BESCHRYVINGE DES TURKSCHEN RYKS.   BESCHRYVINGE -des TURKSCHEN RYKS naar zyne tegenwoordige STAATS- en GODSDIENSTGESTELDHEID in de laatste helft der agttiende eeuwe, met kaarten en plaaten, door CHRISTOPH: WILH. LUDEKE, Leeraar in de Godgeleerdheid, eerften Predikant der duitfche Gemeente, Byzitter in het Confiftorie te Stokholm, en Opziener der fchoolen; volgens den Hoogduitfchen tweeden druk overgezet onder de Zinspreuk: ALTISSIMO ANNUENTE FIRIBUS MEIS. Eerste Deel. Te L E T D E N, By A. en J. H O N K O O P, M D C C l XXXII»   VOORBERICHT AAN DE LEEZERS. Jn het jaar 1770 heb ik myne geloofwaardige berichten van het Turkfche Ryk door den druk gemeen gemaakt. De kerkelyke bezigheden , welke ik, federt het jaar 1759 tot 1768 , in de Levant moeit waarnecmen, eifchten van my, in een zeker opzigt, eene zigtbaare rckenfchap; en de oorlog, tuffchen het Ruffifche en Turkfche Ryk naderhand uitgeborflen , maakte deze myne uitgegeeven berichten nopens het laatffc gemelde Ryk niet overtollig. By zo menige, doch of zig zelve tegenfprcekcnde, of wel verouderde, of in alle landen niet zeer bekende boeken, die anders van Turkye handelen, oordeel* 5 de  vi VOORBERICHT de ik het van myn' pligt, dat geen te verhaaien , waarvan ik, als een eigen ooggetuige , de zekerfte en volkomenfte kennis had: temeer, daar ik, behalven verfcheide gedaane reizen in Turkye, en een langduurig verblyf te Conjlantinopel en Smyrna, de Audientien by den Sultan, Groot Vifier, Kapitein-Pacha en de Muila? bygewoond, mitsgaders by de Oojlerƒ:he Patriarchen en Biflchöppen bezoeken zelf had afgelegd. Ik moet bekennen, dat zodanige berichten, ver boven myne verwagting,zyn ontvangen; en de beoordeelingen van zo veele geleerde Mannen in de Nieuwspapieren van Leipzig, °j-ena , Gottingen, Helmftad, Halle, Berlyn enz. waren , in allen opzigte, gunftig omtrent dezelve. Daar ik nu buiten dat beloofde, zulk een werk, wanneer ik eenige merklyke byvoegzels van belang ontving, te zullen verbeteren, en ze in eene vermeerderde uitgaave mede te deelen; zo heb jk, thans, deze belofte, door de tegenwoordige afgifte der befchryvinge des Turkfchen Ryks  aan de LEEZERS. vii Ryks naar zyne Staats- en Godsdienft- ge~ (leldheid, willen vervullen. Deze befchryying heb ik, vooraf, zodanigen in handen gegeeven, die zig ook veele jaaren in de Levant, deels te Conflantinopel, deels te Smyrna hadden opgehouden. Zy hebben ze getoetft, en met de zaaken, daarin te boek gefteld, als op de plaats zelve vergeleeken; en zo is 't werk in die form, als het voor tegenwoordig is, en aangebooden wordt, tot ftand gekomen. De bygevoegde Kaarten en Plaaten agtte ik noodig, om het zelve, aan verfcheide plaatzen , nog beter te verftaan. De eer ft e is de Archipel, met een byzondei-c voorftelling van het Kanaal tuffchen de Dardanellen, zo als die regelregt gevolgd is naar eene zeer naauwkemïge zeekaart , die op uitdrukkelyk bevel des Konings van Frankryk voor de zeelieden der Levant, door Mr. Berthelot te Marfeille was gcfneeden. De tweede levert een Gezicht van Conflantinopel, om over 't algemeen een cigenaartig denkbeeld van * ^ de  vin VOORBERICHT de mtneemendheid der legginge dier ftad te vormen. Zy is ontleend uit de algemeene Hiflorie, den grond van het Serail alleen , ter meerdere naauwkeurigheid, met veele Cypreffen bedekt zynde. Voorts volgt het Plan van Conflantinopel zelf, 't welk naar de plaat van den beroemden Kcizerlyken Ingenieur mn Reben, zo als dezelve by Homann, in het jaar 1764, in het licht kwam, is gemaakt, daarvan flegtsweggelaaten zynde, wat niet tot Conflantinopel zelf behoort. De verdere Tafels of Lyften, raakende de yerfcheide Se&en onder de Mahomedaanen en hunne Monnik-orden, heb ik uit eige berichten, en vervolgens ook door de vergelyking van Herbelot met Ricaut en Businello vervaardigd; voorts nog na Toegezonden, en ze daar laaten overzien. Een Efendy heeft ze getoetft , goedgekeurd , en na eenige weinige , dochgeene merklyke veranderingen, zelfs voor vollediger verklaard, dan men ze naauwlyks onder veele Mahomedaanen daar ter  aan de LEEZERS. ix ter plaatze had. Eindelyk laat ik , na de voltoojinge van deze myne gefielde taak in 't eerfte en een gedeelte van het tweede deel, nog in dit laatffce volgen Hijlorifche berichten van de regeerwyze, zeden en gebruiken der Osmanf :he Monarchie, zo als dezelve door wylen den Heer Pet. Businello zyn te boek gefield. Wie deze zy gewccft, en wat ik omtrent dit zyn opftel in 't byzonder waargenomen hebbe, zal myn kort Voorbericht voor dezelve daar uitwyzen. Dit zal ik hier flegts melden, dat my de Schryver, in zyn Leeven, volkomen vryheid gaf, om het in onze taal te mogen uitgceven. En, daar ik het in zyne foort uitmuntend vond, in allen deele mee gefchikt of ter ophelderinge, of tot ftaavinge van myne voorgedraagen zaaken, ik heb'er, ovcxzulks, gebruik van willen maaken, en, naar ik vertrouw, juift daar het flaan mogt, eene plaats gegeeven. Laat voor het overige dit myn * 4 > werk  T VOORBERICHT. werk zo wel ten uwen nutte, als tot genoegen en vermaak verftrekken. Stokholm den 24 April tfi 8. De Schryver. IN-  INHOUD VAN HET EERSTE DEEL. EERSTE AFDEELING, behelzende eene algemcene INLEIDING. Bladz. §. I. Beknopte Geographifche kennis des Turkfchen Ryks. . . i II. Hiftorifche kennis des Turkfchen Ryks. .4 • • 45 III. Verfcheide volken in het Turkfche Ryk. ... 55 IV. Natuurkundige aanmerkingen over Turkye, inzonderheid de landstreek van Smyrna. . 74 §. v.  xn INHOUD. §. V. V%n de fteden in het algemeen, waarvan in de Openbaaring van Johannes , Hoofdft. II en III. wordt gehandeld, en varaSmyrna in'tlyzonder. . . Bladz> IJ2 VI. Van constantinopel. . I2i VIL Van de Europeè'rs in Turkye. ióo VIII. Vm de Audïêntien der Europifche Gezandtenen Confuls by de Turken. . . : l6/ TWEEDE AFDEEL ING. De toeftand van den Chriftelyken Godsdienft in Turkyc. §. IX. Vm de Godsdienft-yryheid der Chris- tenen in Turkye in 't algemeen. i84' X. Van den toeftandder Chrijienen in't Turkfche Ryk. . . XI. De onkunde en onbefchaafdheid van verfcheide Chrijien-gezindheden. 2 o r XII. De bewonderenswaardige behoudenis van den Chrijlelykcn Godsdienfz in Turkye. . . 2oö DER-  INHOUD. xm DERDE AFDEELING. Van de GRIEKEN. §. XIII. Van de Griekfche Kerk, enhaa- re gefteldheid. . Bladz. 209 XIV. Het onderfcheid der Griekfche Kerk van andere Chrijienen. 220 XV. Godsdienft-gebruiken der Grieken. 334 XVI. Van de Heilige plaatzen, en den Eerdienft der Grieken . 248 XVII. CharaÜer en huislyke gefteldheid der Grieken, beneffens andere daartoe behoorende dingen. 256 VIERDE AFDEELING. Van de ARMENIËRS. XVIII. Van de Ar"-enifche Kerk en haart gefteldheid. . 278 XIX. De geloofsftukken der Armeniërs , en hun onderfcheid van andere Chriftenen. . . 284 XX. Godsdienftige gebruiken en kerkely- ke omftand:gheden der Armeniërs. 292 §. XXI.  xiv INHOUD. §. XXI. Nationaal Karafter der Armeniërs, en andere daartoe behorende dingen. . . Bladz. 299 VYFDE AFDEELING. Van andere Chriften-gezindheden in Turkye. §. XXII. Van de Roomfche Kerk. . 304 XXIII. Van de Monophyfitifche en Nestoriaanfche Kerk. 308 XXIV. Van de Wefterfche, na de Reformatie ontftaane Chrijiengezindheden. , . 3IO ZESDE AFDEELING. Van de Turken. $. XXV. Van Muhammed. . oT- XXVI. Van den Koran. 3 "5 XXVII. Van de verfcheidenSccten onder de Mahomedaanen. . 344 XXVIII. Voorname inhoud van den Mahomedaanfchen Cods- dienA . . . 347 XXIX. Godsdienft-gebruiken der Maho¬ medaanen. ... 356 S. XXX.  INHOUD. xv §. XXX. De Heilige plaatzen der Maho- medaanen. . Bladz. 375 XXXI- Hunne Godsdienftige perzoonen. 388 XXXII. Van de moejelykheid, om de Ma- homedaanen te bekeeren , en van den afval tot hen. . 397 XXXIII. Van den Turkfchen Keizer. 403 XXXIV. Des Keizers optogt. . 418 XXXV. Van het Turkfche Hof. . 420 XXXVI. Van de Turkfche Staatsbe¬ dienden. . • 43 8 XXXVII. Van den civilen toeftand des Turkfchen Ryks in zig zelf. . • 457 XXXVIII. Van den Staatkundigen toeftand des Turkfchen Ryks, met betrekking op andere landen. . • 473 XXXIX. Van den Krygsftaat der Tur¬ ken. . • 485 XL. Van de Geleerdheid der Turken. 5°7 XLI. Van den burgerlyken toeftand en andere daartoe behoorende dingen. . • • 520 §. XLIL  xvi INHOUD. §. XLII. Van den huislyken toeftand der Turken. . . Bladz. 530 XLIII. Nationaal Characler der Turken , en andere daartoe betrekkelyke dingen. . '. $53 XLIV. Inwendige toeftand des Turk- fchen Ryks. ... 5£3 B E-  BESCHRYVINGE * DES TURKSCHEN RYKS enz. EERSTE AFDEELING, BEHELZENDE EENE ALGEMEENE INLEIDING. §1. Beknopte Geographifche kennis des Turkfchen Ryks. ]D)aar is geen Ryk in de waereld, het welk, in allen opzigte, zo voordeelig is gelegen,- als het Turkfche. De drie oude waerelddeelen, Europa, Afia enJfrica, loopen daarin zamen. De kleine zeeën of zeeëngten, die eene fcheiding tusfehen dezelve maaken, verfchaffen dit Ryk het gerief, om met alle overige geweiten, te water en te land, gemeenfehap te houden, zig aan dezelve mee te deelen, en van hen alle mogelyke noodwendig- en vermaaklykheden te verkrygen. De meefte Provinciën, daartoe jbehoorende, liggen onder eene gelukkige, en l. Deel ' A meer  2 BESCHRYVINGE des meer warme, dan koude lugtftreck , te weeten omtrent van den 25^11 tot 45Ite» graad. Alhoewel de grootte , wegens de verfcheide zeeën, niet heel flipt berekend kan worden; en men van haar, uit hoofde van de menigvuldige woeftynen en bergen , ook geenszins tot den bloejenden Staat van 't zelve mag befluiten; 't is egter zeker, dat tusfehen de grenzen van Hongarye 'en den Perzifchtn Zeeboezem eene ruimte van Vierde half honderd, en tusfehen Georgië, van de Turkfche grensvefting, Akalzike , tot Opper-Egypten, eene van drie honderd Duitfche mylen is. 'T is waar, dit zyn de vier uiterfte einden; maar, verfcheide deelen dezes Ryks maaken, op zig zelve, landen van 80 tot 100 mylen indelangtc en breedte uit: waarvan men het Europifche Turkye en Natolie tot voorbeelden heeft. Zulk een uitgeffcrekt, en in het middelpunt der oude waereld gelegen Ryk heeft, behalven de Zeeën, een menigte van nabuuren , waaraan het grenft. De Europifche Staaten zyn door de Middelandfche 'Lee, den Venetiaanfchen Zeeboezem en Gebied, door Hongarye in eenen ruimen zin, Polen en Rusland; en de Afiatifche door Cirkajfie en Georgië, het Perfifch Armenië, Phfie zelf en Arabit beflooten: maar de Afrikaanfche zyn onbepaald , en de grenzen daarvan kunnen zig, uitgenomen waar het de roods  TURKSCHEN RYKS enz. 3 node Zee en Nubie belet, zo naauw bepaalen, of in Se onbewoonde woeftynen zo verre uitftrekken, als men maar wil. Geen Ryk heeft zo veel wateren in zyne magt en tot zyn gebruik , als het Turkfche, waarvan de meefte ter fcheepvaart dienftig, maar de overige in de Bybel- en ongewyde, of wel natuurlyke Hiftorie merkwaardig zyn. De Mdddellandfche Zee maakt, dat de meefte Staaten van Turkye eene onmiddelyke gemeenfchap met zig zelv' hebben. De Archipel, in oude tyden, de Egeifche Zee, vervat, zonder de fcheepvaart te hinderen, een groote menigte van meeftal vrugtbaare eilanden. Het Kanaal, welk in dezelve uitwatert, en voordezen de Hellef pont (*) genoemd wierdt, de Zee van 'Marmora , en het Kanaal der zwarte Zee (Bofphorus Thraciae) fcheiden Europa van Afia, op een zeer nutte wyze. De mond van het eerfte , de Janitfcharen Kaap genoemd, is niet brcedcr, dan een halve duitfche myl, op wier beide zyden Kafteelen liggen, die men, ter onderfchcidinge van de eigenlyke Dardanellen, de (*) De Ihlkfpont is, zeker, ééne der voortreffelykfie Zee-engten in de waereld, deels om de gunftige Lugtltreek* deels wegens de verbaazctide menigte van welfmaakende viiïclicn en oeücrs% deels om de veilige fcheepvaart, dewyl men overal ka» byna ankeren. A a  ■4 BESCHRYVINGE des de nieuwe Kafteelen noemd, en den ingang moeten beletten. Het water, uit de zwarte Zee na beneden vloejende, en binnen zo naauwc paaien beflooten geweeft zynde, loopt 'er met een zo groot geweld uit, en in den Archipel, dat men 'er niet aan denken mag , de wind flegts eenigzins tegen, of zelfs gunftig, maar flap zynde, om in 't Kanaal te komen. Op den afftand van vier mylen liggen de Dardanellen, waarby 't Kanaal naauwfl is , zo dat met groote kanonnen de kogels byna van den écnen tot den anderen kant kunnen reiken. Zeven mylen verder, by Gallipoli, wordt het allengs wydcr, krygend alsdan den naam van Zee van Marmora. De byzondere plaat van den Archipel zal dit volkomen ophelderen. De vaart op dit naauwe Kanaal is ongemeen vermaakelyk, dewyl men Europa en Afia zo digt by malkander ziet, en zig voor 't bloote oog zeer heerlyke geweften,bergen,bollenen, troepen vee, dorpen en Meden vertoonen. De Zee van Marmora is, aan zommige plaatzen, zo breed, dat men het land uit 't oog verheft; en in het midden bykans liggen de zo genoemde Marmor-Eiland'en, omtrent 7 mylen van Gallipoli, en 20 van Conflantinopel. De groote menigte van marmerfteenen heeft den naam aan die eilanden en zee gegecven. Het Kanaal tiuTchen Conjfantinopel cn de zwarte Zee is  TURKSCHEN RYKS enz. > is omtrent 4 mylen lang. Het water loopt 'er fncller in , dan beneden by de Dardanellcn, cn , om dat het veele groote bogten heeft, waar door 't vanzommige plaatzen fterk wordt terug geftooten, zo ontftaat daar door,vooral aan de Europifche Kuiten, een foort van ebbe, waarvan men zig, den ftroom opvaarende, bediend. Waarommen, menigmaal, op eenen zelfden tyd, eenige fchepen na boven, en andere na beneden ziet vaaren; de eerfte door middel der ebbe en eenen gunftigen wind , de laatfte door middel van den Herken ftroom. — De zwarte Zee , haaren naam niet daarvan hebbende, om dat de grond of het water zwart is, maar, om dat de Oofierfchcn gewoon zyn, alles, wat ongelukkig en gevaarlyk is , zwart te noemen, is op haar zelve niet wel te bevaaren. Daar zyn flegts weinig haven op , en flegte reeden; de oevers zyn hoog, cn de valwinden daarom woedend; daarby zyn de golven kort, en wegens de uitwatering van den Donau, den Nie ft er, de Don, de meotifche Zee, en andere groote rivieren, gaan'er fterke ftroomen in; en eindelyk zyn de Levantfche zeelieden zeer onërvaaren. De Europeërs zouden 'er , mogelyk, beter in ftaat toe zyn; maar die zyn van de fcheepvaart op dezelve uitgeflooten. — Van den Perfifchen Zeeboezem kunnen de Turken, uit hoofde van dcszclfs afftand , juift niet A S vecl  * BESCHRYVINGE des veel voordeel trekken; maar de roode Zee komt hen des te beter te ftade, om de Koffi en andere goederen van het gelukkig Arabie, als mede de voortbrengzcls uit Ooftmdiè te krygen. Deze roode Zee ziet 'er, zeker, nietrooder uit , dan de zo genoemde zwarte of witte Zee. Hebben al eenigen haaren naam van de onvolmaakte koraalen willen afleiden, die 'er , aan veele plaatzen, in menigte worden gevonden ; zo hebben 't anderen, met veel meer zekerheid, van Edom afgeleid, hetwelk, in het Hebreemvfch , rood betekent, en een bynaam van Efau was ; of van de daaraan woonende Homeriten of Hamgariten, als welke naam, in het Arabifch, mede rood betekent. Dit wederfpreekt in 't wezenlyke denzulken niet, welke de rede der benaaminge in eenen Koning Ery~ thraeus zoeken, gemerkt dit, in het ÖHekfch, denzelfden zin uitlevert. Op deze Zee heerfchen Paflaatwinden , die 6 maanden aanhouden , naar welke zig de zeelieden rigten, cn welke, byaldien ze worden verzuimd, de reis tot 't volgende jaar moeten uftftëïlén. — De dooie Zee is voor de Chriftenen, Jooden en Mahometaanen even bewonderenswaardig. Zy is, in eene eironde gedaante , by de 15 mylen lang, en by de vyf breed, en met hoogc bergen omringd. Het water is zo dik, dat iemand 'er niet ligt in zinkt; is meer Salpeter- en zwa-  TURKSCHEN RYKS enz. ? zwavel-, dan zoutagtig, en op eene heel tegenftaande wyze , van andere zeewaters onderfcheiden, zo dat 'er de viffchen met m blyven leeven, en het hout, daar door, inkurk veranderd wordt. Maar de boomvrugten, die 'er dietby groejen, en vol afch zouden zyn, ZVn verdigt. In deze Zee loopt de Jordaan, wiens hooge oevers met boomen zyn bezet. Hy maakt kronkelende , ongemeen veele en kleine bogten. Hy loopt zeer foei; maar het water is, wegens de vette bedding, drabbig, en wel van een goeden {maak, doch heeft mets boven ander water daaromtrent vooruit. De Nyl in Egypten is, om zyn jaarlykfch waffen cn vallen , ten allen tyden , als een Wonder der natuure aangemerkt. Hy komt mt 't binnenfte van Abyffinie, en, naa dat hy door eeniKc Landen van Africa geloopen, envcncheide watervallen ondergaan heeft, valt hy m de middelandfche zee. Onder de oorzaaken van zyn merkwaardig ryzen fchyntdie geene waarfchynlykft , welke zulks aan de fterke plasregens toefchryft,waaraan de landftreeken rondom d- Linie, inde hcetftc zomermaanden, bloot zyn gcfteld. Den agt- of negentienden van Vunsus begint dit buitengemeen waffen, en is, in de eeïfte week, dagelyks , van twee tot vyf, maar in de twee volgende, van vyftot tien duimen. Vervolgens ryft hy niet zo fchieA 4 W>  8 BESCHRYVINGE des lyk, alhoewel hy nog 6 weeken blyft waffen. Hy blyft binnen zyne oevers, tot dat hy de hoogte van 16 Ellen heeft bereikt. Alsdan wordt het Kanaal by Kairo, en allengs worden de verft afgelegen kanaalen doorgeftoken, om aller eerft de hoogere, en vervolgens de laagere landen onder water te zetten. Van den Julius, tot den f8^ö Auguftus ryft hy omtrent 16 Ellen. De hoogte van agttien ellen is voor het land niet genoegzaam; die van twintig middelmaatig; maar die van tweeën twintig goed. Aangaande de berekening der hoogte van dit ryzen verfchillen de berichten, in oe daad, merklyk van elkander. En zulks moet ons ganfch niet bevremden ; want menigmaal zyn de oudeNylmeetingcn met voordagt veranderd, om ongemerkt eene nieuwe meeting der hoogte dezer riviere in te voeren. In December is de Nyl op zyn hoogft. In Ja nuarius vtit hy reeds tot tien, en in Maart tot agt Ellen. Dit ryzen en daalen wordt, op eene plegtige en gerechtelyke wyze, aan den Mikjas, of eenen kunftigen peilftok waargenomen, welke te ICairo, op een klein eiland in de rivier, is opgeregt. Ryft hy niet tot de hoogte van 16 Ellen; dan mogen de kanaalen geopend worden, en het volk betaalt, dat jaar, aan den Sultan geene fchatting. Deze rivier is, vóór zyne verdeeling, niet breed en  TURKSCHEN RYKS enz. 9 en diep genoeg, om met taamlyk groote fchepen te worden bevaaren. By het ryzen en daalen is het water geelagtig, en by de over. ftroomingnueensroodagtig, dan weer groen. 'T heeft ook alsdan eene purgeerende kragt, en moet, ten gebruike van eeten en drinken, door middel van geftooten Amandelen, of door een lekfteen worden gezuiverd. De Euphraat maakt, in menige landftreeken , de grenzen tegen Perzie uit. Nu eens is hy fmaller, dan wêer breeder, naar gelange de rotfen hem bepaalen, of de vlakte hem eene verdere uitbreiding toelaat. In deze heeft hy viervouw» dig dubbelde oevers, hoewel hy tot de buitenfte zeer zelden komt, uitgenomen wanneer de fchielyke en fterke ftortregens hem doen zwellen. Het water ziet 'er groenagtig uit. 'T gemeene volk fteekt, met opgeblaaze vellen, deze rivier over, die anders, wegens de menigvuldige zandplaaten, rotfen en eilanden, mocje- lyk en gevaarlijk te bevaaren is. De Danau en Niefter zyn ons bekender. De menigte van rivieren in Turkye, inzonderheid klein JJie en Griekenland, welke in de oude Hiftorie zo beroemd zyn , beftaat, voor het grootfte gedeelte, in kleine beeken, door den gefmolten fneeuw en Herken regen veroorzaakt, die fchie3yk opzwellen, of wel, by winterdag, groote overftroomingen vcröorzaaken,raaar ook even A 5 za  ro BESCHRYVINGE des zo fchielyk zakken, en in den zomer zelfs wel uitdroogcn. Van dit flag. zyn de Meles by Smyme, waarvan zelfs Strabo gewag maakt, Je Hermus; Meander, Kaifter, enz. De hooge en menigvuldige bergen in bet Turkfche Ryk veröorzaaken de veele en kleine becken. Op menige fmelt de fneeuw in het geheele jaar niet, of ten minftenalleen in de hcetfte maanden , en 'er ontftaan ontelbaare bronnen op. In Romanie is de Haemus, die daar de groote Balkan wordt genoemd, zynde een keten van zeer hooge bergen, welke zi<* cerft van het Ooften na het Weftcn infcftrekken, maar vervolgens zig van het Noorden na het Zuiden wenden, en 't oude Thracie van Daoie fcheiden. Op éénen van deszelfs hoogfte kruinen kan men de zwarte Zee, en den Adriatifchen Zeeboezem tefFens zien. De weg daarover is yflyk, en dit gebergte dient dus Romanie tot zulk een' natuurlyken voormuur, als de Caucasus het Afiatifche Turkye omtrent Georgië, cn een gedeelte van Perjie. Deze is de verblyfplaats van Leeuwen, Tygers, en andere wilde dieren, ja van menfehen, met hen bykans in wildheid gelyk flaandc. Den Oly&ïpus in Natolie kan men eenige dagreizen ver zien, even als de berg Ararat aan de Perfifche grenzen. Beide reiken als zuikerbrooden, waarvan men 'tfpits heeft afgenomen, tot aan de wolken, waar-  TURKSCHEN RYKS enz. ii waarvan de hoogfte toppen, wegens den fneeuw , ontoeganglyk zyn. De bergen van Syrië zyn nutter. De Karmel, welke wel 10 duitYche mylen in den omtrek hebben mag, ftrekt zig uit van de middelandfche Zee tuflchen . Samarië en Galilea na binnen in het land. Aan de eerfte heeft hy zeer hooge bergen, maar zuidwaarts laagere heuvels. Hy is met taamlyke boflchen bedekt, en de menigte van vlakten en dalen, die 'er op worden gevonden, levert goede korenvelden uit. Hy wordt bewoond door Arabiërs en Christenen, en de zo genoemde Carmeliten-orden heeft 'er zyn voornaamft, geheel in rotfen uitgehouwen klooftcr op. De Arabifche Horden gebruiken hem tot weiden voor hunne beeften. Anders is hy, in de rotfige deelen, vol holen en hglle wegen. De Libanon en Antilibanon loopen , niet verre daarvan daan, noordwaarts, aan de mUdelandfche Zee, in eene langte van omtrent 20 mylen. De Libanon beftaat meeft uit harde cn ruwe fteenrotzen en klippen ; de Antilibanon daarentegen is fraaijer en vrugtbaarer. De eerfte is hooger , cn op de toppen bynu ftceds met fneeuw bedekt; de laatfte is laager, en daarom is 'erin den zomer geen fneeuw op. Anders zyn het vrugtbaare bergen , op wier heuvels , dikwyls , zeer uitfteekende vlakten voor den akker- en wynbouw zyn , en waar ook  12 ' BESCHRYVINGE des Qok alle foorten van boomen zeer wel tieren. Ze zyn fterk bevolkt , en de bewooners, in Mahometamn, ééne van de Turken verfchillende Seéte, in Drufen en Chriftenen, zo wel Gne. èm > aIs Maroniten beftaande, leggen zig inzonderheid op het vergaderen van zeide toe. De Porte gaat, aan deze afgelegen , en bczwaarlyk genaakbaare plaatzen, niet tyrannig te werk, maar handelt taamlyk zagt, waaruit de betere gelukftaat dezer bergbewooners in het algemeen , cn de vryere Godsdienstoefening der Chriftenen in het byzondcr ontftaat. Op één der hooge kruinen, doch welke , even als veele van dit gebergte, een groote vlakte heeft, zyn de beroemde Cederen, wier ouderdom eenigen zelfs tot de fcheppinge der waereld uitftrekken, maar anderen, waarfchynlyfcer, voor jonger opgeeven, om dat de voornaamfte, waarvan 'er omtrent twintig zyn, flegts tuflehen de 30 en 40 voeten in den omtrek hebben, daar ze, naar gelange van een Zo hoogen ouderdom, by eenen zelfs nog zo geringen groey, dikker moeften wezen. Voor *t overige is 'er geene Provincie, ja byna geen eiland des Turkfchen Ryks, welke niet haare, en meeftendecls in de gewyde en ongewyde Hiftorie beroemde, bergen en heuvels hadt. De Landen, tot dit groot Keizerryk beboerende, laatenzig, gevoegelykft, in eigene, of on-  TÜRKSCHEN RYKS enz. 13 onder de befcherming daarvan ftaande verdeelen. Tot de eerfte behooren aanzienlyke bezittingen op het vafte land der 3 oude waerelddcelen. De Europifche worden by de Turken onder het woord Rumelie , uit Romanie ontftaan, begreepen. En daartoe worden gerekend Romanie in eenen ftrïkteren zin , Bulgarie, het Turkfche Illyrie, hetwelk, ten opzigte van Croatie, Dalmalie, Bofnie en Servië, zo menigmaal de twiftappel met het Ooftenrykfche Hui.s cn de Venetianen is geweeft, Macedonië en Albanië, welke beide de Turken fimpel Arnaud noemen, Theffalie, Livadle, en eindelyk Morea. Conflantinopel, de Hoofdftad van Romanie, zal vervolgens afzonderlyk befchreeven worden De fleutels daartoe, van de zyde des Archipels, zyn de ftcrkten aan den Hellefpont. De nieuwe Kafteelen liggen aan den mond van dien Het op de Afiatifche Kuft liggende is op een taamlyk vlakken grond gebouwd. Het is een vierkant van enkel muuren, met geene bolwerken voorzien, en onregelmaatig gebouwd. Het Europifche ftaat aan eenen eemgzins verheven heuvel , hebbende verfcheide battcryen boven malkander. Beide zyn door Mahomet II. of nieuw aangelegd, of ten minftcn weder herftcld; want de Hiftorie daaromtrent is twyfelagtig. Anders zyn , altyd, op beide 22 metaale Kanonnen geweeft, wel-  14 BESCHRYVINGE des fce niet op Lavetten liggen , maar in hunne Kanteelen vail gemaakt zyn , en met de zee gelyk fchiéten. De tegenwoordige Dar dartellen liggen vier mylen nader by de HoefJftad; maar de oude, waarvan 't Europifche den naam Sejios, en 't Afiatifche den naam Abydos droeg, nog meer. De Dardanellen, aan de zyde van Europa, zyn aan den voet van een taamlyk hoogen en fteileh berg gebouwd , en in de muuren rondom cenige Torens geftigt. In 't midden van hetbyna vierkant Kafteel, is eene rond opgehaalde kleinere fterkte , op wier top batteryen zyn, en van deze fteekt weer een hoogere toren uit, waarop insgelyks kanonnen liggen. De Afiatifche Dardanellen zyn op eenen vlakken en zeer vrugtbaaren grond gebouwd. De veiling beftaat uit een vierkanten zeer dikken muur, welke, na de landzyde, eene gemeene graft heeft, en op de hoeken met ronde torens is voorzien. Met de legging der Kanonnen van beide is het op dezelfde wyze gelegen, als by de nieuwe Kaftee* ien; ze zyn ook van zo vreezelyke grootte van metaal, vooral aan de Afiatifche zyde, dat by één inzonderheid, de wydte meer, dan eene El, in de middelyn bedraagt. By deze vier veilingen zyn zo veele huizen gebouwd, dat ze voor middelmaatige lieden kunnen doorgaan. Van alle vier Kaileelen vind men de af* beel-  TURKSCHEN RYKS enz. IS beelding op den voorgrond der plaat van Confiantinopei. Aan de Dardanellen moeten alle fchepen, van Conflantinopel komende, worden onderzogt, of ze geene gevlugte flaaven aan boord hebben. Dit onderzoek rigt zig naar een briefje, van den Conftantiriopelfchen tol mêegegeeven. Tuffchen Gallipoli en Lampfarus kan men het begin des Hellefponts noordwaarts Hellen, alhoewel hy zo breed is, en tot op eene myl na van de Dardanellen zo breed blyft, dat hy met geene Kanonnen kan beftreeken worden. — Gallipoli ligt aan de zyde van Europa, en is een middelmaatige Had. Haare muuren zyn vervallen, en heeft geene andere verdediging, dan een' ouden toren, met eenig muurwerk. Lampsacus ligt 'er tegen over, aan de Afiatifche kuft, zynde thans niets meer, dan een vlek met een oud Kafteel, het welk, 'gelyk de meefte Kasteden van dit ilag, naar de Turkfche gewoonte , aan een' Aga en eenige Janitfaaren-familien, ter bewaaringe cn bewaakinge is aangetrouwd. Adrianopel ligt mede in Romanie, hebbende naar zynen ftigtcr, Keizer Adrianus, dien naam, alhoewel 'er van oudheden niets byzonders , dan eenige oude vervallen muuren en torens overig zyn. Het heeft, naa Conflantinopel en Groot-Kairo, wel ééne der eer-  t* BESCHRYVINGE des eerfte plaatzen onder de grootfte fteden van het Turkfche Ryk, en aan den éénen kant eenen zeer vrugtbaaren en aangenaamen, maar aan den anderen een zandigen grond, waarvan men zig ter monfteringe en legerplaatze dier troepen bediend, welke tegen de Christenen te veld moeten trekken. Suleyman, de Zoon van Bajazet I, hieldt hier eerft zyne Refidentie; en 'er is ook een Serail, waarvan zig thans de Sultans, in oorlogftyden tegen de Chriftenen, pleegen te bedienen, om des te nader by de legers te zyn, zynde deszelfs omtrek, volgens de gewoonte der Serails, met Cypreflen beplant, om 't inzien in dezelve te beletten. Hier zyn Bafars, baden, Chans en Moskeen, even ais in andere groote fteden van Turkye, onder welke laatfte die geene de pragtigfte is , welke Sultan Selim heeft geftigt. Salon-ike, anders Thessalontca , ligt in Macedonië, aan eenen inham van den Hellespont. Deze legging maakt, dat 'er fterke koophandel in gedreeven wordt, en deze zou nog grooter zyn, zoo niet de Janitfaaren aldaar met de gemeene Turken buitengemeen vuilaartig waren, en de Europeërs veilig konden leeven. Conflantinopel uitgezonderd, is'er geene ftad, waar zo veele Jooden in Turkye waren, als hier. De ftad is groot en wél bevolkt ,  TURKSCHEN RYKS enz, x? volkt, hebbende nog veele oudheden. De fkayfte Chriftenkerken zyn, naar de gewoonte der Turken, in Moskeen veranderd. Niet verre daarvan daan ligt de berg Athos, welke in een zeker opzigt 't heiligdom der Grieken is. De oude beroemde plaatzen der Grieken zyn, door de Turkfche',wreedheid, zovervallen, dat pasdenaamen, cn eenige puinhoopen daarvan overig zyn. Byna Atheen alleen vertoont, in zynen puinhoop , nog tekenen zyncr oude heerlykhcid. Madon, Koron, Napoli di Romania, en Napoli di Mahafia in Morea zyn, wegens hunne goede haven, nog 'in een taamlyk goeden ftaat. De Afiatifche landen overtreffen de Europifche in grootte, maar waarfchynlyk ook in verwoeftingen, en deze zouden nog veel grooter zyn, zoo hen niet de gelegenheid tot den Koophandel, en aan de meefte plaatzen de vrugtbaarheid des gronds in een zekeren bloejenden ftaat hielden. Het Afiatifch Turkye *kan, naauwkemïgft, met de volgende landen van Europa worden vergeleeken; Natolie met Spanie op zig zelf; Syrië en Palefiina met midden- en laag Italië} het Turkfch Georgië en Armenië, beneffens Dyarbekyr,. Kjurdiftan, eu zekere diftriétcn van Arabie met Duitfchland, Bohcmen nogtans, Silefie en Moravie daarvan afgetrokken zynde. Men moet wel toeftaan, I. Deel. B ^  18 BESCHRYVINGE des dat alle deze landen in een groot verval zyn; maar nogtans zyn 'er fteden in , welke met de voornaamfte en rykfte van Europa om den voorrang kunnen twiften. In Natolie heeft Brussa , (Prufta) als de voormaaüge Zetel der Sultans, deee-fte plaats, om niet te zeggen, dat het nog ééne der befte, fraayfte en volkrykfte fteden is, waarin wel by de honderd duizend inwooners zullen wezen, waarvan ten minften twee derde gedeelten Turken, en onder de overigen Chriftenen en gaoden, doch de laatften meeft in getal zyn. Het ligt op een' berg, wiens top met een Kafteel voorzien is, aan den voet van het gebergte Olympus, waarvan het, vooral wegens den menigvuldigen Sneeuw, waarmede het bedekt is, heel ongemeen ryklyk van water wordt verzorgd, het welk deswegen juift niet al te gezond is. De ftad heeft eene menigte gezondheids-bronnen: en de zeer aanzienlyke handel, uit de van Natolie en Syrië dcrwaards, en na ConJiantinopel gaande Karavaanen, en voornaamlyk uit den heel ongemeen grooten Zydebouw ontftaande, houdt ze in haaren goeden ftaat. De Europeërs hebben, hier, wel geene vafte en beftendige woonplaatzen , maar dryven 'er nogtans een fterken Koophandel. Van Orchanes af was ze een geruime tyd de hoofdftad des Ryks. Hy wierdt 'er niet eer  TURKSCIIEN RYKS enz. 19 eer mecftcr van, dan naa eene zeer fterke tegenweer der Chriftenen ; waarom deze ook nog in dc ftad niet mogen woonen, maar eeniglyk in de voorlieden, en overdag flegts hunnen handel daarin dryven. Van dc twee oude Serails is het ééne ten minften heel onbewoonbaar. 'T ontbreekt niet aan verfcheide pragtigc, van de voorheen hier refideerende Sultans gebouwde Moskeen. De Chans en Ba/ars zyn mede onder de welgebouwdfte in de Turkfche fteden te tellen. Voor 't overige ligt de ftad in ééne der vrugtbaarfte en aangenaamfte landitreeken der waereld. Van de ftad Smyrna en andere fteden, waarvan in de Openbaaring van Johannes wordt gefproken , zal, vervolgens, afzonderlyk worden gehandeld. Kutaji, Kogni, (Iconie') Caefarea, Erzerum, Tra' fezunt, Siwas, Tokkat, Amafia en Angora (Ancyra) zyn groote, taamlyk volkryke, en. aanzienlyke kooplieden. De doortogt van. veele Oofterfche Karavaanen, en het uitfteekend kemels- of geiten-hair houdt inzonderheid de laatfte, welke byna in het midden van Natolie ligt, in eenen bloejenden ftand. Het hedendaagfche Mosul of Musul ligt niet verre van Esky-Musux , het oude Ninive. De nog hier gevonden wordende groote ver woeftingen bewyzen ten vollen, dat de Propheet Jona, by de opgaave van de grootte dezer Bi ftad, )  ao BESCHRYVINGE des ftad, (Jona III 3.) niet te veel gezegd nebbe. Bagdad is wel, naar het gemeen gevoelen, 't oude Babylon, doch ligt 'er wel omtrent anderhalve dagreize van daan, en fchynt van deszelfs oude overblyfzelen gebouwd te zyn. Deze twee fteden en Bassora zyn, om haare grootte en voortreffelykheid, by haare legging tuflehen Turkye en Perfte, fteeds de twiftappel van beide Ryken geweeft. Aleppo, de hoofdftad van Syrië, is, naa Conflantinopel en Kairo, de grootfte ftad in Turkye. Zy heeft eenige bergen binnen haare muuren, op wier hoogften het Kafteel ftaat, zynde de Zetel van een Pacha van 3 paardeftaarten. De .Koophandel wordt 'er fterk gedrecven, en is, gelyk de meefte kooplieden der Levant, eene vergaderplaats veeier natiën. De inwooners beftaan, voor het grootfte getal, uit Turken; de overige zyn Chriftenen en J ooien, enmo. gen wel byde derde half honderd duizend Zic.len uitmaaken. Zy hebben den roem, onder de beften van Turkye te bchooren; waarom ook de Europeers, hier, meer vryheden, dan ergens, hebben. De landftreek rondom is zeer vrugtbaar, en de Piftacieboom hoort hier t'huis. De ftad is met goede muuren en ronde torens omringd, hoewel ze, gelyk byna doorgaans in Turkye, niet behoorlyk worden onderhouden, en heeft 9 poorten. De huizen  TUR.KSCHEN RYKS enz. 21 zen zyn, over het algemeen, met Terrafen bedekt en niet ligt boven twee verdiepingen hoo^ Men vind hier een groot getal Moskeen0, en, om dat haare daken en torens met lood gedekt zyn, zo geeft dit haar een deftig aanzien. De Chdns en Befeftcins zyn, insgelyks, zeer pragtig aangelegd. Gemérkt Aleppo 3 dagreizen van de Zee ligt, zo heeft het, door nuddel vanSkanderona , (JlexaniretteJ eene aan de middelandfihe Zee gelegen, wel zeer ongezonde, doch met eene haven voorziene ftad, gemeenfehap met de zee. - Damascus; kan, met recht, op Aleppo volgen. De Turken houden het voor een Paradys, cn Mohammed zelf hadt ;er groote genegenheid voor. Zobekoorlykis de legging, en zo vrugtbaar is de landftreek. Het is eene vlakte van omtrent 3 duitfehc mylen in dc breedte, en van vyf in de langte. Zeven kleine rivieren, waarvan zelfs eenige in den Bybel worden geroemd, <2 Koning. V 12.) en in dc tuinen cn bewatc" ringen der velden uitloopcu; natuurlyke tuinen zonder kunft, en de verbaazende menigte van uitfteekende vrugtboomen maaken het zo betoverend, en verfchafFen een overvloed van alles.' De logt P zo gezond , als aan eenige plaats in de waereld, en dc vrouwspersonen hebben, daar, den roem vanfehoonheid in hetOoften. De Turken moeten, daar, B 3 zecr  22 BESCHRYVINGE des zeer omzigtig en zagt regeercn; want de inwooners beminnen de vryheid. Hun Character is niet pryswaardig, «n de vremdelingen, maar vooral deEuropeërs, hebben het by hen flegt, en ftaan, byaldien ze worden ontdekt, voor groote befchimpingen bloot. Dc woonhuizen zien 'er, van buiten, wel niet fraay uit, maar van binnen zyn ze net en pragtig; en zelden is 'er één zonder eene fontein, ja, in groote huizen en Paleizen heeft zelfs wel elk vertrek zulk eene. De inwooners zyn zeer vmdryk, hebbende uitfteekende Fabriken in zyde en boomwol. Hun buskruid , hunne fnaphaanen, klingen, meffen en zabels overtreffen alle andere. - De Chans en Ba/ars of Befefieins zyn in het Ooften beroemd, even als hunne Moskeen, waar onder die geene, welke voormaals eene aan Zacharias , des Doopers Vader, gewyde Kerk was , de bezienswaardig!