B 37   846 B37 VLISSINGE GEUS, O F VLIS SINGS VERWERPING van 'tSPAANSCHE JUK f.n AANNEEMING der BESCHERMING des PRINS van ORANJE; Gefchied op Paaschdag , den 8/l'en April, 1572. TREURSP EL. M. F. Beftebens Vlhfingen Geus, gedeelteJyk gevolgd, door Te VLISSINGE N, By PIETER ROELOFS, Boekver* kooper in 'tLange Groenewoiid, 1783,  De Auteur en Uitgeever dezes erkennen geene Exempelaaren voor Echt, ''< dan die door hun zelv' geteekend zyn. 3  AAN DE MANHAFTE BURGERYË DER STAD VLISSINGE. ROEMRUCHTE MEDELEEN der Zeven Vryê Staaten, Meceenaas onzer Kust, zoo trouw, zoo milden cn heus, Ziet hoe uw VLISSINGEN, uw vryè Stad, in 't Geus Aisdeeerfte^rj Verbond zich vry heeft ingelaaten. Wy zien den vuigen dwang, zoo lastig en verwaten, Verbannen door uw zorge en eedle Vrybeids leus, Uw vaste handelwyze en overdierbre keus , Die alle Slaaveruy, als Vyandin, blyrt haaten. Gy neemt uw EIGENDOM, dit Stut, met fouten aan, Die door myn groote drift en fchielyk voort te gaan, Of door onkundigheid, daar meest zyn ingefloopen. Ik zag, in vroeger' tyd, uw' Vaderlandfchen/maai , Uw liefde tot het recht en tot een rein vermaai En hoop, door werkfaamheid, nog meêr uw gunst te koopen, S. RIVIER. Vlisfinge, den \\dtn Augustus 1783.  VERTOONERS. Glaude, Baljuuw 1 Fan yiisfingai. Heereman, Burgermeester J Jonker Willem van Blois van Treslong, Hoofdman onder van der Mark, daarna Admiraal van Zeeland en Houtvester van Holland. Jacob Simonszoon de Ryk , Kaptein onder van der Mark, daarna Admiraal van Veere. Jonker Jan van Kuik , Heer van Brpi, daarna Commisfaris van den Prins var, Oranje. Ewout Worst, Zeeuwscb Zeeman, eindelyk Admiraal van Vlisfingen. Jan de Moor, mede een Zeeuwsch Zeeman, daarna Onderadmiraal van fVtrst. Anthonie van Bouronje, Ridder, Heer van Capelle, Catbam en Wakene, Stadhouder over Zeeland van 'sKonings roegen. Pedro Pacieco, Spaanscb Edelman en vermaard Vestingbouwer. Theödoor , Pater. Adrea , Spaanscb Officier. Magdalena , geweezene Bagyn. Jan Alleman , ~| BurRers vm Vlisfinge. Gysbert , _J Stout , geiveezen Misdaadiger. J f.lis, Cipier der Gevangenis. Toorenwachter, ZWYGENGEN. Edelen Zoogenaamde Watergeuzen. Burgers, Bootslieden. _ Vrouwen. Einders. Spanjaards. Het Eerste Bedrtf, Speeld in een Straat, te V l i s s 1 n g e n ; Het Tweede , op de Markt naby 't Stadhuis-, Het Derde, buiten des Stads (Vallen', Het Vierde , in Paciecoos Gevangenis; Het VyfDE, verandert de Gevangenis in de Strafplaats.  VLISSINGE GEUS, Of Vlisfings veriverpinge van het Spaanfche Juk, T RE U R S P E L. EERSTE BEDRYF. EERSTE TOONEEL. Glaude, IIeereman. Glaude. Wy weeten dat Lumey den Briel heeft ingenomen , Van waar hy onze Stad wel haast te hulp zal komen, Om Koning Philips, wien men den naam van Goede geeft, Schoon hy, als een Tieran, vermaak aan 'tkwaade heeft, Te fluiten in dat kwaad en onbezonne woede. Heer e man. Hy zwaait uit Spanje hier de fcherpe geesfelroede Door Alvaas wreede hand , gelyk een Phalaris Of Attila, die aan geen wet verbonden is. Glaude. Hy acht noch Hemelfche,nochWaereld'ykewetten, Noch Paus, noch Roomsch, noch Geus; hy wil den Zeeuw beletten. Dat bydie boei verbreekt, en zet zyn' ftaalen voet Op Walchrens Eiland vast, in menfchen brein en bloed, Om onzen Zeeleeuw 'tbit in zynen muil te wringen: Dusftichthy hier 't Kafteel, om Zeeland te bedwingen UitWalchren, lang voorheen geweest een Hertogdom. A Heb-  * VLISSINGE GEUS, Heereman, Men zegt, Toledo zelf aan Roda last zond, om Ons Vlisfingen terftond met Spanjaards te verfterken. Glaude. Zoo ons de Hemel niet verlost door wonderwetken, En door zyn' Englen rei, de zynen niet befchut. Word Vlisfings Burgery, volkomen uitgeput. Heer ema n. 'tGeweld is wel op hand,maar kan door moed verdwynen, Gelyk de rook verdwynt door heldre zonnefchynen, TWEEDE TOONEEL. Glaude, Heereman, Ewout, Alleman, Gysbert. Ewout. \7aders onzer Stad , hoe zal 'tmet ons vergaan, Daar ons het Spaanfche Juk word op den hals gelaên! Heereman De Hemel zal misfchien een fpoedige uitkomst geeven. Alleman. Wy moeten werkzaam zyn en toonen datwy leeven. De Hemel wil geenszins, dat men maar ledig Haat' En dwang en tieranny, als dwaazen, binnen laat.' Glaude. Gy moogt, benevens ons, deez' blyden Paastyd vieren En 1'meeken's Hemels hulp. Alleman. Geen redelooze dieren Zyn immer werkeloos op 't voelen hunner pyn. Hee«  TREURSPEL. $ Heereman. Indien geen hooger magt ons wil behulpzaam zvn , Is al ons werk om niet. Alleman, Wy moeten 't werk beginnen, Op hoop van hooger hulp, indien men zal verwinnen. Glaude. Hy weeg' zyn krachten eerst die overwinnen wil. Alleman. De Hemel maakt in zwakte of fierke geen verfchil, Maar doet de grootfte kracht, fomtyds voor kleener daalen. He ere man. Wygaan, hoognederig, die blyde zegepraalen. Affmeeken van de hand der Opper Majetteit, Die uit het ftof verheft, en hoogmoed nederleit, DERDE TOONEEL. Ewout, Alleman, Gysbert. Gysbert. (jy Q>reekt al vry wat Hout, met onze Burgerheeren. Alleman. Ik ben een ronde Zeeuw , die 't veinzen niet wil leren, Maar fpreeken als hy denkt: het toeven baat hier niet. Zoo gy de gaaten uit en in de Schelde ziet, Word gy welrafch de bui gewaar, die ons komt naadren. Ewout. ZouSpanjes watermagt, zich tegens ons vergaadren? Waarom gelooft gy zulks? A SS Air»  ï VLISSINGE GEUS, Alleman. Dat Alva ons mïstronv, Biykt aan het iterk Kafteel dat hier die Bloedhono. bo'uwd. Hy vreest ons Vlisfingen zal voor Oranje ftemmen, Als Brielle heeft gedaan. Gysbert. Myn Vriend, het zou 'erklemmen, Zoo Zeelands Landvoogd, die uit Middelburg regeert, Eens wisi hoe zich uw tong hier voor Oranje weerd. Alleman. Ik vrees dien Tyger niet, wiensklaauw is afgcfheeden; Hy zal zich, als een Vos, infchaapevachten kleeden, Tot zyn getrompt gebit en afgekorten klaauw VVeêr fcheurens kracht verkrygt, Gysbert, Gy raakt gewis in 'tnaauw Zoo ons deSchelder bui,die gy voorziet, komt plaagen' Alleman. De Schelde, op haaren rug, mag Spanjaards op waards draagcn, Zy zal die wederom afloozen naar beneen. De halve'Moriaan ftoot hier een blaauwe fcheen, Zoo hy, uit Schip of Sloep, denkt voet aan Land te zetten; Men zal hem wel 'tgefnoep uit onze Vlefch beletten, VIERDE TOONEEL. Ewout, Alleman, Gysbert, Andrea» en drie of vier Spanjaards. Ewout. Tjaarkomt de bui reeds aan.die gy ons hebt voorfpeld. Al-  TOONEELSPEL. $ Alleman, tegens de Spanjaarden. Weerglazen van verdriet, voorteekens van geweld , Van waar komt gy toch hier? Andrea, t, . ^ . Wy komen van Antwerpen Wmsvesten m uw Stad; maar waar toe dient dit icherp &n noodeloos gevraag? Alleman. Waar is uw andre magt. Andrea. Die nadert, zeilende aan, »n word haast ingebragt. Alleman. In Vlisfingen, om ons nog meerder te bezwaaren ? Andrea, Neen, maar om Vlisfingen voor afval te bewaarwï. Alleman. Wy willen geen meêr Volk gedoogen in de Stad. Andrea. Wat fpreekt gy hier van wil en van gedoogen? Wat Wil hier een vuige Geus, een eedverbreekend Ketter? Alleman. De eedbreeker is uw Vorst; ik geef hem , naar de letter Der waarheid, deezen naam; hy fchend zyn eed en eer. Andrea, hem eetf flag geevende. Dit is het eerfte loon "voor 'tfchelden van uw'Heer. Alleman, naar zyn' zvang tastende. Dat zal u rouwen, fchelm! Op mannen! wapen' wapen! Daar'sonraad binnens huis! het is geen tyd van flaapen, a 3 Maar  6 VLISSINGE GEUS, Maar tyd en meêr dan tyd dat men de Spanjaards ftuit! Een ieder doe als ik en dryv' de fchelmen uiti Andrea. Wy zullen deezen dag de Zeeuwen beter leeren. En toonen den Rebel hoe men zyn'Vorlt moet eeren,. cfdoopen onze kling in't muitend Zeeuwfche bloed. Allema'n, binnen roepende. Op, wapen, wapen u, met kracht en heldenmoed! VYFDE TOONEEL. Ewour, de Moor, Gysbert, en dne of vier Burgers. de Moor. "Wat is 'er gaans ? Ewout, Zeer veel ; nu Alman is geloopen , Om met geweer zyn huid op 'tduurfte teverkoopen Aan 'tSpaanfeh geweld, dat ons durft dreigen tc verflaan, Of dwingen in hun juk en flaafs gareel te gaan. Gysbert. Maar Alleman fprak ftout. Hier hoort men de Trompet* ♦ Ewout, Hooit den Trompetter blaazen. Alleman, van binnen en var. afgelegen, roepende. Ecu ieder' wapen zich! de Moor. Dat roepen, woelen, raazeö En trompen fpeld niets goeds, G y s»  TREURSPEL; ? Gysbert. Wat of de Wachter ziet? Ewout, naar linnen roepende. Spreek, Torenwachter, fpreek, wat is 't? misleid ons niet: Waarom blaast gy alarm? wat wilt gy daai meö zeggen? T o r e n w a c h t e r , van binnen. Daar komen voor de Stad veri'dheide Scheepen leggen, Met Oorlogsvolk gelaön. d e Mo or. Dan loop ik om geweer; Want toeven wy één uur hier is geen vryheid meêr. ZESDE TOONEEL. Ewout, Magdalena. Mag dalen a, D e Burgers neemen reeds de lonten in de handen, Um op het Schipgevaart, vol Spanjaards, los te branden, Terwyl een andre troep nog me£r Kanonnen haalt, En weer een ander deel met zyn Musquetten praalt r Is alles op de been, en Mannen, Vrouwen, Kindren' Elk wil den Kaftieljaan in 't binnen komen hindfcnj Oranje, is 'thooge woord, Oranje is nu de leus; „ Lang leev' deOranjeVorst en Land-en Watergeus!" Is 't algemeen geroep , van allen die hier woouen.' Ewout. Doet elk zyn' pligt, dan moet ik ook myn' plietbe- toonen r ö En houden 'tSpaanfeh gebroed meê van dees wallen af. A 4 ZE,  $ VLISSINGE GEUS, ZEVENDE TOONEEL. Magdalena, alken. Ta, delf dat fnood gefpuis hun Land en Watergraf. Myn oogen zyn verlicht, de waarheid fchiet haar ftraalen In 'tdiepfte van myn hart; ik zie myn eerfte dwaalen En Geusde mede, indien de Geuzen minder wreed, Min wild en meêrbedaard, hun eerstgeleeden leed, Gelyk verlichten past, niet op de Roomfchen wreekten En meêr verdraagzaamheid in aller harten kweekten. De Spanjaard heeft misdaan, maar 'toud Geloof geenszins , Dat, op een goeden grond beleeden, wel goed Prins En voor den Vorst kan zyn; doch wreedaeidnooit zal kweeken, Noch andre, dwaalenden, daarom naar 't hart zal fteeken: . Maar welk Geloof't ook zy, hoe oud of nieuw in kracht, Teelt Helden die 'kwaardeer, en Schelmen die'k veracht, AGTSTE TOONEEL. Theödoor, Magdalena. Theödoor, JVÏen blaast hier 'tmuitvuur aan, om *sKoning» Oorlogsbenden, Te houden uit de Stad en eed en pligt te fchenden, En om het waar Geloof te brengen tot den val, Voor't minst geheel te niet te brengen in deez'wal. macd alena. _ Volk» dat vryheid zoekt en eifcht een vrygeweeten, Mag  TREURSPEL. 