STAATKUNDIGE BEDENKINGEN BETREFFENDE HET ZEEWEZEN dér onderscheiden volken van Europa, gegrond op ds plaats HEBBENDETRAC- 5a taten van vkede- ko o p hande l- en Zeevaart. Naar het Fransch van den Burger A R N OU L D, Chef v|an het Bureau en de Bal ans van Koophandel van Frankrijk. IN DEN H A AG\ * ij ISAAC van^CLEEF. M.JXC CXC Vlij.  Het oogmerk dezer bedenkingen is geen ander, eJant om het Britfche zeewezen aan geheel Europa, ah een reusagtig, dreigend gevaarte, af te maaien, het welk door middel zijner eigene kragten, fchrik in boezemt, en, zonder de hulp van eenige Mogendheid van het ^aste land, over alle de verbindenisfen der aan zee gelegen mag ten kan zegepraalen, indien alle de natiën, welke eenig belang bij de vrijheid der zee hebben, aan deszelfs dwingelandij geen eeuwigen haat toe zweren»  B E R I G T VAN DEN SC H RYV ER. Het zeewezen , dit alvermogend werktuig, ter vermeerdering van den voorfpoed, en der magt van de onderfcheiden volken, heeft thans zijn hoogfte toppunt van fterk» te en deszelfs grootfte uïtgeftrektheid bereikt. De verba azende naijver, dien het zelve onder de verfchiüende natiën deed ge* a boren  vi VOORBER-IGT. boren worden , waar aan wij zeker eenige genietingen hebben dank te weten, doch waar door ons te gelijk zo veele rampen berokkend werden, was aan de Ouden geheellijk onbekend. Ook zelfs de beroemdfte volken van die dagen legden zich veel eer, als veroveraars en wellustelingen , dan wel als ftaatsmannen en kooplieden, op de fcheepvaart en den buitenlandfchen handel toe. De met recht hoog gefchatte gefchiedfchrijvers, die de onderfcheiden tafreelen van den zeehandel der hedendaagfche volken gefchetst hebben, zijn veel te algemeen bekend, dan, dat ik hier mijne lezeren aan de ftoute togten , geduurende de vijftiende eeuw ondernomen, aan de voordeel aanbrengende ontdekkingen der zestiende, en de wijze, waar opmen zich aan de afgelegenfte kusten gevestigd heeft, 7.ou behoeven te herinneren. In de agttiende eeuw hebben drie der gewig-  VOORBERIGT. v ti.fte gebeurtenisfen ter ontwikkeling der vermogens, die de Furopeanen voor het zeewezen be/.aten , niet weinig bijgedragen , te weten , de oorlog, over de troonsopvolging in Spanje , die in den aanvang van dit tijdperk plaats had. Hier door werd de ftaatzugt van alle de voornaamfte Zeemogendheden door de hoop van eenig gedeelte van het erfgoed van den overleden Spaanfchen Allsenheerfcher, in Mexico en Peru gJegen, te zullenerlanget?,in beweging gebragt, terwij! eene aangegane overeenkomst de Magten van den tweeden en derden rang tevens de zelfde aandrift en werkzaame neiging deed gevoelen. Ten anderen deed het onafhangelijk verklaaren van America, geduurende het laatile gedeelte aan die zelfde eeuw voorgevallen, de algemeene werkzaamheid verdubbelen, door aan de bekwaamde derm.dedingeren het grootfte deel van een uitgeftrekten handel,die tevens de eenige mogt genoemd worden, die in de nieuwe wereld nog vo-lko* q men  vi VOORBERIGT. men vrij was, aan te bieden!.. Eindelijk fchijnt de gedenkwaardige Franfche omwenteling, op het einde van den zelfden eeüwkring , zich met de vrijheid des Americaanfchen volks te verëenigen , ten einde aan de verbindenisfen der volken, die deze beide werelddeelen bewoonen, in de negentiende eeuw eene nieuwe werkingskragt bij te zetten. De ontwikkeling van dit nieuw raderwerk, waar door de maatfchappijen van dezen tijd in beweging gebragt worden — zie daar het onderwerp van dit gefchrift! Dit leerftuk is tot nog toe door niemand behandeld, en voor het grootfte gedeilte, ook zelfs der kundigfte lieden, volmaakt het zelfde, wat deleere der balans van den koophandel, geduurende de zeventiende eeuw was — eene leere; waar over men in den daar opgevolgden eeuwkring met allen mogelijken ernst geredenkaveld heeft, en het welk door de ervarenüe fchrijveren, zowel in  VOORBERIGT'. vu in Frankrijk, als in Engeland, toegelicht werd. Ten einde zich te overtuigen, hoe onvoldoende al dat gene zij , wat men tot nu toe over het zeewezen van laater tijden gefchreven heefc, behoeft men enkel het Dictionaire univerfel des fciences mor al, economique, politique diplomatique, of Bibliothèque de l'homme d'étaP (f du citoijen,te raadpleegen. De uitgever van dit werk monftert op het woord Sijsthéme alle die flelfels der ftaatkunde, welke op de buitenlandfche Mogendheden betrekking hebben, waar door derzelver betrekkelijk bestaan door de onderfcheiden eeuwen heen bij de verfchillende volken voornaamelijk aan den dag gelegd en gekenmerkt werd Deze ziji? een ftelfet van uitbreiding van het grondgebied, een ftelfet van oorlog , een flelfel van, vrede, een ftelfet der handeldrijvende natiën, en eindelijk een flelfel van vernedering der gedugtfte natiën. Van deze vijf verfchillende foorten is het ftelfel der handeldrijvende natiën het ee.i0e, het weik * 4 me:  vin VOORBERIGT. met o?s onderwerp ineen wezenlijke betrekking ftaat, doch ter ontleeding van het zelve vindt men in geheel de Bibliothèque de Phomme. d'état naauw twintig regels gebezigd, die dan ook in 1788 letterlijk in het deplomatisch gedeelte van den nieuwen druk der Encijclopedie over genomen zijn. Daar tegen treft men onder het getal der afJeelingen, omtrent dit onderwerp in de Encijopedie vastgefteld, de bei 'e volgende aan, te weten de kennis, en de verrigting, of het be~ ftier van het zeewezen, doc'i alles, wat tot dz Jlaa kunde in dit vak behoort, heeft men 'er ganfchelijk vöor bij gezien. Alleen voegt de fchrijvervan de inleiding, voor dezeafdeeltng der Encijclopedie methodique geplaatst, 'er deze aanmerking bij. „ Het is volftrekt „ noodzaakelijk" zegt hij „ dat de „ zeelieden een denkbeeld van ftaatkunde ;, hebben; wijl zij meer maaien in het geval » zijn  VOORBERIGT. ix „ zijn, van zich te midden van een aantal „ vreemde natiën te bevinden, en met deze te moeten handelen." Juist deze gaa¬ ping in de leere , betreffende het zeewezen, in den bovennatuurkundigen zin genomen, is het, welke wij door deze verhandeling tragten aan te vullen, welker famenftel de overëenftemming, dezijdelingfche betrekkingenen het ftaatkundig oogmerk der diplomatifche handelingen, ten aanzien van den koophandel en zeevaart der Europeanen der agttiende eeuw, ten grondflag heeft. Dusdanig eene uitgezogte verzameling, uic opgehelderde ftukken, uit de archiven der verfchillende naüën, die deze eeuw opleverde, en tevens uit derzelver huishoudelijke gefchiedenis getrokken, zouden zeker een werk van meer, dan zes deelen in quarto uitmaaken. Dan, de tegenwoordige tijdsömftandigheden zijn geenzins gefchikt, om zodanig iets ter * 5 Per-  x VOORBERIGT. perfe te leggen, wijl het moeiëlijk zoude zijn, de kosten daar van vergoed te erlangen. Aan de eene zijde moet de werkzaame ijver der na,ie, waar aan zich zo veele zaaken opdoen , welke een volftrekt herftel vorderen, het tijdperk, wanneer ingefpannen en langduuri-e letteroefeningen ons cenig recht zullen geven, om tot openbaare eerambten bevoorderd te werden, nog verre van ons laten verwijderen j terwijl aan d: andere zijde de rasfche fchredrn , welke men zich bij de onlangs vrij gemaakte volken, tot aanzien en gezag, door middel van redevoeringen van het fpreekgeftoelte vergenoegd te doen, noodwendig de zelfde uitwerking ten gevolge hebben. Buiten dien is het van het groofte aanbelang dat men,zo fpoedig mogelijk,alkn volken van Europa, de gewe'.daadige aanmatigingen van het Brufche ftaatsbeftier voor oogen flelle, daar  VOORBERIGT. xi daar dit al zijn vermogen en voorfpoed, tot de fchepping van zodanig een zeewezen, en zulk eene ftaatkunde heeft doen famenlopen , welkein ftaat waren, alle drijfveeren der nijverheid bij andere volken ganfcheiijk te verlammen, of te vernietigen. (*) Het plan van dit werk is zeer eenvouwig. Elke aan zee gelegen natie van Europa treedt daar in op haar beurt ten tooneele, waar bij men (*) Dit ftiik was reeds voor het openen der laatfle onderhandelingen af gewerkt. Men zal daar in zeer dnidelijk zien, dat de ftaatzugtige oogmerken van Engeland door middel van een beredeneerd verflag van deszelfs openbaare handelingen 'alleen reeds ten duidelijkften blijken. Onze aangevoerde bewijzen hebben met die geweldige en zelfs eer roovende uitvoeringen, welke in de nieuw uitgekomen brieven van EgmoxdBurke, betreffende de Vredzs* onderhandelingen met het uitvoerend Bewind aangevangen , niets hoe genaamd gemeen.  Wti VOORBERIGT. men een kort verflag der ftaatkundigen gcfehie denis van de zelve, zo als zij zich voor den aanvang der agttiende eeuw bevond, opgeeft. Hier bij ontwikkelt men vervolgends de middelen, die men geduurende het laatst gezegde tijdperk door derzelver verfchillende gouvernementen zag in het werk ftellen, ten einde zich een ftaatkundig zeewezen te vormen, of het zelve verder uit te braden. Hier moest Spanje, als dat rijk, het welk den eerften grondflag der volkplantingen onder de volken van laater eeuwen leiden, het eerst ten voorfchijn treden. De magten van het zuiden en noorden maaken hier op beurtelings het onderwerp van zo veele afzonderlijke befchouwingen uit. De twee laatfte hoofdftukken lopen over Frankrijk en Enge and en ftrekken dus, op dat ik mij eens op die wijze uitd.ukke het flot der on:leiding van alle deze Europeaanfche mogendheden uit, waar bij men  VOORBERIGT. xia men alle derzelver bijzondere rechten «an. gevoert, alle derzei ver ontwerpen naauwkeurig gewikt, alle derzelver vermogens met de uiterfte oplettendheid gade Haat, alle derzelver erlangde voordeelen op hunne juiste waarde fchat, en alle derzelver geweldaadige inbreuken op de rechten van anderendoor onze tijdgenooten en de nakomelingfchap open gelegt. Dusdanig een plan verëischte, dat alles, wat Frankrijk en Engeland betreft, opzettelijk en in het breede behandeld werd, ten einde dit te gemakkelijker op de tegenwoordige omftandigheden te kunnen toepasfen, en 'er de gevolgen, die het oplevert, op eene des te treffender wijze uit te doen voordvloeiën. Naar wij' ons durven vleien , zal de lluiè'r , waar door de noodlottige gevolgen , die de geest van verweldiging, in zo veele opzigten door het Britfche ftaatsbeftier aan den dag gelegd,  xrv VOORBERIGT. M» noodwendig voor alle de volken van Europa hebben moest, nog fteeds voor het oog der min geöefenden verborgen bleven, door ons volkomen verfcheurd worden. Mogten wij dus door het gemeen maaken van onzen arbeid dit drievouwig oogmerk bereiken , dat naamelijk alle Hoven zich gemeënfchappelijk tegen dat van Londenverèenigdenj dat alle natiën overreed werden , dat zij een zelfde belang met Frankrijk hebben,. en dat dit laatfte gemeene - best uit de misflagen van deszelfs voorig bellier die lesfen der ondervinding ontleende, welke deszelfs gedrag, ten aanzien van. zijn ftaatkundig zeewezen, in het tcekomftige konden regelen. INHOUD  INHOUD DER HOOFDSTUKKEN. Bladz. I. Van Spanje i th Portugal. . . « . 35 III. De Staaten des Konings van Sardinië. . SÖ IV. Het Hertogdom van Toscane. 70 V. Het Koningrijk Napels. . . 74 VI. Db Kerkelijke Staaten. . . 79 VII. Het Gemeene-best van Genua. 98 VIII. Het Gemeen e-best van Venetië. 103 IX. Het' Ottomanisch Rijk. . . 113 X. De Barbar ij sche Mogendhe¬ den. , . ... 136 XK Het Bataafsch Gemesni-best. 154 XII.  xvi INHOUD der HOOFDSTUKKEN; Bladz. XII. Het Huis van Oostenrijk. . . 185 XIII. Van de Hansche Steden, Hak- burg, lubeck, BrEMEN.DaNT- zigenRostock 20$ XIV. Pruissen en Onderhoorige Landen 221 XV. Van Denemarken. . , ' . 247 XVI. Van Zweden. ... . 259 XVII. Van Rusland. . . .372 XVIII. De Verëenïgdb Staaten van America. .... 319 XIX. Van Frakkrijk. .... 338 XX. ' Van Enselanö. . . . ■ . 39» EERSTE  EERSTE HOOFDSTUK. VAN SPANJE* Van alle de Mogendheden van Europa is Spanje juist die gene , welke ons op de treffendfte wijz» aan den roem en glans, weleer door de Ouden ter zee verworven, vermag te herinneren, terwijl het tevens aan het ftaatkundig zeewezen der natie'ft van laatere eeuwen tot eene wieg verftrekte. Het lot, het welk aan Spanje ter zee te beurte viel, bevat drie, zeer merkbaare onderfcheiden, tijdvakken. Het eerfte bepaalt zich tot de vroegfte dagen, en eindigt met de volkomen vernieling van deszelf» zeemagt onder Flips II., op het einde der zestiende eeuw. A Het  X 2 ):( Het tweede is bepaald tot het beftaan dier zelfde zeemagt, geduurende de zeventiende eeuw. Het derde ftaat met derzelver toeftand in de agttïende eeuw, na het fluiten van den Utrechtfchen vrede in 1713, in de naauwfte betrekking. Wij zullen hier alleen de kenfchetfende trekken der beide eerfte tijdperken opgeven, en alle nadere ontwikkelingen voor het laatfte bewaaren. De Phceniciërs, de Marfeillanen van vroegere eeuwen, en de Grieken ftigtten allen beurtelings handeldrijvende volksplantingen in Spanje. De roem en het aanzien, het voelk deze zich veiw wierven, weken voor niets, den enkel voorden voorfpoed, dien de Carthagers ter zee alömme verzelde , tot deze eindelijk ïri die zelfde Iandftreeken overmeesterd, zelve voor het geweld der overweldigers van geheel den aardbol,, moesten verdwijnen. Van het juk der Romeinen eindelijk ontheven s moest Spanje zich omtrent het midden der vijfde eeuw onder de overheerfching der Gotifche Koningen bukken. Daar zich de Mooren vervolgends in den aanvang der agtfte eeuw aldaar vestigden, verbanden zij de aloude beWoonerén dier ftreeken, ten deele naar het gebergte van Asturie, in Galicië, ert Biscaië, ten deele naar de Pijreneën, in Navarre, en naar Arragon. Deze toeftand, waar in Spanje zich toenmaals bevond, had de grondvesting van demagt der Mooren, die men gewoonelijk met den naam van Saracenen of Arabieren beftempelt, ten . , ge-  K 3 X gevolge. Deze befloegen het zuidelijk, aan zee gelegen, gedeelte van dat land, terwijl de noordelijke gewesten, onder het gezag der beide Vorsten van den Gothifchen ftam verëenigd, d& Rijken van Caftille en Arragon uitmaakten. Daar de Mooren in middels, te gelijk met de overige wetenfchappen , de Wiskonst en Sterrekunde in Spanje voordplantten, verzuimden, zij| noch de zeevaart, noch den koophandel, dien zij met geen gering geluk op het Oosten dreven. Buiten twijfel ging deze geest van befpiegeling, ten aanzien van het zeewezen en dèn koophandel, in aanvolg van tijd tot de oorfprongelijke bewooners, die onder het gebied der Graaveri van Caftille overgebleven waren, over. Het is bekend, dat het oudfte verdrag van koophandel, door Spanje aangegaan, dat gene geweest zij, het welk het zelve met de Handfche fteden floot, en dat het zelve den Britten, Nedcrlanderen en Franfchen ten voorbeeldé van foortgelljke geftrekt hebbe. Insgelijks treft men in het Corps Unïverfel Dipte* thatique een verdrag aan, het welk in 1351 tusfchen Ednard fff., Koning van Engeland, en de afgevaardigden der zeefteden van het Rijk van Caftille, benevens het Graaffchap Biscaië, tot welzijn van den wederzljdfchen handel, gefloten werd. Het zelve is in 1353, door een ander, het welk het zelfde doelwit had en tusfcheh de inwooners van Bijaonnè, en de afgevaardigden der aan zee gelegen fteden van Caftille getroffen werd, opgevolgd. A » Deze  VC 4 X Deze beide, overëenkomften, voor het handeldrijvend gedeelte van Europa gewis van een vrij vroege dagtekening, toonen ten duidelijkften, hoe veel gewigt de Vorften van Caftille aan de zeevaart jhegtten, en dus behoeft men zich geenzins te verwonderen, dat Ifabella van Castille, een eeuw Iaater, toen de zugt tot het doen van togten en nieuwe ontdekkingen ter zee de volken van Europa over het algemeen beheerschte, de ontwerpen van Christoffel Columbus begunftigd hebbe, door in 1494 eene vloot te doen uitrusten, welke hem naar eene nieuwe wereld moest overvoeren. De verëeniging der huizen van Caftille en Arragon had den ondergang der heerfchappij van de Mooren, in Spanje ten gevolgen, terwijl deze door de verövering van Grenada in 1494 volkomen gemaakt werd. De verbinddenisfen, vervolgends van tijd tot tijd omtrent het midden der zestiende eeuw met het huis van Oostenrijk aangegaan, legden nu den grondflag van die alles overwegende magt, welke Spanje wel dra erlangde, terwijl het zelve zich van toen af al meer en meer in Europa uitbreidde, zo wel door middel van overmeesteringen, als door het erfrecht op een gedeelte van Italië, Portugal, de zeventien Nederlandfche Provinciën en het Graaffchap Bourgogne, gelijk eindelijk ook in de nieuw ontdekte wereld over een onafmeetbaare; ftreek Jands "van America. Jlet ie dus in de daad de zestiende eeuw, welke men*  X 5 X «nen, als het tijdperk der grondvesting van het Itaatkundig zeewezen der hedendaagfche volden, behoort aan te merken, uit hoofde der volkplantingen, welke dezelve toenmaals naar de afgelegendfte oorden van dezen aardbol overbragten. Zo dra Spanje een nieuw halfrond ontdekt had, dagt het tevens een ftelfel uit, het welk den volken van vroegere eeuwen geheel onbekend gebleven was. De naam van volkplanting, deed bij de Ouden aaaftonds een zeker gevoel van broederfchap, van gastvrijheid, van gemeenfchap van goederen, van bedoelingen, en van kragten ontdaan. Doch foortgelijke aandoeningen konden nimmer in het hart der beheerfchers van Spanje,5 thans de bezitters der goudmijnen van Mexico en Peru geworden, plaats vinden, daar zij zo veele fchatten te bewaaren, en over een aantal gelukzoekers een waakend oog te houden hadden. Het Hof van Spanje meende zich van alle de voordbrengzels van zijne volkplantingen, als ook van de middelen, om deze van al het noodige te verzorgen, volkomen te moeten verzekeren, ten einde derzelver bewooneren dus te volftrekter te kunnen beheerfchen, Boven dien konde het niet anders zijn, of de hedendaagfche volken moesten , onder alle middelen, gefchikt om hunne afge" legene bezittingen te bewaaren, alleen dat gene aangrijpen, het welk men reeds lang alömme in Europa met den naam van krijgsmagt befteinpeld heeft. Wel ligt zoude de hardheid hier van allengs verA 3 zagï  ragt zijn , naar tnaate de ondervinding de wa* voeglijkheden, welke daar mede gepaard gingen, nader deed kennen, ware het niet, dat de verbindenisfen, door het zelve op het vaste land van Europa aangegaan, het in eene ftaatzugtige loopbaane gefleept hadden, waar door het niet meer in ftaat bleef, een genoegzaam juist oordeel, op de belangen der West-Indifche volkplantingen te bepaalen, en dit wel in een tijdsgewrigt, wanneer de voorfpoed van dit 'Rijk zich al meer en meer door nieuwe ontdekkingen en vermeesteringen in America uitbreidde. De verëeniging der Spaanfche kroon met die des Duitfchen Rijks, op het hoofd van Karei V, deed in tusfchen het doordagte fteuel van ftaatkunde, ten aanzien van het zeevvczen, van dezen magtigften van alle Vorften van dit werelddeel, in rook verdwijnen. Want, daar de geest van overheerfching zich ganfehelijk van dezen Monarch meester gemaakt had, deed hij alle deszelfs denkbeelden, ten 'opzigte van het beftier zijner ftaaten gevormd, eeniglijk ftrekken, om de fchatten, die hij uit America ontkende, met het verbaazend getal nieuw aangeworven manfchappen , die Duitschland hem opleverde , en de middelen, die de vlijt der Nederlandfche Gewesten hem verfchafte, te famen te verëenigen, ten einde daar door in ftaat te zijn, alle de Vorften van zijnen tijd te beöorloogen. In de daad verfchaften alle deze poogingen hem niets  X 7 X «{ets .anders, dan eenenroetn, apnder de miiifte vrugt, terwijl zij tevens zijne .ftaaten uitputten,, en hem zijn eigen beftaan tot walgftng deden worden. Flips II.., onveranderlijk aan dit zelfde-fteHel der uitbreiding -zijner magt gehegt, voegde bij de ongemeen fterk gefpannen fpringveêren * door zijnen voorganger in werking gebragt, ook nog de konstgreep van onëenigheden te verwekken, en alles door middel van goud om te kopen, twee ondeugden, waar mede : 3* x meer middelen, dan men zou kunnen gelooven, omden volksgeest tor. dat einde te doen werken, hoewel te Madrid, wel verre van een zeeftad te zijn, niet eens aan eene rivier gelegen is; daar de Mancanares, die aldaar voorbijftroomt, flegts een beekj» mag genaamd worden. Het beftaan van deszelfs inwooncren is door de bezoldingen verzekerd, welke het ftaatsbeftier voor de beheering der O. en W. Indifche Volkplantingen in het gemeen aldaar uitdeelt, als ook door de voordeden, die 'er uit de verteeringen der groote volkplanters voord vloeien. Men voege hier nog bij, dat de Spanjaard, van nature tot een zittend leeven geneigd, en niet gefchikt is, om veele andere gewesten te bezoeken; dat, aan de andere zijde, het gezigt der burgeren van Madrid geftadig van de ftaatige vertooning der Majefteit, welke zich hier, a's in het middenpunt, waar in al het nationaal gezag der beide Indien tc famen loopt, noodwendig ten toon fpreidt, noodzaakelijk moet getroffen worden. Alle deze ouiftandigbeden verëenigen zich tot het vormen van den openbaaren geest, en maaken dien tot groote ondernemingen, ter handhaaving der bezittingen van geheel de natie in de verfchillende deelen van den wereldbol, ten uiterften gefchikt. De ondervinding wettigt dit gevoelen ten volften. Men zal zig zeer ligt herinneren , welke gunften de bank van St. Karei en de Compagnie der Philippijnfche eilanden, na den vrede van 1783 erlangden. Doch iets, het geen nog veel meer beflist, beftaat hier in, dat  poogingen, welke het verilindend zeewezen van Engeland telkens hernieuwt, volmaakt beveiligd zijn! De zeemagt van Spanje, ten tijde der Franfche omwenteling werd op twee-en-zeventig fchepen van linie, van honderd twaalf tot agt en vijftig (tukken, een en veertig fregatten, en honderd negen andere vaartuigen van allerlei groote, die te famen, tien duizend ftukken voerden, berekend. Tevens bleek het uit de registers der onderfcheide klasfen van de drie departementen van Frioul, Carthagena en Cadix, dat 'er meer , dan vijtig duizend matroozen in dienst waren. In het kort, het ftaatkundig flelfel van Spanje, ten aanzien van deszelfs zeewezen, is uit zijn eigen aart, met betrekking tot de vijandelijke bedoelingen van Engeland, verdedigend; het is lijdelijk omtrent zijne betrekkingen, ten aanzien van den handel der overige volken van Europa; werkzaam in de verbindenisfen, waar in het met zijne volkplantingen ftaat, en eindelijk hulpvaardig in de verë'eniging met Frankrijk, ten einde zich tegen de verweldigingen van den gemeenen vijand te verzetten. TWEEDE  TWEEDE HOOFDSTUK- van portugal. Indien het mogelijk ware, dat de Europeaanen immer de misdaaden konden boeten, waar mede zij zich, na het ontdekken der beide Indien , bezoedelden ; indien de genoegens, die eene broederlijke verkeering, op de wederzijdfche behoeften gegrondj ooit de eenige banden konden uitmaaken , waar door dc bewooners der oude en nieuwe wereld vérë'eriigd werden, alsdan zouden de toekomftige gedachten, van verbaasdheid getroffen op het herdenken der floute ondernemingen hunner voorvaderen , gewis een gedenkzuil voor den fchutsgeest C van  van de zeevaart oprigten. Deze befcherm-engel moest daar bij aan Prins Hendrik van Portugal een wereld* kloot en een kompas aanbieden , terwijl de Indiaan, de eerde leermeester dtr overige volken, de Afri. caan, ontheven van zijne kluisters, de Peruïaan, aan het gevaar des doods ontkomen , zich voor de Europeer zouden nederbuigen, wiens magt hen eindelijk uit alle de verfchillende deelen dezer wereld deed te famen komen, en in elkanders armen voerde. En wel ligt werd de aanfchouwer van dusdanig een gedenkteken minder door het grootfche dier Vertooning, dan wel door het onderfcheid getroffen, het welk 'er tusfchen de Portugezen van dien tijd , die de halden van dit duk moesten uitmaa•ken, en die van onze dagen, zou plaats grijpen, vooral, wanneer men de laagte, waar toe deze natie, met opzigt tot de zeevaart, thans gebragt is, daar bij in aanmerking neme. De Portugezen der zestiende, zeventiende en agtiende eeuw leveren den waarnemer, die de lotgevallen en wisfelingen van het bedaan der volken opmerkzaam gade flaat, eene ruime doffe tot overdenkingen op. Portugal, of het aloude Lufitanie, eerstin de magt der Phoeceniërs en Cathagers, geraaktte vervolgends onder de Romeinfchc heerfchappij. In de vijfde en zesde eeuw, maakten de Allanen en Vifigothen zich beurtelings daar van meester. Geduurende de laatde eeuw deden de Mooren en Saraze- nen  )K 35 )'C nen een inval in dit Rijk. Z>) werden van daar te rug gedreven; doch het was eerst in 1139, dat Alphonfo Henriquez, zoon van een der Graaven van Portugal, eene volkomen overwinning op de Mooren behaalde, en zich als Koning itt die gewesten deed uitroepen. Onder de regering van deszelfs opvolger, Jan t , reeds na het einde der veertiende eeuw, vormden de Portugezen eerdge volksplantingen in Africa, ,en ontdekten de Aforifche eilanden. Deszelfs kleinzoon Jan H. vergunde den Joden, zich in zijne Staaten te vestigen, en legde zich niet weinig op het volmaaken van de zeevaart, en het doen van nieuwe ontdekkingen toe. Deze gaven tot een eerde verdrag metFerdinand, den Catholijken, in 1492 aangegaan, als ook tot een tweede van 1494 aanleiding, bij het welk de Portugeesfche Monarch aan Ferdiuand alle de landen, ten westen van Kaap Verd , en de Afores op den afdand van drie honderd mijlen, afdond, doch zich alle de gewesten voorbe* hield, die men ten oosten zou ontdekken. ■ Men ziet hier uit ten duidelijkden, dat de zugt voor de zeevaart, voor het begin der zestiende eeuw, het bijgeloof der Portugezen geheel tot zwijgen bragt, daar zij zich, aan dé eene zijde, ■ten opzigte der Joden gastvrij betoonden, en aan de andere, onder het bedier eens erfgenaams der kroon,gewigtige dappen deden,ter ontdekking van landen, die alle door ongeloovigen bewoond werden. C % Dezi  ):( $6 ):( Deze neiging, hun door de onafgebroken ftafpoönngen, de fchrandere berekeningen, en de wel geflaagde ontdekkingen van Prins Hendrik ingeboezemd, maakte het lot der Portugezen van de zestiende eeuw zo fchitterend, als dat van cenig volk ooit wezen kon. Geduurende dit tijdperk ftrekten de Portugezen, die zich onder eenen Vasco de Gama ftout, ondereen -Americus Vespucius onvcrfchrokken, onder een -Albuquerque voorzigtig en dapper, en onder eene .Atafde moedig, en tevensgefchikte onderhandelaars betoonden , derzelver gebied in Afia > Africa en America eerst zeer verre uit; wisten zich vervolgends -door wezenlijke verdienften, en een goed bellier, in het bezit dier verbaazende veroveringen te handhaafven, enden val van hunne onmetelijke heerfchanpij eenen geruimen tijd voor te komen, door het'uit een drijven van de faamverbonden Indiaanfche Vorften, die de uitoefening van derzelver gezag, het welk ten laatften zeer drukkend geworden was, tegen hun Vaderland de wapens had doen opvatten, 3 Het Ahatisch Rijk werd egter in het einde ganfchelijk genoopt, in gevolge van verfcheidene gebeurtenisfen, waar van de eerfte oorzaak alleen in Europa te vinden was, het welk, bij de volken van laater eeuwen, de ee; ige bronwel uitmaakte, waar uit alle de wisfelingen voordvloeiden, welke op de onderfcheiden gedeelten van den aardbol plaats grepen. Omtrent het einde der zeventiende eeuw, deed het  );( 37 );( het gebrek aan eenen troonsöpvolger, door den dood van den Kardinaal Hendrik, de kroon van Portugal aan den Koning van Spanje te bcurte vallen. Dan, terwijl Flips II. door erfrecht zich meester van drie werelddeelen zag, wierp, door een zeer opmerkenswaardige fchikking van het lot, een klein getal ellendige visfehers, die eenige afgelegen moerasfen in een der afgezonderdfte hoeken van den aardbol bewoonden -> de Nederlaadsrs naamelijk, het haatelijk juk van zijne overheerfching af. Deze, door de noodzaakelijkheid eener billijke zelfsverdediging, in het einde zelve veröveraar6 geworden, vielen met een gelukkig gevolg op de rijke bezittingen der Portugezen in Afia en America aan. Aan de andere zijde namen de Britten en Franfchen, op hun beurt door den gelukkigen uitflag der poogingen van de Nederlanderen uitgelokt, en met Spanje insgelijks in oorlog geraakt, daar zij de Nederlandfche natie in haaren opftand tegen het willekeurig gezag der Spanjaarden onderftand boden, mede deel aan den rijken buit, dien de Indien opleverden a terwijl de werkeloosheid, waar inde Portugezen onder de heerfchappij van Spanje gevallen waren 5 deze zelfs verhinderde, om derzelver bezittingen, behoorelijk te verdedigen. Omtrent het midden dezer zelfde eeuw, te weten in 1640, verkozen de Portugezen den Hertog van. Bragance tot hunnen Koning, terwijl zij zich aan, de opperheerfchappij van Spanje onttrokken. Toen werd Portugal van nieuws meester van Brafilie; C 3 doch.  X 3* X doch verloor her eiland Ceilon, en moest zich te* vens alle zijne bezittingen in de Indien voor altijd ontrukt zien. Ten laatften egter floot het in 168S eenen vrede met Spanje, waar bij het, als een onafhangelijk Koningrijk erkend werd, als ook zijn voorig grondgebied in Europa en langs de kusten te rug erlangde, uitgezonderd de ftad Ceuta, in Africa gelegen, welk in de magt van Spanje bleef. Dit taf: cel, hetwelk wij zo even gefchetst hebben, vertoont ons de Portugezen bcurtjlings, als Krijgslieden onder Alphonfo , hunnen ecrften Koning, als tot het toppunt van heldendeugd, onder Sebastiaan, opgevoerd, als zeelieden onder Emmanuël, en als' een ffrïjdbaar volk onder den Hertog van Bragance. Doch nu kunnen wij hen, geduurende bijkans een eeuw, bijna niet anders meer befchouwen, dan als flaaveh der Britfche natie, welke even gelukkig in haare gevormde ontwerpen, als ondernemend,°ter verkrijging van een voïftrekt oppergezag ter zee, de magtigften beftrijdt, den zwakften volken fchrik inboezemt, en de werkelooste weet onzijdig te doen blijven. Vervolgends zullen wij de Portugezen, geduurende het laatfte gedeelte der agttiende°eeuw' onder het meer, dan kragtdaadig Staats-beftier vari den Marquis de Pambal eenige fchakels van die itaatkundige keten zien verbreken , waarin de hebzugt der Britten dezelve reeds zo lang gekneld hield. Dan, Engeland had geenzins tot deze laatfte da; gengevvagt, om zich van het vermogen der geld- mid-  ):( 39 X middelen en van het zeewezen van Portugal meester te maaken. Toen dit Rijk het dwangjuk van Spanje vergruisde, behoefde het zelve den onderftand eener vreemde Mogendheid, om zijnen vijand het hoofd te bieden, daar deze een veel grooter magt bezat. Reeds van toen aan vond het ftaats-vertrek van Londen, door het ver vooruitziend vernuft van Cromwel beftierd , niet weinig, fmaak in het gebruiken dier middelen, waar door het in ftaat gefield werd, zijne dienften aan Portugal aan te bieden, en zich daar voor tevens te doen betaalen. Deze diep denkende geest gevoelde zeer wel, dat, ten einde de zwakheid der bevolking van zijn Vaderland te gemoet te komen, het noodig ware, in Duitschland een aantal recruten in foldij te houden, ten einde ' daar door het evenwigt tegen deszelfs vijanden en mededingers, die op het vaste land zijne gedugte zeemagt met nijdige oogen befchouwden, te kunnen behouden. In dit opzigt, en tevens uit hoofde van het bezit der mijnen van Brazilië, oordeelde men, dat Portugal een rijke grond, en xvel deimoeite waardig was, om te ontginnen, om welke rede dezelve dan ook in 1642 een verdrag van koophandel met dit Koningrijk floot, het welk door zijn opvolger Karei II vernieuwd werd, het geen een opmerkenswaardig voorbeeld van de ftaatkunde eener natie oplevert, welke, met eene gelijke onverzettelijkheid, zo wel onder eeneu-overweldiger, als onder het bellier zijner wettige vorsten, fteeds naar een zelfde doel blijft llreeven, wanneet «■ C 4 2®  X 4o ):( zowel de een, als anderen de zelve flcgts zodaui* eene neiging weten te doen aannemen, welke voor den algemeenen voorfpoed gunfrig is. Dan, in weêrwil der inwilligingen ,' door Portugal ten behoeve van Engeland gedaan, had egter het gedrag van Frankrijk, ten aanzien der eerst genoemde Mogendheid een nog veel grooter invloed, op de uitfluiting, welke 'er ten opzigtc der Franfche manufacturen, en den vrijen invoer van alle Engelfchewaaren, in tegenöverfteHing daar van, plaat? greep. Zie hier hoe dit gefchiedde. Daar men, onder het bewind van Colbert, gelijk een hedendaagfche fchrijver dit zeer fchrander opgemerkt heeft, geene middelen onbeproefd liet, om alle takken des koophandels van Frankrijk , zo veel immer mogelijk ware, te doen bloeien, oordeelde menhetnoodzaakelijk, teneinde onze bezittingen m America daar door te begunftigen, dat de invoer van fuiker en tabak van Brazilië in 1664 volftrekt verboden werd. Dan, het Hof van Portugal, verftoord, gelijk het dit naturelijk zijn moest, over zodanig een verbod, wilde van zijne zijde het invoeren van alle goederen uit Frankrijk niet langer gedogen, en deze waren het in tusfchen allen, die tot dien tijd toe in Portugal de voorkeur hadden Aanftonds ftelde Genua zich nu in het bezit van bet vertier der zijden ftoffen, welke het tot nu toe alleen levert. Engeland daar tegen maakte zich van den handel in wollen goederen meester; doch geenzins met een even duurzaam gevolg, In 1681 begonnen  X 4i X gontien de Portugezen, d:>or werklieden, die zy van aller wegen tot zich hadden doen overkomen, de wol van hunne eigene fchaapen te bearbeiden, en maakten hier in zulke ihelje vorderingen, dat men reeds in 1Ö84 in ftaat was, verfcheiden foorten van vreemde lakens, en wel dra, alle, hoe ook genaamd, die van buiten inkwamen, te verbieden. Engeland befchouwde dezen toeftand van zaaken geenzins met genoegen. Een geruimen tijd hield het zich met allen ernst met het uitdenken van middelen bezig, ten einde dezen vrijen invoer, die het zelve nu ontzegd was, weder te erlangen. Somwijlen beloofden deszelfs poogingen aan dat Rijk eenen gelukkigen uitflag; doch kort daar na moast men de hoop, welke men reeds genoegzaam gegrond oordeelde, weder opgeven. Het was niet mogelijk , voor uit te zien, waar op dit alles nog in het einde zou uitlopen, toen 'er eindelijk in geheel het ftaatkundig flelfel van Europa eene verandering plaats greep, welke alle te vooren gevormde denkbeelden geheel en al omkeerde. Men zag een kleinzoon van Lodewijk XIV den troon van Spanje beklimmen. Alle natiën waren nu bedugt, over de meer en meer toenemende grootheid van een huis, het welk men reeds maar al te magtig oordeelde. Dan, voor al meende Portugal, het welk Frankrijk tot nog toe niet anders, dan als . een fteun aangemerkt had, daar in nu enkel eenen vijand te moeten vinden, die noodwendig niets yuuriger verlangen kon, dan het te onderdrukken, C S e*  X 4* X en dit wel ligt met der daad waagen zou. Deze bekommernis wierp het in de armen van Engeland , het welk-gewoon, alle gebeurtenisfen ten voordeele' van zijnen handel te doen ftrekken , niet misfen kon , eene zogunffige gelegenheid zccrgreetig aan te grijpen. Reeds aanflonds was Flips V door Portugal erkend; doch, daar dit Rijk vervolgends aan de trouwelooze inblazingen der Britten en Nederlanders gehoor gaf, trad het wel dra in de verbindt aiis, welke gevormd was, om denzeïven van den troon ;tè bonfen. In tusfchen drukten de Engelfchen, door het bekend verdrag van koophandel van 1703 \ het zegel op deze aangegane verbindenis. Den 27 December tekende de Britfche Gezant Methuën, een diepdenkende en doorliepen onderhandelaar' deze overeenkomst, waarbij het Hof van Portugal ïich verbond, om den invoer van alle wollen °-oederen uit Groot-Errttagne toe te ftaan , op°den zelfden voet, waar op die voor het verbod plaats gegrepen had, onder voorwaarden, dat de Portugeesfche wijnen daar tegen op de Engelfche tollenX een derde minder, dan de Franfche zouden betaa. len. Dan, vervolgends deed de Utrechtfche vrede, in 3713 , deze bekommernisfen van het Hof van Lisfabon verdwijnen, door het zelve van de goede geneigdheid van Frankrijk., ten zijnen opzigte, te verzekeren, terwijl dit Rijk van de zijde van Spanje, door het verdrag van 1715, eene gelijke gerustftellende verzekering bekwam, daar deszelfs onafhan- ge=  ):( 43 K gelijkheid hier bij ten vollen erkend, en het verdrag van 1668 tevens bekragtigd werd. Daar Portugal nu dus van alle vreeze, ten aanzien der andere Mogendheden , ontheven was, gaf zich deszelfs Koning Jan V. geduurende genoegzaam veertig jaaren onder het Protectorfchap, het welk hij Lord Tirawleij liet uitoefenen , aan eenen o-erusten flaap over. Deze Enge'schman werd door den invloed der Koningin, eene Oostenrijkfche Princes van geboorte, niet weinig onderfteund , en door het niets beduidend ftaats-beftier van eenen broeder Gaspard, een Recoilet, aanmerkelijk begunftigd. Tirawleij verzuimde niets, ten einde den Koning de grootfte hoogachting voor de Britxhe natie in te boezemen, en hem zijne eigene landgenooten met verachting te doen befchouwen. En zelfs merkte Gaspard de Portugezen niet eens , als een volk aan, maar beftierde het Rijk, even als war* het een Monniken-klooster. Geduurende geheel dezen tijd werd 'er geen enkelen kanonfchoot gedaan, en men poogden de Portugezen , die van het overige gedeelte van Europa bijkans voiftrekt vergeten waren, wijl zij in zo groot eene werkloosheid verzonken lagen, niets van -die geestdrift te laten gevoelen, welke de noodzaakclijkheid eener billijke zelfsverdediging anders doet geboren worden. In tusfchen maakten de Britten van deze ftaatkundige en huishoudkundige flaapzugt der Portugezen al het mogelijke gebruik, om hen in ketens te klinken, welke zij in een geruimen tijd niet  X 44 ):( niet zouden in ftaat zijn , te vergruizen. De-zeiver flaaffche toeftand was in die dagen dan ook zo groot^; dat zelfs de fchepen, waarmede zij naar Lraz.he (levenden, in Engeland van ftapel liepen en z.J yan daar insgelijks aüe krijgs- en mond-behoeften bekwamen. De Britten verrigtten toenmaals voor datR.jkde zeevaart; ja, dreven voor het zelve den handel op de Indien , op China, op Japan, en op Afnca. Meer, dan agt honderd fchepen werden er tot alle deze onderfcheiden takken van den zeehandel gebruikt. Een enkel mepsch fiegts gevoelde alle de verontwaardig , welke eene zo fchandelijke afhangelijkl heid geheel zijne natie hadbehooren in te boezemen Deze man, die Portugal tot roem verftrekt, was Carvalho, een Portugees, vervolgends onder den naam van den Graaf van Ocijras, enden Marquis de Pombal bekend, en eerst, als Gevolmagtigde Gezant te Londen, omtrent het einde der regering van Jan y gebruikt. Het was op den Britfchen grond zclven zegt de fchrijver, die ons de gefchiedenis van zijn' flaats- bewind gefchonken heeft, dat hij het juk der Engelfchen leerden haaten, en door het lezen hunner werken over de huishoudkunde, erlangde hij de kennis van de veröïschte middelen, om de ketens te verbreken, waar in zijn Vaderland geklonken was , en zijn bellier in het toekomftige onfterflijk te maaken, door de magt, welke Engeland uit hoofde van deszelfs zeewezen en koophandel in dat Rijk bezat, in derzelver grondflagen aan te tasten. Wel dra  ):( 45 X dra deed 'er zich voor der. zeiven eene gunftige gelegenheid op, om zijn gevormde ontwerpen hief omtrent ten uitvoer te brengen. Hij wTerd naamelijk ia 1750, ten tijde toen Jofcph I den troon beklom, eerde Staatsdienaar van Portugal. IL.t zij nu, dat de ongemeen driftige geaartheid van den Marqu s de Pombal den zeiven aangefpoord hebbe, om, zonder iets te ontzien, eene fpoedigé herfehepping van dat Rijk te bewerken; het zij; dat de ontelbaare menigte van hinderpaalen, die hij genoodzaakt was , uit den weg te ruimen, zijnen ijver verdubbelden," het zij een foort van geestvervoering voor, het heil zijns Vaderlands hem aangevuurd heeft, om, wat het ook kosten mogt, de eerfte oorzaaken van het verval der Portugeefche zeemagt wég te nemen, het zij eindelijk, dat dit alles te famen genomen op de groote ziel van dezen ftaatsman gewerkt hebbe ' hoe dit ook weze moge, het blijft fteeds eene omvedcrfprckelijke waarheid, dat men zelden zb ftoute maatregelen zag nemen, als die waren, waar toe bij beflöot, ten einde aan de Britten het oppergezag te ontweldigen , het welk zij zich over de zeevaart en den handel der' Portugezen, dooT list, en een verder en verder indringen , onder de voorige regering, haddén weten aan te maatigen Geduurende de zes en twintig fa'aren van zijri bewind, maakte de Marquis de Pombal zen- veele veranderingen in het bellier. Veele derzelve w:ren wezenlijk nuttig , eenige moesten noodwendig geen-  )•( 46 ):( geenzins het voorgefteld gevolg hebben, wijl zij te ver gingen; doch bij na alle dezefchikkingen waren alleen ingerigt, om den koophandel der Britten te fnuiken, en men zal duidelijk inzien, dat de ^eftadige aanvallen , ten dien einde doorhem gedaan in aanvolg van tijd , en zelfs nog na zijn dood, geen geringen invloed op het ftelfel, het welk het Hof VanLisfabon, met betrekking tot het zeewezen, federd dien tijd aangenomen heeft, noodzaakelijk moesten hebben. . Zonder hier juist bij alle de verbeteringen fffl te ftaan, waar toe de Portugeesfche Staatsdienaar, geduurende dit tweede gedeelte der agttiende eeuw, aanleiding gaf, moeten wij egter doen opmerken, dat hij het was, die het Edict uitvaardigde, waar bij 'er in Portugal eéne Compagnie van Koophandel op de Indien en China opgerigt werd, gelijk ook eene andere voor den Porto wijn. Deze laatfte gaf aanleiding tot eenen gedenkwaardigen opftand,waar in het ftaats-vertrek van St. James zeker geene onbeduidende rol fpeelde. Wij moeten hier tevens van de oprigting van eene andere Maatfchappij, te weten die op Maragnan en Groot Para in America, gewag maaken, als ook van het aanleggen van de vaart van Oeijras, benevens de vrijheid, aan eiken reeder toegeftaan, om ten allen tijde zijne fchepen en waaren, zo wel in en naar de havens van America, als in alle die der Portugeefche bezittingen, te doen binnenlopen. Te vooren togwas men fomwijlen genoodzaakt, twee jaaren naar het ver-  X 47 ):( .Vertrek der vlooten te wagten. Wanneer men in tusfchen verfcheiden dezer inrigtingen met de uiterfte naauwkeurigheid, in betrekking tot de wezenlijke grondbeginfelen der huishoudkunde, befchouwt, alsdan geven dezelve aanleiding tot zeer gegronde berispingen. Dan, het ftaatkundig oogmerk van alle deze maatregelen was geen ander, dan het verzwakken der verbindenis van eene menigte Britfche kapitalisten, door alle.middelen, die het gereed geld zijner landgenooten konde opleveren, te verëcnigen, en deze dus in ftaat te ftellen, om zich met voordeel op de onderfcheiden takken van den handel op de Portugeesfche O. en W. Indien toe te leggen. Het fchijnt dus , dat de Marquis de Pombal, geduurende geheel zijn bewind, geftadig beftierd zij , door het verlangen, om den invloed der meest vermogende lieden in Engeland, ten aanzien van zijn Vaderland, te vernietigen. Met deze bedoeling was het, dat hij een Edict uitvaardigde, waar bij het omhouwen van een derde gedeelte der wijnftokken geboden werd, iets, het geen zeker veei meer gefchikt was, om den haat, dien hij tegen Engeland koesterde, aan den dag te leggen , dan wel om zijne fchranderh'eidte duen blijken, doch, waar mede hij egter niets anders bedoelde, dan het verminderen van de hoeveelheid van wijn , die 'er jaarlijks in Portugal gewonnen werd, wijl deze, in gevolge het verdrag van Methuën, ten prooi aan den uitfluitenden handel der Britten verft rekte, terwijl hij den aanbouw van graanen, die deze aan Portugal  X 4S ).:c IeVerden, ten einde dat Rijk fteeds meer en meer in eene fteeds duurende af hangelijkheid te houden ' hier voor in plaats flelde. Meteven 'de zelfde bedoeling is het, dat de2é Mmister den uitvoer van gereede penningen verbood; bevel gaf, dat alle kooplieden in het klein hunne wmkel, moesten fluiten, indien zij niet i„ ftaat waren, aa„ te toonen, dat de helft van het kapitaal, waarmede zij handel dreven, hun zeiven in «gendom toebehoorde, en niet toeliet dat tenge Engelfche koornkoper zijne graanen anders', dan op de cpenbaare markten verkogt. Met he zelfde oogmerk was het, dat hij onderfcheiden Vreemde koopgoederen, waar van hij den invoer verboden had, ten einde de inlandfche te benn> ftigen, deed verbranden. Geene dezer verrigti^en was er dan ook, welke geen klagten Van het Hof van Londen ten gevolge had, welke dit door zijne Gezanten deed inbrengen, doch zij verwierven geen gehoor. Eene enkele aanmerking, welke ons alleen reeds ten vollenden maatflaf voor de geaartheid van den Marqms de Pombal geven kan, behoort hier niet jnet ftdzwijgen te worden voor bij gegaan. Dezelve beibat hter m-, dat Milord Tirawleij, die op d.rf IZTu Sl Ja" V' ZU,k ee"en ompaalden invloed bezeten had, bijzonderlijk naar Lisfabon gezonden werd, om het verbod van uitvoer van gereede penningen uit Portugal te doen opheffen, doch  ):( 49 X doch te vergeefs. Het Edict bleef zijne volle kragt behouden. Dan, het volgende is van een nog veel fterker natuur. Geduurende den oorlog van 1757, hadden de Britten, ingevolge van hun gewoon willekeurig gedrag op zee, op de kusten van Lugos verfchciden Franfche fchepen in brand geileken. Daar dusdanig eerie gewelddaad'ge wijze van handelen in tusfchen rechts ftreeks tegen het recht der volken aandruischte , eischte de Marquis de Pombal daar voor vergoeding van het Hof van Londen, en, wel zodanig eene, welke aan de belediging volkomen geè'venredigd was. Dan, daar men hem die, zo als hij dezelve vorderde, niet verkoos te geven , drong hij hij daar op met eene onverzettelijkheid aan, waar van men tot nu toe geen voorbeeld gezien had. Zie hier den hoofdzaakelijken inhoud der drie depêches, van den Portugeesfchen Minister, omtrent dit onderwerp aan het Britfche Hof afgevaardigd. De laatfte voor al is van een oneindig groot belang; terwijl de fchets, welke daar in van de magt der Portugezen, en die der Britten, geduurende verfchillende tijdperken, gegeven wordt, ten uiterften gefchikt is, om ons een denkbeeld van de kragten te doen vormen, welke Portugal in het werk Melde, om het juk der Britten af te fchudden. „ Ikweet zeer wel" - dus fchreef de Marquis aan den Minister der buitenlandfche zaaken te Londen in zijne eerfle depêches - " dat uw cabinet zich eene zekere opD „ per-  y< 5o ):( ,, perraagt op het onze heeft aangemaatigd; doch „ ik weet tevens, dat het tijd is, daar aan een „ einde te maaken. Indien mijne voorgangers de „ zwakheid hadden, van fteeds alles, wat het „ uwe vraagde, toe te ftaan, zal ik, daar tegen, u ■,, nimmer iets inwilligen , dan het geen ik u ver„ fchuldigd ben. Dit is mijn jongst befluit. Gij „ kunt u daar naar regelen." In een tweede depêche drukte hij zich, wijl men de gevorderde voldoening nog fteeds bleef weigeren, op deze wijze uit. „ Ik bid uwe Excellencie, mij niet meer aan de „ veelvuldige blijken van toegevendheid, te voo„ ren door ons ftaatsbeftuur aan het uwe betoond, „ te willen herinneren! Dezelve zijn van dien aart, „ dat geene Mogendheid, zo veel ik weet, 'er „ ooit foortgelijke aan eene andere gegeven heeft. „ Het is billijk , dat deze invloed ten laatftén eens „ een einde neme, en wij aan geheel Europa too- nen, dat wij het juk eener vreemde overheer„ fching volkomen afgeworpen hebben. Dit kun., nen wij niet beter bewijzen, dan door eene vol„ doening van uw Gouvernement te eisfehen, wel„ ke dit- geen recht heeft, ons te weigeren. Frank„ rijk zou ons , als geheel magteloos befchouwen , „ indien wij niet in ftaat waren, ons voor de be„ lediging, welke gij ons aandeedt, voldoening te „ verfchaffen; daar gij op onze kusten vaartuigen „ durfdet verbranden, die aldaar volkomen veilig t, behoorden te zijn." De  X 5* X De derde depêche was nog veel uitgebreider, en bevatte eene menigte bijzonderheden, welke men m de twee eerfte niet ontmoet. Deze luidde dus. —1 „ Gij waart flegts van zeer weinig gewigt onder ,, de Mogendheden van Europa, toen wij reeds „ een zeer uitgeftrekten invloed bezatten. Uw „ eiland maake flegts een enkel flip op de land„ kaart uit, terwijl de roem van Portugal [reeds al- Ier wegen weergalmde. Wij breidden onze heer„ fchappij over Afia, Africa en America uit, ter,, wijl gij flegts overeen klein eiland in Europa den ,, fcepter zwaaidet. Gij kondt alleen naar de tweede ,, rang onder de befchaafde volken dingen; doch „ door den onderfland, u van ons aangeboden, „ zijt gij tot den eerften opgeftegen. Dit nature„ lijk onvermogen ftelde u buiten ftaat, om uwe ,, heerfchappij tot buiten uw eiland uit te ftrek„ ken; want, om veroveringen te maaken, be„ hoefdet gij een talrijk leger, en om dit op de „ been te houden, werden 'er geldmiddelen , ter be- taaling van het zelve, verëischt, en hier aan onN ;; brak het u. Gij bezat geene genoegzaame hoej, veelheid van gereede penningen. Zij , die uwe .., vermogens ten tijde der groote Omwenteling ,, van Europa berekenden, hebben gevonden9 dat gij geen genoegzaame fchatkist bezat, om „ daar uit zes Regimenten te onderhouden. En „ de zee,welke men,als uw element, kanbèfchou- wen, zette u geen meerdere magt bij : naauw j vrrmogt gij twintig oorlogfchepen uit te rusten. Da „ Se-  X 5* X „ Sederd vijftig jaaren hebt gij meer, dan vijf„ tien honderd millioenen uit Portegal getrokken: „ voor zeker eene verbaazende lom, daar de ge„ fchiedenisfen nergends een voorbeeld van eene » dei'geIiike opleveren, waar mede eenige natie „ eene andere verrijkte. En de wijze, waar op gij „ deze rijkdommen erlangdet, fchonk u nog veel „ meer voordeel, dan die fchat zelve. Het is al„ leen doormiddel derkonften, dat Engeland zich „ van onze goudmijnen meester gemaakt heeft. „ Het zelve berooft ons geregeld ieder jaar van al„ les, wat dezelve ons opleveren 1 Slcgtséén maand „ na de aankomst der vloot van Brazilië is 'er geen „ enkel ftuk gouds, door de zelve aangebragt „ meer in dit Rijk. Alles gaat naar Engeland • „ het geen deszelfs vermogen in gereed geld gefta„ dig doet vermeerderen. De meeste betaalingen „ der bank gefchieden met ons goud. „ In gevolge eener gevoellooze onvcrfchilligheid, „ waar van de algemeene gefchiedenis van geheel „ dit wereldrond, met opzigt tot de huishoud„ kunde van den ftaat, geen foortgelijk voorbeeld oplevert, gedoogen wij, dat gij ons de noodige „ kleeding, en alle voorwerpen van weelde, welke „ zeker bij ons niet weinig vordert, geftadig ver„ fchaft. Op deze wijze fchenken wij aan vijf„ maal honderdduizend handwerkslieden , allen on„ derdaanen van den Koning George, geftadi„ brood, terwijl deze talrijke menigte dus ten on„ zen koste de Hoofdihd van Engeland bevolkt. „ Het  n 53 ):( ,, liet zijn uwe landerijen, 'welke ons voeden, ,, Gij hebt uwe bouwlieden de onze doen vervan,, gen; danr wij u' te vooren van koorn verzorg,, den, voorziet gij ons thans in tegendeel van die ,, waare. Gij hebt uwe velden, die voormaals eene „ wildernis fchenen, alle bezaaid, en wij danr te■ „ gen laten de onze braak liggen. „ Dan, zo het waar is, dat wïj u ten toppunt , van grootheid verheven hebben, ligt het ook „ weder aan ons alleen, dat wij u van nieuws' in hetzelfde niet doen nederzinken, waar uit .gij ,, door ons opgetrokken zijt. Wij kunnen u, veel „ beter, dan gij ons, ontbeeren. Een enkele wei: is ,, genoegzaam, om uwe geheele magt het onderst „ boven te keeren, of voor het minst uw Rijk niet weinig te verzwakken. Alleen behoeven wij den ,, uitvoer van ons goud op doodfiraf te verbieden, „ en aanftonds gaat het niet meer over onze gren,, zen. Buiten twijfel zult gij hier op antwoor- den, dat men het, in weerwil van dit ver„ bod altijd wel zal doen uitgaan, even ge„ lijk men het fteeds heeft weten uit te voe„ ren, wijl uwe oorlogfchcpen het voordeel genie,, ten, van niet onderzogt te worden-, wanneer zij „ van hier vertrekken , en dat zij door dit middel ,, ons fteeds van ons gereed geld zullen berooven. „ Dan, bedrieglijk u niet ten dezen opzigte! Ik. ,, heb den Hertog Yan Aveiro doen raadbraaken, „ naar dien hij een aanflagophet leeven des Konings „ gefmeeti had : dus konde ik ook wel een uwer D 3 Seheeps-  ):C 54 ):C Scheeps-capitainen door de koorde zijn leeven 'y doen eindigen, wijl hij de beeldenis yan dien „ Vorst, in weêrwil van denzelvcn, weg voerde. Er zijn tijden, wanneer een enkel mensch onder „ eene alleenheerfching zeer veel vermag. Gij wee:, „ dat Cromwel, in de hoedanigheid van Protector „ van het Gemeenebest van Engeland, den broeder „ des Gezants van den aller getrouwden Koning (*) „ deed te recht dellen, wijl hij aan eene openbaare „ volksbeweging deel genomen had. Dan, zonder „ juist een Cromwel te zijn, gevoele ik mij ge„ noegzaam in daat, om , als Minister en befcher„ mer van Portugal, deszelfs voobeeld na te vol„ gen. Doe dus, dat gene, waar toe gij verpligt zijt, en ik zal aan mijne zijde geenzins alles ver„ rigten, hetgeen ik zoude kunnen. ,, Wat zoude 'er van Groot-Brittagne worden, „ indien men de bron der rijkdommen van America „ eens voor het zelve dopte? Hoe zoude het die „ talrijke landmagt, en die verbaazende menigte „ vlootelingen betaalen? Van waar zoude het zijnen „ Koningin daat dellen, in al dien luister, alleen „ een magtigen Vorst voegenden , te leeven. Van „ waar zoude het de onderdand- gelden erlangen, „ die het aan verfcheide vreemde Mogendheden be„ taalt, ten einde zijne magt daar door te onder„ fchraagen ? Waar zoude men voor een millioen „ onderdaanen van Engeland brood vinden, wan- „ neer t*~) Deze Gezant was Panlllon itSdi  , ):( 55 H „ neer de handwerken, waar door zij hun beffrau „ erlangen, niet meer in den gang gehouden werden? Tót welk eene armoede zou niet geheel „ het Koningrijk vervallen , indien deze voornaam, fte hartader van deszelfs vermogen eens afgefte„ ken was? Portugal behoeft niets meer te doen, „ dan te weigeren, langer eenige graarien uit En„ geland te ontvangen, en aanftonds ziet de helft „ der Britfche natie zich gedwongen, om van hon„ ger om te komen ! Wel ligt zult gij hier op ant„ woorden, dat men de orde der dingen met ligt „ op zulk eene wijze geheellijk omkeert, en men „ een flelfel, het welk reeds federd lang gevestigd „ is, niet zo in een oogenblik kan veranderen. Gij „ hebt recht, doch ik nog meer, wanneer ik, in „ afwagting van het tijdilip, het welk deze her„ vorming kan doen geboren worden, alvoorcns „ een ontwerp van huishoudkunde invoere , waar „ mede ik dit zelfde doel bereiken kan. Reeds „ lang ftrekt Frankrijk zijne armen naar ons uit, „ ten einde ons te bewegen , dat wij ons van zijne „ wollen goederen bedienen. Het ftaat alleen „ aan ons, zijne aanbiedingen aan te nemen, en „ dus uwe Fabrieken van dat foort volkomen te „ vernietigen. En Barbarije , het welk een over„ vloed van graanen bezit, zal ons die voor den ., zelfden, en wel ligt zelfs voor een mindere prijs, „ dan gij bezorgen. Dan zeker zoudt gij, met „ geen gering leedwezen een der voornaamfte fleun„ pijlaaren van uw zeewezen geheel en al zien weg D 4 „ zin-»  X 56 X „ zinken, want gij bezit te veel ervarenheid in „ het Staatsbewind, dan dat het u onbekend korde Z,jn, dat deze handel een kweekfchool voor „ de Officieren en matroozen tot den zeedienst op„ levere waar van men zich in tijden van oorW „ dan ook altijd zeer greetiglijk bedient, en het „ door middel van deze zij, dat uwe magt tot zulk „ eene verbaazende hoogte gedegen is. „ De genoegdoening, welke ik u vraag, isove„ eenkomftig met het recht der volken. Het ge„ beurt dikwijls, dat Officieren ter zee of te land „ uit ijver voor den dienst, of uit onbedagtzaam' „ heid, iets doen, hetgeen zij niet hadden bchoo„ ren te verrigten; doch als dan is het de pligt „ van het Staatsbeftier, hen daar voor te ftraffen „ en dus den beledigden ftaat het verëischte her„ ftel, van zodanig een grief te fchenken. Men „ heeft geene reden van te denken, dat zodanig „ eene vergoeding eene Mogendheid vernedere. In „ tegendeel koestert men eene grootere hoogach„ ting, voor eene natie, welke der billijkheid ge„ hoor geeft, en alleen van het denkbeeld dat a&n„ deren van denzelven vormen, is het, dat de magt „ van eenen ftaat afhange." Het zij nu, dat het Britfche Staatsbewind zich door' zodanig een kragt van zeggen liet overtuigen; het zij het zelve door die bedreigingen vervaard werd, ofwel, dat andere zeggen, welke wij in het vervolg nader zullen ontdekken, het zelve hier toe bewogen — de Koning van Engeland zond eenen bui-  X 57 >* buitengewoonen Gezant naar Lisfabon, ten einde de gevorderderde voldoening te geven. Het was Milord QuinouH die hier mede belast werd, en.de zaak volmaakt op die wijze uitvoerde, als de Marquis de Pombal het gevorderd had. Deze betuigde rondelijk in een openbaar gehoor, waar bij alle de vreemde Gezanten tegenwoordig waren, dat .dcEngelfche Officieren, door wien de Franfche fchepen op de kusten van Lagos verbrand waren, zich, op eene berispelijke wijze gedragen hadden, en de Koning zijn Meester hem gevolgelijk naar Lisfabon zond, om te verklaaren, dat hij daar aan geen het minne deel had, als ook dat deze vijandelijkheid, waar voor hij bij dezen vergoeding fchonk, tegen zijne bevelen aan gefchied was. Dan de rede, waarom het Hof van Londen zich in dit geval buigzaam toonde, was alleen, wijl het door gebeurtenisfen van meer gewigt, welke toenmaals aan de ftaatkunde van Europa eene gegeheel andere wending gaven, daar toe genoodzaakt werd. Het Cabinet van Wenen geraakte al meer en meer zeer merkbaar van dat van Lisfabon verwijderd, eens deels, wijl de Koninginne weduwe, dogter van eene Aartshertogin uit het huis van Oostenrijk, overleden ware, en ten anderen uit kragt van het Tractaat van Wenen van 1756 , waar door Frankrijk in de klaauwen van den Keizerlijken adelaar geraakt was, uit welke Portugal zich aflengs begon los te worstelen. Aan de andere zijde moest D 5 het  >••( 5S ):( het Famille-tractaat het Hof van Spanjè nu ten voordeele van Frankrijk, het welk reeds zo landoor de Britfche zeemagt onderdrukt werd overhaaien, terwijl Portugal door deze twee 'takken van het geflacht der Bourbons tevens tea fferkften aangezogt was, om zich met dezelve te verëenigen. Dus was het Cabinet van St. James, om dit te verhoeden, in de noodzaakelijkheid gebragt, de de verëischte voldoening te geven. „ Boven dien hadden de Hoven van Verfailles en „ Madrid " — zegt Favier in zijne Memoires Politiques — „ juist niet veel van deze voordellen, aanpor„ tugal gedaan, om zich met hun te verbinden, ver3, wagt, wijl men die van zodanig eene handelwijze „ deed gepaard gaan, welke niets anders, dan „ vijandelijkheden ademde, en van eene andere „ niet min beledigend in den uiterlijken vorm' „ dan, ten aanzien van het twezen der zaak, ver„ keerd geplaatst en onüitvoerelijk, deed gepaard „ gaan. Deze belfond in de vordering, dat de „ Koning van Portugal alle zijne havens, verfterkte „ plaatfen, geheel zijne zeemagt en zich zeiven „ aan de befcheidenheid dier beide Mogendheden „ zou over geven. Deze ongehoorde vordering, „ was in een foort van kartel vervat, het welk „ men den aller getrouwden Koning toezond. „ Dan deze betoonde zich ook in de daad gc„ trouw aan zijne eer, zijne waardigheid en zijne „ pligten. Hij maakte van den tijd, dien de ge„ woone traagheid der Spanjaarden hem vergunde, „ het  ):( 59 X ' het neodige gebruik, en dit behoefde hij in dö daad. Nimmer wel ligt bevond zich het krijgs* „ wezen van eenigen Vorst in zodanig een: toeftand, als die was, waartoe zich dat van Por" tugal toenmaals gebragt zag. Het was naamelijk " inden zelfden ftaat, als na de Omwenteling van " 1640." — Dit egter fleepte den ondergang des Rijles geen zins na zich. Ook dit gefchiedde alleen door de toverkragt van den Marquis de Pombal, die de konst verftond van tijd te winnen, terwijl Engeland te gelijk ter bulpe van Portugal toefchoot. De vrede van 1763, waar in deze Mogendheid mede begrepen werd, maakte vervolgends * aan de onlusten met Spanje weder een einde; doch deze rust werd vervolgends door de' onëenigdheden, welke 'er omtrent het jaar 1775 in America om> ftonden, van nieuws geftoord. De wederzijdfche vorderingen werden ten laatften door het verdrag, betreffende de grensfeheidingen , in 1777 geregeld, en daar bij de volkplanting van St. Sacrement aan Portugal te rug gegeven. Deze verbindenis werd in 1778, van een Trdctaat van vriendfehap, garantie en koophandel met Spanje, gevolgd. Dit verdient zeker als eene bijzonderheid opgemerkt te worden, daar deze Mogendheid nu met eene andere, buiten Engeland, eene verbindenis aanging, de eenige van dien aart, welke Portugal geduurende drie eeuwen gefloten had, zo groot was reeds'de invloed der ftaatkunde van den Marquis  X 60 ):( quis dePombal, die deze, aIs hetWare> m fc Cabnjet van Lisfabon ten erfdeel naliet, d r h bereids twee jaaren onder de nieuwe J^ Staatsbewind had neder gelegd g Voor al betoonde dit Hof zich ten hoogften iive ng, om deszelfs plaats onder de ovenJyZ Sendheden van Europa weder i„ Z n^ Z geen ten duidelijkften uit deszelfs toetrX tot d gewapende Neutraliteit bleek, waar i hft z ,ve m^door LngcIaijd 2cf{agcn u,,s geheefen J het^o^r^r °P RUS,and ™ * lan* „i, iln f van cen ««gemeen be¬ lang, uit hoofde der vo orfbrengfels, die het Van daar genoodzaakt is Vo„ zijnc X.wen, tu g,, ! * Cn tTÉrWarVM * t>nt!