SPECTATORIAALE SCHOUWBURG, ZEVEN-EN- TWINTIGSTE DEEL,   \m ' [V 844 Mrl y m SPECTATORIAALE SCHOUWBURG, BEHELZENDE EENE VERZAMELING DEK. BESTE ZEDELIJKE T O O NEELSTUKKEN, BIJ EEN GEBRAGT UIT ALLE DE VERSCHEIDEN TAALEN VAN EUROPA. MET NIEUW-GEINVENTÈEKBE KONSTPLAATEN FERSIERD. ZEF■ EN-EN-TWINTIG'STE DEEL. Te AMSTERDAM, Bij GERRIT WARNARS. MD C C C.  INHOUD van het ZEVEN £N - TWINTIGSTE DEEL. I. Natuur en Pligt. . BI. 3 II. Alderson. . • 125 III. De heer Willem, of de onbekende Reiziger. . 271  NIEUWE SPECTATORIAALE SCHOUWBURG, ZEVENDE D EEL\   NIEUWE SPECTATORIAALE SCHOUWBURG, BEHELZENDE.EENE VERZAMELING DER BESTE ZEDELIJKE TOONEELSTUKKEN, BIJ EEN GEB RAGT UIT ALLE DE VERSCHEIDEN TAALEN VAN EUROPA. MET NIE U W-GEINVENTE ERBE KONSTPLAATEN VERSIERD. ZEVENDE DEEL. Te AMSTERDAM, Bij GERRIT WARNARS. MD C C &  INHOUD van het ZEVENDE DEEL. I. Natuur en Pligt. . BI. 3 II. Alderson. . I25 III. De heer Willem, of de onbekende Reiziger. • • -71  NATUUR en PLIGT. TOONEELSPEL. IN VIJF BEDRIJVEN. NAAR HET FRANSCHE VAN PELLETIER VOLMERANGES. vil DEEL a  Loin de moi ces efprits venimeux fc? mal faits, Qui n'ont que le talent de trouver tout mauvais. Si l'onfe verfe des pleurs en lijant mon ouvrage, Du critique attendri, j'obtiendrai le Juf rage.  VERTOON ER S, KLEEDING en WAARDIGHEID. de luzincouet, Gouverneur van het Eiland. Een blaauw, mei goud geborduurd kleed, rood kamizool en broek , een roode fatijnen fjarp, een , met goud geboorden hoed , laarzen met fpooren la ure val, de Zoon, Colonel van een regiment landtroupen. Een blaauwe rok, gcele knoopen, gouden fchouder- en degenkwasten, kamizool en broek van wit laken , een monteering-degen, een zwarte gordel met een vergulden plaat in het midden, halve laarsjens. laurtvat. , de Vader , onder den naam van edmokp. Een grijs kleed, zwart kamizool en broek, grijze op de hielen gczakie kousfen. Mevrouw de losanges, zeer rijk gekleed, een kapfel met vederen en juweelen. ros al ïde , Stiefdochter van Mevrouw de los a n g e s, zeer armoedig gekleed. la pierre, Knegt van laoreval, de'Zoon. Een fcharlaken rooden rok, geel kamizool en broek en een met zilver geboorden hoed, In het vierde bedrijf, een postrijders wambuis en laarzen, en ecne zweep iii de hand. la fleur, Bedienden van Mevrouw de losanges; groot livrei. charles, Bedienden van ne luztncourt. Een groene rok, rood kamizool en broek, dk cipier, een bruine rok, groen kamizool en bruine broek , een klein zwart paruikjen, en driekantigen hoed. A * db  de fonrier die in den krijgsraad den post van Schrijver waarneemt, eene monteering naar goedvinden. een atde-de camp, eene kleeding overeen- komftig zijnen rang. een offici er, die de grenadiers in de gevangenis gebiedt, eene monteering naar goedvinden. 12 grenadiers , in dezelfde monteering als de Officier. 3 lakeien van la-jreval, de Zoon, gekleed als la pi er re. 3 bedienoen van Mevrouw de losanges, ia een livrei, als dat van la fleur. Leden van den Krijgsraad. laureval, de Zoon , Voorzitter, 3 Capiteins, 2 Lieutenants en 1 tweede Lieutenant. Alle de. ze perfoonen moeten door Vertooners verbeeld worden , welken in hunne houding de grootfte deftigheid in acht neemen Te veele gebaarden zouden de achtbaarheid verftooren. Het Tooneel is op een eiland van jlmerica in den jaare 13-80 NA-  JD£ <£V3JJVGi8V gier Zijne oufcliuliL is ontJelt ? ZY^ttrWHL «TJV £P^JQT. V&eg&r. lX*£/m>*.  ■  NATUUR en PLIGT. TOONEELSPE L. EERSTE B E D R IJ F. Het Tooneel verbeeld eene /raatje zaal. Bij het eerjle fchcrm, aan de regterzjde , van den Jpeelder , /iaat een tafel. EERSTE TOONEEL. de luzincourt, de aide-de-ca1wp, charles. (de luzincourt zit aan de tafel te fchrijven. De ajde-de-camp/laat, met den hoed m de hand, agter hem. Charles is agter op het Tooneel.} de luzincourt een papier aan den aided e - camp overgeevende. Ziedaar, mijn Heer! breng dit aan uwen Generaal , en wensch hem van mijnentwegen geluk; zijne laatfte krijgsverrichting voert zijnen roem ten top QDe aide de-camp buigt zich, en vertrekt/) Charles, — als de Heer laureval hier komt, moet gij hem dit briefjen ter band Hellen, en hem verzoeken mij te wachten. {Hij neemt de pap-eren welke op de tafel liggen, ziet dezelve in , en geeft zijn afgrijzen te kennen.} Ik kan, zonder ijzen, mijn "oog niet (laan op die vervloekte briefwisléling I ... O trouwloos grijsA 3 aait!  6 natuur e n p l i g t. aart! Gij zult het loon uwer misdaaden ontvangen. {Hij [leekt de pap'eren in Z'jn zak. neemt een ver'zégelden brief, welke op de tafel ligt , en leest d'szelfs opfchrift.} „ Aan den Heer de „luzincourt" — Goed: het is een brief van mijn befpieders {Hij breekt denzelven open} ,, Den loden [ulij 1780 —" Zij hebben zien wel gekweeten ! men kan niet beter gediend worden. {Hij l'est} „ Mijn Heer de Gouverneur wordt verwittigd, „ dat de Engelfche troupen van Randplaats ver„ andert zijn ; dat de fcheepsvloot , welke hen „ verfterking moest aanbrengen, aangekoomen is, „ en dat hun voorneemen is, om op de ftad aante„ rukken , dezelve te belegeren en ftormenderband „ intcneemen." {Hij faat op.} Wij zullen hen voorkoomen! Ik durf mij op het Legerhoofd der Franfchen gerust verlaatcn, en de moed der foldaaten verzeekerd mij van de overwinning. TWEEDE TOONEEL. de luzincourt, Mevrouw de losanges. Mevrouw de losanges. Wel nu, mijn Heer, welk nieuws melden u de zo even ontvangene berichten ? Men zegt : dat wij, van de zijde onzer vijanden, alles te vreezen hebben. de luzincourt. Stel u gerust, Mevrouw; ik heb alles voorfpelt; wij kunnen niet verrast worden. Mevrouw de losanges. Ondertusfchen waren wij verraaden. Hoe is het met  EERSTE BEDRIJF. 7 met dien man gegnan , die aan den Engelfchen kapitein, eene fchüilplaats had bezorgd? de luzincourt. Hij is zo even in hechtenis gen oom en. Ik ga den Krijgsraad beleggen. Laureval zal voorzitter zi jn , en het vonnis dat hij uit zal fpreeken, zal den fchuldigen ftraffen en deszelfs medepligtigen doen beeven. Mevrouw de losanges. Laureval?.... Ik kwam om met u over hem te fpreeketio Gij zijt zijn vriend, en zijn toeftand moet u z^ker veele ongerustheid baaren. de luzincourt. Hij lijdt veel . door geheime kwellingen , van welken mij de oorzaak onbekend is. Mevrouw de losanges. Ik zoek dezelve.... En kan ze niet raaden. de luzincourt. Ik heb hem nimmer, omtrent zijne betrekkingen, onderhouden , en om hem tot mijnen vriend te maaken was het mij genoeg, zijn verdienften en deugd te kennen. Maar gij, Mevrouw, vanwaar kent gij hem ? Mevrouw de losanges Te Parijs , was mijn echtgenoot de boezemvriend van zijnen vader, en het was deezeachtenswaardige man aan wien hij mij beval_ zijne dochter te zenden. Ik deed het; doch zulks wierd door baaigeleider niet ten uitvoer gebragt. Laureval, r.a eenige rampen doorgeworsteld te hebben , kwam in yJinenca, om den Heer de losanges te verA 4 zee-  8 NATUUR en f L I g T, zoeken , om hem een beftaan te bezorgen ; deeze was niet meer; en ik bewees laureval de dienften welken hij van hem had durven verwachten. Na een' aanzienlijken rijkdom door den Koophandel verworven te hebben , koos hij de wapenen, munttede door ichitterende daaden uit, en bereikte, onder uwe begunftiging, den hoogen rang, welken hij thans bekleed. Schoon met rijkdom en eere overlaaden, is hij ongelukkig; de onrust en zwaarmoedigheid van zijn hart, rust op zijn gelaat, en hij fchijnt door eene kwelling gedrukt te worden welke 'hem langzaam verteert. Wat moet men hier van denken ? Gij weet dat ik voorneemens ben hem mijne dochter te geeven, weke thans in het klooster is. de luzincourt. Ik acht uwe keuze zeer goed, en durve u van haar geluk verzekeren. Mevrouw de losanges. Laureval heeft mij zijn woord gegceven. Gij hebt ons in dit uw verblijf bij eikanderen doen woonen, en evenwel zie ik hem zelden Zijn belang deed hem de hand mijner dochter aanvaarden ; ik verbond hem door een gefchrift, bij het welk bepaald werdt, dat eene aanmerkelijke fomme zoude b'Jtaald worden , door die geen welke het verdrag verbrak: doch niets kan hem doen befluiten. de luzincourt. Gij moet hem uoodzaaken om zich te verklaarc-n; hij is u zijn vertrouwen verpligt. Mevrouw de losanges. t Gij hebt gelijk- Cla pierre gaat van agteren over  EERSTE BEDRIJF. O over het TooneeW) Ik zie zijn knecht, en zal hem hier ontbieden, la pi er re! DERDE TOONEEL. de voorigen, la pierre. la pierre. Wat belieft Mevrouw? Mevrouw losanges. Is uw Meester te huis? la pierre. Neen , Mevrouw ; maar hij zal niet lang uitblijven. Ach! hij veroorzaakt mij zeer veel kommer. Mevrouw de losances. Hoe! Beklaagt gij u over uwen Meester? la pierre. 6 Neen, Mevrouw; maar zijn toeftand is indedaad verfchrikkelijk , en zo die nog lang duurt, dan vrees ik wel haast zonder dienst te zijn. Mevrouw de losanges. Kunt gij mij niet iets meerder van zijnen toeftand berichten ? la pierre. Ik weet niet zeker wat hem zo fmartelijk beezig houdt Hij fchrijft dikwijls, zucht, en befproeit zijn fchriffmet traanen; e'n wanneer cr fchepen vertrekken , zend hij mij met groote pakken brieven voor Parijs, voor London , voor Holland . . . kortom voor de geheele wacreld. Geen andwoord ontvangende , maakt hem dit wanhoopend, terwijl het A 5 Z'J-  IO N A T U O R EN P L I G T. zijne droefheid verdubbeld. Hij zal er onder bezwijken, Mevrouw. Ik heb alle reden om zulks te vreezen ; en wat zou er d^n van mij worden ?... Het grootst ongeluk voor eenen armen bedienden, is, den besten van alle Meesters te verliezen. Mevrouw de losanges. Het is genoeg. Als hij te rug gekoomen zal zijn, zult gij hem zeggen : dat ik hem hier verwacht. la pierre. Zeer goed, Mevrouw. VIERDE TOONEEL. de luzincourt, MevrOUW de losanges. Mevrouw de losanges. Ik kan het onderwerp zijner droefheid niet begrijpen Wat er ook van zijn moge , ik heb be!looten mijne dochter uit te huwen , en de goederen, welke haar door haren ftiefvader zijn nagelaaten , zullen haar de- hand van laureval kunnen waardig maaken. de luzincourt- Maar kunt gij over de goederen befchikken, zonder u aan deizelver teruggaave bloot te ftellen ? Wat is er van dat meisjen , de vrucht van uw echtgenoot's eerfte huwl'ijk, geworden? Mevrouw de losanges. Zij leeft niet meer. de luzincourt. Welke zekerheid hebt gij hier van? Me-  EERSTE 13 F. D R IJ F. II Mevrouw de losanges. De meest mooglijke. de luzincourt. Dan heb ik u niets meer te andwoorden. Mevrouw de losanges. Hoor mij. Toen ik met de losanges trouwde, was hij weduwenaar, en ik weduwe. Hij van zijne zijde', had eene dochter, gelijk ik er eene, van mijne zijde had: ik was zonder middelen, en wierd door mijnen echtgenoot in geenendeele bevoorrecht. Doch op zijn fterfbed verklaarde hij mijne dochter tot zijne eenigfle erfgenaame, indien de zijne mogt koomen te fterven. Hij had geene bloedverwanten , ftelde vertrouwen in mij , en maakte mij de bewaardfter van al het geen hij had, laatende mij geduurende vijftien jaaren er het volle genot van. Zijn laaide wil is in de beste orde befchreven. Mejuffrouw de losanges^wierd na haars vaders dood ter opvoeding naar Frankrijk gezonden. ... Hij had zulks uitdrukkelijk bevolen .... Helaas! . • . het arme kind ftierf na weinige maanden. Mejuffrouw de gercourt moet derhalven nu de 'goederen bezitten , welke haar met recht toekoomen. Echter zouden er zich misfehierj eeniae zwaarigheden kunnen opdoen; help mij derhalven. De medehulp van een man van vermogen zullen mij buiten twijffel, mijnen wensen doen verkrijgen. de luzincourt. Ik ftem er in toe. Trouwt uwe dochter uit, en zijt verzekerd, dat ik al mijn vermogen zal aanwenden, om u naar wensen te doen ilaagen. Me-  12 NATUUR EN PL1GT. Mevrouw de losanges. Zoud gij zulks willen doen .... Ondanks de Zorgen die uw beroep van u vorderen ? de luzincourt haar in de reden vallende. Waarom niet? Mijn post verfchaft mij middelen om gelukkigen te maaken; dit niet te doen ware dcnzelvea niet wel waarneemen. Mevrouw de losanges. Ach! welk eene eedle en grootmoedige zieti de luzincourt. Geene loftuitingen ; wanneer ik mijne vrienden van dienst kan zijn, verfchaft het genoegen van hen te verpligten, mij de aangenaamlle belooning. VIJFDE TOONEEL. Mevrouw de losanges alleen. Zie daar dan het geen waar naar ik verlangde; mijne dochter zal rijk zijn! — Eene zaak echter maakt mij nog ongerust: mejuffrouw de losanges leeft misfehien nog; en kan haare erfenis komen te rug eisfehen : ik bezit de goederen van mijnen echtgenoot; zij heeft er met recht aanfpraak op ... . wat zou mij alsdan overig blijven ? —■ Veinzende den wil van haaren vader ten uitvoer te brengen verwijderde ik haar , reeds in haare tederfte kindschheid van hier; een huisknegt welke ik dacht dat mijn vertrouwen waardig was, vergezelde haar; hij is dood, en ik vrees maar al te veel dat hij mij verraaden heeft. Ik heb ontdekt dat mij eenige papieren ontbrecken , welken hij mij  EERSTE BEDRIJF 13 mij ontnomen heeft, en ik ben beducht dat hij dezelven aan den een of anderen zal hebben toebetrouwd, om dezelven aan dat meisjen ten eenigen tijd ter hand te Rellen .... Doch niemand is tot nog toe verfcheenen .... Mejuffrouw de losanges eischt niets van mij , derhalven leeft zij niet meer. Mijn ontwerp was zeer wel beraamd, dewijl het wel gedaagd is. ZESDE TOONEEL. Mevrouw de losanges, la pierre. la pierre. Mijn Heer laureval! Mevrouw de losanges. Dat hij binnen koome. ZEVENDE TOONEEL. Mevrouw de losanges, laureval. laureval. Mevrouw, indien ik had kunnen denken, dat gij mij fprecken wilde, zou ik gevlogen hebben om des ie fpocdiger uwe bevelen te ontvangen. Mevrouw de losanges. Ik ken uwe hcuschheid, en zal mij rondborstig verklaaren. Laureval, uwe bekwaamheid en goede zeden doen mij befluiten om de belofte, welke ik u deed , naar te komen. Ik bood u mijne dochter aan , met honderd duizend krooneu. Zij behoord 11 — verklaar u deswegens. lau-  14 NATUUR EN P L I G T, laureval. Ach, Mevrouw, welk eene aanbieding doet gij m'ij? mijne erkentenis evenaart uwe goedheid — Doch wel verre van aan het geluk te denken , ■ haak ik naar niets meer , dan naar het oogenblik het welk mij van een ondrai.glijk leven ontlasten zal. Mevrouw de lo sa noes. Gij verbaast mij. Gij zijt jong en beminnelijk, welke oorzaaken kunnen dus de rust van uw leven flooren ? laureval. Welke oorzaaken! — Ach wacht u wel dezelven te willen verneemen: Gij zoudt bij het verhaal mijner misdagen fidderen. Zij zijn zeer groot, en het berouw, het welk mijnen boezem van een fcheurt, doet er mij het gewigt van gevoelen. Mevrouw de losanges. Men verligt niet zelden zijne kwellingen, door dezelven aan anderen mede te deelen. Zeg mij, wat u zoo veel fmerte veroorzaakt ... Ik eisch dit van uwe vriendfchap .... Schenk mij uw vertrouwen, en geloof dat ik onbekwaam ben, om van het zelve een misbruik te maaken. laureval. Ik moest de bewcegoorzaaken mijner droefheid geheim houden .... Dan, gij wilt het ... . Ik geef mij aan de aanzoeken der vriendfchap over. Hoor, en beklaag mij, maar veracht mij niet. Mevrouw de losanges. Ik verlang uwe redenen te hoorcn. lau-  EERSTE BEDRIJF. laureval. Tn eenen aanzienlijken (tand gcbooren , fcheen zich de loopbaane des gcluks voor mij te openen. Verblind door de aanlokfelen der_ wispeltuurige waereld, geleid door verleidende vrienden, waren mijne bezittingen welhaast verdweeren. De zoon zijnde van eenen dengdzaamen vader, was ik doof voor zijne vermaaningen, en ongevoelig voor zijne traanen. ik verdubbelde mijne verkwistingen, wierd door fchuldeisfchers overvallen , en door den rechter gedwongen mijne fchulden te betaalen. Het verlies mijner vrijheid ftond de ftraffe mijner misflagen te worden. Hij, die mij het leven fchonk, bied zich aan, en verbind zich voor mij; hij ontbloot zich van zijne goederen en maakt zich den ongelukkig (ten vader van den ondankbaarden zoon. Mevrouw de losanges. Welk een verhaal doet gij mij? laureval. Die waardige grijsaart aan zijne verbindtenicfen willende voldoen, moest zonder eenig uitftel zijne landgoederen , kasteden, en bezittingen verkoopen. O wanhoop ! Alles wat hier van kwam was niet voldoende, er wierd vonnis tegen hem geveld ; en ik, eerlooze als ik was! zag hem naar den kerker ileepen, zonder eenige pooging ter zijner redüinge aan te wenden! Ik zag een weesmeisjen, het welk door mijns vaders zorg wierd opgevoed , aan de fchrikkehjkfte ellende ten prooij geeven ; en de liefde die ik voor haar had, deed zich in mijn verfieend hart niet gevoelen. Kortom , ik heb hen allen verrraden ; vader, minnares, vrienden, allen in mijnen ondergang medegefleept. Wat kon mij, na hun bedorven te hebben , nog over blijven ? Ver-  16 NATUUR EN P L I G T. Verachting en wroegingen: zie daar het geene ik verdiende , en zie daar het geen mijn deel is geworden. Mevrouw de losanges. "Welk een ijsfelijk tafereel? LAUREVAL. Op mijn beurt gedwongen door die geenen , welken ik m den afgrond , in welken ik mij zei ven bevond, gedompeld had; was ik genoodzaakt de boofdftad te veriaaten; en mij aan hunne vervolgingen te onttrekken. Ik kwam in dit gewest. Getroffen door de rampen . welken ik veroorzaakt had, door behoeften overvallen , en van het noodlot gedrukt. wilde ik fterven, doch terug gehouden door het gevoel, wilde ik leven voor die geenen welken ik had ongelukkig gemaakt. Welaan, zeide ik tot mij zeiven , gij moet alles her/tellen ; om hier toe in ftaat te zijn is er Hechts één middel nodig; het is geld. Laat ik om het zelve te verkrijgen werken , met ijver werken ; en de rust wedergeeven aan de huisgezinnen , welken ik in den grond heb geholpen; tot zulk een fchoon doeleinde zal de hemel mijnen arbeid zegenen! Ik wierd in mijne verwachting niet te leur gefteld, en alles is betaald. De kunftenaar en de arbeider hebben hun werkloon ontvangen ; ik heb de traanen der behoeftigen doen opdroogen , en , fchoon te laat ondervonden, dat de weg des geluks die der deugd is. Mevrouw de losanges. Uw ongeluk is groot ; maar wil u zeiven niet langer re vergeefsch kwellen. Uwe fchuldeisfcbers zijn voldaan, wat blijft u nu nog overig om te doen ? latj-  EERSTE B E D R IJ F. «3 laureval. Zeer veel! de dierbaarfte fchuld is nog niet betaald. Die der gantfche waereld voldaan hebbende, blijft mij die mijns vaders nog overig; en als trouwloos minnaar moet ik ook de misdagen dei' liefde herftellen. Wat heb ik, van de dwaalingen eener onbezuisde jeugd te rug gekomen , en zedert tien jaaren van die dierbaare panden verwijderd zijnde, niet al beproefd om hen te ontdekken, en de rampen die hen drukten te doen ophouden 1 Dan de hemel ontrekt hen aan mijne naarfpooringen, oiii mij te ftraffen. Mijn vader is den kerker ontvlucht; zie daar al wat ik heb kunnen verneemen; hij is ontvlucht; maar arm, van ieder een verlaaten en onder zijn droevig noodlot bezweek en, zal hij, zijnen zoon vervloekende, zijn leven geëindigd hebben. Mevrouw de losanges. Maatig uwe droefheid, Mijn Heer! de tijd en uwe naarfpooringen zullen u zekerlijk uwen vadcf doen wedervinden. laureval, haar in de reden vallende. Ik durf zulks niet hoopen. Schoon van hem verwijderd zweeft zijne beeldtenis mij aanhoudend voor de oogen ; ieder oogenblik meen ik hem mij mijne ondankbaarheid te hooren verwijten wanneer men zoo misdaadig is, dan kan inen onmooghjk gelukkig zijn. Mevrouw de losanges. Het huwlijk en onze vriendfchap zullen misfchien B LAÜ-  18 NATUUR EN PLIGT. laureval. Het huwlijk ?.... Ach ! mevrouw ' ik moet 'er niet aan denken , ik brand nog van liefde voor die aanbidlijke wees! Deeze hartstocht verteert en belet mij, om mij aan een ander voorwerp te verbinden. Mevrouw de losanges- Wie is dan die wees, in welke gij zoo veel belang fielt ? laureval. Ik weet het niet; mijn vader heeft haare geboorte altijd geheim voor mij gehouden ? Mevrouw de losanges. Waarom hebt gij dan eene verbindtenis aangegaan , zo gij niet voorneemeus waart dezelve naar te koomen. laureval. Ik meende als toen het te kunnen doen. Gij waart mijne weldoenfler: jong, en zonder ondervinding zijnde, wierd ik door dankerkentenis verblind ; dan ik werd door liefde en eer verlicht. Laaten wij déswegens niet langer fpreeken, en berisp mijn gedrag in dezen niet. Mevrouw de losanges. Maar gij hebt mijne dochter uw woord gegeeven. laureval. Dat is zoo... maar zij bezat mijn hart niet. Mevrouw de losanges. _ Hebt gij vergeeten, dat eene trouwbelofte u verbindt? dat 'er honderd duizend gulden bepaald zijn, wanneer men niet voldoet aan deeze zijne belofte l au-  EERSTE BEDRIJF. 10 laureval. Ach 1 dit juist vertroost mij; ik kan het recht van over mij zeiven te befchikken weder in koopen j en zal hier over niet aarzelen. Mevrouw de losanges. Hoe! gij zoudt eene zo aanmerkelijke fom betaalen, om u van ons los te maaken ? laureval. Ja, mevrouw, ik heb te veel rijkdom en te weinig rust ; ik heb dezelve nodig, en kan ze niet ta duur betaalen. Mevrouw de losanges. Gij weigert derhalven de hand van mijne dochter. laureval. Ik heb mijn gantfche ziel voor u open gelegd; meent gij dat ik uwe voorftellen kan aanneemen ? Mevrouw de losanges. Neen, mijn Heer. Toen ik u de voorkeur gaf, achte ik u dezelve waardig , dan ik heb mij bedroogen. Gij hebt dus niets anders te deen dan de voorwaarden uwer belofte te vervullen — De bekendtenis, welke gij mij zo even gedaan hebt, doet mij minder berouw hebben.... ik ben 'er van onderricht; dit is genoeg. laureval. Mevrouw!... Mevrouw de losanges, haare gramfchap bedwingende. Thans kan niets van u, mij vreemd voorkoomen. Hij, die zijnen vader in den grond helpt, kaji oofs B a zij-  20 NATUUR EN PLIGT. zijne vrienden ongelukkig maaken. Uwe rijkdom geeft u de magt om uw woord te rug te trekken; maar dezelve zal niet in ftaat zijn uw gedrag te herftellen. Vaarwel! AGTSTE TOONEEL. laureval, alleen. Zij verlaat mij— en neemt mijn geheim met zich!. .. Neen, ik zal de dierbaarfte minnares niet verraaden! ■— Door misdaaden afgemat, heb ik getracht, het pad der deugd weder te zullen bereiken; haare bekoorlijkheden hebben dikwijls mijne kwellingen verzacht, doch dezelve niet geheel uit mijn hart kunnen rukken; zelfs genot hebbende van de weldaaden, waarmede ik de ongelukkigen belaadde, haal ik een oogenblik adem en mij aan de weldaadigheid overgeevende, heb ik gelukkigen gemaakt, zonder het zelfs te kunnen zijn. (Hij bedekt met zijne twee handen zijn voorhoofd, en Ulijfc in eene diepe mijmering liaan.} NEGENDE TOONEEL laureval, la pierre. la e r r e. Mijn Heer, ik heb uwe boodfchap gedaan. (Laureval blijft in dezelfde houding Jlaan ) Ik heb de fchepen doorzogt (laureval andwoord niet; la pierre trekt hem bij den arm) Mijn Heer? laureval, bij zich zeiven komende. Ach hebt gij mij niets mede te deelen? l a  eerste bedrijf. 21 la pierre. Niets. laureval, Ik kan het niet langer wederfraan ! >—• Is 'er in de haven geen fchip binnen gekomen ? la pierre. Zedcrt drie dagen,geen enkel; doch, deze nacht zal eene Zweedfche Corvet naar de Indien vertrekken. laureval. Ik zal fchrijven !... Ik zal fchrijven! {Hij wandelt, met groole fchreeden, over Let tooneel.} la pierre, hem aanziende. Arm jongeling! laureval. Geen tijding; hoe worde ik gefolterd ! 'Er is voor mij geen rust meer,_ zo zij niet gevonden worden. (Hij rust met zijn hoofd op de leuning van een armftoel.} la piekje, naar hem toegaande. Mijn waarde meester, wees bedaard. ("Laureval haalt zijn zakdoek uit, en houd dezelve voor zijne oogen.~) Gij weent ? laureval, opjlaande. Ach! zo gij wist! (jnct goedheid} la pier re? la pierre. Mijn Heer? laureval. Leeft uw vader nog ? B 3 ia  83 NATUUR EN PLIGT. la pierre, op een bedroefden toon. Helaas 1 neen mijn Heer. laureval. Hebt gij hem reeds verlooren! •.. ik beklaag u. Bemindet gij hem? la pierre, teer gevoelig. Als mij zclven! laureval. Hebt gij hem nimmer droefheid veroorzaakt ? la pierre, met vuur. Neen. nooit! nooit! . • en zo lang hij leefde gaf ik hem al mijn loon, om tot zijn onderhoud te dienen. laureval, hem bij de hand vattende, met nadruk. Gij hebt uwen vader wel gedaan 1 De hemel zal het u beloonen. la p i e ree, met gevoel. Mijn Heer, het was niet uit belang; ik heb flechts de infpraak van mijn hart gevolgd. laureval, tot zich zeiven. Hij heeft zijnen vader wel gedaan! — En ik.... ik!.... Ach ongelukkigen! (Hij werpt zich in een1 armjloel.} la pierre, naar hem toegaande. Mijn Heer!.... laureval. Welk een voorbeeld 1 L A  EERSTE BEDRIJF. 23 la pierre. Indien ik u troosten konde. laureval. Het is onmooglijk! •— ga mijn vriend, iaat mij alleen. (La pierr e verwijdert zich langzaam.) Een knecht beter te zijn dan zijn meester l welk eene fchande! TIENDE TOONEEL. de voorigen, charles. ciiarles, met een brief in de hand. Hij komt binnen, op het oogenblik dat l a p 1 e i'. u e , zal heenen gaan. Kan men den Heer laureval fpreeken? la pierre, toont hem zijnen meester, zonder iets te zeggen, bedekt met beide handen zijn voorhoofd, en vertrekt. ELFDE TOONEEL. laureval, charles. charles, laureval naderende. Mijn Heer, zie hier een brief van den Heer de luzincourt. laureval, opftaande. Geef hier. charles. Hij laat u verzoeken om hem hier te wachten. B 4 lau-  24 NATUUR EN PEIOT. laureval. Ik zal hem wachten. TWAALFDE TOONEEL. laureval, alleen. Laat ons zien, wat hij van mij begeert: „wij „ waren op het punt van overvallen te worden. Een „grijsaart, edmond genaamd, onlangs ultFrank- „ rijk aangekomen CL a u l< e v a l breekt af „ en zegt met aandoening.} Edmond! .... „ een grijsaart uit Frankrijk!.... zo het eens ? .. „ laat ons voortgaan. — En die in een hutjen buiten „ de ftad woont, heeft den kapitein van het Engelsen „ Esquader, het welk eenige mijlen van hierten an„ ker ligt, bij zich ontvangen. Deeze heeft eene „ tekening van onze vestingwerken gemaakt, en de„ zelve aan zijnen Admiraal gezonden. Men heeft „ deszelfs andwoord, het welk naar de wooning des „grijsaarts gezonden wierdt, onderfchept: het is „ derhalven zeker dat deeze zijne medepligtige is. „ De Engelschman is het ontvlucht, men zet hem „na, en ik heb edmond in hechtenis doen nee„ men: gij zijt tot voorzitter van den krijgsraad be„ noemd ; dezelve zal binnen één uur vergaderen , „ en de befchuldigde binnen vier-en-twintig uuren „ gevonnist zijn" (Met het uiterst gevoel.} Zie hier dan wederom eenen ongelukkigen; en ik ben het die h*m veroordeelen moet! zal ik deezen zwaarwigtigen post naar eisch kunnen waarneemen? ó Smartelijk ogenblik voor een gevoelig hart! Hoe rechtvaardig, hoe overtuigd een rechter ook zij, 'er  EERSTE B E D R ij F. 25 'er is 'er (reen die niet ijzen moet, wanneer hij zijnen medemensen moet ter dood doen brengen. DERTIENDE TOONEEL. laureval, de luzincourt, de luzincourt. Ha! laureval, ik zocht u. Hebt gij mijnen brief ontvangen? laureval. Ik heb denzclven zo even gelezen. de luzincourt. Ik heb de nodige bevcelen gegeeven: en de Raad zal hier vergaderen. laureval. Is die grijsaart alleen ? de luzincourt. Men zegt dat hij van een zeer bevallig meisjen vergezeld wordt. laureval. En wordt dat meisjen ook befcbuldigd? de luzincourt. Zij is in de briefwisfeling niet genoemd. Het zou dus onbillijk zijn haar haare vrijheid te beneemen. Men zegt dat zij onophoudelijk weent, en den aangeklaagden traclit te verontfchuldigen. B 5 Ir A u-  26 NATUUR EN PLIGT. LAUREVAL. Zou men mij van dien wreeden plïgt van voorzitter niet kunnen bevrijden? DE LUZINCOURT. En waarom zoudt gij dien aanzienlijken post van de hand wijzen ? Indien de braave man de misdaadigers niet ftrafte, zouden zij ftraffeloos hunne fchëlmftukken begaan. LAUREVAL. Ja, indien het verraad beweezen is, verdient die grijsaart den dood ; maar zo Hechts de minste twijffel in zijn voordeel fpreekt, moeten wij hem redden. DE LUZINCOURT. Een verraader redden! laureval, met veel nadruk. Is hij zulks ? Ik verklaar u, dat ik niet, dan op fteïlige bewijzen, vonnis zal vellen. Vervloekt zij de bloeddorstige rechter, die het bloed zijner natuurgenooten ftroomen doet, zonder het bewijs hunner misdaaden in handen te hebben. DE LUZINCOURT. Ach! de misdaad van welke wij thans fprceken, is maar al te zeer beweezen. Ik begeer geen onrechtvaerdig vonnis, mijn vriend. Welk voordcel toch, zou mij de dood van eenen ongeiukkigen aanbrengen? indien hij fchuldig is, moet hij v roordeeld worden; zo niet, red hem , red hem; dit is de wensch van mijn hart. Indien ik door dwaaling, of onrecluvaerdigheid, de oorzaak van den dood eens on.  EERSTE BEDRIJF. 2^ onfchuldigen was, zou 'er voor mij geen geluk meer zijn. — De tijd verloopt, laaten wij vertrekken. LAUREVAL. Welaan. De Hemel geeve dat ik niet verpligt worde te ftraffen. Einde van het eerflt bedrijf. TWEE-  28 NATUUR EN P L I G T. TWEEDE BEDRITE. EERSTE TOONEEL. Mevrouw de losanges alleen, in eene diepe mijmering verzonken, binnen komende. Neen, ik kan mijne verontwaardiging niet weerhouden! laureval ondankbaar! na dat ik hem begunstigd heb... Hij, op wien ik vertrouwde, dat hij een Huwlijk zoude aangaan, hetwelk mij van mijn eigen geluk en dat van mijne dochter moest verzeekeren!... Al mijne hoop is verdweenen. — Hoe! niets vvederhoud hem; het kost hem niets zijn woord te brecken ? En tot overmaat van mijn ongeluk zal ik misfehien genoodzaakt worden, Mejuffrouw dr losanges haare goederen weder te geeven. Wanneer dat gefchied dan ben ik verlooren; en mijne wanhoop zal het overige doen. {Zij geeft bij de volgende woorden haare wroegingen te kennen?) )k ben wel te beklaagen 1 men deed mij tegen mijnen wil handelen... Jk ongevoelige! hoe verre heeft de gouddorst en moederlijke liefde mij gebragt I... verleid door een monfter, dat ik mijn vertrouwen fchonk .. Indien hij het leven van het kind , het welk ik hem ter hand ftelde, in zijne magt ziende, zijne moorddaadige handen eens had uitgeftooken! ... bekwaam, om eenen Hechten raad te geeven, zal hij zulks ook geweest zijn, om eene Hechte daad ten uitvoer te brengen! ■— Hoe worde ik gefolterd! en hoe duur komt de rijkdom te Haan, wanneer men dezelve door eene misdaad verkrijgen moet. —  TWEEDE BEDRIJF, ïo De luzincourt komt niet. — Ik heb hem hier ontbooden om hem het rmdwoord van laureval mede te deelen. >— Helaas! hoe moet ik in zijn bijzijn bloozen ! ik, misdaadige moeder! verdien zulk eenen deugdzaamen vriend niet — daar is hij! TWEEDE TOONEEL. Mevrouw de losanges, de luzincourt. Mevrouw de losanges. Ach, Mijnheer? koom en verneem de handelwijs van laureval. de luzincourt. Wat heeft hij dan gedaan ? Mevrouw de losanges. Hij is een trouwlooze. Hij breekt zijn woord. Hij wil de fom bctaalen, die op het niet nakomen van ons verdrag gefteld is, en weigert mijne dochter te trouwen. Wij kunnen aan zijn geluk niets toebrengen , en die wreedaart ftoort het onze. de lusincourt. Gij moet hem onzijdig beoordeelen. Heeft hij u ook gezegd , dat hij een ander bcmindde ? Mevrouw de losanges. Ja. de luzincourt. Zie daar, zijne verontfchuldiging. Mevrouw de losanges. Maar hij verzaakt zijne belofte. d e  30 NATUUR EN PLIGT. de luzincourt. Hij verzaakt die niet; hij had twee middelen om ze te vervuilen; indien hij één van dezelven voldoet , hebt gij niets te vorderen. Mevrouw de losanges. Maar , zal hij zich ooit van de verpligting kunnen ontdoen, welke hij aan mij heeft ? de luzincourt. Vorder dezelve niet, want als dan zou hij ze u niet meer verfcbuldigd zijn. Mevrouw de losanges. Wie zou hem hier van kunnen bevrijden ? de luzincourt. Gij zelve, indien gij hem uwe weldaaden verwijt. Mevrouw de losanges. Verdeedig hem niet; 'er zal misfchien ook een tijd koomen, dat gij u, over hem, zult te bekiaagen hebben. Ondankbaar jegens zijn weldoenfier , kan hij het ook omtrent zijnen begunftiger worden. Want in 't kort gezegd, bij is u alles verpligt. Zijn geheel beftaan is uw werk. de luzincourt. Ik zal mij wel wachten om mij dit te herinneren. Mevrouw de losanges. W'aarom ? de luzincourt. Om dat zulks hem het recht zoude geeven, om hetzelve te vergeeten. Me-  TWEEDE BEDRIJF. 