6761   HERIBERT van WESTERVELT, È e n üit den raa0 Van ggggs II A T T E Af h n re evo ; : .-. a ta t , . u al * TE HARDERWIJK BIJ* I O H. VAN K a S t E É i; X 7 9 I-  tl A A H H a G T. F.U » *N TIJD VAN SCHEURING. HOUDT D'EEN OVERlOFEIjkj DAT if ANDER OVERLASTERLIJK 1HOÜDT." HOOFT. .T 2 I !fe VI U 5$ & □  Aan U MIJNE TACHTIG JARIGE M Ö E B E R. ZIJ DIT NOODLOTTIG BERICHT VAN 'T GEDRACH, DE AANTICHTSELS , RECHTSVERVOLGING EN 'T STRAFVONNÏS VAN UWEN JONGSTEN ZOON MET EEN HART VOL EERBIED, HOOGACHTING EN LIEFDE TOEGEWIJD BOOR DENZELFDEN ÏN ZIJNE BALLINGSHaP,   ISf iet tegengaande de menigvuldige en dikwerf herhaalde aanzoeken van zeer velen mijner vrienden en bekenden, ook van zulken, onder dezelven, welken eene geheel andere denkingswijze m 't ftaatkundige van ons gemeenebest, en bijionder dat gewest, 't welk mij verftiet, dan ik, aankleven., om van al 't geen mij, uit hoofde der gewapende verdediging derftad Hattem, en 'tgeeq daar mede verknocht was, of werd, is overgekomen , een behoorlijk berithc te geven : heb ik nochtans daar toe noch kunnen, noch willen befluiten , voor en al eer dit onaangenaarrje werk was afgeloopen, en die z^ak zoo goed als ten einde gebracht. Pit tijdftip is zoo niet reeds daar, immers 't 1-a.n niet ver af zijn. Ik weet wat mij de Iands furftelijke Hoogheid heeft opgelegd: en de wel edele geftrenge heeren mombers hebben gelieven in rekening te brengen. — Deze, door 't hof bekeurd zijnde, waar toe ik reeds lang aan mijn gevolmachtigden orde heb. gegeven, zullen de. «Jaar toe even lang gereedliggende gelden, onrnifjA3  delyk, in gevolge dier zelfde orde, betaald worden. Ik voel mij thans opgewekt, om dit ftuk, hoe zeer anders ondankbaar, en vol van onaangename herdenkingen, waar in zich onlusten met hatelijkheden afwisfeien, te ontginnen. De edele gevoelens mijner deelneemendevrienden, die mij, in alle de wisfelvalligheden van 't grimmig lot, met zoo veel genoegen als hoogachting, bezielden, en ook thands noch bezielenJ de verplichting jegens de mijnen, en mij zeiven, die in den raad nimmer anders fpiak, dan mijn eed en plicht getrouwe hart gevoelde, roepen mij daar toe. Was mijn gedrach, als medelid van den raad, naar't oordeel van zommjgen, niet alleen geheel roemloos; naar 't oordeel van velen, welligt allen, die met den PerOaan alléén der rijzende zoa hulde bieden, berispelijk: maar ook naar't ftreng oordeel der h. h. mombers, en 't wraakvonnis der h. h. rechters, hoogst ftraffchuldig en majelleit fchendend : hoe zou ik thands , als exregent en balling, roem kunnen beoogen met een verhaal van 't zelfde ? Gelukkig ken ik, ja! gevoel ik mij daar voor naauw vatbaar. |k derf dien gaarn, weiken te moeten derven, ik zeer rustig voorzie. Mijn doel is niet min edel, hoewel naau- wer bepeikt, en maklijker te bereiken. Dit is bereikt, door te voldoen aan de verplichting, 'welke mij vriend - en maagfehap, en ik fchroom  C 7 ) u& 't niet te zeggen, 'ik mij zeiven oplegge.' •/ 't Kan en mag mij niet onverfchillig zijn s dat, fchoon mij de momber met zijn fubfti.tuut aankiage, als fchuldig aan oproer, wederfpannig.' beid, en kweczing der hoge regering van dit landfchap, — en een rechterlijk vonnis mij, fchier op die zelfde gronden, den floel van eer en vaderlandfchen bodem ontzegge, en op een fpannebreed ten prooi van 't wraakzwaard ftellen, -—. men mij nu en eerlang kenne, hoe zeer een flagtofFer der wisfelvallige ftaatkunde, en mijner onbezwekenc vaderlands liefde, nochtans geheel Onbevlekt in eer, en deugd, en goeden naam.. Hoe hard en wrang ook den vrijgeboren man, die fleeds op eed en-plicht, geene gunst of voordeel, im* mers niet ten kosten van eerlijkheid en recht, in 't behartigen van zijnen post, altoos, maar voor al in die hachlijke tijden, bedacht was, zulk eene ftrafvergelding valle: dezelve nochtans kan geen inbreuk doen op mijne huislijke gelukzaligheid% perfoon, en achting. Niets onteerends,niets fchandelijks bewust te zijn, is een bron van genoegen die den balling in de ballingfchap 't leed doet vergeten. De ongekreukte hoogachting mijner welmeenende vriendfehap van rang en flaat, waar vanbijkans geen cén, om die redenen, mijn huis vermijdde, die mij veel eer op 't verplichtendst bezochten, hangt hier aan een onbetwistelijk zegel, pit was en blijft mij, 't welk ik met gcvoeligea A 4  ^ C 3 } «/af¬ dank crkenne, een uitneemend genoegen; terwijl te, doch vrij ongevoelig, enkelen den tegenwoordigen hoefilach van den oproerig verklaarden balling zag voorbij trekken , als van een onbekenden, 't Kan zijn, dat ik in mijne patriottifche groridbeginzels gedwaald hebbe: ikj durf echter rond uit verklaren, dat ik dan ter goeder trouw, zondereenig arg, of list, of boos opzet, gedwaald hebbe. Dit recht, 't welk mij groot en klein, mijner handelwijze kundig, laat wedervaren, zal mij niemand, hope ik, ja vertrouw ik, ontzeggen, die zich verledigen wjl, dit bericht, des aangaande, onbevoordeeld na te lezen; terwijl ik 't zelfde aan 't geftrengst. onderzoek dqr waarheid onbedeesd onderwerpe. En dit eischt flechts een getrouw verhaal van de rede mijner ballingfchap. — Deze zal ik eenvouwig, openhartig, rond en ongeveinsd, naar't ftrcnge der waarheid, openleggen. Deze wet heb ik mij heilig voorgefchreyen: haatlijkheden, en bezonderheden, die zommigen onaangenaam zouden kunnen zijn, en mijner zaak geen voordeel aanbrengen, zal ik zorgvuldig vermijden; zelfs ten opzicht vafl die genen, welken zich min edelmoedig jegens mij gedragen hebben. ■ , Jn rechts - en ftaatkundige twisten of onderzoekingen te treden , verbiede ik mij, om meer dan eene rede, fcherpelijk. Niet tegenftaande het kundig oog hier keur vin ftoffe zal kunnen ontdekken,  wier grondige behandeling, opfporing en ontwikkeling , voor den liefhebber der vaderlandfche gefchiedenis en van Neerlandsch algemeen recht altoos zeer belangrijk zal zijn. Dan daar voor is reeds door anderen niet weinig gezorgd, en zal, zekerlijk, door velen, der zaken kundig, noch zoq hartelijk ais rijkelijk gézorgd worden. De naneef, djevan dezen wondertijd genoeg te zien zal krijgen, en welligt geen klein voordeel trekken, zal mijne perfonele bijlagen wel kunnen misfen. En, zonder die , zal het verlaten der burgerij, en het inneemen van 't kleine Hattem door zwaar'gewapende krijgsbenden, altoos eene grote plaats in Neerlands jaarboeken beilaan. Ik zal mij vernoegen, met dat gebeurde, die faits, welken mij betreffen, daar te (tellen, en de beoordeeling daar van eerbiedig over te laten aan een ijdcr, die daar in met mij eenig belang ftelt. Daar op meen ik ook een recht tc hebben, zoo onbetwistbaar, als onwraakbaar. ' Ik zou, wilde ik dit breeder ontvouwen, fchier 't zelfde kunnen en moeten te berde brengen, als door den hoog edelen o. w. van zuylen van nvvei-t, in zeker opzicht, mijnen patriottifchen lotgenoot! in de voorrede der verzameling van ftukken, rakende deszei fs procedures gezegd is. Zulks te herzeggen, is onnodig; te verbeteren, vertrouw ik mij niet. Ik ga hier rechtflreeks op mijn gevoelen af, en dit is: dat het mij een het hoge gerichtshof des furftendoms Gelre en der graaffchap Zutphen,  beleedigend denkbeeld fchijne, een daar voorplechtig behandeld ftuk, en openlijk gewezen vonnis niet voor 't oog der waereld te mogen leggen. Ik moet, in die rechters, zulke rechters eerbiedigen, die onpartijdig, vrij van haaf en vriendfchap, van toorn en meewaardigheid, zoo als j. caezar, in den raad over Catilina zijn advis begon, volgends 't geboekte van den fchcrpzinnigen c. sallusïius, 't recht, heilig oeffenen, de wetten rechtvaardig handhavenen , en den door hen gevonnüten, en ter ftraf verwezenen burger, die zij vermeenden ftraffchuldig te moeten verklaren, 't recht als mensch niet betwisten. Ik ben door die ze!ven misdadig geoordeeld, gevonnist, geftraff. Ik voldoe aan h vonnis: betalende de kosten tot den laatflen quadrant penning, leef ik in ballingfchap, voor als noch op Stichtfchen bodem , en onthou.de mijnen voet van 't Geldcrfche grondgebied , waar mijne wandeling roerljngs langs ftrekt. En daar mede is de zrnk van den veroordeelden Hattemfchen burgemeester afgedaan: terwijl heribert van we stervelt zich thans bezig houdt , met daar van aan zijne vrienden verflach te geven. Om daar in, zoo kort doenlijk, overeepkomftig het voorgeftelde doel te werk te gaan. Zal ik dc aanleidende gelegenheid, en den ftaatkundi. gen toedracht van zaken, in de jongst verloopeii jaren voor de gezegende omwenteling, gelijk velen verkiezen dezelve te noemen, onberoerd la.-  ^4* C iO een. Daar omtrent is eer te veel, dan te weinig gefchreven. 't Hiftorisch verhaal wegens het gebeurde mee de rieden ïlattem en Elburg in den jare 1786", gedrukt te Campen, waar in alles ongemeen breed en omflachtig is verhandeld, bijna pot op den dag der verlating dier (leden, kan bezonder 'daar toe worden aangevoerd. Mij blijft niet overig, dan 't toen verder gebeurde; en wel bepaaldelijk mij betreffend, en mijne ballingfchap. En om ook in dezen den kortden weg te gaan, zal ik mijn verhaal, niet zoo zeer naar. de orde van uur en dag, volgends mijn dagboek of korte aanteekeningen, ik weet niet uit welk een voorgevoel, toevallig, gehouden! dan wel naar dc bezwaren en grieven , en feitelijkheden, door den momboir en zijnen fubflitut tegen mij opgezameld, en ingebracht, voords door het Hof, hoofdzakelijk, ten grondflag mijner veroordecling gelegd, fchikken. Dus doende zal 7ac\ 'teen en 't ander , beneffends de bewijsftukken, welken mij niet ontzegd hebben kunnen worden,, of die ik jaar en dag 'er na heb weten machtig te worden, hoe zeer die voor anderen maklijker en onmiddelijk te verkrijgen waren, best onder een ópflach yan 't oog laten brengen , en ik de herhalingen meest ontwijken; offchoon ik dezelven ook nu. bezwaarlijk overal hebbe kunnen ontgaan. Ten dien einde laat ik hier in de eerfte plaacs volgen,het gcheelzoogcnaamde intendith der momhoirs, of request van citatie ('t welk ik in 't ver-  volg kortheidshalve 'tintendith noem), beneffends vt daarop gevolgde vonnis, letterlijk dus luidende. Copia. R. 25. Maij R. O. Aan den hpve Proyintiaal van Gelderland. Edele mogende heeren! G even zeer eerbiedig te kennen de monboir en i. monboirs dezer landfcbap, hier toe door den hove geauthorizcerd , dat uit examinatie der informatien, wegens het geene te Hattum is voorgevallen, is gebleken. Dat wanneer de heeren Staaten dezer provincie, op den 31. Auguftus 1786", - hadden goedgevonden tot herllelling der rust en goede ordere binnen gemelde flad, een bekwaam aantal militie te zenden, om daar guarnifoen. te houden, iieribert van westerveet, en j, h. van Dyk, lid van de gezworene gemeente van Hattum, zig op een geweldadige wijze, tegens, de maatregelen hebben geoppofeerd en diverfe xcfolutien genomen, om dezelve te vergelden, en die met geweld te refifleeren. Dat zij ten dien einde in correspondentie tredende met vreem-  ^ C 13 ) delingen, dezelve tot asfiftentie hebben uitgeriódigt: voords zig laten committeeren, om met twee leden uit de burgerije, nevens een vreemd perfoon de defenfie van de ftad te dirigeeren, en ook geeoncurreert hebben tot de aanflelling van eoeö van keppel tot commandant, ïido hendrik van essen tot majoor, en eenen jacoc gla*'Er tot onder majoor der ftad. —— Dat zij ook een meenigte andere vreemde gewapende perfoonen binnen de ftad hebben ontvangen, de ftad la een ftaat van tegenweer doen flellen, en de bezittinge van particulieren ten dien einde hebben doen ruineeren, en daar door, zoo wel als door de inkwarteering der Vreemde op een eigenwillige wijze,- de goederen en bezittinge van particulieren hebben aangerand, en dezelve een notable fchade toegebragt. Dat eerfte ged. ook ge- omiteerd heeft, het manifest der heeren Stoa, ten te publiceeren, bij welke de leden van den* magiftraat, welke zulks concerneeren mogte, midsgaders de gemeente en burgerije van Hattem toe obedieren der heeren Staaten worden aangemaand als ook om alle vreemde, welke zig tot het refi! iteeren dier orders binnen gemelde ftad mogten bevinden, te doen vertrekken, waartoe aan dezelve vreemdelingen al noch de vrijheid gelaaten wierde. » Door het nalaten van welk manifest publiceeren dus aan de gemeente, burgerije eri vreemde de gelegenheid is benomen, aanmaning te kennen, en na dezelve te luifteren en na*-  komen. Dat zij beide, na dat zij op den 5. September op het aannaderen der militie, uit de ftad waren gevlugt, een request aan de heeren Staaten van Holland hebben gepraefenteert, vervuld met de onwaaragtigfte en oneerbiedigfte uitdrukkingen tegens den iouverain, 'er bij zij fupplianter» de heeren Staaten niets minder verwijten. Als dat men zints zeven of agt jaren, binï „ nen deze Provintie, een fijftema zo in oorlogs „ als vredens tijd heeft doorgedreven, het geene t, den wisfen val van 't Vaderland moest na zig? j, liepen. Noemende zij daar bij de publi- i, catie van den 11. Maij 1786, een allerfchrik„ lijkst plakkaat; en debiteerende al verders te„ gens waarheid aan, dat bij dezelve aan vrij„ gebooren burgers, met bedreiging der fterkfte ftraffe verboden wordt, over haare dierbaar„ fte belangens, zig ter ftaatsvergadering te ad- „ dresfeeren. Pofeeren, dat men het ftad- „ houderlijk gezag3. en een fijftema van despotisme, al was 't ten kosten van 't geheele Vader- land zogt door te zetten. Accuferende de regering, dat men geen regt kent, geen wet* ten meer volgt, geen eigendommen rheer eer-! „ biedigt, en burgerlijke regten en voorregten, „ als harsfenfchimmen befchoówt. —|— Zig ver„ der aan de gehoorzaamheid der heeren Staaten „ dezer Provintie onttrekkende en de protectie „ der heeren Staaten van Holland inplorerende." En nadien voorgemelde fake, zaken zijn vanr  :.uiteï'fte confequentie, en van een zeer pernicieus gevolg, en over zulks niet voor bij gegaan be.hooren te worden. Zoo hebben fupplianccn uit kfagt van s' lands.fchaps plakkaat van den 17. September 1786, en opgevolgde refoiutie van. den •hove, van den. 25. April 1787, niet kunnen afwezen tegens dezen val behooren teeiveren, ten dien.einde zig addresferen aan ü Ed. Mag., en met fchuldige refpect verzoekende 'shoves citatie, waarbij iieribert van westervelt, en j. r. van dyk, fanrpt, fonders, en voor zoo verre ieder daar aan pligtig is, zig. hebbende van Hat tem geretireerd, bij edict met affictie ad valvas,- voor de eerfte, tweede en derde reize worden geciteerd, om tegens rechten competenter* dag, in perfoon, voor dezen hove te erfchijnen, om te horen verklaren, dat gedaagdens zig hebben fchuldig gemaakt aan feditie, als mede aan een ongehoorde inobedientie , en wederfpannigheid, en kwetfing van het regt en gezag van de heeren Staaten dezer landfehap, en van de hooge en wettige regering van dien, dat dien volgens daar dodr vervallen zijn in zoodanige dood, lijf of andere arbitraire ftraffe, 't zij ook remotie of verval der. zeiver refpective ampten, 't zij anderfins, als u Ed. Mog. na bevind van zaken zullen vermenen te behooren, als mede om aan te hooren zoodanige andere eifchen en conclufie, als fupplianten ten opzigte voorfchr. ten dage dienende tot incarceratie als anders omni meliori modo, zullen doen ert  1&* C 16 ) Céemen, cum expenfis. Met inthimatie, daij de gedaagdens twee dagèn voor den dag regtens in 't mandement van citatie vervat, een acte van cautie pro jüdicato, contineerende gerigtelijk forfneel verband vón ongerede fufficiente goederen, heffens eën extraéc uit het prothocol van bezwaar óf anderfins fufficiante perfoneele borgen aan de fupplianten, aan 't hof, des morgens om elf u'uren zullen vertoonen. (onder ftond) 'twelk doende (get.) JOH. SCHRASSEKT. j. c. VAN HASSELT, Copia. j£ ól (ïrezien bij den hove des Furftendoms Gelre erf Graaffchaps Zutphen het intendit overgegeven uic" naam en van wegens de Dren. h. schrassert en h. van hasselt, refpective momboir en ft.' momboir dezer landfchap, als fpcciaal ten dezen bij refolutie in dato 25. April 1787, gëauthorifeerd R. O. impetranten en klageren, ter eenre,op' endetegens heribert van westerVelt,burgemeester der ftad Hattem,-en j.h. van DV'Kj'lid  der gezworene gemeente aldaar gedaagden .in pe#* zoon ter andere zijde. Mede gezien de citatie^ relatien* fampt acte van defaut, en. alle de bij, gevoegde informatien fchijn en bewijs.; waar nip gebleken s —L dat de gedaagden en beklaagden in 't algemeen,1 wanneer de heeren Staaten dezer provincie, bij refolutie van 31. Augustus 1786, de fteden Hattem en Elburg met guarnifoen te bezetten, hadden gerefolveerd, beide zich ten opzichte van de ftad Hattem, tegens die refolutie op eene geweldige wijze . hebben gcoppofeerd y door te concurreren tot het beramen van maatregulen, en 't pleegen van daden,' direkt tenderende, om 't effect van voorfr. ftaats refolutie te verijdelen; — dat fpeciaal ten laste van beide dé beklaagden daar omtrent bewezen is, dat in hunne refpective kwaliteiten' van burgemr. en lid van de gezworene gemeente der ftad Hattem, di* verfe fefolutien hebben helpen neemen, om de gemelde ordres van den Souverain tegen te gaan, en zich daar aan geweldig te oppoferen; - - dat zij vreemde perfonen, zoo uit de nabuurige provincie van Overijsfel, als van elders tot hunne asiïftentie hebben ingeroepen; dat zij zich bij. refolutie van 3. September 1786, met twee leden van den burgerkrijgsraad, en een vreemd perfoon hebben laten committeren tot de directie van de defenfie der ftad Hattén, en waar van de eerfte gedaagde en beklaagde het hoofd is geweest; .—i dat ook ten zelveh dage hebben geconcurreerd^" B'  ^ C 18 ) u£* tot cle aanftelling van jan robo van keppet, tot commandant, tido hendrik van essen, tot maijor, en jacob glaser, tot ondermaijor derzelver ftad; — dat al verder een tnêenigte gewapend vreemd volk in de ftad hebben ingenomen, en mede gerefolveerd, om aan dezelve geduurende hun verblijf, de voorrechten van 't burgerfchap der ftad Hattem te doen genieten; —■ dat zij beide beklaagden hebben gecoöpereerd, orh gemelde ftad in ftaat van tegenweer te doen ftellen, door 't doen aanvoeren van Canon; amuni- tie, 't opwerpen van batterijen als anders, en daartoe de bezittingen van bijzondere perfoonen geruineerd; — dat ook de beide beklaagden hebben helpen arrefteren, de misfïves aan de heeren Staaten van Holland, Zeeland, Utrecht, Vriesland, Overijsfel en Groningen, midsgaders aan de ftad van Utrecht, alle tenderendeom te bewerken, dat door 't verbieden aan de troupes op* derzelver refpective repartitie ftaandey om zich tegens de ftad Hattem te laten gebruiken, de orders en goede oogmerken van den Souverain elufoir wierden gemaakt; — dat bijzonder tot laste van den eerst beklaagden wordt gebragt',dat hij, als lid van den magiftraat, de orders van den Souverain daar in mede heeft gevilipendéerd, dat hij geconcurreerd heeft, om te beletten, dat het bekende manifest van de heeren Staaten dezer" provincie„■ fan den 4. September 1786, wierde gepubliceerd; terwijl eindelijk beide de gedaagdetf  en beklaagden in hunne ftrafwaardigë handelingen hebben gecontinueerd,en,na dat zij met een groot gedeelte der burgerije, en alle de tot hulp geroepene gewapende vreemdelingen, op den 5. September 1786, de ftad van Hattem op het aannaderen der militie, door de heeren Staaten dezer provin. cie dervvaard gezonden , door de vlugt verlaten, en zich oP een vreemd territoir hadden geretireerd, zoo voor hun zelve, als in haam van de gevlugte butgerije der ftad Hattem, een alzins voor de heeren Staaten dezer provincie grievend en honend adres, aan de heeren Staaten van Holland, oP den 10. September daar aan volgende j mede hebben gepraefenteerd, waar bij men zich met ontziet de verrigtingen van de heeren Staaten dezer provincie, af te fchilderen, als of dezelve alle ware tendeerende om den wisfen val van het vaderland te berokkenen , het Stadhouderlijk *e. zag en een fijstema Van despotisme, al was >t ten koste van ftroomen burgerbloed, en van 't ge heele Vaderland, door te zetten; terwijl hun Edel Mogende al «wijders" worden geaccufeerd, geene wetten of eigendommen meer te eerbiedigen eQ dat hoogstdezelve burgerlijke rechten en voorrech ten, a;s hersienfehirnmen zouden befchouwen; dezeiven a1 nWeiniimuIeerende, als of door de publi catie van den 11. Maij i78d, welke aldaar een alderverichrikkelijkst placaat wordt genoemd, aan vrij. geboren burgers, met bedreiginge van de zwaarfte ftraffen verboden zoude zijn, over hunne dief, Ès,  baarfte belangens zich ter ftaatsvergaderïngé temogen a'dresferen; ontrekkende zich ten iaat- ften de fupplianten direct der gehoorzaamheid van. de heeren Staaten dezer provincie, en' de protectie' van een vreemd fonverain,- de heeren Staaten van Holland, implorerende;— en welke laatfte daad de heeren Staaten dezer provincie oök réeds zoo hoog hebben opgenomen, dat deze gedaagden en beklaagden , nevens andere onderteekenaren van dat' adres, uit de amnestie door hoog gedagte heeren Staaten den 17. September 1786"; vérleend, zijn uitgefloten geworden*. Uit al het welké dan ten genoegen regtens is confterende, dat de beide gedaagden en beklaagden, zich aan de'misdaad van gekwetfte majefteit, feditie en oproer, hebben fchuldig gemaakt: hoedanige groove delicten, in een land van order en jaftitie, niet zijd tolerabel, maar ten hoogften ftrafbaar. ■— Het voorfz. Hof, uit kragt van fpeciale authorifatié van de heeren Staiten dezer landfehap van den 31. Auguftus, en 8; September' 1786, doende recht: verklaart herieert van wester;?e£t, burgemeester, en j. h. van dyk, gemeensmari der ftad Hattem , gedaagden in perfoon, err beklaagden, Contumaces en verdoken van alle exceptien, declinatoir, dilatoir en peremptoir, ihitsgaders vari alle weereri en defenfie van rechten; en ten principalen verklaart', beide de gedaagden en beklaagden h-eribert van westervelt, en j; h. van dyk, vervallen van derzelver burger-  ^ C 31 ) H&fi •recht-, midsgaders van hunne refpective bedieningen, als burgemeester, fchepen en raad, en als gemeensman der ftad Hattem; en wijders, gelee zijnde op eenige mitigerende, zich in deze voordoende, omftandigheden, condemneert dezelven, beribert van westervelt, en j. h. van dyk, om, wanneer in handen der juftirie mogten geraken, gebragt te worden ter plaatfe,alwaar men gewoon is criminele executie te doen, om aldaar door den fcherpregter met 't zwaard over 't hoofd te worden geftraft; dezelven, daar en boven, vooral hun leven, bannende buiten dit geheele Furflendom en Graaffchap, op poene van de dood," ingeval ooit daar inne weder mogten gevonden vorden, de gedaagden in perfoon, beklaagden, en defaijlanten mede condemnerende in de kosten dezer procedure ter taxatie en moderatie van den hove. Aldus gedaan en gearrefteerd, in den raade van Gelderland, te Arnhem den 24. April 1788, (get.) C H. HTJLTMAN. »3  ]Vïen zal, met den eerften opflach, ontwaar worden, dat de gronden van bezwaar, in beide deze ftukken, hoofdzakelijk dezelven zijn, en bijkans niet verfehillèn, Slechs één artikel: 't helpen beramen der brieven aan de bondgenoten der Unie, bencffends de ftad Utrecht, houdende 't verzoek, van 't krijgsvolk, waar van dezelven betaalsheeren zijn, niet te laten'gebruiken tegens de ftad Hattem; is, immers niet zoo omftandig en uitvoerig, onder de bezwaren van de momboirs uitgehaald. Terwijl die wederom 'iets meer bezonders gewagen van eene ingetredene bviefwisfeling met vreemdelingen, ter uitnodiging van dezelven tot onderftand. Des, in 't een zoo wel als 't ander ftuk, het aantal der bezwaren een tien of elf tal beloopende, hetzelfde zij.' Daar vcords alle deze hcfchuldigingen gelegd zijn 'ten laste van mij, in hoedanigheid van fchepen' en raad, en j. h. van dyk, als gemeensman, (met uitzondering echter één misdrijf, mij afzonderlijk toegerekend), houde ik dit hier eens voor al aangemerkt: dat ik mij, hier en in al 't volgende, ftiptelijk bepale tot hec hetgeen mij alléén betreffe, of liefst zcideik, mijne qualiteit. Trouwens 'er is geen een ftuk , 't welk mij voor mijn eigen perfoon zelve en alléén betreffe: maar fteeds als medelid van den raad, of ge-  ■^4» C 23 ) ^3- v'm'Khtigden uit denzeifden, of van de burgerij. Eene aanmerking, die ik wenschte, niet meer daa eens te moeten maken ! Dan ik ga over ter afzonderlijke overweging dier elf artikels, zijnde de geduchte premisfen van een voor de rhomboirs triomfant, mij noodlottig vonnis! I. In de eerfte plaats wordt door 't Hof der landt -furftelijke hoogheid gefield, uit de befcheiden te blijken: „ dat de gedaagden en beklaagden in '6 algemeen, wanneer de heeren Staaten dezer provincie, bij refolutie van 31. Augustus 1786, de fleden Hattem en Elburg met guarnifoen te bezetten, hadden gerefolveerd, beiden zich ten opzigte der ftad Hattem, tegen die refolutie, op eene geweldige wijze hebben geoppofeerd, door te concureren tot het beramen van maatregelen, en 't pleegen van daden, direkt tenderende om 't effect van voorz. Staats refol. te verijdelen." In 't algemeen, moet ik, op dit algemeen bezwaar, aanmerken: dat al het geen daar omtrent befloten is, of wierd, door den geheelen raad, als mede de gezworene gemeente goedgevonden, en verftaan is, niet alléén op den ijlen September, wanneer dat ftaatsbefiuit eerst inkwam, maai B4  ook voor dien tijd, of dag. — Dat de raad es meente, niet zonder leedwezen, zich door eed fcn plicht genooddrongen zagen,' Van 't befluit der meerderheid der hh. Staaten [e verfchillen; Oordeelende zij,'dit zelfde als 'toen ftrijdig met de zoo duurgekochte pn wel hergehraclue, als heilig bezworene voorrechten hunner ftede, een integrerend medelid der lands oppennogenheid. —< Dat zij, ter handhaving dier zeiven, zoo wel als ter voorkoming van geweldige' maatregels, waar Op men voorzien moest, dat de zaak volftrekt uit haar geheel raaktp,5 geene grondwettige pogingen hebben onbeproefd gelaten; tuigende zulks menigvuldige brieven ,-berichten , fmeekfehriften, en de daar toe dpor raad en gemeente verzochte bemiddeling van dc hh. 'Staaten van Overijsfel, met betuiging van niets meer te wenfehen, dan op redelijke voorwaarden, de rust en eenigheid in dit gewest herfteld te zien, en — van hunne bereidwilligheid, om zich daar aan, zoo veel maar eenigszins mogelijk, en met rechten en vrijheden beftaa'nbaar zij, te gedragen. Eene poging, die toen begreep zoo gegrond als billijk te zijn, tusfchen integrerende (taats - leden: terwijl de landsfurftelijke hoogheid zich niet vermag boven ftedelijke rechten te verheffen. —- Dat 't den raad, der gemeente, en der burgerij, grievend fmerte.de, ondanks hunne vertogen, en ernflige verzoeken te verneemen, dat echter de bevelen, om de ftad met krijgsvolk tc bezetten, gegeven waren;  te meer, daar over de ontftelde rust, en verbroken orde, geen klachten waren gevallen (a). Dan, om dit algemeen bezwaar noch mee-tc heffen, zou ik tot bezonderheden moeten komen, die jn 't vervolg best geplaatst zullen zijn. Ik zal thans flechts deze twee zaken noch aanmerken.—■ Dat ik den, door den heer Stadhouder verkozen, perfoon A. DiijCKGBEVE) ter vervulling der openstaande fchepensplaats, zeer zekerlijk zou geoordeeld hebben, tot 4£n eed te moeten worden toegelaten, had hij flegcs zijn ontflach uit den dienst zijner Hoogheid, ais guarde du corps kunnen daarftellen. En wie weet niet dat dit geval de voornaamfte, ^oq piet de genige bron is van alle de Ilauemfche noodlottigheden!. Zeer wel weet ik mij te herrinneren, dat ik in de raadsvergadering ter ineedneeming van A. dinkgreve, mijne ouderemederaaadsvrienden vroeg: of hij, a.dikicgreve, burger van Hattem was? 't welk bevestigd zijnde, ik, in de vaste overreding, dat hij behoorlijk uit den dienst ontflagen was, en dus pok daar van met een 'plechtigen brief zou voorzien zijn, rqndborftig verklaarde, dat hij kon eq (a) Kortheidhalve, beroepe Ik mij op 't hljiorisch verhaal, wgens 't gebeurde met de ftedm Hattem en Elburg, VL» hoofdftuk bi. 135—r73, en VIII. hpofdftuk bi. 300. en volgg. waar men alle deze fkatsftukken, hier beoogde tan vinden. B 5  moest toegelaten worden, om als fchepen der ftad den eed te doen. Dan, daar mr. a. dinkgre, ve, aan dit onwederfpreeklijk billijk yereischtp niet kon voldoen;, zag zich de raad in de onaangename noodzakelijkheid deze plechtigheid voor als noch uitteftellcn; ?t welk, gefchieddc, -?t Geen na dien tijd, in mijne afwezendhcid, omtrent den gemelden perfoon van a, dikkgreve, mochts zijn voorgevallen, zoo 'er ten dezen opzicht iets zij voorgevallen, is mij geheel onbewust. Ik moet ftecds met verbazing zien, en horen, of lezen, die fcheeve draajjen, welken aan 't beloop van dit geval: de vervulling naamlijk der twee toen ter tijd lang openftaande fchepens plaatfen; gegeven worden. Ik zal de fiere pogingen, en zoo menigvuldig herhaalde aanzoeken der 'burgerij en gezworene gemeente in 't midden laten (b): genoeg, allen kwamen daar op neer, dat z. Hoogh. in zijne hoedanigheid, de opénftaande fcheepens plaatfen geliefde te vervullen, niet twee daar toe ge. wettigde perfonen. Men ontvong eindelijk, den SU de tijding, dat z. h. de heer Erfstad¬ houder, tot die twee openftaande plaatfen, benoemd had den perfoon van h. meylink, en A. ejnkgreve, Op den 1. Auguftus vergaderde de Qj), Men vindt dezelven breed verhaak! in 't Uflorhch verhaal, wegens 't geleurde te Hattem en Elburg, VI. hoofd» ftuk'bl. 134. tot 171.  raad om dezelven in den eed te neemen. Den heer H. meylink, in de vergadering ontboden zijnde, werde aan denzelven de keuze toe fchepen, door z. H. op zijn perfoon uitgebracht, bekend gemaakt; als mede, dat de raad gereed was, hem in eed te neemen. Waarop de heer' H. meylink, zeer gevoelig voor de eer hem door den heer Stadhouder aangedaan, geheel vrijwillig en uit eigene verkiezing, voor dien post bedankte. Op welken grond de hh. mombers, die den naam van fi. meylink, zeer 'tonrecht verwisfelen mee Hé w. meylink, zeggen: ,, dat hij genoodzaakt wierd te bedanken," (in de fchriftelijke réplicq art. 268. 269, te vinden in de verzameling van (lukken , rankende de procedures van g. w. van zuylen van nievelt, bl. 105.) laat ik ter hunner Kërandwoordïng. Betreffende de incednee- ming van den guarde du corps albert dinkc-r.svE, kon de rand niet anders dan befluiten, om deze plechtigheid uitteftellen, tot dat hij zijn volledig ontflach uit zijnen dienst kon aantonen; zoo als hij toen niet kon. Daar hem de ineedneeming niet geweigerd wierd, om dat hij als guarde du corps had gediend ; maar gehouden moest worden noch te dienen: 't welk ('traag elders oorbaar zijn) in deze provincie, immers in deze ftad niet oorbaar was. ' En 't zou ook hier, als elders, oorbaar zijn , dat een militair onmiddelijk uit den dienst tot lid der regering wierd aangenomen, rnids dc behoorlijke vereischten hebbende, en een  «fel* C 28 ) ^ brief van optflach uit den dienst. Of ook dit we- derom met de hh mombers, I. c. no. 270 27^ een frivool praetext mag genoemd wordenen of mr. a. dinkgreve, al« guarde du corps mag cn moet gehouden worden, alies ten ftrengfïen genomen, als alléén voor eenigen tijd, reipublicae causiaabfens geweest te zijn? laat, ik ook liefst aan 'e oordeel der onpartijdige waarheids liefde. Ik heb ten minften, hoe wel zelve in dat gevoelen verkeerende, van lieden des kundig gemerkt, dat dit verre af is boven alle, niet ongegronde, zwa- righeden verheven te zijn. Ach! hoe dikwerf V.