«™- Aan de andere deeltevan het ?1,:<; v,, JirM,. J - verbaazende aankopi„gen der Portugezen Te^hie den voor zich te erlangen. I„ de daad £^ nen h« hout, ijzer en andere bouw/loffen, wel" mt het Noorden naar de haven van Lisfabon ah en geduurendededrie eerftejaarennadeaardbeevin van 55,vervoerd werden, op tagtigmiffioenen z dei al,eS, wat de arfenaalen en het zeewezen be^eft, hier bij nog eens in aanmerking te nemen. Doch  );.( öi ):C Doch Engeland, het welk even zeer niet* den bui* tenlandfchen, als binnenlandfchen handel van Portugal en Rusland zijn voordeel tragtte te doen, had zich van zijne zijde ftteeds tegen alle poogingen gekant, welke beide Mogendheden in het werk fielden, ten einde de grond tot rechtsftreekfche en wederzijdfche verbindenisfen te leggen. Er waren ten dien einde iu 1760 wederzijds eenige voorflagen gedaan, en men had een foort van onderhandeling aangevangen, welke egter in 1767 weder afgebroken werd. De Britten deden die onderneming diens tijds mislukken, doch beide Hoven, beter ten aanzien hunner wezenlijke belangen ingelicht, kwamen elkander in 1788 nader, en floten toen een verdrag van koophandel, het welk voor beiden in de daad een wezenlijk voordeel oplevert. Men zal zich hier bij zeer ligt herinneren, dat dit tijdperk , na het fluiten van den vrede in 1783, voor al dat gene was, wanneer men zich op een geheel nieuwen voet met eenen ongemeenen ijver in de onderfcheiden Cabinetten van Europa op het aanvangen van onderhandelingen , den koophandel betreffende, begon toe te leggen. Voor de eerfte maal ging Rusland nu ook, na een en eene halve eeuw hier naar getragt te hebben, een verdrag vau koophandel met Frankrijk aan, terwijl het diens tijds weigerde, dat van 1768 met Engeland te vernieuwen. Daar tegen floot Groot-Brittagne 'er in 1786 een met Frankrijk in het bijzonder, en daar dit een inbreuk maakte op het onbepaald Tractaat in  jft 1703 metPortugal aangegaan, verzogt en verkree* Het de bekngtiging van dit eerfte; doch L v or! waarden daarvan zijn een geheim gebleven, het zij dat het cabinet van Londen gevreesd fae^£ »aiJver van Rusland op te wekken, of wel da Frankrijk zich tegen eenige bijzondere bepaa Lgen mi verzetten, of eindelijk, dat de Portugezen ten ^aanzien hunner wezenlijke belangen meer ver-' hcht door de onderrigtingen, welke zij uit het ftaatsbewmd van den Marquis de Pomba , dat zo geheel tegen de bedoelingen van Engeland a nge ant was, onneend hadden, hier op hunne bijzond£ aanmerkingen maaken zouden. Wij hebben de voornaamfte diplomatieke en huishoudkundige inrigtingen van dezen ftaatsdienaar reeds m het helderst daglicht gefield, ten einde daar door te doen gevoelen, dat de hardheid van zijn bewind minder aan 2ijne neiging tot een onbeperkt gezag,danwel aan een billijk gevoel van verontwaardiging over de meer, of min openlijke, doch altijd wezenlijk plaats grijpende konflenaarijen van het EngelfcheHofzijtoe te fchrijven, het welk met grootfte hardnekkigheid zich fteeds tegen alles wat naar verbeteringen zweemde, durfde aanKanten. In tusfchen zijn de gelukkige gevolgen dier inrig. tingen, hoe wel die juist niet zeer in het oog vallen egter geen zins te lochenen. De toverftaf H verkroke», e„ reeds federd verfcheiden jaaren heef, Portugal zijne waare belangen leeren kennen, hoe- we:  X 63 X wel de maatregelen, door het zelve genomen, nog te zwak zijn, om, met betrekking tot de zeevaart, alle overheerfching van vreemde Mogendheden te doen ophouden. Reeds worden 'er drie honderd Portugeesfche fchepen en zes honderd zeelieden van diezelfde natie geftadig tot den handel, dien Portugal op Brazilië drijft, gebezigd, buiten alle tegenfpraak een gevolg van de fpaarzaamheid des Staatsdienaars, die, toen hij zijne bediening nederleide, agt- en -zeventig milliöenen kruzades in fondfen, waar over men naar welgevallen befchikken kon, of twee honderd en dertig milliöenen Tournois, agter liet. En egter is de fcheepvaart van dat Rijk op de havens der overige Mogendheden van Europa, en de handel op zijne eigene kusten genoegzaam van geen het aller minst belang, hoewel des zelfc Tractaat, in 1772 met den Keizer van Marocco gefloten, het eenige zekerheid voor zijn vlag in de Middelandfche zee verfchaft. Uit deze befchouwing volgt, dat Portugal, omtrent het einde der agttiende eeuw eenige poogingen fchijnt in het werk te ftellen, om uit dien flaap op te rijzen, waar in deszelfs ftaatkundig zeewezen nu reeds bijna twee eeuwen verzonken lag. De zeemagt van Portugal, ten tijde der Franfche Omwenteling, werd op tien fchepen van linie van 80 tot 58, veertien fregatten van 44 tot 30 ftukken gefchut, en twintig mindere vaartuigen van onderfcheiden groote gefchat, welke te famen tusfchen de vijftien honderd en twee duizend ftukken voerden, hoe  X 64 x hoewel het getal der matroozen mauw duizend man bedraagt uit hoofde der geringheid van den handel langs de kusten en der fcheepvaart op vreemde havens. r Wanneer men dus den' tegenvvoordigen ftaat van I ortugal nog eens met een vlugtig oog befchouwt moeten wij des zelfs zeewezen als flaafs aanmermerken zo dra wij den befchermenden invloed van Engeland m oogenfchouwnemen. Met opzigt tot de betrekkingen, waarin de koophandel der Portuizen zo wel tot de overige natiën van Europa, als van de eene tot de andere haven , langs de geheele mtgeftrektheid zijner zeekusten ftaat, mag men het genoegzaam volkomen lijdelijk noemen, en ten laatften kan men het enkel als ten halven werkzaam betragten ten aanzien der gemeenfchap, welke 'er tusfchen dit R,jk en zijne volkplantingen plaats heeft, wijl de aanbouw van fchepen, die hier toe gebezigd worden, en het geen verder tot de volkoomen uitrusting noodig is, niet geheel en al zijn beftaan van de Portugeesfche nijverheid ontleent. DERDE  Pag. 65 ÖERDE HOOFDSTUK. De Staaten des Kenïngs van Sardinië. (*) Op welk eene wijze toch kunnen de Hertog van Savoië , en de Vorst van Piemont in het ftclfel van het ftaatkundig zeewezen der Ëttropeaanen van de agttiendë eeuw in aanmerking komen? Het eiland van Sardinië, het Graaffchap Nizza, en het Prinsdom Óncgiia' verfchaffen , wel is waar 'aan de bewooneren dier onderfcheidem landftreeken eenige gemeenfchap ter zee; doch verdienen deze wei eenig nader onderzoek ? <\ , Eeu (* j Dit fluk lag reeds voor het openen van den veldtogt va» 1796 in Italië voor de drukpers gereed. E  X 66 ):( Een Piemonteesfche waarnemer. fchetJ Zelve (*) den toeftand van dat Rijk, ten aanzien van de zeevaart, met eenen vlugtigen pennctrek. — „ Er „ beftaan" — zegt hij — „ eenige havens in „ Sardinië, waar mede men buiten twijfel zijn „ voordeel zou kunnen doen. Indien dit niet ge* „ fchiedt, is het buiten twijfel, wijl het Hof van „ funn geene neiging voor het zeewezen heeft. „ Het is ten onrechte," — voegt hij 'er bij „ dat men het zelve in zeker dagblad befchuldbt, „ eenige fregatten te hebben. Het houdt, kleedt „ en voerdt een bepaald getal Zee - officieren; dan,' „ dit is zeker ook reeds genoeg! " „ Zou men ook niet kunnen vragen" dus vervolgt hij - „ wat het Hof van Turin met de „ Confuls doet, die het te Calais, te Mesfiua , te „ Marocco, te Trieste en elders heeft. Zou dit „ ook zijn om deszelfs fcheépsvaart te beveiligen? >» ' * • • Zou dl't ook tokken moeten, om zijne°vlag „ door alle de Mogendheden van Europa te doen „ eerbiedigen? — Deze weten zeerwel, dat Sar„ dinie een eiland, en Nizza eene zeehaven zij; „ doch het is aan dezelve tevens bekend, dat de „ Koning van Sardinië geene zeemagt heeft. Ja „ ieder O 05 rmmlooxe Schrijver van het Etat Morel, Phijfaut & Po™f' ff dc S'voijt, het welk hij zelf zegt zijn vaderland te ZIjn, en dit wel op onderleiden plaatfen van zi-n  X 6? X ieder Weet, dat het cabinet van Turin niets niet I, den Keizer van Marocco te doen heeft." Wat in tusfchen het ftelfel der Staatkunde van het Hof van Turin betreft het zelve is thans zeer ecnvouwigi Het zelve heeft in 1760 en 1763 tot vcrfchcide overè'enkomften met Frankrijk en Spanje aanleiding gegeven. Aan de andere zijde hebben de onlusten van Genua van 1782 diens tijds twee Acles van garantie en onzijdigheid tusfchen de cabinetten van Verfailïes en Turin doen geboren worden. Eindelijk heeft de Koning van Sardinië in 1784 een Commercie-tractaat met den Koning van Denemarken gefloten. Het zelve bevat hoofdzaakelijk, dat het zeerecht, villa ffanca gehceten, waar aan de Decnfche vlag te vooren onderhevig was, geheel afgefchaft zij* Dit verdrag is op den 4 Februarij 1784 tusfchen de beide Hoven gefloten, en wederzijds op den 26 Julij en 24 September des zelfden jaars bckragtigd. Dit recht, onder den naam van villa franca bekend, wordt uit kragt van het Edict van den 12 Mei 1755 geheven, en wel in evennredigheid van twee ten honderd van de waarde der laading der fchepen, die de zeën van Nizza, Yillafrauca en St. Hospïce bevaren, liet zij dezelve van den Levant komen, of derwaard ftevenen. Bij het 14 Artijkcl van het zelve worden de Franfchen, en in het 15de Engelfchen insgelijks daar van vrij gefield , uit kragt van bijzondere Tractaaten, tusfchen E 2 net  hel Hof van Turin en de cabinetten van VerfaillfcS ea Londen gemaakt. DeDeenfehe, Franfche en Engelfche vlaggen zijn het dus alleen, van welke deze tol inde Middellandiche zee ten behoeve des Konings niet geheven wordt, welke belasting genoegzaam gelijk ftaat met die, welke Denemarken in de Zand ontvang Wannéér men nu zijn oeg over geheel Europa laat weiden, ten einde aan het Hof Vah Turin zijne waare plaats in de groote Maatfchappij der Mo. gendheden aan te wijzen, alsdan zal men wél dra ontdekken, dat 'er eenige overeenkomst tusfchen dé zeemagt van Sardinië en Pruisfen plaats heeft, iets het geen het verfehil, dat 'er tusfchen den eindelijken ftaatkunchgen voorfpoed van beide Mogendheden ontdekt wordt ,nog veel meer doet in het oog vallen Beulen hebben den tijtel van Koning, geduurende' dezen eeuwkring, aan eert Vorst zien opdragen die door zijne eigene heldendaaden , of die van zijne voorouderen , in vroeger dagen, reeds, als het ware, voorbereid wetd, om dezezo lang gewenschte onderfcheidiiig deelagtig te worden. Beiden bezaten de eerfte en voornaamfte verëiSchten tot het erlangen van een Wezenlijken welvaart te weten zeekusten en eene bevolking, welke uit" drie milliöenen menfchén beftond. Dat wij tegen deze wederzijdfche overeenkomst nu de volgende ftrijdigheden ftellen! De bezittingen des Konings van Pruisfen hebben h'et  X 69 X het getal haarer bewooneren onder Fredrik zien verdubbelen, en deze heeft, in weerwil van twintig jaaren oorlog, door zijne ibaarzaarnbeid en goed bellier eenen aanzienelijken fchat bij een verzameld. De Staaten des Konings van Sardinië daar tegen hebben niets gewonnen, dan belastingen, en eene fchuld, welke men nog voor weinig jaaren op zestig milliöenen berekende, en dit in weêrwil van den onafgebroken vrede, dien het huis van Savoie nu geduurende een halve eeuw genoot. Eindelijk bekoomt Pruisfen ook nog een ftaatkun» dig overwigt in Europa, en weet zijn zeewezen, door middel eener ongemeene febranderheid, fteeds meer en meer uit te breiden, en in vermogen te doen toenemen. Dan, de Koning van Sardinië in tegendeel fchijnt de eenige beginfelen van een wezenlijke magt en handel ter zee, die de natuur aan den grond, en de bewooneren van zijn gebied gefchonken heeft a d»or de toverkragt van zijnen fcepter in een ftaat van verftijving en fteeds duurende wer-*. keloosheid te houden. E;3 VIERDE'.  Pag. VIERDE HOOFDSTUK. 'Het Hertogdom van Toscane. (*) ±Se Wezenlhkïïe grond, dien de natiën van t& eeuwen kunnen inroepen, ten einde den Ouden den voorrang in het vak van den koophandel te betwisten, is het voorbeeld van de inwooneren van Florence, die zich geduurende de vijftiende en zestiende eeuw eene wel verdiende achting verwijven, door ftoute en gelukkige ondernemingen ~in eenen zeer voordeeligen handel op ver afgelegen *e westen met de berekeningen eener diep doorgedagte ftaat» fchets Was reeds, voor het openen va* d.c w sfclcndelotgcvallen ,door het geftadig veranderen V?n meester, ondervonden hebben, en dit?2 WPej reeds van den beginneaan allen ft n^as " oor gang ■ het ^ der gefch^^ gelen , door de op een volgende B.ehecrfchers de Zcrongemeene rugtbaare ftreek van Italië in , we,k gefteid, noodwendig tegenin. Deze 1 t fteeds tot verkwisten* toe miïddaadig lJPon wfl -n zelfs i„ ftaat alle poogingen der kons^om deï r0b^tnn tM dT * - voliïïtfas te brengen op het nadrnkkelijkst tegen te c™ Elke beheerfeher van dit gewest, begeerig nLfeen genot, het welk hem zo gering eene moeL kos te bekommerde zieh weinig, om cenfge verbeteCn' voor hettoekomftige te doen ftand grijpen dL fpoorlooze zugt, om de volken uifte " en de natuur in zekeren zin te Verminken 1, reeds i„ de tijden der oudheid een begin ' ' ™ Eeni onfterfehJkeRomeinfthe Redenaar'heeft on, h t geheugen hier van„agelatcn, door de SS njen en afpersfebingen van eene der berugtft Tar, voogden van Sicilië van het fpreekgeft04 i' zwartfte verwen af te maaien. Dat wii r?f * eens een ,ugtige fchets van de onderfd^c dcn tn" jentclmgen geven, welke het ftaatsbeftier n£ *e heide Rijken tot het begin der arttienJ telkens heeft moeten ondergaan " ' W Pe gewesten, de het Koningrijk Napels uit- mna-  )X 77 )* maaken, waren weleer aan het Romein sch ó& meene-best onderworpen, en vervolgends geraakteii sij onder den fcepter der Keizeren; In de vijfde eeuw Werden zij, even gelijk ai het Overige van Italië , door de Vifigothen, de Herulen , en Oftrogothen overftroomd. Dan Belifarius, een der Legerhoofden van Justinianus, toenmaals Keizer van het Oosten , overmeésterde Sicilië ën de landen, die thans het Rijk van Napels uitmaaken. Dan , deze ftreeken werden wel dra verdeeld. Eenige kwamen aan den Griekfchen Keizer, en het overige viel den Lombarden te beurtc. In laatcr dagen maakten zich de Saracenen van Sicilië meester , die dan ook herhaalde ftrooperijën op het vaste land deden , waar zij geene geringe verwoestingen aanrigtten. Dan, hoewel de Lombarden door de Franken uit Opper-Italie verjaagd werden, waren deze egter niet in ftaat, zich van het benedenfte gedeelte van het zelve meester te maaken. Door alle deze fchokken moesten de Koningrijken van Napels en Sicilië niet weinig lijden, en dit Wel tot op het einde der negende eeuw, dus vijf honderd jaaren agter een. Omtrent het begin der tiende eeuw deden de Normannen aldaar hunne eerfte landing, en nu werden de Rijken van Napels en Sicilië tot de twaalfde eeuw door Vorsten van die natie, waar onder men Tancredo ftelt, onderfteund door den invloed der Opper-priesters van Rome, beheerscht. Geduurende de dertiende, veertiende en vijftiende eeuw  eeuw hadden Napels en Sicilië beurtelings een Keizer van het Roomfche Rijk,een Hertog van Anjou ofwel een Vorst uit het huis van Arragon tll meester. ö 101 In de zestiende eeuw verdeelde Ferdinand de Ca thohjke„ Koning van Spanje, en Lodewijk XII Alleenheerfcher van Frankrijk , deze zelfde Staaten onder ztch die een geruimen tijd tot de b oed ^ oor ogen tusfchen Spanje, Frankrijk en Oosten! -leidmg Einddijk Jfmti* dezer Mogendheden, en federd dien tijd werd fe Kon ngnjk Napels, tot den dood van Kar 1 n, Kon £ vanSpanJe, oor Spaanfche landvoogden behee" : Geduurende de agtüende eeuw veranderden deze landen met min dikwijls van meester, fe den hZ duungen en noodlottige Succesfie - oorlog kwam Na" pels van r7o7 aan Keizer Karei VI, die blT vrede van Utrecht in deszelfs bezit bevestigd werd! dede vallen. Dan, m t734 maakten de g denztch van deze beide Rijken , ten behoeven Zn den Infant, Don Carlos, meester. Twee Zit alle de vereischte vormen voorzien, aan Don C^Z e^-^elingen, zowel ind"^° als mannehjke hme, afftand, en zelfs moesten £ gewesten, bij gebrek aan erfgenaamen, opz" broeders en zusters komen. Toen Koning K r vervolgends m z759 den troon van Spanje beklom »eP dezelve zijnen derden zoon, FerdLnd^l Ko! ning  X 79 X mng der beide Sicilien uit, die dan»ok nogwefks» tijk dat Rijk beheerscht, en tevens maakte hij eene wet van opvolging, uit kragt van welke deze Staaten nimmer wederom ( OP en af;.te varen , ten einde de vreemde waaren naar Rome over te brengen. De haven vanCivita Vecchia i handeldrijven de natiën van Europa ontrooven. De Turken maakten zich mede, van deszelfs ftapelplaatfen en andere bezittingen meester. Het verloor tevens die in Toscane, Sardinië, Sicilië, Africa en vooral in Sijrie, op het eiland Cijprus,inden Levant, inden Krim, waar men mede Genueesfche Volkplantingen gelijk Pera, Cafla, en andere fteden aantrof. En eindelijk leidde de ontdekking van de Kaap de Goede Hoop de bronnen van rijkdom ten overvloed, gehcellijk van het grondgebied van Genua af. In de agttiende eeuw zag dit Gemeene-best zijne rust herhaalde reizen geftoord, gelijk in 1717, door den oor.'og, die 'er toenmaals in Italië tusfchen den Keizer en den Koning van Spanje uitberstte; m 1728 door den opftand van Corfica, die in 1741 door de medehulp van Frankrijk en den Keizer, Karei VI geftijd wïerd'. In 1748 werd deze  ):( ioi ):( deze vrije ftaat weder gedwongen aan den oorlog, tusfchen Frankrijk, aan de eene zijde, en den Kei* «ö; benevens de Koningin van Hungarije aan de andere zijde deel te nemen. In 1746 bemagtigden de Oostenrijkers deszelfs Hoofdftad en grondge bied, doch werden in 1747 van daar verdreven, en weder te rug geüagen. Eindelijk fchonk de Akenfche vrede in 174a, gelijk mede aan Corfica de rust weder. Dit laatsgemelde eiland ftond egter in 1761 van nieuws op, doch zag zich in 1796 door éc Franfche wapens andermaals tot gehoorzaamheid gebragt. Bij een geheim verdrag, het voorige jaar gefloten, hadden de Genueezen aan Frankrijk de oppermagt over Corüca afeeftaan, in gevalle het dn vermeesterde. Geduurende deeze laatfte tijden, gevoelde Genua geheel het drukkend gewigt der Britfche zeemagt, welke zijne haven herhaalde reizen floot, en 'er zelfs verfcheide fpooreloosheden , uit weerwraak van deszelfs gehegtheid aan het Franfche Gemeenebest pleegde. Dan, in weerwil der woede van Engeland , verwierven egter de Senaat en het volk van Genua den roem van onveranderlijk aan hunne aangenomen onzijdigheid getrouw te blijven, wier grondflag te onwrikbaarer was, wijl zij niet minder op de rechtvaardigheid, als op het belang fteunde. Hoe groot een vermogen moet dus niet dat roerfel bezitten, het welk den handel en de werkzaamheid van een in geenen deele talrijk volk tot een q 2 bron  X 102 X bron van leeven voor het zelve doet vertrekken en m ftaat ,s3 gn befiaan te midden van zo veele flonnen nog fteeds te doen voordduuren! De Ge nue*» ar eidzaam van aart, hebben hunne vsrÏ feZ1 het7rigten van f^rieken en zijde ftof- d In , L,PaPleren V°0r den handel «F ^ Inren \Zl' ^ m ^ lanShtt^ttt^ ^ kUSte" derMidde' gevolg ho- i - V3nt' met een vriJ S°ed Sarban]f ^ " Ji-'^ Kapers, zeer veel te dugten hebben daar deze de icUepen dier natiën, welke geet ^ noegzaame zeemagt bezitten, om der zeiver ftoSSou:e:eteUSeIen' 3!S hU^«^ eigendom be- rn^VT°U^S men *enoe™ op, van eeV vol * IZTJ Z'J' WlenS magt' te« ** zijner groothejd meer dan twee honderd fchepen, m veertig qf vijftig duizend uitgezogte jonge lieden bemand bezeten heeft; doch geduurende geheel de «mende eeuw niet meer, dan eenige we£JZ leien, benevens verfcheide andere vaartuigen van f?W weinig belang, kon in zee brengen, AGTSTB  Pag. 103 AGTSTE HOOFDSTUK, Het Gemeene-best van Venetië. Het lot van Venetië, nog fchitterender dan dat van Genua, doch minder aan geftadige fchokken onderhevig, heeft het zelve tot heden toe veel meer fpooren van zijnen alöudcn luister laten behouden. Het is bekend, dat de Venetianen, ten einde de woede der woeste volken van het Noorden te ontgaan, in de vijfde eeuw het vaste land van Italië f het welk zij bewoonden, vaar wel gezegd hebben om zich op de eilanden in de golf der Adriatifche zee neder te zetten. Andere volken uit die zelfde G 4 land-  •: X i°4 ):( landftreek, die mede foortgelijkc weldaadigheden te dugte hadden, namen herwaard in menigte insgelijks de wijk. Door middel dezer veelvuldig verhuizingen wies de bevolking dagelijks al meer en meer aan, zo dat het Gemeene-best, het welk zijnen oorfprong alleen aan eene menigte van rampen verfchuldigd was, eindelijk, na alvoorens in bet begin der agtfle eeuw «ne overeenkomst met de Lombarden gefloten te hebben, waar bij deze zich verbonden, om het zelve niet te ontrusten, eene genoegzaame vastheid erlangde. •Voor het begin Aev dertiende eeuw hadden de Venetianen hunne magt reeds in Italië, Dalmate, Syrië en Lombardijë uitgebreid. Geduurende deze zelfde eeuw geraakten zij ook nog in het bezit der voornaamfte eilanden van den Archipel, en van d Middelandfche zee, gelijk ook een gedeelte van het e.land Candia. Dit tijdperk was het, geduurende het welke hun handel op de O. Indien, die zij zeer lang geheel alleen dreven, voornamelijk bloeiden Zij bragten alles , wat deze uitgeftrekte en rüke «reWesten opleverden, het geen zij in Alexandrië en m Egijptenin laadden, waar henen zij van Suez en de roode zee (levenden, naar Venetië over. Omtrent den zelfden tijd namen de viiandelijkhe den, waar toe niets dan alleen den iiverzugt aanleg ding gaf tusfchen Venetië en Genua een aahvtóig 'welke vervolgends in 13S1, na honderd derte jaalei) geduurd te hebben, geëindigd werden. In  X tos X In T473 Het de laatfte Koning van Cijprus zijn Rjk bij .uiterften wille aan de Venetianen na. Dan , omtrent het einde der vijftiende eeuw daalde derzelver magt, door het ontdekken van de Kaap de Goede Hoop, aanmerkelijk. In de zestiende eeuw moesten zij een geweldigen fchok doorftaan , wijl de Paus, de Keizer, Frankrijk en Spanje zich te Kamerijk tegen hen verbonden, waar van het gevolg was, dat zij de fteden te vooren in het Koningrijk van Napels, de Kerkelijke Staaten, en het Milaneefclie bezeten , in het einde verloren, terwijl de Turken hun tevens het Rijk van Cijprus ontweldigden. In de zeventiende eeuw geraakte ditGemeene-best aan de eene zijde , met de Geestelijkheid en den Paus, in onëenigheden, welke tot des zelfs voordeel uitliepen, doch aan de andere zijde voerde het een zeer noodlottigen oorlog tegen de Turken, waar bij het zelve zich het eiland Candia zag ontweldigen. Doch het ftelde zich daar over weder fchadetoos door het verkrijgen van een gedeelte van Dalmatiëcn geheel Morea, het welk geduurende deze eeuw, benevens eenige andere bezittingen a?.n het Eelve toebehoorende weder onder het gebied der Turken geraakt is. Zodanig is de vlugtige fchets der algemeen bekende gebeurtenisfen, welke te midden der verfchvikkelijkue oorlogen', en de aller hagchelijklle onhandigheden, dezelve egter geduurenden dcruen eeuwen iü aanwezen lieten. Dan,zo wij thans een culehn blik G 5 <-

rte Uaat, door middel van hetwelk de Brittehe feu. epvaaui een maal langs de Caspifche zee volmaakt konde in ftand komen, alle mogelijk gebruik maaken. Zelfs moet men tevens erkennen, dat de Porte, hoe weinig zij zich ook a;.ders begeerig toonen, om de vru. ten der nijverheid en werkzaamheid haarer eigen onderdaamn raar buitenlands te vervoeren, egter geenzins ongenegen zijn, om aan de mborelingen het genot van den ko-phandel, en de zeevaart, in zo verre de p'aatfelijke omftandigheden van Conftar.tinopelen dit gedoogen, te bezorgen. De fcheepvaart der Grieken langs de Zwarte en Middelandfche zee is, vrij uitgebreid, en ten einde die te meer te verzekeren, zorgt de Divan, zich fteeds onzijdig te verklaaren T. zo dra 'er eenige vijandelijkheden tusfchen de aan zee gelegen Mogendheden van Europa uitbersten, gelijk zij dit onder anderen in 1780 en 1793 deed. Tevens befchouwthet Turkfche Staats-beftier den handel der Grieken en Armeni-ïs, door middel van het Tractaat van vriendfehap in 1746 met Perfie gefloten. Doch het geen nog duidelijker doet zien, hoe veel belang de Porte in den handel op de Indien, die door des zelfs  H ï28 ):( zelfs onderdaanen over Perfie en Arabie gedreeven wordt, Hellen, blijkt uit derzelver firinan van *774, tegen de reeds toenmaals van de Britten in het werk gebreide poogingen, om hunne Indifche waaren, langs de Roode zee en Suez door Turkije te vervoeren. Deze verklaaring van de Porte, waar van wij den inhoud hier zullen mededeelen, is' ten aanzien der Britten (*), verbaazend fterk.' Niet c*) Dezelve is inde volgende bewoordingen vervat. ~ „ De „ Gefchierifchrijvers leeren ons, dat de Christenen, een listig en ., ondernemend volk, reeds van den beginne aan van allerleis „ konsrgreepen en gewelt gebruik gemaakt heeft, om de ontwerpen „ hunner Staatzugt ten uitvoer te brengen. Eenige van hun „trokken, als kooplieden vermomd, te Demascus en Jerufa., lem binnen. Op de zelfde wijze is het hun gelukt, zich een „ weg naar de Ir.diën te baanen, waar de Engelfchen de inwoone„ neren tot flaaven maakten. Nog onlangs hebben eenige van die „ zelfde natie, hier toe door de Beijs aangemoedigd in Egijpten *, weten ,n te dringen . en het is niet onwaarfchijndijk . dat wan„ neerzy eens kaarten van dat land vervaardigd hebben, zij der„ waard zuilen wederkeeren , om het mede te vermeesteren. ,, Ten e.nde dus deze gevaarlijke ontwerpen voor te komen „ hebben wij, op het eerfte berigt dezer ondernemingen derzelver „ rezanten gelast, aan hun hof te fchrijven. dat het zelve aan „ zijne fchepen, het inlopen in de haven xan Suez zouden vcr„ bieden. Het heeft in dezen eisch bewilligd, en zo inrrevolge „ bier >an, eenig Engelsch vaartuig aldaar het anker durft werpen, zal men deszelfs laading verbeurd verklaaren, en alle de perfoo„ nen, die zich aan deszelfs boord bevinden, govangen nemen, * tot dat wij ons goedvinden, daar omtrent nader hebben doen • kennen. Naai  . %(. m >% Niet alleen zou Frankrijk door dezen ommekee van zaaken , zijnen handel op de Levant geheel vernietigd ziert, maar tevens eene menigte voordeelen moeten misten, die uit de betrekking, waar in het thans tot de Porte ftaat, haturelijk voordvloeien , moeten derven - voordeden, die eenmaal van veel nut voor het zelve kunnen zijn, wanneer het de goede genegenheid van den Divan in het vervolg beter weet te verdienen , door het zelve wezenlijk dienfte te bewijzen, in welk opzigt het voor de Porte van het uiterfte gewigt kan zijn, door alle de ontwerpen van overmeestering door Rusland en Oostenrijk gevormd, in rook te doen verdwijnen. Dan, alhoewel de Porte op alle de betrekkingen met de Indien, door zijne Staaten, een ongemeen waakzaam oog houdt, let de zelve egter nog alleen op groote ondernemingen , of geheele laadingen, waar door de Voordeden der Tnrkfche Caravanen , en de fchattingen, ten behoeve van den Scherifvan Mecca, niet weinig zouden verminderen, daar deze plaats j gelijk bekendis, - door eene menigte Pelgrimmen bczogt wordt, die hunne verteeringen voor geen gering gedeelte, uit den handel met Irtdifche waaren goed maaken; Dan, Naar men wil, mislukten deze proeven tot het vestigen van een hardel op de Indien langs de landengte van Suez, voornaamelijk door de konitenaafijën der Engelfche O. I. Compagnie , wijl doze voor het fiaagenvan deze've bedu^t was, Lhet geen derzelver Prï. V ilegie kragteloos zou gemaakt hebben. I  ):( gft X Dan, 'er is rede, om te denken, dat de Porte zich niet tegen onze gemecnfchap te land met de Indien verzetten, maar deze integendeel be~ gunfligcn zou. Deze gemecnfchap, welke dus veel minder tijd zoude vercifchen , en met meer nadruk konde gehouden worden, ware zeer gefchikt om ten eenigen tijde het ontwerp, om de willekeurige magt, welke de Britten in de Indiën uitoefenen , te vernietigen , en wel ligt vloeiden 'er als dan hier uit nog andere voordeden voord, welke uit'dezen geheel nieuwen ftand der zaaken ligtelijk konden gebooren worden, waar aan de ligging van Mar. feille geenen geringen klem in ftaat was bij te zetten. Wel ligt fs het hier juist de plaats, om eene aanmerking te maaken, welke ten volen verdient, met ernst overwogen te worden, te weten, dat de markten van Italië,- niet zo zeer door de ontdekking van de Kaap de Goede Hoop, als wel door de vcrftopping der oude kanalen, welke 'er mede omtrent dien tijd plaats greep, voor de Indifche waaren gefloten zijn. Voor zeker hebben de Godsdienftigc begrippen, de voordeden en inftellingen der Staatkunde van de Turken, de natiën, welke het zuidelijk gedeelte van Europa bewoonden, niet toegelaten , door middel van nieuwe ontwerpen en proeven, de nadeden te vergoeden, die aan dezelve door gebeurtenisfen van eenen verbaazenden invloed, met opzigt tot den alöuden handel op de Indien toegebragt waren. Misfchien zou Frankrijk door  X W X door den invloed, welken gewigtige dienften, aan. de Porte bewezen, bet zelve deeden verkrijgen f alleen in ftaat zijn, om dezelve baar flelfel van een uitfluitcnden handel over land, ten voordeele van die van Marfeille te doen maatigen. Dan , hoe dit ook zij, dit is zeker dat geene der natiën , welke thans in de voordcelen van den lij— delijken toeftand van het zeewezen der Porte dcelen, geen oogenblik behooren te vergeten, dat derzelver poogingen, ten einde deze Mogendheid in Europa ftaande te houden, te grooter moeten zijn, naar maate dezelve meer gevaar loopt, van aldaar ten val te geraaken. De Porte heeft geduurende deze eeuw haar invloed cn gezag in Egijpte, het Rijk van Algiers, Tunis, Tripoli, de Krimi en een gedeelte van Georgië verloren» Naar het fchijnt, hebben andere landftreeken, gelijk het woest en fteemigtig Arabiën zich zelfs geheel cn ai aan derzelver oppergezag onttrokken. Welke middelen zullen dus genoegzaam zijn, om den Sultan fteeds op den troon van Conflantinopclcn te handhaaven, waar van een noodlottige famenloop van omftandigheden, waar toe zijne eigene verblindheid tevens niet weinig mede werkt, hem fchijnt te zullen bonfen! Teneinde onze denkbeelden, betreffende het tegenwoordig flelfel der Ottomanifche Staatkunde i met opzigt tot het zeewezen, hier in het kort over ;e zien , zullen wij onzen lezeren hier nog eenS I % herï'ni  $ 13* ):( herinneren, dat de zugt der Turken tot navolging, tot overmeesteringen, en tot het bekomen van buit, geduurende de dertiende, veertiende en vijftiende eeuw, hen aanzette, om den genoegzaam uitfluitenten handel der Venetianen op de Middelandfche en Zwarte zee te verwoesten, en Conftantinopelen van twee zijden tevens aan te tasten, terwijl de vermeestering daar van bij den aanvang der zestiende eeuw, onder Bajazet II, den waaren grondflag van het zeewezen der Turken legde. Dit zeewezen verwierf zich eenen zeer kartftondigen roem, door de vermeestering van geheel Morea en het eiland Negropont, aan de Venetianen toebehoorende, als ook door de nederlaage, welke de Portugezen in den Periifchen zeeboezem leden, doch dat het einde dier zelfde eeuw deze magt door' Don Jan van Oostenrijk, die bij den beroemden flag van Lepanto het bevel over de vereende Spaanfche en Italiaanfche vlooteh voerde, weder zag vernielen. In de zeventiende en agttiende eeuw ondervond de Ottomanifche zeemagt nog fteeds eene afwisfeling van voorfpoed en rampen, doch te midden dezer wisfelingen behield zij nog fteeds een beftaan het welk zelfs in onze dagen op grondflagen rust 9 die niets met die gene gemeen hebben, waar naar zich het zeewezen van alle de overige volken regelt. Chenier merkt in de daad te recht aan, dat yt de zeemagt van alle de Mogendheden van Eu- » ropa.  ):( 133 )•( „ ropa, geduurende de vijftiende en zestiende „ eeuw nog flegts in haare opkomst was. Allen „ hielden zij toenmaals met elkander eenen gelijken tred. De Ottomanncn, de Spanjaarden, die " van Toscanen, en de overige natiën van Italic „ bedekten deMiddenlandfche zee met hunne vlag, '', niet alleen met oogmerk, om elkander te beflrij*' den, maar tevens, om te rooven. De geest der ridder-eeuwen, die toen nog plaatsvond, deed hen elkander wantrouwen, en wederzijds over" meesteren, zo dra de een den anderen flegts " ontmoette. Sèderd dien tijd hebben alle de ove'', rige Magten een uitgeftrekte loopbaane afge'3l legd, zo door hunne gedaane ondernemingen en „ ontdekkingen; als door derzelver vooripoed op , zee, terwijl de Ottomannen daar tegen in tus'* fehen op de zelfde hoogte gebleven zijn, waar „ op wij ons te vooren bevonden, daar zij door ,', geene, hoe genaamde drijfveeren van naijver " nangefpoord werden, geene volkplantingen had- den°, welke zij moesten bewaaren, geen ne buitenlandfchen handel bezaten, die zij ge„ noodzaakt waren, te befchermen, cn naar geene „ ver afgelegen veroveringen, of eenigen Staatkun'„ digen invloed op het overige gedeelte van Euro„ pa haakten." Die perfonelijke dapperheid, welke derzelver zeelieden van vroeger eeuwen zo luisterrijk kenmerkte , heeft de Porte vervolgends door die zugt I 3 £ct  )••( n tot cenc ijdclc praalvertooning dóen vervangen, welke zich zo duidelijk in die zegetogten ten toon fpreidt, die derzelver vlooten thans jaarelijks in den Archipel en tot Alexiindriè doen. Dan de zorg voor haare eigene behoudenis, heeft dezelve egt en iu deze laatfte tijden genoodzaakt, aan haare zeemagt eene meer wezenlijke rigting te geven. Eene uitgeflrektheid van duizeud mijlen langs de kusten, zo wel in Europa, als in Aiia en Africa zoude aan het Ottoman'nifch Staatsbefticr eene ontelbaare menigte voortreffelijke zeelieden opleveren , indien de ftaatkunde der Porte flegts konde befluiten, haare wapens en fchepen den Ctrieken, afftammelingen der overwonnen volken van dien naam, toe te vertrouwen, Eindelijk behoort men hier ook niet uit het oog te verliezen , dat de beide oorlogen met Rusland, te weten die van 1769 en 1787 voor de zeemagt der Turken in de daad noodlottig waren. Geduurende den eerften werd hunne vloot bij CheSriie', door de Rusfen verbrand, en in de tweede moesten hunne fchepen op de Zwarte zee veel van de ftormen lijden, waar aan zij waren bloot gefield, en met verfcheiden rampen worftelen. In wéér wil van dit alles heeft egter het Turksch Esquader de Rusfen genoodzaakt, binnen hunne havens te Blijven, terwijl liet integendeel, geduurende geheel het jaargetij zee hield. Geduurende dezen zelfden oorlog, die nog werkelijk  U »S5 ):( kelijk bij den aanvang der Franfche omwenteling plaats had, werd de zeemagt der Porte op tagtig fchepen , te weten dertig van 74 tot 50, en vijftig fregatten van 50 tot 10 ftukken gefchut, die in het geheel ongeveer 3000 ftukken, en na genoeg vijftig duizend raatroozen voerden, begroot, zonder daar onder honderd galjooten van [allerlei grootte, cn een aantal andere vaartuigen der Barbarijfche Mo■ gendheden te rekenen, welk getal door het aankopen vanVenetiaanfche, Engelfche en Raguzaanfche fchepen, in gevalle van nood nog aanmerkelijk kan vermeerderd worden. 14 TIENDE  Pag» TIENDE HOOFDSTUK, De Barbarijfche Mogendheden. TT XXoedanig kan toch Tiet flelfel, met opzigt tot het zeewezen, bij de Barbarijfche Mogendheden zijn, daar deze eene bijkans onöverwinnelijken afkeer van alle vreedzaame cn bepaalde bezigheden , welke niet met eene zwervend leeven overëenflem^ men, in hunnen boezem koesteren. Hunne woeste gea'artheid werd in een zekeren zin reeds van de vroegfte tijden,! wanneer zij zich op de kusten van Lijbie, niet verre van de puinhoopen van Carthago vestigden, door de wanhoop en de vervolgingen, waar  ):( 137 )•( waar aan zij zich zagen bloot gefield, op zulk een toon geftemd. Ook zelfs de voornaamften der aan zee gelegen Mogendheden, doen opofferingen, welke der zelve tot onëer verftrekken, ten einde tegen hunne roofzugt beveiligd te zijn. Zij zelve verfchaffen aan deze natiën daar toe de verëischte werktuigen, en door hunne Machiavelistifche Staatkunde gedoogen zij, dat de kapers dier zeeroovers, de volken, die geene fchatten genoeg bezitten, om der zeiver vriendfchap te kopen , of niet verkiezen eene jaarlijkfche fchatting te betaalen , geftadig tut* fchudden. . Wanneer men tot de bron van dusdanig eene Staatkunde opklimt, en die in alle haare bijzonderheden naauwkeurig gade üaat, is het moeielijk te bepaalen, wat men in de gezellige famenleeving het gedrogtelijkst van beiden noemen moet,.of wel de beestelijke neiging dier woeste volken , of de opzettelijke oogluiking der geheime Staatsvertrekken van Europa, waar door deze nog geftadig meer aangemoedigd, geftijfd, en der zeiver woede, teo-en haare bijzondere vijanden, of mededingers zelfs in den zeehandel, niet zelden daadelijk aangevuurd wordt. Spanje een maal van het juk der Arabieren, der Mooren, ofSarazenen onthevenheeft-eene pooling gedaan, om op zijn beurt deze Mahumedanen ten onder te brengen. Het wilde hen noodzaaken, om Christenen te worden, en de verblindheid ging in dit Rijk zover, dat het den Staat ontvolkte, I 5 ten  X 133 >( ten einde den zeiven van alle onderdaanen te zuiveren , die verdagt gehouden werden,. eene Godsdienst, ihvijdig met den aangenomen te belijden. De meesten dezer bannelingen zogten een fchuilplaats bij de Barbarijfche Mogendheden, en de wraakzugt maakte hen tot zeeroovers. In den beginne vergenoegden zij zich met de uitgeflrekre en vrugtbaare vlakten hunner onderdrukkeren te verwoesten; zij verraschten de vadzige. bewooneren der rijke velden van Valcncia, Grenada, Andalufia op hunne legerfteden , en maakten hen tot flaavcn. Dan het zij dezelven in het vervolg een afkeer bekwamen van een buit, waarvan de bron in hot einde noodwendig moest opdroogen, het zij dezelve zich een grooter voordeel beloofden, dooiden handel en zeevaart der Europeanen onder fchatting te Hellen , na dat deze America , en eenen nieuwen weg naar de O. Indien ontdekt hadden, dit ten minden is zeker, dat zij omtrent de zestiende eeuw zwaare fchepen begonnen uit te rusten, de vlag van alle natiën aan te randen, en dus, terwijl zij Heeds onder hunne kusten bleven, hun aandeel aan de rijke laadingen bekwaamen, welke uit de drie overige werelddeelen naar Europa gevoerd werden. In deze zelfde tijd zag Karei V. reeds in het verfchiet, wat de Barbarijfche Mogendheden eenmaal zouden kunnen worden, endaar hij het beneden zich achtte in eenige onderhandelingen met hun te treden, vormde hii het grootsih ontwerp, óm hen  X Ï39 MC hen te verdelgen; doch de naijver van Francais I, verijdelde het zelve. De gelijkheid onzer belangen, in dit opzigt, met die derForte, haalden Francais I. buiten twijfel over, om den Divan kennis van het doel der uitrustirgen van zijnen mededinger te geven , en nu zónd de Turkfche Staatsraad den bcrugten Barbarosfa ter hulpe der Algerijnen, die na dezelve alvorens tegen de Spanjaarden verdedigd te hebben, hen eindelijk, benevens die yan Tunis en Tripoli, van zich af bangelijk maakte. Dan, de Pachas, die den zeiven opvolgden, oefenden cène zoo verschrikkelijke dwingelandij uit, dat de overmaate daar van wel dra hier aan een einde maakte. ■ 'Thans zijn deze drie Mogendheden enkel fchattinge fchuldig aan den Grooten Heer, wien zij, in tijden van oorlog, ervaren zeelieden voor zijne vlooten leveren. In dit geval zijn zij tevens gehouden, hem verfeheide volkomen uitgeruste fchepen m zenden. Thans zullen wij den Staatkundigen toeftand, waar in zich de Europefche Magten, ten aanzien dezer Staaten bevinden, met eenige woorden fchetfen , terwijl de wapenfehorfingen , of Vredes-verdragen, door dezelve aangegaan, als .rëchtftreekfche gunstbewijzen, ten behoeve der eerstgemelde moeten befehouwd worden, ook zelfs ■ mét betrekking tot die natiën, welke zij met gec ne, hoe genaamde uitfluitende voorrechten in hunne havens toelaten. Deze onderfcheiden lugtig getoetfte tafreelen, zullen wij van een foovtgelijke fchil-  X 14° ):( .fchilderij, het Keizerrijk van Marocco betreffende, doen vooraf gaan. Marocco j het welk zich nimmer onder het juk der Turken gekromd heeft, bevat tevens de aloude Rijken van Fez, Tufilet en Sus. Een enkele Vorst, met een onbepaald gezag bekleed, beheerscht thans dit verbaazend uitgcftrekt land , volgends zijne fpoorelooze en onmenfchelijke, grilligheden; terwijl de inwooneren dier gewesten de wreedaartigfte zeeroovers van geheel de Barbarijfcha kust zijn. Alles, wat de havens van Marocco in of uitloopt, betaalt zes ten honderd. Boven dien moet ieder fchip vijf honderd ponden buskruit, en tien kogels van tien tot twaalf ponden, of,vijf honderd zeven-en - zeventig kvres tien fols in geld geven. De Mogendheden, welke Tractaaten met den Keizer van Marocco aangegaan hebben, zijn dc Verëenigde Nederlanden, die reeds in den beginne der zeventiende eeuw, te weten in 1610 een overeenkomst van dien Vorst verkregen hebben, wcjke geduurende dien zelfden jaarkring op onderfcheiden .tijden, als ook vervolgends reeds in 1752 en 1757 vernieuwd is. De Roomfche Keizer heeft mede nog in het kort, te weten in 1783 een Tractaat met die Mogendheid aangegaan, gelijk dit mede door de Verëenigde Staaten van America in 1787 gefchiedde. Toscanen trekt uit het zijne, met dien Moorfchen Keizer gefloten, geen wezenlijk voordeel. De-  X Hl X Denemarken had eene Compagnie opgerigt ■ welke, na eenige genomen proeven, deze onderneming egter wederom heeft laten varen. Eri even 20 verheten de Portugezen Maiagan mede in 1769, na alvoorens alle des zelfs werken gedoopt te heb- bC i'n de zeventiende eeuw heeft'Frankrijk vier Tractaaten met den Keizer van Marocco gemaakt, te weten in 1630, 1631, i635 en 1682. Sederd 1767 ftaan de Franfchen met dat Rijk in eenige nadere betrekkingen, doch het is tot nog toe onmogelijk geweest een groot gewigt aan hunne ondernemingen bij te zetten. Engeland, hetwelk thans eene gemeenfchap van meerder uitgeftrektheid met de Maroccaanen fchijnt te houden, had voor de agttiende eeuw nog geene de minfte verbindenis met dezelve aangegaan; doch na dat de Utrechtfche vrede in 1713, den Britten het bezit van Gibraltar had doen erlangen, begonnen zij meer prijs op de vriendfchap des Keizers van Marocco te ftellen. De Tractaten van vrede en vriendfchap in 1718,17" , en i734 aangegaan, en in 3750 en 1751 vernieuwd, konden hun zeker eenig voordeel fchenken, zo niet de woeste Staatkunde van den willekeurigen beheerfcher van dat Rijk, uit vreeze alle beambten, anders gemeenelijk met het behartigen van de belangen des koophandels belast, van daar verwijderd hield. Egter fchijnt het dat Gioot-Brittanniën zich voor het Rijk van Marocco zeer noodzakelijk tragt te maaken, döor het zelve  X Hf X zelve toe teftaan, des zelfs fchepen in de haven van Gibraltar te kalfaaten. Dit blijkt ten minften ecniger maate uit de klagten van den Keizer, verVat in een Manifest daar omtrent in 17S7 aan alle de Confuls van de overige natie, betreffende het gedrag der Britten, ten zijnen opzigte, gezonden. Van alle de Barbarijfche Mogendheden was Tripoli een geruimen tijd die gene, welke de meeste de best uitgeruste, en tevens de gedugrfte kapers m zee had. Doch de inwendige beroerten, wc>ke die landftreek fteeds gefchokt, en genoegzaam.omgekeerd hebben , deden des zelfs zeemagt eerst aanmerkelijk afnemen, en in het vervolg bijkans tot niet worden. De betrekkingen, waar in het thans met Europa ftaat, zijn van zeer weinig aanbelang, hoewel 'er tusfchen dien Staat en Engeland drie Tractatcn van de voorige eeuw beftaan, te weten van de jaaren 1662, 1676 en 16S7, die in 1751 hernieuwd werden. Met de Verëenigde Nederlanden heeft het een verdrag van vrede, fcheepvaart cn koophandel van 1703, een met den Keizer van 1726, een met Zweden van 1741, en een met Spanje van 1784. Alleen Toscane en Venetië ftaan met deze Mogendheid in vrij uitgeftrekte betrekkingen. De waaren egter, welke de een zo wel, als de andere dier beide gewesten derwaard zenden, worden op met meer, dan drie, of vier maal honderd duizend livres gefchat. Die  ):C 143 X Die van Toscane zijn aan alle de gebruikelijkheden , bij de tollen van Marocco plaats hebbende, onderworpen. Dan, de Venetianen hebben zich van dit juk ontflagen , door jaarelijks vijf - en-vijftig duizend vijf honderd livres te bctaalen. Eene zodanige uitkoping is door de Franfche afgeweezen, buiten twijfel uit hoofde van den koophandel, dien dezelve op Tripoli drijven, hoewel zij 'er egter nog fteeds een Conful houden. Het eenig openlijk bekend verdrag, tusfchen dezen, en die van Tripoli vloeit uit de Vredes - Artijkelen voord , door dezelve in 1685 aangegaan. Tunis heeft zijne zeemagt, federd des zelfs Regering met de Noordfche Mogendheden Tractaten aanging, en Corfica onder de heerfehappij vait Frankrijk geraakt is, geheel en al veröntachtzaamd. Men heeft opgemerkt, dat de bewooneren dier plaats federd eene halve eeuw, arbeidzaamer, en hunne zeden tevens zagter geworden zijn, dan die der 'Tripolitanen en Algerijnen. Zeer gereedelijk zouden zij aan de zeerooverijën een einde maaken , ware het niet, dat een bijgeloovig vooroordeel hen daar van te rug hield, terwijl het zelve hen doet waanen, dat zij uit hoofde van hunnen Godsdienst verpligt zijn, geftadig met de Christenen te oorlogen. Egter ontrusten zij dezelve veel minder, dan te vooren, en leggen zich meer op den landbouw toe, gelijk ook hunne fabrieken in Marokijn, en ander leder allengs meer beginnen te bloeien. Van alle waaren, welke te Tunis ingevoerd worden,  X 144 X ■den, betaalt men, flegts drie ten honderd, wanneer zij rechtflrecks uit die landen komen, waar zij Vallen; doch de voordbrengfelen van het Noorden, en andere fofortgelijke, die eerst te Livorno geloscht, als ook de zodanigen, die aan die haven eigen zijn, geven agt, en zelfs elf ten honderd, indien zij voor rekening van Joden inkomen. De natiën, die een Tractaat met Tunis gefloten hebben , zijn de Nederlanders, wier verdrag reeds van de voorige eeuw, te weten van 1622 en 1662 is j het welk in 1700 vernieuwd werd. Dat der Engel* fchenisvan 1686, hetwelk zij mede in 1451 vernieuwden. De Roomfche Keizer floot 'er insgelijks een in 1725; Zweden deed het zelfde in 1736 , en Spanje heeft dit eindelijk mede in 1791 tot ftand gebragt, na alvoorens met de Porte onderhandelingen aangevangen te hebben. Dan, men moet hier bij opmerken, dat, alhoewel de Britten, de Nederlanderen, Denemarken, Zweden, Venetië, Ragufa, en fomtijds ook Toscane, Confuls te Tunis hebben, de handel dezer natiën op dien ftaat van weinig aanbelang zij. Ook zelfs de Engelfchen doen daat op niets , en houden 'er alleen eenen geJastigden, om te zorgen , dat hunne vlag inde Midtlenlandfche zee niet gefchonden worde. De Franfchen die in 1665, 1672, 1685 Tractaten met die van Tunis aangegaan, en dezelve in 1770 vernieuwd hei>ben, bezitten hier een veel grooter invloed dan alle hunne mededingers te famen  X Hf ):( ïnen genomen. De Tunitanen vinden dezelve gezelliger, infchikkelijker dan de overige volken va» Europa, en hellen dus van zelfs over, om hun de voorkeur te geven. En egter zonden zij voor den vrede van 1783 jaarelijks niet meer dan voor twee milliöenen aan waaren naar Tunis. De Franfche fchepen betaalen 'er ook nog andere bijzondere rechten boven de gewoone belastingan , die door den eerften afgevaardigden jvan hunnen handel geheven worden. Deze zijn die van leggeld, van ankergeld, van cotimo en confullaageluen. De ankergeiden beliepen in deze laatfte tijden, na den vrede van 1783, zeventien en een halven piaster voor ieder fchip, het welk onder den Aga van het kasteel, den Chiaoux en den Dragoman van den Conful verdeeld werd. De Haverijen worden voor de onkosten van het ftapelen gebezigd, en rijzen, of daalen, naar de omftandigheden dit vorderen. De Cotimo is zodanig een recht, het welk van alle Franfch; vaartuigen, die van Tunis op Italië,; öf van Italië op Tunis varen, uit hoofde der Commisfièn aan dezelve gegeven, welke niet langer, dan twee jaaren duuren, geheven worden. Elk der menigte van fchepen, die tot dezen handel op de kusten gebezigd worden , betaalt een-endertig livrei, tien Huivers voor zijn inlopen, en eene gelijke fom, wanneer hij lost. Deze belasting dient tot het onderhouden der haven van Marftille. Eindelijk is het Conful - geld twee ten honderd, van alle koopgoederen, die te Tunis ingelaaden worK dsa  X I4« H den, én dient ter goedmaaking van de jaarwedde der Confuls en verdere Beambten van het ftapelrecht. De ontvanger doet hier van jaarelijks rekeriing in het bijzijn van den Conful, de Kancellief en vier kooplieden Van Marfeille, Algiers, het welk ervaren zeelieden bezit, is het gedugtfte van alle deze Magten. Aan de andere zijde heeft het een rijken graan-oogst, en dus zijn de Europcefche Mogendheden, niet minder uit hoofde der vrees, welke zij voor dit land voeden, dan uit belangzugt, nog gereeder om eene verbindenis met het zelve aan te gaan , dan wel met eenige anderen der Barbarijfche Staaten. De Franfchen, door de Porte, geduurende de zestiende eeuw, befchermd, uit hoofde der goede dienden, door Francois I. aan dezelve bewezen in het doen mislukken der poogingen van Karei V, lot het bombardement van Algiers in 1741, worden 'er nog fteeds het gundigst behandeld ,. in weêrwil der wisfelvalligheid der Barbarijfche natiën, welke derzelver eerde vestingen, op deze kusten, omtrent het einde der zestiende eeuw in 1563 en 1597 beurtelings befchermden en vernielden. De zeven onderfcheiden Vredes - Tractaten in aafivolg van tijd met de Algerijnen gefloten, en de voorbeeldige wraak over hun gedrag in 1682 en 1684, door Lodewijk XIV uitgeoefend, toonen wel ligt nog minder de geringe duurzaamheid der vriendfchap van dezen Staat, dan de gefladige begeerten, welke het laat blijken, om aan des zelfs; plun»  ):( H7 K plunderzugt, welke de nabijheid der wederzijdfche kusten niet weinig begünftigt, den ruimen teugel té vieren. De Tractateu van vrede of vriendfchap, geduurende de agttiende eeuw in de jaaren 1714, 1719, 1731,1764 aangegaan, en in 1790 en 1793 vernieuwd ftrekken tot een nieuw blijk van de ongemeen werkzaame betrekkingen, welke 'er geftadig tusfchen Algiers er. Frankrijk ftand gegrepen hebben. Het belang, het welk dat gemeenc-best daar In fielt, blijkt tevens genoezaam , wijl het zich zo gereed too't, om alle inbreuken op de overëenkomften, ook zelfs de laatstgemaakte geheellijk te vergeten; gelijk dit in het bijzonder in 1763 plaats vond, toen de Algerijnfche Kapers geheel het etablissement der Marfeillaanfche kooplieden oplaCalle, tot de koraalvisfcherij aangelegd, verwoestten; bi] welke gelegenheid de verfchijning van een Fransch esqiiader in 1764, wel dra de onderhandelingen weder aanving, en naar wensch ten einde bragt. Daar de handel, bij uitfluiting , in handen van het Algerijnfche Staats - beftier is, heeft Frankrijk zich in het geval bevonden van rechtsftreeks, en wel verfcheiden maaien met het zelve een foort van koop te fluiten , ten einde dien ten behoeve der Africaanfche Compagnie van Marfeille te erlangen. De voornaame beweegoorzaak dezer betrekkingen beftaat in het bezorgen van graanen aan het gewezen Proyenee. K 2 Van  ):( 148 X Van alle Mogendheden is Spanje de gene, wel» ke den haat en der roöfzugt der Algerijnen het meeste voedfel verfcha.te. Het herdenken der kwehingen, wel eer door de bewooneren van dit gedeelte der Barbarijfche kust ondervonden; het voordeel het welk hem de zeerooverijën, ten aanzien der Spaanjaarden uitgeoefend, voormaaïs fchonken , daar deze een-dubbele winst uit hoofde van der zeiver handel in kostbaare mctaalen, en de nabuurfchap, opleverde, wijl door deze laatfte omftandigheid de gelegenheden tot het doen van voordeel te- menigvuldiger waren — alle deze bijzonderheden hadden fteeds een wezenlijken invloed op de Staatkunde der Algerijnen, tot zo lang het aan het Hof van Madrid, in 1782, gehikte eeh Tractaat van koophandel met de Porte te fluiten, het geen uit den aart der Zaaken ook noodwendig moest voorafgaan. Eerst toen wilde Algiers , in 1786, onder betaling eenêr zwaarefchatting in geld, tot een Vredes-tractaat met Spanje komen. De onderhandelingen der Verëenigde Staaten van America omtrent den zelfden tijd met deze Mogendheid aangevangen, liepen vrugtelooS af, v jl zij verklaarden met het Americaansch Congres daar in niet te kunnen treden, alvorens het zelve een verdrag met den Grooten Heer gefloten had. Van 1662 tot 1679 gingen de Nederlanders vijf Tractaten met de Algerijnen aan , die zij dan ook in ieze eeuw Sn 1712 en 1726 vernieuwden. De Britten bragten'er geduurende de voorige eeuw even zo veel tót Hand  * X 149 )=( ftand, en wel van 1662 tot 1686, die egter in het vervolg niet. vernieuwd zijn. In 1726 maakte de Roomfche Keizer tuede een verdrag met die van Algiers. Tusfchen Zweden en de Algerijnen beftaat 'er insgeiijks een van den jaare 1729, terwijl Denemarken door middel van aanzienlijke gefchenken , in buskruit, timmerhout, touwwerk en andere benoodigdheden tot het zee*wezen der Algerijnen, op alle welke goederen de Dey een ongcmeenen prijs ftelt, den invloed nog fteeds weet ftaaude te hou. den , waar toe het bij het fluiten van zijn Tractaat van 1751 den grond legde. Wat Venetië intusfchen aanbelangt, reeds zagen wij, toen wij over dat gemecne-best handelden, dat de Algerijnen , die zeer veel voordeel uit de geftadige oorlogen tegen de Venetianen trekken, het zelve fteeds enkel eere wapenfchorting vergui,nen, waar van de laatfte in 1763 bedongen is. Intusfchen wordt deze ftaat geliadig onhandelbaarer, naar maate de Mogendheden , waar tegen het zijne zeerooverijen kan uitoefenen, meer en meer afnemen, uit hoofde der vriendfchappelykc overëen"komften met de voornaamfte zeemogendheden, en wel voor al na dat het met Spanje vrede gemaakt heeft. In 1786 deed Venetië aan de Regering van Algiers door deszelfs Conful agt duizend vyf honderd fekijnen, benevens eenige kostbaarheden en rijke doffen" ten gefchenke aanbieden: men hield de fekijnen, doch zond het overige te rug, met bijvoeging, dat de Venetianen geen genoegen kgnden K 3 gèveu,'  X 150 X geven, dan door wapenen en fcheeps-bouw Proffen te leveren. Intusfchen drijven de Engelfchen, de Nederlanders , de Denen, de Zweden en Venetianen, hoe* wel zij in de haven van Algiers door niets belemmerd worden, 'er egter geenzins een aanmerkelijk ken handel. Voor het minst drie vierden der we-: derzijdfche verzendingen., welke 'er tusfchen dien ftaat en de Europeesfche Mogendheden plaats heb-! ben, gefchieden door de Franfchen. Iedere Franfche bodem, het zij groot, of klein» gelaaden, of ledig, betaalt voor het inlopen honderd drie en veertig livres agt fois. Deze belasting is ten aanzien der andere natiën nog zwaarer. Allen zonder onderfcheid, moesten eigenlijk drie ten honderd van alle waaren, welke zij invoeren, afgeven ; doch dit is op twee ten honderd, door middel der fchikkingen, welke men met de pagters der tollen naakt, verminderd. En by den uitvoer zijn geene koopgoederen aan eenige belasting onderhevig, naar dien de Regering alleen de zelve verkoopt. Uit het gezegde volgt natürelijk, dat het flelfel der Barbarijfche Mogendheden, met betrekking tot het Zeewezen volftrckt aanvallend, en ten aanzien der zwakfte Mogendheden van Europa verwoestend zy, terwijl die gene, welke in ftaat zijn, de gunst der Regering van Algiers te kopen, daar door ouder eene fchatting gelegd worden. Verders zal men uit het hier boven opgegevene genoegzaam begrepen hebben, dat Tripoli en Tunis juist niet zee? gedugt  X i5ï >-C gedugt^zijn, en deze laatfte ftaat juist niet verre meer van het ftaaken der zeerooverben afzij; Men zal tevens bemerkt hebben, dat deszelfs tollen na genoeg op den Europeesfehetj voet bepaald zijn, door het vastftellen van verfchillende en,meer gemaatigde rechten op de waaren, welke rechtftreeks uit die landen, waar zij vaden, worden ingevoerd. Pan vooral houden Marocco en Algiers , beiden nader aan de Franfche, Spaanfche en Italianhfche kusten in de Middenlandfche zee gelegen, dit aanvallend ftelfel nog fteeds (taande , zelfs weten zij de uitwerkingen daar van, ten aanzien van hun eigen beftaan, zeer wel te berekenen, terwijl zij vorderen, dat de natiën, welke hunne vriendfchap begeeren , die door gefchenken in krijgs - behoeften en bouwftofTen, tot het uitrusten van fchepen kopen, waar door zij dus in ftaat zijn hun zeewezen fteeds in ftand te houden. Te vergeefs eischt de Wijsbegeerte dat zich geheel Europa te famcn verëenige, om deze zeefchuimers te verdelgen. Derzelver ftelfel is te naauw met de belangen van meer dan een cabinet van Europa verbonden , dan dat zij iets van dien aart behoeven te dugten. Onder alle de aanzicnlijkfte Mogendheden is Span. je welligt de eenige, welke in het bijzonder oprechtelijk de uitroejing der Barbarijfche Staaten kan verlangen. De banden, die dezelve aan de Porte verbinden, zijn geenzins van zeer vroege tijden, en geenzins ongemeen naauw toegehaald, of van een zeer ruimen aanvang. Doch natuxelijk moet de K 4 Divan  ):( H* ):( Divan een wezenlijk belang Hellen hl bet inftandhoiH' den van Algiers, Tun s en Tripoli, niet zozeer uit aanmerking van deszelfs invloed op hun ftaatsbeftier, die thans zeer gering is ; maar alleen wijl de ongemeene vaardigheid der zelve ter zee den Turkfche vlooten geoefende matroozen verfchaft, iets, hetgeen voor dat Rijk te onfehatbaarer wordt, naar maate het zich te menigvu'diger in een oorlog met Ruslaud ingewikkeld zier. En wanneer men de belangen van Spanje uit dit laatfte oogpunt befchouwt, als dan vordert het insgelijks dat men op alle mogelijke wijze verhoede, dat de zeemagt der Rusfen de heerfchappij der Middenlandfche zee bekome. Dan zo Engeland, thans in het bezit van Gibraltar, de zelve voornaamelijk ter befchikking van die van Marocco fchijnt te laten , gefchiedt dit niet zo zeer uit aanmerking der rechtsftreekfche voordeelen, die het daar van konde hoopen, als wel uit hoofde daar 'van, dat zij in ftaat zijn de zeevaart zijner Mededingeren, vooral die Van Frankrijk en Spanje, te ontrusten. Wat de Nederlanden, Zweden en Denemarken bètreft, daar deze Mogendheden merkelijk jaarlijkfche fchattingen inScheeps-bouwftoffen en krijgsbehoeften , aan die van Marocco betaalën, kunnen zij zich mede van het gedugt gebruik verzekerd houden, het welk deze hier van zullen maaken , terwijl zij hier door tevens aan den voorrang, dien zij ten; opzigte van de vaart op de gemelde zee, die zij  X 153 X zij boven de onderfcheiden volken van Ita1ie bes geeren, eene onveranderlijke duurzaamheid fchenken. En eindelijk zou de betrekking, waar in Frankrijk, met opzigt tot de Porte, ftaat, het zelve niet toelaten, tot eene verbindenis toe te treden, welke der zeiver middelen van verdediging , tegen het verbond der Noordfche Magten, welke den handel van het Zuiden geftadig bedreigt, noodwendig moest verzwakken. Aan de andere zijde fchijnt ook de onderftand in graanen, die Frankrijk door middel zijner rechtftreekfche gemecnfchap met Algiers bekoomt, het zelve het nemen van eenig aandeel aan alle ontwerpen tegen dien Staat, volftrektelijk afteraden. De uitflag tog zou fteeds ten nadeele van het FranschGemeene-best uitlopen, wijl het zich als dan in het einde zoude genoodzaakt zien, om de aanzienelijke voordeden, die het thans geniet, mede door de overige Mogendheden te laten te beurt vallen, en dus daar door den ondergang der Barba* ïijfche heerfchappij op de Middenlandfche zee helpen bewerken. * * , ■ ./. i. • ''.jfa'!' ->•'-' ••' "'J7*j 9bfH na? elwoil wiy ;>•' :-«.