DE ALOUDE STAAT DER VEREENIGDË NEDERLANDEN.   DE ALOUDE STAAT e n GESCHIEDENISSEN der VEREENIGDË NEDERLANDEN. DOOR- E. M. ENGELBERTS. VIERDE EN LAATSTE DEEL. te AMSTERDAM, bv JOHANNES ALLART. MDCCXCIX.   VOORBER1GT. Eindelyk komt het vierde en laatfte Deel van den /Houden Staat in 't licht, waarvan de uitgave ongelukkig is vertraagd, tot aan een tydjlip) het geen nog veel onrustiger is, dan wanneer het eer(le Deel van dit Werk gedrukt wierd. Ik had de voortzetting van jaar tot jaar uitgejldd, toen de aandagt van oude gebeurtenisfen door de vreemde en groot e verfchynfelen van deezen tyd wierden afgetrokken , en elk een zich met het kezen van nieuwe ontwerpen en voorbereidende veranderingen ophield, die van groote en ontzettende omwentelingen wierden gevolgd. De tyd wierd daardoor hoe langer hoe ongunjliger voor werken van deezen aart. Ik moest evenwel ten laatjten bejluiten om aan het herhaald verzoek van veelen te voldoen, en ik wilde niet gaarn dit werk, dat my zoo veel arbeid gekost had, onafgedaan agterlaaten. Ik hervatte dan hetzelve en men was tot aan de drie- en twintigfte Zamenfpraak met het drukken gevorderd, wanneer men naderende gerugten van oorlog op onzen bodem, en welhaast de landing der Engelfchen vernam. Het duurde niet lang, of wy zagen in zekere * 3 °P'  Vï VOORBERIGT. cpzigten ook in onze Stad het toonneel des oorïogs. Ik had my egter tot het afleveren van dit deel in dit Jaar verhonden , waar van de druk neds wet voorleden .Jaar begonnen was. Ce vroeg invallende en Jirenge vorst bragt toen eene merkelyke vertraaging te weeg. — Vervolgens m..est ik 'er de laatfte hand aan leggen, onder let ged'mrig gebulder van het Canon , dat wy hitr gemakkelyk hoor en konden. Wy kreegen al ras een bezoek van de Engelfche armée in onze Stad, die open en geheel weerloos was: zy wierden door Franfchen , deezen weder door EngeU fchen vervingen. Dag aan dag gingen wy van de eene hand in de andere over, het geen niet Zonder merkelyke opfchuddingen en onaange* naamheden toeging , tot dat de Generaal Daandels met een geUele deyijie van het Bataaffche legér van deeze Stad bezit nam, en de afi-gt der Engel fchen vernomen wierd. Elk, die de omftanaigheden 3 welke by zulk een geiuurigen af- en aantogt van vriend en vyand m>.v:mydelyk waren , in aanmerking neemt, kon begrypen, hoe moeijelyk Ut was, die bedaardheid van geest en oplettendheid te betom* ren , welke tot kt afmaaken en nazien van een werk van deezen aart, vooral van het geen <5 in  VOORBERIGT. vu in die Zamenfpraak voorkomt, vercischt wordt. Dit had zelfs invloed op de drukpers: — Veelen moesten ook door de requifitie hun arbeid laaten fieeken; •— alles werkte mede tot vertraaging en vermindering v"n een fpoedige en naauwkeurige uitvoering.- Ik moet hier van melding maaken tot verfchooning van de al te menigvuldige drukfouten, welke vooral in 't agte'rfte gedeelte zyn ingrjlopsn. Die ik ontdekt heb , kunnen naar het bygevoegd lystje verbeterd wordend "■ Ook zal de leezer zich niet moeten bevreemden , wanneer hy by een Schaver van gevorderden ouderdom , waar in het geheugen van tyd tot tyd verminderd, in een werk, dat zoo lang onder weg geweest is, eene enkele herhaaling aantreft, veel min, wanneer hy eene zaak , die bedenkehk is, op eene andere wyze vind voorgejitld. Men leert toch by dm dag. Zoo zal hy van den aandrang tot het iïuwelyk door augustus, waarvan kortelyk in het laatfte van het derde Deel ■ gefproken was, een nader en breeder verjlag vinden in 't voorfte van dit Deel. Dan deeze zaak, die altoos bij mij van 't grootjïe belang gerekend is, kon wel eene nadere herinnering veelen. Het duister Jluk van den tempel van tan fa na * 4 vindt  vin VQORBERIGT. vindt gy hier ook in een ander licht geplaatst. —, Foor het overige weet ik niet, of ik verfchooning moet vraagen over myne uitgebreide inhsfingen van Romeinfche gebturtenisfen. Ik heb daar door, even als tacitus de zegden der oude Germaanen te meer doen af/ieekcn } de tydvakken, waar in niets of weinig van de Batavieren te zeggen was , aangevuld; door verandering van ftof de leeslust zoeken êptewekken , en egter niet verzuimd alles van de Batavieren te melden, wat de aantekening waardig was. Daartoe heb ik de geheele drie* entwintigfte Zamenfpraak ingerigi, welke my ongehoflyke moeite en nazoeken gekost heeft, even als het begin van het werk, vooral in het vergelykcn van de in fchyn verfchillende bcfchryvingen van het eiland der Batavieren van j, CtfSAR, pliniüs, tacitus £fl mela .* tn ik dugte, dat deeze aangewende moeite by veele Lezers, welke op Faderlandfche oudheden als eene dorre liefhebbery nederzien, zoo wel in het eene, als in het andere geval weinig genoegen baaren zal, en eene oorzaak is, dat myn aloude Staat, zoo veel ik weet, minder geleezen is, dan myne Befpiegelingen , een werk van vroeger jaaren en minder belang: men wil toch  VÓ.ORBERIGT. ix tmgaarn een boek leezen , dat infpanning vordert. Ik zou deezen dan raaden het middelfie en mceijelykfte deel van die drie- en twintigjle Zamcnfpraak over te jlaan, en ik hoop, dat de aanmerkelyke gevallen, ifi den leevensloop van germamcus vooral, hun voldoening zullen geeven. Een held, die door het voortref, felyk werk van onze uitneemende Dichteresfe lucretia wilhelmina van merken, aan onze Natie gun/lig is bekend geworden. Ik was eerst yoornecmens, de daaden en lotgevallen der Batavieren te vervolgen, Jet dat hun naam in de gefchiedenis verdwynt. Naderhand bepaalde ik my tot het afloopen van den oorlog van Civilis. Dan daar het werk onder de hand uitdyde en ik beloofd had, het in vier Deelen te zullen brengen, meende ik in het einde van den leevensloop van germanicus een goed Jlot te hebben gevonden. Intusfchen zyn de Batavieren weder herreezen, ten minJien hun naam. Ik hoop dat zy zich dien naam zullen waardig maaken en heb hun ten minften gelegenheid gegeeyen, om hunne Foorouders van naby te leeren kennen. Zoo veel als onze Conftitutie van de hunne yerfchilt, zoo veel en nog meer, zyn wy in zeden en daaden van hun en-  x VOORBERIGT. onderfcheiden, fchoon wy als meer befchaofd en door het Christendom verlicht, het veel verder, dan zy behaorden gebragt te hebben. Wy wil' len het beste hoopen, wanneer de nationaals Opvoeding, waai van tot dus ver veel gefproken is, daar de zeden al vast meer en meer verr wilder en, eens tot fland komt: wanneer men in het Stemrecht eene nadere bepaaling gemaakt heeft: en wanneer men eens in der daad zeggen kan, Deugd en Ferjland bejlisfen alleen de keus in de Bataaffche Republiek , daar worden de verdienflen beloond, de koophandel befchermd, de kunsten en weetenfehappen aangemoedigd, de Godsdienst geëerbiedigd, de Zeden verbeterd, en de behartiging van het welzyn van het Gemeenebest is daar het hoogfie belang, maakt aldaar alleen het patkiottismüs uit. Zie  Zie hier befcheide leezer de breede Lyst van Drukfouten en Verbeteringen, welke ik U met weerzin moet ter hand ftellen: BI. 12 reg. 2 niet wisten lees niet behooriyk wisten. BI. ai reg. 15 meestal lees ook verfterkte legerplaatfen. BI. 75 reg. 5 Byzonheden lees byzonderheden. BI. ioö reg. 3 Van onder bezending lees zending. 'BI. 123 reg. 16 suetlkius lees suetonius. BI. 124 reg. 17 plaats agter af een: El. 116 reg. 17 cecinna lees cxcim. BI. 142 reg. 7 zyne lees deszelfs verheffing. BI. 163 reg. 7 zogt wreeken lees zugt te wreeken. BI. ifi8 reg. 2 v. 0, s 1 gestes lees segestes. BI. V5 reg. 8 plaatst agter c^ecina een, BI. 186 reg. * is beter dus ; welke den Koning vononbs wegjoegen, die hun door de Romeinen gegeeven was, voor den Vorst een gefehikt voorwendtel. BI. au reg. f, van onder nog lees nog meer ontbreekt. BI. ?4°, reg. 11 eene aanzienlyke lees een aanzienlyken. BI. 2^0 de lees den fcheepsbouw. BI. 256 reg. 1 lees ongeblu enten kalk. BI. 25K reg. 2 v. 0. lees condita torum. BI. 276 reg. 2 Iets pratorium. BI. 278 reg. 9 v. 0. lees daar omtrend ook. BI. 279 reg. 8 lees tot beter verftand, dit eerfte Trajedus of TrttjeSum. Maastricht wordt ook Traje&us Novus geheeten, fchoou deeze naam te regt door cannecieter aan wiltenburg in tegenfteiling van Vtregt gegeeven wordt. BI. 583 reg. 1 y, o, moras tees moeras, Bk 216 onder m stüart. lees Al. Haat. Hl. S97 reg 9 v. 0 in plaats van doorgaans lees bekend. BI. 29» reg. y , I0 zegelringen enz. lees zegels , Hemels met of zonder ringen. BI.  BI» £99 reg. 9 Itis Oosten- én Z. Oosten W. BI. 310 reg. 5 lees in den voorgevel. BI. 318 reg. 5. plaats agter Grieksch ten s reg. 11 lees dien - oorlog: Bl; 324 lees denzelven. BI» 326 reg. 7 febenken lees danken. reg. 17 FULRiüs lees ruLviüS.' BI. 335 een fchat van 5 a 6000 Iets elf a twaalf duiZMid. reg. 12 of keten, lees of gefchakelde gouden keten.' NB. Men had de berekening gedaan in Franfihe livres, maar het moest in Hot' landfche guldens gefchicden, en daarom moeten de fommen ruim verdubbeld worden. BI. 340 reg. 5 v. 0. de andere lees den anderen BI. 343 reg. 14 filii lees fèin> BI. 345 reg. 3 fuas ■» lees faustinianus. reg. 4 groote lees grooten. BI. 346 reg. 11 Lios — lees Liihojlratos» BI. 370 reg. 7 v. 0. B. lees R. BI. 374 reg. 7 de lees den penning. BI. 380 reg. 3 y. 0. in 't harnas joeg lees joegen. BI. 384 reg. 13 hem lees hen. reg. 4. v. O' deezen Iets onzen BI. 394 silanus lees seianus» BI. 407 reg. 7 v. »• wanner lees wanneer. BI. 430. reg- 5' maar dit Fanmi Julium in Gallieti, moe'; onderfcheiden worden van. een ander Fo- rum Julium in 1'alicn, TWJN-  TWINTIGSTE Z AMEN SPRAAK. Drusus door augustus naar Germanien gezonden, overreedt de Galliërs. Overvalt de Ufipeeten en Sicambren. Bevredigt de Friefen. Trekt in het land der Cauchen. Wordt Prator te Rome. Slaat de Sicambren en andere Germaanfche volken op nieuw, maar wordt ook van hun deerlyk in 't naauw gebragt. Hy laat verfcheide burgten aan den Rhyn en elders Jligten en Canaalen graaven. Hy wordt Conful. Trekt op nieuw naar Germanien, beoorlogt de Catten. Zet zyne overwinningen tot aan de Elve voort, maar vindt zich genoodzaakt te rug te trekken , en Jlerft onverwagt. Zyn lof. tiberius wordt in zyne plaats naar Germanien gezonden , en brengt hetzelve door de wapenen voor een tyd tot rust, mecenas Jterft. augustus ondervindt in zyne grootheid de wisfelvallighe- den van het menfchelyk leeven. Een fcbielyk opkomend onweder had dideriic en roozemond doen befluiten by eeehart IV. deel. A tC  drusus te vernagten. Zy kreegen daardoor eene gunftige gelegenheid , om liet afgebroken gefprek weder op te vatten. Diderik gaf' daartoe fpoedig aanleiding. Uwe gulle gastvryheid verpligt ons zeer, zeide hy tot eelhart. Terwyl de wolken zich in een zwaaren regen ontlasten, weike den naderenden donder aankondigt, en wy daardoor verpligt zyn ons in huis te houden , zouden wy den tyd niet beter kunnen flyten , dan met den draad der gefchiedenis weder op te vatten , zoo het u niet te veel gevergd is. Gy zoudt ons dubbel verpligten en het zou eene dubbele vergoeding zyn voor het beletfel, dat ons verhindert onzen weg te vervolgen. E. Het fpeet my , dat ik deezen morgen myn bellek niet kon volvoeren: ik had my wat lang met de Romeinfche zaaken opgehouden, en vredegonde had reden, om my op te toeven. Fr. Myn vader heeft ons zoo wel de noodzaakelykheid en heilzaamen invloed van den donder ingeprent , dat ik allen fchroom heb afgelegd: maar nu ben ik zelfs verheugd. Wy houden de vrienden by ons , en kunnen met hen zonder uitftel naar het eiland der Batavieren trekken. Vader zal immers met den togt van drusus derwaard beginnen. E. Dit was myn oogmerk, frederik ! Het misnoegen , dat zich na het vertrek van augustus op nieuw in Gallien openbaarde, om het op-  in germanien. j opfchryven der bezittingen, had de Germaanen , zoo het fchynt, aangemoedigd , om een nieuwen kans te waagen. Drusus , op dat hy met geen twee magtige vyanden zou te doen hebben , weet de voornaamften uit ongeveer zestig Gallifche natiën, by gelegenheid der in* wying van een nieuwen Tempel te Lions, byeen te krygen , en zoo in te neemen , dat zy, in plaats van de wapenen tegen augustus op te vatten, en het Romeinfche juk, ware het mogelyk, af te fchudden , befluiten eenen altaar ter eere van augustus op te rigten , welke naderhand zeer beroemd geworden ^is. Schoon drusus toen naauwlyks vyf en twintig Jaaren oud was , en de Gallier zoo wel als de Ger. maan zal gemeend hebben , dat zy zulk een Jongeling gemakkelyk naar hunne hand zouden kunnen zetten, toonde hy zich^tot alles gereed,— tot minzaame onderhandelingen en tot het beflisfenmet de wapens evenzeer gefchiktte zyn. De Germaanen hadden intusfchen een aanzienlyk leger op de been gebragt en meenden daarmede over den Rhyn in Gallien te vallen: maar drusus kwam hen voor, verfloeg hen toen zy bezig waren de Rivier over te trekken en verftrooide de ganfche magt. Hy bediende zich by uitneemendheid van zynen behaalden zegen en de verflagenheid, welke dezelve by den moedigen Germaan had te wege gebragt. Eerst A a viel  4 DRUSUS viel hy in het land der UJipeeten en Tenclren, die onmiddelyk aan de Batavieren grensden; en vervolgens moesten het de Sicambren, hunne oudebondgenooten, ontgelden. Op deezen was het toch voornaamelyk gemunt. Zy hadden de Romeinen onder marcus lollius , gelykik deezen morgen verhaalde een zwaaren flag toegebragt, en zelfs een van hunne voornaamfte veldftandaarden , een Arend van het vyfde legioen, overmeesterd, het geen by de Romeinen zeer hoog genomen wierd , en daarom ftreng moest gewroken worden. Hy verbrandde hunne wooningen, en verwoestte een groot deel van hun land. Fr. Ik ben verheugd, dat wy van deeze nabuuren der Batavieren , en zoo ik meen , ook aloude inwooners van deeze landftreek iets naders zullen hooren. Hoewel het bezoek, dat drusus by hen aflegt, zoo vriendelyk niet is, als by de Batavieren. E. Zy befloegen voor een gedeelte deeze gewesten , voor een gedeelte woonden zy hooger op. Deeze dappere volken waren niet uit te roeijen. In hunne bosfchen en moerasfen waren zy ongenaakbaar voor den Romein/eken krygsknegt, en geleeden fchade konden zy ligt herftellen. Weinig hadden zy te verliezen, die met weinig"te vrede waren ; en hunne wooningen konden zy in een grooten dag weder in zoo ver herftellen, dat zy onder dak  IN DE NEDERLANDEN. 5 dak konden. Dat zy den moed niet hadden laaien vallen , zal ons nader blyken. Drusus zette intusfchen zyne overwinningen al verder voort, en drong langs den Rhyn door tot in de Noord' zee. Toen kreegen de Friefen een bezoek. Dit vrye volk, van het welke wy nu voortaan meer zullen hooren , wierd ook door hem tot reden gebragt. Egter fchynt zich dit op den voet der Batavieren in der minne gefchikt te hebben , zoo zy niet al van te vooren in het verbond met c^sar begreepen waren. Daartoe behoorden , behalven de Batavieren, nog meer volken, welke niet uitdrukkelyk genoemd worden : men vindt toch terftond het Friefche voetvolk in het leger van drusus , waar het uitneemend te pasfc kwam. Hy was namelyk van fins, om ook de grenzen der Cauchen of Oostfriefen te beltooken , maar dit viel zeer ongelukkig uit. Ik kan niet anders uit dio cassius opmaaken , of hy trok derwaards over de zoogenaamde Wadden , waar zyne vaartuigen door het vallen van het water aan den -grond vast raakten. Toen kwamen de Friefche hulpbenden zeer te pas, en zy die aan de zee gewoon waren , redden de Romeinfche benden uit de verlegenheid. D. Dit doet geen vyand , die zoo eerst door de wapenen overwonnen is. Ik denk nu, dat zy tc vooren al in het bondgenootfchap der Batavieren zyn begreepen geweest. Zy hadden A 3 anders  <6 drusus anders gelegenheid,om zich op de overwinnaars te wreeken. R. Dan had drusus zyn verdienden loon gekreegen. Ik heb toch niet veel op met al die onderneemingen , welke de rust en orde in de waereld ftooren, en duizenden ongelukkigen maaken , wanneer men zich bedient van het zoogenaamde recht des oorlogs. Wat had Rome met al deeze zoo ver afgelege volken te ftellen ? Waarom vereenigden zy zich niet met -elkander, om den algemeenen vyand het hoofd te bieden? E. Wanneer al de Germaanfche Hammen zich byeen gevoegd, — wanneer de Galliershan belang gekend hadden , de Romeinen zouden het fchielyk hebben moeten opgeeven : maar geduurig onder elkander oneens, en zelfs in geftadigen oorlog , hadden deeze overwinnaars fchoon fpel. Te meer, wanneer het hun gelukte, eenige van de dapperlie natiën in hun belang te krygen. Dit was hun listig overleg in Afien, in Africa, in Spanjen. Dit gelukte cm*ar ook in Gattien en Germanien. Wy hebben voorheen gezien, wat redenen de Batavieren, die zich niet lang nog in hun eiland gevestigd' hadden , bewogen , om met een magtigen vyand., die alles overllroqmde, — die met zyn overwinnend leger in hunne nabyheid was, in tyds te daadigen, daar zy zulke eerlyke voorwaarden, met hunnen moedigen aart zoo wel ftroo-  IN DE NEDERLANDEN. % ftrookende en geenszins vernederende, treffen konden. —- Van hun eige landgenooten verdreeven , wisten zy weinig, wat lot zy van nieuwe onrustige nabuuren te wagien hadden. Nu konden zy op de hulp der Romeinen weder-, keerig flaat maaken, en zoo ik my niet bedriege , kwam dezelve hen in dit tydflip juist te ftade. De Germaanen, en wel zy , die in de nabyheid van de Batavieren woonden, wilden een inval over den Rhyn in Gallien doen. Waar? weet men niet. Het eiland wordt van fommigen tot Germanien, van fommigen tot Gallien gerekend , fchoon de inwooners Germaanen waren , gelyk ik voorheen getoond heb. De Batavieren, die zeker by de andere Germaanen, met welken zy zich niet vereenigden , in geen goede reuk waren, vooral niet als bondgenooten der Romeinen , lagen voor den eerften aan» floot bloot. Gy ziet dus rozemond , dat zy op hunne wyze Itaatkuiulig gehandeld hebben. Wat de Friefen aangaat, zy zullen ook hunne redenen hebben gehad. Men kan hen zoo min, als hunne nabuuren, de Batavieren, den roem van waare dapperheid ontzeggen. Zelfs hebben zy deezen als volk overleefd. De voorwaarden , waarop zy flooten, waren ecliter van eenen anderen , min eerlyken, maar ook min lastigen aart. Zy moesten eene geringe fchatting van osfenhuiden betaalen, en wanneer de Romeinen tlie verzwaarden, hadden zy, zoo wel als de BataA 4 vieren  DRUSUS vieren, moeds genoeg , om zich daar tegen te verzetten. R. Ik wil dan wel gelooven, dat zy door de omftandigheden gedrongen wierden : maar gy zult my ook. toeftaan , myn eelhart , dat het altoos gevaarlyk is voor een klein volk zich met zulk een magtigen bondgenoot naauw te verbinden, en dit blykt reeds uit het geen gy zoo even zegt. Hoe noemde gy het laatst, myn diderik! D. Eene Societas leonina , en daar zal het wel op uitloopen. E. Cesar augustus en deszelfs opvolgers , — zelfs de Romeinen van beter tyd , hoe edelmoedig zy ook fchynen mogten , hadden niet dan veruitziende, — heerschzugtige oogmerken. De bedoeling van augustus , wien byna alles gelukte , was niet minder, dan om het daar weder optevatten , waar julius cesar, van wien hy tot zoon aangenomen en tot erfgenaam verklaard was, het gelaaten had; — den oorlog over den Rhyn zoo lang voort te zetten, tot dat geheel Germanien een wingewest der Romeinen was geworden. De geduurige opftand, — de invallen der Sicambren gaven alleen een voorwendfel of aanleiding tot deezen togt. Met reden zegt l. florus : ach! dat hy 'er zoo veel niet in gefield had , want Germanien is met meer fchande verlooren , dan met roem gewonnen. Het zou echter met hetzelve gedaan  in de nederlanden. j daan zijn geweest , indien zy even goed onze gebreken, als onze overheerfching hadden kunnen verdraagen," Drusus kon intusfchen niet anders, dan zyn last uitvoeren , en men ziet tot dus ver, dat hy dien, naar maate de Natiën handelbaar of niet handelbaar waren, ukneemend behartigd heeft. Intusfchen hebben wy 'er dit voordeel in onzen tyd van , dat wy van de zaaken onzer voorzaaten door de Romeinen eene kundfchap hebben verkreegen , welke wy anders geheel zouden ontbeeren, gelyk wy voorheen reeds hebben aangemerkt. Fr. Het verwondert my, dat men van de Batavieren niet zoo wel, als van de Friefen in deezen togt hoort gewag maaken. Maar, myn vader! hoe kwamen de Romeinen aan de fchepen , welke zy tot deeze onderneeming noodig hadden ? E. Gy vraagt het een en ander te regt , fredrtk! maar ik vinde hier van een diep ftilzwygen. Wy treffen in drusus wel in dapperheid een jongen cesar aan : maar men vindtze zelden, welke , gelyk deeze, door de pen zoo wel als door den degen uitmuntten; — die van hunne verrigtingen zelven* een voldoende aantekening hebben nagelaaten. Anders zouden wy u kunnen zeggen, of drusus met fchepen uit Gallien aangekomen was, gelyk naderhand germanicus , dan of hy dezelve hier heeft laaten bouwen. Van het een en ander zagen wy een voorbeeld in het leeA 5 veo  IO DRUSUS ven van caesar. Het eerfte komt onzen Vaderlandfchen Historiefchryver niet onwaarfcbynlyk voor. Maar ook konden de Romeinfcha krygsknegten zoo wel hier met behulp der Batavieren , die voor hun gebruik niet dan Canoes of booten noodig hadden, als in Gallien zulke vaartuigen toeltellen , welke voldoende waren , om de troepen langs den Rhyn , over het Meir Flevo en de Waddenzee over te voeren, en aan de Friefche kust, of in het land der Cauchen aantezetten. Tot eenen overtogt na Brittannien , waren veel grooter fchepen noodig , en echter wist caesar zich dezelve in aantal fpoedig aan te fchaffen. In 't vervolg zult gy in onze wateren meermaalen groote en kleine verzamelingen van gewapende en ongewapende vaartuigen aantreffen. Dat drusus , hoe hy hier ook aangekomen zy, eerst ons Eiland heeft aangedaan , is meer dan waarfchynlyk. Zoo' deedt zyn zoon naderhand , en zoo deeden de meeste Roomfche veldheeren by hunne invallen in Germanien: het eiland der Batavieren was de gewoone verzamel- en rustplaats der Romeinfche benden. Van daar heeft hy na het verftrooijen der Germanen zyne krygs operatien va het land der UJïpeeten voortgezet. Wyl dit naast aan het eiland der Batavieren gelegen was , kan het niet wel anders zyn , of de gewoone bondgenooten der Romeinen hebben zich ook hier by bevonden,  in de nederlanden. lï vonden , en zy waren 'er nu te meer toe verpligt , indien hunne Germaanfche nabuuren het ook op hen gemunt hadden. Waarom niet zy , maar de Friefche hulpbenden genoemd worden, daarvan kan de reden zyn, dat zy als behoorende tot het lichaam der Roomfche krygsmagt- werden aangemerkt. Zy waren gwgani- zeerde troepen , en de Latynfche of &r;.-kfche Schryvers , maaken daarom menigwervur van hen geene melding, fchoon zy mêe in de moeite en gevaaren deelden , ten zy 'er iets byzonders met hun voorgevallen is. Dan, wyl de Romeinen van de Bataaffche ruiterbenden het meeste gebruik maakten, kan het zyn, dat zy alleen in deezen fcheepstogt naar de Friefen en het land der Cauchen zyn te huis gelaaten, wyl zy daar minder te pas kwamen. Ik merk dit eens vooral aan , fchoon anders de inval op de Ufipeeten en Sicambren van dat roemryk belaug niet was. Te minder indien de Batavieren ook hun aandeel gehad hebben aan de verwoestingen , welke daar gepleegd wierden. D. Hoe liep het met de Cauchen af ? dit heb ik niet gehoord. E. Zy kwamen denkelyk voor dien tyd met den fchrik vry. Immers dio cassius fpreekt alleen van het bezoek, dat drusus op hunne kust heeft afgelegd, en van de verlegenheid, waarin hy geraakte ; m waarin de Romeinen nader-  12 DRUSUS naderhand meermaalen geraakt zyn , waarfcbynlyk, om dat zy de Eb en Vloed niet wisten waarteneemen. Zoo liep deeze togt af , gelyk dikwerf. Onvoorziene toevallen maaken den kans des oorlogs onzeker. — Drusus fchynt voor deeze reize zyn bekomst gehad te hebben, en misfchien had hy meer ongemak geleeden , dan wy weeten. Hy bragt zyne troepen in de winterlegering. Zommigen meenen in Frief land, maar de meeste waarfchynlykheid is voor ons Eiland. Daar waren zy , door den Rhyn omringd, het zekerst; en de vloot moest ook daar weder terug gebragt worden, van waar dezelve was afgevaaren : waarop drusus zich weder naar Rome begaf. Fr. Waarlyk een verre reis tegen den Winter. Maar mag ik vraagen , wanneer drusus dit eerfte bezoek in het eiland der Batavieren heeft afgelegd ? E. Wanneer m. valerius barbatus en p. sulpicius quirinus, by lucas cyrenius genaamd , Burgemeesters waren, in het 742(te Jaar na het bouwen der Stad Romen , kort voor onze gewoone tydrekening. Drusus moest verflag van zyne verrigtingen doen , en nieuwen last ontvangen. Augustus was zoo wel met hem te vrede, dat hy Pretor van Rome gemaakt wierd. Naauwlyks had de Lente een aanvang genomen , of hy bevond zich weder aan het hoofd van zyn leger , trok den Rhyti over „  IN GERMANIEN. i«j over, en opende den veldtogt met de Ujïpeeten op nieuw onder 't juk te brengen. Daarop floeg by eene brug over de rivier de Lippe, om op de Sicambren los te gaan. Hy nam de gelegenheid waar , dat deezen met hun geheele magt een inval deeden in de landen der Catten, om dat zy de eenigiïen waren van al de omliggende volken , welke zich onttrokken hadden. Hy ftroopte hun ganfche land af, en drong door hetzelve in het gebied der Cheruseen, tot aan de Wezer toe. Diocassius zegt, dat hy ook de JVezer zoude overgetrokken zyn, zoo hy door gebrek aan leevensmiddelen hier in niet belet wierd , daarenboven naderde de winter fterk , en een kwaad voorteken deed hem te eer tot den te rugtogt befluiten. Fr. Wat voorteken was dit? E. Een zwerm bijën zette zich neder in het leger der Romeinen. Fr. En liet de dappere drusus zich hier door affchrikken? E. De voortekenen hadden onbegrypelyk veel invloed op het gemeen. Schoon de vrees voor de Goden naar evenredigheid van de verbastering van zeden te Romen zeer verminderde, bleeven zy echter aan hunne bygeloovige denkbeelden , vooral ten opzigt van voortekenen, vasthouden, en de Grooten bedienden 'er zich van, wanneer het met hunne oogmerken ftrookte, om het volk aantemoedigen of te ver- fchrik-  H DRUSUS fchrikken. Een bijenzwerm , die zich overal zet , als zy het in de lucht niet langer houden kan , was een natuurlyk verfchynfel , hoewel zeldzaamer in den Herfst. Zoo intusfchen met deeze twee bedryven die geheele veldtocht is. afgeloopen , heeft drusus toen niet zeer veel uitgevoerd: maar brengt men hiertoe het geen l. florus in zyn vierde boek verhaalt, dan laat het zich beter begrypen. Op de Catten en Marcomannen, moet hy toen ook losgegaan zyn. Hy behaalde groote overwinningen op deeze volken , en van de laatften een grooten buit, van welken hy op een zekeren heuvel een trophée of zegeteken opgerigt heeft. Dan , terwyl hy zich hier mede onledig hield , hadden de Germaanen tyd , om zich te heriïellen en te vereenigen. De magtigfte onder de Germaanfche Mam. men , de Cheruscen , Sueven en Sicambren namen Drusus waar , op zynen te rugtogt naar de winterlegering by zyne bondgenooten. In een engen en hollen weg valt hy , die te onregte waande , dat deeze volken zich niet zouden durven laaten zien , in een hunner laagen , en wordt door een verbaazende magt rondom ingefloten. Hun vertrouwen op de overwinning was zoo fterk, dat zy reeds eene fchikking onder eikanderen over den buit gemaakt hadden en ketenen met zich voerden, om de gevangenen aan te fluiten. Dan dit laatfte hoort, misfchien tot een laater geval, het eerlie  IN GERMANIEN. 15 eerfte wordt als zeker verhaald. De Cheruscen zouden de paarden , de Sueven het goud en zilver , en de Sicambren de gevangenen hebben. Fr. Ik dagt , dat de Germaanen geen werk van goud of zilver maakten. E. De goederen, die zy buit maakten, want onder het goud en zilver kan men alles verdaan , wat zy behalven manfchap en paarden in het leger vonden , moesten toch ergens blyven. Het lot was 'er buiten twyffel over geworpen , en zoo kon men gemakkelykst van elkander afkomen. Niets was by dit krygszugtig volk roemrugtiger en aangenaamer, dan hetgeen zy met het zwaard wonnen. Het zou ook met het ganfche leger zoo ongelukkig, als onder varus zyn afgeloopen , indien de Germaanen hunnen vyand niet te ligt gerekend, en den aanval met minder onbefuisdheid gedaan hadden. D. Het fpreekwoord zegt niet te. vergeefs, die een ander jaagt Haat zelfs niet ftil. Dit ondervonden eerst de Sicambren , en nu de Romeinen. Menig krygsknegt zal wel eens om den zwerm bijen gedagt, en daar by den moed verloren hebben. E. Het goed vertrouwen van den foldaat, op de dapperheid en het beleid van zyn veldheer , doet ongelooflyk veel af. De jonge drusus toonde zich in deezen hachelyken toe- fiaud  i6 drusus ftand even moedig en bedaard. Hy verliet zich beurteling op de geoefendheid zyner benden en de liefde, diczy hem toedroegen. Hy deed hen de gelederen digt in een fluiten, en agter hunne fchilden de eerlte aanvallen afkeeren. Toen hy merkte , dat de vyanden te vergeeffch hunne kragten hadden gefpild , en meer en meer in wanorde raakten , borst hy eensklaps op hen los , en dreefze op de vlugt. Zoo maakte hy zich ruimte, en de aanvallen, die zy van verre deeden , bragten hem weinig hinder toe. Dus ziet men, hoe dwaas het is de huid te declen, eer de beer gevangen is. De Germaanen behoefden voor de Romeinen in dapperheid niet te wyken, maar zy waren verre beneden dezelven in krygstugt, en wierden door onderfcheide hoofden van elkander onafhankelyk aangevoerd. Het zou anders flegt met de Romeinen afgeloopen zyn. D. Dit zou my om drusus jammeren , van wien ik een goeden denk heb : maar anders had ik gaarn gezien , dat de Germaanen zich van dit juk in eens ontdaan hadden. E. Het Zou maar voor een korten tyd geweest zyn. De Romeinen waren toen nog te magtig en zouden het bloed van hunne Burgeren, gelyk naderhand, ffrenggewrooken hebben. Niet zonder reden zoudt gy met drusus deernis hebben , die voor een der braaffte mannen .van zyn tyd mag gehouden worden , indien  in germanien. 17 indien hy het flagtoffer van de verbitterde Germaanen was geworden. Twintig hoofdlieden, welke nevens andere gevangenen by eene andere gelegenheid in hunne handen gevallen waren , hadden zy verbrand. Zeker als eene offerhande aan hunnen krygsgod , en met oogmerk om een verdrag met den gevloekten Romein, des te onmogelyker te maaken. Gy kunt dus ligtelyk het lot van drusus gisfen. Ook zou de tegengeflelde uitflag voor de Batavieren dubbel nadeelig geweest zyn. Zy zouden, niet minder dan de Catten , het gelag als bondgenooten der Romeinen hebben moeten betaalen; — en veel aan drusus verloren hebben. R. Aan drusus? E. Dit zult gy ras hooren rozemond , en mislchien gaf het gevaar , waaruit hy zich en zyne benden ter nauwernood gered had , de eerfte aanleiding tot zyne gewigtige onderneejningen. Om zulke onrustige volken te beter in den toom te houden, wierp hy eene Merkte op, terplaatfe, waar de rivieren deLippe en de Alifo (de Elze of zoo andere willen, de Almé) in elkander loopen, en een andere in het land der Catten aan den Rhyn, volgens dio cassius. Maar l. florus verbaalt, dat hy tot beveiliging van die gewesten alom bezettingen leide. Aan de Wezer, de Maas, en naderhand aan de Elve. Aan den oever van den Rhyn, fiigtte hy meer dan vyftig Kasteelen. Bon en Gelduba vsieenigde hy met IV. deel. B brug-  %$ drusus bruggen , die hy door fchepen liet bewaaren. Het Hercynisch woud, dat tot dus ver voor de Romeinfche krygslegers ontoegankelyk was , opende hy door wegen aanteleggen. Zyne foldaaten zullen daar by druk werk gehad hebben, niet te min droegen zy hem,als overwinnaar , eenpaarig den naam van imperator op, -— denzelfden, dien augustus droeg. R. My dunkt, zy nestelden zich op zulk eene wyze meer dan te vooren in het vrye Germanien vast, en drusus zal niet altoos leeven, of zyne opvolgers die gemaatigdheid bezitten. E. Dat is zoo. Evenwel 'er heerschte nu zulk eene rust, dat het een ander land, een zagter Hemel fcheen te zyn , en Germanien door andere menfchen bewoond te worden. {*) Van deeze kalmte zal drusus zich bediend hebben , om ook in het eiland der Batavieren eenige nutte verbeteringen te maaken. Huu Eiland was voor de Romeinen van de uiterfle aangelegenheid. Binnen de armen van den Rhyn en de Noordzee beflooten , had het eene natuurlyke veiligheid door deszelfs ligging; maar het was ook daar door aan overftroomingen bloot gefield. De laagte van den bodem maakte het verblyf voor de Romeinen in den winter zeer ongevallig, en het doortrekken voor hen, die zich niet zoo wel als de Batavieren in het water wisten te redden , zeer moei» (*) L. florus de geftis Rom. L. IV.  in de nederlanden. 19 moeijelyk. Hy maakte daarom vooreerst eene afleiding van den Rhyn in den Tsfel, door een klein Canaal , bet welk de beide rivieren vereenigde. Fr. Waar gefchiedde die doorgraaving ? E. By Doesburg en Tsfeloort , beneden Zul phsn. Daarenboven verwydde hy den Tsfel van daar, tot dat hy voorby Campen in de Zuiderzee , toen het Meir Flevo, viel. Deeze wierd daarom met de graft van drusus de nieuwe Tsfel , en van daar tot aan den oorfprong in Munfterland, de oude Tsfel genaamd. De grafc was tusfchen de acht- en tienduizend fchreeden lang. Hier door bedoelde en verkreeg hy een gereeden doortogt naar het land der Friefen, Cauchen en andere Germaanen. Suetonius fpreekt van graften in het meervoud , en men meent , dat hy ook de Maas met den Rhyn vereenigd heeft door de Vliet beneden, en de Does boven Leiden. Het laatfte wil men ook uit den naam afleiden. Want gelyk Doesburg zoo veel zou zyn als Droes- of Drufusburg , wegens eene fterkte, die hy ook daar zou gebouwd hebben , zoo kon ook de Does van denzelfden drusus haaren naam ontleenen. Tacitus fpreekt wel van maar eene graft, die van toen af de graft van drusus genaamd wierd , waar germanicus doorgevaaren is. Dan suetonius zegt zoo uitdrukkelyk, dat hy över den Rhyn nieuwe graften met een onmeeB 2 telyken  20 drustjs telyken arbeid heeft laaten graaven, welke nog de Drufiaanfche graften genaamd worden, dat wy. 'er niet aan twyffelen kunnen. Tacitus had geen ander oogmerk, gelyk van loon te regt aanmerkt, dan den togt van germanicus te befchryven , welke door de graft van zyn vader voortgezet wierd. Dus had hy van geen andere te melden. D. Waar moesten die graften toe dienen ? E. Dit zou men gereedelyk kunnen uitleggen , indien men met volkome zekerheid wist aantewyzen , waar die graften gedolven zyn: dan daar omtrend zyn het de historiefchryvers gansch niet eens. De meesten fchryven de doorvaart van den Rhyn tot in de Maas aan een van drusus opvolgeren toe. Dan daar het bed van een rivier verloopen kan , is het veel eer te begrypen , dat zoo veele Eeuwen het fpoor of de gedagtenis van gegraave vaarten uitgewischt hebben. Eene doorfnyding van het Eiland , om van de Maas in den Rhyn, en van den Rhyn zonder buiten om te vaaren, tot in het meir Flevo, zoo wel aan den Noord-westkant als aan den Noord-oost en Zuid-kant te geraaken, was zeker meer dan iets anders die groote moeite en de wysheid van drusus waardig. Daar door kon hy de gemeenfchap (correspondentie) gemakkelyk maaken, en het overtollige water des te beter afleiden. Ook meent men , dat hy daar door eene grensfcheiding tusfchen de Batavieren  IN DE NEDERLANDEN. «1 ren en Caninefaaten, die wy aan de zeekusten van het eiland aantroffen, getrokken hebbe. D. Men kon dus het grootfte gedeelte van het Eiland binnen door omvaaren. Waar men die vaarten ook Hellen wil , ik vertrouw , dat drusus die groote onderneemingen gedaan heeft , waar zy 't meeste nut konden doen. Niettemin komt by my in bedenking , of hy zich in dit geval zoo wel als in 't aanleggen van de fterkten niet te veel heeft aangemaatigd: of is zulks met voorkennis en toeltemming der Overheden gefchied? E. Ik beken , dat deeze onderneemingen , vooral het aanleggen van burgten en fterkten , waar door men meestal verflerkte Iegerplaatfen zal moeten verftaan, van dien aart zyn, dat zy zonder toeflemming der eigenaars van die landen niet behoorden plaats te hebben. Men kan wel uit het ftilzwygen der historiefchryveren niet befluiten , dat zy 'er niet in gekend zyn. Maar laaten wy vooronderflellen, dat drusus dit zonder eenige voorkennis op eigen gezag gedaan heeft , dan handelde hy even eens, als wy en andere natiën in andere waerelddeelen gedaan hebben. De Germaanfche volken , die alleen gewoon waren dorpsgewys te woonen , in 't open veld te vegten, en zich in geene fleden wilden opfluiten , zullen in den beginne weinig erg in het opwerpen van zulke Merkten gehad hebhen: Maar de Bata- B 3 vieren %  *2 drusus vieren, welke tot dus ver by hun bondgenoot, fchap met de Romeinen wel gedaan hadden, konden 'er niet veel tegen hebben. Zy wierden daardoor te meer beveiligd tegen de invallen van hunne onrustige nabuuren. En wierden zy als een deel van het Romeinfche ryk aangemerkt , dan was het de zaak van drusus , al wat in zyn vermogen was tot bewaaring van land en volk by te brengen; — en de zaak van de Batavieren om dit aantezien. Het graaven van Canaalen is nog van een anderen aart. Schoon drusus hier mede het voordeel van zich zeiven en zyne Romeinen in de eerde plaats bedoeld hebbe, was het toch eene groote eer, die hy ons land aandeed , en eene groote weldaad voor de Batavieren , waarvan zy nimmer gevaar voor hunne vryheid te dugten hadden. Hy toonde met dit eiland veel op te hebben , en het gemak en geryf der ingezetenen wierd daar door merkelyk bevorderd. Men mag drusus wel tot een voorbeeld, niet alleen aan allen, die zich met de zaaken van andere natiën bemoeijen : maar zelfs aan de Vorlten en beftuurderen van Landen en Volken voordellen. Hoewel ons Vaderland in het eene gedeelte overvloed van rivieren, fpranken , beeken, vaarten en flooten heeft, is men 'er in een ander gedeelte flegt van voorzien. Zoo de fchatten , welke dikwerf noodeloos verfpild zyn, bedeed waren tot het uitdiepen van verlamde rivie-  in de nederlanden. «3 rivieren, het opruimen van beeken en het graaven van nieuwe Canaalen , welk een onbe1'chryflyk voordeel en gemak zoude land- en ak« kerbouw, de houtteelt, de binnenlandfche handel al voorlang hier van getrokken hebben. Maar het opzien tegen de kosten, en veelal het eigen belang van Heden en gewesten, en zelfs van byzondere perfoonen hebben dit tegengehouden. Vergeef my deeze uitflap. D. Zy komt regt ter fnee, myn eelhart ! en drusus , fyat merkelyk by my in agting. Wanneer de Eenheid en Onverdeelbaarheid van onze gewesten eens in werking gebragt en alle byzonder belang , dat het algemeene welzyn van het Vaderland nadeelig is, den bodem ingeflagen wordt: — wanneer eene heilzaame en algemeene vrede ons gelegenheid geeft aan het herltel van onze zaaken te denken, dan zal dit een van de eerfte voorwerpen van overweeging moeten zyn(*). Indien maar dezelfde gebreken van onnutte geldfpillingen en ontydige bezuiniging niet voortduuren. Fr. Het land was immers nog geheel open en onbedykt ; wierd het dan niet, na dat het meer doorfneeden was, te meer aan alle kanten voor overflroomingen bloot gefield? E. (*) Ik fchreef dit in 1797, en by het drukken van dit blad verneem ik met blydfchap, dat jaarlyks een aanzienlyke fom daartoe zal afgezonderd worden. B 4  34 drusus E. Het water kon dan ook te eerder wegloopen en gefleeten worden. Moerasfige en onbruikbaare landen worden daar door verbeterd , en gefchikt tot den landbouw en bewooning. Daarenboven heeft drusus ook zoo veel in hem was , het land tegen den overloop der rivieren zoeken te beveiligen. Fr. Heeft hy dan nog al meer uitgevoerd? E. Hy is de eerfte in dit Land geweest, welke een dyk of waterkeering, die tacitus Druji Moles noemt, aan den Rhyn heeft opgeworpen , en het nut van dezelve bleek allerduidelykst, wanneer deeze dyk naderhand in den Batavifchen oorlog vernield , het land in een poel veranderd, en daar door voor de Romeinen ontoegankelyk wierd. Of deeze dyk van het Tolhuis tot aan Wyk te Duurjtede geitrekt, of gelyk alting meent een uur beneden Rheenen zyn aanvang genomen heef: , dan liever van Doesburg begonnen is , kunnen wy niet beflisfen. — Daarin komt men genoegzaam overeen, dat dezelve aan den linker oever van den middel Rhyn is aangelegd. En het oogmerk van drusus fchynt geweest te zyn, om denzelven te doen ftrekken tot aan den uitloop of middelden Rhynmond. Maar hy is door zyn ontydig affterven in de volkomen uitvoering van zyn plan verhinderd. Hy kon behalven de afkeering van het rivierwater , door deezen dyk eene linie van Communicatie tusfchen de aangelegde  HEB S TE BEDIJKING BOQH BHUSITS.   IN DE NEDERLANDEN. £ j legde fchansfen krygen , en de invallen aan dien kant, waar het meeste gevaar was , des te moeijelyker maaken. Anders waren de Romeinen zeer gereed om wegen van de eene plaats tot de andere aan te leggen, en wy hebben van zulk eenen Romeinfchen weg, in het eerfte begin van onze gelprekken reeds mtlding gemaakt , maar daar had drusus nog geen tyd toe. — Van de aarde der uitgegraave Canaalen kreeg drusus van zelfs dyken , daar hy die goedvond te gebruiken. — Het geen florus dan van Germanien in 't gemeen zegt , mag men voornaamelyk op het Eiland der Batavieren toepasfen. _ De bodem en de Rivieren wierden zoo herfchapen, dat deeze inrigtingen niet anders dan een gunstigen invloed konden hebben op het land en de luchtflreek; men moet daarom , ten opzigt van den alouden ftaat van deeze gewesten, van deezen tyd een nieuwe Epoque rekenen: wy ftaan 'er daarom wat langer by ftil. Dit tydftip brengen wy met dio cassius tot het 743ftejaarna het bouwen van de Had Romen; wanneer q. jel. tubero en q. fab. maximüs, burgemeesters waren, tien Jaaren voor onze Christelyke tydrekening: fchoon deeze gefchiedfchryver alleen van het aanleggen van fterkten gewag maakt. Anderen brengen alle deeze verbeteringen in den land- en waterftaat tot den eerften togt en komst van drusus. Men kan dit uit de oude aantekeningen niet B 5 zeker  26 drusus zeker bepaalen ; en het kan ook onmogelyk alles in een Jaar, afgedaan zyn , vooral niet by deezen veldtogt, waarin zoo veel is voorgevallen. Maar het komt my niet waarfchynlyk voor , dat drusus , die om den inval der Sicambers en andere Germaanen, door augustus herwaards was gezonden , zich eerst zou onledig gehouden hebben met het graaven van Canaalen en het aanleggen van dyken. Dit kon veel voegzaamer gefchieden, toen zy door herhaalde overwinningen in ontzag konden gehouden worden. De krygsknegten konden nu hun werk ongeftoord verrigten. Men opent ook meer de gemeenfchap met zyne vrienden dan met vyanden. Wanneer de vrede gebroken wierd, gelyk ras daarna gebeurde , zou drusus , die by ondervinding wist aan welke gevaaren de zeetogten onderhevig waren, de vrugten van zyn arbeid kunnen plukken. Fr. Maar hebben de Romeinfohe krygsknegten dien zwaaren arbeid verrigt, myn vader ? E. Buiten twyffel, myn zoon! wy zullen 'er naderhand nog van hooren. En daarom hadden dan de Batavieren nog te meer verpligting aan hem. Terwyl drusus in het Eiland vertoeven moest, om op de beweegingen der krygszugtige Germaanen te letten , wilde hy niet ledig den tyd verfpillen, nog den Batavier aan den overlast van een werkeloozen krygsknegt blootstellen. Hy dagt veel te edel , dan dat hy op het  IN DE NEDERLANDEN. 27 het zweet en bloed van zyne bondgenooten met zyn volk zou hebben willen teeren. Hy wilde hun het leeven gelukkiger en zekerder maaken, maar op zyn eigen kosten en moeite. Van zulk eene grootmoedigheid vindt men weinig voorbeelden, ook niet by de Romeinen. D. Ook niet in laatere tyden. Het geen de oudheid van sesostris verhaalt , die de volken dwong wetten en orde ter befcbaaving aante neemen, zich in geregelde maatfchappyen te vormen , de landbouw te oeffenen , en hun daar door waarlyk vry en gelukkig maakte, zonder hen door fchattingen van hun vermogen tè ontzetten , heeft hier groote overeenkomst mee. Wenfchelyk was het, dat dit meer navolgers vond. Maar hadden de foldaaten hier niet veel tegen? E. Ledigheid verzwakt het lighaam , dat door den arbeid hard en bekwaam gemaakt wordt, om de ongemakken van den oorlog te verduuren. De beroemdfte Romeinfche veldheeren hebben zich daarom van dit middel bediend , ook om hunne benden te beter in tucht te houden. Onder eenen drusus , die zich by elk een, vooral by zyne krygsknegten bemind maakte, gefchiedde dit volvaardig : — onder anderen verwekte het wel eens gemor. Jammer is het, dat hy zyn plan niet volkomen heeft kunnen volvoeren. Genoeg, hy had den eerlten grond gelegd tot eene onderneeming, die in volgende Eeuwen  a8 DRUSUS Eeuwen ons laage land vooh geduurige over. ftroomingen beveiligd , en veele dras liggende gronden in vrugtbaare beemden en akkers herfchapen heeft. En fchoon een werk, zoo eenvoudig, in dien tyd aan onze voorouders door vreemden niet behoefde geleerd te worden, heeft drusus egter de eer, van hun de nuttigheid het eerst te hebben doen ondervinden , waarop fomtyds de gedagten niet vallen. De Batavieren moet men vergelyken by de eenvoudigfte landlieden , die Gods water over Gods land laaten loopen. Nergens vond ik meer ongebaande wegen , diepe kuilen en plasfen, dan in't fchilderagtigfte van Drenthe, in den Herfst naauwlyks door te komen. Eene geringe moeite zou dit verhelpen ; maar de inwooners bekreunen 'er zich niet over, en weeten zich echter in de regenagtigfte faizoenen te voet of te paard 'er door te helpen. — Dat de geheele influiting van ons land door zwaare dyken te vroeg gefchied is, heb ik te vooren reeds aangemerkt. De eerfte en oudlte dyken ftrekten alleen , om de dagelykfche vloeden aftekeeren. Het Eiland kon nu nog door fpringvloeden de noodige aanhooging en bemesting krygen , te meer, daar het nog maar aan eene zyde bedykt was. —. Na dat drusus dit alles verrigt, en de landen zoo veel mogelyk in rust gebragt had , is hy naar Rome gekeerd, waar hem wel geen volkome triumph wierd toegedaan, echter de naaste eer  in rome. 29 eer aan dezelve, vergund. Hy deed te paard met luister zyne intrede in Rome , en de eeretekenen aan den triumph verbonden , mogt hy genieten. R. Welke waren die? v E. Zy mogten hun ganfche leeven lang by plegtige gelegenheden met triumphkleederen en een laurierkroon veifchynen, — en in de Schouwburgen op eene afgezonderde plaats zitten. De triumphen waren te vooren om beuzelagtige overwinningen toegedaan. De overboodige eer, welke daar by den overwinnaar aangedaan wierd, kon niet anders, dan den Despoot in de oogen deeken, vooral, wanneer hy door eige krygsbedryven dezelve niet kon genieten. Augustus was in dit geval. De verdienstelyke agrippa, die zorgvuldig alles vermydde, wat de nayver van augustus , zyn fchoonvader, kon opwekken, en inderdaad toonde, dat zyn pligt en het welzyn van den ftaat, — geen roem of praalzugt, zyne dryfveeren waren, had den Triumph geweigerd , toen die hem toegelegd wierd. Grootmoedig delde hy meer in de vrywillige goedkeuring zyner medeburgeren, dan in den ydelen waan van afgeperde toejuichingen : en federt dien tyd dorst men niet vraagen, om het geen zulk een groot man geweigerd had aanteneemen. De naam van Imperator , welke zoo veel als Oppergebieder  30 DRUSUS der betekende , en dien augustus voor zich behield , wierd hem , hoe zeer hy denzelven zich waardig gemaakt had , geweigerd. Die Vorst , onder wiens oppergezag zulke groote daaden verrigt wierden , rekende de hoogde eer daarvan zich zeiven toe. Zoo dagten de Vorsten doorgaans: — zoo fcheenen de Romeinen van dien tyd ook te denken. Men vierde federt dien tyd zyn geboortedag, en 'er wierden volgens het befluit van den Raad , ter zyner eere plegtigheden ingedeld , welke men Augustalia noemde. Eindelyk wierden 'er door drusus als Prester van Rome zeer kostbaare fpelen gegeeven, en aan hem na het afloopen van zyn Prcetorfchap , de voorburgermeesterlyke magt opgedraagen. Geheel Rome , dat drusus de grootde agting toedroeg, was verheugd. Maar die vreugd wierd merkelyk gemaatigd, door het afderveu van eene der braafde vrouwen van dien tyd:— octavia, de zuster van augustus, eerst aan marcellus, daarna aan den berugten antonius gehuwd , maar door hem om de ligtvaardige cleopatra verdooten : eene vrouw, die in alle de daatswisfeJingen van Rome , — in al haare wederwaardigheden de grootde wysheid en gelykmoedigheid betoond had, en daarom van haaren broeder altoos geagt, van alle braaven bemind, en uu betreurd wierd. Zoo munt de deugd, myn fre-  IN GERMANIEN. 31 fredrik altoos uit, zoo wordtzy, in 't midden van de grootde verbastering van zeden geëerbiedigd. Haar lyk wierd in den tempel aan julius c^sar toegewyd, ten toon gelegd. Augustus hield over haar eene plegtige lylcreden. Zy wierd door haare vier fchoohzoons ten grave gebragt, waarvan onze drusus , gehuwd aan haar jongde dogter antonia , die zy by antonius gewonnen had , een was. De Raad zou haar nog meer eer hebben aangedaan , indien augustus het niet tegengehouden had. Maar laaten wy met drusus op zyn derden togt weder naar Germanien keeren. R. Dit kleine tusfchenverhaal verkwikt myn hart. Billyk myn eelhart , dat gy ook de nagedagtenis van zulk eene vrouw eer aandoet. E. Augustus had met tiberius en drusus Rome weder verlaaten. De eerde van deeze broeders moest Dalmatien en Pannonien , de laatde Germanien bevredigen. Hy zelf keerde weder naar Lions in Gallien , om te digter aan de hand te zyn , daar hy zich nog vleide met het onderbrengen van geheel Germanien. Fr. De rust was aldaar van korten duur. E. Zoo is het altoos geweest. Wy hebben firaks gezien, dat de Catten door de Sicambren waren bedookt. Zy fchynen door dezelve uit hunne bezittingen geheel verdreeven te zyn. Ten minden drusus had hen , die toen niet tegen  32 DRUSUS tegen de Romeinen hadden willen famenfpannen, andere landen gegeeven , maar zy hadden dezelve verhaten, en zich nu by de Sicambren gevoegd. 1 Dit brak hen bitter op. Drusus verfloeg een groot gedeelte , en de overigen bragt hy tot gehoorzaamheid: waarna zy met bun drien, weder naar Rome keerden. Wegens het fterfgeval van octavia en andere voorvallen moet deeze togt van drusus laat ondernomen zyn , of hy heeft meer verrigt, dan wy aangetekend vinden : misfchien heeft hy het begonnen werk van graften en dyken toen verder voortgezet. Want fchoon daarvan maar eens melding gemaakt wordt by de gefchiedfchryvers , volgt daaruit niet , dat deeze onderneemingen in ééns alle ten einde geloopen zyn. Zy waren daartoe te groot en te menigvuldig. In 't volgende Jaar wierd drusus , nevens t. quintius crispinus tot Burgemeester van Rome benoemd : maar hy had niet lang genot van deeze waardigheid. Al vroeg moest hy weder naar het onrustig Germanien vertrekken , en de Catten beoorlogen. Hy bragt wel alles onder wat hem tegenftond, maar het kostte veel bloed: de Catten weerden zich wanhoopend. Daarop is hy in het land der Sneven doorgedrongen , tot aan de rivier de Wezer. Deeze trok hy over , viel op de Cheruscen aan, verwoestte de landen van deeze volken , om hen alle hunne ftrooperyeii betaald te zetten , en breidde  in germanien. 33 breidde zyne overwinnende wapenen tot aan de Elve uit. Ook daar heeft hy volgens de opgaave van l« florus (*) Merkten opgeworpen, het welk by deeze gelegenheid moet gebeurd zyn, fchoon die gefchiedfchryver in eenen adem fpreekt van alles, wat hy aan de Maas, den Rhyn, aan de Wezer en de Elve heeft aangelegd. Hy dagt vervolgens deeze rivier over te trekken , maar hy wierd 'er in verhinderd , het zy door den magtigen tegenfiand, welke hem daar ontmoette, het zy door een zeker verfchynfel. Volgens dio cassius zou zich eene Vrouw van eene meer dan menfchelyke gedaante en grootte aan hem vertoond hebben , welke hem toeriep : ,, Drusus , waar gaat gy heen, zonder ten laatflen eene bepaaling te Hellen aan uwe begeerte en zegenpraaiende wapens! Het noodlot vergunt u niet, al dit land met een vyandlyk oogmerk te bezoeken. Keer te rug , want het einde van uwe onderneemingen en van uw leeven is naby." Dio cassius (t) meent, dat deeze Hem van eene of andere Godheid is voortgekomen. Zoo het geene verbeelding , droom of bezwaarend voorgevoel in drusus geweest is, zou het kunnen zyn, dat hier eene der Germaanfche waarzegfters in het fpel is geweest. Wy willen niet (*) De Gejlis Rom. L. IV. (t) Hifi. Rom. L. 55- in 't begin. IV. deel. C  34 DRUSUS niet zeggen, dat dit geheel verdicht is , om dat niet alle historiefchryvers 'er van melden; maar wy durven ook aan de andere zyde niets beflisfen. Dio cassius heeft boven allen zyn werk gemaakt, om foortgelyke voortekenen uitvoerig te melden. Men kan dit zoo wel voor een uitwerkfel van bygeloovigheid, als van naauwkeurigheid houden; echter vinde ik het geval ook gemeld by suetonius , in 't begin van het leeven van claudius. Fr. Gebeurde 'er dan nog meer van dien aart? E. 'Er was volgens dien gefchiedfchryver een famenloop van aanmerkelyke zaaken. Verfchrikkelyke flormen en onweeren hadden veele verwoestingen te weeg gebragt. De tempels , zelfs de tempel van jupiter capitolinus , waren niet verfchoond, toen drusus den laafden veldtogt zou aanvaarden. De wolven hadden rondom zyn leger vreeslyk gehuild. Men had een verfchynfel van twee jongelingen te paard dwars over de wallen zien ryden, — een gehuil als van verfcheiden vrouwen gehoord, en de derren aan den hemel waren verfchooten. Men kan uit dit alles befluiten, hoe de dappere Romeinen omtrend dergelyke gebeurtenisfen , waar of ingebeeld , dagten; even zoo als het bygeloovig volkje van laatere, zelfs van onze tyden: dan men kan 'er ook uit opmaaken van hoe veel belang het leeven van dien jongeling voor  sterft. Voor den Staat gerekend wierd. By het ftervea tan den uitmuntenden agrippa had men foort» gelyke waarneemingen. R. Stierf drusus dan waarlyk? E. Hy trok te rug , na dat hy een zegeteken tusfchen de Wezer en de Elve had opgerigt, en ftierf eer hy de oevers van den Rhyn had bereikt , in den ouderdom van pas dertig jaaren. D. Welke was de oorzaak van zyn dood ? E. Deeze wordt gansch verfchillend opgegeeven. Men fchreef toen ook al het fchielyk fterven van voornaame mannen , gelyk nu , veeltyds aan vergif toe , waarvan men zich in dien tyd in Italien dikwerf bediende: zelfs wierden augustus en zyn broeder tiberius hier mede befchuldigd. Fr. Augustus en tiberius? E. De laatfte was 'er niet te goed toe. Drusus verdonkerde zyn roem merkelyk, en deelde veel meer dan tiberius in de gunst van au* gustus , die hem nevens zyne kleinzoons tot erfgenaam verklaard had. Drusus was ook de afgod van het volk , en zy allen, welke den Staat nog eens hoopten herfteld te zien , hadden al hun hoop op hem gevestigd (*). Ook zou (*) Nee dijjimulaffe (drusum) unquam, priflinutti ft reipublica fatum, quandocumque pofjet, rejlituturum* Suet. in claupiö. C s  36 Drusus zou hy in een brief aan tiberius niet onduidejyk hebben te kennen gegeeven , dat dit zyn wensch was. Men wil dit wel tot een grond van vermoeden op augustus leggen : maar het (treed tegen de belangen van deezen Vorst, die zoo veel aan drusus te danken had. Doorfleepe veinzery maakte eigenlyk het heerfchend Charafter meer van tiberius, dan van augustus uit, fchoon hy de Vorstelyke Staatkunde, zeer wel wist in acht te neemen. — Gy zoudt hem zoo wel als de oude fchryvers (*) , die deezen onverwagten dood of aan eene ziekte, als dio cassius , of aan een val van het paard met livius toefchryven, vryfpreeken, wanneer ik alles verhaalde ; maar dit zou ons te lang ophouden. D. Daar ik verwagt had nog veel meer van deezen dapperen jongeling te hooren, laat ons ten muitten nog iets weeten, myn eeleiart, van het geen by en na zyn vroegtydig aflterven is gebeurd. : E. Wy zullen behalven zyn waardigen Zoon £ewis niemand der Romeinen in ons Vaderland aantreffen, wiens nagedagtenis by ons meer in eere dient gehouden te worden. Naauwlyks Was de tyditig of van de ziekte of van het ongeluk drusus overgekomen augustus in Gallien aangebragt , of deeze Vorst ontbood Ti- BE- (*) Zie sueton. in claudio C. x.  begraaven. 37 berius , en zond hem naar zyn broeder. Hy trof hem nog even voor zyn verfcheiden aan, dat dertig dagen na het toeval plaats had. Hy wierd van het geheele leger uitermaaten betreurd en het lyk , na dat het gebalfemd was, van hoofdlieden en kry gstribuunen gedraagen tot aan de winterlegeringen, welke wy nergens met meer recht kunnen plaatzen, dan in het Eiland der Batavieren , waar drusus zich zoo lang opgehouden, — zoo veel nut gedaan had. Met welk eene verflagenheid zal hy daar ontvangen, en met welk eene fombere plegtigheid door de aanzienlykften onder het geleide van eene dankbaare menigte omgevoerd zyn. —— Dus wierd hy in alle de gewesten en bevoorregte fteden , waar het lyk doortrok, door de Overigheid ontvangen, en tot aan de grenzen begeleid , en eindelyk te Rome binnen gebragt , waar hy 's Jaars te vooren onder de grootfte toejuichingen zyn zegepraalende intrede gedaan had. Zoo wisfelvallig ftaat het met den aardfchen luister. Door de waardigfte Ridders en Patricen wierd hy naar het veld van mars gebragt , het lighaam op den lykftapel verbrand, en de overblyffels in her, graf van augustus bygezet. Deeze Vorst hield in eige perfoon eene lykrede over drusus , waarin hy met traanen in de oogen , zulk een leeven voor zyne nakomelingen en zulk een einde voor zich zeiven van de Goden fmeekte. Ook C 4 maakte  3^ d e e o ¥ maakte hy een graffchrift op drusus. Tiberius deed op de markt een andere lykrede. De algemeene droefheid van groot en klein deed drusus nagedagtenis de grootfte eer aan! De Raad gaf aan hem en zyne nakomelingen den naam van Germanicus , ook den titel van Imperator. Onder deezen naam en titel wierden 'er gedenkpenningen geflaagen , aan de eene zyde met het hoofd van drusus , aan de weer» zyde met een trophee van Germaanfche wapenen vercierd. Men regtte ook gedenktekenen voor hem op aan den weg van appius , gelyk de krygsknegten voor hunnen geliefden veldheer aan den Rhyn by Maintz een praalgraf ftigteden, waar by zy 's Jaarlyks hunne krygsverrigtingen op den elfden van hooimaand hielden, om zyn aandenken te vereeuwigen. Terwyl de Romeinfche dichters om ftryd de daaden en den dood van drusus bezongen. R. Waarlyk dit doet niet alleen drusus, maar ook den Raad en het Volk eer aan. Liet deeze braave Jongeling geene kinderen na? E. Hy had by zyne kuifche en uitmuntende antonia de jongere , zulk eene moeder als octavia , en zulk een man als drusus was , waardig, verfcheide kinderen gehad , waarvan hem twee zoons overleefden , germanicus en CLAUDius , wier lof en laster wjr in 't vervolg zullen melden; en eene dogter Prusilla. De Romeinfche gefchiedfchryvers , hoe  van drusus. 3? hoe kort anders in het melden der bedryven van drusus , weiden breed over zyn Charaéter uit. Hy bezat een fehoone ziel in een fchoon lighaam. Alle begaafdheden en goede hoedanigheden waren in hem vereenigd. Want het geen een ftervehng immer van de natuur ontving , of door oeffening verkreeg , bezat hy. Schoon hem jaaren en ondervinding ontbraken, behoefde hy voor de grootfte bevelhebbers niet onder te doen ; zyne tegenwoordigheid van geest, moed en fchranderheid vergoedden dit. Tot het regelen van burgerlyke zaaken was hy even gefchikt, als om het hoofd van een leger te zyn. De Sueven en Cheruscen , die aan julius caesar de handen vol gegeeven hadden , moesten voor hem zwigten. Zyn geluk en roem maakten hem niet trotsch voor zyn volk, nog wreed tegen overwonnenen. Altoos minzaam wist hy de harten van vriend en vyand te winnen. Aan eed en pligt getrouw, bedoelde hy in alles den roem en het welzyn van hetGemeenebest, en daarom verwagtte men, dat by na den dood van augustus hetzelve in vryfoeid zou herfteld hebben , fchoon deeze hem tot zyn opvolger had beftemd. Ook wierd hy meer voor den eigen zoon, dan voor den ftiefzoon van augustus gehouden. Hy was in het paleis van dien Vorst geboren , na dat deeze SCRiBONiA verftooten en zyne zwangere moeder iivia tot eene vrouw genomen had, zoo dra C 4 zyn  40 opvolging zyn gezag gevestigd was : want hy had van te vooren reeds met haar eene naauwe gemeenfchap geoeffend. Livia was ook ontroostbaar, 'Er wierden ftandbeelden voor haar opgerigt, en zy wierd onder het getal van die moeders aangenomen , welke drie kinderen hadden ter waereid gebragt. D. De verdenking op augustus vervalt geheel. E. Geen vader kon over zyn zoon meer droefheid toonen, dan augustus over drusus. Schoon hy om zynent wil Gallien verlaaten had, wilde hy niet in de Stad keeren , dan in het volgende jaar , maar ook toen nog geene feesten bywoonen, om dat hy oordeelde, zegt dio, dat het verlies van drusus niet kon opgewoogen worden, door het voordeel van al de behaalde overwinningen: en in der daad, dit verlies was voor Rome en de geheele Ra. meinfche heerfchappy onberekenbaar. Hoe gelukkig zouden zy onder zulk een wys en grootmoedig hoofd hebben kunnen worden! Maar het was anders in het noodlot befchooren. De Romeinen hadden nog al hunne fchulden niet geboet. Wy willen tiberius in dit geval noch befchuldigen, noch vryfpreeken; te minder, om dat het tusfchen beide Haat, of een val van het paard, dan ziekte de oorzaak van deezen ontydigen dood geweest is. Hy wierd tot opvolger van zyn broeder in Gertna- nien  van tiberius. 4! nien benoemd. Augustus, welke uit gemaakte zedigheid de Regeering alleen voor tien jaaren op zich had genomen, lag dezelve wederom neder , maar liet zich voor de derdemaal beweegen, om die weder voor tien jaaren te aanvaarden. Ily zelf bleef te Rome en tiberius ging over den Rhyn. De Batavieren hebben hem toen voor 't eerst leeren kennen , maar zeker in hem geen drusus aangetroffen, fchoon hy volgens vellejus paterculus door zyne dapperheid en geluk dien oorlog zoo befluurd heeft, dat hy als Verwinnaar door al de deelen van Germanien is doorgetrokken, zonder eenig verlies van volk, dat hem zeer na aan 't harte fcheen te leggen. Ja hy zou de Germaanen zoo getemd hebben, dat het geheele land byna in een cynsbaar wingewest veranderde. Fr. Dan heefc tiberius het in een veldtogt verder gebragt, dan ooit caesar of drusus. E. Men moet van deeze grootfpraak vry wat afdoen, en om de algemeene aanmerking van den onzydigen gefchiedfchryver tacitus ten opzigt van de Germaanen en Romeinen denken. Dio cassius verhaalt ons alleen in zyn vyf- en vyftigfte boek, dat de Germaanfche ftammen, door de groote magt van tiberius verfchrikt, zogten te daadigen , alleen de Cantabren, of gelyk anderen leezen, de Cattuarien uitgezonderd : maar dat augustus 'er niet naar wilde luisteren, voor en aleer de Cantabren zich ook C 5 by  42 de verrigtingen by hen voegden, en daar door de vrede algemeen wierd. Deezen deeden dit naderhand , maar augustus hield de afgevaardigden , die veel in getalengroot in aanzien waren,zoolang inverfchillende Steden op , dat zy ten laatften de handen aan zich zeiven floegen. De vredes-onderhandelingen werden daar door afgebroken , maar de gevoelige fmert , hen aangedaan , hebben zy niet uit hun gedagten laten gaan. Augustus was evenwel met de verrigtingen van tiberius zeer te vrede. Het geen aan drusus niet vergund wierd, Mond hy aan hem toe, den naam van Imperator te voeren, en een volkomen zegepraal te houden, zonder dat hy 'er zelf in deelde, nu te vrede, dat men jaarlyks fpelen ter zyner eere hield. D. Dus moet 'er meer voorgevallen zyn, dan Dio verhaalt. E. Dit Item ik u ten vollen toe. — Het is naauwlyks mogelyk , om deeze twee zoo ver uit eenloopende historiefchryvers hier overeen te brengen. Paterculus heeft zeker zich omtrend tiberius als een vleijer gedraagen, maar dio fchynt tot een ander uiterfte vervallen te zyn. Zornmigen willen by hem in plaats van Cantabren, die niet tot de Germaanen behoorden , Sigambren geleezen hebben , en brengen dan tot deezen togt, het geen suetonius in bet leeven van augustus (*_) en ta" . (*) C. 21.  van tiberius. 43 tacitus in het tweede van zyne Jaarboe. ken C) verhaalen, dat de Sueven en Sicambren door hem over den Rhyn geplaatst zyn: dan hoe dit weder over een te brengen, met het zeggen van dio , ,, dat de vredesonderhandelingen wierden afgebroken door het gevangen houden der afgezondenen , en dat de Germaanen zich wel eenigen tyd ftil hielden , maar dat zy hun opgekropte fmert naderhand aan de Romeinen gevoelig gewroken hebben. Daarom brengen wy deeze gebeurtenis liever tot een laateren togt. Dit is zeker, dat, wat 'er ook gebeurd zy, alles zonder aaumerkelyke veldflagen en krygsbedryven moet afgeloopeu zyn. Anders was het niet mogelyk, dat tiberius geen man zou verloren hebben. Hy fchreef ook naderhand aan germanicus , dat hy meer door beleid en onderhandelingen, dan door de wapens in Germanien had uitgevoerd. Dit intusfchen fcheen aan dio van minder belang voor zyne aantekeningen te zyn. By deeze gelegenheid werd de zesde maand naar der Romeinen rekening en daarom tot dus ver Sextilis geheten, augustus genoemd. Hy was wel in September gebooren, aan welke maand anderen daarom den naam van Augustus wilden geeven , maar in Oogstmaand , had hy zyn meeste en grootfte overwinningen behaald , (*) C. 26.  44 dood van haald, en zyn eerfte Burgemeesterfchap bekleed, D. Hoe ver gaat de vleijery en vorstelyke trotsheid! intusfchen zyn wy dwaas genoeg, om ons meer van dien naam , dan van onze egte Nederduitfche te bedienen. E. Zoo is 't ook met de overige naamen gelegen (*), welke nog gedenktekenen zyn van de Romeinfche heerfchappy en invloed. Rome was nogthans met deeze veranderingen en plegtigheden zeer ingenomen, maar de vreugde en het genoegen van augustus, die, met eerbewyzingen overlaaden, aan de Goden byna gelyk gefield, gelukkig in al zyne onderneemingen , zich ligtelyk. boven het lot der ftervelingen verheven zou gerekend hebben , wierd merkelyk geltoord, door eenige treffende ongevallen. De dood had hem vroeg beroofd van den jongen marcellus, van agrippa, van drusus. Drie voortreflyke mannen , waar in augustus niet; alleen , maar ook geheel Rome alle hoop gevestigd had. Zyne (*) Van Januariur af, tot Decembtr toe. De Ro. meinen begonnen hun jaar met Maart, en telden daarom met regt, hunnen Quintilis, Sextilis, Sep. tember tot December toe. Wy beginnen met January of Sprokkelmaand en noemen nog onze negende, tiende , elfde en twaalfde maanden, de zevende, agtfte segende en tiende.  MECENAS. 45 Zyne uitmuntende zuster octavia was hem ook ontvallen: ——• nu verloor hy zyn eenigften ouden vriend mecenas : een man, welke zich in de geleerde waereld een grooten naam gemaakt heeft. D. Wierd hier wel zoo veel aan verloren, myn eelhart ? 'Er wordt zeer onderfcheiden over deezen mecenas gedagt. E. Hy is vooral door den raad aan augustus gegeeven, waar van wy te vooren gewag gemaakt hebben, by veele republikeinen , volksvrienden en haaters van alle vorstelyk gezag , in veragting geraakt. Men fchildert hem af, als een gemakkelyk, wellustig mensen, die de Romeinen door zyn voorbeeld en door het invoeren van warme baden nog meer verbasterde ; — alles wat zorg en arbeid veroorzaakte , fchuwde , van de groote mildheid van augustus zich bediende, om prachtige hoven aan te leggen, zyne vrienden te onthaalen , en de fchryvers van dien tyd, vooral de Dichters van zich afhankelyk te maaken , op dat zy zyn naam, die anders niet veel te beduiden had, zouden vereeuwigen: met een woord, als een Epicurist, welke zich niets aantrok, dat hem in zyne rust en vermaak kon ftooren, zelfs niet de gemeenzaame en verdagte verkeering van zyne huisvrouw terentilla met zynen overfpeligen vriend. Dan dit gaat te ver. M/ecenas wist zoo goed als iemand , wat  4<5 VERDIENSTEN wat 'er tot het verkrygen en behouden van aanzienlyke en voordeelige regeeringsposten vereischt werdt: maar hy verkoos niet 'er zich van te bedienen: — zelfs niet van den fchoonen kans, die hem de blaakende gunst en gemeenfchap van augustus , zoo vroeg, zoo lang aanboden. Schoon hy de kunst van een volk te regeeren in den grond verdond, en daarvan en van zyne waakzaamheid in het beduur van Rome, by de afweezigheid van augustus bewyzen gaf, bediende hy 'er zich niet van, dan alleen om augustus met zyn raad by te daan, veel misbruiken afgefchaft te krygen, veel kwaads voor te komen, luiden van verdienden te helpen, de konden en weetenfchappen aan te moedigen, geleerden en kondenaars op te fpooren, te onthaalen, te onderdeunen, niet flechts op dat hy door hen geroemd zou worden : maar om dat hy met hart en ziel voor dezelve was „ zich met ernst op de weetenfchappen toelei, en zelfs eenige boeken fchreef, onder anderen over de natuurlyke historie, en over een verkorte manier van fchryven, welke hy door zyn vrygelaaten aquila aan veelen geleerd heeft. Rome erkende de verzagting van den aart en de regeering van augustus voornamelyk aan m/ecenas toe, die alles op den geest van dien vorst vermogt. Herinner u het geen wy u gezegd hebben van het fchryfbordje, dat hy augusutus in den fchoot wierp met  van m/ecenas» 4»/ met de woorden: ,, Sta op beul." Dit eene bewyst genoeg, dat hy, die augustus tot het aanhouden van het verkreegen opperbeftuur aanraadde , zulks deed uit overtuiging. Hy befchouwde het Romeinfche volk niet zoo als het weezen moest, maar, zoo liegt als het was, onmogelyk in ftaat om zich zelf te regeeren , terwyl hy te gelyk alle misbruik van de verkreege oppermagt tegen ging. Gelukkig dat augustus in mecenas een gunfteling had , welke zyn vleyer niet was , die met zyne Ridderorde te vrede , anderen naar bewind en waardigheden liet dingen, en in ftilte alle mogelyk nut bewerkte , zonder zich aan jalouzy of verantwoording bloot te Hellen- De raazende drift, om over anderen te heerfchen , beheerscht elk en een ieder , fchoon weinigen 'er toe gefchikt zyn; is het dan ongelukkig voor het menschdom, wanneer enkele , fchoon bekwaame mannen, als atticus en mecenas liever een ambteloos leeven verkiezen? JVLecenas was zeker geen Heilig: maar zouden veele Christenen het wel beter maaken, wanneer zy zich de gunstige gelegenheid en het vermogen van mecenas konden verfchalfen ? Veelen hebben alles voor ceres, venus eniiACCHUS over, voor kunsten en weetenfchappen niets. — Ook aan den invloed van m.ECENAS hebben wy de Eeuw van augustus , die zoo ryk was in fchoone vernuften , waarin de Latynfche taal haar hoogfte toppunt bereikte, te  48 augustus groot te danken. Hoe veel goede luimen en uitmuntende gedichten , die de milde gunst en heerlyke Falerner wyn van mecenas voortgebragt hebben , zouden wy zonder hem hebben moeten misfen! D. Gy wordt yverig, myn eelhart! E. Niet. tegen u , myn diderik : Ik heb u tot deeze aanmerking zelf aanleiding gegeeven. Ik heb in eene voorige onderhandeling gezegd, dat in zyne raad redenen aangevoerd wierden , een machiavel waardig. — Maar men leert by den dag. — lk hou mecenas daarom niet zoo flegt , als machiavel mogelyk geweest is ; wy kunnen hem niet wel beoordeelen, ten zy wy ons in zynen tyd en omflandigheden Hellen. Hy kende de Romeinen en voorzag dezelfde fchokken, die Rome op den rand des verderfs gebragt hadden, indien augustus de teugels van 't gebied liet vallen , en welke zyn de gedugte gevolgen van Regeeringloosheid ! Denk om het geen wy hebben zien gebeuren, en herinner u, dat men om eenige gebreken de verdienden van groote mannen niet geheel mag verduisteren. De agting voor mecenas is my van myne meesters te vroeg, — te diep ingeprent, dan dat ik die zoo ligt zou kunnen laaten vaaren. En wat het geval van zyne vrouw betreft, fchoon hy zich daar tegen niet dorst verzetten , om geene onherftelbaare en voor het  maar niét gelukkig. 