. De laatfte Koning van Napels heeft dezelve over eene diepe vallei van den eenen berg op den anderen laten bouwen. De aanleg daar van verdient allen lof, zijnde het werk niet alleen fterk cn hegt, maar tevens ligt voor iets van dien aart. Digt bij dezelve zijp de vermaarde Fercuhe Caudince, alwaar het RoG 4 meinsch  ic4 REIZE door ITALIEN. meinsch leger, door de Samniten in de engte gelokt, genoodzaakt wierd , onder het juk door te gaan. livius, wien ik zoo aanftonds over dit voorval las, befchrijft met veel nadruk, in de volgende regels, de diepe fchaamte, welke de overwonneüngen, bij die gelegenheid gevoelden: Qjfum ex faltu evaftsfent, et ft velut ah internis extraSti „ tune primum htcem aspicere vifi funt; tarnen ipfa lux ita dtforme intuentibus agnem, omni morte tris* tior fiut (*> Boek IX. Hoofdft. 6. Wij rekenden ons zeiven bijzonder gelukkig, te Napels in gezelfchap gebragt te worden, overmits maar weinige Engelfchen iets meer van de verkeering aldaar weten bij hun vertrek, dan bij hunne aankomst. Wij hadden wel is waarverwagt, hier toe gelegenheid te zullen ontfangen , door den Engelfchen Minister, william ii a mi l ton, te meer, om dat, buiten de ministeriële en afzonderlijke brieven, die wij voor hem medebragten, bij een bijzondere bekende was van den Heer george pocock; maar hier in vonden wij ons bedrogen. Hij deedt ons alleen de eer aan om ons aan het Hof aan te bicden, en ons twee maaien te Napels, en eens op zijn lusthuis te Caferte, op het (♦) Toen zij uit lier boscb kwamen, als of zij uit de hel gekropen waren, zagen zij, voor 't eerst, liet licht; maar dat !i. hi viel hun fmcrrclijlter dan den dood, ziende hunne bende tot zo* groote fchande gebragt.  BRIEF XXI. uit NAPELS. 105 het middagmaal te verzoeken, geduurende ons verblijf van twee maanden. Maar een ander Heer leidde ons bij den Franfchen Gezant, Monfieur de taleijrande, in, aan wiens huis wij kennis kregen aan de eerfte luiden van Napels. Zijn Exellentie houdt een prachtigen tafel, waar van hij fterk aanhteldt, dat wij ons niet zouden laaten afhouden door onze mauvaife honte Angloife; en inderdaad wij vonden ons genoodzaakt, om zelden weiniger dan driemaalen 's weeks het middagmaal bij hem te nemen. Wij vonden het Hof zeer luisterrijk en de Koning ongemeen vrolijk: want, terwijl Sir wuliam bezig was met de moeilijke Engelfche naamen optelezen van de heeren, welken hij aanboodtj' begon zijne Majesteit, reeds op de helft, in lachgen uittebarsten , maakte zijne buiging en liep heen. Hij is een groot liefhebber van jangen, fchieten , visfehen, roeijen en van duizend andere dingen enz. waar op men zegt, dat hij ongemeen is afgeregt. De Koningin begaf zich, uit de kleedkamer, naar een ander vertrek, waar in de Officieren wan drie of vier Napelfche Regimenten de eer hadden van haar hand te kusfehen: zoo dat men geduurende anderhalf uur niets zag dan knielen en kusfehen. Ondertusfchen onderftel ik, dat baar dit niet onaangenaam was; want zij ftak , ongetwijfeld, bun de fchoonfte hand en arm, toe, die ik ooit gezien heb. G 5 GSr  2p6 REIZE door. ITALIEN. ' Geduurende het Karneval, de groote Roomfche Katholijke Feest-tijd, voor het begin der Lente, is Napels een tooneel van een algemeene vrolijkheid. Haare Operaas, zoo erniiige als boertige, zijn de besten in Italien; zijnde de muzijk doorgaans yan paesiello, die, en ik denk met reden, voor de beste Compuneerder, die ooit leefde, gehouden word; alhoewel Napels tegenwoordig op noch meer andere groote meesters roemen kan , gelijk c e m a r o s a , gugljelui enz. In het laatfte gedeelte van het Karneval, ftaat de Schouwburg van Sr. Or/o, eens in de week, open voor Maskerades: waar bij men eene oneindige verfcheidenheid van karakter en koddige vertooning ziet, aan welke men in Engeland geen kennis heeft. Op een van deeze Maskerades raakte ik bekend met de Hertogin van san-cleiiente, de fchoonlte en wellevende vrouw van Napels: en ik heb, federt, doorgaans mijne avonden gefleten aan haar Speeltafel. Zij is zeer naa vermaagfchapt aan den Hertog van letnster, haar moeder, de Marchioness arezzo, ccn fitzgerald zijnde. 'Er is noch een ander vermaak, op zekere dagen van dit Feest, dat aan Napels bijzonder eigen is. Des avonds zijn veelen uit den Adel gewoon, om , gemaskerd en in Dominos , zich in derzelver koetfen, de Strada di Toledo , ftaatig , op en neer te laaten rijden. Eenigen zetten zich in opene wagens , met i'childen gewapend, en voorzien van zakken met • bruids-  BRIEF XXI. uit NAPELS. bruids-zinker, om daar mede elk, dieji zij ontmoeten., te gooijen. Wanneer twee van deeze wagens Voorbij eikanderen gaan, ontftaat 'er een fcherp gevegt. Doorgaans maakten wij partij, hier voor, aan het huis van den Franfchen Gezant; beftaande dezelve in diens beiden zooncn, de jonge Graaf de i>olignac, pocock cn mijn perfoon. Laatstleden donderdag hadden wij een zwaaren ftrijd: waar in ik befpcurde, dat een van onze vijanden zich buitengemeen dapper kweet: althans zich dermaate weerde, dat zijn maske afviel, 't geen hij fchielijk weder aantrok, fchoon niet zoo fp iedig, voor ons, om de tronie niet te ontdekken van zijne Napolitaanfche Majesteit. Behalven deeze uitfpannirigen, worden 'er (ik gelovc alle weeken het jaar door) twee Gezclfchappen, of, gelijk ze hier genoemd worden, Académies, gehouden ; een daar van, 't geen tot den Adel bepaald is, draagt den naam van L. Academici dei Nobili: en de andere, beftaande uit de voornaamfte lieden van den Bnrgerftand, dien van L. Academie degli A:nici. Men vermaakt zich daar in met de Muzijk, met danzen, het Kaart- of Billiardfpel en Converzationi (praatpartijen.) Bij onze aankomst hadde men de hoflijkheid om ons voor elk dier Gezelfchappcn kaartjes te zenden, om altijd toegang tot dezelve te hebben. In een zoo warm land als Napels, brengen de ingezetenen, geduurende den Zomer, het grootfte gc-  lo8 REIZE door ITALIEN, gedeelte van den dag, al tlaapende, door, en verlustigen zich, alle nagten, in de open lucht, 't zij op de Chiaca, eene fchoone wandelplaats, aan zee, of in hunne tuinen op den berg hdufilipo enz. Men moet, aan hunne fterke vooringenomenheid met de Muzijk, de verfoeilijke gewoonte toefchrijven onder den gemcenen man, van zijne kinderen te laten ontmannen: een gebruik, dat,overal elders in Italien, onder de ftrengfte ftraf verboden is. Ondertusfcben flaagt 'er geen ëén uit de vijftig van deeze martelaarcn der welluidendheid en gierigheid; doch gelukkig worden zij als Choorzangers geplaatst, bij de Kerken en Kloosters, waardoor ze nog even aan de kost kunnen komen. De Lazaroni maaken een lichaam uit van bij de 4000 man, 't welk bijzonder aan deeze Stad eigen is. Zeker zouden zij, in geen ander land, dan dit, jegen 't welk de Natuur zoo mild was, kunnen beftaan: overmits zij geen vast werk, geen geld, nog wooning hebben en genoegzaam naakt loopen. Alle nagten vinden wij, bij onze t'huiskomst, de Roep zoo vol van deeze luiden, die daar op liggen te fiaapen, dat wij 'er naauwlijks kunnen doorkomen, zonder op hen te trappen. Gij moogt geloven, dat de vertooning van zoo veele bédelende en fchricl ziende knaapen ons in 't eerst vrij wat bekommerde; doch wij bevonden wel draa, dat men 'er geen kwaad hoe genaamd van te vreezen hadde, en dat zij gereed waren om, voor  BRIEF XXI. uit NAPELS. ic9 voor de geringde kleinigheid, van het een naar het ander eind van Napels te loopen. Dikwijls ben ik, op draat wandelende, mijn zakdoek kwijt geraakt: zijnde de Napolitaanfche zakken-rolder nog .grootcr kunstenaar dan Mr. earrinoton. Ettelijke jaaren geleden, was hier een Bootsman van een Engelsch Fregat, vvien 'er zoo veelen, op die wij se, waren ontfutfeld geworden, dat hij tot het beOuit kwam, om 'er een ■aan z'jn zak vast te naaijcu, ten einde den dief te ontdekken. Dit gedaan hebbende, kwam hij weder aan land, en hadde haaüwlïjks honderd roeden ver gegaan, of hij voelde een ruk. Zich hier op oogenbliklijk omkeerende, gaf hij den gaauwdief zulk een geweldigen doot met zijn vuist, onder de ribben, dat deeze voor dood op draat viel. 'Er kwam onmiddelijk een menigte volks bij, die, den armen fchelm rondom keerende, zich zeer verwonderd toonden, dat zij geene tekens van bloed befpeurden; vermits zij het voor onmogelijk hielden, dat iemand een ander buiten bezef kon brengen, zonder hem, op hunne gewoone manier, een doot in het hart gegeven te hebben. Ik fchroom u te melden, hoe veelen, jaarlijks, in dit Rijk, van kant geholpen of gCXvond worden door de Coltellata, of de fteek met een mes; om niet te denken, dat ik u een fprookje vertel: doch ik kan u verzekeren, op het inwinnen vsn de  1x3 REIZE door ITALIEN. de echtfte befcheidcn hieromtrent, dat het getal derzelven niet minder is dan iö,ooo. Gij zult dus bemerkt hebben, dat een Napolilaan nooit met den vuist vegt gelijk een Engeischman zou doen, maar altijd met een lang mes Root, en, wanneer hij zulk een daad bedreven heeft, komt het bij niemant op, om hem vast te hou■den. Noch maar over weinige jaaren gebeurde het, dat 'er zulk een booswigt, die in bet moorden grijs geworden was, bij een zeker toeval wierd opgevat. Deeze bekende niet alleen alles wat hem ten laste gelegd wierd, maar zelfs een reeks van onbekende misdrijven, waar aan hij zich ,. boven die, hadde fchuldig gemaakt. Een Monnik, hier bij tegenwoordig zijnde, liet zich ontvallen, dat hij dan ook waarfchijnlijk geen geloofsbelijdenis zou hebben gedaan, nog de regels van de Kerk in agt genomen hebben. Deeze aanmerking viel hem zoo hard, dat hij all' zijn geduld verloor, en met de uiterlTe woede en veragting den Priester tocduuwde: Come padrc 1 me fospettate dunqne di non esfor Chrisiiano? (*). Het gemeene volk vermoord clkanderen opentlijk : maar de betere klasfe van bureeren doet het op eene meer befebaafde manier. Men heeft hier, cn ik gelove hier alleen, het geheim der bereiding van, O Hoe Vader! denkt gij dan, dat ik geen Kristen ben?  BRIEF XXI, uit NAPELS. m van liet Aqua tosfana, een vergif, dat elk door de Wet verboden is te maaken of naa te houden. Een heer van' de Faculteit heeft mij verzekerd, dat het voornaamlijk beftaat uit Spaanfche vliegen (Cautharides) en heulzap. (Opium.) Het is zoo helder en fmaakeloos als water: de werking is langzaam , maar wis, zonder dat bet eenige inwendige omfteeking veroorzaakt, of eenige tekens nalaat , waar uit men kwaad vermoeden zou kunnen krijgen. Adieu. Ik fchaam mij waarlijk , zoo langen brief te hebben gcfchreveu. BRIEF  tn REIZE door ITALIEN, BRIEF XXII. Pa/turn, den ic5 Febr. 17SÖ. Builen mijn voorgenomen uitflap naar Spanjen + hadden wij ons, voor ons vertrek van Napels, tot den gevvoonen. tour bepaald van Engelfche reizigers door Frankrijk, Zwitzerland en Italien: maar de voordeelige berigten nopens de beiden Calabrien en Siciiien, deeden ons tot een nieuwen weg befluiten, en om ook deeze oorden een bezoek te geven, welken wij niet alleen uit de hedendaagfche befchrijving, maar ook om dat zij zoo algemeen het onderwerp der aloude Gefchiedenis zijn, als een ander Beloofd Land befchouwden. Ons van alles voorzien hebbende, 't geen wij noodig voor ons-oordeelden, om de veelvuldige moeilijkheden der reize te verligtcn, bijzonderlijk van aanbevelingsbrieven door de Hertogin van San - Clemente, van een goede Kaart, en eenige weinige Griekfehe Schrijvers, om ons voor Gidfen te dienen, flapten wij, gisteren, in een Malteefche Speronara, of open Boot, befluurd door zeven man, die 'er geheel nieuw voor ons uitzagen, als zijnde een bastaard ras van Italiaanen en Mooren, met al de fchur-  BRIEF XXII. uit P/ESTUM. uj fchürkerij van de eenen en al de fierheid van de anderen; een gevaarlijk gezelfchap, zult gij zeggen: doch wij droegen zorg om hun vooraf twee zaaken te laaten weeten, die wij meenden genoeg te zijn voor onze aanflaande veiligheid. De eerfte was, dat wij geen geld genoeg hadden om hun de vragt van de boot te betaalen, tot dat wij te Mesfina zouden aangeland wezen : en de andere, dat wij verwagt wierderf door zekere Ridders van Mahha, die wisten, dat wij met hun vertrekken zouden. Bij het uitzeilen uit de Baai van Napels, hadden wij een onbefchrijflijk fraai gezicht op de Stad enz. daar alle haare fchoonhcden des te heerlijker uitblonken door den daar op vallenden gloed eener ondergaande Zon. Vermits de huizen, wegens de ligging van den grond waar op zij Baan, boven eikanderen oploopen, waren wij in Baat, om , op eenen zeer verren afüand, de zulken waartenemen, in welken, wij onzen meesten tijd hadden doorgebragt met lieden, welken het ons onmogelijk zijn zal, te vergeten of niet te bewonderen: en toen de avond viel, en de lichten, welken wij zagen ontfteken, ons op het denkbeeld bragten, dat deeze lieden weldra bij eikanderen zouden komen, gaf zulks aanleiding tot geene zeer gimlfige vergelijking tusfehen hunnen toefhmd en den onzen: zij, gelukkig zijnde in het gezelfchap van eenige ZÜ. Deel. II weii  ïil REIZE door ITALIEN. weinige uitgezogte vrienden, of, in hunne luisterrijke Akademies, onthaald wordende op de muzijk van hun eigen onvergelijkelijken paksiello: en wij, ons bloot gefield vindende aan de nachtlucht, genoegzaam geheel in de ftilte gebragt en ziek gewiegd wordende in het midden der baai van Napels. Ten Elf uuren , p. m. lieten wij het anker vallen in de Straat tusfehen het Eiland Caprea (*) in de Punto di Campanella op het vaste land, en lagen ons tot flaapen neder onder een zeil, 't geen over de boot gehaald was. Onze Mantelzak diende ons tot een hoofdkusfen, en gelukkig vonden wij een dikken Schansloper, die ons voor een draagelijk (lag vau deken kon verftrekken: fchoon echter het fchommelen van de zee, en het (laan der golven tegen de rotzen, alle onze pogingen, om in flaap te geraken, verijdelde: zoo dsft wij ons alleen konden troosten met de hoop op eene gunftige koelte in den morgenftond. Dan ook hier in vonden wij ons te loor gefield: daar echter de wind niet vlak tegen ons was, roeijden wij de Golf van Salerno dwars over, en landden aan het kleine dorp Agropoli, alwaar wij muilezels (*) Dit bekoorlijk Eiland ligt in den mond van de baai van Napels, 19 Mijlen van de Stad. sejanus verkoos bet tot eene pliats van afzondering voor K.izer tiberius: alwaar deeze zich aan alleiieij foort van brooddronkenheid overgaf. Men ziet 'er nog eenige overblijfzels van zijn Paleis enz. enz.  BRIEF XXH. uit P/ESTUM. 115 ezels nevens een Gids huurden, en vervolgens eenige weinige mijlen langs de zeekust te rug reisden , om de ruïnen van Pastum te bezigtigen. In dat gedeelte van Italien, 't welk peinius de oude den naam geeft van het derde gewest, en aan de kanten van een der vermaakelijkfte vlakten, welke zich, in eene onmerkbaare afhelling, van de Appenijnen tot de Middelandfche zee uitftrekte, ftondt, weleer, de Stad Pofidonia of Pastum, volgens den algemeenen verzaamelaar , julius solinus, door eene Dorifche volkplanting gebouwd. Bij andere Schrijvers, bijzonderlijk in het 5de Boek van strak o, vindt men een meer voldoenend berigt nopens den oorfprong deezer vermaarde Stad. Na de verdelging van Sijbaris, door de Crotoniers, poogde een zwervende hoop Tbes* faliers zich digt daar bij neer te zetten; doch dezelve wierd afgewezen. Te zwak zijnde, om zich tegen hunne overweldigers, cn derzelver onoverwinlijken kampvegter Milo, te verzetten, keerden zij te rug naar Griekenland, en verfcheidene gelukzoekers aan hun fnoer gekregen hebbende, door de gunstige befchrijving, welke zij van Italien gaven, onder welken ook de Gefchiedfchrijver her 0 d 0 0 t zich bcvondt, kwamen zij weder met tien Schepen, onder het bevel van lampon en jcenocratus, en ftigtten Thurium. Onder de nieuwe burgers waren verfcheidene Sijbariten, die II 2 sS  SJS REIZE door ITALIEN. al rasch, naa dat zij zich bij de gebooren Grieken gevoegd hadden, door deezen weggejaagd wierden. Deeze bannelingen kruisten het land door en floegen zich in deeze vlakten neder, alwaar zij Poft* donia ftigtten, omtrent ;.go jaaren voor de Kriste, lijke Tijdrekening. Naardien de Sijbariten de befchaafdften en dartelden der Grieken waren, die zich in Italien neör floegen, mogen wij daar uit beduiten, fchoon ook zelfs de puinhopen der Stad geene genoegzaame blijken daar van opleverden, dat Pofidonia eene rijke en prachtige Stad was. Zij wierd eerst door de Lucaniers veroverd, die haar naam in dien van pastum veranderden, livius fpreckt van de Ingezetenen ais vau Bondgenooten der Romeinen, welken zij, in den tweeden Punifctien Oorlog, hunne gouden bekers en vaten aanboden; die echter niet wierden aangenomen een ontegenzeggelijk bewijs van hunnen rijkdom en weelde. In het jaar 920, Wierd de Stad dooide Saraceenen afgebrand; gelukkig echter, dat deeze Barbaaren haar niet zoo geheel verwoestten, of 'er zijn, tot heden, noch vier grootfche gedenktekens van haaren alouden luister overgebleven, die, waarfchijnlijk noch veele eeuwen, de verwondering van den klasfiken reiziger tot zich zullen trekken. Dc drie eerde zijn Tempels, welken de Bouwkundigen onderfcheiden hebben met benaamingen van  BRIEF XXII. l-it P/ESTUM. m van de Grieken' ontleend : te weten met die van Hexafiijlig-FIijpsthraal (*), vanHexaftijlig-Perip* traal (f), en van Pfeitdodiptraal (§) of Rafili* ca Om dit op te helderen, moet ik u zeg¬ gen, dat de eerde op een grond (ba(is) van drie treden ftaat, en twee gelijke gevels heeft van zes kolommen, met veertien ter wederzijden. Elke fchaft beftaat uit vier gegroefde fteenen; van het voetBuk tot het kapiteel dunner toeloopende, dan ik ooit gezien heb. Binnen den Tempel was eene andere afzonderlijke kolonade, waar van nog zeven pijiaaren zijn overgebleven: op welken eene derde rei ftondt, die dunner en gegroefd zijn. De tweede Tempel is niet ongelijk aan dc eerfte, doch verfchilt veel in grootte van deeze: maar de Pfeuctodiptraale is aanmerkelijk grooter, dan een van beiden, hebbende negen kolommen voor en achter, met achttien aau weerskanten. Daar het mij noch voorftaat, hoe gij mijne vooringenomenheid met vitrüviös en. palladio pleegt uittelachcn, zal ik niet langer Bilftaan bij deeze eerbiedenswaardige overblijfzels vau Piesttim, maar flegts noch dit melden, dat derzelver Bouworder ( naar mijne gedagten ) een ruuw en ongevallig foort vau Dorifche ot' £*) Zes-ftijlig ven boven open. ff) Zes-fti)lig met eene otnvleugelde Kolonade. (§) Met één rei pilaaren, in don fmaak eehei dubbele, omringd. („) Een groote zaal, met twee reien Püaaren, cn twee ruimrens of vleugels inet Gaancrijen over dezelvcn. II 3  nS , REIZE door ITALIEN. order is, 't welk een fterk bewijs van derzelve hooge oudheid oplevert. De vierde ruïne is een langwerpig Amphitheater, van 170 bij 116 voeten. Behal ven dit ziet men ook noch een Poort, met een gedeelte der Stads-muuren, en eenige Wagt-torens: doch het kwam mij voor, dat deezen veele jaaren laater gebouwd waren, dan de Tempels en het Amphitheater. De befchouwing van deeze vlakte, gepaard met die van haare aloude bewooneren, is voor zeker van geen gering aanbelang. Zeven mijlen van daar ligt het Bosch van silarus, waar langs de rivier Silo ftroomt. Bijnaa wenschte ik eens een Beek te krijgen van een dier vliegen, waar van virgilius gewag maakt, als bijzonder eigen aan deeze landftreek, en die zoo gedugt voor het vee waren. Est Iucos Silari circa ilicibusque virentem Plurimus Alburnum volitans, cui nomen Afylo Romanum est, ./Estron Graii vertere vocantes Asper, acerba fonans. &c. (*). Geor. III. 1. 146 &c. Meest alle de Romeinfche Dichters hebben met ophef gewaagd van den Roozenboom van Pcestum, als C*) Nabij den Merg Album, en Silar's zwarte Wouden , Pleegt, in een groot getal, de horzel zich te onthouden, Jfilas in 't Latijn, Oiflros in 't Giieksch genoemd, Luidbrommend', vinnig, fcherp. -  BRIEF XXII. uit P^ESTUM. 119 als, tweemaalen in bet jaar, vrugt dragende. Ik deedt naar deeze bijzonderheid aanBonds onderzoek bij de luiden, in wier huis ik tegenwoordig zit te fchrijven , hen vraagende of dit noch heden plaats hadde; waar op zij mij zeiden, dat hunne kinderen in Maij en October daar van plukken. Adieu! wij gaan op dit oogenblik, zijnde 9 uitren p. m, naar onze Speronara. Scak'a, den 25 Febr. Irïebbende den eerften nacht van onze reize, zonder iets te rusten, doorgebragt, vielen wij bijnaa zoo fchielijk in een diepen flaap, als wij ons op onze eiken bedden hadden uitgeftrekt, naa dat wij te Agropoli wederom te fcheep gegaan waren: en wij wierden 's anderendaags 's morgens niet eerder wakker , voor dat wij befpeurden , dat onze Maltheefers bezig waren , met de boot op het Brand te haaien. Dit gefchiedde in gevolge van een Berken wind uit den zuiden, die op Bak, eer zij nog drie mijlen verr' geroeid hadden vanMe plaats , die wij 's avonds te voren verlaten hadden. Onze toeftand was tegenwoordig zeer kommerlijk, ziende ons op de woeste en onvriendelijke kust van Sakmo geworpen, waar niets was om ons te H 4 ver-  iso REIZE doop ITALIEN. verfrisfclien, zelfs geen buis om 'er in te fchuikn, noch eenig uitkijk aan zee, om ons op handenftaand beter weder te beioven. 's Anderendaags wandelden wij het land op, en beklommen ce-n'hooger* berg, op wiens fpits het dorp Cast el Abbate ligt: maar het zaluuwachtig en norsch gelaad der bewooneren wantrouwende, keerden wij weldra naar onze Speronara terug, waarin wij een verfchrikkelijken nacht van wind en onophoudclijken regen doorbragten. Den volgenden dag het niet zeer voorzigtig oordeelende, eene tweede wandeling te doen, vermaakten wij ons zeiven, met onder het voed* dekzeil van onze boot ftil te blijven zitten. Te vergcefsch poogde ik 'snachts in (laap te komen: en het was niet voor in den morgenltond, dat de natuur, door vermoeinis overmand, in de rust vief. Dan ó hoe blijde was ik, daar in gedoord te worden, door de tijding, dat de wind gevallen was, cn wij weder in zee gedoken waren! Ongemeen dceden onze fchippers hun best, als of zij voorgenomen hadden, den verloren tijd weder in te haaien: want voor negen uuren p. m. hadden wij 18 mijlen met roeijen gewonnen; en nimmer zag ik arme halzen blijmoediger hun werk verrigten: fchoon wij ze niet verftonden, als zijnde hunne taal een verbasterd Arabisch. Wij voeren voorbij de kaapeu Licofa en Palinuro: welke laafde haar naam nu reeds drie duizend jaaren behouden heeft, dien zij van .ene as duurman ontving, toen deeze, al flaapende, van het roer viel, en aan dit voorge- berg-  BRIEF XXII. uit SCALEA. ut bergte dreef, al waar de inboorlingen hem vermoorden: fchoon zij juist niet meer barbaarsch waren , dan derzelver tegenwoordige aframmelingen. Bij den overhellenden kruin is eene ruïne, welke de overblijfzels van zijn grafnaald kunnen wezen. Ongemeen fraai wordt dit geval verhaald, in het 5de Boek van virgilius; terwijl, in het 6de, /eneas verbeeld word, hem in het rijk der fchimmen te ontmoeten, alwaar de geleigeest Sibijl zijn waarenden Schim met deeze toezegging vertroost; Tim finitimi longó lateque per urbes Prodigiis adti cxlcstibus osla piabmit. Et (iatuent tumulum, et tmnulo folennia mittent, /Eternumque locus Palinuri nomen babebit (*). /EN. vi. 1. 381. Eenige mijlen ten Zuiden van dit klasfiek voorgebergte liepen wij den zeeboezem van Policastro in, en voerden onze Speronara in een kleine, veilige, haven bij Capo di Jnfrechi, alwaar wij niet alleen een huis vonden, maar ook verfchc eieren en zoeten olij, waarvan een onzer knegts, die wij voor dit togtje gehuurd hadden, zijnde een goede kok, fchoon anders een doortrapte guit, ons een heerlijke firuif bakte. Wij zaten hier, langer dan drie uu- Eens zal 't na.bu.nrig Volk, verfpreid langs deze kusten. Door won'dren aangemaand, uw koud gebeent* doen rusten Eens ziet ge u , door hun hand, een itaatlijk gtaf geflicht , En plegtig op dit graf den eeredienst verricht. Ja, eeuwig zal die plaats naar Palinurus heeten, H 5  122 REIZE door ITALIEN, uuren, over een vuur van hout te hangen, uitgezonderd, dat wij, nu en dan, door den rook, vermits 'er geen ichoorfteen in het huis was, naar buiten in de open lucht gejaagd wierden, om onze oogen niet te bederven. Omtrent middernacht draaide de wind een weinig naar 't Noorden; 'c geen gelegenheid gaf, dat wij terfiond wederom te fcheep gingen. Naauwlijks .waren wij afgeftoken, of het koeltje wakkerde , en wij zeilden, ai juichende, de golf over; doch toen ging niet alleen de wind, tot ons onbefchrijflijk verdriet, leggen, maar ftak, op nieuw, weldra, uit het Zuiden op: en blies eindelijk zoo (lerk, dat onze boot op het ftrand van Calabria verviel, een weinig beneden het kleine vlek Sc/ik'a, een noch woester kust dan van Salerno. Hier hebben wij reeds vijf droevige dagen en nachten gefleten, en zullen 'er waarfchijnlijk noch meet moeten doorbrengen, vermits de Maan, waar op alle onze hoop gevestigd was, reeds verwisfeld heeft, doch geen verandering in het weder te weeg gebracht. Onze toeftand is tegenwoordig erg; en hoe veel 'erger nogthans zoude dezelve geweest zijn, hadden wij niet, op den noodlottigen dag onzer aankomst, een klein Klooster van Franciskaaner Monniken ontdekt, waar in wij liefderijk zijn ingenomen : hebbende deeze kloosterbroeders ons een van hunne Cellen ingeruimd, vóórzien van een bed, twee ftoelen en een tafel, en verzorgende ons van eeten en drinken. De oprechtheid, eenvouwdigheid en oplettendheid, van  BRIEF XXII. uit SCALEA. 123 van deeze goede menfchen hebben niet weinig toegebragt ter verzagting van ons ongeluk. En, waarlijk, zonder de befchenning van dit klooster, zouden wij, waarfchijnlijk, om hals gebragt zijn geworden : overmits, in dit 'Moordgewest, deeze plek noch wel het meest daar voor berucht is. Omtrent vijf jaaren geleden wierden een Maltheesch Ridder , en de matroozen van zulk eene Speronara als de onze, allen omgebragt cn geplunderd, binnen twee mijlen afltands van Scaléa. Ik had geene gelegenheid om den grond en de voortbrengzels op te nemen van dit gedeelte van Cdabria Citra (*). Schoon weinig bebouwd zijnde, is nogthans het aardrijk hier zeer rijk en vrugtbaar, bijzonderlijk overvloeiende van Olijven Vijgen en Druiven. De beiden eerften zijn aanmerkelijk uit hoofde van derzelver geurigen fmaak, en de laatften zouden voor geene anderen in de waereld behoeven ouden te doen, bij aldien de wijnftokken hier naar behooren gekweekt en gehavend wierden. De wilde welriekende kruiden van het gebergte zijn zoo voedzaam, dat het vee daar op niet weijden kan, zonder, in zes weeken, al te dik te v/orden. De geheele kust is bedekt met eene verfcheidenheid van Mijrthcn, die zeer veel verCO Opper-Calabrien, anders ook Proyincia di Cofr.nza gebeten , in ondertcheiding van Neder-Calabrien QCalabria-Oltra,) ïnders froylnlia ei Cantazara genoemd» Vert.  124 REIZE door ITALIEN. verfchillen van de gedwongene voortbrengsels vat! ons Noordelijk Halfrond, daar elke koelte met haar geur bezwangerd is. De Caktbriënfche boer weet nooit wat winter is: want zelfs tegenwoordig doet het veld zich op als of het in het hartje van den Zomer was; zoo zacht is hier de luchtftreek, en zulk eene oneindige vcrlcheidcnheid van altoos groenende planten vertoont zich hier overal. Dan de weldaadigheid der Natuur word zeer flegt beantwoord in dit bekoorlijk gewest: want de h* wooners zijn 'erger dan barbaaren; de Adel, die hier onmeetlijke ftreeken lands bezit, ziet die'nimmer, maar onthoudt zich akezaamen in Napels. Op den top van een der nabuurige bergen, waar van men een zoo ruim als ver uitzicht heeft over de Middelandfche zee en Adriatifche golf, als mede over de beiden Calabrien, ftaat een kluizenaars hut, welker cenzaame bewooner (gelijk ons de Monniken verhaalden) een Engelschman is. Hij heeft zich reeds negen jaaren aldaar onthouden, en leeft van de aahnoesfen der landlieden, die hem ongemeen genegen zijn, wegens de voor hem gelokkige verbeelding, dat hij een heilige is. Vader vicenzo, de Guardiaan van ons kleine Klooster, vertelde mij, dat hij hem dikwijls ontmoet had* en hem eens in een diep bosch, beneden zijn hut, weenende had gevonden, met een miniatuur in de hand, 't geen hij, op deeze verrasfehing, in allerijl in zijn boezem ftopte, terwijl hij zich-wegmaak-  BRIEF XXII. uit SCALEA. u$ maakte. Hij fchat hem omtrent veertig jaaren oud te zijn, en zegt, dat hij een zeer edel en fchoon voorkomen heeft. Wij waren, gelijk gij kunt naargaan, zeer begeerig, om eens met deezen droefgeestigen man te praaten, maar ons geBadig wagten op een gnnstigen wind verhinderde dit. In dit land is ook vrij wat te jaagen, vermits het ovcrvloeidt van wilde beeren, herten, rheeën, wolven, vosfen, haazen, phaefanten, patrijzen, houtfiieppen, en eene verfcheidenheid van watervogels. Wij zullen hier nimmer van daan komen: maar moet tegenwoordig onze eenige fpreuk zijn. * Mesfina, den 18 Maart. N aa zes daagen in Scaléa opgefloten geweest te zijn, ftond ik, den zevenden, omtrent twee uitren voor den dag, van het bedde, om te zien welk weder het was: en vindende, dat het even zoo als te voren was gefield, ging ik weder naar mijne le- (*) Wij moeten onze ongelukken door lijdzaamheid te boven komen. Supcranda omnis fortuna feranda est £  J2.6 REIZE door ITALIEN. legerflede en viel in flaap. Korten tijd daar nas echter, wierden wij vrolijk wakker gemaakt door een onzer {"chippers, die een weinig Italiaansch kon fpreken , met dc altoos gedenkwaardige woorden: Abbiamo il Tramontano Signoril (wij hebben een Noorden wind, mijne Heeren!) Wij fchooten fchielijk onze klederen aan, bedankten onze vriendelijke Gastheeren, wien wij met moeite eenige Hukken gouds in de handen flopten, en bevonden ons, binnen tien minuuten, onder zijl, met een wasfehende koelte. Toen wij de kust van Calabria Oltra voorbij nepen, waren wij ongemeen in onzen fchik; overmits wij, 'savonds voor ons vertrek, befloten hadden om alles te waagen, en daar over te paard te reizen 't geen ten minsten een togt van vier dagen zoude geweest zijn. Bij zonnen ondergang hadden wij een aangenaam gpzicht op het kleine vuurbraakende Eiland Stromboli, het aloud verblijf van /eolus, en ten elf uureu p. si. kwamen wij aan een kleinen inham onder Capo Vaticano, 33. mijlen van Scaléa. Dit gaf ons eene volkomen vergoeding voor onze langduurige gevangenis vau eene geheele week. Des anderendaags 's morgens zagen wij Siciiien voor ons liggen: hebbende ter linker zijde den zuidelijken uithoek van Italien, en aan de rechter hand de Leparifche Eilanden. De lucht was helder, de zon pas opgegaan, en de ftille zee bedekt met booten, waar op men bezig was Achiovisch te vangen; zoo dat mij niet voorftaat een vroolijker too-  ERIEF XXII. uit MESSINA. 12? tooneel, over liet geheel, ooit aanfchouwd te hebben. Wij roeiden en zeilden 30 mijlen langs het ftrand, ziende verfcheidene overblijfzels van gebouwen, door de vreesfelijke Aardbeving van 1783 verwoest, en Hapten, omtrent tien uuren p. m. te Giöja aan land. In dit ftedeke huurden wij een Gids en drie Muilezels, met derzelver toebehooren, en reden, door een van de bekoorlijkfte, fchoon verwaarloosde, landftreeken van Europa, naar de ruïnen van Oppido. Welk een tooneel van jammer, welk een ftapel van verwoesting vonden wij hier! Het heugt mij noch, dat ik op het verhaal deezer vreesfelijke Aardbeving, in onze nieuwspapieren, fidderde; maar hoe flaauw was die fchets van het wezen der zaake! Ik kan , waarlijk, geene woorden uitdenken, om haar te befchrijven, vermits 'er niets in de geheele natuur is, dat daar naa gelijkt. Kundt gij uwe verbeelding opvoeren, om u een denkbeeld te vormen vau het fkgveld, waar op jupiTEK. en de Reuzen eikanderen rotzen en bergen naar 't hoofd wierpen, toen zij om het meesterfchap van den Hemel ftreden, dan kunt' gij u voorftellen, hoe 'er Oppido en haar buurt uitziet. De grond, waar op de Stad gelegen heeft, is een onafgebroken hoop fteenen, en aan den noordkant, bij het Kasteel daar van, is eene diepe bogtige Vallei, alwaar het aardrijk in eene vcrfchrikkelijke wijdte van één gefpleten is, en hier door twee groote meiren gevormd heeft. Dit onheil overviel de Stad in den vroegen morgen van  laS REIZE door. ITALIEN. van 6 Februarij des jaars 17Ü3. De inftorting was zoo fchielijk, dat zesduizend mentenen onder dc puinhoopen begraven wierden. Daarenboven, zagen wij , den gebeelen weg over van Gïofa, nieuw gebouwde huizen en dorpen, als mede groote olijfboomen enz. met de wortels uitgerukt en verward dwarsch over eikanderen liggende. Weder bij onze Speronara gekomen zijnde, fcheepten wij ons op nieuw in, en bereikten weldraa de Faro (*) van Mesfiua , waar wij de Straat inliepen, die Siciiien van het vaste land fcheidt. Waarfchijnlijk zijn de beide landflreeken, in vroeger tijd, dan waar van de Gefchiedenis gewag maakt, door eene foortgelijke Aardbeving als die van 17S3, van eikanderen gefcheurd: althans zoo dagt 'er viroilius over, fchoon deeze echter alleen bet gevoelen van /eschijl lts en dioüorus sicutus, volgt. Ifcc Ioca vi quondam ct vasta convulfa ruina, Disfiluisfe ferunt, cinn protirrus utraqrre tellus Una forct, veioit medio vi pontus, et ujidij Hesperium Siculo lams abscidit ff). #n L. III. I. 414. De C*)Of Capo di Fari, zijnde een voorgebergte In bet Val di Demofia in Siciiien. Het ligt ten Noorden bij de Stad Mesfina, tan den ingang der Zee-engte aldaar, cn heeft zijn naam van een vlek, waar op een Phcrus (Vuurbaak) (laat. Vert. ' Cf) Deez' landen, zoo men zegt, in vröeg'ren tijd flegts één, Zijn door een fchok der aard' met bang geweld gefcheiden, Het golvend clement fchoot bruisfehend tusfehen beiden En fchcurde Itaaljcs ftrand cn 't Sicieljaanfchc in iwceit.  BRIEF XXII. uit MESSINA. 120 • Dé breedte van dit Kanaal is van vier tot twaalf mijlen, en deszelfs lengte van dertig. 'Er loopt eene gellacligè ebbe en vloed in het zelve, fchoon ïnen geen getij in de Middelandfche zee befpeurt? gaande de llroorn zes uitren naar den eenen, en zes uuren terug naar den anderen kant. Terwijl Wij onder het ftedeke Scijlla, thans Sciglo, heen zeilden, zagen wij een bijster groote klip, die in de laatfte Aardbeving van het. Brand gefeheurd en ia zee geftort was. Gij zult u wel kunnen te binnen brengen, dat /eneas door zijn voorfpellenden landgenoot helenus gewaarfchuuwd wierd om zich te wagten voor deeze Straat , welker ftroomen en draaikolken ook zelfs noch heden, in den verbeterden Baat van Scheepvaart, allergevaarlijkst zijn, ■ Ast ubi digrcsfum Sicula; te admoverit ota Ventus, et angusti rarescent clauftra Pelori Lsva tibi tellus, et lonjo Jreva petaniur (Equora circuitu, destrum ftige Üttus et undas (*\ ^n. L. Ifl. 1. 4IO; Naardemaal de Grieken bergen, rotfen, boomen en rivieren als perfoonen verbeeldden, behoeft men zich niet te verwonderen, wanneer men leest, dat sc ij. C**3 Maar, als de wind u voert naar 't Sicieljaanfche Itrandj Alwaar zich de engten van Pelorus reeds verwijden , Poon dan met alle zorg de rechter kust te mijden, En houd, met ruimer koers, geflaég ter linkeï hand; HL Deel. J  l3o REIZE dook ITALIEN. sc ijl la de fchoone dngter was van phorcus •en de Nijmph cretis. De liefde van den Zeegod glaucus jegen haar was oorzaak, dat zij zich de jaloezij en het misnoegen op den halfe haalde van de toveresfe ciuce, welke de fontein, waar in zij gewoon was zich te baden, vergiftigde: en dit vergiftigd water deedt onmiddelijk de gedaantevvisfeling gebooren worden, welke de Dichter befchrijft. Prima heminis facies, et pulchro peetere virgo pube teniis, postrema immani corpore pristis Dclphinnm caudas utero comisfa luportim (*). Xt n. l iii. i. 426. Waar op de arme Nijmph , om haare lcelijkheid te verbergen, zich in zee wierp, alwaar heur min» naar glaucus haar in een rots herfchiep. Haar overbuur charijbdts was een roofziek vrouwmenfch, die de koeijen van hercules Ral, cn, hier over, door een van jupiters donderklooten getroffen zijnde, eene gelijke herfchepping onderging. Ik gelove, dat de overlevering nooit ftcrfr, bij al- (pf) f-Tet bovenlijf is mensch, en wel een fchoone Maagd, Tot aan den navel toe; maar 't verdre lijf beneden Een fchrik'lijk Zeegedrogt, affchuwelijk van leden, Daar 't, aan een Wolvenbuik, Dolphijnen llaarten draagt  BRIEF XXII. uit MESSINA. 13* aldien 'er iets bovennatuurlijks in gemengd is. Het zeevaarend volk van Mesfina zal u vertellen, dat zij, dikwijls, de rots van Scijlla hebben hooren weergalmen van het blaffen haarer honden. Coeruleis canibus refonantia Saxa (*).** jen. h. iu. 1. 43i. (*} En rotzen, die 'c gebas der biaanvve Waterhonden Weérgaimen doep. — — K» BRIEF  13* REIZE door. SICILIEN. BRIEF XXIII. Taörmtna, den a Maart i?83a Het is onmogelijk, de ligging van Mesftna te zien en zich daar over niet te verwonderen; 't zij men het oog flaa op het fchilderachtige, 't zij op het voordeelige daar van voor den handel. De Stad was oudtijds de voornaame marktplaats der Middelandfche zee, en dikwijls de verzaamelplaats der Kruis-vaart Vlooten, op derzelver togt naar Palestina. Een lange en fmalle Brook lands, voor haar uitllekende, kromt zicht als een fikkei of halvemaan , en vormt, op die wijze, een der fraaifte havens van Europa. Dezelve is zoo diep , dat de diepst gaande Schepen vlak aan de werven kunnen liggen, en tegelijk zoo binnenlandig, dat de zwaarBc ftorm daar aan naauwlijks eenige fchade kan toebrengen. Wel is waar, dat het inkomen gevaarlijk is, doch meer, gelove ik, uit hoofde van dé ftroomen en draaikolken bij den Vuurtoren (Faro) en in de Straat, dan wegens eene oorzaak van binnen. Voor de Aardbeving van 1783, leverde het voorkomen der Stad, van den water-kant, een van de rijkfle tooneelen op , 't geen niemant, die niet vol- Ba-  BRIEF XXIII. uit TAORMINA, 133 flagén ongevoelig was, met onverfchilligheid konde aanfchouwen. Thans is het een deerlijke fchilderij van verwoesting. Aan die zijde van de Haven, waar de Stad ligt, ftondt een gelijkvormige rei van huizen, niet ongelijk aan de wasiende Maan, te Bath; waar van noch de voorgevels te zien zijn, en die zich, zelfs in derzelver ruïnen, grootsch opdoen. Schoon de fchudding niet zoo hevig was te Mesfina, als te Oppido, liep echter geen gebouw vrij. Verfcheidene lieden, die dit vreesfelijk fchouvvfpel bijwoonden, hebben ons verhaalt, dat, op den 6den Februarij, de grond eene beweging maakte, gelijk een rollende zee, maar in verfchillende richtingen ; dat dezelve nu eens tot eene verbazende hoogte zich verhief, en dan eens in een diepen afgrond nederzonk, meestal gaapcnde, en het ellendig volk inzwelgende. Daar het muurwerk van de huizen ftaan bleef bij het inftorten van de daken, wierden zulkcn van de ingezetenen, die in hunne veifgsters en fcboorfteenen gevloden waren, gered ; doch hunne aandoeningen , geduurende dien onzekeren tusfchentijd, moeten verfchrikkelijker geweest zijn, dan de dood, dien zij ontvloden. Welk een tooneel van jammer.' welk eene ftrenge waarfchuwing voor het overfchot der burgeren, om hun trouwloozen grond te verhaten, die bijnaa in eenen geduurigen ftaat van ftuiptrekking is ! Maar hoe vruchteloos; daar zij bezig zijn om de Stad te I 3 her-  134 REIZE door SICILIEN. herbouwen, en in barrakken, buiten de wallen, zich onthouden, tot dat hunne huizen gereed zijn, om betrokken te worden. Dit is het fterkfte blijk , waar vau ik ooit gehoord hebbe, hoe onverantwoordelijk de luiden ingenomen zijn met, en verzot op , de plaats hunner geboorte: overmits zij zelden aan dergelijke onheilen zouden bloot ftaan, bij aldien zij zich op een ander gedeelte van Siciiien wilden nederzetten. Dit doet mij geloven, dat 'er eene verbaazende onderaardfche holte plaats heeft, welke zich van den berg Aïtna tot de Calabrien, en mogelijk wel tot den Fefuvius, uitftrekt, en dat deeze geduurige fchuddingen veroorzaakt worden door de uitbarsting van de vuurltoffe, welke zij bevat. Dan dit is flegts eene onderllelling, welke eenigüjk rust op de geftaadige en onveranderlijke richting van de fchokken. De oudheid van Mesfina is van een zoo vroege ..Dagtekening , dat haar oorfprong geheel in het fabelachtige verholen legt. In het zesde Boek van t he uc ij di des, gelijk mede bij strabo en pausanias, vinden wij van haar gewag gemaakt, als behoorende onder de Griekfehe Beden van Siciiien. Dc Stad droeg eerst den naam Zancie naar de gedaante van het land , welke haar Haven in een S.eisfen of Sikkel vormt; in de Oude Siciliaanfche taal Zanc/ts geheten ea uit die taal, door c al limachus , in het Grieksch overgenomen. anaxilus, Koning  BRIEF XXIII. uit TAORMINA. 