31 Mevrouw de losanges. Raad hem dan toch om zijne beloften naar te koomen- de luzincourt. Ik, hem raaden eene verbintenis aan te gaan. welke de goedkeuring van zijn hart niet wegdraagt? Neen, dan waareik zijn vriend niet. Mevrouw de losanges. Gij zoudt hem onder het oog kunnen brengen, dat het febuterendst aanzien .... de luzincourt, met zeer veel vuur. Neen, Mevrouw, eene eeuwige verbindtenis moet door het hart, en niet uit eerzucht worden aangegaan. Wee hem! die zich verbindt, om zich te verrijken ! wat kunnen van eene dusdaanige, door geldzucht aangegaane verbintenis, de gevolgen zijn ? Zonder vriendfchap, zonder tederheid voor eikanderen te gevoelen, zijn de echtgenooten twee vreemdelingen die eikanderen naauwhjüs kennen, en welke fchatten opeenftapelen. welke tot hunne oneenigheid dienen moeten. Zij zijn rijk, maar niet gelukkig. Hunne inborst, fmaak, denkwijze, niets koomt overeen; zonder liefde gehuwd , leeven zij afgezonderd en eindigen met eikanderen te verfoeijenj door het belang vereenigd, fcheid hen de tweedracht van een ; gedwongen zijnde eikanderen te vermijden, wordt hunne wooning hen haatelijk, zij zoeken in de fchitterendfte vermaaken een geluk, het welk voor hen niet beftaanbaar is. Na alles doorgebragt te hebben , doet zich de behoefte al ras gevoelen; nu worden zij door niets wederhouden: de man verliest zijne zeeden, de vrouw vergeet haare pligten, en beider ondergang is  32 NATUUR EN PLIGT. is 7.eekcr. De kinderen , fJachtöffers eener kwallik 'gekoozene verbindtenis, bloozen over hunnen naam ; vinden zich zonder beftaan , zonder middelen, en vervloeken hunne geboorte. Getuigen van alle dez" onheilen, berouwt het de ouders, dit verfoei, lijk huwlijk te hebben aangegaan; maar het is te laat, het kwaad is gefchied, en 'er blijft niets meer overig dan van droefheid te fterven. Mevrouw de losanges. Intusfchen keurde gij laureval's verbindtenis met mijne dochter goed. de luzincourt. Zo lang hij 'er in toeftemde; dan, hij weigert dezelve, en wat zal ik hier tegen inbrengen ? Indien ik door hen tegen-hunnen zin aan eikanderen te verbinden, oorzaak van hun ongeluk was, zouden zij mij zulks hierna kunnen verwijten. 'Er zijn duizend omftandighcden waarin men zijnen vriend kan raadpleegen ; maar voor het huwlijk, die achtenswaardige band , die niet dan door het graf moet verbroken worden, gelden gcene raadgeevingen, geene vrienden; 't is het hart alleen, dat men raadpleegen moet. Mevrouw de losanges. Wel nu! laat hij zich zei ven raadpleegen; en zo hij volhard, zal misfchien een proces.... de luzincourt. Wacht u wel hem voor den rechter te roepen! wat zoudt gij hier bij winnen ? Indien laureval in het ongelijk wierd gefteld, zou uwe dochter ongelukkig en uw fchoonzoon uw vijand zijn; zoud gij als dan meenen, hun geluk en het uwe bevorderd te hebben ? Me-  TWEEDE BEDRIJF. 33 Mevr. de losanges. Vervoeg u bij laureval, fpreek hem, en.... de luzincourt. Neen , ik wil van alles onkundig zijn. Een derde zou Hechts dienen om ulieden meer te verbitteren en niet te bevredigen. Gij hebt verftand, en het is thans het ogenblik om het zelve te gebruiken. DERDE TOONEEL. de voorigen, charles. charles. Een vreemd meisjen vraagt naar mijn Heer de Gouverneur. de luzincourt, gemelijk. Ik kan haar nu niet fpreeken. charles, in eene fmeekende houding. Zij zegt: dat zij ongelukkig is, en u om hulp koomt fmeeken. de luzincourt. Zij heeft hulp noodig ! (met goedheid.) laat haaf binnen koomen, ik zal haar hooren. charles gaat naar het zijfcherm , wenkt r o s a l 1d e om binnen 'te koomen en vertrekt. VIL deel C VIER-  34 NATUUR EN PLIGT. VIERDE TOONEEL. de luzincourt, Mevrouw de losanges, rosalide, (de luzincourt fl Oat tf$ htt midden,Mevrouw de losanges aan zijne linker ,en rosalidk aan zijne rechterhand , aan welke zijde de laat/le ook op het tooneel koomt,') rosalide, w eenend e. Ach! mijn Heer, heb medelijden met mijne fmert, en bevredig mijne wanhoop. de luzincourt, vriendelijk. Wat begeert gij ? rosalide. Recht en mededogen. de luzincourt. Wat eischt gij ? rosalide. De vrijheid van den grijsaart, wien gij naar den kerker hebt doen fleepen. Duld niet dat hij onderdrukt worde, toon u rechtvaardig cn wees den toevlucht der ongelukkigen. de luzincourt. Hij is befchuldigd, en zijn leven Haat niet meer in mijne magt. rosalide, met nadruk. Wacht u wel zijne befchuldigers te gelooven! valfche aanbrengers zijn de geesfels van het menschdom, en de fchandvlekken der maatichappij. D E  t Hf e e d e 13 e d r ij f. 3§ de luzincourt. Zijt gij de dochter van edmond? rosalide. Helaas 1 De Hemel heeft mij dat geluk onthouden ! Ik wierd door wreedaartige ouders verlaaten. en offchoon hij mij het leven niet fchonk, heeft hij mij hetzelve behouden; dit immers weegt tegen het andere op. Mevrouw de losanges, ter zijde met drift. Hij is haar vader niet! de luzincourt. En waardoor zijt gij zoo naauw aan hem verbonden ? rosalide. Door vriendfchap, rampfpoed en erkentenis. de luzincourt. Hoe is uw naam ? rosalide. Rosalide is die welken hij mij gegccvetj heeft. de luzincourt. Waarom (laat het niet in mijne magt, van de befchuldiging tegen den grijsaart ingebragt, onkundig te zijn; alsdan zouden uwe fmeekingen niet vruchteloos weezen; maar zijn misdaad is groot, en de wet. . . rosalide, met vuur. Moet den fchuldigen treffen, en niet den on- fchuldigen! Ik ken edmond; hij is tot geen fchelmftuk bekwaam. C 2 PB  30 NATUUR EN PLIGT. de luzincourt. Ach ! ik wenschte dat het zoo ware. Maar troost u, en maak op mijne weldaaden ftaat. rosalide. Mij iroosten, daar mijn viiend zal omkoomen ? Hoedaanig uwe weldaaden ook wezen mogen, zullen zij mij ooit de zijne kunnen doen vergeeten ? Neen, indien ik in ftaat ware het aandenken zijner goedheid te verliezen , dan zou ik mij de uwe onwaardig maaken. de luzincourt. Ik gevoel uwe naauwgezetheid; ik wil u ondcrffeunen en niet vernederen. Mijn ambtsbediening en natuurlijke neiging, maaken mij den vader der ongelukkigen : ik geef hen zonder hoogmoed, zij kunnen dezelve zonder bloozen aanneemen. rosalide. Indien gij edelmoedig zijt, geef mij dan mijnen weldoener weder, of doe mij met hem in denzelfden kerker opfluiten. de luzincourt, met nadruk. De kerkers zijn voor de misdaad, en zoo lang het van mij afhangt, zullen zij nimmer de verblijfplaats der onfchuld zijn. — Gij zijt ongelukkig, en ik ben u mijnen bijftand en befcherming verfchuldigd: neem dezelve aan, gij zult zien dat wij rechtvaardige mannen en geen bloeddorftige Rechters zijn; dat wij de misdaad kunnen ftraffen en de deugd befchermen. rosalide, weenende. Ach! wat kunt gij mij aanbieden, zo gij mij mij-  TWEEDE bkdr7jf. 37 mijnen weldoener ontneemt? — Zou ik een plaats kunnen bewoonen, welken gij met zijn bloed be.vochtigd bad? Te vergeefsch zouden mijne traanen er_ de fpooren van uitwisfchen. In het' diepst van mijn hart zou uwe onrechtvaardigheid gegraveerd zijn ! . . . Wacht u we!, u zeiven te bedriegen: het verlies van zijn leven zal misfcbien de kwelling van het uwe veroorzaaken. de l u z'i w c o u r< t , met zachtheid. Stel u gerust. Om u alle reden tot klaaecn te ontneemen, zal ik zijnen Rechter hier doen koomen om u te overtuigen : gij zult hem hooren , en ik durve mij yleijen, dat gij, na hem gefprooken te hebben, mij geene verwijtingen meer zult kunnen doen. rosalide, befchroomd. Ach! Mijn Heer , vergeef. de luzincourt, met de uiterjle vriendelijkheid. Ik zou zeer onbillijk zijn, indien de uitdrukking der fmert mij beleedigen koude! ik heb Hechts uw ongeluk gezien; en bij een gevoelig mensen moet eigenliefde voor menschlijkheid onder doen. (Hij vertrekt-} VIJFDE TOONEEL. Mevrouw de losanges, rosalidf, met haare neusdoek haar aangezicht bedekkende. Mevrouw de losanges. Stel u gerust mijn kind, indien gij de weldaaden C 3 van  38 NATUUR EN f LIGT, van den Gouverneur mogt van de hand wijzen; biede ik u de mijne aan. rosalide, weenende. Ach, mevrouw! Mevrouw de losanges. Ik ftel belang in u, en uwe opvoeding fpreekt ten uwen voordeele. Wat toch kan u tot deezeh beklaagenswaardigen toeftaud gebracht hebben ? rosalide. De gouddorst eener wreedaartige ftiefmoeder. Mevrouw de losanges, ter zijde. Wat hoor ik ! (Overluid.) Welk land zag u gebooren worden ? rosalide, Dit, waar wij ons thans bevinden. Mevrouw de losanges. , Kent gij die geenen, aan welken gij toebehoord. rosalide. Ik weet flechts hun naam; en vrees maar al te zeer, dat zij mij niet zullen willen herkennen. Mevrouw de losanges. Waarom ? rosalide. Als men in het ongeluk is, kennen u uwe ouders niet; zij hebben mij in mijne kindschheid verworpen , en zouden zij mij dan in tegenfpoed goedgunftig willen zijn? Mé-  TWEEDE BEDRIJF. 39 Mevrouw de losanges. Gij moet hen om bijftand vraagen. rosalide, met kragt. Ik heb minder hun bijftand, dan wel hunne braafheid van nooden. Mevrouw de losanges. Waarom hebt gij dan de reis herwaards ondernomen ? rosalide. Om onder het geleide van den grijzen edmond, de goederen mijns vaders te rrg te eisfehen; wij ftakeii de zeeën over, en vinden het onrecht en den dood. Mevrouw de losanges, ter zijde. De goederen haar's vader's. (..Overluid?) Verhaal mij uwe ongelukken, en zijt verzeekerd dat ik al wat in mijn vermogen is, "zal aanwenden, om dezelven te verzachten. rosalide, aarzelende. Mevrouw! . . . Mevrouw de losanges, op eeri1 vriendelijken toon. Spreek, kind lief, ik wil alles weeten, en befchouw mij als uwe beste vriendin. rosalide. Deeze naam vereert mij; maar gij fchijnt mij toe zo gevoelig te zijn, dat ik u niet gaarne wil bedroeven. Gij zoudt mij misfebien niet zonder traanen te Horten kunnen aanhooren. C 4 Me-  NATUUR. EN PLIGT. Mevrouw de losanges. War is daar aan gelegen! Men moet nooit berouw hebben over de traanen , welken ongelukkige n ons doen ftorten. rosalide* Verneem dan hoe zeer ik vervolgd wierd. ——■ Bij mijne geboorte verloor ik mijne moeder ; mijn vader ging eene nieuwe verbindtenis aan, en ftierf eenigen tijd daarna. . . Zie daar de oorzaak van alle mijne rampen! Mijne ftiefmoeder, haare dochter, ten koste mijner bezittingen willende verrijken . verbande mij voor altoos. Een kind aan de gierigheid opgeofferd, en het flachtofjer eener onbarmhartige ftiefmoeder zijnde , wierd ik reeds van mijn wieg af, uit het vaderlijk huis vcrftooten: en toen mijne oogen het licht zagen zag ik niets dan kommer, ellende en den dood in het verfchiet. Deeze hebzugtige vrouw, had de zwakheid zich te laaien beftuuren door het uitvaagfel aller mannen ;en aan deezen ellendigen , die de zorg van mijnen ondergang op zich nam . wierd ik roebetrouwd. In Frankrijk gekomen zijnde, koos hij een afgeleegen verblijf, en wist mij aan elks oogen te onttrekken. . . . Toen fchreef hij in eenen brief aan mijne ontaarte moeder, dat ik niet meer leefde, en deed mij dus voor dood doorgaan, toen ik naauvvlijk* g-ebooren was. Mevrouw de losanges. Gij doet mij ijzen ! . . . vaar voort. rosalide. Mijn verdichte dood liet mijne vijandin in alle mijne bezittingen : maar haar medepligtige meende, h.o.ar dezelve met zekerheid te moeten doen genieten. , ,  TWEEDE BEDRIJF. AA ten. . . niets was gemakkelijker. Hij deed een langzaam en fmertelijk vergif in mijnen boezem liuipen! Mevrouw de losanges, geeft haare verontwaardiging te kennen. Gij beeft! . . . heb moeds genoeg mij te hooren. Mevrouw de losanges. Hoe toch zijt gij het ontkoomen ? rosalide, met veel kragt. Door een wenk des hemels, die de misdaad nooit ongeftraft laat. — De ontmenschte fchurk, die zoo vcele gruwelen had op één geftapeld , wierd in een gefchil door verfcheidene fleeken doorboord. To-'n hij nu zag, dat hij de vruchten zijner misdaad niet zou kunnen fmaaken ; wilde hij dezelve ontdekken en mij trachten te redden. Ten dien einde zond hij om edmond, die de vriend mijn's vaders geweest was, en riep, zodra hij denzelven zag aankomen, uit: „ red dit kind, het wordt door vergif van een ge„ fcheurd." — Daarop gaf hij met eene bcevende hand denzelven eenige papieren over ,endatmonfter ftierf in de woede der wanhoop. De goede edi/cond zag mij, in een' hoek van dit affchuwelijk verblijf dervende liggen , nam mij, door medelijden bewoogen in zijne armen, bevochtigde mij met zijne traanen, verdreef het vergif, hetwelk door mijne aderen droomde, en mij het leven weder fchenkcndc, gaf hij mij aan het ongeluk terug. Mevrouw de losanges, ten uit erft en ontfleld. Rechtvaardige Hemel! wat heb ik gehoord ? (driftig) Zoudt gij het? {zich weêrhoudende) Uw verC 5 haal  42 NATUUR EN P E I G T. haal heeft mijn hart ontrust. (Zij blijft in de uiierjle verflaagenheid /laan.) rosalide. Zijt gij getroffen? Ach! hoe zeer, moet gij die verachtlijke vrouw haaten , die om het bezit haarer goederen, een zwak fchepfehjen in den morgen ft ond van haar leven fmooren deed. Want wat toch was mVy misdrijf? Was het mijne geboorte, die mijnen ondergang veroorzaakte? Neen, het waren mijne rijkdommen; ik heb u alles bekend, beklaag mij en beoordeel haar. Mevrouw de losanges, verward. Wat zal ik u kunnen zeggen ? rosalide. Vergeef het mij dat ik u bedroefd heb: gij zijt gevoelig en medelijdend. . . helaas! waarom bezat mijne moeder uw hart niet. Mevrouw de losanges, van haare^ verwarring terug koomende, 'met drift. Uwe ftiefmoeder gaf nooit bevel tot die gruweldaad . . zulks kan niet zijn , en ik ken 'er haar niet bekwaam toe. rosalide, met gevoel. Behaagde het den hemel! ... Ik verlang niets meer, dan haar onfchuldig te vinden. Mevrouw de losanges. Zij is het, zonder twijfel! — Maar hoe is de naam van uw' vader ? ROSALIDE. Mevrouw, die naam is een groot geheim, het welk  TWEEDE E E D R IJ F. 43 welk ik bewaaren moet! Denk dat er mijn leven en bezittingen van afhangen. Indien mijne ftiefmoeder onderricht wierd, dat ik hier wasgekóomèn j om mijne rechten te doen gelden, zou zij tot uiterften kunnen ovefflaan. . . Mevrouw de losanges. Vrees niets van haar, ik zal u befehermen. . . . maar ik herhaale het, zeg mij, hoe is de naam van üw vader? rosalide. De losanges! Mevrouw de losanges, wanhoopend ter zijde. Zie daar het geen ik vreesde , en alles is verboren. (Zij werpt zich in een armfioel, en bedekt haar gelaat met haare neusdoek.') rosalide, verwonderd. Wat deert u , Mevrouw ? Mevrouw de losanges, zich bedwingende. Niets. . . niets — En met welk een oogmerk zijt gij hier gekoomen? rosalide, teder. Ik koom eene moeder zoeken. Mevrouw de losanges, onthutst. Gij zult haar misfehieii vinden, meer te beklaagen dan gij zelve. rosalide, driftig. Zoudt gij haar kennen ? Ach ! fpreek: indien zij Vijk is, is zij mij mijne goederen verfchuldigd; is %ij arm dan ben ik haar mijnen bij Hand verpligt.  44 natuur en pligt. Mevrouw de losanges, opftaande. Ach! ik lijde te veel! . . • ik moet. . . ZESDE TOONEEL. de voorigen, la pierre, (het binnen koomen van la pierre, moet op den juist en tijd gefchieden ) la pierre. Mijn meester vraagt naar een meisjen , hetwelk zich bij Mevrouw de losanges bevindt. (Hij vertrekt?) rosalide den naim van Mevrouw de losanges hoorende, geeft een gil en werpt zich aan haare voeten. Ach 1 zijt gij Me. . . . Mevrouw de losanges. laureval ziende binnen koomen , houd haar zakdoek tegen den mond van rosalide. en belet haar voort te fpreeken; zulks moet zeer jchielijk gefchieden en eene groep opleeveren. Zwijg; ik beveel het u. Z E-  TWEEDE BEDRIJF. 45 ZEVENDE TOONEEL. de voorigen, laureval. laureval, blijft op den agtergrond van het tooneel ,en fclrj'.t diep in gedachten te zijn. Mevrouw du los anges , vaart, zichnaar laureval wendende, voort. Rosalide rust met haar hoofd op de hand van Mevrouw de losanges, zoo dat laureval haar gelaat niet zien kan. Gij ziet haar aan mijne voeten, die om het ontflag van den aangeklaagden grijsaart fmeekt. (Tegens rosalide) Mijn Heer is de geen , van wien gij alles hoopen moet. Stel hem uw verzoek voor; vervoeg u daarna weder bij mij, en denk dat ik u mijne vriendfchap beloofd heb. . . (Zeer zacht.) Bewaar vooral uw geheim ! belooft gij het mij ? rosalide, zacht. Ik zweer het u, bij mijne eer! Mevrouw de losanges. Staa op, ik zal u wachten en mij op uwen eed verlaaien. (Ter zijde in het heen gaan.} Ik zegepraal zoo het geheim verzweegen word. (Rosalide zet zich in een armfloel, en rust met Laar hoofd op de tafel; Mevrouw de losanges groet laureval in het heen gaan, en wenkt hem rosalide te gaanJpreeken. A G T-  46 NATUUR EN P L I G T. AGTSTE TOONEEL. rosalide, laureval. laureval, zachtjens naderende. Mejuffrouw !... VVat is zij bedroefd! Vermits mijn heer de Gouverneur mij de oorzaak uwer komst heeft medegedeeld. . . rosalide, zonder hem aan te zien. Ik kan van mijne verwondering niet bekoomen! Wat ftaat mij te wagten ? laureval, ontroerd. Welk eene ftem doordringt mijne ooren ? r o s a i. i d e. Helaas! wat zal 'er van mij worden ? laureval. Indien ik mijn hart geloof gaf! ... . Mejuffrouw, hoor mij. . . rosalide. Geef, geef mij mijnen weldoener weder. laureval Ja, ik zal hem u wedergeeven, indien mij zulks mooglijk is; gij kunt alles van zijnen Rechter verwachten. rosalide ftaat op en ziet laureval. Vermits gij zijn Rechter zijt. (Met een ijsfelijke gil) HemeP . .Laureval! QZij valt weder in den armftoel.) lau.  TWEEDE BEDRIT F. 47 laureval, zich aan haare voeten werpende. Rosalide! . . . ö Noodlot! door welk geluk hebt gij ons bij den anderen gevoerd! (Bier moet la fleur over het Tooneel gaan, en laureval en rosalide ontdekken.) ROSALIDE. Zijt gij het wel. . . . Laureval! en gij zegent het noodlot! laureval. Tndien ik nog uw hart bezit, moet ik het voor altocs zegenen. rosalide Jlaat op, en zegt met nadruk. Verdenk mijne trouw niet; ik heb mij niets te verwijten ; doch gij kunt niet even het zelfde van u zeggen. laureval, met geestdrift. Rosalipe bemint mij, er beftaat voor mij geen onheil meer. rosalide op eenen nadrukkelijken toon. G'j z:jt verre af van dat te voorzien, het welk u boven het hoofd hangt. laureval. Er ontbreekt mij niets dan mijn vader, alsdan kan ik alles trotfeeren Zeg mij, wat is er van hem geworden ? rosalide, met nadruk. Wacht u wel mij naar hem te vraagen. laureval,/Melijk. Waarom? R0-  4S NATUUR EN P L I G T, rosalide, met wanhoop. Uw vader , naar wien gij mij vraagt. . . laureval, verfchrikt en met drift. Wel nu! waar is hij? rosalide, op een ijslijken toon. In den kerker, op het punt van door u veroordeeld te worden. laureval , met afgrijzen. Door mij ! Rechtvaardige hemel! rosalide Zie daar zijn lot, gij kunt over het uwe oofdeelen. laureval buiten zich zeiven. Ik bezwijk; de blixem zou mij minder getroffen hebben dan deeze ijsfelijke bekendtenis! Mijn vader zucht in ketenen, en zal door de handen van zijnen zoon omkoomen ? C Hemel! Stel u met deezen (lag te vreeden ; geniet uwe wraak, eii vergeef mij mijne gruweldaaden. Rosalide, verwonderd, en vervolgens op den voorgrond van het tooneel koomende om haare bede te doen. Wat zegt gij ? . . Welk eene taal?... Lauïevi!. zou veranderd zijn? Hemel! .... heb mededogen met zi jne kwellingen, indien zijn hart deugdzaam is, verhoor mijn gebed en fchenk hem vergeeving laureval. Beklaag; mij, ik heb het noodig. De Hemel wreekt zich. Mij de fchande en her ongeluk mijns vaders voor oogen te ftellen is, als of mij cezegt wierd: zie  TWEEDE BEDRIJF. 40 zie daar uwe misdaaden! Beneem hem het leven; om hem van de kwellingen te bevrijden, welke gij hem veroorzaakt hebt, en fneev' daarna zelve, ó Hemel! ik zal aan uw vonnis voldoen. rosalide vat de hand van l .« u r eval, en zegt op een' nadruklijken toon. Gij wildt fterven zonder uwen vader te redden ? . . . Uwe mijmering verblindt u; behoud uwe rede , en laat uwe wroegingen daar. Laureval van zijne mijmering bekoomende. Welk een lichtftraal 1 ... het is genoeg. rosalide, fchielijk. Wat zal er eindelijk van hem worden ? laureval. Hoe kan ik zulks voorzien? Ik kan immers de' werking der wet niet belemmeren. rosalide. De wet? . . . Ongelukkige! Hij is üw vader! laureval, met zeer veel drift. Ja , doch indien ik hem fpaarde , zou men mij befchuldigen van in de Saameuzweering te deelen, en wij zouden beiden omkoomen. — Hetgeen mij de meeste wanhoop veroorzaakt, is dat de waarfchijnlijkheden teegeu hem zijn. — Zeg mij de waarheid^ zou hij fcbuldig zijn ? rosalide. Gij kent zijne deugd, en kunt hem verdenken ? Gij zijt niet waardig zijn zoon te zijn, Vil. deel. D LAU-'  50 NATUUR EN PLIGT. laureval. Binnen weinige uuren zult gij mij beter beoordeelen. Zijn aangenoomen naam , zal mij in het plan, het welk ik beraamd heb, van zeer veel dienst zijn. Doch zo hij zijn' waaren naam opgeeft, is al onze hoop verdweenen. rosalide. Dien zal hij niet opgeeven. Hij heeft mij gezegt, dat hij, tot het einde deezer zaak, onbekend wilde blijven. laureval. Alsdan zal ik mijn oogmerk kunnen bereiken ! Ga rosalide, vóór het einde van deezen dag, zal ik u noodzaaken mij te beklaagen en hoog te achten. NEGENDE TOONEEL. de voorigen, la fleur. la fleur, tegen rosalide. Mejuffrouw, volg mij , mevrouw de losanges vraagt naar u. QHij wacht haar op den achtergrond van het Tooneel.) laureval, verwonderd. Mevrouw de losanges? . . . Wat begeert zij van u? rosalide, zeer zacht. Ik kan u zulks niet zeggen. . . men befpied ons. — Zodra het mij zal geoorloofd zijn te fpree- ken, zal ik u ook mijne kwellingen ontdekken ik vergeet mijne eigene rampen , om mij Hechts met  TWEEDE BEDRIJF. 51 met de uwen bezig te houden. — Vaarwel; denk aan uwen vader, raadpleeg uw hart, en doe uw pligt. (Zij vertrekt, en la fleur volgt haar.) TIENDE TOONEEL. laureval. Wreedaartig noodlot! is het eindelijk genoeg; eri zal uwe woede hier mede bevredigd worden? — 6 Mijn vader, mijn vader ! wat zal uw lot zijn ? — Er blijft mij geen middenweg open, men moet mij ontdaan; alles wil het, en de wet zou er mij toe noodzaaken; hij is mijn vader en ik kan tegen hem geen vonnis vellen. — Vertoef, laureval,. wat gaat gij doen? Om hem van meerder dienst te zijn, moet gij den post, welke u is toebetrouwd,. behouden. — Indien ik, na zijne befchuldiging onderzocht te hebben, zijne onfchuld niet aan den dag kan leggen, dan maak ik mij bekend; het proces word van geene waarde, ik win tijd en ftel alle mijne poogingen in het werk, om hem te redden. — Welaan, laaten wij ons zei ven onderrichten, eri ons de hoogachting van anderen waardig maaken. Ja ik zal de ftrengfte aller Rechteren fchijnen, ea de tederfte aller zoonen zijn. Einde van hei tweede bedrijf. D 2 D E K-  52 NATUUR EN PtlGT. DERDE BEDRIJF. Het tooneel verbeeldt de gehoorzaal van den Gouverneur. ^4an het eerfle fcherm ter linkerzijde van den [peeier is eene groote. met groen laken overdekte tafel. Jlan dezelfde zijde, Jlaat een klein tafelt jen, voor den foürier, die den post van fchrijver waarneemt; hetzelve Jlaat in eene rechte lijn met, doch eenigzins verwijderd, van de groote tafel. Er zijn in een halfrond eenige arm/loeien voor de Rechters van den Krijgsraad geplaatst Ter rechterzijde van den fpeeler Jlaat een zitbankjen voor den befchuldigden. EERSTE TOONEEL. Mevrouw de losanges, la fleur. Mevrouw de losanges , fchielijk binnen koomende. Zal de Heer laureval hier koomen? la fleur. Ja, Mevrouw. Mevrouw de losanges, ter zijde. Ik moet hem fpreeken, en van hem weeten of rosalide in het rechtsgeding van haaren geleider is ingewikkeld. (Overluid.) En laureval lag aan de voeten van het vreemde meisjen ? la  DERDE BEDRIJF. 63 la fleur. Zo als ik u gezegt heb, hij deed haar de tederfte uitdrukkingen, en. . . . Mevrouw de losanges. "Wat doet zij thans? la pierre. Zij weent. Men heeft haar gezegt_ dat de krijgsraad Hier zou gehouden u orden ; zij wil volfirekr haaren vriend koomen zien. Zij is op u ten uiterften vertoornd, en beklaagt zich overluid, over het bevel, het welk gij gegeeven hebt van haar niet uit te laaten gaan. Niets kan haar weerhouden ; zij koomt. Mevrouw de losanges, met drift. Ga, vlieg, belet haar beneden te koomen , en volg ftiptelijk bet bevel , hetwelk u gegeeven is. CLa fleur vertrekt) TWEEDE TOONEEL Mevrouw de losanges. Ik kan er niet langer aan twijffelen, rosalide is dat ouderlooze meisjen ,waarop laureval zoo verliefd is, zij is de oorzaak van het ongeluk mijner dochter en zal die van mijnen ondergang zijn. — Weike zijde zal ik kiezen ? - Zij is bij mij in zeekere bewaaring, haare onbefcheidenheid kan mij geen nadeel doen. . . ik zal haar van hier verwi jde, ren. Een eerlijk beftaan zal haar te vreeden £lellen, en. . . (door wroeging ontrust; wat ga ik onderneemen! — Is het mooglijk, dat ik ten tweede maale ? . . . (Zij neemt haare voorige houding D 3 wei  54 NATUUR E W PEIGT. weder aan.)]a, de vrees van baar in eene misdaad}ge zaak betrokken te zien ,en de fchaamtp om zelve tot armoede te vervallen, doen mij alles te boven koomen. (Met zeer veel nadruk.') Zou ik nog moeten ? ... Ik word door wroeging en eerzucht beurtlings beftreeden ! doch de noodzaaküjkheid vordert het, dezelve is onwederftaanbaar, en behaalt de overhand ; doch het is ondanks mij zelve dat ik gedrongen word haar te gehoorzaamen. —« (Rosalide ziende aankoomen.) Wat zie ik ? DERDE TOONEEL. Mevrouw de losanges, rosalide, la fleur. rosalide, gevolgd van la fleur en nog' een andere bediende. Eene ongelukkige, die baaren weldoener koomt; verdeedigen, of in zijn lot deelen. Mevrouw de losanges, tot de bediendcns. Verwijder u , doch ga niet te verre; binnen weinige oogenblikken zal ik u eenige beveelen té geeven hebben (De bediendens verwijderen zich, door de middendeur.) Gij zijt zeer onvoorzichtig, Wanneer gij u van daag vertoont zoud gij mijnen en uwen goeden naam bloot ftellen. rosalide. Al moest ik voor edmond mijn leven blootftellen, ik zoü niet aarzelen i . . . Maar, mevrouw, had ik immer zulk eene wreedaauige behandeling van u durven verwachten? Ik bewaar uw geheim , en men beneemt mij mijne vrijheid: men we-  DERDE BEDRIJF. 55 wederhoudt mij. . . Men dreigt mij zelfs, ik ben genoodzaakt geweld te gebruiken, om den grijs aart, die buiten mij gecne onderfteuning heeft, ter hulpe te fnellen; en dit alles zou op uw bevel gefchieden ? Mevrouw de losanges, op een toon van gezach. Voorzeker ; en moest gij hetzelve overtreden ? Die man, wien gij durft verdeedigen, is overtuigd den Staat verraaden te hebben. . . en zo gij zelve eens mede . . . rosalide, met drift en afgrijzen. Ga niet voort 1 ... ik ben verlooren zo gij mij befchuldigt (Met verontwaardiging?) Jk vrees het, en herken u. Vaarwel, mevrouw. Mevrouw de losanges, haar tegenhoudende. Waar wilt gij naar toe ? rosalide, weenende. Eene verblijfplaats en befchermers zoeken. Mevrouw de losanges, verfchrikt. Befchermers, zegt gij? rosalide. Ja , ik heb dezelven nodig, wijl ik geene moeder kan vinden. Mevrouw de losanges. Hoe! kunt gij zulks in dit doodelijk tijdftip van haar verwachten ? rosalide. In dit tijdftip juist moest zij mij haare armen toe* D 4  gö NATUUR EN P h I G T. reiken. Ik Hide zonder het verdiend te hebben, dit weet gij, mevrouw! Mevrouw oe losanges. Ik u erkennen in een ogenblik, dat de grijsaart, die u herwaards geleidde, de ftraf zijner misdaad ftaat te ontvangen?.... Neen. rosalide, ondanks zich zelve door gramfchap weggejleept. En gij zijt het, die hem met eene misdaad durft bezwaaren, gij?.... Daar ik de uwe vergeet, om u dezelve niet te verwijten. Mevrouw de losanges. Wat durft gij mij zeggen ?... Beef over uwe roekeloosheid! rosalide, verontwaardigd. Gij hebt mij dan uw geheim doen bewaaren , om uw ijsfelijk werk te voltooijen ?.... Gij hebt mij bedroogen, vrees mij! Mevrouw de losanges. Wat maakt u zo ftoutmoedig? rosalide. Uwe harde behandeling. Mevrouw de losanges. Gij kent laureval, misfchien hebt gij aan hem ontdekt? rosalide. Ik ken laureval, heb mij mijnen eed herinnerd, en hem niets ontdekt. Gij hebt van mijne ligtgeloovigheid een misbruik gemaakt, heden moet il*  D S R D E R E D R IJ F. 57 ik mij tegen u verzetten. Evenwel zal ik niets vorderen , dan het geen mij toekomt. Wat de kwellingen betreft, welke gij mij berokkend hebt,' ik wil mij over dezelve niet wreeken... Gij voert den naam mijns vaders, ik moet dezelve geen oneer aandoen. Mevrouw de losanges. Gij kunt mij zulks niet wijs maaken; zo even waart gij zo onderdanig en ondergefchikt ... Zonder de raadgeevingen van laureval.... (Rosalide geeft haare verwondering te kennen.~) Ik weet uwe"verftandhouding. Gij bemint hem, doch hij beminde u nooit. rosalide. Ik kan zulks niet gelooven ! hij bemind mij: ik ben ongelukkig;en zo hij eenig gevoel van eer heeft, kan hij mij niet trouwloos zijn. Mevrouw de losanges. Indien ik u, door een eigenhandig gefchrift van .laureval overtuigde, dat hij voor mijne dochter de oprechtfte liefde gevoelt.... wat zoud gij mij als dan kunnen and woorden? rosalide, ontroerd. Wat ik zou and woorden?... Wel.. Neen: het is niet mooglijk 1 Mevrouw de losanges, haar de trouwbelofte van laureval geevende. Neem aan.... en zie hetzelve. rosalide, het papier aanneemende. Zou het waar zijn ?.. .. leezen wij: „ Met tos„ (lemming van de achtenswaardgfte aller moeders, „ beloove ik aan Mejuffrouw sophia de gerD 5 court  58 NATUUR EN PLIGT. „court, dochter van Mevrouw de losanges, ,, mijn lot door de banden des huwelijks met het „haare te veréénigen. Dat, indien ik bij toeval „meinedig mogt worden.. -. de betaaling van hon„ derd duizend guldens, mijne ftraf zal zijn. Dee„ ze voorwaarde zal wederkeerig plaats hebben.... „ zijnde hier van tusfcnen ons een dubbel affchrift „ gemaakt » l a u e e v a l." Ik fta verdomd. {Na eenige Jlilte.) Verrader! Indien ik Hechts mijne woede gehoor gaf, zou ik u ogenblikkelijk verbaasd doen ftaan; ik zou u uwe trouwloosheid doen beklaagen .,. ik... maar ik ben niet overtuigd; offchoon ik het bewijs in handen heb, blijft er nog eene twijffeling in mijn hart over. Mevrouw de losanges, het papier terug neemende. Geloof mij, fta van hem af. rosalide. Wil zulks niet hoopen. Men kan mij mijne goederen, maar nooit mijnen minnaar ontneemen. Mevrouw de losanges. Deeze belofte befchuldigt hem. rosalide. De vriendfchap verdedigt hem. Mevrouw de losanges. Dit fchrift bewijst u,.... eosalide, haar met drift in de reden vallende. Het bewijst mij niets; het is van geene waarde: hij fchreef het zonder zijn hart te raadpleegen. ' ' ' Me-  DERDE BEDRIJF. 