f LT.VUEX J  0' 1179 WH UB AMSTERDAM  J. J. BJORNS TAHVS R E ï Z E. III. DEEL.   R E I Z E DOOR EUROPA EN HET OOSTEN, DOOR J. J. BJÖRNST A H L; IIOOGLEERAAR IN DE OOSTERSCHE EN GRIEKSCIIË TAAIEN, TE LUND, IN ZTVEEDEN. DERDE DEEL, SAVOYE, ZWITZERLAND,DUITSCUI.AND; HOLLAND en ENGELAND. Tc AMSTERDAM, by H. GARTMAN, W. VERMANDEL en J. W. SMIT, pc CIC IL   I N HOUD DER BRIEVEN van het DERDE DEEL. Brief XLVII. Berigten van Sardinië. — Onkunde, woest' heid enmorsjige zéden der inwoners. -- Van Cagliari.— Oudheden in Sardinië. — Volksmenigte in Italië. — Over het karakter der Italiaanen Ovoornaamlijk over hunne wraakzugt. — Regt der heilige vrijplaatzen. — Berg Cenis. — Fan Hannibals togt over de Alpen. — Verfcheiden tongvallen in het Italiaansch. — Verdere merkwaardigheden van den berg Cenis. — Van den graave Pento. — van eens kaart van de Alpen ten tijde der Romeinen, bl. i. Brief XLVI/f. Berigten van Savoije. — Van St.Jean de Maurienne en andere plaatzen in Savoije. — Kroppen der Savoijaarden en Wallhlanders. •-- Lévenswijze der Savoijaarden, — Van de Waldenzen. — Over de verdraagzaamheid. — Savooifche taal. -— Chamberi. — Aix en oudheden aldaar. bl. 27. Brief XLIX Berigten van Geneve. — Uiterlijk aanzien van deze ftad. — Agteloasheid in den Godsdienst aldaar. — Neiging [der Geneeffche godgeleerden tot de Ariaanfche grondj}ellingen. ■-- Verkeerde uitlegging van den naam Prêtre te Gerieve. — Ordening der Geneeffche geestlijken. — Godsdienfiige gebruiken. — Univerjiteit te Geneve. — Van den heer des Roches* bJ. 43: Brief L. Van de Mylords Stanhope en Mahon. ■— Van Woids weik over Homerus. — Boekerij te Geneve. , Van de geleerde familie Diodati. —  INHOUD. Boekerij van den heer Hennin. — Van den heer de Saus/ure Van het kabinet van hoorns en fchelpen van den heer De Luc. — Van een meisje met eene lévende flang in de maag. . Kunstig gemaakte horologién te Geneve. bl. 55. Brief LI. Reis naar de Tsbergen van Chamouni .\in Savoije. Nog iet van de Savooifche taal. ~~. Grot bij Balme. — Schuttersfeest te Geneve. — Van de vuurfeinen door Zwitzerland. — Van eenige Zweeden en andere vreemdelingen te Geneve. * bl, 71. Brief LIL Bezoek bij den heer van Voltaire. — Omftandige berigten van zijne lévenswijze, van zijne huisgenooten en vrienden, mevrouw Denijs, den heer Adam, en den heer du Rey. — Merkwaardigheden op^Ferney. — Verfcheiden anekdoten en geestige invallen van den heer van Voltaire. — Over zijn zédelijk karakter, bl. 83. Brief LUI. Van den heer Rieti, — Nog eenige merk» waardigheden van Geneve. — Reis van Geneve door het land van Vaud. — Van den heer Reverdil. — Berigten van Laufanne. bl. 110. Brief LIV. Van den heer Tisfot Vreemdlingen te Laufanne. — Akademie aldaar. — Van den heer Seigneux. — Geleerd genootfchap te Laufanne. -— Van de Zwitzerfche militie. — Van eenige natuurlijke voordeden en bijzonderheden des lands. — Van den bisfchop van Brogiie. bl. 120. Brief LV Reis van Laufanne door Freiburg naar Bern 3 Wiflisburg, Murten. — Taalüitfpraaken- in Zwitzerland. — Beenderen der verfagen Bourgon-  INHOUD. vu diers bij Murten. —■ Vergelijking van Zwit' zerland met Zweeden. — Berigten van Bern, inzonderheid van de regèring. — Volksménigte van Zwitzerland. bl. 131. Brief LVI. Omftandig berigt van den heer Haller. — Ondoorgrondelijkheid zijner kennisfe. — Iets van de Natuurgefchiedenis van Zwitzerland en van de aarde in het algemeen. —— Bijzondere anekdoten van den heer van Haller. Nog iets over de kropgezwellen. — Vergelijking tusfchen Haller enVoltaire, névens brieven van beiden, bl. 143. Brief LVII. Boekerij te Bern en merkwaardigheden van dezelve. ■— Kabinet van oudheden. — Standbeeld van Gustaaf Adolf van wasch. Hoogagting der Zwitzers voor dien koning. — Berigten van het tuighuis; van het raadhuis;—■ van de Akademie, en de hoogleeraars aan dezelve , inzonderheid van den heer Kocher, te Bern. — Van het nieuwe kweekfchool aldaar. —■ Van den heer Engel — en den heer Sinner. — Lof van den kamerheer baron de Geer. bl. 169. Brief LVIII. Inkomsten en uitgaaven der Republiek Bern. — Oorfprong der groote vloeden van Europa in het hoogliggend Zwitzerland. — Wetten in Bern tégen pragt en weelde. Encyclopedie van Tverdon. —.— Van Hallers zoon, eenen bekwaamen gefchiedkundigen. — Vaderlandfche ■wensch, om eene gefchiedenis van de Zweedfche rijksdagen te bekomen. — Ztldzaamegedenkpen, ningen in Zwitzerland. — Berigten van eene ge* 4  w« INHOUD. gewaande Zweedfche volkplanting in het kanton Bern. ~ Fan de Bernfche Patricien. — Spotprent op Foltaire. — Orde hij de openbaare vermaaklijkhedenteBern. Omgang van het vrouwlijk gejlagt te Bern door middel va i fpiegeh. _ Verftandige wijze omdetweegevegten te ftrafen. — Bloeijende Jlaat der wétenfchappen aldaar.— Fan den marquis de Langallerie. — Van de won derhuur en van den hoer Schuppach. Vaneen vrouwsferfoon, dat bronwellen ontdekt en uit het water waarzegt. — Granvelles handfchriften te Befanfon. Betiteling der regéringen in Zwitzerland. — Schimpdicht op de opptrheerfchappij der republiek Bern. — Gefprek tusfchen den konivg GustaafAdolf'en den vrijheer d: Sasfara. bl. 183. Brief LIX. Graftomben te Hindelbank. Van den beeldhouwer Stahl. — Berigten van de boekerij te Baden. — Vergadering der ft'enden aldaar. . Vlijt der inwoners. — Kostbaarheid van te reizen inZwitzerland.— Wégefteldheid'des landvolks.bl 206. Brief LX. Van Bjornftahls wijze van reizen. Zijn verlangen om, voor het aanvaarden zijner reize naar het Oosten, zijn vaderland te bezoeken. — Van de verhéven hoedanigheden der keizerin van Rusland. ■— Berigten van den keer Diderot, van zijne reis naar Rusland, van zijnen grooten geestB van zijn geluk en van zijne werken. — Bezoek derprinfen van Brunswijk en Saxen Gotha bij hem. Van den'ovetfen lleutenant Dalbetg. bl. 215. Brief LXI. Berigten van de heeren Lideen, Mathefius, Springer, Lindegreena Sslander, Mlller, generaal  INHOUD. 1% 'Paoli, lord Stanhope, lordMnhon, Brander, alt ook' van de overige Zweeden te Londen. bl. 231. Brief. LXIL Bevél aan den fchrijver met opzigt tot de reis naar Turkije. ■ Van den heer Winjlanley. — Van den heer Warton. — Inrigting der Oxfrdfche univerfiteit. "— Van de Radcli/fche en Bodleyfche boekerijen. — Zweeden die te Oxford hunne letteroefeningen gedaan hebben. Lijst der daar zijnde handfchriften. bl. 143. Brief LXHI. Van Kennicotts bij belwerk. — Van den heer Bruns. — Van de werken , die in de univerfiteits drukkerij gedrukt worden. — Van Philoxenus Syrisch nieuwe testament. — Van de Syrifche ^verzetting des ouden Testaments, door den heer Björnjlahl ie Milaan ontdekt. — Van den heer White eert groof onderzoeker. —• Nieuwe fterreto- ren te Oxford. Van den keer Hornsby. — Van eene in Zweeden verradene en thans te Oxford bewaarde Ministeriale briefwisfeling omtrent het jaar 1740.— Varianten ten behoeve van het bijbelwerk van Kennicott door den hoogleer aar Auriviltius.—> Van den heer Swinton. bl. 257. Brief LXIV.Groote geleerdheid van den bisfchop Leuwth. — Deszelfs nieuwe vertaling van Jefaia. Van zijnen zoon, eenen Latijnfchen dichter. — Buitengejvoone kundigheden van den heer Jones— Akadémifche congregatie te Oxford.— Van Newtons boekerij. Berigten van Bristol. — Van den bisfchop Warburton. Van den heer Wheeles en van den heer Glasfc. bl.270. '5  * INHOUD Brief. LXV. Viering van den geboortedag van Gustaafden derden onder de Zweeden te Londen. — Van den heer Helifledt, een'Zweed en geleerd'koopman. i Bijzonder lot van den-heer Springer. —- BMtstig borduurwerk van Jufvrouw Gahn. — Moeilijk ampt van den Zweedfchen prediker te Londen. — Van den jongen graave Brahe, zijne reizen en hoedanigheden. — Van zijne reisgenooten Gyldenjïol■ pe en Wetterawist. — Fan den heer Kampe — en den heer Acrell. — Bes fchrijvers affcheid van zijnen reisgezel, den baron Rudbeck. — Van de heerenBarfot, Stdlbergen Schuiten. — Naamlijst der Zweedfche médeléden van het genootfchap der oudheden. — Van den Zweedfchen fchllder Martin. Van Gustaaf Brander en den könful Hack- fen. — Berigt van Simfons Opera religua. Verdienstens» lord Stanhope aan de geleerdheid. , Van John Richardfon.— Van' de heer en Forst er, vader eh zoon. — Van den ridder d'Eon; del heer Mar and. p en Bourbon-Busfet. — Van den prins Peter van Holftein. — Noordfche reizen van Negri. — Van het bijbelwerk van Kennicott. Van Newtons werken. — Millers koperen plaaten tot het natuurfelzel van Linnteus. — Zweedfche médeléden van de koninglijke Engelfche maatfehappij der wétenfekappen. Brieven van Collin over de Amerikaanfche onlusten. ~ Nieuw uitgekomen uitirekzel uit de Engelfche gefchiedenis. — Des fchrijvers vertrek naar Turkije, bl. 286. '  INHOUD. Xï AANH ANGZEL. Brief I. Aan den koninglijken Zweedfchen Oppergeneesheer en ridder van de Noordfter, deniheer kare&- VAN LINNVEUS. Voortreft'ijke hoedanigheden van den regèrenden Mark' graave van Baden, en deszelfs gemaaün. — Derzeiver verzamelingen betreffende de natuurlijke gefchiedenis. —| Hunne hoogdgting voor den heer Linnceus. — Van de af beeldzeis in koper tot het plan' tenftelzel van Linnaus, welken op kosten van het hof aldaar uitkomen. bl. 324$ Brief II. Aan den heer Profesfor Johan Hendrik Lideen. Voorjlagen aan denzelven tot herftelling zijner gezondheid. ! Nieuwsberigten uit Londen , inzonderheid van de heer en Solanderi Springer), Mathefius, Benzei, Kennicott, Mac - Pherfmi, St. Simon , jfones, Chandler, Louwth, Bruce en anderen, bl. 32^. Brief III. Uittrekzel uit eenen brief van den heer björnSTa'HL aan den heer jonas iiallstköm , kanfellist bij het koninglijk Rijksarchief. Pan de leeraars der Syrifche en Arabifche taaien te Parijs. — Bjdrnftahls arbeid in deze taaien. — Van den heer de Guignes , inzonderheid vanzijne ftelling omtrent den Egiptifchen oorfprong der Chinee- fen . Van de vrouw van den heer de Guignes. bl. 335. Brief IV. Extrait d'une lettre de M. dAnsfe de Villoison, de fAca demie des Infcriptions de Paris, de  W INHOUD. telles de Berlijn, Goet tingen, Manheim, Madr,it3 Marfeille, Rome & Cortone, d M. Ie C. P. Formey, datée de Paris, le 8 Juillet 1775. bl. 333. Brief V. Gedeelte van een' brief van den Heer d'Ansfe de Villoison aan den heerM.Tijdeman, Hoogleeraar te Utrecht. bl. 343. Brief VI. Brief van den heer Paul Jakob Bruns over het karakter van den heer Biomfiahl uit het Duitfche Mufeum, 1780. Februari], bl. 198. 199. b). 344. Brief VII. Uittrekzel uit eenen brief van den heer A- C. Hwiid aan den heer K. L. Kdmpe, fekretaris der koninglijke boekerij te Stokholm. bl. 346. Brief VIII. Uittrekzel uit eenen brief van denzelfden heer Hwiid van den i^en Maart, 1779. bl. '.47". Brief IX. Van den heer d'Ansfe de Villoifon , aan den heer Gjörwell. bl. 350. Brief. X. Van den heer Hofkanfelier en Kommandeur baron Frederik Sparre, aan den heer Björnfiahl, van den ioaou en andere groote mannen voordgebragt heelt ; nog meer, waar  EN HET OOSTEN. 3 ïrien dergelijke mannen weet te waardéren ; de natuur heeft ze ook door eene zeeëngte van elkander afgefchei* den. De Korzen , die ik ontmoet heb , ftrekten hun vaderland tot eere ; thans fpreek ik van Sardinië. De univerliteit, die te Cagliari geltigt is , heeft nog niet- zeer veel licht over het eiland kunnen verfpreiden ; maar de inwoners beginnen nu évenwei een weinig omgang aantenémen, zédert dat uit het bloeijeud Piëmont en Turin eene blijvende bezetting . aldaar 'word gehouden i doch voor omtrent 20 jaarenis hunne levenswijze nog zo boersch gewetfst , dat ik in het eerst de belachlijke vertellingen, die men mij daar van deed , nauwlijks wilde geloven; maar, toen ik het naderhand van verfcheiden kanten , zi> wel van officiers als van anderen , hoorde bevestigen, leed de zaak verder geen twijfel. Zij léven hier in zulk eene gelukkige onkunde, dat zij zig volllrekt met geencrhande löort van kundigheden het hoofd breken ; zij wéten niet , of er , buiten hun gelukkig eiland Sardinië, een ander land is; zij hebben wel gehoord , dat hun koning in Turin woont , maar in welk land dat ligt, dat gaat hun begrip te boven. Een officier uit eene aanzienlijke familie, in Keulen, ftond als gevader over een kind; de priester zou zijnen naam en de plaats zijner geboorte in het kerkboek aantékenen; Keulen wilde hij niet zetten , want dat was hem te hoog geleerd, hij fchreef derhalven alleenlijk: di queglas partes, dat was zo veel, als uit het gewest der waereld, welk wij onbekende landen noemen. Zij noemen alle vreemdlingen di queglas partes , want hunne taal is nog een gebroken Spaansch, i'choon de koning bevél gegéven heeft, dat het Italiaansch in defchoolen zou geleerd worden. Een van hunne geleerde leeraars A a  4 R E I Z E DOOR EUROPA vraagde denzelfden officier, of de koning van Sardinië ook eene .bezetting in Keulen had ? Bij de aanzienlijke lieden, voornaamlijk op het land, vind men geene ftoelen, de adelijke mevrouwen zitten dikwijls op den grond, gelijk de Arabiërs : zij zijn ongemeen morsfig en onzindelijk : zij kunnen dikwijls een zéker fpringend infekt uit den boezem halen , en het op het eerst altaar het best, op de fnuifdoos , en dergelijken , haarer wraake opofferen, en dat niet zelden in tégenwoordigheid van haare minnaars. Hunne keuken is zeer morsfig : het fpit komt met allerhande foort van vleesch op tafel, dan flroopt men de Hukken er af iu korven ; en zo eet men ; de lijft knegts hebben wel pragtige livreijen, die iiijf van goud zijn , maar daarbij gaan zij met neergetrapte fchoenen, zonder kousfen, zonder das of iet om den hals , met handen, die nog nooit gewasfchcn zijn ; ja , wat erger is, in hunne ongekamde en verwarde hairen krielt het van- -De kamerjuffers gaan fchicr naakt, of zijnten.minsten met gefcheurde lappen gekleed ; en évenwei belet zulks -niet ,• dat de voornaame^ dames dezelven naar de bevélhcbbende officiers zenden, om ze bene venutos \yadköm] te groeten. Galanterijziekten némen zeer de overhand; eene mevrouw zal,onbewimpeld,zeggen : „mijn „ man is te Montpellier, om zig te laten genézen , en „ als hij wéér komt, moet ik er heen reizen:" zo weinig heeft het fchoon geilagt'op dit eiland léren veinzen. liet volk is in het bijgeloof gedompeld : als men , bij voorbeeld , bij geval tégen een kind'zegt , dat het een zeer aartig kind is., dan gaan zij' aanftonds en fpuwen op bet kind , om de betovering aftevvenden. ■ Ik fchaam mij , hier te zeggen , hoe zij de vallende ziekte gêné*  EN HET OOSTEN. $ zen , hoe zij den eetlust van zwangere vrouwen voldoen , genoeg , dat het meer dan walglijk is. Hun land is niet zeer bebouwd , nogthans is alles goedkoop ; in Cagliari zelf kost een pond vleesch maar éé-nen Huiver op het land koopt men drie pond voor twee Huivers. Hunnen rijkdom rékenen zij naar de wij#e der aartsvaders en andere zwervende herders in Arabiè' , naar zo en zo veel duizend fchaapen, geiten en koeijen; hun koop gefchied ook door ruiling , io lot 20 fchaapen geeft men voor één paerd. Geld is hier zeer •raar, en juist daarom alles zo goed koop. De inwoners zijn lui, arm en hovaardig: zij agten zig te goed , buiten hun eiland dienst te némen, doch worden zeer gaern bij de officiers van de bezetting genodigd; zij verwonderen zig dan over de zindelijkheid en orde, die zij in derzelvcr huizen zien. Voor het overige ontdekt men in hunnen inborst list en wraakzugt. Het ganfche eiland zal omtrent 365000 mcnlchen bevatten , waar van er in Cagliari 22000 zijn. De koning trekt uit Sardinië' jaarlijks 250000 Pieraontéfche livres, behalven de zouttollen en zékere koninglijkc domeinen ; deze livres doen meer dan de Franfchen, de geheele forfl zal omtrent 25000 dukaaten uitmaken. De Had betaalt haar zout niet, maar heeft het voor niet, het word bij voeders in de Had ge•bragt, en men neemt daarvan zo veel men wil, nogthans is het getal der voeders jaarlijks bepaald, wijl men de gewoonlijke benodiging weet. Ik meen , dat dit berigt een merkwaardig bijvoegzcl totdc gefchiednis van hetmenschlijk verltand maakt. Een land te zien, dat zo nabij Italië ligt, waar kunsten en wétenfehappen wonen en gewoond hebben, waar veldheeren , rédenaars, wijsgceren, A 3  < REIZE DOOR EUROPA dichters en kunstenaars zo gelukkig om best geijverd hebben , wie zijnen geest ter eere van de menschlijke natuur het hoogst zou verheffen; ik zeg, dat land, dat het naast aan Italië is , ja, dat daar toe behoort, een geheel koningrijk in de duisterheid bedekt te zien , daar nogthans het licht der wétenfehappen dóór alle dikke wolken tot in onze koude noorderlanden doorgedrongen , ja door deij donkerflen zeenével heengebroken en over groote oceaanen bij de tégenvoeters gekomen is, zo dat men reeds verhandelingen ecner akadémie der wétenfehappen van Philadelphia heeft; dit alles fleekt zeer zonderling en ongemeen af, Sardinië is évenwei te voren in dien Haat niet geweest; ik geloof juist niet, dat de heilig ignatius hier in eene Had Nora geboren , en daarom , gelijk veelen gezegd hebben , nor.anus genoemd is, veeleer ben ik van gedagte, dat men hem naar het Syrisch wégens zijn driftig karakter en zijnen ijver voor het Christendom zogenoemd heeft, en dat de naam niets anders dan eene overzetting van ignatius geweest is ; maar uit de oude gefchiednis kan men nogthans bewijzen, dat de Sardiniërs een merkwaardig volk geweest zijn. Men vind er nog ontelbaare gedenktékens, den oudheidonderzoekeren en aardrijkst*fchrijveren geheel onbekend; want niemand heeft hier gereisd, en niemand kan hier reizen, wijl, gelijk reeds.gezegd is, hier geen gemeene Wégen zijn. Nogthans hebben verfcheiden officiers, die weetgierig waren en fmaak in wétenfehappen hadden, foldaaten médegenomen , en onderzoekingen gedaan. De kapitein boreuj , ridder van de St. Mauritsorden , heeft, boven anderen, merkwaardige ontdekkingen gedaan, Men vind er eene mé-  EN HET OOSTEN. 7 nigte van tempels , torens , gaanderijen,' en andere gebouwen , van ongelooflijk groote fteenen opgcregt, met wenteltrappen er in; in dezelven vind men bijlen, fchaaren,; lanzen e. z. v. , alles van koper; maar men beeft tot nog toe geen opfchrift gevonden , waaruit men cenig licht over den tijd en de natie kon verfpreiden. Men vind wel over de 700 zulke torens tusfchen de bergen verfpreid. De inwoners noemen deze torens noragues, maar de tempels altari, zij zijn fubdiales, of van boven open. Het is merkwaardig , dat deze torens of tempels allen naar het oosten en westen in de nagtëveningen , of naar de middaglijn en de vier waereldgewesten , gelijk de piramieden inEgipte ,gerigt, en, gelijk dezen , van verbazend groote en lange (teenen gebouwd zijn. Men ziet er ook veele andere torens, die kegelvormig gebouwd zijn. Naar mijn gedagt zijn deze gebouwen en oudheden van de Karthagers , of, dat hetzelfde is , van de Phceniciërs, en dus dooreen zonderling toeval meer Phcenicifche gedenktekens op dit eiland alleen bewaard gebléven , dan er voor het overige in de ganfche waereld zijn. Pausanias , diodorus en anderen verhalen ons , dat de Karthagers Sardinië bewoond hebben. Veelligt bekomen wij van den heer borelli eens eene vollédigc gefchicdnis en befchrijving van Sardinië 1 Ik heb dezen bekwaamen en heufchen officier aangefpoord , om der geleerde waereld zulk een gefchenk te doen. Hij verftaat zo wel Latijn als Grieksch, en kan dus de oudfte ftukken van Europa lézen (1). (1) Sardinië is zédert door eenige laater gefchiedkundige werken over dit eiland een weinig meer bekend geworden. De A 4  S REIZE DOOR EUROPA Mm het is tijd, dat ik Italië, na een verblijf va„ omtrent dnejaaren, vcrlaatc, nogthans doe ik het, gelijk natuurlijke historie der viervoetige dieren op Sardinië heef: een ongenoemd fch, ijver befchrév^n onderden titel: I Q,ladni. pedl dlS,rdeSna. Safari l??5. , in g o . ^ ^ ^ zonderhad omffcmdige berigten vnn de muffeidieren [eene foort m fcenbokken], welken aan eigen zijn [en tmfrr. 216 B0SWF^L ^ /fóft de Corfe, Ch. I p 21 ] e" tot de herkanwenden behoren. Schadelijke en gevaarlijke dieren heeft S.rdinic bijna in bet gehed ^ ^ ^ ^ ven marters, bunzings, mollen, zelfs zijn rotten en muizen ; D£Zelfde ^ ^eft verders in denze.fden F™ de vogels befchréven: G// tW; di w^ ^ De heercEMELU, hoogleeraar te Safari, heeft , in 1776 te 7*^, laten drukken : RifioHmento delta Sarina proPosto een werk, waarin hij het verval van den landbouwopdat eiland aantoont, en middelen tot deszelfs verbétering aan de hand geeft. ö Jn de laatrte jaaren is inzonderheid de gefchiednis van Sardinië beoefend. De abt cambiag! , een j0„g geleerde Jchrijver dergefch:edn,s van Korflka, flU* dezelve onderden titel : ljria del Regno di Sardegua , waarvan het eerfte deel van de oudfee «Jden af tot oP het jaar I257. ^Hms ,in 8 ,ukgekomeni^ De heer c.,,Wi , fiaatsfckrctnris wé^ns de zaaken van het njk var> Sardinië, heeft nog eene omüandigcr en nauwkeurig «tftafe,: TOn üiuaad uitgegc!ven. ^ StoHM dellaSarde^. Jcnt a dul ^flMICÓ^ G ^aeb^ï^f^f^-^^ «umtezen , m de 13de eeuw, gevoerd werd;  EN HET OOSTEN. 9 gij ziet, met groot leedwézen. Ik zal mij nog kortlijk met de volksménigte van dit iand ophouden. Dezelve is grooter, dan men gemeenlijk gelooft. Italië is zonder tégcnfpraak, ondanks de ménigvuldige kloosters en geestlijken , naar évenrédigheid Merker bevolkt dan Frankrijk. Men rékent, met tamelijke zékerheid, in Italië 13 of 14 miliioenen menfchen. Napels bevat namelijk 4 milIioenen, de kerklljke jlaat 2, Toskane 1, Milaan, Mantua en Modena 1, Venetië 3, de koning van Sardinië névens Panna, Lucca en Genua hebben ten minften 3 miliioenen. Is dat niet veel voor .zulk een fmal land, dat zulke groote en uitgeftrekte gebergten bevat, dat door zo veele verfchillcnde heeren en op alle plaatzen niet al te wél geregeerd word ? Landbouw, koophandel, fcheepvaart, kunsten en wétenfehappen worden op alle plaatzen niet aangemoedigd en voordgezet, zo als het wél behoorde. De bijzonder lévendige geest der Italiaanen dringt door all' de ^grootfte binderpaalen heen; zij zijn meer tot fraaije kunsten en wétenfehappen dan tot harden arbeid gefchikt. Hunne gemoedsneiging word door vcelcn berispt; maar het tweede tot op de onderwerping van het eiland aan het huis van Savoye , in 1720. Van de drukkerijen op Sardinië vind men berigten in het werk, dat de heer vernazza, in 1778, te Cagliari heeft uitgegeven over de boekdrukkerijen in de ftaaten des konings van Sardinië zédert de uitvinding dezer kunst. [Men voege hier bij defcription geographique, historique & politique du Royaume de Sardaigne , en f. ant. fel. mattheu Sardinia facra ,jeu de Episcopis Sardis. Pnecedit ejusdem autt. disfertato de Sardinia, Roma 1758. fol. Qourn. des Scav. 1760. Juin,p. u8,)] A 5  Io REIZE DOOR EUROPA ik zal dcrzelver getal niet vermeerderen. Eertijds klaagde men over hunne ieverzugt, thans vvéderom over de cicisbeen. Zij, die zo-zeer over hunne wraakzugt fchreeuwen, hebben bezwaarlijk de oorzaak daarvan ingezien, welke in de wetten ligt. De grootfte misdader vind in elke kerk denk eens, hoe groot derzelver getal is, en hoe digt zij, in Italië, bij elkander Maan — eene' zékere vrijplaats voor zijne misdaad: daaruit ontfoat, voor eerst, eene gemaklijkheid, om ze te begaan, en, dan, de noodzaaklijkheid, om ze aan anderen zelf te ftraffen en zig te wréken, om, op die wijze, de onfirafbaarheid en de befcherming des misdaders in eene kerk voortekomen , alwaar men hem zonder veele en langdurende regtsmiddelen niet kan vatten. Zomwijlen zijn die vrijheden zo groot, dat nauwlijks een misdader van gekwetlte majefteit van het altaar mag weggenomen worden. Het is een gruwel, menfchen te zien, die oogenbliklijk hunne handen met het bloed hunner broeders bevlekt hebben, en, om vrij en ongefrraft te blijven, zig niet ontzien, om nog daarenboven gods huis daarméde te verontreinigen. Ik zag een' booswigt te Turin, die des zondags, op het middaguur, juist als wij uit de kerk kwamen, zijne eigen vrouw, midden op de itraat, met een mes, het gewoon moordgeweer in Italië, doorfok, en aanftonds,' ongehinderd, in de naaste kerk vlugtte, daar zijne, van bloed nog rokende, handen om wraak riepen; de wagt kwam er. omringde de kerk, maar zij mogr er niet ingaan, om den moordenaar te vatten, die naderhand door de monniken aldaar verborgen werd. Ik fprak met de officiers; zijvonden mijne verwondering over zulke kerkwetten, die regtfoeeks tégen het vernufc en de openbaare zékerheid  EN HET OOSTEN. 11 aanlopen, gegrond. In verfcheiden kerken zag ik foldaaten en overlopers, die met de grootfte onbefcbaamdheidom aalmoesfen vraagden, en zelfs dreigden, wanneer men hun niets wilde géven, of hen hiette heen gaan en werken. Ondcrtusfchen heeft men nu op verfcheiden plaatzen in Italië deze groote vrijheden begonnen in tetrekken en nauwer te bepalen , en is gelukkig op die verfiandige gedagte gevallen, dat heiligdommen en altaaren geen fchuilplaatzen voor vijanden van god mogen zijn. Zij laten wel niet na, om van hunnen kant verfcheiden rédenen bijtebrengen , tot verdédiging van zulk eene ongerijmde zaak; zij beroepen zig op de wetten van moses wégens de vrijltéden; want de geestlijke regéring in dit land bevind zig wél bij de Joodfche wetten, om haare hoogheid, offer'mgen, tienden, de groote pragt bij den godsdienst e. z. v. te billijken. Verders zeggen zij, wanneer de fiaizen van vreemde gezanten vrijplaatzen zijn, waarom dan god5 huis niet? Al verder: alle zondaars zullen immers toegang tot god hebben, zou het dan niet hard zijn, dien van het heiligdom wegterukken, die zijne, toevlugt tot hetzelve neemt; ja zij zeggen, wijl god hem in vréde op de aarde laat gaan, en het léven , dat hij gegeven heeft, zelf niet ontneemt, maar het hem laat behouden, hoe durven dan menfchen zig een regt aanmatigen , dat huu niet toekomt? Zij vergéten ook niet, zig op de verlosfing en at gemeene genade, die vooralle menfchen open (laat, te beroepen , en hetgeen zij nog meer van dergelijke drogrédenen wéten bijtebrengen, die régelregt (trekken, om het regt des oorlogs van allen tégen allen te verdédigen en te oefenen (2). (2) Volgens de openlijke berigten is dit regt der vrijplaatzen-,  ** REIZE DOOR EUROPA Doch ik breek van ƒ/*/«? op, verlaat het hhoon Piëmont dat dezen naam draagt, om dat het aan den voet der Alpen hgt, neem affcheid van den Po-vloed, over welken ik in de vijf fouvereine iraaten, die hij befpoelt, Piëmont, Milaan, Panna, Ferrara, Venetië, zo dikwijls gegaan ben, en trek over de Alpen, en wel over dat gedeelte welk thans de berg Cenis, bij de ouden, indien ik mij wél herinner, AlPes Graj*, heet. Ik zou mij kunnen beroemen, denzelfden weg over de Alpen te zijn gegaan, als hannibal, zonder zijn ongeluk te hebben, namelijk' dat mij de oogen bevriezen, want wij zijn in zeer verfchillende gewesten des aardbodems geboren en opgevoed daarenboven reisde hij in den winter en vorderde zeer langzaam: maar de waarheid is mij te lief, dan dat ik ze der -grootfpraake zou opofferen. De lange uitweiding van den beer grosley in het eerile deel zijner Obfervations fur lltahe, waarin hij wil bewijzen, dat handbal met zijn léger hier over den Cenis getrokken zij, overtuig mij niet Op deze hoogte kon hij den krijgsknegten voorzeker geen Huk van het heerlijk Italië tonen, gelijk polyihus en livms zeggen; want, als men hier heel boven is, ziet men noch Piëmont, noch een ander land, wijl andere bergen dat voor de regten der menschheid zo nadélig is, door rnnsch Itahe, en zelfs in den kerklijken fout, zédert het jaar i778 door een pauslijk gebod, vernietigd. [Men léze, over het r**^ veele basiehefs pronkt, welken offeranden en zeTOalen v Cn .ejgeh.jk de heer cros.ey zig wéderom ^ het rs van een grauw zeer middenmatig marmer. Wij „a ^s bergs, =5 ftemontéfche mijlen van ïW/« wfelJn y^ElSS«ai, diers J^ei , dat vwj van de welluidende en lief  ÉN HET OOSTEN. Ij lijke taal, waaraan onze ooren zig reeds zo lang gewend hadden, moesten afïcheid némen. Anders is de Franfche taal te Turin onder lieden van hoogen Hand veel meer in gebruik, dan ergens elders in Italië. De gemeene taal aldaar is een jargon of patois , welk men la lingua Piemoutere noemt, gelijk fchier elke provincie in Italië , éven als alle landen in de waereld , haare bijzondere uitfpraak heeft. In Genua word Zeinefe gefproken , want in deze taal heet de Had Zeina , in plaats van Ge nova in in goed Italiiiansch; in Milaan Milanefe; te Venetië Venetiano, dat zeer lieflijk en aangenaam luid; te Bergamo word .Bergamasco gefproken ; te Bologne Bolognefe ; te Napels Napolitano , welk veel van het Spaansch geluid heeft, m deze tongvallen worden op de Italuianfchc fchouwburgen bijna in alle klugtfpélen , om wat Hof tot lachen te géven, verbeeld; elke provincie krijgt haar deel; Nog meer, wanneer men maar éven buiten Home komt, hoort men datzelfde volk eene taal fprékcn,diemennauwlijks verftaat, fchoon in de flad Rome zelve zo wél gefproken word, dat het tot een fpreekwoord is geworden; alleenlijk een gedeelte der inwoners van Rome , die op i Montit of de bergen, wonen, fpréken nie.t zo wél: zij zijn bekend wégens hunne onbefchaafdheid en eenvoudigheid ; als men quelli fapra i monti [de berglieden] zegt, wil men zo veel zeggen, als onbefchaafd gemeen, gelijk de Trasteveviui, die aan de andere zijde van den 'fiber, aan den Mons Janiculus en het Vatikaan wonen , zig door hunnen oproerigen geest en hunne onbcfchoftkcJ doen kennen. Voor het overige isdeRoomlcheuittpraak Iterk zingende , zij llépen de woorden met een zéker gezang. Men houd het voor eene uitgemaakte zaak , dat  IiS REIZE DOOR EUROPA omftreeks Siena, Florenze e. z. v. de gemeene man de taal tamelijk zuiver fpreekt; maar all' de Toskaners hebben la gorga, da: is te zeggen, zij Ipréken c, k, of q , gelijk eene dubbele h uit , (ik meen de c voor a, 0 en «) daar dezelve als k moest klinken ; want voor e, i en y heeft zij, door gansch Italië, denzeifden klank, die den Franfchen zo zwaar valt, om uittcfpréken , dat dezelve in de Siciliaanfcne vesper het fehiboleth was , waaraan zij gekend werden, doordien zij ceel niet konden uitfpréken,) zo zeggen de Toskaners in plaats van cafa r hha* fa; calamo, hhalamo: maar het vrouwlijk geilagt fpreekt dezelve zagter mt, gelijk eene flaauwe h, ha fa , c. z. v. Wijl nu de Romeinen dezelve zuiver uitfpréken , gelijk zij gefchréven word, heeft dit gelegenheid tot hetfpreekwoord gegeven: la lingna Toscana inbeeca Romana [de Toskaanfche taal (wordt best gefproken) door eenen Roomfchen mond]. Doch van waar de Toskaners deze öffl fpraak hebben, is onzéker, of van ouds af van de Tusciërs of Hctrusciërs , of van de Saraceenen en Mötsïéii, die denzelfden klank in hunne taal hebben; ik zal er~ rfóg eene nieuwe gisling bijvoegen , misfehien is het van de Gothenen Wenden, ten minden hebben wij ons kus, halm en dergelijke.! van cafa , Calamo , door de Duitfchers, die haas zeggen , dat zij onmiddellijk van hafa genomen hebben. Hoe veele taaluitfpraaken men ondertusfehen in Italië heeft, verftaat men nogthans overal het fraai Italiaansch , dat in boeken gefchréven en gelézen word: ook kunnen bijna allen het fpréken , alleenlijk de gemeene man duet het niet gaern, wijl hij meent, dat het te gemaakt zou (taan voor hem, indien hij fprak, gelijk de aanzienlijke lieden fpréken, of gelijk de priester preekt.  Ë N HET OOSTEN,* 17 preekt. In Venetië lpréken zo wel de vrouwen als de fc-> natooren het liefst de lieflijke Venetiaanfche uitfpraak. Mijne lange uitwèiding is een bewijs, hoe gaerne ik in Italië wilde blijven , en dat ik met de gedagten nog daar ben, hoewel ik het met de oogen niet meer kan zien; maar gaern of ongaern , ik moet over de Alpen. Den 3often van oogstmaand, des morgens, werden onze koffers van het rijtuig genomen, en , in het dorp Novalefej op muilezels geladen; vervolgens krégen wij ook elk zijnen muilezel, om op te rijden , ieder had eenen man agtcr zig tot geleider, orh deze eigenzinnige dieren Voordtedrijven. Te zéven uur des morgens begonnen wijdeiï berg Cenis opteklimmen; dc weg loopt als eene zaag (zij noemen dat des routes of volte) —_ en is vrijwel gebaand. Wij konden geen gevaar zien , behalven lteilé klippen en afgronden naast den weg, die mert ook wel elders vind. Die deze reis als gevaarlijk befchrijven, mogen niet gewend geweest zijn, over heuvels én bergen te reizen, nogthans heeft men des winters en in het voorjaar fneeuwkkimpen van de hooger bergtoppen te vrézcn, die hier idvange héten, en dikwijls man en muilezel overdekken. Maar een weinigje fnecuw, als flegts een vogel in de hoogte daarin huppelt, Word ras, in het vallen, een fneeuwbal , en vergroot zig naderhand tot eenen grooten fneeuwberg , die met eenen fchriklijken val en vreeslijk gedruis néderftort. Onder het opklimmen zagen wij zeer fraaije watervallen , die de natuur vormt van een water zo klaar als kristal. Te halvén weg , aan het hellen van den berg, ligt een kerspel, of dorp , met zijne kerk, dat Feniere heet , omtrent eene halve Zweedfche mijl van Novalefe : hier flroomt de vloed Senicia UI. Deel. B  iS REIZE DOOR EUROPA voorbij, dien de bewoners van den berg Senicla noemen , maar mogelijk Cenicia of Cenijia en Cenicle gefchréven moet worden; hij komt uit het meir op de vlakte boven op den berg Cenis. Dit is hetzelfde meir , dat wij naderhand voorbij kwamen. Nu waren wij boven op den berg aan een klein dorp, la grande croix genoemd, gekomen , daar eene herberg gehouden word. Wij gingen daar in, cm uitterusten , en ververfchingen te némen. De ganfche weg opwaard, van den voet des bergs in Piëmont, tot daar de fchuinte ophoud , bedraagt 4 Piënaontéfche mijlen, oïzleucae, die hier leghe héten, omtrent eene Zweedfche mijl. Mier kregen wij verfche muilezels , en begonnen, over de wijde groene vlakte, die op den berg ligt, te galoppéren; dezelve is egter dikwijls metfteenen en heuvels afgebroken, en dus de weg niet altoos gelijk. Hier boven was de lugt koud en frisch, fchoon het benéden aan den berg zeer warm was ; doch het was zo koud niet, of de baron rudreck kon zijden kléderen aanhouden. Wij réden, hier , over het groene gras, bloemen en hooi, dat men juist opherkte en op oppers (lelde; maar op de hooger bergtoppen , te weêrzijden van den weg , ligt altijd fueeuw , die zo hard is als ijs , en nooit fmelt : aan ons oog vertoonde zij zig als eene geheel witte fneeuw: de verfcheidenheid is wonderlijk, te gelijk de fchoonfte bloemen en fneeuw, zomer en winter, naast eikander te zien. Omtrent dezen tijd is hier veel vee op den berg, osfen , kocijen , fchaapen en geiten, allen zeer groot en vet. De herders drijven hunne kudden tégen St. Jan uit, en weiden tot St. Michiel , wanneer de koude invalt. De weide is hier voortreilijk. In het algemeen zijn de Alpen voor Savoije en Zwitzerland  EN HET OOSTEN. |? een groote zégen. Het vee is ongelooflijk groot en wél gevoed ; wij aten boven kaas en boter van voortreflijken i'maak, insgelijks geftremde melk , die, hier> ferasfe, en in Rome ricoita heet. De ganfche vlakte, of het dal boven, daar wij door reisden, is 4 Piëmontéfche, of ééne Zweedfche mijl lang , en omtrent eene halve mijl breed. Midden in deze vlakte , bij het dorp Sala of THopital, dat ook van eene kerspelkerk voorzien is , is een meir, waarin fchoone visch gevangen word , in het Fransch trutiet genoemd, den Zweedfchen naam heb ik vergéten (*), en een Zweedsch woordenboek heb ik niet. De visch is in dit meir lekkerer dan elders , en meest all' de reiziger* proeven den zei ven ; het pond kost omtrent een livre. De priester zeide ons egter, dat tégenwoordig de vangst van dezen visch in het meir niet groot was, wijl men de kleinen wegvangt, en daar door de voordtéling zodanig hindert, dat het meir hoe langer hoe meir daarvan ontbloot word. Deze geestlijke had het op, zigt over het aanleggen van den nieuwen weg , dien de koning op den berg heeft laten maken, om de lavanges, of fneeuwklompen , te ontwijken. Dezelve heeft 6000 livres, of 600 dukaaten gekost. Anders, wanneer men voor fneeuwklompen van de hoogcr kruinen des bergs vreest, gelijk in de lente ,^wanneer het hier het gevaarlijkst is om te reizen, zend men lieden vooruit, die flerk fchieten, door welke dreuning de losfe fneeuw naar benéden valt, en dan komt men er veilig door. De heer pastoor heeft 46 jaaren hier op den berg gewoond, jn welken hij beftendig deze hooge gemeente , misfehien C) Forell, Laxöring. Neêrduitsch, forellen, B 2  2° REIZE DOOR EUROPA eene der hoogten in het christendom, gehad heeft. Hij is vet, en ziet er zeer gezond uit; een bewijs , dat de lugt gezond is , want anders vind men zelden iemand, die eene pastoorij bij de 50 jaaren gehad heeft. Van hier kwamen wij aan het posthuis , men noemt het laposta, of/a taverna; hier krijgt men muilezels; en eindelijk aan het dorp Ramasfe, daar de berg naar Savoije begint aftedalen. Hier gaf men ons draagzétels, waarin wij tot aan eene ftad, of een vlek, Lasnebourg , aan déze zijde aan den voet des bergs gelagen, gedragen werden : de dragers, die mij droegen, verhaalden veele gefchiedenisfen, welke heeren zij gedragen, en hoe veel drinkgeld zij gekrégen hadden; zo zij zeiden , hadden zij , in denzelfden draagzétel, den prins van Brunswijk gedragen , die zo ongemeen gunstig en goed was geweest, e.z.v. Op deze wijze kwamen wij, tégen den middag, na eene reis van vijf uuren, over den berg Cents, die,hier, vijfleghe, of twee en eene halve Zweedfche mijlen, uitmaakt, namelijk twee mijlen in het opklimmen , twee op de vlakte in galop, en één /eghe in het afklimmen aan deze zijde tot aan Lasnebourg. Gij ziet hieruit, dat de Alpen zo naakt niet zijn , als men zig ingebeeld heeft , en daarom heb ik, met voordagt, kerspelen, dorpen en kerken genoemd; waar bij, des zomers , nog de veele herders komen. Des winters rijd men op de fneeuw naar benéden , en dat zo fpoedig, dat men op déze zijde , als de baan goed is , in zéven of agt minuuten naar benéden glijd, en nogthans is het eene halve Zweedfche mijl. Italiaanen en Enu> feilen , die nooit in of op Héden gereden hebben , befchrijven het als eene balsbrékende zaak ; maar het gaat ook zo vreeslijk fnel, en wel van fteile bergen en rotzen  EN HET OOSTEN. ut af, en langs ftéilcen en diepe afgronden, dat ik met ijzing daarvan heb moeten horen fpréken. Met voertuig is des Winters een JJitta, zo heet eene (léde in het Italiaansch, een woord, dat zij néveris de zaak van onze fldde (*) zo wel , als gvatiti, Zweedsch vantar , handfchoen, névens veele anderen , ontleend hebben ; nogthans is dit een flitta van de gemeene foort , en word ksfa of leze genoemd; maar hier op den'berg , waar men Savooisch en ook Frahsch fpreekt, noemen zij het ramasfe. Wij bezigtigden dit rijtuig; het ïs volkomen als eene boerenfléde , men gaat daar op zitten , doch daar word niets vóórgefpannen , maar een man gaat er voor op zitten, en vat de beide posten, die, als twee hoornen, vooraan hetzelve gemaakt zijn; dan {tiert hij de lk!de, als dezelve begint voordtegaan, met de voeten, gaat regt uit, wend en keert zig , zo als hij wil. Zulk rijden op de fneeuw heet ramasfer. Ik meen , dat de baron iiolbero ook iets daarvan zegt. Maar ik zal nu melden, uit wat grond het ramasfer heet, om te tonen , welke wonderlijke betékenisfen woorden kunnen krijgen,', en hoe dezelven van het eene tot' het andere overgaan. Bij het dorp Ramasfe waait het zo wel des winters als des zomers zeer Iterk; dit komt niet alleen van de hoogte, maar ook van de groote vlakte, die tusfehen de beide bergen ligt: als de wind nu des winters er doorftrijkt, is het volkomen het geen Wij urvader, vliegende ftoÜhecuw noemen , en dan ver-, gïideren zig op de"ze plaats groote fneeuwhoopen , daar- f*) Zij grenzen dcnklijk beiden nader aan bet HoogJuitsch Woord Schllltcn. De II. Feit. [ Zie ten j.ate aanleid, tot het verhév. deel derNéderd, fpraak, ii, D. bl. 278. b.] B 3  H REI ZE DOOR EUROPA van heet het dorp Ramasfe , want la neige y est ramasfée [de fneeuw is op dén getast]: verders noemt men de üéde ramasfe, wijl men daarméde op de fueeuwhoopen rijd, of ook, wijl men ze in het dorp Ramasfe neemt; daarvan komt dan aller en ramasfe, of ramasfer, rijden, eene geheel nieuwe betékenis , die in den eerlten opflag met ramasfer , verzamelen , niet de minlte gelijkheid fchijnt te hebben ; zo veele zonderlinge toevalligheden vind men in de taaien, en zo moeilijk is het dikwijls, om de afie;ding der woorden zeiven en den fleutel tot de overeenkomst tusfchen zulke verfchillende betékenisfen te Vinden. Ik heb vergéten , u te zeggen , dat men op de Alpen ook veele dergelijke boomen en wilde dieren heeft, als rnen in Zweeden en andere koude gewesten vind , .voornaamlijk naar den kant van Savoije , want de zijde naar Italië is warmer, wijl dezelve de zuiderzon heeft ; men vind hier pijnboomen , denneboomen e. z. v., beken wolven, insgelijks fleenbokken en gemzen in digte bosfebaadjen. Dus zijn wij nu in Savoije , en wel in de hoofdlTad Ckamberi; doch hiervan op een ander maal, daar ik korter zal zijn, gelijk dit land ook in alle opzigten magerer is. Gij, die mij verzoekt, altijd lange brieven te fchrijven, zult ditmaal niet te klagen hebben; zo behoort het ook te wézen; een vriend, gelijk gij, moet over hem, die zo harthjk en opregt dé zijne is, nooit klagen. Nafchrift. Gij zoud denkiijk nooit geloofd hebben, dat verfcheiden geleerde Italiaanen beweerd hebben , dat de hédendaagfche Italiüaufche taal dezelfde  EN HET OOSTEN =3 nog is, die zij ten tijde der oude Romeinen was , dat is te zeggen, éven oud met de Latijnfche en dat beiden op éénen tijd te Rome gefproken werden de e-éne van het gemeen, en in de dagelijkfche verkéring de andere van aanzienlijker lieden en geleerden, in gcfchriften, en in openbaare bijeenkomsten. Brum strozza, ouAtRio en anderen hebben vernuftige gronden bijgebragt, om deze Helling te bewijzen : verfcheiden woorden en fpreekwijzen m f>i.AUtus , terentius, £ z. v. hebben hun tot bewijzen moeten dienen: daarenboven , zeggen zij, indien men het Latijn door gansch Italië gefproken had , moest men éven zo veele provinciüalüitfpraaken daarin vinden, als nu in het Italiaansch. De markgraaf iii \ffei gaat zo ver, dat hij zegt, dat het Italiaansch in het geheel niets van de Gothen cn Longobaraeu heeft. De geleerde boekbewaarder te Modena, tiraboschi , wéderlegt deze Helling in zijne fraaije Storia della Litieratura Italiana, in het onlangs uitgekomen derde deel. Ik beb zékerlijk in mijne vorige brieven van dit geleerd werk gefproken (*). Ik weet niet, of ik vergétcn heb, te zeggen, dat de Italiaanfche overzettingen der Griekfche en Latijnfche fchrijvers de besten zijn, die wij in eemge lévendc taal hebben. De geheele verzameling, voornaamlijk der gefchiedkundige boeken, naar de orde, heet la Collana, de halsband of halskéten, als bet voornaamfte üeraad in eene boekverzameling, wel- In den XLVI. brief, bladz. U en $ |« ^ ^ «le deel.] D 4-  f REIZE DOOR.fiü-ROftA jjer fcbakels van de egtepaerlen der ^ni# van de vongc waereld samengeteld zijn, om de Waare o z<™ img u, de oorfpronglijke taal zelve iS, word zii ,.» re'nc ecn w'oord van de vestin* hu c, r a m twee va.ste plaatzen , | JJ? ^ *« &, Ctó genoeaul iT & «"gehouwen. ËfS' "^ASfcJtfW iudien ik het vveq heb in l " Wpld' kerbrood t,', ' gedaante yan een lui, jen daa.op zou kurmen oprigten, en yan daar de %m ^^t„„|e aan den graave pen" t»> '»j'5 generaal-majoor enoyerlle Mi n. r„', 4 m,jlen »*. De broeder rl ft " S7° 'S ***» » #W *. koning, ï»n ?. Mt„, m m ^ vestingbouwer. S  EN HET OOSTEN. heeft de vesting Silverberg, in Sihzïè , gebouwd, maar men zegt, dat zijn broeder in Turin hem de uitvindingen opgegeven heeft. De magt en fterkte des konings van Sardinië neemt merklijk toe. Er ontbreekt maar eene haven en eene zeeflad in Italië, névens eene vloot; maar de tijd zal- dit misfchictiook brengen. Fillafranca, bij Nizza , zou voor eene fcheepsvloot bekwaam kunnen zijn, indien de haven zo klein niet was. Savana moest, in 1749, terug gegeven worden , waaröp de Genuëezcn de haven dempten. Doch Sardinië heeft goede havens. Heb ik in mijne vorige brieven melding gemaakt, dat de abt eerta, boekbewaarder bij de koningrijke boekerij te Turin, [II, D. bl. 308.] Piiotii Oiieestiones Amphilochiana, een werk, dat tot nog toe,niet gedrukt is, voornémens is, uittegéven? Men werkt thans aan een affchrift van het Grieksch handfehrift. Kent gij een boek, dat van den koning gustaab* adolf handelt, en waarvan de titel is: Ilistoire des armes vieïorieufes de gustave ADOLPIie , par la grace de Dieu Hoi de Snede etc., divifée en deux parties etc. traduite de CAllemand par L. F. G. a Geneve par jaques de baptiste 1632. in 8 0 ? Ik zag het in de boekerij der Jefuiten'te Turin; het is in het oud Fransch gefchréven, dat men nu, in Frankrijk, GauJqJs noemt. Het gaat tot het begin des jaars 1632. Heb ik in mijnen laatften brief eene aardrijkskundige kaart van de Alpen genoemd, met all' de omheen wonende oude volken, tot opheldering der oude fchrijvers? Hier hebt gij den titel: Tabula Geographicq Qentium Alpinarum, Civiiatum Cottii Regis B 5 25  jó REIZË DOOR EUROPA et Antiquorum Viarum Alpium. Auftor A. II. cara-de canonico, Cariniani 1771. Zij is nog niet uitgegeven : maar de abt denina , van wiens fraaije werken ik ongetwijfeld te voren gefproken heb, (*) heeft mij een exemplaar daarvan gegdvén, dat tot eene proeve getrokken was. 'Ten noorden heeft zij Vindelici en Brigantinus Lacus, ten zm&enTrafimenus Lacus en de Middenlandfche zee, ten oosten Aquileja en de Adriatifche zee , ten westen Cefenna Mons , Lugdumtm en Nemaufus. ' Zij is van veel gebruik, om de oude plaatzen wdder te vinden , nogthans heb ik veclen derzelven gemist, gelijk Forum Fulvii, thans Foro, omtrent drie Italiaanfche mijlen van Alexandria, dat tegenwoordig de geleerde markgraavin casine bezit, van wier fraaije verzameling van oudheden en fchildcrijcn ik m mijnen brief van Alexa:;dria gebroken heb (f). ÖÖfi vind ik de kortlings ontdekte ftad Velleia niet, die tot Partna behoort, en meer andere plaatzcn. Dewijl ik n eens naar zeldzaame boeken, de Zweedfche gefchiednis betreffende , gevraagd heb, zal ik er hier een paar noemen , die men mij, te Rome, als eene groote zeldzaamheid toonde. Ilistoire de la vie de la Reine ciirïstjne de Snede, avec tin vcritable recit du féjour de la Reine a Rome; Et la défenfe du Marquis de monaldesciii contre la dite Reine, corrigée & atigmentëe. A Stohholm , chez jean plein de courage , 1682. 216 bladzijden [* Tweede deel, bladz. 307.] [t Tweede deel, bladz. 305:]  EN HET OOSTEN. c? in 12°. Het ander is: Tra&atus HistoricO'Politicus de Profesforibus Academicis , Auclore johannr rolott Gevalienfe. Sumptibus Aucïoris imprimebat henricus curio. 16S2. Groot 226 bladzijden, en aan de koningin christina opgedragen. AGT EN VEERTIGSTE BRIEF. Berigten van Savoije. — Van St. Jean de Maurienne en andere plaatten in Savoije. — Kroppen der Savoijaarden en Waliislandcrs. — Lévenswijze der Savoijaarden. — Van de Waldenzen. —- Over de ■ verdraagzaamheid. — Savooifche taal. — Chamberi. — Aix en oudheden aldaar. Geneve, den 7den September 1773. "^"olgens mijne belofte fnreek ik nu van Savoije. Tot Italië kan ik dit land niet rékenen, fchoon zijn landsheer daar woont , wijl de Alpen het daarvan affcheiden , tot Frankrijk niet, ook .tot Zwitzerland niet, het moet op zigzelven gerékendworden. Het is ook door twee hooge bergen ingelloten; tusfehen welken het als een dal ligt; de vloed Are ftroomt er midden door, langs welken wij onzen geheelen weg over reisden. Het land of dal is, van den berg Cenis of Lasnebourgtöt bij St. Michiel , omtrent drie Zweedfche mijlen , zeer • fmal, en tot hier heeft men geen wijnbergen ; tarw wast er éven zo min, maar rog in ménigte , zelfs op de ber-  «8 REI ZE DOOR EUROPA gen en heuvels , waarop men aarde gebragt heeft , die door glooijingen vastgehouden word; een bewijs van de groote vlijt en arbeidzaamheid der Savoijaarden. Men heeft er nog eene andere foort van koorn , bied nolr [zwart koornj, ook bied farafin [Turksch koorn] genoemd; de graankoop zijn zwart, maar de bloesfem is witagtig rood; men bakt er brood van, dat geheelzwart is en eenen wrangen fmaak heeft: het is hier voorde eerHe rers niet, dat het mij berouwt, geen meer tijd tot de kruidkunde beneed, en mij vergenoegd te hebben , met alleen de eerfie grondbeginsels daarvan te weten , anders zou ,k hier opgéven tot welke foort hetzelve volgens de verdeling van onzen grooten Www behoort. Hetfooo van dit gewas verbrand men op de hooSc akkers, om dezelve.! te mesten. Dij de üad of het vlek St. Mkhiel daar het land veel breeder begint te worden , zijn 'fchoone w.jnbergen , die met regt dus héten , want zommigen liggen zeer hoog, en zijn als terra.sfen de eene boven de andere telkens met glooijingen aangelegd , zo dat zij afe als hoven vertonen, Wie zou geloven, dat Savoije ël Ichen de bergen zo fchoon was ? De wijn is rédelijk Hetk eugoed. Hier zij,, overal huizen , die in de dalen tusichen de bergen verholen liggen; in het ganfche ftigt * Jem * lUa"'^nne zijn.70000 zielen, liet welk men lchier met zou geloven ; de laatstgemelde Had is niet groot, en bevat omtrent maar 3000 inwoners. De domkerk is niet fraai , doch de koning heeft eenen nieuwen voorgével laten bouwen , om een graf te vernieuwen, waann drie vorsten van zijne voorvaderen liggen. Het' grafkhnft begint aldus: Humbert, AMEDé CAUDé, et BONIFACIO, SJAURUN* HUWU, DEIN SABAUU17E COMI,  EN HET OOSTEN. TiBus etc. [Voor Humbert, AmecU Clauclè, twBonifacius, eerst graven van Maurknne, daarna vm Savoije.] Het eindigt met deze twee fraaije koppelvaerzen: Vix fatis unus erat trinis viventibus orbis, Trinorum est cineri fola fed urna fatis: Vive ergo humante mortis memor atque perenne Virtutes prater disce manere nihil. [Eéne wereld was naauwlijks genoeg voor deze drie, bij hun leven: maar ééne lijkbus is genoeg voor de asch van hun drieën. Leef dan gedagtig aan den dood ; en leer, dat niets bellendig is, dan de deugd.] Alles met Gothifche , of, liever, monniksfehrift letters gefchréven. Het Savooisch monniksfehrift , dat ik op veele plaatzen gezien heb , gelijkt zeer naar hetchrift, dat in de oudlte Hoogduitfche boeken gebruikt werd , gelijk in den Theusrdank. Aan de andere zijde van hetgraf zal het fraai marmeren gedenktéken geplaatst worden, dat wij, te Turin, bij den beeldhouwer collin, die het gemaakt heeft, gezien hebben : het verbeeld den tijd in kétenen, en de faam daar boven, in halfverheven werk, névens de borstbeelden der vorsten. Een opfchrift , dat op het graf ftaat, zal ik , hier, nog plaatzcn, wijl het ook de gefchiednis betreft : Priscum majorum sepul- CRUM temporis laïse corruptum carolus emanuel rex eximia pietate restituit et magnificentius ampliatum v1vis li marmore simulacris decoravit A. MDCCLXXI. [Koning Karei Emanuel heeft het oud en veroud graf zijner voorouderen herfteld en verfraaid, in 1771-] a 1  3° R E I Z E DOOR EUROPA In het huis van den bisfchop zijn, in eene lange gaandenj, all'de bisfchoppen.gefchilderd, die, hier, hunnen *étel gehad hebben: zij beginnen niet lanter dan 60 jaaren na de geboorte van chïustus, het is egter goed, dat zij met eerder beginnen. Het fe merkwaardiger, dat men hier eene Madonna [lieve Vrouw], door raphaül, en de heihgefamilic,doorMrCMiEL angelo gefchilderd, vind, zonder van andere fchilderijen van groote meesters tefpréken Hier zijn ook tafels van een marmer, dat men marbrede Besfan noemt, hetgclijkt veelnaar het verdantique, en word van het kerspel Besfan, aan géne zijde Lasnebourg, gehaald, waar eene fchoone groeve van hetzelve *; men vind daar op den berg ook een verfteend hert, bruin van verwe, en ongemeen hard; zo vertelt menhet. De bisfchop laat, 0p eigen kosten, het paleis verbouwen, het word nu regt fraai. Men vind ook tafels van het be.roemd marmer, dat men fufine noemt, om dat het van ^gehaald word. Het is insgelijks groen. De boebery van den bisfchop is niet groot, maar uitgelezen. Wij réden door Jiguebelk, een fteedje of vlek, zes Savoonche, of drie Zweedfche mijlen van : deze Had beantwoord volkomen aan haaren naam /die feZ Wier betékent; hier zijn fpringbronnen van hetzelve ÏSÏÏÏThe£2e,fde §czegd hebben'indie» hiï C^fT?* " ^ betél P 'rera * \ ^ ** tWee ZWè^ tot Z e m e"f ?.de"^^-weg van den berg Cenis ZTuZ c T menrChCn Va" beid-lei geOagt met *oio!;ritt [gelijkzelfftandigheid] word erkend, maar nietIfAcavFt» [médezelfdandigheid.] Voorden verdandige is dit genoeg. Wijl de lchrijver onbekend wil zijn, zou ik niet zeggen, op wien ik gedagten heb, doch wijl de brieven hem met opzigt tot de geleerdheid , tot eere ftrekken, zij het onder ons gezegd, dat ik geloof, dat de predikant en hooglecraar vernet deze met anekdoten, geest en geleerdheid opgevulde brieven gefchréven heeft. Hij was reeds te voren door verfcheiden geleerde werken bekend, en moet niet met den voorgemelden heer vernes verward worden. Vernet is de oudfle hoogleeraar in de godgeleerdheid en reeds bejaard. Nu heb ik u de gebeele zaak voor oogen gelegd, en mij nader aan de waarhei*  EN HET OOSTEN. 4» - heid gehouden , dan de heer d'alembert ; ik zal er nog bijvoegen, dat deze leer niet alleen in Geneve, maar, gelijk men mij verzékert, in het gansch hervormd Zwitzerland, behalven in Bern, aangenomen is; als ik op de plaats zelve agter de waarheid kom, zal ik het 11 zeggen. Deze aanmerking moet ik ook niet vergéten, dat het Aiïaandom te Geneve nog niet zo algemeen aangenomen is, of ik heb predikanten ontmoet, die zig zeer (lipt aan de oude regtzinnigbeid houden, en, behalven dezen, ook allen , die den nieuwen katechismns niet geleerd hebben: want men laat hier eene volkomen vrijheid ; niemand word rot eene belijdenis of formelier gedwongen; geen ander rigtfnoer word erkend, dan alleen de regelmatige boekei1, die elk uitlegt, zo als hij ze verftaat. De katechismus van kalvijn is niet afgefchaft, fchoon men allengs van verfcheiden zijner lecrllellingen zeer verre afgewdken, er het Ariaandom zeer in de mode geraakt is. Maar genoeg v-*n dit wanfchepzel. Hier mag ik niet voorbijgaan, dat het woord priester, ofprétre, in Geneve, en, zo als men mij verzékert, in meer protestantfche landen , een febimpnaam is. Als men van iemand zegt: Cest tin prêtre, is dit zo veel als, hij is een onwétende broddelaar , gelijk een Roomsclr priester; zo verre gaat de haat tégen alles , wat paapsch is , dat men den naam zeiven eene vlek aangewrdven heeft. Ik vergiste mij in het eerst zeer daarin , wijl ik niet alleen als een Zweed aan dezen eernaam , maar ook als de algcmeende uitdrukking in Frankrijk en Italië, om den geestlijken (land te betékenen , daaraan gewend ben. Maar als ik hier het Woord van iemand gebruikte, zag men eikanderen aan, en verwonderde zig over zulk III. Deel. D  So REIZE DOOR EUROPA eene openhartige vcragting , ik merkte ras mijne eenvoudigheid, en liet mij onderrigten. Ministre is , hier, de algemeeue naam der predikanten ; dus noemen de Roomfchen dezelven ook overal,waar protestantfeheprédikers zijn; want zij beweren , dat het priesterfchap bij geen anderen aangetroffen .wwd, dan bij die, welken het van den apostel petrus, door eene onafgebroken reeks, in de priesterïnwijing , ontvangen hebben , waarop de ketters zig niet kunnen beroepen. Den naam, derhalven, dien de Roomfchen te heilig houden, om hem der protestantfche geestlijkheid te géven, agt men , te Geneve, zo laag, dat men hem niet wil voeren : zo komen beiden in één Huk, fchoon uit zeer ftrijdige gronden, overeen. Te Rome en te Parijs ontkende men volflrekt, dat Zweeden zo wel bisfehoppen als priesters had ; van de godgeleerdheid en kerklijke gefchiednis wendde ik het op de aardrijkskunde, en verzogt, dat men dezelve béter Wilde nalezen. Een Genevecs zou van harte gaerne toegedaan hebben, dat daar noch bisfchop noch priester is: nogthans kan ik het niet. anders dan zeer zonderling noemen, van de presbyteriaanfehe kerk te zijn, en évenWel geen priesters te hebben , het welk maar eene verfmelting en verkorting van Presbyter is. Gij zult zonder twijfel bcgérig zijn , te wéten, hoe hier de leeraars dan gemaakt en ingewijd worden , wijl hier geen bisfchop is. De kandidaat moet verfcheiden onderzoekingen vóór de rènérable compagnie des Pasteurs ondergaan , waarin één der predikanten , elk in zijne week, voorzitter is, en dan moderateur word genoemd. Ik was bij zulk een onderzoek tegenwoordig; de kandidaat prédikte over eenen tekst, dien men bij het lot gekozen had , waarop hij maar twee dagen krijgt, om zig te bereiden.  EN HET OOSTEN. 