VERZAA MELING VAN DICHT-S TUKJE S.   XMJ 8 42 Cl4 VERZAA MELING van DICHT-STUKJES* Vervaardigd bij gelegenheid, der HOOGE GEBOORTE DAGEN, Van zyne doorluchtige hoogheid den h e e r e frincr van o range en nassaü, Erfftadhouder, Erfcapitein en Admiraal Generaal, der vereenigde nederlanden, ócc. &c. &c. ë n ii a a r e koninglijke hoogheid ME v r o u W e hoogstdr s z e l f s g Emali n ne, &c. &c. &c. DOOR % PLOEG.  De dagen, mar op 's II e m e l s macht, Oranje, «jzynGezih, in 't aardfche keven bracht, Zijnjleeds voor mijnen geest, zo reële vreugdedagen: En noopt mij ieder keer, een wenscli hen op te draagen, Elk hunner kan mijn dichtlust voên, En waarom cok, zou ik't niet deen? Daar hunne deugd het tucht, e:i neerlands vva/re vrinden "Luiks niet dan billijk vinden, godsdienst, ta.-vd en volk , mij deezen plicht gebied; En... LandberoerJtrs, acht ik niet.  LIERZANG, AAN M IJ N E TT -jrf *7 ~7r,1 -jyr ^f^rry^, -rr>; -r>r jlj^jl±.'4 A^i^jsAul.'4 k.^\JJL jiltlq o TER HEUGCIIELIJKE VERJAARIXGE VAN ZIJNE DOORLUCHTIGE HOOGHEID, Op den 8 Maart 1788. 61 G j, met wien ik 't licht aanschouwde, In Neêriandjch wijdbereemden Staat, Waar vrtj he id , haare Zetel bouwde Naast god, door nassau's hulp en raad; Aan U, met wien ik deezen zegen, Van 't Alvermoogcn heb verkreegen; Aan U, met wien ik in deez' tijd, Oranje n's Jaardag, zonder vreezen, Weer vieren mag, gelijk voordeezen, Aan U, word deeze Zang gewijd. A 3 Hoe  ( 6 ) Hoe heilrijk! cn hoe tierend groeide Onze aller welvaard, dag aan dag ! Toen Eendracht, onze harten boeide, Aan Orde, li nten en Gezag, Ja, toen men zo aan vorst als staaten, 't Bejluur des Land's wilde overlaaten, Was toen niet elk ? op zijne wijz', Meer waarlijk vrij, in zijne Wooning, Als op den Throon de grootlte Koning 2 En 't Land, met regt een Paradijs ? Maar ach ! mijn waarde Landgenooten! Wat waren wij? zints zeeyen Jaar, Toen men bij ons, ondanWre Grootcn, En d'miv.e Kleenen , wierd gewaar; Die, onder fchijn van 't kwaad te wee;en, 's Land's Wetten zochten omtekecren, Door list, geweld en muiterij; Herfchiep ons niet, deez' fnoode bende, In Nederlanders vol e.'cnde? En 't Land in ccne woestenij? Want  ( 7 ) Want hoe veel fiioode gruwelffyikken, Bedreet' niet dceze woeste hoop ? Zag men ha« niet de Onjchuld drukken; Het Recht belcm'rcn in zijn loop; Oranje n's invloed Hout beletten ; Z'jn gemalin gevangen zetten; Met moord eu plunderingen woèn; Het Eergefloelte fiiood verbasteren; Elk in gelchriltcn god'loos lasteren ; Spreek, zag men dit , door haar niet doen ? Hoe ijslijk was 't niet allerwegen, Met Folk, en Kerk, en Land, gefield? Daar zelf c o d's dienaars, met den degen, Tot hoofden flrektcn van 't geweld; En men, in fpijt der hoogf. machten, 's Land's Vrijheid, zo vér dorst verkrachten, Van hulpe, bijjland, heul en troost, Te zoeken, in uitheemfche ftreeken, Om de Onjchuld naar het hart te fteeken, ö! Welk ontaart Batavisch Kroost i A 4 Er.n  C 3 ) Dan, god die zoms om wijze reeden, Het onrecht eene tijd gedoogd, De braaven toetst door regenhoeden, Doch ook weer hunne traanen droogd; Die god, die (leeds ten allen nonden, De god, van Neerland wierd bevonden, Was ook als nu , weer onzen god; Hij wekte, frederik van germanje, Zond hem rcrhulpe van oranje, En ftuiting van ons droevig lot. Hoe fpoed:g zag men 'c toen befieebten ? Nauw hoerde en zag der muiVrcn ftoet, De komst van Pruisfen's Oorlog's knechten, Of flraks vervloog hun euv'len moed, Die zij fteeds toonden als barbaaren, Aan ons, die zonder wapens waaren ; Hoe vlood hun legermacht uit een; Daar zij, die nog wat mocd's bezaten, Het dierbaar leewn moesten laaten , Ter flrjtfle van hun dollighêeri, Hos  ( 9 3 Hoe heerlyk rees, als toen 'sLand's luister, Op dceze hulp, van god befchikt, Tot aller heil, uit 't aak'lig duister! Hoe wierden wij, door haar verkwikt! Daar zij, de muitzucht nedervelde, 's Land's Oudfcen in hcur Eer herfteldc, De Dwinglandy en 't zelfbelang, Deed vlièn, voor haar getergde woede, En Neêrlandsch vreije'n ftaat behoede, Voor zijn ge wisten ondergang, Ja, door dcez' hulpe, zo verhoeven , Zag men, tot aller braaven vreugd, Aan ons, als 't waare weergegceven , Den vijfden willem, groot in Deugd; IIij, die zo langen tijd moest kampen, Met duizende onverdiende rampen, Door vuige hcerschzuch: hem bereid, Zag men alleen niet, wederkecren, Maar zelf volkoomen triumpheeren, Hcrfield in z:jne waardighoid, A 5 'sLand*s  C 10 ) 's Land's moeder, de Eer der kroon vorstin.