-n«w> . VMab sab sh, rfsis 3sri Iriw «noqouiü ïaac-aMMtrsiJ ib.eu.r;j //ff Bataafs ch Gemeene-lest. Nimmer had eenig volk zo groot een, invloed op den geest der nijverheid van onderfcheiden natiën, dan dat van het Bataafsch Gemeene - best. Het zelve verftrekte ten aanzien van de zeevaart, en den koophandel ten leermeester der volken van het Noorden, even gelijk de Venetianen dit voor de zuidelijke mttiën geweest waren. Dan reeds federd verfc heide eeuwen is de fchitterende rol der Venetianen, en die hunner leerlingen uitgefpeeld; terwijl Rusland daar tegen, het welk alles aan de lesfen ; _ door  )s( *gs X door liet B.ataafscli Gomcenebest gegeven., Yerfchuidigd is , niet ophoudt zijn krijgsvolk en vlooten geftadig te bezigen, om de Ottomannen tot op degrenzen van Afia te vervolgen. Thans, hoewel door eene vrouw beheerscht, dreigt het zelfs nog" voor het eindigen dezer eeuw het gelaat des handels en der Staatkunde, van bijkans geheel Europa gau« fchelijk te doen veranderen. Pan, hoe dit ook zij, geduurende de eeuwen van deszelfs grootheid, welke het Bataafsch Gemeene-best alleen aan den arbeidzaamen aart zijner bewooneren had dank te weten, verftrekte liet zejve beurtelings aan de Handfche Steden, aan Frankrijk en Engeland tot een voorwerp van naijver, dom? pelde Spanje in wanhoop, was voor Denemarken en Zweden een voorbeeld ter navolging; nmkte de wangunst van Keizer Jofeph II gaande; diende ter aanmoediging van Fredrik den Grooten; fchonl^ hoop aan alle de overige Mogendheden, en wel ligt opent de verflapping van zijne voorige werkzaamheid reeds eeue bron van leedwezen voor de toekomftige genachten. Dan , dat wij de voornaamfte tijdperken zijner magt ter zee, van deszelfs ee-rften oorfprong tot nu tQe , eens doorlopen. De gefchiedenisfen leiden de eerfte beginfelen yan het zeewezen der Bataven reeds van de tijden van Julius Caefar af. Daar het Bataafsch grondgebied flegts eene kleine uitgeftrektheid tusfchen. de twee armen des Rhijns bevat; was het geen  X i& X geenzins gefchikt, om de begeerte naar roem en hebzugt van den overwinnaar der Gaulen gaande te maaken. Dan, zijne voorzigtigheid-vorderde', dat hij zich de vriendfchap des Bataaffche Volks verwierf, wijl het zelve door het vervoeren van zijn krijgsvolk en oorlogsbehoeften de invallen, die hijvoornemens was, in Germanie te doen, niet wé$ jiig kon gemakkelijk maaken. Sederd dien tijd vestigden de Romeinen fteeds liun hoofdkwartier in deze ftreeken, legden 'er hunne Magazijnen aan, en trokken van daar op, het zij om zich langs de Zuiderzee, naar de boorden der Elve, der Eems en van de Wezer te begeven; het zij, om den Rhijn op te varen. M.n kan dus omtrent dezen tijd de verzameling der eerfte fommen in dit Gemeene-best bepaalen, welke de overweldigers, die na Europa en Afia uitgeplonderd te hebben, derwaard overbragten; dan, welke intusfchen genoegzaam waren, om de nijverheid ter zee nieuwe poogingen te doen in het werk hellen. Omtrent het midden der negende eeuw lokte de zugt naar roof de Normannen uit, om invallen op de Zeeuwfche kusten te waagen. Dan, terwijl de Bataven hunne vijanden te gemoet trokken, fchrikten zij de zelve door hunne zeetogten af, om zich met hunne magt, welke veel grooter was, op eenigerhande wijze te meten. - In dezelfde eeuw ziet men Derk, Graaf van Holland, en den Keizer elkander met ligte fchuiten en kleine vaartuigen eeti  X ifi )< een flag leveren. In de twaalfde eeuw zien wij j in de gefchiedenis, deze gewesten den handel de* Vlamingen ter zee geftadig ontrusten. Dan de eerfte wezenlijke zeetogt der Bataven was de kruisvaart van Graaf Willem. Deze liep, in 1217* met twaalf fchepen vergezeld, en gevolgd van eene menigte inwooneren, aan boord van verfchcide andere vaartuigen, uit de Maas. Deze vloot ftak naar Engeland over, en na eenigen tijd in Portugal gelegen te hebben, bragt zij mede het haare ter vermeestering van Dalmatie toe. Daar in tusfchen de Bataaffche zeemagt al meer en meer aanwies, ziet men de zelve omtrent het einde der veertiende eeuw den Britten verfcheideu fchepen bijzetten, om daar mede hun krijgsvolk naar Frankrijk over te voeren. Reeds diens tijds fcheen de Bataaffche zeemagt die der Engelfchen te overtreffen. In de vijftiende eeuw verfchijnen de Bataven op een uitgeftrekter tooneel. Zij ruste zwaare fchepen uit, en zoeken hunne vijanden in volle zee daar mede op. In 1434 rusten zij hunne eerfte vloot uit, waar mede zij Lubek beflrijden, in 1437 maken zij eene tweede gereed, tegen de Handfche Steden gerigt, en nemen aanzienelijke prijzen. Het geen deze voordeden intusfchen nog luisterrijker maaktj, is de magt welke zij ter hulpe van Erick, Koning Van Denemarken, die men tragt te onttroonen, doen in zee .fteeken, en in 1457 treedt eene andere vloot, nit Holland en Zeeland uitgelopen, in dienst van Karei  X *5J5 >( tCrtfel Vir, Korting van Frankrijk, die toenmaafs Bordeaux belegerde. In 1471 dwingt derzelver eerfte Admiraal, Borfelen, de Franfche vloot, de fchutfche kusten, waar dé haringvangst gefchiedde, te verlaten, en naar de havens te rug te wijken. En eindelijk was men het herftel eener Volkomen vrijheid van de zee in 1477 alleen aan dé talr jke uitrustingen van vijf der voornaamfte fteden van Holland, zonder dat daar aan een Hertog, Graaf, Stadhouder of Staaten der Provinciën, het allerminfte deel hadden, verfchuldigd. Geduurende de zestiende eeuw, en wel in 1 ^50 , ziet men die zelfde fteden vier zwaare oorlogfchepen uitrusten, om eene koopvaardijvloot te geleiden, en den Koning van Denemarken, tegen de Handfche Steden , welke de Sond gefloten hielden , hulp toe brengen. In deze zelfde eeuw bieden zij ook nog aan de vereende zeemagt der Franfchen ea ^Engelfchen, na de terugkomst van Francois I van Madrid, tegen Karei V. te famen verbonden , kloekmoedig het hoofd. Sederd Karei den V, Graaf van Holland en Zeeland werd, breidden zij hunne fcheepvaart tot Africa en America uit, en Van dien tijd aan legden zij zich op het doen dier afgelegen togten toe, waar van het gelukkig gevolg hen in ftaat moest ftellen, om in de zeventiende eeuw het met recht gehaate juk van Flips II, ganfchelijk af te fchudden. Geduurende dit eerfte en lange tijdperk, ziet mert du*  )s( ï59 rX dus de aan de zee gelegen gewesten van het Ba* taafsch Gemeene-best 'derzelver zeemagt op dè noodzaakelijkheid , om voor hun beftaan en eene billijke zelfverdediging te zorgen, geheellijk grondvesten. Hier toe bekwamen de Bataven door de bewegingen der Romeinfche legers in hunnen omtrek de eerfte aanleiding, en dezen geest van werkzaamheid weten zij geftadig gaande te houden, door zich van onheugelijke tijden op den haringvangst toe te leggen , gelijk men reeds in de vertoogen der Staatenvan Holland, aan Karei V gedaan, 'zeer duidelijk ziet, waar in onder anderen gezegd wordt, dat — daar de inwooneren van Holland in vrceger da„ gen hun beftaan in de vischvangst zogten, zij „ allengs fchepen hadden beginnen uit te rusten , s, om andere landen, rijken en havens te bezoe- ken, en onderfcheiden waaren denvaard over te s, brengen, en daar na weder andere in te voe„ ren, welke zij vervolgens in de gewesten rondom „ de Provincie gelegen , wederom verkogten „ enz." In gevolge een Tractaat in 1285, tusfchen den Koning van Engeland en den Graaf van Holland gefloten, ftond de eerfte den Hollanderen en Zeeu. wen de haringvangst op de kusten van Yarmouth toe. In 1368 verwierf de ftad Amfteldam van den Koning van Zweden de vrijheid, om zich op het eiland Schoonen, langs welks kusten de haringvis, fcherij gedreven werd, Óm vesting te verzorgen. Deze visfeherij werd egter eerst na de ontdekking van  X Nfe Van de beste wijze van zouten en kaaken in dé vijftiende eeuw gedaan, vafc een wezenlijk aanbelang. In 1556 deed Karei V. den uitvinder hier van, naamelijk Willem Beukelszoon, een inwooner van Biervliet, daar voor een Praalgraf ftigten. Sederd eenige jaaren had de haring zijn verblijf veranderd. Te vooren ving men dien op de kusten van Schoonen , Zweden en Denemarken, welke zij vervolgends fcheen verlaten te hebben , om zich op die van Vlaanderen en Engeland op te houden. Dit veroorzaakte een nieuwen naijver* In een der Hollandfche fteden werd in 1416 het eerfte groote net voor deze visfcherij vervaardigd, een andere bediende zich vervolgends het eerfte van dat foort van vaartuigen, het welk thans onder den naam van buizen algemeen bekend is; en flegts eene enkele zond, in 1553, honderd veertig dusdanige bodems , onder begeleiding van twintig öorlogfchepen, iri zee. De volftrekte behoefte van graanen, vee en timmerhout , deed de eerfte bewooneren van het Bataafsch Gemeene-best naturelijk naar de Noordfche havens overfteken. In de vijftiende eeuw dreef dit Gemeene-best zijnen handel op Italië en de Levant nog over Duitschland. Deze handel had zijnen voornaamen zetel te Haar'em, Leyden, en Amfteldam, terwijl dezelve over Keulen, Augsburg en Tijrol ging. Dat men bij alle deze onderfcheiden takken, nu ook nog de konst van het zout  X i6i X zout te zuiveren, allerleië goederen in te zouten, het vet weiden van flagtvee, onderfcheiden fabrieken voor den fcheepsbouw, de touwflagerijën, de zeilemaakerijën, de nettebreiërijën, de kuiperijen, en verfcheide andere van de uiterfte noodzaakelijkheid , als de linnenreederijën, de wollenweeveriiën, die van mutfen en andere foortgelijke voege, en dit zal ons een genoegzaam tafreel der huishoudkundige inrigtingen der aan zee gelegen gewesten der Nederlanden, ten tijde der omwenteling van 1566, of der Unie van Utrecht in 1576 opleveren. Omtrent het einde der zestiende eeüw, in het begin dier omwenteling, ftonden de Bataven, gelijk men hier uit ziet, reeds in wezenlijke betrekkingen van koophandel en ftaatkunde met onderfcheiden Staaten van Europa, die in ftaat waren, dezelve in hun Mout befluit, om het drukkend juk der Spaanfche heerfchappij af te fchudden, daadelijk te onderftemien. Diens tijds bevond geheel Europa zich in de grootfte beweging. De Staatzugt van het huis van Oostenrijk, de vermeesteringen en ontdekkingen in de beide Indiën gedaan, de ijver voor de onderfcheiden Godsdienftige gevoelens, — dit alles bragt de gemoederen in eene gisting, welke voor de Nederlanderen ten uiterften voordeelig was. De vervolgingen , welke de Hervormden van den Hertog van Alba, landvoogd der zeventien Nederlandfcbe Provinciën, moesten ondergaan, deed de bewooneren L van  ):< ifo ):( van het binnenfte gedeelte dier landdreeken, zich al dieper en dieper in de moerasfcn van Holland en Zeeland begeven , wijl de natuur de zelve zo zeer tegen de aanvallen der dwingelandij beveiligd had. Ni.uwe en zeer, aanzienelijke geldfommen, door cc ie menigte nijvere lieden bij het fluiten der Schelde do.- r h:t Spaanfche Staatsbellier zelf, na het vermeesteren van Antwerpen , ten uitvoer gebragt, ten einde den handel van die flad te bederven, verrijkten Amfteldam al meer en meer, deden daar een nieuwen ijver geboren.worden, en fielden de laatstgemelden plaats in ftaat, om talrijke vlooten uit te rusten, welke alle de zeeën van Afia, Africa en America doorkruisten, en aldaar gefladig nieuwe landllrecken bemagtigden. Deze voorfpoed, die het Bataafsch Gemeene-best ter zee te beurte viel, cn nu ten hoogden toppunt klom, fchonk aan des zelfs O. L Compagnie verbaazende fchatten, waar door derzelver uitdeelingen zelfs tot vijf - en - zeventig ten honderd degen, en Spanje, na eenen oorlog van dertig jaaren , tot een twaalfjaarigbedand, en het bij voorraad erkennen der onafhangelijkheid van de zeven Ver-lenigde Gewesten genoodzaakt werd. Het Bataafsch Gemeene-best bedeeddedeze twaalf jaaren, om zijnen handel en zeevaart nog eene grootcr werkzaamheid te fchenken. Deszelfs O. I. Compagnie erlangde al meer en meer vastheid, doch die der W. Indien verzwakte integendeel, federd de Portugezen, van het juk der Spamaarden ontflagen, hunne voorige bezittingen in America weder in-  ):( i63 ):( innamen. Deszelfs handel op de Levant vormde zich nu in de Middelandfche zee door de verdingen , die het eerst met den Grooten Heer, en vervolgends met de Barbarijfche Mogendheden maakte. Men leidc ook intusfcheu den grondflag tot deszelfs walvischvangst, en verzekerde zijnen handel op de Noordfche Rijken, bragt zijne Manufactuuren tot een hooger trap van volmaaktheid, en breidde eindelijk zijne betrekkingen in Engeland, Frankrijk , Spanje en Portugal, al verder en verder uit. De vragtvaart werd dit Gemeene-best nu bij uitfluiting van alle andere Mogendheden, als het ware, ten eigendom, en kende geene paaien , terwijl des zelfs Asfurancie-Compagniën en banken zeer wel ingerigt waren; daar in tusfchen de Tractate-n met Denemarken, Zweden, Frankrijk en En-geland den handel en der fcheepvaart der zeven Gewesten eene volkomen vrijheid fchonken, de zelve van alle belemmeringen onthieven, en daar aan een zeker overwigt boven die van alle andere volken verfchaftcn. • Een zo ongemeen bloeiende ftaat moest zeker alle de nieuwe poogingen, door Spanje , na het eindigen van het beftand in het werk gefield , om zich weder van de aan zee gelegen gewesten der Nederlanden meester te maaken, geheellijk doen mislukken. En dus werd derzelver onafhangelijkheid ook in de daad bij het Tractaat van Munfier in i6a8 volkomen en onherroepelijk erkend. L a Daat  ):( i«4 )•'( Daar het Bataafsch Gemeene-best het worfldperk der Vrijheid nu met roem en voordcel verlaten had, zag het zidi we! dra door den naijver dien de Britten , ten aanzien van deszelfs koophandel koesterden, in de loopbaan der Staatkunde en Staatzugt voordgefleept. Dus werd het door twee verfchillende oorlogen tér zee in r$$a, en 1667 tegen de Britten gevoerd, genoodzaakt om een gedugte magt in zee te brengén, en daar aan die geldfommen te befteeden, waar mede deszelfs voordeelige handd anders gevoerd werd. In 165 3 had deze ftaat van honderd dertig tot honderd veertig fchepen in zee. Dan -na het aflopen van dit laatfte tijdperk, had de zelve .zulke aanzienelijke verliezen geleden , dat 'er te Amfteldam alléén drie duizend huizen ledig ftonderh Het Bataafsch Gemeene-best, het welk dan eens geheel alleen met Engeland , of Lodewijk XIV worftelde, en dan weder met de Britten tegen Frankrijk verbonden was, putte inmiddels zijn vermogen uit; deed zijne Staatkunde deszelfs natuurlijke geaartheid veranderen, en zag zich gedwongen, zijnen hals vrijwillig onder het juk der Princen van Oranje, thans tot Capiteins en Admiraals Generaal aangefteld, te krommen, tèn einde den Staat uit die gevaaren te redden, waar aan zo veele oorlogen het zelve geftadig bloot ftelden. Dan, daar Engeland op eene zeer doorliepen wijze zijn voordeel deed met dezen wankelenden toeftandt, waar in de Staaten Generaal zich bevonden, bragt  X i«5 X bragt het den handel der Bataven, doormiddel der Acre van Navigatie in 1662 , eenen gedugten flag toe, daar dezelve nu aan dat Gemeene-best dien uitfluitenden handel ontroofde, dien het tot nog toa op alle landen van Europa dreef, en dit zo wel ten aanzien der daadelijke, als lijdelijke behoeften van het Britfche Rijk. Deze ftoute ftap van het Engelsch Hof toonde duidelijk, dat het eindelijk eens de overmagt op de Bataaffche natie erlangen zou, en de gebeurtenisfen, welke 'er in aanvolg van tijd plaats grepen, beantwoordden volkomen aan deszelfs oogmerken. In 1688 voerde de omwenteling, welke 'er in dat Rijk ftand greep, Willem Hl, toenmaals Stadhouder der Verëenigde Gewesten, op den Britfchen Troon. Van toen aan kende het Bataafsch Gemeene-best geene andere Staatkunde , dan die van het Hof van St. James. Wel dra werd het in een nieuwen oorlog tegen Frankrijk mede voordgefleept. Deze eindigde eerst bij den vrede te Rijswijk in 1697 getekend, en begon van nieuws in 1701, wanneer alle de aan zee gelegen Mogendheden met den Keizer te famen verbonden, elkander, bij gelegenheid van den dood van Karei VII, de rijke bezittingen der Spaanfche kroon betwisten. In aanvolg van tijd zullen wij het Bataaffche Gemeene-best als het ware, van de hoofdfom van zijn hehaaldcn roem en alöulen voorfpoed zien leeven, L 3 ter-  X 166 X terwijl het zelve het Staatkundig ftelfel van deszelfs zeewezen allengs meer en meer liet verkwijnen. Een der fijnfte trekken der Staatkunde van Willem III, thans volgends de bekende uitdrukking zijner tijdgenooten, Koning der Verëenigde Nederlanden , en Stadhouder van Engeland geworden , was, dat hij de Britten in den oorlog ter zee, over de Succesfie gevoerd, de eerfte rol deed fpeelen, en de Bataven het grootfle gedeelte der onkosten te lande gemaakt, liet dragen. Doormiddel dezer verdeeling, ftrekten de onderHandgelden door het Bataafsch Gemeene-best bijgedragen, a'leen ter vergrooting van het Britfche zeewezen, en om de klem van het gezag in de Nederlandfche gewesten, geheel in handen van den Stadhouder, als het hoofd van derzelver landmagt, te ftellen. Hier aan heeft men het dan ook voornaamelijk toe te fchrijven , dat de voornaamfte leden der Staaten Generaal fteeds het noodlottig vooroordeel der noodzaakelijkheid van een BarriereTractaat koesterden, en fteeds de nabuurige Mogendheden , in Duitschland, gelijk ook Frankrijk cn Pruisfen tot het fluiten daar van geftadig aanzogten. Langs dezen weg deed het Britfche Kabinet de vijandelijkheden tegen de Ncderlandfche gewesten op het vaste land geftadig voordduuren, verdeelde derzelver magt ter zee en te land, en ondermijnde dus de grondflagen van het vermogen van dezen Staat op de Hadrukkelijkfte wijze. Ter-  • );< i67 X Tèrwijl men zich intusfchen met het ten uitvoer brengen van dit zo listig beraamd ontwerp bez'g hield, verblindden Marlbourough j en de Prins Eugenius door derzelver vleierijen, waarmede zij in de daad niets anders, dan hun eigen belang fee* doelden, de oogen van den Raad - Penfionaris Heiufrus, en den Griffier Fagel. Het gevolg dezer begocheling was het vrugteloos aflopen der onderhandelingen te Geertruidenberg in 1709 aangevangen, en op het aanhoudend verzoek van Lodewijk XIV voordgezet, waar door het Bataafsch Gemeene-best dus allen invloed op den vredehandel verloor. Van dezen misdag der Staaten Generaal maakte Engeland al het mogelijke gebruik; het beftierde alleen alle de onderhandelingen, welke eindelik in 1713den Utrechtfchen vrede deden totftand komen. En zelfs gelukte het Willem III. ten Iaatften door middel der verbaazende voordeden, door den Britfchen koophandel verworven, als ook door het overvvigt zijner Staatkunde, Engeland tot den rang der eerfte Zee-Mogendheden van Europa te verheffen. „ Sederd dien tijd" zegt de kundige cn fchrandere Schrijver van Hollands Rijkdom ■ „ Sederd dien tijd zag men de Nederlanderen niets „ meer verrigten, het geen met den roem , door „ hun op zee verworven , flegts eenigzins overëenftemde. In 171a ftelden de Franfchen derzelver volkplantingen onder fchatting; de Zwtdfri «, roofden de koop vaar dijfchepen dier natie, zonder L 4 s> ner onderhandelingen moest voordvloeiën, voor zich in het bijzonder te bekomen. Dan Engeland, in alle mogelijke Staatkundige berekeningen van dien aart veel doorflepener, maakte ten laatfte een einde aan het gefchil, terwijl het zich daar door tevens in ftaat ftelde, om aan de bedingen zodanig eene ftrekking te geven, als het zelve mogt verkiezen, En eindelijk gaf de Compagnie van Oftende ook nog aan alle de Cabinetten eene gelegenheid, om met betrekking tot den handel ter zee op het toneel te verfchijnen, en eene rol te fpeelen. De tweede flap, dien de Keizer Karei VI, na het fluiten van den Utrechtfchen vrede waagde, om zich tot den rang der Zee-mogendheden te verheffen, beftond daar in, dat hij zijn voordeel met de bepaalingen, tragtte te doen,welke hij bij het eerfte Coramercietractaat, het welk de Porte, na den Vrede van Pasfarowitz in 1718 met hem aanging , bedongen had. De Keizer vestigde tot dat einde in 1719 te Wenen eene Compagnie van den Levantfchen handel, ten einde alle mogelijken handel op de Staaten van den grooten Heer langs den Donau, en op de Oosten- Bpjkfeh*  )C( 195 ):( rijkfche havens te drijven. De voorfpoed, die aan deze Compagnie te beurte Viel, was, naar men zegt, zb groot, en legde zich zo fpoedig aan den dag, dat dezelve zich reeds in 1721 in ftaat bevond, om aan eiken actehouder eene uitdeeling van agt ten honderd te doen. In 1721 werden 'er van nieuws open brieven, die nog uitgebreider voorrechten bevatten, voor dezelve uitgevaardigd. Onder anderen ftond men dezelve bij uitfluit1 ng toe, om alleen geduurende een en twinrg jaaren, in de havens aan de Adriatifche zee aan zijne Keizerlijke Majefteit toebehoorende, fchepen van eene Zekere grootte te bouwen. Dit zeker ftrekte tot een zeer duidelijk bewijs der werkeloosheid van het Keizerlijk zeewezen. Men ftond aan eenen enkelen, bevoorrechten fcheepsbouw- meester het vervaardigen der eerfte en voornaamfte werktuigen van het zeewe*zen der natie toe. Ook vergat de Keizer, bij den Vrede van Belgrado in 1739, geenzins, om ten zijnen voordeele door de Porte nieuwe Voordeden, ten aanzien van deri koophandel, te bedingen. In de daad wordt 'er iri dit Tractaat gezegd, dat de Turken in Oostenrijk zekere voorrechten zouden genieten, even gelijk deze aan dè Oostenrijkers in Turkije moesten tè beurte vallen, en dat beide natiën elkander wederzijds als vrienden — tanquam getis anicisjima —— zouden beichouwen. De ontwerpen van Rusland, op het Europ'Scfï Turkije, in later tijd, bi? den vrede van Belgrado, N a aan  X I9 hij het Tractaat vanTesfchen, de Beiërlche opvolging. .Deze zelfde Cabinetten verklaarden zich in 1790 tot middelaars van den vrede tusfchen de Porte en Rusland, en legde hunne bedoelingen ten dezen opzigte bij de verklaaring van Reichenbach aan den dag. Thans zal men genoegzaam in ftaat zijn, in te zien, hoedanig de gevolgen der poogingen, door het huis van Oostenrijk in het werk gefteld, om zich een zeewezen te vormen , geweest zijn. Dan , wat moet men uit deze overhaaste maatregelen , uit deze geweldaadige geneigdheden , tut deze berekeningen, ingevolge der wetten van de an-, dere Staaten van Europa gevormd, en dit wel in een geheel anderen toeftand van, zaaken, en ganfchelijk verfchillende omftandigheden opmaaken? Bezit het huis van Oostenrijk in de daad een zeewezen ? Voorzeker neen, want ieder flelfel daar omtrent verëischt de verëeniging en het gebruik van middelen, die onderling met elkander overëenftemmen, en elkander onderfchraagen; doch alle de poogingen, geduurende deze eeuw door het huis van Oostenrijk gedaan, om zich een middenpunt Voor zijn zeewezen te vormen, het zij in de Noord. N 5 ze^  X «ft* X zee door middel der Compagnie van Oftende, het Zij door de vrije vaart op de Schelde, zijn even zeer mislukt. De hoop, welke men opgevat heeft, van zjch, door middel der oogluiking van Oostenrijk , ten aanzien der ontwerpen van Rusland, omtrent het Ottomanisch Rijk, een kustvaart op de zwarte zee te vormen, zou de koopvaardij des Keizers in aanvolg van tijd eens en tweemaal zo groot kunnen maaken ; doch hier door konden zij egter nog geene gewapende zeemagt bekomen, twijl het aan den zeiven minder met eenige mogelijkheid zou vergund worden dezelve langs die zeê'n op te rigten, waar over Rusland een uitfluitende heerfchappij voert. Reeds geduurende het eerfle gedeelte dezer eeuw heeft men gezien, op welk eene wijze het aanbouwen van eenige fchepen in de haven van Trieste aan den Adriatifchen zeeboezem, bij uitfluiting aan eene Compagniefchap werd opgedragen, Aan de andere zijde wordt de haven van Oftende, welke zich aan de westelijke zijde der Staaten van Oostenrijk geplaatst bevindt ,vdoor die van Amfteldam en Duinkerken, als het ware verflikt, en wordt alleen door den verboden handel dien Engeland op Duitschland, Frankrijk en de Nederlanden drijft, waar van zij in de daad het midden punt uitmaakt, flegts eenigzins nog in beweging gehouden. In het kort — „ het Hof van Wenen, en in het „ bijzonder Jofeph II. hebben" —- op dat ik mij hier eens van de kragtige en tevens juiste uitdrukking  X »3 K fcing van Mirabeau bediene — „ volflxekt eenbuiten„ landfchen handel ter zee willen vormen, zonder te „ weien hoe, van waar, of wellis daarvandehoofd„ ader, welke het middenpunt, voor wien die „ zoude zijn, of waarom die moest beftaan .... „ ineen woord, zonder te gevoelen, hoe zeer de koophandel binnens lands, de eenige bijkans, „ die onder derzelver bereik viel, boven den eer, ften de voorkeur verdienden." Alle deze reusagtige ondernemingen eener Mogendheid, welke zich wezenlijk, en genoegzaam geheel en al tot het vaste land bepaald vindt, wel is wa,ar eenige havens bezit, doch welke, op dat ik mij dut eens uitdrukke, aan de vier hoeken van Europa geplaatst zijn, getuigen op eene onwederlegbaare wijze van den algemeenen geest, die het voorbeeld en de voorfpoed van Engeland, ten aanzien van den zeehandel na den Utrechtfchen Vrede aan alle natiën van Europa,' met betrekking tot hunne Staatkunde, inboezemden. In het kort het ftelfel van Oostenrijk, met opzigt tot het zeewezen, is, in betrekking tot de openbaare magt, kortftondig, en een wezenlijk niets; doch de koopvaardij van Oostenrijk, in zo verre die als een middel moet aangemerkt worden, om den omloop der ruwe ftoffen> waar mede die voornaamelijk handelt, met de meeste fpaarzaamheid te bevorderen en te verhaasten, bevindt zich daar tegen vrij werkzaam. DER-  Pag, 204 DERTIENDE HOOFDSTUK. Van de Ranje Steden, Hamburg, Lubeck Bremen, Dantzig en Rostock. Jrlet aanwezen dezer zwakke maatfchappijen , welke hoewel zij nog eenigen luister behouden hebben, egter flegts, als het ware, een planten-leeven leiden, en niet te min te midden van Europa, omringd van zo veele magtige Mogendheden, nog fteeds een foortvan gerustheid geniet, moet voorzeker eiken ftaatsman verbaazen, die ieder oogenblik reden heeft» om te dugten, dezelve eindelijk door de ftaatzugt, het misnoegen, of de wraakzugt van andere Magten te zien bezwijken. De ijdelheid der Iaatstge- melden (  X *°s X melden gevoelt zich fomwijlen voor een oogenblik geftreeld , wanneer men derzelver hefcherming beedelt, of koopt, tot zij eindelijk eene gunftige gelegenheid vinden, om den befchermeling en zijne rijkdommen tevens aan derzelver uitgebreid grondgebied voor altijd vast te hegten. Dus befiaat, onder anderen, Dantzig alleen nog op de naamlijst der onafhangelijke fteden. Het woord Hanfe of Hanfa, het welk koophandel betekent, ontleent zijn oorfprong van een verdrag , het welk de dertiende of veertiende eeuw , te famen aangingen, ten einde de zeefchuimers te beletten, ftrooperijen op de Elve aan te rigten. Zij beraamden ten dien einde wederzijds de noodige fchikkingen voor hunne ondernemingen; deelden te famen in de kosten der uitrustingen, en verëenigden dus derzelver kragten, ten einde derzelver vrijheid en voorrechten te handhaaven. Een groot aantal andere fteden vraagde vervolgends , zodra het den gelukkigen uitllag dezer verbindenis zag, om weder daar in begrepen te worden, en dezelfde voordeden mede te mogen genieten , gelijk zij dan ook, de een na de andere daar in aangenomen werden. En ten einde om ftrijdden handel van het Hanfe verbond |tot zich te trekken , ftonden de vorften van onderfcheiden ftaaten daar aan verfchillende voorrechten toe, gelijk het 'er dan ook in het bijzonder zeer aanzienelijke van de Keizers Karei IV., Fredrik IV. en Maximilaan II. ontving. Aan  M 205 ):( Aan de eene zijde de uitgeftrekte ontwerpen van Karei V, die in het oVerwigt der Hanfe fteden geen geringen wederftand vreesde te vinden, aan de andere de voorderingen, welke de andere natiën van Europa allengs, ten aanzien van den handel en der nijverheid maakten , en eindelijk de al te uitgebreid geworden betrekkingen van deze verbindenis ziedaar de voornaame oor?aaken, welke derzelver ondergang berokkenden. Van de tagtig fteden, waar uit dit verbond famengefteld was, telde men in het zelve , bij den aanvang der agttiende eeuw, 'er geene andere meer, dan Hamburg, Lubeck en Bremen. Wij laten daar op in deze verhandeling de fteden Dantzig en Rostock volgen, welke te voóren mede tot het HanJfe Bondgenootfchap behoorden, zo wel uit aanmerking van derzelver ligging en omftandigheden, ten aanzien van de Noordzee, als uit hoofde van het aandeel aan deze beide havens toegedaan , volgens de uitwerkfelen van het Tractaat, in 1716 tusfchen Frankrijk en de drie Hanfche fteden gefloten. De fteden Hamburg, Lubeck en Bremen gingen, gelijk wij reeds gezien hebben, Tractaten met vreemde Mogendheden aan en openden onderhandelingen; Onder den tijtel van Hanfe fteden ziet men dezelve in het Vredes-tractaat van Utrecht, in 1713 tusfchen Frankrijk en Engeland gefloten, ten voorfchijn treden. Daar derzelver handel vervolgends zeer veel geleden had door het aandeel, het welk de Duit-  ):( 2o7 ):< Duitfche vorlten aan den Spaanfchen fuccesfie- oorlog namen, verzogten en verwierven zij van Frankrijk dit Tractaat van 1716, het welk derzelver onder» nemingen' van nieuws aanmoedigde. Thans zullen wij de lotgevallen van elke dezer fteden in het bijzonder befchouwcn j daar bij met Hamburg, thans de aanzienelijkfle van dit aloude Bondgenoodfehap, een aanvang maaken, en met Dantzig eindigen, wiens ftaatkundige toeftand, door eene aanëenfchakeling van Voordeden, in deze laatfte tijden door de voornaamfte Noordfcbe Mogendheden, welke Folen verdeelden, behaald, geheel en al van gedaante veranderd is. i9. Hamburg is een beroemde Stad aan de Elve, niet verre van de Oost-zee. Derzelver ligging in het Hertogdom HoUtein was oorzaak, dat 'er een geruimen tijd gefehillen tusfchen deze en de Kroon van Denemarken plaatsgrepen. Wanneer wij deze Mogendheid in het bijzonder behandelen, zal men zeer duidelijk zie^., dat de wederzijdfche grieven, omtrent verfchillende punten en voor al betreffende dat der munten, in eene Acte van vergelijking van 171a, een Mandement des Konings van Denemarken van J726, en eene overeenkomst van 1736, waar bij alles volkomen afgedaan werd, opengelegd en vernietigd zijn. De naijver, ten aanzien van den handel, die 'er tusfchen Hamburg en Altena plaats jrrepen, welke laatfte Stad insgelijks aan de Elv» ligt en aan den Koning van Denemarken toebehoort, nam ten laatften mede ean einde door een Tractaat om-  H 208 ):( 'omtrent de grensfcheidingen van 1740; En in het einde werden alle de gefehillen tusfchen die van Hamburg en de beide huizen van Holftein door middel Van twee andere Tractaaten den 12 en 27 Mei 1768 volkomen beflist, terwijl de Stad Hamburg daar bij voor een der onmiddelijke Rijks-ftanden erkend werd, en men daar aan alle tollen afftond, waar op de beide gezegde huizen ' eenige aanfpraak konden maakeni Ingevolge dier overè'enkomften verkreeg deze Stad van den Keizer een Decreet van den 3 Julij 1769, uit kragt van het welk het in de daad het recht van zitting en ftem op den Rijksdag erlangde, welk recht dezelve dan ook werkelijk den 12 Maart 1770 uitoefende. Hamburg had in deze laatfte tijden alle zijne kragten ingefpannen, om het overfchot van het Teutonifch Hanfe verbond ftaande te houden , ten einde door middel van dezen gewigtigen tijtel deszelfs aloud aanzien te bewaaren, het welk aan het zelve , in de hoedanigheid eener vrije Rijks-ftad, niet mogelijk geweest was, fchoonmen deze hoedanigheid voor het overige aan Lubeck , Bremen en derzelver overige bondgenooten mede nimmer betwist had. Wat Frankrijk betreft dit heeft in onderfcheiden tijdperken dezer eeuw verfcheiden voordeden in den handel, in het Tractaat van 1716 uitgedrukt, toegeftaan ; doch daar deze Stad geduurende den zevenjaarigen oorlog door derzelver eenzijdigheid omtrent den vijand, wiens wervingen zij begunftig- de,-  )••( 4o9 M de» terwijl geen Franfche foldaat op derzelver grondt gebied geduld werd, werd het Franfche ftaatsbeftiër hier over zeer gebelgd, waarom het bij een Arrest van den ftaatsraad derzeive in 1760 die gunften onttrok, welke zij bij het Tractaat van 1716 erlangd had. Doch daar de Magiftraat van Hamburg federd nieuwe aanzoeken deed, fchonk Frankrijk aan dezelve haare voorrechten eindelijk te rug, met de bepaaiingen in het Tractaat van 1769 uitgedrukt, en deze zijn vervo'gends door eene andere overeenkomst van het jaar 1739 hernieuwd. Het gefchil, het welk 'er in het midden dezer eeuw, omtrent de O. Indifche Compagnie van Osteude, ontftond, fpoorde de Stad Hamburg aan, om eenige flappen te doen, ten einde de verftrooide brokken van deze Compagnie weder bij een te zamelen , waartoe zij zich gerechtigd achte uit hoofde van het groot Privilegie der Élve, het welk aan dezelve door den Duitfchen tak van het huis van Oostenrijk in de voorige eeuw was toegedaan. Dan de Keizer verzette zich bij zijn Rescript aan den Magiftraat van Hamburg van den jaare 1732 tegen alle poogingen, om de Compagnie van Oftende, onder welk een vorm dit ook wezen mogt, te herftellen. Ingevolge hier van werd dit dan ook bij een Decreet van den Senaat van 1734 verhinderd, terwijl het zelve allen ongeöorloofden handel te Hamburg volftrekt verbood. Het belang, het welk deze ftad bij voortduuring aan derzelver koophandel behoort te blijven hegten, O wijl  ).( aio X wijl zij geheel haar voorfpoed en aanzien daar van ontleent, had derzeive, naar het ons voorkomt, bij het maaken haarer verordeningen voor de tollen die bezwaarelijkheden moeten doen vermijden , welke tegen derzelver wezenlijke belangen, en den aart van een waarelijk vrijen ftaat fchijnen aan de druisfchen. En egter heeft zij, bij haar Tol-reglement van den jaare 1753, de waaren, welke op haar grondgebied ingevoerd worden , belast. Dan, alhoewel deze inkomende rechten over het algemeen zeer maatig, en de wijze, waar op zij geheven worden, geenzins drukkende zij, is dit egter, met betrekking tot Hamburg geenzins genoegzaam , wijl het in de ftad Altena, welke Denemarken tot eene vrijt haven gemaakt heeft, een zeer nadeelige mededingfier aantreft. Het geheim, het welk de Senaat van Hamburg van het Tol-reglement gemaakt heeft, ingevolge van het welk de rechten moeten betaald worden , oordeelden wij even zeer volflrekt onbeftaanbaar met den geest van een Gemeene-best, die al deszelfs klem alleen aan het gemeen maaken der verrigtingen van het Staatsbeftier verfchuldigd is. Niet alleen heeft men nimmer gedoogd, dat dit Tol-reglement het licht zag; maar zelfs heeft men het den fchrijveren verboden , daar van Copiën te geven , en zelfs wisten de kooplieden daar omtrent eenen geruimen tijd niets anders, dan het geen zij door het dagelijksch gebruik geleerd hadden. In het  ):( m ):( het einde egter heeft het bijzonder belang op dezen 5 naijver, of wel op dit zonderling mistrouwen de overhand bekomen, zo dat dit Tol-regiement te Frankfort en te Leipfig,. meer dan dertig jaaren na dat het gemaakt was, te weten in 1784 voor de eerfte maal in het licht verfchenen zij. Dan, hoe dit ook zij, de wijze van het heffen der tollen van de koopgoederen rangfchkt dezelve in vijf verfchillende klasfen. i°.Rechten voor den Senaat. 20. Voor de Burgerij. — 30. Voor de Admiraliteit. 40. Tol genaamd Schaum- burg. 5°. Tol van Stade. De onderfcheiden bepaalingen zijn berekend overëenkomftig de gunstbewijzen, aan de voornaamfte Zee-mogendheden verfchuldigd, waar mede de ftad Hamburg in betrekkingen, betreffende den koophandel, ftaat. DuS erlangen onder anderen Engeland, Spanje, het Bataafsch Gemeene-best, Frankrijk, de Oostenrijfc. fche Nederlanden, Archangel en de Oost-zee bijzondere verminderingen van lasten , overëenkomftig de algemeene belangen. v2°. Lubeck en Bremen zijn vrije- Rijksfteden, welke ieder een vrij gewigtige haven voor den koophandel hebben. De eerfte is gelegen, waar de Trave met nog twee andere rivieren in een vloeien, te weten niet verre van de Oost-zee, en de tweede aan de Wezer. Oudstijds bevond zich Lubeck aan het hoofd der Hanfe Staaten, gelijk dan ook de berugte verordeningen voor de zeevaart van het Teutonifche O 2 an-  ):( Mi ):< ; Hanfe Bondgenoodfchap aldaar, door eene Vergadering van afgevaardigden derBondgenooten in 1591 voor de eerfle maal algemeen bekend gemaakt werden. Deze ftad werd dan ook in het Commercietractaat, in 1716 tusfchen Frankrijk en de Hanfe fteden gefloten, weder begrepen, en nimmer zijn de voordeden daar bij ten aanzien van Lubeck toegeftaan, op eenigerhande wijze ingetrokken. De rechten, welke deze ftad vordert, zijn zeer gemaatigd, en belopen genoegzaam nooit meer, dan een half ten honderd der waarde. Het is egter zeer ligt in te zien, dat deze belastingen, hoe gering ook, niet te min nog fteeds eenige belemmering voor den koophandel dier ftad veröorzaaken „ welke niet in ftaat is zich tegen haare mededingflers ftaande te houden, dan alleen door het flelfel van een volftrekt onbepaalde vrije haven aan te nemen. Bremen geniet in alle opzigten, met betrekking tot Frankrijk, dezelfde voorrechten, als Lubeck, en weet beter te zorgen , ten einde den handel niet te zeer te bezwaaren. De rechten zijn 'er nog veel geringer; wijl zij over het gemeen niet meer, dan een zestien honderdfte gedeelte der waarde van de koopgoederen bedragen. 3°. Rostock, een Stad van het Hertogdom Meclenburg, in Neder- fakfen, is aan de Warnair, twee uuren van de Oost-zee gelegen. De koophandel dier Stad zou van veel belang zijn, indien de geest der inwooneren de poogingen, door den Hertog in het  X 213 X liet werk gefield, om eene rechtftreekfche gemeen* fchap tusfchen Rostock en Frankrijk te doen plaats grijpen, had tragten te onderfteunen. Tot dat einde verzogt, en erlangde hij, in 1779een Tractaat, het welk zijnen onderdaanen het genot van alle de voordeden, aan de Stad Hamburg toegeftaan , deed erlangen; doch de ijdelheid der ingezetenen van dat Hertogdom verflikte alle neiging voor den koophandel. Zij vergenoegden zich met overëenkomften ten aanzien hunner waaren en de vragten derzelve met Lubeck en de Deenfche zeelieden aan te gaan, en wanneer zij, die zich nog kooplieden noemen, zonder genoegzaam iets te wagen, of eenige uitfchotten te doen, eenige voordeden erlangd hébben , kopen zij een landgoed met een tijtel van adeldom , en laten den handel geheel aan anderen over, die het mede niet verder brengen. 4°. Dantzig, nog geduurende het grootfte gedeelte der agttiende eeuw eene vrije, hoewel egter geene Rijks-ftad, was een leen van den Koning van Polen , aan wien het verbaazende belastingen voor de vergunning, of wel ter vergoeding der toegedane voorrechten betaalde. Deze Stad heeft eene haven aan de Weikfel, niet verre van de Oost-zee. Dantzig, wd-eer een der vier hoofdfteden van het Teutonifche Hanfe Bondgenootfchap, heeft thans volkomen ondervonden, wat het zij, wanneer men eenen al te magtigen nabuur heeft, die in ftaat is, zijne eifchen met reden van een wederzijdsch voor* O 3 deel  X «4 ):< deel en vooral door den voorfpoed zijner wapener te onderfchraagen! Geduurende deze eeuw heeft Dantzig zich drie maaien in een verfchillenden toeftand bevonden. Sedert het jaar 1700 tot de eerfte verdeeling van Polen, door het Tractaat van Warfchau, in Septemher 1773 volkomen tot ftahd gebragt, genoot het zo in zijn flaatkundig beftaan, als ten aanzien van zijnen handel, een volkomen vrijheid. Van dat tijdvak tot het oogenblik der tweede verdeeling werd het zelve door de Prnisfifche tollen geftadig beperkt en gedrukt, door het Prnisfifche krijgsvolk beftendig gekneld, en Op alle mogelijke wijzen door de overmagt van Prukfen gefchokt, daar dit alle mogelijke middelen in het werk ftelde, om die Stad te noodzaaken, haaren handel met dien van dat Rijk te verëenigen. Dan, na dat Öë tweede verdeeling tot ftand'gebragt werd. is Dantzig geene vrije Stad meer; maar mag niette min, als een der bronnen aangemerkt worden, -.velke, ingevolge de ongemeen juiste maatregelen, dcor het Cabinet van Berlijn in het vervolg genomen , niet weinig kan toebrengen ter vermeerdering van de welvaart der inwooneren van de Prnisfifche heerfchappij, en geen geringen invloed op het overv/igt van dat Hof, ten aanzien van het flelfel der ftaatkunde van de Noordfche Mogendheden hebben moet. De uitwerkingen zijn van zo veel belang, dat wij het wel der moeite waardig oordeelen, hierop te geven, door middel van  X 2i5 ):( van welke verordeningen , die men met ongemeen veel fchranderheid heeft weten bekend te maaken, en met magt handhaafde, het vermogen van den handel van Dantzig ten laatften vernietigd zij. Omtrent den aanvang dezer eeuw had deze Stad eenige gefehillen met Rusland, die in 1717 doormiddel van een vergelijk tusfchen dezelve en Peter I., onder de goedkeuring des Konings van Polen, teneinde gebragt werden. Dan, daar Dantzig in het Commercie-tractaat van 1716, tusfchen Frankrijk, Flamburg, Lubeck en Bremen niet genoemd was, voerde het daar tegen aan, dat het niet te min in het Tractaat van Utrecht begrepen ware, en ingevolge hier van bekwam het deel aan de voorrechten aan den handel in 1716 wederzijds toegeftaan, welke voordeden die ftad nog nader bij een Arrêt van den Staats-raad van Frankrijk van den 4 December 1725 verzekerd werden. Op deze wijze genoot Dantzig al het voordeel zijner ligging, en plukte alle de vrugten van deszelfs voorige vlijt, zonder daar in door iets hoegenaamd geftoord te worden, tot eindelijk de eerfte verdeeling van Polen deszelfs beftaan geheel veranderde. De Koning van Pruisfen beloofde wel, toen hem West-Pruisfen ten deele viel, dat hij de voorrechten dier ftad zoude eerbiedigen; 'en bij het Tractaat van Warfchau van 1773, zonderde hij in de daad Thorn en Dantzig van zijne nieuwe bezittingen uit. Doch deze voorrechten zelve, die met den Aardrijkskundigen en Staatkundigen toeftand van O 4 Dant-  )=( ai6 ):( Dantzig lijnrecht ftreden, moesten voor het zelve naturelijk van zelfs de noodlottiglte gevolgen hebben. In de daad ftelde de Koning van Pruisfen de ftad Dantzig, ten aanzien van den koophandel, bij zijne verklaaring van den 17 Junij 1775, op eenen gelijken voet met andere vreemde gewesten, en, na alvoorens de waaren, welke over Dantzig, van buiten 'sLandsin Pruisfen zouden ingevoerd worden, met twaalf ten honderd belast te hebben, bepaalde hij in deze zelfde verklaaring, nog vier ten honderd te betaalen van alles, het welk rechtsftreeks van die ftad op het Pruisfisch grondgebied zoude ingevoerd worden, daar hij intusfehen de koopgoederen die uit Polen naar het Pruisfifche, of uit Pruisfen naar de Poolfche Staaten overgebragt werden, bij een bijzonder Tol-reglement van de maand Maart 1775, tusfchen hem en den Koning van Polen vastgefleld , alleen met twee tén hónderd bezwaarde. Doch dit was het nog niet alles. De gemengde bezitting van het grondgebied van Dantzig maakte het oprigten van twee onderfcheidene tollen, waar van de een aan die ftad , en de andere aan den Koning van Pruisfen toebehoorde, volftrekt noodzaakelijk. Beide ontvingen zij de belastingen op de vreemde waaren, de eerfte volgends een zeer gemaatigd Tol-reglement, en de andere ingevolge eene bepaaling van het dubbele of het drievouwige. Dus werd de handel van Dantzig op andere lauden door dit geftadig toezigt, en deze opëengeftapelde belastingen  X "7 X tingen niet weinig verzwaard en verlamd, terwijl die van de Prnisfifche zijde met des te meer Strengheid ingevorderd werden, wijl Pruisfen fteeds de haven van Elbingen, aan het zelve toebehoorende , ten kosten van die van Dantzig, tragtte tebevoordeelen. In dezen toeftand van zaaken, lei deze laatfte ftad derzelver misnoegen, omtrent het jaar 1783, door daadelijkheden aan den dag. De Koning van Pruisfen waagde het dit met geweld te keer te gaan. terwijl hij tevens het gedrag voor het oog van Europa , door middel van een Manifest, het welk hij in April deszelfden jaars in het licht gaf, tragtte te rechtvaardigen. Thans bood zich Rusland ter bemiddeling aan, en nu floot men onder garantie van dat Rijk in September 1784 een overeenkomst of Tractaat van koophandel tusfchen de beide twistende partijen. Reeds het volgende jaar fchenen de Inwooneren van Dantzig misnoegd over deze overeenkomst, het zij dan, dat de wezenlijke inhoud derzelve hun mishaagde, of wel dat zij misnoegd waren, dat dezelve niet behoorelijk nagekomen werd, waarom zij dan ook afgevaardigden naar Pétersburg zonden. Op derzelver verzoek overhandigde het I lof van Rusland eené Memorie aan dat van Berlijn, het welk daar op antwoordde, zonder dat dit eenig gevolg ten voordeele van Dantzig had. In 1788 , terwijl Rusland met den oorlog tegen de Turken bezig gehouden werd , en Polen zich be.0 5 gon  X ai8 ):( gon geneigd te toonen, om het juk der vreemde Mogendheden, het welk het reeds lang met weêrzin torschte, af te werpen, fcheen men genoegzaam op het punt, van eene nieuwe orde van onderhandelingen te doen plaats grijpen. 'Er ontftonden nu te Dantzig twee onderfcheiden partijen. Eene der zelve beftond uit de kooplieden en het grootfte gedeelte der inwooneren, die eene verëeniging met Pruisfen fchenen te begeeren; de andere was die der Regering , welke de Stad van Polen wilde doen af hangelijk blijven. Te midden van alle deze beweegingen en van alle deze onderhandelingen werden de conferenciën te Reichenbach in Julij 1790 geopend , waar bij men de gcfchiktfte middelen zou beraamen, om den vrede tusfchen Rusland en de Porte te herftellen. Hier bij werd tevens over het verëenigen van Thorn en Dantzig, welke met West-Pruisfen, onder bedingen als voordeelig voor Rusland en Polen voorgefteld werden, gehandeld. Dan, deze nieuwe poogingen, welke op eene zo duidelijke wijze toonden , hoe zeer Pruisfen verlangde, om deze beide fteden aan zijne overige bezittingen te hegten, werden in het geheim door de ijverzugt van Rusland tegen gewerkt, wijl het vreesde, dat Pruisfen zijne zeemagt aanmerkelijk zou verfterken, zo dra het zodanig eene uitmuntende haven, welke fteeds voor de ftormen uit het Noord -oosten , die in de Oostzee anders zo gewoon zijn, mogt bekomen. In de daad zou Pruisfen eenmaal meester van deze haven geworden, dezelve als eene fchuilplaats aan de Mogend-.  X 2i9 X gendhedenvan het Noorden, deszelfs bondgenooten, kunnen aanbieden, zo dra zij met Rusland in oorlog waren. Doch zo lang Dantzig op zich zelf belfond , het welk, zonder eene genoegzaame krijgsniagt, zich zeker geenzins kon waagen , om zo openlijk tegen de belangen en den wil van Rusland te handelen, had dit Rijk hier van niets, hoegenaamd te vreezen.' Dan, hoe dit ook zij: de'daar op gevolgde gebeurtenisfen deden de drie voornaamste Mogendheden van het Noorden tot eene tweede verdeeling van Polen befluiten, en Fredrik Willem nam vcrvolgends bij open brieven van Maart 1793 bezit van Dantzig en het nieuw grondgebied, door deszelfs troepes bemagtigd , wanneer deze vorst 'er eene nieuwe verordening voor den koophandel invoerde , vervat in eene ordonnancie van April deszelfden jaars. * " Op deze wijze verloor een der alüude hoofdlieden van het Teutonifche Hanfe verbond derzelver aloude vrijheid. De handel, dien dezelve aan haare ligging, aan haaren voorigen roem en ongemeene werkzaamheid verfchuldigd.was, beliep weleer vijftig , tot zestig milliöenen ; doch deze was federd de eerfte bezitneming van West-Pruisfen op elf tot twaalf milliöenen verminderd. Het luisterrijk, en roemrijk beftaan der Hanfe fteden ontleende deszelfs voornaamen oorfprong van derzelver nuttigheid en de achteloosheid derbeheerfcheren van.Europa van vroeger eeuwen, ten aanzien  ):( tm ):( zien van de algemeene welvaart, dan daar de heerfchende geest der beide laatfte eeuwen dezelve aanfpoorde, om het lot der volken te verbeteren, werden deze verbindenisfen noodwendig alleen tot dien handel bepaald, dien derzelver ligging verëischt en medebrengt. Dus is het voor de fteden Hamburg, Lubeck en Bremen, wanneer zij het overfchot van het zeewezen van het Teutonifche, Hanfe verbond willen bewaaren, van het uiterst aanbelang, ten «inde zij derzelver bijzonder voordeel blijven behartigen , dat zij nimmer door eenige verkeerde fchikkingen, waar bij de wetgeving den koophandel bezwaare, die door derzelver mededingfters door ontheffing van lasten derwaard gelokt word , zich zien tegen gewerkt, of, dat zij zich door de wezentlijke oogmerken van vergrooting van den handel van de zijde van magtiger nabuuren, gelijk dit het lot van Dantzig was, in het einde onderdrukt vinden. TEER-  Pag. 381 VEERTIENDE HOOFDSTUK. PRUISSEN en ONDERHOORIGE LANDEN. Het vermogen ter zee van alle de Mogendheden van Europa, bevindt zich in zulk eenen toeftand, dat het in onze dagen genoegzaam geene verdere voorderingen maakt, of daalt zelfs in tegendeel; alleen dat van Pruisfen fchijnt, door middelen, die even naturelijk, als wel berekend, en gefchikt zijn om het zelve in het vervolg eene aanzieuelijke grootheid te doen bereiken, in tegendeel aanmerkelijk te rijzen. Wij zullen thans de oorzaaken, en gevolgen van deze orde van zaaken een weinig nader / ont-  X M* ),< ontlcedcn, terwijl wij hier bij voornemens zijn, ons tot dut einde voornaamelijk van de Memoires de Brandenbourg t en de Verhandelingen van den Graaf van Hertzbert, die geduurende meer dan veertig iaaren Staats-Minister van Pruislèn was, te bedienen. Het Keurvorftendom Brandenburg was niets anders, dan eene Land-mogendheid, tot eindelijk Fredrik Willem, gewoonelijk de Groote Keurvorst genaamd, de Overgrootvader van Fredrik, den laatst overleden Koning van Pruisfen, bij den Westphaalfchen Vïede in 1648, na den dood der Hertogen Van dien naam, Agter-Pommeren (*) bekwam. Aanftonds gevoelde Fredrik Willem nu eene zugt, om van de ligging van dit gewest, langs de Baltifchc zee, gebruik te maaken, ten einde den grond eener zeevaart voor zijne Staaten te leggei. Met dit oogmerk kogt hij in 1650 het fort Dausbourg, thans Tranquebar genaamd, op de kust van Coromandel, van het Hof van Denemarken, welke koop egter door gebrek aan geld geen plaats greep* In 1675 deed hij veel wezenlijker poogingen, met oogmerk , om Voor-Pommeren ( f ; , benevens de havens van Stettin en Straalfund, welke daar toe .behooren, met geweld van wapenen van Zweden te rug te erlangen. In 1676 verhuurde zekere koopman , Anders gemeenelijk Pruisfisch Pommeren geheeten. £t} Anders Zweedsch Pommeren geheeten.  X 223 X man, in het Bataafsch Gemeene-best te huishoorende, met naame Raule, aan den Keurvorst drie fregatten van twintig ftukken, benevens tien andere gewapende vaartuigen van mindere grootte. Met deze kleine vloot ontrustte hij geheel dien zomer de Balnfche zee, als ook de fcheepvaart der Zweden, en ontweldigde hun het volgende jaar de Stad Stettin. In 1678 bezorgde eene andere vloot van tien fregatten onder bevel van den beroemden Bataaffchen Admiraal Tromp, toenmaals in dienst van Denemarken, aan Fredrik Willem de haven van Straalfund. Ten einde zich intusfchen van eene duurzaame gewaapende magt ter zee te verzekeren, ging hij nog dit jaar een nieuw beding met Raule voor tien volgende aan, waar bij deze zich verbond, om geduurende dien tijd in de havens van den Keurvorst zes fregatten van veertig tot twintig ftukken te onderhouden, die dan ook in 1679 in hunne kruistogten op de Zweden vrij gelukkig flaagden. Dan onge-' lukkig wierden deze behaalde voordeden van het verlies van Stettin en Straalfund gevolgd, welke Zweden bij den Vrede van St. Germain te rug bekwam. Doch federd — te weten in 1713 is de eerfte dezer havens voor altijd weder aan Pruisfen gehegt. Daar nu de vrede met Zweden deze kleine vloot van den Keurvorst tegen dezen nabuur nutteloos maakte, gebruikte hij die van 1680 tot 1682 om in het Kanaal op de Spaanfche fchepen te kruia- fen.  ):( tH ):( feil. De grieven, welke de Keurvorst ten laste dezer natie had, beftonden daarin, dat het Hof van Madrid hem twee en dertig duizend rijksdaalders maandelijks, welke hij voorliet krijgsvolk, die hij het zelve tot de groote verbindenis tegen Frankrijk m 1674 leverde, niet wilde betaalen. Deze zeetogt verltrekte tot een vernieuwd blijk der werkzaamheid en van den moed van Fredrik Willem; doch hij trok daar uit geen het minfle voordeel, wijl het geheele beloop van eenige prijzen, die hij bij deze gelegenheid maakte, niet eens tegen de- kosten, welke deze onderneming hem veroorzaakt had, konde opwegen. Dan hij bepaalde tevens zijne oplettendheid niet te min op ontwerpen van meerder wezenlijkheid. Raule de Directeur zijner marine, verdiepte de haven van Pillau; lei eene,vaart aan; rigtte 'er ,een Commercie-Collegie en Admiraliteit op; deed 'er barakken voor het zeevolk fh'gten, en werven tot liet bouwen van fchepen. Te zelfden tijde vestigde de Keurvorst bij een Octrooi van den 18 November 168a, voor dertig jaaren eene Compagnie van Africa, welke hij zijne befcherming en die des Konings van Frankrijk, uit kragt van een Artijkel van derzelver Alliancie, verzekerde. 