51 Hij prédikte fraai over het laatlïe oordeel, was zeer hartroerend; maar zomtijds bleef hij déken , waarfchijnlijk, om dat hij niet gewend was , in tégenwoordigheid van zulke eerwaardige grijsaarts eene rédenvoering te doen; zomtijds beging hij eenen misflag in de taal zelve, zeide: vous vous distraifez, in plas*» van diflrayez , fchoon het zijne moedertaal was. De verdere plegtigheid is niets anders, dan dat de moderaieur (voorzitter) van de week hem, onder het gebed en aanroepen van god , de handen oplegt, en dan is hij ministre. Daarna is de eerde graad Apütre, dat zo veel als bij ons noodhulp of kapellaan is; Apótre betékent in het bijzonder eenen, die op het land predikt ; zo diep is de apostolifche naam hier in zijne waarde gedaald , doch niet zo diep als de priesterlijke. Als hij naderhand eene gemeente krijgt, wordhypastettr, het welk hier de hoogde graad is. AU' deze vergaderde predikanten maken de vènérable compagnie des pastcurs uit. Dit is niet hetzelfde , dat men kerkenraad noemt, want daarin hebben zékere mannen vau de regéring zitting en (tem , waarover ik u voor drie jaaren, toen ik voor de eertte maal hier was , zal gefchréven hebben. Alle kcrkplegtighcden worden, hier , zonder plegtigheid verrigt, bij voorbeeld het openbaar avondmaal, want in het bijzonder word het hier niet uitgedeeld , word op de volgende wijze bediend. Omtrent midden in de kerk worden twee gedekte tafels , voor elk gellagt ééne, gezet , want er is geen altaar. Biegt en abfohttie kent men hier niet. Aan elke tafel zitten twee ministers , de één aan de ééne zijde heeft eenen grooten hoop fnéden broods vóór zig ; elk avondmaalganger nadert tot hem ; dan breekt de predikant een ttukje brood van de fnéde , en D a  pi REIZE DOOR EUROPA geeft het den avondmaalganger, die het neemt en zelf in den mond fteekt, eene buiging maakt, want niemand ligt óp de kniën, en naar den anderen predikant gaat, die aan het ander eind der langwerpige tafel zit; deze geeft hem den kelk, waarüit hij drinkt en hem vervolgens den naastvolgenden overgeeft, zo gaat de kelk van de ééne hand in de andere tot dat hij lédig Word, wanneer de ministre eenen anderen vollen kelk geeft , dien zij elkander overgéven: elk, die ten avondmaal geweest is, gaat uit de kerk naar huis, zo dra hij uit den kelk gedronken heeft, en daarmeé is alles gedaan. Hetzelfde doen de vrouws^ perfoonen aan de andere zijde der kerk , getrouwden en ongetrouwden : want man en vrouw gaan niet zamen. Als de ministre het brood overgeeft , zegt hij tégen den avondmaalganger eene fpreuk uit den bijbel ,' welke hij wil; want er is geen bepaald formulier aangenomen. Bij eene egtverbindnis was ik in de kerk ook tégenwoordig: dit was niets anders, dan dat de predikant» na het eindigen van den godsdienst, op den prédildtoel klom , een fttlk uit den bijbel las, en daarop aan den bruidegom en de bruid, die vóór denzelven ftonden, vraagde , of zij clkandercn wilden liefhebben, waarop zij met eene bui. ging antwoordden , en zo was alles in minder dan een kwartier uurs gedaan. Dan gaan de nieuwgetrouwden naar huis; de bruid gaat met haaren man, en niet meer bij vader en moeder; eene menigte kinderen zijn inmiddels verzameld, die gezangen zingen ; dezen werpen de nieuwgetrouwden fuikergoed , of, gelijk men het hier noemt, despierres de Bernard, zommigen ook wel, naar dat een ieder het kan vergelden , geld toe : na dit alles houden zij eenen avondmaaltijd. Doch ik ben in kerkzak i  EN HET OOSTEN $} ken voor deze maal, tégen mijne gewoonte, breedvoerig genoeg geweest. Van het kollégie of gymnafie en de akadémie zal ik te voren reeds gefchréven hebben. Het zijn twee onder-1 fcheiden Itigtingen. In het kollégie maakt men het begin , het heeft négen klasfen, in de eerlte leert men lézen , iri de tweede fchrijven, dan komt men tot het Latijn, e. z. v. In ieder klasfe is een regént, of leermeester, die het onderwijs geeft. In all' de klasfen worden aan de naerftigeil prijzen uitgedeeld. De hoogleeraars hebben het opzigt pver het kollégie, doch inzonderheid de rektor , en een principaal, die in het kollégie woont. Doch van dit alles heb ik, eo ik meen, reeds voor drie jaaren gefchré* ven, en ook tévens alL' de misdagen van den heer grosley verbéterd, die hij in Geneve gemaakt heeft (*) ; ik beklaag den goeden man, die hier, zo als overal in ' He , zékerlijk geen goede adresfen zal gehad hebben, want niemand kent hem; maar zijn boek heeft onzer na 3  54 REI ZE DOOR EUROP.A f lij is kort voor onze aankomst alhier openlijk beproefd', en onder de médedingers de bekwaamde bevonden. De beproeving gefchied in de raadzaal vóór de 200 raadshecren, névens de hoogleeraars en predikanten. De doffe is de hebreeuwfche bijbel en de cbaldeeuwfche thargum; men gebruikt den bijbel van euxtorf, dien men met eene naald , tusfchen de bladen gedoken, opent, opdat geen bedrog zou plaats hebben ; de follicitant moet dan de plaats, bij geval getroffen, verklaren, en op allevraagen, die men goedvind, hem te doen, voor de vuist kunnen antwoorden. In de andere dialekten word hij niet beproefd. Ik heb den heer de roches geraden, zismet ernst op het Arabisch toeteleggen , zonder het wefk het onmogelijk is, het Hebreeuwsch, eene zédert 2000 jaaren volkomen doode taal., te verdaan ; hij heeft ook in ernst voorgenomen, het te doen. De nieuwe hoogleeraar werd voorléden zondag in de kerk als pasteur ingeleid: dit gefchiedde enkel door eene rédenvoering, die een ander hoogleeraar en pasteur , na geëindigde predikatie, op den prédikdoel deed, waarin hij de pligten van eenen prédiker verklaarde, en vervolgens den lof bijbragt, dien de nieuwe hooglecraar en prédiker verdiende; deze zat benéden bij den prédikftoel, in het gedoelte , waarin anders gewoonlijk de voorzanger of koster in de hervormde kerken zit. Doch ik heb nu al rijklijk van kerkgebruiken gefproken.  EN HEÏOOSTE N. SS V IJ F T I G S T E BRIEF. Fan de Mylords Stanhope eli Mahon. -— Fan TFoods werk over Homerus. -— Boekerij te Geneve. — Van de geleerde familie Diodati. -- Boekerij van den heer PJennin Van den heer De Sausfure. — Van het kabinet van hoorns en fchelpen van den heer De X«c. ■— Van een meisje met eene lévende flang in de maag. — Kunstig gemaakte horologïèn te Geneve, ^V^ij waren zeer gevoelig , den prins frans van meklenburg-schwerin, névens den kamerheer en ridder van usedom, deze reis te misfen, die ons, gedurende ons verblijf te Geneve, in 1770 , zoveel goedheid bcwézen hadden, waarvan ik u op dien tijd eene getrouwe befchrijving gegeven heb. De prins is voor twee jaaren 'teruggeroepen, maar de wijze zelve, hoe het gefchied is , zal, om te oordélen , volgens hetgeen aanzienlijken en gcringen daarvan wéten te zeggen , geen zeer luisterrijk toneel in de gefehiednis van den regérendeu hertog worden. Daartégen hadden wij het genoegen, mylord stanhope, en zijnen zoon, mylord mahon , hier nog te ontmoeten , beiden géven ons blijken, dat zij nog dezelfde vrienden zijn. Zij zijn beiden bourgeois de Geneve geworden , en denken, na een négenjarig verblijf alhier, wijl de lord mahon nu mondig geworden is , binnen kort naar Londen te kéren. Om zijne vaardigheid in het boogfehieten is D 4 Geneve, den liften September 1773,  56 REI ZE DOOR EUROPA hij hier Commandeur des Tireurs a l'arc geworden, welk,. in Geneve, eene groote eer is. Aan dit genootfchap heeft hij eenen grooten gouden gedenkpenning gegéven , die de kommandeur ter gedagtcnis zal dragen : dezelve verbeeld Apollo , hoe hij Typhon doorfclriet , op den rand ftaat de naam van mylord mahon , als tégenwoordige kommandeur. Hij heeft ook wetten voor de boogfchutlers laten drukken, die ook door den raad bekragtigd zijn: Ordonnances pour le noble Exercice de F Are, 1773. Geneve par Mylord charles stanhope , Vicomie mahon , Commandeur, in 8 0 . Daarenboven is hij kornet der Geneeffche dragonders geworden, en de regering heeft hem een'fraaijen gouden geè'mailleerden gedenkpenning, met zijn wapen en zijnen naam er op, gegeven, dien hij aan den hals draagt. Maar dit zal van zijne verdienden in het krijgskundige en burgerlijke genoeg zijn: nu iets van zijne verdienden in de geleerdheid. Ik heb u ongetwijfeld reeds te voren gezegd, dat mylord mahon al in zijne téderde jeugd wiskundige en werktuiglijke hersfenen had; nu heeft hij een werk aan de akade'mie te Kopptnhage gezonden, waai'in hij van de uitzetting der mctaalen in een flingeruurwerk handelt. Hij is ook lid van het koninglijk genootfchap te Londen geworden, en nog niet boven de 20 jaaren oud. Mylord stanhope laat OperaposthumaSimfonis, op zijne kosten , te Glasgow, drukken O). Hij heeft de goedheid gehad , mij een zeer zeldzaam werk over homerus te lenen , waarvan de titel is: An Esfay §n the original Genius of Homere. London , 176}. in O) Hij heeft de vrieudlijkheid gehad, een afdrukfel van hetzelve aan de ütrechtfclie akade'mie te lchenken.  EN HET OOSTEN. 57 groot 4.0 . 70 bladzijden. Het is nooit uitgegeven , de fchrijver heeft maar vijf of zes exemplaaren daarvan laten drukken voor zijne vrienden, om hun goeddunken daarover te horen, te welken einde het doorfchoteu is , om plaats tot aanmerkingen te hebben. De fchrijver is de heer robert wooo, Grootbrittannifche onderltaatfékretaris, dezelfde , die de overblijlzels van Palmyra , gelijk ook die van Balbeek met zulke fraaije koperen plaaten uitgegévcn heeft. Hij is nu dood, hij was door het proces tégen wilkes , 1763, bekend, werd tot eene ftraf veroordeeld, om dat hij de papieren van wilkes had laten wegnémen , e. z. v. Hij geeft in zijn werk zijne gedagten op over homerus vaderland , reizen , zeevaarten, kannis, klimaat, godsdienst, verdichtzelkunde, zéden , gebruiken en taal; hij befchouwt hem als gefchiedfchrijvcr, tijdrékenaar, en eindelijk als wijsgeer ; dit alles , zegt hij, maakt homerus oorfpronglijkcn geest uit. Het is een zeer geleerd werk , de fchrijver reisde eigenlijk gansch Griekenland en Klein-Azië door, om all' de plaatzen, door homerus bezongen, te bezigtigen en te léren kennen. Onlangs heeft men mij gezegd , dat dit werk tot geluk nu niet meer zo zeldzaam is (b). Wij hebben het genoegen gehad , den heer jennings en zijne bekoorlijke vrouw in goeden wélltand wéder te ontmoeten; wij zijn zeer dikwijls bij hen, op hun aangeef) Het werk wordt geprézen door klotz Opusc. Phihl. p. éc, 70, 71. is in het HoogduitscVi vertaald, te Frankfort, 1773 > 8°.; en in het Engelsen herdrukt, 1775. Zie mijne voorréde voor-chandixrs Reize door Griekenland, bl. 39. e.v. aasic. Q.j. D 5  5* REIZE DOOR EUROPA naam landgoed en hunne wijnbergen , niet verre buiten de poort der ftad, en worden ongemeen vriendlijk en wél ontvangen. Wij verkéren hier veel met den baron hawilton , kapitein der dragonders in Franfchen dienst en zoon van den rijksraad. Hij: is herwaard gekomen om zijnen oom, den heer jennings , en zijne oude vrienden te bezoeken. Hij is hier opgevoed. Hij is jong en zeer vriendlijk, een wakker officier , fraai en kloek van gewas. Wij hadden de eer, hem te Parijs te zien, toen zijne koninglijke hoogheid, de hertog karel van södermanland, daar was. Hij denkt eerlang van hier naar Nancy te kéren, alwaar hij in bezetting ligfe ' Zédert dat wij de laatfte reis hier geweest' zijn , is er eene aangename verandering bij de boekerij alhier gefchied. ■ De predikant diodati is eerfte boekbewaarder geworden, en zédert zijn de boeken in béter orde. Een* vriendlijker', rijker'en gedienfliger' boekbewaarder hebben wij op onze reizen nauwlijks ontmoet. Zédert dat wij in de boekerij gearbeid hebben , verzogt hij ons altijd des avonds bij zig aan huis , om den avond met zijne bekoorlijke familie doortcbrengen, aangenaame concerten te horen , en naderhand den avondmaaltijd te houden • zelfs als wij in de boekerij zijn , laat hij ververfchinc.cn dcrwaard brengen ; kortom hij vergenoegt alle foorten van fmaak, en vult tévens hersfenen, ooren , mond en maag; ik kan er met regt de oogen bijvoegen , want hijheeft zeer fchoone en vriendlijke dogters , vijf in <-tal «évens drie zoons , allen wél opgevoed , allen verdaan de muziek, fpélen op eenig inftrument , en zingen ; wijhoren hier de muziek altijd in het gezelfchap der Muzen Het is fmerüijk, aan het affcheid van zulk een aangenaam  EN HET OOSTEN. 59 huis te denken, voornaamlijk, wijl de heer diodati en zijne vriendlijke vrouw ons willen hier houden, ondertusfchen dat de boekerij in orde gebragt Word, daar ik de beste gelégenheid heb om zulk eenen kundigen boekbewaarder mij te nut te maken, en wij te zamen een regt volmaakt genoegen kunnen genieten. De voorvaders van den heer diodati zijn van Lucca , in Italië, zij zijn ten tijde der hervorming névens veele andere huisgezinnen naar Geneve gekomen: het was zijn overgrootvader , die den ganfchen bijbel in het Italiaansch vertaalde en in 1641 «itgaf, welke in Italië verboden en zo bij uitftek zeldzaam is ; in 1644 gaf hij clenzelven ook in het Fransch uit. Beiden zijn in folio en hier in de boekerij te vinden , men kan hier ook exemplaaren te koop krijgen , wijl zij hier gedrukt zijn, fchoon de plaats in de Italüianfche uitgaaf niet gemeld is. Hij is ook te Leipzig in 8°. gedrukt (e). Het was zijn vader, die van Lucca naar Grneve kwam; tusfchen hem en fra paolo sarpi , te Venetië, had eene beftendige briefwisfeling plaats. De oorfpronglijke brieven van sarpi worden nog in een zéker huis, hier in de ftad, gevonden, dat deze anekdoten zo wél bewaart, dat noch vreemdling die te zien, noch de familie dezelven terug kan krijgen. Van de boekerij zal ik u gedurende mijn eerfte verblijf alhier reeds gefchréven hebben. Heb ik u toen ook ge- (^) Ook zijn Les Epistrcs des Apostres , interpretèes par jean diodati, gedrukt te Amfterdam 1667. 8 0 • - Zijne overzetting wordt beoordeeld door r. simon Hist. dit. du F. Test. I.. 11. C. 24. p. 380. — Hij is lid geweest der Dordfche fyfiode. Aïia Spiodl Dsrdr. p. 11,12.  óo REIZE DOOR EUROPA meld, dat onder de veele afbeeldzels van groote en vermaarde mannen, die deze boekerij verderen, ook die der koningen custaaf adolf en karel XII. zijn ? Men vmd Iner ook de afbeeldzels van alle de kerkhervormers , van johannes wiclef af , dan hus , ll> tiier zwinglius ; kalvijn , dat fpreekt van zelf, dezen heeft men ook in een houten borstbeeld. Verders is hier eene verzameling van afbeeldzels van alle vermaarde Geneveefen , als van spanheim , wodati, t ltiretin y brelincourt , e. z. v.; ook van andere groote mannen, als erasmus, scaliger, descartes, coligni. Behalven eene ménigte medaillons naar antiken in metaal, dieBRUTUS, marius, svlla, cicero, se ne ka , scipio en anderen verbeelden, zij gelijken zeer deoorfpronglijken, die wij in Italië gezien hebben, inzonderhejd cicero. In handfchrifren zal ik mij niet inlaten, het zou mij te verre leiden. Nogthans moet ik melden, dat hier k trefor de mrunet , in handfchrift, op fijn pergament, of in folio, gevonden word. Brunet woonde te Florence, in het midden der dertiende eeuw, en bragt aldaar den lust en fmaak in geleerdheid en wétenfehappen tot een' hoogen trap : hij werd met alle Guelfen uit Florence verdréven, en vlugtte naar Frankrijk, daar hij dit boek in het Fransch fchreef. Hijoverleed in i295. Het is merkwaardig, dat hij in het 113de hoofddeel van het eerde boek van les deux faces de la pointe de raiguille aimantée [de twee zijden van de Punt der magneetnaald] , die bij de zeevaart gebruikt word, dat is te zeggen van het kompas, omtrent 40 jaaren voor 1300, fchrijft; nog meer, brunet fpreekt daar van als van eene bekende zaak, die algemeen in gebruik  EN HET OOSTEN. 6*1 -is, maar niet als van eene nieuwe uitvinding. ■ Hier zijn de'verklaringen van beda over veifcheiden boeken des Nieuwen tcstaments , op pergament van de négende eeuw. In zijne verklaring der brieven van joannes vind men niet één woord van de drie getuigen in den hémel, i. joan. v. 7. Dienvolgens was deze tekst ten tijde van beda, dat is in het begin der agtfle eeuw , niet in den bijbel. Het is toch merkwaardig , dat beda overal de Latijnfche vulgate volgde , waarin dezelve dus toen ook niet Hond ; want tot nog toe is dezelve in geen egt Grieksch handfehrift gevonden. Dus een fterk bewijs, dat men dien naderhand in de vulgate ingelascht heeft; mij (laat niet voor, dat iemand zig van dezen grond bediend heeft , niettégenttaande de werken van beda gedrukt en algemeen bekend zijn. Hier is een groote gefchréven Latijnfche bijbel , zo magtig groot , dat een kloek man er zijn werk aanheeft, om hem van zijne plaats te tillen; dezelve is omtrent in de tiende eeuw gefchréven. ■ Op de i vind men geen (lippen, welk toen niet in gebruik was. De brieven van paulus (laan het laatst, de anderen , néveus de openbaring, gaan voor. De eerlte brief van joannes heeft het opfchrift: Epistola ad spartos, dat den.geleerden veel werks gegéven heeft, zommlgen hebben het voor Spartatios willen némen. Ik geloof, dat de affchrijver, die een Italiaan was , zig vergist, en in den haast Spartas voor Sparfos, als voor eenen katholijken brief, gefchréven heeft; dit kon te gemaklijker gebeuren , wijl het in het Italiaansch gebruiklijker is, fparti dan [parft van fpargere te zeggen: maar, dat de fchrijver een Italiaan is geweest, blijkt duidelijk, doordien in dezen bijbel bijna doorgaans michi, nichil, gelijk de Ita-  R È I Z £ DOOR EUROPA haanen mihi, nihil, fiitfpréken, gefchréven is ; eene fchrijffout, die ook in de merkwaardige bijbeluitgaaf van het jaar 1462 gevonden word, fchoon dezelve ttMentz, in Dultschland, gedrukt is, het welk bewijst , dat het ooripronglijke in Italië gefchréven , en de zetter een llaafiche navolger was. In dit handfehrift des bijbels Haat de betwiste fprcuk van de drie getuigen in den hémel , doch na die van de drie getuigen op aarde. Van liet handicbrifc op Egiptisch papyrus , welk hier gevonden word , heb ik u , ongetwijfeld , te voren gefchréven: toen was het voor mij eene zeer groote zeldzaamheid, maar naderhand heb ik in ItaJië er zeer veeien gezien. Dit behelst Hukken uit de predikatiën van augustinus : het eerite , dat hier voorkomt, is een gedeelte van de Sermo de converfione SanSll pauli xxxvi. de dimenfn, op 53 folio bladen, van dewelken 37 van E2iptisch papyrus en de overige 16 van pergament zijn ;%ïj zijn niet behoorlijk ingebonden. Het handfehrift is' van de zesde of zévende eeuw , alles met groote letters, en *uT de woorden, den geheelen regel door , aan elkander gebonden, als of het maar één woord was, doch aan het eind van den zin Haat eene Hip, zomwijlen ook een femi-cólon , of eene comma , of een verwonderingstéken , of ook een omgekeerde femicölon (<) ; dit handfehrift' is, névens veele anderen , die hier gevonden worden , uit de boekerij van den pariamentsraad alexander p'etavilts, zoon van paulus petavius , wiens wapen daar op (laat. De koningin christina kogt een gedeelte van zijne handfchriften , die thans in de Vatikaanfche boekerij bewaard worden, de overigen kogt de heer lull.n, en fchonk dezelven aan deze boekerij; van daar, dat lue*  EN HÉT OOSTEN. 6*3 zo veel gevonden word , welk tot de gefchiednis van Frankrijk behoort , dat verfcheiden anekdoten behelst, en van e#nen nieuwsgierigen navorfcher verdient onderzogt te worden. Hier is de huishoudingsrékening van den koning filip iV. of den fehoonen , op zes langwerpige houten planken, met zwart wasch, waarin gefchréven is, overtrokken; deze rékening bevat de zes laatlte maanden van het jaar 1308. Ik meen, de daartoe behorende helft, indien ik mij wél herinner , te Florence gezien te hebben, doch ik heb mijne Italiaanfche papieren nu juist niet bij de hand. Hier is ook een ander volgefchréven blad van papyrus , dat onder een glas bewaard word. Verders lange rollen met Hebreeuwsch fchrift, en eene lange rolle in de Griekfche taal. Een groot fcutam votivum [ fchild, volgens gelofte toegewijd ] van zilver, dat men in de hier voorbijftromende Arve gevonden heeft; névens veel verhéven werk , Haat er de naam van den keizer valentinus op , dus is het van zijnen tijd. Ik meen, dat men er eene afbeelding van vind in de.An■iiquitès expliquées van montfaucon. In de boekerij is ook een fraai kabinet van natuurlijke zeldzaamheden, dat de heer bourguet aan dezelve gefchonken heeft, hetbevat veele hoorns en verfténingen , onder anderen een' zeepaerds - tand , zo groot als een vuist. Onder andere zeldzaamheden wörd een handfehrift getoond van juf* vrouw waldkerk , die blind geboren was, desniettégenItaande een zeer fraai handfehrift gefchréven heeft; haar vader was een koopman te Geneve geweest , doch van Schaf hanzen derwaard gekomen. Maar, misfclnen, ben ik reeds te breedvoerig geweest. Nu moest ik verhalen, hoe aanzienlijk de Franfcheü*-  64 R E I Z E DOOR EUROPA fident , de heer hennin , zijne boekerij , zédert dat wij laatst hier geweest zijn , met gedrukte boeken en handfchriften vermeerderd heeft, doch ik moet mij .vergenoegen, met het noemen van een handfehrift van elf dcelen in folio , dat all' de papieren van den markgraave du plessis chatillon bevat, die geheele 30 jaaren, in het midden der 17de eeuw, onder de kardinaalen richelieu cn mazarin , deels als veidmarfehalk in Katalonïèn en Lombardijë, deels als gcvolmagtigdc (taatsdienaar bij verfcheiden vorsten in Italië en gezant te Venetië gebruikt werd; men vind daar onder eene ménigte oorfpronglijke brieven van vorsten, (taatsdienaars, en gezanten van zijnen tijd. Ik zal reeds gezegd hebben, dat de heer iienkin verfcheiden (taatkundige gefchriften en anekdoten van Zweeden, als van den rijksdag van 1756, in drie groote folio-dcelen, bezit. Hij heeft veele zeldzaame boeken, en kostbaare en zeldzaame prenten van den beroemden baleciiou , als zijne zeehavens, zijnen (torm , ook het allerzeldzaamst af beeldzei van den koning augustus III. van Polen, dat tot öpfchrift heeft: Auguste 111. , Rot de Pólogne , Elecleur de Saxe. Peint comme prince Royal & Ele&oralpendant fin féjour d Paris, en 1715, par le chevalier iiyacinth rigaut. Gr avé par j.j. ealchou, natifa Arles 1750. Dit is het grootfte meesterftuk , dat hij gemaakt heeft, het kost 10 huis de or. Meer zal ik er, niet bijvoegen, dan alleen , dat de heer hennin ons, zo als de vorige feis, veele beleefdheid en vriendfehap bewijst. Wij hebben ook de kennis met den hoogleeraar de saussure vernieuwd, die, onlangs , met zijne vriendiijke vrouw en dogter van agt jaaren van zijne reizc natwr Ita-  EN HET OOSTEN. 65 Jtalië en Sicilië weêrgekomen is. De dogter heef? het zeldzaam geluk gehad, dat zijne heiligheid, depausiïLE•-ment XIV., haar in de ViUa Patrici, éven buiten Ro,men, omhelsd heeft. De heer de saussure toonde mij de brieven van onzen Zweedfchen ferber over Italië, die in het jaar 1773 , te, Praag, op 407 bladzijden inoktavo, gedrukt zijn; ik zag ze, hier, voor de eerfte maal; : hij prijst dezelven onbefchrijflijk, wégens de voortreflijke aanmerkingen , welken zij over de natuurlijke geichiednis van Italië behelzen. Hij wenscht met den heer ferber in briefwisfeling te komen, en heeft mij verzogt, dit voor hem te bewerken; ik draag u dit op, en verzoek u, den heer ferber, onzen reisgenoot op zo veele plaatzcn in Italië , mijnen wége te groeten. Eveneens fpreekt de heer de saussure met ongemeen veel lof van de laatlle Latijnfche uitgaaf van het werk van den heer hoogleeraar en ridder joannes gottschalk. walleriüs over de bergftoffen, die, te Stokholm, in 1772 » in 8 0, is uitgekomen ; de fraaije bijvoegzels en de veranderingen, ■ daarin gemaakt , behagen hem ongemeen wél. De heer de saussure heeft een zeer pragtig kabinet van natuurlijke zeldzaamheden, névens fraaije natuurkundige , inzonderheid elektrifche werktuigen , nu heeft hij ook eenen blikzemafleider geplaatst: in gansch Geneve warende menfchen, in het eerst, bevreesd , dat hij den blikzem op hen zou afleiden, en zij verzetten zig zeer tégen het ftellen van dit werktuig ; maar hij gaf een gefchrift uit, waarin hij het voordeel daarvan aantoonde (3). Zon- (3) Van het gevolg der proeven, door de heeren de saussure en den abt toaldo te fenetiê met den blikzemafleider ge- III. Deel. E  65 RÈIZÈ DOOR EUROPA derling is het, dat een gemeen kastelein , of flotvoogd, bij Chamauni, in Savoije , waar de ijsbergen zijn , taquard genoemd, de eerde was, die de waarnéming gemaakt heeft, dat uit eene ijzeren ftaaf vonken kwamen, als het donderde ; hij kwam naderhand, tégen het jaar Ï754, naar Parijs , en zag den abt kollet elektrifche proeven némen; aan dezen vertelde hij, wat hij gezien had, en daaruit leerde de heer nollet de overeenkomst tusfehen den donder en de elektriciteit. De vorige boekbewaarder hier te Geneve, jallabert, is de eerde geweest, die ziekten door de elektriciteit genézen heeft. Deze anekdoten heb ik van den heer de saussure. De heer de saussure heeft het zeldzaam geluk, van een rijke geleerde te zijn; zijne rijkdommen' heeft hij met zijne braave en fchoone vrouw, eene geboren lullin eoissier , behuwlijkt; men houd hem tégenwoordig voor den rijkden in Geneve, hij bewoont ook het fchoonde huis in de dad , névens eenen ongemeen fraaijen tuin en een voörtreflijk uitzigt. Het huis is door den grootvader zijner vrouw, den heer lullin boissier , gebouwd, die een rijk bankier te Parijs was ; uiaar door een geheel zonderling toeval , dat ik kortlijk zal verhalen, heeft hij er nooit eenen voet in gezet. Hij zend de tékening van het huis van Parijs, geelt de nodige bevélen , Let huis word fchielijk opge- jrtaakt., vind men in het werk van den lnatften : Dei condufUri per prrfervcre gli edifizi de fuhnini, Venetië 1778. , omftancfig b.ri'gt. Het bevat eene verzameling van verfcheiden verhandelingen over dit onderwerp, meestendeels gefchréven door den heer toaldo, ma»r ook door den heer 51 s^üssure enden heer frankliw.  EN HET OOSTEN. 67 bouwd, gedoffeerd, en alles klaar gemaakt. Nu neemt de heer tattHS de reis aan van Parijs naar Geneve, om zijn fraai huis te betrekken, maar, bij de Had komende, is het te laat, de bruggen zijn reeds opgehaald ; hij ziet het huis in de nabijheid , en moet évenwei in een ander huis, op de vlakte P'ei'i- Pa/ais, overnagten; des nergens denkt hij in zijn nieuw huis in te trekken, maar vroeg vind men hem dood in het bedde , hoe frisch en gezond hij des avonds daar in gegaan was. Het was iet zonderlings, dat de bouwmeester , die de tékening van het huis gemaakt had, de keuken vergeten had , a's tot een voortéken , dat de bezitter nooit in zijn huis zou éten, en dus geen keuken nodig had. Naderhand heeft men een ander vertak daartoe genomen, en wij kunnen uit ondervinding betuigen , dat keuken en tafel tégenwoordig volkomen aan het huis beantwoorden. De heer D'ALEMREtiT had een' aartigen inval , toen hij dit huis zag: ,', het is jammer," zeide bij, „ dat de man , die „ zulk een huis heeft laten bouwen , geen kanten lobben „ mogt dragen ;" want hier zijn wetten tégen de pragt , de inansperfoonen mogen geen andere zijden doffen dragen, dan zwarten en dergelijken; aan de vrouwspersonen is het nu geoorloofd hoepelrokken te dragen ; ook heeft men zédert twee jaaren rosbaardragers toegedaan. De inwendige onëenigheden in Geneve zijn nu ten voordeele der burgerij bijgelegd, waardoor de volksheerfching eenen dap te meer gewonnen heeft ; doch veelen geloven, dat het vuur onder de asch maar half gedempt ligt , en de regéring zal tragten , zo dra de gelégenheid zig daartoe opdoet, haare voormalige magt wéder te krijgen. Thans is alles ftil en gerust. De burgerij houd nu geen E 2  dS REIZE DOOR EUROPA wagten meer, gelijk toen wij voor de eerfte reis hier waren;, ook hoort men niet meer fpréken" van les Rtprèfeik■tans, les Négatifs, les Naiifs, en wat voor. naarnen 'zij meer, hadden. Van het; fraai kabinet van hoorns en fchelpen van den heer de luc en van de verzameling van verfteende zaaken, die haars gelijke niet heeft, heb ik u reeds;te voren gefchréven.- Heb ik u ook gefchréven, dat hij , zo veel men weet, de eenige is, dn de waereld , die, eckinir ten [zeeappels] met derzelver ftékels, uifilex , of vuurfteen, verfteend , bezit ? De ftékels, lespiquans, heeft men wel verfteend onder den naam van Japis Judalcus, wijl zij aan' de kusten van Palestina en op den berg Kflimt gevonden, en aan bédevaarders voor verfteende olijven of andere vrtigten, gelijk ook als een tégengift tégen zékere krankheden , verkogt worden , maar het lichaam van den echinus- marinus, mel de ftékels daar aan, is nergens voorhanden. Maar'de heer de luc heeft den Tro■chimis folaris niet, dien ik nog nooit in één der ontelbaa«ï kabinetten , die ik gezien 'heb, behalven bij den op_ pergeneesheer én'ridder linn/eus , tc.Upfal, gevonden heb, die het mij- ook vooraf reeds gezegd heeft , dat ik niet ligt zijns gelijken zou vinden, en mij verzogt, dat ik het hem zou laten wéten, wanneer en waar ik hem zou zien; tot nogtoc heb'ik het vermaak nog niet gehad, hem met dit nieuws optewagten. , Ik moet u hier e'ene gefchiednis verhalen , die voor de geneesheeren een geheim is. Een meisje van vijftien jaaren , hier te Geneve, heeft, zegt men, nu zéven jaaren lang eene léveride flang in de maag , welke zij, zo meu meent, met het water ingedronken heeft; zij is ecnelan-  EN II E T' O O S T E N. 69 ge huid kwijt geraakt, die thans in wijngeest bewaard word, bij,eenen apotheker alhier ; ik ging bij hem , om dezelve te bezien, zij gelijkt egter. naar geen flangehuid: maar of het een lange worm of een vet uitwas der darmen isi laat ik aan anderen over te beoordelen. Liever zal ik fpréken van de groote meesterftukk3n in de werktuigkunde en uurwerkmakerskunst, die wij: hier gezien hebben. De heer morand' toonde ons een repetitiewerk in eenen gouden ring , zijnde het ganfche .werk niet grooter, .dan ce'n matige fteen in den ring. Wij zagen gouden rottingknoppen, ook fnuifdoozcn met uuiwerkcn bij hem, .dezen fpélen een airtje ; thans heeft hij een uurwerk met een klokkenfpel in eenen ring onderhanden , dat drie airtjes zal fpélen. De uurwerken in ringen kosten.iS tot 2.0 huis (Por, naar de waarde der (teenen, want allen zijn met diamanten bezet. Wij hebben nergens elders zulk eenen bekwaamen meester in deze werken gezien. Nogthans heeft men horen zeggen, dat de koning van Spanje op eenen dag van gala een kleed had aangehad, waarvan elke knoop een uurwerk met een klokkenfpel had, welken fpeelden, als zijne majelteit danste. Met zulk eene lieflijke muziek zij deze brief geëindigd. Nafchrift. Mag ik egter nog eene aanmerkingtot mijnen brief van den /den, van hier , er bijvoegen, daar ik de Hof van de kropgezwellen der Savoijaarden bjfluke (*) ?, Zij is deze: Het,geen men 111 het Fransch les goitres , in het..Italiaansch benoemt, niet firofuk , gelijk zommigen, te onregt, [(*) Zie boven, bl. 30, en, benéden, den LVI. brief.] E 3  7o R E I Z E DOOR EUROPA gefchréven hebben ; want dit is eene andere krankheid in den hals; les écruelles [ kliergezwellen ] waren bij de bewoners der Alpen reeds voor omtrent 2000 jaaren algemeen; dit kon ligthjk op de gedagte brengen , dat zijerflijk, of een familiegebrek moeten zijn, en niet, gelijk zommigen bewéren , van het water komen; want fneeuwwater is zeer gezond, zegt men. Ten tijde van juvenai.is waren zij op de Alpen zo gemeen, als blaauwe oogen en blond hair bij de Duitfchers, want hij zingt, Sat. XIII. 162. Qjiis tumidum guttur miratur in Alpibus , aut quii Ccerula quis flupuit Germanl lumina, flavam Ctsfariem, & madido torquentia cornua cirro ? Nempe quod hcec illis natura est omnibus una. [Wie verwondert zig , op de Alpen dikke kroppen te zien? of blauwe oogen, blond hair, en met zeep gewasfehene krullen, als horens , in Duitschland? Immers dit heeft daar ieder een.] Het is mij een regt vermaak, wanneer ik in de oude fchrijvers kan vinden , dat de waereld zig altijd gelijk is geweest; wij zullen zien, voor wieniietbewaard is , de groote borsten op het eiland Mcroë, die de dichter in dezelfde plaats bezingt, in de natuur te vinden.  EN HET OOSTEN. EEN EN VIJFTIGSTE BRIEF. Reis naar de Tsbergen van, Chamouni, in Savoije. — Nog iet van de Savooifche taal. — Grot bij Balme. — Schuttersfeest te Geneve. — Fan de vuurfeinen door Zaitzerland. — Van eenige Zweeden en andere vreemdelingen te Geneve. Geneve, den zSjïcn September, 1773- "^^"ij hebben eenige bijreizen in de nabijheid van Geneve gedaan; die naar les Ghcieres, of de Ijsbergen , in Chamouni, in Savoije, de grootften en hoogden in de drie of langstbekende waerekkleelen , was de merkwaardigfte. Wij maakten gezeifchap met mylord mahon ; de reis ging door.verfcheiden (léden en dorpen in Savoije, die rédelijk fraai' waren , voornaamlijk de ftad Ronneville, omtrent vijf Franfche mijlen van Geneve. Bij Sallenches, négen mijlen van Geneve, moesten wij ons rijtuig laten, en tot Chamouni paerden en muilezels némen , doordien de weg onbcfchnjflijk (legt , fraai en bergagtlg is. Wij réden door bosfehen van pruimen-, peeren- en nooteboo men, en zagen pragtige watervallen van het helderst water , dat van de bergen afdort. Verfcheiden maaien kwamen wij over den Arveftroom , en zagen hem dikwijls in bruifchende fchuim, als of hij tégen dank de (leilc bergen afftortte. Eindelijk kwamen wij aan het dal Chamouni; het is zeer bekoorlijk , heeft drie of vier kerspelen , of .dorpen, die'onder den prioor ftaan, welke in het voornaamfte derzelvcn woont; op zijn best zal het in het geE 4  7a REIZE DOOR EUROPA heel 2500 inwoners bevatten ; het is zeer wél bebouwd, men heeft er weiden en akkers, waarop tarw, haver, hennip en vlas groeit; maar wijnbergen zijn erniet. Hier wast alles ,. wat men in Ziveeden vind, bij welks lugtftreek het zeer nabij komt; wij zagen hier voor de eerde maal, zédert dat wij Zweeden verlieten , boschbéziën, in het Fransch noemt men ze embruns, of ook embrockes, en in het Savooisch lioutres. Hier is goed vee en voortreflijkc melk. Bijen zijn hier ook in ménigte, doch men handelt zeer onkundig, ja tirannig, wanneer men den honig wil némen, men dood deze arbeidzaame en naarffige zamelaars met zwaveldamp of dergelijke ; ik toonde ecnigen boeren, hoe zij moesten doen, om jégens de arme bijën dankbaarer en op hun eigen voordeel wijzer te 'zijn. Verders heeft men hier ook dennen- en pijnboomen , in het Fransch pin, doch in het Savooisch d'arola, ook lorkeboomen, larix, Savooisch larz, van het zelfde Latijnsch woord , in het Fransch heet de boom melefe. In het woud zijn beiren , wolven , vosfen , en mormeldieren , een viervoetig dier, van de grootte van een fpeenvarken ; het graaft diepe holen in den grond , gelijk de konijnen, waarin het zig verbergt; zijn geluid is een fterk Ö'sfém • Nu tot de ijsbergen. Wij hadden drie uuren nodig, om den Mout en verd , dus word de berg genoemd , te beklimmen ; daar zijn hutten voor de herders , en eene rotze , welke de lieden la pierre des Anglois noemen, wijl de Engelfchen pocock. en windiiam de eerden waren, die, tégen het jaar 1741 , de ijsbergen bezogten, op wier befchrijving het zédert een gebruik geworden is, herwaard te reizen , om zulk eene groote merkwaardig-  EN HET OOSTEN. 73 heid te bezigtigen, die eenen Zweed, welke ijs en fneeuw eenmaal in het jaar , langer , dan hem aangenaam is, ziet, niet vreemd fchijnt te kunnen zijn; ik geloof egter, dat Zweeden niets dergelijks heeft. Van dezen Mont en verd beklommen wij de ijsbergen , les glacieres. Dus noemt men eene groote drcek ijs, dit mttdtnMontbïanc of'Mont maudit verenigd is, den hoogden berg in de oude waereld, wijl hij volgens de méting van den heer de luc 13000 Parijfche voeten boven de oppervlakte van het Geneeffche meir, en 14000 voeten boven de oppervlakte d:r zee hoog is, het welk omtrent ééne Fraufche of eene halve Zweedfche mijl uitmaakt. Hij is altoos' met ijs bedekt: dit vertoont zig, als men nader komt , graauwiigtig, fchoon het zig van verre, gelijk te Geneve, wit vertoont, en men het daarom voor fneeuw zou aanzien. Op zommige plaatzen is het ijs hier 100 vademen dik ; het ligt als golven, dan als heuvels verheven , nu wéder in dalen en groeven; daar zijn veele diepe en brecde kloven in, waarin groote droomen vlieten. Mylord mahon had op eenen ézel eenen zak vol granaaten , névens pistoolen en fchietbusfen en dergelijken laten naar boven brengen. Wij wierpen granaaten in de ijsklooven, die eenen fraaijen wcêrklank gaven. Wij gingen eenige uuren op deze eeuwige ijszee, of hoe ik anders dit onmeetlijk ijsdal zal noemen. Het is zéker, dat dit ijs naar onder zakt, men heeft paaien daarin geflagen, en door middel van parallelen merktékens genomen , waardoor men bevonden heeft, dat het zig opligt, en zijne plaats verandert , doch zo langzaam , dat het in twee of drie jaaren niet zeer ver komt ; benéden , daar al het ijs ophoud , droomt de vloed Arvelron, die met een geweldig bruifchen van onE 5  74 REIZE DOOR EUROPA der het ijs uitkomt, en zig naderhand in de Arve ftort; mogelijk drijft dit ijs langzaam op het water, dat daaronder is. Naast het ijs is een fpitze berg, faiguillede Dru, die volkomen de gedaante van eene iteenen piramied heeft, geftadig met ijs bedekt, en den ganfehen dag door de zon verlicht is: dru betékent, in het Savooisch, vergenoegd, vrolijk als van wijn; de naam komt daarvan , wijl.deze fteile, voordes menfchen voet volftrekt onbeftiigbaare, door de zon altijd verlichte, bergtop zig zo trots en vcrhéven aan het oog vertoont. Hier op het ijs is de elektriciteit ongemeen fterk, als er onweedcr aan de lugt is; het is dan niet raadzaam, met eenen ijzeren ijsprikkel te gaan , of eehig metaal aan den ftok te hebben , dat de elektrifche kragt voordplant. Men kan op dit ijs zeer ver gaan, en tot op den 'Montblanc klimmen. Daar was nog een ander Engelschman in ons gezelfchap ; deze, verftaande, dat men van hier naar Turin kon komen , vraagde ons ten eerften om eenige goede aanbevélingcn , en , na dat wij op la pierre des Anglois het middagmaal gehouden hadden, begaf hij zig aauftonds , met eenen wegwijzer , op reis. Wij bléven met mylord mahon nog eenigen tijd op den Mont en verd , en vermaakten ons met granaaten, die wij op het ijs wierpen. In de daad men kan ook in Zweeden zulk een uitzigt niet hebben; eene ijszee, op bergen, met groene boomen , loofwerk en fchoone akkers omringd , daar men van het ijs kan aftrappen , en boschbéziën , aardbéziën en framboozen plukken , diewij hier in menigte hadden , fchoon het midden in (de 15de van) herfstmaand was: op dezen éénen dag reisden wij door alle vier de jaargetijden, eene groote zomerhitte benéden in het dal, den koelen herfst op den berg , den  EN HET OOSTEN. 75 winter op het ijs, en de lente onder ménigvuldige bloemen, die nog niet ontloken waren. Hier is veel bergkristal van allerlei verwen. Ik befpeurde hier veele overblijfzels van de Latijnfche taal in het Savooisch : de das, dien deFranfchenbkreau noemen, heet hier tasfon (*), van Taxus : Avo grootvader: Merenda het vesperbrood; dezen zijn ook in het Italiaansch gcbruiklijk, doch niet zo zeer: a rna aggredi, hij heeft mij aangegrèpen van aggredi, eene uitdrukking, die in Savoije algemeen is; maar vanwaar zij de pijnboomen d'arola , de boschbéziën lioutres, de framboozen ampas, ftout en vrolijk dru noemen, en dergelijken, weet ik niet , indien het niet uit het oud Gallisch is. Ik heb menigmaal gewenscht, dat men van elke land1'chapsfpraak , en vooral van de taaien der volken, die verre van de hoofdftad wonen, en van de gemeene wégen verwijderd zijn, gelijk de bergbewoners en dergelijken, woordenboeken maakte. Dezelven zouden veel licht in de oude gefchiednis géven , en ons de verhuizingen der volken léren kennen, welken wij dan , door middel der taaien, op het fpoor volgden, zagen , van waar zij gekomen, en werwaard zij getrokken waren , de fpraak wéder vonden, die in oude tijden van dit en dat volk, dat nog geen kunsten en dus geen naamen daarvan bad , gefproken werd,e. z.v. Als een vaderlandsgezinde en gefchiedfehrijver moet gij eenen eerlijken Dalekarler aanfporen, om van zijne taal, welke, zo men zegt, metdeljslandfchezeer veel overeenkomst heeft, een vollédig woordenboek en eene verklaring uittcgéven. [(*) Tahfon is de oude Franfche naam van dit dier, duns ilaireau of blet eau genoemd.]  76" R EI ZE DOOR EUROPA Op onze terugreis zagen wij;gefladig den Mont'blanc ter linker, en andere'ijsbergreizigers en bosfons ter regter hand. Bij het dorp Pasfi kregen wij wêer wijnbergen te zien. In den muur der kerk aldaar zijn twee Latijnfchen opfchriften, die ik aiïchreef, doch ik mag u niet daarmede lastig vallen: zij behelzen beiden eene gelofte aan Mars. W)SaIknches namen Wij ons rijtuig wédêr, en" réden naar het kerspel Wu}ffié\ alwaar, hoog in eenen berg, een merkwaardig hol is. 'Wij begonnen opteklimmen, maar de moeilijkheid, óm deze fieile klip te beklimmen,: ben ik niet in (iaat te befchrijvcn; een weg is er volfïrekt niet, of hef moest voor fteengeiten zijn; wij moesten fchier overal op handen en voeten over hooge fteenen, llruikeu en kloovcn kruipen , zomwijlen op takken van boomen klauteren; ik zou bijna te halven wége zijn teruggekeerd , fchoon ik twee leidslieden had, die mij onder de armen vatten, indien niet mylord maiion en de baron rudbeck zo nieuwsgierig waren geweest, om dit zogenoemd wonder der natuur te zien. Toen wij eindelijk in een paar uuren tot aan den berg gekropen waren was het daarmCe nog niet gedaan; om er in te komen, moest men over eene hooge klip, het welk op geen andere wijze kon gefchieden, dan dat wij, de een na den anderen , de ruggen en fchouders van onze leidslieden voor trappen gebruikten, en tévens ons aan eenen tak moesten houden, was deze bij ongeluk gebroken, zo waren wij ook voor het laatst gevallen. Hoe veele zwarigheden een reiziger ook dikwijls moet doorfiaan, als hij zijne nieuwsgierigheid wil verzadigen, ontbréken mij nogthans ditmaal de woorden, om de bezwaarlijkheid uittcdrukken; het is niet te befchrijven , hoe moede wij werden, om zo  EN HET O 0 S T E, N. 77 verre opteklautcrcn, en hoe dikwijls wij buiten adem waren. Eindelijk kwamen wij aan een onmectlijk hol, overal met de fchoonfte en witlte ijsdroppelsv öf1 druiplteenen, be~ . zet, Tdie tegen onze.fakkels, welken wij, om ons te'lichten, lieten aanftéken, eenen-pragtigen wècrfchijn gaven1. ■In dit hol zijn veele gangen jen fchoónc gewelven; op :'zommige plaatzen vertoont hetzig als vertrekken, kamers, .kapellen en kerken; vanbinnen'gelijkt dit hol zeer naar dat der Sibylle bij Puz-zoli. Niettégenftaande de hoogte is er voortreflijk water om te drinken,, daar is ook een diepe put. in den .berg zeiven , een ftcen valt omtrent eene halve minuut , tot dat hij op den grond komt. Dit'alles is, zonder tégenfpraak, zeer fchoon om'te zien, maar beloont het dc veele moeite wel, reerst met lévensgevaar opteklimmen , en dan met onze leidslieden naar benéden te ghjën, of, liever, te vallen? .Dezen: bragten .ons- nu langs eenen anderen, weg, die, gelijk zij zeiden, béter zou zijn; zékerlijk was.dezelve" elfener, doch ook fteiler. De grot, névens de ijsbergen., zijn befchréven in een boek, dat wel afgedrukt, maar nog niet in het licht gegéven is; het heeft tot titel: Defcription des vallées glacieres fttuèes dans la province de Faucigny en Sa~ voye, in 8 ° . De fchrijver, de heer theodorus bourrit,grand chantre, oppervoorzanger te Geneve, fchrijft zeer hoogdravend , en ftapelt doorgaans uitroeping op uitroeping (4). Wij verlieten deze groote grot, en kwa- (4.) Het werk-van den heer bourrit is, in 1776, te Law gedrukt,, or-der den wijcllopigen titel: Déscription des aspeüs du Mantblanc du cêté de la val d Jaste, des glacieres,  7* REIZE DOOR EUROPA men door de ftédeu Clufe en Bonneville, na eene afwézendheid van 5 dagen, die wij tot deze reis befteed hadden , wêer naar Geneve. Ik zal deze berigten fluiten met de befchrijving van het feest, waarop wij, aanftonds na onze wédcrkomst, om ■ons na zo veele bezwaarlijkheden door een vermaak te verlevendigen , op bevél van mylord mahon , verzogt werden. Het was het feest, dat le Rol de ïarquebufe, dat is de beste boogfchutter, of fchutterskoning, welke dit jaar de heer maudry was, aan de aanzienlijkften der Rad op het Geneeffche meir, névens eenen middagmaaltijd voor meer dan 200 pcrfoonen, moet géven. Het was een zeer fchoon feest. De maaltijd werd bij Pré FEvêque gegéven; eene aangenaame plaats niet verre van de flad, daar het paleis van den Roomfchen bisfchop eertijds geftaan heeft, waarvan de naam tot héden gebléven is. De koning, de heer maudry, bewees ons veel beleefdheid, en plaatste ons naast de régerende Syndics, welken de voornaamfle overheidsperfoonen in het gemeenbest zijn. De gezondheden werden onder de muziek en het lösferi van het kanon gedronken, en toen men van de tafel opftond, dronk men a la profpèrité de la République [op de wélvaart van het gemeenbest]; toen trokken zij allen de jui en descendent, de fallée blanche, de Cormayeur, des hierom ou crétins , du grand S. Bernard, des refervoirs immenfes deau au milieu des glacés, Cif de la découverte de Mou'tone par marc theodore botjrrit, Chantre de la Cathedrale de Geneve. In gr. 8 0 . [Hst is ook in het Néderduitsch uitgegéven.]  EN HET OOSTEN 75 dégens, en maakten daar méde een wapengerinkel tégen elkander, een gebruik, dat wij tot hiertoe nergens gezien hebben; hier is het altijd gebruiklijk, wanneer men op het wélzijn van het gemeenbest drinkt, om, als ware het, te tonen, waarméde men deszelfs vrijheid wil verdédigen, liet was een zeer aangenaam en groor gezelfchap; wij maakten er veele aanzienlijke en aangenaame kennisfen. Daar werden ook liederen gezongen, en onder anderen kreeg de paus ook zijn aandeel, waaraan wij konden horen, indien wij het ook te voren niet gewéten hadden, dat wij niet meer in Italië waren. Daarna voer men met twee zeer fchoone floepen op het meir; wij hebben nauwlijks ergens zulke fraaije gezigten op het water gehad, als hier; het meir was effenen ftil, met groene weiden , wijnbergen , akkers, tuinen, bergen en dalen bekranst ; vooruit de ftad Geneve , die zig van het waterzeer pragtig vertoont; op onze vaartuigen was muziek en dans; het donderen der kanonnen gaf eenen voortreflijken weergalm, die van de ftad met vreugdegefehrci beantwoord werd; het kwam ons voor, als of wij op den bucentaur te Venetië waren, alleenlijk, dat het Geneefsch meir fchooncr is, dan de Adriaüfche zee; aan de fchoonheid van dit meir ontbreekt niets meer, dan een eiland, waarheen men zou kunnen varen, het welk het vergenoegen met de afwisfeleude méuigvuldigheid zeer zou vermeerderen. Des avonds gingen wij, ouder het losfen van het gefchut en het gefchal der trompetten en het verdubbeld vreugdegeroep van veele duizend aanfehouwers, aanland. Wij verzeldeu den fchutterskor.ing naar huis, en bedankten hem voor de veele beleefdheid aan ons bewézeu.  3o REIZE DOOR EUROPA Wij zijn ook op den grooten kerktoren geweest, daar wij de ganfche ftad met de omliggende fraaije oorden in oogenfehijn genomen hebben; eene zaak, die ik voorbij zou gaan, indien.ik u niet tévens eene andere wilde verhalen, die ik eener aanmerking waardig oordeel. Op dezen toren is eene groote lantaern, die aangeftoken en tot een téken uitgehangen word, wanneer het gemeenbest .in gevaar is, om den oorden, die met hetzelve verbonden zijn, daarvan kennis te géven; vóór deltadspoort is nog een- zogenoemde Bucher, welke aangeltoken word, op dat, in geval het eene door geweld verhinderd wierde, het andere gebruikt zou kunnen worden. Dergelijke wagten vuurtorens zijn door gansch Zwitzerland; de eerde, dien het téken van Geneve word gegéven, is bij' Coppet, z mijlen van hier, de eerde ftad in het kanton Bern; zo gaat het voord, in 6 uuren tijds weet men het in Bern, het welk voorzéker geen kleine afftand is, in 24 uuren tijds is het fein door gansch Zwitzerland gegéven. Op verfcheiden plaatzen, waar het gezigt door wouden, bergen e. z. v. belet word, maakt men het door kanonfehooten bekend; het onderfcheid tusfehen de fnelheid van den dag en de lichtftraalen kan er weinig in doen. Het is zonderling, dat op dezelfde wijze, zo als de Zwitzers door vuur en rook het téken.géven, dat er onrust in het land is, men te Cathai, waarvan men weet, dat het met China eenerlei is, aan het hof bekend maakt, dat op de grenzen handeldrijvende karavaanen aangekomen zijn; door hetzelfde téken, namelijk vuur bij nagt en rook bij dag, krijgt men van het hof ook antwoord, of de karavaan naar de hoofdftad mag komen of niet; dit alles gefchiedin weinige uuren, daar er anders verfcheiden dagen toe  EN HET OOSTEN. Si toe zouden vereischt worden. Zie busbeks brieven, Elzevierfche uitgaaf r66o. S. 328. Wij hebben hier, te Geneve, het genoegen gehad, twee Zweedfche konfuls van onze oude kennis, den koninglijken agent andrc van Napels, enden konfulfölsch van Marfeille, te vinden, die beiden hier zijn met hunne vrouwen , om hunne naastbeftaanden te bezoeken. Welke vriendlijke lieden zij zijn, en hoe veele beleefdheden zij ons bewézen hebben, zal ik u reeds van Marfeillecn Napels gefchréven hebben. Wij hebben hier kennis gemaakt met twee Spanjaarden, die een geheel jaar in Zweeden zijn geweest, en ons vaderland en den koning ongemeen prijzen. Het is de graaf penna florida en de abt cluvier. Zij zijn verre in de natuur- en bergftof kunde , de graaf is ook tot médelid van de koninglijke akadémïe der wétenfehappen, te Stokkolm, aangenomen. Zij beminnen Zweeden en de natie onbefchrijfiijk; zij zeggen, dat Zweeden gelukkig zal worden, als het volkomen van zig zeiven afhangt, alle pragt en overdaad verwijdert, en alle oorfpronglijke ftoffen, die in deszelfs fchoot gevonden worden, voornaamlijk de mijnftoffen, bewerkt, en als deszelfs bewoners, zeiden zij, zonder eenige navolging van uitheemfche zéden, maar Zweeden blijven. Van den koning gustaa^ zeiden zij, dat zij nu all' de koningen en heerfchers in Europa gezien, en bevonden hadden, dat onder dezelven de koning van Zweeden de grootfte was, en zijne hoedanigheden onvergelijklijk waren. Hij heeft, zeiden zij, het beste hart, het grootst verftand, de uifgeftrektfte doorzigten en kundigheden, de blakendlte liefde voor zijn volk, en all' de luisterrijke gaaven, die eenen grootcn en voortreflijken koning en landsvader uit- III. Deel. F  €2 REIZE DOOR EUROPA maken. Welk eene vreugd voor Zweeden en getrouwe onderdaanen, zulke uitdrukkingen uit den mond van buitenlanders te horen ? De abt cluvier voegde er eene voorfpelling bij, misfchien uit eenen geest van voorzegging, die op zijnen ftand plagt te vallen: avec le Roi, que vous avez, zeide hij, vous reprendrez la dans dix ans [ met zulk eenen koning zult gij binnen tien jaaren — hernémen] e. z. v.; maar onze zullen bezwaarlijk kosters daartoe willen verbeelden, en antwoorden : amen, het zij zo. De graaf penna florida verhaalde ons veele anekdoten uit Zweeden , inzonderheid van den koning, die ganschlijk vader zijns volks is, hoe hij de hospitaalen en zieken onbekend bezoekt, welk een gevoelig hart hij bij alle voorvallen laat blijken ; hij heeft met zijne oogen gezien, dat de koning ongemerkt de gewigten in het vleeschhuis en de deugdzaamheid der waaren onderzogt, en dergelijken. Hoe gelukkig is Zweeden niet, dat nu wéderom eenen gustaaf tot koninggekrégen heeft ! yam novus feclorum nascitur ordo [Er begint een nieuwe eeuwkring! ]. Deze Spaanfche heeren zijn eigenlijk van Turin herwaard gekomen, om den heer van voltaire te zien ; maar of zij hun oogmerk zullen bereiken, daar twijfel ik aan , gij zult het bij de naaste gelégenheid vernémen.  EN HET OOSTEN. 83 TWEE EN VIJFTIGSTE BRIEF. Bezoek bij den heer van Voltaire. — Omflandige herig" ten van zijne levenswijze , van zijne huisgenoottn en vrienden, mevrouw Denijs, den heer Adam, en den heer du Rey. — Merkwaardigheden op Ferney. — Verfcheiden anekdoten en geestige invallen van den heef van Voltaire. — Over zijn zédelijk karakter. Ferney, den ijlen Oclober, 1773, an den heer Van voltaire heb ik u ongefwijfeld veel gefchréven, toen ik voor drie jaaren te Geneve was; ditmaal heb ik dezen wijsgeer nog béter in oogenfchijn gerooien , en kan u van de plaats zelve versch nieuws médedélcn. Wij zijn nu tot verfcheiden reizen hier op Ferney of Fernex geweest, en er tégenwoordig zo te huis , dat wij er verfcheiden vrienden hebben. Wij waren weinige dagen in Geneve geweest, als wij herwaard reisden, en den brief, dien ons de heer de la borde , premier valet de Chambre de fa Majefté Tres - Chretienne 6? gouverneur du Louvre, in Turin, aan den heer van voltaire had médegegéven, in eigen handen bezorgden. Het was aartig, dat een brief, dien de heer de la borde gefchréven had , om hem aan ons te géven , door zijnen dienaar onder andere brieven genomen en te Turin op het posthuis gebragt was ; dus waren wij lang te voren bij den heer van voltaire aangemeld en hem dubbel aanbevolen, te meer, daar de heer de la borde een vriend F %  »4 REIZE DOOR EUROPA van den heer van voltaire is, en eerst kortlings van Ferney gekomen was, daar hij zig verfcheiden dagen opgehouden had, ook nog daarenboven zeer in gunst ftaat bij den koning van Frankrijk en de graavin du barry. De heer van voltaire liet zig in het eerst, volgens zijne gewoonte, voor ziek verklaren; dit zal nu reeds meer dan veertig jaaren zijne gewoone taal zijn geweest. De geleerde vader jacquier , te Rome, die toen fteeds in zijn gezelfchap was geweest, zeide mij, dat voltaire toen reeds altoos van ziekte gefproken, en alle dagen gezegd had, dat hij haast zou ftcrven: vader jacquier, aan dit zeggen gewoon, lachte hem uit, dan zeide voltaire: „ Gij lacht mij uil, en ik weet, dat gij wiskun„ digen niets gelooft, of het moet betoogd zijn , maar ik „ zal het u eerlang zo betogen, dat gij het met oogen zult zien." Ondertusfchen heeft hij het nog niet gedaan, fchoon hij nu reeds bijna tagtig jaaren bereikt heeft. Genoeg, dat de heer van voltaire ons eindelijk ontvong, en zeide: „ Ik herinner mij, dat ik de eer gehad „ heb, u voor een jaar te zien ; gij zijt zédert in Italië „ geweest, gij zijt in de katakomben geweest , en hebt „ daar veele lijken gezien , ziet hier nog een, ik fterf ,, juist op dit oogenblik ", zeide hij,'en lloegzig vóórhet hoofd. De baron srudbeck verzogt hem , een weinig te vertoeven, ten minften zolang, tot dat wij zouden vertrokken zijn, en dergelijken. Ik zeide tégen hem,dat hij niet kon.fterven, dat zijn verftand onfterflijk was; als méde, dat, wijl het hem dagt, dat wij maar één jaar weg geweest waren, daar het nogthans drie jaaren geléden was, dat wij hier waren, dit een téken was , dat de tijd hem met lang fcheen; ik wenschfe hem veele zo fchielijk  EN HET OOSTEN 8'Ü voorbi'gaande jaaren, dat hem drie als één fchénen , en wat ik hem verder kon zeggen. Hij fprak naderhand met innig vergenoegen van de groote verandering, die in Zweeden , gedurende onze afwézendheid , was voorgevallen, h'j zeide met grooten nadruk en verhéven Item: „ le Rot ,, gustave estadoré enEurope [de koning gustaaf word „ in Europa aahgebéden] ;" dit herhaalde hij verfcheiden maaien, en voegde er eindelijk bij: „ als gij eens in „ uw vaderland komt, Ff gue vous voyez ce grand Roi „ de Suede , mettez mol aux pieds de fa Majesté , dites „ lui,quil est adoré en Europe." [en als gij dezen grooten koning van Zweeden ziet, werpt mij vóór de voeten van zijne majelteit ; zegt hem , dat hij in Europa word aangebéden]. Op het kompliment , dat ik hem over de vaerzen maakte, die hij op de Itaatsvcrandering in Zweeden gefchréven heeft, en die in verfcheiden maandfchrifteu geplaatst zijn , zeide hij, dat dergelijken nauwlijks verdienden gedrukt te worden : „ Fon ne devroit impri„ mer ,que les grandes aclions de gustave," [men moest alleen de groote daaden van gustavus drukken] zeide hij. Ik antwoordde hem, dat het zijne majelleit zeer aangenaam zou zijn, „ que le philofophe du fiecle lui rend „ fes hommages," [dat de wijsgeer der eeuw hem zijne hulde doet]. Hij verzogt ons, om bij hem ten avondeten te blijven, als juist de hertogin van Wurtemberg met haar gansch gevolg aankwam; zij was van Laufanne, daar zij geweest was, om het orakel der kranken , den heer tissot , wégens haarc gezondheid om raad te vragen , naar Geneve gekomen; maar wij konden de nodiging van den heer van voltaire niet aannémen , wijl wij in Geneve reeds ons woord gegéven hadden , en daarenboven hein F 3  M REIZE DOOR EUROPA wilden tonen , dat het niet om zijn avondeten was geweest , dat wij met zo veel aanhoudendheid begeerd hadden , hem te «;ien, wij zouden ook genoodzaakt zijn geweest, den nagt over bij hem te blijven , en het gedrang te vergroten, wijl de ophaalbruggen te Geneve met zonDeöndergang opgehaald worden, vernamen ook naderhand, dat all' zijne vertrekken waren bezet geworden , wijl er Veertien perfoonen waren geweest. De heer van volTaire heeft te Ferney juist veertien vertrekken, en éven Zo veele bedden gereed voor vreemdlingen. VVij maakten ditmaal keunis met alle zijne naastbefhtanden, en vrienden, die bij hem in huis zijn, met mevrouw denys , zijne zusters dogter en erfgenaame, met den heer Du key de morsan , en den abt adam. Mevrouw denys is wéduwe zonder kinderen, omtrent 60jaaren oud, zeer vriendlijk en beleefd, verre in de mufiek, het klavier fpeelt zij zeer fraai, fpreekt ook Italiaansch. Zij deed ons veele vraagen aangaande onze reizen, en wij veelen aan haar omtrent voltaire, en bekwamen ménige anekdote te wéten. De beide gemelde mannen zijn tot gezelfchap van den heer van voltaire , tévens helpen zij hem groote werken doorlézen , en uittrekzels daaruit maken, vertalen ook uit de taaien, die hem niet zo bekend zijn: want als voltaire zulke goede hulp Hiet had, zou het hem onmogelijk zijn, zo veel te fchrijVen, als hij doet; behalven dezen heeft hij zijnen geheimfchrijver, den heer vaniere, die anders niet doet, dan affchnjven. De heer adam is zeer bekwaam in het Grieksch enEngelsch: hij is te voren te Dijon jefuit geweest, heet daarom gemeenlijk le pere 4dam: hij kwam bij den heer VAN voltaire kort voor dat de Jelulten uit Frankrijk  EN HET OOSTEN. 87 — , verdréven werden, en is nu omtrent 12 jaaren bij hem. Hij is een gefchikt en vriendlijk man. Voltaire fpeelt zomtijds met hem, tot tijdverdrijf, op het fchaak- of tiktakbord. (*) De heer du rey de morsan is een regtsgeleerde van Parijs, lid der akadémie te Nancy, heeft veel gereisd, voornaamlijk in Span jeu, en verftaathet Spaansch vrij wél, is een broeder van mevrouw sauvigny, die met den intendant van Parijs getrouwd is; hij was beftemd, om zeer rijk te worden, maar zijne zuster wist hem in plaats van rijkdom eene lettre de cachet te bewerken, trok dus de ganfche erfnis aan haar, en geeft n u haaren broeder jaarlijks eene wedde. De heer du rey arbeid thans aan eene lévensbefchrijving van den heer van voltaire , doch dezelve zal voor zijnen dood niet uitkomen; het grootlte gedeelte daarvan is vaardig. De heer van voltaire heeft het toevallig zelf te zien gekrégen, als hij onverwagt op de kamer van den heer du rey kwam. Voltaire is den 2ofr.en van lprokkelmaand des jaars 1694. te Parijs geboren; eene eer voor Parijs, want men heeft aangemerkt , dat nooit te voren een groot man aldaar geboren is. De heer du rey is de egte fchrijver van le testament polltique du Cardinal alberoni , hij verkreeg daartoe alle de opllellen en verhandelingen van den koninglijken boekbewaarder te Madrid, den heer de la croix, die in het Latijn, Spaansch en Italiaansch waren, bragt dezelven in orde, en maakte er een werk van, waaraan hij den titel gaf: Mémoires curieux du Cardinal alberoni fur diférentes puisfances de FEurope. Du rey bevond [(*) Zie het I. deel, bl. 167.') F 4  88 R.EIZE DOOR EUROPA zig naderhand in omlïandigheden, die hem noodzaakten, zijn handfehrift, in den Haag, aan den bekenden maubert te verkopen, die te voren kapucijn geweest is, en naderhand op goed geluk de waereld doorreisd heeft ;(e) deze veranderde den titel, noemde het alberonis ftaatkundig testament, liet het te Laufanne drukken, en gaf zig voor den fchrijver uit. Maar de heer du rey bewees in het journal Encyclopedique van het jaar 1762 of ook 1763, want hij weet het zelf niet meer te deeg, dat hij vader van het kind is. De heer du rey heeft ook verfcheiden Hukken voorden fchouwburg gefchréven, als Foyage de r-amour, opera-ballet, la Statue animée, en les amours du do&eur Lanternon. Maar zijn Procés du diahle is nog niet uitgekomen. Du rey heeft ook aan den overtogt en de landing van den prins stuart , zoon van den pretendent, in Schotland, in het jaar 1754, deel gehad. Hij fchoot toen aan den prins omtrent 300,000 Franfche livres tot zijne uitrusting, wapenen en mondbehoeften; maar de prins werd ongelukkig, geraakte in zulke eenen grooten nood, dat hij gedwongen werd, zijn léven, gedurende eenige dagen, met meel en water , in een onderaardsch hol te onderhouden, kwam eindelijk, onverrig- 0) Hij is fchrijver eener histoirepolitique du Jiecle, aLondre 1754- >755' 2' volL in Sro' avec me ?