\en, Zij, die in 't bangfle van den nood, Den braaven wiliem bleef beminnen, Eb roemrijk , raad en bij (land bood; Die ster re, die, toen alles kwijnde, Zo heerlijk, en zo troostrijk fchijnde, Uit 'sLandsman's naarc en laage Stulp, Waar zij gevangen wicrd genoomen, Zag men ook tot ons wederkoomen, Door deeze onverwachte hulp. Ik juichte, toen de Pruisfchen kwamen, Hoe wel in 't hart, niet overluid, Doch, toen wij deeze maai' vernamen, Borst mijne vreugd ten boezem uit: Want nimmer had ik meer verblijding Als op die heugchelijke tijding, Dat neerlandsc1i eminente hoofd, Met zijn Vorstin MBlXkfjit telgen, Te rugge was, in 't Hof der Belgen, Wie, had een uitkomst, zó gelooft? Dan,  C " ) Dan, wie ? die niet opmerkzanme oogen, Het geen 'er is gebeurd befthouwd, Wie ziet dan niet? hoe 't alvekmoogen, Op wien de blanke onfchuld bottwd, Decz' Staats omvveniciing bcweiktc; Hoe zij der muit'rcn macht beperkte; En heur deed vlièn van ons gebied; Ja, zagen wij niet in vier veeken, Hun werk van zeeven Jaar verbrecken ? Wie, merkt hier in god's vinger niet5 liet voegt ons dus, 6 Rille Braaven! Gij die met mij, met hart en hard, Standvastig bleeft, gelijk Bataaven, Voor 't waar belang van Nederland: Het voegt ons dus, zeg ik met recden , Daar wij de rampen, die wij leeden, Zints twee paar Jaaren, nu ja nooit, Vergeeten kunnen, ook te denken , Aan hem, die ons triumph kwam fchenken, En onze haateren heeft verflrooid. Welaan  ( 12 3 Welaan, dan waarde Landgenooien! Laat ons veréénd met hart en mond, God's goedheid looven en vergrooten, Op onze vrijgevochten grond; Laat ons hem fteeds met blijde klanken, Voor onze en 's Lands behoud'nis danken, Want hij, verhief ons uit den druk; En fchonk ons weè'r door 't oud germanje, Den v ij f d e n wileem van oranje, Tot Neêrlandsch heil en ons geluk. uer pruisschen vorst, zy ook gepreezen, Voor zijne hulp aan ons betoond; Dien ed'len koning , zij bcweezen, Dat dankbaarheid ons hart bewoond; 'sLands machte n, zij ook Eer gegeevcn, En de Overigheden, daar bcneeven, Als ook die Burg'ren, die getrouw, In fpijt van rampen en gevaaren, Aan Eed en Pltcht, ftandvastig waaren, Voor Neêrlandsch wank'lend Staatsgebouw. Laat  ( i3 ) Laat ons ook , met vereende blijheid t Deez' Jaardag van o r a n j e n's vorst; Die thans ten fleun der vvaare vrijheid, V/eer als voorheen, de Staatszorg torst; 'k Herzeg, laat ons als Batavieren, Decz' heugchelijke Jaardag eieren, Daar men, weer vreijelijk als voorheen, Oranjen's naam, hard op mag noemen, En onbefchroomd, zijn deugden roemon, Zo grootsch betoond voor 't algemeen. Geluk, doorluchte vorst en heere! Geluk, met deeze blijden tijd; Die god, die U deed triumpheeren , Op all' uw haateren wijd en zijd; Die god, die U in ramp bewaarde, Zij fteeds uw hoekfteen, hier op aarde, En geeve, dat uw edel hart, Nooit weder kwijn', door één dier plaagen, Dien hét, zo onverd:end moest draagen , Tot aller braaven bitt're finart, Ja  Cm) Ja Hij, door wien wij ons verblijden, Schenke U, tot heil van Neêrlandsch Staat, Kloekmoedigheid, in Oorlogs tijden; Bedaarde Wijsheid, in den Raad; Standvastigheid, voor'sLands belangen; Geluk en voorfpoed, op uw gangen; Een Ed'le cn lange leevensloop; Op dat wij, als voorheen weêr bloeijcnd, En onder uw bejliering groeijend, Het cieraad werden van Eurot;:'. Uw wijze en fchrand're GKUALiNHti Voor wien 't vernuft der mannen bloost, Zij lang, uwe Echt en Zielsvriendinne; ~ Uw veel beloovend Vorst'lljk Kroost, Druk roemrijk, tot onze aller vreugden, Het voetfpoor van uw heider deugden, Zo blijve uw stam, alom geacht, Door wijze helden, onbezwceken, *t Palladium, der vrije ftreeken, En 't heil van Batoo's nagedacht. Gij,  C '5 ) Gij, mijn oprechte vreije' Beigen; Blijf fteeds met mij, en Stad en Staat, Met VADER WILLEM'S DIERIi'ltE TELGEN, ! Gebouw en trouw, voor alle kwaad: Ja, laat ons met vereende krachten, Altoos 'tLandt Oude IVelherbraehte