59 Mevrouw de losanges. Maar de fom welke hij betaalen moet ? rosalide, met drift. ft Wat legt daar aan geleegen, dat hij dezelve betaale en mij beminne; hij kan op mijne vergiffenis ftaat maaken. Mevrouw de losanges. Welke rechten hebt gij op hem ? rosalide, met veel nadruk. IVlijne rechten zijn veel fterker dan de uwe! zo ik al geen gefchreeven trouwbelofte heb, bezit ik zijne liefde; onze niet voldoening aan die belofte, is de dood. Mevrcuw de losanges. Moet ik u voor zijne onftandvastigheid inftaan? rosalide, fchielijk en met kragt. Neen; maar gij moet mij inftaan voor alle uWe verraderlijke aanflagen. Indien gij over mij zegepraalt, zal ik mijne ellende aan een ijders oogen ontdekken.... dezelve kan mij niet vernederen Gij alleen zult 'er over bloozen moeten: zodra ik herkend worde zal ik gewroken worden! Men zal de trotfche pracht uwer dochter, welke mijne bezittingen geniet, vergelijken met den ijsfelijken toeftand, waartoe gij mij gebragt hebt: wie zal mij mededoogen kunnen ontzeggen , en wie zal uw gedrag goedkeuren ? Indien laureval wreedaartig genoeg is mij te verlaaten, zal ik hem voor de gantfche waereld, voor uwe dochter zelve, zijne trouwloosheid verwijten. En zo dra hij zi jn eed zal willen uitfpreeken, zal ik mijne ftem verheffen, om hem zulks te beletten; ik zul zo het noodig is, tot voor  6o NATUUR EN PLICT. voor den voet des altaars de trouw eens trouwloozen komen te rug eisfchen ! Een minnaares in wanhoop is tot alles in ftaat; en in zulk een ijsfelijk ogenblik , moet men zegepraalen — of fter'ven. VIERDE TOONEEL. de voorigen. de FouRiER, welke een papier en eene inktkoker brengt en op de tafel legt. de fourier , zegt zeer befcheiden. Mejuffrouwen, het is thans het uur waar in de krijgsraad vergaderen zal, en ik moet u onderrichten," dat het niemand geoorloofd zij hier te blijven. Mevrouw de losanges. Het is genoeg. (de fourier, vertrekt?) VIJFDE TOONEEL. Mevrouw de losanges, rosalide, vervolgens la fleur, en een ander bediende. Mevrouw de losanges. Rosalide, laaten wij onzen twist ftaaken , verbannen wij alle misnoegen, en dat de vriendfchap ons veréénige. Houd u verzekerd dat uwe moeder u hartelijk lief heeft, en alles aan zal wenden, om u hier van te overtuigen. (Zij roept haare bediendens) Koomt binnen {De bediendens komen binnen.) Breng Mejuffrouw op mijne kamer. (Met de groot/ie vriendelijkheid.) Ga, rosalide .... ftel alle wantrouwen ter zijde.... ik zal fpoedig bij u  DERDE BEDRIJF. <5l tl komen, en ik beloove u dat gij binnen korten tijd over mijne goederen zult kunnen befchikken. ROSALIDE. Ik gehoorzaam doch wacht U wel mij te bedriegen!.... Indien ik u hier toe in ftaat kende, zou ik deeze plaats van mijne klaagtoonen en gefchrei doen weêrgalmen, en fchande zou de vrucht uwer wreedheid zijn Doch de nagedachtenis aan eenen vader wien ik eere, legt mij ftüzwijgen op. Zie daar de beweegreden, welke mij noodzaakt in een verblijf wedertekeeren, hetwelk ik voor altoos ontvluchten moest. Ondertusfchen vraag ik, eisch ik, het geen mij toekoomt Ik zal uw andwoord afwachten ; overweeg hetzelve wel: ik laat u aan u zelve over, en durf' alles van uwe eigene wroegingen verwachten. (Zij wil heenen gaan; doch keert weder en zegt zeer zacht.) Indien het bekend wierd, was uw ondergang zeker; denk daar aan. Dat uw eigen belang mij dat geene doet verkrijgeri, het welk uw onmenfchelijkheid mij ontroofde.... Anders zal ik niets ontzien!.... indien het mij niet gelukken kan u gevoelig te maaken zal ik u noodzaaken billijk te zijn. Vaarwel 1 (zij vertrekt ; de bediendens volgen haar.) ZESDE TOONEEL. Mevrouw de losanges, alleen, in eene verjlagene houding. Ik kan haare wantrouw en ftrengheid niet laaken. — Zal ik dan aan niets, dan mijne eerzucht gehoor geeven! Moest ik niet de ingeevingen van mijn hart opvolgen, welke mij aanfpooren haar haa-  62 NATUUR EN PLIGT. haare goederen te rug te geeven, en mij van de wroegingen te ontlasten, welken mij overal volgen en folteren ? — Maar, mij zelve tot den bedelftaf te brengen! En het geluk mijner dochter op te offeren! . . . Neen, ik kan er niet toe befluiten. (Laureval koomt langzaam binnen, onder het leezen van eenige papieren.) Laureval nadert. • .. laat ik mij verwijderen. Ik moet rosalide een geukkig lot bezorgen, en middelen zoeken om haar voor altoos van hier te verwijderen. (Zij vertrekt.) ZEVENDE TOONEEL- laureval alleen, met een bleek gelaat. ó Smertelijke toeftand! . . . Een vader zucht in ketenen, en zijn zoon is de geen, die hem veróordeelen moet. Ach laureval! laureval! (verfchrikt.) Men koomt. AGTSTE TOONEEL. laureval, de luzincourt. Alle de Leden van den Krijgsraad, de luzincourt, tegens laureval. Men brengt den grijsaart her waards. Ik zelve heb bij zijn verhoor tegenwoordig willen zijn. Door de last der jaaren gedrukt, zijn zijne zwakke oogen naauwlijks in ftaat de voorwerpen te onderscheiden , en. . . laureval, hem in de reden vallende. Men moet hem hooren; misfchien... maar daar is'  BERDE BEDRIJF. 63 is hij!... Zet u neder, (ter zijde op den voor ■ grond van het tooneel) welk eene beproeving... en welk een oogen blik vooreen' zoon! (Laureval en de rechters zetten zich. De luzincourt, geen rechter zijnde, plaatst zich aan een hoek van de tafel op den voorgrond, eenigzints van dezelve verwijderd. De fourier, die den post van fchrijver waarneemt, zet zich aan zijn tafeltjen. Dit alles moet zonder verwarring en 'met achtbaarheid gefchieden.) NEGENDE TOONEEL. jdgt Grenadiers maaken twee gelederen uit; edmond is tusfehen het eerjle en het tweede. Zij komen door het zijfcherm , ter linkerzijde van den fpeeler binnen. Het eerjle gelid marcheert voorwaards, tot aan het fcherm ter rechterzijde. Edmond, gevolgd van het tweede gelid, doet eene fchreede voorWaards, en komt uit het midden. Zodra /.ij dit gedaan heeft, wordt den Grenadiers , halt en j'ront gecommandeerd, welke alsdan den achtergrond van het tooneel bezetten. edmond, achter op het tooneel. Zie hier mij dan voor mijne Rechters.' Mogt rechtvaerdigheid hen verlichten, en men mij mijne vrijheid doen weder geeven. laureval, met een zucht. ' Koom nader; (edmond koomt op den voorgrond van het tooneel) en zweert dat gij naar waarheid zult andwoorden. ed-  64 NATUUR EN PEIGT. edmond, zijne vingers opjleekendé. Ik zweere het. laureval. Wie zijt gij ? edmond. Een man van eer, een ongelukkig vader. laureval. Hoe is uw naam ? edmond. Edmond. laureval. Welke is de plaats uwer geboorte? edmond. Parijs. laureval. Hoe oud zijt gij? edmond. Twee en zeventig jaaren. laureval. Wat is uw beroep ? edmond. Ik ben een oud officier. laureval. Zedert hoe lang bevind gij u hier? edmond. Zedert drie dagen. l AU-  DEKBE BEDRIJF. 65 laureval. Wat was de reden van uwe komst op dit eiland ? edmond. Ik kwam 'er om de beïangens van het meisjen, hetwelk zich bij mij bevond. laureval, fchielijk. Welke zijn die beïangens? edmond. Ik ben geen meester van haar geheim; en kan li hetzelve niet ontdekken. laureval» neemt een papter, ziet hetzelve in, en zegt: Gij word befcbuldigd tegen den ftaat zaamgefpannen te hebben; mcdepligtige te zijn van den Engelfchen Capitein, welke de ftad aan het leger, hetwelk dezelve belegeren moest, zocht over te geeven ; en denzelven eene fchuilplaats verfchaft te hebben , om zijne misdaadige oogmerken te begunftigen. Andwoord mij hier op. edmond. Laster en kwaadaartigheid hebben deeze befchuldigmg in gegeeven. Ik ben niet de medepligtige vari den Capitein, ik ben flechts zijn redder. l aureval. Zijne briefwisfeling fpreekt ten uwen lasten. Orri welke, reden, of door welk toeval, bevond hij zich bij u ? edmond. Wilt gij mij hooren? VII. deel. E LA-if-'  66 NATUUR EN PLIGT. laureval, ondanks zich ze/ren voortgejleept. Of wij willen?.... (zich herjlellende) wij moeten: fprèek. edmond. Toen in het vallen van den avond, de hemel, na een onweder, kalm en helder was, verzocht ik, aangemoedigd door de frisfche koelte . mijn kind , dat zij mij naar het zeeftrand zou geleiden. Aan den voet eener rots gezeten, begonnen wij met vruchten onzen maaltijd te doen , toen wij uir het midden der baaren eenige gillende fchreeuwen hoorden opgaan. Een ogenblik daar na zag rosalide een zwemmend man, welke zijn best deed het ftrand, waar wij zaten, te bereiken: wij fnelden hem aanftonds ter hulpe? —- Zijne taal en klederen ontdekten mij niet dat hij een engelscbman was: ik bragt hem in mijne hut, gaf hem huisvesting, en fchoon zelf arm zijnde, had ik het genoegen eenen ongelukkigen te onderfteunen. laureval, met deelneeming. Ga voort. edmond. Ik nam hem in mijn huis, men ontdekte het, de wachten kwamen om zich van hem meester te maaken, hij ontvluchte het, en men nam mij in hechtenis. Zie hier de eenvoudige waarheid. Op mijne jaaren het leven te verliezen zegt weinig; en het mijne is mij van geene waaide genoeg om het, ten kosten mijner eer, te behouden. laureval. ó Grijsaart, wat hebt gij gedaan! gij had van te voo"  DERDE BEDRIJF. 6? vooren moeten wceten wien gij uwen bijftand verleendde. edmond, met kragt. Als een mensch op bet punt ftaat van te ver» gaan, vraagt men hem niet; men red hem. LAUREVAL. Gij hebt eene grove fout begaan ! edmond. Het kan zijn ; maar niet weetende dat die man de vijand van mijn vaderland was, moest ik niet de vijand van het menschdom zijn. *— Wie is mijn ber fchuldiger? de luzincourt. Ik. edmond. En wat weet gij dan ? de luzincourt. Ik weet dat die Capitein, na alvoorcns de ligging der ftad opgenomen te hebben , een plan maakte tot eene verrasfmg, waarin gij alléén moest gefpaard worden. Zijne gemaakte plannen, marfchen en aanvallen, zijn in handen van zijnen Generaal. De sendeling die hem dezelven heeft overgebragt, wierd gisteren, op zijne terug reis, door een detachement gevangen genomen; hij wilde weêrltand bieden, en zeeg, met verfcheidene fieeken doorboord , neder. Stervende ontdekte hij, dat de Engelschman zich in uwe hut bevond; en hij zelf gaf de middelen aan de hand, om ons van hem meester te maaken. Deeze brief, welken men bij hem gevonden heeft, getuigt tegen u, en doet uw vonE 2 nis  68 NATUUR EN P L I G T. nis vellen. Hoor denzelven, en, indien u zulks mooglijk zij, verontfchuldig u. edmond, met vuur. Mij verontfchuldigen ? en waarvan toch ? de luzincourt. Van uw verraad. edmond, met verontwaardiging. ik, een verrader! de luzincourt. Gij. (Den brief neemende welke op de tafel ligt.} Zie hier het bewijs hetwelk ik u voorleg. edmond, met zeer veel kragt. Zie mijne met wonden bedekte borst! Ik heb dezelven voor Frankrijk ontvangen; en zie daar het bewijs dat ik haar befchermer, en niet haar onderdrukker ben. laureval zegt, in eene lijdende houding, aan de luzincourt, terwijl hij denzelven den brief ontneemt. Ik bid u laaien wij het, zo veel mooglijk,verkorten. (Hij geeft dén brief aan den fourier.) Lecz' deezen brief eens, op dat bij andwoorde, en wij hier een einde aan maaken. 4 de fourier, leest: „ Uit den Raad van het Engelsch Esquader, „Aan den Capitein george roster. „ Uwe fchipbreuklijding is ons gunftiger geweest „ dan gij wel dacht, vermits de ftorm u aan een ei„ land gevoerd heeft, het welk wij moeten aanval„ len. Wij wenfchen u geluk dat gij u meester ge- f, maakt  DERDE BF.DR1JF. 69 ,, maakt hebt van die plannen welken ons zoo nood„ zaaklijk waren , om die roemrijke ondernee„ming, welken wij reeds lang ten oogmerk had,, den , ten uitvier 're brengen. Het eiland zal wel„ haast in onze magt zijn, en wij hebben reden „ om te hoopen dat deeze veldtogt roemrijk voor „ons eindigen zal; verzekerden grijzen vdmond, „ die u eene verblijfplaats gefchonken heeft, van „ onzer aller erkentenis; hij heeft u te veel dienst „ gedaan om hem geene daadelijke bewijzen onzer „ dankbaarheid re geeven ; h dien wij overwinnaars „ zijn , zal hij alléén gefpaard worden ; en kan voor „ her overige voor de dienden welken hij aan En~ „ geland bewezen heeft, op eene billijke belooning „ ftaat maaken. „ (get.) thovard, Generaal'* laureval, tegen edmond. Wat hebt gij hier op te and woorden? edmond. Dat mij de geheimen van den Engelschman geheel en al onbekend waren ; dat deeze brief tegens mij getuigt; dat ik u fchuldig toefchijn, doch dat ik het niet ben. — Ik (la verdomd.... Mijne verwondering evenaart mijn ongeluk 1 Rechtvaardige hemel 1 men is dan dikwijls misdaadig door wel te doen. laureval. Helaas 1 ongelukk:glijk kunt gij het voorval niet loochenen, de overtuiging fchijnt volkomen, en deeze brief.... iDMOfjD, met veel nadruk. Befchuldigt mij van eene misdaad, welke ik niet E 3 beo  *C NATUUR EN PL1GT. begaan heb: wacht u wel aan dezelve geloof ts flaan; valfche waarfchijnlijkheden zijn de valstrikken voor den rechtvaardigden rechter (Met nadruk.') Zedert veertig jaaren heb ik voor mijn vaderland geftreden ;en ik zou op den rand van het graf gekoomen, hetzelve verraaden ! Neen — als een goed Franschman heb ik waardiglijk mijnen loopbaan ten einde gebragt; men kan mij het leven ontneemen, maar nimmer mij ontëeren Wat ook de llag zij die mij boven het hoofd hangt, ik zal dezelve, zonder te verbleeken, ontvangen; zonder zelfsverwijt geleefd hebbende, zal ik zonder vrees kunnen derven. (Een Officier, welke naast laureval zit, [preekt zeer zacht met denzelven, en geeft de volgende vraag op. Laureval ziet hem met verontwaardiging aan , en befluït eindelijk, dezelve te doen ) laureval. En wist dat meisjen het welk u verzelde?.... edmond. Wat kunt gij mij vraagen?... Ach! verdenk haar niet... zo gij haar kendet.-.. vervolg dat arme kind niet, zij heeft reeds genoeg geleeden. Laat zij mij overleeven, en eens mijne nagedachtenis de verloorene eer wcdergeeven: niet voor mij , want ik heb zulks niet nodig; (weenende) maar er blijft mij een zoon overig!. ... Zo hij ondankbaar was, ben ik een goed vader, en ik wil hem geene fchande ten erfienis laaten. laureval, zijn zakdoek voor zijne oogen houdende. Hebt gij niets meer te zeggen ? E D-  DERDE BEDRIJF. edmond. Niets. laureval. Onderteken dan uwe bekendtenis. edmond nadert de tafel de fourier Jlaat op en biedt hem het papier en eene pen aan. Geef bier. (Tot de Rechters.) Zie , mijne band is bedaard, om dat mijn hart gerust is, (Hij tekent, en keert naar zijne plaats terug.) ivioet ik dan onrechtvaerdiglijk fterven! (Tot de Rechters.) Maar wat ook mijn vonnis zal zijn, ik zal hetzeïven durven herroepen. laureval. Eij wien? edmond, met drift. Bij den opperden Rechter ! Hij duld zomtijds de onrechtvaardigheid der menfchen, maar vroeg of laat doet hij de onfchuld zegepraalen. {De Rechters ft'aan op) l\og één woord. (De Rechters blijven voor de tajel op hunne plaatj'en ftaan.) Sta mij toe rosalide nog éénmaal te zien; zij kan u niet verdacht voorkoomen. (Op een droe. vigen toon. Ik heb mijnen zoon verlooren !. .. en op den rand van het graf zal zij mijnen troost zijn. laureval. Uw verzoek is u toegedaan. (Tegen de foldaaten.) Geleidt den gevangenen weg, en neemt zijn ongeluk in acht. edmond. Zie hier de Iaatde flag van het noodlot!... WelE 4 aan,  7 2 NATUUR EN P L I G T, aan, ik moet aan mijne bedemming voldoen. (Tegen de Rechters.) Ik vergeef u mijnen dood; mogt de Hemel u denzelven vergecven. » (De Rechters gaan tot de /lemming over, en vormen eenen halven kring, naar het boveneind van de tafel, bij de zijfchermen. Laureval ftaat in het midden en fchijnt met vuur te fpreeken. De grenadiers maaken, op het bevel van laureval, regts om. Vervolgends mar cheert het eerjle gelid langs de zijfchermen aan de rechterzijde, en zodra het tot aan het voorfcherm genaderd is, keert het lings om, en blijft voor de tafel Jlaan. Het tweede .gelid maakt dezelve manoeuvre als het eerjle, en blijft aan het eerjle zijfcherm Jlaan. De grenadiers bij ven, zonder voorwaar ds te gaan, voortjlappen, en wachten tot dat de gevangene zijne plaats in hun midden hernoomen heeft. Edmond, nadert, zonder alle deeze beweegingen te bemerken, tot bij het voetlicht, en zegt met zeer veel vuur.) 6 Hemel! goedertierne Hemel 1 verboor mijn gebed , en wil mijne wenfchen vervullen. Doe in het toekoomende de waarheid in alle rechtbanken nederdaalen; dat de menschlijkheid dezelve verzelle, en het firenge der wetten niet meer onfchuldige flachtoifers trefFe. (Edmond treed in het nvdden der grenadiers . het tweede gelid (luit op ; beide gelederen marcheeren het tooneel langs, en vertrekken door hetzelfde fcherm door het welk zij zijn binnen gekodmen.) Einde van het derde bedrijf. VIER-  VIERDE BEDRIJF. 73 VIERDE BEDRIJF. liet Tooneel is als in het eerjle bedrijf* Het is duister. EERSTE TOONEEL. rosalide, la fleur, en drie Bediendens van Mevrouw de losanges. (Men hoort geraas tusfehen de fchermenl) rosalide, vervolgd door de Bediendens» Neen , ik zal niet vertrekken ! Luister niet naar eene wreedaartige meesteres; zie mij aan; zie mijne traanen, en, zo gij menschlijkzijt, zult gij medelijden gevoelen. la fleur, haar bij de hand willende vat» ten, terwijl de bediendens naderen. Wij moeten gehoorzaamen. rosalide, haare hand te rug trekkende, en tot op den voorgrond van het tooneel vluchtende. Schelmen! Tndien men, op mijn gefebreeuw, mij ter hulp koome, doe ik u allen te niet. Gij weet niet wie ik ben. la fleur. Wat hebt gij te vreezen? Mevrouw is voor u beducht. Zij wil u naar een haarer landgoederen doen brengen, waar het u aan niets ontbreeken zal; E 5 zij  74 NATUUR EN PLIGT. zij heeft ons geboden u te doai vertrekken, gij moet du- vol (trekt met ons gaan. n o s i l i d k , in wanhoop. Wat zal cr van mij worden ? Begeert men mijn dood zie hier mijn borst, ftoot toe, en ontlast u van mij!... Maar neen, ik wil laureval, fpreeken, ik zal hem alles ontdekken, geen eed weer oud mij langer: indien hij toelaat dat ik vervolgd worde, dan is hij het met mijne vervolgers eens. la fleur, gevolgd van de andere Bedtendens. Mejuffrouw, men heeft ons verbooden u met iemand te laaten fpreeken; koom, wij moeten van hier vertrekken, rosalide, Nooit. la fleur. Stel ons niet in de noodzaaklijkheid er u toe te dwingen. rosalide. Wee uwer! zo gij mij durft naderen. la fleur, haar weg willende voeren. Uw wederftand is nutteloos, volg ons. rosalide, uit al haare magt fchreeuwende. HelpS Hemel! Help! TWEE-  VIERDE BEDRIJF. 75 TWEEDE TOONEEL. de voorigen, de luzincourt. de luzincourt. Welk een gefchreeuw! welk een geweld! rosalide, zich aan de voeten van de luzincourt -werpende. Ach ! Red mij, ik werp mij aan uwe voeten. de luzincourt, tot de Bediendens. Waar toe deeze behandeling? rosalide. Eene Stiefmoeder begeert mijnen ondergang, en wil mij van de goederen mijns vaders berooven. de luzincourt. En wie was uw vader ? rosalide. Mijn Heer de losanges; en zijne echtgenoote is mijne vijandin. de luzincourt. De losanges!.... Hoe! zoudt gij die dochter zijn rosalide. Die naar Frankrijk gezonden wierd, aan welke men haare bezittingen en leven ontneemen wilde. Door mijne Stiefmoeder herkend, doet zij mij weder op nieuw haare ftrengheid gevoelen. Jk heb de bewijzen mijner geboorte bij mij: dezelven zijn door de hand mijns vaders gefchreeven, men kan ze  76 NATUUR EN P L I G T. ze onderzoeken: indien het zo niet is, moet ik ge ftraft worden; indien ik de waarheid fpreek, vorder ik recht. de luzincourt. Dat zal u geworden. {Tegen de Bediendens?) Doet uwe meesteres hier koomen, en fpreek haar van niets. (Zij' vertrekken? Welk eene fchavergoeding hebt gij niet te wachten , indien gij oprecht zijt! Een vriend van wijlen uwen vader zijnde, ben'ik u mijnen bijftand verfcbuldigd. Ik zal mij tegen uwe Stiefmoeder verzetten, niet om haar te verdrukken, maar om haar te noodzaaken , u , het geen zij u fchuldig is, te rug te geeven... en zo ik hier in mag ilaagen, dan zal ik de minst gelukkige niet zijn. rosalide. Beftuur gij mijn lot; ik ftel het geheel en al in uwe handen; verlaat gij mij niet, daar ik in het midden mijner bloedverwanten eene vreemdeling ben. de luzincourt. Ja, ik zal uw befchermer zijn ; ftel u gerust; om wel te doen behoeft men mij geen twéémaalen te vraagen. rosalide, verfchrikt. Zie daar Mevrouw de losanges. de luzincourt. Gij hebt niets te vreezen. DER-  VIERDE BEDRIJF. 77 DERDE TOONEEL. de voorigen, MeVT0UW de losanges. la fleur, licht zijne mees ter esfe met twee kaarfen voor, waarna hij dezelven op de tafel zet, en vertrekt. Zo dra de zaal dus verlicht wordt, moet ook het voetlicht weder opgehaald worden. , de luzincourt. Koom nader, mevrouw', uwe tegenwoordigheid 3s hier ten uiterften noodzaaklijk. JMcvrOUW de losanges. Wat begeert gij, mijnheer? (Rosalide ontdekkende.) Ach! wat zie ik ? de luzincourt. Mejuffrouw, die haare goederen koomt te rug eisfehen. Mevrouw de losanges. Indien zij eens eene bedriegfter ware. rosalide. Ik had dit uw andwoord wel voorzien, maar ik heb de middelen in handen, om u te overtuigen.... Mevrouw de losanges. Wat begeert gij toch ? rosalide, met nadruk. Mijn naam, mijn ftaat, en de erifenis mijnes Vaders. Me-  78 NATUUR EN PLIGT, Mevrouw de losanges. Waar zijn uwe bewijzen? rosalide, eenige papieren uit haar en boezem haaiende. Hier zijn ze. (Zij geeft dezelve aan de luzincourt, -welke dezelven met drift doorleest?) Mevrouw de losanges, verleegen. Ik wist niet eosalide, met kragt. Gij wist alles. Mevrouw de losanges. Ik? rosalide. Gij. Mevrouw de losanges, ontroerd. Deeze papieren de luzincourt, op een verzekerenden toon. Behooren haar. Zij bevestigen haare geboorte, haare ongelukken, en uwe wreedheid. Zie daar het zegel van haar vader; houd dus eindelijk eens op u zelve veracht te maaken, door haar langer te miskennen. Mevrouw de losanges, trotsch. Gij beledigd mij. de luzincourt, gramftorig. Hij die zich zelve vernedert, heeft geene aanfpraak meer op de achting van anderen. Me-  VIERDE BEDRIJF. 19 Mevrouw de losanges. Gij zijt mijn vriend , en zonder mij te fpaaren ... de luzincourt. Uwe handelwijs doet mij tegen u zijn! Erken op dit oogenblik rosalide, ftel u zeiven te vreden, of vrees ieders verachting. Houd eindelijk eens op, eene wreedaardige moeder te zijn ; ondervraag uw geweten , beoordeel u zelve, en noodzaak uw flachtoffer niet, u te befchuldigen. Mevrouw de losanges, metfchrik rondsom haar ziende. Ach! zo men u eens hoorde! . gij doet mij beeven.' Ik bid u, fpreek een weinig zachter. de luzincourt, met kragt. Wanneer men de zaak van het menschdom bepleit, dan kan men niet te overluid fpreeken' — Ik ben middelaar in deeze zaak; ii dien gij u niet aan de rede wedergeeft, worde ik uw partij ; gij zijt rijk, zij leeft in armoede gij beiden hebt bet geen haar toekoomt: zij beklaagt zich, en vordert recit; geene rechtbank zal haar hetzelve kunnen weigeren. Mevrouw de losanges, weenende. Gij doet mij bezwijken , en gij verlaat mij. (Zij werpt zich in een armjloel ter rechter zijde van den Jpeeler.) de luzincourt. Ik moest zulks doen. Hoe! bloost gij niet over de rampen welken gij vero rzaakt hebt! om u dezeiven te binnen te brengen, hebt'gij rosalide Hechts aan te zien: fieivende vertrouwde haar vader  80 NATUUR EN PLIGT. der naar aan uwe zorg, het was een dierbaar, een heilig pand, het welk bij u toebetrouwde! Indien gij haar het leven niet gaaft, moest gij haar daarom blootftellen hetzelve te verliezen ? Neen de braafheid noodzaakte u voor haare veiligheid te waaken; gij had haar tot eene moeder moeten verflrekken.... Ik kan mij niet begrijpen, hoe de gierigheid u heeft kunnen verhinderen, een zoo fchoonen pligt te vervullen. Mevrouw de losanges. Men heeft mij bedroogen , en ik ben 'er reeds genoeg voor geftraft! de luzincourt, met zeer veel nadruk. Moest gij u dan aan die trouwlooze aanmaaningen overgeeven! zonder de wroegingen welken u thans folteren, zoud gij niet te verfchoonen zijn. Misfchien heeft de grijsaart, die om zijn verraad den dood zal ontvangen , het zelve alleenlijk gepleegd, om ros ai. ide, welke hem verzelde, te onderfteunen! Indien dit zo is, zult gij het kwaad gepleegd, gij zult het genot der misdaad gehad, en het bloed van den ongelukkigen zal alleen geftroomd hebben, om uwe verongelijkingen en onrechtvaardigheid te herftellen. Mevrouw de losanges. Ik zoude 'er de onwillige oorzaak van zijn. de luzincourt. Geef haar dan het verfchuldigde weder, en aarzel niet langer. Mevrouw de losanges. Weet gij dan niet, dat die goederen mijne eenige bezittingen uitmaaken ? 9 E  VIERDE BEDRIJF. tl de luzincourt. Dezelve zijn kwalijk verkreegen, gij moet zc dus niet behouden. Leef, indien het noodig is, in armoede, gij zult vrienden vinden Geef haar haare rijkdommen weder, (Htj nadert Mevr. de losanges en zegt zeer zacht) zij zal u de misdaad vergeeven. Mevrouw de losanges. Hoe vernederd gij mij ? de luzincourt, haar naderende. • Neen , ik wil u uw pligt doen betrachten.' Ik verlaat u niet, al voorens gij mij in ftaat gefteld hebt, om alles, tot uwe eer en eigen rust, in orde te brengen Gij zwijgt? Zoud gij het mij weigeren? (Mevr. de losanges vat de hand van de luzincourt, en rust met haar hoofd op dezelve, vervolgens ziet zij hem aan, en bedekt met haar Zakdoek haare oogen?) Ach! ik zie u traanen dorten.... Ik ben gedaagd! en begeer niets meer: gij zelve herneemd uwe rechten op mijn hart. Mevrouw de losamges, »;« jnw/, Ik heb dan niets veiiooren! uwe billijke verwijtingen zijn tot in mijne ziel doorgedrongen. Zonder de misdaad, waarvan gij mij verdacht houdt gepleegd te hébben . wierd ik reeds zedert lang door wroegingen gefolterd ; ik kan dien moeielijken last niet langer torfchen, dezelve verplet mij (Tot de luzincourt.) Gij zult voldaan zijn. (Tot rosalide, zonder van plaats te veranderen.) Al te ongelukkige Dochter, neem het geen ik u fchuldig ben: ik ben gereed u alles weder te geeven ; de armoede heeft voor mij niets verfchrikkelijks meer. VIL deel. F ik  g2 NATUUR EN PLIGT. ik vreeze flechts de fchande. (Tot de luzincourt.) Gij hebt mij erlicht. Gij hebt dien ijsfelijken fluijer welke mij , aan mij zelve verbergüe, van één gefcheurd ; de ftem van het berouw doet zich hooren, en ik vind mijn hart en mijne deugd weder. de luzincourt. Gevoelt gij nu, hoe aangenaem het is billijk en gevoelig te" zijn!... ach! gij hebt u zeiven een te langen tijd een groot genoegen onthouden. eosalide, ter zijde, op den voorgrond van het 'looneel. Welk een oogenblik voor mijne wraak! ik moet er gebruik van maaken. (Tot Mevrouw de losanges.) Zal ik dan mijne goederen Hechts terug hebben , en niets meer ? Mevr. de losanges. En wat toch wilt gij meer? ros alid e , teder. U fmceken om de helft er van te behouden, en mij uwe tederheid te fchenken. de luzincourt, vat rosalide bijdehand, en geleidt haar bij Mevrouw de losanges. Zie 'daar, zie daar uw kind! druk het aan uw hart, en verzoen u voor altoos. Mevrouw de losanges, weenende. Rosalide, kunt gij een misdaadige moeder uwe vergiffenis fchenken ? . rosalide. Ta, met al mijn hart! neem mijne aanbieding aan,  VIERDE BEDRIJF, 83 aan , en dat alles vergeeten zR, (Zij werpt zich m de armen, van Mevrouw de losanges.) Mevrouw de losanges. Ach! het geluk moet niet de belooning mijner draalingen zijn. — Geniet uwe rijkdommen in vrede en ik! ik zal verre van hier.... de luzincourt, gevoelig en niet goedheid. Gij hebt alles herfteld, blijf, blijf bij uwe vrienden. Mevrouw de losanges, met diepe fmart en een gejmoorde Jlem. Ik zal dezelven, zonder bloozen, niet kunnen aanzien. ■— Keen, ik wil in de eenzaamheid, mijne fmart en berouw gaan verbergen. rosalide, weenende. Gij doet mij traanen ftorten! ö mijne moeder! neem ten min ft en.... Mevrouw de losanges, door fmart overkropt. Ik wil niets ... Neen niets voor mij.... maar rosalide.... uwe zuster is niet fchuldig.... heb medelijden met haare armoede, en ftort over hamdie weldaaden uit, welke ik niet waardig ben te ontvangen. (Haar de trouwbelofte van x aürcval overgeevende ) Geef dit papier aan laureval weder. . ik moet.... en wil er geen gebruik van maaken. — Vaarwel, rosalide,... vaar eeuwig wel!... vergeet uwe zuster niet, en ftraf hnar niet voor de dwaalingen uwer' ongelukkige moeder (Zij vertrekt langzaam , en nadert tot aan de middendeur.) F 2 r c-  84 ' NATUUR EN PLIGT. eosalide, naar haar toegaande. Het is te veel! blijf, blijf, en Mevrouw de losanges, weenende, en op een gedwongen toon. Neen... neen... laat ik mij zelve ftraffen ik heb zulks nodig om mij met mij zelve te bevreedigen. (Zij bedekt haar gelaat met haar zakdoek en vertrekt.) VIERDE TOONEEL. de luzincourt, rosalide. de luzincourt. Haar berouw is oprecht; rosalide, gij moet haar niet verlaaten. rosalide. Gij zult mijn hart leeren kennen ; doch ik verlies 'thans eenige dierbaare oogenblikken.. Mijn Heer, ik ben u mijne moeder verpligt; laat ik u ook mijnen weldoener verfchuldigd zijn. de luzincourt. Dit is niet in mijne magt. Mijn Heer de laureval !.... rosalide. Laureval is mijn minnaar; en ik houde mij verzekerd dat wij van hem zullen verkrijgen, het geen de luzincourt. Wat zegt gij ? r o-  VIERDE BEDRIJF. 85 rosalide. Frankrijk zag ons deezen band te faamen knoopen. Wijs mij dus niet \an de baud; befchik indien bet nodig zij, over het geen ik ontvangen moet, en fpaar niets om de redding van edmond te bevorderen. de luzincourt. Het is-mij niét mooglijk. En uwe rijkdommen. rosalide, met kragt. Zullen de hoogde rente aanbrengen, mdien zij het leven van mijnen weldoener kunnen vrijkoopen. de luzincourt. Maar, overweeg toch dat ... rosalide, hem in de reden vallende, zegt met nadruk. Moet men ooit aarzelen, wanneer men eenen vriend moet redden? geef, geef alles, op dat hij leve! fpaar geen goud, de kerker zal zich openen, en de onfchuld er buiten treden. de luzincourt, met waardigheid. Kunt gij mij voorftellen mijne eer te verzaaken? rosalide. Neen, maar ter bclooning uwer weldaaden, wilde ik u in de gelegenheid ftellen, nog eene goede daad te doen. de luzincourt, haar hij de hand vattende, en op een" te der en toon. Rosalide... ik ben te vreden over het ijvren dat ik voor u gedaan heb. — ik heb de pligteu van F 3 «en  86* NAT U V K EN PI, IG T. een eerlijk man vervuld: uw geluk is mijn werk, en mijne belooning ligt in mijn hart. Vaart wel! V IJ F D E TOONEEL. rosalide, alleen. Wat hoor ik! Alle hoop is dan verlooren 1.... en lauseval.... Daar is hij. ZESDE TOONEEL. rosalide, laureval. laureval, fchielijk binnen komende. Rosalide, wat heb ik gehoord ? Hoe! Mevrouw de losanges is die Stiefmoeder, die.... r o s a l i d e , hem in d-3 rede vallende. Matig deeze uwe geestdrift; de Gouverneur heeft mij recht doen geworden. — En uw Vader? laureval, droevig en weenend. Hij is veroordeelt. rosalide. En wat is zijn vonnis ? laureval, met eene gefmoorde Jlem. De dood. eosalide, weenende. Rechtvaardige hemel! — En dat wreede vonnis hebben uwe lippen kunnen uiten 1 L 1 II*  VIERDE B E D R IJ F. 87 laureval, verjlrooid. Ik heb het zijne niet uitgefprookcn. rosalide, met drift. Wat zegt gij? laureval. Ik mijmer... Ik heb alles gedaan wat in mijn vermoogen was om het tegen te gaan. Helaas ! men heeft mij niet gehoord; maar ftel u gerust, zo men mij genoodzaakt heeft als Rechter te handelen , zal ik mij nu als zoon gedraagen. rosalide. Maar hij bevind zich in het uiterfte gevaar. laureval. Ik leef nog, hij heeft niets te vreezen. rosalide. Wat zult gij doen ? laureval. Gij zult het weldra weeten. ■— Ga rosalide, laat mij alleen, ik fmeek het u, de oogenblikken zijn dierbaar, laaten wij dezelve niet verliezen. rosalide, hem bij de hand vattende. Staat gij mij voor zijn leven in ? laureval. Ik ftel u het mijne ten waarborg. rosalide. Het is genoeg, (ter zijde) Laat ik mij bij Mevrouw de losanges vervoegen, (zij doet e enige F 4 fchree-  88 NATUUR EN PLIGT. fchreeden voorwaards en zegt.) Hij houd mij zijn geheim verborgen, ook zal ik mijne handelingen voor hem geheim houden. ZEVENDE TOONEEL. laureval. Ik bevind mij dan eindelijk alleen . en durf weder moed fcheppen Ik heb tot liet vertrekken van mijn vader de nodige maatregelen genoomen. De cipier zal fpoedigVier komen, en ik zal alles in het werk ftellen om hem overtehaalen. Hij is hardvogtig, maar heeft gevoel, en dit fielt mij gerust. Jk zal dien ongelukkigen vader dan wederzien, hem zeggen dat ik zijn zoon ben , en hem aan mijn hart drukken! .... Maar hoe zal ik mij aan hem ontdekken ? . . . . Zijn toeftand • • • : de mijne, alles moet hem verbitteren. Als hij hooren zal dat bij veroordeeld is 1 ... . Ja, ik zelfs heb hem gevonnisd, en ik fterf om hem te redden. Zie hier mijne verontfchuldiging. Laat ik die intusfcheti voor hem verborgen houden , en dat hij niet weete welke opoffering ik hem doe, dan nadat dezelve geheel gefchied is. AGTSTE TOONEEL. laureval, de cipier. Dit tooneel moei met vuur en deelneeming gejpeeld worden. de cipier. Mijnheer! ik koom uwe bevelen ontvangen. l a u-  VIERDE b E D R Ij f. 89 laureval. Ik heb u geene bevelen te geeven, maar een verzoek te doen. de cipier. Gij, Mijnheer ? laureval. Kan ik mij op uwe bcfcheidenheid verlaaten ? de cipier. ó Ja, Mijn Heer. laureval. Zweer mij dan dat gij mij mijn verzoek niet weigeren zult. de cipier. Ik geef mijn woord niet, dan wanneer ik zeker ben dat ik het houden kan ; verklaar u. laureval. Wilt gij u voor uw gantfche leven rijk genoeg maaken ? de cipier. Ja, indien ik het op eene eerlijke wijze doen kan. Wat moet ik doen ? laureval, Mijn voordel zal u in den eerften opflag affchrikken; ik ken uwe naauwgezetheid. en misfehien zult gij eenigen tegenzin hebben om mij mijn verzoek toe te ftaan ; doch gij moet. de cipier, hem in de reden vallende. Ho ! ho! gij verwacht dan eene flechte daad van mij. F S l a u-  90 NATUUR EN P L I G T. I. A U R E V A L. Mijn vriend, ik ben wanhoopend, en gij alleen kunt DE CIPIER. Mijn Heer ga niet verder; indien gij mij voorftcld om kwaad te doen,, zijt gij niet rijk genoeg om mij te betaaleu. LAUREVAL. Denk toch, mijn vriend , dat mijn lot in uwe handen is. DE CIPIER. En wat begeert gij dan toch? LAUREVAL. Een zeer groote gunst! Gij kent dien goeden grijsaart die in den kerker zucht! DE CIPIER. Wel nu? LAUREVAL. Op dit oogenblik zelve moet gij hem hier brengen. DE CIPIER. Mijn Heer, begeert gij mijnen ondergang. LAUREVAL. Gij' hebt niets te vreezen. DE CIPIER. Wie zal mij daar voor inftaan? LAUREVAL. Ik. D Z.  