>éface' otl fAuteur du Testament Polit. du C. Aibéroni répond a fes Critiqnes, zonder naam uitgegeven, geteekend onder de opdragt, „De B. M." en van een boekjen, getiteld Le Temps perdu, ou les Ecoles publiques, par Mr. Maübertde Gouvest, a Amft. 1765. 8ro# Zijn leven is befchreveu in de Histoire de la Vie de H. Maubert, fa difant Chevalier de Gouvest, a Londr. 1761. 8 °. en in Necrologe des hommes cèlebres de France, & Paris, 1769  EN HET OOSTEN. sa ter zaake, terug, en naderhand is er nooit van gefproken, om den heer du rey zijne verfchoten penningen wéder te géven , daarenboven heeft de prins hem zeer ondankbaar behandeld , door dien hij hem naderhand nauwlijks weer heeft willen kennen; omtrent hetzelfde is" den man wédervaren, zegt men, die hem met meel en Water onderhouden, en zijn léven gered heeft. De heer du rf.y heeft de gefchiednis van deze ganfche ondeméming befchréven onder den titel: Anecdotes pour fervir a rhhto'ire ds PEurepe 1757. in 8 0 . gedrukt met heimelijke toeltemming te Parijs, chez Mad. du chene, rue St. Jaques. De heer du rey kon toen zulk eene groote fom verfchieten , als die nog eene erfnis van drie milliocnen van zijnen -vader te wagteu had. Dezelfde du rey meent, de eeuwigdurende bewéging gevonden te hebben, fchoon hij de onmogelijkheid daarvan met goede gronden kan bewijzen: eene eeuwigdurende bewéging beftaat namelijk uit twee inwendige kragtcn, en word daartoe vereischt, dat men eene veer uitvinde, die eene andere fpant of opwind, door welke de eerde veer weer opgewonden word; maar nu zijn deze kragten elkander gelijk, of de eene grooter dan de andere; zo zij gelijk zijn, blijven zijin évenwigt (taan, zo daartégen de eene grooter is, kan de andere haar niet optrekken, of in bewéging brengen; en dus is de onmogelijkheid bewézen. Maar de heer du rey heeft eene andere kragt uitgevonden, die hijdekragt des llags, laforce de percusfion, noemt: een kogel, die in het vallen eene veer raakt, welke een'anderen kogel opwind, die wéder valt, en dezelfde vêer raakt: dit zou eene altoosdurende bewéging zijn, en de vallende kogel heeft eene fiag-offtootkragt, die van geen veêr komt. Ik laat deze zaak F 5  9° REIZE DOOR EUROPA den natuur- en werktuigkundigen over. Ik heb van den heer du rey een weinig breedvoerig gefproken , om dat zijn naam, tot hiertoe, in de geleerde waereld, geheel onbekend is. Ik geloof fchier niet, dat gij ooit van hem hebt horen fpréken, hoe verzékerd ik anders ben, dat gij zijn werk, ik meen aleeronis testament, wel kent. De rédenvoering van den heer du rey, die hij gedaan heeft, toen hij inde akadémie te Nanrj werd ontvangen, heb ik ook gelézen, zij is zeer fraai. Deze kennisfen zijn ons naderhand, gedurende den ganfehen tijd van ons verblijf alhier, zeer waard en aangenaam geweest, wij hebben naar Ferney kunnen gaan, wanneer wij wilden, en zijn wélkom geweest. |* Den priester van den heer van voltaire , den heer hugonet , hebben wij ook léren kennen, hij woont in het dorp Ferney bij de kerk; het is de kerspelkerk zelve, die voltaire nieuw heeft laten bouwen , en wel op dezelfde plaats, daar zij te voren gedaan heeft, niettégenftaande zij het gezigt van het kasteel beneemt; hij wilde ze op eene andere plaats zetten, maar het volk fchreeuwde geweldig, zeggende, het is een heilige grond en dergelijken. In den gével naar de Itraat ziet men het opfchrift: deo erexit voltaire. A. MDCCLXI. [ voor Godopgerigt, door voltaire. 1761.] Onder deze kerspelkerk behoren omtrent 800 menfchen , allen onderdaanen van den heer van voltaire. De priester heeft jaarlijks ongeveer 900 livres inkomen ; hij heeft de tienden metj den heere zeiven om de helft , dat is een twaalfde van het geheel. In de kerk is geen beeld eens heiligen , fchoon zij den heiligen andreas gewijd is; op het altaar Haat een groot christus - beeld , dat fraai gewerkt is,  EN HET OOSTEN. 9i men zegt , dat het eene kopij van een antiek (landbeeld eens Roomfchen burgemeesters is: het is van hout, doch men zou het voor metaal aanzien, doordien het zwaar verguld is. Het beeld wijst met den vinger op den fteek in de linkezijde. Anders zijn hier de gewoone koorboeken, misfak Rotnanum, ephome gradualh Romani, an~ tiphonarium Romanum. De kerk is klein. Als de heer van voltaire daar in komt , plaatst hij zig in de kapél bij de kleine deur, naast welke zijn piramiedvormig graf is, dan valt hij op de knieën , e. z. v., en verrigt zijnen godsdienst, gelijk de anderen. Het is niet waar, dat de heer van voltaire in de kerk geprédikt heelt , gelijk men in het algemeen gezegd heeft ; maar eens heeft hij het volk, toen het uit de kerk wilde gaan, over dendiefftal aangefproken, wijl men hem zo veel uit zijne ichoo. ne houtgewasfen geftolen had; hij ging op den dorpel in de kleine deur (laan, en zeide: ,, gij hebt nu eenefchoo„ ne prédikatie gehoord , gij hebt uwen godsdienst ver„ rigt, maar weet gij niet, dat dezelfde god ook gezegd „ heeft: gij zult niet ftélen? " en zo heeft hij nadruk- lijk tégen de dieverij gefproken, en aan wélfprékendheid ontbreekt het hem niet. Hij had toen de voorzigtigheid gebruikt, dat hij de groote deur had laten toelluiten, opdat het volk door de kleine zou moeten gaan, en de flernme der wet horen. Op een' ander tijd heeft hij met luide ftemme in de kerk gezegd , dat hij kortlings brieven van Ferfailks had gehad , dat de koningiu gevaarlijk krank was , men moest derhalvcn god voor haar bidden. Hij is nu in twee en een half jaar niet in de kerk geweest. Voor omtrent vier jaaren is hij ter biegt gegaan, en heett op de Roomfche wijze bij eenen kapucijner monnik ge-  9* REIZE DOOR EUROPA biegt, die kort te voren rot cpnfesféür du regiment Francais a Ferfoix verklaard was; want depriester gros,voorzaat van den heer hugonet , wilde hem de zonde niet vergéven, voor dat hij eene herroeping van all' zijne dwalingen en godlooze boeken openlijk in druk zou gegéven hebben, en dat in gevolge de bevélen en naar aanwijzing van den bisfchop van Geneve, die te Annecy. woont. De kapucijn heeft hem hierop , in tégenwoordigheid van de heeren du rey, adam en vaniere , tégen het gebruik, dat anders bij de oorbiegt plaats heeft, vergifnis gegéven. Voltaire heeft zig zeiven befchuldigd en bekend, dat hij dikwijls uit eerzugt gezondigd, zijne dienstboden te hard gehandeld , zig dikwijls over ellendige fchrijvers geërgerd, dikwijls hunne boeken tégen den grond geworpen, verboden boeken gelézen had , fchoon dit gefchied was, om zig in het geloof te fterken ' en tégen hen te fchrijven, e. z. v. Hiervan heeft hij van den monnik een getuigenis genomen, en daaröp heeft de ■ priester hem , en wel in tegenwoordigheid van eenen openbaaren beamptfehrijver , het nagtmaal moeten toedienen; toen hij de hostie in den mond had, zeide hij tégen den beamptfehrijver: „ fchrijf, dat ik thans, met mijnen „ god in den mond, allen geestlijken vergifnis doe, die „ mij wégens mijnen godsdienst gekweld hebben." De beamptfehrijver heeft twaalf exemplaaren van deze verklaring gemaakt, waarvan hij er één aan den bisfchop te Annecy , één aan den aartsbisfehop te Parijs , e. z. v. zond. Voltaire was juist vrij ziek, toen dit gefchiedde; anders zegt men, dat hij uiet zeer den dood vreest, dat hij zijnen uiterften wil kloekmoedig gemaakt heeft; anderenzeggen juist hetfégendeel, dat hij den dood zeer vreest ;  EN HET OOSTEN. 93 en daarom zo dikwijls daarvan fpreekt, om zig aan de gedagten te gewennen; Wij vonden hem tégenwoordig zeer vervallen , zédert dat wij voor drie jaaren hier ge-weest zijn; de fcherpe zwarte oogen zijn dieper in het hoofdweggezonken. Evenwel heeft hij nog kragts genoeg, om éven zo fchielijk fraaije vaerzen te maken, als een ander in ongebonden ftijl fchnjft; zestig vaerzen zegt hij op eens met veel gemaklijkheid voor ; voorléden jaar heeft hij het treurfpel Minos in den tijd van agt dagen gemaakt , fchoon het in vijf bedrijven is; hij heeft het den heer du rey voorgezegd, en het naderhand zelf verbéterd. Doch het heeft in Parijs zo wél niet voldaan, als de geboorten zijner jeugd. Voltaire houd tégenwoordig eenen ftrengen leefrégel, des middags eet hij in het geheel niet , des avonds eet hij , tusfchen négen en tien uuren , weinig en langzaam ; te elf of twaalf tuiren gaat hij naar bed , fiaapt omtrent vier of vijf uuren , maar brengt egter gemeenlijk zestien , ook wel agtien uuren dagelijks in het bed door , hij fchrijft. in het bed , zelfs des nagts, als hij niet kan flapen , hij heeft een champ tournè met drie waschlichten agter zig naast het hoofdkusfen; zomwijlen ftaat hij ook te zéven of agt uuren op: is er iet, dat in zijne hersfenen gist en kookt , dan kan hij niet llapen, en ziet er dan uit als een lijk, daar niets meer aan ontbreekt, dan dat men het in het graf zet, en hij ziet er behalven dat niet zeer wél uit. Hij zou nog wel eens eene reis naar Parijs willen doen, wervvaard zeer veelen hem verzogt hebben, en hoe wél zou deze held niet op den Parijfchen fchouwburg ontvangen worden ? en hoe vleijend zou dit niet voor hem zijn ? maar hij vreest, zijnen leefrégel te bréken : veele duizend men-  94 REIZE DOOR EUROPA fchen zouden hem willen zien en bezoeken , en hij zou den eenen niet meer dan den anderen kunnen weigeren (ƒ). Daarenboven woont hij hier op Ferney ongemeen wél. Het kasteel is zeer wél geftoffeerd; men vind er fchilderijën van groote meesters; eene Fenus van paolo veronese , die onder deze geftalte zijne eigen beminde gefchilderd heeft, eene Flora van guido rheni ; deze beide fchilderijën werden van den overléden hertog van Orleans gekogt , die in naakte beelden fmaak vond. Ook zijn hier twee fchilderijën van albani, de ééne verbeeld de kaptafel van Fenus,, de andere de flapende minnegoden. Verders veele afbeeldzels : in de kamer van mevrouw denys is het afbeeldzel der regérende keizerin van Rusland, katharina , in een groot medaillon , in zijde gewerkt; men zegt, dat het zeer wél gelijkt ; ook Haat er in gewéven: fait par de la salle ; geheel onder aan: prèfentè a Mr. de voltaire par "auteur; hij is van Lion. Hier is ook het Itandbeeld van voltaire zeiven in marmer, dergelijken bijna in alle de vertrekken van het kasteel zijn, groot of klein ; zo ook afbeeldzels van hem in pleister , vervolgens de afbeeldzels zijner familie ; als ook het afbeeldzel van mevrouw pompadour , door haar zelve gefchilderd, en aan den heer van voltaire vetëerd. In de zaal, daar hij vreemdlingen ontvangt, is het afbeeldzel dermarkgraavin du cha» telet , die zeer geleerd was , en over de natuurkunde fchreef; men zegt, dat de heer van voltaire haar minnaar is geweest, en dat haar zoon , de generaal-lieuterant, markgraaf du chatelet , die te Parijs zijn ver- (ƒ) Men weet, dat de oude voltaire zijne reis naar Parijs volbragv heeft; hij heeft er zijne Iréne doen vertoonen ; is er aangebeden, en vergood; en geftorven.  EN HET OOSTEN. 95 blijf houd, zo wel aan den heer van voltaire toebehoort , als aan haar ; zéker is het , dat zij vertrouwde vrienden zijn. In dezelfde zaal zijn fraaije afbeeldzels, in print, van newton, locke en anderen. De tuin is zeer fraai en groot: hij beflaat met het park eene groote plaats , weik laatlte een aanzienlijk bosch van eikenboomen heeft, als ook van linden- en abeelboomen, die men op 300,000 Franfche livres fchat. Van den tuin heeft men fchoone en lange laanen tot in het park ; de uitzigten zijn hier verrukkend, hier zijn loofhutten en altijd groene heggen, door een groen plein met loofhutten omringd, met vier ingangen of openingen , in het midden een groote, oude, en fchaduwmilde lindeboom, die met zijne takken de loofhutten dekt; men noemt dit voltaires kabinet, het is zijne vrijplaats , daar hij arbeid en niemand bij hem mag komen; als hij zig wél bevind, gaat hij altijd herwaard , plaatst zig op eene bank , en fchept hier zijne dichtkundige vindingen. Daar digt bij is een huis voor zijdewormen, die hij tot zijn tijdverdrijf laat télen; hij heeft zijden kouzen daarvan gehad, om te kunnen zeggen, dat hij voordbrengzels van zijn eigen goed gedragen heeft. Hier is ook een blikzemafleider met zijne kéten, die in eenen put gaat, welke eertijds aan het dorp behoorde, en fchoon water had, doch nu bijna opgedroogd is, en het geen er nog in gebléven is , is troebel, onzuiver en Hinkend , de takken der boomen , die daar bij Haan, zijn ook vernield ; men fchrijft dit alles aan den afleider toe, fchoon het eerst twee jaar is, dat de heer de saussure hem gefteld heeft. Mevrouw denys wilde hem niet te digt bij het kasteel hebben , daarom plaatste men hem agteraf in den tuin. Digt bij de wo-  pö R,E IZE DOOR EUROPA ning der zijwormen is een akker, dien men le champ de Mr. de Voltaire noemt, en dien hij , éveii als de keizer van China, met eigen handen bebouwt; hij heeft dit beftendig , tot zelfs nog in het voorléden jaar , gedaan, maar dit jaar heeft hij, wégens ziekte , zijnen arbeid niet kunnen verrigten, doch hij heeft hem laten mesten ; hij heeft dezen wélbeaïbeiden grond zo flerk gemest, dat de tarwenairen zo vol en zwaar geweest zijn, dat zij zig niet konden houden , maar zig tégen den grond gelegd hebben. Verders zijn hier ook nog fraaije doolhoven , een groote vijver , of waterkom , terrasfen met bloemen, wijnbergen met voortreflijke druiven , moes- en vrugthoven, welker muuren overal met peeren en perfiken bedekt zijn; het geheel vertoont zig bekoorlijk ; men ziet den met ijs bedekten Montblanc , een gezigt , dat te gelijk met de bloemen te weerzijden en derzelver geur zo voortreflijk aflteekt , dat men voorzéker zelden iet dergelijks in andere landen zal aantreffen. Naast het kasteel is een badhuis, dat de heer van voltaire heeft laten bouwen, zédert dat wij de vorige reis zijn hier geweest; het is een klein marmeren gebouw met vertind blik gedekt; het heeft eene marmeren baadkuip, waarin warm eii koud water door twee looden buizen loopt; het water word zeer gemaklijk in den ketel, in eenen hoek buiten het badvertrek , gewarmd. Voltaire heeft het in de laatfte twee jaaren gebruikt, doch befpeurd, dat het bad hem verzwakte , en het daarom nagelaten. Het is zéker , dat voltaire in fprokkelmaand laatstléden zeer ziek is geweest. Beenen, heupen , armen , ja zelfs de handen waren hem gezwollen , en men heeft eenen aanval van vvaterzugt gevreesd , doch tégen- woor-  EN HET OOSTEN. 97 woordig bevind hij zig rédelijk wél. Naast dit badhuis is een langwerpig houten traliewerk, en daarin een ree, dat de heer van voltaire nu zédert zes maanden heeft; hij heeft er veel méde op, en het is ook zo fraai en aartigals eene Arabifche gazelle. Neem mij niet kwalijk , dat ik in de befchrijving zo wel der viervoetige als der tweevoetige kostgangers van den heer van voltaire zo nauwkeurig ben ; alles , wat zulk eenen merkwaardigen wijsgeer aangaat en omringt , is gewigtig : want ik pas op voltaire zijne eigen uitdrukking toe , die hij van anderen gebruikt: om groote geesten, zegt hij , eenen newton , eenen fontenelle , e. z. v. te fcheppen, daar zijn eeuwen toe nodig , maar om eenen freron, eenen nonotte, eenen la beaumelle, eenen patouillet , eenen zédenleeraar, eenen cafuist [gewétensgevalkundigen] en meer dergelijken te maken , daar behoort geen meer tijd toe, dan men nodig heeft om een versch eite'koken. Voltaire is een zeldzaam man , heeft beide goed en kwaad gebrouwen; indien zijn hart zo goed was, als zijn verltand, zou hij, zonder tégenfpraak, béter, nuttiger en grooter zijn geworden. Zékere vrouw antwoordde hem eens, aartig, als hij haarmon cceur[mijnhart]noemde: ik had liever, zeide zij, dat gij mon esprit[yai\\\ ver-' ftand] zeide. Doch ik kom wéder tot de gefchiedkundige befchrijving van voltaire , de zédekundige befpaar ik tot eene andere reis. Zijne keuken is zeergroot en wélïngerigt, hij houd eene goede tafel; karigheid befpeurt men nergens bij hem , gelijk hij ook zédert verfcheiden jaaren zijne werken niet meer verkoopt. De boekhandelaar cramer, te Geneve, krijgt alles voor niet van hem ; deze is door lil. Deel. G  9S RÉI ZE DOOR EUROPA den Herken aftrek rijk geworden, hij geeft aan den heer van voltaire alleenlijk zo veele exemplaaren, als hij begeert. Voltaire heeft ook meer, dan hij nodig heeft; hij antwoordde eens aan iemand, die hem vraagde , hoe groot zijn jaarlijks inkomen was: zo veele duizend livres als er verboden Hellingen in quesnels nieuwe testament zijn, dat is 101; maar men meent , dat hij' wel 150 duizend livres jaarlijks inkomen heeft , en dienvolgens is hij een rijke dichter; hij is niet alleen heer van Ferney, maar ook van Pregny, drie kwartier uurs van hier , en van Tournay, allen kssteelen, hij bezit ook het grootfle gedeelte in Chambaify ; daarënboven heeft hij bij zékere vorsten veel geld uitüaan. Zijn geheimfchrijver, de heer vaniere, een geboren Zwitzer, is nu in het zesde jaar bij hem ; hij woont met zijne vrouw regt onder het vertrek van den heer van voltaire , naast de keuken , als hij hem boven wil hebben , dampt hij maar met den voet. Hij doet niets anders dan affchrijven. Voltaire fchrijft eerst alles zelf, en dat zeer wél, zonder bril, dien hij nooit gebruikt, fchoon hij in zijn tagtigfte jaar is ; maar zijne brieven zegt hij den heere vaniere in de pen , en ondertékent ze dan. Hij heeft' eene ongelooflijk Herke briefwisfeling: hij krijgt dagelijks groote pakken brieven, zo wel met den post van Geneve, als met dien van Verfeix. Voltaire houd weinig van de Geneeffche burgers, en zij houden niet meer van hem : hij fcheen het met alle drie de partijen, de Repréfentans, de Negatifs, cn de Naiifs, te houden , en werd van allen gehaat.. Toen een medailleur uit Duitschlancl zijn afbeeldzel graveerde met het opfchrift, dat de heer de la condamine hem uit de Henriade gegéven had : U ote aux nations le ■  EN HET OOSTEN. 99 bandeau de Ferreur [hij ligt den natiën den band der dwaling af] , en de fchroef te Geneve daartoe ter leen kreeg, om zijne penningen te beltempelen , verboden de Geneveezen hem , zo dra zij dit vaers daar op zagen, met zijn werk voordtegaan , en bevolen den mcdailleur, binnen sla uuren het gebied van Geneve te verlaten ; in de daad was er zo veel tijds niet nodig, want in een half uur is men buiten het regtsgébied der ftad. Dus werden er maar tien of twaalf penningen van de eerften gedagen: hij fneed toen een' anderen , waar van hij het ftuk voor zes Fivres verkogt ; doch hier van zal ik reeds gefchréven hebben. De heer van voltaire trekt ook geen voordeel van all' de uurwerkmakerijen hier te Ferney, daar is er in alles over de zestig ; hij neemt maar eene matige huishuur. Het gelijkt hier naar eene kleine ftad, bijna all' de nieuwe huizen worden door uurwerkmakers bewoond, welken vlugtelingen uit Geneve zijn ; zij zijn hier van alle lasten en fchattingen vrij, het welk zij te Gensve en in gansch Zwitzerland ook welzijn, maar hier hebben zij het groot voordeel, dat zij op Fransch gebied wonen, en dus hunne uurwerken te Parijs en alöm in Frankrijk vrij kunnen verkopen , alwaar deGeneeffchen verboden goederen zijn : men arbeid hier zeer wél, de prijs van een gouden zaküurwerk is naar de deugdzaamheid, het geringde tégen \\\ïlouis (Tor. De heer van voltaire doet thans in zijne oude dagen goede daaden, hij neemt de zaak van ongelukkigen met de pen en met dadelijke hulp ter harte, gelijk onlangs die van den heer morangie , wégens de valfche handtekening, en te voren de familie van calas te Touloufe. In een bijzonder huis woont hier de heer florian, die met G 2  ioo R E I Z E DOOR EUROPA voltaires nigt getrouwd is geweest , doch nu zijne tweede vrouw heeft. Veelen zeggen ook, dat corneilles nigt, die met den heer du puis , welke niet verre van hier woont, getrouwd is, heimelijk voltaires dogter is. Met is bekend, dat voltaire haar zijne aantekeningen en beoordélingen over het werk van corneille tot eenen bruidfchat méde gaf, waarover veelen den inval hadden : Mr. de voltaire a marié ia niece de corneille aux dépens de firn encïe [de heer van voltaire heeft de nigt van corneille ten koste van haaren oom uitgehuwd]. Het borstbeeld van voltaire is nu voltooid, en in de Academie Franpoifi geplaatst. Voltaire is naieverig , dat jean jaques de grootmoedigheid bezat , de penningskens der wéduwe toetebrengen: het waren twee of drie kuis d'or, die hij gaf. De koning van Pruisfcn, zegt men, heeft er twaalf gegéven. Men denkt , dat mevrouw denys te eenigen tijde eene groote lijkftaatlie voor voltaire zal houden, dan zal hij een ander graftéken , hooger , dan de bloote piramied inden kerkmuur, bekomen, waaraan geen graffchriften en verfieringen zullen gefpaard worden. De boekerij van den heer van voltaire moet ik niet vergéten, zij is zeer fraai en keurig ; hij heeft het werk van calmet over den bijbel, waarin ik verfcheiden, de nieuwsgierigheid uitlokkende, aanmerkingen zag, door voltaire eigenhandig gefchréven, en tusfchen de bladen gelegd; hier vond ik andermaal hetgeen ik in all' zijne boeken gezien heb, dat hij altijd de zwarigheden oppert, zonder één woord van derzelver oplosfmg en beantwoording te reppen, die in calmet daarbij ftaat; dit is niet billijk. Hij heeft bijna alk ltaliaanfchc dichters, on-  EN HET OOSTEN. 101 der de Franfchen fchat hij racine het meest. Hij heeft boeken in alle wétenfchrppcn en woordenboeken van alle bekende taaien. Zijne meeste boeken zijn in oktavo , in folio heeft hij er maar weinigen, als bayles woordenboek, e. z. v. In de boekkamer heeft hij ook een' opgezetten tijger, die er zo wild en wreed uitziet , als of hij leefde en wilde bijten. Ten befluite zal ik u toch verhalen, hoe wij van daag naar Ferney zijn gekomen. De graaf penna florida en de abt cluvier nodigden ons , om hen hier naar toe gezelfchap te houden, wijl zij geloofden, dat wij, als reeds met voltaire en zijne vrienden alhier bekend, hun toegang zouden kunnen bezorgen : wij vertrokken van de morgen vroegtijdig uit Geneve, om wac tijd voor ons te hebben: wij ontmoetten den heer du rey op weg , niet verre van de ftad, hij had voorgenomen, ons een bezoek te géven, uit beleefdheid keerde hij terug, en maakte met ons gezelfchap naar Ferney: hij deed zijn best bij voltaire, doch hij was ziek , en had indedaad casfia ingenomen tot eene buikzuivering: kortom, hoe gaern de heer du rey deze heeren dienst wilde doen , wijl hij veel agting voor den Spaanfchen landaart , en op zijne reis in Spanjen zeer veel beleefdheid genoten heeft, was het hun egter onmogelijk , hem te zien te krijgen. De heer du rey heeft het naderhand nog verfcheiden maaien beproefd, maar vergeefs; dat de heer van voltaire artzenijmiddelcn ingenomen had, is waar , dit getuigde 'zelfs zijn oude grijze kamerdienaar la vione , die alle bezoeken bij den heer van voltaire ingeleid, en ons nu zeer wél kent; het is reeds twintig jaaren, dat hij bij hem is. Deze weigering verdriet de beide heeren Spanjaarden, G 3  ïoa REIZE DOOR EUROPA zij veragten ze met Spaanfchen hoogmoed , gaan tegenwoordig overal rond, om de kostlijkheden tebezigtigeh, die hier te zien zijn , en ik fchrijf ondertusfchen dezen Jangen brief aan u , wijl ik Ferney toch reeds zo dikwijls gezien heb. Zulk een wijdlopig en omüandig fchrijven heeft alzins verfchoning nodig, er ontbreekt in de levens- en plaatsbefchrijving weinig aan tot een pendant [weêrgaê] van Delsboa illuftrata, indien flegts nog een zéker huis aangeltipt was, fed ne moveas camarinam, het ontbreekt op Ferney aan geen béter voorwerpen. Dat ik nu eindig , hebt gij mevrouwe jennings te danken, wij zijn te middag bij haar ten éten verzogt, dit is oorzaak , dat ik zo haastig en zonder orde daarheen gefchréven heb, zo als het mij is voorgekomen. De berigten zijn nogthans nauwkeuriger , dan het geen ik voor drie jaaren fchreef, het welk hier door verbéterd kan worden; maar niets kan veranderd worden in de onveranderlijke vriendfchap entoegenégenheid, waarméde ik bene.z. v. Nafchrift. Dit mag ik niet vergéten, dat de heer du rey een vertrouwde vriend is geweest van jean jaques, dus heet immers de heer rousseau in gansch Europa , en lang met hem te zamen in Neufchatel gewoond heeft; hij fchat zijn voortrellijk hart ongemeen , en heeft het ménigmaal gewaagd , zijne partij aan voltaires tafel te trekken. Hij is er juist tégenwoordig geweest, als een Malteesch ridder, de heer saint benoit , bij den heer rousseau kwam, en hem eenen brief van den generaal paoli bragt, waarin hij hem verzogt, om wetten voor het eiland Karfika outeftelien: de zaak kwam rousseau in het  EN HET OOSTEN 103 eerst verdagt voor, wijl hij meende , dat men met hem wilde fchertzen ; maar toen de ridder eigenlijk zo lang bleef, om zig geloofwaardig te maken , en te bewijzen , dat zijne zaak egt , en de brief van paoli was, vraagde rousseau , welk eene regé* ringsvorm de generaal paoli in den zin had; zeggende, dat, indien hij eene alleenheerfching of eene adelregéring bedoelde, hij zig niet daarmede kon inlaten ; maar , zo hij eene volksrcgéring verkozen had , dat hij dan voor hem zou arbeiden. — Op het afbeeldzel van jean jaques heeft de heer nu rey dit vaers voor de vuist gemaakt: Om/, Rousfeau, tonportrait dans Texil que f endure, Est un don ausfi cher a mes yeux qua mon cceur, 77 repare, il efface £f vange fon injure; Je vois un Aristide, unfage, un grand auteur, Plus malheureux que mol, plus digne de bonheur. Je baife ton image, &me plains fans murmure. Op het afbeeldzel van rousseau, ondereen gekruist Christusbeeld boven de tafel hier op fhrneyj heeft de heer du rey het volgend koppeldicht gefchréven: Ante mêós oculos pendet Tua, Rufe, tabella, Pendentis colitur fic mihi firma Bei. Doch de heer van voltaire in zijne afwézendheid oP zijne kamer komende, haalde het laatlledoor, en fchreef een ander in de plaats , waar uit dit koppeldicht werd: G 4  104 REIZE DOOR EUROPA Ante meos oculos pendit Tua, Rufe, tabella, Sed cnr non pendet vera figura viri? De heer du rey kende aanftonds , bij zijne te huiskomst , voltaires booze hand , doch zweeg ftil en- liet niet blijken , dat hij de verandering gemerkt had. Men vertelt hier het geen ik te voren nooit gehoord heb , dat namelijk de heer rousseau reeds lang eenen- zoon had bij zijne vrouw le vassor , en wel lang voor de filofooffche bruiloft in Dauphiné. Voltaire verfchooat rousseau nooit als hij aan hem geraakt, zo min als den heer freron en anderen, die zig onderftaan heieben , anders te denken, dan hij. Op een' tijd verhaalde iemand aan voltaire, dat lucretius gefchréven had, dat eene (lang haar vergift verliest, als men op haar fpuuwt: hem! zeide voltaire, dat kan niet waar zijn, doch ging in zijn kabinet, doeg lucretius op;, en vond de plaats ; aanftonds nam hij de pen en fchreef in zijn fottt'fier: Lucretius fchrijft, wanneer men op eene (lang fpuuwt , verliest zij haar vergift ; men beproeve op freron te fpuwen, en zie, of het waar is. Sottifier noemt hij zijn zakboek , waarin hij vaerzen, invallen, zotternijen, en dergelijke gedagten dqor elkander , zo als zij hem in het hoofd komen, aantékent; in het Italiaansch héten zulke boekjes taccuino, ook zibaldone. Mij dunkt, dat voltaire groot gelijk heeft , het zijne fiottifer te noemen, denominatie fit a potiori; de zaak kon niet anders , dan met een nieuw woord , genoemd worden, zulk een ongemeen fchrijver heeft dit regt. Een  EN HET OOSTEN. ïoj prédiker,bij ons hield zig bij de oude waereld , en noemde zulle een boek alkoran. Hier diende ik u wel eene ménigte van voltaires vaerzen, puntdichten, invallen, e. z.v. te zenden , maar zij kunnen niet vroeger gezegd worden , dan zij reeds in Franfche maandwerkjes en nieuwsberigten gedrukt zijn , en hier zijn zij onder zo veele fchraale Hukken, waarvan dezelven anders vol zijn, regte lekkernijen voor de lézers. Indien ik wist, dat gij voltaires vaerzen op gustaafs groote daad, welken in het journal Encyclopedique van den i5den 5 november 1772. gedrukt zijn, en waarover voltaire thans niet voldaan is , wijl hij ze te flauw vind, waarom hij ze mij ook niet eens wilde géven , nog niet gelézen had, zou ik ze u névens veele andere zaaken zenden, gelijk ook zijn Epitre aan den heer marmontel, dat reeds in At-Mercure de France gedrukt is , als méde zijn vierling op het afbeeldzel van de markgraavin van pompadour, dat zij zelve gefchilderd en aan hem vereerd -heeft; een dergelijk op de graavin du barr.y , die hem twee kusfen met den heer de la bordes zond; een ander op haare beeldnis op de fnuifdoos van den heer de la bordes , névens veele anderen: zodra gij mij maar laat wéten, welken gij niet gelézen hebt, en gaeni zond willen hebben, zijn zij tot uwen dienst, anders zou ik zomtijds weinig dank kunnen behalen , indien ik het papier met bekende zaaken vulde. Maar een vierling op de hertogin van wurtemberg is te nieuw , om u bekend te zijn. Zij zat naast den heer van voltaire aan de tafel, toen zij onlangs, den 7den van herlstG 5  io6 R E I Z £ DOOR EUROPA maand, des avonds, bij hem ten éten was. De beer van voltaire noemde de hertogin altijd : Votre Altesfe; doch de hertogin zeide eindelijk tot hem : Tu es mon Papa, je fuis ta fille, & je veux être appellée ta fille [Gij zijt mijn papa, ik ben uwe dogter, en ik begeer, uwe dogter genoemd te worden]. Voltaire nam zijn potlood uit den zak , eischte, eene kaart, en fchreef daar op: Ah', le.beau titre que voila! Vous me donnez la première des places, Quelle familie j'aurols ld! jfe ferois le Pere des Graces. Hij gaf de kaart aan de hertogin, die hem daar voor omhelsde en kuste. Voltaire is een zeer groot vleijer der geenen, die groot gezag hebben , en aan het roer zitten : niemand fcheen den hertog de choi • seul zo hoog te fchatten, als hij, en nooit was er gebrek aan vaerzen en lofgedichten. De hertog begunstigde hem ook ongemeen; doch met zijnen val viel ook voltaires hoogagting; dit wist de hertog wel: toen zijn nieuw huis op Chanteloup gebouwd was, en men hem vraagde, wat voor eenen weerhaan men op het dak zou zetten ? zeide de hertog: „ zet er eenen voltaire op." Dit gefchiedde ook, en de kopij, zegt men, is het oorfpronglijke zo treffend , en zelfs daarin gelijk, dat dezelve zig naar alle winden draait. Of voltaire in zijn hart eenen goeden vriend heeft, en of iemand voltaire van harte toegedaan  EN HET OOSTEN. i©7 is, daar twijfelen veelen aan. Ik heb bij sbneka gelézen: ama, ut ameris. Veelen hebben mij gezegd, dat hij geen opregt vriend heeft, dus heeft hij zijne tagtig jaaren flegt geleefd , indien hij niet een eenig hart daarin gewonnen heeft. Voltaire heeft zig rijk aan geld, en arm aan vrienden gemaakt. Juvenalis fchijnt hem, in het twaalfde fchimpdicht, op het eind, gefchetst te hebben: Vivat Pacuvius, qu Geleerd genootfchap te Laufanne. ■ Van de Zwit- zerfche militie. Van eenige natuurlijke voordeelen en bijzonderheden des lands. — Van den bisfchop van Broglie. Laufanne, den nden October, 1773. eerlle kennis, die wij , hier, maakten, was met den beroemden tissot ; want te Laufanne te wézen, en den heer tissot niet te kennen, dat is te Rome wézen en den paus niet zien; wij zijn zeer gelukkig, dat wij om onze; gezondheid eigenlijk zijnen halve niet behoeven herwaard te komen, gelijk veele anderen, die van alle oorden van Europa, voornaamlijk uit Frankrijk, herwaard komen om deze vraagbaak wégens-hunne krankheden raad teplégen; want onze gezondheid is zeer goed, een voorregt dat wij in all' deze jaaren genoten hebben, hoe dikwijls wij ook van lugtltreek veranderd, en welk een' geruimen tijd wij ook eene warme lugt, ongewoon voor Zweeden ingeademd hebben. Van den heer tissot kan men zeg, gen, het geen cicero van eenen regtsgeleerden zegt: est enim Domus Iurisconfalti oraculum totitts civitatis, [het huiseenes regtsgeleerden is de godfpraakderganfcheiladj men behoeve maar te zetten domus Medici [het huis van ten' Arts] ; maar hij is ook in de daad zeer met bézighe»  EN HET OOSTEN. lil¬ den overladen. Hij is vriendlijk, gedienstig en geleerd; vraagt veel naar den ftaat der geleerdheid in Italien en Zweeden. Kortlings had hij van mevrouw e.osen van rosenstein den rouwbrief op het overlijden van onzen Zweedfchen hippocrates bekomen, dien hij zeer betreurt; hij zegt, dat hij zijne verdienste ongemeen hoog. fchat. Insgelijks fpreekt hij met zeer veel hoogiigting van onzen dioscorioes [liniwe d'un fouverain, qui a emportê tous les, coetirs de ceux, qui comme mot ont eu le bonheur de lui faire leur cour. [Het fmert mij oneindig, mijne heeren! u gekend te hebben, zonder uwe tegenwoordigheid lang genoeg te mogen genieten, om nut te trekken uit all' de kundigheden, die gij verkregen hebt op de reizen, welken gij hebt wéten te doen, en die onfeilbaar ten voor-  EN HET O O S T E N. ,3l deele van een vaderland zullen (trekken, voor hetwelk dc Franfchen zo veel agting hebben, en van eenenibuverein, flie all' de harten ingenomen heeft van hun, die, gcüjk ik, het geluk gehad hebben, hunne opwagting bij hem te maken.] Als de heer de brogue zijne gezondheid wéderkrijgt, gelijk dit de hartlijke wensch van een' ieder is, .zal zulks het vertrouwen van den heer tissot zeer doen. toenemen. Wij hebben hier ook kennis gemaakt mee den baron de montolieu, ridder der krijgsorden van den heiligen kar.el van Wurtenburg, een' vriendlijk' en kundig'' man. Genoeg voor Laufanne en dezen brief. VIJF EN VIJFTIGSTE BRIEF. Reis van Laufanne door Freiburg naar Bern , Wiflisburg Murten. Taalüitfpraaken in Zwitzerland. ^ Beenderen der verflagen Bourgondiërs bij Murten. Vergelijking yan Zwitzerland met Zweeden. Be- rigten van Bern, inzonderheid van de regèring. . -y Volksmenigte van Zwitzerland. Bern, den I3den Ö&ober, 1773. n Laufanne reisden wij den kleinen Jura af, en kwamen door een woud, dat volkomen Zweeden geleek. Wij zagen hier voor de eerfte maal, zédert dat wij het vaderland verlaten hebben, gardesgarder en grin* I 3  jji RÊlZE DOÖR EUROPA dar (*); de weg is fraai, efi de akkers wél bebouwd. Wij kwameri door de ftad Menden , in het Latijn Melodumm, welke niets merkwaardigs voor nieuwsgierige oogen bevat. Over den vloed Broyn is eene fraaije brug, voor dat men te Peterlingen, eene kleine ftad, insgelijks in het kanton Bern , komt. Van hier kwamen wij door een gedeelte van het kanton Preiburg, dat wél bebouwd is', de akkers (tonden groen, en de velden waren vervuld met kudden. Vervolgens irt de ftad Ai'enches, in het Latijn Aventicutn; doch'indien ik ze it in het Iïoogduitsch genoemdhad, zoud gij mij, zonder naarzoeken, nauwlijks verftaan hebben, want het belieft den Duitfcheren, haar Wiflesburg te noemen, het welk eene misgeboorte van naam is, die naderhand eene misgeboorte van gefchiednis of verdichtzel van eenen ÏViflis en dergelijken ter waereld gebragt heeft. De Duitfchers radbraken al veeltijds naamenvanplaatzert, gelijk Feuedig in plaats vaüFenetia (t)J (*) Gardesgat der luid, in és gemeene uitfpraak, bijna als Jcrsgholar, en zijn , in Zweeden, eenefchieralgemeen gebruikte befchutring der velden , weiden en zelfs der meeste, dikwijls zeer wijd uitgestrekte, wouden van fchuin gefielde grof bewerkte korte dennen latten, die aan loodregte in den grond geflagen paaien Vastgemaakt zijn. érindir zijn hekkens, welken men daarin maakt, en die insgelijks van latten zijn. (f) Wij Duitfchers bekennen en veroordelen thans dit misbruik, misfehienis dit reeds het begin der verbetering., Grieken en Latijnen hebben het ens geleerd , en onze fchrandere nabuuren maken het nu nog veel erger. De Noordfche taaien zondigen ons gemeenlijk hierin Ha,  EN HET OOSTEN. ï33 maar bier in Zwitzerland hebben zij het privilégie, voor zig genomen , om ze geheei te herdopen. Deze ftj • *6 merkwaardig wegens haare Roomfche oudheden. Hier STOore muilen van wit marmer, muuren van eenen tempel, ingelegde werken, waarvan het grootfie gedeelte naar Bent overgebragt is; de oude lïad lag een klein end Wegs van de nieuwe. Met dc befchrijving dezer oudheden zal ik mij niet ophouden , wijl de heer schjiidt eene breedvoerige, in vier deelen in 4to, met koperen plaaten , uitgegeven heeft, waarvan ook een nieuwe en vermeerder.tie druk uitgekomen .is. Eene aanmerking, welke nog niemand gemaakt heeft, zal ik hier invoegen, datingansch Zwitserland geen wjt marmer gevonden word , en bij gevolg deze pilaaren en groote marmeren plaaten uit andere landen door d.e Romeinen herwaard.gebragt zijn, gelijk dezelven nooit te kleinmoedig waren, om de zwaar(le dingen te ondernémen; men denkc flegts aan de verbazend groote pronkkégels (obelisken) van graniet, die Zij uit ggipttn overvoerden, en dat wel in eenen tijd» toen de icheepvaart zonder kennis van de magneetnaald en het kompas nog zo onvolmaakt was; het wit marmer hebben zij waarfchijnlijk uk Italië daar heen gebragt, Hier is de laatfle plaats, waar het Fransch de landtaal is; deihd Mor at, Murten, daar wij naderhand doorkwa' men, is de eerde, daar men Hoogduitsch fpreekt: deze iïéden liggen maar vier kleine Franfche mijlen van elkander. Maar noch het Fransch op de eerlte, noch liet Hoogduitsch op deze plaats is goed; op de grenzen kunnen de taaien niet zuiver en ongemengd zijn; zo gaat het cvenU in dc wacreld, uit de vermenging van beiden qbn 13  I34 REI ZE DOOR EUROPA ftaat altijd eene derde taal. In dit opzigt word het Hoogduitsch,* zo als het overal in Zwitzerland gefproken word , alleen voor eene bijzondere taalüitfpraak gerékend. De" Zwitzers hebben niet alleen eene harde uitfpraak, (hunne k en ch halen zij diep uit dc keel, nog meer dan de Arabiërs) maar ook de woorden zelve zijn verfchillende. Veele Opperduitfchers, die hier heen gekomen zijn, en hunne taal gefproken hebben, heeft men riet kunnenverftaan; zommigen hebben gemeend, dat zij Fransch fprakcn, zij hebben vertolkers moeten gebruiken. Zo hebben Zwitzers mij gezegd, dat, hoe lang zij zig in Duitschland opgehouden, en wat moeite zij gedaan hadden, om zuiver te fpréken, had men hen nogthans aan hunne uitfpraak aanftonds voor Zwitzers gekend, Men kan niet het zeilde van het Fransch zeggen, gelijk het te Geneve, Laufanne,Ncufchatel, hoor verleend heeft, droog of ftil geweest is, endergelijken. Waaraan wij dit toetefchrijven hebben, of aan zijne téderheid jegens ons, dat dnze paallooze nieuws- en Weetgierigheid hem raakt, welke met onze reizen toeneemt; dan of hij het doet, om dat hij ziet, dat wij hem zo hoog agten en beminnen, aina ut ameris; [bemin, om bemind te worden] of ook om dat wij Zweeden zijri,; en hij dc ZWeedfch'e'tnal zeer wél verftaat, en zeldert iemand uit Zweeden ontmoet, met wien hij van de groote daaden des konin«sö ('staaf, Van onze beroemde lands* genooten, unnAeüs, Wallkrjcs, iiirr , wangcntjn, en anderen, kan fpréken, dan of hij een wéderzijdsf vergenoegen fchept, ons van onze reizen en kenuisien te b.0'  EN HÉT OOSTEN. i45 noren fpréken, fchoon ik in zijn gezelfchap altijd meer hoor dan fpreek, om van een' man van zulk eene'uitgeleidde geleerdheid des te meer nut te trekken; dan of het om eene andere réden, uit onderlinge genégenheidof zo iets zij, kan ik niet zeggen: genoeg, dat wij zo gelukkig zijn, dagelijks eenige uuren zijn gezelfchap te genieten. Haller is, zonder tëgenfpraak, de grootde en verftandigfte man, dien wij op all' onze reizen ontmoet hebben. Het is niet minder moeilijk, te zeggen, wat hij Weet, dan wat hij niet weet; ik heb hem in zaaken, daar ik niets verwagtce, éven zo ervaren gevonden, als in de vvétenfchappen, waarin hij bij de geheele wacreld voor een' meester bekend ftaat, ontleedkunde, fteenkunde, dichtkunde, natuurkunde, e. z. v. Hij verdaat de Periil'che en Chineefche gefchiednis, en kent all' de Oosterfche landen, gelijk hij het Noorden kent. Ik del, te huis, menigerlei vraagen op over allerlei doffen, waar ik zwarigheden vind: hij lostze alien zo wél op, dat ik ïibg geen grond bij hem heb kunnen peilen. Ik ben het zékerhjk ook niet, die wil of kan ondernémen , de diepte van eenen haller te peilen. Het Zweedsch heeft hij te Gdttingen van den lieer roscen-, Leblot te Gothenburg, geleerd. Hij heeft al de réden voeringen en memoriën gelézen, die, bij gelégenheid van den laatden rijksdag, te Stokholm gedrukt zijn. Hij vind de rédenvoering des konings met voortreflijke, fraaije en manlijke gedagten verfierd, in de andere rédenvoeringen vind hij veel gematigdheid; ik zie daaruit, zegt hij, dat zij, die in de denden en in de bezendigen de pen gevoerd hebben, bekvvaame mannen zijn geweest, en zelfs in de grootde hitte derparIII. Deel K  I46 REIZE DOOR EUROPA tijfcbappen veel koelheid bezéten hebben: hij vind de wétfprékendheid in Zweeden zo hoog geftégen als in het Engelsch parlement. Hij heeft den Ulphilas ook gelézen, en daaruit geleerd, dat Hoogduitsch en Zweedsch eertijds ééne taal geweest zijn, en zig naderhand afgezonderd hebben, terwijl déze één deel der woorden en géne een ander genomen heeft, en beiden nog veel gemeen hebben: in het Zweedsch heeft hij veele woorden opgemerkt, die hij in liet Hoogduitsch niet heeft kunnen vinden, als ost, kaas, boskap , vee, pecus. Hij is van gedagten, dat alle taaien van ééne oorfpronglijk zijn. In de&bedorveii taaluitipraak, die door den gemeenen man in Wallisland, daar hij zig lang opgehouden heeft, gefproken word, heeft hij Hebreeuwfche woorden gevonden, als af are, ademen, fnuiven, van ty» neus, zo ook in het krsch. De romans, die hij gefchréven heeft, zijn enkel ftaatkundig; doch het was niet om romans te fchrijven, noch minder om zékere gebréken van zijn vaderland te hékelen, dat hij ze fchreef, maar alleenlijk om bij flaaplooze nagten zig den tijd met ernftige voorwerpen aangenaam te verkorten. Zo werden zijne brieven over den godsdienst op zondagen gefchréven ; zij waren aan eenen zieken vriend, die aan de gewigtigfte waarheden twijfelde, doch veranderd werd, en in béter overtuiging ftierf. In'zijnen roman Ufong fchetst hij eenen onbepaalden vorst, doch eenen goeden onbepaalden vorst, die, deT «odbeid geiijk, alles volgens zijnen onbepaalden wil doet, maar niets dan goed wil;dit zijn degrondftdhngen waarin hij opgevoed moet worden. In den Jifidd word een bepaald monarch afgebeeld, die altijd naar de wetten wil handelen, goeddoet, en de meuichen ouder zijne regé  en het oosten. i47 frirtg gelukkig maakt. Deze roman is nu te Göttingen, gedrukt, maar nog niet uitgegeven; zijn oogmerk is daarin geweest, om liet contraB focial van den heer jean jaques te weerleggen, waa.'in deze zegt: aangezien de vorst zijne magt van het volk gekregen heeft, kan hetzelveherri die magt ook wéér ontnemen, zo dra het zulks goedvind, zelfs wanneer de vorst niets kwaads doet. Zulk eene ftelüng kan eenen goeden vorst kwaad en gewelddadig maken, want hij zal het volk zoeken te onderdrukken, om zig zeiven in zékerheid te dellen. Een derde roman,Fallus en Cato, dien hij ook gefchréven heeft, is nog niet. gedrukt; hierin fchildert hij een gemeenebest van de goede zijde befchouwd, zo a!s het' behoorde te zijn, metgoede dadelijk in agt genomen wetten, met eene niet in losbandigheid verbasterende vrijheid (ƒ). Haller is zeer voor eene goede adelregéring, de volksheerfching begunftigt hij niet zeer. Hij zeide eens jégens ons: „ in Zwee„ den heeft men nu alle regéringswijzen beproefd, wij „ zullen zien , of deze laatdc zal gelukken; onder zulle eenen goeden en wijzen koning kan het niet anders dan „ goed gaan. " Maar uit het Vauxhal in Gothenburg, waarvan hij onlangs in dc nieuwspapieren gelézen heeft, beiluit hij geen rijkdom, maar verdorven zéden; hij haat pragt, en vreest, dat Zweeden in pragt en hovaardij, die de zéden onderdrukken , zig eenen ondergang bereid. Hij maakt veel werk van Zweeden, en gelooft, dat de geleerdheid in ons land bloeit. Het was ons zeer aangenaam , zo veele voortreflijke loffpraaken op onzen opper- (ƒ) Peezeis ook in het Hoogduitsch gedrukt, te Bern ea Göttingen, in 1774.. in 8°- K a I  14* RE1ZE DO CR EUROPA geneesheer en ridder LiNN.Eusuit zijnen mond te horen; anderen hebben ons willen diets maken, dat hij de zwakheid heeft, naijverig over hem te zijn; weg daar meê, qui invidh minor [wie benijd, verlaagt zig]: de wijze» op welke de heer euffon en de heer adanson gehandeld hebben, behaagt hem niet: „ men riceme de kruidkun„ de en de geheele natuurlijke gefchiednis, gelijk ze om„ trent het jaar 1736 was, en zo als zij nu is, dan ", zeide hij, „ zal men de verdiende van den heer linn.e„ us zien". Hij heeft ongemeen veel hoogagting voor den hoogleeraar en ridder wallerius; hij heeft deszelfs laatfte uitgaaf van de delfftof kunde gelézen, en vind ze ■ zeer wél, maar het Latijn is niet van zijnen fmaak. üe brieven van den heer ferber, over Italië, heeft hij gelézen. Hij prijst hem zeer , ook vind hij, dat hij in veele (lukken van de grondbeginzels van den heer walijérius afwijkt, bij voorbeeld daarin, dat de porphyr uit volkaanen en vuurbrakende bergen onlftaat. Aan het werk van den hoogleeraar bergman geeft hij grooten lof. Den geheimfchrijver en ridder wargentin draagt , hij eene bijzondere agting toe t en ontvangt zomwijlen brieven van hem. Hij zegt, dat het jammer is, dat de heer van dalin er niet toegekomen is, om de gefchiedenis van gustaaf adolf, zulk eenen grooten koning en held, te bdfehrijven. Hij vraagde, of de kanfelaarijraad schönberg de gefchiednis van den heer van dalin vervolgt? Het begin onzer gefchiednis vind hij beuzelagtig en onzékcr, en het afnémen van het water niet wél bewézen. Hij fprak ook van en heeft den Zweedfihm Merkuur met genoegen gelézen. Bussers befchrijving van Upfal heeft bij insgelijks gelézen.  en HET o o s T e n. i4j> Hij feest, bijna alle Zwecdfche fchriften, die in het jicht en hem in de hand komen,zo is het ook metItaliaanfche, Hoogduitfche, Fraufche en Engeffche werken. Hij heefc geen woordenboek in deze taaien, hoe verbazend groot zijne boekerij ook mag wezen; hij zelf is een lévend woordenboek, heefteen ongelooflijk geheugen, onbegrijplijk veel gelézen, een lévendig verftand en een goed hart:van. geftalte is hij groot, lang en rédelijk gezet, .heeft een groot hoofd, rond en vol aangezigt en hoog voorhoofd , groote blaauwe oogen vol vuur, (preekt met een' vriendlijken toon, en heeft een lachend wézen, zegt dikwijls aartige en zinrijke invallen, kortom, bij is waarlijk een groot, fchoon man, dien men in het Fransch uit bel hom* me noemt: hij zit altijd in zijne boekkamer aan eene groote langwerpige, met boeken en papieren beladen tafel; hier is het, dat hij vreemden ontvangt. Ik heb dit orakel naar een nieuw uitgekomen boek gevraagd, dat ik nu juist lees: de natuurlijke gefchiednis van ILheücn in de oude waereld , gefchréven door gottlieb sioismom) Giut.ner, Bern 1773- 3° , waarin , met veel waar fel lij n 1 ij U li eid , beweerd word, dat ganscli Zwitzcrland eertijds eene diepe zee is geweest, die de Alpen, de Jura e. z. v. tot oevers had. Haller. vind de bewijzen niet bondig, wijl de fchelpen en ammonshoorns, waarop de heer crünbr zijne Helling grond, tot eene veel grooter hoogte gevonden worden, dan de hoogte van den geheelen berg Jura bedraagt; daar tégen vmd men wéderont de fchelpen laag aan den Jura en bijna te midden aan den berg, en de Alpen léveren in dezelfde parallel en gezigteinderlijke lijnen niets, dat daar naar gelijkt; dus moet men fcelluitea, dat, indien het eene zee geweest was, die tot K 3  ï5o REIZEDOOR EUROPA de hoogte (leeg als de verfténingen op de Alpen, zij de* berg Jura, gaiiFch Frankrijk, en nog veelmeer zou moeten overltroomd hebben. Heeft iemand de Zwitzerfche gebergten wél onderzogt, zo is het haller: hij vind, dat de laagften uit cos, zandlteen, of moiasfa, welk hetzelfde is, beftaanj die wat hoogcr zijn of dc middcnmatigen, als de Jura, zijn kalkfteen en marmer, doch nooit witmarmer, weikin gansch Zwitzerland niet gevonden word. Bergen van 6000 voet hoog, als dePyreneën, beftaan uit Schist of fchaliën; de waare Aipen uit quarts met mica vermengd, la gansch Zwitzerland is niet het rninfte merk téken van vuurbrakende bergen, nogthans vind men er porphyren; doch hij gelooft ook niet, dat deze fteenfoort eene werking van het vuur is, gelijk de heeren cronsteqt en ferber zeggen; voor het overige weet hij ook niet, of het dezelfde foort is, daar de heer ferber van fpreekt. Rood marmer vind men genoeg bij Roche, de ganfche ftad is er van gebouwd, zo wel als Jigle. Haller heeft eene gehecle andere theorie van de buitenfte zamenftelling des aardkloots, dan anderen daarvan hebben. De gedagtevan den heer ferber. Vind hij zeer goed, doch gelooft, dat zijn en onze gemeene vriend, de heer arduini te Venetië, daarin geen gelijk neeft, dat hij fchaliën tot de bafis der bergen maakt 5 éven zo min ftemt hij den heer ferber daarin toe, dat alle mèïféfl in de gedaante van een crater of bekken door brandende bergen gevormd zijn; hij denkt, dat zij uit bergen ontdaan zijn, welker voeten door ftroomen en beeken vernield zijn geworden, dezen hebben losfe aarde, klei of gips weggevoerd, waar door dc bergen neergezonken zijn, en dus een meir gevormd hebben,  EN HET OOSTEN. 15* 11; heb haller de zwaarfte twijfelingen médcgedeeld, die ik mij uit de gefteldheid van de oppervlakte der aarde gemaakt had, om ze met onze aangenomen gefchiednis der aarde te vergelijken, want hier vond ik den man, naar welken ik zo lang verlangd, doch tot hiertoe vergeefsch gezogt had. Hij zeide mij lachende, dat zijn geest tot eenen Kerken geest te zwak was. Hij vind, gelijk ik, dat de zwarigheden, die uit de natuurlijke gefchiednis genomen worden , de grootften zijn; om dezelven optelosfen, gelooft hij, dat verfcheiden algemecne vloeden, ten minsten twee, de aardeoverftroomdhebben; nogthans hebben de hoogfte toppen der hoogfte bergen geen merktékcns, dat daar water geweest is, en évenwel is het driemaal hooger gegaan , dan de Jura: deze vloeden hebben fchelpen van de Antilks naar Europa gevoerd , gelijk de flrombi, die hoog op de ijsbergen, daat geen mensch kan wonen, verfteend gevonden "worden. Vcrfteende fchelpen in kristallen op bergen bewijzen meer dan eenen vloed, ten minsten is het water cr tweemaal geweest, eerst nm de fchelpen , en naderhand om de quartsdecltjes daar heen te fpoeien , die de kristallen vormen. Hij gelooft, dat de bergen toen week of een bolus [pap] geweest zijn, en dat dus de fchelpen en visfchen daarin konden vast worden. Daarmen nu bewijzen heeft, dat overal water is geweest, en dat geen menfcheil hebben kunnen léven in de koude, welke op de topper! der hoogfte bergen heerscht, en daarenboven aldaar ook geen onderhoud voor hun zou geweest zijn, zo is het noodzaaklijk gevolg, dat zij van Gor> gefchapen zijn:eert .nieuwe en fterke grond tégen die, welken bewéren, dat de menfehen zo wel als alle andere fchepzels altoos op dea K *  152 REIZE DOOR EUROPA aardbodem waren geweest , en eene onüindige reeks van oorzaaken onderflellen; dit bewijs breekt de kéten, en maakt god alleen tot den eersten fchakel- Moses zelf fielt twee groote vloeden vast, eenen iu de gefchiednis der fchepping, den anderen ten tijde van noacii. Haller is van gevoele, dat de waerelct lang te voren gcfcbapen , en de mensch lang daarna daar op geplaatst is. Betreflende de zes dagen, zo moet men, volgens hallers gedagte., door dag een lang tijdperk, misfehien duizend jaaren verdaan: een gevoelen,dat de hoogleeraar der godgeleerdheid vernet, in zijn gefchrift Commentatio deOrttt Mundi Juxta mosen, Genera: 1770, 8 0 , ook verdédigd heeft; indien het maar ééncn dag geweest was, zouden de dieren all' de planten verteerd hebben, die nog klein geweest zon. den zijn, en geen tijd gehad hebben om te groeijen, de Vleeschvrétende dieren, zouden met elkander ras omgekomen zijn, e. z. v. Ik vraagde hem, hoe hij de overige verfchijnzels op de aardfehors verklaarde, wanneer de werkingen van vuur en water, tonen, dat zij met elkander vervvisfeld zijn, dat eene bedding,door de ééne hoofdliof voordgebragt, met die, door de andere voordgebragt, afwisfelt, en dezelven boven en om elkander liggen? Hij gelooft niet, dat overal vuur geweest is, want men vind het febier nooit midden op het vaste land, maar altijd nabij de kasten der zee, en op"eilanden. Om de gemelde verfchijnzels te verklaren, nam hij het eiland iscHrA, niet verre van napeis , tot een voorbeeld: het is van eenen branden-, den berg ontdaan, die nu opgehouden heeft; wat zou bei letten, dat de zee oprees en het overftroomde, of dat het eiland, door zijne zwaarte, iu de zee neerzonk, en vis, fchen, fcheipen e. z. y. daarop kwamen, cn naderhand.  EN HET OOSTEN. 153 een andere volkaan hetzelve wéér naarboven dreef? De ejianden Santorini, in den Archipel, zijn op deze wijze door eenen volkaan opgedreven, naderhand is er één van verdronken, komt het nu wéderom boven, dan zoumen geloven, dat het ouder was, dan de anderen, enwelwégens de fpooren van vuur, en dan van aarde, ook dat het te voren bewoond geweest, andermaal verdronken en met fchelpen weer boven gekomen was, e. z. v. Doch het zou te veel zijn , indien ik onze gefprekken in al de kostlijke uuren , die wij van zulk een' man genieten, wilde aanhalen. Hij fphrijft all' de artikels tot de natuurkunde tPhyfiologia) en onrleedkunde in de Encyclopedie, die te Tverdon in kwarto gedrukt word, waarover de heer FELicii eontana, een Italiaan, het opzigt heeft, en zig rijk daar door maakt: er zijn reeds vier en twintig deelen gedrukt, en men is eerst aan de letter I. Haller heeft niet eer begonnen (lukken te zenden, dan met de letter F. Te voren had hij verfcheiden artikels voor de Parijfche Encyclopedie gefchréven , die thans te Gerieve gedrukt word, namelijk voor de fupplementen of bijvocgzels; daarenboven heeft hij all' de (tukken, die tot de natuurlijke gefchiednis behoren, verbéterd, welken in de eerste uitgaaf zo gebrekkig waren; maar, toen men ondernam, zijne gedagten dikwijls re veranderen, inzonderheid, als men iets van den godsdienst daarin vond, hield hij op met zenden , wijl haller noch godvergéten kan denken noch fchrijven; nogthans heeft hij tot F. in de bijvoegzels gefchréven: wie dus hallers gedagten van A. tot F. wil hebben, moet de Geneet'fche uitgaaf in folio, en van daar af de Yverdonfche lézen. Thans laat hij brieven van geleerden , aan hem, drukken, twee deelen zijn reeds uit-  154 REIZE DOOR EUROPA gekomen onder den titel: Epistolarum ab en/dit is Pirisad hallerum fcriptarum. Pars I. Latino;, Fol. I. EpistO' ie CXCIF, feriptce ab Anno 1727 usque adAnnum 1739. Bernce 1773. Smntibus Societatis typographica. in 8 0 . Dit deel is den beroemden hooglceraar gaubiu.? , te Leiden, opgedragen: daar is er verfcheiden onder van den beroemden heer linn^eus , één van boeriiave, verfcheiden van den heer roseen en den heer bock. All' de brieven zullen ia deelen uitmaken, de cerfte zes zullen de Latijnfchen , en de zes volgenden de Hoogduitfchcn, Engelfchcn, Zweedfchen, Franfchen en Itaüaaufchen bevatten. Ménig een zou zomtijds niet te vréden zijn, zijne brieven ili het licht te zien verfchijnen, doch haller heeft het geen zékere perfoonen en bijzondere zaaken raakt, weggelaten (5.) Hallers werken, gedicliten, flora Alpien en Helvetica, Phypologia, Anatomia e. z. v. zijn te wél bekend, om hier als nieuwigheden genoemd te worden. Hallers léven door Dr. zimmee.man, den fchrijvcr over den volkshoogtnoed, gefchréven, hebt gij, ongetwijfeld, reeds gelézen. Het heeft mij meer dan eens verdroten , dat een linn^eus zijnen zimmerman nog niet in Zweeden, gelijk de heer haller den zijnen in Zwitzerland gevonden heeft: doch dat zal wel komen. Zal ik van de ménigvuldige en grondeloosdicpe geleerdheid van den heer van haller nog meer zeggen? Ik geloof, dat gij liever ziet, dat ik als anekdoten cenigen van zijne perfoonlijke omllandigheden, die meer of minder (5) Van de Hoogduitfche brieven van geleerde mannen aan den heer van haller is, in 1777, te Bern, het eerfte honderd «1 uitgegeven.  EN HET OOSTEN. 155 bekend zijn, melde. Haller is te groot, om van Liliputers gezien, gekend en bemind te worden : hij komt mij voor als te hoog op eenen berg of in de wolken geplaatst, om zonder verrekijker gezien te worden; fchoon zommigen ook oogen hadden, die daartoe gemaakt waren , zouden zij évenwei zulk eenen waarheidlicvenden man, die niet weet te vleijen, den hoveling te fpélen, die . al wist hij het ook , het nogthans nooit wilde doen, zo zeer ligt hein de waarheid aan het hart —- niet weêr willen kennen. Hij is lid van deri grooten raad , zéden dat hij, in het jaar 1753, van Göttingen gekomen is; hij is meer dan eens op de benoeming geweest, om lid van den kleinen raad te worden, maar, het zij noodlot of ondankbaarheid zijner landgenooten omtrent zulk een» groot' profeet, onder hen geboren, of beiden te gelijk hem tégen geweest zijn, het is genoeg , hij is, het geen hij altijd geweest is, een groot man in den grooten, maar niet in den kleinen raad„ Egter is hij landvoogd en direkteur der zoutwerken geweest; dezen titel geeft men hem hier gemeenlijk. Mij fchiet te binnen hetgeen de graaf fir- z^^ê^^i^^^^ ons eens zeide, ,, Bern moet wel - " in de vvaereld z'.ji), want zij heeft %5r^8^"S#:^^^^man!icn grooter dan haller." Ik \. ^-sf-g^de aan zijne excellencie den graave va? < 1 gf||[fi|f§ regérende hoofdfehout, toen wijon- :|Sg;«jf|;p|j||§ i,;i'(;V*n verzogd waren: hij lachte erhart^fcjïf;.; dar niemand haller hooger kon n %iiy^^t dat hem ook meiii,:maal voorge-r"heeft hem niet willen gelukken, en d.