B E R I G T VAN DEN TEGENWOORDIGEN TOESTAND D E k BATAAFSCHE BEZITTINGEN I N O O S T-I N D I Ë N EN DEN HANJDEL op DEZELVE; door. DIRK fan HOGEND ORP. Si la république ne regarde pas comme imaginaire les dangers que Vumour du bien géitéral des nations neus fait presfentir peur fan commcrce & fes pejfeffions aux Indes, tilt ut duit rien oublier pour les préveuir. Ceft un des foins les plus importans fut' puijfent Coccuper. r. A Y N A L. GEDRUKT voor. den AUTEUR.  Geene exemplaaren worden voor echt erkend, dan die door den Auteur eigenhandig ondertekend zijn.  BERICHT VAN DEN TEGEN WOORDIGEN TOESTAND DER BATAAFSCHE BEZITTINGEN I N OOST-I ND IE ENDEN HANDEL OP DEZELVE; BENEVENS E ENIGE DENKBEELDEN TOT VERANDERING EN HERVORMING VAN HET BESTUUR DAAR OVER5 * 2 DOOR  iv door DIRK van HOGENDORP, gewezen OPPERKOOPMAN en GEZAGHEBBER over JAVA'S OOSTHOEK, IN DIENST DER OOST-INDISCHE MAATSCHAPPIJ; OPGEDRAGEN AAN ZIJN VADERLAND, EN IN HET BIJZONDER AAN DESZELFS BESTUURERS. FOOR.-  VOORBERICHT. D e Schrijver van de navolgende bladen, in het jaar 1783., met het fmaldeel Oorlogfchepen onder van Braam, naar Oost-Indië vertrokken zijnde ah Capitein-Lieatenant der marines, en ah zoodanig ter beteugeling en overwinning der Inlandfche Vorfien voor Malacka, Riouw en Salangor medegewerkt hebbende , begaf zich te Batavia in dienst der OostIn difche Maatfchappij, eerst ah Capitein dep Dragonders; dan vervolgens Onderkoopman geworden zijnde, wierdt hij agtervolgende tweede van Patna in Bengalen, Opperhoofd aldaar, Adminiftrateur van Onrust, Rcfldent van Japara; en eindelijk Gezaghebber over Java's Oosthoek. In die ver [chillende posten heeft hij zich in de gelegenheid bevonden veele bezittingen der Maatfchappij te bezoeken, en derzelver gewigt en belangrijkheid grondig te heren kennen. Wel verre van eene verwaande inbeelding van zijne kundigheden te voeden, gevoelt en erkent hij zeer gaerne het onvoldoende van zijne bekwaamheid, die aan zijnen goeden wil en ijver niet kan evenaaren. Echter vermeent hij, dat zijn lang verblijf in Oost-Indië, de onafgebroken vlijt, waarmede hij zich * 3 heeft  vr VOORBERICHT. heeft toegelegd op het va*krijgen der noodige kundigheden; de ijver, waarmede hij de hem toevertrouwde posten heeft waargenomen; de kennis, welke hij daar door heeft verkregen van de taaien, gewoonten, geaartheid, gevoelens en vooroordeelen der Inwooners van die landen; en de zuivere Vaderlandsliefde en zucht voor het algemeene welzijn, die hem Jïeeds bezield hebben; dit één en ander vermeent de Schrijver, dat hem in de gelegenheid gefield heeft, om eene weetenfehap van de wezenlijke waardij en belangrijkheid deezer bezittingen te verkrijgen; welke weetenfehap in hem veele denkbeelden heeft doen ontftaan over de wijze, waarop men die bezittingen, en den handel daarop, van veel grooter nut en voordeel voor ons Gemeenebest zoude kunnen doen zijn, dan tot nog toe heeft plaats gevonden. Het is dan vooreerst eene befchrijving, of aanwijzing van den tegenwoordigen ftaat van deeze bezittingen, en derzelver voornaamfie voortbrengfelen, welke in deeze bladeren zal voorkoomen; en vervolgens de denkbeelden van den Schrijver over de wijze, hoe men deeze bezittingen, onder een ander en beter Beft uur, tot oneindig grooter nut en voordeel voor ons land en deszelfs Inwooners zoude kunnen doen worden. Reeds federt veele jaaren, zoo dra de Schrijver in de uitoefening der plichten van de onderfcheiden posten , vsaarin hij gefield was , de bronnen van welvaart en rijkdom deezer bezittingen, en vooral van het Eiland Java, leerde kennen; en dat hij zag, hoe roekeloos het benuttigen daar van voor de Maatfchappij verwaarloosd wierdt, en dat eigenbelang en heersch-  VOORBERICHT. VII heerschzucht de drijfveeren aller handelingen waren; heeft hij niet alleen zich daar over zeer bedroefd, maar ook alle voor hem mogelijke poogingen aangewend, om de oogen van die geenen te openen, wier plicht het was daar in te voorzien, en zich openlijk bij alle gelegenheden uitgelaaten over de fchandelijkheid, van zulke misbruiken en moedwillige verwaarloozing, niet alleen niet tegen te gaan, maar zelfs als het ware aantemoedigen. Dan, in ftede van hier door Z'j'n oogmerk voor Let algemeene welzijn te bereiken, ft'rekte dit alleen om hem alle die geenen, die er belang bij hadden dat deeze misbruiken bleeven voortduureif, tot vijanden le maaien. Zijne verontwaardiging en vrije uitlaatingen, zoo in gefchrift als in gefprekken, over het gedrag van de Commisfarisfen-Generaal en de Regeering van Indië, na de ontfangen tijding der ommekeer van zaaken in het Vaderland, in het jaar 1-95.; . zoo omtrent het laaten vertrekken van vier rijkgeladen Engelfche China'svaarders, die bij den ontfangst dier tijding op de Bataviiche reedc lagen; als het, verzuimen van de noodige maatregelen in het werk ie ftelfen, tot verdediging, zoo van Batavia als de buitenComptoircn; het ontwapenen en verkoopen der nog aan handen zijnde Compagniesfchepen; het verzuimen, ja zelfs rveigeren aanteneemen van ontwerpen ter herovering der Molucco's, na dat dezelve door de Engclfchen genomen waren, en op een tijdftip, waar in zulks meer dan waarfchijnlijk zeer wél zoude gelukt zijn; het verlof geeven om drie vaartuigen met rijst geladen naar Banda te vervoeren, toen die plaats reeds * 4 In  viii VOORBERICHT. in kanden der Engelfchen was; en eindelijk het goedkeuren, ja zelfs beloonen, van het eerlooze gedrag van den Gezaghebber van Banda van Boekholtz, die deeze belangrijke bezitting op eene zoo klaarblijkelijk-lafhartige wijze aan den vijand had overgegee- ven; dit één en ander maakte hem nog meer het voorwerp van hunnen haat en wraakzucht. Daar alles, wat hij dienaangaande gezegd ofgefchreeven had, zeer gegrond en de zuivere waarheid was, durfde men den Schrijver daar over niet^ regelrecht aantasten. Wat konde men dan beter doen, dan hem te befchuldigen van zoodanige misdaaden, als tot een voorwendzel konden dienen, om hem onder den dekmantel van recht in Oost-Indië te fnuiken; of ten minflen om hem daar door, zoo veel mogelijk de achting en het vertrouwen van het algemeen te beneemen? Ingevolge hier van is de Schrijver, op last van Commisfarisfen-Generaal en de regeering van OostIndië , op de willekeurigfte en wederrechtelijkfte wijze mishandeld, van zijn post als Gezaghebber over Java's Oosthoek ontzet, alle zijne papieren hem ontnomen en doorgeleezen, van zijne vrouw en bezittingen afgefcheurd, in militair arrest gezet, als zoodanig met een commando foldaaten weggevoerd, in het flegtfte jaargetijde, en vijf en een halve maanden van de ééne plaats naar de andere gefleept, zonder ooit verhoord te worden, zonder dat hem ooit gezegd is welke da redenen van deeze behandeling waren, van welke misdaad hij befchuldigd wierdt, noch wie zijne aanklagers of befchuldigers waren, en zelfs aan hem, ver-  VOORBERICHT. verboden, en hem daadelijk belet, iets ter zijner verdeediging te mogen fchrijven of publiek maaken. Eindelijk vrij zeker onderricht geworden zijnde, dat nog fterker maatregelen tegen hem in het werk gefield flonden te worden, waar onder hij waarfchijnlijk zoude hebben moeten bezwijken; en van zijne verbitterde vijanden geen recht hebbende kunnen verwagten; wierd hij te raade, zich aan deeze verdere geweldenarijen te onttrekken, en naar zijn Vaderland terug te keer en, ten einde daar die rechtvaardigheid te zoeken, die hij in de Oost-Indië nooit konde verwagten. Dus een protest agterlaatende, waar bij hij betuigt onfchuldig te zijn, en geenszins te vlugten uit vrees voor ftraf, maar alleen om dat zijne vijanden tevens zijne Rechters wilden zijn; en waar bij hij verzekert naar het Vaderland te gaan, ten einde zich aldaar voor eene onzijdige Rechtbank te feilen; zoo is hij van Batavia vertrokken; en na een vrij langduurige reize, eindelijk in de Maand September laatstleden in zijn Vaderland aangekoomen. Van deeze zijne aankoomst en de redenen daar van heeft hij terftond kennis gegeeven aan het Uitvoerend Bewind, wiens Prefdent hem aan het Committé tot de Oost-Indifche zaaken overgewezen heeft. Hier hoopte hij gelegenheid se verkrijgen om ziek te kunnen verantwoorden en verdeedigen. Doch de Regeer ing van Batavia, wel veelvuldige en zwaar e befchuldigingen tegen hem, in derzelver brieven aan het Committé ingebragt hebbende, heeft echter verzuimd de bijlaagen en verklaaringen, welke tot bewijzen van deeze befchuldigingen zouden moe'  X VOORBERICHT. moeten dienen, naar herwaards over te zenden ; waar door het Committé is buiten flaat gefield om hem de pointen op te geeven, waar tegen hij zich zoude moeten verdeedigen; en die zaak dus voor eerst, en tot dat de Batavifche Regeering goedvindt gemelde papieren over te zenden, niet verder voortgezet kan worden. Hoe hard nu dit draalen zijner zaak, dat geheel buiten zijne fchuld.is, den Schrijver ook vallen mag, zoo moet hij zich echter zulks laaten welgevallen, en geduldig afwagten het oogenblik, waar in hij zijne onfchuld, en de waare oorzaaken der vervolging, hem aangedaan, zonneklaar zal kunnen aantoonen. Intusfchen meent de Schrijver het zyn plicht te zijn, aan zijn Vaderland, en in de eer ft e plaats aan de Beftuurers van deszelfs belangens, aan te bieden deeze onopgefierde en zeer onvolmaakte, doch waare berichten van den tegenwoordigen toeftand der belangr rijke bezittingen van ons Gemeenebest in Oost-Indië, benevens zijne denkbeelden over de veranderingen, welke in het beftuur over dezelve zouden kunnen ingevoerd worden, om die Colonien, zoo wel als den handel daar op, zoo voordeelig en bloeijende voor ons Vaderland en alle deszelfs inwooners te maaken, als waar voor dezelve, naar zijn oordeel, vatbaar zijn. Zijn oogmerk is, waarheden en daadzaaken aan den dag te brengen, welke tot nog toe, door onkunde, door vooroordeel, en door eigenbelang, zoo veel mogelijk verduisterd zijn geworden. Reeds in Indië had de Schrijver veele bouwfto/fen daar toe bijeengezameld, en breedvoerige memorien over die onderwerpen opgefteld, welke hij hoopte dat eens  VOORBERICHT. xr eens tot nut van zijn Vaderland, en van de Inwooners van die landftreeeken zelve, zouden kunnen [trekken. Dan, bij zijne gevangeneeming zijn hem , op uitdrukkelijken last van de Commisfarisfen-Generaal en de Regeering van Indië, alle zijne papieren, en dus ook deeze, ontnomen, zonder dat men hem ooit eenige daar van op zijne ernftigfte verzoeken heeft willen teruggeeven. Daar echter de Schrijver vermeende, dat bij zijne terugkoomst in het Vaderland, en zucht en plicht hem zouden aanzetten, om de vruchten zijner ondervinding en naarftigheid tot het algemeen welzijn te doen ftrekken; zoo heeft hij zich op zijne reize aan boord van het fchip bezig gehouden met weder op het papier te brengen alles, wat zijn geheugen hem opleverde nopens de gefteldheid der Bataaffche bezittingen in Oost-Indië, doch voörnaamelijk van het Eiland Java, op het welk zijn post, als Gezaghebber over een zeer aanzienlijk gedeelte van hetzelve, hem gelegenheid bezorgd, en tot een plicht' gemaakt heeft, om alles naauwkeurig te onderzoeken en na te gaan, wat tot voordeel van het Moederland en welvaart van deszelfs ingezetenen zoude kunnen ftrekken, en daaruit ontwerpen tot verbetering van het befluur te vormen. Hoe onvolmaakt en onvoldoende de Schrijver nu. ook zeer wel gevoelt dat dit werk is, zoo denkt hij echter niet te moeten noch te mogen draalen om het aan te bieden zoo als het is. Het had wel befchaving noodig; doch dezelve zou te veel tijd hebben weggenomen, en noch tot de oorfprongelijke waarde van het werk, noch tot de waarheden welke het inhoudt, iets hebben toegebragt. Des-  xii VOORBERICHT. Deeze waarheden aan die geenen aan te bieden, die er gebruik van kunnen maaken voorden welvaart en voorfpoed van het Vaderland, is des Schrijvers éénig oogmerk. Het zijn ruuwe bouwfiofen, welke onder de handen van bekwaame en kundige Bouwfneeflers kunnen dienen tot grond/lagen van een gebouw, dat voor ons dierbaar Vaderland van het grootJte nut zou kunnen worden. Als zoodanig dan biedt hij dit werkje aan; en mets in de waereld zal hem aangenaamer zijn, dan ook voor een gering gedeelte te hebben mogen bijdragen tot die poogingen, welke door alle deugdzaame en weldenkende burgers van een vrij Land altijd zullen gedaan worden tot bevordering van den welvaart van het algemeen, en het geluk en den voorfpoed der bijzondere ingezetenen. Verder wagt de Schrijver gerust van den tijd en van de rechtvaardigheid zijner landgenooten af, hoedanig zijne denkwijze, zijn gedrag, zijne gr ondftelhngen en zijne vaderlandlievende poogingen op gronden van waarheid en van daadzaaken, zullen beoordeeld worden. Delft, December 1799. BE-  B E S C II II IJ V I N G VAN II E T EILAND JAVA Ë N DESZELFS VOORTBRENGZELEN; Ï1ET AANWIJZING VAN HET NUT, HET WELK ONDER EEN BETER BESTUUR. VAN HEI ZELVE ZOUDE KUNNEN GETROKKEN WORDEN. D e waare toeftand van liet Eiland jfava, en dc belangrijkheid daar van voor de Republiek, zijn tot nog toe weinig bekend; ten m'ihften is het zeker, dat men in het Vaderland geen behoorlijk denkbeeld van deszelfs aangelegenheid, Vrugtbaarheid, volkrijkheid en voordeelige ligging voor den Koophandel, tot nog toe, gehad heeft; dewijl men anders zekerlijk een beter gebruik daar van, zoo wel voor het Vaderland als voor de Oost-Indifche Maatfchap-pij, zoude gemaakt hebben. A Dit  2 BESCHRIJVING van het Dit Eiland ligt tusichen den zesden en tienden graad Zuiderbreedte, en tusichen de honderd tweeen-twintigften en honderd drie-en-dertigften graaden lengte, gerekend van den eerlten Meridiaan van het Eiland Ténerifa. Het is omtrend twee honderd uuren lang, en op de meeste plaatzen dertig uuren breed; zoo dat hetzelve ten naasten bij op zes duizend vierkante uuren in oppervlakte gefchat kan worden. Het Eiland Maclura en de Cangeanfche Eilanden behooren mede daar onder. De volkrijkheid kan, zonder fchroom, op vijf millioenen zielen gefield worden. Wat de vrugtbaarheid betreft, dezelve is ongelooflijk; alles groeit op dit gezegend Eiland: de voornaamfte voortbrengfelen evenwel, aan hetzelve eigen, zijn, rijst, coflij, peper, fuiker, cadjang, verfcheiden foorten van hout, curcuma, lange peper, ftaartpeper , cappas of catoen, indigo, calappusolij, tamarinde, vogelnestjes, en nog veel andere artikelen van minder aanbelang. De verdeeling van het Eiland kan thans best gcfchieden in vijf hoofddcclcn. Beginnende van de westzijde, heeft men eerst het Koningrijk Bantam, waar van de Vorst in bondgenootfchap met de Maatfeh appij fiaat, welke een Commandeur en guarnifoen in een fort in de hoofdplaats Bantam onderhoudt. Deeze Koning heeft zich verplicht, geene betrekking met vreemde Mogendheden te onderhouden , noch daar aan eenigen handel met zijnen Staaten .toeteftaan, en alle de peper, welke daar in groeit, bij uitbuiting aan de Maatfchappij, voor een geftelden, doch zeer geringen prijs te leveren. Dit land is  EILAND JAVA. 3 is flcgt bebouwd en middenmaatig bevolkt; de meeste peper zelfs koomt van des Konings landen op het Eiland Sumatra. In de tweede plaats heeft men Batavia met derzelver Bovenlanden, en Priangerlanden, die onmhfdelijk onder de orders der Maatfchappij liaan. In de Batavifche Boven- of ommelanden is de grond in eigendom afgedaan aan bijzondere perlbonen; doch de Priangerlanden zijn onder Inlandfche Regenten verdeeld, even gelijk op Java. Ten derden heeft men Cheribpn, dat onder twee Sultans en eenige mindere Inlandfche Regenten verdeeld is, doch wezenlijk onder den Refideut ftaat^ die aldaar met eene onbepaalde öiagt regeert, nog willekeuriger dan de Gouverneur van 'Java. In de vierde afdeeling komt het gebied der Javaanfche Vorlten, of de Bovenlanden, die zich van Cheribon tot het Balamhoangfche nitftrekken; de Zee ten Zuiden, en de Maatfchappij's ftranden ten Noorden tot grenzen hebbende. Dit rijk is verdeeld onder twee Vorften, den Soefoehoenan of Keizer en den Sultan; doch hunne Provintien liggen onder eikanderen vermengd, ja zelfs derzelver desfa's of dorpen, zoodanig, dat men, reizende, in dén dag tienmaal van des éénen grond op dien des anderen1 koomt, en verfcheiden desfa's half aan den Keizer en half aan den Sultan toebehooren. Onafhangelijk van beide deeze Vorften bezit de Panggcrang, of Prins Ppn.angwedono, ook eenige landftreeken in dit rijk; deeze Prins is kleinzoon en erfgenaam van den beroemden Prins Mangkoe Na cara. A 2 Èin~  m. BESCHRIJVING van het Eindelijk ten vijfden ftrekken zich de Compagnie's fjrxanden uit van Cheribon tot Straat Balj; daar onder begrepen het Eiland Macktra en de Cangeanfche Eilanden; welke alle te famen het Gouvernement van Java's Noord-Oostkust uitmaaken. De Godsdienst der Javaanen is over het algemeen de Mahomedaanfche, doch met veel bijgeloof vermengd, afkomftigvan den ouden Ileidenfchen Godsdienst: echter zijn deeze Eilanders geenszins fterke ijveraars voor hunnen Godsdienst, zoo als anders de Mahomedaanen meest altijd zijn. Hunne geaartheid is zagt en geduldig, fchoon niet ligt eene belediging vergeetende of vergeevende: onder goede wetten en een goed beduur zal men hen een goed en zagtmoedig volk bevinden. De moorden en andere ongeregeldheden , welke thans op fommige plnatfcn bedreven worden, zijn meer aan het liegt beftuur, dan aan de geaardheid van het volk toetefchrijven; en het is op dezelfde wijze gelegen met de luiheid en onvcrfchiüigheid, die hen thans kentekenen; eigendom van land, en vrijheid van perfoon en handel, zou hen wel dra werkzaam doen worden. De oude Gefcbiëdenis van Java-, vóór de invoering van het Mahomedaanfche geloof, en voor de eerde aankóomst der Porttigeezen aldaar, is zeer moegelijk nategaan; de yavaanen weeten er zelve zeer weinig van; al wat er de nakoomelingfchap van is nagelaaten, is bevat in eenige oude gezangen en gedichten, die in de Raweenfche taal befchreven zijn; deeze taal, fchoon met dezelfde letteren als de gewoone jfavaanfche taal gefchreven, wordt thans  EILAND JAVA. 5 thans niet dan door zeer weinigen verdaan; en deeze weinigen, zeer ongeletterde lieden zijnde, hebben geenc kunde noch geest van onderfcbeiding genoeg, om het waare van het fabelachtige te fchiften, en een geregeld famcnftcl van Gefchiedenis daar uit optemaaken. Weinige Nederlanders hebben ooit de Javaanfche, veel minder de KaweenJ'che taal geleerd; hebbende men tot tolken meest gebruik gemaakt van jongens, die het Hollandsch niet eens goed verftonden, en die men onder de Javaanen liet loopen om hunne taal te leeren, het geen zij ook vrij wél deeden, kerende de gewoonc Javaanfche taal niet llegts verdaan en Ipreeken, maar zeii's fomtijds fchrijven: doch, zonder opvoeding of kennis, veel minder geleerdheid, hebben deeze nimmer iets tot de kennis der oude gefchiedenis, zeden , gewoonten , oudheden, konden, weetenichappen, of andere overblijfiélen der Javaanen in oude tijden , kunnen bijdragen of mede wei ken. De verhaalen der Portugeezen omtrent Java ziin alle zeer verward, onnaauwkeurig en zich zeiven tegenfpreekende, zoo dat men daar uit weinig licht verkrijgen kan. Wij Nederlanders hebben het niet veel beter gemaakt: en fchoon het geen Valentijn van Java zegt, onder alle nog het beste is, zoo is dit echter nog verre van voldoende te wezen. Mogelijk, dat ik na deezen nog eens lijd en gelegenheid'zal hebben, om eene uitvoerige beicllïijving en gefchiedenis van Java aan mijne Landgenooten aautebiedeu: intusfeheu z il ik er hier alleen A 3 zoo  6 BESCHRIJVING van het 200 veel van zeggen, als tot het oogmerk van dit werk noodzaakelijk is. Den leezer c|an voor als nu, wat de gefchiedenis van dit Eiland federt onze aankoomst en nederzetting op hetzelve aangaat, tot Valentijn verwijzende , zal ik alleen de gebcurtenisfen en oorzaaken aannaaien, welke de tegenwoordige geftcldheid van zaaken op Java te wegc gebragt hebbeq. In het midden deezer eeuw, na dat de opfrand der Chineezen eerst Java geweldig ontroerd had, veroorzaakte de onvoorzichtigheid van den Gouverneur-Generaal van Imiiof, dat de Prins Mangkoe Boemi, broeder van den toeumaaligen Soefoehoenan of Keizer, die toen nog het gehcele Mattaramfchs rijk bezat, zich van het hof verwijderde en de wapens opvatte. Een ander Prins, ook van het Keizerlijk bloed, huuwde zijne dochter, en voegde zich bij hem, om tegen den Keizer en de iMaati'chappij, welke deezen bijftond, oorlog te voeren. Deeze oorlog duurde vcri'cheiden jaaren, en wierdt van de zijde der Compagnie, door flegt beilimr, onkunde en lafhartigheid der Officieren, fchoon eenige weinigen zich braaf gedroegen, zoo fchandelijk gevoerd, dat men eindelijk verplicht wierdt, den Prins Mangkoe Boemi, die met Mangkoe Nagara oneens geworden was, en zich van hem afgel'cheiden had, de helft van het Mattaramfche rijk, of de Javaanfchc Bovenlanden, als een onaf hanglijk Vorst afteftaan; waar tegen echter door beide de Vorften alle de ftraiiden aan de Maatfchappij wierden afgedaan, zoodanig als wij dezelve nog bezitten; zijnde eenige jaaren daar na het Balam- haang-  EILAND JAVA. 7 boangfche diftrict, dat deszelfs eigen Vorften had, door overwinning daar bij gevoegd. De Prins Mangkoe Nagara, die het toen alleen tegen beide de Vorften en de Maatfchappij niet kon uithouden, wierdt ook kort daar na in den vrede opgenomen, en verkreeg eenige landftreeken in de Bovenlanden , als een onaf hangelijk Vorst. Een Prins of Panembahan van Madura, omtrent dien tijd ook tegen de Compagnie opgeftaan zijnde, wierdt overwonnen, verjaagd, en dén van zijne Zoonen tot Regent in zijne plaats aangefteld; zoo dat de tegenwoordige Prins van Madura,, zoo wel als die van Sumanap, niet meer dan een Regent is, zoo als alle de andere, die Adepattys of Tocmanggons genoemd worden. Het zijn dus deeze ftranden, of het Gouvernement van Javas Noord-Oostkust, welke meer dan dertig aanzienlijke Regintfchappen uitmaaken, en welker volkrijkheid ten minften op een en eene halve millioen menfehen kan gefchat worden, die, benevens het diftricl: van Cheribon en de Batavifcke Boven- of Priangerlanden , als de Maatfchappij of ons Gemeenebest in eigendom tocbehoorendc, onze bijzondere opmerking verdienen; en die, wél be'ftuurd, ons Vaderland onnoemelijke voordeden kunnen aanbrengen. Het is mijn oogmerk in dit werk de tegenwoordige geftcldheid van de genoemde landen te befchrijven; vrij en zonder fchroom openteldggen, het flegt beftuur, benevens de misdrijven en de onderdrukkingen, welke daar in plaats vinden; aantewijzen de bronnen van welvaart en voorfpoed, die de vruchtbaarheid, volkrijkheid en voortreffelijke A 4 üg-  8 BESCHRIJVING van het ligging van dit Eiland opleveren; en eindelijk naar mijn beste weeten, optegceven de middelen en wijze, hoe men, door een goed beduur, het meeste voordeel voor ons Vaderland daar uit zoude trekken, en ter gelijker tijd het geluk' en den welvaart der Javaanen zelve, bevorderen kunnen. Het zoude even ijdcl als nutteloos zijn, te onderzoeken of nategaan, met welk recht wij de genoemde lanciftreeken op het Eüand Java bezitten. Afdand der Vorften, bij overeenkoomst, of overwinning, zijn de eenige titels die wij kunnen bijbrengen. Dan dit zij Iiqc het wil, opgeeven kunnen wij dezelve thans zeker niet. De vraag is thans alleen, hoe en op wdk cctie wijze wij die landen en derzelver Inwooners te befchouwen hebben? Ik denk, het land als toebchoorende aan ons Gemeenebest, en de Inwooners als onderdaanen van hetzelve. Als zoodanig befchouwd, hebben wij recht tot de Inkoomftcn daar van, tot gocdmaaking der onkosten van het beduur en de verdeediging van die landen, en ook bovendien tot een gedeeltelijken onderdaud voor ons Gemeenebest zeiven. Dan, daar tegen legt dit ook op ons de verplichting, om deeze landen en derzelver Inwooners te befchermen tegen alle geweld en vijandelijkheden van buiten, en van binnen; aan hun, door een goed beduur, te bezorgen en te verzekeren, burgerlijke vrijheid, eigendom van bezitting, befcherming tegen alle onderdrukking, en de uitoefiening en pleeging van het onziidigdc en billijkdc recht. Wanneer de-Javaanen deeze voordeden zullen genieten, zoo zullen ze met ons beft uur  EILAND JAVA. ftuur volkoomca tc vrecde zijn, en nimmer wenfchen zich daar aan te onttrekken. De ftaatkundige Vrijheid , waar toe zeker alle menfchen uit de natuur een onbetwistbaar recht hebben, zoude thans in den onvolmaakte'] fraat van befchaaving, waar in de Javaanen als nog zijn, 11 het allernadeeligde gefchenk wezen, da: men hun zou kunnen geeveu. Zij kunnen zelfs als nog geen denkbeeld daar van vormen. Dan, dat de vreeze, dat door eene betere inrichting van zaake'n de Javaanen tot oproerige denkbeelden zonden gebragt worden, en ons als dan den voet op den nek zetten; dat de vreeze hier voor ons zoude mocT ten te rug houden eenige wezenlijke veranderingen intcvoeren; vermeene ik eene zeer ongegronde en verkeerde gevolgtrekking te zijn; zoo in,het afgetrokkene als tocpasfelijk op het geval voor handen. Het is zeker, dat door het invoeren van een goed beduur, en vooral door de uitceiïcning van het onpartijdigs! recht, de Javaanen langzaamerr hand meerder verlicht zullen worden: doch ik zie niet in, waarom dit nadeclig voor ons zoude zijn. Wanneer zij de rust en verdere vruchten van eene goede Rcgeering genieten, en een goed begrip daar van hebben, zullen zij zich wel wagten, door opdam! zich wederom tot den daat van dwingelandij of regceringloosheid te brengen. Ook zullói zij ais 'dan ügtclijk inzien, dat zonder de befchermiug van Ettropefche volkeren zij zich, noch tegen de BovenJandlche Vorden, noen tegen een vijand van buiten, zouden kunnen daande honden; hetwelk reeds tegen-r woerdig door v-cle van hun zelve bcgrecpen wordt. A 5 Dan,  io BESCHRIJVING van het Dan, waarom zoude ik hier verder alle tegenwerpingen en zwaarigheden, welke door onkundige, bevooroordeelde en baatzuchtige menfchen opgeworpen worden, wederleggen? Wanneer mijn Vaderland zich genegen zal toonen, eenige veranderingen in het beltuur haarer Oost-Indifche bezittingen te maaken, en mijne voorftellingen dan in eenige aanmerking koomen, zal ik bereid zijn om mijne Hellingen te verdedigen, en de tegenwerpingen en zwaarigheden daaromtrent te beantwoorden. Ik wil mij dan in dit werk alleen bepaalen, tot het openleggen en bekend maaken van den waaren Haat van onze bezittingen in de Oost, doch voornaamelijk die op het Eiland Java, dat het minlte bekend, en echter in de daad, het belangrijkfte en voordeeliglte van allen is, of zijn kan, als het behoorlijk beftuurd wordt. Indien ik dit doel bercike, vleije ik mij, mijn Vaderland den grootften dienst, die in mijne magt was, gedaan te hebbeu: en dit is mijn vuurigfte wensch. R E G E E R I N G S V O R M. Indien men willekeurige dwingelandij den naam van Regeeringsvorm kan geeven , zal die van Java niet anders dan leenroerig of féodaal te noemen zijn. Met verwondering heb ik opgemerkt, hoe zeer de leenroerige Regeeringsvorm van Java gelijk en overeenkomftig is met die, welke in de-elfde en twaalfde eeuwen in Engeland, Frankrijk, en in meest alle andere Staatcn van Europa plaats vondt. Hoe nadeclig zulk eene Regeeringsvorm voor den wel-  EILAND JAVA. n welvaart en het geluk der Inwooncren van een land is, hebben alle Rijken in Europa ondervonden, ingezien, en zich meer of minder daar van vrij gemaakt. En tot bewijs daar van kan men aanmerken, dat juist naar evenredigheid dat de natiën daar meerder of minder van afgeweken zijn, dezelve ook meerder of minder vrijheid, geluk, voorfpoed en welvaart genieten. De eerfte grondftellihgen van het leenroerig fystema, en daar het geheele gebouw op rust, zijn, dat de grond in eigendom aan den Vorst toebehoort; dat de onderdaanen zijne flaaven zijn, en deeze dus geen eigendom kunnende bezitten, alles wat zij hebben en verkrijgen den Vorst toebehoort, die het hun alleen laat behouden, zoo lang het hem behaagt; en dat de wil der Vorltcn de opperfte wet is. Dit zijn wezenlijk de grondftellingen der leenroerige Regeeringsvormcn; want, alhoewel de Engelfche en Franfche Koningen niet altijd willekeurig konden hcerfchen, maar door hunne Grooten tegengedaans, en zelfs beoorloogd, ja ook overwonnen en tot overeenkoomften gedwongen wierden; zoo was dit enkel een gevolg van den bekenden delregel, dat dwingelandij zich zelve vernielt; en men behoeft flegts natcgaan, wat Jakob de eerfte en Karel de eerfte in Engeland in zoo laate tijden van hunne Goddelijke Koninglijke rechten dagtcn, om te zien, wat dienaangaande de grondbeginzelen der leenroerige Regeeringsvorm waren. En zelfs in weerwil der veelvuldige veranderingen en omwentelingen , vindt men nog hedendaagsch in Engeland de  12 BESCHRIJVING VAN HE T de verwondcrenswaardigfte overblijfzelen van dat verderfelijk ftelfel; alzoo in dat zoo vrije land echter niemand hoe genaamd een vingerbreed grond in volkoomen eigendom (allodium) bezit, maar alleen in leen (féodum) van den Koning, aan vvien alleen het domlniüm abfolutum et directum toebehoort; offchoon door nadere inftellingen en wetten, dit als nü meer een ingebeeld dan wel een wezenlijk recht is geworden. Op Java zijn de Vorften, even als in Europa voor deezen, en als een natuurlijk gevolg van dezelfde oorzaakcn, ook door hunne groote Vafallen doorgaands geftadjg beoorloogd, tot zoo lang de Maatfchappij door haare magt en invloed, de rust herfteld en onderhouden heeft. Doch dit had nimmer invloed op het ftelfel der Regeeringsvorm zelve ; en de onderdaan, die zijn Vorst onttroonde en opvolgde, vermeende daar door hetzelfde Goddelijk recht van eigendom op den grond en de perfoqnen zijner onderdaanen verkregen te hebben, als de voorigc Vorst bezeten had. De Vorften verdeelden de landen onder hunne' Grootcu of Hoofden, als krijgsleenen, voor krijgsen andere dienden; deeze Grootcu, Regenten genoemd, verdeelden de landen weder aan minderen, en wel op dezelfde voorwaarden, en zoo vervolgens, tot dat zulks op den armen Landman, die liet land beploegt en bebouwt, nederdaalde; doch aan vvien dan zeer weinig van de vrucht van zijnen arbeid tot -eigen onderhoud wierdt overgelaaten. In de Maaffchappij's landen heeft men hetzelfde ftelfel van Regecring blijven opvolgen; en zulks onder  EILAND JAVA. 13 der voorwendzcl van den Inlander zijne eigen wetten en gewoonten te laaten behouden, doch in de daad uit onkunde en eigenbelang. Hoewel niet kundig genoeg om verbetering intevocren, zag men echter in, bij deeze inrichting het best zijn eigen voordeel en belangens te zullen kunnen bevorderen. Het zou onverantwoordelijk zijn, mijn tijd en dien van mijne leczers te verfpillcn, om te bewijzen , dat onder eene zoodanige Regeeringsvorm nimmer een land kan blociien, noch deszelfs Inwooners geluk en welvaart genieten; zulks is thans te algemeen bekend en toegedaan. De vraag zoude derhalven alleen zijn, of het mogelijk zij op java eene betere Regeeringsvorm intevoercli; en zoo ja, op welke wijze zulks diende gedaan te worden. Daar ik niet kan inzien, welke zwaarigheden men zoude kunnen inbrengen tegen eene zoodanige verandering, en er volftrekt geene weet tegen ingebragt te zijn; zon ben ik genoodzaakt te wagtcn, tot de dén of ander met zwaarigheden voor den dag koome, wanneer ik dezelve zal trachten te beantwoorden. En dus de geopperde vraage voor mij volftrcktelijk met ja beantwoordende, zoo zal ik, volgens mijn beste weeten, verkregen kunde, en ondervinding dienaangaande, ppgceven, op welk eene wijze ik vermeenc dat men, zonder veel moeite of gevaar, eene zulke verbetering, of liever gchcele verandering van beftuur of regecring, over de landen , welke thans aan de Maatfchappij, en dus aan ons Gemeenebest onmiddelijk toebehooren, zoude kunnen invoeren. De  14 BESCHRIJVING van het De groiidbeginzelen van dit befluur zouden moeten zijn: " Eigendom van land, Vrijheid van perfoqn, Vrijheid van handel, AÜchaffing van alle Heerendienlten en perfoneeie _ verplichtingen, Uitoeffening van goed onzijdig, en (zoo veel zulks gelchieden kan) kosteloos recht. Volgens deeze beginzelen te werk gaande,'zal het niet moeijclijk vallen, alle de Inwooners, eenige Regenten mogelijk uitgezonderd, het goede en voordeelige deezer inrichting te doen erkennen; als wanneer de daar toe noodige maatregelen zeer gemakkelijk in het werk gcfteld zullen kunnen worden. Dat eene zoodanige hervorming door de tegenwoordige beftuurers van Batavia en Java zelve geenszins kan worden ter uitvoer gebragt, al toonden zij zich daar toe gewillig, is iets dat van zeiven fpreekt. Een volkoomcn ontwikkeld ontwerp, zoo van de daadelijk in 't werk te ftellen maatregelen tot de invoering van het bedoelde beduur, als'* van de organifatie daar van voor het vervolg, zoude voor als nog, en voor dat bcflotcn is, daar toe over te gaan, even voorbaarig als onnut zijn. Ik zal mij derhalven thans bepaalen, om in deeze bladeren ieder bijzonder artikel der zoo even aangeroerde groiidbeginzelen te verhandelen ; waar door zoo wel het voordeelige der gewenschtc hervorming, als de mogelijkheid om dezelve ter uitvoer te brengen, voldoende zal aangetoond worden; waar bij men eene  EILAND JAVA. '5 eene befchrijving der tegenwoordige