^, en by ongeloovelyke fieraaden drie honderd fchreden lang, en zestig breed is. De Griekfche Patriarch van Antiochien heeft hier, thans, zynen gewoonen Zetel. De ftad is, aan de meefte plaatzen, met een dubbelden muur omringd, hebbende mede een foort van Citadel. - De befte haven, welke meeft aan de Syrifche kuften worden bezogt, zyn Tripoli, met den toenaam di Soria, Baküth en Sayd. Baruth, (voordezen Bery* thus f)  TURKSCHEN RYKS enz. 13 thusj is eene redelyk groote, en, volgens de daarftandgrypendelandswyze, welgebouwde plaats, dryvende Herken handel, vooralin zyde. Sayd, (Sidon) is de Zetel eenes Pacha, en thans een kleine Had, hoewel het grootfte gedeelte der gebouwen en de voorHeden niet wél worden onderhouden. Daar ZVn veele vervallen Paleizen en groote Chans in die de Vorften der Drufen hebben geligt, De groote fchepen kunnen hier, even als op de ganfche Syrifche kuH, niet wel ankeren. In het aan Syrië grenzende Paleftina, heeft deszelfs Hoofdflad, Jerufalem, byna dezelfde agting by de Turken, als by de Chriftenen, en gaoden, draagende by hen den naam van Kods Scherif, de edele heiligheid. Geen Chnften Haat het vry, Jerusalem in te ryden, maar hy moet te voet gaan, en mag ook geen ge- „■. - Aaarin hrensen. Thans is die weer met zig oaaiin D^nb<-"- ftad veel kleiner, dan ten tyde van Chriftus, cn voor het grootft gedeelte ook op eene andere plaats gebouwd , zo , dat dc kruisberg binnen de ftad is getrokken; daar voor het tegendeel het meefte van den berg Zion, en de berg Morya en //*r« buiten de ftad liggen. Zy is eene verzamelplaats van alle bynamogelyke Chrifun-gezindheden, en van Jeoden, Arabiers en Turken, alhoewel het getal der eerften zo groot niet is, als dat der laatflcn; en van welf B 4 ker  24 BESCHRYVINGE des ter verblyf, met de daarby verrigte Pelgrimsplegtigheden de Turken ongeloovelyke lommen trekken. De Roomfchen hebben daarin het Moofier van den H. Verloffer met een groote en iraaije Kerk , welke den Vaderen van 't H Land, een tak ^Franciscaner-monniken, toebehoort. Wat deze ftad byzonder merkwaardig maakt , is de groote, langwerpig ronde Kerk van 't; H. Graf, wier grootfte langte by de vier honderd en vijftig voeten bedraagt. Deze zoude, naar men voorgeeft, van Hele*ia, de Moeder van Conftantyn den grooten, zijn geftigt; maar eigenlyk is ze op bevel van den Keizer gebouwd. Zy is heel Óngelykwant een gedeelte van den berg Caharie, en de rondom behouwen rots van 't H. Graf i* daar binnen getrokken. Weshalven men ze als eene menigte van zamengebouwde Kerken en Kapellen kan aanmerken , waarin alle Christen-gezindheden haare algemeeneenbyzondere Godsdienft-plaatzen hebben , en waarvan 't voornaamft gedeelte den Grieken toebehoort De in deze Kerk of openlyk, of heimelyk bewaarde fchatten zyn uit de ganfche waereld zamen gebragt, en de godsdienftige plegtiVheden, welke , vooral op Pafchen, daarin worden verngt, maar met zeer ergerlyke ongeregeldheden gaan gepaard, naauwlvks te tellen De eerste ingang van een Pelgrim in dezelve. koft  TURKSCHEN RYKS enz. 25 kolt aan dc Turkfche wagt drie Louis d'or, en men moet zig verwonderen , dat de Turken op de fchatten zelve niet bcluft worden. Onder de Moskeen is die geene, welke de Turken den naam van Salomons Tempel geeven, de voornaamlte. Eene echte of onechte overlevering wyft de huizen en plaatzen van alle merkwaardigeBybelfche, daar voorgevallen gebeurdteniffcn aan. De huizen zyn, meelbal,flegts van ééne verdieping, en de Terraffen, waarmede zy bedekt zyn, dienen , behalven het gebruik, welk 'er de Oofterfchen, vooral in den zomer, van maaken, om 'er naamlyk op te wandelen en teflaapen, om het regenwater te vangen. De geheele ftad is met een taamlyk goeden, van Solyman opgeregten, en met vierkante torens vcrfterkten muur omvangen , ter langte van een duitfche myl in den omtrek. Zy heeft, behalven de door de Turken, uit bijgeloof, töegömëtzeldezo genoemde goudenpoort, (*) zes poorten; en de voordezen door de Pifaners gebouwde kleine fterkte aan de Bethlehems-poort verftrekt, eenigzins, tot eene Citadelle. — De twee voornaamfte Haven van Pa- (*) Dè rede voor dc tilt bygeloof, in deze tod, toegemetzelde, zo genoemde gouden poort is deze: de Muhaviedaanen hebben eene overlevering , dat op een vrydng een groot Koning, welken zy als een Christen opg-eeven, j3 5 door  26 BESCHRYVINGE des Pakjlim zijn Jaffa en Akre. By de eerfte, die anders Joppe wierdt genoemd, pleegen de na Jenifakm ter bedevaart gaande Pelgrims aan land te flappen. Hetjwas, tot op den tydder kruistogten , een zeer aanmerkelyke plaats; maar is nu niets meer, dan een puinhoop. Aan den zeekant zyn eenige gemeene huizen voor de daar handelende kooplieden en hunne waaren. Daar is, even als by de meefte plaatzen in de Levant, welke havens geweeft zyn, of nog zyn, een kafteel, om de zeeroovers, door middel van eenige daarop leggende kanonnen, af te weeren. Akre is het oude P tolemais, draagende by de landsinwooners den naam van Akka, en was de laatfte plaats, welke de Christenen, en inzonderheid de Ridders van St. Jan, naa dc bezitting, door de kruistogten verkreegen, langft verdedigden. Door de laatfte belegering der Saraceenen , en vervolgens dooiden tyd is ze bykans ten eencmaal verwoeft, en de menigte van oude gebouwen, kerken, torens en muuren in puinhoopen veranderd. Deze, met alle de havens der Syrifche kuften zyn door dezelve intrekken, en zig van ganfeh Jerufalem zou meefter maaken. Hierom worden, op dien dag, geduurende den Eerdienft in de Mofkeèn, alle poorten van Jentfalem toegeflooten, het welk nergens anders in Turkye gafchiedt.  TURKSCHEN RYKS enz. 27 zyn byna verzand, en , die het nog niet zyn , even als de daar zynde reeden beveiligen de groote fchepen weinig tegen de noordewinden. , In Africa bezit dc Turkfche Keizer niet dan Egypten, het welk, op zig zelf, in oude tyden, één der beroemdfte waereld-ryken was, even als het, wegens den Nyl, thans nog één van de vrugtbaarfte wordt ; want die laat, naa zyne overftrooming , een zekeren flyk op het land agter, dewelke, wanneer hy door de zon verwarmd en gekoefterd is , al het bezaaide weelig doet tieren en grocjen. Daar by komt nog een fterke daauw in de heete maanden. Het oud gevoelen, dat het in Egypten nooit regene, is, voorlang reeds, als een fabel bevonden. — InlaagEgyplenis, tuflehen de twee monden des Nyls, de zo beroemde Delta, of dc wyduitgeftrekte vlakte, die aan alles, brandhout uitgezonderd, een' overvloed heeft, cn in een zeker opzigt een aardsch Paradys uitmaakt. Het flegtfte , dat 'er in is, zijn, helaas! de menfehen , inzonderheid de omzwervende en roofzugtige Arabiërs. 't Is ongclyk meer bevolkt, dan de andere Provinciën van Egypten , met veele waterleidingen doorfneeden, en dus waterrijk. De twee oevers dezer twee groote monden des Nyls zyn met zo veele dorpen bebouwd, dat ze , dikwijls ,  aS BESCHRYVINGE bes wijls , voor öéne ftad flegts konden doorgaan. Alhoewel het ganfche land door de Turken Missir , van het Hebreeuwfche woord , Mitsraim, wordt genoemd; Zy pleegen dit egter ook aan de hoofdftad te geeven, welke wy groot Kairo noemen. De 'bewooners van de Levant willen ftaande houden, dat ze met Conflantinopel, wat betreft dc grootte, om den voorrang twifte. Zij beftaat, de voorftcden uitgenomen, uit 3 van elkander gefcheide fteden, Oud Kairo, Bulak en nieuw Kairo. In de eerfte zyn de zogenoemde koren-magazynen van Jofeph; wantin Egypten worden veele dingen aan Jofeph toegefchreeven. By oud Kairo is de groote waterleiding, welke het water uit den Nyl na het kafteel van nieuw Kairo brengt; even als ook niet verre daarvan daan het Kanaal is , waarin, den dyk doorgeftoken zynde, het Nylwater door nieuw Kairo wordt geleid. Daar tegen over is het eiland Raudah in den Nyl, waarop deMikjas of'Nyl- meeter is. Nieuw Kairo ligt iets van de rivier af, en is, op zyn minft , nog eens zo groot, als de 2 andere fteden: maar 'er zyn ook veele ledige plaatzen in , waarin de Nyl by de overftrooming treedt, en eene menigte van Meiren in de ftad maakt, welke men alsdan met fchuiten bevaart, en 'er zig op vermaakt, maar die, vervolgens, wanneer het water wegge-  TURKSCHEN RYKS enz. 29 geloopen is, worden bezaaid, en voor tuinen dienen. : Bulak ligt een vierde van een duitfche mijl daarvan daan aan den Nyl, vertrekkende den fchepen voor een haven, die van laag Egypten na boven vaar en. De ftraaten dezer ganfche ftad zyn, over het algemeen, zeer naauw , en worden , aan het einde van elke wijk der ftad, 's nachts toegeflooten, even als 'er goede wagt wordt gehouden, zo, dat 'er geene ongeregelden kunnen voorvallen. Men vind 'er eene menigte van pragtige Moskeen in. In oud Kairo is die geene, welke den naam naar Amrah draagt, en eene Chnftenkerk geweeft zou zyn, de voornaamfte, waarin byna 400 pylaars ftaan, cn wier midden-deel in een langwerpig vierkantboven open is. In nieuw Kairo is de Moskee van Sultan Hassan , wegens de inwendige fterkte des gebouws en ongemeene pragt , bewonderenswaardig. De Christenen, vooral do Kopten, hebben'er verfcheide Kerken, en de Joodcn hunne Synagogen. . 't Kafteel, by nieuw Kairo gebouwd, dient tot eene wooning voor den Pacha, en daarin wordt een byzonder portaal, of fraaije bedekte plaats, met zuilen omringd, en een bezienswaardige put getoond, die het gemecne zeggen aan fofeph toeeigent. Aan heerlyke badftooven ontbreekt het niet; maar zulke uitfteekende Chans (Logementen) worden hier met  30 BESCHRYVINGE des gevonden, als in andere fteden. De huizen zien 'er van buiten gemeen uit. De inwooners zyn een mengelmoes van menfehen uit de 3 oude waerelddeelen. Hoewel de handel 'er, thans, zo fterk niet meer is, als hij was, toen 'er de Ooftindifche waaren door gingen ; hy is 'er, egter, fteeds nog zeer aanmerkelyk. De Lugt is 'er, het Nylwater verloopen , en de grond opgedroogd zynde , ongezond, en het ftof, in fchraale zomermaanden , zo fchadelyk voor de oogen, dat het getal der blinden, hier veel duizenden bedraagt. Egypten heeft 3 bekende Zeefteden , dewelke of heel naby, of wel niet verre van de middelandfche zee liggen. Alexandrte , by de Turken Skanderona genoemd, en dat men van eene andere ftad van eenzelfden naam, aan de Syrifche kuften, wél moet onderfchciden, is eene groote plaats, naby welke de Kalis, een kanaal, die haar het water uit den Nyl toevoert, voorby loopt. De oude ftad, welke met ongemeen hooge muuren, torens en poorten was verfterkt, is voor het grootft gedeelte een puinhoop geworden: de nieuwe is van daar af, tot by de Zee gebouwd. De lugt is 'er, wegens de menigte van regenbakken, ganfeh niet gezond, en de haven voor groote fchepen, by Noordewinden, gevaarlyk. Onder een groot getal van oudheden vind men ook  TURKSCHEN RYKS enz. , 31 •ook menige Naaldzuilen, inzonderheid die van Rompejus. De koophandel is 'er fterk, maar het verblyf der Europeërs is hier zo wel, ala in geheel Egypten , niet gemaklijk, zynde zy , by alle gelegenheden, voor beledigingen bloot gefteld. Rosetto, hetwelk de inwooners Raschyd noemen, ligt aan een' arm van den Nyl, na Alexandrie toe, en pas 2 duitfche mijlen van den mond, daar hy in zee valt. 't Is een voornaame koopllad, en de ftapel dér Waaren, na Kairo gaande, en van daar komende. Haare ligging in de Delta maakt ze vrugt- baar en aangenaam. Damiate of Dsa- MYat, by de Arabfërs Domiet, ligt aan den tweeden arm, te weeten aan den noordöostelyken mond des Nyls, en is bykans zo groot enhandelryk, als Rofetto. De inwooners de. zer plaatze draagcn, federt de tyden der kruisvaarten , den Europeërs zulken haat toe, dat deze 'er zig zelden ophouden, ikzwyg, met der woon zouden neerzetten. Tot de eigenlyke Landen des Sultans behooren ook nog zeer veele Eilanden , dewelke, wat de grootte , vrugtbaarheid en bevolking betreft, wel zeer verfchillen, maar egter bykans alle bewoond en nuttig zyn. Aan het uiterfte einde der middelandfche Zee ten Oosten ligt Cyprus , het welk voordezen een Koningrykwas, en omtrent 20 mylen lang, maar pas  32 BESCHRYVINGE des pas tien breed is. Het eiland Kandie (Cretd) is nog langer, doch niet zo breed. Van hier tot by de Dardanellen vind men de Eilanden van den Archipel. Het grootft gedeelte derzelven wordt door Griekfche, hier en daar ook wél door Roomschgezinde Chriftenen bewoond, en op dezelve heerfeht nog meerder'vryheid van Godsdienst, zelfs menigmaal omtrent to. rensen klokken by de kerken, dan in het overig gedeelte van het Turkfche Ryk. Deze groote menigte van Eilanden, die in de Egeifche, of van de Turken zo genoemde witte Zee* als gezaaid liggen, zyn, in allen opzigte, vooral ook in de oude gefchiedenis, ongemeen merkwaardig. Een groot getal van zeer beroemde mannen is 'er op gebooren, en de liefhebbers der oudheden en natuürlykc hiftorie vinden 'er een ryk veld qp, voor hunne oefening en verluftiging. Op de Eilanden Scio, Mytilene, Tenedos, Naxia, Rhodus,Stanchio en Kandie , vind men flegts in de hoofdplaatzen meerder Turken, maar op de dorpen .meerder Grieken ; daarentegen zyn 'er, op de overige Eilanden , flegts weinige Turken , mogelyk alleen een Kadhy, (Rechter) Waywodah, (Onderrechter) of Aga, (Heer) maar op zommige ganfeh geene, en gegoede Grieken hebben, milichien, die Ecrampten van den KaputhanPacha (Groot-Admiraal) gekogt. —, De kleeding  TURKSCHEN RYKS enz. 33 Uiig der bewooneren van elk Eiland verfchilt grootelyks. Deze is ten deele zeer vreemd, en kan zonder eene afbeelding niet wel worden befehreeven. Die op het eiland Patmos is de zcdigfte; maar die op Scio tot ontugt toe wanvoegelyk. De inwooners zelve verfchillen mede in hunnen aart en zeden; het welk zo veel te vreemder is, daar ze niet ver van elkander wooncn. Veele dezer eilanden zyn als een Paradys, vooral Scio cn Naxia, De hoofdftad op het eerfte draagt denzelfden naam, als die van't Eiland; is groot, en taamlyknaaiden Europifchen fmaak gebouwd. Daar zijn zeer heerlykc zyde-fabrieken in. De vrouwen laaten haar aangezigt, tegen de gewoonte der overige jn de Levant, zo vry, als by ons zien. Op dit Eiland groeit de Maftïk, welke van de Levantfche vrouwen tot een goeden adem , als mede ter behoudenis der tanden, byna altoos gekaauwd wordt; en bykans op alle Eilanden waffen Wyn , Olyven , Vygen, Citroenen, Oranje-appelen, Cederen, Koren, enz. De Eilanden van een middelmaatige grootte, als Andros en Tenedos, hebben een vlek of ftad van den zelfden naam, welke egter liegt gebouwd , en met een' muur, op welken hier en daar Kanonnen kunnen liggen, of met een ouden toren, tot een zelfde gebruik, verfterkt zyn. Op het Eiland Antiparos verwondert /. Deel. C zig  34 BESCHRYVINGE des • zig elk over de onderaardfche Grotte, welke onder de tot dus verre bekende de merkwaardigfte 'is. Gemerkt veele Eilanden , naauwlyks, 2 duitfche mylen van elkander liggen; zo is de fcheepvaart in den Archipel, by goed weer, wel zeer aangenaam, maar by wintertyd zeer gevaarlyk. Doch men vindt weinige eilanden, die niet zeer goede havens, ten minften rheden hebben, om veilig te kunnen ankeren. De kleinere Eilanden, op de kaart flegts met getallen getekend, zyn in orde de volgende: 1. Santoni. jj. Stegofa. 2. Kolomate. 18. Sikino. 3. Celidroni. 19. Polikandro. 4. Sciatta. 20. Sifanto. 5. Skangero. 21. Serfanto. 6. Schijfi. 22. Thermia. 7. SpalmadorL 23. Kalipodi. 8. Delos. 24. Antiparos. 9. Hidra. 25. Paros. 10. Egino. 26. La Chrifdana. 11. Argentiera. 27. Santorino. 12. Verbrande Eilanden. 28. Nanfia. 13. St.Georgiod'Arbora.iQ. Safrania. 14. Falkonera. 30. Limonia. 15. Ananes. 3r. Karchi 16. Antimilo. 32. Piskopi. 33*   f    TURKSCHEN RYKS enz. %S 33. Nifero. 38. Levante. 34. Galt. 39. Patmos. 35. Kolmine. 40. Margopule*- 36. Perö. 4r. Simia. 37. Gatonijfi. 42. jfiTapn". De Ruften van het Afiatifch Turkye, aan da Middelandfche Zee, geeven de Europeërs den naam van Levant, en de bewooners derzelvö dien van Levantynen. De Landen, waarin de Turkfche Keizer als een befchermheer geëerbiedigd wordt , zyn niet van eenerleie foort. Eenige hebben meerdere , andere mindere vryheid. Tot de eerfte behooren, op de Kuften van Barbarie , Algiers , Tunis en Tripoli. Deze koften den Sultan meer, dan hy van hen trekt. Eenige hem ten gefchenke toegezonden wilde dieren moeten met veel meer koftelyke gefchenken worden beloond. Wat betreft verfcheide Tartaarfche DiftriÜen, en inzonderheid de Kriift of klein Tartarie; deze geeven hem geene andere voordeden , dan dat hy 'er een' voormuur voor zyne eige landen aan heeft, eri hy zig van dezelve, in oorlogstyden met dé Tartaaren, ter uitplonderinge van vyandlyke Landen kan bedienen. Maar het vervolg van tyd zal moeten leeren, of 't Krimfch Tartarie zig in zyne onaf hanglykheid van de Turken, Q 2 waar»  36 BESCHRYVINGE des waarin het door de Ruffen, by den vrede van het jaar 1774 gefield is , al of niet zal flaandc houden., 't Bcfcherm-gebied over eenige Jrabifche gewesten, als Mekka en Medina, heeft wat meerder in. Want de Opperhoofden van deze zyn enkel waereldlyke Vorften, dus geene Imans, (Prieftsrs) of Calyphen, die in de Moskeen godsdienftigc zaaken konden uitvoeren ; maar de Sultan geeft zig, niet flegts uit eerbied en demoedigheid voor deze vermeende heilige plaatzen, maar ook om zig als Chalyph, dat is Hoofd van den Muhammedaanfchen Godsdienfi te toonen , en als zodanig een te doen doorgaan, den titel van een Dienaar van Mekka en Medina. Gemerkt by nu in de Ryken Algiers , Tunis en Tripoli, inde. Krim, te Mekka en Medina voor het Hoofd van den Muhammedaanfchen Godsdienfi wordt gehouden, en in deze Ryken en plaatzen ten minften de beveiliging der Regenten van hem afhangt, en hy, allerwegen, de Kadhys (Rechters') en den opperflen Ué'lema (Wetgeleerden) laat aanflellen; zo kan men begrypen, dathy, daar, byna zo veel invloed kan hebben, als hy goedvindt. Anders is Mekka , behalven de geboorte van Muhammed, en de daar llandgrypende Muhammedaanfche Godsdienft-plegtigheden, wegens den uitfleekenden balzem bekend. Deze druipt uit de van zelf opberltende fchors van  TURKSCHEN RYKS enz. 37 van den boom Balfum , die daar ter plaatze groeit. In het begin is hy vloeibaar cn wit, maar wordt vervolgens groenagtig, en vervolgens geelagtig entaay, zynde hy zelfs in Turkye duur, cn zelden echt te krygcn. En tq Medina, een niet zo groote en volkryke , maar beter gebouwde, en voornaamere Koopft'ad, dan Mekka, wordt Muhammeds-graf gevonden. Dit wordt in een rond, met een Koepel overdekt gebouw, binnen dc daarvan zo genoemde groote Moskee bewaard. De Zark zelf is van wit marmer , ftaande de doodkift tuffchen die van Abubekker cn Omar plat op dc aarde, cn is meteen koftbaar Tapyt bedekt. Dc gemeene Pelgrims krygen ze niet te zien, maar flegts het kleine ronde gebouw, i Den beide Vorftendommen, Moldavië en WalacHe , benefFcns de Republiek Ragufa , komt de Turkfche befcherming veel duurer te ftaan. De cerften zyn'er, in veele opzigtcn, erger aan, dan de geheel onderworpen Ryken en Provinciën. Maar, dat ze zo hard behandeld zyn , is zo veel te onrechtvaardiger , als ze, door verdragen, onder de Turkfche gehoorzaamheid zyn gekomen. Zy hebben wel, menigmaal, bij de vrcdes-tractaaten der Turken met de Chriftenmogendheden , zagtere voorwaarden gekreegen; maar aan dezelve heeft men zig, met C 3 de  38 BESCHRYVINGE ï>es de tyd, niet meer gehouden. By deze korte opgaave der befchermryken moet ik nog eenige aanmerkingen voegen , als welke tot derzelver regte kennifle behooren , en , uit hoofde van hunne handelwyze omtrent de Porte, en het gedrag van deze omtrent hen, van aanbelang zijn. De Porte heeft de Tartaarfche Horden, nooit, in eene direéle of onmiddelyke af hanglykheid gehouden; veeleer merkt zy dezelve als Bondgenooten onder haare befcherming aan, hatende hen hunne oude, het leenrecht taamelyk naby komende regceringswyze. Ditniettemin heeft ze, fleeds, haaren grooten invloed op dezelve beweerd. De Godsdienfi heeft daartoe , zeker, veel toegebragt, dewyl ze den Sultan als Chalyph aanmerken. De Porte heeft zig, gcfladig, het recht voorbehouden , hunne Chans, doch uit het Huis Gheray, te kiezen en af te zetten, en zig, by alle gelegenheden, deze en de Myrfen of den Adel onder de Tartaaren, door aanmerkelyke gefchenken en gunflbewyzen, te verpligten. Niet minder is, vooraf, reeds opgemerkt, dat de hoogere Ue'lema, en de voornaamfle Wetgeleerden en Rechters door haar worden aangeireld: welk alles, om van veele andere betrekkingen niet te fpreeken, de Tartaaren, by alle hunne vermeende onaf hanglykheid, nogtans  TURKSCHEN RYKS enz. 39 tans in eene groote onderwerping heeft gehouden. De Tartaaren zyn 't ook alleen, die in een zeker opzigt, doch meer naar 't recht, dan in de daad, onafhanglyk genoemd kunnen worden ; want alle de andere landen en plaatzen, het zy ze'meer of minder worden gedrukt, kunnen zig, ter oorzaake van hunne ligging en afgelegenheid , geenszins zo aanmerken , als of zy aan de onmiddelyke onaf hanglykheid der Porte onttrokken waren. Egypten, by voorbeeld, heeft wel het voorrecht, van zig dooide Beghs (Vorften) cn Hoofden der Militie, den Divan (Raai) uitmaakende, te regeeren; maar dit voorrecht verfchaft hetzelve, geenszins , meerder onaf hanglykheid, dan den overigen geweften , die door Stadhouders worden geregeerd. De Pacha van Kairo wordt, fteeds, als de Stadhouder des Sultans aangemerkt; en, hoewel zyne magt door het gezag des Di. wans en der Hoofden der Militie, gemeenlyk, zeer is bepaald, zo worden egtcr alle bevelen in zyn' naam uitgevoerd. Dc Porte is over zyne magt zeer onverfchillig, en'tfchynt, zy ziet het liever, dat het zo toe gaat, dan wanneer de Pacha zig te veel aanziens te wege bragt. Haar hoofddoelwit is, om de landsfchatting regulier, en de ervenis der Beghs te ontvangen, wanneer zig deze elkander het C 4 Lee-  *e BESCHRYVINGE des Loeven beneemen , als waarin ze door haaf nooit gehinderd worden. Wil ze volftrckt iets hebben, 't welk de regeering regelregt be. treft; dan vindt ze fteeds middelen, om zig gehoorzaamheid te verfchafFen. Voor 't overige bekreunt ze zig weinig over dc verdrukkingen, die enkele perzoonen Jyden, en welke, byna in alle afgelegen landen, daar Stad-v houders regecren, algemeen zyn. Bykans op dezelfde wyze is het gelegen met de regeeringen te Algiers, Tunis en Tripoli. De Militie dezer afgelegen landen heeft veele voorrechten. Wegens de ftrooperyen, op welke zy met haare fchepen tegen de Chriftenen , die fteeds voor vyanden van den Muhammedaanfehen Godsdienft worden gehouden, uitloopt, wordt ze, volgens haare denkwyze, als eene fchikking van den Godsdienft gelyk die van de ridders van Maltha onder de Ghriftenen, aangemerkt. Maar, noch deze voorrechten, noch haare byzondere regeerwyze, ontflaan ze van de onmiddclykc onderwerping aan de Porte, zo als anders het denkbeeld is, 't welk men zig daarvan, doch ten eencmaal verkeerd, in dc Chiïftenhcid vormt, en het welk deze Barbaaren voortzetten, ten einde den Chriften-mogendhedcn, des te ligter, een rad voor de oogen te draajen, cn zo dikwerf gefchenken af te perfen, als hen de  TüRKSCHEN RYKS enz. 41 de luft bekruipt, met dezen of geenen den vrede te breeken. Inmiddels ftoort de Porte zig zeer weinig aan dezelve, laatcnde haar doen, wat ze willen; ja houdt zig menigmaal zelfs wel, als of zij ze in dit ftuk niet konde dwingen , of dat men haar ook niet gehoorzaam ware. Daarentegen weet ze zig, wanneer ze wil, zeer ligt gehoorzaamheid te verfchaffen. Deze Barbaaren, inzonderheid Algiers , mogen zig niet verzetten. Zy zouden niet kunnen beftaan, byaldien de Porte hen de befcherming onttrok, cn de werving der Soldaaten verbood , als welke allen, vooral te Algiers, Turken en onderdaanen van den grootcn Heer zyn. Zy kunnen insgelyks, uit hoofde van den Godsdienft cn den vryen doortogt ter Bedevaart na Mekka, zyne befcherming niet ontbeeren. Zy hebben wel het voorrecht, hunne Beghs af te zetten, of om tc brengen; maar nogtans moet hunne eerfte zorg zyn, na Conflantinopel te zenden, en debckragtiging, als mede 't onderfchcidings- karafter des Pachas te verzoeken. Voor 't overige is het de Porte, volgens haare denkwyzc, onverfchillig, of de Begh (Vorft) tc Algiers Ibrahim, Muhümmud , Aly of anders genoemd werdc. Inkrijgt wei flegts 2 paardeftaarten; maar wordt, inmiddels, uit hoflykheid, en naar een oud gebruik , met den Titel van Pacha en Beglcr-Begh C $ (Jorjt  ft BESCHRYVINGE des QVorft der Vorftcn') vereerd. De Groote Heef telt dit land met de fteden, als zyn eigendom , onder de overige bezittingen der Porte. Op eene heel byzondere wyze wordt zyne opperheerfcbappy daarover hierdoor aangeweezen, dat het geld met zynen ftempel geflagen, en de openbaare voorbede voorhcm, even als in geheel Turkye, oók wordt gedaan. -— Deze Barbaaren worden, overal in de Levant, als de andere Turkfche onderdaanen, en geenszins op den voet van vreemdelingen, behandeld. De bevelen der Porte aan de regeeringen van Algiers; Tunis en Tripoli worden, gelyk anders gcbruiklyk is, in deze form afgevaardigd: „ aan den Pacha, j, den Mufti, den Chadhy, den Janitfaarcn„ Aga, en de overige leden van hunnen Di„ wan," en deze blyven nimmer in gebreke, met denzelfden eerbied te antwoorden, als de andere P'achers, welke flaaven van den Grooten Heer zyn. De oorlogsbehoeften, welke de Porte hen geeft, worden ook niet*onder den naam van gefchenken gegeeven, maar als noodwendigheden, welke voor de plaatzen , den Sultan als toebchoorende, dienen, of om hen tot hunne Zce-ftroopcrijen tegen de Chriftenen behulpzaam te zyn. —r In oorlogstyden blyven zy nooit in gebreke, krygsvolk en fchepen de Porte te hulpe te zenden , zo  TURKSCHEN RYKS enz. 43 zo dikwils als ze daartoe worden genoodigd. In dit alles hebben zy een zelfde lot met alle overige Turkfche landen, alwaar Stadhouders zyn. Dewyl Moldavië en Wallachie zig, door verdragen, aan de Porte hebben onderworpen; zo mogten zy wel als middelyk onderworpene , en als eigenlyke Befchermryken worden aangemerkt; doch zy zyn 'er, deswegen, niet beter aan. In geheel Turkye heeft de fterkere het recht op zyne zyde. Is dus de regeering te Conftantinopel zwak; dan doen 'er de Pachas, welke verft afgelegen, of uit hoofde van andere omftandigheden zyn begunftigd, hun voordeel mede. Dit gefchiedt ook wel elders. Maar de Porte verftaat zig beter op de kunft, van te veinzen. • Zy wagt zig in zulke gevallen, de muitemaakers fcherp na te fpooren ; zy neemt eenigen tyd geduld, of zoekt, voor't uiterlyke, den misnoegden volddening te geeven , wanneer ze, door openbaar geweld, niets kan te wege brengen. De Turken drukken zulk een gedrag in een fpreekwoord uit: den haas met den A'rahah (of ccn wagen, met oflen befpannen) vervolgen; en zelden ontfnapt hen, op die wyze, hunne buit. Voor 't overige hebben zy daarin een voordeel boven alle andere Ryken vooruit, dat zig de Turkfche Provinciën, nimmer, aan de Osmanfche Opper-  44 BESCHRYVINGE des .perhecrfchapp'y zoeken te onttrekken, of zig onafhanglyk te maaken. De Godsdienft zou dit fteeds beletten. De Hoofden der Rebellen willen dus, altoos, getrouwe onderdaa.nen der Porte worden genoemd, entragten, fteeds, hunne ongehoorzaamheid met dit of dat voorwendzej te bedekken: anders zouden zy, als afvalligen van den regtzinnigen Godsdienft aangemerkt, cn gcvolglyk van alle hunne aanhangers worden verhaten. De geheele ■Osmanfche gefchicdenis ftaaft deze aanmerking, en men vindt geen voorbeeld, dat een oproer van dit flag gelukt is , maar wel dat de belhamels daarvan , of vroeg of laat, fhgtofters zyn geworden. De Scheychs (voornaame Geeftlyken) van Mekka willen , voor tegenwoordig, niet veel zeggen. Zy worden, fteeds, uit ééne endezelfde Familie genomen, die meeftal onderling onëenig 'is. Daardoor bereikt de Porte haar doel, cn hcerfcht, op de ééne of andere manier, over des Vorften Perzoon en plaats. Ze zyn, even als de andere Scheychs van die geweften, mecftendeels Emyrs, of voorgewende afkomelingen van Fatima. De Groote Heer bckragtigt hen, en daar door juift wordt deszelfs opperheerfchappy, als Chalyph der Regtzinnigen, erkend. Hy zendt 'er ook, regulier, den Kadhy en andere Amptenaaren heen, om  TURKSCHEN RYKS enz. 45 om het recht te handhaaven, zo dat flegts een gedeelte der regeeringe in handen van den Scheych blyft, die boven dat nog een gedeelte zyner inkomften uit Egypten, federt den tyd, dat het door Sultan Selym wierdt veroverd , ontvangt. By deze gelegenheid erkende dc Scheych, plegtig, de üpperheerfchappy des Sultans, en het Calyphat in zyn perzoon, in ftce der Mammelukfche Sultane. Het Calyphat van den Grooten Heer, of de geeflly. ke erf-opvolging van Muhammed , om voor het Hoofd van den Godsdienft te worden gehouden, is, voor tegenwoordig, van alle zo genoemde orthodoxe Muhammedaanfche Vorftcn volkomen, en zelfs van den Keizer van Marokko, zo plegtig erkend, dat deze openbaare voorbeden voor den regeerenden Sultan laat doen, ten duidelykften bewyze, dat deze Vorften de opperheerfchappy, ten minften de opperfte magt der Osmanfche Keizers in geestelyke zaaken eerbiedigen, wat ze zig ook anders, in andere opzigten, voor rechten mogen voorbehouden. §. II. De Hiftorifche kennis des Turkfchen Ryks. Niets is moejelyker, dan de geflagtregifters der  45 BESCHRYVINGE des der Hoven en Familien van zo verre afgelegen tyden op te fpooren. De Ouden dagten 'er niet aan, om wegens zulke dingen geflagttafels te maaken; en de Perzoon van Jefus Chriftus heeft alleen het voorrecht, ten opzigte van het groote belang zyner afkomstc, in de gewyde bladen eene geflagtlyft te hebben. Des 't ons niet moet bevremden, dat de oorfprong van het Osmanfch Huis aan zo veel zwaarig- en verfcheidenheden onderhevig is. De Turkfche Gefchicdfchryvers, op welken men, natuurlyk, meer mag aangaan, dan op vremdelingen, getuigen eenpaaxig, dat onder de Scythen, welke, naa Gengitzkans tyden , uit groot Tartarie na klein Afic voortrukten, en in veele Hammen verdeeld waren , één ftam , te weeten de Ogufiaanfche, inzonderheid uitmuntte. Van dezen wierdt een zeker Dtjsalpes , by dc Turken Kya Aleb genoemd, gebooren, en wegens zyne uitfteekende hoedanigheden tot Opperhoofd verkoozen. Zyn zoon en op volger, Ogusalpes , is dezelfde, welken de Turken Soliman Schach noemen. Deszelfs Zoon, Ertogrul , was, uit hoofde zyner daaden, mee beroemd, en teelde Osman. Even als de eerfte, door eenen zekeren Sultan Aladin te Ikonie, eerft tot Generaal, en vervolgens tot Mederegent wierdt aangenomen; zo geraakte, naa deszelfs dood  Tegen over B.'ach. 46. van het I. Deel. Gejlachtregifter der Turkfche Keizers. _ Onder de verfcheide Scytifche Stammen uit groot Tartaria maakte zig, I inzonderheid, de Qgufiaanfche beroemd, waaruit gebooreu wierdt: XI. Selim II, van 1566. Dusau-es, van de Turken genoemd Kya Aleb. XII. AmJrat III, van 1575. Deszett Zoon OöÓrALPEs, (by de Turken Soliman Schach,) XIII. Ma.'.omet III, van 1595. Ertogrul, ^rixt r ■—— , - | XIV. Achmet I, van 1603. XV. MustaphaI. in het }aar r*rQ I. Osman, regeert van 1298 of 1300 af. eerfte, en in het jaar v°°r f \ , tweede maal, doch, even" , II. OrchaN , regeert van i325 af. 1 heen Hechts voor 'eenen zlVy^ ten tyd. r"ur" III. Amurat I, van 1360. IV. BajLt I « x33o. " XVI. Osman II. ^^ffffWr^^-^ZZ? Deszelfs Zoonen ^ TO l6ï8' fcjfïf; va» $3* Souman en Musa XIX. Ma home t IV. XX. Soliman If. XXI ac„«rt i? verüorzaaken een van 16...9. van 1688 MET Tuffbhenryk. s — — __Z van, V. Mahömèt I, regeert van 141^. XXII. Mustapha II. XXIII. Achmet ui. van ~ï7f-> \ Deszelfs Zoons van 1695. \ j , . x VI. Amurat II, van 1422. XXIV. Mahmud I. XXV. Osman III. van 1754. ƒ I van 1730; ** .' VIL Mahomet II, van 1451. r ■ - - f «... *Jr U, - ,4SI. ^ ™* XXV"- >7H«"f IX. Selim 1, van 1512. v t, t , 00 Eenigen maaken hem, doch ten onrechte, tot êen Rroedpr vm X. Soliman I, van 1520. (volgens de rekening van zommigen de Ilde, Osman III. ' 101 eeu uroeaer VEin wanneer men Soliman uit het Tufichenryk wilde mederekenen, doch het welk de Turken niet doen.) De Turkfche Gefchiedboehm hebben het voorrecht, meeftül door tydgenooten, en wel door aanzienlvke ucr/onnen -1= M„f^ v j enz. gefchreeven te zyn, die tellens ooggetuigen van veele, in hunne hffrorien aangehaalde gebetirdtêS waren? M^J^t* ^ ^Ef?$S ne-fchryvers Sayd Eddin, anders mede Khodschjah-Efendy genoemd, gefehat dewelke eenf Leem^v^^iran S wordt onder deze hiftoponder deszelfs regeering was. Verfcheide anderen hebben de öJanjlh ï iXr e, vóJr m Sr^n ' °$ vervolgens geeringen is het door Hilroriefchryvers gefchied, die door den ftaat gehuurd waren, en aüen „iet vanTzeSde'vS^ Z\ l ^ ^ heeft een gedeelte der hiftorie van Achmrt III befchreeven, en men vindt het ondêr de te C ^ dezer jaarboeken wordt flegts in handfehriften gevonden, en het valt moejelyk, om ze voüedK HeHpJ It? ' h°°p een Armeniër van geboorte, Koninglyke Zweedfche Secretaris, en eerfte Tolk der Portftden 10 nKn mer Sr nnLnL^ Mtoadschja, SSfT/^ °nledig- -Ik S» h,T",s een ^an van een goed oordeel en groote kundig den ° SI CiÏÏVSeft £   TÜRKSCHEN RYKS enz. 47 dood, de laatfte tot dezelfde Eer, en wierdt, Aladin overleeden zynde, zelfs de eenige Sultan. En, toen hem de Grooten met het Leger, omtrent het jaar 1300, voor een' Opperheer erkenden, en hy de Majefteits-rechten uitoefende 5 zo gaf hy zynen ondefdaanen, in ftêe van den naam Ogufianen of Turken , als welken zy tot dus ver hadden gedraagen, die van Osmannen, en wierdt de ftamvader der tegenwoordige Keizerlyke Linie. — Volgens de gedagten der Turken zyn , uit den Ogufiaanfchen Ham, twee Hoofdlinien gefprooten. De eerfte is de Osmanfche, (Ali~ Osman , dat is , nakomelingen van Osman,) welke het Turkfche Ryk beheerfcht; de tweede is de Dfchengiskanfche, (AU - Genghizkane , dat is, nakomelingen van Dfchengiskan,) dewelke in klein Tartarie regeert. De laatfte heeft, naa het uitfterven van het mannelyk oir der eerfte Linie , (want 't vrouwelyke komt in geene aanmerking,) de zekere verwagting en het rechtop den Turkfchen Throon. De naam van den agterneef des laatften, die 't klein Tartarie bemagtigde, was Dfcherai, (Gerai) naar welken de opvolgers den Titel by hun' naam zetten: by voorbeeld Kaplan of Ibrahim Dfcherai, even als de Roomfchï Keizers by den hunnen, Auguftus. Om van de Ofmanfche Linie bepaalder te han-  48 BESCHRYVINGE des handelen; Osman ontnam, behalven dc bezitting des Ikonifchcn R\ks , den Grieken veel in klein Afie , onder anderen ook het oude Priifium, waarin zyn Zoon cn opvolger, Orchan, die het veroverd hadt, in het jaar 1326, zyn"' Zetel veftte. Van hem komen de meeste gebruiken cn wetten in het Turkfche Ryk voort. Hy maakte een betere fchikking omtrent de Soldaaten; trok het kanaal over by de Dardanellen, en kwam zo in Europa, alwaar hy Gallipoli innam, den MuKammedaanfchen Godsdienft, allerwegen, met lift en geweld uitbreidde, en allereerft Moskeëmxx Dfchamis, en by de laatften fchoolcn en gafthuizen opregtte. Zyn Zoon, Amurat I, kwam 1360. tot den Throon; nam, onder verfcheide fteden, Adrianopel en Philippopolis in; veroverde Servië ,• viel in Macedonië en Albanië in , en regtte de Janitfaaren op. Zyn Zoon, Bajazet I, 1390. voerde wel veele Heldcndaaden uit, en fchrcef den Griekjehen Keizer te Conflantinopel voorwaarden voor, welke hy wiklc, onder andere ook, om daar een Dfchami (Tempel) te bouwen , en een Mechkeme (Raadhuis) te ftigtcn; maar wierdt van den zo beroemden Tamerlan overwonnen, en gevangen genomen. Bajazets Zoonen, Soliman en Musa , beheerfchten het Ryk in onruft en verdeeld; des dc Turken dezen tyd als een Tus-  TURKSCHËN RYKS enz. 49 TulTchenryk aanmerken. En het is eene by* zondere fchikking Gods, dat de Grieken, toen, geen einde van het Turkfche Ryk maakten. De derde broeder, Mahomet I, bemagtigde, eindelyk, in het jaar 1413, het ganfche Ryk, en , behalven veele groote daaden, maakte hy zig WallacMe cynsbaar. Deszelfs Zoon, Amurat II, dewelke 1422. aan de Regeering kwam, was tegen zyne vyanden in Afie, Hongarye, Griekenland en Albanië, ongemeen gelukkig, en lag tweemaal de regeering neder, alhoewel hem de omftandigheden perften, dezelve weder aan te neemen. Zyn Zoon, Mahomet II, 1451. ^ierdt de gelukkigfte en magtigfte aller Turkfche Keizeren , welke in het jaar 1453- de ftad Conflantinopel, en nog alle bezittingen des Griekfchen Keizerryks, desgelyds Bosniëy Negroponte, den Archipel, het TrapeztmtifcJrKeizQvryk , klein Tartarie enz. vermeefterdei In de bezittinge der laatften ftclde hy de thans nog regeerende Linie Dfcherai aan. Zyn Zoon, Bajazet II, beklom, naa dat hy, vooraf, de Bedevaart na Mekka hadt gedaan, in het jaar 1481, den Throon. Hy was in Moldavië , en tegen de Cirkaffiers ongemeen gelukkig, en onderwierp zig 't overige van Bosnië en Croatie. Zyn muitzieke Broeder wierdt, op aanzetting van hem, door een Renegaat, te Napels, om het Leeven ge/. Deel. D t>ragt?  ,So BESCHRYVINGE des bragt; alhoewel hy, in een zeker öpzigt, eindelyk gedwongen wierdt, zyn' Zoon Selim den Throon over te laaten. Deze, de eerfte van dien naam, beklom hem in het jaar 1512. Twee zyner broederen, Achmet en Korkud, wierden geworgd. Hy vernederde de P erf en, onderwierp zig Diarbekir, cn veranderde Syrië, Paleftim en Egypten in Turkfche Provinciën. Bij zyn verblyf te Kairo gaf hem de Scherif van Mekka de fleuteis zyner Had over. Naa zyn' geheim gehouden Dood wierdt zyn Zoon, Soliman I, uit Afie gehaald, en in het jaar 1520, voor Keizer uitgeroepen. Die nam Belgrado in; vermeefterde het eiland Rhodus, Hongarye beneffens Of en, belegerde Wenen; Moldavië wierdt hem cynsbaar; behaalde groote voordeden op de Perfianen, en onderwierp zig Gurgiftan. In 't Napelfche liet hy taamlyk pionderen, en veroverde een gedeelte van Arabie. Met Frankryk regtte by een verbond op, en gaf den Koning, wegens een wanbegrip, als ware een zekere franfche Dame, die in het Serail kwam, eene dochter eenes Konings van Frankryk, den Titel Padifchach, (groote P*orft,) en den Franfchen Gezandten en Confuls den rang boven de andere Chriftelykcn. Zo geducht als hy zig te land maakte, zo geducht was hy ook ter zee. Zyn dood wierdt zo lang geheim gehouden, tot  TURKSCHEN RYKS ënz. 51 tot dat zyn Zoon aankwam. Selim II, (dit was zyn naam,) begon de regeering m het jaar 1566, en agtervolgde, doeh niet met een zelfd geluk, de veroveringen zyns Vaders. Hy kortwiekte wel dc muitzieke Arabiers, vermeefterde het eiland Cyprus, en ftondt den Moeren tegen de S panj aard en by, maar verloor den beroemden Zeeflag by Lepante. Zyn Zoon, Amurat III, regeerde van iS75, en haut, in den langen en bloedigen oorlog met de Perfianen , de overhand , maar oyerleedt m het begin eencs oorlogs tegen Hongarye. Zyn Zoon, Mahomet III, agtervolgde dien, naa dat hv, by zyne komft tot den Throon, 1595, ,9 broeders om het Leeven hadt laaten brengen, behaalend taamlyke voordeden. Op hem. volgde Ach met I, 1603, welke in den oorlog te-en de Perfianen ongelukkig was. Zyn Broeder, Mustafha I, was wel, 1618, zyn opvolger? maar wierdt ook in datzelfde jaar afgezet, en in zyne plaats, Achmets Zoon, Osman II, voor Keizer verklaard; maar, naa een' gelukkigen oorlog met Polen, 1622 , door de Tanitfaarcn van het Leeven beroofd, en Mustapha wêer op den Throon verheven, doch, kort daarna, op een befchimpende wyze, ontthroond, en Amurat IV, een Zoon, vanAcHMET, 1622. daarop gezet. Deze verzwakte de Ptrfiaanen ongemeen, ontneemende D a he0  52 BESCHRYVINGE des I hen zelfs Bagdad. Onder alle Keizers is hy in de Hiltcyïe getekend wegens zyne dronkenfchap , cn was wreed en bloeddorftig. Zyn broeder, Ibrahim I, regeerde van 1639, maakende een begin zyner regeeringe met het inneemen van Afof. Met de Venetiancn eindigde hy den oorlog wegens het eiland Kandie niet. Dit was voor zyn' Zoon , MahoMet IV, behouden, dewelke van 1649 afliet Ryk beheerfchte, wien zig de Kofakken van zelf onderwierpen, en welke, met het inneemen van Kaminiek, de Polen zo vernederde, als hy zelfs wilde. 'Maar van 1673 hep hem het krygsgeluk tegen, even als, van dien tyd af, het Turkfche Ryk, geftadig, meer en meer is afgenomen. Want dc Polen braken den vrede, en bedongen een beteren; met de Puffen liep het mede niet wél af, en de belegering van Wenen mislukte dermaate, dat de helft van Hongarye, als mede Of en, verboren ging;en de Venetianen behaalden op hem geen mindere voordeelen. Dit alles hadt ten gevolge, dat hy formeel afgezet, en zyn broeder, Soliman II, in het jaar 1688, wierdt aangebeld. Deze hadt, in het begin, veel met dc Rebellen te doen, en was, in zynen oorlog tegen de Duitfchers, zo lang ongelukkig , tot dat hy Kuprogli tot Groot Vizier maakte, onder welken zelfs het door hen verover-  TURKSCHEN RYKS enz. 53 overde Belgrado weer wierdt ingenomen. Maaide Venetianen bleeven Mecfter ter zee cn in Morea. Die Groot Vizier was de oorzaak, dat.de Broeder, Achmet II, 1691, aan de regeering kwam, welke insgelyks met 't Oostenrykfche Huis en de Venetianen oorlog voerde, zo,'dat door verhindering van Frankryk, de vrede niet geflooten wierdt, alhoewel de Turken weinig zyde by dien oorlog fponnen. Mustapha II, een Zoon van Mahomet IV, agtervolgde dien , van het begin zyner konüle tot den Throon, dus van het jaar 1695. De Ruften en Venetianen voerden geene geringe dingen tegen de Turken uit; maar het voornaamfte deedt Prins Eucenius met dc duitfche Armee aan de Theiffe, alwaar de Sultan met een gedeelte zyner Soldaaten, weinig kanonnen en bagagie, ter naauwernood, aan de overzyde dier rivicre kwam, maar alstoen moeit zien, dat het overfchot, in de uitgeleezenfte manfehap en Janitfaaren beftaande, naa dat ze tegen den Groot Vizier en de Paclias, welke zy voor verraaders hielden, waren opgeftaan, en zc allen hadden omgebragt, door de Keizerlyken wierdt in de pan gehakt. Dit veroorzaakte zulken fchrik, dat in het jaar 1699, met den Duitfchcn Keizer, Rusland, Polen en Venetië, de Karlowitzer vrede volgde. Dewyl hy zig, hierop, van de regcering D 3' ont-  ft BESCHRYVINGE des ontflocg, en zig aan de welluften overgaf, ontftondt 'er een algemeen gemor tegen hem, het welk, naa de onthoofding des Groot Viziers, in zulk eenen opftand uitborft, dat de Keizer zelf, ten einde eene geweldige afzetting , en zelfs wel eene vermoording voor te komen , zynen, van de muitemaakers begeerden broeder, Achmet III, 1703, als Keizer begroette , en de regecring nederlag. Deze liet allengs de oproermaakers om het Leeven brengen , en hadt, wegens Karel XII, Koning van 'Zweeden, een dubbelden oorlog met de Puffen , waarin dc Turken redelyk gelukkig waren ; gelyk ook den Venetianen hunne voorige voordeden, en inzonderheid het overfchot van Kandie, beneffens geheel Morea wierden ontnomen; wordende, daarentegen, door de Duiifchers, naa een fterk verlies, tot den vrede van Pasfarowitz gedwongen. De nadeden, welke hy by den oorlog met de PerJiancn leedt, maakten hem by 't volk gehaat, en in een oproer, deswegen ontftaan, wierdt Mahmud , (*) de Zoon zyns Broeders Mustapha II, in het jaar 1730. in zyne plaats gefield. Zo flegt als het met den Perfiaanfchen oorlog afliep; zulk een goed geluk diende (*) De Europifche hifïoriefchryvers noemen Mahmud, .geheel verkeerd, Mahomed V. Hy heeft zig zeiven nimmer 20 gefekeeven, en is dus de eerfte van dien naam.  TURKSCHEN RYKS enz. 5* de hem tegen het Huisvan Ooftmryk,ds'twelke Servië en Belgrado wierdt ontnomen. Hy regeerde met een ongemeen beleid, maar met zeer groote ftrengheid. Onder hem bloeidenhandel en wandel, en alle kunftcn, zo datzyne regeering voor de gouden eeuw, vooral voor de Europeërs, wierdt gehouden. Os>ian III, zyn Broeder, en van het jaar 1754 af mede zyn opvolger, genoot, in zyne regecv ring, eenen tyd van vrede, en Müstapha 111, een Zoon van Achmet III, welke in het jaar. i757 Sultan wierdt, mede zo lang, tot dat hy, 1768, met Rusland in eenen zwaaren en hevige* oorlog raakte , wiens einde hy niet beleefde, gemerkt hy, door den dood, voor zyn' broeder, Abdul-Hamed, onder den naam van Achmet IV, 1774. Plaats maakte. Nogin datzelfde jaar wierdt de vrede, wel tot een grooten roem, en ten voordeele van Rusland-,maar tot een byna ongelooflyk nadeel desTurk-' fchen Ryks, geflooten. §. UI- Van de versheiden vollen in het Turkfche Ryk. n Onder de Chriften-volken in Turkye zyn dc Grieken de talrykfte, en van dezen zal in de HIde Af deeling afzonderlyk worden-gehandelde D 4 O*.  55 BESCHRYVINGE des Onder dezulken kan men, gevoegelyk, dé Wallachiers, Moldaviers, alsmede de Bulgaaren rekenen , dewelke, al is het, dat ze een anderen oorfprong hebben, uit hoofde van den Godsdienft en aanhoudende vermenging, nogtans, gemeenfehap met hen hebben;echter zyn ze krygszugtiger , en te paard in het behandelen van den Sabel meeflgeoefend. Tot hen behooren de Mainoten, afkomelingen der oude Lacedemoniërs , denwelken , als hunne voorouders , zy ook in alles evenaaren. Dien naam hebben zy van het Griekfche woord , (woede) gekreegen, om dat zy hunne vyanden, op eene woedende en doldriftige wyze, aanvallen. Zy bewoonen het zuidelyk deel van Morea, inzonderheid deszelfs bergagtige ftreeken van de Kaap Matapan, tot de Kaap S;:. Angelo toe. De Sultans hebben het, nooit, der moeite waardig geoordeeld, zig dezelve te onderwerpen, gemerkt, tot hunne bedwinging in de ongenaakbaare bergen, veel bloeds. vergooten zoude worden, en de roovers van de nabuurige plaatzen, weldra, tog weer daar mogten neftelen. Het zyn gevaarlyke zeeroovers in de daar zynde wateren. In hunne gemeene en kleine vaartuigen befpiéden zy 's nachts dc fchepen, die niet op hunne hoede zyn, klampen dezelve aan boord, verwoorden het fcheepsvolk, pionderen alles uit,  TÜRKSCHEN RYKS enz. 5? uit, en laaten dan de Schepen zinken; weshalven de Europeërs, wanneer ze tot zo ver^ re daarheen komen, zeer waakzaam zyn, en 'tgrof en klein gefchut gelaaden houden. Hunne Priefters gaan mede op den roof uit; want die roovers willen nogtans, by hunne geweetenloosheid , Miifen hooren en vallen. Zy mogen omtrent 12 of 14000 gewapende mannen bedraagen. Zelfs de Venetianen konden niets tegen hen uitregten, toen ze Morea bezaten. De Kapten zyn afkomelingen der waare Egyptenaaren. Al is' het, dat de oude heilige taal van Egypten, welke men op de Pyramiden en andere gedenktekenen vindt, niet meer wordt verftaan; het oud gemeen Keptifch, hoewel doorgaans met eene Arabifche overzetting, is egter nog in hunne Milfaalen en andere Kerkboeken. Daarin néemen zy ook nog hunnen Eerdienft waar; maar leezen het ongemeen zelden: ja, de meefte Priefters leeren de Liturgie van buiten, cn prevelen ze flegtsDe openbaare Godsdienft is gefchocid naar den Grickfchen. Hun Patriarch wordt uit dc ongehuwde Monniken gekoozen ; heeft zynen Zetel te Nieuw Kairo, voorziende niet alleen Egypten, maar ook Jbylfmie, van Biifchoppen en Priefters; want de Godsdienft der Abysfiniers' is dezelfde , als die der Kopten. De Koptifche boeken zyn flegts handfehriften. De D 5 ED'P'  58 BESCHRYVTNGE des Egyptifche Muhammcdaarien gebruiken de Kop* ten tot reken- en rentmecfters; weshalven zy hen, in een zekere opzigt, niet kunnen ontbeeren. Daar door wordt de Chriftelyke Godsdienft nog ftaande gehouden. Anders zyn ze traage en ledig gaande lieden, even als alle Egyptenaars. In hunnen Eerdienft zyn ze, hunne Feeft cn Vaftendagen uitgezonderd, zeer agteloos eri laauw. -Zy brengen wel de nachten vóór de-zon- cn feeftdagen in de kerk door, met het aanhöoren hunner lange Liturgie, zonder ze te verftaan, maar die dagen zelve met lediggang.' Zy zyn Manophyfiten, en komen taamclyk naby de Armeniërs, maar anders, hebben zy de meefte gebruiken met de Grieken gemeen. Hunne onkunde is uit der maate groot, en heel zelden wordt het volk eene onderregting in eene preek gegceven. Men vergenoegt zig , het zelve , op de heilige dagen, dc Hiftorie der Heiligen , en de ftukken des Bybels in de Koptifche en Arabifche taal voor te leezen. - Van de Armeniërs zal in de vierde af deeling worden gefproken. Hen komen de Maroniten in ftatuur ên zeden zeer naby. Deze, hoewel zy den Paus voor hun Opperhoofd erkennen, behouden zig nogtans hunne byzondere gevoelens cn godsdienftige gebruiken voor, by. voorbeeld, den Eerdienft in hunne moe-  TURKSCHEN RYKS enz. 59 moedertaal, te vveeten de Arabifche, te doen,' en 't Avondmaal onder beide zo genoemde gedaanten uit te deelen. Zy woonen onder de Drufen, en bezitten veele klooftere op den berg Libanon. Hunne Geeftelyken hebben den roem van een geregelde leevenswyze en een zeer ftaatig gedrag. Hun Patriarch, welke zig voor een opvolger van Petrus, als cerften Biffchop van Antiochien, wil uitgeeven, heeft zynen zetel te Kannobin, een kloofter op den vooraf gemelden berg. Hy wordt door de Maronitijche Biffchoppen en Aartsbiffchoppen verkozen, maar door den Paus voor tegenwoordig beveiligd. In een ander Kloofter, Deir Hannah Schwoyer, hebben zy eene boekdrukkery. Aan welke plaatzen de Europeërs faólooryen voor den koophandel hebben, zal §. VII worden aangeweezen. Onder de ongeleovige volken in Turkye moet,, aller eerft, van de Turken, als de heerfchende natie dezes lands, gewag gemaakt worden. Doch hier zal eeniglyk hunne oorfprong en benaaming worden overwoogen. Zy hebben "hunnen naam niet van het Land Turkifian, gemerkt de Turkme'n daaruit voortkomen, welke van menige fchryvers, ten onrechte, met de Turken worden vermengd; maar Hammen af van de Ogufiaanfche Tartaaren, en namen-, reeds uWe 10-^ eeuw, den Muham- me-  6o BESCHRYVINGE des medaanfchen Godsdienft aan. Die naam komt,, reeds lang, vóór Osman1 voor, betekenende in 't algemeen Scythifche Horden uit groot Tartarie, die Gengitzkhan volgden, en zig in Perfie en klein Afie allerwegen uitbreidden. Maar zy kreegen den naam Turken van de Perfianen, om hun blank gezigt en zwarte oogen en wenkbraauwen; waarby vervolgens kwam, dat, toen Soliman , de Grootvader van Osman, liet fpoor van Gengitzkhan wilde volgen , en met zyn ftcrk leger tot Aleppo doordrong , maar het gerucht van deze nieuwe oorlogslieden in Perfie kwam, de Dichters dc lelykheid der Scythen met hunne landsgenooten vergeleeken, en gcenen fpotswyze Turken, dat is, fraayen noemden, zo dat dus de eerfte eerwaardige oorfprong nu een fchimpnaam wierdt. Toen naa dien inval van Gengitzkhan veele Bevelhebbers der Provinciën van het wyd uitgeftrekt Perfifch Ryk oproerig wierden; zoo was onder dezelven ook een zekere Aladin, Sultan van Iconie: maar die wierdt door de Scythen overwonnen, en moeft de vlugt naar den Griekjehen Keizer te Conflantinopel neemen. Zyn Zoon, Melekschach , kwam, aller eerft, tot de bezittinge zyns vaderlyken lands, ontwapende de Scythen, ftak ze onder het landvolk, wende hen aan den akkerbouw, cn noemde ze Turken, ja, nam, in  TURKSCIIEN RYKS enz. Si in ftêe van een Sultan van Iconic, den Titel van een Sultan der Turken aan. De bóven gemelde Soliman verloor zyn Leeven in den EupUtaat, en deszelfs Zoon, Ertogrul, wierdt door dien Aladin tot Generaal aan* gefield, en by den dood van dezen kwam zyn Zoon , Osman , in deszelfs plaats. Aladin vervolgens overleeden zynde, wierdt Osman eenpaarig voor Keizer uitgeroepen. Deze veranderde den naam van Turken in Osmannen; hy zelf noemde zig een' Keizer derzclven, ende Turken willen, tot heden toe, den naam, van het Turkfche Hof, niet dulden, maar begeeren , uitdrukkelyk, den naam van Osmanfche Porte; en het volk zelf wil niet gaarne Turken , maar Mufelmannen worden genoemd, om dat zy aan het woord , Turkfch, een denk- • beeld van lomp, maar aan het woord, Osmanfeh, dat van fierlyk en aartig hegten; en hebben eeniglyk de fpreekwyzc, de Turkfche taal, behouden. Dc Arnauten, (waar onder cenigen nog zyn, die den Chriftelyken Godsdienft hebben aangenomen,) zyn de oude Albaniërs van het weftlyk gedeelte van Macedonië, en ten deele van Epirus. Zy zyn van natuure ruw, oorlogszugtig , dapper en onvermoeid. Zy zyn roovers , en dat geen te land, wat de Marnoten ter zee zyn. Naa den dood van Skan-  6z BESCHRYVINGE des Skanclerbeg wierden zy onder het Turkfche jok gebragt, en van Amurat II, door eene geweldige befnyding, bykans allen tot den Muhammedaanfchen Godsdienft gedwongen. Veele duizenden hunner zyn fteeds in foldy, en worden , vooral in 't fchietgewecr, voor de befte Soldaaten des Turkfchen Ryks gehouden. Behalven hunne moedertaal, welke bedorven Slavonifch is, gebruiken ze ook een flegten Griekfchen en Turkfchen Dialect. De Arabier s maaken ééne dier natiën uit, welke zig, wat betreft de oudheid hunner voorouderen, meeft hebben ftaande gehouden. Het is een zeer uitgebreid volk. De Turken bevatten 'er zelfs de Mooren van de barbaarfchc kuften mede onder. Om van geene groote Ryken in 't eigenlyk Arabie tc fpreeken, waarvan ze bezitters cn bewooners zyn, zo worden zeer talryke Horden, waarvan hier eigenlyk gefproken wordt, in de Staaten des Grooten Heers, inzonderheid in Egypten en Syrië, Paleftina mede daaronder begreepen, gevonden. Deze noemt men Skeniten , wegens de tenten , waar onder zy woonen, welke van -eene langwerpige gedaante zyn , en Beduinen , het welk bewooners der woeftynen betekent. Hunne leevenswyze fmaakt, in allen opzigte,nog naar de eenvouwdighcid der Patriarchen, welke zy zo veel te meer kunnen behouden,  TURKSCHEN RYKS enz. 63 den , als ze zig met andere volken in geene naaawe verbindtenis inlaaten, en zig zelfs van de Turken afgefchciden houden. Hunne ftatuur is middelmaatig , en hun gelaat valt in het bruine. Zy zyn , doorgaans , van eene duurzaame gezondheid, en leeven onder tenten , die ze , meeftal, naar gelange der faizoenen, als mede der weiden voor hun vee, veranderen. De Opperhoofden der verfcheide Horden draagen den naam van Emirs,het welk Hmen of Vorften tc kennen geeft, en welke men van die Emirs, waarvan, als nakomelingen van Muhammed, vervolgens zal gefproken worden , moet onderfcheiden, al is het „ dat ze ook voorgeeven, daarvan af te Hammen ; maar de mindere bevelhebbers worden genoemd Scheiks, het welk ouden en bejaarden uitdrukt. -— Van kunften, die geene uitgezonderd , welke hen ter verfchafflnge van leevensonderhoud dienen, en van weetenfehappen wee^ ten ze weinig, en zelden kan iemand hunner leezen cn fchryven. Van ons fchietgeweer bedienen ze zig zelden , maar houden den fabel met boogen en pylen voor de menfehen gepafter. De veekweekery is hunne hoofdbezigheid. De overdekking der vrouwen, en dc jaloezy der mannen is, by deze Arabiers, müfchien nog grooter, dan by de Turken; alhoewel de te onrecht zo genoemde Arabifche vrou-  64 BESCHRYVINGE dss vrouwen, welke eigenlyk Africaanfche zyn, bloot gaan, en, om haare lelykheid, ook kunnen gaan. Zy zyn wel onderdaanen van den Sultan, maar worden ongemeen verfchoond, ook wel bcfchonkcn , om ze flegts in de afhanglykheid van de Porte te houden, waaraan ze zig ligt konden onttrekken, indien zy onderling eendragtig waren. Hun Godsdienft is Muhammedaanfch , doch by eene groote vryheid, dewyl ze bykans van geene uiterlyte plegtigheden weeten. Zy hebben geene Moskeen, maar pleegen hunnen Eerdienft in de tent, of onder den blooten Hemel. Zy hebben geen Imams, (Priefters) maar de Voornaamften der huisvaderen, cn de verftandigften onder hen, beklceden, by plcgtige gebeden, hunne plaats. De befnydenis, den Ramafan en Beiram onderhouden zy, en bcyveren zig, om als natuurlyk eerbaare menfehen te leeven. De plundering der reizigers cn Karavaancn is hun handwerk, maakend eene uitzondering van hunne natuurlyke eerbaarheid, alhoewel zy tot het vermoorden der uitgeplunderden niet ligt overgaan. Wie eens aan hunne gaftvryheid is aanbevolen, of ze heeft verkrecgen ; die vindt aan hen waare vrienden en befchermers ; en de onder hen woonende Chriftenen worden veel beter behandeld, dan by de Turken. Beide geflagten leggen  TÜRKSCHEN RYKS enz, 65 gen zig, als de Heidenen of landloopers, op het waarzeggen toe. De Driifcn zyn bewooners van den AntiH* banon, en byzondere vrienden der Muhammedaanen, houdende zig, daar zy onder hunne gehoorzaamheid ftaan, als zodanigen, en alles nadoende., al is het, dat zy Mühammed en deszelfs Godsdienft in hun hart vervloeien , en dit, in dc gefprekken met Chrifte■nen, zonder eenige agterhouding, uiten. —Hun Hoofd wordt, naa de geboorte, in de ■iangte gedrukt, en levert een Vaft onderfcheidings-teken van andere natiën op. Zy worden, -van jongs af, ruw cn ftreng opgevoed. Hunne verfcheide ftammen gehoorzaamen verfcheide Vorftcn. 't Zyn moedige cn krygszugtige lieden, die in 't behandelen van den fnaphaan en den •fabel wél zyn bedreeven, en zig op rooven en plondcren toeleggen. Waar zy kunnen, verftrekken zy tot befchermers der Chriftenen , even als zy dezen het gebruiken van klokken in hun gebied vergunnen. Hunnen ooi^ -fprong leiden zy cenpaarig af van zekere Fran■ken, onder de aanvoering van een zeker Graaf -van Dreux, welke, ten tyde der kruistogten in het H land, van anderen vcrlaaten waren, -en by gebrek van Leeraaren , allengs, den Chriftelyken Godsdienft hadden verlooren. —* 'Dc jaloczy over dc vrouwen gaat, by hen I. Deel. E nog  66 BESCHRYVINGE des nog verder, dan by de Turken. Hunne geloofsftukken houden zy zo geheim, als de vrye metzelaars hunne voornaamfte ftellingen. Zy gaan, waar ze onder Chriftenen leeven, in hunne Kerken, even als onder de Muhammedanen in hunne Moskeen. Eigenlyke Priesters hebben ze niet, alhoewel een foort daarvan, die ze Wyzen noemen, welke by de Muhammedaanen niets eeten en drinken., om dat zy alle de bezittingen der Turken voor geroofde, dus zondige, en onrechtvaardig verkreegen goederen houden; maar by de Chriftenen, en vooral dc Europeërs, eeten en drinken zy. Hun opperfte Vorft heeft zyn' gewoonen Zetel op dat gedeelte van den berg Libanon , het welk Kefrevan genoemd wordt, ln hunne boeken , die van de Turken ererger aangezien en vernietigd worden, dan de verboden boeken by de Roomfchen , wordt Muhammed zeer gelafterd, en de onverfchilligheid van Godsdienft , de uiterlyke gelykftelling met de heerfchende Religie-party eenes lands , cn een foort van zielverhuizing geleeraard ; weshalven zy voor zig zeiven geenen openbaaren Eerdienft hebben, maar den geenen , die in het land, waar ze zig ophouden, gebruiklyk is , waarneemen. Het gaat vaft, dat ze zekere afgodifche, en buitenfpoorige Godsdienft-gebruiken in hunne huizen en in 't ver-  TURKSCI-IEN RYKS enz. t? verborgen hebben , alhoewel men niet flipt weet, waarin die eigenlyk beflaan. De Mtfe hammedaanen draagen hen een' doodelyken haat toe, even als zy hen wei, by voorvallende gefchillen, op plaatzen j waar zy 't mogen waagen, aanvallen, en zelfs om't Leeven brengen. De Turhnan , die hunnen oorfprong tut Turkifiau hebben , en over welken, voor zo verre zy in het Turkfche gebied woonen, de Porte een Opperhoofd fielt, welk TurkmanAgafai wordt genoemd , zyn omzwervende Horden van twee honderd en meer Familien , die, in een zeker opzigt , een midden-foort tusfehen de Arabiërs en Turken uitmaaken, maar te gelyk beide, wegens de knevelaaryen, die ze van ïien moeten uitflaan, haaten: doch deze natie is niet flerk , maar bemint haare vryheid ongemeen. Het is een vlug volk, waarvan zig de mannen met de veekweekery, vooral met paarden, maar de vrouwelykeSexe nTet fpinncn , het maaken van groffe dekens enz. onledig houdt. De oofterfche jaloezy over de vrouwen vindt by hen geene plaats; want deze gaan en reizen met een bloot aangezigt. Zy houden zig in onbebouwde landflreeken op, woonen onder ronde, als torens opgeregte tenten, dryvende een grooten handel in vee. Tegen, den winter trekken ze na E 2. war'  58 BESCHRYVINGE dês warmere geweften, en in het voorjaar keereii ze na de voorigc weder terug. Des trekken zy met hunne Gezinnen, vee en overige goederen, dikwyls, van de ééne plaats na de andere. De mannen ryden te paard , en zyn met lancicn, en andere wapenen hunner foort voorzien; maar de goederen, kinderen en tedere vrouwen zyn op Kameelen gclaadcn: de anderen gaan te voet, doende onder zingen en tieren verfcheide werken, hy voorbeeld, wol winden , enz. Hun vee gaat, elk naar zyn foort, in afgedeelde hoopen, onder hun geleide. Zy leiden , in een zeker opzigt, nog de - oude patriarchaale leevenswyze , welke, voor 't overige , zeer cenvouwdig en maatig is. Ook hebben ze onder zig een foort van patriarchaale regeering , waarvan het opperhoofd de fchatting voor den Sultan inzamelt. Den Pachas cn Agas , in wier gebied zy zig ophouden, of door het welk zy trekken, moeten zy, om hunne vryheid, taamlyke gefchenken geeven. Alhoewel zy geene openbaare ftraatroovers zyn, en met geweld pionderen; zy pleegen egter mee te necmen, wat hen onderwegen voorkomt , en uit dien hoofde zyn de bewooners zulker landftreeken , by hunne togten, zeer op hunne hoede. Godsdienft: hebben ze weinig, behalven dat ze een zekere aankleeving aan het Muhammetaand ,m, doch op  TURKSCHEN RYKS enz. 69 op een redelyk vrye manier, verraaden. Natolie en Syrië zyn hunne voornaamfte woonplaatzen. Zy fpreeken bedorven Turkfch, en evenaaren den Turken ook meeft in hunne gewoonten. Amürath IV. dwong eenige dezer Horden, naar Europa, omtrent den berg Haemus te trekken, alwaar ze allengs van aart veranderen. De Kjurden , Nakomelingen der Chaldeen, (want Kjwdiftun is het oude Chaldect,') zyn van een harde en fterke natuur; over het algemeen wilder en wreeder, dan de Arabiërs-; maar wat de taal, gebruiken en leevenswyze aangaat,van elkander onderfcheiden. Zy doon menige uitvallen in de nabuurige landftreeken, vlugtende , by een geringen tegenftand , nahunne voomaame woonplaats óp de Jmanifche gebergten. Hunne Korenfchuuren zyn gemeenlijk onder de aarde , en zo kunftig bedekt, dat het moejelyk is, dezelve te vinden. De Jcfyden zyn, wat betreft de natie, mede Kjurdm. ' Voordezen waren zy Sofys, dat is,, e:n zeker foort van muhammedaanfche dweepers, in de eerfte eeuw van het Muhamme. taandom; thans zyn ze noch Muhammedaanen , noch Chriftenen , noch jooden , noch Heidenen. Zy bewoonen den berg Caucafus, en zyn fterke met weinig tevreden zynde menie hen , welke, ten fpyt der Turken., wyn y o drin-  70 BESCHRYVINGE des drinken , én verkensvleefch eeten. Zy fchuwen de befnydenis ten uiterften, en'noemen den Satan daarom niet,- om dat hy een fchep. zei Gods is, en wel weer in genade kon worden aangenomen. De zwarte klêeren, by welke zyook zweeren, dienen alleen voor hunne foort van Geeftelyken, maar de witte voor het volk. ^ Zy hebben geene eigcnlyke voor den Eerdienft beftemde gebouwen; voor den baard hebben zy een bygeloovige eerbied; zy kunnen noch leezen noch fchryven , en leeven dus in eene verre gaande onkunde. God bidden zy by den opgang der Zonne aan, maar in hunne geaartheid en leevenswyze evenaaren zy het " kwaad Wezen, het welk ze niet willen verwerpen. Vierkante of langwerpige , van zwart geitenhair gemaakte tenten vernrekken hen tot wooningen, en leeven hordenwyze zamen. De Jooden zyn , in eene talryke menigte, door geheel Turkye verftrooid. De meeften der uit Spanje en Portugal verdreevenen zyn daarheenen gevlugt, dewelke ook nog eene bedorve Spaanfche taal fpreeken. Allerwegen genieten zy , mits een hoofdgeld (Charatz) betaalende, de vryheid van Godsdienst, alhoewel het fïigten en onderhouden hunner Synagogen groote koften vordert. Zy hebben hunne Rabbynen oïChachamsi, en waereldlyke PrU  TURKSCHEN RYKS enz. 7* Primaaten. Op geleerdheid leggen ze zig niet toe. Hun hoofdgeld is hetzelfde , als de Chriftenen moeten betaalen, maar worden van de Turken nog veel harder, dan dezelve, behandeld. In zaaken van koopmanfehap zyn ze de Makelaars tuffchen de Europeërs en 1 urken. By de traagheid der laatften hebben zy een grooten handel na zig getrokken. Zy deelen zig als met de Armeniërs, om de zaaken der Viziers, Pachas cn andere Grooten uit te voeren. Alsdan worden zy tot hunne Geheimen toegelaaten, en bezorgen hunne huizelyke, inzonderheid de geldzaaken. Zy zyn de Artfen en Tolken veeier voornaame Turken, Mcnigen hunner' zyn ongemeen ryk , verbergend dit wel uiterlyk, maar leeven in hunne huizen weelderig cn pragtig. Daarby zyn ze ook de wiffelaars en geldmoejers, en men zal niet ligt eenen tol vinden, waarby ze met wierden gebruikt. Zy moeten een van de Turken en Lands-chriftcnen verfchillcnd kleed draagen , en de blaauwe kleur is hen m de kleeding en fchocnen voorgefchreeven. Zy eeneeren zig met ambagten cn dingen, waarop zig beide voorgemelden niet willen of kunnen toeleggen; weshalvcn zy glazemaakers, blek{lagers, boekbinders, en inzonderheid verkoopers van oude en nieuwe goederen zyn. De . E 4  » BESCHRYVINGE des godinnen draagen, tót fieraad, één of meerder' koeren van üilvere of goude penningen om den hals. Deze hcbbcn den ^ ^ de iurklche vrouwen in haaren Jferte-, verkoopcnde daar galantcrie-waaren, of zyn wel icoppc,aarfler6 » minnaaryen , cn fpeelen voor waarzcgfters. I)e Joodcn zyi>by ^ veiagt, en ter dier oorzaakc plecgen zy zig van hun danzen en gochdipel te bedienen. Anders blyven 2e vaft cn hardnekkig by hun, nen Godsdienft en oude gebruiken. De bedevaart na Jcrufalem is by hen een ftuk van aanbelang. Om dat hen hunne dweepige Rabbyneu inboezemen , dat te Safet, de hoofd-maar anders thans eene op zig zelf geringe plaats in (èahlea , met verre van Bethuiie , de Meffia». zyn Ryk zal openbaaren, als mede voelen hun* ner Wetgeleerden en vermeende Heiligen daar leggen bcgraaven ; zo plecgen zig vcelen uit de andere Provinciën daarheen te begeevcn, d:n daar te fterven, en tc worden bcgraaven; doch welke vryheid zy , aldaar , met groote koften, van de Turken moeten koopen. Daarby houden zy zig evenwel vaft aan hunner Vaderen «aftellingen , biyvende dus , ter ver. vullinge van Jefus woord, en'ter bcveftiginge der waarheid van den ChrjftcJyken Godsdienft, dat volk, het we& gevangen is onder alle vol-, ken 5  TURKSCHEN RYKS enz. 73 kèn,er\ dat «eflacht,het welk niet zal ver gaan,tot dab alks, m Chriftus heeft gezegd,gefchied zal zyn. Luc. XXl 3z. Menigmaal woonen de meefte dezer natiën jn eene ftadzamen, geevende haar , by derzeiver verfcheiden wezens, ftatuuren en kleedingen , eenen benydenswaardigen voorrang boven de grootfte plaatzcn van Europa. Eene menigte van Taaien wordt in het Turfcfche Ryk gefproken. De Turkfche, als de heerfchende , moet men de eerfte plaats geeven, met welke de Tartaarfche naauwe gemeenlchap heeft. Met de eerfte kan men , taamlyk, in het Europifch Turkye en klein Afie te regt raaken. De Arahifche, doch in verfcheide dialeélen, ftrekt zig verder uit, Door haar kan men zig by alle Geleerden en Vooinaamen helpen, om niet te zeggen, dat ze in het uitgeftrekt Arabie, Egypten, Syrië, en veele andere Landen wordt gefproken. Het Perfifch geldt in de Provinciën, aan Pcrfie grenzende. Üy alle Grieken wordt het Nieuw-gritlfch gefproken , even ais het Armenifch by de Armeniërs-, hoewel'ze, menigmaal, flegtc'tTurkich en Perfifch, of Arabifch ve/ftaan. HetKoptifch kan men naauwlyks rekenen , dcwyl dc Kopten Üg, meeftal, van bet Arabifch bedienen. Het Myrifck wordt in Stowafe , Creatie cn Dal. e 5 m*  U. BESCHRYVINGE des fnatie gefproken. Het Walachifch , het welk veel zweemt.na het Latyn, is in Walachie en Moldavië eeniglyk in gebruik. De Lingua franca wordt, op de kuiten der Levant, bykansvan alle natiën verflaan en gefproken. Dit is een heel bedorven Italiaanfch , waarby men den nominativus voor alle cafus, en den Infinitivus voor alle tempora en modi der Conjugatie neemt. De Jooden hebben, behalven de heerfchende taal der plaats, hunne byzondere Hebreemvfche met de Spaanfche of Italiaanfche vermengd; om •niet ze zeggen, dat de laatfte, en ook wel de Franfche, in dc voornaamfle Kooplieden verftaan wordt cn gefproken!. §■ IV. Natuurkundige aanmerkingen over Turkye 3 inzonderheid de landjïreek van Smyrna. De Lugtfirèek moet,ineenzouitgeflrekt Ryk, natuurlijk zeer verfchillen; maar over 't algemeen kan men aanneemen, dat de lugt redelyk aangenaam en gezond is. De Winter beftaat, eigenlijk, alleen uit regenmaanden, wanneer naa een' regen , by een' hierop gevolgden Noordenwind , eene gevoelige koude komt, welke , naa de voorheen geopende zweetgaten,  TURKSCHEN RYKS enz. 75 ten,door merg en been als gaat,doch niet lang aanhoudt. Het water bevrieft zelden , en de fneeuw is nog zeldfaamer. (*) Alles bedekt zig alsdan met pelsrokken, en warmt zig by een vuur van kooien, het welk in groote kopere pannen 'in het vertrek ftaat; want Kagchels zyn 'er in het geheel niet in gebruik. Schoorfteenen zyn 'er zelden. In plaats daarvan bediend men zig, vooral by Voornaamen, van den Tandur. Deze is een niet groote, omtrent 3 voeten hooge vierkante tafel, welke beneden met een bodem voorzien is, ten einde men 'er een vuur van kooien op kan zetten. Hy is met Tapyten bedekt, welke zy , die 'er aan zitten , en de voeten tegen den bodem hebben uitgeftrekt, tot de borft of den hals toe pleegen op te trekken. De Regen duurt, dikwyls, met fterke ftortingen, drie en meer dagen; maar in Egypten is hy zeldfaam , cn nog zeldfaamer in hoog , dan in laag Egypten. Doch 't is ook, menigmaal , mooy Weêr , en, vooral in fprokkelmaand, ftaan reeds veele bloemen en de Amandelboomen in den bloey. Alles groeit alsdan zo (*) By myn negenjanrig verblyf te Smyrna was het ys in eene rivier flegts 2 dagen zo fterk, dat 'er menfehen op konden ftaan. Dc fneeuw lag, zelden, op het platte land zo lang.  ?6 BESCHRYVINGE des zo fterk, dat men het als ka'n zien. De Vygeboom bot niet eerder uit, vóór dat alle koude voorby is. Hierop ziet de zinfpeeling van Chriftus, Luc. XXI 29. 30. De Lente is buitengemeen lieflyk, maar duurt niet lang. De Zomer komt, meeftal, reeds in April, met eene fterke hette. Omtrent Pinkfteren ziet men nog alles groen; maar plotièling ontftaaC een Zuidewind , en binnen 24 uuren, of opzyn hoogft 2 of 3 dagen, is alles wit. Dnair door zal men de plaats verftaan, P/alm Clll 15. 16. de dagen des menfchen zyn als liet gras^ gelyk een bloem des velds, alzo bloeit hy: als de wind daar over gegaan is, zo is zy niet meer, en haare plaats kent ze niet meer. Hierop begint de Oogft. Het met Sikkels afgefneeden Koorii wordt, op de dorfchvloeren , in ronde hoopen, onderden blooten Hemel zamengebragt. Daar wordt het, volgens de in den Bybcl ook aangeweezen manier, dooroflen, alsmede paarden uitgedorfcht; dewyl dezelve de ronde korenhoopen allengs plat trappen, en daarby het Koorn uitftampcn, of wel zwaare houte borden, ter langte van 2 of 3 ellen, van vooreii om hoog gewerkt, en van onderen, heel digt, met vuurfteenen bezet, rond fleepen. Hierop wordt het koren tegen den wind op geworpen, zo dat het zuiver koren, natuurlyk, tot een zekeren afftand van de fchop wegvliegt, maar  TURKSCHEN RYKS enz. 77 maar het kaf (*) verftrooid wordt. Op dit gebruik zien veele plaatzen der H. Schrift, by voorb. P/alm 1 4. en Matth. III 12. Des krygt men , by zulk uitdorfchen , geen lang ftroo , als elders in Europa : men heeft het ook niet noodig ; want de huizen , die et» genlyke daken hebben, zyn met tegels gedekt, maar de meefte met terralfen voorzien. Niettegenstaande nu zulk uitdorfchen , ligt, een paar maanden tyds vordert; zo wordt het egter door geen regen geftoord; want de zomer is zonder regen, ziende men dan, in 3 of 4 maanden, geene wolk aan den Hemel. En dit moet , daar , als een byzondere weldaad worden aangemerkt , dat het, by de groote bette in Junius, Julius en Auguftiis, niet regent, dewyl anders het koren op de dorfchvloeren , alsmede de rozynen en vygen zouden bederven, als welke onder den blooten Hemel worden gedroogd; en de zeidebouw zou dan ook menigmaal mifiukken. Dit gade flaande zalmen, daardoor, Samuels daad, iSam. XII iö—18. om by de overgaaf des Ryks aanSAUL, voor de oogen des volks , ten tyde van den tarwen-oogft, een plotfeling onweder en regen, op zyn gebed tot den Ileere te verwekken , (*) Het Kaf is 't wintervoet- voor het vee; want in het Qojlen wordt geen hooy gewonnen.  ?8 BESCHRYVINGE des keri} kunnen beoordeelen, en 't als een groot en werklyk Wonder leercn fchattcn. De Daauw is in het Ooft en wel zeer fterk, en komt, deswegen , in den Bybel zeer djkwyls voor; maar wordt weldra door de zon opgetrokken. Voor 't overige blyft de lugt, over dagen 's nachts, volkomen helder, en 'er ontftaat geen vogtige mift in. In den tyd van 9 jaaren wierdt dergelyk een te Smyrna eens bemerkt, maar voor eene byzondere zeldfaamhcid gehouden. Des omtrent Junius al het gras op de vlakte.verdort, en de bladen alleen op de boomen, de tuinen en ftreeken , welke bewaterd kunnen worden, alsmede de kruiden en ftruiken op de bergen blyven groen. De hette in Junhtss jidius en Anguftus, (wanneer men, om den dorft te leflehen, en de dranken te verkoelen, veel fneeuw en ys gebruikt, die 's winters op de bergen verzameld, en in yskelders bewaard wordt,) is in de daad buitengemeen. Daardoor wordt een foort van dampen en uitwaasfemingen veroorzaakt, welke de lugt onverdraaglyk zwoel maaken, en de zon verduifteren , alhoewel 'er geene vogtigheid mede gepaard gaat. Het aardryk fcheurt fterk van malkander ; de rotfen op de bergen worden heet, en een wind, die 'er over heen waait, wordt als brandend. Niemand , het ge- meene volk uitgezonderd , iaat zig , in zulk een  TURKSCHEN RYKS enz. 79 een jaargetyde, van 's morgens om acht, töt 's middags om 4 uuren , onder den blooten Hemel zien. Met de hette der zon is hier niet te fpotten. Wanneer men anders al naakt ging, zo moet het hoofd nogtans wél zyn gedekt, om niet door het ftéeken der zon, als door eene beroerte, plotfeling een einde van het Leeven te maaken. . De Htrfft is een zeer aangenaame , en ongemeen gemaatigde tijd, ftrekkend zig uit tot by nieuw jaar. Alsdan beginnen ook de donderbuyen op te komen , waarvan men in den Zomer byna in het geheel niet weet. Van een toereikenden regen in den herfft en in April hangt bykans de vrugtbaarheid van het geheele jaar af. De eerfte is waarfchynlyk de vroege, en de laatfte de fpade regen, waarvan, in de gewyde Schriften , als een byzonderen Zegen , maar ook, zoo hy niet kwam, als een byzonderen vloek gewag gemaakt wordt. Zelden is men zonder winden , en zyn die 'er in het geheel niet, dan is men in gevaar van aardbeevingen. Geduurende den ganfehen zomer begint de Imbat , of Zeewind , zomtyds reeds vóór , of voort na den opgang der zon te waajen, en blaaft, redelyk fterk, tot middernagt toe, dikwyls ook wel byna den ganfehen nacht door, waar door het land by uitftek wordt verfrifcht. —— Om dat de Levant nader by den Me-  ■8o BESCHRYVINGE de3 Meridiaan ligt, dan Duitfchland ; zo zyn, daaf $ in den zomer de dagen eenige üuren korter.^ maar in den winter zo Veel langer. En hieruit {traalt eene byzondere wysheid des Scheppers, raakend de fchikking van het waereldge.ftel, door; want hadden de landen, onderden meridiaan , of naby denzelven liggende , het voordeel van de korte dagen niet; dan zouden ze, om de hette, moeten vergaan. ——Te Smyrna ïs geen noorderlicht, en dus vcrmoedcljk nog minder in de meer zuidelyke landftreeken. De Vernaaien daarömtrent zyn voor de bewooners .der Levant zo onbegrypelyk , als het ys voor een ooftindifeh Vorft. Het aardryk is, de klippigc bergen en de ei.genlyke woeftynen uitgezonderd, vrugtbaar, brengende meeftal, zonder groote bewerking en kaften , de behoeftig- cn gcrieflykheden des menfehlyken Leevens voort. Boven veele andere landen heeft Turkye eenen voorrang, Wat betreft mcdicinaale kruiden. Ten opzigte Van veld- en tuinvrugten kan men Verfcheide dingen opmerken. Onder het koren wordt de tarwe cn garft voornaamlyk gebouwd; havzr weinig , rogge cn wikken in het geheel niet. De garft is, in de warme landftreeken, fmaakelyk.T, dan in de koude; en, om dat men in de Levant, dageiyks, verfch garftenbrood bakt, (hoewel het dc bakkers, dtrare Tyden . ' ■ uit-  TURKSCHEN RYKS enz. 8i uitgezonderd, niet openlyk mogen verkoo* pen,) zo is het aangenaam, en komt deswegen , menigmaal, in den Bybel, als een goed brood voor. De garft is, daar , ook het gewoone voeder voor de paarden. De Turkfche tarwe wordt in alle Provinciën niet gezaaid. Van een foort Manna , 't welk in Arabie zou vallen, en men in plaats van brood kon eeten, als by de Israëlieten, weeten de Karavaanen niets, en niemand reift aldaar in hoope, van het te vinden, zonder den noodigen leeftogt mee té neemen. De Linzen in Egypten zyn de befte, en de Erweten flegts eene tuinvrugt. Lufthoven met bloemperken, ruime wandeldreeven, en andere geregelde fchikfcingcn vinden by de Turken geene liefhebbers. Boomen, die fchaduw geeven, toereikend bron- of welwater, (welk laatfte in de meefte Provinciea fchoon, en in menigte wordt gevonden,) op zyn hoogft eene goede legging, maaken by hen dm grootften fieraad uit. De Oofierfchen zyn ongemeen zorgvuldig, dat niets van het van hooge bergen na beneden loopende water verloorcn gaat, en zy verftaan de kunft, om het te verdeden , en na hunne tuinen of velden kunftig te leiden. De bronnen zyn , zelden , aan kleine plaatzen in derzelver omtrek, maar op eenigen afftand daarvan daan , waarfchynlyk om het water des te zuiverer te hebben, 1. Deel. F «»  82 BESCHRYVINGE des en om dat de meefte plaatzen tegen de heuvels aan gebouwd zyn. Men draagt thans nog de groote, met oorcn voorziene kruiken op de fchouders, zo als in vroeger dagen. (Genef. XXIV 15.) Niet flegts gemecne, maar ook vrouwen van eenen deftigen rang haaien 'er water in, vooral aan kleine en min bevolkte plaatzen. De Machinen, om het water uit laage bronnen, niet diep zynde, te trekken, zyn by de Oofterfchen zeer eenvouwdig. Een grooter of kleiner rad , rondom met waterfcheppers voorzien, het welk tot in het water komt, wordt, door middel van eene omhoog ftaande fchyf, waarin de tanden van het rad vatten, omgedraaid. Boven uit dezelve gaat een evenredige fterke ftcng , eenigzins krom, over het rad heen, waaraan een ezel of paard vaft is gemaakt y welke door zyn trekken het werktuig in beweeging brengt. Het water loopt alsdan in hooge gemetzelde bakken; (Havufe,) in groote tuinen is, tot dat einde, gemeenlyk, een huis, in de gedaante van een toren gebouwd, (Efaj. V 2.) en wordt , naar goedvinden , door buizen, of flegts door de fterke ftorting uit de Havufe, na de behoorlyke plaatzcn geleid. — Voor 't overige groeit alles, natuurlyk, door malkander. Zy hebben dc meefte, by ons bekende aardvrugten, als falade 3 witte en bloem-kool, gee-  TURKSCHEN RYKS enz. 83 geele en witte wortelen, radys enz. hoewel die wateriger, dan by ons, pleegen te zyn, maar kruikooi hebben zy in het geheel niet; daarentegen hebben zy Melifanen, eene vrugt van donkerblaauwe kleur,, welke byna in dc gedaante, van groote Komkommers aan taamlyk hooge flaaken groejen, en de.Meloenen. Deze zyn van verfcheide foor ten, waar onder de water- en Kojiings-meloenen de befte zyn. De eerfte zyn een byzonder Wonder des grooten: Scheppers, welke daar door heeft willen bewyzen, hoe Hy water uit de rotfen kon voortbrengen. Zy groejen in de fchraalfte aarde, verbergende in een dikke groene fchel een foort van roodagtige fpofigieufe ftof, die vol is van een heel ongemeen welfmaakend vogt. Men kan zig niet wel verbeelden, wat dit voor de menfehen in de warme landftreeken, aldaar , voor eene laavenis zy. De Uyen en Komkommers rondom Smyrna zyn zo zoet en aangenaam, dat men ze, by alle gelegenheden, als lekkerbeeten raauw eet, en 'er foupen van kookt, alhoewel ze nog niet by die van Egypten komen, en men zig daarom over de klagten der Israëlieten, van ze te moeten derven, niet mag verwonderen. De befte ryft groeit in Egypten, maar wordt, vóór dat hy wordt vervoerd, met warm water begooten, om hem, buiten 'slands, voor het zaajen onF a. bruik-  84 BESCHRYVINGE des bruikbaar tc maaken. De zo genoemde Turkfche , of eigenlyk Arabifche Koffi komt uit Temen, een Ryk van het gelukkig Arabic, cn wordt van Mokka, eene haven van dat land, over de roode zee na Suez met fchcpcn vervoerd, van daar na Groot Kairo op Kameelen gedraagen , .en vervolgens over den Nyl na Alexandrie, en andere Middelandfche Zeefteden van Egypten gebragt. Ditzelfde land levert mede het befte Vlas. De Boomwol wordt, in de meefte Provinciën, als in Natolie, Syrië en Griekenland gebouwd; doch die rondom Smyrpa is ééne der befte. Zy groeit daar niet op boomen, maar op eene plant, wier zaad tegen April gezaaid wordt, welke de hoogte eener Elle bereikt; bladen, als die der kleine Maluwe , maar bykans van eene donkerblaauwe kleur heeft,. even. als de bloefem .insgelyks zo uitziet, en hierop nooten ter grootte van mispelen draagt , welke in de langte als in drie affcheidingen vcrëenigd zyn, welke, wanneer ze volkomen ryp zyn, fplyten, en waaruit de boomwol wordt geplukt. Onder de boomvrugten zyn de kerfen en nooten de onze gelyk. Van Appelen en Peeren zyn 'er noch zo veele foorten, noch zo goed niet, als by ons. Doch onze Bergamotten kunnen by die van Angora in verre na niet haaien. De Perfiken overtreffen wel de onze in fmaak;  TURKSCHEN RYKS enz. 85 fmaak; doch men laat ze daar, zelden, regt ryP worden, maar plakt ze, dikwyls,' vóór den tyd af. De blaauwe Pruimen vind men 'er byna in het geheel niet. Daarentegen hebben hunne Amandel-, Granaatappel-, Vygen- en Olyf-boomen hunne voorrangen. De Piftacieboom hoort, eigenlyk, in Syrië t'huis, even als dc Palmboom met zyne dadelen in Egypten. Dc laatfte wordt by de grootfte bette niet dor, en tiert beter in een zandigen, dan in een vogtcn grond. Dc olyfboomen laaten wel, in den winter, hunne bladen vallen, maar 'er komen weer andere voort, zo dat ze geftadig groen zyn. (P/alm XC1I 13.) Veele Provinciën hebben bolfchen van Eiken- cn Pynbmnen. (*) Anders vind men allerwegen Cypresboomen, die by de huizen, Moskeen, en op de begraafplaatzen worden geplant. De Wynftok wordt veel geplant, en de druiven zyn uitfteekend, en van verfcheide foortcn. In Junius en Julius heeft men kleine blaauwe, voorts witte, alsdan groote blaauwe en witte, en eindelyk bruinroode. Zy duuren menigmaal tot in Januarius en Februarius van 't volgende jaar. De Turken zelve mogen 'er wel geen' wyn uit per- fen, (*) Het brandhout wordt, aan veele plaatzen der Levant, by voorbeeld te Smjrna en Jerufalem,naar het gewist gekogt en betaald. ? 3  $6 BESCHRYVINGE des fen, als het welke den Chriftenen en Jooden alleen, doch niet aan alle plaatzen, vryftaat; maar zy droogen, by den langen zomer, de wyndruiven , welke by ons de krenten zyn. Daaruit bereiden ook de Turken fterke dranken van brandewynen, waarin ze zig, by gebrek van wyn, dronken zuipen. De wynftokken voor de druiven, welke gedroogd zullen worden, laat men niet hooger, dan een halven voet,maar de andere tegen deboomen op groejen. De gemeene wyn is daar zo goedkoop , als by ons de gemeenfte bieren. De wyn van het eiland Scopoli is de befte, om hem, met water gemengd, te drinken; voor 't overige is de muskadellewyn van Tenedos, Smyrnaen Samos, mitsgaders die van't eiland Cyprus heerlyk. En het aloud gebruik, van vloeibaare zaaken in Iedere zakken te bewaaren en te vervoeren, houdt thans nog ftand; zo als inzonderheid de oly, bykans altoos, in dezelve, van de ééne na de andereplaats wordt vervoerd. Onder het tam gevogelte zyn 'er meelt duiven , gemeene Hoenders en Kalkoenen. Ganzen en Eenden vind men minder, en deze fmaaken ook zo goed niet, als by ons. Aan menigerlei wild gevogelte ontbreekt het niet, by voorbeeld, aan Patryzen, wilde Eenden en Ganzen, en Frankolinen, of een foort van kleine  TURKSCHEN RYKS enz. 87 Faifanten. De Tortelduif is overal, en tegen den Herfft de Bekkafige, een kleine Trekvogel , welke daar het gebrek van Leeuwerken vergoedt. De Kwartels zyn in Griekenland, en vooral op de eilanden van den Archipel, in ccne ongcuiecne menigte, dewelke gevangen in azyn worden gelegd, cn zeer wél fmaaken. De Ojevaars zyn daar, ineen zeker opzigt, heilige vogels, en de Zwaluwen genieten eene met de Ojevaars bykans gelyke agting. Niemand verftout zig , dezelve te fchicten, cn hunne nesten op cn aan de huizen en hoffteden worden voor een gelukkig teken gehouden. By Conflantinopel vind men een foort Duikers of Zeeramen. Zy vliegen, in alk faifoenen, op het Kanaal. Dit gefchiedt, geftadig, op de oppervlakte des waters. Om dat men dezen vogel zelden ziet uitruilen; zo hebben hem de uitlanders, wegens zyn aanhoudend vliegen,den naam van verdoemde Ziel, maar de Turken dien van Jel-Kowan of IVindjaager gegeeven. Hy zwemt heel goed, en duikt ook onder. Hy leeft meer van de infeólen, die over het water vliegen, dan van viffchen. Overdag vliegt hy, fteeds, van den mond der zwarte zee tot de Prinfen-eilanden toe, volgende , by het heen en weder vliegen, de Ebbe en Vloed derzelve. Schaapen met en zonder horens, en de Geiten maaken het grootfte getal onder het F 4 tam-  U BESCHRYVINGE des tamme vee uit. De ftaarten der cerftcn zyn ongemeen zwaar en vet. Het vleefch van beide, (want het laatfte is, daar, niet zo onfmaakelyk, als wel in Duitfchland en elders,) wordt van de Turken meeft gegeeten. By Angora vind men dat foort van Geiten, waarvan de hairen komen, wélke men by ons Kamech-hair noemd. Dit hair is fyn en glanzig, hangende byna tot den grond toe. Het wordt niet afgefchooren, maar afgekamd, en wykt,wat de fraayheid betreft, niet veel voorde zeide. De Geiten zelve zyn van een redelyk tammen aart, en flegts middelmatig groot. Zy worden, dikwyls, in de oaarby vlietende kleine rivier gewaflehen, en op den daar zynde droogen grond geweid. Worden ze van daar na eene andere landftreek gebragt; dan veraarten zy, binnen weinig tyds, ten eenemaal. Rundvee vind men meeft aan plaatzen, waar Christenen en Joodcn woonen ; want dc Turken gebruiken het rundvleefeh zo gaarne niet. Ver. hens zyn nog zeldfaamer, dewyl noch de Joo-den, noch de Turken het vleefch daarvan eeten. Aan Haazen, Rheebokken en wilde Verrem is ook geen gebrek; maar Herten zyn daar onbekend. De Turkfche paarden zyn goed, om 'er op te ryden, maar niet tot werken, en evenaaren, by aanhoudende en fpoedige reizen» die van Arahie niet. Zy worden ongemeen  TURKSCHEN RYKS enz. 89' meen teder gekweekt. In de warmfte zomerdagen wordt hen, zelfs in de ftallen, die buiten dat, wegens de hette, zo warm als een badftoof zyn geworden, evenwel een dikke wolle deken opgelegd , die met verfcheide riemen om den buik wordt vaft gemaakt,ten einde 't lyf tog boven zo wel, als onder gedekt wcrde. By winterdag worden 'er wel 2 of 3 opgelegd; maar daar door worden ook die paarden zo teer , dat, wanneer men 'er flegts één uur op heeft gereeden, zy een poos, langzaam, rond geleid moeten worden, voor dat men ze in den ftal kan brengen, om dat zy anders, wegens eene verkoudheid, onbruikbaar mogten worden. En dit is dc rede, wanneer ze naar Chriften-landen gebragt, en niet zo teer behandeld en bezorgd worden, dat ze niet lang deugen, maar weldra bederven. Anders worden ze door de Turken, menigmaal, zo tam gemaakt, dat ze den ryder volgen , op zyn wenk en Item by hem komen, of wel, zonder vaft gebonden te zyn, ftil ftaan. Zy zien 'er voor het oog fraay uit, en laaten zig ligt afregten, om het vuur door te ftaan, en ze tot allerleie oefeningen te gewennen. Van de edele Arabifche Paarden, (want 'er zyn ook gemeene,) wil men federt een paar duizend jaaren de afkomft weeten. Men is ook, raakend hun onverbafterd foort, redclyk zeker, F 5 om  9ó BESCHRYVINGE des om dat de merrien, fteeds, in het byzyn van getuigen , worden gedekt. Niettegenftaande de Arabiers, by het doen van eeden, juift niet gemocdelyk zyn; zy zyn het egter, in den hoogften graad, by het dekken der paarden. Men verzekerd, zelfs, dat 'er geregelde , gerechtlyke getuigeniffen en geflacht-regifters van worden gehouden. De Turken ryden doorgaans op Hengften , en niet op Ruinen, en zyn goede Paardentemmers. De Buffels trekken den ploeg. Die zyn hooger, dan onze grootfte Offcn, en veel dikker en lyviger, zo, dat ze taamelyk na monfterdieren gelyken. Zy beweegen zig niet anders, dan door eenen zeer langzaamen tred; zyn doorgaans afchgraauw of zwartagtig, en hebben, naar proportie, zeer kleine oogen. Zy trekken mede de Arraba, of zwaare rolwagens met i raderen , welke men ter inzamelinge van het koren, het kaf, en andere huizelyke noodwendigheden gebruikt. Ter vervoeringe van eigenlyke laften en koopmansgoederen dienen de Ezels, Muilen en Kameelen. In klein Afie zyn flegts die Kameelen, welke éénen bult hebben. 'Er zyn verfcheide foorten van. De groote, van de Perfifche grenzen, pleegd men Turkmanfche, naar de Provincie Turkman, ter onderfcheidinge van dc andere te noemen,en zyn zeer fterk. Rondom Conflantinopel, en op de  TURKSCHEN RYKS enz. 91 de Afiatifche kullen van den Archipel zyn de kleinfte. Zy gaan zeer langzaam, en, niettegenftaande zy wyde fchreden doen, zy moeten egter voor een' weg van 10 uurcn -den tyd van 15 uuren hebben. Maar komen ze aan het loopen; dan is dit verbaazend. Onder alle dieren zyn zy het,' die minft uitrusten; en geen laftbeeft is zo ligt, en met zo weinig koften te onderhouden. Zy kunnen veele dagen honger en dorft lyden. Zy leeven van de bladen der heefters. Op reis zynde fteekt men hen een' prop van gemcenen deeg in den muil , waarop ze wel een' dag kaauwen, cn 'er hunnen honger mede ftillen. De groote hebben ongemeen lang en ruig hair aan den kop, den hals, en aan de gewrigten der pooten. Hun brommen is ten uiterften onaangenaam-, en dikwerf yslyk. Hunne kleur trekt naar het geelc en donkerbruine. Men kan ze niet ten eenemaal tam maaken. Ze zyn niet te betrouwen, flaande, dikwyls, met hunnen langen hals naar iemands hoofd cn armen; alhoewel hunne dryvers taamlyk daartegen zyn beveiligd. By het belaaden moeten ze knielen , en 'tot den grond toe ncderhuiken. Iets byzonders is het, dat ze, zelfs geflagen wordende, niet opryzen, byaldicn de laft grooter is, dan de natuur en fterkte der Kameelen medebrengt. Het één wordt aan des anderen za«  92 BESCHRYVINGE des zadel, door middel van een lang en fterk touw", vaft gemaakt. De kleine draagen niet wel boven zes honderd, en de groote boven duizend ponden. By het reizen zyn ze niet voort te krygen, zoo niet een menfch of dier, als een paard, muil of ezel vooruitgaat. Fluit de dryver voor de eerfte maal, en trekt hy aan het om den kop vaft gemaakte halfter; dan vallen ze op de knien: wordt zulks nogmaals herhaald ; dan vallen ze volkomen op den grond: gcfchiedt dit ten derden maale; dan ftaan ze op. Om ze bytyds daartoe te wennen, zo buigd men hunne pooten, wanneer ze ter waereld komen, onder het lyf, cn laat hen eenige dagen in deze houding. ■ Van wilde dieren is 'er een foort groote cn gulzige Voffen, welke men Schakals noemt, die 'snachts ,dikwyls, by veele honderden, onder een gehuil als dat van honden en katten,op roof uitgaan, en zig, deswegen, na de dorpen begeeven; waar door men de gemaklykheid, om 'er een goed getal van te vangen, in de Hiftorie van Simfon kan ophelderen. (Rechter XV 4.) Ook heeft men daar Hyaenen, grooter, dan de Schakals , zynde een middenflag tiuTchen Volfen en Wolven. Beide delven, menigwerf, met hunne pooten, de bcgraaven menfehen-lyken op, en verflinden ze; verfcheuren zelfs de zwakkere dieren; en, daar anders de Schakals voor de  TURKSCHEN RYKS enz. 95 de menfchen bevreesd zyn, zo vallen de Hyaeseo ze zelfs wel aan. Zc zyn wel niet zo hoog als de wolven; maar hunne hairen zyn ruiger, en met groote zwarte plekken getekend. De Ouden meenden, dat de ruggraad der Hyaenen, even als die der Krokodillen was, cn geene gewrigten hadt; maar Rujfel, die gelegenheid hadt, om 'er één te ontlecden, vondt 'er geregelde gewrigten aan, als by de honden. Het vel der Schakals gebruiken, daar, de gemeene lieden, even als by ons de Voornaamen de pelfcn .van andere vremde dieren. — Zelden worden, daar, de groote bergen uitgezonderd, Tygers, en nog zeldfaamer Leeuwen. gevonden. Aan groote en kleine HagediJJen van menigerleie foorten ontbreekt het niet. Daartoe, behoort de Kameleon, welke zig flegts, door eenen hoogeren rug en langere pooten, daarvan onderfcheid. Hy kan den kop niet afzonderlyk zonder het ganfche lighaam beweegen. De Infeclen vangt hy met zyne kleeverige tong. Deze fteekt hy naar dezelve , wanneer ze vliegen, taamlyk lang, maar zo fchielyk uit, dat men het zelden kan zien. 'T merkwaardigfte aan dit dier is de verandering der kleur , welke naar gelangc van de verfcheidenhcid der voorwerpen wordt gezien. Alhoewel hy de donkere kleuren ligtft aanneemt, en  94 ÊESCHRYVINGE des en dus bruinagtig, groen en zwartagtig uitziet; zo zyn egtcr deze kleuren, gemeenlyk, met witte en roode vlakken gemengd. Wanneer hy in de vryheid is; dan zyn de aangenomen kleuren leevendiger, dan wanneer hy opgeflooten is. In den flaap worden ze niet veranderd ,. en dood zynde worden ze vaal. Zy hebben ongemeen vuurige oogen. — Sccrpioenen vind men aan veele plaatzen, en Slangen van verfcheide, doch geene buitcngemecne foorten. Schildpadden loopen: allerwegen , op de bergen, vry in een groote menigte, om dat de Grieken en Turken ze voor onrein houden; maar ze zyn niet groot, en men zal niet ligt eene vinden, wier' fchild in den om- trelv-meer, dan ééne El bedroeg. De by ons gewoone Infecten zyn daar mede, en worden, in zekere faifoenen, zeer laffcig. Weshalven men onder een muggenet moet flaapcn. Dit is een naar het bed gefchikt dekfel van zeer dun lynwaat, boomwol of zyde, het welk als een Sak het bed bedekt, dat men, ten einde de muggen 'er overdag niet in vliegen, aan het hoofden-end, wanneer het op twee Hangen hangt, zamentrekt, maar anders oprolt, en zamenknoopt. De Weegluizcn zyn, in de meefte huizen, een groote plaag. De Wateren hebben , over het algemeen , een* overvloed van moffelen en yiffchen, waarby de zee-  TURKSCHEN RYKS enz. 95 zeevififchen boven die uit de rivieren, om den finaak cn de gezondheid, den voorrang hebben. De meefte zyn van de by ons bekende foorten, als Aaien, Baarfen, enz. Maar anders is 'er ook een menigte, die in de noordelyker Zeën niet gevangen worden. Doch de Zee-lier (rougef) van de befte foort, en andere foorten zyn, inmiddels, ook aan de oevers der Middclandfche Zee niet onbekend. De Zwaardvifch wordt by Conflantinopel gevangen , hebbende zyn' naam daarvan , om dat het neusbeen, naar gelange der grootte, twee of meer voeten , in de gedaante van een zwaard, uitftcekt. By Alexandrie zyn de Zee-effchen, waarvan men de in lange en ronde ftukken gedroogde kuit krygt, welke men Butarako noemd. Behalven de groote Zeekreeften, zyn 'er nog a foorten van. Die by de Grieken ?** (Stakos) genoemd wordt, is grooter, ja wel by de anderhalf voet lang, met fpitfe fteekels of fchaaren voorzien, en fmaakt ook beter. De kleinere is een middenflag, cn draagt den naam van Langufte. Van Krabben vind men niets flegts dc grootere, maar ook de kleinere, of zo genoemde Taskrabbe. Oeflers worden by Smyrna, Mytüene, en in 't Kanaal, maar de grootfte en fmaakelykfte by de Prin- fen-eilanden gevifcht. . Onder de Zeedieren vind men in den Archipel en het Kanaal van Con-  96 BESCHRYVINGE des Conflantinopel., inzonderheid de Dolphyn. Daar» van ziet men, vooral by ftil Weer, geheel© fchaaren, welke daarheen trekken, waar de wind en ftorm van daan zullen komen. By zulke togten plcegcn zy, met een groot geweld, in de hoogte te fpringen, en boogswyze zig weder in het water te ftorten. Zy komen digt by de fchepen, verluftigende niet flegts de zeelieden, maar onderregtende hen ook als van den opkomenden wind. Hoe wonderbaar is niet de Schepper in zyne werken ! Wegens de groote hette zyn de meefte ziekten van een korten duur , en veele onzer langduurige ziekten vind men in klein Afie bykans in het geheel niet. Hiertoe brenge ik, by voorbeeld, de Waterzugt, het Podagra, de Teering , enz. De vrouwen worden daar ligter verloft, dan in de Noordelykc Landen, en ook eerder weer herfteld. De Pokken regten, hier en daar, onder volwaflênen zo wel, als jonge lieden, in zekere jaaren , eene yslyfce flagting aan. Hoewel het inenten derzclve in klein Tartarie, als mede op menige eilanden van den Archipel gebruiklyk is; 't vondt egter, tot myn' tyd toe, nog geene plaats op het vatte land, De Mazelen zyn zo algemeen, en ook zo fchadclyk niet, als by ons. De Koortfen zyn een gemeen Kwaad, en de heete, vooral die ijl den Hcrfft heerfchen , maa- ken  TURKSCHEN RYKS enz. 97 ken Weldra een einde van des menfehen Lee» ven. Aan beroerten fterven ook veel en. De roode loop is 's zomers, Vooriil by het eeten van onrype vrugten, zeer gemeen. Van de Hp. fochondrie worden zeer veelen geplaagd, welke door het veel zitten der menfehen, inzonderheid by de heete faifoenen, waarfchynlyk. wordt veroorzaakt. De vrouwen zyn voor de hyfarifche toevallen (opftygingen) zeer bloot gefield, welke by haar, dikwyls, tot uitzinnigheid (Mania) overflaan. De fterke hette der zon, en het menigvuldig, door den wind opgeheven fyneflof maakt ook veel blinde menfehen , waarvan 'er in eene eenige ftad van d3 Levant, menigmaal, meer zyn, dan by ons in geheele Provinciën. Zeldfaamer, doch niet heel vremd, is de Melaatsheid, waarmee de menfehen op de Syrifihe kuiten, het eiland Kandia, en elders worden aangeftoken, en web ke zig, door den langduurigen ommegang en het aanraaken, aan anderen mededeelt, waar by het vleefch allengs verteert, zo, dat niets, dan vel cn beenders, over bly ven, maar waardoor ook zelfs de huid, by eenen viezen uitflags weggevreeten wordt. De menfehen kun* ncn 'er wel 10 jaaren en meer aan lyden, eft menigmaal daarby nog werken, en gaan eft ftaan. De Melaatfcn leeven, te Smyrna en elders, met andere menfehen zamen, öf hou*. I. Deel. G 4«H  98 BESCHRYVINGE des1 den zig, wanneer de Kwaal heel erg worde, aan de wegen op, om te kunnen beedelen. Waar 'er veclen zyn; daar pleegen ze zig by malkander, en van andere menfehen afgezonderd, doch teffens aan plaatzen te houden, waar ze gevoeglyk kunnen beedelen. Het grootfte Kwaad van allen is de Peft. Deze maakt de volkrykfte lieden tot woeftynen, en de landftreeken tot woefte plaatzen. By myn negenjaarig verblyf te Smyma heb ik, in de jaaren 1759, 1760, 1762 en 1765, algemeene pefttyden beleeft, de minder algemeene niet mede gerekend. Meeftal waren 'er, by het einde derzelven, 15 tot 20 duizend in» wooners minder, dan voorheen. In de maanden , Mey , Junius en Julhis, woedt dit Kwaad heftigft, en dagelyks plagten, alsdan, tuffchen de 60, tot 300 dooden toe, te worden begraaven. Te Conflantinopel fpreekt men eerft. van de Peft, wanneer 't getal der menfehen, aan dezelve geftorven, bydc 4 of 5 honderd bedraagt, en, wanneer 'er meer, dan iooa menfehen, dagelyks, worden weggerukt, dan wordt het eene groote Peft genoemd. Wat betreft den aanval der Peft; men wordt, by enkele menfehen, wegens de anders verfctrillende omftandigheden en toevallen haarer uitberfting, dikwyls in de war gebragt, en, vooral in het begin, zyn de kenmerken meeften- deels  TURKSCHEN RYKS enz. 39 deels onzeker, en naar het uiterlyke, menigmaal, min gewigtig, en niet gevaarlyk. Anders wordt hy, die 'er van aangcftoken wordt, een zonderlinge hoofdpyn gewaar. De ruggraad doet hem zeer, en het ganfche lighaam verlieft als alle kragten. Hierop volgt een fterke Koorts , welke de menfehen in raazerny doet vallen, en waarin hy ook, by eene zeer kwaadaardige peft fterft. Het byzondere dezer ziekte is de werking op de ziel des Ly ders; want op het oogenblik wordt hy moedeen troofteloos. Naa den dood berft alsdan de peftbuil uit. Maar is de peft zo heftig niet; dan gefchiedt zulks vóór den dood. Alles gaat zeer fchielyk hierby toe. By eenigen is ziekte en dood bykans in een oogenblik, by anderen in eenige uuren, op zyn hoogft in 3 dagen. De builen breeken, meeftendeels, aan dezagtc deelcn des lighaams uit; nu eens is 'er maar ééne, dan wêer zyn 'er meerdere. Daar zyn heel kennelyk twee foorten van. By de kwaad* aartige is geene geneezing te hoopen; by de zagtaartigc is de Lyder nog wel 40 dagen in doodsgevaar. De goede foort van builen wordt, wanneer ze behoorlyk ryp geworden is, geopend, waaruit alsdan een Hinkende Materie vloeit. In die 40 dagen moet een ftrenge Diëet worden gehouden, en byaldien de Lyder alsdan iets van vleefch, vilfchen, boter, G 2 ©iy»  10O BESCHRYVINGE des oly, eyeren enz. mogt nuttigen; dan beril eene andere peftbuil uit, waaraan hy, zonder hulp, een kind des doods is. Ryft, kruiden , gerftcndrank enz. zyn deszelfs eenig voedzel, — Men heeft opgemerkt, dat melaatzen, en menfehen, met vuile uitdagen behebt, voor dit Kwaad taamlyk veilig zyn. — Zo lang als de Peft regt woedt, houden gemeenlyk alle andere ziekten op, of veraarten in dezelve. Maar, wanneer zy, en vooral de Pokken, beginnen, en zig verbreiden; dan ziet men dit als een voorteken der ten einde loopende pelt aan. Wie de peft eens heeft gehad; is 'er, daarom, op een anderen tyd, niet vry van. Daar zyn voorbeelden, dat menfehen, die ze twaalf en meerder maaien hadden gehad, 'er eindelyk nogtans aan zyn geftorven. Ja hy,die ze eens heeft gehad, is, in een zeker opzigt, voordezelve vatbaarer,dan- een ander. Zulk een kan zelfs, dikwyls, vooruit weeten, wanneer eene Peft zal ontftaan; want hy heeft aan de gehad hebbende peftbuil eene fcherpe, fteekende, en met onruft gepaard gaande aandoening. Maar heeft iemand by de gewoone peftbuil ook eene andere gehad, die men Karbonkel noemd, en is hy van beide geneezen; dan gebeurt het zelden , dat zodanig een de Peft wêer krygt. Zulke menfehen pleegcnook, daarvoor niet meer te vreezen , of zig in agt te neemen. Ge-  TURKSCHEN RYKS enz. m Geneesmiddelen tegen dit Kwaad hebben geene plaats. Voort irt 't begin pleegd men, eenen met de Pelt helmetten een fterk zwcetuitdryvend middel te geeven, om het ryp worden en doorgaan der puiftbuil tc bevorderen. Is deze nu van een goed foort; dan is de opening derzelve, cn een goede Diëet dc weg, om weer herfteld te worden. By het gevoelen van 't Gemeen, welk het drinken van zyn eigen water als een middel voor de Peft aanmerkt, denken dc verftandigen zekerlyk anders. Het is natuurlyk , dat een reeds zo zeer bedorven vogt het Kwaad nog moet vermeerderen. Weshalven de regtfehapen Artfcn dit ook afkeuren, cn het, met recht, voor een ongegrenden waan van het vuile Gemeen houden. Anders worden knoflook, gebrande wateren , wyn, azyn, en fterk wicrooken voor goede behoedmiddelen gehouden. Dronkaarts ten minften worden niet ligt weggerukt. De Peft deelt zig van de ééne plaats, zeer fchiclyk, aan de overige landen des TurkfchenRyks mede; want men weet, daar, van geene affluiting der befmette plaatzen. Voor 't overige is dit Kwaad als een vuur. Niettegenftaande het ganfeh niet, zo veel men merken kan, door de lugt voortgezet wordt, want die blyft in Turkye zo gezond, als voorheen; zo is beter de reuk of het aanraaken van befmetG 3 te  loa BESCHRYVINGE des te perzoonen en zaaken voort gevaarlyk, daar hy, voor 't tegendeel, welke zig daarvoor wagt, onaangetaft blyft. En, om dat de mededeeling zo ongemerkt gefchiedt, zo hadt David gelyk, wanneer hy zegt, (Pfalm XCI. 6.) dat de peftilentie in de donkerheid wandelt. Door alles fteekt de Peft aan, brood, hout en vloeibaare zaaken uitgezonderd. Het begin, voortgaan en einde van dit Kwaad is onzeker. Dikwerf begint het in den Herffl, maar meeftalin den winter; neemt in de Lente toe, en houdt omtrent by de groote hette in Julius op. Tegen St. Jan is meeftendeels het einde, ten minficn de vermindering der Peft, vooral in Egypten. Daarop maaken niet alleen de Levantfche Chriftenen, maar ook de Muhammedaanèn Raat. — De ondervinding leert, dat de Peft, uit de Zuidelyke en Oostelyke Provinciën des Turkfchen Ryks voor de Noordelyke gevaarlyker is, dan wanneer ze zig uit deze aan geene mededeelt. Uit dien hoofde is de Egyptifche en Syrifche voor den Archipel, voor NatoHe en Rumelie geduchter, dan die van Conflantinopel cn Smyrna in Egypten en Syrië; ja de Smyrnfche te Conflantinopel gevaarlyker, dan die van Conflantinopel te Smyrna. De Egyptifche Peft pleegt uit Ethiopien te komen, en is voor Egypten geducht. — De invloed der aardbeevinge op de Peft, om  TURKSCHEN RYKS enz. 103 pm van deze of een einde te maaken, of wel ze te vermeerderen, fchynt, by naauwkeunger waarneemingen, meer een lands-vooroordeel , dan iets wczenlyks te zyn. —- Vreeslykft is ze, wanneer ook de dieren, by voorbeeld, honden, katten, enz. aan pcftbuilen fterven, even als eertyds in Egypten. Exod. IX. 3. _ De Grieken, alsmede dc bewooners der Levant Rellen zig,by hun waangeloof, de Peft als een vervaarlyk gedrogt voor, het welk, naar het zeggen van eenigen, juift op den middag, maar volgens anderen'snagts te voorenkomt, en zigtbaar wordt. Veelen willen zelfs beweeren, dat ze de huizen, waar ze eene flagting maaken wil, met een onuitwifchbaar merk tekene. Vraagd men na de oorzaaken, waarom dit Kwaad, de Peft, zo dikwerf, in Turkye woe* dc ? dan kan men onder andere ook de volgende opgeeven. Uit de verrotting wordt zy zekerlyk geteeld. Ongezonde fpyzen; morfigheid, wel niet in de vertrekken,maar nogtans op de pleinen en ftraaten ; overmaatige vrees, die men 't begin der Peft kan noemen; fchnk, en eene plotfelyke werkeloosheid des lighaams, waar door de uitwaafteming wordt belet; dit alles onderwerpt de menfehen wel, geftadig, meer en meer aan de Peft. Doch de voornaamfte rede is deze, dat de verbreiding nimmer wordt G4 Se'  *°4 BESCHRYVINGE des geklit. De befmette huizen, plaatzenen landichappen worden nooit afgeflooten; noch de befmetting onderhevige dingen, als kleederen, bedden, enz. nimmer verbrand, onder de aarde bedolven, of behoorlyk gezuiverd, maar openlyk verkogt, of, byaldien het erfgoederen zyn, zelfs wel in kiften en kaften weggeiiooten, en eenige maanden of jaaren daarna weer voor den dag gehaald: en zo breekt de elt weer van nieuw uit. Dit redeloos gedrag luit op t gevoelen der Muhammedaanen nopens een volftrekt noodlot, zo dat, het geen gefchiedt, gefchieden moet, wat men ook moge doen of te werkc ftellen. En dit is ook cte rede, waarom geen Muhamme.'aan eene beImexte plaats of huis fchuwt. De Peft is in zyne oogen niets anders, dan pylen Gods, die t voorgetelde doelwit troffen; zo dat het daarom vrugtloos zy, dezelve te willen ontgaan. - Voor 't overige wilde ik ook hierby de fpooren van Gods Voorzienigheid, by de Hemeltergende zonden der inwooners dezes Lands, erkennen. De Europeërs zyn voor dit Kwaad niet ligt bloot geftcld. Hunne leevenswvze beveiligt' henmogciyk daartegen. Daarby is hunne voor-zigtigheid ongemeen groot, (*) Wanneer de Peft C) De meefte Chriften-natien hebben, te Conjlartinopcl^ * ■ i Smy-  TURKSCHEN RYKS enz. 105 Peft eenigzins de overhand neemt; dan fluiten ze zig in hunne huizen op, of vlieden na het land. Zy laaten in hunne huizen niets komen, wat niet door een fterk berooken, door azyn of water kan gezuiverd worden. De koophandel wordt alsdan meeftal afgebroken, of wel flegts op den afftand van eenige fchreden gedreevcn. Alle byeenkomften worden geftaakt; en de Proteftanten fluiten hunne Kerken, maar de Roomfchen zelden de hunne, en de Chriftenen op het land de hunne nooit. Doch wat my, in dit opzigt, altoos vremd voorkwam, is dit, dat evenwel, in de yfelykfte pefttyden, dc Engel/eken, de Hollanders, de Zweeden en Deenen , de Waarcn in hunne lchepen laaden, cn het egter zeer zelden gebeurt, dat ze befmet worden. De aardbeeving is geen minder groot ongemak in Turkye. Al is het, dat zulks mede in andere Landen, als Portugal, Italië enz. heerfche; 't fchynt egter, daar als t' huis te hooren. Men kan het, menigmaal, vooraf wectcn. Wanneer de Zon, by helder Weer, roodagtig fchynt, de lugt zwoel, en daarby geen ' wind Smyrna, alsmede aan andere plaatzen, hunne Hospitaalen met de noodige oppaflers, waarin zy hunne, met de Peft befmette, vooral arme Geloofsgenootcn, mitsgaders dc vrem«Jelingen pl'eegen te ontvangen. G 5  ioö BESCHRYVINGE dés wind is; dan is dit een kwaad voorteken. Vóór de aardbeeving zelve gaat een byzonder ruis.