- cra^L 1kj>^^^1s verdriet gehad, dat bij eenen man van zo veei verdienden heeft willen verheffen. Ik fprate  156" R E I Z E DOOR. EUROPA van dit alles met haller zeiven; hij zeide, dat hij te voren wel gewenscht had om in den kleinen raad te ko. men, en dat om zijne kinderen en familie, die daar door eenen luister zouden bekomen hebben, doch dat hij tégenwoordig niet begeerde daai,jn te wezen, wijl hij als dan de wedde, die hij van G'öttingen als blijvend voorzitter der koninglijke maarfchappij heeft en andere voordeeleh zou verliezen, aangezien hier eene wet is, dat niemand in den kleinen raad eenigc wedde van eene uit. heemfche mogendheid of van ergens elders mag trekken. Men heeft den heere van haller reeds voor lang aangeboden, kanfelier te Gotiingen te worden na mosiielm, maar hij heeft niet gewild,- ook is hij beroepen geweest, als kanfelier te Halle na den baron wolf; nog een beroep heeft hij naar Engelland gehad, doch alles bedankt; zo bekend en geagt is hij buiten s'lands overal. Hij is beltendige voorzitter van het genootfchap der wétenfehappen te G'öttingen, en heeft zijne jaarwedde van daar, gelijk ik reeds gezegd heb; hij zend veele verhandelingen en opltellen aan het genootfchap, onlangs heeft hij een gefchrift toegezonden, waarin hij zijnen en onzen gemcenen vriend, den heer ouRTTARi) te Parijs, wégens zijn nelzei van de Zwitzerfche gebergten, weerlegt; anders fchat hij hem ongemeen hoog. Van den heer guettard heb ik u, zo ik meen, te voren uit Rome gefchréven, toen wij, daar, dagelijks met elkauderen omgingen; hij reisde op bevél en kosten van de koninglijke akadémie der wétenfehappen te Parijs. Het is volftrekt bezijden de waarheid, dat haller G'öttingen uit nostalgia, [tieimwee], Zwitzerfche ziekte , of hoe men het wil, noemen, zo plotslijk verlaten  EN HET OOSTEN. 157 heeft, gelijk men zo vertrouwlijk als onwaar tri een groot gedeelte van Europa verfpreid heeft; men had moeten zeggen , dat men het vermoedde, want de waare oorzaak was een geheim, dat men thans wel mag zeggen. Een zékere graaf T...I. werd fmoorlijk verliefd cp hallers dogter, die reeds aan den heer jenner, hier te Bern, verloofd was. De liefdedrift werd zo hévig, dat haller voor de gevolgen begon te vrézen , want de minnaar was voornémens, met de dogter door te gaan. De heer van haller hield de zaak geheim, want dit was het éenigst middel om weg te komen, en vertrok des avonds te tien uur uit G'öttingen', onder weg fchreef hij aan deu heer van munchhausen , en meldde hem de ganfche zaak, want hij wilde den jongen graave niet in verzékering laten némen, wijl dit nadélig voor de univeriiteit zou geweest zijn. Men moet aanmerken , dat haller évenwei naar Bern wilde kéren, daar hij reeds van den grooten raad verkozen was, en ook reeds verlof had van den koning en den heer van munchhausen, maar deze zaak verhaastte zijn vertrek, en maakte, dat hij, om hetzelve bedekt te houden, niet eerder dan onder weg, door brieven , affcheid nam. Haller heeft van de nostalgia veele zeldzaame aanmerkingen voor de Encyclopedie te Tverdon gefchréven. Ik vraagde aan haller, van waar die lélijkegewasfen, de kropgezwellen, kwamen? Zijn antwoord was, dat hij het niet,wist. Zo groot is zijne befcheidenheid. Ik vermaakte mij met de gedagtc, dat elke boer, elk oud wijf in Savoye, elke postknegt meent, de oorzaak te kennen; en een haller, die zo veel weet, als een mensch ooic kon wéten, weetze niet. Ik heb gelégenheid genoeg ge-  REI ZE DOOR EUROPA had om op tc merken.dat de oppervlakkigkundige altijd meer meent te wéten, dan de waare verftandige. Een fchipper in het Malar zwetst op zijne kundigheden in de fcheepvaart, wanneer een Oostindievaarder zwijgt. Hoe komt dit? De een weet, dat de oceaan geen grenzen heeft, hij heeft geleerd, dat de fcheepvaart, gelijk alle andere wétenfehappen, dc paaien van hetmenschlijk verftand tebb-. ven gaat, en men daarin, gelijk in elke andere, niet alles kan wéten; dc ander weet, dat de oevers van het meir niet verre van elkander zijn, het geen hij weet, is weinig, doch hij houd zijn weinig voor alles, en is in deze gedagte met zig zeiven vergenoegd, want all' de zwarigheden van onbekende klippen, het afwijken van het kompas, de ongewisheid dcrlengte, ja dat er een oceaan, eene oneindige ruimte, eene oneindige diepte is, dat weet hjj niet. Haller. bekende zijneonwétendheid rondborstig, hij heeft egter opgemerkt , dat men de kropgezwellen meest in bergagtige ftreeken vind , gelijk op de bergen van Macedonië, die een vervolg van de Alpen zijn; hij heeft ze op plaatzen gevonden, zo wel hier in Zwitzerland als elders, waar het water goed is, en gelooft dus niet, dat het water oorzaak daar van is. Hier in Bern ziet men ze zelden. Die dezelven willen wegmaken, begéven zig op het vlakke land, of ook naar de zeekusten, als naar Marfeille, en wonen daar, daar zij dan met den tijd van zeiven verdwijnen; het ziltig zeewater en de zeclugt zijn oorzaak, dat zij verdwijnen. De grootfte kropgezwellen vind men bij de Cretins in Wallisland: men noemt daar eenige onwijze menfehen Cretins, voor dewelkenmen, éven als bij de Turken, eenen bijzonderen eerbied, heeft, als of zij heiligen waren; ik geloof, dat dit woord  EN HET OOSTEN. 159 van Chretien [Christenen] gemaakt is; men heeft eene bijgelovige zorg voor hen, onderhoud hen wél, en geeft hun alles , wat zij begéren: eene familie , die zulk eenen onnozelen heeft, agt zig gelukkig; derzelver getal, gelijk ook dat der gekropten, is daar onbcfchrijflijk groot. Gij ziet hieruit, dat de onvvétcndheid van den heer van haller. uit veelwétendbeid ontftaat, en men van hem ook in dezen leert, waarin hij zig zeiven als onwétend ■uitgeeft, ik vond, dat de ouden éven als de heer van haller deze groote en léiijke uitwasfen aan een hals bij de bergbewoners der natuure toegefchréven hebben : in het Italiaansch noemt men deze gezwellen gozzi, en niet, gelijkveelen gezegd hebben, fcrofuh: deze laatften zijn de bekende ecrouelks, hals-of keelklieren , een ongemak, dat zékere koningen bij hunne kroning enkel door aanraking, zo men zegt, kunnen génézen. Juvenalis befehouwde de kroppen bij de bewoners der Alpen als eene geheel gewoone en natuurlijke zaak , gelijk de blauwe oogen bij de Duitfchers, als hij, Sat.XIII. 162. zingt.(*) Quis tumidum guttur mlratur in Alpibus. Hij eindigt, met de oorzaak te zeggen, waarom niemand dezelven bewondert, namelijk, wijl het eene gewoone zaak, en de natuur zig daar in alles gelijk is: Nempe quod hcec lllis natufa est omnibus itna. Haller is er zeer tégen, dat geleerden elkander aan-, vallen; hij is geen liefhebber van twisten, heeft nooit iemand aangetast, en ook nooit tégen iemand op eene andere wijze gefchréven, dan dat hij het geen hij omtrent dé- (*) Zie Brief L., blads.  i6o 11 È [ Z Ë DOOR EURO P A zc of géne zaak denkt , beusohlijk en tévens met geleerd*, beid zegt; twee hoedanigheden, die zeer wél te gelijk zamen kunnen zijn, en altijd moesten zijn, en waaraan ik eene waare wétenfchap erken. Dczé thermornéter heeft mij nooit gemist, gelijk in tégendeel dergelijk geleerd vei'ITand, dat alle andere menfchen plompheid noemen, een nooit feilende baromérer is voor de zwaarte desgeests,die Zig tot hetzelve vernédert, en een verklikker, dat bij liet zelve niet veel meer boekenverftand dan menfchenvcr-. Hand in voorraad moet zijn. Het komt haller zeiven voor, dat de hoogleeraar caldani den grooten morgagni te Padua, die tégen haller gefchréven heeft, vrij hard behandeld heeft, fchoon caldani de partij van hal-, ler heeft genomen. Ik gis, dat gij gaarn zoud wéten, in welke betrekking haller tot zijnen nabuur voltaire Itaat: ik zal u kort!ijk zeggen, dat voltaire éven zo Zeer iiai.t.eii en zijne grondige geleerdheid vreest, als hij Voor piuoxs invallende gedagten te Parijs bange was, waarom hij ook zijn gezelfchap mfjdde. Eene anekdote, die beiden kenfchetst, moest ik hier bijbrengen, indien deze brief niet reeds te lang was; maar een haller is onuitputbaar, en het is voor mijn hart zelf eene waare" vreugd, ü over hem te onderhouden. Ik heb haller geen baron (*) genoemd, gelijk men hem overal, ook de overfte van s i aul in zijne brieven, uitgezonderd in Zwitzerland, noemt. Want hier is eene wet, (*) De waardigheid van vrijheer heeft de heer van halles eigenlijk nooit gehad. • ■ Dt Hoogd. Vcrt.  EN HET OOSTEN. 161 wet,dat niemand in den raad mag zijn,en tévensadeüjke titels of adelijke wapens, als hij ze van vreemde mogendheden verkrégen heeft, gebruiken; doch in den handel en bricfwisfel met buitenlanders gebruikt men die vrij lijk j zo beeft de heer van haller zijn adelijk wapen gebruikt op den aanbévelingsbrief, dien hij ons aan den hofraad heyne , te Göuingen, heeft gegeven. Ik heb vereéren, aan haller te vragen, of het de keizer of de koning van Engelland is, die hem tot den vrijheerftand verhéven heeft om het éven,hij is grooter dan alle titels, en verre boven dergelijke kleinigheden verhéven, die zig in onze gefprekken met elkander niet konden inmengen. Het is "gemaklijk, eenen haller tot baron, maar niet gemaklijk, eenen baron tot eenen haller te maken. Ik herinner mij, dat de ko ning franciscus I. van Frankrijk den dood van leonardo" da vinci onbefchrijflijk betreurde; als verfcheiden ridders van het blaauwe lint, die juist tégenwoordig waren, den koning zogten te vertroosten, en tot hem zeiden, dat hij zig om zulk een' klein' man zo zeer niet moesr bedroeven, e. z. v., antwoordde de koning; ridders van het blaauwe lint en prinfen daarvan kan ik er in éénen dag twaalf maken, maar eenen leonardo da vincj kan arken de aimagtige god maken, en hij maakt in eike eeuw er pas éénen. Najchrifi. Het zal u niet behagen, dat ik mij een woord heb laten ontvallen van eene anekdote, die zulke merkwaardige mannen als haller en voltaire kenfehetst zonder dezelve te verhalen; en wijl ik bij mijnen brief uit Femey van voltaire zulk een lang nafchriftgevoegd heb betaamt het ook, dat ik nu uit Bern een nafchrift over «aller géve. üe zaak is deze, dat de heer van vol- III. deel. L  i62 R El Z E D O O R EUROPA talie, in 1759, eenen brief fchreef aan den heer van haller, tóen landvoogd in Aigk en direkteur der zoutwerken. Dezelve was van dezen inhoud: .Voici, Monpeur, un petit certificat, qui peut fervir è faire connoitre ce grasset ,pour lequel On demande votre protection. Ce malheurevx a imprimé a Laufanne un libelle abominable conire les moeurs, cmtre la rcligion, contre la paix des particulier s, contre le bon ordre. II est digne (Tim homme de votre probité & de vos grands talens de refufer a un fcélérat une protection, qui honoreroit des gens de bien. ffoft compter fur vos bons offices ainft que fur votre equité. Pardonnez a ce chiffon de papier, qui n est pas conforme aux ufages Allemans, mais il Vest a la franchife d'un Franpois, qui vous estime & qui vous rèvere plus qa' aucun Allemand. Un nommé verleche ov lerveche , ci devant précepteurde monfieur constant, est rauteur d'un libelle fur feu saurin; 'tl est miniftre da:?s un village, je ne fais ou prés de Laufanne. II m'a tent deux ou trois lettres anonymes fous votre nom. Tous ces gens la font des miférables, qui font bien indignes qit un homme de votre mérite foit feulement follicité en leur faveur, ffe fai fis cette occafion de vous asfurer de Pestime C55 4& respeft avec lesquels ja ferai toute ma vie. Monfieur! A Tournay, Votre trés humble e? tres obiisfant au pays deCex ferriteur voltaire. Gentilhomme ar- parGeneve, 13. dinaire de la chambre dit Rot, Com- fevr. 1759. te de Tournay.  EN HET OOSTEN. ^3 [ Ziehier, mijn heer! eene korte verklaring, welke kan dienen om clicn grasset te doen kennen, voor welken men uwe befchermingverzoekt. Die rampzalige hoeft te Laufaur.c een verfoeilijk lasterfchrift gedrukt tégen de goede zéden, tégen den godsdienst, tégen de rust van het algemeen , tégen de goede orde, Voor een' man van uwe opregtheid en van uwe groote gaaven past het, aan eenen eerloozen eene befcherming te weigeren, diedeugdzaamen lieden eer zou aandoen. Ik mag op uwe goede dienden zo wel als op uwe billijkheid daat maken. Verfehöón dit voddig gefchrift, dat niet volgens de Duitfche gebruiken, maar overeenkomilig de opregtheid van een' Franschman is, die u agt en die u eert meer dan eenig Duitfcher. Een zékere verleche of lerveche , weleer leermeester van den heer constant, is de maker van een lasterfchrift op den overléden saurin ; hij is predikant in een dorp, ik weet niet waar nabij Laufanne. Hij heeft mij twee of drie naamlooze brieven onder uwen naam gefchréven. All' deze lieden zijn guiten, die onwaar, dig zijn, dat een man van uwe verdienste ilegts ten voordeele van hun aangezogt word. Ik heb deze gelegenheid waargenomen, om 11 te verzékeren van de agting en eerbied, waarméde ik altoos zal zijn Mijn heer! Tournay in het Uw onderdanige en zeer gehöorJand vanGex,over zaame dienaar voltaire. Geneyc 13 febr. Gewoon édelman van '5 konings ka*759> mer, graaf van Tournay.] L z  If4 REI ZE DOOR EUROPA Met de gemelde verklaring wilde hij bewijzen , dat grasset, die tégenwoordig een rijke boekhandelaar te Laufanne is, in zijne jeugd bij zijnen huiswaard geiteden had. Lees het antwoord van onzen haller op den voorgaanden brief. jfai ité veritablement aff.lgè de la Lettre dovt vous vetiez de m'honorer, Monfleur. Qjioi! P ad.nirerai un homme riche, indèpendant, malt re du choix des meilkures Sociétês, ègalement applaudi par les Rois & par le Public, asfuré de rimmortallté de fan norit; £f je verrat eet homme perdre le repos pour prouver qiiun tel a fait des vols, fê? qu ,un autre n'estpas cor.vaincu cTe/t avoir fait? ïl faut bien que la providence veaHle tenir la balance égale, pour tous lei humains. Elle vous a èomblé debiens; 'Elle vous a accablé de gloire; mals il vous fatlfëi du malheur-: Elle a trouvé Tequilibre en vous 'reriddni fenfible. Les perfonnes, dont vous vous plaignez, perdroient bien pett en perdar.t ce que vous appellez laproteStion d'un homme cac.'ié dans un coin du monde & charmé d'étre fans Influence fans liaifon. Les loix ont feules iel le droit de protéger & le citoyen ö3 le fujet. Mr. grasset efl chargé des afaires de mon JJbraire. J^ai vu mr. lercciie chez un exilé que fat vifité quelques fois depuis la disgrace, qui a pasfé fes dernieres heures avec ce ministre. Si Pun ou Tautre a mis mon nom fous des anonymes, Pil a laisfé croire que nos rélatlons font plus intimes, il aura vis a vis de mot des torts, que vous resjentez avec trop dPamitlé. Si les fouhaits avoient du pouvoir, fajouterois aux hienfaits du destin; je vous donne-  EN HET OOSTEN. 1*5 ral de la tranquilité qui fuit devant le génie, qui ne 'le 'vaut pas par rapport a la fociété, mais qui vaut bien davantage par rapport a nous mémeu Des lors Phomme le plus célébre de PEurope feroit ausji le plus heureux. Je fuis avec Padmiration la plus par fait e, Monfteur! a Roche ce Votre trés humble & llfevr. 175$> tres obiisfant fervlteur. HALLER. [De brief, waarméde gij mij kortlings vereerd hebt, mijn heer! heeft mij zeer bedroefd. Hoe! zou ik een* man bewonderen, die rijk, onaf hanglijk, meester van de keure der beste geze'ffchappcn is, zo wel door de konin, gen als door het algemeen toegejuichd word,en verzekerd is van de onllerflijkheid zijns naams; en zou ik dezen man zijne rust zien verliezen, om te bewijzen, dat zulk een eenen diefllal heeft gepleegd, en dat een ander niet overtuigd is, er gepleegd re hebben. Zéker moet de Voorzienigheid den évenaar gelijk willen houden voor alle menfchen. Zij heeft u met rijkdommen overltort; zij heeft u met eer overladen'; maar gij moest rampfpoed hebben: Door u gevoelig te maken, heeft zij het évenwigt gevonden. De perfoonen , over welken gij klaagt, zouden zeer weinig verliezen, indien zij verloren het geen gij befcherming noemt van een' mensen, in een l< 3  "5 * RÈIZE DOOR EUROPA hoekje der waereld verborgen en verheugd, dat hf noch invloed noch verbintenisfen heeft. De wetten hebben hier alleen het regt, om éh den burger én den onderdaan befcherming te verlénen. De heer grasset is met dekken van mijnen boekverkoper belast. Den heer lereche heb ik bijeenen banneling gezien,dien ik zédert-zijne ongenade zomtijds bezogt heb, en die zijne laatste «ogenblikken bij dien-predikant heeft doorgebragt. Indien de een of ander mijnen naam onder naamlooze brieven heeft gefield,, indien .hij heeft laten geloven, dat onze bedekkingen yertrouwlijker zijn,dan zij zijn,™ iJeeft hij tegen mij misdaan, waarover gij met te veel vriendfehap gevoelig zijt. Indien de wenfehen vermogen hadden, ik zou tot de wéldaaden van het noodlot toedoen; ik zou u gerustheid verfchaffen, welke vlugt voor de genie, dieniet zo veel waardig is ten opzigt van dc maatlchappij, maar die vrij meer waard is ten opzigt van ons zelvcn. Van die tijditip af zou de bcroemdfte mensch in Europa té, vens de gelukkigfte zijn. - Ik ben met de vüïmaaktfie bewondering, Mijn heer! < Roche , den Uw ootmoedige en zeer l^Eebr. 1756. gehoorzaame Dienaar. haller. Deze brieven fpréken voor zig zeiven: ik heb.niet nodig,  EN HET O O S T E N. ,., •', ,(.'.'■: Bern. Van liet nieuw kweek£ch*«t ald^r. Van den heer Engel, — en den /leer'Sinnet^ii— Lof van den kamerheer baron de Geer. Bern, den iSden OSlober, 1773. T JLk agt het onnodig, mij lang met de Bernfche boekerij optehouden, wijl dezelve u reeds bekend is uit de berigten, welke de waardige opzigter van dezelve, de heer J. r. sinner, Ducentum-Vir, dat is, lid van den grooten raad [van twee honderd léden], reeds, in vijf deelen in oktavo, uitgegéven heeft. Drie van deze vijf deelen, welkende handfchriften bevatten, zijn, hier, in de jaaren 1760, 1770 en 1772, gedrukt. Het vertrek zelf is fraai, doch vrij klein; men is, om die réden, thans bézig, om het met eenen nieuwen vleugel te vergroten , die zeer fraai word: men verkreeg daartoe de toeitemrningvan den raad, doch niet dan na veele tégenkanting van den kant der geeuen, die niet wisten, wat handfchriften en boeken zijn; het was uit dien hoofde eene groote zégepraal voor de geleerden. De wetten veroorloven hjer nieIII. Deel. M  i7o REIZE DOOR EUROPA mand onder de vijf en twintig jaaren, en niemand van het fchoon geflagt, op de boekerij te komen; dus kan Minerva zo min als de jonge Apollo toegang tot dezelve krijgen* De oudfte handfchriften , welken men hier heeft, zijn het vijfde boek van gaienus, dat van de zévendeeeuwfehijnt te zijn: de letters zijn unciales [groot] en fraai. Van de-" zelfde tijden is ook clenodii Grammatica in I. et II. artem DONATt. Onder de zeldzaame handfchriften, welken hier gevonden worden, behoort johannes necius Florentinus de Moribus en Chronique de Genes par alexan■dre sauvage, ten tijde van lodewijk XII. gefchréven, gelijk ook johannts bodini Andegauenfts Colloquium heptaplomeres de abditis rerum fublimium arcanis, libris VI. digestum, 1588(0). Men vind dit laatfte in weinig boek; verzamelingen. Insgelijks zijn hier Fasti ecclefiastici in het Ethiopisch, welken eertijds aan frans wansleb toebehoord hebben, waarvan de hoogleeraar kocher breedvoerig gehandeld heeft in een journaal, hier te Bern uitgege'ven. Onder de gedrukte boeken noem ik ptolomei Cosmographia impresfa 1482. Ulme per ingeniofum vlrum Ieonardum hol, prefati oppidi civis, eene vrij zeldzaame uitgaaf op pergament, met afgezette kaarten, e. z. v., een fchoon exemplaar: men drukte in dien tijd de twee- De inhoud dezer zamenfpraak is niet zeer gewigtig, noch onbekend: en er zijn vele affchriften van voor handen. Men zie Nouvell. de la Rep. des Lettr. 1634. Juin , p. 342. struvii Introd, in Notit. rei litt. c. 9. §. 4. of Biblioth. Hist. litt. fel. c. 9. §. 11. p. 1727. T. III. ed. jugler. en brücker Hist. Qrit. Phiiof. T. V. p. 780. en Tom. VI. p. 939.  ÈN HET OOSTEN. 171 klanken nog niet, maar zoals ik hier gefchréven heb,volgens de toenmalige gewoonte der monniken in het fchrijven van handfchriften. Hier is een handfchrift van den hebreeuwfcheu bijbel met flippen: het is voorzeker niet ouder, dan van de veertiende eeuw, maar depentateuchus ontbreekt er aan. Aan den ingang der boekzaal ziet men eene groote kaart van den aardkloot, welke merkwaardig is, om dat een Zwitzerfche boer, roth genoemd, dezelve gemaakt heeft. Men moet namelijk wéten, dat men in Zwitzerland veele Eleves de la nature [kweeklingen der natuur] vind, die geen anderen leermeester, dan de natuur, gehad, en het niet te min in hunne kunst zeer verre gebragt hebben. Op een' ander' tijd zal ik gelégenheid vinden, om er meer te noemen. Op deze boekzaal ziet men de afbeeeldzels van all' de heeren amptmannen (Avoyers) , welken der zaale een voortreflijk fieraad géven; verders ziet men hier de beeldnisfen van karel oen grooten, karel den stouten, hertog van Bourgóudië, névens zijn harnas met goud geflikt, van zijne majefteit den koning van Pruisfen, als ook van den grooten keurvorst van Brandenburg. Doch het voegt eenen Zweed béter, van het kabinet der oudheden te fpréken, dat bij de boekerij is; want in hetzelve word een ftandbeeld bewaard van gqstaaf adolf den grooten: hetzelve is van wasch, voortreflijk fraai, met lévendige koleuren gemaakt , en is, als of hij leefde: het is een oorfpronglijk ftuk, en word tégenwoordig in eene glazen kas zeer zorgvuldig bewaard. Hij is met eenen geelen kolder zonder knoopen, maar met haaken, gekleed: deze kolder gelijkt naar eenen korten boeren rok, zo als de Dalekarlere dien dragen, M 2  if2 REIZE DOOR EUROPA doch Maat van onder rondom uitvvaard, éven als een balijnen rok, en gaat maar tot op de helft der lendenen : de broek is in de lengte geftreept, als of hij met gouden boordzels belegd was. Hij heeft groote laerzen aan, die tot op het midden der dijen reiken en tot aan den rok komen, né» vens zwaare gouden of vergulde fpooren. Aan eenen léderen draagband, die over den rok midden om het lijtgaat, hangt een groote lange dégen, op den welken bij met de linke hand leunt. In de regte hand houd hij den veldheersliaf. Een groote zwarte hoed, zonder boordzel , die, éven als bij de Jefuiten of bij onze boeren, rondom neergedaan is, bedekt zijn hoofd. De hals is omringd met eene zeer breede kraag. Hij heeft kleine knévels, en ook eenen kleinen fpitsbaard. De oogen zijn groot, blaauw en rond, vol vuur, en uit de rondheid der oogen kan ik opmaken, dat hij een weinig bijziende geweest is. De neus is eenigzins een arendsneus, maar niet groot. Het voorhoofd is hoog. Hij heeft roozenroode wangen, een langwerpig, vol en zeer Dlank aangezigt. Hij houd het hoofd regtop, heeft eene eenigszins trotfe, doch édele houding, en ziet, als of hij zijne krijgslieden aanvoerde. De hairen zijn kort en hangen los, een weinig rosagtig en wat gekroesd. Uit de évenrédigheid ziet men , dat hij klein en gezet van geftalte, en fterk van léden is geweest. Als men dit beeld op eenen verderen afitand ziet, gelijkt het eenen kleinen fterken Dalekarler. Ik heb aan verfcheiden voornaame heeren alhier gezegd, dat zij dit ftandbeeld van eenen gustaaf aan den thans regérenden gustaaf , die tégenwoordig Zvveedens vreugde en geluk maakt, moesten tot een gefchenk géven. Een raadsheer antwoordde  EN HET OOSTEN 173 Blij, dat men het niet wél zou kunnen weigeren ,fi legrand custave , héritier de fon Royaume et de fes verttis, demandoit cette ftattie au Gouvernement: [indien de groote gustaaf , erfgenaam van zijn rijk en van zijne deugden, dit ftandbeeld van de regéring verzogt.] Men moet zig hierbij herinneren, dat de Zwitzers eene ongelooflijke liefde voor gustaaf adolf hadden, en veelen van hun in zijn léger dienden. Het was toen hier wézenlijk de mode, zijne beeldnis te hebben , en eenen gouden of zilveren penning, gustaaf adolf verbeeldende, op de borst te dragen. Ik heb hier verfcheiden van zulke penningen gezien. De koning is met laurieren gekroond, draagt eene geflikte halskraag, en heeft den koninglijken mantel om; rondom leest men zijnen naam; op de tégenzijde ziet men eenen leeuw, houdende in den eenen klaauwccn zvvacrd, en in den anderen een fchild; onder ziet men veele zégetékens, kanonnen, trompetten, ftandaarten, en dergelijken ; het omfehrift is deo. et. victorieus, armis. Van deze foort is een groote gouden gedenkpenning, dien de vrijheer de sassara alhier bezit. Eén zijner voorvaders diende den koning als overfte. Hij heeft ook verfcheiden kleine gedenkpenningen: zij zijn alle langwerpig en met ringen voorzien, om ze aan den hals te dragen. Op zommigen ziet men den koning van voren , en op anderen op zijde. De heer maij alhier heeft Thistoire militaire des Suisfes aBerne, 1771. twee deelen in oktavo, gefchréven. Hij fpreekt daarin met veel lof van den koning gustaaf adolf,en hij is voornémens, nog meer van hem aantchalen, in de nieuwe uitgaave, die hij daarvan vervaardigt. Hij zeide mij eens, datmen nooit eenen grooter koning, eenen groc» M 3  174 REIZE DOOR EUROPA ter veldheer, en eenen grooter ftaatsman, dan den koning gustaaf adolf, had gezien: hij maakte alle toebereidzelen tégen den keizer; zond gezanten herwaard, naar Italiën , en overal heên, om allen op zijne zijde te brengen, wond alle raderen op, en fpande alle veêren, om die op eens te laten lopen en los fpiingen, e. z. v. Zijn gezant rasche , denkelijk dezelfde, die in Venetië geweest is, en van wien ik te voren gefchréven heb, kwam herwaard , en deed eene lange en fraaije aanfpraak, waarin hij aantoonde, dat de Zwitzers oorfpronglijk Zweeden waren, en zij vooral uit dien hoofde elkander als nabeltaanden.moesten bijftaan, en tévens ook uit ftaatkunde, om hun eigen belangshalve. Toen zij naderhand bij den koning wilden dienst némen, vraagde hij, welke voorwaarden (capitulatie) zij begeerden ? waarop zij antwoordden, dat zij geen anderen begeerden, dan alleen het woord van den koning gustaaf; dat zijne belofte meer was, dan een beding; e.z.v. De heer maij is voornémens, om in zijne nieuwe uitgaave veel hiervan te zeggen. Hij heeft de merkwaardige en zeldzaame verzameling van fchriften , die in de Zuriphfche boekerij gevonden worden, en den dertigjaarigen oorlog betreffen , zig te nut gemaakt. Zijne voorvaders hebben ook onder gustaaf adolf gediend. Doch, hier ziet gij, hoe ras deze groote koning mij uit het kabinet van oudheden gevoerd heeft, Tégen over het ftandbeeld des konings ftaat een ander, verbeeldende den hertog van weimar, insgelijks van wasch. Hij is groot en rijzig van geftalte, ziet er donker uit, heeft zwarte hairen, en eenen rok met groote knoopen. Insgelijks vind men hier willem tell gefchilderd. Voor het overige zijn  EN HET OOSTEN. .5 hier veele antieke ftandbeelden , plat fnijvverk, borstbeelden , en dergelijken, van metaal, zo dat dit vertrek den naam van kabinet van oudheden niet te vergeefs voert. Men vind hier ook eene fraaije verzameling van Roomfcbe munten en gedenkpenningen, welken burgemeesters verbeelden , en nabij Avanches gevonden zijn; en, het geen zonderling is, het was eene koe, die dezelven het eerst ontdekte, doordien zij de aarde wegkrabde, daar de gedenkpenningen uitblonken. Dit zou bij ménig een' bedenking kunnen verwekken, of deze koe niet de eer behoorde te hebben, van op de naamlijst der liefhebbers van oudbeden te komen. Ik mogt deze bijzonderheid niet itilzwijgende voorbij gaan, om dus te tonen, hoe een toeval dikwijls aanleiding is geweest van de zeldzaamde, en niet zelden de nuttigde, ontdekkingen. Ik zal nu de geleerde fchatkamer verlaten, om iets te zeggen van het hier zijnde tuighuis. Hetzelve 'v: fcnooh en groot, bevat voor tachtigduizend man geut ren, en dan heeft daarenboven elke Zwitzer, ja zelfs elke arme boer op herland, zijn musket te huis. Hier zijn zéven of agt honderd metaalen kanonnen; zelfs eenige oude (tukken van den hertog karel den stouten van Bourgondië, metmonnikenfehrift. Ook worden hier de ftroppen, met devvelken deze hertog de Zwitzers wilde laten ophangen, tergedagtenis bewaard, als méde zijn geweer, dat, naar de toenmalige tijden, zeer fraai is; het hout is metijvoor ingelegd. Tell word hier in een houten ftandbeeld voorgefteld, met den boog naar eenen appel fchietende, die op het hoofd zijns zoons geplaatst is, welke daar tégenover in fchilderij verbeeld is. Men twijfelt hier aan dit venelzel; het heeft M 4  i?ö REIZE DOOR EUROPA niet veel geloofwaardigheid voor zig. Insgelijks toont men hier het harnas van bl.rthold, die de ftad aangelegd heeft, en van stegelin , die in het jaar 1536 amptman was. Op de plaats van het tuighuis leest men dit koppeldicht: Felices populi! medit.antes tempor e pacis, Qitte eis in bello femper utilia parent. {Gelukkige volken , welken in vredenstijd bedenken, wat in den oorlog dienstig is! ] Met dezelfde kortheid zal ik van het raadhuis, alwaar de regéring vergadert, gewag maken. De zaal, waar de kleine raad zit, is klein, doch fraai. Hier is een troon, waarop de regérende Aveijer , of amptman, zijne plaats heeft, insgelijks ook in de groote zaal, waar de groote raad vergadert. Deze bezit de hoogde magt. Boven den ingang ftaat: audiatur altera pars [men hoore ook de tegenpartij], en daar naast: iuste iudicate , fili- homifium [oordeelt regfveerdig, menfchenkinderen. ]. Maar de akadémie te Bern is zo merkwaardig, dat men dezelve met met fiilzwijgen kan voorbijgaan. Hier zijn verfcheiden beroemde hpogleeraars , die in het kclJégie lesfen géven. De heer lebber was eertijds openbaar leeraar der regtsgeleerdheid ; maar thans is hij raadsheer of du- confeil des deux eens [lid van den raad der tweehonderd] als méde landvoogd (bailli), hij heeft groote kennis in de Itaatkunde en zédenleer. Ik meen , dat ik in eenen mijner vorige brieven gemeld heb, dat hij mij eenigen van zijne beroemde werken vereerd heeft, als: sr7  EN HET OOSTEN. T7? gismundi ludovicii lerber , Profesforis in Academici Bernenft, de legis naturalis fumma, liber fingularis, Tiguri 1752, 4° Q>~). Onlangs heelt In], zonder zijnen naam, uirgegéven : Es/ais fur F étude de la Morale , ct Berne, 1773, 8°. Hij heeft het wetboek in orde ge- , bragt. Zijn opvolger in het hoogleeraarampt is de heer pellenberg (c) , ook een man van verdienste en ongemeen heusch , die veel gereisd heeft. De heer wiliielmi , hoogleeraar in de Griekfche taal , is zeer beroemd, en tévens een bevallig man, die veel ervaring heeft. De heer kocher , hoogleeraar der Oosterfchc taaien, is een leerling van den beroemden albert schultens, en van den niet minder beroemden tiberius hemsterhuis , beiden Hollanders en de beide grootfte letterkundigen , die er ooit geweest zijn, de eerfte in de Oosterfche, de andere in de Griekfche letterkunde; De heer kocher heeft ook veel van hun geleerd, bezit eenen fchoonen en vtitgeJézen voorraad van boeken , gelijk ook gewigtige handfchriften en aanmerkingen , die van hun afkomstig zijn, en zo wel het Arabisch als het Grieksch betreffen : inzonderheid verdienen de gefchréven aanmerkingen van hemsterhuis op de vier Euangelisten gemeld te worden. Hij heeft ook de zéven Arabifche dichters in handfchrift, welken Muallakat, of de hangenden , genoemd worden, wijl hunne gedichten, om derzelver voortrefhjkheid , in (b) LV. Brief, bl. 142. (?) Dan. fellenberg Jurisprudentia Antiqua , continent Opuscula & Disfertationis , quibus Leges antiqua ——. ih lujlrantur, Tom. I. Bern», 1760. Tom. II. 1761. . M 5  178 REIZE DOOR EUROPA den tempel te Mekka opgehangen werden ; gelijk ook de Arabifche uitleggers dezer dichters , névens meer andere Arabifche handfchriften, die uit de boekerijen in Holland afgefchréven zijn. Insgelijks bezit hij een Calendarium JEthiopicum in vaerzen , in handfchrift : dit heeft hij opgehelderd en ten deele laten drukken: doch , wijl hij het niet geëindigd heeft, is het ook niet uitgegeven, dienvolgens is dit alles anecdoton. Hij heeft mij een exemplaar vereerd van alles ,(wat gedrukt is. Zie hier den titel. Fasti Habesfinorum facri , ex veteri gemis poëta editi] additis anitnadverfionibus atque prafatione longieri; auctore da vide kochero. Bern2, zelfs in 1512 , het monniksfchrift , anders Gotthifche, ook wel Angelfaxifche letters genoemd , gebruikt heeft; waartégen men ze in Italië zelden na het jaar 1450 aantreft; zelden, zeg ik; want ik heb ze évenwei op grafzerken * zelfs aan het huis der heilige brigitta , te Rome , gevonden : doch zelden; en op munten heb ik ze nooit zo laat ontdekt. Zwitzerland , als een meer op zigzelven alleenliggend land, fchijnt ze langer behouden te hebben. Edoch, dewijl ik van de Gotthifche fchrijftékensfpreek , mag ik eene Gotthifche volkplanting niet voorbijgaan, die, misfchien, zédert odens tijd , in het kanton Bern woont, en, wat meer is, ijverig beweert, dat zij Zweeden zijn, en onder hunnen aanvoerder haszler , en wel, gelijk zommigen bewéren, voor de geboorte van Christus , fchoon anderen van gevoelen zijn , dat deze verhuizing laater zij gefchied, om den hongersnood Zweeden verlaten hebben. Zij wonen in het dal Haszli, oïOpperhaszƒ/', en hunne voornaamfte plaats is het dorp Meyringen. Deze plaatzen worden op de beste kaarten vergeefs gezogt, zelfs op de allerbeste , die onlangs van Zwitzerland , te Laufanne , uitgekomen is , en die ik van den boekhandelaar grasset aldaar gekogt heb. Maar fSsi iwndelt in zijne ftaats- en aardrijksbefchrijving van gansch N3  loc. REIZE DOOR EUROPA Helvétien e. z. v. breedvoerig daarvan; In het ganfcht dal word eene bijzondere taal gefproken , die noch Duitsch noch Fransch is. De lieden zelven bewéren volftrekt, dat zij Zweedsch fpréken, en zij beminnen de Zweedfche natie bij uitftek. Indien het jaargetij niet zo verre, verlopen was, en dat het ijs en de fneeuw op de bergen , die wij over moeten, ons niet terug hielden , zouden wij zékerjijk eene reis naar deze zogenoemde landslieden doen: wij zouden, gelijk men ons hier verzékert, van harte wélkom zijn. Ik heb den heer haller gevraagd, of hij in .hunne taal Zweedsch gevonden hebbe; maar hij heeft mij verzékerd, dat hij het er niet in ontdekt heeft, ten ware het woord older, hetwelk zij in plaats van ons eller of heller gebruiken: de overige Duitfchen zeggen oder [of J, De heer engel gelooft, dat hunne taal een overblijfzel is van het Keltisch; anderen zeggen, dat dezelve Oostfriesch .is, hetwelk zeer mogelijk is. Ik zal eenige woorden uit hqnne taal bijbrengen,, om u in fiaat te ftellen , van zelf te oordélen : gnagibetékent knokken, been; luml barens.ween; bentzhvn; belnfutter broek, kousfeu; fraptfchachtl mager ; nafenluder neusdoek ; flatt gezwind; ipfi jjs. kégel, Het zou eene nieuwe ontdekking voor onzen Zweedfchen varro. , den heer kanzelaarijraad en ridder mm, worden, indien bevonden wierd , dat deze taal Gotthisch was. De heer haller , de zoon bezit een gefchréven woordenboek van dezelve , door den heer «cheuchzer , te Zurich , verzameld. Mogelijk zouden deze-Zweeden op dezelfde wijze kunnenbefchouwd. worden, als de gewaande Deenen en Kimbren in Sette commum l Zé ven gemeenten] in de Itreek van Ferona, van  E NU E T OOSTEN. ïpi dewelken ik u, uit Italië, een omftandig berigt zal gegéven hebben (.*). De aanzienlijkfte en oudfte gedagten te Bern zijn deze Ze£: v an '.'ER'.ACH, van DISBACH , VAN WATThNWiJL, VAN mullenen , VAN bchnstetten etj VAN lutter- nalt. !n ééu' mijner vorige brieven heb ik, denklijk,gemeld, dat zijne excellenti', de heerERLACH, dit jaar regérende amptman is. Deze heer praalt met verfcheiden ridderlinten en iterren, en is zeer vrienolijk en heusch, waar van hij ons veele aangenaame blijken g^géven heeft. Hij bezit vericheiden fchoune fchiiderijen, onder anderen' eenigen van holbeen. Onder zijne familieftukken is zijn overgrootvader, die bij twee vrouwen , van dewelken de ééne vier en twintig kinderen gehad heeft , zéveu en dertig kinderen ge.eeld heeft. Het ltuk ziet er nog zo wél uit , als of het nieuw was, fchoon het voor 174 jaaren gefchilderd is ; misleiden ligt de oorzaak daarvan in de O ie, die men daartoe gebruikt heeft. Ik moet hier eene fpotprent niet met itilzwijgen voorbijgaan, welke zijne excellentie bezit; dezelve verbeeld den heer van voltaire in de houding van eenen boete 'oenden en biegtenden zondaar ; hij treed boetvaardig en zeer neêrgeflagen voord; agter hem komt Pegafus met vleug-els en ézelsöoren ; alles , wat Pegafus van zig laat gaan. zamelt deboekdrukker cramer van agter zorgvuldig op, om zig met die yette mest te verrijken: onder de tékening ftaat het volgend opfchrift uit horatiü: : (*) Zie II Deel, bl. 358. N4  m R-EIZE DOOR. EUR OP A ~— *~—' —r Pulcra Laverna, Da mihifaller e, da iustum fanctumque videri. [Schoone Laverna, doe mij bedriegen j doe mij Kgtveerdig en heijig fchijqen! ] . De heer van voltaire is hier niet bemind. De regering ziet al te.wél , hoe.fchadelijk het vooreenen ftaat is, godslasteringen te dulden, die op de flaking van alle banden der burgerlijke maatfchappij doelen, en onfeilbaar het verval der zéden na zig flépen. Voor korten tijd was hier een zékere Fraufche fterrekundige, die, in plaats vanmet. de hémelen de eere van god te verkondigen, het ongodistendom overal en openlijk hier in de ftad leerde. ■ Indien hij niet fchiehjk was vertrokken, zou de regéring genoodzaakt zijn geweest, hem te doen vertrekken. Men zegt, dat hij te Geneve dezelfde godloosheid gepleegd heeft. Het is eene llegte ruiling, gelijk hij , den lieden , in plaats van de vrees voor god , vrees yoor komeeten te willen inboezemen, . Ik behoef niets te zeggen van de Oeconomlfche [huishoudelijke] maatfchappij te Bern. Tégenwoordig is hier ook eene Typographifche [drukkunstige] maatfchappij, die zeer wél voorzien is van nieuwe boeken , zonder tégen. fpraak den besten boekwinkel in Zwitzerland heeft, en veel zelve drukt, Ik moet u insgelijks verhalen, dat zig hier een gezelfchap verenigd, en een fchoon groot huis heeft laten bouwen, hetwelk hetzelve nu verhuurt: daar is eene muziekzaal in , waarin men concerten en bajs houdj andere openbaare vermaaklijkheden worden in de  EN HIT :OOSTEN. 193 republiek niet toegeftaan. Verfcheiden van.de oude léden der regéring behaagde deze ijdelheid niet , welke de jongeren invoerden, om de neiging tot dartelheid te voldoen. Onder anderen was de heer haller er tégen, die dit alles a.ls een bewijs van bedorven zédeu befchouwde: veelen ménen ook, dat hij in zijnen Ufum Casfan of Ufong op zommige plaatzen de tijdverdiïjven zijner landgenoot ten met zulke verwen gefchiiderd heeft, dat zij zig daaraan gekend hebben, en daar door tégen den fchrijver ingenomen zijn geworden: Feritas odium parit [ Waarheid baart haat], In hetzelfde huis worden ook gefloten gezelfchappeu oïcercles gehouden, daar men , éven als in de koffijhuizen, des avonds bij elkander komt: doch deze bijeenkomsten beflaan alleenlijk uit de aanzienlijkfte en eerste huizen. Daar zijn er twee», ééne van dezulken, die beven de .25 jaaren pud zijn, de andere van jonger lieden. Niemand word er in toegelaten zonder door keurballetjes of door omvraag en flemmen verkozen té zijn. De iëkretaris ltelt zulk eenen voor. Vreemdelingen en reizigers van aanzien worden egter ontvangen, doch één der léden moet dezelven aan de vergadering voorftellen. De vertrekken zijn fraai, wél opgefchikt en van deftig huisraad voorzien. Nieuwspapieren , merkuriusfen en jpurnaalen van allerlei foort worden er gelézen en men flijt er des avonds den tijd, drinkt koffij, rookt tabak en praat: met kaarfen word er niet gefpeeld. De heer amptman barop sinwer heeft er ons ingebragt. Men blijft er niet langer dan tot 9 uur; en tégen dien tijd worden ook alle andere gezelfchappen gefloten, en wel in gansch Zwitzerland, gelijk ook te Geneve: elk gaat dan heen , begeeft N5  m REIZE DOOR. ÊÜROPA zig nasr huis, en eet. Zo drdenhjk en gerégeld is bier de levenswijze, Geheel anders gaat het in Italië, Frankrijk en elders toe. Op den zelfden tijd worden ook de ophaalbruggen opgetrokken en de poorten gefloten: wanneer men derha ven buiten de ftad in gezelfchap is, fcheid men ten 8 uur, opdat de geen, die binnen wil wézen,te regten tijde kunne binnen komen. Men heeft hier ook de gewoonte , om , zo wel bij dag als bij nagt, de huizen altoos gefloten te houden; men moet altijd kloppen , om er in te komen. In de ganfche Had is geen één openbaar koffijhuis, ja nauwlijks in de ganfche republiek. Zo zijn ook te Laufanne geen andere koffijhuizen, dan voor bijzondere gezelfchappen of coteries, tot devvelken een reiziger insgelijks toegang heeft, wanneer hij zig door iemand uit het gezelfchap wil laten voordragen: doch men zegt* dat er ook andere plaaizen zijn , waar men kuffij drinkt en tabak rookt; maar dezelven worden alleenlijk van geringe lieden, bezogt. Het fchoon geflagt leeft hier zeer ingetogen, doch niet zo.zeer als op andere plaatzen van Zwitzerland, waarvan men ons reeds overtuigd heeft. Want wij hebben, hier, de eer gehad, van in verfcheiden gezelfchappen met dames te verkéren, fchoon men dezelven van de openbaare boekerij ten eenemaale uitgefloten heeft, gelijk ik reeds verhaald heb. De Zwitzers willen namelijk niet dulden, dat het vrouwlijk. geflagt in het openbaar verfchijne ,• om die réden ziet men het hier ook niet zo algemeen, als in Italië , Frankrijk, Geneve, Laufanne, e. z. v. - Doch, om dit verhes te vergoeden, is het fchoon geflagt op een aanig middel gevallen, om, befloten in het vertrek, met  EN HET OOSTEN J95 met allen, die op de ftraat voorbijgaan , in gezelfchap te Zijn, en wel zonder,aan het verister te gaan en gezien te worden. Zond gij wel kunnen gisfen, hoe zij ditaanleggen ? Maar ik vorder te veel van u, wanneer ik u zulke raadzels voorlegge , die alleen bet fchoon en loos gellagt in (iaat is optelosfen. Ik zal het u zeggen: buiten aan het huis hebben zij twee fpiegels liaan , waarvan het één naar het eene, het ander naar het andere einde der ftraat gekeerd is : zij ftaan een weinig vooroverhellende , dienvolgens in zulken ftand, dat de vrouw, als zij bij haai;, werk of aan de kaptafel zit , elk kan zien, die voorbij gaat of rijd, en wel te weêrzijden van het huis degeheele ftraat langs. Mij ftaat niet voor, deze vinding ergens elders gezien te hebben (ƒ), en ik verwonderde mij dcrhalven zeer over de fpiegels , die ik alom in de ftraaten zag. Dergelijke zaaken mogen der opmerkzaamheid van eenen reiziger niet ontglippen, fchoon zij, als betreffende breekbaare voorwerpen, juist van geen belang fchijnen te zijn; maar zij zijn zonderling en hebben betrekking op het fchoon geflagt. Het is merkwaardiger, dat de regéring te Bern de gewoonte heeft, van dezulken, die door een tweegevegtzig te buiten gegaan hebben, flegts voor een' zékeren tijd uit het land verbant, om re tonen, dat zij deze misdaad afkeurt. Ik geloof, dat dit al zo goed , zo niet béter is, dan de tweevegters tot den dood te veroordélen ; als hetwelk tégen alle wetgévende verflandigheid ftrijd, en door (/; Men ziet ze thans overal in ons Nederland zeer menijvoldig.  ï96 REIZE DOOR EUROPA eenen montesquteu nooit zal gebillijkt worden, nademaal het hier niet op het léven, dat de tweevegterfchijnt te veragten, maar op een valsch begrip van eer aankomt; en daarom behoorde de ftraf geheel en al naar dien kant gerigt te zijn , indien dezelve een régelmaat zijn , en de misdaad beletten zal(^). Het word hier als pene fchande aangemerkt, door dë regéring ter ftad uitgebannen te zijn. Ik ken eenen jonker, die eerst onlangs van het land terug gekomen is , werwaard hij , voor zékeren tijd , om een tweegevegt , verwézen was ; een' perfoon , die anders verdiensten heeft , doch te veel vuurs bezit. Ik noem hem jonker; want dus noemt hij zigzelven, en word hij van anderen genoemd: deze titel Haat ook bij zijnen naam boven de deur gefchréven. Maar waarom ? zult gij vragen: voorzéker om zijn misdrijf? Geenzins ; maar daarom , om dat jonker hier iets anders betékent, dan in Zweeden. Wantin Zwitzerland betékent dit woord eenen édelman, en als men Duitsch fpreekt, is het hier zeer gebruiklijk, zelfs oude lieden jonker te noemen, hetwelk niet alleen eenen Zweed, maar ook eenen Duitfcher wonderlijk voorkomt. Men gebruikt deze uitdrukking in plaats van heer , wanneer men met of van eenen édelman fpreekt; en het is hier iets gewoons, een' oud' man , ais hij geen ampt gehad heeft, waarvan hij den titel voert, als landvoogd en dergelijken , jonker te horen noemen. Doch het is nog juist tijd , dat ik mijnen langen brief eindige. Ondertusfchen moet ik nog eene aanmerking bij Q) Dit is ook het gevoelen van bielfeld , Infiit. Polit. T. L Ch. S' §• l8« P* 63» ed. in 4to.  EN II E ï OOSTEN. brengen van den ftaat der wétenfehappen jjg het eedge* nootfehap , welke zeer bloeijend is. Want als men: de ongemaklijkheid en koude des lands overweegt , gelijk ook deszelfs grootte in vergelijking van- andere landen, zo hebben het de Zwitzers in de wétenfehappen en geleerdheid veel verder gebragt, dan eenig ander volk. Tenbewijze biervan kan men onder anderen bijbrengen, dat, daar bij de koninglijke akadémie der wétenfehappen te ■Parijs niet meer dan agt buitenlandfche léden mogen aangenomen worden, drie van dezelven thans uit het klein Helvétië zijn: ik meen de heeren euler, beenouilli en ,haller, drie groote naamen uit dit eenigst land, dat zulk eene kleine plaats op den aardkloot beflaat. Ik heb deeer te zijn, e.z. v. Naschrift. Bern, den nojlcn Oftober, .1773. ijx Héden, vernémen wij een onaangenaam nieuws,van Laufanne-, te wéten , dat de heer marquis gentil de langallerie, met wien wij kennis gemaaksjRebben , en van wien ik u , naar mij voorftaat, uit Laufanne berigt gegéven heb , voorléden zondag , den. I-ifen dezer maand, aan den beet van eene dolle kat , • dien hij zes weeken te voren bekomen had, overleden is. Dit veroorzaakte ons eene des te grooter ontfteldnis, wijl wij den zondag té voren, den ioden, bij den . 3. heer bisfehop de broglie met hem des avonds gegéten hadden, bij Welke gelégenheid hij zulk eene vrolijke luim had, dat hij een Zweedsch lied zong, hetwelk hij te Stokholm, in het jaar 1738, geleerd had. Den  «5* REIZE DO:OR EÜROPA volgenden dingsdag heeft hij aanvallen van dolheid gehad, fchoon hij zo veele weeleen te voren door zijner dogter kat, die dol was , gebéten werd, doch er niets van gewaar was geworden. Nu raadpleegde hij met den heer tissot over zijne krankheid, maar het waste laat: des woensdags kreeg hij de watervrees, zo dat hij geen water meer wilde proeven ; des zondags overleed hij met veel te vrédenheid en' gelatenheid in zijn treurig lot. De heer marquis de langallerie was,naar men zegt, een natuurlijke zoon van denvorigen landgraave van Hesfen, broeder van den koning-FREDERiK. Zijne moeder was met eenen langallerie getrouwd,van wien hij den naam bekomen heeft. Hij was oud, doch zeer lévendig, beeft verre reizen gedaan , was ook in Zweeden en Turkije geweest. Hij dagt voorzéker niet, en niemand dagt hei, dat die avondmaaltijd , op deuwelken hij zo vrolijk en wél gemoed was, zijn laatste zou zijn : zo weinig wéten wij den tijd van onzen dood 1 De heer haller fprak héden veel met ons daar over, dat het onbegrijplijk is , hoe een beet een' verftandig' mensen de dolheid kan meêdélen. Quantum est, quod nefcimus [ hoe weinig weten wij ] ! Bij gelégenheid , dat ik van wonderbaare ziekten fpreek, kan ik niet afzijn, u van eenen zonderlingen arts te melden, michiel schupach genoemd, die,zes mijlen vanhier, in het dorp 'Langnau woont, en zédert eenigen tijd van alle plaatzen grooten toeloop gekrégen heeft. Allen, die eenige ziekte, hoe genoemd, hebben, ja zelfs die, welken er geene hebben, beelden zig egter in, dat het nodig is, naar hem toe te reizen.  E N HET OOSTEN, g Hij krijgt zelfs bezoeken van Parijs , en die zelf. niet kan komen, zend zijn water; want daaruit beoordeelt hij volkomen de ziekte en den geheelen toeftand dejs lijders , zend hem ook voor eenige .duivers geneesmiddelen terug-, die hooit misfen derzelver werking te doen, wijl toch aiJes , zo men zegt, wonderbaar is. Zommigen zeggen, dat hij een geringe boer is, die zig nooit op de artsenijkunde heeft toegelegd. . Anderen beweren, dat hij veldfcheerders knegt bij een regiment geweest., en anderen wéderom , dat hij\een ^kwakzalver is: de natuurlijkfle gedagte , waarop men kan,vallen. Dit is om het éven , hij word dqor de aanzienlijkften zo wel als door de geringften van beiderlei, geflagt om raad gevraagd en bezogt: vorsten en vorstinnen ,; heeren en dienaaeen worden voor goed koqren prijs van all' hnnne.ziekterd en ongemakken genézen. liij . is^ onder den naam van wichibu, overal bekend: zomïnigen noemen hem Fhomme de la Montagne [den bergman], wijl bij op eenen berg woont i daar het moeilijk is, om bij he.m te komen. God dank! wij hebben niet nodig, die moeite.te némen , wijl wij óns in-eentrgoede gezondheid bevinden,iwaarop wij in den ganfehen loop onzer reize kunnen roemen. Wij hebben zo wei - te Gerieve als te Ferney van dezen zonderlingen •hq.tnme de la Montagne veel horen fpréken.. De héér du.^uis ■ is met zijne vrouw, eena nabeftaande van denbeer van voltaire, bij hem geweest; maar,.toen wij d,iar>varen, was zijne vrouw ndg niet her del.1: hij hoopte-eg- ■ ter-hét beste. Rij dien wonderü ken man ;gj il.- ,eene wonderlijke vrouw, voegen, die zig te Bern bevind „  ioö REI ZE DO OR EUROPA en niet alleen de kunst verftaat, om de aderen van bronwellen onder de aarde, waar het ook mag wézên, te ontdekken, maar ook, om , zo men zegt I uit het water allerhande verborgen zaaken waartezeggen : zij ziet in het warer. wat afwézenden doen, wie verloren Zaaken geltolen heeft,en dergelijken. Eene waterkunde van dien aart gaat, zo als mij voorftaat, gehoord te hebben, ook bij onze Laplanders in zwang. Maar het is voor eenen boekbewaarder aangenaamer, wanneer ik van' eene boekverzameling melding maak, van dewelke de boekbewaarder sinner alhier mij ver» haald heeft. Want mijne brieven aan u moeten inzonderheid tot voorwerp hebben , boekerijen en :derzelver fchatten, voornaamlijk dezulken, die tot hiertoe minder bekend zijn geweest, -en juist niet opgefpenrd: of - doorzogt zijn, bekend temaken. Te Befamon , bij de Benediktijnen in de abtdij St. Vincent, worden thans de merkwaardige handfchriften en papieren van den kardinaal granvelle gevonden , omtrent zeshonderd deelen uitmakende; De abt vond dezelven gevalligenkogt all' deze gewigtigé gefchriften bij het-gewigt , het pond tót vier ftuivèrs: was dat niet goed koop ? Naar zulk eene gelégenheid zoud gij ook wel wenfehen. Hadde ik voor drie jaaren , toen ik te Dok , nabij Befanpon, was , iets daarvan vernomen , ik zou voórzdker derwaard gereisd hebben, om deze gefehriften te doorbladen, welken men zegt; dat de merkwaardigftegebeurdnisfen bevatten , toen de kardinaal granvelle aan de gewigtigfte zaaken in Europa deel had. Doch dit mag nu eenen anderen reiziger van uwe vrienden tot narigt dienen: Fun-  EN HET OOSTEN. ftoj ' —— ■ Fungor vice cotis, acututn • Reddere qua ferrum vakt, exfors ipfa fecaudi Qi). Wij zijn hier op eene drukkerij geweest, waar men muzieknooten drukt. Dit word voor eene. groote kunst gehouden, en is eene uitvinding van den heer breitkopf te Leipzig; fchoon mij dunkt, dat men hetzelfde te Stokholm doet Héden hebben wij veel geléden, door dien wij van onze waarde vrienden alhier, die wij misfchien van ons léven niet weer zullen.zien, affcheid hebben genomen. (70 „ Ik dien voorwetten, die 'c .ijzer fcherpt, maar zelf » ftomp is." Het getal van 600 zal te groot'zijn, ten zij men tevens om de verzameling denke, welke de geleerde Abt van St. Vincent te Befancon, Jean Baptiste Boisot, van elders der openlijke Bibliotheek heeft nagelaten. De zaak zelve, aangaande de brieven en handfchriften van Granvelle, door Boifot gered, en te Befancon bewaard, was reeds bekend uit hét Journal des Scavans, 1695. Juin, T. XXIII. p. 388. £ de bijvoegzels van de la Monkoye op de Menagiana T. f. p. 3- tV; ed. de Paris, 1715., Suppl. ómoreri, luiscius, en jocher Gel. Lexicon, op 't woord Boifot, Schelhorn Amoenitt. hifi. Ecelef. et Litt. T. II. P. 443. fqq., en jfjfatf Bibl. Belg. T. h p. 85. (*) De heer hendrik fougt-, fchoonzoon van den bankfekretaris en boekdrukker te Stokholm, momma, die eenigen tijd té Londen is geweest, maakte de muzieknooten van breitkopf na, en drukte er, omtrent het jaar 1768 tot 1770, eenige muziekwerken, doch trok daarop weêr naar Stokholm. [Men weetv dat het ook te Haarlem gefchied, bij den heer ENscHEBéJ III. Deel O  202 REIZE DOOR EUROPA Zijne excellentie, de heer amptman siNWEft, gaf ons eenen aanbevelingsbrief aan den regérenden burgemeester te Zurich, den heer heïdesger, waarvan het opfchrift is: a Son Excellence Mon fleur Heidegger, Seigneur Bourgmaitre de nilufire Republique de Zurich ;' ik merk dit aan, op dat gij daar uit zoud zien, hoe het opperhoofd der ééne republiek aan het opperhoofd def andere fchrijft, en wijl het eene zeldzaame zaak is, dat reizigers zulke aanbevelingsbrieven krijgen. De heer Sinner is een zeer vriendlijk en bevallig man, die veel verftand en kundigheden bezit. Boven zal ik u reeds gezegd hebben, dat bij één van de drie is, die in de ganfche republiek de beste geheugenis hebben; veelen hebben ons geluk gewenscht, dat wij juist met alle drie kennis gemaakt hebben, fchoon wij te voren van deze hunne bijzondere hoedanigheid niets wisten, doch dezelve ras befpeurden. De heer van tavel, fchoonZoon van den heer sinner , en een beleefd en gastvrij man, heeft eene fraaije buitenplaats nabij de ftad wij hebben veel verkéring met hem gehouden, en op zijn buitengoed voor het eerst kennis aan den heer amptman sinner gekrégen. Ik meen in éénen van mijne brieven de eer gehad te hebben, u te melden, dat Bern twee Avoyers heeft, welken de opperhoofden van het gemeenebest zijn; dat één van hun telkens regérende Avoyer of amptman is, het welk jaarlijks elk op zijne beurt is; dat avoyer van advocatus af komt. Ik heb een' fchers- ' fenden inval, de naamen avoyer en doge betreffende, gehoord: een Venetiaan vraagde namelijk eenen Bcrner, hoe zijn Avoyer voer, & f'U aboyoit toujours?'[of  EN HET OOSTEN. hij geftadig blafte] de andere antwoordde: Wél, & votre Dogg, est ce quil mord toujvurs? [en uw dog, bijt hij bij aanhoudendheid]. Bij deze gelégenheid vallen mij eenigeipotvaerzen in, die mij in de hand gekomen, en, zo men zegt, voor meer dan dertig jaaren, op den ftaat der zaaken van dien tijd gemaakt zijn. Misfchien verlangt gij, om dezelven te lézen: misfchien zouden zij ook hunne toepasfing en nuttigheid kunnen hebben. Lérlngen van wijsheid tot verbetering moeten toch uit de gefchiedehïsfen gehaald worden. Zie hier de vaerzen: Berm, du fier Anglois copie ridicule,• D'un état fouverain treizietne particuk , At ome de l'Europe, a grand peine apergu, Des querelles des Grands pourquoi te mêles-tu ? II n'appartient qu'aux Dieuxde farmer du tonner e } . Les Reis font leurs images, ijs regnent fur la terre) Et de foibles états la juftice des Reis Protégé les autels, la liberté, les loix. JSTaffefte pas le vol des vautours & des aigles; Conferve, fi tu peux, ta médiocretè, Et disftmule au moins ta partlalité. L'envie d'ojfenfer, fans le pouvoir de nuire, Marqué la vanitè d'un ètat en delire (*)< <{*) Dat is: „ Bern , belachlijke kopij vari deo fierérj %%> O 2  so4 R.EIZE DOOR EUROPA En met deze zédeles eindig ik mijnen langen briefen dit lang nafchrift, en beloof n, u met geen brief uit, Bern meer lastig te vallen; want morgen vertrek ik, als het oode belieft, zeer vroeg van hier. De kleine lédige plaats, die op dit blad nog overfchiet, kan nog eene Ueine anekdote bevatten van den grooten gustaaf adolf. De vrijheer de sassera, die verfcheiden merkwaardigheden, dezen koning betreffende, bezit, waarvan ik u ongetwijfeld in éénen van mijne voorgaande brieven berigt gegéven heb, toonde mij eenen eigenhandigen brief van zijns grootvaders broeder, den vrijheer de sassera, uit Neurenberg, van den z6Hea van hooimaand 1632, waarï'n hij verhaalt, dat hij op dienzelfden dag het geluk genoten had, van aan des konings tafel, in zijner majelteits tent, het middagmaal te houden; de koning was zeer vrolijk geweest, en had gezegd , dat hij wilde, dat de baron de sassera over twee of drie dagen met den generaal wal- gelschman, dertiende deeltje van eenen fouvereinen ftaat, ondeeltje van Europa, naauwlijks merkbaar, waarom mengt gij 11 in de twisten der grooten? Het past den goden alleen, zig met den donder te wapenen : de koningen zijn Gods beeld, en heerfchen op de aarde: en de geregtiglieid der koningen befchermt de outers, viijheid, en wetten der zwakke Staaten. Waag de vlugt der gieren en arenden niet; Bewaar, als gij kunt, uwe middenmaat : ontveins ten minnen uwe partijdigheid. De lust tot fchenden, zonder magt tot fchaden, geeft blijk van de inbeelding eens razenden Staats."  EN HET OOSTEN. 605 ienstein een banket zou houden: deze ftond met 50000 man niet meer dan vier uuren ver van daar, waanégen de koning niet meer dan iicoo man, hoewel uirgelézen manfchap, had. De koning had den vrijheer her bevél over eene kompagnie kavallerij, mee eene wedde van *ooo écus, gegévea. 