VIERDE I E D R I] F. 01 DE CIPIER. Hoe zult gij dat doen ? LAUREVAL. Ik zal mij, in zijne plaats, in den kerker begceven. DE CIPIER Mijn Heer, gij doet mij beeven ! moet gij dan een eerlijk man opofferen om eenen misdaadigeu te redden ? LAUREVAL, Verpligt mij en verneder mij niet. Herinner u dat gij mij uw gantsch beftaan verfchuldigd zijt,dat ik het ben, die u geplaatst heb ; dat DE C I P I E P. , Ja, ik ben u mijne kostwinning verpligt, gij hebt recht op mijne erkentenis, maar gij hebt hetzelve niet, om mij mijn pligt te doen verzaaken. LAUREVAL. Ach ! zo gij de reden eens wist!.. • Ik houdc mij verzekerd, dat gij niet aarzelen zoud. DE CIPIER. Ik ben onbuigzaam ; wat zou er, indien het eens ontdekt wierd, van mijne arme vrouw en kinderen worden ? LAUREVAL. Ik zal immers in uwe magt blijven , en mijn perfoon zal voor de uwe kunnen inftaan. Ach! mijn vriend, neem, neem alles wat ik bezit en weiger het mij niet. D E  92 NATUUR EN PLIGT. de cipier. Die man moet u wel zeer dierbaar zijn, om voor hem zulk eene opoffering te doen 1 laureval, uïtbarflende. Kan men het leven van een vader ooit te duur betaal ai ? de cipier. r . (Met zeer veel kragt.) Is hij uw vader ? (Op een beflisfenden toon ) Zie hier de fleutels. (Hij geeft de feutelbosch aan laureval.) laureval. Gij geeft mij het leven weder 1 koom , en ontvang uwe belooning. de cipier. Neen, mijn Heer, ik zal niets aanneemen; dusdanige dienften moet men zonder loon bewijzen. laureval. Ik zal u toonen dat ik er de prijs van weet. Maar wil mij niet langer martelen, vlieg heenen, en zeg hem niet wie ik ben. de cipier. Hoe zult gij hem buiten'de fiad doen koomen? laureval. Er is hier eene deur van een onderaardsch gewelf het welk aan de zee uitkoomt, en ... de cipier, met vreugd. Ik begrijp het!. . Ik ga hem haaien, en in één oogenblik zijn wij hier. (Hij wil heen gaan doch koomt terug.) Ik ftel mij zelvtsn in gevaar, doch zo  VIERDE BEDRIJF. 93 zo ik geftraft worde om dat ik u var dienst was, draag dan zorge voor mijn arm huisgezin, en verlaat hetzelve niet. laureval. Braave man , wat ook de uitkomst zij, uw fortuin is gemaakt, en het geluk uwer kinderen verzekerd ; verlies geen tijd, flaak de boeijens mijns vaders, ik ben het, die dezelve draagcr. zal. de cipier, met gevoel. Och , ik zal met droefheid u dezelve zien opnoemen , ik ben hardvochtig omtrent misdaadigen ; maar wenschte in ftaat te zijn alle ongelukkigen te redden. NEGENDE TOONEEL. laureval, alleen. Ik heb dan eene groote hinderpaal uit den weg geruimd. Indien la pierre den Zweedlchen Capitein kan overhaalen , om mijnen vader mede te neemen, dan zijn wij zeker van te zullen Haag en. — Evenwel koomt hij niet terug. (Hij ziet op zijn horologie.) Half één uur.. . Hij moest reedshier zijn— waatom vertoeft hij zoo lang ? Hij kan, langs den weg welken ik hem heb aangewezen binnen koomen zou men hem geweigerd hebben ? .. wat zal ik doen.... vrees, hoop en onzekerheid beftrijdcn mij beurteling ach! hoe lang en verdrietig valt mij dit uur. Ik hoor iemand... Hij is het. TIEN-  g4 natuur E n P L I g T. TIENDE TOONEEL. laureval, la pierre. laureval. Wel du! la pierre? la pierre, zijn hoed afneemende, en zich. met zijn zakdoek het 'hoofd afveegende. Ik ben buiten adem. laureval. Herneem uwe zinnen, en andwoord mij fchielijk, wat moet ik hoopen? la pierre, fchielijk. De Capitein was, in den beginne, onhandelbaar; ik heb hem alle zwarigheden moeten uit den weg ruimen. Hij (prak van Admiraliteit, en van paspoort; ik heb hem alles ontdekt, en hij is bereid uw' Vader aan zijn boord te ontvangen. Vi ctor en ik zullen denzelven verzeilen. Men wacht Hechts naar ons, om de zeilen op te haaien. laureval. Zeer goed. la pierre. De goede uitkomst is zeker; eene netitraale ylag, en gunftige wind; wij moeten vertrekken. laureval, bedroefd. Na tien jaaren eenen vader weder te zien, en denzelven als dan voor altoos weder te verlaaten 1 l a  VIERDE BEDRIJF. 95 la pierre. Wijn waarde meester, verlaat hem niet, ga met ons. laureval. Tk kan niet, men zou mij voor een verrader houden , en ik wil hem toonen dat ik flcchts een ongelukkige ben. la pierre. En zal uw vader hier koomen ? laureval. De cipier is zo even heen gegaan om hem te haaien, en ik wacht hem met ongeduld. la pierre. Hij is evenwel niet verr' van hier. Wilt gij dat i'i hem voorga? laureval. Neen, gij zijt vermoeid. la pierre. Tn het geheel niet; als ik eene goede daad doe, word ik nooit vermoeid. laureval. Vertoef; ik hoor iemand. CVictor opent de middendeur, en men ziet de cipier met edmond binnen koomen) la pierre. Mijn Heer, zij zijn het. ELF-  0(5 NATUUR EN PLICT. ELFDE TOONEEL. de voorigen, edmond, de cipier, victor. de cipier, edmond geleidende. Koom, koom , hier langs. edmond. Waar leid gij mij heenen ? wat begeert gij van mij. laureval, wenkt zijne Bediendens, om op de deur te pasj'en. 6 Achtenswaardige grijsaart! gij ziet eenen man voor u (taan, wiens medelijden met u onbelchrijflijk is; ik ben uw Rechter, en ftort traanen over uwe rampen. edmond. Zoud gij de waarheid ontdekt hebben? In mijn laatfte oogenblik zult gij mij, u, van mijne oufchuld hooren verzekeren. laureval. Gij moest dezelve bewijzen. edmond. Het is mij niet mooglijk! Ik wierd altijd door het noodlot vervolgd. laureval. Hoe! waart gij nooit gelukkig? edmond. Ik was het voor dat ik vader was. — Maar ik zie rosalide niet.... gij had mij beloofd.... l au-  Vierde bedrijf. 97 laureval. Stel u ten haaren opzichte gerust; rosalide, ïnet Mevrouw de losanges verzoend zijnde, zal weldra in het volkomen bezit haarer goederen geraaken. edmond, met vuur. Ach! Ik fterf te vreeden ; ik zal ten minften de deugd niet in armoede agterlaaten. laureval. Is het mij geoorloofd u van uwen zoon te fpreeken. edmond. Wat zegt gij ? laureval. Zo even is die naam uwen mond ontvallen, en ik zou misfehien in de gelegenheid zijn dien ongelukkigen te ontdekken, die, voorzeker, zijn leven geeven zou, om het uwe te behouden. edmond. Ach! zo gij hem kende, zoud gij in hem gecne gevoelens onderftellen, waartoe hij onbekwaam is. laureval. Doch zo hij zich eens aan uw oog vertoonde» zoud gij hem voor uwen zoon erkennen , zoud gij hem uwe armen toereiken? edmond, fchielijk, Zoud gij hem kennen ? LAÜREVAL. Ja- VII. deel. G È d»  98 NATUUR EN P L I G T. edmond. Waar is hij ? laureval. Hier. edmond. Kan ik het gelooven? laureval. Gij zult hem zien- — Die onwaardige, die wederfpannige, die u zq ongehoorzaam was, u in armoede en fchande dompelde.... Die Rechter d;e uwe rampen ten top voerde.... die is uw zoon; en hij is het die van berouw aan uwe voeten fterft. (Hij omvat de knieën van edmond.) edmond. Laureval! (Hij maakt beweeging om zich in de armen van zijn zoun te werpen ; doch heft zich, door eene nadere overdenking_ te rag gehouden, wed r op, en zegt met afgrijzen O He. mei! wat ging ik doen! ik ging 'mijnen moorde» naar omhelzen. laureval. Wil mij hooren. edmond. Wreede en ontaarte zoon, vlucht ver van mij! laureval Teder en deugdzaam vader, herken uw kind. edmond. En, wat toch kan ik van u verwachten? mijn ondergang is uw werk, en uwe ziel is van alle menschlijkheid ontbloot. l a o-  vierde bedrijf. 99 laureval, ui ibar/lende. De Natuur herneemt er alle haare rechten. edmond. Gij hebt dezelve miskend. laureval, met vuur. Ik gevoel dezelve thans te meer. edmond. Gij waart een ondankbaare zoon. laureval, met vuur. Door het ongeluk gebeterd , heb ik mij geheel en al aan de deugd wedergegeeven. edmond. Ondankbaare, ik gaf u het leven, en gij geeft mij den dood. laureval. Indien ik een vadermoorder ben, kunt gij flechts de wet befchuldigen. edmond. Indien de boosdoener het werktuig der wet is, dan moet de braave man omkoomen,en de deugniet zegepraalen. — Ik beminde u ondankbaare, en gij hebt mij verlaaten, toen ik om uwe misdaaden in den ijsfelijl- n kerker zuchtte. Moest gij u in dit doodelijk ti„ lip aan mij ontdekken ? Gij had onbekend moeten blijven, het had mij minder fchrikkelijk geweest van een anders hand den dood te ontvangen. laureval, met drift. Ach! zo gij in mijn hart kondt leezen, zoudt G 2 gij  103 natuur en pi i c t, gij mij uwer meer waardig oordeelen. Wat heb ik niet al aangewend om u te ontdekken ? Ik heb van het gantfcbe menschdom, van elke natie, mijnen vader gevraagt. en hem niet kunnen vinden. U eene gelukkige ouderdom te verfchaffen, uwe eer te her Hellen , en u op mijn beurt alle de goederen te doen genieten, waarvan ik u ontbloot had, zie daar mijne ecnigfte hoop. Mij zonder ophouden met u bezig houdende begeerde ik geene fcbatten, werkte^ik niet dan om 'er u de vruchten van aan tebieden; indien het goud, zeide ik tot mij zeiven, hem gelukkig kan maaken. dan moet ik zeer veel bij een vergaêren, en alles, ja alles zal voer mijn vader zijn. edmond , vertederd. Hoe! gij dacht altijd aan mij ... ongelukkige! gij doet mij traanen ftorten, en ik verwijt mij mijne zwakheid. laureval. Zie mijne fmart, en laaten mijne hartverfcheurende wroegingen u beweegen! Herneem het hart van een' vader, en fchenk eenen zoon vergiffenis. edmond, met een fchreeuw van vervoering. Uw berouw zegepraalt over mijn misnoegen; mijn mond heeft u vervloekt, maar mijn hart fchenkt u vergiffenis. Koom , omhels uw vader, (edmond Jlrekt zijne armen naar laureval uit, die zich opheft en hem aan zijn hart drukt.) laureval. Mijn vader!... ö mijn vader! welaan, thans zal ik mi| uwer waardig maaken. (Het volgende van dit Tooneel moet met veel vuur en fnelheid gefpeeld worden.) e d-  VIERDE BEDRIJF. lor edmond. Wat is uw oogmerk? laureval. U te redden. edmond. Staat zulks in uwe magt? laureval. Gij zijt vrij De zee is niet ver van hier, tracht het ftrand te bereiken, een fchip het welk zeilree ligt edmond. Zijt gij dan vergeeten, dat ik veroordeeld ben ? laureval, met kragt. Gij zijt gered, zeg ik u. edmond. Doe niets, het welk uwer onwaardig is. LAUREVAL. Indien ik u fterven liet, zoude ik mij alles onwaardig maaken. Ga, vertrek, vertrek; neem mijne ichatten met u, en laat mij uw hart achter. edmond. Maar gij fielt u zeiven in gevaar, en ik kan niet dulden laureval, zeer fchielijk. _ Neen, neen , denk zulks niet; uw langer verblijf alhier,maakt mij w anhoopend.... indien ik eens verraadcn wierd/... verwijder u toch, ik bezueere het u: omhels mij, mijn vader, en voer het laatfte vaarwel van uwen zoon, in uw hart, met u. G 3 eü-  102 natuur en p l i g t. edmond. Ik zal niet vertrekken. laureval, zeer fchielijk. Gij moet! Hebt gij een oogenblik kunnen denken dat ik uwen dood zou duiden? (Tot de Bediendens die naar edmond toegaan en hem voorttrekken.) Mijne vrienden, ik Hel u mijnen vader, mijn beftaan, meer dan mij zeiven ter hand!... vaarwel, vaarwel, ruk u uit mijne armen... ga, vlucht, vlucht fchielijk, en verberg mij uwe traanen. {Deze woorden zegt hij, terwijl hij edmond tot aan het fcherm ter rechterzijde geleidt, alwaar deeze, de armen naar laureval uitjlrekkende , ui troept\) edmond, door de Bediendens voortgetrokken. Mijn zoon! ó mijn zoon! laureval. Deeze naam is mij dierbaar, en ik ga mij denzei' ven waardig maaken (1, au re val vertrekt door het Jcherm aan de linkerzijde van den fpeeler, en de cipier, volgt hem.) Einde van het vierde bedrijf. V IJ F-  V IJ F D E B E D R IJ F. V IJ F D E B E D R IJ F. Het Tooneel verbeeldt eene gevangenis. EERSTE TOONEEL. laurevat, , zit voor eene tafel', enfchrijft het opfchrift op eenen brief, waar na hij 'er twee toezegelt. Hij ftaat op en zegt'. Ik haal eindelijk weder adem... Mijn vader is ver van hier! Door de cipier befchuldi'gd dat ik hem zijnen gevangenen met geweld ontnoomen heb, neemt men mij in hechtenis, men dreigt mij, en wil dat ik hem weder zal vinden, of zijn vonnis ondergaan . . ö Hemel! gij weet het, mijn befluit is genomen QHij gaat naar de tafel en neemt de beide brieven ~) Deeze brieven zullen misfchien de uitwerking hebben, welke ik 'er van verwacht. De éene is voor den Gouverneur, en de andere voor mijne Rechters. Ik verzoek mijnen vriend mij eenige oogenblikken te koomen fpreeken ; beken den Raad mijne misdaad, en offer mij voor mijn vader op; zo dezelve mij veroordeelen moet, zal de Raad mij beklaagen ;mijn weldoener zal zich misfchien in den beginne verontwaardigd toonen, maar als hij de beweegreden zal vernoomen hebben, die mij dus handelen deed, dan zal hij mij zijne achting en medelijden niet kunnen ontzeggen. G 4 TWEE-  }04 NATUUR EN PLIGT. TWEEDE TOONEEL. laureval) de cipier. de cipier. Ach, Mijnheer, koom eenen ongelukkigen ter hulp, wien gij misdadig deed zijn. LAUREVAL. Wat deert u? wat hebt gij te vreezen. de cipier. Alles is ontdekt, en gij vraagt mij wat ik te vreezen heb? ik ben in gevaar; en zo gij mij verraad, beu ik verlooren. laureval Ik, u aanbrengen! gij beledigt mij. Neen, indien ik u eene misdaad deed begaan, moet ik er U niet voor doen ftraffen. de cipier. Ik geloof u Mijnheer; gij hebt nooit iemand kwaad gedaan , en zult met mij niet willen beginnen. Echter heb ik bevel gekregen om u hier 'te houden. LAUREVAL. Wel nu ! vervul uw pligt. de cipier. Maar als men u van de ontvluchting fpreekt, als men mij eens ongerust maakt, wat zal 'er van mij worden ? L A U-  V IJ f D E B E D R IJ f. 105 laureval, Hebt gij dan niet gezegt dat ik met geweld gehandeld heb. de cipier. Om mij zeiven te verontfchuldigen , heb ik u moeten bezwaaren. laureval. Het overige is voor mijne rekening. de cipier, met gevoel. Waarom toch, Mijnheer, kunt gij u dus laaten behandelen. Kan men ooit iets fcbooner dan deeze uwe handelwijs vinden? gij offert uw eigen leven voor dat van uwen vader op! . . . Deeze trek doet mij gevoelen dat ik mensen ben: in mijn beroep was ik het bijna vergeeten. laureval. Eu gij beklaagt mij ? de cipier, gevoelig. Uwe daad is tot in mijne ziel doorgedrongen: gij zijt de eerfte die mij traanen hebt doen Horten. laureval, ter zijde. Ik dwing de hartvogtigfte menfehen tot medelijden , wat heb ik dan niet van gevoelige harten te wachten! de cipier. Mijnheer, ik durf voor u, als voor mij zeiven, inftaan .... Maar . . . indien gij eenigzins bevreesd mogt zijn? . . . Qkem de deur toonende.) Indien gij wilt? .... G 5 L A U«  XOÖ NATUUR EN P L I G T. laureval. Wat durft gij mij aanbieden? de cipier. Door uwe edelmoedigheid kan mijn huisgezin geene behoefte meer gevoelen ; laaten wij t' faamen vertrekken , gij zult mijn meester zijn . . . wees vrij .... En verr' van hier . . . laureval. Ik ben u erkentelijk voor den dienst welken gij mij wilde bewijzen ; doch ik kan denzelven niet aanneemen. de cipier. Mijnheer, gij ftort u in het verderf. laureval. Zie daar, bezorg deeze twee brieven,- dit is het eeuige het welk ik van u verzoek. de cipier. Geef hier. (In het heen gaan.) Ach! welk een man ! met hem zou de gantfche waereld deugdzaam zijn. DERDE TOONEEL. laureval, alleen. Ik zou vluchten! Neen, hier moet ik toonen wat een zoon zijn vader verfchuldigd is. Ik zal blijven ; en indien ik mijn leven verliezen moet, is de oorzaak te fchoon, dan dat ik hetzelve betreuren zou. VIER-  V IJ F D E B E D R IJ F. 107 VIERDE TOONEEL. laureval, de cipier. de cipier, in eene haastige houding. Mijn Heer? laureval. Zijt gij alweder te rug gekomen ? de cipier. Bij het uitgaan , ben ik den gouverneur ontmoet, ik heb hem uw briefjen overgegeeven, en hij heeft mij gezegt dat hij u een bezoek kwam geeven; hij volgt mij op de hielen, en ik ben vooruitgeloopen, om u van zijne komst te verwittigen. laureval. Ach! zo veel te beter, dit ftrekt mij weder ten troost. de cipier. Hij fchijnt zeer toornig te zijn. laureval. Eén woord zal hem ter nederzetten. Daar is hij, laat ons alleen. Cd e cipier, vertrekt.) VIJFDE TOONEEL. laureval, de luzincourt. laureval. Hoe! zijt gij het! ó mijn vriend! D E  108 NATUUR EN P L I G T. de luzincourt, op een' zeer droevigen toon. Ik ben zulks niet meer; ik heb mijne ftem gegeeven, om u in hechtenis te neemen. laureval. Gij hebt uw pligt gedaan, en ik heb den mijnen vervuld. de luzincourt. Gij hebt van uw gezag een misbruik gemaakt, gij hebt eenen misdaadigen doen ontkoomen. laureval, Dat beken ik. de luzincourt. Bedenk dat gij hem moet wedervinden, of flerven. laureval. Mijne keuze is gedaan ! de luzincourt. Wat toch is de reden deezrr opoffering ? zoudt gij des grijsaarts medepligtige zijn. la ureval. Indien ik zijn medepligtige was, ware ik, met hem voorzeker deeze gewesten ontvlucht; maar ik hiede mij zelv • aan , en zonder deelgenoot der misdaad te zij'1, belast ik mij met deszelfs fchuld Ja. ik heb den gtijsaart doen ontkomen; liefde, bijftand, tederheid , alles was ik hem verfchuldigd ! 'Er bleef nrj nog overig zijn leven te redden , ik heb het gedaan ; en ik reken de gantfehe fchuld nog niet voor afgedaan. d e  v ij f D E B E D R ij f. IC9 de luzincourt, fchielijk. Wat zijt gij hem dan verfchuldigd ? laureval, met kragt. Een gefchenk, het welk ik hem wil weder geeven. de luzincourt, met meer drift. Wie was hij dan ? uw befchcrmer ? l ürevaLi met geestdrift. Hij was meer. de lucincourt, met meer deelneeming. Uw Redder? uw vriend? laureval, bijna buiten zich zeiven. Nog meer. de luzincourt. Ga voort. laureval. Hij is mijn vader, en ik zal voor hem fterven. de luzincourt. met een gil van verwondering. Uw vader? laureval, met zeer veel vuur. Ja, en ik beroep mij op alle goede zoons; ik houde mij verzekerd dat 'er niet een is, die niet even zo veel voor den zijnen zou gedaan nebben. de luzincourt, verbaast, Uw vader 1 laureval. Voor wien anders toch, zoude ik deeze fout begaan ?  110 NATUUR EN V L I g T. gaan? Maar de kinderliefde fprak; en ik moest voor dezelve onder doen De Raad eischte rijn bloed ; ik biede denzelven het mijne aan ,zo hij het aanneemt, heb ik mijn vaderland en de wetten der natuur bevreedigd. de Lt'ziKcounT , droogt met zijn zakdoek zijne oogen af. Laureval . . . . Ach ongelukkige! laureval. Gij zijt aangedaan. de luzincourt, met gevoel. Men moest eene ziel van ijzer hebben om geen medelijden met uw ongeluk te hebben! Mijn vriend, ik moet u beklaagen en bewonderen. laureval, hem aan zijn hart drukkende. Mijn vriend is mij wedergegeeven! Ach ! thans heeft' de dood voor mij weder meer verfchrikkelijks in. de luzincourt. Welk eene gebcurenis! Hij heeft zijnen vader gered; zie daar zijne misdaad .... Zou men kunnen denken, dat 'er ketenen voor eene dergelijke misdaad waren? laureval. Zij zijn 'er; maar zij /trekken mij tot eer, en niet tot fchande! de luzincourt. Uw leven is in gevaar! l a u-  v ij f D E 13 e D r ij F. UI laureval. Mijn vader leeft ik heb niets meer te vreezen; waarde vriend, gij kunt mij van dienst zijn. de luzincourt. Wat moet ik doen ? laureval. Ga naar den rechtbank, waar mijne Rechters vergaderd zijn, en zeg hen: laureval heeft zijn vader gered; maar is gereed deszelfs vonnis te ondergaan. — Hetzelve is reeds uitgefprooken, dat zij bevel geeven, en ik fterf binnen dit uur. de luzincourt. Wel verre van hen aan te maanen u uw verzoek toe te ftaan, zal ik uwe verdeediging op mij neemen. Wie zal, na dat ik hen van uwe edelmoedige daad zal verflag gedaan hebben , onmenschlijk genoeg kunnen zijn, om u te befchuldigen ? Welke Rechters zullen u vonnisfen? laureval. Mijne vijanden. de luzincourt. Zullen zij hiertoemoeds genoeg bezitten? laureval. Zij zullen de wetten doen fpreeken. DE luzincourt. Ik zal op hun gevoel werken; men heeft zeer veel kragt wanneer men voor de deugd om genade fmeekt. laureval. Indien men ook u eens verdacht hield. D E  112 NATUUR EN.PLtOT. de luzincourt. Mijne gedaane dienden zijn overal bekend, ik ben dus buiten alle verdenking. Morgen, kan ik in eenen veldflag fneuvelen ; van daag moet ik dus mijnen vriend helpen. Ik ga alle mijne poogingen aanwenden, om u aan uw ijsfelijk lot te ontrukken. Gij kunt op mijnen ijver daat maaken. Vaarwel , vaarwel, ik laat u alleen, en ga de heilige pligten der vriendfchap volbrengen. ZESDE TOONEEL. laureval, alleen. Wat ook mijn lot zij, ik zal mij onderwerpen. Het denkbeeld dat mijn vader het fchip, het welk hem van hier verwijderen moet , niet bereikt zal hebben, doet mij beeven. — ö Hemel! Hij is onder uwe bewaaring, zie niet naar het gevaar het welk mij omringt; dat mijn vader alléén , uw aandacht tot zich trekke ; geef ons blijken uwer goedheid , toon uwe rechtvaardigheid en wees de befchermer der onfchuld. (Hij zei zich aan de tafel?) ZEVENDE TOONEEL- laureval, rosalide, de cipier. rosalide, met eene goudbeurs in de hand. Neem, neem dit goud, en geef hem zijne vrijheid weder. de cipier. Het is mij niet mooglijk. r o-  v ij f d e b e 6 r ij f. 113 rosalide. Gij moet, neem deeze beurs en weiger het mi niet. de cipier. Het is mij niet mooglijk, zeg ik u, rosalide. Waarom niet? de cïpier, laureval toonendê. Zie.... Mijn Heer de laureval is u reeds voorgekoomen. rosalide, met vuur. Hij heeft zijn vader verlost!.... Ik herken mijn minnaar....! waar is uw vader? laureval. Buiten gevaar én ver van hier. rosalide, met vreugd. Onze rampen neemen een einde!.... Koom laat ons dit ijsfelijk verblijf verlaaten. laureval. Alles wederhoudt mij. rosalide, verwonderd. Waarom ? zijt gij dan niet vrij ? laureval. Ik word door de fterkfte banden aan deeze plaats geboeid. rosalide. Welke zijn die banden ? VII. d£ïl. H lau-  114 NATUUR EN P L I G T. laureval. Braafheid, mijn vader, en de eer. Rosalide. Wat wilt gij hier mede zeggen ? laureval. Hier vertegenwoordig ik mijn vader; en men houdt mij hier om hem weder ten voorfchijn te doen koomen, of te fterven. Mijn befluit is genoomen. rosalide. Ik ongelukkige! ... ik zal u niet overleeven. laureval. Gij zult leeven om mijnen vader te troosten. rosalide. Laaien wij hem t' faamen troosten , vertrekken wij. laureval. Het is mij niet mooglijk. rosalide. Het is wreedheid mij hetzelve te weigeren. laureval. Het zou lafheid zijn 'er in toeteftemmen. rosalide. Hoor de ftem uw's Vaders, die u tot zich roept. laureval. Hoor die der eer. welke mij weêrhoud. i r o-  V 1] f D E I! £ D R IJ F, u5 eosalide. Moet gij de gebeden, de traanen uwer beminde wederitand bieden ? laureval, met zeer veel nadruk. Ja, de natuur moet over de liefde zegepraalen. rosalide. Bevredigde wanhoop van rosalide. laureval, wanhoopend. Dezelve verfcheurt mij het hart! ... zeg mij, indien ik al eens zwak genoeg was om mij door uwö fmeekingen te laaten 0 vernaaien .... hoe zouden wij ons verwijderen? de wacht, deeze man? rosalide. Zal 11 niets kunnen weigeren. de cipier, zich aan de voeten van laureval werpende. Mijnheer, ik fmeek u op mijne knieën dat rij u redden wildt, ketenen en grendels zijn voor misdaadigen, maar die braave man moet vrij zijn: vertrek en neem mij als uvy bedienden met u'? LAUREVAL. Neen! . . . Neen 1 laat m:j met vreden ; wildt mijne ziel niet verzwakken; de opoffering is begon ren, ik moet dezelve ten einde brengen. (Mert hoort een groot geraas achter de Jchermen ) rosalide. Welk een ijsfelijk geraas! welk een fchrikkelijk oproer 1 laureval. Mijn bloed verftijft van fchrik! indien het eens... II 2 E O-  IIÖ NATUUR EN PLIGT. edmond, uit al zijn magt fchreeuwende. Wees ten minden menfchelijk, en heb ontzach voor mijnen ouderdom. rosalide, met een Jmerlelijke uitroep. Rechtvaardige hemel! het is edmond. laureval, zidderende. Ongelukkige! hij is het, het is uw vader. AGTSTE TOONEEL. de voorigen, edmond, een officier, twaalf grenadiers, la pierre, de drie bediendens Van l a u R f. v a l , twee soldaat f. n , met de Zabel in de vuist. de grenadiers koomen met verdubbelde fchreden, door het Zijl'cherm ter linker zijde van den Jpeeier binnen, waarna zij halt, front en geweer op fchouder maaken , en den achtergrond van het tooneel bezetten. E dmond wordt met loshangende haairen, c.oor twee Soldaaten binnen gefleept. De kragten ontbreeken hem, hij valt op zijn rechter knie en rust op zijne rechter hand. Laureval Jlaat aan de linker zijde, op den voorgrond. De bediendens. fckaaren zich bij hun inkoomen, achter hem. Rosalide is ter rechter zijde, en de cipier aan dezelfde zijde van laureval — vóór op het tooneel bij het voetlicht. edmond, bij het inkoomen, met eens beevende Jlem. Ik gehoorzaam, laat mij met vreeden, Iaat mij met vreeuen. l a u«  v ij f d e 73 e d r ij f. 117 laureval, tot de soldaaten. Wreedaarts, houdt op hem dus aan uwe voeten te fleepen , of vrees mijne woede. (Hij doet eenige fchreden voorwaard* , om naar zijn vader te gaan; de officier bedekt het ligchaam run edmond met zijn degen, Jleekt zijn Imker arm naar laureval uit, en roept hem toe: Nadert niet! ik heb de ftrengfte beveelen. laureval. Niets kan mij wederhouden. (Tot zijne Bediendens.) Vrienden, onder/leunt mij. (laureval en de Bediendens maaken eenige bewe ■ ging') de officier. Grenadiers .... fpant den haan. (De Grenadiers volgen het bevel. Dit moet met zeer veel naauwkeurigheid gefchieden.') de officier, welke op zijne knieën achter laureval ligt, en denzelven bij zijn rok vast houdt. Stel u niet in gevaar! laureval, biedt zijn borst aan. Stoot toe; één flachtoffer is genoeg. rosalide, gaat dwars over het tooneel plaatst zich vóór laureval, en valt, ' haare handen naar de Soldaaten uitgejlrekt houdende, op haar knieën. Houdt op J of doorfteck 'er twee te gelijk. H 3 ed-  Il8 natuur en p l i c t. edmond tot de officier. In den naam der menrcheüjkheid , dreigt hem niet langer! Ik ben immers hier , ik lig aan uwe voeten, en kan u niet ontvluchten. Vergeef hem zijne woede, de zelve is ten uiterftcn billijk... hij is mijn zoon. de officier, door medelijden aangedaan. TJw zoon! (Tot de Grenadiers, met zeer veel hragtl) Geweer op fchcuder! (.De Grenadiers volgen het bevel.) laureval en rosalide naar edmond loopende, om denzelven op de been te helpen. Mijn vader! rosalide. Mijn weldoener! i edmond, hen aan zijn hart drukkende. Vaarwel, mijne kinderen ; wij moeten voor altoos van elkandcren fcheiden .... Omhelst uwen vader voor de laatfte keer. Vaarwel; weerhoudt uwe traanen ... en ftort voor mij, u zeiven niet in het verderf. (Hij rukt zich uit hunne armen, en zegt tot den officierO Wel aan, dat men mij ter dood brenge. NE-  VIJFDE BEDRIJF. I !0 NEGENDE EN LAATSTE TOONEEL. de voorigen, de luzincourt. de t u 7. i n c u ort, met drift binnen toornende , met een fel,reeuw van vervoering. Neen, ik koom u allen het leven vvedergecven! laureval, driftig. Zoudt gij zijne genade verworven hebben? de luzincourt, uitbarjïende. Zijne onfchuld is ontdekt ? de Engelsman is gevangen genoomen. edmond', zijne handen ten hemel heffende. Heilige voorzienigheid! laureval, ten uiterjïen verheugd, koomt op den voorgrond van het tooneel, werpt zich op zijne knieën, Jlrekt zijne handen ten hemel, en roept met geestdrift uit. ö Hemel, ik dank u , mijn vader zal niet fierven! rosalide, in dezelfde houding. De deugd zegepraalt! ö Hemel ik erken are rechtvaerdigheid (Zij Jlaan vervolgens op , om het verhaal van de luzincourt aan te hooren.) de luzincourt. Ik wist dat edmond wederom was gevangen genomen, en zidderde voor u beiden. Men biedt H 4 mij  120 NATUUR F N P L I G T. mij den Capitein aan. Zie hier het oogenblik » zejde ik hem, om dankbaar te zijn ; andwoord mij in waarheid. ,, De Grijsaard die ti uit de golven „ redde, is zo even ter dood veroordeeld, fpreek, „is hij uw medepligtige? — Neen, heeft hij mij „ geandwoord; ik zweer u , bij het opperde vve„ zen, dat ik alléén de bezitter van mijn geheim „ was; dat hij niets wist, van de belooning, welke „ ik voor hem verzocht had ; en ik verklaar u dat „ ik alléén fchuldig beu. Ga derhalven zijne boe„jens (laaken en ftraf mij, gij zult eenen vijand „te minder, en eenen deugdzaamen Franschman „te meer hebben." Toen, naar niets meer boorende, ben ik, vervoerd door deeze bekentenis, welke aan alle uwe rampen een einde mankt, herwaards gefneld, om onze onrechtvaardigheid te herftellen , uwe ketenen te verbreeken , en den tederften vader aan den besten aller zoons weder te geeven. laureval, hem bij de hand vattende. Mijn vriend, hoe veel ben ik u niet verpligt! edmond, hem ook bij de hand vattende. Ach! Mijnheer, de levendigfte erkentenisI luzincourt, met grootheid en gevoel. Geene pligtpleegingen. Het is de pligt van een ieder onfenuidig bloed te fpaaren. laureval. o Mijn vriend! de luzincourt. Waarde laureval, zoudt gij het gelooven? De  v IJ f D E E E D R IJ f. 121 De Raad ftond op het punt om uw vonnis uit te fpreeken. — Maar thans , welk eene zegepraal voor u. laureval, op een gevoe/igen en nadrukkelijken toon. Welk eene les voor Rechters! De misdaad beweezen, en toch onfchuldig te zijn... Ik zal het mij altijd herinneren,en de ongelukkigenzullen 'ergeene'fc'aade bij lijden. edmond. Mijn zoon, verlaat u voordaan nooit op waarfchijnlijkheden ; wanneer men zomtijds eene ongein kkigen voor u brengt, denk dan aan uwen vader. de luzincourt tOt edmond Weldaadig man, gij hebt ook rosalide het leven behouden: dat zij zich met laureval vereenige. Dat alle vijandfchap met Mevrouw de losanges ophoude, en dit huwelijk het onderpand uwer verzoening zij. edmond. Ach! mijn hart is voor geene haat vatbaar. 'Er ontbrak flechts aan mijn geluk , mijne kinderen gelukkig te zien. rosalide, een papier aan laureval ge even de. Zie daar, herneem uwe belofte, en dat zij u herinoere, dat gij een oogenblik trouwloos waart, om het nooit weder te zijn. H 5 LAÜ"  122 natuur en p l i g t. laureval, de trouwbelofte in zijn zak Jleekende. Vergeeten wij onze dwaalingen , fouten en rampfpoeden; wat mij betreft, ik zal geen berouw van mijne geleedene kwellingen hebben, indien mijn voorbeeld de Hechte zoons kan verbeteren , en mij de achting der goede verwerven. Eene moeder kan zwak zijn; maar, in fchoone zielen wordt het gevoel nooit uitgedoofd ; en vroeg of laat, ilhcnken Natuur en Pligt haar aan de deugd weder. EINDE.  ALDERSON. TREURSPEL. IN V IJ F BEDRIJVEN. NAAR HET H O 0 G D UT T SC HE VAN JOIIANN CHRISTIAN BRANDES.  PERSOONEN. alderson, een Graaf. charlotte, zijne Dochter. lord kendale, gewezen Admiraal. eduasd van salisburij, zijll Neef. Sir ahthur burlington. Mistrisf hammon, Huishoudfter van den Graaf. li dij, haare Nicht. Mistrisf lakfield. vviLLiAM, Slotkapelaan van den Graaf. sara, een kind van twee jaaren. tiiomas, Bediende van eduard. eettij, eene Bediende van Mistrisf larfield. robert, Kamerdienaar van den Graaf. james, een jongen. frick, 1 C Notansfen. hay, J Een Kamerdienaar van Lord kendale. Het Tooneel is in den beginne in het Slot van alderson, vervolgens in het huis van Mistrisf larfield, te London.  33e fduulfLe van mijn lniis ! wee licm' vree u!.   ALDERSON. TREURSPEL. EERSTE BEDRIJF. Het Tooneel verbeeldt een Kamer van den Graaf. EERSTE TOONEEL. alderson, william. (ai.df.rs on, onachtzaam op eene Sopha tiitge. ftrekt, met boeken , muziekinjïrumenten en papieren omringd, leest:) (williaw, komt met verfcheidene papieren binnen.) (alderson hem na eenige oogenblilken bemerkende?) Zijt gij daar, heer Kapelaan! wat wilt gij? william- Ik vraag verfchooning , Mijlord , indien ik u geftoord heb alderson. Het ware beter dat gij mij niet geftoord had, dan had gij mij niet om verfchooning behoeven te vraagen. wil-  I2Ö ALDERSON. william. De zaak is dringend, Mijlord, en van zeer veel gewigt. alderson. Wel nu? william. De Franfchen zijn in den voorgaanden nacht, twaalf mijlen van hier, op onze kust, geland. alderson. Zijn zij ? Ik hoop dat zij dan ook wel weder zee zullen kiezen. Wat hebt gij anders? william. Eenige brieven en handfchriften, welke ik nog in de bibliotheek van de overledene Ladij gevonden heb. alderson. Uw geheugen wordt door den tijd zwakker,heer Kapelaan ! Hoe dikwerf verbood ik u reeds, mij ooit weder dat fmartelijk verlies te herinneren ! Leg ze daar neder! En nu verzoek ik u, tegen morgen , uwe preek te beftudeeren, want dan zal ik u — niet hooren. william. Mijn pligt alderson. Gij hebt bezigheden, heer Kapelaan , ik wil u niet ophouden. (william, vertrekt.) TWEE-  EERSTE BEDRIJF, 127 TWEEDE TOONEEL. (alderson, de ontvang ene papieren door. bladerende.) Brief aan den verheerlijkten engel 1— die mij nu voor eeuwig ontrukt is! liever had ik u nimmer gekend, dan dit aandenken te gevoelen, hetwelk mij tot woede drijft, en mij met al mijn rijkdom en aanzien, ongelukkig maakt! (De papieren verder doorzoekende.)