R A P O R T r> e r GECOMMITTEERDEN* L. J. VITRINGA, P. VERHOYSEN,' M. C. van HALL, L. van den BRAAK, en L. T. de KEMPENAER, aan de WETGEEVENDE VERGADERING * OMTRENT DE ADRESSEN VAN EÉNIGE LEDEN dèr. GEREFORMEERDE GEMEENTE TE AMSTERDAM, OVER DE ZAAK DER VYFTIEN IN 1796, ALDAAR VAN HUNNEN DlENST ONTZETTE LEERAAREN, DIER GEMEENTE; BENEEVENS DE DISCUSSlëN PAAR, OVER GEVALLEN IN DE EERSTE KAMER VAN DE GEZEGDE WETGEEVENDE VERGADERING* TE BEKOMEN TE AMSTERDAM, BY tV. Brave, G. Bom, Briët, van der Burch , Allart? M. de Bru'yn, Lardé, Sake* en Swalm.   BURGERS REPRESENTANTEN! By belluit van den i Maart laatstleden , behaagde hetUwlieden in handen van uwe Medeleden Vitringa, Ferhoyferi, van Hall, van den Braak en de Kempenacr, om daaromtrent der Vergadering te dienen vanconfideraticn en advis, te Hellen eene Misfivevan het Uitvoerend Bewind der Bataaffche Republiek , gefchreeven alhier den a8 February daar te voren ; daarby aan dcVcrgadering inzendende, het door den Agent van inwendige Politie gerequireerd Bericht van deMunicipaliteit der Stad Amfielaam, op deRequesten van een aantal zich noemende Ledemaaten van het Nederduitsch. Gereformeerd Kerkgenootfchap aldaar, betreffende zeker befluit van den voormaaligen Raad der Gemeente van dezelve Stad, van dato 15 Augustus i796,waarby vyftien Leeraaren van het gemelde Hervormd Kerkgenootfchap van hunne Bedieningen zyn ontflagen, doch welken de Requestranten verlangen, dat als nu wederom in hunne posten herfteld worden. Uwe Commisfie de gemelde Misfive en Bylagen,gelyk ookdehicrvorengemeldeRequesten, geëxamineerd hebbende, en als nu aan het belluit van deeze Kamer zullende voldoen, moet de vryheid neemen, vanUwl. vooraf te herinneren: • Dat alle de gemelde Adresfen betrekkelyk zyn tot een bekende gebeurenis; daaruit haaren oorfprong hebbende , dat het voormaalig Provinciaal Beduur van Holland by Decreet van den 15 April des Jaars 1796, heeft vastgefteld, dat, van alle die Ambtenaaren in dat voormaalig Gewest, welken tot dien tyd toe geene der wettiglyk opgeroepene Grond- of Wykvergaderingen hadden bygevvoond, zoude worden afgevorderd eene belofte, zynde van den navolgenden inhoud: Ik bclove onderwerping aan zodanige Regeringsvorm, welke, gegrond op de Oppermacht des Volks, thands provi/toneel bejlaat, en in het vervolg finaal zal worden daargefield; en nimmer met woorden of daden te zullen mede' werken tot her [lelling van het vernietigd Aristocratisch, A 3 en  co en Erfjladhouderlyk Bejluur. — Zynde danrby verder b.paald: dat alle de ge enen, die weigerig mochten zyn, o-B deeze belofte afteleggen , zondir eertige conniventie terfiond van hunne bedieningen zouden worden ontjlagen. Het gemelde Provinciaal Beftuur geoordeeld hebbende, dat deeze belofte mede moest worden afgelegddoof de Predikanten by de voormaals heerfchende Kerk, als des tyds nog zynde of befchouwd kunnende worden, als bezoldigde Ambtenaaren van den Staat, dan ook verre de meesten van de gemelde Predikanten zich in dat voormaalig Gewest aan het gezegde Belluit hebben onderworpen ; maar dat eenige van dezelven , en daaronder vyftien Leeraaren van het Nederduitsch Hervormd Kerkgenootfchap te Amjleldam zwarigheid hebben gemaakt, om aan den wil der toenmaalige Hoogst«recontlitueerde Macht zonder eenige bepaaling te gehoorzamen,zich latende voorftaan die belofte in gemoede niet anders te kunnen afleggen, dan als een belofte van onderwerping, zodanig, dat zy daardoor niet zouden kunnen begreepen worden colrfesfie van gevoelens te doen, noch iets te beloven, hetwelk ftrydig zoude zyn met hun Ampt als Leeraaren der Hervormde Kerk. De herhaalde pogingen,die des niettegenftaandezyn aangewend, ten einde de gemelde Predikanten te bewegen0, om zich te onderwerpen aan het belluit van het Provinciaal Beftuur, en om de door hun gemoveerde bedenkingen, zoo veel mogelyk, uit den weg te ruimen, hebben de gewenschte uitwerkinge niet gehadt, zo als onder anderen aan uwe Commisfie is gebleeken uit eene gedrukte Bylage, behorende tot het dagblad der Vergadering van den Raad der Gemeente te Amfteldam, fn een kort verhaal of aantekeningen geformeerd, door 'een Lid der Commisfie uit het midden van den gemelden Raad benoemd, tot de zaake der afteleggene belofte door de Ambtenaaren binnen dezelve Stad destyds fungeerende, welke beide Stukken nevens het Bericht der Municipaliteit zyn gevoegd. Van dit alles is dan ook het gevolg geweest, dat de meergedagte Predikanten, op den 15 Augustus 1796, door den toenmaaligen Raad van de Gemeente der Stad Am-  (5) Amfteldam, ingevolge, en uit krachtc van een nader Belluit van het Provinciaal Beduur, zyn gedimitteerd of ontüagen, en dat vervolgens,op publicq gezag, andere Leeraaren in hunne plaats zyn beroepen, welken als nog in-die betrekking by het Hervormd Kerkgenootschap aldaar fungeeren. Uwe Commisfie zal zich niet ophouden met een verder detail der byzondere omlhvndigheden van het voorgevallene by deeze gelegenheid, als het welk , naarhaare gedagten, eigenlyk geen onderwerp van Uwl. onderzoek, en deliberatie kan opleveren ; maar het zal genoeg zyn, om Uwl. nog kortelyk te herinneren : Dat de pofniven van de onderi'cheidene Adresfen,en van de daarnevens gevoegde Dcclaratoiren hoofdzakelyk hierop nederkomen, dat het gemelde ontllag der vyftien Predikanten, reeds van den beginne af,en vervolgens by aanhoudenheid eenen zeer ongelukkigen invloed zoude hebben gehadt op het welzyn der Gemeente, behorende tot het Hervormd Kerkgenootfchap te Amfteldam, op het belang der Armen, en de onderlinge verkeering van een groot aantal der Ingezetenen van die volkryke Stad. Dat ondertusfehen by de aangenomene Staatsregeling zynde bepaald, en verklaard, dat de Wet zich alleen iiitftrekte tot daden, en nimmer tot gevoelens , mitsdien volgens dezelve ieder Burger het voorrecht moest genieten, om in de waarneming van zynen Godsdienst met genoegen, en voldoening van zich zeiven, te mogen verkeeren, terwyl de Maatfchappy ten deezen opzichte aan allen gelyke vryheid, en befcherming verleende; Dat daarenboven, zedert eenigen tyd, in diverfe Plaatfen van deeze Republiek, verfcheidene Predikanten, die zwarigheid hadden gemaakt, om de hier voren gemelde, of zoortgelyke belofte afteleggen, en uit dien hoofde* waren ontüagen, zyn herfteld, en van hunne 1'ufpenlie en dimisfie ontheven, of in andere Gemeentens beroepen zyn, uit hoofde, dat, met het aanneemen der Staatsregeling, alle voorgaande Declaratoiren, door byzondere Provinciën of Provinciale Beftuuren geïntroduceerd, niet meer in aanmerking kwamen, en ingevolge het bepaalde by de Acte van Staatsregeling, de aan,, A 3 ftet-  (O {telling der Leeraaren aan de onderfeheiden Gemccntens was overgelaten. Dat de Requestranten inzonderheid vermeend hebben, hunne pogingen tot heritel der vyftien ontflagene Predikanten te moeten aanwenden, om dat die Admisfie van eenen zeer voordeeligen invloed zoude zyn, niet alleen op het welzyn der Gemeente, waar van zy (zoo zy zeggen) Ledematen zyn, en het belang der Arme en behoeftige Leden van dezelve, maar ook op de algemeene rust, en de goede verftandhouding der Ingezetenen van de meergemelde Stad onder eikanderen, mitsgaders op het beramen van alle zodanige fchikkingen, uls tot in ftandhouding van den openbaren Godsdienst by dat Kerkgenootfchap moeten gemaakt worden. Deeze gronden zyn by de onderfcheidene Adresfen, welken Gyl. in handen van Uwe Commisfie hebt gefield, meer of min uitvoerig voorgedragen, terwyl by één van dczelven ook inzonderheid wordt aangedrongen — Dat, na dat de Kerk van den Staat gefcheiden is, en aan ieder Kerkgenootfchap devryheid is toegekend, om, buiten eenigen invloed van het Politicq Beltuur, zyne Leeraaren te beroepen, en aan te ftellen, dezelven niet meer kunnen aangemerkt worden, als publicquc Ambtenaren; maar alleen als Perfonen verkoren door de refpective Kerkgenootfchappen , om dezelven in hunne Godsdienltige groudbeginzelen te ondcrwyzen. Wy kunnen echter niet nalaten Uwl. te doen obfervecren, dat de verzoeken of de conclufien op de hier vorengemelde pofuiven,by de onderfcheidene Requesten gebouwd, niet van eenen gelyken inhoud zyn: Terwyl één van dezelven, waar by verfcheidene Declaratoiren, door een aantal Perfonen getekend, tot appui of onderfteuning gevoegd zyn, daar toe ftrekt: eerftelyk, dat, het Vertegenwoordigend Lichaam zoude gelieven te verklaren , dat de Leden tot het Hervormd Kerkgenootfchap te Amfteldam behorende, ingevolge de Staatsregeling, het volkomen recht hebben, om zodanige Perfonen tot hunne Leeraren aanteftcllen en te verkiezen, als zy voor het nut van dezelve Gemeente nodig zullen oordeelcn ; en in de tweede plaats: dat de dispofaie door de toenmalige Municipatiteit van Amfteldam in dato 15 Augustus 1706,  1796, ten opzichte van de voorfz. Predikanten uitgehragi, en waar by dezelven van hunne Posten zyn gedimueerd. na dat de Kerk van den Staat gefckeiden is, en na dat a//e invloed van het Politieke op het Kerkelyke ten eenenmaa:c cesfeert, de voorfz. Gemeente niet kan verhinderen, om de voornoemde Predikanten op nieuws tot hunne Leeraaren ie nomineeren. en te verkiezen. Doch dat deconclufie der overige Adresfenzicb daar' toe bepaalt: dat de Vergadering zoude gelieven te verklaren, dat, vermits de redenen, die tot het daar by gemelde beftuit van den Raad der Gemeente der Stad Amfteldam, van dato den 15 Augustus 1796, aanleiding hebben 'gegeven, zedert dien tyd waren komen te cesfeeren, hetzelve hejluit dienvolgende alsnu