'Er werden twee fchepen naar de goudkust gezonden. Ben derzelve, op welke zich de Majoor Groeben bevond, keerde, na alvoorens het Fort Grosfridrichsburg aangelegd te hebben, naar Europa te rug, terwijl het andera  X 4*5 )••( dere'n tusfchen eene laading flaaven naar America overvoerde. In 1685 bekwam de Keurvorst ook nog het eiland Arguin, tusfchen Kaap Verd en Kaap Blanc niet verre van de rivier van Senegal, waar thans de voornaamfte handel in Arabifche gom en grijze amber gedreven wordt. Reeds vart den jaare 1687 had Fredrik Willem vier zeer wel gelegen èn aanzienefjke etablisfementen op de onderfcheiden kusten van Africa. Deze voorfpoed maakte weldra den naijver der Bataven gaande, Nu moesten de Brandenburgfche fchepen derzelver khevelaarijen geftadig ten doel ftaan, welke, hoewel 'er in 1685een Tractaat gefloten werd, ten einde de wederzijdfche rechten der Compagniën van beide natiën te bepaalen, egter met geen minder hevigheid voordgezet werden. Dan, de Africaanfche Compagnie van Prhisfen, wel verre van voordeel te behaalen, was door derzelver eerfte retours niet eens in ftaat, eenige uitdeeling te doen; en zelfs was men genoodzaakt, de fondfen met twintig ten honderd te vermeerderen' , het zij dan, dat het aan het beftier mangelde, of dat de uitgaaven de winften overtroffen. De fchepen, tot deze ondernemingen gebezigd, waren dan eens te PillaU, dan weder te Hamburg uitgerust. Dan , in 1686 bragt de Keurvorst niet a'leen de Admiraliteit en geheel de Africaanfche Compagnie, maar tevens ook zijne'gewapende zeemagt, uit tien fchepen van veertig tot twintig ftukken, die hij van P Rautè  ):( 226 X Raule kogt, naarEmbden, als een der best gelegen havens van Europa over. Na eindelijk geheel de Compagnie voor zijne rekening genomen te hebben, met oogmerk om die in eenen beteren ftaat te ftcllen, verkreeg hij van die van Denemarken de helft van het eiland van St. Thomas, op de kusten van America. Doch de uitvoering van alle deze ontwerpen werd in 1688 door ' deszelfs dood verijdeld. Deszelfs opvolger, Fredrik III., die vervolgends de eerfte tot Koning van Pruisfen verheven werd, hield de Africaanfche Compagnie met verbaazende kosten, en even weinig voordeel in ftand. Bij deszelfs dood in 1713 beliep zijne zeemagt op twaalf fchepen; doch Fredrik Willem , die hem opvolgde, leide zich geheel en al alleen op het krijgswezen, toe , en verkogt dus in 1720 alle zijne bezittingen in Africa voor eene geringe fora aan de O. Indifche Compagnie van het Bataafsch Gemeene-best. Geduurende dit eerfte tijdperk van tagtig jaaren, het welk de Regcering van Fredrik Willem, en deszelfs zoon, den eerften der Koningen van Pruisfen., bevat, ziet men de eerfte beginfelen van eene zeemagt ontftaan, welke waarfchijnelijk om geene andere rede weder te niet ging, dan wijl dezelve geheel aan de winzugt van vreemde overgelaten werd. Deze beftonden uit Ingezetenen van het Bataafsch Gemeene-best en Engelfchen, die alleen hun eigen belang beoogden, en welligt door hunne Land-  )X aa? X Landgenooten omgekogt waren, om door middel Van allerhande konstgreepen en roverijen, diergelijke ondernemingen te doen mislukken, waar op de Hollanders voor al zich ten uiterften naijverig toonden. Fredrik de Groote eindelijk ten troon geftegen, na alvoorens in zijn geheim Staatsvertrek alle de wezenlijke deelen der Pruisfifche heerfchappij ontleed te hebben, misgreep zich geenzins, ten aanzien der maatregelen, die het meest gefchikt waren , om dezelve te bevestigen door de aanvallen van eenen onverzoenelijken Vijand voor te komen, of af te keeren, het zij door zich met oprechte vrienden te verbinden, of die genen te laten varen, die niets anders deden, dan ijdele vertooningen te maaken, of zijne belangen tegen te werken. In gevolge dezer Staatkunde, welke de noodzaakelijkheid volftrekt verè'ischte, om het nog zwak beftaan zijner Allcerdieerfching te verzekeren, was het, dat Fre'drik van 1740 tot 1745 zich telkens met krijgsverrigtingen, en den voorfpoed der wapenen, het terug eifchen en in bezit nemen van gewesten, bezig hield; dat hij zich, ten aanzien van de uitvoering der Vredes-Tractaatcn, die dan met Frankrijk en Engeland, dan weder met Oostenrijk gefloten, verbroken , en van nieuws aangegaan werden, geftadig bcfluiteloos toonde. Dan zodanig een onafgebroken arbeid was geenzins vrugteloos. Bij den vrede van 1745, en uh kragt van den afftand van Wenen, die in 1748 bevestigd werd, zag Fredrik V * he*  ):( 228 ):( het fchoone Hertogdom Silefie eindelijk aan zijne Staaten hegten. Tot dien tijd toe was het zeer ligt mogelijk, dat een Koning van Pruisfen den nabuurigen Mogendheden eenige bekommernis omtrent deszelfs toenemende grootheid inboezemde; doch de ongehoorde voorfpoed, die Fredrik, geduurende den oorlog van 1740 geftadig verzelde , de aart zijner Staatkunde, welke zich enkel tot zaaken bepaalde, en de menfchen alleen op derzelver wezenlijke waarde wist te fchatten, maakte dezen Vorst het voorwerp van den naijver en haat van het huis van Oostenrijk, van Sakfen en van Rusland. Reeds in 1746 beraamden zij te famen een ontwerp, om in aanvolg van tijd de Pruisfifche heerfchappij onder zich te verdeelen. Dan het toeval en verraad gaven Fredrik bereids in 1753 kennis van dit verdrag, en nu bereidde hij tot in 1756alle de noodige middelen, om zijne vijanden voor te komen , alvoorens zij nog tijd hadden, om zich te verëenigen. Het nageflacht zal eens door den Held van dit Staatkundig treurfpel onderrigt worden, op welk eene wijze Fredrik in ftaat was, geduurende den zevenjaarigen oorlog, enkel door zijne verbindenis met Engeland, den Keurvorst van Hanover, den Hertog van Erunswijk, en den Landgraaf van Hesfcn, aan geheel de vereende magt van Oostenrijk, Frankrijk, Rusland, Zweden, en het Duitfche Rijk het hoofd te bieden. In het einde verwierf hij zich met den fabel in de vuist zijnen zo fchit-  H "9 ):C fchitterenden roem, door middel van den Vrede van 1763. De toetreding van bijkans alle de Mogendbeden van Europa tot dit Tractaat, verzekerde hem in het einde op eene onherroepelijke wijze het bezit van het Hertogdom Silene. Geduurende een tijdperk van drie en twintig jaaren , die 'er van de komst van Fredrik tot den Troon, en den even gezegden Vrede van Hubertsberg verliepen , bepaalde hij zich voornaamelijk tot het verdedigen , en de middelen tot het meer en meer bevestigen der Prnisfifche alleenheerfching. Niet te min verloor hij het beraamen van de voomaamfte fchikkingen ten einde allengs den grond tot eenen zeehandel voor zijne Staaten te leggen, geenzins uit het oog, hoe zeer hij geheel zijne zorg daartoe nog niet geheel en al bepaalen kon. In 1751 verklaarde hij Embden , eene Stad aan de ■Noord -zee, tot eene vrije haven; rigtte 'er eene O. Indifche Compagnie op, welke zes fchepen naar China zond, hoewel zij daar bij egter in de daad geen het minfte voordeel had. Eene andere Compagnie voor den handel op Bengalen, genoegzaam ten zelfden tijde ingefteld, deed flegts tweemaal eenige fchepen uitlopen. Buiten twijfel deed de oorlog van 1756, die intusfehen plaats greep, zeer veel tot het mislukken der ondernemingen, van deze beide Compagniën ; doch 'er waren tevens nog andere oorzaaken, welke geen geringen invloed op derzelver val hadden. Voor eerst de afgelegenheid dar haven van Embden, welke te zeer van de P 3 voor-  X 230 X voornaamfte magt van Pruisfen verwijderd was; ten anderen, volgends het gevoelen van Hertzbcrg, de onkunde van die geenen, die deze onderneming deden, en eindelijk welligt de konftenarijën der Bataven en Britten, die zich van deze verëeniging meester maakten; door bijkans alle de Actiën, ten beloop van vier milliöenen livres te nemen, in weerwil van de ftrehgheid der wetten , door derzelver Gouvernementen gemaakt, ten einde dit te beletten. Embden werd, voor twee eeuwen,] voor een der beste havens van Europa gehouden. De Engelfchen maakten daar van, toen zij genoodzaakt werden, Antwerpen te verlaten, het middenpunt van hunnen handel op het vaste land. De Bataven na een geruimen tijd alles in het werk gefield te hebben, om zich dezelve toe te eigenen, waren daar op eindelijk zo naijverig geworden, dat zij die tragtten te doen dempen. Fredrik rukte dezelve in 3744 uit hunne handen, terwijl hij hun tevens de voorgefchooten penningen, daar voor reeds ontfangen, te rug gaf. In 1759 vestte hij te Embden eene Compagnie voor de Haringvangst. Geduurende den oorlog ter zee van 1746 tusfchen Engeland en Frankrijk, hield hij de eer der Pruisfifche vlaggen en de onzijdigheid ter zee tegen de Britten geftadig ftaande. Door middel van een Tractaat van vergelijk van 1755, wist hij zijne reeders voor de prijzen, die deze natie op hen gemaakt hadden, volkomen fchadeloos te doen ftellen. Reeds in 1753 floot hij eene voorloopige Overeenkomst 0B>  )••( 231 5K omtrent den handel, met Frankrijk. Zijn verworven roem verwierf hem in 1761 een foorcgelijk Tractaat met de Porte, waar door zijne vlag tegen de Barbarijfche zeeroovers beveiligd werd. Dan vooral na den vrede van 1763 werden de grondflagen van den voorfpoed der Prnisfifche zeevaart gelegd. Het eerfte jaar van dezen vrede kenmerkte Fredrik door een afzonderlijk Tractaat van dezelfde dagtekening met het Cabinet van Warfchau. Vervolgends verbond hij zich nader met het Bataaffche Gemeene-best door middel van eene Overeenkomst, betreffende den Koophandel, van den jaare 1766. Dan nu verfchaften de geftadige onlusten in Polen hem weldra een nog veel belangrijker gelegenheid ter uitbreiding en verbetering zijner zeemagt. Daar de Keizerin van Rusland, onder voorwcndfel, van zich daartegen te beveiligen, zich in 177a van verfcheiden ftreeken van Polen meester gemaakt had, zogt de Koning van Pruisfen tevens' eenige rechten op, die hij wilde doen gelden, zo de beide Keizerlijke Hoven zich voor altijd in het bezit van fommige gedeelten van dat Gemeene-best wilden handhaaven. Hij befloot dus, om Pommeren, benevens de Stad Dantzig voor zich te rug te eifchen, en, ingevallc hij dit niet konde bekomen , als dan op het bezit van geheel Poolsch- thans West-Pruisfen aan te dringen, wijl dit hem, volgends het zeggen van Hertzberg, een middel aan da hand gaf, om Pruisfen met Pommeren te verbinden, gevolglijk het voornaamfte deel der Pruisfifche heerP 4 fchappij  ):C X fchappij te bevestigen en zich van een aanzienelijke rivier, naamelijk de Weikfel, als ook van den voornaamften handel van Polen meester te maaken. Fredrik gaf nu verfcheiden Manifesten in het licht, waar hij hij zijne rechten poogde te itaaven; en, het geen nog meer befliste , hij deed geheel Pruisfisch Polen , uitgezonderd alleen de fteden Thora en Dantzig, door zijne troepes bezetten, terwijl van de zijde der Hoven van Wenen en Petersburg een foortgelijke flap gedaan werd. De Koning en het Gemeene-best van Polen verzetten zich hier tegen door middel van vertoogen en gefchriften; doch in 1773 kwam men te Warfchau overeen omtrent een Tractaat,waar bij de] Republiek aan den Koning , Pruisfisch-Polen, Thorn en Dantzig daar van alleen uitgefloten , geheel afltond. Van nu aan zag Fredrik zich genoodzaakt, een gansch nieuw flelfel aan te nemen, waar van hij de grondflagen in 1775 bekendmaakte, bij een Tractaat van Koophandel , het welk hij met den Koning van Polen floot, en in vier Verklaaringen, of Tolreglementen van het zelfde jaar, betreffende de heffing der rechten, en de waaren, van daar ontheven, of wier invoer geheel en al verboden werd, welke inrigtingen zo wel de inlaudfche als vreemde goederen, betrof, die men uit de Prnisfifche naar de Poolfche landen vervoerde, ook zelfs wanneer men zich daar bij van het grondgebied van Dantzig verkoos te bedienen. Uit het Hoofdftuk, waarin over de Hanfe. fteden  ):( 233 K gehandeld wordt, .en in het bijzonder het Artijkel Van Dantzig zal men genoegzaam in ftaat geweest zijn, om op te maaken, door welke m ddelen het den Koning van Pruisfen in het einde gelukte, den wel eer zo bloeiënden handel dier Stad'den bodem in te haan, zo dat zij ten laatften van zelfs verzogt, om in de Prnisfifche ftaaten ingelijfd te worden. Dantzig beriep zich wel op deszelfs aloude voorrechter.., dan, noch de Overëenkomften van 1784 en 1785, noch onderfcheiden Memoriën der Keizerin van Rusland van 1786, noch de plegtige en openlijk? verklaaring, door den Opvolger van Fredrik, den 17 Maart 1790 gedaan, waren in ftaat denzeven te verhinderen, om zich in 1793 van die Stad meester te maaken, en derzelver handel, bij een Bevelfchrift van dc maand April, overëenkomftig de wijze van heerfchen, en de belangen van Pruisfen, te regelen. Het is bekend, dat in aanvolg van tijd eene nieuwe bezitneming van Polen denzelfden Opvolger van Fredrik ook nog de Stad Warfchau, in het handeldrijvendst gedeelte van dat gemeenebest gelegen, bij het Tractaat van Verdeeling, door hem met Rusland en het huis van Oostenrijk gefloten, heeft doen ten deele vallen. Toen Fredrik aan zijnen neef eenen zo rh'ken oogst ter inzameling naliet, had hij tevens geenzins vergeten , hem alvoorens de noodige middelen te verfehaffen , om met zo gunftig eene gelegenheid voor het zeewezen en den handel zijn voordeel te doen. P 5 . Hij  X =34 X Hij had reeds in 1775 de nadrukkelijkfte maatregelen genomen, om zich hier van met vrugt te bedienen , waar onder men voornaamelijk de verëeniging van den Oder en de Weikfel, door middel van de Warta en de Netz, door de vaart van Bromberg rekenen kan. Aan de andere zijde verfcbafte de Oorlog tusfchen de Americanen en Engelfchen, terwijl dezelve de vier voornaamfte zeemogendheden tegen elkander in de wapenens bragt, aan de Pruisfifche vlag de fchoonfte gelegenheid, om zich geduurende dit tijdperk van agt jaaren met voordeel te ontrollen, en daar dit nu eenmaal plaats gegrepen had, heeft het ooit zelfs na het fluiten van den vrede blijven voordduuren. En daar Fredrik, geduurende den oorlog, die met den vrede van 1748 eindigde, met nadruk op de vrijheid zijner vlag, dienstijds door de Engelfchen gefchonden, aangedrongen had, was hij geenzins een der Iaatften , die zich met America , en Rusland — bij eene Overeenkomst van 1781 — tot het handhaaven eener gewapende onzijdigheid verëenigde. Dan, hier mede vergenoegde hij zich nog in geenen deelen. In 1782 bragt hij het bij het Britfche Gouvernement zo ver , dat het zelve de hardheid zijner Acte van Navigatie niet weinig maatigde. Hetzelve fchonk, bij eene nieuwe Bill, aan alle Pruisfifche onderdaanen de vrijheid, om voordaan dennenhout in Engeland in te voeren , als ook aan de inwooneren van de eene Provincie, om de voord*  X =35 X voordbrengfelen eener andere van dat zelfde Rijk naar derwaard over te brengen, het welk hu l tot dien tijd toe niet vergund was. Z:e daar zeker een zeer luisterrijk bewijs der bekwaamheid van het Cabinct van Berlijn, en van den invloed, dien de nabuurfchap van het Keurvorftendom van Hanover het zelve op den Koning van Engeland verfchaft. Met dezelfde behendigheid deed Fredrik zijn voordeel met de onzijdigheid, ten einde het bouwen van fchepen in de havens van Pommeren, Pruisfen en zelfs van de Mark Brandenburg aan te moedigen , als ook den handel in zeildoek, en andere goederen , die in de Pruisfifche ftaaten vervaardigd worden , gelijk mede dien der voordbrengfelen van den prond zelve, voornaamelijk fcheeps-timmerhout te bcgunftigen , waar bij vooral verdient in aanmerking genomen te worden, dat men juist het hout, het welk in de Pruisfche Staaten tusfchen de Wefer en de Weikfel wast, het beste van geheel Europa oordeelt. Hij was het die de vaart langs de kusten met Pruisfifche fchepen , welke toenmaals nog genoegzaam onbekend was, als uit een enkel niet deed te voorfcfoijn komen. "Vooral hebben de kooplieden van Embden zich onderfcheiden door met geen gering voordeel verfcheiden fchepen, ten deele met de voordbrengfelen der Pruisfifche fabrieken naar Batavia, Bengale, China, en zelfs naarNoordAmerica, welk laatfte land egter minder winften dan Afia oplevert, af te zenden. Fredrik ftelde vervolgends bij drie verklaaringen van  )=C *$6 )•< van den 30 April , 3 November en 8 December 17S1 zekere grondbeginfelen vast, waar van bij nimmer afging, ingevolge van welke men geene paspoorten afgaf, dan alleen aan fchepen wezenlijk aan Pruisfifche onderdaancn toebehoorende. Door deze geftrenge inachtneming der gewapende Neutraliteit erlangde deszelfs vlag de grootfte voordeelen. Dezelve werd door de onzijdige en oorlogende Mogendheden even zeer geëerbiedigd cn gezogt, en dus zag men dezelve niet alleen op de Europi' fche, maar ook de O. en W. Indifche zeeën , waar zij te vooren onbekend waren, gerustelijk waaien. Het aanzien, bet welk dezelve verworven Jiad, fpoorde zelfs den Keizer van Marocco aan , om den Pruisfifchen Monarch bij eenen brief de vrije vaart aan te bieden; en die van zijne zijde daar tegen voor zijne fchepen te vorderen. Het voordeel, het welk Pruisfen in dien tijd trok , was zeer aanzienelijk, vooral, wanneer men dat gene rekent, het welk het tranfito vervoeren door zijne Staaten van vreemde waaren rekent; wanneer men daar bij de winden van de Oost- en Noordzee in aanmerking neemt, als ook die welke het aanbouwen van fchepen in Pruisfen en Pommeren, de haringvangst te Embden, en eindelijk de kustvaart Van die ftad op alle de havens der Oost-zee, en zelfs tot Gibraltar toe opleverden. Wanneer men bij dit alles nu ook nog den Zeehandel van Stettin, Kolberg, Stolpe, Elbingen, Koningsbergen en Memel voegt, zal men vinden, dat 'er tot dit een en andeï  X =37 X ander jaarlijks twaalf tot dertien honderd Pruisfifche fchepen gebezigd worden. Daar nu de vrede van 1783 alle de Mogendheden van het vaste land van Europa eene nieuwe zugt voor den koophandel inboezemde , het zij, ten einde daar door derzelver geleden verliezen te vergoeden , het zij ten einde mede eenig aandeel aan de voordeden te erlangen, die een nieuwen handel op de of afhankelijk verklaarde Gewesten van America deed geboren worden, gaf Fredrik nieuwe huishoudkundige verordeningen in het licht, om daar door het flelfel van zijnen koophandel al meer en meer te volmaaken, als ook, om de voornaamfte beftanddeelen zijner zeemagt meer en meer in een punt te doen famen lopen, en nader te ontwikkelen. De eerfte verordening van den 20 September 1783 is daarom opmerkenswaardig, in zo verre zij de zeevaart en de ambtsverrigtingen der Confuls betreft. Daar bij worden de zeelieden verpligt, de rechten, die zij fomwijlen weigeren, met alle naauwkeurigheid te betaalen, en verhindert de Confuls daar voor te veel af te vorderen, door de hoeveelheid dier te ontfangen rechten te bepaalen, in gevolge het foort van fcheepvaart, het zij ih de Oostzee , het zij op de kusten van Frankrijk, Italië, Spanje, Portugal, Afia, Africa of America. Het zelfde jaar vaardigde hij ook nog een verbod van eenige gewerkte goederen uit, ter begunfliging der fabrieken der Pruisfifche Staaten, waar bij hij tevens  X =38 ):( vens den invoer van andere goederen met vijf ea twintig, en zelfs met vijftig ten honderd van derzelver waarde belastte. Een ander Bevelfchrift van denjaare 1785 ftrekt zich tot een noggrooter getal van goederen in vreemdelanden gemaakt, tot het even gezegde verbod, of de aanmerkelijke belastingen uit, waar mede de invoer van die, welke in de landen, boven de Wezer gelegen bezwaard zijn. Eindelijk floot Fredrik m het zelfde Jaar 1785 ook een Tractaat van koophandel met de Verëenigde Staaten van America, en was de eerfte, die daar ia het groote grondbeginfel, omtrent het in acht nemen der onzijdigheid, door de eene der oorlogende Mogendheden, ten aanzien der onderdaanen der andere , die niet gewapend zijn, bepaalde, als mede een verbod van alle vijandelijkheden tegen de koopvaarders,treffende de Gewesten van België. De gevolgen, van liet viervouwig verbond van 1793 tusfchen Pruisfen, Oostenrijk, Engeland en het Bataaffch Gemeene-best, betrekkelijk de uitwerkfelen der Franfche Omwenteling, zijn insgelijks algemeen bekend. Eindelijk ziet elk met nieuwsgierigheid de uitkomst te gemoet, welke de inrukking der Franfchen in de zeven Verëenigde Gewesten in 1794, als ook de vlugt van den Stadhouder en het bij een roepen eener Nationale Vergadering van het Bataaffche volk hebben zal. Alle deze gebeurtenisfen, wat daar van ook de uitflag zij, bereiden voorzeker nieuwe lotgevallen voor het zeewezen en den handel van Pruisfen in de volgende eeuw. De vergrooting dezer beide bronnen van welvaart moet zeker, door de bezitneming van Warfchau en onderhoorige gewesten , de handeldrijvendite van geheel Polen, die bij de laatfte verdeeling van dat Gemeene-best in 1795, tusfchen den Koning van Pruisfen en de Hoven van Wenen en Petersburg tot fland gebragt, denzelven te beurte vielen, nog aanmerkelijk bevoorderd worden. Dus heeft dan de Brandenburgfchc, of Pruisfifche Heerfchappij, binnen minder, dan anderhalve eeuw, Opper-Pommeren, de haven van Stettin, het Hertogdom Silefie, de haven van Embden, Poolsch Pruisfen, de havens van Dantzig en Thorn , Warfchau en juist die ftreeken van Polen, waar men den oloeiëndften handel van dat Gemeene - best Q aan-  X 242 X aantreft, als liet ware, tot grondflagen van derzelver zeevaart en handel op de Oost-zee, bekomen. Dezelve heeft, omtrent het einde dezer eeuw, eene koopvaardij, welke uit meer, dan twaalf honderd fchepen en twaalf duizend matroozen beftaat, doen gebooren Worden. Men zal hier uit dus zeker gereedelijk befluiten, dat deze Mogendheid ten uiterften wezenlijke en zeer wel aangewende bronnen van voorfpoed, ter vorming van eene aanzienelijke zeemagt bezit, welke bronnen, door bijkomende omftandigheden vaa meer gewigt, welke ten eenigen dagen den fcepter der zeeën in de hand der nabuurige natiën doen waggelen, zeer ligt nog vrugtbaarer kunnen gemaakt worden. „ De Pruisfifche Heerfchappij " — zegt de Minister Hertzberg —, „ is een dier landen van Europa, „ of voor het minst van het Noorden,welke zich „ het voordeeligst voorden handel en de zeevaart ge„ legen bevindt; zij bezit eene zeekust van tagtig „ Duitfche mijlen langs Pommeren, Pruisfen en „ de Oost-zee. De Koning is meester van den „ mond van vier groote rivieren, welke zich in de „ Oost-zee ontlasten, te weten, den Oder, dé „ Weikfel, de Pregel, en de Memel, benevens „ een groot aantal van andere mindere rivieren, „ welke alle met fchepen, of vlotten kunnen beva„ ren worden. Hij bezit langs de zee de havens „ van Stettin, van Kolberg, Dantzig, Pillau, en „ Memel, welke alle voor koopvaardij - eft oorlog- „ fche-  243 )K fchepen zeer bruikbaar zijn, of voor het minst „ kunnen gemaakt worden, cn bovendien ook nog „ een aanmerkelijk getal andere kleine havens , ge„ lijk die van Kanine, Treptow, RugenwalJe, en „ Stolpe. De groote rivier de Oder loopt door de voornaamfle provinciën van Pruisfen, doorPom,, meren, de Mark , en Silefie, ter lengte van tag„ tig Duitfche mijlen, van Moravie tot aandeOost- zee gerekend. Deze ftroom is door de Havel, „ de Spree cn verfcheiden goede vaarten met de Elve, en aan de andere zijde met de Weikfel -,, verbonden, te weten door middel van de War„ the, de Nctz, de Braa en de vaart van de „ Nctz. Door dit middel hangen alle de Pruisfi'„ fehe ftaaten tusfchen de Elve en de Weikfel zo wel te famen , in zo verre dit de fcheepvaart be„ treft, dat men, niet alleen de voordbrengfelen „ der Pruisfifche ftaateïi, maar tevens ook die van „ Polen en Lithauen, Welke , wel ligt tien of twaalf ,, milliöenen jaarelijks bedragen, langs den Oder, „ de Weikfel, de Pregel en de Memel naar de Bal„ tifche zee zonder moeite kan uitvoeren. Insge„ Iijks is men in ftaat het geen, Sakfen en Bo„ hemen opleveren over Maagdenburg en Hamburg ,, te doen uitgaan. Deze landen, hoewel ten ui„ terften vrugibaar op zich zelve, zijn tot geen den minften handel, of uitvoer ter zee, dan alleen „ door het Pruisfifche gefchikt. Dezen vermogen zij ,, met geen gering voordeel voor zich zeiven, entevens „ voor Pruisfen te voeren 3 en de Koning van Pruisfen Q 2 „ kan  )ï( =44 ):( „ uit deze omftandigheid het grootfte nut trekken, „ door de voornaamfte takken van den koophandel .,, van het noorden in zijn Rijk te lokken, door „ dien zijner nabuuren, en vooral dien van Po„ len te begunftigen, op welken laatften het „ meest te winnen valt, wijl dezelve bijna geheel „ en al in ruwe ftoflen, en alleronöntbeerelijkfte „ waaren, als graanen, hout en grof doek beftaan, „ welke al de natiën van het zuiden volftrekt be„ hoeven. Ik zal hier niets van de groote rivieren, „ gelijk de Wefer, den Rhijn en de Eems zeggen, ,, wijl de Koning dezelve alleen ten deele bezit, ,, doch waarvan hij, met opzigt zijner inkomften „ niet te min een aanmerkelijk voordeel trekt. „ Deze behooren niet tot het ganfche lighaam der „ Pruisfifche heerfchappij, wijl zij tevens door „ landen ftroomen, die daar van afgefcheiden zijn , en geen invloed op derzelver voornaamften handel hebben, dan alleen uit hoofde van de gemeen", fchap, welke de Eems en de haven van Embden „ dezen met de Oost-zee doen erlangen. Dezelaat,, fte haven kan een der beste van Europa worden, „ en door derzelver ligging tusfchen de Oost-de Noord-en Middelandfche zeeën eenmaal tot een „ algemeen middenpunt voor de zeevaart, en den „ handel tusfchen de Rijken van het noorden en het zuiden verftrekken." Uit al dit gezegde ziet men duidelijk, dat Fredrik fl. geenzins de middelen, om het flelfel van het ftaatkundig zeewezen der Pruisfifche heerfchappij te  H 245 ):( te grondvesten, uit liet oog verloor, en met het nemen der nadrukkelijkfte maatregelen, waar op hij in de daad bedagt was , om geene andere reden draalde, dan met oogmerk, om die omltandigheden af te wagten, welke zijne oogmerken het meest konden begunftigen. In de voordcringen, weike hij de landen van zijn AHeenheerfching deed maaken , volgde hij geftadig die gezonde Staatkunde, welke eerst voor zijne eigene veiligheid leert zorgen , alvoorens men eenige ontwerpen ter uitbreiding zijner grootheid tragt ten uitvoer te brengen. Zo dra Fredrik , zo door de meerderheid zijner middelen, om zich ftaande te houden, als door het geluk, het welk zijne wapens geftadig verzelde, en den invloed, dien zijn roem, in meer dan een opzigt, verworven, hem ve'rfchafte, zijn Staatkundig beftaan in Europa volkomen bevestigd had , bleef hij een geruste aanfehoüwer der geftadige worfteling van de voornaamfte Zee-mogendheden; doch tevens ftelde hij zich in ftaat, om met derzelver rijken buit zijn voordeel te doen. Dan, zal dit voornemen ten vollen gelukken? . . . In een woord, de zorg voor derzelver eigen veiligheid was het eerfte doel van deze nieuwelings ten voorfchijn gekomen Mogendheid, even gelijk dit het geval van ieder eerst geboren wezen is; vervolgends vloeide de uitbreiding van derzelver grondgebied, de vermeerdering van haare nijverheid en fcheepvaart naturelijk van zelfs uit deze veiligheid voord, en deze werd eindelijk van een meer en Q 3 meer  ):(246 H meer toenemenden voorfpoed in alle de onderfchek den gedeelte van het gezellige leeven gevolgd. Op deze wijze liet Fredrik de vrugtbaarfte zaaden eener toekomftige zeemagt aan zijnen opvolger ten erfdeel over. Intusfchen kunnen de omwentelingen , welke thans eenige volken van Europa fchokken, en xich reeds bij anderen in derzelver eerfte beginfelen vertoonen, de welvaart der Pruisfifche heerfchappij in de negentiende eeuw ten hoogfien toppunt voeren , daar Fredrik II. dezelve reeds in vroeger dagen voorbereid had, om met alle gunftige fchikkingen Van het lot derzelver voordeel te doen. Alleen de misflagen , die het Staatsbeftier van Pruisfen welligt konde begaan, zouden in ftaat zijn het zelve de onberekenbaare gelegenheden tot voordeel en den luister te ontrooven, dien de natuur der zaaken, en het los geval hetzelve noodwendig verfehaffen moeten. In het kort , het flelfel van deszelfs zeewezen is ten uiterften werkzaam. I Iet zelve deed eene gewapende zeemagt te voorfchijn komen, welke, ten einde zich met luister uit het midden der golven te verheffen, op dat ik mij dus eens uitdrukke, alleen nog den uitflag dier gebeurtenisfen afwagt, waardoor het lot van viermagtige Mogendheden in het einde zal bcflist worden , te weten dat van Frankrijk, van het Bataafsch Gemeene-best, van het Ottomannisch Rijk en van Engeland. VIJF-  Pag. 24? VIJFTIENDE HOOFDSTUK. VAN DENEMARKEN. Het Deenfche Rijk beheerscht de Oost-zee , de Noord - zee en den Noordelijken Oceaan, zo wel ter zee , als te lande. Na alvoorens onder de Romeinfche bearfchappij Europa te vuur en te zwaard verwoest, en geduurende de midden-eeuwen de zeeën en kusten van Schotland, Ierland, Engeland, Vlaanderen, Frankrijk en Spanje zelfs geftadig ontrust te hebben, leiden de Denen , na dat zij eindelijk den Christelijken Godsdienst aangenomen hadden, zich op de beoefening der konften en wetenfchappen , den landen 4 bouw.  H =4§ ):( bouw, de visfcherij en vooral de haringvangst toe, terwijl de zee den haring in menigte naar hunne ftranden dreef. Deze vrecdzaame geneigdheid, ten uiterften gefchikt, om hunne gemecnfchap met de overige volken dagelijks meer en meer uit te breiden, werd intusfchen door den overwegenden invloed der Hanfe fteden niet weinig tegengewerkt, daar deze zich van geheel den handel van het Noordelijk gedeelte van Europa alleen meester maakten. En ook zelfs, toen dit gedenkwaardig Bondgenootfchap reeds zeer vee! van zijne magt en aalouden luister verloren had, wist egter Hamburg het overwigt, het welk het zich boven alle de Deenfche Onderdaanen te vooren ver. fchafte, nog fteeds in wezen te houden. Dan nu werden Zweden en Denemarken, geduurende meer, dan drie eeuwen, welke op de verëeniging der beide Rijken, onder Margaretha, door middel van het -Tractaat van Calmar, in 1397 getekend, volgden tot den Vrede-van Oli va van 1660, geftadig door de bloedigfte oorlogen verfcheurd. Doch, naauw begon Denemarken, na door zo wrede vijandelijkheden gefolterd te zijn, weder eenigzins adem te haaien, of het leide aanftouds den grondflag zijner zeemagt. Voo'- al was het in de zeventiende eeuw, dat het eenen aanvang maakte met zich in Afïa te vestigen; dat het in America eene volkplanting oprigtte, en ten laatften het, voor deszelfs ligging zo onwaardeerbaar , voorrecht erlangde , dat alle Zee-Mogendheden ,  ):( 249 X heden, Zweden alleen uitgezonderd, zich aan'den tol onderwierpen, die ten behoeve van het zelve in de Zond van alle vreemde fchepen, die de Oost-zee bevaren, geheven wordt. Door dezen voorfpoed aangemoedigd , waagde Denemarken het ook nog, de poogingen door de oorlogende Mogendheden gedaan, om zijnen handel te ontrusten , met nadruk te beteugelen. Met dit oogmerk floot deze Mogendheid met Zweden het Tractaat van 1693, het welk de overige dwong, derzelver onzijdigheid te eerbiedigen. Dit verbond werd in aanvolg van tijd de grondflag eener foortgelijke algemeene verbindenis der noordfche Rijken, welke 'er geduurende den Americaanfchen oorlog plaats greep, en in den tegenwoordigen zonder eenig wezenlijk gevolg hernieuwd werd. Denemarken , met recht door deszelfs voorfpoed tot eene Zee-mogendheid verheven, gelijk zij dit uit hoofde haarer ligging ook reeds te vooren in de daad was, toonde deszelfs Staatsbeftier zich in de agttiende eeuw ook werkelijk ten uiterften oplettend , om dit beftaan ter zee verder uit te breiden. De handeldrijvendfte volken, gelijk onder anderen de Bataven en de leden van het Hanfe Bondgenootfchap , behielden nog fteeds zekere oogmerken , ten aanzien van den uitfluitenden handel op de Oost-zee, waarvan zij alleen in vroeger dagen den grond gelegd hadden. Daar tegen deed Denemarken van zijne zijde deszelfs oppergezag, met Q 5 op"  X =5o X opzigt tot Hamburg, uit hoofde van het Hertogdom Holftein gelden , wijl deze ftad in het zelve gelegen is. Met het Bataafsch Gemeene-best werden de wederzijdfche eifchen bij het zeer breedvoerig Tractaat van 1701 geregeld. Andere twisten, in 1737 ten aanzien van de visfcherij, tusfchen deze twee Mogendheden ontftaan, werden insgelijks in het minnelijke, en zelfs tot genoegen der Bataaffche natie vereffend, welke federd het verval van derzelver zeemagt, dien dreigenden toon hun te voorcn zo eigen, terwijl zij geduurende de voorigc eeuw de Oost-zee bevoeren, geheel had afgelegd. De gefehillen tusfchen Denemarken en de ftad Hamburg ontftaan, werden nu het voorwerp eener langduurige en ernftige onderhandeling; de grieven, bijzonder die, welke de munten betroffen, werden bij eene Acte van vergelijk van 171a; een Mandement des Konings van Denemarken van 1726, eene-definitive overeenkomst van 1736, en eindelijk bij het verdrag, betreffende de grensfeheidingen van 3740 met Altona aangegaan open gelegd en vernietigd; vervolgends zag men door twee Tractaaten van den 12 en 27 Mei 1768 tusfchen Hamburg, en den een en anderen tak van het huis van Holftein alle verdere ongenoegens uit den weg geruimd, terwijl me» Hamburg , als een wezenlijk lid van het Duitfche Rijk erkende, en het zelve die tollen afftond, waar op de beide even genoemde ftammen aanfpraak konden maaken. Het Deenfche Rijk zoude het voor zeker niet genoeg-  X X iloegzaam geoordeeld hebben, den naijver der an-, dere Mogendheden, ten aanzien van hunnen handel te doen ophouden, zo het tevens aan het zelve niet had mogen gelukken, ook zelfs de minfte zaaden der verdeeldheden, welke 'er te vooren tusfchen het zelve en Zweden beftonden, geheefijk te verflikken. Denemarken bereikte grootendeels dit oogmerk, door deszelfs voorigen vijand te bewegen, dat hij het recht, om van de fchepen, die door de Zond gingen, tollen te heffen, hetwelk te vooren met zo veel hevigheid betwist was, te doen erkennen. Eenen geruimen tijd betaalde de Zweedfche natie niets hoe genaamd, zo wel voor derzelver eigen vaartuigen, als voor de waaren, welke aan dezelve toebehoorden, en in vreemde vaartuigen gelaaden waren. Denemarken kon zich in de daad gelukkig rekenen, wijl Zweden het zelve deze inkomfte in haar geheel afftond, en het recht, het welk deszelfs kust, benevens de ftad Hclfinburg het zelve gaf, niet deed gelden, dan niet te min heelt Zweden, bij het Tractaat van Fridrichsburg in 1720 van alle vrijdommen afftand gedaan, en zich tevens verpligt, om de gevorderde lasten, even gelijk de Bataven en andere natiën, te betaalen. Denemarken, nu in het gerust bezit daar van gefield , bekwam hier door eene zeer merkbaare meerderheid in de fcheepvaart op de Oost-zee, van welken handel het thans alleen meer, dan drie vierden heeft. Dit ftelde hetzelve in Haat, om eenige guns-  X =5= X gunsten aan onderfcheiden Zee-mogendheden te bewijzen, met opzigt tot de behandeling, welke derzelver fchepen , bij het doorvaaren van de Zond ondergaan zouden, waar tegen zij dan ook weder eenige voordeden zouden bekomen, die met betrekking tot Frankrijk bij de Tractaaten van 1742 en 1749, ten aanzien van Napels, bij dat van 1748» en eindelijk met opzigt tot Sardinië, bij het Tractaat van 1784 geregeld werden. Ten einde zich van eene vrije vaart op de Middelandfche zeete verzekeren , was Denemarken genoodzaakt, de Vriendfehap der Barbarijfche Mogendheden te winnen. Het floot dus in 1751 een Tractaat met de Algerijnen, door middel van het welk deszelfs vlag geëerbiedigd werd. Zelfs ontrolde deze zich met voordeel op de onderfcheiden kusten van de Levant, ingevolge der ondernemingen van eene algemeene Compagnie voor dezen handel, en dien, waar van wij in het vervolg zullen fpreken, in 1747 gevestigd. Niets is beter in ftaat, om de juiste denkbeelden te leeren kennen, die het Deenfche Cabinet, met opzigt tot het ftelfel, betreffende het Staatkundig zeewezen , het welk Denemarken voegt, zich gevormd heeft, dan deszelfs verklaaring van de maand Mei 1780, betrekkelijk de Oost-zee. Deze zelfde verklaaring is het, welke, daar zij de Alliancie, ter algemeene verdediging van Denemarken en Zweeden, in 1693 ontworpen, thans de grondflag werd def onderhandeling, welke vervolgends door Rusland  )•( =53 X land met eene ongemeene drift voordgezet werd. Hier uit ontltond eene verdedigende verbindenis tusfchen alle de noordfche Mogendheden, onder den tijtel van gewapende Neutraliteit, gefchikt, om derzelver vlaggen, geduurende den Americaanfchen oorlog, tegen de krijgsvoerende magten te befchermen. Deze zelfde onderhandeling, eerst door Denemarken aangevangen, gaf in het vervolg aanleiding tot eene naauwe verbindenis met Rusland; gelijk derzelver Tractaat van Koophandel van 1782 mede hier uit voordvloeide. Deze nieuwe grondbeginfelen der onzijdigheid door de meeste volken van Europa aangenomen, deden tusfchen Denemarken en Engeland in 1780 de volftrekte noodzaakelijkheid geboren worden, om wederzijds bij eene bijzondere Overeenkomst verfcheiden fchikkingen van derzelver Tractaat van Koophandel van 1670 nader toe te lichten. Eindelijk heeft zich de fcherpzhmigheid van het Deenfche ftaatsbeftier vooral door deszelfs gedrag geduurende den roemrijken oorlog, dien de Franfche natie tegen de gedugtfte Mogendheden van Europa, zoo wel ter zee , als te lande reeds een geruimen tijd voerde ten duidelijkften aan den dag gelegd. De Actes door het Cabinet van Koppenhagen in het licht gegeven, deszelfs antwoord op de Officiële Nota's der Hoven van Londen, van Rusland en Berlijn, deszelfs defenfief Tractaat met Zweden gefloten, ten einde derzelver onzijdigheid te doen eerbiedigen — alle deze fchikkingen van 1793 en 1794  X =54 X ■ *794 kunnen tot gedenkftukken van den moed eridër fchranderheid van dat ftaatsbeftier, als ook van deszelfs verlangen, om deszelfs Zeevaart en Koophundel op onwrikbaare grondflagen te vestigen, verffrekken. Deszelfs ontwerpen, om zijnen toeftand in Afia, Africa en America te verbeteren t als ook deszelfs maatregelen, om die te doen gelukken, zijn insgelijks wel waardig in aanmerking genomen te worden. Omtrent den aanvang der zelfde eeuw, in 1718 wilde Denemarken den zetel van zijnen handel op Afia van Koppenhagen naar Altona overbrengen; doch de vertoogen van het Bataaffche Gemeenebest en Engeland, gelijkook het gebrek aan gereede penningen, verijdelden dit opzet. Daar het Privilegie der oude Compagnie in 1772 ten einde liep, fchonk men het zelve een nieuw Octrooi, waar bij de voorrechten ten aanzien der vrijheid van den handel van bijzondere perfonen eenigzins bepaald Wer» den. Weleer had de Compagnie alle de Deenfche bezittingen in dat werelddeel in eigendom, en oefende 'er alle takken van het bewind uit; doch federd 1777 heeft de Koning zich het bezit en beftier derzclve toegeëigend , en dus houdt de Compagnie zich alleen nog bezig met het geen den Koophandel betreft. Drie onderfcheiden bijzonderheden hebben famengclopen, om deze onderneming te begunftigen. Voor eerst bragten de Deenfche fchepen zeer rijke laadingen.thee, ten einde daar mede aan den verboden  X -55 X boden handel van Engeland in dat val? den noodigen toevoer te verfehaffen, hoewel de belasting op den invoer dier waare, na het invoeren van de Bill van 1784 aanmerkelijk verminderd zij; ten anderen verfcbafte de Deenfche vlag, en voorgewende beflcmming naar Koppenhagen aan de Officieren en bedienden der Engclfche O. Indifche Compagnie de beste gelegenheid, om derzelver rykdommen, in Afia bij een gezameld, op eene bedekte wijze naar Europa over te voeren, en dus dezelve voor derzelver meesters geheim te houden , cn eindelijk erlangde de Deenfche vlag zeer veel voordeel, wijl dezelve geduurende de herhaalde oorlogen van Engeland zo in Europa, als in Afia, geftadig onzijdig verklaard werd. Dan, wat den handel op Africa betreft, dit rijk bezit op de kust van Gtiinea alleen de fterkten Chris* tiaansburg en Fridrichsberg. De handel, die aldaar gedreven wordt, is van weinig aa.ibelang; doch deze bezittingen verfchaften daartegen aan de Deenfche fchepen eene zeer gefchikte plaats, om zich te ververfchen. Deze handel, in het eerst aan eene Africaanfche Compagnie overgelaten, welke in 17 5 opgerigt was, werd vervolgends bij een Octrooi van den 5 Julij 1781, aan eene andere,- de Baltifche, of die van Guinea genaamd, overgedragen, aan welke het ftaatsbeftier, onder den tijtel van voorfchotten, onderfcheiden fommen toeftond. terwijl het bijeen befluit van den 14 Julij 178(5 eene nieuwe inrigting, ten aanzien van deszelfs beftier, maakte,  X *$6 X maakte. Eindelijk werd deze Compagnie in Juny 1787 buiten ftaat verklaard, om zich ftaande te houden ; derzelver goederen voor rekening van den Koning overgenomen, als ook het voeren van haaren handel aan onderfcheiden bijzondere perfonen toebetrouwd. De handel op America wordt door de Compagnie der W. Indien, in 1778 opgerïgt, gedreven. Dan deze was niet gelukkiger, dan de voorige; doch derzelver val werd een zegen, ten voordeele der vrijheid van den handel, op het Monopolie behaald. De ongemeene werkzaamheid in den koophandel, welke 'er na den vrede van 1783 algemeen in Europa plaats greep, floeg mede tot de Denen over. Het ftaatsbeftier ftelde nu alles in het werk, ten einde men zonder moeite aan deze algemeene neiging den vrijen teugel konde vieren, door middel van deszelfs befluiten van 1784 en 1785, betreffende St. Thomas en het verkopen der zwarten door andere natiën naar dat eiland overgebragt, zonder betaaling van eenige onkosten. Omtrent het midden dezer eeuw werd 'er een zeer uitgebreid plan beraamd, het welk niets geringers bedoelde, dan om geheel den handel van het Noorden den Bataven te ontwringen , en dezen in Denemarken, als in een middenpunt te doen famenlopen. Te dien einde wilde de algemeene Compagnie van Koophandel, in 1747 opgerigt, al den handel van het zuiden van Europa tot zich trekken , en Koppenhagen tot eene algemeene marktplaats  X =57 X plaats van alle de waaren van het Noorden en van de Oost-zee maaken; doch het was haar niet mogelijk aan de mededinging der andere natiën, en voor al die der Bataven, het hoofd te bieden. Deze Compagnie hield zich dus alleen nog door ecnigen voorrechten ftaande, die zij' van het ftaatsbeftier verkregen had, waar door zij, ten aanzien van eenige takken van den koophandel begunftigd werd. Thans houdt de zelve zich voornaamelijk bezig, met voor haare rekening goederen naar Frankrijk, Spanje, Italië, Africa en de Deenfche eilanden te verzenden. Dan, federd 1784 hindert deze Compagnie niet flegts te ondernemingen van bijzondere perfonen niet langer in eenig opzigt; maar in dat tijdsgewrigt verëenigde zij zich zelfs met het ftaatsbeftier, om den kooplieden , die zich op de walvischvangst wilden toeleggen, de behulpzaame hand te bieden, terwijl deze mede aandeel aan de belooning erlangden, welke» ten dezen opzïgte, bijeen Befluit van de maand Octobcr des zelfden jaars beloofd was. Egter fchijnt dit van geene genoegzaame uitwerking geweest te zijn, vobr al niet in zo verre, als noodig was, om Denemarken het noodig traan te verfehaffen, wijl de invoer daar van, van buiten lands bij eene andere wet van Maart 1785 volkomen vrij gegeven wordt. De Deenfche zeemagt beftond, ten tijde der Franfche omwenteling in agt en dertig fchepen van linie van negentig tot vijftig ftukken, twintig fregatten van twee-en-veertig ftukken, benevens nog zestig ligter R vaar-  »' H =58 ).-c vaartuigen, chebekken, floepen , kotters en foortgelijke meer, die alle te famen drie duizend ftukken gefchut en elf tot twaalf duizend matroozen voeren» Alle deze hier boven opgegeven fchikkingen toonen duidelijk, van hoe veel belang het ftaatsbeftier het geoordeeld heeft, geduurende deze eeuw het ftaatkundig zeewezen van Denemarken van vrugt te doen zijn; terwijl de befchouwing van deszelfs maatregelen in verfcheideu opzigten voorbeelden ter navolging, en weder in andere, ter vermijding opleveren. De Wijsgeer, de waare Vriend van het menfchelijk geflacht en der vrijheid kunnen zig voorzeker niet bedwingen, eene zekere aandoening van hoogachting voor de eerfte bewerkers der affchaffing van den fiaavenhandel te gevoelen, welke, bij het Bevelfchrift van 1792, tot 1803 bepaald werd. En dit gebod waar bij een zo aanmerkelijk gedeelte onzer natuurgenooten in de Deenfche Volkplantingen weldra zijne vrijheid zal te rug erlangen, is geenzins gelijk de wetten van Frankrijk betreffende de lieden van kouleur, met het bloed van het tegenwoordig geflacht gefchreven. ZES-  Pag. 259 ZESTIENDE HOOFDSTUK. VAN ZWEDEN. Zweden is, uit hoofde zijner ligging en voordbrengfelen voor een aanzienelijken koophandel vatbaar. Bijkans aan alle zijden van de zee omgeven, van binnen van verfcheiden bevaarbaare meiren doorfneeden, kan het zelve zijne waaren en goederen zeer gemakkelijk uit de verstgelegen ftreeken naar de overige vervoeren, en met even weinig moeite weder andere uit de afgelcgendfte landen door deze. overbrengen. Deszelfs kusten worden door den Oceaan, de Oost-zee, als ook door de Bothnifche enEinandfche golf befpoeld. Het heeft verfcheiden R a goede  ):( 26o ):( goede havens aan deze verfchillende zeen gelegen Dus is onder anderen Gothenburg, aan de Noordzee , in ftaat, om Zweden alle de voordbrengfelen van de beide aspunten van het wereldrond te verfehaffen , zonder dat men daarom behoeft door de Zond te zeilen. Wismar en Straalfund, aan de Oost-zee, kunnen dit Rijk van alle de voordbrengfelen van het benedenfte gedeelte van Duitschland voorzien, en eindelijk ftellen Kalmar, en vooral Stokholm, een der fchoonfte en veiligfte havens van Europa, dit Rijk in ftaat, om ten dezen opzigte niet meer te moeten verlangen. Zie daar, wat de natuur ter begunftiging van den zeehandel van Zweden verrigt heeft. Dat wij nu eens befchouwen, wat de bewooneren van dien ftaat nog bij deze voordeden voegden, die door het vermogen der wetten of tegengewerkt, of wel tot een nog hoogeren trap van volmaaktheid gevoerd zijn. Zweden was nog zeer weinig bekend, tot dat deszelfs woeste vo ken zich eindelijk met de overige woeste natiën van het noorden verè'enigden, om het Romeinfche Rijk het onderst boven te koeren. Dan deze, na die veelvuldige en verwoestende invallen , weder in derzelver voorigen ftaat van vergetenheid te rug gekeerd, hielden zich op dprzelver kusten geftadig met rooverijën bezig, en woedden zelfs geftadig tegen zich zelve, nu eens op aanhitfing en ter bevoordering van het opperhoofd, het welk hen aanvoerde, dan weder onder verfcheiden meesters, die  ):( afc ):( die hen tot werktuigen hunner bloedige fhatzugt maakten. Dit afgrijzelijk lot, het welk Zweden ten deele viel, was nog genoegzaam het zelfde , toen het zelve bij het verdrag van Kalmar, in 1397, met Denemarken veréenigd werd. Eindelijk voegde de afkeer van het aaloude juk zich met de gisting, welke de wreedheden reeds eeuwen lang in de gemoederen der Zweden had doen ontftaan; zo dit vo,k zich ondereen Vafa, een Gustaaf Adolph, een Karei XII door een krijgsdrift ontvlamd voelde, welke bijkans alle oorlogs- ontwerpende volmaakfte eenftemmigheid deed bekomen. Niet te min deed de naijver, die 'er tusfchen Denemarken en Zweden plaats greep, het laatstgemelde Rijk befluiten, eenige poogingen te doen, om deszelfs grond en het lot zijner bewooneren te yerbeetcren. De Zweden werden vervolgends door den roem, dien de wetten van Wisbij, betreffende het beftier en de rechtsgeleerdheid omtrent het Zeewezen , reeds federd de twaalfde eeuw in alle de Noordelijke landen van Europa zo algemeen bekend en geëerbiedigd, niet weinig aangemoedigd, om zich op den koophandel toe te leggen. Dus had Zweden fteeds lang de fchitterendfte voorbeelden voor oogen, die ten uiterften gefchikt waren, om het aan te fpooren, om zijn geluk te vergrooten ; want de wetten, waar van wij zo even gewag maakten, ontleenden derzelver naam van Wisbij, de hoofdR 3 ftad  X a& X ftad van het eiland Gothland, welke, wel-eer doos derzelver handel ongemeen bloeiende, in de Oostzee, verre van de Oostelijke kust van Zweden gelegen is, waar toe het thans behoort, fchoon het ten dien tijde door derzelver eigen Koningen beheerscht werd. Aan de andere zijde bezat de eerfte Gustaaf eene veel te groote ziel, om de afhangelijkheid te kunnen dulden, waar in zijne natie zich met betrekking tot de Hanfe fteden, en in het bijzonder, ten aanzien van Lubeck bevond. Dan Gustaaf, ongeduldig, om zijn doel te bereiken , wilde de kluisters , waar door de nijverheid zijner onderdaanen buiten 'slands bekneld werd, te fpoedig verbreken. Na alvoorens fchepen gebouwd, en kooplieden gevormd te hebben, floot hij zijne havens voor die van Lubeck; doch van dien tijd af had hij genoegzaam geene gemeenfchap met de overige volken meer. Geheel de ftaat viel nu in eene volftrekte werkeloosheid. Eenige zo Engelfche als Bataaffche fchepen, die 'er zich van tijd tot tijd vertoonden, hadden dit onheil flegts voor een gering gedeelte verholpen, toen Gustaaf Adolph den troon, omtrent het begin van de zestiende eeuw, beklom. De even gezegde gewigtige misflag werd door den laatften ten duidelijkften ingezien, gelijk het denzelven dan ook reeds geduurende de eerftejaaren zijner regering gelukte, om den landbouw weder aan te moedigen, de mijnen beter te doen bearbeiden, cn onderfcheiden fabrieken, weder op de been te hel-  ):( =6.3 )=( helpen. 'Er werden Compagniën voor den handel op Afia en de W. Indien opgerigt. 'Er werden op de Americaanfchc kusten grondflagen voor eene volkplanting gelegd, welke egter van een zeer korten duur was, en nu ontrolde zich de Zweedfche vlag op alle de zeeën van Europa. Karei XI., in 1660 ten troon geftegen, vormde zich een denkbeeld, het welk, met opzigt tot den voorfpoed van eene zee-mogendheid, zeer vrugtbaar aan de gewigtigfte gevolgen was. Hij bemerkte , dat een bloeiende zeevaart den toeftand van Zweden zeer merkbaar kon verbeteren, wijl dit Rijk in zijnen eigen boezem de rijkfte bron der ruwe ftoffen, tot den aanbouw van fchepen noodig, bevat, en de ondervinding, welke het van het zeewezen bezat zich op verfcheiden zeeën kon ten toon fpreiden; wijl de Zweden met een moed bezield waren, die derzelver zeelieden konden in ftaat (lellen , alle de gevaaren van de langduurigfte en hagchelijkfte togtente tarten. Zodra Karei alle deze voordeden genoegzaam befeft had, begon hij reeds in 1667 de haringvangst, omftreeks Gothenburg, waar eenige Engdfche reeds de vrijheid hadden die uit te oefenen, te begunftigen. Dat zelfde jaar bezogt een Zweedsch oorlogfchip voor de eerfte maal met voordeel de Middelandfche zee. Het Tractaat van Onzijdigheid, in 1693, tusfchen Denemarken en Zweden gefloten, teneinde , door de verëeniging van derzelver magt, de veiligheid en vrijheid van derzelver fcheepvaart te handR 4 haa-  ):( *64 ):( haaven, is algemeen bekend. Tevens was bet deze zelfde vorst, die door middel zijner wetten den waren grondflag van het zeewezen leide. Doormiddel der aanmoedigingen, welke men aan de zeevaart der natie zelve fchonk, onder den tijtel van volkomen , en halve vrijheid van lasten, werden die van Lubeck, benevens de Bataven, van den Zweedfchen handel uitgefloten. De eerfte dezer vrijheden werd aan alle de fchepen van meer, dan honderd tonnen , in Zweden gebouwd, en aan de kooplieden dier Mogendheid toebehoorende, en de tweede aan de vaartuigen van minder, dan dit getal tonnen, insgelijks aldaar van ftapel gelopen, en mede een eigendom van Zweedfche ingezetenen uitmaakende, toegedaan. De onzinnige neiging, welke Karei XII voor het uitvoeren van ridderftukken opgevat had, konde de uitwerkingen eener zo heilzaame wet wel voor eenigen tijd ftremmen, en zijne raazende zugt, om veroveringen te maaken, putte de landen, die hij had behooren te bellieren, maar al te zeer uit, terwijl zij dezelve tevens ontvolkte. Te zeer talrijke volksverhuizingen en verwoestende opëifchingen van manfchappen liepen famen, om, te gelijk met de noodlottigfle krijgsverrigtingen, de welvaard enden handel van Zweden te verwoesten. Ingevolge van een dier verkeerde begrippen van Karei XII. ftond men den uitfluitenden handel in werk en teer, een verbaazend belangrijk voorwerp, en tevens het voornaamfte van den uitvoer naar buiten,, 's lands, aan eene  y.c )-c eene Compagnie af. De buitenfpoorige duurte dezer goederen werd hier van het naturelijk gevolg , en nu zogten de andere natiën, welke tot nog toe gewoon waren, dezelve uit het Noorden te haaien, die werkelijk uit America te bekomen. Dan eindelijk leerden de Zweden uit hunne langduurige rampen, dat zij hunne veelvuldige verwoestingen niet, dan alleen door eenen ongemecnen ijver, om alles, hetgeen weder iets kan doen ten voorfchijn komen, op alle mogelijke wijzen te begunftigen, Onder de regering der opvoigeren van Karei XII. erlangde dit Rijk weder eenen uitgeftrekten invloed, en onverreedde zich volkomen van die waarheid, dat een uitfluitende fcheepvaart voor de Zweden de eerfte grondflag van hunne welvaard en van hunne magt ter zee moest uitmaaken. Het is met betrekking tot de huishoudkunde van geen gering gewigt, hier eene daadzaak op te geven , welke men in eene officiële Memorie aantrof, opgefteld in 1741, ten tijde toen men het ontwerp van eene voorlopige overëenkomst,den handel tusfchen Zweden en Frankrijk betreffende, gevormd had, naamelijk, dat alleen in drie koopvaardij fchepen geheel het overfchot van gansch het handeldrijvend zeewezen na den dood van Karei XII. beftond. Zie daar dus, waar uit de geringe hoofdfom beftond , welke, benevens eenige fragmenten eener Acte van Navigatie, den Zweden door Karei XII werd nagelaten, om daar mede derzelver verliezen te boeten , en het flelfel van een ftaatkundig zeeweR 5 zen  X 266 ):( zen te vormen, het welk deze natie konde in ftaat ftellen, om te gelijk met de overige natiën van Europa aan dezelfde voordeden van den handel hun aandeel te erlangen. Na dat Zweden vervolgends bij deszelfs Tractaat, in 1720 met Denemarken aangegaan, van zijne eisfchen op den tol van de Zond, en alle vrijheden daar omtrent voor zijne eigen fchepen afftand gedaan had, kan het nooit meer op het verkrijgen der overmagt in de Oost-zee de minfte rekening maaken. Dan ten einde zich hier voor eenigzins fchadeloos te ftellen, tragtten de Zweden de ontwerpen van Karei XL tot volmaaktheid te brengen, met welk oogmerk zij in 1724 de beroemde wet, bekend onder den naam van Placaat der voordbrengfelen, in het licht gaven, welke, als eene Acte van Navigatie op den Rijksdag van 1772 bevestigd werd. Uit kragt dezer wet vermogen geene vreemde fchepen eenige andere, dan voordbrengfelen van hun eigen land naar Zweden over te voeren, terwijl het aan dezelve geenzins vrij ftaat, die van de eene naar de andere haven van dat Rijk te brengeu. De vervoering van vreemde waaren worden allen met Zweedfche fchepen van de een naar de andere haven van dat Rijk vervoerd, welke fchikking van zulk een goed gevolg geweest is, dat volgends de reeds aangehaalde officiëele Memorie, 'er naauw twintig jaaren verlopen waren, of men telde reeds weder drie honderd koopvaardijfchepen in de Zweedfche havens. Deze  X a wanneer de deelnemers befloten een fteeds blijvend lighaam te vormen. In 1766 werd derzelver Privilegie voor twintig jaaren vernieuwd. Voor den 1 Januarij 1778 waren 'er eenen- twintig fchepen, alle naar China beftemd, in zee gelopen, waar van 'er zeventien te rug keerden, die twee-en-twintig milliöenen en zes maal honderd duizend ponden thee mede bragten, die dienen moesten, om daarmede een verboden handel op Engeland te drijven. Over het algemeen doen de Zweedfche en Deenfche fchepen in de zeeën van Afia eene nalezing , terwijl de Engelfchen daar tegen aldaar in het groot inöogflen. Deze laatfien vinden 'er hun bijzonder voordeel in, de geheelefom van hun vermogen, of een gedeelte van het gene, waar mede zij winften tragten te doen, onder vreemde vlaggen naar Europa over te zenden, en dit dus in de voornaamfte havens van andere natiën te laten binnen lopen. In het kort, dit een en ander, door fommige gelukkige omftandigheden begunftigd, heeft de Zweedfche zeemagt zodanig geduurende deze eeuw gevestigd,  X =71 )ï( tigd , dat van zeven honderd zes-en-zestig fchepen van alle natiën , die jaarelijks, voor den laatften oor* log met Rusland, die door middel van twee onderfcheiden Tractaten van Vrede en Alliancie, in 1790 en 1791 gefloten, geëindigd werd, zo op Zweeden als Pommeren handelden, men 'er zes honderd vijfen-zeventig telde, die in de daad aan Zweedfche onderdaanen toebehoorden. Men moet hier bij geenzins vergeten, hoe bezorgd het Zweedfche ftaatsbeftier zich (leeds getoond heeft, om de onzijdigheid zijner vlag, door onderfcheiden ftaatkundige Acten van 1780, 1793 e° J794 bij gelegenheid van den voorigen oorlog, tusfchen de Engelfchen en Americanen in het licht gegeven, te handhaven. De Zweedfche zeemagt, ten tijde der Franfche Omwenteling, beftond in zeven-en-twintig fchetj pen van linie van vier-en-zeventig tot vijftig, twaalf fregatten van agt-en-dertig'tot twintig ftukken en veertig galeien , zonder de floepen, en kot. ters hier onder te rekenen. Deze alle voerden drie duizend ftukken gefchut en tusfchen de dertien en agtien duizend matrozen. ZEVEN-  Pag. 4? 2 ZEVENTIENDE HOOFDSTUK. VAN RUSLAND. Dus zijn wij dan eindelijk tot dat gedeelte van het huishoudkundig flelfel van laater eeuwen gekomen , het welk met recht het ongemeende mag genaamd worden, en tevens Welligt het buitenfpoorigfte is , het welk de zugt ter navolging nog ooit bij eenig volk deed geboren worden. Het Rusfisch Rijk, het grootfte, het welk men op ons halfrond aantreft, ftrekt zich meer dan twee duizend gewoone Franfche uuren gaans van het Westen  X =73 X teh naar het oasten uit, en heeft in zijne grootfre Breedte, van het zuiden naar het noorden, meer, dan agt honderd foortgelijke üurën. Het heeft Polen en de Ys-zee, gelijk ook Zweden en China tot zijne grenzen. — ,, Deze verbaazende grensfchei,', dingen waren in de voorige eeuw nog zo weinig bekend", zegt Voltaire „ dat toen „ wij in 1789 hoorden, dat de Chinezen en Rusfen „ te famen in oorlog waren, en de Keizer Cam-hi aan ,, dé eene, en de Czaars Jvan en Peter I. aan de andere „ zijde, gezanten zonden, om op den afftand van ,, drie honderd uuren van Pekin, op de grenzen „ der beide Rijken, derzelver verfchillen te verëffe„ nen, wij dit eerst als een verdichtfel aanmerk,-, ten." Dan, wélk een ommezwaai van zaaken toch heeft te weeg gebragt, dat Rusland thans over de Tartaarën van de Krim den fcepter zwaait, daar deze geduurende de dertiende en veertiende eeuw daar aan de wetten voorfchreven, het in de zestiende eeuw verwoestten, en het dien nog in de zeventiende —te weten in 1685, eene jaarlijkfche fchatting van hónderd duizend roebels tot los-prijs voor deszelfs onderdaanen, die zij als flaaven weg voerden, betaald hebbe? Door welk een toverkragt, op dat ik mij dus eens uitdrukke, is Rusland, op het einde der agttiende eeuw een der meest gedagte Mogendheden van geheel het flaatkundig Europa geworden? En éindelijk, door welke genoegzaam nadrukkelijke middelen, die eanig ftellël van het zeewezen in ftaat 3 is  X m X is op .te leveren, durft het'Hof van Petersburg, terwijl bet fteeds Confiantinopolen tot zijn doelwit heefc, een ontwerp vormen, om de gemeenfchap tusfchen Europa en Afia nogmaals eene volkomen verandering te doen ondergaan. Ten einde de beginfelen, de in het werk gefielde poogingen, en den voorfpoed van Rusland, met opzigt tot het zeewezen, volkomen te befeffen, moet men alvoorens de voornaamfte bladen van deszelfs hedendaagfche gefchiedenis doorlopen; zijne ftaatkundige inrjgtingen behoorlijk ontleeden, en de huishoudkundige wetgeeving van dat Rijk opmerkzaam bcfchouwen. De kennis dezer drie onderfcheiden bijzonderheden zal ons deszelfs misflagen en zijne üitzigten in het toekomftige ten vollen doen kennen. Het ftaatkundig beftaan van Rusland kan gevoeglijk in vier groote tijdvakken verdeeld worden, wanneer men den invloed der bcheerfcheren op het volk daarbij in aanmerking neemt, terwijl deze invloed op den welvaard van een ftaat, waar het Hof alles, en het geheelc lighaam der onderdaanen niets is, alles beflist. Deze vier voornaame tijdvakken zijn die der aller-1 vroegfte dagen van Rusland , tot omtrent het einde der zeventiende eeuw, onder de regering van Peter Ia de tijden, die dit Rijk onder dezen grondlegger van deszelfs grootheid, geduurende de vijf en twintig eerfte jaaren der volgende eeuw, beleefde de zeven en dertig jaaren die 'er van toen aan, tot op Catharina II verliepen, waar bij men de  )•( =75 ):C de befchouwing van den toeftand, waar in Rusland zich toenmaals bevond, behoort te voegen, — en eindelijk de vermeerdering zijner magt, federd 1762, onder het beftier dier laatstgemelde Keizerin. Het eerste Tydperk. In de vroegfte eeuwen handelden de Rusfiiche Slavoniers met de Grieken en overige volken, die langs de Oost-zee woonden, en dit wel over de ftad Slavensk aan de Volkof. In de vijfde eeuw rees 'er uit de puinhoopen dier plaats eene andere, onder den naam van Novogorod op, welke, te gelijk met Kiöf het mid" denpunt van den handel van het noorden werd. De rijke laadingen, welke men uit Afia naar het noordelijk gedeelte der Indien vervoerde, gingen over den Indus, den Oxus en de Kaspifche zee, van waar een groot gedeelte door Bulgarie naar Aftracan kwam, terwijl het vervolgends langs de Wolga en andere rivieren Novogorod bereikte, en zich daar na over de onderfcheiden havens der Oostzee verdeelde. Duitschland trok hier van verbaazende voordeden, het geen de voornaamfte fteden dier landftreek aanfpoorde, om onderling die verbindenis aan te gaan, welke onder den naam van het Hanfche Verbond zo algemeen bekend is. Het opperfte gedeelte van dit uitgeftrekt land, dreef handel op Venetië ; het benedenfte deel daar tegen heerschte over de Oost-zee en de Atlantifche zee, zonder eenigen mededinger te kennen. Venetië, Scherdick, Navogorod en Wisbij, op het eiland Gothland gelegen, waren toenmaals de ftapelplaatS a fes.  x m x fen van geheel Europa, gelijk Alexandrie aan Africa tot het zelfde oogmerk diende. Dan, deze voorfpoed verdween , zo dra de Portugezen langs de Kaap de Goede Hoop een nieuwen weg naar de Indien ontdekt hadden; en door de verwoesting van Novogorod, waar toe Jan Baftlowits, omtrent het midden der vijftiende eeuw bevel gaf, bekwamen de Hanfche fteden eenen nieuwen flag. „Novogorod" zegt een hedendaagfche Schrijver „ Waar van de rijkdommen „ tot dit fpreekwoord: — wie zal God en Novo„ gorod wederftaan ? — aanleiding gaven , zag zijnen „ luister en zijne fchatten in een enkel oogenblik ,, verdelgd. ..." Reeds van de tiende eeuw aan, fchenen "verfcheiden Vorsten vanRusland op den koophandel hunne opmerkzaamheid te vestigen. De eeuwen der barbaarschheid hebben nog twee Tractaaten gefpaard, het een van Vrede, in 912 tusfchen Oleij, Grootvorst van Rusland , en den Griekfchen Keizer Leo gefloten, en het andere van vrede en koophandel, in 945 tusfchen Igor, mede Groot-vorst van Rusland, endèGriekfche Keizers Romanus, Conftantinu's en Stephanus «aangegaan. Dan, daar een der Groot-Hertogenvan Rusland jzijnefiaatcn indeelfde eeuw onder zijne twaalf zoo' nen verdeelde, maakte het misverfhrnd, het welk 'er vervolgneds onder hen plaats greep, het den Tartaren gemakkelijk ,deze landen te overmeesteren, gelijk zij dan ook tot midden in Rusland doordrongen. Derecht- ftreek-  ):< 277 >:( ftrcekfche handel tusfchen dat Rijk en Griekenland bleef tot dat tijdperk — te weten 1226 — plaats grijpen. De Overweldiger , Boeti verwoestte omtrent dien tijd de voornaamfte fteden van Rusland, keerde Kier of Kiöf, de groote ftapelplaats der Griek* fche waaren , het onderst boven; onderdrukte de boven gezegde Vorften, die hij van zich afhangelijk maakte, als ook het volk, het welk aan hun gehegt bleef, tot op de regering van Jvan Bafilowits. De onvertzaagdheid cn fchranderheid van dezen laatften verlosten zijn Vaderland eindelijk van deze onverheerfching, welke in het einde ondragelijk geworden was. Jvan onderwierp weder geheel Rusland aan zijnen fcepter, en verhief zich tot een oppermagtigen heer van het zelve. Een opmerkenswaardige tijdperk voor den koophandel van laater eeuwen neemt zijnen aanvang onder gezegden Jvan Bafilowits, die de Tartaren verdreef; hun de Koninrijken Kofan en Astracan ontwrong; de gemecnfchap tusfchen de Rusfen, de Armeniërs en Indianen weder opende, en een hartelijk berouw gevoelde, wijl hij Novogorod verwoest had, naardien die ftad door haaren invloed zich voor hem gedugt maakte, daar zij uit hoofde van haar ongemeen vermogen een tegenwigt tegen het gezag van het ftaatsbeftier opleverde. In dezen toeftand bevond zich Rusland, en dusdanige vredelievende gevoelens koesterde de GrootHertog, toen een Venetiaanfchè zeeman, in dienst van Eduard VI., Koning van Engeland, omtrent S 3 het  X 2?s y,{ het midden der zeventiende eeuw — te weten ïn ?653 met drie fchepen een togt naar het Noor-r den ondernam. Een dezer vaartuigen keerde van daarte rug; het tweede verging, en het derde, aan wiens boord zich Richard Chancelor bevond, liep gelukkig te Archangel, aan de Witte zee gelegen, binnen. De visfehers, die deze plaats bewoonden, wien dit fchip een gedrogt toefcheen, het welk zich boven de zee verhief, namen aanftondsdevlugt; dan, eindelijk Heldenden de Engelfchen hen, door het geven van allerleië tekenen en vriendelijke woorden, gerust, en nu kwamen de eerffen in menigte, om deze vreemdelingen met verbaasdheid te befchouwen. Men zond vervolgends een kourier naar Moscou, die te rug keerde met het bevel , om den Capitain van dit fchip derwaard te brengen. Ten einde nu de Engelfchen voor hunne ftoute onderneming te beloonen, en denzelven zijn genoegen hier over te betuigen , fchohk hij hun en hunnen op volgeren bijzondere voorrechten. Dezelve behelsden ten iften — „ dat de Engelfchen den „ vrijen toegang tot alle de ftaaten des Czaars zou„ den hebben ; dat zij in het vervolg aldaar met alle de onderfcheiden natiën , welke 'er zich be„ vonden, vermogten te handelen, zonder eenige „ rechten voor hunne fchepen, of waare te betaa„ len , en zonder verpligt te zijn, daar toe de min,, fte goedkeuring aan het ftaatsbeftier, of aan de v Kanceliers te vragen. Ten 2den dat zij fteeds ?„ onder de onmiddelijke bevelen van die genen zou- f) den  x 279 )k „ den blijven, die de Compagnie tot dat einde zou benoemen, en dat de zodanigen, die weigeren „ mogten, aan het vonnis, door dezelve geflagen, ,, te gehoorzaamen, als oproerigen, door de Rus„ fen zouden te rug gezonden worden." De onlusten, welke Rusland, omtrent het einde der zestiende, en het begin der zeventiende eeuw beroerden , uit hoofde der geweldaadige aanmaatigingen der gewaande -Demetriën, die zich in plaats van den jongen Prins van dien naam , die in 1597 door den dwingeland Boris Godonou vermoord was, op den Rusfifchen troon wilden plaatfen, waren egter niet in ftaat, den ijver der Engelfchen , in het vormen hunner nieuwe vestingen, in het allerminst te doen verflaauwen. Zelfs beproefden zij het in 1558, om zich door Rusland een weg naar Perfie en de Indien te baanen; doch de burgeroorlogen , die het Rusfisch Rijk toenmaals vcrfcheurden, gevoegd bij verfcheiden andere moeiëlijkheden, dwongen dezelve, om weldra te rug tekeeren. Alleen wisten zij zich in bezit van den handel op Rusland tot in 1602 ftaande te houden, wanneer eindelijk de Bataven hunne mededingers werden , die , uit hoofde hunnefbekwaamheid in dit vak, en hunner werkzaamheid,nu in ftaat geraakten, te durven hoopen, dat zij hun in het kort den voorrang zouden kunnen betwisten. In de daad gaf ook de dood van Karei I. een ▼oorwendfel aan de hand, of was de oorzaak, waar van zich Czaar Michelowits bediende, om eerst alS 4 te  )?