... Ook de hand van mijnen Hendrik! den eenjgen dien mij het noodlot voor weinige jaaren overliet: — ook hij wierd door het graf verflonden! — nu ben ik alléén, alle mijne groote oogmerken zijn door zijnen dood vernietigd! nog weinige jaaren, en mijn naam zal met mij ten grave daalen! ó geluk, trouwloos geluk! (De papieren met drift wegwerpende.) Weg — weg met alles, wat mij mijn verlies kan te binnen brengen. Waar is ch ar lotte? Ik moet mij eenige verftrooijing verfchaffen. (Hij fchelt.) DERDE TOONEEL. robert,alderson. alderson. Mijne dochter! — robert. Sir arthur burlington wenscht Mijlord tc fpreeken. a l-  ng ALDERSON. » alderson. Dat hij binnen kome ! Mijne dochter moet zo lang vertoeven, tot ik haar doe roepen. (robert, vertrekt.) alderson. Een goed meisjen! maar zij is eene vrouw, en ik mis eenen zoon, die den naam alderson der vergetelheid ontrukken kan. VIERDE TOONEEL. Sir art h u r burlington, alderson. a r t h u r. ■■Mijlord alderson. Sil' arthur. ... a r t h u r. Weet gij dat deFranfchen geland zijn? alderson. Zo landt gij, en de duivel! arthur. 'Er ligt in dien omtrek een groot gedeelte uwer goederen. alderson. Ik heb mijn geheugen nog, Sir! arthur. Indien wij gasten krijgen AI-  eerste bedrijf. iao ALDERSON. Dan moeten wij hen de kost geeven. ARTHUR. Gij fchijnt heden in eenen kwaaden luim te zijn, Mijlord. — J ' ALDERSON. Het kan zijn ! ARTHUR. Zoude ik u ook belet doen ? ALDERSON. Het is reeds gedaan. ARTHUR. Dan wil ik liever ALDERSON. Het kalf is nu reeds verdronken, Sir.' door u verliest het geluk eene lofreden, welke ik haar zo even wilde toezwaaijen. ARTHUR. En waar over, als ik het vraagen mag ? ALDERSON- Om dat zij zo vriendelijk is geweest, mij mijns gade en eenigften zoon te ontrukken. ARTHUR. Uw verlies is in de daad fmertelijk, maar gij hebt nog eene dochter behouden. — ALDERSON. Heb ik? Het is goed dat gij mij daar aan herinnert. VII. DEEL. J A R„  j30 ALDERSON, ARTHUR. Deze llrekt u immers nog ten troost ? ALDERSON. Dunkt u dat? hm! de zoon van mijn' voormaaligen fchrijfmeester, wierd, om het namaaken van banknooten , voor een paar uuren opgehangen; een fchoone troost voor zijn' ouden vader, dat men hem, tot reisgezelfchap, niet mede opknoopte. ARTHUR. Wie kan tegen het noodlot ? Geduld is de beste heelmeester. ALDERSON. Dat wilde ik wel ... maar het is zo niet! wat is 'er van uw dienst, Sir ? ARTHUR. Mijn vader had voor eenige dagen de eer.... ALDERSON. Mij, voor u, de hand mijner dochter te verzoeken , en ik had de eer, hem dezelve te weigeren; ook een groote troost voor u Sir, dat uw vader met de korf niet ftruikelde , en hals en beenen brak! Hij heeft zich goed ter been gehouden. ARTHUR. Ik geloof dat de oorzaak van uw weigerend andwoord hier in beftónd; dat Mijlord eene voorwaarde maakte, om den naam burlington, met Mijlords familie-naam alderson te verwisfelen, en dat mijn vader zich hier toe niet wilde laaien overhaaien ? A L-  EERSTE BEDRIT?'. 131 alderson. Ik bewonder uw geheugen , Sir! ARTHUR. Deze zwarigheid is thans uit den weg genomen, Mijlord! mijn vader heeft mijne verzoeken gehoor gegeeven, eh is gereed zich naar uwen wil te fchikken alderson. Is hij ? hum! Dat was zo iets •— Jn de daad niet veel, als ik de waarde der waar befchouw en daar en tegen op den kooper let; intusfchen .. (Bij Jchelt ) Uit oude vriendfchap voor uw' vader zal ik eens zien, wat mij te doen ftaat VIJFDE TOONEEL. ROSERTj DE VOORIGEN. alderson, tegen robert. Mis C II A R l o t T E. ... Cr 0 hert, vertrekt.) alderson. Men moet hieromtrent de hoofdperfonage eens raadpleegen. ARTHUR. Buiten twijffel, ondertusfchen durve ik mij vleu jen, dat mijne geringe verdienften,... ALDERSON. De verdienften van uw' vader niet te ver'geeten, Sir! Hij diende den Staat weleer in het veld, 1 2 thans  jjl ALDERSON. thans in het kabinet. De uwe.... apropos! Gij zult zeker wel verlangen mijne jagtkamer te zien en mijne honden te leeren kennen mijn opperjaager zal u dezelven toonen De danszaal is ook nog al bezienswaardig, en in geval gij, waaraan ik niet twijffel, een zo goed ruiter, als een bekwaam danfer en jaager zijt,zo kan ik u de kennis mijner paarden ook aanbevelen. arthur. Indien Mijlord mij wilde toeftaan.... (alderson, fchelt.~) ZESDE TOONEEL. robert, de voorigen, kort daarna charlotte. robert. Misf charlotte zal in één ogenblik hier zijn. alderson. Sir arthur wil mijne wapenkamer, danszaal en mijne honden en paarden eens bezigtigen; de flotvoogd, ftalmeester en opperjaager zullen hem eens rondleiden. arthur. Maar.... alderson. Vermaak u wat, Sir! A R-  EERSTE BEDUI]?; 133 arthur. Maar Misf charlotte.... alderson. Zal u niet vergezellen. (charlotte, treedt binnen?) a lderson. Kom nader, Misf! nu, tot wederziens, Sir! (arthur, haalt zijne fchouders op en vertrekt, rober t 'volgt hem.) ZEVENDE TOONEEL. alderson, charlotte. (charlotte kust haar en vader de hand.) alderson. Hoe bevalt bij u ? charlotte. Meent gij Sir arthur? alderson. Ja, fpreek openhartig. charlotte. Ik ken hem niet genoeg om.... alderson. Zo '— en zijn uiterlijk.... charlotte. Verliest, zo dra hij in uw bijzijn is. I 3 al-  I34 A E D E R S O V. alderson. Vleister! (ter zijde"- zulk eene vrouw zou mij nog gelukkig kunnen maaken, en den naam alder son door mij zei ven herftellen; maar — waar vind ik die ? charlotte. Gij fchijnt droevig te zijn, mijn vader >— alderson. Wij fpreeken nu van Sir arthür. Hij is een net danfér, een bekwaam ruiter, en een voortreffelijk jaager. charlotte. Het kan zijn, maar.... alderson. Ook een gek, die zich overal indringt, en vol verwaandheid! ■— charlotte. Gij kent hem. alderson. Hij heeft groote en aanzienlijke verdienften —« van zijne voorouderen geërfd, charlotte. Het ware beter, dat hij verdiensten van zich zeiven had ! alderson. Wat hij niet heeft, wil hij door u behuwlijkcn. CHARLOTTE. Mijn vader — zo ik het waagen durfde. A L-  EERSTE E E D R i] f. fJS a l d e r s o n. Wat? charlotte. U iets te bekennen. a l d e r s o rr. Spreek de waarheid. charlotte. Sir artiiur vereert mij met zijne liefde; maar! ■— alderson. Dat hij 'er u mede vereert is een logen, doch dat ter zijde gefteld! gij moet trouwen. —■ charlotte. Mijn vader. —■ alderson. 'Er is voor mij op de gantfche waereld geene vrouw te vinden, welke mij het verlies uwer moeder vergoeden kan! Ik moet dus vóór mijn dood, van u, nog erfgenaamen zien, zo het mooglijk is. naneeven, die den naam alderson voeren, en voortplanten, en buiten den jongen Burlington, zult gij vooreerst geenen man van aanzien vinden, die tër liefde voor u , zijnen naam zal verzaaken. charlotte. Misfchien zult gij in het vervolg nog wel zo iemand aantreffen. —\ I 4 al-  I3Ö ALDERSON. alderson. Dat misfchien geeft mij geene erven, mijne jaaren fuellen voorbij en mijne grijsheid komt van tijd tot tijd nader. charlotte. Gij fchikte mij eens den jongen eduard toe. — alderson. Den eenigften zoon van den rijken en aanzienelijken Hertog van Salisburij; maar niet den zoon eens rebels, eenes op het fchavot onthoofden verraders, zonder rang, zonder tituls, zonder vooruitzigt of vermogen. charlotte. Gij bemindde hem, mijn vader, en waardeerde zijne eigene verdienften. alderson. Die waardeere ik nog, en zal dezelven nog hooger waardeeren, wanneer hij, als een braaf Soldaat de, in onze nabuurfcbap gelandde, Franfchen helpt verjaagen; zo iets beloont de Koning door geld en eertituls, maar geen vader door zijne dochter welke millioenen bezit. charlotte. Wat zegt gij ? zijn de Franfchen geland ? alderson. Deze nacht. Een uur geleden heb ik door een estafette de tijding bekomen. Als het Leger niet nog heden (laags raakt en overwint, krijgen wij morgen ongenodigd bezoek. c h a r-  eerste b e d r ij f. 137 CHAK LOTTE. Lieve hemel! Is het gevaar zo nabij! alderson. Het is de zaak van den Koning en zijne Generaals, hen afteweeren! Thans fpreeken wij niet van oorlogen, maar van trouwen: mishaagt u Sir arthur? Spreek openhartig? Ik wil u niet dwingen , noch door mijn vaderlijk gezach een man doen neemen; maar ik begeer geen' ontëerenden bedelaar. Stel mij een' man voor van rang, vermogen en eer,die mij bevalt,die zich door eene plechtige a&e verbinden wil, om den naam alderson aanteneemen en op zijne nakomelingen voortteplan. ten, en hij zal mij wellekom zijn. charlotte. Dierbaare vader 1 uwe goedheid, uwe toegeevenheid..,. ALDERSON. Heeft haare paaien, dierbaare dochter: eenige dagen kunt gij u beraden, nog agt dagen; maar dan wordt gij getrouwd,— of door burlington of door een ander, — het is mij om het even, als bij* zich Hechts aan mijne voorwaarde onderwerpen wil. AGTSTE TOONEEL. Mistrisf hammon, de voorigen. ALDERSON. Zie daar? onze goede lieve Mistrisf hammon. I 5 Mis-  jjS ALDERSON. Mistrisf hammon. Ach Mijlord! Misf! Die Franfchen! — die Franfchen! — alderson. Hebt gij hen wel recht vriendelijk ontvangen en in eene kamer gebracht. Mistrisf hammon. De hemel bewaare ons, Mijlord ! waar denkt gij aan ? Het gantfche Leger is geland . Hechts weinige mijlen van hier; men kan hen duidelijk hooren fchieten. alderson. Gij hebt een fcherp gehoor en een fijne reuk, Mistrisf. Mistrisf hammon. Gij fpot Mijlord ! als zij nu eens komen.... alderson Dan moet gij het trachten te verhinderen. Mistrisf hammon. Ach! Het zweet breekt mij, uit enkele angst en fchrik, aan alle kanten uit. alderson. Ook uwe fuikerzoete Misf charlotte, beeft hartkloppingen, — maar om eene andere oorzaak. Ik heb haar zo even een geneesmiddel aan de hand gegeeven, maar zij vindt bet te bitter, en hoopt dat zij misfehien een aangenaamer zal kunnen vinden. Gij, Mistrisf, doet immers ook nog zo iets in de geneeskunde; mij dunkt gij moest met de patiënt eens raadpleegen, en eenige geneesmiddelen  EERSTE B E D R IJ F. 130 uitdenken , welke boven de mijne de voorkeur hebben ; het zal mij aangenaam zijn, indien uwe pooging gelukken mag. NEGENDE TOONEEL. charlotte, Mistrisf hammon. Mistrisf hammon De heer Graaf is heden in eenen goeden luim. Nu! wat fcheelt u hartjen lief? Niet waar, de tijding van de Franfchen ? charlotte. Dezelve is mij dubbel verfchrikkelijk. dewijl mijn eduard misichien nog heden met zijn Regiment wordt opgeroepen, om hen tegen te trekken. Mistrisf hammon. Helaas! die verwenschte oorlog! charlotte. En 'er is nog daar en boven eene tijding, welke mijne droefheid ten toppunt voert. Mistrisf hammon. Lieve hemel, nog al meer ? charlotte. Mijn vader wil mij uithuwelijken. Mistrisf hammon. Uithuw de hemel zij met ons, gij zijtim. mers reeds zedert drie jaaren.... charlotte. Om 's hemels wil 1 fpreek niet zo overluid. Mis-  IjJO ALDERSON. Mistrisf hammon. Nu ja! gij hebt gelijk, ik vergeet mijzei ven ; nu het zal niet weder gebeuren. Mijlord fprak dus van uithuwelijken ? Ik had zulks wel verwagt. De jaaren fnellen voorbij en het is mijnheer om nakomelingen te doen, wijl hij zelf reeds wat te oud is, en ook van een tweede huwelijk niets hooren wil. Maar hij fprak immers ook van geneesmiddelen, van iets bitters, hetwelk u mishaagde, en.... chah lotte. Daar onder verftaat hij Sir arthur Burlington, die hem om mijne hand gevraagd heeft. Mistrisf hammon. Hoe! wat! om uwe hand gevraagd ? om de hand van eens anders vrouw, die reeds kinderen heeft...? Dat fchreit ten hemel! charlotte. Lieve hammon! Mistrisf ka mmon. Nu ja, het is ook waar...; die verwenschte tong! 't is als of zij door een uurwerk wierdt voortgedreven ! maar die tijding van de Franfchen heeft geheel mijn verftand verbijsterd, lieve hemel! als zij nu eens kwamen aanmarcheeren. charlotte. Het is eene menschlievende natie! voorzeker, de oorlog maakt in veele gevallen uitzonderingen. Mistrisf hammon. Wij hoopen dat die uitzonderingen zich voor ons ten besten zullen fchikken! maar waar fpraken wij ook van... ? c h a r-  eerste bedrijf. 14: charlotte. Van iir arthur's verzoek. Mistrisf hammoNj Nu. die krijgt een neus van tien ellen lang, en een korf, waarin hij 'er twintig andere bergen kan. charlotte. Mijn vader heeft mij agt dagen toegeftaan, om mij te bedenken ; maar dan • ■ Mistrisf hammon. Weet gij wat, hartjen ? Zet u aanftonds neder en fchrijf alles, met eene zekere warmte aan edijar d , die zal u daarin ten besten raaden. charlotte. Dat zal ik; zonder tijd verlies! (Zij zet zich te fchrijven?) Mistrisf hammon. Ik hoop dat hij zelf mag koomen en met u een mondelinge affpraak maaken. Hij is reeds federt agt dagen niet hier geweest 1— en heeft zijn kleine sa artjen, geloof ik , in geen zes weeken gezien. Het zal hem voorzeker zeer veel vermaak verfchaffen , als hij haar, na haare ziekte , zo fchoon en vrolijk weder ziet. Ook hebben de kinderpokjens geen het minfte fpoor achtergelaaten. Dat arme wurmpjen! Ik dacht immers wel, dat het voorfpoedig gaan zou! nu, God lof! zij heeft het ergfte reeds doorgedaan , aanftaande Hemelvaartsdag gaat zij in haar derde jaar, en — ja, eer ik het vergeet — mijne nicht lidij, is gisteren bij den Landhoevenaar aangekoomen, en heeft zich daar, op mijn aauraaden, voor saartjens, moeder,  1^2 ALDERSON. der, en voor eene geheime minnares van Sir edu.akd uitgegeeven ; geef hem dit, zc duidlijk mooglyk te kennen , op dat hij daaromtrent geen misdag begaat. CH ARLOTTE. Goed, goed! zorg nu maar dat ik niet geftoord worde. (Zij fchrijft) Mistrisf hammon. ó Ik hoor reeds voetftappen. Ik zal derhalven eens aan het vengfter gaan , (bij zich zelve) zo is 't liet best! Hoe eer hoe liever! wie weet of hij niet nog heden marcheeren moet, en dan was het vergeeffche moeite! p-harlotte, bij zich zelve. Nooit was zijne tegenwoordigheid meer noodzaakhjk! zijn vertrek zo nabij . en het gevaar op handen. — ft Hemel ! gij alleen moet hem bcwaareu. (Zij vaart voort met fchrijven?) Mistrisf hammon, het vengfter openende. Ach! welk een verkwikkende lucht! welk een fchoone morgen ! zo zacht, zo helder, en die lieve vogeltjens! — Hoe lief zingen zij' (na eenège (lilte) Hoort gij, hartjenlief! als gij Sir eduakd kunt overhaalen , om eens regt voor de \ uist met Mijlord te fpreeken — St ! 't is waar, zij fchrijft. Dat ik mij ook altijd vergi.sfen moet! — maar buiten dien, dat gaat ook niet aan. Mijlord is zo rijk als een Koning , trotsch als de grootfte Sultan, en lotjes is zijne esnigfte Dochter. — De arme eduard daarentegen heeft, bebalven zijn Esquadron , geen'penning vermogen. Lieve Hemel! als Mijlord eens wist, dat zij reeds federt twee  E E R S T K B E D R IJ F. 143 twee jaaren zijne vrouw is en reeds een Dochtertjen bij hem heeft; ik geloof dat hij ons, zonder eenige genade, of barmhartigheid , allen te gelijk de deur ui 1 joeg ! ... Hoor! wat is dar voor een geklapper op de ft raat? Als de Franfchen nu maar niet. .. (bevreesd het vengfter uitziende.) Ach! Dat zich de hemel erbarme; heb ik het niet gezegt? charlotte. Wat is "er? Mistrisf hammon. Zij koomen! zij koomen.' charlotte. Wie? Mistrisf hammon. De Franfchen. Ik geloof het gantfche leger. Charlotte, opfpringende. Mijn hemel! (naar het vengfter hopende?) Ik zie niets. Mistrisf hammon. Hoe! hier — achter het bosch, digt bij het flot. charlotte. Lieve hammon! Een geheel leger achter eene haage! De angst heeft uw verftaud verbijsterd. (Zij zet zich weder te fchrijven ) M'strisf hammon. Wat heb ik dan gezien ? Ik zag toch- van verre eene menigte Ruiters. — (Zij ziet bevreesd het vengfter uit.) Ach heere jemeni! Hij is het! charlotte. Wie? Mis-  144 ALDERSON. Mistrisf hammon. Hij zelf! zo even fteeg hij van het paard, fpoedig — koom hier! Hij keek hier naar toe, en ging oogenblikkelijk in huis. — Daar brengt zijn knecht de paarden weg! — Hemel bewaar ons! Wat zweeten die arme beesten ! Zij moeten fchrikkelijk aangejaagd hebben. charlotte. Van wien fpreekt gij toch ? Mistrisf hammon. Van wien? van uw gemaal, van Sir eduard. charlotte. eduard? Is hij gekoomen? Mistrisf hammon. Ja , indedaad! Stil! Ik hoor hem reeds • waarfchijnlijk gaat hij naar uwe kamer; wij moeten roepen — (de deur openende) Hier, Sir eduard 1 hier zo. TIENDE TOONEEL. eduard, de vorigen. eduard. Mijn waardfte! .. charlotte. Eduard! {Hem in de armen fnellende.) wees welkoom, hartelijk welkoom! zo even heb ik aan u gefchreeven. >—. Mis-  EERSTE B E D R IJ F. 145 Mistrisf hammon. Lieve hemel! wat zijt pij verhit! droog toch uw zweet wat af! a propos! zijn u geen Franfchen tegen gekoomen? eduard lagchend. Neen , Mistrisf! Ik heb hen geen' eoeden morgen kunnen wenfchen; maar geland zijn zij. charlotte. En zo digt bij ons! eduard. Stel u gerust, lieve charlotte. Lord stormo nt zal deze ongenodigde gasten wel ontvangen , en verwacht verfteiking, om hen den terug weg te wijzen, Ik moet nog heden naar mijn Regiment, en heb dus geen oogenblik willen verliezen, 0111 u nog eerst eens te zien. Mistrisf hammon. De hemel zij dank! 'Er is dan toch zo veel gevaar niet, als ik mij wel voorllelde. Nu kinderen, fpreekt met eikanderen en ftort uwe zielefmarten in elkander's boezems uit; ik zal intusfchen in de voorkamer fcbildwacht houden. Als ik fterk mogt hoesten, dan koomt 'er iemand, dat is het teken; en dan fpoedig, door deeze zijdeur langs cic kleine trap naar beneden! Maar maak het kort en goed, eer Mijlord wederkoomt. VII. deex. * K ELF-  146 ALDERSON. ELFDE TOONEEL. charlotte. eduard. eduard. Nu lieve charlotte, eer wij verder gaan, eene goede tijding! Mijn oom, Mijlord kendale, weet onze geheimen; hij billijkt onze verbindtenis en volgt mij op den voet, om uw vader, om uw te verzoeken. charlotte. Wat zegt gij ? uw oom ? eduard. Weet alles! De edelmoedige man heeft zelfs, om zijn verzoek meer gewigt bij te zetten, beflooten, mij tot erfgenaam van alle zijne goederen te verklaaren. Ook heeft hij het door zijne pogingen zo verr' gebragt, dat het proces van mijn ongelukkigen vader nog eens is overgezien geworden ; hij heeft getuigen gevonden, welke deszelfs on fchuld volledig bewezen hebben ; en de zaak is reeds zoo verr' gekoomen , dat 'er wel ligt heden , of morgen, eene geheele herroeping van het vonnis op volgt. charlotte. Koom in mijne armen, eduard! zulk eene tijding beurt mij weder op, en geeft mij nieuwe hoop. Mijn vader was 11 niet ongeneegen; hij wilde flechrs, om mij van zijne eigene uitdrukking te bedienen, geen bedelaar, niet den zoon eens op het fchavot ter dood gebragten rebels, tot fchoonzoon ; en wanneer ma deze hinderpaal is weggenomen.... e d V-  eerste b e d r ij f. 147 eduard. Dezelve zou immer plaats gevonden hebben, en mijn vader nooit het flacbtöffer eener zamenrotting geworden zijn, indien mijn oom was tegenwoordig geweest; maar die fnoodaarts rekenden het noodzaaklijk dien edelmoedigen man, naar de Indien te zenden, om mijnen ongelukkigen vader eenen Herken fteun te ontneemen, en hem dus te zekerder te doen vallen. charlotte. Gezegend zij zijne terugkomst, welke ten minften den zoon redt, en zijnen moordenaar ontmaskert, ó Hemel! Ik zou thans gelukkig kunnen zijn, cn na eene openhartige bekentenis van mijns vaders toegeevendheid, het einde mijner kwellingen hoopen, — maar die onzal'ge oorlog.. ! Pligt en eer roepen u op, om u aan duizend gevaaren bloot te Hellen. TWAALFDE TOONEEL. Mistrisf hammon, Sir arthur, de voorigen. Mistrisf hammon, voor de kamer Jlerk hoestende. Nu, nu! wees maar zo driftig niet. charlotte. 'Er koomt iemand. Mistrisf h a m m o n. Op het Slot van Mijlord moet men befcheiden zijn , en eerst vraagen, of 'er ook bezoek wordt afgewacht. Ka ar-  148 ALDERSON. arthur. Nu, nu! wees maar bedaard mevrouw! charlotte. Het is de ftem van Sir arthur! Ik heb tot nog toe geene gelegendheid gehad om het u te zeggen ; hij heeft aan mijn' vader om mijne hand gevraagd. eduard. burlington! charlotte, hem den brief geevende,welken zij te vooren gefchreven heeft. Zie daar, lees 1 Mistrisf hammon, Jlerk aankloppende en hoestende. Is 'er iemand binnen ? charlotte. Misfchien heeft arthur u zien aankoomen. Gij moet derhalven blijven , om alle verdenking voor te koomen. — In mijne kamer zie ik u weder. (Zij vertrekt door de zijdeur naar beneden.) Mistrisf hammon, in de kamer hoestende. Ziet gij ? geen christenziel. •— (Eduard bemerkende) Behalven — hoe! gij hier? Sir eduard! wees hartelijk welkoom! wat heb ik u in geen eeuwigen tijd gezien! Ei, ei, ei! wat zijt gij veranderd! eduard. Eene onpasfelijkheid.... Mistrisf 11 ammo n. Neem het mij toch niet kwalijk! wij zoeken Misf c h a r-  EERSTE B E D R IJ F. 149 charlotte Ach , dat lieve kind! ook zij is, zedert de twee maanden, dat gij niet te Alderfon geweest zijt, zeer veranderd; zij gelijkt dezelfde niet. eduard. Het doet mij leed. Mistrisf hammon. Gij wacht zekerlijk op Mijlord? eduard. Ik heb mij reeds laaten aandienen. Mistrisf hammon. _ Gij zult nog een oogenblik moeten vertoeven; hij liet zich zo even aankleeden. Wilt gij intusfchen zijne dochter uw compliment maaken ? arthur. Gij hoort immers Mistrisf, dat mijnheer Mijlord wil fpreeken en niet zijne dochter. Mistrisf hammon. Dat doet niets ter zaake. Alle bevallige vreemdelingen zijn onze Misf welkoom. arthur. Nu juist niet, dewijl ik haar fpreeken moet. eduard. . Maar, Sir 1 ik hoop dat ook mijn bezoek haar niet onaangenaam zijn zal. arthur. Het bezoek van een officier? — gij zijt.... K 3 E c u-  I5O ALDERSON. eduard. Dat is de vraag. arthur, eduard door een lorgnet bs. gluurende. Ach! — als ik mij niet bedrieg, — (Tot Mistrisf hammon) Is dit de officier, wien de onlangs uit Indien terug gekomen Admiraal zo grootmoedig heeft aangenomen? Mistrisf hammon. Juist dezelfde! De zoon van den ongelukkigen Hertog van salisburij; zijn vader was voorzeker een braaf man j — maar zo iets mag men niet overluid zeggen. arthur. Het is beter dat gij het denkt, en mij bij uwe meesteres aandiend. Mistrisf hammon. Aandienen ? gelooft gij dat! Daar zijn de dienstboden voor. Ga maar in de voorkamer. arthur. Waartoe zo veele omuandigheden ? waar is haare kamer? Ik zal mij zelve wel aandienen. (Hij wil heen1 gaan.) eduard, hem tegenhoudende. Sir! ik geloof dat het in alle gevallen ongevoeglijk is, bij eene Dame onverwacht binnen te dringen. arthur. Sir! gij zult mij toch geene wellevenheid willen leeren? BOD-  EERSTE BEDRIJF. 151 eduard. U dezelve herinneren. arthur. Weet gij wel met wien gij fpreekt? eduard. Met Sir arthur eurlington. arthur. En gij durft u onderdaan ? eduard. Gij vergeet u zeiven, Sir! met mij fpreekt men niet ongedraft op zulk een' toon. arthur. Dat ik dat gcfnap nog langer moet aanhooren. (Hij wil gaan.) eduard. Gij moet blijven, Sir! a b t h u f. Welk eene trotschheid! gij durft het waagen 1 e d u a r' d. Eenen onbefchaamden achting te leeren. a r t h u r. Duivel en dood. (De hand aan den Degen Jlaande.) Indien ik niet in Mijlords huis was — Mistrisf h a m m o n. Hoe I wat moet dat? Gij zult toch geen geweld willen gebruiken ? K 4 % D u-  152 ALDERSON. eduard. Mijlords huis ? Gij hebt gelijk Sir! Zo iets laat zich beter in de vrije lucht, onder vier oogen afdoen. arthur. Indien 'ik. mij zoo verr' vergeeten konde! eduard. Nu, binnen weinige oogenblikken! (Zijn degen trekkende.) Mistrisf hammon. Het wordt waarachtig ernst. a r t h u r. Tk moet gaan ; want mijn geduld zou ten einde raaken. (Hij vertrekt.) eduard. Wij blijven bij eikanderen, Sir. (Hij volgt hem.) Mistrisf hammon. De hemel behoede en bewaare ons! Dat gaat nooit goed! Sir arthur! Sir eduard! Hoor toch eens hier! ó Hemel! daar werpt hij dien lompert voor zich van de trappen af, die naar den tuin leiden. — Zeker zullen zij eikanderen dan bij de ooren krijgen. {Angstig roepende.) Ach ! hola! Is 'er niemand? geen mensen? geen christenziel? Ik moet heenen, om lieden te roepen, die het aan Mijlord zeggen kunnen... Ach! mijne arme,arme Misf, zij zal voorzeker fchrikken. Einde van het eer/Ie Bedrijf. TWEE-  tweede bedrijf. 153 TWEEDE BEDRIJF. EERSTE TOONEEL. alderson, william. alderson. Nu, Heer Kapelaan ? Ik zie het reeds aan uw neus — de berg is weder zwanger en in barensnood i . . . . wat is 'er ? william. Sir arthur.. .. alderson. Bezigtigd de Wapenkamer, •— william. Neen, Mijlord ! hij vecht. alderson. Hij vecht ? met wien ? william. Met Sir eduard van salisburij. alderson. Eduard? Is die hier? william. Hij kwam, om Mijlord zijne opwachting te maaken, Sir arthur beledigde en tergde hem — K 5 al-  154 ALDERSON. ALDERSON. En eduard nam het kwalijk; dat is zeer na> tuurlijk! Waar valt dat groote werk voor? WILLIAM. Dat weet ik juist niet; ik wenschtc —> ALDERSON. Weet gij dat niet? Dacht ik niet, dat 'er een muis ten voorfchijn zou koomen. Ha, ha, ha! WILLIAM. Zij fnclden beiden met bloote degens naar het park; maar of zij hunnen weg rechts of links genoomen hebben, kan ik niet zeggen. ALDERSON. Haast u dan om rechts en links de vechters optezoeken , om hen met eikanderen te verzoenen, of troost toe te fpreeken , wanneer 'er reeds één van hen in het gras ligt en troost behoeft. WILLIAM. Gij fchertst, Mijlord, en de zaak is zo ernft'g, zij betreft het leven van twee menfchen! ALDERSON. Nu, gij wilt toch niet, dat ik die gekken zal opzoeken en van eikanderen fcheiden ? Het is uw werk , lieve Kapelaan ! den overwonnenen tot zijn vertrek te bereiden , en de overwinnaar zal mij welkoom zijn. WILLIAM. Beveel ten minften Mijlord, dat uw jaager mij de vechters in het park helpt opzoeken. A L-  tweede ii e d r ij f, I55 alderson. Vermaan hen daartoe uit mijn naam. Maar gij behoeft u niet te overhaasten , want het geen gefchieden kon, is waarfchijnlijk reeds gefchied, al was het maar in dien tijd welken gij hier verpraat. (.William vertrekt fchielijk) TWEEDE TOONEEL. Mistrisf "ha mmon , alderson. alderson. Ziedaar! mijne lieve zoete hammon! Hoe ftaat het met de Franfchen ? Mistrisf ham mon. Ach! niets van de Franfchen, Mijlord! iets veel ergers! Sir eduard. — alderson. Is gebleeven. Mistrisf h a mm o n. Gebleeven? Sir eduard? alderson. Nu ; ik dacht dat gij mij die troostrijke tijding kwaamt brengen. Mistrisf hammon. De hemel behoede en bewaare ons! om de gantfche waereld niet! ik wilde u flechts zeggen dat Sir arthur hem fchrikkelijk beleedigd heeft, en —> A L-  ISÓ ALDERSON. alderson. En dat eduard hem heeft uitgeSischt , dat zij beiden den degen getrokken hebben, en door den tuin naar het park geioopcn zijn; ter rechter of ter flinker zijde, dat weet gij niet. Mistrisf himmon. Gij weet dus alles reeds ? Geen mensch kan hen vinden ! Ik liep wat ik loopen kon , om hen in te haaien; maar daar was geen denken aan. alderson. Ik geloof het wel! ha, ha, ha! Mistrisf hjmmo». Lagch niet, Mijlord ! Het ongeluk is grooter dan gij deukt! ook mijne arme Misf—-. alderson. Mijne dochter? Mistrisf hammon. Viel van fchrik in onmagt — alderson. En verlaat gij haar dan ? Mistrisf hammon. Zij is weder eenigzints herfteld en — nu liep ik fpoedig herwaards. •— alderson. Goed! Loop nu ook weder zo fpoedig derwaards , op dat zij niet van eene tweede onmagt overvallen wordt. DER-  TWEEDE B E D r ij f. 157 DERDE TOONEEL. robert, de voorigen. robert. Mijlord kendale —1 alderson. De Admiraal ? (bij zich zeiven.} Hoe koom ik aan die eer! (overluid) Dat hij binnen koome! Cr o s e r t vertrekt.) alderson. Nu, lieve, zoete hammon! Drentel nu maar naar mijne dochter Mistrisf bammo[?. Maar de vechters, Mijlord ? — alderson. Daar is reeds voor gezorgd; zorgt gij nu maar voor uwe lijderes! Ik zal u tentond volgen. (Mistrisf hammon, vertrekt.) Met dat al is die heer aanftaande Schoonzoon een wilde knaap! Hier in het Slot , en onder mijne oogen! .. VIERDE TOONEEL. Lord kendale, alderson. kendale. Goeden morgen, Mijlord! vergeef het mij... a l-  158 ALDERSON. ALDERSON. Dat gij uwen nabuur , zedert uwe terugkomst uit de Indien , reeds eene enkele keer met uw bezoek vereerd hebt? — Nu gij koomt toch eindelijk ten tweeden maaien , en mijne vergiffenis volgt dus van zeiven — wees welkom. KENDALE. Mijne wonden , Mijlord — het podagra... ALDERSON. Zeer goed, Mijlord! het is beter den dood te gemoet te hinken , dan te loopen 1 wij haaien hem nog altijd vroeg genoeg in. KENDALE. Zo denk ik 'er ook over. ALDERSON. Gij zijt in den rouw, Mijlord — toch niet over de Franfchen? K E N D A L E. Waarachtig niet! Bevond ik mij nu aan het fpits eener Vloot, zo zou ik hunne wijven en maitresfen gelegendheid tot rouwen geeven , dat zij geduurende hun gantfche leven aan den Admiraal kendale denken zouden. Ik erger mij nu over den ouden wedway! Hij offert twee derde deelen van zijne Vloot, benevens eenige duizend dappere Britten op, en laat de Franfchen voorleden nacht onze oevers verrasfen, om Hechts zijn ellendigen grijzen kop te redden! Neen, Mijlord! dat floers geldt mijnen ouden broeder, den Aartsbisfchop, die zijn gantfche leven door at en dronk, en voor eenige weeken, zat van wellust, zich uit  TWEEDE B E D R IJ F. I59 de waercld pakte. Ik zou zijn verlies betreuren, wanneer hij mij niet eene halve miliioen Guinjes tot troost had gclaaten. alderson. Dank zij dien besten broeder , Mijlord; maar nog grooter dank zijnen geneesheer ! kendale. Den bereider van het kruid, Mijlord! zijn wel eerwaarde vondt goed, zich geduureude de laatfte ftormwind dood te fchieten. Ik ben zijn eenigfie erfgenaam en — wijl ik buiten dienste veel van dat metaal bezit , en vrouw noch kinderen heb, zo heb ik dien blinkenden aardklomp op mijn armen neef eduard, laaten affchrijven. alderson. Dit is edelmoedig , Mijlord! zeer _edelmoedig! Gij zijt mijn man en dezen middag mijn gast. Gij kunt mij in allen gevallen de Franfchen helpen ontvangen, wanneer die eens zo beleefd waren, mij een bezoek te geeven. kendale. Stel u gerust, Mijlord! Graaf storm okt heeft het bevel over onze troepen, en zal hen wel ontvangen. Alles wat handen en wapenen heeft firoomt naar zijn leger toe; ook mijn jonge vriend eduard, moet naar zijn Regiment. — alderson. ó, Die is reeds druk bezig. kendale. Tot nog toe niet, Mijlord, maar hij maakt zich ge-  Iön ALDERSON. gereed en zal zich binnen weinige minuten hier bevinden, om zich u aantebeveelen. alderson, Juist! hij bevondt zich reeds hier en zoekt zo wat tijdverdrijf met Sir arthur burling- ton. kendale. Met dien windmaaker ? alderson. Zij zijn beiden in den tuin, om zich in het vechten te oeffenen. kendale. Mijlord — alderson. Sir arthur heeft uw Neef beledigt; ik verwacht elk oogenblik tijding. — kendale. Hagel en Satan! zij zullen toch niet.. - alderson. Wij willen het niet hoopen. k e n d a l f. Wij willen het niet hoopen ? — Daar door wordt hel ongeluk niet afgewend, Mijlord I alderson. Mijne wenfchen zijn voor eduard. kendale. De duivel haal' uwe wenfchen! hulp en bijftand moet men verleenen. (Hij wil vertrekken.') a l-  TWEEDE B E D R IJ F. l5l alderson. Overhaast u niet, oude Heer! wat gefchieden zal, is reeds gefchied; ook heb ik al lieden afgezonden. — Ha, zijt gij daar Kapelaan? wel nu? VIJFDE TOONEEL. william,de voo&igen ,kort daarna robert; william. Alles is weder in rust, Mijlord ? kendale. Leeft eduard? william. Ja Mijlord. alderson. En burlington? william. Is door Sir eduard ontwapend geworden. kendale. Braave Jongen! alderson. Derhalven zonder bloedvergieten ? Dat dacht ik wel. CHïjJchelt.) robert, komt binnen, alderson. Men moet Sir arthur burlington melden, dat zijn vader doodkrank ligt, en hem ten fpoedigVII deel. L ften  !g2 ALDERSON. ften wil fpreeken; ik wil hem wel ontflaan om affcheid te neemen. robert, vertrekt. alderson. Die bloodaart! Hij laat zich ontwapenen! kendale. Van mijn Neef, Mijlord! Voor hem eene eer te meer. alderson. Te veel eer! Hij heeft den burgvrede gebroken , en den aan mij verfchnldigden eerbied uit het oog verlooren. Uw Neef vergeef ik het; hij wierd 'er toe gedwongen, en heeft zich van zijnen vijand met eer ontdagen. (Tot william.) Ga heen! Sir eduard zal mij welkoom zijn. william, vertrekt. ZESDE TOONEEL. kendale, alderson. alderson. Die fchaaker! wanneer hem die jonge Soldaat naar zijne voorouders gezonden had, ik zou 'er mij niet over bekreunen. kendale. *t Is nu beter, Mijlord! Sir arthur's vader heeft veel invloed! eduard mist zijne aanbeveeling, en AL-  TWEEDE B E D R IJ F. 163 alderson. Aanbeveeling? Bij eene halve millioen, en een dapper hart...? kendale. Maar, Mijlord! Het proces van zijn' ongelukkigen vader wordt op bevel van den koning nog eens overgezien; men heeft reeds getuigen en bewijzen zijner onfchuld gevonden : wordt dezelve geheel beweezen, dan heeft eduard de grootfte hoop, van alle de goederen en de aangeërfde Titels van zijn vader, weder te erlangen. alderson. Hm! Dat zal mij vermaak doen. kendale. Wat dunkt u, Mijlord — als wij, zo de zaak eens een ander aanzien kreeg, onze oude onderhandeling eens weder op het tapijt bragten? Eens beftemdde gij uwe dochter voor 'den zoon van den Hertog van salisisurij — wanneer nu de vader onfchuldig bevonden, en de zoon in zijne vaderlijke rechten herfteld wierd?.... alderson. Dat is eerst de vraag! kendale. Beiden is reeds zo goed als beflist! Ik wagt nog heden, in eenen brief van den Lord Kanfelier, de bevestiging. alderson. In dat geval — maar ik heb zo even den held Burlington hoop gegeeven. ■— Wij moeten zien 1 QHij fchelti) L 2 ZE-  ÏÖ4 ALDERSON. ZEVENDE TOONEELL- robert, de vorig en, kort daamit eduard. alderson tegen robert. Mijne dochter — robert, vertrekt. kendale. Daar koomt eduard! Nu koom wat nader bij ! Mijlord wenscht u te fpreeken. eduard tegen alderson. Mijlord! Befchaamd moet ik u om vergeeving vraagen — alderson. Wegens die vechtpartij in het patk? Zij is reeds voorbij. Bemint gij mijne dochter? eduard. Mijlord..,. alderson. Bemint gij mijne dochter ? eduard. Mijlord — ik kan niet... alderson. Niet ? eduard. Ontkennen , dat ik haar onuitfpreeklijk hoogacht , en.., ken»  TWEID! B E D R IJ F. 165 K X tl D l L Ka Lief heb! Nu fpreek voor de vuist, goede vriend' Mijlord weet alles! eduard, getroffen. Mijlord ? kendale. Bewilligt alles! alderson. Zacht, zacht, heer gevader! wij moeten 'er nog eens in 't bijzonder over fpreeken 1 derhalven — gij bemint mijne dechter? kendale. Ja, Mijlord! alderson. Mijlord! De fpraakdeelen van uw neef zijn hoop ik nog in goede orde. — (Tegen e duard.; Derhalven ?... eduard. Ik moet bekennen — haar verfiand, haare fchoonheid, haare.... alderion. Haare deugden en gebreken zijn mij bekend, zonder dat gij mij dezelve herinnerd! de vraag is, of gij haar bemint ? eduard. Ja Mijlord; met de uiterfte tederheid! maar ik vrees... ALDERSON. Een Soldaat! Foei! L 3 e d u-  [gg at-DERSON. eduard. Uw misnoegen — uwe ongenade... alderson. Zo gij de Franfchen niet terug ilaat — ja; buiten dat, zijn wij vrienden. eduard. 