5 Mag niet veroordeeld zyn , noch heeft geen pligt vergeeten, Terwyl 't niet anders zoekt dan 'toude Zeeuwfche recht, Het welk de Graaf bezwoer. DeKoning handeld flecht, In 't breeken van zyn' eed; hy fchond zyn eerfte pligten En gaf den Zeeuwen recht om alles te verrichten Het geen zy heden doen. Theödocr. Gy fpreekt der Geuzen laai. Magdalena. Ik wil geen goed Geloof, door dwang, noch vuur, noch ftaal, Befchermt zien met geweld, maar wel door 'tvoorbeeld geven Vangoedheidjwaarheidskracht en onbefprokenleeven; Men laate aan ieder vry zyn harts belydenis, En ieder toon', door deugd, dat hy in'twaarenis, NEGENDE TOONEEL. van Kuik, Theödoor, Magdalena, Alleman, Ewout, de Moor, Gysbert, en eenige Burgers en Bootslieden. Alleman, gewapend zynde. W"aarzyn de honden n u? ik wil my aan hun wreekea, Hun fchieten voor den kop, of door de darmen (reeken. Wel, Pater, vinde ik u hier met een Mater ftaanf Magdalena. Ik ben geen Mater méér; de lust is my vergaan Van zulk een Geestelykheid, die 't volk tot Haaf wil inaaken, A 5 £9  lo VLISSINGE GEUS, En mengen 't recht desLands met h-aarReligie zaaken; A/s of men niet goed Roomfch en waarlyk Vrygezind Den Paus eerbieden kan in 'tvryë Staatsbewind. Ik hou het Roomfch Geloof, gelyk men het moet leeren, Maar niet alsAlva 't eifcht, voor een Geloof met eereii. E w o u t. Ja, Mater, dat is recht; had hier de Geestelykheid Zoo wel voor 't recht des Lands als voor 't geweld gepleit, Men had zoo algemeen nooit Romen afgevallen ; Maar Roomfch en Geus hield dan de Spanjaards van hun wallen En toonde dus het best een Nederlands gemoed, Dat geen Religie haat, maar Vryheid hulde doet. T heödoor. Ja Kinders, 't is ons bes t, geen Spanjaards in te laaten, de Moor. Wy hebben reeds genoeg aan WalfcheLandfoldaaten, En lieten wy gerust de Spanjaards daar nog by, Met d'opbouw van 'tKafteel, watwreede flaaverny^ Wat onverdraagbren dwang zoude ons de Koning zetten j Wy moeten zoo wel 't eene als 't andere beletten, van Kuik, Die 'teerfte (luk Kanon op'sKoningsmagtenbrand, Geef ik twee Daalders buit, ten loon, in zyne hand. Alle man. Ik vat u by het woord, om deezen buit te winnen, Theödoor. Gy fchynt veel meêr by drank, dan by bedaarde zinnen Wat zal het zyn zoo gy aldus den "Koning hoont, Zyn  TREURSPEL, tf Zyn Kruisvaan fchend en u dus ftout, oproerig, toont? Die trotfche Vryheidsdrif't kan onszeerflecht bekomen, Als ons de Vryheid, goed en leeven word benomen. Alleman, Dat 's weêr een Spaanfche Vyg, die 'k niet verduu- wen kan; Veel liever leevenloos dan onder een' Tieran , Een' Bloedhond en zyn' Itoet, in flaaverny en banden Te kwynen. Ga van hier en wagtuvöor myn handen, Eer ik uw harden kop, den dikken hals af fla. Wie 'tmet Oranje houd en Geus is volg' my na En (taa de Vryheid voor, door allen die haar fchendea Te houden uit de Stad, of voor den droes te zenden, Ewout, de Moor en eenige anderen. Wy allen volgen ü. van Kuik. Men fla de Spanjaards af» En recht de Vryheid op, of ftort met haar in'tgrafc Alleman, 7.oo moet en zal 'net gaan : dat 's rechte taal der Zeeuwen En recht de Handelwys van Land-en Waterleeuwen, Einde des Eerften Bedryfs, TWEEDE BEDRYF. EERSTE TOONEEL. Glaude, Heereman. Glaude , terwyl men trommelen en fchieten hoort* j-Joe woelt de Burjery, voor Vryheid, recht en, vvetl Heb* r  x* VLISSINGE GEUS, Heereman. De Zeeuw is al te fterk op 't Burgerrecht gezet, Dan zich door Spanjes dwang te laaten ringelooren. Glaude. Niets dat ons moedigVolk verwekt tot meerder tooren, Dan Hechts den fchyn te zien van groei der dwinglandy. Heeremak, In *t Hoekfch en Kabeljaauwfch hield Zeeland 's Moeders zy En dreef de goede zaak, zoo lang die was te dry ven; Maar wyl 't in Broederfchap meitiolland wilde bly ven, ls'teindlyk aan den Haf van Spanjen vast geraakt, En had zich van dieKroon misfchien nooit los gemaakt, Zoo Koning Philips hier nooit de wetten had gefchonden, Voldoende aan zynen eed en wettige verbonden ; Doen nu hy die verbreekt ontflaathy 't volkterltond Van de onderdaanigheid die 'taan zynSepterbondt, TWEEDE TOONEEL. Glaude, Heereman, Andrea. Andrea. (jymoet, op Alvaas last, uw Poorten doen ontfluiten; Geenszintsterbreukeuws recht, maar om het woelend muiten Te brengen in den toom van 'tredelyk ontzag DesKön'ings,die hiervry, als Graaf, gebieden mag, En vry gebieden wil, of'tonderfteopwaardskeeren. Glaude. li Phlips een vryë Graaf, wy zyn hiervryëHeeren En  TREURSPEL. t3 En al ons Volk is vry; doch Onderdaan en Vorst Heeft hier bepaaling, die de Koning fchenden dorst. Andrea. Uw Vorst kend paal noch maat, in 't geen hv wil gebieden; J Zyn wil is uwe wet; die moet en zal gefchieden. Heereman. Hy fpreeke in Spanjen dus, by Slaaven vanzyn'wil* Maar Ha in Nederland by vryë wetten ftil, Ja onderwerp'zich zelv'aan 't voorrecht deezerLanden, Andrea. 't Venyn der Kettery zit tusfchen uwe tanden, Waar uit gy 'tmuitvuur blaast in 'thart van 't wuft Gemeen, [Terwy/ men de Klok hoort kleppen.'] Bourgonje, uwLandvoogd, komt; zult gy hem hooren? Heereman. Neen. Andrea. Eerst dreef men'tKrygsvolk uit, hier door den Vorst gezonden; Toen deed me een kleene Vloot des Konings,uitde monden Van 't donderend gefchut; met moordend fcherp gelacn, Gebieden, tegen de ebbe, om verder af te gaan; Nu fluit gy zelfs de Poort, wêerftaat des Konings magten En leert den Muiteren hun Meesters te verachten, Gl a ode. Wie zyn die Meesters toch?  14 VLISSINGE GEUS, Andrea. Wy, Spanjaards, zyn hier Heer" Van Slaaven hunner Vorst, en zullen, door 't geweer, Ons recht van Meesterfchapu bloedig doen gevoelen, Wanneer we in 't Ketters hart en ingewanden woelen. IIeeremanUw bloeddorst zal u zelv' doen dikken in uw bloed. Andrea, Ik zeg, dat ge ons terftond de Poort ontfluiten doed, Of als gevangenen in 'sKonings boei zult zuchten. Alleman, en anderen van binnen. Lang leev' de Oranje Vorst! Andrea, terwyl bet gerucht vermeerderd. Dit zyn de helfche vruchten Der Vryheid die gy eifcht. Alleman, en andere van binnen. Lang duure 'tGeus verbond* Andrea. Gy geeft die item haar kracht. DERDE TOONEEL. Glaude, Heereman, Andrea, Alle* man, en verfcbeidene Burgen. Alleman. (jeeft gy dien Spaanfchen hond , frHeeren'. nog gehoor ? of zult ge, als vroome Heeren , De Spanjaards nevens ons van deeze muuren weeren ? Glaude. 6 Ja, dat zal men doen. Men plant' de OranjevlaS En zoek' der Geuzen hulp! VIER»  TREURSPEL. i£ VIERDE TOONEEL; Anthonie, Glaude, Heereman, van Kuik, Theödoor, Magdalena, Ewout, de Moor, Gysbert, To. RENwachter, Andrea, Burgers, Bootslieden, Vrouwen, Einders en Spanjaarden, Anthonie, na het ophouden van het Klokgeklep. v n. ir . Zult Sy hec diep ontzag, verlcnuldigd aan den Vorst; als fnoode muiters, breeken? ' Hee re man. Zacht, Landvoogt, niet te hoog. van Kuik, tegen de VHsfmgers. Hy durft nog dreigend fpreeken. Alleman. Zwyg, Landvoogt, fluit uw'mond, of voer een andere taal. . Anthonie. ,, Ik veins, nu 'k veinzen moet." Zult ?v het slim. mend Haal J ö 1 Gebruiken tegen hem, wien gy hebt trouw gezworen 2 ; Myn vrienden, ziet wel toe; gyzytgewis verlooreri i Zoo gy des Komngs wil, in dwaaling, wederflaat : En t Volk, dat hy u zond, niet daadlyk binnen laat Wat wil uw zwakke Stad toch tegens ons beginnen Entegen sKonings magt, die alles kan verwinnen Wat weerflant bieden durft ? Zyt ge op Oranje ftout Die wis yerloorengaat, met al wie 't met hem houdt 5 ; Wat kan Prins Willem doen met krankeLegerfchaaren * MetKrygslien flecht betaald? met Volk, dat onerl vaaren En  ï6 VLISSINGE GEUS, En telkens muitende is? met Volk, dat ,kleen in tal, Voor Alvaas Legermagt terflond verfmelten zal, Gelyk de fneeuw verfmelt voor 't vuur der Zonneftraalen ? Gla ude. Dus fpreek men kindren toe, dus doet men blinden dwaalen, Maar meêr doorziende nooit. Laat Phlips Amerika Bedreigen door den fchrik van wraak en ongenaê En houden daar 't gemeen in tucht met bloedvergieten; Hier zal hy nimmermeer daar door zyn wit befchieten, Maar meer den atval zien vermeerderen dag op dag. Anthonie. Wat Vorst, wat Majefteit buigt niet, met diep ontzag, VoorSpanjes Moogendheid, haare uitgebreide Landen En menigte van Volk , veel meerder dan de zanden Op 't ftrand der Zeeuwen zyn ? wier Krygsmans kunde en moed Europa wetten geeft, de Waereld fiddren doet, Ja die de Zon zelf dwingt hem altoos licht tegeeven? Oranje, in tegendeel, moet als een balling leeven E" ais een bloode Haas, of fchroomende Konyn, Verfchuilen in een hol, om uit het oog te zyn Voor 'sKonings Oorlogsmagt; die 'tal voor zich doed vlieden; Wier kracht geen naakte Geus ooit wederftand kan bieden. Heereman, Hy, die Philippus roem verhief ten top van eer, Slaat, met zyn donderflem, die magt welhaast ter neêr, Zal Willem op het puin van Spanjes val doen treeden, De Bastaard Bataviers en afgevalle Leden Van 'tNederlandlche recht ter eindelooze fpyt. Gy, Edelman ia naam. c,iaf van Spanje zyt En  TREURSPEL. I? En Slaaven wild gebien, gebie de Kaftiljaanen, Die, Slaafs aan 'sKonings wil, niet meêr zyn dan Mauraanen , Maar minder van waardy, door bloed-en gouddorst blind , Slechts Christenen in naam , zich noemend Roomfch- gezind ; Dat ze inderdaad niet zyn, noch immerkunnen weezen, Zoo lang ze, als duivelen, door woede, zich doen vreezen: Hy, die zich Christen noem', toon' dat hy Christen is, Door Menfchenmin en deugd , maar geev' nooit ergernis Aan d' Ongeloovigen om Christenen tefchuuwen, Noch voor hun Broederen als duivelen te gruuwen. Anthonie. Een ingekankerk kwaad moet fnyding ondergaan. Glaude. 