Regeeringvorm, inrichtiug en gebruiken, en ter gelijker tijd het nadeelige en gebrekkige daar van aangewezen zal vinden. De hardnekkigheid der Javaanen ten voordeele hunner oude gewoonten, welke ik geenszins ontkennen wil, ontftaat bij hun meer uit domheid en onkunde, dan uit eene aangeboren balftarrigheid. En fchoon de Javaan zeker zeer moeijelijk te brengen of te overreden is tot iets, waar van het voordeel eenigzins afgelegen is; zoo zal men mij echter wel willen gelooven, wanneer ik zeg, dat het niet moeijelijk zal vallen den Javaan te beduiden, dat hij voordaan vrij van alle Ileeren- of perfoneeie dienden en van alle willekeurige afgaaven zal zijn; dat zijn rijstveld, het welk hij tot nog toe wel bebouwd heeft, doch waar van hij nimmer zeker wist of hij het een toekoomend jaar zoude behouden , voordaan zijn volkoomen eigendom zal zijn, terwijl geen mensch het hem zal mogen of kunnen afneemen , even zoo weinig als het ftukje grond waar op zijne hut ftaat; dat hij geene rijst of eenige andere vrucht zal behoeven aftegeeven, en alles vrij zal mogen verkoopen, waar en aan wien hij zal goedvinden; en dat hij voor dat alles jaarlijks alleen een vasten landtax en hoofdgeld zal betaalen, die bij lange zoo veel niet zal bedragen, als wat hij thans opbrengen of werken moet. " Dit alles zal hij zeer wél verdaan; en zekerlijk de wapenen niet willen opvatten om zich daar tegen te verzetten. RE-  i6 BESCHRIJVING van het R EC.ENTE N. Aldus noemt men de inlandfche hoofden, die hunne landen onmiddelijk van of onder de Compagnie in leen bezitten , volgens contract of overeenkoomst, onder voorwaarde van het jaarlijks opbrengen, gedeeltelijk voor niet, en gedeeltelijk voor betaaling,, van fommige bepaalde en fommige onbepaalde hoeveelheden van voortbrcngfelen hunner landen, benevens het doen van hcerendienften, zoo militaire als andere; welke voorwaarden, contracten en de verplichte leveringen, contingenten genoemd worden. De titels dezer Regenten zijn, Adepattijs, Toemanggons en Ingabijs. De Prins van Madura, die Panembahan, en die van Sumanap, die Panggerang genoemd wordt, zijn echter maar Regenten als anderen. De Prins van Madéra heeft dien titel, als afkoomftig van het Keizerlijk gedacht; en die van Süiriatiap den zijnen van een Gouverneur-generaal voor contante penningen gekogt. Deeze Regenten Zijn enkel Amptenaaren, en hebben geen het minfte recht tot eigendom noch erfopvolging; echter wanneer er een fterft, wordt hij gemeenlijk door een van zijne zoonen opgevolgd, die daar toe het bekwaamde geoordeeld wordt, mids bij in daat is het gewoone gefchenk aan den Gouverneur van Java optebrengen; want is dit niet, of is er de dén of ander, die aanzienlijk veel meer aanbiedt, zoo wordt er ligtelijk een voorwendzel gevonden om de kinderen uittefluiten, en zulk een gullen gecver te begundigen. De  EILAND JAVA. 17 Deeze gefchenkcn maaken een aanzienlijk gedeelte uit van de inkoomften van den Gouverneur van Java; weshalven alle nieuwe aanflrelüngen van Regenten voor hem voordeelig zijn. De tegenwoordige Hoofdregent van Samarang heeft vijftig duizend rijksdaalders voor zijne bevoordering gegceven, en alle de kinderen van den overledenen zijn uitgefloten geworden. De andere betaalen naar evenredigheid van de waarde hunner Regentfchappen; en daar dit willekéurig en onbepaald is, zoo ziet men ligt, dat het niet moeijelijk is alleen hier uit het amptgeld weder goed te maaken. Meest alle deeze Regenten, eenige zeer weinige flegts uitgezonderd, zijn onkundige, onwerkzaame, en evenwel zeer hoogmoedige menfcben, die zich weinig met hun volk en land bemoeijen, en ook geene kennis daar van hebben, maar flegts zoo veel daar uit trachten te trekken als mogelijk is, zoo voor hun eigen beftaan en hunne vermaaken, als om de begeerlijkheid en inhaaligheid van hunne Gouverneurs en andere hoofden te voldoen. Al het beftuur en de behandeling van zaaken laaten zij over aan hunne Pepattijs, die ook door de Compagnie aangefteld worden , en voor alles verant* woordelijk zijn. Aan hunne broeders, vrouwen, kinderen en ver* dere naastbeftaanden geeven zij desfa's of dorpen naar evenredigheid, om uit de inkoomften daar van te beftaan; Want deeze alle vermeenen geboren te zijn om niet te werken, en begrijpen dat de gemeene man alleen gemaakt is om huil het onder* houd te bezorgen. B Om  x8 BESCHRIJVING van het Om nu de rijst en andere voortbrengzelen, welke zij volgens contract aan de Compagnie als contingent moeten leveren, bij eer) te krijgen, doen zij alle de Inwooners van hun land zoo veel daar toe opbrengen als maar eemgzins mogelijk is, zonder eenige vaste bepaaling of evenredigheid, en zonder iets daar voor te geeven, hun naauwlijks zoo veel als volftrekt noodig is overlaatende, tot onderhoud van hun zeiven en hunne vrouwen en kinderen; ja zelfs ook dikwijls dit niet, vooral in geval van flegt gewas, wanneer deeze arme Inwooners bij honderden naar andere landftreeken vertrekken, daar zij, ten minden vooreerst, eene minder harde behandeling te wagten hebben. Veele Regenten ook, om geld verlegen, verhuuren, door nood gedwongen, verfcheiden van hunne beste desfa's aan de Chineezen, welke bloedzuigers dan zoo veel daar uit haaien als maar e'enigzins mogelijk is; terwijl de Inwooners van de overige desfa's dan alleen zoo veel moeten opbrengen tot de jaarlijkfche contingenten, als anders alle te famen. Hoe zwaar dit voor die ongelukkigen moet vallen, kan men ligt nagaan; en hoe zeer deeze, zoo wel als alle verdere ongeregeldheden, die natuurlijke gevolgen van het tegenwoordig gebrekkig beftuur zijn, tot bederf en vernieling van het land moeten ftrekken» is overtollig door eenige redeneering te bewijzen. JUSTITIE. Gerechtigheid (rechtsoeffening) is de grondfteun van den Koophandel, de hciligfte verzekering van ons ■ ei-  EILAND JAVA. i# eigendom, de band die de Maatfchappij te faameii houdt, de onpartijdige middelaar tusichen den rijken en den armen , de edelftc onderfcheiding tusfchen redelijke en onredelijke wezens , de toevlugt van weduwen en wcezen , het voornaamfte doeleinde van alle menfchelijke inltcllingen, de ziel eener goede Regeering, zonder dewelke geen ftaat kan gevestigd blijven. Goede wetten-zijn ongetwijfeld, van de uiterfte noodzaakelijkheid tot eene goede rechtspleging; doch déeze zijn van geen nut, ten zij dezelve onpartijdig en naar billijkheid worden Uitgeoeffend. De bloei en welvaart van Engeland is minder toetefchrijven aan deszelfs Regeeringsvorm en wetten, dan wel aan de goede uitvoering daar van, welke in dat land plaats vindt. De voortreffelijkheid der Engelfche rechtspleging is mijns bedunkens, voornaamelijk hier aan toetefchrijven, dat in dezelve beftendig de drie volgend* punten wofden in het oog gehouden. Vooreerst, de onafhangelijkheid der Rechters, die nooit daii. om misdaaden afgezet kunnen worden, en ruime betaaling genieten, zoo dat noch vrees noch inhaalendheidfchier op hen werken kan; ten tweeden, de trial by Jury of het rechtsgeding bij goede maiv nen, die oordeelen of iemand fchuldig is dan niet, waar na de Rechter eerst de wet kan toepasfen en het vonnis uitfprecken; en eindelijk, dat het recht altijd in het openbaar en met open deuren geoeffend wordt. ' Veele landen in Europa hebben betere wetten dan Engeland; maar het is deeze voortreffelijke rechtspleeging, welke aan Engeland den voorrang B 2 geeft,;  •o BESCHRIJVING van het geeft, en de vrijheid en onafhangelijkheid van dat voik tegen alle inbreuken der dwingelandij befchermd heeft. • Dat tot nog toe te Batavia en op geheel Java geen fchaduvv van gerechtigheid of billijke rechtsoeffening heeft plaats gevonden, is het zagtfte wat ik dienaangaande zeggen kan. De Raad van Jultitie te Batavia is afhangelijk van de Regeering, die, als dezelve niet naar haar 'goedvinden handelen en vonnisfen wilde, de leden opfehortte, afcette, naar Nederland verzond, ja zelfs den geheelen Raad fchorschte, en een nieuwen van Conrpagniesdienaaren, hunne creatuuren en afhangelingen, aanftelde,; de leden liegt betaald; zonder hoop van bevordering; onderdrukt en vervolgd door de Rcgcering zoo dra zij hun plicht dceden; zoo dat het beter was Onderkoopman, ja A ïfiltent te zijn, dan Raad van Juftitie; de Fiscaals inhaalig , hunne iukomften moetende zoeken in boetens en andere drukking; openlijk met oogluiking handel drijvende, en voor betaaling fluikhandel toelaatende, ja zelfs befchermende. Het Collegie van Schepenen nog erger geftcld; de Prefldent een Lid der Regecring; wiens wil de wet was; de helft der Leden Compagniesdienaaren, volkoomen afhangelijk van de Regeering, en dien post alleen trachtende te verkrijgen om den rang, om een fluwcelcn rok te dragen, en in een gefchilderden wagen te mogen rijden; de andere leden Burgers; dan, helaas! kan men Inwooners van een land, zuchtende onder zulk een ijzeren juk van dwinglandij, den naam van Burgers geeven? Op  EILAND JAVA. Op Java was het nog erger; een Raad van Juftitie te Samarang, beftaande enkel uit Compagnicsdienaaren. Het was een openlijk fpottcn met de Juftitie; de wil van den Gouverneur was zijne eenige wet; alvoorens er een vonnis geveld wierdt, ging de Preiidcnt openlijk de wil van den Gouverneur verncemen. Dan, deeze Raad oeffende alleen recht over Europeers, en alle Inlanders, behalven Javaanen, waar voor eene bijzondere Rechtbank was, de Landraad genoemd; deeze beftond uit eenige Regenten, den Gouverneur, Prelident, en den Translateur Secretaris. Na het geene reeds gezegd is, kan men ligtelijk denken, dat hier nog meer dan in de boven omfchreven Rechtbanken, des Gouverneurs wil de opperde Wet was. Doch dit was nog niet liet ergde kwaad; er waren geene onderhoorige Rechtbanken, zoo dat alle misdaadigers niet alleen, maar zelfs de getuigen, van Tagal tot Bangoewangie, naar Samarang, zomtijds meer dan honderd mijlen ver, moctten getransporteerd 'worden, ten koste van het land. Zelden wierdt er meer dan ééns in een jaar Vergadering gehouden; weshalven de befchuldigden zoo lange wagten, en zoo wel als de getuigen in de gevangenis blijven moesten, waar in honderden van kommer en gebrek dierven; ten zij de zaak van weinig aangelegenheid of de befchuldigde rijk was, wanneer dezelve door den Translateur (want de Gouverneur bemoeide er zich niet mede) en den Javaan/eken Fiscaal wierdt, afgemaakt. Die geld had kwam alzoo vrij, die arm was moest hangen; en dikwijls onfchuldig, want de zaaken wierden allergcbrekkeliikst onderzogt. B 3 Ik  £2 GESCHIEDENIS van het Ik ftelde eens voor, om, tot hervorming van zoo veele misbruiken, op iedere Refidentie een Onder-Landraad aanteltellen, waar van de Reüdent Prefident, de Regenten Leden, en de Boekhouder Scriba zouden zijn; dat die Landraaden alle maandagen zitting zouden hebben, kleine zaaken afdoen en geringe misdaadigers afftraffen, doch daar van naauwkeurig aantekening houden; gewigtige zaaken, en daar de doodftraf mede gemoeid was, naauwkeurig onderzoeken, en daar na de misdaadigers, met de papieren betrekkelijk hunne zaak, zoo wel als de aantekeningen der weekelijkfche Vergaderingen, te zaamcn te verzenden aan den Landraad te Samarang, ten einde aldaar verder onderzogt te worden. Dan, dewijl dit ontwerp niet overeenkwam met het belang van den Gouverneur, den Hoofdregent van Samarang en den Translateur, wierdt hetzelve verworpen. Oneindig zoude fchier mijn werk zijn, indien ik alle de gebreken en misbruiken der Rechtspleeging, zoo te Batavia als op Java, wilde befebrijven, en zelfs maar de ergftc en fchreeuwendffce voorvallen en gebeurtenifen tot bewijzen daar van aanvoeren. Dan de zaak is al te wel en algemeen genoeg bekend; ook is het gebeurde niet te verhelpen; waarom ik liever zal overgaan tot het fchetzen der hoofdtrekken van eene betere inrichting der oeffening van het recht op Batavia en Java, welke ik denkc dat aan het oogmerk het beste zoude voldoen, en zonder veel moeite ingevoerd kunnen worden. Vooreerst zouden goede wetten hier toe nood- zaa-  EILAND JAVA. *3 zaakelijk zijn. Te Batavia, bijna geheel door Europeen bewoond en nog meer bewoond zullende worden, kunnen (als eene Volkplanting befchouwd) de wetten van ons Vaderland ingevoerd worden; doch ten Platten Lande zoude zulks cenig verfchil maaken. De Javaanen zijn alle Mahomedaanen van hen geloof, en de hun eigen gewoontens dient men hun te laaten behouden; dan het zoude gemakkelijk zijn uit hun Wetboek, de Koran, vergeleken met onze Wetten, een bijzonder Wetboek voor Java te vervaardigen, het welk kortbondig en verftaanbaar zoude zijn, vooral in het crimineele, om tot een grondflag van alle Rechtspleeging : te dienen. . Het is zeker dat dit een werk zoude zijn, dat zeer veel kunde , ondervinding en voorzichtigheid zoude vereisfchen. Twee of drie Rechtsgeleerden, met twee of drie andere perfoonen, die Java en de Inlandfche taaien wél kennen, zouden dit echter in den tijd van een jaar zeer wel tot (land kunnen brengen; de grond daar van zoude altijd moeten zijn ons eigen Wetboek, en daar in alleen zoodanige veranderingen gemaakt worden, als de ingewortelde vooroordeelen en grondlfellingen van den Godsdienst der Inlanders noodzaakclijk zoude maaken ; welke veranderingen men echter met verwondering zal bevinden, veel minder noodig te zijn dan men zich wel verbeeld had, en wel het méést ten opzicht der (traliën. Omtrent het Burgerlijke geloove ik, dat behalven die, welke de huwelijken betreffen, bijna alle onze wetten zeer gaarne door hen aangenomen zullen worden. B 4 Om  54 BESCHRIJVING van het Om zoodanig werk met vooruitzicht van het bes-* te gevolg te onderneemeu, zoude men bij het maa, ken van dit Wetboek eenige der kundigfte en verftandigfte Javaanen kunnen raadpleegen , en toelaaten hunne opinien daar omtrent mede te deelen; het welk zeker niet weinig zoude dienen om hetzelve met genoegen door de Javaanen te doen aanneemen, en er zich met vreugd aan te onderwerpen. Ik zal mij niet verdér over deeze ftoffe uitlaaten, hetzelve voor kundiger in dit vak overlaatende. Alleen meen ik nog te moeten aanmerken, dat zoodanige wetten zoo duidelijk, verftaanbaar en kort zouden dienen te zijn als mogelijk is; en dat dezelve zouden dienen gedrukt te worden in de Maleitlche en Javaanfche taaien, ten einde zoo algemeen doenlijk te kunnen geleezen worden. Wat nu de publieke Rechtsoeffening of de inrichting der Gerechtshoven aangaat, waar op het het meeste zal aankoomen, hier in wil ik ook gaarne mijne onbekwaamheid erkennen, om een volledig ftelzel of ontwerp daartoe aantebieden. Indien, waar aan ik niet twijfel, tot verandering en hervorming in dit opzicht befloten wordt, kan dit werk aan mannen van uitgebreide kennis en beproefde deugd opgedragen en toevertrouwd worden. Echter hoop ik dat het mij ten goede geduid za] worden, dat ik nogmaals eenige grondbeginzelen aanvoerc, welke ik denke dat noodzaakelijk in het oog zullen moeten gehouden worden, indien men de Juftitie ooit in Oost-Indie op eene goeden voet wil brengen. Deeze beginzelen nu zijn:  EILAND JAVA. 25 i". Onbekrompenheid der Rechters door hun goede jaarwedden toeteleggen , welke zij, na zekeren bepaalden tijd in Oost-indie hunne posten te hebben waargenomen, voor het overige van hun leven ook in het Vaderland zouden kunnen genieten, vol(trekt onafhangclijk zijnde van de regeering. 2Q. Mindere GerecInshoven_te Cheribon, Samarang , en Sourabaja, onder het hoogde Gerechtshof te Batavia, doch ook onafhangelijk van de regeering. 30. Openlijke rechtsoefïening; zijnde dit het eenige midd^iTöm de gerechtigheid zuiver te behouden. 40. Magidraaten of Officieren van Juditie, met de noodige dienaars, door de Gerechtshoven aan te dellen, en van deeze alleen afhangelijk op alle mindere plaatfen , om de rust en vrede te bewaareu , misdaadigers te doen opvatten en te verhooren, en vervolgens aan de Gerechtshoven toetezenden. De bijzondere inrichting deezer Gerechtshoven, het getal van derzelver leden, en wat meer hier toe behoort, kan en moet alleen vastgedeld worden door die geenen, die door het Vaderland zullen worden aangedcld en gemagtigd, om zoodanige veranderingen in het beduur van onze Oost-Indifche bezittingen in het werk te dellen. Ik heb mijne denkbeelden, ten algemeenen welzijn, flegts zonder eenig eigenbelang te bedoelen opengelegd; worden kundiger lieden dan ik hier door aangemoedigd, het zal mij tot een wezenlijk genoegen verdrekken. B <; VER-  i6 BESCHRIJVING van het V E R D E D I G I N G. Onverantwoordelijk en fchandelijk is het, zoo als in de laatfte tijden de verdediging van onze bezittingen in Oost-Indie, en voornaamelijk te Batavia, verwaarloosd is geworden. De oorlog van 1780., I die ons onverwagt overkwam, had ons ten minden tot eene waarfchuwing moeten ftrekken; doch niets ter waereld wierdt gedaan; alles, wat tot het krijgswezen behoorde, wierdt door de regeering van Batavia in 't algemeen in de grootfte minachting gehouden; ook was, bij het uitbreken van den oorlog in 1793., alles verwaarloosd en in den droevigften toeftand; niets wierdt gedaan, en toen de tijding van de omwenteling en van den oorlog met Engeland aankwam, wierden nog de weinige fche^ pen, die ten minften tot dien tijd toe gewapend • waren geweest, ontwapend, en zelfs verkogt. Had de Admiraal Rainier in December 1795., in ftede van naar de Moluccos te zeilen, eerst Batavia aangetast, zoo is het zeker dat die hoofdftad ten eerften aan hem zoude overgegeeven zijn geworden. Na dat Overstraaten Gouverneur-Generaal is geworden, heeft het zeker beter gegaan, door dien hij alle moeite heeft aangewend, om dosr het aanleggen van goede batterijen, en het vermeerderen der Inlandfche Troupcs, Batavia in een redelijk goeden ftaat van tegenweer te ftellen. Dan, wanneer men een ander beftuur zal invoeren, en van het land zoo v?el nut en voordeel als mogelijk is zal willen trekken, dan zal men ook een beter en regel-  ^EILAND JAVA. 27 gelmaatig ftelzel van verdeediging en inrichting van het krijgswezen moeten aannecmen. De verdediging moet ingericht wezen tegen een Europefchen vijand van buiten; tegen de Inlandfche Vorften en tegen Inlanders van binnen; fchoon voor het laatfte weinig te vreezen is. De geheele kust tegen een Europefchen vijand te verfterken is onmogelijk, en ook onnoodig. Men dient eenige plaatzen, als Bantam, Batavia, Cheribon, Samarang, Sourabaja en Banjoewangie , in een goeden Itaat van verdediging te brengen, om aldaar wederftand te kunnen bieden, en van daar andere plaatzcn op de kust, welke aangetast mogten worden, te hulp te koomcn. Ten dien einde dienden op zoodanige plaatzen goede Batterijen langs het ftrand met zwaar gefchut, en aan de Landzijde linien met rcdouten en huizingen voor de Troupes, aangelegd te worden, om aldaar altijd de hoofdverdeelingen van de noodige Troupes tot verdeediging van het Land bij een te houden. Op zoodanige wijze die punten, in een goeden Haat van verdeediging gefield zijnde, en elkandercn onderling hulp kunnende toebrengen, zoo zal men met eene middenmaatige magt Java altijd zeer ligt kunnen verdeedigcn. Daar de wijze van aanval noodzaakclijk zeer verfchillende moet wezen met die, welke in Europa plaats vindt, zoo volgt natuurlijk daaruit, dat de wijze van verdeediging ook geheel verfchillende zijn moet. Vestingwerken als in Europa zijn op Java niet noodig; want geen ééne Europefche magt kan zoo veel  28 BESCHRIJVING van het veel volk of oorlogstoerusting, als vereischt zoude worden, in fchepen aanvoeren; weshalven goede Batterijen, welke eikanderen wél kruisfen, voorzien van goed en zwaar gefchut, en wél bediend, benevens een goed en wel ingericht corps Troupes, met Veldartillerie voorzien, voldoende zijn, om alle aanvallen van een Europefchen vijand afteweeren. Tegen den Inlander is nog minder noodig; goede Troupes alleen, verdeeld op de bovengenoemde plaatzen, zijn genoeg om hem in order te houden. Echter om alle overrompeling of onv'erwagten aanval voortekomen, kan men linien en redouten landwaards in tot bedekking der Troupes opwerpen, vooral op zulke plaatzen als Batavia, waar dezelve om de ongezondheid der lucht eenigzins dieper in het land dienen gehuisvest of gelegerd te worden. K R IJ G S W E Z E N. Een ieder weet in welken vervallen en ellendigcn toeftand het Krijgswezen in onze bezittingen federt veele jaaren geweest is. Dat wij het verlies van onze meeste volkplantingen daar aan te danken hebben, is buiten tegenfpraak. De oorzaaken, welke hier toe medegewerkt hebben, zijn veelvuldig, doch de voornaamftc zijn de volgende. Voor eerst, de minachting en onverfchilligheid der reg'eermg voor het krijgswezen. Ten tweeden, de flegtejyijze om_Jiejt_volkin Europa aantew^erven_en naar Öost-Indie uit te zenden. Ten derden, de flegte keuze van Officieren, en -de verkeerde regelen, dien aangaande opgevolgd. In  EILAND JAVA. *9 Tn de vierde plaats, de toelaating van misbruiken, en flegte inrichting ten "opzichte van de behandeling der 'uldaaten. Ten vijfden, de flegte en onvoldoende betaaling der Troupes, doch vooral der Officieren. Om nu in het toekoomende deeze misdagen te verbeteren , zal men de krijgslieden, zoo wel Officieren als Soldaaten, als onze Medeburgers befchouwen en behandelen, en niet flegts als loontrekkers aanzien, die men met verachting behandelen mag. ; , ■ i - ; .... Men zal het volk niet meer aanwerven, zoo als tot nog toe gefchiedt, door list, bedrog en geweld, maar vrijwillig en onder billijke voorwaarden; het geen zeer wel te doen zal zijn, wanneer in Europa bekend zal zijn geworden, dat men voordaan de Troupen in Oost-Indie beter en naar hunne waarde behandelt. Tot Officieren zal men voordaan geene andere aanftellen, dan die daartoe de noodige kunde, bekwaamheid en een gefchikt gedrag bezitten. Het zij er verre van daan , dat ik hier door een onderfcheid in de menfehen uit hoofde van hunne geboorte of ftaat, zoude wiilen maaken. Intusfchen kan men niet ontkennen, dat.de door eene meer befchaafdc opvoeding verkregen kunde en bekwaamheid ten allen tijde de voorkeuze verdient boven onkunde en onbedrevenheid; en het is daarom , dat men de Officieren moet kiezen uit zoodanige lieden, die door eene goede opvoeding de benoodige hoedanigheden verkregen hebben om over anderen te gebieden. De gemeene foldaat, die buitengewoone gaa-  So BESCHRIJVING van het gaaven bezit, en zich door moeite • en vlijt heeft bekwaam gemaakt, wordt daarom niet uitgefloten, maar kan en mag zich altijd vleijen om zijne bekwaamheid bevorderd te zullen worden. Dan de vereischten en deugden, die een goed Soldaat en zelfs Onderofficier uitmaaken, zijn zeer verfchillende van de kundigheden, welke een Officier moet bezitten; en de opvoeding, welke doorgaans ter vórming van den laatften gevorderd wordt, is zoo zeer verfchillende met die, welke de eerfte behoeft, dat men zelden onder den gemeenen rang voorwerpen vindt, in ftaat om de plichten van een goed Officier te kunnen waarneemen. De waare gelijkheid wordt hier door ook geenszins uit het oog verloren, want dezelve beftaat hier in, dat alleen kunde, bekwaamheid, deugd en goed gedrag den voorrang ter bevordering zullen gceven. Zoo dra nu een gemeen Soldaat door buitengewoone vlijt zich zeiven, of door opvoeding zijn zoon die kunde en bekwaamheid, gevoegd bij deugd en goed gedrag, weet te bezorgen; zoo heeft hij of zijn zoon ook" hetzelfde recht als de rijkfte om tot Officier bevorderd te worden. De zoon van een Overfte, daar en tegen, of wel een ander magtige of rijke, van zijne opvoeding geen gebruik maakende, en noch kunde noch bekwaamheid verkregen hebbende, heeft geenerlei recht of aanfpra'ak op bevordering, welke voordaan alleen aan verdienden en hoedanigheden moet te danken zijn. Zie daar' de waare gelijkheid. Alle winften op de foldij. kleeding, en kost der folflaaten meet zorgvuldig geweerd worden. Niets ver-  EILAND JAVA. 31 verbittert den krijgsman meer, en met recht, dan wanneer hij ziet, dat zijne hoofden ten zijnen koste zich verrijken. Indien dan de goederen door den inkoop bij getallen beter koop koomen te liaan dan bij enkele Hukken, moet zulks tot voordeel van den gemeenen foldaat, en niet van de Officieren koomen; en die geenen, die met den inkoop der monteringftukken, bezorging van den kost of betaaling der foldijën, belast worden, zijn verplicht daar van zuivere rekening te doen. Dan daar en tegen dienen de Officieren ook ruimer en beter betaald te worden; en de foldijen in Europa kunnen daaromtrent tot geen voorbeeld dienen. Men kan niet vergen, dat een goed en bekwaam Officier in het heete en ongezonde climaat van Oost-Indie, verwijderd van zijn Vaderland en naastbeftaanden,' voor dezelfde. foldij zal dienen als in Europa, en zonder hoop van eenmaal zoo veel bij een te vergaderen als noodig is om het einde zijner dagen in' rust en vrede onbekrompen te eindigen. ' Men moet dus niet alleen aan de Officieren een redelijk en billijk beftaan geeven; maar ook de verzekering van, na een bepaald getal jaaren wél en getrouw gediend te hebben, naar evenredigheid van hun rang in den dienst, eene jaarweddeof pennoen, geduurende hun gantfche leven, in het Vaderland of Indt'ê, naar verkiezing, te zullen genieten. Bij voorbeeld, na tien jaaren gediend te hebben, halve gage; na vijftien jaaren drie vierde, en na twintig jaaren volle gage, volgens den rang, waar in de dienst heeft plaats gehad. Op  r- BESCHRIJVIN.G van het Op deeze wijze zal men goede en bekwaame Officieren kunnen krijgen, die zelve belang zullen (tellen in het land, daar hun beftaan van koomen moet. De gemeene Soldaaten en Onderofficieren moeten ook wél betaald worden, en, zoo als gezegd is, in niets worden te kort gedaan noch bcftolen. Hun verband moet zuiver worden, gehouden; na vijf jaaren dienst moeten ze de volkomen vrijheid hebben, om naar Europa terug te keeren of op Java als Burgers te'blijven leeven. In welk laatfte geval men hun, in onbebouwde en onbewoonde landftreeken, ftukjes land in eigendom ter bebouwing zoude kunnen afftaan, doch ih i dén dienst volhardende, zouden ze na vijftienjaarigen dienst, halve, na twintigjaarigen dienst, drie vierde, en na vijf-en-twintigjaarigen dienst, volle gage,'tot het einde van hun leven kunnen blijven genieten. Van de indeeling of organifatie der Troupes, zal ik hier niet veel zeggen, behalven dat dezelve zoo eenvoudig als mogelijk dient te zijn, en men het best de inrichting der armée van het Gemeenebest daaromtrent zoude kunnen navolgen. Dan alle de Troupes, noodig tot de verdeediging van Java, behoeven geene Europe'èrs te zijn; Inlanders, onder goede Europefche Officieren eu Onderofficieren, kunnen tot zeer goede en bruikbaare benden gevormd worden , zoo als ik te Sourubaja door ondervinding bewezen heb. Agt Battaillons Europe'èrs, en twaalf Battaillons Inlanders, ieder van vier tot vijf honderd man, zijn voldoende voor de yerdeediging van Batavia en  EILAND JAVA. 33 tri Java. en zouden, ruim betaald, niet boven eerl millioen rijksdaalders jaarlijks koomen te kosten, bet vvelk van de inkoomften onder een goed bcftuur zeer wel daar toe kan afgenomen worden. Dan bchalven het Voetvolk, diende men altijd ook eenige R_uiterij, vier of vijf Esqtiadrons Europe'èrs, en agt of tien Inlanders, op de been te hom den ; daar de paarden en het voeder op Java goedkoop zijn, zoude dit juist zoo veel niet kosten. De artillerie is mede een voorwerp van zeer groote aangelegenheid; in dit vak vooral dient men kundige Officieren te hebben \ en zonder dezelve wél te betaalen, is dit niet mogelijk; de hoofdposten dienen wel daar van voorzien te worden, en tot het noodige getal der Officieren moet men niet karig wezen, want deeze kan men in een oogenblik, waar in men ze noodig heeft, niet krijgen $ doch het getal der gemeenen kan in vredestijd verminderd worden, dewijl het omgaan met de ftukken den gemeenen fpoedig kan worden geleerd, wanneer men maar de noodige Officieren en Onderofficieren heeft. De Inlanders zijn tot de Artillerie bijzonder gefchikt, en, fchoon zoo fterk niet als de Europe'èrs, zijn ze echter zeer vaardig. Voor dcezen is de Artillerie nog meer dan het overige krijgswezen verwaarloosd en fchandelljlt mishandeld. Bij het uitbreken van den oorlog had ik in den Oosthoek van Java geen zwaarer Hukken dan agtponders, behalven drie- vier- en twintigponders, die bij toeval van een geftrand fchip daar aangebragt waren, doch zonder kogels; en ik moest die van Capitein Kuvel , die dezelve als fcalv C last  34 BESCHRIJVING van het last aan boord had, bedelen. In weerwil van mijn ernftig en aanhoudend fchrijvcn om zwaar gefchut, kon ik het niet krijgen, voor dat Overstraaten Gouvernenr-Generaal was geworden, die het mij eindelijk toezondt. Na den oorlog van 1781 en 1782. zondt eenGouverneur van Java al het zwaar gefchut van Java naar Batavia, om daar door zijne restanten bij de Negotieboeken te verminderen, en eene fraaije vertooning te maaken. Op zulk eene wijze wierden onze belangens waargenomen, en alles gewaagd om kwanswijs eene vertooning van goede huishouding en fpaarzaamheid te maaken. Dan, kan zulks onder het beftuur ecner uitfluitende handeldrijvende Maatfchappij wel anders zijn? Neen! het is het natuurlijk gevoig van de grondgebreken van een zoodanig beftuur, Het is daarom hoog tijd en volftrekt noodzaakelijk, dit beftuur van onze bezittingen te veranderen , willen wij dezelve behouden en er .nut en voordeel van trekken. Voor zoo verre nu het oogmerk van dit werk vereischt, vermeenc ik, genoeg over het krijgswezen en de verdeediging van Java gezegd te hebben; want, indien werkelijk tot eene hervorming en verandering van het beftuur onzer bezittingen in OostIndie mogt befloten worden, zoo zoude ik, indien zulks van mij gevergd mogt worden, gaarne mijne gedachte meer uitvoerig mededeelen, nopens de inrichting en organifatie der Troupes, zoo Inlandfche als Europefche , zoo wel als van hunne aanwerving, overzending en behandeling in Indie. Ik ben verre van mij intebeelden, bijzondere of uit-  EILAND JAVA. 35 uitnccniendc kundigheden of gaaven daar toe te bezitten; maar ijver en vlijt, benevens plaatfelijke ondervinding , door lang verblijf verkregen ,i hebben, dur.ve ik mij vleijen, mij in fraat gefteld daar over te kunnen oordeelen , en ten minden eenige goede en nuttige denkbeelden en ontwerpen aaritebieden. De Engelfche arméc in Oost-Indie levert eerl bewijs op van de waarheid van het geen ik gezegd heb; want het is aan de betere inrichting van hun krijgswezen aldaar, dat die natie, niet alleen het behoud van haare eigen bezittingen, maar ook de overmeestering van de onze, te danken heeft. Was ons krijgswezen in goede order geweest, wij zouden die verliezen niet geleden hebben; dan wat gefchied is, is niet te verhelpen; laat ons ten minden tooncn door tegeufpoed wijs te zijn geworden. LANDS INKOMSTEN. Wanneer de uitfluitende en drukkende handel der Maatfchappij, het opbrengen der verplichtingen, de Heerendienften, in 't kort, het geheele fystema der leenroerige of féodale Regeeringsvorm, zal afgefchaft zijn, zullen de publieke inkomften van het land tot goedmaaking der onkosten van het beftuur en de verdeediging, of wel der Regcering, kunnen beftaan in de volgende hoofdartikelen. Ten eerden, het hoofdgeld^ dat door alle Inwooners zonder onderfchcid zal moeten betaald worden. Ten tweeden, de landtax, of jaarlijkfche afgaave C 2 van  36 BESCHRIJVING van het van alle landerijen, naar evenredigheid der grootte en waarde. Ten derden, de in- tn uitgaande recfyéh* te betaalen van alle goederen en*Koopmanfchappen, die in- en uitgevoerd worden. - Ten vierden, het voordeel op het maaken en verkoopen van zout, het zij bij verpachting, of bij eigên~Deftuur. Ten vijfden, het voordeel van de houtbosfehen. Ten zesden, 'j Ileeren gerechtigheid of procento's bij verkoop of transportécring van vaste goc- -awei: "*" Ten zevenden, het voordeel op de zegels of geITempelde papieren. Ten agtften, het voordeel op het verhuurci der openlijke pasfers of markten. Mo gelijk dat zich in 't vervolg nog wel andere takken van inkomften zullen opdoen, die, zonder monopolifatien of andere onderdrukkingen ten gevolge te hebben, ligtelijk door de Inwooners, ten voordeele van het algemeen, gedragen kunnen worden.' Intusfchen zullen de bovenftaande, zoo al niet terftond, ten minften binnen weinige, en ten hoogften tien jaaren, jaarlijks vrij wat opbrengen, en toereikende zijn , niet. alleen om de onmiddelijke onkosten van het beftuur en de verdeediging van het Eiland Java goed te maaken, maar ook om het Vaderland in het onderhouden van eene aanzienlijke Zcemagt, ter befcherming van verafgelegen bezittingen zoo hoog noodig, te gemoet te koomen, en zelfs in allen deele te onderfteunen en op te beuren. De  EILAND JAVA. 57 De inkomften, die de Engelfche van Bengalen trekken, en die jaarlijks meer dan zestig millioenen guldens beloopen, rechtvaardigen mijne Hellingen en opgaaven ten vollen. Ik bereken alles zeer maatig; en ik ben zeker, dal bij de uilkomst de meeste artikelen veel meer zullen opbrengen dan ik gefteld heb. Verfcheiden taxen zullen zeker alleen door de Javaanen, die op ons grondgebied vvoonen , betaald worden; doch de vrijheid van handel ook de onderdaanen der Vorften zeer zeker zullende aanmoedigen tot het aanplanten en aanbouwen van verfcheiden voortbrengfelen , en dezelve niet kunnende verkoopen of affchepen behalven in onze Zeehavens , zoo zullen deeze daar door aanzienlijk tot het vermeerderen der inkomften van in- en uitgaande rechten mede bijdragen. Coffij, Peper en Catoen zullen voornaameiijk in de Vorftenlanden in menigte aangeplant, en naar de Zeehavens ter verkoop aangebragt worden; en mogelijk ook Suiker, indien de Vorften in der tijd aan de Ckineefen toeftaan in hunne lauden Molens aaiiteleggen. Waar tegen de boven- of Vorftenlanden, daar door rijker wordende, ook meer Koopmaufchappen, zoo uit Europa, als van de West van Indie, zullen verlieren; waar door de handel zeer aanzienlijk en voordeelig zal worden ; terwijl de Tollen op de ingevoerd wordende goederen daar door ook zuilen vermeerderen. Deeze inkomften te famen in der tijd op twaalf millioenen rijksdaalders, of vier-en-twintig millioenen guldens(*), jaar- (*_) Alhoewel een rijksdaalder op Batavia agt-en-veertig C 3 ftui-  3^ BESCHRIJVING van het jaarlijks te (tellen, is geenszins de paaien van waar(cbijnelijkheid te buiten te gaan. Eigendom van land moet ingevoerd worden, door alle de bebouwde lauden te geeven aan die geenen, die ze tot dus verre bebouwd hebben, naamelijk de gemeenc Javaanen. In iedere desfa moeten de rijstvelden, die daar onder behooren, verdeeld worden onder de Inwooners van dezelve; en de tuintjes of (tukjes land, waar op hunne huizen (taart, ook voordaan aan hun in eigendom toebehooren; waar van goede registers gehouden moeten worden, en aan dq eigenaars bewijzen daar van afgegeevcn. Ten anderen moeten aan de tegenwoordige Regenten en hunne familiëii, die tot nog toe van het zweet en bloed van den armen landman geleefd hebben, (tukken land, die onbebouwd en onbewoond, doch tot de rijst-cultuur gefchikt zijn, als eene fchadevergoeding en toekoomend middel van beflaan, in eigendom gegeevcn worden. Ten derden moeten alle onbebouwde en ledige liggende landen, aan een ieder die zulks verzoekt, liet zij Europe'èrs, Chineezen, Javaanen of andere Inlanders, ten gebruike gefchonken worden; echter aan niemand meerder, dan hij zal kunnen aantoonen in ftaat te zijn terftond te bebouwen, en met het een of ander te beplanten. Eindelijk dienen de houtbosfehen, als een nationaal Huivers doet, zoo brengt de verandering in den wisfel te wege, dat men den rijksdaalder gewoon is op twee guldens te berekenen.  