behoorde te worden gehouden vóór vervallen. By het tot hier toe voorgedragene, moeten wy, tot verdere opheldering, nog voegen: dat de Municipaliteit der Stad Amfteldam, zich by haar bericht aan den Agent van Inwendige Policie toegezonden, gedraagt, aan eene daar nevens gevoegde Misfive van haar Committé van Binnenlandlche Correspondentie, het welk zich wederom5 ten opzichte van het voorgevallene met de meergemelde Predikanten, refereert tot de Bylage, behoorende tot het Dagblad der Vergaderingen van den Raad der Gemeente derzelve Stad, en tot de gehoudene aanteekeningen, of het kort verhaal aan haar gefuppediteerd, door een der Leden van de Commisfie, die tot de zaak der afteleggene belofte door de Amb- tenaaren, uit het midden van den gemelden Raad, was benoemd; van welk een en ander wy reeds hier boven hebben gewag gemaakt. Voorhet overige geeft hetCommitté by dezooevengedagte Misfive te kennen,dat indien van hetzelve nietRechts bericht, maar ook confideratiën ten opzichte van de zaak voorhanden gevorderd waren,,, alsdan, op de „ klaarfte wyze, door hun zoude kunnen worden aan„ getoond , dat alleen de tegenwerkende geest van „ deeze Predikanten, welker gevoelens te wel bekend „ waren, dan dat het noodig zoude zyn dezelven te „ omfchryven, oorzaak is geweest van derzei ver re„ motie, en dat de toenmalige Raad der Gemeente dier „ Stad veel, mogelyk te veel conlideratie, met dee^e A 4 „Leer-  „ Leeraaren, roet betrekking tot andere ongelukkige „ voorwerpen, welken met hun in een geval'verk'eer„ den, hééft gebruikt, en daardoor van hunne zyde „ getoond heeft, alles te willen toebrengen, wat zoude ,, kunnen ftrekken om dezelven tot hunnen pligt terug ,, te brengen, en, alle onaangenaamheden voortekomen. ' ,, Dat wyders, wanneer men onbevooroordeeld de toe„ dracht van deeze zaak overwoog, en in verband bé„ fchouwde met den aart van den post, welke een open„ baar Leeraar bekleedt, en den invloed bereekende, ,, welken natuurlyk daaraan verbonden is , wanneer „ men de ondervinding raadpleegde, en de voorbeelden welken de Gefchiedboeken van alle tyden opleveren ^ ' n zich voor den geest bragt, allen de duidelykfte be„ wyzen met zich voerende, dat men, wilde mertwaar,? lyk,verhoeden, dat leeringen en ftellingen, ftrydig ,, tegen de orde yan zaaken, en het geluk en zekerheid „ der Maatfchappy,door de zich noemende Djenaareri „ van den Godsdienst, van den Leerftoel worden ver„ fpreid; wilde men het fyn vergif, dat, door veela't ,, wel uitgefprookene voordragten, in de harten van, ,, min kundigen, of bevooroordeelde wezeni zoo gereedelyk indringt,en vaak zeer gevaarlyke uitwerk., felen voordbrengt, te keer gaan , —' men niet te ,, zeer konde waken, dat aan Perfoonen, welken tot „ heden toe, zoo volmondig belydenis doen, van een ,, Politicq Systhema, ftrydig met de thans plaats heb„ bende orde yan zaken, en de vryheid van dit Ge,, meenebest, de gelegenheid benomen worde , om hunnén nadeeligen invloed op dé Leden hunner Ge„ meente uitteóeffenen. Het Committé voegt daar nog verder by, van gedagten te zyn, dat 'er geen ftand is, welke van den Perfoon die dezelve bekleed een meer aftief Patrio„ tisme vordert, dan die van Prediker, ——- daar al„ les te zamen loopt, om het openbaar onderwys op de zorgvuldigtte wyze te regelen, en te doen mede„ werken tot bevoordering der weldadige oogmerken, welke de Beftuurers van eene verlichte, en vrye „ Natie bedoelen, én daarftellen moeten; gelyk ook ,,>om die alleszins wyze redenen, het Franfche Gou-. i3 veruement de fcherpfte maatregulen hadt genomen, " » te-'  <9> i, tegen zulkp Priesters, welken hunnen burgerplicht „ hadden verzaakt, door het halftarrig weigeren om ,, den Eed of Belofte hun door hetzelve Gouvenement ,, voorgefchreven afteleggen, enz. Na deeze Vergadering alzoo met de toedracht der zake, zoo veel nodig was, bekend gemaakt te hebben, als nu overgaande om onze confideratien mede te declen, vinden wy ons verplicht Uwl. eene bedenking voor te dragen, die ons al aanftondsby de inzage der Adresfen, en Bylagen voor den geest moest komen, dat namelyk de tekenaars van deeze Requesten, en van de daarnevens gevoegde Declaratoiren, zich wel qualificeeren te zyn, Leden van het Hervormd Kerkgenootfchap binnen de Stad Amfteldam, doch dat geene het minfte, veelmin eenig legaal bewys van dat Lidmaatfchap door hun is overgelegd; gelyk ook ons even weinig gebleeken is; dat het verlangen van de Requestranten zoude moeten worden befchouwd, als de begeerte van het meerdergetal der Leden van het Hervormd Kerkgenootfchap aldaar, als zynde het, in onderftelling, dat alle de gemelde tekenaars waarlyk tot dat Genootfchap in die betrekking zouden behoren, uit hoofde van deszelfs bekende talrykheid, buiten bedenking, dat dan nog die Requestranten daar van Hechts een klein gedeelte zouden uitmaken. Deeze reflexiën verdienen zeker Uwl. byzondere opmerking, en inzonderheid is de eerstgemelde, uit haren aart en natuur, van zoo veel gewigt, dat, indien deeze Kamer goedvondt de meergemelde Adresfen, uit dien hoofde buiten verdere deliberatie te houden, zy rioch onrechtvaardig, noch onbillyk zoude handelen; terwyl niemand kan tegenfpreken, dat de geenen, die zich eenige qualïteittoéfchry ven, voor alle dingen, moeten doen blyken, dat zy dezelve met de daad bezitten, en dat by ontftentenis van dat bewys, hun verzoek, als daar op in de eerfte plaats gebafeerd zynde, geen onderwerp der raadpleging, of beflisüng eener geccnftitueerde macht kan opleveren. Wy onderwerpen aan uwe wysheid, of, en in hoe verre Gyl. in het geval voorhanden, overeenkomftig dat principe, het welk de goede orde billykt, als nog A 5 zou-  C 10 ) zoudet willen handelen, en dienvolgende de ingeleeverde Adresfen aan de Requeftranten zonder difpofitie doen terug geven. Wy zouden Uwl. daar toe ook als. nog advifeeren, ware het niet, dat, gelyk uit onze volgende confideratien zal blyken, op de gedane verzoeken, (ingevalle deeze Kamer zich met de gedagten van haare Commisfie vereenigt,) zoude kunnen gedisponeerd worden in diervoegen dat door dezelve de qualiteit, die de verzoekers zich adscribeeren, noch dired, noch indireft erkend, maar integendeel in het midden gelaten zal worden ; terwyl het daar en boven aan uwe Commisfie niet ondienftigtoefchynt,dat de Vergadering van deeze gelegenheid gebruik maakt, om zodanig te disponeeren, dat alle verdere Adresfen tot gelyke eindens ftrekkende, welken men anderzins moet te gemoet zien,enhet aanleggen van nieuwe deliberatien daar over, worde voorgekomen. De Commisfie vermeent ook te mogen ondcrftellen, dat de laatstgemelde reflexie haren grond vindt,in den verklaarden geest van deeze Vergadering, zoo verre zy denzelven uit de reeds genomene befluiten mag afleiden; daar zy geene zwarigheid gemaakt heeft, om,, aangezien het defect van bewys der qualiteit, die de verzoekers zich toefchryven, ons uit hun midden te benoemen, ten einde Uwl. op de meergemelde Adresfen te dienen van confideratien en advis, en vervolgens ook daar op inteneemen het bericht van het Uitvoerend Bewind; terwyl eindelyk, by de Misfive der Municipalitcit van Amfteldam, en van deszelfs Committé van Binnenlandfche Correfpondentie, niet wordt tegengefproken, dat de Requestranten tot het hervormd Kerkgenootfchap behoren. Om de bygebragte redenen ons vleijende, dat het Uwlieder welbehagen zal zyn, dat wy ten opzichte van deeze zaak uwen aandagt nog eenige oógenblikken bezig houden , moeten wy ons al aanftondsbepaalen,by heteerfte Lid van het verzoek, by een der Adresfen, en de daarnevens gevoegde Declaratoiren, aan welker hoofd zekere J. L. Brix en Conforten zich hebben opgedaan, invoege voorfz- daartoe (trekkende, dat het Vertegenwoordigend Lich.  C # ) Lichaam zoude gelieve te verklaren , dat de Leden tot het Nederduitsch Hervormd Kerkgenootfchap te Amfteldam behorende , ingevolge deStaatsregelinghetvolkomen recht hebben, om zodanige perfonen tot hunne Leeraaren aanteftellen, en te verkiezen, als zy voor het nut van dezelve nodig zouden oordeelen. Wy zullen echter daarover niet behoeven uitteweiden,terwyl de bloote voordracht ons genoegzaam fchynt, om Uwl. al aanftonds te overtuigen, dat het ten eenemaal onnodig, en overtollig, ja zelfs ongepast zoude zyn, dienaangaande, in het geval voorhanden, eene byzondere bepaling te maken. Tot dat einde behoeft men zich Hechts te herinneren, dat, volgens het ip.Articulvandealgemeene beginzelen onzer Staatsregeling, elk Burger de vrybeid heeft om God te dienen naar de overtuigingvan zyn hart, terwyl de Maaifchappy ten dien opzichte aan allen gelyke zekerheid enbefcherming verleent, mits de openbare orde, door de Wet gevestigd, niet door den uiterlyken eerdienst gejloord worde. Terwyl al verder by het o r. Articul is vas tgefteld, dat elk Kerkgenootfchap zorgt voor het onderhoud van zynen Eerdienst, deszeifs Bedienaren, en Ge/lichten* Dit vastftaande, zomoeteen van beiden waar zyn, of dat de Requestranten, wanneer zy verzoeken, dat de Vergadering zal gelieven te verklaren, dat de Leden tot het Nederduitsch Gereformeerde Kerkgenootfchap te Amfteldambehoorende, ingevolge de Staatsregeling,het volkomen rechthebben , om zodanige perfonen tot hunne Leeraaren aanteftellen, en te verkiezen, als zy voor het nut van dezelve Gemeente nodig zullen oordeelen, niets anders, noch meerder begeeren, dan het geene door de Staatsregeling aan alle de Gemeentens der onderfcheidene Hervormde Kerkgenootfchappenis toegekend, of dat zy langs dien weg, voor het