49 het algemeen fchadelyke breuk te veroorzaaken , mecenas was echter over deeze aangemaatigde vryheid van zynen vriend geenszins onverfchillig. Het baarde ten minften voor een tyd eenige verkoeling, fchoon de vriendfchap tot aan den dood bleef ftandhouden. Op wei'nig na, maakte mecenas zyne geheele nalaatenfchap aan augustus , welke deszelfs vrienden daarvan bedeelen kon , zoo veel hy wilde : — niet te min, augustus gevoelde en betreurde van ganfcher harte het verlies, dat hy in hem leed. R. Welke ongevallen troffen augustus nog meer? E. Wy zouden op die Wyze weder geheel met ons verhaal te Rome geraaken. Echter nu ik op dien tekst ongevoelig ben gekomen en dezelve eenige niet geheel ongepaste maar leerzaame afwisfeling kan geeven , zal ik 'er nog kortelyk, eer wy afbreeken, iets van melden. ——-Zyne twee kleinzoonen, welke julia by agrippa geteeld had , gevoelden te vroeg het gewigt van hunne grootheid, zy maakten het hunnen Grootvader augustus zeer druk. Het zwak, dat veele Grootvaders hebben, bedierf - hen: hy liet te fterk zien , dat hy veel werk van hen maakte. Zy groeiden weeldrig op, en hunne ongebondenheid ging zoo ver , dat lucius , de jongfte , op een openbaare vertoonplaats van het volk toegejuicht, het burgemeesterfchap IV. deel. D voor  5© ongevallen. voor zyn broeder cajus , die nog geen twintig Jaaren oud was , dorst eifchen. Augustus veroordeelde deezen eisch , maar (*) hy droeg aan cajus het Hoogepriesterfchap ontydig op, en gaf hem de vryheid , om in den Pvaad te komen , en in de fchouwfpelen en maaltyden onder de Raadsheeren te zitten. Eyenwel was 'er weinig goeds van te wagten. Tiberius, na dat hy den tempel der Eendragt had laaten opbouwen , en de naamen van hem en zyn broeder drusus 'er voor laaten ftellen: — nadat hy de triumph hem toegeftaan had gehouden , is wegens ontftaane onlusten naar Germanien gekeerd, maar, wat hy toen aldaar heeft uitgevoerd, vinde ik niet aangetekend. Zeker zyn 'er geen gewigtige veldflagen voorgevallen. Dio tekent alleen op het flot van 't Jaar 747 na 't bouwen der ftad in zyn 55fte boek aan: „In dit Jaar is 'er niets merkwaardigs in Germanien verrigt." Augustus' had tiberius voor vyf Jaaren gemeensman (tribumis) gemaakt, en allerleye gunst betoond , wyl hy meende aan hem nu een fteun te zullen hebben : dan dit mislukte ook. Tiberius drong zeer fterk aan op verlof om Rome te verlaaten en zich naar Grie- (*) Hy had hen te vooren benoemd tot Princen van de Roomfche jeugd, principes Romance Juventutu, dit was geen vreemde eer, maar voor deeze trotfche knaapen zeer nadeelig.  van augustus. 5- Griekenland te begeeveu. Hy gaf voor, dat hy de jonge princen niet in 't licht wilde ftaan, maar zich voor een tyd verwyderen , om zich in de weetenfchappen te oeffenen. Men dagt in Rome , dat het uit wangunst was , of, om geen ooggetuige te zyn van het fchandelyk gedrag van zyne huisvrouw. Al de drangredenen van zyne moeder livia , en de blyken , dat dit augustus zeer tegen de borst was, konden hem van zyn opzet niet afbrengen: hy moest hem eindelyk laaten trekken naar Rhodus. Daar leefde hy zeven geheele Jaaren , als een balling, wyl hy zich de ongenade van augustus had op den hals gelaaden. Want toen hy verlangde te rug te keeren , wierd het hem volftrekt geweigerd. — De eenigfte dogter van augustus , julia, die aan de braaffte mannen» aan marcellus en agrippa was gehuwd geweest , en nu aan tiberius getrouwd was, vergat haare afkomst , aanzien en betrekkingen , maakte zich aan de fchaamteloofte losban-; digheid fchuldig , en ging in 't openbaar de grootfte ligtekooijen van Rome in ontucht te boven. Men hield het lang voor augustus verborgen. In eens bragt het algemeen gerugt zyn vaderlyk hart den grootlten fchok toe. Hy wierd zoo toornig om het onteeren van zyn huis , dat hy haar wilde ter dood brengen. Die ftraf wierd in eene harde ballingfchap op fcet eiland Pandataria , nu Santa Maria veranD 2 derd,  5» ONGEVALLEN derd, en augustus was niet, dan na vyf Jaa'ren door de herhaalde voorbede van 't volk 'er toe te brengen, dat hy haar lot eenigzins op het vaste land verzagtte. Haare dogter julia volgde ras het zelfde fpoor, en wierd door augustus naar Tremera, nu Tremiti gebannen. De moederlyke tederheid van scriüonia , de verftoote vrouw van augustus , ging zoo ver , dat zy haare onwaardige dogter niet wilde verlaaten ; zy ftierf in 'tjaar 762. tien Jaaren na haare verbanning. Augustus trof dit alles zoo zeer , dat hy zich eenige dagen in zyn paleis opfloot , niets deed dan weenen en ukroepen , ,, o dat ik nimmer getrouwd ware, of nimmer kinderen gehad hadde! " Eindelyk ontlastte hy zich in een breed verflag in den vollen Raad van al haare wanbedryven, waar over hy weldra berouw toonde, en zeide, dit zou nooit gebeurd zyn , indien agrippa en mecenas geleefd hadden'. Zoo was octavia eene eer, julia eene fchande voor haare fexe. R. Men zag in haar een treffend voorbeeld, hoe flegte kinderen al het genoegen van hunne ouderen verftooren. Jammer was het, dat augustus zelf een liegt ^voorbeeld gaf. E. Dat is zoo! Hy wilde egter de ongeregeldheden , die zoo nadeelig voor den Staat zyn als Vorst en Vader in anderen, — in de zynen niet dulden; zelfs maakte hy verfcheide goede  van augustus. 53 goede inftellingen en wetten , tot verbetering van de zeden, terwyl hy genoeg doorzag, dat het Ryk anders niet kon Maande blyven. Voor zich zelf was hy te zwak , om zyne lusten te beteugelen. Hoewel, de Vorsten meenen doorgaans , dat zy boven de wet zyn , en doen mogen, wat een ander laaten moet, vooral wan-, neer vleijers , gelyk 'er ook al te Rome gevonden wierden , hen daarin flyven. Dus zier gy hoe al de grootheid en uiterlyke voorfpoed van augustus , welke men ligt voor den gelukbiglten fterveling zou houden , door huislyke ongeneugten en fmarten verbitterd wierden. Hy moest in 't vervolg nog meer ondervinden , hoe zwaar het was den last der Regeering te tortfen: dan wy hebben ons lang genoeg by de byzondere lotgevallen van dien Vorst opgehouden. Wy zullen het hier by voor deezen avond laaten, en by eene andere famenkomst met het leger der Romeinen naar den Rhyn keeren. — De waereld fchynt nu ook voor eene poos eenige rust gehad te hebben , en de tempel van janus voor een korten tyd gefloten te zyn, het geen niet gefchiedde , dan by eenen algeineenen vrede ; volgens het verhaal van l. florus : hoewel anderen dit laater Hellen. —• Wy komen nu tot een nieuw tydbeftek, niet zoo zeer in onze, als wel in de algemeene gefchiedenis, waartoe ik het deezen morgen had zoeken te brengen. Wy hebben ons nu een D 3 ge-  54 NIEUw geruimen tyd in ons Vaderland kunnen ophouden , fchoon wy in 't laatst by gebrek van Batavifche byzonderheden , ons met Romeinfche gevallen hebben ingelaaten. D. Ook deeze zyn ons ten uiterften nuttig en aangenaam geweest. Gy hebt ons de fchoonfte en flegfte charakters zoo leevendig gefchilderd, dat zy niet ligt uit myne gedagten zullen gaan, en ik twyffel niet, of zy zullen een diepen indruk maaken op het hart van myn jongen vriend, en van magtilda , wanneer haar broeder deeze fchilderyen getrouwelyk overbrengt. Fr. Dat zal ik naar vermogen doen, en ik wensch voor my in mynen kring de braave voetftappen van drusus te betreeden, en myne zuster zal die van octavia volgen. D. Bravo! Het is nu nog tyd om een kleine wandeling te doen. De lucht is verkoeld en gezuiverd. 61 Dat alle onweeren zoo gelukkig mogten beflyten! R. Dan zal ik vredegonde en magtilda gezelfchap houden , en haar by voorraad verhaaien , waarvan wy gehandeld hebben. Onder het wandelen vroeg diderik aan eelhart, wat tydbeitek hy bedoelde? E. Die groote gebeurtenis, moet omtrend nu, zevenhonderd negen en veertig Jaaren na het bouwen der ftad Rome voorgevallen zyn, waarvan onze tydrekening met reden eenen aanvang neemt 9  tydbestek. 55 neemt, maar drie of vier Jaaren te laat begonnen is. Eene gebeurtenis , die van zulke groote gevolgen voor de waereld geweest is, en nog is ; waaraan wy de gunftiglte veranderingen moeten toefchry ven, waar door een helder licht zich vooral over den Godsdienst verfpreid heeft; — welke de oorzaak geweest is van eene algemeene befchaaving onder het menschdom , naarmaate de Barbaarfche zeden met de bygeloovigheden der Afgodery als nevelen voor de opgaande zon verdweenen. Ik meen de komst van jesus Christus , de groote Leeraar en verlosfer van het Menschdom. D. Gy verrast my , myn eelhart ! ondertusfchen is het jammer , dat de zegen , welke het menschdom daar door bezorgd is, zoo weinig van veelen erkend , en door de onderlinge verdeeldheden der Christenen, door misverfland of onverfchilligheid voor een gedeelte vrugteloos gemaakt wordt. Wat zal 'er uit gebooren worden , mijn eelhart ? Wanneer dat licht gaande weg verdwynt, even als het licht van de zon, welke beneden de kimmen daalt. E. Wanneer wy als blinden naar den wand om-" tasten, dan zullen de verwarringen hoe langer hoe grooter worden , en het geluk der inwooneren van dit gedeelte van den aardbodem zal met de orde en de rust verdwynen , welke de leerftellingen van het Christendom, zoo zy wel begree» pen en betragt worden, eerder en beter zouden D 4 bevor^  56 SCHOONE REGELEN. bevorderen, dan alle overdreeven tegen do waare gekteldheid van het menschdom en de oogmerken der goede Voorzienigheid llrydende grondbeginfelen. God als den Schepper en onderhouder en heltuurder der waereld te eerbiedigen en te vertrouwen ; zynen Zoon als den besten vriend en weldoener van het ongelukkig menschdom te erkennen , naar de lesfen en het voorbeeld a dat hy ons allen gaf te leeven; — elkander als broeders, uit eenen bloede voortgekomen te beminnen : — op zyn post getrouw, met zyn ftaat en lot te vrede te zyn : niemand kwaad, maar een ieder, zelfs ook zyn vyandeij goed te doen , en te behandelen , gelyk men wil dat ons gefchiede : — elk in zyn kring het algemeen welzyn te bevorderen. —— Zie daar eenige van de voornaame grondregelen, welke hy ons reeds voor agtien eeuwen gaf en door de heilrykfle toezeggingen verlterkte' Zou het menschdom niet waarlyk vry en weezenlyk gelukkig zyn, wanneer elk hier naar wilde leeven ? Moeten wy daartoe nieuwe onderrigters en eene andere wysbegeerte hebben fc Welke op verre na zoo wel niet berekend is voor den tegenwoordigen toeltand van het diep. gezonken menschdom :, niet zoo gefchikt, om hetzelve deugdzaam en dus gelukkig te maaken. Men zal te laat zyn misflag ontdekken : maar misfchien moesten de voortreffelykheid van den waaren Christelyken Godsdienst , en de onbe* liaan-  miskend. gj» ftaanbaarheid van daar tegen ftrydende grondbeginfelen welke de orde en ondergefchiktheid in de maatfchappy benadeelen , — den waaren troost in ongevallen in het tegenwoordige, en de vooruitzigten in het toekomende leeven benevelen, op eene proefondervindelyke wyze geleerd worden. Misfchien moesten door al deeze ftormen en onvveeren de Ryken en Staaten van Europa gefchokt en gezuiverd worden, op dar 'er eindelyk uit den akeligflen nagt, zoo als meer gebeurde, op't onverwagtfte eene heuchelyke morgenftond opdaage; gelyk wy na deeze vallende duisternis , weder met een gerust vertrouwen op de Goddelyke orde en goedheid een volgenden dag te gemoet zien. D. Dit geeve God ! ! ] Met deezen welm eenenden wensch waren de vrienden aan de wooning van eelhart genaderd , en zy beflooten met dit ernftig gefprek hunne avondwandeling en deezen dag. D 5 EEN  EEN EN TWINTIGSTE ZAMENSPRAAK. M. vinicius en l. domitius oenobarbus voeren het opperbevel in Germanien. Tiberius in gunst aangenomen. Dood van lucius en cajus caesar. Tiberius tweede togt naar Germanien , waar hy de Caninefaaten en andere volken bevredigt. Rampen te Rome. Tiberius trekt weder naar Germanien, waar hy de Cauchen en Longobarden overwint : — de Sueven en Sicambren aan den Rhyn verplaatst. Groote fchaarschheid van geld en leevensmiddelen j — brandftigtingen en onlusten te Rome. Maroboduus wordtgedugt voor de Romeinen. Tiberius naar de Marcomannen gezonden , moet door een gevaarlyken opftand in Pannonien en Dalmatien van plan veranderen. Germanicus wordt hem bijgevoegd. Zwaare nederlaag der Romeinen onder varus , door arminius tien toegebragt. Tiberius en germanicus trekken naar Germanien. Augustus Jlerft. Zyn charaëter. ÏSTaauwlyks waren eelhart met vredegonee en tredrik by dider|k en rozemond aan» ge-  aanmerkingen. 59 gekomen en naar gewoonte met blydfchap ontvangen , of het gefprek nam een aanvang. D. Wy zullen nu waarde eelhart met nieuwen lust u een nieuw tydperk hooren openen: maar kon magtilda u niet verzeilen ? E. Dat dorst zy niet onderneemen , hoewel zy aan de beter hand is. Ja diderik , wy zullen gaande weg gewigtiger berigten uit het Eiland der Batavieren hooren , en ons daarom zoo veel mogelyk bekorten over die gebeurtenisfen, welke elders zyn voorgevallen. Ik zal 'er u niets meer van melden , dan de fchakel der gevallen vordert. Egter zal ik wat meer moeten Itilftaan by het geen door de Romeinen in Germanien verrigt is , om dat niet alleen onze voorzaaten Germaanen waren, maar om dat zy ook altoos meer of min deel en belang hadden in het geen daar voorviel. Wy weeten toch dat de Romeinen ftaag hier over den Rhyn gingen , om hunne krygstogten te hervatten. Hier was de zatnelplaats, — hier vondenze getrouwe bondgenooten , welke als een gedeelte van het Roomfche ryk wierden aangemerkt, en volgens het gemaakte verdrag van tyd tot tyd hulpbenden levérden. D. Gy kunt de groote gebeurtenisfen van Rome toch niet met ftilzwygen yoorbygaan. De Batavieren hadden op die Stad zoo groot eene betrekking als op Germanien, nu zy een gedeelte van het Ryk uitmaakten: met het lot van  00 tt, V I N I 'C t V 9. van Rome was het lot der Batavieren zeer naauw verknogt. Ook zullen wy zoo lang tiberius van het hof verbannen blyft, niet veel van belang uit ons Eiland, zoo ik vreeze, verneemen. E. Gy hebt gelyk , myn wderik. Ik heb my te veel uitgelaaten over de Romeinfche gefchiedenisfen, dan dat ik 'er in eens van zwygen zou. Germanien kon zeker niet aan zich zelfs worden overgelaaten; dan zou augustus zeer ras al de vrugt der zuur behaalde overwinningen verloren hebben. De Legioenen, welke daar verfpreid waren, moesten geen opperbevelhebbers en aanvoerers ontbeeren. Dan de aantekeningen der Roomfche historiefchryvers zyn ten opzigte van dit tydvak zoo kort, dat ik ü maar weinig uit dezelve kan mededeelen : even of het niet der moeite waard was , nu niemand uit het huis van cesar het bevel voerde , op Germanien ftil te ftaan. Voor eerst heeft m. vinicius het opperbevel gevoerd , en met verfchillenden uitflag geoorlogd, waarom hem de triumphaale eerbewyzingen zyn toegedaan, en in een zeer vereerend opfchrift van zyne verrigtingen is verflag gemaakt: maar waarin die beftaan hebben, vinde ik niet. Vellejus paterculus zegt alleen in zyn tweede boek: „ onder uw grootvader m. vinicius, een zeer beroemd man, was een verfchrikkelyke oorlog ontftaan, die  t. d. oenobareus» g£ hy op fommige plaatzen gelukkig heeft gevoerd , op fommige heeft gedempt." Het moet 'er niet zeer gunstig uitgezien hebben * anders zou vellejus met meer ophef hiervan gewag maaken. Of voor of na hem heeft de grootvader van nero , l. domitius oenobaruus in Germanien het oppergezag bekleed. Suetonius befchryft hem als een man, die in zyne jeugd niet min beroemd was , wegens zynekonst van paardmennen^ als wegens de zegetekenen in den Germaanfchen kryg behaalt. Tacitus fpreekt 'er tweemaalen van in het eerlte en vierde van zyne Jaarboeken alleen in 't voorbygaan , en zegt dat hy verder , dan iemand voor hem, in Germanien over de Elve is doorgedrongen, en dat hy daarom ook de eer aan de triumph verknogt , verworven heeft. Ik heb redenen, waarom ik deeze gevallen met fommigen niet Iaater plaatze. Wy vinden thans geen ander opperhoofd. —- Vellejus zegt uitdrukkelyk, dat vinicius drie jaaren voor de te rugroeping van tiberius wegens den algemeen uitbarftenden oorlog naar Germanien is gezonden: en van domitius verhaalt tacitus in het leeven van germanicus , dat hy we. eer een dyk of weg had aangelegd door de laage landen, en moerasfen in Germanien. Dit moet dus reeds eenigen tyd van te vooren hebben plaats gehad. De befchryving van het charafter van deezen man by suetonius in het leeven  62 cajus en lucius. ven van nero , wiens weliustigen en wreedeii aart reets in hem doorftak, is zeer ongunilig. Zoo dat het gelukkig voor de Germaanen geweest is , indien hy daar niet lang het bevel gevoerd heeft. De ongebondenheid en bloeddorftigheid, tot welke hy zelfs in de fchouwfpelen aanleiding gaf, kon augustus niet ongemerkt laaten doorgaan. D. Waarom zond hy geen anderen. E. Augustus was door de afweezendheid van tiberius verlegen. Cajus c/esar was te jong, om hem naar Germanien te zenden. Evenwel, hy was genoodzaakt, om hem, pas agttien Jaaren oud, tot Proconful te verklaaren en naar het Oosten te zenden. De landbefchryver (geographist) dionysius , moest eerst alles voor zyne komst opneemen en afmeeten. Zoo leerde men door de Romeinfche krygstogten het aardryk meer en meer kennen. Hy kwam, vergezeld van Mi lollius , denzelfden, wien de Sicambren zulk een zwaaren flag hadden toegebragt, in Armenien , in Syrien , zelfs in 't Joodfche land, en eindelyk in Parthien. Hier zou hy byna door zyn raadsman en beftierder {gouverneur) lollius verraaden zyn , maar het wierd door den Parthifchen Koning phraates aan cajus ontdekt. Lollius overleefde dit niet lang. Sulpicius quirinus of censorinus, zoo noemen anderen hem, een veel beter 'manj, kwam in zyne plaats , en de vrede met  c /e s a r. £3 met de Parthifche en Armenifche Vorften wierd getroffen. Augustus was met deezen gelukkigen uitflag zoo ingenomen, dat hy gedenkpenningen liet liaan , waarvan 'er nog voor handen zyn. Met. toeftemming van deezen cajus c/esar wierd tiberius volgens het verhaal van suetonius , op 't aanhoudend fmeeken van hem en van livia, eindelyk met augustus verzoend, en hy kreeg verlof, om weer naar Rome te keeren , waaruit de Stad zich in dien tyd veel goeds voorfpelde. Lucius c^sar ftierf zonder iets te hebben uitgerigt op zyn cerften togt naar Spanjen, niet zonder vermoeden van vergeeven te zyn. Dit ruimde althans veel voor tiberius op , die zich egter zoo wel gedroeg by dit fterfgeval, het welk augustus zeer aan 't hart gong, dat hy hem toen reeds tot zoon zou aangenomen hebben : maar hy verontfchuldigde zich , zoo lang cajus caesar nog in weezen was. De invallen der Parthen riepen deezen weder naar Armenien , waaruit hy wel de Parthen verdreef, maar in dat landfchap verraaderlyk gewond wierd. Zyn geest verzwakte hier door zoo wel als het lighaam, zoo dat hem de lust verging. Augustus kon hem ter naauwernood door de tederfte brieven weer naar Rome doen keeren. Hy ftierf onderweg in Lycien, pas vier en twintig Jaaren oud. Ré Dat was een nieuwe wonde voor augustus, e.  64 zamenzWeering E. Hy was niet te troosten. In den korteri tyd van agttien maanden verloor hy beide zyne kleinzoons en vermoedeiyke opvolgers. Men hield livia weder verdagt, maar het was toen, als lieden : wee den geen , die op een kwaad blad getekend ftaat ! Intusfchen was de kans nu fchoon voor haaren tiberius. Op. haar aanzoek wierd hy tot zoon van augustus aangenomen , en fchoon hy hem niet van ganfcher harte meende , verklaarde hy egter , dat hy zulks ten beste van den Staat deed. De eenigfte en jongde zoon van julia, agrippa posthumus, viel deeze eer ook te beurt. Het geen voor t»ERius nog minder aangenaam moest zyn, was, dat hy grrmanicus , den zoon van zynen broeder drusus tot zoon moest aanneemen, fchoon hy zelf een zoon had ook drusus genaamd , en het is deeze germanicus , van wien wy in 't kort gewigtige zaaken zullen kunnen melden ! Met een woord moet ik gewag maaken, van eene verfchrikkelyke zamenzweering, welke in deezen tyd ontdekt wierd. De voornaamfte aanlegger was cornelius cinna , een kleinzoon van pompejus den grooten. —Op raad en voorfpraak van livia , kreeg hy en zyne medegenooten vergiffenis niet alleen * maar augustus benoemde hem zelf tot Confuh Fr. Dat was edelmoedig! E. Augustus Hond lang in twyfel, of hy cinna ftrengelyk ftraffen, dan of hy hem genade  van cinna; 65 de bewyzen zou: maar livia bragt hem onder het oog, dat al zyne geftrenge maatregelen hem geene zekerheid voor het toekomende zouden geeven. Zy haalde voorige zamenzweeringen , die menigvuldig waren, aan , welke van meer andere zouden kunnen gevolgd worden , en eindelyk van een ongelukkigen uitflag zyn. Men zou , met een ^agter weg in te (laan, in 't begrip komen , dat alles , wat te vooren gebeurd was, uit hoogen nood en tegen zyn zin was gebeurd. Zagtmoedigheid en eene volkome vergiffenis zouden hem de harten van het volk en de vriendfchap van cinna en zyn geheelen aanhang verzekeren. En dit was ook het gevolg. Cinna , die met een fcherp verwyt van augustus vry kwam, bleef hem getrouw, en deeze zamenzweering van de Geineenebestgezinden tegen het leeven en de regeering van augustus was de laatfte. R. Livia moet zeker eene fchrandere vrouw geweest zyn. Ik meen, dat dit geval door een toonneelfpel vereeuwigd is. E. Zoo is het ook. Het was te wenfchen dat livia en alle Vorftinnen altoos van heur verftand en den invloed op haare mans zulk een goed gebruik hadden gemaakt j dan zouden veel onheilen afgeweerd zyn. Dit geval fpreekt te flerker , óm dat deeze cinna een zoon van dien groote tegendinger , en egter ^oor' augustus van te vooren zeer begunltigd was. IV. deel. E Dan.;  66 tiberius Dan , laat ik tot tiberius keeren! Hy wierd nu door augustus naar Germanien gezonden, waar hy overal, tusfchen den Rhyn en de Elve , de fchrik verfpreidde , zonder dat zyn leger, het geen hem zeer ter harte ging, eenig aanmerkelyk nadeel leed, terwyl hy meer zyn gewisfe , dan zyn roem raadpleegde. Zoo fpreekt ten minden zyn lofredenaar vellejus paterculus , die onder hem als bevelhebber der ruitery negen Jaaren in Germanien gediend heeft, en op wien wy als een ooggetuige en beroemd Gefchiedfchryver best zouden kunnen aangaan, indien hy zich minder van vleyery bediend had ten opzigt van tiberius. Hy heeft ons ten minden de pligt vaneen braaf en menschlievend veldheer in het gedrag, dat tiberius omtrend zyn volk zou gehouden hebben, uitneemend gefchetst, en het kan ook wel zyn, dat deeze doorfleepe vos , die wist hoe veel hem aan de gunst van het krygsvolk geleegeu was , ook in dit geval zich tegen zyn waaren aart gedroeg, — minzaam jegens allen en medelydend (*). Verfcheide Germaanfche naties zonden (*) Vooral jegens de zieken en gekwetflen, welken hy liet bezorgen van allen gerak en gemak, van geneesmeesters en middelen, verkwikkingen, bedden en wagens: zoo dat zy niets in het veld misten, dan hunne huizen en huisgenooten. Vell. fatühc. hifi. Rm. L. II,  in germanien. 6? den gezanten om pais te maaken , anderen bragt hy te onder. Onder de eerften worden de Caninefaaten genoemd en de Attuariers; onder de laatften de Brucleren en de Cheruscen, aan wier hoofd zich inguiomer bevond. Fr. Tiberius heeft dan zeker op het eiland der Batavieren eenigen tyd zich opgehouden , want de Caninefaaten bewoonden het aan den zeekant. E, Zeer wel opgemerkt frederik. Welke redenen van misnoegen dit volk aan tiberius gegeeven heeft , daar de Caninefaaten met de. Batavieren anders eenelyn trokken, gelyk zy op hetzelfde eiland woonden; — of zy een altaar door drusus op hunne grenzen opgerigt , om ver geworpen hadden , gelyk men meent, kan ik met geene zekerheid bepaalen. De Batavieren zyn den Romeinen getrouw gebleeven. Onder tiberius diende toen in Germanien , sentius saturninus als eerfte bevelhebber, of, zoo als de Romeinen hem noemden, Legaat. Deeze was van te vooren reeds in Germanien, had aldaar volgens dio het gezag gevoerd , en zoo de fchrik 'er onder gebragt, dat zy tweemaal om vrede verzogten. Vellejus wil ons wel doen gelooven , dat tiberius de zwaarfte en gevaarlykfte posten voor zich behield , en die min hachelyk waren aan saturninus overliet : egter pryst hy hem als een dapper, nyver , werkzaam, vooruitzienden bevelhebber, E a kundig  6S k. a m p e n kundig en gehard in alle foort van krygsbedry-> ven , en teffens altoos op zyne hoede : dan die zich, wanneer het werk en het gevaar over waren, aan het gemak en vermaak overgaf. D. Plet ging dan Rome naar wensch , en de rampen van augustus wierden daar door merkelyk verzoet. E. Rome was met dat al zoo min gelukkig 9 als hy , die Rome, de hoofdltad van byna de geheele bekende waereld, beheerschte. Fr. Hoe is dat mogelyk! E. Hoe kan een volk , dat zyne vryheid ver» loren heeft, dat onder het eigen goeddundelyk gezag van een overweldiger Haat, al moet de geheele waereld voor het zelve bukken , geluk-* kig zyn ? De Voorzienigheid, al laat dezelve voor een poos die geweldige onderneemingen toe, al fchynt zy dezelve door een voorfpoedigen uitflag in den beginne te begunltigen, draagt egter zorg , dat de gefchonde rechten der volken gewroken , en intusfchen al de ingebeelde glorie en verkreege voordeden verbitterd worden. Het gaat met de volken als met byzondere perzoonen. By groote fchatten gaat zelden en,zoo zyonregtvaardigverkreegen zyn, nooit een waar genoegen, een weezenlyk geluk gepaard. De Romeinen hadden de ryk- dommen van drie waerelddeelen van tyd tot tyd geplunderd, en evenwel was het grootlte gedeelte des volks ver af van gelukkig te zyn. Wan-  VAN ROME. 69 Wanneer de fchattingen, van tyd tot tyd vermeerderd , nog niet kunnen toereiken , om al de uitgiften goed te maaken , die 'er vereischt -vierden, om talryke legers en vlooten te onderhouden , de wyduitgeftrekte plans ter uitvoer te brengen en overal eene vertooning van grootheid te maaken; wanneer de weelde onder de vermogenden gaandeweg toeneemt, en zy, naar maate de waarde van 't geld verminderd , den armen hoop des temeer lastig vallen, is zulk eene ftad dan gelukkig ? Al wat fchoon en zeldzaam was, wat natuur en konst in verfchillende waerelddeelen verfpreid hadden , wierd in Rome als in een middenpunt opeengeftapeld. Behalven het vrugtbaar Italien waren Sardinië», Sicüien en Mgypten de koorenfchuuren van Rome , en nogthans moesten derzelyer arme ïnwooners zich meermaaleu aan een volQagen gebrek van het noodig voedfel blootgefteld zien. Dit Jaar, het 758de van Rome gaf daar een bewys van , en was daarenboven gedenkwaardig , door geweldige aardbeevingen en overitroomingen van den Tiber, waardoor de brug wegfpoelde en men zeven dagen lang met fchuiteu door de Stad kon vaaren : terwyl het nedergeflagen volk nog verlchrikt wierd, door een zwaare zonsverduistering , welke by hun altoos als een kwaad voorteken wierd aangemerkt. Kon men dan zulk een volk, hoe groot het fchynea mogt , dat zyne weezenlyke ramE 3 pen  70 afwisseling- van pen door ingebeelde nog verzwaarde, gelukkig noemen ? Het mag geduurig opgebeurd zyn, door den zegenryken uitOag van de wapenen hunner medeburgeren, wat weezenlyk voordeel, wat genoegen kon elk individu daarvan trekken? De onverzaadelyke zugt naar glorie en naar overheerfching is even als de gouddorst. De begeerlykheid vermeerdert. by elke voldoening , en eene geheele waereld is voor dezelve niet toereikende. R. Gy hebt volkomen gelyk myn eelhart. Rome kan tot een voorbeeld: ook voor onzen tyd ftrekken, waarin men zich nog aan de grootheid der Romeinen vergaapt, en hunne maatregelen fchynt te willen volgen. E. Men zal 'er dan ook dezelfde uitwerkfelen door den tyd van ondervinden. Gy kunt ligt begrypen , dat dit alles aan augustus menig bekommerd oogenblik zal verfchaft hebben. Dan dit wierd ook nu aanmerkelyk vergoed door eene onverhoopte gebeurtenis. Onder de volken, tegen welke de Romeinen veelvuldige en bloedige oorlogen hadden moeten voeren , waren de Parthen mede van de voornaamften. Deezen eindelyk, de tegenkanting moede, onderwierpen zich in zoo ver aan augustus, dat zy door gezanten by hem aanzoek deeden, om een Koning van zyne hand te ontvangen. De Rometfche Gefchiedfchryvers maaken hiervan , en niet zonder reden, een grooten ophef. Onder  voor- en tegenspoed. ** Onder crassus en andere legerhoofden hadden de Romeinen zwaare nederlaagen geleecten , waarvan de veroverde Arenden , die zy nu te rug gaven, tot bewys (irekten. Juxius caesar had voor, deeze fchande af te wasfchen: maar hy wierd omgebragt. Nu mögt augustus deeze voldoening ontvangen : maar zy diende niet dan om hem in zyne heerschzugtige oogmerken des te meer aantezetten. De Germaanen waren van't zelfde ras, en denzelfden krygstugtigen aart als de Parthen. Men kon nu op nieuw hoop fcheppen, dat ook zy eindelyk het zouden opgeeven. Tiberius wierd met dit uitzigt in 't volgend Jaar toen m. e. lepiduS en l. aruntius Burgemeesters waren , weder naar Germanien gezonden. C. s. saturninus itad het opperbevel weder onder hem , en vellejus paterculus woonde als overfte over de ruitery deezen togt by, en volgens hem verrigte tiberius nieuwe wonderen. Zoo dra hy byx zyn leger kwam , dat hy aan de rivier de hippe gelaaten had, doorkruiste hy met hetzelve geheel Germanien. Volken , wier naamen saauwlyks bekend waren , overwon hy. De groote en kleine Cauchen , leverden al hun weerbaare manfchap , met hunne wapenen en bevelhebbers, fchoon ontallyk in menigte, onmaatig groot van lighaam , en door de ontoegankelykheid van hun verblyr' verzekerd: — zy leverden dezelven midden in een kring van E 4 het  7i overwinningen het gewapend Romeinfcke heir , in handen van tiberius. Dit viel, gelyk gy weet uit den mis-, lukten togt van drusus , in de nabuurfchap van de Batavieren voor. De Longobarden, die verder op woonden en voor de ontembaarlten der Germaanen gehouden wierden, moesten het ook opgeeven: en, het geen men nooit hadt durven vermoeden , de Romeinfehe banieren werden gevoerd tot aan den vierhonderdften myllteen, gerekend van den Rhyn af tot aan de rivier de Elve, welke langs de grenzen der Se-, nonen en Hermonduuren vloeit. Fr. De Batavieren waren by al deeze verrigtingen ? E. Dit is zeer waarfchynlyk. Tiberius heeft buiten twyffel de vloot laaten toerusten in het eiland der Batavieren, welke hy ter zelfdes tyd langs de kusten van den noorder Oceaan de Elve heeft laaten opzeilen. Dezelve was met allerleyen voorraad rykelyk voorzien , en zy. voegde zich ter regter tyd by het leger van tiberius. Op dit vreemd verfchynfel nam de gewapende manfchap der Germaanen , welke den overkant van de rivier bezet hield , de vlugt. Alleen een oud man, uitfteekend- door. zyne langte en agtbaar uitzigt, waagde het in zyn uitgeholde boot (Canoe), zoo als de Germaanen doorgaans gebruikten, zegt vellejus , in 't midden van de rivier te fteeken. Daar zynde vroeg hy verlof, om aan- deezen kant ip komen  in germanien. f$ komen en caesar tiberius te zien ; dit wierd hem vergund, en na hem op zyne wyze zoo eerbiedig begroet te hebben , als of hy boven het menfchelyke verheven was , betuigde by , dat dit de gelukkigfle dag was , die hy ooit gewenscht of beleefd had. Hy verzogt daarop aan tiberius de hand te mogen geeven , en keerde zonder ophouden na hem ziende , naar den anderen oever en de zynen te rug. — Laater dan op deezen togt kunnen wy niet aantekenen het gebeurde met de Sueven en Sicambren, welke door tiberius verplaatst wierden aan deeze zyde van dsn Rhyn in Belgisch Gallien , waarvan tacitus en suetonius beiden gewaagen. De laatfte begroot het getal op veertig duizend; dan eutropius , die onderjuliaan geleefd en gediend heeft, fpreekt van viermaal honderd duizend. Dit zou eer aan te neemen zyn , zoo men het gantfche volk rekent , en dit op de verplaatzing der Sueven en Sicambren ziet. Maar suetonius heeft mis» fchien enkel de jonge weerbaare manfchap bedoeld , of men moet alleen om een klein gedeelte denken , fchoon hy van het geheele volk fpreekt. Twee dingen komen my in dit geval wonderlyk voor: -— dat vellejus paterculus , die alles bybrengt , om tiberius te vleijen, van deeze gebeurtenis nog hier nog te vooren eene uitdrukkelyke melding maakt: — en dat nog suetonius nog tacitus ons den E 5 tyd  74 BE sueven tyd en de; gelegenheid melden , waarin dit is gefchied; —. alleen dat het onder de regeering van augustus is voorgevallen: daar het evenwel eene van de aanmerkelykfte en grootde gefchiedenisfen zou zyn, wanneer men in aanmerking neemt de magt, de moed en vryheidszugt van deeze beide volken. Wy hebben van tyd tot tyd gezien , hoe dapper en fomtyds met een gelukkigen uitflag de Sicambren zich van j. caesars tyden af, tegen de overheerfching der Romeinen verzet hebben, en de Sueven wierden voor het gedugtlte volk van Germanien gehouden, waarvan men, evenals men in laater tyd van groot Novogoroi plagt te zeggen , wie kan tegen God en Novogorod? een fpreekwoord onder de Germaanen had: de Goden zyn zelfs tegen de Sueven niet beltand : zoo gevreesd waren zy by hun eige natie. Suetonius rekent dit ook onder de voornaamfte overwinningen onder augustus behaald, indien men het eene overwinning noemen mag. Anderen brengen dit toe een vroegeren togt van tiberius, gelyk wy reeds hebben aangemerkt, en eutropius maakt het vast aan den Pannonifchen kryg, wanneer het nog laater zou gebeurd zyn. Wy willen in deeze onzekerheid niets beflisfen : het geval is gebeurd , wanneer het ook zy , maar het geen ons de meeste aanleiding geeft, om het hier te plaatzen, is, dat vellejus van geen togt met meer ophef fpreekt, dan van deezen.  EN DE sicambren. ?ƒ zen. O goede Goden, dus begint hy, welke onderheemingen van gewigt hebben wy in deezen veldtogt onder het geleide van caesar tiberius uitgevoerd!" Voorts laat'hy zich in geene byzonheden in , dan die ik zoo even reeds gemeld heb. D. Maar waarom zeide gy, eelhart : indien men het eene overwinning noemen mag. E. Om dat ik vermoede , dat de dappere Sueven en Sicambren niet door de wapenen, maar door de listen van tiberius in deezen ftrik zich hebben laaten vangen. Eutropius fpreekt wel van 400,000 gevangenen , die aan den Rhyn verplaatst zyn , maar suetonius fchryft, dat tiberius de Sueven en Sugambren , die zich hadden overgegeeven, in Gallien heeft overgebragt, en in de landen die naast aan den Rhyn waren geplaatst. En by tacitus fchryft tiberius aan germanicus , dat hy meer door list dan met geweld had uitgevoerd; dat hy op deeze wys de Sugambren, die zich overgaven, had aangenomen cn de Sueven door eenen vrede aan zich had verbonden. Ik belluit daaruit, dat alles by wyze van onderhandeling is toegegaan. Dat de Sueven en Sicambren of Sugambren , de jaarlykfche kwellingen moede, en tegen de magt van de Romeinen toch niet opgewasfen, op de onderfteuning van hunne nabuuren geen ftaat kunnende maaken, liever beflooten hebben zich naar den wil van tiberius te fchik-  ?6 Ï*B S O l V ï H fchikken. Buiten twyffel heeft hy hen beter landen toegezegd , dan zy bewoonden, en meer veiligheid , dan zy tusfchen onrustige nabuuren} genieten konden. Het ryk van Romt was tot aan den Rhyn zeker gevestigd, en zy konden dan altoos te beter op de befcherming van de Romeinen ftaat maaken. De Germaanen waren niet afkeerig van zulke verhuizin-; gen, waar van wy meer voorbeelden hebben ontmoet. Zy konden ook gemakkelyk opbreeken en zich elders wooningen bouwen. Met dat alles zouden zy deeze keuze nu niet uit zich zeiven hebben gedaan , dit mogen wy gerust vooronderftellen; en men ziet daaruit weer, hoe alles in de waereld vroeg of laat vergolden wordt. De Batten of Batavieren hadden moeten ruimen wegens den overlast, welken zy van hunne buuren moesten lyden. Deeze nabuuren , de Catten , wierden door de Sicambren uit hunne landen verdreeven. De Sueven hadden ook hunne magt dikwerf doen gelden tegen zwakker natiën en nu wordt de een en ander verpligt , om zyne woonfteden om vredes wil voor andere te verruilen. Na alle de landen en volken, welke tiberius bezogt, te ondergebragt te hebben, zonder dat zyn leger eenig nadeel leed , zoo fchryft paterculus, liet hy hetzelve de winter kwartieren betrekken. Hy zelf keerde naar Rome. D. Hoe is het mogelyk zoo veele volken in Ger«  en de sicambren. 77 Germanien te overwinnen, zonder eenig nadeel te lyden! E. Een vleijer, gelyk paterculus ten op. zigte van tiberius is, maakt zich verdagt, ook dan , wanneer hy waarheid fpreekt. Dit moeten wy egter bekennen, daarhy debefchryving van deezen togt met zulk een ophef hovende andere aanvangt; — daar hy met zoo veele naauwkeurigheid het geval van den ouden man meldt , waarby wy ons te eer ophielden , om dat zy ons den Germaan nader leerden kennen , — dat hy door de fchaamte heen zou moeten geweest zyn , om zulke zaaken te verfieren, welke door zoo veele getuigen konden tegengefprooken worden. Daarenboven gewaagen straeo en het gedenkftuk van Ancyra ook van dien land- en watertogt. Het gering verlies , dat tiberius ook hier leed , ftaaft te meer ons gevoelen , dat hy meest alles door onderhandeling en intrigues heeft uitgevoerd. En paterculus heldert dit op, wanneer hy aan het flot van zyn verhaal fchryft, dat het leger op dien togt maar eens door list onverhoeds is aangevallen , maar dat de vyanden met groot verlies waren ie rug geflagen. Dit kan wel de reden zyn , dat dio cassius , die tiberius geenszins vleit , maar ook lang na zyne regeering gefchreeven heeft , ten opzigt van deezen veldtocht zegt , dat 'er niets, iiet geen een byzondere melding verdient, is voor-  7§ DE SUEVEN voorgevallen. Egter getuigt Iry, dat tiberius eerst tot aan de rivier de Wezer , vervolgens tot aan de Elve is doorgetrokken: ——. dat niet alleen augustus van wegen denzelven den naam van Imperator heeft aangenomen , maar dien ook aan tiberius heeft opgedraagen , en aan c. sentius saturninus de triumphaale eerbewyzingen toegedaan. Dio heeft deeze gewoonte meer , fchoon hy anders zeer naauwkeurig is in het aantekenen van byzonderheden. Het geen wat laater in het eiland der Batavieren voorviel , zullen wy van belang vinden ; tacitus , wien ik boven dio fchat, rekende het ook zoo , en egter zegt de laatfte, of zyn verkorter xiphilinus , alleenlyk , dat een opftand , in Germanien door cf.rialis gedempt, niet belangryk genoeg was , om in het breede të verhaalen. Men zou haast denken, dat hy alleen op een of andere muitery der Legioenen zag, zoo hy 'er niet byvoegde : evenwel, 'er zyn verfcheide vcldflagen voorgevallen , in welke eene zoo veel volk aan weerszyden gefneuveld is , dat de lyken den loop der voorbyftroomende rivier ftopten (*). Fr, Dan was het nu met de Germaanen eveneens gefteld, als met de Partners, Vader? E. Wy zyn nog zoo ver niet heen , myn Zoon. Schoon ik aan de waarheid van den togt van tiberius niet twyffel ; fchoon veele Ger- (*) Dio cass. L. 66. in 't begin.  EN DE SICAMBREN. 79 Germaanen zich ftil gehouden of pais gemaakt hebben , daar zy elk op zich zei ven (taande, tegen de gedugte land- en watermagt der Romeinen niet opkonden, was het egter nog geenszins zoo ver gevorderd, als de Romeinen zich wel verbeeldden. De Germaanen bellonden uit verfcheide natiën , van elkander onafhankelyk. Zy waren daar door in afzonderlyke aanvallen te ligter, maar over het geheel te moeijelyker, oflaatik liever zeggen, in 't geheel niette overwinnen. En ik twyffel 'er zelf zeer aan, of de Sueven zich wel ooit geheel aan de Romeinen hebben overgegeeven. Indien de opgave van suetonius moet gevolgd worden, kan het alleen een klein gedeelte zyn , want zy befloegen honderd di[tri£ien(pagi). — De Parthen maakten in tegendeel één volk onder één hoofd uit. Aandonds zullen wy zien , hoe ver het 'er van afwas , dat al de Germaanfche volken zouden te onder gebragt zyn. Wy moeten derhalven ook hier van de Romeinfche grootfpraak vry wat afkorten; en in 't geheel, myn zoon, moet gy u geen al te grooten denkbeeld maaken van de dapperheid van iemand, die het meer op zyne listigheid, welke hy beleid (confiliuni) noemt, dan op de wapens liet aankomen. Daarenboven gaan de opperbevelhebbers dikwerf met den lof ftryken, waaraan zy, die onder hen dienen, het grootde deel hebben. Augustus was oplettend genoeg , om by zulke legerhoofden , die wegens  8» KKÏGSM40T, wegens hunne jongheid of andere redenen, niet volkomen te betrouwen waren , bekwaame onderbevelhebbers of Legaaten te benoemen. Wy zagen dit in 't geval van cajus caesar , en zien het hier in tiberius , aan wien sentius saturninus was bygevoegd, een man, van wien de loffchryver van tiberius met de grootde agting fpreekt. Het voornaamde zal door hem zyn uitgevoerd , waarom ook aan hem de triumphaale eerbewyziugen en niet aan tiberius, zyn toegedaan. Eutropius zegt ook ronduit , dat tiberius alles door zyne Legaaten heeft verrigt. . D. Ik merk wel, dat het gebied der Romeinen ia Germanien op onzekere gronden deunde. Hoe groot eéne magt hadden zy dan niet noodig, om daar en elders de volken , die toch met weerzin hun juk moesten draagen , in teugel te houden. E. Ik heb u in onze laatde uchtend-zamenfpraak uit dio cassius opgegeeven , het geen hy ons meldt van de Bataaffche lyfwagt. Zulks doet hy by deeze gelegenheid , daar by ons eenig denkbeeld geeft van de daande krygsmagt der Romeinen, en van de groote kosten, welke daartoe vereischt wierden. Zoo ver men het kan nagaan , want het getal der manfchappen was zeer ongelyk, bedroegen de Legioenen te zamen 166,650 man. De Prcetoriaanen die den Keizer moesten bewaaren , maakten tien duizend,  DERROMEÏNEN. Si zend , en de bezetting van Rome zes duizend man uit. De Bataaffche ruitery was eene afzonderlyke bende, welke men dóórgaans op zes duizend man rekent. Het getal van de overige hulpbenden der bondgenooten was onbepaald , gelyk oók dat der vlootelingen. Wy zullen het niet te hoog (lellen, wanneer wy de geheele Romeinfche magt in gewoone tyden op driemaal honderd duizend man fchatten. Het onderhoud , dat daartoe vereischt wierd, gevoegd by al de buitengewoone onkosten , viel dén Maat buitengemeen zwaar, wyl zy by aanhoudendheid al de bekende deelén van den aardboden; niet alleen tot aan dé tiiterfte grenzen van Europa, maar ook Afia en Africa , met zwaare legers moesten doorkruisfen. R. En dat niet tegenflaande al den roof ert de fchattingen , welke geduurig uit de overwonne landen naar Rome wierden Overgezonden. E. Zy wierden alle verflonden döor deeze en andere noodige, maar ook door overtollige uitgiften. Allerleye foorten van ipeleii en kostbaare vertooningen, pragtige fchouwburgen , eereboogen , waterleidingen, geplaveide wegen , bruggen en andere werken van onmeetelyken arbeid , Waarin de Romeinen hunne grootheid vertoonden , puiteden de febatkisten uit en maakten het gros der Romd' IV. deel. F ncti  -2 , z WA.Ak.jj nen meermaalen het armfte volk van de waereld. Augustus zogt voor de bezoldelingen een vaste krygskas aan te leggen , waaruit de geheele magt zonder iemands bezwaar beftendig zou kunnen betaald worden, maar dit was zoo gemakkelyk niet te vinden. Hy fchonk voor zich en voor tiberius aan dit fonds een aanzienlyke fomme en beloofde zulks jaarlyks te doen. Hy zogt zyne bondgenooten aan ; zy beloofden het: byzondere perzoonen deeden ook eene vrywillige toezegging, maar niemand gaf. Hy verzogt daarom , dat elk Raadsheer fchriftelyk een toereikend middel zou opgeeven ; dan wyl geen van allen voldeed , wierd het ontwerp van augustus, dat van te vooren al door hem geopperd was , nu doorgezet. Het twintigfte gedeelte van alle erffenisfen en legaaten moest in de krygskas geltort worden. Alleen waren de naasten in den bloede , en de armen hier van uitgezonderd. D. Zie daar het Collateraal. Ik wist niet, dat dit van zulk een vroegen oorfprong was. E. Of dit in ons land in navolging uitgefchreeven is, weet ik niet : maar hoe meer de oude gefchiedenisfen worden nagegaan, hoe meer men ondervindt, dat 'er niets nieuws onder de zonne is, en hoe meer men ziet, in welk eene verlegenheid de grootde Vorst van den aardbodem zich dikwerf bevond ; terwyl de Stad,wier overwinnende legers de geheele wae- reld  belastingen. gj reld in rep en roer fielden, herhaalde reizen in de zoo zeer geroemde Eeuw van augustus , en ook nu zugtte onder allerleye foorten van onheilen. Het gebrek begon zich weder te verheffen. 'Er was geen raad , om op nieuw voorraad te krygen, en men moest daarom , zoo groot was de nood , befluiten , om de zwaardvegters en flaaven , die men op den koop hield, tagtig mylen van Rome te verZenden. Augustus zelf en veel anderen lieten hunne overtollige dienstboden gaan. 'Er wierd eene groote Vacantie voor den Raad aangekondigd, om dezelve van de Stad te verfoyderen. Uit de openbaare koornfchuuren wierd, zoo veel men ontbeeren kon, voor een maatige prys verkogt , en den armen het gewoone om niet gefchonken , om een oploop voor te komen. Dikwerf vielen 'er brand- fligtingen voor; dit gebeurde ook nu, en men lag dezelve de fchuldenaars ten laste , welke dit voorwendfel te vergeefsch gebruikten , om ontflag te verkrygen. Augustus was genoodzaakt eenige vrygelaatenen onder het opzigt van een Ridder, tot eene brandwagt aan te Hellen. Maar dit vuur van ongenoegen fmeulde intusfchen voort, 's Nagts wierden 'er oproerige gefchriften geflrooid , waarvan men eenen v. rufus meest den naam gaf. Door het uitlooven vmpramien, wierden eenigen ontdekt 'en geftraft. F 2 Vr.  84 Nieuwe Vr. Hier vindt ge de nagtwagts, en de fchotfchriften. Maar ik ben zeer nieuwsgierig, hoe dit alies afloopt. E. Tiberius en germanicus gaven openbaare worflelfpelen ter eere van hun broeder en vader drusus, en zy plaatften ook den naam van drusus voor den tempel van castor en pollux. Zoo gezegend was de nagedagtenis van drusus , zoo verzot was het volk op vertooningen , dat zy in eens al hun leet vergaten. D. Waarlyk een gering en zonderling hulp•middel. E. Wanneer het volk van Athenen en het volk van Rome; koorn en vertooningen hadden, kon men voorts met hunne vryheid en belangen omfpringen , zoo als men wilde. Het bleef ondertusfchen hier niet by: van buiten hoorde men niets , dan gerugten van oorlog. In Saróinien , in Jfaurien , in Getulien en verfcheide andere gewesten, ontbonden onlusten op onlusten , waar mee wy ons niet kunnen inlaaten : Germanien zA ons genoegzaame Hof verfchaffen. Nauwlyks had tiberius daar de krygs, togten volbragt, waarvan wy in 't breede gefproken hebben , of 'er ontliond een nieuw gevaar, het welk augustus en Rome veel kommer baarde. De Marcomannen hadden thans eenen maroboduus tot Koning: zy grensden aan de Pannoniers, en deezen weder aan  onlusten. 85 aan de Dalmatiers , in de landen, welke gezamelyk het voornaamtTe gebied van Oostenryk uitmaaken. Van deezen maroboduus getuigt v. paterculus , dat hy een Vorst was van edelen af komste , fterk van lighaam en van geest , een barbaar van geboorte, maar geenszins in vernuft. Hy was niet door het onftuimig geval , maar volgens de keuze van zyne ouderen, aan eene erffelyke regeering gekomen. Deeze, welke het 'er geheel opgezet had, om zyn koninglyken fetel te verzekeren , was de Romeinfche heirlegers met zyn volk van tyd tot tyd ontweeken , om zyne magt intusfchen tot den hoogften top te voeren. Ten laatften vestigde hy zich in het tegenwoordig Bohemen en onderwierp zich de omleggende volken, of verpligtte hen zich naar zyne begeerte te fchikken. Hy rigtte een lyfwagt op, en bragt zyn heir door geftaadige oeffeningen byna onder een Romeinfche krygstugt. Hy gedroeg zich zoo (taalkundig, dat hy de Romeinen niet tergde , maar , wanneer hy mogt aangevallen woiden , verklaarde , dat het hem aan de magt en den wil niet ontbrak, om tegenftand te bieden. De gezanten, die hy aan cesar zond, fpraken fomtyds met onderwerping , fomtyds als tegen huns gelyk. Al wie van de Romeinen afviel, had by hem een gereede toevlugt. Zyne magt was aangegroeid tot 60,000 man voetvolk en 4000 Ruiters. Allen geoeftend j? ^ door  86 n i e V w e door geduurige oorlogen met de aangrenzend© natiën, en gedugt genoeg voor een grooter onderneeming, dan hy uit nayver fcheen te bedoelen. Italien was zelfs niet veilig voor hem,wyl zyne grenzen niet veel meer dan 200,000 fchreeden van de hoogfte Alpen, die tot een fcheidsmuur yan dit land verftrekken, begonnen. Fr. Waren deeze volken Germaanen? E. Gewisfelyk , fchoon zy als alle andere volken , die geen Grieken of Romeinen waren , voor Barbaaren gehouden wierden; hoewel deeze naam zulk eene llegte betekenis niet had, als by ons. Niet te min zult gy u verwonderen, dat iemand zonder een befchaafden aanleg , het in een korten tyd zoo ver had kunnen brengen, en teffens bemerken, dat het 'er zeer ver af was, dat geheel Germanien in een Roomsch wingewest zou veranderd zyn. 'Er waren onder anderen nog Marcomannen te overwinnen. Om hen voor te komen, zond augus» tus zyn zoon tiberius, met c. s. saturninus. Tiberius liet zyn Legaat in het Hercynisch woud openingen maaken , om door het land der Catten een inval te doen; hy zelf zou van den kant van Italien aanrukken, en had ten dien einde de benden , die in lllyricum en Dalmatien lagen, onder valerius messalinus laaten opbreeken, op dat hy maroboduus van twee kanten mogt aanvallen. De bloem van de Dal-  ONLUSTEN. «7 Dalmatifche manfchap moest zich by hem voegen. Nu zou het maroboduus gelden! maar wat gebeurt 'er. De Pannoniers en Dalmatiers hadden , zich ten tyde van agrippa wel uit vrees aan den Romeinfchen fcepter onderworpen , maar het juk viel hun hard, daar zy door de Landvoogden op eene ondraagelyke wyze gefchat wierden. Byna elk Jaar viel 'er een opftand voor, en nu fcheen hun de kans fchoon. Het byeentrekken en het befchouwen van hun eige manfchap gaf de eerde aanleiding , om het te waagen. Het getal van Romeinen in hun land was gering , en de anderen hadden de handen vol met de Marcomannen. Zonderling is het, dat de hoofden en aanleggers van deezen opftand beiden den naam van Bato of Batto voerden. Zy beflooten 'er eene zaak van te maaken , en vereenigd of afzonderlyk tegen de Romeinen te ftryden , waartoe zy binnen korten tyd eene magt van 200,000 man voetvolk en &000 Ruiters by een bragten. Rome zelf was voor zulk een leger onder twee dappere aanvoerers niet zeker. D. Tiberius zal nu gewis van den inval in het land der Marcomannen, geheel hebben moeten afzien. E. Dit is ligt te begrypen. Hy moest alle kragten vereenigen , om de beide bato's te keer te gaan. Wy zullen hem egter in Pannonien nog Dalmatien volgen. Alleen moet ik F 4 melden  8$ n i e V w e melden, dat tiberius , die messalinus vooruit gezonden had , volgens dio , zelf agterbleef en den vyand niet fcheen aan te durven , of den oorlog te willen rekken, om de krygsbenden te langer onder zyn beduur te houden , daar augustus oud en zwak wierd. Dit begon deezen Vorst te verveelen , en hy zond daarop CERMANicus den grooten zoon van den grooten drusus, naar Balmatien. ■ Dit maakte tiberius wakker. 'Er wierd heet en met verfchillenden uitflag gevogten. De Romeinfche legers raakten onder beide veldheeren meer dan eensin groot gevaar. Bato, dePannonier, wierd door den Dalmaner omgebragt , wyl hy in zyn land droopte. Deeze laatde bato moest ook emdelyk om vrede en een mondgefprek met tiberius verzoeken, waar in hy de RomeU nen onbewimpeld verweet , dat zy geene harders, zelfs geene honden, om de kudde te be-, waaken, maar wolven gezonden hadden. Naderhandis deeze overeenkomst afgebroken, en de oorlog hervat, welke Rome op nieuws op'droomen bloeds en groote fchatten te daan ktvam, R. Rome kwam dan vooreerst met den fchrik vry. E. Augustus had zich zeer verlegen gemaakt, Hy verklaarde, dat de vyand binnen elf dagen voor Rome kon zyn, — riep elk een' W, om het Vaderland te helpen verdedigen , en m zonder reden. De ftroopende Legers, die- van  ONLUSTEN. 89 van tyd tot tyd vermenigvuldigden, verwoestten alles met de grootde woede te vuur eu te zwaard. De Romeinfche kooplieden , en allen die zich onder hen hadden neder gezet, wier» den vermoord. Wat had Rome dan van zulke benden te wagten ! Eene nieuwe belasting was het gevolg van dit gevaar. Boven de kommer, welke augustus hier onder leed, bragt zyn eenige kleinzoon agrippa de Jonge , zyn hart nieuwe wonden toe. Hy was tot alles ongefchikt ; visfehen was zyn eenigde bezigheid. Onophoudelyk fmaalde hy op livia en zelfs op zyn Grootvader, als of hy hem zyn vaderlyk goed onthield. Augustus verdroot dit eindelyk , hy wierd gebannen , en zyne goederen aan de krygskas verbeurd verklaard. Dit alles gebeurde in 't Jaar 760, na het bouwen der Stad. In 't volgend Jaar ging de DalmatiJche oorlog zyn gang , fchoon veelen wegens gebrek en derfte vrede zogten. Een zonderling geval in dien oorlog zal ik alleen melden. Germanicus poogde te vergeefsch een zekere iterke Stad in Dalmatien te overweldigen. Een over kloeke Germaan neemt onder het bedormen een zeer zwaaren deen , en fmyt hem tegen een zwakke plaats van de muur, met zulk een kragt, dat 'er een brok van omvalt, en te gelyk een krygsknegt, welke 'er tegen leunde. Dit bragt zulk een fchrik onder de bezetting, dat zy de wallen verlieten , naar het kasteel F 5 vlugt-  9° AANSPOORlï o , vlugtten, en wel dra het een en ander overgaven. Augustus nam deezen oorlog zoo ter harte , dat hy, om aan de hand te zyn , Rome had verlaaten , en naar Arimiimm of Rimini, was vertrokken. Na dat bato eindelyk de wapens had nedergelegd, keerde hy in 762 tegen den winter met tiberius te rug. Hy ging tiberius by zyne intrede in Rome , tot in de voorftad te gemoet, en ontving hem met alle eer. De vertooningen , die voor een tyd geftaakt waren , wierden hervat. Rome fchepte nieuwen adem , en augustus had gelegenheid om op het belang van den Haat te denken. — Hy had te vooren de getrouwde Ridders , vooral hen , die kinderen hadden , met eer en belooningen begunftigd , en voor de ongetrouwden zekere boete bepaald. Hier van wilden de laatften gaaren ontflagen wezen. Augustus liet hen allen voor zich komen, fcheidde ze van een, en deed eene zoo nadrukkelyke aanfpraak tot aanmoediging van de eerften, en zulk eene fterke beftraffing aan de laatften , dat ik niet weet ergens grooter aandrang tot het huwelyk geleezen te hebben. Het oorlogsvuur.... R. Hoe myn eelhart, gy hebt ons nieuwsgierig gemaakt , en beloofd, dat wanneer 'er iets van belang en aangenaamheid voorkwam , gy u wel een uitflapje zoud veroorloven. Wy vrouwen , dit weetge , hooren liever van trouwen dan van vegten fpreeken. Gaarn hoor( - de  TOT H E T H ü W E D Y K. Of de ik de aanpryzing van zulk eene eerwaardige inftelling , waarover thans zoo ligt heen gelopen wordt, uit zulk een mond. E. Wel aan dan. Augustus begon met de1 getrouwden te pryzen. Zy verdienden nog te regt den naam van mannen en vaders. Zy voldeeden aan de oogmerken der natuur , welke mannen en vrouwen voortgebragt had , op dat uit derzelver wettige vereeniging burgers voor de maatfehappy en krygslieden voor den oorlog mogten voortkomen. Zoo moesten de posten vervuld en de ambten waargenomen worden, waartoe hy hen by voorkeur verheffen zou. En u zeide hy , zich naar de ongetrouwden wendende , wat naam zal ik u geeven ? niet van Romeinen, want gy hebt beflooten het geilagt en den naam der Romeinen te laaten uitfterven. Niet van mannen, want gy hebt niets mannelyks gedaan. Gylieden veree- nigt verfcheide misdaaden : — van menfehenmoord, alzoo gy die geen te rugge hield, welke uit u konden voortkomen : — van liefdeloosheid , daar gy den naam en roem van uwe voorouderen laat uitfterven : —• van beiligfchennis , wyl gy , daar de menfehen van de goden hun oorfprong hebben, en aan hunnen dienst daarom verbonden zyn , zoo veel in u is , de tempels en altaaren der Goden laat vervallen : •— de Regeering floopt door ongehoorzaamheid , het land verraadt, in eene" woes«  aanspoor ing woesteny zult verkeeren , en de ftad Rome in een puinhoop doen vervallen : of de Burgers moeten door Grieken en Barbaaren aangevuld, en het burgerrecht aan Bondgenooten en vry' gemaakte fiaaven gemeen gemaakt worden. Hy verweet hun , dat hunne onttrekking aan het huwelyk geenszins uit onthouding , maar uit weelde , uit ongebondenheid , waar door zy zich aan een woesten hoop — aan de wilde dieren gelyk Meiden, — ujt ongenegenheid om ten algemeenen beste medetewerken voortkwam , waarom hy de boeten verzwaarde; waarvan zy egter bevryd zouden zyn, die binnen een Jaar trouwden , waartoe zy daarenboven door voorregten en vereeringen , welke de getrouwden genieten zouden , wierden aangemoedigd. Fr. Ik ben u zeer verpligt, myn eelhart J men zou die zelfde redenen nog kunnen aanvoeren , en hoe veele bejaarde vryers zouden moeten bloozen. E. Ik geloof met een onzer grootde Godgeleerden , dat elk mensch , en voor al elk Christen, wien de eerde Goddelyke,en ten hoogden wyze indelling van het huwelyk bewust is; eene indclling zoo nuttig , zoo heilzaam , zoo overeenkomdig met de langzaame ontwikkeling van de menfchelyke vermogens, zonder welke het menschdom of zeer ras moest uitderven Of met barstaarden aangevuld worden, — dat elk  tot het huwelyk. $3 elk mensch verpligt is te huwen of daartoe de gelegenheid niet af te fnyden. 'Er kunnen egter bezwaaren opkomen , die augustus ook niet verzweeg, welke het huwelyk zeer bedenkelyk maaken, en zulke bezwaaren hebben helaas ! thans meer dan te veel plaats. Egter moet men de genoegens en voordeden ook berekenen , en daarom was het tc meer noodig , dat door het Beftuur by voorkeuze aan getrouwden , —■ aan vaders, welke kinderen aan het vaderland gefchonken hebben, naar hunne bekwaamheid posten wierden opgedraagen. D. En ik wilde de getrouwden , die kinderen hadden , naar evenredigheid van derzelver aantal verligten in belastingen , en de ongeimwden in derzelver plaats dubbel bezwaaren. Gunst of medelyden zyn toch in het begeeven van posten van eenig belang altoos gevaarlyk. Hier behoorden deugd en bekwaamheid altoos te beflisfen. E. Gy bebt geen ongelyk myn vriend: maai laat ons voortgaan , na dit alleen nog aangemerkt te hebben, dat zulke aanmoedigingen tot het Huwelyk, of zulke verwytingen by de Germaanen en Batavieren volftrekt onnoodig waren. Het oorlogsvuur ontvlamde intusfchen op nieuw in Dalmalien, en gaf wederom aanleiding tot gebrek aan leevensmiddelen in Rome. Tiberius en germanicus worden derwaards gezonden. Beiden ge-  £4 zegenpraal geraaken in gevaar, maar behouden egter dè overhand. Arduba , eene zeer fterke vesting, dit kan ik niet voorby onze vrouwen te vernaaien , was vol overloopers. Deezen wilden zich niet overgeeven en wierden daarin door de vrouwen gefterkt. De burgers wilden daadigen. Men raakt handgemeen. De laatften krygen de overhand. De overloopers bergen zich , zoo veel zy kunnen. Maar de vrouwen , die den dood boven de flavemy koozen , werpen zich met haare kinderen in de vlammen , of in de rivier, die voorby de Stad ftroomt,en Ardu* ba geeft zich over. Bato zend zyn zoon, om te handelen, en wordt andermaal in genade aangenomen. Zoo is deeze hardnekkige oorlog , waarin de Romeinen meer flagen, dan buit kreegen , afgeloopen. Germanicus bragt de eerfte tyding in Rome. Aan hem en andere Bevelhebbers wierden de triumphaale eerbewyzingen , —> aan augustus en tiberius den naam van Imperator gegeeven ,->■ en tot een triumph beflooten. In Pannonien wierden twes zegeboogen opgerigt. Fr. Wie moest dan de eigenlyke zegenpraal houden ? E. Ik zeide u voorheen, dat augustus zich van de zedige weigering van agrippa bediende, em de overwinnende Veldheeren den zegepraal te ontzeggen. De Romeinen hadden alles in hunne zegeftacies vereenigd, het geen de dap- S per-  |. v A r u s. p5 perheid en gloriezucht kon aanvuuren, maar hij begreep, dat derzelver luister, en de meer dan menfchelyke eer , die den overwinnaar wierd .aangedaan, den luister van zyne grootheid verdoofden, den zegevierenden veldheer een trotfchen waan en het volk eene al te groote verkleefdheid aan denzelven konden inboezemen. Hy kon dit egter niet altoos volhouden, dan wy fpreeken hier van nader : nu keeren wy weer naar Germanien. Fr. Dat is goed , maar misfchien zal het nu maroboduus gelden. E. O neen ! 'er ontllond een nieuw onweer van een kant, van waar men het geenszins vermoeden kon , en de ontzettende tyding kwam te Rome, terwyl men nog bezig was met allerJeye toebereidfelen tot vreugdebedryven. Maar ik moet dit geval wat omftandiger vernaaien, om dat de Duitfchers van hetzelve , vooral in den laatfien tyd , in dicht en ondicht veel gefchreeven, hoog opgegeeven hebben. Quintilios varus was Stadhouder in Syrien geweest. Men gaf hem na, dat hy zelf arm zynde, het land ryk gevonden, maar het arm gelaaten , en zich zelf onmaatig verrykt had. Deeze man, wiens geheele ziel met fchraapzugt vervuld was , en die voor het overige weinig beleid , weinig menschkunde bezat, om een groot, moedig en vryheidminnend volk te beftuuren , fchoon het hem anders aan geene dap-  (JÜÏNTÏLÏÜj) dapperheid ontbrak; deeze, terwyl tiberius en germanicus in Dalmatien de handen vol hadden, wierd naar Germanien afgezonden* De Romeinen hadden van tyd tot tyd zich ongevoelig in dat wyduitgelfrekte land uitgebreid , voorraadplaatzen en fterkten aangelegd, en zich dus in hetzelve genesteld. De Germaanen begonden gaande weg aan hunne gevaarlyke gasten te gewennen. Schoon zy aan hunne aardsvaderlyke gewoonten £ aan hunne zugt tot vryheid en den wapenhandel verkleefd bleeven, waren de Romeinen hen, met wien zy een verdrag getroffen hadden , tot dus ver tot geen overlast geweest, en men merkte de bandert niet, welke door den tyd moesten knellen. t)m die reden meende men te Rome , dat allé de Germaanen genoegzaam onder gehoorzaamheid gebragt waren: maar wingewesten worden , gelyk florus hier te regt aanmerkt, eér verkreegen , dan behouden. Varus liet zyne oogmerken zeer fpoedig zien. De Ambten, welke voorheen in de volksvergaderingen, om "niet, aan de waardigften gegeeven waren, verkogt hy aan de meestbiedenden. Hy lag bun zwaare lasten op, en behandelde hen als overwonnenen. Dit opende hunne oogen , te meer daar hy alles op den Romeinfchen voet wilde inrigten; zelfs het burgerlyk beftuur , en de rechtspleeging niet uitgeflooten. De twistgedingen trok hy aan zich , en befliste niet volgens  v a r u s» Dl gens oude herkomlten , maar volgens de Roomfche wetten of eigen willekeur. Zyn Veldheers tent en fetel veranderde ras in de vierfchaar van een Prmtor. Ook bediende hy zich van Romeinfche pleitbezorgers, aan welken de Germaanen zich moesten overgeeven en dulden, dat door omkooping of eenzydigheid de onregtvaardigfte vonnisfen geveld wierden. Men wierd zulk eene handelwyze fchielyk moede, maar men dorst 'er zich niet openlyk tegen verzetten , wyl de Romeinen in 't hart van Duitschland niet alleen, waar zy zich toen bevonden , maar ook aan den Rhyn een groote magt by een hadden. Men belloot daarom tot list den toevlugt te neemen , om de Romeinen op hunne beurt te verkloeken, en daarin Haagden de anders eenvoudige en openhartige Germaanen meesterlyk. Een jong Duitfcher van edelen afkomst, zoo fchrander als dapper, was de geheele aanlegger van deeze zaak. R. Hoe was zyn naam? E. Arminius naar de Latynfche uitfpraak; eigenlyk herman of harmen , want hy wordt ook harminius genaamd. Deeze had zich by augustus in een gunftig licht weeten voor te doen , en was door hem tot den Ridderftand verheeven. Terwyl hy onder de hand de hoofden der Stammen oproeide, wist hy het vertrouwen van varus geheel te winnen , door hem dagelyks werk in zynen rechtshandel te IV. ceel. G be-  93 A r m i n ï o s. bezorgen , waarin zy zich geheten meer en meer genoegen te fclieppen. Al de aandagt tan den Opperbevelhebber wierd hier door afgeleid , en fchoon deeze onderneeming veele medeflanders vorderde , lekte 'er niets van uit. D. Dit alles was niet zeer overeenkomftig met het charakter der Germaanen, die gewoon waren hunne vyanden voor de vuist aantetasten. E. Het gedrag van armjnius kan met de gevoelens van edelmoedigheid niet wel overeengebragt worden : of men het alles met de liefde tot het Vaderland kan goedmaaken, laat ik tusfchen beiden. De uitkomst zal leeren, of de onderneemende herman enkel uit dat zuiver beginfel werkteen, blind voor andere betrekkingen, alles aan hetzelve opofferde. Toen men gereed was , wierd hier en daar een kleine gemaakte opftand vernomen en gerugten van invallen en rooveryen verfpreid. Men ried varus , om zyne troepen , welke nu niet langer by elkander behoefden te blyven , te verdeelen, op dat de algemeene zekerheid te eer zou bevorderd worden; varus , die als wellustig en Wreed by florus , maar als een gemakkelyk en enverzettelyk man by vellejus paterculus befchreeven wordt, geeft hier gehoor aan , en verzwakt zyn leger tegen den raad van segestes» oom van arminius , een der Germaanfche vorsten , welke de Romeinen getrouw was. Einde* lyk  VARUS. 99 lyk wordt de opftandt zoo het fcheen gevaarlyker en varus befluit denzelven in eens te fnuiken. Met drie legioenen en zes benden breekt hyop: ettelyke Germaanen voegen zich by hem; arminius endeszelfs vader sigismer, {tellen zich aan 't hoofd. De Romeinen laaten zich als lammeren in een digt bosch tusfchen het gebergte leiden, waar zy zich overal eene opening moesten maaken. Terwyl de krygsknegt hier mede druk bezig en uit de gelederen is , verfchynt de vyand op 't onverwagtfte en valt van vooren en van agter op de bedremmelde benden aan. Zy maaken zich, na dat 'erveelen reeds gekwetst en gedood waren, eenige ruimte , en geraaken in eene valley: maar de nagt en de regen overvalt hen , en zy hebben geene gelegenheid om pal te Maan, en de wapenen te gebruiken : overal ontdekt zich een drom van vyanden. In een geheel onbekenden oord is het hun onmogelyk 'er door te flaan. Varus ziet het bedrog van agteren, en alles verloren. Afgemat en tot 'er dood toe gewond , befluit hy zich het leeven te beneemen , waarin hy door verfcheide bevelhebbers gevolgd wordt. D. Zoo ziet men , dat het niet altoos den grootften moed tekent , zich zeiven het leeven te beneemen. E. Zy moesten zich liever tot het uiterfte verdedigd hebben. Men fchryft, dat zyn Va- G a der  100 nhder.laag der en Grootvader denzelfdeu weg hadden ingeflagen : zulke voorbeelden zyn gevaarlyk. De ruiters baanden zich eene opening door de Germaanen , en ontkwamen. Van de drie legioenen en zes benden was nog maar een gering overfchot. Cesonius , een van de Stedehouders van varus fprak van zich overtegeeven, maar wierd terliond afgemaakt. De avond befloot eindelyk deezen noodlottigen dag en ysfelyke flagting. 'Er zou geen man overgebleeven zyn , zoo de Germaanen , verzadigd van , moorden , niet op het plunderen van de verflagenen en het legertuig gevallen waren. Men neemt deezen ademtogt waar , om de verftrooiden door de trompetten byeen te zamelen. Dit misleid de Germaanen. Zy waanen dat asprenas met zyne benden in aantogt is, en wyken te rug. Het ellendig overfchot van de uitgeleezenlte manfchap kon toen het lyf bergen. Van de drie Romeinfche arenden vielen 'er twee in handen der Germaanen. Den derden verborg de Standaartdraager in zyn draagband , en wierp hem in den modder. Zoo was de uitkomst van deezen flag, welken zoo veel gerugt gemaakt heeft. Vr. Ik kan nog niet zien, dat dezelve herman en zyne Germaanen , zoo zeer tot roem ftrekt. Hier had geene dapperheid, maar enkel list plaats. E. Gy zult het nog minder goedkeuren, wan-  1)1 R ROMEINEN. lOI wanneer gy de wreedheden hoort, waarmee de Germaan zich bezoetelde. De overften , welke hun in handen vielen , wierden in koelen bloede vermoord of geofferd. Op de pleitbezorgers hadden zy het vooral gelaaden, welken zy op allerleije wys mishandelden. Tot een derzelven , wien zy de tong uitgefneeden en de lippen toegenaaid hadden , riep de Germaan „ Schuiffel nu adder." Het lyk van varus liep zelf niet vry , toen het opgegraaven wierd , maar maroboduus zond het aan augustus : hoe hy daar aan kwam weet men niet. Misfchien had arminius hetzelve aan hem, als de voornaamfte van de Germaanfche Vorfren , tot een gefcheuk gezonden. Anderen houden hem verdagt , dat hy ook tot deeze verbindtenis behoorde. Vr. Hoe zal augustus wel te moede geweest zyn , op het hooren van deeze maar? E. Dezelve trof hem en geheel Rome te meer, om dat zy het nog druk hadden met de tyding der overwinning over de Dalmatiers , pas vyf dagen te vooren aangekomen, en met de toebereidfelen tot vreugdebedryven , welke alle afgebroken wierden. Men herinnerde zich den aantogt der Cimbren, en maakte geen anderen ftaat dan dat de Germaanen over den Rhyn een inval in Gallien en Italien zouden doen. Augustus was niet te troosten : hy fcheurde zyne kleederen., liep met het hoofd tegen den muur en G 3 riep  102 ONTSLAG DEK, riep geduurig, ,, varus geeft my myne Legioe„ nen weder!" Egter fïelde hy op alles goede orde. De posten liet hy overal bezetten, om oproer voor te komen. Hy liet het Jot werpen ; de tiende man van de geen die boven de dertig en de vyfde man van hen , die jonger waren, moesten de wapens opvatten ; die het weigerden , wierden eerloos verklaard , van hunne goederen ontzet, of zelfs met den dood geftraft. De uitgediende foldaaten en vryelingen moesten het zelfde ondergaan: en met deeze opgeraapte menigte zond hy tiberius zonder uitftel naar Duitschland. Fr. Bediende augustus zich niet van de Batavieren en andere bondgenooten? E. Dit is 'er zoo ver van daan, dathy, nu de Germaanen, van wien men zulks het minst vermoedde , door een al te wel overdagte list hem zoo bedrogen hadden , op geene vreemde benden , vooral niet uit dien oord vertrouwen dorst ftellen. De Germaannen en de Galliërs, allen die gewapend waren, zond hy naar Eilanden , en de ongewapenden, reizigers en koopluiden moesten de Stad verlaaten. Fr, Alle gemeenfchap tusfchen de Batavieren en Romeinen is dus afgebroken , en myn hoop, om nog veel van hunne togten en daaden te hooren, verydeld. Vr. Dat was waarlyk een flegte belooning, daar de Batavieren zoo veel diensten aan het Ryk en  bataafs ch-e bedden. Jg| en aan augustus beweezen en bniten twyffel in dat zwaar verlies ook gedeeld hadden. D. Ik kan het befluit,van augustus in die •algemeene verwarring niet afkeuren. Men wist toch niet, wat keer de zaken zouden neemen. Wanneer arminius zyne overwinning voortzette , kon hy de Romeinen uit geheel Duitself land gejaagd hebben. Dan zouden de Batavieren alleen niet hebben kunnen Maande blyven met hunne weinige nabuuren, die met de Romeinen in 't verbond waren; zy zouden zich by arminius hebben moeten voegen of zich aan zyn gezag moeten onderwerpen. . Vr. Ik weet niet, wat best voor hen was. Moesten de Catten het zoo zeer ontgelden, om dat zy met de Sicambren geen een lyn getrokken hadden, de Batavieren zouden van arminius niet zagter behandeld zyn, Ik ken hem nog niet genoeg. Het fpyt my maar , dat wy nu geene gelegen' heid hebben, om iets van de Batavieren iii dien tyd te hooren; want wie zouden het ons berigten buiten de' Romeinen. Gy zwygt myn eelhart ! is het nu vooreerst geheel afgedaan? E. Zoo zou het gevolg ook geweest zyn, indien augustus van zyne verlegenheid niet fpoedig herfteld was. Arminius maakte van de verrasfing en den fchrik, welke de gedugteneer-, laag der Romeinen veroorzaakt had, geen gebruik : wat de reden daarvan zy, weet ik niet. G 4 Men  l»4 gevolgen Men kreeg v u iy 1 tot tyd deeze en andere gerustftelle" 'e berigten in. De Batavieren hielden zich mee hunne nabuuren en de Gallien geheet füh L. asi'renas , de Legaat en Neef van varus , had door zyne zorg en moed de beide Legioenen, waarover hy het bevel had, in de tenedmjte winterlegeringen in veiligheid , en daar door de gemoederen der volken , die over den Rhyn. woonden en aan het wankelen waren, tot bedaaren gebragt. Zoo berigt ons "vellejus paterculus. Geen veiliger nog beter- plaats om op Germanien een waakend oog te houden , Gallien te beveiligen, en zich zelf tegen arminius te verzekeren , kon by uitdenken , dan in en omtrend het eiland der Batavieren , agter de verfchansfingen , die drusus aangelegd had. Al die het ontfnapt waren verzamelden zich daar by hem ; onder anderen lucius cmoicws, overite van de legeringen (pro* feclus Caftrorum,') welke aan de Alifo door een drom van Germaanen ■ bezet, niettegenftaande het gebrek, waar mee zy te worftelen hadden , en de overmagt der vyanden, zyn flag zoo wel had waargenomen, dat hymet het zwaard-zich een doortogt baande en met zyn volk ontkwam. Ook kreeg men berigt, dat eene menigte nog in leeven , maar by de Germaanen in flaaverny was, welke hen, zonder aanzien van perfoonen , fot de laagfte dienlten gebruikten.  