EILAND JAVA. 39 naai eigendom, te worden aangehouden, en door eene Commisfie van kundige en eerlijke mannen beftuurd te worden. Het is zeker, dat het invoeren van'de voorgeftelde veranderingen, moeite en arbeid zal kosten; doch de gevolgen zullen dien arbeid volkomen beloonen; en het genot en voordeel van eigendom, door alle gevoeld, zal fpoedig een ieder te vrede Rellen. De onbebouwde en ledigliggende landen zijn zoo menigvuldig op Java, dat wie, met het geen hem bij de eerfte verdeeling zal zijn te beurt gevallen, niet mogt te vrede zijn, of bij toeval niets heeft gekregen, altijd elders een eigendom verkrijgen kan. De vooroordeelen, onkunde en wantrouwen der Javaanen zullen in het begin ook wel eenige zwaarigheden veroorzaaken, welke door kwaadwilligen, en in het tegenwoordig verderfelijk fystema belanghebbenden, zullen vergroot en in den weg geworpen worden. Dan, om zulks voortekomen, zoude men voor één of twee jaaren eene proeve daar van met eene kleine landftreek kunnen neemen; waar door ongetwijfeld, of de gegrondheid van het geopperde ftelfel', of de zwaarigheden en gebreken daar van, zullen moeten blijken. Hoe zeer ik ook, voor mij, van de waarheid mijner Hellingen overtuigd ben, en mij verzekerd houde, dat bij eene beproeving de uitkomst aan mijne verwagting zal beantwoorden; gelijk ook de groiidbeginzelen, waar op mijn voorftel gegrond is, door de beroemdfte Wijsgeeren en Wetgecvcren, zoo der oudheid als van onze tijden, erkend zijn; — C 4 zoo  4° BESCHRIJVING van het zoo wil ik mij echter gaarne aan het neemen eener proeve onderwerpen; fchoon dezelve alleen dienen kan om het algemeene welzijn en voordeel, 't welk de voorgeftéldc veranderingen moeten te wege brengen, zoo lange te vertraagen. Wie toch kan meerder en een nader recht hebben tot het cigendommelijk bezit van landen, dan hij, die dezelve bearbeidt en vruchtbaar maakt? En is er een land in de waereld bekend, waar de landman gelukkig, vrij, en wél gezeten is, zonder eigendom van land te hebben ? Ons eigen Vaderland, en alle de rijken van Europa, zijn de fprekende getuigen hier van; dezelve bloeyen naar evenredigheid dat het eigendom in de^ zelve zekerer en meer gelijk onder derzelver Inwooners plaats vindt. Geheel Europa heeft onder het leenroerig Regeeringftelfel gezucht; geheel Europa heeft zich daar van vrij gemaakt, fchoon op verfchillende wijzen, en in verfchillende graaden; waarom zoude men dan op Java die zelfde verandering niet insgelijks te wege kunnen brengen? Alles noodigt ons daar toe; en de gevolgen zullen voor ons allerbelangrijkst, allervoordeeligst zijn. Java is alleen in fïaat om ons Gemeenebest uit alle des^ zelfs zwaarigheden te redden. IN- en UITGAANDE RECHTEN, TOLLEN of PACHTEN. Door dien deeze thans te Batavia en over geheel Java aan de Chineezen verpacht zijn, worden dezelve daar algemeen pachten genoemd. Veel  EILAND JAVA. 4* Veel kan zeker in voordeel der verpachting in de tegenwoordige order van zaaken gezegd worden, doch in dit verfchil wil ik thans niet treden, als dienende niet tot mijn tegenwoordig oogmerk. Dan, onder een ftelfel zoo als ik boven omfchreven heb, koomt het mij voor, dat een bj^ftuur van ontfangst der in- en uitgaande rechten, voordeeliger dan de vcr£acjmng derzelve zoude wezen, ten minden voor de eerde vijf tot tien jaaren. Tc Batavia zoude het Hoofdcomptoir onder toezicht der Regeering dienen gehouden te worden , en dan langs de kust overal waar handelplaatzen zijn, Ontfangers, Licentmeesters of Shabandaars gedeld moeten worden , om de in- en uitgaande rechten te ontfangen, en aan het beduur te Batavia rekenfehap daar van te geeven. Eene uitgebreide befchrijving, hoe een zoodanig beduur zoude moeten worden ingericht, is ter bereiking van mijn oogmerk in het tegenwoordig werk onnoodig. Dé voornaamde groiidbeginzelen er van zouden moeten zijn, dat eene duidelijke lijst van alle tollen of rechten, die bij het in- of uitvoeren van ieder artikel zouden moeten betaald worden, wierde gedrukt en overal algemeen gemaakt. Voorts dat op alle plaatfen langs de kust Comptoiren en Ontfangers geplaatst worden, om die Tollen te ontfangen; dat zoo veel mogelijk gezorgd worde om het fmokkelen, of te kort doen der Tollen , voor te koomen, zonder echter de kooplieden aan onnoodige moeijelijkheden en kwaade bejegeningen der Tolbediendens bloot te dellen. C 5 Vee-  4" BESCHRIJVING van het Veele fchikkingcn en inrichtingen kan men maaken, om deeze doeleindens, zoo tot voordeel van het land als tot dat der handelaaren, te bereiken. De mindere Ontfangers zouden goed boek en rekening moeten houden, welke te Batavia door het opperbefhiur nagezien zouden moeten worden. Dc gages der Ontfangers en verdere bediendens zouden ruim en goed moeten wezen, om daar door het te kort doen zoo veel mogelijk voor te koomen, en dubbel ftrafwaardig te maaken. Deeze gages zouden, of bepaald kunnen zijn, of wel kunnen beftaan in procento's van de inkoomende geiden. Het hoofdbeftuur zoude in een Opperfhabandaar en twee Asfesfores moeten beftaan; dan Vijf Shabandaars te Bantam, Batavia , Cheribon , Samarang en Sourabaja, \ ieder met twee Schrijvers; en twintig Ontfangers, ieder met een Schrijver, op de overige mindere Zeeplaatzen langs de kust van Java; benevens omtrent twee honderd inlandfche Oppasfers of Dienaars voor alle die Comptoiren. Deeze Dienaaren ruim en wél betaald wordende, en naar verdienften opklimmende, zouden dit werk zeer wél kunnen beftuuren. Te bepaalen, hoe veel bij een open en vrijen handel de in- en uitgaande rechten voor geheel Java zouden opbrengen, is zeer moeijelijk; zeker zullen dezelve toeneemen en vermeerderen, naar maate, door het in eigendom geeven van land en vrijheid van verkoop, de voortbrengfelcn van Java ook vermeerderd zullen worden. Verre, ja zeer verre, kan dit gebragt worden; en  EILAND JAVA. 4:; en ik heb liet gewaagd, voor fommige artikelen eene boeveelheid te gisfen; fchoon ik daar in zeer gemaatigd ben geweest, en mij verzekerd houde, dat in tien jaaren, onder zulk een goed beftuur, de meeste artikelen mijne opgaave verre zullen te boven gaan. Kort, dat in minder dan tien jaaren de in- en uitgaande rechten langs Java jaarlijks tot vijf millioenen rijksdaalders , of tien millioenen guldens, zullen opbrengen, durve ik als eene zekere waarheid vastftellen. HOOFDGELD. Dit is de onmiddclijke afgaave, welke ieder inwooner van een land verplicht is op te brengen als zijn aandeel tot de noodige onkosten van het beftuur en de verdeediging. Daar het door alle zonder onderfcheid moet betaald worden, dient het juist zoo veel -en niet meer te bedragen, dan de armfte inwooners in ftaat zijn te betaalen. In den tegenwoordigen ftaat van Java, door flegt beftuur en onderdrukking uitgeput, en er weinig geldfpecie in omloop zijnde, zoude men zeker niet veel kunnen vorderen; dan, wanneer eigendom van land en vrijheid van handel, goud en geld in overvloed in het land zullen gebragt hebben, dan zullen de inwooners wel dra zonder moeite een billijk Hoofdgeld kunnen opbrengen. Het getal der inwooneren in de landen, die thans de Compagnie toebehooren, en die dus Hoofdgeld zou-  44 BESCHRIJVING van het zouden moeten betaalen, kan men zonder vergrooting Hellen op twee en eene bajve millioenen menfchen. Een rijksdaalder jaarlijks voor ieder hoofd, mannen, vrouwen en kinderen door eikanderen, kan zeker niet te veel geacht worden; en zouden dus twee en eene halve millioenen rijksdaalders of vijf millioenen guldens 's jaars bedragen. Om de tegenwoordige fchaarsheid van geld, zoude men de eerfte vijf jaaren kunnen nalaaten deeze belasting intevorderen; of wel in den beginne dezelve maar voor een gedeelte laaien betaalen, en dan dit gedeelte jaarlijks vermeerderen, tot dat het een rijksdaalder per hoofd bedroeg. Ook zoude men zulks, het zij in geldfpecie, het zij in voort» brenglèlen van onderfcheiden foort, kunnen laatcn opbrengen; en in allen gevalle met de invordering daar van geduurende de eerfte jaaren zeer toegeevend zijn. Huisgezinnen, met verfchciden kinderen, of met zeer oude lieden belast, en waar van dus.de ftrenge invordering van het Hoofdgeld eene foort van verdrukking fchijnt intevoeren, zoude men kunnen te gemoet koomen, door alle kinderen beneden de vijftien, en alle oude lieden boven de zestig jaaren, van deeze belasting vrij te ftellen; doch dezelve daarentegen voor alle anderen tot op twee rijksdaalders vermeerderende ; het welk voor de geheele fom omtrent op hetzelfde zoude uithoornen. Het invordfiren van het Hoofdgeld zoude door Ontfangers, onder toezicht der Gouverneurs, Hoofden of Relidenten moeten geleideden; welke ter  EILAND JAVA. 45 gelijker tijd ook' tot hst invorderen van den landtax zouden moeten gebruikt worden. tiet geen de Javaanen thans, behalven hunne afgaaven in rijst, en het volbrengen van perfoneeie i ieerendicnften , bij verfchciden gelegenheden., en onder verfchciden voorwcndfelen, jaarlijks in geld aan hunne Regenten moeten opbrengen, ten minften in verfcheiden diftriclcn, zal niet veel minder dan een rijksdaalder per hoofd zijn. Doch hier ben ik zeker van, dat, wanneer eigendom van land zal zijn ingevoerd, alle Ilecrendienften en willekeurige afgaaven afgefchaft, en een ieder vrij de voortbrengfelen van zijnen arbeid zal mogen verkoopen aan wien hij wil, dat dan twee rijks¬ daalders Hoofdgeld voor alle perfoonen boven de vijftien en onder de zestig jaaren oud, geenszins als eene zwaare belasting zullen worden aangezien. Den C^/ggg5gg_, zoude men ieder een Hoofdgeld van vijf rijksdaalders kunnen opleggen; en zulks op zeer billijke gronden, die ik onder het artikel der Chineezen breeder ontvouwen zal. Indien er dan, zoo als ik denke, ruim honderd duizend Chineezen over geheel Java verfpreid zijn, zoude dit alleen een jaarlijks inkoomen van eene halve millioen rijksdaalders opbrengen. Den overige inwooneren , meest Overvallers of Maleyers, meer overeenkomst met de Javaanen hebbende, en veel armer dan de Chineezen zijnde, zoude men een gelijk Hoofdgeld met de Javaanen kunnen opleggen. LAND-  46 BESCHRIJVING van het LANDTAX. Om deeze behoorlijk in te vorderen, zoude vooraf eene algemecne en goede opneeming van alle landen , ons toebehoorende, moeten plaats hebben, volgens eene bepaalde maat, welke algemeen op Java ingevoerd moet worden; want tegenwoordig is dezelve zeer onregelmaatig. Vervolgens zouden alle landen in drie clasfen moeten verdeeld worden, als eerfte, tweede, en derde foort, naar evenredigheid der vruchtbaarheid van den grond, en naar deeze evenredigheid ook de Landtax vastgefteld moeten worden. Dat dit veel moeite en zwaarigheid in zich heeft, wil ik zeer gaarne erkennen; doch welk ftelzel van regeringsvorm is vrij daar van, en vooral zoo als hier, waar men verplicht is alles, van den grond af, te veranderen en te hervormen, wil men iets goeds voortbrengen? Dan, door ijver, werkzaamheid, en goed overleg kan men alle zwaarigheden te boven koomen. Wanneer ook zulk eene opneeming in het eerst niet volkoomen was, kon dezelve van jaar tot jaar verbeterd worden. Tegenwoordig is het woord Jonk onder de Javaanen in gebruik voor eene zekere maat van land; doch deeze verfchilt zoo zeer van het éöne Diftrict tot het andere, dat het onmogelijk is te bepaalen, hoe veel vierkante roeden een jonk eigenlijk groot moet zijn. Den naam zoude men kunnen behouden, en na door ondervinding geleerd te hebben, hoe veel vierkante roeden, over 't algemeen, of in de  E I L A N D J A V A. 4? de meeste plaatzen, een jonk. inhoudt, zoude men dezelve, eens vooral, op een zeker getal kunnen vastftellen, alom op Java invoeren, en tot eene vaste maat voor het land bepaalen. Het zoude moeijelijk, en voor als nog onnoodig zijn, te berekenen, hoe veel jonken land in ons gedeelte van Java begrepen zijn; en hoe veel men van iedere jonk als Landtax zoude kunnen vorderen, om daar door optemaaken, hoe veel die belasting zoude opbrengen. Ik denke beter te kunnen (tellen, dat de Landtax juist zoo veel kan en moet opbrengen als het Hopfd- I geld ; en dan, wanneer de opneeming der landen ' zal gedaan zijn, volgens deeze evenredigheid berekend zal moeten worden, hoe veel dit op iedere jonk bedragen zal. Hier door wordt het evenwigt tusfehen de belastingen en de geenen die ze dragen moeten, het best onderhouden, zoo als ik hoop, dat mijn geheel ftelzel duidelijk zal aanwijzen en betoogen. De landtax zoude dan ook jaarlijks een zeker inkoomen van ten minden twee en een halve millioenen rijksdaalders opbrengen. Ieder (hik bebouwd land dan gemeeten zijnde, J en bepaald tot welke clasfe het behoort, zal ieder * eigenaar juist weeten, hoe veel hij jaarlijks voor landtax betaalen moet, en volkoomen vrijheid bezitten, op zijn land te planten wat hij wil, en wat hij het voordeeligst voor zijn belang oordeelt. In de eerde jaaren geloovc ik, dat door de fchaarsheid van geldfpecie, of eerder dagnatie van den omloop daar van, het moeijelijk zoude zijn de land-  48 BESCHRIJVING van het landtax intevorderen.. Doch, even als met het hoofdgeld, zoude men de eerfte vijf jaaren daar mede eenigzins toegeevelijk moeten zijn , of wel voortbrengzelen in natiira in ftede van geld kunnen aanneemen, het welk met deeze belasting nog beter dan met het hoofdgeld zoude gaan. Dan na vijf jaaren goed beftuur, ben ik volkoomen zeker, dat deeze landtax ten vollen, en zonder de minfte moeite zal inkoomen. 's HEEREN' GERECHTIGHEID. Deeze billijke belasting op den verkoop of overtransporteering van vaste goederen, fchepen en vaartuigen , zal, wanneer het eigendom meer algemeen en meer waardig wordt, zeer veel opbrengen, en teffens zagt en weinig drukkende zijn. De Ontfangers van den landtax en hoofdgeld kunnen dit mede invorderen; en de Beamptfchrijvers en Notarisfen daar voor aanfprekelijk gemaakt worden. Dan, daarentegen zoude het middel op collateraale erfenisfen, dat zoo ergerlijk, en veelal eene verdubbeling van deeze belasting is, afgefchaft moeten worden. Het is niet wel mogelijk te gisfen, hoe veel 'slleeren Gerechtigheid in der tijd over geheel Java zoude kunnen opbrengen; doch er is geen twijfel dat het eene zeer aanzienlijke fom wezen zal. ZE-  EILAND JAVA. 49 ZEGELS of GESTEMPELDE 'PAPIERE N. Dit is een tax, die in alle befchaafde landen opgelegd en gaarne gedragen wordt. Dit is te algemeen bekend om bier verder befchreven te worden, zoo wel als de wijze van bet voordeel daar van intezamelen. Ik zal dus alleen zeggen, dat ook hieromtrent, wanneer het eigendom meer algemeen en in waarde vermeerderd zal zijn, de invloed daar van gevoeld zal worden, en dit middel een zeer. aanzienlijk gedeelte van de inkomften zal uitmaaken. Reeds in gebruik zijnde, zal rle uitbreiding daar van weinig gevoeld, niet als bezwaarend aangezien, en alleen goede inrichting en wetten dienaangaande vereischt worden. PASSERS. Dit zijn openlijke markten in fteden, dorpen of ten platten lande. Deeze brengen thans veel en zelfs ongelooflijk veel op; doch het voordeel daar van verfmelt in de handen der Inlandfche Regenten en ook van fommige Europefche hoofden. Maaide Chineezen, die dezelve meest alle in pacht hebben , genieten de beste voordeden er van, zoo door het geld dat ze de arme Javaanen afpersfen, als door de monopolie in alle voortbrengfelen, en voornaamelijk in rijst, die zij daar door voor zich verzekeren kunnen. De misbruiken hier omtrent zijn fchreeuwende, , w ~ — en  5° BESCHRIJVING van het cn zouden mij bijna doen Hellen, dat men de markten geheel vrij en open moest zetten, zonder eenige belasting. Dan, dit zoude veele ongeregeldheden veroorzaaken ; en, daar de markten zeker aan eenige regelen en wetten onderworpen moeten worden, doch daarentegen ook zekere befcherming moeten genieten; zoo is het ook billijk, dat die geenen, die het voordeel daar van ondervinden, ook iets tot het dragen der onkosten, daar toe benoodigd, bijdragen. En dit zelfs zeer weinig, doch billijk en evenredig zijnde, zoude over geheel Java al zeer veel bedragen, en eene aanzienlijke fom jaarlijks tot de algemeene inkomften des lands opbrengen. CHINEEZEN. Het getal der Chineezen op bet Eiland Java is veel grooter dan men gemeenlijk wel denkt; en jaarlijks (in weerwil der wetten en bevelen daar tegen) koomen er veele duizenden op nieuw aan. Door zich te vermengen met inlandfche vrouwen, van alle natiën (want Chineefche vrouwen mogen uit China 'niet vervoerd worden) teelen zij in eene onbegrijpelijke menigte voort. Deeze bastaardChineezen behouden de taal, zeden, gewoonten, en zelfs de kleeding, van hunne vaderen, en worden gewoonlijk Pamackans genoemd; fchoon die naam ook veeltijds bij uitlluiting aan die Chineezen gegeevcn wordt , die het Mahomedaansch geloof aanneemen, en dan, als een afzonderlijke landaart, hunne eigen hoofden hebben, of ook wel zich onder  EILAND JAVA. 51 der de Javaanen vermengen, en alleen aan hunne blanke kleur te onderfcheiden zijn. De Chineezen zijn voorzeker als mcnfchen zoo goed als wij, cn hebben dus dezelfde aanfpraak op het genot der onvervreenidbaare rechten van den mensch als wij, of alle andere volkeren der waereld. Dan, de rechten van den mensch in den ftaat der natuur of in het afgetrokken, fchoon de grond van alle andere rechten cn overeenkomften der Maatfchappelijke verbonden, zijn echter zeer vcrfchillende van de Burgerlijke en Staatkundige rechten van den mensch, in de Burgerlijke Maatfchappij vereenigd; vooral in betrekking van het écne volk tot het andere. Wij Bataaven, of veel meer onze braave en heldhaftige Voorouders, hebben deeze gewesten door magt van wapenen ten ondergebragt of veroverd. De Javaanen, die onmiddelijk onder ons beftuur ftaan, erkennen het Bataaffche Volk, of de OostIndifche Maatfchappij, als hun Opper- of Landheer. Ik zal hier niet onderzoeken, en dit is tot mijn onderwerp niet noodig, in hoe verre die overwinning en overheerfching rechtvaardig is of niet; alleen leide ik uit het voorgaande af, dat de Javaanen, door ons voor hunne Opperheeren te erkennen , afftand doen of gedaan hebben Van hunne Staatkundige vrijheid of rechten, behoudende echter hunne burgerlijke en perfoneeie vrijheid, of ten minften hun recht daar toe. Dan, in welke betrekking ftaan de Chineezen tot D a ons?  5- BESCHRIJV1NG van het ons? en welke zijn de rechten, die zij van ons eisfchen kunnen ? Als vreemdelingen en reizende handelaars zoude zulksJigt te beftemmen zijn; doch als Inwooners en Planters zal het een nader onderzoek vcreisfchen. Tot de (taalkundige vrijheid en rechten, of mededeeling in het beftuur, beheerfching en inkomften van het land, hebben zij zeker geene de roinfte aanfpraak, cn die behooren alleen aan ons. Dan, hebben zij, als inwooners, aanfpraak op het genot derzelfde burgerlijke rechten met de Javaanen? Neen, ook niet. Voor eerst, om dat zij geene inboorlingen van het land of landzaaten zijn; ten tweeden, om dat zij geen belang in den welvaart noch het behoud van het land ftellen; ten derden, om dat ze alleen naar winst en voordeel trachten, ten koste, zoo der Europe'èrs als der Javaanen, ten einde met het geen zij verkrijgen naar China terug te keeren, of ten minften zoo veel mogelijk daar van aan hunne familien naar derwaards over te zenden; ten vierden, om dat zij volftrekt geen het minfte belaiig in het welzijn van ons Vaderland ftellen, en het hun volkoomen onverfchillig zoude wezen, of de Engelfchen of eene andere natie ons van Java verdreef. Om deeze redenen denk ik dat de Chineezen niet hetzelfde recht als de Javaanen, tot de burgerlijke vrijheid, of het burgerlijk recht hebben. De grondflag van alle burgerlijke maatfchappij is ontegenzeggelijk, de opoffering van een gedeelte der vrijheid en rechten, ja zelfs eigendom, van een ieder, voor het behoud en de verzekering van de  EILAND JAVA. 53 de overigen; en deeze, bepaald zijnde, maaken de burgerlijke vrijheid en rechten uit van zoodanig eene Maatfchappij. Dat de Chineezen niet flegts deeze opoffering tm t doen, maar zelfs, door de bedorvenheid der Batavifche Regeering, minder lasten dragen dan alle de andere Ingezetenen, ja zelfs, dan dc /-,', ropeeis^ en bovendien nog niet zeer uitmuntende vi.orregten en uitfluitende wegen tot winst cn r{jfcdom begunftigd worden; dit zijn waarheden, welke niemand, die Batavia kent, kan of zal lochenen. Volgens onpartijdig recht zouden de Chineezen aangemerkt en behandeld moren worden als vrcemdtlingen, die men toelaat en duldt, zoo lange zulks voor ons belang en onze veiligheid niet nadeclig zij, zich in ons land, en onder onze befeberming, neder te zetten, en door handel of landbouw hun beftaan en voordcel te zoeken; en aan dewelke men uit gunst, om hunne menigte, en zoo lang zij zich wél en rustig gedragen, toelaat hunne eigen zeden en gewoonten optevolgen, en zelfs op bijzondere plaatzcn onder hunne eigen hoofden te lamen te mogen woonen. Dan, daarentegen zouden de Chineezen dan ook veel grooter opofferingen voor het algemeen welzijn moeten doen, cn zwaarere lasten, naar billijkheid cn evenredigheid, tot vermeerdering der inkomften van het land moeten dragen. Alle de Chineezen, die jaarlijks met de jonken van China, of met andere vaartuigen van den Overwal, in ongelooflijke menigte naar Java overkoomen, zijn het uitvaagzei van hunnen landaart, cn nog wel uit eene landftreek , waar van de Inwooners D 3 bij  54 BESCHRIJVING van het bij hun eigen volk voor de flegtften van de geheele natie gehouden worden. Deeze koomen half nakend en doodarm, zonder iets mede te brengen, hier aan; het zijn dus zoo veele menfehen meer voor de bevolking, die door de voortbrengzelen des lands onderhouden moeten worden, en niets daar in medebrengen. Wel is waar, en dit moet men bekennen, dat zij, en vooral in het begin, zeer ijverig, werkzaam, zuinig en vindingrijk zijn; op Batavia oefiënen zij bijna alleen alle konden, ambagten en handwerken; zij planten en doen de beste groenten voordteelen; zij bewerken de fuikermolens , en fchijnen dus van ongemeen groot nut, ja bijkans onontbeerlijk te zijn. De binnenlandfche handel, groot en klein; de handel op zee van kust tot kust, of naar den Overwal en elders binnen de Straaten, is geheel in hunne handen, en wordt bijna alleen door hun gedreven. Zij hebben op alle groote plaatzen, zoo langs, de dranden als in het binnende van Java, zoogenoemde Campongs of afgezonderde deden, daar zij onder hunne eigen hoofden , volgens hunne eigen zeden en gewoonten leeven; eindelijk, zij hebben bij uitfluiting alle pachterijcn van 's Lands rechten en inkomften, zoo welin dë MaatfchappiVs als in der Vordcn landen; waar door zijlieden volkoomen meester van allen handel, zoo binnen als buitenlands, zijn, en in alles monopolie kunnen maaken, dat ook in den uitgedrektden zin door hun ■gedaan wordt. De lasten, die zij dragen, zijn daarentegen zeer gering, en bijna niets; vooral daar ze van alle Hee- ren7  EILAND JAVA. 55 ren- en Perfoneeie dienden vrij zijn, die de Javaanen zoo zeer drukken. En waar aan kan men die verkeerdheid en onrechtvaardigheid toefchrijven, dan aan de regeering van Batavia? Het is door aanzienlijke gefchenken, dat de Chineezen alle die gunden en voorregten verkregen hebben; en dus de belangens van het Vaderland en der Maatfchappij aan hun eigenbelang en gouddorst opofferende , hebben die willekeurige Regecrers van Oost-Indie de Chineezen tot eigenaars van Java gemaakt; want ik neem aan te bewijzen, dat de rijkdom der Chineezen op het Eiland tienmaal zoo veel bedraagt als alle de eigendom der Euro? peaanen daar op te famen; en dat hunne winden jaarlijks ruim in dezelfde evenredigheid met die der Europe'èrs daan. Bij eene verandering van beduur en invoering eencr betere Regeeringsvorm, zal men dus zeker op de Chineezen oplettende moeten zijn; en men zal voornaamelijk vooraf in acht moeten neemen: Ecrdelijk, dat ze op Java een groot getal uitmaaken; Ten tweeden, dat ze groote rijkdommen bezitten; i'en derden, dat ze zeer ijverig en werkzaam zijn, en zoo wel voor den landbouw als handel gefchikt; Ten vierden, dat ze zeer listig, vol bedrog en inhaalig zijn; Ten vijfden, dat ze zeer onrustig, ontrouw cn onderneemcnd zijn; Ten zesden, doch daarentegen vreesachtig, zonder moed en zonder eenige kunde in de krijgskunst. D 4 Uit  BESCHR iJVING van het Uit al het welk ik vermcene, dat men de volgende befluiten zoude kunnen opmaaken ; Dat men de Chineezen op Java behouden moet, en zelfs toelaaten meerdere aantekoomcn; doch zorge dragende, dat ze behoorlijk in order gehouden worden ; dat ze den Javaanen geen onrecht aandoen, het zij door bedrog of geweld; dat ze niet boven anderen, veel minder boven Europe'èrs, begunftigd worden; en dat ze voor het genieten van het burgerrecht gelijk met andere Inwooners eene evenredige billijke afgaave tot de inkomften des lands opbrengen ; het welk het beste bij wijze van Hoofdgeld zoude kunnen gefchieden, en op vijf rijksdaalders voor ieder Chinees bepaald worden ; want fchoon fommige nieuwaankoomende, of anderzins arme, dit met moeite zouden kunnen betaalen, zoo kunnen de rijken onder hen dit goedmaaken; en hier in is geene de minfte onrechtvaardigheid, want het is vrijwillig dat de Chineezen naar Java hoornen , en wien dit Hoofdgeld te veel is kan wegblijven; echter geloof ik niet dat dit veelen zal terug houden, want de vruchtbaarheid van Java is zoo groot, en de middelen van beftaan, door handel, handwerken, enz., zoo menigvuldig, dat iemand die werken wil, en geene andere lasten te dragen heeft, zeer ligt vijf rijksdaalders jaarlijks kan betaalen. Onbebouwde en onbewoonde landen zouden dan ook aan de Chineezen, zoo wel als aan andere Inlanders , afgeftaan of verkogt kunnen worden , om fuikermolens of andere plantagien aanteleggen, waar van zij, hun Hoofdgeld behoorlijk betaalende, dan ook geen hooger landtax dan een ander zouden behoeven te betaalen. Op  EILAND JAVA. 5r Op deeze wijze zoude men al het mogelijk nut en voordeel van hun, als een werkzaam en ijverig volk, kunnen jrekken, zonder nadeel voor de andere Ingezetenen, cn vooral de Javaanen, als*inboorlingen van het land, en daar voor, dat ze geen belang ftellen in onzen eigen nationaalcn welvaart, hen een hooger Hoofdgeld, als eene billijke vergoeding, doen betaalen, dat ze ook gaarne doen zullen. Voor het overige kunnen ze geheel aan onze wetten onderworpen worden, en dienen zoo wel met menschlievendheid als rechtvaardigheid te worden behandeld. Ik geloof dat het getal der Chineezen in de landen der Maatfchappij op Java niet veel minder, zoo niet meer, dan honderd duizend, zijn zal; zoo deeze dan ieder vijf rijksdaalders jaarlijks Hoofdgeld betaalen , zoude het eene aanzienlijke fom van eene halve millioen rijksdaalders bekopen, dat geene geringe vermeerdering van onze inkomften van Java zijn zoude. R. rf S T. Dit graan is het voornaamfte voortbrengzel van het Eiland Java; niet alleen dat het tot een algemeen voedzel voor deszelfs Inwooners verfirekt, myfrr het maakt ook een gewigtigen tak van handel uit, vooral naar Mafakka, Pakmbang, Ri0u, het Eiland Bornco, alle de plaatzen, die men gewoonlijk den O verwal noemt, slrnboyna, Banda, de Mohiccos en Timor ; welke plaatzen alle meest lijst tot hun voedzel van Java moeten kriigen. D 5 ' Er  ,58 BESCHRIJVING van Het v Er zijn verfcheiden zooiten van rijst, die op hooge drooge gronden groeit, is niet zoo vet als die op laage gronden, die onder water gefteld worden , voortkoomt; doch over 't algemeen is de Javaanfche rijst zeer goed en voedzaam; en de eenige reden, waarom dezelve zomtijds minder goed geacht wordt dan andere, is alleen toetefchrijven aan de gebrekkige wijze, waar op dezelve geftampt wordt. Dan, de voornaamfte hinderpaal tot de uitgeftrektheid van den aanbouw van dit onwaardeerbaar graan, is, eerftelijk, de gebrekkige Regeeringsvorm daar Java onder zucht; en ten tweeden, de verkeerde wetten en orders van de Batavïfche Regeering nopens den uitvoer van dien. Waar de Landman geen eigendom van land heeft; waar hij niet zeker is, dat hij het toekoomende jaar denzclfden akker zal mogen beploegen; waar hij niet weet, hoe veel hij van de vrucht zal moeten afgeeven; en waar hij alleen ééne zaak met zekerheid weet, naamelijk, dat hem niet meer zal gelaaten worden, dan wat hij tot voedzel voor zich en de zijnen noodig heeft; ja, waar hij dit zelfs als een groot, een buitengewoon geluk moet be- fchouwen! Kan men daar verwagten, dat de Landman moeite zal aanwenden om zoo veel voordeel uit den grond te trekken, als deszelfs vruchtbaarheid zoude toelaaten? De meeste gronden op Java kunnen twee oogften opleveren; met weinig moeite kan men water over alle velden brengen; echter wordt op zeer weinige plaatzen meer dan ééns 's jaars rijst geplant,  EILAND JAVA. 59 plant, en veele velden blijven geheel ledig liggen. Dan , gefield de Javaan bleef meester van de vrucht van zijnen arbeid, wat konde het hem nog helpen, onder de eigendunkelijke , onredelijke en domme bepaalingen en wetten der Batavifche Regeering, nopens den uitvoer van rijst? Geen jaar bijna gaat er voorbij, waar in niet, onder de nietsbeduidendfte voorvvendzels, de uitvoer van Java voor een tijd verboden wordt. Wanneer de Adminiftrateurs van de graan magazijnen te Batavia de pakhuizen ledig geftolen hebben, en daar door de rijst lchaars geworden is; wanneer de Chineezen, door den een of , anderen Commisfans-Generaal of anderen Grooten begunftigd en befchermd, al de rijst hebben weeten op te koopen en op prijs te houden, dan wordt de uitvoer van Java verboden, en de arme handelaars van den Overwal, als de Mousfon verloopt, moeten zonder rijst vertrekken. Natuurlijk moet dit dien voor Java aïïders zoo voordeeligcn handel doen verflappen en benadeelen, zoo niet geheel vernielen; daar, indien de landman zijn land in eigendom bezat; indien onveranderlijk bepaald was, hoe veel hij 's jaars daar van moest opbrengen, en hij dan altijd zijne rijst vrij konde verkoopen, en aan vvien hij wilde; dan zouden welhaast alle velden en akkers niet alleen beplant, maar zelfs tweemaalen 's jaars beplant worden; de Koopman langs de kust in de Zceplaatzen zoude fteeds gereed ftaan met zijn geld, om de rijst van den landman te koopen en in zijne pakhuizen op te flaan; de handelaar zoude vaartuigen gereed hebben om dezelve te vervoeren; en de Overwalfchc en andere vreemde • han-  6o BESCHRIJVING van het handelaars zouden jaarlijks in menigte met handen vol goud, andere goederen, of geld, aankomen om rijst te koopen. Eindelijk zoude een billijke pacht of tol een aanzienlijk voordeel voor het land opleveren. Wat de meerdere uitvoer den prijs zoude doen rijzen, of de rijst fchaars doen worden, zoude door een meerderen aanbouw weder goedgemaakt worden ; en waarfchijnl'rjk zoude de gewoone prijs minder rijzen en dalen dan thans, en dus meer op een gelijken voet blijven, juist zoo veel dat de landbouwer een goed voordeel daar op had, en teffens nog zoo goed koop, dat de vreemdelingen ze gretig zouden koomen haaien, cn de handelaars dezelve met voordeel zouden kunnen vervoeren. Onder een zoodanig goed beftuur, kon Java jaarlijks twintig duizend kojangs (*) rijst uitvoeren , welke, gerekend op dertig rijksdaalders de kojang, jaarlijks zes maal honderd duizend rijksdaalders in het land zouden brengen, cn, a vijf rijksdaalders pacht per kojang, een inkoomen van honderd duizend rijksdaalders opleveren. Tegenwoordig genieten de Chineezen al het voordeel, zoo van den handel in dit graan, als van de pacht; door het pachten of huwen der desfa's en rijstvelden, zijn zijlieden meest altijd meester van den geheelen oogst; en door het bezit van alle pachten weeten zij Reeds middelen te vinden om dien uittevoeren; waar in zij door hunne magtige voor-. (*) Een kojang, is bij de Compagnie gemeenlijk van drie duizend vier honden ponden . dog onder particulieren van drie duizend vijf honden tot vier duizend ponden.  