6 Mijlord 1 zo veel goedheid. ALDERSON. Wij moeten dezelve eerst optellen, om te zieri, of het facit de moeite beloont, om een zo wijdloopig dankadres aanteneemen. AGTSTE TOONEEL. CHARLOTTE, DE VORIGE N. ALDERSON. Nu, hoe gaat het Misf? zijt gij van uwe onmagt bekoomen ? CHARLOTTE. Lieve vader. — alderson. Vrouwen zijn en blijven vrouwen! onmagten bij het prikken eener naald, en tijrannij, zo dra men zijn oog aan bloed gewent. Bemint gij dien jongling ? (Op e d u a r o wijzende.') CHARLOTTE. Mijn vader ALDERSON. Bemint gij hem? ° c H A R"  TWEEDE e E D X IJ F. 167 charlotte. Mijn vader — ik — alderson. Mijn geduld doet heden een meesterftuk! charlotte, beevende. Ik moet bekennen, dat ... kendale. Ik zeg het u in vertrouwen, Mijlord — zij bemint hem. alderson. Ik zeg het u in vertrouwen, Mijlord 1 Ik vraag het u niet, maar in 't bijzonder mijne dochter. Nu? een andwoord, Misf! charlotte. Wanneer gij het volftrekt beveelt —« al derson. Wie beveelt, vraagt niet! Ik wil weeten —> kendale, zacht tegen charlotte. Spreek geheel openhartig. alderson. Vervloekte fnapper! nu ? charlotte. _ Wanneer gij — inderdaad — ik moet bekennen hij heeft eigenfchappen... alderson. Die heeft iedere gek. L 4 c h a r-  168 ALDERSON. charlotte. Deugden — voorrechten — die mijne genegenheid — mijne achting — mijne liefde verdienen. alderson, Derhalven bemint gij hem? charlotte Ja, mijn vader. alderson. En gij jongen heer? eduard. Ik bemin haar onuitfpreeklijk. alderson tegen kendale. Koom Mijlord.' kendale. Beveel flechts. alderson. In mijn Kabinet. charlotte en eduard tegelijk de hand van alderson kusjende. charlotte. Lieve Vader! eduard. Mijlord 1 alderson. Uw gehoorzaame dienaar! koom hierheen oude, maar overhaast u niet.  TWEEDE B E D R IJ f. IÓ*Q kendale. Gij Iaat mij de revue pasfeeren, Mijlord! alderson. Wanneer mijne oogen maar deugden ! Ik kan niet onderfcheiden of gij hinkt dan ftruikelt. kendale. _ Nadat de grond is, Mijlord! Hier op het aardrijk hoop ik nog te danfen. alderson. Het zal mij vermaak doen! Maar de Franfchen moesten op het bal niet de muziek geeven. k e n d a i. e. Wij willen het niet hoopen, Mijlord! wij willen het niet hoopen! (Hij gaat heen.) alderson, volgt hem. NEGENDE TOONEEL. charlotte, eduard. eduard, charlotte in de armen fnellende, c- Mijne dierbaarfte! uw vader is" onbegrijpelijk goed! De levendigheid en vriendelijkheid , waarmede hij de bekendtenis mijner liefde aanhoorde, doet mij alles hoopen. charlotte. Naauwlijks kan ik het gelooven! Deeze haastige verandering zijner voorneemens — L S e d u*  170 ALDERSON. eduard. Heeft mijn goede Oom bewerkt — aan zijne voorfpraak alleen hebben wij ons geluk te danken! ö mijne geliefde! zo zal ik dan eindelijk aan de waereld vrijelijk durven bekennen, dat gij mijn eigendom, mijne geliefde, mijne echtgenoote zijt? welk eene zaligheid ligt 'er voor mij in dat vooruitzigt opgeflooten!.... charlotte. Wanneer wij het zelve nu eerst volkomen verkregen hebben , wanneer 'er nu geene nieuwe binderpaalen —• eduard. Voorzeker niet, lieve charlotte! mijn oom zal uw' vader alles toegeeven ; alles aan zijne eigene fchikking en willekeur overlaaten ; hij heeft het mij beloofd — en uw vader zelve — hij fprak met zulk eene warmte, welke mij verrukte, drukte mij de hand, noemde mij zijnen vriend, TIENDE TOONEEL. Mistrisf hammon, de v00rigen. Mistrisf hammon. Vreugde boven vreugde, kindertjens! Alle uwe onheilen neemen een einde! Zo even ontmoeteden mij Papa met Mijlord kendale ■— „ De vinger „ gefpitst;" riep hij mij toe — ,, 'er moet bruids „goed bezorgd woraenV' waartoe,Mijlord ?voor wie? ,, Nu naar uwe Juikerzoete charlotte „gedrenteld, daar zult gij het nieuws hooren'" — Aanftonds gaf hij eenen kamerdienaar bevel, om  TWEEDE B E D R IJ F. 171 om die beiden Notarisfen, welken gisteren avond, om het vervaardigen van een koopcontract, hier aangekoomen zijn, ten fpoedigften bij hem te roepen, om eene trouwbelofte opteftellen. Ach kindertjens ! Ik was bijna van vreugde in onmagt gevallen! charlotte. t Die goede, liefderijke vader! Mistrisf hammon. Ja — dat is nu alles zeer goed en voortreffelijk! maar, hoe zal het gaan, kindertjens, wanneer het trouwen zelve zal gefchieden? — lieve hemel! gij kunt u toch niet tweemaal Iaaten trouwen! charlotte. Hammon uwe aanmerking verfchrikt mij. In dit oogenblik gevoelt mijn vader misfehien de dwaaze vreugde, de oorzaak van ons geluk te zijn; wanneer hij nu ontdekt ... Mistrisf hammon. Het beste middel is — dat wij zo lange zwijgen tot dat de contracten ondertekend zijn Hij mag daarna vrij losbulderen en alles weder willen herroepen; maar wat gefchreeven is, is gefchreeven, en wat gefchied is, is gefchied! charlotte. ö Hemel 1 Ik fidder bij deeze gedachten! EDUARD. Mijn Oom moet middelaar zijn; en hem, zoo behoedzaam als mooglijk is, voorbereiden — Mis-  172 ALDERSON. Mistrisf hammon. En dan zal ik 'er ongemerkt dat lieve zoete s aart jen bij" haaien; die zal hem zo lang kusfchen en ftreelen, tot dat hij weder bedaard is, tot dat ... eduard. Mijne sara! Ik kan het oogenblik naauwlijks afwachten, om haar te zien. ELFDE TOONEEL. kendale, de voorigen. kendale. Lieve kinderen! alles is in orde ! Mijlord volgt mij op den voet ra; hij geeft zijne toeftemming en zelfs wanneer gij uw proces verliezen mogt ; hij verlangt alleenlijk, dat gij in het vervolg den naam alderson voeren, de Franfchen uit het land helpen jaagen, en dan van de armée uw affcheid neemen zult» eduard. Mijn weldoender ! mijn vader! Aan u heb ik mijn geluk, mijne rust en mijn leven te danken. Mistrisf hammon. Ja, alles is zo gewenscht als mooglijk is, maar de veldtogt tegen de Franfchen wil mij maar niet in het hoofd. Wanneer gij nu — ik fidder en beef bij de bloote gedachten — wanneer gij nu — de hemel zij met ons, eens doodgefchoten wierd — en die mooglijkheid is toch daar — wat baat dan alle toeftemming ? c ii a r«  XVYEEDE BEDRIJF. 173 CHARLOTTE. Ach hemel ! Die gedachten is verfchrikkelijk! zo nabij ons geluk en nog meer nabij onzen ondergang. EDUARD. Voedt deze droevige erinnering niet, mijne dierbaare ! de oorlog met onze vijanden is minder gevaarlijk dan gij denkt! Hunne landing was eene onbezohnene onderneeming, welke zij zich misfchien in dit oogenblik reeds beklaagen. Zij kunnen en zullen , met hun gering getal troupen, hoe dapper die ook zijn mogen, het tot geen bellisfenden ilag laaten koomen —• TWAALFDE TOONEEL. ALDERSON, DE VORIGEN. ALDERSON. Nu, oude ! uw neef heeft, hoop ik, niets tegen mijne voorwaarde? KENDALE. Het geringde niet! De wenfchen van de beide gelieven zijn de uwe. ALDERSON. De notarisfen zijn reeds druk bezig en zullen oogenbliklijk volgen. Die heeren van de kunst hooren overal thuis, en hebben hunne inftrumenten in alle gevallen bij zich ; koop-, pacht- en buwlijks contn.ct.en ; zij mogen 'er nu een van invullen en alles is iu orde. KEN-  174 ALDERSON. kendale. Zo veel te beter. alderson. _ Nu, Misf! het gaat wat fpoedig , zo als gij ziet, zo na mijne gewoone wijze van handelen, ook hebben wij niet veel tijd te verliezen; want als het met de Franfchen eens ernst wordt dan moet de heer gemaal naar 't veld ! Mistrisf hammon. Ach die verwenschte Franfchen! Ik zou hen de oogen kunnen uitkrabben! alderson. Gij zoud daar mede welligt uw nagels verliezen, Mistrisf, en die zult gij toch, in geval gij wed«r trouwen mogt, hoog nodig hebben ! Mistrisf hammon, ö Mijlord fchertst altijd. alderson, Geeft eikanderen derhalven de hand, en zweert eikanderen eeuwige trouw; het verftaat zich, dat deeze eed zich ijderen morgeu vernieuwen moet -— en ontvangt mijnen zegen , met een half millioen ten huwelijk. eduard, Mijlord! 1 bei'den, hem te gey lijk de hand kuscharlotte, mijn vader! ) Jende. alderson. Welke verdubbeld wordt, zo dra het l a dij behaagen zal, mij, door eenen jongen alderson, tot grootvader te bevorderen. Mis-  TWEEDE B E D R IJ F. 175 Mistrisf hammon, ter zijde. Ach Heere Jemeni! Als onze saartjen nu eens een Jongen was, wat zou dat voortreffelijk zijn! — ALDERSON. Krijgt gij geene kinderen, dan is mijn vloek uw erfdeel! Dat begrijpt gij, jongen heer! Mistrisf hammon De hemel behoede en bewaare ons! De menfchcn Zullen toch wel geene kinderen toveren ! ALDERSON. Elke dag wordt mij reeds dierbaarder; derhalven maak ik met uwe vereeniging den meesten fpoed. Krijgt uw man bevel om den Franfchen tegen te trekken, en wordt hij dood gefchooten, zoo moet zijne plaats aanftonds door een ander vervuld worden; komt hij gelukkig terug, het welk ik van harten wenfche, zo neemt hij zijn affcheid, wordt een goed huisvader en legt 'er zich op toe, om mijne wenfchen te vervullen. —■ Ha! Daar komen onze contraét-fmeders. — DERTIENDE TOONEEL. HAIJj FRICK, DE VOORIGEN. ALDERSON. Is alles gereed ? h a ij. Alles, op.het ondertekenen na. A L-  J7<5 A L D È R S O K. alderson. Laat eens zien! — zij zijn immers van gelijkert inhoud ? (het contraSl overlezende) Den naam alderson voor zich en zijne nakomelingen aanteneemen ..,. Vijfhonderdduizend Pond voor de eerfte mannelijke erfgenaam. Zeer goed! (tegen kendale) Zie daar Mijlord >— lees het. kendale, het contradt doorloopende. Hml hm! Alles is goed, tot aan den manneÜjken erfgenaam; daar moet de hemel borg voor Hellen I alderson. Ten minden wil ik hem daar toe zijnen milddeii zegen afbidden. kendale. Gij brengt den jongen man in verlegenheid , Mijlord! (tegen eduardj wilt gij het leezen > vriend ? eduard. Het is onnodig, lieve oom! uw wil is de mijne. kendale. En gij, Misf....? alderson, het contra& terug neemende. Zij kent haaren vader! Ziet daar Heeren pennelikkers, voleindt uw werk! Laat het ondertekenen. VEER-  TWEEDE BEDRIJF. 177 VEERTIENDE TOONEEL. robert , de vooricen, daarna een kamerdienaar van den Admiraal kendale. alderson. Wat is 'er? robert. Een Kamerdienaar van Mijlord kendale bevind zich in de voorkamer. kendale tegen eduard. Zonder t wijffel met tijding van den Kanfelier (tegen alderson., Mij lord, vergun mij.... 1 (hij wil gaan.) alderson- Blijf hier oude! De Kamerdienaar heeft waarfchijnlijk jongere beenen >— (Tot robert) laat hem binnen komen. robert, wil gaan. kendale. Ik hoop, Mijlord, dat mijn neef thans de verbindtenis met uwe dochter volkomen waardig zal zijn, de kamerdienaar, komt binnen en geeft zijn' Heer eenen brief. kendale. Vergeef mij , Mijlord! (Hij breekt den brief open en leest denzelven met toeneemende vreugVII. deei. M de.)  178 ALDERSON. de ) — Kinderen — Mijlord — groot nieuws — heerlijke tijding — buiten alle verwachting, — alderson. Gij vergeet uw podagra, vriend! kendale. Ween en — lagchen — dansfen zou ik van vreugde ! eduard! goede, lieve jongen — gij zijt thans Hertog — Hertog van Salisburij ; in alle de rechten van uwen vader herfteld! En gij goed lief meisjen ■— zijt thans Hertogin! eduard. Hemel! is het mogelijk ? charlotte. Eduard! alderson, koel. Ik wensch u geluk! Mistrisf hammon. De hemel zij eeuwig gedankt! Nu behoeft hij toch niet te marcheeren ! kendale. Juist nu moet hij vechten, zijne bevordering eere aandoen! ( Tegen alderson) Mijne vrienden heb ben doorgedrongen , de rechtvaardige zaak heeft gezegepraalt, de koning heeft alles bewilligd, het patent is reeds afgevaardigd!.... alderson. Wees bedaard, lieve vriend! Het podagra mogt misfchien in uwe long flaan! ken-  TWEEDE BEDRIJF. 179 kendale. Wat podagra! wat long! Ik denk nu aan ons geluk, aan het geluk van mijn braaven neef! Nu heeft hij alles wat hij wenfchen en verlangen kan — rijkdom, eere, de gunst des Konings!.... eduard. En het geen nog dit alles overtreft mijne ch ar lot te. alderson. Gij hebt gelijk, jonge man! Het overige is op zijn hoogst maar eene toegift. Derhalven ter zaak ! eerst zuilen de contracten hier in orde gebragt worden, en daarna wil ik mijnen Kapelaan beveelen , den Admiraal iets voortefpeelen, ingeval hij zijne vreugde al dansfende wil aan den dag leggen. De pen, heer Notaris — fpoedig [ kendale. Vergun mij, Mijlord ! om Handigheden veranderen de zaak! Al 'het overige in het contract kan blijven ; maar de naam alderson moet thans doorgeftreeken, en in deszeifs plaats, Hertog van salisburij gefchreven worden. alderson. Moet — doorgeftreeken worden ? Mijlord fchijnt zich zei ven, uit loutere vreugde, te vergeeten. kendale. Vergeef het mij , Mijlord , dat ik bij een, zoo ten uiterften verblijdend voorval , de regels der welvoeglijkheid uit het oog verlieze, en u niet te vooren omtrent deeze verandering, welke gij zelve M 2 nog  IgO ALDERSON. nog heden hoogst noodzaaklijk zult vinden, om uwe toeftemming verzocht heb. alderson. Gij gelooft derhalven dat deeze verandering hoogst noodzaaklijk is ? kendale. Hoogst noodzaaklijk ! Bedenk dit zelf eens! De gunst van den vorst is zoo groot, zoo buiren alle verwachting , dat men ten uiterften ondankbaar handelen zoude, indien men maar één oogenblik verzuimde. alderson, koel. Voorzeker. kendale. Derhalven met uwe toeftemming ■— wij hebben zeer weinig tijd te verliezen. — Eduard moet, alvoorens bij naar zijn Regiment vertrekt , naar London, om den koning te bedanken — alderson. Dat is billijk. kendale. Derhalven — doorgeftreeken, mijne Heeren, en Hertog van Salisburij in de plaats gefchreven. alderson. Het moet dan zoo ? — volftrekt ? kendale. Het is geen vraagenswaard, Mijlord! gij ziet het immers zelf? A l-  TWEEDE 13 E D r ij F. ijjf alderson. De hemel zij dank! Ik heb nog oogen en ooren J (.tegen eduard) maar eerst moet ik uwe meel ning weetcn, Sir — eduard. _ Tk vleije mij, dat Mijlord deeze kleine verandering zal goedkeuren — alderson. Het komt hier niet op mijne goedkeuring, maar op uw willen of niet willen aan! Wilt gij dat de naam alderson in het contract doorgeftreeken worde ? EDUARD. _ Zodra gij het aan mijne verkiezing overlaat — ja, Mijlord 1 De omftandigheden... kendale. Dat blijkt immers van zelve, Mijlord ! Bedenk eens... alderson, lagchend. Zoo ! recht ;voor de vuist; dat bevalt mij! Derhalven — gelijk Mijlord zo even geliefde aantemer ken — omftandigheden veranderen de zaak '. Dat is ook bij mij het geval! {zijne dochter weg', voerende; tegen de beiden Notarisfenj volgt mij mijne Heeren. J' charlotte, onder het heen gaan. Mijn vader! eduard, Mijlord ! charlotte! M 3 KIN.  Ig2 ALDERSON, kendale. Mijlordï waarheen.' waar toe die verwijdering? alderson. Hebt eenige oogenblikken geduld, Mijlords! Gij zult fpoedig andwoord bekomen. (Hij vertrekt met charlotte; haij en frick volgen hem.) VIJFTIENDE TOONEEL. kendale, eduard, Mistrisf hammon, een kamerdienaar. Mistrisf hammon. Dat is nooit in orde! Ik ken Mijlord ! Als hij zo geveinst lagcht, dan ligt 'er altijd een angel in het gras. eduard. 6 Hemel! Laatcn wij hem volgen! kendale. In het geheel niet. eduard. Maar als hij nu eens... kendale. Hij moet zich verklaaren. Gij hoordet immers, dat wij binnen weinige oogenblikken andwoord zouden bekomen; dit moeten wij afwachten. — eduard. Maar hij nam charlotte met zich mede. Wan-  TWEEDE B E D R ]J F. 183 Wanneer hij zijn woord eens introk!... Ik beef bij die gedachten. KEN D A L F, Veinzerij ! _ Den Hertog van Salisburij met onmeetbaare rijkdommen, aan eene gril op te offeren ! Dan moest hij al zijn verftand verlooren hebben. Mistrisf hammon. De duivel mag hem betrouwen! wij hebben hier meer van die grappen! EDUARD. Hoort toch, lieve oom I Het is misfehien nog tijd ! laaten wij hem volgen... KENDALE. En ons belagchclijk, ja geheel verachtelijk maaken ? EDUARD, Ik vrees alles! KENDALE. Gekheid, zeg ik u! Hij zal terugkomen; de zaak als 't ware overlegt hebben, twijffelingen opwerpen , zwaarigheden maaken, en eindelijk ja zeggen. Ik ken de kunstjens van die lieden. Zij willen gaarne altijd gelijk hebben ; wanneer men hen nu daarin toegeeft, en als dan nederig verzoekt , laaten zij eindelijk hunne hoogheid vaaren ... en doen wat zij willen. Mistrisf hammon. Moest ook die vervloekte brief juist komen in het zelfde oogenblik, dat men het contract ondertekenen wilde! M 4 ken-  184 alderson» kendale. Juist ter rechter tijd, Mistrisf! was dezelve eetl paar minuuten laater gekoomen, dan hadden wij nu een' duivelsch gekakel; de voorwaarden waren ondertekend, wij moesten dezelven met of tegen onzen zin vervullen, en misfchien alle de gunstbewijzen van den Koning aan den fpijker hangen! ZESTIENDE TOONEEL. ha ij, f rick, de voorigen. Mistrisf hammon. Ha! daar koomt eene boodfchap I kendale. De twee Notarisfen ! — (tegen eduard) waarfchijnlijk heeft hij zijne toeftemming onder in het contract gezet, en het geheel doorgeftreeken ; wij willen hooren. haij tegen kendale. Mijlord heeft ons bevoolen, uwe heerlijkheid dit papier te overhandigen, kendale. Zal hij zelf niet komen ? h a tj. Daar twijffel ik aan (Hij wil heen gaan.) kendale. Vertoef een oogenblik! (Het papier openende?, h a ij.  TWEEDE B E D R IJ F. t?5 h A IJ. Daar tne zijn wij niet gemagtigd. Wij beveelen ons in Mijlords gunst, en wenfchen hem eene voorfpoedige reize, (Hij gaat met frick «ƒ.') kendale. Eene voorfpoedige reize? Mistrisf hammon. Heb ik het niet gedacht ? eduard. Lees toch! lees toch ! kendale, leeSt. „ Wijl men het waagen durft, bij het fluiten van „ het contract zijn woord te rug te neemen en mij „ geheel onwaardige voorwaarden voor te nellen ; „ zo verklaar ik bij deezen, op mijn woord van „eer, voor Notarisfen en getuigen: dat mijne „ dochter ter geener tijd, en op geenerlei je voor„ waarden , met eduajd Hertog van Salisburij „ in den echt zal treden. De Hertog en zijn oom „ worden daarenboven ten ernltigfte herinnerd , „hun vertrek uit mijn Slot te beipoedigen, dewijl „ ik mij anders zou genoodzaakt zien, hen, mijne „ bediendens tot geleide optedringen. george, graaf van alderson. kendale. Hagel en weêrlicht! eduard. Ik fta verbaast. Mistrisf hammon. Daar hebben wij nu die toeftemming I M 5 KEN-  l8ö ALDERSON. kendale. Mijlord! als ik' u eens op mijn voormaalig Admiraalfchip had.' .. maar laat ons geduld hebben! wij zullen eikanderen ook wel te land fpreeken, ondanks mijne aan ftukgefchootene knokken.' voort! voort uit dit huis van Lucifer! Mijn wagen ftaat bij geluk nog voor de deur (tegen den kamerdienaar) Vooruit! dat wij geen oogenblik opgehouden worden. (De kamerdienaar vertrekt.) kendale tegen eduard. Koom! eduard. Kan ik ? zonder haar.... kendale. Gij moet. eduard. Nog één oogenblik, lieve oom! misfehien — als wij Mijlord ontdekken, dat 'er reeds eene geheime verbindtenis — kendale. Dat kunt gij fchriftelijk doen ! voort! Mistrisf hammon. Volg maar, Sir! uw langere tegen fta d zou het kwaad maar verergeren ■— kendale. Ons misfehien eene openlijke befchimping veroorzaaken! voort! — (hem bij de hand grijpende.) of het verlies mijner liefde en achting! Mis-  TWEEDE BEDRIJF. 187 Mistrisf hammon, zacht tegen eduard. Misfehien kan ik het zoo befchikken , dat gij l adij nog voor den avond hier, of bij den Landhoevenaar, in het geheim fpreekt. Ik zal hem een' bode toezenden. eduard. Beste vriendin! Nu fpoedig — fpoedig! kendale. Nu, hoe zal het zijn? eduard. Verftoor u niet, lieve oom! Ik volg u. ö h a mm o n ! mijne charlotte, mijne sara ■— ik beveel hen aan uwe zorg. kendale. Ja voorzeker, ja! (dreigende in het heen gaan) Wij fpreeken eikanderen nader, Mijlord ! (hij voert eduard met zich ~) ZEVENTIENDE TOONEEL. Mistrisf hammon. Arme eduard! Ik kan mij zo verbeelden hoe hij lijden moet. — Ik moet nu naar dien ftijfkop om hem uit te hooren; wijl hij nog bruischt ,• als hij weder bedaard is, zijn zijne geheimen zo diep in zijn binnenfte verzonken , dat hij zelf moeite heeft dezelve weder te vinden. — Ja — wij moeten  188 ALDERSON. ten zien wat ons te doen ftaat! Indien hij zich niet laat bevrecdigen , en bij zijne eigenzinnigheid volhardt. — Goed ! Dan hebben wij nog een geheim , Mijlord , het welk gij niet weet! Uwe dochter is reeds Hertogin van Salisburij'. En maakt gij ook dan nog zwaarigheden — Ja — dan blijft ons, helaas! geene andere keuze over: dan pakken wij ons boeltjen, en volgen het voorfchrift: gij zult vader eri moeder verlaaten en uw wijf aankleeven en groeten u. Einde van het tweede Bedrijf. DER-  DERDE B E D R IJ F. 1I9 DERDE BEDRIJF. Het Tooneel verbeeldt de Kamer van charlotte. EERSTE TOONEEL. charlotte. (Aan een tafel zittende en eduauds beeld, tenis befchouwende.) Gij zijt mij dan ontrukt, dierbaare! voor wien alleen ik thans leeve ? — Ik zal u dan niet weder zien ? ó Hemel! Alles ftormt op mij aan, van alle zijden pakken zich donkere wolken t'famen —en geen troost, geen enkel fpoor van hoop ! Men koomt ! (de beeldtenis befchouwende.) Afeod mijner ziel! koom aan mijnen bo-zem, die lleeds voor u klopt! (dezelve aan harren boezem verbergende.) Hier blijft gij de mijne —• voor eeuwig de mijne! TWEEDE TOONEEL. Mistrisf hammon, charlotte. Mistrisf hammon. Ach engellief! Eindelijk kan ik u toch een oogenblik ongeftoord fpreeken — hier — hier is een brief van eduard. c h a R-  190 ALDERSON. charlotte. Van hem ? (Zij breekt den brief nieuwsgierig open?) Van hem — den eenigen ! {Zij leest.) ,, Lieve charlotte: Ik wil alles opofferen om „ u te bezitten, en onderwerp mij aar. de voor„ waarde van uwen vader! Laat vrij mijn oom „ raazcn en de koning mij zijne gunst weder onttrekken ; in u, mijne dierbaare ! vind ik alles; „ hoogheid , rijkdom, het hoogfte geluk mijns le„ vens! Voorwendende dat ik naar het Regiment „vertrek, verlaat ik Westernij, en ijle naar Al„ derfon, in uwe armen; nog op dit oogenblik ..." 6 Eduard! uw moed. uwe liefde! Alles, alles wil hij voor mij opofferen !... Maar zonder rang, zonder vermogen, in de oogen mijns vaders ■— ondankbaar in de oogen van uwen oom !... ö Eduard ! Gij hebt dit niet overdacht! Gij hadt flechts eenen vijand — nu zullen beiden u haaten. Mistrisf hammon. 'Er wordt geklopt! verbergen wij fpoedig deezen brief! ach! het is onze vriend william. DERDE TOONEEL. william^ de v00rigen. charlotte. Wees welkoom, edele goede man! Gij neemt nog deel in mijn ongeluk. william. Behaagde het den hemel, dat ik hetzelve verzachten konde. Maar thans ben ik Hechts een getuigen uwer rampen , men heeft mij, helaas! den onzaligen pligt  DERDE BEDRIJF. 191 pligt opgelegd, om dezelve nog te vergrooten ! —« Mijlord.... charlotte. Mijn vader? w i l l i a m. Heeft mij gelast, u te zeggen , dat gij u gereed moest houden, Sir arthur burlington nog heden uwe hand te geeven. charlotte. Aan burlington? Mistrisf hammon. De hemel bewaar' ons! Dat hebt gij mis verdaan , heer Kapelaan! Die is immers door Mijlord zei ven van de hand geweezen. william. Maar ook weder terug geroepen , om zich aan Sir eduard onmiddelijk te wreeken • binnen weinige minuuten zal hij hier zijn. De Notarisfen ontwerpen reeds een contract, en Mijlord heeft mij bevoolen, tot uw huwlijk alles in gereedheid te houden. charlotte. Hemel! Mistrisf ka mmon. Nu, dat is nog erger als erg. charlotte. Waar zal ik heenen ? waar zal ik redding vinden ? william. Gij ziet hoe ik zelve ten uiterfien verdaaeen beu!  IQl ALDERSON. ben! Ik ben verlooren, indien Mijlord ontdekt, dat gij door mijne inzegening reeds eduard's eigendom zijt. charlotte. Dat ben ik, tot aan mijn laatfte oogenblik! Geen 'bevel, geene dwinglandij zal mij aan hem ontrukken ! Mistrisf hammon. Recht zo , lief jen! wees nu ftandvastig! En drijft het Mijlord al eens tot wreedheid, zo behoort hij toch vader te zijn en.... doch, dit moeten wij eerst met eduard overleggen. william. Met eduard? Mistrisf hammon. Voorzeker! zo Mijlord eens ontdekte dat zijne dochter reeds getrouwd was, zo liet hij ons, zo waar als ik leef, allen aan de kaak zetten , zonder daar bij zijn gezicht te vertrekken ; derhalven was mijn raad, dut wij ons boeltjen pakten —« william, Ik hoor iemand! Het is Mijlord zelf! VIERDE TOONEEL. alderson, de voorigen. alderson. Wel nu Misf? zijt gij weder herfteld ? Mistrisf hammon. Ja, Mijlord! Maar zij is nog zeer zwak, zo door  DERDE BEDRIJF. ipj door en door zwak, dat zij geene fchrede voorwaards kan gaan. alderson. En Mistrisf hammon is nog altijd zeer aapachtig, zo door en door fnapachtig, dat ik haar moet verzoeken , eenige dertig fchreden voorwaards naar haare kamer te doen. Mistrisf ham mon. Vergun mij Mijlord — Misf is nog geheel kragteloos en heelt mijne hulp van nooden —i alderson. Maar niet uwe voorfpraak ! Ik hoop dat Misf, ondanks haare kragteloosheid , haare vijf zinnen nog bij eikanderen heeft. (Een blik op zijne doch. ter werpende,) Wil Mistrisf hammon intusfchen zwijgen en zich niet van haare plaats beweegen, dan mag zij blijven Mistrisf hjmmon. Ik gehoorzaam, Mijlord! alderson. Gij weent, Misf? wat deert u? waarom weent gijp_ Immers niet over het verlies van dien onzinnigen, die weigeren durfde mijnen naam aanteneemen ? charlotte. Mijn vader! vergeef het mij!.... alderson. Wel nu, wanneer gij deeze traanen doet opdroogen, den ondankbaaren vergeet, en zonder weigering aan Sir arthur burlington uwe hand reikt.... VIL deel. N c h a R-  Ip4 ALDERSON. charlotte. ó Mijn vader! Beveel mij flechts, in alles wit ik, moet ik u gehoorzaamen ; maar dwing mij niet, eenen man te trouwen dien ik haate, dien gij zelf veracht , die onder alle mannen in het gantfche koningrijk de onwaardigfte is, uwen naam te voeren. alderson. William! Gij hebt haar immers mijn bevel bekend gemaakt ? william. Ja, Mijlord! alderson. Daar blijft het bij, Misf! waarom ik dus en niet anders handele, zal, hoop ik, niemand waagen te onderzoeken. charlotte. Onmooglijk , mijn* vader ! Dat kunt gij niet willen! Eduard — gij achtte, gij bemindde hem , wenschte zelfs zijne verzoening met den forst, om zijn en mijn geluk te volmaaken, en nu, daar hem de koning alles, wat hij wenfchen konde, inwilligt , alle de hinderpaalen , welke onze vereeniging in den weg ftonden weg ruimt, nu zou eene kleinigheid hem in het verderf Horten ? van daag of morgen trekt hij tegen den vijand te veld, vol wanhoop zal hij ieder gevaar in den mond loopen; hij zal vallen, en met hem alles, wat mij op aarde dierbaar is! Jk bezweere u, mijn vader, beneem den ongelukk'gen alle hoop niet! Dan zal hij zich voor mij trachten te fpaaren , zonder bedenking in alles bewilligen, met  DERDE BEDRIJF. 195 tnet vreugde van allen de gunden des konings affland doen, om zich uwe vergiffenis , mijn bezit waardig te maaken, —> alderson. Ik zou mij over hem bedroeven , wanneer hij om het verlies eener vrouw en niet uit liefde voor zijn vaderland, zijn leven ten besten gaf ; en ik zou hem verachten , wanneer hij laaghartig genoeg was, zijn leven te fpaaren, om u te bezitten I In beiden gevallen is zijn vonnis geveld. charlotte. Gij veld ook mijn vonnis , befluit ook mijnen ondergangI ö Mijn vader. Gij weet niet... Gij bereidt ook u zeiven doodelijke kommer ,uitteerende kwellingen, bittere rouw ... alderson. Hammon ! Bezorg gij toch eenen verkoelenden drank voor Misf, om een vuur te dempen, het welk baar geheel verleidt, dl achting voor haaren eigenen vader uit het oog te verliezen. William! Het is uwe zaak, die buitenfporige door reden tot haar verdand te brengen, haar te zeggen, dat mijn wil onherroepelijk is, dat Sir arthur, de eenige zoon van den Graaf burlington, ten hoogden binnen een uur, onder d_n naam van alderson, haar gemaal zal zijn. (Hij wil gaan.) william. Mijlord! Gij zijt mijn gebieder, mijn weldoener! Het is mijn pligt uwe beveelen te gehoorzaamen ; maar even zo heilig is mij de pligt, u, uit kragt van het ambt het welk ik bij u bekleede, op eenebefcheidene wijze mijne aanmerkingen mede tedeelen \ ca daar door, zo het mogelijk is, te verhinderen n % m  1^5 A L D E B' S O n. dat 'er uït de blinde volvoering uwer bevelen geené misdaad ontfta. Mijlord , gij zijt de vader van deeze uwe eenigfte dochter. Gij keurt haare neiging voor den Hertog van salisburij af, en hebt het recht, haar de nadere verbindtenis met haaren geliefden te beletten; maar haar te dwingen, eenen anderen te trouwen, dien zij niet bemint... alderson. Heer Kapelaan 1 het zou mij lief zijn, zo gij deeze lijst van vaderlijke voorrechten, en uw gevoelen omtrent derzelver grenspaalen , eens op fchrift ftelde — en, op dat gij in deezen zo gewigtigen arbeid niet door andere verrigtingen zoud gehinderd worden ; zo ontfla ik u hier mede uit mijnen dienst. WILLIAM. Mijlord!... charlotte. Mijn vader!... * alderson. Gij vertrekt, op dat mijn jaager u niet, tegen uw wil, tot geleider ftrekke, zo fpoedig als mooglijk is; mijn huishofmeester zal u uwe goederen en jaargeld nazenden. (Hij fchelt.) Mistrisf hammon. De hemel behoede en bewaare ons... alderson. Ook u, voor fchade en onheilen. V IJ F-  berde e -e d r IJ F. jpj•VIJFDE TOONEEL. robert, de voorigen. alderson. De Heer Kapelaan zal vertrekken; dat men aanHonds een wagen bezorge! Ik beveel mij in uw aandenken, Sir! william. Mijlord ! mijn oogmerk.... alderson. Zonder pligtpleegingen! william. Gij wilt het Mijlord, en ik moet gehoorzaamen; maar nog eens bid ik, bezweer ik het u, om uwe eigene rust en welvaart wille, verfchoon uwe dochter! (Hij vertrekt., robert volgt.) alderson. Mistrisf hammon, laat u dit voorbeeld tot eene vriendelijke waarfchouwing rtrekken — en gij Misf, houd u gereed uwen aanflaanden gemaal, volgens mijn oogmerk, op eene gepaste wijze te ontvangen. ZESDE TOONEEL. charlotte; Mistrisf hammon. Mistrisf hammon. De Hemel zij ons genadig en barmhertig! wat zal 'er van dit alles worden? Men is zijn leven aiet meer zeker! N 3 e h a *-  ALDERSON. charlotte. Hier, hammon! is de fleutei van mijn Secretaire, neem 'er uit het geen gij vindt, en geef het den ongelukkigcn william, Mistrisf hammon. Dat is onnodig, hartjenlief! De heer william kan nu maar regt toe regt aan naar Western»}, bij Mijlord kendale gaan, en daar de terugkomst van uwen heer gemaal afwagten; die zal wel voor hem zorgen. charlotte, in diepe gedachten. Zo is dan alles verboren! Mistrisf hammon. Dat kon ik zo op mijne vijf vingers bereekenen. Ik ken M jlord! Hj kan fomiijds wel iets vergeeven • maar wie zijne hoogmoed te na koomt, kan op zijn best in den hemel vergiffenis verkrijgen. charlotte, zonder Mistrisf hammon te hooren. En fpoedig zal hij verfchijnen, die onwaardige , hij zal op mij aandringen, en dan!... Mistrisf hammon. Ja hij zal nu haast komen! maar ik zal hem een liedjen voorzingen, waar over hij zich verwonderen zal! charlotte, als te vooren. 