NIET UITLENEN KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK LEGAAT MR. C. BAKE 'S-GRAVENHAGE No. 361011 18  KUNSTOFFER AAN DE NEDERLANDSCHE VRIJHEID, BIJ HET GRAV VAN j. b e l la m r, OVERLEGDEN BINNEN UTRECHT , DEN 11. MAART 17 8 (5. Te MIDDELBURG, Gedrukt bij HENRIK VAN OSCH, woonende in den Kort end elft, bij den Dam,  De Autheur erkent geene Exemplaarcn voor ECHT, dan die door den Drukker eigenhandig onderteekend zijn. Ü^isfr^^^W  ( 3 ) KUNSTOFFER AAN DE NEDERLANDSCHE V R ï J II E I D, El] HET GRAV VAN J. B E .L L A M 7. H eeft ooit mijn Zangeres een dierbaar Lijk betreurd En traanenvocht geftort op rustend koud gebeente, 't Is, nu efen Batavier, van Vrijheids Hart gefcheurd, Ccvocrd word onder 't hol van dit hartrouwgeileeute. A 2 Di  C 4 ) De Vadcrlandfche Maagd, getroffen door't gerucht, Vu Vrijheids Voedfterling, door'sdoodftorm overrompeld, De kring der wijde Lucht vervuld met droef gezucht, Ligd op dien zwaaren flag in diepen rouw gedompeld. Zij rukt lieur Statiekleed met kracht van lijf en leSn En flaat het traanende oog naar 's Heemels fUrrenboogen* Men ziet haar, diep bedrukt, met looden voeten treên Met donker treurgewaad en fomber Floers omtogen. De blanke rechtehand, waar in zij, vorst'lijk fchoon, Welêer de Vrijheidftaf met majeftelt mogt draagen, Legd, door gebaarden, 't merk van haare fmart ten toon En moet, bij beurt, het hoofd op'tkrachtigst onderfchraagen. Zij noopt, door dit vertoog van heur bedrukten flaat, Het Neêrlands zang'rencnoor, dat harten kan verrukken, Om, met vereende lust, te tok'len op de maat En op heur elpen Lier de doffe Snaar te drukken.  Cs) % Betreur, Volmaakte! dit uw grievend zielverlies En ftarooge op uw ramp met traancn op de wangen; Miin' hand tierde eenmaal uw vergoodde Hoed en Spies; Thans moei me hand uw Speer met Lijkcipres omhangen. Te recht ftort hier uw oog een brakken traanenvloed, Daar deze donk're wolk uw vreugdlicht komt berooven; Te recht perst uw verlies U zuchtten uit'tgemoed, Daar ze al de luister van uw Heilzon komt verdooven. Gij mist, Bataaffche Maagd! een Zuil van uwen Throon • Een Star van uw Gewaad, die heerlijk he.lt geflonkerd Een ce.rie Pacrel aan uw fiere Gloriekroon Een heldertint'iend Licht, door Haat nog Nijd verdonkerd. De nutte Maatfchappij derft een uitmuntend beeld, Die een onfterfb'ren reeks van fchoonc Wetcnfchappcn, Alöin met eer en roem op'theerlijkst' heeft geteeld, Waar door zijn grooten Naam klom langs verheven trappen. A 3 Het  C 6 ) Het lieve Vaderland betreurd zijn knellend Lot, Eij'tmisfen van zijn troost, irt't drukkendst zijner rampen, Een Burgcrminnend Held een fiere Patriot, Die, voor de vrijheid, met de Dwing'landij, dorst kampen. Het bloeiend Stichts Atheen , vertoond, door rouwgewaad Nu onverwagt deez' dood haar deerlijk komt doorbooren, Hoezeer haar dit verlies aan'tzuchtend Harte gaat, Wen haare Hoop en Lust op eenmaal is verloorcn. Op hem was 't peinzend oog gevestigd van heur Jeugd. Nu treurdze om zijn gemis te vroeg heur oog onttogen; Zij prijst zijn Vricndfchap, Trouw en onbevlekte Deugd, Zijn goed en eerlijk Hart en vaardig Kunstvermogen. 'tUitftcekcndst Belgisch kroost de Heldenburgerij Van Utrechts Vrijheids/rad, de roem van Neerland] braaven, Heeft, edelmoedig groot, dien Schrik der Tirannij, Ter hare unfterflijkc eer, al fchreiënd, zelf begraaven. De  C 7 ) De rei der Priestcrfchaar, ziet, nedrig en bedrukt, Dit veelbeloovend Licht voor Christus Kruisgemeente, Met traanende oogen na, helaas! te vroeg ontrukt, Daar Hij reeds blonk met glans als Arons borstgefteente. De Dichtkunst ziet heur gids en blinkend Eerfieraad, Die 't fchoon der Poëzij ten toppunt heeft verheven Haar dierb'ren hartevriend, haar hulp en toeverlaat, ' In 't bloeiéndst zijner jeugd, met bitt're droefheid, fneeven. De Vriendfchap derfd een Vriend van een oprechten aart Die nooit door vuige twist de Vriendfchap heeft verbitterd Maar keurde in zijn beftaan hem 't grootst vertrouwen waa Wen in zijn oog fteeds 't vuur der Liefde heeft gefchitterd. De teed're Menfchenmin, die Wijsheid hulde doet, Herdenkt de Gaven hem zo ongemeen gefchonken