EILAND JAVA. 61 voordanders en befchermers te Batavia onderfteund en geholpen worden. Wanneer Ceijlon weder in onze handen zal zijn gekoonien, kan men rekenen, dat hetzelve jaarlijks wel twee duizend kojangs rijst kan vertieren. Aan de Kaap de Goede Hoop zijn duizend kojangs 's jaars gaarne gewild, en zeer dikwijls is er fchaarschheid van dit graan op de kust van Coromandel, wanneer de aanbreng van Java altijd veel voordcel moet geeven, wanneer de handelaars volle vrijheid hebben om het te vervoeren , en door eene algemeene vrijheid en aanmoed[ging_yan handel en zeevaart, de gemeenfehap en betrekkingen tusfehen Batavia en alle havens en handelplaatzen in Indi'é, beter geopend en vastgefteld zuflen zijn. Java heeft veel voordeel boven Bengalen omtrent de rijst; want, fchoon dit graan daar meest altijd ook zeer goed koop is; zoo is echter de fcheepvaart van en naar Bengalen altijd veel moeiielijker dan van en naar Java; van waar men in alle jaargetijden altijd naar de meeste plaatzen in Jndiê koomen kan; en in Bengalen gebeurt het menigmaal, dat de rijst zeer fchaars en hoog in prijs is, ja dat zelfs een hongersnood aldaar regeert; daar op het Eiland Java, ofïchoon de rijst ook wel zomtijds in eenige van deszelfs landflreeken tegenvalt, echter nimmer een algemeen misgewas plaats heeft; ten minden is daar van geen voorbeeld. Eindelijk, zoude niet zelfs de vervoer van rijst van Java naar Europa een voorwerp van onderneeming kunnen zijn? De lading van een fchip van vijf honderd lasten of kojangs, zoude maar vijftien dui-  6z BESCHRIJVING VAN HET duizend rijksdaalders, die men op niet meer dan dertig duizend guldens kan rekenen, te ftaan komen ; en de kojang tegen drie duizend en vijf honderd ponden gerekend, zoude de vraag zijn, wat een millioen en zeven honderd en vijftig duizend ponden rijst in Europa waardig zouden zijn; en of zulk eene onderneeming aan de billijke verwagting zoude voldoen. China zelve heeft zomtijds groot gebrek aan rijst; en de vervoer naar dervvaards, zoo niet altijd, moet echter dikwijls zeer voordeelig uitvallen. In t kort, indien door eene betere inrichting en Regeeringsvorm de aanbouw van de rijst aangemoedigd en bevorderd wierdt; en dan door eene behoorlijke vrijheid van handel en uitvoer, altijd i eene goede markt voor den verkoop openftond; zoo ': is er geen twijfel aan, of welhaast zoude Java, | van het eene einde tot het andere, met rijstvelden overdekt zijn; het water zoude over hoogtens en vlaktens geleid worden, om de velden te befproeijen; en de nijvere landman, zeker dat de vrucht van zijnen arbeid voor hem zeiven zoude zijn, en hij dien vrij zoude kunnen verkoopen aan wien hij wilde, zoude zeker geen voet grond onbebouwd laaten, nog een dag verzuimen, om zoo veel rijst voordtebrengen als mogelijk zoude zijn. Rijst is het gewoone voedzel, zoo van de Javaanen, als van de meeste andere Inlandfche volkeren in de Oost, en zal. daarom altijd het voornaamfte graan, dat op Java wordt voortgebragt, zijn en blijven. Echter geloove ik, dat meest alle andere zoorten van graanen daar zouden opkomen. GRAA-  EILAND JAVA. ft G R A A N E N. De grond van Java is zoo goed en vruchtbaar, dat alles, wat niet aan eenige landftreek volftrekt eigen is, of een geheel ander climaat vordert, daar weelig opgroeit. Ik geloof daarom ook vast, dat meest alle andere foorten van graanen, ten minften die, welke in andere landen tusfchen de keerkringen opkoomen , ook hier zouden groeijen. Eene proeve konde ligt genomen worden; en als het Genootfchap van Kunften en Weetenfchappen eens weder herleefde, zoude dit een waardig voorwerp van deszelfs werkzaamheden zijn. Tarwe en rogge groeit nu althans zeer goed in den Oosthoek ; en onder eene goede inrichting zoude men zoo veel daar van kunnen hebben, als voor het vertier van Batavia en Java noodig zoude zijn. KOPER. Dit is een der voordeeligfte artikelen van invoer van Europa naar Java. Onnoemelijk veel koper wordt door de Inlanders jaarlijks gebruikt, en het blijft bijna altijd op prijs. Als nu op Java fchepen zullen gebouwd, en zeker gekoperd worden, zal dien handel nog vermeerderen. Koperen munt is, in evenredigheid van goud en zilver, ook zeer hoog in prijs, en geeft eene groote winst. Tot nog toe heeft de Compagnie het voordeel daar van gehad; doch, door de onkunde en inhalendheid van haare dienaaren, op verre na zoo veel niet als zulks wel had kunnen zijn. Niets is billijker, dan dat voordaan  64 BESCHRIJVING van het aan de Staat het voordeel daar van geniet, door alléén de kopere munt, zoo wel als de gouden en zilveren, te maaken en uittevoeren. Dit zal alleen een aanzienlijke post van inkoomen uitmaaken. DIAMANTEN. Deeze worden op het Eiland Borneo in menigte gevonden, en ter verkoop naar Java gebragt. Wanneer Java eene ontzaglijke menigte van voortbrengfelen ter markt zal brengen, kan het geen nadeel zijn, wanneer een gedeelte met die kostbaare fteenen betaald vvordt. Diamanten, aangemerkt als bezittende eene onvergangelijke en meest altijd gelijke waarde, kan een maatig bezit daar van, fchoon fomtijds als opfchik gebezigd, voor eene rijke natie niet nadeclig geacht worden; en daar dezelve dooide Javaanen zeer gezogt zijn, zal de handel daar van zeer nuttig wezen om in gedeeltelijke betaaling voor de natuurlijke voortbrengzelen van Java te ltrekken. Tot nog toe zijn dezelve meest door de Batavifche Grooten gebruikt om hunne fchatten op de verborgenst-mogelijke wijze naar Europa overtemaaken. C O F F IJ. De coffij is door de Nederlanders van Mocha op Java overgebragt, en koomt daar zoo wel voort,dal men die heester thans een eigenaartig voortbrengzel van dit Eiland mag noemen. De  EILAND JAVA. 65 De coffij van Java is zoo goed als die van Mocha, ofichoon zulks niet algemeen erkend wordt; en wezenlijk de meeste coflij, die van Java verzonden wordt, zoo goed niet is als de Ulochafche; doch dit ligt niet aan dc plant zelve, noch aan den grond , maar alleen aan de flordige wijze, waar op de vrugt geplukt, ingezameld en gedroogd wordt, En kan dit anders wezen, wanneer men nagaat de onderdrukking, welke omtrent den aanplant en de inzameling van de coffij plaats vindt? De meeste coffij wordt in de Jaccatrafche boven-' landen en in het ' Cheribonfche ingezameld. Dc Maatfchappij geelt vier en een halven rijksdaalder voor een picol van 125 pond, doch de arme Inwooner krijgt op zijn best twee rijksdaalders, en moet dan nog ruim 180 pond in (lede van 125 voor een picol gecven; hier door winnen de Commisfaris over den Inlander te Batavia, en de Reüdent van Cheribon, ieder ruim honderd duizend rijksdaalders 's jaars! In plaats van zulke gruwelen tegen te gaan, leiden de wijze Commisfarisfen-Generaal eerst den Refident van Cheribon een jaarlijks ambtgeld van vijf-en-twintig duizend rijksdaalders op, doch veranderden dit vervolgens in eene jaarlijkfchc afgaave van een rijksdaalder voor ieder picol coffij, die de Refident aan de Maatfchappij zoude leveren. — Is het bijna mogelijk, zulken onzin, zulke eerloosheid, te kunnen geloovcn , met dc déne hand vielen een halven rijksdaalder voor een picol coffij te gecven, en met de andere een rijksdaalder terug te neemen! Is vier en een halve rijksdaalder een billijke prijs, (en zeker is het;) waarom dan niet geE zorgd  66 BESCHRIJVING van het zorgd dat de Inlander dezelve krijgt? Of zoo hij dezelve voor minder krijgen kan, waarom dan zulk een prijs niet bepaald, maar met de ééne hand gegeeven, en met de andere genomen? Hoe het mogelijk is, dat onder zulke drukkende omftandigheden nog coffij aangeplant en ingezameld wordt, is onbegrijpelijk. Men befJuite daar uit, wat Java zoude kunnen opleveren, wanneer de landman eigendom van land had, en de vrucht verkoopen mogt aan wien hij wilde: dan zoude hij zeker zijne coffijboompjes beter oppasfen, en de vrucht- beter op zijn tijd afplukken, ingaderen en doen droogen, als hij zag dat zulks invloed op den prijs had: dan zoude hij fpoedig meerder aanplanten; en in den tijd van vijf tot tien jaaren zoude Java met coffijboomen als overdekt zijn. Te ftellen dat Java jaarlijks tweemaal honderd duizend picols coffij tot den uitvoer kan opleveren, is geenszins overgedreven. Ieder picol gerekend op agttien rijksdaalders, zoude dus drie millioenen zesmaal honderd duizend rijksdaalders 's jaars in het land brengen; en de pacht gefield op drie rijksdaalders per picol, zoude zulks zes honderd duizend rijksdaalders opbrengen. En vijf-en-twintig millioenen ponden, die op Java omtrent zeven millioenen guldens zouden kosten, zouden den handelaar in Europa ruim twaalf en eene halve millioen geeven. Vijf-en-twintig tot dertig fchepen van vijf honderd ton ieder, zouden tot den vervoer van dit artikel alleen noodig zijn. Wanneer de Javaan of planter, wie hij zij, tien of twaalf rijksdaalders voor ieder picol krijgt, zal hij zeer wel voor zijne moei-  EILAND JAVA. 6? moeite beloond zijn , cn in ftaat om zijne lasten te dragen. De handelaar, de picol voor tien en twaalf rijksdaalders kunnende koopen, en voor agtticn kunnende verkoopen, zal gemakkelijk drie rijksdaalders pacht daar van kunnen betaalen, en nog eene goede winst overhouden. De vervnerer naar Europa, voor agttien rijksdaalders of zes-endertig guldens de picol inkoopende, en voor zestig tot zeventig kunnende verkoopen, zal daar ook wel bij vaaren ; terwijl de reeder in fchepen, zoo wel als de nationaale fcheepvaart, daar door mede zullen bloeijen; en de coffij vervolgens over gantsch Europa verkogt wordende, moet zulks fchatten aan ons gemeenebest toebrengen. Voor lange had men den aanplant van coffij tot de Batavifcke boven- en Priangerlanden en het Cherihonfche bepaald; op grond van die kortzichtige en zich zelve vernielende ftaatkunde en geest van monopolie, die de Maatfchappij en de Regeering van Batavia altijd gekenmerkt heeft; en eerst federt weinige jaaren, heeft men toegeftaan, ja zelfs aangemoedigd en aanbevolen, om in het Gouvernement van Java's Noord-oostkust die cultuur weder bij de hand te neemen en voordtczetten. Doch de Commisfarisfen-Generaal, even zoo onkundig en onftandvastig als deRegeering, gaven last, in Meij i-96., om die cultuur te ftaaken; cn in September van hetzelfde jaar wierdt deeze order herroepen, en gelast den aanplant van coffij ten fterkftcn voordtezetten. Aanmerkingen op zulk een onzinnig gedrag te maaken is overtollig. Dan, wat kan men hoopen van een land, waar E a in  68 BESCHRIJVING van het in de Inwooner zoo behandeld, zoo onderdrukt wordt? Heden wordt de Javaan gelast zijn tuintje met coffijboomen te beplanten; hij doet het; en fchoon hij wel weet dat hij niet veel voor de vrucht zal krijgen, ziet hij ze echter met genoegen opgrocijen, ziende de vrucht aan als eene fchatting, welke hij aan zijnen meester voor het genot der befcherming moet betaalen; dan nu, als ze bijna vruchten zullen dragen, koomt men hem gelasten die weder uitterooijen; hij doet het, en vier maanden daar na wordt hij op nieuw gelast weder andere aanteplanten! Is het mogelijk zich eene eerloozer dwingelandij voorteftellen ? Kan men bijna bezeffen , dat eene Regeering zoo dwaas, zoo onzinnig kan handelen? En echter is het de zuivere, de oprechte waarheid. Doch ongeletterde domheid, die door de vuilfte wegen, doorkruipen, huwelijken, en allerhande laage ftrecken tot magt en aanzien koomt; en dan door rijkdom, weelde, cn vleijerij geheel dronken cn onzinnig wordt; hoe kan deeze anders handelen? En zult gij, Bataaveu! langer uwe kostbaare bezittingen en belangens in Oosl-Indie aan zulke handen aanbetrouwen? Indien de vertier van coffij in Europa, zoo als gemeenlijk gefield wordt, een honderd cn vijftig millioenen is; waar van het grootfle gedeelte zeker van de West-Indifche Eilanden moet koomen, daar de arbeid kostbaarer, en dc coffij echter flegter is; zoo zie ik niet in, waarom men de hoeveelheid van dit voortbrengzel van Java niet op vijftig millioenen zoude kunnen brengen. Het Eiland is groot, en, wat meer zegt, volkrijk genoeg. Men  EILAND JAVA. C9 Men ziet dus hier uit, hoe maatig ik in alle mijne berekeningen ben; en dat wel verre dat dezelve overdreven zouden zijn, men veel eer ftellen en hoopen kan, dat de uitkoomst zal doen zien, dat de meeste artikelen veel meer, ja zelfs mogelijk tweemaal zoo veel, zullen opleveren dan ik gefield heb. Vergeleken met de voortbrengzelen der WestIndifche Eilanden naar evenredigheid van hunne' grootheid, volkrijkheid, en onkosten der bebouwing, ben ik meerendeels met mijne berekeningen onder de helft geblceven. Althans dat Java, zonder moeite, vijftig millioenen ponden coffij jaarlijks kan opleveren, daar ben ik zeker van. PEPER. De zwarte ronde peper is een cigenaartig en zeer gewigtig voortbrengzel van Java. liet is een rank., die langs andere hoornen of ftaaken opgroeit, en wiens aanbouw moeijelijk is. Echter zoude die onder een goed beltuur fpoedig vermenigvuldigen, en een zeer aanzienlijke tak van handel, winst, en voorfpoed worden. Langen tijd, in gevolge de algemeen-aangenomen kortzichtige grondbeginzelen, had de Maatfchappij de cultuur van de peper tot het Koningrijk Bantam bepaald, en die zelfs over alle dc audere gedeelten van Java verboden, en dc planten doen uitrooijen. Doch nu zedert eenige jaaren heeft men weder begonnen dezelve aantemoedigen, en zelfs te gelasten, E 3 bfr  7o BESCHRIJVING van hït bijzonder in bet Gouvernement van Java, waar in zommige Diftn'éten, daar de Hoofden of Refidenten kundig en ijverig waren, ook in korten tijd aanzïéffli fee plantagien van peper zijn aangelegd. Dan, zoo lang bet tegenwoordig flclzel van Regeering, of liever van onderdrukking, blijft voortduwen, is het we! mogelijk te verwagten, dat de Javaan met ijver die cultuur zal voordzetten? Dc Maatfchappij geeft zeven rijksdaalders voor iedere picol; doch hoe veel krijgt de Landman daar voor? en hoe veel ponden moet hij voor een picol leveren? De peper koomt moeijelijk op, en is zoo kiesch in grond, dat op zommige plaatzen, die volgens allen fchijn zeer goed zijn, dezelve geheel niet wil Opkoomen; vier tot vijf jaaren duurt het vóór dat de rankjes vruchten dragen; cn dit is voor den onvoorzienden Javaan, die onder het tegenwoordig despotiek beduur flegts voor zijn dagelijks onderhoud zorgen kan, en wil, veel te lang, om met ijver en genoegen die cultuur voordtezettcn; zoo dat zulks nu alleen door dwang gefchieden kan. jDoch hij ondervinde eens het voordeel van eigendom van grond; hij zie den handelaar ftaan met handen vol goud om de vruchten van zijnen arbeid te koopen; hij zie, indien hij zelf nog traag mogt zijn, zijn meer ijverigen nabuur geld vóór zijne peper en coffij ontfangen , en daar voor de noodzakelijkheden of vermaaken des levens koopen; en hij zal wel dra, door naijver en zucht tot verbetering van zijnen ftaat, den grond beploegen en beplanten. Dan zal het Eiland Java fpoedig eene aanzienlijke hoeveelheid peper opleveren ; waar voor de Landman ,  EILAND JAVA. 7t man, twaalf rijksdaalders voor dc picol krijgende, voldoende beloond zal zijn. De handelaar, ze voor dien prijs koopende, zal zeer wel drie rijksdaalders pacht bij uitvoer kunnen betaalen; en wanneer de . vervoercr dan de picol voor agttien rijksdaalders vrij in zijn fchip kan krijgen, zoo zal hij zeker nog eene aanzienlijke winst daar op in het Vaderland behaalen. Offchoon alles in den beginne moeijelijk gaat; en het niet in twijfel te trekken is, dat het tijd en moeite zal kosten, om den thans door geweldenarij en onderdrukking als verbijsterden Javaan tot werkzaamheid en naijver aantefpooren; zoo is het echter even zeker, dat eene verbeterde Regeeringsvorm, ftcunende op eigendom van grond en vrijheid van perfoon en handel, langzamerhand, doch mogelijk fpoediger dan men wel dacht, eene zulke verandering zal cn moet te wege brengen. Dan zal Java gemakkelijk even zoo veel peper als coffij jaarlijks voor den uitvoer kunnen opleveren, cn dus tweemaal honderd duizend picols, die jaarlijks drie millioenen en zes maal honderd duizend rijksdaalders in het land brengen; aan pacht zes maal honderd duizend rijksdaalders gecven; cn het Vaderland ruim twaalf millioenen zullen doen genieten, die gantsch Europa daar voor in ons Gemeenebest zal moeten zenden; terwijl vijf-en-twintig tot dertig fchepen bezig gehouden zullen worden tot deezen vervoer. E 4 ZEE-  7' BESCIIRIJVING VAN HET ZEEVAART. Koophandel is de hartader van ons Gemeenebest, zonder welke "het niet beftaan kan. De Koophandel kan niet bloeijen zonder befchcrming door Oorlogsvlooten; onze verliezen in deezcu, zoo wel als in voorige oorlogen, bewijzen dit. Het aanhouden van Oorlogsvlooten in vredes tijd, kost veel en verarmt den Staat. Zuinigheid is voor ons Gemeenebest noodzakelijk; echter geene Oorlogsvlooten in vredes tijd aantehouden, ftelt ons in gevaar, onze Volkplantingen en Koopvaardijfchepcnbij het onverwagt uitbreken van een oorlog, alle onverdedigd te zien wegncemen. Nog meer, het maakt dat wij, noch goede en ervaaren Officieren, noch Zeelieden, noch fchepen, in gereedheid hebben, wanneer wij genoodzaakt zijn Oorlogsvlooten uitterustcn. Wij hebben hier derhal ven twee uiterftens; of, door het onderhouden van Oorlogsvlooten in vredes tijden groote onkosten te maaken, en het Gemeenebest in fchuldcn te dompelen; of, door het tegenovergeftelde, zoo als in de laatfte tijden gebeurd is, onzen handel en Overzcelche bezittingen aan verrasfehing bloot te ftellen, en wanneer wij die verdccdigen willen, hier van, uit gebrek aan Schepen, Officieren en Zeelieden, te moeten afzien. Hoe wenfchelijk zoude het dan niet zijn, indien men een middel koude uitvinden, om fteeds eene aanzienlijke Vloot in Zee te kunnen hebben, welke Officieren en Zeeiieden gelegenheid gaf, om kunde en  EILAND JAVA. 73 en ervaarenheid te verkrijgen en tcflens onderftand bezorgde; al het welke echter zeer weinig, of mogelijk in 't geheel geene onkosten voor den Staat zoude veroorzaaken! Of het ontwerp, het welk ik thans, bezield met oprechte Vaderlandsliefde, hier aanbiede, aan deeze verwagting voldoet, durve'ik niet op mij neemen te beffisfisn. Dan, alleen de rechtfehapenheid van mijne voorneemens in aanfehouw neemende, zal ik het aanbieden zoo als het in mijne denkbeelden ontdaan is; voldoet het niet, zoo is daar bij niets verboren; en is het goed, het zij zóó, of wel veranderd en verbeterd door kundiger en bekwaamer mannen dan ik ben, zoo zal het bewust zijn, mijn Vaderland van ecnig nut te zijn geweest, eene voldoende belooning voor mij zijn. Dit ontwerp zoude dan bedaan hier in, om Oorkfgfchepen, zoo van Linie als Fregatten, gevoerd door Officieren van den Staat, jaarlijks naar Indiè' te zenden, cn zoo wel uitgaande als te huiskoomende goederen op vragt te doen innemen; welke «ragt ik vermeene dat, zoo niet alle, ten minden het grootdc gedeelte, der onkosten van die Schepen zoude goedmaaken. Alle jaaren zouden van zes tot tien Schepen van Linie, en even zoo veel Fregatten, op die wijze naar Oosi-Indie gezonden kunnen worden. De Schepen van Linie zouden in vredestijden hun onderlaag-gefchut niet moeten voeren. Het hol der fchepen, of een gedeelte daar van, zoude tot het innemen der vragtgoederen bedemd moeten worden. E 5 Zoo  V 74 BESCHRIJVING van het Zoo veel mogelijk zoude het bepaald getal van lasten voor ieder fchip in 't geheel door kooplieden moeten opgenomen worden, bij overeenkoomst of bij openlijke aanbefteding. De bevragters zouden op ieder fchip éen of meerder carga's, of opzieners over de lading mogen plaatzen. De Capiteins en Officieren der fchepen zouden met de vragtgoederen volftrekt niets meerder te doen moeten hebben, dan dezelve aan boord te ontfangen, te ftuuwen en te ontladen; waar voor zij echter, bij behouden terugkoomst, van de bevragters, boven de vragtpenningen aan den Staat, nog eene bepaalde premie per last zouden genieten, onder den Capitein en de Officieren naar evenredigheid te verdeden. Deeze fchepen zouden te famen in fmaldeelen moeten uitzeilen, zoo wel als terugkomen, en bij een blijven, zoo wel tot beter verdeediging, als om daardoor de Officieren in den zee-krijgsdienst, of zee-tactic, geoeffend en bekwaam te doen worden. Deeze fchepen zouden in het best jaargetijde uit het Vaderland moeten vertrekken, en zoo ook van Batavia de terugreizc aanneemen. Voor den handel op China zoude dit ontwerp bijzonder gefchikt zijn, vooral als eene Maatfchappij daar toe opgericht wierdt, welke dan zoo veele fchepen van den Staat zoude kunnen bevragten, als dezelve noodig had. Te Batavia zoude altijd zoo veel zwaar gefchut en ammunitie in voorraad moeten zijn, om wanneer de tijding van een oorlog in Europa mogt aankoo- men,  EILAND JAVA. 75 men, aan deeze fchepen, die dan in Indië waren, hunne onderde laag gefchut te kunnen geeven. Een zeker getal fchepen zoude altijd in Indië moeten overblijven , om bij enkele fchepen of ra lmaldeelen naar alle onze bezittingen te gaan kruisfen, en overal onze vlag te vertoonen, en de Zeeroovers te vernielen. Liniefchepen van zestig Hukken en Fregatten van veertig, zouden, denk ik, het beste voor dit ontwerp gefchikt zijn. De fchepen van Linie zouden hunne onderlaag in tijd van vrede niet voeren, en de Fregatten hun gefchut voor dien tijd van ligter caliber hebben. De equipages zouden dan ook minder kunnen zijn. Bij onverwagte tijding van oorlog in Oost-Indië zou men Javaanen op de fchepen kunnen plaatzen ; offchoon dit mogelijk konde bevonden worden verkeerde zuinigheid te zijn, en men liever verkiezen zou altijd volle equipage te hebben. Dit bovenflaande zijn alleen de hoofdtrekken van het ontwerp om een denkbeeld daar van te geeven, voldoende om te doen zien , of het voordeelig en nuttig kan wezen dan niet. Waar na het mij niet moeilijk zal vallen, alle zwaarigheden, welke er tegen ingebragt mogten worden, optelosfen; en de verdere regelen van Inrichting optegeeven, welke ik vermeene vastgcfield te moeten worden, om het ten meeHen voordecle van den Haat, zoo wel als van den vrijen koophandel, te doen flrekken. De Engelfche hebben reeds gedeeltelijk op een der grondflagen van dit ontwerp gewerkt, door de fchepen van hunne Oost-Indifche Maatfchappij, ten voor-  78 BESCHRIJVING van het hier na nog voor minder, te krijgen zijn; waar tegen de Maatfchappij fomtijds tot zeven honderd guldens gehad heeft. Dan gefield de prijs daalde tot op vier honderd guldens de legger, welk onbegrijpelijk voordeel zoude die handel dan nog niet opleveren! En ik zie niet wat daar aan eenigzins hinderlijk zoude kunnen zijn.- Te bepaalen, of liever te gisfen , hoe veel arrak jaarlijks met voordeel naar Europa vervoerd zoude kunnen worden, is moeijelijk; echter zoude het waarfchijnlijk al zeer veel kunnen zijn. Oost-Indië vertiert ook al eene groote hoeveelheid; en gefield, voor beide markten te famen wierden op Java jaarlijks honderd duizend leggers aangemaakt, zoo zoude dit drie millioen vijf maal honderd duizend rijksdaalders in het land brengen, en aan pacht tegen vijf rijksdaalders per legger vijf honderd duizend rijksdaalders geeven. Ook zoude de verkoop in Indië, doch nog meer in Europa, aanzienlijke voordeden aan den handelaar opleveren; terwijl meer dan honderd fchepen met den vervoer daar van zouden bezig gehouden worden. LANGE PEPER. Die dc Inlanders Tjabce noemen ; is in Europa zeer wel bekend en gezogt, en is van 20 tot 25 Huivers het pond waardig, daar de picol op Java voor vijf rijksdaalders te krijgen is. Het is een klimop gelijk de ronde peper, en koomt overal voort waar deeze groeit; zoo dat, indien de vertier in Europa aanzienlijk bevonden wierdt, zonder den prijs veel te  EILAND JAVA. 99 te doen daalen, ook dit een zeer voordeelig artikel van vervoer en handel naar derwaards zoude kunnen worden. Ten minften kan het onder die voortbrengfelen gerekend worden, die met voordeel een gedeelte van eene vermengde lading zouden kunnen uitmaaken; en wordt dus ten dien einde door mij ter fpeculatie hier mede bijgebragt onder de vruchten van Java. S T A A R T P E P E R. Ook Cubebe genoemd, is bijna gelijk aan de gemeene ronde peper, behalven dat iedere korrel een klein Haartje heeft. Deeze vrucht is in de West van Indië zeer gezogt, als ook in Europa; en daar dezelve op Java zeer weelderig groeit, zoo kan dit voonbrengfel ook zeker onder de winst- en voordeelgeevende vruchten van het Eiland Java gefteld worden. Onder een veranderd beftuur en vrijheid van handel, zal de ondervinding fpoedig en het beste doen zien, van welk gewigt dit en andere diergelijke artikelen voor het algemeen zijn; zullende zoo wel landman als handelaar fpoedig ontvvaaren, in den aanplant of vervoer van welke voortbrengfelen het meeste voordeel voor hun te vinden is. TAMARINDE. De boom,, die deeze vrucht draagt, is de fraaifte in de waereld; en eene laan van dezelve overtreft alles, wat men zich van dien aart voordellen kan; vooral in zulk eene heete luchtdreek als Java, Met G 2 goed  ioo BESCHRIJVING van het goed beleid zouden in dertig jaaren alle de wegen langs Java daar mede beplant en overrchaduwd kunnen zijn; want dezelve groeit zeer langzaam op, doch (laat dan ook eeuwen lang. Deszelfs zuure doch gezonde vrucht is in Europa zeer bekend; men kan de picol daar van op Java voor veertig Huivers koopen; dezelve zoude dus zeker onder de andere gemengde artikelen van vervoer naar Europa gerekend kunnen worden, en een reedelijk voordeel geeven. Gefü'ikerd , en door kooken tot gelij gemaakt, zoude dezelve minder plaats beneemen, en dus de winst vermeerderen. C U R C U M A. Dit is een wortel, die door gantsch Java in de bosfehen in 't wilde groeit, doch een zeer aangenaame geur cn ("maak heeft, en gedroogd en fijn gedampt, eene zeer fraaije ' geele kleur oplevert. Dezelve is in Europa o'ok reeds zeer wel bekend, en fomtijds hoog in prijs; daar ze.op Java voor eene kleinigheid te krijgen is van' de Javaanen, die dezelve flegts in de bosfehen uit den grond behoeven te haaien. Geheel en gedroogd neemt die vrucht veel plaats weg; doch fijn gedampt, en in kisten of vaten gepakt kan men dezelve zeer in een persfen. Waarfchijnelijk meer bekend , en in Europa in meerder hoeveelheid aangebragt, zoude deeze wortel als eene verwdoffe een aanzienlijk artikel van vertier, en dus ook van vervoer van Java naar het Vaderland kunnen worden. SAL-  EILAND JAVA. loi SALPETER. Dit is geen natuurlijk voortbrengfel van Java, doch kan daar door kunst voortgebragt worden, zijnde de luchtgefteldheid zoo wel als de grond daar zeer geichikt toe. Ik heb, niet zonder aanzienlijke onkosten, bij Sourabaja eene zeer uitgebreide falpetermakerij aangelegd, die in der tijd zoo veel falpeter zal kunnen opleveren, als voor het vertier van onze Oost-Indifche bezittingen zal noodig zijn. Echter zoo dezelve goedkoop en in menigte konde aangemaakt worden, zoude het zeker ook een goed artikel van handel en vervoer naar Europa kunnen zijn, fchoon het moeijelijk zal wezen dezelve zoo goedkoop als de Bengaalfche te maaken; want wat de hoedanigheid betreft, zoo is die van mijne fabriek te Sourabaja, ruim zoo goed bevonden, bij ondervinding, als die van Bengalen. Zoo veel echter, als ons Vaderland voor eigen gebruik, zoo voor de Zeeals Landmagt, noodig zal hebben, denke ik dat zeker altijd met voordeel op Java zal kunnen vervaardigd worden. CALAPPUSBOOMEN. Deeze worden ook cocosboomen genoemd, en zijn op Java, gelijk in alle heete luchtftrecken tusfchen de keerkringen gelegen, in overvloed. Dezelve zijn voldoende bekend en befchreven; en een ieder weet dus van wat uitgebreid nut derzelver verfcheiden voortbrengfel en zijn. Derzelver olij in G 3 het  tol BESCHRIJVING van het het bijzonder is voor Java van groote aangelegenheid, zoo tot voedzel als om in de lampen te branden , en is dus een groot voorwerp van handel, en zelfs van vervoer naar den Overwal en el,Iers. Het nut van de fchillen der nootcn tot het (laan van touwwerken heb ik reeds onder het artikel Cayer verhandeld. De aanplant der calappusboomen is gevolgelijk van de grootlle aargelegenheid, en kan niet genoeg aangemoedigd worden. Her. doen leveren van dien olij, als eene verplichting aan de Maatfchappij, heeft deeze culture ook fterk doen verminderen; doch vrijheid zal de wond fpoedig heelen, en de calappusboomen met alle de overige doen bloeijen. PAARDEN. Dezelve worden op de droogtens en banken langs de ftranden van Java zeer zeker gevonden, doch de vrees voor monopolie en verdrukking der Maatfchappij, heeft zoo wel Javaanen als anderen afgehouden om veel moeite tot die visfeherij aantewenden. Dan, wanneer vrijheid en eigendom eens zullen zijn ingevoerd, en een ieder zeker zal zijn, de vrucht van zijne moeite en arbeid zelf te zullen genieten, dan zullen er ook wel onderneemende menfehen gevonden worden, die deeze bron van rijkdom zullen opfpooren. En ik twijfel geenzins, of de moeite zal zeer wel aan de verwagting voldoen. Zoo wel te Japara als te Sourabaja heb ik, ter fpeculatie, oesters doen opvisfehen, en daar in vrij veele en redelijk groote paarlen gevonden;  EILAND JAVA. 103 den; fchoon niet fraai of regelmaatig, noch rond van vorm; dan, dc menigte der oesters was te gering om veel te kunnen verwagten, en mijne veelvuldige bezigheden beletteden mij verdere proeven daar van te neemen. YZERMYNEN. Zeer rijke ijzermijnen worden in menigte op Java gevonden. Wanneer men nu hier bij voegt de oneindig groote hoeveelheid van brandhout, en de goedkoopheid der werklooncn , zoo zal men mij ligt willen gelooven, dat men op Java met zeer groot voordeel ijzcrfmelterijen zoude kunnen aanleggen. Het is eens door Chineefen in den Oosthoek beproefd, en alleen niet voortgezet, om dat deeze de kunst niet verftonden om de noodige ovens te maaken. Doch het weinige ijzer, dat ze voortbragtcn, was van zeer goede hoedanigheid. Weshalven ik verzekerd ben, dat het, door deskundigen ondernomen, zeer wel zoude uitvallen. 