Genootfchap, waartoe zy zeggen te behoren, nogiets, boven of behalvenhet geen aan deszelfs Leden door dezelve Staatsregeling is verzekerd, trachten te erlangen. Zoo heteerlteplaats heeft, dan fpreekt het van zelf, dat zy daartoe geen befluit van het Vertegenwoordigend Lichaam nodig hebben: want,wanneer de Conftitutie zelve duidely k fpreekt, worden 'er geene Wetten, of Decreten van het gemelde Lich-  Lichaam vereischt, qjp aan de Ingezetenen toetekennen, dat recht, het welk zy uit Krachte de Maatfchappelyke Grondwet vryelyk kunnen uitoeffcnen, en waarin zy op de kragtdadigde wyze zullen gehandhaafd worden, door de geenen, welken daartoe uit krachte van diezelfde Staatsregeling gehouden en verplicht zyn. Wy moeten echter alhier in het voorbygaan aanmerken, dat, naar ons inzien, de Geconltitueerde Machten nimmer zouden kunnen dulden, dat door de Leden der Hervormde Kerkgenootfchappen over de Traktementen, die dezelve Genootfchappen, gedurende de drie eerfte jaren na de aanneeming der Staatsregeling, blyven genieten, eenige befchikkingen gemaakt worde, in pnejudicie van zulke Predikanten, welken in plaats van de geenen, die ter zaake, dat zy geweigerd hebbende meergemelde belofte afteleggen van hunne bediening zyn ontflagen, teAmtteldam, ofelders, oppublicqgezag zyn beroepen, ja dat zelfs alle willekeurige, en wederrechtelyke handelingen ten opzichte van deeze alzo beroepene Leeraaren ten allen tyde behoren belet te worden. Doch by aldien de Requestranten het laatstgemelde. Cnamelyk iets meerder dan de Staatsregeling heeft vast-' gefteld) mochten bedoelen , dan behoeft uwe Commisfie naauwlyks aanteftippen, dat het niet alleen ongepast, maar zelfs gevaarlyk zoude zyn aan een dusdanig verzoek een guuftig gehoor te verleenen. Wy gaan dan over tot het tweede lid van het verzoek van Brix enConforten, waarmede in het hoofdzakelyke overëenftemt, dat van de overige Requestranten, die zich daartoe alleenlyk bepalen, en hetwelk (offchoon de extenlie der onderfcheidene Adresfen in dit opzicht eenigzins verfchillende is) in fubftantie echter daarop nederkomt, dat uit hoofde, dat deredenen, die tot het daarby gemelde Befluit van den Raad der Gemeente der Stad Amfteldam, van dato 15. Augustus 1796. aanleiding hebben gegeven, zedert dien tyd waren komen te cesfeeren, hetzelve Befluit dienvolgende als nu behoorde te worden gehouden voor vervallen. Alvorens uwe Commisfie haare gedagten deezen aangaande aan Uwl. mededeelt, zy het haar vergund de ee-  ~(V3) eene en andere algemeene bedenking vooraf te zenden, welken zy zeer gaarne aan Uwl. meer verlicht oordeel onderwerpt. Daartoe merkt zy alaanftondsaan, datzymetdeconfideratië'n vanhetCommitté van BinnenlandfcheCorrespondentie der Amfteldamfche Münicipaliteit zich in zo verre vereenigt, dat het voor het algemeen belang, niet anders, dan de heilzaamfte gevolgen zoude te wege brengen, indien alle de openbaare Leeraars van den Godsdienst yverig waren toegedaan aandejegenswoordige orde van zaken , terwyl zy door derzei ver vermogenden invloed op de Leden hunner Kerkgenootfchappen, zeer veel zouden kunnen toebrengen, totbevoordering der weldadige en Vaderlandlievende oogmerken, en verordeningen van de Geconltitueerde Machten, als mede tot aankweking van Vrede ,en eensgezindheid, die de zuilen zyn van een welgeordende Maatfchappy. Doch, daar volgens de Staatsregeling aan de onderfcheidene Kerkgenootfchappen de keuze der Leeraaren, die door hun bezoldigd worden, niet kan worden betwist — daar de Wet alleenlyk een richtfnoer is, en kan zyn, voor de daaden der Leden van de Maatfchappy, maar de gevoelens, wanneer zy niet opentlyk geuit worden, nimmer onder het bereik van den Wetgever, of van den Rechter vallen, zoo komt ons hoogst moeijelyk, zoo niet ondoenelyk voor, gepaste middelenaantewenden, waardoor in dit opzicht, aan dezogegronden wenfchen en verlangens van het meergemelde Commité van Binnenlandfche Correspondentie, die ook de onze zyn, zoude kunnen worden voldaan. Wy moeten hierby voegen, dat ook het onvoldoende, en gebrekkige van zodanige maatregulen, wanneer dezelven zich zouden bepalen tot de meergemelde ontflagene Predikanten, van zelfs zoude in het oog lopen ; gemerkt het eene bekende zaak is, dat veele Predikanten, die geene zwarigheid hebben gemaakt, om de, door het voormalig Provinciaal Beltuur van Hol'and gevorderde belofte afteleggen, in hunne denkenswyze nopens het Staatkundige, geenzins verfchillen van zodanigen hunner Medebroeders , die uit hoofde van de weigering derzei ve belofte , te Amfteldam, en elders, zyn gedimitteerd geworden; en  en wy zyn daarenboven onderricht, dat het te kennengeven van de Requestranten, dat zoinmige van die alzo ontflagene Leeraaren by andere Gemeentens van het Hervormd Kerkgenootfchap binnen deeze Republiek op nieuws in dezelfde hoedanigheid beroepen zyn, en tot op dit ogenblik fungeeren, der waarheid overeenkomftigis. Dan hoe het ook daar mede moge gelegen weezen, wy zyn in allen gevallen van gedagten, dat niet door be'loftens, of verklaringen, aan welken al te dikwyls eene uitlegging wordt gegeven naar de zinnclykheid van hun die dezelve afleggen, welke geenzins overeenftemtmet het oogmerk van den Wetgever, maar door eengepasttoeverzicht, en door krachtdadige maatregulen van de Geconftitueerde Machten moet worden gezorgd, dat geene leeringen en Hellingen, ftrydig tegens, de orde van zaken, of tegens het geluk, en de zekerheid der Maatfchappy, door de openbare Leeraaren van den Godsdienst, rechtltreeks of zydelings, van den Predikftoel, of op eenige andere plaatzen of wy ze verfpreid worden. de gemelde confideratien alzoo gepramitteerd te hebben, moeten wy ons nog een ogenblik bepalen by h::t onderhevig gedeelte van der Requestranten verzoek, en Uwl. daar pmtrent doenobferveeren, dat, naar ons inzien, ten dien opzichte eigentlyk de vrage is — of ^cr gepaste termen voorhanden zyn , om eene zodanige dispofttic van het Vertegenwoordigend'Lichaam te verzoeken , alt waar toe het gemelde adres is ft'rekkende : Wy vermeenen dat daarop ontkennend moet geantwoord worden; het zy men deeze zaak moge confidereeren, volgens dat fystema, het welk de Requestranten by dcrzelyer onderfcheidene Adresfen hebben aangenomen, en ontwikkeld; het zy men dezelve zoude willen befchomven uit het gezichtpunt, hetwelk met de beftemming van het VertegenwoordigendLichaam, en de vastgeftelde orde van beftuur meest overeenkomftig is. Immers wat in de eerfte plaats het fyftema van de Requestranten betreft, zy pofeeren als eene zekere waarheid, dat, daar de Kerk van den Staat is gefcheiden,— daar met het aanneemen der Staatsregeling alle voorgaande Declaratoiren, door byzondere Provinciën of Pro-  C 15 ) Provinciale Belïuuren geintroduceerd, niet meer in aanmerking komen — en eindelyk, daar volgens het bepaalde by de Acte van Staatsregeling, de aanftelling der Leeraren, aan de refpeétive Gemeentens wordt overgelaten, uit dit een en ander, als een onmiddelyk gevolg, voortvloeit, dat de -redenen , die tot het Befluit. van den voormaligen Raad der Gemeente van de Stad Amfteldam,in dato 15 Augustus.i796.aanleiding hebben gegeven, ten eenemale zyn gecesfeerd, en hetzelve Befluit overzulks moet worden gehouden voor vervallen. Indien nu de gevolgtrekking van de Requestranten, uit de hier voren gemelde principes afgeleid, juist, en gepast is — (gelyk men van hunnen kant althands wil vast houden) dan zoude de zaak vanzelvefpreken, en zy geeneverklaringvan hetVertegenwoordigendLichaam behoeven interoepen, om deeze fustenu te billyken. En wanneer men in (le tweede plaats, dit gedeelte van het onderhevig verzoek befchoüwt, zoodanig;, als aan de zyde van deeze Vergadering, naardegedagtenvanuwe Commisfie, behoort te gefchieden: — dan kan men zich ook niet anders dan twee gevallen voorftellen: of, dat overeenkomftighetgefi!StinecrdevandeRequ,estranten,door,en met de aanneming der Staatsregeling, alle die redenen, om welken de raeergeneldePredikantenvan hunncBedicningen op deri 15. Augustus 1796.zyn ontzet geworden, met de daad zyn vervallen ; of, dat men zoude kunnen en mogen beweeren, dat'er alsnog zoodanige wettige redenen voorhanden zyn', waarom dezelve Predikanten , of althands 1'ommigen van hun, niet zouden behoren toegelaten te worden, öm wederom als openbare,Leeraaren van den Godsdienst by het hervormdKerkgenootfchap te Amfteldam te fungeeren, wclkcn>niet gezegd k uunehwörden, uit hoofde Varrdezedertdevoorfz.dimislie vastgeftelde orde van zaaken, ten eenenrnale gecesfeerd zyn. Z I et eerfte plaatsheeft, dan kunnen en mogen wy alh rc deröm toepasfelyk maken, het geen wy op het ee 1 derfupplicatievandenBurger^m-enConfortt lebben aangemerkt, dat dehoogstgeconlti- tt :, door middel van haare Decreeten of Ver- 1 -hoeft, en zelfs niet behoort tusfehen -ï, byaldien aan de Requestranten, het geen  C ié) geen zy verzoeken, bereids door de Confiitutie, ofdpor deaangenoraeneordevanzaakert, verzekerdis; immers niet zoo lange zy geen grond hebben om zich te beklagen, dat hun de uitöeffening van dat recht door iemand betwist is; noch ook, dat zy in zoodanig geval doordë daartoe gefielde Machten, by hetzelve, niet naar behoren zyn gehandhaafd. Maar byaldien alhier in het Iaatstgemeide geval zoude mogen geverfeerd worden — dan vermeent uwe Commisfie, dat, naar de vastgeftelde orde van zaakenen beftuur, het Vertegenwoordigend Lichaam, daar over^ althands niet ter eerfter inflantie zoude kunnen noch moeten erkennen; doch dat integendeel, deeze