Regeering' swijze, hulpe bïèn : En Steeds als fiille Burg'ren leeven; Gehoorzaam zijn, die wetten geeven, Zo zal ons aile, heil gefchièn. En gij, misleide Nederlanders! Gij, die u nog, in Vrijheid's fchijn, Verftokte en bitt're tegenjlanders, Van 'sLand's belang betoond te zijn; Ach! open doch ecn's uwe oogen, Eu zie, hoe dat gij vvierd bedrogen, Door een ondanWre vuile Stoet, D.e, uw onnozelheid Hechts vleiden, Om hunne heerschzucht uit te breiden, Ten kosten van uw goed en bloed. Maak  C Iu ) Maak doch gebruik, verdwaasde lieden, Van 'c geen, 'sLand'i hooge overigheid,, Uw alle, zo gulhartig bieden; Beken toch, dat gij zijt misleid, Werp u, voor hunne goedheid neder: Schenk, fcherik, oranje uw liefde weder; Daar hij niets meer van u begeert; Het kwaad, aan ons zo vaak bedroeven, Dat willen wij, u ook vergeeven, Mits gij, den staat en nassau eert. Dit blijde uur, zij haast ophanden, Tot heil van Volk en Kerk en Land; Dan zuilen, deeze vreije Landen, Weer vrij zijn, door de Eendracht's hand: En wij, zo wel als de onderzaten, Bij 't wijz' beduur, van vorst en staaten, In dat zo wensch'iijk oogenblik; Gelijk als eertijds weder blocjcn, En 't Land, in macht en aanzien groejen, Tot elks verwondering en fchrik. * DICHT-  DICHT-STTJKJE TER BLIJDE VERJAARINGE, VAN ZIJNE DOORLUCHTIGE HOOGHEID, Op dm S Maart 1789. DE HEEREN LEDEN VAN HET C O L L E G ï E, Onder de Ziiifpreuk: standvastig voor de oode constitutie, (in welk COLLEGIE, de Maaker deezer Dichtfiukjes dé Ecre heeft kestüurend lid te zyn,) op derzelver plechtige Maaltijd , deswegens gehouden, TOEGEZONGEN. Pryswaarde Broederfchap! Standvaste, oprechte Vrinden, Van nassau , land en kerk. — Gij zijt gewis met mij Verheugd, daar wij ons weer, te zaamen mocgen vinden, , Ter blijde viering, van vorst willems Jaargetij: B Ik  ( 13 ) Ik zeg gewis, wijl niets ons meerder moet vernftakeff, Als om in Haat te zijn, een hartenwensen te biên, Hem, dien wfj voor 's Lands heil, getrouwelijk zien waakerr. En daarvoor, foaad, noch hoon, noch onheil heelt onzieo Laat ons des Vricndenfehaar! als waare Batavieren, En niet als martelaars, van Vrijhei a's valfthen fchijn, Deez' heugebeujken flond, met gulle vreugde fiercn, En opentlijk doen zien, dat wï or ange zijn; Ja, daar ons éenc drift, in vreugde doet; tvonken, Zo zj ook eensgezind, en meer uit liefde ais plicht, Bij t drinken van dit vogt op 's Vorsten heil gefchor.kenr Dien Vaderlandfchen wensch, hartgrondiglijk verricht: Dat 's hemels opperheer ! de Cecver van het goede, Die wederom een Jaar , tot heil van Nederland, Aan 'svorsten leeftijd gaf, hem neem in zyne hoede,, . En immermeer bewaar, door zijn geduchte hand ; Hij fterk zijn groole ziel, in al haar doen en poogen, Ter ondcrltcuning, van ons heerlijk Staatsgebouw,. En fchenkc meer en meer, zijn Goddelijk vermoogen, Aan willem's waare deugd, en Vaderlandlehe trouw! Hij  t *§ ) faij geef hem maurits moed, als Nederland moet firijdeh» En 'szwyclrs wijs beleid, in 't midden van den Raad, Zo moet, en zal hy ook, ons vrij gewest bevrijden, Van binnenlandfchen twist, en buitenlandfchen haat; Hij rekk' zijn dagen uit, tot aller braaven vreugden, En geef, dat hy nog lang, met pruisse.Vs kroon minerv', De wijze wilhelmine, zo groot in moed als deugden, Het cchtfecst vieren mag, op Vader Batoo's erf; Dat Z:j ook beiden, in hun Vormelijke Loeten, Als waardig Nas fa-u's Kroost, die deugden zien gevest, Die fteeds 'c Orange Huis, zo grootsch en noch vergrooten, En altoos zijn geweest, tot heil van dit gewest; In 't eind, den Hemel geef, deez' Edele Stervelingen, Dit waarlijk Varfld'.jk Paar, van zijne milde hand, Het allerbeste deel van zijne zegeningen, De liefde namentlijk, van *t Volk van Nederland: Zo zullen als wel êer, deez' vrijgevochten Staaten; Oniangs ten val gedoemd, door hcerschzucht en geweld j Bij willem's wijs beduur, in fpijt der onverlaaten, Weer bloeijen, en heur macht, en luister zien herdeld.'  ( 20 ) Ja, 't kan niet IBisfeo, of deez' Staat op 't DMilw» verbonden Met prl'is en britt', en door de Orange band gcfnoerd, Moet een's haar Vrijheid zien, op cnverwrikb're gronden, En haare majeftoit, ten hoogden top gevoerd. — Zie hier den hartenwensen, mijn zeer geachte vrinden r Prijswaarde rafedeleën! van eene maatfehappij, In welkers zamenkomst, z:ch geen mag laaten vinden, , Zo hij niet voor orange en 's land's regeering zij; k Herzeg, zie hier den wensen, die'k voelde op't harte legger» En waar aan 's Hemels gunst, zijn milde zeegen geef: — Ik twijflcl niet, of elk, zal met mij durven zeggen, Bij 't drinken van dit nat: viva! oranje leef! DICHT-  DICHTSTUKJE TER 1IEÜGCHELIJKE VERJAARDAGE, VAN IJAARE KONINGL IJKE HOOGHEID, Op den 7 Augustus 1789. Insgelijks de heeren leden van het hier voorgemelde collegie, op derzei ver Maaltijd , ren ^, voornoemden dage gehouden, TOEGEZONGEN. Aanzicnelijkc kring , van Vrienden en Vriendinnen I Verheugde vierderen, van 't b'ijde Jaargetij, Van '« lands stadhouderes , oranjf.tvS gtmalikne, Dat bij een elk van ons, deez' dronk van harten zij, Daar zij, op 't welzijn is gefchonken, van dat wonder, Het geen de godheid, fteeds tot 'smcnfchen heil gereed, B 3 Tot  C 22 ) Tot oud germakjen's Eer en Glorie, maar bijzonder, Tot onwaardeerbaar Nut, van neerland worden deed; Ja, hart'Jïjk zij de dronk, op 't welzijn deezer vrouwe, Die.lpijt het helsch vernuft, van heerschzucht, list en haat, Door wijz* beleid en moed, fiandvastigheid en trouwe, Op eens de redfter wierd, van Neêrlandsch, veegen Haat; Ja, hart'lijk zij deez' dronk, verheugde Fcestgenooten! Zij geld, een Groate, en ■weldoende kroonvorstin; JZij geld, de voedfter Vrouw, van nassau's dierb're Looten j Zij geld, oranj en's vreugd, en trouwe Echtvriendin $ Ja 't geld, de Zegen Sier, der vrijgevochten ftreeken, De fchrfk der muiterij, cn Vivjheid's reehtchand; — Welaan dan, dat deez' dronk, een ieders hart doe fpreeken, Tot w i l k e l m i n a's heil, en nut van 't Vaderland! Eang  ( *3 ) Lang leef, tot vreugd der Belgen, 'sLands krfstadhouder.es, Met Haar gemaal en telgen! Lang lecvc die r r i n c e s ! Die Sterre van germanje, Schijn, tot zij ondergaat, Met 'luister, voor oranje, En godsdienst, folk en staat. Lang leeve, die heldinhe, Ten fchnk der dwinglandij! Lang leeve, die vorstinne, Tot vreugd der Braaven Rey! — Dat wij, nog meen'gmaalen, Bevrijd van ramp en kruis, Dit blijde feest hernatten, v i va, 't oranje huis! B 4 DICHT-  JDIC H ThST-TJ K jt JÉ OPGEZONGEN Ter gelegenheid, dat de BURGER COMPAGNIE R°. 56. Onder bevel van den wel edelen manhaften heer capitein. Mr. \v. s I x, (ƒ» welke compagnie * Maaier deezer Verzaamelhig, de Eere heeft v a t n d r i g t« zijn O op den | Af„rt 17J». I^Wl * N^b Verjaardag , vflw ZIJNE DOORLUCHTIGE HOOGHEID, de HOOFDWACHT, /W. TT XiOtZ'j manh/ifte, OP- cn ONDER-OFFICIERENf En verdere Leden, \an deez' 0 u ■ g e r-c 0 u p a g n i e , Hem, die uw vaandel vocrd vergund, dat hij bij 't vieren, VanNAssAus jaahoetij, u deeze Vaerszenbil Moest  C 25 5 Moest eertijds 't Jaargetij, des tweeden Philips van Spanje, Dien aartsgewcldenaar, een feest zijn voor dit land? Wat moet dan niet wel zijn, de jaardag van oranje? Dat onverwacht gefchenk, van 'sHcmcisch dieibre band) Daar wij, in deezen vorst, zó edel, zó verhoeven, Die heldentrouwe zien, waar door, in dit ge we s t, Zijn huis, ons juk verbrak, de vr ij h e i d deed herleevcn, En godsdienst nevens haar, voor altoos zijn gevest.Ja, blonk niet, deeze trouw recht Hemelsch, voor die panden In deeze affiammeling, der helden van nassouwI Toen onlangs ecne drom, van fnoodaarts zamenfpanden, Ter ondermijning, van ons wonder Staatsgebouw; Zag men de hel toen niet, geheel en al ontflootenJ Heerschzugt'gheid, bedrog, nijd, laster, zelfbelang, Door domme Burgeren, en Fransxhgezinde Croottn, Het allerfnoodst befiaan, tot n a s s a u's ondergang ? Zag men niet hoogst verwaand, hem van 'c bewind ontzetten? Zijne Eer, zijn Waardigheid, gefchonden boven peil? Zijn fchrand're gemalin, in haare rijz' beletten ? En, bleef toch niet zijn trouw, üandvastig voor 's Land heil ? B 5 Da«  ( 26 )l Dan 'sllemelsch opperheer! dc macht van alle machten! Zij fteeds gedankt, dat inj, de muiteren tot ftraf, Oranjen's heldenziel, voorzie!.tighcid cn krachten, Naar maate van den ftorm, tot Neêrlandsch welzijn gaf; En dat hij, deezen hoop, zijn hand deed ondervinden, Door fredrik