'Er blijft mij geene keus over! Ik moet het lüterfte waagen, mijn' vader mijne verbindtenis met eduard ontdekken — Mistrisf  derde bedrijf. iqq Misrrisf hammon. Ach lieve hemel! Hij brengt ons oogenblikkeJijk om het leven! Ik zie de hemel en aarde reeds inftorten. charlotte. En, fchoon ik daar onder bezweek! Ik leef flechts voor eduard! word hij mij ontrukt, zo ïs wanhoop mijn lot.de dood mijn laatfte toevlugt. Mistrisf hammon.. De dood? Uw gehoorzaame dienaresfe! Of ik eene gekkin ware! neen neen 1 Gij moet leeven ;in fpijt van het noodlot en uwen vader leeven, u geheel en al in den fchoot van het geluk plaatfen, en de gantfche waereld niets achten. charlotte. Ach lieve hammon, uw wil is goed; maar als mijn vader zijne hardheid tot dwinglandij drijft — wat kan ik dan doen? wat blijft mij dan overig? Mistrisf hammon. Weg te loopen — de hemel vergeef mij mijne zonden! Gij zijt de eerfte niet en in uwe omftandigheden zal geen christenziel het u kwalijk neemen.... Stil! wordt 'er niet geklopt? — (Zij ppent de deur.) N 4 ZE-  2 CO ALDERSON. ZEVENDE TOONEEL- james, de voorigen. Mistrisf hammon. De zoon van onzen Landhoevenaar. Voorzeker is eduard daar reeds aangekomen. Wel nu kleine! wat brengt gij nieuws. james, fpreekt zacht met Mistrisf hammon. Mistrisf hammon. Is hij ? Goed ! Ik zal oogenblikkelijk koomen I (james, vertrekt.) Mistrisf ham kon. Zo als ik gezegt heb 1 Hij is reeds in het huis van den Landhoevenaar, bij saartjen! charlotte. Eduard? Mistrisf hammon. Ja, zekerlijk! Maar wat zullen wij nu doen ? Zo gij heenen gaat en Mijlord wil u intusfchen fpreeken, en vindt u niet , dan is aanftonds de kaart vergeeven ! Het zekerfte is wel, dat ik alleen ga, en Sir eduard door den moestuin herwaards breng; hij kan zich dan altijd, ingeval 'er iemand koomt, door deeze zijdeur wegpakken. Ja, zo zal ik doen — en opdat wij allen te gelijk bij elk anderen zouden zijn , indien wij eens met fpoed moesten inpakken, zo zal saartjen ook mede koomen. C H Ah  derde bedrijf. 201 charlotte. Tk heb reeds lang gereikhalst haar te zien, nu vreeze ik. — Mistrisf hammon. Gij behoeft voor niets te zorgen! Ik heb reeds alles'overlegd. Mijne nicht lidij verbeeldt s a a rt1 ■ n s moeder. Gij zijt Peetetante — moeder en kind koomen u bezoeken — onder dit voorwendfel hebt gij niet het geringde te vreezen , al vond Mijlord zelf het kleine engelrjen bij u charlotte. Onder dit voorwendfel.... ? Ja , lieve hammon , breng haar mede, misfehien maakt het gezicht van liet kind indruk op hem ; misfehien werkt de natuur op zijn hart, misfehien •— Mistrisf hammon. Ach, hartjenlief 1 de natuur en Mijlord zijn eikanderen zo onbekend, als de groote Mogol met het vader onze ! Hij zal het kind zien — hml zal hij zeggen; zijn neus opnaaien, en haar met haare gewaande moeder weg zenden , zonder haar eens een gefchenk te geeven ! Neen neen! Ik heb gantsch andere oogmerken! Thands wil ik de lieden maar hier haaien, terwijl het nog alles in rust is- Als die haazenvoet buri.ington eens koomt dan is 'er aan geene ruggefpraak meer te denken. Het zal geene tien minuuten duuren, of ik ben weder bij u. Zij vertrekt door de zijdeur.) charlotte, alleen. Lieve goede vrouw! De hemel zegene u — en mij, dat ik uwe liefde zal kunnen vergelden! Qia eenig nadenken.) Ik zal hem dan nog eens zien, en dan.... welk een gedruis? Wie koomt daar? HaJ burlington.' N 5 AG T-  2S2 ALDERSON.' AGTSTE TOONEEL. Sir arthur. burlington, charlotte. charlotte. Waarom onaangemeld, Sir! Ik wenschte alleen te ziju. arthur. Vergeef het mij, mijne fchoone bruid! Ik vond niemand in de voorkamer, en het bevel van uwen vader. — charlotte. Bruid?Gij geeft mij daar eene benaaming, Sir — arthur. Welke binnen weinige uuren met den titel van gemalin zal verwisfeld worden. charlotte. Bruid? Gemalin? Gij zegt mij daar iets onverwachts! arthur. Gij fchertst, Misf! Dat ik u bemin, weet gij reeds zedert lang , ook dat uw vader mijne liefde goedkeurt. Onze verceniging is flechts wegens eene kleine dwaaling uitgefteld geworden, welke thans echter gelukkig is weggenoomen; ik hoop derhalven — charlotte. Eén woord, Sir ? — Mijn vader beftemde mij , reeds in mijne kindsheid, voor den jongen salisburij i ik vond hem bij het toeneemen zijner jaa-  DERDE BEDRIJF. 203 karen mijner liefde waardig. Het ongeluk van den ouden Hertog bragt in het voorneemen mijns vaders veel verandering te weeg, doch niet in het mijre. Eduard en ik beminnen elkanderen noch met dezelfde tederheid, en zullen eikanderen eeuwig beminnen! — voleind nu Sir — ARTHUR. Gij verbaast mij , Misf! Zoudt gij u wel zo diep kunnen vernederen, om eenen verworpenen, wiens vader op het fchavot zijn leven derfde, van wien hij niets dan zijne fchande erfde , die noch rang noch vermogen bezit.... — CHARLOTTE. Gij.zijt kwalijk onderricht, Sir' I1' bemin tuabd, den zoon van den onfchuldig ter dood gebragten en thans gerechtvaardigden Hertog van sai i sburij, tot welken rang hem de Koning eerst onlangs verheven had Ik bemin in hem eenen der edelmoedigfte der beminnenswaardigfte mannen in het koningrijk... ARTHUR. Nieuwigheden boven nieuwigheden l CHARLOTTE. Welke mijn vader zelf u bekragtigen zal. ARTHUR. Misfehien 1 Intusfchen hoop ik dat mijne poogingen — CHARLOTTE. In alle gevallen vruchteloos zullen zijn. A R-  404 ALDERSON. ARTHUR. T-let fmert mij dit vonnis uit uwen mond te hooren ! Alleenlijk <— niettegenffaande dit alles, zal onze verbindtenis doorgaan. De zaak is reeds te verr' gekoomen, de contracten worden reeds gereed gemaakt, en zullen ons binnen weinige niintuiten worden voorgelegt — mijne te ipade komende affland zou uwen vader onverzoenlijk beledigen, den toorn mijns vaders opwekken en mij in de oogen der waereld befpottelijk maaken. •— CHARLOTTE. ö Sir! bedenk toch de gevolgen 1 — ARTHUR. Ik zie thans niets dan u, fchoone M;sf, denk san niets dan aan het geluk, u als mijn eigendom te bezitten; het overige laat ik aan den tijd over; gij zijt zo dikwijls met uwe bitterde vijanden verzoend , gij zult derhalven ook uwe tegenkanting maatigen. CHARLOTTE. Nooit Sir! Mijn leven lang zal ik u haaten, als den moedwilligen ftoorer van mijn geluk en mijne rust; die mij mijnen gantienen leeftijd ontftal, en alle mijne vreugde voor eeuwig vergiftigde. Ik zal een affchuw van u hebben, ja, u vervloeken ! — ARTHUR. Gij maakt u driftig, Misf— ik moet deeze bui vrijelijk laaten uitbulderen. — Ik ga inrusfehen bij uwen heer vader, om hem van de heufche wijze, waarop gij mij ontvangen hebt, verflag te doèi. C H A l"  DERDE BEDRIJF. 203 CHARLOTTE. Man ! man! om 's hemelswil niet naar mijnen rader! Wat ik zeide. was -onoverdacht; ik wil flechts tijd hebben, om te bedaaren, en het mij ongetrouw geworden verftand terug te roepen ; misfehien — A R T H U R. Op dien toon , Misf — CHARLOTTE. Die zal mij eigen worden; ik wil trachten mij 'er aan te gewennen, ik wil mijne poogingen aanwenden om de bevelen mijns vaders te gehoorzaamen; maar tijd, uitftel. — ARTHUR. Het eerfte beloof ik u. Mijlord zal geene klagten booren; maar tijd kan ik u niet belooven; uw heer vader bepaalde het; wegens des Kapelaans afweezenheid heeft hij eenen geestelijken van het naaste Kerfpel bevel cioen geeven, zich , ter voltrekking der plegtigheid, nog deezen avond hier te bevinden. CHARLOTTE. Nog deezen avond? Ja, dit is noodzaaklijk ^zo moet ik...! Ja, ja, ik wil! ik verzoek flechts eenige uuren! Gij vermoogt alles bij mijnen vader; vlieg heenen, fmeek hem voor mij om deeze laatfte weldaad ! ARTHUR. Eer het huwelijk voltrokken wordt, konden 'er welligt nog eenige uuren voorbijioopen ; maar de ondertekening der contracten C H A «-  206 ALDERSON. charlotte. Ook eer die gefchied — wenschte ik eens alleen te zijn, om mijne zinnen bij eikanderen te verzamelen , en mij tot dien gewigtigften ftap van mijd leeven voortebereiden. — arthur. Ook dat! Wie kan u iets weigeren! Derhalven — tot fpoedig wederziens , Misf! (haar de hand kus Jende.) Ik hoop dat ik u dan te mijwaard meer geneigd zal vinden. NEGENDE TOONEEL. charlotte. Eindelijk eenige minnuren afgebedeld! Kon ik nu maar aanftonds van dezelve gebruik maaken, die dierbaare oogenblikken , welke voor u , mijn e d u a r o , voor u alleen beftemd zijn ! En dan —■ dan — (in diepe gedachten) met hem naar mijnen vader, mijne sara aan mijne zijde — wij omvatten zijne knieën — dat onfchuldige kind lirekt haare armpjens naar hem uit, fmeekt hem om vergiffenis hij wordt geroerd, de natuur zegepraalt. — (treurig opwaards ziende ) Ja - zo droomt de gevangene van vrijheid - zo droom ik van geluk! TIENDE TOONEEL. Mistrisf hammon, charlotte, kort daarna eduard. Mistrisf hammon, bevreesd in de kamer ziende'. Zijt gij alleen, hartjenlief? c h a e>  DERDE BEDRIJF. 20? charlotte. Ja hammon — maar waar blijft eduard? Mistrisf hammon, buiten de deur roepende. Koom Mijlord ! Het veld is vrij! eduard, met drift binnen koomende. o Mijne charlotte! charlotte, in zijne armen zijgende. Eduard. Mistrisf hammon, zich afdroogende. Of ik ook geloopen heb ! Het zweet breekt mij aan alle kanten uit! eduard. Dierbaare vrouw! Nog eenmaal in mijne armen! charlotte. Nog éénmaal — en misfehien nooit weder! Mistrisf hammon. Nu, kindertjens, fpreekt nu met eikanderen; maar kort en goed en met rede! Saartjen en lidij zullen oogenblikkelijk hier zijn — (Zij gaat heen, en keert weder terug.) Mijlord! zo als gezegt is — het eenigfte het beste middel! ja nu moet ik op mijn post en recognofeeren ; hoor ik iets, dan ben ik als de wind hier, om het u te melden! (eduard iets in het oor luisterende.) Verftaat gij ? eduard. Volkomen, Mistrisf! Mistrisf hammon, vertrekt door de middendeur» ELF-  SC.g ALDERSON. ELFDE TOONEEL. charlotte., eduard. char lotte. 6 Eduard! Alles is verlooren ! Mijn vertoornde vader geeft bidden noch fmeeken gehoor! zelfs het befluit om u naar zijnen wil te voegen, werkt niet op hem ; hij blijft onverbiddelijk. eduard. Mistrisf h a m m o h heeft mij reeds van alles onderrigt, en mijne maatregelen zijn genoomcn — gij behoeft dezelve flechts goed te keuren. charlotte. Alles, alles, om u te behouden. eduard. De tijd is kort, het gevaar dringend , en alle hoop op eene vriendelijke fchikking verlooren ; wij moeren derhalven het uiterfte waagen ! Gij moet nog heden, zo het mooglijk is nog op dit oogenblik, uws vaders huis verhaten, en mij volgen. — London is niet verr' van hier; de hier zijnde landhoevenaar heeft daar eene zuster — charlotte. Mijnen vader verlaaten ? —- eduard. TJ zijner dwinglandij ontrukken! Gij zijt mijne vrouw, charlotte, mijn eigendomi Gij moet mij volgen; hier is geen ander middel. CHAR-  DERDE BEDRIJF. 209 charlotte. 'Er blijft ons nog een over, eduard. eduard. En welk ? char lotte. Mijnen vader onze geheime verbindtenis te ontdekken , hem ons saartjen te toonen, misfehien — eduard. Gij kent uwen vader, charlotte! charlotte. Ik ken hem en fiddere! Maar ik moet deeze laatfte pooging waagen: pligt en kinderlijke liefde vorderen dezelve! Maar zo hij ook dan nog gevoelloos blijft — Wel nu ! Dan heb ik aan mijnen pligt voldaan, en zal bij mijne verwijdering ten minften die gerustftelling gevoelen , alles gedaan te hebben , wat deezen ftap van wanhoop had kunnen verhinderen. eduard. Hij zal woedend worden , zich van u verzekeren, tl onder een ftreng opzicht Hellen, en ons voor eeuwig fcheiden. Neen charlotte, dat ware te veel gewaagd! Thans zijt gij nog vrij; laat ons van dit oogenblik gebruik maaken, hetwelk misfehien niet weder zo gunftig verfchijnen zal! 'Er ftaat reeds een wagen gereed, gij werpt u met saka in denzelven, en red u door een overijlde vlucht; als gij eens buiten het bereik van zijn geweld zijt dan... VII deel. O TWAALF.  210 ALDERSON. TWAALFDE TOONEEL, alderson, arthur, Mistrisf h a m m o n , de voorigen. Mistrisf hammon , met drift binnen komende. Om 's hemelswille, weg! weg! Wij zijn vernaden ! arthur , terjlond volgende , tegen alderson. Gelijk ik gezegt heb, Mijlord! Een bezoek... Mistrisf hammon tegen eduard. Wat betekent dit toch ? Gij hier Sir ? En zo moeder ziel alleen met mijne Misf? Wie heeft u binnen gebracht ? Wie heeft u aangemeld ? Gijwist toch dat Mijlord eens vooral verbooden had... alderson, koel. Ik meende dat gij op Weuerneij bij uwen oom... arthur. En ik bij het Leger. Naar ik hoor, rukken de Franfchen de hoofdftad fteeds nader. Waarfchijnlyk zal 'er nog heden een treffen volgen, en daar bij waar Mijlords tegenwoordigheid , naar mijn gevoelen, hoog noodzaaklijk. eduard, werpt een verachtenden blik op eurlington — tegen alderson. Ik bevond mij reeds daar; doch, van de fmerteJijklte rouw doordrongen, ijlde ik aanfionds weder Eerwaards, om u, Mijlord, wegens het voorgevallene om vergeeving te vraagen; mijne onbezonnene wei»  DERDE BEDRIJF. 211 weigering weder goed te maaken , mij aan uwe bevelen geheel en al te onderwerpen, en... ALDERSON. Het doet mij leed dat deeze onderwerping te laat koomt,Sir! Intnsfchen verfchaft zij u toch gelegenheid — bij het huwelijk van mijne dochter,met Sir arthur burlington, als get uigen te verftrekken ; het hangt alleenlijk var, u af. — eduard. Mijlord! alderson. Zonder complimenten , Sir! Ik ben van uwe tedere deelneeming volkomen overtuigd! eduard. Ha! Deeze fpotternij! chak lotte. Bedaard eduard — om 'shemelswil! alderson. Sir! Ik zie gaarne dat mijne gasten in eenen goeden luim zijn! Gij fchijnt met de wijze waar op ik u ontvange te onvreden — het ftaat derhalven flechts aan ii uw bezoek te verkorten. Generaal stokmont zal u, bovendien, met verlangen verwagten. eduard. Ha, Mijlord! wat misdeed ik? Waardoor verdiende ik eene zo diepe vernedering? (alderson fchelt.) chj rlotte, zacht. Verwijder u, edüard! Ik volge. 0-2 DER-  ALDERSON. DERTIENDE TOONEEL» robert, de voorigen. alderson tegen robert. Mijlord s a l i sburij worde, door den opperjaager met zijne onderhebbende manfchappen, tot over de grenzen veizeld. (robert vertrekt.) eduard, de hand aan de degen flaande, Mijlord! waart gij niet de vader mijner... charlotte Eduard! alderson. Ik ben tot uw dienst, Sir! charlotte, hem in de armen vallende. Mjn vader! —- eduard. Charlotte's vader! Hemel! Wat deed ik? Hier, Mijlord — ftraf den mïsdadigen — hier is mijne borst! Gij ontrooft mij mijne eer, ontrukt mij mijue gade , ontneem mij ook mijn leven! alderson. Onzinnige ! Red u zeiven , uwe eer, en uw leven — maar waag het niet, ooit weder deeze plaats te naderen! eduard. De_ vader mijner charlotte kan over mij gebieden ■ ■ (alderson op eene eerbiedige- frijze naderende.) Ik heb u beledigd; ik verdien  DERDE B E D R IJ F. 213 dien uwe gramfchap, maar niet uwe verachting... alderson, wendt zich onwillig van hem af. eduard. Doch, gij begeert mijne verwijdering en ik moet gehoorzaamen. Slechts uwe vergeeving — alderson. Mijn zegen boven dien — als gij flechts van mij en mijn huis verwijderd zijt. eduard gaat langzaam en droevig heen. VEERTIENDE TOONEEL. alderson, charlotte, arthur, Mistrisf hammon. arthur. Onzinnigheid en moedeloosheid in gelijke maat! alderson» De onbezonnene heeft moed en gevoel; maar ook onbefehaamdheid. a r t h u k. Meer onbefehaamdheid als moed 1 Dan het geen •'er heden onder ons voorviel... alderson. Deed mij ook geene groote gedachten van uwen moed opvatten, Sir! Ik had gedacht dat gij mijn vooroordeel bevredigd, de eer van mijn huis opgehouden ,en uwen medeminnaar verzeld zoud hebben. O 3 AR-  214 ALDERSON. a r t h ü p. pit had ik zeer gaarne gedaan, Mijlord! Maar mijn huwelijk, het welk op deezen tijd bepaald was... alderson. Ha, ha. ha! Gij hebt gelijk, ja zeer groot gelijk , dat gij u bij het zo even plaats hebbend tooneel zo buitengewoon verdraagzaam getoond hebt! Gij hebt waarlijk eene veel gewigtere beftemming als te moorden , of om mij wel uittedrukken — u te laaten vermoorden! Mij dunkt gij moest om uwe woede een weinig te verkoelen eens eene wandeling in den tuin doen, of de Notarisfen met een bezoek yereeren — het zal mij aangenaam zijn, u onder hun geleide weder te zien. arthur. Ik gehoorzaame! (in het heen gaan) Mijlords fcherts heeft toch altijd iets aanneemelijks! VIJFTIENDE TOONEEL. alderson, charlotte, Mistrisf h am m o n. alderson. Het moet een weinig fterk zijn, als het op uwe zenuwen zal werken, Sir! Nu, Misf! Het bezoek van den jongen Hertog zal u zeker ten hoogften onaangenaam geweest zijn ? charlotte. . Mijn vader!... alderson. Op dat gij niet andermaal door dergelijke aanvechtingen ontrust zoudt worden, zal ik nog heden een  derde b e d r tj f. 21$ een brief aan den Generaal stormont fchrijven en hem verzoeken den minzieken Ridder dadelijk ■naar het leger te ontbieden. Mistrisf hammon. De Hemel behoede en bewaare ons, Mijlord! 'er ontbreekt nog een Uriasbrief. alderson. Mistrisf! De Kapelaan kan nog niet verr' van hier zijn; wanneer gij lust hebt hem te volgen, zo hebt gij flechts te bevelen! Mistrisf hammon. Ik fpreek geen woord, Mijlord — maar Misf... alderson. Zal morgen omtrent deezen tijd, als gemalin van Sir arthur buri.t noton, door haare nieuwe onderdaanen op Berkfchire worden ingehuldigd. charlotte. 6 Hemel! alderson^ Wel nu, wat is het? charlotte. Eisch van mij de ftrengfte gehoorzaamheid, mijn vader, alleenlijk niet tot eene verbintenis met Sir arthur. alderson. Hm! 't is wonderlijk ! Ik dacht dat die vraag -reeds lang beflist was. charlotte. Van mijne zijde nooit! O 4 a x»  21(5 ALDERSON. alderson. Eigenlij'- ook maar uit plegtigheid. Dan wij fpreeken hier niet van willen , maar van de opvolging mijner bevelen. charlotte. Ik kan niet, mijn vader. alderson. Men zal middelen vinden om den onvermogenden te onder/leunen. charlotte, half ter zijde. Wïeedaartig! onverbiddelijk! alde rson. Misf vergeet dat zij tegen haaren vader fpreekt! charlotte. Neen, mijn vader! Ik misken de pligten eener dochter niet; maar eene onoverkoomelijke hinderpaal dwingt mij, u om uitfk-1 en medelijden te fmeeken. alderson. Eene onoverkoomlijke hinderpaal ! Die moet zeker buiten de grenzen van mijne nog tamelijk gezonde vijf zinnen beftaan; zoude het u ook be ■ haagen , Misf, mij daaromtrent eenige onderrichting te geeven? charlotte. Hoe kan, hoe durve ik dit doen ? Bij het voorneemen het welk gij mij te kennen geeft? ö Mijn vader 1 Ik heb uwe liefde verlooren! A L-  DERDE BEDRIJF. 41? alderson. Misf voegt bij baare dwaaling nog blohartigheid en beledigend wantrouwen! Doch om mijne dochter een bewijs te geeven, dat haar vader, noch gevoel, noch liefdeloos is, zo wil ik het die onzinnige vergeeven, wanneer zij zich door vertrouwen mijner vergeeving waardig maakt. Derhalven -*> die onoverkoomlijke hinderpaal? — charlotte. 6 Mijn vader! Ik fidder!... alderson. Waar voor ? Is deeze hinderpaal, zo als gij zegt, onoverkoomüjk; zo kan ik u dezelve niet te boven brengen s is het eene herfchenfchim, waar aan ik geenzins twijffel, dan is het mijn pligt u hier van te overtuigen; derhalven - ik verzoek —< charlotte. Mijn vader — alderson. Ik beveel \ charlotte, ter zijde. Zie hier het beflisfend oogenblik! — (zacht tegen hammon.) Breng gij mijne sara — mijne laatfte hoop! Zij moet mij onderfteunen. Mistrisf hammon. Als het maar goed gaat! Ik beef als een blad 1 O 5 ZES"  «l8 ALDERSON. ZESTIENDE TOONEEL. alderson, charlotte. alderson. Dat geheim moet van bijzonder veel gewigt zijn, wijl men ALDERSON. c ii a r l o t t s, fn 's hemels naam, mijn vader (zij richt zich op en valt voor hem op de kniën.) vervloek mij niet. Ontferm, ontferm u over mij, mijn vader! alderson. Weg van mij. (Hij rukt zich van haar af, en gaat in hevige drift over het tooneel.) Dit was dan de ftreek-, welke het nijdig noodlot nog voor mij bewaarde! ó Woede, wraak! wraak! ZEVENTIENDE TOONEEL. Mistrisf hammon, lid ij, sara, de v o o r i g e n. charlotte, fpritigt op en wenkt, met alle tekenen van angst, om te rug te treeden. Niet nader; in 's hemels naam. Mistrisf hammon. Hemel! Heb ik het niet gedacht! charlotte. Alles is verlooren! Ik heb geen vader meer. alderson. Wat is dat? (Tegen lidij, die met sara te rug wil keer en.) Hier! charlotte, sara naar zich trekkende. . Bij mij! Mijn eigendom! alderson_ Een gebroed van salisburij? CHAR-  DERDE BEDRIJF. 111 charlotte. Mijne dochter! De dochter van eduard? Zo 'er nog één vonkjen gevoel in uwen boezem verborgen is, zoo erberm u over dit kind! (Het kind haar en vader voorhoudende?) Het is mijn bloed — uw bloed — het kind van uwe dochter! alderson. De fchande van mijn huis! Wee hem I Wee u! charlotte, ziet hem eenige oogenblikken, zeer Jlerk, in deezen toejland aan ; zij laat eindelijk het kind nederzinken. Li dij grijpt het. 'Er is dan geen barmhartigheid? Geen redding? (Na eenig zwijgen.) Voort! voort! met het onfchuldig wicht, üok haar dreigt de vloek! voort! voort.' (Zij wenkt met beide handen, dat men zich met het kind zal verwijderen. L i d ij neemt sara op en draagt haar van het tooneel. Mistrifs hammon volgt.) Ik ben het offer! Ik alleen heb gezondigd ! ik alleen moet de fmarte draagen! alderson. Alle mijne hoop is vernietigd! Schande zij over mij. Vloek en woede over u, verworpenen! AGTIENDE TOONEEL. arthur, ha ij, frick, alderson, charlotte. h a ij. Zie daar Mijlord , de bevolene contraöen. a £»  222 ALDERSON. alderson, de contratien verfcheurende. Gij zult daar voor boeten! Boeten tot uwen jaatften ademtogt. (Hij loopt vol drift van het Tooneel, haij en fkick toonen hunne verwondering, en volgen hem.) charlotte, neder zijgende. 6 Hemel! arthur. Mijlord ? Waar gaat gij heen ? Misf! wat is hier toch voorgevallen ? charlotte, hem met de hand wenkende zonder hem aan te zien. Volg hem , volg hem, den ouverbiddelijken ! alle banden zijn verfcheurd! arthur. Verfcheurd? Ha! dat is uw werk, trouwlooze! Uwe kunstgreepen hebben hem verblind! Doch heb flechts geduld, ik zal hem de oogen openen 1 (Hij vertrekt.) charlotte. Hal wreedaart! zijt gij mensch? Vader? Neen. De natuur gaf u alleen de gedaante van een mensch, en niets meerder! NEGENTIENDE TOONEEL. Mistrisf hammon, charlotte. Mistrisf hammon, met drift. Koomt gij, hartjenüef! Het rijtuig en alles ftaat reeds  DERDE BEDRIJF. 223 reeds gereed. Sir eduard zag het ongeluk wel aankoomen, en bezorgde dus alles wat tof uwe vlucht noodig was. Geef mij de fleutel van uwe Secretaire. charlotte, haar de fleutel geevende. Hemel! zal ik fterk genoeg zijn, om zo veel lijden te kunnen verdraagen ? Mistrisf hammon. Om eduard en saartjens wille, zekerlijk. (Zij neemt het goud, en een kistjen met juweelen uit de Secretaire) Nu enkel het beste en noodzaakelijkfte, het andere zal wel volgen ! Zie daar ook het addres van Misftris larfield te London, de zuster van onzen landhoevenaar. Ten overvloede zal deeze een boode te paard vooraf zenden, om te melden dat gij koomt. Gij zult een omweg neemen over Berkshire, het landgoed van burlington; zij die u na zullen jaagen, zullen geen vermoeden hebben dat gij dien weg getoogen zijt. Haast u flechts, mijn hartjeu 1 maak toch fpoed: want zodra Mijlord tot zich zeiven komt, dan is zijn eerfte werk, dat hij u doet opfluiteu, en dan is alles verlooren. charlotte. Zo moet ik u dan verlaaten «- vaderlijke wooning! Nooit, nooit, zal ik u wederzien! —• Maar eduard!.... sara!.... Mistrisf hammon. Li dij is met saartjen reeds naar de wagen gevloogen, welke agter den moestuin wagt. Eduard is naar zijnen oom te fVesterneij. Binnen weinige uuren weet hij waar gij zijt, en nog deezen avond  214 ALDERSON. avond ziet gij hem in London. Nu, voort, voort, mijn kind! Ik fidder en beef van angst! Hoe ligt zou ons hier iemand kunnen overvallen. Burlington ... Uw vader.... charlotte. Ik volg u —» ja, ik moet van hier vertrekken! Onderfteun mij mijn waarde! Ik ben zeer zwak ■— zeer afgemat. Hemel! wees gij mijn redder! (Zij vertrekt, van Mistrisf hammon geleid, door een zijdeur.) Einde van het derde Bedrijf. V I E R-  VIERDE BEDRIJF. «af VIERDE BEDRIJF. Het Tooneel verbeeldt een Kamer in liet huis van Mistrisf larfield, te London. EERSTE TOONEEL. Mistrisf larfield, bettij. (De eerstgenoemde zit in een boek te leezen, terwijl bettij over haar zittende, eenig werk onder handen heeft, doch flaapt.) Mistrisf larfield, {zij ziet naar de klok, Jlaat op , en doet een vengjler open.) De dag breekt haast aan! Als ze maar geen ongeluk gekreegen hebben 1 (zij gaat weer zitten.) üettij ! hoort gij niet ? — nettij! b e t t ij , ontwaakende. Mevrouw! Mistrisf larfield* Geef nieuwe kaarsfen! b e t t ij. Aanftonds. Het zal wel reeds laat zijn! Mistrisf larfield. Vroeg, wilt gij zeggen. Het morgenrood daagt reeds op. VII. DEEt. P * E Ts  22Ö ALDERSON. B e t t ij. De oogen waren mij eenigzins toegevallen Maar onze gasten blijven ook zeer lang weg. (Zij vertrekt.) Mistrisf larfield. De weg is geen vijf uuren lang — en zij zijn nog niet hier. (zij gaat weder aan het vengjler) Alles is nog in rust. Dat is bijzonder. (bettij brengt nieuwe kaarsfen, en zet de afgebrandden, op een Tafel, die ter zijde Jlaat. Mistrisf larfield vervolgt.) Een zachte aangenaame lucht, dat belooft een fchoonen dag. B I T T ij. Als de Franfchen ons maar geen onweerswolken aanbrengen. Mistrisf larfield. Dat willen wij niet hoopen! Maar onze reizigers van Alderfon maaken mij bevreest. Volgends mijn broeders brief, zouden zij'tegen middernacht hier zijn, en het is nu reeds over vieren. —■ Ha! ... ik hoor geraas ! (uit het vengfter ziende?) Het is op ftraat — het nadert — ik hoop dat zij het zijn zullen! Ga heen, b ettij ! Neem licht, (bettij vertrekt) Een wagen Hij nadert. Zij moeten verdwaald zijn geweest , of een omweg genomen hebben. De wagen (laat ftil — zij treden 'er uit — zij zijn het 1 de hemel zij dank! Die angst is ook weder voorbij, (zij neemt een kaars en treed naar de deur.) TWEE-  VIERDE BEDRIJF. »t? TWEEDE TOONEEL. charlotte, lidij, sara , Mistrisf larfield , bettij. bet tij, de deur openende en de aangeko~ mene lichtende, Weest zo goed, en treed binnen. Mistrisf larfield , charlotte, en de overige groetende, Miladij! charlotte. Gij zijt zeker Mistrisf larfield? Mistrisf la r field. Ja Miladij! De zuster van den landhoevenaar te Alderfon. charlotte. Vergeef het ons Mistrisf, dat wij door onze laate aankomst, u van uwe rust beroofd hebben! Mistrisf larfield. Dat is niets, Miladij! Ik was enkel door uw lang wegblijven bevreest geworden. charlotte. De voerman heeft een omweg over Berkshire genomen. Mistrisf larfield. Ach ! denkelijk om de Franfchen! Gisteren avond, zeide men, dat zij meer dan twaalf mijlen voordgerukt waren. — Maar Miladij is zeker verP 2 moeidj  228 ALDERSON. moeid, (haar een Jloel zettende.) kan ik u dienen ? — bet tij! breng deeze vrouw met het kind, in de zijkamer aan de linkerhand. l i d ij. Staat gij het toe, Miladij ? charlotte. Ga , lieve l id ij ! Gij hebt rust nodig, als ook mijne sara. (bettij geleid lidij, welke de (laapende sara draagt, naar de zijkamer.) Mistrisf larfield tegen bet tij. Als gij dat gedaan hebt, bezorg mij dan thee. charlotte. Is hier nog geen bode, nog geen bericht voor mij aangekomen ? Mistrisf larf iel». Nog niet, Miladij! charlotte. 6 Hemel! Mistrisf larfield. Mijn broeder, die mij uwe geheele treurige gefchiedenis, in zijnen brief, gefchreeven heeft, berichtte mij tevens, dat uw geniaal nog deezen nacht hier zoude komen; maar ik vrees.... charlotte. Hoe! wat? Mistrisf larfield. Dat de nadering van den vijand hem daar in moge-  VIERDE BEDRIJF. 229 gelijk zal verhinderen. Men zegt, dat de Generaai gat es, zich nog deezen nacht met Lord stormont zoude vereenigen. Wanneer dat bericht gegrond is , dan vrees ik heden een bloedige dag. ' charlotte. 6 Hemel! dan zal ik hem zekerlijk wel hier te vergeefsch verwagten — en hem mogelijk nimmer weder zien l Mistrisf larfield. Wegens zijné aankomst te Londen kunt gij gelijk hebben. Miladij! maar, 'er is geen gevaar dat gij hem niet weder zoud zien, Mijlord ftaat onder het Regiment van gates — het welk, naar ik hoor .nevens anderen beftemd is om de hoofdfiad te dekken; zo het derhalven al tot een treffen komt, zal hij 'er niet eens tegenwoordig zijn. Ik ben meer beducht voor mijnen zoon; die onder het Corps van den Graaf stormont is, hetwelk den vijand overal gade flaat. Hij moest gisteren, reeds voor het aanbreeken van den dag , vertrekken — de hemel bewaare hem! charlotte. En mijne e d-ua r d ! Mistrisf larfield. Dat zal hij, wanneer het met zijne wijze oogmerken overeenkoomt! voor het overige kan IVJiladij hier de terug komst van haaren gemaal gerust en in volle zekerheid afwagten. Ik denk wel, dat het niet lang duuren zal, of gij keert, onder zijn geleide, naar Alderjbn terug. P 3 CHAR.  23O ALDERSON. charlotte. Ach hemel! Daartoe is alle hoop verlooren! Mistrisf larfield. Niet alle alle honp , Miladij 1 Mijlord is vader, gij zijt zijne eenigfte dochter — eenige dagen, eenige weeken, en zijne granifchap zal bedaaren, het vaderlijke hart ontwaaken... charlotte. Als dat zo ware, kon ik alles hoopen; maar hij is koud — koud als ijs, onverbiddelijk tot in het graf! DERDE TOONEEL. bettij, de voorigen, daarna thomas. bet tij , brengt thee; zegt zacht tegen Mistrisf larfield. Een bediende van den Hertog van Salisburij wenscht de hier aangekoomene dame fpoedig te fpreeken. Mistrisf lak field. Laat hem binnen koomen. (bettij, vertrekt?) Mistrisf larfield. Een bediende van uwen heer gemaal. — Nu zullen wij eens hooren. — QZij fchenkt thee en bedtent charlotte.) charlotte. Van mijnen eduard ? Hij koomt dus niet zelf? (thomas koomt binnen.) char-  VIERDE BEDRIJF. 231 charlotte. Gij koomt alleen, thomas? waar is uw heer? thomas. Hij volgt mij, Miladij. — Ik ben flechts vooruitgereeden, om te vraagen, of gij reeds aangekoomen waait. charlotte. Hij volgt u ? Welkoom ! Hartelijk welkoom ! Hij koomt Mistrisf! ik zal hem zien, hem fpreeken. — thomas. Binnen weinige oogenblikken, Miladij! Mijlord heeft orde gekregen; hij moet naar zijn Regiment — de vijanden rukken fteeds nader; misfehien dat 'er nog heden een aanval gewaagd word charl otte. * 8 Hemel! ik moet hem verwagren ! Ik zal hem dan flechts zien, om hem weder te verliezen ? misfehien voor eeuwig! Mistrisf larfif.ld. Bekommer u niet voor den tijd, Miladij! Volgens het geen ik van krijgskundige gehoord heb, is het gevaar van minder belang oan het wel fchijnt. De vijanden zijn te zwak om de verfterkte armee van Graaf stormont lang wederftand te kunnen bieden; ik hoop dat die zaak nog heden ten onzen voordeele zal beflist worden. charlotte. Behaagde het den hemel. p 4 Mis-  231 ALDERSON. Mistrisf larfield. Luister! ik hoor paarden ! (naar het v$ngfifr. hopende.