1 De lyder word gewis den doodfteek aangedaan, ] Wanneermen,opdeunaamdeskankers uittefnyden, Zyn hartaer kerft aan tweên en 'tmes in 'thart laat glyden. A nt ho ni o. Gy weigert 's Konings Volk dan de intrede uwer Stad ? Heereman. 6 Ja, verzoekende met een zeer vriendelyk, dat Ge u ook vanhier begeeft, om 'tleeventebewaaren. Alleman, I Gaheen zeg aan uw' Vorst en d'eerflen der Barbaaren, Toledo, wien men vloekt, dat men zyn Spanjaard» haat En luw 't gelaên kanon op hun te wagten ftaat. B An«  18 VLISSINGE GEUS, Anthonie. Hoe groot uw misdaad zy, uw Opperheer, uw Koning, De goedertierendfte, de beste, die zyn wooning° In gantfch Europa houd, en Alva wiens verffand En wiens langmoedigheid, het muitvuur, dat hier brand, Met zachtheid dooven wil, zal alles u vergeeven , Zoo gy berouw betoond, van 't kwaad door u bedreeven. van Kuik. Een fraaye lamren tong, om fchanpen in den muil, Des wolfs te leveren; dus graaft men ons een kuil, Dus zet men netten vast om over 't hoofd te haaien. Ewout Ja, Alva zal ons doen met zachtheid wel betaalen; Hy is de rechte man. de Moor. Ja, hy is wonder zacht. Alleman. Hy is de wreedfte Schelm die ooit is voortgebragt. Anthonie. Dus ziet gy, nu men hier myn reden niet wil hooren, Uw Stad, uw Burgerrecht en Vryheid haast verlooren, van Kuik. Anthonie, Ferdinand, Philippus en zyn Ryfe Zien we eér te niete gaan en zinken te gelyk Ten diepen afgrond in, om nooit weör op te komen* VYF«  TREURSPEL. VYFDE TOONEEL. Glaude, Heereman, van Kuik, Magdalena, Ewout, Gysbert, Burgers, Bootslieden, Fr ouwen en Einders, Alleman. Een Man, door dwinglandy, zyn fchot en lot ontnomen En dus, in nood en dood, gedwongen weer te biên , Word fomtyds meêr in magc en kracht dan tienmaal tien. Heereman. Ga, toond dat op den wal en houden wand huiten ; Wy zullen, nevens u, hem moedig heipen ftuiten. Magdalena, Elk Burger is alreê zyn post en wacht befteld; De Poorten heeft men reeds geflooten voor 'r geweld; De wallen zyn beplant met nukken, wier gebieden Al de IngefcheeptemagtdesKoningsdeedenvlieden, Ten minden ver genoeg van hier doen blyven, uit de havens onzer Stad. Heereman, Dat men haar verder fluit* £,n verder af doe gaan , cf doe ter helle daalen. Alleman. Wy zullen haar welrafch de zeilen op doen haaien, ZESDE TOONEEL* Glaude, Heereman, van Kuik, Glaude, tegen van Kuik, Hoe ging het met den Briel en van der Mark toch toe? B a VAM  M VLISSINGE GEUS, van K ui*. Vergun dat ik u hier dit kleen verhaal van doe. De Hemel heeft hem daar met kracht toe aangedreven En ruim twee hondert man die zegepraal gegeeven, Ja zelf hunn' krygstriömf vermeerderd op Bosfu En hem uit Voorn verjaagd, naar Rotterdam; en na Komt uur op uur meêr Volk, dat eertyds was gebannen , Zich daar vereenigen, ten breidel der Tierannen, Doch ter gewisfe hulp van hun , die, Prinsgezind , Oranje willen zien aan' rt hoofd van 't Staatsbewind. Glaude. Gelooft gy dat hy ons zal onderfhnd verkenen, Om Vlisfingen met Brielle in alles te vereenen, Wat dienftig wezen kan ter meerdering van kracht? van Kuik. Daar toe, is hy gefield aan't hoofd der watermagt; Daar toe, heeft zich Lumey wel hoog en duur verbonden; Daar toe, werd hem veel hulp uit Vrankryk toegezonden: , Uit Engeland en alom komt telkens onderüand, Wvi ieders hoop herleeft ,om'tzuchtend Nederland, Vat) Spanjes wreed boei volkomen los te maaken. Zoo Vlisfingen en Brielle in Nasfauws handen raaken , Twee fleutelen des Lands, raakt ligt hun deur in 't flot, Die Al vaas wrevel fluit en 't Spaansch vermogen kno t; Heereman. Mendoe dan van derMark terftond om hulpverzoeken. van Kuik. Zulks hebbe ik reeds gedaan, toen ik in alle Hoeken Van Vlisfingen, ja zelf alhier op Markt en Straat, , In  TREURSPEL. 21 In 't openbaar vernam, hoe Alva werd gehaat; En Eumeys onderftand zal hierkortftondignaadren; Zoo gy hechts fchietgeweeren fabels kunt vergadren, Ier wapening van 'tvolk, dat hy u zenden zal, /.iet gy, nog deezen dag uw Burgers, Stad en wal beveiligt voor *rgeweld dat immer op komt daagen. ZEVENDE TOONEEL, Glaude, Heereman, van Kuik, de Moor. d e Mo or. Ik zag de Waaien reeds uit Vlisfingen veriaagen En tingefcheepte volk waek in haar kielen af Zoo dra me uit grof gefchut daarweder vuur op gaf, Een hunner Bootsliên fprongin 't water, om te hooren MwIk Z£lde' °m in Wondtebooren Al vvat de Kruisvaan voert; dus zwom hy weder heen En hunne kleene Vloot vertrok daar op me teen Zoo dat ik van den muur haar zelf niet kon befchouwen loen ikdaaropvericheenomhaardaarafte houen. Glaude. Hoe fterk was dat getal dier Schepen? de Moor. Daar op agt vaandien volks, die zich geSedeSn Door Angulo, daar zy zyn 'uit Breda gezónden kondS" °P Z°°m' V3n Waarzy AfdeitSS^ Zy? ' d°Ch V0Of 0nS Srof Ka»™ Aldeinscfen tot wen hen niet meór bereiken kon. P $ AGT-  Sla VLISSINGE GEUS, AGTSTE TOONEEL. Glaude, Heereman, van Kuik, Ewout, de Al oor, twee of drie Burgers en Bootslieden. Ewout. (£jy, Heeren, vind gy goed dat een van Spanjes Schepen, Hierbuiten aan het Hoofd, zal worden aangreegpen , Daar 't van de zeventien geheel verwyderd legt. Eêr 't noch zyn onkruid lost ? wy znllen, in 't gevecht, Betoonen wat wy zyn; en wat men durft beginnen Om fchenders van ons recht kloekmoedig te overwinnen. He e reman. Gy die een Zeeman zyt, indien ge'er kans toeziet, Veroverd dan dat Schip, maar moord de Spanjaards niet, Na zy verwonnen zyn; laat allen die bevaaren Of Zeeliên zyn, als gy, u volgen op de baaren Als Hopman; en zoo 't Schip verwonnen binnen raakt, Wordgy, van Vlisfingen, ligt Admiraal gemaakt. Ewout. Ik zal voor eerst met list zien op datSchip te komen; Dus word het zonder flag of floot van ons genomen En blyft gantfch ongelchend, ja word een Zeeuwfche Kiel, Zoo men haar* bodem flechts met Geus en Zeeuw beziel'. Glaude. Ga heen en doe wat gy zult nut en raadzaam vinden. Ewout. Wel aan. Dat gaat u voor;gy ware Vryheids vrinden, Volgt  TREURSPEL. 33 Volgt my als helden na; dus breekt men Spanies Tuk, Zoo me AI va, Stad op Stad en Schip op Schip omrükk'; Dus breid men hier het net en vlecht de ruime zeeven, Waar door het Spaanfchen goud word in den ichoot ge wee ven Van 't vryë Nederland; dat dus, in groei en bloei, Der Slaaven fchat alom in vryë beurzen vloei. NEGENDE TOONEEL. Glaude, Heerrman , van Kuik; drie Burgers. Heer ema n. D e rest der Burgery Hoop' daadeiyk 'tbegonnen* En aangelegde Slot,zoo fpoedigzy Hechts konnen, Op dat de bouwftof, hier gefchikt ter flaavemy Van Vlisfingen, ten fleun der Burgervryheid zy. Einde des tweeden Bedryf» DERDE BEDRYF, EERSTE TOONEEL. Anthonie, Andrea. Anthonie. Nu hier het Hechtfte graauw als heetfchende durft tpreeken, 't Gebit werpt uit den muil en 'sKonings toom ver- breeken, Is ons het zvvygen best; gelyk een Vogelaar B 4 Den  «4 VLISSINGE GEUS, Den losgebroken vink word boven 't net "gewaar, Vertrouwende dat hy daar weder op zal vallen , Zoo moeten wy ons hier verfchuilenbydees wallen, Tot weêr het muitend rot in onze ftrikken treed» En raakt in de yzren band, die buiten word gefmeed; Zoo Nasfauws hulp ontbreekt; hy kan zich zelv' naauw redden; Dewyl hy nacht op nacht op onderfcheidne bedden Moet flaapen, zal men ons gekruistaktlegervaan, Van Spanjes Heerfchappy, haast op deez' muur zien liaan. Andrea. Het vuur der Kettery, geftookt door 's muiters handen, Verfpreid zyn vonken, maar zal rasch tot asch verbranden En maaken 't gladde fpoor, dat hier voor Spanjen legt, Begaanbaar voor ons volk en voor des Koningsrecht. Anthonie. Maar, neen ;wy zullen hier naby niet kunnen bly ven , Men zal ons daadelyk naar Middelburg verdryven; Gelyk men Angulo, met Italjaan en Waal En Spanjaard reeds verdreef , door yzer, lood en ftaal, Gedreven door het vuur en kruid en muitend dreigen Der Geuzen, die men 'thart ziet naar Oranje neigen, Of naar verandering; wen 'tkerk- en kloostergoed En 'sKonings eigendom hun gierigheid voldoet, Hun muiten ruim betaald , zoo lang 'er valt te rooven; Maar word hun zulks belet dan raaken wy weêr boven, En 'r woelend volk, dat nu valt op Oranjes zy'% Springt dan weêr , op zyn beurt, den Paus en Koning by. TWEE-  TREURSPEL. a$ TWEEDE TOONEEL. Anthonie, Theödoor, Andrea. Theödoor, tegen Anthonie. IVlyn Heer, gy moet terftond het woedend graauw ontwyken, Dat 'sKonings Scheepen neemt of doet de Kruisvaan itryken, Pacieco vatten zal, of reeds al heeft gevat, En, als een Ichelm geboeid, geleiden in dees Stad. Anthonie. Dus is het onze tyd naar Middelburg te fpoeden Om leeven rang en eer voor onheil re behoeden lot Al vaas flrydbre hand hier alles weêr herftelt, Andrea. Nu hier Hechts' de overmagt en dolle woeden geldt ° Heden beSt; 'tZyn W3arlyk fch""-di5 Die vechten ophunn' tyd en op hunn' tyd ontvlieden. Anthonie, Ik zeg u vriendlyk dank, ó Pater» voor 't berichtHou binnen Vlisfingen