Vergadering van haare beftemming zoude afwyken, ingevallezy, voor als nog dienaangaande eenige dispofitie of beflisling wilde uitbrengen. Om alle de aangetogene redenen, (hetzy dat het eerstgerrielde, hetzy dat hetlaatstgedagtegeval, tendeezeri zoude mogen exteeren) kunnen wy Uwl. niet anders advifeeren, dandatGyl., Uconformeerende niet de gronden en motiven in het Rapport uwer perfoneele Commisfie vervat, Befluitx om alle de Requestranten, voor zoo verre zy de door hun geadferibeerde qualiteit van Ledemaaten van het Nederduitsch hervormd Kerkgenootfchap te Amjleldam, met de daad zouden mogen bezitten, en als zoodanigen bevoegd zyn, om zich de zaak by derzelver Adresfen vermeld, 2ónder concurrentie van hunne Medededen, of de meerderheid derzelver, aantetrekken, met hunne refpective verzoeken te renvoyeeren aan de Staatsregeling. Onderwerpende uwe Commisfie enz. (Getekend) L. J. VITRINGA, P. VERHOYSEN. M. C. van HALL. L. van den BRAAK. L. T. de KEMPENAER. „ DE  D e Vergadering wordt even na half zeven uuren ge» operid , en daarna wordt in deliberatie gebragt het rapport van de Burgers Reprefentahten Vitringa c. f., op eene Misfive van 't Uitvoerend Bewind, daarby ingezonden hebbende het door den Agent van Inwendige Policie gerequireerd bericht van de Municipaliteit der Stad Amlterdam, op de Requesten van een aantal zich noemende ledematen van het Nederduitsch Gereformeerd Kerkgenootfchap aldaar, betreffende zeker Belluit van den voormaligen Raad der Gemeente van dezelve Stad, de dato 15 Aüg. 1796, waarby vyftien Leeraaren van het gem. Hervormd Kerkgenootfchap van hunne Bedieningen zyn ontüagen, doch welke de Requestranten verlangen, dat als nu wederom in hunne Posten herfteld worden ; zynde dit Rapport den 10 Mey 1. 1. uitgebragc, en tendeerende hetzelve, om alle de Requestranten, voor zo verre zy de door hun geadferibeerde qualiteit van Ledematen van het Nederduitsch Hervormd Kerkgenootfchap te Amlterdam, met de daad zouden mogen bezitten , en als zodanig bevoegd zyn , om zich de zaak, by derzelver Adresfen vermeld , zonder concurrentie van hunne Medeleden , of de meerderheid derzelven, aan te trekken, met hunne refpeétive verzoeken te renvoyeeren aan de Staatsregeling. De Prefident brengt in omvrage, of de Vergadering zich met dit rapport kan conformeerenV Verbeek zegt: Burgers Reprefentanten! indien ik het Rapport van . de perfoneele Commisfie wel begreepen heb, ftrekt hetzelve, om de Requestranten; voor zoo ver zy LedeB ma-  ( 18 ) maten van het Hervormd Kerkgenootfchap zyn, hun verzoek by onderlcheide Requesten aan deze Vergadering gedaan, om namentlyk hunne voorheen ontflagene Leeraaren weder in hunne posten te herftellen, te accordeeren — en wel op grond, dat hun, by de Afte van Staatsregeling, reeds de vryheid daar toe is verleend, zoo zelfs, dat daaromtrent geene verdere beflisfing van het Vertegenwoordigend Lichaam zoude te pas komen. Immers, wanneer men Requeftranten , die Jiun verzoek aan deze Vergadering voornamentlyk fundeeren op de Staatsregeling, eenvoudig naar de Staatsregeling renvoyeert , heeft zulks, myns bedunkens, zeer veel fchyn, dat hun verzoek wordt geaccordeerd. Het zal dus nodig zyn, dat wy dat gedeelte .van de Staatsregeling, waarop de Requeftranten zich beroepen, en hun verzoek voornamentlyk gegrond hebben, een weinig van nader by befchouwen. Buiten twyfel hebben zy voornamentlyk op het oog gehad den 19 en misfchieu eenige daar aan volgende Articulen der Burgerlyke en Staatkundige Grondbeginfels, voor de Acte van Staatsregeling geplaatst, terwyl die by een van de Requesten nader op deze wyze worden omfchreven: Dat, na dat de Kerk van den Staat gefcheiden is, aan ieder Kerkgenootfchap de vryheid is toegekend r. om buiten eenigen invloed van het Publiek Beftuur, zyne Leeraren te beroepen en aan te ftellen , dezelve niet meer kunnen aangemerkt worden als publieke Ambtenaren , maar alleen als perfoonen , verkoren door de refpeétive Kerkgenootfchappen , om dezelve in hunne Godsdienftige grondbeginzelen te onderwyzen. Het is my voorgekomen, Burgers Reprefentanten l dat de Requeftranten, uit de affcheiding van de Kerk van den Staat, en uit de zoo even aangehaalde Articulen der Staatsregeling meer zoeken af te leiden, dan hun daar door is verleend geworden. Want, om nu niet te zeggen dat de Requeftranten, om al*die vryheid in haaren geheelen omvang te genieten, welke hun by de A6te van Staatsregeling wordt toegekend, eerst zullen moeten afwagten dat ogenblik, waarop hunne Leeraaren van wege den Staat niet meer zul-  ( 19 ) zullen worden bezoldigd, zoo komt het rfty daarenboven voor, dat de Requestranten eenigzins overhellen, om de publieke Leeraaren zodanig afgefctaeideh te rekenen van het Burgerlyk Beftuür, dat dezen met hetzelve, om zoo re fpreeken, niets mede te maken hebben — en dit fchynt my toe nog wel aan eenige bedenkingen onderhevig te zyn. De Kerk is van den Staat gefcheiden; —— hier uit Vloeit onder anderen voort, dat ieder Kerkgenootfchap, God op zoodanige wyze mag dienen. als deszelfs Leden goedvinden, — dat het Burgerlyk Staats-Beltuur, zich geen het minde recht op de Godsdienstige gevoelens der Individueele Burgers van den Staat mag aanmatigen — dat ieder Kerkgenootfchap zoodanige Leeraars mag verkiezen, als hetzelve voor zyn Godsdienstig onderwys meest gefchikt oordeelt, — maar door de affcheiding van de Kerk van den Staat, is het Burgerlyk Staats-Beltuur nimmer ontflagen van de zorg , om op het openbaar, onderwys acht te geeven, en toetezien, dat hetzelve niet flrekke tot nadeel van den Staat — of dat de plaats hebbende orde van zaken daar door niet openlyk of heimslyk worde aangerand of ondermynd. Daar toch de gantfche Maatfchappy in het openbaar Onderwys belang heeft , kunnen de Befluurders der Maatfchappy nimmer van deze verplichting worden ontheven, integendeel zyn zy gehouden om te zorgen, dat de openbare orde, door de Wet gevestigd, nimmer worde geftoord. Dp Rapporteurs fchynen ook wel in dit begrip te verferen, maar verklaaren tevens, dat het hun hoogst moeilyk , zoo niet ondoenlyk, is voorgekomen , om gepaste middelen aantewenden , waar door aan deze heilzame bedoeling «oude kunnen worden voldaan. Ik moet de vryheid nemen hier omtrent van de Rapporteurs te verfchillen, en te verklaaren, dat my zulks niet zo moeilyk, en vooral niet onmogelyk, is voorgekomen. Op pag. 12 (*} zeggen de Rapporteurs, dat zy van gedagte zyn, dat niet door beloften of verklaaringen , aan welken al te dikwils eene uitlegging wordt gegee- - ven £») By ons bladz. 14. Ë &  ( 20 ) ven naar de zinnelykbeid van hun die dezelve afleggen, welke geenzins overeenftemt met het oogmerk van den Wetgever , maar door een gepast toeverzigt en door kragtdadige maatregelen van de Geconftitueerde Magten moet worden gezorgd, dat geene Leeringen of Stellingen, ftrydig tegens de orde van zaaken, of tegen het geluk en de zekerheid der Maatfchappy door openbaare Leeraaren van den Godsdienst rechtftreeks of zydelings van den Predikftoel, of op eenige andere plaatzen of wyze, verfpreid worden. Ik voor my ben daarentegen van gevoelen, dat beide deze middelen zeer wel met malkanderen kunnen, en zelfs behooren, gepaard te gaan — en ik neem de vryheid van te vraageh, wat zwarigheid 'er in gelegen zoude zyn , om ieder openbaar Leeraar eene Belofte of Verklaaring te laten afleggen; eene Verklaaring niet van zyne gevoelens omtrent het Politieke , daar het eene zekere waarheid is , dat de gevoelens , wanneer zy niet openlyk geuit worden , nimmer onder het bereik van den Wetgever vallen kunnen — niet eene Belofte wat zy in het vervolg doen zullen , maar eene Belofte, wat zy in het vervolg niet doen zullen. Wy kunnen in den tegenwoordigen ftaat van zaken niet vorderen, dat alle de publieke Leeraaren, die door de Gemeenten zelve bezoldigd worden, de aanwezige orde van zaaken zyn toegedaan. Wy kunnen niet vorderen, dat een publiek Leeraar, de tegenwoordige orde van zaaken zyne Gemeente aanpryze; — maar wy kunnen wel vorderen, dat hy dezelve niet in een verkeerd of hatelyk licht voorftelle; —> wy kunnen vorderen , dat hy zyne toehoorders niet rechtftreeks of zydelings tegen dezelve inneeme ; — wy kunnen een openbaar Leeraar, die van de tegen, woordige orde van zaaken geen goed wil fpreeken, de verplichting opleggen, om ten minfte van dezelve geen kwaad te fpreeken; •— met één woord, wy kunnen, zonder de grenzen van onze magt te overfchreiden, zonder ons in zaaken van de Kerk in te wikkelen , eene negative belofte van alle de openbaare Leeraars afvorderen; — en zodanige belofte afgelegd zynde, zal het toeverzicht te pas komen, waar van in het Rapport  C V ) port gefproken word , en de kragtdadige maatregelen van de Gecontinueerde Machten , met namentlyk by eene algemeene Wet te bepalen, dat die geene, welke contrarie de gedaane belofte handelen, niet meer in het publiek zullen mogen fpreeken. Dit ftaat ons niet alleen vry, Burgers Reprefen tanten! maar de plicht vordert zulks van ons, niet Hechts om , dat de dagelykfche ondervinding, zelfs nog onlangs in deze Refidentieplaats geleerd heeft, dat fommige Leeraars zich niet gemakkelyk van hatelyke reflectien, omtrent den tegenwoordigen ftaat van zaaken kunnen onthouden, maar ook om dat wy weeten, welken nadeeligen invloed het hebben kan op de harten der Ingezetenen, wanneer zy, die de eenigfte zyn, welke tegen het Volk fpreeken , zich zo 'verre vergeeten, dat zy, afwykende van hunnen plicht , om de leer van