135 ning der Rhegiërs, maakte zich meester van de Stad, en veranderde haar naam in dien van Mesfina. Omtrent 140 jaaren naa dien tijd, wierdt zij, op eene verraaderlijkc wijze, overmeesterd door de Mamertinen, eene barbaarfche horde vau zwervende Campanïèrs, of, gelijk zommigen willen, van Samiërs , die, op last van het Orakel van apollo, uit hun land verdreven, en, door die van Mesfina, liefderijk ingenomen waren. Zij gaVen 'er den naam van Mamettina aan, en n^e nde een foort van wijn, die aldaar valt, Mamertinum. De eerfte deezer benaamingen geraakte weldraa in vergetelheid: doch de Wijn bleef noch veele jaaren onder den laatftcn naam bekend, en was zoo voortreffjlijk, dat 'er plinius van gewag maakt, als van den vierden wijn, die op de maaltijd van cesar.., bij de aanvaarding van zijn derde Coniülfchap, voorgerend wierd. De andere foorten waren de Falernifche, en Chiofche en Lesbifche: — waar van ik u van elk foort gaarne een pijp zou willen zenden. — De verovering van Mes firn, door de Mamertinen, deedt den eerften Punifchea (Rartaagfchen) oorlog ontdaan. Het was, bij die gelegenheid, dat haare Burgers onderdaanen wierden van het Romeinfche Volk, 't welk zij met zoo groote getrouwheid dienden, dat de Raad bun verfcheidene voorrechten en vrijdommen verleende. Ook is de Stad, in de Gefchiedenis, vermaard als een voorganger van de overige SiciliannI 4 fche  136 REIZE door SICILIEN. fche fieden , in het verdrijven van de Sarageemn uit het Eiland. Naa dat wij de veretschte onderrigting hadden ingewonnen, bij onzen Cooful, Signor anfusi, voor een togtje door het Eiland, huurden wij Muilezels, en vertrokken van Mesfina. Wij namen onzen weg langs het zeeftrand, van waar wij de verrukkeiijkfte gezichten hadden. — Rhegium, de uitterlte voorgebergten vau Italien, en de hoogte van Mesfina, op welke zoo meenige dappere zeedag voorviel; doch geen meer dapper dan die van het jaar 1718, waarin Sir george isijng de Spaanfche Vloot vernielde, en george p ocock voor de eeritemaal zijn degen trok voor 'e Vaderland, dien hij, gelijk gij weet, bij de ver-, overing der Havannah, in de fcheede Rak. Eenige mijlen gereisd hebbende onder een keten van hooge rotfen , vertoonde zich eensklaps de kust geheel open voor ons, en tegelijk geen minder be, langrijk voorwerp dan de Mtna, of, gelijk die hier genoemd word, Mon- Gibello; een voorwerp, dat, hoe wonderfpreukig zulks ook mag luiden, misfehien bet aanuenaamire en tegelijk het vreesfelijklte der waereld is. De kruin ligt altoos bedekt met bevrozen fneeuw, terwijl het binncnRe van den berg in eeuwigen gloed (laat. Aan den eenen kant is hij geheel bar, en zonder gras Pf loveri aan den anderen, daarentegen, met oa- op-  BRIEF XXIII. uit TAORMINA. 137 ophoudelijk groen bekleed. Gij kunt daar op, in de zomermaanden, van een klimaat zoo koud als dat van Scandinavien, tot een zoo verfchroeijend als de dampkring van Guinée overgaan; en tusfehen deeze beiden uitterften zijn verfchillende graaden, onder welken allerleie aardgewasfehen weelig kunnen groeijen. Gelukkig land, zoo niet Slavernij en Bijgeloof het lot uwer bewooueren waare! Terwijl mij met eene aangenaame verwondering op alle deeze vertooningen tuurden, bragt onze Gids ons in een huis van gering voorkomen, om 'er zijne Muilezels .te laaten pleisteren. Een mandje met verfche Anchavis en eenige Eieren gevonden hebbende, leverde onze Italiaanfche knegt ons daar van, rasch, eene keurlijke fchotel gebraaden visch en een lekkere ftruif, waar bij de goede vrouw van het huis een bol broods,' witter, dan ik ooit gezien hebbe, nevens een vies wijn voegde , die ongemeen hardfterkend was. Wij ondervonden toen, dat wij op Siciiien waren, overmits men, in geen ander land, zulk een onthaal bij een geringen boer zou aantreffen. In de wijnbergen van Burgonje en Champanje, is de drank van den gemeenen man weinig beter dan fletfche a;-:ju; maar hier ontbreekt het hem aan geen getuigen wijn, die zelfs al te flerk is, om, zonder met veel water verlengd te worden , voor dagebjkfehen drank te dienen. I S Wij  13$ REIZE door SICILIEN. Wij zetteden onze reize voort tot in den avond, onder de koesterende warmte van eene ondergaande zon: terwijl gij, in Engeland, misleiden van koude klappertand ; en kwamen, omtrent tien «uren, aan de hooge Stad Taörmina. Daar men in deeze plaats geen herberg of logement vindt, hadden wij ons zeiven, ttMe-fina, bij onzen Conful, van een brief voorzien aan de Monniken van het Kapucijner Klooster: doch ongelukkig hadden zij thans hun Viütator bij zich, wanneer de wetten hunner orden hun niet toelieten, om een reiziger intenemen. Liefdeloos bevel! dat zeker weinig voegt aan de Broederfchap van St. franciscus, die zelve een reiziger en bedelaar was. Wij waren des genoodzaakt om eene andere fchuilplaats te zoeken, ten einde onze vermoeide leden te laaten ui'rusten: maar hadden lang werk, om ergens ■onder dak te komen, tot dat een particulier Heer van de plaats, op ons verzoek, ons, door zijne tusfeheukornst, twee kleine Cellen bezorgde, in een Augurriner Monniken klooster; alwaar wij ons avondmaal hielden met brood, geitenmelk en honig, en zoo frisch fliepen, dat alle onze vermoeidheid van den voorigen dag geheel geweken was. Wat zoude menig een hebben willen geven voor zulk eene verkwikkelijke nachtrust ? Den volgenden morden, deeden wij eene wandeling om de Stad. Volgens het verhaal, in het 16de Bock van dioDorus siculus, is zij gebuwd door andronicus, den Vader van den Gefchiedfchrij- vei-  BRIEF XXIII. uit TAORMINA. 139 ver timeus, op den berg Taurus, waar van zij gedeeltelijk haar naam ontleend, julius caesar vestigde daar in eene Romeinfche volkplanting, die haar met prachtige gebouwen verlierde, waar van de overblijfzcïs van een Scheeps-fchouwburg, een Waterkom, en een Schouwburg, noch te zien zijn. In den cerlten zagen wij, op twee of drie van deszelfs Beenen, met Griekfehe letters, Taörmina gehouwen. De laatfte is eene prachtige ruïne, lig. gende aan het noordelijk einde van de Stad en aan den kant van een berg, die over zee hanst: van waar wij overal rond konden zien, aan de eene zijde op de ommeltreeken van Mesfina, en de Branden van Calabrien, daar tegen over; en aan den anderen kant op JEtna. en de geheele oostelijke kust van Siciiien. Wij zaten boven op deeze vervallen muuren, peinzende over de verfcheidenheid van fchilderachtige tooneelcn, welke deeze bekoorlijke kust oplevert, en onder den voorfmaak van het genoegen, 't geen wij Bonden te ontfangen in eene meer naaüwkeuring naafpooring van dezelve, tot dat onze Gids ons kwam zeggen, dat het onmogelijk zou wezen, onze voorgenomene reize te volbrengen, bij aldien wij ons vertrek noch langer uitllelden. Be-  I4« REIZE door SICILIEN. Benediktijner Kluoter, bij Nicolofi, den 3 Maait, Van Taörmina vertrekkende, trokken wij over de rivier Ach, waar van de Griekfehe en Latijnlelie Dichters zoo dikwijls zongen, acis was (bij aldien 'er eenige waarheid in de Fabelgefchiedenis fchuile) de zoon van faunus en de Nijmph sim.'Sthis. polijph'e'mus ziende, dat GALATéA deezen, boven hcmzclven, den voorrang gaf, bragt hem, in een vlaag van minnenijd , om 't leven; maar GALATéA veranderde hem, uit medelijden met zijn lot, in een rivier. Meer waarfchijnüfk echter heeft de rivier haar naam Acis,oï a*' Arfena, een luide ftem roepen: ,, och mijn Friend, mijn Lo* „ renzo!" en onmiddelijk bevondt hij zich in de armen van fezulah. In het eerst was hij buiten zich zeiven van verwondering en vreugde; maar hoe fclrielijk veranderden deeze aandoeningen, in die vau de dicplte fmert, toe hij aan fezulah 's  BRIEF XXIII. uit CATANIA. 153 la u's ketenen ontwaar wierd, dat deeze een flaaf was! Hij was door eene Genueefche Galei , op zijne reize naar Akppo, genomen. Gij hebt reeds gezien, dat edelmoedigheid en dankbaarheid de heerfchende neigingen van lorenzo's boezem waren: en aan deezen befloot hij thans, alle andere overwegingen opteofleren. Naa dat hij zijne beurs met zijn ouden makker gedeeld had, nam hij affcheid van hem, onder belofte van, binnen twee maanden, weder in Genua te zullen wezen. En hij hieldt zijn woord. Zoo draa was hij niet op Siciiien te rug gekomen, of hij verkogt zijne kleine landhoeve, fchoon met groote fchadé, en loste met de gemaakte kooppenningen zijn vriend, dien hij naar zijn land te rug zondt. fezueah hadde, onlangs, lorenzo te Catania een bezoek komen brengen, alwaar zij beiden zich noch bevinden, en heeft niet alleen zijn landgoed weder voor hem ingekogt, maar hem eene aanzienlijke fomme gelds gefchonken. Zulke daaden mogen door zommigen, die meer voorzigtigheid dan menscblievendheid bezitten , voor dweepig gehouden worden; dan ik befchouw dezelven als echte deugd: en het fmert mij alleen, dat ik geen deel kan hebben aan de vriendfchap van fezulah en lorenzo. K 5 Sif  %$l REIZE door SICILIEN. Sijraevfa-y den 7 Maart. Van Catania trokken wij, door een vruchtbaare, fchoon verwaarloosde landftreek, latende Hijbia aart onze rechtehand liggen. Dit Hijbia was weleer vermaard wegens deszelfs honig, gelijk wij, bij plinius, den ouden, en verfcheidene andere Schrijvers lezen. Inderdaad deeze gantfche gelukkige kust was even vruchtbaar in keurige honig, als Hijbia; wegens de algemeene zagtheid van klimaat, en de oneindige verfcheidenheid van aromatike bloemen voor de beijen. Eenige mijlen verder trokken wij over de L v i R G. /Ened. E. III. 1. Coc* Ik las, onlangs, den ïichtften Herders-zang de3 zevenden Boeks van tiieociutijs, over dit onderwerp: maar ik heb liet te druk om dezelve te vertaaien of alleen over te fchrijven. De Fontein Arethufa is een heldre ftroom (uitgenomen wanneer hij, gelijk dagelijksch het geval is, bemorscht word, door het vuil linnengoed der Sij« racufaanfche waschvrouwen) lopende, benedenwaarts van Ortijgia, naar zee. De Dichters, weet gij, vertellen ons, dat a r e t 11 u s a de Dochter was van-n e r e us cn do ris, en eene Nijmf van diana. Om dc omhelzingen van alph/E* us — — — Vlak voor Sicanie's boezem, En, tegen over, waar 't 1'lcmmijrisch voorgebergt Op zijne ftoute borst der golven woede tergt, Verheft een eiland zich, Ortijgien geheten; 't Was herwaarts (naar de faam vanouds ons beeft doen weetenj Dat Alpheus, Elis vliet, door minne diep gewond. Zich, heimlijk onder zee, een flillen doorgang vondt; Die Alpheus, Arethuz'1 die met Sieilje's baaren Als nu door uwen mond zijn zuivren vloed mag panrcu.  BRIEF XXIII. uit SIJRACUSA. 159 us te ontwijken, nam zij de vlucht uit Griekenland naar Siciiien, waar zij in een Fontein herfchapen wierd, en haar minnaar in een Rivier, die zijn water met het haare willende vermengen, onder de zee doorliep, en wederom in haar kanaal boven kwam, waar in zij tegenwoordig vereenigd zijn. Het is verbazend, dat zulke verllandige mannen, als pausanias, plinius, de oude, enz. hebben kunnen onderftcllen, dat het water van deeze Fontein het zelfde is met dat van de Rivier Alphceus in Peloponnefus: en echter deeden zij dit waarlijk, gelijk het noch heden door veelen geloofd word. Wij hebben Neapoiis, Tijcha en Achradina, overal doorgelopen, en de overblijfzcïs van Waterleidingen ontdekt, als mede fondamenten van Amphitheaters , en die van verfcheidene andere gebouwen weleer den voornaamften pronk van Sijracufa uitmakende. Van Ortijgia tot aan het Kasteel Eurijelus , of het noordelijk einde deezer driehoekige Stad, is de afftand van acht mijlen. Ik heb niet llegts haare ruïnen, maar ook die van Labdalum bij de Epipohe naamen , welken men dikwijls bij tiiuc ijdide s, plutarchus, livius enz. ontmoet, opgefpoord. Wij konden echter noch het huis van timoue0n, noch het graf van arciiimedes, 't welk cicero ontdekte, vinden: maar wij zagen de  I6b REIZE door SICILIEN. de Latomiis, of fteenkuilen ( * ) , waar in de Athenienfers, die, naa de belegering van Sijracufa gevangen raakten, opgelloten wierden, en, geduurende zeventig dagen (volgens de aantekening van thucijdides) alle de jammeren, uitftonden, welke verwaarloosde en in zulke gaten opgeflotene lieden konden overkomen. Mij fchiet eene kleine anecdote te binnen, bij plutarchus te vinden, nopens deeze ongelukkige zoldaaten, als hebbende eenen zeer diepen indruk op mijnen geest gemaakt. „Om hunne llavernij, te verzagten , waren zij gewoon deeze en geene plaatfen optezeggen uit euripides; (want ieder Athenienfer was wel opgevoed en een vuurig minnaar van het Toneelfpel) 't geen hunne meesters dermaate bekoorde, dat zij, dezelven van hun geleerd hebbende, hun de vrijheid fchonken; met last, om t'huis komende, hem te bedanken, aan wiens Poëzij zij dezelve verfchuldigd waren." Ik houde mij verzekerd, dat dit waarlijk gebeurd is, om dat het mij zeer natuurlijk voorkomt. Want zeker zou shakespear dezelfde uitwerkerking op mij gehad hebben, als Euripides op de Sijracufers. Deeze Latomits zijn in de Orangerie van een (*) De Graaf n: noRCH meent, dat de Latomien begraaf plaatfen geweest zijn van ongelukkige Sijrakufers, welken nioNijsrus, in de gevangenisfen, daar aan verbonden, had opsloten. Zie diens lidzen dow Siciiien en Sfaltha, bï. 95 Vert.  BRIEF XXIII. uit SIJRACUSA. 161 een Kapucijner Klooster, waar in wij afdaalden. Een ander van dezelven draagt den naam van U orecchio di Dionijzio, of het oor van dionijsius: en zulks uit hoofde van deeze omftandigheid. Boven in deeze Grot, is een kamer, waar in het zagtfte gefluister van beneden door een dunne pijp opklimt en onderfcheidenlijk gehoord word (*). De vertelling luidt, dat dionijsius gewoon was, de aanzienlijkfte burgers in deeze plaats op te fluiten, ten einde door middel van deeze uitvinding te ontdekken, wat zij van hem zeiden, en de eedgefpannen voorrekomen. Maar deeze Anecdote verdient bij mij even veel geloof, als het onder zee doorlopen van Alph&us. Credat hoe Judaus &c. De zoo aanftonds genoemde Reiziger leidt den oorfpron? deezer benaming af van de gedaante der Grot, welke zeer juist niet het maakzel van een Oor overeenkomt. Vcrt. III. Deel. L   REIZEN door ZWITSERLAND, ITALIEN, SICILIËN EN DE GRIEK.SCHE EIJLANDEN naar K O N S T A N T I N O P OLE N; EN VAN DAAR TE RUG DOOR EEN GEDEELTE VAN GRIEKENLAND, over RAGUSA EN DE D A L M A T I S C H E E IJ L A N D E N, IN DE JAAREN 1787, 1788 EN 1785-. door THOMAS WATKINS, A. M. UIT HET ENGELSC11 VERTAALD,. VIERDE DEEL. te haarlem, b ij F RA N § O IS EO H N, mdccxc vi.   INHOUD VAN HET VIERDE DEEL. BRIEF XXIV. Groote Haven van Sijrakufa. Athecnfche en Romeinfche Betereringen, archimedes, theoc ritus. Slegre Herberg, Reize naar den AJlnarus of Falcmara. Cipo Pasfaro. Herbergzaamheid des Rentmeesters van den Baron di borgio. Spacca furna. Terra Nuora. Alicata. Palma. Reize naar Gergei.U; deszelfs ligging, en korte gefchiedenis; ruïnen deezer Stad. Anecdote van ZEuxES. Vrugtbaarheid van 't land. Fiacca. Ilelici. Schoone Siciliaane. Selinuntwn. Reusachtige ruïnen. Verwoesting der Stad, door hannieal. Reize naar ■ Mazzara . . . Uladz. 1—25. BRIEF XXV. Mazzara. Trapani. Berg Erijx. Segcsta. Alcamo. Weg naar Paler.no. Befchrijving dier Stad. Gastvrijheid en pracht van den Onderkoning. Algemeen bericht van Siciiien. 26—39. BRIEF XXVf. Terugkomst te Napels. Uitbarsting van den Vefuvius. Tweede bezoek aan denzelven. Korte gefchiedenis van Napels. 40—48 . BRIEF XXVII. Romtn. Herhaald bezigtigen van Schilder- cn Beeldhouwftukken.. Inleiding bij den Paus. Reize naar Narnl. Brug aldaar. Ternl. La Cascaia delle marmore. Loretto. La Santa Cafa. Aneotia. San Marino. De RaUton. Cologne. Cents. Padua. Aankomst te Penetien. Het trouwen van den Doge met de Adriatifche Zee . . 49—63. BRIEF XXVIII. Venetien. Haar zonderling voorkomen. II Rialto. St. Markus Plaats &c. Leeuwenbekken. De'' Zecca. Brogh. San Georgio Maggiore. School van San Roem. Het Tuighuis. Opkomst van Venetien. Deszelfs Gefchiedenis 63—87. * » BRIEF  INHOUD. BRIEF XXIX. Eene Anecdote. Gezelfchappen te Venetien. 11 Cavalkro F o scarini. Graaf' martinengo. Opera. Levenswijze, Koffii - Kamers Casfini. Concerti. VUlagutura van Pcdua. Padua . . Bladz. 88—100. BRIEF XXX. Infcheping op Kmijlantinopolen, Gezicht op Venetien van een afgelegen Eiland . . 101—102* BRIEF XXXI. Vertrek van Venetien. Pola. De Adriatifchc Zee. Reize naar Corfu. Het Eiland. Deszelfs inwooneren. Van ouds bekend onder den naam van Ph&acia. In.dc Odijsfta als ook bij Thucijdidcs vermeld. De Tuinen van alcinous 103—111. BRIEF XXXII. Vertrek van Corfu. De M'nnaarsfprong. Zante. De Venetiaanfche Vloot. Peloponncfus. De Strop/iaden. Sphaeteria. Cerigo. Gezicht van Kreta, van Argos en Helos. Befchrijving vau het laatfte Eiland . . 112—131. BRIEF XXXIII. Attica. Capo di Colonne. Ppjra. Lesbos. Tenedos. Kust van Troijen. Gedaante van het land. Troijcn en Ilium. Ligplaats der Griekfehe Vloot. Graf van 4op 11les &c. Berg Ha. . . 73:—151. REI-  REIZE DOOR SIC ILIEN, D E GRIEKS CUE EILANDEN, ENZ. B, R I E F XXIV. Sijrakufa., den 10 Maart. TV J-^och maar weinige jaaren geleden, las ik, met het grootfte vermaak, de verhaalen der belegering van A)>rtX'«y?z,.inTnuc]jDii)Es,als mede in denA7/«ctas van plütarchus; maar weinig dagt ik toen , 'int ik ooit zoo gelukkig zou wezen, van deeze belangrijke Stad een bezoek te geven, of te zeilen en te wandelen aan die plaatfen, waar van de enkele befchrijving mij zoo veel genoegen verfchafte. - Echter heeft mij dit thans mogen gebeuren: en ach hoe groot is het vermaak, 't welk ik daar bij ondervonden hebbe! Gisteren huurden wij een boot, om de groote haven te bezien; wanneer men ons overliet I-ijfimelinanfche meir roeiden naar den mond van JV. Deee. A (leri  * REIZE door SICILIEN. den Anapus, die veel fmaller is, dan ik gedagt had, fchoon helder en diep. Aan deszelfs oevers vonden wij den Papijrus, — die den ouden Egijptenaaren voor papier diende. Aan de overzijde aan land getrapt zijnde, wandelden wij een vierde van een mijl naar een langzaam opgaande hoogte; alwaar twee door het weêr ingevreten kolommen ftaan, de ccnigfte overblijfzels van den vermaarden Tempel van Jttpiter Olijmptis. De Atheenfche bevelhebber nicias wilde, uit godsdienftige beginzels, geen bezit nemen van deszelfs fchatten: doch geheel anders was het gedrag van den jongen dijonijsius, gelijk gij befpeuren zult, uit de volgende Anecdote, door valertus maxim us geboekt. In den zeiven ftondt een fraai gewrogt ftandbeeld van den voorzittenden God, met een gouden tabbaard omhangen. Dit kleed liet dijonijsius 'er van afnemen, latende het, in plaats hier van, met een Wollen gewaad omhangen , onder voorvvendzel, dat het eerlle te warm in den Zomer, en te koud in den Winter , maar dat het laatfte ongemeen gefchikt was voor alle jaargetijden. Het was ook deeze tempel, waar uit verres, door cicero, bcfchuldigd wierd, een godlijk beeld geftolen te hebben. Een weinig ten Zuiden en Zuid-Oosten van den zeiven, lagen de Athenienzers met hun leger en vloot, toen zij Sijrakufa belegerden. Daar alle bijzonderheden van deeze gewigte gebeurtenis mij noch versch in het geheugen lagen, was ik ongemeen in min fchik, fchoon ik dikwijls onder het gaan tot aan  BRIEF XXIV. uit SIJRAKUSA. 3 San mijn enkels in den modder flapte: want de oevers zijn nog even drasfig, als ze ten tijde van. thucijdides, volgens diens befchrijving, waren. Bijkans een uur, vrugteloos, gezogt hebbende naar het een of ander onwaardeerbaar flukje van Atheenfche Wapenen of Wapenrusting, op deeze belangrijke plek: alwaar wij ongetwijfeld van een roestige naald, die wij 'er mogten gevonden hebben, de kop van een boog zouden gemaakt hebben; begaven wij ons, langs de kanten van het water, naar Pkmmijrium. Hier poogden wij dc overblijfzcïs van deszelfs aloud kasteel na te fpooren; 't welk de Athenienzers op denzelfden dag verloren, toen zij op zee een voordeel behaalden. Wij flapten vervolgens weder in onze boot, en landden aan het klip-eilandje vlak daar tegen over, alwaar een Zegeboog, ingevolge van deeze overwinning , was opgercgt. Van daar lieten wij ons over de Straat roeijen, waarin het laatflc treffen voorviel tusfehen de belegeraars en belegerden. De Athenienzers, in plaats van in hunne onderneming tegeti Sijrakufa te Hagen, zagen zich, door een reeks van tegenfpoeden, in den deerlijkflen toefland gebragt, en eindelijk in de groote haven opgefloten, aan welker mond de vijandelijke vloot lag, om hen het ontkomen te beletten. Om, in deezen (laat, niet in de magt der Sijrakufers te vallen, bcfloten zij tot een beftisfenden flag, ten einde met geweld uit de haven te geraaken. De befchrijving van deezen ftrijd- las ik bij THUCijDiDF. s, en hebbe de moeite genoA 2 men  .4 REIZE door SICILIEN. men om ze voor u te vertaaien, of, laat ik liever zeggen , de hoofdzaaklijke mening daar van (want ik wil niet voorwenden thucijdides over te zetten) af te fchrijven: komende zijn verhaal kortelijk hier op neer. „ Terwijl de Scheeps- ftrijd met gelijken moed „ wierd gaande gehouden, wierden de gemoede- ren der wederzijdfche zoldaaten, die langs het 5J ftrand gefchaard ftonden, niet weinig geflingerd ,, en aangedaan: die der Sijrakuzers, heet op de overwinning zijnde, om nieuwen roem te behaa,, len : die der Athenienzers , welke hen aan- vielen, om in geen nog erger toeltand gebragt te 5, worden. Daar zoo wel deezen als gecnen van hunne vlooten afhingen, was de bekommering, onder beiden, voor den uitflag van het gevegt, ,, boven alle verbeelding: en gevolglijk zagen zij het met eenzijdige en verfchilleude oogen aan. Vermits de ftrijd zoo naabijwas, en allen dien „ niet aan een gelijken kant befchouwden, fchep- ten zommigen, ziende dat de hunnen flaagden, „ moed, en baden de Goden, dat het vooruitzicht „ van ontkoming, 't geen zich voor hun aanboodt, „ hun niet ontvallen mogte. Maar anderen , befpeu- rende, dat hun volk het te kwaad begon te krij„ gen, legden hunne gemoedsaandoeningen door ,, gekerm en jammerklagtcn aan den dag: zijnde „ veel meer te neêrgeilagen op het gezicht, dan zij „ die afgeflagen wierden. Anderen wederom een „ ge-  BRIEF XXIV. uit SIJRAKUSA. $ „ gedeelte ontwaar wordende, waar bij de over» winning twijffelagtig fiondt, door het geraas van „ het gevegt even Berk in hunne lighaamen als ziej, Jen getroffen wordende, wierden uit dien hoofde 3, geweldig geflingerd: want het verfcheelde altijd „ maar weinig of zij ontkomen zouden, of verloren gaan. Zoo lang de vijandelijke vlooten met s, een gelijk voordeel vogten, hoorde men, m het ,, Atheenfche Leger, een verward geluid van ge„ kerm, van gejuich, van overwinning, van ne„ dcrlaag: en zoo veele andere kreeten, als een ,, groote hoop krijgsvolk, in een uittcrst gevaar, „ genoopt kan worden aan te hellen. Die zich op ,, de vloot bevonden , waren op gelijke wijze aan,, gedaan, tot dat eindelijk deSijrakuzers en hunne 3, bondgenooten ( naa dat het gevegt een geruimen tijd geduurd hadde) blijkbaar de overhand be,, kwamen, en de wijkende Athenienzers naar het „ Brand volgden, elkanderen, onder een geftadig „ geroep, aanmoedigende. Terwijl, hierop , zoo „ veelen van de Schepelingen , als niet in 's vij„ ands handen gevallen waren, hier en daar aan ,, land Rapten, en, in verwarring, naar de leger,, plaats vloden, volgden de zoldaaten, die op ,, het Brand het gevegt hadden aangezien, ditvoor,, beeld: doch, al fteenende en kermende 't geen ,, 'er gebeurd was vernemende, keerden deezen zich „ in allerijl wefirom , ten einde de vloot te hulp te 5, komen, en het overfchot der wallen te bewaaren, „ dooreenen gemeenen aandrang in deezen voortgeA 3 fiuuwcl  15 REIZE nooa SICILIEN. „ ftuuvvd wordende. De overigen, die wel den „ grootflen hoop uitmaakten , zagen onmiddelijk „ naar een goed heenkomen. Met één woord de „ fchrik bij allen, op dien tijd , was nooit grooter 5, te voren geweest (*,)." Na dit mislukt beleg, achtten de Sijrakufers hunne Rad onverwinnelijk,. tot dat zij van het tegcnr deel overtuigd wierden , door ma u cellus, omtrend twee eeuwen, naa deézen ecrften aanval. Dc befchrijving welke livius ons geeft, van het geen 'er bij den overwinnaar omging, toen hij zich in de ftad bevondt, is een der fchoonlte plaatfen in zijne Gefchiedenis. ,, Toen marcel ms (zegt hij) de wal3, len beklommen hadde, en, van het hooger deel „ der Stad, Sijrakufa, op dien tijd onder de ,, fraaifte Steden der waereld gerekend, overmees- terd zag; verhaalt men , dat hij over haar ge- weend hebbe; deels van vreugde over zijn geluk3, kig flagen in eene zoo groote onderneming, deels „ op de overdenking van haare voorige vermaard„ heid. Hij errinderde zich de Atheenfche vloo„ ten, die in den grond geboord waren ; de twee „ groote legers, met derzelver twee beroemde be„ velhebbers, die verilagen waren; de verfcheidene oorlogen, die men, met zoo veel gevaars , tegen „ de (*) Zie thucijdides. Lib. VII. cc.p. 7i.  BRIEF XXIV. uit SIJRAKÖSA. 7 ,, de Karthagers gewaagd hadde, zoo veele en zulke vermogende dwingelanden en koningen, onder welken de onlangs overledene hiero, die, bo,, ven alles , wat zijn deugd en goed geluk hem ver,, leend hadde, zoo zeer uitftak door zijne mildheid „ jegen het Romeinfche volk. Wanneer hem dit „ alles in den geest drong, gepaard met eene anderc overweeging, dat alles in een oogenblik in „ vlam konde Baan en tot asfche verteerd worden; ,, zondt hij, voor dat hij naar Achradina opbrak, eeni,, gen naar de Sijrakuzers, die tusfehen de Romein„ fche posten waren ingeflotcn , om hen, door „ vriendelijke woorden, tot de overgaave der Stad ,, te bewegen (*)." Het was op dien ongelukkigen dag, dat A r c ri i m edes van kant geholpen wierd.- Zelfs onder de plondering van Sijrakufa vondt men hem Baan kijken op zekere Wiskonftigê figuren, welken hij op den grond getekend had: in welke houding hij door een zoldaat wierd afgemaakt, die, hem niet kennende, den wensch van marcellus verijdelde, om een zoo beroemd man te fpaaren, en de waereld vau haar grootfte fieraad beroofde. Sijrakufa was de wieg en bakermat van mecnig ander doorluchtig perfoon , onder welken ook tiieocritus was, de prins der Herderzangers. Deeze onderging nog harder lot, dan dat van archimedes: althans indien men onderftelleu mag, dat ovidius, op hem, Livius Lib. xxv. tap. 24. A 4  8 REIZE door SICILIEN. hem, in zijn Ibis (lin. 550.) zinfpeelt, wanneeF hij zegt: Utve Sijracofio prKitricta fauce poeta; Sic anima; lanueo fit vita claufa tme (*> Een der brieven van de Hertogin van san clemente hielt aan den Ridder undolina; maar deeze was van huis; fchoon zijn zoon, een kundig en wellevend jong heer, ons veel oplettendheid bewees , en ons bij den Governeur en zijne Dame inleidde. Onze herberg was een fomber verblijf, gelijk gij zult befpeuren , wanneer ik u melde , dat de wind in mijn llaapkamcr drong langs vier vcrfchillende wegen, — door het vengsterraam, de deur, den vloer en den zolder. Dc muuren hadden nog een gering teken overgehouden van een oud wit befchilderd doek; en het huisraad van dit fraai vertrek beftondt enkel in een doel met een ton; welke laatfte, bii een fchraalen wijn-oogst, voor een bekwamen tafel kon gediend hebben. Eten en drinken echter hadden wij 'er goed. Dagelijks hadden wij, bij het middagmaal, de dertien kcurlijke foorten Van Muscaat - wijn, die rondom de Stad grocijen, op onzen tafel. Onze Malthezer Speronara is hier aangekomen, waar mede wij voornemens zijn de kust langs te vaaren, van hier tot aan het Pachijniaansch Voorgebergte , hodie , 77 Capo Pasfaro. T&r- En dc cil7cn v"'"e farf, tii'c Thcocriet deedt fneevcn, De welverdiende koord) zij u ten loon gegceven.  BRIEF XXIV. uit TERRA NUOVA. 9 Terra Nucva, den 14 Maart. zeilden, met een frisfche koelte, van Sijrakufa, en, binnen weinige uuren, kwamen wij aan den mond der Falconara, of van den Afinarus van thucijdides, berucht door de nederlaag en gevangenneming van de Athenienzers onder nic 1 a s, die gepoogd hadde, op den derden dag van den laatften noodlottigen flag, een aftogt te verkrijgen. „Toen zij (zegt deeze Gefchiedfchrijver) ,, aan den oever der rivier kwamen, Hortten zij, ,, in alle verwarring, in dezelve, elk om het zeerst „ verlangende zich aan den overkant te bevinden; „ terwijl de vijand, op hen aandringende, de over,, togt moeilijk maakte: immers, op die wijze met ,, geweld voortgeftuuwd wordende, vielen zij over ,, eikanderen, en vertrapten de een den anderen. „ Ook kwamen 'er eenigen, die op de punten van hunne zwaarden vielen, onmiddelijk om het le» „ ven; terwijl anderen, in bet water aan elkan„ deren vast raakende, vielen , en met den Broom 5, weggefleept wierden. Ettelijke Sijrakuzers, de rivier verder-op voortgerukt zijnde, alwaar de „ oever hoog en Bijl was, flóegen de Athenienzers, die gulzig het troebel water uit hunne handpal,, men dronken, met hunne werpfpiesfen: terwijl „ de Peloponnezers , in den ftroom afklimmen*3, de, nog een veel grootere menigte van hun af„ maakten: zoo dat de rivier oogenblikkelijk beA 5 35 d°i>  lo REIZE door SICILIEN. „ dorvcn was. Evenwel dronken zij niet te minder van dit met bloed en llijk bemorscht water: ja „ vogten 'er zelfs met eikanderen om (*)." De vermaarde ftroom beantwoort in allen opzichte aan de befchrijving van i n o c ij o i d e s. De landftreek daar omtrent is bergachtig, en doet zich, naar alle waarfchijnlijkheid, op gelijke wijze, als in dien tijd, op. Digt bij den Afmarus ftaat een eerwaardige zuil, door die van Sijrakufa ter gedagtenis van hunnen zegenpraal opgerigt: cn omtrent vijf mijlen daar van daan ligt de Stad Noto, of het oude Nè'étum. Wij zetteden onze reize voort , onder eene fteevige koelte, tot aan Kaap .Pasfaro, van waar wij tot Maltha meenden over te ftceken; maar de wind (fchoon in ons voordcel) was zoo hevig en de zee ftond zoo hol, dat het onmooglijk was, om dit, in eene Speronara, te ondernemen. Inderdaad, fchoon wij, onder bedekking van de kust, op Kaap Pasfaro aanhielden, lloegen de golven dikwijls over ons heen, en vulden onzen klecnen boot met water, zoo dat wij allen moesten helpen aan het uithoozen, om het zinken voor te komen. Voor den avond liepen wij in een inham bij de Kaap, alwaar wij nat en zonder eenige verkwikking tot aan den morgenftond moesten blijven liggen: doch zelfs toen was het ondoenlijk om de (traat van Maltha, eene breette van negentig mijlen , te bereiken, vermits de wind noch toegenomen was, en de zee veel ontftuimiger, dan 's avonds te voren. Wij zeilden ech« C*) Thucijdides cap. ~.  BRIEF XXIV. uit TERRA NUOVA. u echter, met niet weinig moeite engevaars, twaalf mijlen verder, langs de Zuid - kust van Siciiien; en liepen eene ruime haven in , alwaar wij aan wal ftapten en het land opliepen tot aan een Landhoeve van den Baron di borgio, wiens rentmeester ons zeer minzaam ontving, en geduurende twee dagen ongemeen gastvrij onthaalde. Te vergeefsch wagtten wij, al dien tijd, op bedaarder weêr: zoo dat wij (in onzen tijd bepaald zijnde) onzen Malthezer togt moesten opgeeven, en onze reize over land agtervolgen. Onze Gastheer gedroeg zich bijzonder edelmoedig: weigerende hij volltrekt eenige vergoeding in geld voor zijn onthaal te ontvangen, welke wij hem wilden geven. Bij ons vertrek gaf hij order aan twee van des Barons Campioni, of Veldzoldaaten , om ons te geleiden naar het Kapulijner klooster te Spacca furno, alwaar wij den nagt, op zijne aanprijzing, vertoefden. Gij ziet, mijn waarde Heer, dat het niet aan goede luiden en aan herbergzaamheid ontbreekt, zelfs in den afgelegenftcn hoek van Siciiien, waar bet volk, voor het meerendeel, in gierigheid en de grootfte bijgeloovigheid verzonken ligt. Des anderendaags 's morgens met de klok van vijf uuren, vertrokken wij, en reden, langzaam, door de eenigfte barre landftreek , welke wij tot nog toe op het Eiland gezien hadden, naar Modica. Wij vermaakten ons echter niet weinig met onze muilezeldrijvers, die zoo teemend , en met zoo veel vcrwisfeling van toonen, fpraken, dat zij veel eer fche-  j4 REIZE door SICILIEN. fchenen te zingen, dan te fpreken. Van Medk/f kwamen wij te Comifo, langs noch flegter wegen , indien mogelijk, dan die, welken wij aan de ge /Ened. Hl. 1, 707. Noch geen mijl van Trapani is de vermaarde berg Erijx, dus geheten nwErijx, den zoon van c u t e s, bij licasta, eene Siciliaanfche hoer van zulk eene ongemeene fchoonheid, dat zij, naa haar dood, als Venus Erijcina geëerd wierd. Geduurende veele jaaren ftondt haar tempel op deezen berg; aanmerkelijk wegens deszelfs hoogte, en den grooten eerbied, dien men denzelven algemeen toedroeg. Toen 2eneas op Siciiien landde, vondt hij 'er de Reden Erijx en Egesta. Gij zult u te binnen brengen, dat acestes, in het 5de Boek van virgilius, zijnen vriend en te l l ü s tot den cestus-flrijd aanzettede, door van deezen Erijx gewag CO V;l« ó Drcpanum ontvangt me uw droeve ree. Helaas! na zoo veel ramps en zwervens op de zee, Aan 't einde des gevaars, verlies ik hier mijn vader In bange zorg cn druk mijn vriend, mijn troost en rader, Ja dierbre! bier verlaat ge uw' afgematten zoon, Die 11 vergeefsch ontrukte aan duizend vroeg're boA».  BRIEF XXV. uit TRAPANI. 29 wag te maaken, als hun voorigen meester, en den cegenllrever van hercules. — — ubi mme nobis Deus ille magister Nequicquam meinoratüs Erijx? ubi lama per omnem Trinacriam &c. (*)• .-?.<■ /Ened. V. 1. 392. Deeze tempel wierd zoo zeer bij de Karthagers, uls bij de inboorlingen van Siciiien, in eerbied gehouden. De Romeinen verrijkten dien met gouden , zilveren en ijvooren, beelden; en, volgens suetonius, wierd dezelve, noch onder ,de regeering van tibeeius, door deezen Keizer, verbeterd, virgilius moet te Trapani geweesc zijn; want de klip, waar van hij gewag maakt, als de eindpaal van zijn fcheeps - togt, is aldaar, en 'komt volkomen met zijne befchrijving over een. Est proeul in Pclago Saxum &c. Q). Alcamo, den 21 Maart. V an deezen bezienswaardigen oord, begaven wij ons, door een meer binnenwaards liggend gedeelte van Siciiien, naar den uithoek van Egesta of Se» ges- (?) Waar is dan Erijx's Vorst iu 't Ürijdperk nu gebleven, Vergeefscii bij ons zoo boog, gelijk een God, verbeven; Waar is hij, die door gansch Sicielje was vermaard? (n?.ar vondelO Q\~) 'Er list van verre in zee een rots.  So REIZE door SICILIEN. gesia. gebouwd, gelijk ik vooraf reeds gemeld heb, door /e n e a s, eu dus geheten ter eere van zijnen vriend acestes, dien hij hier agter liet, met de grijzaards , vrouwen en kinderen der vloot. Dus raadde hem nautes. LongEvosque fenes, ac fesTas leqiiore marres, Ec quicquid tecum invalidum, metuensque pericli est, Delige; & Iris habeant terris, (ine rrmiia fesfi: Urbem appcliabunt, permisfo nomine, Acestam /Ened. V. 1. 715. Hier zagen wij verfcheiden prachtige gebouwen, nevens de overblijfsels van een Schouwburg. Dan 't geen onze aandacht wel het meeste tot zich trok, was een Tempel, het meest in zijn geheel van allen , welken ik ooit gezien heb. Deszelfs bouw-order is Dorisch: de periftijl bedaat uit 36 kolommen: zes aan eiken gevel, en twaalf aan weerskanten. De hoogte, is, buiten het voetduk, van 174, bij eene brectte van 70, voeten. Men meent, dat dezelve aan Ceres gewijd was, 't geen mij echter zoo niet voorkwam, uit het tegenwoordig gelaad der omliggende drcek, die bergiigtig en romanesk is: fchoon echter haar woest aanzien niet weinig toebrengt aan de fraaiheid van het toneel. Vau (*) Schiet (tramme grijsaarts, door de reis vermoeide vrouwen En al wat krachten derv* of wicn 't gevaar vertzaag', Schiet alle deezen uit, en Iaat ze een vesting bouwen, Die, met verlof des llelds, Accestss naainc draag'.  BRIEF XXV. uit ALCAMO. §4 Van Segesta, kwamen wij herwaarcis, te Alca PAP.» LOST. b. i. 1. C$. Maar welk een contrast bragt de opgaande zon te weeg, waar door wij, benedewaarts, konden zien op Napels, haar baai, en campagna fclice! Dus kregen wij, binnen den tijd van derde half uur, een der verfchrikkelijkfte en een der verrukkelijke gezichten, welken de natuur in ftaat is opteleveren: en welker afwisfeling gelijk fcheen aan den (*) Geen licht rees uit die vlam, maar zichtbare duisternis, Alleen gefchikt om 't oog op bange fcurikgéwesten, Toneelcn van tiende en vloek en wee, te vesten.  BRIEF XXVI. uit NAPELS. 