WASHINGTON, LIERZANG.   WASHINGTON, L I E R Z A N G. His arm was migthy in war: bis famc fhall never faiL Offmn, in Fingal, Book VI. Waar toe, ö hart betoovrend vuur! Doet gij de dichtaêr tintien, zwellen; Zo de eêlfte gaven der Natuur, Voor mij de ontlpannen' Lier niet ftellen ? Waar toe lokt gij vermogens uit, Zo onze hand Hechts wangeluid Kan uit de zilvren fhaaren dwingen? Waar toe verrukt ge een' zwakken geest, Om als. een Pindarus te zingen, Die nimmer bloost —- die nimmer vreest. A Is't  't * 3. Is 3t niet, om met verheven zwier, Den Held van 't Noorden af te maaien? Wiens vrijheidzucht en moed, zo fier3 Op fnoodaarts wist te zegepraalen —— ? Bij fnoodaarts eer en achting won? Is 't niet de groote Washington, Die, enkel door zijn deugd verheven, Zijn Vaderland de lauren fèhonk? En wars van ooit ten vloek te leeven, Regeerzucht zelv' in kluifters klonk? Ja, brave man! belangloos Held! Gij zijt het doeleind' van ons poogen. Uw roem, die 't heil der Volken meldt.... Die Waerelden houdt opgetoogen: Die roem ontvlamt der Batten borst. En hij, die immer zingen dorst, Kan nu niet dan misdaadig, zwijgen. Uw zucht om waarlijk vrij te zijn, Deedt Dertien Staaten aanzien krijgen: Doet lauren plukken aan den Rhijn. Dan  [ 3 ] Dan welk een uitgebreide ftof Ontwikkelt zich in al haar luifler? Waar is het grenspunt van 's mans lof? King 's George Country ligt wat duifier. Geen eerloos man van hoog ge/lacht? Wordt daar om aadlijk bloed geacht: Men wikt zijn daên -i geen Wapenfchilden, Daar hooffche pracht haar merk op drukt. Weet vlijers! dat ge uw5 lof verfpilden, Waar de Edelheid voor de ondeugd bukt. Roemt, Aartstirannen! op een Kroon, U, door 't geboorterecht, gefchonken: Deelt uw Geflachtlijst met de Goön, En noemt, in wellust wech gezonken, Met Belus u een God op de Aard': Gij zijt den vloek van 't menschdom waard', Zo ge, op dien hoogen rang vermetel^ Eén deugdenvriend zijn recht ontneemt. Uw Heerfchappij, uw trotfèhe Zetel, Is aan den Potowmak nog vreemd. A 2 Amerika!  [ 4 3 Amerika! beroemd gewest! Dat Edlen aan den Ploeg kunt vinden! Die zuilen van 't Gemeenebest, Schoon Landbebouwers, zijn uw vrinden. Het Riddertal dat voor u waakt, Is edel door zijn deugd gemaakt: Zijn Trouwe en Luifler groeijen tevens. En toont een uitgebreid verfchiet Al eens de Weelde en Pracht des leevens: Virginies Burger eert hen niet. Virginies Burger prijst den Held, Die, uit aanzienlijk bloed gefprooten, Zijn' grootften roem en luifler fielt, In 't heil van zijn Natuurgenooten. Die* op den ouderlijken grond, Zijn kundigheên aan vlijt verbond, Om 't Vaderland ten nutt' te flrekken: En, zelfs in de oudfle welvaartbron Nog nieuwe wellen tracht te ontdekken; En zulk een Held is Washington. Dat  [ 5 3 Dat zich het taai vernuft verpijn' Om heel de Aêloudheid om te wroeten: Ons toon' wat groote Helden zijn: Het zal den grootflen hier ontmoeten. Wat is een dwingend Macedöon ? Een Xerxes, zo vol moed, als fchoon? Een Hannibal, vol krijgslaurieren? Wat zijn ze bij een' Washington, Die op zich zelv' kan zegevieren....? Slechts meeuwgevaarten voor de Zon. Gewis : de waare Heldendeugd Is aan den Godsdienst toegebeiligd: Zij fchenkt den LandbefchermCr