zagtmoedigheid en vrede te verkondigen, den fakkel van tweedragt pogen te ontfteken. Ik ftel prys op braave Leeraaren, maar welke gedugte onheilen de kwaden aan den Smt kunnen berokkenen, wanneer zy, onder den fchyn van Godsdienst-yver, het zaad van oproer ftroojen, en langs dien weg het Vaderland trachten ,te beroeren , leeren ons ,de gefchiedenisfen der Volken te overvloedig, dan dat een wys en voorzichtig Wetgeever, daar tegen niet op zyne hoede zoude behoren te zyn. — In deze zirt is de Kerk nimmer van den Staat gefcheiden. En het is op deze gronden, dat ik concludeer tegen het Rapport , zo als hetzelve is liggende, terwyl ik voorts van advis zoude zyn, dat de Rapporteurs behoorden verzogt te worden, om hun Rapport terug te neemen , ten einde aan de Vergadering een Concept, van zodanig eene negative Belofte en algemeene Wet voor te dragen , waar naar als dan het advis op de Requesten van een aantal zich noemende Ledematen van het Nederduitsch Gereformeerd Kerkgenootfchap te Amlterdam, zouden behoren te worden ingericht. Remmers zegt: Burgers Reprefentanten i Toen my het Rapport, waar B 3 over  over wy thans onze deliberatien honden, ter hand gefield wierd, zo verheugde ik my reeds vooraf, dat de perlbneele Commisfie zo een uitgewerkt (luk aan de Vergadering had voorgedraagen, lk haastte my alzo om het in te zien; doch na hetzelve gelezen en herlezen te hebben, verwonderde ik my niet weinig 14 paginas druk te hebben doorgelezen, die my geen meerder inlichting in de zaak gaven , dan my door het lezen van de Adresfen en verdere Bylaagen reeds voor den geesï waren gekomen ; en ten Hotte viade ik, dat de Commisfie de Vergadering advifeert, om de Requestranten te renvoyeeren aan de Staatsregeling. — Dus hadden, naar mya inzien, zo veele letteren niet nodig geweest. Na dit vooraf gezegd te hebben, zo verwonderd het my zeer, dat, daar de Commisfie op pag. 5 (*) zegt: Dat het Committé van Binnenlandfche Correspondentie te AmRerdam te kennen heeft gegêeven, dat indien niet jlechts bericht, maar ook confideratien ten opzichte van-de zaak voor handen gevorderd waren, als dan op de klaar He wyze door hun zoude kunnen worden aangetoond, dat al' leen de tegenwerkende geest van deze Predikanten t weiktr gevoelens te u el bekend waren, enz. En ik zegge dat het 'my verwondert , dat de Commisfie , na zo iets gelezen te hebben, niet heeft getragt deze confideratien van gemelde Committé te bekomen, die, myns bedunkens, zo hoognodig waren geweest, om in deze zaak, die ik van zo groot belang befchou» we i' te advifeerén ; dewyl zulks mogelyk gelegenheid zoude hebben kunnen geeven , om een geheel ander Befluit voor te (lellen. En dus moet ik de Commisfie, (zy neeme het my niet kwalyk, vermits ik het myn plicht rekene) van omisfie befchuldigen. Op pag. 9 (f) zegt de Commisfie, fpreekende over het verzoek van J. L. Brix en conforten: Dat het ten eenemaal onnodig en overtollig, ja zelfs ongepast zoude zyn, dienaangaande , in het geval voor handen eene byzondere bepaaling te rnaaken. En tot bewys hier van haalt men aan Articul 19 van de algemeene Beginfelen onzer Staatsregeling, waarin gezegd wordt: >, Elk CQ By ons bladz. 7. (t) H>id. b'ate. 11.  C £ ) „ Elk Burger heeft de vryheid, om God te die„ nen uaar de overtuiging van zyn hart; terwyl „ de Maatfchappy ten dien opzigte aan alle gelyke zekerheid en befcherming verleent ; mits de „ openbaare orde, door de Wet gevestigd, niet ,, door uiterlyke Eerdienst geftoord worde. Het komt my voor, dat de Commisfie hier alleen gebruik wil maaken van het eerfte gedeelte van dit Articul, en daar uit afleiden, dat het de Leden van ieder Kerkgenootfchap vryftaat, tot hunne Leeraars te verkiezen , die zy' goedvinden ; doch dit ben ik niet zo geheel ééns, dewyl ik geloove, dat wy verplicht zyn voor het laatfte, zo wel als voor het eerfte te zorgen. De Kerk is van den Staat afgefcheiden, dit is eene waarheid; doch, naar myn inzien, is de Staat niet van de Kerk gefcheiden. De Staat is verplicht, de Leeraaren van alle Kerkelyke Genootfchappen te furveilleeren. — Daar wy nu niet behoeven te twyfelen , dat die Leeraaren, waar over wy thans fpreeken, allen de tegenwoordige orde Van zaaken niet zyn toegedaan, vermits de fprekendfte bewyzen daar van voorhanden zyn, daar zy hun beftaan zelfs hebben opgeofferd, om niet de haar voorgelegde belofte af te leggen, zo moeten wy zorgen, dat de openbaare orde, door de Wet gevestigd, niet kan geftoord worden. Wat kan men, vraag ik, Burgers Reprefentanten! van zulke menfehen verwagten? Zullen zydan de Leden van hun Kerkgenootfchap zoeken te vereenigen met die geenen, die de tegenwoordige orde van zaaken toegedaan zyn? zullen zy hunnen invloed, die zy voor alsnog zullen behouden hebben, gebruiken, om die Leden rondsom de Staatsregeling te fchaaren ? Neen, Burgers Reprefentanten! naar myn inzien hebben wy het contrarie van haar te verwagten: — de hoop verlaat haar niet, dat Oranje nog eens weder zal herfteld worden: — dus zullen zy het hun pligt rekenen, dit altoos by hunne Leden van dat Kerkgenootfchap levendig te houden. Men zal zeggen, dan worden zy ftrafbaar; dit gefchiedende, zullen zy vervolgd en ook geftraft worden. Doch laaten wy het hier niet op laaten aankoomen. — B a Ie-  ( 24 ) Ieder die de Geestelykheid eenigzins kent, (Ve wèl geintentioneerden neemen. dit niet als eene belediging op) weet , op wat manier zy- weeten te werken , zo dat de Rechter nimmer vat op hun hebbe , en ondertusfchen zeggen zy zo veel, waar door zy hunne oogmerken bereiken. Dus, Burgers Reprefentanten! daar wy het thans in handen hebben , zo laten wy, noch d»or zwakheid, noch door toegeeflykheid , ons laaten wegfteepen; — maar nu zorgen, dat wy geen reden hebben ons in der tyd daar over te beklaagen. / Het is om deze en andere redenen , dat ik my met het uitgebragt Rapport niet kan vereenigen. Van Galen zegt: Na lectuur van dit Rapport kan ik niet begrypen hoe de Commisfie, die met het Committé uit de Municipaliteit van Amfteldam inftemt, dat er te veel condiscendence voor deze Predicanten is gebruikt, en dat het wenfcheïyk ware , dat aan het verlangen van dat Committé , het geen ook de hunne is, wierde voldaan, deze Supplianten na de Staats egeling heeft kunnen renvoyeeren, ten einde in efieéte niets te beflisfen, daar ik in de geheele Staatsregeling niet geftatueerd vind, dat het befluit op Refolutien van de destyds Souvereine Magt, tegens deze Predicanten genomen, is ingetrokken, of deswegens ietwes geftatueerd, weshalven ik moet befluiten, dat, alhoewel ne daaden op voorige facta berusten , zo dat zy halftarrig hebben blyven weigeren , aan de bevelen van den tydelyken Souverain te voldoen, zullen wy dit nu door een renvooy aan de Staatsregeling ingewikkeld nitwisfchen. Neen, Burgers Reprefentanten! dit is te gevaarlyk: hebben wy door de ondervinding der onbe•ëedigde Priesters in Frankryk geleerd, wat de dweepzugt vermag ; en die dweepzugt heerscht juist het meest by de minverlichte Geestelyken; indien wy die voet geeven , aan welke fchokken zullen wy dan ons Vaderland , het geen , helaas! reeds genoeg word geilingerd, nog meer bloot Hellen! ik mag dus wel lyden, dat er in het generaal word onderzogt, of er, ingevolge het voordel van den Reprefentant Verbeek, een. negative verklaring al of niet noodig is; maar indien wy op dit Request delibereeren , kunnen wy nooit anders dan declinatoir befluiten. Van Leyden zegt: Na dat eenige Leden omtrent dit Rapport het woord gevoerd hebben, kan ik zeer kort zyu , vermits ik my met het door hen geadvifeerde, byzonder met dat van den Burger Reprefentant Verbeek, zeer wel kan conformeeren. Maar, daar nu het afvorderen van eene verklaring aan publieke Onderwyzers niet ondienltig kan geacht worden, en de inrichting daarvan uit zynen aart behoort tot de werkzaamheden van den Agent van Nationaale Opvoeding; zo zoude ik in confideratie geven, om te vragen de confideratien en 't advis van 't Uitvoerend Bewind, welk eene verklaring aan de publieke Leeraaren zoude behooren afgevorderd te worden? Appelius zegt: My vereenigende met de aanmerkingen , door de onderfcheidene Spreekers gemaakt, en zonder bepaaldelyk te willen Ipreken van het gebrek van qualiteit, by de onderfcheidene Ondertekenaaren van de ingediende Adresfen, heb ik echter de aanmerking van den Burger Reprefentant Verbeek,wegens het ontydige van het ingediende Adres, zo beflisfend gevonden, dat my zulks belet my te vereenigen met dat gedeelte van het B 5 ge-  ( *6 ) gevoelen van den Burger Van Leyden, volgen» hetwelk de ingediende Requesten zouden worden gehouden ia advis. Zoude toch het Vertegenwoordigend Lichaam immer kunnen dulden , dat de Staat Predikanten op die zelfde plaats falarieerde, welke, wegens hunne weigering, om aan voorige bevelen der wettig Geconftitueerde Macht te voldoen , wegens hun daar door betoonde af keerigheid van de tegenwoordige orde van zaken , in hunnen dienst hebben moeten wórden gefchorst? kunnen er dus termen zyn, om voor als nog, en geduurende de eerfte drie jaren na de aanneeming der Staatsregeling, favorabel op het (luk van deze Leeraars te beflisfen? Ik vertrouw neen, en ben mitsdien van oordeel , dat onverminderd het Commisforiaal over het al of niet afvorderen eener negative verklaring voor alle openbaare Onderwyzers , te verklaren, dat er voor als nog geen termen zyn, om in de gedaane verzoeken te treeden. Hooft zegt: Ik moet allezins appuyeeren het geadvifeerde van den Burger Reprefentant Appelius. Het