WlUOU/t Fuik, en erunswijks crootex held , Waar door de Maj fielt, dier valfche Vrijheids vrinden, In rcok en damp verdween, cn nas sau wierd herfteld, En Godsdienst, Vrijheid, Volk cn Land en Ovcrheeden, Tc zaam ontheevcn zijn, van een ondraagb're boei, Waar door weer als voorheen, het heil van Folk en Steden, Gantsch luisterrijk herleefd, in de oude groei en bloei. —. Hoogst allerheuglijkst dus, zij eik dit blij verj.iaren, Het o n e e c r ij p l ij k é é n , zij dankbaarlijk geloofd , Daar zijne gunst, op nieuw een Jaarkring wilde fpaaren, Aan 't dierbaar Jeevcn, van 's Lands e m i n e n t e h o o f d. Men juiche! cn met réén, op deezen dag der dagen; E>e gulle vrolijkheid, en biijdfehap zij volmaakt, Pij elk, die de edele naam van Batavier wil draagen, Paar men haar elk ontzegg', die deezen dag verzaakt. — Ons,  C 27 ) Oks, ons moet beven al, (20 ooit bij ons voor deezen, Orajvjens Jaargetij, een blijde feestdag waar,) Deez' beugchelijken dag, een dag van blijdfehap weezen, Daar wij hem vierend z;jn, feestplechtig metelkaêr, In vreede, bij het doen van onze Burgerplichten, En, wél alhier, daar men wel eens met llrafloosheid, Het febenden d.'ezer dag, kwaadaartig zag verrichten , En elk oranje vriend, zijn blijdfehap wierd ontzeid; Onze aller vreugde moet, dus in 't bijzonder blijken; 't Vergenoegen zij volmaakt, aan deeze Vrienden disch; De gulfte vrolijkheid, moet in elk onzer prijken, Zo blijk, dat deeze Wijk, «precht oranje is: Dat wij, dat al het Volk, van batoo's vreijê' ureeken , Is 't niet, geheel en al verbasterd en ontaart, Deez' zuiv're hartenwensch, van'sHemels goedheid mieeken, Voor Neêrlandsch o o g e l ij n , die deezen dag verjaard; Dat aller vorsten vorst! oranje verder fierke, lil zijn beftuuringe , van Neêrlandsch vreijen Staat! Hij  C 28 ) Hij zij, en blijf de fictm, van folk, cn Land, cn fitftfj Een held in 't Oorlogsperk; een vader in den raad; Een schutsheer van het recht van Neêrlandsch Ingezetenen; Een toeverlaat voor hem, die om befeberming vraagd; Een fiere leeuw voor elk, die Neerland tracht te ketenen: Een schrik voor muiterij, zo ze immer weder daagd. Zyn levensloop zij lang. - de kroon der kroon vorstinnen, Die met hem, leed en ftreed, en moedig bijftaoa bood, Wier deugden, elk Bataaf moet eeren en beminnen , Zij lang, tot aller heil, oranjens echtgenoot. Het vcclbeloovcud kroost, moet fteeds zijn vreugd vergrooten; Dat hunner oud'ren deugd, in hen op 't heerlijkst Icbün', Zo zie de dwingiandij, dat vader wille m's l o o t e n , Ah nog, de Grondpijlaan, van Neêrlandsch Vrijheid zijn. Ja n a s s a u! nassau! leef in 's Hemeisch gunst en zegen! Dat op de beè zijn's hart, 't geen Burgertwisten wraakt, i ft D--n nog verdwaasden hoop , tot Eendracht word' genoegen, Zo is zijn wensch voldaan , en Neêrlansch heil volmaakt; Och.' dat dit haast gebeur! zo zullen wij weer bioeyenj Het Land, in één verbond, met pruis en albion, Zijn  C 29 3 Zijn oude macht weer zien, op 't allertierendst grceijcn, }a aller welvaard zien , bij WILIEM glorie zon. > En wij, mijn vrienden ! wij, die ons beroemen moogen, Dat ons in aemstel's stjd, de Wapens zijn vertrouwd, Bij n a s s a u s zegepraal: laat fleeds ons doen en poogen, Deen zien, als dat men ons, niet te onrecht heeft befchouwd 5 Laat ons eendrachtiglijk, op 't edel voetfpoor treden, Van hem, die ons geleid, als Burger capitein, Zijn zucht, voor nassaus huis, voor Wetten, Overheeden; En Godsdienst, Vrijheid, is oprecht, verhoeven, rein; Dat men het voorbeeld volg', dat hij ens komt te geeven, Dat men zijn deugden eer', en prijze naar waardij, Dat in ons hart, zijn naam, zijn edele naam blijf ieeven; En hjj, nog langen tijd, onze aller Leidsman zij. — Dat wij Jiandvastig zijn , voer 's Lands regeeringsWIJZe, 0 Dat wij gehoorzaam zijn, aan onze overigheid, Dat wij eendrachtig zijn; — voor vuige tweedracht ijzen,) Zo klimt ons aller heil, met aemstels Majefteitj  C 30 ) Zo moet deez' Burger-Wijk, aan ieder kenbaar maakc.n, Dat fehoon zé in Vrijheids tijd, geen van de minfie waar, In *t ploegen van geweld, en Eed en Plicht verzaaken, Zij thans verfehijncn km met eene Burgerfcbaar, Die trouw geblccven is, aan kassao, en 