vreugd, Die hem, op ?t glibbrig fpoör, beveiligt. Geen moode Heerszucht is haar doel, Daar zij een dankbaar zelvgevoel, Van 's menfchen waarde en heil, kan Wekken; Zij, op een' edlen roem gegrondt, Zal nimmer flaaf ten vraagbaak {trekken, Die 's menfchen grootheid, knielend', (chond. A 3 Zij  C 6 ] Zij haat de taal der Dwinglandij, En zulken, die in weelde dronken, Als pesten voor de Maatfchappij, Aan gouden keetnen zijn geklonken. Haar hoofdzuil is Menschlievendheid: JDaar goede Trouw en kloek Beleid, Belang en Plicht haar treên verzeilen. < Hier {laat Seföstris zelv' bedeest, Die Vorsten in 't gareel kon knellen..... Hij 's dapper .—— maar geen Held geweest. Gelukkig tijdftip! Heilrijk Oord! Dat zulk een voorbeeld aan kunt wijzen, Wiens heldenaart elks hart bekoort; Verdrukte deugd in glans decdt rijzen. Hoe dringt de gloed van Washington, Als {traalen van een nieuwe Zon, Die 't noorder aspunt doen ontbranden, Door 't bar gewest der Hurons heen! Hunn' lofgalm klinkt, langs woefte ftranden, Tot daar 'huna' Tegenvoeters treên. d Dat  [ 7 l ó Dat een heldenbiaakend vuur, Mijn' laagen zangtoon deedt verheffen! Dat ik dien Held, en zijn beftuur, Vol edlen luister juist mogt treffen. ö Liefde voor het Vaderland! ö Zucht naar Vrijheid, dierbaar pand! Voor u wil ik de fnaaren rekken. Zij klinken Deugd en Moed ter eer'. Dat Batten hier hunn' vriend ontdekken, Amerika zijn Legerheer. Sla ik den rol der Eeuwen op, \ Gedenkboek van vervloogen jaaren! Straks rijst ge, ö Washington! in top, Wijl Helden op uw deugden ftaaren. Bewondring trefF Dinwiddie's oog, Waar Ohio en Boeuf voor boog: Verbaazing treff' St, Fierre's benden, Die gij als Afgezant genaakt. Waar ge ook uw fchreeden heen moogt wenden, h Gevaar heeft u daar groot gemaakt. Geen  C 8 ] Geen zagt fluweel, noch donfig bed, Geen rijk vergulden Statiewagen, Heeft u, in 5t huilend woud, gered, Noch door de zandwoeftijn gedraagen: Uw moed, uw heldenmoed alleen, Bezielde uw Rot; geleide uw fchreên, Tot daar Belang en Plicht u noopte. Hier wrogt gij met den Indiaan, Al 'c geen men van uw wijsheid hoopte. Gij had het Heir u zelv' voldaan. Aanmerküjk proefiluk van geduld, En liefde voor zijn Landgenooten l Dan, grootfcher infpraak wordt vervuld. Zo dra de rampen zich vergrooten. Reeds roept een vreeslijk krijgsgerucht, Mei heefche ftemme door de lucht: 3, Te Redfton zijn de Treurtconeelen, „ Waar 's Vijands heir zijn driften koelt.53 Hier moet elk kloppend hart in deelen, Dat voelt't geen Washington gevoelt. Gelijk  [ 9 ] Gelijk een digt gepakte ftroom, Der Apalachen kruin ontwrongen, Zich neêrwerpt langs den fteiien zoom, Door donderwolken voord gedrongen: Zoo ihelt de Noordfche Mavors aan: Doet alles vluchten of vergaan, Wat zich in Redftons dal durft roeren. Verdrukte Menschheid aêmt weêr vrij, Ziet 's Vijands heir aan keetnen fhoeren, Ten wraak der wreedfte Dwinglandij. Dan, taant de zilvren Nachtvorstin Wel eens, daar zij een bleeken luister Verlpreidt aan 's Hemels blaauwe tinn\ Wordt zelf haar Glansverleener duister, Door norfèhe wolken, die zijn licht Beneevlen voor ons zwak gezicht: Die taaning kan ook Helden leeren, Zij ftaan voor Oorlogsrampen bloot. Maar, zou ze een