-ensclite ik, toen ter tijd, met eenigen mijner me. debroeders, dat z. Hoogh. toch, hoe eer hoe beter, gehoor had gegeven, en voldaan aan de verzoeken en fmekingen der burgerij en gezworene gemeente, in 't vervullen der openftaande fche, pens piaatfen! En dan ook, dat, zak dit artikel mij betreffen dai? is dit deszeïfs inhoud: dat ik, h. van wester velt, mij op eene geweldige wijze hebbe verzet tegen het beflnit der Stanten enz. 'T is zoo, en hier in heb ik, voor zoo verre ik te-en woordig was, dat deel, 't welk ijder lid van den raad heeft, of had. 'T was mij, gelijk elk mijner raadsvnenden, leed, dat onze begrippen, welken wij meenden op recht, en plicht, en eed, te' fteunen, zoo zeer aanliepen, tegen die der Staaten.— Intusfchen is 't doch onloochenbaar, dat dit verfchil al vroeger gewerkt heeft, dan vaa  den 1. September, wanneer ik eerst in de|rtad en den raad ben tegenwoordig geweest. Raad en rneentc en krijgsraad, of gewapende burgerij , hadden reedsdes aangaande, verfcheidene befluiten en tbëfteHen gemaakt en beraamd, in mijnè afwezenheid, waar van ik zelfs niet eens kennis heb gedragen ; dan die ik , naderhand in de ftad komende, van tijd tot tijd vernam. Dus werd den 20. Auguflus, praesf. brouwer en tulleken cosf. befloten, als mede door de verordenden uit de gemeende, j. h. van dyk, barend engelenberg, en van breunis, „ dat, ingeval 'er zich krijgsknechten voor de ftad mochten vertoonen, de hr. ero.uwer, als tweede praeffdent in loco, ncffènds den hr. tulleken, geadiifteeïd met twee gerichtsdienaren, cn de drie voorfr. verordenten uit de gezworene gemeente, zich, teneinde voorfr. daarna toe zullen begeven, met last aan den krijgsraad, om in contrairen val geweld met geweld te keeren, en vooraf de nodige preparatien, doch niet dan in cas van zekerheid van den werkelijkcn aanmarsch dier troepes, te maken (r); (f) Ik heb dit ftuk moeten neemen uit het UJlmsch verhaal van Hattem en Elburg, VIL hoofdft. bi. 226., terwijl mij de affchrïften der fefoiutieii geweigerd zijn. Doch naderhand ben ik dit zelve ftuk door eene andere'hand «achffg géwordén, en te vinden in ijs bijlagen, ónder  ^ (* 3° } Zoo zeker 'cis, dat dit ftuk op 't onderwerp van mijnftrafwaardig geoordeeld bezwaar ziet- zoo zeker is 't tevens, dat ik toen ter tijd niet eens m de ftad was: En dat deze zelfde aanmerking met van alle gewicht ontbloot zij, hebbe ik uit een zeker ftuk of memorie der hh. van 'c Hof, waar van op zijn plaats nader melding zal gefchieden, niet zonder voldoening ontdekt ( bijlage W). En daartoe kan ook dienen de memorie voor de* gecomm. uit den manhaften krijgsraad en de burgerij der ftad Hattem, d>d. 26. Auguftus (bijlage A). Alwaar in 't negende artikel ook mijne afwezenheid bedoeld wordt, en die in h algemeen fchikkingen en voorzorgen behelzen; om 't welzijn, orde en rust der ftad zelve te bewaren, en de bezending van krijgsvolk afteweiiden, öf te doen afwenden. II. Meer in 't bezonder, wordt in ï vonnis gezegd ten onzer beiden beklaagdens last, en dus, ten opzicht van mij fpeciaal, bewezen te zijn: „ dat ik lett. W. no. 12, en 13; a's mede'de memorie voor de gecommitteerden uit den manhaften krijgsraad ia di refpective burgerij der ftad Hat tem.  C 30 in mijne hoedanigheid van burgemeester dépftadHattem, diverfe refolutien hebbe helpen neemen, om de gemelde orders van den fouverain tegen te gaan, en mij daar aan geweldig te oppofeeren.'' ' '1 is zoo; de raad van Hattem was van een ander gevoelen omtrent de aanftelling van den guarde dn corps È. dinkgreve, toen noch niet ontflagen uit den dienst van den Prins, dan zijné hoogheid, de heer Erfitadhouder, waarvan onder art. I. reeds genoeg gewaagde, en vooral omtrent 't inneemen van bezoldigde krijgsknechten, dan de Staaten, immers de meerderheid. Edoch 'c een en 't ander befluit des aangaande , heeft de raad niet genomen met mij; maar ik in en met den raad, waar van ik flegts een lid was, en noch "t eerfte, noch het oudfte, noch preadviferend; maar zelfs, toen ter tijd, 't jongfte en laatst adviferend. Mijne hoedanigheid was, op zijn bestj gelijk die der overige raadsvrienden; en mijn befluit was dat van den raad, 'tzij eenftemmig, 't zij bij meerderheid. En eenftemmig was 't zelfde altoos van den i. tot den 5. September. , Welke redenen 'er voor handènzijn, ja kunnen zijn; waarom men mij fpeciaal ten laste legge, het helpen neemen van raadsbeiluiten, die de raad oordeelde met de belangens dezer ftad, en deszelfs eedelijke verplichting te ftroken, fchoon min overeenkomftig met de begrippen der Staaten, immers derzelver meerderheid? is mij ondoorgrondelijk te bezeffeni ja! te gisfen. Zeker is 't,  til "t zal nooit anders kunnen bewezen worden dat ik, fpeciaal, nimmer één raadsbefluit heb genomen, of doen neemen. Ware hier eenig ftraffchuldig misdrijf voor handen, dan is zulks te wijten aan de perfona moralis, den raad, als zijnde de ware oorzaak; geens-' zins mijne afzonderlijke, individuele, hoedanigheid, of perfoon. In deze heb ik, beneffendsdé overige, gelijkelijk gekwalificeerde, medeleden, die allen de oorzaak van dit zoo gehaamd misdrijf uitmaakten, geoordeeld, en helpen befluiten, 't geen wij vermeenden, dat ftads voorrechten,' plicht en eed eischten. 'T befluit van den raad, die 'er fteeds over uit was, de zaak in haar geheel te houden, was— om geen guariiifoen in té neemen: maar dat de ftad mocht gèhandhaaft worden in hare voorrechten, vooral ook met betrekking tér aanftelling van een regent, waar aan geeri wettig vereischte mangelde; gelijk men vermeende verplicht en berechtigt te zijn, volgends gronden eener vrijftemmende ftad, en der Unie. Verder dan dit gefchiedkundigë gaat mijn beffek niet 4 latende dus het gegronde of ongegronde van die gevoelen voor het ftaatkund'ig onderzoek. Dit echter is, gelijk men thands wel eens zegt, daadzaak: dat daar omtrent in de raadzaal der Staaten geenszins eenftemmigheid heerschte. friet alleen velen der Ridderfchap ftemdén niet voor de' geweldige maatregelen, aan te wenden tegen Hattem en Elburg; —— velen derzélvén verzette-  ^ C 33 ) ^ den zich daar tegen met protè«t; — terwijl ook zoromUen afwezerd waren,of misfchien liefst verkozen te zijri ; maar ook eenige Heden en ftedegezanten lieten zicii daar fterk tegen uit. De wel edele geftrërige heer u. j. veestege, burgemeester der ftad Zutphcn, zeide in deszelfs aanteekening: (,, want van Hattem niets legaals aan deze vergadering zijnde voorgekomen, zal daar omtrent geenï deliberatie, of refolutie, naar mijn inzien, in aanmerking kunnen komen"). Ed, de ftad van Harderwijck, liet , op den najaars landdag in November, eene nadere aanteekening, in het reces boeken, waarin, uit de echte bronnen van. Neerlands ftaatsrecht, betoogd werd: ,, Dat de hh. Staaten niet fouverain kunnen gebieden in de jurisdictiën der fteden: maar,zich moeten fchikken naar privilegiën, vrijhedeny voorrechten, en welhergcbrachte gewoonten van ieder ftad, en zelfs verbonden zijn, die te helpen handhaven" enz. (d). (at) Men kan alle deze {"tukken té zamen vinden , in '» hiftorisch verhaal van Hattem en Elburg, VII hoofdft. bl. 231 tot 273. Als mede in de jaarboeken, en in de ftukken, welken bij chumot, tê Campen gedrukt v/orden. 1 De hoogwelgeboren geftrenge g. w. van zoilen va n n.ievelt, heeft't protest der ftad Harderwijck ook waardig gekeurd, om 't in zijne verzameling te plaatzen, bi. 33 en vo^gg; è  ^ C 34 ) m& Maar ook boven dit alles kan, en mig, ik hiet niet onberoerd laten, die ftukken, welken den momboirs niet konden, of moeften, onbekend, en onaangemerkt zijn gebleven; gelijk dezelven door de hh. van 't Hof zeer wel erkend en aangemerkt zijn. Ik bedoel die uittrekzels uitde handelingen van den raad van Hattem d.d. 28 en 31 Auguftus 1736, te vinden in de bijlage W. n°. 12 en 13; als mede de bovengemelde memorie (bijlage A ). Of daar uit, ten opzicht van dit betichtzel, ten mijnen voordeel, iets te halen zij, en hoe veel? laat ik der beoordeeling en berekening van den onzijdigen lezer rustig over; en gae, zonder dit breedvoeriger te ontwikkelen, voord tot het derde artijkei. III. Dit, overgebracht op mij, behelst dit bezwaar: J5 dat ik (beneffends van dyk), vreemde perfonen, zoo uit de nabuurige provintie van Overijsfel, als van elders, tot mijne asfiftentie hebbe ingeroepen." Ik heb dit bezwaar, dus op mij toegepast, trouwens, daar door, dat ik, 't geen van ons, mij en van dyk, te zamen gefteld wordt, dus afzonderlijk op mij overbrenge, en voor zij,-wij ~ of ons - ik of mij, lees , kan ik der waarheid  niet fchaden, en dit bezwaar, waar zijnde, zal daar door deszelfs zin niet verkeerd worden ; ik heb, zeg ik, dit bezwaar, op mij dus toegepast, gelezen, en herlezen, en noch weer overgedacht: dan 't geen ik op 't eerst oogenblik gevoelde, wordt, bij de herhaalde overlezing en herdenking, iTeeds bevestigd. Wilde ik bedillen, en in, ik weet niet welke, uitvluchten, ecnig heul zoeken; ik kon welligt, meer dan eene vinden; en zelfs deze zou ik niet ongemerkt moeten laten: dat, gefield, ik had, met van dyk, in de daad, gewapende vreemdelingen, geen krijgsvolk eener andere mogendheid buiten de Neerlandfche gewesten ; maar uit ons Neerlands bondgenootichap , dus vreemdelingen flegts ten opzicht onzer ftad, ingeroepen, dat wij zulks niet tot onzen, of ik niet tot mijnen, bij. fland,' maar tot dien der ftad en burgerij, hadden, . of had gedaan. Dan , welligt hield ijmand zulks voor eene zekere zoort van kunstgrepen,' of weinig afdoende uitvlucht; en welligt niet geheel en al ten onrecht. Anderen betwiste ik de eer niet in zoortgelyke vindingen vernuftig uit te willen munten : mij komen zulken veel al min edelmoedig, en weinig voldoend voor. 't Eenvouwig verhaal van 't gebeurde, zal mij hier genoeg zijn. ~ Zie hier 't zelfde. Ik verkeerde den zomer, van 1786", op mijn landgoed den Salentijn, bij Nieuwkerk op de VeJuwe. Na dat ik den 20 Auguflus, heb ik wel C 2  onthouden, te Hattem was ontboden, en s'anderendaags derwaard vertrokken, woonde ik vervolgends den 22 Auguftus, de raadsvergadering bij. beneffends de hh. westen uerg, brouwer, haersolte tot yrst, en bentInck. la dezelve werd, onder anderen, beraadflaagd over een voorftel der gezworene gemeente^ omtrent een adres door de gecommitteerden uit de burgerij aan h. edelen en eerzamen, de gezworene gemeente der ftad Hattem, overhandigd, houdende een verzoek, om op den buicengewonen landdag, tegen den 28 Auguftus uitgefchreven, den ftedegezanten geen onbepaalden last te geven, óm naar hun goedvinden, pro re nata, te handelen % — als mede, om ee» echt en wettig afichrift van denuitfchrijvingsbrief, waarin, zoo als zulks naar de wettige inftelling behoort , de onderwerpen der beraadflaging uitdrukkelijk en bepaald worden opgeteld, der gezworene gemeente medetedeelen, (bijlage B). En daar omtrent werd verftaan , den verordenten uic de gezworene gemeente den uitfehrijvingsbrief van den landdag ter hand te ftellen, en hun mondeling tc zeggen, ten verflach in de gezworene gemeente: dat de raad de ftedegezanten ter dagvaart bepaaldelijk zal gelasten, tegen 't inbrengen van krijgsvolk in deze ftad, en zoö daar over op' den landdag mocht geoordeeld worden, zulks niet toeteftémmen, maar daar tegen op 't ernftigfte te protefteren (bijlage C). Den volgenden dag, den 23 Auguftus, werd, door de verorden-  C 37 j v& ten uit de gemeente, in den raad, praesi'. wes* tenberg, b r o u w e r , t u l l e k e n , b e n tin c k , en van ester velt, cosf. ingediend een nader bericbtfchrift der burgers en ingezetenen, voorgedragen aar, 't edele en cerzaame collegie deigezworene gemeente, houdende op nieuw een verzoek aan hunne edele achtbaren', om aan de gezworene gemeente een echt affchrift van den uitfchriivingsbrief des aanftaanden landdags ter hand te ftellen; en vooral om de afgevaardigden ten landdag, uit deze ftad, met ecnen bepaalden last te voorzien, van zich tegen alle bcfluiten, waarbij' de ftad Hattem, of eenige andere van dit gewest, zich kon benadeeld rekenen, te verzetten; en, bezonder, den aantocht van krijgsvolk, tegen deze of andere fteden ingericht, tegen te houden enz. (bijlage D). —. Terwijl daar bij, door de verordenten, mondelijk verzogt wierd, dat h. e. achtb. op den inhoud van dit ftuk, ten genoegen der burgerij en gezworene gemeente, gunstig ge-, liefden te letten. Zoo als ook in den raad befloten werd, en den verordenten, ten einde van bericht in hunne vergadering, bekend gemaakt (bijlage E). Vervolgends hen ik weer van Hattem, naar mijnen Salentijn vertrokken. Wat 'er den 24. 25. 26 en 2,7 te Hattem , en in den raad , zij voorgevallen? is mij geheel onbewust geweest. Intusfchen zag ik uit een brief, dien ik den 29 Auguftus ontvong, dat den 28, of daags te vorens C3  ïn den raad belloten was, den afwezende leden, en dus ook mij, een brief te zenden; als mede, dat ik daar in tegen den 5 September, om dringende reden, en vele zaken van aanbelang, op mijnen eed, wierd opgeroepen. Voords ontmoetede ik, den 31 Auguftus 1786, toevallig, op de hoogte van den huife Olden Aller, s'middags even voor half vijf uuren, eenen bode te paard, die mij twee brieven van dezelfde dagteekening, een van den raad, een van de gezworene gemeente, overhandigde. In den een en anderen, zijnde beide nadere aanfchrijvingsbrieven, werd ik op mijn eed, alsfchepen, opzicht, opgeroepen, met bijvoeging" zelfs , van zonder uitftel op te komen. Zonder dat 'er echter melding gefchiedde, welke die dringende nood ware? Ik teekende 'tontvangfchrift van de brieven voor den bode op 't huis van Ouden Aller. Daarop vertrok ik den volgenden dag, 1 September, zeer vroegtijdig derwaard, zoo dat ik dien zelfden ochtend, reeds voor tien uuren, voor de ftad was. Als toen zag ik eerst, met de grootfte Verbaasdheid , die ontzachlijke verwoefting, door de omgehouwene boomen, voor de derde poort ter neergeveld liggende. Gelijk ik, om die zelfde reden, de grootfte moeite had de ftad intekomen. Bij mijne komst in dezelfde, den 1 September, vond ik daar alreeds eene groote menigte mij onbekende, gewapende burgers, die zich van elders na Hattem hadden begeven: waarvan zommigea  ^ C 39 1 t£& den vorigen dag,zcmmigeu dien zelfden dag, voor m;j, waren binnen gekomen, 't Welk ik toen, in Hattem zijnde, eer^t hoorde en vernam; als mer de, wanneer? en hoe? die zeiven daar gekomen waren? Dit Heilige, zoo wel als her. ontkennende, dat ik daar aan geen. deel heb gehad, zal voldoende blijken, uit de brieven van den krijgsraad (bijlage F), en der gezworene gemeente (bijlage G); voords uit de memorie vcor de gecommitteerden uit den manhaften krijgsraad, art. 5 (bijlage A): als mede uit een naderen brief van den krijgsraad d. d- 28 Auguftus, ( bijlage H); en dan eindelijk uk een plechtig belluit van raad en gemeente d. d. 31 Auguftus , waarbij den gecommitteerden uit de burgerij het verzoek, houdende, dat de raad en gezworene gemeente geliefden te bcfluiten: dat, daar deze ftad met militaire overheerfching gedreigd wordt, de Unie van Utrecht artijk. 1. medebrengt, dat de bondgenoten, ten behoud van elkanders rechten, eikanderen moeten behulpzaam zijn, het derzelve aangenaam zal zijn, dat de refpective burgerijen, hun komen bijllaan, met belofte van dezelven, als hunne eigeneingezetenen en burgeren, te zullen aanmerken, en in hunne bijzondere befcherming neemen; werd ingewilligd, (bijlage W n°. 13). Welke fa-eng betoogende bewijzen, uit die ftukken, tegen 't bezwaar van dit artijkel, ten mijnen voordeel kunnen, en moeten getrokken worden? oordeel ik, om meer dan eene rede, onnodig aan te toonen, C 4  ^4» C 4° ) Of de hh. momboirs, zulke ftukken mochten, of konden, onbekend blijven? fchijnt fchier niet wel mogelijk, zeker niet waarschijnlijk. De hh. van 'tHof, hebben dezelven, vooral dit laatfteftuk, zeerwel gekend; zoo als naderhand zal blijken. Hoe vreemd mij dit lijfftraffchuldig aantichtzel, in de ooren klonk,'' van welken'geen blijk altoos voor handen kan zijn," en wien nimmer zal kunnen bewezen worden, in deze inroepingen, eenig ftellig deel te hebben'gehad, 'laat ik aan 't oordeel van elk, die wel denkt, en onzijdig gevoelt. Of zou 'c dit zijn /dat ik, eerlang in den raad komende, de befluitcU van~den' raad, gemeente, en burgerij, des aangaande,'niet wraakte? JZdoch dit opkomend gedacht'verdween,' met meer andere bedenkingen van dien aart, zóo ras ik mij, in mijne betrekking tot'de ftad," de burgerij, de gemeente, en den raad, nra V( ral de gefteldheid van zaken in dien tijd herrinnerde. Dan waartoe gezochte gisfingen, tegen zulk een alleszins rond en ftellig bezwaar,' 't welk dit ftuk van 't vonnis bevat? -; E'""4 ' ' ' " f. " 1 Dat ik ook voords, bij die -aankomst der gewapende burgerfchappen, niet ben tegenwoordig geweest; maar dezelven, in Hattem komende, aldaar gevonden hebbe, door dien verre weg bet grootst gedeelte, reeds voor mijne aankomst, binnen was, terwijl kort na dezelve, zoo men mij yerhaalde, noch een klein deel inkwam: dit moet allervolledigsc blijken uit de beeedigde fcondfehap.  pen, welken, op mijn verzoek, plechtig zijn ingewonnen, bij den wel edelen geftrengen heer z. w. hartman, fcholtus van Zalk en Vekaten enz. enz. van de hh. dr. h. eek mars, egbert dikkers, j a c o b g l a s e r , h. g l a s e r , en joh. li n o eni-ioff, te vinden in de bijlagen, (onder letter J art. 6). Bewijsftiikken, waartoe ik mijne toevlugc moest neemen, wordende mij anderen ontzegd; en welken mij die hh. zeer gewillig en verplichtend toeftcncjen, 't welk ik met dank erkenne. De vierde vonnisrede, op mij overgebracht, is van dezen inhoud: „ dat ik mij, bij refolutie van den 3 September 1786, met twee leden van den burgerkrijgsraad cn een vreemd perfoon , hebbe laten committeren, tot de directie van de defenile der ftad Hattem, zijnde ik als de eerfte gedaagde en beklaagde, 't hoofd geweest." Na dat ik den 1 September in de ftad was ge* komen, werd 'cr onmiddelijk raadsvergadering belegd, en in dezelve mij bekend gemaakt: welk gevaar der bedreigde ftad boven 't hoofd hong? en welke befluiten h. w. e. en a. in eene vereende vergadering van raad en gezworene gemeente* C ?  ten aanzien der handhaving dér fiads voorrechten, en derzelver verdediging, hadden genomen ? teffens aan mij verklarende, van zulk eene manier van behandeling nimmer goed te kunnen keuren, maar zelfs met alle kracht zich daar tegen te willen verzetten, ten einde de zaak niet uit haar geheel mocht raken. Bij welke gelegenheid ik, in den raad, mijn leed betuigde, over de ongelukkige en veruitziende gefteldheid van zaken; en daar bij, onder anderen, aanmerkte, dat mij de vereende vergadering van raad en gemeente voorkwam een Hap te zijn, min grondwettig, en, in zaken van 't befluur en politie, onvoorbeeldig. Dat ik geen recht, noch vrijheid, vond in zulk eene gemengde vergadering mij uit tc laten; veci eer verplicht meende te zijn, daar tegen aanteekening te eisfehen. Waar van 't gevolg was, dat elk collegie afzonderlijk zou vergaderen. Voordswcrd, in die raadsvergadering, met eenparige Hemmen beflotcn , den Staaten in een brief te kennen te geven : dat h. e. a. het ftaatsbefluic, van krijgsvolk in Hattem te brengen, bij geruchte, vernomen hadden; —» dat h. e. a. op 't eerbiedigst en nadrukkclijkst verzochten aan hunne cdclmogenden, zulks niet te doen, ais hebbende de raad en gemeente bèflotetij geenekrrjgsbezettingen, in deze tijdsomftandigheden , te kunnen toelaten (e), (bijlage onder letter K). Tcr- 00 Men zie dezen brief — in de echte ftukken, betreffen-  wijl ook de ftedegezant westenberg, toen ter tijd, ter bijwoning van dien-landdag afgezonden, uitdrukkelijk gelast was, tegen zulk een befJuit zich met nadruk te verzetten. Of zulks door denzelfden gefchiéd zij ? is mij geheel onbewust gebleven. Ook heb ik geen bericht van denzelfden, omtrent 't geen op den landdag, Hattem betreffend , voorviel, aan den raad zien inkomen, 't weik, naar mijnen dunk, had behoren te gefchieden, en zeer belangrijk kon, ja zou, geweest zijn. , Des nadenmiddags werd, door een ftaatenbode, een brief aan den raad overhandigd, houdendede volledige bevestiging van dat geruchte, de beraamde inrukking van bezoldigde krijgsknechten in Hattem, ten einde aldaar de goede orde en rust te hcrftellen. De raad bleef niet in gebreken, om daarop te andwoorden, in een tweeden brief, bijkans van denzelfden inhoud; daar bij te kennen gevende, de verwondering van h. e. a., die-noch nimmer geklaagd hadden over de geftoorde rust, of wanorde, beneffends hun herhaald verzoek aan h. e. m., dat befluit meetrekken. Terwijl h. e. a. nochmaals daar tegen bleven protefteren , en verklaren , zich anderszins in de harde verplichting gebracht te zien, 't geweld, waar mede zij ge- de 't ftaatsbefluit van Gelderland, om de lieden Hattem cn Elburg, metgaarhifóen te doen voorzien, 1786. Bij' Hi awshds, tweede- afgifte bl. 4. 5..  *®4» C 44 ) <*6* dreigd werden, als 't niet anders kon, met geweid, te trachten te keeren (bijlage onder letter L). Ten dien eindje was reeds, voor mijne aankomst alhier, een zeker ontwerp van een defenfiewezen , en 't geen de gewapende verdediging der ftad betrof, beraamd. De gecommitteerden uit den krijgsraad, ftelden in eene memorie d. d. 26 Auguftus tien artijkels den raad en der gemeente voor, daar toe (trekkende (bijlage A), Op een nader gerucht van beweging onder de foldatesque verzochten de gecommitteerden der burgerij, bij den raad en de gezworene gemeente, Schikkingen te maken, ter voorkoming, dat ftads grondgebied door geen krijgsvolk gefchonden wierd; — dat in een tegengeweld geval, geweld met geweld mocht worden gekeerd ;— dat daartoe vooraf de nodige voorziening gedaan, en alles in orde gebracht wierd. Zoo als ook de raad en gemeente gezamentlijk beftoten. Van dit zelfde ftuk is reeds boven bij art. 1. bJadz'. 29, in de aanteekening, gewag gemaakt: zullende, zoo 'er zich krijgsvolk voor deze ftad vertoonde, de heer brouwer, als tweede prefident in loco, neftends den heer tullekkn, alsmede de verordenten uit de gezworene gemeente, dezelven gelasten aftetrekken, of, anders, door den krijgsraad, 't geweld te doen keeren, en de nodige bereidzelcn in orde brengen. Ook was reeds 't defenfiewezen dezer ftnd opgedragen aan eene commisfie uit den krijgsraad. Dan, na verloop van eenige dagen, gemerkt den  trageri voordgang, in 't geen tot den ftaat van Verdediging der ftad, tegen 't krijgsgeweld, noodza. kelijk was geoordeeld, begreep men best te zullen doen, 't geheel beftuur, ter fpoedigcr voordzetting, op té dragen aan eene andere commisfic. Ten dien einde werd, in de raadsvergadering, door den krijgsraad voorgedragen, dat'er een commendant, een majoor, en ondermajoor, over dc gewapende burgers diende aangefteld te worden: waartoe voorgefteld werden de baron j. r. van kep- pel tot de woolbeek, t. h, van essen, en j. g laser, met verzoek, dat die hh. in gemelde hoedanigheden mochten worden in eed genomen. De raad, zich bezwaard vindende zulks over zich te neemen, buiten toeftemming én voorkennis der gezworene gemeente, verzocht de verordenten uit dezelfde, op de raadkamer, en gaven aan dezelfden, daar verfchenen , van 't gemelde voorftel verflachv Deze verordenten Waren mede van gevoelen, dat men eene algemeene commisfie, als boven gemeld, diende te benoemen, beftaande uit' een lid van den raad, en twee uit den burgerkrijgsraad. De raad, dit voorftel mede goedkeurende, gaf hier van kennis aan den krijgsraad, die dit zeer aangenaam was, en onmiddelijk verzogt, deze' èommisfié te benoemen, zoo als zij nok uit den krijgsraad zoudén doen. Waarop de drie voornoemde hh. baron rabo van keppel, t. b. van essen, en j. c la ser, den 2 Sepf! rófbef, werden aangefteld, (bijlage ƒ art. 9).  Den raad, praesf. cosf. brouwer, tulleken, en v. westervelt, beneffcnds de verordenten uit de gezworene gemeente, lubb. boe- ve, j. h. van dyk, en e. engelenberg, den 3 September vergaderd zijnde, werd verftaan: dat in dit hachlijk tijdsgewricht, ten behoud der ftad, en ter weering van wanordes, eenc commisfie diende beraamd te worden , gelijk nader daartoe benoemd werd, uit den raad mijn perfoon, en uit de gezworene gemeente j. h. van dyk, om te zamerj tot 't defenficwezen dezer ftad te refolveren, en te helpen concluderen, zoo en als zal bevonden worden te behoren ; in geval echter van veruitziende gevallen, met kennisgeving daar van aan den raad en gezworene gemeente, (bijlage M ). Die keuze, op mijn perfoon gevallen, verre van mij aangenaam te zijn, trachtede ik op alle mogelijke wijze af te wenden, en den heer brouwer, of tue lek en, op te dragen, als de welken, uit aanmerking van hunnen rang als fchepens, meerdere ervaring , en vooral naauwkeuriger en uitgebreidere kunde van 't plaatfeüjk, in en om de ftad, altoos boven mij, den voorrangverdienden. Terwijl ik boven dien bekennen moest, ter onderneeming van zulk een veruitzienden, en hoogstwichtigen post, in meer dan een opzicht, mij niet genoeg in ftaat te kennen. Dan, wat ik ook daar tegen mocht opperen , of inbrengen, men bleef even dringend aanhouden, dat ik mij  ( 47 ) tóf* die keuze liet welgevallen. En fchoon ik mij niet lïerk maak, mij de eigen woorden, toen ter tijd jegens mij gebezigd, noch te herrinneren, meen ik echter noch wel te weten, dat men mij, onder anderen, verzekerde, dat, daar uit geene bezondere nadeelige gevolgen voor mij, perfoonlijk, konden, of zouden ontftaan. Zoo dat ik ten langen lesten 'er niet meer van tusfehen kon, eu mij, om vele redenen, verplicht vond, dienhachlijkenpost te aanvaarden : gelijk ik deed, met een raadsbefliiit daartoe voorzien. Dus doende ben ik geraakt in-en aan deze commisfie, die zamengeiteld was uit mijn perfoon, wegens den raad; uit j. H. van dyk, wegens de gezworene gemeente; uit barneveld, en'Adres, wegens den burgerkrijgsraad, en den heer de boys, waarmede vermoedelijk die vreemde perfoon zal bedoeld worden, als fecretarius. Gelijk ik in deze commisfie niets meer, dan een ijder dier gemelde h. h. hebbe te zeggen gehad: zoo ben ik vooral daar over fteeds uit geweest, om mij ftiptelijk naar 't befluit van den raad te gedragen. Ik bleef ten dien einde nimmer in gebreken, om van elke zaak van eenig belang, den raad kennis te geven, waar omtrent ik mij volledig zeker houde, dat niets ten mijnen last kan aangevoerd worden. Genoeg; de raad en gemeente begreep dit middel, in dit tijdftip, en dien zamenloop van wonderlijke omlhndigheden, eind overeenkomftig. —  Of dit wezenlijk zoo ware ? Of de raad én gemeente zulks vermocht? Of deze en die daartoe recht hadden , en verplicht waren ? Of ik mij daar toe kon, of mocht, laten verplichten? Of in de berekening dezer daad, ongeoorloofd, ja ftraffchuldig veronderfteld , met betrekking [tot dé grondwet en het hoge gezach, alleen kan en mag gezien wei-Jen op den ter commisfiê aangeftclden perfoon? Of, — en in hoe verre, de zedelijke oorzaak, de aanflellende perfoon, moest in aanmerking komen? Dit alles, om niet meer te zeggen, is buiten het gefchiedkundige, waartoe ik mij bepaal. En noch eens, genoeg; de daad is waar: ik heb mij laten committeren, of tot dien post gelasten uit den raad. Ook kon ik, als gecommitteerd lid uit den raad, 't welk, gewoonlijk, den rang heeft, boven de leden uit de gezworene gemeente , en den burgerkrijgsraad, dus als aan 'c hoofd dier commisfiê worden aangemerkt: maar ook volftrekt in geen ander opzicht. Geen bezonder; gezach, of vermogen, of invloed, is mij,' als hoofd opgedragen ; of heb ik mij immer aangematigd. 'T is ook eene daadzaak, dat deZè mijne lijdelijke commisfiê van den 3 September/ ónder mijne lijfftraffchuldige misdaden, geboekt Haat, waar voor ik noch jaaren lang, om geen prooij van 't Gelderfche ftrafzwaard te worden, den bodem van mijn vaderlandsch gevvëst in Neerland zal moeten ontwijken.  C 49 ) 3T is eindelijk ook daadzaak, dat, zoo ik eenig genoegen kan hebben, van zulk een'e vege commisfie, 't is dit: dat ik welligt niet geheel vruchteloos gewerkt heb, om een akelig toonneel van onfchuldig burgerbloed, en verdere ftedelijke verwoesting, immers die van grof gefchut, te ontraden, en voor te komen. „ Daar weerftand ijdel is, waar best het voordeel om te vluchten;" deze fpreuk van den groten f. c. hooft kwarr mij tijdig voor. V. Ik heb ftraks met een woord melding gemaakf vandeaanftelling van een commandant, majoor, en ondermajoor. Ik zal hier nader van moeten gewagen, door dien ook dit tot mijn bezwaar wordt aangevoerd, door mijne hh. aanklagers, de momboirs; als mede mijne hh. rechters, zeggende in 't vonnis: „ dat ik ook ten zelve dage hebbe ge. concureerd,totdeaanftellingvan jan rabo van keppel, tot commandant, tido hendrik van essen, tot majoor, en jacob glaser, totnndermajoor derzelve ftad." Las ik zulk een gezegde in een bezonder gefchnft, eene feuille volante, of zoorrgelijk letterwerk eener gehuurde pen, 't zij dan, dat zulks  gedrukt ware bij eenen hk. arends, of een an. deren"; ik zou mij aan zulk eene onnaauwkeurigheid, die op 't ware gezichtspunt van den komen, den, eigenlijk gezegden, gefchiedfchrijver, en mijne eere, geen invloed aitoos kan, of zal hebben, niets laten gelegen leggen: maar, gelijk meer flinkfche tirades, met fiere verachting, ten fpijt van 't ftamelend vernuft zien verdwijnen. ' Dan nu 't een ernftig inmengzel is van een, Voor mij allernoodlottigst, vonnis, 't welk de kleinigheid tot een onderwerp van gewicht en belang herfchept, ben ik immers wel verplicht tot eene, niet min ernftige, hulde der waarheid van 't gebeurde, zoo ten opzicht van den tijd, als wij. ze van aanftelling. 'T een en andere komt hier op neer: dat de ^ïeer jan rabo van iceppel tot de woor_1'eek, tot commandant,- tido hendrik van essen, tot majoor; jacob glaser, tot ondermajoor, aangefteld zijn, niet den 3, maar den 2 September.—• Dat deze aanftelling gefchied zij, niet door mij, maar door den krijgsraad, uit welks boezem, 't ontwerp van deze posten, beneffends de keuze der perfonen tot dezelven, oorfprongelijk zijn. — Dat ik van dien krz'jgsraad geen lid ('t zij gewoon, of buitengewoon) ben geweest. — Dat ik in dien zelfden niet ben tegenwoordig geweest. — Dat j. glaser, als ondermajoor, in die hoedanigheid, handtasting in plaats van eed heeft gedaan, aan den heer brouwer,  alléén, ten huize van dien zelfden heer, zonder dat daar cenig ander lid, of leden der regering zij, of zijn , tegenwoordig geweest. Dit alles ligt voor mij, door beGedigde kor.dfchappen, plechtig bevestigd, (bijlage J art. 9, 10, 11). Waar bij ik noch dit voege: dat, gelijk ik geen rechtftreeks, of onmiddelijk, deel hier aan heb gehad: dat ik zelfs, niet van ter zijden, en middelijk, kan of mag aangemerkt worden, daar toe te hebben mede gewerkt, 't zij als een bezonder lid van den raad; 't zij als gelaste uit den zelfden; 't zij als een bezonder perfoon. En zulks zouden mij ook de menigvuldige bezigheden, waarmede ik in die dagen onverpoosd overkropt was, niet hebben toegelaten. En in deze dagen, heb ik weinig lust, om dit onderwerp breedvoeriger te onwikkelen; veel min mij aan een onderzoek wagen, gefield, ik had zulks gedaan, of helpen doen, wat 't dan noch zou? VI. Schóón ik bij 't IIÏ artijkel, al reeds van de gewapende manfehappen, tot onderftand der ftad* en burgerij van Hattem toegefchoten, eenig verhaal, mij betreffend, gegeven heb: roept mij echter oök dat bezwaar, 'twelk daar op rust, tot eeni* D 2  ge nadere toelichting, 't Vonnis, mijwaard ingericht, luidt: „ dat (ik) al verder eene menigte gewapend vreemd volk in de Had hebbe ingenomen, en mede gerefolveerd, om aan dezelven geduurende hun verblijf, de voorrechten van 't burgerfchap der ftad Hattem te doen genieten."