( =8o ),( le de Engelfchen van zijn Hof te verdrijven; dan, ver volgends vergenoegde zich die Vorst, op derzelver aandrang, en terwijl zij ftellig tragtten te betoogen, van aan dien dood geen het minfte deel genomen te hebben , met hun derzelver voorrechten te onttrekken, en hen te noodzaaken, dezelfde rechten, als alle de overige volken, te betaalen. Omtrent dezen tijd, in den aanvang der zeventiende eeuw, werd de aloude koophandel van Novogorod door Boris Godonou , ten voordeele der Hanfche fteden herfteld, welke in 1603 nieuwe Open Brieven verkregen, het geen den Britten nieuwe 111ededingeren verfchafte. En wel dra daarna flelde dezelve Boris de havens van Archangel en Moscou voor alle natiën zonder onderfcheid open. Eene vergadering der vöornaamfte Boijards jn 1613 gehouden, maakte ten laatften aan de binnelandfche beroerten van Rusland een einde, door eenen jongeling van vijftien jaaren, te weten Michaël Romano, den Groot-vader van Peter I., den zoon van den Aardsbisfchop van Rostan, een grooten van vermogen, toenmaals Gezant van het Hof van Polen, ten troon te verheffen. Voor zeker is het een opmerkenswaardige bijzonderheid , ten opzigte van Rusland, dat men den zoon van eenen Geestelijken en Gezant aldaar ten troon verhief, wiens opvoeding, uit hoofde dezer tweevouwige betrekking, hem naturelijk veel meer, dan eenigen anderen Vorst, ten uiterften gefchikt moest -maaken, om de teugels van het ftaatsbeftier in handen  ):( a8i ):( den te nemen. Tevens moest zijn gezag, door geheel den invloed, dien het priesterfchap bij een godsdienftig volk fchenken kon, nog aanmerkelijk verfterkt worden. Ook was het in de daad de vader, die onder den naam des zoons geheel het Rijk beftierde. Van dien tijd aan nam Rusland eene vaste houding aan. Polen en Zweden, die elkander toenmaals eene kroon betwistten, befloten nu vrede te maaken. Van toen aan regeerde Romano volkomen ongeltoord, — „ en maakte geene, hoe genaamde verandering" — zegt Voltaire „ welke „ ftrekken kon, om het ftaatsbeftier té doen ontaar,, ten, of het zelve tot meerder volmaaktheid te „ brengen. Hij overleed in 1645. " Deszelfs zoon, Alexis Michelowits fteeg nu op zijn zestiende jaar ten troon. Hij deed de bloedige oproerigheden, in het landfehap van Astracan ontftaan, een einde nemen. Dit gedeelte zijner ftaaten werd nu door deszelfs zorg eene al-, gemeene marktplaats derEuropeefche en Afiaatifche waaren. Hij voerde eenen gelukkigen oorlog tegen Polen, en eenen anderen met Zweden, die geenzins een zo gunftigen uitflag had. Vervolgends wilde ,hij een Verbond van alle de Mogendheden vtfn Europa tegen de Turken vormen, wijl deze het Gemeene-best van Polen en zijne eigene ftaaten bedreigden. Dan, Frankrijk alleen weigerde, uit hoofde van deszelfs verbindenis met de Porte, tot dezelve toe te treden. Hij vormde het ontwerp om eene vloot in de Zwarte en Capifche zee uit te rusten en te doen kruisfen, ten welken einde hij S 5 uit  ):( 282 ):C tót het Bataafsch Gemeene - best lieden ontbood, om die te bouwen , en zijne zeelieden te onderwijzen. David Butler was dan ook in de daad de eerfte, die 'er een fchip deed van ftapcl lopen, het welk de Arend genaamd werd. Ook deed Alejds een wetboek voor den koophandel opftellen. De eerfte verbindenisfen tusfchen Rusland en China worden op het jaar 1653 bepaald. In 1656 kwam 'er, onder de regering van Alexis een Rusfifche gezant te Pekin aan. Dan, daar deze zich niet aan de gewoonten des lands wilde onderwerpen, werd hij niet ten gehoor bij den Keizer van China toegelaten, en met zijne gefchenken naar de Rusfifche grenzen te rug gebragt. Het eenige nut, dat deze reis dus opleverde, was, de kennis van den weg. Het jaar 1670 was het tijdftip, waar op de eerfte groote karavane van kooplieden uit Siberië door het land der Kalmukken Pekkin zelf bereikte. In 1675 werd deze gemeenfehap door wederzijdfche vijandelijkheden afgebroken, en te vergeefs zond Alexis een gezant aan den Keizer van China. Het was eerst in 1691, dat de grenzen der beide Rijken, bij een Tractaat van dat zelfde jaar, vastgefteld en bepaald werden. Reeds in 1677 ftierf Alexis, en liet aan zijnen zoon Peter t de eerfte kijmen der ongemeene zugt voor den handel, en de zeevaart ten erfdeel agter, welke door dezen vervolgends nader aangekweekt en ontwikkeld werden. Peter, in 1672 geboren, fteeg egter eerst in 1689 ten troon, na al- voorens,  >C aS3 ):( voorens de Princes Sophia, welke zich geduurende eenige jaaren de oppermagt aangemaatigd had, naar een klooster verbannen te hebben. Thans zullen wij bij de befchouwing van het tweede tijdperk zien, op welk eene wijze Peter I. de eerfte zaaden eener toekomftige grootheid, die de twee voorige Regeringen reeds geftrooid hadden, wist te ontwikkelen. Omtrent het einde der zestiende eeuw weêrgahnde geheel Europa nog van de heldendaaden, door de Bataven verrigt, voor eerst, door aan Spanje het hoofd te bieden, en vervolgends, door de vereende magt der Engelfchen en Franfchen te wederftaan. Deze worfteling, tusfchen de drie gedugtfte zeemagten, welke ooit beftonden; dan , waar bij juist die Mogendheid, welke de natuur met het geringst vermogen befchonken had, het meeste voordeel fcheen te bekomen, deed alömme het verhevenfte denkbeeld van het oppergezag ter zee vormen, en het gewigt daar van ten vollen gevoelen. Peter I, onder de overweldigde heerfchappij der Princes Sophia, tot het fpeelen eener volftrekt lijdelijke rol gedwongen , bragt het grootfte gedeelte van zijn tijd in gezelfchap der vreemdelingen door, die zich te Moscou bevonden. Zijne vuurige ziel werd geftadig door het verhaal der ftoute verrigtingen der overige Europeanen ," welke tot nog toe in Rusland zo weinig bekend waren, geftadig al meer en meer ontvlamd. De ongewoonheid van fcortgelijke tafreelen vertoonde dezelve voor de on-  ):( a84 ):( gemeen leevendige verbeeldingskragt van Peter, als volftrekte wonderen, en vormde bij hem die geestvervoering voor het zeewezen, waarvan het werktuigelijke alleen, wanneer men het voor de eerfte maal gade flaat, reeds eene toverkonst fchijnt. Deze neiging vertoonde zich nog veel duidelijker bij Peter op het lusthof Ismaëlof, op het zien van een kleine floep, welke zijn vader, Alexis had doen bouwen, en het was deze eerfte indruk, die Peter lot het vormen van dat ftaatkundig plan overhaalde , het welk hij Haderhand geduurende geheel zijn leeven volgde,dat naamelijk , om doorkonst cn ecae onveranderlijke hardnekkigheid in het uitvoeren van zijn voornemen. Rusland tot eene Zee-mogendheid te vormen. Het kon niet anders zijn, of zijne denkbeelden daar omtrent, die in de daad meer fchittcrend, dan gegrond waren, moesten door zijnen Geheim-raad, L-efort geftadig leevendig gehouden, en al meer en meer verfterkt worden. Deze Geheim - raad, van Geneve geboortig, had te vooren Marfeille , het Bataafsch Gemeene-best, als ook Archangel bezogt, kwam vervolgends te Moscou, wist de genegenheid des Czaars te winnen , cn verfterkte dien Vorst dus naturelijk in zijne overheerfchende neiging, terwijl hij hem geftadig zodanige lesfengaf, welke hem de ftaatkunde der andere natiën van Europa ter navol, ging voorftelden. De verovering van Afoph op de Turken in 1696, , deed zijn vertrouwen op zijne eigene kragten nog ver-  )ï( 285 )K vermeerderen. Door aldaar eene haven te vormen, in ftaat, oni de zivaarfte vaartuigen te bevatten, wilde hij zich van de engte van Kolfa meester maaken , en alles voor een vloot van negen fchepen van zestig, en een en veeertigvan dertig tot vijftig ftukken.gefchut, iri gereedheid brengen. Hij deed door de Kofakken eenige van dat foort van ligte vaartuigen bouwen, waar mede zij gewoon zijn om te gaan, en -.zonder moeite de kusten van de Krim kunnen rond zeilen. „ Deszelfs voornemen" zegt Voltaire „ was om de Tartaaren en Turken voor altijd van dat fchier-eiland te verdrijven, ,, cn vervolgends over Georgië een uitgebreiden handel met Perfie te openen." ■ Dan, een brief, door den Marfclialk Munich , den 20 September 1762 aan de Keizerin Catbarina gefchreven, én vervolgends bekend geworden, laat geen den minften twijfel meer overig, of Peter had zich nog veel uitgcflrekter ontwerpen van verovering gevormd. De volgende uitdrukkingen duiden dit op de onwederlegbaarfle wijze aan. „ fk ben in „ ftaat" zegt deze Marfchalk tegen de Keizerin — ,, aan te toonen, dat Peter de Groote, ge,, duurende dertig jaaren, te .weten van 1695, toen ,, hij het eerfte beleg voor Afoph floeg, tot des„ zelfs dood, welke in 1725 plaats bad, voornaa„ melijk het oogmerk koesterde, om zich van ,, Conftantinopelen meester te maaken; de onge,', lobvigén, de Turken en Tartaaren, uit Europa te ,, te verdrijven, en dus het Griekfche Rijk'te her- „ ftellen.  i, ftellen. Ik zonde zelfs in ftaat zijn, het piart van deze uitgeftrekte en gewigtige onderneming i„ te fchetfen. . . . Daar ik de eerfte was, die tot ,, het midden van dit aloud gewest — te weten „ de Krim — doordrong, zijn mij alle de moeië„ Ljkheden, welke dezen togt verzeilen, en alle „ middelen, cm dien door te zetten, volkomen be„kend <*;.» Ten einde dusdanig eene onderneming met vrugt ten uitvoer te brengen, werden 'er lieden van ondervinding verëischt: dan, Rusland leverde niets anders, 'dan Edelen en lijfè'igenen op. Onder de eerften verkoos Peter zestig kweekelingen, waar van hij 'er twintig naar Italië voornaamelijk naar Venetië en veertig naar het Bataafsch Gemeene-best zond, ten einde'er de zeevaart, het bouwen van galeien, als £*) Vete Brief is in hetade Deel, bladz. 24 en volgende der Hijloire Raifonnée du Commerce de la Rusjie, par Jea» Benatt Scherer, tmployê au bureau des affaires étrangerts, te vinden. Hier bij voegt hij ook nog „ — dat men in den „ laatften oorlog met de Porte in Rusland vastelijk op dé j, aangaande verovering van Conftantinopelen rekende; „ dat het Hof der Munten te Petersburg reeds bevel bekomeni had, om een gedenkpenning te liaan, die aan de een» ,, zjjde het borstbeeld van Z. K. Majefteit, en aan de an,, dere Conftantinopelen en deszelfs zeven Torens, door „ den Blikfem neder getaakt, vertoonde." Men »oe6 hier bij in aanmerking nemen, dat de Schrijver in 178j sijt •w«rk ia liet licht gaf.  )t( *S7 ):( ais ook van groote fchepen, en het omgaan met dezelve te leeren. Dan, alle deze middelen werkten nog te langzaam voor de onftuimige drift van Peter I. In 1797 vertrok hij zelf naar Amfteldam, en verhaastte hier door de uitvoering zijner ontwerpen ,als ook het in het werk ftellen der vermogens, die hij bezat» Peter, die zich nu te midden van de Bataven bevond, verwierf hier door zeer ligt de gelegenheid, om de werklieden, die te vooren zijne medemakkers op de werven geweest waren, met zich naar Rusland te vervoeren. Het belang van het Bataafsch Gemeene - best zoude hun het vertrekken uit hun Vaderland zeer ligt verhinderd hebben, zo Peter de bekwaamheid der Bataven, ten aanzien van de zeevaart, welke aan dien ftaat tot een onfterfelijke roem verftrekt, geene wezenlijke hulde bewezen had, door zich aldaar zeiven, als een leerling aan te bieden. Van daar ging hij naar Engeland, en verkreeg van de Britten, die toenmaals den uitfluitenden handel op Rusland dreven, dat zij hem uit ftaatkundige oorzaaken toeftonden, om alle die arbeidslieden, die hij begeerde, mede te voeren. Peter, met een gevolg van kundige en geoefende Vreemdelingen, in zijn Vaderland te rug gekeerd , breidde zijne uitzigten, ten aanzien van het zeewezen, geftadig al verder en verder uit. Eerst trad hij met Zweden in onderhandelingen, van het welk hij begeerde, dat het hem eene haven aan de Oostzee zoude afftaan, het geen hem egter mislukte» Doch  ):( 288 ):( Dóch zijne wapenen ontwrongen egter in het einde, aan Karei XII., het geen hij vrugteloos op eene riiinzaame wijze van hem had tragten te bekomen. De geaartheid van dezen held, welke zeer veel overeenkomst met die der dooiende Ridders had, eh aanleiding gaf, dat hij geftadig door de verbaazende vlakten van Polen rond zwierf, terwijl hij de verdediging zijner eigene ftaaten verwaarloosde, werkte der bedoelingen van Czaar niet weinig in de hand, terwijl déze zich reeds van het eerfte jaar dezer eeuw van Lijfland, Ingerland en Estland verzekerde, en Petersburg temidden van moerasfen ftigtte. Hij bragt zijn Hof derwaard over, en vestigde dus zijn verblijfplaats aan een der beide uiterften van zijn verbaazend uitgeftrekt Rijk. En te vergeefs beproefden het de Zweden in 1705, om met derzelver vloot deze uit de zee oprijzende ftad te verdelgen. Dan, ten einde zijnen voorfpoed ter zee te nuttiger te doen zijn, maakte de Czaar een aanvang met het verëenigen der Oost-zee met de Baltifche zee en den Pontus Euxinüs. Doch dit ontwerp werd opgefchort, toen Peter in 1711, na den flag van dé Pruth zich alle gemecnfchap met de Zwarte-zee afgefneden zag, uithoofde der teruggaave vanAfoph , welke ftad hij zich gedwongen vond, weder aan dé Porte in te ruimen, uit kragt van het Vredes- tractaat van dat zelfde jaar. Op zulk eene wijze werden deze inrigtingcn , ten behoeve van het zeewezen , voor het Rusfisch Rijk , naar het zuiden, welke buiten twijfel niet weinig toe-  toegebragt hadden, om Peter aari te fpooren, orri zich met zo veel ij ver op alles, wat de zeevaart betreft, toe te leggen, geheel vernietigd. Dan, het rcus'agtig p!an,ter vergrooting der magt van Rusland, hoewel nu bekend geworden , kon egter door het Hof van Petersburg nog geenzins geheel en al opgegeven worden. Het ftreelde deszelfs trots en ftaatzugt tevens veel te zeer ; ook was de doorzetting van dit fteifel tot in deze dagen toe de grondflag van deszelfs ftaatkunde. Alle de onderhandelingen, vervolgends door den Czaar aangegaan, alle de voorderingen, welke hij maakte — deze alle verftrekten hem even zeer tot hulpmiddelen , waar door de uitvoering van dit uitgeftrekt ontwerp een maal voor zijne opvolgeren konden gemakkelijk gemaakt worden.' In 1713 maakte hij zich van de kusten van Finland , en het volgende jaar van geheel dat landfchap meester. Ten uiterften te vrede over de vermeerdering der zeemagt, welke hij hier door bekwam, gelijk mede over den ftand, waar in zich zijne ftaaten bevonden, ondernam hij in 1716 van nieuws eene reize naar Europa. In Frankrijk gekomen» werd hij aldaar met de grootfte blijken van achting en vriendfchap ontvangen; hij bood zijne bemiddeling tér bewerking van den vrede van het Noorden aan, en ontwierp een Tractaat van koophandel tusfchen dat Rijk en Rusland. Zijne tegenwoordigheid , en beloften deden dan ook eene groote menigte konfteT saaier.  )•( *9° X naaren en aannemers befluiten, om hem bij zijne terugkomst in zijn Rijk derwaard te volgen. In 1717 floot hij eene overeenkomst met de ftad Dantzig, welke dienstijds nog eene aanzienelijke magt ter zee bezat. In 1718 kwamen 'er te Petersburg verfcheiden nuttige inrigtingen tot ftand. Dagelijks bevestigde en breidde zich die ftad meer uit. Koorn- kruid en- zaagmolens, leèrtouwerijen, ma aten en gewigten , behoorelijk bepaald , de prijs der waaren vastgefteld, fabrieken van geweeren, fpiegels, doek, Hautelisfe-tapijten, goud en zilverdraad in een woord allerleië onderne¬ mingen en navolgingen der gewoonten en konften der overige natiën van Europa werden door Peter I. ingevoerd, die met hulp der vreemdelingen, door het aanwenden van geld, en zijne onverzettelijkheid in het volharden bij zijn begonnen werk het eindelijk zo ver bragt, dat hij aan zijn Hof, indien ik mij dus eens mag uitdrukken, een kort begrip van al dat gene verzamelde, wat de nijverheid in Frankrijk, Engeland, en het Bataafsch Gemeene-best uitgedagt had, om die landen te verrijken, en aan dezelve keven en beweging bij te zetten. In navolging dier drie handeldrijvende natiën, gaf Peter in 1724 een Bevelfchrift in het licht, waar bij hij de tollen van zijn Rijk aan zekere ftaatkundige berekeningen en bepaalingen onderwierp. En wel dra plukte hij ook. de vrugten van alle deze moeiëlijke bezigheden. Hij zag de haven van Pe-  )?( m ).C Petersburg door twee honderd vreemde fchepen be= zogt. JSn ten einde deze haven, welke men vervolgends, even gelijk Verfailles, een gunfteling Zonder verdiensten genaamd heeft, ten koste van ardere nog meer te verrijken, ontnam hij aan Ar changel de alöude voorrechten, die deze ftad ge-? noot. Niet te min was 'er een wezenlijke flaatkundige rede , waarom hij aan Petersburg zo zeer ds voorkeur gaf. Daar hij dezelve tot de verblijfplaats van zijn Hof verkozen had, wilde hij den naijver van den jongen Adel, die zich aldaar bevond, meer en meer opwekken, doorde befchouwing van de ongemeene werkzaamheid , welke eene haven oplevert, welke nimmer, dan alleen door vreemdelingen genoegzaam in beweging konde gehouden worden. ,, Petersburg" zegt de fchran- dere Algarotti „ is het venfter, waar uit Rus- 9, land geheel Europa befchouwt." De vrede met Zweden, in 1721 te Neuftadt geflo., ten, ftelde Peter in ftaat, om zich ongeftoord geheel en al op eene nieuwe onderneming op de Cas^ pifche zee toe te leggen, waar van het oogmerk was, den handel op Perfie, en een gedeelte der Indien den weg door zijne Staaten te doen nemen. Deze onderneming is door den beroemden Cefchiedfchrijver van Peter I. met ongemeene loffpraaken verheven ; doch uitheteigenaartige verflag van deze reis, in 1782 te Londen gedrukt, het welk de Ingenieur Bruce, die daar bij gebruikt werd, in het licht gaf, T 2 blijkt  X 202 X blijkt het, dat Peter, noch kompas, noch loofs aan boord zijner vloot had. Zie hier hoe hij zich uitdrukt. „ Den 18 Juhj 1722, ging ons leger te Afiracan te fcheep, aan boord van twee honderd en vijftig „ galeien, vergezeld van vijf en dertig fchepen, „ ter vervoering van de krijgsbehoeften en zieken„ Ons voetvolk beftond in drie en dertig duizend „ man oude, in het vuur geharde krijgslieden, die „ geduurende alle de veldtogten van den langduu,, rigen oorlog met Zweden gediend hadden, be,, halven nog zeven duizend Dragonders, twintig „ duizend Kofakken,en veertig duizend Tartaarfche „ Kalmukken, die over land voordrukten, ten ein,, de de landftreek van Andreöf te verwoesten. ,, In den namiddag van den 23, verloor onze divifie „ den Admiraal uit het gezigt, het geen ons niet „ weinig ontrustte, wijl wij noch loots, noch kom,, pas aan boord hadden, en in de daad ontbrak ,, het hier aan op gehecle de vloot." Dan, niet verre van de ftad Derbent, gaf een Turkfche gezant aan Peter te kennen, dat zijn meester geenzins met genoegen zag, dat hij zo verre in Perfie doordrong. En daar hij niet verkoos, met de Porte in oorlog te geraaken, keerde de Czaar dus in 1723 van daar te rug. Na alvoorens meer, dan het derde gedeelte van zijn leger verloren, cn gezien te hebben, dat de fchepen, die hem zijne rekruten en krijgsbehoeften aanvoerden, niet verre • van  X *n X van Aftracan door de golven verflonden werden, trok Peter in zegepraal te Moscau binnen. Zijne poogingen, om zich te lande een weg voor zijnen koophandel naar China te baanen, waren even min beflisfend. Ten einde zijne vriendfchap met den Keizer van dat Rijk te grondvesten , zond hij denzei ven in 1694 een gezantfchap, het welk in 1698, bij de uitkomst der onderhandelingen , een ftapelplaats en eene wooning te Pekin voor de Rusfifche kooplieden bedong. Dan, eenige buitenfpoorigheden, door de laatfien begaan, verpligtten den Czaar in 1719, om nieuwe gezanten naar Pekin te zenden, die den Keizer voldoening gaven, en een vergelijk troffen. Doch in 172a werden de Rusfen nogmaals van daar verdreven. In dezen toeftand bevonden zich de zaaken met China, toen Peter in 1725 ftierf. Geen der beroemde lieden van laater eeuwen was ooit meer, dan Peter I. het voorwerp aan loffpraaken en berispingen. Zjn onfterfelijke Gefchiedfchrijver, of liever zijn lofredenaar, heeft zeker een fchitterende gedenkzuil voor hem opgerigt. Doch bedaarder waarnemers, gelijk Rousfeau, Algarotti en Mirabeau hebben de inrigtingen van den Czaar met meer ftrengheid befchouwd, en, naar het fchijnt, heeft hunne onverbiddelijkheid Peter van den rang, dien men hem eens toegewezen had , te weten dien van hervormcren wetgever van een ontzaggelijk volk, doen afdaalen. Voltaire zelve bekend bijkans op elke bladzijde T 3 zijner  X 294 X Zijnër gefchiedenis van Rusland, dat hij, of in go Volge het eigen Dagverhaal van Peter , of volgends de handfchriften van Lefort, ofwel volgends andere Gedenkfchriften, die hem van Petersburg gezonden waren, zijn werk heeft opgemaakt. Het is geenzins te verwonderen, dat hij door oorfprongelijke ftukken van dien aart van die bewondering doorgedrongen werd, welke derzelver opftellers geenzins voornemens waren, het nageflacht te doen gevoelen , terwijl hij zich daar bij telkens zo veele buitengewoone gebeurtenisfen, en zo veele hinderpaalen, die eerst onoverkomelijk fchenen, en egter uit den weg geruimd werden, telkens herinnerde. Buiten dien was het zeer naturelijk, dat alle de tijdgenooten van Voltaire den naam Van Peter I. de grootfte hulde bewezen, wijl ;hij op het tooneelvan het noorden de rol van bevrediger zo wel gefpeeld had, het geen vlak ftrijdig was met den oorlogzugtigen geest van Karei XII., en dit wel in een tijdsgewrigt, wanneer meer, dan een held de aandagt van Europa aan die zijde gaande hield. Dan, ik zal mij vergenoegen, met de verdiensten Van Peter I., in zo Verre zij met de ftaatkunde omtrent het zeewezen in eenige betrekking ftaan, zo Veel mij mogelijk is, te bepaalen,naar dien zij, alleen in dat opzigt, tot mijn onderwerp behooren. Geheel het fteliël van dezen Vorst bepaalt zich tot het bezigen van plotfeling werkende middelen, ten einde den Adel van zijn Rijk te befchaaven. Voor hetgeheele lighaam des Volks, uit lijféigen boeren  >C *95 )=( boeren beftaande, die alleen de hoeveelheid van hunnen arbeid zagen vermeerderen , zonder hier door het gewigt hnnner flaavernij in het minst te kunnen verligten, vloeide hier uit geen het minfte wezenlijk voordeel voord. .Peter, wiens vuurige ziel zich haastte, om de vrugten zijner nieuwe inrigtingen te plukken, verlangde niets meer, dan enkel eenen fchitterenden roem, en het doorzetten zijner ontwerpen. Zijn voornaame doel was, door het vertoonen.vaneen grootsch fchouwfpel eenen treffenden indruk op zijne hovelingen te maaken, ten einde hen eene overhellende neiging in te boezemen; welke zijne oogmerken kon begunftigen. Dit was de oorzaak zijner fteeds duurende poogingen, om zich een zeewezen te vormen , waar van het ontzaggelijk voorkomen de voorftanders zijner hervormingen kon vermenigvuldigen, en de berispers daar van tot ftilzwijgen dwong. Tevens fpoorde hij den naijver van zijnen jongen Adel nog meer aan, door telkens te zeggen — „ dat het lot van een Engel„ fchen Admiraal fchooner was, dan dat van een „ Czaar van Rusland. " Daar Peter li dus een foort van volks-geest had doen geboren worden, en wel den eenigften, waar voor de hoofden, of Boijards van eene nog half woeste natie vatbaar waren, maakte hij deze geestVervoering aan het door zetten zijner ontwerpen omtrent het' zeewezen al meer en meer dienstbaar, cn bediende zich daar van, om zijne magt in die T 4 1 b»  ):( =96 ):( Janden, die door de natuur of lugtsgefteldheid het meest begunftigd waren , al meer en meer uit te breiden. Het is zeker, dat de noodlottige oorlogen, die, de Turken voor deze regering met de Rusfen voerden, in het hart der Edelen van Moscau, den afkeer van dusdanige nabuuren niet weinig vermeerderd hadden. Hier uit was een foort van nationaïen haat ontftaan, waar van Alexis, de vader van Peter, den maatftaf gegeven had, door de verbindenis tegen de Qttomannen, den fchrik van het Noorden geduurende de zeventiende eeuw, waar toe deze alle de Mogendheden van Europa tragtte over te haaien. Deze geweldige hartstogten moesten in Rusland niet alleen het verlangen, om van deze haatelijke mededingers verlost te worden, maar ook het ontwerp, om hen uit Conftautinopolen te verdrijven, en hunne plaats aldaar te vervangen, naturelijk doen geboren worden. Wij hebben reeds te vooren gezien, dat de overgrootvader van Peter een Aardsbisfchop , en tevens Gezant aan het Hof van Polen was, in een tijd, toen het zelve, een der fchitterendfte en der meest verlichte van Europa, de invallen der Turken in Duitschland door eene zeer talrijke en in den krijg geharde ruiterij vermogt af te weeren. Het kan niet anders zijn of Romano, deszelfs vader, moest uit deze tweevouwige fchool, van het Priesterfchap en der ftaatkunde van Polen, den afkeer van de Turkfche natie, aog meer ontleenen, en in gevolge hier van zodani-  X »97 X ge lesfen aan zijn zoon geven, welke aanftonds op deszelfs opvolger Alexis, en daar na, bij overlevering op Peter I. overgingen. Naauw was deze ten troon geftegen, of hij belegerde en nam Afoph in 1695, in de vaste hoop , volgends de gezegden van den Marfchalk Munich, van eens zijnen zetel in Conftantinopolen te vestigen. Op deze wijze kan men de blaakende drift van, Peter, ter vorming van een zeewezen voor zijn Rijk uit den aart zijner ontwerpen, om den Turkfchen Sultan te onttroonen, en dus het Rusfisch Hof uit de beijsde ftreeken van Moscau, of Petersburg naar de aangenaame lugtftreek van het aloude Bijfantium over te brengen, ligtelijk oplosfen. Wanneer men hun uit dit oogpunt befchouwt, is Peter niets anders dan een veroveraar, die zijne middelen tot het doen van een aanval berekende, reeds bij voorraad nieuwe werktuigen ter overwinning in gereedheid bragt, in ftede van onverwagts met gedugte legers op zijnen vijand aan te vallen, gelijk de Turken, of Scijthen deden, toen zij het Griekfche Rijk overweldigden, en Hoopten. Het verlies van den flag van de Pruth deed hem , zonder hem daarom juist den moed te benemen, ten duidelijkften gevoelen, dat hij genoodzaakt ware , om voor een geruimen tijd de hoop van de Turken naar Afie te verdrijven, aan eene zijde te ftellen. Doch de fchok, tot dat einde noodig, was reeds gegeven. Peter ging geftadig voord met zijne T 5 nieuwe  M 29S rdeuwe inrigtingen , betreffende het zeewezen en de ftaatkunde, verder uit te breiden, buiten twijfel overreed, dat, door zijne krijgsmagt fteeds meer en meer te vergrooten, van welk een aart zij dan ook wezen mogt, terwijl de Porte geftadig den alöuden roem zijner wapenen zag afnemen, hier uit voordeden, gewisfe voordeden voor het Rusfisch Riik moesten ontftaan, waar van zijne opvolgers Wel zouden weten gebruik te maaken. Zodanig was hetftelfel, betreffende het zeewezen van Rusland, uit deszelfs aart van zijne eerfte vorming , aan tot op den dood van Peter I. — een ftdfd, hetwelk volftrekt krijgshaftig, en in het wezen der zaak tot het maaken van overmeesteringen beftemd, mag genaamd worden. Thans zullen wij zien '• wat daar van geduurende de twee volgende tijdperken geworden zij. Het derde tijdvak van den ftaatkundigen toeftand van het Rusfisch Rijk in laater dagen bevat een tijdsbeftek van ongeveer zeven-en-dertig jaaren, te weten van den dood van Czaar Peter I. tot de regering der Keizerin Catharina II. „ Geduurende dezen tusfchentijd — " zegt Voltaire — „ heeft het vorftdijk paleis meer, dan eene omwenteling ondergaan: doch de ftaat zelf niets „ van dien aart ondervonden. De luister van het „ Rusfisch Rijk is onder Catharina I. aanmerke„ lijk vermeerderd. Het heeft op de Turken en „ Zweden gezegepraald onder Anna Petrow na; het „ heeft onder de regering van Elifabeth zich van „ Pruis-  ):( m ):( „ Pruisren en een gedeelte van Pommeren meester „ gemaakt; onder den fcepter van Catharina II., „ genoot het in den beginne een ongeftoorden vre„ de, en zag dekonftenenwetenfchappen bloeien." Een der gevvigtigfte verrigtingen, de huishoudkunde en den handel betreffende, door de opvolgers Peter ten uitvoer gebragt, beftaat in het overzien in 1728 van het Tol - reglement van den Czaar, van 1724 als ook het vastftellen van een zeer omflagtig Reglement in negen-en-negentig Artijkelen beftaande, in 1729 voor het zeewezen van geheel Rusland afgekondigdTevens trok de handel op China de aandagt van het Hof van Petersburg even zeêr tot zich. De onderhandelingen , onder Peter I. aangevangen, werden, door middel van een Gezantfchap, in 1728 naar Pekin gezonden hervat. Een Tractaat van.den 14 Oclober des zelfden jaars bepaaf'e eenige nieuwe grensfcheidingen. Wij moeten hier bij in aa> merking nemen, dat, alhoewel het Rusfisch Hof reeds het recht bekomen had, om alle drie jaaren een Karavane derwaard te zenden, men 'er egter van 1728 tot 1755 flegts zes tellen kan. Eenige jaaren na het vertrek der laatfte, ontftonden 'er nieuwe klagten van de zijde der Chinezen, betreffende de bedriegerijen der Rusfen, en in de daad warm deze beide Rijken op het punt eener vredebreuk, toen Elizabeth overleed. Onder deze verkregen de Engelfchen in Rusland weder alle de voordeden, met opzigt tot den handel  ):( 3°° ):( del, die de mededinging der overige natiën hun onder de voorige Regeringen ontrukt had. inim en 1755 hernieuwde deze Keizerin met hun het Tractaat van koophandel, in 1734 met de Czariu Anna Petrowna , gefloten. En, ten eiHde zij hunne' ondernemingen te gemakkelijker konden uitbreiden werden de voorrechten j door Peter I. aan Archan-el ontrukt, in 1752 aan die haven te rug gefchonken. Deze ftaatzugtige eilanders deden nieuwe poogingen, om een rechtsflreekfchen handel, over Rusland, op Perfie te doen ftand grijpen. Deze beide Rijken, na zich door dusdanige oorlogen, die voor Rusland ten uiterften moorddaadig waren, onderlineen geruimen tijd verwoest te hebben, daarliet Rusfifche Rijk, naar men verzekert, daar bij van 1722 tot 1732 meer, dan honderd en dertig duizend man verloor, hadden zich in 1729 en 1732 bij twee onderfcheiden Tractaaten van vrede en vriendfchap nader aan elkander verbonden, en dus oordeelden de Engelfchen, dat nu het gunftig tijdftip, om hunne ondernemingen te doen gelukken, in de daad geboren waren. Ingevolge hier van, rustte Elton, een Engelfche man, jp,74t een zeer fchoon fchip uit, het welk eene rijke laading aan boord nam. Deze'werd op eene zo gunftige wijze ontvangen , dat men hem tot Admiraal van Perfie benoemde, het welk het Hof van Petersburg niet weinig:'bekommernis baade, en deze vrees fpoorde het aan, om in 1746, den  )< 3oi ):( dei» Britten de vaart op de Caspifche zeë te ver bieden. Dan, alle deze voorzorgen belettende opvolgeren van Peter, egter in geenen deele, om alle mogelijke middelen in het werk te ftellen, ten einde den vrede met hunne nabuuren duurzaam te maaken, door het eindigen van voordeelige oorlogen, door middel van nog voordeeliger Vredes - tractaaten, gelijk onder anderen dat van 1740 met Pruisfen, en het Tractaat van Abo, in 1743 met Zweden gefloten, jntusfchen werd de uitvbering van het geliefkoosd ontwerp van Rusland, tegen de Turken, hetwelk, als het ware, als een erfgoed, door Peter aan zijne opvolgeren was nagelaaten, hier bij geenzins uit het oog verloren. Eenige wederzijdfche aanfpraaken, ten aanzien der grensfcheidingen, deden tusfchen de Hoven van Petersburg en Conftantinopolen een Moedigen oorlog ontftaan, die eerst bij het Tractaat van Belgrado in 1739 geëindigd werd. Dan, deze verfchafte geen het minfte merkbaar voordeel aan Rusland.,. Men oordeelt, dat deze oorlog, geduurende de vijf jaaren, die dezelve aanhield, dat Rijk meer, dan tweemaal honderd duizend man kostte, zonder hier bij nog tien , of twaalf duizend matroozen te rekenen , die men door middel der kruistogtenop de Oostzee gevormd had, doch welke bij;deze gelegenheid op het meir van Afeph omkwamen, waar Heên het Staatsbeftier dezelve zond, om de kleine vlooten te be-  X 3oa X bemannen, welke Rusland tegen de Turken uifc rustten. Dan, deze zijn flegts geringe opofferingen, zo in manfchappen, als in geld, in vergelijking der verliezen van geli,ken aart, die Rusland in aanvolg van tijd onderging, terwijl het de Plans, door Peter I. ontwerpen, ten einde zich van Conilantinopolen meester te maaken, tragtte ten uitvoer te brengen. Op welk eene wijze een zo buitengewoon ontwerp, wiarfchijnelijk geworden zij, zullen wij bij de behandeling van het vierde tijdperk, te weten federd de komst van Catharina II. tot den Rusfifche troon, in 176a nader opgeven. Twee hoofddenkbei lden fchijnen deze Keizerin, in geheel haare Staatkunde, voornaamelijk beheerscht te hebben. Het e< rfte is, als het ware, bij recht van opvolging tot haar overgegaan - dat naamelijk, van de Turken te Conftantinopolen, en in de Middenlandfche zee te vervangen. Ih de daad werd Catharina in de maand Juljj 1762 ,volftrekte beheerfcheres van het Rusfisch Rijk: dan , uit den brief, waar van wij reeds te vooren fpraken, blijkt het, dat de Marfchalk Munich, een van die genen die, onder Elifabeth geen geringe rol, geduurende den Turkfchcn oorlog, die door den Vrede van Belgrado geëindigd werd , gefpeeld had , reeds in September daar aan volgenden zijne hooge Souveraine met de hoop op de mogelijke, en zelfs ligt uit te voeren, vermeestering van de Krim vleide. Dit ontwerp  X 3°3 X werp was dus de grondflag der ftaatkunde van het Rusfisch Hof geworden; het was in zekeren zin een nationaal plan, waar van het niet in de magt van Catharina ftond, af te gaan, zo zij zich de gunst van den Rusfifchen Adelen , den bezitters van uitgeftrekte landerijen, of fabrieken wilde verwerven, wijl fommigen derzelver zich vleiden, de vermaaken van het Hof eens onder de aangenaame lucht ftreek van Conftantinopolen te kunnen genieten ,en anderen , dat zij de voordbrengfelen hunner nijverheid, of de bron hunner rijkdommen eenmaal langs de vreedzaame en fteeds bevaarbaare golven van de Middenlandfche zee zouden vermogen te vervoeren. Het was voor de Keizerin veel te noodzaakelijk, deze ftemming van den geest haarer onderdaanen te vleien, dan, dat zij dit ontwerp vermogt op te geven, het welk alle denkende en gevoelende wezens, die zich rondom den Rusfifchen troon bevonden, met verrukking, en eene ongemeene geestdrift vervulde. De geaartheid van Catharina zette haar van zelfs tot ftout, gewaagde ondernemingen aan, en zij ontveinsde het geenzins voor zich zelve, dat, om den wil van alle de bewooneren van een uitgeftrekt. Rijk, tot het bereiken van een enkel doelwit te bellieren, men de uit een lopende denkbeelden in een punt behoorde te doen famen komen, het welk den roem en voorfpoed van geheel de natie tevens ten oogwit had. Door middel van dezen talisman was het, dat Peter in den aanvang der agtiende eeuw in ftaat geweest was, geheel Europa het fchouw-  X So4 X fchouwfpel van eenen Adel en handel op te leveren, die beiden grodfe fchreden naar de waare befchaaving deden, en dit bij een volk, het welk tot dien tijd toe, als onder het ijs van Archangel, en in de woestenijen van Siberië, bedolven lag. Het andere ftaatkundige denkbeeld, het welk de ftoute ziel van Catharina II. overweldigde, ontwikkelde zich eerst ten tijde van den Americaanfchen oorlog. Daar de voornaamfle Mogendheden aan deze gewigtige twist deel genomen hadden, tragtten die gene, welke onzijdig gebleven waren, voornaamelijk die van het noorden, geheel den handej van Europa te drijven, en verbonden zich dus, ten einde de vrijheid der zee te handhaaven. In 1780 gaf Catharina de eerfte aanleiding tot die Actes van Neutraliteit, welke door de oorlogende magteri op onderfcheiden wijzen befchouwd werden (*). Het r (*) Deze gewapende Neutraliteit was eigenlijk tegen Engeland gei'igt, het welk zich daar over ten uiterften te onvrede tooide, en hst Cabine: van Verfailles verftrekte daar van tot de eerfte aanlegger. Doch van zo vreinig gevolg was deze verbindenis tusfchen Rusland, Denemarken cn Zweden aangegaan, en door Frankrijk» Spanje en het Bataafsch Gemeene-best, toenmaals te famen ver* bonden, ondeiibund, dat Engeland in ftaat was, aile gidaane vraig :n • door zoJanige antwoorden te ontwijken, die in de daad niets ander1; . dan uitvlugten waren. Dusdanig handelde het in dat van Julij, op de verklaaring des Konings van zweden, en bij eene overeenkomst van den 4 Julij des zelfden jaars met üenema-k n gcilootcn, welke tot eene nadere opheldering van derzelver Trac. taat van koophandel van 1670 verftrekken moést. ïn  'ik 3PS X Het deel, het welk de Rusfifche vlag aan de algerheene zeevaart had, deed dit Rijk den zelfden naijver , als de andere Zee - mogendheden, ten tijde van den vrede van 1783 gevoelen. Allen zetten derzelver ondernemingen, met betrekking tot den koophandel, met een verdubbelden ijver voord, en de Keizerin gaf eene menigte diplomatique Actes en Reglementen in hel licht, die ftrekken moesten, om die van hunne onderdaanen tè begunftigen. Dus beftond dan geheel de ftaatkunde haarer regering, met opzigt tot de volmaaking van het flelfel van het zeewezen van Rusland ,daar in ,dat zij de overmeesteringen , waar van Peter hèt eerfte ontwerp gevormd had, tot wezenlijkheid tragtte te brengen, en Rusland voor te bereiden , om de vrugten daar van te kunnen inöogften , door aan deszelfs daadelijken en lijdelijken handel, zo met de overige volken van Europa, als die van Afia , die het naast aan deRusfifche grenzen woonden, de grootfte uitgeflrektheid te geven. De kortflondige regering van Peter III. ware genoegzaam geweest, om de rust van Rusland , naar de zijde Van Pruisfen, te verzekeren, door middel Ïnii-Si, 1782 en 1783 traden de Keizer, de Koningen van Pruisfen', Portugal en Napels mede tot deze verbindenis toe, welke in het einde eene algemeene goedkeuring voor z ker zal hebben weg gedragen, naar dien zij eenigli k ftrekte, om de onzijdige fchepen te befchermen, en hier door den handel der oorloogenden Megtndhedcn gemakkelijk, te maaken. V >  ):( 396 ):( del van den vrede van 1764, dien de geestdrift van dezen Keizer, voor Fredrik, hem aanfpoorde, om denzelven, aanftonds na den dood van Elizabeth, aan te bieden. Deze vrede werd gevolgd van een Tractaat van Alliancie, in 1764 tusfchen Pruisfen cn Rusland gefloten, en het welk de voorboode dier overè'enftemming was, welke 'er wel dra tusfchen deze beide Mogendheden heerschte, toen deze in 1769 overeenkwamen, om Polen de eerfte maal te verdeden, welk ontwerp bij de Acte van Cesfie van den Rijksdag van 1773 , volkomen tot ftand gebragt werd. Eenige verfchillen omtrent de grensfcheidingen, of aanfpraaken op fommige gedeelten gronds , werden in 1762, in gevolge eener voorafgegaane overeenkomst van 1736, met Kourland geregeld, en deze beide Acten deden in 1783 eene derde geboren worden. Aan de andere zijde verkreeg Catharina II. bijhet Tractaat van Kaïnardji, van den 21 Julij 1774, van de Porte de vrije vaart op de Zwarte zee ; doch dit was enkel eene aanleiding, welke zij zogt, om nieuwe voordeden te bekomen, of door middel van het zwaard af te dwingen , want het was haar zeer wel bekend, dat haar handel op de even gezegde zee alleen in zo verre, als zij van de punten van gemeenfchap met de Middenlandfche meesteresfe was, voordeelig zijn.kon. In dit voorüitzigt namen de vijandelijkheden dus wel dra van nieuws een aanvang: dan, nu ruimde een tweede Tractaat van 1783,  ):( 3°7 X 1783, het welk den afftand van de Krim, hetwelk Catharina reeds bemagtigd had , behelsde, de meeste hinderpaalen uit den weg, die tot nog toe verhinderd hadden, dat de havens, welke zij federd den voorigen vrede op het meir van Afoph, en de Zwarte zee bezat, een middenpunt voor den handel van het zuiden en het noorden werden. Eene nieuwe pooging van de zijde van Rusland , op de Tüfkfche bezittingen , deed vervolgends den vrede van Jasfy geboren worden, waar bij de Porte het Rusfisch Rijk in het bezit van al het te vooren afgeftaane, als ook van het voorrecht, door Rusland erlangd, om vrijelijk op alle de Turkfche zeè'n te vaaren, volkomen bevestigde. Deze vrijheid werd zeer in het breede uitgelegd, in de Tractaten en Overeenkomsten, betreffendeden koophandel, na het eindigen der vijandelijkheden tusfchen de beide Rijken in de drie onderfcheiden tijdperken van 1774 tot 1792 gefloten. De Keizerin, in zekeren zin trotscli op het bekomen dezer nieuwe, voor den handel en de zeevaart zo wel gelegen gewesten, fcheen zich nu van eenen uitfluitenden handel te willen ontdoen , dien de Britten tqt nu toe op Rusland dreven. Het Tractaat van koophandel van 1766 verzekerde Engeland niet alleen van htt bezit zijner oude voorrechten, maar ftond het zelfs nog nieuwe voordeden voor twintig jaaren toe. Het tijdftip, waarop' deze ten einde liepen, te weten 1786, wprd dus door' Catharina gebezigd , om aan alle andereMogci dhedert V £ ge-  !):C 3o3 ):( gelegenheid te geven, om in haare ftaaten , naar de zelfde winsten te dingen» Zij weigerde ftandvastig haar Tractaat, volgends den inhoud van dat van 1766 met Engeland te hernieuwen, en ging 'er een met Frankrijk in het bijzonder aan, hetwelk op het wederkeerig belang dier beide natiën gegrond was, welke federd twee eeuwen gelegenheid zogten, om rechtsftreekfche verbindenisfen met elkander aan te gaan , zonder zich egter te kunnen verëenigen, uit hoofde der hinderpaalen, die beider gemcene vijand, het Hof van Londen , dezelve in den weg legde. Dan, de Franfche Omwenteling deed Rusland van zijne waare 'grbndbeginfelen afwijken, en dus verkreeg Engeland in 1793, de hernieuwing van het even gezegde Tractaat van 1766, daar Frankrijk zich in tusfchen allen handel op Rusland moest zien verbieden. De drift van het Hof van Petersburg, om zich van zijne voordeden , met betrekking tot den handel en het zeewezen, na den algemeenen vrede van 1783 met vrugt te bedienen, was zo groot, dat het met de voornaamfte der handeldrijvende natiën Tractaten van koophandel floot. Denemarken en Rusland hadden zich reeds in 1782 te famen verbonden, terwijl zij een provifionecl Tractaat van 1767 nader bekragtigden. In 1785 erlangde Oostenrijk mede een Tractaat met Rusland. De beide Siciliën gingen in 1787 mede een afzonderlijk Tractaat aan, en Portugal tekende 'er in 1788 insgelijks een. Polen en de ftad Dantzig in het bijzonder verwierven zich in'1784 en  X 3op ):< en 1793 van tijd tot tijd eenige goede dienften van Rusland, die dan eens meer, dan weder minder wel* meenend werden aangewend. Dan, in 1795 wer~ den beiden even zeer van de lijst der onaf hangelijke Magten van Europa weggevvischt. Opmerkzaame waarnemers hebben nagegaan, dat de voordeden, door Rusland op de Zwarte zee behaald, het zelve dertien maal honderd duizend menfchen , in minder dan twintig jaaren, en eene zeer groote menigte matroozen , of liever lijfeigen boezen, die, gelijk Mirabeau zegt, bevel bekomen, om matroozen te worden, gekost hebben. In 1773 deed de Czarin 'er vijf duizend naar Tagaunok, en in 1784 weder tienduizend dervvaard vertrekken, die tevens bouwlieden moesten worden. De meest verfcheiden,de uitgebreidfte en tevens rijkfte handel van Rusland is die op de Oost-zee, waar van Petersburg tot de voornaamfte ftapelplaats verftrekt. In 1775 beliep het getal der koopvaardijschepen, waar mede de handel op andere landen gedreven werd flegts op vijftien, of zestien , waar van twee derden naar Bordeaux en Holland beftemd waren. Deze vaartuigen waren van twee honderd tonnen. Twee derden der matroozen moeten, volgends ue Reglementen Rusfen zijn; doch de Capitain en Stuurman zijn gemeenelijk buitenlanders. De eigenaars dier fchepen zijn vreemde kooplieden , die dezelve voor hunne eigen rekening inlaaden. Het is zeer moeiëlijk te bepaalen, hoe veel da vragten hun kosten, naar dien zij inde noodzaaV 3 ke-  ):( ^ ):( kelijkheid zijn, om het zeevolk op dezelve geduurende geheel het jaar te onderhouden. Dit is zeker, dat de vragtloonen hun veel hooger, dan aan de Bataven, de Denen en Zweden te ftaan komen. Het is waar — voegt 'er Leclerc bij dat zij door de voorrechten, hun bij de Ordonnanciën van Peter I. en de Keizerin Anna toegedaan, hier voor egter zeer rijkelijk fchadeloos gefield worden. Zo menig maaien het bewezen is, dat de laading van een fchip aan een koopman toebehoort, betaalt het flegts een vierde der uitgaande, en drie vierden £ der inkomende rechten. In ftede der honderd vijf entwintig Kopekken tol, die de vreemde natiën moeten geven van eiken rijksdaalder, kost het den Rusfifchen kooplieden alleen negentig, het geen een verfchil van vijf-en-dertig Kopekken op eiken rijksdaalder uitmaakt. En den 21 September 1782 bekwamen zij eene vermindering van de helft der uitgaande rechten. In 1774 beklaagden de overige vreemde natiën zich over de uitfluitende voorrechten, die de Engelfchen , ten aanzien van den handel van Rusland, genoten, en voor al met opzigt tot de wijze van betaaling der tollen; doch toenmaals bekwamen zij daar omtrent geene de minfte voldoening. Dan na den vrede van 1783 nam Rusland, gelijk wij reeds gezien hebben, geheel andere grondbeginfelen aan , die met zijne belangen veel meer overëenftemden, zo door het hernieuwen van het Tractaat van koop» handel met Engeland op den vo^t van 1765 van de hand  x x hand te wijzen, als door rechtsftreekfche betrekkingen met de voornaamfte Zee - mogendheden van Europa te doen Hand grijpen. Deze nieuwe orde van zaaken fchijnt voor het Rusfisch zeewezen gunftig geweest te zijn; want in 1784 begrootte men het getal der fchepen , aan Rus-, fifche kooplieden toebehoorende, in gevolge eener opgaave op den tol van Kroonfiadt en Petersburg ge-, daan, op een - en - tagtig. Hier uit vloeit voord, dat 'er in 1785 zes honderd negen-en-dertig fchepen zijn binnen gelopen,te weten drie honderd negen-en veertig Engelfche, vier-en-veertig Rusfifche, en twee honderd zes - en - veertig andere, aan verfchei-. den andere volken toebehoorende, waar onder men 'er flegts vier Franfche en negen Spaanfche telt. De kustvaart tusfchen de verfchillende Zeegewesten houdt twee honderd galjoten van twintig tot dertig tonnen, die jaarelijks tot ligters voor de vreemde fchepen dienen, geftadig bezig. Ten einde haare nieuwe aanwinften naar de zijde van de Zwarte zee van vrugt te doen zijn, gaf Ca* tharinall. den ai Februarij 1784 een Edict in het licht — waar bij alk vreemdelingen van alle natiën ten vrijen en onbeperkte handel, zo te water, als te land, toegeftaan wordt ,op de verfchillende gewesten langs de Zwarte zee, die onlangs aan hett Rusfisch Rijk gehegt zijn, ten welken einde hun in het bijzonder verzekerd worden de havens van Kerson, Katharinoslaf, Sebastonopol — tc vooren Aktior genaamd — en Theodosie -—> V 4 Kafa -*  X 3M X Kafa i beiert in de Provincie van Tawis gelegen, waar zij derzelver verblijf houden , en zelfs de zelfde vrijheden en burgerlijke, als ook godsdienftige voorrechten kunnen genieten, die hun te Petersburg en te Archangel vergund zijn. Door middel van alle deze fchikkingen, welke volkomen in gevolge der ftaatkunde , betreffende den koophandel, door de overige natiën van Europa aangenomen, gevormd waren, bragt Catharina door. konst het e ndelijk zo ver, dat zij een flelfel van em zeewezen deed ontftaan, wiens meerdere vastheid wij thans nader zullen onderzoeken, door alle deszelfs wezenlijke beftanddeelen naauwkcurig te ontleëden. De Rusfifche zeemagt, ten tijde der Franfche omwenteling — in 1791 die op de zwarte zee 'er onder begrepen, beftond uit zeven-en-zestig fchepen van linie, van honderd tien, tot zes-en-zestig, uit zes-en-dertig fregatten, van vier - en - veertig , tot agt-en-twintig ftukken, en zeven honderd andere vaartuigen van allerleië groote, als kotters, branders, floepen, praamen en roeifchepen , die te famen agt tot negen duizend ftukken gefchut, en een-en-twintig duizend zeelieden voerden. De nadeelen aan de zijde van Rusland, met opzigt tot de zeevaart, zijn verbaazend groot, en leggen derzelve genoegzaam onoverkomelijke zwaarigheden in den weg. Het grondgebied van dat Rijk is bijkans onbeperkt, door verbaazend uitgeftrektc bosfchen van «en gefcheiden, door onmetelijke woes«  wqesternijen verdeeld, met rivieren, vloeden en vaarten doorfhedeti, die ten minften zes tot zeven maanden in het jaar met ijs bedekt, en toe gevrozen zijn; van vier verfchillende zeen befpoeld, zonder die van Kamfchatka'er onder te rekenen, op welke ue PvUsfifche zeemagt genoegzaam oe helft van het jaar als gevangen gehouden wordt; zonder visfcherij, zonder fcheepvaart binnen 's lands, of op de kus„ ten , zonder zeelieden , wijl de meeste verzendingen van belang, geduurende lange winters, op fleeden gefchieden. Hoe is het dus mogelijk, dat men, in weêrwil van het gebrek aan zo veele verëischten, die voor het zeewezen onöntbeen lijk zijn, duurzaame inrigtingen, ten behoeve van het zelve, welke, op dat ik mij dus eens uitdrukke, elkander doen geboren worden, met mogelijkheid kan bekomen? De lugtftreek, de aart des lands en zelfs de toeftand , waar in zich die genen bevinden, die hetbe- woonen dit een en ander vormt een onöver- zienelijke reeks van hinderfiisfen, gelijk wij reed? gezien hebben, welke eene buitengewoone ftaatkunde , welke men geduurende geheel eene eeuw geen oogenblik verzuimde te doen werken, het gewaagd heeft te boven te komen. Geftadig heeft men andere natiën te hulp geroepen, ten einde het ontwerp, omtrent het zeewezen door Peter I. gevormd, en door zijne opvolgeren geftadig door gezet, te helpen ten uitvoer brengen. Het Rusfisch ftaatsbeftier lpnde van zijne eigene inborelingen met geene mogelijkheid al dien ijver verwagten, dien het hun wel V 5 voor-  K 314 X voor de zeevaart had gewenscht in te boezemen , wijl dit volk, boven dien onder het juk der flanvernij gebukt, niet in ftaat is, zijne denkbeelden boven de oppervlakte van dien grond te verheffen, waar aan het zich beflendig gekluisterd vindt. Om ai het gevvigt van dit gebrek van een algemeenen volksgeest bij de groote menigte der bewooneren van Rusland volkomen te gevoelen, zal het genoeg zijn zich te herinneren, dat vrn eene bevolking, welke in 1764 op het geringde op veertien milliöenen menfchen gefchat werd, 'er voor de drie laatfte oorlogen met de Porte twaalf milliöenen lijfeigenen, zestig duizend Edelen, en honderd duizend monnikken, priesters en andere fozirtgelijke Geestelijken geteld werden. Ook heeft, ingevolge hiervan, alles, wat Rusland|door het infpannen van alle zijne poogingen, ter vorming van een gewapende zeemagt, in ftaat was, te verrigten, eeniglijk in, de konst, van menfchen te doen omkomen, beftaan, door dezelve door middel der onbeperkte magt van het ftaatsbewind eene gedwongene rigting te doen aannemen. Deze opoffering van menfchen, geduurende deze eeuw, door de oorlogen met de Turken veroorzaakt, wordt op twee milliöenen begroot. Deze vijandelijkheden, gelijk wij reeds hier boven zagen, vloeiden voord uit de zugt, om aan den nationalen haat en de begeerte voldoening te geven, om een vijand, dien men uit een gedeelte zijner bezittingen hoopte te verdrijven in deze te vervangen. Ten  U 315 X Ten einde dit tweevouwig oogmerk te bereiken, heeft Catharina zich met eene ongemeene fchranderheid van alle middelen weten le bedienen, die haare voorgangeren haar hadden nagelaten, waar bij zij, zo door het overwigt haarer onderhandelingen en verbindenisfen, als door het aannemen en toepasfen op haar Rijk van de hedendaagfche wetten, betreffende de huishoudkunde , nog verfcheiden anderen gevoegd heeft. Even gelijk de geest van navolging bij alle de inrigtingen van Peter I. fteeds den boventoon had, kwam dezelve haar ook met nadruk ter hulpe. En daar het afkondigen van dergelijke inrigtingen der overige natiën van Europa geen gering voordeel gefchonken had, was het zeer naturelijk , dat het Rusfisch ftaatsbeftier, het welk zich de lesfen der ondervinding poogde ten nutte te maaken, terwijl het zelve het uitgeftrekt ontwerp der voorgenomen vijandelijkheden tragtte ten uitvoer te brengen, de Bataven en Britten, zijne zo gelukkige voorgangeren in de loopbaane der zeevaart, zich tot voorbeelden verkoos. Dit plan wordt van zijn eerften oorfprong af voor ons opengelegd in den brief van den Marfchalk Munich, een tijdgenoot van Peter I. Het behoort niet tot mijne tegenwoordige befchouwing, te onderzoeken of Peter en Catharina deze gevoelens van eene nationalen haat en zugt naar veroveringen, die zij ten aanzien van de Porte koesterden, ook hadden behooren te verdooven, ten einde het ftaatsbeftier, in ftede daar van, op een beteren voet, en meer  X 31:'< 3" ):( dat van Engeland, in gevalle van nood, te onderfteunen, en derzelve volkplantingen van het vaste land konden derhalvcn ter uitbreiding haarer magt geen hoegenaamd duurzaam voorfchrift tot regeling van haar gedrag vormen, zonder dat het Moederland derzelve dit wel wilde toeftaan , het zij dan dat zij de middelen ter verkrijging van een meerderen welvaard voor zich zelve wenschten te vermenigvuldigen , of wel dat zij tragtten voor te komen, dat de poogingen der zulke, welke niet wezenlijk door de zeevaart haar beftaan moesten zoeken, haar geenen kostbaaren tak haarer nijverheid ontroofden. Dan hoe dit ook zij, de voordeden, die de aart deidingen , ten aanzien van het zeewezen, aan de bewooneren der Verëenigde Staaten van America, voor de erkenning van derzelve onafhangelijkheid, reeds verzekerde, derzelver poogingen en het gelukken derzulke , die uit zelfbelang van de zijde van Engeland zelf geduld werden dit een en ander had aan deze volkplantingen-een geheel bijzonder beftaan ter zee verfchaft, het welk aan de overige bezittingen der Europeanen in de W. Indien ganfchelijk onbekend was. Men rekent, in de Officiële Memorie, waarvan wij reeds hier boven gewag maakten, dat van de zes duizend zes honderd vaartuigen, die ongeveer vier maal honderd, zegtig duizend tonnen bevatten, en nog kort voor den Americaanfchen oorloguit die de havens der Verëenigde ftaaten in zee lieren, 'er ongeveer vijf duizend twee honderd waren,  X 8-3 X waren, die aan Americaanfcbe ingezetenen toebehoorden , en te famen twee maal honderd en vijftig duizend tonnen konden laaden , terwijl de overige veertien honderd Engelfche fchepen niet meer , dan twee maal honderd tien duizend tonnen konden innemen. Hier bij moet men in aanmerking nemen , dat, daar dit de algemeene uitkomst der lijsten Van de fcheepvaart ware, dit flegts een eenvouwigen overflag van het vermogen dezer Volkplantingen ter zee oplevere, in betrekking tot die van het Moederland, welke daar mede vergeleken werd; terwijl het teVens onmogelijk geweest is, het getal der wederzijdfche fchepen volkomen juist te bepaalen. ► Andere berekeningen , waar van fommige opffellige gronden, andere enkel op beredeneerde voorönderftellingen rusten, begrooten den geheelen inhoud der fchepen van allerleië gtooten die in America gebouwd werden, op ongeveer twintig duizend tonnen. Zodanig waren de voorderingen, door de volken van America, ten aanzien van het zeewezen gemaakt, ten tijde toen zij zich, bij hunne Acte van Onaf hangelijkheid van den 4 Julij 1776, van Engeland affcbeurden^ Van toen af namen de vijandelijkheden, welke reeds begonnen waren, een duttrxaairï en gedugt voorkomen aan. Zo dra de oorlog algemeen geworden was bezaaiden de Americane» alle de wateren rondom het nieuwe Vaste land met hunne kapers, die den handel der Engelfchen niet jieeinig nadeel toebiagten. En wanneer 'er eenigé X a «Ier-  )••( r~4 X derzelve genomen werden, zag men die aanflonds door andere vervangen, die men ten dien einde op ftapel zetten. Deze zugt, om den vijand aan te tasten, en de verliezen, die meh ter zee leed, met een ongeloovelijken ijver te herftellen, moesten de Engelfchen , die zich in America bevonden , naturelijk in het grootsch gevoelen verfterken, het welk zij reeds van deze fcheepvaart opgevat, en voor wiet eerfte beginfelen zij geen geringen zorg gedragen hadden, in weerwil der hinderpaalen door Engeland in den weg gelegd, en den ijverzugt welke deze bij de Britten deed ontftaan. Het was naturelijk te denken, dat de fcheepvaart der Américaanen, terftond na het eindi en der vijandelijkheden tot een 'trap van aanzien {tijgen zou , waar voor dezelve, onder den druk van den uitfluitenden handel der Britten, en te midden der gevaaTen van eenen bloedigen oorlog niet vatbaar geweest was. Wij'zullen in het vervolg zien te midden van hoe vëele mocielijkheden de inwooneren der Verëenigde Staaten van America, het flelfel van derzelver ftaatkündig zeewezen hebben weten te vestigen, en reeds federd den alg; meenen vrede van 1783 , wanneer hunne onafhangelijkheid door Engeland, en geheel Europa tevens erkend werd, de verëischte rigting hebben weten te geven. Eerst toen geraakten zij in ftaat, om zich , in gevolge hun eigen waar belang, öp het uitvoeren dier 'ontwerpen toe •te leggen, die het meest gefchikt konden zijn, om hun  ):( 3"-5 H hun van het genot van een aanzienelijken voorfpoed ter zee te verzekeren. Uit de verfcheidenheid der belangen dier Staaten, die zich met de zeevaart bezi^ houden, ontftond vervoigends het verfchil der maatregelen, die alle derzelver wetgeveren, geduurende de jaaren 1784,. 