DER NEDERLAAG. IOj D. Dit zal de Heeren der waereld , die het hart vry hoog droegen, hard gevallen zyn. Zy hadden, zy die zoo veel vrye volken aan hunne ketenen klonken, hun verdienden loon. Fr. Augustus , welke zich voor het overige op tiberius verliet, (telde zich daar door eenigzins gerust, en de genome beduiten bleeven in nadere overweeging , (deliberatie). Intusfchen verviel augustus in het denkbeeld , volgens dio , dat hy dit ongeluk aan de gramfchap der Goden had toe te fchryven. En dit dagt hy te meer , om dat 'er verfcheide verfchynfelen , die dio naar gewoonte opnoemt, waren voorafgegaan of gevolgd , waarvan ik 'er twee noemen zal , tot een Haaltje van da bygeloovigheid van 't Roomfche volk. Een zwerm Sprinkhaanen was in de Stad komen vliegen en daar door Zwaluwen aangevallen: —en een zwerm Bycn , had het was aan een altaar aangebragt, om daar nesten te maaken. — Ook was een beeld der Overwinning in Germanien , het welk met het aangezigt naar den vyand (tond, (waarfchynlyk door menfchen handen), naar Italien toe omgekeerd. Dr. Dit is inderdaad belachelyk , en dat ia de Eeuw van augustus. E. De Romeinen hadden van hunne voorige godsdienstigheid , het (legtfte overgehouden. — Men kan niet bepaalen of augustus de Batavieren al daadelyk weggezonden had, toen hy van G 5 : zyn  ÏOÖ TIBERIUS zyn overhaast befluit te rug kwam; dan niet. Het laatfte komt my uit het gezegde van dio het waarfchynlykfte voor. Ten minften wy vinden van hunne te rugkomst geen uitdrukkelyke melding , en evenwel zullen wy de Batavieren. ras weer in de Legers en den dienst van de Romeinen aantreffen. Zoo dat alles weder op den ouden voet en de Correspondentie geopend is. Hunne landsgenooten hebben intusfchen weder als voorheen een bezoek van tiberius gehad , die, na dat hy in Gallien alles in orde gebragt, en de bezettingen verfterkt had, over den Rhyn trekt , en geen tegenftand ontmoetende dieper over de grenzen indringt, de landen verwoest, de wooningen verbrandt, eenige benden verftrooit, en zonder eenig verlies van volk met den grootften roem naar de winterlegeringen en vervolgens naar Rome keert, waarhy, die zeven zegenpraalen, zoo zegt vellejus , verdiend had, zich met drie te vrede ftelt; waarvan de eene was over Pannonien en Dalmatien , welke om de neerlaag van varus verfchoven was. En geen wonder, dat hem dit vergund wierdt, nu hy tot medegenoot van het gebied in de wingewesten en in de legers op begeerte van augustus was aangefteld. —. Dio geeft ons geen verflag van het geen tiberius in deeze eerfte bezending na de nederlaag van varus in DuitscMand uitvoerde : maar verhaalt, op het Jaar zevenhonderd vier en  EN germanicus. l©f «n, zestig , wanneer m. m. lepidus en s. taurus Burgemeesters waren , na deeze groote gebeurtenis : dat tiberius en germanicus , na den tempel der Eendragt ingewyd , en de naamen van den overleden drusus 'er voor gelleld te hebben , een inval in Germanien hebben gedaan , dat zy eenige ftreeken van hetzelve hebben afgeftroopt, maar geen overwinning in eenigen veldflag behaald , wyl zy rnet geen vyandlyk leger handgemeen raakten , nog eenig land te onder bragten. Want bevreesd, dat zy wederom mogten geflagen worden , hadden zy zich niet ver van den Rhyn verwyderd , en tot aan den herfst zich daar opgehouden , terwyl zy de krygsknegten vermaakten met fpelen, die jaarlyks op den geboortedag van augustus gevierd wierden , en een ridderfpel , het geen door de hoofdlieden Wierd uitgevoerd , waarop zy naar Rome gekeerd zyn. Ik durf niet befiisfen , of dit dezelfde togt is , waarvan vellejus fpreekt. Hoe het zy: de Batavieren hebben niet alleen het Romeinfche leger in hunne nabyheid gehad, en zich daarin met de feesten kunnen vermaaken , maar zy hebben ook germanicus, den waardigen zoon van hunnen drusus , leeren kennen. D. Ik weet niet, waar over ik my meer verwonderen moet — over de werkeloosheid van arminius , of van tiberius en germanicus ,  ï«8 AUGUSTUS cus , welke hun tyd met vertooningen flee» ten. E. Zoo kon de fchrik in de krygsknegten en de overmoed in de Duitfchers best bedaaren. Hadden zy hier voor een gedeelte die ongeoeffende benden, welke augustus, byeen had laaten brengen , was het voorzigtigst zich als nog alleen te vertoonen , maar geen kans te waagen. In 't vervolg zult gy germanicus des te werkzaamer vinden. Deeze wierd door augustus aan den Raad, en dat zeldzaam luidt, de Raad, by wien en by het volk het hoogde gezag moest zyn, aan tiberius aanbevolen en germanicus bovendien tot Conful benoemd.— Augustus begon de lasten des ouderdoms te voelen. Hy verfchoonde den Raad van opwag» tingen by hem te maaken , en verzogt, dat zy het niet kwalyk zouden duiden , wanneer hy niet meer met hun at. Want elk maakte om dryd zyn hof, wanneer augustus op de markt, in den Raad of zelfs in zyn paleis was; Raadsheeren, Ridders en Burgers. Dit belette niet , dat zich by aanhoudendheid tekenen van misnoegen openbaarden, in allerieije fchimpfchriften, waarin niet alleen hy , maar elk een doorgeftreeken. wierdr. Augustus liet 'er derk onderzoek naar doen. Die men in de Stad aantrof wierden door de Bouwmeesters en buiten de Stad door de opzieners openlyk verbrand, en derzelver autheuren gedraft. Voorts vermaakte men  VERZWAKT. 109 men zich met veelerleye vertooningen, in een van welke , en daarom melde ik 'er van , niet minder dan tweehonderd leeuwen, van germanicus gedood wierden. R. Zoo ging de geldfpilling alweer zyn gang. Wat moet het overbrengen en onderhouden van die leeuwen alleen gekost hebben. E. Toen augustus het hartzeer over julia en de nafpraak van 't gemeen wilde doen eindigen , wierden 'er in een renperk, dat in een groote waterkom veranderd was, fcheepftryden gehouden , en zes en dertig Crocodillen vertoond en omgebragt. In laater tyd gaf men nog vreemder en kostbaarder vertooningen, om de gunst van 't volk te winnen, of hun gemor te ftillen. Dit was ook nu het oogmerk. D. Misfchien ontwaakte nu, naar maate augustus meer verzwakte, de geest van vryheid. E. O neen! zelfs niet na zyn overlyden. De Romeinen waren reeds aan de flaverny gewoon. De eerlte voorftanders der vryheid waren in den flag van Philippi of van AEtium gefneuveld. De weinigen, welke de voorige Conjtitutie gekend hadden, waren hoog bejaard en konden niet dan met fchrik de wanorden en bloetftortingen herdenken, welke by de omkeering plaats gehad hadden : De jongeren wisten niet beter of het behoorde zoo. Schoon het nooit aan berispers van de Regeering ontbreekt, gaf augustus aan niemand reden tot byzondere klagten. De Ro-  HO AUGUSTUS Romeinen zagen het Ryk tot een toppunt van hoogte klimmen , welke het nimmer bereikte, en augustus droeg van tyd tot tyd zorg, dat zy brood en fpelen hadden. In 't Jaar 766 trad augustus zyn laatfte tydperk van tien Jaaren voor de vyfdemaal weder als gedwongen in en maakte tiberius ook voor tien Jaaren Ge» meensman. By die gelegenheid verzogt hy den byftand van twintig Raadsheeren , welke zoo veel als zyn Kabinetsraad zouden uitmaaken. Dit wierd hem niet alleen vergund , maar ook vastgefteld, dat al wat augustus met deezen , met de regeerende en verkore Burgemeesters, en met zyne zoons tiberius en germanicus goedvond , voor een befluit van den ganfchen Raad zou doorgaan. Zoo weinig geleek het naar herftelling. Ik heb u van het Romeinfche Collateraal gefproken: dit viel de meesten zoo zwaar, dat zy om ontflag, en een andere belasting vroegen. Deeze heeft hy op de huizen en landeryen gelegd , met last om terftond eene naauwkeurige opfchryving van alle perzoonen te doen : dan dit ftond hen nog minder aan. Augustus had nog groote ontwerpen in 'c hoofd. Arminius moest geftraft en maroboduus te onder gebragt worden : voor het eene fchikte hy germanicus , voor het andere tiberius , welke ten dien einde naar lllyricum moest trekken , om van daar in het Ryk van maroboduus te vallen. Vr.  verzwakt. 1ie Vr. Hy kon dan nog niet rusten. E. Zyn Geest bleef geduurig werkzaam omtrend het beltuur , fchoon de vermogens van zyn lighaam merkelyk verminderden. Voor de derdemaal liet hy de Roomfche burgers opfchryven , welke vier millioenen een honderd en zeven en dertig duizend zielen uitmaakten. Een verbaazend getal. Het ftond intusfchen hoe langer hoe meer naar verandering. Men giste uit verfcheide voortekenen , dat augustus het niet lang maaken zou: zyne Jaaren en afneemende kragten waren genoegzaam , om dit te voorzien. Een geval was zonderling. Sedert den dood van julius CjESar was men gewoon den ftoel van augustus in de openbaare fpelen door een kroon te onderfcheiden. Op een tyd ging een gek men'sch daarop zitten, en zette de kroon op zyn hoofd. Indien men by de Romeinen zoo over de zinneloozen dagt, als by de Germaa* nen, moest dit indruk maaken ; maar te gelyk als een liegt voorteken worden opgevat. Ten minlten is de kroon de grootfte llegthoofden vervolgens ten deel gevallen Het viel augustus in, om naar Napels te gaan, waar veele Romeinen door de aangenaame luchtftreek hunne gezondheid herfteld hadden , en met een zyn zoon tiberius tot aan Beneventum uitgeleide te doen. Hy wierd met alle agting ontvangen en woonde de plegtige fpelen by, welke ter zyner eere  112 augustus eere gegeeven wierden. Maar een ongenees. Jyke buikloop deed hem naar Rome keeren. Hy ftierf onder weg te Nola in Campanien in dezelfde Stad, het zelfde huis en dezelfde kamer, waarin zyn vader overleden was ; — in den ouderdom van byna vyfenzeventig Jaaren : drie en veertig Jaaren, na dat de flag by Jfitium voorgevallen was, welke hem alleen in het bewind ftelde. D. Hy had 'er dus wil van en een beter lot, dan zyn vader julius caesar. R-. Hy moest evenwel , hoe groot hy was, den tol der natuur betaalen. E. Dit deed hy, welke, gantsch anders dan c/esar, zich voor 't gevaar zorgvuldig gewagt had, met eene gemoeds gefteltenis , die men niet van hem had verwagt. Hy fcheen zeer wel over zich zei ven voldaan te zyn. „ Rome had hy van tichelfteenen gevonden en eene Stad van marmer nagelaaten." Toen hy zyn eind voelde naderen, liet hy zich het hoofd voor 't laatst in orde brengen, en in den fpiegel ziende, zeide hy, ik heb myn rol afgefpeeld, en zoo ik hem wel gefpeeld heb, klapt dan allen in uwe handen., Men hield livia verdagt, dat zy door een vergiftigde vyg zyn dood verhaast had. Een geheim gefprek met zyn gebannen kleinzoon agrippa posthumus , waarby niemand dan fabius maximus tegenwoordig was, maar het geen door deszelfs vrouw aan livia verteld  sterft. na verteld was, had daar aanleiding toegegeeven. Dit koste aan faisius het leeven , en aan zyne onbedagtzaame echtgenoote een te laat komend berouw. Zoo noodig is het geheimen zelf te bewaaren. Livia, welke tacitus eene kwaade lliefmoer voor den ftaat noemt, was by elk verdagt: zelfs had haare voorfpraak voor cinna en haar gedrag by het affterven van augustus deeze verdenking kragt by gezet. Zy ontbood tiberius terftond, op dat niemand hem voor zou zyn. Zoo liep het met het leeven en de Regeering van augustus af, en dit maakt ook een gevoeglyk flot voor onze zamenfpraak. Ik geloof, dat het eeten ons wagt. Ten minnen de oogen en houding van de luistergraage rozemond geeven my^dit te kennen. R. Gy hebt het wel geraaden eelhart: was dit zoo niet, dan zou ik u gaarn het Characler van augustus hooren befchryven. D. Iemand, die zoo groot eene rol inde waereld gefpeeld heeft , verdient dit zeker. —— Laaten wy dan nu ons gefprek afbreeken, en zoo het u niet" te veel gevergd is , onder het nageregt weder opvatten, eelhart. E. Ik heb haast reden van berouw, dat ik u eenigen fmaak hier in heb doen krygen. 'Er zynzommigepourtraitten, welke zoo ongewisfe trekken hebben, dat zy bezwaarlyk te treffen zyn. Ik wilde daarom liever hiervan verfchoond zyn: evenwel, ik kan het gezelfchap niets weigeren. IV. deel. H Eel-  114 het character. Eelhart liet zich dan overhaalen, ennaauwlyks was de fruit opgebragt, of frederik herinnerde zyn vader aan deszelfs belofte. Ei Augustus heeft, het is waar, een lange , een moeijelyke , een veel gerugtmaakende rol gefpeeld , maar heeft hy die wel of kwalyk gefpeeld , moeten wy hem toeklappen of uitjouwen ? Wat dunkt het gezelfchap zelve? Nimmer is 'er een meer verfchillend oordeel over iemand geveld , naar de onderfcheiden denkbeelden der menfchen. Sommigen hebben hem als een zeer groot Vorst befchouwd, welke door zyne wyze inrichtingen het verwarde Ryk in orde bragt , en de Roomfche magt tot den hoogiten top verhief; anderen als een groot geweldenaar , een geesfel van het menschdom verfoeid. De voornaamfte bedryven , welke zyn aart uitwyzen , heb ik opgenoemd , waar uit men zyn charadler kan opmaaken. D. Hoe dagten de Romeinen zei ven over hem ? die konden hem van naby bezien. E. Indien men op de toejuichingen en eerbewyzingen, welke hem by zyn leeven en na zynen dood aangedaan zyn, moest aangaan, dan zou hy de beste Vorst geweest zyn, aan wien alles gerust kon toevertrouwd worden; die alles , w«t tot uitbreiding , luister en geluk van den ftaat ftrekken kon toebragt, en daarom met den eernaam au.  van augustus. 115 augustus, en of dit nog niet genoeg ware, met den allervoortreffelykften van vader, des vaderlands begiftigd wierd; wien by zyn leeven meer dan menfchelyke , en na zyn dood Goddelyke eer beweezen wierd ; voor wien men altaaren en tempelen ftigte ; jaarlykfche offerhanden en fpelen inftelde , wiens fterf huis te Nola in een tempel veranderd wierd : en geen wonder ; niet alleen had men een arend , uit het bovenfte van den houtftapel , toen dezelve aan 't branden was , als een zinnebeeld van zyne ziel ten hemel laaten opvliegen, dat had altoos by zulke gelegenheid plaats : maar een zeker Raadsheer numerius , oud Pretor , verzekerde , dat hy augustus als weleer romulus ten Hemel had zien opvaaren , waar voor hy door livia, toen julia augusta genoemd , rykelyk beloond wierd.—— Men moet zich hier by, ja wel, den laagen geest der Romeinen van dien tyd voorftellen; wier edele voorouders, de grootde krygshelden veroordeelden, en zelfs met den dood ftraften , wanneer zy de vryheid en onafhankelijkheid van 't Gemeenebest maar eenigzins belaagden: maar men moet daarby bedenken , dat een volk zoo laag gezonken en zoo verbasterd van de zedelyke deugden hunner voorouderen , nu egter tot zulk eene Colosfalifche grootheid geklommen, te uitgebreid en teffens te liegt was, om zich zelf te kunnen beftuuren, zoo als ik voorheen zeide. Wanneer men H a a*le  Il6 het charactee alle de rampen , verbanningen , verwoestingen , rooveryen en moorden welke zoo lang in den tyd van Romeni worftelingen tusfchen eene zieltoogende vryheid en eene befliste overheerfehing hadden plaats gegreepen zich herinnert : Wanneer men hier byvoegt het fchroomelyk misbruik, dat augustus in allen gevalle van zyne magt had kunnen blyven maaken , en daartegen vergelykt de zagtheid van zyn beltuur in het laatfte gedeelte van zyne lange Regeering , de blyken van weldaadigheid Aan armen en allen die hy helpen kon, zyne gemeenzaamheid , zyne edelmoedigheid in het fchenken van vergiffenis aan cinna en deszelfs eedgenooten , aan den befaamden Spaanfchen roover corocotta , en anderen : — de gunften en eerampten, welke hy aan de nakomelingen van zyne mededingers pompejus , antomius enz. heeft opgedraagen : de rust, die hy bewaard, de orde, die hy in den Raad, ten tyde van caesar met allerley fchuim aangevuld , en in de regeering, — ook in de volkplantingea herfteld heeft, waardoor een ieder nu in vrede en veiligheid zyne goederen en leeven kon genieten: eindelyk de befcherming, en aanmoediging van allerleye kunften en weetenfchappen ; daar hy zelf onder de geletterden kon gerekend worden, die met de Geleerden en onder anderen met p. atticus gezette verkeering en briefwisfeling onderhield, en zulk een man van orde was,  VAN AUGUSTUS. II? was, dat hy van alles, wat hy bezat, wat hy uitgaf, wat hy verrigte, naauwkeurige aantekening hield df). Wanneer men dit alles vergelykt by het ontaard, drukkend, godloos gedrag van zyne naaste opvolgers , welke eer naar monfters , dan naar menfchen geleeken , en alle mogelyke verfoeijelyke misdaaden van geile onkuischheid , fchreeuwende onregtvaardigheid , onverzadelyke roofgierigheid en onbepaalde geldverkwisting by de onbefchaamd- fte (*) Drusus deelde vier van zyne handfchriften am den Raad mede : waarvan het eerfte zyn uitvaart ; het tweede alle zyne verrigtingen, die op vierkante koperen Colommen moesten gefneeden, en voor zyne begraafplaats gefteld worden ; het derde het getal van 't krygsvolk , de ontvangst en Uitgaven van den Staat en het geen in de fchatkisq was; het vierde eindelyk voorfchriften en raadgeevingen aan zyn opvolger tibsrius en den Staat behelsden. De voornaamfte waren , dat zy het beftuur aan de voorzigtigfte en meest bekwaame mannen moesten ppdraagen , maar aan niemand het geheele Gemeenebest toebetrouwen: dat zy met hun tegenwoordigen toeftand te vrede, de paaien van hun gebied niet moesten zoeken uftteftrekken, om dat zoo groot een gebied niet wel konnende bewaard worden, zy gevaar liepen door meer te begeeren, ook het reeds verkregene te verliezen. Raadgeevingen, welke zeker allerheilzaamst waren. H 3  118 het character> fte tieranny gevoegd hebben , dan zou men byna augustus onder de goede roemwaarde Vorften plaatfen, en zyne regeering, vooral in den laatften tyd, voor een zegen van Rome houden. Dan kan men het zeggen van dio cassius begrypen: „ eerst betreurden hem weinigen, daarna allen." Ik weetniet korter, niet beter uit te drukken, hoe men in 't algemeen over augustus dagt, dan in deeze weinige woorden , die na zyn fterven op aller tongen zweefden. „ Ach dat&UGVsrvs nooit geleefd had! — (dan had hy geen medepligtige kunnen zyn in al wat de Driemannen pleegden ; dan had hy zich het oppergezag over de Republiek niet kunnen aanmaatigen :) of, dat hy nooit gejlorven ware l" dm had men de laatfte vreedzaame Jaaren zyner regeering, waarin de vergulde banden der flaverny weinig gevoeld wierden , nog langer kunnen blyven genieten : - dan had men al de ysfelykbeden der tiranny onder zyne opvolgeren niet behoeven te bejammeren. D. Ik dank u myn eelhart voor deeze uwe oplosfing, maar ik kan niet gelooven, dat gy uw ganfche hart nog ontlast hebt. Goed en kwaad zyn geene woorden van vergelyking als groot en klein, gelyk myn vriend weet. Cromwel heeft ook groote en goede daaden voor zyn Vaderland verrigt, en nogthans houdt elk hem voor een Ufurpateur en fchynheilige geweldenaar. E.  van augustus. 110 E. Gy hebt gelyk myu Vriend , maar wyl augustus een gemengd en dus twyffelagtig character bezat, is het zoo moeijelyk hier te beflisfen. De Romeinfche gefchiedfchryvers en onder deezen de groote tacitus , hebben daarom de gunftige en ongunftige opgaven tegen elkander overgeheld, op dat een yder zou kunnen beflisfen. — Wanneer men de wyze befchouwd, op welke augustus zich zeer jong heeft weeten in te -dringen , en alle zyne mededingers , niet door het overwigt van zyne dapperheid, want die bezat hy niet , maar door Maatkunde heeft weeten te verkloeken , en aan zich alleen het onbepaald oppergebied te bezorgen in een Gemeenebest, dat voor caesar vry was, moet men hem befchuldigen van een onbepaalde heerschzugt , van ftraf baare listigheid , van laage ondankbaarheid , wyl hy ook toen zyne vrienden, zyne weldoeners , zelfs de braaffte mannen, daar onder den grooten cicero aan zyne verfoeijelyke oogmerken opofferde , en van verraad tegen de vryheid en onaf hankelykheid van het Gemeenebest. Hoe menigvuldig zyn de daaden van geweld , van wreedheid, van vervolging, welke hetfnoode driemanfchap en hy naderhand gepleegd heeft , tot dat hy zag, dat zyn zetel gevestigd was, en begon te begrypen , dat geen vrees, maar liefde der burgeren zyne regeeriug kon gelukkig en beilendig maaken. Schoon ik het zeer veroordeel, wanneer H 4 wn  120 het character men met den abt bellegarde alles met een fcheeloog aanfchouwt, en de beste daaden van byzondereperzoonenof geheele volken alleen uit vuile bronnen afleidt, moet men egter iemand, als hy zyne rol flegt en wreed begonnen heefc, verdenken, dat het uit geen goed hart voortkomt, wanneer politieke redenen hem verpligten om te veranderen: te meer, wanneer hy by aanhoudendheid de geveinsde fpeelt. Onmaatige heerschzugt overmeesterde hem , en egter moest men hem elke tien Jaar als tegen wil ea dank overhaalen, om de Regeering te verlengen. Hy wilde den naam van dominus (Heer) niet voeren, maar wel een onbepaald gezag, waar door hy zelfs willekeurig de heiligfte wetten verbrak. Hy liet zich ter naauwernood, zoo 't fcheen, door de redenen van mecenas om zyn eige veiligheid en den tegenwoordigen toefband vaa Rome overhaalen , om aan het volk en den Raad hunne gefchonde rechten en ontroofde vryheid niet weer ter hand te ftellen , en hy droeg op alle mogelyke wyze zorg, dat de geroofde en uit vrees of vleijery verkreege magt in zyn huis gevestigd wierd. Daar hy geen eige zoonen had, nam hy ze van tyd tot tyd aan : zelfs eenen tiberius , zoo by voorgaf ©m het welzyn van den Staat, daar hy hem fteeds verdagt hield , fchoon hy hem in zyne brieven ten fterklten vleide. Of moet men dit aan den invloed van livia toefchryven , het was  van augustus» 191 was fchandelyk , dat hy zich, ten koste van het land tegen zyn beter weeten , door zulk eene listige ontrouwe vrouw liet beftuuren. Al de onheilen, welke Rome onder zyne opvolgers zyn overgekomen , moeten uit dit Hinkend kanaal worden afgeleid. En des te flegter, wanneer hy dit voorzien heeft en daarom , gelyk men toen giste, een opvolger benoemde, waarvan niemand een gunflig denkbeeld had, op dat zyne 'regeering te beter zou affteeken. —— Hy bezat toch ook eene onbegrensde eerzugt. De eer der'overwinningen en de zegenpraal wilde hy aan zich zclven houden, fchoon hy maar tweemaaien zelf het opperbevel gevoerd en de zege behaald heeft in Spanjen en by Aclium. Hy was fchrander genoeg, om de orde en het gezag der wetten te herftellen en te handhaven , zonder welke nog hy nog het volk zeker waren , maar te zwak of te bedorven van hart, om zich voor wellust en ongebondenheid te wagten. Het huwelyk prees hy , moedigde hy ten fterkften aan en ondertusfchen fchond niemand meer , dan hy, den heiligen Echt. Het verkragten van lucretia beroofde tarquyn van kroon en troon , en augustus ontnam een aanzienlyk Raadsheer, die den rang van Burgemeester bekleed heeft, deszelfs hoog zwangere huisvrouw: dwong eerst agrippa en naderhand tiberius haare huisvrouwen te verftooten , om de grootfte ligtekooy van Rome, zyne dogter, te huwen. H 5 Hy  I2Ï het character Hy bedreef overfpel met de vrouw van zyn boezemvriend mecenas en anderen van den eerften rang. Men houdt hem zelfs verdagt, dat hy bloedfchande met zyne dogter julia begaan hebbe; dat dit het was, dat ovibius, in 't paleis van augustus gemeenzaam, ongelukkig gezien had, en eene oorzaak wierd van zyne ballingfchap. Zelfs gaat hy zoo min als julius c*sar vry van den blaam van onnatuurlyke onkuisheid. Dus wierp hy door zyn eigen gedrag om ver, het geen hy in anderen zogt op te wekken. Zoo ongehoord zeldzaam als de echtfcheidingen te vooren by de Romeinen waren, zoo gemeenzaam wierden ze na dien tyd. Indien de weelde , de pragt der vrouwen , de verwildering der jeugd en het verminderend gezag der ouderen , dat voorheen zoo heilig geëerbiedigd wierd, de lust tot het huwelyk al niet verflaauwden , moesten de geftaadige echtfcheidingen alleen hetzelve onbedenkelyk benadeelen. Zie daar, myn die-krik, het charakter van augustus uit een ander oogpunt, dan te vooren, befchouwd. D. En hetzelve zoo ik meen in 't waare daglicht gefield. Waarom zou men toch groote feilen van groote menfchen verheelen ? Dit is vooral in Vorften gevaarlyk , en wel ailergevaarlykst in zulken , welken zich zelf tot dien rang met list en geweld hebben opgeworpen. Zy meenen eindelyk, dat hun alles vryflaat, en dat een gelukkige uitflag alles vergoelykt. E.  VAN AUGUSTUS. 12" E. By zyn uiterfte wil oeffende hy eene uitgeftrekte milddaadigheid na zyn dood , gelyk men hem niet van inhaaligheid by zyn leeven befchuldigen kan. Livia en tiberius had hy tot erfgenaamen benoemd : voorts drusus en germanicus met zyne drie zoonen , zyne naastbeftaanden tot in den derden graad , en eene menigte vrienden. Het overige maakte hy aan Raadsheeren , aan Ridders , aan vreemde Vorsten , zelfs zulken , . op welken hy geene byzondere betrekking had, of die hy geen goed hart had toegedraagen. Aan het Roomfche volk, aan de fmalle gemeente , aan elk der lyffchutbenden en dienstdoende burgeren beftemde hy zeer aanzienlyke fommen : in welker opgave egter tacitus, dio cassius en suetorius verfchillen. Het best van allen was , dat hy aan de kinderen , van wier ouderen hy in hunne jeugd eene erifenis gekreegen had, al het geld met de renten zoo dra zy manbaar zouden geworden zyn , liet weerom geeven. Dit was hy trouwens in zyn leeven reeds terftond, of als zy volwasfen waren, gewoon te doen, zoo fchryft dio. Fr. Hy heeft daar door veel blyde menfchen gemaakt. Zouden de Batavifche benden daar ook in gedeeld hebben ? E. Zeker ja. Zy behoorden tot de lyf- wagt, en hadden veel dienst aan augustus beweezen. En niet alleen hebben zy hun legaat  *24 AUGUSTUS gaat nevens anderen daarna getrokken , maar zyn ook, terwyl hun vertrek opgefchort was , by de lykplegtigheden tegenwoordig geweest.' Dit ten minden vooronderftel ik. R. Dezelve zullen gewis zeer pragtig ge. weest zyn. E. Zoowaren zy:. maar wy hebben ons reeds lang met augustus leeven en dood opgehouden. Laat dit genoeg zyn , — dat hy op een Jykbed van elpenbeen en goud, met purperen , met goud geborduurde, fpreijen overdekt, gelegd en op de markt gebragt wierd. Men zag hier drie beeldtenisfen van augustus , de afbeeldingen van zyne voorouders en nabeltaan» den , en van alle de Romeinen , die uitmuntende daaden verrigt hadden , van romulus af pompejus was niet vergeeten ; — insgelyks van alle de volken , die hy overwonnen had, elk in zyne gewoone kleeding. Drusus en tiberius hielden elk eene lof en lykrede over hem. Het doode lighaam wierd toen op deeze baar onder het geleide van de Raadsheeren en Riddeis met hunne vrouwen , van de Pratoriaanfche krygsknegten met een ontallyke menigte van menfchen , op het veld van mars gebragt, en op den lykftapel gezet. Waa? eerst de Opperpriesters , vervolgens de Ridders , de legioenbenden en overige foldaaten, en eindelyk de lyfwagten eenen omgang om denzelven deeden, en al de gefchenken, welke zy om  begraaven. 125 om hunne treflyke bedryven van hem ontvangen hadden, daar op wierpen. Toen ftaken de hoplieden op bevel van den Raad den brand 'er in. Livia bleef met de voornaamlte der Ridders om de beenderen op te zamelen , en in zyne begraafplaats te bergen. De overigen vertrokken. Vr. Het wordt tyd, myn eelhart , dat wy ook om ons vertrek denken : het is reeds laat in den middag. Wanneer de vrienden by ons komen , zult gy ons wel vernaaien , welk eennieuwen Keizer de Romeinen, en Avelk een lot de Germaanen en Batavieren onder zyne Generaals gehad hebben. E. Ziet daar eene uitvoerige fchets van de bedryven van augustus , als een wederga van j. caesar : dan de volgenden zyn niet waardig, dat wy zoo lang by hen flil ftaan; maar wy zullen ons zoo veel te langer by onze Batavieren kunnen ophouden , van welken ik na drusus niet dan ter loops heb kunnen melden.  TWEE EN TWINTIGSTE Z AMEN SPRAAK. Tiberius oefent terjtond na het overlyden van augustus de opperjte magt uit, laat agrippa dooien, en veinst egter het oppergebied niet alleen te willen aanneemen. De Krygstucht vervallen in de legers. Een zwaare opjtand in Illyrien , wordt ter naauwernood door drusus gedempt. Een ander oproer onder de legers in .Germanien brengt germanicus in de grootjie verlegenheid; eindelyk komt hy alles te boven. Hy trekt tegen de Duitfchers. Overvalt de Marfen en verwoest hun land, insgelyks de Catten.. Hy verlost segestes door arminius in 't naauw gebragt. Arminius en de Cheruscen gejlaagen. Germanicus komt in de legerplaats van varus. Cecinna in nood. De Germaanen afgejlaagen, maar de Romeinen op den te rugtogt in groot gevaar. Mannelyk gedrag van agrippina. Sigimer geeft zich over. Een gewaande agrippa verwekt beweegingen, germanicus uit wangunst te rug geroepen, wil eerst de zaaken in Germanien afdoen , rust eene vloot uit, bejtookt op nieuw de Catten, komt in de Eems, trekt over de Wezer. De Batavieren komen in den drang. De Germaanen een en andermaal gejlagen. Het leger op de vloot ontkomt naauwlyks den Jtorm. Germanicus komt in Rome, waar hy zegenpraalt» DlDERIK Wy zyn u wat vroeg overvallen myn eel*  tiberius. 127 eelhart , om zoo veel te langer van uwe leerzaame verhaalen nut te kunnen trekken : waar is vredegonde en onze jonge vriendin? Ik hoop dat zy ons nu zal kunnen verzeilen. E. Daar komen zy reeds. Wanneer het de vrienden behaagt, kunnen wy ftraks beginnen. R. Het is onze fchuld myn eelhart , dat jy ons wat langer met Rome en augustus hebt opgehouden. Nu deeze dood is en gy Ons geen gunftig denkbeeld van de andere Keizers hebt gegeeven, hoop ik, dat wy meer berigten uit Germanien, en vooral uit het Eiland der Batavieren zullen ontvangen. E. Het een en ander zal u gebeuren , myn rozemond. Van tiberius en zyne naaste opvolgers kunt gy niet veel goeds verwagten, maar ik zal u egter heden morgen kunnen bezig houden met eenige Romeinen , die al uw aandagt waardig is, en met wien wy gaande weg naar Germanien en ook naar het eiland der Batavieren zullen trekken. Gy zult zeker nieuwsgierig zyn , om te weeten, hoe tiberius aan het roer der regeering gekomen is , en hier van zullen wy moeten beginnen. D. Als 't u gelieft, myn Vriend, alles zal ons aangenaam zyn, wat gy ons verkiest mede te deelen. E. Wy zullen nu behalven dio cassius en anderen , weder den groeten gefchiedfchryver tacitus tot onzen voornaamften gids kunnen neemen ,  128 tiberius men, welke zyne voortreffelyke Jaarboeken met het leeven van tiberius begint. Ongelukkig, dat wy dezelve niet alle bezitten! Indien de Regeering op de gelegde gronden moest voortgaan , en uit het geflagt der cesars een opvolger moest weezen , kwamen 'er alleen drie in aanmerking. Tiberius , germanicus en agrippa posthumus. De laatfte was de eige en na den vroegtydigen dood van cajus en julius de eenige overgebleeve kleinzoon van augustus uit agrippa en julia gebooren, eindelyk (*) ook tot zoon aangenomen ; maar woest, onbedreeven in alle zaaken, en in zyne balliugfchap niet verbeterd, fchoon men meent dat augustus , zoo hy langer geleefd had, hem te rug geroepen en gebruikt zou hebben. Germanicus was in alles het tegengeftelde. De uitmuntende zoon van een vader, die zich aan den Staat zoo zeer verdienstelyk gemaakt had; hoe jong ook, reeds beroemd door zyne daaden en zyne braafheid, en daar door by elk geagt en geliefd. Hoe gelukkig zou Rome hebben kunnen zyn, indien hy de regeering had willen aanvaarden, of indien hy na eene grondwettige herftelling van alle misbruiken haar het oude beftier met de Vryheid had wedergefchonken, en (*) In het in. Deel bl. 393. r. 5. v. ond. is een misflag ingefiopen, leest daar, evenwel is deeze niet zoo gereedeiyk tot zoon aangenomen.  agrippa om gebragt. I2Q en daarin de edelmoedige gevoelens van zyn hart opgevolgd, maar het was in 't befluit niet. Deeze Alleenheerfcheresfe meest gaande weg door onderdrukking vernederd , en eindelyk geheel te gronde gerigt worden. Tiberius was ouder in jaaren, in veele burgerlyke en krygsbedieningen gebruikt, niet alleen de aangenome zoon , maar ook de ftiefzoon van augustus ; en dat alles afdoet, de eenige overgebleeve zoon yan de listige en heerschzugtige livia. Hy was reeds eenigzins deelgenoot in het gebied geworden, en daardoor viel hy van zelfs in de opvolging. —— Niet lang was hy van augustus gefcheiden en in Illyrien gekomen , of livia ontbood hem te rug: dat by den ftervenden Vorst nog leevend aantrof, fchryft vellejus ; tacitus laat het tusfehen beiden. Alles wierd geheim gehouden, tot dat men zekere maatregelen bad genomen. Tiberius liet terltond brieven aan de Legers en Wingewesten afgaan, over welken hy mede in 't bewind gefteld was, en aan den Raad fchreef hy in de betrekking van Gemeensman, gelyk hy was. Hoe zeer dit kon goed gemaakt worden , beging hy , buiten twyffel op raad van livia , een allergruwelykst ftuk. De ongelukkige agrippa moest terltond uit den weg geruimd. Hy, die zeer fterk was, en daarin zyn roem ftelde , verdedigde zyn leeven tegen den Hoofdman, die het hem kwam ontneemen , maar te vergeefsch. Als deeze berigt bragt van IV. deel. I den  130 tiberius den uitflag , ontkende tiberius daartoe last gegeeven te hebben, maar zogt het op rekening van augustus te ftellen, die zulks ingevalle van zyn overlyden zou bevolen hebben: dog de onwaarfchynlykheid blykt genoeg uit het verhaalde. R. Zoo bezoetelde hy zyne intrede terltond met het bloed van zyn eigen maagfchap. Wierd dit wel opgenomen? E. Men liet het te Rome, waar elk zich tot eene nieuwe flaverny fchikte , ongemerkt doorgaan. De aanzienlykften waren de eerften in laagheden , en de grooMU-n in vermomming. De Burgemeesters skxtus pomphjus en sextus apuEejus lagen zonder nadenken den eed af aan tiberius; na. hen dc overlte van de lyfwage en van den voorraad, vervolgens de Raad, de Ridders en het Volk , niet tegenftaande tiberius zich nog niet verklaard had, of hy het bewind zou aanneemen. Evenwel had hy zorg gedraagen voor eene Jyfwugt, en het Woord gegeeven. Wyl hy germanicus vreesde, die een groote magt onder zich had, en hy daarenboven naar de eer van eene vrywillige verkiezing verlangde , fcheen hy tot geen befluit te kunnen komen. Zoo kon hy telfens de waare gevoelens der voornaamften ontdekken. In da eerfte raadsvergadering wilde hy nergens over handelen", dan over de uiterfte wil en de begraaving van augustus , aan wien men in Ro- m  WEIFFELT. I3I me een Tempel zou toewijen en Goddelyke eer bewyzen. Eindelyk zogt men tiberius de Regeering te doen aanvaarden , welke zich verontfchuldigde met de uitgeftrektheid van 't gebied , en de geringheid van zyne vermogens. „ De ziel van den vergoden augustus was alleen tot zulk een last bekwaam". Maar het was federt lang zyne gewoonte, om de waare gevoelens van zyn hart te ontveinzen : dit was by hem eene hebbelykheid geworden. De Raad borst uit in traanen en gebeden; bezwoer hem by het ftandbeeld van augustus ; fommigen omhelsden zyne knien. Hy bragt toen de aantekeningen van augustus voor den dag, welke onder anderen een raad behelsden , om aan niemand het opperbewind alleen toe te betrouwen en de paaien van hun gebied niet verder uit te zetten. Hy deed hier op een voorftel van de Oppermagt in driën te verdeden, waarvan de eene over Rome en Italien , de andere over de legers en de derde over de wingewesten zoude zyn. Hy zoude het zich laaten welgevallen , wat gedeelte men hem wilde opdraagen. Asinius gallus verdroot dit, en zeide, kies voor u c/esar , wat deel gij begeert. Na een diep ftilzwygen, waaronder asinius wel merkte , hoe dit met zyne waare oogmerken niet ftrookte , herhaalde tiberius zyn voorftel : waarop gallus: „myne vraag ftrekt daar niet been, om te verdeden, het geen onverdeelbaar Ia  132 tiberius. is , maar om u te doen merken, dat de Staat maar één lighaam is, en door ééne ziel derhalven moest geregeerd worden". Voorts haalde hy den lof van augustus en de overwinningen van TiBERrus op, om hem te vrede te (tellen. Dan te vergeefsch. Lucius arruntius bedierf het ook by hem , te meer, om dat hy een der vermogende burgers was , welke augustus niet ongefchikt voor het ryksbeduur geoordeeld had. Quintüs haterius en mamercus scaurus verdoorden hem insgelyks door hunne aanmerkingen, hoe gegrond ook. Dit deed de poogingen van de overigen verdubbelen, om tiberius overtehaalen. Eindelyk geliet hy zieh overwonnen en afgemat door hunne fmeekingen. D. Welke laagheden ! Zy verdienden dan in der daad niet vry te zyn. E. Men (trekte die laagheden zelfs tot livia uit. Men wilde haar by uitneemendheid moeder , of moeder des Vaderlands geheeten hebben , en by den naam van Tiberius caesar , zoon van julia voegen, maar dit dond tiberius niet aan. Hy wilde geen andere dan maatige eerbewyzingen , welke, men aafl hem zou gelieven aan te bieden. Voor drusus verzogt hy niets , maar voor germanicus eene land- voogdy. Aan het volk ontnam hy het ftemrech: in hunne vergaderingen (Comitia), het geen billyk ongenoegen gaf, maar den Raad wel  onlusten. 133 wel fmaakte, om dat zy nu geene Memmen behoefden om te koopen. Alle klagten waren vrugteloos. Fr. Dit was dan de laatfte doodfteek aan de volksvryheid toegebragt, hoewel het my bewondert , dat zy dit recht tot deezen tyd toe behouden hadden. E. Het was ook niet meer dan een fchyn. Wanneer een of meer geweldenaars zich de oppermagt willekeurig hebben aangemaatigd, wanneer zy over goed , vryheid en leeven van hunne medeburgeren befchikken en daarin door de krygsmagt gefterkt worden , dan wordt de volkftem van zelfs gefmoord: of zoo het volk, onkundig en ondeugdzaam , zich door blinde driften laat vervoeren , door intriguanten laat verleiden of door ryken omkoopeu , waarvan men zoo veele voorbeelden in de Griekfcke en Romeinfche gefchiedenisfen en meer dan te veel in onze dagen aantreft , wat zegt dan de ftem van 't volk ? In het veld zag het 'er hier en daar, zoo dra tiberius aan de Regeering gekomen was, zeer verwarduit. Augustus had de gewapende benden, hoe zeer hy alles aan hun te danken had, meer en meer in ontzag weeten te houden. Dë krygstugt was volgens dio onder hem zoo ftreng, dat hy geheele Legioenen ontfloeg , (casfeerde) die maar een fchyn van ongehoorzaamheid getoond hadden , en wanaeer eenige benden hunne gelederen braken, I 3 liet  «34 opstand liet hy den tienden man dooden, en de overigen moesten zich voor een tyd met garftenbrood en water behelpen. De overften, die hunne posten verlieten , wierden met den dood , en om mindere misdaaden met fchande (infamie) geftraft. — Zoo dra ontvingen zy de tyding niet van het overlyden van augustus, of zy geraakten uit den band. In Pannonien had de Stadhouder junius bl^sus zyne krygsknegten geduurende den rouw over augustus en de vreugde bedryven wegens de verheffing van tiberius van de gewoone oelfeningen ontjagen. Dit is altoos gevaarlyk: zy ontwenden den arbeid en de tugt, wisten met hun ledigen tyd geen laad, en vervielen tot allerleye ongebondenheid : het juiste tydftip , om zich te laaten opzetten. Niemand was hiertoe meer gefchikt, dan eene percennius , te vooren beftuurder van eene bende toonneelfpeelers , nu gemeen foldaat. Deeze gelukzoeker, ftout en bekwaam, om het oor van een verleidelyk gemeen te winnen , ftookte eerst de flegtften van den hoop, wanneer de anderen zich naar hun. ne tenten ter rust begaven, op, en toen hy zich van de menigte verzekerd hield, wierp hy zich op tot een volksleider. Hy bragt hun onder » oog , dat zy zich dwaaslyk door eenige weinige overften en hoofdmannen als flaaven lieten behandelen , dat zy fommigen 3o en 40 jaaren den zwaarften dienst voor de geringe be-  IN PANNONIEN. 135 belooning van tien asfen daags met gevaar van hun leeven hadden doorgeflaan en tot vergoeding Hagen, wonden en ongemakken in den winter en in den zomer hadden moeten verdraagen: veelen waren onder zulk een harden last reeds oud en grys geworden, de overigen hadden geen beter lot te wagten. Nu was het tyd om beter betaaling en vroeger ontflag te bedingen. Zy konden Rome de wet Hellen. D. Hoe gevaarlyk zyn zulke opltookers, in alle clasfen, voor de maatfchappy ! Onderwerping vloeit enkel voort uit Opinie en ontzag, zoodra dit verzwakt wordt, en elk meent, dat hy even waardig is, en het maar aan hun Haat om zich te vereenigen en te onttrekken, houdt alle orde en ondergefchiktheid op , en dit is voor het gemeen het gevaarlyk gevolg van eene kwalyk begreepe gelykheid. — Dan hoe veel bedraagt eene ai? E. Tien asfen bedroegen omtrend eene Ichelling , maar de Romeinfche krygsknegt moest zich daar voor zyne klederen, wapens en tenten aanfchaffen en onderhouden ; daarenboven wierden die asfen naar de oude rekening betaald , toen het geld min%r in waarde was. Nu wilde men het naar den loop (cours) betaald hebben. Dus hadden zy alles wel gerekend nog minder dan onze foldaaten. — De roervink krygt gehoor, men brengt groene zooden by een, om daar van eene ipreekfloel te vormen, en men I 4 voegt  I3Ö opstand voegt de drie arenden der Legioenen by elkander , wanneer bl^sus tydig 'er tusfehen komt. Hy, die wel wist te fpreeken , brengt met zagte en fterke woorden den onbetaamelyken handel , zoo ongehoord , zoo onteerend voor den Romein/dien naam onder 't oog, en raadt hen, zoo zy iets met reden meenden te kunnen vraagen , dat zy dit door afgevaardigden moesten doen , en aan dezelven in zyne tegenwoordigheid last geeven. — Dit vindt byval, en men kiest den zoon van bl^esüs tot deeze bezending. De rust zou hier door herfteld zyn , zoo dezelve niet op nieuw geftoord was door eenige benden , die uit het leger waren afgezonden naar Nauporttts, om de wegen en bruggen te verbeteren, en anderen arbeid te doen; deezen den opfland vernomen hebbende, rollen hunne vaandels op, plunderen de nabuurige dorpen, zelfs de gemelde ftad, befpotten en mishande! len hunne overften , vooral hunnen opperbevelhebber aufidienus rufus , een man, welke door zyne dapperheid van gering foldaat tot deezen trap bevorderd en wat geftreng was. Zy rukken hem van zyn wagen , en belaaden hem met zwaarder jpten, dan hy draagen kan. Blmsvs wil eenigen der plunderaars ftraffen , maar wordt daarin met geweld verhinderd. Men breekt de gevangenis op, en vereenigt zich met het fnoodfte geboefte. Een krygsknegt vibuxe. nus had de ftoutheid, daar bljesvs op den reg-  IN PANNONIEN. iy regterftoel zat, hem den dood van zynen broeder met ftoute kaaken te verwyten, en de menigte tot wraak op te hitzen. Hy voegde hier by zyne traanen en fmeekingen : men nam de fchermers, door welken de broeder van den oproermaaker zou omgebragt zyn, en de huisbedienden van den Veldheer gevangen , om hen tot het aanwyzen van het lyk door pyniging te dwingen. Dan alles bleek verzonnen. 'Er was geen broeder van hem in 't leger. Egter gingen, zy voort hunne bevelhebbers te mishandelen , en te plunderen. Den hoofdman lucilius benaamen zy het leeven. De overigen moesten door de vlugt het lyf bergen. D. Dat was een verfchrikkelyke opftand. E. Een ongewoon verfchynfel onder de Romeinfche benden. Maar ik maak 'er wat bree« der gewag van, om u de fchrikkelyke gevolgen van het verval der krygstugt te doen zien: een verval, dat zich terltond na den dood van augustus openbaarde, waardoor de val van den Romewfehen Staat verhaast is: — en om dat dit geval aan de Germaanen en Batavieren, die in dienst waren, gelegenheid gegeeven heeft, om hunne getrouwheid te toonen. Dettyding van deezen opftand maakte tiberius verlegen. Hy zond terftond zyn zoon, den jongen drusus , met eenige Leden uit den Raad , aan 't hoofd van twee talryke benden, uit de Lyfwagt uitgeleezen, verfterkt met pratoriaanfche ruiters en den bloem I 5 van  I3§ » P s t a n d van de Germaanen, welke toen zegt tacitus in het 24fte Hoofdftuk van zyn eerfte Jaarboek, als wagters by de Keizers waren. Uit het voorige hlykt, dat de Batavieren tot deezen post boven andere Germaanen verkoren zyn, en gy ziet ook hieruit, dat zy denzelveH als voor de nederlaag van varus waarnamen. Sejanus, overfte van de lyffchutbenden , welke toen reeds in het vertrouwen deelde, wierd aan den Jongen Prcetor als raadsman bygevoegd. — Men ging hem gedwongen te gemoet: woede vermengd met eene treurige ontevredenheid, vertoonde zich op aller gelaad. Drusus krygt ter naauwernood gelegenheid, om den brief van zyn vader tiberius voor te leezen , waarin hun goede beloften gedaan , maar hunne verzoeken aan den Raad verweezen wierden. Julius clemens hadden zy uit al de hoofdlieden verfchoond en uitgekipt om hun fpreeker te zyn. Met dit uitftel waren zy niet te vrede. Drusus moest terftond,zeiden zy, hunne begeerte inwilligen. De lyfwagten en vrienden van hem konden hunne tergingen niet ontgaan. Vooral hadden zy het op den ouden braaven lentulus geladen , welke de vlugt moest kiezen naar de winterlegering , en ter naauwernood door het volk van drusus geborgen wierd. De uitzigten waren allergedugst, nu men zelf den zoon van den Keizer en het eerwaardig gezelfchap, dat hem verzelde, geen ontzag betoonde. jr&.  inpannonien. *39 Fr. Ik meen dat tiberius aan het hoofd van deeze benden in Pannonien was geweest, en dat hy zich op alle mogelyke wys bemind by het volk gemaakt had. E Beide is waar; maar een bevelhebber moet zorg draagen, om zoo wel het ontzag op te houden, waarvan alle de onderfchiktheid alhangt onder de krygsknegten , die op hunne wapens zich veel laaten voorftaan, en als zy dat ontzag by zamenrottingen verliezen allergevaarlykst zyn , als de genegenheid te winnen. Het eerfte wist de fchrandere augustus wel te bewaaren , maar tiberius heeft dit niet genoeg in 'toog gehouden. Hy maakte zich met een kwaad oogmerk, dat nu feil floeg, al te gemeenzaam , en veelen noemden hem fpottende m het Leger biberjus caldius mero , omdat hy zich wel eens in het drinken te buiten ging. Vr. Hoe liep dit af. E. Zeer zonderling. Gy hebt wel in reisbefchryvingen geleezen, dat de Wilden, door eene maanverduistering tot reden gebragt zyn, — dat zy geduurende dezelve gefchreeuw en geraas maaken , om dit bezwytnend hemellicht van den overlast te bevryden: het zelve had by deeze Romeinfche Barbaaren plaats. De lucht, die by den aanvang van de Eclips helder was , betrekt geheel en al; niets was in ftaat, om hen van de verbeelding af te houden, dat de Maan voor altoos had uitgefcheenen , en dit een uit- werkfel  140 OPSTAND werkfel was van de gramfchap der Goden over hunne oproerigheid. Drusus bedient zich van deeze verflagenheid. Hy weet door clemens de bezadigften uit. den hoop af te fcheiden, en door dezelven anderen tot reden te brengen. Gevaar en pligt krygen gehoor. Drusus laat ze allen na den nagt, waarin dit gebeurd was, tot zich komen. Hy fpreekt hen met eene edele fierheid onverfchrokken aan, en belooft, zoo zy zich onderworpen wilden gedraagen, voor hen aan zyn Vader te fchryven. De Jonge bl/Esus en drie anderen , worden daarop naar Rome afgevaardigd. Men overweegt inmiddels , of men de benden door vriendelykhe;d, of door ftrafoeffening tot de oude krygstucht zou te rug brengen. Drusus , die wreed van inborst was, helt to't het laatfte over. Hy laat percennxus en vibulenus terftond afmaaken. De overigen, in 't veld hier en daar uit elkander verfpreid, worden gedood. Het guure weer en een ontydige koude maakten hen allen gedwee. Zy gaven de aanftookers zeiven aan, om de vertoornde Goden daar door te bevredigen. Het agtfte en vyftiende Legioen vertrokken daarop naar de winterlegering. Het negende wilde het antwoord afwagten, dat agter bleef. Drusus keerde naar Rome. Vr. Zoo dreef dit onweer door gewoone of lucht-verfchynfelen over. Het Bygeloof kan dan in een enjtel geval nog iets goeds uitwerken. E.  IN GERMANIEN. 141 E. Maar een nog:zwaarer onweer van denzelfden aart, en uit dezelfde oorzaaken, ontftak in deezen tyd in Germanien in de Legers, die onder het bevel van cajus silius aan den boven Rhyn , en van aulus caicina aan den beneden Rhyn lagen, beiden onder het opperbevelvan germanicus , welke zich toen in Gallien met eene opfchryving bezig hield. Op de grenzen der Ubiers of Keulenaars lagen vier legioenen , het eerfte , het vyfde , het twintigfte en een en twintigfte. Voor een groot gedeelte beftonden zy uit ongebonde lediggangers, welken augustus na de nederlaag van varus had laatet werven. Zy eischten niet alleen een eerlyk affcheid voorde oude, en verhooging voor de jonge foldaaten: maar zy begreepen, dat het lot van den Staat door hen kon beflist worden, en dat germanicus in alle gevallen hunne zyde zou kiezen. Oecina's flapheid maakte hen des te ftouter. Het een en twintigfte legioen hief den oproerkreet het eerfte aan. De zestig hoofdlieden moesten elk den aanval van zestig gemeene krygslieden verduuren. Zy wierden verminkt of vermoord buiten de legerwallen, of in den Rhyn geworpen. Het was zelfs te vergeefsch , dat septimius t©t de geheiligde regterftoel van den Bevelhebber zyn toevlugt nam. De jonge cassius c^eiuïa , die Rome naderhand van een Tiran verloste , baande zich met het zwaard alleen een weg tot ontkoming. Voorts  *42 germanicus Voorts fchikten zy zich tot hunne posten met algemeen overleg , en 'er fcheen onder hen dc grootlie eensgezindheid te heerfchen. R. Nu verwagt ik de overkomst van germa- nicus. E. Wy zullen met hem naar den beneden Rhyn vertrekken. De kans voor deezen Jongen held Hond fchoon, om zonder flag of ftoot aan het gebied te komen, wanneer hy maar eenig. zins naar deeze benden wilde luisteren, en het was niet buiten reden , dat tiberius daar over bekommerd was, maar hy gedroeg zich gantsch anders dan de Jonge octavius. Naauwlyks was hy met eene groote neerflagtigheid in de legerplaats ingehaald of hy wierd door algemeefte klagten overladen. Zommigen Haken onder fchyn van hem de handen te kusfchen , zyne vingers in hunne tandelooze monden, anderen vertoonden hem hunne leden door 't gewigt van jaaren en arbeid gekromd. Hy Het hen zich in rotten verdeelen ; begon met den lof van augustus , verhief de daaden van tiberius in Germanien , en fprak van de algemeene goedkeuringe welke zyne verheffing overal, ook in Gallien wegdroeg; — van de rust en orde welke daar heerfchte". Tot dus ver hoorden zy hem met geduld, maar toen hy hunne muitzugt hier begon tegen over te Hellen en te veroordeelen, verboren zy hetzelve terftond : Zy toonden, hem de lidtekenen van de  in gevaar. 143 de flagen, die hen in een zwaaren dienst willekeurig waren toegebragt; fpraken van de gevaaren, die zy hadden doorgedaan, van den harden arbeid, welke zy aan wegen, bruggen, gragten , wallen en wat al meer verrigten moesten, voor een geringe belooning , waar mee zy in een duuren tyd niet toekonden. Zy, die dertig Jaaren en langer gediend hadden , riepen het luidst: zy vroegen ontflag en belooning, benevens het geld , dat hen door de uiterfte wil van augustus befproken was. Eindelyk liep het uit op eene verklaaring, dat zy op nieuw bereid waren onder germanicus te dienen, zoo hy het oppergebied wilde aanvaarden. Hierop lpringt hy met een waar afgryzen van den rigterftoel, welken zy hem egter met de fterklte bedreigingen weder noodzaakten te beklimmen. Hy zou zich in deeze vervoering met zyn zwaard doorftoken hebben , indien men hem niet weerhouden had. Eenigen van de raazenlten fchreeuwden Jla dood, en clausidius bood hem zyn eigen geweer aan, met byvoeging, dit is beter." Dan dit deed allen, die eenig gevoel hadden, voor een wyl afhouden , en den vrienden van germanicus gelegenheid krygen, om hem in zyne tent te bergen. M. Ongelukkige germanicus ! o dat gy nu in Gallien gebleeven waart! E. Zyn toeftand was zeker allerhachelykst. Het  144 bede n k; e l yke Het leger aan den boven Rhyn was tot nog toe ü^ftilte, maar gereed, om zich naar den uitflag te fchikken. De oproerlingen hadden de geineenfchap met hun door afgevaardigden geopend, met een voorftel, om de Stad der Ubien, naderhand Calonia Agrippina, te plunderen, waar men wegens den koophandel een grooten buitby een zou vinden, en zich dan in deGaMiente begeeven. De vyandelyke Germaanen daarentegen , van deezen opftand verwittigd, wagtten op het vertrek der Legioenen , om over den Rhyn te trekken. Wat zou men dan tegen zyn eigen volk in de wapens brengen , om hen tot gehoorzaamheid te dwingen, daar het beide van verren uitzigt was, hunne begeerte in te willigen of vol te houden. Men las hen daarop, na lang overleg, een brief als van tiberius voor,waarby na een twintig Jaarigen dienst een volkomen affcheid, — aan hun, die onder het zelfde vaandel zestien Jaaren gediend hadden ontflag, zonder dat zy tot iets anders verbonden waren, dan tegen den vyand te vegten, — en aan allen het beloofde legaat, zelfs verdubbeld, toegeftaan wierd. Dan de foldaaten ontdekten den list, tot welken men uit nood den toevlugt had moeten neemen : zy wiiden alles terftond naargekomen hebben. Men gaf toen den ouden hun affcheid, en de betaaling zou volgen , als zy in de winterkwartieren gekomen waren: maar hjer mede was het tweede en 3~- vyf-  TOESTAND. 145 vyf en twintigfte Legioen niet te vrede. Germanicus en zyne vrienden , moesten al hun reisgeld by een zamelen , om de fom te vinden. Het eerde en twintigfte legioen trok onder bevel van C/ecjna naar de Stad der Ubiers, met het afgeperfte geld in 't midden van hunne veldtekenen. Germanicus fpoeide zich naar de tweede, dertiende, veertiende en zestiende Legioenen , welke aan den boven Rhyn lagen , om hen den eed aan tiberius af te neemen. Zy deeden het allen vry willig op het veertiende na: men gaf hetzelve zonder vraagen affcheid en geld. D. Dit liep dus gelukkig af. De weg, dien germanicus infloeg, tekent gemaatigdheid en grootmoedigheid. E. Het onweer was wel een weinig bedaard, maar niet geheel en aiover. Eenige d?r oproerige benden waren in het land der Cauchen gelegerd. Ook deeze waren door dezelfde razerny aangedoken. Een onmiddelyke draf aan twee muitelingen had den geheelen opdand een weinig opgetoefd, eindelyk barst hy los, en de bevelhebber mennius redt naauwlyks het leeven. De afgevaardigden van germanicus kwa« men intusfchen van Rome te rug. Hy ging hen te gemoet tot aan den altaar der Ubiers. De Legioenen , daar gelegerd, verbeeldden zich, dat de last, welke zy inedebragten, eene vernietiging behelsde van hetgeen zy met geweld hadden IV. deel. K af-  n i e u \Y afgeperst. Aan munacius plano us , welke aan het hoofd was, wordt de fchuld gegeeven. Dit was genoeg, om de ganfche menigte weer op de been te helpen. In 't holle van den nagt overvallen zy germanicus , dwingen hem onder bedreiging des doods het vaandel over te geeven, met het zelve draaven zy langs den weg en ontmoeten de afgezondenen , welke zich naar germanicus fpoeiden. Het bleef toen by geene bedreigingen, zy willen plancus het leeven beneemen. Hy bereikte ter naauwernood de legerplaats van't eerfte legioen, om daar tot den gouden arend en andere veldtekenen zyn toevlugt te neemen , en zonder de wakkerheid van calpurnius , zou een afgezant van den Keizer en den Raad op deeze plaats, die altoos heilig gerekend was , door Romeinfche krygsknegten vermoord zyn geworden , waar van men naauwlyks een voorbeeld vindt by vyanden , gelyk tacitus te regt aanmerkt. Vr. Het wordt hoe langer hoe erger. De Romeinen Barbaarfcher , dan de Barbaaren zelve ? E. Dat waren zy. Zoo dra het dag wierd, verzocht germanicus de afgezanten by hem te komen , plaatst hen nevens zich , laat zich zeer aandoenlyk uit over den hoon hen aangedaan, over de ongegronde vermoedens, die het volk op nieuw tot oproer hadden aangezet, en over de onuitwischbaare fchande, met welke  OPROER.' I47 ke zy het legioen overlaadden: het geen hy als eene ftraf aan de gramfchap der Goden meer, dan aan hun eigen overmoed toefchreef. Men kon zich onder dit alles niet begrypen , waarom germanicus zich niet fpoeide naar het leger aan den boven Rhyn , waar op hy meer ('taat kon maaken, om deeze onrustigen te ftraffen ; waarom hy zyne agrippina en haaren tederen zoon in al deeze gevaaren liet deelen , daar men niet wist, waar toe de raazerny , de oproerige legioenen nog zoude kunnen brengen. Vr. Verzelde dan agrtppina met haar kind in al deeze ftormen haaren man? E. o Ja ! die braave vrouw , welke in Rotne's beste tyden zou uitgemunt hebben, was een zeldzaam voorbeeld van huwelyks-trouw. Germanicus befloot haar met haar zoontje weg te zenden , maar zy wilde haaren man niet verlaaten. ,, Uit den vergoden augustus voortgefprooten , zal ik in het gevaar toonen van hem niet te ontaarden," zeide zy. Hy omhelsde haar zwangeren buik, hy bad haar met traanen , ter behoudenis van hun beider Jdnd en de vrugt , welke zy onder 't hart droeg , zyn raad op te volgen: Eindelyk laat zy zich overhaalen. Stel u dit aandoenlyk fchouwfpel voor. De vrouw van een Romeinfchen opperbevelhebber, ■ van germanicus , agrippina , uit het bloed Ka der  I^S A <3 R. I p PlWA. der Ciesars, moet met haar kind op den arm, hoog zwanger, alleen van eenige fchreijende vrouwen verzeld , zonder geleide , de leerplaats van Romeinfche krygsbenden verhaten , om haare veiligheid, welke zy daar niet vinden kan , by vreemden , by de Treviren te zoeken ! Verberg uwe traanen niet, magtilda ! de woeste wanhoopende benden , wierden 'er door getroffen. Schaamte, medelyden, het herdenken aan agrippa , wiens dogter, aan augustus, wiens kleindogter, aan drusus , wiens fchoondogter zy was, haar eige verdiensten, maakten den diepften indruk ; „ zullen wy deeze kuisfche en vrugibaare moeder met haar kind, dat in onze legerplaats gebooren en opgevoed is, zoo laaten trekken, om by een Barbaarsch volk befcherming te zoeken ?" Zy loopen haar na , houden haar tegen , terwyl anderen germanicus fmeeken zyne agrippina met haaren jongen cajus te rug te laaten komen. Germanicus betuigt hen, dat hy zyne vrouw en zoon nevens zich zeiven gaarne wilde opofferen , zoo het tot welzyn van den Staat kon dienen. Dat het tiberius aan geen heirlegers , aan geen bevelhebbers ontbreeken zou; maar de vrees , dat zy na hem vermoord te hebben , hunne fchande nog vermeerderen zouden, door zich aan den agterkleinzoon van augustus en de fchoondogter van hunnen Keizer te vergrypen, drong hem, om haar aan de  A «5 R I f P 1 N *• J49 de woede te ontrukken. Hy bragt hen het gedrag der Legioenen onder julius , onder augustus , onder tiberius onder 't oog , zoo hemelsbreedte van het hunne verfchillend , daar zy zich op de verfchrikkelykfte wys tegen hunne opper- en onderbevelhebbers dorsten vergrypen , hen de wet voorfchryven , aan lyf en leeven geweld doen. Hy roept den Goddelyken geest van augustus , de fchimmen van zyn vader drusus te hulp , om hunne Romeinen met andere gedagten te bezielen! Da meesten toonen zich getroffen. Germanicus beweegt hen , om tot gehoorzaamheid weder te keeren s de afgezondenen aan den Raad , zyne vrouw en kind aan hem zelf weder te geeven , en tot een blyk , dat hy op hen vertrouwen kon , zich van den oproerigen hoop af te zonderen. Fr. Ter goeder uur 'was agrippina in het leger gekomen. E. Zy beleeden fchuld , fmeekten om vergiffenis , en hielden ootmoedig by den Veldheer aan , om de opftookers te ftraffen , de misleiden genade te bewyzen, zyne vrouw en zoontje in hun midden te vertrouwen, en niet als gyzelaars by de Galliërs te laaten: zy verlangden hoe eer hoe liever naar den vyand geleid te worden. Alles wordt hen toege- ftaan, bebalven de te rugkomst van agrippina: K 3 heure  150 »E oproeren heure aanftaande bevalling en de (Irengheid van den naakenden winter maakten dit niet raadzaam. Cajus , door de foldaaten bygenaamd caeigula , om dat hy met laarsjes den troep van jongs op verzelde, en daarom by het volk zeer gezien was, wierd aan hunne begeerte te rug gegeeven. — Zy zeiven vallen terltond op de fchuldigften aan, geeven hen geboeid aan den bevelhebber van het eerfte legioen over , zy beoordeelen hen man voor man , en brengen j die het volk fchuldig verklaarde, zonder eenige verfchooning ter dood. Germanicus liet hen begaan. De Veteramen volgen dit voorbeeld, en worden tegen de Sueven gezonden. Hier op worden alle de hoofdlieden opgeroepen en onderzogt: die zich aan gierigheid en wreedheid fchuldig gemaakt hadden , worden weggejaagd ; die een goed getuigenis kreegen behouden. Zoo liep hier alles boven verwagting wel af. Nu was 'er nog over om het vyfde en een en twintigfte legioen , die by den zestigften mylfteen by Vetera lagen , tot reden te brengen. Zy hadden het oproer be« gonnen, en bleeven niet tegenftaande de ftraf, die hier geoeffend was, volhouden. Germanicus befluit eene vloot met bondgenooten. en wapenen den Rhyn af te zenden, om hen te temmen. D. Germanicus gaf hier nieuwe blyken van eene  GEDEMPT. 151 eene onbezweeke trouw , van moed en van regtvaardigheid. Maar hoe gedroeg tiberius zich in deezen zorgelyken toeftand? E. Men nam het hem in Rome zeer kwalyk, dat hy, daar augustus in hooger ouderdom zich menigwerf naar Gallien en Germanien begeeven had, als de nood het vorderde, zich in zyn Paleis hield , en de uitkomst aan twee Jongelingen overliet. Dan de flimme vos begreep , ,dat het even gevaarlyk was zich naar Pannonien, dat naby, als naar Germanien , dat meer van de hand was,te begeeven, en zyn gezag 'er aan te waagen. Nu kon hy de uitkomst in veiligheid afwagten, en zoo het een of ander feil floeg , zulks aan de Jongelingen wycen en zyne maatregelen neemen. Hy liet evenwel alles tot eene reize gereed maaken, die hy niet voorneemens was te doen. —- Germanicus, die gaarn het bloed zyner benden fpaaren wilde, fchreef, eer hy tot het uiterfte overging, aan c/ecina, dat hy allen , zoo zy zich niet onderwierpen, en de fchuldigen itraften, zou laaten dooden. Men roept de arend- en ftandaard-draagers, benevens hen, die getrouw gebleeven waren, by een. Men ondertast de gemeene foldaaten , en vindt het grootfte gedeelte bereid , om de bevelen van c/ecina uit te voeren. Op 't zelfde ogenblik overvallen zy op een gegeeven teken de muitelingen in hunne tenten, en maaken diegeenen af,metwiert K 4 z?  15* DB OPR0Er.en zy denzelfden nagt in dezelfde tenten geflaapen, denzelfden dag gegeeten hadden, in deeze verwarring , waar van de meesten den oorfprong, nog het einde wisten , doen veelen der fchuldigen mee,en onfchuldigen moeten ook het gelag betaalen. Het zag 'er fchrikkelyk uit, lyken by lyken in en tusfchen de tenten verlïrooid, het bloed ftroomende door de ganfche legerplaats. Indien een vyand in dezelve gedrongen was, kon 'er geen meer woede, geen heeter gevegt hebben plaats gegreepen. Naauwlyks was dit yolbragt, of germanicus komt binnen, ziet dit akelig fchouwfpel en weent. Hy geeft terdond orde, om de lyken te verbranden. De woede raakt aan 't bedaaren, en verkeert fchielyk in een hartgrievend nadenken van het gepleegde aan hunne makkers. Hunne handen en zwaarden zyn met hun bloed bevlekt; zy begreepen, dat^ zy dezelve niet konden zuiveren en de* fchimmen der overledenen niet verzoenen , dan met het bloed der vyanden. Zy dwingen germanicus , om hen zonder uitdel aan te voeren. D. Dus daagde hy dubbel in zyn oogmerk. Wanneer vielen deeze merkwaardige opdanden voor, welke al ligt een geheele omwending in 't Romeinfche bewind zouden hebben kunnen veroorzaaken ? E. Maar daarom ook te merkwaardiger, om dat in dezelve tot driewerven toe , de eerde op-  gedempt. 3 53 opftookers en roervinken door hunne mak» kers, voor welken zy zich ligtvaardig gewaagd hadden, verhaten — en — omgebragt zyn. Dit is doorgaans het lot der muitelingen. —. De maanverduistering, van welke niet alleen tacitus, maar dio cassius en andere gefchiedfchryvers fpreeken, gaf calvisius en meer tydrekenaars gelegenheid , om den dag van deeze gebeurtenis in Pannonien, en teffens den dood van augustus, die onmiddelyk voorafging, juist te kunnen bepaalen. Die maanverduistering moet invallen op donderdag , den 27 van Herfstmaand, ten drie uuren na middernagt , in het 767de Jaar na het bouwen van Rome , het veertiende van onze tydrekening. ——- Germanicus befluit de drift van zyn volk zonder verzuim zich ten nutte te maaken. Hy flaat eene brug over den Rhyn, en gebiedt twaalf duizend man van de legioenen —— zes en twintig benden van de bondgenooten , meest Galliërs , maar ook zeker Germaanen en Batavieren , gelyk naderhand blyken zal , en agt vleugels ruiterbenden , welke zich ftil gehouden hadden, den overtogt. R. Wie zal het nu gelden? Ik vrees de Germaanen. E. Zy waren de eenigften , met welke de Romeinen toen in vollen oorlog waren. Het K. 5 ver-  154 ohoct verhitte Romeinsch leger , trekt met fnelle fchreeden dwars door het bosch Cctfia, en de grensfcheiding, welke door tiberius begonnen , maar niet volbragt was. Daar Haat de Veldheer zyn leger op. Van vooren en van agter verfterkt hy het met een wal , aan de zyden met ofngehakte boomen. Men doorkruist het duister bosch en ontdekt twee wegen , de eene korter en gemaklyker, de andere langer en ongebaand. Men verkiest den laatften, om den vyand des te beter te verrasfen , en vergoedt het door verdubbelde fchreeden : want men had uit de verfpieders vernoomen, dat 'er in den aanftaanden nagt een plegtig vrolyk feest zou gevierd worden. Cecina trekt met de ligtgewapende manfchap vooruit, om den weg te openen, de legioenen volgen op eenige tusfchenruimte. Het was helder ftarrenlicht. Zy komen aan de dorpen der Mar/en, zonder van iemand gemerkt te worden. Men had geene wagten uitgezet, en het op de? werkeloosheid en het daarop volgend oproer der Romeinen laaten aankomen. Alles was in diepe rust, en fliep op de legers of tusfchen de tavels den roesch uit. Vr. ó ! Ik beef, hoe deerlyk zal hen dit opbreeken. Waarom hadden zy van dit gunftig tydftip geen gebruik gemaakt, om zich te vereenigen , en de losbandige, oproerige Romeinen voor te komen, maar deezen hebben germanicus  TEGEN DE MARSEN. 355 Cus aan 't hoofd : die was niet bloeddorftig. E. Men heeft in onze dagen gezien, hoe men een foortgelyk allergunttigst tydftip kan laaten voorbygaan , en zich in een ongunflig zonder noo dzaakelykheid waagen. Hoe veel minder zal men zich verwonderen , dat de min ltaatkundige Germaanen, uit gebrek van regte kundfchap , den kans verkyken, en dit nu moeten bezuuren. — Ik heb voorheen de Mar/en naast de kleine Cauchen geplaatst ; anderen plaatzen die in Overysfel, tot het eerfte gaf het Marsdiep , tot het ander de naam Ootmarfen aanleiding; misfchien namen zy in Overysfel een aanvang, en ftrekten zich tusfchen Munlter en Paderborn uit, waar men Ditmarfen vindt. In Italien was ook een volk van dien naam. — Voor't overige rekent gy nu te vergeefsch op de goedertierenheid van germanicus, myn vredegonde. De Marfen hadden hun aandeel gehad in de nederlaag , aan varus toegebragt. Dit moest ten ïtrengften,, volgens het recht van den oorlog, gewroken, en de Goden konden niet anders naar hun denkbeeld verzoend worden , dan door nieuwe bloedplengingen van volken, die zy waanden , zo wel vyanden van hun als van de Romeinen te zyn. Alles wat men aantrof, wierd in den flaap, weerloos afgemaakt; geene kindsheid , nog gryze jaaren, geene fexe verfchoond. Germanicus verdeelt , om deeze nederlaag volkomen te maaken, zyne benden in vier hoo- pen»  ÏJÖ" DE TEMPEL pen , en laat hen het ganfche land doorkruis* fen, vyftig mylen in 't rond. Alles wordt te vuur en te zwaard verwoest, en alle de Gêf. maauen , die hier en daar zworven , moesten het met den dood bekoopen. Heilig nog onheilig wierd verfchoond. Op deezen togt was het volgens tacitus , in het eerfte zyner Jaarboeken in het jifte hoofdftuk , dat zy eenen tempel aan tanfana toegewyd, welke by deeze volken zeer beroemd was, tot op den grond toe vernielden* D. Ik verwonder my nog over dit verhaal, daar de Germaanen anders geene tempelen hadden. E. Gy verwondert u daar met reden over diderïk. Dat wy deeze zaak nog eens befchouwen : wy vinden ons hier verlegen , en weinig zekerheid by anderen. Tacitus fpreekt van eenen tempel , die met den grond gelyk gemaakt wierd, en evenwel fchreef hy over de zeden der Germaanen , „ zy denken dat de Goden nog binnen muuren kunnen beflooten, nog door eenige menfchelyke gedaante of gelykenis afgebeeld worden , wegens hunne Grootheid. Zy wyden bosfchen en wouden, en benoemen dat afgezonderd heiligdom , het geen zy niet dan met louteren eerbied bezoeken, met den naam van hunne Goden. „ Tacitus fpreekt daar onbepaald , zonder eenige uitzondering; hier gewaagt hy van een wyd beroemden tempel onder de Germaanen, een tem-  van tanfana, ij? tempel , die derhalven , federt lang , wyd en zyd geëerbiedigd en bezogt wierd. Zouden dan de Germaanen in 't gemeen, en niet alleen de Mar/en, in dien tyd van hunne wel aangenomen begrippen afgeweeken zyn , en tacitus hier over geene aanmerking in zyne Jaarboeken gemaakt hebben, die vry uitvoerig zyn ? Uwe bedenking frederik , of men door deezen tempel geen heilig bosch zou kunnen verftaan, verdient nadere overweeging. Men behoeft het alleen tot dat binnenfte eerwaardig gedeelte te bepaalen , waar tanfana vereerd wierd. Een tempel van hout en fteen , hoe pragtig ook, of een heilig bosch te gronde te richten, was even groote fchennis by de Germaanen , en het laatfte tekent nog veel meer de woede en razernyder Romeinen 3 anders was men by befchaafde volken gewoon in den oorlog de heiligdommen te ontzien. Tacitus wil ook door zyne uitdrukkingen hetzelfde te kennen geeven. Maar welke Godheid van de vrouwelyke of mannelyke Sexe was tanfana? vraag lipsius , en dit vereischt ook nader onderzoek. Tan is in het oud Duitsch een Den, en fan betekent in 't Gothisch en Teutonisch een Numen, eene Godheid. Tanfan zou dan zoo veel als een God der Denneboomen, welke men voorheen zoo wel als eiken in menigte in Germanim vond, of anders een Bosch- of Woud-God betekenen, en dan was het te meer vreemd, dat  Jj8 Tan p a.n a, dat men hem in een beOooten Tempel zou, geplaatst hebben. Men vergelykt hem by Pan den Veld en Vee-God der Romeinen , 0f den God van 't heelal volgens de Griekfche betekenis van 't woord ; by de Faunen , die in 't Gothisch Panen of Foonen genaamd zyn , en met den Romeinfchen silvanus. In dit alles araalt de oude zugt door, om de Godheden der Germaanen zoo veel mogelyk Romeinfche en Griekjche naamen op te dringen en met de God, heden van deeze volken gelyk te ftellen, waarvan wy de ongerymdheid voorheen hebben aangetoond. — Men komt digter by de een* vouwdige waarheid, wanneer men hier denkt om het Duitfche woord . Aanvank , van ouds fAnvank of Tanfank , gelyk de beroemde hoofd het in zyne vertaaling van tacitus fchryft , het Begin. En dan zou dit het zelfde Wezen zyn , het welk de Hebreen en de Christenen, den Eerften en den Laatjien , het Begin en het Einde aller dingen noemen. Ik meen toch getoond te hebben , dat de oude Germaanen, zonder tot dien trap van verlichting, welken wy bezitten , gevorderd te zyn, veel eenvoudiger en zuiverder denkbeelden van de Godheid hadden , dan de Grieken en Romeinen in hunne meeste befchaafdheid. Even. wel durve ik hier niets bepaalen (*) alleen moet (*) De inwooners van het eiland Otaheüi noemen hunne Godheid tawe.  ellenden van den o orloo. 1jq moet ik 'er nog by voegen , dat de Romeinen even zoo wonderlijk met vreemde woorden en naamen plagten te handelen , en dezelve naar hunne taal te wringen , als weleer de Grieken en nu de Franfchen. Cluverius plaats deezen tempel tusfchen de Eems en de hippe. —* Jac. gronovius wil, dat de Stad Zutphen, in 't Latyn Zutphania , daarvan 't aandenken in haaren naam nog zou bewaaren. D. De laatfte gedague over den oorfprong van dit woord komt my niet onwaarfchynlyk voor, —— Ik had zoo min als Vreiegonde zulk eene houding van germanicus verwagt. Een veldheer moet altoos den moedwil van zyne foldaaten in toom houden , of men kan gepleegde wreedheden , op zyne rekening zetten, E. Hy gedroeg zich in dit geval, even als by het ftraifen der Romeinen in de legerplaats , —. als een bloot aanfchouwer , en zal hunne wraak, volgens het denkbeeld van die tyden, waar in de oorlogen veel bloediger waren, wettig niet hebben durven tegenhouden ; dit alleen kan ik tot zyne verfchooning bybrengen. De Romeinen hadden geen enkele wond in deeze nederlaag ontvangen, maar het ftond 'er na , dat zy 'er egter niet heels huids zouden afkomen. De Bru£terent de Tubanten en Ufibeten , welke niet ver van daar woonden, door ceeze flagting gaande gemaakt, zogten het overwinnend leger in den terugtogt den  ïöo nieuwe den pas af te fnyden. Germanicus , hier van verwittigd, trekt in dagorde voort: een gedeelte der ruitery en der bondgenooten in 't fpits, twee legioenen in 't midden , het derde met de overige bondgenooten en ruiters in de agterhoede. De Germaanen vallen , zoo dra de Romeinen in 't bosch waren , aan alle zyden met ineengedronge hoopen geweldig aan , en brengen de ligte troepen in wanorde. Germanicus fnelt naar het twintigfte legioen , dat in de agterhoede en 't meest benard was' en roept hen toe : „ nu is het tyd , om de fchande van uwen opftand voor altoos uit te wisfchen -f voort , haast u , om uwe fchuld voor roem te verruilen! Het legioen, hier door aangevuurd, dryft met éénen aanval de vyanden te rug , raakt met hun al vegtende in 't open veld, en verflaatze, terwyl de voorhoede reeds het bosch te hoven was , en bezi* om het leger te verfterken. De togt wierd vervolgens niet gehinderd , en de krygsknegt trok, als of 'er niets gebeurd was , in zyne wiuterlegering. R. Dat liep niet gelukkig af voor de Germaanen. E. Ia geenen deele en egter was tiberius met al deeze gelukkige uitkomften , maar maatig te vrede. De groote fommen gelds en het ■ ontydig ontflag, dat men de krygsknegten moest geeven, ftonden hem weinig aan. Vooral  onlusten. 