Washington verneêren? Neen, Zon en Maan —- en Held, blijft groot. B Toets  Toets ware Deugd in tegenfpoed, Zij zal een eedle blankheid toonen. Zij fchenkt haar Volgelingen moed: „.. Weet elke ramp met heil te kroonen. Doch buiten haar, zal zacht Satijn Een kleed vol fcherpe doornen zijn, Die 't ligchaam en de ziel doorbooren. Op haar rust roem en krijgsbeleid, Het blij gefchal der vreedechooren, Ja, Heldentrouwe en Dapperheid. Dat laft vreeze, fiddrend glsf* Hoe veele 's Vijands vaên verzeilen. De zucht des Noordfchen Veldheers is, Hen wis te treffen * niet te tellen. La Force maal'vrij Villiers magt, Het geeft zijn Hoorers dubble kragt, Om 't nadrend Leger af te keeren. De Nood en 's Helden Eer ftaan pal. Men moet der Vadren grond verweeren. Of fneuvlen op den nieuwen wal. v Dant  [ »! 3 Dan! * Hemel! vier man tegen één! Hier moet de floutfle Held verliezen. Is roekloosheid een deugd? ó Neen! Men leere in tijds het beste kiezen: En hier gaat Washington weer voor. Vliegt, met zijn drom, de velden door, Gelijk een vuurgloed, die door winden, Een brand aan alle zijden (licht. Villiers moog' ftaapels lijken vinden: Hij ziet geen leevend mensch dat zwicht, Bewondrende eerbied vest het oog Op 't grootsch befluit dier dappre Lieden. Der Gallen Veldheer acht hen hoog: Doet zelv' een Plan van vreede aanbieden. Mijn Held, die al zijn zwakheid zieu Hoord ieder voordel -—» doet het niet: Maar fielt de Wet aan zijn Verwinner; Trekt met de gröotfle krijgseer af. Hier fchpnk 't verlies, ö Landbeminner! Een Lofkrans, dien 't Heelal u gaf. B 2 Onï.  [.« ] Öntfiuit, ontfluit, uw forfche Poort: Zie, Jamestownl uw Held genaaken! Zijn aantogt brengt uw heilzon voort, Die 't vreedelicht werpt op uw daaken. tSpaar, fpaar geen lof, geen feest onthaal; Zijn neerlaag was een zegepraal, Zie 't Slagveld overdekt van lijken, Daar 's Vijands heir om treurt 1 hen roemt. **£en rots doet duizend golven wijken : Villiers heeft hem uw Rots genoemd. Befchouw hem als een zuil van ftaat, Hij 's groot in kunde en moedbetooning. Als achtbre vraagbaak in den Raad, Ontziet zijn Trouw, noch Vriend, nöch Koning. Zijn heerlijk : „..? ^ En woedend' op den Held gejjhopten; g Heeft Washington tot vrees' geport. . De  t 16 ] De Brit vcrwekke een eeuwig vuur, Beftook' 's Lands vestingwerk en dijken: De Noordfche Held ftaat als een muur, Hij weet van wanklen noch van wijken. Schoon de Aardkloot aan zijn naven trili', Nog (laat der Britten geesfèl Uil: Toont fteeds bedaardheid, kunde en orden. Maar voert hij zijne Leeuwen aan, Straks zal het veld een kerkhof worden, Met ftroomen bloed en doön belaên. Zie daar de vaên op Trentons muur! Der Hesfèn drom met roem verflaagen! De Britten mikkende op een vuur, Tot hunn' misleiding bijgedraagen. Hun waakend Leger kloek verrast, En van drie zijden aangetast, Gedoodt gevlucht doch meest gevangen. o Dat een treffend kunstpenfèel, ?s Mans daên weêr leeven deedt erlangen! Dan ach! zij zijn oneindig, veel. Geen  [ 17 I Geen woeste wraak geen zucht naar bloed, Schonk Washington ooit krijgslaurieren. Hij, die zijns Vijands leeven hoedt, Zal 't Vaderland het menschdom Tieren. 