En roemt zijn grootc ziel , zijnzagtheid van gemoed, Met al wat in hem heeft op 't fierlijkst uitgeblonken. A * Elk  ("8 ) Elk mist dit Puikjuweel van wijsheid en vcrfland; Men derft zijn bijzijn in de rijke Boekvertrekken; De vriend van Deugd en Smaak , die na zijn Schriften brand, Zoekt, thans, vergeefsch, om iets van zijn vernuft te ontdekken» De diepbedrukte fchaar van Ncêrlands Christenvolk Cik jammerkrecten uit befproeid zijn kil gebeente, Daar ze eerlang hem verwachtte als fchrandren Bijbcltolk — Als Vrederijksheraut en Engel der Gemeente. Een grijze Moeder ziet heur dierb'ren Troetelzoon, De roem van haar Gedacht de wellust van haar Lecven, Heur Hoop , heur .YVcnsch , heur Vreugd , heur Blijdfchap en heur Kroon, Van 't teder Hart gerukt voor eeuwig haar bcgceven. Een gadelooze Bloem van Ncêrlands Maagdcnrij, Min thans een Boezemvriend, haar dierb'ren zielbemindcn , In 't hachlijkst oogenblik, gefneuveld aan heur zij, Daar ze eerlang ftatiglijk zig zouden t'zaam verbinden. En  C 9 ) Eii zijn Geboortcftad in Zcclands vruchtbaar oord Zijn Vlisfingcn, waar voor hij vaak de luit mogt ftréelen, Heeft ook, met moeite en fmcrt, die droeve maar gehoord £11 moet in dit verlies, ook tot haar ziclfmart dcclcn. Hoe fmclt hier'tzwoegend Hart, door doffen rouw vermoeid, O Dierb're VRIJHEID ! wat vervoering moest u ftooren. Ik zie de dille traan die langs uw wangen vloeit; 11; merk de ftaalen dolk die 't hart u komt doorbooren. Dan, ftop die traanenbron; uw dierb'ren Vocdfterzoou, Heeft, (bikkende, aan uw hals, U heden wel begceven Maar, zijn onflofiijk deel, hoe fchigtig hecngevloön, Geniet, voor 't ondermaanfche, een hooger beter leven. Misfchien is dit gewest van kommer en verdriet Een flip bij zijn verblijf, in veel volkoom'ner ftrecken, Waar hij de hoogde top van Zaligheid geniet, In vreugde en blijdfehap fmaakt aan 's Levens wellustkrcckcn. Mis-  ( io ) Misfchien begluurd zijn oog, in een onfterf'Iijk oord, Een ftiller rustverblijf dan 't onderzonnig Leven, Daar niets zijn eed'len Staat en zoet Genoegen ftoort, En hij van vak tot vak door 't gansch Heelal mag zvveevcn. Misfchien geniet hij daar, op hooger zaaken tuk, Gezeten naast Gods ïhroon, in Goude en Purp're Zaaien, Een eindelooze Vreugd' een ftooreloos Geluk Een Heilftand zonder perk een Kennis zonder paaien. Gewis, dit zij uw troost, o dierb're VRIJHEID! hij Hij heeft thans een volmaakt begrip van 't Eeuwig Leven. Daar kent hij Gods Beflaan en Opperheerfchappij, Oneindig boven ftof en 't ftarrenhof verheevcn. Daar treed hij aan de zij van Vorst Mesfias Bruid; Daar zingt hij voor Gods Throon de vlekk'looste Eerepsalmen; Daar flaat hij op de maat een God'Iijk feestgcluid; Daar ftrooit hij in den geest nooit dorrende Ecrepalmen. Daar  C u ) DMf ftreelt zijn vlugge hand, bij Hemclmaatgedichr, Een vloeiend kunstaccoord, op hooger toon en nooten; Daar word zijn blonden kruin omftraald met God'lijk Licht; Daar zal elk oogenblik zijn gloricftaat vergrooaen. Daar treed hij door den rei van'tfchit'rend Eng'lenchoor; Daar zie ik's Vaders Geest op zijnen fchedel daalen; Daar blinkt zijn Godsvrucht uit, met onverdoof b'ren g!oor; Daar zie ik zijn Geloof met de eêlilen luister praaien. Daar mag hij eind'lijk nu bij zijn capellen zijn; Daar mogen zij, verrukt, langs 't veld van 't Hemelsch Eden, Verzeld van Eng'Jen Gods, naast de eerften Seraphijn, Op eeuwigduurend groen, in Statietabbaards treeden. Daar blinken zij met Glans in 't Vorst'Iijk Praalgefticht, IVaar beider ziel en zin volkomen zijn verengeld, Terwij! aan Jezus Disch, in', ongenaakbaar Licht, De flem der Zegezang aan't fnaartuig is gemengeld. Daar  . (12) Daar fmaakt deez' Vrijhcidszoon Gods gadelooze Mbt En vrije Liefde en Gimst van Jezus zijnen Broeder. Daar denkt Iiij aan zijne Aardfche en dierbaare Kngclirt En wacht op de aankomst van zijn teergeliefde Moeder. t \ Daar mag hij, in triumph, bij Vader, Zoon en Geest, Op al wat flcrf'lijk is, roemruchtig zegevieren; Daar rust, op zijne kruin, op 't Eeuwig Vrijlieidsfeest, Een Dlamante Kroon met Paritdjjslauwrieren. La Lecture et la Poë/ie, Out ètè toujours mon Génie*