— Maar die te hulp trekkende gewapende burgers waren reeds voor mijne aankomst te Hattem, waar ik bij mijne komst dezelven vond: zoo als reeds bij het III artijk. bl. 38. verhaald is, zonder dat ik die heb geroepen, of ingenomen, blijkens de aldaar aangetogene bijlagen. Maar, verder , om hen, die zich, ter hulp, gewapend na Hattem begaven, als burgers dier ftad aan te merken, is niet alleen befloten in de gemeente den 27 Auguftus (bijlage H p. f.), maar Ook bij den raad en de verordenten uit de gemeente, op verzoek van gecommitteerden uit de burgerij, den 31 Auguftus (bijlage W. n\ 13), en dus op een tijd, dat ik niet in de ftad ben geweest. Maar, verder, is ook aan dezelven het burgerrecht opgedragen, den 31 Auguftus, en wel door eene commisfiê, beftaande uit de hh. van dyk, en van me keren, (bijlage j, art. 3.4.5). En, fchoon deze gewapende burgers, die hier wordea bijgebracht, alléén van Zwolle waren, zijn echter de overigen, op dezelfde wijze, ingenomen, reeds voor mijne aankomst te Hattem, of misfchlen ook noch eenige weinigen na dezelfde. Ik  C 53 ) m~ct betuigen, dat ik flegts zeer weinigen van die zeiven zou kennen, terwijl ik anders van hun, ware 't nodig, dezelfde bewijzen mede zou bevestigd kunnen krijgen. Terwijl 'er geen zal opkomen, die tuigen zal, door mij ingenomen, en van mij, geduurende zijn verblijf, met 't burgerrecht van Hattem begunfligd te zijn. — Ik zal, noch wil, onderzoeken, of't een en 'tander geoorloofd, en in die tijdsomftandigheden oorbaar ware, dan niet? Genoeg; 't is gefehied buiten mij, en in mijne afwezenheid; en ik durf 'er bij voegen, geheel buiten mijne voorkennis. Niet zonder eenig genoegen ontdekte ik, hoe wel lang naderhand, dat ook deze zelfde bemerking aan mijne hh. rechters niet onbekend is geweest en door hoogst dezelven niet ongunltig voor mij geoordeeld. Hoe nochthans dit bezwaar in 't vonnis, ten mijnen last, dus is gebleven? bezef ik niet. En fchoon ik mij van bondige, hoe wel mij ondoorgrondelijke,redenen daar voor poge te overreden: kan ik echter mijne verwondering daar over noch niet ligt meester worden. VIL VUL Dan ik ga voord tot 't VII en VIII artijkel, wr.ar in mij deze befchuldigingen treffen: „ dat D elkwyk andermaal voor de poort, verzeld van twee ftatenboden van Gelderland. H. e. a. daar van onderricht, vonden goed mij te verzoeken, omte gaan verneemen: welken de rede hunner komst ware, en mij dezelve mede te deelen? De heer ter pelkwyk verzogt ernftig, binnen gelaten te mogen worden, zich vleiende ee. ne minnelijke fchikking te kunnen treffen, en verzekerende gelast te zijn met aanneemlijke voorflagen. Waar op ik andwoordde, verplicht te zijn, aan redelijke en aanneemelijke voorflagen gehoor te geven, en zulks ook gaern te willen doen; mij verzekerd houdende, dat mijne raadsvrienden van die zelfde gevoelens waren : des ik 't over mij zou neemeu , de poort te openen ; zoo als ge. fchiedde. De voorflagen van den heer ter peekwyk, in den raad, behelsden niets anders, dan om 't krijgsvolk willig jn te neemen, — 't zelve fpoedig van huisvesting, en 't nodige te voorzien,—■ en dan kon men verzekerd zijn, geen overlast van den foldaat (volk in onze foldij), te duchten te hebben. En wie zou daar ook aan twijfrelen ? van vreemde, vijandelijke, aan tucht gewende, knech* ten zou men niets meer te duchten hebben. De llatenboden brachten het beruchte manifest , behelzende den uitleg van het niet min beruchte ftaatsbefluit van den 31 Auguftus, ter tafel van den raad; alwaar 't,zelfde een allergewichtigst or-  derwerp van beïaadflagjpg opleverde. .—, Waaf van 't algemeen en ecnftemming befluit was, om, behoudens allen eerbied voor h. e. m. de hh. Staten des furftendoms Gelre en graaffchap Zutphen> in een brief aan hoogst dezelven te verklaren, dat de raad, en gezw. gemeente, thands niet in Haat waren, aan dit Huk te kunnen voldoen. Zoo als dan ook door den fecretarius, namens den gehelen raad, zulk een brief werd afgevaardigdwaar op de boden, te gelijk met den heer ter pelkwyk, de ftad verlieten tusfchen. een en twee uuren. De redenen, welken den raad, immers mij, in den zelfden, tot dit wichtig befluit noopten., waren, zoo ik mij niet bedrieg, van wegens den kort bepaalden tijd, niet weer op nieuw in dien brief ontwikkeld. Dan ik voor mij, die, ik ontveinze hét niet, huiverig was, omtot zulk een befluit te komen, en 't zelfde vol te houden, gevoelde, van den eenen kant, vol eerbied, 't wettig gezach der ftaten: dan ook, aan den anderen kant, de verplichting van den duuren eed voor de rechten en vrijheid dezer ftad, een integrerend medelid der fouveraiaiteit; als mede, 't geen door den raad, omtrent dinkgreve, en vervolgends omtrent de krijgsbezettinge-i verricht was. Waar voor, en dit ontveinze ik ook niet, ik meende een zekeren borg te hebben in 't groot unie verbond. Terwijl ook eindelijk, de zaak .(indien 't niet zij, 't geval van mr. a. BIKKCR ? v E > dan weet ik niet, uit welken grond ?) E  bn dërzêlve toedracht, in dien tijd en oogenblik, zoodanig reeds uit't geheel waren, en de onderlinge verwijderingen,welken niet alléén in 't kleine Hattem, maar vooral in 't vaderland woedden, tot zulk eene hoogte geflegen, dat ik mij verplicht zag, niet om den raad zulk een befluit te doen neerhen, (dan zou ik mij in een ander gezichtspunt moeten befchouwen); maar om dat zelfd , met den raad, te neemen; gelijk zulks ook door den raad gefchied is. Niet zonder grievend leed moet ik zien, dat 't niet openlijk afkondigen, (ja! die gewone plechtigheid 'o.ntbrak 'er aan, anders ware 't algemeem over bekend), van dat fluk, of manifest, wordt aangezien, als vilipendie, verfmading van de bevelen clcr Staten;—> en mij, als medewerkende oorzaak, ten laste gelegd. Zonder thands te treden in 'tvraagfluk: of den 'lieden, 'allerlei flaatsrefolutien kunnen worden opgedrongen, en dezelven kunnen genoodzaakt worden, tot dierzelver openlijke afkondiging? waar 'omtrent aanmerkelijk is, 't geen uit't protest der Had "van Harderwijk, boven artijkel II, is aangetogen. De premisfen van den raad bevat- teden zoo veel beweegredenen, waar om dezelve niet kon beflniten, daar aan te voldoen. Des het'gevolg was, en moest zijh, dit flaatsfluk ter neer te leggen. Het befluit, van krijgsbezettinge te zullen moeten inneemen, oordeelde men weder rechtelijk: en dit werd door 't manifest niet weg-  genomen. Dus zag zich de raad tot dit gevolg, het neerleggen van 't manifest, van zelve genoodzaakt; als die noch in geenen deel overtuigd was geworden, kwalijk gehandeld te hebben. Immers, ivas die niet verplicht om, zijns ondanks, krijgsvolk in te laten, en zich 't ftaatsbefluit des aangaande te laten welgevallen: dan kon dezelve ook niet verplicht gerekend worden tot het tweede, als zijnde een gevolg van 't eerfte. En als zulk een gevolg kan dit niet afkondigen van dat manifest, alléén, aangezien worden, 't Welk, gefield ook, de raad had gedwaald, dan noch in 't geheel beloop, en de toedracht der zaak, niet alleen kan, maar welligt moet, in een min hatelijk daglicht gefield, en beoordeeld worden. Door dien, alhoewel daar uit, bij gevolgtrekkingen, op eene zekere onderftelling gebouwd, verfmading der bevelen der hoge overigheid, ja! misfchien noch meer, kan worden gehaald, deze, en wat dies meer, daar in, naar 't oordeel en oogmerk van den raad, als mede naar de gronden hunner befluiten, niet kunnen of mogen gezocht worden: overmids deze gronden bij den raad, benefiënds een zeer aanzienlijk deel der integrerende medeleden derhoge overigheid, zoo wettig en deugdelijk gefchat wierden, als de andere onderftelling ongegrond en wederrechtelijk. Overmids ook het opzet,'t welk doch in verfmading, als wanbedrijf, ligt opgefloten , het doel, en oogmerk van den raad niet was, de bevelen van de Staten te verfmaden; veel E 2  t5n C 72 ) ^ eer met allen eerbied aan te neemen, en naar te leven, mids de palen van het gezach, ten nadeel der ftads voorrechten, niet te buiten gaande, en met de grondwetten beltaanbaar. In zulk een geval verfmaadt, of wederftaat men het oppergezachniet, terwijl dit ten dezen opzicht geen pfaats heeft; 't welk door den wel edelen geft. heer b. j. verstege, burgm. van Zutphen, in zijne aanteekening van dien zelfden tijd, betoogd wordt (i). Dan, ik bepaal mij bij 't gefchiedkundige, 't welk omftandigheden oplevert, die, in de rechte beoordeeling van dit onderwerp, en de berekening van 't geen ten mijnen laste kan komen, noch kunnen, noch mogen, uit het oog verloren worden. In dit manifest werd de tijd van beraad: of men de stadspoorten voor de krijgsbezetting wilde openzetten, dan niet? bepaald op Hechts drie uuren, na den ontvangst van 't zelfde. Van dien ftreng bepaalden tijd verliep een goed deel, eer de gezw. gemeente vergaderde, die nochtans zoo fpoedig, als immef doenlijk, werd bij elkander geroepen, en daar over raadpleegde. Wier befluit vervolgends daar op neer kwam, dat daar aan onmogelijk kon voldaan worden. Ook kwam 't den raad ondoenlijk voor, om Of de voorgefchrevene wijze en voorwaarde, in dac (O mjlorisch verhaal van Hattem en Elburg, VII. hoofdlt. bl. 251 252.  C 73 ) %tfh fr>jdftip, daar aan te beandwoorden, al waren ook h. e. a. anders noch zoo geneegen daar toe geweest. De korte tijd, en die reeds meer dan half verftreken was, gepaard met de gistende gemoederen der gewapende manlchappen, zoo wel uit dc ftad, als die van elders zich in dezelve bevonden, waren onoverkomelijke zwarigheden, en konden niets anders, dan de zorgelijkfte bedenkingen inboezemen. De zaak, tot ons innig leed, zoo verre gekomen, en tot zulk eene fteilte geftegen, kon onmogelijk, fchier oogenblikkelijk, tot zulk een geduchten keer gewend worden, als van 't een uiterfte tot een ander, zonder eenig tnsfehen beiden komend midden. Dit alles begreep de raad, (toen beftaande uit de hh. brouwer, tulleken, en v. west ervelt), eenparig: die derhalven eenparig van oordeel waren, dit fr.uk ter neer te leggen; zoo als •ok 't gevoelen der gezw. gemeente was. Wat, en hoe veel 'teen en 'tander, hier aangevoerd, vermag op 't bezwaar, in dit artijkel bevat, zoo ten opzicht van den raad in 't gemeen, als van mij in 't bezonder? laat ik aan 't onzijdig, bezadigd, en rijp oordeel van den weidenkenden man. Dit fchroom ik, in allen gevallen, niet, als zeker, te ftellen: dat, noch bij den raad , noch de gemeente , een opzettelijk voorneemen was, de bevelen der Staten met fmaadheid te verwerpen; dat ik in de gevoelens van raad en rneente, dit ftuk betreffende, mede verE 3  keerde; — dat ik ook tot dit befluit heb mede gewerkt;— dat ik eindelijk,— zoo daar door iets misdadigs door den raad en meente, in hunne begrippen, betrekkingen, ftaat, en tijds omftandigheden befchouwd, kon verricht worden, of verricht zij, dat ik dan ook, zulks gefield zijnde, daar in met hun deele, maar volftrekt niets meer; — dat dus mij, in dit opzicht, niet meer kan ten laste gelegd worden, dan elk ander, toen tegenwoordig, lid van den raad. XL Ik ga over tot het laaste, mij opgelegd, wanbedrijf, ten mijnen opzicht dus luidende: ,, dat ik in mijne ftrafwaardige handelingen hebbe gecontinueerd, en, na dat ik met een groot gedeelte der burgerij, en alle de tot hulp geroepene gewapende vreemdelingen, op den 5 September 1786, de ftad Hattem, op het aannaderen der militie, door de hh. Staten dezer provincie herwaard gezonden, door de vlucht verlaten, en mij op een vreemd territoir hadde geretireerd, zoo voor mij zeiven, als in naam van de gevluchte burgerije der ftad Hattem, een alzins,voor de heeren Staten dezer provincie, grievend en honend adres, aan de hh. Staten van Holland, op den 10 Scp-  ^ C 75 ) fefi* tember daar aan volgende, mede hebbe-geprefen» teerd" enz. Tweeledig is dit bezwaar, of wel drieledig: 't vluchtig verlaten ftad; de wijk na een vreemd grondgebied; het verzoekfchrift aan de Staten van Holland. De goede God verhoede, dat ik ooit weer in zulk een hachlijk cn angstvallig tijdflip gerake, als dat was, waar in ik 't laaste uurtje van den noodlottigen termijn, in 't manifest bepaald, mij bevond. Ter goeder uur werd ik in 't zekere bericht, welk zwaar gefchut, en geduchte overmacht tegen ons wierd aangevoerd, en op welke wijze deze ftad zou worden aangevallen; waar tegen ons te weerloos Hattem nimmer beftand ware. Tot onderlinge minzame fchikking was nu geen fchijn van hope, of grond meer overig. Om met vrucht, en welberaden vooruitzicht op een goeden uit» ilach, daar tegen 't beleg te wagen en vol te houden, fchecn mij zoo roekeloos als ommogelijk; gemerkt den flechten toeftand der ftad, cn te veel onvoltooijde voorzorgen: weshalven 't algemeen gevoelen was, flegts verwcerender wijze te werkte gaan. Ik vond mij verplicht, en bleef ook geenszins in gebreken, den raad hier over vooraf te onderhouden, en aan h. e. a. mijn gevoelen, des aangaande, rondborftig en nadrukkelijk, open te leggen. Terwijl h. e. a. mij, tot de commisfiê van 't defenfiewezen der ftad benoemd en aangefteld, terzefcerden, 't een en 't ander, met een E4  ^ C 7^ ) "On¬ volkomen vertrouwen aan mij, en die commisfiê over te laten, niets anders begerende, dan behoorlijk, en tijdig van 't geen beraamd, of gedaan zou worden, onderricht te zijn. Hier van, als mede van de echte gefteldheid der zaken, aan onze commisfiê bericht gedaan hebbende, was fchier de tijd van beraad, tot op drie vierde van een uur voorbij. Ik, meenende van den waren toefiand der zaken van binnen en buiten grondigst onderlegd te zijn, begreep, dat men fpoedigst tot eenig nader Hefluit moest komen , wilde ik geene oorzaak zijn van 'eene ongelukkige ftad, wier vernieling, gepaard met den wisfen dood van velen, ik reeds voor opgen zag. Intusfchen was de tijd te kort, om krijgsraad te beleggen, terwijl, ook de commanderende officier niet op zicht te vinden was. Men befloot dus (in onze commisfiê), om een krijgsraad van kapiteins der gewapende burgerfehappen te beleggen. Dezen bij elkander zijnde, werd hun de echte en ware gefteldheid der ftad, kort en zakelijk opengelegd; als mede,— de wijze, hoe wij gedreigd wierden van buiten? dat *c geweld met geweld te keeren, de burgerij en ftad aan eenen wisfen dood, en verwoefting, zou blootHellen; — dat't geenszins de meening van den raad, en gezw. gemeente ware, om de flad plat, of tot een aschhodp te laten fchieten; dar 't ook ^geenszins de begeerte en wensch van onze beste yoorftanders des vaderlands ware, zich dewdriaig  C 77 ) «aft¬ en roekeloos tegen een geweld te verzetten, waar aan deze ftad geen weerftand,' met vooruitzicht op goed gevolg, kon bieden; •—■ dat veel eer hun vaderlijke raad, en hartelijke bede was, ten behoud voor ftad en volk, die overmacht, welke tegen ons opgezonden was, te ontwijken. Ten welken einde, van wegens deze commisfiê, als ook namens den raad en gezw. gemeente, werd voorgedragen, om ingevolge een gemaakt ontwerp van retraite af te trekken, en de ftad te veriaten. Alhoewel dit voorftel fchier allen vreemd en hard in de ooren klonk, kon men echter, den ftaat en de ligging dezer ftad, zoo als dezelve thands was, ongeveinsd indenkende, en met het bericht van 't aanrukkend voet - en paarde volk, en gefchut, vergelijkende, niet ontkennen, dat de kans zeer ongelijk was; en, ingefloten wordende, fteeds ongelijker moest worden. Weshalvcn, om geene andere wel gegronde bedenkingen nader te ontwikkelen, men algemeen bepaald hield de ftad te verlaten. En, ten dien einde, zou zich ijder kapitein weder na zijnen post begeven, om, op het eerfte bevel, met zijne onderhebbende inanfchappen, af te trekken. Toen de last tot den aftocht afgevaardigd was, trokken de drie eerfte commandoos» of divifien in goede orde de linie in. Intusfchea vernam ik, kort daar na, zeer grote verwarring uit een, trouwens niet ongegrond, voorgevoel van -plundering ontftaan ; door dien een iegelijk naai*  zijn huis fpoedde, om eenige goederen tc halen. Mijne pogingen, om zoo veel doenlijk, dc orde en bedaardheid te doen behartigen, werden in dat tijdftip, altijd niet even vriendelijk opgenomen. Ik errinnere mij noch, dat ik tusfchen drie, op mij gedreigde, bajonnetten inftond, en van een ander bijkans met een fabel wierd gehouwen. 'T lukte mij echter dezelven, door bedaardheid, te recht te brengen, en te doen begrijpen, dat zij best deden, na hunne posten te rug te keeren, en zich te gedragen naar de ordes hunner bevelhebberen. Voords na hier en daar rond gezien hebbende, begaf ik mij te rug na de raadzaal; en deze vond ik geheel verlaten, de deur der fecretarij, met de neutels daar in, openftaande. Waar op ik, de voor handen zijnde papieren, zoo veel doenlijk, geborgen hebbende, de deuren toefloot, cn daar op begaf ik mij mede in den Aroom der vluchtende menigte ter ftad uit, zijnde de hh. urouwer, en tulleken, reeds weg. Ik was ter ftad naauwelijks uit, of mij dunkt, 'er wierd uit de ftad, maar vooral tegen dezelfde, hevig gevuurdmet grof gefchut. Naar mij voorftaat, werd eene houwitzer granaat in de ftad geworpen, die een geweldigen flach gaf;'en, volgends 't zeggen, zelfs brand veroorzaakt heeft. Voords werd 'er eene andere geworpen, langs den kant der ftad, over de ftreng,op den Celderfchcn waard; als ookcene, na de ftad reeds verlaten was, over de Ovcrijs-  €k» C 79 ) tóft- ielfche batterij. Veel meer zou ik bij deze gelegenheid noch kunnen aanvoeren, ware het nodig: dan uit 't verhaalde, is alleszins merkbaar, dat ik, als gelaste uit den den raad, tot en met de commisfiê van defenfie , 't mijne, in zeker opzicht, heb toegebracht, de Had, voor dat dezelfde door vijandelijke overmacht wierd ingenomen ,te ruimen. En heb ik van deze noodlottige commisfiê eenig genoegen kunnen hebben, 't is alléén dit: zoo ais ik ook reeds boven betuigde (artijk. IV), dat ik, welligt nietgeheel vruchteloos, medegewerkt heb, geduchtere onheilen voor te komen, ftad en burgerbloed te fparen, als ook menige moeder en onnozel kroost, in den droeven ftaat eener ongelukkige weduwe, en vaderloze wezen, te zien gebracht. Is ook, in dit opzicht, zonde en misdrijf begaan, dan heb ik de eer met allen, die der commisfiê en anderen, daar in te deelen.— Terwijl mij dit ook noch niet zeer berouwt, gemerkt de omftandigheden van dien tijd, en de gehele toedracht der zaken, zoo als dezelven toen lagen. Deze, trouwens, kunnen bezwaarlijk zoo gevoeld en ingezien worden, van mombers en anderen, als van hun, die dezelfden beleefden, en in haar geheel beloop zagen ontwikkelen. Men zegge vrij van achter: dit hadde zus, dat hadde zoo moeten geleideden. Men kan ook even zoo fiks éndwoorden, ten opzicht van hun, die ia 't te-  gengefteld gevoelen ftaan: dit hadde zus, dat hadde zoo moeten gefchieden. Hoe verre is men dan gevorderd? 't Was nu zoo; en, zoo als 't was, moest men kiezen, 't geen best, of't minst nadeeIig was , immers als zoodanig hoogstwaarfchijnlijk voorkwam: en dit was 't verlaten der ftad. En dit is, hoogstwaarfchijnlijk, ja! misfehien zeker, 't best geweest, indien niet voor de plundering (die men te vergeefsch zoekt te verfchonen, en te verkleinen, en waar omtrapt de ontniddclijke aanfehrijving van zijne Hoogheid, om 't genomene weerom te doen geven, en 't overige vermiste te doen betalen, door de onderhebbende troepen van den generaal majoor spej.clek (m), fai) Echte ftukken v. Hattem en Elburg, II afgifte, bl. 15. volg. waar men dit onder anderen leest: „ Met het grootfte ongenoegen , heb ik uit uwe rapport vernomen, dat niet tcgenftaande de Strikte order, die ik uw C. g. bij zijne inftruftie gegeven badde, de onder uw e. g. commando (taande troup'es zich zoo verre vergeetcn hebben, van desordies te plegen., en huize;* te plunderen, en te nccrr.en goederen van inwoonders der ftad Plattem, cn onder anderen, dat zij 't huis van ) den heere Landdrost van Veluwe hebben gefpolieert, 200 kan ik niet afzijh, om uwe. g bij dezen aan tofehrijven, om ten fpocdrgften te doen opnecincn, hoe veel Ledraagd de fchadens, die aan de huizen der ingezetenen van Hattem zijn veroorzaakt, en al 't genomene  filets dan billijkheid ademt, en hoogachting verdient), ten minden voor moord en doodflach» ■ Was trouwens de ibudenicr nu, daar 'er geen gewapend burger was, niet te bendigen; wae dan, zoo zulk een man onder zijn oog was gekomen ? De losbandigheid en woede der krijgsknechten, jn die dagen, was in Gelderland onvoorbeeldig ; gelijk Elburg, waar uit toch geen fchot gedaan was, ook ondervond. En wien is onbekend, 't gebeurde te Arnhem? en 't geen zelfs door eenige officiers, dicht voor Deventer, werd uitgevoerd? En wat kan fterker zijn, dan de plundering, hoe wel wat later, te Harderwijk, waar officiers en foldaten overhoopt wierden met vriendelijkheden; waar geen fchijn van tegenweer, geen fchijn van rede, hoe genaamd, was; waar alles, dat mijn heer de commandant begeerde, of verzogt, gefchiedde ; waar die zelve zelfs belijden moest aan den, te recht gebelgden, raad, dat alles ten hunnen faveur was: des niet tegengaande aller beestachtïgtst geplunderd, en machtig veel goed vernield is; om eindelijk vans'Her- te doen rcflitueeren, en 't gecne genomen is, en niet gevonden kan worden, te doen betalen, door uw e, g. onderhebbende troupes; ten ware dat 'er een corps was, waar van uw e. g. verzekert was, dat zij gecne desordres hadden gepleegt; in dat geval, moeten defehadens door dc andere betaal: worden" enz. ——•  togenbosch, (gave God, dat woefte plunderzucht voor altoos en eeuwig daar heure uitvaart had gevierd!) niet te reppen. Betreffende 't vreemd grondgebied, zoo als men 't noemt, werwaard 't vluchtend Hattem zich begaf: dit, om de waarheid te zeggen, kwam volftrekt niet in bedenkinge. Maar alléén dat, 't welk men 't fpoedigst bereiken kon, en waar men veilig was voor den dreigenden foldaat. Hij, die de ligging van Hattem, en de gefteldheid van zaken van dien tijd en dag , min of meer weet, bezeft lichtelijk, dat 'er geene gevoeglijken wijk kon zijn, dan na 't Overijsfelfche; 'twelk, of fchoon geen Gelderland, echter in 't bondgenoodfchappelijk Neerland is, en dus ook niet, dan in een zeer bepaalden zin, vreemd genoemd kan worden. Hoe men daar mede de hh. Staten van Gelderland kon beleedigen? was ons onbegrijpelijk. Zulks iets zou veel eer in ons, ten opzicht der hh. Staten van Overijsfel, in 't bezonder der hoofdlieden Deventer, Campen, en Zwolle, zijn opgekomen, waren wij niet verzekerd, dat dezelven, aan welker bemiddeling wij ons gaarn hadden onderworpen, en die zoo veel pogingen in fchrijven, vergaderingen, bezendingen aan de Staten van Gelderland, en den Stadhouder, ter conftitutionele vereffening der ontftane verfchillen, en ter voorkoming van zulke landverderflijke verbitteringen, en hatelijke verwijderingen, welken door de hh. gecommitteer-  den dot drie hoofdfted^n, als mede door de hh, ordir.aris gedeputeerden daar uit werden voorzien (n)j ons dit ten goede hielden: gelijk de- (-} Ter opheldering cn bévestfgïhg van dl zoowel, als deze en gene voorgaande plaatfén, die allen op de cdeie pogingen van dezen onzen nabuurigen bondgenoot, ter minzame vereffening der onlusten en verfcm'llen, tusfehen de fteden van Hattem en EÏbürg en de hh. Staten van Gelderland, aangewend, dcelen, zal 't niet nutteloos zijn, eenige trekken aan te voeren. „ Wij treden, dus luidt de taal der gedeputeerden, uit de hoofdlieden, in hunnen harte'ijken, nadrukvoller! brief van 't Loo, den 4 September gezonden aan de Staten van Gelderland, w3 treden in gcenen deele in de merite der ontdane verfcbillen, noch inde redenen, die u cd. mcg. bewogen hebben, tot dezen uitérften ftap te befluiten; dit zoude ons afleiden van 'C ware oogmerk der mediatie, dewelke wij wenschtcn dat ÜateiyK van deze landfehap wierd aangeboden: 't welk niet afwijkt van de gronden onzer conftitutie. Wij vinden ons dan verpligt', om, op nieuw, op 't allerernftigfte aan te houden, dat u ed mog. zich al ncch mogen laten bewegen, waartoe zelfs meerder aanleiding wordt gegeven , d.>or een declaratoir aan ons gedaan, van wegens de ftad Hattem, in een brief, wacr van wij copic dezen bijvoegen, en waar in duidelijk verklaren, op redelijke voorwaarden wei te willen acr s-ornmoderen: en 't welk zij ook mïsfehien reeds direc-  zeiven, op de verplichtendfte wijze, deden; alsook de Staten van Holland, die reeds door de tel ijk zullen hebben bcwerkfJelligd, of noch daartoe overgaan. Zullen nu u cd. mog. tot welker kennisfe dit komt, dit en onze repraefentatien met ftilzwijgën , en ongemerkt laten pasferen, zonder daar op da minfte reflectie te (laan, of zich te laten overhalen, om cenigecondefcendance te gebruiken, in eene zaak, die, naar 't oogmerk van u ed, mog. doorgezet wordende, gewisfclijk de doodelijkfte gevolgen, voor'» gehele vaderland zal hebben; gemérkt de allergrootfte fentatie en verbittering, welke dezé demarche reeds veroorzaakt heeft, en uitgevoerd wordende , noch verder hebben zal: daar 'er nu zoo veel gelegenheid gefchapen is, om 't zelve, met befparinge van het burgerbloed, zoo dierbaar aan de wettige regeringe, misfchièn op eene redelijke wijze, buiten het gebruik van de geweldigflc middelen, te kunnen zien uit den weg geruimd. Wij bidden dus u ed. mog. bij al wat dierbaar is, bij de zucht en ijver tot welzijn van 't vaderland, en de herftelling van de inwendige rust, ook in uwer ed. mog. provincie, op allen deze, toch ernftig 't oog te vestigen, en met alle dien fpoed, welken het gewigt der zake vereischt, en in 't welke een allergroots en eminentst gevaar, in de vertraging van een voldoend befluit, in dezen gelegen is, op onze vorige, en deze herhaalde vertogen gelieven acht te geven, en ordre te ftellen, dat alle mefures van nadruk, mogen wordeg  Överijsfelfche hoofdlieden van onzen noodlottige^ ftaat onderricht waren, en welker befcherming, gcfurcheerd, de aanmarsch der froepes, daar zij zijn ' geftaakt; en ten rainften beproefd, of, en welke mid> delen tot accommode.nent zouden kunnen worden ge. adhibeerd? weikeu te verwerpen, wij voorzien, dat de gehele rep'ublljk in dj fchromelijkfte verbittering zal zetten, waar van wij, zo nabij geie 'en , reeds't fmeitelïjk gevoel hebben, door eene vuurige drift en onwederftaanbaren ijver, die uwer ed. rnog. demarche en refolutie, alreeds onder onze burgerijen, veroorzaakt heeft, en welke uw ed. mog., zoo wel als wij, reeds weten, dat in alle andere provinciën plaats heeft" enz, De hecren ordinaris gedeputeerden der Staten van Over» ijsfel binden dit met geen minder aandrang aan, zich dus, onder anderen, in hunnen brief aan de Staten van Gelderland uitende: „ Wij vinden ons, edele mogende Leeren! thands in ftaat gefteld,omvan degevoelens van de ftad Hattem, ten dezen opzicht aan u ed. mog. overtuigende blijken te geven, door het hiernevens overzenden van een authentijeque copije eener misfive van burgemeesteren, fchepenen en raad, nevens de gezworene gemeente van dezelve ftad, aan de heere'n van den magiftraat der ftad Zwol, op dit fubjeft, gefchrevèn den 2 dezer maand, en waar bij dezelven openlijk betuigen , niet alleen, de bier bovengeme'de mecliatic van hunne zijde, met alle dankbaarheid, te zullen F  ifervolgends, de gevluchten uit Hattem en Elburg eerbiedigst affmeekten ; welk fmeekfchrift, ein- aanneemen; maar ook verklaren, niets meerder tewenfchen, dan dat de rust en eenigheid in de provincie worde herfteid, op redelijke voorwaarden , waaraan altijd gaarne zullen defereren, zoo veel maar eenigszins mooglijk, en niet derzelver rechten en vrijheden, bc- ftaanbaar zijn zal. Terwijl \vij echter, edele mogende heeren! dezen morgen nader geïnformeerd worden, van den voordgang des aanmarsch van deze troepes naar voorfchr. ftad, voorzien met een groot aantal van zwaar kanon en mortieren, met de d lar toe behorende ammunitie van oorlog: komen die toebereidzels ons voor, ten klaarften aan den dag te leggen, een ernftig voorneemen van u ed. mog. om deze ftad, wanneer die mogt weigerig blijven, tot de begeerten van u ed. nrpg. over te gaan, alzoo met het befchieten der ftad met grof gefchut, en met het inwerpen van bomben te benauwen, en tot eene onderwerpinge te brengen. En wij kunnen ons niet onthouden, van voor onzen geest te brengen, het akelig toonneel, dat voor de natie, ja! voorde gehele waereld zoude geopend worden, door zulk eene, ftrafTe en uiterfte, behandeling van deze ftad, met alle derzelver ingezetenen, en meer andere perfonen, welken van verfcheidene oorden,eu mede uit deze provincie derwaard zijn toegevloeid: niet, zoo wij denken , uit een voorneemen, om ingezetenen tegen den fouverain aan te zetten; maar uit een alge-  mïjk de zwarte lijst mijner majefteits krenkende misdaden fluit. meen onfchuldig denkbeeld, om de billijke bezwaren, die dezelven mogtën hebben, te doen onderzoeken, ea daar in', zoo best mooglijk te worden voorzien. Althans, edelfe mogende heeften] het komt ons uit de bovengemelde misfive van de 'regering der ftad Hattem voor, dat dezelven zich uwer cd. mog. gezach'niet willen onttrekken : maar alleen begeren, dat hunne zaak, door mediatie van onpartijdige,!, mag worden onderzogt; en zij, geconferveerd bij hunne rechten en vrijheden, gereed zijn, zich daar aan te onderwerpen. Wanneer u ed. mog. de goedheid willen hebben, om maar voor een oogenbfik, de zaaken dezer ftad of fteden uit dit oogpunt te befchouwen, twijffelen wij geenszins, of u ed. mog. zullen wel met ons begrijpen, dat hier noch geen presfante noodzakelijkheid voor handen is, om in dit geval, zulke maatregelen te gebruiken : als waar door niet alleen deze fteden, die altijd getrouwe leden van het bondgenoodfehap geweest zijn, en fteden, bezittende rang en plaats in u edel mog. aan• zienlijke fouveraine vergadering, geruïneerd zónden kannen worden, en in een puinhoop verkeerd; maar •ook zoo veel menfchenbloed geftort, zoo vele ongelukkige weduwen en wezen gemaakt, en zoo veel familien bedorven enz. Wij twijffelen dan mede geenszins, of uw edel mog. landvaderlijk hart zal hier°door bewogen worden, om den verderenaanmarsch dertroeF 2  «gVi» ( 88 ) »T is zoo: ik heb dit, naar deletter ingezien, voor mij en de overigen mijner medeburgeren geteekend, (bijlage onder letter R ). Ik beken ook geheel edelmoedig, dat men daar uit niets anders, in den eerften opllach, kan ontdekken: dan, ik heb dit gedaan en gemeend, zoo als 't 'er ftaat, en zoo als een ijgelijk ander. Intusfchen is 't ook zeer zeker, dat ik zeef fchoorvoetende tot de teekening van dit adres ben gekomen. Van 't begin af, ftond mij die gehele commisfiê tegen. Ik was ook, Gode zij dank! in die omftandigheden, dat ik, voor mij, 'ervan tusfchen kon ; en die protectie juist zoo zeer niet nodig hadde. Dan de onophoudelijke aanzoeken , het bidden en fmeeken der kermende menigte van gevluchte medeburgers, het zien van zoo veel ongelukkigen, wier have en goed, door den losgelaten krijgsknecht, was vernield en uitgeplunderd, — dit alles maakte mijn medelijde» pen te doen ftaken, op dat alzoo noch vreedzame middelen bij de hand mogen genomen worden, tot herftel der zaken in hare vorige rust. Wij verzoeken, dit alles op u edel mog., met al dieo ijver en aandoening, welke het gemeen belang, en de behoudenis van zoo vele ingezetenen" enz. Men zie deze, en andere merkwaardige en belangrijke ftukken, in 't hiftorisch verhaal van Hattem en Elburg, VIII. hoofdft. bl. 275-328.  