1785 en 1786 namen. De Staaten van nieuw Engeland, door de klagten hunner kooplieden, tot het in het werk ftellen van zeer fterke middelen aangefpoord, verboden volftrekt, dat de Engelfche fchepen aldaar iets hoe genaamd zouden, inlaaden, en drukten dezelve met verfchrikkelijke belastingen. Masfachufet en Newhampshire onder anderen lieten voor alle de vreemde natiën alleen vier havens open, zonder op de Tractaten, met eenige derzelver gefloten , den minften achtte flaan. Zij zogtcn alle de overige Staaten aan, om derzelver voorbeeld te volgen; fielden alle hunne kragten in het werk , om het Congres over te haaien, om aan de andere gewesten het maaken eener geftrenger Acte van zeevaart aan te bevelen en had deze Raad, a's toen die magt bezeten, welke dezelve in 1787 verkreeg, als dan zou derzelver invloed, in die tijden van gisting, wel ligt de overhand bekomen hebben. De Staaten, die in het midden gelegen zijn, gcmaatigder in hunne denkwijze; doch insgelijks geenzins volkomen eensgezind, legden fommigen de zwaarfte belastingen op de Engelfche, en andere weder op alle fchepen en goederen, zonder onderfcheid. Onder de Staaten van het zuiden deedGeorX 3 gie  X 3*6" X p niets iioe genaamd, of liever door de Engelfche kooplieden bedreigd, dat het, met betrekking tot de vervoering zijner waaren, aan de genade der anr dere gewesten zonde overgelaten worden, fchortte het aanftonds eene Acte op, welke het te vooren voornemens was, te doen ftand grijpen. Zuid-Carolina vergenoegde zich met de belastin? gen op ieder ton, ten aanzien der vreemde Mogendheden een weinig te verhoogen; daar tegen verzwaarde. Noord-Carolina en Virginie die zeer aanmerkelijk. Integendeel verklaarden Delaware en New-Jerfeij derzelver havens volkomen vrij, met oogmerk, om den handel derwaard te lokken. Uit hoofde van dezen geringen famenhang, die 'er tusfchen de onderfcheiden middelen , waar vanmen zich bediende, plaats greep, konden de Staaten van Nieuw-Engeland met geene mogelijkheid een geruimen tijd bij hunne denkwijze, ten aanzien van het beletten van andere natiën, om met dezel. ve handel te drijven, blijven volharden. Zij erkenden, dat men hunne ftaatkunde doorgezien had; dat zij daar in geenzins door anderen zouden onderfteund worden, dat de overige gewesten met hunne harde wijze van handelen derzelver voordeel zouden doen, en eindelijk, dat 'er bij het verdere gedeelte van het Bondgenootfchap meer misnoegen, omtrent Engeland, dan wezenlijke genegenheid voor hun plaats had, waar aan zij dan ook derzelver voorige. Acres herriepen., Die Staaten, dip zich voornaamelijk opdefcheep. vaar*  X 3» );C vaart toelegden, waren 'er nog verre van af, van alle de waaren, welke zij zelve opleverden, en dus veel min die der andere, naar buitenlands te kunnen vervoeren. Het was zeer mogelijk, alle andere natiën den toegang te beletten, doch zich zonder die te helpen, kon volftrekt niet gefchieden. De aanvallen tegen Engeland geïigt, ftuitten op derzelver eigen landbouw te rug. Noch de Noordfche Mogendheden, noch de Bataven, noch de Frantchen hebben die in de havens van America vervangen, ook hebben zij een aanmerkelijk aandeel aan den handel van de Verëenigde ftaaten van America op andere landen behouden , en zelfs heeft men hen ontzien, wijl men hen niet wel konden ontbeeren. Van alle de toenmaals gemaakte wetten, betreffende de zeevaart, is 'er niets hoe genaamd overig gebleven, dan eene vrij algemeene oplettendheid* ter begunftiging der fchepen van de natie zelve , tot welk einde men zeer aanzienelijke belastingen op die der Mogendheden gelegd heeft, welke met de Verëenigde Staaten in verbindenis ftaan, uit hoofde der gemaakte Tractaten van koophandel , terwijl die lasten, ten aanzien der vaartuigen dierMagten, welke met America geene verdrag, hoegenaamd hebben, noch veel hooger geiteld zijn. Deze worsteling tusfchen de belangen der onderfcheiden Staaten, deze onftandvastigheii hunner wetten, ten opzigte van het zeewezen, deze tegenwerking van a'les, het geen dezelve kas doen famen X 4 lopen  X 3*8 ):( lopen ter bekoming van algemeene voordeden, ten opzigte van den handel en der fcheepvaart, moesten eene zeer groote onzekerheid, omtrent de middelen der ftaatkunde in het gemeen, ten gevolge hebben, terwijl hier door de uitvoering der onderfcheiden Tractaten, tusfchen het Congres en verfchillende Mogendheden van Europa, federd de onaf bangelijkheid, of den algemeenen Vrede van 1783 gefloten, tevens belemmerd werd. Reeds in 1778 hadden de Verè'enigde Staaten en Frankrijk zich bij een Tractaat van koophandel te famen verbonden, en men had denzelven bij het Arrêtvan den Staats-raad van Frankrijk van de maand September 1787 nog nieuwe voordeden toegedaan, en boven dien behandelde men de voordbrengfelen van derzelver walvisch-vangst, uit hoofde van onderfcheiden bepaalingen van 1788 , op een ongemeen gunftige wijze. Aan de andere zijde hadden de Americaanfche Staaten in 1782 Tractaten van koophandel met het Bataafsch Gemeene-best, in 1783 met Zweden, in 3785een met Pruisfen, en eindelijk een van vriendfchap en koophandel in 1787 met den Keizer van Marocco gefloten. In 1786 was het derzelver gezant te Algiers niet mogelijk, een verdrag tot dand te brengen, .op grond, dat de Verëenigde Staaten nog geen Tractaat met de Porte hadden aangegaan , doch federd dien tijd werd 'er eene Overeenkomst met deze regering, op den 5 September 1795 getekend. Omtrent den zelfden tijd had het Congres foort-  ):( 3*9 )=C foortgelijke verbindenisfen met Portugal en Engeland tragten aan te gaan. De poogingen, welke het, ten aanzien dier laatfte Mogendheid , gedaan hadden, mislukten in 1788 ten vollen ; doch deze onderhandelingen zijn vervolgends hervat, en met het aangaan van een Tractaat van vriendfehap, koophandel en zeevaart van de maand November 1794 beiloten. Dan, niet alleen waren deze elkander kruifende, en tegen een inlopende belangen de oorzaak van de geringe uitwerking der gefloten Tractaten, en van den geringen voordgang der onderhandelir gen, welke men ter vorming van nieuwe verbindenisfen aanving. Het volftrekt gebrek van een algemeen uitvoerend Staats-beftier verlamde, of werkte de betrekkingen van den koophandel met andere natiën van Europa veel te openlijk tegen, dan dat de volken die verdragen zouden aangegaan hebben , in de voorrechten in naam der dertien Verëenigde Staaten van America toegedaan, eenig vertrouwen Konden ftellen. In de daad zegt onze waarnemer in het vervolg ,— de aloude Acte van verbindenis, had dei Verëenigde Staaten in een zeer zonderlingen ftand, ten aanzien der andere Mogendheden geplaatst. Geen bijzondere Staaten hadde vrijheid,om afzonderliike onderhandelingen met dezelve te openen; zij hadden daar van affland gedaan, en de Raad van het Bondgenootfchap bezat alleen dit recht. Doch het was in de daad bedriegelijk, wijl de handhaaving der Tractaten volkomen van het belang van elk der X 5 dertien  X 330 X dertien op zich zelf oppermagtige Gewasten afhing. De Raad van het Bondgenootschap kon, ten aanzien der vreemde Mogendheden: geene de minfte verbid denis, betreftendeden handel aangegaan, waar door het wetgevend lighaam verhinderd werd, om de zelfde belastingen op de vreemde natiën te leggen, waar aan zijne eigen Burgeren onderworpen waren. Het konde geen invoer, of uitvoer van eenige waaren verbieden. Ineen woord, het kon alles ontvangen, doch niets toeftaan. Het was tot vrij algemeene fchikkingen omtrent den handel met de vreemde Hoven bepaald, en deszelfs gezag ftrekte zich niet verder uit. Dat van de wetgevende Vergadering bleef in al zijn kragt. Dan , zo de aangegaane overëenkomften de voorgefchreeven paaien overfchreedden, kon het Congres, wanneer de Mogendheden, welke die verbindenisfen gefloten hadden , zich over het niet nakomen der zelve beklaagden, niets anders doen, dan de Staaten daar aan te herinneren, en denzelven aan te bevelen, dat zij zich daar aan hielden, Doch welk eene uitwerking dit gemeenelijk had, is genoegzaam bekend. Het Vredes - Tractaat met Engeland is, aan beide zijde, nimmer volkomen ten uitvoer gebragt. De enkele bepaaling van het Tractaat van koophandel met Frankrijk, welke op de wederzijdfche handel betrekking heeft, dat is, waar bij het recht op de vragtloonen bepaald wordt, heeft men dus onder anderen zelfs mede in de meeste Staaten, ten ncdeele der Franfche fchepen, zien uitleggen. Het lh~ taafsch  );( 33- % taafsch Gemeene-best en Zweden hebben insgelijks foortgelijke reden van klagten gehad, en fteeds heeft het Congres te vergeefs de gevaaren, waar mede dit verbreken der openbaare goede trouw gepaard moest gaan, voorgedragen. Om hier voor eenige vergoeding te bekomen, zouden de vreemde Mogendheden zich in zekeren zin op de weerfpannige Staaten zelve hebben moeten wreeken. Andere middelen, om de Tractaaten te doen nakomen, waren 'er niet overig, Die gene, die zij met het Congres aangingen , waren zonder eenige uitwerking, en ten einde het fchaduwbeeld desBondgenootfchaps, behoorelijk te eerbiedigen, konden zij 'er geene andere met elk Gewest in het bijzonder fluiten, Du$ heeft dan ook deze toeftand, waar in zich de Verëenigde Staaten bevonden, alle onderhandelingen met het Congres geftremd, en werd een der voornaamfte oorzaaken der tweede omwenteling. De ftaatsgefteltenis van 1788 geeft den Prefident der verëenigde ftaaten de magt, om Tractaten, met toeftemmiug van twee derden van den Senaat, aan te gaan, Ten aanzien van geheel het Bondgenootfchap, moet het Congres den handel met de vreemde natiën , dien der Staaten onderling, als ook met betrekking tot de horden der wilden , dezen insgelijks bij uitfluiting regelen. Het zelfde oppermagtige gezag, hetwelk, bij monde van twee zijner takken, det verbindenisfen met andere Mogendheden aangaat, is tevens met de uitvoering derzelve binnen lands volftrekt belast, ft  X 332 ):( Te vooren namen de Gerechtshoven van eiken ftaat in het bijzonder geene kennis van de Tractaten , of Conventiën, door het Congres, in naam der Verëenigde Staaten bekragtigd, dan alleen in zo verre, als de wetgevende magt van zodanig een gewest dezelve bij een bijzonder Acte bevestigde. En zelfs in dit laatfte geval legde elke de onderfcheiden Artijkelen volgends zijn eigen inzien uit, terwijl men zich van derzelver uitfpraak niet op het geheele lignaam des Bon Igenoodfchaps kou beroepen. De bijzondere pqrfonen in andere landen te huis hooiende, konden zich, op geene hoegenaamde wettige wijze. tegen de onrechtvaardigheden verdedigen, welke hun door de onderfcheiden aaten werden aangedaan, of ook tegen dusdanige ingezetenen, die door onrechtvaardige wetten befchermd werden. Dan, de tegenwoordige ftaatsgefteldheid fchenktaan een Opperfte Gerechtshof en verfcheiden ondergefchikte Vierfchaaren het gezag, om recht te fpreken. Onder de zaaken, waar omtrent deze uitfpraak hebben, moeten zij omtrent alle klagten, welke op de Tractaten en Overè'cnkomften gegrond zijn, in gevolge der billijkheid uitfpraak doen , zonder dat men zich vervolgends aan eene hoogere magt kan wenden, gelijk mede omtrent alles, wat de Admiraliteit en het grondgebied ter zee betreft, als ook over alle gefehillen tusfchen eenen vreemdeling en ingezetenen, en zodan'ge onëenigheden, welke 'er tusfchen een der Gewesten en de overige leden van het Bondgenoodfchap plaats grijpen. Allerwegen  )'( 333 /"( gen in alle de landen, onder het Bondgenoodfchap behoorende, zijn de Tractaten en Verdragen, als grondwetten van geheel het lighaam van de Verëenigde ftaaten verklaard. Het is genoeg, dat zij door het Congres afgekondigd zijn, om alle fchikkingen der onderfcheiden Staaten, hiermede ftrijdende, te vernietigen, en de Rechtbanken der Gewesten te verpligten, om zich in het liaan van derzelver vonnisfen daar naar te regelen. Zo noodlottige verfchillen der wetten , betreffende den invoer der waaren in de onderfcheiden Staaten , welke zulk een nadeeligen invloed op den handel moeten hebben; het telkens verbieden en toelaten van den invoer van koopgoederen, het geduurig veranderen der Tol - reglementen; het geftadig verhoogen en verminderen der lasten in de verfcbillende havens, waar door de berekeningen der kooplieden telken reize verwarringen moesten ondergaan dit alles heeft ten laatften een einde genomen. Het Congres bezit thans alleen de magt, om de inkomende rechten in geheel de uitgeftrektheid van het Bondgenoodfchap te bepaalen , en te ontvangen. Zij moeten in eiken ftaat de zelfde zijn. De vaartuigen , naar de eene haven beftemd, doch in eene andere binnen gelopen, zullen niet gehouden zijn, dezelve aldaar te betaalen. Geene der ftaaten kan, zonder toeftemming van het Congres, eenige inkomende, of uitgaande rechten, hoe genaamd, van de waaren, of fchepen heffen, boven het geen volftrekt veréischt wordt, tot goedraaaking der kosten ter hand- haa-  X 334 X hasving der wetten, tot het houden van een bëhtforelijk toezigt en der policij in de havens, terwijj het overige dier belastingen in de fchatkist van het Bondgenootfchap moet geftort worden. Deze overeenkomst, waar bij men belangen van Zo veel gevvigt regelde, werd in Mei 1787 te Philadelphia vastgefteld. Elke zitting van het Congres moet nu de algemeene inzigten, bij deze gedenkbaareActe aangenomen, tot meer volmaaktheid brengen. In de eerfte zitting daar aan volgende, irf Maart 1789 geöpend, en in September des zelfden jaars geëindigd , werden reeds de grondwetten van het flelfel, het ftaatkundig zeewezen der Verëenigde Staaten van America betreffende, tot ftand 4bragt* De voornaamfte dezer wetten, onder den tijtel r-r Jfcte ter heffing eener belasting van de .voordbrengfelen, waaren en koopgoederen, welke in de Verëenigde ftaaten ingevoerd worden, is zodanig ingerigt, dat het voordeel van den fcheepsbouw ,en zeevaart der Americanen daar hij bevoorderd worde. Sederd het midden der laatfte eeuw, wanneer hunne voorouderen Engeland verlieten, tot op het oogenblik toen zij hunne ftaatsgefteltenis vormden, te weten in 1788, vertoonde deAmericaanfche bezittingen van Engeland fteeds de kijmen van die magt ter zee, welke aan derzelver Moederland een zo aanzienelijk overwigt bezorgd heeft. Noch de zwakheid van derzelver eerfte vestiging, noch de hm-  >( 335 M •hinderpaalen, door de ijverzugt vanEngeland in den weg gelegd,noch de knevelaarijèn van dit Moederland , geduurende de laatfte dagen van derzelver onderlinge oncenigheden, noch de verwoestende wisfclvalligheden van een langduurigen en bloedigea oorlog, noch de ongewisheid van derzelver eerfle fchreden in het beftier van derzelver buitenlandfchen handel —- niets van dit alles was in ftaat, dezelve van het grondleggen van een duurzaam en wel doordagt ftelfel, ten aanzien van het zeewezen, af te trekken. En het zelve zal nog te voortreffelijker moeten worden, naar dien de voorbeelden dea Americaanen door Engeland gegeven, met de lesten haarer eigene ondervinding veré'enigd, dit volk, van alle vooröordeelen en kluisters ontheven, tot het in het werk ftellen der beste maatregelen, tot nog toe bij de andere natiën van Europa bekend, konde in ftaat ftellen. Egter kan dit ftelfel nimmer onwrikbaar gevestigd wezen, zo lang de Americaanen zich niet van alle bekommernisfen van de zijde der wilden ont. flagen zien, daar deze hun grondgebied geftadig ingefloten houden, en zelfs hunne afgelegen wooningen telkens verwoesten. Eerst dan zullen zij in ftaat zijn, een aanzienelijk gedeelte der openbaare inkomftcn, ter uitrusting van fregatten (*)tebeftee- den, Dc volgende bijzonderheid, welke men in de op«n_ baare nieuwspapieren van den 30 Pluviofe, het 4de Jaar aantreft, konde zeer ligt liet vormen van eer.e openbaar?  x 336 x den, ten einde derzelver handel, voor al in de zeè'n van Italië, te befchermen, wijl de zeeroovers van Tunis en Algiers derzelver vlag geftadig "beledigen; hunne fchepen weg nemen, en hunne ongelukkige landgenooten tot flaaven maaken. Het is bekend , dat het Congres, in weerwil van alle aanhoudende poogingen, tot nog toe geen Tractaat met den Dei van Algiers heeft kunnen tot ftand brengen. De Americanen beweeren , dat eenigen hunner gevlugte landgenooten, die , volgends hun oordeel, door Engeland befchermd worden , allerlei konftenaarijë'n hebben in het werk gefield , om hen van den handel op Italië, en het zuidelijk gedeelte van Frankrijk, waar zij zeer voordeelige verbindenisfen konden aangaan, uit te fluiten. Een der treffe dfte bijzonderheden, welke deze befchouwing oplevert, beftaat in den invloed, die dit zeemagt in de Verëenigde Skaten verhaasten. — ,; Men „ beweert, dat de onderhandelingen tusfchen Spanje en „ America waar op de Prefident Washington in zijne re„ denvoering op het Congres zinfpeelde, voornaamelijk de vaart op Miafisfipi en den aanbouw van fchepen van linien 35 betreffen, twee voordeelen, waarvan den Americaanen, bi „ het Tractaat van 1-83, met Frankrijk en Spanje beroofd werden. Deze onderhandelingen zijn in het kort, te Ma „ drid, ten einde gebragt, en reeds heeft men het nieuw „ Tractaat, het welk daar van het gevolg was, terbekrag„ tiging aan het Congres gezonden. Men verzekert, dat „ Spanje het eerfte dezer beide punten toegefta»n heb-  ):( 337 )K dh volk, toen liet zich nog geheel op den landbouw toelegde, en reeds bij deszelfs eerfte aanlaage, welke het aan de Europeanen heeft dank te weten, ten aanzien van deszelfs ftelfel tot het invoeren van verbeteringen cn bevoorderingen van den algemeenen welvaard gevoelde, als ook den blaakenden ijver, dien het bereids toenmaals blijken liet, om aan de voordeden van een uitgeftrekften handel deel te erlangen. Het vermogen van den koophandel op de Vrijheid en onafhankelijkheid der Mogendheden van laater dagen, zal dus door dit verbaazend voorbeeld in geheel de nieuwe wereld ten luisterrijkften ten toon gefpreid worden, en als dan moet het roemrijk lot van het menfchelijk geflacht aldaar, even gelijk in het tegenwoordig Europa, op de uitoefening onzer zielsvermogens, welke zich in ontelbaare takken verdeelt, allees rusten; 7 N E-  Pag. 33? NEGENTIENDE HOOFDSTUK. VAN FRANKRIJK. Voor het begin der zestiende eeuw moet men in Frankrijk geene de minfte fpooren van een ftelfel, de huishoudkunde betreffende, zoeken. Dit zelfde ftelfel, het welk zich ten tijde van Sullij tot den landbouw bepaalde, hield zich onder het ftaats-bellier van Colbert, voornaamelijk met het oprigten van Fabrieken bezig : onder Lodewijk XV. werd het zelve wezenlijk huishoudkundig, doch nimmer legde het zich in de daad met ernst tot het zeewezen  x m x wezen toe. Een uitgeftrekt land, het welk rijk irs vöötdbrèhgfeléfl, onuitputbaar aan inwooneren is, door twee groote zeën befpoeld wordt, waar langs men den handel van geheel het wereld-rond ziet voeren, moest zeker den hoogden trap van voorfpoed bereiken , wanneer men in een zelfde ontwerp den landbouw , de handwerken, de voordeden, die de volkplantingen opleveren, en de magt ter zee verëenigde, daar deze vier onderfcheiden vakken de waare beftar.ddcelcn van de wezenlijke en betrekkelijke derkte der hedendaagfche natiën uitmaakten. Dan, wien is het onbekend, op welk eene Wijze deze zaaden van voorfpoed, door de zugt ter vermeerdering der openbaare inkomden, welke gedadig de ontwerpen van het bedier regelde, in Frankrijk deeds verdikt zijn , en op hoedanig eene wijze men dus geduurig alle poogingen, ter bevoordering van het algemeen welzijn , wist te verlammen! Wat kan men ook boven dien van een volk hoopen , Wiens geheele daatkundige gefchiedenis, tot op het ftijddip der omwenteling, in deze weinige veel beduidende woorden van eenen hedendaagfehen denker kunnen uitgedrukt worden ? — „ Deze vol?, ken de Franfchen naamclijk — gedwee on- dei- het juk, en ligt te voldoen, bezaten onder „ hunne Ridder-koningen eene Romeinfche dapper„ beid, waren onder hunne daatkundige Vorsten, „ die alleen naar veroveringen-haakten, geheel met „ krijgshaftige denkbeelden vervuld, fpreidde geen , f, of liever een ontzenuwde geiiartheid onder de reY & „ ge-  >( 34o ):( „ gering van vadzige Alleenheerfchers ten toon. „ Geen tijdperk treft men in hunne gefchiedenïs „ aan, wanneer zij zich een wezenlijk begrip van »». een_algemeen geluk, en eene waare burgerlijke „ Vrijheid vormden, terwijl zij dezelve zo weinig „ kenden, dat zij daar van nimmer eene juiste be_ paahng — definitie — gaven , en die nooit bij on„ dervinding leerden gevoelen. Van daar hunne „ geftadige geestvervoering, en het gebrek aan „ dat gene, wat men te Londen Volks-geest „ noemt, welke uitdrukking te Parijs geene de „ minfte betekenis heeft, en die aldaar op het „ hoogbt op de uitwerkingen des ijvers van eenen „ Lieutenant de Police, die zich naar de omftan„ digdigheden regelt, kan toegepast worden." En hoe toch zou 'er dusdanig een Volks - geest met mogelijkheid opfchieten, te midden van een millioen menfchen, die zich in een gemeen middenpunt verzameld vonden, ten einde geftadig, en wel van zo nabij, als immer gefchieden kon, eenen meester te bewonderen , wiens grootfte bezigheden en vaderlijke zorgen zich alleen bepaalden, om de talrijke en onderworpene bewooneren zijner goede Stad Parijs, zo goed koop het flegts gefchieden konde, te voeden? Hoe toch kon deze liefde voor het Vaderland van de hoofdftad naar de Provinciën overgaan, terwijl immers alle de getijtelde , bezoldigde en met jaarwedden voorziene nagalmen, geftadig, als om ftrijd, deweldaaden van hun oppermagtigen gebieder roemden, die Frankrijk in  )•( 34i ):( in tusfchen niet verder, dan in de uitgeflrektheid van vier uuren, binnen welke zijn hof beperkt was, vermogt te befchouwen? -— De geliefde fpreuk der vleiers : — dat volk van den geheelen aardbol, het welk zijne Koningen het vu'ürigst weet te beminnen — welke deze onder elkander geftadig herhaalde, zo op het tooneel, als in alle voordbrengfelen der fchoone konften, in die der ernftige wetenfehappen en de ftaatkundige febriften is algemeen bekend. Hoe kon men zich nog met mogelijkheid verbeelden,- dat 'er een Vaderland belfond, in eene ftad, waar de gewoonclijke bezigheden tot welzijn van geheel het gezellig lighaam niets boe genaamd toebragten ? Ook zelfs de vermaaken konden 'er niet verleevendigd worden door die beweging, welke in een zeehaven de aankomst van vreemdelingen, het gezigt van eene menigte zeelieden van alle landen, het inkomen en uitgaan van allerleië voordbrengfelen uit alle gewesten van den aardbol gehaald, en te midden van duizend gevaaren derwaard gebragt, telkens veröorzaaken. Dit fchouvvfpel, en het dagelijksch verhaal van allerhande lotgevallen, die eenen fterken indruk op de zinnen des Volks maaken, geven het zelve aanleiding, om dieper na te denken, breiden zijne denkbeelden verder uit; vermeerderen den moed van den genen, die deze aan anderen mededeelt, ontvlammen het hart van den toehoorer, en verheffen het boven den gewoonen kring, terwijl dit dus voor beiden door middel dezer VeelvulrTTj e Y 3 lesfen,  X 544 X ftaatsbeftier, wiens geheele bekwaamheid in he>bfc heerfchen van het hof, in het doen heertenen van •deszelfs geest over geheel Parijs, en het bedwingen der bewoonereu der Provinciën, door middel der navolging der zeden , en van dat geene beftond ,het welk men toenmaals in de Hoofdftad den ton der aanzienelijke gezelfchappen noemde. Boven dien zoude deze orde der dingen geene zo noodlottige gevolgen voor Frankrijk gehad hebben , mjiea deszelfs toeftand fteeds gevorderd had, dat men 'er de gemoederen geftadig in beweging, en gereed hield, om zich tegen alle ontwerpen van veimeestering en overheerfching, van de zijde der nabuurige natiën v te verzetten. In de vroegfte tijden vreesde men te Parijs geftadig voor vijandelijke aanvallen. Voor en geduurendeAde tiende eeuw dugtten deszelfs bewooneren ger duurig voor de invallen der Normannen. Doch deze-tijden van . bekommernis maakten vervolgends voor de volmaaktfte gerustheid plaats, voor al, f» derd het nemen van Calais, omtrent het midden der zestiende eeuw. Van toen aan namen de langduurtge en bloedige oorlogen tusfchen de Engelfchen en Franfchen een einde, terwijl deze elkander te vooren. op de kusten van Normandie en Guienne vermoordden, en ten einde hunnen vijand meer nadeel te doen, de vaart op de Seine een geruimen tijd met hunne kapers ontrustten. In deze vroeger eeuwen kon Parijs natureüjk een werkzaam aandeel en. een rechtftreeksch belang aan alles nemen, waï  X 345 ):( wat 'er op' zee gebeurde. De vrees kon den voks haat tegen de Engelfchen veel dieper wortelen doen l'chieten, en de fterkte dezer hartstogt was zeer wel in ftaat, om de bewooneren van Parijs tot zo-, danige ondernemingen aan te fpooren, welke voor geheel het Vaderland van nut vermogten te wezen „ Dan federd de zaaden dier onè'enigheden naar een ander halfrond overgebragt werden; federd men de onmetelijke zeën, welke de vier werelddeelen befpoelen, tot het tooneel dier verwoestingen verkoos , vestigt de onverfchillige Parijzenaar zijne op-, merkzaamheid zelden op het een, of ander zeegevegt, veel min op den een, of anderen tak des handels, hoe zeer die geen geringen invloed op zijn toekom-, ftig lot kan hebben, of op geheel het beftier, het welk 'er zich geftadig op toelegde, om hem fteeds zo volkomen ongevoelig voor "den algemeenen roem. en voorfpoed te doen blijven. Men voege hier nog bij, dat het herdenken der nadeelen, door onze voorouderen, bij de invallen ter zee van de zijdeder Normannen , en Engelfchen; geleden, door de woede der burger - oorlogen- engodsdienftige onëenigheden, welke de waarelijke nationale vijandelijkheden tusfchen de Britten en Franfchen vervingen, geheel en al uit de gemoederen zij weg gewischt. Aan de andere zijde delgden nieuwe ontwerpen van ftaatzugt , door den ridderhaftigen geest van Francois I., de twistgierigheid van Richelieu, en de ijdelheid van Lodewijk XIV. aangenomen, alle fpooren der alöude FranY 5 fche  ):C 34<5 ):( fche Staatkunde geheel en al uit. Men hield zich toenmaals eeniglijk met het maaken van veroveringen in Italië, met het nemen van maatregelen ter voldoening van den naijver en wraaklust, dien men omtrent Spanje koesterde, als ook met het tragten naar het overwigt, ten opzigte der onderhandelingen inDuitschland, onledig, welke ftoute en verlijdelijke, poogingen de aandagt van het Staatsbeftier en van het volk, van het hof, en van de hoofdftad, geduurende de zestiende en zeventiende eeuw geheellijk bezig hielden. Te midden van den raaalftroom dezer nieuwe fteL fels , betreffende het vaste land , verloor Frankrijk de middelen ter zijner verdediging ter zee, ten aanzien van Engeland, geheel en al uit het oog. Daar alle overheerfching dier Mogendheid in onze Provinciën nu opgehouden had, tragtte zij zich andere werktuigen te vormen, ten einde haare mededingfter nadeel toe te brengen; terwijl de gelukkige en fpoedige ontwikkeling dier zelfde werktuigen vervolgends door omftandigheden , welke geene fchranderheid in ftaat geweest was te voorzien, niet weinig begunftigd werd, daar haare fchranderheid die ongevoelig tot vergrooting van den luister en voorfpoed van Groot-Brittagne wist te doenftrekken. Toen eerst gevoelde men in Frankrijk de nood zaakelijkheid , om middelen in het werk te ftellen, ten einde dezen hoofdmisflag, deze verwaareloozing van het famenftel der ftaatkundige zeemagt te verbeteren j  X 34? X teren ; daar het zelve voor onzen toeftand als eene Mogendheid, welke zich met den landbouw, de fabrieken, de volkplantingen en de zeevaart bezig houden, ten uiterften gefchikt is. Thans zullen wij die gene opfpooren; waar toe het ftaatsbeftier in verfchillende tijdperken zijn toevlugt nam. Reeds hebben wij zeer veele bijzonderheden, dit onderwerp betreffende, in een uitgebreid werk medegedeeld , waar in alle de onderfcheiden deelen van den openbaaren rijkdom van Frankrijk in het begin, en omtrent het einde der agttiende eeuw, behandeld worden (*). Wij oordeelen het zelve onöntbeereliik voor eiken Franschman, die onzen toeftand federd korten tijd, ten aanzien der huishoudkunde, verlangt te kennen, en de gevolgen hier uit voordvloeiënde, met betrekking tot de zeevaart, die het famenftel dezer befcbouwing verëischt, van eenig nut wenscht te doen zijn. „ Wanneer de Gefchiedfchrijvers" — wordt 'er arïoow - nówfï ia £ *) ï)e la balance rfa commtrce & des rilations eomrnereiales de ia Frn.nct, dans toutes les parties du Globe particulieremem , d la fin du rigne de Louis Xly. (S au moment de la révalutian, alles geftaafd met noten, en echter bere. deneerde Tafels, betreffende den handel, de zeevaart, de bevolking , de voordbrengfelen van den grond en der nijverheid,den prijs der graanen, de munten ,openbaare inkom, ften, uitgaave en fchuld van Frankrijk, geduurende deze beide tijdperken, benevens het beloop der uitgaande en in_ Romende rechten van 1716 tot 17, 8 ingeflotan. Te Parijs, feij Hui'fan, rue Hiute-feuille, N". te.  . X 548 >C in het even aangehaalde werk gezegd „ van „ zeventien honderd vaartuigen gewag maaken n die omtrent het einde der twaalfde eeuw door „ Philippus Augustus, tegen den Koning van En„ geland uitgerust wierden; wanneer zij ons een „ verhaal van de onderneming van Lodewijk IX. „ tegen het Heilig Land geven; wanneer zij de in„ fcheeping van Aigues-mortes van zestig duizend „ man, het vertrek van agttien honderd fchepen „ van Cijprus fchetfen, en van de landing door „ Karei VI., op Engeland voorgenomen, gewag „ maaken , ten welken einde hij omtrent het mid„ den van de veertiende eeuw vijftien honderd „ fchepen bij een bragt, kan men hier uit egter „ geenzins opmaaken, dat Frankrijk toenmaals een „ duurzaam zeewezen bezat. „ Alle deze uitrustingen , waren geweldaadige „ flappen, waar toe men reeds te vooren de noo,, dige toebereidfelen gemaakt had, en dezelve ver„ dwenen aanftonds weder met de buitengewoone ,, onderneming, waar toe zij dienen moesten. Bui„ ten dien waren de meeste dier vaartuigen niets „ anders, dan groote floepen, of barken met drie „ masten. Die gene, die,of meer laaden. konden, „ waren van de Venetianen, of die vanPifa geleend; „ en zelfs huurde Karei VI. die gene, die hij tot „ zijnen togt behoefde van de Bataven, die de „ voorzigtigheid hadden, zich de vragtloonen bij ., voorraad te doen betaalen." j De  X 349 X De geringe beginfelen van ons zeewezen, zö tot den koopvaart, als den oorlog gefchikt, want het een vloeit uit het ander voord, rekenen zich van geen vroeger tijdperk, dan de regering van Lodewijk de XIV. en hetftaatsbewind van Colbert; doch deszelfs beftaan was, zo door eenige fchrandere fchikkingen, als door de misflagen der voorige Koningen voorbereid, wijl de laatfte het nut daar van bij ondervinding, en zelfs door middel der te vooren geleden rampen ten duidelijkften hadden doen gevoelen. Voor het in het licht komen der Acte van Navigatie met Engeland hadden de handeldrijvende volken , of die in ftaat waren het, te worden reeds genoegzaam ingezien, van hoe veel belang het voor hun 'was, zich niet meer in de noodzaakelijkheid te bevinden, om vreemde vaartuigen te huuren. Hendrik II. had het, bij zijne verklaaring van den 8 Februarij 1555, opftraffe van verbeurdverklaaring der fchepen en goederen, den Franfchen, verboden. Karei ÏX. vernieuwde dit verbod, en gebood zelfs, dat men geene goederen uit Frankrijk zou vervoeren, dan alleen met fchepen, die aan zijne eigene onderdaanen toebehoorden, uitgezonderd zout alleen, waarvan de uitvoer vrij gegeven werd. — Verklaaring van den 8 Februarij 1567. Doch deze wetten konden toenmaals met geene mogelijkheid gehandhaafd worden, en wel verre van nuttig te wezen, werden zij_zelfs nadeelig voor het Koningrijk,wiens handel eerst  X m ):( eerst begon te ontluiken, en het welk door bloedige twisten allengs naar den rand van zijnen ondergang gefleept werd (*). Eenige andere plaatfen uit de Balance du cerh. fnerce en de Hiftoire de ia puisfatice navah de FAngleterre, zullen ons hier eene aanëenfchakeling dier bijzonderheden opleveren, welke wij verpligt zijn, onzen lezeren alhier mede te deelen. „ Hendrik IV. fchijnt de eerfte geweest te zijn „ die de grondflagen van een doorgedagt flelfel, „ van eene Franfche zeemagt, tegen het gevoelen van zijnen ftaatsdienaar, en in weerwil van de tegenkantingen der Parlementen , tragtte te leggen. In 1602 gebood hij, dat men van alle „ vreem- (*) Men zie de Hfjiolrt des progrfa dt la pnisfance navale de 1'Anglettrr*. Londen 1782. Dit werk bevat een zeer naauWkeurig onderzoek en ongemeen oordeelkundige aanmerkingen, betreffende het zeewezen der voornaamlte Mogendheden van Europa. Wij hebben uit een zo voor. treffelijk gekbrift, naar het ons toefchijnt, door een man gefteld, die alle de kundigheden aan zijn beroep eigen 4 met eene uitgebreide kennis van het bellier verëenigt, alle mogelijke nut tragtten te trekken. Indien dit Huk niet ware uitgegeven, zou ons plan buiten twijfel onvolledig gebleven zijn. Niets toont de onverfchilligheid der Franfchen voor dit foort van verdiensten duidelijker, dan het flil zwijgen, het welk onze tegenwoordige Schrijvers in dit tijdftip , ten aanzien van dit belangrijk werk, houden, hetwelk de ftaatzugt en het despotismus door Groot - Brittagne ter zee uitgeöefend in het helderst daglicht gefteld.  . X 351 X „ vreemde fchepen de zelfde ankergelden zou vor„ deren, die zij voor onze- eigene uitgefchreven „ hadden. Dan , de hoop van eene zeemagt te erlan„ gen , verdween met de dood van dezen Vorst. ,, De zeehandel verviel nu onder eene zo druk« ,, kende flaavernij, dat de Vergadering der Nota„ beien den Koning in 1626 verzogt, in zijne ha„ vens en op zijne reeden een' genoegzaam getal „ oorlogfchepen, als kustbewaarers te houden, „ ten einde de zee van de zeefchuimers, die de,, zelve onveilig maakten, te zuiveren. In 1627 ;, drukten de algemeene Staaten zich nog veel „ naauwkeuriger uit, terwijl zij bij hunne raadplee,, gingen jaarelijks eene vloot van vijf en veertig „ fchepen eischten. In gevolge der vordering van „ het Parlement van Provence zag het ftaats-beftier zich gedwongen, om, omtrent den zelfden tijd ,, zeven fchepen van het Bataafsch Gemeene-best „ te kopen, ten einde daar mede in den Midden„ landfche zee te kruisfen. „ De Cardinaal de Richelieu deed zich omtrent ,, dien tijd wel Superintendant van den koophan„ del en zeevaart noemen — zelfs ondernam hij ,, het, om zeven oorlogfchepen te doen bouwen — ,, doch in weêrwil van dezen tijtel beroofden de ,, Engelfchen onze fchepen in 1627, en de eerften „ Minister gebood zelfs, dat men omtrent hen het „ zelfde doen zou, daar wij inmiddels niet eens „ een Esquader konden in zee brengen, even als „ ware eene belagchelijke grootfpraak alleen ge- « noeg,  )K 35* ):( noeg, om ons gebrek aan magt daar agter te ,, verbergen." Dan deze poogingen, welke men niet minder aan de begeerte, om de Proteftante van Rochelle ten onder te brengen, dan aan de Eoodzaakelijkheid, om den buitenlandfchen vijand van onze kusten te verwijderen, moet toefchrijven, waren niet geheel en al zonder vrugt; In den tijd van twee jaaren bragt men het zo ver , dat men een esquader van drie en twintig oorlogfchepen ter reede van Brcst zag, welke tot dien tijd toe voor eenige arme visfchers alleen tot eene wijkplaats verftrekte. Aan dergelijke infpanningen van kragten is het, dat Frankrijk, onder deze regering, verfcheiden overwinningen ter zee, en de uitftekende voordeden verfchuldigd was, die Po nt-Courlay, Generaal der Galeien , Sourdis, Aardsbisfchop van Bourdeaux, en de Marquis De BRézé, op de Spanjaarden behaalden* „ De Superïntendant Fouquet bediende zich van ,, nog andere middelen, ten behoeve van het Fran,, fche zeewezen. Hij legde in 1659 eene belas3, ting van vijftig ftuivers op elke ton van alle. vreemde vaartuigen, die in onze havens binnen „ liepen. Deze belasting was beftemd, om de „ Franfche fchepen , die daar van .vrij waren, ten „ aanzien der vervoering der waaren, waar mede „ men op vreemde landen handelde, daar door te begunftigen. Wanneer men deze wet had ge„ handhaafd, en tot meerder volmaaktheid ge„ bragt, zoude dezelve voor Frankrijk even het „ zelfde  X 353 ):( *, zelfde als eener Acte van Navigatie geweest „ zijn." In zodanig een toeftand bevond zich het Franfche zeewezen, toen Colbert in 1664 met het beftier daar van belast werd. Ceen zeewezen kan 'er zonder bevaren matrozen , die aan de zee en het behandelen van oorlogfchepen gewoon zijn, met mogelijkheid gevormd worden. Ook was het eerfte, waar voor Colbert zorgde, dat hij den aanbouw van koopvaardijfchepen bevoorderde, en zeelieden tragtte te vormen. Met dat oogmerk Hond men aan eiken koopman, die in Frankrijk een fchip van honderd tot twee honderd tonnen deed bouwen, eene belooning, van vijf livres op elke ton toe. Voor die van eene meerdere groote bepaalde men dit op zes, en voor de zodanige, die elders van ftapel liepen, doch die men bewijzen kon j in eigendom aan Franfche ingezetenen toe te behooren, zonder dat een buitenlander daar op eenig recht had, op vier livres. Aan de andere zijde ftelde men, ten einde eenen overvloed aan alles, wat tot den fcheepsbouw vcreischt wordt, te doen plaats grijpen, en onze zeelieden aan te fpooren, om die rechtsftreeks, en metbet meeste voordeel langs de gevaarelijke zeën van het Noorden te haaien, eene andere, wel is waar, te geringe, belooning van veertig ftuivers voor elke ton vast, van ieder Fransch fchip, met Franfchen bemand, het welk naar de Oost-zee vertrok, onder voorwaarde, dat het met eene volle Z laa-  ):( 354 H laading pek, andere fcheepsbouwftonen ea timmerhout zou te rug keereu. Dan, zie daar, welke de gevolgen van dit alles waren. In minder, dan vijf jaaren verfchenen 'er zes en dertig fchepen, benevens vijftien branders in deMiddenlandfche zee, als ook veertien fchepen van nie en vijf branders in den Oceaan, hetgeen een zeer onverwagt fchouwfpel opleverde. Het arfenaal van Rochefort was het eerfte, waar aan men arbeidde. Vervoigends ftigtte men dat van Drest en Toulon , die voor de fchoonfte van Europa gehouden worden. 'Er ontbrak 'er nog flegts een zegt For- bonnais — en wel het wezcnlijkfte van allen, dat van la Hogue, waar van het ontwerp tevens met den nijver van Colbert, om tot dat einde de noodige geldmiddelen te vinden, verloren geraakte. De kosten, aan deze haven hefteed, beliepen niet meer, dan die, welke twintig fchepen van linie konden vorderen, terwijl de fterkte, welke de ligging dezer haven geeft, met twintig fchepen, wanneer wij 'er eens zeventig konden in zee zenden, mogt gelijk gefteld te worden. - De geest van Colbert, waar mede hij alle de onderfcheiden gedeelten van hét bewind der zeezaaken op de geregeldftc en naauwkeurigfte wijze om. vatte , en alle de ontwerpen, omtrent de huishoudkunde gevormd, tot het ber«iken van een zo gewigtig oogmerk, als hij zich voorgefteld had, deed famen lopen, is in twee Memoriën, welke hij in 1670, voofjzijn zoon, den Marquis de Seignelay op-  X 555 X opgefteid had, tot ons overgekomen. De eene had de volgende woorden ten onderwerp: betreffende het geen hij geduurende de rcize, welke hij naar Rochefort doen zal, behoort in aanmerking te nemen en de andere voert ten tijtel Inftruc tie , voor zijne reize naar de Nederlanden cn Engeland. Het befluit dezer Memoriën was, dat men, door hetinfpanncnvan alle mogelijke krngten, gelijk dit dan ook in de laatfte paragraaph der In» ftructie uitgedrukt wordt, voor frankrijk een zee? wezen, uit honderd twintig fchepen van linie, vier cn zeventig fregatten, branders cn kotters beftaande, en in *t geheel een getal van honderd vier en negentig vaartuigen , moest tragten te vormen, wel* kc magt voor den Levant onder de vijf arfenalen van Toulon , en voor het Westen onder die van Rochefort, Brest, van Havre en Duinkerken moest verdeeld worden. Men kan zeer ligt inzien, in hoe verre dit doel bereikt ware , wanneer men zich flegts herinnert, dat Lodewijk XIV. in 1694 honderd tien fchepen van linie en zes honderd negentig andere gewapende vaartuigen in dienst had , die veertien duizend , zes honderd, zeventig ftukken, twee duizend vijf honderd Officieren, en zeven en negentig duizend vijf honderd man voerden. — „ Nergends — zegt een oude, zeer ervaren Intendant der Marine van Toulon „ vindt men een voorbeeld van ,, een zeemagt, welke met deze kan vergeleken Z a „ wor-  ):( 356 ):( ,, worden, en ik ben zeer verre van te gelooven, dat Frankrijk toenmaals in ftaat ware, om die [te „ onderhouden, even gelijk zij dit in den tegen,, woordigen tijd even min vermag." (*) Dan, deze reusagtige zeemagt van Lodewijk XIV. verzwakte niet weinig door de nadcelen, die dezelve in de flag van la Hogue in 1692 leed. En alhoewel de zeemagt van gemelden Vorst het volgende jaar in den Oceaan nog op een-en-zeventig fchepen van linie en negen-en-twintig branders, of ligtc vaartuigen gebragt werd, is het egter zeker, dat, zo dit noodlottig gevegt al niet de onmiddelijke oorzaak der verwoesting van de Franfche zeemagt was, men van dien tijd af egter de overmagtvandie van Engeland kan rekenen, naar dien deze van toen aan al meer en meer aanwies, terwijl de onze daar tegen geftadig meer en meer afnam. Bij den Vrede van Rijswijk in 1597 was dezelve geheel in verval geraakt, zo dat men niet verwagten kon, dat zij de voorige meerderheid meer zoude bekomen, welke zij in vroeger dagen op die der Britten en Bataven had. Hier uit volgt dus, dat het laatfte gedeelte der zeventiende eeuw de Franfche zeemagt zag geboren worden, De vloot van den Graaf van Tourville, alleen was, in 1690 agt en zeventig fchepen van linie, dertig branders, en vijftien galeien fterk, zonder de fregatten en transportfchepen, 'er onder te rekenen. Op deze vloot bevond»:» zich ongsveer veertig duizend matroozen.  X 357 X den, fchitteren, en weder vervallen, terwijl dezelve , op zeer wel berekende fchikkingen der wetgevende magt gegrond, niet te min zeer gefchikt geweest ware, om eene zeer gedugte houding aan te nemen, indien men de genomen maatregelen meer had doorgezet,en deze, met huishoudkundige inrigtingen gepaard, famen gewerkt hadden, om dezen, zo wezenlijken tak van den welvaard van Frankrijk te fchraagen , en meer en meer te verfterken. De wetten, betreffende het zeewezen liepen in den beginne over drie voornaame hoofdpunten, te weten de policij, of de rechtsgeleerdheid de zeevaart betreffende. .Het in werking brengen der openbaarc zeemagt. — Het beftier en alles , wat het in orde houden der arfenalen, of de middelen, ter inftandhouding dier openbaare zeemagt, betreft. Eindelijk voegde de ontwikkeling van nieuwe berekeningen en ontwerpen bij deze wetten ook nog een ander deel, het welk uit de belangen voordvloeit , waar door de onderfcheiden natiën te famen verbonden zijn, het zij men elke derzelve afzonderlijk, het zij men die in betrekking tot elkander befchouwe. Dit laatfte gedeelte maakt juist het stelsel VAN HET STAATKUNDIG zeewezen DER HEDENDAAGSCHE NATlëNgeduU- rende deze eeuw uit, doch de drie eerfte werden geheel en al door Colbert, of zijn zoon gevormd, die zijne onderrigtingen zich ten nutte maakte, en dit foort van wetten onder de Zeemogendheden van Z 3 Eu-  ):C 353 >( Europa beroemd maakte. HetBevelfchrift van ifi&t regelde de policij , of de Rechtsgeleerdheid der zeevaart: dat van 1689, het koninglijke zeewezen betreffende , vormde dat gedeelte der algemeene magt, en regelde tevens het gebruik der middelen , die dezelve doen geboren worden, terwijl het zelve het befiier en regeling der tuighuizen bepaalt. ,, Op „ deze wijze is het" zegt men ineen werk hier boven aangehaald (*) „ dat een man „ van vernuft, terwijl bij de eerfte beginfelen, en „ uiterlijke gedaante van het bellier, met orde, en op eene zeer cenvouwige wijze regelt , daar uit „ een magt doet ten voorfchijn komen, welke ons ,, verbaast." Verfcheiden beweegreden , welke egter den Vorst alleen in het bijzonder betroffen, gelijk, bij voorbeeld, zijne eigenliefde , ijdelheid, zijne wraakzugt, zijne begeerte, om veroveringen te maaken, hadden tot het in ftand brengen en uitbreiden van het zeewezen onder Lodcwijk XIV. niet weinig toegebragt. Dan, zo dra deze hartstogten door het genot, geleden tegenfpoeden en de ouderdom eens bij den genen bekoeld waren, dien zij wel-eer tot zodanige ondernemingen aanfpoorden, moest de Franfche zee- (*) Te weten Les Progres de lapuisfame nava!e. Hy maakt deze aanmerking bij gelegenheid der Ordonnantie van 1776, waar bij men de inrigtingen van Colbert vernietigde , ni dat'men de zelve alvoorens geduurende t>jg jaaren ir> geheel Europa bewonderd had.  ):( 359 )'•( zeemagt nieuwe 'gebeurtenisfen afwagten, om eenmaal weder het hoofd op te beuren. De agttiende eeuw bragt eene menigte voorvallen voord, die ten uiterften gefchikt waren, om onze zeemagt weder in werking te doen komen, en toen konde derzelver beftaan op veel vaster gronden rusten, uit hoofde van het aannemen van een ftelfel van zeemagt, het welk met de volkplantingen in eene wezenlijke verbindenis ftond, en tot den omwenteling bleef ftand houden. Ten einde deze befchouwing van een meerder nut te doen zijn, moeten wij alles met orde behandelen , en bij de ontwikkeling der voornaamftc oorzaaken van den aanwas en het verval der Franfche zeemagt tot op den tegenwoordigen oorlog, vijf tijdperken vastftellen. Deze bevatten den Succesfie- ooilog , aangaande de Spaanfche Heerfchappij, in zo verre, die ter zee gevoerd werd, tot den Utrechtfchen vrede, waar mede die een einde nam. — De oorlog ter zee, tusfchen Frankrijk en Engeland, waar van de troonsopvolging van het huis van Oostenrijk de oorzaak, of wel een voorwendfel opleverde , en die met den vrede van 1748 een einde no£B. De oorlog ter zee, van 17.57, die enkel de volkplantingen betrof, en den Parijsfchen vrede van 1-63 ten gevolge had. - De oorlog over de onafhangelijkheid van America, insgelijks ter zee gevoerd, en met den vrede van 1783 befloten. De zee-oorlog, uit de Franfche omwenteling voordgevloeid. Z t Eer-  X 3óo ):( Eerste Tijdvak. De Succesfie - oor¬ log , aangaande de Spaanfche Heerfchappij, in zo verre die ter zee gevoerd werd,tot denUtrechtfchen vrede. Het einde der zestiende eeuw had den fchitterenden luister van het Franfche zeewezen zien verdwijnen. De aanvang der agttiende werd voor het zelve geenzins gunftigcr; het zelve werd door de vereende magt der Britten en Bataven bijkans verplet, en wel voor al door debeflisfende nadeelen, die het in 1704 voor Gibraltar leed , terwijl het die vesting wilde hernemen. Onze vlooten van Brest en Toulon, in de Middelandfche zee bij elkander gekomen, beftonden in negen - en - veertig zeilen, zonder de fregatten, branders en eenige galeien 'er onder te rekenen. Geduurende het overige van den oorlog had Frankrijk flegts zo veel fchepen in zee , als 'er noodig waaren, om den handel van het Bataafsch Gemeene-best en Engeland te ontrusten. Deze laatfte Mogendheid bevestigde nu volkomen alle de voordeden, door dezelve bevogten, door middel der ongemeen gunftige voorwaarden, welke zij bij denUtrechtfchen vrede bedong. Het bezit van Gibraltar, waar in zij zich gefteld vond, het fluiten van de haven van Duinkerken, het genoegzaam uitfluitend bezit der visfeherij op Terre Neuve, het aandeel, het welk dezelve aan de rijke galjoenen van Peru en Mexico erlangde, door het leveren van zwarten aan de Spaanfche volkplantingen, en het toelaten van een vaartuig met Engelfche waaren ger laaden,  ):( 36l ):C laaden, het welk aldaar vrij mogt binnen lopen, zodanig waren de belooningen, welke de Engelfche Üaatzugt bij die gelegenheid bekwam, en dezelve aanfpoorde, om in het vervolg alles te durven ondernemen , door het aanvallen op de onafhangelijkheid der overige volken van Europa, en op de vrijheid der zeen van de vier werelddeelen. Deze vervallen toeftand der Franfche zeemagt was geen zins gefchikt, om den voorfpoed van de* zeehandel en de kustvaart aan Frankrijk te verzekeren. Uit de nafpooringen , in de Verhandeling van de Balance du Commerce opgegeven, blijkt het, dat bij den dood van Lodewijk XIV. in 1716, beide uit zeven honderd vaartuigen, elk van honderd tot twee honderd vijftig tonnen, beftonden ,die alle de zeën vau Europa, als ook onze kusten bevoeren , behalven nog honderd fchepen, die tot den handel op de W. Indien gebezigd werden; terwijl de walvischvangst, toenmaals reeds aanmerkelijk verminderd, niet meer dan twaalf tot vijftien bodems gebruikte. Thans zullen wij zien, wat 'er van dit ellendig overfchot geduurende het tweede tijdperk der Franfche zeemagt geworden zij. Tweede Tijdperk— de oorlog ter zee, tusfchen Frankrijk en Engeland, waar van de troonsopvolging van het huis van Oostenrijk eene oorzaak opleverde, en die met den vrede van Aken, in 1748 een einde nam. Dit tijdperk is ten uiterften gedenkwaardig, wijj het die gebeurtenisfen bevat, welke famen liepen, Z 5 om  >:( 3Ö* ):( om de geesten in de hoofdftad eene beweging mede te deelen, welke voor den handel ter zee ten hoog- ften voordeelig was. Het aandeel liet we ke dezelve aan de ver af zijnde berekeningen nam, waar uit een wezenlijk famen (tel omtrent de volkplantingen geboren Werd, is in de daad een zeer /Vreemd verfchijnfel met opzigt tot de zeden dier groote ftad. Even gelijk alles in Frankrijk, bij navolging gefchiedt, het geen wij reeds elders hebben opgemerkt, even dus wilde ook geheel het Hof Actiën in de O. Indifche Compagnie bezitten, zo dra de Regent het ontwerp, betreffende de geldmiddelen , van Law aangenomen had. Als toen was het du bon air aan het hof, dat men zijne winsten wist te berekenen; dus geraakten onze voorouderen dan mede hier aan; doch deden dit fteeds, als Parijzenaaren, die nog niet door de ondervinding en geleden rampen geleerd hadden. En dus verruilden zij hun goud tegen een ijdelen rook van Misfisfipi. Dan, hoe dit ook zij, de bedrogen hebzugt der menigte, de ftoutheid van eenigen die zich op allerleië konftenarijën toelegden, welke hun gelukt zijn , èn de beroerten, welke hoop , en vrees telkens deden geboren worden — dit een en ander vestigde de opmerkzaamheid van het algemeen , en die van b jzondere perfoonen, op ver afgelegene gewesten. Men befteedde alle gelden, waar over men befchikkcn kon ,om hierdoor deel aan dit nieuw foort van voorfpoed te bekomen. Eie genen, die door het zoge- r-EïB'-d  >:( 3^3 )=( naamd S ijst hem e ongelukkig geworden waren, verzamelden vervolgends het overfchot van hun vermogen, om hunne rampen aan de bron zelve, waar uit zij voordgevloeid waren, te boeten. Een algemeene naijver, eene vrugtbaare zugt tot mededinging maakten zich nu van de gemoederen van de zeefteden meester. Om ftrijd rustten zij fchepen naar onze Americaanfche bezittingen uit, wier bloei egter niet wezenlijk bemerkt werd, dan verfcheiden jaaren na den val der bank. Deze gebeurtenis befliste intusfehen over het ftelfel der huishoudkunde, het welk het ftaatsbeftier vervolgcnds aannam. Het grootfte gedeelte van die genen, die tot de eerfte posten van bewind verheven werden, herhaalde geftadig de betogen van het nut der Coloniën , zonder zich 'er over te bekommeren, of de omftandigheden, waarin Frankrijk zich, als eene Mogendheid bevond, welke \At den landbouw en fabrieken zijnvoornaamften welvaard ontleend, het niet volftrektelijk vereischten, dat men alle middelen ter vermeerdering van den openbaaren voorfpoed, in het ontwerpen van een algemeen plan verëenigde. De rede hier van was , dat men de meesten , die tot deze gewigtige ambten verheven waren, veel eer uit het gewoel der fchitterende gezelfchappen van Parijs, als wel uit de afzonderlijke vertrekken der lieden van ftaat, die zich geftadig met eruftige overdenkingen bezig hielden, genomen had. Het gebrek aan eene genoegzaame kunde, en de verëischte waarnecmingen deed hen den eenen misflag na den an-  )■< 3Ö4 ):( anderen begaan. Zij bemerkten niet, dat door geheel de zeemagt van Frankrijk eeniglijk op een flelfel, omtrent de volksplantingen gevormd, te doen rusten' zij hunne aloude middelen ter verdediging tegen het reusagtig gevaarte der Brkiehe magt geheel verwaarloosden, en dus een, wel is waar voordeeligen handel, doch die geenzins in ftaat was, ervaren zeelieden te vormen , in plaats der gevaarelijke, doch nuttige oefenfchoolen fielden, welke de' mocïelijke en hagchelijke walvischvangst, en de poogingen, om zich in de zeën van het Noorden een handel en zeevaart te vormen, zouden hebben opgeleverd (*). Indien men zichten vollen van de onverfchilligheid en traagheid der Ministers, om zich op het vormen van een wezenlijk ftelfel omtrent de zemagt toe te leggen , verkiest te overreeden, behoeft men flegts de Rekenfchap, door Maurepas aan Lodewijk XV. gegeven, in te zien, terwijl de beide kinds- C*J) De rigting, geduurende deze eeuw aan onze zeevaart gegeven, welke men zeer wel met den naam van onechte zou kunnen beftempelen, lost voor het grootfte gedeelte de vraag op, waarom het geheel der in klasfen verdeelde matrozen, onder het ilaatsbewind van Seignelaij ongeveer honderd twintig duizend man heeft kunnen bedragen, terwijl het zelve egter geduurende het blo.eiëndfte tijdperk vaa onzen handel op de volkplantingen, van den vrede vah I783 tot de Franfche omwenteling} niet borende tagtig duizend belopen heeft.  H 365 U kindsheden van dezen, volgends de uitdrukking van zekeren ftaatsman, deszelfs tweevouwig ftaatsbeftier niet weinig gekenmerkt hebben. Deze Memorie levert een fchets van den toeftand op, waar in zich de buitenlandfche handel en zeemagt van Frankrijk den 3 October 1730 bevond. Reeds bij, den eerften opflag bemerkt men uit de oppervlakkige wijze, waar op alles behandeld is, uit het weinig gewigt der aanmerkingen, als ook het gebrek aan eene genoegzaame waardigheid en vuur in de uitdrukkingen, omtrent zo fchoon een onderwerp gebezigd, het welk de jaarlijkfche verrigtingen van een magtig volk, met betrekking tot alle overige natiën van geheel den aardbol ten toon fpreidt, hoe zeer zodanige lieden, die ineen boudoir zo beminnelijk waren, zich aan het roer van ftaat verkeerd geplaatst bevonden. Het eenige nut, het welk men nog uit deze Memorie trekken kan, is, dat men zijn voordeel met de ftellige opgaaven doe, welke daar in aangetroffen worden, met opzigt tot den buitenlandfchen handel ter zee geduurende dit tijdperk. Onder anderen vindt men in de zelve, dat 'er toenmaals voor onzen zeehandel drie duizend, zeven honderd en zeven fchepen, benevens negentien duizend, vier honderd twee - en - zeventig matrozen gebezigt werden. Dan, dit fchijnt egter alleen op den buitenlandfchen koophandel toepasfelijk te zijn; want eene weinig laager wordt gezegd, dat de vaart op de kusten gewoonelijk elk jaar, wanneer men de makreel-visfcherij 'er onder rekent, twaalf, tot  M 3^6 ):( tot dertien honderd , en zes tot zeven duizend zeelieden bezigheid verfchaft, zonder de haring-visfcherij 'er nog onder te tellen, welke, in 1709, honderd vier-en-twintig vaartuigen, die te famen twee duizend negen honderd en negentig tonnen bevatten, en twee duizend, vijfhonderd drieëntwintig man voerden, in zee brast. Eene daadzaak van oneindig veel gewigt, beftaat daar in, dat de walvisch-vangst op St. Jean de Luz, in 1730, zeven-en-dertig fchepen bezig hield; doch deze vaartuigen waren niet te min met Spaanfche matroozen , harponniers en kuipers bemand. De kabeljaauw - visfeherij geduurende dat jaar gaf aan twee honderd zes-en-negentig fchepen werk, die zeven duizend, vier honderd negen - en-t^gtig matroozen voerden ,en zes-en-twintig duizend en zeven tonnen bevatten konden. Eindelijk gaf de handel op de Franfche Americaaufche eilanden, in 1730, aan drie honderd zestien fchepen, die negen-en-dertig duizend, agt honderd en zes tonnen, benevens agt duizend , vier honderd en een en twintig matroozen voerden. Dan, wat de Koninglijke zeemagt betreft— hier omtrent drukt de Maurepas zich in zijne Memorie op de volgende wijze uit. „ in I728, toen „ het fonds voor de Marine op negen milliöenen ge„ bragt was, heeft uwe Majesteit geboden, dat het „ getal der fchepen, van den eerften, tot den zes„ den rang op vier-en-vijftig zou bepaald wer„ den, zouden vijftien fluiten, barken en bom- „ bar-  ):( 3^7 )H „ bardeer-galjooten 'er onder te rekenen." —* Alle deze opgaaven zijn van het uiterile aanbelang, wanneer men door middel van onbetwistbaare daadzaaken de wisfelvalligheden verkiest na te gaan, welke ons Heitel van het zeewezen in deze eeuw ondervond. Het tweede tijdperk is voor het minst het eenigfte, geduurende het welk de bedoelingen van het bewind, zo dezelve al mistastten, niet te minwaarelijk wel meenend en vredelievend waren. Het is bekend, dat de Cardinaal Fleurij, even zeer uit hoofde zijner eigene geaartheid, als wijl hij het noodzaakelijke daar van gevoelde, ten aanzien van een volk , het welk zo lang door de ftaatzugt van Lodewiik XIV. en de ftuiptrekkingen van het zo genaamd Sijstheme gefolterd was, 'er zich op toe legde , dat men bet zelve, door het ftil genot van den vrede, weder een weinig liet adem halen. Tevens is het even algemeen bekend, dat hij het houden van het Koninglijk zeewezen op een gedugten voet veronachtzaamde, niet zo zeer, uitfpaarzaamheid, dan wel, om den naijver van het twistzoekend Engeland niet weder gaande te maaken. Deze ftaatkunde werd ons welligt in het vervolg door den famenloop der omftandigheden niet weinig noodlottig; dan, dit is egter nog altijd zeker, dat van 1713 tot 1740, een tijdsbeftek van zeven-en-'(twintig jaaren , de handel van Frankrijk op de volkplantingen, daar dit Rijk nu zo lang van de rampen des oorlogs bevrijd bleeft, tot eene hoogte klom, welke men niet wel had kunnen ver- wag-  X 363 X wagteil, en dit zal ons gelegenheid geven, om op te merken, door middel der vergelijking van dit tijdperk met het vierde-— dat naamelijk, waar op de omwenteling een aanvang nam — dat geduurende de twintig jaaren van het bewind des Cardinaals Fleurij, deze handel veel (heller voorderingen maakte , dan in de zestig jaaren die daar op volgden. De ftaatzugt der Belle-Isles, en hunne ontwerpen, die het belang van het krijgswezen zo zeer roemde, of die door eene onbedagtzaame geestvervoering zo ongemeen verheven werden, terwijl die, uit hoofde vaneen geftadig dringen veel eer geduld, dan wel door den eerften ftaatsdienaar aangenomen en goedgekeurd waren, berokkenden Frankrijk een oorlog op het vaste land, waar van het oogmerk was, het Rijk van meester te doen veranderen, doch waar door niet te min alle de uitwerkfelen der voorzigtigheid van dezen vredelievenden Nestor vernietigd werden, terwijl deze ons, met opzigt tot Engeland vernederde. Frankrijk had geduurende dezen oorlog ter zee niet meer, dan vijf-en-dertig fchepen van linie. De zeedag bij Finisterre in 1746, en de ontmoeting tusfchen den vijand en onze zeven laatfte fchepen, in Oéfober 1747, terwijl zij de Franfche koopvaardij - vloot dekten, welke naar de Americaanfche eilanden moest, bragt ons volgends het gezegde van Voltaire in zijn Siècle dé Louis XV. door het nemen van zes dier zeven fchepen tot het bezit van flegts een enkel. Gelukkig in tusfchen, dat onze overwinningen in de O-os-  X 3'9 U Üostfjmijkfche Nederlanden , en de voorfpoed , dien wij in de O. Indien hadden, de Britten zelve töt den vrede deden befluiten , hoe zeer de zege 'hunner vlooten anders niet volkomener wezen kon. Derde Tijdpeuk. Ooriog ter zee van 1756, die enkel de volkplantingen betrof, en den Parijsfchen vrede van 1763 ten gevolge had. Deze oorlog wérd wezenlijk enkel uit hoofde der 'volkplantingen gevoerd, wijl dezelve rtiet alleen aan de wederzijdfche eifchen op de Americaanfche en khdifché bezittingen zijnen oorfprong verfchuldigd was, maar tevens naar dien de Engelfche ftaatkunde reeds lang té vooren de zaaden van onëenigheden geftrooid had , die , naar maate de omftandigheden het mede bragten, een vredebreuk in dat wereld-deel konden doen ontftaan, welke haare oogmerken ter uitbreiding haarer magt in ftaat Ware te bevooïdereri. De voorige oorlog, in 1739 tusfchen Engeland en Spanje ontftaan, had de hebzugt van Engeland, welke door een voordeelige fluikhandel op Peru en Mexico gaande gemaakt was, tot oorzaak, en deze daartegen bedoelde, om ons van Canada te verdrijven. Het ftaatsbeftier van Londen Vond ongemeen veel fmaak in dit ontwerp van overmeesteringen, waar van de voorüit'zigten de begeerte naar roof, den Britten zo zeer eigen, ongemeen ftreelden , en hunne aanfpraaken op den uitfhiitenden handel en fcheepvaart op geA a heel  ?■( 3?o ):( heel het wereldrond niet weinig fchenen te bevestigen. De toeftand, waar in het zeewezen van Frankrijk nog onlangs gebragt was, uït hoofde der rampen, in den voorigen oorlog geleden, maakte het herftel daar van , volgends de aanmerking des Schrijvers van de Puisfance Nationale de PAngleterre — toenmaals naamelijk in 1755 niet weinig bezwaarelijk. Men telde ten dien tijde, in alle de havens van Frankrijk te famen gesiomen , niet meer , dan drie en zestig fchepen van linie, waar onder 'er drie zich buiten ftaat bevonden, om dienst te doen; 'er waren 'er nog in het kort drie daar van genomen; agt moesten 'er aanmerkelijk verbeterd worden, en vier (tonden 'er nog op ftapel. Ten einde de vijf en veertig overige weder uit te rusten, en in zee te brengen, terwijl veclcn aanmerkelijk moesten vertimmerd worden, had men noch hout, noch touw-werk, noch eenige andere behoeften, noch zelfs het noodzaakclijk gefchut. Ja het gebrek aan timmerhout was zo groot, dat men zich niet vleien durfde, deze zeemagt fpoedigte kunnen vermeerderen. Buiten dien was men 'er zeer verre af, om de noodige maatregelen te nemen , ten einde den vijand met gelijke wapenen te kunnen beftrijden. „ Het is mij zelfs niet eens be- „ kend" zeide toenmaals de Marfchalk de Noailles — ,, of men in de daad een vast en wel „ doorgedagt ontwerp gevormd hebbe. Men n denk»  H 371 ):( denkt aan niéts, en toont zich zelfs misnoegd „ omtrent de zodanigen , die de moeite nemen, j, om hunne gedagten over het een, of ander te laj", ten gaan." ' Deze fchandelijke flaapzlekte was voor onzen handel ten uiterften noodlottig. Het getal onzer fchepen, door de Engelfchen genomen , beliep reeds voor de Oorlogs - verklaaring van de zijde van Engeland op meer, dan drie honderd fchepen, en vijftien duizend matroozen, van welke vaartuigen 'er honderd vijf en tagtig rijk gelaaden, en van eene aanzienelijkë groote waren, terwijl de overige in kustvaarders en visfehers van Terre - Neuve beftonden; De geheele waarde van alle deze prijzen werd op dertig milliöenen Tournois gefchat. De eerfte jaaren van dezen oorlóg beantwoordden aan dit begin, en waren niet minder nadeelig voor den handel van Frankrijk. Omtrent het einde van 1757 bedroeg ons verlies vijf honderd en tien fchepen, uit [onze voornaamfte havens naar de volkplantingen gezonden; Het gevegt bij Mahon was het eenige, het welk voor Frankrijk gelukkig uitviel, geduurende geheel dezen oorlog; doch iets, het geen elk eene ongeloovelijk zal toefchijnen, beftaat hier in, dat, na herhaalde onheilen, door onze vlooten ondergaan , de Minister van het Zeewezen, Berrijer, in ftede van zich met allen ijver, dien eene verlichte vaderlandsliefde vorderde, op het herftcl onzer verliezen toe' Aa i X%  )'•( 372 ):( te leggen, daar hij geen middel meer zag, om onze ter neder gedrukte zeemagt weder te herftellen, welke hij zo liegt beftierd had, in de vaste verbeelding, dat het niet mogelijk ware, dezelve wederom op te beuren, al het touw-werk en verdere fcheepsbehoeften openlijk deed verkopen (*). De weinige nog overgebleven fchepen werden aan bijzondere reeders overgelaten. Hier door bevonden de volkplantingen en kusten zich zonder eenige verdediging. De eerfte moesten wel dra voor de ©vermagt van eenen zegepraalenden vijand bukken , terwijl men telkens ftraffeloos op de andere aanviel. Het verlies van Quebec liet vervoigends den Franfchen, geene de minfte hoop meer overig, om Canada te kunnen behouden; terwijl het opbreken van het beleg van Madras, het flegt gedrag van Lallij, en de ongelukkige gevegten van het Franfche esquader, onder bevel van d'Aché den nabijzijndeu on- ( * ) Men zie de JUfloirf de la Puisfanct Ravale de l'An%leterre. Men verhaalt nog andere zeer kenmerkende trekken va» dezen Staatsdienaar. — Hij deed een Bevelfchrift afkon^i. gen, waar bij vast gefield werd, dat geen Gouverneur, ©f Adminiftrateur van eenige volkplanting een Kreöol, bezitter Tan eenige goederen , in dezelve, of zelfs aldaar gehuwd , kon zijn. Doch genoegzaam op den zelfden dag, wanneer dit verbod in het licht kwam, deed hij de la Touche Ie Vasfor, hoewel hij op Martinique geboren, en getrouwd was als ook aldaar zijne voornaamfte bezittingen en gezin had, tot Gouverneur-Generaal van dat liiland benoemen.  