getal der Requestranten bedraagt geen negentigfte gedeelte van de Ledematen der Nederduitfche Gereformeerden te Amlterdam , en is dus zo klein , dat het volftrekt in geen aanmerking kan komen; te minder, daar het niet ge^ appuyeerd is geworden door den Kerkenraad. Vitringa zegt: Daar door eenen der voorige Spreekers is aangemerkt, dat het onderhavig Rapport 14 bladzyden in druk bellaat, zonder iet wezentlyks te behelzen, zo moetik, als Steller van hetzelve, deswegens vooraf de veri'choaing der Vergadering verzoeken. Men heeft getracht klaar te zyn, en misfehien, om dit oogmerk te bereiken, meerdere woorden, dan nodig waren , gebezigd, maar evenwel het gewenschtt doel niet bereikt. — Ondertusfchen geeft my de goede wil ook, daar de krachten ontbroken hebben, eent . billyke aanfpraak op toegevenheid; voor het overige is het my voorgekomen , dat de bedenkingen tegen het  ( *7 9 het Rapport, door onderfcheidene Sprekers in het midden gebragt, op twee hoofdzaken nederkomen» i°. Dat het verzoek der Requestranten als nog zoude moeten worden gehouden buiten deliberatie, welke reflexie inzonderheid door de Burgers Reprefentanten Appelius en Hooft is aangedrongen. cQ. Dat men de Leeraaren of Bedienaaren. van den Godsdienst , welken blyken hebben gegeeven, dat zy niet toegedaan zyn aan de jegenswoordige orde van zaaken , zoude kunnen en behooren te beletten , om dusdanige Bedieningen te beklee» den, en dat men wyJers van alle Leeraaren van den Godsdienst zoude behooren te vorderen , eene zo gezegde negative verklaring, dat zy zich zullen onderwerpen aan de Staatsregeling, en dat zy geene gevoelens , fchadelyk voor de openbaare rust der Maatfchappy, en de vastgellelde order van Regeering, diredt of indireft, van den Predik doel , of op eenige andere plaatfen of wyze, onder de Ledtn hunner Kerkgenootfchappen zullen verbreiden. Ten opzichte van het eerfte point, fchynt het my toe, als nu minder gepast te zyn, om het verzoek te houden buiten deliberatie. Het is aan den aandacht der Commisfie geen zins ontglipt, dat de Requestranten geen locaal bewys van derzelver Lidmaatfchap overleggen , noch ook , dat hun verzoek niet kan worden befchouwd , en aangenomen als de verklaarde begeerte der meerderheid van het talryk Kerkgenootfchap der Hervormden te Amfterdam. — Deze bedenkingen zyn reeds by het Rapport aangevoerd , maar de Vergadering gelieve in het oog te houden , dat de refpective Adresfen eerst zyn gelleld ia handen van de Commisfie , om daar op te dienen vaa advis en confideratien: dat de Commisfie daarop hebbende voorgelleld , om te requireeren het bericht van het Uitvoerend Bewind , na alvorens de nodige informatien by de Municipaliteit te Amlterdam te hebben ingewonnen , die voorilag door de Vergadering is geamplecteerd, en dat, na het verlangde bericht was in;gekomen, hetzelve wederom in handen der Commisfie ten  ( a8 ) ten fine van advis is gefield. — Dat d« Commisfie niet anders heeft kunnen noch mogen onderftellen , dan dat het de welmeening van de Kamer was, dat zy op de zaak zelve zoude advifeeren, daar het eene aangenome cynofure is by deze Vergadering, dat, wanneer er eenige twyfelinge ontftaat, of een ingekomen Adres een object van onderzoek kan opleveren, en daarop een Commisforiaal gedecerneerd wordt, alsdan de Commisfie fpeciaal wordt gemagtigd , om na te gaan, en te dienen van advis, of, en in hoe verre hetzelve een point van deliberatie kan uitmaken; terwyl eindelyk by het Concept-Befluit, door de Commisfie voorgetleld, de qualiteit , die de verzoekers zich toeëigenen ,. zo wel als derzelver bevoegdheid, om in die hoedanigheid, zo zy dezelve waarlyk mogten bezitten , zig deze zaak aantetrekken, in het midden wordt gelaaten. Met opzicht-tot het tweede point, waartoe zig de gemaakte bedenkingen bepaalen, moet ik de vryheid neemen om aan te merken, dat de Commisfie niet anders heeft kunnen noch mogen advifeeren, dan overeenkom, ftig de principes, by de Staatsregeling vastgefleld. — Deeze principes zyn , zo immer, by het onderhavig Rapport zorgvuldig in het oog gehouden; althans is het, naar myn inzien, buiten bedenking, dat de Leeraaren der Godsdienstige Genootfchappen nu niet meer in een eigenlyken zin als openbaare Ambtenaaren kunnen of mogen befchouwd worden, daar zy geene betrekking hebben tot den Staat, of tot de Maatfchappy in het algemeen, maar in de daad niet anders zyn, als perfonen, door en uit het midden der byzondere Godsdienstige Genootfchappen benoemd en aangelleld, om hunne Medeleden te onderwyzen in de Leerllellingen, die by dezelve Gemeentens zyn aangenomen; hun door Vedevoeringen over Godsdienstige onderwerpen te ftichten, en verder te verrichten het geen tot den Eerdienst van het Opperwezen , volgends de begrippen der gezegde Genootfchappen , door perfoonen, die daar aan opzettelyk zyn verbonden, behoort te gefchieden. Daar zy dus van de Gecontinueerde Magten hunne aanftelling niet ontleenen , noch aan derzelver ap- of im~  C 29 ) improbatie (zoals bevorens,) onderworpen zyn, daar zy' uit de publieke Kasfen niet bezoldigd worden. daar de individueele Perfonen , die deeze Bedieningen bekleeden , zelfs als zodanigen in de daad by de Regering op geene legale wyze bekend zyn, zo fchynt het ook, (om dit in het voorbygaan aantemerken,) oneigentlyk, om van hun eenige Verklaaring of* Belofte aftevorderen , die altoos een zeker verband of betrekking onderftelt tusfchen de geenen, die dezelve eisfchen of afneemen, en de Perfonen, door welken zy word afgelegd; hoedanige betrekking , volgens de tegenswoordige orde van zaken, niet gezegd kan worden te beftaan. Zy zyn (het is waar,) openbaare Leeraaren van den Godsdienst, maar alleenlyk, naar myne gedagten, voor zó verre zy verplicht zyn om den Eerdienst aan het Opperwezen , in- de daartoe gefchikte Gebouwen, met ontllotene deuren , en dus in het openbaar, ten aanzien en aanhocren'van elk en een iegelyk, die denzelven begeert by te woonen, te verrichten; maar geene publieke Perfoonen , voor zo verre men daar door veritaat Ambtenaaren, door de Maatfchappy, of de Gecontinueerde Magten aangefteld, £zo als ik hier boven reeds heb aangemerkt.) De betalinge van derzelver Tractementen, geduurende de drie eerfte jaren na de aanneeming der Staatsregeling, kan hieromtrent ook geene verandering maaken, dewyl dezelve aan geene individueele Perfoonen, maar aan de Gemeentens , by wyze van Penltoen, geaccordeerd zyn, — ten einde inmiddels de nodige fchikkingen voor den openbaren Eerdienst te maken. Het is echter zeer Verre van my , om te ontkennen , dat het voor het algemeen belang onverfchillig zoude zyn, welk gedrag door de Leeraaren van den Godsdienst gehouden wordt, — ik vermeene daarentegen dat het hoogstnoodzakelyk is te zorgen, dar dezelve hunnen invloed, op de Leden der Godsdienstige Genootfchappen niet ten nadeele van de> Maatfchappy, of van de vastgeftelde orde van zaken, misbruiken. In zo verre ftemme ik gaarne toe , het geadvifeerde door de Burgers Reprefentanten Remmers ea Ftr*  C 3° ) pérhei , dat de Kerk niet van den Staat gefcbeidea is. Maar het kbmt my onder verbetering voor, dat het de post, en de plicht is van de Geconititueerde Magten , om deswegens te waken, en te zorgen, dat zo dra ter hunner kennis komt, dat eenige Leeraaren van den Godsdienst zich veroorlooven, om ,by de verlichting der werkzaamheden , aan hunne Bedieningen verknocht , direEl of indirect de jegenswoordige orde van zaken te behagen , dezelve niet alleenlyk de verdere waarneeming hunner Functien te verbieden, maar ook naar bevind van omltandigheden te corrigeeren. Daar is geene Belofte , of Verklaaring nodig , ten einde hun te verplichten , om zich daar van te onthouden , maar die verplichting is geleegen in den aart der zake , in de natuur van hunne functie , en in de gronden van het Maatfchappelyk verdrag, het welk geene ondermyning van de rust en goede orde gedoogt. Doch ingevalle zy zich bepaalen tot de Leeringen van den Godsdienst in het algemeen, en van de Christelyke Religie in het byzonder, die niets dan Vrede, Liefde en Eensgezindheid ademen, dan kunnen hunne byzonriere gevoelens nopens het Staatkundige, die zy niet opentlyk nog direcl nog indirect yiten , naar myn inzien, volgens de principes van onze Staatsregeling, geenen genoegzamen grond opleveren voor de Geconititueerde iMagten , om zich daar mede te bemoeien, " of zich dezelven meerder aanretrekken, zo  C 33 ) zo als de Commisfie avoueerr, meer dan gewoone condescendance is gebruikt, toepasfelyk maaken, daar die geheele Staatsregeling niets van het voorledene, maar alleen van het toekomende fpreekt, en deswegens algemeene bepaalingen vastltelt. Vitringa zegt: Ik zal eenvoudig op het gezegde van den Burger Reprefentant van Galen antwoorden , dat hy meer in de middelen en in de conclufie van het Rapport fchynt te kunnen leezen, dan daar in met de daad gevonden wordt. Remmers zegt; j De eloquentie van den Burger Vitringa niet hebben* de, zo is het roy ook niet mogelyk zo een cierlyk discours te houden, zullende dus op myne gewoone wyze alleen in korte woorden den Burger Vitringa vragen, wat de reden zyn, dat hy hier heeft gerescontreerd my« ne befchuldiging van geen nadere inlichting van het Committé van Binnenlandfche Correspondentie te Amlterdam gevraagd te hebben; dat, wat verders zyne gezegdens aanbelangt, het geheele Rapport niet dan op de Staatsregeling gebazeerd was, zo moet ik zeggen, dat ik het geheele Rapport in effeéte befchouwe als een