gaande; mijn gemoed werd bewogen en aangedaan; ik voelde mij genoopt, hen mijnen dienst, de manus miniftra, in dezen akeligen en jammervollen toefiand, waar in zij zich bevonden, mee te onttrekken. En zulks kon ik te minder, daar zij van hunnen kant, alle uitvluchten wegnamen, en alle mogelijke verzekeringen gaven, dat zulks, op hun verzoek en last, voor en door hen gefchied te zijn, zou gerekend worden, (bijlage letter S en T). Zoo als die zeiven, met alle bereidwilligheid en hartelijke erkentelijkheid, (het eenigst genoegen, dat ik van die, den gevluchten niets batende, mij hoogst fchadende, commisfiê gehad hebbe), gaven. Ik voege hier bij, overmids mij toen reeds, bij de vluchtige oplezing, eenige uitdrukkingen tegenftonden, de overreding en verzekering van anderen, dat, gelijk zulk een adres aan een bondgenoot, in zulke omfiandigheden niet wederrechtelijk kon worden aangemerkt: ook niets dan zuivere waarheid in 't zeilde vervat ftond. 'T een en 't ander gelde, zoo veel en zoo weinig als 't kan: omfiandighedennochtans, in den drom dier tijden, en onvoorbeeldige gebeurtenisfen, wier invloed op 't menfchelijk hart, hij die niet geheel onmenfchelijk is, niet kan betwisten. Die ook de aandacht van den rechter, die naar waarheid en recht oordeelt, niet mogen ontgaan. En voorzeker! ik had alles kunnen voorzien, maar niet, dat men .'een adres aan een bondgenoot vaa F 3  ^ C 9° ) Gelderland, zoo als Holland is, naar 't eeuwig verbond, zou aangemerkt hebben, als een majefteit fchendend misdrijf! —: dat men een adres, aan Holland, zou genoemd hebben, een adres aan een vreemd fouverein! Zulks, had ik moeten denken en duchten, had men zich naar deze of gene mogenheid, buiten het vereenigd Neerland, gewend. Mén is 't, zints dat de oude ftaatsman 3. v. OLDENBEBNETVEtT, landsvaderlijkegedachtenis ! zijnen grijzen kop, op't Haagfche binnenhof verloor, wel eens, en zulks is mij ook altijd geleerd, dat elk. der Neerlqndfche vereenigde gewesten, in den zijnen, fouverain is: dan doch pok, dat de zeven vrije gewesten, onderling door de unie, als tot een, verbonden waren (0)1 en dat, in geval van misverftand , onder de leden van dit verbond, die zekerlijk, niet alleen de provinciën zelve,zijn QO, men tot de bondgenoten zijne toevlucht met recht mag neemen. Zoo als die zeiven verplicht zijn, ter onderlinge befcherming en vrijwaring der voorrechten enz. Qq). Voords, zal en mag ik mij over den inhoud van dar ftuk niet breed uitlaten. Zeker is *t, dat 't hoog klinkt, 'tgeen, uit dat adres, door de mom- (0) Jonkheer g. w. van zuylen van nievelot, 1. c. p. 163. (f>) Ibid 1. c. bl. 163. (ï) Ibid 1. c. bl. 16S.  boirs in 't intendkh, en 't hof in't vonnis, wordt aangevoerd. Ik wil en moet mij fpeenen, van over dc/e gezegden, en uitgekipte Hellingen, die aanmerkingen te maken , welken derzelver verband, — de tijdsomflandigheden, — de toenmalige toedracht van zaken, — de gemoeds gefteldheid, en ftaat der adresferende perfonen enz. menigvuldig en nadruklijk opleveren. En fchoon ik wel weet, en bezef, dat die welligt niet geheel toereikende zullen , noch kunnen, gekeurd worden , al den fchijn van 't misdadige uit te doen: dezelven zullen echter dit bezwaar, altoos veizachten, nimmer verergeren. Hoger als't hier genomen is, kan 't ook niet genomen worden. Ik ben noch edelmoedig genoeg te erkennen, dat zommige uitdrukkingen, zoo ontijdig, als onbezonnen zijn. Eene aanmerking, die ik nu fchrijf: doch die ik eerlang reeds opperde. . En ik verwijt mij nu zelve noch, dat ik mij diezelve, toen ter tijd, zoo makkelijk liet wegredeneren. Men verzekerde mij, dat men aan de Staten van Holland, mondeling, zou verzoeken, om de gunftige befcherming van h. groot mogenden. Terwijl ik 'er noch bij aanmerkte, dat zulks dan aan alle de bondgenoten behoorde te gefchicden. Intusfchcn vernam men, dat zulks niet mocht zijn, wordende geene bezondcre perfonen in gemelde vergadering toegelaten: maar dat zulks bij verzoekfehrift behaorde te gefchieden. Daar oj» F 4  C 9* ) werd d;t flik, daar al 't g bru de noch in vollen gloed was, d >or ijmand, in wa me drift, op efteld. Hoe zeer men, toen ter tijd, aan zulke uitdrukkingen, die men zelfs in de couranten van eenen cos se, en schuurman, over en weer, als te gangbare munt, hóord meer gewoon was: heb ik nochtans mijne zwarigheid 'er tegen ingebracht, en Hond 'erop, dar. die verzagt wierden. Dan, men begreep, dat die zwarigheid ongegrond was. ■ Voords heb ik, zoo wel als van »yk, bij dat teekenen, ons alléén bepaald, tot het geen Hattem betreft, en niet verder. En die ttekcning heb ik niet perfoneel, om — eu voor mij gedaan; maar eigenlijk en alleen, voor mijne ongelukkige medeburgers. Dezelven hebben dit ook plechtig aan de hh. Staren van Gelderland verklaard, met bijvoeging, dat zulks naar hunne goedkeuring was gefchied, en, als door hen gedaan, wilden gerekend hebben, (bijlage letter S en T); welke Hukken , niet lange daarna, ingediend, den mombers en den hh. van 't hof, niet onbekend konden zijn. Ik voor mij, had mijne partij reeds gekozen. Reeds voor lang, was ik van zin, voor 't regentfchap, welks eer, en lust, en voordeel, bij mij, in mijne betrekking, niet kon Opwegen tegen deszelfs last en onaangenaamheden, te bedanken. Ik .kon niet ontveinzen, dat het verzoek der burgeren, om géene regenten te mogen hebben, dan die de behoorlijke hoedanigheden hadden , burgers dier ftad, en in dezelfde woonachtig, billijk,  C 93 ) u& grondwettig, en der ftad voordeelig zij (r). Én', hoe zeer ik ook Hattems ftad en burgerij geneegen, en toegedaan ware; wilde ik echter, die aan deze rechtmatige voorwaarde niet wel kon voldoen , der regering liever vaarwel zeggen. Ik had zulks ook in de daad reeds lang gedaan, ware ik niet door bezondere redenen, te rug gehouden ; voor al ook deze , die mij ijmand in 't najaar van 1785, met zoo veel ernst, als hartelijkheid, aanbeval : dat ik, in deze hachlijke dagen, dezen post niet moest nederleggen; en die mij toen, als 't ware, een zeker point d' honneur werd. Thands was ik ftellig bepaald. Ik bekleedde zints 't jaar 1775, dat ik de eer hadde, lid der regering te zijn, eenmaal eene voordeelige; eenmaal eene, deze laaste naamlijk, onereufe commisfiê. En daar mede was ik volledig voldaan. Mijne zucht en begeerte was, en is, ftil, onbellommerd, en —- zoo veel 't vöeglijk zijn kan, onafhanglijk, met de mijnen te leven. Een zegen en voor* recht , welks genot mij de gunftige voorzienigheid, voor mijnen ftand en ftaat, met eene niet bekrompene hand liet geworden! En waar toe ik, voor mijnen kring en behoefte, gcene protectie van Hollands Staten begeerde. Deze mijne manier van denken, is niet nu (expost) opgevat: ik ben (;•) .Hijlariseh verhaal van Hattem en E'.burg, V. hoofdft. bl, 19—49,  'tibit C 94 ) U/fy zeker, onder mijne lezende vrienden zullen zich opdoen, die daar van niet onbewust zijn. Men vergeve mij dezen uitflap, dien ik alleen deed, om te doen gevoelen, dat ik in die onderteekening niet mijn perlbncel belang beoogde. Ik had dit eerst adres, zoo min als 't tweede, onderfchreven, ware 't niet, dat mijne zoo zeer gaande gemaakte gemoedsaandoeningen, en flerk ontvonkte zucht van loutere goedwilligheid, toen ter tijd, de doorzicht der koude rede, en 't ftreng onderzoek van deze en geene gezegden, met derzelver onyekenbare gevolgen, te zeer bemeester» den. En, ik zal mij bedriegen, of mijn handel, ten opziert van 't tweede adres, ftraks gemeld, zal mijne gevoelens, ten opzicht van het eerflere, volledig bevestigen. Immers, toen de inleveraars van 't eerst adres aan de Staten van Holland geen vrucht ondervonden van die beloofde voorziening of befcherming, vervoegden zij zich, andermaal , aan die zelve hh. Staten van Holland, (in een nader gedetailleerd adres, bijlage onder U). Ter onderteekering van 't zelfde, heeft men mij, toen te Deventer mij ophoudende, even dringend aangezocht. Dan 't seen ik rond uit affloeg, uit hoofde , dat 't zelfde reeds onderteekend was door die genen, zeiven, voor welken ik 't eerfle hadde onderteekend; en daarom oordeelde ik zulks nu overbodig, noch ook overeen kom ft ig mijner commisfiê van — en voor dezelven. Terwijl nimmer  ^ C 95 ) y/* mijn voorneemen geweest was, zulks voor mij perfoonlijk te gaan fmeekeö. Ik had van p. c. hooft geleerd: „ die zich handhaven kan, leve op genade niet." Dus, meen ik, is uit dit beloop duidelijk op te maken, dat ik, in 't teekenen van 't adres aan de Staten van Holland, niet anders kan, of mag, aangemerkt worden,dan voor ipanus miniftra, geftrekt te hebben. Indien men nu alle deze berichten, aanmerkingen, en ophelderingen, over 't geen in het in. tendith der mombers, en de vonnis premisfen der heeren van den hovc, gefield is, onbevoordeeld nagae, en met de betichtingen der momboirs, en de redenen van 't hof vergelijke : zal men daar uit baar blij kelij k ontwaar worden, dat eenigen, ten mijnen bezwaar gebracht, geheel vervallen; anderen niet zoo zeer mij, maar den gehelen raad, betreffen, cn dan noch met die bepaling, dat ik, in de hachlijkfle tijdftippen, tegenwoordig zijnde , die fchikkingen , welken zoo hoogmïsdadig gekeurd zijn , niet beraamde, noch holp beramen, maar reeds beraamd vond; terwijl eindelijk, 'c adres aan de Staten van Holland, mij (beneffends j. h. v, dyk) alléén, betreffen. « En of dit zelve, in aanmerking genomen zijnde, de bovengemelde hoedanigheid,- bijzonderheden, en omstandigheden, 't geheel beloop en de toedracht dier zaken, in hun waar verband, dan noch in zulk een licht kan, of mag geplaa.ee wor--  ^ C 96 ) u& gen? Als tot verltandigen fpreek ik: oordeelt gij lieden. Na dat deze befchuldigingen van de momboirs, in hun intendith vervat, tegen mij waren aangebracht, en de edidtale indaging was afgekondigd, bleef ik niet in gebreken , 'er over uit te zijn, om mijne zaak te verdeedigcn: immers ten opzicht van eenige Hukken, derzelver ongegrond» heid geheel aan te tonen; ten opzicht van anderen, de zaak in dat licht te (tellen, waar in dezelve, naar mijne gedachten , wezenlijk moest befchouwd worden. Ik fchreef ten dien einde, kort na de gemelde indaging, een brief aan den heer m. c. brouwer, fecretarius van Hattem, met verzoek, om mij eenige affchriften van raadsbefl uiten, in 't bezonder die, welken van 28 Auguftus, tot 5 September 1786, genomen waren, ten fpoedigften te willen toezenden. Eén geruimen tijd verftreek 'er, eer ik van den zelfden, met eenig and woord, wierd verwaardigd. Dit kwam eindelijk, behelzende , dat hij , propria aucloritate , zwarigheid maakte, die verzochte uittrekzels mij te laten toekomen: des hij mij verwees na den raad, op dat die hein daar toe last gaf, (bijlage letter V).  Ik Het mij zulks welgevallen,, vervoegende mij in een brief aan h. w. e. a. d. d. 23 Julij 1787, houdende: dat ik den fecretarius brouwer hadde verzogt, om mij ten fpoedigften te willen ter hand ftellen de affchriften dier raadsbeftuiten, welken van 28 Auguftus, tot 5 September 1786, genomen zijn. Dat de heer fecretarius zwarigheid maakte, propria au&oritate, om aan dit mijn verzoek te voldoen. Dat ik mij hier over moest vervoegen aan den raad. Dat ik, hoe zeer van gevoelen, dat een medelid van den raad, affchriften van raadsbefluiten, voor al die, bij welken jjmand zelve tegenwoordig was geweest, en welken hem zeiven betreffen , van den fecretariuskan vorderen, mij verplicht vond, van dit weigerend antwoord van den hr. fecretarius, aan h. e. a. kennis te moeten geven: in vertrouwen, dat h. e. a. den hr. fecretarius, tot 't geven dei" gemelde affchriften, en 't fpoedig zenden derzelven , wel zullen willen gelasten. Waar mede enz. Edoch ik werd, noch met eenig andwoord, noch met de verzochte affchriften dier beftuiten, verwaardigd. Een geruimen tijd verliep 'er, wanneer ik mijn verzoek herhaalde, ineen brief van dezea inhoud: ,, Dat ik, bij een brief, d. d. 23 Julij, aan h. e. a. verzocht hadde, om den fecretariuste gelasten van, zoo fpoedig mogelijk, mij de affchriften der raadsbefluiten van 28 Auguftus, tot 5. September 1786, toe te zenden. Dat ik daar  op, door dezen, op nieuw, bij h. e. a. moest aandringen, om reden, dat de gemelde Hukken mij, in mijne tegenwoordige omftandighcden, van dienst zouden kunnen zijn. En zoo, onvermoed, h. e. a. daar in zwarigheid mochten maken, dat ik verzocht aan h. e. a. om mij daar van een declaratoir te laten toekomen te Harderwijk." Dan ook ten dezen opzicht gebeurde het zelfde. Mijn brief bleef onbeandwoord, en mijn verzoek onvoldaan : fchoon ik, uit hoofde van mijnen post, een onbetwistbaar recht meende te hebben, om gemelde raadsbefluiten te eisfchen; moe,=.t ik echter ondervinden, dat mij dezelven onthouden wierden. Terwijl deze, onverwachte en onvoorziene, manier van handelen van den raad der ftad Hattem mij fehicr geheel buiten ftaat ftelde, om mijne verandwoording, tegen de grieven van de mombers, behoorlijk te onderneemen. Dat echter, die ftukken voor handen waren, en den momboirs zijn opengelegd , heb ik, uit eenige posten op hunne rekening, (bijlage letter Z), ten duidelijkften gemerkt , als mede het zonderling lot mijner brieven aan den raad des aangaande. Intusfchen was ik voor mij niet vreemd, om in perfoon, op den geftelden dag rechtens, te ver* fchijnen, en den eisch der momboirs aan te horen: dan dit werd mij fchier, door allen, des kundig, volmondig afgeraden. Men ftelde mij zoo veel geduchte bedenklijkheden, daar in opgefloten, voor oogen, dat ik daar van diende af te  ( 99 ) isV^T kien : 't welk ik te gereder deed , daaf mij velen niet ongegrond, en hoogst ongemaklijk, voorkwamen. Alhoewel ik van adfesfeh, cn zoortgelijke febriften, üeeds zeer afkeerig was, kon ik 'er echtef niet van tusfchëri, den raad en *t gézach. van voorname , • doorkundige, en mij zeer geëerbiedigde perfonen, gehoor te geven, en over te. gaan, om aan de hh. Staten, een zeker adres te doen indienen; waar in onder anderen, op debefcheidenitè wijze, verklaard werd, hoe mijn gedrach eeniger mate konde gerechtvaardigd worden. Terwiiï ik 't nochtans des tijds overbodig oordeelde, de hh. Staten met zulk een uitgeftrekt vertoog op té houden. Ook was ik, in eenige opzichten, buitenflaat, zulks behoorlijk uit te voeren, döor mangel aan deze en gene bewijsflukken, waar onder velen , hier bij aangevoerd, die ik lang daarna machtig werd. Ik meende Wel eenig, geen ge. ring, vertrouwen te mogen ftellen, op de deugdelijkheid mijner zaak, en de onzijdige berichten, die ten dezen opzicht zouden voorkomen; als mede op de verzekering van den goeden uicflach mijner aangewende poging : doch zag mij eerlang, in de meeste verwachtingen, en onderHellingen, geheel te loorgefteld. "Tleed niet lang, of 't ontzachlijk tijdftip der grote omwenteling verfcheen in vollen dag. De ftaatkundige balans, kreeg aan de eene zijde een machtig overwicht, en zakte diep door.  Wat nu te doen? verfleken van de middelen, ter mijner verandwoordiging noodzakelijk; afgeraden , om in perfoon te verfchijnen, bleef mij niets overig, dan een contumacieel vonnis af te wachten. En dit vleijde ik mij,ondanks de fchrikbarende bezwaren en eifchen der momboirs, draaglijk te zullen zijn. De ware gefteldheid mijner zaak, waarin fchier niets, mij perfoneel, en in 'tbezonder betreffende, te pas kwam; die geheel en al uit refolutien, of andere bekende Hukken, moest opgemaakt worden, zou, dunkte mij, 't zoo fcherpziende, als geheel onzijdig oog van een verlicht rechtshof niet ontwijken. 'T verlies van mijn regentfchap, als mede eenige kosten, voorfpeldeik mij, zoo gelaten, als getroost; 't welk mij ook, vaneenigen, die zich mij, als van 't beloop dier zaak kundige vrienden wilden doen gelden, Heilig verzekerd werd. Intusfchen vernam ik, na verloop van bijna twee jaaren, den noodlottigcn dag daar zijnde, dat mijn vonnis d. 24 April 1788 gewezen was, en zag eerlang, dat ik, (beneffends h. v. dyk, wiens zaak, of cn in hoe verre met die van mij. op gelijke wijze gevonnist, gelijk flae? Staat mij niet te onderzoeken, veel min te beoordeelen), bij 't zelfde, gegrond op de bezwaren, in 't intendith der hh. mombers tegen mij aangevoerd» cn hoofdzakelijk onveranderd , of zelfs noch ce- nigszins vermeerderd cn vergroot, ontburgerd. en exregent verklaard worde: ■— en voords, ge-  ( ioï ) kt zijnde op eenige mitigerende, zich in dezen voordoende, onhandigheden, veroordeeld worde, om, mocht ik in de handen der juftitie geraken* gebracht te worden ter plaats, waar men gewoon is, criminele executie te doen , om aldaar door den fcherprechter met 't zwaard over 't hoofd te worden geftraft. (Ware 't dit alles geweest, ik was welligt in verzoeking geraakt, mij dezer zwaardfl-raf, niet onder, maar boven over 't hoofd gaande, fier te onderwerpen : dan wat zou mij zulks baten?) Terwijl ik, daar en boven, voor ai mijn leven, gebannen worde, in dat zelf. de vonnis, buiten *t geheel Furltendom, en de Graaffchap, op ftraffe van de dood, inval ik ooijt daar in weder mochte gevonden worden. En dan, eindelijk, in de kosten dezer procedure, ter taxatie en moderatie van den hove. Ik verliet dus, ingevolge van dit vonnis, en de daar bij bedreigde halsflraf, den vaderlijken bodem, en hield mij op, tot in 't najaar, nu eens in Overijsfel, dan weer in Holland, voorneemens zijnde met mevrouw en dochtertje den winter in Brusfel door te brengen; en vervolgends een verblijf in zulk een gedeelte van ons vaderland te zoeken, 't welk ons onbetwist was gebleven, e_ lijk wij ook gedaan hebben. Alhoewel de zaak van 't vaderland, een geweldigen omkeer had genomen, was ik echter niet tan zin, 't zelfde geheel te verlaten. Had ik te G  voren mijne rol op dit toonneel moeten fpelen; wilde ik nu ftil toefchouwer zijn, die, met heler harten, 't welzijn van 't vrije vaderland en deszelfs bloeij wenscht; en hoe meer die op den duur bevorderd worde, door 't thands heerfchend ftelzel, hoe meer eerbied ik voor 't zelve zal krijgen. Ik herdenk hier noch een trek, uit een brief van een vriend, die zeer ijverde tegen alle brave vaderlanders, die zonder zeer dringende rede, of noodzaak, 't omgewenteld Neerland uittogen; welk fier gedrach hem eenigszins min edelmoedig fcheen aangemerkt te kunnen worden. ,, Ware grootheid van geest," fchrijft hij, „ weet zich overheerd en buiten 't bewind geltoten, op menigvuldige wijzen, met edele verdienften te doen zien, en te eerbiedigen. Hoe grootsch en fchoon dit zij, kunt ge zien in Socrates te Athenen. 't Zij verre van mij, 't Attifchc gemeenebest, op dien tijd, met 't onze, op dezen tijd , te willen vergeleken hebben. De rampzaligfte ftad, (zoo als mijn vriend Seneca, Neroos leermeester, na de ballingfchap met 't hof verwisfeld te hebben, die zelve noemt, Welks woorden ik u hier ten naasten bij verduitscht overbrenge), die 'er kon bedacht worden, toen 'er 30 dwingelanden geweldig huishielden. Dertien honderd burgers, alle de besten, waren vermoord: en noch was wreedheid niet zat, maar hitfte zich zelve fteeds aan. In den Areopagus,  ^ ( 103 ) tjfr de geheiligdfte recbtsplaats! vond men een raad^ en een volk, den raad gelijk. Dagelijks vergaderde het afzichtelijk beuis coüegie,- en 't ongelukkig raadhuis werd voor zoo veel dwingelanden te naauw. Hoe kon eene ftad, als deze, rustig beftaan, waar zoo vee! geweldigen waren, als 'er gewelds dienaars konden zijn? waar geen zweem van hope, voor de te herlevene vrijheid, het ge. moed mocht opbeuren; — gcen middel fcheen overgelaten tegen het geweld van zoo' veel boos. doenders! Waar trouwens zou die noodlottige ftad zoo veel Harmodiusfen van daan halen ? ï Socrates nochtans verzettede geen voet: dagelijks gong hij de bedrukte vaders vertroosten; den neerflachtigen moed infpreken; hij fpaarde den rijken, voor hunne goederen te beducht, niet een te fpade berouw van hunne angstvallige karigheid te verwijten ; en ftelde zich zich zeiven tot een grootsch voorbeeld aan alle braven,- hij, die on der dertig defpoten vrij leefde,en omwandelde' — Of wilt ge liever 't voorbeeld van Solon, die toen hij geen kans zag, de vrijheid tegen FiGHra ttrt1 te verdadigen, zijn fchild en wapens voor 't ftadhms neerleide, zeggende; zie daar mijn dierbaar vaderland! voor u hebbe ik mijn best ge. daan, met woord en daad. En daar op gong de man na zijn huis, en leefde ftil." Dan ik keer weer tot mijn vonnis. Dit hoorde * naderhand, was eenigszins verzacht, door des G 2  levenslangen ban te bepalen, op tien jaren; ingevolge dit, mij door eene vriendelijke hand medegedeeld, uittrekzel. ,, Dat dit gedeelte der iententie , waar bij h. v. westervelt, en j. h. van dyk) op den 24 April 1788, bij den hove zijn gecondemneerd, om met het zwaard over het hoofd geftraft, voords ten eeuwigen dage gebannen te worden, op poene van de dood, bij dezen wordt gemitigeerd, in een bannisfement van tien jaren uit dezen furftendom en graaffchap, bij poene van lijfftraffe, blijvende dezelve fententie, in alle overige gedeelten, mede in haar geheel." Ik begreep ligt, dat zulks niet zonder rede was: dan, welke ? kon ik volftrekt niet ontdekken. Eerlang echter wierd ik een zeker ftuk machtig, 't welk daar toe, zekerlijk, zal gewerkt hebben; 't welk mij, boven dien , een bezonder genoegen gaf, door een aantïchtzel van de momboirs te doen vervallen , op die zelfde gronden, als welken door mij boven, met alle zedigheid én' eerbied, naar waarheid, zijn open gelegd. Dat, naamlijk, volgends een befluit van den raad, d. d. 28 Auguftus 1786, de hr. brouwer, als tweede prefident in loco, neffends den heer tulleken, met twee gerichtsdienaars, en de drie verordenten uit de gemeente, gelast wierden , zich na 't krijgsvolk, zoo zich voor deze ftad mocht vertonen, te begeven;— daar voords den  krijgsraad last wierd gegeven, om, in een tegengefleld geval, geweld mee geweld te keeren, en voor af de nodige toerustingen te maken. Dat, ingevolge een tweede befluit, d. d. 31 Auguftus 17E6, de raden brouwer, en tulleken, met toe'.ating van eenige verordenten uit de gemeente, op verzoek van gecommitteerden uit de burgerij, hebben toegedaan de inroeping van'andere btirgerijen, tot hunnen bijftand, met belofte van dezelven , als hunne eigene ingezetenen en burgers, te zullen aanmerken, en in hunne bezondere befcherming te neemen. Waar uit vervolgends de hh. van 't hof mij dit recht laten wedervaren, met te ftellen: dat, wat ook door den momboir en fubft. momboir, ten mijnen laste mocht gezegd worden, bewezen te zijn-, hun nergens is gebleken, dat ik, voor den 2 September 1786, mij in eenige, der toen reeds plaars gehad hebbende, bewegingen, en geweldige ondernemingen tegen h. e. m. hebbe laten zien, en dus niet in vollen zin , alleen voor eerflen aanvoerder, en meest fchuldigen kon aangezien worden. Men zie voords het gehele ftuk, voor zoo ver 't mij ter handen is gekomen, ("bijlage letter W, en n°. 12 en 13, onder welke beide nommers, die ftukken te vinden zijn, waarop ik boven doelde). Dan, hoe deze ftukken, door de nooijt te verdonkerene waarheid afgeperst, flroken, of kunG 3  ueuftroken, met het derde vonnis - bezwaar dat, op mij te huis gebracht, dus moet gelezen worden: dat ik vreemde perfonen, zoo uit de nabuurige provincie van Overijsfel, als van elders,; tot mijne asfiftentie hebbe ingeroepen; — als ook verder met het zesde: dat ik een meenigte gewapend vreemd volk in de ftad hebbe ingenomen, cn mede gerefolveerd, om aan dezelven geduurende hun verblijf, de voorrechten van 't burgerfchap der ftad Hattem te doen genieten; —> en anderen ? kan ik niet doorgronden, noch gisfen. De hh. van den landfurftelijken hove brengen die artijkels, qua judices, of rechters, in 't vonnis, ten mijnen last; waar van die zeiven, qua coniiliarii principis, of raden, mij, in 't ftraks genoemde ftuk (bijlage W), vrijfpraken. Immers dit ftuk is, of misdaad, of niet: zoo niet; wat doet 't in een vonnis? zoo al; waarom worde ik, in '| zelfde, 'er over ftraffchuldig verklaard, en veroordeeld, die daar aan geen deel had, zijnde niet in den raad? daar zij, welken die misdaad, (volgends 't ondergeftelde) pleegden, in 't geheel niet. . ik zou hier te minder op kunnen aandringen, ware dit ftuk den hh. van 't hof onbekend gebleven : dan zou ik zulks mijn wegblijven hebben moeten wijten. Doch dit vervalt ganfchelijk, door dien die zeiven, welken 'er mij in 't vonnis over veroordeelen, mij 'er, in 't ftraksgenoemde ftuk, van vrijpleiten. Of zou 't mogelijk  kunnen zijn, dat zulks hunne aandacht ware ont* glipt P Niemand mijner lezeren, kenne ik zoo onedelmoedig, die dit zou willen uitleggen, als wilde, of wenschte ik, dat die heeren, welken met mij in den raad zaten, ook geftraft waren ? Zij, mijne mede raadsvrienden, handelden, uit die zelfde goede trouwe , als ik. , Dezelven waren fteeds, in dien tijd, met geen minder ijver voor itads vrijheid en voorrechten bezield, dan ik. Dezelven hebben mij dikwerf, in den raad, door hunne advifen, voorgeligt, en bleven nooit in gebreken, in die dagen, mij manmoedig voor te gaan, en, door hun voorbeeld, ftilzwijgend aan te moedigen. Onze manier van denken en handelen was geheel eenftemmig, tot den 5 September. Hoe die naderhand wierd ? weet ik niet. Door dien ik mij, op herhaalde brieven en verzoeken, nm mij de befluiten van die dagen mede te deelen, met geen andwoord mocht verwaardigd zien. ■ En in Welk een ander daglicht hunne perfonen, eh hoedanigheden, aan de hh. momboirs, in tegen overhelling van mijn perfoon, zijn voorgekomen, is mij even onbewust. Verre, zeer verre zal 't 'er van daan zijn, das ik eenig vermaak zou kunnen fcheppen, of voldoening vindeni daar in, dat die hh. over hunne eed en plicht getrouwe handelingen van die dagen, immers naar de begrippen van dien tiid, G4  door eenen momboir met zijnen fubftituut, befpron- gen wierden. Veel eer zal 't mij een genoegen zijn, te horen, dat, onder hun beftuur, de Had en burgerij van mijn geliefd Hattem, in den besten zegen, en rijkften voorfpoed , en geheiligst genot van voorrechten en vrijheid , groeije en bloeije! dat ook hun het aangename der regering van dien en dezen tijd, in de ruimite maat blijve vervolgen; ik herzeg, bleef vervolgen: trouwens ik errinnenere mij, gehoord te hebben, dat dezelven voor eenigen tijd van de regering zijn verlaten. Nochtans daar in zal' ik mij niet geheel bedriegen, of zij zeiven, hunnen boezem intredende, zullen met mij in 't ftraks gemelde, eene wondervreemde machtfpreuk ontwaar worden! dan punctum ! Eer ik echter de pen geheel ter neer legge, dient 'er noch iets vermeid van eene zekere openlijke afkondiging, ten mijnen last: en koste gefchied: voor af echter een woord tot u, mijne lezende vrienden! Ik voorzie ligceüjk, velen uwer zullen misfehien min voldaan zijn over zommige ftukken, welken hier Hechts zijn aangeftipt, of oppervlakkig beroerd; die nochtans voor eene uitvoerigere, belangrijkere ontwikkeling zoo wel gefchikt zijn , als dezelve zekerlijk verdienen. Ik voeg 'erbij, volftrekt vereischt worde, zal dit ftuk, ouder de  ftaatkundige bijlagen, eene min of meer duurzame plaats vergund worden, en blijven. Dan, die redenen, welken mij verplichteden, mij bij loutere daadzaken te bepalen; — cn verboden, om derzelver eerfte drijfvecren,aanleidende oorzaken, nadere beweegreden, gronden, en rechten, naar den eisch, op te fporen, en uit te werken: dezelven verplichten mij ook thands, daar op gecne bczondcre aanfpraak te koefteren. Ik heb mijn doel, zoo als ik in 't begin ook zeide, niet zonder wettige redenen, naamver bepaald. Daar aan hope ik, ja! vertrouweik, cenigszins beandwoord te hebben. Uwe befchcidenheid houdé mij 't overige thands ten goede. Hoe dikwerf mij 't bloot verfiach van 't gebeurde, fchier telkens, ongemerkt, op 't punt bracht, van 't welk de ftaat en rechtkundige in zulk een onderzoek zou zijn overgegaan, - en 't rechtmatige of onrechtmatige dier bedrijven en gebeurtenisfen grondwettig hebben uitgehaald, of afgewogen, zal u even zoo dikwerf, indien niet meer, zijn voorgekomen. Dan zulke diepzinnige ftukken zijn gelijk aan de zoo geurige als zaprijke vruchten, die fpade rijpen, en een bezonderen grond, of bodem vorderen. Noch eene aanmerking: uit 't ftuk, en deszeifs bijlagen, thands voor mij liggende, befpeure ik zelve, u eenige moeijlijkheid veroorzaakt te hebben , door eene welligt ai te korte aanftipping der bewijzen, in de ftukken der bijlagen door mij G 5  ^ C 110 ) bedoeld, zoo dat die (leeds mede dienen nagezien, en overwogen te, worden. Redenen van die zelfde natuur brachten mij in die verplichting, waar voor ik ook uwe infchiklijkheid inroepe. Ik zal mij niet bedriegen, dat 't een en 't ander meer nadruklijk kan uitgehaald en aangebonden worden, dan hier is gefchied. Moeijlijk fcheen mij 't echte tuiiie midden , van volftrekt niet te veel, en niet te weinig te zeggen, in zulk een taak. Misleiden is 'er voor zommigen reeds te veel gezegd; voor den meesten niet genoeg: 't 't laatfte zou mij 't minst bevreemden, 't Zal mij geen gering genoegen zijn, dat die zeiven, naar een bedaard en onpartijdig onderzoek, dit begrijpen, en ik twijffele geenszins, dezelven zullen zulks, ten mijnen voordeel, 'er bij denken, en mijne nederigheid, op zommige plaatfen, wel ten goede houden. Mijn bedek thands vorderde een bloot en rond verhaal van 't geen , mij ten laste gelegd, door mij geheel niet verricht, of mede verricht ware. Of zulks llraffchuldig, voor en op zich zelve, befchouwd in zijn geheel beloop, kan en moet gerekend worden? en dan, in hoe verre? hield ik, zoo veel mij doenlijk, buiten mijn tegenwoordig bellek. Hoe zeer ik te dikwerf ondervond, dat eene zoo juille als naaukeurige weegfchaal , ter hairkleine afweging en berekening van 't fchuldige deel in zulk hoogstwichtige gevallen, waar in zoo veel bezondere omftan-  digheden van allerleij natuur te zamen loopen, en waar van geene zonder gewicht is, en gevolgelijk onberekend mag blijven, hier zeer te ftade kwam. Gelijk ik volftrekt niet wist, dat op den 24 April 1788, over het gebeurde van den 1 5 September 1780, een mij betreffend vonnis ftond geftreken te worden: veel min wist, immers dacht ik, dat ik zorgen moest voor een zeker geld, 't welk half rap'ortgeld fchijnt genaamd te moeten worden. — Hoe wel ik aan vreemdkiinkeude berichten al vrij wat gewoon was; kan flc echter niet ontveinzen , zeer vreemd op te horen , toen mijn broeder a. p. van westervelt, heer van Loevenem, mij uit Harderwijk meldde: dit hij van een vriend uit Hattem had vernomen, hoe ik aldaar, bij openlijk ediót en kerkfpraak, was gefommeerd ter betaling van 'c halve rapport geld, zijnde ƒ 47 . 5 . : 0p poene van execu- tie; dat hij, verzekerd van mijne volftrek- te onkunde in dezen, onmiddelijk, per expresfen bode, had orde gefield, bij mijnen gevolmachtigden, om dit te voldoen enz. Naderhand is mij een affchrift van dit ediclale ftuk, beneffends het request der momboirs, in handen gekomen, (te vinden bijlage X en Y). Dat de momboir en zijn fubftituut, naar het allerfirengfte recht, dus handelen konden: twijffele ïk geenszins. Maar meer zal 'er ook niet wel van  ^-y ( 112 ) kunnen gezegd werden. Voor 't credit van eene zeer onwichtige lom, noch geen ƒ 48. : - : - bedragende» waar op naar den wijdden loop, van dat ftrenge recht, aan onkosten geen klein zomnietje geloopen is, heb ik dus niemand, hoe ook genaamd, eenige verplichting ; die ik ook aan wezens, als momboirs, ongraag hadde.