0S  #06" REI ZE DQ-PR EUROIA NEGEN EN VIJFTIGSTE BRIEF. Cr ,ift ouwen te Hindelbank. Fan den beeldhouwer Stahl. Bcrigten van de boekerij te Laaen. - Fergadering der ft enden aldaar. Flip der inwoners* . Kostbaarheid van te reizen in Zwitzerland. Wèlgefteldheid des landvolks. Baden, den 22/len OSlober, 1773. verlieten het beminnelijk Bern met veel leedwézen. In onze herberg, le faucon, of de valk, genoemd, de beste in de ftad, was men toen in verwagting, van den hertog van cumberiand binnen kort te zien; doch wij vernamen naderhand, dat hij eenen anderen weg naar Italië genomen heeft. In de parochiekerk te Hindelbank, twee mijlen van Bern, bezigtigden wij het voortreflijk werk van den beeldhouwer stahl. Hetzelve beftaatin twee graftomben: onder de ééne rust zijne excellentie, de heer amptman erlach , die deze waardigheid zes en twintig jaaren heeft bekleed. Hij ftierf in het jaar J748, in het één en tachtigfte jaar zijns ouderdoms, en was de vader van den thans regérenden amptman. De republiek is bij het graf verbeeld als eene wéduwe, die bitterlijk weent: Ballas ligt den fluijer op, welke den overlédenen bedekt, en befchouwt all' de eertékens, de orden enden fcevélhebbersftaf, die hij gedragen heeft; Saturnus laat zijne feisfe uit- de hand vallen, boven ziet men eene vliegende Faam, e. z. v. De heer stahl heeft van den re-  EN HET OOSTEN. ao? gérenden amptman zes duizend fraufche livres voor dit werk gekrégen , dat voor het overige van roodagtig maw mer, en wel zeer fraai, gemaakt, en daarenboven rijklijk verguld en met fchoone iieraadjen voorzien is. De andere graftombe bevat vrouw maria magoalena langhans, egtgenoote van den predikant te Hindelbank, die in het jaar 1751, in het agt en twintigfte haars ouderdoms, in de kraam overléden is. Het graf, hetwelk van zandlieen gemaakt is, is half open; de vrouw, in lévensgrootte, komt uit hetzelve te voorfchijn, en fchijnt het dekzel van het graf te ligten: het kind ligt ook aan den kant van het graf, en tast met de handjes rond, om er uit te komen. Op het half geopend dekzel leest men: hier bill icb, und das Kind , das du mir gegeben hast. [Zie hier ik en het kiud, dat gij mij gegéven hebt]. Van onder (taan fraaije vaerzen van den heer haller , doch die ik voor het tégenwoordige onder mijne papieren niet kan vinden. De afbeelding op deze tombe is verhéven en édel, en waardig, pm de opüanding aftebeelden; ent de heer de correvon, te Laufanne, heeft een eerdicht op deze gelukkige vinding van den heer stahl gemaakt. De heer haller heeft mij verzékend, dat de heer stahl, een Zwied is, hetwelk ik gaern wilde geloven, om nog een' landsgenoot te hebben, die onzen vermaarden sergel, dien ik altijd den Zweedfchen phidas noem, zoekt te évenaren. Maar de heer erlach heeft mij gezegd, dat hij een Sax is, en weleer bij den koning van Pruisfen is geweest, die veel agting voor hem had. Naderhand is hij, op zijne reizen, te Bern gekomen, en heeft een' tijd lans op het land bij den predikant langhans gewoond, P4  so3 REIZE DOOR EUROPA die hem ook vijf en twintig louis d'or voor gemelde graftombe betaald heeft. Hij is vervolgens van Bern vertrokken, hetwelk juist de plaats niet was,,waareen konstenaar veel kan verdienen: nous ne fommes pas des gens a fculpture ici, [wij zijn-hier geen lieden, die veel met de beeldhouwerij ophebben.] 'zeide de heer haller eens. Thans, zegt men , is hij in Saxen. Wij vervorderden onze reis verder over de fchoonfte landsdouwen , die alom wél bebouwd zijn. De akker draagt hier twee jaaren agterëen, in het eerfte tarw, m in het volgende rog: in het derde jaar blijft dezelve braak liggen. Voor het overige zaait men hier veel fpelte, die in deze gewesten overal in het Hoogduitsch kom, doch in het Fransch épautre of ipeautre heet. Wij zagen hier ook éven zulke kleine griften en gruppels, om de wei- en zaailanden te bewateren, als in Milaan en Mantua; doch de griften zijn hier kleiner. Wij kwamen door verfcheiden ftéden, als Lentsburg en Mellingen, daar wij geen andere merk waardigheden vonden, dan dat dezelven wél gebouwd en fraai zijn. Doch te Baden vertoefden wij, en bezigtigden het allereerst de warme baden, die een klein vierden eener mijIe van de ftad liggen. Het water in dezelven is zo heet, dat men bij zommigen de hand brand, als men ze aan de kraanen houd. Hier zijn kleine huizen en kamers, névens allerlei gerieflijkheden voor de geenen, die de baden gebruiken. Deze baden hebben aan de ftad den naam gegéven; en zelfs bij de ouden werd zij Aquce Verbigene of Urbigenat genoemd: hetwelk gij bij de la wartinirrb niet vind, Dpch eene onderzoeking in de oude aardrijks.  EN HET OOSTEN. 209 kunde in het werk te ftellen, is eenen reiziger in eene herberg niet wel mogelijk, en voegt zig ook niet voor eenen korten brief. Ik verlaat derhalven de baden; en daar ik aan eenen boekbewaarder fchrijf, moet ik niet vergéten, van de boekzaal in het klooster der kapucijnen, aan het ander eind der Had, te fpréken. Wij vonden er verfcheiden oude, en ook eenige zeldzaame, boeken; bijvoorbeeld Hoogduitfche bijbels van de tijden van ltjther , die reeds gedrukt waren, toen hij nog een kind was: eenen te Straatsburg, in het jaar 1485, uit de Vulgate overgezet; eenen tweeden te Augsburg 1490. Van deze bijbels zou veel te zeggen vallen, gelijk ook van de mislijke prenten en houdfneeden, die men in dezelven vind, en waaromtrent aan het flot gezegd word: met fraaije prentverbeeldingen; waaruit men van den fmaak dier eeuw, en van de toenmalige vorderingen der kunsten in Duitschland, kan oordélen. De plaatzen bij joannes van de drie, die getuigen in den hémel, welken lother, wijl zij in de handfchriften van den grondtekst niet (tonden, in zijn' tijd geheel uit zijne bijbels liet, vind men hier, hoewel niet in de tégenwoordig gewoone orde, uit de Vulgata ingevoegd ; zij volgen op de drie, die getuigen op de aarde. Men vind hier ook eenen Latijnfchen, in 1482 gedrukten, bijbel, doch zonder naam van plaats. Om deze uitgaaf van anderen te onderfcheiden, tékende ik de Latijnfche verzen, welken op het einde (taan, op, welke dus beginnnen : Fontibus ex Gratis Hebrceorum quia libris e. z. v. In dezen vind men insgelijks de gemelde fpreuk, en wel in de gewoone orde, zo dat de drie getuigen in den hémel eerst, en dan de drie getuigen op de aarde, ftaan. O 5  sïo REIZE DOOR EUROPA De gezamenlijke tienden van het eedgenootfchap zulle» hu eerlang hier te Baden vergaderen. Maar zij zijn op verre na zo talrijk niet als de Zweedfche ftenden; want in alles maken zij niet meer dan dertig perfoonen uit: namelijk maar twee uit elke der dertien kantons, die éven zo veele republieken of onaf hanglijke en op zigzelven beftaande ftaaten uitmaken; behalven dezen komen er omtrent vier perfoonen van de bijgevoegde plaatzen. Zij hebben ook zulk eene onbepaalde magt niet, als die, welke voor dezen op de Zweedfche rijksdagen geoefend werd. Zij mogen niet buiten de volmagt gaan, welke zij méde van huis brengen, noch minder buiten de wetten, welken elk kanton heeft. Om die réden word de algemeene zé- . Rerfaeid nooit gekwetst; geen wetten worden door de itemmen der ftenden met voeten getréden; geen regten van een' bijzonder' perfoon door konstenaarijen van partijen in gevaar gefield, e. z. v. De eerfte afgevaardigde van het kanton Zurich heeft altijd de voorzitting in de vergadering der ftenden. Het oogmerk der thans aanftaande buitengewoone bijeenkomst der ftenden zal, zo als ik gehoord heb, zijn, om te raadplégen over het hoofdgeld, welk de Fraufche regéring wil leggen op de Zwitzerfche kooplieden , die zig in Frankrijk neêrgezet hebben, hetwelk ftrijdig is, zegt men, tégen voorregten, die zij voor zig bedongen hebben. Thans bevindeD zig hier veele aanzienlijke Poolen, die nit hun ongelukkig vaderland gevlugt zijn: onder anderen de vorst sapieha en meer anderen. Den zomer brengen zij gemeenlijk te Baden, en den winter te Lucern door. Deze brief aan eenen gefchiedkundigen gerigt zijnde 9  E N HE TOOSTEN. zsX het niet nodig .zijn, aantetonen, dat de vréde van Baden, van het jaar 1714, van deze ftad, alwaar dezelve, fchoon gedurende de grootfte onlusten na den Toggenburgfchen oorlog, die nog tot het jaar 1718 voordgingen,met in Zwitzerland onheil te ftigten, gefloten werd, en niet, gelijk misleiden veelen geloven, van het markgraaffchap Baden den naam heeft, om dat dezelven in de markgraaflijk-badenfche ftad Rastadt begonnen werd. Het kwam ons zonderling voor, in all' de huizen, zo wel hier in de ftad, als buiten bij de boeren, zulk eene groote menigte vensters te zien, dat zomüjds de geheele wand van het eene eind tot het andere, en zelfs de gével uit niets anders, dan fchoone glasvensters beftaat. Dit verwonderde mij , voornaamlijk in een koud land, waar de vensters des winters met ijs bedekt worden en de koude in de vertrekken vermeerderen. Men zeide mij, dat dit een bewijs was van het groot getal perfoonen in de hierzijnde huisgezinnen, en van derzelver algemeenen ijver, dewijl elk zig den dag zoekt te nut te maken; als mdde van de veele handwerkslieden in de ftéden, die in hetzelfde huis bij elkander wonen. Het ijs aan de vensters zou het licht te veel benémen, indien er weinigen waren; doch nu word door derzelver verbazend getal zulks vergoed, en allen kunnen te gelijk van de korte winterdagen nuttig gebruik maken. Men is niet zeer bezorgd tégen de koude in een land, daar zulk een groote voorraad van brand is. In Zwitzerland is het zeer duur te reizen. En dit moet men niet alleenlijk van de herbergen verftaan, die voorliet overige ongemeen goed en zinlijk zijn, en waar men ook  ais REIZE DOOR EUROPA goede oppasiïng heeft, en zo wel met éten en drinken als anderzins - wél bediend word; maar het komt ook daarvan dat hier geen gerégelde posten zijn. Men moet altijd van de eene ftad naar de andere de rijtuigen bedingen, en daar door word een reiziger altoos overeischt; hetwelk wel in alle landen géfthied, doch meer, waar geen vasrgeftelde prijzen voorde vragtloonen zijn , dan elders. Men neemt hier voor een rijtuig gemeenlijk eene halve louis cPor vpor éénen dag, maar dan moet men évenwei nog zo veel betalen voor den terugweg van het rijtuig. Tusfchen Bern en Zurich bij voorbeeld zijn twee dagreizen en eene halve: maar wij moesten voor vijf dagen, namelijk voor de geheele reis, zo wel voor de reis derwaard als weerom , betalen, fchoon wij het rijtuig op deszelfs terugreis niet gebruikten: zo dat ons hetzelve, behalven het drinkgeld aan den voerman, twee en een halve huis d'or kostte. Zo is het van Geneve af overal in Zwitzerland gefteld. Verders worden de koffers gewogen , en neemt men niet meer dan dertig, ten hoogden veertig pond vrij méde: voorliet geen dezelven meer wégen, moet men bijzonder betalen. Gij kunt u gemaklijk verbeelden, hoe veele boeken en papieren wij bij ons hebben, zonder de kléderen en andere zaaken te rékenen. Want wij hebben met uitgeladen, zéden dat wij te Genua geweest zijn, daar wij op het'koninglijk Zweedsch fregat Ilkrim eene grooteboekekasvol infcheepten. Van dien tijd af hebben wij onze verzamelingen en pakkaadje te Turin, Chambery, Geneve, Laufanne en Bern gedurig vermeerderd. Hier gaat wel een gerégelde postwagen, doch maar eens in de week: men kan derhalven niet altijd op denzelven wagten, en ménig-  EN HET OOSTEN. flIj maal is hij reeds te voren vol. In Italië vind men overal, behalven de gerégelde posten, zogenoemde Vhtorini: men geeft daarvoor één dukaat daags, en heeft daarvoor, behalven de vragt, eens daags éten voor twee perfoonen,en betaalt noch brug- noch boomgeld, en ook niets voor de terugreis; waartégen men zig hier in de duure herbergen het éten en drinken zeiven moet verfchaffen, bij all' de ménig vuldige bruggen, die men over moet, betalen, e.z.v. Een perfoon betaalt in Zwitzerland voor eenen gewoonen maakijd i livres sfous, en aan bruggeld hebben wij van Bern tot Baden meer, dan eene Franfche livre betaald. De wégen zijn hier ongemeen veilig en goed, gelijk die in Zweeden: zij bcftaan voor het grootlte gedeelte uit zand, en zijn veeltijds door bergen uitgehouwen. •Zinlijkheid en nettigheid ziet men bij de Zwitzers in een' hoogen graad heerfchen; zelfs op het platte land bij de landlieden verwekt het verwondering. Hunne huizen zijn in goeden ftaat, en worden zo wel vanbinnen als van buiten in goeden ftand gehouden. Zij zeiven zijn wél gekleed ; men vind geen armen en behoeftigen onder hen , niemand in lompen en lappen, gelijk in Italië. De boeremeh-jes gaan blootshoofds, envlegten haar lang hair van agter met zwarte linten in twee groote Vlcgten, die haar tot op de hielen hangen. Dit gebruik is bij de Zwitzers zeer oud, en ongemeen fraai; die, welken nier fchoon hair voorzien zijn, hebben g; er ..nder hair- of hoofdllerfel nodig: de natuur is altijd net fchponlte fieraad. Ik heb thans ge,, n lijd. ommeer tefchrijven. Wijmoeten aanftonds in het rijiuig itappen en deze ftad verlaten. Ons eerfte oogmerk is, om aanftonds na behoorlijke beta-  ai4 R E I Z E DOOR EUROPA ling van hetverfchuldigde over de groote hrug alhier over den vloed Limmai te gaan; vervolgens denken wij héden avond te Zurich te komen, vanwaar ik dan hoop, verder de eer te hebben, e. z. v. (*). (*) Dit voornémen van den heer profesforBjöRNsTa'hx is niet ten uitvoer gebragc, maar deze is de laatfte brief, door hem uit ïurkije tot den druk toegezonden: want in Turkije heeft hij de gezamenlijke brieven, in dit derde deel vervat, en met dien uit Chambery van den clItn September 1773 beginnende, volgens zijn dagboek en ui: hetzelve opgefteld. Ik bezit éénen brief uit Holland en ecnigen uit Engelland , die egter aldaar op de plaats zelve opgefteld en tot den druk gefchikt zijn en nn in derzelver orde volgen, waaragter gevoegd zijn nog twee andere brievenj de een aan den overléden oppergeneesheer en ridder linneos, uit Karlsruhe van den i „ berg, in wiens huis ik dezen brief fchrijf, heeft mij gelast, ,, u te groeten. Hij kwam met zijne egtgenoote, in het jaar „ !77ij herwaard naar Amfterdam, en denkt in bloeimaand aan„ ftaande naar Surinamen te kéren. Hij is niet ongenegen, om „ zijne ganfche bezittingen in Amerika te verkopen, ten einde ,, in zijn lieve vaderland gerust televen, ener den grooten vader „ zijns Iands op den troon te bewonderen. Het zou goed wé,, zen, indien men in Zweeden de magnétifche kragt en eene zo „ innemende hoedanigheid had, dat men vreemdlingen met hun „ geld in het land kon trekken. Maar het is altoos een voor- naam gebrek, arm te zijn, en den s;eenen, die iets meer dan ,, anderen heeft, ja zelfs die iets meer verftaat en weet, te be„ nijden. Hebt gij het fchoon gefchenk gezien, dat de heer „ overftelieutenant aan zijne majefteit gezonden heeft ? Het be4, ftaat uit 186 foorten van kruiden, allen met derzelver bloe-  *30 REIZE DOOR EUROPA „ men, e. z. v., allegaar uit de landftreek van Surinamen ; en, „ hetgeen nog meer is, allen in wijngeest ingelegd: van welke „ kostbaare wijze van kruiden te bewaren, de heer dahlberg „ ongetwijfeld de eerfte uitvinder is, en die zékerlijk weinigen „ zullen navolgen. Deze verzameling, dit kostbaar en zeldzaam „ herbarium, zal den grooten umxvs, dien ik u verzoek mij„ ne eerbiedenis te betuigen, een onbefchrijflijk genoegen ver„ wekken. Ik heb altoos gemeend, dat de heer dahlberg reeds „ voor lang ridder was, wijl hij zijn vaderland in zijne jeugd „ met zo veel roem gediend , en hetzelve naderhand tot zo „ veel eer geflrekt heeft Ik wenschte met „ al mijn hart, dat hij eerlang een ordentéken mogt bekomen: „ dit zou het eerfte in de waereld zijn, dat uit Zweeden bij de „ tégenvoeters kwam; en men zou alsdan in de nieuwe waereld „ de bewijzen der gunst en billijke beloningen zien, die degroo„ te koning gustaaf III. uitdeelt, en die reeds de oude wae„ reld met bewondering vervuld hebben. Op den eerstkomen» den ordendag word mijne voorzegging gewis vervuld. Pre- „fiscine dixerim." De heer overstelieutenant dahlberg werd niet lang daarna door zijne koninglijke majefteit met de zwaerdörden begiftigd. Aanmerk, van den Uitgéver. EEN  EN HET OOSTEN. »~t EEN EN ZESTIGSTE BRIEF. Berigten van de heeren Lideen, Matheftus, Springer, Lindegren , Solander, Mi lier , generaal Paoli, lord Stanhope, lord Mahon, Brander, als ook van de overige Zweeden te Londen. Londen, den igden Mal, 1775. T JLk kan u van wégen onzen gemeenen en met zo veel regt geliefden vriend, den heer lideen (*), dc groete- (*) De heer magister johan hendrik lideen heeft het ongemeen verre gebragt in de Latijnfche en Griekfche zo wel, als in de Oosterfche letterkunde, als ook in de gefchiedenis, inzonderheid in de letterkundige gefchiedenis: hij was te voren adjunét der wijsgerige faculteit te Lund, doch heeft reeds vooreenige jaaren deze plaats, uit hoofde van zijne zwakke gezondheid, nédergelegd, en woont thans, met den titel van hoogleeraar, te Norrköping, daar hij zijnen lédigen tijd den wétenfehappen, inzonderheid der letterkundige gefchiedenis van zijn vaderland \ wijd, en aan werken, dezelve betreffende, arbeid. Onlangs heeft hij uirgegéven: Andrje rijdelii, Scania olim et Blekingia Episcopi etc. opuscula Latina, colle&a et edita a johanne iieniuco LiDéN. Norrcopia, 1770., gelijk ook Catalogus Disputationum in Academiis et Gymnafiis Suecia, atque etiam a Sueeis extra patriam hahitarum, quotquot huc usque reperiri pottiertint; Colleêtore johanne henrico lidbn Profesfore Regio Upfalia, 1780. Zijne zeer aanzienlijke en uitgezogte boekerij, welke keurige werken over de Zweedfche gefchiedenis, letterkundig*  i*% REIZE DOOR EUROPA nis doen. Hij is nog te Aken , maar nog niet herfteld. Ik heb hem geraden, naar Napels te gaan, en de baden bij Ifchia te gebruiken. Onlangs heeft hij aan den heerwADSTKÖM, die nog door Holland reist, gefchréven, en zijnen brief herwaard aan mij gezonden. Hij fpreekt in denzeiven met veel vriendfcnap van mij, en zegt, dat hij met zijne jigtige vingers wel aan mij zou fchrijven, indien hij niet twee brieven, éénen van Parijs, den anderen van Rome, aan mij te goede had; (ik zie dus, dat hij zijn geheugen niet verloren heeft:) verder meld hij mij, dat hij voornémens is, naar Ifchia te gaan, en verzoekt mij, dat ik hem fpoedig zou fchrijven, en goede aanbevélingsbrieven op Napels géven (*). De heer mathesius , onze waardige Zweedfche predikant alhier, bevind zig wél. Hij is een braaf en zeer ijverig leeraar. Welk eene vreugde was het voor mij, op paafchen eenen Zweedfcheu godsdienst bij te wonen, en in de gezangen van eene Zweedfche gemeente iu eene Zweedfche kerk méde te Hemmen; hetwelk zédert mijn vertrek uit Zweeden niet gebeurd was : want op het Zweedsch fregat bij Genua hoorden wij wel eene leerréde; maar gefchiedenis, en fraaije wétenfehappen , als ook oude Latijnfehe en Griekfche fchrijvers bevat, heeft hij reeds bij zijn léven aan de Oostgothifche natie op de Univerfiteit van Upfal vooruit gefchonken. Aanmerk, van den Hopgd. Vertaler. (*) BjörnstShl fchreef, kort daarna, aan den heer lideen, toen deze te Aken was. Deze brief zal men in een aanhangzel, op het einde van dit deel, médedélen. Aanmerk, van den H, Vertaler.  EN HET OOSTEN, 233 maar het was geen yollédige godsdienst in eene kerk met orgel, altaar, prédikitoel, e. z. v. Ik kan u niet zeggen, hoe zeer mij dit aandeed. Ik woon in één huis met den merkwaardigen heer springer. Deze grijsaart is nu één en zéventig jaaren bud, doch vlug én levendig. Hij heeft veel kennis van de ftaatkunde en geheime gefchiedenis van Europa, inzonderheid van Zweeden, Rusland en Engelland; fpreekt als een profeet van voorlédene en toekomende zaaken;. word als een orakel, zelfs van de aanzienlijklre lieden, om raad gevraagd; is tot ftaatsverrigtingen bijzonder gefchikt, en heeft een voortreflijk rfaatkundig verftand. Iknoemjhem den bestevader der Zweedfche natie alhier. De heer karel lindegren is de wakkerfte man, dien men zig kan verbeelden. Zijn huis ftaat voor alle Zweeden open; eh bij heeft eene zeer goede en verftandige vrouw. Hij beeft veel ftnaak in kunsten en fraaije wétenfehappen ; heeft eene niet minder uitmuntende en merkwaardige , dan groote en kostbaare verzameling van gedenkpenningen , gelijk ook eenen fchoonen voorraad van prenten en fchilderijen. Zijn handelgenoot is de heer grill, insgelijks een goed en vriendlijk man, en een nabeftaande van de heeren grill te Amfterdam en Stokholm. De heer william cha&ir.ers, ridder van de koninglijke orden der noodfter en eerfte bouwmeester des konings van Engelland, rékent zig onder de Zweeden, en fpreekt de Zweedfche taal ook als een Zweed, gelijk hij dan ook te Gothenburg, hoewel van Engelfche ouders, geboren is. Hij ftrekt onzer natie in de daad tot eer; heeft een zeer gemaklijk huis; ontvangt de Zweeden en onthaalt hen op III. Deel. Q  234 REÏZE DÓÓR EUROPA eenen vorstlijken voet; heeft verfcheiden kostbaare werken, de bouwkunst, de tuinkürist'e. z. v. betreffende, gefchréven en uitgegéven, e. z. V. Doch ik breek dit artikel af, orh ü te verhalen, dat ik reeds bekend ben geworden met den geleerden lowtii , lordbisfchop van Oxford, die wegens zijnepoëfts facra HeIrceorum en andere voortrcfiijke fchriften beroemd is. Ik werd zeer wc! bij hem ontvangen; hij vereerde mij eene Engelfche fpraakkonst, die bij zélf voor zijhen zoon had ópgefteld, en gaf ons naderhand, zo wel als de heer doktor kc-nnicott, zelf een bezoek. Zo hebben wij ook reeds met den tégenwoordigen lordmajoor, den beroemden wllkls, kennis gemaakt: wij waren bij hem op een groot bal verzogt. Hij is een ho'fiii'k man; doch Ik geloof riet, dat hij zo groot zou zijn géworden, indien het'ministerij hem niet vervolgd had. 11^ heb veel verkéring met den geleerden jones. Het is eet] jong en wakker man: jammer is het, dat hij de oosterfche letterkunde heeft laten varen, en advokaat geworden''is. Hij heeft reeds voor lang het léven van thomas kulikan in .het Fransen uitgegéven: hij had hetzelve op bevél des konings van Deenemarkeu uit het Perfisch vertaald. Onlangs heeft hij een voortreflijk en' algemeen met roem bekend boek, depoëfi Afij.tica, gefchréven. De heer doktor solander, vereischtnu, een bijzonder artikel. Hij is de. eerfte Zweed, die ooit eene réis rondom de waereld gedaan heeft; daarenboven is hij een waardig rhau, heeft veele kennisfen, en is ovaal wélfcom, overal bemind. Met is mij aangenaam, de kennis te kunnen vernieuwen, wake ik, eertijd», tc W0l°'éit lieoi-géliou-  ÉN HET OOSTEN. "35 den heb. Hij heeft het opzigt over het Britsch Mufeum* en mij eenen vrijen toegang tot de voort'reflijke handfchriften bezorgd. Hij heeft het tegenwoordig zeer drok met het werk, dat op kosten van zijnen vriend, den heer banks, uitgegeven zal worden, en vrij groot is. Hij heeft tot dat eindé negen of tien plaatfnijders cn drie tékenaars in zijn huis, die allen zeer duur betaald worden, naardien zommigen drie, 'anderen twee guinicn in de week, anderen minder bekomen. Hij heeft zé nii twee jaaren gehad, en het zal nog wel vijf of zes jaaren'aanlopen j eer het werk af is; het zal afbeeldingen van al de kruiden, dieren en natuurlijke zeldzaamheden, die zij op de reis gevonden hebben, névens de beféhrijving derzelven, bevatten: er komen omtrent twee duizend, tot hiertoe onbekende, gewasfen in Voor. Dit Werk ftrekt onzen sol ander , gelijk ook den heer banks, die tot hetzelve niet minder' koninglijke kosten, dan tot de reis zelve , belteed heeft, tot eene onfterflijke eer. De heer solander is ook een beroemd médelid van de koninglijke maatfchappij der wétenfehappen 'alhier. Men heeft hier onlangs begonnen, eene Flora LondU nenjis te drukken: de heer william cuRtis, demonjlrator in de kruidkunde, is er de fchrijver van; het eerite deel daarvan is voor eenige dagen, in groot folio, met de fchóonfte en pragtig afgezette plasten, in het licht gekómen. Gisteren maakte Ik kennis met den beroemden heer john miller. Hij heeft een begin gemaakt met de uitgaaf van het ftelzel van onzen onfterflijken linn^eus, in koperenplaaten: één déél der kruiden, met all'derzelver deelen, tot bevrugting en voordplanting behorende, mee Q2  «36 REIZE DOOR EUROPA de uiterfte nauwkeurigheid in het koper gebragt enafgezet, is reeds in het licht gekomen; van elkerangfchikkingword maar één kruid afgebeeld, zo dat het getal der koperen plaaten honderd zestien bedraagt. De heer oppergeneesheer en ridder linn^eus zegt er van, in eenen brief aan mij, dat het de heerlijkfte afbeeldingen zijn, die de waereld ooit gezien heeft. Gij weet, wat het zeggen wil laudatia viro tam laudato [door zulk een' geprézen man geprézen te worden], en wel in de kruidkunde. De heer millee is tékenaar, fchilder, plaatfnijder en kruidkenner: een zeer bekwaam man; een geboren Duitfcher, maar geen nabeftaande van dien miller , die de lijst der kruiden tot chelsea uitgegéven heeft. Zodra hij met de planten gedaan zal hebben, is hij voornémens, op dezelfde wijze met de dieren, en vervolgens met het delfitoffen-rijk voordtevaren. Dit is een werk, waardoor het ftelzel van linnjEus, dat hoe langer hoe meer in all' de waerelddeelen aangenomen word, fterke onderfteuning bekomt. Eene regérende vorstin in Duitschland agt het zig eene eer, eii Helt er zig een vermaak in, zijne fpecies plantarum met de grootlte kosten uittegéven, waarvan ik hem ook reeds berigt gegéven heb. Ik heb de eer, met den heer generaal paoli, uit Korflka, aan wien wij goede brieven van aanbevéling hadden, veel te verkéren. Hij is een boven maate doortrapt, kloek en wakker, en, gelijk men er met regt kan bijvoegen, een geleerd heer. Hij kent de menfchen zeer nauw, en verftaat de kunst, om hen in te némen, in den grondde regéringskunstbefchouwt hij uit nieuwe gezigtspunten. In het algemeen is hij een diepdenkend verftand, eu hij  EN HET OOSTEN. *37 (preekt op eene innémende en kragtige wijze. Hij is tégenwoordig vijftig jaaren oud, doch ziet er veel jonger uit. Hij is zeer beleefd en vriendlijk, en men gaat nooit van hem, zonder wijzer te worden; en hoe meer wij hem zien, hoe meer, dunkt ons, winnen wij. Hij heeft ons ook met zijne bezoeken vereerd. Wij hebben hier het genoegen gehad, onze kennis met Mylord stanhope en zijne ganfche familie te vernieuwen. Ik geloof, dat ik u veel van hem gefchréven heb uit Geneve, daar hij zig verfcheiden jaaren opgehouden heeft, om zijnen eenigen zoone, lord mahon, eene opvoeding te géven. Deze had reeds in de jaaren zijner kindsheid groote doorzigten in de natuurkunde, voornaamlijk in de werktuigkunde, waarin hij reeds verfcheiden prijzen in onderfcheiden akadémiën gewonnen heeft. Deze lord mahon is onlangs in den egt getréden, en heeft eene fchoone en vriendlijke gemaalin , eene dogter van den bekenden pitt , thans lord chatham. Hij oefent zig nog bij aanhoudendheid in de werktuigkunde, fchoon de ftaatkunde thans het grootfte gedeelte van zijnen tijd te Londen wegneemt. Voor eenigen tijd zagen wij bij hem, bij gelégenheid, dat wij bij hem des middags ten éten genodigd waren , eene nieuwe uitvinding van een waterwerktuig, om het water, en wei met veel minder kosten, dan met andere gebruikiijke werktuigen, tot eene hoogte te brengen, die men tot nog toe niet heeft kunnen bereiken. Zulks gefchied door een rad, dat in de rondte draait, en op hetwelk eene looden fpieraalvormige pijp ligt, die, in het omdraaijen, beurtelings wateren lugtfchept, e.z. v. Het werktuig is ongemeen eenvoudig, zo dat een boer er zig Q3  »38 REIZE DOOR EUROPA een denkbeeld van maken , en met zeer weinig moeite en geringe kosten van bedienen kan: het is wonder, dat niet eerder iemand daarop gevallen is.* Het watervverktuig bij. de waterleiding te Marlij is zeer kostbaar, en niet het tiende deel van zo veel nut als dit. Hetzelve is in Zwitzerland uitgevonden, en door mylord maijon verbéterd, die er ook eene befchrijving en aftékening van wil uitgéven, waarin ik hem dan niet mag voorkomen. Hij zeide, ik moest dit werktuig zowel om dtsselfs nuttigheid, als onkostbaarheid mijnen landgcnooten aanbevélen, wanneer men bij geval eene fpringfontein, eene waterleiding en dergelijken wilde aanleggen. De vader van den heer mahon, mylord stanhope , is in de wiskunde en wijsbegeerte, gelijk ook in de Griekfche en Latijnfche taal zeer ervaren; hij heeft all' de klasfifche fchrijvers, en veele oude en krater wijsgeeren, gelézen. Hij Iaat thans, op zijne eigen kosten, te Glasgow, drukken Opera Posthuma fitnfonis, over de wiskunde e. z. v. in drie deelen in kwarto. Het werk is niet minder voortreflijk, als de uitgaaf pragtig zal zijn. Doch nu zijn de (taalkundige en Amerikaanfche zaaken tusfchen beiden gekomen, en hebben belet, dat het werk nog niet uitgekomen is." Want mylord stanhope is, gelijk chatam en veele anderen , van de tégenpartij en zeer genégen, om de onafhanglijkheid en vrijheid der Amerikaanen te begunstigen. Ik moet nog van eenen Zweed , den heer gustaaf brander , melding doen. Deze is te Londen van Zweedfche ouders geboren; is rijk en bevind zig in gelukkige omftandigheden, ook heeft hij nog kortlings de nalatenfchap geërfd van den heersPiKER, een' rijk'Zweedsch'  EN HET OOSTEN. 233 koopman te Londen, die voor eenigen. tijd overleden is. Hij is uit den koophandel gefcheiden, en houd zig thans met de oudheden bézig, van dewelken, zo als ook van delfdoffen, munten, porcelein , fchilderijen en boeken , hij eene fehoone verzameling bezit. Onder anderen heeft hij alle dedetlenvan rudbecks Atlantka, iu welke vollédigheid men dit werk buiten 'slands zeer zelden aantreft: het vierde deel bezit hij in handfchrift; dit heb ik maar eens te Stokholm gedrukt gezien, toen de boeken van den overléden rij ■ sraad eurenfreutz openlijk verkogt werden , en ik herinner mij, dat hetzelve toen naar Deenemarken ging: het was jammer, dat men het uit het land liet gaan. Doch de heer brander bezit nog een ander kostlijk kleinood, dat eertijds iu het tuighuis te Stokholm geftaan heeft, namelijk den kroningszéiel der keizers ea koningen van Rohemen, van ftaal zeer voortreflijk gewerkt, overal met vlak fuijwerk, hetwelk de Roamfche gefchiedenis verbeeld, en wel met den droom van den koning neburadnezar begint, en dan vervolgens de merkvvaardigfte veranderingen en .gebeurdnisfen in het Rpomfchë rijk tot op den keizer rudolf den tweeden, voor wien deze troon vervaardigd werd, voorilelt. Deze ftoel is te Praag door het zégepralcnd Zweedsch léger genomen en naar Stokholm gebragt, daar men denzelveu tot omtrent het jaar 174a in het tuighuis bewaard heefr. Met één woord, de heer brander zeide mij,.dat bij hem. van**** had gekogt: hij is eene volkomen manslengtë hoog, en een meesterlttik in de kunst; en men moet zig verwonderen , dat men voor twee honderd jaaren in Duitschland zo fraai in ftaal heeft kunnen arbeiden; want' rudoif werd Q4  *4 REIZE DOOR EUROPA in het jaar 1576 keizer, en de ftad Augsburg fchonk hem dezen troon tot zijne kroning. Deze keizer, die de wétenfehappen en de geleerdheid beminde, hield zijn verblijf altijd te Praag, en hier was het, daar onze dappere foldaaten dien troon wegnamen, en dus meer, dan de Roomfche veldheer mummius met de ftandbeelden uit Korinthe (/), toonden, welken goeden fmaak zij hadden ten aanzien van hetgeene fchoon is, daar zij dit kostbaar ftuk wél wisten te bewaren, en, zo als met veele andere werken der kunst, hun vaderland daarméde verrijkten. Ook bezit de heer brander een fchoon en groot ftuk van weinig verhéven arbeid of vlak fnijwerk van brons, hetwelk den keizer rudolf den tweeden te paerd verbeeld, door de zanggodinnen, de wétenfehappen en de faam verzeld: dit heeft hij insgelijks van denzelfden voornaamen heergekogt. Ik zeide tégen hem, dat hij den grooten gustaaf wéder ten gefchenk moest géven, het geen de krijgslieden van den grooten gustaaf adolf door hunne overwinningen veroverd hadden. Hij gaf mij tot antwoord, dat hij zulks gaern zoude doen, bij aldien de koning hem het regt daartoe wilde géven, en hij wist, dat het gefchenk aangenaam zou zijn. Deze man is voor het overige médelid zowel van de maatfchappij der wétenfehappen, als der oudheden alhier, als méde direkteur van het Britsch Mufeum en van de bank. Hier zijn nog verfcheiden andere Zweeden, die, elk in (O Dezes onkunde wordt, uit vellejus paterc. IJifl. R0m. L,. I. 9. 13., verhaald in de Algem, Hiffl. VI. D. bl. $60,  EN PI ET OOSTEN. 241 zijne foort, der natie tot eere ffrekken. De heeren cleek en seele hebben zig in de fcheikunde; de heer wirgman in het bewerken van goud en édelgefteenten beroemd gemaakt; de heer carlesson is een rijke fuikerrafineerder; en de heer carsberg is ongemeen bekwaam in het bear ■ beiden van ftaal, verftaat alle geheimen der Engelfchen ten aanzien van het polijsten van ftaal e. z. v.; hij zou .wel naar Zweeden willen terug kéren, doch is bevreesd voor dwang in zijne handtéring e. z. v. Onlangs is de heer luitenant van walden , die, wégens zijn verftand en zijne kundigheden in zaaken het zeebewind betreffende, zeer beroemd is, hier aangekomen. Ook zijn hier verfcheiden voornaame Zweeden, van dewelken ik héden, wégens gebrek aan tijd, geen berigt kan géven, wijl ik dezen brief aanftonds moet fluiten, om hem op den post te zenden, die op het vertrek ftaat. Op een' ander' tijd meer. Naschrift. De overige Zweeden te Londen, die ik ken, zijn behalven het huis van den koninglijken gezant: de heer baron gedda, zoon van den prelident; de heer leyel, een rijk koopman, die zig hier heeft neêrgezet; de heer heilstSdt , koopman; de heer sohnus uit de Dalarne, zeer rijk; de heer chriström, wetëer adjunélte Lund; de heer chalmers, koopman; d.e heer bergström, burger te Londen, névens verfcheiden handwerks-en zeelieden, welker-getal grooter is,dan het volksgebrek in Zweeden veroorlooft. De heer graaf wachtmeister en de heer baron kayalin zijn Q.5  34a REI Ze DOOR EUROPA onlangs van Carhkroon hier aangekomen. Ook zijn bier verfcheiden Zweedfche vrouwen en koopmans wéduwen. De heer kapitein brnzel, een. zoon van den aartsbisfchop erich bi:nzelius den jongen, is voor korten tijd in Amerika overldden: hij word in het algemeen betreurd, en wégens zijn goed karakter geprézen.  EN HET OOSTEN. 243 TWEE EN ZESTIGSTE BRIEF. Bevél aan den fchrljver met opzigt tot de reis naar Turkije. . Van den heer Winftanley. • • Van den heer Warton. -—- Inrigting der Oxfordfche univerfiteit. Van de Radcliffche en Bodleyjche boekerijen. Zweeden die te Oxford hunné^etteroefeningen gedaan hebben Lijst der daar zijnde handfchriften. Oxford, den zden Oftobcr, 1775. ^JL^eewijl ik op deze merkwaardige hooge fehool met, boekerijen, handfchriften, kollégiën en geleerden mij bézig hield, kreeg ik onlangs eenen brief van het koninglijk kanzelaarijkollégie, welke het gunftig bevél van zijne koninglijke majefteit bevatte, om met den eerften de reis naar Turkije te aanvaarden; waartoe ik mij nu ook allengs gereed maak, om, zo dra het mij mogelijk zal zijn, ecu land te verlaten, daar ik nog zo veel, zelfs ten atgemccnen nutte, kan léren en ervaren. Doch ik kom tot de gewoone onderwerpen van onze briefwisfeling, namelijk nieuwigheden, vooral van geleerde zaaken. Voor eerst zal ik u dan verhalen, hoe ik mij hier te Oxford dikwijls met uwen Larda Tidninger vermaake, welke de heer winstanley, névens verfcheiden andere journaaieu, fchier uit alle gewesten van Europa, zelfs uit Spanje, laat komen , om zijn Engelsch journaal optefteilen, dat drie maanden duurde, en den titel voerde: The generalReview offoreign Litterature, waarvan egter  *44 REIZE DOOR EUROPA maar drie kleine deelen in oktavo, van januarij, februa, rij en maart dezes jaars, uitgekomen zijn, waarop het opgehouden heeft. Het werk vond in het geheel geen aftrek, wijl de Engelfchen juist geen liefhebbers van de letterkundige gefchiedenis zijn, en daarenboven te Londen verfcheiden journaalen uitkomen. De heer winstanley heeft het zo wel in de oude als in de hédendaagfche taaien verre gebragt; doch in het Zweedsch is hij zo ervaren niet als de heer buuns, die het zeer vaardig leest. Van den Samlare (*) bezit hij maar twee of drie bladen: maar uwe tijdingen houd hij geiégeld. Voor korten tijd las ik uwe beöordéling over de verhandeling van den heer kjellins Cf): dezelve beviel mij zeer; alleenlijk wenschte ik, dat hij in zijne onderzoekingen, waar toe ik zie, dat hij gefchikt is, verder terug ginge. In het voorléden jaar kwam te Londen een merkwaardig boek in het licht, dat wél gefchréven is: The Hist* (*) De verzamelaar: een geleerd weekfchrift, dat de heer cjörwsll uitgeeft, waarfn allerlei grooteen kleine, als ook dichtkundige verhandelingen en opaellen, inzonderheid de gefchiedenis, fraaije wétenfehappen, en algemeen nuttige kundigheden betreffende, voorkomen. Dezelve begon met het jaar 1773, en is zédert verfcheiden jaaren vervolgd. Aanmerk, van den Hoogd. Vertaler, tt) Magister adolf fredric kjellins. Afhandeling om Ldrdomens Tiljland i Sverige under Calmare - Ünionen. Verhandeling over den ftaat der geleerdheid in Zweeden omtrent den tijd der Kalraarfche vereniging. Zie Stockholms Nija, Larda Tidnhigar. Ar 1775. Na 27. Aanm, van den Hoogd, Fert.  EN HET OOSTEN. S45 'ry of Englhch Poetry from the Element tothe commencêment of the eighteenth Century. To wich are prefix cd two Disfertations. I. On the Origine of Romantic Fiüion in Europe. II. On the IntroduEtion ofLearning into England By thomas warton , in 4*0 (k). Dit is een dik boekdeel, en nogthans maar het eerfte deel: de fcbrijver ar" beid thans aan het tweede. Warton woont te Oxford. Indien ik uwen fmaak wél kenne, geloof ik, dat dit geleerd boek u ongemeen wél zal bevallen. De fchrijver is dezelfde, welke eene zo fchoone uitgaaf van denTheokritut bezorgd heeft (/), Het werk zelf bevat veel meer dan de titel aankondigt; want de fchrijver handelt niet alleen van den ftaat der dichtkunde in Engelland in de oudfte tijden, maar ook van de gefteldheid der wétenfehappen fchier in gansch Europa. Hij heeft ook zelfs ons dierbaar vaderland niet vergéten: hij toont, dat hij in onze gefchiedenis ervaren is, en de beste Italiaanfche, Spaanfche, Franfche, Hoogduitfche en Zweedfche fchrijvers gelézen heeft. Hij toont aan, dat de geleerdheid in de middeneeuwen van de Arabiers naar Europa gekomen is; en van dezen leid hij ook af de gewoonte, van romans te fchrijven, en hij geeft dezelven veel ouder op, dan de kruistogten. Iu onze Noordfche dichtkunde vind hij veele Oosterfche merktékens. De breedvoerige en voortref- (k) Men vindt er verflag van in de Gaz. Lifter. Tom. LXIII. p. 348. en in the Monthly Review 1778. Aug. Sept., Vol. !• p. 289- 417. (/) Men leze den titel dezer uitgave in Sax. Onont. Litt. P. j. p. 98. eaderecenfien, aldaar, en p. 550. vermeld.  <246" REI ZE DOOR EUROPA liite verhandelingen zijn zonder tékening der bladzijden gedrukt, zo dat men ze niet kan aanhalen, hoe zeer zij het ook verdienen. Zo er één werk in het Zweedsch moet vertaald worden, zo is het dit, ten minden moet er een uittrekzel uit gemaakt worden, en dan zou men de aangehaalde Engelfehe vaerzen, als voorbeelden hunner oude pocz.j, kunnen weglaten. De fchrijver is één der gcleerdtte mannen aan de univerfiteit alhier, welke een groot getal geleerde lieden heeft: Men moet zig over het groot getal-der hierzijnde geleerden met verwonderen, wijl in deze ftad alleen twintig kollégiën of gymnafiën zijn, van devrelken elk eene bijzon"dere fchikking, Z)jüen rektor, zijne voorlezers,zijne médeftanders of Fellows, en zijne ftudenten heeft , die allen, volgens derzei ven rang, in de kollégiën, welken groote paleizen zijn, hunne woning en verblijf hebben. Daarenboven zijn hier groote beloningen, en zelfs zonder dar men gehouden is, iets te doen. All' de Fellowsm de kollégiën hebben aanzienlijke jaarwedden, die egter ongelijk zijn: zommigen bedragen jaarlijks 200 pond fterlihg' zijnde omtrent 2200 Holiandfche gulden: en hier voor bedient de Fdlow geen openbaar ampt, maar oefent zig en arbeid naar wélgevallen in ftilte. Daarbij heeft een Feh low vrijheid, om te gaan en te reizen, werwaard hij wil, mids dat hij zig flegts eens of tweemaal in het jaar bij het kollégie vermeld, wanneer bij er niet in perfoon is. Het getal van zulke Fdlows is aaumerklijk. Verders zijn er verfcheiden aanzienlijke wedden voor de ftudenten. De voorlézers, of, gelijk zij, Hier, ook genoemd worden, VuPors, in elk kollégie hebben goede bezoldigen, terwijl  É N HET OOSTEN. «47 zij daarenboven door hunne toehoorders betaald worden. Al verder: de openbaare hoogleeraars aan de univerfiteit zijn niet verpligt, noch om openbaare, noch om bijzondere 'kollégiën te hourien; veeien houden ze ook nooit. Zij hebben hunne aanzienlijke wedden, en zijn nog daarenboven of Fellows in het een of ander kollégie, of kanunniken eener kerk, en daar voor doen zij niets. Maar als zij een goed boek fchrijven, laat de univerfiteit hetzelve drukken op openlijke kosten, die van aanzienlijke, daartoe beltemde,' middelen goed gemaakt wórden, ën geeft den fchrijver dan nog een gefchenk van 300 tot 400 pond fterling. Men vind, hier, de openbaare lesfen zo nodig niet, wijl de Tutors, in elk kollégie,'hunnen kweeklingen lesfen géven. Ik ken er ééuen, die in het jaar 1738 hoogjeeraar geworden, en voor een jaar overiéden is, doch nooit één uur kollégie gehouden, noch 'iemand in het openbaar ondervvézen heeft, hoe geleerd hij ook geweest is, en fchoon zijne jaarlijkfche inkomsten omtrent 6 of 700 pond fterling bedroegen. Ja zelfs , wanneer iemand openbaare lesfen wilde géven, zou hij den naijver der anderen gaande maken. Dit hebben zij mij zeiven gezegd. Daar is er nogthans, die openbaare kollégiën moeten hoi;den, als over de lterre-, kruid-, dicht- en meetkunde: doch zommigen houden mnar één kollégie in eiken kollégietijd; en op deze wijze zijii de Leclionës de Poè'fï facr.i llebfceoriii/i van lowtii gehouden, gelijk ik zulks ook van kuls LetYiones Aftrönomic<iiilemus, Suecus, Linguarum Orientaliutii Academice Aboenfis in Patria Profesfor Regius et Ordinarius; die JVov. 11. 173CT. Carolus jesperus benzelius , a. m. erici benzëlh Ep. Etncopenjis Filius, Augusti 21.1739. Carolus abrahamus clevvberg, Suecus, die 14 Julii 1747. JOHAN freder1cus koening, SueCUS, d. tO J»- „ii ,755. Petrus asp. m.a.from Upfal in Sweden, die11 JVav. Anno 1758. Joh. go rnENius(*),&w«*,ste 23 Septem- ■ (*) Hij was tot hiertoe'doktor der godgeleerdheid en openhaar leeraar der wijsbegeerte aan het gymnafnrm te Gothenburg; 'doch is onlangs tot ëen aanzienlijk pastooraat op het land in Bohusleen bevorderd. Hij is een waardig leerling van den heer jHCHAëus- bezit veel geleerdheid; is één der bek waamfte lede*  EN HET OOSTEN. 253 iris 1774» Jacobus jonas björnstShl, Sudermannid , Suecus, die XI. Julii 1775. Zo veele, Zweeden, namelijk twee en twintig, ftaan in dit boek; mogelijk zullen' er nog wel veele anderen te Oxford geweest zijn, doch flegts voor een' korten tijd en zonder de boekerij te kunnen gebruiken. Men heeft geen verlof, om in één boek, ik laat ftaan in een handfchrift, te lézen, zonder den eed afgelegd te hebben en ingefchréven te zijn. Nogthans kan men de boekerij een en andermaal bezien, ook van de boeken in gezelfchap van een' ander', die ingefchréven is, en er dan voor moet inftaan, gebruik maken: dit gefchied zeer veel, wanneer er twee te zamen reizen. U ten gevalle, wijl u alles aangenaam is, wat eenige betrekking op Zweeden heeft, heb ik ook de Lijflanders enPommerfchen aangetékend. Eén der eerilen, dien men heel vooraan in het boek vind, is eberhard eckhold, Revalid — Livonus, 13 die Novembris Anno 1684. Jo. philippuS palthenius, Pomerano-Germanus d. 20 Augus. 1698. Christianus baudewien, Stralefundenfis, Pomer. Juriii 20.1699. Balthasar henricus de platen, Pomeranus d. 31. Julii 1705. Thomas christoph niemannz, Wismarienfis, d. 4. Aug. 1708. Segismundus adamus von wolf, Livonus, die28 Septembris 172.6. Georgiu* yan de komraisfle tot de overzetting des bijbels benoemd, van wiens pogingen men zig veel belooft: hij arbeid aan het ouda testament. Hij deed de reis naar Engelland, om kennicott to bezoeken, en met hem over de waare gefteldheid van den grondtekst en den toenmaligen voordgang en de gevolgen zijner pofingen te fpréken, Aanmerk, van den Hiogd. Vertaler.  a5+ REIZE DOOR EUROPA phiiip wernicke, Pomeran. zonder aantékening vanhc» jaar en den dag. Meer vond ik er niet. Voor het overige is dit een aangenaam boek: men vind daarin de naamen van zo veele groote mannen uit alle gewesten van Europa, en ziet, op welken tijd zij te Oxford geweest zijn, en in deze boekerij zig geoefend hebben. Bij voorbeeld : Lynovtcus holbergius , Norwegus, die 18 April 1706. Jo. jac. wetstenius, Bafilienfis, Sept. 27. i715Joh. christ. wolfius, Hamburg. 23. Julii 1716. Paul Èrn. jablonski, Berolin. 1718. Joh. david michacï.is, Art'tum Magister, Hald— Magdeburgenfis, Ocl. 9. 1741. C. wesley, 1729. Bent. kennicot , Coll. Wadh. die Julii 15. 1746. Ik moet ook aanmerken, dat de boeken in de Bodleyfche boekerij nu niet meer aan kétens liggen: voor eenige weinige jaaren zijn zij van derzelver boeijen ontilagen, fchoon iu de boekzaalen van meest all' de kollégiën de ijzeren kétens nog voor handen zijn. Maar de handfchriften zijn bij geluk nooit vastgefloten geweest. Gij weet, dat Engelland eene aanzienlijke menigte daarvan bezit, gelijk men kan zien uit den catalogus Manuscriptorum Anglice et Hibernice, Oxoni zaaken meldde. Hij liet ook een proefblad drukken, dat het begin van het eerfte boek van moses névens alle de daartoe behorende varianten en tékens bevat: dit zond hij tévens aan den heer bisfehop, ten einde de bijbelkommisfie een begrip van dit werk zoude krijgen. Hij heeft mij ook zulk een proefblad gegéven; maar hij wil niet, dat ik het iemand in Engelland laat zien. De heer kennicott bezit een goed verftand, en heeft fchranderc en vlugge invallen. Daarbij is hij een ftout beöordeelaar (Criticus), gelijk men ziet uit de fchriften, die het eerst door hem uitgegéven zijn. Tégenwoordig heeft hij eene zeer rijpe beöordélingskragt, bemint orde en duidelijkheid ; en tot zijnen arbeid is hij volkomen gefchikt. Hij heeft zig niet met te veel belézenheid of met ménigerlei taalkundigheid overladen. Hij arbeid daarenboven aan eene tijdrékenkunde, waarin hij de zéventig vertolkers volgt; gelijk ook aan een werk over de vervulling der voorzeggingen. Het is nog niet lang geléden, dat hij een gelukkig huwlijk gedaan heeft met eene vrouw van veel verftand en geleerdheid, die ook fchrandere invallen heeft. Hij is nu rijk, een goed huishouder, en zonder kinderen. wandte taaien vergelijkt, is bekend. Hij heeft ook een uittrekzel gegéven uit de werken van i.esz, jerusalem en nösselt over den christlijken godsdienst. Hij heeft niet alleen de voornaamfte aanleiding gegéven tot de thans onder handen zijnde Zweedfche vertaling des bijbels, en het begin daarvan voordgezet , maar ook eenigermate het opperöpzigt en de beftiering daar. bij gehad. Hij was weleer Zweedfche prédiker te Londen geweest, dnmerk. van den Hoogd. Vertaler.  *6o REI ZE DOOR EUROPA De heer bruns arbeid beftendig bij den heer kennicott, fcn bedeed veele vlijt aan dit werk. Hij is zo onontbeerlijk daarbij, dat, toen hij door den koning van Deenemarken tot hoogleeraar te Kiel beroepen werd, doktor kennicott hem door eene Jaarlijkfche toelegging van aoa pond fterlings , behalven vrije woning en tafel, bewoog , om bij hem te blijven. Te voren had hij nog de helft dezer fom niet. Maar op all' zijne reizen lei doktor kennicott hem maandelijks 20 pond fterlings, of Guinees, toe. Dit is voorzeker een aanzienlijk reisgeld voor een onbeampt man, die nog daarenboven daardoor gelégenheid krijgt, om de waereld te zien, en zijne kundigheden merklijk te vermeerderen, en van hetEngelsch hof aan alle gezanten aanbevelingen heeft. Hij is zeer geoefend in de kritijk, en is in de daad een bekwaam man. Hij kreeg met den hoogleeraar tjjchsen te Butzow te doen, toen hij in den Deutfchen mAzxiWandibecher Bothen, 1773, no. 39 en 40, over deszelfs onphilologifche en onhistorifche (telling, dat de Hebreeuwfche bijbel inEgipte met Griekfche letters gefchréven werd; dat de overzetting der zéventig vertolkers niet anders dan eene verwisfeling van letters is geweest; en dat alle volgende overzettingen naar zulke wonderlijke Grieksch-Hebreeuwfche handfchrifien gemaakt zijn, aanmerkingen maakte. Deze (telling is egter tot geluk en tot eer van onze oordeelkundige eeuw door niemand anders, dan door eenige weinige onnozele weetnie? ten, aangenomen (;*)? («) Over den Heer Bruns, zie *t I. D. bl.94. - Over fcENKicoTs werk, ald. bl. 112. en de Bibliath. Crit. Vol, I. T.  EN HET 00 STEK. & Êehalveh den bijbel van kennicott1 Worden in de drukkerij dezer univerfiteit verfcheiden andere werken, in ouderfcheiden-taaien, gedrukt. Euripides niet verklaringen en aantékeningen, in vier kwarto deelen, zal eerlang in het licht komen (o). Onder de pers zijn cicerónis mpera omnia, een'nieuwe dfHK van de uitgaaf des abts olivier , 9 deelen in 4 0 .; apollonius rhodius , 2 deelen in 4 0.; een Arabisch boek de Chirurgia, namelijk van abuikAsi , in het Arabisch en Latijn, met aanmerkingen en afbeeldingen der heelkundige werktuigen , 2 deelen in 4 0 . De geleerde Londenfche apotbéker, de heer, john cbanning, geeft dit laatfte uit. Hij heeft reeds te voren, te Londen, 17Ó6, Rhazes de var klis et morbiliis, Arabke et Latine, ctim aliis nonnullis ejusdem argu•menti, in oktavo laten drukken. Ook zal longin, metdé aanmerkingen van den geleerden en wégens zijne onvorgelijklijke ervarenheid in de Griekfche letterkunde mett 20 veel roem bekenden ïoijp , in kwarto fat het licht komen (/>). Insgelijks worden doktor ciiandlers Travels, of reizen door Griekenland in kwarto, gedrukt: hij heeft te voren zijne reizen door Klem-Azië (*), de marmers L p. 79. fqq- en Sax. Onomaft. P. ï. p. 524. fqq. ovei Tychsens Tentamen, a!d. p. 526. en p. 551. (o) Door bezorging van den Heer muscrave , is hij uitgekomen, in 1771. Zie de BUI. Crit. Vol. I. p. IV. p. j.-44. (pj Bibl. Crit. Vol. I; P. III. p. 32. fqq. [(*) Deze beide reizen van doktor chandler zijn ook reeds in het Néderduitsch vertaald en gedrukt, te Utrecht, 1777 ea 1779. in 8'".]  «tfa REIZE DOOR EURfjPA van den graave van Arundtl, de lönifche oudheden, éri oude opfchrifren, die hij in Klein -Azië en Griekenland gevonden had, der geleerde waereld door den druk laten médedélen. De heer white, hoogleeraar in het Arabisch, heefteen begin gemaakt met het drukken van philoxenus Syriseh nieuw testament naar de handfchriften van den overléden ridley. Deze overzetting is te voren nooit in druk en maar weinig bekend geweest. Zij is in het begin der zesde eeuw, en wel zeer letterlijk, en woord voor woord uit het Grieksch gemaakt. De fchrijver daarvan, de bisfehop philoxenus te Mabuy, of Hierapolis * die dezelve met hulp van polykarpus gemaakt heeft, leefde omtrent het jaar 508. Deze zogenoemde Philoxenifché overzetting werd honderd jaar daarna uitgegéven en geheel naargezien, en all' de Exemplaaren door thomas van heraklea, die insgelijks bisfehop te Hierapolis in Syrië was, egter terwijl hij zig als een vlugteling in Egipte, en weliri een klooster te Alexandrië ophield, omtrent het jaar 617, vergeléken; hij bediende zig van all'de tékens van origenes , asterisci, obeli, lemnisci, hypokmnhci, welken men alle in het handfchrift van ridley vind, en die méde gedrukt zullen worden. Deze vlijtige bisfehop had in de boekerij te Alexandrië , daar hij eene ménigte van de beste handfchriften vond, gelégenheid om te arbeiden. Ik heb ook meer dan ééne réden , om te geloven, dat dit dezelfde thomas van heraklea is, die in dezelfde plaats eene Syrifche overzetting van het oude testament naar de Hexapla en Tetrapla van origenes uitgegéven heeft. Ik vond hiervan in de Ambrofifche boekerij te Milaan een éven zo onbekend als zeldzaam handfchrift, dat mogelijk  Ë N HET OOSTEN. &63 het eenige in Europa, en van een Egiptisch klooster ge* kogt is. Ik hield mij veel bézig met hetzelve, en maakte zowel uittrekzels daarvan, als aanmerkingen daavöver. Mij ftaat voor, dat ik u Weleer uit Itnliën een woord daarvan gerept heb (*), en ik geloof, dat dit de eerde reis is geweest, dar van dit voortreflijk handfchrift melding gemaakt is' wantte voreu is het daar van niemand, bebalven van éénen der boekbewaarders, den heer brancas , ontdekt. Het verwondert mij zeer, dat noch mabillon, noch montfaucon, toen zij daar waren, hetzelve niet opgemerkt hebben, ja, dat niet eens te Rome iemand daarvan wist, toen onlangs de profeet DANiëL in het Grieksch naar de Tetrapla van orioenes uitgegéven werd, waarvan naderhand de heer MiCHAëLis, die met vermaak eenige bladen met anekdoten hiervan gevuld zou hebben, indien het hem maar bekend was geweest, eene bétere uitgaaf gereed maakte. Masius gaf voor aoo jaaren, te Antwerpen, het boek van josua naar een handfchrift van de Hexapla van origenes uit, maar niemand weet, waar het naderhand gebléven is. Ik en veele anderen hebben het, tot hiertoe, vergeefsch, nagefpeurd: maar dat Milaneesch handfchrift is juist het tweede deel, dat masius niet kende: hij bezat alleenlijk het eerde deel van den bijbel. Doch ik ben met opzigt tot dit handfchrift op eens tamelijk breedvoerig geworden, en dat uit hoofde, om dat het hier bij den bisfehop lowtii , doktor kennicott, profesfor white en anderen eene zeer groote opmerkzaamheid gebaard heeft. Ik kon dezen mannen niet weigeren, (*) Zie den 42^" brief, bl. 275, van het II. deel.  . a6* REIZE DOOR EUROPA hun de berigten er van, te géven, die zij van mij begeerden: want de heer bruns heeft dezen Codex niet gezien, toen hij te Milaan was,, doordien hij grooten haast had en zig zeer moest fpoeden. Edoch, om weer tot het Syriscli testament van philoxenus te komen, zo verwagt men van hetzelve de beste ophelderingen zo wel met opzigt tot den zin der woorden, als de verfehillende lézingen, wijl deze overzetting met zo groote, ja ik kan zeggen, beuzeliigtige (pcdantfche) nauwkeurigheid gemaakt is. De heer white had reeds voor eenigen tijd beloofd , dezelve in het licht te géven, doch er zijn hem verhinderingen in den weg gekomen. Zédert dat ik teOxfordben, en de eer heb, één van zijne vertrouwdfte vrienden te zijn geworden, is het mijne eerfte zorg geweesr, de uitgaaf van dit werk, hetwelk zo lang met drift begeerd is, doortedrijven. Hij heeft mijnen raad, van het handfchrift getrouw , zonder andere aantekeningen, dan eene Latijntche overzetting, aftcdrukken, gevolgd. Eén blad is reeds gedrukt, liet welk reeds een goed begin is: het word een fchoone druk in kwarto. Verder heb ik hier de Aiabifche overzetting van den Samaritaanfchen Pentateuchus aanbevolen , van dewelke ik in eenen brief (*) aan vader fabricy, te Rome, gefchréven, en dien gij in uwe geleerde tijdingen, zo onverdiend, hebt willen prijzen, gefproken heb. Een bekwaam ftudent, de heer burrington, leerling van den heer white, heeft beloofd, dezelve te laten drukken. Uit de bekendmaking van deze overzetting kan ik der oordeelkunde en bijbdfche letterkunde veelaanwas (*) Zie den soteu brief van .het eerfte deel»  EN HET O O S T E N. 365 was beloven;- want niemand heeft; moses béter vertolkt, dan déze. Nu fla ik ook nog met mijnen Arabier jusopii schahin in onderhandeling, om hem op kosten van 1 en heer profesfor white, die hem, uit zijne eigen beurs, jaarlijks 100 guinjes wii géven, (een aanzienlijk inkomen voor eenen ongclukkigcn .vlugtende Maroniet) van Parijs herwaard te doen komen. Don bertereau , wien ik hem, toen ik, in 1770, Parijs verliet, aanbeval, en die hem, zédert dien tijd, gebruikt heeft bij de verzameling van all' de Arabifche fchrijvers, die van de kruistogten fpréken, waarvan hij eene vollédige gefchiedenis in verfcheiden deelen, als een aanhangzel tot de Scriptores rerum Franckarum, denkt in het licht te géven, is er juist niet zeer over voldaan, dat ik dezen Arabier uit Pafijs naar Engelland wil trekken. Maar ik heb de neiging van mijn hart gevolgd, daar het mij een vermaak is, iets tot het geluk van eenen beklagenswaardigen te kunnen toebrengen. Want te Parijs heeft hij nauwlijks een derde van het geen hij hier bekomt: daarbij komt hij dan nader bij het Noorden, en ik beloof mij zeer fchoone aflchriften uit de Codleyfche boekerij. De heer profesfor white , die het édelfte hart bezit, wil zijne vrienden hierdoor eenen dienst doen, en daarenboven door den bijftand van zulk eenen goeden en wél beloonden handfekretaris verfcheiden uitgezogte handfchriften door den druk gemeen maken. Ik hoop, dat de zaak zal tot ftand komen; ik heb veele goede vrienden te Parijs opgemaakt, om het hunne daaraan toetebrengen. En is in de daad Oxford niet de beste plaats in de waereld, als het op de uitgaaf van boeken aankomt? Wie kentniet depragtige boekdrukkerij uévens astTheaimi» ül. Deel. S  c66 REIZE DOOR. EUROPA SheJdoniamnn? liet gëwigtigfté ondertusfchen, het welk nogthans mogelijk zo bekend niet zal wézen, is, dat men hier aanzienlijke middelen heeft, die enkel tot het drukken van boeken hefteed worden; en wanneer een boek van waarde is, krijgt de fchrijver, ja zelfs, die flegts de uitgéver van een handfchrift is, een gefchenk van twee tot drie honderd pond, en nog' daarboven-aanbevélingen tot groote prebenden en inkomsten. Zie, hoe groot de aanmoediging is, om, op zulk eene gerriaklijke wijze, zig tévens bekend te maken, eenen naam te verkrijgen, en rijk te worden; waartégen men op andere plaatzen de boekdrukkers, die gemeenlijk de "bloedzuigers der fchrijvers zijn, bidden en bédelagtig fméken moet; en fchier overal op mijne reizen heb ik de fchrijvers arm en de boekverkopers rijk gevonden. De zanggodinnen wonen hier te Oxford ook veel béter, dan gij u zoud kunnen verbeelden. Iu mijnen vorigen brief heb ik gemeld, hoe veele pragtige kollégiën hier zijn. Verfcheiden van dezelven hebben fchoone diergaarten en perken met herten in de ftad zelve, en allen hebben fraaije tuinen en heerlijke wandelwégcn. Tégenwoordig word een groote fterretoren gebouwd, die bezwaarlijk zijns gelijken zal hebben. Het modél is daartoe genomen van den tempel der agt winden te Athenen. Dezelve is bijna voltooid , en maakt eene treilijke vertoning. Er zijn ook fchoone gereedfehappen en werktuigen: onder anderen heeft de hertog van marlbourgh den merkwaardigen verrekijker yan short, zijnde ia voetlang, daaraan verëerd, van deuwelken maar drie ftuks gemaakt zijn. Ik zal vvelëer, van Marfeille, melding van denzelven gemaakt hebben,  È N HET OOST EN. a6? alwaar ik er éénen van zag: de derde, welke voor den koning van Spanje gefchikt was, is nogteKadix, zegt men, en nooit opgefteld. De vierde gelooft men, zo men mij gezegd heeft, js te Londen bij den zoon van short. Weinigen wéten van dien te Marfeille, welken eertijds de daarzijnde Jefuiten in bezit hadden. Profesfor noRNsnv; woont reeds op den nieuwen fterretoren: hij is een vriendlijk en geleerd man, en beroemd wégens zijne waarnémingen. Profesfor lichtenberg uit Gottingen heeft mij gezegd, dat bij geen grooter waarnémer in perfoon gekend heeft; ondertusfchen beweert hij van den ridder wargentin te Stokholm, dat hij met niemand kan vergeléken worden: dien roem heeft hij overal, waar ik geweest ben. Voor dat ik évenwei mijnen brief fluite, zal ik u eene ftaatkundige, en wel Zweeden betreffende, anekdote médedélen. Wat denkt gij wel? in de Bodleyfche boekerij vond ik de geheele briefwisfeling tusfehen karel magnus waseneerg, toen Zweedfcheu refident te Londen, en den heer rijksraad graave gyllenborg , omtrent het jaar 1740 e. z. v., alles zeer wél gefchréven, en de geheime fchrijftékens in het Zweedsch verklaard, in vijf groote deelen in foho. De heer baron rudbeck heeft deze brieven vlijtig gelézen, om zig aan kanfelaarijzaaken te gewennen. Het is ondertusfchen bedenklijk, dat zulke ftaats. geheimen in vreemde handen gekomen zijn. De boekbewaarder verhaalt, dat zij door doktor rawlinson, die ze voor meer dan dertig jaaren op eene openbaare verkoping te Londen gekogt heeft, gefchonken zijn. De lisri-ge walpole , welke toen eerfte ftaatsdienaar in Engelland S &  663 R E I Z E DOOR EUROPA was, zal war.rfcbijnh'jk middel hebben wéten te vinden», om op deze wijze kennis te bekomen van het geen de éétft^ (taatsdienaar in Zweeden, in de nételigegefteldheid van dien tijd, en gedurende den oorlog met Rusland gedaan beeft Maar welke Zweed heeft zig daartoe laten gebruiken? De hand van dengeenen, die het gedaan heeft, is béter, dan zijn hart geweest; want het is alles zeer net en fraai gefchréven, juist zo als dat, hetwelk men kanftlaarijfchrift noemt. Doch, daar ik van fraai gefchréven papieren fpreek, mag Ik niet nalaten, u te verhalen, dat, tot mijn groot genoegen, doktor kennicott mij en anderen verzékerd heeft, dat onder de groote mémgic devgecollationeerde handfchriften, hem toegezonden, dat, welk hij van den heer profesfor auiuvillius, te Upfal, bekomen heeft, het fraaist en zuiverst gefchréven is. Het gelijkt volkomen in koper gegraveerd, en geenaffchrijverkan hetHebreeuwsch fraaijer fchrijven. Doktor kennicott is op dit Noordsch gefehrift zeer trots, en bewaart het tot eene befteudjge gedagtcnis. Ik zal mijnen brief met den lieer swinton eindigen. Deze man is, gelijk men weet, beroemd wégens zijne gefchriften, de oude, inzonderheid de Phenicifche, munten en opfchriften betreffende, en die in de Engelfche TransaSlions te vinden zijn. Jlij is tégenwoordig zeer oud, doch vlug en opgewekt van geest, llehalven van de évengemelde, is hij ook de fchrijver van verfcheiden gefchiedkundige fchriften, en heeft veel deel aan de hédendaagfehe historie , welke in Engelland het eerst is uitgekomen. Want hij'heeft de gefchiedenis derKarthagers,Numidiersa  SN HET OOSTEN. 