43 den overgang uit den Tartarus in de Elijfeefche velden, pocock had elders . zijn woord gegeven , waar door hij verhinderd wierd, om mede van de partij te zijn: doch hij ging den volgenden avond naar boven, en kwam, even verbaasd als ik was, neder. Sedert onze terugkomst van Statten , hebben wij de vermaarde kolosfeaale Bandbeelden van Flora, en den Famepfc'aen Ilerkules, bezichtigd. Hoe vervvondcringswaardig deeze gewrogten der Beeldhouwkunde ook mogen wezen, kan ik echter niet zeggen, dat zij aan mijne verwagting beantwoorden. De draperij van het eerfte beeld, en de reuzen-leden van het tweede, verdienen allen lof, maar ik moet mij voegen bij de algemeene aanmerking omtrent de vermoeide houding van den Herhiles. Uwe belezenheid in de Gefchiedenisfen moet u reeds van over lang overtuigd hebben , dat de Flistorie minder een verhaal behelst van de' volkeren, in verfchillende landen en gewesten, dan van de oorloogen, door derzelver Souveraincn gevoerd, om hunne eer of wraakzugt te voldoen. Dezelve behoorde ons dc vorderingen van het menschdom te befchrijvcn, doch zij levert een tafereel op van deszelfs verwoesting. Onlangs heb ik de Gefchiedenis van Napels gelezen, en federt ben ik meer dan ooit in dit denkbeeld daar omtrent verfterkt geworden. Naa den val van het Roomfche rijk wierd het land veroverd, door de Ostro- en Vifo Cotken, die door de Oosterfchc Keizers en de Lom-  44 REIZE door ITALIEN. Lombarden opgevolgd wierden. Ettelijke jaaren', naa dat de laatften zich aldaar neergezet hadden, kwamen 'er talrijke hoopen van Sarageenen aan, welken, door de vrugtbaarheid van het land derwaarts gelokt waren: en wel dra zouden deezen, door hunnen moed , de ingezetenen verdreven hebben, bijaldien zich niet een nieuw volk had opgedaan, 't welk noch grooter dapperheid bezat. In het begin van de elfde eeuw, toen de kenfchetfende hoedanigheden der Noordfche volkeren van Europa in krijgsmocd en bijgelovigheid beftonden, hieldt een deel Normannen, op derzelver terugkomst van de bedevaart naar Palestina, volgens gewoonte van dien tijdt, te Salerno ftil, ten einde aldaar hun kerkgang te doen. Door beloften van belooning overgehaald zijnde, om in dienst van dc Hertogen van dat land te treden, ftonden zij hen zoo kloek, en met zoo veel geluk, bij, dat nog meer anderen van hunne landslieden, ingevolge daar van, genodigd wierden overtekomen, zoo dat zij hier door een aanzienlijke krijgsmagt uitmaakten. Onder deeze bevonden zich de twaalf zoonen van tjikcued, een edelman van Hauteville, die, met de beuden, onder hun bevel, niet alleen de Sarageenen verjoegen , maar de Hertogen zeiven uit hunne bezittingen dreven: zoo dat robert, de vijfde zoon , wiens magt en onverfchrokkenheid zoo groot was, dat hij, in zijn graffchrift, de fchrlk der waereld genoemd wierd, nevens diens jongden broeder rog er, zich van geheel Siciiien meeste? maak-  BRIEF XXVI. uit NAPELS. 43 maakte. Alle de provinciën wierd verëcnigd onder het gebied van roger II. zoon des eerden van dien naam. Deeze vorst wierd, in het jaar 1130, tot Koning van Siciiien, Apulkn en Kala* brkn, gekroond, door den Kardinaal conti, door anacletus, die op dien tijd het Pauschap aan innocentiusII. betwistte, gezonden. Omtrent zestig jaaren daarnaa, geraakte de Normanfche familie, met den dood van william II. geheel nitgedorven: wordende zij opgevolgd door Keizer hendrik VI. hertog van Zwaben. De gewesten van Napels en Siciiien; want zij kregen niet voor de regeering van alphonsus V. den naam van de beiden Siciiien; bleven in deeze linie tot op den dood van koeniiaad IV. innocentius IV., die, onophoudelijk het pauslijk plan om den Heiligen doel te vergrooten, voortzettede, bediende zich van;de minderjarigheid zijnes zoons koenra ads, en tragtte diens bezittingen aan het erfdeel van den h. petrus te hegten: dan hij wierd hier in voorgekomen door mainfroij, prins van Tarente-, den voogd des Jongen konings, die eerst zijne krijgsmagt verdelgde, en daar ep zijne Anathemas veragtte. Op een valsch gerucht van konradjjn's dood, kwam mainfroij, wiens deugd en wijsheid hem bij de kerkvoogden en adel niet weinig had aangeprezen , bij verkiezing, aan de kroon, welke hij vooral zijn leven meende te behouden. Dan urbanus IV. de opvolger van innocentius, hem dit geluk ïuisgmincndej en wetende, dat zijn eigene krag- ten  46 PvElZE door ITALIEN. ten te zwak waren, om hem te ontrooncn, boodt R ichard, grave van Cornwall, en broeder van hendrik III. van *Engelandf, cn op diens weigering, karel van anjou, Napels en Siciiien aan. De lastftc, dit aanbod omhelzende, verfcheen 'er met een talrijk leger; vcrfloeg bi a i n f r o ij , en nam bezit van het geheele koningrijk, met influitiög van Siciiien. Uit' zijne verovering ontftonden de achtereenvolgende cifchen der Franfche koningen, karel VIII, lodewijk XII, frans l. en hendrik IV. op deeze landen, en de daar uit gerezene oorlogen; maar de daatkunde en macht van derzelver mededingers, ferdinand de kathol ij k e , keizer karel V. en diens zoon philip, kregen de overhand op hen, en hegtten de beiden Siciiien aan de fpaanfche Monarchij : waar onder zij bleven tot op het einde van den berngten Succeslie-oorlog en den vrede van Utrecht in het jaar 1713. Het Britfchs kabinet, 't geen bij de vredes-onderhandelingen den boven toon had, verdont niet, dat deeze landen langer aan Spanje zonden onderworpen blijven, maar cischte dat dczeiven aan den keizer, en den hertog van Savooijen afgedaan wierden aan den eerden Napels • cn Siciiien, aan den laatden. lodewijk XIV. poogde wel zijn bondgenoot , den hertog van Beije* ren, met het laatde van deeze gewesten te beloonen; maar Engeland deszelfs eisch als een fine qua nou verklaarende, was hij gedwongen om zich daar aan te onderwerpen.- In het jaar 171S. vondt de hertog van Savooijen , of nieuwe koning van Si-  BRIEF XXVI. uit NAPELS. 47 Siciiien, zich genoodzaakt dit Eiland met den Keizet te verruilen voor Sardinien: echter I bleef het flegts zestien jaaren onder het keizerlijk beheer, overmits, in 1734, beiden Napels en Siciiien over* meesterd wierden door den Infant Don Carlos, en diens legerhoofd, den Graaf de montemare: waar op de eerfte, in 1736, door den Keizer, ea alle de Europeefche Mogenhcdcn , voor koning der beiden Siciiien erkend wierd. Bij den dood zijnes Broeders ferdinand VI. den Spaanfchen troon beklommen hebbende , volgde zijn derde zoon ferdinand, de tegenwoordige Monarch, hem op in dien van Napels: wordende zijn tweede zoon voor Prins van Astürien verklaard, door dien men den oudden onbekwaam voor de regeering hieldt. 'Er zijn geene wetten of bedingen van regeering, om het gezach van zijne Napolitaanfche Majedeit te beperken. Tot aan het jaar 1642. had men 'er Parlementen, uit die van den Adel en de Gemeente of Burgerij bedaande; doch op dien tijd werden deezen, als noodeloos, of, zoo als het waarlijk was , als een breidel van het despotiek gezag, afgefchaft. In het Geestelijke heefc de Paus meer te zeggen , te Napels (*) dan in eetiig ander land, 't geen zijne oppervoogdij erkent; zijne eigen Staaten alleen uitgezonderd; en, 't geen zeer C*) Sedert eeliter is dit gezag, aüentkens, niet weinig bef:iucid geworden Val,  48 REIZE door. ITALIEN. zeer opmerkelijk is, op Siciiien heeft het tegendeel plaats; zijnde zulks ontdaan uit eene bulle, welke rog er, de broeder van robe et güis* card, Paus urbanus II. in 1098, afdwong, waarbij deeze hem en zijne opvolgers voor afgezanten van den Heiligen Stoel op Siciiien verklaarde. Meer dan eens hebben de regeerende Pausfen gepoogd, dit privilegie intetrekken, 't welk zoo zeer drijdt met derzelver aangematigd oppergezag, maar zij zijn daar in nimmer gedaagd, en zullen , gelijk ik 'er gerust mag bijvoegen, 'er nooit in daagen. BRIEF  BRIEF XXVII. Romen, den 2.2 April. ."Gij onze terugkomst in deeze Bad, troffen wij verfcheiden van onze landslieden aan; eenigen van welken, ik moet onderflellen, dat, met geen ander oogmerk, te Romen kwamen, dan om hunnen bekenden in Engeland te kunnen vertellen, dat zij St. Pieters kerk gezien hebben: want zij zijn hier flegts drie weeken geweest, en zullen nu te post naar Napels vertrekken, alwaar zij eene groote week, of mogelijk veertien dagen, zich zullen ophouden. Staande ons tweede verblijf alhier, hebben wij dikwijls onze bezoeken herhaald bij de voornaamfte Ruïnen, Schilder- en Beeldhouwftukken Onder de laatlteu heb ik vergeten optetellen de Santa Su* fanna, een beeld in de kleine kerk van de Maclona di Loretto, door nu quesnoi vervaardigd, een naam veel te moeilijk voor de Italiaanfche uitfpraak, waarom deeze konftenaar hier den naam draagt van f i ami n go, of de Flaaming. Dit houde ik voor het beste Buk van hedendaagfche beeldhouwkunde, 't geen aanwezig is: oneindig fraaier dan de uitfpoorige beelden van michael a noelo, of het poppig werk van bernini. michael- angelo was, indien ik het zoo mag JY. Deel. D uit-  5° REIZ;E door italien. uitdrukken, een Goth van een groot genie in de Beeldhouwkonst, en fiaiuingo een Griek, van gelijke bekwaamheden , doch van een zuiverder en kiefcher fmaak. De (hikken van den eerften doen u verbaasd ftaan, maar zijn niet zonder gebreken. Die van den laatften bekoorcn u, en zijn bijna zonder gebrek. In het gelaad van de Santa Sufanna is eene heilige en verrukkelijke zagtheid, welke mij eene gelijke mengeling van ontzag en geneugte inboezemde, als dat van raphael's St. Cecilia, te Milaan. Het komt mij voor, dat het denkbeeld van dit ftandbeeld van die fchilderij ontleend is, daar de gelijkenis zoo zeer in 't oog loopt. Tegenwoordig is 'er, te Romen, een konftenaar , canora geheeten, die, fchoon beneden fiamingo zijnde, onder de eerften van de hedendaagfche beeldhouwers mag geteld worden. Gelukkig is zijn genie ondekt geworden door den Cavalier cui liane, een Venetiaansch edelman, die hem naar Romen zondt, alwaar de Apollo, de Laöcoon, de Zwaardvegters, de Antlnous, // Torfo enz. enz. zijn genie tot rijpheid bragten en hem beroemd maakten. Hij is de maaker van ganganelli's praalgraf, een ftuk van ongemeene waarde. Onlangs hadden wij de eer, door den Hr. jenkins, met een half dozijn van onze landgenooten, den Paus te worden aangeboden. Na dat wij een poos in een Anti-chamber gewagt hadden, bragt men ons in zijn flaapkamer, een fmal en don-  BRIEF XXVII. uit ROMEN. 51 donker vertrek, met flordige meubelen en een klein veld-ledekantje. Naa weinige minuten gingen wij naar eene andere kamer, waar wij hem vonden in zijn Tabberd-kleed. Van den Hr. jen kins vernomen hebbende , dat eenigen van ons Italiaansch Opraken, maakte hij een praatje, in die taal, over onze nationaale verzotheid op het jaagen, en verlangde te mogen wceten, waarin onze EngelCche zeden met de Italiaanfche verfchilden. Ongelukkig waren de heeren, die hier van het meeste wisten , het minst vlug in het Italiaansch fpreken: doch weldraa bemerkte hij de verlegenheid, en wendde, op eene beleefde wijze, het gefprek op de Villa Borghefs, welke wij betuigden , zeer, naar het fcheen , tot zijn genoegen , het fraaide in baar foort te wezen, dat wij ooit gezien hadden. Bij ons vertrek liet hij ons bij een fraai fchilderij brengen, 't geen hij onlangs gekogt hadde. Ik geloove, reeds te voren u gemeld te hebben, dat hij een zeer fchoon man is voor zijne jaaren (*); thans kan ik 'er bij voegen, dat zijne manieren zoo bevallig zijn, als zijn perfoon. Meenig eenvoudig Schildknaap in Engeland is trotfeher op zijn titul, dan hij op zijn Pauschap: 't geen des te meer te verwonderen is , naardien hij uit een laagen (laat tot deeze hoogheid is opgeklommen; • van een enkelen priester, tot een opperden kerkvoogd. Se- r*5 Hij wierd geboren in bet jaar 1717. en tot Paus verko' reu in 1775. I) 2  5a REIZE door ITALIEN. Sedert onze komst waren wij ook dikwijls bij den beminlijken ouden Kardinaal de bernis, en woonden ettelijke asfemblées enz. bij. De Marqui» fin vittoria lepri is een groot liefhebder van de Muzijk: gisteren avond waren wij op haar concert, welks Ilarmonij „ Een ftervc-ling in de lucht zou voeren, „ Een Engel naar beneden troonen." Venetiett, den 5 Mai. ij hielden, op Donderdag, den 24 April, voor de laatfte reize, het middagmaal bij den Kardinaal de bernis, en vertrokken , nog dcnzelfden avond, uit Romen, langs den weg van Loretto. Op de eerfte pleisterplaats voorkwamen wij, gelukkig, een moord. Een van onzes Postkncgts piftoolen was gedolen , en wierd gevonden bij een knaap, die, nu en dan, aan dat huis kwam: dit maakte den postmeester zoo toornig, dat hij zijn mes uithaalde, en hem, ongetwijlleld, zou dood gedoken hebben, hadden wij dit niet verhinderd, door hem aan de armen vast te houden, tot dat de ander ontfnapt was, door het vengderraam uittefpringen. Wij reisden den geheelen nagt door, en bevonden ons, op den volgenden morgen, in een van de vermaaklijkde oorden van Italien, tusfehen de aloude bezittingen der Sabijners en Urnbri'èrs, — die geduchte mededingers van Romen, in haare kindsheid. Rond ziende, fchoten mij ver- fchci-.  BRIEF XXVII. uit VENETIEN. 53 fcheidene fchilderende plaatfen levendig te binnen, uit virgilius, h0ratius, sijlvius itali- c us cn claudiakuS) of, zoo wij die niet in haar geheel ons konden errinneren, behoefden wij deeze fchrijvers , met veele anderen, flegts op te Baan; zijnde ons rijtuig een volkomen rollende Boekerij. Wij hielden ons, te Nami, een uur op, om de overheerlijke ruïnen te befchouwen van een Romeinfche brug over de Nera of cude Nar, die 'er noch even zoo uitziet, als virgihus haar befchrijft: — — — — Amnis Sulfurea Nar albus aqua &c. &c. (*)• | /En. VII. lin. 510'. Deeze Brug wierd, onder de regeering van au* g u s t u s , gebouwd van lange Bukken wit marmer, op elkander gelegd, zonder cement of tras. Dezelve beftondt uit drie Boogen, waar van 'er Begts één is overgebleeven; doch deeze is een genoegzaam gedenkftuk van haaren ouden luister. De hoogte daar van is zoo aanmerkelijk , dat zij gelijk Baat met twee hooge heuvelen, tusfehen welken de rivier heên ftroomd, en de wijdte is mij verhaald, 267 voeten te zijn. Van Nami, kwamen wij te Term, bij de Romeinen Interamna gche. ten, van waar wij drie en een halve mijl van den weg af gingen, om de Cascata delle marmore te bezichtigen , een waterval , bij wien die vau Zwit- C*5 De witte Nar - vloed met zijn zwavelachtig water. D 3  54 REIZE door ITALIEN. Zwitferland vergeleken flegts uitloopende dakgeuten zijn. Wij klommen op een berg van aanmerkelijke hoogte, langs wiens top een kanaal loopt, dat door een rots gehouwen is, in het jaar 480. na de bouwing van Romen, op last van marcus curius dentatus, om den loop afteleiden van de Feüno, en, langs dien weg, de overftroouflng van de Valei Rieti, door dezelve, voortekomen. Dit kanaal , waat door de ftroom met groot geweld heen vliet, is overfchaduwd met een altoos groen kreupelboschje. Wij ftonden aan den overhangenden kruin des bergs, en zagen, niet zonder verwondering, het geheel lichaam dc! rivier, op eene vreesfelijke wijze, daar over heen loopen, cn , in eene onregelmaarige richting, langs deszelfs fteile kanten kletfen, naar beneden Hortende in eene boschrijke valei , ■ ter diepte van 1310 voeten , een hooger val dan zelfs die van de Neagara. De fpat van het gebroken water vertoond zich als een wolk, en verfpreid zich als een geftadige daauw op de bijliggende landen. Langer dan een uur hielden wij ons op bij deezen verbazenden waterval, eer wij naar beneden in de vallei gingen , waar uit het gezicht daar op noch fraaier en min vreesfelijk was. Tusfehen Temt en Loretto is de landftreek een volmaakt paradijs: inzonderheid het dal van Perttgim Wij (liepen één nacht onderweg, en hielden ons nergens op, dan te Poligno, om in een klooster-kapél, aldaar, een zeer befchadigdc fchii- de  BRIEF XXVII. uit VENETIEN. SS derij te zien van den onvergelijkelijke!! raphaCl. Het Buk zal, vreeze ik, weldra geheel weg wezen; want welke hand zou zoo Bout durven zijn , om de herBelling te ondernemen van de beledigingen, welken tijd en verwaarlozing aan de werken van rAt»kaë l hebben toegebragt? De ligging van Loretto is vermaakelijk. De Bad Baat op een berg, in een gedeelte van Italien, welks fchoon. heden ontelbaar zijn, en omtrent vier mijlen van de Adriatifche golf. Bij onze aankomst, gingen wij, gelijk twee geloovige pelgrims, naar de Santa Cafa, of het Heilig Huisje Deeze Godsdienfcige zeilftein is (gelijk men u verteld) de geboorteplaats der Maagd maria, waarin de boodfehap, en de menschwording van je zus christus', gefchiedde. Van Nazareth wierd dit huisje, door Engelen, naar Dalmatien vervoerd, waar het twee of drie jaaren bleef: wanneer het andermaal wierd opgenomen, en in het Mark-graaffchap Ancona gebragt. Ten lesten plaatlten het deszelfs hemelfche draagers in het midden van eene breede ftraat te Loretto, en die deugdzaame Paus, bonifacius VIII. liet 'er niet alleen een kast van marmer omflaan, maar zelfs een Domkerk over bouwen. Welk een belachlijk fprookje, en hoe zeer tot fchande Brekkende van onzen redelijken Godsdienst! In het huisje is een beeld van de Maagd; 't ceen men u verteld, dat door den h. luk as zou gemaakt zijn , met edelgefteentens bezet, of ten minften met zulken , die 'er naar gelijken : want men wil, dat niet weinigen van de oorD 4 fpron-  5 REIZE door ITALIEN. iprongelijke echten voor geld verruild zij». Uit de Santa Cafa leidde men ons in de fchatkamer, een ruim vertrek, rondom met planken bezet, waar voor dubbelde glazen deuren zijn. Door deezen zagen wij ftapeis van gouden borden, juvveelen, en andere kostbaare oilers vau bet bijgeloof. Gij kunt naargaan, hoe veel fchats deeze'plaats bevat, wanneer ik u melde, dat het zilver, 't geen hier t'huis behoord, te gemeen is, om ten toon gefteld te worden, en om die reden in koffers opgefloten ligt. Mijne oogen waren weldra moede van het kijken op deeze gouden wanden , doch wierden, gelukkig, daar van verlost, door een voorwerp , waar op ik voor altoos zou kunnen ftaan muren, eene fchilderij van raphaël, verbeeldende de H. Maagd, welke een fluijer afligt van het (laapend kiudeke je zus ; met st. Jozeph op den agtergrond. Het ftuk is ongemeen wel bewaard, en uit dien hoofde onfehatbaar. Een Engelfch heer heeft 'er onlangs een onnoemelijke fom gelds voor geboden, doch is afgeflagen. Uit de kerk komende ontmoette ons een groote hoop van Pelgrims, kruipende in dezelve op hunne kniën, onder het zingen van kerk-liederen : Zij deeden 'de ronde om de Santa Cafa die aan het oppereinde van het koor Haat en kwamen 'er op dezelfde wijze uit, als zij ingekomen waren. Is het niet te bedroeven, dat de Godsdienst, die beoogd was 's menfehen geest te verheffen, moet dienen, gelijk in het tegenwoordig geval, om denzelven te verlagen? Doch onge- twijf-  BRIEF XXVII. uit VENETIEN. 5? twijffeld Brekt zulk eene fchikking ter bereiking van wijze , fchoon voor ons ondoorgrondelijke, oogmerken. Het is zoo, en behoord dus te wezen. Konde de Santa Cafa, door dezelfde bovennatuurlijke werking, als voorheen, van Loretto naar Romen verplaatst worden, ik houde mij verzekerd , dat zulks niet dan des te beter zou wezen, overmits de onveiligheid , waar in zij tegenwoordig zich bevint, ieder in 't oog moet loopeu, die de plaats komt bezoeken. Twee honderd gerefolvecrde knaapen zouden haar gemakkelijk, in vier uuren tijds, van alle haare kostbaarheden kunnen bcrooven, en het beeld zelve, met zijn gebeelen opfchik, aan boord van een kaper weg voeren. Mij dunkt de Barbarijfche Staaten moeten niet vvecten, wat hier te haaien is, of zij zouden ongctwijffeld 'er een kans op waagen, en, zonder misfen, daar in Hagen. Van Loretto kwamen wij te Ancona, eene aangenaam gelegen Zee-Bad, maar flegt bebouwd. Haar haven wierd door clemens XII. tot een forto Franco verklaard , waar door zij een vrij goeden handel heeft. Keizer adriaan was 'er de 'aanlegger van, voor wien de ingezetenen, tot dankbaarheid, een boog op de moelje hebben opgerigt, die zeer fraai gemaakt is, zijnde het marmer daar van witter, dan ik ooit aan cenig gebouw gezien heb. Van Ancona vertrekkende, reisden wij langs het Brand van de Adriatifche golf, en trokken door San Marino, den kleinfien D 5 on-  5» REIZE door ITALIEN. onaf hangelijken Staat der geheele waereld, als bepaald zijnde tot een harren berg , waar op een Rad ligt, met vijf kerken, drie kloosters en drie kasteden. Het getal der Inwooneren beloopt niet boven de 5000: en gelukkig voor hun, vermits hun gering aantal de vrijheid voor hun bewaard heeft. Elk huis heeft het voorregt van een gemagtigden te kunnen zenden op den Ar en go, of nationaalen raad; doch het gezach van deeze algemeene Vergadering is in handen gefteld van veertig leden, Behalven bij buitengewoone gelegenheden, wanneer alle de leden bijeen komen. Het komt mij voor, dat het karakter van den Kardinaal alberoni niet volkomen bekend was, voor dat hij het ontwerp fmcedde, om dit klein Gemeenebest te onder te brengen. Eerfte Minister van Spanje zijnde, had hij een plan, \ geen bij veelen voor groot zal gehouden worden, fchoon het Europa in vuur en vlam zou gezet hebben, bet Overmeesteren namelijk van de koningrijken: maar toen hij den Paus tragtte overtehaalen om San Marino van de vrijheid , haar. eenigfte fchat, te bcrooven, en het aan den ftoel van Romen te hegten , ontdekte hij niet alleen een kwaadaartigen maar een laagen geest, dien zij, welken misfehien zijn bellier in Spanje mogen vcrfchoonen, onder voorwendzcl van zijn zucht ter vergrooting van zijns meesters bezittingen , niet dan met afgrijzen kunnen veragten. Dit doet mij aan dionitsius, den joncf.n, denken, die uit Sijrakufa verjaagd, en dus niet langer in ftaat zijn-  BRIEF XXVII. uit VENETIEN. S9 zijnde over eene Natie den tijran te fpeelen, een Schoolmeester te Korinthen wierd, ten einde zijne wreedheid te kunnen voldoen, met haar op zijne leerlingen üitteoefFenen. Wij reisden den geheelen nagt door, en bereikten 's morgens vroeg dc oevers van den Rubicon, met lucanus in de de hand. Ik befchuldig c/esar niet dat hij Romen aan ketenen floeg, maar Romen, om dat zij zich in fiaavernij liet brengen. Noch maar weinige jaaren geleden, beklaagde ik zijn noodlottigen overtogt over deeze vermaarde rivier, maar thans doe ik dit niet. Dc ondeugden van zijn land hadden het rijp gemaakt voor de fiaavernij; en het was, naar mijne gedagten, onverfchillig of czesar dan pompeus daar van meester wierd. Was Romen altoos deugdzaam geweest, het ware altoos vrij gebleven: en geloof mij, het is uit dat begrip, dat mij het onder 't juk brengen van San Marino waarlijk zou gefpeten hebben, wanneer ik onverfchillig was omtrent dat van Romen. Waarom Bellen wij zoo veel belang bij de behoudenis van Griekenland, gedurende de Perfifche invallen, dan om dat het de vrijheid even vuurig verlangde, als haar verdiende? Verfchoon deeze uitweiding: ik zal nu weder voortgaan. De Rubicon is een fmalle rivier, die zich naauwlijks fchijnt te bewegen tusfehen haare diepe kleioevers. Aan de Noorderzijde vindt men opfebriftcn op fteeneu, die bijna zijn uitgefleten: althans ik kon ze niet lezen. Errinnert gij u de be-  6o REIZE door ITALIEN. befchrijving van deeze beek, in de Pharfatia vau iUCANUS? m Foute cadit modico, parvisque impellitur imdis, „ Puniceus Rubicon, cum fervida canduit /EftaS; „ Perque imas ferpit valles, & Gallica certus ,. Limes ab Aufoniis diflerminat Arva Colonis (*> b. I. I. 35a. Wij hielden, dien dag, her middagmaal, te BoJogne, en kwamen 's avonds te Cento, een ftad van den kerkdijken ftaat , alwaar dc beroemde fchilder, nicolaas BARBiëfti, bekend onderden naam van // Guercino. of den Scheel - kijker, geboren was. Des 's anderendaags 's morgens bezichtigden wij eenigen van zijne voornaamfte ftukken , en zetleden vervolgens onze reize voort, door het rijkfte gedeelte der vlakten van Lonibardijen, wordende over de Po en Adige overgezet: waar van dc eerfte naar den ftarn van een'boom gelijkt, terwijl de verfcheidene rivieren, die 'er zich inftortcn, bet voorkomen van deszelfs takken hebben. Wij fticpen dien nagt in de oude ftad Padua (waar van ik waarfchijnlijk in 't vervolg eene befchrijving zal geven, overmits ik voornemens ben, om mij eenigen tijd in dit land optehottden) en kwamen des anderendaags 's morgens, trekkende langs de oevers van de Benta. aan wéexs- kan- C*) De rosfc Rubicon ontfpringt uit kleinen bron, En fpcelendc in den gloed der he'ete zomer-zon, Kruist hij met zagten ftroom, door diepten en valleien, Als't waar' verordend, om Romein en Gal te fehei-cn»  BRIEF XXVII. uit VENETIEN. 61 • kanten van welke de fchoonfte Land - huizen en Villas liggen, die ik in Italien gezien hebbe, te Fufina, de plaats alwaar men van Venetien komende aan land Hapt: naar welke laatfte zonderlinge ftad wij, over het veer ('t geen men hier de Lagune heet) in een Gondel, een breette van vijf mijlen , geroeid wierden. Gij hebt moeten befpeuren, dat wij van Romen, met cenigen fpoed, herwaarts gereisd hebben: om dat ons oogmerk was, hier voor Hemelvaartsdag te wezen: een hoogen Feestdag bij de Venetianen , waar op hun Doge met de Adriatifche zee trouwd, welke uit dien hoofde (fchoon ik geloove maar alleen bij hen) als aan hun gebied onderworpen befchouwd word. Deeze plegtigheid viel dit jaar op den eerften van de maand Meij in. 's Morgens ten negen uuren ftapteu wij in onzen Gondel, om den Bucentaurus, of Hertoglijke Bark, te zien, den prachtigften, dien ik ooit befchouwde, fchoon onbehouwen en log. Omtrent tien uuren wierd zijne Doorluchtige Hoogheid, i'aul re nier, aan boord gebragt, door alle de vreemde Ministers, de hooge Officieren van Staat, en een groot gedeelte van den Venetiaanfchen Adel. liet vaartuig fcheen trotsch op zijn doorluchtige vragt te wezen; terwijl ontelbaare Peöten , of veriierdc Booten en Gondels, om hetzelve zweefden. Aan alle kanten hoorde men «en allcrverrukkelijkst Muzijk, dat nu en dan wierd afgebroken of verdoofd door het gebulder van het kanon, zoo van  REIZE door ITALIEN. van de Oorlogfchepen, die uitgehaald waren voor dit groot Jaar-feest, als van de Forten en Schepen in de haven. De geheele oppervlakte van het water was vol leven , en bij herhaaling rees 'er een luid vreugde-gejuich op. Toen de Bucentaurus op eene zekere hoogte gekomen was, volgde 'er, op een gegeven teken, een algemeene Bilte. Elk oor was gefpannen , en elk oog naar het fchouwfpel gerigt. De Doge, op den achterfteven van zijn Trouw - fchip, over het water leunende, Bak de rechter handuit, houdende tusfehen zijne vingers een ring, en laatende dien,onder het uitfprekenvan de woorden: Te mare desponfamus in fignum veri perpetuique dominii (*_), in den boezem zijner bruid vallen. Wij waren achter hem, doch niet zoo nabij, om den ring in onzen Gondel te kunnen vangen; 't geen ik wel gewenscht hadde te kunnen doen, om dien, bij mijne komst in Engegeland, aan u als eene zeldzaamheid te kunnen aanbieden. De Plegtigheid op die wijze verrigt zijnde, wierd de Doge naar eene nabuurige kerk gebragt om de hooge mis te celebreeren: en hier op ging hij even zoo te rug , als hij gekomen was. Deeze ijdele praal heeft veel overeenkomst met, doch is ongelijk meer fchittcrend dan, de inwijding van onzen II >ofd-febout (Lord Maijor.) Dezelve wierd ingevoerd, onderden Doge sebas- T ia a n ziani, door PaUS alexander III. De fj») Wij trouwen ir, zee! ten teken onzer wettige en altoos^ iuurettde heerfchappij over u.  li HIEF XXVII. uit VENETIEN. 63 De fcheepsmagt , welke Venetien, op dien tijd, onderhielt , zoo in haar Golf, als in de Middelandfche zee en in den Archipel, deedt haar noch iets gelijken: maar dc tijd heeft zulk een ommekeer vaii zaaken te weeg gebragt, dat wij tegenwoordig, met i'ierre, mogen uitroepen: „ Now thcir great Duke shrinks trembling ia bis „ Palace, ,, And Pees lus wife tc Adriatic ploughed &c. Rij Eoldcr prows than bis (*)." f') Nu'krimpr, al fiddcrend, de Doge in zijn paleis En ziet zijn wijf, de zee, beploegd door ftouter kielen, Dan zijne - - BRIEF  «en onfchuldigen van zijne vrijheid, en mogelijk wel van zijn leven, berooven: en ik houde mij verzekerd , dat menig een het flagtoffer geweest is van deeze bckrompene en verderflijke Maatkunde. Behalven de vertrekken van den Doge , bevat dit Paleis' de onderfcheidene kamers van de Regeering, welker grootschheid mij doen bloozen over onze Parlements- huizen. Derzelver wanden zijn behangen met deeze en geene der fraaifte fchilderijen, uit de Venetiaanfche fchool, Van titiaan, t1ntoretto, paul v e r 0- nese, bassano enz. naamen, die alöm en met reden beroemd zijn. Men heeft niet lang geleden ontdekt, dat eenigen van deeze Bukken, die boven aan deeze hooge vertrekken hingen, uit derzelver lijsten genomen zijn, en tegen copijen verruild. Waren de pleegers van deezen diefftai (die men, en ik geloof niet zonder reden, vermoedt vreemdelingen van aanzien te zijn) betrapt geworden, zij zouden waarfchijnlijk een geruit men tijds Sotto i Piombi (onder de looden platten) hebben moeten zitten. Om dit optehelderen, moet gij weten, dat het bovenfte gedeelte van St. Markus Palcis tot een ftaatsgevangenis dient, waar in de ongelukkigen , die aldaar opgefloten zijn, zoo zeer van de geweldige hitte der zon, des zomers , te lijden hebben, zittende (zoo ik hoor) zonder licht of lucht, dat zij bijna dood gebroeid worden. Ik heb tweemaalen luiden zien heen leiden naar deeze wooningen van ellende, terwijl zij door het paleis gingen; zij wierden verzeld vaa E 3 ct-  70 REIZE door ITALIEN. ettelijke Shirri, of mindere dienaars van het g£* recht, en hadden hunne hoofden bedekt, om niemand te zien, en door niemand gezien te worden. Is de Bastilje, hoe verfchriklijk ook, geen paleis in vergelijking van deezen kerker (*)? Vlak tegen over deeze hertoglijke wooning ftaat een fraai gebouw, door sansovino opgerigt, de Zecca of Munt geheten: waarin het fijnfle goud en het lompfte geld van Europa gemunt word. Onder hetzelfde dak is de land's Boekerij waar wij eene groote verzameling van Boeken enz. zagen. Het plein tusfehen het paleis van St. Markus en de Zecca word de Broglo geheten: aan welks einde, digt aan het water, twee verbazend groote kolommen ftaan, die uit Griekenland, met het Doge fchip van Pietro Ziani, gebragt zijn. Men had 'er wel drie te fcheep ; doch een daar van viel buiten boord, digt bij land, en is, federt, altijd, in het kanaal blijven liggen. Tusfehen deeze kolommen gefchicden alle openbaare Rechtsplegingen; om welke reden wij befpenrdén, dat de gemeene man zeer fchuuw is, om 'er tusfehen door te wandelen. De kerk en het klooster van San Georgio Maggiore, van de Broglo, door een brecde graft, La Zuecca, of Guidecca, geheten, afgefcheiden, hadden palladio ten bouwmeester. De eerfte komt mij voor met wat te veel fieraadien overladen te zijn; maar bij het tweede is een hof of vicr- (*) Deczc Staatsgevangenis is, reeds in het begin der Franfche Omwenteling, ten gronde toe verwoest. Vcrt.  BRIEF XXVIII. uit VENETIEN. 71 vierkante plaats, welker fraaiheid en eenvouwdigheid zoo in het oog vallende is, dat ik op het eerfle gezicht mij niet onthouden kon van luidkeels Palladio! te roepen, eer ik nog wist, dat zij door hem gebouwd was. In de eetzaal hangt een van paul veronese's beste Bukken", verbeeldende de Bruiloft van Kana'dn. Dit Buk; 't geen deeze beroemde meester alleen voor huisvesting en voedzel fchilderde, toen hij in dit klooster voor zijne Schuldeisfchers geweken was, bevat meer dan 110 beelden, allen levensgroot, en ik mag 'er bij voegen, zoo natuurlijk als of zij inderdaad leefden. De meesten daar van zijn portraiten vau doorluchtige perfoonen, die tijdgenooten van den konfienaar waren: gelijk als karel V. francois I. achmet II. Turksch Sultan, een der vrouwen van iiendrik VIII., doch ik weet niet welke , palladio, titian, tintoretto, bassano en paul zelve. De vier laatften komen daar op voor in de gedaante van Muzijkanten. Men kan onmogelijk te veel zeggen tot lof van dit overheerlijk ftuk: ik was daar over en over het plein zodanig verrukt, dat ik 'er alle weeken, zoo lang ik mij in Venetlen ophoude, een paar uuren aan meen toe te wijden: ook kan ik geen minder tijd hefteden aan de fchool van San Rocco, waar in eenige uitmuntende fchilderijen van tintoretto zijn. Ik befpeur, dat veelen van de grootfte Italiaanfche meesters eene onderfcheidene koleur in hunne Bukken hebben: die van tintoretto is geel, 't geen aan zij~ E 4 nè '  7a REIZE door ITALIEN. ne Rukken eene bijzondere zagtheid geeft, en ze. doet voorkomen, als of "er de zon op fcheen. Spreek met de Venetiaanen over hun Tuighuis, en zij zullen u zeggen, dat 'er geen beter in de waereld is. Met is ongetwijfeld van alles, wat tot den bouw en bemanning van eene kleine vloot nodig is, wel voorzien. Eenige weinige dagen geleden gingen wij het, met een groote partij Franfchen en Venetiaanfcbe edelen , bezigtigen , en hadden veel' genoegen in de fchikking en regelmatigheid, welke zich daar bij opdoen. Over alle hunne fchepen, die in het dok geborgen zijn, liaan zij een kas, 'tgeen bij uitftek dient, om ze wel te bewaaren. Een fmaldeel daarvan doorgelopen hebbende, kwamen wij in het Tuighuis, alwaar men ons vertelde , dat voor 5o,oco man wapenrustingen lagen; ik twijffel echter of dit waar zij : dan zoo ja; moeten de benden met wapens van de voorgaande eeuw voorzien worden; want wij zagen 'er geene anderen. Hier vonden wij een kouden maaltijd voor ons opgedischt, met oesters in het Arfenaal geteeld en gefpeend, die blanker cn vetter waren, dan ik ooit gegeten heb. Van daar gingen wij naar de Lijnbaan en naar verfcheidene andere gedeelten, tot dat wij aan den Bucentaurus kwamen , waarin wij een tweeden kouden maaltijd vonden. Geduurende dit bezoek wierden wij verzeld, door twee edelen, de Pr.troni del Arfenalc ( Tuighuis-meesters ),• waar van men met geene mogelijkheid te veel kan zeggen. Ik kan u verzekeren, dat  BRIEF XXVIII. uit VENETIEN. 73 dat zij ons de gunftigfte gedagten hebben ingeboezemd aangaande de Venetiaanfche wellevendheid.— Maar hier over, in 't vervolg, nader. Venetien, 4 junij. Veelen zijn van gevoelen , dat Venetien gevaar loopt van twee onheilen, die, fchoon vlak tegen eikanderen inloopendc, beiden even doodlijk voor haar aanwezen zouden zijn. Het een beftaat in te veel, en het ander in te weinig, water. Het Gemeenebest is lang bezig geweest en gaat nog geftadig voort met het laaten metfelen van een muur tusfehen de Adriatifche zee en de Eilanden, die eene lengte van twaalf mijlen moet beflaan, cn zal kunnen dienen, gelijk zij mcenen, om de ftad voor eene overflrooming te bcwaaren. Dit zal waarfchijnlijk van een gevvenscht uitwerkzel wezen; maar het tweede onheil, bij aldien het werklijk beftaat, gelijk ik vreeze, voortekomen is boven het bereik der menfchelijke bekwaamheid. Het is vrij duidelijk dat de Raad daar voor bekommerd is, uit de fterke aanmoediging, welke hij geeft aan alle ■waterloopkundige ontwerpen: en met re« den; overmits iets dergelijks, als men tegenwoordig vreest, eens voorgekomen is door een armen Monnik, met naame giocondo, wiens Genie door alle beteugeling en beletzels van zijnen Itand heen brak, en hem een naam deedt verwerven. Hij verdiepte een gedeelte van de Lagune:, door defl E 5 ftroom  74 REIZE door ITALIEN". ftroom van de Brenta afteleiden. Dan liet tegen, woordig gevaar ontftaat niet zoo zeer uit eene toeneemende aanflibbcring, dan wel uit gebrek aan water. Het was de nood, die de eerfle bevolkers van deeze verzameling van Eilanden derwaarts heenen dreef. Zij leverden, in liet begin der vijfde Eeuw, eene ontoeganglijke fcbuilplaats op aan de bewooners vanPadua enz. voor de invallen van attila en zijne roofzugtige Hunnen. Het getal der vlugtelingen was zoo groot, dat zij twaalf Eilanden bevolkten: ieder van welken, in den beginne, deszelfs afzonderlijke Potesta, of wethouder, badt: dan, daar deeze Regeerings-vorm afzonderlijke belangen, jaloezij en verwarring te weeg bragt, hielt men eene algemeene vergadering om een regeeringshoold te kiezen, onder den naam van Doge: waar van de keuze op paulus lucius anafestus viel. Men voegde hem een Raad toe uit de voornaamfte burgers; maar het oppergezach bleef bij het volk, 't geen doorgaans dit gezach, op eene willekeurige, onregtvaardige en wreede wijze — de kenfehetfende eigenfehappen eener Ochlo cratie (Regcering van veelen) uitoeffende. Onder de twaalf eerfte Dogen waren 'cr acht, die of vermoord, of het gezicht benomen, of gebannen, wierden. De woelingen en uitfpoorigheden van het volk wierden eindelijk zoo ondraaglijk, dat, naa den dood van v i t a l m i c ii a ë l i II., die in zijn paleis vermoord wierd, de Qtmrantia, zijnde op  BRIEF XXVIII. uit VENETIEN. 75 ©p dien tijd de eenige vastgeftelde regeering, tot eene hervorming van het beltuur befloot, of laat ik liever zeggen, om een einde te maaken aan de regeeringloosheid van het despotiek gemeen. Zij Boegen diensvolgens voor, dat elk van de zes wijken der Bad twee kiezers zou benoemen, om, uit de Burgerij, 470 raaden te kiezen, waar bij de opperfie magt zou berusten. Uit dit lichaam, // tnaggior Configlo geheten, moesten , jaarlijks , zes leden gekozen worden, voor den Senaat of Pregai: als mede een uit de zes wijken om den geheimraad van den vorst uittemaaken, naar wiens gevoelens deeze zich hadde te gedragen. Deeze was de eerfte poging om het volk van de beftiering der openbaare zaaken te ontzetten: de tweede bewerkte dit volkomen. Onder het Dogefchap van pedro gradenigo (een man, gebooren, om de vader der Venetiaanfche Adelregeering te wezen, maar wiens bekwaamheden en onvertzaagdheid hem, waarfchijnlijk, alleen meester van zijn land zouden gemaakt hebben, bijaldien hij daar na geftaan had) nam men bet befluit, om den grooten raad, toen aanwezig, voor altoosduurend ( permanent ) te verklaaren, als mede dat 'er eene erflijke opvolging van deszelfs leden zou plaats hebben , met uitfluiting van alle andere burgers , hoegenaamd. Eene zoo onverwagte, eenzijdige en onbillijke wet verwekte terftond eene algemeene verontwaardiging, niet alleen bij den gemeenen man, maar ook bij zulke oude familiën, welken op dien tijd geene leden van deeze vergade»  76 REIZE DotfR ITALIEN. dering waren; in 't bijzonder, daar zij zich hief door op eenen gelijken voet gefield bevonden met de geringde ingezetenen, terwijl veelen van hunne minderen , toen in het beduur zijnde, in de hoogte opgeheven wierden. graden ioo, om de kwaade gevolgen voortekomen, welken uit het misnoegen van deezen konden ontdaan, was gedwongen om ettelijken deezer meer aanzienlijke gedachten intebaalen , en te verklaaren, dat 'er jaarlijks een zeker getal der overigen dezelfde eer zoude genieten. Deeze toegeeflijkheid echter was niet in daat de zamenzweringen voortekomen. bajamonïe tiepolo (*) maakte 'er een van het gevaarlijkde uitzicht, om den ouden Regeerings-form te herdellen, cn zou, naar alle waarfchijnlijkheid, tegen een Doge van minder doorzicht en moed, dan gradenigo, gcilaagd hebben. Hij deed, door zijn eigen moed, den aanfiag mislukken, doch wierd tevens daar door genoodzaakt , om een lichaam van Wethouderen, onder den naam van den Raad van tienen, intevoeren, ten einde, in 't vervolg, alle heimelijke woelingen tegen den nieuwen vastgedelden regecrings- form te voorkomen. Op die wijze ontdondt de erflijke Adelrcgeering van Venetien, welke met 'er daad de magt van het volk vernietigde, fchoon men nog den uitterlijken vorm, om deszelfs goedkeuring bij de verkiezing van een Doge te vraa- gen, (*) df. tikpoli maaken tegenwoordig een der doorlugdgfie Gcflachten van Venetizn uit.  