'Steenkool-mijnen heeft men op Java ook, cn kunnen ligtelijk uitgegraven worden; zoo dat men fteenkoolen in overvloed tot het fmeltcn en fmeeden van het ijzer zoude kunnen krijgen. GOUD. Schoon er ontegenfprekelijk goudmijnen op Java gevonden worden , zoude ik nimmer wenfehen noch aanraaden, dat dezelve opgezogt of uitgegraven wierden. Overal waar mijnen bewerkt worden, G 4 wordt  .04 BESCHRIJVING van het wordt de akkerbouw veronachtzaamd; de waaré rijkdommen worden voor de ingebeelde verwaarloosd. Rijst, peper, coffij en catoen zijn beter dan goud voor Java; als deeze vrij mogen worden voortgebragt en vervoerd, zal het goud in overvloed op Java gebragt worden. Sumatra, Bornea en veele Oostcrfche Eilanden leveren onbegrijpelijk veel goud op; en zoo dra de handel met Java toeneemt zal ook het goud aldaar vermenigvuldigen. Op Java is reeds veel goud; doch uit oorzaak van de ellendige en drukkende Regeering is het meest onder den grond begraven, of in kleinodiën en verfierfelen voor het algemeen nutteloos gemaakt; doch een vrije en open handel zoude dit metaal fpoedig in muntfpecien herfcheppen; cn het voordeel van den omloop (circulatie) door den handel ook voor de oogen der Inlanders wel dra begrijpelijk worden. Bijna alles wat van Java naar Sumatra's Westkust, den O verwal en de Oostcrfche Eilanden vervoerd wordt, doch vooral rijst, zout en Javafche kleedjes, wordt met ftofgoud betaald. Men zal moeijelijk willen gelooven, in welke hoeveelheid hetzelve van die plaatfen wordt aangebragt; terwijl het zeker bij verbetering van beftuur nog wel in vijf maal grooter hoeveelheid aangebragt zoude worden. Het goud van Borneo is het flegtfte, en gemeenlijk van 18 tot 19 caraat; dat van Sumatra is veel fijner, en van 22 tot 23 caraat; doch dat van Ternaaten, Batchian, Garontalo en andere plaatfen daar omtrent is het beste van allen, en altijd ruim 23 caraat. De menigte die aan gewigt wordt ingevoerd, of ingevoerd konde worden, is moei-  EILAND JAVA. 105 moeijelijk optegeeven. Echter is het geenszins overgedreven, te ftellen, dat thans jaarlijks ruim tien duizend oneen goud op Java worden ingebragt; en dat dit ten minden tot vijftig duizend oneen, onder een beter en vrij beduur, vermeerderd zoude worden. Eene gouden munt, zuiver in gewist en fijnheid, zoude dan ook fpoedig van groot nut zijn, en de circulatie van geld bevorderen. Tegenwoordig wordt daar van een fchandelijk misbruik gemaakt door de magtigen van Batavia, die, wanneer ze door dwang en monopolie meest al het goud hebben opgekogt, voor hunne rekening daar van ropijen laaten fiaan, die altijd verre beneden het behoorlijke gehalte van fijnheid zijn, en dus in den handel niet aangenomen worden , waar door het algemeen veel moet lijden. De uitvoer van goud naar Europa en naar de West van Indië is thans zeer voordeelig, om dat het goud daar hooger in prijs naar evenredigheid van bet zilver is dan op Java en in de Oost. Doch wanneer de vrije handel en uitvoer der voortbrengfelen van Java geldfpecien zal vercisfehen en noodzaakelijk maaken , dan zal ook de wisfel in voordeel van Java keeren, cn het goud niet meer uitgevoerd worden. De aanbreng van zilveren cn koperen fpecien , zal noodig en voordeelig zijn tot effeiunaaking van het evenwigt in den handel, doch in het einde door vermenigvuldiging ook het evenwigt tusfehen goud en zilver herdellen. G 5 ZIL-  106 BESCHRIJVING van het ZILVER. Het zilver wordt in Oost-Indië uit Europa aangebragt. De meest gezogte en bekénde muntfpecien zijn Spaanfche Rukken van agten, piasters genoemd, en keizersdaaldcrs. Ropijen van allerhande foort en waarde worden in de West van Indiën gemaakt, en zijn meest alle gangbaar op Java. Te Batavia worden ook zilveren Ropijen gemaakt; doch de Spaanfche piasters zijn het beste om intevoeren; de Chineefen zenden ze jaarlijks in groote menigte .naar China, het welk de Regeering op Batavia het onberedeneerde befluit heeft doen neemen, de waardij der piasters van 60 tot 64 ftuivers te verhoogen, en toen dit, zoo als natuurlijk was, den uitvoer niet verminderde, den zei ven geheel te verbieden, het welk even vruchteloos als de verhooging is. De aanmoediging van den aanbouw van catoen en andere artikelen, die voor China goed zijn, en het tocftaan van den vrijen uitvoer van dezelve, zoude vrij beter aan het oogmerk voldoen, en de geldfpecie in het land doen blijven. Doch zulke denkbeelden zijn veel te verre verheven boven de begrippen der tegenwoordige Regeering. VEE. De veeteelt en de verbetering der verfchillende foorten van vee is in alle tijden en landen altijd voor eene zaak van het grootfte gewigt gehouden. Dan de edele regeering van Batavia heeft zich nimmer met zulke kleinigheden opgehouden. Alle foorten  EILAND JAVA. 107 ten van vee, doch bijzonder paarden, rundvee en fchaapen zijn intusfchen over geheel Java verbasterd, klein, onaanzienlijk en van de flegtfte foort, welke in de waereld bekend zijn. Zeer nuttig en noodzaakelijk zoude het defhalven zijn, ook hierin verbetering te wege te brengen. Vrijheid is de beste aanmoediging en kost het minfte. Men gceve het land in eigendom, en ftelle den handel open, en weldra zal de aankweeking van vee van allerhande foort een voorwerp van werkzaamheid worden. De invoer van de beste merriën, voornaamelijk van Arabifche, het aanleggen van ftoeterijen en veefokkereijen, zoo van hoornvee als van fchaapen, dit alles zal fpoedig een aanvang neemen en met ernst voortgezet worden. De fchepen, die zoo uit het Vaderland als uit andere Landen naar Java koomen, om deszelfs voortbrengfelen van daar te haaien, zullen gaerne merriën, koeijen en fchaapen van de beste foorten aanbrengen; en op die wijze zullen de verfchillende foorten allengs verbeterd worden. De handel de winsten , en de winst den vertier vermeerderende, zullen de flagters te Batavia en elders over Java zich toeleggen om vee te mesten, en goed vleesch op de markt te bezorgen. In ftede van de veele doch magere koeijen, die thans zoo weinig melk geeven, zal men ftoute en fterke beesten krijgen, die goed voordeel zullen geeven; ook zal men dan hooge fraaije Arabifche en Perfiaanfche paarden, in ftede van de kleine onaanzienlijke katten, waar mede men thans te vrede moet zijn,  ïo8 BESCHRIJVING van het zijn, kunnen hebben, zoo wel voor den zadel als wagenpaarden. HUIDEN. Aangezien de menigte van vee, welke op Java is, zoude men moeten denken, dat de handel in huiden zeer groot was; doch dit is zoo niet. Zeer veel leder wordt op Java verbruikt; doch de kunst om het wél te bereiden is aldaar geheel onbekend. Er is geen ééne goede- loogaarberij op geheel Java; en eenige loogaarbers, die hun ambagt wél verbonden , zouden daar fpoedig hun fortuin maaken Veel lederwerk is er op Java noodig, en het wordt er wél betaald; doch zoo het leder er wél toebereid wierdt, zou de uitvoer van dit artikel naar den Overwal en naar de Oosterfche Eilanden, ook nog zeer aanzienlijk kunnen worden. Bontwerk is op Java ook; fommige foorten van Aapen en Eikhoorntjes, die men Suriekatjes noemt, en in overvloed op Java gevonden worden, geeven fraaje vellen, die waarfchijnelijk ook met voordeel' naar China, en zelfs naar Europa, zouden te brengen zijn. D I N G D I N G. Zoo noemt men het afgefneden en in de zon opdroogde vleesch van hertebeesten, wilde zwijnen en bulTels. In fommige plaatzen op Java, en waar groote bosfehen zijn, is het jaagen van wild zeer winstgecvende door het maaken van deeze Dingding, die  EILAND JAVA. 109 die naar den ©verwal en naar China vervoerd wordt, cn dus een aanzienlijke .tak van vertier, voor Java uitmaakt. De zenuwen der hertsbeesten en buffels worden door de Chineezen hooggeacht en duur betaald, zijnde eene voedzaame en lekkere fpijze; de jagers lhijden dus dezelve zorgvuldig uit, droogen dezelve, en verkoopen ze ten duurden. De huiden, zoo van dit wild als van de tijgers, als ook de klaauwen en tanden derlaatfte, worden met voordeel verkogt. Eene foort van wilde cn zeer fraaije koebeesten, mede in fommige bosfehen van Java gevonden, en Bantingers genoemd wordende, zijn ook met. voordeel te jagen. CASSAVE. Die ook Manioc genoemd wordt, en in de WestIndien algemeen tot voedzel der flaaven dient, is voor eenige jaaren van Ijle de France te Batavia gebragt, doch wordt meer uit rarieteit dan tot nut geplant. De Gouverneur van Overstraaten heeft dezelve op Java aangebragt cn aan de Inlandfche Regenten uitgedeeld; doch door hunne onverfchilligheid cn vadzigheid, zoo wel als de fchuwheid van den Inlander voor alle nieuwe aanplantingen, welke een natuurlijk gevolg der tegenwoordige Regeeringsvorm is, heeft deeze nuttige, wortel weinig voortgang gemaakt. 7 , 3 In den Oosthoek van Java heb ik dezelve gebragt, en door ongeloofelijke moeite van overreding, uitlegging ■ en eigen aanplanting, dezelve , vooral, in en omtrent Sourahaja, vrij algemeen uitgebreid. Dee-  ïio BESCHRIJVING van het Deeze wortel is hoofdzaakelijk nuttig op Java iri geval van een gedeeltelijk misgewas van de rijst. A G A R A G A R. • Dit is eene foort van zeegewas, gelijkende naar mos; dat langs Java opgevischt wordt, en waar van de Chineefen eene foort van gclij maaken, door hun Tjintjauw genoemd, welke zeer fmaakélijk en verkoelend is. Als een aanmerkelijk artikel van vervoer naar China dient dit gewas ook aangezien en aangemoedigd te worden, kunnende bij uitvoer zeker ook tol betaalen, en dus tot de inkoomften van het land het hunne bijdraagen. Mogelijk zoude bet in Europa, indien het aldaar bekend was, insgelijks gewild zijn, en een artikel van uitvoer naar derwaards worden. De Franfchen kennen en gebruiken eene foort er van om gelij te maaken, welke zij mouffe du Japon noemen; doch van welke plaats zij het krijgen heb ik nimmer kunnen nafpeuren. C A D J A N G. Verfchciden foorten van erweten, welke op Java voonkoomen, doch voornaamclijk groene en zwarte , worden over 't algemeen cadjang genoemd. De Maatfchappij dezelve tot mondbehoeften voor haare fchepen noodig hebbende, heeft de levering daar van aan fommige Regenten als eene verplichting of contingent opgelegd. Dit heeft den aanbouw daar  EILAND JAVA. 111 daar van terftond verminderd en de levering moeijelijk. gemaakt. Het is eene goede gezonde fpijs, doch de uitvoer daar van is nooit aanmerkelijk geweest, en zal nooit, denk ik, . aanzienlijk worden, om dat aan dc rijst, in gantsch Indië, door de Inlanders de voorkeur wordt gegeeven. Van fommige cadjang wordt olij gemaakt, die mogelijk, wanneer de fcheepsbouw en fchcepvaart op Java toeneemt, nuttig en voordeelig zoude kunnen worden, zoo wel tot branding als tot andere eindens; en vooral indien de calappus-olij duurer en fchaars mogt worden , zoo als waarfchijnlijk is. T A B A K. Dit is een merkwaardig artikel van aanplant, handel en vervoer, en een levendig bewijs van den invloed der vrijheid in den handel; want de Maatfchappij zich nimmer met dit voortbrengfel bemoeid hebbende, heeft deszelfs aanbouw en handel onopgemerkt blijven bloeijen en toeneemen; daar alle artikelen, die onder het alvernielend monopolie der Maatfchappij vervallen zijn, ftceds kwijnen, en zelfs te gronde zouden gaan, indien de aanplant daar van niet door geweld wierdt ftaande gehouden. Java voorziet Sumatra , den Overwal, en bijna dc geheele Oost van Tabak, die door de Inlanders meest gekaauwd wordt. De Chineefen, die alle pachten bij uitfiuiting onder zich hebben, zouden het beste kunnen opgeever,, hoe ongcloofelijk veel tabak jaarlijks van Java wordt uitgevoerd, en welke  na BESCHRIJVING van het ke aanzienlijke lommen aan pacht daar voor aan hun betaald worden* VOGELNESTJES. • Dit voortbrengfel van Java is zeker van eene bijzondere foort, het is noch de vrucht van den grond, noch bet werk van menfchen handen. Het recht van eigendom daar toe kan moeijelijk bepaald of aangetoond worden; het algemeen of het land heeft thu^-het naaste recht daar op; of wel in de Vorften Lauden, daar de meeste gevonden worden, de Vorften zelve, en in onze Landen tot nog toe de Maatfchappij. De klippen of holle rotfen, waar in ze door dc vogeltjes (kleine blaauwachtige zwaluwtjes) gemaakt worden, of wel de inzameling daar v'in, te verpachten, fchijnt dus redelijk en billijk te zijn; en ik zie niet in, hoe men het beter konde inrichten; want de inzameling daar van voor ieder open te (tellen, zoude het voordeel voor alle geheel te niet doen, dewijl de klippen fchoon gehouden en bewaakt moeten worden, zullen de vogelnestjes wit cn goed zijn. Des niettegenftaande is de handelwijze, welke tegenwoordig dienaangaande plaats vindt, hoogstnadeelig; naamelijk, dat de opperhoofden of Rcfidenten der Maatfchappij aan de hoven der beide Vorften bij uitfluiting de pacht daar van hebben , en met den Gouverneur van Java de winst op den verkoop te Batavia dcelen, zonder dat de Maatfchappij of het land daar eenig voordeel van heeft; fchoon daarentegen dit tot een inkoomen voor die Refidenten verftrekt, die anders van het geen  EILAND | A V A. iK> geen zijlieden van de Maatfchappij genieten, onmogelijk zouden kunnen beftaan. In de landen der Maatfchappij vallen weinig Vogelnestjes; doch de inzaameling daar van zoude openlijk aan den meestbiedenden tot voordeel van het land verpacht kunnen worden; en dan een pacht of tol op den uitvoer, zoo wel op deeze als op die uit de Vorftenlanden; 't welk een aanzienlijk inkoomen zöude opleveren. Veele worden thans, zoo uit de Vorftenlanden als uit die der Maatfchappij, gefmokkeld door de Chineefen, die alle verboden en geftolen goederen opkoopen. De kosten der inzaameling zijn niet groot; de pagt, welke door de Refidenten aan de Vorften betaald wordt, zeer maatig; en dus, daar de prijs der nestjes te Batavia bij den verkoop zeer hoog is, zoo maaken de Refidenten en de Gouverneur van Java eene groote winst met dezelve. Een picol van de eerfte of witfte zoort wordt tot voor drie duizend rijksdaalders verkogt. In alle gevallen is het zeker een zeer aanzienlijk artikel van uitvoer voor Java, dewijl het jaarlijks eene halve millioen rijksdaalders in het land brengt; welke fom oorfprongelljk noch geld, noch moeite, noch werk kost, en dus eene zuivere winst uitmaakt. Een billijke pacht of tol bij den Vervoer zoude althans redelijk zijn, en eene goede winst voor het land op"brengen. Twee tot drie honderd picols, die jaarlijks inge* . zameld worden, gaan alle naar China, daar dezelve gretig gekogt worden. H TRL  ii4 BESCHRIJVING van het T R I P A N G S. Dit is, geloof ik, eene foort van polypus of -leevend zeegewas, en gelijkt naar een groote aardaker , zijnde zwart en langwerpig. Dezelve worden in zee rondom Java gevischt, door de Chinecfen opgekogt, en naar China ter verkoop gezonden. De Chineefen eeten de tripangs, en ze worden in China vrij duur betaald, zoo dat door de verzenders eene groote winst daar van genoten wordt. Het is dus mede een zeer voordeelig artikel van uitvoer voor Java, vooral dewijl het naar China gaat, alwaar het evenwigt des handels anders zoo zeer in ons nadeel is, en dus alle voortbrengfelen, die naar derwaard vervoerd kunnen worden, door een goed beftuur zeker ten fterkften onderfteund en aangemoedigd dienen te worden. Echter kan een billijke tol op den uitvoer van tripangs een goed voordeel vcor den Staat opleveren G E N I É T Pv I E S. Zoo noemt men eene kleine vrucht, welke als eene gerimpelde graauwe erwt er uitziet, en in de Javafche bovenlanden voortkoomt; dezelve wordt naar Bengalen, Coromanclel, Mallahar en Suratte vervoerd, alwaar de Braminen en andere Hindoes dezelve, doorboord en op (hoeren geregen , als paarlcn om den hals dragen. Ik weet niet dat dezelve tot iets anders gebruikt worden of nuttig zijn. Echter is de vervoer groot, en konde nog grooter zijn. De kleinfte zijn het meeste geacht; en duizend ,  EILAND JAVA. 1x5 zend, die men in de hajjd befluiten kan, zijn veel waard. Ze worden verkogt bij catti's of honderd duizend fluks, die men op Java voor dertig tot veertig rijksdaalders koopen, en waar voor men in de West van Indië tot twee honderd ropijen en meer maaken kan. Men kan dus deeze vrucht mede ftellen onder dc voortbrengzelen van Java, waar van de vervoer voor den handel zeer voordeelig en winstgeevend is, fchoon evenwel niet tot de voornaamfte ftapel artikelen behoorende. C A 11 D A M O M. Deeze groeit op eenige plaatzen hier cn daar op Java, doch is van flegte hoedanigheid, cn geenszins gelijk aan die der Mallabaarfche kust. Als een voorwerp van uitlluitenden handel voor dc Maatfchappij zal die plant zeker ook op Java nimmer vermenigvuldigen of in hoedanigheid verbeteren; doch mogelijk, dat de alles bezielende en verwarmende vrijheid iets zoodanigs bewerken zoude; en door zorgvuldige oppasfing, verplanting, en in 't werkftelling van die middelen, waar door vruchten en planten verbeterd worden, ook deeze geestrijke fpecerij op Java tot meerder volkomenheid gebragt, en daar door aan de Mallabaarfche gelijk wierde; dat zeer waarfchijnelijk is, daar de grond en luchtgefteldheid van Mallahar zoo veel overeenkomst met die van Java heeft. De navraage in Eumpa moet nog al groot zijn; en de prijs zouÜ i de  n6 BESCHRIJVING van het de zeker den landman en handelaar tot den aanbouw en vervoer daar van aanmoedigen. C A IJ E R. Dit is de buitenfte fchil der calappus of cocosnooten. Dezelve wordt eerst in water geweekt, daarna geklopt, en vervolgens tot draaden gefponnen, die dan tot de beste cabels, ankertouwen en trosfcn gefiagen kunnen worden. Java zoude alle onze fchepen gemakkelijk daar van kunnen voorzien , indien het bewerken geen gedwongen arbeid was, en de werklieden behoorlijk betaald wierden. Zoo als het thans gefchiedt is het een moeijelijk en langwijlig werk; doch ik heb werktuigen uitgevonden, om ze met radwerk te fpinnen, en zulks te Sourabaja reeds begonnen in het werk te ftellen. Zonder twijfel zal men het kloppen, dat noodzaakelijk is om de fchillen tot draaden te breken , ook veel voordeeliger en fpoedigcr met ftampers, door molens gedreven, kunnen verrichten. G OEM O E TI E. Dit is een zwart haïr of draad, het welk rondom de Ham van een boom groeit, die arengboom genoemd, en op Java gevonden wordt. Dit hair gezuiverd, wordt tot draaden gefponnen, en dan tot allerhande foorten van touwwerken gefiagen. Deeze ltoffe is buitengemeen fterk, en bijna onvergangelijk. Bij ondervinding weet men, dat dezelve,  EILAND JAVA. 11.7 ve, vijftig en meer jaaren onder den grond begraven , echter niet verrot is. Dc arengboom behoort tot de clasfe der palmboomen, en koomt op Java zeer wel voort; ik heb in den Oosthoek, daar dezelve fchaars begonnen te worden, er meer dan vijftig duizend laaten aanplanten. Uit het fap van deezen boom kan men ook eene foort van fterken drank branden; en volgens mijn oordeel moet hetzelve ook fuiker geeven. ZOUT. Het maaken van zout, en de uitfluitende verkoop daar van, is geheel in de handen der Chineefen, die onbegrijpelijke winften daar mede behaalen. Langs de kust van het Gouvernement van Java. hebben zij, op alle de daar toe meest gefchikte plaatfen, de beste en volkrijkfte desfa's in huur; van de huur, welke zij betaalen, krijgt de Maatfchappij de ééne, en de Regenten, onder wier diftricten die plaatfen ftaan , de andere helft. Alle de Inwooners dier desfa's moeten als heerendienften zout voor die Chineefche pachters maaken; dan de rijst en andere afgaven, welke zij buiten dien moeten opbrengen, bedraagt ruim zoo veel als de pacht, welke de Chineefen betaalen; zoo dat al het aangemaakt wordende zout zuivere winst is; waar voor echter de Chineefen aanzienlijke gefchenken jaarlijks aan den Gouverneur van Java moeten doen. De Capiteins of Hoofden der Chineefen, die gemeenlijk de rijkften zijn, en dus den meesten invloed hebben , bezitten meerendeels deeze pachten en uitfluiH 3 ten-  AS BESCHRIJVING Van het renden handel, en worden daar in, om hunne gefchenken, ten fterkften gehandhaafd. Het zout, langs de rivieren naar de Bovenlanden vervoerd, geeft eene aanzienlijke winst; veel gaat er van naar Batavia en naar den Overwal, waar het duur is, en met veel voordeel verkogt wordt. Langs de ftranden, waar het gemaakt wordt, is het zeer goed koop, en wordt voor den vervoer tegen een befpottelijk laagen prijs verkogt, ja fomtijds voor vijf rijksdaalders het last van vijf duizend ponden. Dan, bij kleine gedeelten, voor den vertier, dwingen de magtige en befchermde Chïneêfen den armen Javaan, hetzelve tegen een fchandelijk hoogCn prijs te koopen, en beletten ten Itrengften aan de arme Inwooners, hetzelve voor eigen gebruik te maaken. Zeer aanmerkelijk is het, dat de zout-desfa's, buiten den aanmaak van zout, zoo veel aan de Chineefen opbrengen, daar zij echter pacht er voor betaalen; dat de ■ Inwooners van deeze desfa's evenwel niet meer gedrukt zijn dan die van andere; dat de Maatfchappij de helft der pacht krijgende, zulks de overige verplichtingen der Regenten niet vermindert; en dat de Chineefen, al het opgeleverde zout voor niet hebbende, zulke grove winften daar van trekken, waar van de Compagnie geen voordeel hoegenaamd heeft. De gevolgen, hier uit afteleiden , zijn zoo eenvoudig en duidelijk, dat ik zoude geloven mijne leezers te verveelen met dezelve op te tellen. Ik durve niet op mij neemen om te bcflisfen, of men het aanmaaken cn verkoopen van zout gpheel Vr'ü en open voor een ieder zoude behooren te Rellen ;  EILAND JAVA. I!0 len; ik geloove, weinige daar bij bevoordeeld zouden worden; en dat, zonder onredelijkheid en onderdrukking toeteiaaten, gelijk thans gefchiedt, men, onder een behoorlijk beftuur, het maaken en verkoopen van zout tot een zeer aanzienlijken tak van 's Lands inkoomen, en dus tot welzijn en voordeel van allen, zoude kunnen maaken, het zij voor eigen rekening of bij verpachting; doch zorge dragende, dat al het voordeel voor het land kwame; dat geen ander dan gehuurd of vrijwillig volk daar toe gebruikt wierde; dat geene rijstvelden of andere nuttige grónden daar toe met geweldj wierden weggenomen; dat het werk aan geen meer menfehen wierde opgedrongen dan er toe noodig zijn; dat het gemaakte zout aan de Inwooners des lands, voor laage en billijke prijzen, naar evenredigheid van de afgelegenheid der plaatfen, verkogt wierde; en eindelijk dat het aan de handelaars, tot vervoer naar vreemde plaatfen, altijd mede voor een middenmaatigen prijs en in voldoende hoeveelheid bezorgd wierde. Volgens deeze inrichting zoude het zout, dat in meest alle befchaafde landen, een zichtbaare tak van publiek inkoomen uitmaakt, ook op Java, zonder de Inwooners te drukken, den lande een aanzienlijk voordeel opbrengen. L IJ N W A A T E N. De aanbreng van lijnwaaten van de West van Indien te Batavia, en dc vertier daar van op Java, is zeer aanzienlijk; de Javaanen wceven wel kleedjes, H 4 zoo  izo BESCHRIJVING vak het zoo witte als gekleurde, voor hun eigen gebruik, en zelfs voor den uitvoer naar de Oosterfche Eilanden ; doch dezelve zijn liegt en grof; weshalven de fijne lijnwaaten van de West, en. de chitfen, die op Java in 't geheel niet gemaakt worden, als nog onontbeerlijk zijn. Dan, daar zulke goede catoen op Java voortkoomt, waarom zoude het weeven van lijnwaaten ook aldaar door den tijd niet beter geleerd kunnen worden? en zelfs ook het drukken van chitfen? Ik denk zeker van ja; en mogelijk zelfs nog beter dan de gemelde, indien men de Europeefche wecfftoelen, die zeker beter dan de Indifche zijn, op-Java weet intevoeren. Spoedig is het wel niet tc vcrwagten; doch wanneer vrijheid en zekerheid van eigendom de werkzaamheid der Javaanen zal bezielen en aanmoedigen, kan men voorondcrftellen, dat het weeven van lijnwaaten een der eerfte bezigheden zal zijn, waar op zij zich zullen toeleggen, cn waar in zij, naar alle waarlchijnlijkheid, zeer wel zullen flaagen. Intusfchen zal de vrije handel in lijnwaaten van de PFest van Indiï, zoo naar Java als naar het Vaderland, voor de Kooplieden een bron van groote winst en welvaart zijn; terwijl de Compagnie in de laatfte tijden daar op zeker niet veel kan gewonnen hebben. Alle onze Comptoircn, zoo in Bengalen, op de kust Coromandel, en te Suratte, hebben, zedert die landen in handen der Engelfchen zijn, nood- % zaakelijk groot verlies cn nadeel, in ftede van winst, moeten vcroorzaaken. CA,  EILAND JAVA. 121 CATOENE GARENS. Deeze worden thans door de Regenten, als eene verplichting aan de Maatfchappij geleverd; dit gefchiedt door dwang, gelijk men ligt kan denken. Ieder huisgezin moet daar toe zoo veel ftrengen leveren, of anders eene boete betaalen, doch zij krijgen daar voor niets van de Regenten. Hoe nadeelig dit moet zijn kan men ligt begrijpen, en het is met veel moeite, dat men dc bepaalde hoeveelheden bijeen kan krijgen; vooral daar de garens van de fijn- fte foort moeten zijn. Ook is dit de grootfte hinderpaal in het voortzetten van de catoen-cultuur; want de Javanen belluiten natuurlijk, dat, wanneer zij er meerder aanplanten, ook nog meerder van hun geeischt zal worden. De uitvoer van catoene garens is ten fcherpften verboden; echter weeten de begunftigde Chineefen, en vooral de hoofden dier Natie, of Capiteins, middelen te vinden, om jaarlijks aanzienlijke hoeveelheden van gekleurde garens, zoo blaauwe als roode, naar den Overwal te verzenden, waar op zij eene groote winst hebben. Het is voor zoodanige vrijheden en toelaatingcn, dat zij die groote gefchenken doen, die zulk een ruim gedeelte der onnoemelijke inkomften van den Gouverneur van Java uitmaaken ; en waar door zij lieden dan ook in ftaat zijn , zulke ongeloofelijke fommen bij een te zamelen; terwijl de Enropeefche en andere handelaars , van die bronnen verftoken, niets kunnen overhouden om eenig voordeel mede te doen. Wanneer de levering van catoene garens afgeH 5 fchaft  122 BESCHRIJVING van het fchaft zal worden, zal de cultuur van catoen, als mede het weeveu van lijnwaaten, fpoedig toeneemen en bloeijen. A M P T G E L D. Dit is eene van die verkeerde maatregelen, die „ door het oude bewind in 't werk gefteld zijn om den vervallen ftaat der Maatfchappij te herftellen. Het denkbeeld er van was ontleend van het amptgeld, zoo als het in fommige plaatzen in de Republiek betaald wierdt ten behoeve van den Lande. Dan, welk een onderfcheid! In het Vaderland zijn de ampten voor het leven, en het amptgeld voor het algemeen; daar men in Oou-Indi'è maar weinige jaaren in een post blijft, en de Maatfchappij, als een handeldrijvend lichaam , zeker geen recht tot het afpersfen van zulk eene belasting heeft noch hebben'kan. Volgens de eerfte inftelüng zoude een ieder, zonder onderfcheid, die in een post gefteld wierdt, de vier eerfte jaaren, een vierde gedeelte van zijne zuivere inkoomften, ouder eede, moeten uitkeeren; veele zwoeren valfche eeden, en gaven flegts kleinigheden, waar van dc hoeveelheden (door dien dezelve in een befloten kist gedaan wierden) niet ontdekt konden worden ; maar de geheele forti bewees zulks. Iemand tc Batavia, die aldaar een der winstgecvende posten bad, ftak eenige zeer omflagtig gevouwen papieren, die men voor bankbrieven aanzag, in de kist, doch welke, bij hetopneemen, bevonden wierden witte papieren te zijn; men kon. de  EILAND JAVA. 123 de zulks echter niet bewijzen, cn mogelijk wilde men zulks niet doen. Dij de aankoomst der Commisfarisfen Genoraal volkoomen gebleken zijnde, hoe onvoldoende deïze wijze om het amptgeld in te vorderen was, en hoeveel hardheid hier in lag voor de weinige eerlijki.'n , die geene valfche eeden wilden zweeren, zoo wierdt hetzelve eerst veranderd, of verminderd, tot een zesde deel van het Tgeheele inkoomen, doch dit moest dan jaarlijks betaald worden. Dan deeze wijze ook niet aan de verwagting beantwoordende, wierdt eindelijk de geweldige-cn willekeurige maatregel ingevoerd, om alle posten, of de bikoomden daar van, naar welgevallen te waardeeren; en te bepaalen hoeveel een ieder jaarlijks aan amptgeld zoude moeten opbrengen. Het eenige, wat men in deeze inftelling goed kan noemen, is, dat alle de geenen, die flegts maatige inkoomften, of weinig meer dan hunne gage en kostgeld, of wel zoo veel als tot hun beftaan noodig was, hadden, geheel van alle afgave bevrijd wierden. Maar voor het overige was deeze belasting onrechtvaardig , willekeurig en onvoorzichtig; nadeclig voor het land cn voor de Maatfchappij, en onvoldoende aan het oogmerk. Onrechtvaardig, om dat dc Maatfchappij geen recht had, noch hebben kon , om haare dienaaren zulke fommen aftcpersfen. Waren hunne inkoomften te groot en door onrechtvaardigheid verkregen9 zoo konde daar tegen voorziening gedaan worden. Maar den roof te declcn ! leezcr, oordeel zelf. Willekeurig, om dat de belasting naar goeddunken  124. BESCHRIJVING van het ken en naar gunst wierdt opgelegd, en bijna alle oogenblikken veranderd. ? Onvoorzichtig, omdat, wanneer men meteen roo- ver een gedeelte van zijn buit deelt, men geen recht | meer heeft om hem voor het rooven optehangen. (Alle onderdrukking en knevelarij wierdt daar door zeker gewettigd en gerechtvaardigd. Nadeclig voor het land en voor de Maatfchappij, om dat de meeften en magtigften van die geenen, die amptgeld moeten betaalen, het volkoomen in I hunne macht hebben, hunne inkoomften of afpersfingen naar willekeur te vermeerderen; waar door i deeze belasting niet door hen, maar door het land, * of de inwooners daar van betaald wordt. Deeze worden hier door natuurlijk armer, dat nadeelig voor het land is, en dus ook voor de Maatfchappij, waar aan hetzelve is toebetrouwd. - Eindelijk onvoeldoende aan het oogmerk, om dat niettegenftaande dit alles, de geheele fom, welke wordt opgebragt, zoo gering is, dat dezelve in den alverflindenden kolk van 's Compagnies Infolventic van geene aanmerking, hoe genaamd, is, en alleen ftrekt tot verarming van eenige weinigen, die, in ongunst bij de geweldenaars zijnde , ook hier onder, als een middel van wraak en vervolging, hebben moeten zuchten. B ANKE N. Er was te Batavia eene bank, welke te gelijker tijd bank-courant en bank van leening was. In het beftuur van de eerfte waren, zoo als te Batavia in meest  EILAND JAVA. 125 meest alle dingen, groote misbruiken ingeflopen, die zeker hervorming vereischtcn; doch in ftede van die te bewerken, fchaften de groote Commisfarisfen de bank-courant geheel af, en lieten die van leening alleen beftaan. Het nut en voordeel van eene bank-courant voor eene handelplaats is te algemeen bekend, dan dat het noodig zoude zijn zulks hier te bewijzen. Hoe dwaas was het derhalven niet van die Commisfarisfen, dezelve om misbruiken, die verbeterd hadden kunnen worden, geheel te vernietigen! Doch zoodanig hebben zij in alles gehandeld; zonder kunde, zonder ondervinding, zonder oordeel; alleen hun eigen zin, eigen belang, en driften opvolgende. Indien de bank-courant behoorlijk beftuurd was geworden, en geene misbruiken daar in waren ingeflopen, zoude dezelve van groot nut en voordeel voor dc Maatfchappij hebben kunnen zijn; want, in ftede van papieren geld te maaken, zoude men dan dc bank hebben kunnen magt geeven, om eene gefielde fom aan bankbricven te maaken, die, aan de Maatfchappij geleend, zoo goed als geldfpecie, en zonder verlies gangbaar zouden geweest zijn. Dan, hier toe was de regeering van Batavia te onweetende, cn te halftarrig aan haare oude flelregels en denkbeelden verknogt. Ook zoude zulks niet zoo wel overeen gekoomen hebben met het eigenbelang van verfcheiden, die in alle deeze zaaken hun voordeel weeten te vinden, en nimmer gefchroomd hebben, het belang der Maatfchappij, en den welvaart van het algemeen, aan dat van hun zei-  126 BESCHRIJVING van het zelvcn optcofferen. Onnoemelijke fóramen zijn, door het verwisfelen of agioteeren .van papieren geld, door fommige rijken en magtige Grooten van Batavia gewonnen. De arme mindere dienaaren, die van hunne gages moesten leven, wierden in papieren geld betaald; en op alle markten en hoeken van ftraaten zaten Chineefen, om bet tegen twintig en vijf-en-twiutig ten honderd, ja zelfs tegen nog meer verlies, intewisfclen. Men kende de principaaien van deeze Chineefen , voor wien zij dit werk verrichtten; en iömtijds, wanneer dezelve twist kreegen, hadden zij de ftoutheid, openlijk met de befcherming van deeze hunne principaalen hunne partij te dreigen. Na dat de Americaanen, geduurende dcezen oorlog, zoo veele contanten in geldfpecie aangebragt, en voor gekogte coffij en andere goederen in de kas der Compagnie betaald hadden, bleef men echter de mindere dienaaren in papieren geld betaalen, het welk op denzelfden laagcn prijs gehouden, en door de Chineefen, voor die groote bloedzuigers ingewisfeld wierdt; zoo dat ze alle maanden omtrent vijf-en-twintig ten honderd winst behaalden op alle gelden, welke uitbetaald wierden. Men kan ligt nagaan, welke aanzienlijke winsten dit moet aangebragt hebben. Onder een beter beftuur is het te wenfehen en te verwagten, dat eene bank-courant wederom te Batavia zal opgericht worden, vrij cn onafhangelijk van de Regeering, zoo als die, welke in fommige plaatfen van Noord-ameriva gevonden worden, en tot een voorbeeld daar van kunnen dienen. De  EILAND JAVA. 127 De bank van leening is ook zeer nuttig, niet alleen voor Batavia, maar ook voor alle plaatzen van cenigen handel en aangelegenheid langs Java, alwaar men kleine banken van leening, of comptoiren van en voor de bank van Batavia diende opterichten, het welk zeer veel tot bloei van den handel zoude bijdragen. B A T A V I A. Is thans de hoofdplaats, niet alleen van onze bezittingen op het Eiland Java, maar van alle die, welke wij in Oost-Indië hebben. Derzelver ligging is voortreffelijk in alle opzichten, behalven dat de lucht er zeer ongezond is. Dan, daar Batavia, buiten tegenfpraak , voor deezen eene gezonde lucht genoten heeft, zoo volgt daar uit, naar mijn oordeel, dat de tegenwoordige ongezondheid aan toevallige omftandigheden moet toegefchrevcn worden, welke, even gelijk dezelve door den tijd ontftaan zijn, zoo ook waarfchijnelijk wederom zouden kunnen uit den weg geruimd worden. Indien deeze meening als gegrond wordt aangezien, zoo dient men ten fpoedigften en ten naarfügften te onderzoeken, welke deeze oorzaaken kunnen zijn, en dan, zonder tijdverzuim, alles te beproeven, om dezelve uit den weg te ruimen; wanneer de uitkoomst fpoedig zal doen zien, of men daar door de ongezondheid der lucht van Batavia kan verhelpen of niet. Indien het laatfte mogt plaats vinden, dat ik echter niet geloovc, en men bevinde, dat dit kwaad niet te verhelpen is , dan moet men, hoe eerder hoe lie-  128 BESCHRIJVING van Het liever, Batavia verlaaten, en eene andere hoofdplaats aanleggen. Wat Batavia thans is, weet een ieder, helaas! al te wel. Eene befchrijving daar van kan een weldenkend vaderlander alleen doen bloozen, en traanen van verontwaardiging en bittere droefheid doen ftorten. Dan, wat Batavia zijn kon, en zeker onder een goed en wijs beftuur, en wanneer hetzelve tot eene vrije haven verklaard wierdt, worden zou, dit kan men, zonder de omftandigheden wél te