161 al bekommerde hem de roem, welke germanicus door deeze bedryven behaald, en den invloed, Welken hy daar door in het leger en in de ftad verkreegen had. Hy deed daar op van alles verflag in den Raad, fprak minder, maar met meer, nadruk van drusus , dan van germanicus; egter tot lof van beiden: ook wierden voor den een zoo wel als voor den ander volgens dio cassius plegtige offerhanden beftemd. Men gaf aan het leger in Pannonien dezelfde voorregten , die in Germanien waren toegeftaau, en tiberius neemt ten laatften de opperheerfchappy zonder meer uitvlugten alleen op zich : hy was toen zes en vyfrig jaar oud. In het zelfde jaar ftierf de berugte julia , de huisvrouw van tiberius. Hy had haar lot, toen hy aan de regeering gekomen was, geenszins willen verzagten , maar haar door gebrek en een langduurige kwyning als balling laaten omkomen, in vertrouwen, dat haar dood door den verren afftand het minlle gerugt zou maaken. Sempronius ghacchus , een man van beroemde afkomst, fchrander en welfpreekend, die by het leeven van agrippa en vervolgens van tiberius overfpel met haar bedreeven had, liet tiberius op liet eiland Cercina in Africa , waar hy veertien jaaren als balling geweest was, ook ter dood brengen. In het volgend jaar , het vyf- tiende na christus geboorte, wierd aan ger- IV. de6l. L MA-  IÖ2 SEGESTES manicus een zegenpraal over de Germaanen. toegedaan , fchoon de oorlog tegen hen in 't minst niet geëindigd was. Die veldheer ging met groote ontwerpen zwanger, welke in deezen zomer moesten ter uitvoer gebragt worden. De veldtogt wierd in 't begin van het voorjaar geopend door een onverhoedfchen inval in het land der Catten. De oneenigheid, welke tusfchen de twee voornaamfte opperhoofden arminius en segestes plaats had , waarvan de een door het verraaden de ander door zyne getrouwe aankleeving van de Ro. meinen beroemd was, gaf hoop op een goede» Uitflag. D. Waaruit fproot die verwydering? E. Arminius had de dogter van segestes 9 welke aan een ander reeds verloofd was gefchaakt, en het huwelyk, dat lchoonva' der en fchoonzoon aan elkander verbinden moest , veroorzaakte nu de grootde verhittering. Het fchenden van de vaderlyke rechten en gegeeven woord wierd by den Germaan zeer hoog opgenomen. Segestes had in den algemeenen opftand ten tyde van varus ooK wel de wapens opgevat, maar hy had zich met arminius niet vereenigd. Integendeel, hy had varus geraaden al de opperhoofden in hechtenis te neemen ; men zou dan by de uitkomst zien , wie fchuldig en wie onfchuldig was , en de Germaanen zouden zonder aanvoerers niets durven  arminius» 1ö-!} durven onderneemen: maar varus fcheen geheel verblind en arminius dienstbaar te moeten zyn aan het noodlot, dat over de Romeinen befchooren was. Zoo dagt tacitus 'er zelf over. D. Wie handelde beter ? Arminius welke zyn vaderland zogt wreeken , of segestes , die de Romeinen in de hand werkte ? E. Deeze vraag myn diderik , zal zich naderhand beter ontwikkelen. Germanicus geeft vier legioenen, vyfduizend man hulptroepen, en de oproerige benden, die aan deeze zyde van den Rhyn zich. ophielden aan c^ecina : hy zelf fielt zich aan 't hoofd van een gelyk getal keurbenden , en tienduizend man bondgenooten ,brengt de Merkte, die zyn vader drusus wel eer op den berg Taunus aangelegd had, in volkomen Maat, om voor eene wykplaats te dienen, en rukt daarop met zyn leger, dat nergens door belemmerd was, op de Cat' ten in. Door eene buitengewoone droogte waren de rivieren zeer laag. Niets verhinderde den marsch. Germanicus liet alleen lucius apronius agter , om den te rugtogt by het aanwasfen van het water te verzekeren. De Catten wierden zoo onverwagt overvallen, dat zy hunne vrouwen , oude lieden, nog kinderen in veiligheid hadden kunnen brengen* Alles wierd gevangen of gedood. De weerbaare manfchap zwom den Eier over, en belette- L a den  164 de cattbn. den de Romeinen den overtogt. Zy moesten met pylen en zwaarder fchutgevaarte te rug gedreeven worden. Men kwa^n te vergeefsch in onderhandeling , na dat eenigen tot germanicus waren overgegaan. De overigen werden met verlaating van hunne dorpen en gehugten in de bosfchen verftrooid. Na dat de hoofdplaats van dit volk , Mattium verbrand en het open land uitgeplunderd was , keerde germanicus naar den Rhyn. De Germaanen, welke anders , wanneer zy meer uit overleg, dan uit vrees te rug wyken , de agterhoede ontrusten , dorsten nu geen aanval waagen. De Cheruscen waren voorneemens geweest de Catten by te fpringen , maar cecina hield hen door heen en weer te trekken in bedwang. De Mar/en , die een aanval waagden, wierden afgeilaagen. Vr. Het is al weer het ongeluk der Germaanen, dat zy niet met vereende magt op de Romeinen aanvallen. E. De verdeeldheid tusfchen arminius en segestes , deedt hier veel toe. Het ftond eenigen tyd tusfchen beiden, wie de overhand behaalen zou. Arminius, die den oorlog ten fterkften aanraadde kreeg eerlang den meesten aanhang onder de krygszugtige Germaanen. Nu moest segestes het ontgelden. Door zyne eige landgenooten in 't naauw gebragt , moest hy by germanicus om byltand fmeeken. Segestes had zyn zoon zegeïmond by de gezal,-  SEGESTES. 165 zanten gevoegd. Deeze jongeling was tot opperpriester verkoren by den altaar der Ubiers, maar hy had , toen de Germaanen tegen de Romeinen opftonden , zyne priesterlyke hakbanden aan nukken gefcheurd , en was tot hen overgeloopen. —— Dit deed hem aarzelen ; maar zich verlaatende op de zagtmoedigheid van germanicus , waagt hy het den last van zyn vader ter uitvoer te brengen; hy wordt vriendelyk ontvangen en onder befchutting naar den Gallifchen Rkynoever verzonden. Germanicus trekt daarop te rug en ontzet segestes met eene menigte van bloedverwanten en aanhangelingen. Onder eenige edele vrouwen muntte de echtgenoote van arminius , de dogter van segestes , uit. Zy, meer voor "haaren man, dan haaren vader gezind, hield, zonder eenen traan te ftorten, of een demoedig woord te fpreeken, de hand onder den boezem , en de oogen op haar zwanger lighaam geflagen. Men zag hier ook een groot gedeelte van den buit, welke het leger van varus ontnomen was, en nu door hen , die zich overgaven, aan de Romeinen weder werd ter hand gefield. Segestes , die door zyne geftalte en onverfchrokkenheid als een oud bondgenoot der Romeinen uitmuntte, fprak germanicus in deezer voege aan. ,, Het is thans niet voor de eerftemaal, dat ik de Romeinen blyken geef van myne trouw en ftandvastigheid. Sedert ik van L 3 augus-  l66 segestes. augustus met het burgerrecht vereerd ben, zyn uwe vyanden myne vyanden , en uwe vrienden myne vrienden geweest. Ik ben myn vaderland nimmer afgevallen , want een verraader is gehaat, zelfs by hen, dien hy dient: maar ik begreep , dat de vrede den Romeinen en den Germaanen even nuttig was , en verklaarde my daarom tegen den oorlog. Ik ontdekte den roover van myne dogter , en den fchender der verbonden aan varus. De flapheid van den veldheer hield my op den tuil : eindelyk wierd alles bedorven. Ik heb my vervolgens tegen arminius verzet , en heb hem beurtelings in hegtenis genomen , of ben door zyn aanhang krygsgevangen gemaakt. Nu het my gebeuren mag u te fpreeken, betuig ik niets meer te verlangen dan de oude vriendfchap herfteld en alles in rust gebragt te zien. Ik bedoel geene belooning, maar alleen my te zuiveren van alle verdenking. Altoos zal ik my verblyden myn volk tot een middelaar te kunnen verftrekken , zoo zy maar een tydig berouw liever hebben, dan hun verderf. De jongheid van mynen zoon zal zyne dwaaling \ hoop ik verfchoonen, en het Haat aan u te beflisfen over het lot van myne dogter , door de noodzaakelykheid hier gekomen ; _ wat bét meest behoore te gelden , dat zy zwanger is by arminius , of dat zy uit my is geboren." D. Segestes wordt nu by my in veel gun- ftiger  arminius. I67 ftiger licht, dan te vooren befchouwd. Zeker is hy met open armen ontvangen. E. De gevoelens over beiden waren toen zekerlyk zeer onderfcheiden, gelyk zy noch zyn. Tacitus , en dit kon men van een Romein niet anders verwagten, befchouwt Arminius niet anders, dan als een beroerder van Duitschlancl, een trouwloozen bondbreeker,wiens ftoute taal en voorkomen, hem, gelyk altoos in onfluimige tyden , het meeste vertrouwen deed winnen, en als de grootde beminnaar en verdediger van zyn'Vaderland byzyne onrustige landgenooten, gehoor krygen (*). De Duitfchert denken nog zoo over hem als hunne voorvaders, en noemen segestes in tegendeel een afvalligen , een verraader van zyn Vaderland. Wy kunnen , daar wy alle de omftandigheden niet weeten, zeer bezwaarlyk in deeze zoo ver uit een loopende gevoelens eene juiste beflisfing maaken. In myn oog is arminius niet zoo groot, als hy by de Duitfchers is; nog segestes zoo goed, als hy by de Romeinen gefchat wierd. Zy werkten geen van beiden uit zuivere beginfelen , welke van segestes reeds bekend (*) Tacitus zegt naar gewoonte kort, maar zeer nadrukkelyk. Nam barbaris , quanto quis audaciA promptus , tanto magis fidus , rebusque motis , potior habetur. Het was niet alleen zoo by Barbaaren, sjaar in beroerten overal. L 4  |63 tocht tegen bekend zyn , en in arminius zich wel nader zullen ontdekken. — Het antwoord vaa germanicus was , zoo als gy het verwagtte. Aan de kinderen en bloedverwanten van segestes wordt alle zekerheid , en aan hem zyn oude verblyfplaats toegezegd, welke tacitus egter als een Romeinsch gewest befchouwd, Germanicus keert daarop met het leger te rug, en wordt op bevel van tiberius Imperator genaamd. De vrouw van arminius beviel van een zoon, welke te Ravenna opgevoed, naderhand de fpeelbal van het fortuin is geworden. M. Het verwondert my zeer, dat gurmani, cus en arminius elkander zoo lang met vrede laaten. Hoe wierd het gunftig onthaal van segestes opgenomen? E. Zeer onderfcheiden 5 naar dat men den vrede wenschte of naar den oorlog verlangde. Arminius , van zelfs vuurig, raakte nu, nu zyne huisvrouw geroofd was , en zyn zoon in flaaverny gehouden wierd in volle woede , en -vloog overal, om de Cherufcen tot het opvatten der wapens tegen caesar en tegen segestes op te rokkenen. ,, ft , zeide hy , heb drie legioenen , en zoo veele Legaaten ter nedergeveld, waarvan de zegenryke gedenktekens nog uwe bosfchen vertieren. Daar vegt men tegen weerlooze, zwangere vrouwen. Laat stgestes den. overwonnen oever bebouwen , en zynen zoon het priesterfchap weder be-.  ARMINIUS. lóf bezorgen. • Wy hebben het leger van den vergoden augustus niet gefpaard, en zullen nu de afgezondenen van zyn opvolger tiberius niet ontzien, nog vreezen voor een onbedreeven jongeling of voor oproerige benden. Indien gy uw vaderland en uwe bloedverwanten bemint , indien gy liever naar uwe eige wetten vry wilt leeven , dan andere meesters gehoorzaamen, dan nieuwe volkplantingen uitmaaken, zoo moet gy liever arminius, die u tot eere en vryheid wil voeren dan segestes volgen, die u onder eene fchandelyke llaverny zoekt te brengen." Niet alleen de Cheruscen, maar ook de nabuurige volken, wierden hier door op .de been gebragt. De oom van arminius, een oud geagt bondgenoot der Romeinen, inguiomer wierd hier door ook weggefleept. Dit maakte de zaak te ernfliger. Om de geheele magt der vyanden niet op den hals te hebben, beveelt germanicus c^ecina met veertig Romeinfche benden naar de Eems door het land der Bru£teren te trekken V/bdo moest met zyne ruitery naar de grenzen der Friefen: germanicus zelf gaat met vier legioenen te fcheep , en trekt over de meiren. De ruitery, het voetvolk en de vloot komen op den beftemden tyd by gemelde rivier by een. De Chaucen , die hulpbenden beloofden, worden als deelgenooten in den kryg aangenomen, De Brucleren verderven bun eigen land , maar worden door ster.tih 5 Nius  I70 MET slagveld nius met ligt gewapende benden op de vlugt geflagen. Onder de gefneuvelden en den buit trof men gelukkig den arend aan , welke het negentiende legioen ontweldigd was. Het leger trok vervolgens door tot aan de grenzen der Brutteren, en verwoestte tusfchen de Eems en de Lippe, al wat het ontmoette. Nu bevond het zich niet ver van de plaats , waar de Romeinen zulk eene zwaare nederlaag geleeden hadden. M. Waar was die? E. In het Teutoburgfche bosch, het geen men voor het Teuteberger wald houd, waar eene plaats is Winfeld genaamd, naby het ftedeke Horn in Westphalen, volgens lipsius. Germanicus was berigt, dat de overblyffels van varus (*) en zyne legioenen daar nog onbegraaven lagen. Dit bewoog hem , om aan de gefneuvelde bevelhebbers en foldaaten de laatfte eer aan te doen. Het ganfche heir is met dezelfde begeerte bezield. Hy zendt cecina vooraf, om dat gevaarlyk woud te doorfnuffelen, en overal in moerasfige plaatfen, bruggen of dyken aan te leggen. Zoo trekt het leger treurig dit akelig bosch in. Het geheugen en het gezigt maakten dit fchouwtoonneel des te naarder. Men (*) Volgens het naauwkeurig berigt van vell. ïaterculus is het lyk van varus door maroboduus aan augustus gezonden en begraaven.  VAN VARUS. 171 Men ontdekt aan zigtbaare tekenen de overblyffels van de ruime legerplaats voor drie legioenen : — wat verder zag men een half opgeworpe wal en eene ondiepe graft, waar agter zich het overfchot had zoeken te bergen. Men zag de bleeke beenderen van menfchen, van paarden en gebroke wapenen onder een, of verfpreid , of op eene hoop, naar maate men had moeten wyken, of zich te vergeeffch had tragten te verdedigen. Rondom zag men de hoofden der geüagte en geofferde overften aan de boomen gehegt, en niet ver daar van af , de overblyfzels van de Altaaren der Germaanen. '£r waren eenige weinigen, die uit den flag , of hunne banden ontkomen waren , welke nog aanwyzing konden doen. „ Hier , zeiden zy, fneuvelden de Legaaten, daar verloren wy onze veldtekenen, — hier wierd varus voor 't eerst gewond. Op deeze plek benam hy zich zelf het leeven, en maakte arminius van zyn lyk een fpreekgeftoelte." Voorts verhaalden zy hoe veele galgen 'er voor de gevangenen wierden opgerigt, hoe veele kuilen gegraaven. Met welk eên fchimp en gejuig zy zich meester maakten van de veldtekenen. Zoo wier¬ den de beenderen , zonder dat men zyne gefneuvelde bloedvrienden van vreemden onderkennen kon, onder het ftorten van traanen, zes jaaren na den flag, met eene fombre ftilte begraaven. Men rigtte eene aanzienlyke grafftede van aarde  172 onbeslissend aarde op, waartoe germanicus de eerde zoo, den aanbragt, en zwoer by dezelve, de föhhnmen der gefneuvelden te zullen wreeken. M. Dit was in der daad een aandóenfyk fchouwfpel, en het was braaf, dat germanicus aan het overfchot van zyne ongelukkige medeburgers de laatfte eer bewees. E. Hy voldeed niet alleen aan die voorfchriften van menschlievendheid, waar op de Grie. ken en Romeinen zeer gezet waren , maar hy verbitterde daardoor zyn heir te fterker by een naakenden veldflag tegen arminius. Hoewel tiberius , die alles in germanicus met een verkeerd oog befchouwde van gevoelen was , dat den foldaat daar door de lust tot vegten moest vergaan, en de vyand te vrees- •lyker worden. Hierop gaat germani- cus zynen vyand opzoeken , welke hem in. ontoegankelyke plaatzen fcheen te ontwyken. Hy laat het kamp , dat arminius het laatst bellagen had door de ruitery bezetten. De Germaan verzamelt zyn volk, en laat het langs de bosfchen voorttrekken. Op 't onverwagtfte wendt hy zich en geeft terftond aan hun, die in de bosfchen verfteekea waren, bevel, om voor den dag te fpringcn. De ruitery wordt door deezen onverhoedfchen fchok over hoop geworpen. De aangerukte hulpbenden raaken ook op de vlugt, en vermeerderen den fchrik. Zy worden naar een moeras ge- dron-  g e v e g t. 173 drongen , dat aan de overwinnaars bekend, maar voor de onkundige vlugtelingen doodelyk was. Het zou 'er liegt hebben uitgezien, indien germanicus niet ter regter tyd aan 't hoofd van zyne legioenen was tocgefchooten. De Germaanen worden op hun beurt verfchrikt» en de Romeinfche benden grypen nieuwen moed, en gelegenheid tot een eerlyken aftogt. R. Arminius toonde hier toch, dat hy zoo wel met de wapens als met list zyn voordeel wist te doen. E. De eer van dapperheid kan niemand hem betwisten: maar bedrog blyft altoos bedrog en laagheid. Hier en elders heeft hy de Romeinen de handen vol gegeeven , fchoon het te verwonderen is, dat hy zich niet meer van zyn voordeel bediende: maar dit fchynt zyn gebrek te zyn geweest, hoewel het thans hier niet by blyft. Germanicus keerde, na deezen weinig beflisfenden veldflag naar de Eems te rug, en fcheepte daar zyne troepen weder in , een gedeelte van de ruitery laat hy langs het ftrand naar den Rhyn trekken. C/ecina moest langs den weg, dien hy gekomen was voortrukken , om eene moeijelyke pas, welke men de Lange Bruggen noem de, te boven te komen. Ten tyde van augustus had l. domitius tusfchen uitgeltrekte moerasfen een dyk aangelegd, welken men dien naam gaf. De grond belfond uit leem, of een zwaare vasthoudende kley, overal met geulen en  174 de romeinen en flooten doorfneeden, waar men geen vasten tred had : hier en daar Waaren hoogten met bosies bezet. Arminius was met verhaaste marfcben, langs den kortten weg, de Romeinen , met pakken en wapens bezwaard, voorgekomen , en had zich daar gelegerd. Oecina vond zich genoodzaakt om den weg, die door den tyd vervallen was , zoo goed mogelyk te herftellen, en te gelyk den vyand af te keeren. Hy iloeg daar zyn leger op , waar zyn volk het werk kon voortzetten, terwyl anderen hen befchermden. De Germaanen poogen van tyd tot tyd door te breeken, en het volk af te matten. Het gelukt hen eindelyk : alles is in rep en roer : het geroep van den werkenden en vegtenden foldaat , baart de grootfte verwarring en verlegenheid. Alles loopt de Romeinen tegen op een flagveld , daar men niet vast kon ftaan, by eiken voortgang te rug gleed, door de zwaarte der harnasfen weg zonk, en wegens het water geene werpfchichten met vrugt kon gebruiken, terwyl de Germaanen, gewoon in moerasfen te vegten , door hunne groote lighaamen en lange fpiesfen zich even goed wisten te redden , en hunnen vyand wond op wond toe bragten. By geluk fcheidde de nagt een gevegt, dat met zulk een ongelyken kans gehouden was. De Germaanen bleeven onvermoeid, door het behaalde voordeel aangemoedigd, en wisten het water van de hoogten in de laagte te  IN 'T N A A U W. 175 te brengen, waar door alles onder liep en het onbeltorve dykwerk vernield raakte. Al de moeijelyke arbeid van den krygsknegt wierd daar door vrugteloos. Fr. Ik verwagt een tweede Variaanfche nederlaag. E. Het zou 'er ook van geworden zyn, indien een varus hier het bevel gevoerd had. Maar- c^ecina een man , die veertig jaar als foldaat of als bevelhebber gediend had , kan zich in tegenfpoed, zoo wel als in voordeelige omftandigheden redden. Zyne tegenwoordigheid van geest, die hem nooit verliet , doet hem belluiten de Germaanen in hunne bosfchen zoo lang in bedwang te houden , tot dat de gekwetften, en de pakkaadje vooruit geraakt waren. In 't midden van het gebergte befpeurde hy eene vlakte , welke tot een klein flagveld gefchikt was. Hy plaatst het vyfde legioen aan de regte , het negende aan de linker vleugel. Het eerfte legioen moest den voortogt hebben , en het twintigfte de agterhoede uitmaaken. Het plan was wel gemaakt , indien het maar Wei was uitgevoerd. De nagt wierd voorts op eene gantsch verfchillende wyze doorgebragt. 1 By de Germaanen met vrolyke gasteryen en een luid krygsgefchrei, dat de dalen vervulde, en op de bosfchen weeromkaatfte. ——• By de Romeinen heerschte een droevige fomberheid. De vuuren waren byna uitgebluscht, en de foldaat  776 de romeinen daat dwaalde moedeloos tusfchen de tenten, of genoot,hier en daarlangs den dyk uitgeffre'kt een ongerusten flaap. Een akelige droom maakte' denzelven voor cw A^^ap der I^TJG-DTJNTJM t at IOVIOMAGUM *t*é v^^aay*^^.  SIO A N g R ï V a R I-'E n. s. tegen arminius en de Cheruscen verbitterd; De , naam en agring der Romeinen was 'er-ten hoogden aan gelegen, dat die gewroken wierden : zonder een geheele nederlaag kon 'er geen einde aan een oorlog komen, die door den onrustigen geest van arminius geduurig op nieuw wierd aangedookt. In andere gevallen betoonde zich germanicus niet bloeddorstig: dit ondervonden de Angrivarürs. stektikitiè kreeg wel last , om hen te beoorlogen , zoo zy volhielden : maar teffens , om htm van alles vergiffenis te verkenen , — niets te ontzeggen, indien zy zich onderwierpen. Dit laatde gebeurde , fchoon zy herhaalde reizen tegen de Romeinen waren opgedaan , en zy 'het hun in den laatden velddag vrij bang gemaakt hadden. Aan beide kanten was dit voordeelig en de Romeinen hadden van deeze vernieuwde pays de eerde vrugt. Zoo eindigde deeze berugte velriflag, welke voor de Germaanen een origunfligen en voor de .Rameinen onder aanvoering van germanicus ;een roemryken uitflag had ,r fchoon hy een voorbeeld vangemaatigdheidgaf, in zich de eer daarvan niet toe te fchryven. Dit biykt uit het opfchrift, waarin hy van zich zeiven niets gewaagt; de bewustheid van zyne daaden was hem genoeg. Germanicus bedankte zijne troepen plegtig, en hy had 'er-reden toe. Het groot belang, dat'er-in deezen beflisfenden flag gelegen  D E WEZER. Zit gen was, waar in de Batavieren zoo veel deel hadden, kunt ge opmaaken uit het naauvvkcurig verhaal van tacitus , welke geene byzonderheid heeft overgellagen. De rivier de Wezer, aan welke dit bloedig treffen voorviel, is daar door eerst berugt geworden, en dit heeft dezelve aan onzen géfchicdfchryver, de eenigfte , wiens uitvoerig verfing onze tydcn bereikt heeft, te danken; Maar de naam van tacitus heeft daar voor ook eene aanmerkelyke- vergelding ontvangen. D. Hoe zoo mijn eelhart? E. De zes eerfte Jaarboeken van tacitus; en dus ook de aantekeningen van deeze gebeurtcnisfen in Germanien, rekende men geheel verloren, tot dat angelus -arcombold , een rentmeester van Paus leo X , by genaamd de groote , dezelve vond in een klooster te Corbeja, aan de Wezer in Westpkalen gelegen , en die aan leo bragt, van wien zy voor vijfhonderd gouden kroonen gekogt wierden. Na zyn dood zynze in de Florentynfche bibliotheek gekomen. Welk een geluk zou het voor de gefchiedkunde zyn -, zoo men ook dat gedeelte-van het vyfde boek, dat gemist wordt, met het geen nog ontbreekt aan zyne jaarboeken en historiën, by een gelukkig toeval mogt wedervinden! leo beloofde 'er aflaat voor... Maar hoe veel misfen wy niet van. de oude gefchiedfchryvers ! Ik hoopte, dat de öpgedolve ftedenin Italien dit min of meer zou- O £ deii  212 AANMERKINGEN. den vergoeden: maar tot dus ver te vergeefsch, D. Wie weet wat de Oorlog , hoe vernielend anders, aan 't licht doet komen. —• Ik moet u nog over twee dingen myne bedenkingen mededeelen , eelhart. Vooreerst over het Bosch aan hercules gewijd en het veld Indistavis , ten tweeden over de agt Arenden. E. De oude Germaanen kenden nog eerden geen hercules der Grieken of der Romeinen als een God. Zy hadden hun eige Godheden, welke de Romeinen naar de hunne benoemden, naar dat zy 'er het meest mee overeenkwamen. — De naam Indistavis luidt gewis geheel onduitsch: dan hyis .gelyk.andere door de Romeinen zoo misvormd, .dat men den oorfprong niet kan gisfen. Volgens de gedagte van d'anville , een man zeer bedreeven in de oude aardrijkskunde, is dit het veld, van Hastembeck, waar de Maarfchalk d'estrÉes in 1757 eene groote overwinning behaalde : verfcheide kundige bevelhebbers Hemmen, hier mee in. — Wat eindelyk de arenden in Duitschland betreft, die zyn ook anderen vreemd voor gekomen. Men heeft zich daarom op plinius beroepen, welke zegt, dat 'er doorgaans leevende arenden by de legioenen na den tyd van maRius wierden onderhouden , en dat cermanicus dezelve heimelyk zou los gelaaten hebben. Maar het is niet noodig tot deezen fchranderen vond den toevlugt te neemen. Ik zelf heb meermaalen in ons land een arend zien vlie*  z E e t o g t. ai3 vliegen aan den kant van de Zuiderzee en bewaar van een aldaar gefchotenen nog een vleugel, hoe veel te meer konden dezelve zich toen in het Woudryke en min bewoonde Germanien ophouden. Daar zyn onze Vrouwen! Fr. o magtilde wat is 'er ysfelyk gevogten! germanicus heeft de overhand behouden. M. Dat dagt ik wel, ik heb deernis met de Germaanen. E. Die zyn zeer flegt gehavend : maar hunne overwinnaars zyn 'er ook niet zonder verlies afgekomen, en het ergde komt nog agter aan. \ D. Ik dagt , dat de zaak nu geheel beflist was, E. Zy zyn nog niet te huis. Wyl de zomer reeds ver gevorderd was, laat germanicus een gedeelte van zyne benden te land naar de winterlegeringen keeren , — de meesten langs de Eems zee kiezen. Het gaf in den beginne eene aangenaame vertooning, eene vloot van duizend fchepen al roeijende of zeilende op een vlak water te zien heen vaaren : maar het duurde niet lang. Eensklaps wordt de lucht met wolken rondom bezet. Op een zwaare hagelbuy volgt een verfchrikkelyke orcaan. Een dikke lucht beneemt het uitzigt van de zeelieden en zy raaken het beduur hunner fchepen kwyt. De verfchrikte foldaaten loopen in den weg of bieden averegtfchen dienst. Eindelyk fchiet de O 3 wind  £14 STORM. wind naar het Zuiden. De winden, die van bet vogtig land afwaaijen, de hooggezwolle rivieren , die zich ontlasten , de digt op een gepakte wolken, nu ze los barsten, overweldigen de fchepen, voeren ze in een openbaare zee, en finyten ze naar fteile klipagtige eilanden of gevaarlyke banken , welke naauwlyks konden gemyd worden. Hierop keerde de vloed, en wyl zee en wind dezelfde ftreek hielden , konden het de ankers niet langer houden, nog de jnftortcnde zeeën uitgehoosd worden. Paarden lastbeesten, bagaadje, zelfs de wapens moesten over boord , om de kielen te ligten en voor het overiïortend water te beveiligen. Wanneer gy het maakfel der fchepen van deeze vloot u voordek, kunt gy ligt begrijpen, dat zy wel gefchikt waren , om in binnenwater of een kort eind langs drand te vaaren , maar niet om zee te bpuvtfen, voor al niet in zulk een xwaaren dorm. De zeilaadje en zeemanfehap waren in dien tyd ook lang zoo volkomen niet, als thans. Het was dan geen wonder, dat een gedeelte van -de vloot door de golven verfloncien wierd , zonder dat 'cr iets van te regt kwam. De meeste fchepen wierden op afgelege eilanden geworpen, die zich langs de Friefche dranden en verder op bevonden : men meent zelfs tot op c!e Britfche en Noordfche lumn. Voor zoo ver ze onbewoond waren, moesten de arme krijgsknegten en zeelieden zich  schipbreuk, 115 zich met aangefpoeldpaardenvleesch behelpen % of van honger vergaan. De drieriemde gaky , waar op germanicus zich bevond, kwam gelukkig aan land by de Chaueen. Daar hy zich nooit had verbeeld, dat de zee van Germanien zoo woest en uitgellrekt was als het Land, en de gevaaren, waar aan hij zijn volk bloot Helde alle andere te boven; ftreefden , was hy niet te troosten. Nagt en dag liep hy op de duinen en hoogten : en toen hy zyne fchepen niet zag opdagen , konden zyne vrienden hem naauwlyks weerhouden, dat hy zich niet in denzelfden afgrond Hortte. Ten laatften kwamen, de fchepen voor 't grootfte deel met de eb en een gunstigen wind, maar gantsch reddeloos aan. Het riem- en zeiltuig meest aan flarden zynde, moesten zy zich met uitgefpannen klederen behelpen , of door de minst befchadigde laaten fleepcn. Deeze liet hy terftond herftellen en zondze wyd en zyd, om de eilanden en hunne agtergebleeve makkers op te zoeken, waar door 'er nog zeer veelen gered zyn. De kleine Britfche vorsten zonden eene meenigte; — eene meenigte hadden de Angrivarürs binnen 'slands gelost en aan Germanicus toegefchikt. D. Dat was edelmoedig! E. Zy waren afgevallen en zwaar getugtigd; naderhand hebben wy ze weder als voorvegters by arminius aangetroffen. Nu de kans fchoon is, om het de Romeinen betaald te zetten, doen o 4 zy  2l6 NIEUWE zy alles, wat men van getrouwe bondgenooten verwagten kan. Hoe veel reden had germanicus niet ; om over zich zeiven in dit geval te vrede te zyn. Zoo wordt weldoen beloond. Vr. Die tocht kwam intusfchen de Romeinen duur te ftaan. Het is als of de zee van Germanien aan de bewooneren van het land heeft willen wraak verfchaffen. Zoo moesten de R0meinen ondervinden, dat 'er nog een hooger magt was, waar tegen zy niet beftand waren. E. De blydfchap na zulk eene onverwagte redding uiteen onverwagt gevaar zal onuitfpreekelyk geweest zyn. Elk had den mond vol van dwarrelwinden, van vreemde vogels, zeemonsters en zeemenfchen , welken zy gezien of zich verbeeld hadden. . Germanicus had uit zyn voorig ongeval geleerd, dat de Germaanen daar door aangemoedigd waren , oin zich van zulke ongelegenheden te bedienen, en hy verwagt met grond nu hetzelfde. Hy wilde hen, zoo dra zyne benden^ich een weinig herfield hadden, voorkomen en gebiedt c. silius met dertig duizend man voetvolk en drie duizend ruiters tegen de Catten te trekken. Hy zelfs gaat met eene nog grootere magt op de Mar/en los, wier opperhoofd malovendus welke zich onlangs had overgegeeven, ontdekte ' dat 'er in een uabygelegen heilig bosch een der arenden van het leger van varus begraaven lag, en door een maatige wagt bewaard wierd. R. VRE-  land-t0gt. «7 R. vredegonde ! wy zyn nog te vroeg te rug gekeerd, wanneer zal dat vegten een einde hebhen ? E. Dit zal zeer fchielyk aflopen. D. Ik fta verwonderd over de onvermoeide wakkerheid van germanicus , en de verbaazende magt, welke hy by zich had. Wanneer men al de gefneuveldeh, — de verongelukten, — die reeds naar de bezettingen gezonden waren, 'er by rekent, hoe groot moet dan dit leger wel geweest zyn ! E. Al rekent men de laatften niet afzonderlyk, want men kan uit tacitus niet opmaaken of germanicus zich van hen in deeze beide togten bediende, dan niet, was evenwel de magt zeer aanzienelyk. Men fchatze niet te ruim op vyftig duizend Romeinen, en als men hier evenveel bondgenooten by telt, gelyk zy doorgaans gewoon waren dezelve in evenredigheid met hun eigen volk te plaatzen, beloopt het ten minden honderd duizend man. Intusfchen is het ook te verwonderen, dat deeze zelfde volken, welke te vooren door germanicus zoo deerlyk gehavend waren , nu weder boven anderen onder zyn aandagt vallen , en zulk een groote magt vereifchen. Zy moeten zeer > talryk en dapper geweest zyn. Germanicus zendt een gedeelte van zyn volk vooraf, om de Marfen uit te lokken; terwyl een andere hoop het bosch van agteren zou in- O 5 nee-  SIS W A R s E N neemen en iegj arend opgraaven. Het een en ander gelukt. De Germaanen bewust, hoe veel de Romeinen in de behoudenis of het verlies van dit veldteken fielden, waren des te zorgvuldiger, om het zelve tot een bewys hunner overwinning te bewaaren, Fr. Zy hadden dan nu hunne drie arenden te rug, want in een voorigen togt hadden zy 'er ook een opgefpeurd en een was door den ftandaarddraager geborgen en in een moeras geworpen. E. Maar dion verhaalt ons, dat een der drie arenden onder de regeering van claudius in Neder-Germanien te regt gekomen is, en dus kan het zyn, dat deeze geborge arend by het opdroogen van 't moeras door de Germaanen gevonden was. Hoewel de Sicambren hadden ook een veroverd. Voorts dringt germanicus met zyne benden, door dit geluk aangevuurd , dieper het land in en verwoest het zelve , daar zy weinig of een vrugteloozen wederlland ontmoetten. De Germaanen toonden zich nooit meer verbaasd, dan nu by dit onverwagt bezoek. Volgens de gevangenen zeiden zy: ,, de Romeinen zyn onverwinnelyk, en door geene ongevallen te ouder te. brengen. Daar zy hunne fchepen en hunne wapenen verloren hebben en onze ftranden met de lyken van paarden en menfchen bedekt zyn , barsten zy met de zelfde woede los , als of zy in getal waren aangegroeid." -— Volgens dit gezegde van  en ca t ï E Nf aip. «an tacitus zal het met de Catten niet anders afgeloopen zyn. Eindelyk laat germanicus al zyne troepen de winterlegeringcn betrekken, wel, te moede, dat hun gelede zee-rampen door zulken gelukkigen togt vergoed waren. Al wat elk, volgens zyn eige opgave, verloren had, wierd door c/esar edelmoedig vergoed. Zoo liep deeze vierde en laatfie togt van germanicus in Duitschland af. Het was op een van deeze togten, terwyl germanicus zich met zyn leger in Germanien over den Rhyn bevond, dat hy een bron aantrof, die wel zoet fcheen , maar waar van het water binnen twee jaaren de tanden deed uitvallen en de gewrigten der knïen losmaakte. Plinius , de groote verzamelaar van zeldzaamheden der natuur, heeft ons dit in zyn asfte boek in het 3de hoofdft. opgetekend: dan, wy hebben nu geen tyd, om ons met dit zeldzaam berigt in te laaten (*). D. In welk een tyd viel deeze flag voor? E. In het zevenhonderd negen en zestigtte Jaar (*) Zie hier de merkwaardige plaats. In Germania ifttrts Rhenum Castris a cermanico promotis, markim» traBu, fans eret aqua dulcis, folus, qua pota intro, biennium dentes deciderent, compagesqu; in genibus folve» tentur. Stomacacen medici vocabant cff Sceletyrben ea maia. Reperta auxüio efl herba, quce vocatur Brittannica, non nervis modo oris malis falutaris, fed contra angues quoque ferpentes. Folia habet oblonga, nu gra, radicem nigram. — Florem vibonss vocant. &c.  220 CfiRMANlcus Jaar na het bouwen der Stad; zestien jaaren na de geboorte van Christus. Het ftond 'er na dat de Germaanen na zulke zwaare herhaalde' nederlaagen eindelyk aan de hand zouden gekomen en de rust door g e r ma Nrc u s zou herfteld zyn, indien hy nog één veldtogt had kunnen doen; dit verbeeldden de Romeinen zich ten minften : maar tiberius had hem herhaalde reizen gefchreeven: „ dat 'er reeds genoeg gevallen en groote uitkomften waren gebeurd, - gelukkige en gedugte veldflagen gewonnen , — ook groote verliezen buiten fchuld van iemand op zee geleden ; het wierd tyd' dat hy eens te rug keerde, om de zegenpraal' welke hem toegelegd was, te ontvangen. Hy zelf was negenmaal door den vergoden augustus in Germanien gezonden, en had meer door beleid, dan door geweld uitgevoerd. Dus hadden de Sicambren zich overgegeeven. Zoo had hy maroboduus genoodzaakt den vrede aan te neemen. Men kon ook de Cheruscen tn de ©verige wederfpannige natiën aan hunne oneenigheden overiaaten, nu 'er genoeg zorg gedraagen was , om Rome te wreeken: zy zouden zich onderling wel vernielen.'' Wanneer germanicus des niet te min hem om nog één jaar fmeekte, 0p dat hy, het geen hy had begonnen, geheel ten einde mogt brengen , ftelde hy deszelfs zedigheid op nog fterker proef: hy droeg hem bet tweede Burgemeesterfcfaap op, dat bv zelfs zou waar- •  OPONTBODEN. 222 wtarneemen en voegde 'er by; „indien 'er nog meer valt te oorlogen, laat ook iets over voor uwen broeder drusus , om zich beroemd te maaken : want 'er is thans geen vyand behalven de Germaan , om hem den naam van Imperator en lauren te bezorgen." Schoon germanicus genoeg begreep, dat dit voorwendfels waren, waar van zich de jaloerfche keizer bediende, om hem den verworven roem te ontrooven, toefde hy geen oogenblik langer , om zich tot den te rug togt gereed te maaken. D. Was tiberius negenmaal (*) in Germani* en geweest? . . . , E. Dit wordt zomtyds als een loutere grootfpraak aangemerkt , maar het moet zoo zyn. Vellejus paterculus fchryft ook , dat hy negen togten met tiberius in Germanien deed , dog dan moet men die naar Illyrien en Pannonien 'er by rekenen. De uitkomst heeft ook aan het vermoeden van den listigen tiberius beantwoord : de verdeeldheden onder de Germaanfche natiën hebben hun meer nadeel toegebragt, dan de Romeinfche oorlogen immer konden doen. Tiberius was bevreesd, dat germanicus zyn krygsroem hoe . langer hoe meer zou (*) Men gist ook, dat hier Toties, zoo veele rei» zen , in plaats van Novies, negenmaal, zou moeten geleezen wardsn, maar het is niet noodig.  222 DE GEWAANDE zou benevelen , dén krygsknegt ca het volk' aan zyne zyde trekken , eii hem ten laatflen den voet ligten. Hy bedwong zich daarom in verfeheide< gévallen , nam fomwylen goede befluiten, om de gunst van het volk te verkrygen' of te behouden en egter leefde hy als de meeste dwingelanden in geduurigen ergwaan. 'Er gebeurde ook een zeker geval, het geen in dezen tyd van- algemeen misnoegen , van groote gevolgen had kunnen zyn. Wy zullen dit kortelyk aanroeren, terwyl germanicus naar Rome trekt. Ik heb u vernaald, dat tiberius by zyne komfte tot het ryk den eenigen overgebleeven kleinzoon van augustus , agiuih-a posthumus , bad laaten afmaaken. Deeze had een Haaf genaamd' clemkns. Zoo dra verneemt hy den dood van augustus niet, of hy vormt een beiluit, om zyn meester van het eiland Planazia te verlosfen en met byftand van de G,rmaanfche legers aan den Rhyn, aan het Ryk te helpen. Maar het afgewonne vragtfehip komt te laat: hy kon alleen de asfche van zyn reeds vermoorden meester wegrooven ; het zy uit agting, liet zy, dat hy van dat 'oogenblik af een grooter ontwerp by zich zelf fmeedde. Hy vaart er mee naar Cfa, eene Stad op den uithoek van Etrurien , daar houdt hy. zich fchuil, tot dat zyn hair en baard gewasfen waren, want in Jaaren en gedaante had hy veel overeenkomst met zyn meester. Toen zoekt en krygt  A g r I P P -AJ £l2j krygt hy aanhangers,, welke eerst in 't geheim $ onder verbod van ftilzwygen, vertellen, dat agrippa den dood ontkomen was. Dit wordt meer en meer onder de hand verfpreid, by ligtgeloovigen, — onrustige geesten , die naar verandering (tonden, gereedelyk aangenomen.' Hy had de voorzigtigheid, van niet, dan tegen den avond, in de fteden te komen en 'er zich weder uit te begeeven , zoo dra het gerugt van zyne aankomst zich genoeg verfpreid had. Weihaast verhaalt men als een wonderwerk der Goden , dat agrippA door hen behouden was ; te Rome zelfs (loeg men "'er geloof aan. In de haven van OJliabirmen geloopen, wordt hy van een groote menigte in gehaald, en in de Stad hield men heimelyke byeenkomften. Tiberius vindt zich in verlegenheid, fchoon hy van het ombrengen van agrippa wel verzekerd was , of hy dit bedrog met de wapens zou te keer gaan, dan de ontdekking aan den tyd overlaaten. Hy begreep te regt, dat hy geene vreeze moest laaten blyken, maar ook niet zorgeloos zyn. Ten laatlten geeft- hy het aan sallustius crispus over j welke aan twee vertrouwelingen last geeft, dat zy zich by clemens* moesten- voegen , hem aanbod van geld , van hulp en deelneeming in gevaaren doen. Hy laat zich door hun beleezen. Zy neemen een nagt waar, dat hy (legt bewaard wierd, overvallen hem met een genoegzaame magt en brengen  424 GERMANICUS. gen hem geboeid met een gefloten mond in het paleis. Tiberius vroeg hem,,hoe hy agrippa geworden was: hy antwoordde vaardig, „ op dezelfde wyze, ais gy keizer geworden zyt." Men kon geene medepligtigen uit hem ontdekken. In een afgezonderd, gedeelte van het paleis wierd hy afgemaakt, wyl men hem niet ter openlyke ftraf dorst voeren. Veelen van de Ridders en Raadsheeren , zelfs uit het huis des keizers, hadden hem met hunne.middelen en raadgeeving onderfteund, maar tiberius liet 'er geen verder onderzoek naar dqen. Had deeze zaak meer rypheid gekreegen in een afgelegener gedeelte van het ryk , het zou van grooter gevolgen geweest zyn. Vr. Zoo leveren de oude Roomfche gefcbiedenisfen ook voorbeelden van zulke bedriege- ïyen op.- ... E. o Ja. Schoon ze daar niet .zoo dikwyls als "in Muscovien herhaald zyn,. ontbreekt het niet aan meer voorbeelden. Wat is 'er nieuws onder de zonne ? Dan laat ons tot germanicus wederkeeren, welke intusfchen met agrippina en zyne kinderen behouden te Rome was aangekomen en met alle uitbondige tekenen van gunst door tiberius werd ontvangen , wegens zyne behaalde overwinningen en doorgeftaane gevaaren geluk gewenscht en aan den Raad' aanbevolen met eene ontveinzing van het geen hy in zyn hart gevoelde, waartoe een tiberius  IN ROMEN. 225 rius alleen in ftaat was. Aan het einde van dit Jaar wierden 'er verfcheide gedenktekenen gewyd ter gedagtenis van het weder magtig worden van de veldtekenen onder het geleide van germanicus en het opzigt van tiberius, by de nederlaag van varus verloren, en hier op wierd in het volgend Jaar onder het Burgemeesterfchap van c. c/ecilius en l. pomponius de plegtfge zegepraal van germanicus caesar over de Chervfcen, de Catten en Angrivariers , en welke volken 'er meer tot aan de Elve woonen, gehouden. De geroofde buit, de gevangenen , met ketenen belaaden , de afbeeldingen van bergen, rivieren en veldflagen wierden rond gevoerd : en men hield deezen oorlog voor af gedaan, fchoon germanicus hem niet had kunnen voleindigen. — Steden kon men hier niet vertoonen, om dat de oude Germaanen die niet hadden, strabo heeft ons in zyn zevende boek over Germanien, in 'c begin, de breede lyst der gevangenen naauwkeurig op« gegeeven, welke in deezen triumph omgevoerd wierden; Segemund , de zoon van segestes, de veldheer der Ckerufcen, en zyne zuster, de vrouw van arminius, met naame ti-iusnelda en haar zoontje thumelic; -—— sesithag, de zoon van ^egimir of segimir, der Cherufcen bevelhebber, en deszelfs huisvrouw rhamis , dogter van ukromir. , welken fommigen voor IV. deel. P een  22Ö ZEGEPRAAL een opperhoofd der Batavieren houden, maar met meer waarfchynlykheid behoorde hy tot de Catten; en Deudorix, de zoon van b^etoris , broeder van melo , een van de hoofdaanvoerers der Sicambren tegen lollius in voorigen tyd. Men zag 'er ook libijs een opperpriester der Catten, welke by de Germaanen met andere priesters pleegen te velde te trekken. Voorts waren 'er verfcheide gevangenen uit allerleye volken, als Bruiïeren, Ufipeeten, TenSlren, Cheruscen, Catten, Mar/en, Chamaven; waar door het volk van Rome in de verbeelding gebragt wierd,dat al deeze Natiën waren te onder gebragt, waar het egter ver van daan was. Van dit alles was segestes ooggetuige, die in Rome zeer in eere gehouden wierd. Des niet te min kon hy met geen onverfchillig oog de vernedering aanzien , welke zyne kinderen, bloedverwandten en landgenooten ondergaan moesten. Dog het geen de aaudagt het meest trok, was de uitmuntende gedaante van den zegevierenden overwinnaar, en hetgezigtvan zynen zegewagen. Vr. Niet de velddagen, maar zulk eene zeegeftacy wilde ik wel bywoonen. Hoe verrukkelyk moet dit geftaan hebben. E. De beminnelyke germanicus met zyne vyf kinderen nero, drusus en cajus en beide dogteren agrippina en druzilla in een pragtigen wagen door vier fchoone witte paarden voort-  van germanicus. ft2? voortgetrokken, in 't midden van een ontzaggelyken fleep , die voorging en volgde , in het begunstigend gezigt en onder het ouophoudelyk vreugdegefchrei van een ontallyke menigte, —. dit was zeker een treffende vertooning. Romt kon op zulk een dag al zyn leed vergeeten, en germanicus beleefde met zyne agrippina thans den gelukkigflen dag zyns leevens. Aan zulke zegenpraalen hadden de Romeinen een aanzienlyk gedeelte van hunne grootheid te danken: dit fpoorde den moed en nayver in hunne bevelhebberen op. Men was daar by meer gewoon de kleinere kindereu in de zegekar, want het was eigenlyk een rytuig op twee wielen , by hunnen vader te plaazen, de grooteren kwamen dikwerf op praalpaarden agter aan. Maar, myne vriendinnen, zoo gy het noodlot wist, dat deezen grooten man, zijne braave echtgenoote en eenige zyner kinderen boven het hoofd hing, gy zoudt ze met naare oogen aanzien, en zeggen, hun zon heeft niet alleen nu zyn hoogden toppunt bereikt, maar ook hun zon is op deezen middag aan 't ondergaan. Vr. Dit doet my aan , ik had dit edel paar het beste lot gegund. E. Zy waren het ook waardig. Maar gy weet myne vPvEDegonde , dat deugd en verdienden niet altoos naar heure waarde op deeze waereld gefchat en beloond worden; — dat zy onder de regeering van een dwingeland dikP 2 werf  *2S ZEGEPRAAL werf gevaarlyk worden , naar maate zy door eene dankbaare menigte worden toegejuigd. —. Te Rome dagt men 'er onder alle de vreugde, welke men uit de eer fchepte, die germanicus genoot,niet anders over. „De toegenegenheid van het volk, zoo fprak men, heeft aan zynen vader drusus geen voordeel gedaan, zyn oom marcellus is ons ook onder de blaakenfte gunst in zyne jeugd ontrukt. De liefde van het Romeinfche volk, hoe wel geplaatst, duurt kort, en is van een ongelukkige voorbeduidenis." Tiberius fchonk aan het gemeen , man voor man, drie honderd Sejtertien (*) op den naam van germanicus en beftemde hem tot zyn ambtgenoot in het burgemeesterfchap. Wyl dit alles niet hielp, om het volk in den waan te brengen , dat hy tiberius van harten genegen was, befloot hy hem onder fchyn van eer van de hand te zenden, waartoe zich fpoe- dig genoeg gunftige gelegenheid opdeed. . Om u een beter denkbeeld van de Romeinfche zegepraal te geeven , ziet hier eene nette af- beelding van deeze plegtigheid. Daar hebt ge den gemaakten buit, de afbeelding van de veroverde fteden en landfchappen. Hier de zegekoets met den overwinnenden bevelhebber; agter hem volgen de ongelukkige gevangenen geketend , waaronder dikwerf Koningen met hunne (*) Of 22 Guldens ruim.  van germanicus. 229 hunne vrouwen en kinderen ; anderen ongeboeid: voorts het ganfche heir. Zoo trok men langzaam voort naar den tempel van jupiter feretrius. R. Ik dank u zeer myn eelhart voor het genoegen , dat gy ons aandoet. Alles behaagt my uitneemend, behalven die bedrukte ellendige gevangenen, welke goed en eere en vryheid en misfchien het leeven daar by verloren. E. Dat gebeurde wel: fomtyds wierden zy alleen tot vermeerdering van den (toet en luister mede omgevoerd , weder losgelaaten , en zelfs herfteld. Ziet hier nog eene van de ge¬ denkpenningen , op deezen triumph van germanicus over de Germaanen geflagen, welke nog zorgvuldig in de muntkabinetten der Liefhebberen bewaard worden. Aan den eenen kant ftaat germanicus in zyne zegekoets, aan den anderen ziet gy hem in een gebiedende houding met een der arenden in zyne linkerhand, en het byfchrift: de Germaanen overwonnen y de veldtekenen wedergebragt. Waaruit gy echter al zoo weinig , tot al de verlore veldtekenen kunt befluiten , als dat geheel Germanien zou overmeesterd zyn. En hier mede zullen wy onze Zamenfpraak befluiten , welke nu buitengewoon lang geduurd heeft. D. R. Wy danken u nogmaal , en hoopen welhaast deeze ftof by ons te hooren vervolgen: P 3 §y  ago besluit. gy hebt onze nieuwsgierigheid gaande se maakt. h Vr. Als 'er maar niet te veel van vegten inkomt. E. Daar kunnen wy niet geheel buiten bly. ven. De gefchiedenis van het menschdom is ongelukkig eene aaneenfchakeling van twist en bloeddorting , en deeze hebben de gefchiedfchryvers het meest der aantekening waardig gerekend. Ik zal evenwel iets van een andere natuur tot veraangenaaming zoeken op te fpooren, en daartoe verwagt ik het gezelfchap weder ten mynen huife. # * * Aant. op BI. 220. r. n van ond. Hier ziin de Sueven zonder oogmerk weggelaaten. Bij t/citus ftaat. „Zoo had bij de Sueven en den koning maroboduus' enz. Wij maakten, bij de melding6 van d°t geval u>t suetonius reeds hierop onze bedenking en1 beroemde Ontken Jeezen volgens twee handfchnften in plaats van Sueven, Ubiers: deezen ziin inderdaad door de Romeinen verplaatst; maar nu blijkt het uit tacitus, dat m#n de Sueven behouden moet, en teffens dat suetonius zich te fterk heeft uitgedrukt, en nog fterker euteopius L. VIII, die van 400 000 gevangenen fpreekt. De Sueven hadden met de Romeinen de zaak bijgelegd, en dit is de reden dat men hen met genoemd vind in den oorlog van arminius : en geen wonder , daar zij kort hier na bij de Romeinen om hulp tegen de Chemscen en wat aater om eenen koning aanhielden. Men moet eg- S'Ü'vIS houden ». dat h« een en ander niet op al ae Volkftammen ziet. DRIE  DRIE EN TWINTIGSTE Z AMEN SPRAAK. De Romeinen brengen zter groote veranderingen in deeze gewesten te wtge. Hunne uitgefirekte heerfchappye en onopiwudtlyki veroveringen hebben zoo wel haar nut als nadeel totgebragt, door de bejluuring der Voorzienigheid. Of de landbouv, koophandel, fcheepvaarl, visfchtryen en handwerken , hieraan hian verbetering of terjle grondleggingniet u aanien hebbin? Dm'sus en germanicus met zyneAGRivvmAhebben hier 'ï meest toegedaan. Verfcheide burgten en andere gebouwen van tyd tot tyd geftigt. Overblyffels van eenige oude gebouwen, te Domburg , Brittenburg , Voorburg, Roomburg , Alphen , Wiltenburg , Nymwegen en andere plaatfen, oudheden en gedenkpenningen daar van tyd tot tyd gevonden. Byzonderheden van 't huis te Britten, en het Pretorium van Agrippina. Het Herba Brittanmcznagefpoordenbefchreeven. Romeinfche fchoolen. In hoe ver dit invloed op de Zeden en Godsdienst der Batavieren gehad heeft. EELHART an harten welkom vrienden! Wy zagen u al met verlangen te gemoet. Gy weet, P 4 de  G R O O TE de vrouwen kunnen haare nieuwsgierigheid niet lang onvoldaan laaten , wanneer zy opgewekt is. R. De mannen zyn 'er ook niet vry van: maar dat zy zoo. Ik vrees en verlang meer van het lot van dat edel paar germanicus en agrippina te hooren. E. Ik heb gedagt, dat het u niet kwalyk zou gevallen, eer wy naar Rome trekken,met u een. wyl nog op het eiland der Batavieren te vertoeven , hetzelve op nieuw te doorwandelen , en dan met ons verhaal voort te gaan. Ik heb myne Zamenfpraaken met den eerden eenvouwdigen toedand van ons Land begonnen: Frederik heeft n daar eene fchets van gegeeven ; nu zal 'er zeker in zoo'veele Jaaren verandering' voorgevallen weezen , welke gewis zoo groot niet zoude zyn , indien de Inwooners op zich zeiven gebleeven waren ; maar nu zy een naauwe gemeenfchap met de Romeinen onderhouden; nu zy niet alleen Romeinfche krygsknegten in hun land ontvangen , maar van tyd tot tyd door de aanzienlykde bevelhebbers, en talryke legers worden bezogt; nu ons Eiland tot eene algemeene verzamelplaats van manfchap , van vlooten, van leeftogt en krygsbehoeften is verklaard; nu niet alleen de gewoone legertrein af-en aanloopt, maar zelfs aanverwandten van het Keizerlyke huis met hunne vrouwen zich hier als in den fchoot hunner ver-  VERANDERINGE N. S33 vertrouwde vrienden of gereed maaken tot hunne togten of van dezelve te rug keeren en uitrusten , kunt ge ligt begrypen, dat daartoe vry wat fchikkingen gemaakt, en veranderingen moeten voorgevallen zyn. En op dat wy dit alles zoo veel te vryer mogen afhandelen , del ik de vrienden voor, om al wandelende onze Zamenfpraak te vervolgen : het fchoone weer lokt ons uit. En wanneer zy zich gelieven te binnen te brengen , hoe dit landgóed 'er voorheen uitzag, zullen zy zich te gemakkelyker een denkbeeld vormen van de varbeteringen , waar voor de Bataaffche grond, onder den aanleg der Romeinen, vatbaar was. D. Uit eene woeste heide , door poelen gebroken, kan zelfs, dit zien wy hier, een aangenaam lusthof gefchapen worden. R. o Eelhart , gy doet ons het grootde vermaak aan! wy kunnen ons nu ook hei dellen van al de zwaare gevallen , welke wy bygewoond hebben ,en ik begryp nu, waarom uwe goedheid ons hier mede heeft willen verrasfen. Ik hoop, dat uwe tacitus of een der andere oude Schryvers u ruimte van dof aan de hand geeven. E. Ik heb het u reeds gezegd, dat Gefcbiedfchryvers zich al te zeldzaam hiermede bezig houden. Wy zullen uit eene enkele aantekening by gevolgtrekking , en voorts uit den gehielen toedragt van zaaken naar de waarfchyn- P 5 lyk.  234 groote lykheid den tegenwoordigen toeftand van het Land moeten opmaaken. Menigvuldige bosfchen , afgewisfeld met groene beemden en enkele koorenakkers , overal doorfneeden met beeken, meeren en rivieren, befprcid met Bataaffche wooniugen, konden, vooral in den zomer, wel een aangenaam gezigt opleveren:— de Batavier kon daar ook in den Herfst en barren Winter met genoegen huisvesten : maar dit alles kon hunne gasten , inwooneren van die pragtige trotfche waereld Had, van Rome ,op den duur niet voldoen. In 't vervolg zullen wy eene menigte Romeinfche kooplieden in 't eiland aantreffen , en deezen volgen de Legers, vooral wanneer zy geftadig zich in een land ophouden , altoos als de fchaduwe het lighaam: maar zy hebben zich met de eenvoudige ftulpen der Germaanen zeker niet willen behelpen. Hoe veel te min lieden van aanzien en vermogen , welke wel op het leger 'betrekking hadden , maar niet volftrekt aan de legerplaatzen of fterkten verbonden waren? By voorbeeld, om u maar een geval te noemen, waar germanicus zich bevond, was ook agrippina, zelfs volgde en verzelde zy haaren gemaal, als zy hoog zwanger was , in zyne moeijelyke togten. In Germanien beviel zy van haar oudfte dogter agrippina, in AJien van haar jongfte, julia ; alleen een oogenfchynlyk gevaar kon haar ter naauweruood overhaalen voor een poos naar  veranderingen. £35 naar die van Trier den wyk te neemen; en zou zy zich dan niet een geruimen tyd in het Eiland der Batavieren hebben opgehouden, het welk germanicus herhaalde reizen bezogt, en waar hy lang vertoeven moest, om alles in orde by een te brengen, wat tot zyne groote onderneemingen vereischt wierd? - Nu kunt ge niet anders van germanicus verwanten, ot hy heeft voor zyne getrouwe medgezelhn en voor haare jonge kinderkens zorg gedraagen, en een verblyf gefchikt, dat aan haare vorstelyke geboorte en rang, en zyne liefde beantwoordde. Al praatende leidde eelhart zyn gezelfchap ongemerkt naar zyne Bataaffche wooning , welke hy vercierd had met afbeeldingen van den oorfpronkelyken en den veranderden uaat van het land. Een daar van vertoonde een groote Romeinfche fterkte , omgeeven met wooningen van dien landaart , en Bataaffche hutten in 't vcrfchiet. Zoo als zy binnen traden, riep ro- zemond : R. Ik zie al hier en daar vreemde gebouwen boven de Bataaffche hutten uitfteeken t M. Deeze gebouwen, zullen fehielyk nagevolgd, en allengskens algemeen geworden zyn, vooral by Aanzienlyken , zoo dra zy het gemak daar van hebben leeren kennen. Een goede wooning maakt toch een deel van 't leeven uit. Vr.  23°* groote Vr. Zoo raaken onze Nederlanden geheel hervormd in gedaante. Als de zeden van deszelfs inwooneren, maar niet eerlang van derzelver eenvoudigheid en oude braafheid misvormd en op den leest der Romeinen gefchoeid worden, waar mede zy nu verbroederd zyn , mag ik deeze verandering in ons toonneel wel lyden. Een grootsch fchoon gebouw moet geene onbevallige vertooning in een Batavisch landfchap gemaakt hebben. Is het niet zoo, myn eelhart ? D. Hoor onze vrouwen , zy .geeven haare verbeelding den vryen loop , nu zy voor het vuur niet te vreezen hebben! E. Laaten zy vry haar hart ophaalen,ik zal het op myne beurt ook doen ; daar ik my op geen tacitus , nog oro cassius nog vellejus of strabo beroepen kan , om dat zy niet goedgevonden hebben van de uitwendige gefteldheid der landen , den toeftand van landbouw, zeevaart, handel , fabrieken , kunften en weetenfchappen, van tyd tot tyd eenig opzettelyk berigt te geeven, en gy bilJyk verlangt te weeten , welk een invloed , zulke merkwaardige bezoeken en gebeurtenisfen op land en volk gehad hebben, zult gy u voor een poos met myne gisfmgen moeten te vrede ftellen. Wilt gy ze voor een aangenaamen droom houden , ik mag het gaarn lyden , naderhand zal' ik weder den draad van ons gefchiedverhaal opvat-  veranderingen. 237 vatten , en dien naauwkeurig volgen. lk heb u gezegd, dat wy uit eene enkele aantekening, diewy alsby geval aantreffen, en voorts uit het voorgevallene onze fchets zullen opmaaken. Behalven de aanmerking, die wy by florus in het leeven van drusus vonden, kan ik my niets van dien aart by de oude Schryvers te binnen brengen. Dat wy dan van 't laatfte beginnen. Herinnert u wat wy tot dus ver in deeze landftreeken hebben zien gebeuren. Een tiberius , toen de ftief- en aangenome zoon , en nu de opvolger van augustus en zyn broeder drusus voor hem, de grootfte en beroemdfte veldheer onder de Romeinen van zyn tyd, bezoeken het met talryke benden, (laan er hunne legers op, beftooken van daar hunne vyanden , verzamelen en wapenen hunne benden , brengen hunnen krygsvoorraad daar by een , bouwen of rusten hunnen fchepen daar uit, en trekken heen en weder op hunne togten. — Drusus liet het hier niet by. Hoe meer hy de gunstige ligging van dit land, voor al dat de Batavieren bewoonden, — hoe meer hy den landaard leert kennen, en het geryf en den dienst, welke het Ryk daar van zou kunnen trekken, hoe meer hy befluit hetzelve voor den Romein , zoo wel als voor den inwooner te verzekeren, meer bruikbaar en nuttig te maaken. D. Ik herinner my het geen gy ons van de Ka-  23S groote Kanaalen, eu den eerden aanleg van Dyken tot lof van drusus verhaald hebt. E. Deeze fchrandere onderneemende Romein begon het werk , daar het moest begonnen worden. Hy maakte tot het groote oogmerk den toegang tot het land , en den doortogt naar Germanien open en gemakkeJyfc, voorts ging hy aan het beveiligen van hetzelve door het opwerpen van Dyken. Kunt gy u nu verbeelden , dat hy niet verder zou voortgegaan zyn, om het overal door het opruimen van hinderlyke kreupelbosfchen, het aanvullen van groote plasfen en kleine poelen , welke ,zich daar wegens het overltroomen en afloopen der rivieren moesten bevinden, — door het aanleggen van wegen en het opflaan van bruggen voor heen en weder trekkende legers en leeertuig gemakkelyk te maaken, zoo als by in Germanien deed? Maar waarfchynlyk is de braave drusus door zynen vroegen ontydigen dood verhinderd, om zyn ganfche plan te volvoeren, zoud gy dan, vraag ik alweder, van zynen opvolger en waardigen zoon, die zoo veel eerbied voor de nagedagtenis van zyn Vader had, die 'er zoo veel roem in ftelde, om in zyne voetltappen te treeden, kunnen vermoeden , dat hy dit plan van zyn Vader niet zoude voortgezet en , zoo veel de tyd het toeliet, ter uitvoer gebragt hebben; daar hy zich zoo veel langer op het Eiland, en deszelfs omtrek ophield, daar hy zyne  veranderingen. 239 zyne agrippine en Kinderen by zich vond , en verzeld was van de grootfte krygsmagt, die zich ooit in deezen omtrek vertoond had? Vr. Dat kunnen wy niet vermoeden: bovendien , agrippina was mans genoeg , om dit plan,wanneer germanicus tusfchen beiden afweezig was , volleedig te baten volbrengen. E. De Romeinen wisten zoo wel, als eenige Europeefche veroveraars van laater tyd , van alies party te trekken. Schoon zy gewoon waren , magtige vorsten en volken zoo lang te kwellen en te verzwakken, dat zy dezelve niet meer behoefden te vreezen, beurden zy middelmaatige of kleine volken op , zoo zy dapper, maar hun getrouw en gelegen waren, om zoo veel te meer nut van hun te kunnen hebben. Op wien was dit meer toepasfelyk , dan op de bewooners van deeze ftreeken ? Nu was het in hun belang, om deezen grond , zoo veel mogelyk te verbeteren , welke tot een algemeene verzamelplaats beftemd was, — van tyd tot tyd door vlooten en legers zou moeten bezogt worden; waar men de gemeenfchap tusfchen Gallien en Germanien 't voeglykst kon onderhouden en altyd eene genoegzaame magt en een waakend oog hebben op de onrustige volken van Germanien. Zy hadden daar teffens goede gelegenheid , om naar Brittannien over te fteeken , uit hetzelve de noodige graanen voor de legers te haaien , en dat Land door den  S4° oogmerken den tyd , was het mogelyk , geheel onder het Romeinfche gebied ie brengen. Tot dus ver voldeedeh zy ook getrouwelyk aan deeze Staats -maxime, en zouden 'er aan hebben blyven beantwoorden, als men meer drusussr.n en germamcussen had kunnen zenden, of het ryk in oj-de gebleeven was. Maar 'er was nog hooger plan, waar over wy alleen by de uitkomften kunnen fpreeken , waarvan de uitvoering oneindig zekerder gaat, dan dat der Romeinen. Boven verwagting was het hun gelukt, om hunne veruitziende en wel overlegde oogmerken tot voldoening van hun onverzaadelyke heerschzugt te bereiken. Dan wat had de Voorzienigheid daar mede voor, dat zy dit gedoogde, dat zoo veele volken en landen onder het gebied van eene, in de beginfelen zeer geringe, Mogendheid moesten bukken ? Wanneer zy de vrye handelingen der menfchen haaren gang Iaat gaan, bepaalt, beftuurt zy dezelve zoo, dat 'er uit de ontzettendfte omkeeringen en beroeringen de gunitigfte veranderingen, zoo veel de aart der zaaken en de gefteldheid der tyden toelaat, geboren worden. Be- ' halven de byzondere uitkomden , welke ons alle niet bekend zyn, behalven het vernederen van veelen, het verheffen van eenigen , wierden door die heerschzugtige veroveringen de ge. meenfchap tusfchen ontallyke volken, de verbreiding van kunften en weetenfchappen , en de  der voorzienigheid. £4! de meerdere volmaaking van het menschdom merkelyk bevorderd. De Germaanen en onze landgenooten onder dezelven waren wegens braafheid en dapperheid beroemd, zy waren in hunne eenvoudige leevenswyze niet ongelukkig , gelyk wy te vooren getoond hebben: maar zy bleeven met dat alles dezelfde , zy waren in kundigheden eenige eeuwen by de Romeinen ten agteren, en zouden eeuwen ten agteren gebleeven zyn, indien zy met de Romeinen geen ommegang gekreegen hadden. D. Welk een voordeel de gefchied- en aardrykskunde daar van getrokken hebben, getuigen de aanmerkelyke berigten , welke wy uit uw mond hoorden , myn eelhart ! maar waren de Romeinen tot dit alles best gefchikt? E. De Voorzienigheid ontbrak het nooit aan werktuigen. Zy wist zich tot dergelyke oogmerken van de Asfyriers, Babyloniers, Perfiaanen Egijptenaars, Phoeniciers en Grieken te bedienen, maar nu llrekte het plan zich veel verder uit. De Romeinen, die eerst in een afzonderlyke (treek, in Italien, aan driekanten van de zee befproeid, den grondflag van hunne magt gelegd hadden, breidden eensklaps de paaien van hun gebied in Europa niet alleen , maar in Africa en AJia, de drie toen bekende deelen des waerelds , uit , waar zy als tusfchen beiden gelegen waren. Door hunne krygstogten en overwinningen hadden zy eerst in Italien , vervolgens in IV. deel. Q ^fim,  342 ROMEINSCHE Aften, maar meest in Griekenland meer en meer knndigheden opgedaan: zy bragten van wyd en zyd de bekwaamde werkmeesters en allefleye werken van vernuft en fmaak te Rome als in het middelpunt der befchaafde waereld te zamen. Onder hunne flaaven en vrygelaatenen vond men de beste artisten en handwerklieden, welke zy in den oorlog hadden gevangen genomen , of op hunne kosten , en tot hun eigen gemak en voordeel hadden laaten onderrigten. ■ Ik merkte aan , dat de Romeinfche heer- fchappy allergefchikst was,om de gemeenfchap tusfchen alle bekende landen van den aardbodem, zoo ver die heerfchappy zich uitdrekte, te bevorderen. Ruim driehonderd Jaaren voor Christus geboorte, toen m. valerius en p. decius Burgemeesters waren , liet de Cenfor appius claudius een draaiweg van geplaveide fteenen van Rome tot Capua aanleggen : dezelfde wierd naar hem de Via Appia genaamd. De roem, welken hy hiermee behaalde, moedigde anderen , die in het bewind waren , aan , om dit nuttig voorbeeld te volgen , en naar maate het gebied zich al verder en verder uitdrekte, wierden dezelve verlengd en vermenigvuldigd, zoo dat zy buiten Italien in Gallien, in Spanjen , in Africa tot aan Fes, Marocco, door geheel Egypten en een groot deel van Afien liepen. Dezelve bedonden uit wegen, die bedraat of alleen met keizelzand gedekt waren,  INR-IGT'INGEN. 243 ren, of in dyken, welke door laage moerasfige landen wierden aangelegd. De moeite en kosten , welke daartoe befteed wierden, waren oneindig. Wyl zy zoo veel mogelyk een regten ftreek hielden, moesten 'er dikwerf hoogten geilegt, dalen en meiren gevuld, fteenrotzendoorgehakt worden (*). Overrivieren wierden zwaare bruggen aangelegd, en de toegangen naar alle kanten gemakkelyk gemaakt voor heen en weder trekkende legers. Die konden met allen mogelyken fpoed komen, waar zy vereischt wierden , en hun voorraad en legertuig gemakkelyk met zich voeren. De voornaamlte van deeze wegen waren met mylpaalen afgemeeten en liepen op den gulden mylpaal uit, welke in 't midden van Rome was opgerigt. Van afftand tot afftand bevonden zich renboden, naderhand rytuigen, welke met den meesten fpoed den Raad van alles berigtten. Behalven de openbaare trotfche gebouwen , de Waterleidingen en de Rioolen vertoonden deeze wegen de Romeinfche grootheid in den volften luister , en de correspondentie wierd 'er alom door geopend ( |). Boven dien (*) Zie van zulk eene onderneeming eene digterJyke befchrijving Jef. XLV: 3, 4- (f) De Raad ftelde zoo veel belang in deeze wegen , dat zy het opperfte opzigt daarvan aan augustus opdroeg. Deeze ftelde een Curator yiarum aan, Wien meer andere wierden bygevoegd, die over eene Q a of  «44 r.omeinsche dien waren de Romeinen gewoon in alle landen fchoolen aanteleggen, voornaamelyk , om het Latyn algemeen te doen worden. Niemand mogt in Rome, in een andere, dan in deeze taal een voordragt aan den Raad doen. Het gaf een groot gemak, wanneer de Gyzelaars, die zy van allerleye volken namen, zich in Rome niet verlegen vonden , en de Romeinen overal, waar zy kwamen , luiden aantroffen, met welke zy te regt konden raaken. Hun was ook niet onbekend, van welk een heimelyk werkenden invloed de taal op de denkwyze van een volk is, gelyk de beroemde michaelis in eene prysvraag dit meesterlijk betoogd heeft. Men gewende dus ongevoelig aan zyne vreemde bondgenooten of overheerfchers. — Eindelyk, den Romeinfchen burger was door romulus niets toegelaaten, dan de Krygsdienst en de Landbouw. Alle andere handteeringen lieten zy aan gemeener foort of aan hunne lyfeigenen en flaaven over, aan welken zy zelfs het oeffenen der Geneeskunde, by ons met reden zoo hoog geagt, toevertrouwden. De Wysbegeerte, Welfpreekendheid, Historie- en Dichtkunde wierden door de grootfle mannen geoeffend, en voorgeftaan. Wyl nu aan de krygsknegten, die hunnen tyd hadden uitgediend, in de overwonnen land- fchap- of meer wegen het opzigt hadden, gelyk men in verfcheide graffchriften gemeld vindt. y  i n r i g t i n g e n. 245 fchappen landeryen werden toegelegd, en men wyd en zyd volkplantingen van hun aankweekte, wierden deezen tusfchen de volken verfpreid en deelden aan dezelve hunne kundigheden, vooral in den landbouw, mede. Nu laat ik het befluit aan u zelfs over myn dioerik. Wat moet hier uit volgen ? D. Wanneer de Romeinen hun belang kenden , en dit was hun, zoo gy zegt , zeer wel aanbetrouwd, zoo moesten zy, om zich te meer voor gebrek te bewaaren en genoegens te verfchaffen ook hier den landbouw aanmoedigen, hoven en boomgaarden aanleggen , de gronden verbeteren , warme en geryfelyke wooningen bezorgen , en door het oprigten van fabrieken , handwerkslieden in het werk (lellen, de inwooneren door hun voorbeeld leeren , om door kunst en nyverheid zich zeiven te verfchaffen, hetgeen de natuur niet van zelfs voortbrengt, en van de voortbrengfelen van den grond en het vee het beste gebruik te maaken. Het geen 'er in een ander opzigt ontbrak , kon door de. Romeinfche kooplieden uit Gallien, of uit Erittannien aangebragt worden, welke daar van hunne landgenooten voor geld, en de Batavieren by ruiling konden voorzien. E. Gy begrypt het (luk regt , myn vriend! en het verwondert my , dat het doorgaans anders ingezien wordt. Het ftrekte my tot blydfchap , wanneer ik in eene Latynfche verhande- Q 3 lin«  24&- groote ling van cannegieterontdekte, dat deeze, in de Nederlandfche zoo wel als in de Romeinfche oudheden doorkundige man, in dat zelfde denkbeeld ftond , en uit zyne onuitgegeeve brieven aan van loon , my door de vriendelykheid van den Heer p. van damme verftrekt, is my dit nader gebleeken. Misfchien zyn 'er meer , maar ik herinner my dezelve niet. „ Tot nog toe ben ik genoodzaakt , . zoo fchreef hy aan van loon den 16 January 1733, Van de gewoone gevoelens der Batavifche fchryvers in veele opzigten af te wyken. En ik ben nooit meer verwonderd geweest, wanneer ik met ernst myn werk over de Bataaffche oudheden heb begonnen, dan over de groote misdagen onzer beste fchryveren in het uitleggen van de oude fteenen en monumenten , fchoon deeze de echte en onvervalschte brikken der oudheid zyn , waarop het meest is ftaat te maaken. Daarenboven , wat misiyk en onaangenaam denkbeeld geeft men ons niet van het oud Batavien, als ©f het een woestyne geweest zy , daar ik in tegendeel meene bevonden te hebben , dat het de gedaante, van een aangenaam en welbewoond lusthof heeft gehad. Om u een indruk voor myn gevoelen te geeven , eilieve ftap uit den Oceaan by het oude Lugdmum, (het begin van Germanien) aan land. Hier vertoon ik u niet alleen een pragtigen wegfteen of lapis milliaris, met een opfchrift van m. aurehus antoni- nus,  verandering. 247 nüs, die de grenzen der Caninefaaten aanwyst, maar ook twee wegen gemaakt tot gemak van reizigers en voornaamelyk der Romeinfche legers, betraande in agt legioenen langs den Rhyn gefchaard, te gelyk met derzelver hulptroepen. Die een denkbeeld heeft van de Vioz militares der Romeinen, welke te regt onder de admiranda Imperii Romani worden gefteld , moet hier reeds beginnen een deftig denkbeeld te maaken van een klein gewest, gelyk dat der Batavieren , het welk met twee dergelyke wegen doorfneeden is. —— Dat deeze wegen pragtig zyn geweest, met ftcenen afgezet, en met groote kosten tegen de rivieren zyn verdedigd , zal door my worden betoogd. Gaat gy van Lugdunum ter regterhand , doet zich by den twaalfden mylfteen het forum Hadriani op. De woorden (een markt van uadrianus) fchynen niet veel te betekenen , maar die weet wat pragt en heerlijkheid de fora der Romeinen in de wingewesten hebben gehad , en wat natie en toevloed daar plaats vond , moet by zich zeiven groote gedagte van dit Forum maaken. Slaat men van Lugdunum de linkerhand op na een fchuinfchen weg van anderhalf uur , dan vertoont zich het pretorium van agrippina , de gemaalin van germanicus , en kleindochter van Keizer augustus. Hier verzoek ik voornaamelyk de gedagten te vestigen op het trotfche gebouw, het welk ons de reistavelen van peu- Q 4 TINGER  248 GROOTE tinger vertoonen. Doch hetzelve wordt merkelyk pragtiger in overweeging der kosten, welke de oude Romeinen aan hunne pratwia naar het getuigenis vanpLimus, vitruvkjs, seneca en anderen gewoon waren te doen. De ftaat en pragt van agrippina laat niet toe, dat wy iets gemeens van deeze haare verblyf. en lustplaats denken. Voeg hier by eene aanzienlyke vloot, Brittannica en Germanica genaamd, die tot bewaaring der rust in het Canaai tusfchen Engeland, Vrankryk en Duitschland heeft gezeild, en haare verblyfplaats mede in de Batavifche havens gehad. Op het vaste land zag men langs de rivieren gefchaard eene menigte van burgten en kasteelen, uit welke de Romeinfche legiones, cohortes , vextllationes haare fiandplaats hadden. Hier waren insgelyks de koorenfchuuren der graanen, die uit Brittannien kwamen, tot onder, houd van de acht Legioenen aan den Rhyn. Hier zag men eene aanzienlyke handel tusfchen Brittannien, Gallien en Germanien, waarom hierveeie Romeinfche Kooplui waren." Hoe veel indruk deeze brief op zyn vriend van loon gemaakt heeft, kunt ge hier uit befluiten, dat hy het eiland der Batavieren zelfs een Paradys noemt. Zoo hoog wil ik het niet dryven • maar ik hoop, dat deeze aanhaaling geen minder ingang by u hebben mag, als het my tot genoegen ftrekte , myne denkbeelden door zulk een man hevestigd te zien, D  VERANDERING. 