uw Schaapen in hunn'piigt, wilt?,n7Ierd/r ?3St; t£rWyl ^ mo°gtbetrouwen fSouiS. §S V°lk in 2e§epraal te aan' Theödoor. Vaarwel, Mynheer, maar denk, als gy voor Spanv jen ftrydt, r Dat gy, fchoon Pausgezind, een Nederlander zyt 4 Die Hechts de Ketteren en Geuzenmoogt verdrukken. Maar yrye Roomfchen nooit belaên met flaaffche jukken, v  a6 VLISSINGE GEUS, Anthonie. Wy gaan, 6 Vlisünge! maar zien, door de over- magt En 'sKonings wil, eerlang uw' wal ten valgebragti DERDE TOONEEL. Anthonie, Pacieco, Theödoor., Andrea; ténige Spanjaards» Pa c 11 c o. , Landvoogt, blyf; gy moet Pacieco niet verlaaten; 2k kom hier met een deel kloekmoedige Soldaaten Ter bouwing van'tKafteel. A n t h onie. Dan komt gy veels te laat Ry 't reeds begonne werk, dat men hier floopcn gaat, Door woede en overmagt der dolle Watergeuzen , Die, vryheid roepende, desKonings orde kneuzen. Men zeide dat gy zelv' waard in hun boei geraakt, Of dat me, o Ridder! u gevangen had gemaakt. Pacieco. Bragt men daarom ons S^hip zoo listiglyk hierbinnen, Om eerst die Scheepliên, dan myn Landvolk te overwinnen? Men zoumyboeije?my?een Raftiljaanfchen Don ? r'en' Vestingbouwer, wien men nimmer overwon? Maar ik zie nu te wel dat deze Waterrotten, Ors, biiitenhoudende, in Oranjes naam befpotten En doemen Alvaas iast. Welk een kieenhartighcid, Dat wy, nog werkeloos, niet trachten met beleid, t » \ Of  TREURSPEL. aJr - Of openbaar geweld, in Vlisfingen te raaken! Zou Alva wyken ? neen; zoude ik niet yvrig waaken Voor de eer van mynen Oom, des Koningsrechterhand? Ja, 'kmoet en zal het doen , tot aller Geuzen fchand*. Anthonie. Het Schip, waar meê gy kwaamd, is van den Geus genomen i De Waaien zyn verjaagd; de Spanjaards hier gekomen Met Augulo, zyn niet gedoogd ih deze Stad, ^oo min als ik, die hier deLandvoogdyfchap had, Ja zelt nog houden blyf,naar'tKoninglykgebieden, 6choon my de vvreevle Geus uit Vlisfingen deed vlieden. P a c r e c o. Hebt gy nog moed, met ons, den Vorst ten dienst te liaan? Anthonie. ó Ja, 'k heb moeds genoeg voor hem ter dood te gaan. Pacieco. Door evenhartigheidenmoed word de Oorlogszeger* Ocdwongcn op zyn zyde en roem en eérverkreegen' •" Dus houd u kloek en vroom in 't winnen van de Poort En, word me 'er meester van , laat dan, door roof eu moord , Uw Wraaklust zyn geboet en alle Ketters fileeven; De Stad en al haar Volk worde ons ten roof gegee ven, Andrea, tèrwyj men een groot gemekt boort. Wat wil dit woest gerucht 1 Al*»  ft" VLISSINGE GEUS, Anthonie, naar binnen ziende. De Geuzen trekken uit, Pacieco, tegens de zynen, Verflaat gy hen dan word u Vlisfinge ten buit. VIERDE TOONEEL. Anthonie,Paciec o,van Kuik,Ewout, de Moor, Alleman, Theödoor, Magdalena,Gysbert,Andrea; t Burgers, Bootslieden, Vrouwen, Kinders en Spanjaarden. Alleman, tegen Pacieco. Wat doet gy, Spaanfche hond, op onze vrye kusten ? Pacieco. Wy komen uit uw hart de Ketterlyke lusten Verbannen, eisfchende dat gy ons binnen laat, Den Koning weêr erkent in zyn verheven ftaat. van Kuik. Uw eisfchen zyn te zwak, en zullen hier niet gelden. Pacieco. £)us toont gy u rebel. Ewout. Hoe , durft gy ons nog fchelden ? Pacieco. Ontfangt my enmynvolk, of vreest voor naberouw,  TREURSPEL. Alleman. Vertrek op (taande Voet, indien gy door geen touw Uw zielen braakcn wilt. Pacieco, Hoe, dus tot ons te fpreeken! Weet gy wel wie ik ben ? de Moor. Een dien ik waardig reken Een allerfnoodfte dood. Ewout, tegens de Vlisfingen. 'tSa, Burgers, toond uw'moed, Verdryft hen van uw' wal, of 1'moort hen in hun bloed. VYFDE TOONEEL. Theödoor, alleen, terzvyl den andere, vechten. . de, binnen gaan, doende de Spanjaards vjyken. Dus gaat het ons verkeerd, de Muiters loopt het mede En Kerk- enKloosterdienst vernielt men hier ter Stede, Of dryft hun buitens muurs; als of men , Pausgezind, Niet, met een Neörlands hart, zoo wel de Vryheid roind Als zulken die den Paus en Koning beiden vloeken En ziels- en lichaamstwist in Neêrlands Burgers zoeken; Daar hier, integendeel, trok Rooms en Geus een lyn, En ziel- en lichaams dwang haast zou vernietigt zyn, Doch nooit vernietigd word,zoo zy elkaêr niet fpaaren. Zal Petrus Scheepken hier verzinken op de baaren , Calvinus, pronkende op den Pausfelyken fioel, Verkeeren onze Kerk in eenen Ketterpoel? Dan roepe ik om den dood! om dus bevryd te weezen Vajj  30 VLISSINGE GEUS, Van 'tzien dier gruuwelen en dingen die wy vreezen. Men ftormtop't Pauslyk recht met menfchelyke ma gr. Dat hier, in VJisfrngen , vernietigd word met kracht, 't Schynt ons de Hemel haat, fchoon wy op hem betrouwen En aan het martelhout met vaste handen houen,... Maar (lil ontroerd gemoed, gyd'ryft myn tong van 'tfpoor, Tot redenen die 'kzelv* niet dan met fiddrïng hoor! De Hemelvorst beproeft de goeden door de kwaaden ; Dus moet men 'tjuk der flrafgeduldigopzich laaden. Daar komt Pacieco aan; 'k moet zien dien Edelman Te redden , zoekende waar 'khem verbergen kan. ZESDE TOONEEL. Pacieco, van de andere zyde, alleen uitkomende, terwyl men binnen gerucht hoort. Myn volk Iaat my alleen, daar zy als bloodaar» vluchten. Zal ik dan in de boei der Ketters moeten zuchten! Watnelmagt breekt myn kracht! wat fpook keert ons geweld, Of flompt ons fnydend fwaard op vleesch en bloed gefield! Zyn alle Santen Geus en van den Paus geweeken! Zd pu het vuigfte fchuim myne achtbaarheid verbreeken Tn overwinnen! neen, myn moedis at te groot, Maar myn gevolg te kleen; dit brengt my in deez'nood, Terwyl der Genzen tal myn Krygsvolk overtroffen.; Dus doen zy onze magt een poos ter neder ploffen , Om haast weör op te liaan. Ik ben alom bezet, Gevangen als een visch of vogel in een net. Smeek ik geuade en geef my zelv'in 's Geuzen handen , Dar.  TREURSPEL. $ A? Ai£hen Ü10'S heugen zal Ijoe » hun tegenftond ^olen?""* d°°rmy geh0ond' dien l!0°"be- ÏWh !ÏLT hunden raa!c' betoonende zyn' haaf Eoet wvs. Ik^tVerïieSr' kwa l, l«hl~y J k Zal mydail aar? hun gevangen geeven In hoope dat men my behouden zai by 'tkeven. ' ZEVENDE TOONEEL. Pacieco, Theödoor. Theödoor, terwyl men aan den kant daar fa uitkomt een gerucht van trommelen en trompetten hoort naderen. Pacieco, vlucht van hier, de Watergeus genaakt, Pacieco, naar de andere zyde invliedende. ^JSSsZ"** "iet mar *o»*M*¥ Theödoor. Moeite5»6 and7e.weg; om'clyf'eraftebrenge» Moet !kme een wyl m 't kwaad der Wacergeure? aiengen, »»»«:ia<:u/;en  3* VLISSINGE GEUS, AGTSTE TOONEEL. Heereman, Glaude, de Ryk; Burgers Bootslieden, zoogenaamde Watergeuzen, Vrouwen en Einders. de Ryk, WV vonden nergens heul,omdwalendeopdeZee, Als hoopeloos om ooit weer te ankren op een reê; Dus kwam men voorden Briel, doch durfde aldaar niet ftroopen; Maar van der Mark deed ons op wenfchelyke uitkomst hoopen, Hyfprak: „ Nu zyn we op 'tlaagfte, ons flerfuur fchiet op hand, „ Wen ieder de onzen lchuuwt en afdryft uit zyn Land; „ Wy zien niets voor 't gezigt dan 'tfwaard om ons te kerven, Ten zy we een beter lot door onzen moed verwerven. „ Op mannen! fterkt uw hart, gierd daadlyk aart deez' wal „ En ziet wat ons 'tgeluk aldaar verkenen zal"! Elk werd daar toe gereed; den nacht begon te vallen En onze kleene Vloot kwam aan de Brielfche wallen, Om 'tongewapend tal der Scheepen, dat daar lag, Teneemen; 'tgeen ons volk, fchier zonder floot offlag, Volvoeren kon , gelyk onze overmagt ontdekten: Maar wyl een hooger hand onze aller harten trekten Te vallen op de Stad, verwon men haar zeer ligt, Genoegzaam zonder fchaê; dewyl haar wal niet digt Noch goed bevestigd was, en de Ingezeten 't faamen , Door onze komst verfchrikt, niet eens ten wapen kwamen, On«  TREURSPEL; 3i Om d'aanval, dien men deedt, te fluiten: want de fchnk ' Was onder hen zoo groot, dat in een oogenblik tUranje Vaandel woei van hunnen ftompen tooren; Had gy de vreugd gezien der harten die te vooren Oansch moedeloos en mat, door des vervolgers fwaard, Reikhalsden naar den dood, naar hunnen ouden aart Urn ons geluk verheugd , dat wy zoo ligt verkreegen , Oy naa, niet hen en ons, gejuichd om zulk een' zegent Elk zong Oranjes lof en 'trooven werd belet, XViet dooreen ftreng verbod, maar door der reden wet. Voorts werdt de Raad vergaêrd, om overleg te maaken, 0 Wat allerveiligst was om uit den druk te raaken, iJe 6tad te houden en te fterken haare vest Of om te wroeten tot een Uil- en Vleermuisnest. Eerst was de Raad gefplist, maar eindelykeendrachtfe Ter fkrking van den Briel; want fchoon de Soanjaard magtig En krachtig op ons viel, wy leeden toch geen last .£00 men ter Zee en Land niet tevens wierdt verrascht • Want onze Vloot bleef reede en vaardig om te vaaren ! indien men het te Land niet meêr had kunnen klaaren: IJoch wyl de Alweetenheid ten volle was bekend, IJat wy om 'twaar Geloof gemakt zyn in deellend En om t Geheiligd woord weêrflonden alle wetten Die Romen, flechts om geld te zaamlen, in deedt zetten, Befchenndde zy ons doen, verdeedigdde onze zaak. 1 erwyl t vergootte bloed ten Hemel riep om wraak » Dus onzer allen moed het hoofd opflak naarboven; len nadeel van een Volk die 't hoogst bevel ver- lchooven. De tyding van uw doen was ons zoo aangenaam Ais onze hulp aan u; de fchaaterendo Faam Q m  34 VLISSINGE GEUS, Zal uw Romeinsch gedrag de waereld overdragen, Gelyk zy Romens deedt, toen dat de looze laagen JJer Koningen weêrftond, wanneer het die verdreef La zich in 'troemryk tal der vryë Steden fchreef. Heereman. Wy vloektten allen dwang en 's dwingers kostbaar leeven, Dat de eifchen vormde van het tiende Penning geeven; Welk onverdraagbaar juk, metAlvaas bloedig {faal, Wy worpen van den nek, gemoedigd door 't verhaat Van u en van der Mark, die alles wel geluktten, ioen gy een goede Paerl van 'sKonings Rykskroon ruktten. 