kennen, zoo ligt niet bezeffen. Vooronderftel dan, dat, door de oorzaaken van Batavia''s tegenwoordige ongezondheid zoo veel mogelijk wegteneemen , men derzelver lucht zuiverde, het welk hoofdzaakclijk door het opvullen der Gragten en Slooten in en rondom de ftad; door het opdroogen der moerasfen rondom dezelve; door het afkappen der kreupelbosfchen en der te groote menigte van boomcn, die de ftad omringen; door het beletten om voortaan water over de rijstvelden rondom Batavia te laaten loopen en (taande te houden, en die rijstvelden in tuinen te veranderen; door het verder verwijderen der kalkovens van Batavia; door het verbieden om dooden in of omtrent de ftad, en wel nader dan vijf of zes paaien van dezelve, te mogen begraven; door de Chineefche campong, en andere Inlandfche wooningen, verder van de ftad te verwijderen, en van dezelve aftezonderen; door geene Chinsefen of Inlanders toeteftaan om in de ftad te woonen; door veele oude en onbewoonde huizen, ja fommige geheele ftraaten, te doen afbreken, en daar door meer doorfpeeling van lucht aan de ftad te bezorgen; door  EILAND JAVA. 129 door geene pnsfers of markten, hoe genaamd, veel minder vleesch- en visch-markten, in de ftad te gedoogen, maar die buiten dezelve te doen handen.; en door nog verfchciden andere middelen van minder aangelegenheid; — bet welk, zeg ik, hoofdzaakelijk, door al het boven nmfchrevene, met waarfchijnlijkheid zoude te bewerken zijn. Vooronderftel dan verder, dat Batavia eene open en vrije haven van alle Natiën verklaard wierde, even als Calcutta, Madras, en Bombaij', thans zijn voor de geheele waereld, behalven voor hun eigen landaart, die door het uitfluitend recht van haare Oost-Indifche Compagnie alleen van dit voordeel beroofd is. In dit geval zoude men fpoedig fctiepeij van alle gedeelten der waereld naar derwaards zien zeilen , om de kostbaare voorbrengfelen van Java in te koopen, of voor andere daar benoodigde koopt manfehappen in te ruilen. Welke fchatten en rijkdommen zoude dit aan ons Vaderland niet aanbrengen! Men denke niet, dat dit mededingerfchap van vreemdelingen ons of ons Vaderland zoude benadeelen; neen; want, fchoon het zeker de prijzen zoude doen ftijgeren, zoo flrekt dit zelfs tot ons voordeel; en, daar ontegenfprekelijk geen landaart in de waereld zoo goedkoop vaaren kan als wij, en geene kooplieden met zoo maatige winften te vreden zijn als de onze; zoo volgt daar uit met zekerheid, dat het mededingen van andere Natiën ons geen nadeel toebrengen kan. Om echter de handelaaren van ons gemeenebest op eene billijke wijze te bevoordeelen, zoo zoude men de pachthof den tol op uitgaande goederen voor vreemdelingen I twee  130 BESCHRIJVING van het twee tot drie ten honderd hooger kunnen ftellen dan die, welke door onze kooplieden betaald wierdt, en op de ingevoerd wordende koopraanfchappen dezelve van vijf tot zes ten honderd kunnen verhoogen: fchoon ik voor mij fterk twijfele, of diergelijke bevoordeelingen wel aan het oogmerk voldoen; dewijl dezelve dan wederzijds door de Natiën in het werk gefteld worden. Hierom zoude ik bijna durven vastftellen, dat het veel beter zoude zijn, het mededingen en behaalen van den prijs in den handel overtelaaten aan de nijverheid, werkzaamheid , fpaarzaamheid, doorzicht, kunde en moed onzer 'kooplieden. Dan gaerne laat ik zulks over aan kundiger, beter, en beproefder oordeel dan het mijne. Ik tracht alleen aan mijne landgenooten dat geene bekend te maaken, het welk door onkunde, nalaatigheid, en ftrafwaardig eigenbelang, zoo langen tijd voor hun is bedekt gehouden. Indien de Batavifche lucht konde worden gezond gemaakt; de zetel onzer Regeering in Oost-Indi'è wierde beftuurd door braave en kundige Vaderlanders, befchermd door Vaderlandfche Krijgslieden , en ook bewoond door Vaderlandfche Kooplieden, die onder goede wetten vrij in alles handel mogten drijven; dan zoude men welhaast die fraaije ftad, wier ommelanden zoo verrukkend ziin, verre boven Calaitta, Madras, Bombaij en alle andere Indifche Handelfteden zien uitmunten, en voor ons Vaderland dat geene worden, wat dezelve federt lange had kunnen en behooren tc zijn, eene bron van rijkdom, grootheid en voorfpoed , waar van ons gemeenebest, en alle deszelfs  EILAND JAVA. 131 zelfs inwooners, den gczegcndften invloed zouden gevoelen. De Eilanden rondom Batavia zijn zeer gefchikt om timmerwerven en dokkeu tot het bouwen en vertimmeren van fchepen aan te leggen, bijzonder Onrust en de Kuiper, die men zeer ligt zoude kunnen verfterken. Voor kleine vaartuigen is de rivier voldoende; doch waarom zoude de bank, die voor dezelve ligt, niet weggeruimd kunnen worden? Ik denk ten minftcn zeker van ja. Nimmer heeft men te Batavia kundige Ingenieurs gehad; en die middenmaatig waren zijn zelfs altijd liegt beloond. Dit zoude niet alleen tot bevordering der fcheepvaart ver* ftrekken, maar ook niet minder tot de gezondheid van Batavia medewerken. Hoe veele handelhuizen hebben niet federt twintig tot dertig jaaren aanzienlijke fortuinen in Cak cutta, Madras en Bombaij gemaakt! Ik neem aan, meer dan honderd perfoonen bij naam aantcwijzen \ die in dien tijd, inde drie genoemde plaatfen, zonder in dienst der Engelfche Compagnie te zijn geweest, of eenige voordeeiige plaats te hebben gehad, ieder meer dan honderd duizend ponden fterlings gewonnen hebben, en daar mede mar Engeland terug gekeerd zijn; behalven zoo veele, die, met minder fortuin te vreden, naar derwaards zijn vertrokken. En wie heeft in onze bezittingen in al dien tijd eenig fortuin gemaakt? Geene andere dan enkele zeer weinige compagnies-dienaaren, die het geluk gehad hebben, in eenige winstgeevende posten gefteld te zijn geworden. I a KON-  132 BESCHRIJVING van het KONSTEN en WEETENSCHAPPEN. Batavia heeft een Genootfchap van Konften en Wcetenfchappen gehad, en zulks beftaat in naam nog. Ik fchaame mij bijna er meer van te zeggen. Toen hetzelve opgericht wierdt door fommige mannen van wezenlijke kunde en verdienften, durfde men echter niet nalaatcn, alle de leden der regeering tot directeuren, of zelfs opperdirecteuren, daar van te verkiezen; deeze llaaffche ftap was noodzaakelijk, niet om befcherming te verkrijgen, maar om vervolging -voortekomcn. De waare directeurs durfden zich flegts dirigeerende leden noemen, en hun eerfte voorzitter Radermacher, die, fchoon niet geleerd , echter een voorftander en liefhebber van konften en weetenfchappen was, vertrokken zijnde , en de voorzichtigheid eisfchende (wilden ze blijven beftaan) dat ze weder een medelid der regeering daar toe verkozen, zoo viel de keuze op iemand; niet (om zich zoo uittedrukken) om zijne pofitive, maar om zijne negative hoedanigheden, naamelijk, dat hij ten minften geen kwaad aan de zaak zoude doen. Naderhand de meefte en kundigfte der eerfte ftichters geftorven of vertrokken zijnde, geraakte het genootfchap langzaamerhand in verval en minachting; en na den dood van deezen een ander, die naauwelijks zijn naam kan fchrijven, en zelfs niet recht weet, of hij een Nederlander of een Duitfcher is, tot voorzitter verkozen zijnde, zoo is, in fpijt van alle aangewende moeite en werkzaamheid van den ijverigen en fchranderen Ross, die er Secretaris van is, en het te gronde gaande ge-  EILAND JAVA. 133 gebouw gaarne flaande wilde houden, dit eenmaal veelbelovende genootfchap zoo goed als tot niet geraakt. De eerfte door hetzelve uitgegcevcn boekdeelen onthielden merkwaardige cn wél uitgewerkte (tukken. Doch wat kan in het rijk van geweld en dwinglandij blocijen ? Geleerdheid zeker niet; de geweldcnaaren zijn vijanden van het licht der opklaaring, en dc Batavifche regeering meer dan eenige andere. Door dezelve worden zelfs geene nieuwspapieren of couranten toegedaan. In alle Engelfche plaatfen in Oost-Indie, Cakntta, Madras en Bombaij, heeft men onderfcheiden nieuwspapieren; te Batavia zouden dezelve zeer nuttig, aangenaam en voordeelig zijn; dan, de regeering weet en gevoelt, dat de zuivere openlegging van haare handelingen haar met fchande zoude overdekken. Voeg hier bij de vreeze voor tegenwoordig, dat derzelver gedrag, in zijne waare gedaante, in het Vaderland aan een ieder bekend zoude worden; en men zal ligt begrijpen, dat de Batavifche regcering, zoo als dezelve thans is, nimmer het drukken van nieuwspapieren zal toedaan. Vrijheid is de moeder en voedder van alle deugden en goede zielshoedanigheden; onder haar gebied bloeijen konden en weetenfehappen van zelve; zoo dat, 0, mijne landgenooten! indien wij het geluk mogen hebben, de vrijheid op Batavia en Java eens te zien invoeren, dan zal ook het genootfchap van konden en weetenfehappen, beduurd door mannen van verdand, kunde en geleerdheid, die tot hun voorzitter niet een Edelhcer, maar den I 3 ver-  i34 BESCHRIJVING van Het verdandigden uit hün midden zullen verkiezen, weder herleeven, en door zijne werkzaamheden het licht der waarheid, zoo wel over Java als over onze andere bezittingen in Oost- Indië, alom verfpreiden. ZEE-ASSURANTIE. Dezelve is te Batavia zoo' te zeggen onbekend. In 1790, vol ijver voor het algemeen welzijn, haalde ik eenige der aanzienlijkfte ingezetenen van Batavia over, om met mij eene Asfurantie-focicteit opterigten. Met veel moeite bragt ik omtrent vijftien leden bijeen, doch durfde zonder verlof van de regeering iet zoodanigs niet onderneemen. Ik wierdt verzogt den Generaal Alting daar overte gaan fpreeken; naar zijne gewoonte voer hij ten eerden tegen mij uit, zeggende, dat alle die nieuwigheden nergens goed voor waren. Doch hier door niet verfchrikt, maar aanhoudende om de redenen te weten , Waarom het ons geweigerd zoude worden, zeide hij, vooreerst, om dat er geen handel is; en ten tweeden, om dat het moeijelijkheden met vreemde natiën zoude veroorzaaken. Ik toonde hem aan, dat juist om dat er geen handel was, of dat dezelve was vervallen, dit tot een middel zoude dienen om dien tc doen herleven; en dat de tweede zwaarighcid ook van geen belang was, want dat men dan voldrekt alle gemeenfehap met vreemde natiën zoude moeten affnjjden, dat ter gelijker tijd allen handel vernielde. Dan alles kon tegen zijne vooroordeelen en eigenzinnigheid niet helpen; en ik was  EILAND JAVA. »35 was verplicht hem om eene fchriftelijke weigering te verzoeken , waar door hij eindelijk bevreesd wierdt, en de oprichting der Asfurantie-focieteit toeftond; echter op voorwaarde van geene Asfurantien op vreemde fchepen te doen. Het plan van de Sociëteit was, dat ieder lid een borgtogt van tien duizend rijksdaalders bezorgde, die als capitaal en fecuriteit diende; dat de premien door den casfier ingezameld, en alle half jaaren onder de deelncemers verdeeld wierden; en dat, wanneer verliezen betaald moesten worden, ieder lid zijn aandeel terftond betaalde, indien het geld in casfa niet voldoende daar toe was. Alles ging zeer voordeelig; en in de eerfte vier maanden was dc zuivere winst van ieder deelneemer bijna acht honderd rijksdaalders. Dan, in December 1790. wegens mijne flegte gezondheid naar Java hebbende moeten vertrekken, verviel de Asfurantie-focieteit ook ten eerften. Alting was niet alléén de vlj' nd er van; Sieberg en eenige anderen waren veel erger daar tegen gebeten; Sieberg om dat hij groote fommen gclds op Bodemarij, zoo op Compagnies als particuliere fchepen, uitleende, voor ongeloofelijken zwaaren interest, hetwelk natuurlijk door de Asfurantie-focieteit verminderde; en anderen uit een geest van tegenfpraak, haat en afgunst jegens mij, als ftichter daar van. Door hun invloed wierpen ze, zoo dra ik weg was , de Sociëteit fpoedig om verre; de meefte leden waren bang voor hun cn dorden hen niet wederdaan; en fommige, zoo als Neun die casfier was, maakte zich zelfs eene verdiende daar uit. Op die wijze wierdt deeze nuttige inrichI 4 tin§  136 BESCHRIJVING van het ting in haare geboorte gcfmoord, en de handel in de handen van Sieberg en andere monopolisten vastgefmeed. De Engelfchen hebben te Calcutta , Bombaij en Madras, Asfurantie-focieteiten , die onnoemelijke lommen verzekeren, en den koophandel doen bloeijen; hetwelk overtollig zoude zijn, mijne verlichte landgenooten te willen doen begrijpen. Ik heb alleen willen aantoonen, hoe onvergeefehjk de regeenng van Batavia , eigendunkelijk en willekeurig, handel, vrijheid en rechten met voeten getrapt hebben, ten einde flegts hun eigenbelang en voordeel te behartigen, en hunne vooroordeelcn in te volgen. Dan, wanneer eenmaal de vrijheid op Batavia en Java zal zijn ingevoerd, zoo zal ook de heilzaame, en met recht door alle befchaafde naden geachte en befehermde inrichting van Asfurantien fpoedig in gebruik koomen, en daar door handel en vertrouwen, 0f crediet, opgebeurd en onderfchraagd worden. ° SLAAVEN en SLAAVENHANDEL. Men zoude te Batavia en op Java zich zeer wel zonder flaaven kunnen behelpen, en dezelve zijn wezenlijk onnoodig'; als er geen flaaven meer waren, zoude men vrije lieden genoeg onder de Inlanders van alle foorten vinden, om in de huizen der Europe'èrs te dienen. _ Hier door wil ik echter de onmiddelijke vrijlaating van alle flaaven in eens niet aanbeveelen; dit ioude onvoorzichtig, onbillijk en nadcelig, 'zoo voor  E I L A N D J A V A. 137 voor het algemeen, als voor de meesters, en voor de flaaven zelve, wezen. De flaaven, geen begrip noch gebruik van de vrijheid weetende te maaken, zouden, in het denkbeeld, dat de vrijheid beltond in niet te werken, en alles te kunnen doen wat men wil, natuurlijk eerst tot werkeloosheid en luiheid, vervolgens tot bedriegen en fteelen, en eindelijk tot rooven en moorden overgaan; waar door het algemeen welzijn klaarblijkelijk veel fchade en nadeel zoude lijden, en de meesters, veele welker rijkdom grootftendeels in flaaven beltaat, welke zij onder de bcfcherming der wet gekogt hebben, zouden door eene onmiddelijke vrijgeeving geheel bedorven worden. Veel beter, voorzichtiger en billijker zal het derhalven zijn, die vrijgeeving allengs en trapsgewijze intevocren; doch intusfchen den flaavenhandcl, of den verderen aanbreng van flaaven van Macasfar', Baly, of van waar dezelve ook aangebragt mogen worden, aanftonds geheel tc verbieden en te fluiten. Dit is billijk en rechtvaardig; en geen mensch kan zeggen daar-door benadeeld te zijn, dan eenige verachtelijke fchepfels, die deezen affchuwelijken handel gedreven hebben; cn waar aan het ten allen tijde vrij ftaat iet anders bij de hand tc neemen. Om nu de eindelijke vrijgeeving van alle flaaven trapsgewijze tc bewerken, zijn veele middelen en ontwerpen voorteftellen, die bij het in 't werk ftellen zich van zelve zullen opdoen; doch waar bij men vo.'ftrekt in 't oog zal moeten houden, eene vaste bepaaling, volgens welke na een zekeren bepaalden tijd, uiterlijk twintig jaaren, alle flavernij I 5 in  13» BESCHRIJVING van het in onze Oost-Indifche bezittingen, volflrekt vernietigd en afgefchaft zal moeten zijn. In dit tijdvak zal men dus aan eenigen, het zij volgens ouderdom, het zij ter zaake van bewezen dienften, de vrijheid kunnen fchenken, cn de jonge door eene foort van opvoeding of onderwijs tot het genot der vrijheid bekwaam maaken. Intusfchen zal bij het affchalTen van den flaavenhandel ook ten ftrengften verboden moeten worden, om eenige flaaven, die men thans heeft, buiten het land of aan vreemdelingen, het zij Europe'èrs of Inlanders, te mogen verkoopen, maar wel onderling aan eikanderen in het land zeiven, het zij bij vertrek naar het Vaderland, ilerfgeval of andere gelegenheid; echter altijd wel in 't oog houdende, dat op zekeren bepaalden tijd, zoo als te vooren gezegd is, alle flaavernij een einde zal hebben; en dus in dat bepaalde jaar, ik ftelde 1820, alle flaaven de fa&o zullen vrij zijn. Dc tegenwoordige eigenaars zullen geene fchade daar bij lijden; want door het fluiten van den flaavenhandel, zullen de overblijvenden zoo veel duurer worden; en fchoon maar voor twintig jaaren, echter niet in prijs daalen. Ook heeft men geene reden van klagen , wanneer men van gekogte flaaven, door eikanderen, twintig jaaren dienst heeft. Zoo dat op deeze wijze die verfoeijelijke handel afgefchaft, en zonder iemands nadeel ook in korten tijd de flaavernij' van Java en Batavia geheel zal verdwijnen. BA-  EILAND JAVA. 139 BATAVISCTIE OMMELANDEN. In deeze zijn groote Hukken lands aan verfchillende perfoonen, zoo Europe'èrs als Chineefen en andere Inlanders, bij verkoop in eigendom afgeftaan, en worden nu vrij verkogt, of bij erfenis van den éénen aan den anderen overgemaakt. De flegte gefteldheid en weinige bevolktheid deezer landen zal men mogelijk tot een bewijs tegen mijn ftelzel, of voorftel tot eigendom van land, willen bijbrengen. Doch vooreerst óntkenne ik de flegte gefteldheid dier landen, want dezelve worden zeer duur verkogt, en geeven goede renten; fchoon ze zeker in nog veel beter ftaat zijn konden. Ten tweeden is dit ftelzel van eigendom geheel verfchillende van dat geene, het welk ik bedoele en voorftelle. Deeze landen, die de Maatfchappij, zoo als natuurlijk was, weinig of niets opbragten, wierden In groote en kleine perfeelen, naar dat de kopers betaalen konden, met de Inwooners daar op verkogt; weshalven de Inwooners of Javaanen nu verplicht waren te betaalen aan en te werken voor de eigenaars, zoo veel als zij te vooren aan de Maatfchappij verfchuldigd waren; zonder dat zulks door eenige wetten wierdt bepaald, maar alles aan de landhouders overgclaaten; het welk, offchoon over 't algemeen de Europe'èrs de Javaanen wél en zagt behandelden, echter veroorzaaakt heeft, dat veele verliepen, en hier door deeze landen ontvolkt zijn. De landeigenaars zelve hebben veel moeten lijden van  14° BESCHRIJVING van het van de onderdrukking van den Land-commisfaris, den Landdrost cn het Collegie van Heemraaden, of liever derzelver prefident; welke alle beurteling door hun grooten invloed de landhouders op allerhande wijze plaagen en drukken. Doch zonder dat alles , hoe konden die landen bloeijen , waar in men niet planten of aanbouwen mogt'wat men wilde; veel 'minder nog vrij verkoopen of uitvoeren de vruchten zijner werkzaamheid ? Wie wilde , wie konde, peper, coffij of indigo aanplanten voor de prijzen, welke daar voor door de Maatfchappij betaald wierden? Zie daar derhalven de waare oorzaak van het verval en den fiegten ftaat deezer landen, die echter, door derzelver natuurlijke vruchtbaarheid en voordeelige ligging, niettegenftaande alle deeze onderdrukkingen en onwijze maatregelen, nog altijd in waarde zijn gebleven, en goede voordeden hebben opgeleverd. Wat zoude dan niet onder een goed beltuur en genot van vrijheid van dezelve te wagten zijn! In deeze ommelanden moeten zeker nu, zoo als het is, de eigenaars in het bezit van hunne landen blijven; want het recht van eigendom is heilig. Ook kan het nu geen nadeel meer doen; zijnde dc Javaanen daar aan gewoon, en daar mede te vredes; zoo dat alleen het beletten van onderdrukking, het oeffenen van onzijdig recht, en het openftellen van een vrijen handel noodig is, om de Batavifche ommelanden tc doen bloeijen, en daar door zoo wel de inkoomften van het land te vermeerderen, als ter gelijker tijd den welvaart en het belang van de eigenaars der landen, zoo wel als dat der  EILAND JAVA. 14* der Inwooners en bebouwers daar van, te bevorderen. Nergens kan de verandering en verbetering zoo wél en zoo ligt worden ingevoerd, als in deeze landflreek, daar zoo wel het recht als het voordeel van eigendom van land reeds bekend is; fchoon de wijze, waar op de eigendom in de andere gedeelten der Maatfchappij's landen dient verdeeld en afgeftaan tc worden, verfchülende cn rechtvaardiger dient te zijn; zoo als ik verder zal aanwijzen. HANDEL op OOST-INDIE. Het fchijnt een zeer oud en algemeen ingeworteld vooroordeel te zijn, dat de handel op Oost-Indië niet anders kan worden gedreven, dan door eene Maatfchappij , met een uitfluitend oef rooi bevoorrecht. Onze Nederïandfche Maatfchappij is de eerfte van dien aart geweest, en heeft tot voorbeeld van alle andere bij de andere natiën gediend: echter zijn de meeste, buiten de Engelfche, te niet gegaan, of hebben ten minften weinig vordering gemaakt. De omftandigheden, welke het oprichten van onze Maatfchappij veroorzaakten, en de wijze, waarop dezelve wierdt ingericht, doen de wijsheid en voorzichtigheid van onze voorvaderen kennen. Maar de omftandigheden zijn niet alleen merkelijk, maar zelfs bijna geheel en al veranderd ; en wanneer de omftandigheden veranderd zijn, dienen ook de maatregelen veranderd te worden, bijzonder is dit eene waarheid met opzicht tot den handel van onze Republiek op Oost-Indië. Toen  BESCHRIJVING VAN HET Toen onze Nederlandfche Maatfchappij wierd opgericht , was het eerfte en voornaamfte doel der kooplieden alleen handel; de handel kon niet gedreven worden zonder befcherming; de Staat, de handen nog vol hebbende met den Spaanfchen oorlog, kon die befcherming niet verleenen; en' de verfchillende uitrustingen van verfcheiden kooplieden, en kleine asfociatien, deeden eikanderen afbreuk; dit deed bij verlichte en vaderlandlievende mannen het ontwerp ontftaan, om alle die kooplieden, die op Oost-Indië wilden handelen, in een lichaam of Maatfchappij te vereenigen, voorzien met een uitfluitend voorrecht, en bekleed met de magt, zoo om zich te wapenen tot eigen verdeediging, als ook om in Indië aanvallenderwijze tegen de Spanjaarden en Portugeezen, toen onze vijanden, en zelfs ook tegen de Indiaanfche Vorften en Volkeren te mogen ageereu, en ingevolge daar van grondgebied en bezittingen te veroveren of te verkrijgen, vestingen te bouwen, heerfchappij uitteoeffenen, en alles wat verder daar toe behoort in 't werk te mogen ftellen. De uitkoomst bekroonde de voortreffelijkheid van het ontwerp; de Maatfchappij bloeide , en fteeg tot een trap van grootheid en voorfpoed, die geheel Europa deed verbaasd ftaan. De tijdsomftandigheden waren daar toe buitengewoon gunftig; de overige volkeren van Europa, met binnenlandfche onlusten bezig gehouden , of kenden het gewigtvan den handel op Oost-Indië niet, of wierden door veelerleic beletfelen afgehouden van daar mede deel in te neemen. Dan federt zijn de omftandigheden daar omtrent zeer  EILAND JAVA. 143 zeer veranderd; en federt veertig jaaren zijn de Engelfchen niet alleen geduchte mededingers van ons geworden, maar hebben eene aanzienlijke overmagt, ten opzicht zoo wel van territoriaale bezittingen als van handel, boven ons verkregen. Door vrijheid te verleenen aan den particulieren handel in Oost-Indië, en zelfs in veele takken op het Moederland, hebben de Engelfchen veele voordeden boven ons behaald, die, fchoon de omftandigheden veranderd waren, bij het oude gebleven zijn. De Engelfchen hebben hunne territoriaale bezittingen door een beter beltuur, door het geeven van eigendom van land aan hunne inwooners, en door het beftuur en de inkoomften van die bezittingen af te zonderen van de commercieele belangen, en onder een bijzonder beftuur te brengen, dezelve voor hun van veel grooter belang en voordeel gemaakt , daar wij bij het oude blijvende, de commercieele belangen tot het hoofddeel maakende, onze territoriaale bezittingen geheel verwaarloosd hebben. Door de lengte van den tijd, het influipen van veel misbruiken, het belang, dat zoo veelen bij het voortduuren van die misbruiken hadden, de onkunde, de baatzucht,de heerschzucht, en duizend andere redenen, alle tot hetzelfde einde famenloopende; — door dit een en ander is onze Maatfchappij eindelijk tot die verlaaging en verval gekoomen , dat geene redding meer voor haar te wagten is, dragende zij den kanker en de oorzaaken haarer zwakheid om in haar eigen boezem. De grondbeginfden, eindelijk, in ons Gemeenebest met de nieuwe Staatsregeling aangenomen, maak-  **4 BESCHRIJVING van het maakten het verder beftaan van eene Maatfchappij met een uitfluitend voorrecht onmogelijk; en dezelve is alzoo vernietigd. Dan het vooroordeel, als of de handel op OostIndië niet wel anders dan door één lichaam, of in ééne masfa, voor ééne rekening, zoude kunnen gedreven worden, fchijnt bij veelen nog Merk te werken , en het tot eene onbefliste vraag te maaken, of de handel op Oost-Indië voordaan voor rekening van den Staat, bij uitfluiting zal gedreven dan wel vooralle particuliere handelaaren opengeftcld worden. Men veroorlove mij, de redenen zoo voor als tegen beide fyftema's aan te voeren, en tegen eikanderen te vergelijken en te toetfen. Voor den uitfluitenden en tegen den vrijen handel kan men bijbrengen, dat met eene groote hoofdfom, en met groote vermogens, eenvormig naar hetzelfde doel ftreevende, men alle verfcheiden takken en bronnen beter met eikanderen combinceren, cn alle te famen tot voordeel kan doen ftrekken; dat door alles te overzien en te kunnen omvatten zonder mededingers , men beter koop inkoopen , en weder door de goederen op prijs te houden duurer verkoopen kan; daar, door den handel voor allen open en vrij te ftellen, de één den anderen zal zoeken te ondermijnen en te benadeelen , waar door eindelijk de handel zeer zoude lijden en aan 't kwijnen raaken; en dat ten laatften door de eenheid van handel bij uitfluiting alleen, den inlander kan gedwongen worden, zijne producten voor een geftelden en zeer geringen prijs te leveren, daarbij verkoop eene aanzienlijke winst op te behaalen is, welke een groot voor-  EILAND JAVA. 145 voordeel zullende opleveren voor rekening van de. Republiek, daar door voor het algemeen welzijn het meest verkiesbaar wordt. Doch daarentegen kan men voor den vrijen en tegen den uitfluitenden handel bijbrengen, dat particuliere kooplieden en reeders veel beter de belangen van hunne uitrustingen en reederijen kunnen behartigen, dan zulks voor een groot lichaam en over zoo veele fchepen j geleideden kan; dat particulieren altijd beter wecten, alle kansfen en omftandigheden waartenecmen; dat ze hunne inkoopen voordeeliger kunnen doen; dat, als de Inlander, Inwooner of Landbouwer in de Oost-Indifche bezittingen door den uitfluitende!] handel gedwongen wordt, zijne voortbrengzelen voor een geftelden prijs te moeten leveren, dit allen ijver en werkzaamheid in hun uitdooft; daar, wanneer hij ze vrij mag verkoopen aan wien hij wil, en daar dooreen hooger prijs verkrijgt, zijne naarftigheid zal vermeerderen, cn oneindig meer voortbrengzelen zullen aangekweekt worden, die juist ook weder door deeze meerdere aanplanting naar evenredigheid niet zoo veel in prijs zullen (lijgen, als anders eene grooterc navraage en mededingerfchap zoude doen vooronderftellen; dat het beftuur over eene zoo uitgeftrekte zaak, als die van den geheelen handel van onze Republiek op de Oost-Indien, noodwendig aan zulk een groot getal van perfoonen in verfcheiden betrekkingen moet toevertrouwd worden, dat het voldrekt onmogelijk wordt om voortekoomen, dat door onkunde, eigenbelang, kwaade trouw, en nalaatigheid, zeer groot nadeel en fchaK de  i46 BESCHRIJVING van het de aan het algemeen belang worde toegebragt; en zelfs noodzakelijk veele kleine en onbeduidende takken van handel moeten nagelaaten en verwaarloosd worden, die voor particulieren altijd nog zeer voordeelig en belangrijk konden zijn of worden. . Wanneer men nu vergelijkt de voordeden, die ' voor ons Nederland uit een uitfluitenden handel ! voor rekening van den Staat zouden voortvloeijen, - 1 met die, welke den vrije handel zoude opleveren, zoo zal men best kunnen oordeelen, Welke van beide fystema's het voordeeligfte voor het algemeen zoude zijn. Wordt de handel bij uitfluiting voor rekening van de Republiek gedreven, zoo wordt er een uit veele perfoonen beflaande bewind gevorderd, om zulk een aanzienlijk en te famengefteld lichaam te befluuren; er worden veele fchepen vereischt om dien handel te drijven; het beftuur in Oost-Indië wordt veel moeijelijker, vordert veel meer dienaaren , en geeft veel meer gelegenheid tot misbruiken en ontrouwe behandeling. De producten voor bepaalde prijzen noodwendig moetende geleverd worden, zullen en kunnen niet vermeerderen. De landbouw en colonieele welvaart aan de commercieele belangen ondergefchikt wordende, moet dit de bezittingen doen kwijnen, het geen thans wezenlijk het geval is; zijnde het voordeel, dat voor het Vaderland uit deeze wijze van beftuur moet voortkoomen, alleen te vinden in de winst, die de verkoop van de producten, in Oost-Indië, door dwang goedkoop ingekogt, voor hooge prijzen in het Vaderland, koomt te geeven; na aftrek evenwel  EILAND JAVA, wel van de onkosten van het beftuur, zoo in het Vaderland als in Oost-Indië, en de uitrusting der fchepen, tot dien handel vereischt. Daar in tegendeel bij het open zetten van dien. handel, wel is waar, die winst vervalt; doch daarentegen ook alle onkosten van de uitrusting der fchepen, en het beltuur, zoo wel hier te lande als in Oost-Indië', veel eenvoudiger en daar door minder kostbaar wordt; en er daarenboven geen twijfel aan is, zoo als in verfcheiden hoofddeelen in deeze bladeren is aangetoond , dat, wanneer van de uitfluitende.leverantien van de producten in onze bezittingen afgezien wordt, en onder een beter beltuur aan den Inlander eigendom van land, vrijheid van perfoon, en van verkoop zijner goederen toegedaan zal zijn, als dan die colonien ook fpoedig zullen bloeijen, en aanzienlijke territoriaale inkoomften geeven, die verre de winften zullen overtreffen, welke een uitfluitende handel ooit kan opleveren. Terwijl dan nog de particuliere handel, door het terug brengen van aanzienlijker hoeveelheid van producten, dan ooit door den uitfluitenden handel kon geleideden, en door het betaalen van inkoomende rechten, groote fchattcn aan den lande zal opbrengen; en door den vertier en verdere verzending van die producten door geheel Europa, veele Kooplieden-en Ingezetenen verrijken, en daar door het welzijn en geluk van het Vaderland bevorderen. Echter zoude de handel op China hier van uitgefloten moeten worden; als zeker, om reden van de fchikkingen, welke in Canton omtrent de vreemK 2 de  148 BESCHRIJVING van de de naden plaats hebben, beter voor döne rekening, dan door veele, eikanderen onderling afbreuk doende, particulieren, kunnende gedreven worden; en dus mogelijk het best en voordeeligst voor rekening van de Republiek met Oorlogfchepen zullende kunnen ondernomen worden; zoo als onder de artikelen van Chinafchen handel en fcheepvaart is voorgefteld. Ook zoude men de fchepen, door particulieren tot den handel naar Oost-Indië te bezigen, onder zekere bepaalingen van grootte, aantal van equipage, gefchut, en andere noodige inrichtingen, kunnen brengen, tot bevordering van het algemeen welzijn. KAAP DE GOEDE HOOP. Deeze was voor de Maatfchappij van geen ander nut, dan als eene ververfchingplaats voor de uitgaande en te huis koomende fchepen. Eene duure herberg, voorwaar! Echter is het een fraai en vruchtbaar land, dat, bcfcheenen door de ftraalen der vrijheidszon , heerlijk bloeijen zoude. Dan, wat kan bloeijen onder het ijzeren juk van monopolie? Thans is de Kaap in Engelfche handen: zullen wij ze ooit weder krijgen, of niet? Hoe is die Volkplanting verloren? Verdedigd had ze kunnen worden; daar aan is geen twijfel. Aan wien ligt dus de fchuld? heeft men verzuimd de noodige ammunitie en andere benoodigdheden aftezenden? Hebben de Bevelhebbers hun plicht niet behoorlijk be-  KAAP de GOEDE HOOP. 3-19 betracht? heeft er verraad plaats gehad? of waren de Inwooners, en vooral dc Landlieden, onvergenoegd op de Regeering, en daarom onwillig om te vegten, ja mogelijk blijde zich in de armen der Engelfchen te kunnen werpen? Mogelijk hebben alle die redenen te famen gewerkt, om die gewigtige plaats te doen verliezen. Hét is ontegeufprekelijk, dat de Kaap voor eene Mogendheid, die groote bezittingen in Oost-Indië heeft, van zeer groote waardij is; en dit begrijpen de Engelfchen zeer wel. Het is te wenfehen, dat wij bij den vrede die plaats weder terug zullen krijgen, maar dan ook wijzer, redelijker en rechtvaardiger jegens derzelver Ingezetenen zullen handelen. Als dan zal die Volkplanting fpoedig bloeijen , en dc onkosten tot derzelver verdediging en beftuur zelve kunnen dragen. Die groote Commisfarisfen, die zulke wonderen in Oost-Indië zouden uitwerken, hebben aldaar een aanzienlijken tijd vertoefd; doch het fchijnt niet, dat ze eenige goede inrichtingen van aanbelang gemaakt hebben; en na hun vertrek fchijncn de Inwooners nog onvergenoegder dan ooit te vooren geweest te zijn; dat natuurlijk is, wanneer men zich in zijne wel gegronde hoop van verbetering zoo zeer bedrogen vindt. Wijn en tarwe zijn de hoofdvoortbrengfelcn van de Kaap; en het is verwonderenswaardig, hoe onder eene zoo drukkende Regeering en monopolie nog zoo veel voortgebragt is. Hoe veel zoude men dan niet kunnen verwagen, als die Volkplanting vrijheid van handel en uitvoer van haare produclcn K 3 mogt  iSo BESCHRIJVING van het mogt genieten. De hoedanigheid van den wijn, zoude dan ook allengs verbeteren; dat thans voor de Inwooners bijna der moeite niet waardig is. Nieuwe Planters zouden er genoeg naar toekoomen uit alle landen van Europa, zoo dat geen volk zoude ontbreken. Zoude het ot>k een onuitvoerbaar ontwerp, of eene herfehfchim zijn, de Kaap de Goede Hoop eene onafhangelijke vrije plaats te maaken, voor alle natien open, en in oorlog altijd onzijdig te blijven? Veele zwaarigheden zouden er zeker tegen intebrengen zijn; en voornaameljjk dat de Mogendheid, die in tijd van oorlog de overhand op Zee had, moeijelijk tot het onderhouden en eerbiedigen van deeze onzijdigheid zoude te overreeden , veel minder te dwingen zijn. Doch anders, indien deeze ovcrcenkoomst oprechtelijk aangegaan ■ en onderhouden wierdt door alle de Europefche volkeren, die op Oost-Indië handel drijven , en alle fchepen , van alle natiën, in alle tijden , daar vrij mogten aankoomen cn ververfchen, zoude zulks zekerlijk zeer voordeelig voor alle zijn. Dan, wie durft in de tegenwoordige tijden het aanncemen. van menschlievende ontwerpen verwagten ? C E I L O N. Dit is ook aan de Engelfchen, zonder verdeediging, fchandelijk overgegecven, door den ouden eerloozeii Angf.lbeek , die, na fchatten te famengeroofd en geplunderd te hebben, uit vreeze van de- zel-  EILAND C E I L O N.. 151 zelve te zullen verliezen, liever de hem aanbetrouwde onwaardcerbaarc bezitting, zonder tegenftand te bieden, heeft overgegeeven. Dit alles is een gevolg van dat verderffclijk fystema, waar op het beftuur der Maatfchappij was gevestigd. Dc braave Majoor Fornbauer , Commandant van Ttïnquomalay, manmoedig weigerende het bevel van Angelbeek tot overgaavc te gehoorzaamen, is de eenige geweest, die zich dapper verdedigd heeft; doch door overmagt gedwongen, zich echter eindelijk ook heeft moeten overgceven. Het verkoopen van het Regiment van Menron, door deszelfs Overften den laaghartigen cn eerloozen Meuron , na zestien jaaren in onzen dienst geweest te zijn; doch waar van, zoo men zegt, de meeste Officieren, en zelfs gemeenen, aangeboden hebben op Ceilon te blijven, en in den dienst der Maatfchappij over tc gaan, doch 't welk door Angelbeek is geweigerd en zij gedwongen wierden tot de Engelfchen overtegaan, in het oogenblik dat hij verwagtte aangetast te zullen worden; dit is mede eene gebeurtenis, welke bijna ongeloofelijk zal voorkoomen, en welke het te hoopen is, dat naauwkeurig onderzogt, en als de fchuldigen in onze handen vallen, zij voorbeeldig geftraft zullen worden. Mogtcn wij met den vrede, dat God geeve! dit Eiland wederom krijgen; zoo zal het zeker ook eene volkoomen verandering van Beftuur moeten ondergaan; en, in Rede-van alleen voordcel tc zoeken in den uitfluitenden handel van caneel; (dien K 4 ik  *54 BESCHRIJVING van de ik denke naauwelijks de onkosten goed te kunnen maaken) ook dit Eiland, door den aanbouw en aanplanting van alle voortbrengzelen der heetc luchtftreeken, en het geeven van vrijheid en eigendom van land, aan de Inwooners gelijk op Java, tot eene nuttige cn voordeel-geevende volkplanting zal kunnen gemaakt worden. Wanneer de handel op Oost-Indië geheel vrij en open gefield wierdt, is het bezit van Ceilon van het grootfte gewigt voor ons gemeenebest en voor otize Kooplieden, dewijl men dan aldaar in goede havens, vooral Trinquomalay, alle koopmanichappen, en vooral lijnwaaten van beide zijden van ƒ»djë, zoo van Bengalen en de kust Coromandel, als van Suratte, en de kust Mallabar, zal kunnen krijgen ; zullende door de Inlandfche Handelaars, en met de Inlandfche vaartuigen, daar van een overvloed worden aangebragt. Waar door Ceilon, dóch in het btjzouder Colombo, Gale, Jaffinapatnam, en Trinquomalay, fpoedig handelplaatzen van groot aanzien en rijkdom zullen worden. In- en uitgaande rechten, landtax, hoofdgeld, en de verpachting der paarlvjsfcheri), zullen, even als op Java, voldoende inkoomften opleveren, om de onkosten van het Beftuur en de verdeediging goed te maaken. Om deszelfs ligging, benevens nog veele andere redenen, ligtelijk om te begrijpen, zal Ceilon zekef goed verfterkt en wel van Troupes voorzien moeten worden; doch vooral altijd een moedigen kundig Gouverneur hebben. MAL-  KUST MALLABAAR. 