249 D. Gy kond geen fterker betoog aanvoeren, myn eelhart. Nu kan ik ook opmaaken,dat de koophandel hier zeer fpoedig moest gevestigd worden. E. Zoo veele en zulke magtige legers, die daar in geduurige bezetting lagen , of uitrusteden , vorderden zeer veele behoeften. Zy waren daarenboven ver van huis; dit maak» te een aantal van kooplieden en zoetelaars te meer noodig. Hier konden zy op een goed beftaan rekenen , fchoon niet altoos op eene genoegzaame veiligheid. Wy hebben al een geval ontmoet, waarin de handelaars in Germanien om den roof, die by hun te haaien was, moesten aanloopen, zoo dra zy van de befcherming der krygsbenden verdoken waren, en wy zullen hetzelfde geval weder hier aantreffen. Intusfchen levert beide een blyk op van koophandel , en dat dezelve hier aanmerkelyk wierd, zullen wij in 't vervolg,zoo ik my niet bedriege, nog klaarder ontdekken. Dit blykt ook uit de opfchriften, diewyop menigvuldige altaaren, aan nehalennia door de kooplieden op Brittannien gewyd, in Zeeland aantreffen , waar uit men ziet, dat fommigeneen lading kryt medebragten , waardoor men niet het gewoone verdaan moet, want wat zou men hiermede in zulk eene menigte hebben uitgevoerd, maar kryt-of mergel-aarde voor den Landbouw. — De Romeinen bevonden zich in een land, waar de rivieren en binnewateren, zoo wel als de zee, een q 5 over-  2<0 groote overvloed en verfcheidenheid van uitmuntende visch opleverden , waar de inwooners op fommige eilanden zich niet alleen op 't visfchen toeleidden, maar genoegzaam alleen van visch leefden; mag men dan niet als zeker vooronderftellen, dat de vischvangst voor een , fomtyds verdubbeld, getal menfchen met dubbelen yver door de oever en ftrandbewooners zal in 't werk gefield zyn. Zoo hebben de Romeinfche gasten aan den Landbouw, den Handel en de Visfcheryen van hunne bondgenooten een nieuw leeven bygezet. Dan kunnen de laatften zonder fcheepvaart met voordeel in eene genoegzaame uitgeflrektheid geoeffend worden ? De Batavieren hadden de vlooten van tiberius , van drusus, van germanicus op hunne wateren gezien», zy haddenze voor een gedeelte cp hunnen grond zien gereed maaken, zy hadden zich zelfs laaten infcheepen. Hebben zy zich voorheen beholpen met fchuiten uit hoornen gehold , waarin wy den grysaard op de Wezer aantroffen, of met vaartuigen van teenen gevlogten en omkleed met aaneen genaaide beesten-huiden , gelyk de Britten, nu leerden zy met weinig meer moeite vaartuigen maaken, die ruimer, handelbaarder en fteviger waren, waarmede zy hun leven en goederen ook op verdere togten waagen dorften. R. Zy hadden zeker de fchoonfle gelegenheid , om de fcheepsbouw van de Romeinen te lee-  verandering. SJI leeren, — om hunne handwerken en leevensgeryflykheden te verbeteren, maar hebben de Batavieren zich daar werkelyk van bediend ? Ik meen, dat de Germaanen aan hunne oude gewoonten zoo zeer verkleefd waren, en 'er zoo bezwaarlyk als onze landluiden van waren af te brengen. E. Gy vraagt dit niet zonder reden rozemond. Misfcbien maakt gy dit ook op uit de onveranderde wapenrusting der Germaanen. Zy handelden daarin anders, dan de Romeinen, welke alles , wat zy by andere volken beter aantroffen , greetig overnamen. In dit vak was de verbetering voor de Batavieren niet zoo noodzaakelyk , zoo lang zy met de Romeinen tegen volken vogten, die even zulke wapenen gebruikten, als zy zeiven: maar in het dagelyks leeven, in den ommegang met de Romeinen , kan 't niet wel anders zyn, of zy moeten het gemak en nut van hunne gereedfchappe-n en werken hebben gemerkt en van langzaamerhand nagevolgd. En gy zult ook zien, dat zoo dra de Batavieren zich tegen de Romeinen verzetten , zy zich wel degel yk van wapen- en ftormtuigen bedienen , welke hun nu te pas kwamen , en waarvan zy het gebruik van hunne Bondgenooten geleerd hadden. Althans, wat de fcheepsbouw betreft, daar is geen twyfel aan, wanneer gy hoort, dat niet alleen de koophandel op deeze kusten gedreeven wierd, maar;wanneer  s52 GROOTE neer gy eene taamelyke vloot van Batavieren toegerust, en met Batavieren bemand, de R0 meinen, welke toen hunne vyanden waren op deeze rivieren tot een fcheepsftryd ziet uit'daa. gen, en dat binnen kort, wat zult gy dan zeggen myn roozemond? hebben zy ook de Romeinm de handeling van gereedfchappen en bewerking van ftoffen , wellce in de fcheepsbouwkunst niet van de gemakkelykfte is, afgezien. Wel is waar, zy Hadden vier- en twintig fchepen aan de Romeinen ontweldigd, maar deeze moesten ook onderhouden en ge'calefaterd worden. Ook waren zy te weinig in getal , om tegen de Romeinfche febeepsmagt eenigzins te kunnen opweegen, 'er zyn dus°nieuwe aangebouwd. R. Dan zal ik het u gewonnen geeven myn eelhart. De verandering van dit toonneel moet verbaazend fchielyk en groot geweest zyn. Maar ik verlang van de gebouwen te hooren, welke de Romeinen daar opgerigt hebben. Wie waren toch die bouwmeesters? de Batavieren immers niet: - en waar haalden zy de bouwftoffen ? E. De Romeinen waren de architecten , de metzelaars, de timmerluy. Zy voerden hunne konflenaars en handwerkslieden niet te vergeefsch met zich, en behalven deezen wierden ook de krygsbenden gebruikt tot het aanleggen van alles, wat tot het krygsweezen betrekking had.  VERANDERING. 253 had. Ik heb u reeds verhaald , dat drusus meer dan vyftlg fterkten langs den Rhyn liet bouwen , hec geen meest door die zelfde foldaaten, die graften maakten en dyken opwierpen , gefchied is, en men twyffelt niet of onze oudfte plaatfen, vooral die • op burg uitgaan, zyn daar overblyffels van. Van fommigen kan men het met zekerheid zeggen , om dat niet alleen de oude reistavelen dezelve aanwyzen, maar om dat de fondamenten, die in den grond opgegraaven of by toeval ontbloot zyn, benevens ontelbaare oudheden, zeldzaamheden en gedenkpenningen van Romeinfchen oorfprong zulks bewyzen. Maak u niet verlegen over. de bouwftoffen, myn roozemond! waar van toch worden heden onze meeste huizen gemaakt? die zelfde ftoffen waren toen in dezelfde en grooter overvloed voorhanden. R. In grooter overvloed. Zy hadden althans geene ovens of fleenbakkeryen. E. Die hebben zy zeker gehad. De Romeinfche krygsknegten waren met behulp van zulken , die tot den legertros behoorden, de eerfte fteenbakkers , en hebben onze voorzaaten in het oprigten van duurzaame gebouwen , waarin men met meer zekerheid tegen brand en allerleye toevallen kon huizen , goederen en koopmanfchappen bergen of zich tegen geweldige aanvallen verweeren , de eerfte modellen verfchaft, welke van tyd tot tyd in zoo een verbaazende me-  454 GROOTE menigte , als men zelden elders in een| klein bellek op deezen aardbol by elkander vindt, nagevolgd , zelfs in 't oprichten van floten en kasteelen , ontzachelyke fteenklompen , welke door 't gantfche land door Ridders en Edelen opgerigt zyn , nagevolgd. Ik befluit dit niet alleen uit de burgten van drusus , welke zeker meer dan voor een korten tyd opgeworpen legerplaatzen waren, — meer dan uit hout en aarde beftonden, en door niemand, dan door het volk van drusus zyn aangelegd, maar de bewyzen zyn nog voor handen. De foldaaten waren yeeltyds gewoon by het vormen van de fteenen , die zy vervaardigden , de merken van hunne Legioenen, waartoe zy behoorden en de landen , waar zy guarnizoen hielden in te drukken en te bakken , en van die fteenen zyn 'er niettegenftaande de langheid van tyd nog verfcheide overgebleeven, waarvan ik u de afbeelding vertoonen zal. De ftolfen hadden zy toen in dezelfde gronden en dezelfde rivieren , welke nu nog de kley voor onze fteen- en pannebakkeryen opleveren, en toen eerst ontgind wierden. Tot het oprigten van ovens en het gereedmaaken van fteenen wordt weinig omflag vereischt. Men weet zich hier mee in Overysfel en elders zeer fchielyk en met kleine moeite een genoegzaamen voorraad aan te fchaflën, als men die tot bouwen noodig heeft. Gehouwe fteenen konden de Romeinen uit Bra-  VERANDERING. 255 tand en 't land der Tubanten aanvoeren, zoo zy die begeerden. Maar zy hadden die minder noodig, niet alleen, om dat hunne gebouwen meer tot noodzaakelykheid , dan tot pragt waren, maar om dat ons land toen eene groote menigte van Duif- of Tuffteen opgeleverd heeft, het geen men uit overoude gebouwen en gedenktekenen , welke daarvan gemaakt zyn , kan befluiten. De vrienden zullen nu van zelfs begrypen, dat de Noordzee toen zoo wel als nu, of de gebrande fteenbrokken en de tras, hun kalk en ciment opleverden. M. Een Romeinfche krygsknegt moet niet veel ledigen tyd gehad hebben. E. Dat hadden zy niet, en dit hebben onze kryglieden , wanneer zy in bezetting leggen, veel te veel. De Romeinen waren daardoor aan den arbeid en fatigues gewoon, onzè krygslieden raaken fchielyk afgemat en ziek , om dat • zy 'er niet aan gewoon zyn, wanneer men hen fterk moet aanzetten. Zy hadden daarenboven geen reden , gelyk onze arbeidslui , om het werk te rekken , en konden 'er vaardig mee voortgaan. Behalven dat zy hunne fteener.' veel grooter maakten , hadden zy de gewoonte by het ophaalen van zwaare muuren dezelve aan de binnen- en buitenzyden wel gelyk te maaken , maar tusfchen beiden fmeeten zy allerleye fteenbrokken, flinten, fchulpen enz., fchikten die een weinig, en gootea de holligheden vol met  256 9 r o 0 t e met ongebluschte kalk, welke het binnenlte en buitenffce aan een fmolt , en 'er zulk een vast lighaam van maakte , dat het als in een fteen fcheen veranderd te zyn. D. Dit heugt my ook in de aantekeningen van een Fransch bouwkundigen geleezen te hebben. E. Dat dit in ons Land ook niet onbekend was, blijkt uit de naauwkeurige navorfchingen en opgaven van den kundigen Heer paludakus , zoo op de wegen, die hij in zee en in den grond ontdekte , als in oude muuren op Wïeringen, waar van nader. Fr. Wy zyn nu al een gantsch eind op weg, nu wy kalk, ciment en fteen hebben: zy hadden echter geene zaagmolens ? E. Die vonden de Romeinen zoo min hier als in ltaliën , maar zy konden die ook zoo wel hier , als in Italien misfen. De zaagmolens zyn van een onuitfpreekelyk gemak : de uitvinding en geduurige verbetering in een tyd, waar in niemand om werk en brood behoefde verlegen te zyn, ftrekt onder veele andere din» gen onze natie tot eer; maar hoe veele landen zyn 'er niet, daar nog alles met menfchen banden gezaagd wordt : Ja hoe veele , daar men het yzer niet kent, veel min de zaagen, en zich evenwel weet te- behelpen! —— Dat zy het hout voor 't haaien hadden, wegens de menigte van eyken , ypen, esfen ook dennen, die hier  VERANDERING* Zf? hier in uitgeftrekte bosfchen gevonden wierden, kunt gy uit het voorige' opmaaken. ——Voor byzoïidere gebouwen laat ik de kooplieden , zoëtelaars' en anderen' zorgen , die de legers volgden. Gy ziet dus, dat het de Romei~ tien aan de noodige bouwftoflen in 't geheel niet ontbrak en zouden zy zich 'er dan niet van bedienen in een land, dat zy, met of zonder grond, als een gedeelte van het Ryk aanmerkten, daar zy zoo veel uitftel mee hadden, en waar zy zich winter en zomer moesten opbonden ? By de meergemelde burgtcn floegen zy , die niet tot de bezettingen behoorden , hunne wooningen op , waar zy de meeste zekerheid en het meeste voordeel verwagten konden. Zoo groeiden die burgten allengs-'kens tot gehugten, tot dorpen, tot vlekken aan, gelyk tacitus van Vetera fchryft : en eindelyk , toen de tyden en de leevenswys geheel veranderden , zyn zy in lieden hervormd. R. Zyn 'er nog, ten minden in naam, gedenktekenen'van die burgten? Hoe waren zy ingerigt ? £. Zeker van meer of minder uitgeftrektheid en vastheid , naar maate de gelegenheid het medebragt. Zy dienden in den oorlog om volk en wapenen te bergen, en in tyden van vrede wierden zy wel tot koorenfehuuren en pakhui- IV. deel. R zen  oude zen gebruikt (*). Zy waren onderfclieiden vair de legerplaatzen, welke echter, wanneer zy wel aangelegd en lang bezet wierden, in fterkten , en ten laaien in dorpen en (leden veranderd zyn. De Romeinen noemden de burgten Cas^ tella of kleine legerplaatzen : ons woord Kasteel heeft daarvan zyn oorfprong. Het woord burg of burgt van bergen, komt zeer wel met het oogmerk overeen. Nu zullen de vrienden zich wel herinneren kunnen , hoe veele van onze plaatzen 'er op Burg uitgaan, als Valkenburg , Rhynsbiirg , Voorburg , Keenenburg, Toorenburg, Meerburg, Eenigenburg, Elburg , enz. D. Middelburg , Domburg ', dost- en Westzouburg, en welke al meer! E. Wanneer wy , het ganfche land door,die plaatfen willen opneemen, zouden wy'er nog meer ontdekken, welke van dat woord en van zeer oude tyden oorlpronkelyk zyn,. gelyk/?/. phen , Xanten en meer anderen aan oude Romer/die legerplaatfen hun beftaan te danken hebben. Ik geloof, dat wy om deeze redenen de eerfte en oudfle (leden van Germanien, Keulen, Trier, Bon, Tongeren en weinige meer ■ ■ - 9 ::.':-JÜt^ (*) Addam preefidiis duhiarum condiia umm Sed modo/ecuris non castra fed horrea belgis,; ausqöiuï.  B U & O T E W. 259 uitgezonderd, in onze Nederlanden zoeken moer ten. Dus zyn 'er in den naam ten minltert nog overblyffelen van de oude burgten , maar wanneer ik u zeide, dat nog in de voorige, ja zélfs in deeze eeuw onwederzeggelyke fpooren van deeze Romeinfche gebouwen op deezen grond te vinden waren? D. Indien bet u niet te veel gevergd is myn eelhart , zouden wy gaarn een weinig nader berigt van deeze alleroudfte gebouwen in ons land van u hooren. E. Hoe veel moeite het my ook kostte , om het regte fpoor daar toe te vinden zal ik my hier aan geenszins onttrekken : het behoort toch weezenlyk tot den alouden staat van óns Land , en ik heb u zelf tot het doen van deeze vraag aanleiding gegeeven. De oplosfing zai u nog meer overtuigen van de gegrondheid van myn gevoelen. Welk een voordeel Zou het aan de vroege oudheidkunde gegeeven hebben, indien de geleerde cannegieter zyn plan had mogen volvoeren; welk een gemak aan my! Fr. Wat was dat voor een plan ? Vader. E. Ik zal het u met zyn eigen woorden meededen , om dat het ons eenige handleiding kan verfchaffen, om geregeld voort te gaan. — Alle deeze Antiquiteiten , zoo fchryft hy in denzelfden wydloopigen brief aan van loon, zal ik het eerst van nooden hebben , zynde R 2 myn  2.60 plan v a n myn voorneemen in het befchryven der Mommeuten te volgen de wegen, die de Romeinen in deeze gewesten gewoon waren te gebruiken. Deeze wegen zyn twee ; te water of te land. Beide zyn weer meerledig. Die te water waren het meest door de Helium, zynde de westerfche mond van den Rhyn. De plaats ,van dit Helium heeft groote zwaarigheid. Zeker is het, dat een ftrang van dit Helium, genaamd de nieuwe Hel, het water van de Maas en de Waal naar Zeeland en Walcheren heeft gevoerd , en den naam heeft gegeeven aan de nehalennia, welk woord in oud Duitsch niet anders is, danGodin of Juffer of Vrouw van de Nije Hel,. gelyk blyken zal by de nadere ontleding van dit woord. Dit was ook de Alveus (de kif) door welke de Romeinfche en Brittannifche fchepen, naar Duitschland willende , voornaamelyk den Rhyn opflaken, het welk de reden is, waarom deeze dea nehalennia van de Kooplieden en Schippers met zoo veele fteenen altaaren is vereerd, en het is dezelfde nieuwe Hel, waar willebrordus , uit Engeland komende, is aangeland, volgens het getuigenis, van alcuinusj welke van daar verder door andere alvei en kanaalen van den Rhyn tot Utregt is gekomen. De naam Walachria geeft in oud Duitsch te kennen , Waale-beek of Waale-water. De oorzaak van deeze benaaming is niet vreemd en zal wydloopig door my worden betoogd, en alle ge-  CANNEGIETER. £01 gedenkftukken, naar vervolg uitgelegd; en die boven andere , welke tot het Land en de Inwooners betrekkelyk zyn. Dit- alleen heb ik willen zeggen , om te toonen, waarom ik ZeeZand het eerst zal moeten neemen in myn werk , want uit Zeeland, de Maas, Waal en Rhyn opklimmende, geeven my de Monumenten, op de oevers gevonden, telkens gelegenheid tot nieuwe ontdekking en ophelderingen. — Wat de landwegen aangaat, vindt men, hoe zy hun begin neemen van Lugdunum, het welk niet ver van de zee en omtrend midden tusfchen Helium en den midden-Rhyn, (deeze was het, die by het huis te Britten in zee liep,) gelegen was, en daarom in bet Itinerariüm van antoninus genaamd wordt Caput Germanice. Gy ziet met den eerften opflag, hoe deeze Jituatie van het Lugdunum afwykt van die der Had Leiden. Deeze wegen worden zeer naauwkeurig aangetekend in de tdbulce Peu~ tingeriance, van velserus uitgegeeven , en volgens die wegen zal ik de uitlegging van myne Monumenten plaatfen. Dus meen ik de Leezers als reizigers in het oud Batavien te brengen, en volgens de ordinaire wegen, ter regter- en ter flinkerhand, huizen, vesten, lieden, rivieren, bosfchen , tempels , altaaren , flagvelden, begraafplaatfen, en waarin verder een reiziger behaagen fchept, aan te wyzen en met Commenta* rien uit te leggen. Deeze reis meen ik te vervolgen van zee af tot aan Keulen, zynde de uiterR 3 fte  &6a. PLAN VAN fte- en hoofd-plaats van Gemania inferior, waaronder Batavia, ten minften de legioenen , in Bata* vien guarnizoen houdende , behoord hebben." Hierop begint hy van de aangenaamheden te fpreeken, waarvan ik in myn voorige aanhaaling reeds gewag gemaakt heb. Vr. Dan heeft de man dit voorneemen niet volbragt ? E. Geenszins. Of hy reeds een aanvang gemaakt had met de oudheden, daar hy van tyd tot tyd de afbeeldingen en befchryvingen van had verzameld; — of de dood hem in dit uitgebreide werk is overvallen, dan of hy het met de boekverkoopers niet eens heeft kunnen worden , weet ik niet: maar dit weet ik, dat wy hier jn een Thefaurus of fchat van oudheden misfen welke voor ons van geen minder belang zou geweest zyn, dan die de beroem-"e gr^vius, gronovius , salengre en anderen met groote moeite en kosten verzameld hebben. En wie zal dit vergoeden ? Het werk wordt hoe langer hoe moeijelyker, naar maate de oude gedenkftukken meer verftrooid , verduisterd en van onzen grond verwyderd raaken. In cannegxeter was taal en oudheidkunde, beleezenheid en een uitgebreide Correspondentie, met een onverzadelyke zugt voor Oudheden , byzonder van zyn Vaderland, vereenigd. Daar wy nu zulk een gids misfen, zullen de vrienden zich wel willen te vrede Hellen met deeze en geene proe-  cant^egieter. 263 proeven, zoo ten opzigtvan de oudftebebouwde plaatfen in ons Land, als ten aanzien van de merkwaardigde oudheden , welke daar gevonden zyn en tot onwraakbaare bewyzen verftrekken, dat de Romeinen hierin een groote menigte langen tyd zich gevestigd hebben. Wy zullen ons niet naar Zeeland begeeven , dit zou "Wat ver uit den weg zyn , maar terftond aan land gaan en in zöo ver den beroemden cannegieter navolgen/dat wy de oude reiskaarten ia de hand neemen. Fr. Van deeze kaarten heeft Vader ons reeds in den beginne gefproken. Mag ik vraagea van welken oorfprong dezelve zyn. E. Zeer wel. De Romeinen, zoo lang hun Staat in orde was, behandelden alles met het grootde overleg. Dat zy in alle landen, waarin zy eenig gezag oeffenden, wegen lieten aanleggen , hebt gy reêds gezien. Wanneer hunne Legioenen te velde moesten , wierden 'er kundige lieden voor afgezonden, om naar gefcbikte plaatzen tot het optlaan van een leger om te zien. Het kamp wierd opgenomen en de gereedde weg , langs welken het leger en de Voorraad trekken moest, van af (land tot afdaud afgemeeten, en de rust- en dandplaatzen aangetekend. Deezen noemden zy Metatores ert Menfores. Het was dus alles van te vooren bepaald en de geleiders moesten zich hier naar gedraagen, op dat men het leger mogt aantrefR 4 fen,  •04 . ROME-INSCHE fen, kondfchap krygen , voorraad toefchikken, wanneer de noodzaakelykheid bet vorderde. Mets kan ons hier van beter begrip geeven, dan het geen wy vinden in het derde boek van vegetius over de krygszaaken der Romeinen. „ Een bevelhebber moet met alle zorg en vlyt toezien,dat hy op de marsch geen aanpoot Iydt, of denzelven met gemak afkeere. Vooreerst moet hy de reisboeken van al de Janden, in welke de kryg gevoerd wordt, volkomen zich eigen maak'en, op dat hy de afItanden der plaarzen niet alleen met het getal ,der fchreden, maar ook de geueldheid der wegen kenne , de toepaden , de pleisterplaatzen , de bergen, de rivieren in aanmerking neeme. Dit gaat zoo ver, dat kundige en wakkere legerhoofden deeze reisboeken der gewesten , waar zy heen trekken, niet enkel in fchrift,' maar in aftekening hebben , op dat zy niet alleen door nadenken , maar met hun oog den besten weg mo ren kiezen. Daarenboven behooren zy met de verllandigfie en meest vertrouwde mannen over elk landfchap, waarvan deezen de beste kennis hebben, te fprcvkm, en uit de meeste overeenkomflen de waarheid optemaaken." Zoo fchryft ook lampridius in alex. sbverus. „De.dagen tot den legertogt beftemd, wierden openlyk bekend gemaakt. Twee maanden van te vooren wierd het bevel opgehangen, waarin de Keizer aankondigde, dat hy op dien dag eat  REISKAARTEN. 20^ en op dat uur zou op reis gaan, en zoo de Goden wilden, zieh tegen dien tyd op zyn eerfte rustplaats bevinden. Alle deeze manfiones, plaatfen, waar men halte houden , of voorraad ontvangen moest, wierden naar orde aangeweezen." DeMetatores moesten derhalven gevat zyn op alle de wegen, door- en overtogten ,lieden, fterkten, pleisterplaatzen en derzelver afftanden , op dat de legerhoofden daar over met hun zouden kunnen raadpleegen. Ten dien einde wierden van landfchap tot landfchap alle de krygswegen en ftandplaatzen opgefcbreeven en opgetekend. Van het eerfte hebben wy een bewys in het reisboek , dat naar antoninus genoemd wordt, en van het laatfte in deeze reiskaart. Men gaf dezelve in fehrift of in tekening of beide mede aan de bevelhebbers , op dat zy daarna volgens het bepaalde plan hun reis zouden inrigten. Lang zogt men naar zulk eene reiskaart, maar te vergeefsch. Ten laatften mogt het aan beatos rhenanus gebeuren , eene aan te treffen , in de beroemde boekery van coenraad peutinger. te Augsburg: maar dezelve kwam niet eer in 't licht, dan na dat marcus velserus, een man niet min dan peutinger uitmuntend , zoo door zyne kunde, als door zyne geboorte en waar-, digheden, twee brokken onder eene menigte andere fnippers na het overlyden van peutinger in deszelfs Bibliotheek aantrof, welke R 5 hy  2Ö6 romeinsche hy aan den grootften aardrykskundigen van dien tyd, naast cluverius , aan abr. ortelIus te Antwerpen zond, die dezelve aan zyn vriend, den geleerden Boekdrukker joh. moretus overgaf. Velserus begreep toen, waarom peutinger zien van de uitgave onthouden had , maar teffens, dat de geleerde waereld liever een weinig, dan niets van dien aart zou verkiezen , daar toch in deeze (lukken een aanwyzing gefchiedde van een aanmerkelyk deel van deeze Westerfche oorden. En hy gafze daarom, zoo als zy waren, met zyn^ aantekeningen, getrouwelyk in 't licht. Wy hadden vooral reden, om met deeze uitgave in onzen fchik te zyn, wyl ons geheele land daar in aangeweezen is. D. Her zou echter wenfchelyk zyn, dat de gehee'e k ;art ondekt wierd. E. Dat is zoo. Hy beloofde alles te zullen aanwenden, om die op te fpooren, en dezelve dan ook aan ortelius te zullen zenden , en dat gelukte hem omtrend twintig jaaren naderhand. Ortelius was voorneemens dezelve met zyne ophelderingen uit te geeven, maar de dood verraste hem; by uiterfle wil beval hy ze aan moretus. Dus heeft men nu drie on< derfcheiden exemplaaren, twee (lukken en eene geheele kaart, beginnende met de uiterfle paaien der Romeinfche heerfchappye in het westen, en loopende tot aan den oorfprong van de rivier de Ganges in het oosten, alleen een wei-  REISKAARTEN. 267 weinig van Brittannien , Aquitanien, Spanje en Africa uitgezonderd. Zy bevat al wat tusfchen de groote of Atlanthifche zee., gelyk de ouden die noemden , begreepen is. Men fchryft het ontdekken van deeze kaart toe aan coenraad celtes; zy was met Longobardifche letteren befchreeven. Oorfpronkelyk fchynt zy onder den Keizer theodosius en deszelfs zoor nen, ten minsten voor de tyden van arcadius en honorius gemaakt te zyn,voor en al eerde Barbaaren zich meester van verfcheide hier aangeweeze Provinciën gemaakt hadden. En daarom wordt dezelve doorgaans de Tlieodufiaarfche of Augsburgfche reiskaart genaamd , in onderfcheiding van het Antonynfche reisboek. Dat hy onder de laatfte Keizers getekend is , welke regeerden voor de tyden van trebellius en vopiscus , blykt uit den naam Franci in het Overrhynsch Germanien. Men noemt de laatfte Keizers, niet , welk dien naam hebben gevoerd , maar welke het laatfte deeze gewesten onder hun magt gehad hebben. Sommigen meenen , dat deeze kaart na dat reisboek zou vervaardigd zyn, maar dat geloof ik niet. Zy komen wel in verfcheide opzigten overeen, gelyk dit behoorde, maar verfchillen ook dikwerf in de naatnen der plaatzen en in de afftanden. Soms wordt ook in de eene een plaats genoemd , die van den anderen wordt overgeflagen. Zoo vindt men het Trajecïum of Utrecht  £08 fcOMÈIfoSCHfe Utrecht in het reisboek , maar niet in de reiskaarten. De geheele kaart beftaat in eene ftrook van byna een Augsburgfche voet breed, en meer dan twee en twintig voeten lang, op bladen • van parkement aan elkander geplakt. D. Hoe kan 'er dan met mogelykheid het evenredige tusfchen de lengte en de breedte van den aardbodem in agt genomen zyn? E. Toen het gerugt van deeze reiskaart zich verfpreidde, verbeeldden de geleerden zich een fcheidsman van alle Geographifche gefchillen daarin te zullen aantreffen : maar de uitkomst beantwoordde in zoo verre niet aan de verwagting. De maaker van deeze reiskaart was geen Meetkundig Landbefchryver, en hieldt zich niet op met den waaren afftand en (trekking van land , kusten en rivieren, volgens den Meridiaan en de graden van lengte en breedte, aan te wyzen: hy was een Legermeeter, en het was hem genoeg de volgorde der Stations langs de heirwegen met het getal der mylen aan te tekenen, welke aantekening fomtyds voorwaards , fomtyds agterwaards gaat. Niet te min geeft deeze kaart by het reisboek van antonyn zeer veel opheldering in de Aardryks- en Gefchiedkunde. Men treft 'er zeer veele plaatfen aan, welke nog in wezen zyn, anderen, welke wy zonder deeze (tukken niet zouden kennen. Zy helpt ons dus in veelen opzigte op het fpoor om verder te zoeken. Zoo wordt de twist, of Ges-  2. tZ&w a&d&eéte/ >tn^v Ae£ ■&>fj^eed&/ *J%zi&y, em/ 3 &n/-tUtt»»M&.ai* ee^w^^^ vrror x*v >w A^^ap der ty<ü'yy*n,van, I^UG-DÏÏNUM t at ITOVioMAGTJM *t*é v^^aanj^^^.   REISKAARTEN. 20*t> Gesforiacum en Bononia twee onderfcheiden plaatfen en havens zyn aan de Gallifche kust, of een en dezelve, in den laatften zin hier beflist. En ten opzigt van ons Land, — de plaats, waar het eiland der Batavieren ligt. Wanneer men de verftrooide letters by een zoekt, maaken zy Patavia uit, gelyk de rivier Patabus door letterverwisfeling niet anders dan de rivier der Bataven is (*). Ik heb de moeite genomen om het eene kaartje, dat het volkomenfte en naauwkeurigfie Huk uitmaakt, zoo getrouw als my mogelyk was na (*) De grnntfte Geleerden maaken daarom van deeze reiskaarten veel ophef. „ Tab. müitari peutingeri nihil ex antiquis monumentis, qua extant, emferri, nedum pmferri potejl." Andr. schottus in prajfatione ad Itinerarium antonini h. smnm. En tavlvs merula in prsefatione Cofmogr. „ Cornï mijjum ejl Itinerarium antonini , vel cujufcunque eenfendum, cum Jmpla tabula Itineraria, quee duiïu joh. jioketi, aufpiciis viri nobilis m. velseri ex illufiri PEUtingeri bibliotheca, in lucem prodiit. Plus habet in recejju , quam frons promittit. Licet fint infinita ibi depravata £f turbatioris ordinis, tarnen comparata cum antonino nullo negotio pojfunt corrigi £5? adfua revocari Caftra. — Procurrit Jieec tabula ah eccidentali oceano per continentis totius longitudinem ad orientalem ufque, Jingula notans loca nee non locorum, indujlria ftupenda, diflantias £? intervalla" Beatus rhena- hus, FRANC. IRENICUS, GERH. HOVIOMAGUS fprakefl 'er op dezelfde wys vaa.  2?9 romëinsche na te fchetfen. Gy ziet Lier eerie zonderlinge netheid in doordraaien, wyl alle de deden of fterkten op eene onderfcheide wyze zyn afgebeeld. Van de twee andere heb ik alleen zoo veel hier by getekend, als ons Land betrof. R. Gy offert waarlyk al te veel aan ons genoegen op, myn eelhart. E. Gy ziet hier de beide wegen in ons Land duidelyk aangeweezen , tusfchen den Rhyn aan den eenen en Maas en Waal aan den andeTen kant: maar aan den overkant van den Rhyn ziet gy wel naamen van eenige volken, de Vaplivarii, waarfchynlyk dezelfde met de Anfir harien van tacitits , Chaci of Chauci, CrepJtini, Chamavi, die weder onder den naam van Franci begreepen worden , dan gy ziet 'er geene wegen aangeweezen; ten bewyze,dat de Romeinen dezelve daar niet aangelegd , of dac zy , toen ten .minften, op deeze volken geen invloed hadden. Nu zal ik u de plaatfen opnoemen , welke in ons Land op de kaart getekend ftaan , dan gy zult van de meesten vooreerst weinig denkbeeld kunnen maaken, zoo vreemd zullen zy u voorkomend D. Kan men niet navorfchen , op welke plaatzen die naamen pasfen ? E. Zeer bezwaarlyk. Geduurende zoo veel eeuwen in zoo veele omwentelingen en verwoestingen, welke ons Land by geduurige verandering van bewooners ia vervolg van tyd on-  reiskaarten. 9?I ondergaan heeft, is het zeer moeijelyk van alles het regte fpoor te vinden: te meer moeijelyk , daar de rivieren ook hier en daar haaren loop verlegd hebben , oude lieden geheel verdweenen, andere verplaatst zyn. De gedagten der kundigften zyn zeer onderfcheiden. Zyn het vreemden , zy hadden geene genoegzaame kennis van dit Land; waren het inboorlingen, zy trokken doorgaans party voor eene of andere ftad, waar van zy de oudheid wilden bevorderen. Ik zal een en ander gevoelen bybrengen , en wy zullen zien , wat wy 'er van kunnen opmaaken: de zaak is toch van veele aangelegenheid. Ik zal der vrienden geduld wat moeten vergen : wanneer men moeite aangewend heeft, wil men 'er gaarn genot van hebben. De eene weg , welke langs den linker oever van, den Rhyn liep, ftrekte zich van i. Lugdunum over het 2. prcetorium Agrippince uit tot 3. Matilo,4. Albamanis, 5. Niger Pullus, 6 Lauri, 7. Fletio , 8. Levts fanum , 9. Carvo , 10. Cajtra Merculis, 11. Noviomagum. Door welke bertius , een beroemd Duitsch Landbefchryver , verftaat 1. Leiden , 2. Roomburg, 3. Koudekerk, 4.Alphen, 5. Woerden, 7.Vleuten, 8 Leeuwen,. y.Grave of Kellem en ij. Nymegen. De zesdeen tiende plaat zen , Lauri en Caftra Herculis, laat hy onbepaald. De andere weg liep tot aan en over de Maar &nWaal,op deeze wyze. 1. Lugdunum, 2. Forum Hadriani, 3, Flenium , 4. Taili, 5. Caf-  2?* ROMEINSCHE Cafpingium , 6. Grimes , 7. ad Duodecimum, «. Noviomagum. Volgens hem, weder 1. Leiden , 2. Voorburg, 3. Delft , 4. Alblas, 5. Giesfen, 3. Nymegen. Zes en zeven , Grinnes of Grinnibus en ai Duodecinum; weet hy niet te huis te bréngen. Ik wenschte wel, dat cluverius, anders een der kundigfte Geographisten, ook van de voorige Eeuw, met meer omzigtigheïd in het ontknoopen van deeze naamen was te werk gegaan. Hy heeft zich lang in ons Land opgehouden, en daarom tón hy alles met onzydigheid hebben nagefpoord: maar hy verandert de naamen, de orde en de getal-'' len, of verplaatst van den eenen oever op den anderen,al naar dat het tot zyn oogmerk dienr. Op weinig na komt hy ook met b&rthjs overeen. Door Lam' verltaat hy Leerdam, en door Grinnes , Rheenen. Hy beredeneert zyn gevoelen wel meer, dan bertius, maar meest alles komt toch op zyn gezag uit. Menso alting , de geleerde Burgemeester van Groningen handelt anders, hy eerbiedigt cluverius in zyne kunde, maar houdt hem geenszins voor een onfeilbaaren fcheidsman. Ook laat hy zich niet verleiden , gelyk veelen, door gelykluidendheid van benaamingen , maar houdt zich aan de .aangeweze afftanden van de naast aangrenzende plaatzen, en geeft ons op, wat hy daar aantreft. Volgens hem ig Lugdunum Loosduinen of Loegsduinen , 't 1 Prte*  REISKAARTEN. 373 Pratorium Agrippina Roomburg , Matilo Homade of Homde, Albinianis Alphen, Niger pullus, waar rm de Slecter Polder ligt, Lauri eene plaats het Hof genaamd, misfchien naar eenige daar geplante laurierboomen dus geheeten. Fletio plaatst hy tegen over Vleuten aan den krommen Rhyn , LevcB fanum naby Wyk te Duurftede : Carvo is Rawyk, Ca/tra Herculis Malburg, Noviomagum Nymegen. Aan den anderen weg , weder beginnende met Lugdunum of Loosdui' nen, noemt hy Forum Hadriani Voorburg; tusfchen beiden laat hy Flenium onbepaald , waar cluverius gelyk eertius Delft door verftaat met al te groote verandering van de getallen. Door Tabli of Tabla verllaat hy mede Alblas ; door Cafpingium Afperen, Grinnes plaatst hy by de Veerhuizen tegen over het gehugt Remmerten : Ad duodecimum duizend pasfen bo« ven Lewen, en zoo komt hy weder te Nymegen. S. van leeuwen (*) en g. van loon, leg- (*) Volgens den eerften is Lugdunum Leiden, Prcetorium Agrippina ook Roomburg, Matilo Rhynsburg, Albiniano Alphen, Nigro PulloJVoerden, Lauri Leerdam, Fletione Vleuten tusfchen Utrecht en Woerden, Levefano Leeuwen, Carvone Grave, Caflra Herculis ErkeUns, Novitmago Nymegen. Hij voegt 'er by Arenatio of Arenacum Rencom, by cluverius en anderen Am' hem, Burginatio Bimmen, dit meenen fommigen , dat hetzelfde is met Quadriburgum: (Altimg plaatst bet IV. deel. S waar  274 | o m i i u l c h j leggen deeze plaatfen doorgaans weef anders uit. • D. Geeven zy meer licht ? E. By van leeuwen vinde ik veel zonder grond gefield, van loon heeft zich veel werk gege-even, om deeze wegen naar te fpooren , en daarover, gelyk ik uit de onuitgegeeve brieven gemerkt heb, met zynen vriend cannegieter. gehandeld. Ik zal 'er hem daarom by voegen, en hier by zullen wy het laaten berusten , om u niet te verwarren , nog te vermoeijen. Hy begint dan en te regt, met de mylpaal, die op de kust gefield was (*). Van daar tot aan Lugdunum of Longodeinon waren tweeduizend fchreeden. Het komt 'er veel op aan , wat wy door dit Lugdunum te vcrftaan hebben. Men heeft deezen naam gegeeven aan Leiden, of gelyk het van ouds genoemd wierd Leithen, en het in onderfcheiding van Lions en andere plaatfen, Lugdunum Batavorum genaamd. Ptolojm^eus noemt, het Caput Germanice , men heeft hier van de hoofdwaar Biefenburg geflaan beeft en denkt by Arenacum of Arenati* op darten Herwen,') en CohniaTrajana CSln Gf-Keln, ook volgens cluverius en altinc. Langs den heirbaan aan de andere zyde noemt hy 't Forum Adriani ook Voorburg, door Fknium verftaat by een ander Vleuten. Tablis is mede Al bias, Caspingio Giesfenburg, Grinnibut Rheenen, ad DuodecimuniVageningen, (*) Zie vak loojj , oude Hol!, hijiorie bi, 174.  REISKAARTEN. 27? hoofdplaats van Germanien gemaakt, en dit meende men kon in deezen oort op geen andere ftad pasfen, dan op Leiden naast dmfterdam de grootlle en volkrykfte ftad , maar veel ouder dan deeze: dan het woord caput betekend hier niet anders dan het begin , gelyk pes imperii het einde van het gebied. Het kan weezen, dat men Loosduinen voor dit Lugdunum te neemen hebbe, maar liever geloove ik, dat deeze plaats diep in zee bedolven ligt. Van loon meent, dat daar een heilig bosch geweest is, waar van de overblyffels by het huis te Britten zomtyds befpeurd worden, en hy zelf de ftronken en ftruiken, door de zee aangefpoeld , in February aantrof. Lucodumm zou dan zoo veel betekeaen als een heilig woud in het duin (*_). Drié mylen verder is het pratorium of het Hof van agrippina. Zy die Lugdunum voor Leiden houden , moeten dit Hof verder landwaards in plaatfen, te Roomburg of elders, maar dit doen zy zonder reden. Wanneer men de afneeming van het ftrand berekend, en de plaatzing van het prmtorium in de 3 kaartjes vergelykt met Bri'tenburg en Roomburg , ziet men overtuigend, dat her preetorium niet boven, maar bereden Leiden moer gelegen hebben, en anders raakt uien met de volgende plaatfen ia de war. H. (*) Mag ik by deeze gKfing een andere voegc-n. In Groningerland z'.-p;f iren in 't l.oeg , voor in het Dorp en dan zou het een Dorp in de Duinen betökeiieBS S a  376 rom eins c he H. jumus gaf aanleiding tot misverftand, wanneer hy het Pretorim en het Armamentarium tot een gebouw wilde maaken. Wy zullen daar over nader handelen en zien, dat het pretorium Agrippina, noch te Valkenburg, noch te Rhynsburg beneden, of tzRoomburg boven Leiden moet gezogt worden: maar wanneer wy alles met elkander vergelyken , de plaatzing op de drie kaartjes, de afbeelding van het gebouw, en het Iangduurig verblyf van germanicus met zyn leger aan die kust, zyn wy voor ons zeiven overreed, dat men dit pretorium nergens anders behoeft te zoeken , dan aan de Noordzee. M. Komt Leiden dan in 't geheel in geene aanmerking? Ik heb wel gehoord , dat de Burgt van de Romeinen gebouwd is. E. Van loon rekent van het pretorium agrippin^ vyf duizend fchreden, en dan komt men te Matilo , waar door hy de plaats verftaat, waar naderhand de Burgt gebouwd is. Zeker is dezelve van zeer oude herkomst, maar niet zoo als zy nu is , van de tyden der Romeinen. Hy geeft zich veel moeite , om deeze vreemd luidende naam uit de oude taal af te leiden, en maakt 'er een hoogte van of een eilandje aan de Ma gelegen. Door dit Ma verftaat hy het water de Mare, dat uit den Rhyn onder de Marapoort door naar Warmond loopt, waar van het Marendykje, Marendorp, misfchien ook Ho-ma en Alke-ma genaamd zyn. De grond waarop de burgt ftaat is opgehoogd uit het bed van den Rhyn.  REISKAARTEN. 2^? Rhyn. En men is daar door niet in ftaat om de oude fondamenten en overbiyffels der Romeinen, welke ik my daar verbeelde in menigte onder den grond te leggen , op te fpooren. Zonder my over de naams afleiding uittelaaten, of te bepaalen, dat de Marefaaten, zoo veel als in* gelanden van de Ma of Mare zich hier omtrend zouden hebben opgehouden en hier naar benoemd zyn, kan ik deeze plaatzing van Matilo , wat het dan ook geweest hebbe, beter goed» keuren , dan dat hy Albimana of Albiniana tweeduizend fchreeden verder zoekt in Roomburg , gelegen even boven Leiden , ter plaatze waar de Rhyn zich in twee armen fplist. De meeste gevoelens komen toch daarop uit, dat men door Albiniana Alphen verftaan moet. Dus genaamd naar prosper albinus of alphenus varus , welke hier hunne legerplaats zouden gehad hebben. Dit is zeker, dat te Roomburg een Romeinsch wapenhuis is geweest, en dat te Alphen zoo wel als daar Romeinfche oudheden gevonden zyn. Van zommigen wordt het ook Alpheniana genoemd. Daarentegen begint van loon op een afftand van vyfduizend fchreden de zwarte Kiekenbuurt, of Niger Pullus. Men meent, dat hier een voornaame pleisterplaats geweest is, waar het zwarte kieken uithing , waar van men meer voorbeelden aantreft. Nu is het opmerkelyk , dat men eene plaats van dien naam te Woerden vindt, de S 3 zwarte  i?8 ROMEINSCHE zwarte Kvker buurt , waarom veelen meenen , dat men hier den grondOag van (Voerden zoeken moet. Alting maakt \r alieen eene niet ongegronde aanmerking tegen, dat men dan kezen moest ad Nigrum Pullum. Van loon lirekt deeze buurt ter lengte van twaalfduizend fchreden uit, en dan brengt ons dezelve eindelyk te Woerden , het welk hy door Lauri of Wauri verllaat. Hoe het zy, in de zaak zelve blyft weinig Oi dtrfcheid over. Wanneer men zestien duizend fchreden verder den Rhyn lanas gaat, komt men aan de Vaart of Vliet , welke van Vianen naar Utrecht loopt, én daarom zou deeze plaats Fletio genaamd zyn. Juist daar, waar men naderhand Utrecht heeft gefiicht. D. Utrecht is zeker eene zeer oude ftad. E. Wyl zich daar de Rhyn ook fplitfte , en éen tak vormt, welke de Vegt geheeten wordt, was deeze plaats zeer gefchikt tot een overtogt óver de Rivier , en tot den koophandel. Men heeft daaromtrend eene Romeinfche burgt gelTichtj antonia genaamd, welke naderhand naar de Willen, die met de Sclaaven in dit land kwamen vallen, Wiltenburg zou genaamd zyn. Dit Tra* jeclus, naderhand Ultrajeiïum of de oude Overtogt , is van tyd tot tyd mét gebouwen vermeerderd, en ten laatften tot een aanmerkelyke koopfiad aangegroeid , even als haare mededingfter Wyk te Duurftedt of Dorojladum, ook eene zee? oude9  REISKAARTEN. E?9 püde, en wel eer bloeijende handelplaats , gelyk zy heide aan het zelfde noodlot, aan de flrooperyen der Noormannen méér dan eens zyn blootgelleld. Men meent, dat Maastricht Trajettum Novum , de nieuwe Overtogt , ©f de overtocht aan de Maas in onderfcheiding van dit Trajeclum ad Rhenum genaamd wierd. Van dit Traje£tus gewaagt het reisboek van antonyn , en voegt 'er Mamaritio by , waar door cluverius Maurik verflaat. Hier verliet volgens van loon de heirweg den Rhyn , en liep tot aan de Lek agtduizend fchreden voort, waar men eene Capel of een heiligdom vond, ter eere van eene Leva geftigt, welke wy voor eene Bataaffche Heilige , even als nehalennia en velleda , te houden hebben. Alting meent , dat Levenof Lewendal in Friesland ook naar haar genoemd is. Ro. Zoo dat deeze reiskaarten ook dienen , om ons nog eene zoogenaamde Germaanfche Godes te doen kennen. E. Als eene Romeinfche kunnen wy ze niet aanmerken, fchoon zy door de Romeinen volgens hunne gewoonte mag geëerd en haar een heiligdom toegewyd zyn. Zy zal in haar leeven ook eene berugte wyze vrouw of waarzegfier geweest zyn. Dertien duizend fchreden voortgaande kwam men te Carvo, het wdfc dóór zommigen voor Wyk te; Duurftede wordt S 4 ge-  SSO ROMEINSCHE gehouden ; by van loon is het eene plaats in de Betuwe / tegen over Wyk te Duur/lede, omtrend Ravesway. Nog agtduizend fchreden langs den Rhyn , welke men by Carvo weder aantrof, voorttrekkende, kwam men aan de Legerplaats van hercules, welke daar even als te vooren Leva , geëerd wierd, maar niet door de oude Batavieren, fchoon veelen ook hier uit hebben willen bewyzen , dat zy volgens tacitus den hercules goddelyke eer beweezen. Ik heb te vooren getoond,dat deeze groote gefchiedfchryver zoo wel als julius caesar , door de gelykformigheid van naam , van eerdienst, of toegefchreeve eigenfchappen zich zeiven en onze Schryveren misleid heeft. Zelfs de bynaamen van hercules saxanus of maousanus doen in deezen niet af, wyl dezelve aan Vorften uit vieijery gegeeven zyn, en wel in 't byzonder aan den tyran commodus, gelyk de Landvoogden, welke met volkomen gezag bekleed waren, en zich als andere Keizers gedroegen, toen genoemd wierden. Sommigen Hellen uit de overeenkomst van naam vast ,dat men Erkelens, of Gorcum en het land van Arkel, voor deeze Caflra Hercules te houden hebbe , maar zy leggen te ver uit de cours. Wageningen of nog beter eene plaats over Wageningen, welke van loon en anderen omtrend Rawyk Hellen, komt hier eer in aanmerking. Eindelyk na tien duizend fchreden door de Betuwe, voortgeloopea te heb,--  R e i 8 K. a a r t Ë n. 261 hebben j, kwam deeze weg uit te Nymegen. Nu keeren wy tot de mylpaal weder, om daar den anderen weg te bewandelen* R. Waar Mond die mylpaal? E. De juiste plaats kan men zoo min bepaalen, als die van het oude Lugdunum, om dat zy beide door de zee bedekt zyn. In het begin van de zestiende Eeuw vond een boer te Plisgene by Naaldvyk by het omploegen van zyn akker een fraaije mylfteen , welke dit opfchrift had (*) : aan den imperator cje- SAR MARCüS aurelius antoninus augustus , opperpriester met de MAGT van cemeensman voor de vyftiende en consul voorde der tiende maal. En üan den imperator CESAR lucius aurelius VERUS augustus, met de MAGT van GEMEENSMAN voor de tweede en consul voor de tweedemaal. 9500, (bf i2000) schreden van de maas (oï van de zee of van Matilo,) tot by de uiterste caninefaaten. Deeze mylpaal van gryze fleen agtien Rhynlandfche duimen over het kruis dik, en met het dekftuk omtrend vier en vyftig duim hoog, op een agtkant voetftuk van twintig (*) imp. CB.S. m. aurel. ahtonino. aug. pont. max. tr. pot- xvi. co. xiii. et imp. ces. l. aurll. verg aug tr. pot. ii. cos. ii. a. m. a. e. c m. p. xii. Dfi getallen en de onderfte letters worden verfchillena geleezen en uitgelegd. S 5  ê§2 ROMElNSCHE tig en een half duim, wierd omtrent het Jaar 163 van onze tydrekening opgerigt. Naderhand heeft van loon dezelfde gezien en afgefcbreeven op eene buitenplaats een uurtje ten oosten 'x Gravenhage in 't Duin. Zulke paaien werden op den afitand van elke myl of duizend fchreden, zynde volgens plutarchus bynaagt ftadien, opgerigt. Van loon houdt dit voor een grenspaal tusfchen de Batavieren en Cani' nefanten : dan terwyl de laatfte zeven Woorden maar met voorletteren gefchreeven zyn , kunnen zy op verfcheide wyzen worden uitgelegd. Liever zou ik met anderen het voor een mylpaal houden , dan of het deeze geweest is, van wslke de meeting tot aan Lugdti. num begon, durve ik niet bepaalen. Nadien 'er zoodanige mylpaalen zeer veele op onzen grond gedaan hebben, maar door den tyd verdweeden zyn. R. Dat is jammer, anders zou men door dezelve de oude Romeinfche wegen hier en daar kunnen ontdekken. Maar is 'er niet eenig overblyffel van die wegen , welke zoo zeker gemaakt waren ? * E. In andere hooge landftreeken is dit eer mogelyk. In Engeland vindt men 'er volgens cambden nog overblyffels van, maar in onze laage drasfige gronden is hier , na zoo veele overftroomingen, zoo veele omzettingen , geduurende zpo veele verandering baarende Eeuwen, weinig  REISKAARTEN. 2.8$ we'nig verwagting van. Anders was de zaak fchielyk beflist. Evenwel zult gy zoo ftraks hooren, dat niet alles verzonken of verdweenen is. Van de eerfte mylpaal dan tot Lugdunum -wee duizend fchreeden gevorderd zynde, liep dezelfde weg zuidwaards, twaalf duizend fchreeden voort, tot aan het forum of de markt van HADRiANUS, welke volgens algemeene overeen! temming by Voorburg of Forburg geweest is. Dan over het volgende Flenium , dat agtien duizend fchreden verder lag , is men het in lang zoo eens niet. Van loon brengt ons aan de Rotte by een zwaar flot of een vierkant Romeinsch gebouw met twee toorens van duiffteen, daarom van ouds het Duive- of Dui(ftsenen huis genaamd , op welkers fondamenten het huis te Krooswyk zou geftigt zyn. Gevonde penningen van hadrianus en andere Romeinfche Keizers bevvyzen althans , dat de Romeinen zich ook daar genesteld hebben. Van Flenium, wat men dan ook hierdoor te verftaan hebbe , liep de weg twaalf duizend fchreden voort tot aan Tabla of Tablas, Waar door men in 't algemeen Ablas verftaat, en in deeze tusfcherruimte over Kralingen, door de veengron den van den V Graavenweg ter zyde Trompenburg , door den Esfchenlaan tot het huis Rustwat, zyn de overblyffelen van dien hcirweg,en by Kralingen en te Alblas ontdekt. „Deeze weg fchoon in weeke en morasfige gronden gelegd, fchryit  &H ROSfEINSCHB fchryft van loon bladz. 181. van zyne aloud, Hollandfche historie," is tot op den huldigen dag zoo hegt en beftendig, dat men op denzelven zonder heywerk en de minfte vrees van te zullen zakken, de zwaarlte gebouwen kan zetten: in zoo verre , dat ik in den grond van dien ouden weg, op de katoendrukkery van den Heer johan burger, een gegraaven kelder gezien heb , welke, hoe wel door geen muurwerk omvangen, egter des 's winters zelfs volkomen digt was." Fr. Nu weet, ik waar het fpreekwoord vaa daan komt : liet is zoo oud als- de weg van Kraalingen. E- [uist ; en dit fpreekwoord, het geen vooral in dien oort van Zuidholland zoo fterk in zwang is, bevestigt het geen van loon fchryft, Naderhand fchreef hy aan cannegieter, dat men op zyn landgoed te Alblas ook zulk een overblyffel van dien weg ontdekt had, waarop cannegieter in zyne onuitgegeeve brieven zegt, dat dit hem volkomen fterkte in het denkbeeld, dat hy zich van dien weg gevormd had. Van Tablas of Alblas ftrekte zich de we* ter lengte vanagttien duizend fchreeden tot aan Cafpmgium , waar door men zeer gevoeglyk Ajperen verftaan kan , aan de rivier de Linge gelegen. Alting is ook van dit gevoelen. Zes duizend fchreden verder lag Grinnes, waar door hy Gorcum of Gorniehem verftaat; gelyk het  REISKAARTEN. agy »ët in klank ruim zoo veel met Grinnes overeenkomt als Rheenen.. Nogthans durve ik hier niet beflisfen. Van daar kwam men agtiïen duizend fchreden verder aan den twaalfden, mylfteen namelyk , zoo als men dit meer op de reiskaart aantreft , —. tot den tienden , den twintigften, den honderften mylfteen, waaruit men kan opmaaken , hoe veele zulke fteenen ook hier te lande geplaatst waren. Twaalfduizend fchreden verder dan, kwam men weder te 2V> mgen , waar de twee wegen zich even als by de zee te Lugdunum vereenigden , het geen niet onduidelyk aanwyst, dat de eene zoo wel als de andere reeds toen aanmerkeïyk waren. De plaats, waar deeze twaalfde mylfteen ftond , van Nymegen af te rekenen , komt uit tusfchen het huis Oyen en het huis dppenburg. Anderen plaatzen hem by Lent. Wanneer men nu deeze fchreden opneemt hoewel de getallen niet altoos wegens het verfchil met de Romeinfche voetmaat uitkomen verkrygt men toch eene fom van agt en negen* tig duizend, het geen met de opgegeeve lengte van het Eiland by plinius nagenoeg overeen, ftemt , en zoo bevestigt het een het ander. Ziet daar myne vrienden , wat 'er van deeze aangetekende plaatfen is op te maaken: verder kan ik het niet brengen. Daar men in opzigt van eenigederzelvevry wel overeenfteint, kunt ge, tot dat de tyd nadere ontdekking doet, epmaa. keu,  3$& tOUHJSSCHï ken, dat de eene weg van de zee over 't huis te Britten, Leiden, Alphen, Woerden, Utrecht niet ver van Wyk te Duurfiede en Wageningen heeft geloopen tot aan Nymegen, en de andere aan den zuidkant over Voorburg , Kralingen, Alblas , A/peren en zoo voorts over de Waal naar Nymegen. M. Zyn wy deeze wegen nu ten einde, Vader? E. Ja Dogter, en gy zult al vermoeid zyn, maar my heeft deeze wandeling veel meer gekost , men kan het op weg niet altoos even aangenaam hebben. Ik heb het zoo kort afgemaakt, als my mogelyk was. Fk. Mag ik vraagen, hoe het komt, dat Va. der niet fpreekt van den weg, welke door den Heer paludanus opgefpoord is? E. Ik fpreek 'er tot dus ver niet van, om dat dezelve niet liep over een van die plaatfen, welke wy genoemd hebben. Herinner u frederik , dat deeze heirwegen in de Kaart aangeweezen , zich niet buiten de linkerzyde of zuidkant van den middel Rhyn uitftrekten ; dat in de Kaart alleen maar de volken worden opgenoemd , welke over den midden Rhyn , de grensfcheiding tusfchen Gallien of het Romeinfche gebied en Germanien woonden, want het land der Batavieren wordt dikwerf tot Gallien gerekend, fchoon de bewooners Germaanen waren. Ik heb de berigten van den Heer palu- eanus  REISKAARTEN. H%7 Danus in den beginne aangehaald, om te bewyzen , dat > • Jczee voor 't grootfte gedeelte land s,c &t is. Want waar men die ©pgefpoorde werken ook voor houde, voor een weg, — voor een dyk, of voor een fcheidsmuur , gelyk in Engeland, — men legt zoodanige werken op het drcoge en niet in zee aan. De meefte waarfchynlykh.id is voor een weg, en dezelve zou of in laater tyden moeten aangelegd , of door de Romeinen , naar dat zy hun gebied introkken en weder met den midden Rhyn bepaalden , verlaaten zyn. Dit laatfte zou in zoo verre my jammeren, om dat wy hier een fpoor vonden, dat wy in den grond meestal misfen, by het opnoemen van de oude plaatfen. Zoodanige wegen vind men meer in de Zuiderzee, paludanus noemt 'er eenige op. In 't Z. Z. Oosten van de Koog op Texel, vindt men nog eene plaats de Straat genaamd. Zy ligt volgens het berigt van de Visfers van Urk een myl van den Texe7fche wal af, en is by gisfmg drie vierde van een myl lang , zy noemen ze de Noordkoog. De Gamles, of fteenen rug 5> O. N. Oost van Medemblik is wel drie honderd roeden lang nagefpoord, en op fommige plaatfen twintig en meer voeten breed, by ordinair tye agt voet onder water, waar op omtrend vyftig Jaaren geleeden een Amjterdammer Kaag verzeilde. Volgens st. simon, zyn 'er nog overblyffels van een fteenen weg,  iSS DÜIFSTEEN. weg tusfchen Stavoren en Enkliuizen. Al deeze wegen zyn van duiffteen, en zullen daartoe geftrekt hebben, om altoos de pasfage door deeze landen, welke fchoon nog niet bedolven onder de zee, egter zeer laag waren en geduurig onderliepen , open te houden. Deeze wegen hadden gemeenfchap met elkander, en langs een derzelve, by voorbeeld, de Noordkoog, zal men mogelyk den toegang tot het Flevum gehad , hebben. Vr. Het is toch verwon derlyk , waar zy al deeze duiffteen , welke thans zoo geldig is, van daan haalden ? E. Wy leezen ook in dit nuttig werkje *van den kundigen Regent , dat de mynen van deeze duiffteen in of by ons land te vinden zyn. Hy deelt ons eenen brief van den Heer le frank van berkhey mede , welke door eenen jan rokusze douw met de proeve van duiffteen , aan onze kusten uit zee opgevischt , te Wyk op Zee verrast wierdt. Deeze man berigtte , dat de banken, waar op deeze fchulpbagger of trasftoffe, welke in de lucht komende , hard wordt, menigvuldig waren , en wees dezelve aan op de nuttige kaart, welke door hem en aGe roskam kool , myn overleden vriend, van onze Stranden is uitgegeeven. Zoo vindt men ze aan den binnen- en buitenkant van de Lek en op de Zandbanken voorby de Lek in zee,. op de Rib van de Lek, de Rib  düifsteen. fi5l. 223. T 3  &94 oüDHE»eN het geen in de Kerk van Domburg bewaard, en voor het beeld der overwinning gehouden wordt. Omtrend 200 roeden oostwaards van den Tempel zyn ook veele Overblyffels van kalk en fteen in den darink, tonneputten * dikke paaien , tichelfteenen , en ftukken van fyn gebeeld aardewerk gevonden (*). Nader* hand ontdekte men in 1687 geduurende weinig dagen , in een zwaaren ftorm , omtrend twee honderd roeden van de duinen, ten oosten van Domburg, een geheel kerkhof met lyken in kis* ten van twee duims hout , drie en twintig in getal met de hoofden oostwaards, digt by een. Zommigen hadden koperen kettingen; aan enkelde hingen penningen; by een lyk vond men een glas, een kromme fabel met een handgreep van zilverdraad, en hetyzervan een piek: in de meeste kisten was geld. Ten westen van Domburg deed men een foortgelyke ontdekking, maar de kisten waren van dunder hout: dan de zee overdekte fchielyk alles. Wat meer oostwaards , zyn de wooningen , welke men daar aan de Gothen toefchryft. Voor omtrend honderd Jaaren kwamen zy te voorfchyn, en zyn nu meer dan half vloed van daar, behalven die het oostelykfte by de duinen liggen: zy ftrekken zich in de gedaante van eenftraat oost en west, aan (*) Zie den tegenwoordigen fiaat van Zeeland, **,  TE D q M B U. & G. 2pJ aan het eind loopen zy zuidwaards, en maaken een aanmerkelyk getal uit. Doorgaans zyn zy langwerpig vierkant, rondom met overeind Maande paaltjes bezet , de grond is gemaakt van leemaarde, gelyk men nog voor dorschvloeren, ook in Drenthe en elders in de wooningen gebruikt. Naast eenige van dezelve is een gang van dergelyke Mof, een halve roe breed. Voorts tonneputten, welke tot waterbakken gediend hadden in de hoeken der gebouwen. Men vond 'ér verfcheide gouden penningen , drie zilveren fchaaltjes, een menigte beenderen van fchaapen enz. Tn 1749 ontdekte men op nieuw oude graflieden , en meer dan twintig doodkisten in dezelfde ligging , deeze waren van ruuwe planken , met houten pennen aan een gehegt. Een was van een boom uitgehold. —Men vond de beenderen van gewoone grootte ; de kisten waren door de zwaarte der duinen , waar onder zy een onheugelyken tyd gelegen hadden, ingedrukt. Fr. Wie hebben daar gewoond ? Vader! E. Dat kan ik niet bepaaien. Ik haal dit wat breeder aan , om dat het tot een nieuw bewys dient . U dat onze kusten zich veel verder hebben uitgeftrekt en bewoond zyn; 2. dat de duinen van tyd tot tyd door overftuïving naar binnen gewerkt zyn: daar door is dat geheele dorp , of wat het ook geweest zy, eerst bedolven en naderhand by verdere overftuiving nu weder ontT 4 dekt  dekt geworden. Jammer is het, dat men geene aftekening van den tempel en geene volledige berigtten van de gevonde penningen, tichelfteenen en het fraaije- aardwerk heeft, daar uit zou men met meer grond kunnen gisfen. De gedagte van cannegieter , dat hier een aanmerkelyke vaart en een tak van het Helium geweest is., wordt door dit alles bekragtigd, gelyk men ook de fpooren van een graft van Domburg naar zee toeloopende, aan weerskanten met ftaaken bezet, ontdekt heeft. En ik worde in myn denkbeeld gefterkt, dat deeze nëhalennia eene plaatfelyke Godheid geweestis, aan welke deeze uitvaart was toegewyd gelyk ze daar ook naar genoemd is (*). D. Maar de beelden en de tempel zyn toch vreemd in dien tyd op deezen grond. E. Dat zyn zy ook. Dit flrookt niet met het geen wy uit tacitus hebben bygebragt, maar tacitus heeft ons ook verlegen gemaakt^ met den tempel by de Mar/en. Het zou kunnen zyn, gelyk ik zeide, dat de Germaanen ten opzigt van hunne moeders Godesfen , die geleefd , die zy gekend hadden een anderen regef volgden. Maar in welke taal zyn alle de opfchriften, aan neptunus, aan hercules, aan nehalennia ? alle i„ HLatyn, dus door de Romeinen, gemaakt, aan deezen, welke hier dee- C*2. Ziet m, stuart» hetlIIde.Deel M.1-3. ■ ^  te domburg. 197 ze plaatfelyke Godheid, Genius Loei t'vonden en vereerden op hunne wyze , fchryve ik daarvan, en den tempel en de beelden toe. Men zegt ook, dat by den tempel de overblyffeien van een bosch zyn gevonden , en hier kunnen de oude inwooners hunne vereering gedaan hebben. Ik zal hier alleen nog byvoegen, dat men in 't Jaar 1514 te Westkappel een fteen vond', aan hbrcules magusanus t'oegewyd, welke in een pilaar in de kerk van Westkappel is ingemetseld. Ook getuigt bekanus , dat te Westkappel een tempel of kapel aan hercules gewyd, geftaan heeft, van welken in zyn tyd de fondamenten en puinhoopen nog te vinden waren: — insgelyks waren de overblyffels van een Romeinfche fterkte toen daar nog te zien. Meer zullen wy van Zeeland niet zeggen , maar ons van daar aan het ftrand in Zuid Holland begeeven , waar wel eer de uitloop van den middelden Rhyn geweest is, waar men de grondflagen van een aanmerkelyk gebouw, doorgaans onder den naam van Brittenburg of het huis te Britten ontdekt heeft. R. Daar verlang ik wat van te hooren. E. Ettelyke honderd fchreeden ten Noordoosten van Katwyk aan zee , ontdekten zich by zeer laag water in den Jaare 1520 fondamenten, welke twee dagen lang te zien waren. Guicciardyn fchreef in zyn tyd, dat deeze ontblooting federt twee honderd Jaaren T 5 meer-  SJS HET HUIS meermaalen gefchied was. In 155a. zyn zy weder geheel te voorfchyn gekomen. In 156a. wanneer guicciardyn zyne befchryving van Nederland voleinde , is het langer dan twintig dagen aan een te zien geweest, en hebben de inwooners gelegenheid gehad om allerleije Romeinfche oudheden, tegelen, pannen , gemerkt door het Legioen , of met deletters EX. G. I. , uit Neder Germanien , potten , zegelringen, ileutels met of zonder, lampen, beelden, fteenen met afbeeldingen en opfchriften, penningen en wat dies meer is , in groote menigte 'er uit te haaien , waarvan ik de voornaamfte heb afgebeeld. Ik heb u ook de grond- flagen , en den opftal in tekening willen vertoonen. Gy ziet, dat het gebouw vierkant is opgehaald, met ronde naar buiten uitfpringende toorens, elke zyde bedraagt twee honderd en veertig voet, van binnen vertoonen zich de fondamenten van een ander gebouw , het geen tot inwooning zal verftrekt hebben, gelyk het buitenfte tot verdediging. Toen het op kersdag 1520, met een Herken west zuid westen ftormwind ontbloot wierd, was het driedubbel muurwerk byna agt voeten hoog. Men haalde 'er, behalven duizenden kleine, vyf groote fteenen met opfchriften van daan , de fondament-ftee« nen bevond men vier voeten lang en drie breed. In 1552. op St. Pontiaansdag was het nog twee voeten hoog. Na 1562, wanneer het langst bloot bleef,  HET PKAETOMDM . YAN ACKIÏPINA OF HET HUIS TE BRITTEN.   TE BRITTEN. 299 bleef, en daar door ook het langst van elk een kon beroofd worden, kwam het nog tweemaal in die Eeuw te voorfchyn, in 1570 en 158S. In de volgende Eeuw in 1662, 1666, 1672 en 1696, wanneer nog penningen van alexander severus en septimius severus gevonden wierden. Toen weder .in 't begin en laastelyk in 't midden van deeze Eeuw, in 1752 , met een oost en zuid oosten wind , op den 27 Oclober, wanneer het my ook heeft mogen gebeuren, deeze overblyffelen te zien. Ik was toen jong en had 'er weinig erg in, om ergens na te zoeken , of iets op te tekenen, maar voor zoo ver myn geheugen toedraagt, beflonden zy alleen in eenige ryen paaltjes , waaruit men egter de oude gedaante kon opmaaken, even gelyk het in de natuurlyke historie van Holland van l. f. van berkhev is afgebeeld. Behalven dit hoofdgebouw , liepen 'er ook van ouds aan weerskanten naar zee en den duinkant muuren, waarvan men de naauwfte voor een riool, en de wydfte voor een voorportaal houdt. Ook vond men fpooren van wooningen, welke hier by gedaan hadden. De Heer van Katwyk liet de laatstgemelde muuren nagraaven , maar zy verloren zich onder het duin. D. Wanneer en door wie is dit gebouw geftigt? E. Dat de grondflagen van de Romeinen gelegd , en dezelve door hen eerst gebruikt zyn, blykt  het h u i § blykt ontegenzeggelyk uit alle de overbl'yffels./ en gedenktekenen, waar door het gevoelen van Jiun vervalt , welke Brittenburg , om deszelfs gedaante van een veel laateren tyd en van Gottifchen oorfprong rekenen. Dan in welk een tyd het eerst door de Romeinen aangelegd is, kan men niet bepaalën. Indien het waar was, dat de fteen, waar van junius gewaagd, daar gevonden was , zouden de Keizers lucius • eptimius en marcus aurelius antoninus hetzelve als een Armamentarium of wapenmagazyn van de vyftiende bende der vrywilligers, na dat het door ouderdom vervallen was,onder valerius pudens weder hebben laaten opbouwen. Maar uit de groote Hollandfche Kronyk, en aurelius batavus blykt , dat deeze fteen te Roomburg en niet hier is gevonden, fchoon aan 't huis van den Heer van wassenaar bewaard. Ook ziet 'er dit gebouw niet als een wapenhuis uit. Dit fpoor misfen wy dan Zonder eenigen grond wordt het reeds aan julius cesar , met meer grond aan drusus toegekend , en onder de vyftig burgten gerekend, welke hy aaa den linker oever van den Rhyn heeft laaten ftigten , fchoon het naderhand merkelyk kan verbeterd zyn, en zoo hy aan de twee andere uitloopen van den Rhyn ook kasteden heeft aangelegd , Helium en Flevium , is het meer dan waarfchynlyk, dat hy den midden Rhyn niet weerloos zal gelaaten hebben. Indien zekere fteea    T E B R I T T E N. S01 {leen daar gevonden, en het opfchrift, dat zeer Verminkt is , wel opgegeeven word, zou hier een altaar geweest zyn, welke eerst doorcLAudius , vervolgens door severus , en eindelyk door m. aurelius antoninus berfteld was (*). Deeze houd men dan voor den altaar, welke in deeze oorden door drusus was opgerigt, waar van tacitus fpreekt , en dan ftond dezelve eigenaardig in eene burgt door drusus geftigt. Zommigen plaatftn 't huis te Britten aan den regter oever van den RJiyn op Friefchen bodem , maar dit is niet aanneemelyk , ook kan men de nette plaats van den ouden uitloop niet bepaalën , fchoon fommigen meenen, dat een ftrook , welke nog de Rhynsoêver geheeten wordt, daarvan nog het overblyffel zou zyn. Dit gevaarte heeft oorfpronkelyk in een zeer vermaakelyken oord geftaan, ver binnen de duinen, welke niet minder aangenaam was, dan te Catwyk aan den Rhyn of Noordwyk binnen, waarvan wy nader fpreeken zullen. Vr. Weet men dan niet eelhart , wanneer en door wien dit gebouw gedoopt is? E. De tyd van deszelfs ondergang is zoo weinig (*) Men geeft dit opfchrift dus op : imp.-cjes. m. aurel. antoninus. brittannic. germanic pius fe« lix, augustus. pont. MAX. trib. pot. xviii. cos. hit. p. p. imp. m. ASAM. a divo. claudio. et. tostea. At bivo. severo. patre. suo restitutam.  JO» 'T HÜTS TE BR.ITTÏK. tiig bekend, als die van de eerfte ftigting. Het behoort zeker onder die Romeinfche fterkten , welke door de Caninefaaten , op of aan wier grenzen het gelegen was , in hunnen opftand aangevallen en verwoest werden. Naderhand is het wel weder herbouwd , maar heeft in alle de oorlogen en omwentelingen zeer veel aanftoot moeten lyden, in laater tyd van de Noor* mannen, en zou, wanneer dit alles niet gebeurd ware , tot een prooi van de onwederftaanbaare zeegolven van zelfs geworden zyn. M. Maar zoo het door de Romeinen eerst gebouwd is, hoe komt het dan aan den naam van 't huis te Britten of Brittenburg'? E. Al weder eene vraag, welke ik niet weet te beantwoorden , fchoon dezelve tot menigvuldige gisfingen aanleiding gaf, waarmede het met het beroemde Brittannisch kruid , Herba Brittannica, gelyk ftaat. De plaats van proco* pius, welke van het Eiland Brittie fpreekt, dat hier voor den Rhyn gelegen bad, zou alles afdoen^ indien het mogelyk was, dat van het aanweezen en verdwynen van zulk een magtig Eiland , dat drie talryke en ftrydbaare volken kon voeden, niemand, danhy, zou gewag gemaakt hebben. Het is zeker Brittanjen en niet anders dat hy bedoelt: maar waarom dan een gebouw op den Bataaffchen of Caninefaatfchen bodem naar dit volk genoemd. —. Om dat het aan de Brittan* nifche zee gelegen' was, in 't gezigt van Brittanjen ,  VALKENBURG. 303 tanjen , of om dat het door Kooplieden uit Brittanjen wierd bezogt ? Dit kan my, nog n voldoen. Toen Keizer caliuula zich in deezen oort bevond, begaf zich een Brittannisch Prins , zoon van den Vorst cunobellinus , met eenige manfchap onder zyne befcherming, en men meent, dat hem deeze ftreek , en dit gebouw tot een verblyf zou aangeweezen zyn. Ook zyn 'er van tyd tot tyd volkplantingen uit Brittannie aan het vaste land aangekomen , welke zich aan de kusten van Gallien en ook hier hebben nedergezet , men noemt onderfcheide plaatzen , welke van de Britten hun naam fchynen ontleend te hebben, als Brit/urn, zulk eene plaats treft men ook in Engeland aan , Btitzenburg , Britswert in Vriesland , Bretange of Bourtange, enz. Deeze naams oorfprong zou zeker van meer gewigt zyn, indien men vooral deeze gebeurtenisfen meer voldoende berigten, kon aantreffen. Wy zullen deeze plaats nog eens bezoeken , dan eer wy dezelve nu verlaaten, aanmerken, dat omtrend een half uur verder naar zee een oude toorn heeft geftaan , waar van volgens oudaan en anderen, by eene iaage zee, de overblyffelea nog onder water, met boomen en haaken gepeild worden, men noemde denzelven den ouden Caljaart of den toorn van Calla , tusfchen beiden voelt men eene menigte tronken van geboomte. Uit het een en ander wordt het denkbeeld geflaafd, dat  3©4 K-Hynsburs, dat deeze de toorn of baak is , welke caligu* la tot gedagtenis van zyne gewaande overwinning over de Britten , fchoon hy by hun geen voet aan land zette, 'heeft opgerigt. Anderen leiden het huis te Britten van dit geval af, maar dit gelykt niets naar een toorn of vuurbaak. — Laaten wy nu onze wandeling langs den Rhyn voortzetten, dan komen wy op twee aangenaame en van ouds bekende dorpen Valkenburg en Rhynsburg, het eene weleer een graaffchap, beroemd door deszelfs paardemarkt, het ande. re door een fchoon Adelyk Nonnenklooster, waarvan de tekenagtige ruinen nog overig zyn» Naby Vilkenburg, ten westen van den Rhyndyk, waar nu het huis Toorenvliet Maat , heeft men eene Merkte gehad, waarvan de zigtbaare hoogte nog over is, dezelve zou niet minder ruimte dan de Burgt te Voorburg beflaagen hebben. -Deeze Merkte te Valkenburg is zeker van Romeinfchen oorfprong. Men vond 'er verfcheide Romeinfche penningen en andere oudheden ; onder anderen munten van caligula, boewei anderen deeze burgt op het marktveld, en den grond waar nu de kerk en tooren te Valkenburg Maan, plaatzen, waar nog fomtyds duifMeenen worden uitgegraaven. - Te Rhynsburg is insgelyks eene aanzienlyke Merkte geweest, waarvan Rhensburg, by herm. con* tractus en lambertus van schafnaeuro een Merke Stad en Fortres genaamd , in 1047» - - is  Rhynsburg» 305 is ingenomen door Keizer henrik (*). Ia 1133 neen: petronella, Weduwe van Graaf floris de vette , daar een groot vrouwenkloofter, zoo men zegt van de fteenen van den ouden Burgt, geftigt : door anderen is het uitgebreid en verbeterd. Wel haast wierdt dit klooster het fchoon Ite en rykfte van het gantfche land. De Abtdisfen waren van den eerften rang., en dikwerf uit het Graaflyke huis: zy fchreeven by Gods genade Abdisfe van Rhynsburg. Vorlten en Koningen begroetten haar met kniebuiging ; zelfs Keizer carel de V de Abtdis ontmoetende , trad uit zyn wagen, en begroette haar op die wyze. Men Vindt by oudaan in zyne Roomfche Mogenheid de ^afbeelding der grondflagen van een oud gebouw, 60 voeten lang en 27! wyd, welk echter meer naar eene kerk , dan naar eene fterkte gelyken: dan dezelve verloren zich onder het klooster. Waarfchynlyk zyn het de fundamenten van eene kapel door Graaf dirk de tweede , te vooren geftigt. want de grootte en vorm komen in 't geheel met die van een Romeinfche fterkte niet overeen. (*) Hénricus imperator, exerciium navalem per Rliemm duxit in Frijiam contra godofredum ejufque adjutorem Didericum, ibique duas munitijfmas urbes cepii RMnesburg £p Fleerdingen. Men denkt, dat henrik den Burgt toen gefloopt heeft. IV. deel. V  g©5 RHYNSBURG. een. De Heer van Schagen en Poelgeest, die in 1613. deeze opfpooring liet doen , en door j. de lalaing naauwkeurig fchetfen, vond ook aan een geheel anderen hoek in den boomgaart over de kloostergraft, nu genaamd de oude Vliet, grondvesten van een oud gebouw. goudhoeven, zegt ook dat men voor de Nederlandfche beroerten de overblyffelen van deezen Burgt in den hof van 't klooster plag te zien. Men heeft hier verfcheide Romeinfche oudheden en penningen gevonden van 't zelfde foort als te Voorburg. Adr. pars, zag fteenen met het merk Leg. inf. Germ. het legioen van Neder Germanien: - Een aarden lamp, met den naam adimetus hoedanigen een vrygemaakte Haaf van augustus voerde ; deeze zal de naam of van den eigenaar , of van den maaker geweest zyn: en een pot met een zeer langen naauwen hals. Veele penningen en andere oudheden, daar gevonden , wierden ten tyde van den Burgemeester orlers , by deezen en geenen bewaard Laat ons nu door Leiden naar eene plaats wandelen , waar de Rhyn zich in rwee takken fplisr, van welke de eene de oude en de andere de nieuwe Rhyn genaamd wordt, digt by Leyerdorp. R. Wat zullen wy daar aantreffen ? E. Niets dan een eenvoudig hek voor een tuin of Boomgaard , waar op de naam Room- burg  roomburg. 307 burg ftaat, de eenige overgebleeve gedagtenis' van een wapenhuis of fterkte, welke de Romeinen, hier geftigt hadden, en naar hun Roomburg of Romer, burg genaamd is, in onderfcheiding van Rodenburg, waar mede het te onregt door boxhorn verward wordt: dit lag inde Labyheid van die plaats. Men heeft hier in den grond zwaare fondamenten , van eene zeer groote uitgeftrektheid gevonden. Zilveren en koperen munten, vorstpannen met letters, huisraaden, beelden , fteenen met opfchriften en andere Romeinfche oudheden , welke te Leiden door een voornaam kuipersbaas , cornelis klaasze, als een groot liefhebber van Nederlandfche oudheden by hadrianus junius geroemd, by meer andere van Brittenburg , Valkenburg en Rhynsburg, zorgvuldig bewaard wierden. D. Wie zou die by een Kuiper zoeken ? E. Het is gelukkig, als 'er onderden middenftand burgers gevonden worden, welke hun vlyt en vermogen tot zulke verzamelingen befteeden , wanneer de grooten zich des niet bekommeren. Men fchonk zelf aan Keizer maximiliaan, die 'er anders over dagt, in 1508. wanneer hy dit Land bezogt, eenige van de aanmerkelykfte Oudheden weg. Men gaf hem ook het been van een zoogenaamden reus, in een verroest harnas hier gevonden. Dit was volgens junius zoo lang , als het dy- en fcheenbeen van een middelmaatig man. Het harnas was om V 2, zyne  308 r. O o M b u r c. zyne fchouderen, en zoo lang bewaard, totdat het door roest geheel verteerd was. Men vond 'er ook twee koperen leeuwen, met het beeld van Pallas, een edeltteen van donker groene kleur, zynde een Smaragd of een Jaspis, ter grootte omtrend van een okkernoot, en een aarden wynkruik van fraay maakfel, die ook al weggefchonken zyn. Junius zag by de Abtdis tegels gemerkt, ex. Germ. inf. penningen van domi- tiaan , nerva , trajaan , tiberius , clau» dius c7esar, van anastasius , q. curtius rufus en anderen, ook toonde zy hem een koperen lamp met vier lichten. Ik heb in den beginne, toen ik van het reuzenkerkhof fprak , door den Heer paludanus nagefpoord, aangemerkt , dat 'er geen geflagt van reuzen plaats heeft. De zugt voor het wonderbaare , heeft van elk buitengewoon gevonden been , een reuzenbeen gemaakt, dat inderdaad van groote dieren afkomftig was. Dit neemt niet weg, dat 'er hier en daar enkele menfchen gevonden worden, die de gewoone maat te buiten gaan. Denkt maar om den grooten boer van Lekkerkerk; den reus van Sparwou, en den Deenfchen kajanus. De kundige le francq van berkhey , houdt het voor een Oliphantsbeen. De Romeinen, zelfs caesar reeds, voerden geharnaste Oliphanten met zich in hun legers: maar of dezelve in deeze laage moerasfige en bosachtige landen, welke c/esar nooit bezogt, bruikbaar  roomburg. 