-; fchen, en, wanneer ze fterk zal worden, ees gedruis vooraf. Daar zyn twee foorten van aard-' beevingen. De eerfte, en niet zo fchadelyke is, wanneer ze als golfswyze, of naa malkander 'volgend onder de aarde voortgaat; maar de andere , als de vreezelykfte is, wanneer de aarde, by horten en fchokken, om hoog ryft* De duurzaamheid daarvan is, gelyk bekend is, zeer verfcheide, en gemeenlyk blyft het niet by eens. Een verfchynzel in de waereld is niet wel yslyker, dan dit. De fchrikkelyke ! aandoening, daardoor veroorzaakt, wordt zo wel by menfehen, als dieren gezien. Wes- • halven ook de H. Geeft, in de gewyde bla- > den, geen gepaft-er teken nopens de vreeslyk- • heid van het einde der waereld ncemen konde, dan by datzelve van aardbeevingen te gewaagen. — De wonden, welke men, mogelyk, by eene aardbeeving krygen mogt, worden, naar het gegrond of ongegrond gevoelen van veelen, voor ongeneesbaar gehouden. Dit zullen wy niet verder onderzoeken, maar zeggen eeniglyk, dat, zoo 'er al iets aan is, de bezwaarlyk gemaakte geneezing wel daarvan daan mogt komen, dat de fchrik in het bloed : flaat, en dit tot zyn gewoonen loop nietwêer. | gebragt kan worden. — Wie anders eenigzins, | by  TURKSCHEN RYKS enz. 107 by eene aardbeeving, bedaard van geeft is, die neemt de wyk onder den ftyl eener deure,ten einde voor het na beneden vallend hout en fteenen te zyn beveiligd. En dit is ook de rede, dat mende huizen, zo veel mogelykis, ljgt en digt bouwd, op dat ze, by eene aardbeeving, des te meer toegeeven, en niet zo fchielyk mogen inftorten. Nademaal zig de wyze van bouwen in een land, gemeenlyk rigt naar de lugt,de lugtftreek, den grond, en andere natuurlyke omftandigheden; zo fchynt ook, hier , de befte plaats te zyn, om 'er van te fpreeken. In de fteden en op de dorpen is zy, allerwegen, ongeregeld. De ftraaten in de fteden zyn zeer naauw, en doorgaans niet over de twee tot vier ellen breed. Men zoekt zig , daardoor, tegen de hette te befchermen, en den zo fterken zonnefchyn van de ftraaten te wecren. Men heeft ook geene breede ftraaten noodig,omdat 'er geenrytuigin gebruik is, maar de laften door menfehen of dieren , te weeten ezels, muilen of Kameelen, worden gedraagen; en, wie niet te voet gaat, op ezels of paarden rydt, en voornaame vrouwen, op zyn hoogft, zig in Tachtaravans, een foort van rosbaaren, laaten draagen. — De huizen zyn, nooit, regelmaatig gebouwd; een gedeelte daarvan is twee, een -ander meer verdiepingen hoog. 'T kan ook niet anders wezen: want,  ïo8 BESCHRYVINGE des want, de groote en openbaare gebouwen uit-, gezonderd, geen huis wordt naar een vooraf gemaakt ontwerp opgetrokken, en de deelen in hun geheel worden, vóór de daadlyke opregting, niet klaar gemaakt, maar men bouwd by Hukken, waar de gedagten, by het begin van een nieuw deel, kunnen veranderen. Doch overtreffen, menigmaal, de natuurlyke ftand. met den ongedwongen aanleg der huizen, de daaraan gebragtc verfieringen, de rondom geplante hoornen en de tuinen, als mede de fonteinen onze met kunft bewerkte regelmaatigheden. In groote huizen vindt men gewoonlyk baden , Welke uit twee of meer vertrekken beftaan, boven met loo\l gedekt, van binnen, verlicht, cn met bekken, buizen en alle gemakken voorzien. Van pragt in het bouwen onthouden zig de Turken, om dat die, naar hunne gedagten, het kenmerk van een op- , geblaazcn cn onmaatig hart is, het welk zig, in dit Leeven, als een beftendige wooning beloove. Zy vergenoegen zig, wanneer ze flegts, als reizigers in herbergen, tegen roovers en kwaad Weer zyn beveiligd. (*) De meefte huizen, (*) Volgens de bouwwyze der OoftcrfchcnVm men Dan. VI. ii. zeer natuürlyk ophelderen. Daar leeft men, dat Propheet Daniël in zyn zomerhuis (zo heeft dc Lrtth. ovetó  TURKSCHEN RYKS enz. 109 zen, vooral der zuidelykc Provinciën, hebben, in ftêe van daken, Terraffen; dit zyn in het. midden, of aan de ééne zyde eeriigzins verheven platten, teneinde 't regenwater des te ligter moge wegloopen. Rondom dezelve loopt eene leuning. Op dezelve gaat men wandelen, en flaapt 'er ook 's zomers op; het welk ten regten verftande vecler fchriftuurplaatzcn dient. — In het midden hoofd-deel van groote gebouwen is, ter hoogte van één of twee trappen, eene groote naar het voorhof geheel open Zaal, waaruit men over dc galery in de voorplaats zien kan. Deze open Zaal is, zekerlyk, het Mibysov en faspaw,.m den Bybel, welke tot allerhande plegtigc gebruiken diende, Mare. XIV. 15. Hand. 1.13. IX. 37. XX. 8. cn waar ook, waarfchynlyk, Chriftus wierdt verhoord; zo dat hy Petrus, beneden in het voorhof konde zien, Luc. XXII. 61. Door middel eener groote póórt komt men, van de ftraat, in de voorplaats, en van deze gaat de trap na boven. By overzetting, in de Nederl. flaat opperzaale, ) open vensters tegen Jerufalem aan gehad hebbe. Dit is of een naar de Oofiè'rfeAe, thans nog gébruiklyke bouwwyze, van één of drie zyden opene , aan het huis aangebouwde zaal, wier dak op pylaaren ruft, of een, aan een verheven plaats aangelegd , en van alle vier zyden open zynde Lufthuis, het Jyelk men daar Kiosk noeuid.  ïio BESCHRYVINGE des By middelmaatige huizen is ten minften één voorhof; by voornaamezyn 'er wel twee. —■? De onderfte verdieping wordt, byna altoos, tot pakhuizen, ftallen en kelders gebruikt: in de tweede en hoogere verdiepingen loopt, van binnen , eene Galery als een Balkon rond, die door het dak van 'thuis gedekt wordt,en voor een wandelplaats, als mede om verfche lugt te fcheppen, zeer goed is. Deze leidt ook,meestendeels, tot alle vertrekken. In dezelve is een dubbelde rey venfters. De onderfte, die redelyk laag, en juift niet groot zyn, plcegcn zelden glasruiten te hebben, maar flegts een meer of minder naauw traliewerk, en zy dienen alleen, by het zitten op den Sopha, voor het uitzien: de bovenfte, waardoor eigenlyk het licht in de vertrekken valt, zyn nog kleiner, van verfcheide gedaanten, en menigmaal met glas van verfcheide kleuren bezet. Middelmaatige vertrekken hebben dus, zomwylen, meer dan 20 Venfters. — Der Turken opene markt-of koopplaatzen in dc fteden, waarop zy, even als ook de Chriftenen enjooden, hunne Waaren te koop Hellen , worden genoemd Ba/ars. Elke tak van negotie heeft zynen byzonderen, hem aangeweezen Ba/ar. Daarheen brengen de verkoopers hunne Waaren; het zy dan, dat zy dezelve in winkels opfluiten, of ze 'er alleen op marktdagen heen bren-  TURKSCHEN RYKS enz. Ju brengen, en, wanneer zy ze niet kunnen verkoopen, weer mede terug neemen. Hierom zegd men: de prys des Ba/ars, of de Coers, zy zo of zo hoog. De Befejïane, een foort van Hallen, zyn de eigenlyke winkels, waarin allerlei goederen, als mede van goud cn zilver verwerkte zaaken enz. verkogt, en welke aan kooplieden, handwerkslieden en kunftenaars worden verhuurd. Ze zyn, uit vrees voor brand, van Reen opgehaald en verwelfd, mefe yzere deuren voorzien, en met koepels overdekt, waar door het licht valt. Dcwyl 'cs elk zyne Waarcn in laat; zo worden ze 's nachts geflooten, en door byzondere daartoe aangeItelde waakers bewaakt. Elke natie en elk foort van Koopmanfchap pleegt daarin haare byzondere plaatzen, of wel in groote fteden haare» afzonderlyke Befefiane te hebben. Hiervan verfchilt niet veel de Tfcharfu, zynde eene menigte van aaneen gebouwde winkels, zo wel voor handwerkslieden voor hunne" werken, als ter verko'opinge van Waaren, in een foort van ftraaten, welke, dikwyls, boven met luifels tegen den regen en zonnefchyn zyn befchermd. — Voor 't overige is de brand in Turkye een vreezelyke zaak. Want, daar dc ftraaten naauw, de woonhuizen, wegen de aardbeevingen, zeer ligt van hout opgebouwd, geraadshalve met tapyten behangen, en met hou-  112 BESCHRYVINGE des hóüte galcryen voorzien zyn ; dan ook nog al het houtwerk met menigerlei olyverwen is beftreeken; zo brandt, vooral in de zomermaanden, alles als ftroo weg, en de Turken beezigen geen ander middel, om den brand te bluflchen, dan dat ze een groote menigte huizen rondom omver laaten haaien. Vermits daarby nu veel te rooven is, en de Janitfaaren, by het leflchen van brand, voornaamlyk worden gebruikt; zo plecgen zy dien zelfs me. nigmaal te Aagten, cn by het biulichen langzaam te werk tc gaan. §. V. Van de fteden in het algemeen, waarvan in de Openbaaring van Joöannes , Hoofd, ' II. en III, wordt gefproken, en van Smyrna in 't by zonder. Smyrna is een taamlyk groote plaats. Zy is, gelyk men weet, ééne der 7 Heden, waarvan Openb. II en III wordt gefproken:-want de Bybelfche naam, Gemeente , mogt haar niet wel toekomen, gemerkt die met de befchryving van Openb. II. 8—10. zeer mogt verfchillen. Inmiddels fchynt nogtans de lof, die daar gevonden wordt, de rede te b dat elke der 3 reyen van boogen K 2 nog.  i48 BESCHRYVINGE des nog hooger wierdt gemaakt. Hier is beneden maar één boog, maar van eene vcrbaazende hoogte, en de muuren zyn by de 20 voeten dik. Men kan ook, by de 2 laatfte, over elke rey boogen, langs geregelde wegen gaan en ryden. In deze eenzaame plaatzen ftaat men verzet over de fchoonheid der natuure in de diepe dalen, en de kunft der menfehen, om het water over dezelve heen te leiden. Deze waterleidingen zyn wel door de Griekfche Keizers aangelegd; maar, omdat ze door dc oorlogen zo wel, als verwaarloozing, veel hadden ge.leeden, zo heeft ze Solyman, de ftigter der groote Moskee zyns naams te Conflantinopel ^ ■Weer herfteld. Chriften-kerken zyn te Conflantinopel in eene groote menigte: maar zy mogen geene torens noch groote klokken hebben. Zy moeten of door muuren voor het gezigt worden bedekt, of van buiten den fchyn van andere gebouwen hebben. Van binnen mogen ze zo fraai zyn, als ze willen. De Grieken hebben, in de ftad en haar regtsgebied, 22 Kerken, groote en kleine zamen gerekend. De Patriarchaal-kerk, maar welke, gelyk als alle de- andere, van buiten flegts een huis vertoont, en ook veel kleiner is, dan des Patriarchs wooning, dewelke een redelyk ruim gebouw uitmaakt, ziet 'er niet kwalyk uit. De Lyken der H. Euthymie en  TURKSCHEN RYKS enz. 149 en der Keizerin Theodora worden, in 2 met fluweel overtrokken doodkiften, getoond. — De Armeniërs hebben mede verfcheide, doch niet zo veele kerken, als de Grieken. De voornaamfte is de Georgie-kerk, maar welke zeer gemeen gebouwd is. Aan dezelve ftooten 2 Kapellen, in wier ééne, naar zy zeggen, het algemeen Concilie zou gehouden zyn. De Armenifche Patriarch heeft geen'vallen zetel, maar by de voornaamfte Kerken zyn vertrekken, met wier bewooning hy pleegt te verwiffe- len. Te Pera zyn vier openbaare Room- fche-kerken, en 2 Kapellen; want tc Conflantinopel zelve hebben zy er geene. Twee der eerfte zyn Parochie-kerken, te wecten van de H. Maria, welke den Barrevoeters (Minores Obferrantes Reformati) en van den H. Antonius, welke den eigenlyken Franciscanen (Mimres Conventmies) toebehoort; voorts de Kerk der Trinitarier, en eindelyk de Kerk van den H. Lodewyk- of de Capncynen, dewelke oorfpronglyk niets anders was, dan de Kapél van den Franfchen Gezandt. Onder de Kapellen vind men die geene, welke den Paters van het PI, Land van den Barrevoeter-orden toekomt, en ééne van laatere ftigting, welke den Capucynen, tot de Georgiaanfche zending beftemd, voor eene herberg dient. Te Galatd zyn 3 openbaare Kerken. De Parochie-kerk draagt den K 3 naam  {SP BESCHRYVINGE des naam naar Apoftel Petrus, en ,wordt van de Dominicanen bediend, even als de Georg-kerk van de Capucynen, en de Benedifó-kerk van de Je/uiten. Daarenboven heeft elk Reomfch Gezandt eene byzondere Kapél, met het Parochiaal-rccht, in zyn Paleis,, en zyne eige Ka- pellaanen. Drie Proteftantfche Gezandten houden Gezandtfchaps-predikanten, te weeten de Engelfche, Zwccdfche en Hollandfche. In de Paleizen des eerften en des laatften zyn Kapellen voor den Godsdienfi. In het. Paleis des tweeden wordt de Eerdienft alleen op eene gemeene zaal gehouden. De Hollandfche Afgezandt mag eene nieuw gebouwde Kapél niec tot den Eerdienft, maar tot een Magazyn gebruiken, en heeft deswegen, om groote ongelegenheden voor te komen, eene fchriftelyke verzekering aan dc Porte moeten overgeevcn. Op die zaal, waar by den Zweedfchen Gezandt de Euangelifche Godsdienft wordt gehouden, is, binnen een affchutzel, een Outaar en Preekftoel geplaatft. Te Conflantinopel vind men Europeërs byna van alle natiën: inzonderheid een groot getal uit Genevs , welke de Franfche befcherming genieten. Alle de Gezandten woonen in Pera; maar de Kooplieden, ter zaake van 't gemat omtrent den 'Koophandel,. in Galata. Doch men is, in verfcheide opzigten, daar meer bepaald»  TURKSCHEN RYKS enz. 151 paald, dan te Smyrna, maar in 't hoofdzaaklykc zyn de wettige vryheden dezelfde. De begraafplaats der Europeërs is buiten Pera , en geheel open. Wanneer men by Conflantinopel op het water vaart; dan heeft men, behalven de heer» lyke legging dier ftad en ftreeken, nog het byzondere gezigt van duizende kleine, vaartuigen , dienende, om de menfehen van de ééne naar de andere plaats over te zetten. Men noemt ze daar Kayken ;dc Grieken noemen ze*W^ ( vaartuigen, om over te zetten,) en de Europeërs, by verkorting, Permes. Ze zyn lang en frnal, cn ten deele zeer koftelyk verficrd, en daarby ongemeen ligt. Men komt 'er fchielyk mede voort; want de Kaykfchies, of roejers zyn handig : maar men kan 'er ook heel ligt mede omgeworpen worden. Alles heeft hier zyne orde. De Kayken voor het Hof zyn van binnen , en buiten boven het water, rondom verguld;yoor andere Voornaamen van buiten wk, en- voor de overigen zwart gefchilderd. Des Sultans Kayk wordt van 13,maar die van den Groot Vizier van 12 paar riemen voortgeroeid. Da Grooten des Hofs, als de Pachas en die met hen in rang gelyk ftaan, de Af'gezandten, als mede de Rujjlfche Refidcnt, federt de tyden van Rumanzow, by den vrede van 1739, vaaren met 6 of 7 paar riemen, K 4 naal'  i$i BESCHRYVINGE des naar gelange het elk een gelieft. Andere perzoonen mogen niet meer, dan 4 paar riemen hebben; even als ook dezen geen verdek over de Kayken vergund is: en in de nabuurfchap van 't Serail mag men niet eens een zonncfcherm boven het hoofd houden , dewyl dit als iets, dat des Keizers Hoogheid zou verkleinen, wordt aangemerkt. Waarvan daan inmiddels eene zo groote ftad van noodige leevensmiddekn voorzien werde, is hier niet ongevoegelyk te fpreeken. De Europifche landzyde zoude daartoe in verre na niet toereiken; maar dit gebrek wordt, door den grooten toevoer van alle kanten, verholpen. Bykans alle, aan de zwarte zee gelegene landen, en inzonderheid de Krim, Wallachie cn Moldavië, zenden eene ontclbaare menigte van vaartuigen met allerleie leevensmiddelen naar deze hoofdftad. Worden deze door tegenwinden opgehouden , of door ftorm bcloopcn, of vergaan .zy; dan raakt Conflantinopel in nood. Afie levert insgclyks zeer veele noodwendigheden. Eindelyk leveren de Eilanden van den Archipel , Syrië en Egypten het overige. Van dit laatfte Ryk komt de voor de Turken byna onöntbeerlyke ryft, cn over Egypten wordt ook dc zogenoemde Levantfchey of eigenlyk Arabifche Kujfi na Conftantimpei gevoerd. Des kan 't die Refidentie, in tyd  TURKSCHEN RYKS enz. 153 tyd van vrede, niet aan toevoer ontbreeken. Is de wind Zuiden; dan bieden de Archipel, en dc aan de middelandfche zee gelegen Janden de nooddruft aan: maar waait de wind Noorden; dan verhelpt de toevoer van de zwarte zee het gebrek. Voor 't overige zyn de wateren by Conflantinopel ryk aan vilfchen, kreeften, oefters en andere zecfchepzelen. Dewyl bykans alle natiën der waereld te Conflantinopel koophandel mogen dry ven, zo is die 'cr, natuuflyk, zeer uitgebreid. Waarlyk, de groote en kleine fchepen, cn van verfcheiden maakzel liggen by Conflantinopel, en aan weerskanten van het Kanaal der zoete wateren, alsmede aan het uit de zwarte zee loopendc Kanaal, ter langte van 1 of 3 duitfche mylen, overal zo, cn menigmaal zo digt by malkander, dat hunne maften, van verre, naar een bofch gelyken. Het Kanaal der zoete wateren is de hecrlykfte haven, die de natuur zonder kunft heeft gemaakt, hebbende omtrent 2 mylen in den omtrek, en 'waarvan de beide bevers, zelden, een agtftc gedeelte eener duitfche myl van elkander af zyn. Dc grond is wel moerig, maar daarby nogtans vaft, en zo diep, dat 'er niet alleen oorlógfehepen leggen, maar ook groote Koopvaardyfchcpen zo digt by het land kunnen komen, dat men, door middel eener plank, 'er uit kan gaan. Dewyl K 5 hcÈ  15+ BESCHRYVINGE des- het voor mjddelmaatig groote fchepen, wc* gens den'Herken ftroom in het Kanaal, zeer raocjelyk en gevaarlyk is, uit de haven voort in de zee van Marmora te gaan; zo moeten ze, vooraf, na Befiktafch, boven Tophana overftecken, en van daar afzeilen. Het van de zwarte zee na beneden loopende Kanaal is, zekerlyk, één der voornaamfte bezienswaardige dingen in de waereld. Van Tophana af loopt het, by de + duitfche mylen , opwaards tot aan de zwarte zee. By de twee mylen is het,meeftendeels,van die breedte, dat Kanonnen van middelmaatige grootte , die van weerskanten worden afgefchooten, het kunnen bcftryken. Aan de Europifche en Afiatifche zyde ziet men verfcheide, Keizerlyke en andere Paleizen,Lufthuizen,en fraaje dorpen, welke zo vaft aan malkander leggen,dat men, vooral aan de eerfte zyde, bezwaarlyk weet, waar 't één begint, en 't ander eindigt. Zy leggen zo digt aan het Kanaal,dat men als uit het huis voort in de bark kan treeden ; maar de andere zyn tegen de wyn- en andenr bergen omhoog gebouwd. Te Terappia en Bujukdere hebben de meefte Gezandten en Europeërs hunne hoflieden. Van de Franfchen hebben ook veelen de hunne op de Prinfeneilanden, welke by de 2 duitfche mylen van Conflantinopel in den Niceefchen zeeboezem liggen »  TURKSCHEN RYKS enz. 15* gen, en eeniglyk door Grieken worden bewoond, die daar de vryheid van kerken, kloosters, torens en klokken hebben. Doch de pragtigfte lufthoven vervallen allengs, om dat de erfgenaamen der Grooten, en zelfs der Vizieren niet ryk genoeg zyn, dezelve tc onderhouden. De vaart op dit Kanaal levert iemand fraaje en verfcheide gezigten uit, die waardig waren, afgebeeld te worden. Dikwyls is het als bedekt met Dolfynen, welke rondom de barken komen , en zamen fpeelen; om niet te zeggen, dat 'er een zeker foort van trekvogels, in eene ongeloovclyke menigte, fteeds op- en afvliegt. ■ Op dat Conflantinopel, van de zyde der zwarte zee, zo ligt niet van de vyanden ontruft mogt worden; zo zyn, op den afftand van een groote duitfche myl, 2 Kasteden op elke zyde aangelegd, waarvan dat geen , het welk op den Europifchcn grond ligt, Rumeli-Hifar,mzav dat op denAfiatifchen grond Anatoli-Hifar wordt genoemd, beftaande beide alleen uit muuren zonder wallen, en met Kanonnen beplant, en zyn geftigt'door Muhümmid II, vóór dat hy de belegering dier hoofdplaats ondernam, om haar, daar door,dcgemeenfehap met de zwarte zee af te fnyderi. 'T Kanaal is, daar, niet veel meer, dan een vierde eener myl breed. Maar by een ernftigc» aanval zouden zy zo weinig dienft doen, als de  tS6 BESCHRYVINGE des de Dardanellen en Kafteelen aan de andere zyde der ftad. Dê Keizer gebruikt dezelve,om 'er de Staatsgevangenen in te bevvaaren, en ook wel om de oproerige Janitfaaren daarin het leeven te laaten benccmen , cn vooral van de eerften zodanige, die men niet in de 7 Torens zetten wil. Na den mond des Kanaals toe, daar 't wel een halve myl breed is, 2 mylen van de voorgaande afgelegen, zyn nog 2 Kafteelen, onder den naam Rumeli-Kdldh en Anatoli-Kalahgebouwd door Mürad IV. In den oorlog tegen de Ruften, in het jaar 17^0, wierden ze nog met Batteryen voorzien; even alsook, ten dienzelfden tyde, 2 fterke Kafteelen door den Ridder Tott, één op den Afiatifchen, en 't ander tegen over op den Europifchen grond, heel naby den mond der zwarte zee zyn aangelegd. — Naby den mond ligt, aan de Europifche zyde, het dorp Fanaratti, waarby op een kleinen, met de zee omringden rots, de vermeende pylaar van Pompejus ftaat. Van daar na het boven gemelde dorp Belgrad toe ftaat, in het open veld, een foort van een redelyk wyden, vierkanten en dikken Toren, welke de Toren van Ovidius wordt genoemd , om dat die Dichter, naar men zegt, zyn verblyf daarin zoude gehouden hebben.Daar is geen dak op , en daarenboven zeer vervallen ; des hy niets heeft, wat merkwaardig ware.   r ki   Cs. Sr Si  TURKSCHEN RYKS enz. 15? Te, om te bezien; even als 'er daarornftreeks, voordezen, nog meer zulke torens zyn aangelegd gevvecit, naar het fchynt,ten tyde der Kofakfche xooveryen, om deze geweften tegen dezelve te beveiligen. Van Conflantinopel zal men, door de hiernevens gaande afbeelding der grondtekening, een volledig denkbeeld kunnen vormen, tot wier opheldering de volgende opgaaf der nomrners en getallen dient. A. Het Serail. B. De ingang in het eerfte plein. C. De ingang in het tweede plein. D. De Divan. E. De ingang in het derde plein, of in het binnen-Serail. F. De Gehoorzaal. G. DeKeizerlyke wooningen en gebouwen. H. De Harim, of wooning van des Keizers vrouwen. L Wooningen der Bfchoglans, (Bedien¬ den) en andere perzoonen van het binnen-Serail.K. De Munt. L. Dc Toren, van welken dc Keizer, zonder gezien pe worden, de naar den Vizier rydende Gezandten kan zien. M. De Porte, of het Serail des Groot-Viziers. N. BoftandfchiKapi,oï i hoveniers-poort. O. De Poort der zwar| tegefneedenen. i P. Bujuk-Kapi,de groo1 te  tS$ BESCHRYVINGE des te Poort, waar door zig de Keizer fchcep begeeft. Q\ Kiosken , L.uft-of tuih-zaalen. R. Stallingen. Naamen der-poorten omtrent de haven. 1. Bagdfchjeh-1 i 8.Ajan- ] 2. Baluk-Bafar-j Q.JengyS.Sindan- io.Padry4-Odun- >poort. | n. Eener- > poort. 5. Ajasmah- | ia.Baiad- 6. Uen-Kapan- i 13. A'y w an - J /.DfchjabaTy-j Sferay- , J Naamen der poorten naar de zee'toe.- ï+.Actiar- 1 1 i8.Daud - Pa-"] 25.Tfchadlady.J- fcha- I id.Kum- \t°orU ig.Samatbya- ' )poorL t7.Jengy- j Uo.Narly- j j S. E ski-Serail, het oud I Serail. I T. Ejub-Dfchami. J V. Fanale, of vunrto^ j razvoordefchepen. Naamen der poorten aan de landzyde. ai.Toegemetzelde poort.(portaaurea.) 22 Jedi-Iüili-Kapi. j 23.Toegemctzelde poort. 24.SelivriJ£api. 25.  TURKSCHEN RYKS enz. 159 .25.Jcni-Kapi. 1 •Bydczew.sl^.toegemctzclTod Ka- !' Makomen aan- de poort uit p Uai,bydebe- hetPaleisvan pan. > legering en ver- s7.Edrene-Ka- lovering van Unftantyn 1 . j Conftarar.^el. | £g> Egiri-Kapu Moskeen en Kerken. ^o.Hagia-So-1 phia- j 3i.SMto- " 1 ^.Kutfchuk- ^ftm/ï- [ ] Hagia-So- >Drcha* /«af-'"' I - 39-^'^a-[ , 33. Jengi, of t Dfeha-1 4ö.»^|-p- FiMe- ^ mi. ^ 34..S«to-Mï- homet- ' 41. Kleine Moskeen, in 35. Sm/Wh- So- allé wyken der ftad, lyman- 42. Griekfche Patriar- ^Ó.Sultan-Se- ■ chaal-kerk- lim- J ; Eenige andere merkwaardige pl'aatzen en gehouwen. M.Atmeiaan, of Hip- met 2 befchadigdë po'homus. • Pylaaren. $4.de groote Obelisk, j 45-  i6c BESCHRYVINGE des .45. Ruïnen der zo genoemde verbrande Pylaaren. 46.Ed-.Meïdan, Vleefchhal. 4.7. Paardemarkt. 48. Pïzir-Chan. 49. Befeftein. \ 50. Groote regenbak. 51. Groote waterbak. 52. Waterleiding. 53. Vervallen Paleis van Conftantyn. \ 54. VervallenRaadhuis I der oude Grieken. ' 55. Vogeiperk. 56. Gekken-, of Dolbuis. 57. Sarfans, Leermarkt. 58. Egyptifche Befeftein. 1 59. Idfchoglan- Serai te Pera. 60. Zeer fraaje Fontein op de vlakte te.Tophana. 61. Tophana, het gebouw voor dc gefchut-gietery. § VII. Van de Europeërs in Turkye. De Europeërs, die in Turkye Franken worden genoemd,zyn in de verfcheide voornaame Kooplieden verfprcid. Dc bcnaaming Franken komt, waarfchynlyk, van dekrygsvolken, die in dc zo genoemde Heilige oorlogen het beloofde Land (Paleftina~) zouden innccmen,cn veelal uit de toenmaalige Franci beftonden. De voornaamfte kooplieden, daar zig de Europeërs met der woon hebben neergezet, zyn, in het Euro*  TURKSCHEN RYKS enz. i6ï ropifch Turkye, Conflantinopel, Adrianopel en Theffalonica, in Natolie of klein Afie; Smyrna en Angora; in Syrië, Aleppo, Seyde , 3V« ƒ«, Ptolemais of S*. Jean d'Acre; en in ^g^£m, Groof ATfliro en Alexandrie. Aan andere plaatzen van minder belang in MorM, CMr*) en elk heeft eenen Helper, (rpur* cu7ïe:0? ) dien hy zelf verkiert, cn welken hy, zo dikwyls als hy wil, een zeker gedeelte zyner bezigheden overgeeft. Des Biflchops aan- | ftelling hangt af van het Synode; de inwying wordt door den Patriarch verrigt, en de Porte verleent de beveiliging. Dit alles eifcht zeer groote koften, en, wanneer een Biifchop met den Barat (vryheids-brief) der Porte in zyne Parochie komt, dan gefchiedt zulks, altoos , met meer of minder duizende Daalders, wier betaaling ten laftc van dezelve valt; waarom de meefte Stichten ook in groote fchuldcn fteeken , en veele allengs vervallen. De meefte Biffchoppen komen,door ccn foort van Simonie, tot hunne Waardigheid, verftaande zy zelden, wat 'er toe noodig is, om 'er aan te voldoen. Zy moeten ongehuwd zyn; doch zyn de Wceuwenaars niet uitgcflooten. Zelden bemocjen ze zig met kerkclyke cn geeftelyke zaaken: dewyl ze een foort van Chriftelyke Overheid uitmaaken ; zo zyn wacreldfche gefchillen hunne hoofdzaak. Voor 't overige zyn ze redelyk in agting, zelfs by de Turken, en  TURKSCHEN RYKS enz. 217 cn hun BiiTchops-ftaf, die zwart cn redelyk lang is, zet hen, by hun uitgaan, een groot gezag by. Daar de Patriarch den naam van Allerheiligfte draagt;zo worden zy , Uwe Heiligheid genoemd. Hen komt de wyinge der Priefters cn langere Gccftelykhcid toe, en op hooge Fceftdagen plcegcn zy dc Mis te leezen. By hen zyn dezelfde Kabaaien, als by dc Patriarchen, of na betere Bisdommen, of zelfs wel na 't Patriarchaat. Sterft een Patriarch of Biffchop ; dan wordt hy, in zyn Pontificaal gewaad, op een' Throon gezet, cn elk Griek houdt het voor een Godsdienft-pligt, des overlecden hand te kullen. Het nalaaten daarvan zou by hen voor zonde worden gehouden. Priefters zyn 'er, by de Gemeenten, in een grooter getal , dan noodig is, en men kan rekenen , dat 'er veel meer zonder, dan met Parochiën zyn. Deze moeten zc van eiken nieuwen Biffchop voor geld koopen, cn deze kosten worden dc Gemeenten weder afgeperft. Deze twee omftandigheden veröorzaakeh cn voeden het groot bederf in de Griekfche kerk. De Gemeenten verarmen ongemerkt, en de Priefters neemen, ter verkryginge van hun Beftaan, de toevlttgt tot geoorloofde cn ongeoorloofde middelen, waardoor de onwectendheid cevoed, cn 't bygeloof vermeerderd wordt. O 5 Daar-  • 2i8 BESCHRYVINGE des Daartoe behooren het vertoonen of verkoopen van gemeene, of zo genoemde wonderdaadige beelden en Reliquien; 't. gebruik van kragtige voorfchriften van gebeden j die eene i magifchekragt zouden hebben; 't ontdaan van z vallen voor geld enz. Voor 't overige mogen j zy eens trouw en,maar evenwel niet anders, dan « met eene vryfter,die eerbaar, jong, gezond (, en fraai moet zyn. Overtreeden zy deze wet; t dan vervallen zy van hunne priefterlyke Waar- l digheid, en moeten Diakonen worden. Hun. (i ne bezigheden zyn , Milfen te leezen, de Biecht , te hooren,te doopen,te trouwen, en de doo- ; den ter aarde te beftellen. Preeken is hun , werk niet; want weinigen verftaan zulks, en , ook worden, den vaftentyd vóór Pafchen, en weinige Fecftdagen uitgezonderd, geene Pree- t ken gedaan. Inmiddels leggen zig eenigen toe, om leesfchoolen ten befte der jeugd op te regten, en waar te neemen. By het volk zyn ze in een groot aanzien, en worden Papas, even als eene Priefters-vrouw ( Papadia ge¬ noemd. Misgrypt zig een Priefter, zo, dat hy zyn Character onwaardigis; dan laat de Biffchop hem den baard affcheeren, en zo is hy van zyn Prieftcrlyk ampt voor altoos verfteeken. De Diakonen neemen de gemeene dingen in de Kerk waar. Zy hebben nog meerder vryhcid, om te trouwen, dan de Priefters. Dezen  TURKSCHEN RYKS enz. 219 zen moeten zy, in alle kerkelyke zaaken, de hand bieden, de Ceremoniën by de Mis met wierooken enz. waarneemen, menige ftukken by den Eerdienft leezen en zingen, de kaarzen aanfteeken , de kerk fc hoon houden,enz. Des zyn ze van alle priefterlyke werken uitgeflooten, maar worden, wanneer men hen bekwaam oordeeld, tot Priefters gewyd. Het by de Priefters boven aan de Muts vaft zynde zakje ontbreekt hen, en ondericheidt ze van dezelven; en mogten zy hun Diaken-ampt kwyt raaken, dan wordt hen ook de baard afgefchooren. De laagcre ordens der voorleezers, voorzangers enz. byzonder op te geeven, agte ik noodeloos. De Monniken O^p) zyn noch in aantal , noch in aanzien, met die van de Room* fche kerk te vergelyken. By hen vindt flegts één Orden, te weeten die van den H. Bajilius plaats. Die op den berg Atiios woonen , leggen zig, ten deelc, nog op eenige kerklyke geleerdheid toe; maar het grootfte gedeelte neemt, over het algemeen , de Mis en veele godsdienftige plegtighedenby dagen nagt waar, onderhoudt een veel ftrenger vaften , en is onledig met hand-werken, voorlil in het bewerken der wynbergen, olyftuinen, enz. Het eerfte is, eigenlyk, het werk van den Abt of Archimandrit(v; ^5ï ) met de werklykcMon- ni-  220 BESCHRYVINGE des niken, en het laatfte dat der leekebroeders of menfehen, die zig van de waereld willen afzonderen, en zig de gemeene werken in de kloofters heiliger, dan wel elders, verbeelden. Zy houden zig aan hunne ftrenge, vermeende aloude gebruiken, en de ingetogenheid in hunne kloofters , mitsgaders de Turkfche onbefchaafdheid laaten hen niet toe, naar hoogere dingen te ftaan. Daar zyn ook kloofters voor de vrouwelyke Sexe. De Nonnen ( xetfavpd , goede oude,~) volgen insgelyks den regel van den H. Bafilius, doch niet op een zo ftrenge wyze, als de Monniken, onder eene Opperfte. (■>;, o-j^uv^sa) In 't eigenlyk Griekenland vindt men mede Eremiten, die in dc holen der bergen woonen, en zig, door hunne ruwe en ftrenge leevenswyze, van het gezond verftand, de gezondheid des lighaams, en het Leeven berooven; menfehen, met eene verregaande dweepery bezet. § XIV. Met onderfcheid der Griekfche Kerk van andere Chriftenen. Ten einde 't onderfcheid der Griekfche Kerk van andere Chriftenen duidelyk werde, zomoet haare fcheiding van dezelven vooraf worden opgemerkt. Tot de 9de eeuw toe was ze met de  TURKSCHEN RYKS enz. 221 f de Wefterfche Kerk, wat het geloof betreft, verëcnigd. Want alhoewel tulfche beide me: nigerlei gefchiïlen plaats hadden gehad;zo waren die egter meer over kerkgebruiken, greni zen der Patriarchaten, enz. dan over eigenly. "ke geloofsftukken gevoerd. Daarin bleeven zy het ook, by haare wanbegrippen , redelyk i eens; de vrede wierdt door verfcheide verdragen wêer herfteld, en dc dwaalende Leeraaren wierden gemeenfchaplyk veroordeeld. Maar van den voorgemelden tyd af is de grond tot 1 die groote fcheuring gelegd geweeft, welke | tot den huidigen dag toe, met groote heftigj heid blyft aanhouden. De beroemde Photius, i Patriarch van Conflantinopel, was lang cn mei nigmaal door den Roomfchen Paus, Nicolaus, vervolgd geweeft; des deedt hy dezen met de ; ganfche Roomfche Kerk in den ban , en wei alleen om de volgende, doch naar zyn oordeel zeer gewigtige dwaalingen , welke hy in den algemeenen brief, aan de Ooft erfche Patriarchen gezonden, aanhaalt: 1) dat de Roomfche Kerk op Saturdag vafte; 2) in de eerfte week van den vaftcn vóór Pafchen het gebruiken van melk en kaas vergunnc; 3) het huwelyk der : Kerklykcn ten eenemaal verbiede; 4) van ge; voelen zy, dat de Biifchoppen enkel en alleen 1 het Vorm fel met den H. Oly konden bedienen, en dus dezulken, die het van de Priefters had-  222 BESCHRYVINGE des hadden ontvangen, op nieuw vormden; en eindclyk 5) de Confiantinopelfche geloofs-bclydenis met het byvoegzel, en van den Zoon, hadt vcrvalfcht, en derhalven leeraarde,dat de H. Geeft niet alleen van den Vader, maar ook van den Zoon uitgaat. Piiotius opvolgers bleeven wel by dit gevoelen, doch aan den kerklyken ban wierdt niet verder gedagt, cn een uiterlyke vrede gehouden. Maar in de elfde eeuw wierd alle eenigheid, door de onbezonnenheid van Patriarch Cerularius, en de heerfchzugt van Paus Leo IX verbroken. De eerfte voegde by de befchuldigingen van Photjus nog andere; by voorbeeld, dat de Latynfche Kerk ongezuurd brood by 't Avondmaal gebruikte, zig van het bloed in 't geflikte niet onthieldt; haare Monniken verkensvet gebruikten; haare Biffchoppen ringen droegen; de Priefters zonder baarden waren, enz. De Grieken vielen hunne Patriarchen toe,enflooten de Wefterfchtn van hunne Kerkgemeenfchap uit. Toen nu Leo IX te vergeefs beproefd hadt, hen weder onder zyn jok te brengen ; zo deedt hy ze insgelyks openlyk in den ban. Van dien tyd af duurt deze fcheuring; en de beproefde middelen ter verëeniginge, vooral het Concilie van Florence , van het jaar 1438, zyn alle vrugtloos afgeloopen. Ja, de haat der Grieken tegen de Roomfche Kerk is, fe-  TURKSCHEN RYKS enz. 223 federt de inneeming van Conflantinopel door de Turken, nog vermeerderd, om dat ze de Pauzen als de oorzaakcn aanmerken, dat hen de Wefierfche Mogendheden geene hulp tegen dezelven beweezen. Daarby komt nog menigerlei onheil, welk hen wan de zyde der Turken, door toedoen der Roomfchen overkomt, en de verleidinge van veelen door de Roomfche zendelingen. Zo dikwyls als men de Ooflerfche Patriarchen en Biffchoppen fpreekt; zo menigmaal laaten zy hunnen heel ongemeenen afkeer van alles, wat Roomfch is, blyken ; en men ziet 'er uit, dat het alleen een voorwendzei is, wat de Roomfche kerk nopens haare overëenffemming met de Griekfche, even als met andere Ooflerfche kerken voordraagt, en hoe weinig men op een' Leo Allatius en dergelyke fchryvers kan aangaan. Dit vooraf hebbende laaten gaan, moeten wy nu de voornaamfte leerftellingen der Griekfche Kerk voordraagen. Deze zullen wy,met betrekking op een by haar zeer gezien fymbolifch boek, voorftellen, het welk ópdóSog? ijiar Koytu. rijfe Trineus Tfjs x*flaAwdJs a~5?3A;xJjs éy.vSKv- genoemd wordt, en met eene Latynfche overzetting, door Laurentius Normann, te Leipzig, in het jaar 1695 uitgegeeven, en door D. Hoffman, te Wittenberg, .met  224 BESCHRYVINGE des met eene voorreden, en Hoogd: overzetting te Brcslau, 1751 herdrukt is. Als een ccrftcn grondflag van Godsdienft dient den Grieken niet alleen de H. Schrift, en wel als by de Prolejlemien, enkel en eeniglyk in de Gï.'.v.-j/'.-i ^«w , nrnr de Apocryphe hebben ook by hen bykans eenzelfde gezag. Daarby komén nog de uitfpraaken der kerke, op de Conciliën gedaan. Indeyö^ vraag des eerften deels in bet voor.