BRIEF XXVIII. üif VENETIEN. 7? gen, behieldt tot op het jaar 1423, toen frakcis f o s c a r 1 tot deeze waardigheid verheven wierd. De vrijwillige onderwerping van Istrien en Dalmatien aan de Venetianen, ten einde door hun befchermd te mogen worden, was eene eerfte vergrooting van het grondgebied des Gemeenebests. Bij den aanvang der kruisvaarten, nam het daar aan deel, mogelijk niet zoo zeer uit Godsdienftige beweegredenen, hoe bijgeloovig de Venetiaanen ook waren, dan weV uit belang: hebbende zij, nevens de Genueefen , onmeetlijke fchatteu gewonnen , met het overvoeren der Europeefche krijgsbenden , naar Palestina. Met behulp der kruisvaarders geraakten ook de Venetiaanen in ftaat, om de ftad Zara, in Dalmatien, te heroveren, welke hun door den koning van Hongarijeti ontweldigd was: en weinig tijds daar na hunne magt, onder den vermaarden Doge h, dandolo, met die der Franfchen vercenigende, om den overweldiger alexis van den keizerlijken troon te Konftantinopel , te verjagen , maakten zij zich meester van die ftad, en kregen , ingevolge daar van, verfcheidene andere plaatfen in handen, die in Afia, Griekenland en in de Middelandfche zee aan haar onderhoorig waren. Deeze vergrooting van Grondgebied moest natuurlijker wijze den handel van een volk, zoo zeer op de fcheepvaart afgeregt, aanmerkelijk doen toenemen, waar door de jaloezij der Genueefen gaande gemaakt wierd, en alle die langduurige en bloedige oorlogen onftonden, welke nan deeze beroemde Republieken zoo veel  78 REIZE door ITALIEN. veel volks en fchats kostten. Onder de veele bikwaame bevelhebbers, die aan weêrskanten vogten, waren de doiua's van Genua, en de dan» do li van Fenetien , wel de voornaamften. De verbittering tusfehen de beiden volkeren hadde mogelijk nimmer wederga. Slegts één voorbeeld hier van zal genoeg zijn. In het jaar 1298. raakte lamba doria, met zeventig Galeijen onder zich, met de Venetiaanfche vloot flaags, onder het bevel van ka re l en andries dandolo, en beftaande uit tachtig Galeijen, met dat gevolg dat hij, na een hardnekkig gevegt, zestig daar van veroverde en in den grond boorde. Onder de Gevangenen bevond zich de jongde dandolo, die befloten hebbende, de nederlaag niet te overleven, of den zegenpraal zijns overwinnaars te Genua te verfiere», zijne herfens uit het hoofd Rootte tegen de zijden van de Galeij, als hebbende geen ander middel om zich van kant te helpen, daar zijne handen op den rug gebonden waren. In deeze oorlogen verloren de Venctiaanen Konftantinopel en andere bezittingen in de Levant. Men heeft echter aan deeze oorlogen, naar mijne gedagten, het verval van den Staat niet voornaaiijk toetefchrijven. In den jarrc 1355, ftondt de Ariftokratie op het punt van haaren ondergang door eene zamenzvveering van den Doge mar in o falie r, toen in zijn 80de jaar zijnde. Woedend geworden zijnde, op de ligte draffe, door den Raad van Tienen, aan een heer van de Stenofche familie opgelegd , die zijne echtgenoot, eene  BRIEF XXVIII. uit VENETIEN. 79 eene jonge en fchoone vrouw, verleidt hadde, fpande hij met den Tuighuis-meester zaamen, om alle de leden van den grooten en kleinen Raad, op eenmaal , te vermoorden, waarna hij zelve tot alleenhcerfcher vau Fenetien zou verklaard worden. Zij kregen een groot aantal van Boute en berooide medepligtigen aan hun fnocr, onder welke zich zekere beltramk bevondt. De dankbaarheid van deezen man was het behoud van het Gemeenebest. Onder de familie der leoni was een heer, waar aan hij groote verpligtingen had, en vreezende dat ook deeze onder de overige patriciërs mogt omkomen , geraakte hij in eenen hevigen tweeftrijd tusfehen de getrouwheid, welke hij aan zijn partij meende fchüldig te zijn, en zijne genegenheid voor zijnen weldoener. Na veel overwegings, viel hem eindelijk een middel in, 't geen hij oordeelde, voor het een en ander te kunnen dienen: hij befloot naar leoni te gaan, en hem te raaden, dat hij dien dag niet uit zijn huis zou gaan. Een voorflel van zulk eenen zonderlingen aart baarde terftond kwaad vermoeden. b el te a me wierd aangehouden , en voor den Raad van Tienen gebragt, die hem overhaalde, om zijne medepligtigen te noemen, en het Eedgefpan te ontdekken. Veelen vonden gelegenheid om te ontfnappen; maar de Doge, de Tuighuismeester, en zekere piiilip calandario, een der voornaamfte hoofden der zaamenzvveering, wierden gevat en opgebragt. De beiden laatften wierden térltond opgehangen, üir, de vengfters van het  8o REIZE door ITALIEN. het St. Markus Paleis, maar omtrent den eerden ging men met alle plegrigheid te werk, welke zijn ver* heven ftand, en de grootheid zijner misdaad vorderden. Hij wierd verhoord , tot bekentenis gebragt, en ter dood veroordeeld. Daags naa het vellen van dit vonnis wierd hij in den hof van zijn paleis gebragt, en naa dat men hem zijne hertoglijke klederen had uitgetrokken, in ftilte, onthoofd: waar op de hof-deuren opengefteld wierden , en het volk toegelaaten het bloedend lijk van hun Doge te befchouwen. In het jaar 1405. bemachtigde de Republiek Padua, haar moeder en medediugfter. Hebbende, francis carara, den Heer der ftad, in hand gekregen, wierd deeze, in de gevangenis, ter dood gebragt, als hebbende den eed van getrouwheid gefchonden, dien zijne voorgangers aan de Venetianen hadden afgelegd, toen deezen hen in het bezit der ftad Relden. Ik helle echter zeer over, om dit flegts als een lomp voorwendzel te befchouwen van de onregtvaardigheid deezer behandeling , vermits zij ook zijne beiden zoonen zouden omgebragt hebben, die zij geen misdaad hoe genaamd konden ten laste leggen, bij aldien zij het niet gelukkig ontfnapt waren. De veelvuldige voorbeelden van trotschheid, jaloezij, en fijstematifche dwingelandij, die zich , onder het leezen der gefchiedenis van dit land opdoen, moeten, elk onzijdig gemoed, den uiterfien affchrik inboezemen van een erllijke Adel-regee- ring^  'BRIEF XXVRI. uit VENETIEN. «* tihg. De Raad van tienen beftont uit bedienaars van wraak, met een onbeperkt gezag bekleed, 't geen zij behagen fchiepen om op de verhevenfte karakters van den Staat, door allerleie daaden van verfmaading en onderdrukking, uitteoeffenen. f r a ncisco foscari, in den jaare 1423, tot de •Hertog1.ijke waardigheid verheven, wierd dermaate geplaagd door deeze Despoten, die ermalao don at 0, zijn gezworen vijand, aan het hoofd hadden, dat hij voorfloeg, om den post van Doge neder te leggen; maar zijne aanbieding wierd van de hand gewezen. Zijn Zoon giacomo foscari wierd gebannen op eene onbevvezene befchuldiging, dat hij geld ontvangen hadde van buitenlandfche Vorsten en derzelver Staatsdienaarenw Volgens zijn vonnis moest hij naar Pehponnefus gebragt zijn geworden, dan, te zeer afgemat geworden zijnde door de vervolging, cm eene reize van zulk eene lengte te kunnen uitltaan, bande hem dc Raad, naa veel biddens, naar Trevigi, In Italien. Zijn arme Vader, overtuigd van zijne on* fchuld, was zodanig getroffen door deeze harde behandeling, dat hij de verrigtingen van zijn ampt ten eenemaale verwaarloosde, en, op nieuw, den Raad verzogt, hem te willen ontdaan, 't geen doot deezen andermaal geweigerd wierd. Korte jaaren daarnaa, vondt men donato, bij het hertoglijk Paleis vermoord liggen, en giacomo foscari, die zich op dien tijd te Trevigi bevondt, wierd verdagt gehouden, van deezen moord, door zijrt knegt, dien men op dien dag te Venetien gezien IV, Deel, F had-  Sa REIZE door. ITALIEN. hadde, te hebben laaten bedrijven. In gevolge hier van wierd de man op den pijnbank gebragt, doch hij ontkende volftrekt, iets van de daad te weten. De Raad van Tienen, hier mede niet te vreden, gaf hier op last om zijn meester op den pijnbank te brengen; dan, fchoon men ook deezen tot geene bekentenis van de misdaad kon brengen; bande men hem echter voor altoos op het eiland Kandia. Niet lang naa deeze daad van dwingelandij, beleedt zeeker Edelman, uit het huis van erizzo, op zijn doodbedde, aan zijn Biegtvaader, dat hij de moordenaar was van donato en verzogt hem die bekentenis waereldkundig te' maaken: dit deedt deeze ook maar de ongelukkige Doge ovcrleedt, eer de onfchuld van zijn zoon was aan den dag gekomen. De Raad van Tienen vervolgde den ouden man tot aan zijn dood: want ziende, dat hij het Dogefchap niet op hun bevel wilde nederleggen, naa dat zij tweemaaien geweigerd hadden zijn afftand van dien post aantencmen , zettcden zij hem eindelijk zeiven af, en verkoren pascal malepiero, in deszelfs plaats. De oude man de klok van St. Markus. kerk hoorende trekken, op de verkiezing van zijn Opvolger, viel op den grond en flierf van hartzeer. Omtrent in het midden der tegenwoordige Eeuw, hadden de Venetiaanen, in de Levant, met een Vijand te doen, wiens karakter juist het omgekeerde was van dat der dartele en verwijfde Grieken. Het  BRIEF XXVIII. uit VENETIEN. 83 Het jaar 1453 is gedenkwaardig door het inneemen van Kanjiantinopel, door maiiomed II, die zijne veroveringen befloot voorttezetten, met het Gemeenebest die plaatzen afhandig te maaken, welken de Griekfehe: Keizers arm hetzelve hadden afgedaan, toen zij zich niet in Baat bevonden om het aangroeijend vermogen der Turken te keer te gaan. mahomed ontweldigde niet alleen denVenetiaanen Negropontus, Argos, en andere bezittingen in Griekenland, maar wendde zijne wapenen tegen Friuli, een gedeelte hnnner Italiaanfche bezittingen, ja zelfs tegen de Hoofdftad. Verfchrikt op den voortgang deezer onwederftaanbaare barbaaren, waren zij in hun fchik, eene gelegenheid te vinden om den vrede te koopen; gelijk zij deeden in het jaar 1479. De Sultan wierd overgehaald , om al het geen hij van hun veroverd hadde te rug te geven, mits zij hem Croia en Scutari in Albanien afftonden; voor welker verlies zij rijkelijk fchatleloos gefield wierden door het Eiland Cijprus , hun bij Erfmaaking befproken , door katiiarina cor.naro , eene Venetiaanfche adelijke vrouw, die aan J. de lusignam , den laatftcn Koning van het eiland, gehuwd geweest was. Van deezen tijd af, zoo gedenkwaardig in de Jaarboeken der Venetiaanfche Gefchienis , wierden zij een Volk van zoo veel aanziens, dat zij de jaloezij van Paus julilts II gaande maakten, die het magtigfte bondgenootfchap van Vorsten, waar van men immer hoorde, tegen hen wist op te ruijen. Gij zult terftond begrijpen, F a dat  84 REIZE door ITALIEN. dat ik op de ligue van Kamerijk doele, beftaall* de uit den Paus, den Keizer van het Duitfche rijk, de Koningen van Frankrijk en Spanje, de Hertogen van Savooijen en Ferrara , nevens den Markgraaf van Mantua, die onder eikanderen befloten hadden otn het Venetiaansch gebied te verdeden. De Republiek was wijs genoeg om, bij vvege van onderhandeling , en door afftanddoeningen, dat geen uittewerken, 't welk zij onmoogelijk door de wapenen konde doen, en geraakte eindelijk, in 1523, aan een eerlijken vrede, waar bij zij flegts weinig behoefde afteftaan. Men heeft het Bondgenootfchap van Kamerijk als eene tweede oorzaak van haar verval befchouwd, doch, naar mijn inzien , met even weinig grond , als haare Gefchillen met de Genueefchen. De oorlog, die andere landen verarmd, deedt Fenetien, door haaren handel te befchermen en uittebreiden, tot die hoogte ftijgen, welke het, in het begin . der zestiende eeuw, beklommen had. Haar verval wierd alleen veroorzaakt door de ontdekking van een doortocht naar de Oost-Indiën, om de Kaap de Goede Hoop: voor welk tijdffip zij de meest handeldrijvende en gevolglijk de rijkfte ftaat van geheel Europa was. Alle de Indifche voortbrengzels, die naar Europa vervoerd wierden, kwamen over de roode zee naar Suez en Alexandrijen, alwaar zij door de Venetiaanfche kooplieden opgekogt wierden, welken van deezen tak van handel naa genoeg alleen meesters waren. De ongelukkige uitflag van vorige eedgefpannen, met al de wak.  BRIEF XXVILT. uit VENETIEN. fff wakkerheid en geftrengheid van den Raad van Tienen, konden niet beletten, dat men nieuwe pogingen deedt om het Gemeenebest te overmeesteren. In den jaare 1618, terwijl antonio priuli Doge was, wierd 'er, tot dat einde, een plan beraamd door drie Spanjaarden den Onderkoning van Napels, den Governeur van Milaan, en den Marquis de betwar, Gezant te Venetien. Men had ten oogmerk, om het Tuighuis nevens het Paleis van St. Markus in brand te fteeken, den voornaamlien adel te vermoorden, en de Republiek aan Spanje te brengen. Met voornaamfte werktuig van dit complot was zekere giac omo pietro, een berugte Napelfche vrijbuiter in Venetiaanfehen dienst. Gelukkig voor de Republiek wierd het verraad door twee Franfchen aan den Raad van Tienen ontdekt ; waar op verfcheiden van het eedgefpan bij den kop gevat en ter dood gebragt wierden. pietro, met de vloot van huis zijnde, wierd, op last der Regeering, in een zak gebonden en in zee geworpen: maar rsetmar ontfnapte. Op dit eedgefpan, begrijpt gij, maakte oTWAijzijn Treuifpel van Venife prefervecl (Venetien behouden.) De Porte, (leunende op haaren voorgaande;! voorfpoed en trek op veroveringen, zondt, in het jaar 1645, een talrijke vloot, om het Eiland Kandia, of het oude Creta, te verrasfehen. In het eerst kwam haar deeze verraaderlijke aanval duur te ftaan, door den voorfpoed, die de VenetiaanF 3 fche  56 REIZE door ITALIEN. fche wapenen verzelde; doch Kandia wierd ren laatften gedwongen, om te dadigen, fchoon niet dan naa het doorftaan van een vierentwintig jaarig beleg, waarin de Ottomannen meer dan tweemaal honderdduizend man verloren. In 1684, borst de oorlog op nieuw uit , wanneer de Venetiaanen, onder het bevel van hunnen grooten fcheepsvoogd francisco morosini, den geheelen Pehpon» fienfus (*) nevens Athcnen en eene aanzienlijke Landitreek in Dalmatien, wonnen: waar door de hoogmoed der Turken dermaate gefnuikt wierd, dat zij om vrede baden; gelijk dan ook deeze, onder bemiddeling van Engeland, Frankrijk, en de vereenigde Staaten, in het jaar 1669, te CarloVitzeti gefloten wierd. De laatfte oorlog', tusfehen de beiden Mogendheden gevoerd , ontltont in het jaar 1714 , geduurende welken, de Porte Morea hernam. Dezelve nam een einde met den vrede van Pasfaro*witz, die op den 21 Jnijj, I7,;s waarin een Moskée is, welke deeze en geene oude opfchriften op fteenen bevat. Daar mijne kleeding mij als een ongelovige kenbaar maakte, wilde de priester of Iman mij naauwlijks in het voorplein: laaten: en toen ik iets wilde gaan affchrijven, 'c geen ik op een van de marmren fteenen, onder den post van een loots, naast de Moskée ftaande, vond, drong hij, met geene geringe verontwaardiging, op mijn weggaan aan, zoo dat ik flegts het volgende konde optekenen: Laudiodorus mancus Fil. Neronis Germanici Op onze terugkomst bragt mij een inboorling van het land bij een gebroken kolom van Egijptisch graniet, waar over ik verbaasd ftond, vermits zij i!j voeten, bij het voetftuk, in omtrek haalde, en 27 voeten lang was. Schoon het mij voorkomt, uit verfcheidene plaatfen in homerus, gelijk mede in sirabo, dat de ruïnen, door mij zoo aanftonds befchreven, geene anderen kunnen zijn, dan die van het Troijen, 't welk alexander heeft begonnen te bouwen, dat door l ij s i m a c h u s verder is opge- C) laudi.odoe.us, iie lammej zoon van nero ger» manicus.  142 REIZE door de GRIEKSCHE EILANDEN, gebouwd, en, eenige eeuwen laater, door de Romeinen vergroot enz.; hebben nogthans pietro della valLe', en veele andere fchrandere mannen gemeend, dat het laatre Troijen op dezelfde plek van de oude Had is opgetrokken: en hunne onderftelling is geenzins van alle waarfchijnlijkheid ontbloot. In de eerfte plaats, kan de dijk een gedeelte uitgemaakt hebben van de vesting of Verfchanfing, door de Grieken opgeworpen, om. hun vloot tegen de zee te beveiligen; fchoon h osierus daar van fprcekt, als van een muur, en zegt dat die geheel vernield is. Ook kunnen zij zich in hun begrip verfterkt gevonden hebben, door de ontdekking van de twee bronnen of fonteinen, waar van ik gewag maakte; overmits, in de Made, de dood van hector befchreven word, als voorgevallen te zijn bij zulke bronnen, die ook in een ftroom of vloed uitloopen, welke (naar hunne gedagten) de Scamander mag geweest zijn. svfl* «Je my&l Aof«) &v»it«jw«'»i$a, nfcioiAi $ax<; 1*5 vïjxg 'h%xiw 'AtyxKiw, TcoKipoiQ. Ti%xs ptTX xtfs-'iv t%owxv. 2t>5 i' Itv' 'OJWffiiof (AiyxKniit vrj jWïWvtj. 'H p h [mshxv* êVüê, ytyuviuiv «//^otéjcus-e, 'H jwsv £7r' AÏxvtk kKkIxs TtXxfxmixSxo, *H S' ITt' A^lJ^iJof. toi p £É£0tT# HJlXC êiV«? E^uj-av, wofa Ttiffwoi xxï kx^iü ;^e /En. II. reg. 27. Weldra kwam ik aan den Xanthus, cf Scamander\ fchoon thans te voet gaande; hebbende de paarden achter gelaten, om mij te volgen, zoo zij konden. Ik gelove niet, dat homerus dien ooit gezien heeft: vermits hij, in dat geval, geen zagte beek in eene breede en fnelvlietende rivier zou veranderd hebben. OvVé (*) Nieuwsgierig cn vol vreugd ,fpoedt elk, om ftrijd,naarbuiteu, Naar de de oude legerplaats, en 't pas verlaten ftrand, Hier, (zegt men tot elkaar, al wijzend met de hand} Hier llondt achxli.es Tent; daar lagen de üolupen; Ginds ankerde de vloot — daarhiildt men 't ltrijdperk open.  BRIEF XXXIII. van dë KUST van TROIJEN. 14? Ovêé Sicapixvfïpof iMyz 10 ov ptvos, d\' tri Ltécftvoy Xw'êTO IltjAa'wn, x.ót>vffjo-3'ovt«. ''iï? ttêv TijA«£t))V ï'x 7T0VT0$iv «vdpaVfv iïyj , Toif,o< vvv j/sj/#'# fchen Rusland en de Porie, onder Graaf o r l o f f het bevel voerde over een Esquader Lieniefchepeti, boodc aan, om zich van den doortogt, met A 2 wei-  4 REIZE door ÏURKIJEN. weinige oorloafchepen, meester te maaken. Doch de trotfche Moskoviet, jaleersch van hem zijnde, wees den voorflag van de hand, en voorkwam, hiermede , naar alle waarfchijnlijkheid, de vernieling van Konjlantinopel. Na achttien mijlen hooger op roeiens, kwamen wij aan het tweede kasteel, 't geen , gelijk het eerfte, een ander tegen zich heeft, aan de overzijde, doch dat ongelijk grooter is, hebbende een Pacha van drie (taarten tot bevelhebber. Wij landden wat hoger op, in de Stad, fchoon niet dan met moeite, wordende met fteenen gefmeten door eenige Turkfche jongens; doch gelukkig ontmoetten wij den Venetiaanfchen Konful aan ftrand, die ons naar zijn huis bragt, en ons met ongemeene vriendelijkheid en gastvrijheid behandelde. Zijne vrouw, welke zich even oplettend jegens ons gedroeg, was onlangs van de Europeefche kust te rug gekomen , werwaards de pest haar gedreven had. Zij verhaalde ons , dat zij, voor haar vertrek naar de Dardanellen, geduurende eenige weeken met haar Gezin opgeflooten was geweest, en dat zij 'er veelen aan haar deur had zien fterven. Ten laatften warsch van het geftecn der zieltogenden, en beangst over haaren toefland, had zij haar man gebeden, om haar aan de overzijde van het kanaal te laaten brengen. Zij gingen diensvolgens, in het midden van den nacht, heên , wanneer haare bekommering niet weinig vermeerderd wierd, uit vreeze, dat de een of ander van de roeiers, befmet zijnde, in het donkere tegen haar aan mogt loopen. Dan het geen haar toe-  BRIEF XXXIV. uit KONSTANTINOPEL. ff toelland noch droeviger maakte was, dat zij zich in eenen hoog zwangeren ftaat bevond. Gelukkig echter kwamen zij veilig aan haare wijkplaats, alwaar zij bleven tot dat de pest merkelijk verminderd was. Het tooneel, 't welk ons deeze Dame fchilderde was aandoenlijk, maar noch aandoenlijker was de vertooning der Duitfche en RusnTche gevangenen, die wij bier zagen. De ellendige toeftand deezer arme zoldaaten, doet mij de Turken, als erger dan Barbaaren , verfoeijen. Zij zijn zwaar geketend, paar aan paar, moeten allerleie fmaadheden en mishandelingen lijden, en moeten (*t geen gij naauwlijk voor mogelijk zult houden) hun onderhoud alleen zoeken bij liefdaadige Kristenen en Jooden. Zij zijn zoo uitgeteerd door honger en flavernij, dat zij naauwlijks den eenen voet voor den anderen kunnen zetten, terwijl de wanhoop op hun gelaat te leezen ftaat. Ik kan geen fterker bewijs van hunne ellende bijbrengen, dan met hier bij te voegen, dat twee van hun, niet laater dan gisteren, de waakzaamheid hunner oppasfers ontfnapt zijnde, met opzet in zee gelopen zijn en zich verdronken hebben. Dan met dit alles , zijn de Turken wel wreeder omtrent hunne gevangenen, dan de Engelfchen tegen hunne Neger - flaaven ?' Eene andere Calque gehuurd , mondbehoeften gekogt, en twee Janitfaaren aangenomen hebbende, benevens den zoon van den Engelfchen Konful, een Jood, om ons als tolk naar Konflantin.0' A 3 fel  6 REIZE door TURKfJEN. pel te verzeilen, zcttecien wij, dien zelfden dag, onze reize voort: doch, eer wij vertrokken, ontmoette ik, aan den oever, zekeren kapitein bernard, met wien ik te PVestmunfter fchool gelegen heb. Hij ging insgelijks naar Konjlantinopel, met een Franfchen oorlogs floep, die in het kanaal door tegenwind wierd opgehouden. Ik moet niet vergeten aantemerken, dat deeze ftad, door zommigen onderfteld word op de plaats te liggen, waar oudtijds Abljdos ftondt, en van waar leahder (indiende verfen van müsaeus waarheid behelzen) naar zijn beminde Hero, van Sejlos, gewoon was te zwemmen: fchoon ik van gedagten ben , dat Abljdos omtrend vier mijlen hooger lag, dat is, aan het engfte gedeelte van het kanaal, daar dit weinig meer dan eene mijl breed is; herodotus zegt zeven ftadien, 't geen nog minder is. Maar wat zal de liefde niet al onderneemen ? — Dicht daar bij, voerde xerxes, zijn talloos leger , over zijn fchipbrug , in Europa. „ Des „ anderen daags," zegt de Gefchiedfchrijver, (*) ,, de wederkomst der zon willende befchouwen, „ hielden zij ftil, offerende op de fchuiten aller„ lei foort van wierook, en den weg met mirten „ beftrooiende. Toen de zon was opgegaan, bad ,, xerxes haar, onder het plengen van wijn uit „ een (*) Zie herodotus Lib. Polifm. Cap. 54.  BRIEF XXXIV. uit KONSTANTINOPEL. ? „ een gouden beker, dat hem geen ongeluk mogt „ overkomen, voor dat hij Europa had onderge,, bragt en aan haare grenzen was te rug gekeerd. „ Dit gedaan hebbende , wierp hij den kop of „ beker, met een Periiaanfehen zaabel, of zoge„ naamden Acinanes (krom flag-zwaard) in den ,, Hellespont. Ik kan met geene zekerheid be,, paaien, of hij ze in zee wierp, als eene offer„ hande aan de zon, dan of hij, berouw hebben„ de , dat hij den Helkspont gegeesfeld had , „ daarmede zijn begaan misdrijf tragtte te boe„ ten." Op deeze plaats ftapte ik aan land, en poogde, fchoon te vergeefscb, deeze of geene overblijfzels te vinden van den marmren troon, dien de ingezetenen van Abljdos voor hem opregtten , om zijne zoldaaten te monfteren. „ Wanneer hij nu [dus vervolgt de Braks aan„ gehaalde fchrijver, (*)] het oog liet gaan over „ den Hellespont, die met zijne fcheepen over„ dekt was, en over den geheelen oever nevens ,, de vlakte van Abijdos, opgepropt met zijne le,, gerbenden, liet zich xerxiïs niet weinig voór„ Baan op zijn geluk: maar borst weldra uit in ,, traancn." En, toen zijn oom ar.tabanus hem naar de reden vroeg van deezen fchielijken overgang van het een tot het ander uitterfte, gaf de (*) Herodotus Liu. Pelijm. Cap. 45. A 4  8 REIZE door TURKIJEN. de Vorst hierop ten antwoord : „ Ik fchreide , bij „ een toevallig gepeins, over de kortheid van 's menfchen leven, daar geen van deeze volkeren, „ hoe talrijk ook, een eeuw kan overleven." Q*) Is die bedenking niet zeer aanmerkelijk, cn verIpreid zij niet zeer veel lichts over het karakter der Perliaanen ? Tegen het einde van deezen bekoorlijken avond, gingen wij aan land, ten einde onze arme Grieken zich met voedzel en flaapen mogten verfrisfchen. Zij lagen een vuur aan onder eene rots, waar wij ons avondmaal hielden, en kort daar op naar onze fchuit gingen, om te rusten. Des anderendaags 's morgens ontwaakende, bevonden wij ons aan den mond van de zee van Marmora of den Proponth , en digt bij Gallipoli , voorheen Callipolis, een ftad aan den Tracifchen oever, die 'er zeer gemeen uitzag. Wij waren bang voor de pest, en kwamen 'er dus niet in, maar ontbeten op de rotfen, boven dezelve. Mijn kleine Franfche reisgenoot is een verwonderlijke hofmeester en kok gelijk ik befpeurde, aan den goeden voorraad, dien hij had medegenomen. Hij maakte de chocolade gereed, terwijl ik bezig was met Gallipoli aftetekenen : en vermaakte mij, naa het ontbijt, met de muzijk op zijn fluit. Het zou verveelend zijn, van alle lieden gewag te maaken, die wij voorbij voeren. Ik zal dus maar alleen mei- £*) Herodo t us Lib. Polijm. Cap. 46".  BRIEF XXXIV. mi KONSTANTiNOPEL. 9 melden, dat wij zeer fchuuw waren van aan land te gaan, of zelfs al te digt aan den oever te komen , vreezende voor de wegloopers uit het Turkfche leger, waar van wij 'er veelen zagen. Zij zouden ons dood gefchoten hebben, en met onze boot naar den overkant gevaaren zijn, overmits zij naar Afia, hun geboorteland, te rug keerden. Op den derden dag echter roeiden wij aan een plaatsje, dat wij voor een paradijs hielden. Men fcheen 'er alleen over water te kunnen komen, en het was beplant met wijnBokkcn en andere vruchtböomen, die over een heldere beek hingen, welke 'er door ruischte. Een goede maaltijd gehouden hebbende, lagen wij ons een paar uuren op het gras te flaapcn, en fneden, voor dat wij heen gingen, onze naamen op den bast der boomen, die mogelijk de een of ander reiziger, in 't vervolg, zal vinden. Onze reize wierd, geduurende het grootfte gedeelte van den nagt, voortgezet; want onze werkzaame Grieken waren onvermoeid; en 's anderendaags voerde ons een voordeelig koeltje tot aan Rodosto. Hierop ftoutmoedig, met een ftevigen wind , dwars over een inham van den Propontis zeüende, voeren wij voorbij het oude Ueraclèm. en hoopten noch voor den avond onze reize ten einde gebragt te zullen hebben; maar 'er Bak een ftorm op, die ons noodzaakte onder de muuren van een klein Badje te fchuilen. Des anderendaags 's morgens, toen het weder gelukkig bedaard was, agtervolgden wij onze reiae, en, omtrent tien uuren het eiland Hjpefigf A 5 voor-  lo REIZE door TURK IJ EN". voorbij zeilende, kwamen wij in het gezicht van Konjlantinopel. Toen wij het volkomen befchouwden, ftonden wij, fpraakeloos, in opgetogenheid verrukt; want ik ben verzekerd, dat de geheele aardkloot, wat gezicht betreft, niets zoo grootsck, zoo verfcheidens en zoo fraai's, oplevert. Men heeft, wel is waar, het gezicht van Napels uit de baai hiermede vergeleken: maar het ftaat vast bij mij, dat dit bij niemand heeft kunnen opkomen, die de beiden lieden gezien heeft, — een Napolitaan alleen uitgezonderd. Daar onze vijfdaagfche reize ons ongefchikt gemaakt hadde, om ons, in dien ftaat, aan onze gezanten te vertoonen, gingen wij aan wal, om ons te vcrkleeden. De zeven torens aan den zuidwestclijken hoek van de ftad voorbij zijnde , deed zich eensklaps een nieuw tooneel voor ons op in de tallelooze menigte volks, zoo aan wal als op het water , eene vertooning un eenemaale verfchillende van alles wat ik in de andere fiaaten van Europa gezien had. Bijna drie mijlen midden door deeze verfchillende en belangrijke voorwerpen van oplettendheid gevaren zijnde, kwamen wij tot aan de muuren van het Serail, van welken wij ras een barfche Item hoorden, die onzen Grieken beval om aftehouden, vermits wij 'er te digt bij waren. Den oostelijken hoek daar van bereikt hebbende, roeiden zij ons dwarsch over de haven, naar Pera, alwaar wij bij het tolhuis voet aan land zetteden. Mijne Reiskoffers in handen der tolbedienden gelaten hebbende, bragt men mij naar het paleis yan onzen gezant, den Heer  BRIEF XXXIV. uit KONSTANTINOPEL. » Heer robert Ainslie, die mij op eene wijze ontving, welke ik voor altoos in dankbaare geheugenis houden, en waar van ik u, in mijnen volgenden brief, nader verflag geven zal. BRIEF  « REIZE door TURK IJ EN. BRIEF XXXV. Konjlantinopel, den 6 Octob. "Weinige dagen voor mijn vertrek van Vtnetien vondt ik mij vereerd met een ongemeen heufchen brief van den Heer ralph paine aan den Heer robert ainslie. Zoo draa had niet deeze den brief gelezen, of hij liet terftond mijn bagagie van het tolhuis haaien, en een kamer voor mij gereed maaken in zijn paleis , verzoekende mijn intrek bij hem te nemen, geduurende mijn verblijf in Konjlantinopel. Ik betuig u , niet meer dan regt te doen aan den Heer rouert, wanneer ik hier bij aanmerke,' dat de verdienstelijke wijze, op welke hij zijnen aanzienlijken post bekleedt, boven mijn lof is. Niemant kan de waardigheid van Britfchen Afgezant beter ophouden, wanneer zulks noodig is, en niemant kan dezelve, op zulk eene bevallige wijze, ter zijde Bel. len, onder zijne eigen huisgenooten , dan hij. Deeze wellevenbeid is geenzins gemaakt, maar hem natuurlijk eigen, ontftaande uit een goed hart, en eenen vroegen omgang met luiden van verftand en welgemanierdheid. Maar buiten deeze hoedanigheid , is hij , uit hoofde van zijne diepe kunde omtrent het befluur en de fiaatkunde der Porte, bij uitftek gefchikt voor zijn diplomatifehen post, 't welk,  BRIEF XXXV. uit KONSTANTINÖPEL. r3 Ttwelfc, gevoegd bij zijn verftandig gedrag, hem, boven alle andere vreemde Ministers, den gunsteling des Sultans en van den Divan gemaakt heeft. Sedert mijne komst, zijn hier ook nog van Smijr na over land gekomen Lord garlies , en Mr. cornisch , van het Fregat de Paerel, en kapitein barnard, van de Dardanelkn , die mede bij den Heer robert hun intrek genomen hebben, zoo dat ons gezelfchap vermeerderd, en zelfs verbeterd is, vermits zij allen aangenaame luiden zijn. Wij ontbijten doorgaans elk in zijne kamer, en wandelen vervolgens, tot aan den middag, om de ftad en deszelfs ommeftreeken ; wordende door onzen edelmoedigen gastheer voorzien van al wat wij tot onze veiligheid en gemak nodig hebben, gelijk tolken, janitzaaren , knegts, paarden enz. Hij heeft ons vrijheid gegeven, om alles in zijn huis te doen, wat ons aangenaam is, en is, altijd, in perfoon, tot onzen dienst, uitgezonderd jdleen des voormiddags, wanneer hij bezig is met brieven te fchrijven en andere zaaken. Ten vier uuren gaan wij aan tafel, die van alle lekkernijen voorzien is, en, naa het eten, word ons, op de Engelfche manier, eene verfcheiden- heid van wijnen voorgezet, de keurigfte en zeldzaamfte zoo van Europa , als van de Griekfehe Eilanden , van Jerufalem en de kust van klein Azia. Wanneer wij ons, tegen zeven uuren, in de Asfemblée-kamer begeven, dient men ons  14 REIZE door TURKIJE N. ons koffij voor, zoogoed, als ik nimmer geproefd hebbe, voor dat ik hier kwam; want gij hebt ze zoo niet in Engeland, vermits zij veel van haar geur op zee verliest. Vervolgens verzeilen wij, doorgaans, zijne Exellentie, in zijne bezoeken bij de overige vreemde Ministers. Naardemaal 'er geene rijtuigen in Konjlantlnopolen zijn, gaan wij te voet, en met veel Ifaatfie, voorafgegaan door een half dozijn Janitzaaren, cn een gelijk getal liverij- bedienden, met flambouwen. Naa onze terugkomst brengen wij het overige van den avond door met het kaartfpel of een praatje. De Heer robert, befpeurende, dat ik ongemeen verlangende was, om de ftad en haare inwooneren te leeren kennen, deed alles, wat in zijn vermogen was, om mijn verlangen te voldoen , en Haagde, boven wensch, daar in. Dan Konjlantinopel^ een al te uitvoerig onderwerp voor het naaów bedek van eenige weinige brieven. Ik kan u derhalve alleen eene befchrijving geven van zulke gedeelten der ftad, als uwe oplettendheid het meest waardig zijn , en u getrouw vernaaien , wat ik met zorgvuldigheid bijeen verzameld heb. De Hoofdftad der Turken, gelijk haar moederfiad Romen, op zeven heuvelen liggende, is in vier afdeelingen verdeeld; namelijk in — Konjlantinopel , bij de Turken Stamboul of Stambol geheten; Pera; Galata en Sctttari. De tweede en derde verdeeling zijn vau de eerfte gefcheiden door een  BRIEF XXXV. uit KONSTANTINOPEL. 1$ «en arm of inham van de zee, de haven geheten, die omtrent een half mijl breed is (*), en tusfehen de laatfte, aan de Afiatifche kust liggende, en de drie vorigen loopt de Bosphorus, (f) die niet minder dan twee mijlen wijd is. Ik gis, dat de omtrek van het geheel, met het water ingefloten, tusfehen de 17 en 20 mijlen haalt, en dat de volkrijkheid , in vredestijd , omtrent 750,000 zielen bedraagt (§). Daar is geen Stad in Europa mogelijk niet in de geheele waereld, welke zulk eene Verfcheidenheid vau inwooneren bevat, — Turken, Grieken, Armeniërs, Franken, Jooden enz. De drie eerften deezer natiën zijn over de geheele Had verfpreid, maar de Grieken en Armeniërs hebben bijzondere wijken of kwartieren, alwaar de groote" hoop daar van gehuisvest is. De Franken woonen, onder de buitenlandfcbe Ministers, te Pera, en de Jooden in Galata (*). Wel- (*) In het algemeen voor de beste der waereld gehouden, vermits fchepen van de eerfte grootte daarin vlak aan wal kunnen liggen, en aan alle kanten voor de winden beveiligd zijn. Ct) Tegenwoordig het Kanaal hij Konjlantinopel Vert. Waar van drie vierde gedeelten Grieken en Armeniërs zijn — de overigen Franken Jooden en Turken; welke laatften dus maar weinigen zijn, in vergelijking van het getal der ove« rige inwooneren. (•) Wij menen in het zekere onderregt te zijn, dat het meerendeel der Joden in Stamlol, fchoon in afzonderlijke wijken of buurten, woont. De weinigen in Galata zijn meest Makelaars. Vert.  Iö' REIZE door TURKIJEN. Weldraa na mijn aankomst nam ik een Caique van Tophannah, een gedeelte van Pera, en gaf order aan de luiden, om mij op een afftand van den wal te roeijen. Tot dus verre had ik gemeend, dat 'er geene handiger roeijers waren, dan de Venetiaanfche Gondoliers ; doch deezen zijn flegts kinderen, bij de Turkfche fchuitenvoerders vergeleken. De fchuitjes zijn ligt, en, wanneer zij dezelven vooruitzetten, fchijnen zij op hunne kragten te Honen. Ik liet mij twee mijlen ver op het water brengen, om deeze ftad en haare ommeftreken, voorzien van allerhande uitwendige fchoonheden, welken den aanfchouwer kunnen vermaaken en tevens verbaazen, op de meest voordeelige wijze te kunnen zien. Zij ligt in de gedaante van een driehoek. Van den Noordoostelijken hoek of punt van het Serail, tot aan de zeven torens, — een afftand van vier en een halve mijl, kromt haare zijde, welke door den Propontis ( * ) befpoeld word, zich in de fraailte halve maan van aan eikanderen ftaande Gebouwen , welke men zich verbeelden kan. De vertooning van het Keizerlijk paleis uit zee gaat (houie ik mij verzekerd) alles te boven, wat 'er van dien aart aanwezig is. Het is verfterkt met twee muuren, voorzien van bastions , kanteelingen of platte torentjes, en een gefcbutbedding aan de punt van de haven, welke, bij verfcheiden gelegenheden , losbrandt, inzonderheid (*) Thans mare di marmora geheten, wegens de menigte, van mannerfteen, die men langs haare oevers vind, F*rt.  BRIEF XXXV. uit KONSTANTfNOPE L. 17 heid om de rechtspleging aantekondigen van deezen of geenen van deszelfs bewooneren, die de ongenade van den Sultan, of zijner gunstelingen, zich op den halze geladen heeft. De Tuinen lopen , trapswijze , van de muuren, opwaarts. Op derzelver top Baan de gebouwen van het Serail, die, alhoewel onregelmaatig,met derzelver ïeoden koepels en vergulde halve roaanen een grootsch eu prachtig vertoon maaken: te meer daar de voornaamfte wanftaltigheden achter Cijpresfen en ander geboomte, waar mede de tuinen beplant zijn, fchuilen. Van achteren deeze gebouwen komen de Moskeen , omringd van derzelver fpichtige Minorees, of torens, uitkijken. Aan de andere sijde der haven, welke opgepropt is van Schepen, en aan de kanten bezet met gebouwen, gelijk Chi* ofchs (*) Harams (f), Baden, nevens het Tuig. huis, rijzen de fteile heuvels van Pera en Galata, overdekt met huizen, onder welken de Paleizen der vreemde Gezanten boven anderen uitfteken. Men kan naar waarheid zeggen, dat de Natuur haare weldadigheid tot verkwistens toe aan den Bosphorus bewezen heeft; en de Turken, niet ongevoelig van haare fchoonheden, hebben zijne vermaaklijke oevers nog meer opgefierd met hunne Landhuizen. Te Scrutari loopt de Stad ten einde. Mij omkeerende in de boot, vermaakte ik mij C') Zoomerhuisjens, in den fmaak van een Chiiieefclie tent. VtrU {L) Vrouwen-verblijven. V. Deel. B  ïS REIZE door TÜRKIJEN. mij niet weinig met het gezicht van de prinfenBHanden, die omtrent acht of negen mijlen verre van Konjlantinopel liggen; en noch meer met dat van de Afiatifche gebergtens, inzonderheid van den Olijmptts- bij Brutza, met altoosduurend fnecuvv bedekt. Naa dat ik, een wijl tijds, met verrukking, op dit onvergelijkelijk gezicht geftaaroogd had, keerde ik te rug, en flapte te Konjlantinopel aan den wal, wanneer ik, voor de eerlle maal, een bezoek aan het Serail gaf. Dit vermaard Paleis, 't welk een aanmerkiijk gedeelte van de Stad beflaat, is van haar afgefchciden door hooge en dikke muuren. liet bedaat uit drie groote hof-gebouwen, en uitgeftrekte tuinen. Om in het eerfte te komen, moest ik onder een groote poort doorgaan, van welke het Turkfche hof den naam van de Porte ontleend heeft. Dikwijls heeft het Voik het vreeslijk Schouwfpel van aan deeze poort gefpijkerde Duhfche en Ruslifche neuzen, ooren en lippen. Dezelve word bewaakt door vijftig Capigi, of Keizerlijke Poortiers, die, gelijk de Janitfaaren enz. t'iuiis zijnde, geene wapens maar rottingen draagen. liet eerfle Hof is langwerpig, hebbende, ter rechter zijde, het Gasthuis voor de zieken van het' Serail, en, ter linker, Wapen-magazijnen, de Munt enz. De Daken beftaan meest uit Koepels, die met lood overdekt zijn, eh een zeer fraaie vertooning maaken. Mijn tolk. zeide mij, dat een gedeelte deezer gebouwen de Sacristij (of Kerk-kamer) was *' van  BRIEF XXXV. uit KONSTANTINOPEL. van de Santa Sophia, maar ik kan niet denken, dat deeze Kerk ooit zoo groot geweest is.' Het is waar, de man was een Griek, en de Grieken tragten u alles wijs te maaken, wanneer zij van deeze hunne gewezen Hoofd-kerk fpreeken. Het tweede Hof (aan welks poort insgelijks •vijftig Capigi den wagt houden ) is bijnaa vierkant. In hetzelve is eene Gaanerij (Corridor) op marmeren kolommen, uit Griekenland geroofd, rustende , waar onder de Janitfaaren, en andere bedienden van den Divan, post houden. Ter rechter zijde is de keuken en eene menigte van kamers voor de bedienden van het Serail, en aan de linker ftaan de italien vau den Sultan. Niemant dan zijne Hoogheid, mag binnen dit Hof te paard. Hijgen. In het midden van het zelve ftaat een fraaie fontein, omringd met Cijpresfen boomen enz. bij welke de ter dood verwezenen onthoofd worden. Aan het einde van het Hof is, ter linker zijde, die Gerechtszaal, waar van gij zoo veel hebt hooren fpreeken, de Divan geheten. Da Vizier en Mufti zijn de voornaamfte leden van; deezen Raad: doch de meesten fchijneu uitgemaakt te worden door de Cadelisquiers, of Opperrechters, onder welken alle mindere Magiftraatsperfoonen, of Cadhies, ftaan. Door een; deur heeft deeze kamer gcmeenfchap met het binnenfte Serail, welke naauw bewaakt word door den Capa-Jgd/i en zijne blanke gefnedenen; als snede door een tralie - vengfter, waar voor de B 2 Sul-  io REIZE door TURKTJEN. Sultan dikwijls ongemerkt zit, en de vonnisfen van het Hof aanhoort: die, bij aldien zij blijken onregtvaardig te wezen, gemeenlijk met het leven der rechters geboet worden. Het derde Hof, of verblijf, van den Vorst, zijne vrouwen , gefnedenen enz. is flegts weinig bekend , vermits niemant de poort- van hetzelve mag naderen, dan die door den Keizer geroepen word. Zelfs de Vizier-Azem, of eerfte Staatsdienaar, hoe veel gezags hij ook heeft, fiddert, wanneer hij, bij bijzondere gelegenheden, derwaards gaat; want veelen, die 'er in komen, ziet men nooit weder, dan wanneer hunne lijken van een balkon daar uit, over het zee - ftrand, geworpen worden. Deeze poort wordt, even gelijk die van den Divan , bewaakt door blanke gefnedenen, die Argus en Cerberus in waakzaamheid en barschheid overtreffen; en het Paleis door Moorfche gefnedenen, onder het bevel van hunnen Kis/aar Aga of Generaal. Men kan zich de menfchelijke gedaante niet verfchrikkelijker verbeelden, dan dezelve zich bij de laatften van deezen opdoet: hunne aangezichten zijn gefchonden , hunne lichaamen verdraaid , en evenwel bezitten deeze heillooze monfters, (want zulken zijn zij waarlijk) voornaamelijk het vertrouwen en de gunst des Sultans, die hun allerleij lieve naamen geeft, als Roos, Ionquil, Narcis enz. uit welken hoofde hun gezag zoo groot is, dat de trotschfte Pascbas van het Rijk om hunne befenermiug ^reijen, en fidderen op huy  BRIEF XXXV. uit KONSTANTINOPEL. 