309 baar waren , is bedenkelyk. In 't Jaar 150*. ontdekte een landman onder het ploegen de fondamenten van dit Roomburg , omtrend een boogfchoot ver van den Rhyn. Indien men corn. aurelius gelooven mag, was bet vierkant, ieder zyde tweehonderd voeten lang: aan eiken hoek voorzien van een ronden toorn. De muuren waren niet min , dan zes voeten dik. D. Waartoe diende dit groot gebouw? Zeker tot eene fterkte. E. Drusus of een ander heeft het waarfchynlyk daartoe aangelegd : men houdt dit gebouw doorgaans voor het pretorium Agrippi nee; maar dit kan ik geenszins toeftemmen. Zy die van Lugdunum volftrekt Leiden willen maaken kunnen niet wel anders fpreeken: de eene dwaaling vloeit doorgaans uit de andere voort. Leiden ligt nu veel verder van de Noordzee, dan tweeduizend fchreden , hoe veel te meer toen. In allen gevalle kan het tot dus ver niet beweezen worden , dar Leiden het oude Lugdunum is, en de waarfchynlykheid is voor een ander Lugdunum. Omtrend het forum adluani ismen bet op cluverius na vry wel eens , dat dit by Foorburg te vinden is , negentien - duizend fchreeden van de mylpaal • hoe kan dit dan zoo veel verder liggen , daar het Pratorium maar op vyfduizend fchreden van de eerfte mylpaal af op de reiskaart getekend Maat ? Dit vat ik V 3 niet.  3IO h.oombur.q. niet. Maar 'er is nog een ander bewys. Men ontdekte by het opgraaven der fondamenten een marmeren fteen , zes voeten breed en vier voeten hoog, welke naar alle waarfchynlykheid in de voorgevel van dit gebouw geplaatst was, met dit opfchrift: cesar iUClUS septimius severus augustus,'imperator, en marcus aurelius antoninus cjb- sar , hebben het wapenhuis van de vyftiende bende der vrywilligers, wanneer het door ouderdom vervallen was, herjleld, toen valerius pudens, keizerlyke Legaat, Proprcetor was, onder het opzigt van den bevelhebber cbcilius bato (_*). Junius en anderen na hem , hebben wel gefchreeven, dat deeze fteen onder de overblyffelen van het huis te Britten zou gevonden zyn: maar dit ftrydt tegen het eenpaarig getuigenis van cornelius aurelius, en de groote Hollandfche Chronyk: het ftrydt ook tegen de waarfchynlykheid , dat men zoo digt aan zee, — aan de grenzen , een Magazyn van zulk eene aangelegenheid zou aanleggen. De herftelling van dit gebouw rekent men omtrend het einde van de tweede of het begin van de derde Eeuw na Christus geboorte. Corn. aurelius geeft nog (*) ImP. OES. L. SEPTIMIUS. SEVERUS. AUG. ET. M. AKTOM&US OES. COH. XV. VOL. ARMAMENTARIUM. V£TUSTATE. COKLAPSUM. RESTITUERUNT. SUB. VAL. PUDENTE LEG. AUG. PR. PR. CURANTE CJJCIL. EATOE. TEffi.  a L P h e n. 31 £ nog een ander opfchrift aldaar gevonden, waarop men met groote letters las: GENS BAÏAVORUM , amict et fratres populi romani. Het volk der Batavieren , vrienden en broeders van het Romeinfche volk (*). Naderhand is op deeze plaacs ook een nonnenklooster gebouwd , maar van veelminder aanzien, dan dat te Rhyns- hUrg. Te Alphen hebben wy ook eene verblyfplaats der Romeinen aangetroffen op de Kaart en het Reisboek , waar van men den mam van alphenus varus , of van clodius albinus afleidt. Het blykt uit een fteen daar opgedolven, met het opfchrift Leg. I. A. dat het eerfte legioen, het Menervifche genaamd daar gelegen heeft, dat door domitiaan opgerigt is. Men noemt het doorgaans Albiniana of Alpheni Cajtra. Fr. Wie waren deeze alphenus en albinus? E. De eerfte was overfte van een Bataajfch Legioen. De andere was door commodus uit Gallien gezonden, om de Friefen over den Rhyn te rug te dryven. In Gallien landvoogd zynde, is (*) Men vindt een volkomener opfchrift door car, langius , uit de papieren van ludov. vivis uitgefchreeven, en door smetius en gruterus aangehaald. FORTUN^E. AUG. SACR. pro salute. itu. ac. KEDyrU d. d- n. n. m. aur. antonini. pu- aug. et P. SEPTIMII. GliTffi kobiliss. c*3. ClV. BA'fAVI. era" TBES. ET. am1ci P. R. V. S. L. M. V 4  312 trtTRAJECTUM. is hy van severus afgevallen, maar door dien Keizer geflagen en met al de zynen omgebragt. De verwisfeling van de B. en F. is zeer ge', meen. Het is dus niet vreemd aan een van bei, den eene legerplaats toe te fthryven , fthoon plemper zegt, dat het nimmer de gewoonte was by de Romeinen, naar een veldheer eene legerplaats te benoemen. De zaak is van te weinig gewigt, om 'er ons langer by op te houden: men kent toch de castra Ulpia , cajira Trajana. Intusrchen moet men niet aan het denkbeeld van een legerplaats blyveu hangen; het woord Cajtra, betekent ook eene fterkte, die, gelyk ik voorheen aanmerkte, in vredes tyden wel in kooren magazynen veranderden. Dit zou de ondervinding hier ftaaven , waar men by het graaven eene groote menigte half gezengde tarwe ontdekt heeft, zoo men gelooven mag, dat die zoo veel eeuwen kon in wezen blyven' Behalven dit, heeft men 'er verfcheide pennin! gen en fteenen gevonden. Spoeden wy ons nu naar Nymegen: alleen zouden wy te Utrecht nog eens kunnen aanleggen, waar men binnen in de ftad, op 't Bisfchops hof tusfchen den Dom en 'c oude kerkhof, by Stl Pieter, - een weinig boven de ftad, voornaamelyk by Vechten , en beneden by de Meeren en de hooge Woerd, by het roeren van den grond zeer veele Romeinfche oudheden gevonden heeft: fraai gewerkte potten , kommen , kannen ; ' krui-  ANTONIA. 313 kruiken, fchaalen, altaar fteenen, met Romeinfche opfchriften, gouden, fitveren en koperen penningen in menigte van de eerfte Roomfche Keizers augustus , tiberius , claudius , nero, vespasiaan en trajaan, maar voornaamelyk van antoninus pius en marcus aurelius antoninus. Men heeft hevig getwist of Utrecht te vooren Antonia of Antonina genoemd wierd , dan of het twee onderfcheide plaatzen zyn. Ook heeft men te onregt vooronderfteld, dat de naam Wiltenburg allengskens in Utrecht is overgegaan, daar de Latynfche benaaming ons genoegzaam aanduidt , waar dit laatfte zyn naam van gekreegen heeft, ■—— van den overtogt , gelyk het ook in het reisboek van antonyn Trajetïum genoemd wordt, zonder eenige melding van Antonia. Men is het niet minder oneens, naar wien dit Antonia, het geen wy voor eene van Utregt, een weinig afgelege fterkte houden , genoemd ïs. 'Er zyn verfcheiden van dien naam onder de Romeinen geweest. Allereerst denkt men aan M. antonius , welke als Legaat onder julius CiESar diendë , toen hy Gallien veroverde. Maar antonius primus , Raadsheer en Legaat van vespasiaan , de vriend van claudius civilist die onder nero valfchelyk befchuldigd, en van zyne waardigheden ontzet, herwaards den wyk genomen heeft, komt hier meer in aanmerking. Anderen denken om antonja de V 5 huis- .  314 wiltenburg. huisvrouw van drusus germanicus , of om antoninus pius. Voorts befchouw dit Antonia en Wiltenburg, twee duizend fchreden boven Utrecht, als eene en dezelfde plaats. D. Waarvan daan deeze groote naamsverandering. E. Van de Wïlten wordt dezelve doorgaans afgeleid, welke zich meester van dit land gemaakt hadden , het flot Antonia innamen en verwoestten, en een ander bouwden, 't Kan ook zyn, dat het oude Antonia bleef en naar hen Wiltenburg voortaan genoemd wierd. Dog dit geheele verhaal wordt door veelen met of zonder reden in twyffel getrokken. Cannegieter dagt 'er dus over , in denzelfden uitgeftrekten brief. „Wat aangaat de Wilten, ik vinde daarvan niets , dan by de Hollandfche Schryvers, ten opzigt van Wiltenburg. Heda is in alle oude dingen geheel buitenfpoorig. Beka zegt , dat de Wilten Sclavi zyn , en volgens getuigenis van cedrenus , zyn de Sclaven een foort van Hunnen geweest (*). Ik vinde ook, dat de Wilten hebben gewoond omtrend de Elve , en aldaar verflagen zyn van carel de groote : dog de Auteuren, om dit te bewyzen, heb ik niet aan de hand. Dat dit volk, gelyk alle andere, die over den Rhyn en Donau hebben gewoond, langs veele landep heeft (*) Cellarius in Zofimum. hift. 4. c. 20.  w i ltenburg. 315 heeft gedwaald , is wel te denken. Ik wil ook niet ontkennen, dat de Wilten tot de Quaden kunnen worden gebragt: dc>g om de waarheid te zeggen , zoo de Wilten onder de Hunnen te huis hooren, zyn zy veel hooger van daan gekomen , te weeten van de Palus Mceotis of de zwarte zee. Maar zoo de eerfte Hunnen ten tyde der Falentiniani, of daaromtrend, onder het geleide van attila in Gallien zyn gekomen , hoe kunnen de Wilten, als aframmelingen van de Hunnen, zoo vroeg in Batavien zyn geweest ? Men zou eer kunnen denken, dat de Wilten met attila of alleen naar Gallien zyn getrokken , en wanneer attila over den Rhyn is voortgetogen, dat de Wilten zich in Batavia genesteld hebben, maar na dat attila in de Catalonifche velden is geflagen in het Jaar 451, wanneer valentimaan de derde de regeering in handen had , heeft het waarfchynlykheid, dat valentiniaan te dier tyd de Wilten heeft verjaagd, en hun roofnest uitgeroeid. Ten minlten vinde ik tot nog toe geen reden, waarom onze oude Chronykfchryvers hier in geen geloof verdienen. Ja ik vinde geen reden, waarom men niet zo wel onze Hunnenfchansfen tot het vlugten der Hunnen in deeze , dan in volgende tyden zou kunnen brengen Wat de (*) Ik heb van de Hunnébedden fpreekende gezegd, dat de Hunnen nimmer in dit land zyn geweest, daar in  3IÖ WILTENBURG. Wat de plaats betreft, waar de Wilten kun Cafteel hebben gebouwd, Cindien waarlyk een in zyn my veele van onze Schryveren voorgegaan. Ik zal daarentegen opgeeven, hetgeen ik i„ andere onu.cgegeeve brieven van cannegiETER gevonden heb, omtrend de Hunnefchansfin. _ „ De Huni Hunm en Chunni door ptol^us bij den ^ Euxtnus geplaatst, zijn zoo wel a;s de Cimbren en andere Mordfche volken, door deeze gewesten naar rrnkryk en Itaiiën getrokken Attila nam zyne reis door Thracien naar Italiin. De Hunne. Schansfen by Arnhem aan den Rhyn, zyn IOo treden lang en 50 breed. Zy liggen op eene fteile hoogte in t midden van een kuil." Dee2e brief was van den *7 january ,m. Den » ApriI iy fchreef hy weder aan zyn vriend van z.ooN. „ De Hm Schans by Harderwyk ligt in eene woeste heide midden op de Fetuwe, in een halve rondte, waar van de twee hoofden uitkomen aan een Meer van fchoon helder en vischryk water, ten westen, zynde de ingang van de fchans ten oosten. De ruimte is langs het meer, dat is, van 't zuiden naar 't noorden 33o voeten Rhynlandsch. Maar van 't Meer tot den ingang, of van 't westen naar t oosten 35S voet. In deeze ru.mte konden niet veel Hunnen, maar miS. ch.en hebben zy daar hunne vrouwen, kinderen en hagage bewaard.» Ik wil wel bekennen , dat ik by het bezoeken va„ de Hurmefchansfen aan den Rhyn een.gzms aan 't wankelen raakte. Da„ hoe kunnen de naamen door den tyd veranderen! fchryft  wiltenburg. 317 s«n Casteel door dit volk gebouwd, is j'^en niet eer te gelooven , dat het Romeinfche Casteel door dit volk is ingenomen en herdoopt ; want waarvan heeft dit gefpuis toch de konst van Casteelen te maaken gekreegen, dit is wat zwaarigheid onderworpen:) dit ftaat vast , dat aldaar een Romeinfche Burgt of Bolwerk is geweest, en het wordt geftaafd door ontailyk veele Romeinfche oudheden , die daar in geen geringer menigte zyn uitgegraaven, dan te Brittenburg, Nymegen (*), Xanten en andere plaatfen, waar wy weeten dat Romeinfche legers hunne ltandplaats gehad hebben. Het geen nu in verfcbil kan worden getrokken is dit, hoe de Romeinfche Burgt of Vesting den naam Antonia heeft gekreegen, en hoe die TrajeEtum is genaamd. Omtrend het eerde wykt men af van beka , wanneer men niet alleen ontkent, dat deeze naam van antonius den drieman is afgeleid , maar ook , dat die vesting ooit fchryft zelfs in den iaatften brief. —- „ Zouden die fchansfen ook tegen de Hunnen door de inwooners opgeworpen zyn, en dus zoo veel als Hudefchansfen betekenen." Geheime bergplaatzen worden in 't Graaffchap Zutphen Huden genaamd. Een hospes daaromtrend kende den naam van Hunnefchans niet, maar by de boeren wierd het Geburgte genaamd» (*) In betrekking van Nymegen zullen wy het ftraks ander* vinden.  318 WILTENBURG. ooit Antonia is genaamd. Buchelius geeft hief van tot reden,om dat geen Clasjtsch auteur hier Van gewag maakt. Maar ik vraag, by welk een Clarftsch auteur hy dit zoekt, by een Romeinsch of by een Griehch dan deezen hadden zoo veele zaaken van grooter belang te befchryven , dat zy weinig dagten aan plaatfen , aan het uiterfle van de waereld , dus noemden zy den Rhyn, voorgevallen, ten zy die door een grooten oorlog beroemd wierden. Ei lieve , zeg my, wie heeft die zwaaren oorlog befchree! Ven tusfchen cerialis en civilis , dan alleen tmcjtus , buiten wien wy 'er niets van zouden geweeten hebben ? Josephus fpreekt 'er in 't voorbyeaan van , by gelegenheid van vespastaan, en dio cassius aandittydftip komende, zegt, dat 'er in Germanien wel iets is voorgevallen , maar niet van veel belang (*). Indien zy zaaken van zoo veel gewigt niet hebben geagt, wat moeten wy van die van minder belang denken ? Dat 'er Romeinen te Wiltenburg hebben gehuisd, blykt uit zoo veele monumenten. Dat zy hier eene vesting hebben gehad, blykt uit veele omflandigheden en fteenen, waarop de alas ftaan, waaronder de foldaaten van de bezetting hebben gediend. Dat deeze vesting een naam hebbe gehad, is natuurlyk. Dat dit een Romeinfche naam geweest is, is meer dan waarfchyn- lyk. (*) Zie myne aanmerking op bl. 78.  wiltenburg. 319 lyk. 'Zoo deeze redenering doorgaat, waarom verwerpt men dan die van Antonia. Ik ftaa toe dat antonius de Drieman hier niet geweest is, maar moet dan de geheele naam onwaarheid zyn, om dat beka dien van een onwaarcn oorfprong heeft afgeleid ? — Doch ik haal den knoop by een en zeg , dat het my geenszins onwaarfchynlyk voorkomt, dat de vesting Antonia of Antoninia genaamd is , het zy van den een of anderen Veldoverlle , het zy van antoninus , zynde het zeker, dat antoninus caracalla burgten en monumenten in menigte in Batavien heeft geftigt, gelyk ik meen te zullen betoogen. Verder ben ik van gedagte, dat men digt by Utrecht, twee veeren of TrajeElen heeft gehad, het een zeer oud en reeds bekend in het Iticrarium van antoninus, naderhand by verloop van den Rhyn heeft men een nieuw veer gemaakt by Wiltenburg. —— Na dat Wiltenburg is over hoop gefmeeten, en mogelyk de Rhyn zyn ftreek heeft veranderd, is het oude Trajettum of TrajeElum Vetus , zoo als Utrecht in de oude diplomata volgens beka genoemd wordt, meer gebruikt, en dit heeft aanleiding tot een groote woonftad gegeeven. Dus wordt de zwaarigheid van de beide TrajeSten opgelost, en het Trajetïum Vetus doet ons van zelfs aan het Trajetluns Novum , of den nieuwen overtoet denken , te meer , wyl Utrecht en Wiltenburg , zeer digt by elkander lagen. Laat  320 NYMEGEN. Laat ik dit tot Hot 'er by voegen, dat de groote liefhebber van Vaderlandfche oudheden Ru. dolf smits, den iSden van Oogstmaand in 1709 , den omgeploegde grond van dit Wiltenburg bezag , zynde nu een bouwakker naby Vechten, aan den krommen Rhyn. Hy vond 'er een ringetje met eenige (tukken van potten en een fchoone Galba , van de eerfte groote. In 't midden , en naar agteren toe , was dit akkerveld met potfcherven van 't zelfde foort bezaaid. Hy trof 'er eenige menfchen aan, welke deezen akker met vlyt doorkruisten, om naar oude munten te zoeken. Zy vonden brokken van roode kannetjes , tegelen , oud glas, ringen en foortgelyke kleinigheden. Smits had ook een voetje van een rooden pot, gete* kend officio : allerhande brokjes van ooren en voeten , een fchoonen Hadrianus , van agter met den uitrydenden Keizer te paard , en meer andere zaaken van minder belang, alle daar gevonden. Dan al lang genoeg ons by Wiltenburg opgehouden, nu vertrekken wy zonder ergens aan te leggen, naar het beroemde NovU omagum of Nymegen. Dat dit eene zeer oude plaats is , kunt gy uit de Reiskaart en het Reisboek van antonius opmaaken. De Smetiusfen, zeer met hunne ftad ingenomen, waar de vader zyne bevordering , en de zoon zyn wieg en bakermat, beiden een aangenaame Rand- en woonplaats vonden, houden ftyf en fterk  nymegen. 381 Iterk ftaande, dat dezelve het Oppidum Batavo* rum , de ftad der Batavieren is , welke by tacitus gemeld wordt. Maar behoudens al de hoogagting voor deeze uitmuntende mannen, en den eerbied, welke ik voor de grysheid van deeze ftad heb , ben ik door de uitbondig aangevoerde redenen hiervan nog niet overtuigd * en zelfs twyffel ik te meer, wyl men hier zulk een verbaazende menigte van allerleye oudheden der Romeinen heeft gevonden , 't welk by my een fterk bewys is , dat dit volk hier meer dan elders zich heeft opgehouden. De ftad is ook van laater oorfprong, dan de Burg. D. Het Valkenhof bedoelt gy. Hoe jammer is het dan, dat men in deezen tyd heeft kunnen befluiten, om dit te floopen ! E. Van het oudfte , dat men den Romeinen toefchryft, want het andere is waarfchynlyk niet ouder, dan de tyd van carelde groote(*), is nog iets ftaande gebleeven; maar voor 't overige fchynt in deeze dagen de oude gebouwen een algemeene ondergang aangekondigd te worden , dat waarlyk te bejammeren is $ wat hier ook de oorzaak van mag zyn. De gedenkftukken der oudheid dienden toch aan geen klein en kortduurend voordeel opgeofferd ; zy hinderen niemand , al- wil menze als gedenktekenen van overheerfching aanmerk (*) Zie arkstee , en vooral g. c. in de betouw», IV. beel. X  352 nymegen-. merken. Zy geeven eene grootsheid aan het landfchap, en de eenigfte gelegenheid op onzen ■vlakken bodem voor den fchilder, om het anticque in zyne tafereelen te brengen. In hoven van den hedendaagfehen fmaak worden zy dikwerf met moeite en kosten aeer oneigen geplaatst, en zullen wy dezelve dan hunnen alouden grond misgunnen ? Het eenvoudig Drenthe handelde beter, wanneer het de laags, de een» zelvige Hunnebedden als oude heiligdommen wilde geëerbiedigd hebben. Verfchoon deeze uitweiding! - Zy zou niet te pasfe komen, zoo een behoorlyke zugt voor de Kunsten,voor de Oudheden en voor het Land zyner inwooning elk een bezielde , ten minnen in een zekere maate. Ik kan niet nalaaten op nieuw melding te maaken van de beide, in dit vak vooral, beroemde Leeraars van Nymwegen j. smetius of smit , vader en zoon , waarvan de eerfte zich , fchoon te Aken gebooren , met zoo veel yver , als eenig Nederlandsen beminnaar van zyn vaderland , en deszelfs oudheden op het verzamelen en befchryvea van gevonden overblyffels heeft toegelegd , zonder moeite of kosten te ontzien. — Men heeft federt Eeuwen aan den oever van de Waal, wanneer de Rivier door een langduurigen Oosten wind zeer laag is, - in de bouwlan Jen, en onder den grond by het delven binnen de ftad, een onukputbaaren myn van gespen  nymegen» 333 pen en ringen van allerlei maakfel, vloerfteenen, gemerkte en ongemerkte lampen,en allerhande huisraad, aarden en glaazen kruiken en flesien, graffteenen, altaaren, beelden en koppen, potten, en vooral zulk eene ontzettende menigte van gouden , zilveren, koperen, looden penningen en munten gevonden, waar onder veele Bigaten en Serraaten , dat veelcn zich Verbeeld hebben, dat hier een Romeinfche munt en wislelplaats geweest is. En ik zag ook, by den Heer van damme , matrozen, daar gevonden. Men heeft 'er penningen van verfcheide Keizers en munten van zeer veele voornaame Romeinfche ïzmüwn aangetroffen. Vanheteenen ander hebben de Smetiusfen een breede beredeneerde lyst, een boekdeel in 4to, in 't licht gegeeven, welke naderhand door deszdfs agter kleinzoon , de kundige in de betouw , verkort en teffens met eenige zaaken vermeerderd is. Het zou zeker eene reis waard zyn naar Nymee* gen, om zulk een fchatby elkander te zien, welke wy den Heer in de betuwe , als een waardig opvolger, gaarn zouden gunnen , gelyk Vorfien en Koningen denzelven , als een van Neêrlands grootfle merkwaardigheden, hebben bezigtigd, maar hy is 'er niet meer. D. Waar is hy dan ? E. Ik meen by gelegenheid, dat ik de oude hoofden dei- Batavieren vertoonde , reeds gezegd te hebben, dat dezelve verkogt is. X 2 D. Bui-  NYMEGEN. D. Buiten 's Lands? E. Johan willem, Keurvorst van de Paltz heeft zich na den dood van den jongen sme! tius voor de zom van twintig: duizend guldens nu byna eene eeuw geleeden, meester van dezelve gemaakt. D. Waarlyk een kleine zom voor zulk eenen, voor die Stad en voor ons Land, onwaardeerl baaren fchat. Indien de kas van Nymegen, — van het kwartier, - van de Provincie, — van de Vereenigde Gewesten zoo fchraal in dien tyd voorzien was, wondert het my, daar ons Land zoo veel vermogende verzamelaars van zeldzaamheden van natuur en kunst heeft opgeleverd dat niemand gepoogd heeft, om iets, dat eenig' in zyn foort was, voor zich zelf en voor het Vaderland magtig te worden. Is dat nu alles weg? E. 'Er zyn, 'er worden nog nu en dan van deeze overblyffelen ontdekt: maar in zulk tene menigte niet. Van het kabinet van deSme* tiusfen hebben wy niets , dan de nagedagtenis. De eenigfte hoop , welke ik heb, is op de aftekeningen van deeze overblyffelen, welke smetiüs heeft laaten maaken, en welke in een foliant gebonden, in het midden van deeze Eeuw , in Nymegen nog aanwezig waren. Het zou my aangenaam zyn, zoo ik dezelve kon opfpooren. Misfchien zyn zy by den Heer van suchtelen te vinden. Immers de , Heer  ri y m x g e n, 325 Heer p. van damme , wanneer ik van deeze verzameling fp'rak , vertoonde my een Exemplaar van de Chronyk en befchryving van Nymegen van j. smetius, in den jaare 1784, door den Heer g. c. in de betouw uitgegeeven, opgeluisterd door zeer veele ingevoegde tekeningen, welken hem door dien Heer v. s. waren toegezonden. De vriendelykheid van den Heer van damme fielt my ook in ftaat om u eenige penningen te vertoonen, welke by het ontblooten van de fondamenten van het Valkenhof gevonden zyn, toen men in 1786 de laatfte hand aan dit gebouw floeg, om het tot een gefcliikte verblyfplaats voor de Stadhouderlyke familie te maaken , toen dezelve ter kwaader uur de gewoone rejiientie verlaaten had. Hoe weinig kon men toen vermoeden , dat het zelve , na een nieuwe omwenteling , zoo naby deszelfs geheelen ondergang was. Ziet hier de penningen met de borstbeelden van augustus , van tiberius , van nero , en van vespasiaan : zy waren onderfcheiden, vierderley foort van augustus , zes van vespasiaan met veranderingen. Ik kan my niet inlaaten in het opnoemen van alle de byzonderheden , welke van tyd tot tyd te Nymegen en in den ommetrek van die Stad gevonden zyn. Maakte , het geen de oude smetius alleen bezat, een geheel boekdeel uit, hoe veel zal 'er buiten dat in de bezitting van anderen geraakt , X 3 ver-  £28 N Y M E G E N. verfirooid of verloren zyn. Gelukkig , dat men nog eenige opmerkelyke opfchriften op Altaaren en Gedenkfteenen , en beelden op het Raadhuis tc Nymegen gebragt en bewaard heeft! een gering overblyffel van zulk een on* waardeerbaaren fc'iat. Dit heeft men ook aan smetius den vader voornamelyk te fchenken. De Heer van de betouw heeft de Natie zeer verpligt door de vertaaling en uitlegging van deeze gedenkftukken, in 't jaar 1787 gedrukt, welke ons ook in zyn Latynfche lyst, heeft opgegeeven alle de oudfte en zeldzaame penningen van Romeinfche familien, welke in en naby Nymegen gevonden zyn. Hier uit blykt, dat van de honderd twee en zestig voornaams familien, welke de beroemde oudheid- en penning-kundige fulrius ursinus heeft uitgegeeven, 'er fluim een derdendeel hier gevonden en in de bezitting van zyn overgrootvader smetius geweest is. Te regt, maar tevens te vergeefsch, fchreef daarom de oude smetius in het jaar 1635 aan den Raad van Nymegen. „Ik wenschte wel, dat de antiquiteiten tegen een redelyken prys by-de ftad mogten blyven en bewaard worden. Dan alzoo haare Agtb. daar toe misfehien niet genegen zullen zyn, behoorde ten minden een register te worden gemaakt van zulke inferiptien , en andere (lukken, die fingulier en elders nooit gezien zyn. In allen gevalle behoorden hier te blyven de groote fteenen  W Y M E G E N. 327 nen cninf riptien. Dit laatfte alleen heeft hy kunnen uitwerken, toen die fteenen door hem en anderen aan de Had gefchonken wierden. Nog geeft ons in de betouw in dat zelfde dakje een lyst van agt en tagtig foorten van Romeinfche huis- en krygsgcreedfchappen, fraaije kondig gefneeden Steenen, van de meeste foorten eene groote verfchei.lenheid, welke aldaar gevonden en doorSMi Tius opgezameM zyn. Voorts eene opgave van beelden, (tukken van beelden, koppen, handen, voeten, altaaren, opfchrifien, gelofte fteenen , graffcbriften, zegels van allerkye foort, pannen, groote tegels met opfchriften van het eerfte Legioen, het geen het M.nervi* fche genoemd wierd, van hetz.sde, van het tiende, het twee en twintigfte en dertiafte Legioen , welke hier alle van tyd tot tyd in bezetting gelegen hebben , en van mylpaalen. In 't Jaar 1782 is te Ubbergen op den Hunerberg, dien zommigen ook den Hunnenberg willen noemen , nog een fteen opgegraaven met dit opfchrift 1. o.' m. C. JANUARIUS. VE. L. X: : P. V. S. L. M. Zoo worden 'er nog, fchreef de verdienltelyke in de jietouw ia den Jaare 1787 , by aanhoudendheid koperen, zilveren en gouden munten, zoo van de oudfte huizen en geila^ten der Romeinen, als van derzelver eerfte Kei/eren gevonoen , lykbusfchen , gemerkte pannen en vloerlteenen. En 'er is niet aan te tvvyfFelen, of men zou op X 4 tien  3*8 NYMEGEN. den bodem van de Waal of by een dieper opdelven van den grond nog eene groote menigte Romeinfche gedenkftukken vinden. „ Dit alles zal u genoegzaam overtuigen, dat de Romeinen in dn Land in grooten aantal hebben gewoond j Nymegen alleen levert hier een overvloedig bewys op, al konden wy het van elders niet haaien; maar gy 2jet ook, dat de Romeinen hier het geheele Nest, om zoo te fpreeken, hebben in gehad. Affchriften van fteenen en altaaren, vloer, tegels en pannen, huisraaden en krygsgereedfchappen , verderfden , paarden- en kleden tuig, alles — alles is Romeinsch; het geen ik my verbeelde, dat zoo niet zoude geweest zyn, indien Nymegen de eigenlyke en eenige ftad der Batavieren geweest was. Zy heeft intusfchen en wegens haar hooge oudheid en wegens haar aanzien, invloed en aanmerkelyke lotgevallen onder al de fteden van Nederland den eerften rang, en is ook eerst en meest, door het verblyf van zoo veele Romeinfche krygsbenden en aanzienlyke Romeinen vereerd geworden. D. Wy zyn ten hoogften voldaan, myn eelhart! maar ik weet niet, waar ik my meer over verwonderen moet, of over den onuitputbaaren en onberekenbaaren fchat van zeldzaame oudheden, welke hier als in een middenpunt gevonden zyn, of over de koele onverfchilügheid , en kwalyk geplaatfte bezuiniging van  NYMEGEN. jag van onze landgenooten , byzonder van de anderzins gulle Gelderfchen , en allermeest van den Gelderfchen Adel, welke toch den grootften invlöed, de vetfte ambten had. Zoo zorgvuldig als zy zyn op het behoud van hunne geflagtwapenen , zoo oplettend behoorden zy geweest te zyn, op de alleroudfte gcdenkftukken , welke hun vaderland veradelen, en aan de gefchiedenisfen zoo veel licht, zoo veel fterkte byzetten. E. Smetius klaagde al in zynen tyd, (en hy was elders geboren, zoo als ik zeide, maar gedroeg zich als of dit Land zyn vaderland was, beter dan deszelfs inboorlingen) : ,, ik kan niet nalaaten hier met nadruk te betreuren, dat onze landsgenooten te vooren zoo onopmerkzaam op deeze zaaken zyn geweest, dat zy dezelve alle verwaarloosd hebben. De metzelaars hebben de llandbeelden en opfchriften op marmeren fteenen, in de muuren gebruikt. De goud , koper- en yzerfmeden, hebben de penningen en huiscieraaden of verfmolten, of aan elk goed vrienden kooper overgelaaten, om elders vervoerd te worden. Niemand van dat bedryf is 'er thans over, die niet veele en wonderbaare zaaken vertelt van de gedenkltukken en oudheden , welke hy in zyne jeugd hier gevonden had. Schoon 'er geleerden voorhanden waren, is 'er toch niemand hunner geweest, welke zich verwaardigde , (zoo krygen ook deezen X $ wat  33° N Y M E G E N. wat voor hunne rekening,) om ter opfpooring van de vaderlandfche oudheden , zich eenige moeite te geeven, of dezelve te be waaren. „ Hoe vee! is er dan in vroeger tyden, verloren gegaan , dat nimmer tot onze kennis gekomen is ! In deeze Eeuw, wanneer men by het aanleggen van eenige nieuwe vestingwerken verfcheide oudheden ontdekte, handelde men 'niet beter , waar over cannegieter zich met reden beklaagt. En wie weet, wat 'er nog ia de vroege Christen Eeuwen vernield is, toen men uit een heiligen , doch waarlyk blinden yver, op 't voetfpoer van willebrord , al dat Heidensch van oorfpronk was , vermirfelde, om 'er naderhand Christen beeldtenisfen voor in plaats te (tellen. Men had met reden van een befchaafden, en in de letteren min of meer onderweezen Adel andere verwagting kunnen hebben, dan van het ongeletterd volk: egter moet men hier, gelyk doorgaans, eenige uitzondering maaken. i_ e Heeren johan en GERARD van valkenburg, rudolph et, THtiODüOR. van STEenwyk. , CORNELIS vam gent , Burggraaf, enz. zyn de eerden geweest, welke met de beide Smetiusfen handen aan 't werk geflagen, en de tot dus ver verwaarloosde oudheden opgezogt en geborgen hebben. De Landdrost van Zutphen , Baron van heeckeren tot nettelhorst volgde ditfpoor, en »aakte eene verzameling van Romeinfche oudheden ,  NYMEGEN. 33* den, van welke de ftad Nymegen even als te vooren van de steenwïken en smëtiussen, veel, dat zy op haar Raadhuis vertoont, tot een gefchenk heeft ontvangen: anders zou 'er niet veel meer te Nymegen te zien zyn. Zoo weinig heeft de aanmoediging van smetius , hoe gezien anders by het Stadsbeftuur van dien tyd, kunnen uitdoen. — Maar het is in deezen tyd, toen de Ridders uit de Zaal geligt waren, onder het Democratisch Bewind, in dit opzigt vooral niet beter toegegaan, gelyk in het floopen van het Valkenhof blykt. , , M. Hoe hebben zij daar toe toch kunnen befluiten ? E. 'Er heerscht fomtijds een geest van verwoesting van al wat oud, grootsch, aanzien3yk is : of dit zoo zyn moet, om de aarde 'niet met zaaken van die natuur te overlaaden, en plants voor nieuwe in te ruimen , laat ik daar. Die geest heeft ten minften in Frankryk 'geheerscht, waar de Hunnen van deezen tyd (*) , maar in hun eigen land, al wat ter geCO Het fpreekt van zelfs, dat ik hier door het gemeen verftaa dat overal, vooral in de Steden, zich zelfs gelijk — gezind is tot plunderen en vernielen : fchoon tiet veel fchcelt, of het door desssclfs Leiders wordt aangehitst of tegengehouden.  33* NYMEGEN. gedagtenis flrekte van de Adelyke en Vorfteïyke overheerfching in veele fraaije gebouwen 1 fchoone gedenkltukken en beeldhouwerken , zoo veel mogelyk, heeft uitgeroeid. Of hier heimelyk dit beginfel werkte, weet ik niet, 'er was ten minften geene noodzaake toe in een land , waarin men door binnenlandfche en buitenlandfche krygen meer dan te veel van de gedenkltukken der oudheid beroofd is. Men gebruikte een ander voorwendfel; ik zal het u mededeelen. Het Fransch gefchut had onder anderen den Burg of het Valkenhof befchadigd: men gaf voor, dat de fommen, welke lot herftelling vereiecht wierden, de Domeinkas te veel zouden ontblooten ; daar en tegen kon dezelve merkelyk aangevuld worden , wanneer men dit gevaarte Hoopte en de onmeetelyke hoeveelheid duiffteen tot geld maakte. Indien Gelderland zoo we} als het gedrukte Holland in de verpligting was geweest , terftond een buitengewoone heffing te doen , had men eenigen fchyn: maar dit was, zo veel ik weet, toen het geval niet in een land, dat zoo weinig in vergelyking van het laatfte bezwaard was. Dan dit lokaas was te fterk. Een dubbel voordeel, in gevalle van verkoop, befliste terftond, en het vonnis van eeuwige vernietiging wierd met meerderheid van ftemmen geveld , niettegenftaande het billyk protest van de Stad Nymegen, ** van het Ryk  N Y M E G E N4 333 Ryk en tusfchen Maas en Waal. Maar tyvajt kon dit protest helpen , daar baatzugt , en misfchien ook afgunst, dat Nymegen met zulk een onvergelykelyk (tuk van oudheid prykte, tegen hen inftemden. Het kon niet meer gelden , dan negentigduizend en vierhonderd guldens. Het Kwartier van Zutphen , dat zich met anderen, waarfchynlyk tonnen gouds had voorgefteld , wilde in den toeflag niet befluiten. De afgevaardigden van de ftad en het ryk van Nymegen met de hunnen wilden 'er in komen , indien de zogenaamde Reuzentoren , waar men de merken van de Ryks en Land-dagen, door de Frankifcht koningen en keizeren daar gehouden, nog duidelyk zien kon , en de twee Romeinfche kapellen met de hofpoort, voor welke de lyfftraffen gewoonlyk wierden uitgeoeffend, en de fchilderachtige ruïnen der ringmuuren, die geen onderhoud behoefden, voor de beminnaars van Vaderlandfche oudheden en van de tekenkunst, in hun geheel, en buiten den toeflag mogten blyven. Het Kwartier van Veluwe, waarvan Arnhem de hoofdftad is, de mededingfter van Nymegen , gelyk doorgaans twee naast by elkander liggende lieden, was dit te veel afgeftaan , en kon alleen befluiten tot het terrein, en een of zo moogelyk twee der Romeinfche kapellen, en dit wierd gevolgd, en in Herfstmaand van 1797 was  33* N Y m E Ö E Mé was het werk , tot oneer van die het zoo ver gebragt hadden , afgedaan. De tyd, welken zy hier aan hebben doorgebragt, en de handen, die 'er na den toeflag by aanhoudendheid aan werkten, van honderd tot honderdvyftig man bewyzen , dat hier inderdaad een onmeetelyke masfa van duiffteen voorhanden was, en dit gebouw zulk eene vastheid had , dat het nog eeuwen lang den tyd had kunnen verduuren. Zoo behoudt de ftad nog de twee Heidenfche kapellen , zoo als zy doorgaans genoemd worden , en het terrein tot ee,ne wandelplaats. Zie daar, de eerfte vraag beantwoord, myn diderik. D. Nu de tweede. E. Deeze is moeijelyker. Waar hier menfchen woonden, krygskriegten of ingezetenen, vreemdelingen en inlanders , men vindt nergens zulk eene menigte van allerleye , ook van kunstige en kostbaars zaaken , als in deeze overblyfplaatzen Atv Romeinen. Dat zy, die 'er ligt aankoomen , 'er ook ligt van affcheiden, gaat meestentyd door; zy zullen 'er roekeloos mee geleefd hebben. Men heeft gegist, dat zy gewoon waren onder de fondamenten, even als nu, gouden en zilveren penningen in den grond te leggen, maar ik heb 'er nog geen voldoend bewys van gezien. In de menigvuldige aanvallen , met de tyden van civius begonnen, — in de geduurige verrasfingen  nymegen. gen van den Watervloed, kan telkens het een of het ander agtergelaaten of in den grond begraaven zyn, waar van wy in ons land meer voorbeelden vinden ; ook in byzondere plekken. -—— In het jaar 1715 vond men te Velp bij Arnhem, door het omfpitten van den grond tot tabakshnd een fchat van vijf a zesduizend gullen waarde, — gouden medailles en andere kostbaarheden van den tyd van de constani\nen, als mede van valens, valentianus, ïionorius , cratianus , johannes '. — een gouden Coljer of keten , waaraan vyf groote gouden medaillons gehegt waren ; van ƒ 75 : -: tot ƒ 150 :- : innerlyke waarde , van honorius en GALla PLACioiA. De oudheidkenners weeten daarvan de overgroote waardij , en wel voornaamelyk van de laatfte. — Men vooronderftelt als ten hoogden waarfchynelyk , dat deeze groote gouden Medaillons, zynde met kostbaare gouden randen insjefloten, zyn gefchikt geweest tot dona militarii of krygseeretekenen (*). Behalven de gewoone munten van ƒ7:-: innerlyke waarde , gangbaare (tukken , zyn van de bovengemelde vyf Medaillons van deezen fchat onder den Heer (*) VU. cupbei haspocrates. De Coljer is als een doopft.uk in zekere familie ; wy wenschten dezelve by den anderen fchat gevonden en gezien te hebben.  336 nymegen» Heer van damme berustende die van de Keizerinne galla placidia, waar van maar twee exemplaaren in 't geheel bekend zyn , in alle de penning-kabinetten van Europa. Ook bezit hy in zyne uitmuntende Verzameling eene buitengemeen groote gouden medaille van con6tantyn de groote van denzelfden omtrek als de galla placidia, dan dezelve was niet aan de gouden keten gehegt geweest: * en een zwaaren gouden vingerling of ring, vercierd met ingewerkte beeldjes van de eerfte Christenen met een Saphier - fteen, verbeeldende de keizerinne helena. Deeze ring is buiten twyffel van constantyn zelf, of van deszelfs familie na hem. Laat ik nog maar een voorbeeld bybrengen uit den onvermoeiden van de betouwe. In den jaare 1722, liet zekere Stadsbode , willem arnoldsz, kort by den ingang van de poort van den Burg zeer naby den muur, een regenbak maaken. Men ontdekte een kannetje, dit brak , en met een vielen de arbeiders , en allen die 'er by ftonden, als raaven op den buit, welke daar door in veele handen kwam, Eenige penningen raakten gelukkig met de brokken van het kannetje in handen van den Burgemeester nicolaas verbolt, afgevaardigde naar hun H. Mog. Deeze geredde penningen waren alle van tiberius en claudius. Hier uit maakt de Heer in de betouw op  n V m e o e ïJ. 337 fop' , dat men deêze Burg niet van de tyden van j. c/esar moet afleiden, fchoon hy daaraan in een gedenkfteen, in 1155 in den muur ingemetfeld , en eenige Eeuwen laater in de Hoofdkerk gevonden, toegekend wierd. Hy houdt het veeleer voor een werk, ten tyde van claudius of nero door de Batavieren aangelegd. Zoo moest het zyn , zou het eene Stad der Batavieren worden. Ik kan daarin zoo gemakkelyk niet komen, als wel in opzigt van den tyd. Dit kannetje is 'er door iemand ingezet, niet voor, maar na het ftichten van den Burg; anders zou men het by het opdelven van den grond gevonden hebben : het is 'er ingezet, na dat deeze Keizers hunne munten konden laaten flaan , en het blykt, dat deze fpaarpot niet een of twee Eeuwen naderhand eerst geborgen is, want de penningen waren alle nieuw en geheel onbefchadigd. Toen 'er een derde van de vyfde Eeuw verlopen was, is dit oud gebouw door de Noormannen fchrikkelyk gehaavend, maar door carel de groote in zyn luister herfteld (*). In 838 wierd het weder door de Noormannen, afgebrand. Eenigzins herfleld zynde, is het in 886 andermaal verbrand. Naderhand uit -de asfe verreezen , is het door godefrid , Hertog van Lotharingen in den Jaare 1048 in den brand ge- (*) Vid. eginhabt, in vita Carol. M. IV. deel. Y  328 nymegen» geftoken, en verwoest. Zoo getuigen 'er de Schryvers van dien tyd van (*). „ Gode*. *rid heeft het Koninglyk paleis , een werk van een zonderlinge en onvergelykelyke fchoonheid in brand geftoken en verwoest." Het gebouw was van te veel aangelegenheid , om zoo te blyven. De Keizer frederik barbarossa liet hetzelve in 1155 in zyn ouden luister herfteilen en gaf het in 1182 aan otto den II, Graaf van Gelder ter leen, met eene bepaalde fom van driehonderd marken Keulfche penn. na dien tyd is het uit de Hertoglyke Domeinen onderhouden. Dit zy genoeg van dit Ryks-pa■ leis , het welk, gelyk de Heer in de betouw te regt zegt, zoo vee! Keizers, Koningenen Vorften onder zyn dak heeft geherbergd, zoo veele Ryksvergaderingen en Ryksbefluiten aan 'tvoornaamfte gedeelte van Europa in zyne zaaien heeft opgeleverd en te vooren aan zoo veelen alhier gelegerde Romeinen en Batavieren , als eene grensfterkte aan den Gallifchen Waals oever, tot verblyf heeft gediend. R. ik ben verwonderd over al de byzonderheden, welke gy ons verhaalt, myn eel- hart (*) Ziet de Annales Fuldenfes, en vooral het Werkje over den opkomst , lotgevallen en ondergang van den Burg te Nymegen van g. c. in de jjetouw, aan wien wy de vereeuwiging van deeze gebeurtenisfen te danken hebben.  n y" • m ë gen» 339 Mart ! nooit had ik gedagt, dat onze grond zoo veele Romeinfche fchatten had bevat en uitgeleverd. Welk een langen tyd en in welk eene menigte moeten de Romeinen zich hier hebben opgehouden! E. En egter heb ik alles maar met den vinger aangeroerd. Indien gy alle de Latynfche zoo wel als Nederduitfche fchriften van de smetiüssen en in be betoüws leezen kon , zoudt gy nog meer verbaasd Haan. Dan wy moeten hier van affcheiden. Tot een kleine proeve heb ik hier eene afbeelding van een fraai* jen graf fteen, te Nymegen gevonden en bewaard. — Gaarne zoude ik ons reisje voortzetten — over de Romeinfche legerplaatzen Arenacum, Bur* ginatiwm, naar de Colonia Trajana en Cajtra Vetera , dat is over Aart en Merwert, over Op-genBom aan den Muenderberg by oud Calcar, naar Cöln en Birten by Xanten, welke of tot het land der Batavieren hebben behoort , het geen men niet net bepaalen kan, hoe ver het zich over de Waal en Maas heeft uitgeftrekt, of op het zelve en deszelfs Romeinfche bezettingen eene groote betrekkingen gehad hebben : maar het zou ons te ver afleiden. Vr. Heeft men daar ook Romeinfche oudheden aangetroffen? E. Vooral te Xanten. Verfcheide merkwaardige daar van zyn geplaatst by het graf van Graaf maurits , weleer opperbeftuurder van Y a het  .34° nymegen. het ryke Brafil, toen het voor een korten tyd in onze magt was, te Bergendaal by Cleef. Onder anderen munt de fteen uit, die voor het graf van eenen Romeinfchen bevelhebber caelius door zyn broeder gereed gemaakt is, om daar in te leggen , zoo zyne beenderen mogten gevonden worden. Hy was in de neerlaag van varus omgekomen. (*) Dan wy moeten te rug keeren en nog twee aanmerkelyke plaatzen bezoeken. M. Welke zyn die Vader! E. Het Forum Hadriani en het Pretorium Agrippina , welke beide , gelyk gy uit den brief van cannegieter reeds hebt opgemaakt, van de grootfte aangelegenheid waren. Vr. Daar ik denk, dat myn eelhart ons eenigen tyd by deeze beide plaatzen zal ophou* den , was het niet best na zulk een lange togt en infpanning, eens aan te leggen, en të rus- . (*) Men vindt een naauwkeurige afbeelding van deezen gedenkwaardigen Heen, by alting, Notitia germ. inf. I. 35. In 't midden Haat het borstbeeld van MARcusciELius, meteen burgerkroon op'thoofd en alle militaire eere tekenen vercierd. Aan weerskanten Haan 2 Koppen, onder de eene m. cjelius, m. l. thiaminus; onder de andere m. c^lius, m. l. privatus, en onder aan m. cm.10. t. j. lem. b». h°- • • o. i.ÉG. XILX. ann, LIII. . . cidit. bello. variakto. ossa. . . inferre lioebit. p. CiELIUS t. F, lem. frater. fecit.    forum iiadriani. 341 rusten ? Wanneer wy ons een weinig verkwikt hebben, zullen wy, met frisfchen moed, on« ze oudheidkundige reis kunnen voleindigen. E. Het voorftel van mijne vredegonde vinde ik zeer goed. Ons gefprek heeft langer geduurd , dan ik my had voorgefteld , en het eeten zal klaar zyn. Ik heb ondertusfchen myne reden om van daag myn beftek af te doen. * % * ^Taauwlyks was het eeten geëindigd , of eelhart wierd door diderik verzogt, om het bezoek van het Forum Hadriani en het Pretorium Agrippina te volbrengen : eelhart was 'er toe gereed, en hervatte dus zyn gefprek. Het eerfte kunnen wy nergens anders zoeken dan aan den Vliet of de vaart, welke tusfchen Leiden en Delft loopt , en van de meesten voor de Graft van Corbulo wordt gehouden; uit het fchot van welken Vliet men meent, dat de grond is opgehoogt , waar op de burg geftigt is. Het beuzelagtig gemeen fchryft de ftigting toe aan eenen elinus, waar van men vervolgens eselinus gemaakt heeft, welke een zoon van den Friefchen Koning ritsard , een tweede midas , met ezelsooren zou ge, Y 3 weest  34& p o r u m weest zyn. Daar toe heeft de naam ESEUnu5 (*), en tot den naam eene gevonde oude penning aanleiding gegeeven , waarop men meende elinus te leezen: uit de overgeblee. ve lauwerbladen, op den gefleeten kop, heeft men -ezelsooren gemaakt. Met veel meer reden wordt de Keizer aêlius hadrianus, voor den ftigter gehouden, naar wien het ge, noemd is. Deeze was een zeer roernzugrig Vorst, welke verfcheide plaatzen naar zyn naam benoemd heeft. Hy zou dan deeze Burg geftigt, of naar zich benoemd hebben, op zyit tocht naar Gallien en Germanien, wanneer hy ook naar Srittannien over ftak. Dit is zeker dat de Batavieren by hem zeer in agtingftonden' Hy wilde ook voor een geleerde en Dichter doorgaan en men vertoont een vers, dat hy 0p het graf van den grooten fchutter soranüs, een Batavier, zou gemaakt hebben. Anderen mee. uen, des al niet te min, dat deeze Burg in een (*) Ik heb den naam eselinuï onder andere naamen in eene ondertekening gevonden, van den jaa, re noff, byix-SAc, Hollands rykdom, 3 D. bl. i2. van de bylagen en Chart. boek van mieris , t, jy] hl- 79- , by gelegenheid dat frederix, Bisfchop van Hamburg , aan eenige Holanders onbebouwde en moerasfige landen afltond. E. is de Iaarste van de geenen.die zonder by voeging, van eenige waardigheid, als getuige genoemd w»rdt.  haDRIani. 343 een weinig laater tyd, van de twee broeders lucius aurelius verus (O marcus aurelius antoninus gebouwd is en benoemd ter eere van hun vader en groot va Ier. Aelius hadrianus , had antoninus pius en deeze weder de beide aurelien , tot zoons aangenomen. Alting merkt aan , dat hadrianus , na dat hy als Tribunus in Gallien gediend had, in de Nederlanden niet is geweest en fchryft daarom met meer waarfchynlykheid dit Forum toe aan m. aur. ant. , denzelfden , van wien het opfchrift op de mylpaal by Mon(ter gevonden, meldt, en dan zou de naam aurelianus of Forum filii. ant. kwalyk door uitfiyting geleezen, of verkeerdelyk door den Muntmeester gefpeld , een eenvoudige aanleiding tot de bovengemelde misvatting kunnen gegeeven hebben. Men behoeft dan met den fchranderen scriverius om belinus , den naam van een afgod, niet te denken. t D. Maar hoe komt deeze plaats aan den naam van Voorburg ? E. Fortrapa was de oude naam in kerkelyke giftbrieven, eigenlyk Fortrana , daar de Lombar difche N met de Latynfche P zeer ligt kan verwisfeld worden. Zoo hebben de affchryvers, gelyk de Heer alting aantoont, Burdipe, nog het Boer diep > in Burdine en Wafaland in Mafaland veranderd. Nu kunt ge ligt van Forum Adriani , Fortrana afleiden , y 4 door-  344 p 0 r u m door de uitfpraak en den tyd verbasterd. Zoo noemt men elders Forum Livii, Forli; F0. rum Casjïi, Forcasfi; Forum Julii, Friouli, in 't Fransen, Frieul, in 't Hoogduüsch, FriauL En gelyk men fomtyds van oude naamen, of de eerfte of de tweede, gemakshalven heeft agtergelaaten , zoo wordt Forum Vibii, Vi, biana genaamd, kan men dit door den tyd alleen het Foor of Fooriurg genoemd hebben. Anderen leiden den naam Voorburg en Voorfchoten daar van af, om dat zy voor den Burg in het ambagt Veur of Voor gelegen zyn. Dan laaten wy ons niet langer by den naam ophouden. Dat hier een Romeinsch werk van aangelegenheid en een Romeinschen Burg ge, weest is, wyzeii niet alleen de onverbasterde" en verbasterde naamen uit, maar ook de op. gegraave fondamenten en oudheden, die omtrend het jaar vyftienhonderd , by gelegenheid van het graaven naar Duiffteenen, ontdekt zyn Men vond 'er onder anderen een ingelegde' vloer, Mofaicq werk. Een gelofte fteen aan jüpiter, juno, pallas, en,den genius van deeze plaats door flavius peregrinus (*); en (*) I. O. M. junoni reginjï , minervae. et. gekio. loci. t. fl. peregrinus. 9. leg. i. min. pro, et. suis, v. s. l. duobus. silakis. cos.  HADRIANI, 34/ en een anderen aan jupiter , serapis , isis , de Hemelfche Fortuin en de goede uitkomst door fuastinianus. (*) Ook heeft men'er een groote pot met gouden en zilveren en koperen penningen, van hadrianus, waTvCus aurelius en l. verus , gevonden. ■ Nog veel gefmolten koper, een voet van een kopc? ren ftandbeeld, een gouden keten met zeskante geflepene fmaragden , en meer andere zeldzaamheden. Buoiielius en beda getuigen, dat deeze ontdekkingen in hun leeven gefchied zyn. M. Waartoe diende zulk een 2'oram? E. Voor den Koophandel, voor de byeenkomften van het volk, en voor het gericht , even als onze markten , waarby de Raadhuizen en gerichtshoven doorgaans geftigt zyn , tot het een en het ander dienen. Deeze fora der Romeinen waren doorgaans zeer pragtig en vertoonden de grootheid van dit volk in elk gewest, 'waar zy wierden aangetroffen. Het waren groote vierkante pleinen, met gebouwen en galeryen voor de Kooplieden bezet, en met beelden vercierd. Dit Furwn zal zeker niet geiing zyn geweest, nadien of hadriaan, of deszelfs (*) I. O. M. SARAPÏ. ISJDI. FRUGIFERO. COELESTI. FORTUN. EONO. EVENTO. FELICITATI. LARI. VIAL1. E. GENIO LOCI. L. I.ÜCREJUS. PAL. FAUSTJNIAN. D' LEGLI. M. P. E. PRO. SE SUISQ. I. E. R. V. L. CONSAC. Y 5  346* ff o r u m zelfs opvolgers , gelyk velserus zeer wej zegt, ,,in dit Land byzonder in aanmerking namen de uitftekende dapperheid van deszelfs inwooners. Want het wierd als een wonder faefchouwd , dat de Batavifche ruitery onder zyn gebied, gewapend en in orde den Donau overzwom , zoo dat de Barbaaren daar door verfchrikt, den vrede verzogten." Men kan van dit forum te meer groote gedagten maaken, uit het geen hier gevonden is. De konftig ingelegde vloer mag men voor een Lios* trotos aanzien, waar op recht gefproken wierd, zulk een, als men in het Rechthuis van pilatus aantreft. Het overblyffel van het beeld, daar de overige door de plunderaars van dien tyd , of de blinde yver van volgende eeuwen vernield waren, kan een van de geen geweest zyn, welke op deeze markt, die volgens opgave wel tien morgen in zyn omtrek zou beflagen hebben, geplaatst waren. Voorts kunt ge hier uit opmaaken, hoe veel de Romeinen met dit volk, toen weder, als voorheen, met hun in een naauwverbond, op hadden, — hoe zeer de koophandel hier bloeide en begunftigd wierd. De fteen , welke aan Jupiter , serapis, isis, de Hemelfche Fortuin, de goede Uitkomst, aan het Geluk, aan den weg— God, en den Geest van de plaats gewyd was , toont mede duidelyk aan , hoe zeer men zich hier op den landbouw toelei, waar over jupiter, de God  HADRIANI. 34; God van den donder en den regen het opperfte opzigt had, wien de vrugtbaarende sera» pis en isis, en de Hemelfche Fortuin, en de goede Uitkomst, de weg en plaatzelyke Godheid , worden toegevoegd, die alle op de landbouw min of meer betrekking hadden. En dit gefchied door een Hopman van het eerfte legioen menervia, het geen hier, gelyk ook op ?t huis te Britten én te Nymegen in bezetting gelegen heeft. D. Dit bevestigt wel het geen gy, myn eelhart , van te vooren ons over den Landbouw in deeze oorden, en over deszelfs aanmoediging door de Romeinen gezegd hebt: rr.aar ik ftaa, verbaasd over die Goden kraam: waren isis en SERAPis niet van Egyptifcken oorfprong? E. Gewis: isis, serapis en osiris, waren, aan 't hoofd van 't Godenheir der Egyptenaaren, wier eerdienst men lang te Romen heeft tegengehouden , maar eindelyk is doorgedrongen. Gy weet , hoe zeer dit laatfte volk op. den landbouw gezet was. Nog vond een ploegende boer hier een fteen door junianus awabilis aan diana, de jagtgodin, toegewyd. Gy zoud ondertusfehen de Batavieren te kort doen, indien gy meende, dat zy, even dwaas als de Romeinen, zoo gereed waren , om al deeze vreemde Goden aan te neemen en te vereeren. in hoe ver zy van hun eerfte zeer eenvoudige en den natuurlyken Godsdienst veel nader byko- men-  348 P r M T O r ï v „ «lende grondbeginfelen ten laatflen 2yn afewee. bewy2en dat 2y al]e d£eze g gegermamfeerd, doet men kwalyk , wanneer men maar zoo als een beweeze zaat J .„ "i-wcc/ce zaak voortgaat t zeggen en te fchryven, dat onze vooroud^ « h voor de beelden van jupiter , mercu- rius,neptunus,diana5 eflz> we]eer ben nedergeboogen. Laaten wy nil 0nze wandeling befluiten met het l^rorlZ ™™"*> dat Forum Hadriani Fr. Het ipyt my , dat wy va„ 2uIk eene • uisterryke plaats, in znlk een aangen amen oord gelegen, zoo ras fcheiden moeten. * kan ?er ■** meer van zeggen , hoe gaarn ik wilde. Har! mB„ l„,n Uad men nog maar van de grondflagen eene aftekening gemaakt, die ik u vertoonen kon .' dan h^r* Tb h»h „ ; heefC men verzuimd. Ik heb u reeds gezegd, dat men het Pretorium Agrippa niet boven Leiden, te Roomburg of elders daaromtrend , maar afnde Mordzee moet zoeken, vyf duizend fchreeden van de eerfle ^ ^ ^ den nergens met meer grond fi-eli™ j„ , s'unu iteiien, dan waar nu de grondvesten van het hnic d , , u" nec ams £nrff» gevon. der,. worden. Wanneer wy onze re^J* w derinzien5Worden wy ^ aiken ^ ^ bepaald. Wel is waar, dat deeze opftal nietten vol-  AöRlPïiN^i 349 Vollen overeenkomt met de grondtekening t maar het is niet waarfchynlyk, dat alle de gebouwen juist naar 't leeven getekend zyn , fchoon 'er in de eerfte kaart eene zonderlinge verfcheidenheid in agt genomen is; dan dit is teffens waar , dat dit pretorium in deeze kaarten , boven alle andere nitmunt, en wanneer men de drie afbeeldingen door elkander Haat, dat zy dan zeer wel op de overgebleeve grondvesten kunnen toegepast worden. Uit al het geen wy u van germanicus en agrippina verhaald hebben, zult gy van zelfs om deeze beroemde vrouw denken. Agrippina, de moeder van nero , heeft wel Keulen verbeterd en tot een Romeinfche bouwftad gemaakt, om dat zy daar geboren was, maar moet zy dan daarom ook hier een pretorium geftigt hebben, waar zy alleen als een kind verkeerd heeft? terwyl de vrouw van germanicus zich hier met haar man en kinderen ophield , en veel langer dagt op te houden, zoo de jalouzy van tiberius het niet belette, had zy de grootste aanleiding en de beste gelegenheid , om een verblyf te laaten ftigten, overeenkomftig met haaren rang , de waardigheden , welke haar man bekleedde, en de grootheid van den Romeinfchen ftaat, het geen haar man, terwyl hy met het beleggen en uitvoeren van den Germaanfchen oorlog onledig of van de hand was , aan haar overgelaaten heeft. En aan  %&> pretorium aan deeze uitmuntende onder haare fexe die wy by afweezendheid van haaren man de fddaaten hebben zien in orde houden , was dit werk zeer wel toevertrouwd , en het is dan ook geen wonder, dat men het naar bas» ren naam, welke by de Romeinen in zuZk een hooge agting ftond, by den aanleg en lang daarna benoemd heeft, en misfchien gaf germanicus, die zyne vrouw teer beminde, daar toe de eerfte aanleiding. Vr. Wanneer ik het charakter van agrippina wel befchouw, en het vermogen der Romeinen bereken, moet dit vorstelyk verblyf zeer luisterryk geweest zyn , de eerfte afbeelding geeft ook niet anders te kennen. De bygebouwea kunnen naderhand by den eerften aanleg wel bygevoegd zyn. Men behoeft op een zandgrond niet altoos zich van heywerk te bedienen en daarom zal men van deeze geen grondflagen meer vinden. M. Toch zou ik, tot zulk een gebouw, eene andere plaats , meer binnenslands, verkiezen. E. Uwe aanmerking is zoo gegrond myne vredegonde , als die van magtilde ongegrond is. Maar zy' bedenkt op dit oogenblik &niet, hoe ver dit paleis van zee'afgelegen heeft, by den eerften aanleg. Zy herinnert zich niet, dat in zoo veeleeuwen, ten allerminften, de lengte van twee uuren gaans, van ons land federt die bouwing is verloren gegaan. Gy vindt het fo-  .AGRIPPINA. 351 forum hadriani zeker beter geplaatst , myn kind? Eene (treek als Velfm en Beverwyk zal u gefchikter fchynen : maar nu , nog verder was dit Pretorium van de zee verwyderd, dan deeze, inderdaad vermaakelyke oorden. Herinner u maar , welke Slooten , Burgten , Kloosters en heerlyke. Buitenplaatzen men op dien afftand van de zee gehad heeft en nog heeft, waar van gy eenige gezien hebt, en gy zult 'er anders over denken. Even als ik u van de graven en fondamenten by Domburg verhaalde , was dit gebouw, landwaards in gelegen , door den tyd onder de duinen geraakt , vervolgens weder bloot geworden en eindelyk door de zee bedekt. —— Agrippina verkoos hier te bouwen , wyl zy in alle de burgten van drusus, hier niet alleen de beste en aangenaamfle gelegenheid aantrof, daar de af-en aankomst der fchepen, langs den middenften arm van deeze hoofdrivier een geduurig vertier verfchaften , maar om dat zy zich dan naby haar man bevond, welke, niet ver van daar aan den zeekant gelegerd, daardoor zich in den kring van zyne beminde huisgenooten te dikwyler kon verlustigen. R. Dit doet haare gedagtenis nog meer eer aan, dan het gebouw, dat men naar haaren naam benoemd heeft. D. Had germanicus dan zyne legerplaats in de nabyheid? E. Dit  pretorium; E. Dit maak ik op uit de zeef aanmerkelyke plaats van plinius, van welke ik in onze voorige byeenkomst reeds melding maakte. D. Ik herinner het my , maar teffens uwe belofte van nader over deeze plaats met ons te handelen» E. Ik zal hem nti geheel opgeeven. Plinius fchreef dan in het derde Hoofdftuk van zyn 25 boek. »,, En niet alleen hebben de dieren het fchadelyk vermogen, om den mensen nadeel toe te brengen, maar fomtyds ook de wateren en plaatzen. Wanneer germanicus cmsar zyn leger over den Rhyn in Germanien in eene landftreek , niet ver van de zee had opgeflagen, was daar een enkele bron van zoet water. Wanneer men hier van dronk, vielen de tanden binnen twee jaaren uit, en de bindfelen of pecfen der kniën wierden los. De Geneesmeesters , welke by de Romeinen meest Grieken waren, noemden het Stomacace mondeuvel en Sceleiyrbe of beroering in de beenderen. Tot een hulpmiddel voor die kwaaien heeft men een kruid gevonden , dat Brittannica genaamd word , het geen niet alleen voor de peezen en kwaaien van den mond heilzaam is, maar ook dienen kan tegen de (langen en adders. Het heeft langwerpige zwartagtige bladen , ook een zwarten wortel. De bloemen noemen zy vibones of bottels. Deeze verzamelt men voor dat het dondert, en dan ge* gee-  agrippina. 353 geeten , beveiligen zy geheel en al. De Friefin hebben ons dezelve aangeweezen, waar de legers waren , en ik ben verwonderd Over de oorzaak der benaaffiing \ ten zy mogelyk die aart dé klist woonden dezelve van den nabuurigen Brittannifchen Oceaan hebben ontleend." Ik vinde deeze plaats van plinius om meer dan eene reden opmerkelyk, en daarom * zoo het de vrienden niet verveelt, zal ik 'erwat by ftilftaan, maar dan zal 'er iets van de Genees- en Kruid-kunde inkomen. R. In onze gezondheid hebben wy allen belang. E. Te meer, wanneer 'er van eene landkwaal gehandeld wordt, welke de meesten van onze inwooners , vooral die in laage wateragtige oorden woonen, eigett is en de verborge oor« zaak van zeer veele ongemakken. M. Welke Kwaal is dat ? E. Men noemtze doorgaans Schorbut , of Scheurbuik. Naar de twee voornaame uitwerkfelen hadden de Romeinfche Geneesmeesters dezelve te regt den naam gegeeven van — Sto> macace, voor zoo ver zy een verderf in den mond veroorzaakt, waar door het tandvleesch zwelt, door verrotting aangeftoken Wordt 4 de vaten zich van dik bloed ontlasten, de tan-, den en kiefen los worden ± de eetlust vergaat en een llegte fpysverteering kwaade fappen in het ligchaam te weeg brengt; ■ ea van Sceló- W. deel. Z b»W  35+ h e r b a tyrbe, welke daar vau dikwerf het gevolg is. Dan worden peezen en zenuwen als 't ware los gemaakt , de beenderen verliezen hun gebruik en de lyder zyne kragt. Hy kan zich naauwiyks regt op de been houden , en draait geduurig van de eene naar de andere zyde even als zul; ken, die eene fteilce beklimmen. Het is met een woord eene beroering in de beenderen, welke van fommigen by de St. Vitusdans vergeleeken wordt. De lust vergaat en de vermogens , om te wandelen en te werken verdwynen geheel. De Zieke wordt bedlegerig , en de kwaal neemt buiten fpoedige en kragtige hulpmiddelen geweldig toe en wordt eindelyk .doodelyk. Vr. Ik meende , dat deeze kwaal alleen op de fchepen zoo gevaarlyk was. E. Wyl men daar die beweeging, verfchooning, verfrisfing en gebruik van verfche fpys, vooral van groenten, niet hebben kan, oeffent zy aan boord op lange togten haare meeste woede uit, maar is aan land, byzonder in de Legers, geenszins ongemeen. Dit ondervon. den de benden van germanicus , toen zy zich hier bevonden. Men kan genoegzaam uit alles opmaaken, dat het over den midden Rhyn geweest is op de kusten van WestFriesland , welke toen, volgens de opgave van plinius , door de kleine Friezen bewoond Wierden. Intusfchen kunnen wy uit dit alles ook  ERITTANNIC Ai 355 ook befluiten, dat het Leger van germanicus zich daar een zeer geruimen tyd heeft opgehouden > — langer dan geduurende een veldtogt, wyl die kwaal, volgens de bepaaling van plinius van twee jaaren, zulk eene fchadelyke uitwerking by een kortltondig verblyf op het volk niet zou gehad hebben. D. Wy kunnen nu klaar zien , dat de na* byheid van het Leger van germanicus aanleiding aan agrippina gegeeven heeft , om daar juist een verblyf voor haar en voor haaren man te maaken. Dank zy plinius, die dus by geval door eene natuurkundige aantekening dit gefchil, zoo my dunkt, volkomen beflist heeft. E Men zou nog kunnen denken, was het wel der moeite waard, om voor een onzeker verblyf zulk een gevaarte te ftigten voor een pretorium of een Gouvernement, gelyk men het nu zou noemen? maar wanneer men zich het plan van germanicus te binnen brengt, verdwynt deeze bedenking geheel Hy verlangde h'er ten miniten zoolang te blyven, totdat arminius ten onder gebragt en de Germanifche kryg geëindigd was. En terwyl zyn Vader en hy hier hunne voornaamfte bedryven uitgevoerd, en daar van hunnen naam Germanicus verkreegen hadden, is het ligt te gisfen, dat deeze braave man hier op eene plaats, waarop hy zoo veel betrekking had, die hem zoo aangenaam geworden was, Zst by  3J6 h e r e & een volk daar de onbedorve natuur, de eenvöu* digheid heerschte, ver van tiberius en het verbasterd Rome verwyderd, gaarn langer had willen vertoeven. Maar om tot de legerziekte der Romeinfche benden weder te keeren • men fchreef deeze kwaal toe aan het gebruik van zoet water uit eene bron, welke men daar alleen fcheen aan te treffen. Men moet niet bepaald om een eigenlyk gezegde bron denken, maar kan 'er een zekere waterplas of meirtie door verftaan, by het welke zich de Romeinen hadden neergeflagen. Het water in deeze laage moerasfige gronden, al fcbynt het zoet, is doorgaans zwavelagtig en Bitumineus, waar van het gebruik op den duur nadeelig is : egter doen de zeedampen en uitwaasfemingcn van den brakken grond 'er ook veel toe vboral by zulke lieden, die aan een anderen dampkring gewoon waren. D. My valt daar in, het geen my verhaalt is van een aaninerkelyke put of bron op Tesfel, waar uit niet alleen de inwooners, maar ©ok de fchepelingen hun versch water haa. len, en die, hoe fterk gebezigd, nimmer ledig wordt. & E. Ik heb deeze put gezien. Hy wierd eerst voor weinige honderden, en toen ik my daar bevond voor omtrend drieduizend guldens ten behoeve van het Weeshuis van den Burg ^ Wlca «"elve toebehoort, jaarlyks ver«  BRITTANNICA. 357 verpagt. Hoe veel duizenden Watervaten moest dezelve dan wel by een vrye fcheepvaart uitleveren , om zulk eene fom op te brengen. Ik kan evenwel niet denken, dat de Friefen voor zich zelf hier eene bron van Welwater geopend hadden. Zy zouden de Romeinen voor het fchadelyk gebruik by tyds gewaarfchouwd hebben , gelyk zy hun een heilzaam genees* middel aan de hand gaven , toen hunne Veldgeneesmeesters wegens deeze ongewoone verfchynfelen , verlegen ftonden. Dit middel was het Brittannisch kruid , Herba Brittan' nica , het welk daar door beroemd gewor» den is. R. Wat is dat voor een kruid? E. Deeze vraage heeft de pennen van veel© kruidkundigen en andere geleerden gefcherpt; dog niemand heeft 'er meer werk van gemaakt, dan abram munting, de zoon, Hoogleeraar in de Geneeskunde te Groningen. Sommigen hielden het lepelblad, anderen de Betonica voor het kruid van plinius : dan fchoon deeze ook heilzaam tegen die huidkwaal zyn , noemt hy een gansch ander gewas , het geen hy by toeval vond, en het geen aan de kanten van flooten , vaarten , beeken en in laage wateragtige gronden in menigte wordt aangetroffen, en aan de befchryving van plinius veel meer beantwoordt. Ik heb hier eene afbeelding van hetzelve. Het k een foort yan Patich , welke in het Latyn Z 3 ita-  35» H E R. B A Rumex genoemd wordt. Volgens Munling was deeze Rumex reeds bekend aan dioscorides en galenus : men vindt 'er negen en twintig foorten van, welke alle by Munting afgebeeld en befchreeven worden. De tamme en de wilde Suring of Surik- en het Patiëntie kruid maaken 'er drie foorten van, welke alle, gelyk de zuure en bitteragtige groenten in 't gemeen , heilzaam tegen de Scheurbuit zyn, maar deeze inzonderheid, welke by linneus befchreeven wordt, de 2V tich met tvveeflagtige bloemen en ongerande naakte klepjes, de bladen hartvormig, glad, gefpitst (*). Men heeft eene kleine en eene grooteWaterpatich. De laatfte, welke fomtyds ter hoogte van i§ ell of vyf voeten groeit en bladen van een el lang heeft, komt hier eigenlyk in aanmerking. Men noemtze doorgaans Peerdik of Paardik ook wel Waterridder, om dat zy boven andere planten van dat foort zoo zeer uitfteekt. Het fap van den wortel heeft een bitteragtige en zamentrekkende kragt. Op fommige plaatzen wordt die Water- of Monniken Rabarber geheeten. By de Franfchen, dat aanmerking verdient, noemt men dit kruid ook la Brittannique. F. (*) Rumex fisribus hermaphroditis, valvulis integer* timis, nudis foliis cordatis glabris acutis. Zie ltnnjeus Nat. historie, door houttuin, II D, 8 St., hl 398.  HEILBA BRITTANICA.   BRITTANNICA. 359 F. Waar heeft het toch dien naam van gekreegen? E. De reden van benaaming voldoet my by plinius zoo min als by munting, welke het meent uit drie woorden te zyn zamengefteld, uit Brit vastmaaking, Tan een tand en Ica of Hica uitwerping; en dan zou het in 't oud Friesch een kruid betekenen , dat de tanden, die anders zouden uitvallen, vast zet. Ver gezogt. De naam is even duister, als die van 't huis te Britten. Al neemt men aan, dat eene volkplanting uit Brittannien zich in deeze ftreek heeft nedergezet, federt dat adminius , verdreeve zoon van den Britfchen Vorst cuNOMïLLiNus met een deel zyner landsgenooten herwaards den. wyk nam, aan wien caligüla hier eene ve'rblyfplaats aanwees: kan dit de oorzaak van benaaming voor het Brittan* nisch kruid niet zyn, reeds ten tyde van germanicus. Ik ben 'er niet vreemd van , dat de kragt van dit kruid eerst in Brittannien ontdekt , vervolgens hier bekend geworden , en daarom het Brittannisch kruid genaamd is. Of de bloem ook heilzaam is tegen de fenynige beeten van (langen en adders weet ik niet: maar het zal u vreemd voorkomen, dat dezelve eer het dondert moest worden ingezameld ; dan dit verklaart zich van zelfs. Wyl de bloeityd in Hooimaand is, moeten de bloemen Z 4 Se'  «63 SR*TORIUM geplukt, voor en al eer de meeste onweereq voorvallen. Maar al lang genoeg over dit Erittanniich kruid, het welk naar den ophef, die munting 'er van maakte , in lang geen opgang had by de geneeskundigen, "en ■nu nevens veel andere in vergeetenheid geraakt is. D. De Mode hëerscht zoo wel in de Geneeskunst als in de kleederen en leevenswyze. E. Inlandfche kruiden, welke de wyze en goede Voorzienigheid, gelyk in (dit geval weder blykt, in eiken oord tegen de voornaamfte landskwaalen doet groenen, worden even als de inheemfche Manufatluuren te dikwerf dooide vreemde, die met groote moeite en kosten van verre gehaald worden , verdrongen. Onze Ba,' tavieren en Friefen behielpen zich met het geen Jiun grond opleverde, en zy konden het 'er mee a-edden. Dan, laat ons. tot hetPrmtoriw Agrippina wederkeeren. De lotgevallen van het zeive zyn in eene. diepe vergeetenheid begraaven. Den eerden aanftoot heeft het geleden in den beroemden oorlog van Civilis, welke met den opftand der Caninefaaten onder brinio een aanvang nam , op wier grenzen het gelegen was. De tyd , wanneer het zyn naam verwisfeld heeft, is ook onbekend. Sommigen meenen, dat het door de Anglofaxen verlterkt is, toen zy hun togt en inval naar Brittan- nün  AGRIPPINA. * S*>t tiien ondernamen , en dat zulks aanleiding tot den naam zou gegeeven hebben. Wyl het aan de eerfte aanvallen der Noormannen bloot ftond , heeft het ook daaraan zyn volkome verwoesting, gelyk ik zeide, te wyten. — Nog eeneopmerkelyke gebeurtenis wordt hier te huis gebragt, welke ik u tot eenige afwisfeling, verhaaien zal. Gy hebt wel van sint ursel en haare elfduizend maagden gehoord. R. Wier beenderen men nog te Keulen vertoont. E. Dezelfde. Deeze gebeurtenis zou volgens den beroemden marcus velseuus, de eerfte uitgeever van de Reiskaart van peutinger , hier eigenlyk te huis hooren , en van een gansch anderen aart zyn, dan men by de Roomfchen voorgeeft. Caesar baronius , een bekend kerkelykgefchiedfchryver,tekent aan:,, dat, wanneer MAXiiuus, die gratiaan van het leeven en keizerryk beroofd heeft, inhetnabuurigGaJtóft was gevallen , en de aangrenzende Armoriken uit hunne bezittingen verdreeven had, het le* dig liggend en vrugtbaar gewest aan Brittannu fche Krygsknegten wierd gegeeven en daarvan eene nieuwe planting aangelegd , welke daarom Klein-Brittannien zou genoemd zyn, naderhand Neder - Bretagne- en- Normandyen. Op dat 'er nu voor de nakomelingfehap ook mogt gezorgd worden , heeft maximus belast , dat 'er uit Groot-Brittannien een aanzienlyk getal maagden Z 5 zok  jös pretorium zou overgezonden worden, opdat elk krygsknegt eene ter vrouw kon krygen. De voornaam, fte van gemelde krygsknegten was het opperhoofd connanus , een van de Brabantfche vorften, aan wien tot eene vrouw van 'gelyke waardigheid wierd toegefchikt de dogter van dionocus , koning van Cornubien of Cornwal, genaamd Urfula. Deeze vrouwelyke Equipagie, te Londen geprest zynde, wordt ingefcheept, maar door itorm ongelukkig op de kust van Germanien geworpen. Hier vervallen zy in handen van twee voornaame Zeeroovers der Pielen en Hunnen, melga en gannus of gnamus , welke volgens een verdrag met keizer, gratiaan tegen maximus eene vloot hadden in zee gebragt. Wanneer deeze ruuwe hoop de weerlooze meisjes wilde misbruiken, beflooien zy gezamenlyk op aanmoediging van ursel liever den wreedften dood te ondergaan, dan haare kuisheid te laaten fchenden, waarop zy allen in koelen bloede wierden vermoord. De geweldenaars ftreefden hierop naar Brittannien, het welk zy meenden van krygsbenden ontbloot te zyn, maar maximus zond terltond twee legioenen, welke hen naar Ierland verdreeven. Deeze maagden zyn eerst aangeland te Verona , eene bloeijende ftad, welke men met Bonna, gelyk Colonia Agrippina met het Pretorium Agrippina verward heeft. Schoon het waar is , dat men uit  agrippina. 363 pit eerbied voor Keulen, eene groote en magtige moedertod , welke met het overig gedeelte van Gallien in de magt van maximus was, haare beenderen derwaards heeft overgevoerd. Dus verre baronius en uit hem velserus, beide mannen aan wier regtzinnigheid in het Roomsen Catholyk geloof niemand twyffelt. — En inderdaad , indien 'er ooit iets van dien aart gebeurd is , komen de plaatzen kort aan zee gelegen , waar de Zeeroovers zich doorgaans ophouden , veel meer in aanmerking , dan Bon, en Keulen, die diep landwaards in liggen (*). Men treft hier intusfchen eene ftad aan, welker aanweezen lang en veel voor en tegen betwist is , de Kooptod Vroonen namelyk aan de Noordzee, niet ver van Alkmaar. R. Dan is Sc. Urfel met haar elf duizend maagden niet voor het Christelijk geloof, maar voor haare ter als martelaars geftorven? E. Zoo is het geval, en wanneer 'er niets meer bij behoort, zou men ook eene Sinte Lucretia kunnen vereeren. Intusfchen zou deeze, die zoo veel gerugt gemaakt heeft in de Romeinfche gefchiedenis , veel van haaren roem verliezen , indien hier elfduizend lucretia's bij (*) Velserus plaatst het Pretorium- Agrippina te Roomburg maar hoe meer het van de zee verwyderd wordt, hoe meer da waarfchynlykheid vermindert.  3°4 oratorium bij een geweest waren: maar ik denk, dat dit getal merkelyk vergroot is. Ik kan nog ge. keel van dit Pretorium van agrippina niet affcheiden , voor en al eer ik u twee bedenkingea heb medegedeeld, welke men by van loon en meer anderen aantreft. De eerfte is , of de Romeinen hier eene fchool hebben opgerigt. Aurelius batavus , welke dit allereerst heeft ftaande gehouden , is daar over door scriverius en andere voornaame oudheidkundigen gegispt. Zoo gaat het, wanneer men , gelyk hy op andere plaaizen doet, tastbaars fabelen als waarheden uitvent: maar ik kan niet vinden, dat het oprigten van een Romeinfche fchool, hier toe met reden te brengen is. Uit de algemeene aanmerkingen , welke wij over den Romeinfchen Staat en huis-, houkunde in de wingewesten of landen hunner bondgenooten gemaakt hebben , zou het eer vreemd zijn , indien hier niets van dien aart had plaats gehad, daar de Romeinen zulk eene naauwe betrekking op dit Land en Volk hadden en 'er zoo veel aan gelegen was, om in goede verftandhouding met het zelve te leeven , en ook door de taal alle mogelijke invloed op het zelve te verwerven. Daar zij hun als benden in de voornaamfte oorlogen en als lijfwagten in Rome gebruikten , zouden zy dan in Gallien en elders fchoolen hebben opgerigt, en alleen in het land van hunne broeders.  