X S73 X ondergang van geheel de O. Indifclie Compagnie en haare Comptoiren aankondigde. Die van Africa waren zonder eenige moeite aan Frankrijk ontweldigd. Guadeloupe bad zich gewillig aan Engeland onderworpen, en nu draalde het Britfche Staatsbeftier met de verovering der verdere eilanden ven den wind alken nog, tot dat het eenige nieuwe ondernemingen op de Franfche kusten gedaan had. In het kort, geduurende dezen oorlog verloor Frankrijk zeven en dertig fchepen van linie, en zes en vijftig fregatten. Van de eerfte waren 'er agttien, en van de andere zeven en dertig genomen, terwijl de overige vergingen, of een prooi der vlammen werden. De edelmoedige poogingen , vervolgends door verfcheiden Provinciën en de aanzienelijkfte lighaamen van ftaat gedaan, terwijl zij den Koning eene fom ter hand (telden, welke genoegzaam was, om daar voor zeventien fchepen van linie uit te rusten, waren egter niet toereikende, om onze verliezen daar mede te boeten. Buiten dien werd 'er een geruimen tijd vereischt, om die fchepen te bouwen, en men behoefde dezelve oogenblikkelijk. Men had tevens gebrek aan zeelieden. De meesten zugtten in de harde kerkers van Engeland, of waren gedwongen op de Britfche oorlogfchepen tegen hun eigen Vaderland te dienen. Men merke hier bij aan, dat van deze zeventien, hier boven gemelde , fchepen 'er zes, van vier en zeventig tot vier en vijftig ftukken, zozeer in haast, en Aas vaa  X 374 )?( van zulk een flcgt hout gebouwd werden , dat zij bijkans van geen bet minfte nut waren. In dezen hagchelijken toeftand kwam Spanje ons ter hulpe; een weinig laat, wel is waar , doch ongelukkiglijk nog fteeds vroeg genoeg , om zijne zeemagt foortgelijke nadeelen te doen lijden, het geen Engeland nog trotfcher, en bij zijne onderhandelingen nog onhandelbaarer maakte. Het wilde ons volftrekt de visfcherij op Terre Ncuve verbieden, wijl deze ten uiterften gefchikt was, om zeelieden voor onze vlooten te vormen. .Eindelijk egter ftond het Cabinet van Londen toe, dat ons hij het Tractaat van Parijs , van 1763 , de visfcherij op het eiland St. Pierre en de twee eilandjes van Micquelon zoude vrij ftaan, zo egter, dat wij die niet eens mogten uitbreiden. Vierde Tijdperk. De oorlog over de onaf bangelijkheid van America, insgelijks ter zee gevoerd, en met den vrede van 1783 befloten. De vrede van 1763 was het tijdltip van den grootften bloei van hetzeewezen en der volkplantingen van Engeland. Deszelfs ongemeene voorfpoed legde van toen aan den grond van deszelfs verval, die wel dra door de gisting der gemoederen in de dertien Staaten die zich vervolgends, onafhangelijk geworden, te famen verëenigden, op het duidelijkst zigtbaar werd. Het zij het Franfche ftaatsbeftier voorzag, dat het Engeland wel dra de vérnederingen zou doen boeten, Welke het aan het zelve geduurende den oorlog van 1756  ):( 375 ):( X756 in zulk eene ruime maate had doen ondergaan ; het zij de nationale hoogmoed, of liever de eigenliefde van Choifetiil in het bijzonder door den trots van het Cabinet van Londen, bij gelegenheid der onderhandelingen tot den vrede van 1763 gekwetst ware dit ten minnen is altijd zeker, dat dit het eenigfte tijdperk dezer eeuw zij , geduurende het welke men zich, in vredes-tijd, met het herftel der Franfche zeemagt crnftelijk bezig hield. Een vooroordeel, tegen dezen ftaatsdtcnaar opgevat , en wel ligt door den genen, die hem opvolg de , nog verder voordgeplant, fchijnt kragt aan het gevoelen te hebben bijgezet, dat naamelijk onze zeemagt bij een geheim Artijkel van het Tractaat van 1763 beperkt ware. Dan, twee brieven der Hertogen van Choisfeuil en Praslin, van den 17 September 1779, aan den Graaf de Vergennes gefchreven, {preken dit niet alleen tegen, maar tevens wordt in deniaatften de toeftand opgegeven, waar in zich het zeewezen van Frankrijk in 1769 bevond. „ Wanneer ik dit departement ver- 5J Het" zegt Praslin „ had Frankrijk „ reeds vier-en-zestig fchepen — en na genoeg „ zestig duizend matroozen behalven die gc- „ ne , die nog op ftapel (tonden, als ook alles, wat „ 'erverëischt word, om nog tien, of twaalf andere „ aan te bouweu, en ongeveer vijftig zwaare fre„ gatten, of korvetten. " A a 4 . Dk  ):( 376 ):( Dit gevoelen is door den even kundigcn , a's fchranderen fchnjver van de Histoire de lapuisfunce navale d'Jngletterre aangenomen. Hij voegt'er nog verder bij, dat het getal der fchepen, waar uit de Franfche zeemagt famen gefteld was, zonderde, fregatten, fluiten, korvetten en andere foortgelijke ligte vaartuigen te rekenen, vier - en - tagtig op het einde des jaars 1781 beliep, terwijl 'er geduurende het zelve een-en-zeventig in zee. geweest waren. Dus waren deze tagtig, op dat ik mij eens op die wijze nitdrukke , alles wat de rampen des oorlogs van 1756 ons overgelaten hadden. Deze gebeurtenisfen liggen ons nog veel te versch in geheugen, dan dat het noodig zoude zijn, de voordeden en nederlaagen , welke het zeewezen van Frankrijk geduurende den Amerieaanfchen oorlog behaalde, of leed, hier te willen fchetfen. De uitflag dezer vijandelijkheden ter zee waren voor Frankrijk gunftig, wijl het aan het zelve daar door gelukte, Engeland van een aanzicnelijk gededtq zijner volkplantingen te berooven; ons weder in het bezit der visfcherij van Terre Neuve te ftellen, welke den grondflag van ons zeewezen uitmaakt, cn ons van die vernedering te verlosfen, dat een Engelfche Commisfaris te Duinkerken alle onze bewegingen ter zee kon gade flaan. Dan, laatere gebeurtenisfen doen met reden vreezen , dat deze verliezen den grond tot nieuwe overwinningen voor de Britfche zeemagt zullen kegen, wel.  X 377 X welke toenmaals onbetwistbaar den roem verwierf,, van dedrieaanzienelijkfte Zee-mogendhedente famen verbonden beftreden te hebben te weten Frankrijk , Spanje en het Bataafsch Gemeene-best. Eene andere, niet min gewigtige aanmerking, welke uit den toeftand, waar in wij ten aanzien van Engeland, ons bevinden, voordvloeit, die in deze eeuw eenig mag genoemd worden, beftaat hier in, dat de oorlog ter zee, om de onaf bangelijkheid van America gevoerd, de eerfte was , waar bij een afwending op het vaste land onze middelen ter verdediging niet ten voordeele van Engeland verdeelde. Het gevolg van alle deze gebeurtenissen is de noodzaak el ij k HEID, waar in wij ons bevinden, OMDEBriTSCHE ZEEMAGT aan geheel Europa, als een reusagtig gevaarte, af te sc ii etsen,het welk door zijne eigene kragt dreigende en gedugt, zelfs, zonder ondersteuningvanhet vasteland, op alle verbindenissen ter zee kan zegepraalen, indien alle natiën, welke belang bij de vrijheid der zee hebben, niet eenstemmig een eeuwigen haat aan deszelfs dwingelandij zw eren. Vijfde Tijdperk. De zee-oorlog, uit de franfche omwenteling voordgevloeid. Aa 5 Zeven  ):( 37S ):( Zeven jaaren, in een ©ngeftoorden vrede daar henen gevloeid, federd het Tractaat van 1783 tot het einde van 1789 , wanneer de Frar.fche omwenteling eindelijk plaats greep, vertoonen ons den handel van Frankrijk in den grootflcn bloei, die aan den zelven geduurende den agttiende eeuw te beurte viel. In gevolge der berekeningen , welke men in het werk, onder den tijtel, La Balance du commcrce, aantreft, vond men toenmaals in Frankrijkmccr,"dan duizend vaartuigen van twee honderd vijftig tonnen, door elkander gerekend, die alleen tot het doen van groote reizen, zo naar de O. en W. Indien , als tot de kabeljaauw- en walvisch - vangst gebezigd werden. Op het tijdfüp der omwenteling, gebruikte men, volgends een verflag, het welk in 1792 door de Nationale Conventie gemeen gemaakt werd, en naar het midden der drie jaaren voor 1790 berekend werd, tot den handel op de Americaanfche eilanden en de kusten van Africa alleen zeven honderd vaartuigen van twee honderd vijftig tonnen. De koophandel op Afia hield 'er negen-en-vijftig van zes - en - twintig duizend, twee ^honderd en zeven-en - zestig tonnen bezig. Tot de kabeljaauw-visfcherij op Terre-Neuve werden 'er drie honderd twee-en-zeventig, die een-en-veertig duizend, zeven honderd en elf tonnen voeren konden, gebezigd, behalven nog negenen-vijftig vaartuigen van drie duizend vijfhonderd en  X 3?9 X en zestien tonnen, die van Duinkerken op dezelfde yischvangst naar Ysland en Hitland uitliepen. Tot de haring - en 'makreel-visfcherij werden 'er zeven honderd vaartuigen van veertien duizend tonnen gebruikt. Van Duinkerken liepen 'er ter walvisch - vangst tot vijftien fchepen uit, die, te famen drie duizend „ zes honderd zes-en-negentig tonnen voerden. Eindelijk na het in werking brengen der Acte van Navigatie van den i Vendemiaire, het 2de jaar vindt men op de registers onzer koopvaardij - fchepen geduurende de drie laatst afgelopen jaaren, zes duizend vaartuigen van allerlei groote en inhoud, in de volgende lijst opgegeven. Men zal zich tevens nog wel kunnen herinneren , dat, volgends de Memorie van Maurepas, men omtrent het midden dezer eeuw tot onze fcheepvaart, zo buiten lands , als op de kusten, vijf duizend , zeven honderd en tagtig vaartuigen bezigde. (*) Dan, daar onze koopvaardij alleen uit zes duizend fchepen beftaat, waar van de helft geen dertig tonnen (f) voert, zoude hier uit fchijnen te volgen, dat (*) Zie hier de volledige opgaave! Scheepvaart op andere landen . . . 3707. •> Kust. vaart en makreel - visfcherij .... 1300. ' Haring-visfcherij 124. . Geheel Walvisch - vangst . 37- J* Kabeljaauw- visfcherij 296. I J'78°* Handel op de Amerlcaanfche eilanden. 1 . 316. J (1) Bij de wet van den 21 Vendemiaire des 2den jaar-s as eene zekere wijze, om de fchepen, als Franfche eigendom»  X 3*» X dat het getal der korpvaardijfchep-n federd eene eeuw volflrekt niet vermeerderd zij. Dan , niet te min blijkt het onbetwistbaar, dat het zelve meer, dan de helft toegenomen zij, met opzigt tot de vaart op onze volkplantingen, welke in de Memorie van Maurcpas flegts op drie honderd zestien fchepen begroot werd, terwijl hetzelve op het tijcïftip der omwenteling 'er zeven honderd beliep. Ten asfnzien der kabeljaauw-visfcherij is de aanwas insgelijks zeer wezenlijk,, wijl deze in de Memorie van Maurepas op twee honderd zes-en-negentig, en in de berekeningen bij het meermaals reeds genoemde werk La Balar.ce du commeree, op drie honderd twee-en-zeventig fchepen gefebat wordt. Dan, hoe dit ook zij,deze toeneming, federd den vrede van 1783, van onze visfcherij in de groote zeen, de beste oefenfehool der zeelieden, zou , naar het fchijnt, ons moeten in ftaat ftellen, om in den legenwoordigen oorlog eene gedugte magttegenEngeland in zee te brengen. Dan, men zal uit het verflag, door den Minister van het zeewezen, MOhges,den 23 September 1792 aan den Nationale Conventie overhandigd, over het geen wij ten dien opzigte verrigt hebben, nader kunnen oordqelgn... „ Het dommen,te doen erkennen, vast gefield. Zie hier wat meji uit de optekening op alle de Tol - comptoiren van het Gemeene-best, geduurende tle drie laatst afgelopen jaaren , federd de maand Vendemiaire des 2de jaars tot den iften der zelfde maand van het 5de jaar gedaan, heeft opgemaakt , zonder egter de Verëenigde Dei ar-eiceiitcn 'er ander te rekenen.  ):< 38i H 5, liet Gemeene-best" — zegt deze — fc, doet ,, honderd en twee drieverwige vlaggen op alle zeën ,, waaien, te weten, een-en-twintig fchepen van ,. linie, dertig fregatten, agttien corvetten, vier,, en-twintig advijs-jagten, twee kannonneer-boo „ ten, en tien fluiten, of gabanen. ,, Behalven deze. zo evengemelde heeft het Gi„ mecne - best nog drie - cn - vijftig volbouwde fche- „ pen GETAL der SCHErEN. |j Hoeveel van jo ■ van 106 1 van _ot van 400 hoven 400 Geheele * ma'.t li ff1" en j ton cn ton en ton en ton daar be- daarbo- daarbo daarbo- Hoofdfom. t ven ven ven ven Vt zondermast 1- 12 3 1 1 mast 'Z'-t ï,o(>2 -5 1 I 2 mast 1 3-0 754 3»a 75 54 6,0-8 | 3 mr.st r° 21 *' Jt4 t a m&t 1 2 |J '^'97 55 j Hee veel I dekken. Lnndcrdek. 2,4":" ="8 44 3 I { 1 dek 876 l,5»« --3 *3 :dtk 21 203 177 39 6,oiS f 3 dek | ip_ GAed 3,35i 1,807 5 32 193 55 * De Fj-anfchen rekenen de boeg - fpriet mede voor een mast. Van hier dus dat men een fchip, het welk zij de quatr: mats noemen, een driemast, en een a trois mpts, een twee master - fohip , enz. moet vertaaien. DE V'JRTAALER. Het geheele geta! der fcheprn, cLe Franfche eigendon-  X _Sa X „ pen in zijne voornaamfte havens, waar van 4er j, vier - en -dertig alleen behoeven opgetuigd, en de „ negentien overige, die verbetering verëifchen, gekield, of Wel meer, of min gekalfaat moeten ,,' worden. ,, Van de zeven fchepen, die op de helling ftaan , kunnen 'er eerst daags drie van ftapel lopen. Het Gemeene-best heeft een-cn-veertig afge„ timmerde fregatten in zijne onderfcheiden havens, ,, waar van 'er vier - en - twintig in ftaat zijn, dienst ,, te doen, en de zeventien overige meer of min verbetering behoeven. Het heeft 'er zes op de „ werven, waar van 'er een op het einde van dit „ jaar zal aflopen. Om alle'de fchepen van het Ge- dommen verklaard zijn, geduurende deze drie laatfte jaaren , beloopt niet meer, dan zes duizend en agt-en-twintwintig fchepen; doch men moet hier bij tevens aanmerken , dat de oorlog onzen handel' op de afgelegen landen aanmerkelijk fcremt, en die langs onze kusten tevens niet weinig doet afnemen, zo dat hier door eene menigte Franfchen fchepen ftil blijven liggen, en wel ligt in onze hjvenf verrotten. Dit geldt voornaamelijk omtrent de fchepen boven de twee honderd tonnen , wier getal, volgends dej neren-gaande berekening niet meer, dan twee honderd agt. er. veertig fchepen beloopt. Voor de omwenteling werd 'er tot den handel op de onderfcheiden zeën van Europa en de Franfche volkplantingen een getal van twee duizend nationalen fchepen gebezigd. In tusfchen kan men met grond vóorönderftellen, dat het getal van zes duizend fchepen , hiér boven opgegeven, na het fluiten van den vrede het d__~ »ele zal bedragen.  ):( 383 )K Gemeene-best te wapenen, worden'er tien dut„ zend , twee honderd en vijftig ftukken gefchut „ van onderfcheiden kaliber verëischt, waar van „ men 'er in de havens negen duizend, honderd, , zeven-en-veertig aantreft, zo dat 'er nog elf „ honderd drie ontbreken." „ Volgens eene zeer naauwkeurige opgaave, in „ 1789 in het licht gekomen, beftond de Fran„ fchc zeemagt diens tijds in een-en tagtig fchepen „ van linie, van honderd agttientot vier-en - zestig ftukken, negen-en-zestig fregatten van veertig tot „ dertig ftukken, en honderd een-en-veertig ande„ re vaartuigen, als korvetten, fluiten en advijs„ jasten, die alle te famen van dertien, tot veertien „ duizend ftukken gefchut, en , naar de best mogelij,, ke berekening , agt-en-zeventig duizend matroo„ zen voerden. . Uit alle deze opgaave blijkt, dat — de middelen ter verdediging , die Frankrijk bezat, nimmer die geene evenaarden, waar van zich Lodewijk XIV. op het einde der voorige eeuw bediende; _dcn dat de fterkfte poogingen, door dien Vorst in het werk. gefteld, die van. 1692 waren, welke in het in zee brengen van honderd en tien fchepen van linie, die veertien duizend, zes honderd en zeventig ftukken voerden, beftaan hebben, en dat de grootfte magt, waar van wij ons in 1781 in ftaat waren te bedienen, niet meer, dan een en zeventig fchepen bedroeg; — 3den dat wij in de voorige oorlogen ter zee onder den Cardinaal Fleurij niet meer  ):( 3§4 ):C ïTcer dan vijf en dertig, en in dien over de Volk» plantingen van 1756, ook flegts vijf en veertig fchepen van linie, in ftaat, om te dienen, bezeten hebben. In den oorlog, aangaande de Spaanfche troonsopvolging, had onze werkelijke zeemagt vijftig fchepen belopen. Dan, wat den tegenwoordigen betreft onze Minister van het zeewezen was geduurende den zeiven genoodzaakt, voor geheel Europa te bekennen, dat wij in 1792 flegts vier eii dertig fchepen bezaten, waar mede men zee kon bouwen, zonder de een en twintig reeds werkelijk in dienst, 'er onder te rekenen. Aan de andere zijde drukt het Uitvoerend Bewind, in zijne boodfehap van den 9 Mesfidor, het vierde jaar — den 27 Junij 1796 O. Si -— zich op de volgende wijze uit. — De vertegenwoordigers, die briefwisfeling met „ lieden in onze zeehavens houden, kunnen niet onkundig zijn , dat 'er zich thans werkelijk drie en veertig fchepen van linie en fregatten in zee „ bevinden; dat honderd vijftig korvetten en an„ dere ligte vaartuigen onze kusten cn de vaart „ langs dezelve befchermen; dat 'er tagtig fchepen i uitgerust zijn,om onzen legeren de noodige lee„ vensmiddelen aan te brengen, en dat 'er aanzic„ nelijke verzendingen naar de volkplantingen ver„ trokken zijn." — In het kort, alle deze optellingen vertoonen niet te min flegts de helft van het getal fchepen, die Frankrijk geduurende geheel deze eeuw in dienst had. 4den Dat, daar ons zeewezen zich, geduurende alle de tijdperken dezer . eeuw  X s85 r>( eeüw, genoegzaam tot niet gebragt zag, hetzelve geheel en al, niet enkel bij den aanvang van het misVerftand tusfchen de oorlogende Mogendheden , maar zelfs op het oogeiiblik van den aanval en der ge- vegten, vernieuwd zij. $den Dat men in het algemeen jgebrek aan al het noodige tot het bouwen en uitrusten van fchepen gehad heeft, en dat een Minister , te midden van een aller noodlottigften oorlog, te weten dien van 1756, zich voor geheel Europa ten toon gefteld hebbe, het geen Engeland zich zeer wel heeft weten ten »utte te maaken — door naamelijk, uit eene geWigtige rede vart ftaat, allen voorraad , tot het aanbouwen en uitrusten, van fchepen, te verkopen , alleen — wijl men geene behoeften van dien aart noodig had, daar men tog geene fchepen meer kon gezegd worden te bezit ten. —— Dan iets, het geen veel zekerer bewezen is, beftaat daar in, dat, hoe men het geval ook nemen moge, dusdanig een ftaatsdienaar fteeds, als een geefel voor elke natie moet befchouwd Worden. -*— 6d«n Dat het zeer weinig baat, dat de koopvaardij, doch voor al de visfcherij en handel der Franfchen op de volkplantingen, geduurende deze eeuw, zich eenigzins uitgebreid hebben, en ons in het geval fielden, dat wij geen gebrek aan zeelieden zullen gevoelen, naar dien men fteeds verwaarloosd hebbe, van dezelve een nuttig gebruik te maaken, wijl het den ontwerpen der Ministers altijd aan vastheid mangelde; daar men niet gaarne B b de  X- 386 ):( .de onkosten wilde doen, welke het onderhoud van ons zeewezen in vredes-tijd vordert, en deze bekrompen inzigten ons dus gedwongen hebben, om het zelve, bij gelegenheid der vijf oorlogen in de agttiende eeuw ter zee gevoerd, vier maal geheel nieuw aan te leggen. Dit, buiten twijfel, is genoeg, om dat ftelfcl, het zeewezen betreffende, het welk geduurende dit tijdsbeftek geftadig in den Raad des Konings de overhand had, met een enkelen trek te kenfehetfen. Men heeft het, op dat ik mij dus eens uitdrukke, enkel aan het los geval over gelaten, om zodanige gebeurtenisfen te doen plaats grijpen , welke het verkoos , en dit zelfde geval bewerkte nu eene aanmerkelijke verandering in de berekeningen van den koophandel, waar bij geen het minst bepaald beftier tot een zeker plan van verdediging, het welk onze ftand ten aanzien der Engelfchen reeds van het begin dezer eeuw vorderde, heeft plaats gegrepen. Ons ftelfel, ten opzigte van het zeewezen,behoorde zich dus fteeds in een gedugten ft.:at van verdediging tegen de aanvallen van dat van Engeland te houden. Tot dat einde moest men onze koopvaardij in vredes-tijd beftendig tragten in beweging te brengen ; onze zeemagt geftadig in ftand te houden; de verliezen, welke zij van tijd tot tijd lijden mogt, telkens weder herftellcn, zo dikwijls wij, meer door een famenloop van noodlottige gebeurtenisfen, 3dan wel uit hoofde der misflagen van het bewind, der- .  )•( SÜ 3-C dergelijke verliezen ondergaan (*). Men m'oeSt tevens alles in het werk ftellen, ten einde onze zeemagt, in zulk een ftaat zijnde, met die onzer bondgenooten te verêenigen, die het zelfde belang, als wij hebben, bij het beteugelen aller gewelddaadighedcn, welke 'er omtrent de vrijheid der zee konden gepleegd worden. Boven dien moest men onze zeelieden van alle Handen tot het doen van allerieië rogten, ter uitbreiding der menfchelijke kündighe-1 den , of die met recht gevaarelijk, en roemrijk mogen genaamd worden, tragten aaii te fpooren, en niet gedoogen , dat het weleer zo beroemd geflacht onzer voormaals .zo geachte zeevaarderen geheel uitftierf. . Men moest zorgen, dat de roem hunner ftoute daaden, even gelijk in de dagen van een Duquesne, van een Tourville, van een Jean Bart, van een Dugna'ij - Trouin, de Parijzenaaren uit hun* he flaapzugt fomwijlen eens weder opwekte , en hen met nadruk herinnerde, dat 'er nog in de daad eene Franfche zeemagt befta. Als dan wel ligt zouden deze verhaalen van roemrugtige bedrijven , terwijl zij van het bewind tot de aanzienelijke gezelfchappen over- (*} Onder het bellier van den Minister van het zeewezen deBoijnes —van 1769 tot 1774 —heeft de haven van Toulon zich meer maaien in het geval bevonden van flegts 3-,oc° livres in eenen geheelen maand te bekomen, tot onderhoud van een en twintig fchepen van linie; en egter was deze nog de meest begunftigde haven, wijl derzelver Intendant; een broeder van den Minister ware. Bb a  ):( 388 ):( overgingen, een foort van volks-geest vormen, ten uiterften gefchikt, om in zekeren zin het gebrek aan de befchouwing van dergelijke grootfche onderneemingen te vergoeden, welke het oog en de verbeelding der bewooneren der hoefdftad niet kunnen treffen. Dan, dit is ook de waare grond der nadeelen, geduurende de agttiende eeuw door ons ter zee geleden. Het verdient in de daad opgemerkt te worden, dat, van alle de Zee-mogendheden van den eerften en tweeden rang, Frankrijk en Spanje de eenigft» zijn, wier hoofdlieden tevens geene havens kunnen genaamd worden. Madrid egter, gelijk wij dit reeds gezegd hebben, toen wij over Spanje handelden , lijdt door deze ligging binnen lands geenzins zo zeer, als Parijs, naar dien in de eerst gemelde Stad al de luister van Spanje zich met den fchitterendften glans ten toon fpreidt, en het volk, door middel van een zo grootsch fchouwfpel, zich al het gewigt van het bewind over de beide Indien, het welk in de gezegde Stad, als in een middenpunt famen loopt, onophoudelijk van nieuws voor den geest brengt. Voor zeker zou hier nimmer een Minifter van het zeewezen het hebben durven ondernemen , oni al den voorraad tot den fcheepbouw uit d* magazijnen der natie te verkopen, gelijk dit, geduurende den noodlottigen oorlog van 1756, door dat van Frankrijk gefchiedde. Men zal zich hier bij tevens zeer ligt herinneren, dat onze esquaders, in  ):C 389 X in dat tiidsgewrigt in alle de vier wereld - deelen ge. Hagen, verdrooid, of door de golven verflonden waren, en Parijs egter nooit een meerder glans vertoonde , dan te midden van alle deze verwoestingen , waarom men zich aldaar niet in het geringde fcheen te bekommeren. Al het belang, het welk de Parijzenaaren hier in konden dellen, en het welk ten uiterden gefchikt geweest ware, om aan de algemeene denkwijze eene zekere rigting te geven, werd ganfchelijk door de toejuichingen verzwolgen, welke den Schouwburg gedadig deden weergalmen , terwijl men zich deeds derwaard begaf, om den meest bedwelmenden, doch tevens best verdienden wijrook aan de meesterftukken van den grootften onzer Dichteren toe te zwaaien, die zeker tevens een der beste burgeren van den daat was, wijl hij, geduurende zestig jaaren agter, een den roem zijns Vaderlands geftadig meer en meer vergrootte. Dan, hoe ligt ware het hem met zulk een g'anzend vernuft niet mogelijk geweest, de flaaperige gemoederen zijner landgenooten in beweging te brengen, en hen tot heldhaftige poogingen jtegen de Britten, toenmaals debeheerfchers der zeën, aan te fpooren.' Even dus was Athenen aan den vermogenden raad van Themiitocles , om naamelijk alles , het geen den Atheneren het dierbaarst wezen kon, te weten, hunne vrouwen, hunne kinderen, hunne huisgoden, en zich zelve aan den Oceaan toe te betrouwen, en dit op het rusteloos element teB b 3 vens  X 39o ),( yens binnen houten wallen op te fluiten, ten einde dus de trots, en den wraaklust van Xerxes te tarten, zijn behoud geheel en al verfchuldigd. Dit gewigtig denkbeeld, waar uit zo veele andere voordvloeiden, befliste het lot van dat Gemeene-best, met opzigt tot de zee, geheel en al, en juist hier aan had Athenen die meerderheid in de fcheepvaart, welke zij in aanvolg van tijd bekwam, ten vollen dank te weten. Dit volk was gewis niet min ligtvaardig, en niet min gretig naar allerlei nieuwigheden, dan dat van Parijs, doch de plaats grijpende gebeurtenisfen •verfchaften het zelve eene zekere ondervinding, in ftaat, om aller gemoederen te verè'enigen, en die tot het doen van ondernemingen ter zee aan te fpooren , welke derzelver veiligheid en onafhangclijkheid volmaakt verzekerden. Parijs en geheel Frankrijk hebben alle reden, om te verlangen, dat 'er dusdanige voordbrengfelen van vernuft ten voorfchijn komen. Deze alleen waren reeds genoegzaam , om aan de ongemeen talrijke bevolking van dezen Staat een fjJurt van werkzaamheid en ijver in te boezemen, die tot nog toe onbekend, de Franfchen tot bet in het werk ftellen van meer , dan gewoone poogingen , ter vernietiging der Britfche oppennagt konden aanfpooren. Parijs behoort eene zeeflad te worden — niet geheel en al in de uitgeftrekften betekenis van het woord, gelijk dit ten aanzien van Londen en Amfterdam .plaats heeft; maar in dien zin, waar in men dit te vooren  %< 39* ):( vooren van Antwerpen zeggen kon: het behoort eens eene uitgebreide ftapelplaats uit te maaken,. welke met alle zeën, met alle landen van Europa, door middel eener algemeene buitenlandfche fcheepvaart , gemeenfchap heeft. Zie daar het grootfche denkbeeld, het welk de Franfche vrijheid eens op onwrikbaare gronden kan vestigen 1 Het nut der verëeniging van België, met het al-, öude grondgebied van Frankrijk, waar omtrent men eenigen tijd zeer verfchillcnd gedagt heeft, wijl de geest van partijfchapzich fteeds laat verblinden, kan niet in twijfel getrokken worden, wanneer men flegts in aanmerking neemt, dat dit het eenige middel zij, om Parijs deszelfs. voorigen luister te doenerlangen, door het zelve niet alleen het midden-, punt van het ftaatsbeftier , maar tevens van alle de onderfcheiden gedeelten van het Gemeene-best te doen worden. In de daad bevindt zich Parijs.,, door deze.verëeniging met de gewezen Oostenrijk fche Nederlanden thans meer in het midden van Frankrijk, en moet dus het naturelijkfle punt van gemeenfehap, tusfchen alle de onderfcheiden deelen van ons grondgebied worden (*).. _ C*} Deze ve-ëemgins van België 'met Frarkrijk is zo „aauw met het nationaal belang verbonden, en zo voordeelig voor Parijs, dat dit ontwerp reeds voor meer, aan anderhalve eeuw in het hoofd van een dergrootfte [taalkundigen, datvandenCardinaal deRicheüeu, opkijmde. Ten einde den genen genoegen televen, bij «*S* een "n«ene- E,b 4 m  X 39* X Wat zoude 'er toch van die ftad worden, zo tvjet zodanig een ontwerp , ten hoogden vrugtbaar aan lijk gezag veel meer , dan de onwederlegbaarfte bewijzen geldt, zullen wij hier eene plaats uit de Hijloire du traite de la Westphalie overfchrijven. Reeds in 1635 had Frankrijk een Tractaat met de Ver- =, ëenigde Gewesten aangegaan, waar bij beide Mogendheden, omtrent de verdeeling overeenkwamen, welke zij on- „ derling van alle de Oostenrijkfche Provinciën maaken zouden , na alvoorens de Spanjaarden van daar verdre?en te hebben- Braband, Mechelen, en Antwerpen moes. ten aan het Gemeene-best komen. Al het overige zout ,, den FranCchen ten deele vallen. De Cardinaal de Riche- „ lieu had dit groot ontwerp gevormd, en de Cardinaal Mazarin, die zich met de uitvoering daar van belast vond, in 1646 — verloor het nimmer uit het oog, en hoe moeilijk dit ook wezen mogt, vleide hij zich fteeds, dat het hem gelukken zou, het zelve ten uitvoer te brengen." Ten dien einde zond Mazarin aan de Franfche Gevolmagtigden te Munfter eene Memorie, waar bij hij den Spanjaarden voorfloeg —. ,, om hun Catalonie en Rousfdlon in rui- Ijng tegen de Nederlanden, en Franche Comté , het zij 3, bij huwelijk, of op eenige andere wijze af te Haan. Hij weidde met een betoon van het grootfte genoegen over ,, de voprdeelen uit, die Frankrijk,voor de buitenlandfche „ en binnenlandfche belangen des Rijks, daar uit zou trek„ ken, en dr.on™ leeds tot de toekomftige tijden door, teneinde dus bij voorra-d de vrugten eener zo fchrandere ftaatkunde ., te fmaaken, terwijl hij zich airede het voordeel verbeeldde, ,, het welk Parijs, dus het middenpant des Rijks geworden , j, en Frankrijk, «an alle zijden behoorelijk famenkangende „ daar door erlangen zoude, terwijl het door pnijverwin- „ ne-  X 393 X aan vooruitzigten ter bevordering der werkzaamheid en nijverheid van derzelver bewooneren, dezelve iet verëenigde, en eenftemmig tot het herftel van den openbaaren voorfpoed deed medewerken? De voornaamfte bronnen, welke dezelve geftadig drenkten , zijn uitgedroogd. De weelde van het hof, de rijkdommen der financiers , de uitgaaven der bezitters van aanzienelijke fchatten, de inkomften der opeubaare fchatkist, welke aan de bezitters van jaarelijkfche renten uitgedeeld worden, alle deze, middelen ter voeding van eenen handel, die enkel' de dagelijkfche verteering betreft, zijn ganfchelijk verdwenen. Daar nu de veranderlijke verbeddingskragtl der Parijzenaaren niets anders aantrof, om zich mede bezig te houden, dan de bovennatuurkundige denkbeelden, omtrent het ftaatsbeftier, en de hebzugt het deelen in de openbaare bedieningen, als het eenig middel moest doen be- fchou- • nelïjke grensvestingen gedekt, alle misnoegden cnfcheur. ' maakers bij gebrek aan fchuilphatien, behoorelijkiconde ',' beteugelen} daar Engeland zich te gelijk buiten ftaat " zou bevinden, om ons eenig wezenlijk nadeel toe te bren. " gen, en de Verëenigde Gewestea mede in de noodzaakt " lijkh'eid kwamen, om ons ten uiterften te ontzien, en *' wel ligt, uithoofde hunner binnenlandfche onëenigheden " fpoedig konden gedwongen worden, om zich aandeFran" fche heerfchappij te onderwerpen. ? — Men zie de Memire du Cardinal Mazarin, "ux plenipottntiairis, duw Janyier 1V45- Bb 5  X 394 X fchouwen, om eenig voordeel te erlangen, kan hetniet anders zijn of alle de zodanigen, die eenige aanfpraak en uitzigten daar op meeuden te hebben, zouden zich wel dra in onderfcheiden partijen verdeden, aan alk welke het aan geene talrijke menigte van aanhangelingen mangelde, welke bij iedere nieuwe verkiezing geftadig weder tegen elkander zouden aanbotfen, en dus telkens op gezette tijdei; het ftaatkundig lighaam van nieuws moesten van een rijten. Dat men dus. eene dringende, doch wezenlijk nuttige bezigheid aan dezen zo leevendigen geest der natie verfchaffe, dat wij hier door onze geleden verliezen tragten te boeten, daar deze het zo zeer verëifchen, en alle beminnaaren der nijverheid het zo vuurig verlangen; dat men ten dien einde niets verzuime, maar nadrukkelijke middelen in het werk ftelle, die eene menigte voordeden van den tweeden rang tot het algemeen geluk kunnen bijdragen. Dat Parijs, eene zeeftad worde! Dat dit bij den vrede de algemeene leus zij: het dit in gevalle van een ontwerp worde, het welk eenig in zijn foort is, en waar toe het ftaatsbeftier de eerfte voorfchotten doe! Als dan zullen alle moge-, lijke verbeteringen zich, als het ware, rondom deze , de voornaamfte en gewigtigftc van alle fchaarén, die met kragt onderfchraagen , en geheel Frankrijk eene nieuwe gedaante doen aannemen. Wij herhaalen het: de voorige bronnen van welvaard van Frankrijk zijn verdwenen, of ganfchdijk verdroogd. De handel op de volkplantingen.  H 395 ):C gen fchijnt door de omwenteling een doodelijkem flag ontvangen te hebben , wijl deze aan die bezittingen de Africanen, die dezelven te vooren bebouwden ontroofd, en de opzieners der plantagiën allerwegen over de Indifche eilanden verftrooid heeft. De voorfpoed derzelve rustte te vooren op zoaffchuwelijke grondfiagen, dat, daar dezelve nu een maal ingeftort is, het zeer moeiëlijk zal z$jri i al hadden wij geene, zo menschlievende grondbeginfclen aangenomen, om dien ooit weder op te beuren. liet is dus van het uiterfte aanbelang, dat ons ftaatsbeftier een nieuwe ftaatkunde , ten aanzien van den handel, in plaats van het voorig famenftcl, omtrent de volkplantingen, ftelle, terwijl het laatfte boven dien geen zins het best voor het belang van Frankrijk berekend ware , voor al wanneer men dat Rijk als zodanig een land befchouwde, het welk zijn beftaan aan den landbouw, de fabrieken en de zeevaart het meest verfchuldigd was. Deze nieuwe ftaatkunde moet voornaamelijk eene billijke zelfverdediging tegen de geweldenaarijen, welke de Engelfchen op alle zeen pleegen, ten doelwit hebben. De hefboom, ten dien einde noodig, behoort dus daar geplaatst te zijn, waar men de talrijkfte bevolking aantreft, welke tevens het meest g fchikt is, om deze neiging [van den [volks-geest, door middel der opvoeding, de beoefening der konften en wetenfehappen, en den invloed, die dezen op de wetgeving, het middenpunt van het ftaats- be-  H 39ö befiier, heeft, met den meesten nadruk te onderfteunen. Parijs behoort in de negentiende eeuw eene zeeftad te worden! Dit is in waarheid mogelijk te bewerken, dit kan door eene nadrukkelijke infpanning van alle kragten zeer wel gefchieden, en hier in is het behoud van het Gemeene-best in de daad gelegen. Door het in het werk ftellen van deze gewigtige middelen, zullen wij de voornaamfte ftaatsvertrekken van Europa noodzaaken, vertrouwen in onze magt te ftellen, en zich met ons te verbinden, ten einde het gewigtig werk, de vernietiging der dwingelandij, welke Engeland op alle zeën uitoefent, ten uitvoer te brengen. Door den val van dat Rijk zoude ieder volk wel dra dat aandeel te rug erlangen, het welk de matuur het aan de zeevaart en den handel gefchonken heeft. 6 Gij, Wetgevers van Frankrijk, die reeds zo menig maaien de fchimmen der aloude helden uit hunne graven hebt opgeroepen,'ten einde hen tot getuigen der zuiverheid uwer bedoelingen te doen verfirekken; maakt toch gebruik van de lesfen, u in de gefchiedrollen gegeven! Door welk middel, bid ik u, hebben de beroemdfte volken beurtelings op het tooneel der wereld eene zo fchitterende rol gefpeeld. Alle bijkans door middel van eene enkele inrigtmg, welke hun ten grondflag verftrekte, waar van zij de zaaden in hunnen ftaatkundigen toeftand , zo naar binnen , als met opzigt tot anderen landen befchouwd, aantroffen, en die zich van zelfs ontwikkelden door het vernuft van zodanige man-  )•< 397 X mannen, die in de daad gevormd waren, om hen te beftieren. In gevolge van dit zo vrugtbaargrondbeginfel legden deze zich op den landbouw, anderen weder op het maaken van veroveringen, eenigen op den handel, fommigen op de zeevaart toe, en hier door alleen bereikten zij allen dat toppunt van grootheid, waar toe zij eigenlijk beftemd waren. Befchouwt flegts de natuur zelve, hoe zij in het vormen der zintuigen van alle onderfcheiden wezens te werk ga; alleen een enkel hoofddenkbeeld fchijnt zij in het oog gehouden te hebben, waar uit alle de overige famenvoegingen van eene. ondergefchikte orde, als van zelfs, voord vloeien, en welke van haare gewrogten een volmaakt geheel vormen, zonder dat dit haar de minfte moeite, of eenig ongemak veroorzaakt, in weêrwil der verminkingen, welke de hand des menfchen haare voordbrenfelen doet ondergaan. In den tegenwoordigen ftaat, waar in Frakrijk Zich, ten aanzien zijner binnenlandfche betrekkingen, bevindt, moet het zich noodzaakelijk een ftelfel ter zelf verdediging ter zee vormen. Rigt de opbruifchende drift der gemoederen ter bereiking van dit waarelijk nationale doelwit! jOnze magt, met opzigt tot den landbouw, de handwerken en nijverheid is genoegzaam verdwenen. Doet dus alle deze eerfte bronnen van den openbaaren welvaard van nieuws voordftroomen, door te Parijs, volgends het hier boven gezegde , den grondflag van onzen ijver voor het zeewezen te leggen! Zorgt, dat alle burgeren, tot welk eene  Htw yc eene partij zij ook behooren, zich even zeer beijveren, pm alles weder op te bouwen, als zij zich re vooren gereed toonden, om alle inrigtingen , geduurende veertien eeuwen tot ftand gebragt, ter neder te rukken. Als dan zal het geluk, aan Parijs en geheel Frankrijk te beurte gevallen, u buiten tegen* fpraak een voorwerp van bewondering voor uwe tijdgenooten en zelfs van het laatfte nagcflacht n;naken! brm T WIN-  frg- 359 TWINTIGSTE HOOFDSTUK. VAN ENGELAND. Ajy^at moet men toch van die natie denken, welke fteeds het lot van alle andere volken door haaren kwaadaarïigeh invloed befchikt, en regelt; welke in Aha gcheele geflachten van duizenden aan haare hebzugt opoffert, en bij de volgelingen van Confufius om den uitfluitenden handel bedelt ? Wat moet men toch van die natie denken, welke ieder jaar de Africaanfche kusten ontvolkt, ten einde onttallijke  ):( 4oo ):( gezinnen, door dezelve tot eenen harden arbeid $ tot geftadige mishandelingen en wanhoop gedoemd , op een bebloeden grond te verplanten; welke zich het goud 'Van America volkomen weet toe te eigenen , en dit onder alle de Hoven verdeelt, ten einde het menfchen moorden onder alle de volken van Europa geftadig te doen voord duuren? Woont deze dan onder eene eeuwig woeste lugtftreek? Leeft zij nog beftendig, even als de horden der wilden? Zijn haare wetgeveren in waarheid fchepelen zondereenig menfchen-gevoel? Neen! Zij bebouwt, met den besten uitflag, een der vrugtbaarfte gewesten van den aardbodem ; zij heeft hét uitoefenend enbefpiegelend gedeelte van alle voordeelige en nuttige wetenfehappen ten hoogden top van volmaaktheid opgevoerd; eenigen uit derzelver midden hebben der natuur haare diepfte verborgendheden afgezien; de onverfchrokkenheid van haare zeelieden heeft haaren roem tot aan het ijs der bevrozen aspunten van den wereldbol gevoerd; haare Dichteren bezongen de voordeden der Vrijheid; terwijl haare Redenaaren en Schrijvers haare onaf bangelijkheid béfchermden. Dit zelfde volk was het eerfte , het welk zeer bloedige, doch nutte lesfen aan de Vorflen fchonk ; het was het eerfte, het welk de eigenliefde der aloude Gemeene-besten, door de uitfluitende liefde voor zijn Vaderland, het zelve zo zeer eigen, tot. daadelijkheid bragt. Alle (tanden der maatfchap'pij bevinden zich geftadig in werkzaamheid ; alle wilsneigingen, alle bewegingen, alle ©nt-  >( 401 ):( ontworpen lopen 'er op een enkel doelwit — het algemeen belang, uit! Door middel van dezen, in zijn foort volftrekt eertigen, hefboom, door een millioen armen in beweging gebragt, en door eenige zeer wel geftemde hoofden ter bevoordering van den algemcencn welvaard beftierd, is het dezer natie in onze dagen gelukt, zich een foort van bewind, tot nog toe geheel onbekend, te vormen, hetwelk niets van den krijgs-geest, den grondflag der grootheid der aloude Romeinen, noch van de konstgreepen der geestdrijverij heeft, welke den grond des Rijks van Mahomet legden. Het is de zugt tot roof, welke den naijver bij deze natif aanvuurt, en de eerfte gelukkige uitflag moedigt dezelve geftadig aan tot het nemen van nieuwe proeven. In het kort — de hoogmoed op haare meerderheid heeft derzelve eene ftoutheid ingeboezemd , welke alles durft ondernemen, en hier door regelt haar ftaatsbeftier thans het lot van alle Mogendheden van Europa. Maar welke is dan toch deze natie? ... De gezworen vijandin, van Frankrijk — het trotfche Engeland! Het ftaatkundig beftaan ter zee van Groot- Brittagne verdeelt zich in twee gewigtige tijdvakken. Het eerfte bevat de opkomst van deszelfs zeewezen , de lotgevallen, welke het onderging en zijnen aanwas, tot op het einde der zeventiende eeuw: het tweede befluit de gefchiedenis van den voorfpoed van zijne zeevaart geduurende deze eeuw, welke nu wel haast zal ten einde lopen, in zich. Cc Eerste,  X 46* X Eerste Tijdvak. — Van den aanvang van het beftaan des Britfchen zeewezens , tot op het einde der zeventiende eeuw. Dit eerfte tijkvak verdeelt zich naturelijk in drie opmerkenswaardige tijdsbeftekken. Het ifte behelst de vrocgfte dagen, tot het jaar 1660, wanneer de Acte van Navigatie in het licht verfcheen; — het ade loopt van het afkondigen dier Acte tot de omwenteling van 168S; het 3de van deze omwenteling tot den dood van Willem III. in 1702, en het begin van den Succesfie-oorlog. iflen. De vroeg ft e dagen. Engeland is juist een van die landen van Europa welke de wenigfte voetfpooren van deszelfs oorfprongelijke zeden behouden hebben. Deze landftreek, welke, naar men zegt, reeds duizend jaar£n voor de tijdrekening der Christenen bevolkt was , had flegts den tweeden, of derden trap van befchaaving bereikt, toen zij door de Romeinen, onder Julius Caefar, overmeesterd werd. Deze Gefchiedfchrijver cn Overweldiger zegt, in zijne Commentariè'n : „ dat de bewooneren van het „ binnenfte gedeelte van dat eiland zich met het geen hun vee den zeiven opleverde, voor „ hun beftaan vergenoegden, terwijl .die der ,, kusten , door middel van den landbouw zich een nog ruimer leevensönderhoud verfehaffen." Men beweert, dat de gewesten, die zich op den landbouw toelegden, jaarlijks agt honderd fchepen bezigden, om datgene van hunne voordbrengfelen, heft  n 403 )=C het Welk zij zelve niet behoefden, naar elders te vervoeren. Deze voordbrengfelen werden hun door de Pheniciè'rs, de Carthageren , de Grieken enGaulen afgekogt, die hun daar tegen die waaren aanbragten, die zij het meest noodig hadden. Deze trekken kenfchetfen de zwakheid dier eilanderen, wier geringe, en aller wegen verfpreide bevolking nier in ftaat was, aan gedugte legers uit Duitfchen, Batavieren, Gaulen en oude Romeinfche legioenen beftaande, het hoofd te bieden. Het eenige middel, het welk hen tegen vijandelijke invallen kon beveiligen, ontbrak den zeiven geheel en al; zij bezaten geen de minfte zeemagt dus merkt de Schrijver van de Histoire de la puisfanct naraïe de VAngleterre aan. — „ Een geruimen tijd" —* zegt hij „ gebruikte, de be- wooneren van dit eiland flegts brooze boo„ ten van teen, met leder van buiten bekleed, en „ vrij gelijk aan die gene, waar van de Groenlan* ï, landers zich nog werkelijk bedienen. Telkens, „ wanneer de Romeinen de aloude Britten met de i, flaavernij bedreigden, dagten deze 'er nimmer „ aan, om dit onheil af te wenden, door zich „ fchepen, in gevalle eene nederlaage, uitte rusten. „ Hunne fchuilplaatfen waren fteeds fpelonken * „ welke men in het binnenfte gedeelte van hun ei„ land in menigte aantrof. In deze rampzalige fchuil„ hoeken was het, dat deSakfen, de Jutten, de „ Anglen en andere dergelijke natiën hen telkens „ vervolgden, na hunne kusten alvoorens ftraffev, loos verwoest te hebben." Cc * En  X 404 X En in de daad was 'er geen volk, het welk het zo lang aan eene zeemagt mangelde, om zich tegen buitenlandfche vijanden te beveiligen. Geduurende twaalf eeuwen waren de aloude Britten twee maal door de Romeinen, vervolgends vijf onderfcheiden reizen door de andere natiën, waar van wij zo even gewag maakten, waar bij men nog de Denen en Normamien voegen moet, overmeesterd. Behalven deze aanëenfchakeling van rampen, onderging het eigenl jk gezegde Engeland nog eene menigte onheilen aan de noordzijde , door de wreedheid zijner eigene nabuuren, de Schotten en Ieren , die het gefta. dig van een reten, terwijl de vcrdeeling van het gezag onder zeven Koningen, onder den naam der Sakfifehe Heptarcie bekend, de bewooneren van Groot - Brittagne nog boven dien geduurende geheele vier eeuwen aan de woede der binnenlandfche onëenighedcn ten prooi gaf. De volftrekte nietigheid der aloude Britten kan men niet beter affchetfen, dan door alhier eene plaats uit een fmeekfchrift ter neder te fchrijven, het welk zij aan de Sakfen ter hand fielden , ten einde hen te bewegen, om hun bijfland te verleenen, welke plaats woordelijk in de Lettres phUofophiques £f politiques fur PHistoire d''Anglettere, door een lid van het Parlement gefchreven, mede gedeeld is. ,, Dear- „ me en ongelukkige Britten" —wordt hierin gezegd „ door de invallen der vreemde volken genoegzaam verdelgd, en door geftadige ftroo„ perijen afgemat, verzoeken u op eene nederige Si wijze  ):( 4ö5 ):( wijze om onderftand, aller ©nverfchrokkertfle „ Sakfen! Wij bezitten een uirgeftrekt en vrugt- baar land. Wij ftaan het aan u af. Gij kunt 4, daar over gebieJen. Wij zullen onder de vleu£ gelen uwer dapperheid eene veilige fchuilplaats „ zoeken, en met vreugde zullen wij alle dienften verrigten, die gij in het vervolg van ons moogt ,, vorderen." Deze aanfpraak fchijnt voor Iaatere tijden opgefteld; naar dien de Engelfchen thans, even zeer, als toenmaals op het enkel denkbeeld van eenen inval tzidderen; thans ftellen zij zich even zeer, als toenmaals onder de gewapende befcherming der natiën van het vasteland; thans, even zeer als toenmaals , verruilen zij hunne dienften , die zij ten •aanzien van den koophandel bewijzen, tegen de zorg, om voor hunne veiligheid te waaken, met dit onderfcheid alleen, dat de voorderingen, welke de befchaaving in Europa gemaakt heeft, hun die middelen verfchaft hebben , die zij met zulk een hoogmoed in het werk ftellen, ten einde de onmagt te verbergen, waar in zij zich nog werkelijk bevinden zouden, om zich zelve te verdedigen, indien zij genoodzaakt waren, even gelijk hunne voorouderen, eiken hunner vijanden een voor een te beftrijden. Niet te min gaf Frankrijk, geduurende vijf agter een volgende eeuwen federd de overmeestering van Willem den Veroveraar, Hertog van Normandije, in 1066 tot de vermeestering van Calais onCc 3 der  y.i 406 u der de regering van Maria, omtrent het jaar 1558 aan de inwooneren van Engeland zeer nadrukkelijke lesfen van moed en onvertzaagdheid, waar mede eenige dier eilanderen geen ander voordeel wisten te doen, dan dat zij zich met den ingezetenen van onderfcheidenen groote provinciën van Frankrijk, welke bij erfrecht op hunne Koningen gekomen waren/verbonden; dat is, zij verzogten dievanGuicnne, Bretagne en Normandie telkens wederom onderftand. Naar het fchijnt, hebben de Engelfchen, een maal van den Franfchen bodem naar hun eilapd te rug gedreven, alle die heldendeugd verloren, welke onder hunne Koningen Richard en Eduard voor een korten tijd bij hen fchitterden. Tot dien tijd toe, te weten tot het einde der zestiende eeuw, maakte Engeland geene de minfte wezenlijke aanfpraaken op de zeevaart, en beraamde daar omtrent ook geene de minfte ernftige fchikkingen. De kronijken vernaaien alleen, dat Edgar, een der beroemdfte Koningen der Heptarchie, in de tiende eeuw, het verbaazend getal van vier duizend fchepen bij een bagft, en dat 'er jaarelijks vier esquaders, ieder van honderd zeilen, uitgerust werden, om op de kusten te kruifen ,en deze te beveiligen. Op deze gedugte magt hoogmoedig geworden , geloofde Edgar de meester der zee te zijn, en nam dus den zwellenden tijtel aan van Keizer en heer van alle de Koningen van den Ocedan en van allt ie natiën, welke dezelve bevat. Dan, de Gefchiedf fchrijver, die ons dezen trek medegedeeld heeft, merkt  ):( 407 X merkt daar bij tevens op, dat men zich zeer ligt een juist denkbeeld van deze vloot zal vormen, zo dra men in het oog houdt, dat het grootffe dezer fchepen naauw vijftig man konden bevatten. Aan de andere zijde zegt hij verder „ hadden de „ opvolgeren van Edgar noch den zelfden hoog„ moed, noch ook de zelfde zeemagt. Dan, in „ aanvolg van tijd verzamelden de Engelfchen, „ door de Deenen aangevallen, te vergeefs een „ vloot van agt honderd vaartuigen, welke door „ een.ftorm verftrooid werd" Dan , het geen wel waardig is , in aanmerking genomen te worden, beftaat hier in, dat zij aan hunne overwinnaaren eene fchatting voor het onderhoud van vijf en veertig oorlog - fchepen, tot beveiliging hunner kusten moesten betaalen. Andere Vorsten tragtten het zeewezen van Engeland, vervolgends op een vasten voet te brengen; doch dit was te vergeefs. Willem , aan het hoofd van zijne dappere Normannen, verijdelde alle hunne poogingen, en deed zonder de minfte moeite zijne voorgenomen landing. De bezitters van landgoederen, door het gewigt der overmagt van dezen vermeesteraar ter neder gedrukt, daar deze werkelijk hunne opvolgeren benoemde, zagen zich nu geheel en al de handen geboeid, en dus dagt de natie in een geruimen tijd niet meer aan den handel, of de zeevaart. Ook bevond zich Engeland zo zeer van fchepen beroofd, toen Richard zijn togt naar het Heilig Land ondernam, dat hij verpligt was, zijn toevlugt tot andere C c 4 na-  );( even als te vooren, van vaartuigen bij de Bataven te huis hoorende, te bedienen. Zonder hunne hulp zouden 'er verfcheiden arlijkelen, zo van invoer, als verzending hebben moeten ftil ftaan. Dan, daar deze beweegreden niet meer beftond, ten tijde toen Karei II. den troon beklom, haastte hij zich, om deze gewigtige Bill te doen bekragtigen, en bij een Edict des volgenden jaars, 1661, de kragt van eene wet te bezorgen. Hei  3* 417 X Het fchijnt egter, volgends het gezegde van den Schrijver van het werk de la puisfance navale de tAngleterre, dat deze Acte nog verfcheide jaaren , als het ware, zonder kragt bleef. De Graaf d'Es~ trades verzekerde in een brief van den b November 1663 aan Colbert, dat dezelve toenmaals nog niet ten uitvoer gebragt ware, en alhoewel deze fchrandere onderhandelaar de geringheid der vragtloonen der Bataaffche fchepen daar van voor rede gaf, was eigenlijk het gebrek aan vaartuigen en penningen , tot aanbouw van dezelve de waare oorzaak, welk: de Engelfchen als toen nog noodzaakte, om tot de Bataven hun toevlugt te nemen. Deze Schrijver voegt 'er verder bij. „ De voornaam- „ fte uitwerking der Acte van Navigatie was, dat het getal der Engelfche koopvaardij-fchepen hier „ door wel dra toenam. Onder de regering van „ Karei I, telde men 'er in alle zijne Staaten flegts „ drie van drie honderd tonnen, daar men \r in tusfchen voor den dood van Karei II. reeds meer, „ dan vier honderd van die groote rekenen kon. „ doch dit was nog geenzins genoeg, om de Bata„ ven aanftonds te kunnen ontbeeren (*)," Dan, Men zie de aanmerkingen op de Acte ran Narigatie agter het werk , de la puisfance t avale de 1'AngJeterre. Dezelve bevatten de oordeelkundigfte waarnemingen, betref! fende den invloed dier wet, met opzigt tot den handel op de kusten, en den aanbouw van fchepen,als ook, ten aanzien éer uitzonderingen , welke men onvermijdelijk maaken moest, Dd Eer  X 4i8 )=C Dan, hoe zeer de (taalkundige Schrijveren ook boven dien mogen verfehillen, omtrent den invloed der Acte van Navigatie, op den algemeenen welvaard van Engeland , blijkt het egter uit daadzaaken , dat dezelve den besten uitflag gehad hebbe , in zo verre dit de vermeerdering van de Britfche zeemagt betreft, welke in 1675 reeds negen en zestig duizend, zes honderd een en tagtig tonnen , en dertig duizend, negen honderd en een en vijftig matroozen beliep. Dus was het getal der Engelfche oorlogfchepen, in minder dan eene eeuw, te weten federd den dood van Elifabeth drie maal fterker geworden. jden yan de Omwenteling van 1688, tot den dood van Willem III. in 1702. liet Bataaffche Gemeene-best had in dit tijdsgewrigt de Spaanfche en Portugeesfche zeemagt door den ijver zijner inwooneren, zijn inwendig vermogen, en het geluk zijner wapenen van den oceaan verdreven. Hoe groot was dus de zegepraal van Engeland niet, toen het zelve bij zijn Nijmeegfchen vrede, in 1678, ten aanziea der Verëenigde Gewesten , wist te bedingen, dat hetzelve in alle de vier ter bevordering van het belar.2 , de bebouwing en den handel der volkplantingen. De afkondiging dezer Acte had den opftand van Carolina, Virginie en Marijland ten gevolge, wijl deze nog te zwak waren, om eenen zo geweldigen ftap door te liaan.  y.