3 de Ryk. Gy haald van zynen Troon een allergrootften flut, Nu gy den Scheldermond, Antwerpens (leun en nut, Alhier geflooten houd en op zyn flot zult pasfen. Glaude. Geen logge Kastiljaan zal 't Zeelandsvolk verrasfchen, Wiens vryheidlievend hart op 'tzout der golven groeit, Wiens vuist de Schelde en Zee voor Spaanfehe Kielen boeit. de Ryk. Dus floppen wy de Maas, die we uit den Briel bafluiten, Zoo vast dat niets ontflipt van binnen noch daar buiten. NE-  TREURSPEL. 8£ NEGENDE TOONEEL. Glaude,Heereman,de Ryk, van Kuik, Ewout, de Moor, Alleman, Theödoor, Magdalena, Gysbert; Edelen, Burgers, Bootslieden, zoogenaamde Watergeuzen, Vrouwen , Einders, gevangene Spanjaards. Alleman. Wy brengen eenige gevangen Spanjaards mefi Gelyk Pacieco zelv'. de Ryk. Hoe! hem , die hier ter Steê 't Kafteel beeft aangelegd en fterk dacht op te bouwen , Om Vlisfinge daar door op Spanjes zy te houên? Alleman. Ja, *tis dezelfde Schelm. Pacieco, tegen de Ryk. 'kBen uw gevangen, Heer, Gelyk een Edelman; daar is myn zydgeweer. de Ryk, den Zegelring aan zynen vinger fleekende, geeft het Zydgeweer aan den Baljuuw, Aanvaard het, Heer Baljuuw. Glaude, het Geweer van Pacieco op zyde fteekende, tegens de Burgeren. Men zet hem voort gevangen, C e PA-  55 VLISSINGE GEUS, Pacieco, Ik (la op 't Krygsmans recht. Glaude, terwyl de Burgers Pacieco aangrypen, Gy zult dat recht erlangen Op een en zelfde wyze als dat ons Volk erlangt, Dat men voor Ketters houdt en fchelmen ftraft ontvangt. Pacieco. Indien men my misdoet deSpanjaards zullen 'twreeken. Alleman, met de anderen, Pacieco voort fleurende. Kom naar 't gevangenhuis, daar kunt gy vryè'r fpreeken. TIENDE TOONEEL. Glaude, Heereman, de Ryk, Ewout; zoogenaamde Watergeuzen. de Ryk, tegen Ewout. J~Joe is hy vastgeraakt? van Kuik. Men vond hem buiten (laan, Gereed om met zyn volk ter Poorten in te gaan. Ewout. Wy (tonden aan het Hoofd toen 't Schip zyne akkers velden, Zyn zeilen gyde en voorts den boot in 't water (telden En toen, naar de oude wys, de Schipper en Piloot , Met noch vier flechte Maats, optraden uit den boot. Wy riepen:,, welkom hier! hoe is uw reis geloopcn?" Zy  TREURSPEL. 3? Zy zeiden, welen goed, dit deed ons't beste hoopen En treden 111 den boot, ons houdende in 't begin Heel vnendelyk en zacht; men trad het Schip ftraks in, Waar men Pacieco vond, met cenigen der zynenDie nooden wy aanland, terwyl wy vrienden fchynen, En bragten 'tLandvolk af, met Hoep, met boot en fchuit: Dus loosden wy aldaar de Landfoklaaten uit; Voorts werd het onze beurt om weêr naar 't Schip te vaaren En zoo lang ftil te zyn tot wy weêr over waaren: 1 oen wist dat Scheepsvolk niet wat drift ons overkwam ; De Bootsman riep ons toe: wel, vrienden, hoe dus gram, Dat ge onze goederen rooft? -waar wil dit eindlyk heenen ? Ik zei.deHemelwraakfpringt voorTierannenfcheenen, „ Wy vloeken 'tSpaanscb gefpuis, wy vechten' voor 'sLands rust, „ InNasfauws fchaduwe; dusfchoonhet u niet lust „ Dat wy tans disfchen Vriend, zulks kan oiiswei- nig hindren, Wy trachten overal de Spaanfche raagt te mindren. ,, Men roove aan allen kant; men £org' dat men wat raakt!" Fluks kapt men 't kabel af, het zeil werdt losgemaakt En Stuurman ftuurd, voor wind en ftroom, het Schip naar binnen Ter haven onzer Stad, om goed ,en eer te winnen : Toen zag men jong en oud vol vreugde om zulk een* buit, Zy juichden om die winst aks om eensKoningsbruid. Heereman, tegen Ewout. Uw doen is pryzenswaard en toont eec leevend teeken C 3 Van  33 VLISSI NGE GEUS, Van fchranderheid en moed. Wie van dit ftuk hoort fpreeken Zal zeggen: 't Zeeuwsch gebit verfcheurt des Spanjaards kruis Aan draaden , uit zyn Vlag, enmaald zyn' glansch tot gruis; Ja ieder kloeke Zeeuw zal liever willig fierven, Of laaten zich van lid tot lid aan brokken kerven, Dan zien dat den Maraan zyn vesting weêr bezet. Glaude. Door deugd en mannen moed word de onrust hier belet, En *s Hemels onderftand behoud ons al te gader. de R.yk. Ons heil flaat in de hand van aller dingen Vader, Die zichtbaar met ons is, gelyk wy duidlyk zien; Want anders zouden wy de Spanjaards moeten vliên, Of lterven door hun vuist; nu fchynen zy te fchrikken, Wen zy niet anders doen dan dreigen met hun blikken; Zy zweeren ons bederf, maar worden 't hunne ontroofd , En daar ons licht ontbrandt, word hunne glansch verdoofd. Ewout, Ik yver beer en meêr het Spaanfche Ryktotfchade, Noch vreezende den dood, noch 's Koniiigs ongenade: 'k Zal den Maraan alom , ter Zee of op het Land, Bevechten tot ik fterf, of dat hy is van kant. de Ryk. ó Zeeuwen! wyd vermaard, als Burgers van de baaren, Als Meesters van de Zee kloekmoedig door te vaaren! vermeerd uw'ouden naam, bezet den Scheidermond Met  TREURSPEL. 39 Met uw gekielde magt; zend alles naar den grond Wat Spanjes Kruisvaan voert; of wild des Vyands Scheepen, Die gy Dereiken kunt, in Zeelands havens fleepen. Dus doende word gy fterk en 's vyands magt verfinelt: Maar wyl ook in den Brieldit alles diend gemeld, Is 'tnoodig dat wy daar een net bericht van geeven; Dus worde alom de roem der Vlisfingers verheeven. Einde des Derden Bedryfs. • VIERDE BEDRYF. EERSTE TOONEEL. Pacieco, alleen, in de Gevangenis. Jtielaas! Wat zal ik doen indeez'verneêrdenftaat, Waar toe ik ben gebragt door afval en verraad? Hoe jagtig is 't geval in 'tftuuren vanonsleeven! Het 1S gelyk een bal door 's kaatfers hand gedreeven , Die kluchtig opwaards vliegt, doch haast weêr nedervalt: Die heden op den top van eer en glorie bralt, En Vorften dezer aard ziet voor zyn' Troon geboogen, Word, zelf van 'tflechtfle fchuim, op morgen vuil befpoogen. Dit ondervinde ik nu ; ik, die, niet lang geleên, Slechts door één enkel woord, een feilen donder fchcen In de ooren van dit volk, zit hier nu ftreng gekluifterd, Verfmaat, onteerd, van rang en mogenheid ontluiftert: De fnoodfte fpreekt my toe of ik een Bedelaar, Een ftrafbre Roover, Dief, of vuige Rekel waar*. Hoe,duldeik deeze taal van die my moeiten vreezen, C 4 Of  40 VLISS1NGSE GEUS, OF eeren als een Prins! och ! mogte ik als voor deezen Hen itraffen naar myn' lust, hoe ftrafte ik al da t kwaad! Maar 'ris met my verkeerd; 'kmoet buigen voor hunn' haat; Myn wil is zonder kracht en in de> muiters handen, Nu 't lichaam blyfc geknelt in ketens en in banden : Men ipot met mynen roem en roept niet, dan ter dood Met deezen Bloedhond! hoe geraake ik uit dee 5' nood? Myn fterkte is mageeloos, en toch zal ik niet i'meeken.... Wat dan gedaen? blyve ik gelyk een Krygsheld' fpreeken, Dan brengt men my om hals; wen zulks hun toorn betuigt» Hoogedel Spaansch gemoed, zorg dat gy nimmer buigt Voor die niet waardig zyn uw flinke hand te maken! Lyd liever duizent doón dan u dus kleen te maaken J Bennet u niet in 't laatst door'tfiddren vooreen'llag, Die u, van deezer Aard, ten Hemel voeren mag.' Myn tong, fpreek met den Zeeuw als met des Kon'ings Slaaven, Ter eeren van uw' Vorst en Alva, 't hoofd der braaven:Dustooneik» inderdaad, dat ik een Spanjaard ben, Die nimmer zielefmert by 'slichaams binding kenn'; Zoo keere ik hunnen waan en lustommy te dooden , Wyl zulksToledoos wraaknaar deeze Stad zou nooden Tot haar' Bewooners val en welverdiende ftraf. 6 Vlisfingen' dat ge u aan Ketters overgaf, Zult ge, eerder dan gy denkt, te jammerlyk beklaagenj Wanneer hy u kastyd met allerhande plaagen. TWEEDE TOONEEL. de Ryk, Pacieco, Jelis. de Ryk, tegen Jelis. &Jen breng den Don van hier, in 'tallernaaftehok Eu  TREURSPEL. 41 En zorg' dat hy wel vast bewaard worde in denftok, Je lis-. Heer Spanjaard, ga met my. Pacieco* „ Ik zal myn' toorn verbergen, Maar zweer hun aller dood, die my dus dwingend tergen. DERDE TOONEEL. de Ryk. l3'e vaak geluk bejaagd en ryst gelyk de Zon, Uoch alles uit zich zelv' met eige magt begon, Onweetend dreef, gelyk een heiden of verblinden," Geen hooger Oppermagt zyn heilryk onderwinden Meêrtoefchreefdan zich zelv' komt fpoedig tot den val, Door waan, die Vb riten meêr dan Slaaven treffen zal; Want waan, ten top van Staat, doet hoogmoeds fferkte groeijen, En daar hy kracht krygt kan geen Hemel eerbied bloeijen, En 'tkwaade wint daar veld, men buigt 'er'tregte, krom, Veracht de billykheid en maakt het waare, ftom. De Koning, op ons recht en onze Leer gebeeten, Heeft zyn'bezvvooren'pligt tefchandelyk vergeeten, Door hoogmoed, fteunendeopzyn overgroot gezag, Als of hy, uit zyn Ryk, den Hemel dwingen mag. ó Snoo verbeeldingen! ó yslyk pligtverzaaken J Die de Opper Oppervorst wil tot zyn Dienaar maaken , Word in verzoekingen, die fchriklyk zyn, geleid , Dringt door de poort der Hel en fpot met de Eeuwigheid : Dit, dit word ds overwinst van zulk een flryd te ftryêtt, P 3 Wat  42 VLISSINGE GEUS, Wat nut geeft hem 't gebied van groote Landeryën, Wiens ziel, na 'sleevenseind, moet leeven in den fchoot Van *t fterven zonder eind doch nimmer word gedood. Maar 'k zie de Burgerfchaare en JSurgerheeren naadren. Die, tot Paciecoos ftraf, alhier te faam' vergaadren, VIERDE TOONEEL. Glaude, Heereman, de Ryk, van Kuik, Ewout, Alleman, Gys- • bert; Edelen, Burgers, Bootslieden. Heereman, D ie de Oppermagt bekleed is nimmer zorgenszar, Maar vreest'altoos den flag van 'toverwikkend rad; Dan plaagt hem 'tbuitenleed, dan'sonderdaansmisnoeging, Dan huisverdriet, dan weêr zyn zïnnensfaamenvoeging. Wie leeft 'er zoo gerust in zyn' verheeven Staat Gelyk eenHerdersknaap, dieSchaapkens hoeden gaat? En echter is 't gezag aan veelen toch behaaglyk, Naar raenfchelyke drift, hoe lastig hoe beklaaglyk Ook de Opperheerfchappy aan veelen was en nog Aan veelen is; de nyd befmct, met adderfpog, Somtyds den besten Prins en doet, door draakentongen , Hem vuil belasteren; dit zyn gewoone fprongen Van Plutoos heifchen ftoet, die altoos gretig is Op 'trokkene van twist en ziclsverdervenis; Doch 'tgahiermeê zoo 't wil,de deugdelyke Heeren Genieten, na hunn' dood, het eeuwig triömfeeren: Maar die op de aarde heerscht zoo dat hem iedervloekr, ©m dat hy *t wis bederf der Onderdaanen zoekt, Stort  TREURSPEL. 