's Lands machten, En... daar voor ijvrcnd blijft, tot aller muitren fpijt: Ja, iaat ons immermeer, onze Eed en Plicht betrachten ; Ons hart zij fieeds oranje, en >t vaderland gewijd. Ziehier, mijn vrienden *.,! het geen ik wilde fpreken, Op deezen blijden dag; _ „aar kunstroem dong ik niet; Uw gunst ontfang mijn zang, en dekkc de gebrecken, Oranjensjaargetij, is de oorzaak van dit Lied i Mijn hart dat f, voldaan, mag ook zo 't uwe weezen, Dan zal men zuiv're vreugd, uit aller oogen leezem DICHT-  B1CHT-STUKJE t je r. ii o o g £ geboorte dac, van IIAARE KONINGLIJEE HOOGHEID, Op den 7 Augustus 1790. de iieeren i.eden, van het meergemeld c ollegie , opderzelverplechtige Maaltijd, ter voornoemde gebeurtcnisfe, toegezongen. Dorst onlangs, den noch dvvaazen Reij, Van zogenaamde Vrijheid's vrinden, Zich rustverfloorend onderwinden, Te vieren, opent'Jjk het dorrend Jaargetij, Van  C 32 ) Van Hm , die zijnen rang, tot fchamfc en oneer, ihcedd Gewerkt heeft, door de macht, van Jaag cn dom gefpuis, Tot de ondergang van Volk, en Godsdienst, Land en Sleden, En, bovenal ten val, van nasi au s dierbaar huis, Eu aicfa ten loon daar van, door muïteren te gader. Laat groeten, met den naam van Vader, Doch ook, daar Hij zulks duld, en hunne leer gelooft, In naam en daad, verklaard te zijn, hun aller Hoofd; Was dus, dat Jaargetij, een Fjestdag voor die geenen, Die noch, fpijt wet en recht, en alle zachtigheid, Indien zj konden, zich tot hunne plans, bereid Betoonen zouden, en vcrëenen, Hoe dierbaar moet dan niet, geachte vriendenschaar! In tegenflelling, ons, dien ik den naam mag geeven, Van trouw te zijn gcblecvcn, Aan 's Lands Regeeringsvorm, in Vrijheids Wonderjaar , Dit heeden zijn? in welkers loope, Het Cleraad van Euroope, De grootfte kroxin vors ti n, GERMANjrüN'j-XiEERLANDSCII eer, Cn IfASfAÜI GEMALIN, Zo  ( 33 ) Zo heugchcüjk verjaard, doer gunst van 't opperweezen, Wel aan... elk onzer zij verheugd; Elk onzer toone vreugd, En doe de vrolijkheid, in zijne qogen leczen; Wij hebben reeden, en het Voorwerp is zulks waard; Dit bleek ons niet alleen, maar aan geheel de aard'; Ja, neêrlandsch vaderen zelf, getuigen, Dat wilhelmtna, naast des hemels dier'o're hand, De Redder , is van Nederland, Daar Zij, der muiteren trots deed buigen, Toen haak beleid, gantsch onverwacht, Hen allen, in een valdrik bracht, Waar uit zij, niet weer konden raaken, Als om ons aller heil, in cene te volmaaken; Dat niets des, ha are roev.i, uit onze harten wist Haar Jaarfeest, zij altoos, voor ons een vreugdeteeken, Daar zij, van deeze vrije Streeken, De ed'le Red/Ier was, en nog het Cieraad is: Dat nooit der braaven hart, haar zuivere Huw'lijkschtrouwe, Voor den gantsch ftraiTeloos, verdrukte oranje vorst , C Die  C 34 ) Die weer, tot neêrlandsch heil, de Staatsbeftuuring torst, Vergeete, maar altoos in dankb're achting hou we ; Dat ook haar wijze zorg en vlijt, Lr 't vormen , der oranje panden, In zegcmnge Wijf, daar cen's tot zijner tijd, 't Verèenigd Volk der Nederlanden, Zal Zien, dat dit doorluchtig kroost, Geweekt in Nederland, door n assau en g ermanjh, In alles evcnaard, de helden van oranje, Die fteeds van ouds hér af, in nood, de hulp en troost, Van dit gewest, zdgrootsch, zó" edelmoedig waaren, Dat men haar, voor ons heil, hcur goed, nog bloed zag fpaaren; Wel aan... zeg ik nog cen's, elk onzer zij verheugd; Elk onzer toone vreugd, En doe de vrolijkheid, in zyne oogen Icezen, Op deezen blijden dag, die niets dan vreugd moet weezen Ja dat, op dit voor ons, zo hcugchlijk Feestgetij; Dit, aller wenfehen zij: •> De  ( 35 5 „ De algoede hem el! geeve, „ Dat 'slands sta dhoude ii es, W ■ „ Germanjens kroonpri kces, „ Met nassau, haar gemaal, cn ed'le telgen Jeeve» „ Gezeegcnd, door zijn hand, „ Ten fchrik der muiterij, en heil van Nederland: ,, Ja dat cod's zegeningen, „ Uit z ij n e n milden fcboot, „ Op deez', Inet alle recht, verheeven stervelingen, „ Zo gunflig daale, als ooit, een vorsten Stam genoot: ., Dat ook, zijn Goedheid geef, dat eens weer als vcorheencn , s, De Nederlanders zich, als Broeders t'zaam verè'cnen, „ Zo heeft het vorstlijk huis, zijn zuiv're hartenwensch, „ Zo is weer elk Bataaf, een hoogst gelukkig mensch." Dit zij, onze aller beè, beminnaars van oranje.' I Drink hier dit glas op uit, tot aan den bodem toe, En Juich, beneevens mij , verheugd en blij te moe, Viva! de Ed'ie stam! van nassau en germanje!   