260 Mauritaanen , Getulen, Gararrjanten, Ma;lanogetulert > Nigrkiers, Ethiopiers, bewoners der Syrifche gewesten, Tartaaren, Indiaanen, Chineefen, Arabier*, Utribriers .en Hetrusken, doch uit de laater tijden de gefchiedenis der Kalifen e. z. v. gefchréven. Het is zéker, dat aiies niet éven wél kan gelukt zijn; maar de man is zeer arbeidzaam. Ik blijve e. z. v. Naschrift. Ik heb vergéten , u te berigten, dat in de Oxfordfche boekdrukkerij onlangs een zeer goed Koptisch woordenboek, van den bekenden la croze, uitgekomen is. Tot hier toe was het alleen in handfchrift voorhanden geweest; maaf nu heeft de heer woide, die thans ook eene Koptifche fpraakkunst laat drukken, hetzelve verbéterd, vermeerderd en ter drukpers bezorgd. De heer woide is een geleerd en braaf man, geboortig uit Poolen, hofprédiker bij de Hollandfche kerk, en daarenboven eener Duitfche hervormde gemeente te Londen. In het Koptisch is hij wel zo ver, als jablonsky. Hij heeft eene geleerde reis naar Parijs gedaan, er verfcheiden Koptifche handfchriften, gelijk ook de voorzegging van iienoch, in hetEthiopisch, door den Schot, den heer bruce„ naar Europa gebragt, afgefchréven. Lord dokth is de bevorderaar van woide. Hij denkt binnen kort eene reis naar Romen te ondernémen, werwaard ik hem ook goede brieven van aanbevéling aan onze vrienden gegéven heb. S 3  170 REIZE DOOR EUROPA VJER EN ZESTIGSTE BRIEF. Groote geleerdheid van den bisfehop Lowth. Deszelfs nieuwe vertaling van Jefaia. Van zijnen zoon, eenen Latijnfchen dichter Buiten gewoonekundig- heden van den heer Jones. Akadèmifche congregatie te Oxford. Van Ncwtons boekerij. Be- rigtenvan Bristol. Van den bisfehop Warburton.-— Van den heer Wheeles en van den heer Glasfe. Oxford, den s^/lcn Oclober, 1775. JEk kan het aangenaam Oxford niet verlaten, voor dat ik u een gewigtig nieuws médegedeeld heb, betreffende den waardigen bisfehop van hetzelve, den geleerden heer robert lowth, die eenige Engelfche mijlen van de ftad woont, en alleen als meester der vrije konsten, doch verders niet, met de univerfiteit te doen heeft. Hij_ heeft onlangs eene nieuwe uitgaaf bezorgd van zijne Sacra Poëfi Hebrceorum, waarvan het hem behaagdiheeft, mij een exemplaar te vereren. Voor het overige heeft hij den geheelen druk ten eeuwigen dage aan de univerfiteit gefchonken , zo dat geen ander in gansch Engelland dat werk mag laten drukken. Doch het geen ik van dezen geleerden bisfehop in het bijzonder wilde verhalen, is, dat hij zédert verfcheiden jaaren aan eene nieuwe overzetting van den profeet jesaia , in het Engeisch, arbeid. Hij verdeelt het ganfche boek in halve of doorgefnéden vaerzen, naar  EN HET OOSTEN. 271 tie wijze van vaerzen, waarin, naar zijne rnéning, de profeet zelf zijne godfpraaken gefchréven heeft, gelijk die in de Pfalmen van david en andere boekeu; want deze foort van vaerzen heeft hij ook in deze voorzegging aangetroffen. De overzetting zelve heeft hij reeds ten einde gebragt, en nu arbeid hij aan letter- en oordeelkundige aanmerkingen, waarin hij den zin en hoe de woorden moeten verftaan worden, met aantoning der gronden zijner verklaring . uitlegt. Hij fchrijft egter geen verklaring over dezen profeet, ook geen godgeleerde of zinnebeeldige verklaringen: daar heeft men genoeg van , en, m;sfchien, meer, dan men begeert, bij campegiüs vitringa , die zomwijlen in een gezigte zeer duidelijk ontdekte, het geen de profeet, naar ik geloof, zelf nauwlijks tevoren gezien had. De heer bisfehop vind jesaia zeer moeilijk, zowel ten aanzien der afgetrokken voorltellingen, als der overgefprongen cn verplaatfte woorden, nevens andere fchrijifouten der affchrijvers. Hij heeft in jesaia wel vijftig woorden gevonden, die, tot groot nadeel der plaatzen, daar zij behoorden, uitgelaten zijn, en die hij uit de overzetting der zéventig vertolkers en andere oude overzettingen, zomwijlen pok uit Hebreeuwfche handfchriften, weêr ingevuld heeft. De verfchillende lézingen, door den heer kennicott verzameld, hebben dus ook nog dit bijzonder nut, dat de zogenoemde overzetting der zéventig vertolkers , die men tot hiertoe, en wel om dat zij met den gedrukten Hebreeuwfchen tekst te weinig ovêreenftemt, zo zeer berispt heeft, thans nieuw gezag en zékerheid verkrijgt, wijl men juist dezelfde lézingen ia Hebreeuwfche handfchriften vind; hetwelk ten bewijze S 4  *7* REIZE DOOR. EUROPA dient, dat de zéventig vertolkers zulk een woord niet op eigen gezag ter neêr gefteld, maar roen in hunne exen**' ptaaren des bijbels gevonden hebben. Het getal van zulke varianten bij de zéventig vertolkers, die men thans in de Hebreeuwfche handfchriften vind, is juist wel niet groot; want de codices zijn te nieuw, dat is, van den tijd van de zéventig vertolkers te verre verwijderd, en te nabij het tijdperk der boekdrukkerij; maar van de weinigen, die voor handen zijn, kan men tot de overigen een befluit maken, voornaamlijk, wanneer de zin zulks zeer duidelijk gebied. Men zal nog wel een' tijd lang moeten wagten, eerde gedichten van den profeet uitkomen; de lord bisfehop kan mij den tijd niet met zékerheid bepalen; maar dit weet ik, dat het een zeer voortreflijk werk word (y). Wat kan men zig niet beloven van eenen man,, die zulk eenen goeden fmaak bezit , welke door het lézen van Griekfche, Latijnfche, Italiaanfche, Franfche, Engelfche en Duitfche dichters veredeld, en in de heilige dichtkunde der Hebreen zo geoefend is? Deze geleerde man is in zijne houding en verkéring zeer bevallig, vriendelijk en beleefd, heeft veel gereisd, bezit een goed verftand, eenen goeden fmaak, een goed hart en veel befcheidenheid. Voor eenige jaaren was hij zo ziek, dat elk hem had opgegéven; maar tot een bijzonder geluk der geleerde waereld werd bij den kaaken des doods ontrukt. Het is bekend, dat de heer MicriAëus hem voor eenige O) Dank zij den Hoog-Eenv. Heer scheidius, die ons den arbeid des Bisfchops in het Latijn ten nut gemaakt heeft; en zagen voor het vervolg!  EN HET OOSTEN. £75 jaaren voor dood hield: doch ten allen geiukke leeft hij nog, bevind zig wél, en arbeid bij aanhoudendheid; ondertusfchen is zijne lévendigheid thans zeer verminderd , door dien zijne vrouw zeer ziek is. Voor het overige kan ik der geleerde waereld met genoegen berigten, dat de jonge heer theodorus lowth de voetftappen zijns vaders drukt. Hij heeft te Oxford den prijs behaald met een fraai Latijnsch gedicht over de nieuw ontdekte landen op den aardbol doordeEngelfchen: het begint aldus: Diuinos proauorum aufus, mlrandaque rerum Inuenta, aethereos trac'tus, patefactaque vasti Regna maris; terras alio fub fok caientes Dicere, iamque nouo perfufum lumine mundum Aggredior. Van den heer banks , wiens reisgenoot onze waardige so? lander was, zingt hij, als volgt: HaStenus oceanus patuit: panduntur Eoi Occiduique immenfa maris, fed utrinque reduSli Pars extrema latet mundi, geminoque fub axe "Lona rigens. En ! aker adest Columbus , auorum j Vincere qui posftt laudes, famamque tueri Angliacam, cinElus nauali tempora lauro. .Cernitis auftrales nt dudum veStus ad oras Jgnotas fubiit fines, et fparfa per aequor Litora etc. ) 5 5  m R E I Z E DOOR EUROPA Van den heer kapitein phipps, thans lord mulcrave, met wien de heeren banks en solander , gelijk Ook de heeren van troil en van walden reisden, zegt hij: Jamque alius dat vela noto, Boreatque ttivales Explorare plagas audet, penitusque rigenti Rumpere her pelago , et terras aperire latente;. Regius hunc favor accendit, ciet aemula vlrius Et famat generofa fttis: tam Ut ore fellx Solve ratem, partis olim redtture tropaels etc. De heer lowth vergunde den heer baron eudbeck , het geheele gedicht, het welk nog niet gedrukt is,, aftefchrijven: het is een bewijs, dat de zoon patrizat [naar den vader aart]. Hij heeft ook nog andere gedichten gefchréven, als Clasfts Rusftca, op de overwinning derRusfen in de Middenlandfche zee, e. z. v. Doch ik zou te veel ondernémen, indien ik all' de geleerden , of alle goede fchrijvers te Oxford wilde befchrijven. Ik zotuakdan vooral van den heer william jones moeten fpréken. Deze bezit het geen men genie fupèrieur [uitftëkend vernuft] noemt, en heeft zig reeds, hoe jong hij is, door vericheiden merkwaardige gefchriften bekend gemaakt. Hiertoe behoort het léven van thamas kulikan, op bevél deskonings van Deenemarken, toen hoogst dezelve hier was, uit het Perfisch in het Fransch vertaald; (V) -— verders Poefs Aftaika, welk meesterag- (0 Hiervan is reeds gefproken in het I. D. hl. in. 112. en in de aant. aldaar. De Nederduitfcke Vertaling is ook reeds uitgegéven.  EN HET OOSTEN. t?S tig boek hij fchreef, toen hij niet meer dan één en twimtig jaaren oud was; eene Perfifche fpraakkunst, zonder van verfcheiden fchriften te gewagen, die zonder zijnen naam uitgegéven zijn. Onder dezen moet dat, welk hij tégen den heer anquettl du perron te Parijs, en deszelfs Zoroaster in deFranfche taal uitgaf (O, denvoor. rang hebben: ik heb gezien, dat ménig Franschmau ten aanzien van hetzelve zig vergist heeft en in verbeelding is geweest, dat de fchrijver de een of ander Parijfcbe fchoone geest was. Hij is dichter in verfcheiden taaien; toen hij nog een kind was , fchreef hij Griekfche, als ook Arabifche , Engelfche en Latijnfche vaerzen. Ik kan hem geen grooter lof géven, dan wanneer ik zeg, dat de heer jones alles te Londen is, wat de heer d'anse de villoison te Parijs is. Maar het is ten hoogften te bejammeren, dat zulk een geleerd, en daarbij zo vriendeiijk en wéldenkend man nu onlangs de fchoone wétenfehappen, de letterkunde, en de beoefening der taaien, aan welke deelen der geleerdheid hij zeer wézenlijke voordeden zou toegebragt hebben, heeft laten varen, tot de regtsgeleerdheid overgegaan j en advokaat geworden is. Doch hij heeft dit gedaan, om een luisterrijk fortuin te maken, en dit (s) Over de Zendavesta van anqueto. du perron wordt ook gansch niet gunftig geoordeeld in the Appendix to the Monthly Review, Vol. LIV. p. 561. en v., volgens berigt van den Heer «axe Onom. Litt. P. I. p. 535., noch door den heer christoph. Meiners in de Commentationes foc. reg. fcient. Götting. Clasf. hifi. et Philof. T. I. an. 1778. p. 45. fqq. en T. II. au. 1773. ï>. JO-51.  S7D* R E I Z E DOOR EUROPA kan hem niet misfen, indien hij in het léven blijft ; hij 1$ thans agt en twintig jaaren oud. Met den tijd kan hij lord worden4 want de regtsgeleerdheid is in Engelland, -éven als te Napels, de eenige weg, om tot hoogen rang te komen: misfchien dat drie vierden der lords en pairs door deze deur gaan. De Oosterfche zanggodinnen, die den heer jones zo veele gunstbetuigingen gedaan hebben, zijn over zijnen afval onvertroostlijk. Ondertusfchen is hij voor de geleerde waereld niet verloren. Hij arbeid tégenwoordig aan een yoortrefiijk Engelsch heldendicht, Britanneh genoemd. In zijne lédige unren vertaalt hij tot zijn vermaak den rédenaar is.^eus, welken hij voornémens is met pragmatifche [zaaklijke] aanmerkingen te verrijken; hij vind hem ongemeen fraai en geenzins verre benéden demosthenes. Ik heb de eer, door zeer nauwe vriendfchap met den heer jones verbonden te zijn. Zijn vader, dien hij in zijne kindsheid verloren heeft, was een groot wiskunstenaar en vriend van newton. De boeken van denzelven zijn zo zeldzaam, dat de zoon zelf ze niet alle bezit: deze is voornémens , eene pragtige uitgaaf daarvan te bezorgen. Zijn vader was voornaamlijk bekend in het gefchii met lkif.nitz, wégens de methtdus Fhmonum. Zij. ne moeder en zuster bewijzen den heer baron kudbeck en mij zeer veel beleefdheden: het zijn allen zeer vriendelijke lieden. De moeder tékent voortreflijk; en bij de uitmuntende hoedanigheden, welken de heer jones bezit, moet ik ook deze voegen, dat hij met zijne moeder op eene ongemeen tédere wijze leeft: ik en verfcheiden anderen, •die oogen gehad hebben om het te bemerken, hebben geen dergelijk voorbeeld van eenen zoon gezien, die zijne moe»  EN HET OOSTEN. &7? der zo eerbiedigt en haar tot zo veel eer verftrckt: mijnhart is met een verrukkend genoegen aangedaan, dat ik Van eene zaak, die der menschheid tot eere ltrekt, ooggetuige en verbreider ben. Nu diende ik wel iets van de befh'ering der univerfiteit te zeggen. Hier is geen confiftorie (*), geen akadémifche aristocratie, geen ncpothmus [neeffchap], die zig iets, met de wetten ftrijdig, aanmatigen: maar allen, die doktors en meesters zijn, hebben hunne Item, of zij hoogleeraars zijn, of niet, Deze allen worden uit all' de kollégiën beroepen, en vergaderen in eene groote zaal, die tot de akadémie behoprt, en congregatie- genoemd word. De zaaken worden door eenen fekretaris voorgefteld, Daarop vraagt de onderkanfelier, die altijd voorzitter is: platetne vobis, Dbmini DoStores [behaagt het u, heeren Doctoren]? en onmiddellijk daarna: placetns vobis, Domini Magistri [behaagt het u, heeren Magisters?'] Wanneer allen hunne toeitemming géven, is de zaak afgedaan; maar, wanneer flegts één hunner neen zegt, worden de (temmen opgenomen, en hij de meerderheid derzelven een befiuit genomen. Ik was er tégenwoordig, toen alleen een jong magister antwoordde: non placet; catur ad fcrutinhm [het behaagt mij niet; men némejde (temmen op]; en aanftonds werden door de gezamenlijke magisters hoofd voor hoofd de ftemmen gegéven en opgenomen, hetwelk egter (*) Confifierium academicum is op de Zweedfche univerfiteiten hetzelfde, wat men op die in Duitschland het concilium noemt, en moet van de geestlijke cdnfiftorien wél onderfcheiden worden, Aanmerk, van den Hoogd. Va t.  S78 R E I Z E DOOR EUROPA van de doktoren niet gefchiedde, wijl dezelven reeds hunne goedkeuring gegéven hadden. Doch om magister of doctor te kunnen worden, komt het niet alleen op de geleerdheid aan, maar om voortekomen, dat geen jongelingen de plaats van mannen innémen, komen.ook de akadémifche jaaren iu aanmerking. Men kan geen magister worden voor dat men zéven jaaren op de univerGteit geweest is; een doktor in de geneeskunde moet, indien ik het mij wél herinner, veertien jaaren wagten: voer eenen doktor in de godgeleerdheid zijn zelfs agttien jaaren bepaald ,ten einde zodanig een eersteen waardig man moge worden. Dit is de réden, waarom men zig hier zo zeer verwondert over de onvolkomen gevormde en onrijpe doktoren, die als reizigers uit andere landen herwaard komen, en aanllonds op eene nadélige wijze tégen hen ingenomen word. Hier word in dit ftuk geen uitzondering der wetten gemaakt, ten ware dan, dat de geheele congregatie den kandidaat een half, of ten hoogden één jaar wilde afilaan; en in dit geval moet hij deswégens een fmeekfehrift inléveren. Ik zou u nog met verfcheiden berigten van Oxford genoegen kunnen verfchalFen ; doch ik vrees , dat mijne breedvoerigheid uwe oogen misfchien ongenoegen zou veroorzaken. Ik ga derhalven de Marmora Oxonienfia, de vaten en gereedfehappen, en andere merkwaardigheden , als de hersfenpan van olivier kromwel ; den met ijzer gevoederden hoed van bradshaw, dien hij op had, als hij voorzitter was in het hoog geregt, hetwelk karel den eerden veroordeelde om onthoofd te worden; de lantaern van faux, welke hij gebruikte, toen hij het parle-  £N HET OOSTEN. a79 trient wilde in de lugt laten fpringen e. z. v., voorbij. Doch ik zal het koppelvacrs, dat op eene glasruit in eene herberg te Hurtingdon te lézen, en op den gemelden ongelukkigen'koning gemaakt is, om deszelfs inhoud, hiec plaats géven; Errors in Time may be redrest; The fhor test follies are the best. [Dwalingen moeten bij tijds verholpen worden: Da korrfle dwaasheid is de beste.] Te voren ftond er des konings naam onder, doch dezelve is door één' derweêrfpanlingen uitgekratst. Even zo min zal ik gewag maken van de fchoone floten en adelijke goederen, die in dezen oord gelégen zijn, bij voorbeeld van het heerlijk Blenheim, dat de regéring voor den hertog van map.lbourgh liet bouwen; van het kostbaare Stow, tégenwoordïg door lord temple bewoond (wat dunkt u ? in de diergaarte aldaar zijn vierentwintig groote fteenen tempels, behalven de piramieden en zuilen: eene ongehoorde pragt!) Dit alles ga ik voorbij, wijl het in verfcheiden gedrukte boeken omftandig befchréven is. Maar daartégen zal ik eene omftandighcid melden, die, gelijk ik zéker weet, tot hiertoe in geen boek voorkomt: deze namelijk, dat wij in deze nabuurfchap eene bijzondere reis gedaan hebben, om de boekverzameling van den grooten en onfterflijken ridder newton te zien. Tégeuwoordig heeft de heer doktor musgrave, predikant, of, gelijk men hier zegt, rektor te Cbinnor, agttieu Engel-  «So REIZE DOOR EUROPA fche mijlen van Oxford, dezelve in bezit. Zij heeft hem ■omtrend vier honderd pond fterlings gekost. Men vind hier al de uitgaaven van newtons werken, en, hetwelk het mcrkwaardigfte is, aan den rand met zijne eigenhandige aanmerkingen aangevuld, en zomtijds verfcheiden bladen op het einde der boeken door hem geheel vol gefchréven. Ik twijfel niet, of een Newtoniaan zou hier veel tot zijn genoegen en ménige opheldering aantreffen. Ik zag hier ook het zeldzaam boek van des heeren jones vader, waar van ik boven aangemerkt heb, dat de zoon zeif het niet eens bezit. De titel is: Epitome of the Art of practical Navigation, containing the Elements of plane Trigonometrie , Astronomie , Variation of Compasf etc. of William jones, Esquire. London, 1706,8°. Nog een zeer zeldzaam boek van denzelfden jones : (dit is ongemeen raar:) Synopfs Palmariontm Mathefeos; or a new Introduclion to the Mathematicis etc. etc. bij william jones, London ,1706, 'è °. De titel is zo lang, dat ik de zijde van dit blad er niet meö wil volmaken; want hij toont aan, dat dit boek de gelijkheden, de oneindige fchakeling, de logarithmen, de kégcïfnéden , de driehoekmétingen, de verregezigtkuudc, de bewégingswetten , de werktuigkunde, de artiilerijkunst, e. z. v. bevat. Voor liet overige ziet men, dat newton eene v.oortreflijke boekerij gehad heeft. Alle Griekfche en Latijnfche klasfifche fchrijvers worden er gevonden. Anders heb ik verfcheiden eigenhandige brieven van newton aan flamsteed gezien, die in de Corpus-christi- boekerij re Oxford bewaard worden. Te Cambridge worden ook nog handfchriften van hem gevonden. Voor  EN HET OOSTEN. afit Voor eenigen tijd déden wij een fpeelreisje naar Baikj hetwelk men voor de fchoonfte ftad en landftreek in Engelland houd. Profesfor lichtenberg uit Göttingen was in ons gezelfchap. De befchrijving van Bath gedrukt zijnde, zal ik mij daarméde niet ophouden. Er zijn aldaar in de daad verfcheiden fraaije plaatzen en gebouwen; de ftraaten zijn, éven als te Londen, met groote, breede en verhoogde wégen voor de Voetgangers voorzien. Meii vind er zo wel warme als koude baden, die niet minder van armen dai^van rijken in groote ménigtc b'ezogr worden; Het is er zeer duur; doch dat is het overal in Engelland. Vervolgens reisden wij naar Brtstol. Deze ftad drijft grooten en aanzienlijken koophandel. Schier al de inwoners zijn voor de volkplantingen en tégen het ministerij. Zij klagen, dat hun handel bij de tégenwoordige onlusten ongemeen veel lijd. Wij troffen er verfcheiden Zweedfche fchépen aan; de fchippers klaagden, dat het Zweedsch ijzer tégenwoordig weinig in prijs was, doordien het Rus» fifche béter koop verkogt werd. Wij zagen uit een Rusfisch vaartuig het ijzer losfen, en overeen Zweedsch fchip dragen, dat insgelijks met ijzer geladen en nader bij de losplaats lag. Op dit Zweedsch fchip zagen wij eenen beir, die zo tam was, dat hij met een varken fpeelde, en geheel los onder de menfchen liep: eene vertoning„die gansch niet gewoon is. In deze ftad is een geleerde bisfehop, [thomas] newton genoemd, die over de voorzeggingen (/), als méde aanmerkingen op miltons Pa* (f) Dit werk is, in twee deelen, in quarto, in bet Nedejduitsch, uitgegeven, te Amft, 1768. IU. Deel, t  £32 REIZE DOOR EUROPA radijs verloren, gefchréven heeft: hij behoort egter niet tot liet geflagt van Sir i3AAic newton. Te Bristol vonden wij veele Zweedfche zeelieden, die weggelopen waren. Van dezelven vonden wij er ook veelen te Londen, en overal in Holland, en wel in aanzienlijke en misfchien ongelooflijke ménigte. Ik heb de oorzaaken, die hen daartoe hebben kunnen bewégcn, op het nauwkeurigst onderzogt; doch ik zou te breedvoerig moeten zijn, om dezelven hier te ontléden, en mogelijk zou het ook nadélig zijn, de nadélige oorzaaken te befchrijven ; want zelden verbétert men iets door fchrijven. Onze voorléden tijden gelijken die, van dewelken titus livius zegt: donèc ad hese tempora perueirtum est, quibtis nee vit ia noflra, nee remeclia patiposfumus [in welken men noch zijne ondeugden, toch de geneezing derzelve verdragen kan ] Van Bristol reisden wij naar Glocester. Op dezen Wej heeft men onbefci.rijflijk heerlijke gezigten: fchépen op de Saverne, den grootften vloed in Engelland, weiden, diergaarten,- wouden, tuinen, voortreflijk bebouwde velden e. z. v. maken deze ftreek tot een aardsch paradijs. Te Glocester woont de beroemde bisfehop warburton, die the divine Legation of Mo fes [de godlijke zending van Mozes («)] gefchréven heeft. Hij is nu zeer oud en zwak , en zal het beloofde groote werk, waarvan nog maar ééa deel gefchréven is, denküjk niet kunnen voleindigen. Hij heeft ook andere boeken gefchréven; één van dezelven , dat van de verbindnis tusfehen de kerk en den ftaat (?) C«) Dit werk is ook, in het Nederduitsch, in vijf deelen, zes ftukken, 'moélavo, te Ainfterdam uitgegéven, 1761 1771. (v) Disfertations fur Tunion de la religion, de la Moralet  EN HET OOSTEN. 2S3 handelt, is zeer merkwaardig: hij bewijst daarin, dat de kerk wel zonder ftaac, maar de Haat niet zonder kerk, kan beftaan; het werd gefchréven bij gelégenheid, dat de vraag geöpperd werd, of de bisfchoppen met regt zitting in het parlement hadden, of niet? Glocester is eene tamelijk groote ftad, en heeft veele vriendelijke inwoners. Het ontbreekt hier ook niet aan geleerde lieden bij de univerfiteit of het gymnafmm, dat men hier heeft, hetwelk, éven als de domkerk, eene zeer goede boekerij heeft. Wij bezigtigden hier de fpeldenfabriek: twee ellendige blinde paerden verrigten h'ier zo veel als anders twintig perfoonen; dienvolgens winnen deze paerden den meester dagelijks één pond of ao fchellfngenuit; want elk perfoon zou dagelijks één fchelling moeten hebben. Het is aartig om te zien, hoe de knop gemaakt en vaardiglijk op de fpeld gezet word. Eene fpeld gaat wel door zestien handen , na dat men met eenen koperdraad begint, en er eene fpeld' van maakt; maar wil men rékenen van den tijd af, dat het metaal uit de aarde gehaald word, dan zijn het wel dertig handen, door dewelken het metaal gaat, eer er eene fpeld üit kan gemaakt worden (w). et de la Pelitiqüe, it'rées d'un ouvrage de m. warburton, a Londres, 2. totnes, in Svo, 1742. Hij heeft ook nog ken boek gefchréven, om de waarheid des Christen Godsdienst te bewijzen uit den ondernomen doch door wonderwerk (gelijk hij beweert) geltoorden tempelbouw van keizer Juliaan te Jeruialem , in bet Hoogduitsch vertaald, uitgegéven te Gotha, 1755-, 8 vo. (w) Zie Ab, smith Ènaujry int9 the Nature and Cdufes of J a  »Ö+ REIZE DOOR EUROPA Toen wij van deze reis weêr te Oxford kwamen , had de kollégietijd zijn begin genomen, en all' de kollégiën waren vol ftudérenden. Hoe groot het getal der tegenwoordig aanwézenden is, kan men niet met zékerheid zeggen; doch als zij allen tégenwoordig waren, zouden zij, gelijk men uitgerékend heeft, omtrent 3000 bedragen. Men moet wéten, dat de Bodleyfche boekerij altijd, zelfs tusfchcn de kollégietijden, open is; hetzelfde heeft plaats omtrent het Britsch Muféum te Londen. Dit is eene voortreflijke fchikking, die in alle wélgerégeldé landen in agt genomen word: het heeft eene vrij barbaarfche gedaante, wanneer de tempel van de godin der wijsheid op zékere tijden gefloten word, om, als ware het, met haarenkleinen voorraad fpaarzaam huis te houden. Wij hadden het genoegen, den hoogleeraar wheeler een kollégie over de dichtkunde te horen houden. Hij heeft thans dezelfde hoogleeraarsplaats, welke de bisfehop lowth te voren bekleedde. Hij is één der geleerdfte mannen te Oxford, fchoon hij niets heeft laten drukken: hij is in de kritijk, en in de Griekfche, Hebreeuwfche en Syrifche taaien wél ervaren, en fpreekt fraai Latijn. Hij is ook een vriendelijk man; zijn gezelfchap is leerzaam; hij bezit veel befcheidenheid, is rijk, en heeft een goed hart: hoedanigheden , die men in eenen hoogleeraar zelden bij eikanderen vind. Onlangs was hier eene groote congregatie. De tmivérfiteit vergaf in dezelve een groot ftipendium of beneficium van 300 pond fterl. 'sjaars. All' de doktoren en magisters the weaithof Nations, Vol. L p*... Gazette Lifter. T« CIV. p. 225.  EN HET OOSTEN. a8j verzamelden zig uit de provinciën , om hunne Hemmen te géven. Elk hunner lei bij deze gelégenheid eenen eed af, dat hij zijne (tem den waardigften wilde géven. Hieruit ziet gij, dat een magister of doktor, hij mag te Londen wonen of op het land, en welke bediening hij ook bekleed, daarom niet nalaat, wanneer het hem behaagt, aan de akadémifcheregéring deel te némen, bij aldienhij fiegts de reis naar Oxford wil doen. Dit gefchied gemeenlijk ook in de gewigtigfte voorvallen, wanneer er zaaken van meer belang voorkomen. Nu eindig ik mijne berïgten van Oxford. Doch eerst moet ik eenen jongen ftudent, die 14 jaaren oud is, en george henry glasse heet, roemen. Wij hebben eerst kortlings kennis met hem gemaakt. Hij verftaat het Hebreeuwsch, Grieksch, Latijn, Italiaansch en Fransch zeer wél; heeft verfcheiden Engelfche gebéden zeer wél in liet Hebreeuwschen Italiaansch overgezet: leest homerus en euripioes en anderen vaardig en met verftand-; is thans, bézig met eene overzetting van het boek Jog. Ik heb hem. geraden, zig ten eerften op de Oosterfche dialecten toete-. leggen, om job behoorlijk te kunnen verftaan; ik heb hem. ook aan mijnen vriend, den heer white , profesfor in liet Arabisch, aanbevolen. Deze heer glasse belooft veej^ voor het toekomende; is daarenboven vlug en bevallig, en de eenige zoon eens doktors op het land, die jong» lieden in zijn huis heeft, aan welken hij onderwijs en opvoeding geeft. . ' Hier méde verlaat ik nu het aangenaam Oxford, dat men met regteene kollégieftad, en Minerva's verblijf kan noemen, daar zij zeer wél woont, ein,-* d'rge mijnen brief, en blijve e. z. v. T \  286 REIZE DOOR EUROPA VIJF EN ZESTIGSTE BRIEF. Viering van den geboortedag van Gustaaf den derden on- der de Zweeden te Londen. Van den heer flell- ftedt, een' Zweed en geleerd' koopman. ■ , Bijzonder lot van den heer Springer. ■—- Konstig borduurwerk van Jufvrouw Galm. Moeilijk ampt van den Zweed- fchen prédiker te Londen. Van den jongen graa¬ ve Brahe, zijne reizen en hoedanigheden. —- Van zijne reisgenooten Gyldenftolpe en Wetterqwist Van den heer Kdmpe — en den heerAcrell. Des fchrijvers affcheid van zijnen reisgezel, den baron Rudbeck Van de heeren Barfot, Stalberg en Schuiten. — Naamlijst der Zweedfche médeléden van het genootfchap der oudheden. —— Van den Zweedfchen fchilder Martin. Van Gustaaf Brander en den konful Hack- fcn. Befigt van Simfons Opera rellqua. . Verdiensten van lord Stanhope aan de geleerdheid. Van ffohan Richardfon. Van de heeren Forster, vader en zoon. Van den ridder d'Fon, den heer Morand—• en Bourbon — Busfet Van den prins Peter van Holfein. Noordfche reizen van Ne- gri. Van het bijbelwerk van Kennicott. Van Newtons werken. Millers koperen plaaten tot het vatuurflelzel van Linnteus. Zweedfche médeléden van de koninglijke Engelfche maatfchappij der wétenfehappen. —— Brieven van Colltn ever de Amerikaanfche onlusten, • Nieuw uitgekomen uittrekzel uit  EN HET OOSTEN. 887 de E^elfche gefchiedenis. ■—, Des fchrijvers vertrek tiaar Turkije. Londen, den zoften Februari}, 1776. "^v^iï hebben het geluk gehad, den koning georgs III., op den aóften van wijnmaand, toen het parlement op nieuw vergaderde, eene aanfpraak van den troon te horen doen. (Wij vertrokken namelijk den zsüea van Oxford, zeer bedroefd over de fcheiding van zo veele goe. de vrienden.) De koning fpreekt met veel kragt en nadruk, en was zelf zo getroffen, dat hij bijna traanen geftort had, toen de Amerikafche onlusten befchréven werden. Wij hadden onze plaats digt bij den troon, zo dat wij alles konden zien en horen. Wij ontmoetten daar den heer graave tauee , ridder der zwaerdörden en overfien in Hanoverfchen dienst; hij was met de Hanoverfche troepen , die naar Gibraltar en Port -Mahon beftemd zijn, herwaard overgekomen: hij is een zeer vriendelijk heer. Maar wilt gij wéten f», hoe veel Zweeden den geboortedag van den koning gustaaf den grooten, hier te Londen, gevierd hebben, zo kan ik u melden, dat wij met ons zestien bij eikanderen waren: een grooter getal landsgenooten aan ééne tafel, dan men op reis pleegt aantetreffen. De heerctAES grill, die onlangs als Engelsman genaturalizeerd was, gaf eënen grooten maaltijd; en wijl onoverwinlijke hinderpaalen, die den a^rten van louwmaand invielen , het vieren van dit feest niet voor den f» Ik niet» T4  *8S REI2E DOOR EUROPA 99ften veroorloofden, vergaderden wij in London-Tav'trn. de grootfte herberg te London, en werden daar door den heer grill zo wel des middags als des avonds pragtig onthaald. Zie hier de naamen der geenen, die tégenwoordig waren, in dezelfde orde, zo als wij aan tafel zaten, de heer graaf' magnus frederik brahe, de heer baron karel- frederik rudbeck, de heer luitenant olofwetterqwist , de heer prédiker aaron mathesius , de heer fekretaris kar^l lodewijk KaaiPE,de heer claes geul, de heer gezantfehapsfekretaris en chargé d'aflaires peter otto von asp , de heer karel lindegeen de jónge, de heer kapitein en ridder eduard gyldenstolpe, de heer icheepsbouwmeester isaak olof acrel , de heer christoph springer, de heer hans aewidson, jacob jonas ejornstïhl, de heer daniel solander, de heer john chambers, de heer karel lindegren. Eerst dronken wij de gezondheid van zijne majeffeit den koning gustaaf 111., wiens geboortedag, voor het Zweedfche rijk en voor eiken Zweed zo gelukkig, wn met de blakendfte en onderworpenfte eerbieding vierden; daarop der nieuwe Zweedfche beurs le Stokholm , die op dezen dag voos het eerst geopend werd; verder van onzen édelmoedigen waerd, den heer grill; vervolgens des konings van Engelland, die thans in den perfoon des heeren grill eenen nieuwen onderdaan bekomen had; en eindelijk dronken wij alle met de hartlijkfte wenfehen voor ons gansch koninglijk huis, Zweedens koophandel, e. z. v. opZweedeus voorfpoed en wélvaart. Wij waren tot na middennagt ten uiterften vergenoegd. Dezelfde heeren landsgenoten , op flegts twee na, waren eenige weeken te vo-  EN- H E T O O S T E N. s8Q ren door den heer arwidsoN van Gofhenburg genodigd en~zeer wél onthaald geweest. Op het kersfeest waren Wij öp gelijke wijze bij den heer ridder william chambers en bij den lieer karf.l lindf.gren; de kersavondrijstenbrij (*) aten wij bij den heer karel helistedt, en dit is de laatfle kersavond, dien ik in gezelfchap van den heer baron rudbeck op onze reizen doörgebragt heb: wij hebben er nu négen buiten 'slands en te voren éénen in Zweeden met liet grootfte genoegen zamen gevierd; deze laatite reis was de waardige grijsaart, de heer springer, met ons bij den heer hellstedt, en wij waren uitnémend vergenoegd. Doch ik fpreek ditmaal, tégen mijne gewoonte, te veel van gasterijën en maaltijden; het zal béter zijn , iets te zeggen van de geleerdheid van den (*) In Zweeden word de avond voor kersmis zeer plegtig, voornaamlijk met gastmnalen , gevierd. Maar inzonderheid word in alle huizen op dien avond eene rijstenbrij met melk of wijn gegeten, die men Julgrüt, kersavondbrij, noemt; welke gewoonte. de Zweeden gemeenlijk ook buiten hun vaderland volgen , en om welke réden , in plaats van te zeggen: den kerssavond bij iemand vieren, de fpreekwijze gebruikt word: de kersavondiïjstenbrij bij iemand éten. Aanmerk, van den Hoogd. Fert. [Waarfchijnlijk heeft dit een' heidenfehen oorfprong, gelijk meer kerkplegtigheden. Jul-grot is Jul-gort- of grut: Jol beteekent, in het IJslaadsch , Saturualia: het Jol jul of Juel- feest werd, 's winters, bij alle Noordfche volken , ten tijde des heidendoms, met veel blijdfehap gevierd. Keisler. Antiqq. Septentr. p. 260. en eckhard de Reb. Franc. Or, Waarfchijnlijk heeft men dit verchristend, en op het kers- of christfeest overgebragt.] T 5  20® REIZE DOOR EUROPA heer hellstedt: het vak altijd niet voor, dat men een' geleerd' koopman ontmoet. De heer hellstedt fchreef, en verdédigde onder den heer profesfor eckerman (*) eene zeer wél uitgevoerde Verhandeling de causfis, cur in eadem Grcecia fcientie artesque tdntapere placuerint Athenienfilms et displicuerint fere Lacedmionih. lij werd ondertisfch^n naderhand niet gedrukt, fchoon zij door denprafes nagezien en verbéterd was. Ik heb tegenwoordig het handfchrift vóór nnj, en moet bekennen, dat het Latijn zo wel als de zaaken uitnémend goed zijn; en het is merkwaardig, dat onze Upfalfche tullius niet anders dan aan de eerde régels en een woord of -twee aan het einde een weinig veranderd heeft. Hellstedt was toen leermeester der kinderen van den overléden lijfmedicus aurivillius (f). Hij fleet verfcheiden jaaren in dit huis, en hij is aangedaan, wanneer hij van de vriendfchap en goedheid, die de heer lijfmedicus hem en anderen bewézen heeft, fpreekt. Hij heeft mij verfcheiden voorbeelden verhaald, hoe veel goeds aurivillius aan de armen te Upfal in ftilte gedaan (*) Hoogleeraar derwélfprékendheid te Upfal: een groot Lanjnist. Aanmerk, v. d. Hoogd. Fert. (t) Hij was hoogleeraar in de geneeskunde te Upfal, en h voor eenige jaaren overléden. Zijn doopnaam was samuel. Men moet hem onderfcheiden van karel aurivillius, die hoogleeraar der Oosterfche taaien, een ten aanzien van dezelven zeer geleerd man, en een der voornnamfte médearbeiders aan de Zweedfche overzetting des bijbels is. Men vergelijke den 57 brief. Aanmerk, van den Hoogd. Fert.  EN MET OOSTEN. aoi heeft, welk een ongemeenliefderijk en édel hart, en hoe veele menfchenliefde hij bezat. Ik heb den heer aurivillius in de daad te London door den heer hellstedt , die zo gaern en met zo veel eerbied en hoogagting van hem fpreekt, béter léren kennen, dan ik hem te Upfal gekend heb, fchoon ik de eer had, met hem zeer wél bekend te zijn. Daarop deed de heer hellstedt, inliet jaar 1767, in hetzelfde jaar, dat ik Zweeden verliet, eene reis buiten 'slands, en nam ook een akadémiscb getuigenis méde, dat hem doorden heer doktor amnell (*), als toenmaligen retïor magnificus, bezorgd werd. Hij ftudeerde eerst te Göttingcn, daar hij een ontwerp fchreef over den koophandel, doch dat ook nietgedrukt is. Voor het overige lei hij zig daar fterk op de wiskunde, en verkeerde met den heer profesfor lichtenberg , en den heer ljunberg, een'geboren Zweed , thans hoogleeraar in de wiskunde te Kiel, dien hij als een groot vernuft, die met de grootfte wiskonftenaars in het ftrijdperk kan tréden, roemt. Naderhand kwam hij naar Parijs, daar wij getuigen waren van zijne vlijt. Van daar ging hij naar London , leerde het koopmansboekhouden te Birmingham, en heeft nu zédert een jaar of drie hier zijn eigen komroor gehad. Hij heeft eenen uitgeftrekten handel, zelfs op Italiën en Ooffindiën, en eone uitgebreide briefwisfeling; hij bezit ook eene vaardigheid in alle de taaien, die in Euiopa bij den koophandel gebruiklijk zijn. Hij is, in de ftrengtte betékenis des woords, wijsgeer, zo (*) Hoogleeraar der godgeleerdheid te Upfal, Aanm. van den Hoogd. Vert.  «9* REIZE DOOR EUROPA Wel in denkwijze als in wandel, heeft veel menfchenliefde en een médelijdend hart, doet veel goed aan anderen, en onderfteunt zijne behoeftige landsgeuooten, die zig in groote ménigte herwaard begéven. De Heer helledat kreeg niet alleen geld van hem, maar ook de aanbieding om geftadig, wanneer hij wilde, bij hem te komen éten. pen vrijheer h , die hier om zijne fchulden gevangen zit, gelijk ook mureus , en anderen, betoont hij veele barmhartigheid. . Maar,iqdien ik u wijde fchrijven, hoe édelmoedig en Wéldadig de Zweedfche gemeente alhier jégens arme en noodlijdende landsgenooten is, zou ik op dit blad geen plaats genoeg daar voor hebben, het mogt bijna ongelooflijk fchijnen. Zij heeft thans eene regt vaderlandfche fchikking gemaakt, om alle arme zeevarenden en overlopers, die herwaard komen, en bij de gemeente bédelen, weer in hun vaderland te bezorgen.- men geeft hun namelijk zo veel geld, als zij tot dc terugreis nodig hebben, doch dit krijgen zij niet eer, dan als zij aan boord van een fchip zijn, dat hen naar Zweeden zal brengen. Door goede huishouding is de kerk in laater jaaren zeer rijk geworden: haar geld ftaat in de bank, en kan dus niet, gelijk eertijds gefchied is, verteerd worden: alles is nu op een' goeden voet gebragt. en men heeft dit grootlïendeels den heer springer., die de oudtte zuil der kerk in den kerkenraad is, te danken; tégenwoordig is hij regérende ouderling der kerk; docli uit hoofde van zijne, met den ouderdom toenémende, zwakheid wil hij zijnen post nu neerleggen. De heer springer is nu bijna twee en zéventig jaaren oud.  EN HfeT OOSTEN. *93 Hij werd den van zomermaand 1702 geboren; deed in zijne jengd zeer veele reizen als koopman; betrad den ftaatkundigen fchouwburg in het jaar 1741, toen de oorlog verklaard werd; was gemoeid met de vraag over de troonsopvolging, in 1743., werd, in 1747, een flagtoffer van den ftaat; des nagts met geweld uit het huis van den Engelfchen gezant den heer guidicker, geligt; in louwmaand 1748 naar Marftrand gebragt; bleef daar tot in her midden van zomermaand 1752, toen hij, als een oud wijf verkleed, meteen brandewijnsvaatje onderden arm, uitging, en in allerhaast met zijnen boot in de ruime zee ftak. Iu den bodem van den boot had hij een groot gat laten boren, en daar eenen ftop in geltoken ,dien hij, ingeval hij betrapt mogt worden, voornémens was, daar uit te trekken, om met den ganfchen boot naar den grond te gaan en te verdrinken, ten einde niet weer in handen te geraken. Hij was zelfde vierde in den boot, en had egter niet meer dan vier platte brooden en nauwlijks drie pondvleesch bij zig; want een zéker man bedrooghemen onftal hem het eeten, de kléding en het geld, dat in den boot zou gebragt worden. Na eene gevaarlijke zeereis van meer dan drie dagen kwam bij in Jutland aan; begaf zig daarop naar Rusland, daar hij, onderden naam van christophel sperat , door de' keizerin elizabeth tót asfeslor van het commerciekollégie, te Petersburg, benoemd werd. Hij deed, op bevél der regéring, eene reis tot bevordering van den koophandel; was te Moskau, Orenburg, Tobolskoi en Archangel, daar hij, alsasfesfor,bleef tot in oogstmaand 1754, wanneer hij door den graave bestuciief naar Petersburg ontboden werd. Wijl nu de re-  m REIZE DOOR EUROPA gering in Zweeden te dien tijde, en wel op eene zeer nadruklijke wijze, op zijne overlevering aandrong, zag hij zig genoodzaakt, Rusland te verlaten; hij had van den Oostenrijkfchert gezant wel de aanbieding, om commercieraad te Triest te worden, doch weigerde zulks * vertrok, onbekend, door de Ukraine, Polen, Hongarijën én Duitschlaud, en kwam gelukkig te Rotterdam aan* gedurende zijn verblijf te Warfchauw had hij gehoor bij den koning augustus, dien hij, gelijk ook den graavé brüiil , zijn lot verhaalde. Van Rotterdam Mk hij aanftonds , tégen het einde van flagtmaand 1754, naar Londen over. Na een verblijf van eenige maanden alhier geraaktehij in nauwe kennis metdèn hertog van newcastle, toen eerlten ftaatsdienaar, verkreeg verlof, van den koning gèorge II. in tegenwoordigheid van dezen hertog, den hertog van bedford, en den baron munchausen,' zijne ganfche gefchiedenjs te verhalen: de koning gebood hem, van te gaan zitten, ten einde van alles omftandig berigt te kunnen géven. In het jaar 1755 trad hij te Londen op het toneel, werd in verfcheiden gewigtige zaaken gebruikt, en door den grootkanfelier benoemd, om, in deszelfs plaats, fcheidsregter van eene gewigtige twistzaak te zijn, waarin hij dan ook met alle plegt'igheid het vonnis (treek: ik heb thans het oorfpronglijk vonnis vóór oogen; het is door den heer springer en twee anderen ondertékend , den 5den van grasmaand 1757. Er was' toen geen Zweedfche gezant hier, en de heer springee deed tévens aan Zweeden zékere groote diensten , varï dewelken ik hier niets kan zeggen: ondertusfchen kan ik u dit wel melden, dat hij niets anders — l  Elf HET OOSTEN; &95 —- — bekomen heeft, en zijn ijver en zugt voor het vaderland desniettégenftaande niet uitgebluscht is. Ik geloof, dat ik u reeds te voren hier van gefchréven heb * en zou voor het tégenwoordige zo breedvoerig niet geweest zijn, was het niet, dat in een gedrukt berigt zó veele dwalingen ten aanzien van hem en anderen voorkwamen , welke aiien hiernaar verbéterd kunnen wordén. Ik heb u reeds in den voorléden zomer van de fchoond en kostbaare verzameling Van gedenkpenningen en prenten melding gedaan, welke de heer karel lindégren bezit. Ik zeide u toen, hoe veel eer hij der natie aandoe. Zijn huis is fchier het eenigst Zweedfche te Londen, waai de landsgenooten, en dat wel dikwijls, genodigd worden. Ter eere van het fchoon geflagt in Zweeden moet ik nu het groot meesterftuk hier bijvoegen, dat jufvrouw mama gustava gahn aan de waardige mevrouw lindégren tot een gefchenk gegéven heeft. Het beftaat in een borduurzel op zijde, dat in alle deelen zozeer naar eene prent in koper gelijkt, dat niemand hetzelve ziet, zonder misleid te worden : zo fijn en fraai is het gewerkt. Het verbeeld den omtrek van Stegeborg (*), en het onderfchrift is: Belagenheten af Stegeborg til Fru lindégren i London «/maria gustava gahn [gelegenheid van Stegeborg,— aan Mevrouw Lindégren,— door M. G. Gahn] (*) Een aanzienlijk goed, dat aan de kroon behoort, omtrent vier mijlen van Norköping, aan de zee gelégen; had weleer een kasteel, alwaar zig de paltsgraaf joannes kasimir , en adolf Joannes , broeder van kakej. X., opgehouden hebben. Aanvi. van den Hoogd, Fert,  296 R E I Z E DOOR EUROPA Deze woorden ftaan insgelijks ,zo keurig, als óf zi} me? de fijnlte ftift in koper gegraveerd waren. Zulk een kostbaar ituk prijst zig zei ven meer, dan ik ooit tot lof der bekwaamheid van het Zweedsch vrouwlijk geflagt kan zeggen. Haare majelteiten, de koning en de koningin van Engelland, hebben het gezien en bewonderd; en niemand kent iets, dat toet de naald gemaakt hierbij in vergelijking komt. Het is ook in goede handen geraakt: Mevrouw lindégren bezit zeer uitmuntende hoedanigheden, een goed en wéldadig hart, en veel godvrugt zonder van onzeu godsdienst te zijn: ik geloof ook, dat het te vergeefs zou zijn, haar te willen doen veranderen; want, daar zij in alle andere befchouwingen veel fchranderheid en een bondig denkend verftand laat blijken, zo weet zij ook in dit ftuk alle foorten van uitvlugten te némen: zij rédentwist over zaaken van den godsdienst alseen-wijsgeer, en men ziet hier uit, wat het zeggen wil atcneris asfusscere [van jongs op te gewennen.] Ik wil juist niet ontkennen, dat een godgeleerde te London veel kan léren: maar, wanneer men beweert, dat de prédiker bij .de Zweedfche gemeente in zéker opzigt een profesfor moet zijn, zo fchijnt men in den haast vergéten te hebben, dat hij noch kappellaan noch amptgenoot heeft. Hoe zou één geestlijke het goed maken in eene ftad, die meer dan eene Zweedfche mijl lang is, zijne fchaapen te hoeden, de zieken en gevangenen te bezoeken, alle zondagen tweemaal te prédiken, eiken Zweedfchen reiziger, die naar Londen komt, dienst te doen, brieven te fchrijven' en kommisfien te verrigten, welken hem in ménigte" worden opgedragen, en zig  EN HET OOSTENi ü97 kig tévens met den grootten ijver eener zo ernstige ftudie te wijden. Het zou zeer goed en dienstig zijn, indien hier twee of drie predikanten waren; maar de bezolding is voor éénen reeds gering genoeg. Om flegts twee zieken té bezoeken, beeft hij eenen geheelen dag nodig; want eene koets kan hij er niet op houden. Bedenk nu , wat hij te doen heeft, wanneer er zo veele arme matrooxen , voornaamlijk iu tijd van oorlog, en telkens met de Oostïndifche kompagniefchépen ziek herwaard komen ? Als hij dan des avonds te huis komt, is hij zo moede en afgemat, dat zo wel de geest als het lichaam onbekwaam tot den arbeid is, hetwelk floten alle anderen, die de ftraaten van Londen doorwandelen, ondervinden: ik heb den geleerden predikant en hofprédiker woide verfcheiden maaien over tijdsgebrek horen klagen; en nogthans is hij niet alleen, heeft ook bijna in het geheel niet met zeelieden te doen; Ondertusfchen is hier mijn oogmerk geenzins, mij in godgeleerde gefehillen in te laten, voor dewelken ik éven zo zeer vréze, als voor het odium theolo* gicum, dat ik bij geluk meer uit moshbims geleerde verhandeling, dan uit eigen Ondervinding heb léren kennen. Het is béter, dat ik fpreek Van het geen mijn hart een vergenoegen maakt; bij voorbeeld van den beminlijken heer graave brahe (*), en zijne beide geliefde reisgenootén. Zij kwamen te kersmis hier, en blijven tot Paasfchen in Engelland, wanneer zij dan verder naar Parijs zullen gaan. Zij reizen met verftand, verzamelen kundigheden, worden overal, waar zij komen, bemind, en (*) Zoon van den, ia 1756, onthoofden graave brabb, KI. Deel. V  298 R È I Z E DOOR EUROPA doen zig zeiven en der natie veel eer. De jonge en wakkere graaf brahf. toont reeds in zijne jeugd, wat men te eenigen tijde van hem te verwagten heeft, bezit en vertoont de allerbeminlijkfte hoedanigheden, een goed hart en goed verftand; oordeelt met juisten fmaak en klaar doorzigt over de fchoone gedenktékens en meesterftukken der kuust in Italiën; en prijst en bemint onzen onvergelijklijken sergel. Deze jonge heer is tot het geluk geboren : onder anderen tot dat, dat hij op zijne reizen den heer kapitein en ridder gyldenstolpe en den heer'luitenant wetteequisT tot medgezellen heeft. De geleerdheid en algemeene kundigheden van den laatften zijn meet bekend, daar hij bij de magisterpromotie, die, in 1764, te Upfal, gefchiedde , de eerfte was, en de magistervraag (*) beantwoordde. Doch de heer kapitein gyldenstolpe deed mij verbaasd ftaan door zijne groote vaardigheid in bet Latijn, hij fpreekt deze taal met meer fierlijkheid en vlugheid, dan ménig een, die zig van zijne jeugd af in dezelve geoefend heeft. Ik kan het mij voorftellen, hoe de monniken in Italiën en andere landen zulk eenen geleerden officier bewonderd hebben. Hij leest tacttus met veel fmaak, kent alle fchrijvers, zo wel die in vaer- (*) Op de Zweedfche univerfiteiten gefchied nu alle jaaren eene plegtige magisterpromotie: de bekwaamfte onder de kandidaten neemt sis primus de eerfte plaats in, en beantwoord ook gemeenlijk, voor de vuist, de gewigtige vraag, welke doorden promotor, bij die gelégenheid, den kandidaten plegtig voorgelegd word , op de eene of andere wétenfehap, tot de wijsgérige fakulteit behorende, betrekking heeft, en de tnagistervnzg genoemd word. Aanmerk» van den Hoogd. Vertaler.  EN HET OOSTEN. 299 sen als in rijmloozen ftijl gefchréven hebben, fpreekt Fransch als een geboren.Franschman, en is grondig bedreven in de fraaije Ietteren. Hij verftaat veele taaien, en ééne meer dan ik, namelijk de Finlandfche. Wégens zijne overige hoedanigheden verdient hij daarenboven bezondere hoogiigting, en ik voorfpel, dat hij, in plaats van nu de Latijnfche kapitein te zijn, eerlang, gelijk lewenhaupt, de Latijnfche overfte zal zijn. Zijne knndigheden en verdiensten zijn er borg voor, dat mijne voorzegging niet zal feilen, eerlang vervuld te worden. Ik heb hier ook het genoegen gehad, den heer fekretaris KaMPEte léren kennen, en bevonden, dat hij den grooten roem verdient,dien ik, inZweeden, dikwijls van hem gehoord heb. Hij heeft mij verzogt, u op het vriendelijkst van hem te groeten. De heer fcheepsbouwmeester acrell, dien ik de eer gehad heb, teGenua^op het Zweedsch fregat, en nu hier te Londen, te zien, is gevaarlijk ziek: wij wenfchen allen, dat Zweeden toch de vrugten niet verlieze van zijne, met zo veel nut, ondernomen reizen; doch de hoop daar toe is bijna Verloren. Het grootfte gedeelte der bovengemelde landslieden zal zig nu ras van één fcheiden, en het zal waarfchijnlijk nooit weêr gebeuren, dat de zestien, die onlangs bij den heer grill zamen aan tafel zaten, vooral niet op dezelfde plaats, weêr zamen komen. Ik heb op den tijd en de veranderingen, die denzel ven verzeilen, dikwijls de aanmerking gemaakt, dat, wanneer liegts eenige weinigen bij elkander zijn, om affcheid van elkander te némen, dezelven naderhand niet weêr zamen komen, zonder dat de één of ander van hun gemist word. Het is geen wonder, dat V8  300 REIZE DOOR EUROPA ik dit meer dan te dikwijls op mijne reizen zo ondervonden heb: maar ik heb het reeds in de jeugd in mijn vaderland te Upfal, Strengniis en elders bij ondervinding geleerd. Het was ons niet beltemd, ons hier te Londen weêr bij elkander aantetreffen. Ik zeg dit niet zonder zeer ontroerd en aangedaan te zijn: want mijn waarde reisgenoot, de baron rudbeck, is nu naar zijn lieve vaderland vertrokken. Mijne hand heeft nauwlijks de magt, om de pen te houden, wanneer ik u zeg, dat ik mijnen zielevriend verloren heb, na dat wij bijna tien jaaren aan één, dagelijks , ja alle uuren, en dat onder zo veele verfchiliende lugtfireeken en zo veelerlei lotgevallen, bij elkander geweest zijn. Zijne aangenaame verkéring, zijne blijgeestige hulp, zijne troostlijke gefprekken mis ik meer, dan ik in ftaat ben, om uittedrukken. Ik waag het niet, hem den roem, dien mijne aandoening mij beveelt aan hem te géven, hier médetedélen; dezelve zou in den brief van eenen vriend verdagt kunnen zijn. Ik hoop, dat zijne kundigheden, zijne ondervinding, zijne eigen gedraging, en zijne deugdzaame denkwijze hem vrienden zullen verwerven, en den weg banen tot den tempel der eere,daar een groot koning de verdiensten bekroont. Ag! mogt hij zo gelukkig zijn, dat zijn geluk de vuurige wenfchen van mijn hart overtrof! Het was in den nagt van den i4deis tot den isden van fprokkelmaand, toen ik hem voordelaatfte maal te Londen zag: hij ging met een fchip naar Góthenburg of Marftrand; en ik zal nu eerlang alleen naar Turken en Barbaaren moeten reizen, daar ik den bijftand en den vertrouwlijken omgang van zulk eenen vriend zo zeer zou nodig hebben.  EN HET OOSTEN. 301 Doch ik zal mijn gemoed van deze ontrustende overdenkingen , die ik niet zonder traanen te ftorten heb kunnen ter néderftellen, verwijderen , en melding doen van twee geleerde Zweeden, die zig thans in Engelland ophouden. De één is de heer doktor barfot vatLund t die hier met veel ijver bij den beroemden heer doktor hunter in de ontleedkunde arbeid, en de veele en voortreflijke lazaretten in deze ftad vlijtig bezoekt. De andere is de lieer sTaLBERO uit Ab», die kortlings. naar Oxford vertrokken is, om er de regtsgeleerdheid en de Engelfche inrigtingen te léren. En daar nu toch mijn geheele brief van mijne landsgenooten handelt, zal ik u hier all' de Zweedfche médeléden van de Society of Antiquaries of London opnoemen: De heer gustavus brander, Esq. F. R. $, Muf. Brit. Cur. Deze is een der gewoone médeléden. De overigen zijn Sodales honorarii; en die zal ik in dezelfde orde, en met de titels, zo als zij op de gedrukte alphabetifche lijst ftaan, hier aanhalen: Dominus carol. rinald. berch, Reg. Sueciat a Confil; Ds. pet. nic. filenius , ƒ£. S. S. Episcopus Lincopienfts; Ds. johannes ihre, Reg. Sueci dre zelf een goed wiskonftenaar is, voorreftellen ^ kreeg bijzonder veel agiing voor hem. Lord mahon -onvanlordsxANHoPK en fchoonzoon van lord CHatam, heefteenwerktuig uitgevonden , waar door hij i„ «tti8,om m een oogenblikdegrootllegetallen,die men £££ TT' " ^"^^ - te délen Van andere doorhem uitgevonden, werktuigen heb VnT S?5 ni£tVergiS' Ute V0™ verhaald, ie Oxford ,s men voornémens binnen kort denPAP. ^Ef3 is Ingenieur'thans kapitein'Amm'vm  EN HET OOSTEN. S«? jpus Alexandrinus (z), die nog nooit gedrukt is, in net Grieksch uittegéven. De univerfiteit zou misfchien cok gacrn archimedes uitgéven, op dat men mogt kunnen zeggen, dat de drie grootfte meetkundigen te Oxford waren in het licht gekomen: eene groote eer voor de univerfiteit; want euclides is er reeds voor lang gedrukt. Lord stanhope heeft mij opgedragen , om aan den heer torelli te Verona dien aangaande te fchrijven, van wiensfchoonen archimedes in handfchrift ik u te voren berigt gegéven heb Onlangs kwam, te'London, 'eene Arabifche fpraakkunst, in kwarto, uit, welke door deri heer john richardson ten dienfte der üostindifche komp. in het Engelsch is opgefteld; dezelve is zeer rijk aan voorbeelden uit Arabifche dichters getrokken. Nu maakt dezelfde heer richardson in de Akademiedrukkerij te Oxford een begin met het drukken van een Perfisch-Arabisch-Engelsch woordenboek in twee groote folio deelen, waarvan het eerfte in llagtmaandnaastkomende zal uitgegéven worden; de intékening op het geheele werk, ingebonden, is zéven guinjes. Ik heb kennis gemaakt met den heer forster , die névens zijnen zoon op het fchip van den kapitein cook eene reis rondom de waereld gedaan heeft, en, om die te doen, van den koning vier duizend pond fterlings kreeg. Aanftonds na zijne terugkomst gaf hij uit: Characleres gengrum plantarum, quas in itinere ad infulas (a) Hij leefde onder Keizer Theodofius den Grooten, om«end het Jaar 390. Sax. Otiom. Lit. P. I. p. 452.  90 REIZE DOOR EUROPA toorts aufirdls collegerum, dei**%&* t * » annis MDCCLXXll. _1M^^J ^f"* koldüsforster, SocietatisR,^ j0NASEEI" 4 .j * c,oc,etatts R-egt* Scientlarum ut et Anttquttatum apud Londinenfis Sodalis, et ceorc os TT' L°ndini^- - kwarto, met fraa eTope ™j Jteit. In dit werk zyn verfcheiden nieuwe en onbekende geween befchréven en afgebeeld, welken de ***rs nieuwe naamen gegéven heeft. De heer fopster is reeds te voren door zijne brieven aan d n heer Mici1Aeus te Göttingen, bekend geweest. K0nl ng heeft hy ook in het licht gegéven: Liber ■ % by f antiquorum, auo ex Mgyptia rmguLesreltlarZ antiquorum, imprimis in facro codiceHebrtorum occurrens explicatur. Mdlt.ad calcem ntamisf* Mgyp«a. L L D Soc Reg Scient. ut et Antiq. ap. Lond. Sodalts Londtm i7?6. 8°.^ bJad dat het woord bysfus Koptisch of Egiptisch is , en dat er katoenen ftof, maar geen lijnwaat of zijden ffof door verftun word. Hij is in het Koptisch zeer ervaren en ik heb verfcheiden merkwaardige handfch gefchiedems en tijdrékenkunde betreffende, bij hem'ze vonden, va„ dewelken hijzelf de fchrijver is. Thans' js hy met zijnen zoon bézig, om eene befchrijving van hunne merkwaardige reis opteflellen C» fai.?5o.Van denzeIfden geIeerden is reeds *erproken iQ mm  EN HET OOSTEN. 