155 MALLABAARSCHE KUST. Onze bezittingen op die kust, waar van Cochin de hoofdplaats was, mogen in oude tijden voordeelig voor de Maatfchappij geweest zijn ; doch zeker waren zij het niet in de laatfte twintig jaaren, en konden het ook niet zijn onder een zoodanig beftuur van zaaken en in die tijdsomftandigheden. Het verlies daar van (dat mede vrij fchandelijk, doch niet te vermijden was) is dus alleen voor zoo verre te betreuren, als het eene vermeerdering van magt voor de Engelfchen is, waar voor deeze bezittingen van oneindig meer waardij, dan voor ons zijn. Indien dan bij den vrede opofferingen en vergoedingen moeten gedaan worden, kunnen deeze plaatfen , als van groot gewigt voor de Engelfchen, in hunne fchaal gewogen worden; terwijl het verlies daar van voor ons van weinig aanbelang zijn zal. Wel is waar, dat onder een goed beftuur Cochin en deszelfs onderhoorigheden meer voordeel konden aanbrengen dan te vooren, en mogelijk de onkosten goedmaaken ; zoo dat het bezit daar van, om de voordeelige ligging, gefchikt tot den handel gereekend konde worden. Dan de nabijheid der Engelfchen zal die plaatfen altijd aan groot gevaar blootftellen, en dus eene geduchte verfterking en ophouding eener groote krijgsmagt noodzaakelijk maaken, die, om de andere meer gewigtige bezittingen, welke wij in Indië hebben, voor ons beK j ' ' zwaar-  154 BESCHRIJVING van SOURATTE zwaar lijk, en zelfs onftaatkundig zoude zijn aldaar te houden. SOURATTE. In oude tijden, toen de Mogollers nog meesters van die plaats waren, mag het zeker voordeelig, ja „zelfs noodzaakelijk geweest zijn, daar eene Factorij of Logie te hebben, wilde men ongeftoord handel drijven; doch federt de omftandigheden zoo geheel en al veranderd, en de Engelfchen aldaar volftrekt meester zijn; zoo is het onderhouden van eene Factorij, en zoo veele dienaaren, ten eenemaale nutteloos geworden. Want ieder huis van negotie of koopman te Bomhaij, of aldaar, had alles kunnen verkoopen, wat door de Maatfchappij aangebragt was, en den inkoop voor twintig ten honderd beter koop kunnen doen, dan nu betaald is. Dan, als de handel op Oost-Indië vrij en opengefteld wordt, is het onderhouden van eene Logie te Souratte nog minder noodzaakelijk, kunnende de kooplieden de goederen daar zelve gaan haaien; of wel ze zullen dezelve even goedkoop op Ceilon vinden, hetwelk alsdan eene ftapelplaats zal worden, waar goederen uit Europa en van Java en de groote Oost in menigte zullen aangebragt worden, en, met de kooplieden van beide de zijden van Indië, verruild worden tegen Lijnwaaten en andere voortbrcngfelen van hunne landen. Ceilon ligt bijna als in het middenpunt van geheel'Indie, cn fchijnt dus door de natuur als eene voortreffelijke algemeene markt of ftapelplaats voor alle koopmanfchappcn beftemd te zijn. Van  en de KUST COROMANDEL. 155 Van het beftuur der Maatfchappij kan men niets goeds verwagten; doch als wij in het vervolg van eene zoo voordeelige ligging geen gebruik maaken, zal het onze eigen fchuld zijn. KUST COROMANDEL, Deeze bezittingen zijn van nog minder waarde of nut, dan die op de kust van Mallabar. Dit land is geheel in bezit der Engelfchen, die er de inkoomften van trekken; doch de handel is vrij, zoo dat zonder Logies of Factorijen wij daar even zoo goed kunnen handelen. Vooral dan, als de OostIndifche handel voor een ieder opengefteld zal zijn, zal het onderhouden dier kostbaare plaatfen nog nutteloozer worden; daar wij echter dezelve bezaten uit kracht van een oude Firman der Mogols, en dit voor de Engelfchen {leeds eenigzins hinderlijk is, zal de overgaave daar van aan hun altijd als eene gewigtige zaak kunnen befebouwd worden. De Engelfche kooplieden in Madras zijn in ftaat en doen het gaarne, om aanzienlijke fcheepsladingen Lijnwaaten voor een zeer redelijken prijs te bezorgen; en zelfs is het niet noodig daar goederen of geld voor aantebrengen, als men maar goede geloofs- of crediet-brieven van Londen medebrengt, die altijd voor een goed huis ligtelijk te krijgen zijn. Op die wijze kan men, in Madras eene volle lading voor een groot fchip krijgen, ten minften voor twintig ten honderd beter koop, dan dezelfde goederen de Maatfchappij gewoonlijk aangereekend wierden. Vóór deezen, vóór 1760, vóór dat de Engelfchen daar mees-  356 BESCHRIJVING van meester waren, was het onmogelijk eenige hoeveelheid van Lijnwaaten te bezorgen , zonder dezelve een jaar vooruit te beftellen, en geld voonut te geeven; doch federt hebben veele kooplieden en huizen zich te Madras gevestigd , die geftadig geld vooruit verftrekken aan de Inlanders, en dus altijd aanzienlijke menigten van Lijnwaaten in voorraad klaar hebben, die men ten allen tijde krijgen kan; en de omftandigheid van crediet koomt daar van, dat de grootfte jaarwedden en winften, welke de dienaaren der Engelfchen Compagnie en de Officieren des Konings daar genieten, moeijelijk naar Engeland overgemaakt kunnende worden, meest in de handen dier Kooplieden als Agenten zijn, die deeze gelden gebruiken tot het aanmaaken van Lijnwaaten, en voor de credieten wisfels tot overmaaking daar van trekken. De Americaanen, die geene bezittingen in OostIndië hebben, en, zoo ik geloove, niet verlangen te hebben, maaken van deezen weg van handel een zeer voordeelig gebruik; en zoo ik mij niet bedriege, zal dit niet weinig bijdragen om ook de oogen der Engelfche natie te openen, en binnen korten tijd de vernietiging van hunne Oost-Indifche Maatfchappij ten gevolge hebben. Naar maate de omftandigheden der tijden veranderen, moeten ook onze inftellingen en maatregelen zich daar na fchikken. Oost-Indië, en de handel van Europa naar derwaards , zijn geheel van gedaante veranderd. Voor twee honderd jaaren, zoo als de omftandigheden toen waren, was het wijs en ftaatkundig, den handel naar Oost-Indië door middel  BENGALEN. I5T del eener uitfluitende Maatfchappij te drijven; doch nu zoude het langer dwaasheid zijn. Uitfluitende handel mag voor een korten tijd voordeelig zijn; doch in het einde is dezelve voorzeker een kolk, die alles inzvvelgt; vrijheid is de beste grondfteun des handels; cn is uitfluitend recht niet het tegenovergeflelde van vrijheid? BENGALEN. Van onze bezittingen, of veel meer factorijen, in dit land, kan men hetzelfde zeggen, als van die in Souratte en op de Mallabaarfche en Coromandelfche kusten. Voor deezen waren dezelve zeker volftrekt noodzaakelijk om onzen handel tegen de inhaalendheid en rooverijen der Inlandfche Vorften en mindere hoofden te befchermen. Doch nu de Engelfchen in het geruste bezit dier landltreek zijn, de in- en uitgaande rechten bepaald zijn, en een ieder gerust door het geheele land kan reizen en handel drijven, zoo zijn alle logies, factorijen, en vooral foldaaten, volkoomen nutteloos en overtollig. De haven van Calcutta is voor alle natiën open, cn men kan daar alle voortbrengzelen van Bengalen, in overvloed en goedkoop, vrij en ongehinderd, zoo van de Engelfche als Inlandfche kooplieden , verkrijgen , en, mits de tollen betaalende, verzenden werwaards men wil. Schepen uit ons Vaderland daar direct aankoomende, zullen dus voorzeker de lijnwaaten veel beter koop  153 BESCHRIJVING van koop in ons land kunnen bezorgen, dan door de Maatfchappij gedaan konde worden. En de handel van Java en de Oosterfcke Eilanden naar derwaards zal niet minder voordeelig zijn;' deeze is thans geheel in de handen der Engelfche vrije kooplieden , die groot voordeel daar uit trekken; en daar wij, door de dwingelandij en onrechtvaardigheid der Batavifche Regeering, die allen vrijen handel zoo veel mogelijk onderdrukte , niet mede in konden deelen. Specerijen, peper, coffij en flofgoud zijn de beste artikelen voor Bengalen; wij kunnen die in menigte daar brengen, en daar voor lijnwaaten inruilen, die in Europa groot voordeel kunnen opleveren. Doch die handel moet vrij zijn, en door vrije kooplieden gedreven worden. Men zal dan zien, welke onnoemelijke voordeden dit voor ons Gemeenebest zal opleveren; hoe onze handel en Zeevaart zullen bloeijen; en hoe men eens weder de nu vernederde Bataaffche vlag, als van ouds, door de natiën zal zien eerbiedigen. Hoe veele kanaalen en wegen van koophandel zijn in Oost-Indië niet open, welke thans bijna niet ééns bekend zijn, ten minften daar men de waarde niet van kent! Door de Maatfchappij kon onmogelijk alles omvat worden ; doch ze was te jalours op haar uitfluitend recht, om iets aan particulieren toe te laaten; gevolgelijk kwijnde alles, en zij zelve ging te gronde. Doch voordaan zullen wij wijzer zijn; ondervinding, ftaatkunde, gezonde reden, leeren het ons, en onze grondfiellingen gebieden het. Om  SUMATRA'S WESTKUST. 159 Om echter, zoo als de gelegenheid waarfchijnlijk dikwijls zal vereisfchen, zoo wel de belangeus van. den Staat, als van enkele kooplieden, in die plaatzen voorteftaan en te befchermen , zal het noodzaakelijk zijn, even als in de voornaamfte zeehavens en handelfteden van Europa, ook,in Oost-Indië in de voornaamfte handelplaatzen Confuls of Agenten aanteftellen; welke posten, aanzien en achting bezorgende, altijd, het zij door kooplieden van ons land, of andere, daar gezeten, gaarne gezogt zul-, len worden, zonder eenige onkosten te veroorzaaken. In het jaar 1759. hadden wij meester van Bengalen kunnen zijn; doch door de onkunde, ftijfhoofdigheid en lafhartigheid, zoo der Batavifche Regeering, als der dienaaren in Bengalen, en van de hoofden der onderneeming zelve, mislukte dezelve geheel, en overdekte ons met fchaude. SUMATRA'S WESTKUST. Op deeze kust hadden wij eenige handelplaatzen, waar van Padang het hoofd-comptoir was; dezelve zijn nu ook door de Engelfchen genomen. De inzameling van peper, de inkoop van ftofgoud, en de verkoop van Westcrfche Lijnwaaten, gaven zeker aanzienlijke voordeden; doch konden, zoo als ik vermeene, in de laatfte tijden de onkosten niet goedmaaken. De grondgebreken, die het wezen van een uitflnitenden handel eigen zijn, hadden hier ook dezelfde gevolgen, als overal elders. De goedkoope prijs, die op de peper, door de gie-  i6o BESCHRIJVING van het gierigheid der Maatfchappij, verergerd door de fchraapzucht van haare dienaaren, gefteld was, deed den aanbouw van die plant kwijnen en derzelver voorbrengzel verminderen ; het ftofgoud wierdt voor eigen rekening door de dienaaren ingekogt, en de Maatfchappij kreeg weinig of niets, en de meeste winst, die op de Lijnwaaten gemaakt wierdt, ging in de zakken der dienaaren: en hoe kan het onder zulk een beftuur anders zijn? Sumatra, fchoon op verre na zoo vruchtbaar niet als Java, heeft echter fommige landftrecken en plaatzen, welke zeer fraai zijn, doch er ontbreekt het voornaamfte dat vereischt wordt tot den welvaart en rijkdom van een land; naamelijk, menfchen. Wat hier de reden van is weet ik niet, maar de Westzijde van Sumatra is bijna geheel onbevolkt, en heeft alleen hier en daar kleine volkplantingen , meest van Maleyers. Binnenlands, op de gebergtens, die als een keten van het Noordertot het Zuider-einde loopen, zegt men, woonen veele volkeren, half wild, welke de eigenlijke oorfprongelijke Ingezetenen van het Eiland zijn; doch men weet er weinig van; en geen Europeer, noch van de Engelfchen, noch van ons, is ooit diep genoeg landwaards in geweest; zoo dat men er weinig van weet. Zeer aanmerkelijk is het-intusfchen, dat er volftrekt langs het geheele Eiland geene communicatie van de eene zijde tot de andere plaats heeft. Nog een zeer groot gebrek van deeze kust is, dat langs dezelve geene enkele goede haven of baai gevonden wordt; en de winden bijna altijd zeer ver- an-  EILAND B O R N E O. ièi anderiijk en hard waaijende, de open reeën, waaide fchepen moeten ankeren, zeer gevaarlijk zijn. Dan, niettcgenftaande dit alles, zouden ccnigé bezittingen op deeze kust, onder een goed beftuur, zeer voordeelig kunnen zijn. De grond geeft veele kostbaare voortbrengzelen, en door vrijheid zoude de volkrijkheid fpoedig toeneemen; maar zoo lang de Engelfchen daar ook bezittingen hebben, zouden dc onze altijd in goeden ftaat van verdediging moeten gehouden worden, cn daar door groote onkosten veroorzaaken. Weshalvcn ik bijna zoude denken, het beter ware die bezittingen optegeeven; vooral in geval wij bij den vrede verplicht mogten worden om eenige opofferingen tc doen; als wanneer deeze mede onder de minst-gewigtige voor oiis zouden kunnen gefteld worden; daar de Engelfchen, om hunne bezittingen aldaar, er mogelijk een veel grooter waarde op zullen (tellen. De handel op die kust zal echter altijd open blijven, en rijst, oiij, kleedjes, cn honderd andere artikelen , om welke men daar zeer verlegen is, van Java met veel voordeel naar derwaards gebragt^ en tegen ftofgoud, benjoïn, en campher verruild kunnen worden. B O R N E O. Dit is een zeer groot Eiland, liggende ten Noorden vlak over Java. Het binnenftc daar van, meest hooge bergen, is weinig bekend, en bewoond door wilde volkeren, die waarfchijnclijk de oorfprongelijke inboorlingen van dit Eiland zijn. Dc omligL gen-  i6a BESCHRIJVING van het gende kusten zijn bewoond door Makyers, onder kleine Vorstjes, die, als meest alle Ma/eyers, van handel en zeerooverij leeven. De Sultan van Banjermasfing is één der aanzienlijkfte dier Vorften; wij hebben daar een Comptoir, om de peper te ontfangen, die de Sultan verbonden is aan ons, bij uitfluiting, voor een bepaalden prijs te leveren. Verfcbeidenmaalen is dit Comptoir afgeloopen, en alle de dienaaren aldaar door de Inlanders vermoord; zijnde de bewooners dier kust over 't algemeen groote verraaders. Stofgoud en veele diamanten worden in dit rijk gevonden; dan de Maatfchappij kreeg daar weinig van, en de meesten vielen in handen van de Batavifche Magtigen, die dezelve naar het vaderland zonden. Te Pontiana cn fommige andere kleine plaatzen hebben wij van tijd tot tijd ook Logies gehad; doch de winften dc onkosten niet kunnende goedmaaken, en ons volk dikwijls vermoord wordende, zijn dezelve van tijd tot tijd verhaten. Buiten deeze zijn Mompawa, Samhas, Bomeo en Pasfer de voornaamfte van die handelplaatsjes. welke op Java gemeenlijk de O verwal, en het volk van daar ten handel koomende Overwallers genoemd worden; fchoon Malacka, Palembang, Indraftri, Riouw, en eenige andere plaatzen daar omtrent ook wel fomtijds mede onder dien naam begrepen worden. Stofgoud en diamanten zijn de voornaamfte artikelen , die Bomeo oplevert. De Makyers, die de kust bewoonen, zijn te lui om die zelve-optezoeken of uittegraven; dit wordt gedaan door Chineefen, die ten dien einde in menigte daar aankoomen, en met  EILAND BORNEO, 163 met de Vorstjes, aan welke de mijnen tocbehooren, overeenkoomltcn maaken, om in rijst, geld ot andere bcnoodigdbeden betaald te worden. De Vorstjes verhandelen het goud en de diamanten dan weder aan de Chineefche en andere handelaars, die van Java met rijst, kleedjes en andere goederen daar aankoomen. 'Doch die handel is zeer gevaarlijk; want alle die Vorstjes zijn groote bedriegers en geweldenaars, die niet fchroomen alle list en geweld te gebruiken om de kooplieden te bedriegen cn tc bcrooven. Sommige zijn zelfs zceroovers, of onderhouden vaartuigen ten dien einde, en zoo ze dit al niet doen, hebben ze ten minftcn altijd verbindtenisfen met dc zeeroovers, die in hunne havens binncnloopen, en hunne prijzen aan de Vorstjes openlijk verkoopen. Met dit al zijn ze armoedig; en als ze van Java geen rijst kreegen zouden ze van honger moeten fterven. De handel met alle die plaatzen is, en zal altijd zijn, zeer voordeelig voor Java; dewijl men voor de voortbrengzelen van den grond, als rijst, olij, en veele anderen; en ook voor die van werkzaamheid , als kleedjes, catoene garens, enz., ftofgoud en diamanten krijgt, die onvergangbaare tekens van rijkdom cn weelde zijn. En wat de zeerooverijen en andere baldaadigheden van die volkeren aangaat, zoo zal men onder een goed beftuur, door onderhouding eener geduchte zeemagt, ligt in ftaat zijn * zeerooverijen te beltraffen, en door vreeze te beletten , zoo wel als alle flegte behandelingen van kooplieden en anderen ; wanneer die onder onze befcherming , op deeze plaats handel drijven. L 2 De  IÖ4 BESCHPvIJVING VAN HET De toeneeming en bloei van den handel zal die volkeren ook allengs befchaafder maaken; en de invloed van het goed beftuur van Java zal ook daar zich doen gevoelen. M A C A S S A R. Het gehcele groote Eiland Celebes wordt veeltijds Macasfar genoemd, fchoon dit eigenlijk maar de naam van eene landftreek of volk is; waar omtrent onze Vesting of Hoofd-Comptoir op het Eiland gelegen is. Het zelve is zeer vruchtbaar, doch de inwooners wild en oorlogzuchtig, en weinig tot den landbouw gefchikt of genegen. Wij bezitten daar weinig eigendom van land; en het zoude waarfchijnelijk ftroomen bloeds kosten, hetzelve tot onderwerping te brengen, wanneer het nog bijna ondoenlijk zoude zijn, de inwooners tot het beoeffenen van den landbouw te brengen. Wij i hebben daar vastigheden en krijgsvolk om de oorlogzuchtige inwooners in toom te houden, en hunne vaart en fmokkelhandel naar de Specerij-Eilanden te beletten. Indien wij de Molukkos terug krijgen, en onzen handel voor zeerooverij en geweldenarij willen beveiligen, zullen wij waarfchijnelijk die vastigheden moeten aanhouden; doch die dienen dan door een krijgsman, en niet door een koopman of boekhouder, zoo als tot nog toe gefchied is, beftuurd te worden. De voornaamfte handel van Macasfar of Celebes is  EILAND MAC AS SAR. 165 is thans de verfoeijelijke en fehandelijke flaavenhandel. De meeste inwooners van ons Hoofd-Comtoir, Gouverneurs en Predicanten zelfs, .zijn flaavenhandelaars; ten dien einde houden ze tronken of vertrekken onder den grond, daar die ongelukkigen in opgeflotcn of bewaard worden, tot den tijd dat de vaartuigen naar Batavia vertrekken. De verfchillende kleine Natiën of Volken hebben geduurig oorlog onder eikanderen, om gevangenen te krijgen, die dan door de inwooners naar ons Comptoir als flaaven gebragt en verkogt worden. Doch veele Inlanders leggen er zich op toe; ze fleclen door list of geweld vrouwen van hunne mannen cn kinderen van hunne ouders; de flavenhandelaars koopen alles, zonder mededoogen; fomtijds, als ze den gevraagden prijs niet geeven willen, doorfleekt de aanbrenger het ongelukkig flagtoffer voor de deur van den koopman. Verfchrikkclijk zijn de gruwelen, die gepleegd worden om flaaven te krijgen; en onmededoogende de behandeling, die ze bij dc flaavenhandelaars in de tronken moetcu ondergaan; veele maanden moeten ze daar zuchten, met flegt en weinig voedfel, zonder ooit het daglicht te zien, tot dc maand Meij of de Oost-Mousfon, wanneer de vaartuigen eerst ..naar Batavia kunnen vertrekken; als wanneer de mansflaaven twee en twee aan elkandercn gefmeed, en de vrouwen afzonderlijk, van honderd tot twee honderd in kleine vaartuigen , Paduwachans genoemd , geflopt, naar Batavia gevoerd worden, daar als een troup beesten van het eene huis naar hef andere gevoerd om verkogt te worden. Doch L 3 de-  166 BESCHRIJVING van de dewijl de flaavenbandelaars altijd meer flaaven in hebben dan op hunne pasfen bekend ftaan, gieren ze op de mcefl'e Refidentien van Java aan, kwanswijs uit gebrek aan water, doch eigenlijk om eenige flaaven van de hand te zetten. Ontwijfelbaar zal die cerlooze handel onder het nieuwe beftuur geheel worden afgefchaft, het welk veel tot befchaving der Inwooners van Macasfar zal bijdragen, daar door mogelijk den landbouw bevorderen, en dat Eiland van eene wocflijn, eene hel, zoo als het nu is , tot een gezegend en gelukkig land maaken. Het noordelijk gedeelte van Cekbes geeft veel en fraai ftofgoud; de Inwooners van dit gedeelte zijn ook befchaafder en minder wild en oorlogzuchtig, dan die van het zuider gedeelte. M O L U C C O S. Of de Moluccofche Eilanden : deeze naam is zeer onbeflemd, dezdvc wordt dikwijls verftaan van alle Eilanden, die fpecerijen opleveren; en dus Amboina en Banda daar mede onder begrepen. Somtijds wordt die naam in een nog algemeener zin gebruikt, cn alle Eilanden, beoosten ftraat Sunda, daar onder gerekend. Doch eigcnlijker, en zoo als dezelve meest door ons toegepast wordt, verftaat men daar door het Eiland Ternaaten, benevens de andere Eilanden, die onder die landvoogdij behooren, en die dus ook de landvoogdij der Moluccos genoemd wordt. Was het mij fmartelijk, bij het vermelden der mees-  M O L U C C O S. 167 me ste bezittingen, welke door de Engelfchen ons ontnomen zijn, de lafhartigheid en fchande van onze bevelhebbers te moeten melden, zoo erkenne ik met vreugde in deeze plaats de heldhaftige braafheid van den dapperen Budach, die op eene plaats, veel zwakker, en veel flegter van alles voorzien dan Banda, echter de Engelfchen, nog zelfs door Inlanders verfterkt, herhaalde reizen manmoedig heeft afgeflagen. Is het te wenfchen en te verwagtcn, dat Boekiioltz en alle de andere, die hunnen plicht verraaden hebben , daar voor geftraft zullen worden; zoo is het niet minder te hoopen en zeker te ftellen, dat Budach en Fornbauer voor hunne dapperheid en trouw beloond zullen worden. Ternaaten, moet men, even gelijk Macasfar, als een militaire post befchouwen, alleen gefchikt om onze bezittingen en handel in die gewesten te befchermen. In het toekoomende zal het ook niet anders kunnen befchouwd worden , alfchoon wij niet meer den uitfluitcndcn handel der fpecerijen zou- , den bezitten, en ook den handel in die Zeeën niet meer door eene uitfluitende Maatfchappij zouden drijven. Alle die Eilanden zullen voor onze Kooplieden ruim veld tot onderneemingen en voordech'gc marktplaatzen tot verkoop, zoo wel als inkoop, aanbieden. Wij hebben geen eigendom op die Eilanden ; doch de Vorften en Hoofden daar van hebben met ons overeenkoomften, meest betrekkelijk tot den uitlluitenden handel en uitvoering der fpecerijen. Dit weggedaan zijnde, zullen mogelijk wel andere voorL 4 dec-  ï66 BESCHRIJVING van het deelcn van hun daar voor te bedingen zijn, om de onkosten der bezetting en verdediging van Ternaaten en eenige andere kleine Fortjes goed te maaken. Onder deeze Landvoogdij ftaan1" ook eenige kleine Refidenties, op de Noordkust van Celehes en in de bogt van Totnine, als Manadoe en Goroutalo; deeze zijn vruchtbaare landftreeken, welke veel rijst geeven en redelijk wél bebouwd zijn, en onder den Koning van Ternaaten behooren, -doch door liegt beltuur hem weinig voordeel geeven. Mogelijk zoude deeze Vorst dezelve ligt aan oUs afltaan; en dan onder een goed beltuur, als Java, gebragt, zouden dezelve ons veel voordeel geeven, en de onkosten van de landvoogdij van Ternaaten ruim goedmaaken. Buiten de fpecerijen, die op deeze Eilanden groeijen, .doch tot dus verre altijd uitgerooijd zijn geworden, leveren dezelve zeer veel en allerfijnst goud op, het welk,- als de handel daar-vrij was, door de Inlanders met meer ijver- uitgegraven zoude worden om de aangebragte koopgoederen te kunnen betaalen, waar door onze handelaars aanzienlijke winsten cn voordeel zouden behaalen, cn den rijkdom onzer natie vermeerderen. Ternaaten is eene bijzonder gezonde plaats, waaf door zij, zoo wel voor eene krijgsbezetting , als tot eene plaats van handel, uitnemend gefchikt is. . Men moet dit Eiland als eene Grens-vesting befchouwen, dewelke, hoe bezwaarend de onderhoud daar van ook zijn moge, echter, in den tegenwoordigen- toeftand der waereld, volftrekt noodzaakekelijk -zijn. AM-  EILAND AMBOINA. 169 AMBOINA. Dit Eiland, met de kleine Eilandjes die het omringen en daar onder behooren , en waar toe men zelfs cenigzins het groote Eiland Ceram zoude kunnen brengen, is de eigenlijke plaats, die aan de Qost-Indifchc Maatfchappij, bij uitlluiting, de kruidnagelen opleverde. In Februari} 1796. heeft de Engelfche Admiraal Rainier die Landvoogdij, zonder een enkel fchot te doen, veroverd. De Gouverneur Cornabk had zeker aan veele benoodigdheden gebrek; en de plaats is niet zeer 'fterk, ."ïoo dat dezelve mogelijk toch in het einde zoude hebben moeten bezwijken; echter had hij tijd kunnen winnen door tegenftand te bieden, daar door Banda redden, en in allen gevalle den roem cn eer van onzen landaart kunnen ophouden; welke thans, door het lafhartig gedrag van de meeften onzer bevelhebbers in Oest-Indie, bijna in algemeene verachting zijn geraakt. Amloïna te veel nagelen opleverende, heeft de Maatfchappij in de laatfle jaaren groote hoeveelheden verbrand en vernield, om den prijs er van optehouden; ook wierdt fterk tegen het fmokkelen daar mede gewaakt. De Engelfchen zijn minder oplettend, cn gehcele fcheepsladingen zijn reeds, federt zij daar meester zijn, uitgefmokkeld, en naar dc West van Indië vervoerd, alwaar de prijs van die fpecerij ook alom meer dan de helft gedaald is, eu nog meer daalen zal. De Cerammers en andere eilanders hebben federt dien tijd ook groote hoeveelheden naar Balij gebragt, van waar ze verder naar L 5 Ben,  ijo BESCHRIJVING van het Bencoolen en andere plaatfen door Inlandfche handelaars vervoerd zijn. Dan, het ergfte is, dat de Engelfchen jonge planten van de nagelboomen, naar alle hunne bezittingen over geheel Indië, verzonden hebben, om te beproeven waar ze het best zullen opkoomen. En, fchoon het niet waarfchijnelijk is, dat ze overal zullen aarten, zoo is het echter zeer denkelijk', dat ze wel ergens zullen opkoomen en bloeijen; in welk geval het, al krijgen wij Amboina terug, echter geheel met onzen uitfluitenden handel in die fpecerij gedaan is. Ja zelfs zoo wij den nagclhandel dan nog als het eenige voorwerp van winst voor Amhoina willen befchouwen, zal het de onkosten niet meer goed kunnen maaken ; want de Engelfchen zullen overal de markt bederven. Ik voorzie dus, dat de uitfluitende handel in fpecerijen , die altijd als de hartader der Maatfchappij befchouwd wierdt, bier door geheel vernietigd is, en de bloote handel hier in , in .mededingerfchap met de Engelfchen , geen voordeel zal opleveren, ten minden niet voor eene Maatfchappij. Zoo dit dan geene reden oplevert ter vernietiging van den uitfluitenden handel der Maatfchappij, weet ik niet, welke bewijzen men moet bijbrengen, om het nadeelige cener zaak aantctoonen. Dan deeze Eilanden, en vooral Amboina, zijn zeer vruchtbaar, en meest bewoond door een zeer goedaartig en vredelievend volk , waar van veele zelfs Christenen zijn. Zoo men hun derhalven vrijheid van perfoon cn handel, en eigendom van land gaf, en er een beftuur cn regceringsform invoerde ge-  EILAND BANDA. gelijk op Java; zoo zoude deeze Landvoogdij groote inkomften opleveren, die niet alleen alle onkosten vaif beftuur en verdediging konden goedmaaken, maar ook vrij aanzienlijke winften en voordeden daarenboven geeven. De handel in nagelen en andere voortbrengfelen, vrij en open voor een ieder, zoude onze Vaderlandfche Kooplieden eene rijke bron van welvaart en voordeel aanbieden, en veele fchepen en zeelieden geftadig bezig houden. BAND A. Zonder ontroering kan ik aan Banda niet denken; die plaats, welke zoo wél verdedigd had kunnen worden, en die zoo fchandelijk, zoo eerloos, aan den vijand is overgegeeven, door den lafhartigen van Boekholtz, die daar voor door de Batavifche regeering beloond en bevorderd is geworden ! Ik zal de bijzonderheden van die gebeurdtenis hier niet verder aanroeren, als behoorende niet tot het oogmerk van dit werk : doch ik verklaare plechtig, dat ik mij verbinde mijne befchuldiging goed te maaken, en te bewijzen, dat van Boekholtz, Banda op eene eerlooze en fchandelijke wijze aan de Engelfchen heeft overgegeeven, en dus zijn trouw en plicht verraaden. ' De Engelfchen zullen het beter bewaaken en verdedigen; zoo dat, als wij het niet met den vrede terug krijgen, het moeijelijk zal vallen, het met geweld uit hunne handen te wringen. Echter was er een tijd, waar in het had kunnen ge- fchie-  tfP BESCHRIJVING VAN HET fchieden, namelijk in het einde van 1796, toen de Engelfchen daar weinig volk, en zoo wel aan mondals krijgsbehoeftens groot gebrek hadden. Dit wisten wij met zekerheid, door verfcbeiden perfoonen, die van daar gekoomen waren; terwijl in dat jaargetijde geene kon aangekoomen zijn. Ik bood toen aan, die aangeleegen bezitting te gaan hcmeemen, gaf mijn ontwerp in, en toonde dat wij de middelen daar toe benoodigd in dc hand hadden ; doch het wierdt, zonder eenige reden te geeven, van de hand gewezen; offchoon zulks, door de koomst van den Franfchen Admiraal Sercey met zes Fregatten, nog zoo veel ligter had kunnen ondernomen worden. Op deeze zes Fregatten waren ■drie duizend man, alle in goede gezondheid; als men nu vier of vijf van de beste Compagnies-fchepen uitgerust en gewapend had, en ieder met twee honderd Franfche zeelieden bemand, en dan dc overige benodigde manfehappen met Javaanen en üh, neefen voltallig gemaakt, zoo op de Franfche als onze fchepen, cn dan twee of drie duizend Madureefen en Sumanappers, onder Europeefche Officiers en Onderofficiers opgericht; zoo zoude men Amhoina en Banda zonder de geringde moeite hebben kunnen terug krijgen. i Dan •> de Batavifche regcering wilde daar volflrekt niet van hooren, en verkogt liever alle die