JE C ZB! T-Z JL W (Gr.  KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK  tee. M M ÏÏIXO JF T JE van mijnen zoon, Ml DAVID JACOB van LENNEP, en jongvrouwe CORNELIA CIIRISTINA van ORSOY; in den E,cht verëenigd binnen Amjterdam, den laatjlcn van Herfstmaand, 1800. Ts 't !,iood:g dat ik zal vcrhaalen Wat drift mijn dichtvuur .thans ontfteekt? Dat ik D al 't gevoel zal maaien Van 't hart,- dat uit mijne oogen fpreekt ? o Ja'. ik wil de ontfpannen fnaaren Met die van mijne vrienden paaren y Daar liefde en plicht mij dit gebiedt; Ik wil, met min verheven zwieren, Uw trouwverbond, mijn zoon! ook vieren y Al zong ik nooit een Huwüjkslied. A Eeii  Een ander zinge, in Bruiloftsdichten, Van lonkjens, lachjens, zucht, en fmart/ Of hoe Cupido, met zijn fchichten, De twee gelieven trof in 'thart: Ofmoog' hun enkel vreugd voorfpellen; Of doe zijn grootfche vaerzen zwellen Door 't galmen van hun beider lof: Dit kan, hoe zuiver mijn genoegen Thans zij, dit kan geen' Vader voegen Voor mij is dit geen ziügens Hof. 'tWaar' moog'Iijk beter dus te zwijgen Dan aan te zwaar een last getild, En, door veel regels zaatti te rijgen', De tijd en uw geduld verfpi|d. Welaan, 'k leg fnaarentuig en veder, Pas opgenomen, haaftig neder; Ik zwijg, 'k verander van befluit Maar'wie, wie kan mijn zangftcr dwingen In weerwil van mijzelv' te zingen? Zijt gij 't, bekoorelijke bruid? Coenelia * 2  C o r n e l i a ! gij hebt verwonnen! Ik vang met nieuwen lust w.êcr aan, Voor U, voor U heb ik 't begonnen, Uw aanzoek koude ik niet wêerftaan. Neen! 'k zal mij niet ondankbaar toonen; Gij hebt, door ook mijn' wenfeh te krooneu, Alle aanfpraak op mijn dankbaarheid: Uw wedermin ('k zal 't(leeds herdenken,) Heeft, door mijn' zoon Uw hand te fchenkeus Aan hem het fehoonfte lot bereid. Verwacht van Uw hoedanigheden Geen waar, fchoon ligt verdagt taf'reel; Bij 'truim bezit van deugd en zeden Viel zedigheid U ook ten deel. Die deugd, het ficraad uwer kunne , Schoon dartelheid haar dit misgunne, Zet andïe deugden luister bij; Zij doet een Maagd de kiefche zinnen F.ens ecd'len JongTmgs overwinnen, En vestigt laaarc heerfchappij. A 2 Die  Die deugd konde ook mijn' zoon bchaagëitj Die door haar fchoon getroffen wierdt; Zijn keus, reeds zedert vroeger dagen, Wierdt fleeds door goeden fmaak beftierd. Zijn gantfch gédrag, in zoo veel jaaren, Mogt fteeds zijn' Oud'ren blijdfchap baaren, En heeft hun beider heil vergroot: Dat dan Uw hart ook heil verwachte; Hij die, als zoon, zijn' plicht betrachtte, Wordt wis .een deugdzaam Echtgenoot. Coünelia! vergeef de traanen, Die 'k op dcez' blijden feestdag (lort! De droefheid moet zich aêmtogt baanen, Als 'thart door rouw geprikkeld wordt. Uw naam! 'k mojt dien een dochter geeven , Weleer de wellust van mijn leven! - - Wat vreemd gevoel van vreugde en pijn! — Godlof! zij leeft in. zaligheden! Gij zult bij mij haar plaats bekleeden, Gij zijt, en zult mijn Dochter zijn! Geluk 4  Geluk dan, teergeliefde kind'rënJ Geluk dan, welverëenigd Paar' Ziet Uw genoegen nooit vermind'ren, Maar fteeds vermeerd'rên jaar op jaar! 't Is waar, men heeft met duizend rampen} Op deeze went'lende Aard' te kampei!» Vaak treft ons 't noodlot met zijn fchicht J Maar, als mer., zonder moedloos klaagëfl} Elkander onderfleunt In 't draagén, Dan wordt de zwaar/le last verligt Gij treedt, verze'.d van onze wcnfcherlj Dcez' dag een nieuwe loopbaan in; Gij zweert, voor 't oog van God en menfcheii $ Elkander eenc onfchend'bre min'; Welaan! houdt Hem, die, uit deli hoogen » Uwe eeden hoort, altijd voor oogcn; Zijn liefde blijvc u ingeprent: En denkt dat niets, hoe groot in waarde j Ooit duurzaam zijn kan op deeze Aarde Voor hehl die God noch Godsdienst kent A 3 Daft  Dan zal een -reeks van zegeningen, Zoo vaak op losfen grond verwacht. Voor U uit eed'Ier bron ontfpringen, Wen Gij, vernoegd, Uw' plicht betracht. Dan zal de deugd Uw heil volmaaken, Dan zult Gij dubb'lcn wellust fmaaken Wauneerge elkacr ge'ukkig ziet; Dan zal de Godsvrucht de ongelukken, Die U bejeeg'ncn, min doen drukken, Daarze U haar trouwen bijftand biedt. Is ook het voorrecht U befehoren, Datgc ooit gezegend wordt met kroost, Dat kroost, wil God mijn bcè verhooren, Verftrekke U fteeds tot roem en troost! Dat kroost mcoge al Uw' zorg vcrligtcn. Wanneer 't, nog jongs tot deugd en plichten Door U gevormd wordt en befchaafd; En, in den avond van L\v leven, Aan U die zelfde vreugde geeven Die Gij voorheen Uwe Oud'ren gaaft! En  En, hebt Gij daa al 'theil verkreegea Dat ooit een fterv'ling hoopte of zag, Die avond, mild beiaauwd met zegen, Zij de avond van een fchoonen dag! O dat de gunst, en Geest te gader Van Uwen en van mijnen vader. U> indien avond, ook befchijn'! Ja 'k zie't! ik zie het vol vertrouwen! En, fchoon 't mijn oog niet zal aanfehouwen. Nog zal mijn zegen bij U zijn! CORNELIS van IENNEP