historieel verhaal van het gepasfeerde van den tyd van de voorgelegde belofte door het Provintiaal Beltuur van Holland,tot dat de Adresfen aan ons geprefenteerd zyn; voor het overige kan ik my wel conformeeren met het geproponeerde van de Eurgers Reprefentanten van Ley den en anderen. Krieger zegt: Inltemmende met de denkbeelden, die door de Burgers Reprefentanten van Leyclen en Appelius zyn in liet midden gebragt, zoude ik alleenlyk by appel nominal my tegen het Rapport hebben verklaard, en by nadere voor(telling by de propofitie door gemelde onze Medeleden, , my gevoegd hebben; daar echter de Burger Reprefen£ tant  c 34 i tant Vitringa heeft gelieven aan te merken, ten einde zyn gevoelen aan te dringen, om geene negative verklaaring of diergelyke voorziening, opzichtens de Predicanren te doen iutroduceeren;(zoo ik my wel herinner, reflecteert dien Burger) dat de, Predicanten en andere Leeraaren niet legaal by de Regeering van die Landen bekend waren , 'er diensvolgens geenerlei voorziening opzichtens dezelve kon plaats hebben ; op dit argument neem ik de vryheid te antwoorden, dat naar myn inzien dit niet legaal bekend zyn by het Beftuur der Republiek, van menfchen die dagelyks in het publiek fpreeken , en met zoo veel vertrouwen gehoord worden, volkomen de noodzaaklykheid bewyst, om opzichtens dezelve zoodanige Wet daar te (tellen, als waar toe Articul 19 der Grondbeginfelen aanleiding geeft. Het komt my ook voor. Burgers Reprefentanten! dat het geen wy dagelyks in de Nieuwspapieren leezen , voldongen bewyst , hoe nodig het is, de Burgers, waarvan wy fpreeken, te kennen en te doen furveiileeren. Vitringa zegt: Ik moet op de fommatie van den Burger Reprefentant Remmers antwoorden, dat het Committé van Binnenlandfche Correspondentie, fchoon het zelve te kennen geeft, dat hunne confideratien niet zyn gevraagd, dezelve ongevergd heeft medegedeeld. Van Hoogftraaten zegt: My allezins conformeerende met het geen door den Burger Repiefentant Vitringa, omtrent het afvorderen van eenigerlei verklaaringen of beloften is geadvifeerd, moet ik de vryheid nemen der Vergadering nog dit te doen opmerken, dat, vermits de belofte, uit hoofde van welker weigering de 15 Leeraaren, over welke dit Rapport rouleert, van derzelver bedieningen zyn ont(lagen, niet algemeen binnen deze Republiek, maaralleen binnen het voormalig Gewest Holland afgevorderd zynde, deze 15 van derzelver bediening ontflagen Leeraars dan ook, met uitzondering alleen van dat voor-  C 35 ) voormalig Gewest , binnen de geheele Republiek beroepbaar zyn gebleven, en als nog beroepbaar zyn. Dat voorts ra de aanneemina en introductie der Staatsregeling, by welke het Bataaffche Volk zich tot eenen ondeelbaaren (laat heeft gevotmd, en welke geene andere verklaaring voorfcbryft-, dan die, welke tot het infchryven in het Stemrecht gevorderd wordt , deze byzondere maatregel, en uit dezelve voortvloeiende ongelykheid, van zelve fchynt te moeren vervallen. En eindelyk, dat by het aafle Art. der Burgerlyke en Staatkundige Grondregelen bepaald zynde, dat de gemeenfcbappeiyke Godsdienstoefening wordt verricht binnen de daartoe beftemde Gebouwen, en wel met ontftoten deuren, hier door genoegzaam is gezorgd, dat dê Politie • een behoorlyk toezicht kan houden op het geen binnen dezelve Gebouwen omgaat, en zorgen dat dezulke, welke, onder liet voorwendfel van Godsdienstoe. fening, zich tegen de Burgerlyke Maatfchappy mngten vergrypen, derzelver welverdiende itralfen niet ontgaan. De introductie van alle nieuwe verklaringen of beloften, door alle openbaare Leeraars af te leggen, dus als overbodig, en zelfsials met den geest der Staatsregeling niet geheel overeenkomttig belchouwende, zoude ik my met de Rapporteurs wel kunnen vereenigen, om de Requestranten met hunne refpective verzoeken aan de Staatsregeling te renvoyeeren, ware het niet dat de byzonderheid , welke aangaande het geval dezer 15 Leeraaren heeft plaats gehad, niet ook ten hunnen aanzien eene byzondere voorziening fcheen te vorderen ; het is doch algemeen genoeg bekend , dut van het groot aantal Leeraars in het voormalig Gewest Holland , van welke de bewuste belofte van onderwerping is gevorderd, iiï evenredigheid van het geheel niet noemenswaardig.getal van misfchien 20, of ten hoogften genomen 25 Leeraars zwarigheid heeft gemaakt, deze belofte van onderwerping af te leggen; waar door het niet geheel buhen bedenking kan geacht worden te zyn , of niet de eenitem. nnge weigering van deze 15 Leeraaren in eene eti de. zeilde Gemeente, veel eerder aan eene voor de rust van het volkryk Amlterdam zeer bedenkelyke affpraak, dan p»ne zeer toevallige overeenkomst van gémoe■ * - de-  ( 36 ) delyk bezwaar is toe te fchryven geweest; en het is dan ook alleen"uit dien hoofde, dat ik van gevoelen zoude zyn, om alleen ten opzichte van deze 15 Leeraaren, welke zich door derzelver in dezen gehouden gedrag van zoo veele andere, fchoon in politicque gevoelens anders met hun indammende , doch misfchien in de dichting van der/.elver Gemeentens meer belang dellende Leeraaren, hebben onderfcheiden, het befluit te neemen, dat geen derzelvcn tot het openbaare Leeraarambt zal mogen worden toegelaten, dan na alvorens te hebben afgelegd deze of foortgelyke belofte, door welke eensdeels wierdt te gemoet gekomen aan derzelver voorgewend bezwaar, dat by dt. gewestelyk afgevcrderde belofte mede onderwerping wierdt gevorderd aan zodanige Regeeringsform, welke teen nog zoude worden daargedeld, en hun dus onbekend w*s; en tevens de Maatfchappy wegens het door voorfchreeve Leeraaren in dezen gehouden bedenkelyk gedrag, en het oogmerk van derzelver gemeenfehappelyke weigering eenige voldoening en gerustdelling zoude erlangen: . „, Ik beloove onderwerping aan de Regeerinslorm, , by de Staatsregeling des Bataaffche Volks vastge' deld, en nimmer met woorden of daaden te zullen ',' medewerken tot ondermyning derzelve." * De Prefident zegt: niemand meer op het rapport bet woord vraagende, moet ik aanmerken, dar het my uit de discufiën gebleeken is , dat 'er vlei derlei gevoelens omtrent deze zaak zich in de Vergadering gemanifesteerd hebben; en wel: I.) Om de Requestranten,conform de conclufie van het Rapport, met derzelver verzoeken te renvoyeeren naar de Straatsregeling. 2.) Dat 'er als nog geene termen voor handen zyn, om op de verzoeken, by de Requesten gedaan, te disponeeren. . 2 \ Om het rapport aan de Commisfie te rug te geeven, cin een Concept negative verklaaring aan de Vergadering te fuppediteeren; en eindelyk 4.) Om de confideratien en 't advis van 't Uitvoerend Bewmd te vraagen, welk eene verklaaring van de publieke Leeraaren zoude behooren afgevorderd te worden. Ik zal derhal ven, ingevolge de gewoone cynofure, in de eerde plaats by ap-  C 37 ) appel notninal in omvrage brengen, of de Vergadering zich met dit Rapport kan conformeeren, zoo als het is liggende. Van Hall herinnert den Prefident, dat 'er nog een vyfde gevoelen exteert , tendeerende , om het Rapport te declineeren, en te befluiten, dat de verklaaring fpedaal door deze vyftien Predikanten zal behooren te worden afgelegd. De Prefident zegt: ik zal dan, indien het Rapport mogte worden gerejecteerd , nader het gevoelen der Vergadering hieromtrent afvraagent Verbeek vraagt elucidatie, wat 'er dan gefchieden zal, indien de Vergadering zich met het Rapport gelieft te conformeeren, of dan deze vyftien tegenltrevige Predikanten, of zo veel als 'er nog aanwezig mogten zyn, wederom in hunne Bedieningen herfteld, en de vyftien nieuw beroepene Leeraaren, die zich als gehoorzaame Burgers gedraagen hebben Sj van hunne Posten ontzet zullen worden? Van den Braak zegt: Het is tog, Burgers Reprefentanten! een zekere waarheid , dat de Wet voor ieder gelyk moet zyn, en, dat 'er geene bepaalingen kunnen gemaakt worden, ten opzichte van eenigen , of dat anderen, welke met hun in hetzelve geval zyn, daar aan ook moeten onderworpen worden — als. nu volgens de intentie van de Reprefentanten van Hoogftraaten en Steyn Parvé gehandeld wierd, en de nog overgebleevene van de in 1797 te Amlterdam ontzette 15 Predicanten verpligt wierden, wanneer zy derzelver Bediening wilden hervatten, om de ter dier tyd gerequireerde Belofte als nog afteleggen, hoe zoude men dan handelen met een of twee van die Leeraaren, welke reeds in een der voorige Gewesten beroepen en werkelyk met het uitoefenen van hunneAmbten bezig zyn? zal men dezulken dan in zo een voormaalig gewest alleen , en met uitzondering van alle an-. C i de-  ~ C 38 ) dere Leeraaren, die Beloften laaten doen ? dit dunkt my, zoude ongepast zyn, en waarlyk (het is mogelyk dat ik een verkeerd idéé heb) als het afleggen van eene Belofte ons moet overtuigen van de verkleefdheid der Leeraaren aan de tegenwoordige orde van zaaken , dan geloof ik , dat wy ons zeer ligt zouden kunnen bedriegen, ik ben dus tegen zoodanige bepaling en vereenig my als nog met het Rapport. Vitringa appuyeert dit. Steyn Parvé zegt: en ik in tegendeel oordeel, dat de gelykheid vordert, dat van deze vyftien Predikanten wel degolyk eene verkJaaring wordt afgenomen; immers men heeft in het voormalig Gewest Holland aan alle Predikanten een: verklaaring afgevorderd; derhalven, indien nu ook van deze eene verklaaring afgenomen wordt, dan eerst zyn zy gebragt in die termen, waarin alle de ande. ten zich bevinden. Be Prefident inflitueert het appel nominal op het Rap. port, zo als het ligt. Van Zonsbeek zegt: . Prefident! Zo het de intentie