ïr gemelde boek wordt gezegd : „ alhoewel dc Kerk een fchepzel is, cn „ uit menfehen beftaat; zy heeft egter Chris,, tus, den waai en Gud tut een Opperhoofd, „ en daarby den H. Geeft, welke haar aller,, wegen leeraart. — Hierom worden wy bc„ woogen, niet alleen het H. Euangelic te, ,, gelooven, maar ook alle overige fchriftcn, ,, en Synodaal-verordeningen." De aanhaalingc des Ouden Teftaments gefchiedt volgens de 70 Overzcttcrs. Van Gods Wezen, eigenfehappen, cn de verborgenheid der H. Drieëenheid hebben zy met de andere Chriften-gezindhcdcn cenerlcie begrippen, dit uitgezonderd, dat ze de mededeeling van het Godlyk Wezen des Zoons aan den H. Geeft ontkennen , en beweeren, dat hy vanden Vader alleen uitgaat, beroepende zy zig daaromtrent eeniglyk op de plaats 'Joh. XV 16. Van  TURKSCHEN RYKS enz. 225 Van Jefus Chriftus, deszelfs Perzoon , Godlyke en menfehlyke natuur j zyn drievouwdig Middelaars-ampt en beidé Staaten, hebben zy met de Euangelifche Kerk dezelfde begrippen, Maar nopens Chriftus nederdaalinge ter helle drukken zy zig (1 deel, vraag 49) dus üitt „ De ziel van Chriftus was wel van het ligj, haam gefcheiden, maar nogtans bleef ze* „ fteeds, met dc Godheid verëeiligd; met haar „ daalde zy ook neder ter helle. Wy heb„ ben wel, aan deze plaats der gcloofs-bely* „ denis, (in het tweede artikel) niets daari, van ; maar egter wordt het door alle kerk„ liederen, die daar van handelen, geftaafd. —• „ Als wanneer gezegd wordt: Gy, Heere Chris* „ tus, waart lighaamlyk in het graf, in de Hel „ als God met de ziel, in 't Paradys met den „ moordenaar, en op den Throon der heerl'ykheid „ vervult gy met den Vader en den Heiligen „ Geeft, als de onmeetbaare, alles. En uit de „ Hel heeft hy de zielen der H. Oudvaders „ verloft, en in het Paradys gevoerd, en met „ hen ook den aan het kruis bekeerden moor,, denaar." Raakend de Engelen leeraaren zy met andere Chriftenen hetzelfde, maar gelooven van hen nog, dat, volgens de opgaave van PseuDo - Dionysius , de goede in 9 Chdoren, en deze in 3 Ordens waren verdeeld. Tot de eer- I. Deel. P fte  225 BESCHRYVINGE des fle brengen zy de geenen, die naaft by God I zyn zouden, te weeten de Throonen, de Che- I rubim en Seraphim; tot de tweede de Magten, I Heerfchappyen en Kragten, en tot de derde de Engelen, Aartsengelen en Votftendommen. Van aile dezen hebben zy. ook het gevoelen, dat ze onze gebeden, aalmoezen, en overige goede werken voor God bragten, en onze Vöorfpraaken by Hem waren. Hier fchynt nu ook de befte plaats te zyn, om het gevoelen der Grieken nopens Maria, de ■Heiligen en den beeldendienft aan te haaien. Voor de eerfte heeft dc Griekfche Kerk deze gelukvvenfehing beftemd: „ ö gy Maagd, God,, baarfter, Maria, zy gegroet! de Heere zy „ met u ! gezegend zyt gy onder dc vrouwen, „ en gezegend zy de vrugt uwes lighaams; „ want gy hebt ons den Heiland onzer Zielen „ gebooren ! " De Kerk heeft belaft, deze gclukwenfching onder het gebed menigmaal te gebruiken. „ Zy heeft haar (42 vraag, j^deelf) ,, boven de Cherubim en Seraphim verheven. „ Zy overtreft thans ook allé Chooren der Engelen , daar ze aan de regte hand des .„ Zoons met alle Eer en heerlykhcid gcfteld „ is; gelykerwys de Pfalm zegt: (XLV 10.) „ de Koningin ftaat aan uwe regte hand, in en~ „ kei koftelyk goud. Elk Chriften moet deze „ gelukwenfching met eerbied gebruiken, en „ na  TURKSCHEN RYKS enz. 227 „ na de voorbede dier Maagd ftaan , enz." Zy beweeren ook, met allen yver, haarcn beftcndigen maagdelyken ftaat tot haaren dood toe. De voorfpraak 'der Hèiligèn moet daarom ootmoedig worden virzogt , op dat ze voor de menfehen mogten bidden; betuigende zy daarby, dat dezelve niet als Goden, maar als vrienden des gecnen, welken zy dienen,moesten aangeroepen worden, en wel niet, om ons uit eigen kragt te helnen, maar om ons, door hunne voorfpraak, Gods genade te doen verwerven. De plaatzen, die ten bcwyze daarvan uit de II. Schrift worden aangehaald, wyken inmiddels niets anders aan, dan dat de Gelbovigen op aarde voor elkander bidden, cn de volkomen Rechtvaardigen in den Hemel God aanroepen, om de vyanden zyner kerke te verdelgen. Zy maaken zig wel zelv' de tegenwerping, dat de Heiligen onze beden niet wiften ; maar beantwoorden ze daarmede, dat God ze hen bekend maakt. De tegenwerping, dat de aanroeping der Heiligen met het eerfte gebod: gy zult geene andere Goden nevens my hebben, ftrydt, zoeken zy, op 2 wyzen , op te ruimen; dewyl ze deels meenen,dat de hen beweezen Eere als tot Gods Majefteit overgaat , wien zy, door hun geloof en deugdzaam gedrag, welbehaagelyk geweeft waren; deels ÉufTchen aanbidding (terpstx) en aanroeping P 2  228 BESCHRYVINGE des ( inAO» ) een onderfcheid maakten , en de laatfte hen dus toeftonden, om dat zy hen als hunne broederen en vrienden Gods aanriepen, om Deszelfs hulp voor hen te zoeken, en hunne plaats by Hem te bekleeden. Ten bevvyze nu daarvan wordt uit den Bybel alleen bygebragt, dat het gebed des Rechtvaardigen op aarde by God veel vermag. (Jacob: V 16.) — Ten opzigte van den becldendienft wordt, na de verwerpinge der heidenfche beelden, de aanroeping (hoogagting) der afbeeldingen van Chriftus, de Maagd Maria en de Heiligen, (55 vraag des 3^" deels) als mede der Crucifixen, onder dit voorwendzei voor geoorloofd opgegeeven, om dat men niet de beelden, maaide geenen, die zy verbeelden , eerde; enten fc bewyze wordt gezegd, dat de Israëlieten de oc Cherubim in den Tempel aanbaden, (het welk k tog onwaar is,) en dat de zevende Kerk ver- m gadering de beeldftormers veroordeelde. Omtrent het geen zy leeraaren van de fichepping, de Voorzienigheid, de verkiezing, Gods evenbeeld, en den val der eerfte menfehen vindt men juift geene verfchcidenheid van de Euangcli- fche Kerk. En ditzelfde kan men van hen ook zeggen, ten opzigte van het artikel nopens de zonde en haare verdeelingen. Raakend den vryen Wil leeraaren zy: ( 27 vraag des lft."> deels) „ hoewel de Wil in dc „ be-  TURKSCHEN RYKS enz. 229 „ begeerte van het goede of kwaade onbe„ fchadigd is gebleeven; zo is hy egter by ee„ nigen genegener tot het kwaade, en by an- „ deren tot het goede. Hoewel des men- „ fchen Wil met erfzonde is bevlekt; 't is eg„ ter by dit alles in elks magt, om goed en „ een kind Gods, of kwaad en een kind des „ Satans te zyn. Dit hangt van den menfch „ af. Tot het goede helpt Gods genade; van „ het kwaad trekt zy den menfch af, doch ,, zonder zyne vryheid dwang aan te doen." De 10 geboden tellen zy, als de Hervormde?!, zo, dat 4 tot de eerfte, en 6 tot de tweede tafel worden gerekend. De rechtvaardiging en vergeeving der zonden fchryven ze niet aan het geloof alleen toe, maar ook aan de goede werken; alhoewel het fchynt, dat ze door het geloof zulk een verftaan , het welk zonder werken is, en zy dus de rechtvaardiging niet zo zeer aan het geloof en de goede werken, als wel een lcevcndig en daadelyk geloof tocëigenen. Zy tellen zeven Sacramenten, of, gelyk ze zig uitdrukken, verborgenheden; (98 vraag des jfie» deels') ,, de doop, de zalving of hetvormzel, het H. Avondmaal, de Boete, 't Priefierdom, het huwelyk, en 't olyzet." Het wezenlyke nopens den Doop wordt by de Grieken zo, als by ons geleeraard; van het P 3 bui-  BESCIIR,Y;VINGE des J^gngemeerae. iz%bjc/.yeivolg§ps, nog zyn geweeft, is voor zig en hunne nakome■• lingen, tot in zekere graaden, alle huwelyksi verbindtenis verboden. Doch zulke partyen, i' welke zig aan deze wetten niet willen onder-t werpen, of waarde ééne meer, dan tweemaal trou- :i n (*) Deze Gevaders op den bruilofts dag zyn, by de ',. Grieken, dat geen, doch in een fterkere betekenis, wat ' by ons de fpeelgenooten zyn. 0.2  244 BESCHRYVINGE des trouwen wil, vervoegen zig naar de Turkfche gerechten, zoekende by dezelve verlof, om als Echtgenooten zamen te leeven. Dit draagt den naam van Kapin, en wordt voor weinig geld verkreegen; doch dc kerk doet zulke menfehen meeftal in den ban. De echtfeheidingen zyn niet zcldfaam , en de Patriarch kan, by gebrek van geld, ligt ter vergunninge daarvan worden overgehaald. De overlccdenen houdt men niet lang in huis. Wie 's avonds fterft, wordt op den volgenden dag vroeg; maar wie 's morgens fterft, voort na den middag begraaven. Den dooden, van welk gedacht hy ook zyn moge, worden zyne beste klêeren aangedaan, cn hy wordt, om dat men by de Levantynen geene doodkift gebruikt, op eene draagbaar , waaraan geene zyd-leuningen zyn, gelegd,en op dezelve open naar zyne ruftplaats gebragt; weshalven zig ook de jongeling, welke, volgens Lac. VII 12—15. op deze wyze naar het graf wierdt gedraagen, op het nadruklyk woord van Chriftus, ftaa op , zonder hinder opregten konde. Meer of minder Priefters gaan, naar de omftandigheden der perzoonen zyn, voor het Lyk heen, brengen het., onder gezang en menigvuldig wierooken, in de kerk of op het kerkhof, en vervolgens worden Milfen, doch niet in dat aantal, als by de Roomfchen, voor den overleedenen gedaan.  TURKSCHEN RYKS enz. 245 daan. Een ongelukkig voorbeduidzel wordt daaruit afgeleid, wanneer een lyk , na verloop, van een jaar, nog niet is -vergaan, het geval uitgezonderd, dat het van iemand ware, welke als een Heilige gccanonizccrd was, wanneer alsdan het niet bederf als een byzondere genade Gods wordt aangemerkt: anders gelooft men , dat dit lighaam door een' kwaaden Geeft bezield werde; en de ziel, welke het voorheen als haar verblyf bewoonde, wordt voor yerlooren gehouden. By de begraaveniffen is een yslyk gehuil der bloedverwanten, zelfs wel van heel vremde perzoonen; men trekt zig zelfs wel de hairen uit, en loopt met de hoofden tegen de muuren. Dit wezcnlyk of geveinsd misbaar vindt plaats zo wel by overleedenen, welke men certyds beminde, als by zodanigen, van wien men wenfehte ontheft te zyn, en om dat reeds in voorige tyden op te ruimen, fchreef Paulus aan de Theffalouicenfen: (1 "Biefal. IV 13.) wy willen u niet onthouden wegens de geenen-, die jlaapen; op dat gy niet treurig zyt, gelyk de anderen , die geene hoop hebben. (*) De Grieken maaken eeniglyk veel werk van ge- (*) Chriftenen en Ongeloovigen in de Levant plecgen , op zekere tyden, de graven hunner voorvaderen te bezoeken; dc eerften gemeenlyk op één' der paafchdagen. 0.3  24<5 BESCHRYVINGE des gcfchildcrde beelden. Dc armfle man heeft 'er t veele of weinige van in zyn huis, de rykere t meerdere en fraajere. Zy pleegen ze by de t heefteden, als mede wel van binnen aan de l hoofden-enden te hangen. Alle avonden vóór ( de zon- en feeftdagen, of wel by andere ge- e legenheden, worden lampen en kaarzen, daar r voor hangende, aangeftoken, als mede reuk- \ werken geofferd. Hen wordt een magifche 2 kragt ter bewaaringe voor allerlcie kwaaien , e mitsgaders ter geneezinge voor ziekten toege- c fchreeven; en hier en daar zyn zelfs wel me- [ nige beelden in een byzondere agting, en wor- \ den tot gemelde einden geleend. Vóór dat iemand een huis bewoont, wordt r het door zekere gebeden en andere plegtig- ( heden ingewyd. Doch daar blyft het niet by, i maar op Epiphania of Drie Koningen-dag wordt i wel zulke eene inwying herhaald, en ftrekt zig, \ menigmaal, tot zekere wateren, velden enz. 1 uit. Zy fchryveri aan menige deelen der H. i Schrift, formulieren van gebeden en gebrui- i ken eene magifche kragt toe, en uit dien hoof- ( de worden zy gebruikt ter geneezinge van ge- ( woone en buitengemeene ziekten, als mede ter bezweeringe van Elementen en Geeften. Een kerkgebruik, het welk de Grieken met | vrees en fchrik vervult, is de Excommunicatie j of kerkelyke ban. Deze gefchiedt na eene pleg- ; tige  TU RKSCHEN RYKS enz. 24? tige Mis. Een zeker getal van kaarzen wordt te vooren aangeftoken, en deze worden,naar gelange de banformulicren in hunne vervloekingen zyn uitgefproken, uitgedaan. Dc Bisfchop alleen, of by gebreke van dien kan ook een ander geordend Kerklyke de Excommunicatie verrigten;en hy, dien ze treft, ziet zig van ieder een verlaaten. Doch zy gaat niet •alleen omtrent perzoonen, welke met naamen genoemd kunnen worden; maar wordt ook over ongenoemden uitgefproken, die dit of dat gepleegd , by voorbeeld geftolen laadden, en op welken zy zoude hegten , ingeval 'er geene wêergeeving of vergoeding gefchiedde. Eene menigte waare of verdigte voorbeelden van Gods ftrafgerichtcn, die over de Geëxcommuniceerden zouden zyn gekomen, en allerwegen verhaald en gelooft worden, de yfelyke vloeken in het Formulier mede daartoe gerekend, houden dit Kerkgebruik in zyne kragt, niettcgenftaande 't menigmaal, cn zelfs by geringe gelegenheden wordt misbruikt, en men dus denken moe ft, dat dc indruk en 't gezag daarvan zeer zou verminderen. De Canonizatie of HeiligverUaaring heeft zig dc Patriarchaale Stoel te Conflantinopel voorbehouden. Maar, om iemand-, wegens zyn heilig Leeven en vermeende Wonderen, aan zulk eene Eer deelagtig te maaken, wordt niet Q_ 4 alleen  248 BESCHRYVINGE des alleen hec onderzoek des Patriarchs en derBisfchoppen op een Synode, maar ook worden 'er duizende getuigen, beneffens menige andere omftandigheden gevorderd. Dewyl nu zulks veele kollen baart, om van geene andere omHandig-en bedenkelykheden te fpreeken; zo vervalt deze plegtigheid, thans, byna geheel en al. § XVI. Van de Heilige plaatzen, en den Eerdienft der Grieken. Dat de kerkgebouwen der Grieken van een verfcheiden maakzel zyn, is vooraf reeds opgemerkt. Meell komt het daarby aan op de Provinciën, waarin ze leggen, en in welke of een grootere , of een mindere vryheid is, als mede of'er veele, dan weinige, of ganfch geene Turken in woonen. De oude kerken, welke zy, federt de tyden vóór de Turkfche verovering, nog bezitten, onderfcheiden zig ongemeen van de laatere. Deze zyn, menigmaal, zo flegt gebouwd, dat ze, hier en daar, wel naar gemeene hutten gelyken. Aan andere plaatzen , by voorbeeld op de eilanden van den Archipel, alwaar men eene groote menigte van zulke gemeene kerken vindt, dienen ze  TURKSCHEN RYKS enz. 249 ze ter huisveftinge voor vremdelingen,en een ander gemeen* gebruik. Anders is de inrigting by alle groote kerken omtrent dezelfde , te weeten in de gedaante van een Griekfch, dat is, aan de vier zyden even lang kruis. Haare legging is van het Oojlen naar het Wefien; en naar de eerfte lugtftreek het altaar ook fteeds gelegen. Dit ■ ftaat , volgens eene ingebeelde noodzaaklykheid, onder een verwelf, en is door een Hek, waar door als een Heilige der Heiligen ontftaat, van de overige ruimte der kerk, die laager pleegt te zyn,gefcheiden. Dit affchutzcl' is, aan de zyde naar de kerk toe, met eene groote menigte beelden befchilderd,. die het voorwerp hunner aanbiddinge uitmaaken, en in datzelve is, behalven twee deuren aan de zyden, in het midden, eene dubbelde deur van redclyke grootte, waar door de vergadering op het altaar' kan zien, en welke, daarom, de Heilige Poort wordt genoemd. Door deze midden- of zo genoemde Heilige Poort mag geen ongewyd perzoon gaan. 'T altaar heeft geen rugftcunzel, waarop fieraaden of beelden ftonden. Op hetzelve ftaan één of meerder Crucifixen en Kandelaars, en dus heeft het flegts de gedaante van een verheven tafel. Agter hetzelve is, op een kleinen afftand, een rond in den muur , en daarin eene byzondere zitting, als een Throon , O; 5 waar-  «5o BESCHRYVINGE des waaröp de Patriarch of Biffchop, by hooge Feeflen, met dc kroon op het hoofd zig nederzet, en den zegen over het altaar, door de boven gemelde poort heen, over dc vergadering uitfpreekt. Aan beide zyden van 't altaar, tegen over de zyddeuren, ftaan twee tafels. Op de tafel aan de linke hand fielt men het Avondmaals-brood, en- den beker met wyn en water; op de tafel aan de regte zyde.worden boeken, de Heilige vaten en priefterlyke kleederen gelegd. In de kerk zelve vindt men , niet verre van 't affchutzcl, aan de linke hand,de gewoone en eenigzins verheve zitplaats van den. Patriarch of Biffchop, en wat laager de zittingen der andere kerkelyke perzoonen naar hunnen rang. Tegen over de zitplaats van den Bilfchop is de Preekftoel, en daar naafl zyn, menigmaal, de zitplaatzen voor de vremdeBisfchoppen. Voorts zyn 'er ook andere zittingen voor kerkelyke perzoonen tegen over de gemelde , op dat zy als een dubbeld Choor uit. maaken, en by de gezangen elkander kunnen antwoorden. De zitplaatzen der vrouwen zyn, gemeenlyk, binnen afgefchoote galderyen, en met traliën voorzien, om niet gezien te kunnen worden, hoewel ze buiten dat met een' fluyer zyn bedekt. Door eene groote menigte kandelaars en lampen worden de kerken niet alleen verfierd, maar ook, dewyl ze doorgaans taam-  TÜRKSCHEN RYKS enz. 251 taamlyk donker zyn, verlicht. Voor het affchutzel in de kerk ftaan kandelaars van verfcheide metaalen, welke ten deele van eene mans hoogte , ten deele laager, deels ook wei hooger zyn ; cn naar gelange van dc hoogte en dikte zyn ook de daarop fteekcndc waskaarzen. De lampenzyn, naar maate van den rykdom der kerke, dikwyls van zilver, hangende aan kleine kettingen in een zekere orde in de kerken, 't welk haar van binnen zeer verfiert. By het in- en uitgaan uit dc kerk maaken de Grieken, fteeds, het teken des kruizes, op de vooraf gemelde manier en wyze. Aan Kloofters ontbreekt het geenszins; doch de wreedheid der Turken fchynt ze in Afie zeer te hebben verminderd. In het Europifch Turkye, en op de eilanden van den Archipel zyn 'er nog redelyk veele. Dc kerk ftaat op het midden van het Plein, en rondom heen zyn' de Cellen der Monniken. De beroemdfte kloosters zyn op dc PrinJ"en-eilanden, niet verre van Constantinopel ; voorts op den berg.AxHOs, daar zig de groote en kleine tot twintig toeuitftrekken; dan mede op het eiland Pathmos by het Hol, alwaar, volgens de overlevering, Johannes dc Openbaaring opgeftcld heeft; en voornaamlyk op den berg Sinai. Van de voornaamfte kloofters zendt men, gemeenlyk, één'of meerder Monniken uit, om allerwegen on-  %5z BESCHRYVINGE des onderftandgeld voor het kloofter te verzamelen, ten einde de uitgaaven, vooral de afper-. fingen der Turken, goed te kunnen maaken. — De meefte kloofters ftaan onder den Patriarch v te Conflantinopel, die 'er de Priefters in laat \ wyen, en de klooftervoogden aanftelt; maar b eenige, als die op den berg Athos , hangen van b hem niet af. Dc meefte moeten ook een jaar- i lykfchc fchatting betaalen, om van geene an- i dere knevelaaryen te fpreeken. 'T ontbreekt aan geene menigte van plaat- d zen, waarheen de Grieken Bedevaarten doen. z De voornaamfte bedevaart wordt gedaan naar v Jerufalem naar 't Heilig Graf. Daar dit anders o met de daarover heen gebouwde kerk, federt t de kruistogten, taamlyk in de magt der Roomfch- i gezinden was geweeft, die ze, met minagting i der Oofterfchen, misbruikten; zo hebben zulks v de laatere Turkfche Keizers zeer verminderd, c en den Grieken, als hunne onderdaanen, 't i n voornaamfte aandeel daaraan toegeweezen. De 1; Bedevaart daarheen gefchiedt in den Vaften, om de goede week, en het Paafchfeeft te Je- i rufalem te vieren. Inzonderheid worden ze daarheen getrokken door het H, vuur, het welk, in de Kapél van 't H. Graf, van den Hemel, op faturdag vóór Pafchen zoude nederdaalen, waaraan de Griekfche Patriarch, en vervolgens dc Patriarchen of voornaamfte Biffchoppen der ove-  TURKSCHEN RYKS enz. 253 overige Ooflerfche Chriftenen waskaarzen ontftceken, en aan dezelve't volk de haare. (*) Maar, wyl men zulks niet door de kerk, en van boven in het Hol des Heiligen Grafs ziet komen; niemand mede, dan de Patriarchen , binnen gclaaten wordt; zo is het bedrog blykbaar, het welk, by vertrouwde gefprekken, niet ontkend, maar deels door het gebruik, deels door verhoedinge van zvvaarigheden over den Godsdienft by den gemeenen man, en door de knevelaaryen der Turken, welke, wanneer zulk een bcdrieglyk Wonder wierd geftaakt, veel geld zouden .moeten derven, wordt verontfchuldigd. Doch de Roomfche Gceftelykheid te Jerufalem heeft 'er geen deel aan. Anders zyn 'er nog veele Bedevaarten. Hier cn daar zyn zelfs heilige Holen; en plaatzen, daar voorheen Kerken, Kapellen en Kloofters Honden , mitsgaders graven der Martelaars en vermeende Heiligen veröorzaaken insgelyks de heilige reizen. De Eerdienft gefchiedt in de oud-griekfche Taal. 'T is onbcgrypelyk, hoe zo veele Gezindten, wegens eene overmaatige verkleefdheid (*) Door het voorgewend heilig vuur in de Kapél des H. Grafs te Jerufalem zoude, even als eertyds in den Tabernakel, en den Tempel van Salomo»', Gods tegenwoordigheid by het Heilig Graf als zigtbaar worden gemaakt.  254 BESCHRYVINGE des heid aan de gewoonte en de oudheid,den Eerdienft in doode taaien waarneemen. De Grieken zouden duchten, hem te ontheiligen, wanneer ze dien in het nieuw-griekfeh moeften verrigten. Daar zyn weinig Geleerden onder hen, die het oud-griekfeh zo goed verftonden, dat ze daarin den Godsdienft konden begrypen. Op zyn hoogft wordt in de Preeken, ter betere bevattinge , eenig nieuw - griekfeh gefproken. Nu oordeelemen, hoe weinig nut 'er de gemeene man uit kunne trekken. Het vooroordeel van een oud gebruik is ook de -rede, dat de Eerdienft meer by nacht, dan over dag gehouden, en, de langfte dagen uitgenomen , doorgaans, met het aanbreeken van den dag eerft wordt geëindigd. Nu en dan, als op goeden Vrydag, faturdag vóór Pafchen, en op den eerften Paafchdag, duurt hy dag en nacht door, zo, dat elk byna , vooral de Priesters, van vermoeidheid flaauw worden. Hy beftaat uit een zamenweefzel van Pfalmen, korte en lange gebeden, zedclelfcn, die van de Priefters begonnen, maar van het volk vervolgd cn geëindigd worden; uit gezangen , die zeer eenvormig worden gezongen, en uit het voorleezen van Epiftcls,Evangeliën,mitsgaders andere deelcn der H. Schrift, en de Legende der Heiligen. Dit alles gefchiedt volgens vier onderfchcide Liturgien, te weeten die gee-  TURKSCHEN RYKS enz. 255 geene, welke aan Apoftel Jacobus ten onrechte wordt tocgefchrecvcn, en dezulke, die naar Chrysostomus, Basilïus , en Gregorius den Grooten den naam draagen, en volgens de week- zon- cn feeftdagen zyn verdeeld. Predikatiën worden zelden gedaan, en, die anders lang duuren, en duifter zyn, meeft gcagt. By en onder de Mis wordt ook zeer fterk gewierookt. Voor 't overige heerfcht 'er geene zonderling ftigtelyke aandagt by hunnen Eerdienft, noch by de Priefters, noch by de Leeken ; de oplettendheid ontbreekt bykans geheel, om dat de meeften, behalven de onbekende taal, ook by het fchielyk leezen pas eenige woorden verftaan. Des men aan hen niets merkt, dan dat ze aan zig het teken des kruizes, op de vooraf befchreeven wyze, maaken, waardoor, by groote vergaderingen, een fterk gedruis wordt veroorzaakt. — De Zondag heeft de byzondere vryheid, dat de Chriftenen wegens belaftingen en rechtszaaken, op denzelven, door de Turken niet ontruft mogen worden. — Kerkeboeken worden in het geheel niet gehouden; en daarom kan niemand getuigenisfen wegens doopen, trouwen en fterfgevallen krygen. § XVII.  £S6 BESCHRYVINGE des § XVII. Character en huijlyke gefteldheid der Grieken, beneffens andere, daartoe behoorende dingen. Men moet de Griekfche natie, over het algemeen, een natuurlyk verftand toeftaan. By de kinders ontwikkelen zig de bekwaamheden der ziele, en de vaardigheid des lighaams veel vroeger, dan by ons. Zy leeren ook eerder fprecken, leerende gemeenlyk twee, of wel drie en meerder taaien, zonder veel moeite, op eenmaal; maar aan de zuiverheid daaromtrent pleegt het zeer te haperen, om dat de kunft en befchaaving wordt verwaarloosd. Met de jaaren neemen alle deze bekwaamheden merklyk toe, en komen tot eene fcherpzinnigheid, die andere volken, door groote vlyt en moeite, niet kunnen verkrygen. Maar in de mededeeling van 't vermogen, om te oordeelen, is de natuur hen zo gunftig niet geweeft. Zy loopen over alles ligt heen, en dingen, die een aanëengefchakeld, lang en werkzaam nadenken vorderen, zyn hunne zaak niet. Doch wordt daarmede enkele perzoonen, hier en daar, een goed oordeel niet ontzegd. De Hiftorie fchynt dit zelfs in de oude tyden te bckragtigen. De beroemdfte Griekfche VVysgeeren, een'  TURKSCHEN RYKS enz. 25- een' Plato en Aristoteles uitgezonderd, hebben zig meer door enkel vernuftige zegswyzen, dan door een eigenlyk zamenhangend Stelzel beroemd gemaakt, en alleszins "ftFaalt het verftand in hunne Philofophifche gedagten door. De hedendaagfche Grieken (en waarfchynlyk waren het ook de oude,) zyn vuurig in hunne voorftellen en onderneemingen, leevendig in hunnen ommegang, fchertfend en zinryk in hunne uitdrukkingen. De drift leidt hen, als in een oogenblik, tot ontelbaar verfcheide voorwerpen op. In het disputeeren zyn ze wel heftig, maar verflaauwen ook even zo fchielyk. Zy vinden veel fmaak in Hiftorietjes en Romanfche vertellingen. Hunne gemoedsgefteldheid en handclwyze verraadt eene groote onbeftendigheid. Degewigtigfte dingen worden door hen ter loops flegts nagegaan; de droefheid houdt by hen niet lang aan; en, zo lastig als het Turkfche jok anders is, zo ligt draagen zy het nogtans, wanneer hen de uiterlyke Godsdienft-oefening en de vermaaken op de Feeftdagen flegts worden toegeftaan. 'T bedrog is een misdryf, 't vernuft eigen, en het ontbreekt den Grieken daar niet aan. Iets uit te viffchen, en 'er agter te komen, gelukt hen ligter, dan wel anderen. Voor leugenagtig hebben hen alle de Ouden gehouden, en, wanneer deze van Griekfche trouw en geloof I. Deel. R fpra-  258 BESCHRYVINGE des fpraken, dan verftonden zy daar door, fteeds, bedrog en leugen. De hedendaagfche Grieken geeven hunne voorouders daaromtrent niets toe. Zy liegen, zonder het zelv' te denken, enftaaven hunne leugens, zonder zwaarighcid, met het zweeren by God, hunne Ziel, hun Leeven, hunne en anderer oogen, en by hunne en anderer menfehen kinderen. — De verbeelding en hoogmoed nopens de voortreffelykheid van hunnen Godsdienft en hunne natie boven andere, is hen byzonder eigen. En de Europeërs hebben daarom het fpreekwoord, dat in de Levant en onder de Grieken niemand konde leeven, zoo ze niet door de Turken in toom gehouden wierden. Maar, hoe zeer dit ook wordt gedaan, zo is egter hunne hovaardy en pragt in kleederen niet te bedwingen. — Zo trots als een Griek is; zo verfaagd is hy, zo dra als hy een' Turk ziet. De vleyeryen, welke zy den laatften bctoonen, het kruipende geduld, waarmede zy hunne befchimpingen en ftrenge behandelingen verdraagen, en de laagheid, in 't tituleeren van dezelven, (*) doen (*) Omtrent de Titels zyn de Voornaamen zeer opgeblazen. De Mannen willen Vorften Qnpynréq) en de Vrouwen Forflinneu Qapxpvna-o'xt^) genoemd wezen. De Gemaal in van den Tolk der Porte laat zig doorluchtige Prquw noemen.  TURKSCHEN RYKS enz. 259 doen iemand eenen ongemeenen tegenzin krygen; en egter ontbreekt het niet aan eene zeer' verre gaande grootfpraak agter den rug. Dit ziet men, op eene oogfchynlyke wyze , in de Vorftcn van Wallachie en Moldavië. Wanneer ze tot die Waardigheid geraaken, en ze bezitten ;dan gaat hunne opgeblaazen- en verwaandheid, hunne moedwillige trotsheid, hun fpytig, ja wreed en ontmenfcht gedrag alles, wat men bedenken kan, te boven: maar by hun ongeluk, wanneer ze worden afgezet, kan men dan ook niets laager, neerflagtiger, kruipender en lalfer, dan hen, bedenken. Eigen belang, geldzugt en gierigheid is by hen als t' huis. Voor geld gebruiken de Europeërs de Grieken, zo als zy ze maar willen, en daarom verdraagen zy ook alles. Dit is de voornaame bron, waarom ze zig by de Turken zelve in den grond bederven, en het hunne laaten bcneemen. En het is droevig, om aan te zien ,hoe daaruit hunne aanklagten voor de Turkfche rechtbanken ontftaan, en hoe daar door Godsdienft, Eer, Leeven en goederen te gronde gaan. Men kan zig niet wel verbeelden, welke diepe wortels de ligtgeloovigheid en 't bygeloof by hen hebben gefchootcn. Hoe veriigtelyk een Priefter by hen ook is geworden, welR 2 ke  26o BESCHRYVINGE des ke met hen getwift, zig dronken gezoopen, of zig op eenige andere wyze laag heeft gedraagen; zo verlangen zy nogtans van hem den zegen , en kuffen zyne hand, of leggen ze aan hun hoofd. (*) De godloofte menfehen maaken, gemecnlyk, de aanzienlykflc Legaaten in hun Teftament, ten einde door zulk eene milddaadigheid de zonden te verzoenen, en de voorbede der Priefters, der Monniken en Armen te verkrygen. In de Provinciën, daar ze redelyk vry zyn, als op de eilanden van den Archipel, bepaalen de Ryken, by hun dood, een zekere fomme gelds,om eene Kapél te ftigten;en dit is dc rede, waarom men zulk een groot getal van Kapellen vindt. -— Menige bronnen en waters, zo wel in boftchen als holen en bergen, die van natuure mineraal zyn, zyn tot wonderdaadige gemaakt, en dus heilig geworden. De Grieken noemen ze geheiligde of verzoenings-wateren. (dyutgfixrx.~) By dezelve , even als mede aan die beelden, welke eene ge- (*) De Griekfche Heeren en vrouwen geeven den kinderen , bedienden en flaaven de handen, en de Voornaamen ook wel den rok, eerlt om te kullen, en dit gefchied zynde, ten teken van eene nog grootere eerbied, aan het voorhoofd te drukken. Verliefden of teerhartigen pleegen zig de oogen te kuffen, en daarom hoord men menigmaal hen zeggen: ik wilu de oogen kuffen. (ws (pttyrp rtc fj.xrix aou.y  TURKSCHEN RYKS enz. 261 geneeskragt zouden hebben, hangen zy lappen op, ten teken, dat zy op geneezing hoopen. Zo maaken het niet flegts andere Ooflerfche Chriftenen, maar ook de Jooden en Turken. Van Wonderwerken, die hier en daar zouden gebeurd zyn , hoort men dagelyks. Daar zyn verfchyningen gefchied; Crucifixen vallen van den Hemel, die weer vcrdwynen; daar worden veranderingen aan de beelden gezien; de ovcrlecdenen laaten zig 's nachts zien,cnz.Toen de fchryver eens in de Dardanellen in de Griekfche kerk ging, zag hy, om dat het 'er wat donker in was, by het affchutzcl voor 't outaar, een' hoop, waarin zig iets bewoog; nader daarby komende , was het een ziek vrouwsperzoon op een bed, het welk zig, federtcen. gcruimen tyd, in de kerk hadt laaten draagen, om dat ze voorgaf, dat ze, door het aanzien van een gefchilderd Maria-beeld, zeer wierdt verkwikt. (*) Hadt niet het naare Wezen dezer (*) In liet Ooft en is de gewoonte nog, even als ze ten tyde van Chriftus was, dat zig een zieke op een bed Cuptfliafy, Mare. II 3- enz..) laat draagen, om te beedelen, of zig voor de Kerken neder te laaten zetten. En op de Ptïnfeu-eilanden, dus naby Constantinopel , is een kloofter, waarheen men dikwyls zieken brengt, die in de kerk liggen en llaapen, om door de vverkiug van een beeld, naar zy mcenen, herfteld te worden. R 3  262 BESCHRYVINGE des zer Lydcrcs de waarheid haarer ziekte bewcezen; wat hadt niet een natuurlyke argwaan; by zulk eene zaak moeten denken ? Inmiddels keurden de Priefters zulk eene bygeloovigheid i goed, en dat aan eene plaats, die zo aanzien- i lyk, en niet verre van Conflantinopel is gelegen. \ By zyn tweede verblyf aldaar bezogt hy den t uit zyne ballingfchap van het eiland Lcmnos t teruggeroepen Patriarch Karatscha, welken hy, by zyn eerfte verblyf, in zyne Waardig- i heid hadt leeren kennen. Ten zelfden tyde i lagen by hem veele Aartsbiflchoppen en Bis- 1 fchoppen, mitsgaders voornaame waereldlyke [ Perzoonen gelukwenfchings- bezoeken af. Zou j men zig wel kunnen verbeelden, dat die Pa- [ triarch de ftoutheid hadt, voor deze vergadc- \ ring op de verfchyning der Maagd Maria in i | den droom, (*) met de bekendmaaking, dat hy uit zyne ballingfchap terug geroepen zou- 1 de worden, tc roemen, en hy by allen goed- l keuring vondt ? Doch ook voornaame wae- i reldlyke Perzaonen zyn van die bygeloovig- , heid even zo min vry. Omtrent het jaar 1763 hadt de Hollandfche Conful van Negroponte, een Griek van Godsdienft, een Proces wegens vee- . C") Op droomen gaan de Grieken veel aan, en eenigeh leggen zig op derzelver uitlegging toe, welke gewis, even 1 als alle waarzeggingen, onzeker en bedrieglyk is.  TURKSCHEN RYKS enz. 263 veele, voormaals gepleegde fluikeryen. Zoude men wel kunnen gelooven, dat zig deze man, by alle gelegenheid, na zyne beelden wendde, en dezelve om raad vroeg, wat hy voorftellen, cn hoe hy moeft antwoorden ? Wanneer nuzulken, die Waardigheden en Amptcn bekleeden, zo denken en handelen; wat moet men dan van het Gemeen verwagten ? Zy kleeven de ydelheid zeer aan, en die ondeugden , welke de Apoftels, vooral Paulus in de brieven aan ïimotheüs en Titus , hunnen voorvaderen te laft lag,en ze deswegen beftrafte, hebben zig tot de nakomelingen voortgeplant. Voor 't overige behelpen zy zig in het eeten en drinken zeer gemeen," zoo ze zig maar treffclyk kunnen opfchikken. (*) De taal der Grieken is het nieuw -griekfeh. Volgens de verzekering, die den fchryver te Conflantinopel cn Smyrna wierdt gcgcevcn,zou men moeite hebben, in het Turkfche Ryk,een dozyn menfehen te vinden , die het oudgriek fch (*) By een huwelyk befast het grootfte gedeelte der Utaettinge in Juweelen en klèeren, die te pronk gelegd worden. Wat i Timoth. II o. en i Petri III 3- berispt wierdt, gaat nog in zwang. Ten opzigte van de vlegting tier hairen heericht fteeds nog de meening: hoe meer, hoe fraaier ! R4  264 BESCHRYVINGE des ' griekfch in den grond verftonden, en onvervalfcht konden fpreeken. Van dit vvykt het nieuw-griekfch zo heel veel niet af, en 't onderfcheid is niet grooter, dan tuffchen het Latyn en Itaiiaanjch. De kunftwooi •den en de li. voornaamfte uitdrukkingen zyn oud-griekfch; niet dan de buiging derzelve, en vooral de Declinatien en Conjugatien zyn nieuwerwets. Hoe i Züiverer het wordt gefproken ; des te nader komt het by het oud-griekfch. Dit heeft voor- I naamj C*y De t wordt by de hedendaagfche Grieken, menig- ; maal en doorgaans naa v, als een d uitgefproken: by voorbeeld, 7t«.vtx Tx'AciVTz, panda talanda, en YC7pnr%x. dom- ■ nitza. De uitfpraak van 't Griekfch heeft alleszins natuur' lyk, even als by alle, zelfs van den invloed der vremde natiën vry gebleeven taaien, door de langheid " van tyd , eenige verandering moeten ondergaan ; doch daaruit zou men zeer verkeerd befluiten, dat de Grieken ze niet echter, dan de uitlanders hadden. Ook dit zou geen gegronde tegenwerping wezen, wanneer men wilde zeggen, dat de tegenwoordige Italiaanfche uitfpraak van' het La tyn nog- 1 tans niet de oude Romeinfche ware , niettegenftaande de | ll Eerdienft in Italië in de Latynfche taal wierdt gehouden. By dc Grieken is wel het geval anders. Alle hunne kerken in Afie en Europa hebben flegts éëne uitfpraak by den Eerdienft, zonder orgel en muziek. De fpreuken worden duidelyk voorgezegd, en daarna gezongen. De Grieken houden hiervan ongemeen veel. Het Jok der Romeinen, Perfen en Turken heeft hen, nooit, tot de verzaaking hunner taaie kunnen bewecgen.  