-) Hij is het! Hij is het! (Zij neemt licht en ijlt naar beneeden.) charlotte. Eduard ? Ik moet hem te gemoet gaan 1 Hein mij thomas! — thomas. Blijf, Miladij! Gij zijt te vermoeid. — Ik hoor hem reeds — VIERDE TOONEEL. Mistrisf larfield, eduard, charlotte, thomas. Mistrisf larfield, de deur openende. Gelief maar binnen te koomen, Mijlord! eduard, in charlotte's armen ijlende. Mijne charlotte! char lotte. Eduard! Heb ik u eindelijk weder? eduard. Mijne dierbaare! mijne lieve charlotte! Maar gij zijt zwak — wankelendel Mistrisf larfield. Geen wonder! zij heeft de gantfche nacht door gewaakt; de moeilijkheden der reize — het menigvuldig lijden in haar's vaders huis. — (Zij brengt charlotte naar een Jloel.) char-  VIERDE B E D R IJ F. 233 charlotte, Dit is reeds doorgeftaan! wat wilde ik niet al lijden , om hem, den geliefden van mijn hart, mijnen eduard! eduard. Beste vrouw! Dank zij uwe liefde! ik bewonder uwen moed , dat gij mij nu geheel en al toebehoord? Een kusch! charlotte. Hier — neem die! Mijne gantfche ziel drukt dezelve als het zegel onzer eeuwige liefde op uwe lippen, (eduard aanziende.) Zo zijt gij dan weder de mijne? Maar hemel 1 Hoe lange? Slechts weinige oogenblikken , en gij ijlt naar het flagveld, het gevaar en den dood te gemoet. eduard. Slechts een klein getal_ vijanden, die misfehien reeds voor hunne ftoutheid boeten zullen, eer zij het gevaar bemerken ; misfehien niet eens onze nadering zullen afwagten. Thomas, Ga eens zien of de veldpost is aangekomen , of 'er ook brieven voor mij gekomen zijn? thomas, vertrekt. Ik ga. charlotte. Dat misfehien is twijffelagtig, eduard! Een ander kan misfehien hunnen moed opwakkeren , om onze krijgsknegten het fpirs te bieden; over dezelve misfehien te zegepraalcn! ö Eduard! ik was nimmer moedeloos, maar thans! — P 5 e d u-  234 ALDERSON. eduard. De rampen welke gij op Alderjon geleeden hebt, hebben u vreesachtig gemaakt, en uwe zenuwen verzwakt. Eenige dagen rust, en uwe kragten zullen zich weder verzamelen ; de hoop zal weder ontwaaken , en u op nieuw bezielen! Ik zal u daaglijks fchrijven, u van alles onderrichten.... charlotte. Maar de gevaaren, waar aan gij daaglijks , ja ieder uur, zijt bloot gefteld , zult gij 'mij verzwijgen. eduard. Neen lieve charlotte, gij zult alles weeten ... Mistrisf larfield. Ook door mij; mijn zoon heeft beloofd mij ieder voorval van gewigt te melden. eduard. De minuutcn zijn kostbaar, dierbaare vrouw! Laat ons eikanderen niet door klagten bedroeven, laat mij het geluk, van u weder te zien, geheel en al genieten! Waar is onze sara? Mistrisf larfield. Zij flaapt in de naaste kamer. eduard. Slechts één oogenblik, lieve charlotte, om haar een affcheids kusch te geeven.... charlotte. Koom, koom ! zie haar nog eenmaal, dat dierbaar pand onzer liefde, en • misfehien nooit weder.  YlERDC B E D R IJ F. 235 k b u a r b« Blijf, beste vrouw, gij zijt te zwak. — Ik keere fpoedig weder! {tegen Mistrisf larfield, d'e haar verzeilen wil.) Ook gij, Mistrisf! Doe uw_ best mijne charlotte gerust te Hellen. (Hij gaat door de zijdeur.) V IJ F D E TOONEEL. charlotte; Mistrisf i art i e ld. ch arlotte. Wat toch is het, het welk mij zo geheel ter nederilaat? Te vergeefsch fpan ik mijne weinige kragten t' famen, om deeze duistere zwaarmoedigheid te verftrooijen ! Mistrisf larfield. De gedachten aan de naderendcfcheiding, Miladij; de vrees voor bet oogenfcbijnlijk gevaar, waaraan Mijlord is blootgefteld, moet u natuurlijk kommer veroorzaaken Gij moet u evenwel niet geheel en al aan dezelve overgeeven; gij moet om 11 gerust te ftellen, ook tevens aan het gelukkig oogenblik denken, waar in gij uwen gemaal, na het gevaar doorgedaan te hebben , wederzien, en hem in uwe armen zult knellen! zulk een enkel oogenblik vergoed alle te vooren geledene rampen ? charlotte. Behaagde het den hemel, dat dit gelukkig oogenblik reeds verfcheenen was , het zou mij eene zaligheid zijn! In de armen mijns eduards! ■ Niets, niets ter waereld zou mij weder van hem fcheiden. „ - j" ZES-  55Ó ALDERSON. ZESDE TOONEEL. eduard « de voorigen. eduard, de laatjle woorden hoorende. Niets mijne lieve charlotte! Niets ter waereld! (Haar met vuur omhelzende.) ó Mijne charlotte! Tedergeliefde vrouw! Zo ik al eens mijn leven gering achte, dan zoude ik het echter voor u trachten te behouden ! ja lieve charlotte! om uwentwille zal het mij dierbaar zijn ; ik zal bet zorgvuldig fpaaren, ieder gevaar ontwijken, waartoe pligt en eer mij niet noodzaaklijk roepen ! Daar flaapt het dierbaare onderpand onzer liefde, hetwelk ons voor eeuwig vereenigr; zij zal u, in mijne afwezendheid, troosten , en in weinige dagen , misfehien reeds morgen getuigen onzer nieuwe vereeniging zijn ! charlotte. Eduard 1 Beste, dierbaare man! Ik weet niet of ik uwe liefde, dan uwe ftandvastigheid bewonderen zal! Maar in dit tijdftip gevoel ik te veel, dat ik flechts eene vrouw, een zwak wezen ben, die u wel in liefde niets toegeef , maar met alle mijne poogingen mij niet boven het gevaar verheffen kan. Vrees en .verbeelding houden mij onophoudelijk beezig; nu eens zie ik ti kampen in het midden van duizenden vijandelijke zwaarden, dan zie ik u in uw bloed wentelen ,' en dan weder klinkt 'er een vreesfelijk gekerm in mijne ooren, hetwelk mij uwen dood aankondigt; dit zijn verfchijnfelen, welke kommer en angst mij voor den geest brengen, de reden zegt mij dit, maar ik beu niet in ftaat dezelven van mij te verwijderen. e d u»  VIERDE B E D R Ij E. 237" eduard. Gij zoud mij moedeloos maaken, charlotte, indien ik in den oorlog een nieuweling Was! Vergeef het mij, dat ik dit treurig onderhoud afbrccke! Ik moet u nog berichten, dat mijn oom, Mijlord kendale, uw verblijf weet. Hij zal, om gegronde redenen, zich wel niet openlijk voor uwen befchermer verklaaren, maar in 't geheim des te levendiger belang in u Hellen, en zodra mooglijk naar Londen koomen, om u te bezoeken. Hij zal u in alle uwe behoeften onderfteunen, u mijne brieven overhandigen en alles in het werk Hellen, om ü, geduurende mijne korte afwez:gheid, optebeureh. charlottf. Die goedhartige man! ó hoe welkoom zal hij mij zijn! eduard. Hij zal nog heden, of ten laatflen morgen, te London aankomen; hij wil naar het Hof gaan, om den Koning onze verbindtenis te ontdekken, en hem tevens van het voorval op Alderl'on kennis te geeven. Maar, Mistrisf!_ tot mijne terug komst moet alles een diep geheim blijven; ook moet niemand , zelfs uw vertrouwdHe vrienden niet weeten, wie mijne charlotte eigerdijk is. Welligt kon Lord alderson, door de eene of andere onvoorzigtigheid, haar verblijf ontdekken, en haar door list of geweld mij weder ontrukken. Mistrisf larfield. Stel u gerust, Mijlord! Uwe gemalin zal hier zo onbekend blijven, als in een klooster. Voor de ftilzwijgenhcid mijner bedienden, blijf ik borg, en  238 ALDERSON. en bij mijne vrienden, welke baar bij toeval moeten zien, zal ik haar voor eene mijner bloedverwanten uitgeeven. ZEVENDE TOONEEL- thomas, de voorigen. thomas , zijnen Heer ten' brief over. geevende. Met den veldpost is niets aangekoomen, Mijlord; maar een Ruiter die over Westerneij kwam, bragt zo even deezen brief. eduard, den brief openbreekende en kezende. „Lord eduard van salisburij, Chef van „ een Esquadron onder het Regiment gat es , „ wordt bij deezen gelast, om daadlijk na den „ ontvangst deezes optebreeken, en ten fpoedigften „ in het hoofdkwartier van den Generaal gates, „ bij Darford te verfchijnen, alwaar hij zijne na„ dere beftemming verneemen zal. stormont." Nadere beftemming? Wat wil dat zeggen? charlotte. Ha! op het verzoek mijns vaders! Die wree«aart hield zijn woord! eduard, bij zich zeiven. t Ik kan toch niet denken — (legen thomas) is alles gereed ? t h 0-  VIERDE BEDRIJF. 239 THOMAS. Alles, Mijlord! De paarden ftaan nog gezadeld. EDUARD. Wagt mij — ik zal u daadlijk volgen. thomas, vertrekt. eduard. Charlotte'. Ik moet heenen — u verlaaten; zonder tijdverlies, indien ik mij niet aan de itrengfte verwijtingen wil blootftellen ; De hemel zegene en bewaare u, beste vrouw! {Haar omhelzende) Ik beveel haar aan uwe zorg, Mistrisf! Hier mijne dierbaare — geef deeze kusch aan mijne sara. charlotte. ö Hemel 1 zo fpoedig ? eduard. Ik moet! Pligt en eer vorderen het. charlotte. Ik bezwijk. eduard. Charlotte, lieve vrouw! Herftel u en wees bedaard! Mijn hart bloedt, maar ik moet — AGTSTE TOONEEL. Thomas, de voorigen. thomas. Mijlord, de Ruiter laat u verzoeken, u niet op-  240 ALDERSON. optehouden , gij mogt misfcbien door dc fteeds aanrukkende vijandelijke benden afgefneden worden. eduard. Het gevaar zo nabij, en geen vroeger bevel ? — thomas. Hij heeft, benevens andere Ruiters die hem verzeilen, order, om u tot befcherming te dienen. eduard. Tot befcherming? of—? Deeze brief van den Graaf stormonts — nadere beftemming — dit alles koomt mij verdacht voor! Doch — ik moet volgen, mijn noodlot afwagten — {tegen tho; mas) Binnen weinige oogenblikken ben ik bij u. Ga. (thomas, vertrekt?, eduard. Vaarwel , dierbaare charlotte, wij zien elkanderen fpoedig weder. charlotte. Wij moeten dan fcheiden ? Ach! ons noodlot ondergaan. Laat ik u flechts een oogenblik befchouwen, eenig voorwerp van alle mijne wenfchen en hoop! Laat ik u nog eens, nog eens aan deeze borst, aan dit kloppend hart drukken — voor de laatfte maal in deeze armen.... (zij zinkt onmagtig neder.) eduard. Hemel! zij bezwijkt! Charlotte ! Mistrisf larfield. Ee fmart heeft haar overweldigd —- Bedien u van  VIERDE EEDRTJF. 24f van dit oogenblik, Mijlord! eer zij zich weder her/lelt. eduard. Charlotte! (geheel weemoedig) Ook uw beeld is mij onuitwisbaar ingeprent. Mistrisf! Vriendin — onderfteun haar! Ik duff niet langer vertoeven — Charlotte! (hj ziet haar Jlerk aan. kust haar en verwijdert zich , komt jchieJijk terug en omhelst haar op nieuw.) Charlotte! Vaarwel! De hemel beware u! Vaarwel. (Hij vertrekt fchielijk ) NEGENDE TOONEEL. charlotte, Mistrisf larfield. Mistrisf,!. ar field. Ook mijne ftandvastigheid begeeft mij! Daar ijlt hij heenen en nadert zijn graf het welk misfehien morgen reeds hem , en misfehien ook mijnen zoon omvat! De hemel bewaare hem! Hem en deeze dierbaare vrouw, charlotte, met een zwakke Jlem. Eduard! Eduard! Slechts nog één oogenblik! Ik zal — u volgen — aan uw zijde — met u fterven — (haare oogen openende.) eduard! waar is hij? (wild rond om zich ziende.) waar is mijn eduard? Mistrisf larfield. Zijn pligt riep hem op . . . VIL DEEL. Q CHAR-  242 ALDERSON. charlotte. Ts hij weg? Ha wreedaart! Gij kunt mij verlaaten? Mij ? Uwe charlotte? Mistrisf larfield. Slechts voor een' korten tijd,'Miladij. charlotte. Hij is dan heen — onder die moordenaars ? den dood te gemoet? Mistrisf l.arfield. Hj gaat onze vijanden bevechten, over hen zegevieren ! Gij zult hem fpoedig weder zien; en misfehien nog heden tijding van hem bekoomen. charlotte. Een doodbrief — eduard is gebleeven — dit zal ik hooren; en den bode vervloeken! Mistrisf larfield. Om 's hemels wille, Miladij! wat brengt gij ti voor den geest ? 'Er is tot nog toe niets voorgevallen ! 'Er zijn zo veele dappere krijgslieden aan het tegenwoordig gevaar bloot;:efteld die vrouw en kinderen, vader en moeder achter laaten. Allen zijn voor het noodlot hunner lievelingen bezorgt, allen bidden den hemel, en reikhalzen naar net oogenblik waarin zij hen weder zullen zien cn gij . Miladij zoud weemoedig zi 11, en alle hoop voor den tijd vaarwel zeggen ? Bedenk toch. dat gij niet flechts echrgt-noot, dat gij ook moeder zijr; gij hebt eene dochter, voor welke gij uw leven fpaaren en u zeiven behouden moet. char-  VIERDE BEDRIJF. 243 charlotte. Mijne sara! — Goed ! ik wil bij baar zijn, haar den laafden kuscb haares vaders op haare wangen drukken 'met veel moeite opflaande.) Hemel! war ben ik zwak! waarlijk zeer zwak, help mij op mijne legerdede — de legerdede mijner traanen en mijner rampen. Mistrisf larfield. Gij moer wat rusten, Miladij: — de rust is u zeer noodzaakeiijk! charlotte. Ja, ja! de rust die eeuwig duurt! zo lang deezö nog verbeidt, zal ik den hemel fmeeken om troost voor mij — om béfchermiog voor hem, voor mijnen eenigen en geliefden eduard' Mogelijk fcaiet er nog een draal van hoop op mij neder. Mogelijk worden wij nog benouden. Einde van het vierde bedrijf. Q 2 V IJ F.  244 ALDERSON. V IJ F D E B E D R IJ F. EERSTE TOONEEL. Mistrisf larfield, daarna bet tij. Mistrisf larfield, voor een open vengfter Jlaande. Hemel ! welk eene verfcbriklijke nacht is dat! Het vreeslijk gedruis houd nog aan! Het gevaar moet veel grooter zijn dan ik gedacht had. (tegen bettij, die binnen komt.) Wel nu bettij? b e t t ij. Ach! Mevrouw! ik fidder en beef van angst. Elk fchot zoude men kunnen hooren, wanneer het gedruis op ftraat niet zo ontzaglijk groot was Men rijd en loopt en draaft, dat men niet dan met veel moeite door de ftraaten kan koomen ! De men. fchen zeggen, dat Lord stormont, de vijanden bij Cray ford heeft overvallen. — Daar tegen zeggen anderen weder dat onze benden gedaagen zijn, en naar London te rug trekken. In 't kort zo veele vraagen als men doet, zo veele verfchillende and woorden ontvangt men, doch geen een dat zeker is. Mistrisf larfield. 'Er moet zekerlijk iets van belang voorvallen, ook was een aanval zeker te wachten ; maar niet zo fllgt bij London, bet-  v IJ f D E li E D R i] F, 245 b e t t ij. Tk beklaag alleen onze arme ongelukkige Miladij! Zij is zekerlijk ook in haare rust geftoord, door het leven dat op ftraat plaats heeft. Mistrisf larfield. Ik beef voor haar leven ! Heden morgen vroeg wierdt zij van baar beminde afgefcheurd , den geheelen dag was zij in de grootfte droefheid verzonken , en thands 1... ii f. t t ij. Zij heeft het muitte vocdzel, federt haar vertrek van vllderfon, gebruikt: zij zal 'er eindelijk voor moeten bezwijken! — Ja —■ ik had het door enkele fchrik en angst bijna vergeeten: — een knecht van den Admiraal kendale, was daar (Irak aan de deur, en vraagde naar Miladij: zijn heer was zo op het oogenblik van Westerneij aangekomen, en wenschte haar te fpreeken. Mistrisf larfield. ó Hemel! Hij zal komen, troost aanbrengen , en haar te vreeden ftelleii. Ik ben 'er niet in ftaat toe. b e t t ij. Hij zal denkelijk zo aanftonds weêr hier zijn ; hij is niet verre van hier , in de Herberg de Elephant. Mistrisf larfield. Mogelijk krijgen wij door hem ook een naauwkeuriger bericht , van de voorgevallene gebeurenisfen — Q 3 bet"  24<5 ALDERSON. e e t t ij. 'Er wordt gefcheld. Mistrisf larfield. Ziet eens, mogelijk is het de Admiraal zei ven. Bettij, neemt een kaars van de tafelen opent de deur. Dat kan zeer wel wezen. TWEEDE TOONEEL. kendale, de voorigen. kendale. Neem het mij niet kwalijk; de bedienden die mij open deed , wees mij naar deeze kamer, en verzekerde mij, dat ik u geene ongelegenheid zoude aandoen, (tegen Mistrisf larfield) waarfchijnlijk heb ik de eer, met Mistrisf lak field te fpreeken? Mistrisf larfield. Om u te dienen. En Mijnheer is, zo ik niet dwaale kendale, De oude Admiraal kendale. Mistrisf larfield. Ik heet u welkoom, Mijlord! Gij zijt ons zeer aangenaam. kendale. Zo veel te beter! Ik ben eigenlijk zeer ongefchikt om een Juffer zo laat te komen bezoeken; doch  v IJ f D E E E D U IJ p; 247 doch de algemeene onrust maakt thands eene uitzondering op den algemeenen regel. Ook kan men deezen nacht eenigzins voor een dag aanzien : want luna praalt in haar fchoon fte galakleed, en in geheel Londen flaapt bijna geen mensch, of men moet een driedubbelen roes hebben , of geheel fiaapzuchtig zijn. Mistrisf larfield. Zekerlijk! Bij zulk een nabijkomend gevaar... ken d a l e, Lord stormont, is met zijne lieden reeds in vollen arbeid , en zelfs niet heel verre van ons af; want zijne orgelpijpen brommen, dat men 'er doof van zoude worden! Mistrisf larfield, een vengfter openende. Schriklijk! welk een gedruisch! Welk een gefchreeuw! Wat loopen de menfehen door elkander! kendale. De ftilte van den nacht maakt deeze beweeging ook nog verfcörikkelijker. Maar om naar waarheid te fpreeken , zo zouden alle die lieden zich gerust op een oor kunnen Joggen, want de geheele zaak is van weinig betekenis. Mistrisf larfield. Zo, Mijlord! Maar de kans van den oorlog... kendale. Is wankelbaar. Maar heden moet Mevrouw Fortuin met ons huishouden. Onze vijanden hebben zeker veel moed, maar zij zijn te zwak; zij liaan juist op de plaats daar' de oude en doorQ 4 kneed-  248 ALDERSON, kneedde stormont hen hebben wil; en hadden aldaar geen aanval vermoedt. — Maar om de hoofdzaak niet te vergeeten,.. wat doet Miladij ? — Hoe vaart zij? Mistrisf larfield. Zeer flegt, Mijlord. Zij is, eensdeels door de wreede mishandeling van haaren vader, anderdeels door de droefheid , veroorzaakt door de fcheiding van haaren gemaal , zo zeer verzwakt, dat ik vreeze... kendale. Nu, nu! Eenige dagen rust en de gelukkige terugkomst van mijn neef eduard, zullen haar wel weder doen herftellen. DERDE TOONEEL. lid ij, de voorigen, l i d ij. 6 Mistrisf! ik fterf van angst! — Mijne arme Miladij!... (zij ziet kendale, en wil terug treeden.) Mistrisf larfield. Het is Mijlord kendale. l i d ij. 8 Mijlord! uw bijzijn zal mogelijk zeer veel aanbrengen, om de rust van Miladij te herftellen. Zij is geheel buiten zich zeiven. Mistrisf larfield. Het gedruisch heeft haar zeker uit den flaap gewekt B  v ij F d e b e d r ij f. 249 l i d ij. Neen , zïj heeft geen oog toegedaan. In den voornacht had zij een foort van koortsflaap, in welken zij wel honderdmaal den naam van eduard noemde. Daarna fchreef zij brieven , van welken zij 'er eenigen, benevens andere papieren uit haar brieventasch, tot een pakjen maakte en hetzelve verzegelde. Eindelijk wekte, het aanneemend gedruis'op ftraat, haare aandacht: zij opende een vengfter, hoorde het onderaardsch bulderen van het gefchut; fchreeuwde: eduard! en viel in onmagt op den grond neder. Met behulp van eenig vluchtig zout, bekwam zij weder, maar zij is heden zo zwak , zo geheel vervallen, dat ik elk oogenblik vrees, dat zij onder haare fmarten zal bezwijken. Koom, Mijlord! troost haar eenigzins, indien gij daar toe in ftaat zijt. kendale. Dat zal ik doen. — Zeg haar eerst dat ik hier ben. l i d ij, Ik ga! (zij vertrekt) Bij zo veele rampen zal ik voorzeker zelve bezwijken! Mistrisf larfield. Daar koomt zij. — Maar, hemel 1 hoe bleek! hoe ongefteld! VIERDE TOONEEL. charlotte, de voorigen. charlotte, tegen lidij. Zijt gij daar, lieve l i d ij ? ga bij mijne sara — zij verlangt u te zien. Q5 tr*  250 ALDERSON. l i d ij. Ik ga, Miladij! (zij vertrekt?) charlotte, kendale, aanziende. Mijlord! — zijt welkoom! zo veel goedheid.... kendale, haar naar een Jloel leidende. Welvoeglijkheid, zo als men die van een ouden zeeman verwagten kan; het geen gij goedheid gelieft te noemen , is fchuldige pligt. Plet zal u zeker verwonderen, midden in den nacht van mij een bezoek te ontvangen, hetwelk ik eerst tegen morgen bepaald had. 'Er dwaalde gisteren avond flechts een troep Franfa en in den omtrek van Westerneij, en wijl ik thans in het geheel geen lust had om het bezoek dier heeren aftewagten, pakte ik mij in mijne postchais en reed bij helderen maanfchijn naar London. Bij het afklimmen van mijn rijdtuig vernam ik, dat Mistrisf l a rfield, mijne buurvrouw, en in haar huis, even gelijk in geheel London, nog alles waakende was; ik dacht derhalven dat de tegenwoordigheid van een oud foldaat, haar bij het nachtmuziek, hetwelk Lord stormont in onze nabijheid dreunen doet, niet onvvelkoom zou zijn. charlotte. Wat kan mij in deezen verfchrikkelijken nacht meer welkoom zijn, Mijlord? Vergeef het mij flechts, Mijlordl indien ik u niet met die warmte ontvang, welke uwe goedhartige voorzorg verdient! De gedachten aan mijnen edüabo, aan het gevaar — ó Mijlord! Dit zijn de vreesfelijke oogenblikken , welke over leven en dood, welke over zijn noodlot en het mijne beflisfen! Misfehien is bet reeds beflist; misfehien ... ken-  v ij f d e b e d r ij f. 251 kendale. Stel u gerust, Miiadii! Onze vriend eduard zal 'er zich moe.iig doorflaan; daar voor heeft hij fterkte, moed en doorzigt en ingevalle van gevaar, waarvoor men echter niet te vreezen heeft, heeft hij eenen haiddraaver, die in twintig miimuten zijne vier ja vijf mijlen aflegt, dat het raast. Voor 'het overige is het voordeel geheel aan onze zijde. Volgends het plan, het welk de Generaal stormont ontworpen heeft, zijn de vijanden zo goed als gevangen; 'er is flechts list nodig om hen in den ftrik te lokken.cn een moedige aanval, om zich van hen meester te maaken Naar ik hoope, zal het gantfche werk reeds bijna voleindigt zijn. charlotte. Behaagde het den hemel! kendale. Tot onzer aller gerust Helling! Tot dat wij daarvan door een' brief van uwen heer gemaal, of door zijne eigene verfchijning overtuigd worden , zullen wij eens over uwe huislijke omftandigheden fpreeken, — doch daaromtrent ken ik 11'. zodra ik London weder verlaat, zal ik mijn weg regtsftreeks op Alderfon, naar uwen vader neemen ; — Het zal 'er voor mij wel heet op aankoomen ; maar ten gevalle van u en mijnen_ neef, wil ik voor een paar uuren oogen en ooren in den zak Hoeken, in zijne voorwaarden bewilligen, en mij naar zijne luimen fchikken. Hij moest toch met den duivel omgaan , als ik dien ouden flijf kop niet weder zou overhaalen. CHAR»  853 ALDERSON. charlotte. Nooit, Mijlord 1 onverzoenlijkheid is de hoofdtrek van zijn characrer, en halftarrigheid de eerfte onzalige gift welke de natuur hem bij zijne geboorte mede gaf. Hij fprak zijnen vloek over mij uit, en dien zal hij nooit weder herroepen. VIJFDE TOONEEL. bettij, de voorigen. bettij , geeft eenen brief aan Mistrisf larfield. Deezen bragt een jaager van Mijlord alderson ... charlotte. Van mijnen vader? Mistrisf larfield. Aan mij ? kendale. Midden in den nacht? Het is wonderlijk! zon hij vernoomen hebben ?... b e t t ij. Hij bevindt zich zedert gisteren avond te London, en houdt zijn verblijf in dezelfde herberg, waar Mijlord van het rijdtuig is geflapt... kendale. Wat duivel! was het dan ook misfehien , die lange maagere gedaante in een nachtjapon, die bij mijne aankomst de deur eener kamer opende, mij aangaapte; en dezelve weder toefloot, dat het kraakte? Ik let zo fchielijk niet op alle- die men- fcheo  V IJ F D E B E D R IJ F. 253 fchen gezigten die mij aanftaaren, en wie kon ook vermoeden dat Mijlord zich te London en met mij onder hetzelfde dak bevondt. b e t t ij. Volgens het zeggen van den jaager, is hij ook voor de Franfchen gevlugt. charlotte. Zo digt bij mij! Hemel! Ik fidder! Mistrisf larfield. Door welk toeval kan hij vernoomen hebben ?... kendale. Waarfchijnlijk heeft hij gehoord, dat ik naar uwe wooning vraagde; en heeft mij heenen zien gaan, en iemand nagezonden. — {tegen bet tij.) Wagt de jaager op antwoord ? b e t t ij. Neen, Mijlord! Hij ging daadlijk weder heenen. kendale Lees nu maar, Mistris! Wij willen toch eens hooren hoe die brief luidt. Mistrisf larfield, tegen bettij. Hendrik moet oppasfen en niemand onaangemeld binnen laaten. (b e t t ij , vertrekt?) kendale, tegen charlottf. Bedaard kindlief! Gij hebt niets te vreezen ! Ik neem u tegen alle gevaar, in mijne befcherming! (tegen Mistrisf larfield) Lees maar! Lees maar! Mis-  254 ALDERSON. Mistrisf larfield, leest. „De weggelopene , welke Mistrisf larielö „ bij zich heelt opgenoomen, wordt bij deezen aangekondigd, dat zij van dit oogenblik af aan ge„ heel en al aan haar noodlot is overgelaaten. george graaf van aldersun." charlotte. Hemel 1 {zij grijpt het blad, leest, en laat het vallen) mijn doodvonnis. kendale. Wat duivel? — (den brief opneemende en voor zich zeiven leezende.) Mistrisf larfield. Die wreedaart! kendale, den brief aan Mistrisf larfield terug- geevende. Gekheid ! Hij is mensch , ja vader 1 Zijne eerde gramfchap doet hem dus fpreeken. charlotte. Zijn onverzoenbre baat, meent gij ! ö Zijne gramfchap zou mij eene weldaad zijn ? kendale. Wees niet hoopeloos, Miladij! Wat gefchied is, is gefchied, en niet te veranderen! Wanneer hem eens, het zij vroeg of laat, uwe gedachtenis in den kop komt, wanneer hij dan rondom zich ziet, zich verlaaten en kinderloos vindt, dan zal het verftand haare rechten weder op hem verkrijgen, en dar geene bewerken, het welk zijn hart u thans weigert. char-  V IJ F D E B E D R IJ F. 255 charlotte. Nooit! Nooit! Ik ken hem ! Zijn hart is onverzoenbaar ! (niet het gevoel der diep/Ie fmart.) Ik heb geen vader meer! kendale, ontroerd. Maar nog eenen vriend •— in eduard eenen echtgenoot. charlotte. Heb ik nog eenen echtgenoot? kendale. Die blijft den uwen, in fpijt van alle de vervloekingen van uwen vader. Gij zult hem voorzeker morgen weder te London zien ; voor hem moet gij U fpaaren ; zodra de Franfchen weder uit het Koningrijk zijn , zal hij zijne uniform daadlijk aan den fpijkcr hangen, ais Hertog van Salisburij in het Parlement verfchijnen, en u als zijne gemalinne aan het hof openlijk voorftellen. ZESDE TOONEEL. bettij, de voorigen. Mistrisf larfield. Wat is 'er te doen ? e e t t ij. Ach, Mevrouw! De gantfche lucht tot Craijford toe is zo rood als vuur— het fchieteh wordt hoe langer hoe minder; en hier uit willen de menfchen opmaaken, dat de vijanden geflagen zijn... k e k-  25droogen, die zich verbeeldt dat ik thans te Parijs ben, van waar hij mijne brieven ontvangt, welken ik derwaards zend, en die hem door een' goed vriend naar Toulouje worden toe gezonden. TWEEDE TOONEEL- hipolite, cecile. cecile. Ha 1 zijt gij daar mijn vriend ? hipolite. Wat deert u, lieve cecile? Wat ziet gij 'er ontroerd uit! cecile. Het is niet zonder reden, htpolite! Mijn vader heeft mij zo even verwittigt, dat de echtgenoot dien hij mij heeft toegedacht, binnen agt dagen hier zal zijn. h i-  * OF DE ONBEKENDE REIZIGER. 273 HIPOLITE. Binnen agt dagen! CECILE. _ Gij ziet derhalven duidelijk dat het onmooglijk is ons huwelijk langer te verzwijgen; daarenboven gij kunt het afbecldfel van mijn' vader niet eeuwig onder handen houden, en buiten dien hebt gij geen finder voorwendfel om hier dagelijks in huis te koomen. Het is thans noodzaaklijk voor de waarheid uit te koomen. HIPOLITE. Welk een oogenblik! CECILE. _ Wij hebben hetzelve, zedert lang, kunnen voorzien ; en moeten ons derhalven met moed wapenen. Wat mij betreft, wat 'er ook mag voorvallen, mijn hart zal voor geen berouw vatbaar zijn: gij kent de beweegreden die 'cr mij toe hebben doen overgaan. HIPOLITE. En ik zal dezelve nooit vergeeten. CECILE Wij zijn niet zeer rijk; en gij bezit niets dan uwe bekwaamheid, en penceelen HIPOLITE, ter zijde. Behaagde het den hemel! CECILE. Doch dit was mij geen hinderpaal; maar het was 'er een voor mijn vader. VII. DEEL. S Hl-  274 DE HEER WILLEM, hipolite. Hoe zullen wij het hem durven bekennen ? cecile, Indien wij langer tijd gehad hadden, had ik een ontwerp gefmeed. hipolite. En waarin beitond dat? cecile. Het was om den heer de fierville, zodra hij weder hier koomt, in den arm te neemen. hipolite, ter zijde. Mijn vader!... cecile. Dien raadsheer uit het parlement van ons gewest, die in deeze ftreek, verfcheidene goederen heeft liggen, van welker nkomften mijn vader hoofdgaarder is, en die , zedert men met het herbouwen van zijn kafteel bezig is, gelijk gij weet bij ons zijne huisvesting heeft, zo dikwijls zijné bezigheden hem herwaards roepen. hipolite. Dat ontwerp is niet goed. cecile. Ik voor mij geloof dat 'het niet kwaad is. en zelfs zo gij niet verpligt waart geweest u, geduurende de dne dagen, welken de heer de fierville hier onlangs heeft doorgebragt, te verwij. deren, zou ik u zeker overgehaald hebben hem alles te ontdekken. h i-  OF DE ONBEKENDE REIZIGER. 275 hipolite. Hier toe zou ik nooit hebben kunnen befluiten. cecile. Waarom toch niet ? Om dat men u gezegd heeft, dat hij 'er in den eerften opflag een weinig barsen uitziet. Het is waar , maar hij heeft zo gaarne dat men zijne voorfpraak noodig heeft; hij vermag alles op het hart van mijn vader, die hem vreest, ja ontziet.... Hoor toch eens, lieve h ipolite. hipolite. Wel nu 1 cecile. Indien gij hem eens gingt opzoeken ? hipolite. Hij zou mij kwalijk ontvangen, cecile. Gij zoudt u bij zijn zoon kunnen vervoegen. hipolite. Bij zijn' zoon!... die is niet te Touloufe. cecile. Hoe weet gij dat? kent gij hem dan? hipolite. Ja... een weinig... Ik heb zijn afbeeldfel gefchilderd. cecile. Ik ken hem niet, hij is nooit hier geweest. Sa Hl-  276 DE HEER WILLEM, hipolite. Ach! Is hij nooit hier geweest ? cecile. Neen , maar men verzekert dat hij juist het tegenovergeftelde van zijn' vader is. hipolite. Grootheid , pracht noch aanzien hebben hem kunnen weêrhouden het Hof en de Hoofdftad vaarweg te zeggen Slechts voor de liefde ademende boeit hem niets fterker dan eene bekoorlijke vrouw. Verftand , fchoonheid, bevalligheid en deugd maaken in zijn oog de waare verdienften uit, en zijn geluk, even als dat van uwe hipolite, beftaat in zijn gevoelig hart. cecile. Hoe gaarne mijn vriend, wenschte ik ook aan de fchets van die beminnelijke vrouw te gelijken, waarvan gij zulk eene bevallige tekening maakt. Zij heeft zonder twijffel, meer bevalligheden, en meer verdienften, maar zij zal nooit beminnen zo als ik mijne hipolite bemin. hipolite. Die nooit zal ophouden voor cecile te leeven. cecile. Hier twijffel ik niet aan ; maar kortom , wij moeten alles bekennen, en mijnen vader trachten ter neder te zetten. hipolite. 'Er valt mij een goed plan te binnen : laaten wij ons tot den Heer willem wenden, dien acbtens- waar-  OF DE ONBEKENDE REIZIGER. 277 waardigen grijsaart, die federt agt dagen bij u inwoont. cecile. Hij heeft reeds voorleden jaar bij ons gewoond, toen hij even als nu, de baden kwam gebruiken. hipolite. Gisteren heb ik eenige bloemen voor hem geteekend, waar voor hij mij zeer veel vriendfchap betuigd heeft. cecile. Zijn gelaat tekent een goed hart, en evenwel» vind ik in hem iets ernltigs. hipolite. Maar wie is hij toch? cecile. Ik weet het niet. hipolite. Ik geloof niet dat hij een gewoon mensch is. , cecile. En ik geloof het ook niet. hipolite, germain ziende aankoomen. Zie daar zijn knecht: laaten wij hem eens trachten uit te hooren, en dus te weeten koomen of wij ons veilig aan zijnen meester kunnen ontdekken, (germain koomt uit de koepel, en gaat over het tooneel: c ec i l e houd hem tegen j S 3 DER-  378 DE HEER WILLEM, DERDE TOONEEL. de voorige, germain. cecile. Mijnheer ceemain! Mijnheer gekmaik! germain. Wat belieft u, lieve juffrouw... Ha! goeden morgen, mijnheer hipolite. hipolite. Goeden morgen, mijnheer germain. g e r m a i n. Gij zijt van daag reeds vroeg bij de hand ; ik zie wel dat gij lust hebt, om het afbeeldfel van Papa maurice eindelijk eens af te maaken. hipolite. ó! Het is reeds verr' gevorderd. germain. Ik geloof het wel, mijnheer maurice heeft reeds dikwijls voor u gezeten; maar hoe zeer hem zulks ongeduldig heeft gemaakt, moet hij het zich echter niet beklaagen, want zijne beeldtenis gelijkt fpreekend. cecile. Is uw meester reeds weder te rug gekomen ? germain. Ja wel! Teruggekomen zou ik meenen 1 Wanneer hij zich eens op het land bevind , en zijne ochtend-wandeling doet, dan weet de lieve hemel wan-  OF DE ONBEKENDE REIZICEB. 279 wanneer hij wederkoomt •• Hij heeft flechts een boer of een kind aantetreffen om 'er wat mede te praaten... CECILE. Hij is inderdaad zeer gemeenzaam. GERMAIN. En geen kwaade fnapper. Weet gij wel wat zijn eerfte werk is, als wij, op reis zijnde, in eene herberg koomen? Hij begeeft zich naar de keuken, hoort den een, hoort den ander, en gaat niet heenen , voor dat men hem verzoekt naar zijne kamer te gaan. HIPOLITE. Dit is zeer bijzonder van een man van verfland. GERMAIN. Dit zeg ik hem zo dikwijls; maar raad eens wat hij mij dan andwoord... „ Mijn vriend , ik heb „ nooit met de gemeenfte, met de minfte befchaafde „ lieden verkeerd , zonder van hen iets gehoord te „ hebben , het welk ik niet wist." HIPOLITE. Dat is een bewijs dat hij zeer veel weet. CECILE. En dat hij meer is dan hij fchijnt te zijn. GERMAIN. Gelooft gij dat? CECILE. Met dat alles, befpeur ik in zijn gelaat, taal en omgang iets, het welk ik niet weet te noemen , S 4 doch  £80 DE HEER WILLE TI, doch het welk met zijnen tegenwoordigen ftaat en" de eenvouwdigheid zijner kleederen niet overcenkoomt. Zeg mij eens, is hij altijd zo gekleed ? GERMAIN» _ Ja... Die korte overrok, en ronde paruik is zijn geliefkoosde kleeding. HIPOLITE. Ik geloof evenwel dat hij rijk is. GERMAIN. Hij zou het zijn indien hij wilde. CECILE. Indien hij wilde? G E R M A I M. Ja . . Hij ftelt geene orde op zijne zaaken. Zoudt gij kunnen gelooven, dat ik verpligt ben zijn geld te bewaaren? En zoudt gij niet twijffelen aan