43 Stort eindlyk, door den flag des doods, in diepe ellende. De Spaanlche Koning zelv', door de Inquifitie bende, Van t goeddoen afgeleid, verdient dezwaarfteftraf, Des Hemels, die hy ook ontvangen zal: wie gaf Meêr reden tot gezucht dan hy door zyne Beulen , Die, tegen 'choogst gebod, met helfche Geesten heulen? Hier om verfterken we ons; wy willen die ontgaan En trachten, waar men kan, de zynen af te (taan. Wy zonden 't Griekfche Paard, bezwangerd met Trauwanten, Reeds buiten, om alhier de Vryheids vaan te planten, Waar toe gelegenheid ons nood; wen 't Spaansck gebroed Des Allerhoogften wraak op zich verhaasten doet. Zegt wat is n w befluit ? wat ftemt gy braave Raadea Omtrent den Don, alhier met ketenen belaaden, Iu dees Gevangenis ? Glaude. Men laat' dit aan 'tGemeen. Hetzwygen is ons best. Spreekt, mannen. e«n voor een, Paciecoos vonnis uit; maar fchroom het naberouwen En vreest den diepen put, Waarin wy (forten zoüèn, Zoogy, by magtloosheid, het ftrengfte naamt te* hand: We ontwykendus'tverwyt, zoo gy word overmand Ewout. ö Burgervaders! u is deeze Wacht bevolen; Wy moeten ftille zyn, al zag men u verdoolen Uit yver voor ons best. Wy houden ons voldaan Met alles wat gy wilt, die niets ter hand zult fflun- Dat  44. VLISSINGE GEUS, Dat gy ons fchaadlykacht: men breek' Hechts Spanjes boeije, Op dat uit Vlisfings heil ook Zeelands heil moog vloeije: Maar ftond de zaak aan my denDon verloor zyn hoofd. Gysbert. Men zie wel wat men doe. Word hy het licht ontroofd Ik vreez' voor ongeval. Alleman. Men doe den Rekel hangen, Die, zat van'tNeêrlands bloed, door allellinkfche gangen, Lang heeft de ftrop verdiend; draf dus de bitterheid En dolle raazerny der Spaanfche Majelteit, d e Ryk. Maar zou men door zulk doen de Spanjaards niet vergrimmen En noodigen des te eêr dees wallen te beklimmen. Heereman, Men maak' geen zwaarigheid in Paciecoos dood. Wy toonen door dit doen ons moedig, dapper, groot, Ja onvertfaagt te zyn in moorders aan te grypen, En dat wy dag en nacht de zinnen zullen flypen Tot hunnen ondergang, met aller helden kracht, Tot een ontzaggelyk Gebied, door 'sHemelsmagt, Van de onzen word gevest, hetwelke, in weinig jaaren, Des vyands geesfel {trekt en Spanje fchrik zal baaren. Alleman. ftVergoote bloed roept wraak! en daagt zyn ziel voor 't recht, , Waar,  TREURSPEL: 4? Waar'taanzien niets vermag, maar daar de Heer en Knecht Gelyk (taan. Zynen dood zal 't Spaanfche Volk doen beeven En elk moordaadig mensch een doodfche fiddring geeven; Want waar een moordenaar het Recht handhaaven ziet, En, daar rechtvaardigheid, aan de ontrouw ftraffe biedt, Word zyne hand zoo zwak dat zy zich naauwkan weeren: Daar valt hem loon te beurt van de Opperde aller Heeren, Die hem geheel ontbloot van kracht en Heldenmoed, Zoo dat hy misitaat en zich zeiven 1'chade doet, Glaude, Stemt ieder zynen dood, wel aan, ik (tem dan mede: De Hemel geeve flechts dat wy, alhier ter ftede, Niet fmaaken eenig leed door zulk een (trenggedrag, Maar dat het deezen Staat ten beste (trekken mag. Alleman. Wy zoeken, op die hoop, alhier het kwaad te dooven, Te (tryden tot 'er dood voor 's Hemels leer van boven, E wo u t. 0 Ik waag voor 't waar Geloof myn lyf, myne eer en a| Wat ik tot nu bezit en ooit verkrygen zal. van Kuik. Ik keur uw' yver goeden (lerk, met's Hemels zegen 2 Dit uittewerken; maar ik zie weêr daar tegen In u een drift die hier de rechtte loopbaan mist; Niet  4* VLISSINGE GEUS, Niet dat gy u in haat of toorn te zeer vergist; Maar wel in haastigheid, die ik geenszins Icanpryzerj En gy gebruiken wild in deezen te verwyzen. Denk niet dat ik daarom de Zeeuwfche rondheid haat; *tls iets van groot gewigt dat my ter toeving raad. Gy hebt meêr hulp van doen. De kloeke Brielenaaren 1$ welbekend wat hier den Spanjaard is weêrvaaren En dat gy hem verdreef, op hoope dat Nas louw Uw Stad meê plaatzen zal in 'tvryë Staatsgebouw; Maar 'k vrees of u Lumey meêr onderltaud kan zenden Dan hy reeds heeft gedaan , een hoopje uit zyne benden, Dat niet veel maaken kan, dewyl hy eerst begint. Dy zegt uw' Bode ligt, fchoon hy uw doen beminr: f, Myn kleen getal kan noch geen meêr vermindring veelen, „ Het is te zwak daarvan u meerder toe te deelen; „ Verdedig u een wyl, Oranje komt haast aan, M Met grooter onderftand, om ieder by te {taan „ Die voor de vryheid werkt; hy gaf nooit reên tot klaagen „ Aan hun die voor het Land hun leeven durfden waagen." Komt dus Lumey aan u geen meerderhulpe biên, Toledo zal by u niets door de vingren zien, Maar u, zoo rasch hy kan, weêr trachten te bedwingen, Veel wreeder dan voorheen u op de fchoudren fprin-i gen; Ta zoo u van der Mark niet fpoedig byftand doet Loopt uwe rust gevaar; want uit Paciecoos bloed Vliegt Al vaas wraakvuur op, dat uwe Stad zal blaaken En bladdsrs ia uw vleescheu zielefmerten maaken. Steld  TREURSPEL, 4? St£l verfterk?' d°°d "°S t0t gy meét W ver" Oid. zoo de Bloedhond iets u ten bederve werkt H.ermeê gedekt te zyn, door hem te lasten weeten finStïïiV ' ^ D°n W°rdt Dochwykt hy, met zyn Volk, van uwe Poorten Men hem'Pacieco ftraks in handen geeven zal Op voorwaarde u daarna in rust te laaten leeven De Spaanlchen zullen veel voor zyn behoudnis geeven byeloyonnddienSt 3311 'tRyk' d°0r hu" dü" S D°C veSoo'nt0"^ meêr hU,P> daD h0cft hV ni« m?Ï i3 myns.°órdeJels best- ^ flel u geenszins wetten Nochtracht de wederwraak op mooiers te beletten ■ ïaên§ S W" my dUnkt V00r U h« bSE gei Om een belegering en meerder' ramp te ontgaan. Glaude. MyrdeUden:UWraad' Mynheer> rust °P gegronde 't ls altoos tyds genoeg ter dooding toe te treeden • Meêr zuchten zyn geloosd door de overhaasting in Het wreeken , dan door wraak te fmooren in 't begin Van d'allerheetiren toorn. * Gysbert. t> j Df wraak kan onhe'l brouwen. Daar de verdraagzaamheid die kan in teugel houen, de Ryk. Vreest niet dat van der Mark geen frerkeronderlrand Aal zenden: ikben hier Hechts voor Treslonggeland, Diefl  48 VL1SSINGE GEUS, Die, met zes vaandelen volks, na my zich in zon OpdaSanjaardwordeopWalchren aangegrepen, VYFDE TOONEEL. C L k UD E H e E r e man, DEllVK, van GKD Ewoüt, de Moor, Alle* gers, Bootslieden. de Moor. Een Kerker ^^^jgSS^\ fè„ meld ons dat Trwon?fba;n«ooruitgevaaren, 'kHeb hem op Zee ontn,°"^ekten wiezy waaren, Zoo rasch hun vlag en mond ontdekten ™e > Enzogtudaadlykop, om u de weet wie nu geen dankbre^v^eugddoetopw.^» Isde?tfmaading waard. Men moet den Hemel Dirkïtniavandemensch, maar van de magt hier boven* Hêereman. MenhaaUhemdaadlykin, door onze Burgerhaar. Alleman. pit voorfpook van ons heil fluit al ons Stadsgevaar. *Vy »*.. ■» ons m-Thunne W V* Wa8'e°- VAN KUIS. CetokBg Ü * Staat wiens Hooftageetders Naar  TREURSPEL; $ Naar 't nut van Land en volk. Alle ma nv Dit 'shier zeor wel gedaan. Heer. ema n. Door 'tdondrende gefchut enJuicbend'trommelflaan Betoond men best dat zy ons welkom zullen weezen! de Moor. Nu zyn, met'sHemels hulp, geen Spanjaards meêr te vrcezen. ZESDE TOONEEL, de Ryk , Jelis. de Ryk, tegen Je/Is, die vadert. Waarom is elk zoo zeer gebeeten op den Don ? Of is 't om dat hy hier, als Bouwheer, eerst begon Der bouwing vaa 'tKafteel? men wil zyn'dood verhaastenOm 'tdoen van zynen pligt. Jf.lis. Neen, hy is een der kwnadften Tierannen die Ducd'Albe uit Spanjen met zich bragt, By ons zoo veel gehaat als by zyn volk geacht. Hy kwam in Vlisfingen om de onzen te kaltyden En zal, ten loon daar voor, de doodftraf moeten lyden: Het rad van avontuur is voor hem omgedraaid. Nu 't onkruid word gewand dat hy hier had gezaaid. Een uit de Burgery dacht buit by hem te vinden , Waarom die hem gebood zyn klederen te ontbinden, Doch vond niet wat hy zogt, maar wel een bloedlyst, waar D In  #> V L { S S I N G E GEUS, In aangeteekend ftond wie deeze moordenaar Te moorden dacht van 'tpuik uit Neêrlandsch besten Adel, . , , , Om Alva, doorhunn' dood, te vaster in den zadel Te zetten. Is zulk een niet waardig dat men hem Zyn eigen vonnis geeft? de Ryk. Ja, goede vriend, ik ftem Dien eifch volkomen toe, wanneer my is gebleeken 'Al 'tgeen gy hebt gezegd; dus wensen ik hem te fpreeken, Eêr ik te zyner ftraf de Burgers laat begaan. Je lis. Gy zult zyn wreeden aart, uit zyne reen, verftaan. ZEVENDE TOONEEL. de Ryk , alken, Tk vrees dat hem Treslong niet vry zal willen laaren: Men zegt, hy 's Alvaas Zoon , waarom hy hem wil haaten, , ' Wiens Bastaardvader, Jan, zyn'Broeder, heett geflagc. Of, door de hand eens Beuls, wreedaartig omgebragt. AGTSTE TOONEEL. de Ryk, Pacieco, Jelis. Jelis. j\ïynheer, hier is de Don , beroemt in 't Vestingbouwen ; Den Beul van Spanjes dwang kunt gy, in hem, befchouwen. „ f A-  TREURSPEL. " gjf Pacieco, zynde geketend aan handen en voeten. Schoon my in deezen ftaat, het fineeken voegen zou , Ik kan daar toe myn hart niet buigen. Hak en houw Myn lichaam gansch van een, of martel myne leden; Jk vorder geen genaê, door nedrige gebeden. Myn oogen zyn gewoon, het wreedfte wreed te zien ; Myn hart,door hoogheid hoog, zal laage laagheid Z°Udkleieknenn Bedelaars' die 'sKonings magt verGenafi begeeren ? my met kruipend ftof vereenen? Myn knien buigen ? ik ? die nooit voor Vorflen kniel ? IJlt lyt is m uw magt, maar myne onfterfbre ziel in 'sAlierhoogftens hand. {Tegen de Ryk.