agrippin At 5ÖJ ders en vrienden, dat zy als een deel van 't Romeinse gebied aanmerkten, niet? Vr. Dit komt iny ook onbegrypelyk voor : zouden drusus en germanicus alles hebben aangewend, om deezen grond te verbateren en te verfraajen en de natie geene gelegenheid gegeeven hebben, om in kundigheden ervaren te worden ? E. Germanicus was, gelyk de meeste voornaame Romein/ebt bevelhebbers een liefhebber en vooritander van de weetenfchappen, en agrippina, welke zich hier met haare kindaren ophield, gaf aan dezelve eene goede opvoeding. Haare dogter en naamgenoote heeft van haare bedreevenheid in de weetenfchappen aanmerkelyke preuven gegeeven, en waar kon daar toe beter den grond gelegd worden, dan ter plaatze , waar zy opgevoed wierd , — dan in deeze hofplaats. Indien het geval van caligula , ook hier in zyne jeugd opgekweekt, tot ons land en niet tot de kust van Gallien moet te huis gebragt worden, had hy de beste gelegenheid om eenige jongelingen , die hier aan de hand waren en onderweezen wierden, tot zyn oogmerk by een te krygen, en men kan het tegendeel nog uit suetonius nog uit oio cassius betoogen. Zoo wordt het een door het ander opgehelderd. Cannegieter was zoo wel als van loon van dezelfde gedagte. Maar de tweede bedenking van deezen laatften Schryver kan ik  366 gevolgen. ik niet toeftemmen, dat in dit pretorium warme baden zouden geweest zyn: van germanicus verwagten wy deeze weelde niet en de natuur levert ze in ons land niet op. Zyn eenigfte bewys is , dat de afbeelding van bet pretorium overeenkomt met die van andere plaatzen j daar baden waren ; maar fommige, die geene baden hadden, zyn op dezelfde Wys getekend , en de afbeeldingen in de beide brokken van de Reiskaart zyn gansch anders. Vr. Wat invloed hadden toch alle deeze inrigtingen en veranderingen op de zeden, gewoonten, en onafhankelykheid van onze Batavieren ? E. Ik heb uwe zwaarigheid voorheen reeds opgelost, V'edegonde. Uit de befchry ving van de zeden der Germaanen en Batavieren van tacitus blykt, dat zy in zyn tyd nog dezelfde waren. De Germaanen, te zeer op hun oude gewoonten gezet, waren niet zoo gereed, als men in onzen tyd is , om alles , hoe vreemd en belachelyk ook , van andere Natiën na te aapen , en het onderfcheid tusfchen hen en de Romeinen was in allen opzigten te aanmerkelyk. Niet te min kreegen deezen ongevoelig meer en meer invloed. Hét-vestigen van een Pretorium en naderhand de aanleg van het Forum Hadriani wyzen zelfs aan, dat de vrye Staat der Batavieren allengskens zich voegde naar de heimelyke inzigten, welke door het Romeinfehe Ryk overal be-  veranderingen» 3Ö7 bedoeld wierden. Dit blykt ook niet duister uit den gelofte - fteen voor de behoude heen- en terug reize, van m. aurelius antoninus pius en p. SEPTiMius geta. De Batavieren noemen zich daar wel Broeders en Vrienden van het Romeinfche volk; maar ook noemen zy de beide C/Esars onze Heeren: (Dominorum nostroruni) een titel, welke de eerfte Keizers zich fchroomden aan te maatigen. Fr. Ik heb nog eene vraag. Is de verfraaijing van dit land, al voor zoo veele eeuwen begonnen , naderhand voortgezet, gelyk zy door drusus en cermanicus was aangevangen ? E. Het antwoord op deeze vraag zou ons veel te ver afleiden, myn Zoon.' Dit zy u genoeg. Wanneer drusus en germanicus op. volgers kreegen , die in hunne voetftappen traden , wierd dit werk van verbetering aan den gang gehouden. Domitius corbulo liet eene graft graaven van aanmerkelyke lengte. Paulinus pompejus vervolgde de begbnne bedyking van drusus. Uit de opfchriften en mylpaalen blykt , dat verfcheide keizers als trajaan, hadriaan of de beide antonynen, septimius severus en meer anderen de hand aan de verfraajing van deezen bodem , het onderhouden, herftellen en aanleggen van gebouwen en wegen gehouden hebben. Ongelukkig kwam de oorlog der Batavieren met de Romeinen tusfchen beiden, wanneer de dyken door  3<5S VEli.ANDER.ilSfGËN. door claudius civilis doorgeftokert wierden. Menigvuldige overftroomingen, waaf door het land dras wierd , daar de inwooners niet in de mogeiykheid Waren , en oök geen lust hadden, om het water af te leiden, moesten op den laagen grond veele meiren veroorzaaken, vooral na dat dé midden Rhyn verlamd en eindelyk geheel verltopt raakte. De geduurige invallen van zeefchuimers, de verwisfeling van inwooners, de eeuwigduurendc verdeeldheden en bloedige burgeroorlogen hebben dit land een geruimen tyd in erger toeftand gebragt , dan het ooit in het tydbeftek, waar van wy gehandeld hebben , geweest is. Hier van daan het verbaazend aantal van groote en kleine meiren en moerasfenj die zich in een kleinen omtrek in ons Land bevonden, welke na het vestigen en vry worden van deeze Republiek voor een groot gedeelte tot vrugtbaar Land gemaakt zyn. Wanneer men dit niet in aanmerking neemt, maakt men zulk een akelig denkbeeld van den alouden toeftand van het land der Batavieren, het welk wy in deeze zameufpraak hebben opgeruimd* De onvergelykelyke grotius zelfs nam dit alles niet genoegzaam in aanmerking, wanneer hy de aankomst van eene Britfche volkplanting op onze kust in een land vol moerasfen en meiren onwaarfchynelyk ftelde , daar zy zich veel beter in Gallitn kenden vestigen. Dit is ook gefchied , maar  veranderingen. 369 maar het eerfte behoefde, om aangevoerde reden niet agtergelaaten te worden. ■ Dus heb ik het plan, dat ik my deezen dag had voorgefteld , afgewerkt. Hier by zullen wy het, althans voor eerst, moeten laaten berusten. R. Wy zyn u op nieuw ten hoogden verpligt, myn eelhart, voor al de moeite, welke gy, vooral by deeze gelegenheid, in het opfpooren en aanwyzen van oudheden voor ons hebt aangewendt. D. Wy hebben nu ons hart op den Bataaffchen bodem regt kunnen ophaalen, en zullen , denk ik weder een uitftap naar Rome doen, om de lotgevallen van germanicus te verneemen , het geen wy zeer wel op ons landgoed kunnen volbrengen, waar wy de vrienden gezamenlyk verwagten zullen. E. Dit was eigenlyk myn oogmerk niet , waardfte Vrienden: de tyd baart zoo veele gebeurtenisfen , waar na wy onze plannen telkens veranderen moeten. Hoe aangenaam het my zou weezen ons geheele beftek te volvoeren, zal het my misfchien niet mogelyk zyn. Het hooge woord moet 'er uit. Het wordt tyd, dat myn Zoon frederik naar de hooge fchool vertrekt. Na ryp overleg hebben vkedegonde en ik geoordeeld, dat het best was , nu het jaarfaizoen zoo ongunftig en half verlo- IV. deel. Aa pen  37» KADER. pen is, op te breeken, en met hem te trek* ken, dan is hy onder ons oog en op eene gevaarlyke plaats van verleiding best beveiligd. R. En wanneer zou dit gebeuren, myn lieve vredegonde ? E. De lesfen neemen in 't midden van Herfstmaand reeds een aanvang , dus kunt gy rekenen , dat de tyd kort is. D. Deeze onverwagte verandering hadden wy zoo ras niet vermoed. Zy zou ons te meer in onze uitzigten bedroeven, indien wy door den nood niet verpligt waren, wegens alle menigvuldige lasten , na deezen zomer 'er ons buitenverblyf aan te geeven : de afgelegenheid maakt het in den oorlog daarenboven onveilig. Wy denken in het najaar ook naar de Stad te trekken, vroeger dan naar gewoonte. Dan ik heb nog eene bede myn eelhart; wy kunnen nu niet fcheiden. Ik moet.u, uwe vrouwen kinderen het laatfte vaarwel te mynent geeven en dan kunnen wy alles bedaard afprüaten. B. Ik heb 'er nog eene bede by te doen , — dat gy ons dan tot affcheid een verhaal doet van de lotgevallen van germanicus en agrippina, aan welken wy die groote verbeteringen van ons land te danken hebben. E. Ik kan u ook deeze bede niet weigeren : wanneer wy maar eenen dag kunnen uitbreel ken5  afspraak. 37Ï ken , zullen wy 'aan de verlangens van ons hart en aan u beider verzoek voldoen. Ik heb zelf de nieuwsgierigheid in ü opgewekt , eh my in de verpligtig gebragt, om aan dezelve te beantwoorden. Uw vertrek van buiten komt ons zoo önverwagt over, als het onze aan u. Anders hadden wy onze aangenaame verkeering en gefprekken in de Academifche Vacantien kunnen voortzetten , het geen wy nu, tot gunftiger tyden zullen uitftellen. V1ER- Dit volgend lystie van Romeinfche oudheden, in de ^uinhoopen van 't huis te Britten gevonden , is verzuimd op bl. 298 te plaatzen, wy geeven het hier; N. i. Vloertegelen, S duim in 't vierkant groot en 2 vingeren dik, en pannen , meest alle gemerkt. 2. Een roode Samifche drinkpot van Le»nnifche aarde zeef glad en konftig- gewerkt. 3. Een witte offerkruik. 4.. Twéé lampen, waar van de èene met vier lichten. 5. Een groote fleutel 7 duim lang, zoo men meent van 't huis te Britten. 6. Een andere fleutel en zegelring van koper, waarop eeri önyxfleen, befnèden met een Romeinsch roer, (hier kwalyk verbeeld) tusfchen 2 koorenairen, zinnebeelden van de Zeevaart en Landbouw. 7. Het hoofd .van den Rhyn-God. 8. Ken hercules. 9- Het A a 2 beeld  fceeld van de Overwinning. 10. Een fteen met twee vleugels, op de voorzyde ftaat eene gevleugelde Over. winning, aan den eenen kant een arend, en aan den anderen kant dit opfchrift. Imp. c«s. anto. ne. aug. coh. n. to. m. pe. ii. Een fteen, waar op een fcheepken met een beeldje, dat wyn uit een fchaal in zee ftort en een krans in de andere hand heeft. 12. Twee zegels, het eene meteen gekleed Romeinsch beeldje, het andere met een p alias. 13. De grondvesten van 't huis te Britttn*  VIER EN TWINTIGSTE ZA MENS RAAK. Germanicus wordt door tiberius naar het Oos> ten gezonden als algemeene Landvoogd. Aan pise wordt Syrien aanbevolen. Germanicus na verfcheüe plaatzen bezogt te hebben, wordt krank te Anthiochien en Jierft niet zonder vermoeden van door piso , zyn tegenpartyder, ver' geeven te zyn. Zyn uitneemend charaEter. O». lefchryflyke en algemeene, rouw wegens zyn vroegtydig affterven. Agrippina begeeft zich met de asch .van haaren man naar Rome; landt te Brun'dufinm. Wordt met grooten toeloop ontvangen. Rome verliest zeer veel, maar agripp.na ' alles. Het rechtsgeding van piso en deszeifs huisvrouw. Agrippina verdagt by tiberius , en vervolgd met haar geflagt door sejanus ,dengunJleling des keizers. — Met haar zóón nero gebannen , mishandeld en van 't leven beroofd. Haar character, waar aan haare kinderen weinig beantwoorden. Drusus wordt de opvolger van germanicus in üuitscbland , waar de Germaanen zich zelfs vernielen door onderlinge oorlogen tusfchen maroboduus en Arminius. De eerfte moet zyn ryk verhaten en fterft in Italien. De laatfte, door trotschheid onverdraaglyk by de zynen, wordt omgebragt. Na zyn dood geëerd. Eelhart. Wierd met zyn gezelfchap op Aa 3 oen  3?4 GERMANICUS den gewoonen vriendelyken yoet van djderik en rozemond verwellekomd. Eene heimeryke kwelling was egter op aller aangezigten te kezen, wyl het de laatfte reize was, dat zy elkander voor eerst zouden ontmoeten. Eelhart vatte fchielyk het woord op. E. Ik heb niet willen afzyn , tm. aan uw verpligtend verzoek te voldoen, myn waardfte vrienden. Om geen tyd te {pillen, zullen wy maar terftond met het vervolg van den leevensloop van germanicus en agrippina beginnen. Wy hebben het laatfte gefproken van den plegtigen triumf, welke germantgus wegens de overwinning van arminius en zyne bondgenooten op den aöften van Bloeimaand , te Rome hield. Tot beter herinnering heb ik deeze aftekening van de penning , op zyn zegepraal geflagen, nevens de afbeelding van zyn Vader drusus medegebragt. Aan beiden zyn de Batavieren veel verfchuldigd (*). Welk eene verpligting tiberius en de geheele ftaat aan germanicus had, kon hem dit niet bevryden voor de heimelyke lagen, welke hem van den ergdenkenden vorst gelegd wierden. Zyne tegenwoordigheid in Rome, waar hy aller opgen tot zich trok, wilde tibe- ri- (*) Beide zyn wy aan den Heer van damme verpligt nevens de afbeelding van den graffteen van SISIUS. '    NAAR 'T OOSTEN. 3?j rius zoo min dulden, als een langer verblyf in Germanien, waar hy te veel roem behaalde. Hy moest van de hand, om des te beter in de ftrikken te vallen, welke voor hem gefpannen wierden. De oproerigheden in Syrië en het Joodfche land, wegens drukkende fchattingen , in Comagene en Parthien jover het verkiezen van koningen, gaven aan den vorst de fchoonfte gelegenheid. Hy zelf was te hoog bejaard , en zyn zoon drusus te jong : niemand was 'er beter gefchikt toezeide hy , om zulk eene gewigtige reize te onderneemen » dan germanicus. Hy zond hem dan naar het Oosten: alle Landfchappen over de zee gelegen , wierden aan hem aanbevolen met grooter gezag, dan immer aan een landvoogd wierd toebetrouwd. Maar met een ontnam hy aan creticus silanus , wiens dógter aan den oudHen zoon van germanicus , nero , verloofd was, Syrien, waaronder Judea doorgaans begreepen wierd, en gaf het bepaald opzigt van dat wingewest aan cnejus piso , zoon van cn. calp. piso, welke de zyde van brutus en cassius weleer hield , en van numa pompilius zyne afkomst rekende. Hy was gehuwd aan, munacia plancina, eene dogter van den vermaarden munacius plancus, en vriendin van livia. Deeze beide egtgenooten, welke elkander niets toegaven, in trotsheid op hunne afkomst en bezittingen, in vermetelheid en A a 4 heersen».  i76 cerman1cus heerschzugt, waren de gefchiktfte werktuigen voor tiberius en zyne moeder , om germanicus in alles te dwarsbooomen en verdriet aan te doen. In het agttiende jaar, van onze telling , gingen germanicus met agrippina en cajus caligula op reis: kort te vooren was drusus , de zoon van tiberius , naar Dalmatien en Iilyrien vertrokken. Wyl de allerbeste verftandhouding tusfchen deeze twee broeders, fchoon van onge'Jyken aart, plaats greep , wilde germanicus hem eerst vaarwel zeggen, als of hy een voorgevoel had , dat dit voor de laatfte reis zou zyn , en dat eenerley noodlot hen over 't hoofd hing. In Dalmatien trof hy hem aan. Hier op bezogt hy Nicopolis, eene ftad door augustus ter gedagtenis van zyne overwinning op antonius , de grootvader van germanicus , geftigt; en bezag de Reede van actium en de legerplaats van antonius. Voorts ftevende hy naar Athenen, Eubm% en Lesbos, waar zyne agrippina haar laatfte kind livia of livilla ter waereld bragt. Te Athenen, de beroemdfte plaats van Griekenland, wierd hy met alle mogelyke tekenen van agting ontvangen. Zyne zugt tot onderzoek, en vermeerdering zyner kundigheden , fpoorden hem aan , zoo dra agrippina herfteld was, om verfcheide beroemde plaatzen en landen te bezien. Na Berinthus en Byzancium, nu Confiantinopolen, in T/iracien bezogt  naar 't oosten. 37? zogt te hebben, zag hy op zyne te rugreis het oude Mum, (het berugte Troje,) en raadpleegde te Colophon de Godfpraak van apollo, wiens priester hem in duistere bewoordingen, volgens tacitus, zyn naakenden dood zou voorfpetd hebben. — Middelerwyl hadden piso en plancina zich op reis begeeven. Zy kwamen kort na het vertrek van germanicus te Athenen. De eerbewyzingen, welke men germa» nicus aldaar, boven hun beiden, aandeed, ontftaken terftond de afgunst in deeze twee trotze harten, welke zich boven al de afflammelingen van 't Keizerlyke Huis verheven agtten. Piso was dwaas genoeg, om dit te laaten zien, — germanicus en de burgers van Athenen fmaadheid aan te doen. ( Hy wilde voor hem in Syrien zyn , en koos daarom de kortlte , maar in den winter gevaarlykften weg naar de Cycladifche eilanden, het welk hem byna het leeven gekost had. M. 'Er was weinig aan het verlies van dit paar gelegen geweest. E. Zy ftrandden voor de haven van Rhodus % Germanicus was daar voor hem aangekomen. Zoo dra vernam hy het gevaar niet, waar in piso was , of hy zond hem , fchoon van zyn gedrag te Athenen reeds onderrigt , alle mogelyke hulp , zonder welke hy op de rotzen zou verbryzeld zyn geworden: dan dit kon zyn hart niet omzetten. Naauwlyks was hy Aa 5 j«  37$ &EH5IAKICUS «inSyrse», of hy zogt zich een aanhang te maaken , door de oude Tribunen en Hoofdlieden met anderen van zyn aanhang te verwisfelen en de foldaaten allerleye buitenfpoorigheden ongeftraft te haten bedryven, welken hem daarom vader der Legioenen noemden. Plancina bevlytigde zich niet minder, om de genegenheid der krygsbenden te winnen en alle harten tegen germanicus en agrippina in te neemen. Na de zaaken in Armeniën , Kappadocien en Comagene gefchikt te hebben, tot genoegen der inwooneren, keerde germanicus naar Syrien , waar piso niets minder dan de last van zyn opperbevelhebber had uitgevoerd. Wanneer germanicus hem hier over met reden onderhield , fcheidden zy als geflage vyanden. Zelden verfcheen piso in den Raad , dan om germanicus tegen te fpreeken. Op een gastmaal van den koning der Nabatheëren, aan germanicus gegeeven, beledigde hy hem in 'topenbaar s deeze fmaadheid verdroeg germanicus. Zoo liep het eerfte jaar van deezen togt, waar in hy voor de tweede maal Conful was , met de vernieuwing van het verbond met de Partken ten einde. In'het volgend jaar, daar germanicus nu het groote oogmerk van zyne zending bereikt bad , veroorloofde hy zich een uitftap naar Egypten te doen, om veele merkwaardigheden te bezien. Schoon hy hier juist van pas kwam , om in de groote ichaarsheid van,  W O K t> T KRANK. 379 van graanen te voorzien, wierd hem deeze reïze zeer kwalyk door tiberius genomen. By zyne te rugkomst in Syrien, bevond hy alle zyne inrigtingen en bevelen aan de keurbenden door piso verydeld. Toen germanicus zyn gezag liet gelden , befloot piso Syrien te verlaaten. Eene kortduurende ziekte van germanicus, hield hem alleen op. De vreugdebedryven der Antiocheneren over de herftelling van hunnen geliefden Landvoogd, vervoerden piso in zoo ver, dat hy de openbaare offerhanden en Godsdienstplegcigheden door zyn volk geweldaadig liet hinderen. Daarop vertrok hy naar Seleucien. Germanicus wordt op nieuw krank en dpor de berigten van zyne bedienden in de verbeelding gehragt, dat piso door vergif en tovermiddelen zyn einde verhaastte, om zich te wreeken en meester van de Landvoogdy te worden. Hy ontzegt daar op zyne vriendfchap aan piso , en men meent , dat hy hem met een- beval het wingewest te verlaaten. De hoop op herftelling verminderde intusfchen gaande weg. Germanicus gevoelt den naderenden dood. Zyne liefde voor agrippina, zyne bezorgdheid voor zes jonge kinderen, gevoegd by het verlangen, om nog grooter daaden voor den Staat te verrigten, en de hoop op meerder roem, hadden de liefde voor het leeven hl hem vermeerderd. „Ik zou my over de Goden kunnen beklaagen, zeide hy, indien zy myn leeven  $Sa dood ven in den bloei wilden affnyrlen: maar daar ik nu myn dood aan de kwaadaardigheid van piso en plano.iNA moet toefen ryven , verzoek ik myne vrienden aa.i, myn vader en broeder te berigten , hoe hard het my valt, daar ik zoo veele oorlogsgevaaren gelukkig ben door geworfteld, myn pas begonnen loop, als een ongelukkig flagtoffer van nyd en verraad, dus ellendig te moeten eindigen. Hy bezwoer hen tot de wetten en den Romeinfchen Raad toevlugt te neemen , om voldoening aan zyne nagedagtenis te bezorgen. Hier door zou en zy de grootRe bewyzen geeven van fonw over zyn ontydig afllerven en toonen, dat zy hem meer be. minden, dan zyn fortuin : het ïm delyden van allen, die hem gekend hadden zou hun aanklagt verflerken, en de Geregtighejd hadden zy aan hunne zyde. R. En zy beloofden hem dat? E. Zy beloofden het niet alleen metdeduurfïe verzekeringen, maar hielden ook woord. Zyne egtgenoote bezwoer germanicus by hunne onderlinge liefde, en derzelver tedere panden , dat zy haare fierheid zou afleggen, zich buigen onder het harde noodlot en zorg draagen, dat zy, door eene vertooning van grootheid, de aanzienlyklïen in Rome , niet tegen haar en haare kinderen in 't harnas joegen. Daarop (tierf by , welke in zynen tyd de braaf/te —- de grootfte der Romeinen was, na nog in 't  VAN GERMANICUS. 't geheim iets aan zyne vrouw gezegd te hebben , in den ouderdom van 34 jaar , het negentiende na Christus:geboorte. Vr. Hoe groot was dan het fchelmftuk van piso , zoo hy waarlyk oorzaak was van dien dood ? v E. 'Er waren veel reden van ergwaan ontieend uit de haatelyke characTers van piso en plancina , uit hunne bitterheid, welke zy in alle gevallen onbewimpeld lieten blyken , en het gedrag, dat zy geduurende de krankheid en den dood van germanicus hielden. De lyfwagten ontdekten eenigen van piso's dienaaren, welke deszelfs toeftand verfpiedden. Zoo dra ontving deeze niet de tyding van het affter( ven, of hy betoonde openlyk zyne vreugd in 't midden der algemeene fmart en offerde aan de Goden , terwyl plancina op denzelfden dag de rouw over haare zuster aflei. Het lig— haam van germanicus , dat op een eerebed ten toon gelegd wierd, floeg met blaauwe plekken uit, en toen het zelve verbrand wierd, bevond men zyn hart ongefchonden. De natuuikuiidigen van dien tyd ftelden , dat de vlam op hetzelve geen vat had, ingevalle van vergiftiging : dan dit heeft geen grond. Men tekent hetzelfde aan by de te rechtftelling van den aardsbisfchop cranmerus , die verbrand wierd. — Voor het overige zegt tacitus , dat de gevoelens omtrend de fchuld of onfchuld van piso in  gSas, character in dit opzigt verdeeld waren , naafmaaté men" deezen toegedaan was, of medelyden had met germanicus en agrippina. Dit is zeker; dat het verlies van Rotite en de geheele maatfchappy, onbefcliryflyk groot was. Wanneer gy n herinnert myne Vrienden , wat germanicus bedreeven heeft , hoe veel had men dan van hem tot nut van den Staat nog kunnen wagten. Zyne bedaardheid van geest in 't midden van de grootlle gevaaren, zyn beleid, zyne dapperheid , zyne grootmoedigheid waren te meer te bewonderen, wanneer men zyne jongheid in aanmerking neemt, waar in de driften het meest de reden overdwarsfen. Had hem de zugt om te heerfchen eenigermaate bezield t de kans ftond voor hem fchoon, om tot het gebied der waereld te geraaken. Hy was de zoon, de opvolger van den beminnelyken drusus; de lust en liefde van het Romeinfche volk. Zyne minzaamheid en openhartigheid, zyn heufche aart, waren juist het tegengeftelde van dat zwaarmoedig, ergdenkend, en duister character van tiberius. Hy was volgens suetonius in 't leeven van tiberius niet alleen by 't volk van Rome, maar ook in de wingewesten zoo bemind , dat hy, wanneer hy van eene plaats vertrok of een andere naderde, bykans op den weg door de menigte verdrongen wierd; Toen hy het oproer onder de krygsbenden geftild had, wierd hy door alle de Hofbenden ingehaald.  VAN GERMANICUS. 383 haald, en de weg was twintig mylen ver met Volk van allerleijen rang bezaaid. Hoe nader germanicus aan de grootde hoop van 't bewind was , zegt tacitus (*), hoe meer hy zich voor tiberius beyverde. Dit bleek allerduidelykst uit zyn gehouden gedrag by het (tillen van dat gevaarlyk oproer onder de Legioenen, waaruit wy hem het eerst hebben leeren kennen. — Welk een zeldzaam voorbeeld, in de (terkfte verzoeking, van getrouwheid aan eed en pligt, —— van verloochening, van heerl'chappy over zyn geest! Altoos bleef hy zich zei ven gelyk : alleen bezweek hem de moed, en wien ontzinkt die niet een enkele reize? toen al de elementen tegen hem en zyn volk , by den akeligtten ftorm fcheenen zamen te (pannen om zyne fchepen en volk te vernielen , en hy zich zelf de fcliuld van deezen zeetogtgaf. —— Zyne afkeerigheid van den dood moet men aan den noodlottigen zamenloop van omftandigheden , aan het vermoeden van door de listen van twee laaghartige fchepfels ontydig te moeten omkomen, toefchryven. Dit drukte zyn geest, dit verfiimmerde zyn toeftand : want wat invloed heeft de verbeelding niet op een kranken ! Germanicus toonde anders geen vrees voor den dood. Hoe veel beter dagt hy ook in dit geval, dan zy, die zelf den dood zogten, om vaa (♦) Ann. L. i, c. 34.  CHARACTEr. van de lasten des leevens bevryd' te zyn. Dezelfde tacitus geeft dit kort maar veel betekenend getuigenis van hem (*). Hy was minzaam jegens de bondgenooten , zagtmoedig omtrend zyne vyanden: Eerwaardig, het zy men hem aanzag of hoorde fpreeken. In zyne houding bezat hy alles, wat grootheid van ziel en van gezag tekende, zonder dat iemand 'er een drukkenden last van gevoelde. — Van de geftrenge behandeling der Mar [en en het volk van arminius hebben wy redenen gegeeven. In andere gevallen gaf hy bewyzen van mensenlievendheid , welke de waare dapperheid in een Held veradelt. Dit bewyzen onder anderen zyne traanen by het ombrengen van de oproerlingen geftort. Tot tweemaaien betoonde hy zyne Edelmoedigheid, wanneer hy hen met zyn eigen geld te vrede ftelde en in hunne behoeften voorzag. Het langmoedig gedrag met piso is boven alle tegenfpraak. Beval hy zyne vrienden de wraak na zulk eene opeenftapeling van beledigingen verdraagen te hebben, wat zouden wy Christenen in dergelyk geval doen, fchoon wy het gebod en het voorbeeld van deezen grooten meester weeten, ,, hebt uwe vyanden liefV* Zyne getrouwheid aan zyne egtgenoote , zyne tedere zorge voor zyne kinderen betoonde hy tot (*) Ann. L. 2, c. 78.  vak SlRMaltlfiOSl tot den laattteri 'ademtogt* Een zeldzaam voor-» beeld in dien tyd. Met een woord: in welk eene betrekking wy germanicus befchouwen, hy was even uitmuntend als beminnelyk. Men maakte te Antiwhitn eene vergelyking tusfchen hem en alexander de groote» Beiden waren zy van een doorlugtige afkomst, beiden van een fchoone en edele gedaante, beiden zyn, na veele voortreffelyke daaden verrigt te hebben , even dertig jaaren oud , onder vreemden door de trouwloosheid van hun eigen volk omgekomen. Germanicus was niet min dapper maar minder roekeloos dan alexander. Indien germanicus hetzelfde gezag» dezelfde gelegenheid gehad hadde, zyne daaden zouden niet minder geweest zyn, dan die van den overwinnaar van Perfien; maar deezen overtrof hy in minzaamheid jegens zyne vrienden, in maatigheid, in kuischheid en andere fchoone hoedanigheden. Hy was, toen Rame in weelde verzonken lag, een vyand Van wellust: vergenoegde zich met eene vrouw, en liet geene, dan egte kinderen na. Hy was niet alleen een uittlekend Krygsman, maar ook een welfpreekend Redenaar. Hy drukte zich even getnakkelyk in 't Grieksch als in 't Latyn uit, en men wydde hem daarom een fchild der Redenaaren. Ovidius telt hem onder de eerfte DigterS. IV D£ELi B b Ö. WV  38# Bermanicüs D. Wy gevoelen de grootheid van het veïlies van zulk een man. E. De Romeinfche Staat gevoelde het ook in al deszelfs uitgebreidheid. Ik weet geen voorbeeld in de gefchiedenisfen, en dit is het flot van zyne charatler - fchets, van zulk een groote, zulk een algemeene droefheid. Geheel Syrien eft aangrenzende landen waren over hem in den rouw. De koningen der bondgenooten en vreemde vorlien, die hem kenden , betoonden hun diepfte fmart, en men verhaalt, dat de vorst der Parthen de jagt, hun voornaamfte bedryf, eenigen tyd om dit fterfgeval opfchortte: maar niets was te vergelyken by de droefheid van het Romeinfche volk. Kooplieden uit Syrien hadden de tyding van zyne betering aangebragt. Elk liep met fakkels en offerdieren naar 't Capitool, om de Goden plegtig te danken , en 't fcheelde weinig, of men had de deuren van den tempel opgeloopen , om dat zy te langzaam open gingen, onder het onophoudelyk gejuich: Rome is behouden, de Staat is behouden , nu germanicus behouden is. Maar toen de zekere tyding van zyn dood aanlandde , verdubbelde de droefheid en floeg tot buitenfpoorigheden over. Zy wierpen fteenen tegen de tempels, braken de altaaren af, en fommigen fmeeten hunne Huisgoden op ftraat, om dat zy zulk een man hadden laaten omkomen, ja, 'er wierden gevonden, welke de pas geboo- re  Betreurd. 387 re zuigelingen hunne, in de kraam liggende, vrouwen ontnamen en in de woede van fmart wegwierpen. Allo handel, alle bedryven Honden ftil', alle gerigtshoven waren ledig, en niemant bediende zich van de vrolykheden, welke de Wintermaand opleverde. Hy wierd met traanen en gejammer gefleeten. Geen wonder, dat tiberius en livia het reeds ontgelden moesten, toen de eerfte tyding van de ziekte van Germanicus aankwam. ,, Men heeft hem, om te zekerder zyn ondergang te bevorderen naar 't uiterfte der aarde gezonden en piso te gelyker tyd over Syrien gefield* Zoo handelt men met deVorften die het volk geregen zyn. Zy moeten van kant, welke de vryheid , die men het Roomfche volk jammerlyk ontweldigd heeft, zouden herftellen." Zoo dra begon de overmaat van droefheid niet een weinig te bedaaren, of men was bedagt, om zyne nagedagtenis alle mogelyke eer aan te doen. Zyn naam moest in de liederen der Salifche priesteren gemeld , eereftoelen met eikenkransfen op dezelve in de fchouwburgen geplaatst, zyne afbeelding van elpenbeen plegtig rondgedraagen worden. Men rigtte triumphboogen voor hem op binnen Rvme, op den oever van den Rhyn en op den berg Amanus 'va Syrien met opfcliriften, die zyne Öa*dfen behelsden en met byvoeging: dat hy voor 't vaderland geftorven was. In Epiaphne, waar hy (Uerf, wierd een monument geftigt, en eene graftombe in Antiochie ,waar zyn lyk verli b a t>r*nd  §Sb' agrippina biet de asch brand was zonder pragt en zonder beelden, maar niet zonder droefheid en dankbaare nagedagtenis aan zyne verdienden. De Standbeelden , en de plaatzen, waar zy voor germanicus wierden opgerigt, waren ontelbaar. Men wilde voor hem als Redenaar een verheven fchild van goud en grooter, dan naar gewoonte, ophangen , maar tiberius verhinderde dit. Een gewoon fchild was eer genoeg voor zyn Zoon, wanneer men hem daar door met de oude fchryvers gelyk ftelde. De Ridders wilden, dat de ruiterbende dei; Iunien voortaan den naam van germanicus zou draagen, en zyn beeldtenis op den vyftienden van Juny aan het hoofd van die bende zou omgevoerd worden. Dit bleef lang in het gebruik. M. Waar bleef agrippina? E. Schoon ontroostbaar en ziek begaf zy zich van Antiochie, waar zy van elk aangebeeden en beklaagd wierd, met de asfche.van haar geliefden germanicus en met haare kinderen op reis naar Rome , onzeker van haar noodlot. Op zee liep zy gevaar van de vloot van piso, welke zy ontmoette. Men rust zich aan weerskanten toe tot een aanval , maar het bleef by dreigen. Na het doordaan van veele dormen , landt deeze bedroefde weduwe op het eiland Corcyra, tegen over Calabnen. Van daar deekt zy over naar Brunüfium , werwaards zich niet iJleen haare getrouwde vrienden en de krygs- lie-  van germanicus. 389 lieden, die onder germanicus gediend hadden, maar ook eene ontelbaare menigte, van allerley foort, begaven. De haven, de daken der huizen, en alle plaatzen , waar men kon uitzien , waren met bedrukte aanfchouwers bezet. 'Er heerschte een diepe ftilte by haar aankomst: dan zoo dra was zy niet met het laatfte overfchot , dat zy in een lykbus op haaren boezem hield, en met haar beide kinderen aan den wal, of 'er ging een algemeene kreet van droefheid op , van nabeftaandcn en vreemden, mannen en vrouwen. Twee Preetors ,en de Overheden van Calabrien, dpulien en Campanien waren gelast, om hem af te haaien. De lykbus wierd toen gedraagen op de fchouders van Hoofdmannen en Overften, met krygstekenen en omgekeerde bondelbylen vooraf. Waar hy doortrok, was het volk in 't zwart; de Ridders in Staatfiegewaaden wierpen reukwerk op het vuur. Uit afgelege plaatzen kwam men met fiagtoffers , die men op de opgerigte altaaren voordeGoddelykefchimmen offerde. — Drusus ging hen te gemoet,zyn oom claudius, naderhand Keizer, volgde met de vier agtergebleeve kinderen van germanicus , met de nieuw aangeftelde Burgemeesters m. valerius en m aurelius , met den Raad en eene groote menigte van het volk van Rome. Allen waren zy op den vollen weg door elkander vermengd en op alle gelaat was ongeveinsde droefheid te leezen. ^Alleen Bb 3 Ti"  39° UITVAAR T. tiberius en livia augusta bleeven agter 3 ook de moeder van den overledenen, antonia het zy uit fchroom, het zy uit eene overmaate van droefheid. Wanneer deeze dierbaare asch in het graf van augustus wierd bygezet vervingen eene diepe ftilte en een akelig beklag elkander by beurten. Al de ftraaten waren vol, het veld van Mars met toortfen verlicht, de Overheden in treurgewaaden, het Krygsvolk in de wapens. Men riep, dat het met de vryheid van Rome nu afgedaan was. Men prees agrippina hemelhoog en bezwoer de Goden , dat zy haar en haare kinderen onder hunne befchutting wilden neemen, en haar wreeken aan haare vervolgers. • M. Aandoenlyke vertooningen ! Hoe liep dit af? F. Nog was het volk niet te vrede, om dat men alle de eerbewyzingen , van beeldtenisfen, van lofredenen, welke door augustus by de lykftatie van drusus bezorgd waren, hier niet aantrof. Tiberius vond zich genoodzaakt door eene afkondiging het volk tot bedaaren te brengen. „ Van allen, die voor het Vaderland geftorven waren, zeide hy,is niemand immer zoo zeer betreurd, als germanicus. Deeze algemeene droefheid ftrekt hem, het Roomfche volk en my tot eer. Dan wanneer dezelve buiten de maat gaat, vernederd zy de beheerfchers van het Heelal. Wy moeten ons als Romeinen gedraa- gen:  ■t X s «s S9ï gen: zoo deeden julius en augustus by bet verlies hunner kinderen. Herdenkt, hoe ftandvastig zich Rome hield by de nederlaag van zyne legers, den dood van zyne Veldheeren, het verlies der edelfte geflagten. De Vorften zyn fterflyk. Het Gemeenebest is eeuwig. Keert dan tot uwe bezigheden, en tot de vermaaken uwer feesten te rug." Dit had de gewenschte uitwerking; terwyl zy zich ftreelden met de wraak , die van piso (bond genomen te worden. D. Bevond zich deeze nog in Syrien"? E. Na den dood van germanicus raadde hem zyn oudfte &MM terftond naar Rome te trekken, om agrippina cn bet medelyden, dat haare tegenwoordigheid verwekken zoude voor te komen, maar hy volgde den raad van zyne afhangelingen, eu zogt zich op nieuw in de landvoogd y van Syrien te vestigen. De vrienden van germanicus hadden na eenig verfchil aan sentius het oppergezag gelaaten , tos dat tiberius 'er over befchikken zou. Piso trok naar CiUcien, terwyl domitius celer de legioenen tot deszelfs zyde zogt over te haaien. Sentius verzette zich hier tegen. Piso zogt aanhang te krygen by de Vorften van Cüicien, en wierp zich met een opgeraapten hoop in eene verfterkte plaats. Het ftond naar een burgerkryg : maar piso dorst den aanval niet afwagten en nam aan, naar Rome te ver- Bb 4 trek-  »9* * * * © trekken, daar hy eerlang aankomt, na dat hf zyn Zoon had vooruit gezonden , om tiberius en drusus in 's Vaders belangen te krygen. Hy wierd wel ontvangen. Piso komt by het graf van augustus aan den-oever van den Tiber aan met Plancina, met eene groote menigte afhangelingen en een gevolg van vrouwen. Zoo trekt hy Rome binnen , en tergt het door zyne houding, door de plegtige maaltyden en feesten, die hy wegens zyn aankomst in zyn huis , dat op de markt Mond , openlyk aanrigtte. 's Anderen daags wierd hy reeds door vrienden van germanicus aangeklaagt , byzonder door vitellius en verakius. Men bad tiberius over de zaak te vonnisfen : Piso had 'er niets tegen, wyl hy den Raad en het volk vreesde : maar tiberius liet het blyven aan den Raad. M. Dat verwondert my. E. Hy zou te veel gewaagt hebben. Indien piso een geheime last had , kon hy hem niet veroordeelen, maar dan vreesde hy de woede Van het volk. Aller oogen wagten op den uitflag. Naauwlyks kon piso voorfpraaken vinden. De Keizer opende de vergadering met veel gemaatigdheid. „ Schoon piso Stedehouder en vriend van den Goddelyken augustus geweest was, moest hy geftraft worden, zoo hy zich aan verzuim, aan wederfpannigheid en aan het ombrengen van germanjcus had fchuk  ö ji 5 ï & » » 'j?. 3yg 1'chuldig gemaakt s maar men moest de zaak onzydig onderzoeken, niets tegen de wetten ten gevalle van hem of van zyn Zoon wyzen , en aan piso gelegenheid geeven, om zich te ver. antwoorden." Men vergunde hem daartoe zes dagen. Van zyne ongehoorzaamheid en tegenkantingen waren te veel bewyzen, dan dat hy dezelve kon ontleggen, maar die van vergiftiging waren zwak. Hy beriep zich op de huisbedienden van germanicus , by wien hy tev maaltyd zynde, dit feit zou gepleegd hebben, Hy bood zyne flaaven aan, om ze te pynigen; maar één geval deed hem dus fterk fpreeken. Sentius had eene martina , een befaamde vcrgiftigfter en vertrouweling van plancina , opgezonden, maar te Brundijïum gekomen, vermoordde zy zich zelve met vergif, waar van men het overfchot 'in haare hairvlegten vond. Fr. Zoo kreeg zy haar welverdienden loon, E. Wierdt dit wat' meer bedagt myn Zoon, dat 'er zelfs. in deezen tyd eene vergelding, en dikwerf een juiste vergelding plaats vind, — dat deGodlyke wraak niet alles tot het toekomftige uitftelt, 'er zou minder kwaad be. dreeven worden. —— Men miste dus wel het grootfte bewys tegen piso, maar het hielp hem weinig. Zyne rigters waren onverbiddelyk, en het volk, dat zyne beelden, naar de Gemor nifche trappen fleepte en verbryzelde , zwoer liem te zullen verfcheuren, indien hy wierd vryBb 5 m°  S94 p i's o gestraft; gefproken. — Nog eenmaal waagt hy het voor den Raad te verfchynen, maar niemand trok zich zyner aan, ook tiberius niet. Zelfs zyn eige vrouw, toen zy door livia vergiffenis had weeten te krygen, begaf hem. Te huis gekomen zynde geeft hy een verzegeld papier voor tiberius aan zynen vrygelaaten, laat zyn kamer fluiten en fnyd zich met zyn zwaard den ftrot af Zoo was het einde van deezen rampzaligen tegenpartyder van den beminnelyken germanicus. In het briefje aan tiberius verontfchuldigde hy zyne beide Zoonen, beval hen aan deszelfs befcherming , beklaagde zich over de verbintenis 'tegen hem , en betuigde altoos de getrouwe aankleever van den Keizer en zyn huis te zyn geweest. Hy repte geen woord van plancina , nog van een geheime last. Maar tacitus had van oude lieden hooren verhaalen, dat men geduufende de gerigtshandelingen meermaalen een boeksken in handen van piso gezien had, het welk, volgens zyne vrienden, brieven behelsde, welke tiberius, aan hem tegen germanicus had gefchreeven, die by aan den Raad wilde openleggen : maar silanus had het hem afgeraaden, onder belofte , dat de Keizer hem redden zou: — maar deeze hield zich tegen hem vertoornd , om dat hy de wapenen had opgevat. D. Zoo worden doorgaans de fnoode werktuigen van flegte Vorften beloond. M. fin hoe liep het af met plancina? E. Hoe  ? t, a ff C l h A. 393 E. Hoe geftreng het vonnis van den Raad ook was tegen de kihderen van piso, wiens goederen zy voor de helft' verbeurd verklaar? den, liep plancina vry door de kragtige voorfpraak van livia augusta , en de kinderen nam tiberius , als onfchuldig aan 's Vaders misbedryf, onder zyne befcherming. Evenwel volgde de Goddelyke wraak plancina op de hielen. Zoo dra was agiuppina niet ge(torven,of zy benam zich zeiven het leeven: het zy dat haare wraak na den ondergang van het doorlugtig huis van germanicus ten vollen verzadigd was , het zy dat haar gewisfe eindelyk ontwaakte. Zoo heb ik u een omftandig berigt medegedeeld myne vrienden van het treurig einde van den besten en grootften Romein van zyn tyd. Het heeft den Hemel niet behaagt, dat hy langer geleefd en meer verrigt heeft. Gelyk wy te vooren by het verlies van braave mannen aanmerkten, Rome verloor op nieuw de gegronde hoop van door hem in haare vryheid herfteld te zullen worden : Rome moest nog meer vernederd , nog zwaarder geftraft worden, en de Batavieren misten voor altoos een waardigen welgezinden bevelhebber van de Romeinfche krygsmagt. D. Maar de Germaanen een gedugten overwin na? r. E. Tacitus merkt in zyne vergelyking tusfchen alexander en germanicus op, dat dee-  39& ïiberio» deeze, indien hy met geen bepaald gezag bekleed en langer in 't leeven gebleeven was Germanien geheel zou ten ondergebragt hebben. ?T kan zyn: maar de Germaanen trokken weinig voordeel uit het overlyden van hunnen overwinnaar door de onderlinge oneenigheden,waar door zy elkander naar gewoonte verwoesteden. Ik wil u gaarn daar van eene losfï fchets geeven. R. Allerbest, myn eelhart: maar ik bid u , voldoe eerst onze nieuwsgierigheid omtrend het lot van agrippina en haare kinderen. E. Het geen in Duitschland voorviel, behoort anders tot deezen tyd : maar ik zal aan uwe begeerte voldoen en het leeven van agrippi-, na met de vrienden doorloopen. Het bleek van agteren, dat tiberios zich zeiven beteugeld had, zoo lang germanicus leefde. Hy bragt alles in den Raad, zeide zyn gevoelen, maar dulde dat men van hem verlchilde. Hy wilde den naam van Heer, (Dominus) ook niet van Vader des Vaderlands, zelfs niet van Mferator aanneemen: dan, ten opzigte van de Slaaven was hy alleen Heer , Imperator over het krygsvolk , maar voor Rome de eerfte in den Raad. Hy was gemeenzaam in den ommegang en wilde op zyn geboorte dag geene buitenge woone plegtigheden, nog toewyjing van Tempelen of beelden dulden. Hy wilde niet, dat men  begint wel. 597 ma den eed aflei by zyn geluk , nog vorderde , dat men zyne handelingen bezwoer, gelyk ten tyde van augustus en volgende Keizers gefchiedde op de Kalenden van January: dan verliet hy de ftad. Aangedaane beledigingen ontveinsde hy. Hy verfpilde weinig aan gebouwen , of onnutte onkosten: het geen door aucustus begonnen was , voltooide hy meerendeels , zonder 'er zyn naam voor te zetten. Voor zich zeiven befteeddehy weinig: maar was zeer gereed om ftedsn, die door brand of aardbeeving verwoest waren,te herftellen. Aan Raads. ieeren, buiten hunne fchuld verarmd, fchoot hy geld, dat hy hen in zyne tegenwoordigheid uit eige inkomften liet toetellen: maar die hunne goederen verkwist hadden zette hy uit den Raad. Niemand wierd om zyn geld vervolgd of hetzelve verbeurd verklaard. Geene wingewesten wierden bezwaard, maar in hunne bil]yke aanklagten geholpen. In den Raad was by beleefd en fpraakzaam , ftond voor de Burgemeesters op, en liet hen in en uit, wanneer zy by hem aten. By zyne vrienden gedroeg hy zich als een ambteloos man, bezogtze, wanneer zy ziek waren , en wilde, dat zyne trotfche tnoeder hetzelfde deed. Het gebruik van zyden kleederen en gouden vaten by de offerhanden verbood hy; en fchoon hy anderen een purperen kleed liet draagen , verfcheen hy in de fchouwfeelen, wanneer het regende, met een wollen man-  Sp3 T I E E R I U S. mantel. Erffenisfen aan hem befproken, keef* de hy aan de naastbeftaanden uit. R.. Dit waren immers alle goede dingen. E. Dat waren het ook. Indien tiberius zoo voortgegaan was, zou hy onder de goede Vorften geteld worden. Maar het zy,dat hygeveinsd en zich ingehouden heeft,, het zy dat zyn aart geheel in wrevel en heerschzugt, in wellust en wreedheid verbasterde ; het einde beantwoordde geenszins aan het begin. Beiden kan plaats hebben. Door augustus na te volgen of te overtreffen zogt hy de gunst van het volk zoo lang germanicus leefde, voor wien hy cigenlyk bevreesd was. Maar toen hy van deezen niets :mcer te dugten had, gaf hy zich aan allcrkyc fnoodheden toe, vooral, na dat zyn Zoon orusus, zyn waarfcbynlyke opvolger, tot dus ver beter dan zyn Vader , maar niet te vergdyketi by de beide germanicussen , overleeden was Zyne moeder livia , hoe heerschzugtig ook, teufde hem in verfcheide gevallen op, zoo lang zy leefde. Ongelukkig verkoos hy tot zyn gunfteling en eerften Staatsdienaar seja* nus , Overfte van de Lyfwagt; een man, die by een lighaam, dat tot allen arbeid en ver* moeijenisfen gehard was , een doortrapte ziel voegde , waar door hy zyne oogmerken, om tot de hoogfte trap te geraaken, onder het voorkomen van maatigheid en zedigheid wist te verbergen. Daar hy zich volmaakt naa* den  EINDIGT SLEGT. 395 den grilligen en ergdenkenden aart van tiberius kon fchikken , won hy zyn vertrouwen geheel , terwyl hy elk , die hem in den weg ftond verdagt maakte. Het beleid en de ftoutheid van deezen onderneemenden booswigt gaat alle verbeelding te boven. Zoudt gy wel gelooven, dat des Keizers eigen Zoon een van de eerfte llagtoffers was? Deezen wist hy met behulp van deszelfs eige vrouw door vergif van kant te helpen. W. Dan ftond het huis van germanicus hem zeker ook in 't licht. E. Tiberius en livia beiden waren nayve« rig over de groote liefde en toejuichingen , welke agrippina van het volk bleef wegdraagen. Hier by kwamen eenige voorvallen, welke de verwydering te grooter maakten. In de openbaare gebeden voor tiberius , hadden de priesters de naamen van nero en drusus, Zoonen van agrippina , gevoegd. De verkleefdheid aan haar maakte een groote party uit, die zich liet gelden; hier van gaf sejanus aan haar de fchuld. Hy maakte ze verdagt van een heimelyken aanhang, die men by tyds moest onderdrukken. De vrienden van germanicus , vooral de aanklagers van piso wierden vervolgd , veroordeeld; anderen genoodzaakt zich van 't leeven te berooven. Fr, Dat was akelig. E. Ik  q.CO ÏOESTAND VAN RCftlEta E. Ik heb tl reeds gezegd, dat tiberius dê Wet van Majefteit fchennis weder invoerde en Verzwaarde* Te vooren mogt geen Haaf tegen zyn heer op de pynbank gebragt worden: TiSerius vond 'er dit op uit; hy liet eerst de flaaven aan den Staat verkoopen en dan pynigen. De goederen van de veroordeelden wierden Onder de befchuldigers verdeeld. Alle eerlooee waaghalzen, allen die, aan hunne wraak en hebzugt voldoening zogten te bezorgen, of zich ih de gunst van tiberius én sejanus te dringen , wierden hier door uitgelokt, om de eerfte en braaffte luiden met opgeraapte befchuldigingen te betigten. Raadsheeren , pretors en andere Overheidsleden lieten zich tot deeze fnoode laagheden vervoeren. Vrienden verrieden hunne vrienden. Vrouwen befchuldig* den haare mannen. Vibius serenus, weleer Landvoogd van Spanjen, nu op 't Eiland Amorgos gebannen, wierd door zyn Zoon, die denzelfden naam voerde, valfchelyk aangeklaagd van een toeleg op 't leeven van den Keizer. De Vader bewees zyne onfchuld, zyne gepynigde flaaven bevestigden die. Evenwel moest hy naar Amorgos te rug, en de Zoon ontving geen andere ftraf, dan het afgryzen van een yder. Rome veranderde in een moordhol: niemand was zeker : nooit wierden ergens zoo veele selfsmoorden gepleegd. Behalven de gewoone . re»  agrippina. 40I rédenen van een valfche eer en misleidende 'wysbegeerte ontleend, welke het grootmoedigheid noemde niet voor den dood te vreezen 4 over het leeven zelf te befchikken , gefterkt door doorlugtige voorbeelden, die den Romein, daar ligtelyk toe deeden befluiten; wierd men . 'er nu door de akeligfte omftandigheden toe gedrongen. Men ontkwam daar door niet alleen de vervolgingen van een Tiran, maar ook dè mishandeling van zyn lyk, en de verbeurtverklaaring der goederen. R. Nu kunnen wy het lot van agrippina Wel gisfen. E. In 't midden van deeze gevaaren behield agrippina haaren moed. Haare nigt en vriendin claudia pulchra wierd befchuldigd en vervolgd. Agrippina ging, hoewel te vergeefsch4 tiberius voor haar fpreeken. Zy trof hem aan* terwyl hy bezig was aan den vergoodden augustus te offeren. Toen haare voorfpraak niets uitwerkte, ontzag zy zich niet hem toe te voegen , dat hy aan augustus flagtoffers offerde, terwyl hy bezig was, om deszelfs mkroost te verdelgen. Zy voegde 'er by: „ de Goddelyke geest is niet in ftomme beelden gevaaren, maar wy, de waare beeldtenisfen, uit een Hemelsch bloed gefprooten , gevoelen het gevaar en komen hier in treurgewaad. De befchuldiging van pulchra is maar een voorwendfel; niet gedagtig aan het IV. deel. Cc let (  IjOZ ,a G r I p p I n a. lot vari sosia was zy dwaas genoeg, om mytot eene vriendin te kiezen." .Gy raast, antwoordde tiberius , met de woorden van den Griekjehen digter jason, om dat gy niet heerfchen moogt.. Evenwel bezogt by ze , toen zy ziek wierd j maar te vergeefsch bad zy hem met traanen, dat hy medeiyden met haaren weduwen - Maat mogt hebben en haar toeftaan te hertrouwen. Tiberius beantwoordde het met ftilzwygen en dit verzoek , hoe redelyk , vermeerderde zyn ergwaan. Aan den anderen kant liet sejanus agrippina waarfchouwen voor vergiftiging , en aan tiberius gaf hy te kennen, dat zy zulks vermoedde. Toen agrippina aan het hof ter maaltyd was , at zy niets : hy nam 'er de proef van. Tiberius bood haar eene vrugt aan, die zy aannam , maar niet gebruikte: waarop hy zeer vergramd tegen livia zeide: met reden ben ik ftraf tegen haar, die my voor een vergiftiger houdt. Terftond liep het gerugt, dat hy zich van agrippina wilde ontdoen , maar dat hy zulks, in Rome zynde, niet durfde onderneemen. Sëjanus ried hem zich te verwyderen , op dat hy by de afweezigheid van den keizer te meer gezag mogt hebben en tiberius was van zelfs hier niet ongenegen toe. Onder zekere voorwendfels verlaat hy de ftad , om 'er nooit weer (*) Tac. IV. S3«  /, g r i f p i u Ai 403 weer in te komen, begeeft zich naar Gsmpanièn, en voorts naar het eiiand Capreën, daar hy zich van alle bekommernisfen der regeering ontdeed , ea aan de fnoodlte wellusten overgaf. Sejanus verzelde hem eene poos en had by het inftorten van een gewelf gelegen' heid, om een bewys van verkleefdheid aan tiberius te geeven : hy overdekte hem met zyn lighaam , en won daar door nog meer zyn vertrouwen. Daarop fpeelde hy zyn fnoóden rol meesterlyk: door de grootlle boosheden kon men zich van zyne gunst en befcherming verzekeren. De Romsinfche Raad verviel tot die laagheid ; dat zy beelden voor hem liet oprigten en dezelfde eer als tiberius aandeed. Deeze prees hem ook ten fterklten aan en noemde hem een medgezel in zyne bekommernisfen. Eindelyk wierd sejajnus zoo itout , dat hy een aanflag op de [ Jeerfchappy maakte, en, om des te meer aanzien te verkrygen, had hy aan ■ tiberius fchriftelyk verzogt, om livia , de weduwe van drusus , deszelfs overlede zoon , tot eene vrouw te mogen neemen, op dat hy zich dus met het keizerlyke huis mogt vermaagfchappen. Tiberius wist dit konstig te ontleggen, maar beflaot van dien tyd af zyn aanzien te fnuiken. Fr. Ik hoop, dat deeze booswigt haast zyn verdienden loon zal krygen. E. De maat zyner ongeregtigheid was nog Cc a niet  404 agrippina: niet vervuld. Hy laat intusfchen niet af tiberius tegen agrippina en haar oudften Zoon nero op te zetten, waarop tibc.rius zyne' haat tegen hen beiden niet langer ontveinsde. Sejanus hieldt zich in fchyn onzydig ten opzigt van de kinderen van germanicus: maar. maakte anderen van zyn aanhang op, die hen befchuldigden. Nero , als de vermoedelyke erfgenaam van het Ryk moest eerst van kant.. Deeze zoon van germanicus bezat veel van de zedigheid van zyn vader, maar zyne aanhangers en vry gemaakten zetten hem aan, om zich meer te laaten gelden. „ Hy had Rome en het heir geheel aan zyne zyde, zeide men: Sejanus zou niets tegen hem durven onderneemen." Dit deed den j'ongeling die ingetogenheid verzuimen, welke hy in deezen gevaarlyken tyd had behooren te bewaaren. Hy veroorloofde zich eenige ftoute woorden , die terftond aangebragt en verzwaard wierden. —— Hy kon zich niet verantwoorden , en elk een fchuwde hem, terwyl hy rondom befpied wierd. Zyn eige huisvrouw, de dogter van drusus verried hem, vertelde alles aan haare moeder julia , die het aan sejanus overbragt. Deeze listige Staatsdienaar had den jongen drusus door de hoop op het ryk , indien nero aan een kant was, tegen deezen zynen broeder op» geftookt, fchoon hy teffens deszelfs verderf bedoelde. Drusus haatte zyn broeder, welke dooï  AGRIPPINA. 4°5 door agrippina wierd voorgetrokken : hy was eerzugtig en oploopend ; dus moest hy van zelfs in de laagen vallen, die hem gelegd wierden. Eene wagt van verfpieders omringde agrippina en haare kinderen geduurig: van alles wierd aantekening gehouden, zelfs van haare woorden. Men liet hen raaden naar de legers in Germanien te vlugten, ten minften het beeld van augustus op de markt te omhelzen, en tot den Raad en het volk den toevlugt te neemen , en men berigtte tiberius , dat zy hier toe zich gereed maakten. Titius sabinus, een aanzienlyk Romeinsch Ridder, de ftandvastigfte vriend van germanicus, wierd door vier » oud Praters, die gaarn burgemeesters waren, vervolgd. Een hunner, latiaris, wist het vertrouwen van sabinus te winnen. Deeze liet ongelukkig zyn geest uit ten aanhooren van de drie anderen , die zich verfchoolen hadden: hy wierd aangeklaagd en ter dood veroordeeld. Het afderven van livia augusta , moeder van tiberius , dat in het 29 jaar van onze telling voorviel, verbeterde het lot van agrippina niet. Livia was fomwyl de uiterfle toevlugt in zwaare gevallen; tiberius en sejanus wederhielden zich eenigermaate om haarent wil: de boosheid had nu geenen teugel meer en tiberius vaardigde terftond brieven af tegen agrippina en nero. De aanhangers van hem verfchrikten zelfs en wilden, dat men de zaak Cc 3 zou  40Ó" agrippina. zou vertraagen. Het volk ftelde zich voor hen in de bres , nam hunne beelden , fmeekte den Raad om befcherming , en zei openlyk , dat men deeze brieven door list had verkreegen, terwyl het onmogelyk was , dat tiberius zyn eige maagfchap zou veroordeelen. Dit zette sejanus nog meer aan. Tiberius gaf zich geheel aan hem over : deszeifs gezag wies by den dag door de lafheid van den Raad. Hy wierd als de ziel en de godfpraak van het Ryk geëerd : men offerde hem, als aan een God, en de beeldtenisfen voor hem opgerigt, waren ontelbaar : zyn geboortedag moest met vreugde gevierd worden. Maar nu was hy op zyn hoogften trap , om van denzelven, wanneer tiberius zich van agrippina en nero ontdaan had, in den diepften afgrond neder te ftorten. Tiberius drong op nieuw ten fterkften tegen deeze beide onfchuldige flagtoffers aan , en mén dorst geen langer uitftel geeven. Agrippina en nero werden ge? bannen. D. Welk eene ondankbaarheid aan de nage« dagtenis van germanicus ! M. Zy bragten 'er egter het leeven af y dit verwondert my. Vr. Wat is een leeven in ballingfchap voor zulk eene vrouw! maar de barmhartigheden der Godloozen zyn wreed. E. Het was geeae barmhartigheid in seja¬ nus  ACB.ll'fXNA."' 407 mus of tiberius: hun dood zou als nog te veel gisting veroorzaaken. Zy moesten eerst van de hand, een weinig vergeeten, en dan buiten veel opfpraak van kant geholpen. Dit gebeurde ook reeds twee jaaren daarna ten opzigt van nero. Hy was op 't eiland Pontia nu Pon/a gebannen: Tiberius fchreef aan den Raad, dat die ongelukkige jongeling wanlioopig, om dat hy geen opltand had kunnen verwekken, zich had dood gehongerd. Anderen vernaaien, dat hy door 't gezigt van den beul en deszelfs moordtuigen verfchrikt, zich zeiven van 't leeven beroofd had. Zyn dood baarde een groote neerflagtigheid in Rome en vermeerderde den haat tegen sejanus. E. AVaar wierd agrippina naar toe verweezen. Vr. Eerst wierd zy op eene landhoeve by de Had Herculaneum bewaard, vervolgens naar het eiland Pandataria gebannen, hetzelfde waar de or.kuifche Julia, de gevveeze vrouw van tiberius , verfcheide kommerlyke jaaren had door.^ebragt Dit zag men als een haate- lyfce trek van tiberius aan, wanneer hy twee vrouwen , zoo ongelyk in haar zedelyk charafter , op dezelfde plaats dezelfde ftraf opleide. TiiiERius was onbefchaamd genoeg, om haar by Herculaneum te gaan zien en zy fier genoeg , om hem haare onfchuld en zyne hardheid onder 't oog te brengen. De waarheid Cc 4 ver-  4p8 dood van verbitterde den wreedaard. Ily liet ze dooiden hoofdman mishandelen, 't welk zoo ver ging, dat hy haar een oog uitlloeg. Voorts zat zy zonder toegang; wierd in een befloten draagftoel vervoerd, zonder door iemand genaderd te worden. Haar zoon drusus liep geensfins vry. Hy wierd in 't keizerlyk pakis, in een onderaardsch gat, gevangen gehouden, voor vyand van 't Vaderland verklaard , en ras verweezen om van honger te fterven. Zyn ellendig leeven had hy tot den negenden dag gerekt met het vulfel uit zyn matras. De hoofdman actius fchreef naauwkeurig de omftandigheden van zyn jammerlyk uiteinde. Eerst bragt hy in geveinsde raazerny allerleye vervloekingen tegen tiberius uit, en toen dit niet hielp, riep hy de regtvaardige Goden aan, beval hun de wraak over den beul van zyne fchoondogter, zoon en kleinzoonen, — wenschte, dat de moorden, waar mee hy zyn huis vervuld had op zyn hoofd, op zyn geflagt en nakomelingen mogten nederdaalen! Dit liet tiberius in den Raad voorieezen en ontzag niet 'erby te voegen, dathy hierop, na te ver-, geefsch om een ftuk brood gefmeekt te hebben , onder de geesfelingen van den hoofdman, en de flagen der flaaven was bezweeken. Naauwlyks was de rouw over dit ysfelyk geval voorby, of men vernam den dood van agrippina. Zy had, zegt tacitus , zich met een heimelyke hoop ge--  a g r i p p i n a. 4.09 ■gevoed, na den val van sejanus , maar tiberius bleef even zeer op haar verbitterd. Het is twyffelagtig, of zy op denzelfden voet als haar zoon drusus is omgebragt, dan of zy door een vrywilligen dood een einde aan haar lyden gemaakt heeft. Tiberius gaf het laatfte voor, toen hy haar affterven bekend maakte, en door haar te betigten van overfpel met asinius gal* lus , een agtbaar aatizienlyk man, welke even te vooren ook van honger geflorven was, toonde hy, dat zyne wraak zich tot haare nage* dagtenis uitftrekte. Hy voegde 'er by, dat juist op dien zelfden dag, twee jaaren van te vooren sejanus was omgebragt. Vr. Waarlyk het flot van uwe verhaalen verkeerd in een volmaakt treurfpel, myn waarde eelhart. Wel mogt gy zeggen, by de zegepraal van germanicus, zyn zon bereikte haar hoogde toppunt, en zal wel haast ondergaan. De deugd vindt dan niet altoos haare belooning in dit leeven. E. Niet altoos, vooral niet in tyden van geweld en algemeene verbastering. Dit ftrookt niet met den toeftand van deeze waereld: neen, 'er moeten beproevingen zyn, om de waare deugd te louteren en te onderkennen van alle geveinsdheid. Maar laat ons voortgaan. Tiberius meende , dat hy agrippina genadig had behandeld j wyl hy ze niet had laaten worgen , nog op de Gemonifche trappen (het galgeveld van ffom*,) Ces werpen.  411? CHARACTER VAN werpen. De Raad dankte hem voor deeze zagtmoedigheid en befloot, dat men op den ze. ventienden van Wynmaand, de dag, op welke zy en sejanus geftorven waren , jaarlyks een gefchenk aan jupiter zou geeven, zy ftierf in het drie en dertigfle jaar van onze tydrekening. D. Waarlyk een fchoon paralel! De Raad maakt het niet veel beter, dan zyn meester. E. Hy bragt het zyne by door zulke handelingen en laage vleyeryen, om tiberius., in zyne boosheid te ftyven. Schoon deeze den Raad voor het uiterlyke vereerde, veragtte hy denzelven daarom in zyn hart. Fr. Is dit die agtbaare Raad, aan welke men niet dan met eerbied denken kon? E. Het zelfde moreel lighaam, maar niet dezelfde Leden. Gy hebt van tyd tot tyd, kunnen zien , hoe diep de Romeinen gezonken waren , en nog zyn zy niet op den laagtten trap. Laat u egter door geen verval van zeden, nog het ongelukkig lot vaa veele braave menfchen ooit affchrikken, myn erederik, myne magtilda, om aan uwe pligt te voldoen , en de infpraaken van uw gewisfe te volgen. Gy ziet, hoe de nagedagtenis van alle boosdoenders de verfoeijing van het nageflagt wegdraagt, — en zal blyven wegdraagen, zo lang hunne naamen in weezen zyn. Gy zoudt u aan zulk eene, waarlyk tot in de eeuwigheid voortduurende, itraf niet willen waagen: maar liever het pad van deugd  deugd en plïgt, al is het niet altoos met roo? zen beftrooid beftendig betreeden; is het niet zoo? M. Fr. o Ja. o Ja. Vr. Heeft niemand aan de asch van agrib. pina de laatfte eer aangedaan , gelyk zy aan die van haaren germanicus , laaten wy dan ten minften onze traanen aan haare gedagtenis wyden, of blyft 'er iets twyffelagtigs in haar Characler over? zeg eelhart ! E. Haar overfchot is, met dat van nero , naderhand door caligula in hat graf van augustus geborgen, en alles, wat tot haar nadeel beflooten en gefchreeven was, vernietigd. Egter weiger ik u in 't minst niet haare gedagtenis die eere aan te doen , welke haar toekomt, fchoon wy van haar , als eene vrouw, zoo veel niet weeten, als van germanicus, Intusfchen zouden wy, uit haare gevallen en bedryven , nog met meer kleuren haar chdr rafter kunnen opmatken, zoo de aantekeningen van den naauwkeurigen tacitus, die hierin een getrouwe gids had in de gedenkfchriften van de jonge agrippina , met byna het geheele vyfde jaarboek niet waren verloren geraakt. Dit behelsde juist het laatfte en voornaame gedeelte van de lotgevallen van agrippina en sejanus. — Voor zoo ver het twyffelagtige in het charafter van eene vrouw in de eerfte plaats op haare kuischheid ziet, kunnen wy ons  41» charactek v a n ods verzekerd houden, dat in haar charatïer in 't minst niets van dien aart plaats heeft, hoewel zy door haaren fchoonvader, tot bedekking van zyne onmenfchelyke bloeddorftigheid, beklad wierd en verdagt gemaakt door het vonnis van haare verbanning; maar niemand geloofde de befchuldiging tegen den hoog bejaarden asinius gallus: niemand twylfelde aan de onbevlekte kuisheid van agrippina. Wanneer tacitus den laster van tiberius meldt tekent hy 'er by aan (*), „ dat zy niet wel iemand aan haar gelyk kon draagen en begeerig was naar heerfchappy : maar dat zy teffens door een mannelyken aart en mannelyke zorgen, de zwakheden eener vrouwe had afgelegd." Zy was dus boven haare fexe verhcven , maar toonde des niet te min alle mogelyke verkleefdheid aan haaren egtgenoot, alle liefde voor haare kinderen: voldeed gaarn aan de beuemming van haare fexe en wilde 'er we. der aan voldoen,,na het vroeg verliezen van den besten Echtgenoot: dit blykt uit haar verzoek tot een tweede huwelyk. Dat dit niet uit wellust voortkwam , kan men duidelyk uit het verhaal van onzen tacitus opmaaken. Dus fchryft hy in het drie - en - vyftigfle hoofdftuk van zyn vierde jaarboek. „ Maar agrippina na het veroordeelen van haare nigt claudia , ia (*) Ann. Lib. IV. e. 25.  AGRIPPINA. 4*3 in haare gramfchap volhardende, valt in eene ziekte, en van caesar bezogt, na dat zy lang in een diep ftilzwygen bitterlyk geweend had , badt zy hem na eenige nieuwe verwytingen, dat hy met haar eenzaamen (laat wilde medelyden hebben. Ik ben nog in eene huwbaare jeugd, zeide zy, en eene deugdzaame vrouw vindt geen troost, dan in het huwelyk; geef my een man: daar zyn 'er wel in de ftad (*), die zich verwaardigen willen de. vrouw en de kinderen van germanicus aan te neemen , en haarer niet onwaardig zyn." Maar cisar , niet onbewust, hoe groot een aandeel zulk een in het gezag zou krygen, verliet haar, op dat zy zyne geraaktheid nog vrees bemerken mogt, zonder antwoord, fchoon zy daar op aanhield. De onzydige tacitus roemt zoo dikwerf het te pas komt de deugd, de kuisheid van agrippina en haare liefde voor haaren egtgenoor. Sejanus wist, of door vergift , of door het verleiden van de voornaamfte vrouwen, allen die hem in den weg (tonden, o£ (*) Tac Ann. IV. c. 53. Hier ontbreekt wel iets in den text, maar men kan het veilig aanvullen , 'Jaar zyn 'er wel in de ftad, (of den Staat,) die het bezit van de wedune van germantcus niet onwaardig zyn, en haar en haare kinderen zullen aannemen. Tacitus is de eenige, welke dit aantekent- Hy had . ook deeze byzonderheid uit de gedenkfchriften van haare dogter AORipriHA.  4h charac'ter V&h of heitnelyk van kant te helpen, of openlyk door befchuldigingen aan te randen. Maar in drie onderfcheide huizen van agrippina , van nero en drusus het vergif te laaten werken , was door de zorg def trouwe wagters onmogelyk, en op de kuisheid van agrippina was geert aanflag te maaken." Wanneer gy dit vergelykt by het fchandelyk gedrag van de aanzienlyk» fte vrouwen in Rome, die op hoop van een huwelyk met sejanus , die zyne vrouw verftooten had , tot bederf van haare egtgenoo^ ten zamenfpanden, hoe zeer ryst dan hgare onbezweeke deugd , haare agting in onze oogen (*). — Zy had nevens haaren man de liefde en agting van het ganfche volk; Toert zy met de asch van germanicus aan kwam, noemde men haar uit eenen mond het Jïeraad van het Vaderland, waar in het bloed van augustus alleen was overgebleeven , het eenigfle afbeeld/el der oude zeden (f). Zy bezat daarby een moed, welke haare fexe in aanmerking genomen zynde, die van germanicus evenaarde: een gevoelig hart, eene fier- (*) Tac. Ann. L. ï. c. 33. L. IV. 12. Podicitii AGRirriNi: impenetrabilis. (f) Tac. Ann. Hl: 4. Nihil tarnen tiberium magis penetravit quam ftudia hominum accenfa in agrippikam ; cum decus patria folum aususti , fangu* mem, unicum antiquitatis fpecimen appellarent*  AGKIPJ»IT*A. 475 fierheid, welke door de liefde voor haaren man kon in toom gehouden en opgewogen worden. Maar toen zy deezen leidsman haarer jeugd miste en op zich zeiven ftond, wist zy van geen buigen of toegeeven, en kon zich daarom , hoe veel eerbied zy voor de nagedagtenis van germanicus ook had, naar zyn goeden raad niet fchikken. Vr. Dit was niet voorzigtig. E. Dit ftem ik toe. Zy droeg een mannen hart in een vrouwelyk lighaam , maar zy had den zagtmoedigen aart van germanicus niet, die de vrouwen anders meer ken» fchetst, dan de mannen. Tacitus verbergt, hoe zeer hy haare kuisheid , haare trouw, haar ongeveinsde opregtheid , haare deugd roemt, — haar fleren en moedigen inborst niet. Hy bezigt van haar eens het zelfde woordt, dat door horatius van den grooten cato gebruikt wordt (*) : men moet het in de betekenis van, (*) Jtrox. Tac. Ann. IV. c. 52. Hy noemt den jongen drusus ook zoo, zeker in geen goeden zin, deeze bezat den driftigen aart van zyne moeder, maar miste haare deugden: zoo men dit woord in een kwaaden zin van agrippina moest opvatten , zou zy nooit de algemeene liefde, nooit zulk een lof weggedraagen hebben. „ De gantfche Aarde dunkt my overmeesterd, behalven de onverfchrokke (grootmoedige) geest (atrox animusj van cato." Zingt horatius. Carm. II. od. X,  jfï6 cHARActEr. Van Van onverrchrokken en onverzettelyk neerhen: zulk een man was cato van Utica, zulk eene vröuw was agrippina. Daar de Raad zweeg j daar Rome zweeg, dorst zy fpreeken, en wilde den tiran tot aan het laatfte oogenblik niets toegeeven. Laat het niet voorzigtig zyn, het tekent egter eene onbezweeke ftandvastigheid, een getrouwe vriendfchap , eene grootheid van ziel, gelyk .tacitus haar toekent (*), die weinig wederga heeft. Alles was door vrees in Rome te onder gebragt , behalven alleen agrippina. Een weinig toegeevendheid zou haar ook niet behouden hebben. ,, Daar men de vrouwen niet befchuldigen kon van naar het gebied te ftaan, wierden zy om haare traanen vervolgd." De ftokoude vitia moest de fmert , die zy om het fterven van haar zoon betoond had, met den dood boeten. Tacitus zegt wel, dat agrippina door onvoorzigtige verwandten aangevuurd, zich fomtyds te ver uitliet: maar niets griefde tiberius zoo zeer, als de blaakende gunst, waar in zy by het volk ftond : dit dagt hy door, dit ftyfde haaren moed. --— De aart van eene fiere vrouw, die den eerften rang in de waereld bekleedde , die haare waarde kende , de kleindogter van augustus, de weduwe van germanicus , welke de dien- (*) Ann. L. I. c. €9*  agrippina. 417 dienden , die haar man aan tiberius en den daat , die nu te gronde gerigt wierd, bewee» zen had , niet vergeeten kon , die zich en haare kinderen verlaaten, vervolgd zag door het fnoodfte fchuim, dit alles in aanmerking genomen , is het dan wel te verwonderen, dat zy ongeduldig wierd , dat zy zich niet ■ altoos kon inhouden , en in haar hart naar verandering wenschte. Tiberius gaf haar dit, wanneer zy hem wegens claudia zoo gevoelig getroffen had , niet onaardig te kennen met de woorden van den Griekfchen dichter: — en tacitus demt ook niet duister toe in het vyf-en-twintigde hoofdduk van zyn z.sdeboek, dat zy gaarn de eerde had willen zyn. Uit haar gedrag kunnen wy aan den eenen kant opmaaken , dat zy groote vermogens , — en een geest bezat, die gefchikt was, om zoo wel met glans een volk te regeeren, als eene semiramis , eene artemisia in de oude , eene elisabeth, en de catharina's in de nieuwe gefchiedenis, om zelfs aan het hoofd van een leger te ftaan : dan daar dit tot dus ver zonder voorbeeld was in den Romeinjchen Staat; daar de vrouwen by de Romeinen zelfs niet in de eernaamen van haare mannen deelden; daar wy nog by het leeven van germanicus, nog na zyn dood eenig bewys aantreffen , dat zy zich daadelyk tegen tiberius heeft verzet; eindelyk, daar tacitus zelfs IV. ceel. Dd zegt,  4lS character izegt, in het tiende hoofdduk van zyn zesde boek , dat de vrouwen niet konden verdagt gehouden worden , dat zy zich van het Gemeenebest zogten meester te maken, weeten wy aan den anderen kant niet, op welk een grond deeze gezegdens deunen. Zy had gewis de fchoonde gelegenheid, toen germanicus in leeven , en meester was van eene gedugte magt, om haaren man heerschzugtige gevoelens in te boezemen; om een aanhang te maaken , toen zy na zyn dood de blaakende gunst van het volk ondervond , maar tibeuius heeft haar nimmer van eenige onderneemingen van dien aart befchuldigd; het geen hy, die zelfs uit den grooten dienst , welke zy by het opteuven van de neergeflage en vlugtende legioenen , betoonde , ergwaan opvatte , niet zou hebben nagelaaten. Had zy \ dan een natuurlyken aanleg , eene neiging tot regeeren, zy heeft denzelven niet uitgeoefTend, en is in myn oog, niet minder onze agting en ons beklag waardig. Tiberius had een ouverzoenlyke wrok tegen haar opgevat: — hier in is de grond van alles. Dit rekende ik noodig te zeggen , om de eer der verdrukte onfchuld te redden. Meer kan ik u van agrippina niet zeggen. Wy hebben , het geen ons suetonius , dio cassius , josephus , maar vooral tacitus hebben nagelaaten, zaakelyk medegedeeld. Ik wil gaarn bekennen , even als dee-  van agrippina. 4.io deeze uitmuntende Schryver, niet dan orgaarne van deeze beide onderwerpen af te fchei« den: beiden te hooger te fchatten , om dat zy in een tyd van bet grootfte zedenbederf leefden , en naauwiyks iemand behouden bleef, welke zich in braaflieid uitzonderde. M. Hebben hunne kinderen de voetftappen van zulke ouderen gevolgd? Ik heb, b«halven van nero , nog niets tot hun lof gehoord. E. Nero was de eenigfte, die in aart, en verftand , zoo wel als in houding en ftera naar zyn Vader geleek. Drusus liet zich uit afgunst en hoop van regeeren verleiden , om sejanus tegen zyn broeder in de hand te werken. Cajus bygenaamd caligula wierd weinig gerekend en ontging even daar door de lagen van sejanus en de vervolging van tiberius , by wien hy zelfs in gunst ftond. Hy was een deelgenoot van zyn vuige wellustigheid op Capreè'n: men noemde hem den besten flaaf en den flegtften meester. Hy is de opvolger van tiberius geworden in het Ryk en in fnoode ftukken. In 't laatst zyner regeering maakte hy het nog boozer , om dat hy minder verftand en nadenken had. Hy bedreef bloedfchande met zyne zusters, fchoon zy reeds gehuwd waren: of hy ze daar toe noodzaakte , dan of zy zich vrywiüig overgaven, vinde ik niet gemeld. Drusilla was tot aan haar dood van hem geliefd, waarna hy ze liet D d 2 ver-  4".o kinderen vergoden. Van de anderen had hy fchielijk een walg, gafze aan de fnoodfte makkers zijner ongebondenheid over , en naderhand zyn zy door hem gebannen. De oudfte, julia agrippina, eerst gehuwd aan domitius, daarna aan claudius , den opvolger van. caligula , was de moeder van den ontmenschten nero. Deeze ftak in heerschzugt zoo veel uit , als zy minder van goede hoedanigheden bedeeld was, dan haare moeder: zy fpeelde lang de rol van livia augusta , maar is ten laatften door haar zoon omgebragt. Livia of livilla ook julia genaamd, wierd door claudius uit haare ballingfchap op Pontia nevens haare zuster te rug geroepen, maar zy moest op aanhouden van Mesfalina te rug en wierd eindelyk van 't leeven beroofd. R. Hoe is het mogelyk, dat kinderen zoo zeer van hunne ouders ontaarden! E. Men ziet in een enkel geval uit flegte ouderen het braaffte kroost geboren. De kuisfche eerbaare agrippina was de dogter van de onbefchaamde, buitenfpoorige julia , de dogter van augustus: maar het tegendeel vindt meer plaats, om dat het zaad van ondeugd eer wortel vat en weeliger voort fpruit. Welk een verfchil dikwerf tusfchen kinderen, die dezelfde ouders , dezelfde opvoeding gehad hebben! De jonge livia was de zuster van germanicus , beiden uit braave ouders, drusus en an- to-  van germanicus. qi\ tonia. Zy was het, die aan drusus den zoon van tiberius getrouwd zynde, met sejanus boeleerde, met behulp van een medicynmeester haaren man vergat, en daarna met sejanus wilde huwen. Haare fnoode bedryven wierden door eene flaavin aan den dag gebragt", en haare moeder ^ de zagtzinnige antonia liet haar daarom in een hok dood hongeren. D. Voor welke fmartelyke aandoeningen is germanicus bewaard ! Nu moet ik zeggen, hy is by tyds aan zulk een booze waereld ontrukt. Vr. Wy zien ondertusfchen al weder, dat, fchoon de deugd niet altoos op deeze waereld haare belooning vind, het kwaad egter doorgaans geftraft wordt. Hoe- rampzalig eindigen de flegte rollen der boozen ! Sejanus en tiberius zullen ook welhaast de hunne afgefpeeld hebben. E. Schoon het buiten ons tydbeftek loopt, zal ik u dit kortelyk melden. Dat sejanus verdagt raakte by tiberius , hebt gy reeds kunnen merken. Een geheime waarfchouwing door antonia bevestigde den keizer in zyn vermoeden. Hy. vleide en verhief sejanus meer dan te vooren, om hem in flaap te wiegen ; hy maakte hem burgemeester nevens zich, dat als een kwaad voorteken wierd aangemerkt. Sejanus had een grooten aanhang en was opperhoofd van de lyfwagt, welke hy naauw aan Dd 3 zich  42* KINDEREN zich verbonden, en by elkander geplaatst had, zeker, om 'er zich tot zyn 'oogmerk van te bedienen; maar tiberius kwam hem voor. Hy ftelde eenen macro over de hofbenden, en befchuldigde daarop sejanus hevig in den Raad, waar deeze van elk verlaaten en ras veroordeeld wierd. Hy wierd geworgd,zyn lyk ter mishandeling aan het beledigd en verbitterd volk overgegeeven, langs de ftraaten gefleept en aan flikken gefcheurd. Zyne kinderen moesten door beuls handen fterven , zelfs eene onhmvbaare dogter, welke eerst door den beul misbruikt wierd , om niet als maagd om te komen. De woede van tiberius tegen hem was niet minder, dan van het volk. Al de bekende vrienden en aanhangers van sejanus wierden ter dood gebragt; en ook anderen onder dien fchyn vervolgd. De gevangenisfen waren opgepropt; en toen 'er geen eind aan het verhooren kwam, liet tiberius in eens eene menigte Ridders en anderen van aanzien afmaaken. Nooit had een Staatsdienaar grooter aanzien , maar nimmer wierd ook een Staatsdienaar dieper vernederd en zwaarder geftraft. D. Maakte tiberius het toen beter? E. Indien mogelyk nog flegter. Zyn verdrietelyk ergdenkend humeur verflimmerde met de jaaren. Van Rumt afweezig, verzadigd van weelde, te zwak, om uit te fpatten, zogt hy zyne voldoening en zyne zekerheid in het ver-  van germanicus. 