— Ook daar door kan mijne eer niet gekrenkt worden, dat ik, bij poene van executie, worde aangefproken voor ƒ47:5:-; waar voor ik , zulks toen maar eenigszins kunnende denken , noch in ftaat was te zorgen, dat, op het allerftrengst vereischte oogenblik, geteld daar lagen. En 't is mijn fchuld niet, dat de rekening van de momboirs, voor mijn aandeel, niet al lang is afgedaan. Ik ontvong dit lijvig gefchrift den 3 April 1790, en gaf't zelve aan mijn gevolmachtigden, om ingediend te worden ter taxatie en moderatie van 't hof, in gevolge 't vonnis; met orde en last, om als dan die rekening opzicht te vcldoen. Intusfchen werd mij meer dan eens aangeboden om, na aftrek van 't recht van declaratie , zoo als die hh. momboirs dit gelieven te noemen , bedragende de fom van ƒ 400 - : - dus voor mij de helft, die zelve gaaf te betalen. . Dan ik begreep, behalven dat zulks ook niet flipt aan 't vonnis voldeed: de hh. momboirs moeten juist  alles hebben, 't geen hun wettig toekomt; niets meer, niets minder. En daar om hield ik den koninglijken weg, die rekening onderwerpende aan de taxatie, en moderatie van 't hof, naar welke ik dezelfde voldaan heb. (Lust 't ijmand, die rekening eens in haar geheel te doorzien, dezelve is te vinden onder bijlage letter Z). En daar mede is die zaak afgedaan, mids ik voor Maij 1798, den bodem van het fuflendom Gelre, en graaffchap Zutphen niet betrede. Daar van hope en wenfche ik mij, geduurende die noch aanflaande reeks van jaren, te onthouden, zoo flipt en getroost, als ik tot dus verre deed. Is 'er iets, 't welk mij, in mijne ballingfchap, fmartelijk valt, 't is dit; — en dit zal mij een ijder, welks hart wel geplaatst is, ten goede houden: dat ik eene tederminnende en geliefde moeder, in haren grijzen, hoog hoog bejaarden ouder-' dom, moet onbezocht laten, en mij, naar den gewonen loop der natuur, hoogstwaarfchijnlijk zal genoodzaakt vinden, mij van een liefde plicht niet te mogen kwijten , welks bezef mijn hare diep treft, en fmartelijk grieft.  B IJ L A G E N.  B IJ L A G E N , A. Copia. Memorie voor de gecommitteerden uit den manhaften krijgsraad, enderefpective burgerij der ftad van Hattem. Om aan den magiftraat, en aan de gezworene gemeente voor te dragen , en te remonftreren; dat vermids zij in het zekere geïnformeerd zijn, dat, volgens de meer dan waarfchijnelijkegerugten, militaire troupcs uit Doesborg en Zutphen, beftaande provifioneel in Carabiniers en Cavallerije, ha deze ftad zouden gedetacheerd zijn bv edele en achtbare met de gezworene gemeente mogten goedvinden, om daar door de rust en veiligheid voor deze burgerij zo veel te meer te verzekeren, en dezelve daar door gerust te ftelleri. i. Qm de militairen troupes of bezoldigde militaire perfonen van dezen ftaat, welke zig voor deze ftad mogten komen re vertoonen , en aig bevinden, door een lid uit uw wel edel en achtbaar collegie, geadfifteerd met een dezer ftadsboöen te doen aanzeggen, dat dezelve binnen deze ftad geenfins mogen intrekken, maar dat zij dadelijk voor dezé ftad en derzelver poorten moeten afmarcheren. 2. Om aan de burgerij te ordonneren, de poorten van nu af aan bij dagen en nachten te fluiten, de pasfagiers, voerluiden met karren en wagens, eer zij in of uitgelaten worden te vragen , waar zij van daan komen ? en waar na toe gaan ? ook des noods te vifiteeren, de kanonnen op de wallen te brengen, posten uit te zetten, cn in cas de troupes nietzouden willen aftrekken, öf ecnig geweld op deze ftad zouden wil. Jen uitoeftenen, dezelve doen aftrekken, en het geweld met geweld te keer tc gaan. 3. Om te ordonneren, bij' fubli&tS en affixie, van tc beletten op eene bepaalde boete,'  cft) dat niemand eenige eetbaare waaren zal mogén affchepeni vervoeren, of aan iemand buiten deze ftad wonende, te verkoopen en te leveren, ten zij met expres confent van den magiftraat en de gemeente. 4. Om de nodige or¬ ders te geevcn, om de fluifenen ftreng te floppen, om daar door water in de gragten te kunnen bekomen. - 5. Om alle fchutterijen namens den magiftraat en gezworene gemeente ter hulp en adfiftentie te vragen.' -—- 6. Om te bcfluitcn, dat geen leden van den magiftraat,- nog van de gezworene gemeente zich uit de ftad mogen begeven, om ten allen tijden te kunnen vergaderen, en te delibereren, wat in tijds omftandighcden dienftig en nodig zal geoordeeld worden? 7. Om aan de officieren te gelasten , om zodanige arrangementen te maken, de welke de meeste rust binnen deze ftad zullen kunnen bevorderen; alle oploopen, oproeien ten eerften te fluiten; en dezelve te beveelen, om de nodige beftellingen en fchikkingen tot afkeering van geweld, of iets diergelijks te doen en te maken. — 8.' Om aan den krijgsraad met de gezworene gemeente te gelasten', om de ftad in- den nodigen ftaat van defenfie te ftellen, daartoe alle beletzelen te removeren, en het oude- vervallene te herftellen. —— g. Om de afwezende leden van den magiftraat te doen aanfchrijven,- om ten eerften in de flad te verfchijnen, cn eene, zoo veel mogelijk, complete vergaderinge te beleggen. 10. Om aan den hove provin¬ ciaal te remonftreren en aan te fchrijven ,- om-de troupes, welke dezelve of anderen herwaards mogten gedeftineerdf iebben, tc bevelen, om hunnen marsch te ftaken,- of zoo dezelze reeds voor deze ftad mogten genaderd zijn, dadelijk te rug te roepen, eri te doen aftrekken. Overgegeven op den 2— Kunnende wij u wel ed. geftr. manh. verzekeren, dat in zulk ecncas, alle mogelijke fchikkingen, die,om heteffecTrvan zulk eene aangébragte hulp te genieten, nodig zijn, in deze ftad zullen gereed gevonden worden. Ook zijn wij werklijk bezig met het for¬ meren van een gelchikt plan van defenfie', cn om de ftad! in zodanige ftaat van defenfie te brè'ngèri, dat wij inkorten tijd in ftaat zullen zijn,om in cas van nood, met mede adfiftentie onzer bondgenoten, het geweld tc kunnen te keer gaan. Wij beveelen onze ftad en burgerije in uw. wcl'cd geftr. manh. en aller braven hulpe en ondcrfteuningc, en hebben d'eer ons met gediftingueerde hoogagting te noemen, Wel edele geftrenge manhafte heeren* Hattem Ü wel ed. geftr, manh. den 22 Auguftus Zeer bereidwillige dienaren 1786. en goede vrienden, (ondcAftond) De gezworene gemeente der ftad Hattem, Ter ordonn. van dezelve, (was geteekend) h. MEYLiNG-, fcriba. (onderftond) De burger krijgsraad der ftad Hattem} En op fpecialen last van denzelvcn (was geteekend) n. w. daendels, fecre*.'  H. Copia. Weledele geftienge manhafte heeren,bijzondere goede vrienden! dit oogenbük worden wij geïnformeerd, door een expresfen te paard van Arnhem, met eene misfive, uit den naam van de kleine commisfiê gefchreven , dat heeden middag 0111 12 uuren, een commando van van effereh uit Arnhem zoude trekken, en morgen een geheel regiment uit Nimwegen , doch dat ze niet wisten waar heen ? Waarom wij verzoeken, u w. ed. manh. gereed te maken, en op de eeifte kanontchoten ons te komen adlïfteren; wiju w. ed. manh. ia Godes befcherminge beveelende, en op uw. w. ed. manh. on> derftand verlatende, blijven met opregte hoogachting, in allen haast. Wel edele geftrenge manhafte heeren, Hattem bijzondere goede vrienden! den 28. Auguftus Uw. w. ed. manh. medebroederen !786 en dienaren ' Op naam en last van den krijgsraad (was geteekend) s h. w. oaendels. P. S. Wij verzoeken communicatie dezes aan de hcereii van de andere compagnien. P. S. De gezworene gemeente heeft gisteren gerefolveerd, dat de adfifterende manfehappen, als burgers, zullen geconfldereerd en van al het nodige alhier verzorgJ Worden.  IK Copia. Ik z. w, hartman , namens den hoog wel geb. geftr. heer b. h. baron bentinck heer der heerlijkheid Zalk en Vekaten, enz. enz. enz. 1 er dezer tijd fcholtus van Zalk en Vekatën, doen kond en certificcre in, en door dezen, dat voor mij en keurnoten, als waren bartelt wissiNKen hendricus Hendriks, na voorgaande wettige citatie in den gerigte verfchenenzijn, ter inftantie van den heer heribert van westerveld, de perfonen: ér. hendrik eek-mars,' egbert dikkers. jacob glaser, hendrik glaser, en johannes lindenhoff. En hebben, na voorgaande errinneringe der zware ftrafFe des mijneeds, onder folemnelen eed, gedeponeerd, en kondfchap der waarheid gegeven, zoo en in dier voegen, als onder ieder vraagart. bij andwoorde is uitgedrukt. Ar. r. Gctuigens ouderdom en verwandfehap af te vragen? Ad art. i. Eerfte getuige dR. hendrik eekmars, zegt ongeveer oud te zijn 29 jaar, en niet verwant. De tweede get. ecbekt dikkers, zegt oud te zyn 48 jaar, en niet verwant. De derde get. jacob glaser, zegt oud te zijn ongeveer 49 jaar, en niet verwant. De vierde get. hendri* claser, zegt oud te zijn 52 jaar, en niet verwant. De vijfde get. johannes lindenhoff, zegt oud te zijn ongeveer 43 jaar, en niet verwant. Art. 2. Zijn getuigen niet op den 31 Auguftus 1786 met verfcheiden andere burgers en ingezetenen,' te zamen een vrij groot corps uitmakende, van Zwolle gemarfcheerd na Hattem? Ad art. 2. De eerfte get. drI hendrik eekmaks, an»  woördt van jaa. De tweede get. eogert dikkers, zegt van jaa. De derde get. jacob glaser, zegt van jaa. De vierde get. hendrik glaser, zegt van jaa, als officier daar bij tc hebben geweest. De vijfde get. johannes lindenhoef, zegt van jaa, doch den preciefen datum niet te weten. Art 3. Is dit gehele corps niet toen voord op het Gelderfche territoir, en dus,voor dat het zelve in Hattem in marcheerde, in eed van de ftad genomen, en aan hetzelve het burgerrecht dier ftad gefchonken ? Ad art. 3- Eerfte get. dr. hendrik eekmars, zegt van jaa. De tweede get. egbert dtkkers, zegt van jaa. De derde get. jacob glaser, zegt zulks niet voor waarheid te kunnen zeggen, maar wel twee gemeensluiden voor het front gezien te hebben; wijders hier niet van te weten, ook niet van het burgerrecht, als wel door het horen zeggen van zijn commanderenden officier. De vierde get. hendrik glaser, zegt van jaa, dat eerst de heer daendels, hun het rapport gebragt hadde , doch niet naar genoegen zijnde, is het nader overgebragt door een fecretaris en twee oudfte ge me eiis lieden, zijnde de een van mrkeren, doch maar bij handtasting, in plaats van eed. De vijfde get. zegt niet beter te weten, als zulks aan het kleine Veer ontvangen te hebben. Art. 4. Gefchieddedat niet met eene commisfiê van raad en gemeente dier ftad? Ad art. 4. Eerfte get. de. hendrik eekmars, zegt, dat gezegd wierd; dat het eene commisfiê uit raad en gemeente v/as, doch dezelve niet kennende. De tweede egbert dikkers , zegt van jaa. De derde get. zegt, twee gemeensiuiden voor 't front gezien te hebben. De vierde get. verklaart als voren. De vijfde get. weet niet beter, als van jaa.  ^ C 18) Art. 5. Uit welke heeren was die commisfiê te zamengefteld ? Ad art. 5. Eerfte get. hendrik eekmars, zegt dezelve niet te kennen. De tweede get. egbert dikkers, zegt van twee heeren, een van dyk, en een vanmekeren. De derde get. jacob glaser, zegt gezien te hebben een van mekeren, de tweede niet te kennen bij naam, maar wel van aanzien. De vierde get. zegt als voren. De vijfde get. zegt, zulks met zekerheid niet te kunnen zeggen. Art. 6. En weten getuigen niet zeer wel, dat de producent daar bij niet tegenwoordig was ? Ad art. 6. Eerfte get. dr. hendrik eekmars, zegt, zeer we! te weten, dat de producent daar niet bij is geweest. De tweede get. egbert dikkers . zegt wel te weten, dat de producent daar niet bij is geweest De derde get. jacob glaser, verklaart wel te weten, dat de producent daar niet bij is geweest. De vierde get. zegt, den producent met Zijn rijtuig en knegt, eerst daags daar na, te hebben zien binnen komen. De vijfde get. johannes lindenhoff, verklaart den heer producent toen niet gezien te hebben. Art. 7 Toen getuigen op den 31 Auguftus, in Hattem kwamen, was men toen niet reeds bezig' geweest, om de ftad in ftaat van tegenweer te ftellen, en waren toen niet reeds, tot dat einde, batteryen op de wallen opgeworpen, en van grof gefchut voorzien? Ad art. 7. Eerfte getuige, dr. hendrik eekmars, zegt van jaa De tweede get. egbert dikkers, verklaartigezien te hebben, dat ze al agt, of veertien dagen van te vooren daar mede bezig waren, bij gelegenheid, dat de proponent eodde , daar predikte. De derde get. jacob glaser , zegt Van jaa. De vierde get. hendrik glaser, verklaart ook van jaa, zulks wel agt dagen van te voren gezien te heb-  ben. De vijfde get. zegt van jaa, dat vele dingen VOOt dien tijd in order waren. Art. 8. Weten getuigen niet zeerwel, dattoenzij op den 3r Auguftus 1786, in Hattem kwamen, de producent zich 'er toen nieten bevond, en dat dezelve naderhand eerst in de ftad gekomen is? Ad art. 8. Eerfte get. dr. hendrik eekmars, weet niets van den tijd en komst van den producent. De tweede get. egbert dikkers, zegt, den producent op den 3 September eerst gezien te hebben. De derde get. jacob glaser, verklaart, de producent in het geheel niet gezien te hebben, doch ongeveer drie dagen na dees wel. De vierde get. zegt als voren art. 6. De vijfde get. johannes lindenhoff,' verklaart niet te weten , den producent te Hattem gezien te hebberi, zoo lang als getuigen daar is geweest. Art. 9. Weten getnigen niet zeer wel, dat op den 2 September 1786, tot commandant van Hattem, en wel door den krijgsraad, is aangefteld de heer baron rabo van keitel; tot groot majoor, de heer todo hendrik van essen ; en tot ondermajoor, de derde getuige? Ad art. 9. Eerfte get. dr. hendrik eekmars , verklaart van ;aa. De tweede get. egbert dikkers, zegt van jaa, daar zelf te zijn geweest. De derde get. Jacob glaser, verklaart van jaa, zulks wel te weten. De vierde get. hendrik glaser, zegt van jaa. De vijfde get. johannes lindenhoff , verklaart zeer wel te weten, dat de baron van KFrrr.l, tot commandant is geweest, en verders hier niet van te weten. Art. 16. Weten getuigen niet zeer wel, dat de producent van dien krijgsraad geen lid geweest, en daar niet prefent geweest is? Ad art. 10. Eerfte get. dr. hendrik eekmars, zegt, dat (5 *)  de producent daar geen lid van geweest is. De tweede get; egbert dikkers , zegt, zeer we! te weten, dat de producent daar geen lid van geweest is. De derde get. jacob glaser, zegt, dat de producent in geen krijgsraad, en ook geen lid daar van geweest is. De vierde get. hendrik glaser, zegt, dat de producent daar niet prefent is geweest, als ook in'tgeheel geen burgemeesteren der ftad. De vijfde get. johannes lindenhoff, verklaart wel te weten, dat de producent niet in den krijgsraad is geweest. Art. ii. Derde getuigen alleen te vragen. Heeft getuigenlet, daags na deszelfs aanftelling tot ondermajoor, in die qualiteit aan den heer burgemeester brouwer, ten huize van dien heer alleen , zonder dat daar bij een der andere leden van de regering prefent was, handtastinge in plaats van eed gedaan? Ad art. ij. Derde get. jacob glaser, verklaart van jaa. Aldus door voorgemelde getuigen, na voorgaande gedaanen eed gedeponeerd,Zalk den 21 Junij 1788. Ter oirconde der waarheid, en tot vesten! fe dezer, hebbe ik fcholtus dezen geteekend en gezegeld, (get.) ("\ C "\ z. w. hartman, ^i-f. °'J Scholtus. Pro vera copia (get.) Z. w. hartman, ScholtUS.  K. Copia. Edele mogende heeren! A^lzoo wij, uit niet ongegronde gerugten, die zeer waarfchijnelijk zijn, tot onze innige fmerte ontwaar geworden zijn, dat 'er eenige troupes tegens onze ftad ftaan aanterukken; en, zoo dezelven niet wierden ingelaten, 't zelve met geweld zouden zoeken te tenteren : zoo hebben wij niet kunnen afzijn, u ed, Mog. bij dezen met alle reverentie onder 't oog te moeten brengen, hoe dat raad en gemeente gerefolveerd heeft, geene militaire inquartering in deze tijdsomftandigheden te kunnen permitteren, en daar wel expresfelijK bij te moeten voegen, dat daar bij gerefolveerd is, dat geweld met geweld zal gekeerd worden ; dus wij u ed. Mog. reverentlijk, de droevige, hieruit (taande te profluerene gevolgen niet kunnen verbergen, protefterende ten allerkragtigften tegen dezelven, die wij voor onze rekening niet willen jicemen. U ed. Mog. dieshalven, op 't inftantelijkst ver. zoekende, dat, zoo hoogstdczelven die ordres alzoo mogten gegeven hebben, dat dezelven mogen dadelijk ingetrokken, en den commanderenden officieren van die troupes ten allerfpoedigften'getast worden , halte te houden, en onze ftad, op d' een' of andere wijze niet te naderen. Waarmede enz. (B 31  i&# C 22) L: * Copia. Edele mogende heeren! 2^oo op 't moment ontvangen wij u ed. Mog. ons toegezondene extract uit 't reces des landdags, in Auguftus en 'September 1786, binnen de ftad Zutphen extraordinair gehouden. Wij refereren ons eerbiedig tot den inhoud van onze misfive, op heeden per expresfe na Zutphen, aan ued Mog. voor den ontvangst van dezen, toegezonden; en hcLben vervolgends de eere u ed. Mog. te refcriberen, 'dat 't ons onmogelijk is, vermids de bepaalde intentie van raad en gemeente, om geen guarnifoen, wegens de omftandigheid des tijds hier in te laten, aan de intentie van u ed. Mog. bij ons gcrefpefteerd te kunnen voldoen. Wij bidden en verzoeken u ed. Mog., doch de daartoe gegevene orders aan zijn Hoogheid, goedgunftigiijk, te willen intrekken, en niet te willen gedogen , dat onze ftad in een allerdroevigst predicament worde gebragt. Wijl, tot op heeden toe, ons over de combuftie van onze burgerije, aan u ed. Mog. niet hebben geadresfeord, enz.  M. Copia. Sabbat! den 3 September 1786. Praesf. brouwer, tulleken, van Westervelt coss. Benevens de verordenten uit de gezworene gemeente, lubbert de boere, j. h. van dyk, barent engelenberg. D en magiftraat, en den verordenten uit de gezw. gemeente, gezamenlijk vergaderd, voorgekomen zijnde, dat *t in de tegenswoordige critique tijdsomftandigheden, ten uitenten noodzakelijk is, tot behoud van de ftad, en tot weering van alle disorders: dat 'er een magiftraats lid, en een uit de gezw. gemeente, en twee leden uit den krijgsraad, benevens een fecretaris, door hen te benoemen, worden aangefteld: zoo hebben h. wel edele en agtbr. en eerzame, ten einde voorfr. aangefteld, den heer heribertvan westervelt, uit den magiftraat, en jan hendrik van dyk, uit de gemeente, om tc zamen tot het defenfïewezen dezer ftad te refolveren, en te helpen concluderen, zooen als zal bevonden worden te behoren. Dan in cas van veruitziende en noodzakelijke zaken, waarin de voorfchrevene leden zich bezwaard oordeelden, met kennisgeving daarvan aan den magiftraat en gezw. gemeente. Actum in fenatu op den 3 September 1786". Ter ordonantie van dezelven (was geteekend) M. G. BROUW*- P4)  N. Copia. Edele mogende heeren! Daar het hoofdoogmerk der gezamentlijke bondgenoten, bij bet aangaan der unie van Utrecht, is geweest, het paaintien van elkanders rechten, voorrechten en privilegiën: is 'ei; niets met den aard en de natuur van het bondgenoodfchap meer onbefiaanbaar, dan dat burgers en ingezetenon, weiken hunne rechten en voorrechten reclameren , daarin door geweid van militairen, die van 't bloed en zweet der ingezeten onderhouden worden, geftremd worden. In zulk een geval echter, veiferen wij thands,daar wij met eene geweldige aanrandrng van troupes van den Staat, door de meerderheid van onze medeftaatsleden, bedreigd worden. Wij bei,ben dus ons verpligt gerekend, om aan u ed. mog. van dit ons over *t hoofdhangend gevaar kennis te geven, en u ed. Mog. voorziening te imploreren, ten einde geen tioupes, door u ed. Mog. betaald wordende,' tegen ons geë.nploijecrd mogen worden. Een verzoek,' ed. mog. heeren ! het geen wij met des te meer vrijmoedigheid durven doen , om dat het niet alleen, op den aard en de natuur van het bondgenoodfehap gegrond, maar bovendien 'van zodanige liquiditeit is, dat hun ed. mog. de heeren Saaten van Overige!, reeds in den voorleden jasre, en de ed. gr. mog. heeren Staaten van Holland en Westvriesland, nu onlangs op den 25 Augustus laatstleden, de troupes, op derzelver refpeftive rèpartitie ftaande, verboden hebben, om zich te bemoeijen met gefchillcn, tusfehen regenten en burgers ontdaan. En daar wij niet anders kunnen, of mogen veronderfteüen , of dezelve zugt, welke de heeren Staaten van Holland en Overijsfcl in dezen bezieid heeft, om, ingevolge de pligten van 't bondgenoodfehap, het maintien van rechten en voorrechten te bevor-  deren, ook bij u ed. mog. rcfideert, verzoeken wij u ed. mog. gedienftig, ora ten fpoedigften zoodanige ordres aan de troupes, op uw. ed. mog. repartitie flaande , te geven, waar door wij tegen allen aanval van dezelven gedekt worden. Wij bevelen u ed. mog. in de befeberminge Godes, en hebben de eer, met alle veneratie, te zijn. Edele mogende heeren! U ed. mog. ootmoedige dienaren Burgemeestercn, fchepeuen en raad der ftad Hattem, Ter ordonn. van dezelven, (was geteekend) m, g. brouwer , fecret. Hattem den 2 September j^g,jt Ter ordonn. van gezworens gemeente, (was geteekend) 3. n. van dyk, fcriba, (SS)  O. Copia. Edele mogende heeren ! r *T) XVuar het hoofdoogmerk der gezamentlijke bondgenoten bi) het aangaan der unie van Utrecht, is geweest het mamtien van elkanders rechten, en voorrechten en privilegiën , is 'er niets, met den aart en de natuur van het bondgenoodfehap, meer onbeftaanbaar, dan dat burgers en ingezetenen, welken hunne rechten en voorrechten reclameren, door de militaire magt aangevallen en onderdrukt worden. Ed. mog heeren! in zulk een geval en vooruitzigt, bevinden wij ons, daar wij met een geweldige tefolutie van onze heeren Staaten van Gelderland bedreigd zijn: zoo neemen wij de vrijheid, om aan u ed. Mog. van dit ons boven het hoofdhangend gevaar kennis tc geven toetzeer eerbiedig en inftantelijk verzoek aan u ed. mog om het daar heen tc willen dirigeren , dat 'er gecne troepes' ter repartitie van u ed. mog. provincie ftaande, tegen onze ftad worden geëmploijeerd, implorerende u ed mog intercesfie tot het gunt voo. fr. bij de overige bondgenoten en verder om alle behulpzaamheid bij te zetten, zoo en als' u cd. mog. zullen nodig oordelen; te meer vrijmoedigheid hiertoe vindende, daar wij ons raeenen te herinneren du in den voorleden jaare, bij u ed. mog. gerefolveerd is' om de troupes, ter repartitie van u ed. mog. provincie ftaande, te verbieden van zich te bemoeien metgefchillcn tusfehen regenten en burgers onrftaan. Wij zijn in allen deelen overtuigd van u ed. mog. vaderlandsliefde, en in het maintineren van de grondwetten der unie : dus geenzins twijfelende, of u ed. mog. zullen alle afficacieufe middelen wel wdlen in't werkftellen, tot voorkomingen van'takelijkst tooneel dezer ftad en burgerije. Waarmede enz.  p. Copia. Edele groot mogende heeren! ÏTet was met de lcvendigfte gevoelens van vreugde, dat wij vernamen , hoe u edele gr. mog. op de rechtmatige begeerte van een notabel aantal ingezetenen der ftad Amfterdam, op den 25 Auguftus laastleden, gerefolveerd hadden, de troupes, op de repartitie van de provincie van Holland ftaande, te ordonneren, om zich niet te bemoeijen met gefchillcn, tusfehen burgers en regenten ontdaan. Eene refolutie, die ons, in de tegenwoordige fituatie van zaken, als het eerst aan militair geweld geëxponeerd, des te fterker bemoedigt, om met eene bezadigde heldhaftigheid, de-wezen tl ij ke rechten en voorrechten van deze ftad te verdeedigen. Eene refolutie, welke ten duidelijkften kenmerkt de rechtgeaarde denkwijze , en landsvaderlijke zorg van u ed. gr. mog. en hoogstderzelver verknochtheid, om, ingevolge het eerfte artikel van de unie van Utrecht, alle de leden, fteden, en ingezetenen van dien, bij derzelver rechten, voorrechten en privilegiën te bewaren, en daar toe de nodige adfiftentie te vcrlee- neiJ! wij zouden dus vermeenen aan onze verplig- ting te kort-te doen, indien wij niet bij dezen openlijk onzen plechtigen dank aan u ed. gr. mog. betuigden, voor dit doorflaand blijk van u ed. gr. mog. menschlievenheid, en hoogstderzelver volftrckte afkecrigheid, om vrije burgers door een gewapenden arm te dwingen— Neen , edele gr. mog. heeren ! het is een van onze geliefkoodfte pligten, waar van wij ons thans acquiteren, om aan u ed. gr. mog., op de nadrukkelijkfte wijze onze gevoelige erkentenisfe voor het goede, indezen aan onze ftad en burgerije gedaan, uit te boezemen. i Wij bevelen veH- - .ze ftad en burgerije in de veel-  vermogende protectie van u e. gr. mog., en hebben de eer na u ed. gr. mog. eene voorfpoedige en luifteriike regering gewenscht te hebben, met alle venemie L zijn, Edele groot mogende heeicn! U ed. gr. mog. ootmoedige dienaren Eurgemeesteren, fchepenen en raad der ftad Hattem , Ter ordonn. van dezelven (was geteekend) rr ' , m. o. brouwer , fecret. Hattem den 2 September 17861 ïer ordonn. van de gezworene gemeente, (was geteekend) ' .h. van dyk, fcriba.  Copia. Ede'c groot achtbare heeren! D e omftandigheid, waarin wij ons bevinden, heeft ons genoodzaakt, de misfive, waar van hiernevens copiegaat, aan de heeren Staaten van Zeeland, Utrecht, Friesland, en Stad en Lande, te fcbrijven; en daar de ftad van Utrecht, een allernotabelst lid van de Staaten van denzelven lande is, en u wel ed. gr. agtb. uit hoofde der zwevende gefchillen, mogelijk geen kennis van deze onze misfive zouden krijgen, neemen wij de vrijheid u ed. gr. agtb. dezelve misfive copielijk toe te zenden, en te inrplorercn, om het verzoek bij dezelve misfive gedaan, ten kragtigften te onderfteunen. Na u ed. gr. agtb. in de protectie Godes bevolen te hebben, hebben wij de eer met alle hoogagtinge te zijn. Edele groot agtbare heeren! U ed. gr. agtb. goede vrienden Burgemeesteren, fchepenen en raaden der ftad Hattem. Ter ordonn. van dezelven, (was geteekend) m. a. brouwer. Ter ordonn. van de gezworene gemeente, (was geteekend) J. h. van dyk, fcribfl  ^ C 30 3 R. Copia; Aan de edele groot mogende heeren Staaten van Holland cn Wcstvriesland. Edele groot mogende heeren! De twee eerfte ondergeteekenden, zoo voor hun zeiven, als namens der gezw. gemeente en gevlugte burgerije der ftad Hattem, midsgaders de verdere ondergetee. kenden, naamens der meerderheid, zijnde de gevlugte leden van den raad en gezw. gemeente van de ftad Elburg, en verre het grootftc gedeelte der burgerije van dezelve ftad, vinden zich genooddrongen, deze illuftre vergadering te adieren. Zij , hunne beste , hunne meeste burgers , hunne duurfte panden, hunne echtgenoten en kinderen zijn gevlugt uitfteden , welker rechten gerefolveerd was geweest, tot het laatfte te verdeedigen : maar die wij verlaten hebben, alleen op den wijzen raad van onze eerfte, onze beste landsvaderen, die in het criticque, in het laatfte oogenblik, het ijsüjk plan onzer vervolgers ontdekt hadden, om namenlijk den bloem der burgerijen, van zes, waar onder zeer voomaame fteden , binnen onze niet genoeg gefterkte mouten te vernielen, door het fchriklijkst oorlogstuig, .cn dat op zoodanigen afftand, dat onze dappere en gerefolveerde landsgenoten gecne gelcgen.heid zouden hebben gehad, hun leven en vrijheid ten duurften te verkoopen; terwijl de voor ons noch wakende voorzienigheid, 'tplan van retraite, 't welk wij, nevens de verdere hoofden , met de grootde moeite, ia met levensgevaar, in aanmerking der gerefoivcerdheid onzer burgeren, die van gcene retraite horen wilden,  moeftcn werkfteUig maken , indien wij beredeneerden moed met yoorzigtigheid paren wilden, zigtfeaar begun* ftigde. Wij, en met ons de bloem van Deventer, Catnpen, Zvvol, Harderwijk, Hattem en Elburgs burgerij , nevens zoo vele andere braven uit Amfterdam, nevens andere fteden en dorpen van ons Vaderland, zijn dan ccnc ggwi.sfe vernieling ontkomen: die braven zijn noch dezelfden; aücn noch gereed en verbonden, omde vrijheid en het Vaderland overal te verdeedigen, en liever hun laatften droppel bloeds te plengen, dan tot de ketenen der (lavemije weder te keeren, Dan het zijn ook deze zelfde burgers, edele groot mogende heeren! die hunne huizen, hunne bezittingen, hunnen welvaard verlaten hebben, en als ballingen omzwerven, gefcheiden van hunne teerfte panden, die meest al door de liefdadige ingezetenen dezer provincie onderfteund en gevoed worden; die zijn het, die om hulp fmeeken, en wij voor hun. 't Zij ons dan vergund, edele groot mogende heeren! de bronnen onzer rampen met weinigen u wel edele groot mogenden, voor tc ftellen. 