~] Wat zyt gy voor een Rekel? de Ryk. Verwate menfeh! ik fproei de weldoorfulte pekel, iJie in elkNeêrlands hart doet vloeijen 't fcherpe zout . Dat, Spanjes lafheid warsch, den finaak ten goel de brouwt. b Pacieco. üÏm Steiy ?aIfde h°°fd V3" U WCn VorSt beftryd™de Ryk. vtwt, j- ó Neen- Jtk wil dit Land bevrvden kreeg.* ganSCh °nWaard de Kroon e" SePte" ^et,mC raazerI,y in mve hersre"s fieeg, Als of'Jv ÏTne3A ÓU/ fche,uiiS uit dl,rft *»-£«, waaTen. Chuim des aardr>'ks boden*  ga VLISSINGE GËUS, Pacieco. Dat zvt ey; èindlyk worde uw fnoodheid ook beloond. Wast der verzoening nooit van wien gy hebt gehoond, Die van Kroondraagers zelfs zich Goddelyk ziet eeren Als Vorst der Koningen. de Ryk. Wie meerder durft begeeren Dan hem de Hemel gund, door dwang:en tierarmy, Krygt haast een naakte huid voor 's Waerelds Mo- Wüdg^verftandig doen, val voor uws Rechters voeten, Hun biddende, uwe flraf genadig te verzoeten, Dus krygt gy ligt genade. Pacieco. Eêr ik my dus verlaag, Wagt ik der Helle troost en 's Hemels felfte plaag. d e R y k. Uw wrevelheid zal u tot meerder nadeel (trekken. Pacieco. Niets kan nadeelig zyn, dat de eer bevrydt voor vlekken. de Ryk. Verwagt de dood ten loon van ondeugd en geweld. Pacieco. Het teeken van myn' moed en dapperheid verzeki My eindeloos, ten fteun en onderltand van Spanje. Stof vry op uwen Prins, de balling, van Oranje; Verhef hem Hemelhoog, gelyk een Scipiö, Die Spanje eertyds verwonen te onderbragt, en zoo Deed  TREURSPEL. 5, ^^omef11 V°°l' ^ WiI Va" 'twaereldwingend NOOkomdn 'ldiyn' hoefchoon» tot waardigheid ge- Wde hand F ™™ * die 'tfwaard heeft in Die Leeuwenkrachten heeft? wiens heete wraakzucht brand, Om Schaapen, flaauw en zwak, hunkleene vreugd te mindren ? *^uS« de Ryk. Uwe opgeblazenheid zal onzen tred niet hindren Manmoedig voor te gaan, om Spanjes Mogenheid I e knakken. Beeld ge u m, gy, die voor haar dus pleit, Dat de ongeftadigheên der Waereld ons doen beeven ? Ut dat wy ons geluk in menfchen handen geeven, Niet deunende op den arm des Hoogden ? hovaardy is vvaare Vocdervrouw van alle tieranny, Gehaat van 's Hemels Vorst, die laagen kan doen ryzen, Ver boven Zon en Maan, zoo zy hem eerbewyzen. Dus blyven we onbevreest voor uwen Koning ltoet, Die daaglyks naar den val van zynen Zetel wroet; icnoon Spanjes volk en Vorst op alle grootheid oosen' Vee) grooter Vorst en Volk zyn door hunn* waan bedroogen, Pacieco. 't Onzinnig misverdand is veeier volken fchaê. Uw volk, door waan verblind, fmeekt zelfs eeen lyfsgenaê, ö Maar wroet en woelt en muit tot dat de fwaarden blinken, D 3 En  g4 VLISSINGE GEUS, En, door een flaalen wet, hen op de berstens klhikeo. Gy zelf, door waan vervoerd, wagt Hemeltroost In'tmuiten, tot den dood, door 'tflagrwaard van U zeïwoiïa'angedaan, ten loon van 'trcbelleeren. de Ryk. Neen ,'t kwaad dat gy ons dreigt zal op uw' Koning Op u en al zyn volk. Uw vonnis word geveld , Uw fterven deezen dag misfchien nog vastgefteld Berei u vry ter dood, of leer uw'waan verzetten. Pacieco. Mogt myn verfraaiden vuist vooraf uw' Kop verDan daïde ik in het graf met alle zielsvermaak. de Ryk. Neen, nooit berchiet gy 'twit van uw vervloekte wraak. ^ ,. -, [Tegen Jelis.} Men fluite hem weer op tot wy hier weder komen, Op dat aan hem de kracht van fnorken word benomen, Einde des vier den Bedryfs, TWEE-  TREURSPEL. ss VYFDE BEDRYF. EERSTE TOONEEL. Glaude, Heereman, Treslonc, de Ryk, van Kuik, Ewout, de Moor, Alleman, Gysbert; Edelen, Bur- * gers, Bootslieden , zoogenaamde Watergeuzen.Treslong* Neen, neen, de Ryk; wat ge ook van fpyt en wanhoop zegt, rj Ik^SeCchInadeCO°8d00d; die Bastaard moet, met Op'tfmaadelykstvankant; zoo hy de Zoon ma? weezen s Van Alva , of zyn Neef, te beter is 't; voordeezen e°n rd0,^dBIoedllond' die'a,s Landvoogd, moord Myn Broedero'p'tSchavot gelyk een fchelm onthoofd. Wiens bloed nog fchreeuwt om wraak, die hv nu zal erlangen. 3 H de Ryk. Hy is een Oorlogsman en myne Krygsgevangen. Hee reman. Hy is een Lasteraar; hy hoond ons Stadsbewind, Spreekt Pans en Koning voor en fcheld, doorwaait verblind, Den Prins cn 'tNeêrlands Volk, O * Al-  55 VLISSINGE GEUS, Alleman. Men moet hem fchandlyk dooden, Glaud e. Hy vloekt ons Stadsgezag, wiens hulp-hy had van Om ïogïfchoond te zyn. Hy fchend onze achtDus waoarrthde i'trop ,of'tfwaard, hembillyk toegeleid de Ryk. • Waar zal het heen wanneer we ontwapenden doen Aagten Eu Edelen van rang? van Kuik, Wat rang ziet me Alva achten, Die, zonder onderfcheid, de braafften moorden laat? Ewout. Die zelfde onnozelheid met roode ftriemen fiaat. Onze Eendracht brengt in twist, het recht, door dwang, doet zuchten, . De Hemeldienstbaarheid in 't duifter dwingt te Verdiener! (traffe dood, als dief en moorder Iterft; Want de eindpaal van het kwaade is met de ftrat beverfd. Treslong. De Spanjaard denkt, hy zal gewis de Hemel erven. Door ons en Nederland volkomen te bederven , Wen wy-Hechts Ketters zyn, met achtende de wet Die onsyde Hemelvorst, of Spaanfche Koning «t, Ta die 't gebod des Paus verachten ; khoon van Romen >t Bederf"of heil der ziel gewislyk voort moet komen  TREURSPEL, # NWlaat CaLvinus les het Pausfelyk gebod, Aan fraters, en de Paus, gelyk een Aardiche God , Gebied zyn liefden Zoon , Philips, ons des te draffen; Die blinde Zoon wil nu dien Vader wraak verfchaffen En doet wat hy beveelt, vertrouwende meteen Door onzen dood of val ten Hemel in te treên, Voor 't minst, kan hy 't bederf van onze leer bewerken , Het allesdoorziendeOogzyn doen dient aan te merken, JJat hy, ten loon daar voor, deSnanjaardszeesneo moet, c J ö Terwyl de Geestelykheid ook 'thaare daar toedoet En hun vergiflenis beloofd van hunne zonden. Dus Horten zy ons bloed, dus graaven ze onze wonden, Dus dooren ze onze leer, die voorde waarheid Iyd, ftr dt" dC R'oomfclie Paus door guicheifpel ber Dus perst men hardende de Vryë Nederlanden: Maar 's Hemels onderdand doet ons die wolventanden Tans dompen, dellende ons het fnydendfwaard ter hand, Het welk hun wraakdaal breekt en 'tbloedend Nederland Geneest. Nu zien ze, in 'teind, hoe de eerstver- drukten woeden, Nu 'tgoed geluk vergund hun fchadens te vergoeden. Tenteeken onzer moed, ter wraak van Egmonds moord, Van Hoorns en van Treslongs, geniet den Don de koord. Storf Bergen, Montïgny, met bel de Batenburgen Ln andren, waarom toch zou men dien fchelm niet wurgen , Om zynen iiastaardvaêr te grooter fpyt te doen, Myns Broeders bloed en dat der Edelen ten zoen? D 5 vz.  5S VLISSINGE GEUS, de Rï k. Ik heb Pacieco zelf bezogt, en moet betuigen, Dat hy een wreedaart is , gezet op'tbloed te zuigen Van Neêrlands Burgery. Hy zwoer, wierd hyeens vry, (Doch wanhoop dreef zyn tong tot deeze reên,) dat hy Ons, ter kaflydinge, zoo vreeslyk zou bezoeken , Dat elk van ons den hoon , hem aangedaan, zou vloeken. Al leman. Ter galge met dien fiel; zy is reeds opgeregt Voor alk Bastaardzoons. Glaude. Wel wat is dit gezegd? Alleman. Dat hier in 't heimelyk, nog valfche Zeeuwen woonen, Die zieh in 't openbaar als Vryheidsvnenden toonen, Maar welkers bygeloof het Spaansch gezag behaagt. Dit Spookfei, dat zyn gist in gulde glaazen draagt, Zal trachten öm den Don uit onze magt te voeren , En in 'tgeheim de Stad arglistig te beroeren. de Ryk. Een goede toeverzigt houd kwaaden in den band. de Moor. Wy zien wat uitterlyk, niet wat inwendig brand. de Ryk, pe vlam woelt buiten 'tdak, zal zy 'tgebuurhui* fchenden, Ewout. Dan is 'tveeltyds te laat om 't onheil af te wenden. d e  TREURSPEL. g£ de Ryk. De gloor der eerfte vonk word Iigtelyk gefinoord. Treslong. Maar zoo men haar niet ziet, dan flaat zy ylings voort. j j ö de Ryk. Het wakkre waakende oog zal overal op pasfen, van Kuik. Z00fcahegn.t0t dC V3ak te" flaapluSt komt verras" Alleman. Het eerstuitfpruitendkoorn word Iigtelyk onderdrukt. Indien men'tfchaadlyk ruig niet uit zyn' akker rukt. Heereman. Dit leert de ervarenheid aan alle de Akkerlieden; t Welk lpoedig dient volbragt. Glaude. Welaan, het zal gefchieden. [Tegenjelis, die, op zynftampm met den vost, uitkomt.'] Men haal' den Don, men doe hem fterven door den ftrop, En hang' hem daadelyk in aller aanzien op. Hy heeft de dood verdiend, voor 'tkwaad door hem bedreeven. Treslong. n Verhaasten zyner ftraf zal de onzen voordeel geeyeai Heereman. Ily hoopte nog altoos, hoe hy ons yvren zag, Dat wy zya' grooten ftam, door zulk een' feilen (lag,  <& VLISSINGE GEUS, Niet durfden kreuken, maar hy zal haast anders denken. Alleman. Dit is het loon van hun die bloeddrank durven fchenken Uit der onnooslen borst. Ewout. Dus leerd men den Mauraan Zyn wreede wreedheid af en zachter voort te gaan. Treslong. Ikwenschte dat zyn' Oom, of Bastaard vaêr, Tolede, Dien Bloedhond zonder deugd, dat monfter zonder rede, En al wie 'tmet hem houd, het leeven door een koord Mogt einde deezen dag, ter wraak van roof en moord. Alleman. Ik hoop op myn geraak der fpartelingteaanfchouwen Van onzen Don; 'kmoet zien hoe kloek hy zich zal houên. Is hy al by der hand die hem verwurgen kan i Glaude. Daar heb ik voor gezorgd en een veroordeeld man , Die hier gevangen zat om doodfiag, laaten haaien , Op dat hy zyne fchuld zal aan 't gerecht betaalen, Door 't hangen van den Don en dus in vryheid raakt. Daar komt hy reeds. T W E E-  TREURSPEL. fljf TWEEDE TOONEEL. Claude, Heereman, Treslong, de Ryk, van Kuik, Ewout, de Moor, Alleman, Gysbert,Stout; Edelen , Burgers, Bootslieden, zoogenaam~ de Watergeuzen. Stout. ó Neen, hoe zeer dit hart ook haakt Waar vryheid van het Iyf, myn ziel wil niet ge. hengen s Dat myne hand het werk zal van een' Beul volbrengen. Glaude, Wyl Walcheren 't kwaad ter ftraf, één'Scherrep. rechter heeft In Middelburg , daar nog de Spanjaard wetten eeeft Kunt gy,nu luerzyn plaatsbekleedendc, nadefzen Als Burgers onzer Stad voortaan in vryheid weezen! Stout. Wat fchandezou 'tnietzyn "oormyenmvn<.eflacrir WanneermynMoederhadeen'Beulin'tlichtgeE Neen, neen, ik fterfveeleêr. ""georagt! Alleman. m« «, j.