't Behouden ftaat een Veldheer vrij; En wordt het juk der flavernij, Zo wel door kunst als moord verbroken, Wie aarfelt dan in zijn befluit? Wie wenscht niet dat zijn land, gewrooken, Een eerbren Vreede krijg' ten buit. ,5 Ziet Helden voor uw Vaderland! (Dus fpreekt hij tot zijn Togtgenooten.) „ Ziet daar den Brit reeds overmand, ?5 In Nieuw -Jorks vesting opgelloten. 5> Hij ziet den toevoer {leeds belet: ,? De wegen naar die Stad bezet: „ Nu zal Bourgoines dag weer dagen. ?? Uw krijgsroem klimm' ten hoogften top. ,3 De Brit zal zelv' om Vreede vraagen." Hij zwijgt *— en Cornwall geeft zich op. C o 0i>  C *8 1 ö Gnnavolgbre Heldendeugd ! Wie zal uw waare grootheid zingen ? Amerika! weergalm van vreugd! Uw Held kon Vrijheidsbeulen dwingen, Thans beeft de wufte Talrleton, Die eertijds kwam, en zag, en won, Voor 't fladdren van de Lelijvaanen, Tot huif? derBraafheid aangefhelt. t Europa juicht: „ de Amerikaanen Zijn vrij van 't Britfche moordgeweld.5* DalfAlbion, verbaasd — verwoed, , Gelijk een door den drank verblinden, Zijn Roofzucht op den Pekelvloed; Zijn wanhoop toone aan al zijn' Vrinden; Het: fchaadt de Noordfche Helden niet. Eerlang Zal kwelling en verdriet, Des Luipaards woeste drift betoomen. r Eerlang wordt WaSHinGTOns beleid, Voor dertien Staaten opgenomen, r Bekroont met de onaf hanglijkheid. Aan-  C '9 ] Aandoenlijk hemelsch heiltafreel! ö Feest van vrij verklaarde Volken! Daar treedt mijn Held op h Praaltooneel, Omhuld van dankbre wijrook wolken. Hoe blinkt de vreugde op 't fier gelaat Der Edlen van den nieuwen Staat, • Die, in hem, 's Landsbefcherming roemen. , 7t Verrukte heir omhelst zijn Vrind, Die Burgers hun' verlosfèr noemen. Die overal zijn prijzers vindt* ; Heeft zucht voor 't algemeen belang.» h Veldheerlijk jaargeld grootsch geweigerd. Amerika, bevrijdt van dwang, piaatst ~—- nu zijn heil ten toppunt fteigert. Den Held als de eerfte aan 's Lands befïuur. Ziet Braaven! ziet uw Palinuurr Geleerd dóór ramp gehard door flagen. . ( Dees keuz' breng' nieuwe lauren voort. Pan - ! zal een Washington vertraagen? Hij fpreekt -—: en 't juichend Aardrijk hoord. C 2 n Grond-  [ 20 ] w Gröndfteunfèls van Amerika t „ Aan Deugd aan Vrijheid toegeheiligd. „ Dees dag verwekke uw vreugd; ö ja! „ Dit uur wordt uwen Staat beveiligd. „ Ziet hier den Edlen Veldheerftaf, „ Dien uw belang me in handen gaf, „ Aan dat belang te rug gegeeven! 3, Gij moet, na zo veel ramp en pijn, 5, Gelukkig -— heel in vrijheid leeven» „ Van mij ook onafbanglijk zijn! 3, Denk nimmer, dat een eerloos wit "w Mij 't blinkend krijgstuig aan deedt gorden. „ Konde ik u aan den wreeden Brit „ Ontrukken, om uw Beul te worden? Neen «-— wars van vloekbaare eigenbaat, Schijnt mij een hoog gezag, den Staat „ Aan nieuwe kluistren bloot te ftellen. „ Gij ziet den Oorlogsbrand gebluscht, ?, Dat dan uw' zorgen heil voorfpellen! „ Voor mij; % begeer geen rang ~* maar rust." Hij  I «1 Hij zwijgt en 't vrijgeftreden heir Verheft een daad * die elk bewondert. Hun lofgalm klinkt langs 5t golvend meir5 Daar hij in 't oor der Britten dondert. Euroop heel 't aardrijk door verfpreidt Zich 's Helden roem, Belangloosheid. De Godheid zelv' wijst, uit den hoogen, Op hem die 't fpoor der Englen drukt. Zie daar het edelst deugdvermogen! De Hel verbaasd -— en de Aard verrukt! 