't Is doch de provincie van Gelderland, alwaar men zedert lang, vooral zints zeven of agt jaaren , een fiiftema heeft doorgedreven , zoo in oorlog als vrede, 't welk naar't inzien der kundigflen , der braafften van onze landsvaderen, voor al naar 't inzien van u edele groot mogenden, den wisfen val van ons dierbaar vaderland moest met zich fleepen. De zonderlinge maatregelen, aldaar genomen , zoo zeer afwijkende van die van onze brave landgenoten, zijn der waereld bekend. Doch zints korten tijd , hebben .eenige ftaatslcden, met den Stadhouder aan het hoofd, door hun fataal crediet, het despotisme in dit gewest tot die hoogte gevoerd, dat de uitwerkzelen thands de republicq doen verftommen. Wij als integrerende leden van ftaat, nevens vele anderen, welker  eerbiedwaardige namen het laatst gedacht, met tranen van dankbaarheid, noemen zal, oordeelden, noch voor'C oppcrweezen, noch voor 't vaderland, voor al ook niet voor onze fteden en burgerijen, rekenfehap tc zullen kunnen afleggen, zoo wij den ftroom, welk alles met zich fieepte, zoo veel in ons vermogen was, geen perk fielden De legaalfte middelen, welken wij, van tijd tot tijd, met opoffering van al eigen belang, ja zelfs van de ons competerende voordeden der regering, en, op dit oogenblik, met hazard van alle onze bezittingen, ten dezen einde in 't werk fielden, verbitterden die ftaatsleden dermaaten, dat van dat oogenblik onze ondergang bepaald fchijnt. Waarfchijnlijk nam men, ten voorwendzel, een gemeen verfcb.il tusfehen de burgerij van Hattem en den Stadhouder, betrekkelijk de aanftelling van zekeren dinkgreve, tot fchepen en raad van die ftad, die zijn óntflag van guarde du corps des Stadhouders, toen hij in eed ftond genomen te worden, niet eens kon produceren, en noch daar en boven ongeposfesfioneerd, en zonder middel van begaan was; of die was de beste, de rijkfte, de vroedfte? zo.ider dat dit different judicièel, of politicq immer was uitgemaakt. De ongelukkige" ftad Elburg, was tot vernieling gefchikt, uit hoofde van een verfchil, of men , namcnlijk', een allerverfchrikkelijkst plakaat, waar bij vrijgeborene burgers, met bedreiging der fterkfte ftraffen, verboden werd , over hunne dierbaarfte belangen*, zich ter ftaats vergadering te adresferen, of zodanige publicatie, waar tegen de ftad zich ten landdage, met vele van de notabclfte ftaatsleden, onder protest bad verzet, en het zelve als een poinct van notoir bezwaar, en dus volgends een expresfe ftaats refolutié aan overftemming niet iubjeft, als rakende de pilvilegien, of onze ftad verpligt ware, zoodanige publicatie in hare jurisdictie te promulgcren, terwij! vanzoort-  &i C 33 ) De God onzer vaderen, u edele groot mogende» ja gantsch Nederland, kent tog onze zaak! Wij 'bidden den groten beflisfer aller uitkomften, u edele 'groot mogende dierbare perfonen, en genachten, onder zijne befcherming te neemen! hij doe dezelven nimmer in zoortgelijke ongelukken declen! . hij behoude door de magc , u edele groot mogenden in zijne voor'zieiiigheid toebetrouwd, het fe! gefchokte vaderland; en het vaderland is zonder tijdige, zonder kragtdadigc hulp 'van u ed. groot mog. voor altoos, voor eeuwig, verlo"ren! —<*— Maar hoe zouden wij, aan de verligte Maatkunde van u edele groot mogenden, iets herinneren, 't "geen dezelven ten vóllen, oneindig klaarer, dan wij, dodrzièn. — Wij, onze burgers, hun echtgenoten, hunne kinderen, de duizenden onzer landgenoten, wil'len u ed. groot mog. gunftige befluiten te onswaard zegenen; buitengewone ongelukken tog, roepen om buitengewone hulpmiddelen: 't laatfte nageilacht onzer denkende nakomelingen zullen, met betraande wangen in de jaarboeken des lands, uwe gedagtenis zegenen,- zij zullen dankofferen op uwe graven brengen, op we'ktn 'men den edelen naam van redders van 't lieve vaderland lezen zal. ■ Wij bidden den alregerer, u edele groot mogende vaderlijke pogingen , tot behoud van 't zuchtend vaderland, met den besten zegen te bekronen! «. wer edele groot mogendens luifterrijke regering ftceds voorfpoedig te maken, terwijl wij de eer hebben, met gevoelens van de zuiverfte hoogachting en eerbied te blijven,  C 37') Edel: groot mogende heeren! Uwer edele groot mogendenS ootmoedige dienaren 's Etage den 10 September 1786. (was geteekend) ii. van westerveld 1 fchepen en raad der ftad Hattem. j. h. van dyk', lid der gezw. gemeente van Hattem. j h. rauwenhoff, regerend burgemeester, qq. m. sels , fchepen en raad, qq. g. henggeveld, Wz. lid der gezw. gemeente, qq. alicn van Elburg. Ter ordonnantie van dezelven (was get.) herm. HENDR. VITRINGAi Co 3)  ( 3& J t^] S. Copia. Aan den hove provinciaal des fLirftendoms Gelre en graaffchaps Zutphen. Edele mogende heeren! Cjeven met yerlchuldigd refpect te kennen, de ondcr- geteekende leden der gezworene gemeente, midsgadersde gevlugte burgers der ftad Hattem, dat zij, met de uiteifte verwondering vernomen hebberide , dat zeker, aan de heeren Staten van Holland, en Westvriesland, en de verdere bondgenoten, op gronden der unie van Utrecht, geprefenteerd adres, in dato 10 September dezes jaars, aan de teekenaren van het zelve zoude worden geimputeerd, als eene zware misdaad, zich vcrpligt vinden aan u ed. mog. bij dezen te declareren, en te kennen te geven: dat het voorfr. adres, op hunnen fpecialen last en commisfiê, niet alleen is gedaan aan hoog gein. heeren Staten van Holland en verdere provinciën; maar zelfs, dat zij, rapport van deze hunne voorfr. gecommitteerden bekomen hebbende , bij eene expresfe afte vaa guarantie, en approbatie, het zelve in alle deszelfs deelen en leden hebben geapprobeerd, en verklaard , gehouden te willen worden, als hadden zij dat, met de teekening hunner handen , perfoneüjk bekragtigd. AI 't welk u ed. mog. gelieven te verneemen, uit de per copiam authenticam, hier nevensgaande aéte van approbatie cn guarantie (bijlage onder letter T) Ook vinden zij zich verpligt, met vorig refpeet, te declareren, dat, vermids zij zich niets kwaads bewust zijn, en zonder iemand in zijne rechten aan te vallen, hunne aangeborene burgerlijke en ftedelijke vrijheid, zoo veel ia hu»  ( 39 ) dreigend! - Wij  Zijn uit onze woningen verdreven, door 's lands militie; binnen onze veriaten fteden, regeren niet de wetten , maar 't geweld; niet de rechtvaardigheid, maar de militaire overmagt: en een groot aantal onzer burgeren zijn, uit eenen redelijken, ja bloeijenden , welvaard in de uiterfte armoede gedompeld, volftrekt buiten ftaat gebragt, om door hun eerlijk zweet hunne echtgenooten en kinderen te voeden , en van nuttige leden der burgermaatfehappij tot voorwerpen van ellende geworden , aan welken, helaas! geene andeie tóevlugt, dan, de liefdadigheid hunner medeburgeren; is overgebleven. Een denkbeeld, eene toevlugt, die ieder welgeplaatst hart, gevoelig grieven moet! En hoe kan 't anders? daar vooral, en voornamelijk binnen II ittém, (fchoon de beide fteden , in vele opzichten , een gelijk ongelukkig lot getroffen hebbe), de aangchitftc foldaat erger, dan in een vijands land, gewoed heeft: velen onzer bezittingen hebben ze geruïneerd, onze goederen geroofd, cn, die ze niet rooven konden, zijn vernield geworden, zonder zelfs, 't geen men onder 't menschdom 't heiligst houdt, te ontzien, en dat op zoodanige wijze, dat' men bij de barbaarfche volkeren, in de eeuwen van onmenfchclijkheid en onkunde, tegen hunne wreedftc vijanden van eene diergelijke algemeene militaire woede, roof' en plundering, naauwlijks voorbeelden zal kunnen aanvoelen; en dat, wij fchrikken het te zeggen, onder't ocg hunner chefs en officieren. . Wij verzwaren de zaken niet, cd. gr. mog. heeien.' wij zijn zelfs niet in ftaat de aangerichte gruwelen uit te drukken, terwijl u cd.gr. mog. dat begeerende, dit ter ftaving uit een aantal beöedigde getuigenisfen, zullen kunnen verneemen, of wel oneindig flerker, uit die, welken door den magiftraat van Zwol zijn ingewonnen, en aan den Raad van ftaten, op derzelver requifitie, gezonden zijn; waar toe wij ons gedragen. En dit alles is gefchied door de militie van den Staat, waar oa«  ^ C 45 } tóf* der, in de eerfte plaats, 't regiment van den erfprins, en anderen; ja zelfs 't regiment, geleid door den coionel va» pletten3erg , gezonden door de meerderheid der Gelderfche ftaatsleden, op fchrifteiijk bevel, en met 't meest mo. ■gelijk actief overleg van den Sndbor.dcr ,• door troupes, die, nostitz genoemd, noch zoo onlangs deuitmuntendfte blijken van liefde en geneegenbeid der Nederlanderen, in de grootfte maat, ondervonden hadden; blijken, d.e elke gevoelige ziel onder hunlieden in 't aaugezigt vliegen, en tegen hen getuigen moeten; gruwelen, die men op alle mogelijke wijze zoekt te verkleinen, en te bewimpeen, •en misfehien, God weet het! wel voor altoos wenschte te •fmooren. «* En, ach! of deze de eindpaal onzer rampen ware ! Men gaat noch al binnen onze verlatene ftêdërt, binnen onze ongelukkige minnen, met de despotiekfte willekeur tc werk. * Vooral te Efborg leeft: mén op militaire discretie, als op vijandelijken bodem'; de huizen van vele gevlugte ingezetenen zijn, jazeitsop last van een enkel fchepen, opengebroken, en door de •militie betrokken; hunne goederen werden noch zelfs onlangs,- door diefftal en huisbraak geroofd; hunne fchaden worden onbegrootbaar; men belet de burgerij, op de ongehoordfte wijze, mee geweid hun have cn vee, hunne bedden, ja zelfs de nodigftc levensmiddelen te vervoeren ; men dwingt hen om ze aan !t geval of ten prooij over te laten; en dat, hoe zal 'tde nakomeling gelooven? in 't vrije Nederland! ; ■ En dit alles gebeurt onder 't oog van een viertal fchetpenèri, en vier gemeensliedefi, die zich raad en gemeente noemen; d:e van zich hebben kunnen verkrijgen, zoo veel immer mogelijk, mede te werken, om de fprekende privilegiën der ftad te vei trappen, onze civile en criminele jurisdictie goeds nroeds af te ftaan, de ftedelijke en burgerlijke vrijheid aan de onbepaalde heerschzugt met vermaak op te offc-  ^ C 46 ) tóf»' ren, om zoo ook op hun beurt gelegenheid te hebben," tegen hunne gehaatte ambtgenoten, en medeburgers, immers een tijd lang, te kunnen ageren, en dan eerbiedig aan 't bof des Stadhouders belooning te gaan vragen. Zoo werkt ieder in zijn kring, om de maat onzer ongelukken, tot overloopens toe, volte meten; terwijl het, in velen opzichten, te Hattem noch erger gefteld is, alwaar men wel eene vertooning gemaakt heeft, tot oproeping van fchade, doch geene vergoeding beloofd is.. - En waarlijk, ed. gr. mog. heeren! hoe zou men verraders van 't lieve vaderland, omkeerders der goede orde, verbrekers der wetten , vijanden der algemeene rust, ftoorers der publijke veiligheid, anders behandelen kunnen, dan wij gehandeld worden? — En hebben de meerderheid der Gelderfche ftaatsleden, wel iets meer, hoe ze de zaak ook tourneren, tegen EI burg, (want tegen Hattem wordt niets bepaalds ingebracht), kunnen inbrengen , dan dat raad en meente zwarigheid maakten, in 't promulgeren binnen ftads jurisdictie van eene publicatie, die hunne ftad en burgerij prejudicieerde, en tegen welke de ftad ten landdage had geprotefteerd ? . Of verdiende deze, nooit weerlegde, fustenue eenen vijandelijken aanvai? doch bier zat 't niet, immers niet voornamelijk. Beide fteden durfden hare gecommitteerden ten landdage fpeciaal gelasten, tegen het bij zommigen geconcipieerd plan der militaire jurisdictie te adviferen; Elburg zelfs, om de beandwoordiug dcrEngelfchcenPruislifche brieven, zoo als die door den heer van staen, ontworpen waren, te desavoueeren, en aan te dringen, dat men zonder Holland hier in ter generaliteit nietdoorfloeg. Men durfde de burgerijen herilellen in de vervulling der vacante leden der gezworene gemeente, die den Stadhouder, zelfs bij 't leglement van 1750, niet waren afgedaan. doch echter door hem vervuld wierden. Hezen waren  C 47.3 ufr hunne ware misdaden; zij moeften, zonder om te zien, zich met de meerderheid blindelings geconformeerd hebben, zonder dikwerf 't poinct in qucftie te kennen, gelijk bij onze ftaatsvergaderingcn de gewoonte is. Zoo behandelt men ons, die, God weet het! — onze gewis-* fen, — gansch Neêrland weet het! op eene bedaarde conftitutioncle wijze, de rechten onzer fteden, onze eigen aangeboren voorrechten, zonder iemand te beleedigen, befcheidenüjk, naar eed en plicht, getracht hebben te verdeedigen. Wij eerbiedigen het regtmatig fouverain gezach ; wij betuigen heilig, geenen den minften toeleg te hebben gehad, om op de rechten der heeren Staten te empiëteren ; maar, hoe men ook met den naam van landsfurftelijke wraak, en hoogheid fchittere, wij hebben ook onze rechten! 1 Wij erkennen gaarne 't behoorlijk oppergezach der Staten, in provinciale zaken : maar nimmer hadden zij 't recht, hunne met hun geiijkftaande medeleden geweldadig te overheerfchen; of dezelven, die zich op hunne fprekende privilegiën beriepen, in plaats van ze te horen of te wederleggen, door den militairen arm te overtuigen, en, quovis modo, tothetfijftema, door de meerderheid aangenomen, te dwingen, of anders de fteden en burgerijen aan eene totale vernielinge te exponeren.—— Wij behoeven aan het hoog verlicht oordcel van u ed. gr. mog., die zoo cordaat, voor 't oog der ganfche natie, aan de meerderheid onzer ftaatsleden hebben gedeclareerd, een afgrijzen van hunne maatregelen tc hebben, niet te herinneren , dat, zoo dit fijftema doorgaat, 't gedaan is met onac burgerlijke vrijheid; dat dan onze welhergcbragte privilegiën ijdeic namen zijn; dat de onderlinge hulp, m be. loofde befcherming van de geünieerde bondgenoten, (van welken toch duidelijk de fteden en burgerijen, zoowel als de provinciën individuele leden zijn), een harfenfehim jf> geworden. —— Dan is 't gedaan met de veiligheid.  van onzen burgerftaat! Dan hebben onze brave vaderen te vergeefs hun bloed geplengd! zoo zon het gezach van Philips gereprefenteerd worden ! dan kan de militaire arm, dan kan 't geweld, de zaak beflisfen! dan hebben we geen verkregen recht meer op onzen vaderlijken geboortegrond , op onze voorouderlijke vrijheden! Midlerwijl, daar u cd. gr. mog. deernis met onzen toeftand kregen; daar 't volk van Neerland, als een eenig man, hunne ftem begon te verheffen, en mee meer en meer kragt verheft; daar al wat gevoel bezat, tegen de bewerkers van onze rampen zich deed horen, en 't getal onzer onderdrukkers zekerlijk zal verminderen, (hoe zeer 't ons waarlijk fmerte, den Stadhouder, als 't hoofd derzelven , te moeten befchouwen, om dat hij de ziel en 't middenpunt der Gclderfche ftaatsvergaderingcn is) : want velen zijn medegefleept, door 't credit van anderen, zonder de zaak door te denken; velen komen te rug. De cordate Harderwijker regering, beeft zelfs haar protest tegen 't gepleegd geweld, en haar disfent tegen 't berngt Geldersch manifest, en opgevolgde, zoogenaamde amiT ftië, openlijk . en bij publicatie aan de burgerij bekend gemaakt. Hierom wendde men't op eenen anderen boeg: 'er wierd aan velen onzer eene amneflie, of pardon, een door niemand begeerd pardon! dat ons te gelijk aan de grootfte euveldaaden fchüidig verklaarde, aangeboden ; terwijl men'er, om ons, was 't mogelijk, te verdeden, zommigen onzer waardigfte medeburgeren even willekeurig van uitzonderde. En waren die van misdaden overtuigd? dit geloofde niemand, zelfs de meerderheid derftaatsleden niet; want 'er was tegen dezelven gcene aanklachte, veel min bewijs. En hoe kon de fouverain tevens richter zijn? Neen, cd. gr. mog. heeren! men zag geen kans, die tot onderwerping te dwingen; zommigen derzelven hadden zich op fpecialen last, cn met völkoméne  < 49 J) W Epprobatie van de leden van raad, gemeente en burgen rij, (gelijk u ed. groot mog. dit uit de annexen, fub n". i tot 4, kan blijken), aan u ed. gr. mog. en aan de hoge bondgenoten vervoegd, des niet tegenftaande, fluit men 'er, even willekeurig , degehate teekenaaren van dat adres, die men als hardnekkige verdeedigers der volksrechten befchouwde, buiten; en niet tegenftaande u ed. gr. mog. »ls getrouwe bondgenoten, deze zelfde teckenaren zoo uitdrukkelijk, zoo landsvaderlijk, onder derzelver hoede en protectie genomen hebben, neemt men hunne goederen in beflach, en decerneert civiel arrest op hunne perfonen, omzichtegen hen, en anderen, welken men van te voren, (zonder onderzoek), bepaald en gewild had, dat de fehuldigen moeiten zijn , te kunnen wreken. —• Dan, 't is verre van iemand onzer, ed gr, mog. heeren! eenig gebruik te willen maken van een, elk eerlijk mensch zoo beleedigcnd, aangeboden pardon: daar echter te vrezen is, dat de nood en wanhoop zommigen derzelven tot akelige uiterften zou kunnen brengen. Wij dragen toch de bewustheid van onze onfchuld in onzen boezem; Wjj hebben niets begeerd, dan gehoord, onpartijdig gehoord te worden, en hebben ons plechtig voorgenomen, 'tgae, hoe 'tgae, liever alles te wagen, dan immer te gedogen, dat onze aangeborene na:uurlijke, en burgerlijke vrijheden, aan willekeur en dwang onderworpen worden. Onze zaak is toch de zaak van 't volk van Neerland; het beste gedeelte van 't zelve heeft zich, met luider ftem, voor ons verklaard; zal nimmer, ftib.ittende, ons bederf zien Voltooijen : ons verderf toch zal dat des ganfehen vaderlands flechts weinige oogenblikken voorgaan. U ed. gr. mog. zoo zeer betrokken, bij 't welzijn der unie, de verdere hoge! bondgenoten, zul» len toch zekerlijk tot onzer hulpe eenmaal toefchieten. ■ Dan ed. gr. mog. heeren! de nood dringt ons; wij zijnge-  /fcteiden van onze bezittingen, veelal beroofd van alle middelen van beftaan; men houdt met geweld onze wettige eigendommen aan ; de foldaat leeft op discretie in ónze huizen; teertonzen hoognodigen wintervoorraad op, zelfs zonder noemenswaardige betaling; en die, namens ons, bij de overgeblevene regenten infian'tien doen om eens eindelijk van die fcbadelijke gasten ontflagen té worden, worden verachtelijk weggezonden; en dus brengt .men velen onzer, onze echtgenooten en kinderen inde fchroomelijkfte omftandigheden! Wij wenden ons daarom, bij herhaaling, op 't eerbiedigst tot n ed. groot mog. onze getrouwe, onze beproefde bondgenoten! zoo volvaardig gereed, zoo volijverig, wen 't gemeen belang 't belang van het bondgenoodfehap, (en waarom ook niet van fteden en leden, die in hunnen kring, de gemeene zaak hebben getragt nuttig te zijn, doch 'er de noodlottige flachtoiters van wierden), om hulpe roept; wij wenden ons tot u ed. gr. mog. die ons zoo grootmoedig in derzelver befcherming namen, en fmeeken, met die! aandrang, die *t gewigt der zake vordert: dat u ed. -n\ mog. al nu , in dezen presfanten nood, zoodanige efficacieufe middelen gelieven daar te ftellen, als naar derzelver hoge wijsheid, en bekende vaderlandsliefde, best gefchikt zullen bevonden worden, om ons dadelijk de toegezegde protectie, en 't effed der unie, welke ucd.gr. mog. zoo edelmoedig verklaard hebben, tot derzelver laatften adem toe, ook ten onzen opzichte, te zullen maintineren, werkelijk te doen genieten! Dit doende, (geteekend wegens Elburg) J. H. Rauwenhoff, raad en regerend burgemcefter der ftad Elburg, Maurits Seis, fchepen en raad der ftad Elburg. Arend Wijnne , Hendrikus Hoefhamer, Henk.  Vos, Johannes Stuurman, Joh. Bunskerken; G. Hengeveld, W. Z. Hend. Michelfen, leden der gezworene gemeente der ftad Elburg. Herm. Henr. Vitringa, Johannes van Diermen,predikant van Elburg, Georg Hendrik Hein, predikant van Elburg, Nicolaas Trout, Jocob Coops, Willem Joost Ramaker, Arnoldus Mouw, Hendk. Alb. Windhouwer, Gerrit Hoefhamer, Dries Hoefhamer, Jacobus van Doesburg, Andriesvan Gelder Matthijsz, Dirk Gerrit van floedum, Klaas van Dierme, Gerrit Jan Deetman, Jan van Esfén, Evcrd van Dierme, Jan Munnik, Willem Deetman, Gerrit Rijkert Wijnne, Achillis Bunskerken, Geerlof Oldenhoff, Jan Wilgeman, Johannis Hengeveld, Wicher ten Have, Willem DavidFeith, Beert Trip, Jacob Peters, N. van der Kamp, Willem Fidder, Hendrik Fidder, Hendrik Top, Gz. Hendrik Gerritfen, Jan Lansbergen , Janjanfen, Steven Deetman, Aart Gerritfen, Hendrik Ruis, Jan Lipke Senior, Evert Hendrik van Koot, Gerrit Dalenoord, Jan Hoeve Jansz. Tijmcn Gerrits, EverdBos, Corn. Crocs, Willem Brouwer, JanHends. Veldhoen, Samuel de Ruiter, Hendk, den Heer, Beert Vinke, Hendk. van Koot, Hermen Prins, Barent Beider, Jan Gerritfen Mulder, Hendrik van Hulzen, Corn. Jacobs, Steven Cordemont, Klaas van Huizen, Albert Huisman, Jan Lipke Jurjénsz. Hendk. Nazelaar, Jan Ramaker, Wijnand Wijnne, Jacobus tenHove, Antonij van Diermen, Gerrit Gerrits Voerman, Pieter Kremers, Jan Oloffcn, Willem Straatman, Jan Harmfen, Dirk Denckamp, Hendk. Bos, Barent van Erfen, Francis Straatman, Wichrr.en (D 2)  Brouwer, Jan Ruis, Lubbertus Top, Beert Gerritfen Roofenboom. Joh. Godfried Buswijler, Beert Straatman, Jan Rijkers, Gerrit van Pluizen, Willem Torfius, Antonij van Mcurs, Jan Snitgcr, Eijbert Zwars, Eijbert Hoen Gz. Auguftijn Eijmers, Jan Ekterveld, JacokBos, Johannes Gezelfchap, Joh. van Sasfenberg, N*. W. Rauwenhoff, Menzo van der Heide, Cornelis van Hulzen, Willem van Duuren, Wolter Vos, Peter Lansbergen, Jan Wajenberg Jz. Albert Toornman, Jan Wesfels, Jan Trip Jz. Gerbrand Deetman, Joh. Witteveen, WindeltRoelofs, Gerhardus van Apeldooru, Chriftiaan Corftius, Abraham Hengeveld, DirkLubbers, Teunis Cornelis Voerman, Teunis Bres , Michicl Willems, Gerrit Aarfen van Triest, Gijsbert LammersCornelis Aarfen, Pieter van Koo:, Dries Aaltfen, Willem Staal, Jan Wonnik, Tennis Janfen, H. J. Wolterink, Gerrit Hoen, Hermen Pruis, Jacobus Gerritfen, Pieter van der Maten, Beert Aarfen van Triest, Aalt Hendrikfen, Johannes Martines Steen, Hendrik van Beek. (Geteekend Wegens Hattem), II. J. tijdeman, Jan Hoogers, Jacobus Muller, Lambcrtus Roelink, L. van Laar, H.J. van Dijk, Jan .Aarts, B. Engelenbergh, H. F. Souman, Jochem Jochems, Geert Jan Welberg, Arent van Marle, II. Meijlink. Alle bovenftaande ge» meenslieden. H. W. Daendeis, G. W. van Barneveld, J. Barneveld, Jan Gerrit Jochems, Hendrik Fedder Breunes, Siefe Schutte, Pieter Röth, Derk  C 53 ) tóf»' Daniël Tijdeman, Hendrik Aarts, Arnoldus Willem Breunis, G. W. Freelink, Lubbert Jan Wijnnen, Hendrik van Brummen, E. A. Daendels, C. J. Vinkcnbrink, Derk Janfen, Dries van der Horst, Engelbertus Hoogers, Evert Schuérman, Jan Spanhaak , H Lodewijk, J. van Wagcningen , Aalt Vrelink, Lubbert Vrelink, Jan van Tellingen, Willem van 'tErve, Evert Huijsman, H. v.Langen, B. Thijsfen, J, J. Santink, Gerrit Jochems, Berent Albers, Evert Slijkman, Berent de Haan, Jan Muller, Jan van der Waa, Hendk. van der Horst, Dirk Kelder Gz. Steven van Hulst, Jan Rofcboom , Jan van der Linden, N. Aukes, Jan Verbeek, Jan Menfink, Lambert Beumcr, Jan Gerrits; Egbert van der Linde, EijmertFrans, A.Goudftein, E. Muller, Jurrien van Mekeren, E. L. Muller, F. H. Partes, Lulof Nijholt, Gerrit van Brummen, Jan Frans, Klaas Menfink, jacobus Winkelaar, Roelof Wildeman, Lucas Drieman, J. D. Partes, Dirk Hulsbergen, Hendrik Meijer, Barend Meijer, R. Schutte, Jan Wildeman, Hendrik Jochems, Gerrit Jan van 'tErve, Gerrit Jan de Haan, Derk van de Linde, Pieter 1'Arnon, Berend Albers, Jacob Jager, L. J. Souman, F. Kreder, H. Joofiema. Klaas Eibers, Dries van Marle.  C 54 ) tóf» Aan den hove provinciaal des furftendoms Gelre en graaffcbaps Zutphcn. Edele mogende Heeren! Cjeven met verfcbuldigd relpecr. te kennen, de ondergeteekende leden der gezworene gemeente, mitsgaders de gevlugte burgerij der ftad Hattem, enz. Zoo als onder letter S te vinden. N°. a. ondergeteekenden, zoo -leden der gezworene gemeente, als verdere burgers en ingezetenen der ftad Hattem, welke zich op den 5 September 1786, in de noodzakelijkheid hebben gevonden, om enz. Zoo als te vinden onder letter ï. N°. 3, en 4. Zijn van den zelfden inhoud, doch betrekkelijk die van Elburg.  ( 55 ) tóf» U. Copia. Wel edele geftr. heer! D oor veelvuldige occupaticn, hebbe 'k genegligeert op u wel ed. geftr. geërde van d. 10 dezes eerder te refcriberen , ten gevolge dan is dienende; dat propria auctoritate zwarigheijd maake, de verzogte extraeten u wel ed. geftr. te extraderen; ten welken fine ik verfoek dat u wel ed. geftr. zig aan de magi t tl geli e te addresferen : om mijn auctorifatie hier toe te verlenen,- naebekoming van welke, niet zal manquere, zo fpoedig doenlijk aan u wel ed. geftr, verfoek te voldoen,- waar mede d' eer hebbe met alle eftime te zijn Wel edele geftr. heer, U wel ed. geftrs. dienstw. dr. Hattem d. 18 m. g. brouWeR. Juig 1787. cn 4)  w. fnec No. li en 13. Copia. Memorie van eenige poincten, geëxtraheert uit s'hoves misfive van den 10 Maij 1788, aan de landfchap ingezonden , en vervattende deszelfs canfideratien, en advies, over de delicten, door die • van Hattem cn Elburg gepleegd, midsgaders de bij den hove dieswegens gefchepte fententien, over de daar bij genoemde beklaagde perfonen. Speciaal concernerende, het geen h. v. westkrvei.t , burgemeester der ftad Hattem, en noch twee andere leden aldaar, betreft. Post alia,. Ad 3«i» deernen wij vooraf de vrijheid 11 ed.mog.te herinneren, dat bij lefhrre van onze fententien, tegens h. van westervelt, en j. h. van dy/k , voords tegens h. w. daendels, uitdrukkelijk zullen bijgevoegd vinden, de claufule, gelet op eenige zig ten dezen voordoende mitigerende omfiandigheden, en dat wij geene bedenkingen hebben kunnen maken: voor eerst, in de bijvoeging dier clat.fule, niet alléén om dat die op zich zelve uit onze richterlijke functie, en daar aan verknogte verpligtingcn, fua natura, profiuerende is, maar ook, om dat u ed. mog., bij refolutie van den 17 September 1786, waarbij de amneftie dien dag gearrifteerd is, uitdrukkelijk hebben gearrefteerd, zoo nochtans, dat aan het gemelde hof, onverlet blijft, om wanneer bij het nemen van informatien in deze bevinden moch-  C 57 ) tóf» tón dat eenige van de bovengemelden van deze amneflis uitgezonderde perfoonen tot de gepleegde feitelijkheden door dwang mopten gebragt zijn, daar omtrent voor af, bij h.t jcheppen der fententie, zodanige favorable ref.exie te maken, als naar omftandigheden nodig of dienftig vind. ■ Gelijk wij oo.k voor een tweede, ook geene bedenkingen kunnen maken, u cd. mog. bij dezen opening tc doen geworden, van de redenen, die tot het bijvoegen van gemelde claufule aanleidinge gegeven hebben; cn die ten aanzien Van H. van we3tervelt, J. H. van dyk, en ij. W. daendels, hier in beftaan. Dat ons, bij exami- natie van het intendith, fpeciaal tegens de twee eerstgenoemdens gebleken is, dat de momboir en fubft, momboir, daar bij onder de lettres B en Q, hebben geappliceerd twee documenten, welke wij per copias autenticas hier bij voegen, fob N°. 12 en N'. 13, zijnde het eerfte eene refolutie door de fchepenen brouwer , en tulleken, als burgemeesteren genomen, van dezen inhoud, ■ Dat inval 'er militie zich voor deze ftad mogt vertonen, de heer brouwer NB. als tweede prefident in loco, nc.ïens de heer tulleken, geadfifteerd met twee gerichtsdienaren enz., zich ten einde voorfz. daar na toe zullen begeven, met last aan den krijgsraad, om in contrarien val geweld met gemeld tc keeren, en voor af de nodige preparatien doch niet dan in kas van zekerheid der werkelijke aanmarsch dier troepes te maken. En het tweede eene diergelijke refolutie, waar bij beide die gemelde fchepenen, brouwer en tulleken, en zulks wel met toelating van eenige verordente uit de gezworene gemeente, op voorftel van zoogenaamde gecommitteerdens uit de burgerij, hebben geaccordeerd, de inroeping van vreemde burgerijen tot hunner asfiftentie, met belofte van dezelve, als hunne eigene ingezetenen en burgeren ts zullen aanmerken, en in hunne bijzondere pnteiïie te. CD 5)  Sullen neemen. Uit deze twee refolutien refpefti- velijk oP den 28 en 31 Auguftus 1786 genomen, henben wij, ten aanzien van heribert van westervelt, gemeend te mogen- trekken deze twee notoire, zoo wel als- favorabele gevolgeu, r. Dat daar, wat ook door den momboir en fubft. momboir, ten zijnen laste bewcefen is, ons nergens is rebleken, dat hij voor den 2 September 1786, zich in eenige der toen reeds plaats gehad hebbende oproerige bewegingen, en violente ondernemingen tegens u cd. mogéndens fouverain gezag heeft geimmisceert , en alzo niet in vollen zin aheen voor eerfte aanvoerder, en •meest ftHuldig kon aangezien worden; cn 2 dat daar voorfz. refolutien reeds daar lagen, bi), nevens dè beide andere beklaagdens zich dus , als door een zoort van dwang uit de bevelen der magiftraat proefluerende, daartoe gebragt konden oordeelen Daar nu aile dw u;t kragt van u ed. mog. refolutie van den 17 September 1786, gededareed was in ftaat te zijn, om bi] ons favorabele rcflexie, voor, of bij het ïeheppen derfententie tc meriteeren-, en dat in favorabilibus, hoedanig fs dënfitlgatie van ftraf, eene laxe interpretatie aan den rechter expresfe, naar rechten, opgelegt is, hebben wij ons ten dezen daar van niet mogen , noch kunnen dispenfeeren. Iterum post alia. _ Dan omtrent de tweede foort van perfoonen, namentlijk die nommatim uit de amneftie zijn uitgefloten, en tegens welke om/e fententien zijn ergaan, doch die'zich niet te min om vergiffenis hebben geadresfeert, vinden wij ons in eene aanmerkelijke meerdere perplexitijd, als aan den eenen kant, gelijk wij reeds hier voor hebben bc-  ^ ( 59 ) tóf* tuigd, zeer ongaarne aanleidinge willende geven, ompalen aan u cd. mogendens aan te raden. Post alia. Doch voor af meenen wij u ed. mog. correflie te mogen fubmitteeren dat geene, wat wij zouden meenen, dat ten aanzien van alle de fententien tegens die perfoonen, zonder onderfcheid, zoude behoren vast te ftaan en geobfervcerd te worden. Namentlijk, i. dat alle de fententien door u ed. mog. zouden behooren gelaten te worden, in die forme en inhoud, als dezelve bij ons zijn gefêhept, om .ter plaatfe gehooren uitgelezen te worden. Zodanig nochtans, dat u ed. mog. refolutie, waar bij eventueel eenige mitigatic of remisfle in eenige, of alle dezelve wierd geaccordeerd, inmediaat achter elk derzeive mede zoude moeten worden uitgelezen, om vervolgens in diervoegen in s'hoves fententie boeken te worden geregiftreerd. — Dit oordeelen wij een in- dispenfabele vereischte in eene misdaad , als waar over die fententien roulecren, ten einde van dusdane afïchriK voor anderen, in dit opzicht ten minften niet te verminderen. 2. Zouden wij van gedachten zijn, dat de condemnatie in de kosten, in allen gevalle, zoude moeten blijven Hand grijpen, om redenen dat. de momboir en fübft. momboir, en die verder daar toe berechtigt zijn, uit kragt van onze fententien, daar op een recht verkregen hebbende, het voor dezelve bezwaarlijk zoude moetin geoordeel i worden, in kas van mitigatic of remisfie daar van niet te gaudceien, of dat het geen in zoo een cas anders natuurlijk zoude gerekend kunnen worden, de domeinen met die kosten zouden moeten worden bezwaard. ■ 3. Dat welke gratie, mitigatie, of remisfie d*n ook door u cd. mog. invoegen voorfz. verleend zou-  de mogen worden, de aart der zaake yolftrekt fchiint te cijfchen, dat daar gelijke ftraffe bij fententie is gedecestoeerd, ook even gelijke gratie, mitigatic of remisfie door u ed. mog. zoude behoren geaccordeerd te worden , om dat anders de gunst voor den eenen, eene ware hardigheid voor den anderen zoude worden. , En 4. dat geen van alle die perfoonen, den pred. appeliüs uitgezonderd, welken wij hier na noch afzonderlijk behandelen zullen, zouden behooren gelibereerd te worden, van 't gedescerneerd verval van ampten, in zoo verre zij dezelve hebben mogten. Post alia. Wat dan fpcciaal betreft de perfoonen van heeieert van westervelt, j. h. v. dyk, j. h. RAUWENTtOFF, cu h. h. Vitrinca, zo moeten wij dezelve, zonder verder iets omtrent hun lot tc kunnen bepaalen , aan de clementie van u ed. mog. volkomen overlaten: veele van dezelve immers, zoo verre zij zijn leden van de refpective magiflratcn, zijn aan 11 ed. mog, perfoneel bekend, en niemand kan beter dan u ed. mog. bepaalen, wat s'lands oirbuar in dit opzicht vorJere.  ( 61 ) tóf* No. lüf Copia. Extract uit het politie en refolutiebdèk der ftad Hatttem, beginnende d. a. 1784. & feqq. fol. 101 verfo. Lunae den 28 Aug. 1785. post meridieo? hora octava. Praef. brouwer, cn tulleken, cosf. Jj^rfcheene ter vergaderinge j. h. van dyk, earent engelenberg, en jan BREUNis, als verordenten uit de gemeente, welke gezamentlijkë en met concurentie van de voprf. Leedön uit de magiftraat, gerefolveerd hebben, dat inval 'er militie zich voor deze ftad mogt vertoonen, de heer brouwer , als tweede prefident in loco neffens de heer tulleken, gcasfifteerd met twee gerigtsdienaren, en de drie voorfr. verordenten uit de gezw. gemeente, fig ten einde voorfr. daar naa toe zullen begeeven, met last aan de krijgsraad om in contrairen val geweld met geweld te kecren, en voor af de noodige preparatien, doch niet dan in kas van zekerheid der werkelijke aantriarsch dier troupes te waaken. (Önderftond) in fidem extract! (was get.) m. o. brouwer, (lager ftond) pro vera copia. (was get.) c. g. bultman. 1788.  C 62 ) tóf» N°. 13. Copia. Extract uit het politie en refolutieboek der ftad Hattem beginnen, de d. a. 1784. & feqq. fol. 103 verfo. Jovis den 31 Aug. 1785. Praef. brouwer , cn tulleken. Coram vei orden ren uit de gezw. gemeente l. boeve, j- h- van DYK, en b. engelenberg. XLrfcheenen g. w. van barnevelt , n. aucfus, c.j.vmkebrink, h. w. daandels, l. nyholt, en t. h. partes, geeommitteerdens uit de burgerij verfoekende, dat raad en gezw. gemeente gelieven re refolvecren, en te declareeren, dat daar dceze ftad met militaire overheerfching gedreigdt wordende, de unie van Utrecht art. 1. medebrengt, dat de bondgenootcn, tot confervatic van elkanders regten en privilegiën van de lèeden, fteeden cn ingezeetenen van het gezamentlijkë bondgenoodfehap, eikanderen moeten asfifteren, het dezelve aangenaam zal zijn, dat de refpeérive burgerijenhun asiifteren, met belofte van dezelve als hunne eige ingezetenen , cn burgeren te zullen aanmerken en in hun bijzondere pioreólic te zullen neemen Waar op bij raaden en voorfz. verordenten uit de gemeente gedelibereert zijnde, is goetgevonden, aan het voorf. verfoek te defereeren, 't zelve te accorderen, gelijk gefchied bij dezen. (Onderftond) in fidem extracti (was get.) m. g. brouwer. (lager ftond) pro vera copia. (was get.) c. c. iiultman. 1788.  C 63 ) tóf* X. Copia. "^yV^ij raden des furftendoms Gelre en graaffcbap^Zutphen, den eerften gezworen bode dezer cancellerije daar toe verfogt, doen te weten : alzo den momboir cn ft. momboir dezer landfchap ons hebben te kenne gegeven, ende verfagt, 't geen uit de hier aangehegte requeste breeder is te vernecmen, ci.awij uw gecommitteerd engeauthorizcerd hebben , gelijk wij doen bij deze , om uw te vervoegen aan de perfonen \\.n herïbert van westervei.t, en j. h. van dyk, indien gij hun ofte hunne vohnagtigcr de inftnuatia aannemen willende in dceze furftendom en graaffchap wetet te bekomen cn hnn zampt en fonders te fommeeren , om binnen drie weeken het in de requefte gelibelleerde halve rapport geld , ter zumma van vier en negentiggul-. dens en tien Huivers na de infinuatie dcczes te voldoen bij poene van executie, en indien gij hun ofte hunne volmagtigcr, de infinuatie deezes aanneemen willende in deeze furftendom, of graaffchap niet enweetct te bekomen uw in zulkcn val te vervoegen in die ftad, kerfpel of kerfpele op die grenzen van deze furftendom of graaffchap, aldernaast hunne refidentie gelegen . en hun aldaar daar toe wij uw geauthorizeerdhebben, enauthorizeeren bij dezen, bij openbaar edict of kerken fpraak te fommeeren ten ein* de en effefté voorfr. en na dat al zulk edict of kerken fpraak gefchied zal zijn, zult gij deeze met de annexe requefte, rekening en fententie, dewijl men niet en weet waar dezelve aan te treffen zijn aan de kerkdeur aldaar affigeeven. In oircond is des furftendoms Gelre, enz.  ^ C 64 ) tóf» V. Copia. Aan den hove provinciaal va» Gelderland. Edele mogende heeren! ÏJerteert van westervei.t, en j. h. van dyk , in mora blijvende het halve rapport geld in zake van den momboir en ft. momboir dezer iandfehap, R. O. impet. en Jtlageren tegens hun beide beklaagdens te voldoen, welke ter fomma van / 94 - 10 - : federt den 24 April 1788, verfchult is, volgens bijgaande rekening fub A, en de beklaagdens daar toe zampt en fonders fchuldig en gehouden zijn, zo verfoeken impetr. zeer eerbiedig uw ed. mog. fummatie bij edict ad valvas bij welke h. van westervelt, en j. h. van dyk. voorn.zampt en fonders mogen worden gefommeert het geblielleprde halve rapport geld aan een der fuppliant. binnen den tijd van drie weeken te voldoen bij poene van executie zijnde de fententie ten hunne lasten ergaan, (hier bij geappliceerd, fub B). (Geteekend) De Dren. f. schrassert, en joh. c. van hasselt, refpeftive momb. en ft. momb. R. O impetr. en klageren, op en tegens h. van westervelt, Cn j. h. VAN DÏK, ged. en beklaagdens. 24 April 1788. Rapport geld, ieder partij 30 ducatons ƒ 189 - : - : j ƒ 94 - 10 - 1  Specificatie van falaris en verfehot den mcmböir en f. momboir dezer latidfchap'y R. O- impt. en klateren, competeerende ten laste van h. van wes ter velt , en j. h van dyk, geds. en beklaagdens. 17 Sept. Zijn deel. te bove ontboden , wanneer hun is geboot municcert , „dat- 't bof den 22 Sept. zig na jlburg cn van daar na flattem zouden begeven, pro interpell. den momboir ƒ : 12 - .: den f. momboir ƒ : 12 - 50a. Ter handftc'ling bekoomen van 'shoves refolutie, met alle de ftukken rc'atief 't voorgevallene te Hattem , om daar over informatien te neemen , als mede aan den, hove op te geven de perfonen, die deswegens zon.- TX I 1 den kunnen worden ge'oord, jura der griffie van die refolute . ƒ 5 - 8 - ' Den deurwaarder vpor de infinuatie ; - / i - 4 - ; Den momboir voor interpellar tie bij die infinuatie ƒ r 12 . : Den f. momboir . ƒ ; 12 - : Den momboir voor examinat./ 1 - 4 - : Den f. momboir ƒ 1 - 4 - : JL- ci ' ö \ : - ; - - \ f 4 - 16 - : ƒ 6 - 13 - :  1786. Transp. ƒ 4 - 16 - : ƒ 6 • 12 - ; • Voorexauiinatic van alle voorn. . ftukken den momboir ƒ xs - 12 - : Den f. momboir ƒ 15 - ia -'■ Ingevolge voorfr. refolutie bij •de magiftraat van Hattem audiëntie gevraagd om van haar eerf. te requireeren zocdanc informatien en elucidatien als haar eerf. wegens 't voorgevallene aldaar konden fuppediteren den momboir pro termino f 1 - Den f. momboir f j 1 - 4 " " 6 0(5t. Dezelve tegen des anderen daags geaccordeerd zijnde, hebben deel. van haar eerf. voorfz. informatien en elucidatien gerequireert als mede lijften van de vreemde auxiliairen, en uitgewekene burgers den momboir pro conferentie ƒ 3 - : - • Den f. momboir. ƒ . . . . Eod. Is door deu fecr. aan declaranten ter handen gefteld het refolutieboek van Hattem pro interp. den momboir ƒ ; . I2 . . Den f. momboir ƒ : - 12 - : Item een lijst der gevlugte gemeenslieden van Hattem voor examinatie den'momboir ƒ 1 - 4 - ; Den f. momboir ƒ 1 - 4 - : Als mede een lijst der prefente ƒ 48 - : - : ƒ 6 - m . -  iÊ5a» C 67 ) ^ 1786. Transp. ƒ 48 - £ - i f 6 • « - : gemeenslieden van Hattem den momboir ƒ I - 4 - : Den f. momboir ƒ 1 - 4 - : Des avonds hebben deel. den gemeensman L. Boeve bij zig gerequireert en van hem vifie der refolutieboeken van de gemeente gevraagd, die geandivoord hadde dat hij die niet wiste, maar zoude onderzoeken waar die gebleven waren den momboir pro conferentia ƒ 3 - : - : Den f. momboir ƒ 3 - : - • 7 ö£t. Heeft voorfr. gemeensman aan deel. ter hand geftelt 6 documenten .met verklaring dat niet konde ontdekken waar het refolutieboek gebleven was den momboir pro conferentia ƒ 3 - : - : Den f. momboir ƒ 3 - : - : Den momboir voor examinatie van die 6 documenten ƒ 3 - 12 - : Den f. momboir ƒ 3 - 12 - : Iugefteld rapport groot in grosfis 56 bl. ad 15 ft. per blad, den momboir ƒ 42 - : - : Den f. momboir ƒ 42 - : - : Voor refumeren van't zelve, den momboir ƒ 3 - : - : Den f. momboir. ƒ 3 - : - : Voor emunder, ad 4 ft. perbl. ƒ n - 4 - : ƒ 170-16: ƒ 6-12-;  r/85. Transp. ƒ 170 - 16 - : / 6 • 12 - : Voor appüeeren van 9 documenten . den mom oir ƒ 5 - 8 - : Den f. momboir. ƒ 5 - 8 - : Voor indienen den momboir ƒ 1 - 4 - : . Den f. momboir ƒ 1 - 4 - : Den deurwaarder ƒ : « 4 - : 6 Oei. Hebben deel. voor zig doen citeren H. Blom voor 't geven van ordre daar toe aan den bode den momboir f : - 12 - ; Den f. momboir ƒ : - 12 - : Door de bode relaas doende geinterpe!leert den momboir ƒ : - 12 - : Den f. momboir ƒ : - 12 • • Den bode voor 't doen der ci- tst:e / : - 15 - : ■ Den zeiven afgehoord en zijn verklaring opgellelt gr. in gr. 4 (4 bl. den momboir ƒ 3 - : - : . Den f. momboir ƒ 3 . : . . Vbot emunderen ƒ : - 16 - : Eod. He. ben deel. Blom voor zig doen citeien, den mojmboir vóór 't geven van ordredaartue/ : - 12 - : Den f. momboir ƒ . I2 . . Door den bode relaas doende gcinrerpe.icvt den monibo.r ƒ : - 12 - : Den f momboir ƒ ; - 12 - : Den bode voor 't doen der ci- fte / .--I5-: Voor 't opftellen van zijn ver- f 195 - 12 - : f 8 - 6 - :  ^ C 69 ) tóf» 1786. Transp. ƒ 195 - 12 - : ƒ 8 - 6 ■ : klaring groot S bladen den momboir ' f6-:-: Den f. momboir ƒ 6 - : - : Voor emitaderen / 1 12 - ; Eod. hebben deel. voor zich doen citeren G. Hulleman Blom den momboir voor 't geven van order daar toe ƒ : - 12 Den f. momboir ƒ : - 12 - : Door den bode relaas doende, geintcrpelieert den momboir ƒ : - 12 - : Den f'momboir ƒ : - 12 - ; Den bode voor 't doen der citatie ƒ . jj . . Voor 't opftellen van zijn verklaring gr. 4 bl. den momboir ƒ 3 - : - : Den f. momboir ƒ 3 . ; . . ' Voor ëmünderen ƒ : - 16 - : Ejd. Hebben deel. voor zich doen citeren A. Schulting voor 't geven van ordre daar to(; den momboir ƒ : - 12 - .- Den f momboir ƒ : - 12 - : Door den bode relaas doende gehiterpeüeert den momboir ƒ : - 12 - : Den f momboir ƒ : - 12 - Den bode voor 't doen der citatie ƒ . JS . . \-oor 't opftellen van zijn verklaring gr. 8 blad. den momboir ƒ 6 '- : - ; Den f. momboir ƒ 6 - : - : ƒ 234 • 16 - : ƒ 9 - i6 . : C-E 3J  1786. Transp. / 232 - 16 - : ƒ 9 - i6 - j Voor emunderen ƒ 1 - 12 - : Eod. hebben deel H.reekman voor zig doen citeren den momboir voor 't geven van ordredaar • toe ƒ : - r2 - : Den f. momboir ƒ : . I2 . Don- den bede relaas doende, gcinterpelleert den momboir ƒ .- - 12 - : Den f. momboir ƒ .- - 12 - : Den bode voor 't doen tier ci- tatic ƒ - 15 - : Voor 't opftellen van zijn verklaring gr. 44 bl. den momboir ƒ 33 . ? - : Den f. momboir ƒ 33 - •" - •' Vcor emunderen ƒ 8 - 16 - : Eod. Hebben deel. A. van der Swaan voor zig doen citeren den momboir voor 't geven van ordre daar toe ƒ : - 12 - : Den f. momboir ƒ : - 12 - : Door den bode relaas doende geimerpelicert den momboir ƒ : - 12 - : Den f. momboir ƒ : - 12, - : Den bode voor 't doen der ci- t3t'e ƒ " 15 Voor 't opftellen van zijn verklaring gr. 38 bl. den momboir ƒ 28 - 10 - : JDen f. momboir ƒ 28 - 10 - : Voor emunderen ƒ 7 - 13 - : Eod. Hebben deel. Voorn, verklaringen bij reqt. aan den hove ƒ 378 - 12 - : / n - 6 - :  ^ss» C ro tóf> 17S6. Transp. ƒ 378 T 1.2 - : ƒ 11 - 6 - ; geexhibeert voor inftellen van dat request den momboir ƒ 2 - : - : Den f. momboir ƒ 2 - : - : Voor indienen den momboir ƒ 1 - 4 - : Den f. momboir ƒ 1 - 4 - ; Den deurwaarder j ƒ . 4 - f Eod. Onttangen 'sboves refolutie, om voorn, perfonen voor den bove te doen citeren om nader onder eede gehoor te worden jura van de griffie van die refolutie ƒ5:8-.* Den deurwaarder voor die ter handftelling ƒ 1 - 4 - c • .Den .momboir voor interpellatie bij die ter handftelling ƒ : - 12 - : Den f. momboir ƒ - - 12 - : Den momboir voor examinatie van die refolutie ƒ j - 4 - : Den f. momboir ƒ 1 - 4 - : Dien ten gevolge aan een'shoves bode ordre gegeven om H. Blom voor den hove te citeren den momboir f : - 12 - : Den f. momboir ƒ : - 12 - : Door den bode relaas doende geinterpelleert den momboir ƒ : - 12 • .• Den f. momboir ƒ : - 12 - : Den bode voor 't doen der ci- f '■ - 15 - ; tatie Item om J. Blom te citeren ƒ 391 - : - : ƒ 18 - 17 - ;  C 72 ) tóf» 1786. Trarisp1, ƒ 391 - : - : ƒ 18 - 17 - r den momboir ƒ : - 12 - : Den f. momboir ƒ : - 12 - : Door den bode relaas doende, gcinterpcllcert den momboir ƒ : - 12 - : Den f. momboir ' ƒ ; - 12 - : • Den bode voor 't doen der citatie ƒ . . . « Item om G. Hulleman Blom te citeren den momboir ƒ : - 12 - : Den f. momboir ƒ : - 12 - : Door den bode relaas doende •gcinterpcllcert den momboir ƒ : - 12 - : Den f. momboir ƒ : - 12 - : Den bode voor 't doen der citatie ƒ : - 15 -• Item om A. 'Schrdting te citeren den momboir ƒ : - 12 - : •Den f. momboir ƒ : - 12 - : Door den bode relaas doende, ge'nterpelleert den momboir ƒ : - 12 - : Den f. momboir 'ƒ -* - 12 - : Den bode voor de citatie ƒ •" - 15 • . Item om H. Beekman te citeren den momboir ƒ : - 12 - :' Den f. momboir 1 ƒ : - 12 - : Door den bode relaas doende geinterpelleert den momboir ƒ : - 12 - : Den f. momboir. ƒ : - 12 - : Den bode voor 't deen der citatie ƒ . . „ . f Item om A. van der Swaan te ƒ 400 - 12 - ; ƒ 21 - 17 - ;  C 73 ) 1786. Transp. / 40° - 12 - : ƒ 21 - 17 - ? citeren den momboir ƒ : - 12 - •- Den f. momboir ƒ : - 12 - : Door den bode relaas doende geinterpelleert den momboir ƒ : - 12 - : Den f. momboir ƒ : - 12 - : Den bode voor 't deen der citatie ƒ : - 15 - : — Oei. Zijn die 6 perfoonen door den hové afgehoord jura der heeren commisfarien en griffie daar voor f 56 - 14 - . De zelve afgehoord zijnde, zijn derzelver verklaringen weder aan deel. ter handen geftelt tot naarigt den deurwaarder voor die ter handftelling ƒ l . £. Den momboir voor interpe'latic bij die ter handftelling ƒ : - 12 - : Den f. momboir ƒ : - 12 - : Voor examinatie van die 6 verKlaringen den momboir ƒ 3 - 12 - : Den f. momboir ƒ 7, - 12 - : 6 Oct. Hebben deel. voor zig doen citeren den Capit. J. G. Spengler den momboir voor 't geven van ordre daar toe f : 12' - : Den f. momboir ƒ : - 12 - :, Door den bode rehas doende geinterpelleert den momboir ƒ ; - 12 - : Den f. momboir ƒ : - 72 - : Den bode voor 't doen der ci- /t.413 - 16 - : ƒ 80 - 10 - 3  C 74) 1736. Transp. ƒ 413 - 16 - : ƒ go • 10 - ; tatie ƒ .-. - 15 - ; Voor 't opftellen van zijn verklaring gr. 60 bl. den momboir ƒ 45 - : - : Den f. momboir ƒ 45 . : . : Voor emunderen ƒ 12 - : - : Eod. Hebben deel. Jürrjen van de Wetering voor zig doen citeren den momboir voor 't geven van ordre daartoe ƒ . . r2 . . Den f. momboir ƒ : - 12 - : Döór den bode relaas doende geinterpelleert den momboir ƒ : - 12 - : Den f. momboir ƒ ; - 12 - : Den bode voor 't doen der ci. tatie ƒ ; . j5 . . Voor 't inftellen van zijn verklaring gr. in gr. 12 bl. den momboir ƒ 9 , ; . . Den f. momboir ƒ 9 - ; - .Voor emunderen ƒ 2 - 8 - : Voor inftellen van 't reqt. om voorn, verklaringen aan den hove tc exhiberen den momboir ƒ 2 - : - : Den f. momboir ƒ 2 - : - : Voorindienenden momboir/ 1 . 4 . : Den f. momboir ƒ 1 - 4 - : Den deurwaarder ƒ : - 4 - : 7 Oét. Ontfangen 's hovcs refolutie om voorn, perfoonen voor den hove te citeren de griffie voor jura van die refolutie ƒ 5 - 8 - • / 545 • : - : ƒ87 - 21 - ;  C 75 ) tóf» i;36. Transp. ƒ =ras - : - : ƒ 87 - 12 - : Den deurwaarder voor de ter handftelling ƒ 1 . 4 . : Den momboir voor interpellatie bij di er handftelling ƒ : - 12 - : Den f. momboir ƒ : - 12 - : Den momboir voor examinati^/ 1 - 4 - : Den f. momboir ƒ 1 - 4 . ; Ter voldoeningc aan vborfr. refolutie aan een 's hovcs b de ordre gegeven om J. G. Spengiea te citeren den momboir pro iuterpeli, ƒ . ,2 . , Den f. momboir . ƒ . . ]2 . . Door den-bode relaas doende geinterpelleert den momboir ƒ : . T2 . : Den f momboir ƒ : . I2 . . Den bode voor 't doen der ci- tade~ , ƒ ! - 15 - : Item om J. van de Wetering te citeren den momboir ƒ : . I2 . . Den f. momboir ƒ . . J2 . Door den bode relaas doende geinterpelleert den momboir ƒ : - 12 - 1 Den f. momboir ƒ : - 12 - : Den bode voor 't doen der ci. tatie ƒ : . 15 - i 9 O'ft Jura der heer.comm. en griffie voor 'tafhooren van die 2 getuigen f lg _ g_. Dezelve afgehoord zijnde, zijn minne verklaringen weder aan ƒ■ 553 - 8 - : f 108 - I7"rT  178(3. Transp. ƒ 553 - 3 - : ƒ ro8 - 14 - •' deel. ter handen geftelt totnarigt den deurwaarder voor die ter JiandfteHing ƒ 1 - 4 - : Den momboir voor interpellatie b% dié ter handftelling ƒ . _ ^ _ . Den f. momboir. ƒ . _ j , Voor examinaie van die twee verklaringen den momboir ƒ 1 - 4 - : Den f. momboir ƒ 1 . 4 - : 9 Ocl. Hebben deel. voor zig doen citeren Jacob I reep den momboir voor 't geven vajjordre daar toe ƒ 1 - 12 - : Den f. momboir ƒ : - 12 - : Door den bode relaas doende geintérpelleert den momboir / : - 12 - : Den f. momboir ƒ ; - 12 - : Den bode voor 't doen der ci. tatie . ƒ : - 15 : Voor 't opftellen van zijn verklaring gr. 8 blad. den momboir ƒ 6- : • : Den f. momboir ƒ 6 - ; - ; Emunderen ƒ 1 - 12 -: Eod. Hebben deel. voor zig doen citeren H. Treep Jz voor 't geven van ordre daar toe aan de bode den momboir ƒ : - 12 - : Den f. momboir ƒ : - 12 - : Door den bode relaas doende geinterpelleert den momboir ƒ : - 12 - : Den f. momboir ƒ : - 12 - : ƒ 575 - 8 - : ƒ 110 - 13 - :  C 77 ) 1-86. . Transp. ƒ 175 " 8 - : ƒ 110 - 13 - : Den bode voor 't doen der citatie ƒ : • IS • : Voor 't afhoren van denzelven en opftellen van zijn verklaring groot 12 bladen den momboir ƒ 9 - : - : Den f. momboir ƒ 9 - : - : Voor emunderen ƒ 2 - 8 - - Eod. Hebben deel. voor zig doen citeren H. Treep Dz. voor 't geven van ordre daar toe den momboir ƒ : - 12 - : Den f. momboir ƒ : - 12 - : Door den bode relaas doende, geinterpelleert den momboir ƒ : - 12 - : Den f. momboir ƒ : - 12 - . Den bode voor 't doen der citatie ƒ -• - IS - : Voor *t opftellen van zijn verklaring groot 18 bladen den momboir ƒ 13 - 10 - : Den f. momboir ƒ 13 - 10 - : Voor emunderen ƒ 3 - 12 - : Eod. Ingefteltreqt. om die drie verklaringen aan den hove te exhiberen den momboir ƒ 2 - : - : Den f. momboir ƒ 2 - : - : Voor indienen den momboir ƒ 1 - 4 - : Den f. momboir ƒ 1 - 4 - : Den deurwaarder ƒ •' " * " • Eod. Ter handftelling bekomen van 's hovcs refol. om voorn. 3 ƒ 635 - 4 - = ƒ nJ - 7 - :  Transn. ƒ . + . . f _ j perfoonen voor den hove ie doen citeren jura der griilie van die refolutie Den deurwaarder voor die ter 5 " 8 " ' handftelling Den mo nboir voor interpclla- 1 4 " '' tic bij die ter handftelling ƒ : . I2 . . Den f. momboir ƒ • . I2 ! Den momboir voor examinat c ▼ah die refolutie ƒ x _ Den f. momboir /• j Eod. Tei voldoenig van voorn, refolutie aan een 's hovcs bode ordre gegeven om J. Tfeep voor den hove ie citeiea den momkir ƒ . ^ - Den f, momboir ƒ ■ - 12 Door den bode relaas doende geinterpcheeit den momboir /' , . J2 . . Den f. momboir ƒ • . 12 . . Den bode voor 't doen der citatie r r • > is f i Jtcm om H. Trccp Jz. te citetc;en den momboir ƒ : - I2 . • Den f. momboir ƒ : . I2 . , Door den bode relaas doende geinterpelleert den momboir / : - 12 - Den f. momboir ƒ : . 12 . • ' Dcu bode voor 't deen der citatie / : - 1 Item om II. Treep Dz te cite- ƒ 643 - iz - : f 120 - 9 - •  C 79 ) v& 1786. Transp, ƒ 643 - 12 - :/ 120 - 9 - : rei den momboir / : - 12 - : Den f. momboir ƒ : - 12 - : Door den bode relaas doende geinterpelleert den momboir ƒ : - 12 - : Den f. momboir ƒ : - 12 - : Den bode voor 't doen der ci- tatie ƒ : • 15 • : 10 Ocl. Jura der heeren comm. en griffie voor 't afhoren der 3 getuigen ƒ 27 - 12 . Dezelve afgehoord zijnde zijn derzelver verklaring» weder aan deel. ter banden geftelt tot narigt den deurwaarder y. Den momboir voor intcrpella- ^ tie bij die ter handftelling ƒ : - 12 - : Den f momboir ƒ : - 12 - ; Den momboir voor examinatie Tan die 3 verklaringen ƒ 1 - 16 - : Den f. momboir ƒ 1 - 16" - : 10 Oa. Door den fecretaris ter handftelling bekoomen van eenige extraéten uit 't refolutieboek van Hattem van den 1 Aug. tot den 3 Sept. incluis, voor interpellatie den momboir ƒ : • %% j Den f- momboir ƒ : - 12 - : Voor examinatie der zelve den momboir ƒ 34 - 16 - : Den f. momboir ƒ 34 - 16 - : 11 Oét. Voor inftellen van 't ƒ 721 - 12 . ;/ i50 . "777  ^ ( 3o ) ^ 1786. Transp* ƒ 721 ï 12 - : ƒ 150 - : - t reqiiest om voorn, extracten aan den hove te exhiberen den momboir ƒ 2 - : - : Den f, momboir ƒ 2 - : - : Voor indienen den momboir ƒ x 4 - • Den f. momboir ƒ j „•'*'. • Den deurwaarder ƒ : 4 - j Voor applicatie van 29 refolutien den momboir ƒ 17 - 8 - : Den f. momboir ƒ17- 8 - : Eod. Ter handftelling bekojnen van 's hoves refolutie waar bij voorn, extracten weder aan deel. zijn ter handen gcftelt cn daar van bij 't doen van verdere recherges 't nodig gebruik te maken jura der griffie ƒ 5 ; g . . Den deurwaarder voor de ter handftelling ƒ j . v . 5 Den momboir voor interpellatie bij die ter handde!ling ƒ : - 12 • e Den f. momboir f : - 12 - : Den monboir voor examinatie/ 1 - 4 - : Den f. momboir ƒ 1 - 4 - : 13 Oei. Is door den fecr. aan deel. de overige extracten uit 't rcfoluticboek van Hattem ter handgeftelt den momboir pro interpellatione ƒ : - 12 - : Den f. momboir ƒ : - 12 - : Den momboir voor examinatie ƒ 767 - 12 - :ƒ 156 - 16 - ;  ^ C Si) tóf> 1786. Transp, ƒ707 - 12 - : f 156 - 16 - : Tan die extracten ƒ 27 - 12 - ■ Den f. momooir ƒ 27 - 12 - : Den momboir voor infteüen van 't reqt. om dezelve aan den hove te é thiberen ƒ 2 - :• - : Den f momboir ƒ 2 - : - : Voor appiicat.e van 23 refolu- tien den mombor ƒ 13 - 16 - : Den f. momboir ƒ 13 - 16 - ; Voor indienen den mörriboir ƒ 1 - 4 - : Den f. momboir ƒ I - 4 - : Den deurwaarder ƒ • - 4 " ï 14 Oct. Ter handftelling bekoomen van 's hoves refolutie waar bij voorfr. exti aeïen ten zelvcn einde als de vorigen weder aan deel. worden ter handen geftelt den deurwaarder voor de infinuatie ƒ 1 - 4 - : Jura der griffie ƒ 5 - 8 - : Den momboir voor interpellatie bij die ter handftelling ƒ : - 12 - : Den f momboir ƒ : - 12 - : Den momboir voor examinatie/ 1. 4.; Den f momboir ƒ 1 - 4 - ; 15 Och Ter. handftelling beköomen van een'rapport door den vaandrig van Groln nopens de ftaat der aanlegde werken geformeeit, den deurwaarder voorde ter handftelling ƒ 1 - 4 - : 860 - 8 ? ƒ ir54 - 16 - i (F)  1786. Transp. ƒ 860 - 8 - : / 164 . x€ -'« Den momboir voor interpellatie bij die ter handftelling ƒ : - 12 • : Den f. momboir ƒ : - 12 - : Den momboir voor examinatie/ 2 - 8 - : Den f. momboir / 2 - 8 - : 16 Och Hebben deel. geconfereert over 't inftellen van vraagarticulen om daar op onder ede gehoord te worden J. G. Streng den momboir pro conferentie f 3 . : _ . Den f. momboir ƒ ^ _ . _ . • Voor inftellen van de zelve groot "6 blad. ad 15 ft. den momboir ƒ 57 - : - : Den f. momboir ƒ 57 - *.J Voor refumcren van de zelve den momboir f. 3 . : . ; Den f. momboir ƒ 3. - : - : •Voor emunderen ƒ 15 - 4 - : Voor inftellen van 't reqt. om dezelve aan den hove te exhiberen den momboir ƒ2-:-: Den f. momboir ƒ 2 - : - : Voor indienen den momboir ƒ1.4-: 4 Den f. momboir ƒ 1 - 4 - : Den deurwaarder ƒ : - 4 - ; Eod. Ontfangen 's hoves 'refolutie om P. G. Streng voor den hove te citeren den deurwaarder voor de ter handftelling ƒ r - 4 - : ƒ1014 - : - : ƒ 166 - 4 - ;  ^ C «3 ) tóf» 1736. Tiansp. ƒ joii . : . : ƒ l66 . 4 . . De giiffie voor jura dier refo- llUie / 5- 'km; Den momboir voor interpellatie bij die ter handftelling f : - 12 - : Den f. momboir ƒ ; - j2 - : Den momboir voor examinatie ƒ 1 - » , . Den f. momboir. ƒ 1 - 4 - : Eod.Ter voldocuingaan voorfr. refolutie aan een 's hoves bode ordre gegeven om S. G. Streng te citeren den momboir f : - 12 - : Den f. momboir ƒ : - 12 - • Door den bode relaas doende geinterpelleert den momboir ƒ : . I2 . . Den f. momboir ƒ : . I2 . . Den bode voor 't doen der ci- t3tie ƒ : - 15 - : Item om A. Dalhuis te citeren den momboir ƒ . . 2 _ . Den f. momboir ƒ : . 12 . • Door den bode relaas doende, geinterpelleert den momboir ƒ : . I2 . . Den f. momboir ƒ . . ,, Den bode voor 't doen der citatie Item om H. van Pikeren te ci- ' ls ' ; teren den momboir ƒ . . Den f. momboir ƒ . . Door den bode relaas doende geinterpelleert den momboir ƒ : - 12 - : Den f. momboir ƒ : - 12 - : f(}°iyi6': fi73- »•«  1786. Transp. ƒ 1024 - iff - : ƒ 173 - a - : Den bode voor 't doen der citatie ƒ : - ,s - : item om B- Lunenburg te citeren den momboir ƒ : - 12 - : Den f. momboir ƒ : - 12 - ! Door de bode relaas doende geinterpelleert den momboir ƒ : - 12 - ; Den f. momboir ƒ : - 12 - ; D.n bode voor 't doen der citatie ƒ : • 15 - : ben om G, Boeve te Citeien den momboir ƒ ; - 12 - : Den f. momboir ƒ : - 12 - : Door den bode re'aas doende geinterpelleert dèij momboir ƒ : - 12 • : Den f. momboir ƒ ; - 12 - : Den bode voor 't doen der citatie ƒ : - 15 - ; Item om K Esfeling tc cite, en den momboir ƒ : - 12 - : Den f. momboir 1 ƒ : - 12 - : Door den bode re'aas doende, geinterpelleert den momboir ƒ : - 12 - Den f. monboir ƒ : - 1.2 - : Den bode voor 't doen der citatie f : - ij - : Item om H. van Dijk te citeren deii momboir ƒ : - 12 - : Den f. momboir ƒ : - 12 - : Door den bode relaas doende .geinterpelleert den momboir ƒ : - 12 : ƒ 1033 - 16 - : ƒ 176 - 2 • :  ^ C 85 ) 1786. Transp. 1033 - 16 - : ƒ 176" - 1 - : Den f. momboir ƒ : - 12 - : Den budo voor 't doen der citatie ƒ : - IS - : Item om J. de Haan te citeren den momboir ƒ : - 12 : Den f. momboir ƒ : - 12 - : Door den bode relaas doende geinterpelleert den momboir ƒ : - 12 - : Den f. 'momboir ƒ ; - 12 - : Den bode voor 't doen der citatie ƒ : - 15 - : Item om H. Wicherds te citeren den momboir ƒ : - 12 - : Den f. momboir ƒ : - 12 - : Door den bode relaas doende geintetpelleert den momboir ƒ : - 12 ■■ : Den f. momboir ƒ : - 12 - : Den bode voor 't doen der citatie ƒ : - 15 " i Item voor O. Peuls te citeren den momboir ƒ : - 12 - : Den f. momboir ƒ : - 12 - : Door den bode relaas doende geinterpeileert den momboir ƒ : - 12 - : Den 1". momboir ƒ ; - 12 - : Den oode voor 't doen der citatie ƒ : - 15 - j Item om C. Tijsfen te citeren dem momboir ƒ 1 " 12 " 5 Den T. momboir ƒ : - 12 - : Door den bode relaas doende ƒ 1042 - 16 - : ƒ 179 - a - : (F 3)  C '"6 ) ^ 1786. Transp. ƒ j0^2 - 16 - • f geinterpelleert den momboir ƒ : . I2 [ { 1,9 " 2 " Den f. momboir ƒ ■ , ƒ • - 12 - : uen bode voor 't doen der ci'. t3t'e ƒ i ^ Item om A.Eannink te citeren ' den momboir ƒ Den f. momboir ƒ ' Door den bode relaas doende, geinterpelleert den momboir ƒ . . I2 . . Den f. moiiiboir t • 12 ■ • Den bode voor 't doen der citatie j. , - t 1 ■ - J5: - : Item om ƒ. van Olst te citeren den momboir ƒ • i" • Den f. momboir ƒ • - 12 - • Door den bode relaas doende geinterpelleert de;i momboir ƒ : . I2 . . Den f. momboir ƒ : . I27. " Deu bode voor 't doen der ci- tatie / : - 15 - : 17 en 18 Octob. Zijn dezelve door den bove afgeboord jura der heeren cpmmisfarien en griffie duar voor r Dezelve afgeboord zijnde zijn hunne refponfivc weder aan deel. ter handen geftelt totnarigt een deurwaarder voor die ter handftelling f ^ . Den momboir voor interpellatie bij die ter handftelling ƒ : - I2 . . ƒ 1049 - 8 - : ƒ 302 - 3 - ;  1786. Transp. ƒ 1049 - 8 - : ƒ 302 - 3 - ; Den f. momboir. ƒ : - 12 - : Voor examinatie van die confchappen gr. 36 bl. den momboir/ 16 - 16 - : Den f. momboir ƒ 16 - 16 - ; Eod.Door don fecr. ter handftcl. Iing Lckoomen van 3 actens van aanftelling van J. R.van Keppel tot commandant, en T. H. van Esfen tot majoor en J. Glafcr tot ondermajoor van Hattem, den momboir pro interpcllatione ƒ : - 12 - • Den f. momboir ƒ . . JO _ . Voor examinatie der zelve den momboir ƒ 3 - 12 - : Den f. momboir ƒ 3 - 12 - : Ingeftelt reqt. tot exhibitie van dezelve den momboir ƒ 2 - : - Den f. momboir ƒ 2 . Voor applicate van die drie actens den momboir ƒ r - rC - ■ Den f. momboir ƒ 1 - rö '- • Voorindienen den momboir ƒ j . ^ . . Den f. momboir ƒ 1 - 4 - : Den deurwaarder ƒ ... .. 15 Oct. Hebben deck Peter Schutting voor zig doen citeren den momboir voor 't geven van ordre daar toe aan den bode ƒ : - 12 - : Den f. momboir ƒ : - 12 - : Door den bode relaas doende geinterpelleert den momboir ƒ : - 12 - : ƒ 1103 - 16 - : f 302 T 7 - • 4)  1786. Transp. ƒ 1103 - 16 •: ƒ 302 - 7-; Den f. momboir ƒ : . I2 . . Den bode voor 't doen der citatie f . . n . . Voor 't opftellen van zijn verklaring gr. 4 biad. den momboir ƒ 3 - :] - : Den f. momboir ƒ 3 . ... Emunderen ƒ : - x6 - : Eod. Hebben deel. J. de Haan voor zig doen citeren den momboir voor 't geven van ordre daar toe f : - 12 • : Den f. momboir ƒ : - 12 - : Door den bode relaas doende geinterpelleert den momboir ƒ : - 12 - : Den f momboir ƒ : - 12 - : Den bode voor 't doen der ci- tatb / ." - ij - : Voor 't opftellen van zijn verklaring gr. 4 bladen den momboir ƒ 3 . ... Den f. momboir ƒ 3 . . . . Voor emunderen ƒ : - 16 ■ : Eod. Hebben deel. ordre geven om L Wisfcnberg voor hun te citeren den momboir ƒ - 12 - : Den f. momboir ƒ : - 12 . : Door den bode relaas doende geinterpelleert den momboir ƒ : - I2 - Den f. momboir ƒ : - 12 - : Den bode voor 't doen der citatie ƒ . . J5 . . ƒ 1122 - 16- : f 304 - 12 - i  1786. Transp. ƒ 1.122 • 16 - :ƒ 304 - 12 • i Voor 't [afhoren van dezelven en opftellen van zijn verklaring gr. 8 bl. den momboir ƒ 6 - : - : Den f. momboir ƒ 6 - ; - : Voor emunderen ƒ 1 - 32 - : Eod Hebben deel. voor zig doen citeren J. Derks den momboir ƒ ; - 12 - : Den f. momboir ƒ : - 12 - : Door den hode relaas doende geinterpelleert den momboir ƒ : - 12 - : Den f. momboir ƒ : - 12 - : Den bode voor 't doen der citatie ƒ : . 15 i j Voor 't opftellen van zijn verklaring gr. 8 bl. den momboir ƒ 6 - : - : Den f. momboir ƒ 6 - a - : Voor emunderen ƒ 1 - ia - : Eod. Hebben deel. voor zig doen citeren Wijnen Wijnenden momboir ƒ : - 12 - : Den f. momboir ƒ : - 12 - : Door den bode relaas doende geinterpelleert den momboir ƒ : - 12 - ; Den f. momboir ƒ : - 12 - : Den bode voor 't doen der citatie ƒ : - 15 >.; Voor afhooren van denzelven en opftellen van zijn verklaring gr. 28 blad. den momboir f 21 - : - r Den f. momboir ƒ 21 - .- - ; .J ii9ö - 16 - : ƒ 306 - 2 - ; (F 5)  *^ C 9° 3 tóf*' 1736. a TransP-/U96 - ifi - :ƒ 306 -'2 - è Voor emunderen ƒ 5 - 12 - ■ Eod. Hebben dcc!, voor zig doen citeren H, van, de W,aa den momboir ƒ : * ml* ■ Den f. momboir ƒ : . I2 . ; Door den bode relaas doende geinterpelleert den momboir ƒ : . I2 . . Den f. momboir ƒ . . I2 . . Den bode voor 't. doen der ci. tatie ft t 1 Voor 'topfttl'en van zijn verklaring gr. 8 blad, den momboir'/ , Den f. momboir ƒ 6 Vopr emunderen ƒ _ J 1 - 12 - : Eod. Hebben deel. voor zig doen citeren H. Ratelaar den ' momboir ƒ : . I2 . . Den f. momboir ƒ . - 12 - : Door den bode relaas doende geinterpelleert den momboir ƒ. : - 12 - : Den f. momboir. ƒ : - 12 - : Den bode voor 't doen der citatie ƒ : - ij - ; Voor 't opftellen van zijn verklaring groot 24, bladen den momboir ƒ 18 - : - : Den f. momboir ƒ 18 - : - : Emunderen ƒ 4 - 16 - : Eod. Hebben deel. Evert Scbeffer voor zig doen citeren den momboir voor 't geven van ordre ƒ 1261 - iz . : ƒ 3*7 . ï2 .  I7uó\ - i Tiansp.ƒ fatfi - 12 - : ƒ 307 - 12 - : da.rïce ƒ : - 12 - : Den f. momboir ƒ : - 12 - : Door den bode relaas doende geinterpelleert den momboir ƒ : - 12 - ; Den f. momboir ƒ : - 12 - : Den bode voor 't doen der citatie ƒ : . 15 - : Den zei ven- afgeboord en zijn verklaringen opgeftcld gr. 8 bl. den momtfoir ƒ g . : . ; Den f. momboir f 6 ■ : - : Voor emuriHereii ; ƒ 1 - 12 - ; Voor inftellen van 't request tot exhibitie van die 8 verkiariugen den moirrboir ƒ 2 . . . . Den f. momboir ƒ 2 - : . : Voor indienen den momboir ƒ T . 4 . . ; Den f. mo"inboir ƒ j . . , . Den deurwaarder ƒ . _ 4 - • 16 061. Ontfangen '3 hoves refolutie om voorn perfoonen voorden hove te citeren de griffie voor jura van die refolutie ƒ 5 - 8 Den deurwaarder voor de ter handftelling f ƒ 1 - 4 - ; s Voor interpellatie bij die ter handftelling den momboir ƒ : - 12 : Den f. momboir ƒ : - 12 - : Voor exammatie vaii die refolutie den momboir ƒ 1 - 4 - : Den f. momboir ƒ 1 - 4 - ; / 1287 - 12 - : ƒ 315 - 3 - ?  ( 92 ) tóf> 1786. Transp. ƒ 1287 - 12 - :ƒ 315 . - . ; Ingevolge voorfr. refolutie aan een Bode ordie gegeven om P. Schulting voor den hove te citeren den momboir ƒ : . I2 „ : Den f. momboir ƒ '• . 