« §y geen sPaniaard hangen vyanf4n?°0r' l°°n> H™» ™ogt Ï£ Stout, Zoo 'tflechts een Spanjaard is wien ik doen fier. ven moet, WatTan?™" zoomenmydaarna verwyt van doet, Gl au-  $2 VLISSINGE GEUS, Glaude. Dan kunt gy hem die 't u verwyt door- booren, En zonder vrees voor ftraf. Stout. Wel nu, dat laat zich hooren. Wysmy den Spanjaard maar, dien 'kgaarne ontzielen wil, Al was het Alva zelf; ik maak toch geen verfchil Of ik een' Kastiljaan of Hond beroof van 't leeven. Glaude. Daar komt de Spanjaard zelf. Stout. Ik zal hem 't resje geeven, DERDE TOONEEL. Glaude, Heereman, Treslong-, de Ryk, vanKuik, Pacieco, Ewout, de Moor, Alleman, Gysbert, Stout, Jelis; Edelen,Burgers, Bootslieden, zoogenaamde Watergeuzen, Glaude, tegen Pacieco. JJereid u tot 'er dood, dien gy genaaken ziet; Pacieco. Ik Kerven! fnood gefpuis, kent gy Pacieco niet? Heereman. ïvlen kent u al te wel en ftraft u om die kennis. PA*  TREURSPEL. D| Waare ik u rechtbck^.^ gy ^gtenudicr fchennisi van K uik. Enya!.hïen bJyfc °pblyk van uw' ontmenfchten aart En achten u daarom der galge dubbel waard. VIERDE TOONEEL. Glaude, Heereman, Trksiong, de Rvk,vanKuik, Pacieco, Ewout,»» Moor, Alleman, Gysbert, Theödoor, Magdalena, Stout, Je_ lis; Edelen, Burgers, Bootslieden zoogenaamde Watergeuzen, frrou, ' wen en Einders. Geduurendebet volgende kortflondige fpreeketi van Treslong verandert bet Tooneel der Gevangenis in deftrafplaatsvan Pacieco, alwaar menveele AanfchomvereaeneeneopgeregteGalge ziet. Treslong, tegen Pacieco, terwylbetTotneet T_ verandert. Hebt gy u niet ontzien de onnooslen te bederven, Wy  #4. VLISSINGE GEUS, Wy zullen niet ontzien u fchandefyk te doen fierven Aan zulk een dwarshout. Klimterftondde ladde: op En ftoit van daar in 'tgraf, door 'tknelle van den Itrop. Pacieco. Zoo deeze ketenen myn vuisten niet weêihielden, Men zou haast zien hoe zy, ó ketters ! u vernielden, Waardoor uw Kettery zou Huiven van der hand, Gelyk het rulle ftroo door een' ontftoken brand. Ik nerven als een Dief! ik zulk eenfchand geheugen. ó Neen,ik zalmynbloedveeleêrin 'thunnemengen. Op rchimmen, ftaat me by, verlost my van deez last, Stelt mv geweer ter hand, dat my veel beter past Dan deeze banden! Maar de hel zal hulpe ontzeggen , Om dat haar Vorst den Geus zyn' byltand toe ging leggen, Wen hy de Ketteryë uit zynen afgrond zendt. Die van den Duivel zelf voor waarheid word erkend. Om, door die valfche leer, de Kerk deruitverkooren Te wonden in de ziel, in duifternis te booren. Tot Romens ondergang. „Welaan ik neem geduld Enly, naar'sKetters wil, de dood, doch buiten tthoopfo dit gedrang nog menfchen zullen woelen, Die vrv van Kettery het waare wit bedoelen, Maar veinzen ten behoud van 't hunne in deezen wal: ïl WxA dat elk van hen myn reên onthouden zal. lknït V* fineen, wiens volk de Koninglyke rechten Verminkten en verwoed het waarGeloof bevecnten, Tal fuoedig, door den moed der Spanjaards overheerd, Ter■ wraake van myn' dood, zoo worden omgekeerd, Pat het verftrekken zal een aklig nest, waar Uilen , Vleermuizen, Vogelen die zich voor'tlichtverfcbuilcu. Jnwoonen met een naar en yslyk gekrut \ J)'n ontuig zal,vermeerd met Roofgediert, zich wy*  TREURSPEL. *5 En zyd verfpreidende, op uw vleesch en fpieren «azen. In een moeras van bloed en brein vermengeld graazen. Jafcheuren tal van een wat hier verketterd leeft: v,TJI \ 1 mct u hart aan 't heilig Romen kleeft, 4ult al du leed ontgaan en elders vreedzaam woonen. de Ryk. fö£ a,sHcerrcher zjtopde OpperftederTroonen , gSffwe^k?r, maarfmaad' door 'tGW Hy vest in 't hart van ons zyn rechte en waare Kerk. Uw Koning mag hier na al wat hy kan beginnen. Geholpen door zyn volk, maar zal ons nooit verwinnen, Wen ons de Hemel helpt. Uw uur is haast vervuld; «-mei voor des Hemelstroon , beken uw boozefchuld, ameeit hem genae, wiens hart ftaat terontferming open. Pacieco. Och! dat myn leevensglas byna isuitgeloopen nr?JVu* 2,e,eCne» ï n«t dat ik voor den dooi fnood PyDen Vre"' maar 0m dzt ik uw UWdetekSr fCkeImSbeftaa° m"«S'wwww Ewout. H0%erfchaffen.WrCCdC ' d°°T rcheWea> waak Glaude, tegen Stout. Lei hem de ladder op en maak zyn leeven kort. Pacieco, door Stout aangevat zynde. « Hemel 1 word op my zoo fel uw toorn geltort! « Maat  66 /LISSINGE GEUS, Maar gy, baldaadigen, durft gy de Spanjaards doemen? Uw Kerk de waare Kerk, ons volk tieranncn noemen ? Daar gy, tieranniger dan zy, uw' wreevel toont? De Geestelyklieid vermoord ? den Paus cn Koning hooat ? De Nonnen wreed verkracht? de Monniken durft martlen En juichen om hun leed, en lagchen om hun fpartlen ? Zoo uw Geloof zulks leert is 'took het waare niet. Ik zwyg nog van het kwaad d«my door u gefchicd. "Waard gy te recht verlicht, dan moest ge een voorbeeld geeven Van waare Christendeugd en rooven nieroands leeven, Noch overtreffen 't kwaad, dat gy in anderen doemt; Maar nu zyt gy niet waard dat ge u verlichten noemt. Laat my, als Edelman , voor 't minst het fwaard verwerven, Glaude, op zyne eigene zyd* wyz*i* «uwennauw' dood, H aT, d,eRryk een «"betwistbaarteeken.' Door £K radel h1eeft ?°r Burgerdeugd geweeken In aanSn ?"TrdeUgd ^Stamhuis hooger klom la aanzien, rang en eer, dan Spanjes Adeldom. Pacie co. DooTawL^"LVl°ekt rech7a^uiggyzyn' handel, wandel- êg g' door,n°S v«* wreeder Hy heeft uw Edelen als Edelen geftraft, Tcrfa1r„gynZyn ¥d[lèn als Dieven ftraf verfchaft.' E ! -P[deilgd?watzaldandeondeugdweezen? Tniri.. a i ,°p' dat gy uvv ei'gen vo1^ nadeezen /.uit handelen als ons, wanneer uw Geestlykheid AI die met denkt als zy ook fcbelmenftraf bereidt; Uus zal uvv vry gezag in dwinglandy verkeeren.... Glaude, tegen Stout. Men ftoot hem af. Pacieco. In uwen vryën Staal" °°k gewetensd™S regeeren Stout, hem afftootende. Dus draagt de keel het Iyf, Alleman, Hy fparteld in den ftrop, zyn leden worden ftvf Schoon hy de beenen rekt om aan den grond teraakèn. Heereman. Die zich door moordery tot Helden willen maaken, Verdienen zulk een dood. * E* Ai.  ét VLISSINGE GEUS, ALLEMAN, runde een gouden keten uit Paciecoot kleederen vallen. Daarvalt iets van hem neêr. Stout, de keten eenderopvattende, ian't Gemeen t dat 'er naar grypt. Vermoeid u niet; ik heb 't. de Moor, tegen Stout. Wat is 't. Stout, de keten tonnende. Een dragt van eer; *t Ifrgoud in fchakelen, om 't hangen te betaalen. H e e r e m a n. Het is zyn keten. Alleman, Ja, die buit dacht ik te haaien, Die hy op \ bloote lyf gewis verborgen had, En niemant vinden kon, toen hy werd aangevat. Treslong, tegen Stout. Geef my de keten hier: wanneer zy is gewoogen; Dat gy benevens ons ftraks znlt befchouwen mogen, Word, in Ryksdaalders , u de waarde toegeteld. Stout, aan Treslong de keten overgeevende. Z\t daar , Mynheer; voor my ik ben geenzins gefield Op zulk een gulden dragt, voor 't hangen my gegeeven. Heereman. Laat ons nu d'Eendrachtsband onbreekbaar 'tfaamériweeven, Zoo dat geen donderflem uitilomens Vaticaan, Noch  TREURSPEL. 69 Noch Biikfemban des Paus hem kreuk of breuk kas liaan. Alleman. Wy zullen , om den Staat te Herken en te ftyven, Tot aan ons leevenseind, manhafte Burgers blyveu» Glaude. Dus breekt men 'tSpaansch gebit den Zeeleeuw uit den bek. de RïL. Zoo lang de Hemelzon des Waereldsfieraad flrekk* Moge ieder Vlisfinge, gelyk zyn Burgers, roemen. Hun Vlesch de Nektarkruik van Zeelands Vryheii noemen! Dus bloeije in uwen wal de waare waarheids leer, Breng' waarheids vruchten voort, die d'Oppei Oa* perheer e Gevallen en die nooit in geur noch fleur bederveai Maar haare Planters looneenkroone.nahunfterven* Met Leevens zonder eind. Ewout, Nu mag men reekenen, dat Philippus hoogen Troon haast van zyn zuilen fpat. Oranje plant' zyn vaan in Legers en op Viooten, Door handen die de kroon, van Phlips van'tfchooa oiublooten, Dat *sKonings hovaardy, door *t nederige gemoed» En door der zwakken kracht, in fterkte ftruiklen doet, Magdalena. Eêr lyde ik duizend doón , dan immer weer te heule» Met der Maraanfcbe pest of haar gewisfensbeulen ; behoudens dat men hier altoos vervolging weerd. tn nooit Concientiedwang by vryë hêa regeerd, * 3 Noc|  70 VLISSINGE GEUS, Noch iets waarom ons volk des Konings magt weérftonden, En 't waare Vryheidsnut by Vryën word gevonden. de Moor. Waar me in- of uitval doet, ten voordeel van deez' Staat, Wil ik meê werkzaam zyn uit haat noch eigenbaat, Maar voor 't Gemeenebest, ten achterdeel van.Spanjen En opkomst, groeije en bloei, van 't Vorftelyk Huis Óranjen. Heereman. Zoo lang het vuur der Zon de duifterheid verlicht, En Nasfauws bloed verwarmt in vryë Vryheidspligt, Doe hy, die al wat leeft het leeven heeft gegeeven, Vit de ouden Willems kroost meer braave Willems leeven, ge, in der grootheids groei, zoo boven d'Ouden gaan »tnen de Hemelzon ziet boven 't Aardryk liaan! ■Eindf det FyfdeH e» Laatjien Eedryfs.