21 hun ftuursch gelaad. Buiten deezen zijn 'er Bommen en dwerg-gefnedenen, om den Grooten Heer en zijne Vrouwen optepasfen en te vermaaken. Dus is het Serail, om zoo te zeggen, een klein Koningrijk op zich zeiven, zijnde van de Bad afgefcheiden, hebbende deszelfs eigene afzonderlijke gebruiken, beltierd door deszelfs eigen wetten, en alleen bekend aan den geenen, die 'er in woonen. Men heeft mij gezegd, dat de tegenwoordige Suhan, abdul hamed , in gehoorzaamheid aan de voorfchriften zijnes Godsdiensts, voor zons opgang , van het bed rijst, om zijne gebeden aan het Opperde wezen optedragen. Hij ontbijt dus vroeg, en Baat doorgaans, op zulke ochtenden, wanneer 'er in den Divan verhooren gefchieden, aan zijn geheim vengder te luisteren. Op andere dagen oefent of verlustigt hij zich, in zijne tuinen. Wanneer hij het middagmaal houdt, zit hij, naar de Oosterfche wijze, met de beenen over elkanderen op kusfens: de Ifiglans , of Pagies, zetten een tafel van omtrent een voet hoog, voor hem, en fpreiden een kleed van Marokkijnsch leder daar over. De fpijze word op gouden borden gebragt aan de deur van zijn vertrek, door den Hofmeester en zijne bedienden, alwaar zij. door de Ifoglans ontvangen en vervolgens opgezet word. Zijn drank is Sherbet: zijnde de Wijn, door den Alkoran, verboden. Gedurende den maaltijd lezen zommigen van zijne gefnedenen hem iets voor uit de Gefchiedenis zijner Voorzaaten, of uit eene vertaling van quntus curtius ; deze bijzonder* B 3 . hcid  aa REIZE door TURKJJEN. heid echter heb ik hooren tegenfpreken, waarom ik 'er niet voor durve inftaan. Des zondags en woensdags begeeft hij zich, naa het eeten, in de Gehoorzaal, om met zijne Ministers over Staatszaken te fpreeken; en hij is bijkans onvermijdelijk gehouden, om, alle vrijdagen, in het openbaar; naar een der Moskeen te "gaan. Bij die gelegenheid is hij altoos verzeld van vier of vijfhonderd man te paard, waar onder zijne voornaamfte gefnedenen en ambtenaaren, als mede door twee of drieduizend Janitfaaren enz. Onder het optrekken Raat het ieder een uit het volk vrij, om hem een fmeekfchrift aan te bieden: 't geen hij, zoo dra hij het aan het eind van een Bok ziet optieken, aan zijne flaven order geeft, om aantenemen. Ik ben tweemaalen bij zulk een optogt tegenwoordig geweest, en boude dien voor den luisterrijkfien en meest bezienswaardigen , dien ik ooit befchouvvde. De rijkheid en verfcheidenheid van gewaaden, de fraaiheid en opfchik der Arabifche paarden, de bevallige vertooning der Janitfaaren en Bostangis, of Keizerlijke Lijfwagtcn (wier zonderling fatfoen van roodlakenfcbe muifen vooral aanmerkelijk is) met één woord de pracht, nieuwheid, ftilte en plegtigheid van dit Schouwfpel kan niet misfen eenen Berken indruk te maaken op eiken uitheemfchen toekijker. Voor de Moskee ftonden de Zoldaaten in twee gelederen gefchaard, om zijne Hoogluid te ontvangen, op wiens aankomst men een algemeene zwaare zucht, ('t geen ik befpeurd heb, in Turkijen een teken van diepen eerbied optele- vc-  BRIEF XXXV. uit KONSTANTINOPEL. 23 veren) onder hen hoorde: waar op zij, onmiddelijk, voor over op den grond vielen ( * ). audul ha'mkd is in zijn 64fte jaar: zijn aangezicht is lang en Baatig: zijne oogen zijn groot, vol en donker, maar zonder uitdrukking: zijne overige gelaadstrekken zijn regelmaatig, fchoon ver van bevallig; zijn baard is bleek zwart en vrij lang. Zijn kleeding is gelijk die van zijne voornaamlle Amptenaaren, uitgenomen in de plooijen van zijn tulband, en het bont van den zwarten vos, 't geen niemant anders mag draagen , zijnde hetzelve, gelijk het Keizerlijk pnrpcr onder de Romeinen, het onderfcheiden merk der Vorftelijke waardigheid. Aan weêrskanten van hem loopt een dienaar, met zijn hand cp zijn zadelknop: onmiddelijk achter hem reden zijne beiden Zoonen, die noch kinderen zijn. Ik had gelegenheid om te zien, met welk eene flaaffche oplettendheid de Hovelingen den Kislaar - Aga en diens medeflaavcn bejegenden; en nogthans houde ik mij verzekerd, dat zij hen allen in hun hart haaten. Maar om tot het Serail weder te kecren. Het is onmooglijk om eenig zeker bericht te geven nopens deszelfs vrouwelijke bewoneren. In verfcheiden boeken geeft men wel voor, dit te doen; miar geloof mij, 't geen zij 'er van vertellen is niet dan een loutere roman. Men kan daaromtrent alhen eenige Eigenlijk buigen zij, zijlinks, het hoofd cn bovenlijf, met de hand op het hart; daar mede uitdrukkende dat hunne hoofden ter befchikking van den Suf tan zijn. Pitt. B 4  04 ; REIZE door TURKIJEIST. ge ondcrrigting bekomen bij de gefnedenen, of bij de vrouwen, welken de Sultan aan zijne Pdfchas ten huwelijk geeft: en het is niet waarfchijnlijk, dat deezen de geheimen yan den Haram zullen verbreiden. Men weet, dat de vrouwen van het meeste aanzien de Sultanes zijn, of zulken, die kinderen ter waereld gebragt hebben. Zij hebben haare afzonderlijke huishoudingen en worden met zeer veel achting behandeld. De overigen wooTten bij eikanderen , en Raan onder het beltuur van de Kaditnes, of opziensters van het Serail, ook worden zij zeer zorgvuldig bewaakt, door de gefnedenen, die haare geringde misdagen ftreng ftraffen. Doorgaans "houdt de Sultan met eenige weinige uitverkorenen bedgemeenfehap: en , bijaldien hij dit getal wil vergroot hebben, dan worden de Dames, door de Kadan-Cahia of het hoofd der Opzienfters, bij eikanderen in een groot vertrek gebragt, waar uit hij eene keuze doet, en die keuze openbaar maakt, met het voorwerp daar van het een of ander pand aantebieden. Het Serail word van vrouwen voorzien, door de Pafchas of Governeurs der Provintien, die de fchoonite meisjes, welke zij kunnen vinden, derwaarts zenden. Zij zijn meestal Circasfifche, vermits deeze natuurlijk fraaier zijn dan de Georgifche: doch, behalven deeze, zijn 'er ook vrouwen onder, uit elk gedeelte vaif het Rijk en zelfs veele buitenlandfche. Wanneer de Monarch overlijdt, worden zijne Sultanes naar het oude Serail gebragt, om 'er vervolgens haar verblijf te honden: gelijk'ook daar in al-  BRIEF XXXV. uit KONSTANTINOPEL. as alle keizerlijke afftammelingen, uitgezonderd alleen de kinderen des regeerenden Sultans, woonen. De oudfte zoon van het Geflacht is altijd Troonopvolger. Dus zal abdul hamed niet onmiddelijk worden opgevolgd, door zijn zoon, maar door zijn oomzegger selim (*), bijaldien deeze, door den dood, geene plaats maakt voor zijn Neef. Deeze Prins is tegenwoordig achtentwintig jaaren oud, en, zoo men zegt, een fchoon man. Hij heeft, federt het overlijden van zijnen vader, den laatften Sultan, in het oud Serail, opgefloten gezeten , mogende 'er niet uitkomen, ten zij met zijn oom. Men ftaat hem vrouwen toe, maar doorgaans zulken, die over het kinderkrijgen heen zijn. Bij aldien echter een derzelven mogt zwanger worden en een zoon ter waereld brengen, zou het kind, volgens de jaloerfche en onmenfchelijke Staatkunde deezer Barbaaren, onmiddelijk geworgd worden; vermits het anders, voor de kinderen van den regeerenden Vorst, aan het bewind mogt komen. Het gezag van den Grooten Heer is, ongetwijfeld, het onbepaaldfte, onder de Vorsten van Europa, daar zijne onderdaanen hem niet alleen, in een ftaatkundig licht, al fidderend, befchouwen tls den heer van hun leven en eigendommen, maar zelfs met eerbied, van den kant des Godsdiensts, als (*) Sedert deeze Brieven gefclireven zijn, is apdul hamei), REIZE door TURKIJEN. laar geheeten, en in eene Waterleiding, waar van men nog gebruik maakt. De muuren van Konjlantinopel', in plaats van eenige opmerking wegens derzelver fterkte te verdienen , gelijk ik verwagt had, zijn in eenen zeer vervallen ftaat. Over eenige weinige dagen, reed ik langs dezelven tot aan het einde van de Stad, bij de zeven torens , en befchouwde de poort van S-n Romano, digt bij de plek, waar de benden van mahome n in de Stad braken, toen zij haar ftormenderhand innamen. Ik had gaarne eens in de zeven Torens willen wezen, maar ik kon geen toegang daar in verkrijgen, vermits de Hr. bulga kof f, de Rusfifche gezant, tegenwoordig daar In gevangen zit. Schoon mij dit mislukte, wist ik echter op de (laven-markt te komen; doch was genoodzaakt een Turksch kleed aan te trekken en mij van een vreesfelijk paar knevels te voorzien, die met ijzerdraad tusfehen mijne boventanden en lip vastgemaakt waren: dewijl men mij, als een Frank gekleed , niet zou toegelaten hebben. Door geld overreedde ik een ontaarten Turk, om de zwaarigbeden, welken hij maakte, te boven te komen , en mij te vergezellen. 'Er zaten eenige mooje (1 winnen, in opgeflagen lootfen voor de huizen, die ik zo fterk bekeek, dat de eigenaar (mij voor geen Iawr houdende) al glimplachende mij vroeg, welke ik koopen wilde. Bevreesd zijnde van ontdekt te zullen worden, antwoordde ik hem met een lach, en droop zoetjes heen. Onder het naar huis  'BRIEF XXXVI. uit KONSTANTINOPEL. 37 huis keeren, liet men mij een vertrek zien , waar in elf doodkisten Honden, met kinderen van den laatften Sultan, die naar alle waarschijnlijkheid gewurgd waren. Hoe veele tallooze moorden heeft de Staatzugt veroorzaakt in het keizerlijk genacht der Mufelmannen! Sedert ik het Tuighuis en de Vloot alhier gezien heb, verwondert het mij geenzins, dat de Turken voor de Rusfen moeten onderdoen, wanneer het op een Zeegevecht aankomt. Zij zijn, in het fcheepbouwen, ten minden eene eeuw ten achteren, bij alle Europeefche natiën: daar 'er echter thans twee Fregatten in de haven te koop liggen, die wij van de Franfchen genomen hebben, kunnen deezen, gekogt wordende, tot goede modellen dienen, om 'er meer na te bouwen. Trouwens zij waren zoo wel bewust van de geringe kennis, welke zij in deeze konst bezitten, dat zij zich van Franfche Scheepstimmerlieden bediend hebben; dan de eenigfte, die noch aan het werk wns gebleven, is, omtrent eene maand geleden, in het Scheepsdok aan de pest overleden. Naast het Tuighuis ftaat de wooning van den Capoudan-Pafcha. Een gedeelte daar van is over het water gebouwd, en maakt eene bevallige vertooning, als zijnde, in den Chineefchen fmaak aangelegd. Ik liet mij, onlangs , eene kleine rivier oproeien, welke in de haven uitloopt, naar ketgh- hanan een Lust-paleis van den Sultan aan- C 3 ge-  g8 REIZE door T U R K IJ E N. gelegd in eene valei of vlakte tusfehen hooge bergen, alwaar men dikwijls gefchut beproeft, in tegenwoordigheid van zijne Hoogheid. Digt bij hetzelve zijn 400 Duitfchcrs aan het werk, die, hoe flegt, nog oneindig beter, behandeld worden, dan hunne Landslieden aan de Dardanellen. De Turken en Franken geven doorgaans breed op van Ketghhanan; doch, hoe fraai ook, kan het geenzins haaien bij het kleine gehugt Belgrade, waar over Ladij w. montague zoo verrukt was. Hier heeft de Hr. r. a in slib een huis, werwaarts ik hem onlangs verzelde. Wij namen onzen weg over de Waterleidingen, welken Konftart' tinopel voorzien. Een derzelven, door Keizer justiniaan aangelegd, is een verbazend gevaarte, lopende dwars over eene diepe Valei. Ik klom zoo naa aan den top, dat ik het gevaarlijker oordeelde te rug, dan vooruit, te gaan: weshalven ik het laatfte verkoos en 'er gelukkig over kwam. Van daar daalde wij weldra naar beneden In de diepe bosfehen van Belgrade, en kwamen aan des Heeren roberts buitenplaats. Ik was nieuwsgierig om het huis te zien, waar Ladij M. gewoond had, doch ik vond 'er geene overblijfzels van, dan alleen de grondflagen, liggende op een klein (luk weiland, achter het Lusthuis van den Ambasfadeur. Het Itondt op eene kleine hoogte, omringd van bergen, met bosfehen bedekt: voor het zelve lag een diep meir, van helder water, dat hier en daar achter deszelfs kronkelende Oevers, en overhangend geboomte, fcho^l: achter het zelve  BRIEF XXXVI. uit KONSTANTINOPEL. 39 ve ligt het huis van Mr. tooke, een Engelsch koopman, en verder op de buitenplaats, welke aan den Hr. e. fa weke nor den voorganger van den He roü.rt, toekomt. Wij vertoefden eenen nacht in dit lommerrijk Paradijs, en reden, den volgenden dag, door eene rijke landsdouw, naar het dorp Bujugderij, liggende op een ftrook lands, onder hooge rotfen, die over den Bosphorus (*) hangen. Vermits verfcheiden vreemde Ministers en Kooplieden bier Landhuizen aangelegd hebben, maakt het dorp eene fraaie vertooning van voren aan den Waterkant. Wij zeilden den Bosphorus op tot aan den mond van den Bontus Euxemis of Zwarte Zee, en hielden, bij onze terugkomst, bet middagmaal bij den Hollandfchen Gezant (f). Des anderdaags wierden wij op het middageten onthaald door den Franfchen Gezant M. choisseul co of fier , wiens huis aan den Bosphorus, omtrent twee mijlen beneden Bajugderij, ligt. Hij liet ons het model der Graftombe van achILles (§) zien. Begeerig zijnde (*) Tegenwoordig de Straat van Konfl.wtinopel. Vert. ff3 Dj Hr. van nFüEM to i' den gelder, die, federt 1793, een keer herwaarts gedaan hebbende, in het laatst van het verlopen jaar 1795, weder, derwaarts vertrokken is. Vehi (§) Men heeft daar in gevonden een beeld van Minerva in een wagen, door vier paarden getrokken, nevens een lijkbusch vnn bronze, niet ([gelijk homerus zc.jt) van Q'tud, waar in beenderen, met asch cn verbrand hout van den Lijkftapel waren. Ik kon deeze zonderlinge Oudheden niet zien, zonder een fterk veruiocden optevatten, dat zij te Parijs gemaakt waren. C 4  40 REIZE door TURKIJEN. de om het geheele Kanaal te bezigtigen, keerde ik, te water, naar Konjlantinopel te rug, en nim* mer zag ik zulk een fchilderachtig toneel: want de bogten van deeze Straat, de bofchaadjen en tuinen aan derzelver hooge oevers; de Steden , Dorpen, Moskeen, lUinorees en Chioschs; het inkomen in de Stad, en eindelijk het gezicht van het Serail, dit alles levert eene zoo grootfche, zoo rijke, zoo vreemde vertooning, vol van verfcheideuheden , op, als ik mij verzekerd houde dat doorniets geëvenaard, veel min overtroffen , word. Daags naa onze terugkomst van Belgrade zeilde ik de ftraat over naar Scutari, en had, op het gebergte, boven het zelve, 't geen vlak tegen over de haven ligt, het voordeeligftc gezicht op de verdeelingen van Konjlantinopel. Het was op dit gebergte, dat konstantyn, in het jaar 323, en dus vijf jaaren voor dat de hij deezen zijnen nieuwen Rijksfetel ftigtte, lucinius verfloeg. Weldra naa dit laatfte uitftapje, bragt ons de Ambasfadeur -r— altijd bedagt om ons vermaak toe te brengen, op de Prinfen• Eilanden, waar van ik reeds ter loops gewag gemaakt heb. Dezelven zijn vijf in getal, en munten zoo zeer uit in plaatfelijke fchoonheid en voordeelige ligging, dat zij vol zijn van Dorpen en Lusthuizen. Wij bragten dien dag door bij den Zweedfchen Gezant Monf. de heidensïein en zijne Echtgenoote, en keerden 's anderendaags des morgens terug, wanneer wij den Sultan met een talrijk gevolg zagen afVftaren, om Qaza of Overwinnaar verklaard ^te wor-  BRIEF XXXVI. uit KONSTANTINOPEL. 4^ worden. Men vierde deeze plegtigheid in gevolge van eenige onlangs behaalde voordeden in het Ban» naat van Temeswar. abdul hamed, hoorde ik, was 'er in 't eerst tegen; maar de Mufti fchijnt 'er hem toe overgehaald te hebben, zeggende , dat het eene gewoonte was, welke zijne Voorzaaten nimmer verwaarloosden, om dat het volk daar door moed word ingeblazen. Toen hij, in zijne kostbaar Caique (*), te rug keerde, zag hij ons op het water; waar over hij den. Bostangi Pasha fcheen te onderhouden, die het roer hieldt, en wien het, geduurende dit werk, vergund is bij hem te zitten en met hem te praaten. De Turken hebben, in deezen oorlog, flegts weinige Rusfen, maar veel Duitfchers, krijgsgevangen gemaakt. Van de laatften zag ik 'er, kortJings, 180 in Konjlantinopel komen, die 'er deerlijk uitzagen, vermits de Pest onder hen woedde , en zij half dood fchenen van honger en vermoeidheid. De Turken veragten de Duitfchers, maar vreezen de Rusfen, waar tegen zij nimmer beltand zijn, fchoon maiiomeo mussum cadhi, de Vizier-Azem, alles gedaan heeft, wat een braaf en voorzichtig Veldheer konde doen, om hunne voortgangen te Buiten, has san, Capoudan-Pa* fcha, is een van de grootfte mannen, die ooit bevel voerde over hun Vloot. Schoon reeds 70 jaaren (•) Deeze roeifchuit is voorzien van een losfe tent, cn, ten jnicften veertien paar riemen. Vert. C 5  42 REIZE door TURK IJ EN. ren oud zijnde, fchijnen zijne ziels- en licbaams vermogens noch niet in 't minde, door den tijd, verzwakt te wezen. Toen men, in een der laatde zeegevechten, zijn fchip geënterd had , was hij, met zijn Seconde, voornaamelijk in de weer, om den vijand van boord te jaagen. Een Calmuk greep hem bij zijn kleed, en zettede den tromp van zijn Pistool op zijn borst, maar het weigerde gelukkig, .wanneer hij onmiddelijk neergezabeld wierd , door den dapperen grijzen Mufelman. Zijn Seconde heeft bijkans een even zeldzaam karakter, als hij: zij kregen kennis aan eikanderen, door het volgend geval. De Capoudan onderrigt zijnde, dat 'er een fchielijk oproer, bij het Serail, ontdaan was, toog met zijne Calque derwaarts, en zag, op de plaats komende, een hoop muitelingen met een wanhopigen knaap aan 't hoofd. Schoon ongewapend, fchoot hij terdond uit om hem te vatten. „Kom niet nader," zeide de ander, hem zijn Pidool tegenhoudende, „ik ken u Capoudan„ Pafdia, en weet, dat mijn leven gevaar loopt; „ een dap nader, en gij zijt een man des doods." Verbaasd over deeze vermetelheid, doch niet verfchrikt op de bedreiging; want de ziel van hassan is niet vatbaar voor vreeze; tradt hij toe, en, zijn tegendreever van het hoofd tot de voeten bekijkende, met een gelaad, waar op de gramfchap voor verwondering plaats gemaakt had, zeide hij: „Geef u dan over, doute Knaap! en ver„ trouw op mij." Op dit woord liet de ander het Pidool uit de hand glijden, en viel neder voor de  BRIEF XXXVI. uit KONSTANTINOPEL. 43 de voeten van den Pafcha, die hem van den grond ophief, en zich, federt dien tijd, van hem, als zijn Lieutenant, bediende. De eene dappere man zal altijd den anderen beminnen. Men heeft mij verhaald, dat h as san voorheen flaaf in Spanjen geweest is, zijnde op een Algerijnfchen Kaaper genomen. Hij is ongemeen ingenomen met de Engellchen. Wanneer hij, in den laatlten oorlog, van een zeedag hoorde tusfehen ons en.onze vijanden, wilde hij nooit geloven, dat wij overwonnen waren. Zijne hooge gedachten omtrent die natie ftrekken zich uit tot haaren, vertegenwoordiger, den Heer robert ainslie, wies boezemvriend hij zelfs is. Vaarwel; bij mijne t'huiskomst zal ik het genoegen hebben van u zijn beeltenis, met die van den Sultan en den Vizier, te laten zien. BRIEF  41 REIZE door TURKIJEN. BRIEF XXXVII. Konftantinopel, den 31 Octob. 1780% G eduurende het afzijn van den Vizier, fielt de Groote Heer een Staatsdienaar tot zijn plaatsbekleder aan, die den naam voerd van Caimacan. Daags na het fchrijven van mijnen laatften brief, had ik de eer van het affcheids-gehoor bij te woonen, 't geen deeze Minister verleende aan den Ridder giuiliane, Bailo van Fenetien. Des morgens ten negen uuren gingen wij uit zijn Paleis ; voorgegaan wordende , door acht Janitfaaren, twee aan twee, welken door twaalf lijfknegten, in des Gezants rijkfte liverei gedoscht, gevolgd wierden. Op deezen volgde weder eene Compagnie van Sclavonifche Zoldaaten, in de kleeding van hun land: en daar agter gingen de Dragomans of Tolken, in Turkfche Tabbaarden. Hier op volgde de Bailo, in een draagftoel, door zes Grieken getorscht, en eindelijk befloten zijne Secretarisfen met de Heeren van zijn gevolg den geheelen trein. Wij gingen te voet van Pera tot aan de Haven,-alwaar wij door Caiquen gewagt wierden. Aan den overwal (teeg de Ridder, in zijn karmozijn -rooden Staatfie - tabbaard, te paard; wanneer de trein, in dezelfde order, voortging naar het Paleis van den Vizier. Wij wierden door een talrij-  BRIEF XXXVII. uit KONSTANTINOPEL. AS rijken ftoet van bedienden opgewagt, en , door den Keizerlijken Dragaman een Griek, die, voor zijne diensten als Tolk, doorgaans, bij eene opengevallen plaats, tct Hospodar van Moldavië» of Wallachijen, bevorderd word, in eene groote kamer gebragt. Hier bijkans een uur vertoefd hebbende, leidde men ons in de groote gehoorzaal, vol van Turkfche en Tartaarfche Amptenaaren. Al het huisraad in deeze zaal beftondt enkel in eene Sopha of Divan, ter hoogte van omtrent dén voet, welke aan weerskanten van het vertrek langs liep. Aan het boven einde gekomen, zagen wij een laag bankje voor den Bailo geplaatst: kort daar naa kwam de Caimacan in de zaal, en wierd door zijne Hovelingen gegroet met een diepe en holle zugt, op gelijke wijze, als ik reeds aangetekend heb, dat men den Sultan groet, wanneer hij naar de Moskée gaat. Hij ging voor bij den Gezant en zettede zich kruislings op de Sophd. Beiden gezeten zijnde, kwamen de bedienden binnen met Neteldoekfe handdoeken, rijk met goud, zilver, en gekoleurde zijde, geborduurd, en voor eiken Minister een daar van neergelegd hebbende, bediende zij hen met zuikergebak, koffij en brandende wierook, welken laatften de Bailo, ongelukkig, niet durfde aanneemen. ■ Zijne Excellentie begon, hierop zijne aanfpraak aan den Caimacan, in het Italiaansch, gevende daar bij het oogmerk te kennen van zijn tegenwoordig bezoek, en betuigende de vriendfchap zijner  45 REIZE door TURKIJEN. ner Republiek jegens de Porte. Deeze aanfpraak door des Sultan 's Dragoman vertolkt zijnde, wierd, door den Turk, in zij:i eigen taal, beantwoord, en, onder de vertolking, voor den Bailo herhaald. Het gefprek hier mede afgelopen zijnde, boodt een Amptenaar den Ridder een Tabbaard (*) aan uit naam van den Caimacan, en omhing hem daarmede; terwijl anderen ons geborduurde neusdoeken in onzen boezem (taken. Naa het ontvangen van deeze gefchenken, namen wij affcheid, en vertrokken in dezelfde order, waar in wij gekomen waren. Ik befpeurde, dat de Turken, gedurende dit gantfche bezoek, zich üaatelijker hielden, dan naar gewoonte, bijzonder de Caimacan. Deeze is een man van 70 jaaren, heeft een genoeglijk uitzicht, en draagt een eerwaardigen baard. Hij hield zijne oogen, den meesten tijd, tegen den grond gefiagen, en zijne handen voor zich kruisfelings over eikanderen. Het afzonderlijk gefprek duurde flegts korten tijd, en over 't geheel was de ontfangst koel: vooral wanneer ik ze vergeleek bij het gegehoor, 't welk onzen Gezant, weinige dagen daar naa, verleend wierd. Dit gehoor gefchiedde, om den Caimacan geluk te wenfehen met zijne nieuwe bevordering. Onze optogt was naa genoeg dezelfde als die van den Bailo: maar geen Maho~ tnetaansch Minister met zijn gevolg kon hartelijker (*) Rij de Turken Chaftan gebeten. Bij Staatelijker Gthoorgevingen worden aan de Ministers Pellen, van Vosfenvellen, en aan derzelver voornaamfte Amptenarcn van Hermelijn, en aan bet overig.' gevolg Tabbaarden gciTqfioiiken. Vtrt.  BRIEF XXXVII. uit KONSTANTINOPEL. 47 ker ontvangen geworden zijn. Door Konjlantinopel gaande, trok Sir. robert ainslie, die rijk gekleed was en op een fchoon paard zat, geene geringe verwondering van het gemeene volk tot zich: fchoon, wel is waar, een oud wijf zich liet ontvallen, dat hij onmogelijk de Ambasfadeur kon wezen, vermits hij geen haard droeg. Hevige beweging, onder den Goddelijken eerdienst, befpeur ik, dat juist niet bijzonder eigen is aan onze uitfpoorige Sectarisfen van Engeland, want onlang zag ik een toneel dat Bedlam (*) zeifs niet dolzinniger zou kunnen opleveren. Ik kwam in een vertrek, alwaar vier Dervies ( f) op vloeikledereu zaten met hunne ruggen tegen een muur, waar aan verfcheiden ijzeren werktuigen van pijniging hingen. Voor deeze luiden, zaten, in het midden van den kring, door de toekijkers om hen geflagen, drie anderen in dezelfde houding, en achter dezen Bonden 'er nog vier. Op een gegeven teken, door den voornaamften, begonden zij' overluid te bidden, en zich fchielijk rond te draaijen, onder het, met ongemeenen nadruk, opzeggen van deeze en geene gedeelten van den Koran, waar onder ik duidelijk de naamen hoorde van ma home D, ali, osman, must ap ha, enz. Hunne kleedren beftonden in naauwe wollen wam- bes- (*) Ken openbaar Dolhuis in Londen. f*rt. C f) Een bijzondere orde van Turkfche Priesters of Geestelijken. Veit.  48 REIZE door TURKFJEN. besfen, en lange vrouwen rokken, die, gewigtefi aan de einden hebbende, onder het geduurig ronddraaiien een wijden kring vormden. Deeze ronddraaijende beweeging fcheen, in het eerfte half uur, niets bij hen uittewefken, fchoon zij verzeld ging van een geweldig flaan van de voeten tegen den grond, en het fchudden van het hoofd , met het dolde geweld. Eindelijk begonnen eenigen van hun gezichten te zien, wanneer zij, fchoon reeds te voren hunne gebeden hebbende uitgefchreeuwd, op het onverwagtst noch luider keelen gingen opzetten, en, in deeze vlaag van waare of gemaakte geestvervoering, wierpen zij zich, uit den kring, op den grond,- waar op terRand een geestelijke oppasfer toefchoot, die, naa hunne leden gedrukt en hunne handpalmen gewreven te hebben, hun iets in het oor luisterde, 't geen als eene betovering wrogt; want, onmiddelijk , fprong de dus behandelde perfoon op, met verdubbelde onftuimigheid, en wierd, met de grootfte moeite, door zijn oppasfer tegengehouden. Weldra echter was deeze zijne hitte bekoeld, vertoonende hij zich flap en machteloos, even als of hij zoo aanltonds van een flaauwte bekomen was. Terftond hier op wierden 'er heete ijzers gegeven aan den opperden Dervis, die dezelven door zijne aanraaking betoverd hebbende,.om het gewoone uitwerkzel van branden voor te komen , althans zich hou lende, du te doen, haar aan de anderen overreikte , die ze met zichtbare vreugde aangrepen, en ze aanftonds aan den mond brasten: dezelven zoo lang  BRIEF XXXVII. uit KONSTANTLNOPEL. 49 lang likkende en tusfehen de tanden houdende, tot dat de Oppasfers hun de ijzers ontweldigden. Op die wijze eindigde deeze Mahometaanfche pantomime, dit klugtfpel van dweeperij en wonderdoening. Terwijl de rechtfehapen Godsdienstminnaar , Uit beginzels van menschlievendheid, zich niet kan wederhouden van deeze verdoolde Geestdrijvers te beklagen, vindt zich de vriend der vrijheid, even zeer,- genoopt, om het willekeurig gezag van hunne Regeering te bejammeren. Vergun mij eene verfche proeve hier van bij te brengen. Toen ik, onlangs, terug keerde van mijne dagelijkfche wandelingen in Konjlantinopel, ging ik voorbij de Ports of groote poort van het Serail, en zag voor dezelve op den grond liggen het lijk van eenen Griekfchen Koopman, die 's morgens met het aanbreeken van den dag onthoofd was. Nooit zag ik een onbetamelijkcr en affchuwelijker fcbouwfpel. Zijn hoofd (zijnde hij een Kristen ) was, bij wege van verachting, tusfehen zijne beenen gelegd, (dat van een Mufulman zuu onder zijn rechter arm geplaatst zijn geweest) en zijn aangezicht was zwart door den zwerm van vliegen , die het bedekte. Zekere Kapitein M - k - zie , {die eenige jaaren geleden voor Old Bailij (*) overtuigd was geworden, van een Zoldaat uit den mond van een kanon, te Goerée, te hebben laten fchie* £♦) Een Gerichtshof in Londen. Vert, V. Deel. D  50 REIZE door TURKIJEN. fchieten) was tegenwoordig bij de StrafoefFening van deezen ongelukkigen man, in het tweede hof van het Serail. Bij het krieken van den dag, was de Koopman uitgeleid, en, naa een korten tijd met bidden te hebben doorgebragt, met een label onthoofd. Hij was dermaate verfchrikt op de aannadering des doods, dat hij zich zelven niet over eind kon houden, fehreeuwende luidkeels, onder het verkeerd gemikt hakken van den beid, tot dat hij eindelijk was afgemaakt. Zijn ouder broeder had het zelfde lot, omtrent een maand te voren, ondergaan. Hij had de zaaken waargenomen van abdul ijamed's Zuster, en, in de waarneming van-deezen post, de goedkeuring zijner meesteres zoo zeer verworven, dat zij op haar doodbed den Sultan verzogt had, om hem in zijne befcherming te nemen. Ongelukkig' was hij, door zijn vlijt, een rijk man geworden ; en rijkdom, in'furkijen ontdekt wordende , is , doorgaans , doodelijk voor des zelfs bezitters. DeZ)w/»wist,dat het opleggen van zwaare belastingen waarfchijnlijk aanleiding tot oproer zou geven, maar dat zij, door het uitrooijen van de rijk He Griekfehe en Armenifche familien , zonder eenig gemor te verwekken, haare fchatkamers kon vullen. Dit was juist hier het geval. De ouder broeder woonde te Lesbos, en had zijn jacht laa« ten zeilree maaken om hem naar Smijma te brengen, alwaar hij door particuliere brieven van zijn gevaar zou onderrigt geworden zijn, maar, de Wind fchielijk naar het Zuiden loopende, gaf hij ongelukkig zijn volk last om naar Konftantinopel te  BRIEF XXXVII. uit KONSTANTINOPEL. St te zeilen, alwaar hij terftond gevat en onthoofd wierd. De Strafoelfening zijnes broeders was uitgebreid tot dien tijd, waar van ik gemeld heb, met oogmerk om zijne fchatten te ontdekken. De dochter en fchoonzoon ontfnapte het gelukkig; —« de eerde bij den Franfchen Ambasfadeur, en de laatfte bij den Hr. r. ainslie, die hem in zijn huis nam, toen hij, midden in den nagt, digt op de hielen gevolgd wierd, en hem , buiten kennis van zijne Janitfaaren, in een afzonderlijk vertrek van zijn Paleis herbergt, alwaar ik hem onlangs, ongewaarfchuuwd zijnde, verraschte. Ik kan het ombrengen van de scanavies ("deezen naam voert die Familie) niet wel toefchrijven aan abdul hamed, die men zegt, dat menschlieveud is, maar moet dit op rekening zetten van zijne Staatsdienaaren, die zich genoodzaakt zien, om naar middelen omtezien tot het uithouden van een Oorlog, zoo zeer tegen den zin van het volk. 'Er is geene Natie in Europa, welker zeden zoo barbaarsch zijn, als die der Turken. Dit moet men toefchrijven aan hunnen Godsdienst, die, om zich ftaande te houden door de onkunde van deszelfs belijderen, hun leert, dat het afwijken van de gewoonten hunner voorouderen afval, en het omhelzen van die der Kristenen zonde is. Men verfmaadde de befchaafdheid der Grieken, toen men deezen overwonnen en in flavernij gebragt had; zo dat de Turken noch even ruuw en ongeletterd zijn als in de dagen van othman. Hunne betere hoedanigD 2 he-  5a REIZE door TURKIJEN. héden zijn geenzins toetefchrijven aan eene redelijke overtuiging of een bezef van zedelijke deugd: want, alhoewel zij de regtvaardigheid en liefdaadigheid voor noodzaakelijke deugden houden, bepalen zij derzelver uitoeftening alleen tot de hunnen, gelovende, gelijk gij uit hunne gefchiedehisfen zien zult, dat geene overeenkomsten met ongelovigen voor hun van eene verbindende kragt zijn (*). Trouwens hunne liefdadigheid omtrent de beesten, of laat ik liever zeggen hun misbruik daaromtrent, is oorzaak dat het overal in Konjlantinopel van honden zwermen krielt, zoo dat men 'er naauwlijks door kan komen. Deeze dieren hebben geene afzonderlijke meesters, maar worden, als een gemeen eigendom, door elk een gevoed, en men doodt nimmer hunne jongen. Mij fchiet hier bij te binnen, te Bazel, in Zwitferland, een man ontmoet te hebben, wiens geheel bedrijf beftondt in de Stads katten van eten en drinken te bezorgen; zijnde daar roe eene aanzienlijke fom, door zekere liefdadige oude Dame, gemaakt. Voorleden week op een kaai van Tophannah ftaande , kwam 'er een Turk bij een Italiaansch matroos, die met een kanarij - vogel in een kooitje te koop ftondt, vragende, naa dat hij den vogel ter dege be- (*) Dit, word ons verzekerd, dat'er zo verre van af is, dat de Turken, zelfs boven vele Kristenen, in goede trouw uitmunten; in zo verre, dat zij nimmer in gebreke blijven, de door hun opgenoinene penningen , promt te verinteresren en op zijn tijd aftelosfen; fchoon zij 'er gecu handfchrift van geven. Ven.  BRIEF XXXVII. uit KONSTANTINOPEL. 53 bekeken had , naar den prijs. De Italiaan, befpeurende, dat hij een daad van liefdaadigheid in den zin had, deedt, derhalven, all Italiania (op zijn Italiaansch) een buitenfpoorigen eisch. De Mufulman liep met verontwaardiging, in 't eerst, henen, doch hij was noch niet verre, toen hij ftaan bleef, en'zich bedagt: waar op hij fchielijk te rug kwam , om den matroos het geld, en den vogel zijne vrijheid, te geven. Ik was nogthans niet zoo ten vollen overtuigd van de uitterfte onbefchaafdheid van dit volk, dan toen ik ontdekte, dat zij geen muzijk bezaten. Deeze lieflijke konst, welke zulk eene onwederffaanbaare heerfchappij over de hartstogten van de meeste menfchcn oeffent, is hun geheel onbekend. Zij veragten de Italiaanfche barmonij, en bezitten geene andere fpeeltuigen , dan een fluit en een grooten trommel, die een zeer wanluidend geraas maaken. Schilder- en beeldhouwkonst zijn bij de wet verboden (*), en gij kunt afleiden , welk eene geringe vordering de Dichtkonst of eenige andere tak van Letterkunde gemaakt heeft onder eene Natie, waar bij de Geleerdheid op zulken laagen prijs ftaat, dat de Capoudan-Paf ha noch leezen, noch fchrijven, kan. Toen ik, in het eerst, de Turken, aan hunne deuren zag zitten, zonder op iets, dan op hun koffij en pijp te letten, hield ik ze voor een lui volk: maar ik vond weldra, dat 'er geene menfchcn meer werk- C*) Dat is het afbeelden van Menfchcn of andere dierlijke wezens. D 3  S4 REIZE door TURKIJEN. werkzaam zijn in bezigheid. Zij zijn goede paarden - rijders, fchoon niet zoo goed als de Arabieren , die hun de rijd-konst leeren. In hunne fpeelgevegten tusfehen twee te paardzittenden, die men jferld noemt, toont men de grootfte behendigheid in op een galop te zwenken, te deinzen, eikanderen natczetten , cn de (tokken toetewerpen. Ik gelove in der daad dat geene ruiterij in de waereld tegen hen zou kunnen fchermutzelen. Hun Godsdienst, die hun de onthouding van wijn beveelt, als mede om zich voor het gebed te wasfehen, heeft hen maatig en zindelijk gemaakt. Hun geloof in de volftrekte voorbefchikking doet hen zoo zeer alle gevaaren verachten, dat een rechtfehapen Mufuiman op alle oogenblikken gereed is, in den ftrijd te gaan, of iemand, die door de pest is aangetast, in zijne armen te nemen, als vastelijk overreed zijnde, dat bij niet voor zijn bepaalden tijd kan fterven. Ieder Turk is van begrip, dat bet noodlot, hem Vizier kan maaken: trouwens wanneer gij u errinnerd, dat 'er geene erflijke Eerampten zijn buiten het gedacht des Sultans, en dat de Staatsdienaars dikwijls uit de laagfte klasfen genomen worden, maakt de waarfchijnlijkheid van zulk een geval de onderltelling niet onredelijk. Zij hebben , buiten hunne vrouwen, weinig of geen gezelfchap. Ieder een mag zoo veele vrouwen en bijzitten hebben, als hij onderhouden kan. Ik ftond niet weinig te kijken op het voorkomen van hunne vrouwen, die in zakken van groen laken fchijnen geftopc te zijn. Om haare aangezichten bedekt  BRIEF XXXVII. uit KONSTANTINOPEL. 55 dekt te houden , draagen zij twee witte zakdoeken , waar van de een om hunne hoofden van de kin tot aan de oogen gebonden is, en de andere om het voorhoofd. Wanneer zij een Frank voorbijgaan, bijten zij hem dikwijls het woord Ghiaur toe. Daar men mij hier voor gcwaarfchuuwd hadde, droeg ik zorg, om ze niet aantezien. Des anderen daags echter een arm fchepzel, dat de pest had, tot aan de deuren van het hospitaal gevolgd zijnde, ging ik op een van de kerkhoven wandelen , waar van 'er hier zo veelen zijn , dat de ommeftreeken der Bad met graflieden bedekt zijn. Terwijl ik hier mij zeiven ftond te verlustigen in het onvergelijkelijk gezicht, kwamen mij twee Turk» fche vrouwen op zij, die, naa dat zij mij een poos begluurd hadden , mijn hoed afbgtten en dien bekeken. Een van haar was jong, en kwam mij voor aan haare oogen, eene fchoonheid te wezen. Zij begonnen tegen mij te praaten, maar ik gaf haar door tekens te kennen, dat ik haar taal niet verftond; en verlegen zijnde over mijnen toefland, uit hoofde van de jaloezij der Turken, maakte ik voor haar eene buiging en liep fchielijk henen. Gij zult ligt begrijpen, dat de gemoederen van eene zoo onverlichte, zoo bijgelovige en zoo bevooroordeelde, natie, als deTurkfche, onder alle die flordige eigenfehappen gebukt gaat, welken de menfchelijke natuur verlaagen , bijzonderlijk hoogmoed, verachting omtrent vreemdelingen, onderdrukking en gierigheid: over welke laatfte ik mij nogthans meer verwonderde, dan over de anderen; vermits D 4 ik  $6 REIZE door TURKIJEN. ik de luiden rijk vond, en in het bezit van Griek» fche flaaven , om al hun huiswerk te verrigten: maar het is ondertusfchen zoo, dat men ieder een, van den hoogden tot den laagften rang, met geld kan omkoopen. Deeze kwaade hoedanigheden zijn des te meer te bejammeren, vermits zij het gevolg zijn van hunne godsdientlige denkwijze en van hunne onkunde. Ware het mogelijk hun Geloof te verdelgen, en eenen geest van onderzoek en weetlust onder hen intevoereu, zij zouden , in deeze verlichte tijden, even groot'en magtig worden, als zij in de vijftiende eeuw waren. Zij zouden aan hunne regeering eene nieuwe en betere gedaante geven, zich mengen in de Staatszakken van Europa, gezanten naar buitenlandfche hoven zenden, en behoorlijke krijstugt op hunne vlooten en in hunne legers invoeren , in plaats van, gelijk thans , flaaven te zijn van een Despoot en diens Staatsdienaaren, onkundig van alles, wat 'er buiten hun land omgaat, befpied cn verraaden door vreemdelingen, en overwonnen van hunne vijanden, waar tegen zij vrugteloos optrekken met talrijke benden, zonder order, en met moed, zonder voorzichtig, heid. BRIEF  BRIEF XXXVIII. uit KONSTANTINOPEL. 