( 419 )•( vier zeën, die de Britfche eilanden befpoelen, Varj deze het falut zouden ontvangen! Deze vernedering der Bataven fchonk aan Groot - Brittagne een drievouwig voordeel,op de Spaanfche,Portugeesfche en Bataaffche vlooten behaald. Van toen aan tragtte de hoogmoed van Lodewijk XIV., uit hoofde van het misnoegen, het welk 'er tusfchen hem en Willem III, plaats had, nog meer gaande gemaakt, door het vormen van een gedugte zeemagt dezen magtigen mededinger het hoofd te bieden; dan Groot -Brh> tagne behield niet te min ook in dit geval de overhand. Bij den aanvang van den oorlog van iè88, waar van de ftaatzugt van Willem UI. den grond legde , bedroeg de Britfche zeemagt honderd , een duizend en twee en dertig tonnen, en in 1695, twee jaa» ren na de overwinning der Engelfche vlooten 5 op dé Franfchen bij la Hogue bevogten , beliep dezelve honderd twaalf duizend ; vier honderd tonnen, en vijf en veertig duizend matroozen. Men merkt zelfs aan, dat in weerwil der overmagt der Britten ter zee, met opzigt tot Frankrijk, derzelver verliezen , geduurende den oorlog, waar aan de vrede van Rijswijk een einde maakte, verbaazend groot waren; dat men in den winter van 1C99 op de Engelfche fchepen op de Theems, niet meer dan vijf en zestig duizend, zeven honderd agt-en-tagtig, en bp die der andere Mogendheden drie ett tagtig duizend r; twee honderd agt cn dertig in het geheel honderd negen en veertig duizend „• en zes en twintig D d 2 tori-  n 4=0 vc tonnen telde, ,, De Franfche kapers namen' ,, geduurende dézen oorlog van Engeland vier dui,, zend , twee honderd kbopvaardijfchepen, die op dertig duizend ponden fierlings gefchat werden. ,, Den handwerkslieden mangelde het ganfchelijk „ aan arbeid; de a-ïfuranciën bedroegen dertig ten „ honderd , de interesfen flegts tot negen en tien ten honderd voor de kooplieden, en de dagelijk,', fche bankbreuken, het onvermijdelijk gevolg de„ zerrampen, maakten een zeer leevendigen indruk „ op deze natie, wier vermogen geheel in den „ handel beftaat, en welker veiligheid eenigbjk op' „ de zeemagt rustte.." Deze rampfpoedige toeftand dwong Willem III. in het einde, om aan de ftem des volks , welke den vrede eischte, gehoor te geven eene gewigtige les, waar mede Frankrijk in den tegenwoordigen oorlog zijn voordeel had behooren te doen. „ Het voornaame doel der „ vijanden van Engeland " zegt de Schrijver der Pu:sfance Navale de T'Angleterrè — „ behoort ,, altijd het bederven van zijnen koophandel te zijn, ,, Dien te fpaaren , is den oorlog te verlangen, te ,, gelijk met alle de onheilen, die deze na zich ,, fleept, en denzelven volkomen ongefchonden „ telaten, ware het zelfde, als liet men ge„ heel zijne magt in dien toeftand, dat het de vijandelijkheden onophoudelijk in ftaat ware ,, voord te zetten." ■ Deze onbetwistbaare waarheid, ten aanzien onzer eigene veiligheid, welke lijnrecht tegen de leer van den Abt Mably aanloopt ,  joopt, die wilde, dat men de kaapvaart tusfchen de oorlogende Mogendheden geheel vernietigde, is ongelukkig door hun die in het openbaar bewind zijn, en bij» de omwenteling het algemeen belang regelden, maar al te zeer veronachtzaamd. Dan, hoe het ook zij — eene beter berekende ftaatkunde aan onze zijde deed den Engelfchen d? rampen, door ons zeewezen gele'den, op het einde der zeventiende eeuw zeer duur te ftaan komen, Deszelfs ton - geld, volgends de middelbaare begrooting over de drie jaaren van 1699 tot 1701 beliep niet meer, dan honderd twaalfduizend, vier honderd drie en veertig tonnen, waar van 'er zeven en negentig duizend, negen honderd en een, in Engeland, en veertien duizend, vijf honderd en een en veertig elders te huis hoorden. Deszelfs uitvoer werd op twee milliöenen, twee honderd dertig dui* zend, zes honderd twee en zeventig ponden be groot. De jaarelijkfche belastingen, te weten die van 1701 bragten drie milliöenen, zeven honderd negen en zestig duizend, drie honderd en vijf en zeventig ponden fierlings in de fchatkist. Boven dien waren 'er geduurende dertien jaaren van eene bevolking, welke toenmaals op zeven milliöenen menfchen begroot was, agt en vijftig milliöenen, zes maal honderd agt en negentig duizend, zes honderd agt en tagtig ponden frerimgs aan belastingen gegeven. Men merke hier bij op, dat geduurende dezes jaaren van den binnenlaudfchen oorlog, dis D d 3 met  }i( 4&2 )»< met het Proteftantfehap van Cromwel een einde nam, men aan belastingen, welke diens tijds nog ganfchelijk onbekend waren, agt en negentig milliöenen, vijf honderd en twaalf duizend ponden fterlings aan fchattingen uitfchreef, het gehcele beloop der gewoone lasten 'er weder onder gerekend: voor zeker eene ongeloofelijke fom, vooral, wanneer men den tijd en de toenmaalige bevolking in aanmerking neemt, doch welke, weder in den fchoot van geheel de natie te rug gevloeid, der nijverheid een nieuw leeven en eenen ongemeenen bloei deed erlangen. Deze beide uitgaaven. onder Cromwel en Willem III. bij elkander gerekend, maaken' volgends de tegenwoordige waarde van het geld berekend , agt milliards, vier honderd zeventien milliöenen Tournois, in minder, dan twintig jaaren door het Britfche volk betaald. Een andere wezenlijke daadzaak is deze. De fchuld van drie en veertig milliöenen fterlings , geduurende dien oorlog gemaakt , en waar van 'er, bij den dood van Willem III. nog veertien milliöenen te betaalen overbleven , was minder opmerkenswaardig, uit hoofde haarer. groote, dan wel uit aanmerking van de volkomene nieuwigheid van dit foort van hulpmiddelen, waar bij men van de gedwongen geldleeningen der fom» men, welke de lasten kunnen opbrengen , ganfeheHjlï afziet ^ tep, einde door eene belasting, tot het vinden der interesfen van de hoofdfom, het tegenwoordige cn toekomftige geflacht te drukken. Dit ftelfel n  ):( 4*3 X is eene der vermogendfte werktuigen, ter vermeerdering der zeemagt vanEngeland, en uitbreiding van zijn handel en]fcheepvaarc indeagttiende eeuw, gebezigd. Geduurende het eerfte tijkperk, het welk wij hier boven fchetften, zijn 'er verfcheiden eeuwen verlopen, eer Engeland onder de burger-maatfchappijen van Europa een onafhangelijk beftaan erlangde, Deszelfs bevolking is door de verëeniging van zes onderfcheiden natiën ganfchelijk vernieuwd. Bij eiken nieuwen inval hebben de bewooneren van dat Rijk, om hunne onderdrukkeren te ontgaan, zich op het vaste land, of naar de bosfchen van America begeven, ten einde 'er volkplantingen te vestigen. Anderen, door onverfchrokken aanvoereren geleid, hebben elders buiten lands eene rust tragten te vinden, welke zij nimmer op hun eigen eiland bij aanhoudendheid genoten. Zes vermeesteringen, fteeds duurende burger - oorlogen, verfcheiden regeringen, waar bij de fchrik geftadig den fcepter zwaaide, gelijk onder andere die van Hendrik VIII., en Cromwel hebben het Britfche volk aan de onophoudelijke folteringen der onzekerheid ten prooi gegeven, en het zelve eene rustelooze, fchroomvallige geaartheid eigen gemaakt, welke het op zijnen eigen grond nog altijd behoudt, en die zich in onze dagen, bij het minfte gerugt eener landing , telkens van nieuws vertoont. Naar het fchijnt, bedreigt de talrijke bevolking van Duitschland enFrankrijk deze eilanden geftadig met het gevaar, van door deze verzwolgen te worden. Zoda D d 4 niS  H 42.4 ):( nig een toette d kon niet nalaten, den geest hunner opperhoofden een geruimen tijd op alle mogelijke middelen te doen bedagt zijn, om zich konstmaatige middelen ter verdediging te vormen. Zij plaatsten dan ook in de daad, door het daarftellen van vlooten , uit duizenden van booten bcftaande, een fo )rt van voorposten op zee , ten einde hun grondgebied daar mede ■ te dekken; doch van hoe weinig kragt zodanig een toeftel, zonder genoegzame vastheid, geweest zij, hebben wij reeds te vooren gezien. Een geftadige afwisfeling van overwinningen en nederlaagen deden het niet befiam , op dat ik mij dus eens uitdrukke, van eene openbaare magt in dat land, tot het einde der vijftiende eeuw geftadig voordduuren. Egter gevoelden aller gemoederen opöphoudelijk de noodzaakelijkheid van 'er eene te bezitten. De grootfpraaken der Koningen van Groot - Brittagne, om hun volk te doen gelooven, dat zij de geboren Souverainen der zee waren, bragten het eindelijk zover, dat zij a!ler verbeelding in vuur zetten. Hier uit ontftonden de eerfte kijmen Van eenen volks-geest, die, om zich te ontwikkelen, niets meer, dan flegts een gel ikkiger famenloop van omftandigheden vorderde. En naauw had deze plaats gegrepen, geduure 'e de zestiende en zeventiende eeuw, doormiddel eener meerdere befchaaving der volken van Europa , of het gelukte den Britten , de Spaanfche en Portugeefche zeeiragt te verpletten, en die der Bat-ven te veilammen, als ook op de Franfche zeelieden  X 4=5 X lieden te zegepraalen. Nu had Engeland ter vestigting van zijnen roem genoeg verrigt; dan, nog naauw was door het zelve de grondflag van dat verbaazend uitgeflrekt gebouw van dien handel en dat zeewezen gelegd, het welk het in de volgende eeuw volkomen tot ftand bragt, door middel, der drievouwige verëeniging — van een koophandel, die deszelfs geldmiddelen fteeds een nieuw voedfel fchenkt, van zijne geldmiddelen, waar door het zijne zeemagt betaalt, en van eene zeemagt, welke geduurende de tegenwoordige eeuw geftadig nieuwe veroveringen, ten behoeve van deszelfs handel en geldmiddelen maakte. Belooningen, ter aanmoediging gefchikt, welke met een goed vooruitzigt en overleg uitgedeeld werden, hadden reeds ten duidelijkften ge_ toond, hoe groote voorderingen de Britfche natie in de konst, van de huishoudkundige en wetgevende maatregelen met derzelver ftelfel ter uitbreiding haarer magt te verbinden , gemaakt had; dan, het kan niet anders zijn, of deze zelfde konst moest een trap van volmaaktheid bereiken, waar van men nog nimmer eenig voorbeeld zag. Dit is het, wat bij de behandeling van het tweede tijdvak van het beftaan van het zeewezen van dat volk, het welk 'er zich opöphoudelijk op toelegt, om hulpmiddelen, ter onderfchraaging zijner inwendige zwakheid te zoeken, op het duidelijkfte blijken zal. Tweede Tijdvak. Eet beftaan van het Dd 5 ftaat-  )'•( 4*5 ):( ftaathmdig zeewezen van Groot - Bretagne, geduu* rende de agtiende eeuw. Daar het onderrigten onzer medeburgeren fteeds ons doel zij, zullen wij dit tijdperk op de zelfde wijze, als in het voorige hoofdff.uk gefchiedde, verdeelen, ten einde alles te beter met elkander te kunnen vergelijken. De voornaamfte middelen, door Engeland in het w»rk gefteld, ten einde zijne magt al meer en meer te vestigen, tot een hooger trap van volkomenheid op te voeren, en nuttiger te maaken , ftaan met die beftanddeelen, waar uit zijne zeemagt famengefteld is, en zijne onderhandelingen, of verrigtingen , ten aanzien der andere ftaatsvertrekken , in de naauwfte betrekking. Middelen ter vorming der zeemagt in hst werk gefteld. Dit vak bevat de vijf groote oorlogen , ter zee ge duurende deze eeuw gevoerd. \P' Tijdvak-oorlog ter zee over de Spaanfche troonsopvolging, bij den Utrechtfchen vrede van 1713 geëindigd: 2* — oorlog betreffende de Oostenrijkfche troonsopvolging, met den Akenfchen vrede in 1748 b floten: 3** oorlcg ter zee, over de volkplantingen van 1756, met den Parijsfchen vrede van 1763 ten einde gelopen : — 4 re verzekeren, erlangde tevens het vermogen, om zelf aanvallender wijze te handelen. Van nu aan zagen zich de Ministers der onderfcheiden partijen in ftaat gefteld , om naar welgevallen ontwerpen ter vermeerdering der Britfche magt te vormen, terwijl zij ten vollen zeker waren, van eene menigte aanhangdingen te zullen bekomen, zo menig maaien zij den hoogmoed der natie een ftreelend lokaas vertoonden. Dus behoefden zij zich nu ook niet meer (mi den tegenftand te bekommeren , dien de overige Mogendheden van Europa aan hunne oogmerken rrióg-. ten bieden» Wel dra waren deze Ministers ovi r- tuigd,  )••( 428 ):( tuigd, door den voorfpoed,die hen fteeds verzelde van de gegrondheid des gevoelens van een hunner fchrijveren, wa neer dezelve zeide, dat gedugte zeemagt alle andere volken ftraffeloos kan beledigen. Alle de onderfcheiden partijen, welke elkander geduurende deze eeuw bij de Britten beurtelings van den zetel bonsden, volgden fteeds getrouwelijk deze les. Alleen in de toepasfing verfchilden zij, dat is , ten einde den trots der Britten te ftreelen, predikte ieder dezelve in onderfcheiden tijden dan eens. den oorlog tegen Spanje, dan weder tegen Frankrijk. Ook verhief die partij, welke verlangde te heerfchen, geftadig de voordeden van den vrede, terwijl de andere van het fpreekgeftoelte het heil des oorlogs met de fchoonfte verwen maalde. Dit had ten gevolge , dat de val van het ftaats - beftier, tot welke partij het dan ook mogt behooren, fteeds onvermijdelijk was, zo dra het Britfchevolk, door zijne geleden rampen, tot het verlangen van den vrede aangefpoord werd, Onze omwenteling zal wel ligt de eerfte uitzondering op dezen regel maaken ; dan, het behoort niet tot mijn onderwerp, de reden daar van na te fpooren, hoewel dezelve buiten twijfel door eiken, die de wisfelvalligheden der Franfche omwenteling naauwkeurig nagegaan heeft, genoegzaam ingezien zijn. „ Een nieuwe , nog veel bloediger en veel roem- „ rijker oorlog, dan de voorige " zegt een fchrandere ftaatsman — „ ontftond 'er in 1702, „ zo dra de Koningin Anna den troon beklommen, „ had.  ):( 4=9 M )} had. Groot-Brittagne vatte de wapenen tegen k Frankrijk op, wijl dit Rijk den Prins van Gal- lis, als Koning van Engeland, Schotland en Ier,, land erkend had. Dit was de beweegrede, „ waar van men zich openlijk bediende, doch de „ geheime en wezenlijke oorzaak waé het misnoe- gen, dat geheel Europa tegen den hoogmoed van Lodewijk XIV. opvatte." Dezefchrij- ver had 'er ook nog kunnen bijvoegen, als een eerfte roerfel, de hoop, welke de Britfche natie opvatte, van het beste gedeelte der volkplantingen tot de rijke" nalatenfchap van den laatst overleden Koning van Spanje behoorende, te bekomen. De overwinningen ter zee, in den laatften oorlog behaald, waren voor Engeland ongemeen luisterrijk, doch niets minder, dan vóordeëlig geweest. Men heeft reeds gezien, dat in minder, dan twintig jaaren van het laatfte gedeelte der zeventien eeuw, men van de natie eene fchatting Van agt milliards, vier honderd en zeventien milliöenen Tournois geheven had. Buiten twijfel had een groot gedeelte dezer fom, welke ten behoeven der voorftanders der omwentelingen van 1650 en 16S8 hefteed werd, den omloop van het geld binnen 's lands niet weinig bevoorderd, doch het kon niet anders zijn, of een aanzienelijkdeel daar van moest ook naar andere landen gaan, wijl daar mede alles, wat men voor de zeemagt verëischte, betaald werd, daar men door dit middel aanzienelijke vlooten in zee hield. Flet was dus aller noodzaakelijkst en dringendst, dë uit-  >:( 43o X uitwcrkïngeu van dit algemeen verlies van geld te verminderen, en tevens, zo liet mogelijk ware, m.drielen dit te denken, ten einde in vredes tijd foortgelijke verliezen wederom te boeten. Dus was dan ook in deze beide opzigten, het Tractaat van ko 'phandel, van het Hof van Londen met Portugal in 1703 gefloten, een duidelijk bewijs der fchran icr eid van het eerstgemelde. Door middel van dat verdrag nam Engeland, op dat ik mij dus eens uitdrukke, het goud van Brafilie in beflag, en vormde zich dus buiten lands een foort van civile lijst. En in de daad befteedde men deze penningen, voornaamelijk, om daar mede over de Cabinetten der voornaamfle Mogendheden van het vaste land te heerfchen, en het vuur van tweedragt tegen 1'rankiijk aan te blazen, ten einde dat Rijk te noodzaaken , om zijne magt te verdeelen. Langs dezen weg gelukte het eindelijk aan het Britfche ftaatsbedcr de zeemagt, het vermogen der geldmiddelen, en de kragt, welke zijne verbindenisfen met andere Mogendheden het zelve fchonken, te famen te verëenigen, met welk drievouwig werktuig het zelve niet, dan zeer gedugt voor alle Mogendheden van Europa worden, en derzelver inrigting en ten voordetle van den har.del in'de vier werelddeelen, geftadig ontrusten kon. Willem III. had de Britfche zeemagt bij zijnen dood in een zeer bloeiènden ftaat gelaten. Dezelve bc'lond in twee honderd, twee-en-tagtig fchepen, waaronder men 'er honderd dertig van linie  X 43i X niet telde, van den eerfte) tot den vierden rang ingefloten. Om deze alle te wapene 1 werdc.i 'er tie:idui= zend vier honderd, negen-en-zestig ftukken gefchut en een-eu-zestig duizend honderd, negentien matroozen verëischt. De ongemeene invloed van Marlbourough en zijne gade op het Britfche Cabinet bepaalde bijkans alle plans voor de onderfcheiden veldtogten van den Spaanfchen Succesfie-oorlog tot de krijgsverrigtingen te land. Wel ligt vloeide hier uit eenige nadeelen voor Engeland voord; doch liet trok daaruit tevens zeer gewigtige voordeden. Men zal wel ligt zeggen,dat de lommen, onder de bondgenooten en het leger van Marlbourough verdeeld, het gebruik der zeemagt zo zeer konden hinderen, dat dezelve dus buiten ltaat geraakten, om den Britfchen handel met een genoegzaamen nadruk te befchermen. Dan, dit uit eeulopen der in het werk gefielde middelen verhinderde egter geenzins den bijkans volkomen ondergang der Franfche zeemagt, hoe zeer dezelve door die van Spanje onderfteund werd, welke zelve in de Middenlaudfche zee en in America zeer zwaarenederlaagen onderging. Dan, het geen de voordee. len dezer nieuw uitgedagte bezoldiging der vreemde Mogendheden ten duidelijkïïen aantoont, beftaat daar in, dat Engeland, door dit ruimfchootsch uitdeden van deszelfs goud aan dezelve, op deze een overwigt erlangde, het welk die geheel en al ter zijner befchikking fielden. En daar de Britten het Bataafsch Gemeene-best fteeds met eene ijdele her- fen-  X 452 X fenfchim van een Barrière-tractaat in fiaap wieg= den, wendden zij deszelfs oplettendheid tevens ganfchelijk van de zëe af. Bij alle deze voordeden moet men ook nog die gene voegen, die het bij denUtrechtfchen vrede erlangde. Het bezit van Gibraltar in de Middenlandfehe zee, ftreelde veel meer de ijddheid van Engeland, dan dat het een wezenlijk nut aan de natie toebragt; de verwoesting der haven van Duinkerken was eene zegepraal voor dewraakzugt der Eritfche kooplieden, die te vooren door de kapers, aldaar uitgerust, zo veel hadden moeten lijden. Dan, dat gene, wat Engeland wezenlijk bij dezen oorlog won, beftond aan de eene zijde in de vrije kabeljaauw - visfcherij op Terrè-Neuve, aan het zelve toegeftaan — iets , het geen met geene mogelijkheid naar waarde kan gefchat worden , wijl deze ruwe kweekfchool jaarelijks eenige duizend zeelieden voor zijnen dienst vormde; — aan de andere zijde in de vrijheid van een flaaven - haaler elk jaar te mogen zenden, waar toe Groot-Brittagne, bij het Tractaat van Asfiento het recht bekomen had, Dit laatfte beding wettigde den fluikhandel der Britten op de rijke volkplantingen der Spanjaarden, en deed denzelven van ongemeen veel vrugt zijn , zonder dien bijkans aan eenig, hoe genaamd gevaar bloot te ftellen. In 1718 en 1719 deed de dwaasheid van Alberoni de Engelfche en Spaanfche vlooten weder te famen (lag leveren. Dan, hier uit vloeide uiers van eenig we-  X 433 H wezenlijk aanbelang voord, dan de voordeden bij Mesfina door de Britten bevogten, waar door Alberoni in ongenade verviel. Tweede Tijdperk. Oorlog over de Oostenrijkfche Troonsopvolging ter zee gevoerd, met den Akenfthm vrede in 1748 ten einde gelopen-. Deze oorlog wordt dus genaamd, wijl de aanfpraaken van onderfcheiden Mogendheden op de naf latenfchap van het huis van Oostenrijk daar van een voorwcndfel, ofwel de beweegoorzaak Opleverden. De dood van Karei VI. in de maand October 1740, was de leus, ter vorming van de verbindenis der Mogendheden, tegen Maria Therefia, deszelfs eenigfle dogter, wier verdediging Groot-Brittagne op zich nam; Het begin der vijandelijkheden , ten aanzien van Engeland moet reeds van het jaar 1739 gerekend worden. De hebzugt der Engelfche kooplieden, die fteeds nieuwe poogingen deden, om zich van den handel der Spanjaarden op de kusten van Mexico meester te maaken, gaf hier toe in het bijzonder aanleiding. Deze hadden hen zeer hard behandeld, zo dat het deze kooplieden in het einde gelukte > het volk van Londen te bewegen, om wntak voor hun te nemen. De wijze, waar op deze vredebreuk plaatsgreep, toont duidelijk de voorderingen, doorden volks - geest, met opzigt tot het zeewezen gemaakt , naar dien het Britfche volk het Staatsbeftier, bet welk den 10 Januarij 1739 een Tractaat met Spanje gemaakt had, noodzaakte, om deze verbid Ee totë  n 434 X d'enis te Verbreken, en den oorlog aan dat Rijk t6 verklaaren. De fchitterende en wezenlijk nuttige voordeden s die deze oorlog aan Engeland bezorgde, waren geen zins gefchikt, om de eifchen van dit volk op de oppermagt der zee te maatigen. „ De toeftand, waar in zich de Britfche zeemagt „ toenmaals bevond" zegt de Schrijver van ld iPuisfance Navale d\Hn\hterre —. „ bewijst, hoe „ weinig genegenheid George II. voor den oorlog „ koesterde. Voor het aanvangen der eerfte onder„ handelingen , telde men in alle de havens der drie „ Rijken, te famen genomen, niet meer, dan ne„ gentig fchepen van linie, waar van bijna de helft » nog op ftapel ftond , of grootelijks moest ver- beterd worden.- Een kldu getal weinig beduiden- de fregatten en eenige korvetten, nog bij de bo„ vengemelde gevoegd, maakten de geheele fterkte „ ter zee van Engeland uit, welke flegts twee hon„ derd negen zeilen beliep. Dan in weerwil van „ dit gebrek aan eene gedugte vloot, heerschte 'er' te Londen eene onbefchrijvelijke vreugde , zo „ dra men vernam, dat de oorlog verklaard „ was." In het eerst bleven de voordeden aan beide ziiden genoegzaam gelijk. De Engelfchen maakten zich wel in Maart 1740 van Porto-bello meester, doch daar tegen werd de Admiraal Vernon gero dzaakt, om het beleg van Carthagena op te breken. Dan , de zeeflag van Toulon, den 22 Februarij 1744 geleverd ,  X 435 X V«rd 'l had de verftroojing der vereende Spaanfche èu Franfcüe vloot, het geweldig havenen van die der Britten, en de vrijheid der Middeulandfche zee, geduurende eenigen tijd ten gevolge. Dan van 1744 tot 1748 behaalden de Engelfchen Veel luitterrijker overwinningen. Omtrent dien tijd was het, dat, te midden van éenc menigte rijke prijzen, op de Spanjaarden gemaakt, de Admiraal Anfon van zijnen togt rondom de wereld te rug keerde. De overmeestering van Louisbourg , de voornaamlle vestiging voor de visfcherij der Franfchen ,en voor al het berigt der zege, bij Finisterre op de Franfchen bevogten, benevens het gezigt van twee en twintig wagens , met goud en zilver belaaden , vervulde de bewooneren van Londen met eene ónüitfprekelijke vreugde. In $46 en 1747 hadden de Britten vijf vlooten iri de onderfcheiden zeën, en vervolgends rustten zij 'er ook nog een zesde uit. Deze alle te famen gerekend, beftonden uit twee honderd, drie cn zestig fchepen, die met veertig duizend matroozen bemand waren, zonder nog de kapers en transportfehepen te rekenen. Het eenigftc nadeel, het welk zij leden, was het nemen van Madras door la Bourdonnais. Omtrent dien tijd begonnen de Engelfchen en Franfchen den meesten invloed in de huishoudelijke zaaken der Indien te erlangen. Een dier gedenkwaardigfte blijken der ftoutheid dezer eilanderen beftaat in tusfchen in den eisch, dien zijden Koning van Napels deden, om hun zijne haven te openen, onder bedreiging vart Ee 2 die  X 436 X die anders met bomben te zullen verwoesten. Dan, deze fpoorelooze handelwijze verbitterde Karei II, voor altijd tegen hen, die, vervolgends ter troon Van Spanje gedegen, den Britten eenen onveranderlijken haat toezwoer. Eindelijk werd de vrede in 1748 te Aken weder met overhaasting en op eene wijze herdeld, welke aanleiding tot het telkens vinden van nieuwe oorzaaken eener vredebreuk opleverde. Zelfs werd de eerfte aanleiding dezer vijandelijkheden, welke den bewuste llaavenhaaler betrof, bij dit Tractaat niet eens uit den weg geruimd, maar eerst in 1750, bij dat van Buen-Retiro geregeld. Wat Frankrijk in tusfchen betreft, de grenzen wederzijds, zo van Acadie, het welk in 1713 aan Engaland afgedaan was, als van Canada, waar van Frankrijk nog ui het bezit is, werden bij het Tractaat van 1748 niet een maal vast gedeld. Dan deze verönachtzaaming gaf aanleiding tot den derden oorlog ter zee , geduurende deze eeuwDerde Tijdperk. Oorlog ter zee, over de Volkplantingen, in 1756 gevoerd, en bij den vrede van Parijs in 1763 geëindigd. Het geen het gevoelen , dat het Cabinet Van Londen in het Tractaat van Aken opzettelijk verfcheiden bepaalingen agter wege gelaten heeft, ten einde eenigen tijd te kunnen adem haaien, en dan weder nieuwe cifchen te doen gelden, niet weinig daaft, is deszelfs gedrag, het welk het vervolgends tot den tijd der 'oorlogs-verklaaring hield, welke in 1756 plaats had. Wij  ):( 437 M Wij hebben reeds gezien, dat de volks-geest den hooglten trap van vervoering, door de voordeelen in den voorigen oorlog behaald, bereikt had. Geduurende den vrede, die 'er in middels ftand greep, was het ftaatsbeftier geftadig bedagt, om het Britfche zeewezen meer en meer te verfterken, ten einde den grond tot nieuwe overwinningen te leggen , en het fchijnt, dat het geluk en de fchranderheid te famen naar den voorrang dongen, wie van beiden geduurende het tijdperk, het welk wij thans doorlopen, den roem en voorfpoed des Britfchen volks ten hoogften — ja tot een onberckenbaaren top van grootheid zou opvoeren. Deszelfs zeemagt beliep, voor den aanvang der vijandelijkheden, negen en tagtig fchepen van linie, waar onder 'er zestien driedekkers waren, benevens twee en dertig van vijftig ftukken, een en negentig fregatten, zeven en zestig korvetten, bombardeergaljooten, branders, en andere foortgelijke vaartuigen , die te famen een getal van twee honderd negen en zeventig fchepen uitmaakten. De tuighuizen waren opgevuld van alles, wat 'er [tot het uitrusten van fchepen verè'ischt wordt; en de werven met timmerhout bedekt. Alles was in de havens in beweging, waar men de oude fchepen wel dra herfteld, en elf nieuwe fchepen van linie op ftapel gezet had. 'Er waren 'er reeds verfcheiden in zee gelopen, om te kruifen, en 'er werden reeds werkelijk verfcheiden andere uitgerust, zonder dat Frankrijk 'er nog aan dagt, om zich in ftaat van tegenEe 3 weer  )?( 433 )?( weer te ftellen. Het Cabinet van Verfailles tie% zich door de onderhandelingen van dat van Londen nog fteeds in flaap wiegen ; terwijl het door dit laatfte misleid werd, hetwelk zich geliet, als wilde het zijne vorderingen op Acadie, en de boorden van den Oijo in der minne vereffenen, daar het in middels niets' germgers bedoelde , dan eene volftrekte vernieling van ons zeewezen , en onzen handel. De poogingen, door Engeland in het werk gefteld , waren ook in de daad aan een zo uitgeftrekt ontwerp ten vollen geëvenredigd. Van den 2.1 April 1755 tot den 30 Januarij 1756, liepen 'er zes esquaders uit de havens van Engeland, terwijl de oorlogs - verklaaring van de zijde van frankrijk eerst den 9 Junij des laatst gemeldcn jaars gefchiedde. De voordeden, door Engeland behaald, waren het naturelijk gevolg der fchrandere berekeningen van deszelfs fiaats-bellier. De overmeestering van Canada, en Louïsbourg, het middenpunt der vifchcrij der Franfchen op Terre-Neuvc ; het veroveren van Guadeloupe, en Martinique;' het bemagtigen van alle de comptoiren, die de Franfchen in Africa bezaten , benevens het ontweldigen van de Havana en Manille aan de Spanjaarden, die Frankrijk te laat ter hulpe kwamen , benevens twaalf fchepen van linie, aan Spanje toebehoorende, die hun in de haven der laatst genoemde p'aats van -zelfs in handen vielen zie daar de verliezen der vijanden van Engeland, waardoor het aan zijne overwinningen ZO groot een Juister bijzette, als nimmer nog te vooren  X 439 H vooren- befchouwd was. De Franfche zeemagt was geheel verplet, en die van Spanje had niet weinig geleden, Men tfüÉgè hier nog hij, dat de Bruten onder Lord Clive een ongemeen rijk, cn zeer uitgeftrekt grondgebied in de Indien bekwamen; zich van den fchrik bedienden, om hunne heerfchappij in het Rijk van den Mogoj te vestigen; dat zij door het vermeesteren van Pondichcrij de bezittingen der Franfchen aldaar verwoestten , en zonder eenige hinderpaalen te ontmoeten, de zeën in alle de onderfcheiden werelddeelen met hunne oorlogfchepen en koopvaarders bedekten.. De volks-geest had, door de opoffering, welke de ftaatkunde had meesten te moeten doen, door den Admiraal Byng ter dood te veröordeelen, vs ijl hij het nemen van'Minorca niet verhoed had, eenen magtigen fpoorflag bekomen. Bij het Vredes-tractaat van 1763 behield Engeland niet alleenAcadia en Canada, bene ens Louisborg, maar verkreeg tevens Florida, het welk de Spanjaarden aan het zelve afftonden, terwijl het de wel-eer zo bloeiende visfcherij der Franfchen op TerreNeuve tot eenige weinige rampzalige visfehers», hutten bragt. In Africa behield het onze bezittingen op Senegal, Gorëe alleen uitgezonderd. Frankrijk bekwam Pondifcherij te rug, onder voorwaarde, van geene hoe genaamde bezittingeu langs den Ganges te hebben; terwijl het tevens genoodzaakt werd , alle de vestingwerken naar den zeekant te E e 4 fleg-  )?( 44© X flegten, In het kort, 'er bleef voor den hoogmoed en de hebzugt der Engelfchen niets meer te wenfchen overig; terwijl men, gelijk wij inliet vervolg nader zullen zien, zo veele behaalde voordeden aan de vergrooting der Britfchen magt in de Volkplantingen in het einde perk fielden. Vierde Tijdperk. Oorlog ter zee, over de onafhangelijkheid van America, met den vrede van 1783 geëindigd, Naauw zag zich Engeland in het bezit van een uitgeftrekt grondgebied in America, of de zaaden van misnoegen begonnen in deszelfs volkplantingen op het vaste land op te kijmen. Verfcheiden openbaare perfoonen en oordeelkundige fchrijveren hebben zich verëenigd, om te bewijzen, dat deze uitbreiding van deszelfs bezittingen voor de magt van Groot-Brittagne in het einde noodlottig worden zou. Men ftemde hier in over een, dat, wanneer Canada zich een maal onder den Britfchen fcepter bevond, deszelfs inwooneren voor de Engelfche volkplantingen niet langer gedugt zouden zijn; dan, het kon niet anderszijn, of deze gerustheid moest de banden tusfchen de volkplantingen en het moederland, door de behoeften 'eener onderlinge verdediging tegen Frankrijk weleer gelegd , hoe lang hoe meer verwijden. Wij hebben reeds in het eerfte tijdperk dezer verhandeling gezien, dat de afkondiging der Acte van Navigatie de eerfte zaaden van misnoegen in de volk. plan-  M 44* X plantingen geftrooid had, wier de belangen ten aanzien van den handel aan die van het moederland ondergefchikt waren. Derzelver wederzijdfche voorfpoed , geduurende een eeuw had deze verfchillen flegts meer en meer doen toenemen, voor al met opzigt tot de wetten, den handel betreffende, waar van alle de oogmerken , eenige weinige uitgezonderd, alleen ftrekten,om Engeland den uitfluitenden handel met de voordbrengfelen der buitenlandfche bezittingen te doen behouden, en deze te dwingen, geene andere, dan Engelfche manufactuuren te kopen. In 1764 fcheen het tijdflip voor de volkplan,, tingen geboren, om met Engeland te breken, bij -gelegenheid van de afkondiging der Acte van hef geftempeld papier, doch daar dezelve vervolgends weder ingetrokken werd, was nu het misnoegen tot 1111767 gedempt, wanneer de belastingen, voornaamelijk op de thee gelegd , aanleiding tot nieuwe bezwaaren gaven. Dan, daar het Britfche Staatsbeflier tot in 1774 tragtte tijd te winnen, begon het toen openlijk de vijandelijkheden , door het fluiten der haven van Boston, En nu nam de oorlog tusfchen de Verëenigde Staaten cn Engeland een aanvang. Deze twist met de volkplantingen werd eerst in 1778 een oorlog ter zee in Europa, na dat Frankrijk de oniifhangelijkheid der in opftand zijnde volkplantingen erkend had. In aanvolg van tijd verbonden Spanje ep het Bataafsch Gemeene-best E e 5 zich  X 44* X zich met Frankrijk, ten einde aan de Verëenigds Staaten derzelver vrijheid te bezorgen. Engeland, nu geheel alleen in het ftrijperk lucide drie aanzienelijküe Zee-mogendheden van Europa getreden, zag zich genoodzaakt, buitengewoone kragten in het werk te ftellen. Ook merkt Chalmcrs, een Engelfche Schrijvers, aan: — „ dat „ Koninglijke zeemagt in 1774 twee maal honderd ,, zes en zeventig duizend, vier honderd zes er» „ veertig tonnen bevatte; doch dat 'er verfcbeij, den fchepen, toen het verëischt werd, zich „ buiten ftaat bevonden, om te dienen." Geduurende de zes jaaren, die deze oorlog aanhield, te weten van 1775 tot 1781 voegde men bij deze zeemagt drie honderd veertien fchepen, die agt duizend, agt honderd agt en tagtig ftukken gefchut voerden, en honderd zes en veertig duizendzes honderd vier en vijtig tonnen bevatten. Sederd den oorlog der omwenteling van 16SS was Engeland flegts in ftaat, zijne zeemagt met elf duizend, drie honderd agt en zestig tonnen te vermeerderen , en te midden van den oorlog met de volkplantingen zclvcn, bouwde en rustte GrootKrittagne eene zeemagt uit, welke veel gedrgter was, dan die, welke Willem III., de Koninginne Anna , en zelfs George I. bezeten hadden. Verfcheiden toevallen, waar van de zeevaart niet zelden verzeld gaat, en het geluk, het welk de vijanden van Engeland heganflagde, deden het zelve ver-  X 443 X Verfcheiden fchepen verliezen. Dan niet te min was de vloot in Januari) 1783, wanneer het Parlement honderd en tien duizend man voor den zeedienst toegedaan had, drie honderd drie en negentig fchepen met honderd yier duizend, negen honderd en agt en zeventig matroozen bemand, in het geheel fterk (*)• Zodanig was de zeemagt, waar mede het Groot-Brittagne, na het leveren van geweldige zeedagen, egter in het einde gelukte, de overhand op de vereende Franfche, Spaanfche cn Bataaffche vlooten te behouden. Tevens bragten de kaapreeders van Leverpool alleen veel meer fchepen in zee, dan alle de in opdand zijnde volkplantingen met mogelijkheid hadden kunnen doen. Deze bijkans wonderdaadige drijd van Engeland alleen, (*) Zie hier eene naauwkeurige opgaave der fterkte. J* 20 Schepen van 80 tot io3 ftukken met 15,:572 bemand tpg < 44 74 25>112 • ^45 - 65 tot 63 ' 24320 C4freg.b0v.de 33 13,768 51 bov.de 30 : 8,581 ïoi floep van 18 en daar boven . 11,360 15 Branders, of bombardeer-galjoten. 26 Gewapende koopvaarders, door de Admiraliteit in huur genomen. -93 bemand met ïc4,978  H 444 X alleen, met de zeemagt der drie voornaamfte Zeemogendheden van Europa, is te aanmerkenswaardiger, wijl Groot-Brittagne, door zo veele vijanden tevens aangevallen, zich niet alleen van de hulp zijner volkplantingen, en van het vaste land beroofd zag, daar het de eerfte thans in tegendeel bevegten moest, terwijl deze het zelve te vooren, geduurende geheel deze eeuw, geen geringen bijftand boden. Het krijgsvolk, de matroozen, het timmerhout, de masten, het ijzer, het koper, de hennip, J^et pik en andere foortgelijke verëischten tot het uitrusten van eene vloot, welke de Verëenigde Staaten te vooren aan het moederland verfchaften, ontbeerde het nu geheel en al, en, ten einde zich eenig denkbeeld van het nadeel te vormen, het welk zijne zeemagt daar door lijden moest, behoeft men alleen in aanmerking te nemen, dat de handel der Britten op America, voor het uitbersten der onlusten , alleen aan drie en tagtig duizend, negen honderd matroozen brood verXchafte; dat de Engelfche bezittingen in America, geduurende den oorlog van 1750", vijf en twintigduizend man krijgsvolk op de been hielden, ten einde de ondernemingen der Britten daar mede te onderfteunen ,en dat de noordelijke gewesten, onder den naam van NieuwEngeland bekend, alleen in dat tijdperk, vijf en dertig duizend matroozen leverden. Engeland was dus, in den Americaanfchen oorlog genoodzaakt, meer,dan ge.  K 445 yx gemeene kragten in het werk te ftellen, ten einde? de verbaazende verliezen, door zijne zeemagt geleden, daar mede te vergoeden. Men kan de poogingen, door de Engelfche kooplieden gedaan, uit die van de reeders van Leverpool reeds genoegzaam afmeten, daar deze van den 26 Augustus 1778, tot den 17 April 1779 honderd twintig fchepen van tien tot dertig ftukken, waar van de meeste veertien tot twintig ftukken gefchut voerden, hebben uitgerust. Deze bevatten te famen dertig duizend, zeven honderd en tagtig tonnen, en voerden duizend , negen honderd, zes en tagtig ftukken, benevens agt duizend, zeven honderd en vier en vijftig mannen. Eindelijk maakte Engeland, minder afgemat, dan wel verzwakt, in 1783 den vrede, waar bij het de onaf hangelijkheid van America erkende. Nu was het in de noodzaakelijkheid, om nieuwe ontwerpen van koophandel en zeevaart te beraamen, om middelen uit te denken, ten einde de geleden verliezen te boeten, die hij nu voor altijd bekragtigd had, door de Verëenigde Staaten van America in den zelfden rang met alle de overige Mogendheden van Europa te plaatfen. Reeds federd zes jaaren legde het Britfche ftaatsbeftier 'er zich geftadig op toe, om allerleië berekeningen, den handel betreffende, te vormen, toen eindelijk de Franfche omwenteling deszelfs oplettendheid met geweld boeide, door een dier ftaat- kundige  X 446 X kundige vcrfchijnfelen te vertoonen , die, uit Wfde van derzelver beginfelen, derzelver uitwerklëlen, en kragten , eea der verwonderlijkfte, die men immer befchouvvde, mogt genaamd worden, en voor bet Britfche Rijk, uit hoofde zijner' gevolgen, allergevaarlijkst was. Vijfde Tijdperk. Oorlóg ter zee, door de Franfche omwenteling veroorzaakt. Wij allen hebben thans ten duidelijkften gezien j dat geduurende den tegenwoordigen oorlog het flagveld geftadig ter zee aan Engeland gebleven zij, uit hoofde der geweldaadigheden der omwenteling welke ons fteeds het doel hebben doen voor bij fnellen, hl ftede van het te bereiken, als ook wijl Spanje en het Bataafsch Gemeene - best hun eigen belang niet wisten te befeffen; en de Mogendheden van den tweeden rang te onverfchillig en traag waren, om zich te famen te verëenigen, en dus derzelver onzijdigheid te doen eerbiedigen, gelijk mede, naar dien het Britfche ftaats - beflïer zelf zich federd het begin der vijandelijkheden van eene zeemagt bediend hebbe, welke tot nog toe zonder voorbeeld was, met oogmerk, om hier door alle aanvallen der Franfchen op de Engelfche kusten voor te komen. In December 1796 beftond de Engelfche zeemagt in zes honderd een en zestig fchepen, waar van 'er honderd een en zeventig van linie, vier en twintig van vijftig ftukken gefchut, benevens twee hondera  X 44? X derd tien fregatten, en twee honderd zes en vijftig floepen waren. (*) Van het begin van dezen Oorlog tot den 21 Maart 1. 1. (*) Zie hier de nadere opgaave in den Moniteur van den 7 Nivofe, het 5de Jaar — 27 December 1796 O.S. — geplaatst- Londen den 12 December. — Men heeft alhier den volg.n.ien ftaat der zeemagt van Engeland gumeen gemaakt. I SCHEPEN. Fregat. Schepen. Geheel. van i van I.inie. I Uitgerust in de lwven. 32 5 38 87 162 Wagt-hospitaal, en gevangems-fchepen. 13 3 3 10 In liït i;anaal van Engeland en letland. n 30 SS 74 In de Dimen, en N. Zee 10 13 20 43 In de Wtst - IAdrrche eilaiidun .cn ondet weg. , . . . 17 c 25 22 66 Op Jamaica. . . 4 1 5 6 1( 45° )i( Boven dien heeft de Engelfche natie bij dezen nieuwen ftrijd verbaazende voordeden behaald, niet alleen uit hoofde onzer geleden verliezen, maar tevens wijl derzelver kooplieden op alle markten , welke te vooren door de Franfchen van alles voorzien werden , thans hunne waaren die der even genoemden wisten te doen vervangen. Bij deze vergelijking der Engelfche zeemagt, in onderfcheiden tijden behooren wij nu ook nog de volgende opgaave tc voegen, waar uit de vermeerdering van den Britfchen welvaard, geduurende deze eeuw, ten duidelijkften blijken zal. Getal der ton. f*Bij den aanvang denSde eeuw 261,2:2 tonnem nen, in de koop -j —> . 1701 en 16,591 zeelieden. vaardijfuhepen ' Einde der i8.1e eeuw 1794--1,589,162 tonnen; ingelaadeu. [ iM> . . en 119,194 zeelieden. Uitvoer. j, £'23S,627 pond. fterK L "27,270,000 pond. fteri. f Bij den aanvang der ïevolldng. 4 18de eeuw . . . 7,000,000 menfchen. ^Einde deri8de eeuw; 8,000,000 voor het minjt Openbaare 14,000,000 pond. fteri. fchuld» i360,243,020 pond. fteri. of L den ijan. 1796; Gtwaone belas- P tingen en krijg J5 4,5*6,000 po.d. fteri. ithattingen. [ . 28.279.00. pond. fterL D*  X 45i X De Britfche zeemagt werd op het einde van 1788, Volgends eene lijst in 1789 in het licht gegeven, op honderd agtien fchepen van linie, van honderd tot zestig ftukken; negen en zestig fregatten van vier en veertig tot twee en dertig ftukken, en vier en zestig andere vaartuigen van allerleië groote, kotters, floepen, branders en foortgelijke meer begroot, die alle te famen elf tot twaalf duizend ftukken, en meer dan honderd duizend man, volgends de waarfchijnelijkfte berekening, voerden. Reeds een geruimen tijd voor het einde der zeventiende eeuw hieven verfcheiden Schrijveren yd'ri de tegenpartij in Engeland een noodkreet, ten aanzien der verrigtingen van het ftaatsbeftier op. Voor al heeft de openbaare f:huld op derzelver ftelfel van geldleeningen gegrond, zo lang dezelve beftaat, bij alle ftaatkundige bërekenaaren geene geringe bekommernis gebaard. Dan, wat was het gevolg van dezen geest van berisping, en eene geduurige tegenfpraak? Niets anders, dan eene nog grooter drift, tot het maaken van veroveringen , en om zich te verrijken. Men zal zich nog zeer ligt herinneren, hoe ernftig een uitflag de ongemeene magt, door Engeland in het werk gefteld gehad hebbe, terwijl men de zelve tévens op een fteeds duurenden en vasten voet gebragt heeft, door middel der duurzaame voordeden, dieGroot-Brittagnezich, geduurende deze eeuw bezorgd heeft, in den uitfluitenden handel op Portugal, door het bezit van Gibraltar, Ff 2 den  X 452 X den Hei tel der Middenlandfche zee, door de uitgeftrektheid van zijne visfcherij op Tcrre-Neuve^ den fluikhandel, op de Spaanfche volkplantingen, uit kragt van het Tractaat van Asfiento, het erlangen van den handel in pelterijen op Canada en Florida, en eindelijk door deszelfs onbepaalde magt in de Indien, welke het de fchatten van den Mogol ontfluit. Dan, wat de affcheuring der westelijke volkplantingen van Engeland aanbetreft, een der gevolgen hier van is, dat dit Rijk nu geene onkosten voor het beveiligen en bellieren daar van meer behoeft te maaken, terwijl de handel der Britten op dezelve even uitgeftrekt is, als toen deze nog met het moederland veroenigd waren, alleen met dat onderfcheid, dat dezelve thans volgends geheel nieuwe ontwerpen gedreven wordt. Deze rijkdommeu zijn nog boven dien vermeerderd, geduurende den tegenwoordigen oorlog, wijl Engeland zich boven alle verbeelding, zo in Spanje, als in Duitschland en Italië , van al zijne waaren heeft weten te ontdoen. Door de voordbrengfelen zijner fabrieken, zonder op de behoeften van het oogenblik te letten, naar buitenlands te vervoeren, tragt den Brit, door den overvloed en ongemeen laagen prijs derzelve, de Franfchen builen ftaat te ftellen, om met hem naar den voorrang te dingen, en dit wel tegen het oogenblik, wanneer de vrede weder zal tot ftand gebragt worden, door welke konstgreep Engeland zijne veroveringen, in den handel gemaakt, voor altijd tragt te behouden. tfoc  X 453 X Hoe herfenfchimmig is dus niet het gevoelen van alle die genen, die den aanllaanden ondergang van Engeland, voor at uit hoofde der verbaazende groote zijner openbaare fchuld, tragten te voori'peïlen. De medegedeelde opgaaven toonen genoegzaam, hoe groot een invloed deze fchuld (leeds op. den welvaard van Engeland gehad heeft. liet zijn geenzins de geldlecningen, welke een bijzonderen perfoon, of eenen ftaat, die deze doet, ten val brengen, maaralleen de verkeerde berekeningen, of het flegt gebruik, het welk men van deze gelden maakt. Den nabij zijnden vat van Engeland, door middel eener Arithmetifche progresfie te willen be- • paaien, is even hetzelfde, als dat men het vergaan der wereld tragt te berekenen, alleen wijl alles, wat beftaat aan de wet der vergangelijkheid onderworpen is. Wel verre daar van, dat het ftelfel eener leening, waar van de interesten uit de belastingen gevonden worden, reeds federd eene eeuw door de Britfche natie aangenomen, den grond' van derzelver ondergang zoude leggen, maakt dit in tegendeel wezenlijk haare fterkte uit , het fchenkt haar die kragten , welke daar aan buiten dien nog zouden ontbreken. en dient tot een band, waar door derzelver werkende en voordbrengende vermogens te famen verëenigd zijn. Dit ftelfel is de verbaazende hefboom , door middel van welken Engeland zich zelf en zijnen handel op alle de onderfcheiden ge. deelten van den aardbol, met de geringfte opöffeF f 3 ring  ):( 454 )••( ring zijner bevolking, welke ooit mogelijk was,, volkomen in zekerheid gefield heeft. Dus ziet men onder anderen in de daad, dat, in weerwil der volksverhuizingen en verlaagingen van het menfchelijk geflacht, welke het gevolg van groote togten, veroveringen, en den handel op verre landen z;jn, de bevolking in Engeland niet te min in deze eeuw een agtfte toegenomen zij. Dan , iets, het geen nog meer opmerking verdient, en volflrekt alles, wat men in dit opzigt, van de openbaare fchuld van Engeland gezegd heeft, volkomen wederlegt, met betrekking tot de voordduuring van zijnen voorfpoed, beftaat hier in, dat de hoofdfom dezer fchuld thans agt milliards, zes honderd veertig milliöenen beloopt, waar van de interesfen alleen, tegen drie ten honderd gefield, op twee maal honderd negen en vijftig miilioenen, en twee maal honderd duizend ponden berekend worden, welke interesfen jaarlijks doormiddel van belastingen , op geheel de natie gelegd, geheven worden. Er worden dus twintig jaaren vercischt, alvoorens men eene fom van vijf milliards, en honderdvier en tagtig duizend milliöenen Tournois bekomen hebbe, daar men intusfehen agt milliards, vier maal hon ierd zeventien milliöenen, in minder dan het gezegde tijdsbeflek, Onder Cromwel en Willem III., geheven heeft, terwijl dit flelfel van geldleeningen te openen, toenmaals nog niet bekend was, of nog geen genoegzaame hulpmiddelen opleverde. En te.  X 455 ):( tevens is Engeland federd dien tijd geftadig met een vasten, ftouten tred, ter bereiking van een grooteren welvaard voordgefneld. Buiten dien brengt de ongemeene groote der fchuld van Engeland haar eigen geneesmiddel te geli.k mede , het welk in de vermindering der interesten beftaat, iets, het geen men reeds onderfcheiden maaien, geduurende deze eeuw, zonder het minite geweld te plecgen, beeft in het werk gefteld, cn het welk men door nieuwe berekeningen nog meer kan volmaaken; terwijl de onderftanden , in Engelfche Manufactuuren aan Oostenrijk betaald, tot een voorbeeld van dat foort van nieuwe uitvindingen verftrekken kan, welke de volksgeest in ftaat is, op te .leveren. Deze openbaare fchuld is eene Familie-zaak, welke fteeds in het minnelijke met het Britfche volk zal gefchikt worden, zo lang het de voordeelige gevolgen daar van, ten aanzien van zijnen handel en zeemagt, flegts bemerken kan. Het voorbeeld van Frankrijk kan het zelve, met opzigt tot deze hervorming, altijd van eenig nut zijn. De vereffening dezer fchuld, door het in omloop brengen van gemunt papier, zal daar bij ook niet uit het oog verloren worden , wijl dit foort van middelen, zo het al niet zonder eenige geweldaadigheid kan gezegd worden te werken, ten minften geheel het lighaam der Maatfchappij op geene , al te merkbaare wijze fchokt. De ondervinding heeft ons geleerd, dat groote wanordes in de geldmiddelen niet alleen de burgerlijke MaatFf 4 fchappij  y-C 45<5 ):C fcbappij geen zins floopen, maar zelfs met her erlangen van eene gedugte magt en luister, met opzigt tot de vreemde Mogendheden ten vollen kan famen gaan. Dan, is het alleen het tegenwoordig ftaatsbeftier, het welk men door het gewigt dezer openbaarefchuld verlangt omgekeerd te zien? — Hét bewind ,het welk het zelve opvolgde Zouden , op dood^ ft.raf, den last bekomen, om voord te gaan met het liaande houden van den voorfpoed van Engeland. Wat heeft Europa bij het Protectorfchap van Cromwel, het herftel van Karei II,. op den Britfchen troon, bij de komst van Willem III. tot de Kroon van En. geland, of bij de verheffing vnn het huis van Hai nover tot de Koninglijkc waardigheid, gewonnen ?, Kluisters, kluisters, en niets anders, dan kluisters voor deszelfs handel en zeevaart. Dan, wij bedoelen niet met deze aanmerkingen de roovcryën goed te keuren, weifee het Britfche volk in het ftaatkundige, ten aanzien van den handel en het zeewezen der andere natiën pleegt; neen, wijwillen daar mede enkel aantoonen , dat men derzelver heerfchappij niet eeniglijk door middel van eenige cijfers zal ten val brengen. Men moet geen zin* uit h?t oog verliezen, dat „ het gevolg dezer „ befpiegeling niets anders zij« dan een bewijs der noodzaakelijkheü, om de Britfche zeemagt vart „ geheel Europa, 'als een reusagtig gevaarte af tefchetfen, hetwelk door zijne eigene magt dreis, gend en gedngt, zelfs zonder onderfteiining vnn ' » het  H 457 K U het vaste land, op alle verbinddenisfcn ter zee kan li zegepraalen, indien alle natiën, welke belang in „ de vrijheid der zee hebben, niet eenftemmig een V eeuwigen haat aan deszelfs dwingelandij zwe„ ren." Thans zullen wij aantoonen, dat deze zeemagt. niet minder veërkragt en vastheid, door middel van de onderhandelingen, met andere Mogendheden erlangt» De Werkzaamheid en nijverheid der Britten, zo op hun eiland zelf, als buiten lands, ten einde hunne bevolking geftadig te vermeerderen, en hun* ne magt al verder en verder uit te breiden; de overëenftemming, welke 'er tusfchen den wil van alle bijzondere perfoonen, en den algemeenen plaats, grijptj ten aanzien van het verzekeren der vijügheiti cn het vermeerderen van den luister van geheel de natie, deze verëeniging van den welvaard, en de ongemeene bekwaamheden aan eiken ingezetenen kvert een fchouwfpcl op, waar van geen volk tot nog toe een, zo tieffend voorbeeld gaf. Deze ongemeene famenloop van allerleië uitvinding, der nijverheid,en der ftaatkundige berekeningen zal eens der Britten bij de nakotticlingfchap, als de bevers van het menfchelijk geflacht, kenfehetfen. Dan, dat zij nimmer in de gefchiedenis onzer zeden , als leeuwen , mogen ten voorfchijn treden, die der overige natiën van Europa geftadig een prooi betwisten, of wel, als tijgers, die woedende op de beklaagensFf 5 waar.  W 45» H waardige bewooneren van Africa en Afia aanvallen,, om deze in eenen poel van jammeren te ftorten! Deze ftaatkunde, den leeuwen ten vollen waardig, welke geftadig in de onderhandelingen der Britten doorftraalt, ja reeds in ieder Hoofdftuk, waar bij wij een afzonderlijke natie behandelden , ten duidelijkften afgefchetst werd, en welke wij thans nog eens in het kort zullen befchouwen, moet derzelver ftaatsbeftier naturelijk een voorwerp van vrees en verbitterdheid voor alle de andere natiën van Europa maaken aandoeningen, welke hier een maal ten uiterften noodlottig kunnen worden. Sederd de verdeeling der uitgeftrekte ftaaten van het huis van Oostenrijk, onder den Duitfchen en Spaanfchen tak, zag Europa zich van het ontzettend gewigt van dit reusagtig gevaarte eener aller ontzaggelijk (te magt, zowel ter zee, als te land, ontheven. Hoe groot ware niet de fchrik geweest, die den volken van Europa door de zo lang ze-. gepraalende legers van Lodewijk XIV. werd ingeboezemd; zo niet de voordcringen, ten aanzien van het zeewezen, geduurende de zeventiende eeuw, door geheel Europa gemaakt, een hinderpaal te meer voor zijne ftaatzugt hadden opgeleverd, welke omftandigheid ten uiterften gefchikt was, om de Mogendheden van den tweeden rang gerust te ftelkn. Er werd nu in zekeren zin een nieuw worftelperk, op zee, geopend. Beurtelings.  ):( 459 H lings bleef dit flagveld aan de Portugeezen, de Spanjaarden, de Bataven en de Franfchen. Ten laatften vertoonden de Britten, na op deze allen gezegepraald te hebben, voor de agttiende eeuw een ander volk, het welk alle de overige, onder bcgunftiging der alvermogende wetten van eenen over. meesterenden en uitfluitenden handel, zoude bebeerfchcn. Spanje, wiens rijke bezittingen in de onderfcheiden gedeelten van dit wereldrond, toenmaals doorden dood zijns Konings, zonder beheerfcher agtergelaten werden, was de eerfte Mogendheid, welke zich aan de berekeningen der verflindende ftaatkunde van Engeland opdeed. Omtrent het midden der voorige eeuw, leverde de handel in hout van Campëche, het welk in de haven van ;dien naam in America gehouwen werd, een fteeds duurend onderwerp van verfchillen tusfchen de Cabinetten van Londen en Madrid op. Deze onëenigheden werden geftadig al grooter, hoe meer eifchen door Spanje aan Engeland, bij den Utrechtfchen vrede ingewilligd werden. De flink, handel, door het vrij gegeven fchip, tot het verkopen van llaavenbeftemd, geftadig gevoerd, was de wezenlijke oorzaak, waarom de beide half-ronden, geduurende den oorlog van 1739, tot den Ake'nfchen vrede van 1748, met menfchen-bloed beverwd werden. Deze verboden handel bleef tot in 1750 ftand houden, wanneer de overéénkomst van  )i( 4<5o )i( van Buen-Retiro eene vermindering der rechte^ pp de Engelfche waaren, voor de Spaanfche IV. Indien beftemd, daar voor in plaats ftelde. Van toen aan had men alle reden, om op het herflel der eensgezindheid tusfchen beide Mogendheden te durven hoopen; doch nieuwe vorderingen, betreffende de Engelfche vestigingen in de baai van Honduras , gaven aanleiding tot eene volgende vredebreuk in 1760. De vrede van 1763 werd in 1771 van een verdrag, betreffende de eilanden van Falkland gevolgd. Dan , de Americaanfche onlusten, bragten een nieuwen oorlog tusfchen deze twee Magten te weeg, waar aan de vrede van 1783 een. einde maakte; terwijl eindelijk de bemiddeling van Frankrijk in 1790 een bijzonder beding, de eilanden van Mosquitos'betreffende, deed plaatsgrijpen,, op het oogenblik, wanneer den. oorlog reeds op het punt was van uit te bersten. Deze vlugtige fchets vertoont or.s nog. eens in hetkort het gedrag-, door Engeland gehouden, en fielt het in zijn waare licht. De rijke bezittingen der Spanjaarden zijn bet wezenlijke doel, waar naar men de Engelfchen geftadig ziet ftreeveH, in alles,' wat derzelver Staatkunde, geduurende de agttiende eeuw verrigtte. In vredestijd berooven zij den handel dezer natie, door middel hunner lluikerijé'n, cn geduurende den oorlog pfonderen zij dekostbaa e laadingen, welke zij uit America ontvangt, en maaken daar van zegetekenen, waar van de. fchittc- rende  ' ):( 4«i >l ^ende vertooning ■ het volk van Londen tot nieuwe ftrooperijën aanvuurt. Het ftaatsbeftier erlangt hier door verbaazende middelen, om zijne zeemagt al meer en meer vastheid te fchenken, en beftendig de vrijheid der zeën met eene ftratfelooze ftoutheid te bedreigen. Portugal. Deszelfs Tractaat van Methuen; heeft aldaar in 1703 den grondflag tot een civiele lijst voor de Britfche zeemagt gelegd, welke met het goud van Brazilië betaald wordt. Dit goud is het voornaamelijk, hetwelk Groot-Brittagne, in de agttiende eeuw, in den rang der aanzienelijkfte natiën van Europa plaatfte, door het dat geld te bezorgen, waar mede het zich op het vaste land krijgsvolk en bondgenooten koopt. ,, Vijftien jj honderd milliöenen , in vijftig jaaren ons ,, afgetroggeld" zeide de Marquis de Pombal in 1760 tegen het Cabinet van Londen -— „ hebben u in ftaat gefteld, eene zee en landmagt „ te bezoldigen, daar gij te vooren niet een maal „ zo veel bezat, dat gij twintig oorlogfchepen uit* ,, rusten, en zes regimenten op de been houden „ kondt." De Mogendheden van het vaste land, gelijk onder anderen het huis van Oosten, rijk, van Savoië, en verfcheiden Duitfche Vorften, rukken aanftonds op de welluidende ftem van Engeland voord, om de voornaamfte Zee-mogendheden, welke anders , door middel haarer vereende magt  X 4Ö2 X magt deze hcerschzugtige eilanderen konden verpletten, telkens te ontrusten. Dan, de overwinningen, op het einde dezer eeuw door de gemeene-bestgezinde Franfchen bevogten, doen ons voor uit zien , dat in de negentiende, of wel ligt nog vroeger, alle deze loontrekkende Magten, zelfs uit aanmerking van derzelver eigen veiligheid, weigeren zullen , om langer aan eene zo Machiavelistifcbe ftaatkunde het oor te leenen. Het beftaan yan Italië ter zee, ten opzigte van Toscane, Genua en de Kerkelijke Staaten is niets. De zeemagt van Venetië kwijnt, en heeft geene, de minfte ftaatkundige 'rigting, terwijl die van Napels, nog naauw uit de golven opgerezen, nog geenzins die houding aangenomen hebbe, welke aan de zelve fchijnt te voegen, uit hoofde van de inwendige kragten van dat Rijk. De Barbarijsche Mogendheden, behandelen die gene met toegevendheid, welke aart derzelver zeefGhuimerijën onderfland verfehaffen en Engeland gevoelt ten vollen, hoe voegzaam het zij, een gedeelte zijner fchatten in die bron te rug te Horten , waar uit het die geput heeft. Het Ottomanisch Rijk, fteedsbedugt voor eenen ontzaggelijken vijand, die het zo ter zee, als te land , fteeds bekneld houdt, ontziet En. geland , het welk op den Oceaan, en de Middenlandfche zee een willekeurig gezag uitoefent. Het Bataafsch Gemeenebest, en Dt  m 463 )=C öe Hansche Steden, zijn geduurende deze eeuw de handlangers van Engeland geweest, en het was zeer bij toeval, ja zelfs bijkans met leedwezen , dat de Vereende Gewesten fomwijlen tegen de Britfche overheerfching ter zee de wapens moesten opvatten. Prtjissen bezit een veel wezenlijker onafhangelijkheid , wanneer men zijne nabuurfchap van het keurvorstendom van Hanover, en zijn gebrek aan eene gewapende zeemagt daar bij in aanmerking neemt; dan, dit Rijk weet daar uit voor zich zelf, en om zijne bezittingen meer volkomen te maaken, ook zeer wel alle mogelijke nut te trekken. Denemarken en Zweden zouden een beflisfend tegenwigt tegen de reusagtige magt van Engeland kunnen opleveren, zo derzelver onëensgezindheid deze niet fteeds vlak tegen derzelver eigen belang aan deed handelen. Aan de eerfte bron van al dat gene gelegen, wat 'er tot het bouwen en uitrusten van oorlogfchepen verëischt wordt, waar van zij grooten deels meester zijn, even als ook Van de Oost-zee, zouden zij de Britfche vlooten naar welgevallen kunnen verlammen, zo zij zich met de geknakte magt van Frankrijk, Spanje, het Bataafsch Gemeene-best, en de Americaanfche kapers verëenigden, welke fteeds op de Engelfche koopvaardijfchepen kruifen, die op de volkplantingen handelen. De zeevaart der Denen en Zweden, zoude zich ver-  ):( 4^4 X verbaazend uitbreiden , indien de Britten in hunne overweldiging fteeds beteugeld werden, en dus nier langer in ftaat waren, om tegen het recht der volken aan, de fcheepvaart der onzijdige Mogendheden te ontrusten, gelijk zij dit in den tegenwoordigen oorlog doen, met eene ftoutheid, welke het reeds lang tijd was, te bedwingen. Want, daar deze handelwijze in de daad ondragelijk zij, behoorden die volken, die magts genoeg bezitten, om daar aan een einde te maaken, eindelijk eens te gevoelen, hoe zeer derzelver lang gerekt geduld dézen tot fchande verftrekt, ten waare zij het nemen eener gedugte wraak zo lang wilden uitftellen, tót dat zij ten natiën verzekerd waren,, een vijand die telkens van nieuws eenen aller moorddaadigften oorlog onder dé natiën doet ontftaan, eens naar verdienften te kunnen ftraffen. Wanneer men dus Europa in zijne verbeelding rondgaat , ontdekt men op den voorgrond drie Zee-mogendheden, Engeland en Frankrijk in het Westen, en Rusland alleen in het Noorden. De belangen der óverige natiën, welke zich op de zeevaart toeleggen, en volkplantingen bezitten, zijn even de zelfde, als die van Frankrijk. Spanje, het Bataafsch Gemeene-best, Denemarken en Zweden, met Frankrijk verbonden, zijn ia ftaat twee honderd, zestig fchepen van linie, ter vergruizing van de Britfche dwingelandij , in zee te brengen. Engeland daar tegen, bezit 'er thans honderd zeventig  X 465 X ventig, en kan 'er nog zeventig van Rusland bekomen , met welke Mogendheid het thans, uit hoofde der wederziidfche overëenftemming van inzigten, zeer naauw verbonden is \— doch niet te min , zonder een genoègzaam aantal matroozen; welk getal te famen genomen, twee honderd en veertig fchepen uitmaakt — eene magt, welke gewis verbaazend groot mag genaamd worden, wijl zij bijkans | even fterk is , als die van vijf andere natiën tevens. De al te zwakke magten van Italië, het onverfchillig Venetië en Portugal, die alle te famen naauw veertig fchepen van linie bezitten, zijn alleen gefchikt, om bij dusdanig eene worfteling onzijdig te blijven. Het Ottomanisch Rijk kon tevens met zijne dertig fchepen van linie een aanval op Rusland doen, die eene nuttige afwending opleverde. Dus ftreden dan Voor de Gelijkheid ter Zie. Frankrijk,Spanje,Ti het Bataafsch Ge-1 Schepen Stukken. Matroozen, meene -best,De-i vanlinie> , nemarken, Zwe- [ den,hetOttoma-l =9° 35,ooo 200,000 nisch Rijk. J Voor de Oppermagt ter Zee* Engeland, Por-"| tugal en Rus 270 23,000 140,00© land. J G g ON-  X 466 ): ( O N Z IJ D J 6 E A A N S C H O U W E 8. E N. Napels, Venetië, 1 ' L 40 a,ooo to,ooo enz. f J Het is dus uit zes honderd fchepen van linie, die zestig duizend ftukken gefchut, drie maal honderd zeventig duizend man voeren, en in drie groote esquaders verdeeld zijn, te weten een verdedigend , een aanvallend en een hefchouwend, dat de zeemagt van alle de volken van Europa op het einde der agttiende eeuw beftaat. Bij zodanig een algemeencn oorlog zou de grootfte hinderpaal, die de oorloogende Mogendheden uit den weg te ruimen hadden, in het bekomen van fcheepsbehoeften en zeelieden beftaan. Dit zou voor al voor Engeland nog veel bezwaarelijker zijn, wanneer het aan de eene zijde met Denemarken en Zweden, die de fleutels der voorraadfchuuren van het Noorden in handen hebben, en aan de andere met de Verëenigde Staaten in onmin geraakte; als dan konden deze Frankrijk. Spanje, en het Bataafsch Gemeenebest van de gezegde waaren volkomen voorzien. Daar tegen zoude Engeland door het gebrek aan matroozen nog meer in het naauw geraaken, wanneer, bij zulk eene verbindenis der Zee-mogendheden, de Verëenigde Staaten de ftrengfte maatTegelen namen, ten einde de Britten. hunne zeelieden niet>  ):( 467. )•( niet, even gelijk in den tegenwoordigcn oorlog, r et geweld, of door allerleië konllenaarijen , overhralden, om bij ben dienst te nemen. In bet koit; alle de onzijdig gebleven Mogendheden, en de zulke , welke zich niet wapenen konden, om mede in het ftrijdperk te treden, zouden als dan, door den aart des gefchils zeiven, waaröm de voornaamfte aan zee gelegen natiën zich tegen Groot-Brittagne verëenigden, van zelfs aangefpoord worden, om met hun geld, matroozen, en alle andere kragtdaadjge middelen die partij der oorlogende Magten te onderfteunen, welke voor de vrijheid der zee, en het genot dier naturelijke voordeelen ftreed, waar voor derzelver ligging haar vatbaar maakte. Voor zeker, toen eenige nijvere en vreesügtige kooplieden, die langs de oevers der Noord-zee woonden., zich onder den naam van Hanfche Steden, in de dertiende eeuw, te midden der verwoestende geestvervoering der kruisvaarten , der woede van eene vollïrekte heerfcheloosheid, welke 'er toemaals in het lütgeftrekte Duitfche Rijk plaats greep, en der wanhoop , waar toe de zeerooveren der barbaarfche volken van het noorden het vervoerden , zich te famen verëenigden, waren de reden, welke hen daar toe bewogen, geenzins zo billijk en zo dringend, en derzelver voorfpoed kon hen tevens in gcenen deele zo groot een roem belooven, als aan de te faam verbonden Zee - mogendheden van Europa zou te beurte vallen, wanGg 2 neer  X 468 X neer zij zich dus tegen de dwingelanden van hun. nen handel verzetten. En niet te min gelukte het. aan dit Hanfche verbond, het welk uit zulke zwakke beginfelen tot een aanzienelijken trap van grootheid oprees, niet alleen door deszelfs fchranderheid en moed, om zich, in weerwil van alle de toenmaals heerfchende wanorders , ftaande te hou. den, maar tevens verkreeg het zodanig een ftantkundig aanzien, dat 'er allengs meer, dan tagtiS fteden tot dit B-ondgenootfchap toetraden , en magtige Mogendheden, wel eer de geefels van zijnen koophandel, vervolgends om deszelfs deelgenootfchap en befcherming verzogten. En hoe, zou dus deze verbindenis van onafhangelijke kragten, welke de dertiende eeuw zag geboren worden, en welke flegts eenige reeders van Hamburg en Lubeck tot ftand bragten, op het einde der agttiende eeuw niet, door de verëeniging der magtigfte Gemeene-besten, met de vermogendfte en ftrijdbaarfle Rijken, vernieuwd worden! Derzelver algemeene verbindenis ware het eenige middel, om de roekelooze ondernemingen van een ftaatsbeftier te bedwingen, het welk, te midden van zo veele nijvere Maatfchappijen, door geftadige overweldig gingen, alles wil voordbrengen, allerleië goederen wil vervaardigen, alles wil bemagtigen,en. in weêrwil van alle de overige natiën , allerwegen alleen wil invoeren, uitvoeren, en geheel alleen alle zeën; bevaren. Zo-  ):( 46o ):( Zodanig een verbindenis, door de Zee-mogendheden aangegaan, was voor Engeland ten uiterften gedugt, wijl het als dan tevens de aanvallen der kapers op zijne koopvaardijfchepen, de oplchuddingen in Ierland, de landingen op zijne kusten, den afval der Portugezen, en dus van dat oogenblik aan eene volftrekte verarming in gereede penningen, de affcheuring zijner volkplantingen in America van het moederland, den val zij_ ner visfcherijen op Terre-Neuve, eenen volftrekten ommekeer van zaaken in de Indien, eene volkomen wanorde in zijne geldmiddelen, en tevens een verfchrikkelijken fchok van geheel zijn ftaatkundig famenftel, zelfs tot in de binnenfte deele», die het zelve uitmaaken, als ook een dergelijken voor geheel zijnen door konst gevormden welvaard, zou moeten dugten. En is dit in de daad niet het treurig lot, het welk deszelfs ftaatsbeftier, wel dra aan Groot-Brittagne zal doen te beurte vallen, wanneer het nog langer voordgaat, met gelijk het reeds ^geduurende geheel de agt, tiende eeuw gedaan heeft, aan geheel Europa — de Britsche zeemagt, als een reusagtig gevaarte te vertoonen, het welk, door «ij ne eigene kragt dreigend en gedugt, zelfs zonder ondersteuning van het vaste land, op alle verbindenissen ter zee kan zegepraalen, in" dien  X 1.7° X DIEN ALLE NATIËN, WELKE BELANG BIJ DE VRIJHEID EER ZEE HEBBEN, NIET EENSTEMMIG EEN EEUWIGEN HAAT AAN DESZELFS DWINGELANDIJ ZWEREN: EINDE,