JD X CIIT- S T XT K ƒ  Zingt des triumphi 6 Landgenooten ! Zingt Minnaar tse en Minnares; De Prins uit Brunswyks [lam ge/prooien, Huuwt aan Oranjes Erfprimes \ Zoo voegen zich gejlachten faamen, JDie wederzydsch hum' oerfprong namen Van Helden, uit den hoogften fiand; Was 'j huis van Brunswyk Jleeds uitjleekend, En voor Germanje heldenkweekend? Oranje is 't al voor Nederland l — J. M. SOBELS. In deszelfs bekroond dichtstuk, op het HOOGE HUWELYK.  by gelegenheid dat het COLLEGIE onder de zinspreuk: STANDVASTIG VOOR DE OUDE CONSTITUTIE; De heugchelyle Gebeurtenis, Vain bet HOOGE ECHTVERBOND, tusschen ha are doorluchtige hoogheid; M E V R O U W E FHEDERIKA LOUIZA W IL HELMIN A, Erf - Princesfe van Orange en Nas/au , &c. &c. &è. e n zyne vorstelyke hoogheid, DEN H E E R E CiREL GEORGE AUGUST, Erf Prince en Erf - Hertog van BrunswykWolff enbuttel, (fc. &c, éfc. Door een PRACHTIGE MAALTYD, op den 18 Oftobtr 1790. binnen AMSTERDAM, hartgrondig vierde. B.'yde Vierdcren! Vierderesfen! Van 't grootsch voltrokken echtverbond , Van brükswyk's erfgenaam, met nassau's erf-princesse; Myn hart, wenscht u geluk, met deezen blyden ftond: A 2 Ja,  1 4 $ Ja, Waarde Vrienden en Vriendinnen! "k Wensch u driewerf geluk, met dien voltrokken ECHT, Daar iiY, de grondflag legt, Tot harten vreugd van hen, die nassau wèar beminnen, En ook op nieuw, ten fpyt van mecnig onverlaat, Een fteun voornassau word, en neêrlandsch vreyé'n staat; Wel aan, dat hier tot eer, der hooce eciitgenooten, De blydfchap zy genicht, En elk de gulle vreugd, hartgrondig help vergrootcn, Te meer, daar elk van ons, zulks hooglyk is verplicht, Zo aan louisa's deugd, aait, hart en braave zeden, Als aan den erfprins, haar celiaal, Wiens vader, naauw drie jaar geleden, Door zyne heldenmoed, en nooit verwonnen Haal, Roemruchtig, in één ftond, de wrecker van OMmAKJE, En de Edele redder was, van neerland cn oranje; Wel aan, zeg ik nog eens, verheugde Vriendenftoct! Dat ieder onzer juich, om 't hoog vereenigd bloed, Het Scen in trouw, voor Land, cn vreedzaame onderzaaten, Oen weevg* nccftj in s'Wacreld"s Staaten, ë  Kc 5 & ]a 't geen van heldenmoed, van zynen oorfjuong af, De grootfte cn fchoonfte blfken gaf; Dit moet gê! ó Batavier! met den germaan getuigen; Hoogst billyk dus, dat wy aan deezen Triendcndisch, Daar elk, zo ik vertrouw oprecht ORANJE is, Óm dien voltrokken ECHT, me: waare blydfehap Juichen» Ja billyk wacht ik iüt, dat gy Biyn Vriendenfchaar! In myne wenfchen ftemt, voor 'tHQOG veiè'enigd rAAR. DOORLUCtlTE en EDELE ECHTELINGEN t Dat fteeds, den oorsprong aller dingen, U zynen zegen fchenk, in cene ruime maat; Dat immer, heil geluk, cn onbepaald vernoegen, Om ftryd, zich om U beiden voegen, En cy, in uwen echtenstaat, Die zuivere liefde fteeds moogt fmaaken, Die namaals, Echtgenoots tot Engelen godes maaken, Dat ook uw Echtverbond, een langen tyd verduur, Paar by gejegend zy, met vorstelyKE looien, A 3 W  DieopI]eU1.tyJdocn2icn)llit >£ bloed t£ zyn gcfF00tc(]) Dier helden, die tot aller uur, Nooit grootheid, „aar alleen s'Volk's waar belang begeerden, En hier om ook altoos m>a*.i,* a toos' gefterbt door s'hemels hand, Op meer dan eenen dwingeland, Tot heil van Land en Volk, roemruchtig triumpheerden. - üw VORST'LYK OUD-ken PAAR, zy ^ ^ ^ ' hun roein, zy uwe rocm> üw ^ ^ ^ En doe elk waar Bataaf, om uw gdukftaat juichen; Een beede nog, LOutzEi eer Hnc r-v r, . ö» cei dat OY van ons fcheid, Wil toch, aan UIWSWOT hok, in waare nist Dit land, hoe zeer verpest door tweedracht, niet vergccten; Daar zyn nog braaven in, volwaardig en bereid, Om als de nood bet eischt, dat echter god verhoede! Standvastig te doen zien, in fpy£ der boozen woede, Dit zy nog zyn, die zelfden lToet, Die lydend, (pmkm dom> voor Dw D00RLUCimc ^ Denk dies toch vaak, vorstin- aa„ deeze Batavieren; Zy zullen immermeer, rjw edel huis verlieten; Z/  I 7 I Zy eeren uw GEMAAL! cn blyven altoos trouw, Aan al wat NASSAU raakt, en NEÊRLANDSCH STAATSGEBOUW, Hier op, laat myne ziel, van hoogst ontroerde lippen, Het ftaamelend Vaarwel! ontglippen; Gaê, gnê LOUlzA ! gaê! cons zegen volg' U naê! Zyt, als het weczen moet, een wyze DEBORA. — BATAVERS! EDEL VOLK! verheugde Feestgezinden! Standvaste voor s'Land's recht! oprechte ORANJE vrinden2 'k Breng u op myncn wensch, verheugd en b!y te moe, De Feest-Pocaal, met deezen juichtoon toe; Lang bloei de gryze STAM! van NASSAU en GERMANJE! Lang leef bet jonge PAAR! van BKDNSWYK en ORANJE! J. PLOEG. BESTUUREND LID, van het voornoemde C O L L E GI E.   