309 Ik moet u évenwei ook nog verhalen, dat wij te Oxford in kennis geraakt zijn met den ridder d'eon. Hij Was in gezelfchap van den heer graave de bourbon en den heer de beaumarchais. De heer d'eon kan nu, indien hij wil, de terugreis naar Frankrijk aannémen: zijne zaaken zijn nu afgedaan, en de heer de beaumarchais heeft daar veel in gedaan. Deze is het ook, die den heer morand bewoog, om de lévensbefchrijving van mevrouw du barry , door hem gefchréven en reeds gedrukt, niet uittegéven, maar al de afdrukken uit de waereld te maken, waartégen de fchrijver eene fom gelds, en daarenboven eene jaarlijkfche wedde kreeg, die zo lang zal duren, als er geen exemplaar van zijn werk te voorfchiju komt. De heer morand is een Franschman en woont met zijnen broeder te Londen. Hij heeft ook de Gazette Cuirasfiere gefchréven, gelijk hij ook voornémens is der waereld eene befchrijving van de Bastills médetedélen (F). De heer graaf de bourbon is een zeer vriendelijk heer; wij hebben, hier te Londen, veel verkéring met hem gehad: hij is nu weêr naar Parijs vertrokken. Hij is uit het huis Bourbon, en wel van die linie, welke de eenige is, welker afkomelingen geen prinfen, maar alleenlijk marquifen en graaven zijn, en, ter onderfchei- (b~) In het jaar 1777. is, in 8vo., uitgekomen: Le Gazetier Cuirasfé, ou anecdotes fcandaleufes de ia Cour de France, . auxquclles on a ajouté des Remarques hiftoriques, et anecdt* tes fur h Chateau de la Ikftille et Tlnqutfltion de France.  |io REIZE DOOR EÜROP ding, Bourbon-Bus/et heet. Gemelde heer is Mmin (*) des konings van Frankrijk geweest. Zijne doorlugtigheid, de prins van holstbin bevind zig tégenwoordig hier met den heer overften staal Cn wij hebben de gunst genoten, de kennis te vernienw'en welke wij te Bologna, m Italiën, met hem gemaakt" hadden; maar den oudften broeder van denzelven die zo ongelukkiglijk in zee omgekomen is, misfen wij. Als eene zeldzaamheid zal ik u melden, dat ik eenbefchrijving van Lapland, in het Italiaansch, van negri bezit; mogelijk ben ik de eenige Zweed, die ze heeft. De titel is: La Lapponia descrlua da francesconecri. Venczia, i7&5. go. Meld dit onzen ge. liefden lideen, dien ik duizendmaal groete: moge ik flegts zijne ziekte, die de Zweedfche zanggodinnen bitterlijk bewCnen, daardoor verminderen! Ik heb ook zijne Noordfche reize. Den róden van fprokkelmaand kreeg ik eenen brief van den heer profesfor white te Oxford. Hij verhaalt mij, dat ihen toen met den druk (c) van het agtfte hoofdftuk van het eerfte boek der koningen bdzi- was. dus zal het eerfte deel, dat met het tweede boek der koningen eindigt, nu haast uitkomen. In flagtmaand van het jaar i773 begon men Berefchh te drukken; in- O Menins worden aan het Spaanfche en Franfehe hof zulke adehjke kinderen genoemd, die met de prinfen te gelijk oo gevoed worden. Aanmerk, van den Hoogd. Fert. (O Namelijk, van den Bijbel van kennicoit.  EN HET OOSTEN. ju dien men nu met het tweede deel op denzelfden voet voordgaat, zal de geheele bijbel niet voor het jaar 1779 uitkomen. Profesfor white heeft mij dit werk vereerd; doch ik zal het noch zien noch gebruiken, voor dat ik, als het gode behaagt, uit Turkijen terug kome. Deze grootmoedige vriend heeft mij ook verfcheiden andere boeken vereerd. De heer horsley, fekretaris der koninglijke maatfchappij , is voornémens , Isaaci newtoni Opera fua extant omnia, in vier deelen in kwarto, met aanmerkingen uit te géven i men tékent daarop in voor vijf guinjes. Ik heb u ongetwijfeld reeds voorheen over de onvergelijklijke afbeeldingen van het ftelzel van linn^eus , door den heer muller, gefchréven. Dezelven zijn nu vaerdig: zij maken 116 der allerfchoonfte en met de heerlijkfte koleüren afgezette koperen plaaten uit: den intékenaaren kosten zij 15, en anderen 20 guinjes. Thans arbeid hij aan het titelblad: op hetzelve word de oppergeneesheer en ridder linn^eus zo uitnémend wél verbeeld, dat hij niet béter kan getroffen worden: naast hem leest men Sol Suecicus [de Zweedfche zon]: insgelijks zijn de waarheid en de roem névensde vierwaerelddeelen zinnebeeldig voorgefteld. De heer miller wil hier alle meesterftukken der kunst te koste leggen > om zijne eerbieding en bijna godlijke hoogagting voor onzen grooten linn^eüs , dien hij als zijnen afgod vereert, te vereeuwigen. Het werk heeft zijns gelijk niet: alle kenners bewonderen het. Thans heb ik de lijst der koninglijke maatfchappij.  3i& REIZE DOOR EUROPA Ik zal dé nüamen en titels der Zweeden, die daaf iri voorkomen, zó ter néderftellen, als zij daar gedrukt zijn: Gustavus brander Esq. Muf. Br. Cur. Dan. c. solander M. D. Ac. Ri Stokh. Soc. Aca. R. Paris. Corresp. Deze beide heeren behoren tot de gewoone inlandfche léden. Onder de uitlandfchen zijn: D. petrus jonas bergius, Med. D. Stokholm. D. thorbern bërgmann , Chemia Prof. Upfal. D. bened. ferker, Reg. Cancell. Conftliar. Memb. Ac. Stokh. D. Carolus von LiNNé, Reg. Suecice Archiater. D. petr. wargentin, Sec. R. S. A. Stockholm. Meer zijn er niet. Ik ben ondertusfchen blijde, dat ik mijn nafehrift, dat haast zo lang is als de brief zelf, kan ero> digen. Ik zou u behalven de reedsgemelden nog meer gelégenheden kunnen aan de hand géven, om Zweeden met geld en inwoners te verrijken; wanneer men bij voorbeeld den rijken heer leyel met zijne fchoone vrouw en dogter, gelijk ook den heer dalberg uit Surinamen, en meer anderen, in het rijk trok. Tweedë naschrift. Wilt gij dé Erigelfche Volkplantingen in Amerika, derzelver handel en verkéring, de onlusten aldaar névens derzelver oorzaaken, begin en voordgang léren kennen, dan moet gij den brief of de verhandeling van den heer pastoor collin lézen, die hij, in handfchrift, aan den' heer mathesius gezonden heeft, om ze verder aan co luns vader te bezorgen. <— Ik heb die in haast doorgelézen, en goede aanmerkingen névens onpartijdige beöordélingen daar?  EN HET OOSTEN. 313 daarin gevonden: alles, wat de aardrijkskunde, fraaikunde, den koophandel, godsdienst e. z. v. des tendé betreft, heeft mij zeer behaagd. Een kort, maar goed, boek over de eerfte beginzelen tn de Engelfdhe gefchiedenis moet ik u nu ook nag bekend maken. Het heeft den titel: A compleat Ris* tory of' England, by qnestion and answer, from the invafton of jÜLÏus c/esar to the prefent time: extracled fró'n the most celtbrc.ted English Historians, particttla* ry rapin, tindal, hume, and smollet, London, 1774. Printed for s.crodwer atN°. 12. in Pater NosterRow, in 8°. 432 bladzijden. Het is voor jonge lieden van beiderlei geflagt. Men léert ook de ftaats- en regérings gefteldbeid des lands daarüit kennen. De zaak van den heer wiiKES verhandelt hij onpartijdig: maar omtrent de Zweedfche ftaatsveran dering van hetjaar 177e bedient hij zig van eenigzins harde uitdrukkingen. Het boek is eener overzetting waardig. Dit zijn nu de laatfte régels, die ik héden, den io Want ik heb haare doorlugtigheid verhaald van de fraaije tékeningen, van bloemen, die men u uit Engelland gezonden heeft, en waarméde ik de wanden uwer vertrekken te Hammerby verlierd gezien heb. Doch gij zult hier nog fraaijer tapijten vinden , waarover gij in het binnenfte van uw hart in alle opzigten meer genoegen zult vinden. Nu kom Ik namelijk tot het gewigtigfte deel van mijn verhaak De verlichte vorstin heeft onlangs een werk begonnen, waarvan ik niet weet, of ik zal zeggen, dat het der vorstin en haaren fmaak en ijver voor de wétenfehappen, of uw natuurftelz& grooter eer aandoe. Dit moet ik bekennen, dat dit (*) Hammerby is het landgoed van wijlen den heer linnjEüs i omtrent een paar mijlen van Upfal gelégen. Aanmerk, van dm Beogd. Fert.  werk alleen u van de onfternijkheid zou verzékeren, indien er niet zo veele anderen waren" Haare doorlugtigheid , de regérende markgraavin van Baden, karolina louisa , geboren prjnfes van Hesfendarmflad, laat r.amelijk all' uwe plantenfoorten met ;derzelver bcwrugtingsdeelen op de allerpragtigfte wijze en met zulke groote kosten in koper gravéren, dat op elke plaat maar één gewas, met deszelfs fiofwégen en Hofraten, komt, en het getal der plaaten tot op ioooo zal belopen. Indien gij derhalven de orde der geflagten of der foorten mogt veranderen, zou ook de orde der koperen plaaten aanltonds veranderd kunnen worden, wijl elke maar ééne plant bevat, weshalven men dezelven zonder de minfte verwarring in zulk eene orde kan fchikken als men wil. Waartégen de tékeningen en plaaten van den heer gesner , te Zurich, die ik insgelijks gezien heb, verfcheiden gewasfen op één blad bevatten, en daarenboven dezelven zeer klein voordellen, hoe fraai en zuiver dezelven anders zijn. Er is reeds een begin met het werk gemaakt. Een kundig plaatfnijder uit Parijs, de heer gauthier dagosi , een zoon van den bekenden gauthier , die de ontleedkunde in het koper gegraveerd, en de kunst uitgevonden heeft, om prenten in koper met koleuren te drukken, is voor eenige weeken herwaard gekomen. De foorten der Veronica zijn reeds allen vaardig en zeer fraai uitgevoerd; want de vorstin heeft er het nauwkeurigst opzigt over. Zij is niet alleen in de kruidkunde zeer ervaren, maar zij zoekt ook haars gelijke in de tékenkunst. Zij ziet elke afbeelding nauwkeurig na, verbétert de feilen, en verandert de geringde mistastingen j dan zet zij de gewasfen zelve af met de X 3  3*3 lévendigfre verwen: zo dat dit werk het nauwkeurïgfte s zorgvuldigfie en pragtig'te word, dat de kruidkunde opiJ gehad heeft, en aan den titel, dien het krijgt, beantwoord , namelijk: Ipones omnium fpecierum plantarum linnvei Equitis. De vorstin is egter eenigzins in verlégenheid, waar zij all'de afbeeldingen zal vinden. Zij bezit bijna ali' de boeken, welken door u aangehaald zijn, eenige weinigen heeft zij niet kunnen magtig worden, als Catr.pi Eiyfti rudbeckii en anderen. Zij heeft in deri' fchoonen tuin alhier wel een aanzienlijk gedeelte derzelven naar het léven, zo dat het nu alreeds wél en fpoedig voordgaat; doch.in het vervolg zou het kunnen gebeuren, dat het een of ander gewas gegraveerd moest worden, waarvan zij in haare boekverzameling geen afbeelding vind; in dit geval verzoekt haare doorlugtigheid uwen, haars leermeesters, bijftand. Inzonderheid heeft zij mij belast, u haar verlangen te kennen te géven, om eene lijst te mogen hebben van de afbeeldingen en bloemen, in de laatfte jaaren uitgekomen , en die in de laatfte uitgaaven van uwe werken misfchien nog niet aangehaald, nogthans bij u denklijk naderhand bekend geworden zijn. Deze vorstin is ook voornémens, uw ftelzel van het dierenrijk bijzonderlijk in koper te laten brengen, hetwelk insgelijks een pragtig werk zal worden. Zij weet niet, hoe zij het werk van de kapellen, te Stokholm, op kosten der koningin wéduwe, door den heer clerck, gegraveerd, zal bekomen. De gezant te Parijs, de heer graaf creutz , beeft, wel op zig genomen, der vorstinne hetzelve te bezorgen ; maar het is reeds een' geruimen tijd geléden, en er is nog in het geheel geen antwoord gekomen. Gij, oppergenees*  beer, z.ult de beste voorfpraak zijn van eene vorstin, die van de natuurlijke historie haare voornaamfte bézigheid maakt. Zij heeft Mufeum adolphi friderici Regis, gelijk ook Mufeum Reginne louis^e ulric*, in Turksch leêr met goud pragtig ingebonden, en van buiten met den naam des konings en dien der koningin en het wapen de* rijks verfierd, ten gefchenk gekrégen. Doch naderhand heeft zij gezien, dat gij het tweede deel van het Mufeum. Regis aangehaald hebt; maar zij heeft hetzelve nooit kunnen te zien krijgen. Ik ben verzékerd, dat, wanneer de zaak ten hove behoorlijk voorgedragen word, onze groote koning zonder twijfel bevél zal géven, delfltoffen te verzamelen en névens alle zeldzaame en koninglijke boeken , die men in het geheel niet te koop kan krijgen, aan deze vorstin, zijne nabeftaande., overtezenden. Want haar gemaal, de hier regérende markgraaf van Badendurlach, karel frederik, en onze genadigfte koning gustaaf zijn volle agterneeven, wijl de overléden vrouwe moeder van wijlen den koning adolf frederik, albertina frederika , eene prinfes van Badendurlach , en grootvaders zuster van den thans regérenden markgraaf geweest is. De regérende markgraaf toont ook in alle deelen, hoe zeer hij onzen grooten koning in de hoedanigheid van een groot régent te zijn, en zijne onderdaanen gelukki? re maken, gelijk is. Hij geeft hier dagelijks de treffendde blijken van zijne landsvaderlijke gunst en téderheid; geeft „elk, aanzienlijken en geringen, zo wel openbaar als bijzonder gehoor; fpreekt met de noodlijdenden , troost en helpt hen; doet reizen door het land; moedigt den^ Si*  po landbouw aan ,• fpreekt minzaam met de boeren; fchat de geleerden in de wétenfehappen hoog; bevordert dezelven; oefent zig genadig, wanneer bij van regéringszaaken vrij is. Hij is volltrekt één der grootfte en verrtandigfte vorften van Duitschland, heeft het beste hart, dat iemand kan bezitten, en een verhéven en verlicht verftand. Gij kuntu gemaklijk een denkbeeld maken, hoé in diervotge het hof hier gefteld moet zijn, daar zulk een vorst en zulk eene vorftm elk met hun verhéven voorbeeld voorlichten. Ik geloof nauwlijks, dat men in'Duitschland buiten dit zulk een gefchikt en deugdzaam hof zou vinden. De prinfen zijn zeer wél opgevoed; want hier heerscht deugd en verftand met godsdienst gepaard. Hunne doorlugtigheden ontvangen de vreemdelingen zo gunftig, dat het alle verbeelding te boven gaat. Wij meenden twee of drie dagen te Karlsruhe te vertoeven, om het te bezien; maar nu zijn wij reeds vier weeke.1 hier geweest: wij worden alle dagen ten hove bij hunne doorlugtigheden ter tafel genodigd , daar wij des middags en des avonds éten. De vorst fpreekt altoos met ons, en wij genieten hier zulk eene bijzondere agting, als wij noch verdienen noch verwagten kunnen. Gij en'uwe natuuronderzoekingen zijn meer dan dikwijls het onderwerp van onze gefprekken. Hunne doorlugtigheden merkten het als eene gunstige befchikking van het geluk aan, dat ik juist hier kwam , toen niet alleen het ontwerp tot de afbeelding van uw onfterflijk werk, maar ook reeds een begin daarmede gemaakt was, en ik uvan deze zaak aanftonds hërigt kon géven, en u verzoeken pm uwe hulp in voorkomende gelegenheden, voornaaa^  lijk om berigtvan de boeken, welken afbeeldzels van gewasfen bevatten, die voor korten tijd te voorfchijn zijn gekomen, doch in de laatfte nitgaaven uwer fchriften nog niet hebben kunnen genoemd worden. Zodra één deel der afbeeldingen gereed zal zijn , zal de vorstin het u ten gefchenk zenden. Zij is voornémens, meer plaatfnijders te laten komen, ten einde vijftig of zestig afbeeldingen in eene maand vervaardigd, en dus het geheele werk binnen weinig jaaren voleindigd zou kunnen worden. Wat dunkt u ? De markgraavin betaalt aan den plaatfnijder 4 louis d'or of 96 Franfch.e livres, dat is c. dukaaten, voor elke plaat, of, het welk hetzelfde is , voor elk gewas of elkefoort: dienvolgens zal dit ganfche in het koper gebragte herbarium eene aanzienlijke (om kosten. Maar welk een geluk is het niet, wanneer regérende vorsten en vorstinnen derzelver rijkdom beftéden , om de wétenfehappen te doen bloeijen , en de kunsten te bevorderen, maar niet, om fchadelijke lédiggangers te onderhouden! Te Karhruhe is de fchoonfte en grootfte tuin, dien men ooit kan zien: dezelve heeft twee en dertig groote en regie laanen, die allen in het kasteel zamenkomen; de langfte derzelven is van vier Duitfcbe mijlen. Onder anderen zijn hier aanzienlijke en voortrefljke oranjerijën; ook vind men hier kamfer, en zelfs kaneelboomen. De vorige markgraaf karel willem, grootvader van den thans regérenden, en broeder van de prinfes aleertina SREDERiKA,moeder van den koning adolf rR'EOERiK,fchepte een onbefchrijflijk vermaak in bloemen en gewasfen. Hij |ei de ftad en het kasteel, in het jaar 1715, aan, en X5  3** noemde beiden naar zijnen naam Karhruhe. De fkd ligt eene mijl westwaard. van Durlach, waar insgelijks een groote tuin névens eene aanzienlijke oranjerij is; maar te Karhruhe genoot hij zijn best vergenoegen. Hij had eene bewonderenswaardige lief hebberij voor tulpen, van dewelken men hier ook iu den tuin over de vijfduizend foorten telde, en die hij allen met dezelver natuurlijke en pragtige verwen liet aftékenen en fchilderen, waartoe hij. verfcheiden tékenaars hield. Deze tékeningen vind men allen in de boekerij, en maken omtrent twintig groote folianten uit, die niets dan tékeningen bevatten: zij maken wel eene verruklijke vertoning, doch zijn in de kruidkunde van geen nut. Men vind hier ook over de zes duizend oranjeboomen, e. z. v. In het jaar 1731 zond hij op zijne eigen kosten eenen tuinier naar Afrika, ten einde daar te léren, hoe de Afrikaanfche gewasfen in derzeiver vaderland gekweekt worden. Voor het overige is in het jaar 1747 eene lijst der kruiden gedrukt, waar van de markgraavin mij een exemplaar heeft gegéven. De titel daar van is: Serenisjïme Marchionh et PrincipisBada* Durlacer.fis hortis Carlsruhanus, in tres ordines digestus, exhibens nomina plant ar um exoticarum, perennium et annuarum, qua aluntur per christianum thran, horti prtefectum. Accèdit Aurantiorum, Citreorum, Limonumque malorum catalogus, auctor e josua risleko, phar~ macopeeo. Loeraci, 1747, in 8 vo. Men telt daarin drie duizend foorten van kruiden: uw hortus Clifortianus, Gênera Plantarumtn Flora Sueica zijn de eenigen uwer werken, die onder de fchrijvers aangehaald worden. Doch het papier herinnert mij, hoe ongaern ik het doe,  te fluiten. Ik koop, dat gij mijnen brief uit Paria inhei voorléden jaar zult ontvangen hebben, e. z. v. Naschrift. Te Karslruhe is een bekwaame hoogieeraarin de kruidkunde, de heer doktor köhlreuter, die met de' bastaartplanfen, volgens uw ftelzel, geheel bijzondere proeven genomen en befchréven heeft. Hij is te voren te Petersburg geweest, en is ook lid der akadémie aldaar. Ik ben bij hem geweest: hij is thans bézig met nieuwe proeven te némen, en heeft mij belast, u van zijne hoogagtingte verzékeren. Den heer haller heb ik ook van nabij léren kennen: wij hadden veel verkéring met hem te Bern; tégenwoordig laat hij drukken: Epistolte eruditorum virorum ad albertum haller. Twee oktavo deelen zijn er reeds yan gedrukt, het derde is op de pers: daar komen veel brieven van u in voor. De heer gesner te Zurich laat u vriendelijk groeten: zijn werk is nog niet uitgekomen. ■ De heer spielman , te Straasburg, bied u Zijnen dienst aan: hij heeft eenen fchoonen kruidtuin aangelegd. __ Ik moest ook niet vergéten, u de groetenis te doen van den heer allione ttTurin, gegelijk ook van andere kruidkenners in Italië, Zwitzerland en den Elzas. Haare doorlugtigheid zend u onder omllag van dezen brief eene veronica , die onlangs in het koper gebragt is , tot eene proef. Het zal haar tot vreugde zijn, wanner dezelve uwe goedkeuring vind. Het werk heeft een folio formaat. Uw antwoord verwagt ik over Rotterdam. — Bijna had  324 ik verbéten, u van wégen den heer profesfor iieremann, te Straasburg, de groetenis te doen: hij is een geleerd man, en heeft een voortreflijk kabinet van natuurlijke zeldzaamheden. Hij verwagt het antwoord op den langen brief, dien hij de eer gehad heeft, aan u te fchrii. vent 1  3ö§ TWEEDE BRIEF. Aan den heer Profesfor Jèhan Hendrik Lideen (*). Voorflagen aan denzelven tot herftelling zijner gezondheid. Nieuwsberigten uit Londen, inzonderheid van de heeren Solander, Springer, Mathefius, Benzel* Kennicott, Mac-P her fin,. St. Simon, Jones, Chandler, Lowth, Brttce en anderen. Londen, den Cden jfitnij, 1775, Mijn Heer ! JÉk wasten uiterften verheugd, door den heer wadstrSm tijding van u ontvangen te hebben; maar ongelukkiglijk beantwoord dezelve niet aan de vierige verlangens van eenen vriend, die u zo zeer bemint. Uwe gezondheid is dan nog niet herfteld, helaas! ik ben wanhopend, u tegengehouden ie zien in de fchoone loopbaan, die gij met zulk eenen góeden uitflag begonnen bad. Welk een verlies voor de" geleerdheid, het vaderland, uwe nabeftaandcn en uwö vrienden! Maar gaat naar Napels, mijn heef, gij zult er voorzéker herfteld worden, of anders nergens. In dén omtrek dézer bekoorlijke ftad, het zij op het vaste (*) Zie het begin van den 61 brief. De heer lidef.n wis toen Adjunét der wijsgérige faculteit de lund, en hield zig tS Anken op, om er de baden te gebruiken. Aanmerk, van dén tjiigéver.  %i6 land, gelijk in de hondsgrotte te Pouzzoli, te Bdia e. z. v,9 of in de eilanden Ifchia, Procida , e.z.v., daar zijn allerlei foorten van wonderlijk werkende baden. De eerfte geneesheer van de koningin der beide Siciliën, de heer serao , zal uw oom, uw vriend en uw al zijn} want hij is de mijne: het is een groot man , en hij heeft all' de hoedanigheden van het hart en den geest; het zal hem een bijzonder genoegen zijn, kennis met u te maken, en gij zult in hem den man vinden, die uwe gekrenkte gezondheid kan herftellen i ik kan u niemand béter aanbevélen. Hij vereert mij met zijne vriendfchap, eh heeft mij en den heer baron rudbeck , gedurende ons verblijf van meer dan vier maanden te Napels, duizend beleefdheden bewézen. Verzéker hem van onze hoogagting, en van onze aanhoudende en onverbreeklijke verknogtheid; het zal hem aangenaam zijn, door u tijding van ons te krijgen. . Wij vleijen ons, in deze fchoone hoofdftad veele vrienden te hebben. De geleerde hoogleeraars, de heeren ignarra en MocciA, zijn beiden, zowel als de heer serao, leerlingen van den beroemden mazzochi, welke ftieif terwijl wij te Napels waren : dusontvongen wij den laarften adem van dezen grooten man, dien een ander hem gelijk. de heer le beau, fekretaris vari de koninglijke akadémie der opfchriften en fraaije wétenfehappen te Parijs, in eenen brief aan hem gefchréven, Miracuhtm Europa Utteraridt [het wonder van het geleerd Europe] noemt. Zeg aan deze heeren, dat ik nooit zal ophouden, hen te beminnen, en hunne deugden en uitgebreide kennisfen naar waar* de te agten. Gij zult in den heer pagani, den heer diodati , dón pacifico , don miüliaccio e. z. v. waare ge-  leerden en goede vrienden ontmoeten; de heer marquis vargas is een zo beminlijk en geleerd heer, dat men uit zijne kennis nut en voordeel trekt. Gij zult zonder twijfel den geleerden martoRelli ziert, om hem van homerus te horen fprdken. Ik zou eene vrij groote lijst kunnen géven van de beminlijke perfoonen, die wij te Napels gekend hebbert, maar de opgenoemden zullen u de overigen léren kennen. Herftel flegts uwe gezondheid, en lees the Gentlemans Magazine , Vol. XXIII. voor het jaar 1753. om u te overtuigen van de heilzaame kragt der baden van Pouzzoli, p. 25 de befchrijving van Ifchiap. 75, van Procida p. 161. Het is waar,mijn heer, dat iku brieven fchuldig ben, gelijk gij zegt aan den heer wadström. Gij hebt mij met uwe brieven vereerd te Parijs, en naderhand te Rome; thans kwijt ik mij van mijnen pligt, en ik wenschte wel, dat mijne brieven uwe ziekte konden verzagïen, ik zou dezelven gewislijk verménigvuldigen, en u dikwijls vermoeijen met mijn krabbelfchrift. Wij hebben dikmaals van u gefproken te Hanau, de ftaat uwer gezondheid was ons nog onbewust. De heer stockhausen . de heerEEiz en mevrouw zijne egtgenoote beminnen u zeer. Wij hebben vijf weeken in die ftad vertoefd, en waren altoos, 'smiddags en 's avonds, aan het hof ten éten genodigd, aan de tafel van eenen prins en eene prinfes, die debeminlijkften zijn, die men kan ontmoeten, en hun volk gelukkig maken. Wij kunnen hetzelfde zeggen van het bekoorlijk hof van Bade, te Karlsruhe, alwaar wij ons zes weeken ophielden. Te Bon ontvongen wij eerst de droevige tijding van uwe ziekte door den heer baron de beiderbu- 8*7  3*8 Sche , die ix te Göttingen gekcid, en zédert te Aaken gezien heeft, en, indien het jaargetij om Holland te deeg te zien ons niet had doen haast maken, en indien de beurs nog béter voorzien was geweest, wij zouden u vaardig te getnoêt gekomen zijn. Te Amfterdam hebben wij met den heer medbeck , den heer wadström , den heer döiing e. z. v. dikwijls van u gefproken. De heer wadström heeft mij kortlings eenen brief gefchréven in denwelken hij mij veel van uwe vriendfchap voor mij fpreekt: ik ben er zeer gevoelig over, mijn heer, en ik heb de eer, li te verzékeren, dat het geluk mijner vrienden mij altoos ter harte gaat; en fchoon ik dikwijls vanlugtftreekenland verander, de gevoelens, waarméde ik bezield ben voor degeenen, die ik bemin en hoogiigt, zullen nooit veranderen. Wij zijn zédert négen weeken te Londen, en ik heb duizendmaal gewenscht -t dat gij hier waart, dat wij zamen langs deze lange en fraaije ftraaten konden lopen, gelijk wij, in 1770, te Parijs déden. Ik herdenk met vermaak, hoe wij de boekerijen dezer hoofdftad doorfnuüelden, en ik denk gedurig aan uwe nieuwsgierigheid , vlijt en opmerking. Het Britsch Muféum en de handfchriften in hetzelve zijn mijne ogtendbézigheden; de heer solanjjer wagt er de lieden op; hij is hier zeer bemind en geagt, gelijk hij het ook verdient, en, ik wasz^eer verheugd, de kennis .met hem te vernieuwen, welke ik eertijds in Zweeden met-hem had gehad. Hij is de eerfte Zweed, die de reis rondom den aardkloot gedaan heeft, en hij arbeid, tégenwoordig met den heer banks , zijn' boezemvriend , aan het groot werk, dat de af beeldzeis in koper gal bevatten van de nieuwe en onbekende planten, die zij on>  entdekt hebben; verfcheiden plaatfnijders arbeiden daar aan. De heeren springf.r, karel lindégren, mathesius, hellstedt e* z. v. névens de overige hier zijnde Zweeden groeten u. liet is dezelfde heer hellstedt } dien gij als geleerde te Upfal, Göttingen en Parijs gekend hebt; hij is thans koopman te Londen, en het gaat hem zeer wél. Wij wonen in hetzelfde huis met den heef springer, die ons duizend ftaatkundige anekdoten verhaalt; hij moest minister van den grooten gustaaf zijn, om dezen monarch behulpzaam te zijn in het herftellen van zijne geldmiddelen en den koophandel van een riju, dat door valfche ftaatkundigen in den grond geholpen is. De heer mat hesius is een braaf man, een ijverig en eerlijk leeraar, en prédikt met veel kragt. De kapitein benzel, dien gij zo zeer bemind hebt, is, voor korten tijd, in Amerika overléden. De heer spiker, een rijke grijsaart', is hiér overléden; hij heeft zijnen naastbeltaanden, den armen hier en iu Zweeden, en den kerken ongelooflijke rijkdommen nagelaten. Ik heb geen plaats meer om u van de kennisfen te fpréken, die ik hier gemaakt heb; ik zal u alleenlijk den lordmajor, den berugten john wilkes, opnoemen, als méde de heeren kennicott, woide, maty, morton, chandler, mac-pherson , bruce , jones , duane e. Zi v. Maar het is tijd te eindigen met de verzékeringen van de lévendigfre gevoelens van vriendfchap, met dewelken ik de eer heb, te zijn, Mijn heer! Uw ootmoedige en zeer gehoorzaame dienaar jakob jonas sjörnstühl, W. Dwst. Y «2?  33° Naschrift. De heer kennicott en mevrouw zijne egtgenoote zijn zeer beminlijk; zij hebben mij ontvangen , als of ik hun oude vriend was geweest. Zij zijn met den heer bruns van hier naar Oxford vertrokken , alwaar ik hen eerlang zal gaan vinden. De bijbel met de varianten daaronder is tot het zesde kapittel van Deuteron. gedrukt. Het is een fchoon werk en het is gevoeglijk, dat men Engelland, daar men zo veel tégen den bijbel heeft gefchréven, ook een kostlijk tégengift géve. Dei heer woide laat te Oxford het Koptisch woordenboek van den heer scholtz , te Berlijn, drukken met zijne aantekeningen en aanhangzels. Ik heb kennis gemaakt met den heer mac-pherson , (de heeren von fersen iri Zweeden zijn van dezelfde familie) die defchoone Schotfche gedichten van ossian uitgegéven heeft; men wil deze gedichten niet geloven, men meent, dat zij door den uitgéver verzonnen en niet zo oud zijn, maar de heer mac-pherson heeft handfchriften te voorfchijn gebragt, die oud genoeg zijn, en, mijns bedunkens, de zaak moeten befhsfen: men is hier in het algemeen te naijverig tégen de Schotten, men heeft fpijt, dat zij ten tijde van caracalla zulk een' groot' dichter hebben kunnen oplé veren, als ossian i de heeren mac-pherson, bruce, lord bute e. z. v. hebben dezen volksnaijver ondervonden. Wij waren te Utrecht bij den Franfchen vertaler der gedichten van ossian , den beminlijken en geleerden marquis de saint simon, een' Fransch' heer, die door verfcheiden fchoone werken bekend is. Hij hield ons voorléden winter gedurende eene maand op zijne fchoone buitenplaats  jiabij Utrecht; daar is eene ichoone boekerij, welke groot enuitgezogt is, een fraaije tuin, landerijen, die altoos met bloemen prijken , ondanks de koude des win" ters, eene groote wildbaan, eene goede visferij in den Rhijn, die voorbij de vensters flroomt, een kelder roet meer dan ioocc flesfchen wijn voorzien, eene keuken, waar men altijd werkzaam is, en eene lekkere tafel; maar het grootfte fieraad van dit fchoone huis is de heer zelf en zijne bekoorlijke egtgenoote, die het vermaak Van haaren man is en den meesten tijd in de boekkamer flijt, als eene Minerva. Als gij door Utrecht komt , bid ik u, deze bekoorlijke plaats te gaari zien; gij zult er wonder wél ontvangen worden: wij vermaakten er ons als vorsten ; en ik kan zeggen, dat wij veel geleerd hebben in het gezelfchap vaneen* man, die zo kundig, en in de waereld en in de boeken zo ervaren is. Hij heeft vóór zijne vertaling van Temota welke een gedeelte uitmaakt van de vaerzen van ossiAN,eene lange voorréden geplaatst, waarin veel geleerdheid (leekt, en in dewelke hij een gefchiédhui ïig, beöordélend en wijsgeerig verflag doet van de va rzert van ossian (*). De geleerde jones , die veel wei ken O) De heer Sax, hoogleeraar te Utrecht, heeft op de pers een'nieuwen druk van zijn Onomasticon kitterarium. in 1,-59' 2onder naam uitgegéven: In de Aualecta, p. 589, Ipreekt hij van de vaerzen van ossian , en prijst onzen beminlijken marquié de saint simon met de volgende woorden .- Ojiaad Ca '.'o-Frantos, unie» Temora.' carmiv.i lucem attulit Muller, ttarchié San-Simonjus qui in amtenisfimo AmelkwerdU prtetst'it nojtra Y -x 53*  33* over de Oosterfdie letterkunde gefchréven heeft, is eerst 28 jaaren oud, hij iszeerbeminlijk, en heeft flegts één gebrek, te wéten, dat hij de Oosterfche zanggodinnen verlaten heeft na de zeiven te veel geliefkoosd te hebben: hij is advokaat geworden. De heer chandlek heeft één boekdeel, in zeergroot folio, van de lonifche oudheden, met veel Griekfche opfchriften, uitgegéven, welken te voren nog niet in het licht zijn geweest. Hij zal dit werk vervolgen. De heer duane heeft de grootfte en fchoonfte verzameling van oude gedenkpenningen zo in goud en zilver als inkoper, niet alleen m Engelland, maar in Europa; hij overtreft den heer peleein te Parijs. Wij zijn dikwijls bij den lord- major vvilkes geweest; ook waren wij onlangs op een groot bal bij hem, op het welk hij ons had laten nodigen. Wij werden bij hem ingeleid door zijnen vriend, den oud-lordmajor, den heer sull; aan wien wij eenen aanbevelingsbrief hadden. De heer wilkes heeft veel kundigheid en veel verftand ; maar de vervolging heeft hem grooter gemaakt dan hij te voren was. Wij verkéren hier met mylord stanhope, milady en mylord mahon , zijn' zoon, die wij te Geneven gekend hebben; zij zijn van de tégenpartij, te wéten tégen hef ministerij en voor de Amerikaanen. Lord mahon is voor urbi proxime, rust kat ionis fiudia cum Mufis tam eleganter partitur, ut in villa filvulis non Fforarn et Pomonam magis quam Minervam inerrare eredas. Mijn hart verblijd zig, wanneer het zig nitftort,, om mannen van verdienfte ea deugd regt te doen.  333 korten tijd getrouwd met de dogter van lord chatam, den beroemden pitt. Voor het overige hebben wij hier verkéring met verfcheiden lords, die wij op onze reizen hebben léren kennen; zo dat wij onzen tijd hieraangenaam doorbrengen, en er is gelégenheid om tri alle takken van kundigheden* van het menschlijk verftand vorderingen te maken; maar het zou nog aangenaamer zijn, indien het hier minder duur was. Engelland, Holland en Zwitzerland overtreffen in duurte alle landen , welken wij gezien hebben. De heer baron rudbeck, mijn waarde reisgenoot, omhelst u téderlijk, en wenschr, dat gij eerlang uwe gezondheid, waarin bij zo veel belang fielt, moogt wéder bekomen; hij is doormijn' heer zijn'vader naar huis ontboden, die niet meer wil noch kan te koste hangen aan zijne lange reizen, welken reeds agt jaaren duren; maar hij wil nog niet terug kéren, voor dat hij dit land te deeg onderzogt heeft: mij aangaande, ik zal althans nog zo haast niet wéderkéren, en ik za} geen ander rigtfnoer volgen, dan het geen mijne weetgierigheid en mijn fmaak om te léren mij voorfchrijven, ten ware dan eenen meer vermogenden régel, namelijk dien van de beurs, waar van men in dit land veel werks maakt. Ik denk eerlang naar Oxford te gaan. Ik verkeer veel met den lord bisfehop van Oxford, den geleerden en beminlijken heer lowth; hij heeft mij de Spaanfche vertaling van Salustius, door den infant don GABRiëL, zoon des konings, te lézen gegéven: zij is fraai, en heeft hier veel gerugts gemaakt; aan het einde is eene verhandeling van den heer beijes over de taal en de letters der Phenicicrs, welke ik met aandagt y ,  334 en veel vermaak gelézen heb. Gij hebt zander twijfel van de voorzegging van henoch horen fpréken, welke de heer bruce uit Abisfinië heeft méde gebragt; hij heeft er een handfchrift van aan het Vatikaan, en een aan den koning van Frankrijk gegéven, en hij heeft er zelf nog een. De heer woide heeft er een affchriftvan gemaakt, terwijl hij tg Parijs was. Defpreuk, door den apostel judas aangehaald , word er nauwkeurig in gevonden. Dezelfde heer bruce heeft tékeningen méde gebragt van vervallen ftéden , door de oude Romeinen, in Afrika gebouwd, welken door geen Europeer, yoor hem, gezien of bekend zijn geweest. Hij heeft 0113 dit alles laten zien. De tékeningen zijn keurig.  335 DERDE BRIEF. Uitreizei uit eenen brief van den heer bjounstShl aan den heer jonas halström , kanfellist bij het koning' lijk Rijksarchief. (*) Van de leeraars der Syrifche en Arabifche taaien te Pa- rijs. 'Bjornjiahls arbeid in deze taaien. ■ Van den heer de Guignes , inzonderheid van zijne ft elling omtrent den Egipttfchen oorfprong der Chinee* . fen. , Van de vrouw van den heer de Guignes. Parijs, den^den Ociober, 1768. H ier te Parijs kan men alles léren, wat men wil. Men vind hier eene ganfche waereld, en lieden van allerlei volken en taaien. Dergelijke gelégenheden worden op weinig plaatzen in Europa gevonden. Hier is niet alleen een Europa in het.klein, maar de waereld is hier voor handen. Hier zijn hoogleeraars en vertolkers, die twintig'tot vier en twintig jaaren in her Oosten doorge- (*) üra de verzameling der brieven van BjORNSTaur, zo voilé» dig te maken, als mogelijk is , zal men er ook dit uittrekzel, dat iu de Scokhulmfche Tidningar om larda Saker, 1769 \ °. 33, geplaatst is, bijvoegen; te meer, wijl deze brief ouder is, dan all' de voorheen geléverden, en de eerste en oudfte van all* de gedrukte blieven. Men vergelijke daaiméde den eersten brief van het 1. Deel. De heer hai.din is thans actuarim bij het rijksarchief. Aanmerk, van den Hoogd. Vertaler. Y4  13* bragt hebben, en het Arabisch, Perfiscb, Turksch * ik het Zweedsch, fpréken. Desniettégenfha Ci * uij daarméde „iet te vréden, maar ik betaal eenen j boren Arabier, die alle dagen bij mij komt, wan e dan Atabifche handfchriften zamen lézen:en eel J van het gebenrte Lihnnm, m ■■ j syner het SvnVh r ' mjJ d£ fegte uiÜ'^ van het Syr sch leert. Ik zou hier wel Arabisch kunnen lé *" fikken, maar, daar mij ,ulks nooit yin Z "n ' methetArabischvaerdigtekunnenléze. 0„de fnl^ zen heb, en dezelve naderhand weêr bij eenen ani ™d, verfta ik er fchier geen één woord van zo onT looflijk veelen zijn de gelijkbeduidende woorden en de "2" heven leenfpreuken; en er is geen woordenboek in eln ' ge Europefthe taal, dat vollédig en voldoende s k verkeer dagehjks met den heer de ODIGrot8, e~ W zeer goede vrienden. Ik behoef „ „iet te ze7 gen, dat h,j een grootman is, hoe klein en mager et m«mM, ook heef, Gij weet reeds, wat het JS. fchruver van de Histoire des Huns te zijn. Betreen de de met ongelooflijke fielling van den Egiptifchen Z fprong der Ch.neefen, hij heeft mij niet minder veele dan *ond,gegronden voordezelve opgegév£n: doch dan by hem nog gefchréven. Hij heeft veel tégenfpr akT vonden doch n^^^^J^J* Jet veel grond is gefchied; en, wanneer de bewi/zën die hij m,} médegedeeld heeft, eens in het licht k7 ' ^elk,geloofik, genoegzaam te vréden zijn. Z^Z^  *s 'niet minder'geleerd; zij leest en helpt haaren man ver? zamelingen maken; zij graveert zijne Chineefche tafels in het koper; en vind een vermaak in nieuwe ontdekkingen. Zij vraagde mij, wat mij dogt van /' Esprit de helvetitjs? of ik vond,dat het een boek was, het welk eenen twintigjaarigen arbeid waardig was ? (want zo lang heeft hij aan dit boek gearbeid.) Ik maakte eene fpotagtige vergelijking tusfchen baars mans tienjaarige bézigheid met de Hunnen, en helvetius twinbigjaarige bézigheid met niets. 33?  33* VIERDE BRIEF> Extrait d'une lettre de M. D'ANfSE de vu. loison, de 1'Academie des Infcriptions de Paris, de celles de Berlin, Goettingen, Manheim, Madnr, Marfeille, Rome & Cortone, a M le C P Formey, datée de Paris, le 8 Juillet i775, f>j. ' T f* e futs bun finfibh d Pintérét que vous daignezprendre u mes fotbles travaux ^ * ƒ \»lellpt' ' étéf°rCé * * C°rnUtUS> ^^pos «PP Ié Phurnutus, de Natura Deorum, inféré dans les Qpufcula mythologica * Gale. Cest un llvre important, **? T ^ Myth°!0gie; & *« * Ct'cKsm de lafoi des Stoiclens & Vahrégè de leur doctrine. Comme ie ntefuts appercu ëtoit corrompu&inintelllgible en une ^tr J " rem * fept ****** *° '« Btbliotheque du Rol, * cil]g Florence & . m bourg. Muni de ce fctours , & corr!gé phl5 ^ ^ posfages irès tmportans de eet Auteur; fai refiitué une foule de mots, &? j'ai rêtahli J„ /;„ ■ j , O J at tetabtt des lignes entteres qui man- quotent dans nos Editlons ; en un mot, fat fait un Texte tout nouveau, grace aux Manufcrlts qui en éclaircisfem Ca) Deze brief is te vinden in de Hifioire de VAcademie des Sciences & Belles Lettres de Berlin, pour ïannée I?75 p " =6. Grnprhn. a Berlin. x777.) en onj dc^tf vrie^ brief van Rotterdam medegedeeld,  toutes les difficultés. Comme un nouveau Texte detnande une nouvelle Ferfton , & que (Tailleurs les premières font ab fur des, je me fuis occupi a traduire eet Omrageen Latin. J'y ai joint une foule de Nctes critiques, grammaticales & philologiques, oii je rens compte des changemens que fai faits, olt fexplique les dogmes de la Ph'ilofophie Stoique, £f ou je dêveloppe les alluftons quy fait Cornutus, fouvent en un feul mot. J'ai prouvè d'une maniere incontestable dans ma Préface, que eet Ouvrage est du fameux Cornutns, Maitre de Perfe, auquel ce Poëte a dédiê une de fes Satires. Ce rfest pas tout. A la téte de eet Ouvrage, que je donnerai dans quelques mois a rimpresflon, fai joint un Traité de ma fafonintitulé Thsologhphyücs., feu naturalis, Stoïcorum. Cest un Ouvrage asfez ample dans lequel je dêveloppe, avec toute l'exaftitudeposfible, tous les dogmes de la Théologie, Cosmologie, Cosmogonie & Phyftologk Stoique. J'ai tdché de faire pour ces parties qui fe traitent toujours conjointement dans les anciennes Thèogonles Théologies, ce- que Gataker a fait pour la morale, Jufte Lipfe pour la feule Phyfiologie Stoique; muisje crois avoir été beaucoup.plus kin: du moins je n'ai épargné aucune peine, ni aucune recherche. Comme fai toujours fait mes délices de Tétude de la Philofophie ancienne, qui est la fource de la nouvelle, gui est esfentielle pour fintelligence des anciens Auteurs, qui y font des alluftons fréquentes, pour rHiftoire eccléftastique, rHiftoire des Hèréftes, le Droit même rjre. jepuis asfurer qiïil n"y a aucuit Auteur Grec Latin que je n'aye lu & relu la plume ct l& main, que je n'aye dépouillépour la compofttion du 339  340 Mem de ma Théologie phyfique des Stoiciens. Les Per es de TEglife riont furtout été d'un grand fécours. ¥a) trouvé entSautres deschofes esfentielles dans Clémmtd'Alexandrie, Juftin, Origene, Eufebe, Théodoret, Néméfius, Théopln]e,Hermias,Tatien, Auguflin,Tertullien, Laétance &c. Par la connoisfance de la Philefophie Stof que fai exprlmé & corrigé un grand nombre de pasfages vuntelllgibles &> corrompus dans ces Auteurs, & dans Sé*eque, Lucien, Cicéron, Piutarque, Stohée, Epidtere Simplicia*, Marc-Aurele, &c. Cicéron obfervefrès biel que les Stoïciens ent beaucoup puifé dans Héradite. Jexplique dans mon Ouvrage les dogmes de eet Auteur ténébreux, d'tfippafe de Métapont, fon Maltre; & fai étudté dfond Galien, & furtout Hippocrate quifuit partout les dogmes d'Héraclite. Le même Cicéron remarque fort juflemem que les Stoiciens font minus inventores rerura quam verborum, & que immutatione vocabulorum emendaveruntfuperiores. Je me fuis attaché dans mesNotes &> dans ma Théologie Phyfque a donner ïèxphcation des termes propres au Portlque, & /a fuite des raifonnemem ; c est ce gu\n n"a pas asfezfaift nl asfez expllqué. Vai toujours eu en vue ce pasfage mémorable de Cicéron- Mi rabilis est apnd Stoïcos contextus: refpondent extrema pnmis, medio utraquej omnia omnibus: quid feuuantur quidrepugnet vident: et ut in Geotnetria, prima il dedens, danda Tuut omnia. yai montré fharmonie qui regne dans toutes les porties de cefyjleme; &en Vexpofant J at tdché de mettre chaque cbofe a fa place & de faire mar- ■ cher les concluftons a la futfte des principes. Jai prouvè que la plupart des contradicliens apparentes qu'on y apper*  |4i pelt, viennertt de ce qifon Rentend pas asfez la force la vraie fignification des termespropres aux Stoiciens. Je compte donner dans quelques mois a Hmpresfion ces deux Ouvrages, mon Cornutus avec le Texte Grec, ma traduclion Latine & mes Notes , '& ma Theologia phyfi. ca Stoïcorum; le tout dans un fiul Volume in t^to. Cest hl. de Bure fainé, a F Image St. Claude, le plus honné* te, le plus inftruit & le mieux fourni de tousles Libraires de Paris, qui s'est chargé de cette Edition qui ferafitpérieurement bien exécutée. Je vous prie de vouloir bien le communiquer d votre favante Académie, le f&umettre d fes lumieres, S?c. II est arrivé depuis ce tems-la quelque changement aux travaux de M. d'Anfe de Filloifon, comme ceia paroltpar le fragment fuivant d'une Lettre qu'il écrivoit a M. Moulines, en date du 20 Juin, 1777. M. de Castillon dolt étre futpris que M. Cornutus n"a pas encore paru, & de ce que je fai gardé jusqua préfent dans mon portefeuide avec mon Ouvrage fur la Philofophie Stoique, que j ai conjidérablement augmenté tous les jours; mais je vous prie dè vouloir bien luidire que fai été entralui malgré moi a un autre travail que je vais donner a l'impres/ion dans trois mois; c'est, Monfteur, une édition de Longus, PAuteur du Roman déllcieux des Amours de Daphnis & de Cnloé. yen ai corrigé le texte dans une foule de pasfages altérés &presque inintelligibles. Les Manufcrits de la Bibliothcque du Rot, les vr.riantes des Msf. de Fulyhis Urfinus & des Msf, de Florence mi fes a la fin de  34* Ia première Edition des Juntes, »W èté du plus grand fecours. y al fait ausft plufteurs conjedlures de moi même. & réformê les verfions Latines de Moll & ^Jungermann, qui ècoientpleines de fautes &>de contrefens; deplus, Monfteur, pour Vhistoire de la langue dom fai tdché de faire fentir tout fAttlclsme &> toute lafinesfe, & pour le développement des idéés fai citè toutes les imitations & tous les pasfages paralleles d'Homere, Euripide, Anacréon, Théocnte, Mofchus, Bion.Mufée, Thucydide, Xénophon, Haton, Luwen, Philoftrare, Ariftenaete, Alciphron, Héliodore, AchiUe,Tatius, Chariton & * Xénophon le jeu«e. Vous voyez, Monfieur, que ce travail a dü me métier lom. Je V0Us prie d'en faire part a Mr. le C. P. Foïmey a Mr. de Catt.  V IJ F D E BRIEF. Gedeelte van een' brief van den Heer d'ansse de villoison aan den Heer M. tydeman. Hoogleeraar te Utrecht. 31 e crois, que c*est vous, Mon fleur, qui êtes Tami deM. scheidius , fcavant Profesfeur d'Harderwick, et qui avez eu la bonté de par Ier de moi (Tutte manier e trop dbligeante dans la TraduStion Hollandoife des Lettres de M. björnstShl, oit vous avez bien voulu rendre compte de mon Edition des Schalies d'Homere. Elle s"imprime acluellement a Fenife en 2 Vol. in folio, avec des chara&eres neufs que le libraire M. coieti a fait fondre exprès, et qui font trés beaux. Un fcavant de Naples de mes amis a trouvé dans la Calabre un Di&ionnairegrec Etymologique cTHo* tnere, manufcrit, beaucoup plus ample que TApollonius que faipublié. Ce Di&ionnaire que mon ami de Naples a la bonté de me communiquer, renferme un trés grandnomhre de citatlons et de pasfages des anciens Critiques de TEcole d?'Alexandrië. "Je les inferera dans mon Edition des Schalies d'Homere, et enfuite je ferai imprimer la Nouvelle Verfion greque de la Bible que fai trouvée a la Bibliotheque S. Mare. Voild, Monfteur, toutes les Nouvelles Utter air es que je puis vous marquer pour lepréfent. a Fenife, le at. Aout, 1781. 843  S44 ZESDE BRIEF. Brief van den heer paul jakob bruns, over het karakter van den heer björnstëhl , uit het DeutfcheMuiéum, 1780., Februarij, bt.198. 199. Oxford, den loden December, 1770. V \T oor eenige dagen las ik in de nieuwstijdingen , dat de heer björnstühl te Salonkhi overléden is. Wijl ik met dien man in Italië, Frankrijk en Engelland verkeerd heb, zal het u misfchien niet onaangenaam zijn, dat ik u zijn karakter fchetze, zo verre ik gelégenheid gehad heb, hem te léren kennen. Het is mij bewust, wat hij te Konftanrinopel tégen mij gefchréven heeft, en zijne vrienden, in Zweeden, hebben doen drukken. Ik hoop egter, dat men uit mijne fchetzing niet zal kunnen zien, dat ik het weet. BjöRNSTariL zag er fterk en gezond uit, en was van natuur en door eene geftadige matige lévenswijze tot den arbeid en de moeilijkheden, welken zulk een reiziger moet verduren , gehard. Zijn helder groot blaauw oog fcheen begérig naar voorwerpen, die het kon doordringen, en hij heeft mij verteld , dat lavater hem verzogt had, van zijn gezigt de aftékening eens reizigers te laten maken. Hij plagt een Grieksch gedicht, door hem gemaakt, en eene verhandeling, in goed Latijn gefchréven, bij zig te dragen, welken hem bij ménigen geleerden in plaats van eenon aanbevelingsbrief dienden. Hij leerde de Oosteriche taaien te Upfal onder doktor aurivillius , doch hij had  345 had eene brandende begeerte om naar Göttïngen, bij deri ridder MiCHAëus, te gaan. Schoon hij zijne begeerte hierin niet konde voldoen, had hij nogthans het geluk, te Parijs, eenen geritimen tijd het onderwijs der heereti xe grand, c ar donnier, des hauterayes , en de guignes te genieten. Van de lévende taaien verftond en fchreef hij de Franfche met veel vlugheid, en fprak het Italiaansch vaardig, doch hij had de voornaamlte fchrijvers dier beide natiën niet gelézen. In werken van fmaak was hij övér het algemeen geen fijne oordeelaar, fchoon hij de Latijnfche kiaslifche fchrijvers in zijne jeugd vlijtig gelézen hadj waarvan riieh in zijne brieven ménigvuldige fpooren vind; Ook waren zijne kundigheden in de verhéven wétenfehappen beperkt. Duitseh en Engelsch , inzonderheid het laatfte, verftond hij liegt, en men heeft zig verwonderd, dat hij, aangezién zijne gaaven voor taaien, gedurende zijn verblijf in Engelland, zulke geringe vordering in het Engelsch maakte; Boekerijen en geleerden waren op reis zijn hoofdoogmerk; Wijl hij in zijne verkéring wat onbefchaafd (ungeftum) was, had hij bij veelen, op zijii hoogst, maar twee- of driemaal toegang. Hij was partijdig in zijn oordeel, en die hem het meest gevleid, of het meest en liefst bij zig gezien hadden, verkrégen den meesten lof. Het eerfte, daar hij in boekerijen naar plagt te zoeken, waren Oosterfche handfchriften, en in verfcheiden heeft hij, uit de gewigtigften, uittrekzels gemaakt; doch gefchied-, en letterkundige boeken trokken insgelijks zijne oplettendheid. Zonder. twijfel ligt onder zijne papieren nog ménige fchat, en ménige ontdekking begraven; maar, in zö verre ik hem ken, zal niet zelden het nuttiIII. Deel. Z  S4Ó ge met onnuttige en nietsbeduidende zaaken vermengd zijn, en het is te wenfchen, dat dezelven eerst door een' bekwaam' man nagezien worden, voor dat men ze in het licht laat verfchijnen. Het is te meer te bejammeren, dat hij de reis door het Oosten niet heeft kunnen volbrengen , wijl zo zelden een man van letterkunde en boekenkennis deze landen bezoekt. ZEVENDE BRIEF. Uitreizei uit eenen brief van den heer A. C. Hwiid (d) aan den Heer K. L- Kdmpe, fekretarls der koninglijke boekerij te Stokholm (b). Rome, den \6den Januarij, 1780. H oe zeer word de dood van den geleerden heerBjÖRNstühl hier niet betreurd! De heer ignarra (*) weende, toen ik hem de tijding daarvan médedeejde, en hij kon in langen tijd niet weêr tot zig zeiven komen. De geleerde heer borghia (f), fekretaris der Propaganda r (a~) Een Deen, die op'skonings kosten reist, ter beoefening der Oosterfche Letterkunde. (b~) Deze, en de volgende brief, zijn in de Siokliolms Larda Tidningar van den io^n Maart, en 3- April, 1780., en, daar uit, in het 3pfte ftuk (Heft) van Profr. schlözers Briefwechfcl, ingevoegd. (*) Zie den 19 en 23 brief, (f) Zie den 28 brief.  347 werd niet minder bedroefd over den vroegrijdigen dood van dezen roemwaardigcn man, van wiens kundigheden en arbeidzaamheid men zo veel verwagting had. Gansch Italië, inzonderheid de Romeinen, die zijnen dood als een verlies voor zig zeiven aanzien , befchouwen hem als een' verdédiger hunner letterkunde. Zij fchrijven in hunne openlijke nieuwstijdingen, dat hij hunne letterkunde alom tégen de Overalpifchen, en voornaamlijk tégen den heer ***,(*) die hunne geleerden altoos berispt,en des* wégens den heer björnstShl ook belédigd heeft, verdé* digd heeft. AGTSTE BRIEF. Uittrekzel uit eenen brief van denzelfden heer Hwiid, va ft den inden Maart, 1779, Ik ben thans bézig met een afïchrift tot den druk ge* reed te maken, dat ik van eene Samaritaansch- Arabifche overzetting van den Pentateuchus gemaakt heb, en het* welk in deBarberijnfche boekerij alhier gevonden worden tot nog toe niet uitgegéven is (f). Voor mij, ik heb nog geen zo voördélige inrigting voor de wétenfehappen ■ (*) In het oorfprongfijke Ifaat eigenlijk: voornaamlijk tégen een'Duitfcher, die e. z. v. Aanmerk, van den Hotgdi Vertaler. (t) Zie den 29 brief. Z «.  34® (i) Zie den 18 brief. (§•) Zie den 10 brief. gezien, als de Göttingfche univerfiteit. Die te Bologni is vex, prtetereaque nihil [niets , dan woorden]; zo ook de Sapienfa bier te Rome. . Het zévende deel der Antiquitates Herculanece (f) zou, zo als men mij zeide, voorléden kersmis uitkomen, en het vervolg der fchilderijen bevatten. Carcani arbeid nog, gelijk voorheen , alleen aan den tekst. Met de Griekfche rollen (§) is men nog niet verder gekomen, dan in björnstIhls tijd: piaggi houd zig met duizend andere dingen bézig, om geld te verdienen, en niemand noodzaakt hem om te arbeiden ; want de Griekfche letterkunde is met mazocchi en martorelli te Napels bijna uitgeftorven. Men zegt mij, dat de heer björnstHhl te Napels reeds eenen aanval van de roodeloop gehad heeft, hetwelk merl toefchrijft aar. zijne gewoonte van te veel ooftzonder, gelijk de Italiaanen doen , brood daarbij, te éten. Hoe verre is hij met zijne brieven uit Konftantinopel gekomen? Nu is er denklijk voor eerst niet uit Arabië voor de Oosterfche geleerdheid te verwagten. Hij was juist zulk een geleerde, die de hoedanigheden bezat, welken tot eene reis van dien aart nodig zijn. Ik hoor, dat de heer norberg, op koninglijk bevél, met hem heeft willen reizen; doch hij zal nu misfchien ook naar Zweeden terug gekeerd zijn, of mogelijk zijn er meer afgezonden, om met hem gemeenfchaplijk het groot oogmerk der reize van björnsthSl- ten uitvoer te brengen. Hebt de goedheid, mij hier omtrent te onderrigten, want, waar ik kom, vraagt  S4S> men mij over de Zweedfche ondernéming naar het Oosten. Ik heb van den heer hofraad MicHAëLis niets gehoord; éven zo min heb ik iets van de andere Göttingfche geleerden gezien: want van de letterkunde der Duitfchers verneemt men hier in Italië volftrekt niets. Haller, linn^us en voltaire zijn fchier de eenigfle Overalpifchen, die hier bekend zijn; en derzelver fchriften zijn hier in de boekwinkels niet eens te bekomen. Het is hier overai vol met Arabiers en Syriërs: de meesten zijn onhefch hjk dom: doch desniettégenitaande kan men v.el nut an , n hebben. Ik heb eenen Syriër, met denwelken ik mij alle avonden een uur in het Syrisch oefene, en eenen Arabier uit AJeppo, die bij mij woont. Zo dra het hand¬ fchrift, waaraan ik thans arbeide, gedrukt is, zal ik de vrijheid némen, u er een exemplaar van te zenden., en ook aan den geleerden heer aurivillius, om zijn oordeel daarover te verzoeken. Eene beöordéling van zijne hand, bij aldien zulk een meesterlijk kenner der zaak zulks op' zig wilde némen, zou de waarde van mijnen arbeid het best bepalen Zédert het vertrek van sergel is tulp- pel, een Zwitzer, de beste beeldhouwer te Rome. Z 3  S5ö NEGENDE BRIEF. Van den heer. d'ansse de vïlloison, aan den heer .:,„ i ..OJÖRW£LI> (*).. . r, ,, ... Venetië,' den 15*" Februarij,i78o. W &&tp ' .'-li:: tiH .nsmoisd ~* rass JSiu ihitii ':'■>..,i domment pourrois-je jamais troüver des expresfions', pour vöus exprimer la vive 'douleur"& Titer nelreg'ret, que ms caufe la mort cruelk de mon ami <2f cher mattre, Monfieur Björndahl! Nótre Ambasfadeur a ld Toffe, & enfuite, Monfieur Norberg' triavoit déja appris cette cruelk nouvelle, qui nia frappé comme un coup de foUdYe.' Rien fie ine p'ourra jamais étre -plus fenfible, que cetté funeste perte, £•? je 'ioudrois pour tout Tor du monde, que Monfeur BraitiftanT, qui est mort marty'r des lettres, neitt jaittais entrepris ce fat al voyage. Monfieur Blomberg, que fai eu le plaiftr de voir a Paris, a bien ratje» 'cTobferver, que fÖri'e. j ■ oujiurs élé le totnbeaudelfdvants Suedois. Je roü's remerck infinement de if.nvoifenvoyé fon éloquente lettre (a), & je trfen fuis fervi, Monfieur, pour en tirer des détails, que finfere dans mon ouvrage, que je joins $ mon Eudocie, & olt je rends d Monfieur Bjornftahl une part ie de la juftke, que je lui dois a tant de titres. Le (*) Geplaatst in de Stohholms LSrda Tidningar, i78o„, Sfifte Huk. O) Zie 't Uittrekfel uit dien brief, agter den XII. Brief van 8» Aa£È2ö£fels  foibie hommage joint Al'Eudocie pasfera a la pofierlti. — J'ai préféré eet te voye pour lui payer le tribut, que je ne puis refufer a la memoire d'un homme, qui ml'est (i cher% & auquel j'ai tant d'obligatlons. _» Je vous prie, de vouloir bien me rappeller dans le fouvenir des fiavantsMesjieurs Aurivillius & Floderus (*), auxquels je deftine ausfi qua .vousj Monfieur, un exemp/aire de mon Eudocie (*) Hoogleeraar der Griekfche taal, te Upfal. (i>) Deze eudocia , of eudoclï Piolarium (waar over meii nazie-'de fchrijvers, door den Iloogg. Heer saxe aange-. haald, Onom, Lit. p. II. p. l83. fq. en de Biblioth. d'ès Scienc'. T. XLII. p. 207. IV.) is nu Uitgegéven in Anccdota Graca, van den Heer d'ansse de villoison, te Venetië, 1781. II. Tom. in 4/0. Biblioth. Crit. P. VI. p. 132. 351  35* TIENDE BRIEF. Fan den heer Hof kanfelier en Kammandeur baron frederik sparre, aan d„en heer gn^pL. van den, loden Maij, ijtq. («?). Jn gevolge van het hoog bevél van zijne koninglijke Majefteit, is mij gelast, u op het ernstigfie voorteftellen, hoe veel er aan gelégen zij, dat gij de aanflaande reis met de grootfte voorzigtigheid in het werk Helt, op dat;K ei? uwen reisgenoot in deze zeer gevaarlijke landen geen ge-, vaar trefFe, dat door voorzigtigheid en te voren genomen overleg zou hebben kunnen vermijd worden. Indien gij door te veel wagende ftoutheid u bij voorkomende gelégenheden in eenig gevaar ftortte, zoud gij daardoor te eenigen tijde het vaderland in uwen perfoon van een onfchatbaar bezit kunnen beroven, en onze groote koning zou alsdan den rijken oogst misién, dien hij, niet zozeer, van de aanzienlijke kosten, door hem en het rijk daartoe hefteed, als wel van de zeldzaame en uitmuntende kundigheden, verwagt, welken een onderdaan van hem, die zig zo, gelijk gij, voordoet, gewislijk te eenigen tijde aan zijn hof zal terug brengen, indien het gode behaagt, uw léven en uwe gezondheid in genade te fparen, hetwelk all' uwe vrienden en landsgenooten met het blakendst (d) De Heer Bjó'RNSTaHL heeft dezen brief niet ontvangen,  ELFDE BRIEF. Van den heer blomberg. Pera, den ijden Maart, 1780. D e grafzerk word bezorgd, egter met de verëischte fpaarzaamheid, fchoon dezelve évenwei, voor dat hij geheel gedaan is en op zijne plaats komt, omtrent 80 of 9a piasters zal kosten. Hij kan dus wel geen pragtig graftékeh worden : maar hij zal nogthans gepast zijn, om tanti viri cineres [de asfcbe: van zo groot een' man] te bedekken. Het nogmaals overgezien opfchrift zal er op uitgehouwen worden; en men behoeft in Zweeden wégens het bewaren van den graffteen niets te vrézen van de zijde der Turken: want in hunne zédeleer ftaat zo wel als in de onze het kapittel van de Officia erga mortuos [pligten jégens de dooden]. Z S hart van hem bidden. — 1 uw eigen rijp oordeel en nadenken zullen u genoegzaam aan de hand géven het geen u op uwe aanftaande reizen tot de omzigtigheid, daarbij nodig, billijk aanleiding moet géven; en zulks zijner Majefteits wil en bevél zijnde, zult gij het altoos in uwe gedagten houden. 