TURKSCHEN RYKS enz. , 265 naamlyk plaats rondom Atheen ,en op den berg Athos, als mede in alle die plaatzen, waar weinige of ganfch geene Turken zyn, gevolglyk de vermenging met andere taaien geen' ftand heeft gegreepen. In de uitfpraak zyn ze zig, meer of minder tederheid 'van eenige Provinciën uitgezonderd, redelyk gelyk. Doorgaans zyn ze voor den Itacismus. De p klinkt, in hunne uitfpraak, als bh, ja bykans als onze V; des hun fatef&fc Valerianus der Romeinen is; de 7 niet, als in menige Provinciën van Duitfchland, als ƒ, maar als de waare g; de * byna als ds ; de 6 bykans als ths; de y geheel als i; de % als een zagte s; de s- als een fcherpe f; de «/ als ae; de « en « als i, de uv als av; dc au als ev; en eindelyk de ou als pi Willen zy onze eigenlyke b uitdrukken; dan gebruiken zy daarvoor ^, als jtwny><3 ( boro) ik kan; ^.n-aXa (bdla) een £oge/. Van de Erasmiaanfche uitfpraak weeten dus de Grieken niets, en het zou barbaarfch in hunne ooren klinken, daar 't Griekfch, volgens hunne uitfpraak, zeer aangenaam is, om te hooren. Men kan van hen denken, dat ze de echte uitfpraak hebben ; want, dewyl ze , niettegenftaande hunne onderwerping aan de Turken, beftendig hunnen Eerdienft in de oud-griekfche taal hebben waargenomen, en ter opzegginge van deszelfs deelen de Diakoneü , Monniken en R 5 Pries-  266 BESCHRYVINGE des Priefters geregeld worden onderweczen ; zy mede aan veele pjaatzen van de Turken onverbafterd, en .hunne Godsdienft-gebruiken, in veele kloofters, by den dagclykfehen Eerdienft ongefchonden zyn geblecvcn; zo kan men hen dc echte overlevering der.uitfpraake, kleinigheden uitgezonderd , niet wel bctwiftcn. — In i hunne tydrekening volgen zy den ouden ftyl. ii Hun gevoelen omtrent verfcheide Gezindheden is K niet al te fchriftuurlyk. Van malkander hou- i den ze redelyk veel, noemende zig onderling, » menigmaal, broeders cn zufters. Wegens de i overëenkomft des gcloofs met de Ruffen draa- S gen zy dezen eene natuurlyke genegenheid toe, n geevende die, dikwyls, den Turken te kennen, ei waar door ze zig, hier en daar, groote onge- » legenhcden op den hals haaien. Zy merken ze o over het algemeen aan als dezulken, die hen, V ten ccnigen tyde, van 't Turkfche jok zullen vi verloflen. De Turken weeten dit, en naar hun v bygeloof verbeelden zy zig ook, dat zulks ge- a beuren zal; ja uit dien hoofde zyn voorzeg- k gingen ontftaan, welke dit willen voorfpellen, zi zonder nogtans tyden, perzoonen, en andere ei ter vervulling noodwendige omftandigheden è vooraf te bepaalen, welke de voorzeggingen ei des Bybels van de leugenagtige zo duidelyk on- t£ derfcheiden. De Porte zoekt, inmiddels, alle c gemeenfehap der Grieken met dc Ruffen te ba- n let-  TURKSCHEN RYKS enz. 267 letten, en de Ruffifch? Afgezamdt te Conflantinopel mag niet eens in eene Griekfche kerk gaan, dewyl hy, anders,dc Griekfche natie, cn vooral dc Voornaamften derzclvc , inzonderheid de Patriarchen voor ongeluk cn ongeval bloot zoude Hellen. Jegens de Proteftanten zyn de Grieken vriendlykft gezind, om dat die hen, in hunne landen, de vryheid van Godsdicnlt toeflaan, de Proteftantfche Gezandten cn Confuls hen ook menigen dienft by de Turken bewyzen, en hen van hunnen Godsdienft niet afvallig zoeken te maaken ; doch zoude tusfchen beide eene verëeniging van Godsdienil niet zo ligt zyn te wagten, gemerkt,den Paus en Godsdienft-dwang ter zyde gefield, ons dezelfde oorzaaken bykans fchciden, die tulfchen ons cn de Röomfchen eene fcheiding maaken. Van'dezen hebben zy niet gekreegen, wat ze van de Proteftantea kreegen; veeleer moeten zy hen menigerlei vervolgingen toefchryven, en daarom draagen zy hen eenen natuurlyken haat toe. Tegen de Armeniërs hebben ze wel zulk een haat niet, als tegens dc Röomfchen; maar evenwel hebben zy jegens hen ook minder liefde, dan jegens de Proleflanten, om dat ze door eene algemeene kerkvergadering zyn uitgcflooten,en die kerkeban nooit ingetrokken is. Van de Turken hebben zy den verftgaanden afkeer, noemende hen niet anders, dan honden. Dit is  268 BESCHRYVINGE des is hen zo tot eene gewoonte geworden, dat zer 1 zig verwonderen, wanneer hen iemand naar. ; de rede daarvan vraagt,en de ongeoorloofd-. \ heid van zulk eene handelwyze uit de fchrifv \ tuur toont. Anders hebben ze nog niet opge-; i houden, gaftvry te zyn. ; Tot welke bedieningen het mannelyk ge- 1 flacht onder de Grieken kan komen, is § X.. 1 aange weezen. Maar de Turken gebruiken ze ook' < zeer veel tot huizelyke zaaken. Den Koophan-- i del dry ven ze, meeftal, in het binnenfte des j Ryks ; maar veelen gaan ook naar de Europifche i landen, en dryven hem aldaar. De gemeene lieden geneeren zig veel met den landbouw en 't tuinieren, of zyn in dienft by Chriftenen i en Onchriftenen. De kleeding dezer gemeene ( lieden verfchilt van die der Voornaamen , ter- 1 wyl de eerften korte klêeren gebruiken, waar- ' over zy, by het bezitten van eenige middelen, op de Feeftdagen, een' langen, tot den grond | toe neerhangenden pelsrok draagen; maar de. laatften lange klêeren aanhebben, alhoewel dc broeken by allen zeer wyd zyn, en tot de voeten toe reiken. (*) De Priefters draagen kne- 3 (*) liet lang opperkleed, vooral het ruige en hairige by den gemeenen man, {[Kapot") of de Pels by de Voornaamen, dient 's nachts ook voor tegenwoordig nog tot een defc  TURKSCHEN RYKS enz. 2-69 knevels, ert laaten ook liet hair aan de kin groejen; maar waereldlyke Perzoonen hebben alleen de eerfte. (*) In gezelfchappen geeven zy koffy en tabak. Van de eerfte wordt, altyd, maar één' kop zonder melk, en dikwerf zonder zuiker gegeeven. De Tabak wordt in lange pypen aangeboden, die van verfcheide foorten zyn. De gemeenfte komen van Moldavië en Wallachie, en worden genoemd Jermeffee. De befte zyn die geene, welke in de Levant zelve van Jasmyn- en Kerfeboomtjes worden gemaakt, en eene zwarte foort, die den dekkleed, zo wel te huis , als inzonderheid op reizen. QExod. XXII 26, 27.) De lange aan het lyf paffende onderrok is door een gordel vaft gemaakt. Zodanig een wordt, dikwyls, meer voor pragt, dan uit noodzaaklykheid gedraagen. 'T gebruik daarvan is, volgens de Schriftuur, zeer oud. Hy dient, om 'er de geldbeurs aan te binden, of 'er het geld in te doen. ( Matth. X o.) Onze leeren geldzakjes mogen miflehien daaruit ontdaan zyn. Voor tegenwoordig fteeken de meeften hunne geldbeurs, als mede 't horotogie, in een zak, welke in de voery van het op 't lyf paffend kleed naby het hart wordt gevonden. (*) Onder de Turken is nog by Perzoonen, die byna elkander in ftaat evenaaren, en iets van malkander verzoeken» het aanraaken en küflen des baards in gebruik. ( 2 Sam'. XX 9.) De Minderen by alle Ééraii'iynéh otaVattén de knien der Voornaamen. Dit is het nedervallen en aanbidden ( xpasy.wsiv ) in den Bybel.  27* BESCHRYVINGE des den naam van MuJJa draagen. Van deze kan het ftuk wel 6, 12 en meer Piaftcrs koften. Zulk eene Tabakspyp is 2 of 3 ellen lang, en 't wordt voor aangenaam gehouden, om 'er uit te rooken, om dat de rook koud tot den mond komt. — Zy draagen, even als de andere Levantynen, in gezelfchappen, vooral een foort van roozenkrans by zig, dien de Ryken van barnfteen hebben, welke hen dient, om 'er mede te fpeelen, dewyl ze met de vingers de kraaien tellen, en als door de hand laaten gaan. By de bezoeken trekken niet alleen de Grieken , maar ook alle Levantynen, van beide genachten deffchoenen of pantoffels voor de deur, of ten minften aan den Sopha komende, uit. De Voornaamen laaten zig mede, door hunne Bedienden, Meiden of Slaaven, zomtyds een paar nadraagen, om de goede met de Hegte 1 of deze met geene te verwiffelen. De Vrouwen hebben wel, even als by ons, de huizelyke bezigheden; 'maar voor het overige onthouden ze zig van alle dezulke, waar» by zy het gezicht ontbloot moeiten hebben. Zy worden dus, by haar werken, en in den handel en wande], voor elk niet zigtbaar, zekere plaatzen, waar meerder vryheid heerfeht» uitgezonderd. Zy fpinnen het garen , de boomwol en zyde aan de fpil, wceven het lywaat zei-  TURKSCHEN RYKS enz. 271 zelve; zy naajen, flikken en borduuren. 'T laatfte is inzonderheid het werk van voornaame vrouwen. Wanneer al de wyze van kleeding in verfcheide landftreeken, in zekere opzigten, verfchilt; zo vindt egter geene eigenlyke verandering van Modes plaats. In haar huis, den hof en tuin gaande draagen zy pantoffels of fchoeizels, ( Sandalia ) maar onmiddelyk over de kouzen fokken van fyn leer waarmede zy hunne pantoffels of fchoenen üir floffen; en by het uitryden, of wanneer ze ver willeo gaan, draagen ze geele broosjes. De fchoeizels zyn, menigmaal, kunftig gemaakt, met parlemoer ingelegd, en de riemen daarover geflikt. De houten zool, een vinger dik, heeft onder twee dwarshouten, om de hoogte van een hand breed uit te maaken. Dit is, waarfchynlyk, de cothurnits der Ouden. De Grieken draagen alle, volgens het eenparig gebruik der Oofierfchen,broeken, die tot de fchoenen toe hangen. Over dezelve hangt het zeer wyde hemd heen, het welk, daarom, voor volwaffenen op eenerlei wyze en in een zelfde grootte is vervaardigd, zynde zeer fyn, of van boomwol en vlas of zyde gemaakt. De mouwen daaraan zyn wyd, hangen byna over de ganfche hand heen, en bekleeden de plaats van handlobben.' Voor aan den hals is het met een knoop van geringe of groote Waarde, of wel  272 BESCHRYVINGE des wel flegts met eene fpeld toe gemaakt. Hier- f over gaat een kleed, het welk net aan het lyf j paft, alleen dat het beneden wat ruimer, de ééne zyde over de andere heen geflagen, en t by de borft wat uitgefneeden is, zo, dat deze ! door het fyne hemd redelyk doorfchynt. Het 1 opperkleed, Feredfche, beftaat, wanneer het win- I •ter is, in een pelsrok; by zomer-tyd in eene o ligte ftof, die van vooren geheel open ftaat. i Het onderkleed, dergelyk een de mannen, en I even zo beide gedachten onder de Armeniërs, ( Jooden en Turken draagen , is door den gordel j om het lyf vaft gemaakt. Deze is menigmaal, c en vooral by de vrouwen,zeer pragtig en koft- r baar, zo dat zulk een wel duizend cn meer £ Hollandfche dukaaten kan koften. De hals- en ij armbanden beftaan meeftal uit gouden kettin- o gen. De doek rondom het hoofd der vrou- i wen wordt van menigerleie foorten en kleuren, d als mede goud- en zilverdraaden vervaardigd, e en wordt genoemd Tfchember. Haare hairen v worden in eene menigte van kleine lokken, die I drie- of vyfmaal zamengedraaid zyn, gevlog- v ten, en by reyen om den Tfchember gebonden, n By andere hangen deze lokken rondom den- n zeiven , cn op de fchouders naar beneden. Men l ziet ligt, hoe natuurlyk deze dragt zy, en hoe fraai zy 't lighaam moet ftaan. Gaan de vrouwen uit; dan zyn ze verphgt, nog een witten . doek - t  TURKSCiuEN RYKS enz. 273 êéek over het hoofd, ter bedckkinge des aangczigts, te draagen. (*) Hy beftaat uit neteldoek, en is by de Voornaame met goudc draaden, eenige vingers breed, belegd. Men noemd hem Mahraman. Te Corfantinopel,en aan veele andere plaatzen moeten zy zig, even als de Turkïnhen, met dezen Sluyer bykans geheel bedekken; maar aan plaatzen, waar meerder vryheid heerfcht, laaten zy hem alleen over de fehouders na beneden hangen. De Waayer der Griekfche vrouwen is by Voornaame redelyk groot, uit paauwevceren zamengefteld, en met een elpenbeen handvat voorzien. In de zyde na binnen is, boven aan hetzelve, een kleine fpiegel. Wanneer, ze in huis, of ondereen boom zitten; dan laaten zy zig door meiden of flaavinnen daarmee bewaajen. Voor 't overige komt de huislyke gefteldheid zeer naby de Turkfche* De kinders worden ingetoogen, en onder eene redelyk fcherpe tugt, en de vrouwen door haare mannen ftreng gehouden. De liefde der kinderen tot de ouders, en die van dezen tot geenen pleegt, overliet algemeen, groot te zyn. Dc vryfters laat men niet toe, met mansperzoonen alleen te fpreeken. Komt iemand van buiten in het vertrek; dan (*) De Sluyer der vrouwen is eene aloude, en voornaamlyk de zedigheid afbeeldende gewoonte.- Cenef. XX 16. XXIV 65. Maar zy weeten hem zo te hangen, dat hy de fchóötiheld vermeerdert. I. Deel. S  2/4 BESCHRYVINGE des dan gaan de dochters heen, en komen niet weer binnen, ten ware zy door de Ouders wierden geroepen. Zy Hikken, fpinnen,naajen, en doen haare andere werken by en voor de traliën der venfters, op dat ze, zonder gezien te worden, de voorbygangers mogen zien. Veele Griekfche vrouwen, niettegenftaande zy anders redelyk welgemaakt zyn, en eene lcevendige kleur hebben ,blanketten zig, leggende op ailerleie plaatzen van het aangezigt moesjes van verfcheide grootte. Zy verwen ook, veeltyds, de wenkbraauwen zwart; doch dit is den Joodinnen meer eigen. Om liefde en vreugde, of een Feeft te kennen tc geeven, hebben zy haar hoofd met veele bloemen beftoken. — De Minnemoeders worden nog, onder den naam vupufiMv» , paramana, ( als eene tweede.moe der) by de voornaame Grieken gebruikt. Zy worden, menigmaal,als Vertrouwden de Familien ingelyfd, en blyven, geduurende haar Leeven, in het huis. Van Meubilen of huisraad wectcn zy niet veel, die geene verkeering met de Europeërs gehad, en gebruiken van hen hebben aangenomen. In de meefte zaaien cn kamers is als een fchabel of voetebank, die een derde of de helft daarvan beflaat, belegd met eene Mat of een Tapyt. (*) Rondom aan den wand op deze CO Voor deze hoogte in 't vertrek houden zig de huisi be-  TURKSCHEN RYKS enz, 27$ Ze hoogte is de Sopha, welkers bekleedingen naar de gefteldheid der Farailien , van zeer groote Waarde zyn. Ja, in de verfcheide foorten van kuffens zoekt elk een zynen fmaak cn rykdom te laaten zien. Voor het Sopha, kliffen ftaat een kasje van min- of meerder grootte, en naar den ftaat des eigenaars met paarlemoer en andere fieraaden ingelegd. Daarin heeft de man zyn papier, fchryftuig,boek, enz. en de vrouw haar borduurwerk, zeide enz» leggen. Tafels en ftoelen zyn in de weinigfte huizen. Men zit op de kruizelings over malkander geflagcn knien. De fpyzen worden, in kleine fchotels, op groote kopere plaaten in het midden gezet. Bedfieden zyn mede niet in gebruik. Vederbedden heeft men niet, maar men bediend zig van zulke matralfen, welko met wol zyn gevuld; en de bovenbedden zyn gevuld met boomwol, en doorftikt. Deze fpreid men 's avonds op de gemelde hoogte van de voetebank uit, rolt ze 's morgens zamen, cn legt ze dan in de kaften in den muur weg. Wordt 'er 's avonds licht in 't vertrek gebragt 5 dan wenfehen zig alle aanwezenden, cn de minderen den meerderen, een goeden avond. Dit wordt zo heilig onderhouden, als by bedienden by Chriflenen en Turken op; waardoor men de Latynfche zegswyze, .sv/pedes ft are,(voor de voeten ftaan f) kan verklaaren. By de Voornaamen moeten zy op dezelve de koffi. zoetigheden enz. knielend toedienen. S a  *76 BESCHRYVINGE üks by de oude Grieken. ■ De heimelyke gemdk* ken beftaan by de Levantynen uit een driekantig gat, het welk nogtans niet al te groot is, op dat 'er niet iemand in valle; en de opening is met een eenigzins verheven hout bekleed. (*) By de ontlading niet alleen, maar ook by 't maaken van zyn water bulkt men 'er op neder. Men heeft fteeds fchoon water by de hand,om zig te wallenen. Dit laaten de Turken nooit na, om dat de Godsdienft hen tot dergelyk eene zuivering verpligt. — Aan vermaaken van verfcheide foorten ontbreekt het den Grieken niet; en waar is eene plaats, daar niet de menfehen Zeer vrugtbaar waren, om ze te bedenken ? Hunne meefte fpelen zyn van dien aart, dat 'er lighaams-oefeningen mede gepaard gaan. Van het danzen zyn ze ongemecne liefhebbers. Dit doen ze fterk op de Feeftdagcn; doch het beftaat alsdan,eigenlyk, alleen in een' rey, of een foort van togten, procedien cn fprongen. Tot hunne fpelen behoort het hutzeien met 't geld,of 't krui> of munt valle. Zy fpeelen gaarne het even of oneven meterweten, nooten, booncn, ofwel ftuk- ( ) Alle Oefferfehen zyn, by: de natuuriyke ontlading des lighaams, zeer fchaainagtig. Zy flaan hunne lange klêeren rondom het lyf, en huiken zo iieder. Daar door be* gryptmen, wat het zegge, zyne voeten dekken, i Sana. xxiv 4.,  TURKSCHEN RYKS enz. 27? Pukken gelds. Het kaarten/pel, in Europa zo bederflyk, vindt flegts by hen plaats, die het van de Europeërs hebben geleerd. Hun verwillelend zingen, als in Chooren, is by hen nog zeer in gebruik. Allerlei vrolyke deuntjes en minneliederen zyn by hen in de Mode, en in een groote menigte te vinden, al hebben zy geen' Sappho of Anacreon onder zig. Om de eerfte te verzeilen, zo is by hen de Lier nog een noodzaaklyk, ten minlten aangenaam inftrument. 'T Europifche Muziek behaagt den Ooferfchen heel zelden. De inftrumenten en zangwyzen zyn, weinige uitgezonderd, Turkfch; maar de woorden en zin derzclve Griekfch. De fooden en Armeniërs hebben, hier., met de Turken nog meer, ja byna alles gemeen. — De wandelingen der Griekfche vrouwen worden gedaan met haare kinderen, de meiden cn flaa vinnen, indien ze dergelyke mogen hebben. Deze togt gefchiedt zo wel pragts, als welvoegclykhcids halve, ter onderfcheidinge van de hoeren. Op bruiloften vermaa- ken zig niet alleen dc gaften zelve met fpecen, danzen en vrolykhedeii; maar gehuurde fpringers en danzers moeten hen ook onder het muziek tragten te verluftigen, By de Lyken is het niets vremds, gefprekken der treurenden met den dooden te hooren, even als of hy nog leefde, S 3 VIER*  V? BESCHRYVINGE des VIERDE AFDEELING, Van de Armeniërs. §. XVIII. Van de Armenifche Kerk en haare gefteldheid. D c Armenifche Kerk heeft haaren naam naar het volk, de inwooners van Armenië, en de Armenifche. taal, waarvan ze zig by den Eerdienft bedienen; en deze naam komt hen zo veel te meer toe, als de ingeboorenen van Af" menie, of derzelvernakomelingen alleen,daarentegen geene menfehen van andere natiën tot deze Kerk behooren. De Kerkhiftorie wyft uit, dat ze een Tak is van de Monophyfltifche Godsdienft-party, wier aanhangers, om zekere reden, Jacobiten en Kopten worden genoemd. De verwerping der Chalcedonifche kerkvergadering heeft ze van de Oofter- en Wefterfche kerk afgezonderd. Deze fcheiding heeft zo veel te ligter kunnen gefchieden en aanhou^ den, als de Armeniërs met den Patriarch te Conflantinopel niets te doen hadden. Zy zyn 't met de Monophyfiten wel in de hoofdzaaken eens;  TURKSCHEN RYKS enz. a79 eens; maar zy hebben hunne byzondere gebruiken, en zouden van hen hunne Kerkleeraars niet aanneemen. Daar geenen den grooten Patriarch te Alexandrie, doch welke zynen zetel eigenlyk te Kairo heeft, als 't opperhoofd in zaaken van den Godsdienft aanmerken; zo houden dezen daarvoor den Patriarch van Edfchmiazin. 'T Armenifch volk heeft, by de verandering zyns lands, dewyl 't nu eens een eigen Koningryk was, dan onder Perfie, dan weer onder Turkye Rondt, byzondere lotgevallen gehad. Deszelfs grootfte gedeelte heeft het vrywillig verlaaten, of is door den overwinnaar weggevoerd geworden. De Perfifche Koningen hebben het hoofdzaaklyk gczogt te ontvolken, om daar door eene woeftyn te maaken, die de Turken van de oorlogszugtige aanvallen op Perfie af hieldt. Byzulkeene gefteldheid van zaaken is 'er eene ongeloovefyke menigte volks weggevoerd, en de voorftad Julfa voor Ifpahan alleen met omtrent honderd duizend menfehen bevolkt geworden. Daar is geene voornaame ftad in Perfie, alsmede in Turkye,vooral het Afiatifche, in welke niet aanzienlyke volkplantingen van Armeniërs waren; om van de groote, in Polen en Rusland zig ophoudende menigte, alsmede kleinere hoopenin Italië, Frankryk, Engeland en HollarJ niet te fprceken. Van de Grieken en S 4 Room-  ito BESCHRYVINGE des Röomfchen worden zy, overal, met fcheele oogen aangezien, cn fcheurmaakers genoemd ; maarzy zelv' ftellcn, met alle nedrigheid, een goed vertrouwen in hunne zaak. - Al hebben zy verfcheiden Patriarchen; cenigen zyn het egter alleen in naam, als die van Conjiantinepel; anderen wel in de daad; maar nogtans geeven zy allen dien te Edfchmiazin, welke anders te S.bafe in 't eigenlyk Armeniè zyn' zetel hadt, den voorrang. Dit Edfchmiazin, 't welk by de Turken Uctfch-Kiiflïè, in 't Nederduitfch Driekerken wordt genoemd, is een Kloofter, niet verre van 't gebergte Arak rat, in de ftad Erivan, op e!c grenzen van Turkye en Perfie leggend. Het'heeft den Turkfchen naam naar werklyke drie kerken, doch waarvan de grootfte eigenlyk alleen maar worde gebruikt; maar den Armenifchen naam wegens de nederdaaling van Gods eeniggebooren Zoon, om dat, naar men voorgeeft, Jefus Chriftus aan den H. Gregorius , die 'er de eerfte Patriarch in was, zigtbaarlyk ware verfchcenen. In dit kloofter, den hoofdzetel van den Armenifchen Godsdienft, houdt zig de Patriarch op. Dit is de kweckfchooLdcr voornaamfte Kerkclceraaren en Biifchoppcn, Daar zyn, hier, ook van dezelven, fteeds, een goed getal,beneffens veele Monniken, die het algemeene welzyn van den Armenifchen Godsdienft, bene f>  TURKSCHEN RYKS enz. 28r neffens den Eerdienft en 't onderwys in het kloofter bezorgen. De Patriarch wordt uit éénen der Bilfchoppen gekoozen; maar hy leeft zonder uiterlyken luifter en pragt; en de Waardigheid alleen onderfcheidt hem van de andere Kerklyken. Hy heeft wel groote inkomften, maar moet ook ongemeen veel uitgeeven, om zyn diameter en den Godsdienft by de Mahometaanen ftaande te houden. De Biffchoppen zyn allen ongehuwd. Het grootfte gedeelte wordt van Edfchmiazin gezonden , daar zy ook worden gewyd. Zy worden van daar om de 3 jaaren in hunne Bisdommen verwiifcld, of op nieuw beveiligd. Deze beveiliging , zo wel der Biffchoppen, als der Patriarchen, komt hen by de Mahometaanen zeer hoog tc ftaan. Weshalven ook de Simonie by de hoogere en laagere Geeftelykheid niet onbekend is. In hun beroep zyn ze yveriger cn naarftiger,dan de Griekfche en Roomfche Biffchoppen. Zy preeken zelve , doch zittend, en bezoeken de tot hunne Parochie behoorende Kerken zeer naauwkeurig. De Vartabets (*) zyn een (*) De Armenifche Eertitel,- Vartahet, betekent een kerkelyke Waardigheid, als by voorbeeld Prelaat in het IFeften, en wordt den Bifl'choppën, Aartsbiftchoppén en Patriarchen gegeeven. Van zo genoemde graaden in de God» geleerdheid en andere \yeetenlchappen weeteu ze niets, s $  2g2 BESCHRYVINGE des een foort van Monniken; die taamelyk naby de Biffchoppen komen, by afwezendheid van dezen preeken, en als hunne Vicariffen , ja dik- j wyls teffens Biffchoppen zyn. Zy maaken te , gelyk een foort van Leeraars in de Godge- j leerdheid uit, welke een zeker opzigt over de kerk hebben. 'T getal der Monniken is by de , Armeniërs zo groot niet, dewyl men ze niet ( onderhoud, om ledig te gaan, maar in hoope, , van 'er ten eenigen tyde Leeraaren der kerke | van te maaken. Zy allen volgen den regel van | Basilius. liet boek der Pfalmen moeten zy, ten minften op den dag hunner inwyinge , geheel uitleezen; op andere tyden hangt het van hunnen yver en devotie af, hoe veel zy 'er van over flaan. Ten aanzien van dit laatfte is het Pfalmboek is 8 groote af deelingen, en elke van deze weer in 8 kleinere verdeeld, by welker einde : Eere zy God den Vader enz. . gezegd moet worden. Hunne kerkelyke bezigheden beftaan alleen, in Miffen te leezen; , want de andere paftoraale verrigtingen zyn hen verboden. Zy moeten, menigmaal, een langen proeftyd doorftaan, en worden niet ligt voor den mannelyken ouderdom ingekleed. By deze inkleeding zyn zeer ftrenge oefeningen van eenzaamheid, van vaften en bidden voorgefchreeven. Hunne hairen worden dan in de , gedaante van een kruis, en, wanneer die weer ge-  TURKSCHEN RYKS enz. 283 gegroeid zyn, in de form eener kroon geineeden, welke zy tragten te onderhouden. Dit laatfte pleegt by alle Armeniërs, ter gedagtenis van Chriftus doorne-kroon, plaats te hebben. De Ooflerfche mansperzoonen lyden, over het algemeen, geen lang over de fchouders neerhangend hair,als de Weflerfche. De Priesters, die den naam van Derder draagen, moeten noodwendig eens trouwen, en neemen, behalven den Eerdienft, ook de laagere fchoolen waar. Door een tweede huwelyk zouden zy hun priefterfchap verliezen. Buiten de bedieningen in de kerk zyn de Armenifche Geeftlyken van waereldlyke perzoonen, in de kleedin?,juiftnietonderfcheiden,dan door de donkere kleuren. By den Eerdienft hebben zy ftoffe Choorrokkcn aan, en de Vartabets een foort van hooge, fpits opgaande, maar agter overhangende zwarte Kapucyner-kap op; de laatften pleegen zulke kappen mede op de ftraat te draagen. Men moet de Armenifche Geeftelykheid den lof geeven, dat ze boven de geene van andere Gezindheden eenen voorrang in zedig- en ingetogenheid hcbbe. Behalven de gewoone inkomften van doopen, trouwen enbegraaveniffen, heeft zy eene byzondere. van den H. Oly te verkoopen, welken de Patriarchen wyen, en aan de Biffchoppen, maar deze weer aan de Priefters, en die aan  2S4 BESCHRYVINGE des aan het volk zeer duur verkoopen, en aan welken groote kragten worden toegeichreeven; om niet te zeggen, dat ze zig, by de opgelegde boetedoeningen en ban-ocfeningen, niet vergeeten. Anders hadt de Patriarch van Edfch-, miazin alleen de groote inkomften, van den H. Oly te wyen; maar omtrent het jaar 1670 heeft zig ook de Patriarch van Jerufalem dit aangemaatigd, en het zeer koftb'aare gefchil daarover is by de Porte, even als alle dergelyke gefchillen, waarvan de Turken veel geld trekken, zo beflift, dat beide partyen kunnen doen, wat ze willen. § XIX. De geloofsftukken der Armeniërs, en hun onderfcheid van andere Chriftenen, De geloofs-belydenis,die Schroeder in zyn werk, Thefaurus linguae Ar menie ae, heeft laaten afdrukken, neemen de Armeniërs zo aan, dat ze alle de geenen, welke kennis van hun ge^ loof willen hebben, daarheen wyzen. Zy luidt dus: „ wy bekennen en gelooven van ganfeher „ harte in God den Vader, die niet gemaakt en „ gebooren is, ook geen begin genomen heeft; „ die den Zoon teelt, en van welken dc Hei„ lige Geeft uitgaat. Wy gelooven mede in „ God  TURKSCHEN RYKS enz. 485 God het Woord, 't welk niet gemaakt, maar ,, van eeuwigheid af van den Vader gebooren ,, en voortgebragt, ook niet laater , noch min- der is; nademaal even als de Vader, Va„ der is; zo is ook de Zoon, Zoon. Wy ge„ looven in den Heiligen Geeft, die niet ge- maakt, maar eeuwig, niet geteeld is, maar van den Vader uitgaat, eens Wezens met „ hem, en van een zelfde heerlykheid met den „ Zoon. Wy gelooven de Heilige Drieëen„ heid, ééne Natuur, ééne Godheid. Daar „ zyn geene drie Goden, maar één God, één „ Wil , één Ryk, ééne Heerfchappy, de Schep* }, per van zigtbaare cn onzigtbaare dingen. Wy „ gelooven eene H. Kerk, de vergeevinge der „ zonden,de gemeenfehap der Heiligen. Wy „ gelooven, dat één van de drie Perzoonen , „ God het Woord, 't welk van den Vader ., van eeuwigheid, gebooren is, in den tyd,' „ in de moeder Gods, de Maagd Maria ne,, dergedaald zy, haar bloed aangenomen, en „ met zyne Godheid verëcnigd hebbe; dat het „ negen maanden in het lighaam der onbevlek„ te Maagd bewaard, en dus God een volko- men menfch in geeft, gemoed en lighaam „ is geworden; éénPerzoon, ééne vertooning, 5, en wel in ééne natuur ver'éenigd. God is „ menfch geworden zonder vervorming, zonder verandering. Zonder zaad is zyne ontvan- j> ge*  t$6 BESCHRYVINGE des „ genis, en zonder bedorvenheid zyne geboor- , „ te geweeft. Even als zyne Godheid zonder , „ begin is; zo is zyne menfchheid zonder ein- „ de. Want Jefus Chriftus is gifteren, en he- , „ den en dezelfde ook in eeuwigheid. Wy . „ gelooven, dat delieere Jefus Chriftus, na „ dat hy dertig jaaren op aarde had gewan- , „ deld, zig hebbe laaten doopen; dat de Va„ der getuigd hebbe, dit is myn lieve Zoon, „ en dat de Heilige Geeft, in de geftalte ee- ( „ ner duive, op hem nedergedaald zy; dat hy f „ door den Duivel is verzogt geweeft, maar ( „ dat hy dezen overwonnen hebbe; dat hy den } „ menfehen de zaligheid gepredikt, de lighaams- , „ zwakheden ondervonden hebbe, moede ge- , „ worden zy, gehongerd en gedorft hebbe, , „ daarna vrywülig tot het Lyden gekomen, , „ gekruizigd, en naar het lighaam geftorven, z „ maar naar de Godheid leevendig gebleeven zy; i „ zyn lighaam, verèenigd met de Godheid, in j, „ het graf gelegen hebbe ; dat hy in den Geeft , „ hy de onverdeelde Godheid ter helle nêerge- r „ daald zy, den geeften gepredikt, de Hel te ; • „ niete gedaan, en die geeften verloft hebbe; z „ dathy naa drie dagen van den dooden op- j, „ geftain, en zynen Leerlingen zy verfchee- ^ nen. Wy gelooven, dat onze Heiland , Je„ fus Chriftus, met hetzelfde lighaam ten He„ mei opgevaaren zy, en aan de regte hand „ des i  TURKSCHEN RYKS enz. 28? „ des Vaders 'zitte; ook in datzelfde lighaam „ en de heerlykheid des Vaders wederkomen ,, zal, om te oordeelen de lecvenden en de dooden, welke ook de opftanding aller menfchen is. Wy gelooven eindelyk eene vergeldinge der werken, naamlyk den Recht„ vaardigen het eeuwige Leeven, maar den „ Zondaaren de eeuwige pyn." De Armeniërs zyn , in de eerfte gronden der Goddelyke waarheden veel zuiverer, dan alle onproteftantfche Chriftenen. De eerbied voor den Bybel is by hen ongemeen groot; en de Kerk en Kerkeleeraaren gelden by hen niet veel meer, dan menfehlyke, hoewel anders uitfteekendegetuigenilfen. Hebben ze nu evenwel veel zuurdeeffem van hunne voorouders aangenomen, en behouden zy dien; zo komt zulks van de onmaatige hoogagting, die ze voor de oudheid in alle dingen hebben. — Elk een heeft de vryheid, den Bybel te leezen, en 'er wordt ook, redelyk lang, in de kerk uit voorgeleezen. Zy hebben, federt 1767, begonnen, de oudfte handfehriften hunner Bybels te verzamelen, de Geleerdften onder hunne Kerkelyken by een te roepen, en toeftel tot eene boekdrukkery te maaken,ten einde te Edfchmiazin eenen verbeterden Bybel uit te geeven , en hunne natie dien, in eene grooter menigte, voor eenen maatigerenprys over te laaten, dan tot  2g8 BESCHRYVINGE des tot dus verre heeft kunnen gefchieden. Het" is te wenfchen , dat God een werk , in allen opzigte zo heilzaam , wille tot ftand laaten komen. (*) De Geloofs-belydenis zelve toont ons de gozonde cn Chriftelyke gedagten, welke de Armeniërs van God in 't algemeen, cn de Verborgenheid der H. Dricëenhcid hebben, hun byzonder gevoelen, raakend het uitgaan des Heiligen Geeftes van den Vader alleen, uitgezonderd. By dc Leer van Chriftus, cn vooral dc verëeniging zyner beide natuuren tot één Pcrzooil, fchynt de hen te laft gelegde dwaaling, gelyk veele Geleerden denken, alleen op onbepaalde, of van ons verfchiücndc kunftwoorden te ruften. Wat in de voorgemelde overzetting door vertooning isuitgebragt, draagt in het Syrifch den naam van Barfopa, cn is het zelfde, als het Griekfche tpówmv. Maar dc woorden , in ééne natuur verëenigd, verftaan ze wel niet in dien zin, waarin ze by ons worden genomen , en waardoor zy ',t onderfcheid der natuuren vernietigden; omdat zc 'er voort by voegen: (*) Een brief van Smyrna, van liet jaar 1777, bericht, dat \\q druk \.\\\ den ArtneniJ'chèn Bybel nog niet tot (land glkqmén zy, en in de Artuënifche overzetting de ■ feptuag:::ta, dat is, de GiHèkfche (.verzetting der zo genoemde zeventig overzetten gevolgd werde.  TURKSCHEN RYKS enz. 289 • 6, gen: „ God is menfch geworden, zonder ver„ vprming, zonder verandering." De Leer nopens de rechtvaardiging door het geloof in Chriftus is zo heel zuiver niet, om dat tog op vermeende goede werken, by voorbeeld het Vaften enz. veel wordt gebouwd. De voorbede der Heiligen , en de eerbied voor de beelden behouden zy, om do overlevering en gewoonte, dewyl dit hen als iets onfchuldig voorkomt; enden beelden der Heiligen bewy- • zen zy eene in- en uitwendige Eer. Om het denkbeeld van een Sacrament uit te drukken, hebben zy geen eigenlyk woord,maar noemen het eene Verborgenheid. Zy hebben'er naar de wyze tier Röomfchen zeven, en ook dezelfde, hoewel met eenige andere Verklaaring en gebruik; want het vormen , by voorbeeld, verrigten zy voort na den doop, en *i laatfte Olyzel heeft, doorgaans, by hen plaats omtrent kerklyke perzoonen,en wel eerft na den dood. Maar vindt men hen al hieromtrent, en : in andere nieuwe dwaalingen, met de Grieken 1 en Röomfchen overëenftemmend; zo moet dit : niemand bevremden. Het is natuurlyk, dat ' de laatere Zendelingen een voormaals zeer on1 kundig, en tegen de liften en laagen des Roomj fchen Hofs nog niet genoegzaam waakend volk i menige dingen als regtzinnig, heel ongemerkt, i kunnen inboezemen; om niet te zeggen, dat Deel. T ze.  stc-o BESCHRYVINGE des ze, by de menigmaal in til geweeft zynde ver- I eeniging met de Griekfche en Roomfche Kerk, in zodanige onderhandelingen , veele dingen mogen aangenomen hebben : gelyk zulks blykbaar is in hunne gevoelens nopens de Mis en de Transfubftantiatie. By den Doop bedienen zy zig mede van Peeten, welke den Doopeling aan den Priefter overgeeven. Deze befprengt deszelfs hoofd. fchedel driemaal met water, tervvylhy daarby de woorden der inftellinge uitfpreekt. Hy wordt ook driemaal onder het water gedompeld , en het ganfche lighaam gewaffchen. Hierop volgt, voort, het vormzel metoly; waarby de Armeniërs boven de andere Ooflerfche Chriftenen iets byzonders hebben. De Priester zalft daarmee,in de gedaante van een kruis, het voorhoofd, de oogen, de ooren, het onderlyf, de vlakke hand, en dej voetzooien. Daarna beftrykt hy ook de lippen des Doopelings met de gewyde geftalten des Avondmaals. Vóór het genot des li. Avondmaals moet de Biecht voorafgaan. Deze moet zig tot alle byzondere zonden uitftrekken. De boetedoeningen, der zonden wegen opgelegd, zyn zeer ftreng, en de Priefters vergeeten daarby hunne beurs ganfch niet. De Mis is by hen omtrent zo als by de Grieken en Röomfchen. Zy! gebruiken gedeelfemd brood en enkel wyn zonder  TURKSCHEN RYKS enz. 291 der water. Zy gelooven ook de verandering van het gewyde brood in het lighaam, en van den gewyden wyn in het bloed van Chriftus. Dit verdient eenige oplettendheid. De Lutherfhen en Hervorden beroepen zig, by de verfcheidenheid hunner gedagten nopens het H. Avondmaal , op het gevoelen der eerfte Kerke. Clericus is van oordeel,dat voor haaren rechtcrftoel de laatften te kort fchooten. De vraag is in de daad bedenkelyk: welke gedagte alle Chriftenen, vóór de Reformatie, tot de Tranfubftantiatie hebbe kunnen opleiden ? Die geene, welke de Hervormden voeden, dat in het Avondmaal niets, dan enkel brood en wyn zy? of die geene, welke de Lutherfchen nopens de werklyke tegenwoordigheid van Chriftus lighaam en bloed in dit Sacrament voeden ? Van deze was, in de duiftere tyden , de Overgang, ligt, tot de Transfnbftantiatie, maar niet van geene. Doch, wanneer al de Transfubftantiatie door de Armeniërs wordt geloofd , zo is hen egter het omdraagen der Hostie onbekend. Zy reiken ook den beker elk een' toe. Maar de beide geftalten worden zamen toebediend,dewyl 't gewyde brood in den gewyden wyn gedoopt is. Hun gevoelen raakend de overleedenen fchynt niet zuiver te zyn, hoe zeef zy ook het Vagevuur der Röomfchen tegenfpreeken. Zy laaT 2 ten  2q2 BESCHRYVINGE des ten boven derzelver graflieden verfcheide kaarzen aanlleeken, op zekere tyden ook gebeden doen, en andere Ceremoniën verrigten; inzonderheid is men daarin voor zyne overleden Bloedverwanten zeer zorgvuldig, en daartoe is de Paafchmaandag bepaald. Alhoewel ze nu niet gelooven, dat dc zielen der Rechtvaardigen vóór dc opllanding tot het onmiddelyk zien van God zullen geraaken; zo houden ze egter de aanroeping der Heiligen niet voor ongerymd. De Kerkelyke ban is by hen, als by de Grieken, in gebruik. 4 XX. Godsdienjlige gebruiken en kerkelyke omJlandigheden der Armeniërs. Omtrent de Feeftdagen zyn de Armeniërs zo buitenfpoorig niet, als de Grieken cn Röomfchen. 'T getal daarvan is veel geringer. Zy maaken een onderfcheid tulfchen de geene , die de Kerk viert, cn dezulke, die het volk ook raaken. Van de eerfte zyn 'er veele, en de Priefters moeten den openbaaren Eerdienft waarneemen; maar elk een blyft geruft by zyn beroep, op zyn hoogft woont hy eene Mis by, cn gaat vervolgens weer aan zyn werk. Van  TURKSCIIEN RYKS enz. 293 Van'de laatfte zyn 'er zeer weinige: Kersdagen , Nieuwjaar en Driekoningen-dag worden by ben op den laatften Feeftdag te gelyk gevierd. Alsdan is het gelukwcnfchen by hen veel fterker, dan by ons. Maar zy zyn gewoon reeds den nacht te vooren in de kerk tc gaan, en komen 'er met het aanbreeken van den dag weer uit. In dezen ganfehen tyd moet eene menigte van Ceremoniën worden verrigt. De Sacramentsdag is by hen ook zeer plegtig, gemerkt in den namiddag, na eenen zeer langen Eerdienft,de voeten wan alle mansperzoonen door de Priefters gewaflehen worden, cn met boter een kruis op dezelve wordt geftreeken. Pafchen is by hen een groot Feeft. Het voorafgaande ftrenge Vaften van 40 dagen maakt buiten dat, datze 'er zeer ernftig op wagten. Op Saturdag namiddag tc vooren, wanneer zy uit dc kerk komen, hebben zy de vryheid, dien tebrecken, 't gebruiken van vleefch uitgezonderd. Dan moeten de Paafchëyeren ongemeen aanhouden. De Grieken plcegen deswegen met hen te fpotten, (*) als met menfehen, (*) De gewoonte dezer natie, vóór liet breeken van den grooten Vallen van 40 dagen Paafchëjeren tc eeten, welke van de andere OofterJ'che Chriftenen zeer wordt befpot, verklaart een ervaren Europifeh Arts te Surjnta voor zeer ver- T3  394 BESCHRYVINGE des fchen, die nog niet eenige uuren tot het'einde van den grooten Vaften kunnen wagten. Het grootft gedeeite van den nacht tuffchen Saturdag en Faafchdag wordt, insgelyks, uit hoofde van de menigvuldige plegtigheden, in de kerk gefleeten. Het Pinkfterferft is by hen Ook zeer plegtig. Het Vaften is by hen ongemeen ftreng. Dat de Röomfchen houden is gering, in vergelyking van het Griekfche, en dit gering, in vergelyking van 't Armenifche. Woensdag en Vrydag zyn de gewoone Vaftendagen in elke week. Daar is ook nog een groot onderfcheid tusfchen het vaften der Kerklyken en des volks. Het laatfte duurt byna een half jaar; dat der eerften zal wel twee derde .gedeelten der dagen van een jaar uitmaaken. Het is van drie* erleie foort. Het eerfte gebiedt alleen de onthouding van vleefch ; het tweede verbiedt mede 't gebruik van viffchen, eyeren, melkfpyzen, oly en al het vet; het derde beftaat in de onthouding aller fpyzen tot den avond enz. De Kerklyken zyn het laatfte menigmaal ouder» verfhndig, Hy heeft bevonden, datby hem en andere Artfen , wegens den al te fchielyken overgang van den Vaften tot de vette Ipyzen, meer zieke Grieken en Repmftken, dan Armeniërs, kwamen, dewyl deze ten minden eenen kleinen' tuffehentyd hadden, gm de maag anders te gewennen.  