VËRZAA MELING VAN &ANG--STUKJES,   M E J Ü F V R O U W E N, DE GEZUSTEREN ADKIANA PLOEG E N ELIZABETH BRUGMAN, Beiden gebooren burger. Werden Als ftandvastige Voor ft ander esfen van 's Lands oude constitutie, ff» het doorluchtig huis, van Orange en Nassau: Mitsgaders als Minnaresfen dér fchoone ZANGKUNST, A 2 e KONING van PRUISSCHEN- wijze: Laat de Faam maar, £?<;. Viva, de koning! Van 't fhïjdbaar pruissisch rijk, Wiens gunst betooning, Zo hcugchelijk , Oranje heeft gered , En muitzucht paaien zen', Viva, hoezee! viva, viva! de vorst van Pruisschen, hoezee! Dank zij, dien n r a a ve n , Want door z ij n hulp, zijn wij, Niet langer SJaavcn, Der dwinglandij; Hij bracht den staat cn 't land, Weer in hun ouden Hand, Viva, hoezee! &c. Zijn Rijk's Befiuuring, Zij heil voor prutssen's Staat, En lang van duuring , Zijn levensdraad, Hij blijf de bondgenoot, Van ons, zo zijn wij groot, Viva, hoezee! &c. B 3 OP  OP ZIJNE MAJES TEIT, de KONING van ENGELAND, wijze: Een kuiper vol &c. Viva, de vorst van Engeland! Op wien de braaven srittek roemen, En die wij thans, door's Hemels hand, Weer als voorhecnen moogen noemen, In (pijt der woelzieke Eigenbaat, De bondgenoot, van onzen staat, Dat nooit weer, dat nooit weer tot beider fchaê, Dat nieuw verbond, te gronde gaê. Dat ook elk waare Belg' hem prijz', Daar hij, toen men 't geweld beperkte, Tot heil van 's Lands Regccrings w j'z', Zo grootsch, met frebrik mcedewcikte, Dat nooit den Batavier vergeet, Wat c e o r g e toen voor nee rland deed, Maaraltoos, maar altoos verheugd en blij, Die braave daad, met roem verbrij. OP  OP D EN HE ERE HERTOG van BRUNSWIJK< wijze: Faut attendre avec Patience, £fc. Lang moet den dapperen Hertog Ieevenj Zijn luister klimme boven peil, Daar h ij , de last aan hem gcgccven, Zo braaf volbracht, tot Neêrlandsch heil, Nooit viere men in vrolijkheden, De zegepraal van Nederland, Of ieder rocpe en met reeden, Viva, hoezee! vorst f e r d i n a n d 1 — bis. OP DE BRAAVE STAATS en STADS LEDEN. wijze: ExVivamus, &c. Dankzij hen, die in 't beftuuren, Toen de muitzucht, 't kusfen had, Rustig blecven palinuuren, Zo voor land, als k e r k cn stad, En wier trouw, der Staaten trans, Weer verfierde met de glans, Van vijfden willem, Neêrlandsch Held, Dat volk en Land, veel heil voörlpeld, Viva, die braave rei. — bis. O P  OP DE WAARE ORANJE VRIENDEN Wijze : Hte zoet is 'i daar {fc. Zij, die in fpijt van: ramp en kruis; Voor 'c dierbaar vaderland, En 'c wijdberoemd oranje huis, Manmoedig hielden ftand, ■ En fleeds betoonden, niet in ichijn, Maar in de daad, Minnaars te zijn, Van den verdrukten vorst! Dank zij, dier braaven Belgen trouw, Voor willem, Neêrlandsch Vrind, Dat fteeds ons heerlijk staats gebouw, In hen befchcrmers vind; Dat nimmer iets hun wc-Ivaard Hoor, .Maar dat hun heilzon altoos gloor, Viva, de oranje vriend! O P  OP HET VADERLAND, wijzï: Triumphé, tendre Alcindor, £ C MARSCII!  MAïLSC H! VOOR DE HERSTELDE SCHUTTEREIJE. wijze: Uu mat in, brusquement, £?c. Wij Schutteren aan het IJ, Wij, die in spistjfuj Jaaren , Toen vuige dwinglandij, Het fieraad was der schutterij, Van dienst afkcerig waar en, Slaan, nu men weer de wetten eerd, En vorst oranje, triumpheerd! De handen aan Geweer en Wapens, En waaken als voorheenen weer, Met vreugd, voor a m s t x l s rust en eer. — bis. Stad, land en overigheid, En't hoofd der Batavieren, Als neêrlandsch majesteit, Word onzer aller ttouw geweid , Als ook onze officieren, Ja, door die Braaven voorgegaan, Zjn wij gezind, het kwaad te liaan, En met ben, goed cn bloed te waagen, Want dit, dit zet|en WIJ te pand, Voor nassau, godsdienst en het land, — Kr.