423 vergieten van menfchenbloed. Hier by kwam, dat by weder ongelukkig was in het kiezen van een gunfteling. Nervius sartorius macro was niet minder ondeugend , maar nog wreeder, dan sejanus. Hy was het, die tiberius het leeven benam. Eerst gaven deszelfs ziekte en uitgeputte leevenskragten hoop op een fpoedig einde , maar toen hy fcheen te bekomen , wierd by door macro , met medeweeten van caligula , welke beiden zich te veel hadden laaten zien, op zyn bed verfmoord. Zoo eindigde tiberius zyn welbegonnen loopbaan op eene allerflegtfte wys. -r Het is daarom ook de moeite waard , de uitmuntende jaarboeken van tacitus te leezen , om dat zy zoo me. nievuldige voorbeelden van geftrafte boosheid opleveren, het geen hy niet vergeet aan te wyzen. Een voorbeeld zal ik 'er nog by voegen van julia, de dogter van livia en drusus, om dat ik van haar gefproken heb in de lotgevallen van nero, zoon van germanicus , wiens vrouw zy was. Zy had met haar moeder en sejanus tegen haaren man aange- fpannen, alles ten kwaadften aangebragt. Naderhand mistrouwde zy aan een gemeen Ridder. Zy wierd door claudius ter dood veroordeeld , ter zelfder tyd met julia (anders livia) de dogter van germanicus , zonder dat zy zich verdedigen mogt tegen de befchuldigingen , welke tegen haar ingebragt D d 4 wier-  424 arminius wierden. Aan haaren eerften man had zy den dood wel verdiend, volgens suetonius. Dus weet gy, myne vrienden, het lot van meest allen , die een voornaame rol in onze gefchiedenis gefpeeld hebben. R. Gy hebt volgens gewoonte ons meer gegeeven , dan gy beloofd had eelhart. Myne nieuwsgierigheid hebt gy voldaan , hoe wei het my leet doet, dat ik dat genoegen in lang niet weder zal kunnen fmaaken. D. Ik weet 'er niets by te voegen, dan dat myne lust, om meer te hooren , hoe langer hoe meer opgewekt is : dan , wy moeten 'er in berusten. Dorst ik myn vriend nog eene oplosfmg vergen, en .dan zullen wy hem nergens meer lastig om vallen? Hoe is het toch afgeloopen met arminius en maroboduus , welke beiden onder de Germaanen hebben uitgemunt? E. Ik was reeds voorneemens u dit tot een toegift en gepast flot mede te deelen, om u te overreeden , dat Germanien by den dood van (SErmanicus niets gewonnen heeft. Tacitus geeft ons in het tweede van zyne Jaarboeken van beiden een uitvoerig verflag: maar wy moeten dan een weinig met den tyd te rug. Naauwlyks waren At Romeinfche legioenen met germanicus vertrokken, of de Germaanen keerden hunne wapenen, nu zy geen vyand van buiten te beftryden hadden, in hun eigen boezem vol-  EN MAROBODUUS. 42$ volgens hunne ongelukkige gewoonte. Maroboduus en arminius waren de twee tegendingers om de hoogite magt. Zy woogen elkander op in dapperheid, en in legerbenden. Wyl de Semnonen en Longobarden zich by de Cheruscen voegden, zou arminius de overmagt boven zyn party gehad hebben , zoo zyn oom inguioiuer, uit nayver, met de zynen niet tot maroboduus , den vorst der Marcomannen, was overgegaan, by wien zich de Sueven voor een groot deel ook gevoegd hadden. Beide opperhoofden waren door ondervinding geoeffend, waar door zy hunne troepen geleerd hadden , om zich by hunne vaandels te houden , aan hunne bevelhebbers te gehoorzaamen, in orde aan te vallen of af te trekken. Aan weerskanten moedigden de vorften hunne benden aat-. Arminius noemde zyn volk de bevryders van Germanien, dè overwinnaars der keurbenden, wier wapens zy nog droegen. Marabo- duus tekende hy als een bloodaart , die zich in de Hercynifche bosfchen verborg, en met den algemeenen vyand een bondgenootfchap had aangegaan. Hy moest op denzelfden voet, als varus behandeld worden.— Maroboduus fchreef in tegendeel de eer der overwinningen van de Cheruscen aan het beleid van inguiomer toe , welke nu de medeftander der Marcomannen was. Arminius, vermetel op het verraaderlyk overvallen van varus, D d 5 ei-  4«S arminius eigende zich een roem , welke hem niet toekwam, daar hy nog beleid, nog ondervinding had. Aan den aanval van twaalf legioenen heb ik, zeide hy, my bloot gegeeven, indien geen even gelyk verdrag , waar door de eer der Germaanfche wapens wierd opgehouden, den oorlog had afgekeerd: nu moest het blyken aan welke zyde de waare dapperheid was. Van weerskanten wierd met de grootfte hardnekkigheid gevogten. De beide regtervleugeis moesten wyken, en de zege was lang twyffelagtig , tot dat maraboduus naar zekere heuvelen te rug trok: dit verflaauwde den moed in zyn leger. Hy, van veelen der zynen verlaaten, moest de wyk neemen naar Marcomannien , van waar hy gezanten naar tiberius zond, om hulp te vraagen. Hem wierd geantwoord, dat hy daar geen recht toe had, wyl hy de Romeinen, toen zy tegen de Cheruscen ftreeden, niet was te hulp gekomen. Egter wierd drusus naar iïfyn'e», als bevorderaar van den vrede, gezonden. Tiberius nam deeze gelegenheid waar, om hem van de weelde der ftad te onttrekken en aan den kryg te gewennen, terwyl hy het ook veiligst keurde, de legioenen onder zyne beide zoon en , die toen nog in leeven waren, te verdeelen. D. Maraboduus komt hier met weinig roem af. E. Arminius had gewis veel in zyn voor¬ deel  EN MAROBODUUS. deel. De groote naam , welke hy zich by de Germaanen verworven had , verzekerde hem van de agting en het vertrouwen van zyn volk. De Cheruscen poogden den verkreegen roem, de Longobarden hun nieuwe vryheid te handhaaven, en dit geeft moed. Maroboduus had den naam van koning aangenomen, hy regeerde als zodanig een ; en de Sueven vogten alleen , om hun gebied uit te breiden. Evenwel , daar de zege nog onbeflist was , moest maroboduus den flag hervat hebben, want die ontydige aftogt bragt zyn throon aan 't waggelen. Dit viel 's jaars na het vertrek van germanicus voor , het zeventiende van onze tydrekening. Twee jaaren daar na deed een beroemd jongeling onder de Gothonen , met naame catualda, door maroboduus gewaapender hand uit zyn land verdreeven, nu aangemoedigd door de veragtering van deszelfs zaaken , met een fterke magt een inval in Marcomannien. Hy krygt de voornaamften aan zyne zyde en overvalt de koninglyke verblyfplaats boviasmus in het Hercynijche woud, en het kasteel, dat 'er by lag. Men vond daar, behalven een grooten buit, door de Sueven van tyd tot tyd behaald, Romeinfche kooplieden en zoetelaars, welke de vryheid van den handel, en zugt naar winst aangelokt had , om hun vaderland te verlaaten. Maroboduus van alles ontzet, had geen anderen toevlugt, dan  4^8 mab.ob0buus dan tot de barmhartigheid van C/Esar.' Over den Donau in het Norisch wingewest getrokken , fchryft hy niet fmeekerïde, niet ais een vlugteling , maar als iemand, die gevoel had van zyn voorigen ftaat , „ dat verfchei. de natiën een weleer vermaard koning tot zich hadden genoodigd , maar dat hy de vriendfchap van de Romeinen den voorrang had gegeeven. Tiberius antwoordde hem , dat hy een veilig en eertyk, verblyf in Italien zou vinden, zoo hy zich daar verkoos op te houden: maar indien zyne zaaken hem elders riepen hy met dezelfde gerustheid kon gaan , waar mee hy gekomen was. Zie daar weder een blyk van de wankelbaarheid zelfs der meest gevestigde Ryken. Fr. Het was voor maroboduus gelukkig, dat hy zoo wel ontvangen wierd. E. Het was tiberius genoeg, dat hy van zulk een magtigen vyand, die zoo naby aan Italien grensde, zoo gelukkig zonder eenige moeite ontflagen was: dit bragt hy met grooten ophef in den Raad. „ Philippus was zoo gevaarlyk niet voor Athenen, nog pyrrhus en antiochus voor Rome, als zulk een nabuur voor den Staat." Lang was hy de Romeinen een doorn in 't oog, en men moet het aan de heimelyke kunstenaaryen van tiberius wyten , dat by nu zonder eenigen moeite in den oorlog Seftort wierd. Herdenkt, wat hy te vooren aan ger •  c a t u a l d a. 42J sermanicus fchreef. Zyn Zoon drusus , om die rede afgezonden, had de lesfen en het voorbeeld van zyn Vader opgevolgd: dit was de Vrede , welken hy bevorderen moest. Men was teRome over zyn gehouden gedrag zoo zeer in fchik, dat de Raad befloot, aan germanicus en drusus eenezegenpraalende iniree(Ovatio) in de ftad toe te ftaan: — aan germanicus , om dat hy tot algemeen genoegen een Koning aan Armtnien gegeeven , de rust daar herfteld; — aan drusus, om dat hy door verdeeldheid te ftooken maroboduus van zyn Ryk ontzet had, waar van de tyding te gelyk inkwam. Alleen de asch van germanicus heeft die intree mogen doen: — hy had die eer beter verdiend. D. Maar de Romeinen verwisfelden alleen van een gevaarlyken nabuur, catualda voor maroboduus. E. Den laatften hielden zy te Ravenna, op dat de Sueven in geduurige ongerustheid zouden zyn , dat hy weder in zyn ryk zou keeren : maar dit is nooit gebeurd. Geduurende den tyd van agtien jaaren, welke hy in zyne vernedering doorbragt, is hy niet buiten Italien geweest. In zyn ouderdom wierd hy meer en meer vergeeten, om dat hy het leeven liever gehad had, dan de eer, volgens het zeggen van tacitus. Maar catualda had ook niet lang  43° arminius. larg genot van zyn verkreegen grootheid. Door vibilius of vibillius, welke door de Herman* duuren geholpen wierd , trof hem eerlang het zelfde lot. Dergelyke fchuilplaats wierd hem door tiberius aangeweeze» in het Forum Julium nu Frejus , eene Volkplanting in het Narboneensch Gallien. Beide Prinsfen waren ver» zeld van een grooten aanhang. Op dat de rust der wingewesten door deeze Germaanen niet mogt geftoord worden , deed drusus hen zich nederzetten aan de overzyde van den Donau, onder het gebied van vannius , Koning der Quaden — tusfchen de rivieren de Wag en de March in Moravien. Vannius wierd, na eene regeering van ruim dertig jaaren, onder claudius verdreeven, door denzelfden vibillius , Koning der Hermonduuren, — door vangio en sido, Zusters Zoonen van vannius, die zyn ryk onder zich verdeelden. R. Welk eene wisfelvalligheid in de ondermaanfche zaaken! Nu blyft arminius nog over. E. Zoo dra arminius door het vertrek van het Romeinfche leger en het overwinnen van zynen mededinger maroboduus de handen ruim had, ftond die verdediger van de Germaanfche vryheid naar de koninglyke heerfchappy. De Romeinen kreegen fchoone gelegenheid, om ook van deezen gevaarlyken vyand ontflagen te worden. Adgandestrius , Vorst der Catten, bood zich aan',  ARMINIUS. 431 aan, om hem, die nu gehaat wierd, uit den weg te ruimen, zoo men hem vergif wilde zenden. Tiberius liet hem antwoorden, dat de Romeinen zich aan hunne vyanden gewoon waren te wreeken, niet door bedrog, en heimelyke laagen , maar in 't openbaar en met de wapenen. D. Dit was een laage trek van den Vorst der Catten: ik had zulk een voorftel van geen Germaan, en zulk een antwoord van tiberius niet vermoedt. E. Hy wilde de oude Romeinen en wel byzonder fabricius naavolgen. Het aanbod was intusfchen onnoodig : 'er kwa*m een opftand onder het volk , die tot een burgerkryg . overfloeg, welke met een wisfelvalligen kans hevig gevoerd wierd, tot dat arminius door list van zyn eige bloedverwanten wierd omgebragt. Dit gebeurde in het zelfde jaar van het overlyden van germanicus , het negentiende van onze telling. Dus ziet men weder be. vestigd, dat de verlosfers van het vaderland dikwerf in verdrukkers veranderen , en de grootfte voorvegters van de rechten des volks in geweldenaars. Egter geeft tacitus dit loflyk getuigenis van hem in het flot van zyn tweede Jaarboek , waarmee ik dit verhaal befluite. „ Buiten alle tegenfpraak Was hy de verlosfer van Germanien, die het Ryk is aangevallen , niet by de eerfte grondlegging van den Ro-  43^ ClfARACTERS VAN Romeinfchen ftaat, wanneer andere Vorften en Veldheereii zich verzet hebben, maar toen het in deszelfs grootften bloei was. Hy leverde veldflagen met ongelyken uitflag : egter is hy door den kryg nooit geheel overwonnen. Zeven en dertig jaar heeft hy geleefd, twaalf geregeerd. Zyn roem wordt nog by de Germaanen bezongen. In de Jaarboeken der Grieken, welkt zich alleen over hunne landgenooten verwonderen, is hy onbekend. By de Romeinen is hy te weinig vermaard , daar wy de oude daaden gewoon zyn te verheffen, en ons aan laatere weinig laaten gelegen leggen." D. Ik had zulk een getuigenis van tacitus niet verwagt : het ftelt zyne onpartydigheid boven alle verdenking. Hoe deukt myn vriend over die twee beroemde Duitfchers van dien tyd? E. Ik zal het n met weinig woorden zeggen. In aanzienlykheid van afkomst , in fchoonheid van geftalte , waren zy elkander gelyk. In befchaafdheid, — in gefchiktheid om een volk te leiden en een leger te gebieden, hebben zy zich boven hunne Eeuw en boven hunne Natie verheeven : beiden gaven zy blyken van moed en van beleid. In moed wint het egter arminius , maar die ontaarde te veel in woestheid: ——- het beleid van maroboduus wa9 grooter, maar ging met te veel fchroom gepaard. Bei-  arminius EN maroboduus. 433 Seiden haakten zy naar de opperde magt. Ma* roboduus ftond er openlyk na, arminius onder den fchyn van 's volks vryheid en rechten te hand* haaven. In hem is daarom de heerschzugt minder te dulden. Voor 't overige behaagt my het zedelyk charatfter van maroboduus beter, dan dat van arminius , fchoon de eerfte minder geroemd wordt, om dat zyne daaden minder gerugt hebben gemaakt. Maroboduus bezat meer bezadigdheid. Hy ftelde zyn Ryk in een ftaat van gedugte tegenweer en koos egter een eerlyk verdrag met de Romeinen boven den onzekeren uitflag' van een bloedigen kryg : niettemin deed hy de Romeinen zyne waarde gevoelen. Arminius was geweldig; by hem moest het zwaard alles beflegten. Tegen de Romeinen had hy geen minder onverzoenlyken haat opgevat, dan de groote veldheer der Carthagers , iiannibal: ondertusfchen bediende hy zich teffens van geveinsdheid, om tot zyne oogmerken te geraaken. Door list verfehalkte hy varus en wikkelde zich tevens in de gunst des volks, om te gemakkelyker aan de heerfchappy te komen. Van maroboduus vinde ik niets van dien aart. Voor 't overige zyn zy door heerschzugt beiden kort na elkander ten val geraakt. De nagedagtenis van deeze beide Germaanfche Veldheeren heeft een zeer verfchillend lot ondergaan. Van maroboduus wordt zelden gewag gemaakt. ArmiIV. deel. Ee Ni-  434 slot. nius wordt tot op den huiden dag geroemd en wierd naar alle waarfchynlykheid by de oude Germaanen na zyn dood vereerd. De Irmenzuil, welke door carel de groote , nevens een tempel, waar in dezelve ftond vernietigd wierd, was gewis niet anders, dan een zuil of pilaar aan de gedagtenis van arminius of herman toegewyd. R. En genooten de Batavieren een aanhoudende rust? E. Tot aan het negen-en-festigfte jaar van onze rekening, wanneer het volk, waar uit zy fprooten , de Catten , tien jaaren te vooren, door de Hermonduuren reeds waren te gronde gerigt: deeze rust befluit ik uit het ftilzwygen der gefchiedfehryveren. De tweede drusus voerde wel het gezag in Opper - Germanien , maar in het eiland is hy niet geweest. Wanneer apronius in Neder- Germanien 't bevei had, ontftonden de eerfte onlusten in Friesland onder olennius over het invorderen der fchattingen,'die tot roem van onze landgenooten eindigden. De Caninefaaten , Batavieren en andere Germaanen waren alleen als hulp. benden der Romeinen daar in betrokken. Dit viel in het agt-en-twintigfte van onze jaartelling voor. By die gelegenheid meldt tacitus van een Bosch van haduhenna en de hoeve van cruptorix. Baduhenna moet eene plaatslyke Godes geweest zyn, welke in dat bosch ver-  slot. 43S vereerd wierd. Cluverius houdt haar voor dezelfde met tanfana ; — alting met meer waarfchynelykheid voor eene Godes , die in Duitschland ook bekend was, waar van Padebom nog zou overig zyn, gelyk Holt - pade in de Zevenwolden in Frieland, zoo veel als het Hout of bosch van Pade of Paduwe , niet ver van eene hoogte Padesloo of Paêsloo. De hoeve van cruptorix vindt hy in Hem- of Hem-Ryk ia Opllerland, agt duizend pasfen van Hult-pade en twintig duizend van den mond van het riviertje Unzingis , waar het Romeinfche kasteel Flevum gelegen was. Anderen meenen , dat de Kreupel, een bekende bank in de Zuiderzee naby Medenblik, eene verbastering is van Cruptorix. Men kan uit het verhaal van tacitus zien, hoe zeer dat gedeelte van ons land toen reeds door waters en meiren gebroken was , waar van de meesten zich met de Zuiderzee vereenigd hebben : maar teffens kan men daar uit opmaaken, dat 'er een aanmerkelyk onderfcheid was by het terrein, waar de Romeinen zich meest ophielden , het eiland der Batavieren. Dan laaten wy hier niet dieper intreeden: dat het alleen tot opheldering van plaatfelyke kunde diene. — lk heb dus volgens myn plan alles afgehandeld, wat ik begonnen had: ik hoop, dat de vrienden nu voldaan zyn. De tyd verbiedt ons verder uit te breiden. D. R. Duizendwerf zyn wy u dankbaar, waardEe 2 ft»  43^ afscheid, fte eelhart , voor het geen gy ons hebt medëgev deeld; het zal ons fteeds een genoeglyk aandenken geeven aan deezen oort, waarin wy den tyd zoo aangenaam, zoo nuttig hebben mogen doorbrengen ; dit hebben wy aan uwe goedheid, te danken. Laat ons nu eene wandeling doen, voor wy aan Tavel gaan. E. Daar ben ik zeer bereid toe. Het is my aangenaam, dat ik iets tot vermeerdering van het genoegen heb kunnen bydraagen. Misfchien wordt de tyd gebooren, dat wy elkander hier weder vinden, en op geen min nuttige wyze ons buiten leeven doorbrengen. Onder het wandelen wierden deeze en geene gewigtige gevallen, die eelhart verhaald had, vernieuwd. Vooral fprak men van het ongelukkig lot van het doorlugtig paar, germanicus en agrippina. Dit kon men niet vergeeten. En eindelyk vergeleek men veele gevallen en bedryven by die van den tegenwoordigen tyd. Met een hartelyk vaarwel, namen eelhart , vredecondé , frederik en magtilda met de jongere kinderen, want zy waren alle byeen, een teder affcheid van diderik ea ro* zemond. BLAD-  BLADWYZER Der voornaamfte zaaken, in dit Werk voorkomende. A. Aanleidingen , voornaame, tot de groote daaden der oude volken. L 5. Aanval tot den Jlryd, hoe het teken daarvan by de Batavieren gegeeven wierd. II. 35>i- Adel der Batavieren. Zie Edelen. Aduatiken, een overblyfzel der Cimbren. I. 246. - willen deNervien helpen, legen j. cesar. ï, 247. doch trekken te rug. I. M. Verfchansfen zich en worden , door de Romeinen, aangetast. I 248. Maaken een verdrag I. 249. Hun trouwloosheid door caesar , door eene byna geheele uitroeijing, geftraft. I. 251. . door ces ar over¬ wonnen. 1. 282. flaan weder tegen ciESAu op. L 309. Agrippa , een der voornaamfte vrienden van ocTAVius. III. 372. »- Posthumus , zyn Charafter. IV. 128. Op last van tiberius omgebragt. IV. 129. . Agrippa, de gewaande," verwekt aan tiberius verlegenheid. IV. 125. Agbippiha , vrouw van grrmanicus, een voorbeeld van buwlykstrouw, IV. 147. en van dapperheid. IV. 180 , 235- , , na den dood van haaren Echtgenoot van elk een aangebeden en beklaagd. IV. 388. ■ by tiberius ver¬ dagt , en met haar geflacht vervolgd door sejahus, den gunsteling des Keizers. IV. 402. . met haaren Zoon nero gebannen , IV. 407. mishandeld en van 't leven beroofd. IV. 408. _ ■ haare asch naderhand , in 't graf van augustus geborgen. IV411. . haar Charaéter , waar aan haare kinderen weinig beantwoorden. IV. 411. 415» 419. Alleenheerfching, oudtyds , overal, niet op dezelfde wyze ingericht. II. 232. Alpen, zyn het eerst door de Celten overgetrokken. ïe 3 !■  433 . BLADWYZER. I. 182. door de Cimbren. t C17, 234. Alphen. Oudheden aldaar. iv. $u: Altaaren der Batavieren. III. 78. Ambivariten. I. 272. Amht. Ambacht of Banne, hoeoudcyds, bydeGermaanen genoemd wierden. H. 25. Angrivarien , waar zy woonden. IV. 191. onderwerpen zich aan de Romeinen. IV. 210. gedragen zich edelmoed'g IV. 215. Anfuarien. I. 276. Atitonia, dit Hot waar van zyn naam ontleend. IV. 3i3> 317» 3*9Antonius , zyn gedrag na den dood van j. cjesar. III. 3*4 33o, 361- Zie verder octavius. Antonijn, zyn Reisboek. IV. 290. Arminius , Veldoverfte der Germaam n, bedriegt de Romeinen. IV. 99 overwint dezelve en pleegt veele wreedheden. IV. ■ 101. - ■- verwydering tus- ■ fchen hem, en zynen Schoonvader seuestes , IV. 162. Wie van bei- den het meest voor hun Vaderland yverde. IV. 163. Ï67. ■ brengt de Che- rusren, tegen cjesar en seges i es op de been. IV. 168. Arminius , zyn gevegt met g^rm imicus oubeflisfeud. JV. 173. ' — flaat cjecina. IV. 177. die zich echter redt. IV. 180. ■- houdt een mond» gefprek met zynen Broeder flavius , aan de Wezer, IV. 192. - doet een aanfpraak aan zyne henden. IV. 199 Wordt geflagen. IV. 200. zijn verdere lotgevallen. IV. 424. ftaat naar de Ko- ninglyke heerfchappy , en wordt door list van zijne bloedverwanten omgebragt. IV. 430, 43i- Auchen of Causfen. I. 270. Augustus (cjesar) te vooren octavius genaamd. Zie octavius. — hadt in agrippa en mjecenas , twee getrouwe Staatsdienaars. III. 381. maakt veele verbeteringen. III. 382. '■ trekt re velde tegen de Britten. III. 383. — wordt krank , doch berftelt. III. 385. een znmenzwee- ring tegen hem ontdekt. III. 386. verheft agrippa. III- 388. ■- trekt naar Gallier., om  BLADWYZER. 439 om den inval der Germaanen te fluiten. III. 39°. Augustus (cesar) ftraftde Rhoëtiers. II. 392. . zijn raadsman, agrippa , fterft. III. 393gevolgen van deszelfs dood. III. 394. . had geen deel aan den dood van prusus. IV. 40. . verliest veel , door den dood van mecenas. IV. 45 5 49. ... waarom zyne.Eeuw zo beroemd was IV. 47. . was groot, maar met gelukkig IV. 48. — hadt veele onge¬ vallen. iV. 50. zogt een krygskas aan te leggen. IV. 82. ■ oorlog met de Marcomannen, en veidere onlusten. IV. 84, 83, 98. ~ 1 fpoort het huw- iyk aan. III. 382. IV. 90. ., , — wordt getroffen door de tyding eener nederlaag, door de Germaanen. IV. 101. gevolgen daar van. IV. 104. . ontflaat de Bata- vifche benden. IV. 102. , verzwakt. IV. 108.- . eaf, in zvne laatfte regeerirg.niemand reden tot klagten. IV. 109 — . , „- treedt zijn laatfte tydperk van 10 jaaren , voor de vyfdemaal in. IV. 110. Augustus (cejar) blyft werkzaam in de regeering. IV. HU fterft. IV. 112. — zyn Cnaracter, IV. 114-123. wordt plegtigbe* graaven. IV. 124. Augustus , waarom die maand dus genoemd wordt. IV. 43. Aurelius scaurus , moedig antwoord van hem. I. 225. B. JB'arden, wie zy waren. II. 190, 198, 2C4- Batavieren, bepaaling van derzelver Eiland , by plinius. I. 71. breeder beichryving van het zelve , by tacitus. I. 73' De fchynftrydigheid van dee^e opgaven wel deimoeite waardig te vereffenen. I. 71. veifchülende wegen daar toe ingeflagen, onder anderen , van den Marquis de sS*. simon. 1. 8 x. — de lengte van derzelver Eiland verfchillend opgegeeven , dour Cjesar en pi iwius, komt wél uit by eene onderfcheiden meeting. 1, 8?. — Tacitus en mela overeen gebragt. 1. 89. — door welke ri- Ee 4 vie"  ♦40 BLADWYZER. vieren en zee derzelver Eiland omringd en bepaald wordt. I. 124. Batavieren, hunne woonplaatzen. I. 274. * zy , en andere hun nabuurige Volken , gaan een verdrag aan met cjesar. I. 284. III. 210 IV. 6. ' *** oorfprong van hun naam. I 334. - bun geftalte en gelaat. I. 337. — '■ aanmerkingen over het puntdicht van martialis, omtrent het Batavijclie oor, I 341. ■ Batavijclie Vrou¬ wen: haare fchoonheid. I.. 343. hadden blond hair en blaauwe oogen. I- 345. - de kleding der Mannen en Vrouwen, onder hun. I. 348. 1 " droegen het hair opgebonden I. 35^ •■ onderfcheiden rangen. I. 360. de Adel. I. 361. de Vrygeborenen. I. 356 de Lyfeigenen of Slaaven I. 368. derzelver toeftand was draaglyk. 1. 370. II, 33^. »" hunne woonin¬ gen I 376. waren eenvoudig, doch met eenig ondsrfeneid. I. 384. zy ftooden afgedonderd , doorgaans op heuveltjes, en wierden dorps ge wys bewoond, I, 387. Batavieren, zy hadden gee-s ne Steden. I. 388 ■ hunne huisraa- den en keukengereed-" febappen. I. 301. ■—» » hunne flaapplaat- fen. I. 39.3. - - ■ ' de bezigheden hunner Vrouwen. I. 394. de verrichtingen def Mannen. I. 396. beftonden meest in dn jagc en in den kryg. I. 400. zon^. der echter in luiheid hunnen tyd door te brengen. I. 403. f-> hunne tijdkortingen. I. 40 j. de jagt, do visfehery, de wapenhandel , het paardryden. J. 406. 1 hunne maaltydeti. I. 409. ■ — het fpel, waar aan zy zeer waren overgegeeven. I. 411. — *- hunne vertooningen. I. 414. 1 oeffenden den landbouw. II. 7. Zie Landbouw. — —- zy hadden geene Moestuinen en Hoven, en niet dan wilde Böomvrugten. II. 22. *—' " hun veebouw. II. 24. —■ - zy hadden ook Honden, Katten, Ganzen , Eenden en Zwaanen. II. 32 enz. — hun fcheepvaart en fcheepsbouwkunst. II, 35-  BLADWYZER. 44* Batmieren , of zij ook koophandel te water dreeven. II. 38. ^ -——waar in hun geld beftond. II. 43- welke hunne ■ voornaamfte fchatten waren. II. 45.« hoe zy, zonder ■ goud en zilver, bande! konden dryven. II 47- . -hunne fpys.II. 54- ' hoe zy het vleesch gebruikten. IL 62. — — gebruikten ook zout. II. 64. „ . hun ooft. II. 65. —, ■ hun tafelgewoou^- ten. II. 66. - hun drank. II. 72. wyn. II. 76. —- hunns drink-gewoonten. II. 80. waren aan geduurige dronkenfchap niec fchuldig. II. 84. „ zy wiesfchen zich eerzy aten. II. 85. .. hunne maaltyden. II. 86. . hunne gastvry- heid. II. oei. wii derzelver kuisch- heid. 11. 08. .. 't hiuvlyk by hun geëerbiedigd. II. 100. 109 enz. n, hunne vryadiën. II. 108. 1 kloekmoedigheid hnnner Vrouwen in den oorlog. II. 118. 128 enz. ■j 11 voltrekking van hunne huwlyken. II. 122. 'atauieren, hun achting voor de vrouwen. II. 123. ■ in welken zin zy gezegd wierden naakt te loopen. II. 138. ■ waren niet fchuldig aan eene onnatuurlykeliefde. II. 139,289. . opvoeding hun¬ ner Kinderen. II. 140. w Huwlyks vruchtbaarheid, II. 142. ■ plegtigheden by de geboorte hunner Kinderen. II. 143. -. zij bedienden een foort van Doop aan hunne Kinderen. II. 146. demoederszoog-. den zelve haare Kinderen. 11. 148. — 1 de opvoeding hunner Kinderen. II. 149 -161. —— oefFeningen der jeugd , in zwemmen , wapenhandel , timmeren, loopen op houten zooien. II. 163. ■ lieten hunne Kinderen ook door anderen onderwyzen. II. 165. hunne Schryf- kunst. II. 172-189. — hunne Dicht* kunst. II. 150. hunne Muziek. II, 200. - hunne Gezangen. II. 204. Ee 5  442 BLADWYZER. Batavieren, hunne Geneeskunde. II. 216. «"■——- hunne Voorzegkunde. II. 218, 389. III. 95-116. — hunne Natuurkennis. II 220. hadden ook Godgeleerden en Rechtsgeleerden. II. 221.' — zij oeffenden ook konften en handwerken. II. 222. hunne fegeerings- form. II. 231, 256. " hunne raadsver¬ gaderingen. Ui 260. •" oorlog en vre¬ de. I. 2") 9. 1 hunne fchattingen en wetten. II. ?32. hunne misdaaden en ftraffen. Ii. 286 en boeten. II. 297. —■ '— hunne iïecbtban- ken en Gerichtshande- Jingen. II. 300. ■■" hun huislyke Rechtbank. II. 304. —»■-—— hunne ftraf op overfpel. II. 305. hunne Erfftellin- gen. II. 311. —-——— Zwaard-i en Spil- le-maagen. II. 316. ' Kinderloosheid by. hun geen voorrecht. II. 317. ——— hunne Staatpge- fteldheid was fchoon. II. 324« ■ hunne Wapenen. II. 335-351. ———— hunne Krygsbenden. II. 352-377- Batavieren, hunne Ruiters. II. 362. ■ hunne Veldteke¬ nen. II. 360. 111 ■ hunne Krygsbevelhebbers. II. 370. " hunne Veldtoch¬ ten. IL 377- — hunne Legerwa¬ gens. IL 381. •* hun Slagorde. II. 383- hunne Voortekenen voorden ftryd.H.389. befchryving van eenen veldflag van hun. II. 394- 1 de gevolgen van hunne veldflagen. II. 399-400. —— of zy ook Vestingen hadden. II. 403. - hunne Dapper¬ heid. II. 404. —■ hun militaire Krygsraad. II. 414. hun Godsdienst. III. 8. Zie verder Godsdienst. • hun Tydreke- ning. III 41. ■"■ Zy hadden hei¬ lige Wouden en Bosfchen. 111. 42. IV. 156, ■■ maakten geen af¬ beeldingen van de Godheid. HL 47-62. ■ waarom zy ver- fchoond zyn gebleeven van dat oordeel, waaraan de Heidenfche Wae. reld zich, voor 't grootfte gedeelte, had bloot gefield. III. 52. Ba-  BLADWYZER. 443 Batavieren , of zy ook Huisgoden hadden. III. 55- k». - hunne Priesters. III. 56. _ hunne Offeran- den. III. 69— ■ hunne Altaaren. 111. 78. .1 hunne Gods- dienstplegtigheden, UI. 79 86. „, zy rekenden hun oorfprong van de Sueven. III. 80. — hunne Heilige Tyden. Ut 92. «li.„n ;i hunne Waarzegfters. III. 100-118. »■ Of zy en de G^rmaimen lang by de zuivere en eenvoudige begrippen van den Godsdienst gebleeven zyn. UI. 125. ■ ■■■ hoe zy zich op hunne fterfbedden gedroegen. III. 15»- ——— hunne Lykplegtigheden. III. 153. .. hunne lyken wierden verbrand. III. 154. Plegtigheden daar by. III. 155- _ hoe zy hunne lyken begroeven. III. 160. L het ftervon hun¬ ner Vrouwen niet haare Mannen. III. 184- ~ hun charafler. III. 196- wat aanleiding gegeeven beeft tot derzelver verbastering. III, 200. Batavieren , hunne zeden vergeleken by die van hunne tegenwoordige Landgenooten. UI. 201. enz. hunne gefchiedenis heeft veel betrekking op die van Rome. III. 207. IV. 59. m.——' zeer geacht by de Romeinen. III. 214. m zy helpen de Re- meinen tegen de Galliërs. III. 218 , 225 , 237 , 241, 246. . of het hun eene eer was, een onafhar,gelyk volk onder de magt van eenen andereu te doen bukken. IK. 246, 347. —— hoe zy j. c/f.sar aan de Opperbeetfehappy hebben geholpen. 111. 250. „ volgen j.. cjesar in Spanje. HL 261. in Griekenland. III. 271. in Mgypten. III. 285. in Afesu. HJ. 295. in sffrica. III. 306. noch eens, in Spanje. III. 31c wmmm hunnegefleldheid na het ombrengen van csesab. III. 320. ., dienden daar na onder antonius; doch wonnen vervolgens het vertrouwen van octavius. III. 334- 347- ■ waren by octa-, vius in den flag by AüiUfii. III. 358. m\ waren Lyfvvag- ten  444. BLADWYZER. ten van cjesar augus¬ tus. 111. 397. van tiberius. IV. 138. Batavieren, zyn met drusus.in zyne tochten tegen de Gentianen. IV. 10. ■■ 1 ■ troffen, in zynen opvolger tiberius, geenen drusus aan. IV. 41. " « tiberius komt op hun Eiland. IV. 67. 72. * hunne Ruitery by de Romeinen, hoe groot in getal. IV. 81. r 1 alle gemeenfchap tusfchen hun en de Romeinen afgebroken. IV. 102. doch komen echter daarna weêr voor in de Romeinfche Legers. IV. 105. ——— geen deelgenooten in den opftand der Romeinfche Legioenen. IV. IS3- —" ■■ in hun Eiland verzamelen de Romeinen eene vloot. IV. 188. op \velke zy zich ook bevonden. IV. 191. ,r—-—— trekken met hun hoofd cariovalda, over de Wezer tegen ARMrNius, daar zy, door de Veldheeren van germanicus omcingeld, echter gered worden. IV. 105. ■ van hunnen eerften toeftand af, tot op den tyJ van tiberius, zyn veel veranderingen in hun Land , door de naauwe gemeenfchap met de Rom;i Befchaafdheid, welken invloed wetenfchappen en kunften daar op hebben. NI. 202. Bier, een aloude drank. II. 73- Bijon (de gemaande) welk dier dit zy geweest. IL 59. Biturigen zie Celttn. Blooheid , ftrafbaar by de Batavieren. II. 29J. Bosch  BLADWYZER. 44S Bosch (Het Heilige) tot Godsdienstpiegtigheden gefchikt. 111. 80, 91. Bosfchen, waren oudtyds veel in Nederland. I. 149. ■' oudtyds plegtige Godsdienst-plaatzen. I1L 42. Boter, hoe dezelve by de Batavieren gemaakt wierd. II. 29, 64. Brennus , Veldoverfte der Galliërs. I. 183 , 188, 194, 196, 203. Brittannien : Cjesar fteekt derwaards over. I. 301, 305, en aan de Romeintn onderworpen. UI. 216. Brittanisch huid, welk kruid het zelve geweest zy. IV. 357Britten, een ruuw foort van Galliërs, hebben zich in Ierland neêrgezet. I. 169. Britten (Huis te) of Brittenburg. IV. 298-303. .1 oudheden, in de puinhoopen van het zelve gevonden. IV. 371. Erutus, hoe zich, na het ombrengen van cjesar gedroeg. III. 317——— wordt doodgeftoo- ken. III. 346. Burgten, overblyffels van dezelve, in ons Land. IV. 258. C. \~> jesar , (C. J.) zyn be- fchryving van den loop van Mm en Rhyn. L 69' "jesar , zyne opgaaf van de lengte van 't Eiland der Batavieren. I. 82. ■ overwint de Adua- tiktn. I. 247-251. ——. kort verflag van zyne lotgevallen. Trekc in Gallien. I. 280. — overwint ariovistus. I. 281. komt Jn Belgisch Gallien, overwint de Uitviert en Aduaiiken. I. 282. — Dit doet andere volken befluiten om een verdrag met hem aan te gaan. I. 284^ —De Batavieren en andere nabuurige volken waren daar in begreepen , uic genomen de Mem[iiers, de Tenüren , Ufipeten , Sicambren, en Marinen, I. 286. 111. tio. ■ de Menapiers, daarna de Ten®} en en Ufipeten worden door hem overvallen en geplunderd. I. 286, 287- —— trekt over den Rhyn. I. 299. ' keert te rug in Gallien. I. 300. ' ! fteekt over na Brittannien. I. 301. III. 216. —— laat in Gallien een vloot toerusten. I. 304. en fteekt andermaal naar Brittannien over. I. 305. ' fluit een verdrag met CASsivELi-AUNüs. I. 30Ö. ■ komt weder in Gallien, terwyl de Eluronen en Luikenaars tegen hem op-  446 bladwyzer. cplhan, onder ambiorix en cattivülcus. i. 307. a's ook de Aduatiken en Nerviers. i. 309. en de Tnvieren onder induciomar. i. 313. welke de Romeinen zeer in 't nauw brenaen, onder cicero, die door cjesar echter gered wierd. i. 312. Cjesar, de Galliërs fhan tegen hem op. L 313. ■ flaat de Menapiers. i. 315. en poogt te vergeefsch weder de Sueven te overvallen. i. 317. —— hy vervolgt ambiokix. i. 318. Cattivülcus beneemt zich zelf het leven. i. 318. ——- hy verklaart de Ebutonen vogelvry. i. 320. ' !\r. O' f 1 hiervan gebruik, en vallen eindelyk op de Ro- ■ ■ir.eiuen >;eius te verjaagen. III. 261. zyne krygstucht. in. 267. maakt geen misbruik van zyn Diclatorfchap. iii. 270. vervokt pomprtus. in Griekenland. iii. 271. in JEgypten. Hl. 285. zyn gedrag omtrent cleopatra. ui. 288. -— komt in Jjien. iii. 294. 1 komt wederin Rome. iii. 295. herftelt aldaar de wanorde. iii. 297. gaat naar /Jfrita in. 298. word aldaar gelukkig gered. iii. 30q. Slaat scipro. lil. 302. verovert Utica. iii. 305. houdt vier zegepraalen te Rome. iii. 307. komt in Spanje. ui. 308. levert aldaar een beflisfenden flaa iii 309. — komt te Rome te rug, en word voor altoos Dictator, iii, 310. Cas-  BLADWYZER. 447 Gesar raakt in misnoegen. III. 313. wordt in den Raad vermoord. HL 315. 319. . ■ de gevolgen van ■zynen dood, 111. 316. enz. Ces ar , een eernaam geworden onder de Romeinfche en andere Alleenheetfchers. III. 379. Garnalen (nieuwe) te graaven in ons Land allernoodigst. IV. 23. Caninefaa'.en, I. 274. III. 216. IV. 67. Cannegieter , over de Batavijclie Oudheden. IV. 246, 259, 317- aant. Castra, wat dit woord be- teekent. IV. 312. Catnalda verjaagt maroboduus. IV 427. Wordt verdreeven door vibillius. 430. Cato , brengt zich zeiven, te Utica, om het leeven. III. 303. Cauchen. t. 274. Celten. De Germaanen en Galliërs ftammen van hun af. I. 156- 157. en meer andere Volken. I. 165. . hunne gefchiedenis, door Pdloutier bcfchreeven. I. 158. ■ hebben hunnen oorfprong van de Schyten , in het Noordelyk deel van Alten. I. 159. Zie verder Schyten . ook genoemd Cel- to-Schyten. I. 164, 206. De Romeinen en Grieken noemden hun Gallen, of Gaiatisrs. I. 166, 182. belten, hebben Duitschland bevolkt. L 166, 167. Zie verder Germaanen. - de Biturigen waren de voornaamfte onder hun: beflooten nieuwe Landen op te zoeken. I. 182. ———• gaan deels los op de Hercynifche wouden f deels op halten, over de Alpen,en overmeesteren de TyrrJienen of Toscaanen. I. 183. - hervatten den aanval op de Romeinen I. 183- onder belgius en brennus, Zie verder Galliërs. " uit Europa breidden zy zich uit in Klein AJien , onder den naam van Galaten of GalloGrceci. I. 165. Cheruscen. IV. 168. Christendom, belangryk voor het Menschdom. III. 204. IV. 56. Cicüro, wordt vermoord. UI. 341. Cimbren: derzelver verhuizing. I. 205, 252. ——— en Teutonen: hunne oude woonplaatzen. I. 206. hebben waarfchynlyk ook in de Nederlanden gewoond. I. 209. ■■ aanleiding tot hun optogt en vereeniging. I. 212. ■' 1 de Cimbrifcht vloed. I. 213 , 271. ■ trekken naar Gal¬ lien , Zwüzerlmd en Italien. I. 216. CirrC-  448 BLADWYZER, Cimbren, raaken handgemeen met de Romeinen. I. 217. " vraagen te ver¬ geef ch Landeryen; flaan de Romeinen een en andermaal. 1. 219. - veroveren Tclotife. I. 220. ■ • met de Zuuitzers vereenigd trekken zy naar Spanje. I. 226. M" Marius wordt tegen hun gezonden. I. ald. - trekken de Alpen over en brengen catulus in 't naauw. 1. 234. - — ' - worden door marius deerlyk geflagen. I. 239. wanhopig bedryf van nunne vrouwen, i. 242. ■ 1 overblijfzel van deeze Volken. I. 244, 246 en derzelver taal. I. 245. hunne aarten Voor- naamite gewoonten. J. 254-263. Cinna, maakt een zamenzweering. IV. 64. Civiuis , was geen Vorst der Batavieren. II. 257. Cleopatra . haar dood. III. 360. Collateraal, is van een vroegen oorfprons. IV. 82. colonia agrippina. IV, 144. Omites, of Medgezellen van den Vorst, welke bij de Batavieren waren. II. 374- D. Dag, hét begih van denzelven by de Germaanen. II. 262, Dagen, derzelver naamen, waarvan oorfpronglyk, iii 38- Deemn, 't gedrag der Vrouwen van de oude Dsenen , in den oorlog* ii. 120. Dichtkunde, aanmerkingen omtrent de oude en laatere. II. 191. DiÜators te Rome , hun gezag. III. 311. Domburg , oudheden aldaar. IV. 291. Donierjleenen, zoogenaamde , in de Hunnebedden- II. 340. III. 175- Doop, de oude Germaanen bedienden een zekere foort van Doop aan hunne kinderen. ii. 146. Dragonders, eene 1 vroege inftelling. II. 364. Drenthe , Oudheden aldaar gevonden. II. 340. iii. 160, 174, 178. ■ veenen aldaar. iii. i8j. aant. Druïden. II. 214. de Geestelykheid by ds Galliërs. III. 56 , 63 , 64, 88, go. Drusus, verllaat de Germaanen IV. 3. ■ valt op de Sicambren aan. IV. 4 —— brengt de Friefen tot orde. IV. 5. Dsu*  BLADWYZER. 449 Drusus doet een tocht in de Nederlanden. IV 9 , 10. .1 trekt op tegen de Cauchen, Ufipeeten en Sicambren. IV. 11. en andere Germanifche Volken. IV. 14. — redt zich uit de macht zyner vyanden. IV.'16. ■ een der braaffte mannen van zynen tyd. IV. 16. «■ fticht kasteelen aan den Rhyn, IV. 17. r maakt nuttige ver¬ beteringen in het eiland der Batavieren , en een doorgraving by Doesburg en Tsjeloort. IV. 19. in 1' ■ of hy meer graften aan de Maas en Rhyn gemaakt hebbe. iV. 20. p—H— legt een dyk aan den Rliyn aan. IV. 24. doet zyne intrede in Rome. IV. 29. '■ doet zyn derden tocht naar Germanien, IV. 31. u, wordt, in hetovertrekken der EUe, door een verfchynfel verhinderd. IV. 33. voorbeduidirgen, waare of ingebeelde , van zynen dood. IV. 34. *, fterft. IV. 35. n zyn nagedagtenis, verdient in ons Land, in eer gehouden te worden, IV. 36. plegtigstbegraaven. IV. Dekl. I / IV. 37. gedenkpenningen geflagen en eeretekenen opgericht. IV. 38 Drusus zyne kinderen. IV. ald. ~—— zyn lofiyk character gefchetst. IV. 39 » hy krygt tot op¬ volger in Germanien, zynen Broeder tiberius. IV. 40. Duiffteen, aanmerking omtrent dezelve. IV. 28 8* Duinen, oorfprong van dezelve. L 51. derzelver overftuiving en verplaatzing. I. 61. Duitfchers , oorfprong van derzelver naam. L 174- —. ■ overeenkomst van zommige woorden in het Duitsch, met Latynjche en Griekjche I. 174- DuitsMand., door wie terst bevolkt. L 166. 1 boe verre zich oudtyds heeft uitgeftrekt. I. ald. Dyken, aanleg van dezelve. I. 132. ——* door drusus , in ons Land aangelegd en verdere aanmerkingen, omtrent dezelve. IV. 24,23. E. Eburonen, cynsbaar aan de Aduatiken, 1. 247 , 307. door cjessr, vogelvry veri laaid. I. 321. Edda der Tslanderen , daar in vind mui een treffe- f lyke  45 BLADWYZER. lyke befchryving van God. III. 15. 39. Edelen, hunne kinderen, by de Batavitren , waartoe gebruikt wierden. II. 156. 374- ——- de Opperften of Vorsten by de Germaanen wierden uit dezelve verkooren. II. 251. Eext , grafkelder aldaar. - III. 176, 181. Egypten , in een Romeinsch wingewest veranderd. III. 363. Eikenboomen, by de Batavieren in hoogachting, III. 89- Engeland, door wie eerst bevolkt. I. 168. Engelfchen , aanmerking omtrent dezelven. I. 33. 169 Erfflellingen , daaromtrent hadden de Batavieren alleen gebruiken. II. 311. Europa, deszelfs bevolking. I. 179. F. Feest van hertha. III. 53. Ferramenta (Yzerwerk) wat daar door te verftaan zy. ÏL 380. aantt Finnen , behooren tot de Sarmaten. I. 165- II. 29S- Flevo, Eilanden in dit Meir. 1. 102. Forum Adriani, befchry- ving van deeze plaats. IV. 309, 341-347Friefche taal, de oudfte der leevende taaien, in 0113 Land. II. 185. In die taal zyn nog weinig ftukken voor handen. IL ald Frifiahonen, of kleine FrieJen engroote.1,274, 275, Friezen hebben nog hun ouden naam behouden. I. 278. « door drusus, tot reden gebragt. IV. 5. » waren met de Ro¬ meinen verbonden. IV. 7, ftaan op 434. G. Galliè'n (Belgisch) j, cjesar trekt in het zelve. I. 282. ■* nieuwe opftand aldaar. I. 313. zie verder cjesar. Galliërs, derzelver oorfprong. I. 157. - derzelver verhuizing. I. 181. ■ vallen op de Romeinen aan, en liaan dezelven. I. 182-188. — neemen Rome in en belegeren het Capitool, dat door camillus ontzet wordt. 1. 189-192. en trekken af. I. 193. ■ trekken , op nieuw, op Rome af. -I. 197. » ■ vallen 'mMacedonien en Gritkenhnd. I. 200. ■ ' - krygsverrigtingen  BLADWYZER. 4S» van cjesar onder hun. III. 217-247. zie verder cjesar. C Galliërs hun charaéter. III. 223. zy verloeren niet, » by hunne overheering door c3tsar. III. 248. ■ hunne trouw komt voor de eerfte reis in verdenking. III. 332. Gedicht van den Deenjchen Koning regner lodbrog. III. 142, Geestelykheid der Batavieren en Germaanen. III. 56. Gekwetfie Majesteit, wet van tiberiusdaartegen, een bron van veele onrechtvaardigheden. IV. 185. Gelykheid , kwalyk , begreepen, heeft kwaade gevolgen. IV. 135. Gemeen , Plebs , Vulgus, wie, in den beginne, daar door verftaan wierden. II. 255. Gemeenebesten hoe oudtyds beftierd wierden. II. 253. Germaanen , derzelver oorfprong. I. 156. 166. .1 oorfprong van deeze benaming. I. 167. ii't. ... of zy ook Land¬ bouwers waren. II. 5. j. welk eene Re- geiingsform zy hadden. II. 232, 249. ji hunne voorzor¬ gen voor hunne Vryheid. II. 241. ■nu mi 1— wie hunne Her¬ togen of H.irvoertrs waren. II. 255. ennaanen hunne Raadsvergaderingen, enz. II» 260. enz. — hun Godsdienst. UI 17- s4 Zie ve.der Godsd ewt : en op het woord Batavieren « tke doorgaans d^.zeifde zeden en gewoo; ten hadder met dc Germaanen onder welke zy de voortrefFelykfte waren. II. 101. lil. 194. — zy poogen in Gallien te valltn doch worden door drusus verflagen, IV, 3. 7 en verder door hem beftreden. IV. 8-37- ui worden de over- beerfchirg der Romeinen moede , en befloocen deezen te verkloeken onder hun Veldheer arminius. IV. 97. Zie ar-> m1nius. 1 zyn telkens in oorlog met de Romeinen. IV. 107, 141, 153, ico, 1C8, 189, eiö. — ' zy flaan de Romeinen , onder cjecina. IV. 177. enz. ■ worden aan de Wezer geilaeen door german:Cus. IV. 200-209. en daar na nog eens. IV. 219. Germanicus . zoon van drusus naar Dalmanen gezonden door augustus. IV. 88. 93. 2 Gei* Ff 2  4S2 BLAD \y Y Z E R. Germakicüs trekt naar Germanien. IV. 107. " was waardig op¬ volger van augustus te zyn. IV. 128. 1 - opperbevelhebber der legers in Germanien. IV. "141. komt, aan den beneden Rhyn, in gevaar door een opftand in de legers. IV. 143. 146. wordt door zyne vrouw agrippina verzeld. IV. 147. ■■ dempt de oproe¬ ren in de legers. IV. 149. 152- trekt op tegen de Marfen. IV. 154. en verflaat dezelve als ook 1 tle Bruüeren, Tulanten en ÜJipecen. IV. 156. 159. 216". ■ hem wordt een zegepraal over de Ger. maanen toegeftaan. IV. 162. ——— valt in het Land der Catten. IV. 100, I63, 2I6. — aangefproken door segestes. IV. 165. *" word door tibb- m rius Imperator genaamd. IV. 168. — - trekt op tegen arminius en verdeelt — zyn benden. IV. 169. ( ** verlaat de over- < blyffels van varus en an- —deren, op het flagveld, 1 in het Teutoburgjr.he s bosch, zes jaaren na den ï flag , begraaven. IV. Gehmanicus , 't gevegt met arminius onbeflisfencL IV. 173. "' 1 •—- de door hem afgezonden cjecina wordt door arminius geïlagen. IV. 177. doch redt zich. IV. 180. ■ zyn bevelhebber vitellius raakt op da Wi■— Bruidf-hatby dezelve. II. 115. ■— voltrekking van dezelve. II. 122, Huwlyken der Batavieren, vruchtbaarheid van dezelve. II. 152. 7 J* Idiitavis, welk Veld dit was. IV. 212. Jeshs Christus, wanneer geboren. IV. 55. Inkomjlen der oude Ger- maanifche Vorsten. II. 246. Italien , voor een gedeelte door de Galliërs overwonnen. I. 183. JÖ" ,K. ■kaarten van Nederland . verfcheiden foorten van dezelve. I. 57. nieuw ontworpen Kaart. 1.126. Katten, een dapper Volk. I. 332. Kinderen van Vrygeboorenen, Lyfeigenen en der Edelen onderfcheidenlyk opgevoed. II. 155. Kinderloosheid, by de Batavieren geen voorregt. II- 317. Kleeding der Batavieren. L 348 en der Germaanen. II. 99. Umngen, hoe ver hunne macht by de Germaanen zich uitftrekte. II. 232 235- — derzelver Lyfbende. II. 236. ——— hebben wel eens de vryheid van hun volk belaagd. II. 240. voorzorgen der Germaanen. II. 24 r. Ko-  BLADWYZER. 455 Koningen, of derzelver gezag erflyk of verkieslyk was. 11. 142. ... inkomften van dezelven II. 144. ■ of zy voor hun leven verkooren wierden. II. 247. Koophandel der Batavieren. II 38. » zeer nuttig vooc onzen Staat. II. 40. — 1 1— in de Nederlanden , al vroeg gevestigd. IV. 249. Ktaalingen (zoo oud als de weg van) waar deeze fpreekwys van daan komt. IV. 284. Krygsdienst, wie daar toe by de Batavieren wierden gebruikt. II. 159 » 356. • . Krygsmagt der Romeinen. IV. 80. Krygsraad (militaire) by de Batavieren. II. 414. Krygstucht van C-ïsar. III. 267. I. fchriklyke gevol¬ gen van derzelver verval IV. 137- L. Landbouw der Batavkmi II. 1-23. j een der oudft bezigheden. IL 5. „, — dezelve wier ook by de oude Germaa nen geosfïend. II. ald. , door wie deze! ye by de Bataviere wierdt waargenomen. II 10. Landbouw, welke de oudfte en eenvoudigfte wyze was van het land te bereiden. ÏL 16. • waarom zy geen paarden gebruikten. IL 17- . , 1 jaarlyks wierden de landen verdeeld. 11.18. .. de Batavieren bouwden zeer weinig Tarw en Rogge, meest al Garst en Haver. II. 22. Laplanders, hunne tafelgebruiken. II. 87. Leeven en dood, het recht daar van by de Overheden gegrond op het vaderlyk gezag II. iö8. Legioen der Romeinen, hoe groot hetzelve was. I. 306. Lepidus , zyn gedrag na den dood van cjesar. UI. 324Letteren , welk foort de Batavieren gebruikten.- II 176. ■ hoe de Runifche genoemd worden. IL J79. waar in van de Chineefche verfchillen. li; Jbo. ■ wy gebruiken in ; het diukken Romeinfche, en in het fchryven Ita1 liaanfche. II. 181. - ■ ' ■ waarom, de oudfte in onbruik zyn geraakt. II. ald. n » of de Galliërs de- Ff 4 zelf.  456 B L A D W V Z E EL zelfde letters met de Germaanen gebruikt hebben. , 183- Leyden, of bet oude Lugdunum is geweest. IV. 309. Liefdetahet Vaderland, had eenen Herken invloed pp de harten en bedryven der Giieken en Romeinen in hunnen besten tyd. I. 6 en 11. •' is alle volken min of meer eyen. I. 9. *■ redenen , waarom dezelve den Jooden niet uitdrukkelyk 'wordt ingefcherpt in de H. Schrift, I. iz. wordt echter ingewikkeld aangepreezen , . en door uitmuntende voorbeelden aangemoedigd. I. 17. ■ » bewyzen van Vader- 1 Jandsliefde in de Jooden. I. 20. — voor al in mosf.s , paulus en il Christus. I. 24. j 1,1 -11 ■ derzelver invloed op de hedendaagfche Volken. 1. ?8. byzonder op Hf. de Engelfr.hen I, 33. en op de Nederlanders. J. 35. il< - ■ middelen , om dezelve aan te wakkeren. M I. 40. ■■ met dezelve is alles niet goed te maaken. — IV. 98; Liv'a , Huisvrouw van .augustus , moeder van M. drusus en TiBEKius, naij- j Ving te^en agk.ppiwa, een fchrandere Vrouw. IV. 65. fterft. 405. Loten, de Batavieren bedienden zich daarvan dikwerf. III. 95. Lyfbende, clerGermaanifche- Vorsten, II. 236. Lyken der Batavieren en andere volken, hoe be-. handeld wierden. III. 154. Lykplegtigheden by de oude volken. III. 180. M. Maaltyden , openbaare by de Batavieren, wat daarop verrigt wierdt. II. 270, 272, 277. Maan, nieuwe of volle; of de Germaanen , op dien tyd hunne vergaderingen bepaalden. II. 161. daanden , hoe dezelve oudtyds benoemd wier-, den. III 40. iaanverduistering IV. 153, laas en Rhyn; derzelver loop befchreeven dooE c/esar. I. 69, 'acedonien, door de Gallsn overvallen. I. 201, 203. 'achliSy welk foort van dier geweest zy. II. 58, /eoenas , een getrouw raadsman van octavius. UI 372, 373- ■■ zyn dood en ver- lienften. IV. 45 , 46, 18. iMJus, houdt een twee:evecht met een Gallier., . 197. gea  BLADWYZER. 457 Marcomannen, vestigen zich in het tegenwoordig Boheemsn. IV. 8s« oorlogen met de Romeinen. IV. 86. Marius wordt teeen de Cimbren gezonden L 226. — brengt de leutonen. een volflagen ncêrlaag toe I. 231. JVUroboduus , Koning der Marcomannen , zyn lotgevallen. IV. 84. 4'}6. Marfaaten of Marfen. I. 274. IV. I54> 155. Marfeille, door oesar belegerd en veroverd. UI. 265. Ma'.tiaken , geen inwooners van Zeeland. I. 276. Meenten, of gemeene weiden , waarom meest al, hier te Lande , onverdeeld blyven. II. 26. IMenapiers , I. 275 , 284, 286, 287. 302, 315» Menfchen - offers hadden , doch zeldzaam, ook by de Batavieren plaats. III. 72, 90. of dszelve ook door hun gegeeten wierder onderzogt. III. 76. Metatores, by de Romeinen, welke waren. IV. 263. Metzslwerk der Romeinen. IV. 254, 255. Moeiers Godesfen, zoo als de Romeinen die noemden . wat van dezelve te denken. III. 110, 127. IvIontesquieu , over den krygsdienst. II. 350,358. Myimalm. IV. 282. N. Na iktheid der Batavieren, in welken zin plaats hadt. II. 138. Naamen der volken waar van oorfpronglyk. I. 172. Nachtwagten, derzelver oorfprong. IV. 84. Naharvalen. III. 83. Ntionaale wapening. II. 407. Nederduitjche taal, waar uit gefprooten. II. 184. Nederland, aan veele en groote veranderingen bloot gefteld , vooral door het overftroomen en verloopen der Rivieren. I 45. uitwerkingen en bewyzen daarvan. I. 49- ——— oorfprong van derzelver Duinen. 1.51. verfcheidenefoor ten van Kaarten van hetzelve : onder anderen de reis-tafelen van s-eu- tinger door coenr. celtes. I. 57. — . , ■ verlooren land , in hetzelve , door overüroomingen I. 58. «■ overhuiving en verplaatzing van derzelver Duinen, i. 61. 1 . redenen waarom wy ons Vaderland boven andere Landen moeten verkiezen. 1. 64. ' — nieuw ontworpen Kaart van hetzelve. I. 126. — deszelfs kusten, Ff 5 door  45» BLADWYZER. door de Noord-zee fterk afgenomen. I. 130. Nederland , deszelfs voorraamfte en mindere rivieren aangewezen. I. m- * oudtyds zeer boschryk en niet ongevallig. I. 147. - deszelfs oude naam. I. 151. ■ — of deszelfs oude bewooners tot Germanien of tot Gallien behoord hebben , onderzogt. I. 152, 182, 270. " wie deszelfs eer¬ fte inwooners zyn geweest. I. 212 , 272 , *7S. 276. 11 '' deszelfs oude gefchiedenisfen hebben veel betrekking op de gefchiedenisfen der Romeinen. I. 328. - verval en her¬ ftelling van deszelfs ftaatsgefteldheid. II. 3? 6. groote veranderingen kwamen aldaar, van tyd tot tyd, door de gemeenfehap der Romeinen. IV. 232-257, 367. *■ ■ in de naamen van verfcheidene fteden, nog overblyffels der oude Romeinfche Burgten. IV. 237. Nehahzllia , afbeelding van deeze Godesfe, in Zeeland, gevonden. III. in. Tempel van dezelve. III. 116. Noordfche Germaanen, hunne; gevoelens nopens den Godsdienst. III. 119-143. Nymegen , aanmerkingen omtrent deeze oude plaats. IV. 320. ——— zeer veele oudheden aldaar gevonden. IV. 322. door de smetiussen en in de betouws by een gezameld en befchreeven. IV. 322, 324> 326. daarna, naar buiten's Lands verkogt. IV. 324. Zie verder Valkenh of. O. Octavia, fterft. Haar roem. IV. 30. Octavius , zyn gedrag na den dood van cjesak. III. 329. —— krygt een gevoelige flag van antonius , door middel der Germaanen. III. 331. verzoent zich met antonius en lefidus , en komt te Rome. III. 336. — het gedrag van dit Drieman fchap. III. 34a. hunne ge vegten met pompp-jus, brutus en cassius. III. 345 enz. — zy komen na den dood van brutus , met pompeis; in een vergelyk. Hl. 349. en kort daar op weder met hem in oorlog. III. 351. ■ pompjïjus wordt overwonnen. III. 353. —— on-  BLADWYZER. 459 oneenigheid tusfchen het Driemanfchap. III. «M. lepidus afgezet en de Zoon van pompetus vermoord. III- 354- Octavius , raakt in oorlog met antonius. III. 35<5— antonius wordt afgezet. III. 357- _ overwint anto¬ nius , in den flag by Aüium. III. 359- gevolgen van dien flag. III. 36o. . wordt meester van Egypten en van het gantfche Romeinfche gebied. III. 363- vergelyking tusfchen hem en cjesar. III. 366- — zyn Regeering korte'yk gefchetst. HL 267 e"2« , , mmL. welk gedeelte van Duitsclland hy overwonnen heeft. III. 368. _ zyne zegepraalen waren zeer plegtig. Hl. 3°. _ de Tempel van janus wierdt , in zyn tyd, geflooten. HL 371- — pleegt raad, met AGRIPPA ei) M.tCENAS , over het neerleggen zyner regeering III. 372- houdt zich aan den raad van mecenas. 1H. 377. — door wien hy voor veele buitenfporigheden bewaard wierd ; — een bewys daarvan. III. ald. )ctavius, zyn gezag doe* den Raad gewettigd. III. 379 ■ onder wat titel hy de opperheerfchappy aanvaarde. III. 379- _ wordt cjesar au. gustus genoemd. HL 379 , 38o. Zie verder augustus. Onfterflykheid, hoop op dezelve. III I46> Oor, aanmerkingen omtrent het Batavijche oor. I 341- Oorlog , een algemeene hoofdbezigheid der Batavieren IL 226 , 405. wie daar in het opperbevel voerde. II. 253. . kloekmoedigheid der Batavifche Vrouwen , in denzelven. II. 118. Opfchriften (Latynfche; 111. i 2 7. aam. Opvoeding der Kinderen by de Batavieren. 11. 140, 149. In dezelve geen onder fcheid tusfchen de kinderen van Heeren en Lyfeigenen. IL ald. Echter liet men de kinderen niet in het wilde opwasfen. II. I5-- Waar in de zedelyke beftond. II. 153- . in de wyze van dezelve maakten de jaaren esnig onderfcheid. IL 155Ossian, een beroemd Oorlogsheld en Dichter II. 204. Een ftukje, uit zyne  zyne Gezangen , opgegeeven. II.' 206. III. 146. 0«ftt«rfe«,CRafayifche) aanmerkingen omtrent dezelve. IV'. 246. 250. ■■ in Drenthe. II. 340. III. 160, 174, 178. — te Domburg. IV. 293. — te Valkenburg en Rhynsburg IV. 304. ■ te Leyderdorp, IV. 307. — ■"—• te Alphen. IV. 311, — by Utrecht. IV. 3-2. ' by Wiltenburg. IV. 313-31». ■ ■ by Arnhem en Harderwyk. IV. 316. aant. "~ • by Nymegen. IV. 320-338- zie Nymegen. * by Velp. IV. 335- * te Xanten. IV. 339. de vernieling van ■ dezelve, in ons Land, in vroegeren en in onzen tyd , is grootelyks te bejammeren. IV. 321, 329, 33f. —' '■ verzaamelaars van F dezelve, in ons Land, byzonderst de smeti- t.'SSi-Nen ik de betouw, - en anderen. IV. 307, 320, 322, 323, 325, P 326, 327, 329, 335, 336 340. Overheden , by de Germaanen , wie waren, door wie en waar uit dezelve Pi aangefteld wierden, en welke inkomften z» trokken. II 2 o. 252. Ovcrftroomingen in Neder» land. I. 58. P. Parthers, dezelve onderwerpen zich aan augustus. IV. 70. Perfiaanen, maakten geen afbeeldingen van de Godheid. III. 47. PEuriNf.EB (c ) aanmerking omtrent zyne Reis-iafelen. I. 57 iv. 256. Piso, braafheid van deezen Romein/eken Veldheer. I. 192. fneuvek ald. Piso (cnejus) krygt het opzigt over Syrien. IV. 375- — zyn verdere bedryven, na den dood van germanicus. IV. 39!. wegens den dood van germanicus by tiberius aangeklaagd. IV. 392. —— brengt zich zeiven om 't leeven. IV. 394. 3mpejus door cjesar in Griekenland vervolgd. III 271. 1 word omgebragt. III 284. cetorium Agrippae waar gebouwd IV. 348. 355. heeft veele lotgevallen ondergaan. IV. 360364. testers der Batavieren. III. 56. hunne ambtsverrig- tÜta  B L A D W Y Z E R. 4B1 tingen. III. 58. waren in groote achting. III. 60. konden veel goed, maar weinig kwaad doen. III. 64. R. Raadsvergaderingen der Batavieren. U. 260. Hangen , derzelver onderfiheid b'y de oude Germaanen. III. 6Q. Rechtbanken der Batavieren. II. 3°° 3°4- Regeering, onder een Opperhoofd. II 234. Regcerings-form , dezelve is verfcnillend. II. 230. _ welke de beste zy kan nooit beflist worden. II. ald. , der Batavieren. II. 231. . der Germaanen. II. 232. Reisboek van antonyn. IV. 290. Reiskaarten van c peutinger. I. 57- IV. 265. 1 (oude) der .Ro¬ meinen, verhandeling over dezelve IV. 263-287. Reudignen. III. 82. Rhyn en Maas, derzelver loop door c/f.sar befchreeven. I. 69. . de loop van den Rhyn by r. mela. I. 70. ■ de Rhyn heeft drie uitloopen gehad. L 89268. —— heeft verfcheiden fpranken. I. 11». Rlijn, ontlast zich in de Waal en Maas I. ii7. Rhynsburg, Oudheden aldaar. IV. 304. Rivieren in Nederland, uitwerkingen van derzelver overftroomingen en verloopins, I. 4S> 49, de voomaamfte en minders aangeweezen. I. 137. 268. Rome gefteldheid van die Stad, ten tyde van de ontdekking der Batavieren. III. 208. ■ verdeeldheden aldaar, door welke j. cjesar eindelyk de opperheerfchaj py in har den kreeg. III. 250-261. —— in verwarring na den dood van pompejus. III. 295, Zie verder cjesar. —— na den dood van cjesar , in de uiterfle verwering III. 323-329. - rampzalig in zyne grootheid. lil. 344. IV. 69, 81. —— had zyne vryheid verbeurd. III, 365. —— een voorbeeld voor onzen tyd. IV. 68-70. —i.i 1 't word, in het laatfte der regeering van tiberius een moordhol. IV. 40c. Romeinen, aanvallen door de Galliërs onder belgius en brennus. I, 183 en door dezelven gellagen. I. 188. Zie ver; der Galliërs. 1 door de Cimbren aaa  *«2 BLADWYZER. »aangevallen, f. 217. Zfö verder Cimbren en cissar. Romeinen, maaken een verbond met de Batavieren en andere bun nabuurige volken L 284. lil. 210. IV 6. ■'■ hunne rampên. IV 80. M waarom hunne fchatkist arm was , niet teger.ftaande alle hunne overwinningen IV. 81. — hun gebrek gaf aanleiding tot zwaare belastingen. IV. 83. '■ hoe men het volk hun leed deed vergeeten. IV. 84. • krygen nieuwe onlusten met de Marcomannen. IV. 84. met de Dalmatiers IV. 88. 93. ,■ zenden q. va¬ rus naar Germanien. 1V. 96. »' worden door de Germaanen, onder arminius misleid. IV. 97. en geheel verflagen. IV. 100. gevolgen daar van IV. 104. ■' ontflaan de Ba¬ tavijclie benden. IV. 102. • Haaltjes van hun- 1 ne bygelovigheid. IV. 105. — vallen weêr in Germanien. IV. 107. — ' de geest van . vryheid, onder hun uitgedoofd. IV. 109. "* onder augustus , tot de grootfle hoogte geklommen. IV. 11b. Romeinen, hoe groot hun getal was, na de derde opfchryving. IV. nr. begaan veel laagheden na den dood van augustus, in de regeering aan tibfrius op te draagen. IV. 131". —1 onlusten in Pannonien. IV. 134. in Germanien , in de legers. IV. 141. welke laatften een weing bedaaren. IV. 145- barften weêr los. f V. 146. en worden gedempt. IV, 146". ■ in vollen oorlog met de Germaanen; trekken op tegen de MarJen. IV, 154. vernielen den Tempel van tanfana. IV. 156. trekken op tegen de Catten. IV. 160. tegen arminius , aanvoerderder Cheruscen.lV.i6Z. de flag onbeflisfend. IV. 173- komen in 't naausv en worden door arminius geflagen. IV. 174. 177- - alles begint hun tegen te loopen. IV. 183. ■ doen een fcheepstocht tegtn de Germ.anen. IV. 188. en verflaan hun aan dc Wezer. IV. 200- 209. — — hun gebeurtenis- fen hadden veel invloed op ons Land en volk. IV. 232. Re-  BLADWYZER. 463 Romeinen oogmerken der Voorzienigheid, in het toelaaten, dat zoo veele & - volken , onder hunne heerfchappy , moesten bukken. IV. 240. _ ■ 1 maaken verichei- dene inrichtingen om- . trent, wegen , dyken , bruggen , waterleidin- . gen , fchoolen, enz. IV. 243. — omtrent koophandel, visfchery, landbouw en andere wetenfchappen, konften en handteeringen. IV. 250. enz. . verhandeling om¬ trent hunne oude Reiskaarten. IV 263-287. Roomburg of Romersberg by Leyderdorp, oudheden aldaar gevonden. IV. 307, 309. Ruiters der Batavieren. IL 362. Runisch Schrift. II. 178, 186. S. Sarmaaten, afkomftig var» de Schyten. I. 158. 164. woester dan de Celten. I. ald. hunne afftammelingen zyn de Cozakken, Calmukken, en Tattaaren. I. 164. . befloegen de gren¬ zen van Europa en Afta in het Noorden. I. 165. Sdiaatzen, waarvan herkomftig. II. 165. Scheepvaart der Batavieren. II.35. hoe zy hunne vaartuigen maakten. II. 37« cUrbut of Scheurbuik, befchryving van deeze kwaal. LV. 353. .- middel tegen dezelve. IV- 357' ichotfchriften , derzelver oorfprong. IV. 84. khryfkunst der Batavieren. II. 172. \chryven, waar op de Batavieren fchreeven, II. 186. waar van daan dit woord afkomftig. IL 189- Schyten, weleer het talrykfte volk van de aardbodem. I. 158. — uit hun zyn de Celten en Sarmaaten voortgefprooten. I. ald. hun levenswyze. L — 1 ■■ hebben Europa bevolkt. I. 160. . gewoonte by het fterven van hunne Koningen. III. 186. aart. Segestes , zyn aanfpraak aan germanicus. IV. 165. ontvangt van deezen een gunflig onthaal. IV. 168. Zie verder arminius. Sejanus , een trotfche gunfteling van tiberius , fpeelt de fnoodfte rollen. IV. 403. diep vernederd, en zwaar geftraft. IV. 422- Semnonen , de oudfte ftam der Sue.en , waar uit de Batavieren hunnen oor-  m BLADWYZER. oorfprong rekenen. III. . 80. Sentius saturninus, Bevelhebber of Legaat onder tiberius. IV. 67. Sicambren, of Zuid-Cimbren waar gewoond hebben. I. 272. ■ vallen op de Ro¬ meinen aan. I. 322. ~ door. drusus, aangevallen. IV. 4. Skaven, oorfprong van dezelve. I. 368, — hun toeftand was by de Batavieren draaglyker dan by anderen. I 370. Slaaverny, aanmerkingen omtrent dezelve. II. 332. Slagorde der Batavieren. IL 383. Soldy, had by de Batavieren geen plaats. II. 365. Spanje, cmSar trekt derwaards, met de Batavieren, om de Legaa'en van pompejus te verjaagen. III. 261. Spys der Batavieren. II. 54. gebruiken weinig brood II. 56. voornaamJyk vleesch. II. 57. visch. II. 61. hoe het vleesch gebruikt wierd. II. 62. Staatsgejleldi.eid der Batavieren, was fchoon. II. 324- derzelver verval en herftelling in ons Land. II. 326. Steenen wegen, door paludakus, in zee, ontdekt. I. 98. IV. 286. e Stemopneeming by de Batavieren. If. 274. Stimrecht aan de Romeinen, door tiberius, ontnomen. IV. 132. wanneer flech:s in fchyn is. en niets beduidend. IV. 133. Stokken 1 an JVyngaarden', droegen de Romeinfche Hoofdlieden. III. 40o. Stomme zonde, onderzont of door tacitus dezelve bedoeld worde, by de opgaaf der wetten van. de Germaanen.. n 285. Straffen en misdaaden byde Batavieren. II. 286, 306. Stryd , voortekenen voor denzelven by de Batavie* ren. II. 389 Strydwagenen. II. 364. Sturiers, hunne woonplaatzen. I. 274. Sueven, een dapper volk. I 332- III 80, 81. "' - en Sicambren, of in Belgisch - Gallien verplaatst zyn door tibeR!us. IV. 73-79. Suionen of Svoeeden, hadden eene volltrekte alleenheerfching. I. 232. 240. T. Taal der oude Galliërs, waar door veranderd is geworden. II. 184. -— waaruit onze Neder- duitfete gefprooten is. II. ald. —— de Friefche, de oudfte  BLADWYZER. 4«S ïle dei leevende taaien in ons Land. II. 185. zeer weinig Hukken , in 't boere Friesch zyn nog voor handen. IL ald. Taaien, derzelver afleidingen. I. 175. Tacitus, over den Godsdienst der oude Germaanen, met gesar vergeleeken. 111. 17- zyn zes eerfte jaarboeken weergevonden. IV. 211. Tafelgewoonten der Batavieren. II. 66. der Laphn. ders. II. 87. Takfana (de Tempel van) aanmerking omtrent denzelven. III. 108. dooi de Romeinen verwoest, IV. 156. =—— welke Godheid daardoor bedoeld wordt, IV- 157. Taxandriers, hunne woon- plaatzen. I. 273. Tempei van janus , wan/ neer geflooien. III. 371 TempeUn, of de Romeinen geene hadden. IV. 157 TenUren, hunne woonplaatzen. I. 275. m en UJipeten plunde ren de Menapiers L 288 m zenden gezante! naar cuïsar om een eei lyk verdrag te maaker I. 289. i» breeken den waper ftilftand, vallen trouw loos de Romeinen op ht lyf. I, 291. IV. Deel. TenBrin worden daarra door cjesar gcfl^en. I. 295. — hun overfchot begeeft zich naar de Sic.mbren. 298. —— warden door cjesar over den Rhyn vervolgd. 1. 299. Tesfel, een aanmerkelyke put, op dat Eiland. IV. 356. Testamenten zie Erfftellingen. Teutoburgfche Bosch, waar geweest is. IV. 170. Teutonen, derzelver verhuizing. I. 205. . makius brengt hun een volflagen neérlaag toe. I. 231. Zie verder Cim'ren. Thraciers, hoe de begravenis hunner iyken ingericht was. III. 187. Thuringert , waar woonden. III. 82. Tiberius, was de opvolger van zynen Broeder drusus , in Germanien, IV. 40. ■ maakte de Ger- maniers byna cynsbaar. IV. 41. . , 1 verrichtte in Ger¬ manien, meer door on1 derhandelingen dan door de wapenen. IV. 43, ... ^ ... word Gemeensman. IV_.so. . . 1 door augustus, t naar Germanien gezonden. IV. 66. ?I. Gg Ti-  466 BLADWYZER. Tiberius, zyne overwinningen aldaar. IV. 72. ■ door een oud man, aan de Elve, eerbiedig begroet. IV. 72, 77- ——— zyn gevegten met de Marcomannen. IV. 82. ■ heeft drie zegepraaien te Rome. IV. ie6. 11 trekt weêr naar Germanien, IV. 107. '■ volgt augustus op, en doet agbippa ombrengen. IV. 129. '■" liet zich, als te¬ gen zyn' wil, tot het Opperbewind overbaalen. IV. 131. welken fpotnaam men hem gaf. IV. 139. ■ 1 hoe zich gedroeg in den opftand der legers , aan den Rhyn. iv. isr. is matig te vre- den over de overwinningen van germanicus. IV. J6i. en over zyn gedrag • omtrent de overblyfzels van varus. IV. 1/2. als ook omtrent bet gedrag van agrippina. IV. 181, - ■ voert de gevaarlyke wet in, tegen de misdaad van gekwetfte Majesteit. IV. 185. —— is negenmaal in Germanien geweest. IV. 221, wordt verontrust, door den gewaanden agrippa- IV. 225. " 1 »"«; het begin van zy« ne regeering was wól, doch het einde flecht. IV. 396-399. 422. Tiberius , kiest eenen gunfteling, nog ondeugender dan sefanus , welke hem, op zyn ziekbed , tusfchen kusfens, verfmoort. IV. 423. Timmeren, het zelve kwam, by de Batavieren, in het dagelyks leeven, te pas. II. 164. Tokufe, door de Cimbren veroverd en geplunderd. L 220. Tmtegevegt, tusfchen een Gallier en Romein. I.198, Tyden (Heilige) der Batavieren, III. 92, Of zy elke week Nationaal by een kwamen. III. 94. Tx-rius (maximus) over den Godsdienst der Heidenen. UI. 15, 16, U. Uliers. ï. 290. 290. Ursel, wat men van Sint Urfelen haare elf duizend Maagden verhaalt. IV. 361. Uftis, welk foort van dier geweest zy. II. 60. UJipeten, hunne woonplaatzen. I. 275. Utrecht, oudheden aldaar; IV. 312. ■ hoe oudtyds genaamd. IV. 313, 310, Fa*  BLADWYZER. 46? V. Vaderlandsliefde. Zie Liefde tot het Vaderland. Vaders gezach, over hunne kinderen by de Batavieren, was zeer groot. IL 165. Of zich ook uitgeftrekt hebbe, over het leeven en den dood der kinderen. II. ald, Valkenburg, Oudheden aldaar. IV. 304. Valkenhof, te Nymegen, jammer dat men, in onzen tvd . heeft kunnen befluiten, om dit overblyfzel te floopen. IV. 321, 325. Welke voorwendzels men daartoe gebruikte. IV. 322- 334. m ' ■ Oudheden, by de poort van dien Burg, gevonden. 336-338. Varus (quintiuus) ftadhouder van Syrien, een fchraapzugtig mensch, afgezonden naar G er marden. IV. 95. Wordt, door arminius, misleid. IV. 98. beneemt zich zeiven het keven. IV. na Vecht, een tak van den Rlryn. I. 121. Veebouw der Batavieren, II. qa. Wat foort van bees¬ ten zy hielden. II. ald. Het vee was klein en - mager. II. 26- Zy maakten van de melk hunner koeijen kaas.ten minften boter II. 28. Hoe zy dezelve maakten. II. 29. G Veldflig der Batavieren. II. 394. gevolgen van dezelve. II. 400. Verbanningen hadilpn in oorlogen meerraaalen plaats. III. 75. Verhuizingen der Volken. 1. 180. 276. II. 4- Vestingen, of de Batavieren dezelve ook hadden. H. 403. Vincius. (m.) Opperbevelhebber der Romeinen. IV. 60. Vcedfiers, hadden by de Batavieren een vry groot gezach. II. 166. Volk, hoe, met deszelfs grootfte gezach een Koninglyke Regering beftaan kan. II. 232. Volken , welke de oudfte bewooners van Europa zyn geweest. I. 157. en van ons Land. 1. 272. ——- oorzaak van derzelver verfchiliende naamen , taaien , en gebruiken. I. 172T178. —rr derzelver verhuizingen. I. 180. 276. en waaraan men dezelve moet toefchryven. II. 4, 7. —— waar alle die vreemde naamen en volken, behalven de Friefen, gebleeven zyn. 1. 278= Volksvergaderingen der Batavieren. II. 257. geen Vrouwen werden tot dezelve toegilaaten. II. 273. waar dezelve gehouden werden. 111. 8r. 2 Voar-  468 BLADWYZER. Foorburg , ooifprong van dien naam. IV. 343. Foortekenen der Batavieren voor den ftryd. II. 389 III. 95- Voorzienigheid , Nderzelver oogmerken, in het toelaaten , dat zoo veele volken onder de Romeinen moesten bukken. IV. 240. ■Vorften, Zie Koningen. Vrede en Oorlog der Batavieren. II. 279. Vrouwen der Batavieren, droegen zich, in den oorlog, kloekmoedig. II. 118, 120. waren by Jiun in achting. II. 128. 282. werden tot de Volksvergaderingen niet toegelaaten. II. 273. »i het derven van de¬ zelve, met haare mannen , by de oude volken in gebruik. III. 184. Vrysebonner. der Batavieren. I. 366 waartoe hunne kinderen gebruikt werden. II. 157, 374. Vrygslaatenen der Batavieren. I. 372. W. W •alen, waarom de Galliërs zoo genoemd zy. I. 182. Zie verder Galliërs. Wapenen der Batavieren. II. 335. 342. 344. 346, 3 8, 350 Wapsnhmiel, daarin werden de Kinderen der Ba¬ tavieren al vroeg onderweezen. II. 1(52, 365. Wapening (Nationa%le~) aanmerkingen daaromtrent. f H. 407. Wasfclien voor het eeten, by de Batavieren, in gebruik. II. 85. Waterpatick, welk kruid geweest zy. IV. 358. Weelde, derzelver fchade■ lyke gevolgen. II. 318. Weg, in de Zuider-zee, door paludanus opge» fpoord. I. 98. IV. 286. Wegen, derzelver aloude aanlegging door de Romeinen. IV. 242.I Wttenfchappen, niet nadeelig voor de goede zeden. II. 173. III. 202. Wetten der Batavieren , II. 284. aanmerking omtrent het opftellen van het algemeen Wetboek der Samoieeden, II 284. aant. der Bajuvariers. II. 296'. aant. Wezer, wanneer het eerst berugt is geworden. IV. 211. Wichelaryen der Batavieren, voor den ftryd. II. 389. - - hoe dezelve aangelegd werden. III. 0?. Wilten , waar gewoond hebben. IV. 314. Wiltenburg, aanmerkingen omtrent deeze oude Romeinfche fterkte. IV. 313-319. Woorden, overeenkomst van ibmmigen in het Duitsch, met  B L A D W "met Litynfche en GriekJche. I. 174. Woulen (heilige") by de Batavieren. 111. 42. IV. 156. Wyn, was by de Batavieren zeldzaam. II 76. Wysbegeerte, nieuwerwetfche, fchadelyk. IV. 57. y. Trfanderen, in hun Edda, vind men een treffelyke befchryving van üod. - III. 15, 39- , Tsfel (nieuwe) door drusus gegraaven. IV. 19. Z. Ziamenzweering van cinna. IV 64. Zeieko'Jteid, derzelver gevolgen. II. 322» Y Z E R, 46O Zeden- hederf der Batavieren, wat daartoe aanleiding gaf. III. 200 IV. 236. Zeeland, deszelfs aloude ftaat. I. 137. Zoogen der kinderen , by de Batavieren. II. 148 Zout, of de Batavieren het zelve niet gebruikten. II. 63- Zwoerd- en Spille-maagen, wat zyn. II. 316. Zwemmen , hierop werden de Batavieren al vroeg afgerigt. II. 161. Zuiderzee, te vooren meest land. I. 96. ■11 weg, in dezeb'e, door paludanus opgefpoord. I, 98. IV. 286.