fchepen, die door zommigen onder andere naamen ingekopt wierden , om ze met hunne rijkdommen onder Deenfcha vlaggen naar Europa te zenden. Ook had hunne daatkunde , andere oogmerken, waar mede de herovering van Amboina en Banda niet zoude overeen-  EILAND BANDA. i73 eengekomen zijn, doch die als nog ontdekt en aan den dag gebragt, en, hoop ik, ook geftraft zullen worden. Zoo dra waren de Engelfchen geen meester van Banda, of (bevroedende dat zij, door dc overwinningen der Franfchen in andere plaatfen, welligt bij den vrede alle deeze bezittingen aan ons terug zouden moeten geeven) zoo haasteden zij zich, zoo veel jonge planten van den nootemuscaatboom, als mogelijk, naar alle hunne volkplantingen over geheel Indië te zenden. Het is zeer onwaarfchijnelijk, dat dezelve niet op ééne, of eenige plaatfen ten minften zullen opkoomen; en dan is het met onzen uitfluitenden handel Hl deeze fpecerij ook voor altijd gedaan. Ik zelf heb veele duizenden van plantjes te Bencoolen zien aanbrengen cn planten; en alle mogelijke moeite en zorge wierden aangewend, door een kundigen Botanicus, om dezelve te behouden en te doen opkoomen. Ik vreeze maar al te zeer, dat hunne poogingen gelukken zullen; in Bengalen en alle andere bezittingen, hun tocbehoorende, is hetzelfde in het werk gefteld. Dit onwaardeerbaar verlies hebben wij dus aan dien cerloozen lafhartigen van Boekholtz te danken. Dit Eiland of kluister van Eilandjes, benevens Poeh Aay, gaven ons bij uitfluiting de Nootemuscaateu. De oorfprongclijke Inwooners waren reeds in het begin der voorgaande eeuw uitgeroeid, verzonden of verjaagd; en de grond, in perken verdeeld, behoorde in eigendom aan vrije Burgers, eenige weinige Europeërs, doch de meeste Inlandfche kinderen van gemengd bloed. Dan daar de ei-  i74 BESCHRIJVING van het eigenaars verplicht waren, alle hunne nooten aan de Maatfchappij, voor den geftelden prijs van eenige duiten het pond te leveren, en dit weinig voordeel kon geeven, zoo was het eigendom dier perken weinig waard, en geene dan arme ellendige Inlandfche kinderen of foldaaten, die hun tijd uitgediend en Burgers geworden waren, wilden Perkeniers worden; vooral nog daar de Gouverneurs van Banda in 't algemeen groote dwingelanden en fchraapers waren; en dc plaats zelve, door bannelingen naar dervvaards te zenden, en de meeste dienaars der Maatfchappij daar naar toe, als naar eene, foort van ftrafplaats, gezonden wierden, zeer onaangenaam gemaakt was. Eindelijk had de laatfte orcaan, die meest alle Nootemuscaatboomen had uitgeroeid, de armoede van de Perkeniers tot het uiterfte gebragt, terwijl zij door de Maatfchappij alleen geholpen wierden met verfchot vau geld op hunne perken; waarom de meesten aan haar zoo veel fchuldig waren, als de waarde hunner perken bedroeg. In deeze omftandigheden kwam van Boekholtz, in het begin van het jaar 1795. aldasr aan. Vol wind en waanwijsheid, willende uitmunten, en noch kunde, noch verftand bezittende om den rechten weg te vinden, is hij altijd vol van wilde ontwerpen, die noch grond om op te fteunen, noch leiddraad hebben om ontwikkeld te worden. Echter iets groots en bijzonders willende uitwerken, bedacht hij eindelijk, om, dewijl de Perkeniers zoo veel aan de Maatfchappij. fchuldig waren, het eigendom van de perken daar voor intetrekken, in afdoening der fchuld, en dan de perken weder in ken  EILAND BANDA. i"5 leen aan dezelve Perkeniers, of aan die geenen, die de Gouverneur mogt goedvinden, afteftaan. Welke redenen hij heeft kunnen opgeevcn om zulk eene willekeurige en onrechtvaardige handelwijze te» doen goedkeuren, kan ik waarlijk niet begrijpen of befeffen. Dan, blind en dwaas zoude men moeten zijn, om de geheime en bijzondere drijfveeren en drangredenen niet te ontdekken en in te* zien, die hem daar toe bewogen hebben. Welke magt, invloed cn voordeel moet een Gouverneur niet hebben, die naar welbehaagen alle perken geeven en neemen kan ? Ook, maakte hij daar terftond gebruik van, nam een van de besten voor zich zeiven, en gaf een ander aan zijn fchoonzoon Waterloo, behalven andere verruilingen, waar van hij zeker zijn voordeel gehad heeft. Hij was juist bezig met deeze fcbikkingen toen de Engelfchen kwamen, die nu de perken, als onmiddclijk eigendom der Maatfchappij befchouwendc, ze ook als zoodanig onder den buit rekenden; en zoo wij al Banda terug krijgen, zal deeze omftandigheid veel moeijelijkheid veroorzaakcn. Intusfchen zijn de Perkeniers volltrekt bedorven, en van eigenaars, die, fchoon niet rijk, echter hun bcftaan hadden, nu ongelukkige bedelaars geworden. Dit is ook het werk van van Boekholtz. • Dan, gefteld dat bij het fluiten van den vrede, wij Banda weder terug mogten krijgen; wat zal dan de beste inrichting voor het beftuur deezer Eilanden zijn? Ik bekenne veele moeijelijkheden daar in te ontwaaren, en mijne kunde en bekwaamheid, om hier op behoorlijk te antwoorden, te wantrouwen  If6 BESCHRIJVING van het wen; dan, enkel bezield door liefde tot mijn Vaderland, cn geen ander oogmerk dan het algemeen welzijn hebbende, zal ik kortelijk ter nederftellen wat ik er van denk, en welke mijne denkbeelden zijn nopens het beftuur in vervolg van tijd. Vooraf moet ik aanmerken; dat door de uitvoering der plantjes van den Nootemuscaatboom wij voordaan op geen uitfluitenden handel in Nootemuscaat cn Foelij meer moeten rekenen. Dit is eene harde waarheid; doch het zoude dwaasheid cn zwakheid zijn, dezelve voor ons te willen verbergen. Dan echter is Banda, en kan altijd zijn en blijven, voor ons eene zeer belangrijke bezitting. Zoo dra wij weder in het bezit daar van koomen, behoort dc grond, of de perken, aan den Staat; want, fchoon het onrechtvaardig in van Boekholtz was, het eigendom aan de Perkeniers te ontneemen, kunnen deeze echter met billijkheid' ook niet verlangen den eigendom terug te krijgen, bevrijd van de verplichting om alle Nooten voor een ge/lelden prijs te moeten afleveren; dewijl de waardij van eigendom daar door al te merkbaar grooter zoude zijn, en de eigendom voorheen op deeze uitdrukkelijke voorwaarde verkregen was. Als de Nootemuscaaten en Foelij vrij verkogt mogen worden, zullen de perken zeker groote inkomften opleveren, en dus den eigendom daar van veel meer waardig zijn. Doch waar zoude men op Banda, of zelfs elders in Indië, menfehen vinden, rijk genoeg en gewillig om de perken voor zulke prijzen te koopen? Zoo dat de verkoop daar van volgens de wezenlijke waarde bijkans ondoenlijk is. Op  EILAND BANDA. 177 Op welke wijze konde men dan aan den Staat die billijke voordeden bezorgen, die dezelve van deeze bezitting dient te genieten, om de onkosten van derzelver beltuur en befcherming goed te maaken? Naar mijn oordeel zoude het billijk wezen, aan alle Perkeniers de eigendommen der perken, zoo als ze in 1795. waren, weder terug te geeven; 'mits betaaJende de fommen die zij daar op fchuldig wa- j ren, of daar voor borgen Hellende. Vervolgens zoude men een tax, evenredig aan de winden, die de perken opleverden, kunnen leggen, het zij op dc nooten én foelij, als ze uitgevoerd wierden; dan wel op het getal der boomen in de perken; of eiu- j delijk bij wijze van jandtax op de grootte der perken. Het eerde zoude zeker tot veele fmokkelarijen aanleiding geeven, en dit moeijelijk belet kunnen worden; weshalven dc twee laatfte wegen, denk ik, beter zouden zijn; en mogelijk alle drie, met maatigheid cn naar evenredigheid opgelegd, het beste aan het oogmerk kunnen voldoen. Vooreerst dan zouden alle landen cn perken op de Bandafche Eilanden naauwkeurig opgenomen en gemeten moeten worden , en dienvolgens op een gemaatigden landtax, jaarlijks te betaalen, gedcld worden; vervolgens zouden alle vruchtdragende nootemuscaat-boomen jaarlijks opgenomen en geteld, en voor iederen boom een bepaalde tax betaald worden. Eindelijk bij den uitvoer der nootcmuscaaten en foelij, zouden dezelve per pond een bepaalde tol of gerechtigheid moeten betaalen, die maatig zoude moeten zijn, om geene gelegenheid en aanleiding tot fmokkden te geeven. M Mo^  BESCHRIJVING van Mogelijk dwaale ik; doch ik verbeelde mij, dat dit al eene der beste inrichtingen zoude zijn, welke men voor Banda konde maaken. Ik wensch alleen van nut te zijn voor mijn Vaderland; en dit is mijn eenig oogmerk. Banda is van natutire fterk; echter dient het van vestingwerken, krijgsbehoeftens, bezetting, en vooral van een kundig en dapper Bevelhebber, voorzien te worden; welke onkosten door de inkoomften zeer wel gedragen zullen kunnen worden. De vrije handel van Banda naar Nieuw-Guinea, Arou, de Zuid-Oost er en Zuid-Wester Eilanden, die paarlen, vogelnestjes, tripangs, fchildpad, en andere artikelen voor de Chineefche markt opleveren, kan veel voordeel geeven aan de Ingezetenen dier plaats en andere kooplieden. M A L A C K A. Gelegen op de kust vrtn Maiayo in ftraat Malacha, moet ook als eene grensvesting, of fleutel van onze bezittingen in Oost-Indië aangemerkt worden; echter hebben dc Engeljchen hetzelve met een Fregat, en eenige honderd man Troupes in Transportfchepen, bijna zonder een fchot te doen, veroverd. Zeker had Malacka, zoo als alle onze plaatzen in Oost-Indië, gebrek aan volk en aan oorlogsbehoeften; doch tegen die magt, waarmede het wierdt aangetast, had het zich zeker langer kunnen verdedigen, en zelfs mogelijk den vijand geheel en al kunnen afflaan. Maar wat kan men verwagten van Gouverneurs, die geen het geringde denkbeeld van krijgs-  M A L A C K A. if9 krijgskunde hebbenV en van Troupes, die door flegte behandeling onwillig zijn geworden? Malacka heeft eene uitmuntende ligging'voor den handel, en konde eene ftapcl of marktplaats voor alle goederen uit de Oost en West van Indië wezen; doch onder de Maatfchappij was en bleef het eene ellendige nietsbeduidende plaats, welke meer onkosten' veroorzaakte dan winst gaf, zijnde het natuurlijk gevolg van dwang, flaavernij en uitfluitenden handel. Tot bewijs van mijne ftelling ftrekke het Eilandje Poeh Pinang, of Prince of Wales''s If and, het welk door vrijheid van handel in korte jaaren tot zulk eene hoogte van voorgoed en welvaart is gerezen. Indien Malacka tot eene vrije handelplaats gemaakt wierdt, zoude al het tin, peper, en wat de landen daar omtrent al meer voortbrengen, naar derwaards ter markt gebragt worden; daar de dwaazc onrechtvaardige en onftaatkundige eisch cn voorfchrift van onze Maatfchappij, om door ovcreenkoomften en dwang de Vorstjes en Inwooners van die landen te noodzaaken, hun tin en peper voor een geftelden prijs, veel minder dan zij van andere natiën kunnen krijgen, bij uitfluiting aan haar te moeten leveren,' ten gevolge heeft, dat weinig of niets wordt aangebragt. Zulke haatelijke overeenkoomften kunnen niet dan door eene aanzienlijke magt, en fchrik cn vreeze , opgehouden worden; het welk niet alleen onkosten veroorzaakt, welke meest altijd dc winften overtreffen, maar ook den aanbouw en voortbrenging van zulke afgedwongen artikelen doet verminderen, of den fluikhandel daarin aanmoedigt; waar M 2 door  180 BESCHRIJVING van door in het einde altijd het oogmerk van den handel verijdeld wordt; buiten en behalven dat het, en met recht, de Inlanders tegen ons verbittert en van ons af keerig maakt, zoo als wij nu tot onze fchade ondervinden; daar, door den handel vrij en open te ftellen , en ons niet verder daar mede bemoeijende dan om denzclven te befchermen, wij de achting en Jiefde van alle Inlandfche volkeren zouden verwerven , en niet alleen onze kooplieden en vrije handelaaren, en door hen de Staat of het Gemeenebest, maar ook de Staat zelf, door maatige en billijke tollen of in- en uitgaande rechten, rijk worden. De kust van Malayo is een zeer vruchtbaar land, doch heeft weinig Inwooners; en de Malayers, die meestendeels alleen de kust bewoonen, zijn af keerig van den landbouw, zich hoofdzaakelijk op handel en zeerooverij toeleggende. Het koomt mij niet onwaarfchijulijk voor, dat met behoorlijke aanmoediging, onder vrijheid en goede wetten, en vooral vergunning en verzekering van eigendom van land, men, eerst rondom Malacka, en dan landwaards in langs dc kust, eene zeer voordeelige volkplanting zoude kunnen aanleggen, voornaamelijk van Chineefen, die zoo wel van China als van de Eilanden Riou en andere daar omtrent, daar ze thans in menigte zijn, gaarne zich er zouden hoornen nederzetten, wanneer hun de voordeelige aanbiedingen van vrijheid, befcherming, vrijen handel en eigendom van land gedaan wierden PA-  PALEMBANG. 181 P A L E M B A N G. Is een rijk, eene ftad en eene rivier, alle van dtfi* zelfden naam, gelegen op de Oostkust van het Eiland Sumatra, in ftraat Banka. De Koning van dit land heeft eene overeenkoomst met onze Maatfchappij , waar bij hij verbonden is, alle peper en tin, welke zijn rijk voortbrengt, vooreen gefleldcn prijs aan dezelve te leveren; waar voor de Maatfchappij hem befchermen moet; en zoo wel daar toe, als om de overeenkoomst in kracht te houden, en het fmokkelen te beletten, hebben wij eene kleine vesting, tegen over de ftad, met een refident en bezetting, benevens eenige kleine krUisfers , om in de ftraat Banka op de fmokkelaars te paslen. De peper, welke wij van daar krijgen, is niet veel en niet zeer goed; want de Inwooners van dat land, nog luijer en vadziper dan andere Inlanders, zijn dus ook zeer af keerig van allen landbouw. Tin is er in grooter hoeveelheid; al hetzelve wordt uit mijnen, op het Eiland Banka gelegen, door Chineefen, die daar voor betaald worden, uitgegraven. Men zegt dat de lucht op het Eiland Banka, en vooral daar de tinmijnen zijn, zoo verfchrikkclijk ongezond is, dat duizenden dier Chineefen daar jaarlijks fterven; en niets dan gebrek cn honger, benevens aanzienlijke betaaling, kan aanlokken om dat werk voordtezetten. Doch ik heb veel reden om te veronderftellen, dat dit, zoo niet geheel valsch, ten minften zeer vergroot is, om (taalkundige oogmerken. Zeker is het, dat daar uit blijkt, hoe onM 3 mee-  ï8ü BESCHRIJVING van den meetelijk en belangrijk die tinmijnen moeten zijn, die jaarlijks zoo veel kunnen opleveren. Dan, niettegenftaande die overeenkoomst, krijgt de Maatfchappij op verre na niet al het tin, dat jaarlijks wordt uitgegraven ; veel wordt door den Koning aan daar voorbijkoomende Engelfche en andere fchepen verkogt, met oogluiking van den refident, die daar van dan ook een aanzienlijk voordeel heeft. Al dat tin wordt zoo wel door dc Maatfchappij als door de vreemdelingen, in niets anders dan harde Spaanfche matten of piasters betaald; de Koning neemt niets anders, en befteedt zeer weinig of niets in koopmanfchappen van andere lauden; zoo dat, daar men omtrent narekenen kan, hoe veel tin hij federt meer dan honderd jaaren aan de Maatfchappij heeft geleverd, en hoe veel harde piasters hij daar voor ontfangen heeft; cn ook omtrent gisfen, hoe veel hij voor gefmokkeld tin moet gekregen hebben, zulks blijkt ongcloofelijke fommen uittemaaken, welke men wil, dat hij alle in groote tinnen potten, in een onderaardfehen kelder in zijn paleis bewaart, zonder ander nut, dan om dezelve fomtijds te gaan bekijken. Het beste gedeelte van het rijk van Pakmbang is dus zeker het Eiland Banka, dewijl al het tin van daar koomt. Hetzelve is geheel onverdedigd ; en het is te verwonderen, dat de zeeroovers, die zich hier omftreeks ophouden, het niet weggenomen hebben; ik denk dat dit alleen is toetefchrijvcn aan hun werkeloozen, luijen en vadzigen aart, die fchuuw is van den landbouw cn alle ander hard werk;  HANDEL op JAPAN. $3 werk; weshalven zij zich vergenoegen met de prauwen , die het tin van de mijnen naar Pakmbang brengen , te berooven; welke daarentegen zoo veel mo^ gelijk door onze kruisfers van Pakmbang befchermd worden. :.,■„'•< miii.^U Op het Eiland Sumatra ft rekt zich het gebied van den Koning van Pakmbang ten Zuiden uit tot Lamporg, dat aan den Koning van Bantam toebehoort 'y ten Westen, of landwaards, tot aan het hooge gebergte , dat zich van 't Noorden tot het Zuiden van Sumatra ftrekt; en Noordelijk tot Iudragirie, Siac, en andere plaatsjes, die langs deeze kust in ftraat Malacka liggen , tot Atjitn, welk rijk den Noor delijkften hoek uitmaakt. Zoo wij den Koning van Pakmbang onze befcherming (zonder welke hij zich niet kan fcaande houden) blijven verkenen, moet hij zeker daar voor eene jaarlijkfche fchatting in tin of geld, in ftede van de levering daar van voor ecu geftelden prijs, aan den Staat opbrengen. De handel in die artikelen kan dan voor onze kooplieden vrij en open gefteld worden. HANDEL op JAPAN. Onze betrekkingen tot en handel op dit rijk zijn van een gantsch bijzonderen aart. Een ieder weet, hoe onze natie, alleen van alle Europe'èrs, daar tocgelaatcn wordt; welke vernederingen wij daar voor ondergaan moeten ; en welke onkosten dc gezantfehappen naar het hof van Jeddo vcroorzaaken. Voordeezen was deeze handel zeer M 4 voor-  i84 BESCHRIJVING van den voordeelig; doch in de hatlte tijden geloove ik, dat dezelve weinig meer dan de onkosten goedgemaakt zal hebben; en gerekend de veele verliezen van fchepen en volk, zeker niet meer verdiende ons daar voor aan zoo veele laagheden bloot te (lellen. Desniettegcnftaandc heeft men dien handel niet willen opgeeven; en dit is ook niet noodig, noch Zoude voorzichtig zijn. Maar hoe de Regeering van Batavia zal kunnen verantwoorden, van in 1797 en 1798. een vreemd fchip, kwauswijs onder Amerkaanfche vlag, doch wezenlijk een Engehch fchip, gevoerd door Capiteiu Stcjaüt, een wezenlijk Engehchman, doch die eene Amerkaanfche pas had, fchoon hij te Madras of in Bengalen te huis hoorde, na dervvaards te zenden weet ik niet, en kan ik niet begrijpen. Dien handel te verhaten zoude dwaas zijn; doch daar dezelve aan zulke bepaalingen in Japan onderworpen is, die het niet wel mogelijk zal zijn uit den weg te ruimen, kan dezelve onmogelijk geheel vrij en open gefteld worden. Denzelven voor rekening van den Staat of voor eene Maatfchappij te drijven, zal nimmer aan de verwagtiug voldoen. Ik zoude dus waagen om voorteftellen, om te Batavia bij openlijke verkooping, aan den meestbiedenden, voor dén of twee fchepen van bepaalde grootte, de vergunning of pas om naar derwaards te mogen zeilen, en daar te handelen , te verkoopen, het zij voor dén of voor meer jaaren, zoo als men het best zoude oordcelen. Het hoofd te Decima zoude door de Regeering aangefteld en onderhouden moeten worden, en als een foort van  HANDEL op JAPAN. 185 van conful handelen, en als zulks vereischt wierdt, het gezantfchap naar Jeddo verrichten. Doch verder zoude de inrichting en het beftuur van den handel geheel aan de eigenaars der fchepen overgelaaten moeten worden, uitgenomen zoodanige bepaalingen, Welke de wetten der Japanners omtrent onzen handel noodzaakelijk maaken. De jaarlijkfche gezantfehappen ,' die zoo veel onkosten veroorzaakten, zijn reeds door de Japanners toegedaan om natelaaten; en dartr dezelve van tijd tot tijd zelfs nuttig konden zijn, zoo zoude men mogelijk wel kunnen verkrijgen, dezelve voordaan alle tien jaaren, of ééns door ieder nieuwe Refident of Conful tc doen bcpaalcn. Andere vrijheden of toelaatingen van groot belang zullen niet ligt te verkrijgen zijn; want wat ook fommige van onze laatfte dienaaren aldaar dienaangaande hebben willen doen gelooven, zoo blijkt echter zonneklaar, dat de Japanners zeer weinig belang in onze komst aldaar Rellen, en het enkel als eene gunst befchouwen , dat zij ons toelaaten. Er is geen twijfel, dat zoo dra die handel aan particulieren zal worden afgedaan, deeze wel middelen zullen uitvinden om de voordeden en winden aan het gevaar cn de verwagting te doen beantwoorden; en naar maatc die meerder worden, zal ook de waardij der pasfen of permisficn tot dien handel vermeerderen; waar door de Staat een goeden tak van inkomst zal genieten, en geen mensch over onrechtvaardigheid zal kunnen klagen, dewijl het voor een ieder vrij zal daan een bod daar op te doen; en zoo als gezegd is, de geheele vrije handel naar derwaards, M 5 uit  iS6 BESCHRIJVING van den uit hoofde van de wetten der Japanners dien aangaande, ondoenlijk is om toeteftaan. Mogelijk dat de één of ander, kundiger en bekwaamer dan ik, een beter middel of weg zal kunnen aanwijzen, om dien tak van handel voor onze Natie met voordeel te benuttigen; gaerne zal ik mij aan wijzer oordeel onderwerpen; en niets zal mij aangenaamer zijn dan den welvaart en voorfpoed van mijn Vaderland te mogen zien behartigen; dit is mijn eenig doel; en al ware al mijn arbeid van geen verder nut, dan om kundige en welmeenende Burgers aantemoedigen mijn voorbeeld te volgen en te verbeteren, zal ik mij voldoende beloond achten. HANDEL op C II I N A. Door den oorlog is deeze nu ook federt eenige jaaren voor ons geëindigd; fchoon voordeelig cn een der beste takken van winst voor onze Maatfchappij, was dezelve ecuter niet dat geene wat zij wezen kon; noch tc vergelijken met den handel der Engelfchen op dat rijk. Hunne Maatfchappij zendt niet alleen ruim twintig fchepen jaarlijks naar derwaards; maar hunne vrije kooplieden in Oost-Indii, waar voor die vaart open gefield is, zenden daar van Bengalen en van Madras, doch voornaamelijk van Bomhaij, ook veele fchepen naar toe. De fchepen van die Maatfchappij brengen veele Engelfche Wolle-manufaétuuren, en Lakens van alle foorten aan, waar op ze flegts eene zeer geringe winst maaken; en deeze op verre na de balans van handel niet kunnende gocdmaaken , zijn zij verplicht aan-  HANDEL op CHINA. 187 aanzienlijke foramen in contante geldfpecien, alles Spaanfche piasters, te moeten aanbrengen. Doch wat de Maatfchappij het meest in deezen handel te gemoet koomt, is de aanbreng van catoen en opium, door particuliere fchepen van Bombaij en Bengalen, waar van de prijs voor wisfels op de Maatfchappij in Engeland, te Canton in hunne cas geteld wordt. Dan, daar, niettegenftaande dit alles^ deeze handel zeer groote fommen gelds in fpecie jaarlijks uit Engeland trekt, daar niets voor inkoomt, dan thee, die in het land zelve vertierd wordt, zoo zoude men dien handel, volgens den gewoonen ftclregel, voor zeer nadeclig moeten houden. Maar de uitkoomst en dc voortzetting daar van bet tegendeel aantooncndc, wat kan men dan anders befluiten, dan dat de algemeene ftelrege!, dat de- uitvoering van geldfptcie voor een land nadeclig is, niet op de juiste waarheid gegrond is. Het is zeker, dat wanneer een land meer vreemde voortbrengfelen benoodigd beeft, dan bezorgd kunnen worden voor de waardij van de voortbrengfelen die hetzelve uitvoeren kan , en dan het meerdere met geldfpecie moet betaalen, zulks in het einde voor een land nadeclig, ja zelfs verderfelijk moet zint. Doch het middel daar tegen is niet den uitvoer van fpecie te verbieden; dit kan niets helpen cn verergert het kwaad; neen, het is den landbouw en de manufaétuuren, cn daar door den handel, aantemoedigen; waar door het evenwigt fpoedig herfteld zal worden. En dan kan men den ftroom van in- en uitvoer van fpecie gerust aan zich zeiven overlaaten; want alle dwang en befchikkingen dien aangaande door regeeringen, zijn doo- de-  i88 BESCHRIJVING van het deüjk; zonder vrijheid kan geen handel bloeijen; de reden leert, en de ondervinding bewijst het ons. Alles wat eene regeering doen moet, is, denzclven te befchermen, en dc bronnen daar van, landbouw en manufaeluuren, aantemocdigen. Met den vrede zullen wij weder op China kunnen handelen. Zal dit weder door eene uitfluitende Maatfchappij moeten gedaan worden? Eene zeer groote hoofdfom is zeker tot dien handel noodig; en daarom kan eene Maatfchappij dien met het meefte voordeel doen. Maar waar toe moet die Maatfchappij dan uitfluitende zijn? Eene zoodanige Maatfchappij zonder eenig uitfluitend voorrecht, in ons Gemeenebest opgericht, zoude den handel op China met veel voordeel kunnen drijven; een ieder kan deel daar in ncemen, en niemand klagen benadeeld te zijn, dewijl het voor een ieder vrij blijft, voor zich zei ven naar dcrwaards tc handelen, het welk ter gelijker tijd aan de Maatfchappij geen meerder voordeel kan toebrengen, dan bet dcrwaards koomen van vrije Amerkaanfche, Franfche, of andere handelaars. Dan mogelijk nog beter, cn overcenkomftig met onze grondbeginfelen, zoude die handel, bij uitfluiting voor reekening van den Staat, met fchepen van den Staat, (zo als bij het art. Zeevaart voorgefleld is) gedreevcn kunnen worden. Hierdoor zoude aan de geheiligde grondbeginfelen van vrijheid, en gelijke rechten geene verkrachting gedaan worden; en tevens die handel op den voordceligflen voet voortgezet worden. De aanmoediging en bloei van den landbouw op Java, en vooral van den aanbouw van catoen, zal onze handel op China zeer groot voordcel toe- bren-  EILAND TIMOR. iS# brengen; dewijl dit ons van den te grooten aanbreng van geldfpecie zal bevrijden. En wanneer, door een goed beftuur van onze bezittingen, door geheel Oost-Indië, de vrije handel behoorlijk befchermd en aangemoedigd zal worden, zullen Java, zoo wel als onze andere Oosterfche Eilanden, nog veele andere artikelen voor de Chineefche markt, als vogelnestjes, tripangs, agar-agar, paarlen, pinanguooten, fandelhout, fpecerijen, peper, tin, cn veele anderen meer, kunnen opleveren, die niet alleen ons veel voordeel zullen aanbrengen, maar zelfs de verloren meerderheid over andere Natiën doen herwinnen. Welke bronnen van welvaart en rijkdom zijn dus voor onze kooplieden, en gevolgelijk voor onzen Staat, in den handel op dit magtige rijk niet te voorzien i TIMOR. Beoosten Java, bijna in eene rechte lijn, West en Oost liggen verfcheiden Eilanden, Balij, Lombok, Sumbawa, Flor es, Timor, en verfcheiden anderen van minder aanbelang. Op Timor hebben wij eene kleine vesting, onder een opperhoofd en bezetting. De Portugee/ën hebben nog verfcheiden bezittingen op dit Eiland, waar van Delli de hoofdplaats is; doch dezelve zijn alle in een ellendigen toeftand, en geheel vervallen. Onze bezitting heet Coupang, en ligt op het westelijk gedeelte van het Eiland. De handel der Maat- fchap-  19° BESCHRIJVING van het fchappij is daar, fedcrt lange reeds, van weinig aanbelang, en kan de onkosten niet goedmaaken. Echter is de grond van Timor zeer vruchtbaar; doch de Inwooners nog luijer en vadziger, en minder befchaafd, dan de Inlanders van andere in die zee liggende Eilanden. Sandelhout en wax zijn de voornaamfte voortbrengfelen van dat land, en voor ijzer, ijzerwerk, coraalen en andere fnuisterijen van dien aart, kan men die met goed voordeel inruilen; zoo dat dit Eiland, zoo wel als de andere daar omtrent geleegen, voor den vrijen handel nog al van veel aanbelang konde zijn; en door deszelfs voordeden het der moeite waardig maaken, dien post tot befcherming aantehouden. De Engelfchen hadden deeze plaats ook reeds vermeesterd, zijnde door het opperhoofd Wanjon, zonder een fchot ter verdeediging te doen, overgegeeven; doch door den tweeden aldaar, Greving, met hulp der Inlanders, wederom terug genomen , en de Engelfchen verplicht geworden de vlugt te neemen. Van Timor wierden ook wel flaaven naar Batavia en Java gebragt; doch dezelve waren weinig geacht om hunne luiheid en morfigheid; ook konden ze de verandering van lucht niet verdragen, maar ftierven in menigte. Dan de algemeene affchaffing van den Slaavenhandel zal den vervoer van hier ook doen eindigen. B I M A. Dit is eene plaats en koningrijk op het Eiland Sum-  EILAND B A L Y. Sumbauwa, alwaar wij ook een Comptoir onder een Refident hebben , die onder het Gouvernement van Macasfar ftaat. Het grootfte gedeelte van het Eiland Sumbauwa, en zelfs van het Eiland Flores, dat ook wel Mangarai genoemd wordt, hoort toe aan den Koning van Bima. De Maatfchappij krijgt van hier alleen Sapanhout, dat tot het ftuuwen der fchepen gebruikt wierdt; doch het land geeft goede paarden en vogelnestjes, die de Koning, en ook eenige andere Inlandfche handelaars, ter verkoop naar Batavia brengen. De flaaven zijn , als die van Timor, weinig geacht, fchoon iets beter. Voor den vrijen handel^zal Bima, dat eene bijzondere fraaije haven is, altijd mede van eenige aangelegenheid zijn , en kleine vaartuigen van Java bezig houden. Het land is vruchtbaar, en brengt waarfchijnlijk alles voort wat op Java groeijen wil. B A L IJ. Dit Eiland is onder verfcheiden kleine Radja's of Vorstjes verdeeld, waar van de Radja of Gusti van Carang Asfam de voornaamfte is, zonder echter eenig gezag over de anderen te hebben. De Baliërs zijn een woest, wild, valsch, en oorlogzuchtig volk, doch"onwillig tot werken, en dus afkeerig van den landbouw. Ook zijn ze zeer arm, cn beflaan alleen van de rijst, die het Eiland Lombok, dat zeer vruchtbaar is, oplevert, De Inwooners van dit Eilandje zijn zeer verfchillende van de Baliirs, vreedzaam en rustlievendj ze ftaan onder  W BESLUIT. der den Gusti van Carang Jsfam, die he„ ^ fla ven behandelt. De Chineefen van en >m ^ op tfafc, met rijst en allerhande benoodigdheden waar voor ze flaaven inruilen, die op Batlia zeil geacht »jn AfTcbuwelijk zijn de middelen, de deeze Chneefen in 't werk ftellen om flaaven te krijgen; weshalven het te wenfehen is, dat die onnatuurlijke handel fpoedig geheel afgefchaft mo*e worden. B E S L U I T. Ziet daar, waarde Landgenooten, Medeburgers! de hoofdtrekken van een groot tafereel, hetwelk ik van mijn plicht geoordeeld heb ulièden te moeten affchetfen, uit hoofde van het groot belang en gewigt; waar van ik denke, dat onze bezittingen in de Oost-Indien, en de handel daarop, voor ons Gemeenebest zijn. Het is wel waar, dat ik dit tafereel in een geheel ander hen aan ulieden vertoone dan tot nogtoe immer gefchicd is: doch beneemt dit iets aan de waardij der waarheid, indien dezelve aldus bevonden wordt? Wie vóór Lord Clivk vertoonde ooit aan Engeland de voordeden, die men van Bengalen trekken kon? En echter, geeft die Jandftrcek thans . met ruim zestig millioenen guldens aan territoriaale mkomftcn? Omdat de dienaaren der Maatfchappij tot notoe een zoodanig ontwerp niet hebben kunnen, durven, of willen vormen, is het daarom minder moge-  BESLUIT. 193 gelijk of voordeelig? Is de vooronderftellïng van onkunde, vooroordeel, en vooral eigenbelang, niet voldoende, om te doen begrijpen, waarom nimmer waare en kundige berichten van den toeftand deezer bezittingen aan het Vaderland zijn voorgedragen? En zijn niet de weinige voorftanders van het algemeene welzijn ten allen tijde in Oost-Indië vervolgd en mishandeld geworden? Ik zelf heb daaraan alleen de vervolgingen te danken , die mij bijna eer en leven zouden gekost, en die mij van alle mijne bezittingen , van alle mijne vooruitzichten, beroofd hebben? Dan, vol van het gewigt en belangrijke van mijn voorgefteld ontwerp; en bezield en aangevuurd door oprechte Vaderlandliefde, verfchijn ik thans openlijk voor mijn Vaderland ; en zonder aanzien van perfoonen, zonder vrees voor gevaaren en moeijelijkheden, ontvouwe ik de zuivere, en zoo lang miskende waarheid; en vertoone het waare belang van het Vaderland. Derhalven is mijn oogmerk in de bovenftaande bladeren geweest te betoogen. Dat het fyftema, waar naar tot nog toe de handel op de Oost-Indiën gedreven en de bezittingen aldaar beheerd zijn, in de tegenwoordige tijdsomftandigheden niet meer goed is, en in zich zeiven de zaaden van verderf en ondergang onthoudt; Dat de uitfluitende handel 'op zichzelven nadeelig is, en daar bij noodzaakelijk de bezittingen, als Colonien befchouwd, te gronde doet gaan. Dat onder eene andere beheering diezelfde bezittingen zullen bloeijen , en oneindig veel grootere voordeden opleeveren dan ooit te vooren. Dat eene verandering in navolging deezer grondN be-  194 BESLUIT. beginfelen, te wecten van vrijen handel, eigendom van land, en gelijke belasting, zeer wel ingevoerd kan worden. En eindelijk, dat alle de voordeden, die daar door aan ons Vaderland toegebragt zullen worden, door de land-inkoomften der bezittingen, door de belastingen óp. den handel, door de werkzaamheid en rijkdom, die deeze handel aan de Inwooners der Republiek geeven zal, en door de fchatteu, die de verdere vervoer van die veele voortbrengfelen , door geheel Europa, in ons land brengen moet, zeer verre overtreffen zullen de grootfte voordeden en winften, die men, bij de gunfligfte vooruitzichten en berekeningen, door middel der vernietigde Maatfchappij, of voortduuring van hetzelfde fyftema, zich zoude kunnen belooven. Heb ik nu, zoo al niet geheel, ten munten gedeeltelijk, mijn doeleinde bereikt; en wordt dit bericht geoordeeld van eenig nut voor mijn Vaderland te zijn; zoo is de dierbaarfte wensch van mijn hart vervuld: dan zal ik gaerne vergeeten alle de rampen, vervolgingen, en onrechtvaardige verdrukkingen, die mij, om mijne vrije en rondborflige'uitlaatingen over dit onderwerp, te beurt gevallen zijn : dan zal ik mij dit alles getroosten, en de belooning voor alle de moeite, vlijt, naarftigheid en ijver, waar mede ik zoo veele jaaren de plichten van mijne posten waargenomen , en dc belangen van mijn Vaderland behartigd en voörgeftaan heb, vinden in de overtuiging van niijn geweeten, en in de goedkeuring mijner medeburgeren.