57 BRIEF XXXVIII. Konjlantinopel, den 5 Novemb. 1788. Naardemaal ik, binnen weinige dagen, de Keizerlijke Stad der Ottomannen , met den te rugkeerenden Bailo van Venetien, zal verhaten, moet ik onze briefwisfeling uit dezelve, met een kort lettertje , befluiten. In mijnen laatften had ik voor, doch vergat, eenig gewag te maaken van de Bagnos (Baden), waar mede de Turken zoo veel op hebben. Luiden van een vol lichaamsgeftel, welken niet in ftaat zijn , de noodige beweging te maaken, vinden 'er zich wel bij, wanneer zij die vogten, door veel eeten enz. verkregen, nu en dan verdrijven door middel van eene fterke uitwaasfeming. 's Anderdaags maakte ik van een dier baden gebruik, begerig zijnde om 'er den proef van te nemen. Men leide mij, met langzaatne treden, in drie vertrekken , waar in ik de graaden van hitte gevoelde vermeerderen, naar maate ik voortging. Het laatfte vertrek was zoo warm, dat het mij, geduurende eenige minuuren, vrij hinderlijk was. Ik geraakte daar aan echter fchielijk gewoon. Mijn gids mij op den, rug hebbende doen liggen, wreef mij met .yleesch-borstels en met zijne handen, D 5 ont-  5S REIZE door TURK IJ EN. ontblootte vervolgens mijn borst, door mijne fchou» ders naar beneden te drukken, en deed mijne leden, onder de bewerking, kraaken. Hier op wiesch hij mij af, met warm water, en bragt mij eindelijk van kamer in kamer, noch langzaamer dan voorheen (ten einde de verandering niet te fchielijk mogt weezen) tot dat ik weder bij mijne kleedren kwam. Onder de Janitzaaren, in dienst van den Heer robert ainslie, is 'er een, die onlangs te rug kwam uit het Leger van den Vizier, wiens naam Hatfan is; en die mij zijn beroemden Naamgenoot in gedagten brengt, den reusagtigcn Janitzaar, welke, in 1453, allereerst in Konjlantinopel door de gemaakte brestradt, naardemaal zijne bijster groote geftalte een geheel heir van vijanden fchrik zou aanjaagen. Het berigt, 't welk hij van den oorlog bragt, is gunflig voor zijne natie, maar ik verwagt, dat deeze geringe voordeelen, want meer zijn zij niet, wegens de betere kriigstucht der Oostenrijkers, weldraa door de een of andere groote en beflisfende nederlaag zal gevolgd worden. Men heeft de Turken, gelijk zij dit trouwens verdienden, niet weinig geprezen om de wijze, waar op zij aan Rusland den oorlog verklaard hebben. Zij lieren door Mr. b u l a k o f f , haar Keizerlijke Majelteits gezant bij de Port:, de teruggaave eisfehen van den Krim, dien men hun afhandig gemaakt hadde s toen zij, door den opfknd in Egypteu, te zeer verzwakt waren, om dee«  BRIEF XXXVBI. uit KONSTANTINOPEL. S9 deeze bezitting te befchermen. De gezant, zon« der antwoord te rug komende, zetteden zij hem in de 7 Torens, en begonnen de vijandelijkheden. Zij draagen den Rusfen eenen bijzonderen haat toe, en, om dit des te meer te toonen, geven zij, doorgaans, een Frank, den naam van Moskoviet. Van de Engelfchen houden zij meer, dan van eenige andere Kristen natie, wegens eene overlevering, dat m ah om et door den dood verhinderd was geworden, om onze voorvaders tot het geloof in hem te bekeeren. Het voornaamfte gezelfchap te Peru moet men bij het Diplomatisch lichaam zoeken; doch, daar flegts weinige Ministers getrouwd zijn, is 'er groot gebrek aan Dames, onder dat gezelfchap. Ongemeene oplettendheid toonde mij Mr. dietz, de Pruisfifche Minister. Hij vertelde mij verfcheidene aartige Anecdotes van zijnen laatst overledenen Koning; waar van ik 'er u een zal mededeelen, om ten bewijze te dienen , hoe zeer die Vorst 'er op gezet was, om meester te blijven van Silezien — een gedeelte van het geen hij op de Oostenrijkers buit maakte; terwijl zij u tevens geen ongunftig denkbeeld zal opleveren van den tegeuwoordigen Kroonprins. f re de rik bad ongemeen veel op met de levendigheid van het knaapje, dat dikwijls bij hem was. Op zekeren dag, in zijn kabinet aan het fchrij -  6o REIZE door TURKIJEN. fchrijven zittende, terwijl de Prins, achter hem, met de Palet fpeelde, viel de Pluimbal (volant) op het papier , en maakte 'er eene kladde op: waar op de Koning hem verzogt, om dit fpel te ftaaken; doch waarfchijnlijk op eenen min gebie. denden toon , dan, waar van hij zich, in de veldflagen van Rosbach en Lis/}, bediende. Althans het knaapje hervatte zijn tijdverdrijf, en de pluimbal viel wederom op het papier. De Koning nam hem toen op. en ftak hem in zijn zak. Voor eenige oogenblikken hield zich toen de Prins ftjlj doch eindelijk kwam hij zagtkens zijn Oom op zijde, ging op zijn fchouder leunen, fpeelde met zijn Epaulet, en verzogt hem minzaam, dat hij zijn volant terug mogt hebben, f red rik was doof voor dat verzoek, en bleef aan het fchrijven: waar op de knaap eenige treden achterwaards deinsde, en, vervolgens, met zijne kleine armjes in de zij, als een paauw weder voorwaards tredende, met zijn voet op den vloer dampte, en met buitengewoonen nadruk zijn Oom toeriep: Sire! donnez moi une reponfe catagorique, voulez vous me rendre, ou non, mon cerf volant ? (*), fredrik keerde zich, met verbaasdheid, om, bekeek het kleine platje met verrukking, drukte hem aan zijnen boezem, en riep uit: ach vrai rejet- C*D Sint zeg mij ronduit, of gij mijn Volant te rug wilt gs. ven, of niet?  BRIEF XXXVIII. uit KONSTANTINOPEL, 61 jettion du grand Ekcleur , on ne Parrachera jamais la Silefie (*). De Kooplieden en Dragomans zijn zeer gastvrij omtrent vreemdelingen. Ik zag alle de fchoonheden van bun gezelfchaps-kring op een bal, 't geen onze Ambasfadeur gaf. Trouwens bij heeft, aan zijn eigen huis, een zeer aangenaame mannen-y&n\], die bij hem inwoonen, beftaande uit zijn Kapelaan Docior nic hols on", zijne drie Dragomans, de p i s a m e en Mr. d a n e t , en zijn Secretaris Mr. berthold, een heer, die het beste hart en den fchranderften kop bezit, waar aan ik ooit kennis had. De Heer robert drong mij om den winter bij hem door te brengen: maar ik verlang zoo zeer om u te zien, mijn waarde Heer, dat ik mij daar toe niet hebben kunnen laten overhaalen. Vaar wel dus uit mijn non plus ultra (f); fchoon ik onlangs eene zeer verleidelijke aanbieding ontfing, om met een Karavaan naar de hoofdflad van Perlien , — een togt van drie maanden over land, — te reizen. (»3 Ach echte telg des grooten Keuryorsts ! nimmer zal men u Sücfien afhandig maaken. £t) Het uitteifte einde mijner reize., BRIEF  62 TE RUG REIZE door GRIEKENLAND. BRIEF XXXIX. Smyrtta , den 21 Novemb. 1788. Op den zevenden laatstleden, ging ik, met den Ridder guiliane, aan boord van de Penelope — het fchip, waar mede zijn opvolger gekomen was; en zeilde, met een ftevigen en gunftigen wind, uit de onvergelijkelijke haven van Konjlantinopel. Terwijl wij de muuren van het Serail voorbij voeren , dreef mij de onverzadelijke nieuwsgierigheid , om boven in den mast te klimmen; en metonuitdruklijk vermaak befchouwde ik van daar die Lust-hoven, waar in geen man buiten den Sultan wandelen mag. Ik verwonderde mij niet weinig, dezelven ïh den Engelfchen fmaak aangelegd te vinden, en beplant met perken van Cijpresfen-boomcn. Het gezicht zou volmaakt geweest zijn, indien ik het geluk mogte gehad hebben, om 'er de eene of andere vrouw in te zien. De "wind was zoo Berk, dat hij ons, tegen het vallen van den avond, reeds aan den mond der Darclanellen bragt, welke wij meenden, onder begunfliging van den nagt, voor bij te flippen; doch wij kregen, in deeze onderneming, een fchot van het eerfte Kasteel, 't geen den Venetiaanen fchrik aanjoeg , en ons noodzaakte, tot aan den morgen, Bil te leggen, ver=^  BRIEF XXXIX. uit SMYRNA. 63 vermits de Gouverneur of Pasha gewoon is een gefchenk te ontvangen van eik fchip, dat de itraat in of uit komt. 's Anderen daags gingen wij weder onder zeil, en wij voeren zoo fnel, dat ik naauwlijks tijd had, om het oog te liaan op de plek van Mum en de eenzaame oevers van den Xanthus.- In de Archipel gekomen zijnde, zagen wij onderfcheidenlijk liet Eiland Lemrtos, zoo vermaard door de vernedering van vulkaan, en het lijden van philoctetes: wel dra waren wij Tenedos voorbij, en zetteden onzen fnellen togt voort, tot dat wij tusfehen Lesbos en Chios kwamen, wanneer de wind ging leggen, en een Bilte van een paar dagen volgde. Op den derden dag voerde ons een labbcrkoeltje in deeze drukke haven. Smyma, de voornaamfte koop • ftad van het Ottómannisch Rijk, ligt vermaakelijk aan het einde van haar ruime golf, beneden en langs de kanten van een (teilen berg, op wiens top de ruienen ftaan van een oud Kasteel. Het is in twee deelen gefcheiden: wordende het bovenfte bewoond door Turken, en het benedenfte door Franken, Grieken en Jooden. Ue ftraaten zijn krom en naauw: een gebrek, waar aan ik voornaamelijk het woeden toefchrijve van een bijnaa altoos duurende Pest. Maar de Huizen en Pakhuizen der Kooplieden, inzonderheid die aan de golf ftaan, zijn fraai, gemakkelijk, en rijk gemeubileerd. Het getal dier Heeren is 'er groot, en zij zijn meestal wel gegoed,  64 TE RUG REIZE door GRIEKENLAND. goed, wegens de ruime winsten, welken de han« del hun van verfcheidene Koopwaaren oplevert, en de gemaatigde belastingen, die zij 'er opbrengen. De Goederen, welken zij verzenden, belhan in Metaalen, Zijde - ftofFen, Turks leêr, Perliaanfche tapijten, Gommen, Wierook, Koffij, Heulzap, Aloë, Katoen enz. waar van het laatfte wel het voornaamfte artikel is, zijnde het gewas van de Griekfehe Eilanden , en de ommeftreken van Srnyrtia. Eene ongelooflijke hoeveelheid daar van weeten zij in het ruim van een fchip te ftuuwen: en de manier, waar op zij dit doen, is der oplettenheid niet onwaardig. De Franfche Kooplieden gaan in getal de Engelfchen te boven, en drijven ook eenen grooteren handel dan deezen , om dat zij, federt de laatfte jaaren , ons in de Lakens onderkropen heb* ben; doch men heeft mij gezegd, dat het gebruik vim fJritfche faaijen zoo algemeen geworden is, dat onze handel waarfchijnlijk, wegens dit artijkel alleen, weder de overhand zal krijgen. Het oude Smyrna lag aan den zuidkant der tegenwoordige ftad. Zij is gedenkwaardig, gelijk gij weet, uit hoofde van groote gebeurtenisfen, en veele doorluchtige mannen; doch niets kon haar meer beroemd maaken, dan de ori'fterflijké homerus. Menigmaalen heb ik eene wandeling ge'aan langs de oevers van het bogtig riviertje fl/ekr, aan het welk hij geboren wierd, en waar van hij den naam droeg van Mekfigcnes. Op zekeren morgen, van daar te rug keerende, ontmoette ik, tus.  BRIEF XXXIX. uit SMYRNA. Ö5 ïasfchen de puinhoopeu van het Kasteel, twee Kameelen, — dieren, die hier in menigte zijn. De verkeering is, in deeze Stad, uitmuntend. Ik ben gehuisvest bij onzen Konful, Mr. hayes, van wien, en trouwens van wiens geheele gezin, men niet te veel goeds kan zeggen. Gastvrijheid is de kenfchetfende deugd der Smyrnafche Kooplieden; want wij brengen den geheelen tijd door, met middag- avondmaaltijden, met fpeel- en danspartijen. Alle morgens ontbijt ik aan boord van de Ambuscade, een Engelsch Fregat, onder het bevel van Kapitein o'hara, die, bij alle zijne overige ontelbaare lofiijke hoedanigheden, ook nog die bezit, dat hij een JVestmunflerfche van den ouden trant is. De Pest heeFt, in den laatstvoorleden zomer,heviger gewoed te Smyma, dan in eenig ander deel van Turkijen. Mejufvrouw hayes verhaalde mij, dat zij het eerst ruchtbaar gemaakt wierd, door het toeflaan van de deuren in de ftraat, met zoo veel geweld, dat zij nooit een verfchrikkelijker geluid gehoord hadde. Voor zes weeken, kon 'èr bijna niemand, uit zijn huis komen, zoo groot was de verwoesting. Zij kreegen hunne Levensmiddelen van luiden, welken de Italiaanen Exfpeditori heeten, en die zich, in zulke tijden van verflaagenheid, daar op bijzonder toeleggen. De mondkost word in korven ontfangen, die men met een touw, uit de vengfters, neerlaat, en die, zoo dra zij op- V. Deel. E ge-  66 TE RUG REIZE door GRIEKENLAND. gehaald is, terftond in water gezet word, om de befmetting te voorkomen (+). Toen zich deeze vernielende ziekte allereerst ontdekte, ging de angst der ingezetenen boven alle verbeelding, daar elk bedugt was, dat zijn eigen gezin daar van reeds bennet mogt wezen. Tegenwoordig is zij nog aan den zeekant en heerscht, ongelukkig voor mij, zoo fterk tusfehen deeze plaats en Ephefen, dat ik daar door in mijn voorgenomen togt naar de ruïnen van diana's Tempel verhinderd word. verlieten Smijrna, op den suften laatstleden , en waren naauwlijks in de Archipel gekomen, of wij wierden gewaar, dat 'er een ftorm op handen was. Daar de wind vlak van achteren ons opftak, konden wij niet te rug. Wij hielden dus aan op het Eiland Pfijra, doch wierden weldra overvallen door den nacht en den ftorm. (*) Hier omtrent fcliijnt onze Reiziger niet naauwkeurig onderrigt te zijn; zijnde ons van gocderhand verzekerd, dat, in tijden van Pest, de mondbehoeften en andere noodwendigheden tot binnen het hek, 't welk voor ieder huis ftaat, gebragt, en aldaar in een tobbe met water, fteeds gereed ftaande , geworpen word. p\ Athenen, den 4 Decemb. 1788. We-  BRIEF XXXIX, vit ATHENEN. 6? Wegens de hevigheid vau den Wind, de naauwte van het vaarwater, en de onbedrevenheid en fchrik onzer Venetiaanfche Matroozen, verwagtte ik, alle oogenblikken, fchipbreuk en dood: maar, gelukkig, liepen wij, naa een nacht van fchrik en angst, in eenen Billen inham van Chios, niet echter zonder, bij het inzeilen, groot gevaar geloopen te hebben. Ons fchip had eenige kalafatering nodig, 't geen ons eenige weinige dagen ophield. Geduurende dien tijd had ik gelegenheid om verfcheidene oorden van'het Eiland te zien, en om mij over de fchoonheid der Vrouwen, waar in Chios onder de Griekfehe Eilanden zoo zeer uitmunt, te verwonderen. Den 27ften zeilden wij naar Ceos, en bezagen andermaal de overblijfzcïs van den Suniaanfchen Tempel, 's Daags daar aan voerde ons een labber koeltje op den Sinus Saronicus, of golf van Engia. Onmogelijk is het mij, u den gloed van geestverrukking, en het genoegen te befchrijven, welken ik gevoelde onder het befchouwen van het omliggend land, 't geen mij de daaden in 't geheugen riep, welken aldaar, in de helden - tijden van Griekenland, verrigt wierden. Aan de eene zijde, lag Argolis het oude Rijk van agamem- non: aan den auderen kant deeden zich dc ftrauden van Attica op, waar op ik mij verbeeldde het Atheenfche volk te zien, onder het naöogen, en vaarwel zeggen door menigerleie tekens, van die E 2 ver-  68 TE RUG REIZE door GRIEKENLAND. vermaarde krijgstoerusting, waar mede nicias en alcibiades vertrokken, om Siciiien te heroveren. Welk eene uitmuntende fchilderij heeft thucijdides van dit toneel gegeven! Voor ons lagen JEgina en Salamis, en aan het einde van de Golf verhief zich het hoog gebergte der Korinthifche land-tong. Daar wij langzaam zeilden, had ik een geheelen dag tijds, om deeze verrukkelijke voorwerpen te befchouwen: en tegen den avond lieten wij het anker vallen in de haven van Pi. raus. Zeer veel is deeze haven veranderd van het geen zij voorheen was: en echter kan men daar in noch de ommetrekken naafpooren van pausanias befchrijving, fchoon 'er geene overblijfzcïs te zien zijn van de Grafzuil van haaren aanlegger themist ocles, of der Tempelen van jupiter, minerva en venus, of haare uitmuntende Gaanerijen. Eer men haar aangelegd had, was Phalerum (dus geheeten naar een Soldaat, die met jason, op diens Colchiaanfchen togt, fcheep ging,) de voornaamfte haven van Athenen: immers ftak theseus van daar naar Creta af, en m nest heus naar Troijen. Deeze ligt digt bij Pijraus, doch men maakt 'er tegenwoordig geen gebruik van, zijnde zoo ondiep dat 'er een groote fchuit niet vlot in leggen kan. Ik begreep, dat het vruchteloos zou wezen, naar de overblijfzels te zoeken van die Altaaren, welken weleer aan onbekende Goden waren toegewijd, en, uit dien hoofde  BRIEF XXXIX. uit ATHENEN. 6o de de opmerking van den h. paulus tot zieh trokken (*). De Piraus beftond uit drie, op eikanderen volgende, havens, die Kanlharüs, Aphrodifium, en Zea genoemd werden. Aan den mond Bont een Faro of Vuurbaak, en haare ruïnen zijn nog in het water te zien, in 't bijzonder het hoofd, of de fteenen beer, waar mede de haven gefloten en verdedigd wierd. Munijchie was eene andere haven tusfehen de twee reeds gemelden, doch die ook, gelijk Phalerum, niet meer bezogt word. Ons fchip lag ten anker op de plaats, waar de (lag van Salamis voorviel, en, tot mijn onuitfprekelijk genoegen , herkende ik elke plek, waar van de Griekfehe Géfchiedfchrijvers gewag maaken. De (traat tusfehen het vaste land en Salamis bezigtigd hebbende, liet ik mij aan het kleine Eiland Pfïjttakia zetten, waar op aristides, naa den (lag, onder het oog zelfs vau xerxes, en het Perüaansch leger, dat aan de oevers op één gepakt ftondt, die geenen van hunne landgenooten liet ombrengen , welken zij daar op geplaatst hadden, om hunne vloot bijteftaan, of de Griekfehe te ontrusten. Te Salamis vond ik den (teen, waar op t elamon zat, toen hij zijn Zoon (of gelijk paijsa nias zegt) zijne Zoonen zag vertrekken naar de beftemde verzamelplaats, te Aulis (f); maar het (*) Hand. xvii. vrs. 23. (t) Zie zijn Attica pag. 33. Ka. 44, E 3  70 TE RUG REIZE door GRIEKENLAND. het fmert mij, hier te moeten bijvoegen, dat geen Reiziger dien in 't vervolg aldaar zien zal, vermits de Ex-Bailo dien met zich naar Fenetien genomen heeft. Mogelijk zult gij meesmuilen op mijn fchrijven, dat ik, te Pirceus aan land Happende, den grond kuschte; en echter zult gij mijne geestvervoering niet weinig infehikken, wanneer gij bedenkt, hoedanig een Volk deeze grond weleer opleverde. Een paar Ezels gehuurd hebbende, reed ik naar de Stad nog tusfehen vier en vijf mijlen verder liggende; niet vergeetende, onder den weg, aan de ftxKox Titx,v,, of lange muuren, te denken, welke van de Stad tot aan de haven liepen. Die aan de zuid-zijde wierd, door themistocles, gebouwd van groote vierkante Beenen, die met looden en ijzeren krammen aan eikanderen gevoegd waren: de noordelijke muur liet pericles opregten, en ik had het genoegen, van deszelfs grondflagen, op veele plaatfen, naa te fpooren, tot dat ik eindelijk hier van afgeleid wierd, door het fchielijk opdagen van Athenen. Ik hield fl.il, en keek met verbaazing op, doch was te vol om te kunnen fpreken, fchoon echter dankbaar aan het Opperwezen, dat het mij vergund had eene plaats te bezoeken, welke ik , van alle anderen, het meeste verlangd, maar het minst vcrwagt hadde, te befchouwen. Toen mijne verrukking een weinig bedaard was, ging ik weder voort, en kwam, dc Stad inrijdende, weldra aan het huis van Mr. m a-  BRIEF XXXIX. uit ATHENEN. 71 macri, den Engelfchen Konful, 't geen ik ontdekte aan de vereenigings. vlag, die 'er op dien tijd van waaide. De Vereenigings ving te Athenen ! De Bailo meende dat twee dagen genoeg waren om haare oudheden te bezichtigen, en drong 'er Berk op, dat ik met hem vertrekken zoude; maar niets kon mij beweegen, om eene Stad te verhaten, welke weleer de beroemdfte van Griekenland en heel de Waereld was, eer elk voorwerp daar in, 't welk oplettendheid verdiende, zoo gemeenzaam aan mijn oog geworden was, om 'er, bij u en in mijn land te rug gekeerd zijnde, nog veele gelukkige uuren aan te kunnen denken. Hoe veel Athenen ook van de vernielende handen des tijds, der natuur, des oorlogs, en allerleie toevallen mag geleden hebben, pronken noch haare oudheden, als heerlijke gedenktekens van haren vorigen luister en fchoonheid boven alle andere Steden, die immer aanwezig waren. In de hoogte op een rots, welke bij gene mogelijkheid te beklimmen is, dan langs het westlijk einde, ftaan de ruïenen van den Acropolis (*). cecrops koos haar tot een wijkplaats en befchutting voor die ingezetenen van Attica, welken hij uit de omliggende Dorpen enz. bij een gebragt had. Ik kan mij, onmogelijk, iets meer luisterrijk van dien aart ver- (*) Het aloude Kasteel der Stal. Vert. E 4  74 TE RUG REIZE door GRIEKENLAND. verbeelden, dan de Propijlea, of het Voorhof daar van. Dit gebouw wierd door pericles (*) opgehaald, die deszelfs voorgevel en trappen met gepolijst marmer bekleedde. Deszelfs vijf poorten of deuren zijn nog in wezen, maar de grootfte of middelde is de eenigde, die niet verdopt is. Tusfehen dezelven daan Dorifche Pilasters, welken veel toebrengen tot het fraai voorkomen van het geheel. Trouwens het komt mij onmogelijk voor, dit gebouw, zelfs zoo als het nu nog is, zonder de levendigde aandoeningen van verwondering en genoegen te befchouwen; gaa dan eens naa, wat het moet geweest zijn, toen het, nog onbefchadigd, en met het beeldwerk van i-hidias ver» fierd was. Het eerde voorwerp, 't welk, wanneer men 'er door gaat, zich voor het oog opdoet, is de Tempel van m ine r va , ter eere van haaren maagdom, Ux^hvcv, en, wegens deszelfs ruimte van honderd voeten in de breedte, "ExctJo^m^v , geheten. De Athenienzers betoonden daar aan den grootden eerbied, als de onderdelde wooning zijnde hunner Befcherm - Godes, welker beeld daar in geplaatst was. Aan deeze beeltenis, welke van goud en ijvoor gemaakt was, en 36 Taarlingfche voeten in hoogte haalde, fpreidde phtdias al zijne konst ten toon. Wanneer de Perfen zich meester van de Stad maakten, verbrandden zij den Parthenon met de overige Tempels, en men C* ) De Bouwmeester was mnesticles. Zie ulutarc h us kven van pericles.  ËRIEF XXXIX. uit ATHENEN. 73 Sien mag dit voor een geluk rekenen, overmits zulks (legt even voor het tijdperk gebeurde, in het welk de fraaie konften tot de uitterfte volkomenheid geklommen waren, wanneer pericles (*), met behulp van phidias, callicrates en ictinus, denzelven herbouwde. Keizer hadriaan, die in zijne mildheid fteeds toonde , hoe veel hij met Athenen op had, onderhield het gebouw zoo wel, dat het naa genoeg in deszelfs geheel bleef, van den tijd zijner Regeering tot aan het jaar 1687, wanneer, ongelukkig, eene bombe, uit het camp van morosoni, den Venetiaanfchen Generaal, die Athenen belegerde, op het dak viel en het wegnam. Sedert dat ongeluk is het fpoedig vervallen, en men heeft deszelfs rijkfte lieraadien geplonderd. Het ftond op een Voetft.uk van zes treden; deszelfs peristij! was van 46 kolommen, waar van 'er, voor en achter acht uitgehold, en vijftien aan de zijden effen, waren. Zij zijn een en veertig voeten en een halve hoog, en derzelver dikte is van zes voeten middellijns. Deszelfs befchaadigd entahlatuur (f) verbeeld gevechten tusfehen Athenienfers en Centaureu, met Godsdienftige plechtigheden, ommegangen enz. Op het bijgevoegd fnijwerk was de geboorte van win er va gehouwen. Men kan niet zon- rj*) Zie plutarchus hven van pericles. Cf) Het bovenfte deel eener ordening, 't welk boven een pilaar uiifteekt, als de onderbalk ol' Architraafhet Boord» of friet, en de Krans, of Karnies. Vm. E 5  74 TE RUG REIZE door GRIEKENLAND. zonder deernis befchouwen, welke verwoestingen; de Reizigers hebben aangericht op de onnavolgbaare reliëfs van deeze en andere Tempelen. Ik kan bezwaarlijk ontdekken, wat zij verbeelden, overmits geen beeld in deszelfs geheel gelaaten is. Het heerlijkfte beeldhouwwerk van Athenen, 't geen de ongenade des tijds enz. omfnapte, is tegenwoordig over Europa verfpreid, en opgeflooten in de kabinetten dier Natiën, wier barbaarfche Voorouders niet eens bij naam bekend waren aan de befchaafde bewooneren van Griekenland. De Parthenon was de voornaamfte Tempel van de Acropolis, die doorgaans het meest bewonderd word: fchoon, naar mijn inzien, met weinig reden, naardemaal die van neptunus, die den naam van erectheus draagt, veel fraaier is , alhoewel niet zoo prachtig gebouwd. Dezelve is, gelijk de Apollo van de Belvedère, een onvergelijkelijk meesterjluk in zijn foort. Toen ik den Korintifchen Tempel te Nismes, La maifon Ouarré geheeten, gezien had, wanhoopte ik, ooit een gebouw te zullen ontmoeten, 't geen mij in de befchouwing zoo veel genoegen verfchafte. In Italien (*) en op Siciiien trof ik niets aan, 't geen daar bij kan vergeleken worden; maar groot was mijn verwondering en vermaak, toen ik van de Parthenon te rug keerde, een model te zien van Jonifche bouworder, waar boven niets eenvoudi- ger, (*) Ik moet echter den kleinen Tempel van Ttyoli niet vergeeten.  BRIEF XXXIX. uit ATHENEN1. .?■' ger, en echter meer verheven kan uitgedagt worden ! Men kan zich omtrent het zelve met geene mogelijkheid vergisten, uit de befchrijving van pausanias , die het den naam geeft van JWaouv o%iif*x een dubbeld gebouw, waar van de beiden deelen in een rechthoek zamenloopen. Het een is toegewijd aan neptunus of erectheus, en het ander aan minerva poli as, — Befchermfter van het Kasteel. Door de bijeenvoeging drukten de Athenienfers op eene zinnebeeldige wijze de verzoening uit der beiden Godheden, naa dat zij over de benoeming van Athenen met eikanderen getwist hadden. In het eerfte was de zilte bron, door een flag van neptunus drietand ontfprongen; in het laatfte ftond de Olijfboom —- minerva's nuttiger gefchenk, benevens haar beeld, 't welk gezegd wierd, uit den Hemel gedaald te zijn, en dat bewaakt wierd door een Slang van buiteugewoone grootte, Oüccu^oj o-ptg (*) geheten: een vertelzel 't welk de bijgelovige pausanius niet wist, of hij het aanneemen, dan verwerpen moest. Naast de Polias Baat een kleine Tempel, ter eere van pandro- s o s de getrouwe Dogter van cecrops, opgerigt. minerva (telde haar, en haare beide Zusters, heuse en aolacoros, een kist ter hand, waar in het kind erectheus lag, bewaard wordende door een Slang, onder een ftrikt verbod van te zien, wat 'er in was.. De nieuws- gie- De Befcherindf4«k of Slang.  76 te rug reize door. griekenland. gierigheid der twee Oudften kreeg de overhand boven alle andere overwegingen, en deedt haar den kist openen, waar op zij onmiddelijk tot razernij vervielen en zich van een fteilte wierpen, panj> r o s o s hieldt zich getrouw aan den gegeven last, en wierd, in gevolge daar van, met en benevens minerva aangebeden: in dier voege, dat, wanneer 'er een vaarze aan de Godes geofferd werd, men haar tevens een Schaap bragt. Ik geloov' niet, dat men ergens zulk eene bouworder vind, als aan deezen Tempel: rustende deszelfs Entablatuur op vijf Vrouwen-beeld en (oorfprongelijk zes ), Cariatiden geheten, in plaats van op kolommen of pijiaaren. Daar dit gebouw, omtrent vijftig jaaren naa de plondering van Athenen, door de Perfiaanen, wierd opgeregt, gist men, en met alle waarschijnlijkheid, dat deeze order tot eene befchimping diende van arethusa, Koningin van Halicarnasfus in Caria; die, fchoon van Griekfehe afkomst, de Periiaanen, met een vloot tegen haar moederland, bijftond. De Cariatiden zijn verwonderlijk fchoon bearbeid, en derzelver klederen, gelijk ook haar kapzels, Raan ongemeen bevallig. Men heeft deeze beelden den naam van Cariatiden gegeven, in de onderftelling dat men de Vrouwen van Caria, in Peloponnefus, eene Stad welke met de Perfiaanen in verbond Rond, daar mede heeft willen afbeelden: dan deeze gisfing is van allen grond ontbloot, vermits haare Afiatifche kleeding alleen het tegendeel aanwijst. Het Pan* dra*  BRIEF XXXIX." uit ATHENEN. 77 droftum bevat minerva's olijfboom, nxynvQos geheten, wegen het ombuigen van deszelfs takken, naar beneden, naa dat zij tot aan het dak waren opgegroeid. Deezen zijn de eenigfte overblijfzels van de Acropolis, buiten de grondflagen van deszelfs muuren. Ik bezichtig het Godlijk Erectheum alle dagen, en ben alleen bevreesd, dat de barbaarfehe Mufulmannen, die het Kasteel bezet houden, mij van deezen of geenen aanflag zullen verdagt houden, en, door 'er mij buiten te houden, het meest uitgelezen vermaak mij benemen zullen, dat ik te Athenen kan fmaaken. BRIEF  fS TE RÜG REIZE door GRIEKENLAND. N aa fterken regen, zoeken veele luiden, in deeze plaats, naar Oudheden, waar van ik eene kleine verzaameling gemaakt hebbe, onder welke zich eenige Hukken bevinden, die fchoon en keurig gegraveerd zijn, en waar mede ik dus niet weinig op heb. Een Fransch Fleer, te Athenen, was mij een half uur voor, in het koopen van een groote Cameo, waar op de Vergoding van minerva, allerfraaist, gefneeden is: doch, daags daar naa kogt ik een ring, die, wegens deszelfs hooge Oudheid, onwaardeerbaar is. Dan, om voor te gaan met de befchrijving van Athenen, zal ik, op nieuw, een aanvang maaken met die van den Tempel van t h e s e u s , ■ het meest in zijn geheel van allen, die 'er in de Waereld zijn overgebleeveri. Dezelve wierd gebouwd korte jaaren naa den flag van salanus, door cijmon, den Zoon van miltiades, die, het Eiland Scijros veroverd hebbende, van daar de beenderen des Helds overvoerde. Fraaier fluk van Dorifche bouwkunde beftond 'er nimmer, naar mijne gedagten, en het maakt eene des te betere vertooning wegens de hoogte, waar op het gebouw ftaat, zijnde op een Voetftuk van vijf treden opgeregt, en afge- BRIEF XL. Athenen, den 15 Decemb. 1788. zon-  BRIEF XL. uit ATHENEN, 73 Zonderd van alle andere gebouwen. De Peristijl beltaat uit dertien kolommen aan weêrskanten, met zes aan eiken gevel, omvattende die van de hoeken. De Bas-relieven van de Entahhtuur niet minder fraai dan die van den Parthenon, verbeelden de heldendaaden van theseus, nevens gevechten tusfehen de Athenienfers en Lapithen. Het binnenfte van deezen vermaarden Tempel is in een Kerk veranderd, aan St. joris toegewijd, die de Befchermhcilige is, zoo wel van Athenen als van Engeland. Tusfehen deezen en de Acropolis, ligt de Areopagus, of heuvel van mars. —• Een Gerichtshof federt lang, boven alle Griekfehe Rechtsbanken, beroemd, wegens het verheven karacter van deszelfs leden , en de rechtvaardigheid van derzelver Vonnisfen (*). Het droeg den naam van Ajêioffflsyor, om dat mars de eerBe misdadiger was, die 'er voor te recht gefteld wierd. orestes wierd voor deeze Vierfchaar getrokken wegens Moedermoord: socrates om Godisterij, en de Heilige paulus om dat hij je zus kristus en de Opftanding predikte. Twee gebruiken hadden 'er bij dit Baatig Hof plaats, die bijzonder opmerklijk zijn. Flet hieldt deszelfs Zitting, onder den blooten Hemel, en in het dónker. Het eerfte diende om het Volk een des te hooger denkbeeld in te boezemen van de onbevlektheid der (*) aristidës merkt aan, dat deeze Vierfchaar was Tcöv iv ie)f ÜAfjjffi iixoKHfim TttWftiJ«7« Jtcei v.ytuicilov. — 4let eerwaardigfte en heiligfte van de Griekfehe Gerichtshoven,  8o TE RUG REIZE door GRIEKENLAND. der Rechteren in derzelver perfoonen en karakters, in de onderftelling, dat zij befmet konden geworden zijn, wanneer zij zich met den moordenaar onder een en het zelfde dak bevonden hadden: en het tweede was beoogd om allen vermoeden van eenzijdigheid afteweeren, 't geen kon gebooren worden uit hun zien en kennen van den aanklager en aangeklaagden. In het eerst zaten de leden bij dag, maar toen de hoer phrijne op het punt Rond om veroordeeld te worden, om dat zij voor minerva gefpeeld had, wist deeze door eene listige ontblooting van haaren boezem het oordeel haarer rechteren dermaate te buigen, dat zij haar eenpaarig ontfloegen. De Rechtsplegingen echter van dit Hof bepaalden zich niet eniglijk tot lijfftraffelijke zaaken; want pausanias tekend aan, dat, kort voor den Oorlog tusfehen de Spamanen en de Mesfiniaanen, de laatften het gefchil wilden verblijven aan de Areopagiters, een onbetwistbaar bewijs, van het hoog gevoelen, 't welk de Griekfehe Staaten van deeze Rechters koesterden. Aan deeze Rots en vlak onder de Propij' Icea (of Portaalen) Raat de Schouwburg, van bacchus. Wij vinden dat de eerfte Toneelfpelen, te Athenen, op wagens en Stellaadien vertoond wierden. Dicitur et plaufiris vexisfe poëmata Thespis (*> Terwijl men bezig was, met een van prati- na's (*) Ook zegt men, the sus reed op Wagens met zijn' C Spelen.  BRIEF XL. uit ATHENEN. 8i ka's Schimp - Bukken te vertoonen , omtrent 498 jaaren voor de Kristelijke tijdrekening, viel het houten gevaarte in, waar door 'er zo veele omkwamen of verminkt wierden, dat de Athenienzers , om in 't vervolg dergelijke ongelukken te voorkomen, een Beenen- Schouwburg bouwden, en deezen naar bacchus den God der vrolijkheid enz. noemden. De eerRe, geloof ik, wierd door de Perliaanen afgebrand, en deeze, bijnaa gelijktijdig met den Parthenon, opgerigt. De bouwfiolTen zijn Marmer, de gedaante is half eirond, en de middellijn van het Tooneel is 260 voeten. Het binnenfte gedeelte, indien men de KoiAcv, of zitplaatfen der aanfehouweren uitzonderd, is thands geheel weg. De voornaamfte overblijfzels ziet men aan den voorgevel, met drie boogen , boven eikanderen, opgetrokken. De ohderfte echter deezer boogen is geheel in den grond gezakt: want de aarde te Athenen is, gelijk te Romen, wel van 12 tot iS voeten hooger, dan zij eerst was. Wanneer ik dit vermaard Toneel bezigtig, herinner ik mij , dat daar op de fraaifte Toneelfpclen (die alleen door de ftukken van onzen onvergelijkelijken Shahespear overtroffen wierden) voor het befchaafdfte Volk der Waereld vertoond wierden, voor een Volk, dat, boven alle anderen, daar op verzot was, cn welks karakter, eenigermaate, uit die ftukken kan opgemaakt worden. En, wanneer ik bedenk, hoe zeer deeze Tooneelvertooningen deszelfs Vaderlandsliefde aanvuurden , deszelfs taal en zeden befchaafden, en, V. Deel. F ten  82 TE RUG REIZE door GRIEKENLAND. ten laaiden, aanleiding gaven tot deszelfs ontaarting en ondergang, dan gevoele ik mij op eene bijzondere wijze aangedaan , onder het befchouwen van de Ruïnen, welken dusdaanige overwegingen in mij verwekken. Hadden de Athenienzers zich minder laaten gelegen leggen aan hun Tooneel, en meer acht geflaagen op de goede zeden en order onder hen, zij zouden, naar alle waarfchijnlijkheid, de onafhangelijkheid van Griekenland langer bewaard hebben, dan tot den noodlottigen flag van Chwronea. Een weinig voorbij dit Tooneel, is het gedenkteken van t n r asijclrs, opgerigt ter eere van zijne overwinning in de Wórftel -fpelen. Het zelve bedaat uit een grot in de Rots van de Acropolis, van voren verfierd met drie Korintifche Pilasters, waar op het Kroonwerk rust, en waar tegen over men een Vrouwenbeeld, zonder kop, in eene zittende gedalte ziet. Op dit gedenkteken vindt men drie bijfchrifteh: waar van ik 'er één voor u zal affchrijven, dienende ter verklaaring van het monument. OAHM02 EXÓPHrEl riY©apatos hpxenAr.qnogeths. ©PASTKAH2 ©tastaaot aeke- inno0O:QNTos üaiaxin enika. (aets. ©EftN ©HBAIOS HTAEN. IJPONOMOZ ©HBAIOS EAIAA2KEN (*_). Bo- ' (*) Het Volk droeg de kosten, tijtharatus was Archon. ïhrasijcles, Zoon van*, thr.assili.us van Dicclia, uit her  BRIEF XL. uit ATHENEN.. S3 Boven liet zelve Raan twee marmren kolommen op de Rots. Oorfprongelijk zijn 'er drie geweest, die een driehoek vormden, en waar op een drieftal Rond (*); want ouder dezelven liep de Drievoet" s Straat, waar in de Boschgod Rond van praxiteles, om deszelfs alles te boven gaande voortreffelijkheid ne§i€o»j7<^* geheten. Van dit vermaard konstftuk vind ik eene opmerkelijke Anecdote hipausanias, die gij met vermaak zult leezen. p h r ijN e ■, de Matres van p r a x iteles, aan welke hij een van zijne Standbeelden beloofd had, 't geen hij voor het beste hield, verzogt hem, in gevolge daarvan, om bet fraaifte zijner Rukken aantevvijzen. Altijd echter ontweek hij dit verzoek, geen oordeel willende vellen over de waarde van zijn eigen werken. Ziende dat het onmogelijk was, om hem, met zagtheid, tot haar wil te krijgen, zelfs wanneer hij Rerkst op haare fchoonheid verliefd fchcen, en het meest vatbaar voor haaren invloed, beval zij, op zekeren dag, zijn knegt, om hem te komen zeggen, dat zijn Winkel in den brand Rond, en dat alle zijne beelden gevaar liepen om door de vlam verteerd te worden. OmReld op dit berigt, fprong hij on- mid- het geflaeht dèr ffijpotfyooif*, die Gezagvoerder Ivij hen was, won den Prijs, tiieon, de Tbebaner, was Mufikant en prokomos, de Thebaner, Drilmeester. C*) In de Griekfehe Worftcl-fpelen, deelde men, onder andere prijzen, ook DrieiTallen uit; gelijk wij bij homerus, hketoDus en rjNBARUs, leezen. F 2  H TE RUG REIZE door GRIEKENLAND. middelijk op, luidkeels fchreeuwende, dat hij al zijn roem onherftelbaar zou verlooren hebben, indien zijn Boschgod en Cupido niet gered warei1 (*)• „Houd op praxiteles (fprak de „ olijke phrijne,) ik heb dit geheele werk al„ dus belloken, om uw gevoelen te ontdekken. „ Alle uwe Konstllukken zijn in veiligheid, en nu „ kieze ik de Cupido. " Tot dusverre ben ik gevorderd met de befchrijving van Athenen, onder de zekere bewustheid, dat de plaatfen, van welke ik gewag maakte, de eigende zijn: maar thans koom ik aan een gedeelte van de Stad, over welks ruïnen het moeilijk valt, uit de beknoptheid en verfchillende leezingen der Griekfehe Historie, te beflisfchen. Het Odeutn, of de Muzijk-zaal, die (gelijk plutarchus aantekend) in den fmaak van de tent des Perliaanfchen Konings gebouwd was, zou ik, uit het geen ik doorgaans las, opmaaken, dat Begts op eenen geringen afftand moet geftaan hebben van het gedenkteken van tiirasjjcles. „Naast „ het Odeum (zegt pausanias,) was de En-' „ neacrunos, de eenige Fontein van Athenen." Ik heb iets gezien, 't geen ik voor de grondflagen houde van dit gebouw , maar de negen buizen of waterleidingen der Fontein zijn door de ruïnen van At-^ El Sn % tgv 2«Iufov ij' cpAafij, ro\''Eeula iTriXaZi. pa usanias. Att. p, iS. lin. 1. Ik heb deeze Anecdote niet letterlijk vcitanld.  