6 Cincinnatus onzêr Eeuw! Gij doet de Aêloüdheid weêr herleeven. Gij volgt dien Held die, als een Leeuw, De Equiërs voor zijn' vuist deedt beeven; Zich grootsch in al zijn daaden droeg, Gij volgt, met hem, verheugd den Ploeg, Nu 't Vaderland, in rust gezeten, De vruchten uwer krijgsdeugd fmaakt. Doch kunt geen waardig Volk vergeeten, Door u zo vrij ™ 20 groot gemaakt.  [ M 1 Zo fchiet, gelijk een blikfemftraal, Der Dieren Vorst, in 't woud befprongen, In fpijt van fulpher, lood en ftaal, Op Jagers, tot hem ingedrongen. Zo wreekt hij zich, met klaauwe en tand, Aan hen, die, met verwoedde hand, Zijn fiere welpen dorften dooden. Maar is zijn barnend vuur gebluscht: Zijn Trotschaarts zijner wraake ontvloden: Dan keert hij weer, bedaard, ter rust. Kon, eerfte Willem! kon uw deugd, Den Noordfèhen Held in moed onvonken; Hij heeft zijn lauwerblaên, met vreugd, Zijn dankend Vaderland gefchonken. Zijn wijsheid zag naauwwikkend door, Hoe veel gij van uw' roem verloor, Door 't Graaflijk juk, aan Flips ontwrongen, We^r op der Batten hals te laên. Zijn rzorg heeft grootfcher heil voldongen, Hij^heeft zijn' Plicht, als Held, voldaan. ö Za-  t n f 6 Zalig rusten na den ftrijdï Zo altoos werken rust mag heeten. Hoe ftaaft een eerbre liefde en vlijt Het denkbeeld van een blank geweeten, ö Heldental van Marathon! Wat zijt gij klein te Mount Vernón, Daar woefle ftroomen kabblend vloeijen* Door Washington geftreeld, gevleidt. Daar zuivre Deugd elks heil doet groeijen. Zijn' roem verbindt aan de Eeuwigheid. G. JBrender j JBrandis.  T E L E T D E N, Ter Boekdrxjkkerye van Cornelis Heïligert.   New Tork, Juni 30"1 1790. GENTLEMEN! 1 have received, through the hands of Mr. Dumas, the Poems and epifilts-, which you did me the honor to addrefs to me in July last. Gratefülïy imprejjed as I am, Gentlemen, with this mark of your politnefs and attention to me, you will pertnit me to offer my best thanks therefor, and to ajfure you, that I shall ever entertain a proper fenfe of the good wishes of your Society for my welfare and happinefs, which were fo warmly expresfed in your letter to me; — and, at the fame time, give me leave to add, that I feel myfelf highly flattered by the favourable opinion, which thofe entertain of my Sentiments and conducl, who may not have received any perfonal benefit from my exertions. Reciprocating the benediclions on you and your Society, which you have beflowed upon me, I am, GENTLEMEN! Tour most Obed' Ii"r Serv% (is geteekend) G. WASHINGTON. The Protectors and Dire&ors of the Poet kal Society ofLeyden in Holland. Komt overeen met den Origineelen Brief ter Secretarije des Genootfchaps Kunst zuordt doorarbeid verkres* gen, berustende. Welk ijfc^eveS^p^ f Secretafi^tYl^ \J\/t  Nieuw Tork, den 30 Juiy i79°« WEL EDELE heeren1 Jl k heb, door den Heer Dumas , ontvangen de Dichtflukken en den Brief, welken U Ed. my in de maand July des voorledenen Jaars hebben toegezonden. Geheel doordrongen van erkentenisfe voor dit blijk uwer beleefdheid en vriendelyke attentie te mywaards, Mede ik U Ed. deswege mijne beste dankzeggingen aan, onder verzekering, dat ik fleeds met het leyendigst