is, de onderfcheidenegevoelens der Leden dezer Vergadering fuccesfïve in omvraag te brengen, dan moét ik de Vergadering'herinnejen dat, zo het zo even door den Burger van Hall aangegeven gevoelen als een vyfde btfehouwd wordt, ik nog een zesde heb hooren opperen, en wel om de Req :esten te wyzen van de hand, daar dit nu als een tegenovergedeld denkbeeld van het Rapport kan worden aangemerkt, 'zou iia myn inzien veel tyd met discufieeien worden uitgewonnen, zo.dat in de eerde plaats na de verwerping»van't Rapport, wierd in omvraag gebragt; terwyL, zo de Vergadering zulks mogte adopteeren, alle verdere discufien zouden worden voorgekoom. Veele Leden appuyeeren dit. Eenige Leden reclameeren het geinfiitueerde appel ominal. De  ( 39 ) ' Dc Prefident "nflitueert andermaal) het appel nominal op het Rapport; — en wordt hetzelve gedeclineerd. Vervolgens proponeert de Prefident, om nu de Requesten nader te (tellen in handen derzelfde Commisfie, om ingevolge den gemanifesteerden geest der Vergadering een nader Rappon uit te brengen. Van Hall zegt: Het Rapport zelve was by de voorige discusfien,naar myne wyze van denken, door den Reprefentant Vitringa, zodanig verdeedigd, dat ik het onnodig oordeelde, daar iets te moeten byvoegen : maar nu de Prefident voorftelt om de Commisfie te gelasten om in den geest der Vergadering nader te rapporteeren, vinde ik my verplicht om een weinig nader over dien bedoelden geest der Vergadering te fpreeken: men heeft namentlyk door onder, fcheiden Spreekers hooren aandringen, dat een van de behoedmiddelen tegen woelzieke en gevaarlyke Geestelyken gelegen zoude zyn in het afnemen van eene verklaaring of belofte van onderwerping aan de tegenwoordige orde van zaken: dan, Burgers Reprefentanten! zalmen hierin een genoegzamen waarborg vinden V het nietige van zodanige maatregelen kan niet alleen in de befchouwing volledig worden betoogd; maar de ondervinding heeft zulks volkomen geleerd; terwyl het voorbeeld, door den Reprefentant Verbeek aangehaald, deze waarheid boven alle bedenking fielt; elk eerlyk, deugdzaam Burger moet voorzeker hem verachten, die de beminrelyklte, de zagtmoediglte leer dienstbaar maakt, aan de voldoening der fchandelyklte driften en aan de ooglijken van heerschzugt en dwingeiandy, maar geen bewind moet hier tegen halve maatregelen neemen, of het maakt zich befpottelyk: hy toch, die zyne roeping en plicht in zo verre durft vergeeten, zal zich aan geei^politiekeverklaaringen of belotten (tooren:het is derhalven de plicht van het Staatsbewind om de Politie oiritrenc zodanige Geestelyken te doen waakzaam zyn, en zor^ te draagen, dat zy, die den Kanlel misbruiken , un uc onkundige Bienigte tegen de vastgeftelde orde van zaaken vooi.nte' nee-  C 4° ) neemen, of het voorig Staatsbefluur tim* te doen wenfchen , volgens de voorfchriften der wet, worden geltraft: wanneer een voorbeeld aan zodanige oproerigen js gelleld, Zal men wel rasch het voor den Lande heilzaam uitwerkzel daar yan zien; en niet nodig hebben, om door nieuwe politieke verklaaringen , waarvan wy het nuttelooze hebben gezien, deGeconditueerdeMachten nieuwe lasten op te draagen of zwakke gemoederen te ontrusten; en daar het voorbeeld door den Reprefentant Verbeek aangehaald allen aandacht verdienr, ftel ik voor om het Uitvoerend Bewind te gelasten , om ten naauwkeurigsten toe te zien , dat de openbaare orde door de wet gevestigd, door geene Bedienaaren van «enig Kerkgenootfchap worde geftoord. Dit heb ik gemeend omtrent dit voordel , het welk het meest is aangedrongen, te moeten zeggen: ik verklaare my, om de aangevoerde redenen , tegen hetzelve ; en zal over de andere by de voorige discufien gedaane voordellen, wanneer dezelve ook door den Prefident worden voorgedraagen , myne gevoelens aan deze Kamer mededeelen. Meyners zegt: om een einde aan alle verdere discusfien te maaken, kan 'er niets beter gefchieden, dan om, conform het voorgedelde van den Burger van Zonsbeek, by appel nominal te doen beflisfen, of het verzoek der Requestranten zal worden gedeclineerd of niet. De Prefident wil zodanig het appel nominal inftitueeren. Verhoyfen zegt: V. Dat hy Medelid der Commisfie, zich met het Rapport had geconformeerd,en als nog conformeert, aangezien het tyddip moet worden onderfcheiden, waarin die Predicanten van hunne Posten zyn ontzet, van het tegenwoordige : immers destyds was de Kerk niet gefcheiden van den Staat zo als thands: —destyds konden Provinciaale Souverainiteiten zodanigeDeclaratoiren en Peenaliteiten ariefteeren, als zy mogten goedvinden, maar thands  thands hebben wy eene algemeene Siaatswet, voor dè geheele Republiek: — by deze is het aan ieder Corporatie, Individu, vry gelaten om God te dienen, op zoodanige wyze als men zal goedvinden: — ieder gaat te werk naar de overtuiging van zyn hart, — ja de Maatfchappy verleent ten dezen opzigte aan allen gelyke zekerheid, en befcherming, mits de openbaare orde,door hunne uiterïyken Eerdienst , nimmer geftoord worde : — en omtrent dit laatfie moeten wyons niet bekreunen, het Uitvoerend Bewind zorge, dat elk ingezeten, ieder Leeraar, en wie het ook zy, zig onthoude van al dat geene, het welke de pubficque orde zoude ftooren : het zelve zorge dat die geenen, welken door Qproerkreeten, de rust en veiligheid zouden aanranden, die ftraffa dragen , welke voor dusdanigen bepaald zyn: Dan de bedenking door een der Spreekers gemaakt, dat namelyk deze Requestranten flegts een negentigfte gedeelte van het getal der Hervormden te Amlterdam uitmaken, als ook dnt zy , buiten voorkennis en confent van den Kerkenraad zyn te werk gegaan , doet my in zoo verre van gevoelen veranderen , dat ik concludeer om , uit hoofde van deeze bedenkingen, de Requestranten te renvoyeerén, daar , en alwaar Tiet behoort. Appelius zegt: Het laatst geadvifeerde komt my voor alle verdere questie zoo volkomen af te Inyden, dat ik, voorzoo ver afgaande van my voorig gevoelen, als het daar mede kan worden befchouwd ftrydig te zyn, my volkomen met de conclufie van den Burger Reprefentant Ferhoylen vereeuige. En om van de juistheid derzelve overtuigd te zyn, moet men flegts nagaan, in welke betrekking de Requestranten (taan, tot het verzoek by hun gedaan al vooronderfteld men dat zy alle Ledematen zyn van' de Hei vormde Gemeente te Amlterdam. Belanghebbende toch zyn de ontllageneLeeraars, en de geheele'Gemeente bv webezy hebben dienst ge. aan, en die andere in derzeWr plaar< nebben beroepen; dan de eerfte adresfeeren zich niet, en van tiet verlangen der Jaactte, geuit door den Kerkenraad, biykt Ons in geenen deele> terwyl de Adresfan ten ö zich  C M ) zich daar en niet hier zouden hebben behooren te vervoegen , zonder bevoegd te zyn tot het inleveren van een Request, een verzoek behelzende, by hetwelk zy geen onmiddelyk belang hebben, welk alles volkomen wordt aangeduid, byaldien de Requestranten, overeenkomftig het voorengemelde advis van den BurgerVerhoyfen , worden gerenvoyeerd daar, en zoo het behoord. Van Leyden zegt; ik vinde in het geavanceerde van den vorigen Spreeker zeer veel zwarigheid ; want door de Requestranten zodanig te renvoyeerén aan den Kerkenraad, zond» fc'nvn kunnen hebben , als of de Vergadering san dien Kerkenraad de faculteit toekende ,ora deeze 15 Predicanten te herftellen, en de tegenwoordigen van hunne posten te ontzetten: dit kan nimmer het gevoelen der Vergadering — het kan nimmer de intentie der Voorftellers zyn. Ik zoude dcrhalven, afdiende van myn voiig advis, in confideratie geven, om, ingevolge het door den Burger Reprefentant van Zonsbeek geproponeerde , het verzoek der Requestranten te declineeren en te wyzen van de hand ; terwyl als dan nog aan den Kerkenraad het recht overig blyfr, om zich hieromtrent aan deze Vergadering te adresfeeren. Verhoyfen zegt; Tot eluc'datie, gevraagd door den Burger yan Leyden, of zoms uk dergelyk renvoy ook zoude kunnen ge» eliciërd worden, als hadde de Vergadering Itjlzwygende het verzoek der Requestranten gehomologueerd, dient, dat het geenzins de intentie van den Spreeker was, om dergelyke ftilzwygende homologatie te bedoelen: integendeel vermeende hy dat dergelyk renvoy veel meer aankondigde, dat de Vergadering zich met het verzoek der Requestranten geenzints inliet. Van Galen zegt; Indien wy de Supplianten renvoyeerden daar, en waar het behoort, zouden wy tegen de intentie van de Vergadering en van de Cammisfie befluiten 5 want de Conr ïuis  , C «3 ) misfie heeft uit het Commisforïaal begreepen, dat deze zaak rmest worden afgedaan, ten einde niet andermaal met dergelyke onaangename deliberatien te worden Jas» tig gevallen, 't geen notoir by een renvoy zoude gefchieden; want dan zouden de Supplianten zich aan den Kerkenraad of eldersr en die weder zich aan deze Vergadering adresfeeren; en indien wy het verzoek declineeren is da geheele zaak afgedaan. En die da i nog eene nadere Propofitie heeft, kan dezelve proponeeren; terwyl men met Requesten wel zal t'huis blyven. De Prefident ftelt voor, om het verzoek te declineeren. Eenige Leden verklaren zich daar tegen. ' De Prefident inltitueert het appel] nominal , of het verzoek zal worden gedeclineerd of niet. Appelius geeft in confideratie om, ingeval het ver* zoek mogt worden gedeclineerd, 'er by te voegen: als gynde de Requestranten niet bevoegd , zodanig ver-, zoek te doen. Van Leyden verklaart zich tegen deze byvoeging. De Prefident inftitueert andermaal het appel nominal: en wordt der Requestranten verzoek gede* chneerd.