12 - : Door den bode relaas doende geinterpelleert den momboir ƒ : . I2 . . Den f. momboir ƒ : - iz • ' D^n bode voor 't doen der citatie , f f Item om J. de Haan te citeren ' den momboir ƒ : . J2 . : Den f- momboir ƒ : - j? « ï Door den bode relaas doende geinterpelleert, denmombcir ƒ : - 12 - s Den f. momboir f : • iz - '• Den bode voor 't doen der citatie t , ƒ i - IS • ? Item om L. Wisfenberg tc citeren den momboir ƒ : . I2 . : Den f. momboir ƒ : - 12 - : Dcor den bode relaas dcende geinterpelleert den momboir ƒ : - 12 - : Den f. momboir ƒ : . I2 . : . Den bode- voor 't doen der citatie f ■ J - 15 - Z Item om J. Derks te citeren den monboir ƒ : . I2 . : Den f. momboir ƒ : - iz • : Door den bode relaas doende geinterpelleert den momboir ƒ - 12 - ; ƒ i2gt5 - 12 - : ƒ 317 - 8 - ;  ^ C 93 ) Transp. ƒ 1295 - 12 - : ƒ 317 • 5 • * Den f. momboir ƒ ; - 12 • : Den bode voor 't doen der citatie ƒ : - 15 - : Item om W. Wijnen te citeren den momboir ƒ : - 12 - : Den f. momboir ƒ ; - 12 - ; Door den bode relaas doende geinterpelleert den momboir ƒ : - 12 - : Den f. momboir ƒ : - 12 - : Den bode voor 't doen der citatie ƒ : - J5 - ; Item om H. van de Waa te citeren den momboir f : - 12 - X Den f. momboir ƒ : - 12 - ; Door den bode relaas doende geinterpelleert den momboir ƒ : - 12 - : Den f. momboir ƒ : - 12 - ; Den bode voor 't doen der citatie ƒ : - is * Item om H. Rammelaar te citeren den momboir ƒ : - 12 - : Den f. momboir ƒ ' : - 12 - : Door den bode relaas doende geinterpelleert den momboir ƒ : - 12 - : Den f. momboir ƒ : - 12 - : Den bode voor 't doen der citatie f •' - 15 " I Item om E. Scbefier te citeren den momboir ƒ : - 12 - Den f. momboir ƒ : - 12 - : Door den bode relaas doende 1 . i. -----V ƒ 1305 - 12 - : f 320 - 8 - ;  17Z6. " Transp. ƒ IS0S - £ -„-ƒ.320 . g . . geinterpelleert den momboir ƒ":-„..»: Den f. momboir ƒ J0 Den bode voor 't doen der citatie . Jura der heeren commisfarien - - 15 - : en Giiffie voor 't afhoren van die 8 perfoonen ƒ 74 - 72 - • Dezelve afgehoord zijnde zijn " hunne ve, klaringen weder aan deel, ter handen geftelttot narigt den deurwaarder voor die ter handftelling _ • . ' Den momboir voor interpella- ' 1 " 4 * J tic bij die ter handftelling f . . I2 . . Den f. momboir. ƒ . . |2 _ j Den momboir vóór "examinatie Van die 3 verklaringen ƒ 4 - I(j . . Den f. momboir ƒ 4 - k; . • 10 Oei. aan een 's hovcs bode ordre gegeven om h. van Brammen te citeren den mom- b0ir f : - 12 - : Den f. momboir ƒ : - 12 . • Door den bode re^as doende geinterpeiieert dcii momtioir ƒ : - I2 . ■ ^Den f. momboir ƒ : - 1* - • Den" bode voor "t doen der citatie - LT ƒ • - IS - * Voor 't opftellen van ïzijn verklaring gr. 20 Watten den mom- tt»». . . .. .. ƒ 15- : - : ■ f W$ - : - : f 397 - 7^1  •VJk# C 95 ) ^0 1786. Transp. ƒ 1335 - : - : ƒ 397 ; 14 - i Den f. momboir ƒ15- : - : Voor emunderen / 4 - : . : Eod. Hebben dec!. voor zig doen citeren Jan Jasperts den momboir t ƒ ■ . I2 . : Den f. momboir ƒ : - 12 - : Door den bode relaas doende geinterpelleert den momboir ƒ : '- 12 - : Den f. momboir f : - 12 - : Den bode voor 't doen der citatie f ' - 1*-é Voor't opftellen van zijn ver- * klaring gr. 4 blad. den momboir / 9- . - : Den f. momboir ƒ Emunderen ƒ 2 - 8 - : 170cl. Ingeftclt reqt. om die verklaringen aan den hove te exhiberen den momboir ƒ 2 - : - : Den f. momboir ƒ 2 . _ . Voor indienen den momboir f I - 4 - ; Den f. momboir f J 1 - 4 - : Den deurwaarder Eod. Ontfangen 's hoves re- ƒ - - 4 - ï folutie om voorn, perfoonen voor den hove te citeren den momboir pro interpellatione ƒ : - 12 - : Den f. momboir ƒ : - 12 - : Den momboir voor examinatie/ 1 - 4 . : Den f. momboir ƒ i - 4 - ; Den deurwaarder voor die ter handftelling ƒ j . ƒ1386 - 16 - : ƒ 399 - i7  lïB6. Transp. ƒ I38fi - 16 - : ƒ 309 . ,7 . , Jura der griffie ƒ s _ g _ . Ingevolge voorfr. refolutie aan een 's hoves bode ordre gegeven om H. van Brummen voor den hove te citeren den momboir ƒ : - 12 - : Den f. momboir ƒ : - 12 - : Door den bode relaas doende geinterpelleert den momboir ƒ : - 12 - : Den f. momboir ƒ ; - 12 ■ : Den bode voor 't doen der citatie ƒ : - 15 - ; Item om Jan Jaspers te citeren den momboir ƒ : - 12 - : Den f. momboir ƒ ; - 12 - ; Door den bode relaas doende, geinterpelleert den momboir ƒ : - 12 - : Den f. momboir ƒ : - 12 - : Den bode voor 't doen der citatie » ƒ : ■ 15 - ï Jura der heeren commisfarien en griffie voor 't af hooien van die twee perfoonen ƒ 18 - 8 - : Dezelve afgehoord zijnde zijn derzelver verklaringen weder aan deel. ter handen geilek jtotnarigt den deurwaarder ƒ ^ Den momboir voor interpellatie bij die ter handftelling ƒ ; . I2 . . Den f. momboir ƒ : - 12 - ; Den momboir voor examinatie Van die twee verklaringen ƒ 1 - 4 - : ƒ 1394 - : - : f 426 - 7 i g  C 97 ) 17%. Transp. ƒ 1394 - : - : ƒ 426 - 7 -i Den f. momboir ƒ 1 - 4 - : 20 Oer. Hebben deel. gecönfereert over 't verzoèken om toeflag op de ongerede goederen van de2e gedecl. den momboir pro conferentia ƒ 3 - : - : Den f. momboir ƒ 3 - : - ; En gcrcfol veert deswegens reqt. aan den bove te prefenteren, voor inftellen van dat request den momboir ƒ 2 • i • • Den f. momboir / 2 - : - : Voor indienen den momboir ƒ 1 - 4 - : Den f. momboir ƒ 1 - 4 - : Den deurwaarder t Vervolgens hebben deel. geconfereert op wat wijs des wegens bij de magiftraat van Hattem inftantie te doen den momboir pro conferentia ƒ3.;.. Den f. momboir' ƒ 3 . : . ; Deswegens aan de magiftraat van Hattem request gepraefenteert voor inftellen den momboir ƒ2-:-: Den f. momboir ƒ 2 - : - ; Voor indienen den momboir ƒ ï - 4 - • Den f. momboir ƒ 1 - # . ; Item reqt. ingeftejtaandehoog f'-hout van Hattem den momboir/ 2- .-: Den f. momboir . ƒ 2 - : - : ƒ 1424 - i - : / 426 - 11 - s O;  Transp. 14.7.4 - : - : ƒ 426 - 11 - j. Voor indienen den momboir ƒ 1 - 4 - • Den f. momboir ƒ 1 - 4 . : 20 Oft. Ter handftelling beko-' men van een 's hoves refolutie met een misfive van de magiftraat van Hattem vragende hoe zig te gedragen inval een der geexclu- deerdens uit de amneftie binnen Hattem mogten komen, jura der griffie van voorfr. refolutie ƒ S * 8 - : Den deurwaarder voor de tcrkandftelling ƒ i - 4 - : Den momboir voor interpellatie bij die ter handftelling ƒ : - 12 - : 'Den f. momboir ƒ : - 12 : Den momboir voor examinatie/ 1 . 4-; Den f. momboir / 1 - 4 - : Den momboir voor examinatie van de brief ƒ ; . I2 . : Den f. momboir ƒ . . I2 . . Eod. hebben deel. een conferentie gehouden wat desweegens te advifeeren den momboir ƒ 3 - : - : Den f. momboir ƒ 3 - •" - : Voor inftellen van 't ad vijs gr. in gr. 10 blad den momboir ƒ 7 - 10 - : Den f. momboir ƒ 7 - 10 - : Voor refumceren van 't zelve den momboir ƒ 3 - : - : Den f. momboir ' ƒ3-:-: Voor emunderen ƒ 2 - : - : ƒ 1460 - 4 - : / 433 - 3  ^ C 99 ) tóf» 17B6. ^ Transp. ƒ 14^60 - 4 - : ƒ 433 ■ 3 Voor indienen den momboir ƒ { 4 - : Den f. momboir ƒ 1 - 4 - .- 21 Och Ter handftelling bekomen van 's hóves refolutie waar bij 't hof zig met voorfr. geadvifeerde heeft geconformeerd jura der griffie van die refolutie f 5 - 8 - : Deurwaarder voor de ter handftelling t ö ƒ 1 - 4 « : Pro interpellatione den momboir/ : - 12 - : Den f. momboir ƒ : - 12 - : Voor examinatie den momboir/ 1 - 4 - : Den f. momboir ƒ I - 4 - •" 23— Hebben deel. alle de te Hattem ingewonnenc informatien aan den 'sgriffier ter handen geftelt den momboir pro interpellatione/ : -'12 - : Den f. momboir ƒ : - 12 - r 1787. 19 April Ingeftelt een reqt. aan 't hof om van de magiftraat te reqttireren een nadere lijst der vreemde auxiliairen die zig tc Hattem hebben opgehouden den momboir ƒ 2 - : - : Den f. momboir ƒ 2 - : - : Voor indienen den momboir ƒ 1 - 4 - : Den f. momboir ƒ 1 - 4 - : Deurwaarder ƒ • - 4 : - 27 April Ter handftelling bekomen van 's hovos refolutie met ƒ 1473 - 16 - : ƒ 439 - 19 (G 2)  C 100 3 tóf» . t?*7- Transp. /1473 - 16 - : ƒ 439 - 10 - « voorfr. nadere lijst der . reemde (Bxiliairén jura der griffie ƒ ^ . g Den deurwaarder voor de ter handftelling ƒ x Den momboir voor interpellatie bij dje ter handftelling f , . I2, . . Den f. momboir ƒ . . I2 . 5 Den momboir voor examinatie van die refolutie ƒ 1 - 4 . • Den f. momboir ƒ 1 - 4 - • 25 April Ter handftelling bekomen van 's hoves refolutie waar bij aan deel. wordt ter banden gcftelt alie de ftukken en informaticn te Hattem ingewonnen met auctorifatie om tegen de fcbuldigen te procederen jura der griffie van die refolutie ƒ 5 - 8 - : Den deurwaarder ƒ 1 - 4 . ; Den momboir voor intèroélfa- tie / : - 14 - : Den f. momboir ƒ . . I2 . . Den momboir voor examinatie/ 1 - 4 - : Den f. momboir ƒ 1 - 4 . ; Den momboir pro arrl.a ƒ 6 - ; - : Den f. momboir ƒ 6 - : - : Voor 't examineren enexerpere-i van alle die ftukken waarmede declaranten ruim 14 dagen hebben doorgebragt ftelt den momboir 6 dagen vacatie ƒ 54 . : . . f '547 - ■• - :ƒ 453 - 3 - :  ^5 CI00 tóf»' Transp. ƒ 1547 - '■ - ! ƒ 453 - 3 . ;f Den f. momboir ƒ 54 - f ' -.! Waar na dcc!, verfcheide confcrentien hebben gehouden en naagegaan , welke poinéten na regcen bewezen waren, ten einde die bij citatie te bevatten, waar voor den momboir Helt 2 digen vacatiën ƒ 18 - : - : Den f. momboir ƒ 18 - : - : Voor inftellen van 't reqt. van citatie den momboir ƒ 2 - : - ; Den f. momboir f 2 - : - : Voor refuméérën van 't zelve den momboir ƒ3. r • : Den f. momboir ƒ 3 - : - : 25 Maij voor emunderen ƒ 1 - 4 - : Voor indienen den mombor ƒ 1 - 4 - : Den f. momboir ƒ 1 - 4 - ; Den deurwaarder ƒ ; . ^ . . Jura der griffie voor 't vervaardigen der citatie ƒ 4 . I5 . . Den bode voor 't doen der citatie ƒ ï7 . 13 . , Door den bode relaas doende geinterpelleert. den momboir ƒ : - 12 - : Den E momboir ƒ : - 12 - : Examinatie van 't relaas den momboir ƒ : - 12 - r Den f. momboir ƒ : - 12 - : 28 Julij Ter handftelling bckoomen van een 's hoves refolutie ƒ 1653 - : - : ƒ 475 - 17 . ■ (G 3) 11 *  ï7Z7. Transp./i6S3 . . . . ƒ . J$ . . , met een misfive van de magiftraat van Hattem cn een vancerftegedeel. vragende laastgem. om eenige extracten uit'trcfoiutieboek van Hattem om daar op te advi- feren jura der griffie ƒ 5 - g . . Deurw. voor de ter handftelling ƒ 1 - 4 - : Den momboir voor interpella- tic ' ƒ : - 12 - .- Den f. momboir ƒ .' I2 . • Den momboir voor examinatie der refblutiea ƒ 1 - 4 . • Den f. momboir ƒ 1 - 4 - : Den momboir voor examinatie der 2 brieven ƒ 1 - 4 - • Den f. momboir ƒ 1 - 4 - : Voor een een conferentie des- yregens gehouden den momboir/ 3 . j - Den f. momboir ƒ 3 - : . ; Ingcfteit 't-.advis gr. in grosfis 12 blad. den momboir ■ ƒ 9 - ; . : Den f. momboir / 0 - : - : Voor refuaerèn van 't zelve den momboir ƒ 3 . : . : Den f. momboir ƒ 3 : . j Voor emunderen ƒ 2 - 8 - : 9 Aug. Voor indienen den momboir ƒ 1 - 4 - : Den f. momboir ƒ r - 4 - : Den deurwaarder ƒ ; . . m . ƒ 1003 - 16 - : f 482 - 13 - :  1787. Transp. ƒ 7693 - 16 - : ƒ 482 - 13 - : 22 Sept. Ter handtclling beKoomen van 's.hoves refolutie met een misfive van de magiftraat van Hattem en een van eerfte geUeCtJ waar bij laastgem. nadere inftanr tien doen om voorfz. extracten uit 't refolutie boek van Hattem te bekoomen om daar op te adviferen jura der griffie van die refolutie ƒ 5 - 3 . : Den deurwaarder voor de ter handftelling ƒ 1 - 4 - { Den momboir voor interpellatie bij die ter handftelling ƒ , ; - 12 - : Den f. momboir ƒ : - 12' - : Den momboir voor examinatie van die refolutie ƒ 1 - 4 - :. Den f. momboir ƒ 1 - 4 - : Den momboir voor examinatie van die 2 brieven ƒ 1 - 4 - : Den f. momboir ƒ 1 - 4 - .- Den momboir voor een conferentie deswegens ƒ 3 - : - : Den f. momboir ƒ 3 - : - : Voor inftellen van 't advis gr. in gr. 8 bl. den momboir ƒ 6 - : - : Den f. momboir ƒ 6 - : - : Voor refumeren van 't zelve den momboir ƒ 3 - : - : Den f. momboir ƒ 3 - •' - : Voor indienen den momboir ƒ 1 - 4 - : ƒ 1725 - : - : ƒ 489 - 5 . : (G 4) [■■* *  t787. Transp. ƒ 1725 - : - : ƒ 489 - 5 . j Den f. mómboir ƒ 1 - 4 - • Den deurwaarder ƒ . 10 OcT. Den dag regtens naderende hebben deel. geconfereert hoe in cas van comparitie tc handelen den momboir ƒ 3 . . . . Den f. momboir f 3 - : - : 13— Infinuatie bekoomen van een request van uiiftel door den 2» gedecl. gepraefenteert, den momboir pro interpellatione ƒ : - 12 - ; Den f. momboir ƒ . . I2 . . Den momboir voor examinatie van dat request ƒ : - 12 - : Den f. momboir ƒ : - 12 - : Den deurwaarder voor copie ƒ ■ . I2 . * 16 — Infinuatie bekomen van een gelijk request van 2 gedecl. den momboir pro interpellat. ƒ : - 12 . : Den f. momboir ƒ : . I2 . . Den momboir voor examinatie van dat request ƒ : . I2 _ . Den f. momboir ƒ : - 12 - ■ Den deurwaarder voor de co- 19-Ter handfteUing bekomen ! " ™ \* van 's hoves appoinftement met een request door 1 gedecl. aan de iandfcbap gepraefenteert om daar op te advifeeren jura van dat ap- poinftement ƒ . g _ . ƒ 1737 - •■-:ƒ 491 - 1-3  Transo. ƒ 1737 - : - : ƒ 491 - 1 - ; Te irwaarder voor de infln a- «fc, / 1 - 4- : Denmcmboir voor interpella* ƒ : - 12 - : Den f. momboir ƒ : - 12 - ; Examinatie van 2 requcsten den mombot ƒ 2 - 8 - : Den f, momboir ƒ 2 - 8 - : Eod. Infinuatie van een gelijk appoinftement en request bekoomen doorigéÖecI. gepraefenteert jura van dat appoinderuent ƒ - g - ; Den deurwaarder voor de infinuatie ƒ j . 4 . . Den momboir voor interpellatóe bij die infinuatie ƒ • - j2 - • Den f. momboir ƒ . . I2 Examinatie van 2 reqt. den momboir ƒ 2 - 8 - < Den f. momboir ƒ - 2 - 8 - Voor een conferentie deswege ;s rehouderi den momboir ƒ 3 . . . . Den f. momboir ƒ 3 . . . . Voor inftellen van 't advis gr. in gr. 40 blad. den momboir ƒ 30 - : - : Den f. momboir ƒ 30 - • - ■ Voor remmeren Van 't zelve den momboir ƒ 3 - : - • Den f. momboir' ƒ 3 . : - : Voor emunderen ƒ 8 - : - : Voorindienen den momboir ƒ 1 - 4 - : ƒ 1830 - 4 - : ƒ 493 - 17. J  C 106) yfö 1787. Transp. ƒ 1830 - 4 - :ƒ 493 - 17 - : Den f. momboir ƒ r . 4 . . Den deurwaarder ƒ . 31 Ocl. Infinuatie bekoomcn van 's hoves refolutie met copie van 's landfchaps refolutie waar bij ïn 't verzoek bij voorfz. reqt. gedaan , wordt gedificulteert jura der griffie en copie van 's landfchaps refolutie / 9 - 8 Den deurwaarder voor de te ter handftelling ƒ 1 - 4 Den momboir voor interpella- tie ƒ : - 12 - : Den f. momboir ƒ : - 12 • : Voor examinatie van die 2 refolutien den momboir ƒ 2 - 8 - : Den f. momboir ƒ 2 - 8 - : Nov. Hebben deel. geconfereert over 't praefenteeren van een request tot praeflxie van een nieuwen dag regtens den momboir ƒ 3 . ... Den f. momboir ƒ3-:-: Voor inftellen van dat request tegens den 1 gedeclareerden den momboir ƒ 2 - : - ; Den f. momboir ƒ 2 - : - ; Voor indienen den. momboir ƒ 1 - 4 . : Den f. momboir ƒ 1 - 4 - ; Den deurwaarder ƒ ; . 4 - : Dezeive voor de infinuatie f , . I2 . . / 1849 - 16 - : f 50$ r 9 - :  173.7. T-ansp. ƒ 1849 - 16 - : ƒ 505 • 9 - J Ingeftelt rent. tot praefïxie van een nieuwen dag tegens 2 gedecl. ien momboir ƒ 2 - : - : Den f. momboir f 2 - : - : Voor indienen den momboir / 1 - 4 - : Den f. momboir ƒ 1 - 4 - : Deurwaarder ƒ . 4 . • Dezelve voor de infinuatie ƒ .' . T2 _ j Jura der griffie van 2 appoinetementen ƒ . . I(j . , 6 Dec. Gerefpiceert den termijn tot 't wisfelen der cautie tegens eerfte gedecl. den momboir/ 2 . : . : Den f. momboir ƒ 2 - : - : Item tegens den 2e gedecl. den momboir f 2 - : - : Den f. momboir ƒ 2 - : - : 8 _ Den ie gedecl. niet erfchenen zijnde tegens denzelven proclame verzogt en niet gecoinpareert zijnde de contttmacie bedongen den momboir ƒ <5 - : - : Den f. momboir. ƒ 6 - : - : Item tegens de 2? gedecl. den momboir ƒ 6 - : - : Den f. momboir ƒ 6 - : - : Den deurwaarder voor deze 2 gedecl. voor de ie, 2een 3e maal te proclameren ƒ 3 • 12 - : Voor 't Iigten van de acte van default tegens den ie gedecl. den ƒ. J888 - 4 - : f 5io - 13 - :  Transp. ƒ 1888 - 4 - : ƒ 51e - i3 . r mómbóit ƒ j-. ^ . . Den f. momboir ƒ 1 - 4 - ; Item tegens den 2e gedecl. den mo.nboir • ƒ 1 - 4 - : Den f. mombeiï ƒ 1 - 4 - : Jur?-der griffie van dD 2 afhms f s- ;.: 10 Dec. Ter-handftelling bekoomen van 's hoves refolutie met een nader reqt. yan fubmisnedoor J, H. van Dijk aan 't hof gepraefenteert tot naiigt jura der grif- *rt ƒ 5 - 8 - : Den deurwaarder voor de tc ter handftelling ƒ j . . /. Den momboir voor interpella- tie ƒ : - 12 - : Den f. momboir ƒ : . I2 . . Den momboir voor cxam. van 't'reqt. cum anncxis ƒ 1 - 4 . : Den f. momboir ƒ 1 - 4 . ; Den momboir voor cxam. der refolutie ƒ 6 - : - t Den f. momboir ƒ 6 - : - .- Vervolgens hebben deel. div-crfe conferentien gehouden over t verificien van 't intendith ftel c daar voor 2 diagen vacatie den monboir / iS - : - .' Den f- momboir ƒ 18 - ; - : Op diverfe tijden hebben deck v?r griffie eopien verzogt van de : " ƒ 1944 - 12 - : ƒ Sj9 - j . ,  1-87. Transp. ƒ 1944 - 12 - : / 513 - 5 - ? documenten bij intendith geappüceert fub ljttr. A. tot KK v incluis ftehe daar voor 6 termijnen den mo.nboir ƒ 7 - 4 - : Den f. momboir ƒ 7 - 4 - : De grirfie voor af. ch lijven van die documenten /i7? - I* - s Voor infteilen van 't intendith gr. in gr. 34 bladen ad 15 ftr. den momiv ir ƒ 2$. r. IQ - ! Den f. momboir / 25 - 10 - : Voor refumeren van 't zelve den momooir ƒ 3 - : - : Den f. momboir ƒ 3 - : - •' Voor emunderen ƒ 6 - 16 - • Voor opzoc-cn cn appliceren van 58 documenten ad 12 ftr. den momboir f 33 - 12 - : D n f. momboir ƒ 33 - 12 - : Voor 't bezegelen van die documenten zal moe;en worden betaald ƒ17- 8 - : Vopr 'tbezègelen van 't intendith ƒ : - 15 - 1 Voor 't laten bezegelen van 't een cn ander een momboir ƒ 1 - 4 - : Den f. momboir ƒ 1 - 4 - : Voor indienen van 't intendith den momboir ƒ 1 - 4 - : Den f momboir ƒ 1 - 4 - : Jura der griffie daar voor ƒ : - 16 - : 1788. '24 Maij Ten hove ontboden ƒ 2094 - 16 - :/ 717 - ; - J  1788. * , ' T«nsp. ƒ 209^ . j6 :/ ? . . om de fententie te hooreri pro- ' nuntieeren, den momboir pro interpellatione ƒ . . J0 Den f. momboir ƒ . . p . . Voor 't aatfhdorê'n van een töamphante fententie den momboir1" " I . , ƒ 4 • • Den f. momboir ƒ 4 . : . • 24 Maij Hebben deel. copïevan die fententie gevorderd den momboir pro termino ƒ r'_ ïijd Den f. momboir ƒ f -v . Jura der gnffie van die fententie * ƒ 9 - 8- 'T halve rapport geldbedraagd ' ƒ 94 - 10 - N A K O S T E N. 1789. 12 Decem. Naadien gedecl. in gebieekcn bleven 't halve rapport geld te voldoen, hebben deel. geconfereeit om deswegens fommatie te doen pro'cónfercntia' den momboir ƒ 3 - : Den f. momboir f « : • y o - - * Copie der fententie en rekening van 't halve rappèrtgdld ter griffie gevordert pro termino den niomboir ƒ 1-4 , Den f. momboir ƒ [. avod / 2114 - 16 - : ƒ 820 - iS - ;  1789. Trarisp. ƒ 2114 - 16 - : ƒ 820 - i3 - ; 16—Ingefleltrequest vanfom- matie den momboir ƒ 2 • : - : Den f- momboir ƒ 2 - : - : Applicatie van 2 documenten den momboir ƒ 1 - 4 - : Den f. momboir ƒ 1 - 4 - ; Voor indienen den momboir ƒ 1 - 4 - : Den f. momboir ƒ 1 - 4 - : Den deur waai der ƒ : . 4 -•; Jura der griffie ƒ 10 - 9 - : Den bode voor 't expIoicT: ƒ *7 - 3 - Door den bode relaas doende geinterpelleert den momboir ƒ : - 12 - : Den f. momboir ƒ : - 12 - : Den bode voor examinatie van 't relaas ƒ : - 12 - : Den f. momboir ƒ : - i2f - : 1790. 31 Jan. Voor 't ontfangen van 't halve rapport geld den momboir ƒ r - 4 - : Den f. momboir ƒ 1 - 4 - : Voor 't regt van declaratie Helt den momboir. ƒ200 - : - : Den f. momboir ƒ 200 - : - : ƒ2528 - 8 - : ƒ 84S - 14 " : £Zou dan zijn) aan falaris ƒ 2528 _ 3 . : verfchot 848 - 14 - : . „ ƒ 3377 " a^T" Schoon onder mijn affchrift,als ook onder een ander, ftond aan falaris ƒ2506 : 6 - : verfchot : 852 : 4 - : ƒ' 3358 : 10 - :  BUVOEGZELS.  BIJVOEG ZELS. Bladz. 22. Hoofdzakelijk, ja! zijn de befchuldigingen en gronden, waar op 't intendith, en het contumacieel vonnis gevestigd zijn, dezelven. Edoch in de fluks gevvijze vergelijking ontdekt men eenig onderfcheid. Zelfs is in 't vonnis één aangevoerd, 't welk, ftreng gezien en gefproken, in 't intendith geheel niet is te vinden. Ik heb, niet zonder rede, dit eenigszins te verftaan gegeven. Ik onderwinde mij geenszins te beoordeelen: of zulks, in een geval als dit, kan of mag plaats hebben? Bedenkelijk echter is't, bij welverlichte rechtskundigen, een nieuw fait, in 't intendith niet gemeld , eener zoortgelijke fententie in te brengen, en daar op in judicando acht te liaan. Ik laat dit problematike ftuk ter beoordeeling van lieden des meer kundig. Ik heb om redenen, al meer gemeld , hier op niet willen , noch mogen ftilftaan. Te meer, daar mij niet onbewust is; hoe men eene zaak uit meer dan één gezichtspunt kan befchouwen, en de minfte omftandig- heid verandering kan wettigen. Terwijl ik mij niet durf aanmatigen, het eenig rechtmatig gezichtspunt, naar rechterlijke geftrengheid, hier te bepalen.  ^» C "4 ) v& Bladz. go. Ik twijffele geenszins, of die gronden, welken in den tékts kortheids halve flechts ftaan aangeroerd, wel door gedacht, zullen't gezegde fteeds voldoende kracht en klem bijzetten. Offcfioon zich dit zelfde, welligt, uit meer dan een gezichtspunt laat befchouwen, en niet min voeghjk voordoen: terwijl zich 't zelfde ook met een en ander , geenszins geheel ongelijkaartig, voorbeeld van vroegere, zoo wel als latere dagen, m.rfcnicn zelfs eenigszins uit die der jongstverleden ftaatsoneenigheden, laat beleggen. Is 't trouwens, naar den gewonen aart der menfehen" cn 't gemeen beloop der menfchelijke zaken' Biet ongehoord, niet vreemd, zelfs bezwaarlijkvoor te komen, of te vermijden, noch ook op zich zelve ongeoorloofd, dat men, i„ tijden var. openlijke oneenigheid, behoudens alle goe de trouwe cn zuivere zucht ten behoud der al gemeene zaak, niet zelden, gelijk in min wichtige, zoo voor al ook in hoogstwichtige ftaats be langens, ver uit elkander loopende, ja' zelfs rechtreeks tegengeftelde gevoelens ziet koefteren, en zich over en wpPr verplicht rekent, dezelven rechtmatig voor te ftaan, vrijmoedig ftaande te houden, en met ernst door te zetten - Is 't voords eene, niet te miskennene, waarheid,  dat m:n fan peene om-er vercenigde gewesten y eene, eigenlijk gezegde, rijpelijk doordachte, opzettelijk gemaakte, geregeld zamenhangende, en volledige, couftitutie kan toefchrijvcn; dat veel eer allen, volgends den toevalligen loop van verfchillende, en dikwerf verwisfelende ftaatsomwentelingen zonder juist bepaalde grenzen tusfehen het fouverain en ftedelijk recht, min of meer beftuurd worden. Is, al verder, fchier het eenige middel, ter rechtmatige vereffening van gefchillen tusfehen gewesten en gewesten, of ook leden eener dier zei ven, ontdaan, in de bemiddeling, en den bijfland der bondgenoten, door het groot unie verbond te Utrecht gefloten, te zamen vereenigd, altijd gezocht, en doorgaands gevonden. ■— Is 't eindelijk in onzen ftaat fchier beftendig dus begrepen; dat, hoe ook de verst gerezen gefchillen uitvielen, de onderliggende partij, aan geene halsftraffelijke vervolgingen behoorde blootgefteld te worden: dan, door dien 'teen en 'tander zoo te zijn, niet ligtelijk zal kunnen ontkend worden, doch ligtelijk kan betoogd worden; wint 't boven gefielde, uit dit zoo wel als gene gezichtspunt befchouwd, fteeds veld en kracht. Ik oordeele 't geheel overbodig, noch ook met mijn ontwerp ftrookend, mij des aangaande in een wijdloopig betoog te begeven. Een of ander voorbeeld uit vorige gebeurtenisfen, zou echter hier. niet onvoeglijk komen; en met die aangevoerd te heb- (H2)  ben, zal ik mij vei noemen. — In de Overijsfelfche jaarboeken, ontmoetede ik twee, die, naar mijnen dunk, hier niet ongevoeglijk kunnen worden bijgebracht. Toen 'er, in't jaar 1655, eene zoodanige fcheuring tusfehen de leden der ftaten vergadering gerezen was* dat dezelve zich in twee partijen, hoe zeer ongelijk in aantal, verdeeld, en zich elk dierzelven den tijtel der ftaten van Gverijsfel had aangematigd; — toen beiden die partijen zich ook aan de ftaten van Holland hadden vervoegd, zich beklagende over het verrichte ter wederzijden: toen ook een dcrzelven den bijftand van Holland verzocht had, tegen de verdrukking, waar voor zij beducht was: las men nooit, dat 'cr na 'c bijleggen der zoo hooggerezen gefchillen, gedacht is, om zich op elkander te wreken. In tegendeel , vindt men in ronde woorden geboekt; dat eene der bemiddelings voorwaarden behelsde eene algemeene vergiffenis van al 't voorgevallene af te kondigen, met geene uitzondering, dan van de opftellcrs der fchimp- fchriften; dat voords de gemachtigden, beide dier partijen, elkander in vriendfehap omhelsden, ten teeken van volkomene verzoening: zoo als wageinaar fchrijft, (vad. hift, XII. d. XLVIII. b. bl. 404—412) die dit breedvoerig verhandelt, en waar uit zelfs noch meer bezonderheden konden worden aangevoerd, welken hem, dit naflaande, van zelf zullen in 't oog loopen.  Niet langer geleden , dm het jaar 83 dezeÉ eeuw, ontftond 'er een allergewichtigst ftaatsgefchil, tusfehen genoegzaam het geheel lighaam der Overijslell'che ridderfchap, en de fteden, Deventer, Campen, Zwolle, over het recht van overftemming. Om 't welke bij te leggen, en te vereffenen, beide partijen geen middel onderling kunnende vinden, vervoegden zich de ridders bij h. h. mog. met een beklach des wegens, terwijl zij, bij derzelver eerften brief van 26 April 1784, „ inftantelijk verzochten, dat het hoogst dezelven mocht behagen, zfch deze zaak te willen aantrekken, ten einde dezelve, door h. h. mog. bij we. ge van intercesile, inductie, of perfuafie, in der minne mocht worden vergeleken, of bij ontftentenis van dien door hoogstdezelven daar in gedecideerd, waar aan zij zich bij dezen fubmitteerden." Dezelven verklaren bij een tweeden brief van den 19 September des zelfden jaars, niet alleen van h. h. mog. te verwachten, ,, maar ook met gegrond recht vaste!ijk te vertrouwen, dat h. h. mog. nimmer zouden gedogen, dat een der bondgenoten, of van hunne fouveraine leden van Staat, onverhoord verdrukt, en in zijne privüe. gien, via facti, verkort wierden, en dus wel zoodanige falutaire middelen, zonder verder tijdverzuim, in het werk ftellen, dat de meer gemelde errtzene gefchillen, a 1'amiable, vereffend, of bij decifle getermineerd worden; gelijk mede, dat h. (H3)  C «8 ) ft. mog. door het appliceeren van fpoedige reme* dien, wel hoe eer, zoo beter, die voorziening zouden doen,dat inmiddels, en voor en al eer deze verfchillen, het zij in der minne, het zij bij decilie, of uitfpraak, zouden wezen afgedaan, noch door de fteden, noch door haar, van wederzijdfche fuftennen, zal mogen worden gebruik ge. maakt, ten einde, dus doende, de provincie in dien tusfehen tijd bewaard blijve, voor alle gevreesde fchadelijke gevolgen." Intusfchen hoorde men toen nimmer van eenig beklach, of, dat meer is, van eenige procedures en rechtsvervolgingen over deze fterke ftappen der Overijsfelfche ridderfchap. Ook werd zulk een adres nimmer benoemd—het implorender proteftie van een vreemd, fouverain. Veel eer, in tegendeel, behartigden h. h. mog. die zaak ernftiglijk, en benoemden eene commisfiê door gezamenlijke bondgenoten, ter bijlegging en afdoening van dat verfchilftuk; wordende alles, plechtig en behoorlijk, door eene formeel rechterlijke uitfpraak, waar aan beide partijen zich alvorens hadden onderworpen, beilisc en opgeruimd. Eindelijk, dunkt mij, kan, ten voorbeeld van 't inroepen van hulp en bijftand der andere bondgenoten, niet misdadig te rekenen voor regenten van ftem in ftaat hebbende fteden, niet geheel ten onrecht aangevoerd worden, dat, 't welk de Stadhouder der provincie van Gelderland, gaf in  ^ ( 119 ) ^ hoogst deszelfs welbekend declaratoir, gegeven op des furltcndoms burg te Nijmegen den 26 Maij 1787; waar in Z. Hoögh. ,, de heeren Staten van alle gewesten der unie, de heeren Staten generaal, alle collegien van ftaat^bcwind, of jvftitie, of derzelver leden, midsgaders de goede burgerijen, en verdere in - en opgezetenèn dezer landen, tot eene volveerdige medewerking uitgenodigd heeft, op dat hij, door yereenigde vermogens, te gelukkiger ilagen mocht in zijne bedoelingen, tegen" dat geen, 't wik Z. II. noemde, „ de inzichten en woelingen van die weinig? leden en minifters van regering, welken hunnen invloed op den geest van een gedeelte der natie, zelfs op de raadplegingen van den fouverain, met geen ander oogmerk , tot het bewerken van buitensporigheden, misbruiken, dan om in gevolge van eene ongeoorloorloofde en zeer ingewikkelde verbintenisfe, de gevestigde conftitutie van alle de bijzondere gewesten, en van de gehele unie om ver te werpen, eu in de plaats daar van een nieuw ontwerp van regering, door te drijven, 't welk, bij aldien het al eens konde worden aangemerkt, als onverfchillig voor zijnen eigenen invloed, en vermogen, nochtans altijd, als op eene eigendunklijke , en denkbeeldige nuttigheid gegrond, ten uiterften hachlijk moest gehouden worden, voor de wezenlijke belangens van het lieve vaderland." In de daad, zoo alle deze inroepin(H4)  ^ ( 120 ) sjjfr gen van der bondgenoten hulp en medewerking in zaken, die een bezonder gewest raakte, in vroegere en latere, ja! zelfs die jongfte tijden, niet alleen ftrafloos gefchied, maar zelfs wettig, noodzakelijk, dienftig ter bevoordering van 't algemeen welzijn, en meest gefchikt ter affnijding van langduurige twisten befchouwd en geprezen zijn: hoe konde 't dus, regelmatig gefproken, dan doch met alle befcheidenheid en eerbied, falvo meliori, ongeoorloofd, fchadelijk, ftrafbaar, en tot eene misdaad van niet minder dan gekwetfte majeileit toegerekend worden, indien regenten, die zich door eed verplicht gevoelden, ter handhaving der voorrechten hunner lieden en burgeren, niet alleen tot het te rug bekomen daar van, maar zelfs ter beveiling hunner perfonen, en dierbaarfte panden, na dat zij huis en have verlaten hadden, en door plundering en gemis van kostwinningen uit de handen hunner medeburgeren, veel al, 'genoodzaakt waren te leven, zich bij de bondgenoten van hun gewest vervoegden in een tijd, waar in andere bondgenoten hunne medeltaatsleden dikwijls bedreigden , tegen hen hulp te vragen, waar zij die maar vinden konden. Ware 'tnodig, men' zou zelfs noch meer voorbeelden kunnen aanvoeren.  Bladt. 08. (bijlage letter Z.) — en aldaar bL 102 en 3, waar ik 't eerst het lot mijner brieven' ontdekte: hoe de w. e. a. heeren van den raad van Hattem, konden goedvinden, om die zei vente verzenden aan de heeren van 't hof; en hoe die voords, door dezen , gefteld zijn in de handen der heeren momboirs, om daar op te adviferen? gelijk ook gefchied te zijn, blijkt, in twee advifen, een van 12, een van 8 bladen. Hoewel mij de inhoud van die ftukken volftrekt onbekend is, als mede, om welke redenen, daar uit ontftaande, den raad van Hattem, zich verplicht oordeelen kon of mocht , om aan mijn verzoek niet te voldoen: meende ik echter met eenig andwoord, voor al op mijn tweeden brief, verwaardigd te kunnen, en te moeten zijn geweest. CH5)  .Blote. 113. Onder bijlage Z. waar bij ik thands voege bijlage Z*, bevattende 's hoves taxatie en moderatie, beneffends de quitantie der heeren momboirs, die mij uit hoofde der afwezendheid, cn onpasfelijkheid eener dier heeren, niet voor den 18 November 1791, is ter handen gekomen.  Copia. O. bij den hove (fes furftendoms Gelre en de graavfchap Zutpben, de declaratie in plaatze van minuter declarèfeie van koeten overgegeven uit den naam en van wegens den momboir en fubft. momboir dezer landfchap tóp etran'.un, klagercn, triumphantcn cn declaranten ter eev.er, en hektbert van wf.stervelt cn jan hendiuk van dyk gedaagdens, Beklaagdens, fuccumbanten en gede clarecrdens ter andere zijde. Het voorf. hoff gelet de infinuatie na behooren gefchied zijnde, de bediende Advocaat van de gedeclareerdens met te rug gaave der voorf. declaratie heeft doen dcclareeren, dat de gedcclareerdens niet voornemens waren daar op te diminueeren, en midsd|en in gebreeken zijn gebleeven om binnen den gepraefigcerden termijn te dienen van diminutie beeft de voornoemde kosten, hoe wel tot eene meerdere fomme geextendeert, getaxeert en gemodereert, taxeert en modereert dezelve hier meede op eene fomma van drie duijfenc dertien guldens en vier ftuijvers, 't fpeciegeld, zampt acte van taxatie en 't zegul daar onder begreepen ; voorbehoudens de kosten, zoo daar op nog verder in executivis mogten koomen te loopen. Aftum te Arnhem den 27 Julij 1791. (was getekend) c. g. kui.tmann. 1791. Verklaaren wij ondergetekende momboir en f. momboif dezer landfchap, dat boovenftaande taxatie ons ten vollen  *5a* C 124 ) is voldaan, en dat wij moogen lijden, dat de toeflag tot fecuriteit van dezelve op ff ongerede goederen van j. H; van dyk gedaan ten prothocolle werde gerojeert. (was getekend) joh. schrassert t „ " J. C. VAN HASSELT momboir. n , . lt. momboir. Dat dit met 't origineel accordeert, atteftere ik ondergefclireven fecretaris der ftad Harderwij'ck j. c f. de VRIES,  SCHRIJF - en DRUKFOUTEN. Uadz. regel ftaat lees ■— 12 — 21 —vergelden —overgelden . [ 6 — I 7 —- h. schrassert J. sciir assert 16 18 h. van hasselt J. c van hasselt 2 i 23 c h. hültman c g. hultman -—23—■ 1 — vmachtigden volmachtigden — 29— 9 — soAuguitus ■—28 Auguftus» —-75— 4 ftad; —der ftad; ■—84 —12 — fentatie —fenfatie ■—92— 6 — hoord hoorde, BIJLAGEN. , . 8 8 boere bosve 13 29 keet keer i 5 6 effereh : f.fferen i9 21 todo tido , ,23 4 boere ■ f.ofve .— 42.— 20—geccmmuniceerd--gecommuniceerd 58 16 — proefluerende — profluerende . 66 22 ƒ - : - : f 3 - : - : .— i^laatfte—ƒ87 : 11 ■—ƒ 87 : 12 - : 82 — 10 — J. G. Streng J. G. Streng C. S. .— 29 — P.G.Streng ■—J.G.Streng ' .— 83 -r-.il —S. G. Streng — J. G. Streng 92— 3—P.Schulting —H. Schulting NB. Op den bladwijzer 64 volgt, door verzien, 69, 70 enz.  Bij den drukker dezes, zijn ncch te bekomen: ADVIES en CONSIDERATIEN Van mr. B. J. VERSTEGE , omtrend s'hoves concept-publicatie betreffende de nationale en andere réqueftën; ïieffens liet reglement op de regeering dezer provincie, gr. odè. 1786. protest der ftad Harderwijk, ten quartiers recesfe van Veluwe geinfereerd, gr. oct 1789. Rapport van de gecommitteerden, namens een groot aantal burgers der ftad Elburg, tot het . reclame van het recht van aanftellinge van gemeensheden der zelve ftad, op den 21 Auguftus 1786, uitgebragt, gr. oct.