BRIEF XL. dit ATHENEN. 85 Athenen verdopt. Waar deezen eigentlijk gelegen hebben, hier van zou ik gaarne onkundig blijven^ bij aldien ik met zekerheid kon beflisfen omtrent eene daar naast liggende ruïne, die of het Pantheon van hadriaan, of de Tempel van den olijm1'isciien jupiter, twee van de heerlijkde gebouwen in Athenen, moet geweest zijn. De eerde rustte op 120 pijiaaren van Phnjgisch marmer , de wanden der Gaanerijen waren van den zelfden deen: de zoldering was met goud en albaster ingelegd, en elk gedeelte pronkte met het uitgelezenst beeld- en" fchildcrwerk van Griekenland. 'Er was eene Boekerij in geplaatst nevens een Oeffenfchool, omringd vau honderd pijiaaren, uit de marmren Steengroeven van Lijbien gehaald, en, naar haaren Stigter, Hadriaan, genoemd. Noch prachtiger echter was dc Tempel van den Olijmpiaanfchen jupiter: immers livius, van anthiochus, den Zoon van antiochus den Grooten, gelijk men in 't algemeen onderdeld, gewagende: zegt: Magnificenthc vero in Deos vel Jovis Olijmpii Templum Athenis, unum in terris inchoatum pro magnitudine dei, potest testis esfe (*) : de gewijde grond, waar op dezelve dond, niet minder dan eene uitgedrektheid van vier Stadiën, -',„>., ; r >-! ,< óf {"*) Maar van zijnen eerbied voor de Goden kan de Tempel van den Olijmpiaanfchen jupiter., te Athenen, getuigen, de eenigfte op de geheele Aardkloot, die, naar de grootheid der Godheid is afgemeten. Zie drakenborch's uitgave B, XLI. Hoofdil. 25, F 3  '86 TE RUG REIZE door GRIEKENLAND. of een halve mijl, beflaande. De onderfcheidene Steden van Griekenland vervulden dit Heiligdom met marmeren beelden ter eere van hadriaan, die hetzelve herftcld had , maar dit beeldwerk kon op verre naa niet haaien bij dat der Atheenfche konftenaaren: buiten dit, waren 'er noch anderen , die van goud en ijvoor gemaakt waren. Men heeft deszelfs bouw, valfchelijk, aan deuk al ion toegeëigend , en het Bijgeloof plaatfte daar in de opening, door welke de Vloed, onder het zakken, wegvloeide. Hoe dikwijls heeft men het gezond verBand aan eigendunkelijke leerftellingen van een valfclien Godsdienst opgeofferd! Deszelfs waare ftigter was pisistratus; doch de eer van dien te voltooijen was voor den onbekrompen hadriaan bewaard. Hij voegde 'er de pijiaaren wederom aan, die door sylla (volgens het verhaal van plinius) daar uit geroofd waren, om diens paleis in het kapitool optefieren. Daar ik mij verzekerd houde, dat pausanias ons eene regelmaatige befchrijving van Athenen geeft (*), en dat de echte Tcxt van thucydides arf«f NJov (f), zuidwaards, en niet, gelijk valla leest, sr^af agdcv, ten noorden, heeft, Bel ik vast (gelijk ik voorheen reeds te kennen gaf) dat deeze of de Tempel van jupiter olyjipius, of het Pantheon, geweest is. Deeze gebou* wen ftonden naast eikanderen, fchoon van het een gee- . f*) Zie zijn Hoek, Rladz. 15, 16 enz. Cf) Zie zijn Boek, II. tloofilft. 15,.  BRIEF XL. uit ATHENEN. 87 geene de minde overblijfzels te zien zijn. Uit de vroegde inrigting van het eerde, zou ik overhellen , om te denken, dat de ruïnen, waar van ik thans gewaag, die van het Pantheon zijn; echter diend men zich te erinneren, dat, fchoon h adriaan de digter was van dit laatde, hij het eerde herdelde en voltooide. Het is mij derhalven niet mogelijk, dit moeilijk natevorfchen duk te beflisfen. Trouwens, ik durve mij in geene gisfing daar omtrend uitlaaten, uit vreeze, van de nafpooringen der fchranderde en gelcerdde Oudheidkenneren (*) te zullen te kort doen. 'Er zijn noch zestien gegroefde kolommen daan gebleeven, die vijftig voeten hoog zijn, om ons den Atheenfchen fmaak en pracht te doen gedenken. Het gebouw dond digt bij den wijk der Stad, welke door hadriaan is aangelegd, gelijk ik zag uit de opfchriften van een poort, tusfehen de twee wijken daande, aan welker eene zijde men leest: AIAEIS-AaHNAI-0H2EflS-H-nPlN-noAl2 (f) En aan den anderen kant: AIAElS-AAPIANOT-K-OÏXI-QHSE^S-noAlS ( §). Zuid- (*) Sedert mijn te rugkomst in Eügtlaiid, zie ik, dst de beroemde Heer stuart het marmer van dit gebouw, niet Phrygisch, maar Pentelisch marmer noemt. Bijaldien ik niet, ly ondervinding, van liet teg.ndeel bewust was, zou ik uit zulk een blijk opmaaken, dat het de tempel van denOlympifehen jupiter geweest is. £t) [I'er ziet gij Alhenen, weleer theseus Stad. C § ) Hier ziet gij de Stad van hadriaan , cn niet van thesevs. F 4  83 TE RUG REIZE door GRIEKENLAND. Zuidwaards van de Acropolh ,■ ligt de berg M$» fans, dus geheten naar den zoon van, antippeu u s, den ouden Dichter van dien naam, die aldaar begraven wierd. Op den top vind. men de ruïnen van een gedenkteken ter eer van philopappus, die, fchoon op Siciiien geboren, en vermaagfchapt aan het koninglijk gedacht van antiochus, zijne vroegere afkomst rekende van het Steedje Befa, in Attica. Zijne krijgskundige bekwaamheden en getrouwheid deeden hem het bevel over een Romeinsch leger verwerven, waar mede hij over de Germaanen en Daders zegenvierde. De voorzijde van dit fraai gedenkteken is holrond, en tusfehen het boven- en beneden deel gefcheiden. In het boven deel zijn drie Nisfen met beelden; waar van 'er flegts twee zijn overgebleven, bedaande in hoofdenlooze en op andere wijzen gefchondene Bceltcnisfen van piulopappus en antiochus, in eene zittende gedalte, onder welker eerde (p'ihozx&zros Enrldiavouj Bwetiws (*) gefchreevcu daat, en onder het laatde: hx derdom, kunne, of daar aan gevoegd zinnebeeld duiden de jaargetijden aan, waar in zij waaijen, en boven dezelven Baan derzelver verfchillende naamen. KOT02. Alf. ZE4>TPOS. 2KIP0N. BOPEA2. KAIKIA2. AnHAI.QTHS en EÏPQ2 (*). Omtrent het midden van den Toren loopt eene karnisfing om denzelven, onder welke, aan alle kanten, een quadrant was, waar van de lijnen of Breepen nog zichtbaar zijn. De fpils of vorst beftaat uit vier en twintig Beenen, en rondom de overftekende randen zijn zoo veele leeuwenkoppen , waar uit het regenwater kan alloopen. Deeze effen f"*) Zuide Wind, Z. West: West: Noord West: West. Noord N. Oost, Oost. 2. Oost.  BRIEF XLI. uit ATHENEN. 93 fen getallen wijzen uit, //lat andronicus de Winden in vier en twintig verdeeld hadt. Boven op het Gebouw Rond een kopren Triton, met een roedje in de hand, 't geen, bij het omdraaien van het beeld, op den Wind wees, die waaide. Op den vloer zag ik de overblijfzels van een Ckpfijdra of Water-wijzer. Inderdaad elk gedeelte van dezen zonderlingen Toren, is waardig , om naauwkeurig befchouwd en overdagt te worden. Dezelve is, gelijk de meeste oude Gebouwen van Athenen, van wit Marmer opgetrokken, docli 't geen 'er thans wat bruingeel uitziet. De Steenen zijn vierkant cn vrij groot. Ik heb, in deeze vlugtige befchrijving, een fraai klein Gebouw overgeflaagen, waar van ik nu niet langer zwijgen kan, naamelijk bet Monument van lijs 1 crate s of de Lantaarn van demostiienes. Deszelfs gedaante is rond: Het bovenwerk Centablement,) waar op in fraai basfo relievo de gefchienenis van baccuus en de Tijrrheniaanfche Zee-roovers is afgebeeld, rust op zes gegroefde Kolommen van negen voeten en zeven duimen hoogte, welker Kapiteelen vau de rijkfle Korintifche order zijn. Tusfehen elk is een marmer befchot. De Lantaarn of Koepel, van boven verfierd met iets, dat naar een vederbos gelijkt, is uit één Buk, waar op Wijngaard- en Laurierbladen, on« gemeen keurlijk, gehouwen zijn. De ruimte van binnen is flegts van vijf voeten, tien duimen, middellijns. Zeer beklaag'ik mij, dat een Francis- kaa-  94 TE RUG REIZE door GRIEKENLAND. kaaner Klooster, (binnen welks tnuuren het ftaat) mij belet, om van dit onnavolgbaar klein Gedenkftuk van Griekfehe Bouwkunde een onbelemmerd gezicht te hebben. Het zelve is van eene zeef hooge oudheid, zijnde gebouwd onder het Archontfehap van evanetus, dat is, in het tweede jaar der mde Olijmpiade, of 335 jaaren voor de Kristelijke tijdrekening. Niet zonder moeite gelukte het mij het volgend opfchrift, daar van bij één te raapen. ATSHCrATHI. AT2I9EIA0T. KIKINET2. EXO- ( PUTEI. AKAMANT02. OAlAftN. ENIKA. GEHN. HTAEI. ATIIAAH2. A0HNAIO2. EAIAASKEN. ETAINETOS. 1IPXEN. (*). Ikbefpeur, dat theOn Muzijkmeester was zoo wel van deeze Speelen , als bij die , waar in Tii ras ij cl es overwinnaar was. Tegen over een der voornaamfte Straaten is de Dorifche portico van een Tempel, aan augustus gewijd. Op het entablement vond ik een Grieksch opfchrift, nevens nog een ander boven hetzelve op de lijst, aanduidende , dat door de mil- C*') l ij si kr a tk s van IOjkijna, Zoon van r.ijs ( tii mus gaf het Choor. De Overwinnaar was van het gedacht van ACHamas. tiieon de Zangmeester, lijciadES van Atltinen Onderwijzer, cn evanetus Archon.  BRIEF XLI. uit ATHENEN. 95 milddadigheid van julius en augustus cse~ sar, deeze Tempel geftigt was ter eere van minerva, Archegetis, of de Opperbelüerfter. En nu zal ik deeze Befchrijving der Atheenfche Ruïnen befluiten , met het geen doorgaans verkeerdelijk genoemd word de Tempel van den Olijmpifchen jupiter. Zoo dra ik het zag, begreep ik aanftonds, dat het geen ander gebouw kon geweest zijn , dan eene Gaanerij; (portico ) vermits het naar niets anders geleek. Waarfchijnlijk was zij die van eumenes, Ti ?o>j rror^n geheten, naar de menigte van fresco Schilderijen op de muuren, waar in zeno zijn deugdzaam en Breng ftelzel van Wijsgeerte, uit dien hoofde Stoicijnsch geheeten, leerde; eene Wijsgeerte, welke, door het lichaam aan de heerfchappij der ziele, of de Hartstochten aan de Reden, te onderwerpen, de verhcvenfte Karakters der Heidenfche Waereld vormde. De Bouworder deezer Gaanerij is de Korintifcbe, gelijk men zien kan aan de weinige fraaie Kolommen, die daar van noch overgebleven zijn,— die beflisfende, doch treurige, gedenktekens van haaren voormaaligen luister. Tot hier toe de Oudheden binnen de muuren van Athenen befchouwd hebbende, zoo vergun mij uwe verbeelding te geleiden naar haar Akademisch Veld en Boscbje, 't welk, van de vroegfte tijden, bij aanhoudenbeid, fchijnt beplant geweest te zijn met Olijf-boomen het onderftelde gefchenk der  95 TE RUG REIZE door GRIEKENLAND. der Atlieenfche Godin. Ten tijde van pausanias, lag de Akademie digt bij de Stad. Tegenwoordig is zij meer dan eene mijl daar van af. Ik ontdekte haar aan eenige weinige gebroken altaaren, onlangs opgedolven, als mede aan de Grafnaalden Van trasjjbulus , pericles, chabrias , phormio, enz. die aan den weg van Athenen derwaarts ftaan. Aan den ingang deezer heilige plek, waar op de wclfprekende plato een allerinnemendst leerltelzel van Wijsgeerte, 't geen tusfehen de beiden uitterften van zeno's geftrengbeid en de al te groote involging van epicurus, doorliep, leerde, Ronden beelden van diana, de beste en fchoonfie Godin geheten, benevens een kleiner Tempel aan den Eleuthereaanfchen bao chus toegewijd. Behalven dit, vond men 'er de Altaaren van pro met heus, der Zanggodinnen, van mercurius, minerva en van hercules. „Niet verre daar van daan (zegt „ pausanias, is het graf van plato. " Mogelijk heb ik dit laatfle gevonden. Althans dit verbeeldde ik mij eens, en kuschte de Ruïne met meer geestvervoering, dan ooit een Pelgrim enig heilig overblijfzel kon doen, Dagelijksch gaa ik te voet of te paard door deeze boschjes, die, gelijk de beginzels van derzelver eigenaar plato , onlterflijk fchijnen te wezen; overdenkende, wat 'er al voorgevallen kan zijn in plaatfen, welken thans verlaten en Ril zijn. Doorgaans, toeve ik bij het Kanaal van den Cephifus, en errinner mij de grootfte mannen van Athenen en der aloudheid, die  BRIEF XLI. uit ATHENEN. 9? die zoo dikwijls aan de oevers deezer rivier wandelden. Önbefchrijflijk gelukkig, en trotsch op mijnen toeftand, bevond ik mij in deeze mijmeringen; — maar dus voortrammelende , zou ik zelfs u verveelen met zoo dikwijls mij zelveii te noemen. Onlangs deed ik , verzeld van onzen Konful , en diens Janitzaar .mahomed Basha (*) , een uitflap naar de vlakte van Marathon, omtrent vierentwintig mijlen van Athenen gelegen. Op dit togtje gingen wij een weinig bezijden den weg , om het marmren lijf en den kop te bezichtigen van een kolosfaalen Leeuw , waar van ik den Heer nor.ert Ainslie beloofd hadde eene befchrijving te zullen toezenden , vermits het mogelijk is, dat hij dit ftuk , bij zijne te rug komst in Engeland , medebrengt. Van deeze plaats kwamen wij wel dra aan de Romaneske zijden van den berg PeMtlicas, waar uit Athenen van marmer voorzien werd , en omtrent twee uuren des namiddags bereikten wij de overhangende kruin eenes heuvels, waar van ik het vermaard flagvcld kon overzien, waarop miltiades met flegts 10, 000 Athenienzers en Plataeaners, niet minder dan 11 o, 000 Perfen verfloeg. Daar wij langzaam afklommen, had ik tijd en gelegenheid , om het geheele tooneel naauwkeurig te bekijken. De vlak- (*) De woorden Pathit of Bashi fchijnen maar weinig in En» geland bekend te wezen. De eerfte geeft men aan een Stad- of Legerbevelhebber: de laatfte betekent zo veel als Heer of Meesje*. Een Janitzaar annfpreckende, noemt men hem Basbds V. Desl. G  9s TE RUG REIZE door GRIEKENLAND. vlakte is van eene halvemaan's wijze gedaante, aan de eene zijde door de zee befpoeld wordende, en, aan den anderen kant, door hooge bergen, tusfehen welke drie ingangen zijn, befloten. Ik reken, dat de omtrek daar van 12 mijlen in de lengte , en, over bet geheel, bijkans eene mijl in breedte haalt. Omtrent in het midden ftaat een groot gevaarte, 't geen ik geloove, het graf van miltiades te wezen. Men heeft het onlangs doorboord , en bevonin een vasten klomp te beftaan. Men leest niet in de Gefchiedenis, langs welke van de toegangen miltiades in de vlakte trok; maar uit derzelver engte is genoeg optemaaken, hoe veel voordeel zij hem gaf op het grooter getal zijner vijanden. De ruïnen van het zegenteken zijn nog te zien aan den noordkant van den wal ; ook liggen 'er op de vlakte verfcheiden fteenen grafzerken. De Atheniënzers , die in het gevecht fheuvclden , wierden gezamentlijk ann den zeekant begraven. De p'aats is omringd van waterpoelen , die mij op de befchrijving van een Franfchen konftenaar, te Athenen , derwaarts den weg wezen. Deeze Heer had aldaar laaten graaven , en drie Tichelfleenen gevan ien , op ieder van welken het woord aau- sanias gewag maakt , hoorden 't geen on- getwijflèld aan eene natuurlijke , fchoon onbekende , oorzaak moet worden toegcfchreven. 's Anderdaags keerden wij te rug, buiten ftaat zijnde, onze voorgenomene reize naar Thebes voorttezetten, wegens de pest. Thans alles, wat Athenen en Atüca bezienswaardig opleverd, gezien en herzien hebbende, de minst bezogte plaatfen doorfnuffeld , en , in één woord, elk plekje ten dieplte in mijnen geest gedrukt hebbende , beklom ik ten laatften den berg Ancesmus, liggende aan den noordkant van de Stad : alwaar ik voor de deur van een kleine kapel ging zitten , om, op mijn gemak-, het uitzicht van alle kanten te bekijken. Over Athenen zag ik heen met eene ge* mengde aandoening van toegenegenheid en droefheid : vati toegenegenheid , als voorheen de eerfte van de Steden , de wieg en bakermat der Letterkunde en befchaafdheid, geweest zijnde, hebbende van bijna alle konften en wetenfehappen de grootfte mannen , welken de waereld ooit kende , opgeleverd : en van droefheid , als thans in barbaarschheid en ellende gedompeld liggende. Moet meri niet verbaasd ftaan, dat zelfde Athenen, 't welk alles voor de vrijheid en de behoudenis van Griekenland opzettede , dat zoo wel den haat als gunst vart G a een  loo TE RUG REIZE door GRIEKENLAND. een Despoot , die met millioenen van krijgsknegten tegen haar optrok , met een grootmoedige verachting behandelde , thans onderworpen te zien aan den K'nlar Aga , een ontmanden zwarten Slaaf van het Serail P Haare tempels vergaan onder de knagingen des tijds , en mogelijk zullen , in eene volgende eeuw, alle de overblijfzels van haare fchoonheid voor altoos verloren zijn. „ Meenig reiziger „ vau den ouden tijd , gelijk pausanias, (dus „ fprak ik bij mij zeiven) klom tot deeze plek , „ waar op ik tegenwoordig gezeten ben , om de „ Stad in al haaren luister te befchouwen : en ach „ hoe veel verfchilde zij in dien tijd, van het geen „ zij thans is ! " Ik verbeeldde mij , hierop , de kostbaare Feesten , de openbaare Spelen, en plechtige ommegangen van het Atheenfche Volk , in al derzelver pracht en uitgelezenheid van den fijnfteu Bnaak. Met e'én woord , mijn verbeeldingskragt had open kaart (carte blanche) en wierd bij uitftek geftreeld met de veelerlei bevallige tooneelen , weiken zij fchilderde. De nieuwe of hedendaagfche Stad, ten N. N. Oosten van de Acropolis gelegen , is tusfehen de vier en vijf mijlen in omtrek , en bevat niet meer dan 5000 inwooners, zoo niet minder. De huizen zijn flegt en laag : boven elke deur ziet men Koppen, afgebroken Basferelieven van oud beeldwerk , geplaatst : dit deedt mij elk huis naauwkeurig bekijken , hoopende een goed borstbeeld voor u te Vinden : doch al mijn zoeken was vrugteloos. De bij-  BRIEF XLI. uit ATHENEN. 101 bijgeloovige ingezetenen verfieren met deeze brokken enz. hunne Heiligen ; echter is hunne Godsvrugt niet beftand tegen de verzoeking van het goud: vermits zij, gelijk judas, hun God voor geld verkoopen zouden. Schoon zij onder het bewind ftaan van een Paska, met andere Turkfche Amptenaaren , door den Kislar Aga aangefteld , hebben zij echter hunne eigen Redelijke regeering: en dikwijls hoorde ik , met verontwaardiging, den naam van Archon geven aan een veel verachtelijker dier, dan de Schouten van onze geringde Burgten. .— Ik heb mijn intrek genomen bij onzen Konful, den Heer macri ; maar ik koop mijn eigen mondkost , die, op zijn best, nog zeer flegt is ; zijnde hier geene andere fpijze te krijgen, dan Geitenvleesch , met wat Wortelen ; fchoon het weder , hoe ongemeen Rreng ook te Konjlantinopel, hier zeer gemaatigd is ; ook is het meel, bij gebrek aan goede molens , zeer grof en (legt. Met dit alles , hebbe ik hier aan , bij de rijst , gedroogde vijgen, olijven , honig van Hijmet en vette melk , zo veel als ik kan verlangen , en meer dan ik kon verwagten. Ik moet 'er nog bijvoegen , dat mijn knegt een voortreffelijke Italiaanfche kok is. Daar is weinig verkeering te Athenen , maar macri heeft drie Zusters , de aartigfte en beminnelijkde Griekfehe Vrouwen , welken ik ken. Ik heb ook een bezoek afgelegd bij den Franfchen Konful. Zijn vrouw zag 'er zeer wel uit, en ftont al te zeer in de gunst van den Heer R. W-rf-y, G 3 toen  tot TE RUG REIZE door GRIEKENLAND. toen deeze hier was : want haar man wierd 'er jaloersch over , en beklaagde zig bij den Heer r, AINslie over den Baronet. Ik zou bijkans geloven, dat de hooge maate, in welke de oude Athenienzers alle andere Volkeren van hunnen tijd, in konden en wetenfchappen, overtroffen , grootdeels aan natuurkundige oorzaaken moet toegefcbreven worden ; want hunne nakomelingen munten noch uit in fchranderheid. Waarfchijnlijk zult gij wel eens gehoord hebben, dat zij zelfs den jooden , in flimheid , op het Buk van den Handel , den loef affteeken : en het geen daar van verhaald word is waar. Zoo veel kunnen opvoeding en regeeringsvorm op het nationaal karakter uitwerken , dat de Grieken, die bet beste volk wel eer waren , tegenwoordig bet ilegtfte geworden zijn j want, over'tgehee! genomen, zijn zijdetrotschfte, laagzieligfte , baatzugfigfte , bedrieglijkfte , wraakgierigfte en verraaderlijkfte wezens, die de menschheid ontluisteren. Bij aldien gij de Gefchiedenis van Konjlantinopel leest, tot aan het tijdperk, van Haare verovering door de Turken, zult gij, meen ik, hier van gereedelijk overtuigd worden. Vaarwel dan, nog eens, en voor het laatst uit Athenen ! BRIEF  BRIEF XLII. uit PATRASS. 103 BRIEF XLII. '/ Patrafs , den 4 Januari]' 1789. TVÏet vijf paarden , zoo voor mijn Knegt , mijn Janitzaar en Gids, als voör mij zeiven en mijn reistuig, verliet ik Athenen, op den 2(5(ten der verlo» pene maand : en het gebergte, waar tegen de vlakte , aan de westzijde der Stad , Buit, opgeftegen zijnde , liet ik mijne kleine karavane voor uit trekken s met last om mij te Eleufis te wagten , waar op ik ging zitten , om de Stad noch eens voor 't laatst te bekijken. Met genoegen befpeurde ik, dat de oord ,er over 7t geheel eveneens uitzag , als zij zich altijd vertoonde , maar helaas ! hoe zeer is Athenen veranderd. Langer dan een uur het fchielijkst verlopen uur , dat ik immer fleet , hield mij dit gezicht in eene mijmering: en, toen ik mij van de gelukkige plek , waar op ik- zat , en die ik nimmer zal vergeeten , affcheurde , wenschte ik , voor de eerfte maal , federt mijn vertrek uit Engeland, dat ik weder t'huiswas, vermits ik dagt, dat voortaan alle andere oorden mij verveelen moesten: fchoon dit vermoeden binnen weinige" oogenbh»ken geheel ongegrond bleek te zijn : Immers bekoorde mij niet weinig de krommende vlakte van Eleujis, of het Rhariaanfche Veld , op welks vrugtbaarheid G 4 zo  ioa TE RUG REIZE door GRIEKENLAND. zo fraai gezinfpeeld word in den fabel van Triptth lemus , die men zegt, dat de ingezetenen, vrueger dan eenig ander volk , zou geleerd hebben om 'er Koren op te zaaijen. Onderweg gingen wij den Cephifus , (een ander droomde , dan het geen bij Athenen vloeid) aan wiens oevers tiieseus, den Rover polijp^mon, of procrustes, verfloeg. Eleufis lag aan het westelijk einde der vlakte,'waar dezelve bergagtfg begint te worden. Tegenwoordig bedaat de plaats uit eenige weinige ellendige hutten : hebbende niets meer van haaren alouden luister overgehouden , dan de marmer -flenen , welken den grond bedekken. Op de plaats, waar voorheen de vermaarde Tempel van ceres ftond , zag ik een gebroken beeld van deeze Godheid. 'Er waren flegts drie Tempels in de waereld, die, in groote en pracht, bij deezen konden haaien. Die van jupiter olijmpius, te Athenen , namelijk , van diana , te Ephefen , en van apollo, te Mikten Gij zult u errinneren, dat de Eleufinifcbe verborgenheden , welker geheimhouding zeer veel overeenkomst febijnt te hebben met die van onze hedendaagfche Vrijmetzelarij , aldaar gepleegd wierden. Pausanias zegt, het voornemen gehad te hebben , om ze aan den dag te brengen, doch dat hij door een droom daar van was afgefchrikl geworden. Deze plegtigheden, waar van de geleerde meursius eene naauwkeurige befchrijving heeft gegeven , wierden bij de ouden, boven alle anderen , geëerbiedigd. De fchrikken , wel-  BRIEF XLII. uit PATRASS. 105 welken men , bij de inwijding , door konftig gemaakt donderen en blixemen, door duisternis, gefchreeuw, geiteen, en vervaarlijke fpooken, wist aantejagen, deeden de aankomelingen het geheim uit vreeze bewaaren; ook konden zij het niet ontdekken, wegens de fchande en lijfttraffe, die daar op zou gevolgd zijn. Ondertusfchen meend men dat het geheele geheim in niets anders beBaan hebbe, dan in de leer van Gods eenheid, en die van toekomende belooningen en ftraffen. Alle vijf jaaren gefchiedde 'er eene plegtige optogt van Athenen om dit Feest te vieren; wordende, ter dier oorzaake , de weg tusfehen de beiden Steden "H k^cC OSw, of de heilige weg geheten. De Oord tusfehen Eleufis en Megara is vermaakelijk, alhoewel onbebouwd. Op de laatfte deezer plaatfen is weinig meer te zien, dan op de eerfte: ik vond 'er echter de ruïnen der Waterleiding, waar van pausanias gewag maakt. De tegenwoordige loopt, even als de oude Stad, om een berg heen. Ik wandelde een uur of twee daar op, om naar Oudheden te zoeken, doch was bevreesd voor elk mensch, die mij ontmoette, vermits de Pest onlangs menig een aldaar weggefleepd had. Bij mijne terugkomst in de Herberg, vernam ik, dat eenige lieden naar mij gevraagd hadden, om te verneemen of ik ook een Geneesheer was, in welk geval zij mij gaarne zouden geraadpleegd hebben, . G 5 Wij  I©5 TE RUG REIZE door GRIEKENLAND. Wij vertrokken 's anderendaags 's morgens met het krieken van den dag, en begonnen weldra het hoog en hobbelig gebergte te beklimmen, 't welk in de land-engte van Korinthen een voormuur tegen Peloponnefus (*) uitmaakt. Naa bij de hoogte zijnde, kwam 'er een bende van gewapende Albaniers (de ergften van alle wilden) uit een huis, dat aan den weg lag, Huiven, en greep mijn paard bij den toom. Ogenblikkelijk fchoten de Janitzaaren toe, zeggende hun, op een vrij gedweeën toon (waar van een Turk zich nooit dan uit vreeze bediend) dat ik een Frank was, en gevolgelijk in dienst van den Sultan: waar op zij, naa een weinig overlegs met eikanderen , ('t geen voor mij een vervaarlijken tusfchentijd opleverde) ons lieten gaan, zelfs zonder mijn reistuig te pionderen, fchoon evenwel mijn beurs niet vrij bleef. Ik was blijde het gevaar ontfnapt te zijn, vermits verfcheiden reizigers op dit eenzaam gebergte vermoord zijn geworden. Reeds van these us tijden was het bewoond door rovers. Toen deeze held van Argolis naar Athenen reisde, zettede bij sinis pitocamptes de marteling betaald, welke menig reiziger van dien booswigt had moeten ondergaan. Te weten, hij bondt de takken van twee Pijnboomen, waar mede het gebergte bedekt is, op den grond ('5 Het van ouds vermaarde Griekfehe Schier - Eiland, 't geen tegenwoordig den naam van Morea draagd. Aant. van den Feu.  BRIEF XLII. uit PATRASS. lof grond vast, en aan elk daar van een been des rovers gebonden hebbende, liet hij ze in haar plaats fpringen met zijne afgerukte ledenmaaten. Het gezigt van de hoogte is grootsch; bevattende de land-tong met de beiden Zeeën, den berg Citbaron, met het omliggend land, noordvvaards, en ten zuiden, een groote ftreek van Peloponnefus. Men heeft zig, vrugteloos, zeer veele moeite gegeven om een Kanaal te graven ter vereeniging van de beiden Zeeën. Tegenwoordig, houde ik mij verzekerd, dat men daar mede flaagen zoude, mits men het Kanaal eene andere rigting gave, dan voorheen. Men vind nog, op den top deezer bergen, de ruïnen van een fterke muur, die ter befchmting van het Schier-eiland diende, tegen invallen van buitenjook zijn nog,om laag, de overblijfzels te zien van het oeffen - of ftrijdperk , waar in de Isthraifche Spelen gehouden wierden ter eere van p a l /e m o n of meliceiites. Met den grootften eerbied wandelde ik over deeze ruïnen, zoo lang het School van deugd en heldenmoed. De eer der overwinning lokte al de braave jeugd van Griekenland derwaarts, ten einde te ftrijden om een krans van Pieterfelij of Pijnboombladeren. Geen wonder dat de Perfiaanfche benden, onder den zweep vegtende, tegen zulke mannen niet beftand waren. ar. chias van Antiochïen heeft ons deeze, nevens de overige Griekfehe Spelen , in een welbekend Puntdicht befchreeven. Tm*  k>J TE RUG REIZE door GRIEKENLAND. Oi jvo; Aa.ioiSa.0 TlaKalfAovo? A^yif/.o^olo. AÖA« Jé z03v KollVOC fX^KX ffiKiV» Sr(TUf Het is onmogelijk zich niet te verwonderen, over de ligging van Kor int hen, van de landengte bezien zijnde: in plaats echter van op hooge muuren, marmren Tempels en Paleizen, te zien, deed zig niets voor mij op dan een gering Stadje met hier en daar een huis. Ik kwam 'er 's avonds ten 7 uuren aan, en had niet weinig moeite om intrek te bekomen in het huis van eenen Griekfchen Dragoman. De reden, waarom hij 'er zoo veel tegen had, om mij intenemen, was, om dat hij bedugt was, dat de Turken ons voor Rusfen mogten aanzien, en hem zijne beleefdheid jegens hunne vijanden betaald zetten: maar zijn hart opende zich met zijn deur: en hij toonde zich de herbergzaamfte Griek te zijn, dien ik ooit ontmoet heb. Hij liet voor mij een keurlijk avondmaal en een goed bed gereed maaken, en mij 'sanderendaags 'smorgens een lekker ontbijt voorzetten: waar voor hij niet <*) In Griekenland was in gebruik een viertal fpelen; Twee aan bet Menschdom, twee aan 't Godendom gewijdj Docb mogt alleen Jupijn, Apoi, Patemon, delen, Met Archenor, in de eer van deeze plegtigheid. Het loon of de Eerprijs kwam op ene krans te ftaan Van Appels, wilde Olijf, van Eppe- en Denneblacu.  BRIEF XLII. uit PATRASS. 109 niet alleen weigerde iets voor zich zeiven in betaling te ontfangen ,-maar zelfs niet wilde hebben, dat zijne dienstboden iets zouden aannemen. Ongetwijfeld moet Kcrinthen, oudtij'ds, uit haar Golf, of de haven Lechaum, een zeer treffend voorkomen gehad hebben, als trapswijze, in al de majesteit der Bouwkunde, uit het water rijzende tot aan den voet van een hoogen, regt oplopenden , berg, Acrocorinthos geheten, waar op het Kasteel lag. De fondamenten zijn de eenigfte overblijfzels daar van, behalven nog de ruïnen van een Tempel, waar van ik den naam bij pausanias niet kan vinden. 'Er lagen nog elf gegroefde Pijiaaren, van 22 voeten hoog, en 6 in middellijn, zijnde van eene ruuwe Dorifche bouworde, en zeer _ na gelijkende naar die van Pestum. Ik onderftelle, dat deeze Kolommen de Peristijl van deezen Tempel zullen uitgemaakt hebben. Dezelve ftond in de nieuwe Stad, omtrent een mijl van Zee. Tegen vervvagting, vergunde men mij om op den Acrocorinthos te klimmen, waar van zeker het gezicht aan alle kanten niet minder was, dan dat van het Isthmifche Gebergte. De vestingwerken zijn in een vervallen ftaat, doch de plaats zou, uit hoofde van hare ligging, onverwinnelijk wezen, indien zij naar behooren verdedigd wierd aan dien kant, waar op zij alleen kan aangevallen worden. Ik had de nieuwsgierigheid om de bron te gaan zien, waar bij bellerophon verhaald word , het gevleugeld paard Pegaas gevat te hebben. Korinthen wierd  no TE RUG REIZE door. GRIEKENLAND. wierd omtrent 1500 jaren voor kristus gebouwd, en 1354 jaren naa haare bouwing, wegens muiterij en oproer der ingezetenen, door den Romeinfclien Bevelhebber muhmius, uitgeplonderd. Onder het verbranden der Stad, leverde een gefmolten mengzel van Metaal het vermaarde Korin- tisch Koper op, 't geen waardiger dan Goud gefchat word. Men leesd, in vellejus paterculus , eene opmerkelijke Anecdote van den Overwinnaar , die, fchoon een goed foldaat, geen Vertuoos was. De Stad vol van fraaie Standbeelden vindende, befloot hij, om die naar Romen te zenden (alwaar men, op dien tijd, de befchaafde konsten begon te bewonderen en aantekweeken) doch vreezende, dat zijne zoldaaten dezelven mogten befchadigen of vernielen, gaf hij te verdaan, „ dat bijaldien dit mogt gebeuren, zij 'er nieuwe „ beelden voor in de plaats zouden hebben te leve„ ren (*)." De Stad wierd echter herbouwd, door juliüs cjesak, om haare voordeelige ligging voor den Handel, en ter eere van zo veele doorluchtige mannen, als zij had voortgebragt. Bij het begin van den Peloponnelifchen Oorlog was haare fcheepsmagt vrij aanzienlijk, en haare bevolking zoo derk, dat zij dikwijls Volkplantingen moest afleveren. Van hier de oorfprong van Sijrakufa, Epidamnus enz. Toen ik al het merkwaardige te Kor int hen*. en C*) Si eas perdidisfent eos novas reddituros.  BRIEF XLII. uit PATRASS. f*| «nop het Schier-Eiland, waar heen ik 's morgens naa mijne aankomst reed , bezien had, bedankte ik mijnen edelmoedigen Gastheer voor zijn onthaal,en vertrok. Wij reisden door eene bekoorlijke Landltreek, met Olijven beplant,en digt aan de Korinthifche Golf— nu niet langer levendig door Galeijen en Koopvaardijfcheepen, maar doodsch en Bil liggende. Naa dat wij de Rivier Qrnea overgetrokken waren, kwamen wij weldra in Sicijon; 't welk, fchoon niet zo groot als veelen van onze Engelfche Graaffchappen , weleêr in een Vorftendom belfond, door iEGiALEUs 2089 jaaren voor kristus, tot dien rang verheven. Ik meen, dat de Hoofdftad van dit Land, in 't algemeen, voor de oudfte Stad van Griekenland gehouden word, Argos niet uitgezonderd. Wij reden over de fteenen, waar van zij gebouwd was: welk een voorwerp van nadenking! en, daar wij 'er ons langer ophielden, dan ik ten oogmerk had, was ik genoodzaakt, den nagt, eenige mijlen verder, door te brengen in een onbewoonde hut, met een half dak. Wij lagen een groot vuur aan, in het midden van de hut, rondom welk wij fliepen. Ten gelukke had ik, van Athenen, medegenomen een rijst - pudding, eenige eieren, gedroogde vrugten, en een vies Wijn, waar mede ik een lekker avondmaal deed. De lucht was, 'sanderendaags, ongemeen, helder, zoo dat ik, aan de over - zijde van de Baai, het land van het aloud Phocis, of de Loert Ozoles, en (ik gelove) den berg Helikon, duidelijk zien kon. De Zeekust van Aehaien is beter bebouwd dan dif  liü TE RUG REIZE door GRIEKENLAND. die van Sicijon', hebbende veele Wijngaarden, die de Korenten-druif opleveren, fchoon niet zo gced zijnde als die van Zante en Cephalonia. Moeilijk viel het ons de rivieren over te koomen, overmits de houten bruggen, door de laatfte overftroomingen, weg gefpoeld waren, waar door wij zoo lang opgehouden wierden, dat wij niet voor tegen den nagt te Voüizza kwamen. Wij klopten aan voor een Herberg; maar de luiden waren fchuuw van ons, bijzonderlijk eenige Magiftraatsperfoonen van de Stad, die zich toevallig aldaar bevonden, vermits wij door een Streek gereisd hadden, waar de Pest fterk heerscht: doch, op onze verzekering dat wij zorgvuldig allen omgang met de Ingezetenen vermijd hadden, lieten zij zich, door eenen Italiaanfchen Arts, die 'er zich bij bevond , overhaalen , om ons intenemen. Deeze Heer, wetende hoe flegt men in het huis van voorraad voorzien was, had de goedheid om ons avondecten bijtezetten, fchoon hij, zijn woord vroeger gegeven hebbende, niet met ons kon aanzitten. Vostizza is een van de grootfte Steden van Morea, en drijft een vrij aanzienlijken Handel in Korenten en andere voortbrengzels van het land. Men vond 'er geene oudheden in of buiten de Stad, zijnde in laatere tijden gebouwd. Wij zetleden, 's anderendaags 'smorgens, orfze reize voort, langs den Zeekant, en kwamen, omtrent vier uuren in den agtermiddag, voor Patrafs, doch wierden geweigerd de Stad in te gaan, door een Turkfchen Schildwagt, die dreigde vuur op ous te zullen geven, indien wij  BRIEF XLII. uit PATRASS. 113 wij nader kwamen , vermits wij, zoo men zeide, van Megara en de pest kwamen. Ik koude hem zelfs niet bewegen , om voor mij naar den Engelfchen Konful, Mr. strane , te gaan. Gij ziet, hier uit , dat de Mufelmannen van Patrafs de Mahomeraanfche Leer der Voorbefchikking verzaakt hebben ; en het zou gelukkig wezen , indien dit overal het geval was. Een geheel uur gewagt hebbende , zonder uitzicht van in de Stad te zullen komen , begon ik naar een herberg om te zien , wanneer ik een man ontwaar wierd , die als een Frank gekleed was. Ik riep hem, en fprak hem aan in het Italiaansch, 't geen hij ten gelukke verltond, en gaf hem vervolgens te kennen , in welk eene verlegenheid wij ons bevonden. Hij ging terftond naar Mr. strane, die mij een Pas van den Pasha bezorgde , en zijn Janitzaar met een fchoon Paard zond , waar op ik , al fpringende , in zegenpraal , dc Stad intoog. Patrafs , oudtijds Patra , doch oorfptongelijk Arva geheten, wierd door zekeren eumelus geflicht. Het ligt aan den ingang der Korinthifche Biai , of de Golf van Lepanto, en is, fchoon een der grootfte Steden van Morea, uit hoofde van des* zelfs vogtige luchtftreek, het allerongezondst. 'Er zijn noch eenige geringe overblijfzels van den ouden aanleg te zien , fchoon men met geene zekerheid daaromtrent kan beflisfen. De oord , om de Stad , is vruchtbaar , gelijk ik befpeurde op twee wandelingen te paard, die ik aldaar deed. Ik heb V. Deel. H het  ii4 TE RUG REIZE door GRIEKENLAND. het geluk gehad , van eenige zeer fraaije Caméos en Itagloos te verzaamelen , met behulp van Mr. strane en zijn Neef Mr. paul , den Hollanden Ragufefchen Konful. Aan den eerften ben ik niet weinig verpligt voor zijne edelmoedige gastvrijheid , waar aan ik altijd met dankbaarheid zal gedenken. Welk een onwaardeerbaare fchat is een goed man in de Maatfchappij ! BRIEF  Brief xliii. uit ragusa. 115 • BRIEF XLIII. Ragufa , dei 8 Februarij 1789. Op den vierden dag naa mijne komst te Patrafs, trof ik aldaar gelukkig ( want dat is zelden het geval ) een Vaartuig aan , 't geen uit de Golf van Lepanto naar Ragufa zeilde. Ik haalde het in , kwam met den fchipper omtrent de vragt overeen, en zeide den klasfiekcn ftrandcn van Griekenland vaarwel. Den zelfden avond zeilden wij de Baai over , waar op de vermaarde Zeedag tusfehen de vereenigde Spaanfche , Venetiaanfche en Pausfelijke Vlooten , onder het bevel van Don yan van Oostenrijk , en de Turkfchc , onder den Groot • Admiraal al 1 pascha, geleverd wierd. Het gevecht , dat een der Moedigde was , waar van de gefchiedenis gewaagd , viel voor op Zondag , den 7 OeTober 1570 ; wordende de Ottomannen volkomen gefiagen : want , van de 128 Galeijen, verloren zij twee derde. 's Anderendaags overviel ons eene dilte zoo digt aan het klippig Eiland Itaca, dat ik 'er aan wal dapte; maar ik vond geene fpooren van aloude overblijfzcïs nog bcwooners. Corfu voorbij geloopen zijnde , dak 'er een zoo hevige dorm op , als ooit de Adriatifche Zee beroerde. De golven maakten een verfchrikkelijk geraas , en bleven in die onduiinige beweging geduurende den ii a ge-  Ii6 TE RUG REIZE door DALMATIEN enz. geheelen pikdonkeren nacht. Wij wierden in een eng kanaal tusfehen twee even gevaarlijke wallen gefmeten die van Otranto, langs welken, het zeer ondiep is, eli de tegenoverliggende kust ^welke bewoond word door Albaniers , die , fchoon van de dappere en edelmoedige Epiroten (*) afkomftig , een woest en moordziek volk geworden zijn. Omtrent drie uuren in den morgenftond floeg de Bezaan • mast over boord en elk fchoot toe om' het vaartuig te doen reizen , 't geen weldraa gelukte , fchoon de öntftéltènis zeer groot was. Gelukkig waren de fchepelingen goede zeelui , wien het , met Gods hulp , gelukte , onder aanhoudend arbeiden , het febip van land te houden. Met het aanbreeken van den dag, begon de ftorm te bedaaren , en wierd door eene ftilte gevolgd, naa welke een gunBigc wind ons, op den 10 Januarij , in de kleinere Haven van Ragufa voerde. Terwijl wij naar het hoofd zeilde , deed zich de plaats over het geheel ongemeen fraai aan mij op. Aan de eene zijde zag ik het Eiland Cr oma liggen; aan den anderen kant (tak een lleile berg bet hoofd op , wiens voet met wijngaarden en koren beplant was, en C*) Zij waren eerlijk en eenvoudig , eer dat de Turken hen overmeesterden en bekeerden , wordende , op eene verflandige wijze , door hunne Vorften beftuurd. De laatften dier Prinfen was de vermaarde scanderbeg, die het geloof verzaakte, 't geen hem zijn vaders cn broeders moordenaars hadden opgedrongen', toen bij Pagie ([Icogliw') in het Serail was , en die de door hem herwonnen ouafbangelijkheid van zijn land , een geruimen tijd , ftaande hield.  BRIEF XLÏII. uit RAGUSA. 