gevoel zal gedenken aan de goede wenfehen uw es G enootfehaps, voor mijn welvaart en geluk — wenfehen, die met zo veel vuurs (laan uitgedrukt in uwe Letteren; Voorts vergunt mij hier bi] te voegen, dat ik mij zelve ten hoogflen geflreeld v'mde door de gunstige denkbeelden, welke ik zie dat wegens mijn gedrag en gevoelens huisvesten, ook bij de zuU ken, welke nimmer eenig perfoneel voordeel uit mijne verrichtingen getrokken hebben. Na wederkeerig over uwe Maatfchappij mijne zegenwenfehen te hebben uitgeboezemd, tekene ik mij WEL EDELE HEEREN! Uwe zeer Gehoorzaame Dienaar, ( Was get.) G. WASHINGTON. De Befchermheeren en Beftuurders van bet Bishtlievend Cenootfcbap te Leyden in Holland,   X A N GEORGE WASHINGTON. Ojaj de Heldenziel, die, 't menschlijk zwak ontwasten, De fchitterendfte daên aan 't edelst doel verbindt, Door heerschzucht noch belang haar grootheid laat verasten, Maar roerzei, kracht, en loon in 't heil van and'ren vindt; Gewis, die zelvde Ziel, hoe warsch van de Offeranden, Die fhoode vleijerij den trots van dwaazen biedt, Ziet vrolijk tot haar eer op reiner outers branden, En weigert zich het zoet van kiefcher hulde niet: Een hulde, waar 't gevoel zijn werking in doet lezen, Die 't hart, waar uit zij rijst, een föort van wellust geevt, En, min den broozen Mensch, als wel der Deugd bewezen, Een vonkjen uit den gloed van hooger eerdienst heeft. Beziel, gewijde gloed! het vuur, in ons ontftoken; En Gij, wiens heerlijk Beeld ons deez' verrukking baart, Ontvang, doorluchte Held! het Offer, dat we Urooken; ^ 't Is zuiver als uw roem, en Belgen niet onwaard. Hoe..! brengt de naam van Belg, weleer geducht, verheven, Een wolk van grammen fmaad op 't edel ftreng gelaat..? Is dit die fiere blik, die 't misdrijf kan doen beven — De vuige ziel bedwelmt — den flaaf met fidd'ring flaat...?  Hij is 't. . maar treft niet ons — neen . . dat die blik ontbrande Voor Hun , die 't Vaderland als zijne beulen doemt; Voor eerloos basterd zaad, dat, juichend in zijn fchande, 't Geweld ten dienfïe ftaat, den vloek een zegen noemt. Erleevt, God dank! nog Kroost, zijn'Vadren beter waardig; Een kroost, wien 't echte bloed door reiner ad'ren vloeit; Dat nog, waarde eer Hun roept, ten duurflen offervaardig, Het hoofd ten Hemel heft, in 't hart voor Vrijheid gloeit. Geen andren, gropte Ziel! zijn uw Bewonderaaren; Van Hun — van Hun alleen komt U dit eerblijk toe: De laagheid moog' van verr% al grijnzend, op Uftaaren, Zij voelt zich zelv' te onrein, dan dat ze U hulde doe. Genoeg.. ! uw hand aanvaardt.., uw oog herneemt zijn luister, En fchiet een ftraal van gunst om dit ons offer heen; Wat is bij zijnen gloed de glans van kroonen duister! Wat bij de kracht der Deugd de macht eens Dwing'lands kleen! Verheerlijk Gij die kracht — verlicht, door uwe daden, Verlicht nog eens Euroop', gelijk Amerika; Reeds zegent Dit zijn Held, gekroond met Eiken bladen, Dan volgt Hem 't vol gejuich der Halve Wereld na. Uit naam des Genootfchaps, (was geW) JAN de KRUYFF. (lager (fond*) 't Welk ik bekrachtigt K. d. PECKER, P. Z. Secretaris. Komt overeen met de door mij eigenhandi^g^r^e^ribvToewijding aan George Washington. /Vj /» J s-r~\ den 19 van Oogstmaand 1789.