353  354 TWAALFDE BRIEF Van den heer björnstjihl (<•). Vit de haven hij Volo, den zijlen Februari; 1779. -LVIEijne aankomst te Volo was wel den 3*" dezer maand; maar in Thesfalië^zelve ben ik door de ménigvuldige fneeuw belet geworden , mijne reis verder te land voordtezetten. Doch de fneeuw nu meestendeels gefmolten zijnde , ben ik voornémens, mij naar eenige Griekfche kloosters te begeven, welken vier of vijf dagreizen vanhier, op zulke hooge klippen liggen, dat men zig naar het een 36, en na een ander 26 vadem hoog moet laten opwinden. In dezelven zijn veele zeldzaamheden, zegt men, inzonderheid raare boeken, die nog doorniemand bezigtigd zijn. In Europa zijn deze kloosters niet eens bekend, fchoon er wel een half dozijn van dezelven gevonden worden, die in eenen kleinen omtrek naast elkander liggen. Ik zal nu zien, of ik over de berugte ijverzugt, en den argwaan dezer monniken, die zozeerfchuwen, om.de oude handfchriften te tonen , kan zégepralen. Door goede aanbevélingen en voorzigtigheid zal het mij, zo ik hoop, gelukken. Ik denk den weg derwaard of over Carisfa, of langs eenen anderen weg met eene ka- (*) Zie Stokholm Ldrda Tidningar 1779. 30. ftuk, en. vagelijk den XIHden Brief der Tweede Afdeeljng,  355 raWan te némen', die van hier naar TrikaJa , drie dagreizen van Volo, gaat. _Midlerwjjl heb ik mij hier eenigzins gereed gemaakt. Mijn reistuig, dat zeer op zijnEuropisch was, heb ik moeten veranderen : ik heb mij hier groote mantelzakken", die men faifana noemt, en rijbroeken of fchelwar e. z. v. laten maken , om in het tebdil y (tebdil betékent onbekend) op de Turkfche; wijze te zijn. Ik neem eenen janitfaar en eenen Griekfchen bediende méde, den laatfren, om hem voor mij te laten koken. Hetpaerd voor den bode, die op liet oogenblik zal vertrekken , is reeds gezadeld; dit is de réden , | waarom ik ditmaal zo zeer haast maken en kort wézen moet.- Voor het overige, heb ik een breedvoerig .verhaal opgeleid van onze gevaar-' lijke reis; hoe wij den 23ften, 24fte», tot den sSflen vaat louwmaand bij de • Dardanellen verfcheidenmaalen in lévensgevaar waren , en daar bij eene koude * die zelfs ons Zweeden onbekend was, en eenen ftorm hadden, die hetfchip , , fchoon voor drie ankers liggende , omflingerde, zp dat wij ook "espetance of het ple-gtaiike,r ïnoesten werpen , e.z.v. Maar,.dit.,verhaal.denk ik bij.de eerfte gelégenheid over Salonichi al'tezenden. Ik heb reeds maatrégels genomen , om mijne brieven van daar herwaard te Jaten af halen , eer ik van hier vertrek, e. z. v, iiab üfrp .tfcBS & 8«w auv .c.o7 ntv biccwtwux  35« UITTREKZEL Uit des heeren gjg rwells Berigten van BjöRNSTaHLS laatfte lévensdagen en dood (a}. - JEjTet geen ik van de reis des onwaar- deerbaaren man, naar Griekenland en van zijn overlijden voor het tegenwoordige kan melden, heb ik voornaamlijk mijnen vriend, den koninglijken Zweedfchen gezantfchapsprédiker te Konlbminopel , den bekwaamen en waard,gen heere karel peter blomberg, te danken, die mij in zijne brieven, waarmede hij mij vereert, berigten daar van médegedeeld heeft. Ik zal de orde volgen. In louwmaand i779 begaf de heer björnstShl, terwijl hij op den heer adjunct norberg, die tot zijnen reisgenoot naar het Oosten beftemd was, moest wagten , zig van Konftantinopel te water naar Griekenland, en na eene zeer moeilijke zeereis kwam hij den 3den van fprokkelmaand te Volo in Thesfalië aan , van waar hij eerst noordwaa-d naar de vermaarde Griekfche kloosters op den berg Athos (*), en vervolgens op den terugweg naar Athenen zuidwaard van Volo, voornémens was te gaan. Om den harden, en in die landen geheel ongewoonen winter, vertoefde hij tot in lentemaand te Volo, en de laatfte brief," § ■ ^ St0kh°lm LardaTidni"S«r, x7T9. 7o. 77. ea (,*) Zie den voorgaanden Xllrfen Buut  $57 dien ik van hem ontvangen heb, is gedagtékend te Volo, den iften van lentemaand 1779. In eenen brief van den 4den van bloeimaand, uit Pera, meld de heer blomberg mij, dat de heer björnstShl omtrent den i7>1en van lentemaand het fchip Samuel, en zijne landsgenooten op hetzelve , te Volo verlaten, eti zig naar de Griekfche kloosters op wegbegéven heeft, waarvan hij ook zelfden Zweedfchen gezant te Konftantinopel berigt gegéven heeft. „ Zé,, dert dien tijd", word in den brief gezegd, ,, hebben „ wij zo min van hem zeiven, als van anderen, berigt „ van hem bekomen. In eenen brief van den fcheepska,, pitein peter moreen , met wien hij, gelijk men weet, ,, van hier vertrok, Salonichi, den 19 April —- „ verneem ik niets verders van hem, dan alleen dit wei„ nige: „ den i7den van lentemaand nam profesfor björn,, „ stühl , die 54 dagen bij mij aan boord geweest is, „ „ met traanen in de oogen affcheid , en begaf zig op ,, „ reis naar de kloosters. God weet , of iemand van ,, „ ons hem weêr zal zien? want het land , waar heen „ „ hij denkt te gaan, is vol rovers, en hier hoort men ,, „ niets van hem."" De onlusten in Thesfalië, Macedoniën en andere naburige Griekfche landfchappen door de oproerige Albaneefen verwekt, en toen ten vollen uitgeborsten , bragten elk, ten aanzien van den heer björnstShl, in de grootfte bekommering , en te meer , daar men in verfcheiden maanden niets van hem hoorde. Des heeren blombergs brief van den 4den van wintermaand maakte van niets anders, dan van onzékerheid en vrees gewag. Den i7den van die zelfde maand fchreef hij: „ Wij hebben, tot ons leedwézen , tot op dit oogenblik  358 „ nog geen tijding van onzen björnst;{hl en zijnen toé„ ftand. Wij hopen en vrezen alles. Wij rékenen da„ gelijks of op brieven van hem, of op zijne wéderkomst s, maar dagelijks te vergeefs. In de ftreek van Salonichi „ is hef nog zeer gevaarlijk. Ondertusfchen heeft de ko„ ninglijke fekretaris, de heer van heidenstam (*), de „ nadruklijkfte maatrégelen doen némen, ten einde wij „ met zékerheid mogten vernémen, hoe het met onzen „ geleerden reiziger gelegen is. Men heeft zelfs het op„ perhoofd der Griekfche kerk verzogt, door middel van „ eenen ernftigen herderlijken brief aan zijne ganfche „ geestlijkheid in dat geweest, derzelve aantebevélen * „ om, zonder verzuim, en in alle kloosters, naar dien „ gewigtigen man te vernémen. Hetzelfde heeft men den „ konfuls te Volo en Salonichi opgedragen. De naar„ vraag gefchied dus op de plegtigfte wijze. Voor het „ vertrek van den naastkomenden post (f) zouden wij „ mogelijk eenige tijding kunnen bekomen. Tot op ,, het laatfte oogenblik hield ik hem met de vurigfte deel„ néming de woorden voor: Ferfchoon u zeiven. Door „ onpaslijkheid kon ik het genoegen niet hebben, hem (*) Toen Zweedfche Chargé d'affaires bij de Ottomanifche Porte, na het vertrek van den buitengewoonen gezant, den heer ulrich celsing, die, den 7 van lentemaand 1779, Konftantinopel verliet, om zijn vaderland te bezoeken, en een groot begunstiger van den heer BjoWrtiHL was. Aanmerk, van den Uitg. (f) Dat is binnen 14 dagen; want de post gaat om de 14 dagen van de Turkfche hoofdftad af, en komt er ook om de 14 dagen aan. Aanmerk, van den Uitgéver.  2S9 „ aan boord te verzeilen; doch ik zond hem het laatfie „ .oogenblik nog eene kleine fchriftlijke vermaning tot de „ hQqgsmodige deugd van gematigdheid, zelfs ten aan„ zien van het verzamelen van kundigheden. Verfchei„ den van uwe brieven aan hem, als méde de boeken „ van den heer hofraad en ridder michaclis , zijn onder „ adres aan den Zweedfchen konful naar Salonichi afge,, zonden," Den g*ff van hooimaand meld hij, dat de heer norberg, eenige dagen te voren, gelukkig van Venetië te Konftantinopel was aangekomen, en onder weg gelégenheid had gehad, te Salonichi aan land te ftappen, doch zonder het minfte berigt, van BjöRNSTam. te bekomen. Alles, wat men toen te Konftantinopel van hem Wist, was, dat een Turksch koopman 40 dagen voor den 3*» van hooimaand in eene herberg te Trikala , eene plaatsin ïhesfaliën, in de nabuurfchap der gemelde Griekfche kloosters gelégen, met hem in gezelfchap was geweest. In hoe verre hij egter toen deze kloosters bezogt had, of niet, was onbekend; want onmiddellijke berigten van hem, of hem betreffende, kreeg men niet eerder, dan toen de tijding van zijne ziekte, en vervolgens die van zijnen dood, kwam. — Jn eenen brief van Pera9 den 3den van oogstmaand, fchreef de heer blomberg, onder anderen, het volgende: „ De dood van onzen ver„ eeuwigden björnstShl volgde eenige dagen na dat hij „ door zijne ziekte, de rotkoorts, aangetast was, den » 12*» van hooimaand, kort nazonneöndergangtusfchen » 4 en 5 uur. — De heer van heldenstam ontving des> ze treurige tijding den ai^n van hooimaand door een nen afgezondenen van den Zweedfchen konful te Salo-  3&> „ nichi, den heer delon , in wiens huis hij het tijdelijke „ met het eeuwige verwisfeld had, en droeg, uit hoofd» „ van zijne ménigvuldige gezantfchapsbézigheden, het „ aan mij op, u van dit fmertlijk verlies kennis te gé- „ ven. Ik kan u thans het volgende daarvan melden. In 9J het begin van hooimaand krégen wij zékere tijding, dat „ hij te Lithochori, een dorp aan den voet van den O/v*»- „ pus en eenige mijlen van Salonichi gelégen, ziek was „ geworden, en dat onze wakkere en ijverig voor hem „ bezorgde kapitein laqerström, die te Salonichi gelé- ,, gen, en op zijne lading gewagt had, met een groot ge- „ deelte van zijn fcheepsvolk derwaard gegaan was , om „ hem naar de ftad te brengen; en niet lang daarna kwam „ de tijding van zijnen dood. — Ondertusfchen is het „ een troost, dat hij ftil en gerust op het ziekbed den ,, geest gegéven heeft, daar wij hier allen in de vrees „ waren, dat barbaarfche Albaneefen en ftraatrovers hem „ reeds voor lang op eene geweldige wijze het léven had- „ den benomen. Ook is hij niet onder Barbaaren, niet „ onder vreemdelingen, maar onder landsgenooten geftor- „ ven; want, gelijk ik gezegd heb, er lag eën Zweedsch „ fchip in de haven aldaar, en dc kapitein lagerström „ heeft tot op het Iaatlte oogenbik de téderfte zorg voor „ hem gedragen en hem opgepast. — Dus bevat'nu „ Griekenland; deze voormalige voornaamfle zétel der ,, wétenfehappen en geleerdheid; dit waare moéderland „ van fchoone kunsten en geleerde kundigheden, ejörn- ■j, st3hls gebeente in zijnen fchoot. Zijne asfche verëe- „ nigt zig met de asfche der oude vaders der wijsheid, „ die hij zo hoog fchatte, wier fchriften hij zo vlijtig las N » en  $ eri zo grondig kende: de leerling rust nu aan de zijde ,, zijner meesters. De godinnen der wijsheid, die uit'dit in onze tijden zo ongastvrij, zo woest Griekenland Zé* & dert langen tijd ontvloden zijn, zullen niet verzuimen, ,, ten minden voor een oogenblik, zig naar het graf van » dezen haaren lieveling te fpoeden, om zijnen dood te „ bevvénen. Mogten ten minften zijne nagelaten geleer5, de médebrbeders, Welken hij door de kundigheden, op „ zijne lange reizen verzameld, kennis en vergenoegen „ verfchaft heeft, niet vergéten, hem een waardig ge,, denktéken te ftigten,terwijl hunne tiaanen over zijn al „ te vroeg verlies ftromen! Zijne, eens BjöiiNSTaHLS, „ gedagtnis moet zelfs in marmer bewaard worden! Wek 3, derhalven de fraaije geesten onzes lands op, om een '„ kort en zinrijk opfchrift opteftellen, dat wij op den „ grafzerk onzes overléden vriends kunnen plaatzen." Onder den 17*» van oogstmaand deelt de heer blomberg mij het volgend uittrekzel méde uit eenen brief van den kapitein lagérström: „ den ó*n van hooimaand, té,, gen den avond, voer ik,névens eenen genéesheer van „ Salonichi,met eene bark af, en 's anderendaags namid„ dags vond ik den heer profesfor te Lithochori door •„ eerte fterke koorts aangetast, zo dat hij van tijd tot ■„ tijd ijlde. Toen ik hem groette, vraagde hij mij, hoe „ het was, dat hij eëUeu landsman hoorde fpréken ? waar„ op ik hem verhaalde, dat ik gekomen was, om, indien „ her mogelijk was, hem naar Salonichi te brengen. Hij ;, antwoordde mij met vreugdetraanen, dat god mij her,ï waard gezonden had, om hem behulpzaam te zijn, dat „ hij van hier weg kwame, en vraagde naar mijnen naam. III. Deel. Aa  „ Hij had geen dienaar, maar alleen eenen janitzaar bij ,, zig, dien hij te Volo aangenomen had. Den 8ften, des ,, morgens, bezorgde ik eene draagbaar met matrasfen en „ dekens névens agt mannen, welken den lijder beurtlings „ droegen, wijl de plaats twee uuren verre van het ftrand „ lag; hij kwam gelukkig in de bark. Onder weg zeide „ hij met weinige woorden: als god mij weêr in gezond„ heid herftelt, zal ik naar Montefanto en van daar naar „ Athene reizen. Wij kwamen des avonds te half zéven „ hier aan, toen de poort reeds gefloten was: wij kré„ gen buiten nog een vertrek, daar wij den nagt konden „ overbrengen. Des morgens van den o*" liet ik onzen „ BjöRNSi atiL naar het huis van den Zweedfchen konful „ overbrengen; waarop hij vergenoegd fcheen te zijn, ,, en naar zijne brieven vraagde, die de konful te voren „ naar Konftantinopel terug gezonden had. Vervolgens sg viel hij in eenen flaap, die zelden afgebroken werd. „ Den io*11 gebruikte hij weinig geneesmiddelen. Den ,, iiden fprak hij in het geheel niet. Den 12*% des mor„ gens te 5 uur , eindigde hij, door eenen zaligen dood, „ met zijn léven, zijne reis vol moeilijkheden. Den zelf„ den dag werd hij des avonds ten oosten van de ftad „ nabij het graf van eenen Engelfchen konful begraven. Onder degeenen, die het lijk verzelden, bevonden zig, „ behalven eenige Grieken , die onder Zweedfche be„ fcherming zijn , ook de Zweedfche , Engelfche en „ Deenfche konfuls; de overigen zonden hunne tolken „ en janitzaaren. Van onzen godsdienst was er geen gcestlijke, om het lijk ter aarde te beftelien (*)., Over- (*) In Zweeden plaatzen de geenen, die het lijk gevolgd  *°3 ,, tüigd zijnde, dat gods woord éven kragtig zij, van „ wien het ook mag. uitgefproken worden, nam ik dit „ werk op mij. De weinige woorden, die hij in 5, de laatfte dagen fprak, betroffen zijn verlangen s om „ zijn vaderland wéder te zien, zijne moeilijke reis, en 3, dat hij zo gelukkig was geweest, eenen goeden janit„ zaar aantetreffen, dien hij voornémens was, eene beto vordering te bezorgen, e. z. v." Hierop maakt de heer elomberg nogmaals gewag van onzen gemeenen pligt, om björnstühls gedagtenis te vereeuwigen. —Betreffende den graflleen, hét Volgend opfchrift, waarvan de kanfelaarijraad en ridder de heer van sotberg , een meester in zinrijke opfchrifteri e'n kenner der verdienste t de opfteller is, zal daar op uitgehouwen Worden. Hic. yacet. Qui. Èuropam. Testem. Eruditionis. Ët. Virtutis. Habuit. Peregrinator. Suecia. Natus. Tacobus. jonas, björnstühl. Ad. Academiam. Qu '•'•' .>»•..«*•». (*) Eene Oka is drie Zweedfche ponden.  3^7 „ de hij zig ln koud water. Als de janitzaar hem daar„ van zogt aftehouden, hem vermanende, zulks niet te ,, doen , dat deze lugtftreek zodanige lévenswijze ver„ bood, dat hij zig eene dodelijke koorts op den hals „ haalde, en dat hij, janitzaar, het naderhand zou te „ verantwoorden hebben, kreeg hij tot antwoord: bemoei ,, u met uwe zaaken, en bekommer u niet om de mijnen; „ ik heb het uit boeken, dat het koude bad mij heilzaam is. „ De janitzaar hernam: nu, als gij ziek word, zal ik mij ook niet om u bekommeren, gij zijt dan zelf oorzaak van „ uw ongeval. Van hier kwamen zij eerst te Dyskom, een ,, klooster, vervolgens te Porta, een dorp, waar björn,, stShl in eene kerk op eenen verren afftand door eenen ,, verrel; ijker een opfchrift las. De janitzaar vraagde naar ,, den inhoud, en kreeg tot antwoord, dat hetzr-lve den ,, opbouwer dezes tempels betrof. In dit dorp bezigtig„ de hij ook eenen molen, in welken olie uit fefam ge,, perst word , welke de Oosterlingen, inzonderheid de „ Jooden, veel gebruiken. Op de terugreize van daar „ naar Trikala vertelde men, dat in eene oude verwoeste „kerk, drie uuren van daar gelégen, fteenen met op„ fchriften gevonden werden. BjöRNSTariL ging er heen, „ en vond dezelven zo aan ftukken , dat hij uit de op„ fchriften niets wist te maken. Een opfchrift van twee„ duizend jaaren oud op eenen fteen in eene kerk tusfehen „ Trikala en Jing-ishirhtth, volgens het getuigenis „ van den janitzaar, behalven den heer profesfor niemand *,, kunnen lézen. Verders berigtte men, dat op een veld, „ een tamelijk eind weegs van daar gelégen, onder de „ aarde een fteen lag met een opfchrift. Björnstrhi. be-» A a 4  3^3 », gaf ?ig in gezelfchap van twintig perfoonen, allen piet « fpaden en fchuppen voorzien, derwaard, doch vond' „ na veel arbcids, niets. Van hier ging hij naar een ,. dorp, Hagilar genoemd, alwaar hij verfcheiden op„ fchriften van fteenen affchreef, welken hij meestendeels „ op eene Turkfche begraafplaats vond. Van hier kwam hij te Ambuïka. Uit een ander naburig dorp, Deirmen • 8 Derefi (Muldersdal) waren eenige jagers op de jagt ge» gaan. Zij joegen eenen vos; en deze vlood in een v hol, zonder dat zij het wisten. De jagers hoorden fc den hond aauflaan, en zeiden: laten wij gaan zien, j, wat daar te doen is. Daar komende, bevonden zij, „ dat de hond in het hol was. De eigenaar van den hond ?, gebood eenen flaaf, daaiïn te gaan en er hem uitteha8*. len\ De 'laaf zag den hond niet, maar ontdekte daarff tégen nYee SÜfuno. Niemand kan mij hier zeggen , 3? wdke dieren dit z'jnï volgens de befchrijving van den ?, janitzaar, zijn zij wel zo groot als een os, en hebben J3 hooge hoorns. De flaaf zag er ook veele gouden tt & $us; t0P"s is- ee"e loort van ftrijdknods , die ik nog «| "ooit gezien heb. De Turken, voornaamlijk de Ara'.' ?3 biers? géWej ze te paerd. De fchrik voor die die5, ren belette hem, meer dan één van deze wapenen mé» de te némen- Zijn meester zeide jégens hem: waarom g hebt gij er geen twee genomen? gaat er nog eens in.' „ De flaaf antwoordde: af «vilde gij mij dien topus verëp ren, zo ging ik er nogthans niet weêr in. Zijn meesos ter werd toornig, bond hem een touw om het been, g e.n dreef hem met geweld in het hoi. Men wagtte f l31i£ °P hem > doch hij kwam niet weêr te voorfchij'n.'  „ Men trok aan het touw, de voet-kwam met hetzelve p daar uit3 maar hij zelf bleef er in. Daarop zeiden de „ jagers jégeus elkander: laten wij den mond van het hol toemaken, op dat de regter niet agter de zaake ko?a mej en wij geftraft worden; de eigenaar van den flaaf 3 voegde er nog bij: ik zal zeggen, dat mijn flaaf wegjh gelopen is, dat ik hem overal gezogt heb, doch zou35 der hem te vinden. Na bekomen herigt hiervan vraag„ de ujÖRKSTaHLs janitzaar de lieden in Ambulka, of in * de nabunrfchap zulk een hol was? Zij antwoordden: Sj hier digt bij is een hol, maar daar woont de duivel zelf; al wie daarin gaat, word oogenbliklijk dol. De ia Ja"itzaar zeide: wijst ons dit hol, wij zullen vijf pias^ ters géven. De profesfor werd gémelijk, en zeide; *J g*J hebt gelds genoeg, betaal gij zelf vijf piasters, ik « §eef er maar éénen. Nabij het hol woonde een mulder^ De janitzaar vraagde dezen: wat dat voor een gat was? „ Hij antwoordde: er zijn twee Sufurro daarin: wij „ zien ze altijd om middernagt herwaard bij den molen „ komen, om te drinken, en dan kéren zij weêr tc rug. „ De profesfor wilde nu heen gaan, maar geen vijf piasv ters betalen. De janitzaar fprak, van er des nagts iu 3, te gaan, doch de.andere befchouwde dit als te gevaar- v lijk. Van hier kwam hij aan eene oude vesting bij het meir Karla. De verzékering der Heden, dat daar op- ,3 fchriften te vinden waren, was valsch. Na dat hij op 33 den weg van daar verfcheiden kleine dorpen gezien. „ had, kwam hij te Ambilikia, daar hij zig agt dagen. a, ophield. Bij den broeder des bisfchops van die plaats,. « die keifl veel S°eds bewees, vernomen hebbende, waar Aa 5 369  3/0 „ de bisfehop zelfwas, verftond hij, dat dezelve te Li„ tochoro was. De heer profesfor hem zijn voornémen, „ om derwaard te reizen, te kennen gegéven hebbende' „ gaf hij hem eenen aanbevélingsbrief aan zijnen broeder^ „ en zeide hem tévens, dat hij toch all' de opfchriften] „ die in deze ftreek gevonden worden, mogce affchrijven, „ hetwelk hij ook deed. Verder reizende , kreeg hij on„ der weg te Baba, daar hij een zeer fchoon Teke, of Turksch klooster, bezigtigde, berigt, dat in den de~ „ rewend van dit dorp een oud opfchrift gevonden word. » BjöRNsTiiHL zag uit hetzelve , dat een Grieksch kei„ zer, wiens naam de janitzaar vergéten heeft, dit huis ,, gebouwd heeft. Derewend is een gebouw tusfchen „ twee dorpen of ftéden aangelegd, waarin een perfoo^ „ gehouden word , die geftadig zeer oplettend op de ftraatrovers moet zijn: wanneer deze zig buiten het 5, huis aan de reizigers vertoont, kunnen dezelven veilig „ naar het naaste dorp of de naaste ftad reizen; maar „ blijft hij binnen, zo moeten zij weêr kéren, van waar „ zij gekomen zijn: zulke perfoonen heeft men ook hier ii te la«d. Toen de heer profesfor te Platimari kwam, „ nam hij zijne kalpak, eene hooge rolvormige muts, „ af, en baadde het hoofd in koud water. Het was juist „ een zeer heete dag. Hij geraakte hierover wéder in „ woorden met zijnen janitzaar. Daags na zijne aankomst ,, te Lithochoro, alwaar de bisfehop hem ongemeen veel ,, vriendelijkheid bewees , werd hij door eene hévige ,, koorts aangetast, na dat hij daags te voren over kou„ de in het ganfche lichaam geklaagd had. De'bisfchop „ zeide jégens hem, dat hij warme dunne foep moest  5, drinken. Hij antwoordde: ik drink koud water. De „ bisfehop Helde hem het gevaarlijke daarvan voor; björn„ stühl werd gémelijk, en de bisfehop ging van hem h weg. De profesfor gebood daarop zijnen janitzaar,die „ nu alleen bij nem was, hem koud water te géven; „ maar toen hij het proefde, behaagde her hem ook niet. „ Ilij was reeds zo ziek, dat bij eenen walg had voor ,, het geen altijd zijn grootfte wellust was geweest. De „ janitzaar vraagde hem, hoe hij zig ten aanzien zijner „ zaaken zou gedragen, indien hij itierf ? of hij naar s, Thesfalonika, alwaar een Zweedfche konful was, zon D, fchrijven, dat hij behoorlijke maatrégelen daaromtrent 3, nam? Hieröp antwoordde hij, dat hij niet zou fchrij„ ven; niemand kent mij daar,.zeide hij; fterfik, dan „ breng mijne nalatenfchap naar Konftantinopel. Onder- tusfehen fchreef de janitzaar heimlijk eenen brief naar 3, Thesfalonika. Daarop kwam de kapitein lagerström ,, met eenigen van zijne matroozen , névens eenen genees3, heer en eenige andere door den heer onderkonful de3, lon afgezonden perfoonen naar Lhhochoro. Toen de,3 zen bij den heer profesfor kwamen, vraagde hij hun, wie zij waren, en van waar zij kwamen ? Zij zeiden 33 van Thesfalonika; wij hebben eenen geneesheer bij 3, ons3 en men heeft om ons gefchréven. Ik begeer geen geneesheer, voer hij voord, en ik heb ook geen brief „gefchréven; wie heeft gefchréven? Uw janitzaar, ,3 antwoordden zij. De heer profesfor, zowel door de ,3 téderè zorg van den janitzaar, als om dat hij zijne 33 landsgenooten bij zig zag, innerlijk getroffen, gevoelde » eene onbefchrijflijke vreugde. Dezen dag had hij ee- 371  3^2 * "en fterken buikl00P- De arts liet hem iets innemen fi Den volgenden morgen droegen zij hem in den boot, „ en des avonds leiden zij hem in het huis van den kon„ m m hetzelfde bed, waarin ik gelégen heb, en daar * hij den derden dag ftierf. Gedurende dien tijd fprak M !"J ZÊer Weini§' en Zwikte fchier geen geneesmidde» len I„ zijne ziekte gaf hij verfcheiden maaien zijn b verlangen aan den janitzaar te kennen, om, na herto ft;",nSziJ'"er gezondheid, „aar den berg Athos , naar „ Athenen, Thermopolh, Morua, e. z. v. te reizen „ In mijnen volgenden brief zal ik verfcheiden hiertoe be,, horende aanmerkingen bijvoegen. Met den gemelden „ janitzaar zou ik de ganfche waereld wel willen doorrei» zen; en wanneer thans, gelijk men zegt, de pest te „ Konftantinopel niet is, zal ik dezen winter daar met 3, hem overal gaan, om de zéden en denkwijze der lie,, den te léren kennen. Hij fpreekt het ïurksch zo dui3, dehjk dat ik hem tamelijk wél verfta. Gedurende den 3, ramafan komt mijn taalmeester niet herwaard. Wij ,3 zijn voornémens, met den eerften naar Konftantinopel 33 te vertrekken."  S73 TESTAMENT VAN J- J. B J Ö R N S T a H L». Ü^ij twijfelen niet, of het zal den lézeren ook aangenaam zijn, wanneer wij hun den laatften wil van onzen BjÖRNsxaHL médedélen; voornaamlijk wijl deze ook kan toebrengen, om zig van zijne wijze van denken, welker kennis wéderom eenen merklijken invloed heeft op de beoordeling zijner berigten en gevoelens, nader te onderngten. De uitterfte wil luid aldus (*). „ Op zondag, den 17*11 Van bloeimaand 1778, be„ fchouwde ik als wijsgeer en als Christen mijne irerf„ Hjkheid. De tégenwoordige pesttijd verfchnktmij niet „ Deonzékerheiddesdoodsis voor een' denkend' mensch' „ die weet, dat bij, het zaad des doods in zig heb! „ bende, geboren is, en in het één oogenblik niet voor„ ziet, wat in het andere kan gebeuren, thans niet groo„ ter, dan ooit te voren. Maar de ménigvuldige voor„ beelden, die ik dagelijks voor oogen zie, daar het één „ hjk na het andere voor bij mijne venfteren gedragen word herinneren, mij, dat het ook ras mijne beurt zou kun„ nen worden, en ik mij derhalven tot mijne laatfte rei» ze, die naar de eeuwigheid, bereid moet houden C) Zis Stokholm Ldrda Tidningar, 1781. No. 48.  374 Deswégen maak ik thans, ten aanzien van het geen ik „ bezitte, mijnen uiteriten wil, welke na mijnen dood, dien ik met blijde hoop op mijnen, gedurende mijn „ ganfche léven door mij geliefden en aangebéden, Ver- losfer verwagte, uitgevoerd moet worden. ,, Mijn geheele rijkdom beftaat in papieren en boeken. „ Dezen heb ik beftemd voor hem, die mij dezelven iu „ verfcheiden landen van Europa heeft zien verzame„ len, en bij aanhoudendheid médegewerkt heeft, om „ mijne verzameling te vermeerderen en mijne reizen 3, aangenaam en nuttig te maken. Deze is mijn geliefde ,3 vriend en gewézen reisgenoot, de hoog welgeboren 3, heer baron karel frederik rudbeck, trawant bij cjé lijfgarde van zijne koninglijke majefteit te Stokholm. ,, Hij zal uit dit bewijs zien, dat mijn hart altijd éven 3, onveranderd omtrent hem is geweest, en dat ik hem ,, tot in den dood bemind heb. Ik heb tijds genoeg ge„ had, om zijne trouwe vriendfcbapin de tien jaaren te „ ondervinden, in dewelken wij dagelijks en alle uuren bij elkander geweest zijn, namelijk van het jaar 1766 ,, af, toen ik hem op het adelijk hof te Hasfelbij in Zwee„ den, ons dierbaar, en nu onder den koning gustaaf „ den III. eindelijk gelukkig vaderland, leerde kennen, tot in het jaar 1776, toen wij te Londen van elkander „ fcheidden. „ Wijl de heer baron ru dbf. ck van Oosterfche en Griek„ fche papieren en boeken geen gebruik kan maken, zal „ het hem believen, dezelven aan de boekerij der koning„ lijke univerfiteit te Upfal over te doen, alwaar dezel„ ven als eene Björjfftahlfche erfgift zullen bewaard wor-  „ den tot gebruik der geenen, die nut en kennis daar uit kunnen fcheppen. „ De boeken daarentegen, welken mijn vriend, de heer „ baron rudbeck, voor zig zei ven juist niet nuttig mogt „ vinden, zal hij de goedheid hebben, te Stokholm of „ te Upfal in het openbaar aan den meestbiedenden te „ doen verkopen, en het geld aan mijne oudfte zuster , ,, christina BjöRNSTaiiL, welke ongetrouwd is, en „ voor mijne overléden ouders in hunnen ouderdom, in hetkoninglijk foldaatenhuis te Wadftena, zo veele zorg „ gedragen heeft, doen toekomen. „ Dit is omtrent de inhoud van den brief, dien ik den „ 17*» van louwmaand dezes jaars, de eer had, aan „ denheer baron rudbeck, in het Fransch,te fchrijven, „ en waarin ik hem toen reeds deze mijne befchikking, „ welke ik Jange in den zin gehad heb, médedeelde. ,, Ik maakte daarin gewag van mijne beide lieve zusters ; ,, maar, aangezien de ongetrouwde de meeste onderfreu„ ning nodig heeft, zal mijne getrouwde zuster te Stok„ holm, reginacharlottabjörnstühl, het niet kwa- . „ lijk némen, dat ik, gelijk boven gezegd, befchikt heb„ be. Zo is ook mijn eenige geliefde broederin Holland, „ de heer magnus gustaaf bjöknstühl, van god zo „ gezégend, dat hij van de nalatenfchap eens wijsgeers ■« „ niets nodig heeft. Doch na het overlijden van mijne „ lieve zuster christina, zal het bovengemelde geld „ aan mijnen kleinen zusters zoon jacob gustaaf ijung „ komen. „ Dienvolgens word de heer baron rudbeck bezitter „ van all' mijne gefchréven papieren, van mijne brieven, $75  ïi en van mijne briefwisfeling, gelijk ook van alle de bbe3, ken, die hem behagen, en niet tot de uitzondering behoren, die ik gemaakt heb. Indien de gemelde heer 'to baron in het vervolg, zelfs-in zijnen ouderdom, het "tb mog1 g°etl vinden, iets aan de boekerij van Upfal te „ vermaken, zouden alle gemelde papieren en boeken, ,3 onder den naam van eene Rudbeckfche erfgift, insge* 53 lijks daar in kunnen komen 3 en bij mijne bovengemel„ de erfgift gevoegd worden 3 ten einde de geheele ver,3 zameling van handfchriften bij een kome, enonzenaa33 men ook na den dood nog bij elkander mogen ftaan , 3, daar wij in ons léven zo zeer aan elkander zijn verknogt 3, geweest. Mijn hart word hier te zeer ontroerd 3 daar 33 ik mij dezen dierbaaren en wakkeren vriend 3 den op,3 regten en getrouwen baron rudbeck 3 herinner 3 enbe33 denk , dat hij thans zo verre van mij verwijderd is. Ag, 3, wanneer zal ik u in dit léven nog eenmaal omhelzen! 3, Mijne agterftallige wedde bij de koninglijke akademie 3, te Upfal 3 welke ik dcror de groote gunst van mijnen- genadigen koning trek, die mij,zonder mijn aanzoek, 3, en buiten mijne verwagting deze bediening gaf 3 toen 3, ik te Napels was, beftem ik hierméde tot een kapi33 taal ten behoeve van een klein flipendium voor eenen ,, bekwaamen en ijverigen ftudent, zoon eens krijgsmans, 33 geboortig uit Sudermanland, en die blijken van zijne 33 bekwaamheid in de Oosterfche taaien, niet alleen in „ de Hebreeuwfche, maar ook in de Arabifche, névens de 3, overige dialekten, gegéven heeft. Ik kan op geen ,3 andere wijze mijne dankbaarheidjégens Zweedens groo- ten koning gustaaf bewijzen, dan door de wedde, die  377 ,f die hij mij gegéven heeft, wéderom tot zijnen dienst te „ hefteden. Ik weet, hoe weinig aanmoediging en ou„ derdeuning die geenen hebben, die zig bekwaam willen „ maken, om den koning en het vaderland in de Oosterfehe „ wétenfehappen te dienen. Ik weet ook, hoe zwaar „ het arme officiers zooncn valt, om alle hindernisfen te ,, boven te komen; derhalven heb ik ten minden éénen „ willen helpen, die blijken geeft, dat hij met zulke „ gaaven en bekwaamheden geboren is5 die zig nooit „ door zwarigheden laten hinderen. Onze onderofficiers, „ geringe bezolding hebbende, en ongelukkiglijk mees„ tendeels zonder hoop lévende, om verder bevorderd te worden , kunnen naauwlijks voor zig zelveu „ hun beftaan hebben, veel minder hunne kinderen op „ de univerfiteiten onderhouden; om die ré Jen zal dit „ flipendium aan eens onderofficiers, ten hoogden vaan„ drigs, zcon uit Sudermanland toegedeeld worden* Het zal op deze wijze vergéven worden* datdélphilöfofi„ fche faculteit te Upfal eerst drie van de geenen, die e# ,, naar ftaan, daartoe voorftelt, en dat de hoogleeraar der Oosterfehe taaien dan uit deZe drie voorgeflagenen „ den bekwaamden benoemt. Deze zal het dan zéven of „ agt jaaren genieten, en op het einde van elk akademisch „ half jaar in de Oosterfehe letterkunde onderzogt wof„ den, om blijken van zijne dagelijkfche vordering te ,,géven . Gedurende den gemelden tijd moet hij zig op ,, dc univerfiteit te Upfal, of anders op eene buitenland,, fche hoogefchool ophouden, en in het laatfle geval al,, le half jaaren een blijk van zijne geleerdheid, ten min„ den van zijne genaakte vordering, aan den hoogleeraar III. Deel. B b  373 „ der Oosterfehe raaien te Upfal, die zijn beftendige op33 zigter blijft, overzenden. 33 Opgefteld en gefchréven te Pera bij Konftantinopel, s» den 17** van bloeimaand 3 1778. 33 Jacob Jonas BjöfiNSTÈiaL."  BLADWIJZER VAN HET DERDE DEEL. A. -Aar, een vloed. 135. Aarde, Hallers theorie van derzelver Oppervlakte. 151. Aardsoorten in Zwitzerland. 149, I5o< Aartsbisschop van Cauterbury mag trouwen. 248. ACRELL. 299. Adam, gezelfchaphouder van Voltaire. 85. AlGUE. 30. Aiguebelle, ftad in Savoije. 30. 1' Aiguille de dru, berg in Savoije. 74. Aix, in Savoije. Oudheden aldaar. 40, 41. Berigten van deze ftad. ald. Akademie, te Bern. 175. der wétenfehappen te Parijs. 226. te Geneva. 53. te Laufanne. 123. ' der wétenfehappen in Spanje. 113. Albani, fchilder. 94. Alberoni's Testament Politique. 87, d' Alembert. 67. Zijn artikel in de Encyclopedie. 45, 4S, 49, 2"5 Ba-  tfo BLADWIJZER va» het Allione. 323. Alpen, derzelver gefteldheid en voordbrengzels. 17. en volg, Bevolking. 20. Dieren en boomen. 22. Alpes Cottitc. 13. Grajtr. 12. Amnell , hoogleeraar te Upfal. 2pr. ANDité, agent te Geneve. 81. Anekdote van Gustaaf Adolf. 204. van Zweeden. 233• Ankecy, (bisfehop te ). 44. Apótre, betékenis van dien naam te Geneve. 51, Ao_ure G rat tap.!*. 40. Verbigence of Urbigente, 208. Arcbimedes, in handfchrift. 307. Arpuini, geleerde te Venetië. 150. ARigANB-qM, neiging der Geneveezen tot hetzelve. 46". Arve, vloed in Savoije. 71. Arveiron , vloed in Savoije. 73. Arwidsson. 2T9. Aurivillius, hoogleeraar te Upfal. 268, 200, zijn karakter, door Helstedt. 190. Assemblce littéraire te Laufan e. 125. Augustinüs» leerredenen. 62. AyENCHES, eene ftad. 132. bij dezelve ontdekt men Roomfclie munten e« gedenkpenningen. 175, Avocats des pauvres in Chambray. 30. Avondmaal, hoe het te Geneve gehouden wórd. 51. Avoyer te ' era. 138. fchersfende inval betreffende dien naam. 202. B.  DER.DE DEEL. 38i B. 33aden (markgravin van), haar werk. 316", 317. 32I. Baden , ftad waarvan deze naam gekomen is. 208. Berigten van dezelve. 209, 210. Befchrijving der baden bij dezelve. 208. Badendurlach (markgraaf van), zijn karakter. 319. Bailu te Bern. 138. Balechou, prenten van hem. 64. Balme, in Savoije, merkwaardig hol aldaar. 76. Balth \sars lofrede op Haller. 168. Baptiste (J. de) Histoire de Gustave Adolphe. 25. Barfot, (Doctor) 301. Bath, ftad. 281. Beaumarchais (de ). 309. Beda, handfchrift van deszelfs bijbelverklaringen. 61. Beir (tamme). 281. Beiren te Bern. 139, 140. Bsranger, Histoire de Geneve. iï6. Bergen in de republiek Bern. 184. in Zwitzerland, derzelver gefteldheid. 149, 150. Bergmans werken. 148. Bziin, berigten daarvan. 137. Regeringsvorm aldaar. 137. Groot terras. 140. Domkerk. 140. Befchrijving der inwoners. 179. heeft twee Avoyers. 202. Regtzinnigheid aldaar. 178. Wetten tegen de pragt. 185. Gefchrift betreffende de wetten tégen de pragt. 1Z6. Eerta , boekbewaarder te Turin. 24. b b 3 ba.  3-1* BLADWIJZER, van, het, Berthold. T37. Beylon, kapitein. 122. Ridder. 122. Bjjrnstüiil , zijn gefprek met Voltaire. 84, 85. word iid van de Society of Autiquaries of London. 301, zijn brief aan Linna;us. 314. aan Hallftröm. 335. aan Lideen. 325. zijn testament. 373. berigt van zijnen dood. 356 en volg. zijne gedenktekens. 353. Bisschoppen in Engelland mogen trouwen. 248. Blikzem - afleider te Geneve. 65, Blomberg , gezantfchapsprédiker te Konftantinopel, deszelfs brieven betreffende Björnftahl. 353, 359, 361. Boekdrukkerijen in Sardinië, 9. Boekerij te Geneve. 58. te Laufanne. 123. van Voltaire. ioo. te Bern. 169. Bodleyi'clic. 250. Boekerijen der kollégiën te Oxford. 249.. Boogschutters genootfchap te Geneve. 56. Eonneville, ftad in Savoyc. 71. Bordes (de la) brief aan Voltaire. 83. Borelli , ontdekt oudheden in Sardinië, 7. Bourbon (graaf de) 309. Bouaguets kabinet van natuurlijke zeldzaamheden. 63. Bourrits befchrijving van het hol bij Balme. 77. Brahs (graaf) 297. en deszelfs reisgenooten. 298. Brander,te Londen, deszelfs zeldzaamheden. 238, 239. Briefwisseling tusfehen Haller en Voltaire. 181. tus-  DERDE DEEL. 383 tusfchen Wafenberg en Gyllenborg. 207. Bristol , ftad. 28r. Broglio, bisfehop van Savoye. i2r. Brown, Engelsch predikant te Utrecht. 48 Brünet, Italiaanfch geleerde, berigten van hem. fo Brunette, vesting in Piëmont. 14,24. Bruns brief over Björnftahls dood. 344.' aandeel aan Kennicots bijbel. 260. twisten tusfchen hem en Profr. Tychfen. n6o Büsbecks brieven. 8. Bussers befchrijving van Upfal. i48. Byssus, een Koptisch woord. 308 Bijbel in een oud Latijnsch handfchrift te Geneve 6r Bijbels (Hoogduitfche gedrukte) voor Luthers ,482 1485 en 1490. 200, 210. 4 » C. c \—'AGUari . berigten van deze ftad en derzelver inwoners. 4 i Univerfiteit aldaar. 3. 4' 5 Caldani, hoogleeraar. 160. Calmets bijbelwerk, iu Voltaires boekerij. 100. Calvijns Catechismn». 49. Camdiagi, gefchiedfehrijver. 8 Cambridge, handfchriften van Newton aldaar. 28* Candidaten tothetprédikampt, te Geneve 50 Cara de Canonico , kaart van de Alpen. ac Carcani. 348. Castellio. 40. Catechismus, Geneeffche. 46" Cenis, befchrijving van dezen 'berg. I2. ea voI, weeder aldaar. 18. s' Challion, berg. 24. Cham-  c§4 BLADWIJZER VAN HET Chambers, zijne werken. 234. agting voor de Zweeden. 233". Ghambery, berigten van deze ftad. 3S. Chamouni, Dal in Savoye. 71. Champ (le) de Mr. de Feit air e. 96. Ciiatelaine (la) omftreeks Geneve. 112. Chatelet (du), Voltaires Zoon. 94. Marquifm, Voltaires minnares. 24. CHRisT.Na, koningin van Zweeden, zeldzaame gefchiedenis van haar, 26. Clermont Todnf.re, (Graavin van )i22. Cluvier, fpaanfche abt. 82, ior . 113. CoiKTi, hoogleeraar te Geneve. 53. Collana (la) 24. Collegie te Geneve. 53. Colleg:en te Oxford. 246. Collin, deszelfs brief. 312. Comeet van 1773. hoCOMPAGNIE des Pasteurs te Geneve. 50, Consistorie te Geneve. 5 t. Cook, kapitein. 307. Coppet in het Bernsch. nd. corneille. ioo. Corpus ■ ciiristi - boekerij te Oxford , Newtons eigenhandige brieven aldaar. q8o. Corsika, berigt van deszelfs inwoners. 2 en volg. Co-ra, land. 117. Cour, dorp in Zwitzerland. 128. Cramer , Voltaires drukker te Geneve. 97. aartige fpotprent op denzelveu. 19J. CreTiNs4 lieden in Wallisland. 158. Croix (de la) Boekbewaarder te Madrid. 87. D.  DERDE DEEL. 385 TA D' -LVahlberg, zijne merkwaardige gefchenken aan den koning van Zweeden. 225. word ridder. 230. Dalins Zweedfche gefchiedenis. 148.' Dalkarlers worden met de Savoijaarden vergeleken. 32. derzelver taal. 75. Delon, viceconful te Lithochoro. 371. Denys (mevrouw), Voltaires nigt. 86. 100. Derewend , wat het is. 370. Diderot, dichter en wijsgeer te Parijs. 224. bijzondere berigten van hem. 219. word boekbewaarder der keizerin van Rusland 221. aanzienlijk begiftigd. 221. zijne verkéring. 323. word door voornaame perfoonen bezogt. 227, 228,' maakt het plan tot de Encyclopedie. 225. werkt alleen 10 deelen daarvan af. 226. zijne onvermoeide vlijt. 226. zijn fireng oordeel over hovelingen. 225. Diodati, boekbewaarder te Geneve. 58. Doge, fpotagtige inval betreffende dit woord. ncd. Draagzctels. 20. Drü, een Savooisch woord. 74. Duitscuen , derzelver fmaak bij de Italiaanen veragt. 135, Dyskom , een klooster. 367. E. Ecuikiten of zeeappels (verbeende) 62, Eckerman, hoogleeraar te Üpfal. 290. Elboeüf (prins van) 122. lil. Deel. C c  S8<5 BLADWIJZER yam het Eleutheromanie , gedicht van Diderot. 224. Encyclopedie, (franfche)- 114. 'fchrijvers daarvan. 225. Verfchillen daarover te Geneve. 45. (Yverdoniche) 153. Engel beweert dat bij den noordpaal geen ijs zij. 179, ito. d'Eon, ridder. 300. Erasmus van Rotterdam. 182. Erlach (graaf) 155. Ernst, II. van Saxengotha bezoekt Diderot. 226". Evian, dorp iu Zwitzerland. 128. F. Feest op het Geneefsch meir. 70. Pellenberg, hoogleeraar te Bern. 177. Fellows te Oxford , berigt van dezelven. 246". mogen niet trouwen. 248. Ferbers brieven. 65, 148. Ferdinand, prins van Brunswijk, bezoekt Diderot. 225. Fermiy. 83. befchrijving der kerk aldaar. 90. tuin. 95. zijdewormen. 95. blikzem-aüeider. 95. FerrietTe san den Cenis. 17. Firmian (graaf). 155. Florian, Voltaires neef. 99. Fölsch, Conful. 81. Folards gevoelen van Hannibals togt over de Alpen. 13, Fontana (Felice). 153. Forellen in Piemont. 19.  DERDE DEEL. 587 Forster (doctor) zijne reize om den aardkloot. 307, berigt van zijne werken. 308. Frankein. 66. Franctskus L, koning van Frankrijk, anecdote van hem. i6i. Freron, fpotternij van Voltaire op hem. 104. Frjsyburg (kanton), 132, G. G ahn (Jufvrouw),merkwaardig borduurzel van haar. 205. GaRDEscaRD, betékenis daarvau. 132. Gallische naamen op x bij Csefar. 109. taal, overblijfzels daarvan in het Savooisch. 75. Gallitzin(prins), gezant in den Haag. 223. Gaubvus, hoogleeraar te Leiden. 154. Gaülois, taal. 75. Gauthier Dagoti. 317. Gazani's fardinifche gefchiedenis. 8. Gedenkpenningen(zeldzaame), te Bern.187. 18Ü. Geer (baron de), i8r, Gemelli, hoogleeraar te Sasfari. t. Geneve, berigt van deze ftad. 42. wetten aldaar tégen de pragr. 67. burgelijke oneenigbeden. 67. groote kerktoren. 80. (bisfehop van). 44.78. (meir van) en landftreek daar om heen. 79. Gard l. 40. Gesner. 323. Glacieres (les) in Savoije. 71. in de Republiek Bern. 185. Ces  338 BLADWIJZER van het Glasse. 285. Glocester , eene ftad, befchrijving van dezelve. 283. fpeldefabriek aldaar. 283. Godsdienst (R. katholijkej bevordert in Italië de fchoone kunsten. 43. (hervormde), agtloosheid derGeneveezen in denzei ven. 44. Je Laufanne. 110. Godsdienstverschillen te Geneve. 44 en volg. Górani (graaf), zijne fchriften. 116. Güthekius. 252. Goti, naam der Duitfchen in Italië. 136. Grande croix (Ia), een dorp. 18. Granvelle, zijne handfchriften, te Befancon. 200. Grasset, Voltaires en Hallers briefwisfeling om hem. 162. l8r. GRiLLfword in Engelland genaturalifeerd. 287. Grimm, Piderots vriend. 223. Grindar, betékenis daarvan. 132. Gros, pastoor te Ferney. 92. pRosLEr, misflagen in zijne reisbefchrijying van Italië en C«- neve. 13 en volg. Gruners natuurlijke gefchiedenis van Zwitzerland. 149. Güettard, te Parijs. 156. Gvldenstolpe. 298. zijne groote ervarenheid in de letterkunde. 298. pYMNAsiuiu, te Geneve. 53. TT JjrJj-ACKSON. 304. Hagilar , opfchriften aldaar. 368. Haller, opfchrift van hem te Murten. 135. omftandige berigten van hem. 143.  DERDE DEEL. 389 zijne agting voor de Zweeden. 144. Geleerdheid. 145. Romans. 147. Denkwijze. 147, 14», i58, f5p-j l67< zijn perfoon befchréven. 149. Zijne fchriften. 154. merkwaardige anecdote van hem. 155, jfy. Zijn ainpten en beroeping, 156. waarom hij Göttingen verliec. 157. betrekking tot Voltaire. 160. brief van Voltaire aan hem, 162.181. zijn antwoord daarop. 164. loffchriften op hem. 185. zijne boekerij. 186. zijne Epiftol* erudit. viror. 323. zijns zoons Helvetifche lettert, gefch 186 Haller. (Amadens Emanuel), zijne merkwaardige' verzameiing van munten en gedenkpenn. 187. Halls, te Oxford, berigt daarvan. 249. Hammarby, landgoed. 316". Hamilton (baron) 58. 112. Hannibal, waar hij over de Alpen getrokken is. 12, i" Handschrift (het fraaifte), te Oxford. 268. Hadschriften te Geneve. 60. op Papyrus aldaar. 62. te Laufanne. 124. (zeldzaame), te Bern. 170. Haszu, dal in 't kanton Bern, welks inwoners zig voor Zwee- den uitgeven. 189. derzelver bijzondere taal. 190. Heidegger , burgetnr. te Zurich. 202. Helleday. 292. Cc 3  S9° BLAD-WIJZER, van- hït Hellstedt, zijne Latijnfche verhandeling. 200. zijn karakter. 291, 29». Henkin, Fraufche refident te Geneve. 64 , 114, m, Herreras gcfchied. van Westïndië. 112. Herrman, hoogleeraar. 323. Heyne , Hallers aanbevelingsbrief aan hem. 161, Hol (zeer merkwaardig), in Savoye. 76. Holstein (prinfen van), te Bologna. 143. te Londen. 310. Homerus, Woods werk over hem. 56, 57. Hoogleeraars, te Laufanne. 123. te Geneve, derzelver beproeving. 54. te Oxford houden geen kollégiën. 247. zijn er egter toe verpligt door de wetten. 247, HoKjE canonkce, wat daardoor te verftaan. 248. Hornsby, hoogleeraar. 267. Horsley. 31 r. Huberts af beeldzei, in koper van Voltaire. 109, 211. Hugonet, Voltaires pastoor. 90. Humberts, Graaf van Savoye, zijne graftombe. 28. Hunter, doctor. 301. Hvviid, 346, 347. Jacquier. 84. Jallabert, boekbewaarder te Geneve. 66. Jünner, te Bern. 157. Jennings, Zweedfche konful. 57. zijne vrouw. J02. Ignatius (Sint) zou in Sardinië geboren zijn. 6. Ihre. 190. Inkomsten der repub. Bern. 183. en volg.  DERDE DEEL 39! Inwijing der leeraars, te Geneve. 50. Jones , zijne fchriften. 234, 274, 275. is Björnftahls vriend.- 270". zeldzaam boek van zijnen1 vader. 280. Journal Encyclopedique 88. Islar , doctor. 112. Italiaanen, karakter derzelven. j. Italiaansche taal. 15, 23} tfi. iTALië, volksmenigte. 0. Jul-gröt , verklaring en gebruik van dit woord. 280, Jura; berg. 131. 1 Juvenalis ipreekt reeds van de Savooifche kropgezwellen. 70,155. Voltaire door hem gefchetst. 107. K. Jl\.abinet van oudheden, te Bern. 171. van natuurlijke zeldzaamheden te Geneve. 63. Ka.mpe, fekretaris. 299.- Kanonnen (oude) van Karei den Houten. 175. Karel de ftoute, hertog van Bourgondië. 135. Karlsruhe, ftad. 320, 322. Kat (dolle). Zie Langallexie. Katoenfaeriek te Geneve. 113. Keizerin van Rusland, haar uitmuntend karakter. 220. Kennicott (doktor),boekbewaarder der Radcliffchejjoekerij. 2 49. berigt van zijnen bijbel. 257. Kers5vondrijstenbrij eeten, wat dit zeggen wil. 289. Kjellius , zijne geleerde verhandeling. 244. Kocher , hoogleeraar te Bern. 177. zijn karakter. 17Z. Koffijiiuizen, te Laufanne. 193.  392 BLADWIJZER van'het } Köiilreuter, hoogleeraar. -323. Kolome (Gothifche), in 't kanton Bern. 189. KoppELGEDiciiT op Karei den eerften. 279.. Kropgezwellen der Savooijaarden enz. 30. en volg. 69. 159, Hallers gedagten daar over. 158. Kunstenaars te Geneve. 69, I< .V: . : iaaijat! I^agerströ'm. 361. 371. Lande, (de la) zijne voorzegging van de koraeeten. 11.0. Landvoogd te Bern. 138. te Laufanne. 126. De langallerie, marquis. 122. fterft aan den beet van eene dolle kat. 197, 981. Lasnedourg, ftad in Savoije. 20, 27. Latijnsche taal, overblijf/els daar van in 't Savooisch. 75.Lausanne, berigten daar van. 118. wetten aldsar tégen de pragt, 118. Godgeleerde grondftellir.gen. 119. Omliggende ftreek. 128, 129. Lavanges. 19. 1 Lfrber, hoogleeraar, zijne opfchriften en werken. 141. 177. Lereche, predikant. 163, 166. Leisel. 312. Lichtenberg, hoogleeraar. 251. LimmaT, vloed in Baden. 214. Lindeblom, hoogleeraar. 304. LüNDi-green. 233 , 289, 295. Karakter van zijne %touw. 295. Linneus. 68. Zijn oordeel over Millers afbeeldingen in koper, 23$. Li unc«  derde deel. m Ljungberg, hoogleeraar. spr. Loüwtü, lordbisfchop van Oxford. 234. zijne werken. 270. berigt van zijn karakter. 272. zijn zoon behaalt met een Latijnsch gedicht den prijs te Oxford. 273. De luc, hoogleeraar te Geneve. 73. zijn kabinet met munten. 68. Lüllin boissier, bankier te Parijs. 66. M. IVlAATscHAppijfjoIconomifche^te Bern. 102, Maffei, marquis. 23. Magneetnaald, van dezelve word reeds in de 13 * eeuw gewag gemaakt. 60. Mahon (lord), zijn verblijf te Geneve. 55, 71. 73, ~6, -7%. van zijne geleerde werken. 56, 237. trouwt eene dogter van lord Chatam. 237, 306. zijne verbetering van een waterwerktuig. 237, 238, Marlbourouch (hertog van). 166. Marmer (wit), of het in Zwitzerland is? 133. Martin, fchilder. 303. Mathesius , Zweedsch predikant, in Londen. 232» Martorelli. 348. Maubert. 88. Maudrv, fchutters koning; te Geneve. 7?. May, Histoire Militaire des Suis/es, 173. Mazoccmi. 348. Medailuons naar Antieken, op de boekerij te Geneve. Co. Meklemrurg Scbweriu (Prins F. van), zija verblijf in Geneve, 55- 109. ui. Deel. d j  394 BLADWIJZER tan «et Meyringen. dorp , fa het dal Haszli. 189. Miller (Joh.) geeft de plaaten van Linneüs ftelzel uit.236. 311» Mikistrs , betékenis van dien naam, te Geneve. 50. Misthoopen, bij Geneve. 114, 115. Montblakc , of Moiitmaudit, in Savoije, deszeifi befchrijving en hoogte. 73, 76. MoNTENVERD. 72. 74, Montolieu (baron). 131. Morand , te Geneve. 96*. zijne fchriften, 309. Morangie , Voltaire trekt zig zijne zaak aan. 99, Mo reen , fcheepskapitein. 357. Morgagw. léo, Morgue, ftad. 117. Moses gefchiedenis der Schepping. 152. fVIuNCHHAUSEN. I57. Mureus. 292. Musgrave (Dr.) koopt Newtons boekerij. 279. Muzieknooten te drukken, wien de uitvinding toegefchrévee word. 2or. Murten. 133, 134. Mijlen , Piemonteefcbe. 20» Savooifchc. 40. J^^aamen, bederving derzelven. 132. van plaatzen cp x en y. joó. Necker, van zijne fchriften. 125. Negri, zijne befchrijving van Lapland. 310. Newton (ridder), alle zijne werken met eigenhandige aantéke* ningen. 280. N.  DERDE DEEL, 395 zijne eigenhandige brieven aan Flamfteed. 280. handfchriften van hem. 280. Nollets electrieke proeven. 66. Norberg (hoogleeraar), zijn berigt van Björnitihls lattfte reizen en dood. 365 en volg. North (lord), kanzelier te Oxford. 248. Nostocks voorzeggingen. 110. Novalese , aan den berg Cenis. 14,1.7, Nyon, eene ftad. 117. O» Onregtzinnigheid , te Geneve. 44, 4^. Opperhaszli, zie Haszli. Opschrift (oud), te Laufanne. 156. Opschriften , te Bern. 141. Orleans (hertog van). 94. Ostervvald , predikant, te Neufchatel, zijn katechisauj is te Geneve ingevoerd. 46. Oudheden, in Aix en verders in Savoye. 40, 41. te Avenches. 133. in Sardinië. 7, Oxford, merkwaardigheden aldaar. 276K Pi Paoli, generaal. 2. z'jn karakter. 236, 237. brief van hem aan Rousfeau. 103, Papyrus, Egiptisch. 63. Paquards uitvindingen,betreffende de ElecViciteit. 66. Dd 2  Jitf BLADWIJZER van fa* Passi , dorp, in Savoye, latijnfche opfchriften aldaar, f6. Pasteur, wat het,te Geneve,betékent.50. Pennaflorida, Spaanfche graaf, te Geneve. 81, 101, 113. deszelfs vader. 113. r Pento (graaven), bekwaame vestingbouwkundigen. 24. Perpetuum mobile , door du Rey uitgevonden. 89. Petavius (Alexander). 62. Philippus IV. koning van Frankrijk, deszelfs huishoudingsrék* ning, 63. Photii Quafl. Amphilochiatia. 25. Plessis chatillon (Marquis du}, zijne papieren. 64. POCOCKE. 72. Pompadour (Mevrouw van), haar af beeldzel. 94. Porta, opfchriften aldaar. 367. Pretendent van Engelland, anekdoten van hem. 88. PRé l'Evé jR~aad te Bero. 138. Raadhuis te Bern. 176. Ramasse, torp,aan den bergCenis. 20* afleiding van dezen naam. 21. dit woord word-ook van flédevaarten gebruikt. 21» Ramasse, foort van (léde. 21. RaMASSLR. 21, 22f'  DERDE DEEL 397 Rasche beweert, dat de Zwitzers van oorfprong Zweeden waren. 174; Rasumofsky (graaf). 122. Rawlinson (Dr.) vereert de briefwisfeling van Wafenberg ca Gyllenborg aan de Bgdléyfche boekerij te Oxford. 267. Rayalin (baron). 241. ' Regtzinnigheid , te Geneve. 48. te Bern. 178. Reizen, in Zwitzerland, is duur. 2rr. Reverdil , Deenfche ftaatsraad. 117. (du) de Morfan, te Ferney. 86, 87, io2, I03, z>me Iévensbefchrijving van Voltaire. 87. Overige fchriften. 87, 88. werktuigkundige proeven. 89. vaerzen op Rousfeau. 103. Richardson (Joh.), zijne Arabifche fpraakkunst 307 'SS:™ Roches (de). 53. Role, een dorp. .117. Rollen (gefchréven), te Geneve. Ö3. Rolott, gefchiedfchrijver. 27. Romanzow (twee jonge graaven) ftudéreu te Leiden ^ Rome, Italiaanfche taaluitfpraak aldaar. 15. ' Romeliacon, oude ftad,in Savoye. 4r. Rosen van Rofenftein. 121. Roth, zijne kaart van den aardkloot. 171. rousseau. i0o,i02. Anekdoten van hem. 103. van zijne vrouw en zijnen zoon. 104 Rudbeck, (baron). 76, 84, 251,274,28*8. word lid Van de Society of Antiq. of Lond. Sci. D d 3  5p8 BLADWIJZER, van het keert wéér naar zijn vaderland. 300. Rüe du Bourg , te Laufanne, bijzondere voorregten van dezel. ve. 117. S. Saint benoit, Malthefer ridder, 102. Saint Chari.es, vesting bij Sufa. 24. Saint Jean de maurienne, berigten van die plaats. 28. bisfchoplijk paleis aldaar, en fchilderijen. 30. Saint real» 39. Saint siwon '(maiquis de), zijne gedagten over Hannlbals togt over de Alpen, en zijne werken. 13. 330. e. v. Sala , dorp op den berg Cenis. 10. Salle^ciies, ftad,in Savoije. 71, 76, Sardinië , berigten van dit rijk. 2. en volg. onkunde, woestheid en morsfigheid der inwoners. 3, 44 oudheden aldaar. 7. fterkte van dit rijk. 24, 15. deszelfs haven. 25. natuurlijke gefchiedenis. S. Volksménigte. 9. Sardinisciie taal. 3. Sarpj , zijne brieven worden te Geneve bewaard. 59. deSaussure, hoogleeraar, te Geneve,berigten van hem. 64.65. zijn kabinet van natuurl. zeldzaamheden. 95. SauviGNY (mevrouw de). §7. Savana. 25. Savoijaarden, nunne kropgezwellen. 31. hunne lérenwijze. 32. Savoije , aardrijksk. berigten van dit land, 27, en volg. Godsdienst aldaar. 32.  ÖERDK DEEL m Sa»oije, Volksménigte. 38. wijze van reizen. 71. landftreeken en gezigten. 71, 75, Savooische taal. 37. Schmidts befchrijving der Avenchife oudheden. 133. Schonberg , Zweedfche kanzelaarijraad. 148. Schouwburg .buiten de poort van Geneve. 112. Slangen (lévendige) in de maag van een meisje. 63. SLéDEx in het Piemontéfche. ai. Sneeuw, in Zwitzerland. 117, Sneeuvvklomie.m,op den bergCem'i. 17. Schrijvers (oude) zijn voortreflijk in het Italiaansch vertaald. m» Schulteen, berigt van denzelven. 302, 303. zijn werk. 302. Schuppach .wonderlijke arts, in Langnau. 199. ScoTüM votivum (Roomsch), te Geneve. 63. Seigneux de correvon, zijne fchriften. 124. Seinen,bij onlusten, in Zwitzerland. 80. 137. bij aankomende karavanen , in China. 80. Senebrier, zijn loft'chrift op Haller. 168. Senicia , vloed. 17. Seremus(bisfehop), berigt van zijne werken. 258. Sergel, beeldhouwer. 298. Sixner, boekbewaarder, te B»rn. 169, 180. zijne Naamlijst der Bernfche boekerij. 169, Sinner, landvoogd, te Bern. 181. Sinner, baillita Bern. 180. Sociniaanen, of de Geneeffche godgeleerden het zijn. 45. Solander (Dr.) 234. heeft het opzigt over het Brits mufium. 235. Soldaaten (Zwitzerfche,)hunne wapenoefening. 127. Sotbers, zijn opfchrift op BjöniflShlj grafzerk. 363,  4.00, BLADWIJZER van hei SoTTTSIER. I04. Spaansche boeken. 111, 112. Sparre. 352. Sparti , verklaring van dezen naam in een handfchrift des niet*» wen testameuts. 6i. Sperat. 263. Spielman. 325. Springer, zijne kennis inde ftaatkunde. 233. heeft veel gedaan aan de Zweedfche kerk te Londen. 292. bijzondere berigten van hem. 293. Staal , overfle, 310. Stahl, beeldhoe.wer, twee merkwaardige graftomben doorhem vervaardigd. 206, 207. Stahl, Overfle. 143, 160. StSlbero. 310. Standbeeld van Gustaaf Adolf, van wasch. 171. van [den hertog van Weimar, van wasch. 174. van Teil, van hout. 176. Stanhope (lord), te Geneve. 55. 237. laat Simfons opera, te zijnen koste, drukken. 305. Stapfer. 179. Stegeborg, de ftreek om hetzelve op zijde geborduurd. 295, Sterretoren, te Oxford. 366. Stipendium , te Oxford. 2 84. SUSA. 14, 24. Susurro, berigt daarvan. 368. Swinton , berigt van deszelfs histoiifche fchriften. 268. heeft deel aan de hédendaagfchehiltoriein Engell.iBd.268. T. T aal, Duitfche en Fraufche, in Zwitzerland. 133.. Taccuino. 104.  DERDE DEEL. 401 Taube, ridder. 287. Tekening (fpotagtige) op Voltaire en zijnen drukker, ioi, Tell, zijn afbeedzel. 175. Thomas van Heraklea, berigt van denzelven. 260. Tiraboschi. 23. Tissot, berigten van hem. 120. reize der hertogin van Wurtemberg naar hem. 85. Toaldos gefchrift over de blikzemafleiders, 65. Tongval (Zwitzerfche). 134. Topus , wat het zij. 368. Torelli. 307. - Toskaansche tongval van het Italiaansch. 15, Trasteverini in Italië. 15. Trippel , beeldhouwer. 349. Trochinus folarh, in 'c kabinet van den ridder Linneus. 6$, Trouwplegtigheden , te Geneve. 52. Tscharner (Bernard), zijn deel aan de Yverdonfche Encyclopedie. 1S6. (Nikolaas Emanuël), zijn gefchrift tégen de pragt. 18$. Tuighuis , te Bern. 175. Turin , Italiaaufche en Franfche fpraak aldaar. 15, Tweegevegten, draf daar tégen te Bern. 195. U. "Uurwerken (kunflige), te Geneve gemaakt. 69. Uurwerkmakerijen , te Fernei. 99. Ultramontani, betékenis des woordj. 136. Universiteit, te Cagliari. 3. te Geneve. 53. te Oxford. 377. Uri , geleerde te Oxford. 255. III. Deel. E e  »o» BLADWIJZER van met '^^aniïre, Voltaires fekreta"i*. SS. Vassor (Lu), Rousfeaus vrouw. 104» Vaud (Pierre). 34, Veeteelt, in Zwitzerland. ut. Verdraagzaamheid, lof derztlve. 35. berigt daarvan iu de Sardinifche ftaiten. 31. Vërfazza, een gefchrift van hem. 9. Vernes, predikant te Geneve. 47. Vernet, hoogleeraar te Geaave. 48, 15a, Veronese (Paolo), fchilder. 94. Versoix, dorp aan het Geneeisch meir. 115» Vïrsteeningen. 68. Vijnb (La), Voltaires kamerdienaar. 101. VlLLAFRANCA. 25. Villoison (De). 338,343. 359, Vinqs (Leonardo da). 161. VlN de COTE, 117, Viso, berg, over welken Hannibal trok. ij,- Volaire , predikant te Geneve. 37. ':i VoLKAANEN» 152, VoLKsMéwiGTE te Bern en in het bondgenootfchap, 14», Voltaire, omftandige berigten van hem, 83. Björnftahls gefprek met hem. 85. oordeel over Gustaif III, en de Zweedfche itaatsverinde» ring, 85. Zijne wijze van ftudéren en arbeiden. 86. 93. 98; hoe hij den openbaaren godsdienst bijwooit. 91. of hij geprédikt hesft. 91. ftaat zijner gezondheid. 92, 96, ioi. Jévensrégel. 93. «fbceldieh 94.  der.de deel. 4^ akker door hem zeiven gebouwd. 55. Anekdoten van hem. 97, 103. en volg. zijn huishoudelijke Haat. 97. gedrag bij de GeneefTche onluiten. 80. Wéldadigheid. 99, borstbeeld. 100.' graftombe. 94, 100. boekerij. 100. Vaerzen op Rousfeau. 103.' zédeiijk karakter. 106 ,107. godsdienstltellingen. 107. of hij een atheïst zij. 107. gedenkpenningen op hem. in. zijne betrekking tot Halter. 161. zijn brief aan Haller. 162. word in Bern niet geagt. 19a. fpotagtige tékeuing op hem. iptt VoLTAIRIAANEN, Io8. Vrouwspersonen, in Zwitzerland, léven tngetögec. IJt<. Vrijplaatzen, misbruik derzelven in Italië. 10» aflchïffing derzelven. xi, W. w W achterj munten cp Voltaire. 112. Wachtmeister (graaf). 241. Wagttoreni, in Zwitzerland. 80. Waldensen, berigten van hun. 32. Wal™ (Jufvrouw;, handfchrift'van haar.ft. Wallerius over de bergfloffe..), 65. Walnootöue , word veel gebruikt i'n het éten. ,,8 Warburton (bisfehop;, zijne geleetde werken. 1,1 WARGENTtV. X48, £ e a  BLADWIJZER van het DERDE DEEL Warton , zijn geleerd werk. 245. Waterpompen, te Geneve. 113. Wegen in Savoije. 40. Wetterqujit, reisgenoot van den graava Brahe. 208. 306. Wkeeler, hoogleeraar, zijn zeldzaam karakter. 284. White, hoogleeraar, te Oxford. i5f, 310. laat Philoxenus Syrisch N. testament drukken. 262. Wilhelmi, hoogleeraar, te Bern. 177. Wilkes , lordmayor, te Loaden. 234- WlNPHAM. 74. Winkelman, Goto genoemd. 136. Winstanleij , berigt van zijn [Journaal. 243. 244. Woide , prediker in Londen;- 269. 296. Woods werk over Homerus 56. Woordenboeken derlandfchapsfpraaken, nuttigheid derzelven. 75. Wurtemberg (hertogin van) bij Voltaire. 85. Voltaires vierrégelig vaers op haar. 10S. Wijnbergen , in Savoye. 28. Wijnoogst, in Zwitzerland. 127. Y. Ysbergen, in de Republiek Bern, zijn nuttig. 183, 184. in Savoije. 71, 72. 74. Z. ZféDEN te Bern. 139- ZlBALDONE. 140. Z immerman. 154. Zweeden , deszelfs (koning en inwoners, oordeel der Spanjaar- den daar over. 81. Zweeden, worden in Italië voor Zwitzers aangezien. 136. Zwitzerland, deszelfs ligging en lugtftreek. 127, 128. Zwitzers ftaramen, zo men zegt, van Zweedan af. 174-