117 en aan het einde van de haven vertoonde zich de Stad. Het kleine gemeenebest, een gedeelte van Dalmatien uitmakende, ftrekt zich 120 mijlen langs de Adriatifche Zee in de lengte uit, cn is doorgaans 12 mijlen breed. Aan de beiden einden liggen het , Eiland Lafina en de mond van Caitaro beiden op Venetiaansch grondgebied ; en achter het zelve de vrugtbaare vlaktens van Bosnië, — aan de Turken toebehoorende. Ragufa, en de beiden Stagnos zijn deszelfs eenigfte Steden. Men mecnd, dat de eerfte Stad, door de Romeinen, gc-fticht is, welken Epidaurus bevolkten , zijnde tegenwoordig niet dan een hoop ruïnen , Ragufa Vecchia , of oud Ragufa geheten , en omtrent vijf mijlen vau daar liggende. Want, toen de Stad door de Saraceenen geplonderd wierd , namen de inwooners devlugt naar het gebergte , en naa zich wederom bij eikanderen gevoegd te hebben , bpuwdèü zij de tegenwoordige Hoofd ftad der Republiek. Van de hoogte te zien ligt zij zeer verm'aakebjk, en tevens ongemeen voordeelig, uit hoofde van haare beiden havens aan weerskanten. In het jaar 1667. wierd de Stad , door eene Aardbeving , omgekeerd : dit onheil echter , meermaalen federt gebeurd zijnde , was van een heilzaam gevolg : hebbende men daar aan de breette en regelmaatigheid der ftraaten , de trotschheid der openbaare gebouwen, en de fraaiheid der huizen , toetcfchiijven. Zij is met hooge wallen , van eenen laateren aanleg , en een diepe gracht omringd , wordende alle H 3 avon-  nS TE RUG REIZE door. DALMATIEN enz. avonden, tegen het ondergaan der Zon, in het bijzijn van een jong Edelman, de bruggen opgehaald en de poorten gefloten. De Stad zelve is flegts klein , maar de Voorftad loopt tot aan de noordelijke haven Gravofa een heerlijke kom , waar in de grootfte fchepen veilig ten anker liggen. Hier ziet men de breede rivier Ambla , uit haaren diepen en (lillen fchuilhoek van rotfen en bergen vloeijen , welke laatfte met olijfbomen bedekt en met Landhuizen bezaaid zijn , waar op de Ragufefche Adel des zomers zijn verblijf houd. De Oord , fchoon bergachtig , is zeer vruchtbaar , leverende den ingezetenen olij en wijnen van de beste foorten op , fchoon evenwel niet genoeg voor de verteering ; zoo dat zij toevlugt tot hunne Mahometaanfche buuren moeten neemen , om zich van het noodige te voorzien. Ondertusfcben zijn 'er de eetbaare Waaren ongelooflijk goedkoop , vermits zelfs , in tijden van de meeste fchraalte, een pond vleesch niet boven a ptrwt (duivers) geld, en alle andere artijkelen van leeftogt zeer laag in prijs zijn. Ik zelve , fchoon een vreemdeling , gaf voor een pond van het beste Schaapenvleesch niet meer dan een Huiver. Bij mijne aankomst vergunde mij de Overlte- van het gezondheidskantoor, om mijne quarantaine aan wal te houden , ten welken einde ik een huis huurde. Door tusfehenkomst nogthans van den Raadsheer, Graavc basegli , (aan wien ik een brief van aanbeveling bragt van Mr. pa ui. , hun Konful te Patrafs) raakte ik 'er met drie weeken van af; fchoon wij met een gebrekkige gezondheids -  BRIEF XLIII. uit RAGUSA. 119 heids-pas waren aangekomen : eene toegeef¬ lijkheid zonder voorbeeld. Zelfs had ik , nog in quarantaine zijnde , de vrijheid om met een oppasfer te wandelen of te rijden, waar ik wilde , fchoon men , in den beginne , welftaanshalve , een fchildwagt voor mijn deur geplaatst had. Zij drongen mij , daar ik uit mij zeiven befchroomd was , om maar , met mijn knegt , uittegaan , zich verzekerd houdende, dat wij niemand- op het lijf zouden loopen. Mijne mondbehoeftens wierden mij alle ochtenden gebragt : en fchoon ik een goeden -tafel hield , en 's avonds koffij aan mijne bezoekers liet fchenken , gaf ik dagelijks niet meer uit , dan vier fchellingen. Ik kreeg mijn ontflag op den hoogen Feestdag van Biagio, den Befchermheilig der Ragufaanen, waar op ik deel nam aan de algemeene vreugde , mij onder de menigte begaf, en met een zitplaats vereerd wierd onder den Adel , om de aloude plegtigheden der Republiek te aanfchouwen. Deezen beltonden voornaamelijk in eenen godsdienftigen omgang , nevens een boeren-dans van oude vrouwen , welken korven met brood op het hoofd droegen , ten teken van overvloed. Op dien dag komt 'er veel boeren-volk in de Stad ; reder van het zelve is van een fnaphaan voorzien, dien hij geftadig laad en affchiet, waar toe hij van de Regeering eene onbepaalde hoeveelheid van buschkruid ontvangt. Deeze gewoonte was weleer Baatkundig nodig , om , langs dien weg , de onderzaaten aan het behandelen van het geweer te gewennen , zonder hen van hun meer dringend huiswerk aftetrooII 4 nen-,  320 TE RUG REIZE door DALMATIEN enz. nen; waar door het Gemeenebest de onkosten uitwon , om een aanzienlijk lichaam van gewapende manfchappen op den been te houden : dan , gelijk het met meer andere nuttige inrigtingen gaat , is het ook met deeze thans geheel verlopen : als dienende nergens anders toe , dan om ongelegenheid, geraas, wanorde en ongelukken , te weeg te brengen. De Regeeringsvorm is aristokratiesch , vermits alleen de Adel met de wetgevende en uitvoerende Machten bekleed zijn : bèftaande het wetgevend lichaam uit eene vergadering van alle de Patriciërs', die den ouderdom van 18 jaaren bereikt hebben , en het uitvoerend in eenen Raad van 45 leden , die door het eerfle, uit deszelfs midden , gekozen word. Men heeft 'er ook een kleinen of geheimraad van 7 perfoonen , uit den breeden raad genomen , die met 'er daad het beltuur uitoeffenen ; fchoon zulks op naam gaat van de vijfenveertigen. Aan het hoofd der Republiek is de Prins of Reftor, uit den Senaat gekozen , wiens post flegts voor een maand duurd. Deeze is vereerd met de tekenen van het opperbewind , woont in het openbaar Paleis , heeft het uitfluitend voorregt , om alle zaaken , waar over geraadpleegd moet worden , voor te fielten , en mag, om des te beter de opper-waardigheid van zijn karakter te bewaren , niet uit het Paleis gaan , ten zij op openbaare dagen, wanneer zijne tegenwoordigheid vereischt word; fchoon hij, bij donkere avonden , gewoon is naar het gezelfchap van een klein getal vrienden te fluipen, waar in  BRIEF XLIII. uit RAGUSA. 121 in ik hem meermaalen ontmoet heb. Uit den Adel worden ook alle burgerlijke en krijgs- amptenaaren Verkoren , waar door dit kleine Gemeenebest , op zulk eene verllandige en gelukkige wijze , befiuurd word. Deszelfs handel is zeer aanzienlijk voor zulk een klein landje, uit hoofde van de geftadige gelegenheid , welk elk ingezeten heeft , om zich daar mede bezig te houden. Wanneer 'er een Koopvaardijfchip gebouwd word , moeten zij , die genegen zijn , om daar aan ( fchoon flegts voor een gering gedeelte ) te reeden, deswegen een verzoekfchrift inleveren — een verllandige fchikking, bij aldien men in aanmerking neemt, dat, door het meerder getal van Reeders in elk fchip, de winften van den handel van des te meer nut voor de Republiek zijn , naar maate zij meer algemeen worden uitgedeeld , en de verliezen , daarentegen, minder drukkende. Men betaald aan den Grooten Heer, voor diens befcherming en de vrijheid , om in zijne lauden te mogen handelen , zonder tol te betaalen , eene jaarlijkfche fora gelds ; ook zend men, alle arie jaaren , een Ambasfadeur naar Konjlantinopel, De ingezetenen van Dalmatien , zijn , in hunne kleeding en manieren , niet ongelijk aan de Schotfche Hooglanders : zij zijn dapper , eerlijk , eenvouwig en zoo gehard tegen de ongenade des weders , dat zelfs heden, terwijl de fneeuw vier duimen dik op den grond ligt , geheele hoopen van hun , gelijk ik uit mijne vengllers zie , den nacht II S in  122 TE RUG REIZE door DALMATIEN enz. in de open lucht , rondom een klein vuur , doorbrengen. Van de Ragufaanen kan ik u niet te- veel goeds melden , bijzonderlijk van den Adel en de huogere klasien van burgeren , die , over 't algemeen , alle goede hoedanigheden bezitten , welken een deugdzaam voorbeeld, en eene befchaafde opvoeding kan opleveren, zonder die ondeugden, welken in landen de overhand hebben , die voor de verkeering met vreemdelingen meer open liggen, en waar in men , gevolglijk , meer op bedrog is afgerigt. Zij zijn geleerder , zonder zich echter daar op iets te laaten voordaan , beleefder jegen eikanderen , minder nijdig, dan eerfig ander volk. In gastvrijheid omtrent vreemdelingen kunnen zij met geene mogelijkheid overtroffen worden : met één woord , 'er zijn zoo weinige gebreken in hun karakter , in 't algemeen genomen, dat ik geenzins aarzele , om hen, voor zoo verre ik over andere natiën , bij ondervinding, kan oordeelen , voorhet verflanêigfie. beste en gelukkig/ie, volk te verklaaren. Oiu! « hen moet ik eerst en vooral gewag maaken van mijnen adelijken en achtenswaardigen Vriend , den Graaf giacomo basegli; wiens goedheid jegens mij ik altijd de warmde dankerkentenis zal betoonen ; en nevens hem moet ik niet vergeeten dc naamen te melden van ragnina, sorc o, vol anti;, z am ag na en ferricii: aan welke beiden laatfte Heeren ik verpligt ben, voor de hoogde eerbewijzingen , welken men eenen vreemdeling kan be- too-  BRIEF XLIII. uit RAGUSA. 1&3 toonen ; eerbewijzingen, welken ik op dien tijd gevoelde , en altijd zal begrijpen , onwaardig te wezen ; gelijk gij zult erkennen, wanneer ik u melde, dat de Abt zamagna (een beroemde naam in het gemeenebest der letteren ) mij zijne overheer'ijke vertaalingen van Hefioclus en Theocrïtus, in Latijnfche Verzen , zond , verzeld van de volgende Dichtregels. „ Accipc, watkinsi, ZAMAGdffi carrnina, &inter „ Angligenas rcditus , fis memor Illijrire : „ Qua? , quamvis Squallet deferta atque borrida, graias, „ Non minus ac Latias fuspicit Aonidas , Teque etiam laudat, quem primo in flore Iuventas „ Omnigenas Artes ipfo Minerva docet'" Kort daarna , op een gastmaal aan het huis des Graaven base gli , wierd 'er een gedrukt blaadje aan het gezelfchap uitgedeeld, waar in ik las: In Decesfu Rachufïo thorue watkinsi, Angli. „ Te talem, wvtkinsi, & tot virtutibus auchim Nolle , fruique tuo faspius alloquio, „ Lamtke par fumma fuir. Nunc invida noftro ,, Dum fors te avellit, prob dolor! e grcmio, Unuin quod funer^ft, tibi faufh prccamur cunti, „ Optamusque tuje flamina amica rati, „ At ('*) Ontfang ö IVatkins'. in uw gunst Zamagna's zangen; Maar deuk, bij uwe komst in England, dan ook aan Dit naar en kwijnend oord, dat nimmer af zal Haan Van de edle Dicbtkonst der aloudheid aantehangenDaar 't ook uw* waarde kent, en uwe gaven eerd, Die van Minerva zelv" wiejd in uw' jeugd geleerd.  124 TE RUG REIZE door DALMATIEN enz. „ At puppi Adriacum dum tu fulcavbris requor, ,3 Spargemus ma;itis littora nos Iacrymis" (*_). Weinige avonden naderhand, terwijl wij ons zamen aan het huis van den Graaf ragina bevonden, vereerde hij mij met dit Ex tempore. „ Non tu discedas folus, verura ibimus ttna,, „ VVatkinsIj & quo tc, nos quoque ventus aget, „ Nam quocunque iliis to femper noftra fcquenter Vota, necabfittct ptctore fixus amor" C*)- Op deeze wijze geliefkoosd en gevleid door deeze beminnelijke luiden , geniet ik een onafgebroken genoegen in de verkeering met hun , uitgezonderd in de verdrietige ©ogenblikken, waar op ik aan mijn naderend vertrek denk. Kort geleden , bezogt ik op het Eiland Croma een Klooster, zoo men mij zegt , gefticht door r i- C* ) Tot welk een blijdfchap mogt bet ons tlFatkins ! {trekken, In n den man te zien, zo braaf als rijk van geest! Uw bijzijn is voor ons een zegening geweest, Zo in verkering als in nuttige gefprekken. Dan nu, — daar u het lot helaas ! aan ons ontroofd , Blijft ons niets over, dan te wenfeben en te fmeken , Dat heil u Haag verzelle , uw kiel nooit moge ontbreken !: Aan gunltig weór of wind, als zij de golven klooft. Maar dan nog zullen wij, als we u dien weg zien banen , liet flrand bevogtigen met onze heete tranen. Cf) Vertrek vrij WatUlu ! dog gij zult tjlleen niet reizen: 't Gemis van zulk een vriend grieft ons mer zulk een fmart, Dat u de wenfehen van ons toegenegen hart Verzeilen op het fpoor, \ welk u de wiud zal wijzen.  BRIEF XLIII. uit RAG USA. 125 RiciiARD, genaamd Leeuwenhart, (coeur de Lion~) in gevolge eene gelofte , door hem gedaan , voor zijne redding van een fchipbreuk : en gisteren wierd 'ér een partijtje voor mij aangelegd naar het Eiland Meïiten , waar aan ( volgens het verhaal in de Handelingen der Apostelen) de H. paulus fchipbreuk leed. Een hupfchc Monnik geleidde mij naar de plaats, alwaar hij aan land gekomen was, nog kenbaar aan den uithoek, die de zee aan beiden zijden heeft ( * ). Het Eiland is fchilderagtig, en word in hoogen eerbied gehouden bij de Ragufaanen , die 's zomers dikwijls een uitftapje derwaarts doen. Vale. r *) Hand. der Apost. Hoold. XXVII. vs. 41. BRIEF  lo$ TE RUG REIZE door ITALIEN enz. BRIEF XLIV. Venetien , den 25 Maart 1789. I ïet aangenaam onthaal van mijne Vrienden , te Ragufa, en mijne eigen neigingen deeden mij, zoo lang mogelijk', het noodlottig uur van mijn vertrek uitflellen , doch eindelijk bood zich eene gelegenheid aan, welke ik niet wel konde verwaarloozen , en ik begaf mij aan boord van een grooten Boot, dien de Graaf case gei , voor mijn gemak, had aangelegd, om brieven over Staats-zaaken naar Fhtme —- een Stad van Kroatien, overtebrengen: ik zeg , voor mijn gemak , om dat men zich doorgaans van veel kleineren bediend. Het uur van mijn vertrek gekomen zijnde , nam ik een bedrukt affcheid van de menigte , welke mij tot aan het water verzelde. Wij zeilden den geheelen nacht, onder een iabbcr koelte, voort , en kwamen 'sanderendaags 's morgens te Sabioncello , een klein dorpje digt aan de uiterlte grenzen der Republiek. De geheele reize ging door dien hoop van Eilanden , welken langs de Dalmatifche kust liggen , en , op verfchillende wijze , eene ongemeen aartige vertooning opleveren , vermits de meesten met Eiken bosfehen bedekt zijn , waar van het hout voor het beste van de waereld gehouden word , om fchepen te bouwen. 'Er verliepen omtrent zes dagen , eer wij  BRIEF XLIV. uit VENETIEN. ' 127 wij te Fiume kwamen , geduurende welken ik dikwijls gelegenheid had , om zoo wel aan het vaste land, als op de Eilanden, te Rappen, en te zien, hoe nutteloos de weldadigheid der Natuur aldaar gemaakt word door het averechts beftuur der Venetiaanen , in hunne Barnebotti, of eerlooze Edeïluiden, derwaarts te zenden, om de ingezetenen te plondcren. Welk een verfchil tusfehen hen en de burgers van Ragufa , die onder eene veilige befeherming leven en van alle fchattingen vrij zijn : terwijl deezen naauWlijks kunnen beftaan , in het rijke land , dat zij bewoonen , als geplaagd wordende , door allerlei foorten van knevelaarij , welke gierigheid in ftaat is uittedenken en magt te bewerktleüigen ! Wij deeden Spalatro aan , alwaar ik , met minder verwondering , dan ik zoude gedaan hebben, bij aldien ik niet te Athenen geweest was , de fchoone ruïne zag van het Paleis van uiokletiaan, en (liepen een nacht te Zaza. Fiume is een van de weinige Zeehavens, die aan den duitfehen Keizer behooren, welker handel niet weinig is aangegroeid , door de Privilegiën en Vrijdommen , haar zoo wijsfelijk verleend. Ik vertrok van daar in den morgenftond daags naa mijne komst, en reisde, door een fchrander loopje van mijnknegt, die de Postmeesters wijsmaakte, dat ik met brieven van aangelegenheid voor caesar, [dat is, den Keizer , belast was , met den uitterften fpoed naar Trieste. Schoon mij, dikwijls eene zeer gunftige befchrijving was gegeeven van deeze Stad , meet ik nogthans bekennen , dat zij mijne vervvagting nog  ia8 TE RUG REIZE door ITALIEN enz. nog verre te boven ging. De huizen zijn 'er groot, de (Iraaten breed en vol volks van verfchillende natiën , terwijl het geheel een vertoon maakt van drukken handel, nijverheid en overvloed: zulks de Adriatifche Zee , wegens de ligging van Trieste , een gouden kroon draagt. Toen joseph II. haar tot een Porto Franco verklaarde, gaf hij den doodReek aan den dalenden handel van Venetien , die afnam , naarmaate de andere toenam. Dezelve is, gelijk die van Genua , verlegt geworden door een Volk , dat voorheen onderdaanen , zoo geene flaaven , was van dit trotsch Gemeenebest. Naa dat ik alles zeer naauwkeurig had opgenomen , 't geen bezienswaardig was , huurde ik een boot op Vene' tien, en waagde mij nog eens aan de Zee. Weldra viel de avond , en de wind was tegen , zoo dat ik , uit verdriet , ouder de luiken kroop , geftadig wachtende , dat wij te rug zouden gedreven worden. In dien toeftand viel ik in flaap , en Rond niet op , voor dat ik wakker gemaakt wierd door de Hem der bootslieden , die mij toefchenen van verre met iemand te praaten. In de onderltelling , dat wij weerom gekeerd waren , bevroeg ik mij daar op: maar 6 ! begrijp hoe verrukt ik was, op het hooren — dat wij bet buitenlte Eiland van Venetien reeds bereikt hadden ; de wind 's nachts omgedraaid zijnde. Ik fprong terffond op, en zag, bijkans buiten mij zeiven zijnde van blijdfehap, de Stad voor ons liggen : waar ik , den 17 der laatstverlopene maand , voet aan land zettede , naa een oostersch reisje van acht maanden. Het  BRIEF XLIV. uit VENETIEN. 120 Het fcheen een gelukkig tijdftip voor mij te wezen , dat ik voor de laatBe week van het Karneval, de meest fchitterende van allen , aankwam ; doch ik mogt van nog grooter geluk fpreeken , toen ik bevond, dat, in de onmiddelyk daarop volgende, de verkiezing van een nieuwe Doge Bond voortevallen. De laatBe , paolo renier, was weinige dagen voor mijne aankomst overleden: fchoon de Adel , wiens voornaamfte bezigheid in de pret beftaat , het geval niet openbaar wilde maaken , om het Karneval niet te ftooren, waar van de Iaatne week , gelijk ik moet onderftellen , te Venetkn het grootfte Vreugdefeest van de waereld is. Men kan bijna zeggen , dat de vermaaken als dan ontelbaar zijn : koffyhuizen , fchouwfpeelen , bals , muzijk , ommegangen , ftraatredenaars , gochelaars , marionettefpelers enz. met één woord , alle pret, dien een vernuftig volk, dat meest van alle anderen aan het vermaak is overgegeven , bekwaam is uittedenken. De algemeene kleeding beBond in een zwart zijden Domino , en een mantel met galonnen omboord. Ik woonde een menigte van plegtigheden bij , welken even fraai als nieuw voor mij waren , maar elk ander tooneel wierd verbluft door de vertooning, welke het plein van St. Markus den laatften avond opleverde. Ten twaalf uuren was het opgepropt met eene oneindige verfcheidenheid van Gemaskerden in de zonderlingfte kleeding en Dominos, waar van de meesten met kaarfen op de hoeden , met fakkels , bellen , ratels , trommels en fluitjes liepen , die zij geftadig gebruikten. De verfchei- V. Deel, 1 den-  ;3o TE RUG REIZE door ITALIEN enz1. denbeid van opfchik , en het geraas van onder een gemengde geluiden, kon niet verder gedreven worden ; hebbende men hier eene Maskerade eener ge* heeJe natie , en wel boven alle befchrijving of zelfs verbeelding gecaricatureerd. Daags naa het Karneval wierd het overlijden van den Doge, door het luiden van alle de klokken, en het affteeken van het kanon , op een bepaald uur, den volke aangekondigd. Zijn begrafenis had plaats op den 5 Maart , 'snamiddags ten vier uuren, en deeze gefchiedde met de plegtigfte ftaatfie en luister. De trein, beftaande uit den Raad van Tienen, de overige Regeeringsleden en Amptenaaren , en ontelbaare bijloopers , begon op het plein van St. Markus. Te midden deezer ftaatfie , wierd eene beeltenis der overleden Doge, van wasch gemaakt, gedragen , zijnde het Lijk zelve al fpoedig na zijn overlijden begraven. De trein ging langzaam naar de Kerk van San Giovanne Paolo , in welker midden een prachtige Tempel van hout, Catafalco geheten , was opgeflagen , om daarin de Hertoglijke kist te ontvangen. De Muzijk bij de Ziel-mis wierd alleen overtroffen, door die, welke ik in de Capella Siflina te Romen hoorde , en de plechtigheid wierd befloten met eene Lijkreden , waar in den overledenen meer lof werd toegezwaaid , dan waar mede ik vreeze, dat hij immer in de Gefchiedenis van zijn land zal pronken. Eer ik nu overgaa tot de befchrijving van de daar  BRIEF XLIV. uit VENETIEN. i3i daar op gevolgde verkiezing , moet ik aanmerken» dat de Regeering van Venetien beftaat in eenen grooten Raad van alle de Venetiaanfche Edellieden , die den ouderdom van vijfentwintig jaaren bereikt hebben , waar bij het hoogde gezacb berust. Uit dit lichaam worden 120 Raaden (Senators) Pregadi , of liever , volgens den Venetiaanfchen tongval , Pregai, geheten , verkoren , aan welken het beduur der buiten- en binnenlandfche zaaken , de macht om oorlog te verklaaren en vrede te fluiten, om Verbonden aantegaan , fubfidien te verleenen , en la?ten opteleggen , is opgedragen. Uit deezen wederom word de Raad van Tienen genomen , die met eene argwaanige waak» zaamheid voor de veiligheid der Regeering zorgt , over alle misdaaden van Staat vonnist , en alles befchikt, wat invloed op het gemeene welzijn heeft, Zijne verrigtingen gefchieden in de diepde Itiite 9 kunnen niet belemmerd worden , en Zijn aan geen onderzoek onderhevig. De leden daar van dellen, alle drie maanden , onder eikanderen , drie Ihquifiteurs van Staat aan, welken eene onbepaalde macht uitoeffenen in alle gevallen en over alle perfoonen , zelfs dien van den Doge niet uitgezonderd. Zij kunnen huiszoeking doen, bij elk een, die verdagt is, zijne lesfenaars opbreeken en zich van zijne papieren meester maaken, zonder zelfs eenige de minde reden van hun vermoeden te geven. Deeze buitenfpoorïge macht is oorzaak geweest van de fchreeuWendfte daaden van geheime dwingelandij, en verfpreid een akeliger nacht van Despotismus over het I 2 Ve=  t3a TE RUG REIZE door ITALIEN enz. Venetiaansch beftuur , dan over eenig ander van Europa. Onder hen ftaan verfcheiden Collegien , nevens eenige voornaame Staats amptenaaren, bijzonderlijk de negen Procureurs van St. markus, wier posten in aanzienlijkheid naast die van den Doge komen. Deeze laatlte heeft in fchijn veel macht, doch weinig in de daad , gaande in alles aan den leiband van de Savi Grandi - de zes wijzen of Raaden , die benoemd worden , om hem optewagten. Wel is waar , dat de Geloofsbrieven der Venetiaanfche Gezanten enz. op zijn naam gefield worden , doch hij kan ze niet onderteekenen. Alle brieven aan het Gemeenebest houden aan zijn adres , maar hij mag ze niet openen. Bij de Regeerings-c llegien , waar in hij voorzit , durft hij geen maatregel voorflaan , buiten de goedkeuring der Savi Grandi. Hij heeft zijn inkomen geheel noodig , om naar zijn rang te leven, en zijne familie is , geduurende zijn leven , van allen aai deel in de Regeering uitgefloten. Met dén woord, zijn post is zoo verre van begeerlijk te zijn, dat flegts weinigen genegen zijn , om , door het aanvaarden van denzelven , afltand te doen , van het hooger gezach , 't welk zij in den Raad hebben , en om hun perfoonlijk genoegen aan eene openbaare waardigheid opteofferen. Terftond naa de begrafenis volgt de verkiezing ; maar , geduurende de tegenwoordige meer lange tusfehen - regeering , vorderde de waarneming der publieke zaaken het aanftellen van een Fice-Doge , waar toe de oudfte der Savi Grandi, of met andere woorden , mijn doorluchtige  BRIEF XLIV. uit VENETIEN. 133 tige vriend, de Ricfder giacomo foscarini, op dien tijd, benoemd was : die dan ook ., tot naa de verkiezing , in het Paleis verblijf hield , en de vreemdelingen , den Adel , nevens zijne vrienden, welken , bij die gelegenheid hunne opwachting bij hem kwamen maaken , op de kostbaarRe wijze onthaalde. Niet alleen ontvingen ook de overige Raaden en Hoofden der Gerechtsbanken hun gezelfchap , maar ieder een , die toegang tot het Paleis had , kon eeten en wijn , naar zijne keuze , krijgen , en dit banketteeren duurde ettelijke dagen. De verkiezing gefchiedde op den ioden. De eenigfte Kandidaat was bastiano mo-ne-o , Gouverneur van Fcrona , een deugeniet , zoo bekend door zijne onnatuurlijke liefde voor zijn eigen kunne , dat de kiezers hem verwierpen , en zich bepaalden tot lodovico manini, — een fleer van een onbefproken karakter. Voor de onzijdigheid der keuze is gezorgd door het ingewikkelde van de voorgefchrevene manier, welke de volgende is. Dertig leden van den grooten Raad, allen van afzonderlijke familien , worden bij het lot uitgetrokken ; deezen verminderen , in eene afzonderlijke vergadering , bij balotteering , dit getal tot negen. Deeze negen verkiezen hier op wederom veertig, die vervolgens op twaalf gebragt worden. Bij deezen benoemd men nog vijfentwintig, die, met de voorigen, op nieuws tot negen gebalotteerd worden. Dit tweede negental kiest vijfenveertig , die weder op elf gebragt worden. Eindelijk benoemen deeze elf de eenenveertigen , die (bij aldien zij I 3 «J  134 TE RUG REIZE door ITALIEN enz. in den vollen Raad goedgekeurd» worden ) den Doge verkiezen. Zij zijn , gelijk de Kardinaalen in het conclave, opgefloten, en van alle gemeenfchap naar buiten afgefneden , tot dat de verkiezing gedaan is. Zij beginnen met het aanftellen van drie Voorzitters en twee Geheimfchrijvers, uit hun midden: elk kiezer voor de eerften geroepen zijnde , leverei een kaardje over, waar op hij den naam gefchreven heeft van den door hem benoemden perfoon, welk kaardje terftond in een bus geworpen word. De Geheimfchrijvers , deeze kaardjes geteld hebbende, wei pen die in een andere bus , en neemen 'er vervolgens een uit , lezende den naam op voor de kiezers , die naar het karakter des benoeniden onderzoeken. Bij aldien men niets tegen hem heeft , gaat men voort met ftemmen , en bij aldien vijfentwintig van de eenenveertig voor hem zijn , word hij tot Doge verklaard. De verkiezing van manini wierd omtrent de klok twee uuren afgelezen, wanneer alle klasfen en rangen zich daar over fchenen te verheugen. Het Paleis van St. Markus wierd daarop opengezet voor den Adel, de vreemdelingen enz. en onmiddelijk ving het bal aan, dat, met weinig verpoozing, drie dagen en drie nagten duurde. .Daags naa de verkiezing had de ftaatige omgang en krooning plaats. De Doge, verzeld van vier zijner nabeftaanden , wierd uit de 5;. Markus Kerk , in een triumphaale ftoel, onder een ontelbaare menigte volks ,< op de fchouderen van 30 of 40 man gedraagen. Hij wierd het plein rond gevoerd, en wierp, gelijk men mij vertelde , onder dit omdraagen , 4c QO  BRIEF XLIV. uit VENETIEN. 135 4000 Buks Dukaaten , van zijn nieuw gemunt geld, onder de menigte. In het Paleis komende , werd hem de Hertoglijke Muts op het hoofd gezet, door den Vice-Doge , en hij vertoonde zich daar op , andermaal, aan het volk. Wanneer ikdenoptogtdes Grooten Heers, om Gaza verklaard te worden, uitmonftere ^ zag ik nooit iets zoo heerlijks als deezen trein. De vengfterraamen van het Paleis van St. Markus waren bezet met de fchoonfte Vrouwen van Italien , en de plaats voor het zelve was opgepropt met een volk , dat geene zoldaaten noodig had om ia order gehouden te worden. De Venetiaanen beroemen zich niet weinig op deeze gefchiktheid bij hun gemeen : welke het inderdaad zeer wel ftaat. Onmiddelijk naa dit gejuich wierd 'er ook een nieuwen Procureur van St. Markus verkoren , en het fmert mij hier te moeten bijvoegen, dat mo-ne-o, dezelfde man, wiens euveldaaden hem van de waardigheid van Doge ontzetteden , door eene groote meerderheid verkoren wierd , in weerwil der tegenkanting van verfcheiden deftige mannen. Hier op volgden wederom maaltijden en bals , gelijk de vorigen , fchoon wat minder prachtig, als mede illuminatien , die geheel Vemtkn in glorie zetteden. I4 BRIEF  I3 TE RUG REIZE door ITALIEN enz. BRIEF XLV. Verona , dcu 5 Maij 1789. Ik verliet , op den derden der laatstverloopen maand , de fchitterende Cafini van Fenetien , en haaren eeuwduurenden kring van vermakelijkheden, en begaf mij naar het eenzaame en ftille Padua. Daar het mij onmogelijk was , hen , die mij met hunne toegenegenheid en vriendfchap vereerd hadden , voor altoos vaarwel te zeggen, nam ik flegts voor eenige dagen affcheid van hun, mij houdende als of ik een kort uitlfapje op het vaste land wilde doen. Veelen, mijn waarde Heer, onderftellen, dat een buitenlandfche reize onophoudelijk van vermaak verzeld gaat : maar ach ! hoe zeer bedriegen zij zich. De omftandigheid , zoo even door mij gemeld (bij aldien zij weeten wat het is, te gevoelen : maar hoe weinigen zijn in dat geval ?) zoude hen fpoedig van hunne dwaaling overtuigen. Zij komen in Italien , alwaar zij , wel ontfangen , en met ieder een in kennis gebragt zijnde , weldraa vrienden krijgen, die zij, binnen weinige maanden, die fpoedig als bijkans zoo veele dagen verloopen zijn, voor altoos vsrlaaten. Geduurende mijn verblijf te Padua , deed ik dagélijksch een togtje te paard j  BRIEF XLV. uit VERONA. 137 paard , om de landhuizen der Venetiaanfche EdeL lieden aan de oevers van de Brenta te bezichtigen. Alle haare ommeftreeken zijn bekoorlijk, inzonderheid in dit jaargetij , waar in de natuur verjongd , door den voordelijken invloed van een Italiaansch klimaat. Op Meij-dag kwam ik te Vicenza , een Stad , welke , in evenredigheid van haare grootte , meer goede gebouwen heeft, dan eenige andere van Europa , als zijnde de geboorte» en woonplaats van palladio. De veelvuldige , zoo openbaare als afzonderlijke , gedenktekens van den fmaak deezes uitmuntenden bouwmeesters bevielen mij zoo wel, dat ik mij bijkans verbeeldde , in Athenen te zijn, inzonderheid toen ik'den Olijmpiaanfchen Schouwburg een model van verhevene bouwkunde, bezag. De ligging van Vicenza is vermaakelijker dan die van Padua , naardemaal de omliggende oord ongemeen fchoon met heuvelen afwisfeld. Op een derzelven ligt een Palladiaansh landhuis, in navolging van het welk , de Hertog van Devomhire 'er een te Chiswick bezit , dat Lord Burlington heeft laaten bouwen. De Stad beflaat omtrent vier mijlen omtreks , en is volkrijk , als zijnde niet , gelijk Padua , nu en dan ftegts de verblijfplaats van den Venetiaanfchen Adel. In de Kerken vind men eenige goede Schilderijen van paul veronese en tintoretto. De landdreek tusfehen Vicenza en Verona doet zich op gelijk een Tuin , en haar vruchtbaar aanzien fteekt te meer af bij de woeste en barre Alpen , waar tegen zij fluit. Het gezicht I 5 van  i# TE RUG R1ÏIZE door ITALIEN enz. van deeze bergen is zoo grootsch, dat het mij had behooren te vermaaken , dan helaas ! thans befchouwde ik ze met verdriet , daar ze mij te binnen bragten , hoe ik , binnen weinige dagen , niet meer in Italien zou wezen. Ouderttisfchen dagt ik aan u, 't geen genoeg was , om mij te troosten. Ferona — een zeer groote en volkrijke Stad, ligt zeer vermakelijk aan de fnelvlietende rivier Adige , (of de Etsch), die de Stad in tweeën verdeeld, maakende daar in een ftouteu en iraaijen bogt. Haar Amphitheater is tijd, toeval en befchadiging beter te'boven gekomen, dan eenig ander oud gebouw in Italien , het Pantheon uitgezonderd : want het binnen-. Re gedeelte, waar in tusfehen de twintig en dertig duizend man kan geborgen worden , is nog in zijn geheel. Mijn Cicerone, of Gids, vertelde mij, dat de Paus, Ferona eens doortrekkende, begeerig was rnn dit uitmuntend gebouw te bezichtigen , en dat men , een dag daar toe bepaald hebbende, hij, bij bet inkomen vond , dat 'er geen plaats was voor zijne Heiligheid , dan op den grond , alle de zitplaatfen bezet zijnde om hem te ontvangen. Deeze Stad vond zich vereerd met de oplettendheid van 5HAKESPEAU: ROMEO dl JULIA, ZOO Wel als zijne twee Heeren, waren van Ferona, maar de tijden zijn niet weinig veiflimmerd in de tegenwoordige eeuw van ongevoeligheid : vermits het onmogelijk zou wezen , om thans twee zulke verliefden aan deeze zijde van de Alpen, zoo al aan «wkant, te vinden. Ik  BRIEF XLV. uit VERONA. 139 Ik zal mijn brief befluiten met eene korte fchets van het karakter der Italiaanen , in 't algemeen genomen ; doch moet vooraf aanmerken , dat men dikwijls daaromtrent , door vooroordeel en onkunde , grovelijk mistast. Bij aldien men zich hier te lande meer dan elders aan euveldaaden fchuldig maakt , is zulks niet toetefchrijven aan de natuurlijke geaartheid der ingezetenen , maar aan eene flegtc regeering en aan het bijgeloof., Flet beste Volk , gelijk wij aan de voorbeelden van Griekenland en Romen zien , kan van de deugd zijner voorvaderen ontaarten en het llegtfte worden. Verflandige wetten , zorgvuldig gehandhaafd , zullen woestheid in wellevendheid veranderen ; en ik geloove , dat zij den gelukkigftën invloed op de Italiaanen zouden hebben , om dat zij van natuure zagtaartig zijn, en vernuftiger dan andere natiën —• die van Athenen uitgezonderd. Het is bekend dat zij „ in de konden , en krijgskunde , eenigen van de grootde karakters der hedendaagfche waereld hebben opgeleverd. Mogelijk doet mij de vriendfchap , welke ik met eenige individueelen hebbe aangegaan , gundig denken over de natie in 't algemeen ; doch ik moet betuigen , dat ik , fchoon de opvoeding van de beste foort dikwijls gebrekkig is , in de Iialiaanfche* gezelfchappen , met al zoo veel genoegen mijn tijd doorgebragt heb , als in eenige anderen , waar ook elders. Zij zijn oneindig meer oplettend op ons , dan wij omtrent hen, veel maatiger , minder verwaand , en minder met voor-  i4o TE RUG REIZE door ITALIEN enz. vooroordeelen bezet. Wel is waar , eene zaak is 'er , waar omtrent zij zeer te befchuldigen zijn , en deeze is, hunne ongetrouwheid in het huwelijk. U unne Vrouwen zijn , voor haar trouwen , Nonnen , en naderhand lichtekooijen. Met haar twaalfde jaar worden zij in een Klooster gedopt , waar uit ze niet kunnen verlust worden, dan op de harde voorwaarde , om , uit handen van haare Ouderen , een man te ontvangen , dien zij nooit gezien hebben. Bij aldien hij haar niet aandaat, gelijk doorgaans het geval is , veroorloofd haar het algemeen gebruik , om haare Cavaliere Strvante , of Cecisbéi te houden , die haar op alle openbaare plaatfen verzeilen ("want de mannen durven niet), haar aan de kaptafel een hand leenen , en , met één woord , alles voor haar doen , wat zij hebben willen : waar voor de Dames haar eigen deugd en de eer haarer mannen opofferen. Hoe aandootelijk dit ook is , moet ik echter aanmerken , dat de Italiaanfche Vrouwen , in dit opzicht , minder te befchuldigen zijn , dan de Engelfchen , wier lotgenooten doorgaans de voorwerpen van haare eigene verkiezing , niet die van haare Ouderen , zijn. Stond het weigeren aan de eerden , zoo wel als aan de iaatden , ik houde mij verzekerd , dat zij in het huwelijk een even goed voorbeeld zouden geven, als alle andere Vrouwen ; te meer, vermits het niet aan zulken ontbreekt , hoe gering derzelver getal ook moge wezen , welken de algemeene befmetting bravecren , en zich de befpotting haa- ter  BRIEF XLV. uit VERONA. H* rer kennisfen gaarne getroosten , om haare Huwelijkstrouw onfchendbnar te bewaaren (*). (*) Ik ken 'er eene te Napels , en nog eene andere te Vene. tien'. Spreekend' met de ecrstgemelde over de Vrouwen van mijn land, waar van ik haar eenigen befchreef als deflgdzaam, edelmoedig , opregt, liefhebbende en gul, kon ik duidelijk haare aandoeningen op haare gloeijende kaaken leezen , en ik zal nimmer ver» ge eten , 't geen zij mij hierop antwoordde. Dezelfde edele naar. 'jver , die corrfcgio bezielde, toen hij de Werken vau r. phael zag, en in diens lof hoorde uitweiden, ontflak ook haar boezem, dewijl zij mij met de eigen woorden van dien grooten man antwoordde : — Auctie jo fon Pitlnte. — „ /* hen ook een Schilder.' en nochtans (hoe verfcbrikkelijk!) word zulk eene vrouw door haar man verwaarloosd. BRIEF  »4* TE RUG REIZE door ITALIEN en;;. BRIEF XLVL Brusfel, den i Junij 1789. . A anmerkelijk was de verandering van Landftreeke , geduurende een dag reizens, van Ferona naar Trente. In plaats van een vrolijk en aangenaam gezicht op vlakten , waar op alle vruchten weelig groeijen , hoedanigen de ommeftreeken van Ferona opleveren , wierden mijne oogen vermoeid door omliggende bergen , die Reeds het gezicht tot'korte afftanden bepaalden. Trente is een welbebouw* de Stad , liggende aan de oevers van de Adige , welke van daar , met groote fnelheid , naar den meer gelukkigen grond en luchtftreek van Italien loopt. De Dichters zouden mogelijk deeze Rivier als een perfoon verbeelden , welke , door de fnelheid van haaren ftroom , de verandering poogt te verhaasten , en haar best doet, om een beter oord te bereiken. Van Trente kwam ik te Brixen , en van daar te Injpruck. Tij'rol is niet ongelijk aan de meest woeste deelen van Zwitferland. Van Infpruk ging ik , door Zwaben , naar Konftans , en vervolgens, langs een weg, dien ik reeds befchreeven heb , naar Laufenburgh. De naaste weg uit Ita-  BRlEF XLVI. uit BRUSSEL. 143 Italien , naar Engeland , is over Frankrijk ; maar een brief van i> 0 c 0 c k , waar in hij de fraaije gezichten langs den Rhijn zoo hoog ophemelde , deed mij het befluit neemen, om, langs die rivier, aftezakken. Ik huurde des een kleiue boot, te Laufenburgh , waar mede ik haar heldren , diepen en fnelvlietenden ftroom , afvoer , door de fchil* derachtigfle tooneelen , voorbij de Steden Bazel. Straatsburg, Spiets , Manheim , Worms , Mentz, Koblentz en Bonn tot aan Keulen (*). Van Keulen reisde ik te land naar Dusfeldorf, om de gaanderij met Schilderijen aldaar t*è bezichtigen , eene heerlijke verzameling uit de Italiaanfche en Vlaarnfche Schooien: en kwam van Dusfeldorf herwaarts door Aken. Hier, te Brusfel, heb ik ettelijke dagen op eene aangenaame wijze doorgebragt, in gezelfchap van Lord en Ladij tarrington. En nu , mijn waarde Heer , verbeeld ik mij reeds het genoegen , 't welk ik zal hebben , op mijne te rug komst bij u en in mijn Vaderland „ naa een zoo langen tijd aan mijne nieuwsgierigheid voldaan te hebben. Het geluk , 't geen mij de errinnering mijner reizen zal opleveren, kan ik mij wel verbeelden , maar niet befchrijven : immers , hoe zou ik kunnen uitdrukken , het geen alleen kan (*) Van deeze aangenaame Landftreek vind men een naauwkeurige Befchrijving in .de Reis langs den Rhijn, 2 deelen in gr. 8". met plaaten en kaarten , te Haatltm gedrukt hij den Uitgever deezes.  X44 TE RUG REIZE. kan overtroffen worden door de overweging van uwe deugden , of de bekoorlijkheden van uwen omgang. O quid folutis est beatius etiris! Quum mens onus reponit, ac peregrino Labore fesfi , venlmus Iarem ad noftrum Defideratoque acquiefcimus leclo (*). Catuu, Carm. 31. Lib. 7. fj*) 6 Wat is zaliger, dan dat wij, na veel zwerven, En zorgen, afgefloofd op reizen vol gevaar, Op lang gewenschten grond van eigen have en erven, Eena veilig rusten bij ons haarftede en altaar!