TURKSCHEN RYKS enz. *95 derworpen , en de Monniken eeten nooit vleefch,. en drinken nimmer wyn. Eyeren , melk, boter en viffchen mogen zy flegts op Saturdag en Zondag buiten den Vaften eeten. Aan Bedevaarten na Jerufalem en andere vermeende heilige, plaatzen ontbreekt het mede by dc Armaniërs niet; inmiddels is die na Edjchmiazin de voornaamfte. De Eerdienft wordt by hen, dikwyls, s nachts en gcmeenlvk zo gehouden, dat hy, de langfte dagen uitgezonderd, vóór den opgang der zonne is geëindigd. Hy duurt ongemeen lang, by de drie, vier cn meerder, ja op de hooge Feeftdagen wel by de zes of agt uuren. De Armeniërs zyn ongemeen yvcrig, in hem by te woonen. De Eerdienft op zig zelv , te wceten de Mis, het voorleezcn der H. Schrift, dc Pfalmen, de voornaamfte gcloofs-belydems enz. gefchieden in de oude Armenifche taal, waarvan, helaas! de gemeene hoop niets verftaat Elk een zingt niet daarby, maar, behalven de Priefters, flegts zekere aangeftelde menfehen. Hunne Liturgie beftaat ten deele uit die geene, welke men aan Apoftel Jacobüs toefchryft, en ten deele uit de geene, waarvan Chrysostomus en Basilius de opftellers zouden zyn. De Preeken worden in eene nieuwe Armenifche taal gedaan, ja, om ze beter tc verftaan, worden 'er wel overzetT 4 ün"  296 BESCHRYVINGE dus tingen in 't Turkfch en Syrifch,. naar gelange der Provinciën, onder gemengd, waar door ze buitenmaaten lang worden. Hieruit ziet men, wat de Oudheid op de Oofterfchen ve# mag. Dewyl de eerfte Chriftenen, uit hoofde van de heidenfehe vervolgingen, den Eerdienft- by nacht waarnamen; zo vaaren zy, hoewel die rede opgehouden heeft, met zulk een gebruik voort;en, om dat hunne voorouders, in hunne voormaaüge moedertaal, God dienden, zo doen zy 't in dezelfde nog, al is 't, d.t eene nieuwere in haare plaats is gekomen. Muziek wordt 'er niet by gebruikt', ten zy men daartoe 't klinken eener kleine klok, en 't zamen fkan van dunne metaale fchyven, welke rond zyn, en waaraan, zomtyds, bellen rondom heen hangen,moeft rekenen;maar des te meer kerkficraaden, wierboken, kaarzen enz. vinden 'er by plaats: hoewel hetdaaromtrentby hen eenvouwdiger cn minder glinsterend is, dan by de Grieken en Röomfchen. ■T gebruik van doode taaien by den openbaaren Eerdienft, en, om zulken nogtans eenigermaate verftaanbaar tc maaken, het inmengen van ééne of meerder leevendige taaien, moet men alle Oofterfche Chriftenen telaft leggen. Want men heeft Provinciën, daar men, by den openbaaren Godsdienft, Annenifch, Ara. bifch,  TÜRKSCHEN RYKS enz. 297 bifch, Syrifch , Turkfch, en nog meer andere taaien kan hooren. De bruiloften gefchieden onder groote pleg tigheden;- het trouwen duurt ongemeen lang. 'T gefchiedt in dc kerk, waarby de bruidegom en bruid het H. Avondmaal moet genieten, en de bruid met een fluyer bedekt is 3 onder welken het haar ook toegediend wordt, op dat ze gedekt blyve. Zy wordt, zeifs op den bruiloftsdag, en by de ftrenge Armeniërs in 3 dagen, van haaien bruidegom overdag niet gezien. Zy zit, als een beeld, in den voornaamften hoek der kamer op den Sopha, met eene breede muts op het hoofd, waarover een roode, fyne fluyer tot de voeten toe afhangt. Vryers moeten vryfters, en Weduwnaars Weduwen trouwen. Voor de derdemaal trouwen wordt by hen voor hoerery gehouden , cn ten opzigte der verbode graaden denken zy, als de Grieken. De begraavenijfen gefchieden daar te land by hen, als by de Grieken, voort na den dood. De Biffchoppen, en de voornaamer Kerklyken worden, te vooren, met een gewyden oly gezalfd, maaralle anderen flegts gewaifchen. De doode wordt in linnen gewonden cn ingenaaid, zo dat men' niets van hem kan zien. Vóór dat hy weggedraagen wordt, worden veele geT 5 be-  298 BESCHRYVINGE des beden over hem door de Kerklyken gedaan en gezongen, in welken tyd de naafte bloedvrienden, in heel gemeene kleederen, en de vrouwen bedekt, hem omhelzen en beweeUen, ja zig .houden, als wilden zy hem byna niet laaten wegdraagcn. Zyn dc gebeden geëindigd; dan wordt het lyk op eene draagbaar gelegd. De Priefters gaan, of loopen byna vooruit; en die het lyk volgen door malkander agter na. Het Lyk wordt in het voorhof van de kerk gezet, waarop dan nog gebeden volgen; alsdan wordt het naar 't graf gedraagen, waarin één of twee mannen ftaan, cn het ontvangen. Deze geheele Ceremonie is voor een aanfehouwer zeer onaangenaam, en een Europeër voelt eene y* zing door alle zyne leden, een lighaam zo ingenaaid, en zonder kift dus behandeld te zien. By de Kerken valt juift niets voor, om op te merken, dan dat ze 'er geen zodanig affcheidzei voor het altaar, als de Grieken, en ook niet zo veele beelden, als deze, in hebben. Doch de zittingen der vrouwen zyn van de mannen geheel afgezonderd, en met traliewerk voorzien. Kloofters zyn 'er, in vergelyking met de Grieken en Röomfchen, zeer weinig, en in verre na zo ryk niet, als by de laatften, maar in het elgenlyk Armenië zyn zy aanzienlyker. Zy worden van de Mahomedaanen taamlyk ongeftoord in hunnen ftaat, en door gefchenken aan  TÜRKSCHEN RYKS enz. 299 aan de Grooten, mitsgaders zekere belaftingen, by het genot hunner overige goederen gelaaten. b § XXI. Nationaal Kar aller der Armeniërs, en andere daartoe behorende dingen. De Armenifche natie heeft boven veele andere, wat betreft haare gemoedsgefteldheid , iets vooruit. Men zou denken, dat haar warm Vaderland haar los en uitgelaaten maakte; maar hierin zou men zig vergillen. Zy is fül en ernftig; in verre na zo luidrugtig en twiftgierig niet, als de Griekfche; leeft ongemeen ingetogen, en behelpt zig met weinig. De beftendigheid is haar eigen, en de Godsdienftverandering van een Armeniër iets heel ongemeen zeldfaams. Zy is ook aan zo veele fpoorloosheden en ondeugden, als andere volken, niet onderhevig. By hunne eens aangenomen gevoelens blyven de Armeniërs met de uiterfte hardnekkigheid. Aan vernuft hebben zy geen groot aandeel. Hun oordeel fchynt zig mede juifl niet tot geleerde onderzoekingen uit te ftrekken; maar tot den Koophandel fchyncn zy als gebooren. Daarin zyn ze zo doortrapt, dat men zeChriftcn-jooden noemt, en beweert, dat ze daarin van geen' Jood bedrogen konden worden. Men vindt byna ook geene voornaame  3oo BESCHRYVINGE des me Koopliad in de drie oude waerelddeelen, of 'er zyn ook Armeniërs in. By dc Turken van aanzien zyn ze dc Wiffclaars en Agenten. Hunne trouw wordt geroemd, al is het, dat zc daarby hun eigen belang niet uit het oog Hellen. '■ Hunne ongemcene gierigheid wordt by andere naticn tot een fpreekwoord. Hunne zugt tot den kosphandel zet hen aan, de moejelykfte reizen door de geheele waereld te doen, en zy leeren veele taaien door de verkeering, doch zelden zuiver en volkomen. Beide gedachten zyn flegts middeimaatig groot, maar doorgaans wat gedrongen. Het hoofd is fterk; liet Wezen vol en plat; en hunne lighaams-bewecgingen, van natuure, zo vaardig niet, als by anderen. De Ouders geeven zig nog een patriarchaal aanzien in hunne huizen. De vrouwen leeven in eene onderdaanigheid aan de mannen,welke niet veel meer, dan den voorrang boven de meiden aanwyft. Het vierde ( vyfde ) gebod wordt van de kinderen zo ftipt in agt genomen, dat hunne eerbied voor de Ouders tot een voorbeeld by andere volken kan dienen. By de Turken pleegen ook de Armeniërs onder alle Chriftenen meeft in aanzien te zyn. Hunne verkleefdheid aan de gebruiken hunner voorvaderen is vooraf reeds opgemerkt. Zy planten die, op eene bewonderenswaardige wyze, tot hunne kinders voort, en  TURKSCHEN RYKS enz. 3°* en hunne ingetogc lcevenswyze maakt zulks zo veel te meer mogelyk. In de kleeding gelyken zy den Turken meeft, dc groene kleur enden Tulband uitgezonderd. In ftce van den laatften draagen zy een kleine ondermuts, welke den fchedel pas bedekt, en daarover eene andere, die redelyk hoog, en van enkel vellen gemaakt is , waariian de hairen gekruld zyn. Van zulk eene bedienen zig ook de voornaame Grieken, en deeze wordt Kalpak genoemd. Op geleerdheid hebben ze zig tot heden niet. zonderling toegelegd. Deze bepaalt zig byna alleen tot de Kerklyken ; van wien ook flegts een maatig getal zig aan de ftudie wydt, des men, natuurlyk, zo groote dingen niet van hen kan vcrwagten. En, daar deze byna in het geheel niet buiten den fchoot hunner natie komen, zo verftaan ze, zelden , andere taaien, dan haare eige, en kunnen dus van buitenhndfche hulpmiddelen bykans in het geheel geen gebruik maaken. De boeken, in Holland en Engeland in hunne taal gedrukt, geeven ze den voorrang boven alle andere, om dat ze , die welke in Roomfche landen zyn gedrukt, zeer vervalfcht bevonden. Tc Conflantinopel en Smyrna hebben ze kleine boekdrukkeryen gehad , maar deze zyn met meerder in Europa gekogte drukletters , en andere daartoe bchoorende noodwendigheden tot de bybeldrukkery na Edfch- mia-  302 BESCHRYVINGE des miazin gezonden. De ontvoeringen uit hun vaderland hebben veroorzaakt, dat de Handfchriften by hen ongemeen zeldfaam zyn geworden. Het oud Armenifch is, van het geen zy thans fpreeken, zeer verfchillend ; de uitfpraak klinkt ruw en hard; maar de letters zien 'er fierlyk uit (*). Zy roemen hunne taal zeer, om dat zy alles zeer goed uitdrukt, inzonderheid het oud Armenifch. Doch alle de Oofterfchen zyn groote fnoevers in het roemen op oude dingen. Nopens huislyke gebruiken komen de Armeniërs ongemeen naby de Turken. Zy gaan vroeg naar bed, maar ftaan ook weer vroeg op. Op den middag eeten zy niet, maar doen vroeg, om 8 uuren, een goed ontbyt, en houden om 5 uuren 's avonds hunne hoofdmaaltyd. Van ftoelen, tafels, kaften enz. weeten ze weinig. Een Sopha en veele kaften in den muur dienen hen tot hunne nooddruft. De vrouwen houden zig ongemeen verborgen. Behalven de naafte vrienden krygt haar niemand te zien. Op de ftraaten zyn ze zo bedekt, dat men flegts iets van het fpits der neus, en byna niets van de beide oogen ziet, zo dat ze alsdan, even als (*) Hunne letters, vooral in't oud Armenifch, leveren een foort van beeldfpraak uit. De gedaante derzelve is, blykbaar, van inenlchen, dieren, planten enz. ontleend.  TURKSCHEN RYKS enz. 303 als de insgelyks vermomde Turkinnen, wel na fpooken gclyken. Ja, een bruidegom ziet zyne bruid niet eerder, dan op den dag der ondertrouw. Die nog zelve in Armenië woonen, hebben daarby nog deze fchikking, dat geen mansperzoon, zelfs geen jongman in de teder.fte jaarcn, buiten 'slands reift, ten zy hy met een vrouwsperzoon van zynen ouderdom ondertrouwd ware, en by rypere jaaren moethy, ter voltrekking van het huwelyk,naar zyn vaderland terug keeren; waarop hy vervolgens reift en weder komt, naar gelange zyn beroep het medebrengt. . Het bygeloof heerfebt mede, in allen opzigte, onder de Armeniërs ,■ maar in zaaken van Godsdienft is het zo groot niet, als by de Grieken en Röomfchen. Voor 't overige moet men hunnen Godsdienfi als iets goeds toerekenen, dat hy veel meer menfehen- en Chriften-liefde jegens andere Godsdienften en derzelver aanhangers heeft, dan hy zig van dezen kan belooven. Voor de Pro-. tejlanten heeft hy eene waare genegenheid;en een Biffchop te Smyrna bad, in het jaar 1762, openlyk in de kerk voor hen, het welk ook elders menigmaal zoude gefchieden. Omtrent de Grieken gedraagen zy zig op eene vriendelyke wyze. De Röomfchen zyn hen een doorn in 't oog. Want wyl hen door dezelven by de  304 BESCHRY-VINGE des de Turken veel onheil toegebragt wordt, cn liunne Zendelingen veele leden van hunne kerk aftrekken , en de vermogenden inzonderheid door allerlei, vooral tydeiyke voordeden zoeken te winnen; zo hebben ze met hen geftadig gefchillen by de Porte; en de naam, Paus, ftaat hen byna even zo tegen, als anderen de naam, duivel. Waaruit men weer oordeelen kan, wat .die Roomfche Geleerden de waereld diets maaken, welke haar de Armenifche, even als byna alle Ooflerfche Chriftenen, als eensgezind met hen in het geloof voorftelien. Zy zyn en blyven allen even eensgezind, in 't tegènfpreeken van het hoofdartikel der Roomfche Kerke, dat de Paus de Stadhouder van Christus , cn 't zigtbaar Opperhoofd der Kerke zy. V TFD E AFDEELING. Fm andere Chriften-gezindheden in Turkye. § XXII. Van de Roomfche Kerk. De Roomfche Kerk heeft in het Turkfche Ryk ook redelyk groote Gemeenten. Daartoe behooren alle Europeërs uit Roomfche landen, en  TURKSCHËN RYKS e»z. 30^ èn derzelver in Turkye gebleeven nakomelingen ; niet minder een groot getal van Familien, welke in Provinciën Woonden * Voormaals den Keizerlyken of Venetianen töebehoörende. Veele Grieken hebben, insgelyks, nu en dan, hunnen Godsdienfi: met den Röomfchen verwïffeld. De Propaganda te Rome heeft het opperöpzigt over dezelve, en daarby is 'er ook te Conflantinopel een Aartsbiffchop, döch welke onder Franfche befcherming moet ftaan. Tot naricht naamlyk dient, dat de Roomfche Kerken en kerkelyke fchikkingen; de kloofters en Geeftelyken noch middelyk, noch onmiddelyk onder de Porte ftaan, maar door middel eener Europifche befcherming, voornaamlyk van Frankryk, doch ook van andere Mogendheden, ja zelfs van Engeland en Holland, als vremdelingen flegts worden geduld. Zy bebben ;.;:n a plaatzen, daar Europifche Röomfchen woonen, Kerken óf Kapellen, ook wel Kloofters; cn dê laatfte bezitten, op de eilanden van den Archipel , aanzienlyke landeryen. Daar zyn Monniken van allerleie Ordens in de Levant j welke te Conflantinopel hunne Opperften pleegen te hebben. Van de Turken worden ze met fcheele oogen aangezien, en zy verliezen, allengs, van hunne liftig verkreegen, of wel wettige privilegiën veel, zo als zy dan in de1 gcfchillen met de Ooflerfche Chriftenen voor L D*eh V de  3öó* BESCHRYVINGE des de Porte gemeenlyk verliezen, en nog voor niet heel langen tyd in het Proces, wegens het H. Graf ontftaan, zeer zyn te kort gekomen. Voor 't overige hebben zy met hen dezelfde I moeite, by de herftelling van door ouderdom, I of brand , of andere toevallen verwoeile Ker- I ken. Het grootfte gedeelte der Monniken zyn teffens Zendelingen; maar onder de Turken mogen ze zig niet waagen. De Je/uiten hebben wel, in het derde deel hunner Levantfcke brieren, of memoires des Miffions au Levant par la Compagnie de Jefus, te Parys uitgegeeven, we- j gens veele, by de Turken gewrogte bekeerin- j gen breed opgegeeven; maar dit zyn de volfiagenfte onwaarheden, die ooit bedagt zyn. Doch voor de overige Chriften-gezindheden I worden deze zendingen ten uiterften nadeelig. | Deels worden daardoor by zodanige zeer ongelukkige fcheuringen en verdeeldheden ver- j wekt, die eenen grooten invloed op haaren godsdienftigen en burgerlyken toeftand heb- 1 ben, waarvan de Syrifche Chriftenen droeve ï ondervindingen hebben gehad; deels zoeken zy haar de vermogendfte menfehen af kcerig te maaken, het welk vooral de Armeniërs heb- I ben ondervonden; deels verwekken zy haar, I en dat zelfs menigmaal door dc van haaren i Godsdienft in Turkye zynde Europifche Ge- : zand- :  TURKSCHEN RYKS enz. 307 zandten en Confuls, groote en, koftbaare ProCé-flen by de Turken. 'T zyn niet alleen mondelinge voorftcllen, vooral ook tydelyke beloften de reden, waar door de Ooflerfche Christenen tot den overgang tot de Röomfchen worden bewoogen, maar ook de in de landstaalen gedrukte boeken, die by gelegenheid onder de menfehen worden gebragt. 'Ti is jammer, dat ook niet de Proteftanten den laatften weg hebben beproefd, om daar door voor de kennilfe der waarheid tot godzaligheid een wydere deur tc openen. Dewyl de Röomfchen , voor het overige, onder de Turken geheel in ecclefia prejfa, of onder den druk leeven; zo zyn ze daar jegens de Lulherfchen en Gereformeerden veel rekkelyker, dan ze anders pleegen te zyn in die Landen, waar ze de heerfchende kerk zyn. Dikwyls hebben zy het verdriet, aan hunne te Rome en in Italië , of wel in Frankryk bekeerden, en daar opgevoeden hunne grootfte vyanden te zien; en, die in het Ooften, om verfcheide belangen,tot hen zyn overgegaan, veranderen,wanneer die ophouden, weer van gevoelen, of neemen wel den Röomfchen Godsdienft eeniglyk op zekere voorwaarden aas. V 2 § XXIII-  3c8 BESCHRYVINGE des § XXIII. Van de Monophyfitifche en Nejloriaanfche Kerh De Armeniërs zyn wel een tak der Mono* phyfitifche kerke, om dat ze de Helling derzelve , raakend ééne natuur in den Verlofleiy zo als vooraf is opgemerkt, in hun leerftelzel hebben aangenomen, hoewel zy, wegens veele byzondere gebruiken en gevoelens, nogtans geene byzondere kerkgemeenfehap houden , maar hunne verfcheide kerkcform van Eerdienft en kerklyke perzoonen hebben. De Monophy* fiten maaken eene zeer volkryke Gezindte uit, welke van Eutyches , een Abt te Conftantino* pel, in de sAe eeuw den aanvang genomen , cn zig in Syrië, Egypten en Abyjfmie heeft uitgebreid, en in de Afiatifche en Africaan* fche wordt verdeeld. De cerften draagen naar Syrië den naam Syrifche, en naar éénen hunner voornaamfte Leeraaren, Jacob Bara* daeus, den naam van Jacobiten; doch welke buiten Syrië ook de landen aan den Eu* phraat en Tygris bewoonen, wier voornaamfte Patriarch de Antiocheenfche is, hoewel hy niet te Antiochien, eene haaren ouden bloei thans geheel verlooren hebbende ftad, zyn* Zetel heeft, maar hem nu eens na Aleppo,dm weer na eene andere plaats of kloofter verlegt. Een  TURKSCHEN RYKS zvz. 309 Een tweede Patriarch op de Perjifche grenzen heeft het kerklyk opzigt over de Gemeenten aldaar. Alle deze Patriarchen draagen naar den Martelaar Ignatius den naam. De Africaanfche Monophyfiten zyn de Kopten , waarvan § III is gehandeld. De Neftorianen maaken de tegenover ftaande party van de boven gemelden uit, en hebben niet flegts twee Natuuren, maar ook twee Perzoonen in Chriftus gefcheenen te beweeren; weshalven ze ook door de oude Chriftenen van hunne kerkgemeenfchap wierden uitgeflooten. Hunnen oorfprong in het godsdienstige hebben zy van Nestorius, een Conftantinopelfch Patriarch in de 5de eeuw. Zy hebben zig , in de volgende tyden, wegens de uitbreiding van den Chriftelyken Godsdienft, ongemeen beroemd gemaakt, en door ganfch Ooften, zelfs in groot Tartarie en China, zeer aanzienlyke Gemeenten geplant. Deze zyn wel in de laatfte landen te niete gegaan; maar in Mefvpotamie ,naar 't welke ze ook Chaldeën worden genoemd, en in de omliggende landen, en in Arabie, is hunner nog een goed getal; zelfs de St. Thomas-chriftenen op de Mdidbaarfche kuften behooren tot hen. De Neftorianen hebben den roem, onder alle Ooft erf the Chriftenen de zuiver- en eenvouwdigheid der eerfte Kerke meeft te hebben bewaard. Door V 3 1 de  3io BESCHRYVINGE des dc Roomfche Zendelingen zyn geweldige be-~ roerten onder hen ontftaan. De voornaamfte Patriarch der waare Neftorianen wordt Catholicus genoemd, en heeft te Mosul , of in de nabuurfchap zynen Zetel. Sedert twee eeuwen pleegt hy, die tot deze Waardigheid wordt verheven, den naam Eli as aan te neemen. Toen de oude gefchillen met bedaardheid wierden beoordeeld, heeft men bevonden, dat de voornaamfte gevoelens der Neftorianen en Monophyfiten, den klank der woorden ter zyde geftcld zynde, wat de zaak zelve betreft, van de meening der overige Chriftenen niet veel verfchillcn. Op eene ongelukkige wyze is de oudheid der fcheidiug eene oorzaak van de nog fteeds aanhoudende verdeeldheid, en hoofdzaaklyk beletten de Mahometaanen de verëeniging der verfcheide Chriftcn-gezindheden ten uiterften, voedende zy onder dezelve, zorgvuldigft, alle mogclyke vyandlykheden en kabaaien. § XXIV. Van Wefterfche na de Reformatie ontftaane Chrijlen-gezindheden. Deze hebben alle, tot nu toe, flegts kleine Gemeenten in Turkye uitgemaakt, beftaande uit  TURKSCHEN RYKS enz. 311 uk perzoonen , welke zig, daar, ter zaake van den handel en wandel ophouden, of welke, terwyl ze met Chriften-vrouwen dezes lands getrouwd waren, kinderen hebben nagelaaten, in hunnen vaderlyken Godsdienft opgevoed. Hunne kerklyke befcherming genieten zy alleen van de Europifche Gezandten of Confuls, en zy worden door de Porte niet als inboorlingen, maar als vremdelingen aangemerkt. Daar zyn vier Lutherfche kerken in Turkye, naamlyk te Smyrna, Conflantinopel, Bucharejl en Bilipfchi. De eerfte wierdt aanvanglyk door byzondere perzoonen opgeregt, en door de Gemeente onderhouden, tot dat 'er 't Koninglyk Huis van Denemarken en de Vryflad Danzig zorg voor droegen. Zy wordt, onder het opperöpzigt van het Deenfche zendings-collegie, volgens eene ftrenge kerkorde ftaande gehouden. De tweede, te Conflantinopel, is enkel eene zaak van den Zweedfchen Gezandt. In deszelfs Paleis wordt de Eerdienft op eene gemeene zaal gehouden, welke tot een doorgang voor de vertrekken dient. De berichten zyn onwaar, dat de Zweeden eene openbaare Lu~ ilmfche Kerk aldaar hadden gebouwd. De Kerk te Bucharejl in Wallachie is in flegte omftandigheden , om dat de Voorftanders dier Gemeente niet wyslyk genoeg met het geld huishielden. De inrigting te Bilipfchi is wél aanV 4 ge-  gi2 BESCHRYVINGE des gelegd. Deze plaats is op den Moldavifchen grond en bodem, aan den Niejier, tegen over het Poolfche vlek Salifch-Tfchik; by welke zig de Lutherfchen in de rondom leggende Provinciën houden. Gereformeerde Kerken zyn alleen te Conflam iinopel, Smyrna en Aleppo. In de twee eerfte fteden zyn 'er twee, te weeten by de Engelfche .en Hollandfche Natie. By de laatfte houden zig de in Turkye zynde Genevers en Zwitfers. Te Aleppo is maar eene Engelfche Kapél, De Remonflranten en Mennoniten pleegen zig, meeftendeels, by de Hollandfche Kerken te hou-, den. Het heeft den Graaf van Zinzendorf wel behaagd, zyn werk, in het jaar 1739 ujtgegeeven, het goede woord des Heer en, aan de Hem-, hutfche Gemeenten op te draagen, en onder eene menigte derzelve, ook eenige in de Levant op te geeven; maar deze zyn verdigt, en niemand weet, daar, iets van dezelve. ZES-  TURKSCHEN RYKS enz. 313 ZESDE AFDEELING, Van de Turken, § xxvf Van Muhammeb. ^ TT Bericht, rakend de Turken en den Mahometaanfchen Godsdienft, welken zy aankleeven, eifcht eene voorafgaande verhandeling nopens Muhammed of Mahomet zelv'. Eene breedvoerige leevensbefchry ving van hem moet men evenwel, hier, niet verwagten, dewyl dit ftrydig met het oogmerk dezes werks zyn zoude, en men elders deswegen te regt kan komen. De Engelfchman Sale , in zyne voorreden tot den Koran, (*) is daaromtrent, naar het oordeel van alle verftandigen , de befte Leer* (*) Dit werk draagt, in liet Engelfch, den volgenden Titel: „ the Koran , commonly called the Alcoran of Moham-r 1 med, translated into the English immediatly from the original Arabic &c. by George Sale. "Land. i?MDit werk is wel, door Tmeod. Aknold in 't Hoogd. overgezet , en gedrukt te Lemgo \7\6'.\io. maar de befte Hoogd. overzetting,onmiddelyk uit het Arabifch, is tot nu tqe die Van F. C. Boysen, Halle 1773- 8vo. V 5  SH BESCHRYVINGE des Leeraar; maar, wie op Boulainvilliers , in zyn werk, vie de Mahomet, hond. 1730. 8vo. wilde aangaan; die zou zig even zo bedriegen, als hy, die eenen Roman wilde gelooven. Herbelot was, by zyne Ooflerfche Taalkunde, en by 't toereikende getal van boeken, tot deze zaaken behoorende, in ftaat, iets echt te leveren, en hy geeft ons, in zyn Ooft erfch woordenboek , (*) op het artikel, Muhammed en Ajat of deszelfs Wonderen, en He gr ah s\ volgende bericht, het welk, wat de hoofdzaaken betreft, woordelyk dit is. ,, De uitleggers van den Koran, en andere Mahometaanfche Leeraaren hebben dezen vermeenden Propheet zo hoog opgevyzeld, als de Arianen, Paidicianen, en andere Ketters Jefus Chriftus hebben gepreezen, al is het, dat ze zyne Godheid ontkennen: want zy beweercn, dat hy vóór allen tyd gefchapen, de waereld eeniglyk voor hem gemaakt, en hy eindelyk de eenige Middelaar is tuifchen God en menfehen; om niet te fpreeken van 't zo groot gedeelte der verborgenheden, welke zy van hem verhaalen. De eerfte zaak, die God fchiep, zoude, naar hun zeggen, het licht zyn ge- (*) Dit kwam, te Parys, in de voorige eeuw uit, onder den Titel Bibliotheque Oriëntale, fol.  TURKSCHEN RYKS enz. 315 geweeft, waarin ze met de II. Schrift overeenkomen ; maar zy beweeren, dat dit licht, het welke zyNur noemen, eene Subftantie was, waaruit de Ziel van Muhammed, en vervolgens de zielen van alle andere fchepzclen, waar onder die van de Patriarchen en Propheeten den voorrang hadden, waren voortgebragt. Wat zyn' aardfchen oorfprong betreft, de Arabiery, waar ónder hy gebooren is, en die in het navorfchen der geflagt-regifters het naauwkeurigfte volk zyn, zeggen eenpaarig, dat hy een Zoon was van Abdallah , een Neef van Abdal-Mothleb , eneen agterneef van Haschem. Zy laaten het geflagt-regifter des laatften tot op Adnan, en van hem tot IsMAëL, Zoon van Abraham, opklimmen: doch zy belyden, dat men niet dezelfde zekerheid daaromtrent van IsMAëL tot Adnan , als van dezen tot Mohammed hebbe." Hoewel 't geboorte-jaar aan veele twyfclingen onderhevig is, en in de laatfte helft der zesde eeuw valt; men weet egter met volkomen zekerheid, waar hy is gebooren. „ Hy wierdt gebooren te Mekka, uit de Familie der Koraïfchiten, welke voor ééne der oudfte cn bcroemdfte van Arabie gehouden, en boven andere daar door uitfteekend wierdt, dat haaide bewaaring van,en het opzigt over de Kaa- ba  3i6 BESCHRYVINGE dw ■ ba of den Tempel was toebetrouwd. (*) Om de Mahometaanfche Hifiorie en de aantaalen van verfcheide perzoonen nopens de opvolging van Mohammed te verftaan , moet men weeten, dat Abdal-Mothleb, deszelfs Grootvader, 10 Zoenen hadt: Hareth, Gaïdak, Abuleheb , Abdalkabah , Dheran , Abbas , Hazmah , Zobeïr, Abuthaleb, en Abdallah. Deze laatfte was Muhammeds Vader. Van de overige , als zyne Oomen , was Abuleheb zyn grootfte en onverzoenlykfte vyand. Abbas was mede eenigen tyd zyn vyand, voerende zelfs oorlog tegen hem; maar, krygsgevangen gemaakt zynde, verzoende hy zig met hem, en nam zyne Leer aan. Abuthaleb , de negende Oom van Muhammed, was de Vader van Ali, Muhammed beminde ze beide ongemeen , en verkoos den laatften tot zyn Schoonzoon,dewyl hy hem zyne eenige Doch» ter, Fatima, ter vrouwe gaf." Vermits van den Koran het noodige in den vol* genden Paragraaf zal voorkomen; zo fchynt het ons niet kwalyk toe, hier van de Hegire te fpree- (*) Muhammed, of naar de Turkfche uitfpraak Muua'mmid , als een Koraifchit, damde niet van eene geringe, maar in een zeker opzigt Vorftelyke Familie af, die ook wel by de menigte van kleine Arahifche Hammen, waarin toen, even als thans rjog, deze Natie verdeeld was, oorlog voerdeo  TURKSCHEN RYKS enz. 317 fpreeken. „ Dit is die tyd, wanneer Muhammed met zyne aanhangers van Mekka week, om de vervolging der Koraïfchiten te ontgaan, welke daarin zeer magtig waren, en niet koni den verdraagen, dat hy de afgodery affchafte , en zynen nieuwen Godsdienft opregtte, Deze vlugt, welke wel niet de eerfte, maar dit niettemin de merkwaardigfte was, gefehiedde, naa dat zig Muhammed'reeds 14 jaaren voor een Propheet en Gezandt Gods hadt opgeworpen , den Koran bekend maakte, en zynen Godsdienft predikte. Zy gefchiedde,naar het bericht Van eenigen, overdag, en in gezelfchap van weinig perzoonen, hoewel 'ernaderhand meer volgden , die te Mekka niet veilig" genoeg meenden te zyn. Muhammed vlugtte na Jatreb; want zo wierdt Medina, vóór zyn verblyf aldaar, genoemd, en kwam daar den iaden der maand RdbUal-aual aan, welke de derde is in de Arabifche jaaren, die flegts maanjaaren, en dus alleen van 354 dagen zyn. Inmiddels beginnen de Mahometaanen de He* gire van de voorafgaande maand Moharram, welke in het midden van Julius in het jaar 622 naa Chriftus geboorte valt. Dit moet men, als het gemeenft gevoelen der beroemdfte tydrekenaars, opmerken, om de jaaren der Hegire, of der Mahometaanfche tydrekening te bepalen.» . ^ ^  3i8 BESCHRYVINGE des „ Wat betreft Muhammeds Wonderen; men verhaald, dat de Kordifchiten, die zyne Leer verwierpen, tot hem cer;s zeiden: gy bcrigt ons, dat, toen Moses met zyne roede eenen rotsfteen in de woeftyn floeg, 'er iz fonteinen uit vloeiden, en dat Jesos, de Zoon van Maria, de dooden opwekte ; wy gelooven het: doe gy ook daarom eenig dergelyk Wonder ; dan zullen wy gelooven, dat gy een Propheet en een Gezandt Gods zyt; om ons zyne wet te leeraaren : bid God, dat Hy dit gebergte Safa in goud verandere; want, indien gy dit van God verkrygt, dan zal u elk een volgen en gehoorzaam zyn. Muhammed begon dan te bidden, om dit Wonder te doen; maar de Engel Gabricl, welke hem fteeds uit de verlegenheid hielp, kwam hem te hulp, en maakte hem bekend, dat, zoo de menfehen aan de zending van Gods Propheetcn twyfclden, en eenig Wonder tot het bewys daarvan eifchtcn , hy hen hunne bede, doch onder deze vreeslyke voorwaarde, toeftondt, dat, byaldien zy naa het Wonder in hun ongeloof bleevcn volharden , zy zónder genade verlooren gingen, gelyk ten tyde der Propheeten, Heber en Salah, gefchied ware; wanneer de volken, dien ze gepredikt, cn voor welken zy Wonderen hadden gedaan, om hun ongeloof, met eene geheele uitroojing hunner Perzoonen,  TURKSCHEN RYKS enz. 319 tien, en eene volkomen verwoefting hunnes lands getugtigd waren. Verkies daarom, fprak Gabriöl tot Mohammed , één van deze twee, of dit Wonder te doen, met het welk eene zo vreeslyke ftraf gepaard gaat, of het niet te doen, tot dat de Koraïfchiten, wegens hunne ontrouw, boete zullen gedaan hebben, en tot God terug gekeerd zyn. Muhammed maakte geene zwaarigheid, het laatfte naar de groote liefde tot zyne landsgenooten te kiezen, welke hy voor een zo groot gevaar niet wilde bloot ftellen; des bleef't gebergte Safa,zonder in goud te worden veranderd. JVIen beeft hem fteeds verweeten, dat hy geene Wonderen deedt, om zyne zending te bewyzen. In het Hoofdftuk Raad, of van den donder, vind men deze woorden: de Ongeloovigen zeggen, wanneer hy een Wonderwerk deedt; dan zouden wy in hem kunnen gelooven. Vmts lagen zy hem, voor, gy zyt Jlegts een fnapper, doende niets, dan anderen prediken. De uitleggers, wien deze plaats moeite verfchaft, geeven voor, dat de Ongeloovigen hadden begeerd, dat God Muhammed , even als Moses, eene roede, of even als den Meffias de kragt, van dooden te verwekken, hadt moeten geeven; maar, volgens hunne meening, zy elk Propheet met de gaaf, van Wonderen te doen, in dat flag van dingen begaafd, welke in het land , waarin hy pre-  32ö BESCHRYVINGE des predikt, meeft in aanzien zyn; even als daar-* óm de tovery, ten tyde van Moses , in Egypten, maar de geneezinge der kfanken, ten tyde van den Meffias, in Judea in zwang ging, zo waren ook de Wonderen van Moses en Jesus Christus, naar de tyden dezer Propheeten gefchikt. En, wyl de welfpreekendhcid en zuiverheid der taaie by de Arabiërs, ten tyde van Muhammed, inzonderheid in aanzien waren, zo ware de Koran zyn grootft Wonder. Want, zeide hy, toen hy op deszelfs fraai-1 heid roemde, wie onder ü kan een eenig kapittel^ hetzelve in fierlyk- of in zuiverheid evenaarend, ■voortbrengen ? Dit is zeker, dat Muhammed,ten einde dit Wonder des te grooter te maaken, 'er menigmaal van fpreeke, en zelfs zyne onkunde in veele plaatzen vergroote." ,, In het Hoofdftuk des Korans, het welk den naam van Aaraf draagt, ftaat, dat zy, die dezen onweetenden Propheet zullen volgen, zyn' naam in de wet en "t Euangelie, dat is, in 't Oude en Nieuwe Teftament zouden vinden. En van dit wanfehapen bedrog bedient hy zig, om den Jooden en Chriftenen de God- lykheid zyner zending te bewyzen. ' Tot dat einde voert hy, in het Hoofdftuk, Surat Saf, Jefus Chriftus dus tot de Jooden fpreckend in: gy kinderen Israëls,. ik ben de geen, dien God u heeft gezonden, om u al dat geen, wat van  TURKSCHEN RYKS enz. 321 van my in Moses wet geopenbaard is, waar te maaken, cn te vervullen^ en u een anderen Gezandt Gods aan te kondigen, die na my komen, en Achmeo (het welk even zo veel is, als Mohammed,) genoemd zal worden. Doch deze en meer zulke plaatzen ftaan in de H. Schrift niet." ,, Onder MühammeDs merkwaardige daaden, die zyne aanhangers als Wonderen opgeeven, tellen zy inzonderheid de overwinningen , welke hy op zyne vyanden heeft behaald; — en zy beyveren zig , hem al dat geen byna toe te fchryven, wat de Propheeten van den Meffias hebben gezegd. Zy beweeren mede, dat hy, even als Jefus, voor de erfzonde en kwaade luft, door den Engel Gabricl bewaard is geweeft. Doch belyden zy, dat hy 21 vrouwen heeft gehad, hoewel de wet flegts 4 vergunne. Van deze verftiet hy 'er zes, en vyf ftierven vóór hem. Uit het verhaal van An Ben Malek blykt, dat hy op 4 voorrechten boven alle andere menfehen geroemd hebbe, te weeten hen aan moed, milddaadigheid, fterkte in de vuift, en kragt in den echten ftaat te overtreffen. Even als de Arabiërs van zyne zeden kwalyk fpreeken; zo verfchoonen zy nog minder deszelfs Godsdienft , welken zy voor bedricgery houden, en den Stigter de bynaamen van een Sabi, Zendik en Medfchiufchy I. Deel. X dat  322 BESCHRYVINGE des dat is, van een menfch geeven , die veele Godsdienftcn zamenflanft, en gevolglyk ganfch geenen heeft. Zy befchryven hem als een ligtvaardig, en in de bekendmaaking zyner wet onbeftendig menfch, die de eens vaftgcftelde wetten vervolgens weer vernietigde, als de vaftftelling der Ke.Ua, of der plaatze, waarheen men zig by het bidden moet wenden, dewyl hy daartoe aller eerft den Tempel te Jerufalem, maar vervolgens dien te Mekka voorfchreef. Hy verbiedt allen dwang ter aanneeminge van zynen Godsdienft; maar naderhand beveelt hy, met alle ongeloovigen oorlog te voeren, vergunnende den zynen niet, met hen een' vrede , maar flegts eenen ftilftand van wapenen te fluiten. Tot ftaavinge zyner Leere beroept hy zig, byna doorgaans , op 't Oude en Nieuwe Teftament; inmiddels doet hy beide te niet, onder het voorwendzel, dat beide vervalfcht waren. Hy wederfpreekt zig bykans in alle Hiftorien, welke hy hier of daar aanhaalt; — en ,f;hoewel hy de afgoden verbrak, hy behieldt dit niettemin alle de Ceremoniën, welke by de Heidenen in den Tempel te Mekka gebruiklyk waren. De Mahometaanfche Gefchiedfchry- vers zyn het wegens den tyd zyns doods niet eens; maar daarin komen ze zamen overeen, dat hy aan een langzaam werkend vergift ftierf, het welk hem door eene vrouw, door zyne vyan-  TÜRKSCHEN RYKS enz. 323 Vyanden daartoe verleid, was ingegeeven. — Medina , waarheen hy zig, by zyne vlugt van Mekka, hadt begceven, wierdt de Zetel zyhs Ryks, cn eindelyk ook zyne grafftede. — Hy liet geen manlyke erfgenaamen na." §. XXVI. Van den Koran* De Koran, die te onrecht Alkoran wordt genoemd, gemerkt Alm. 't Arabifch het genachtWoord, de, betekent, is dat boek, het welk Muhammed als eene Godlyke Openbaaring de waereld heeft ter hand gefteld. HerbeloT geeft 'er ons, in zyne vooraf gemelde Ooflerfche Bibliotheek, op het Artikel, Alkoran , het volgende gegronde bericht van. „ De Mahometaanen hebben 'er zeer verheve gedagten van. Zy zeggen: hy zy ontleend uit het groote boek der Godlyke raadsbefluiten, federt de fchepping der waereld daar van los gemaakt, en in éénen der-7 Hemelen, welke onder het Firmament zyn, bewaard geworden; hieruit hebbe hem, van vers tot vers, Gabricl, één der voornaamfte Engel-orden, aan Muhammed overgeleverd. In 't 7de Hoofdfluk van den Koran voert hy God nopens deze vermeende Verborgenheid dus fprcekend in: wy hebben hem, in X 2 den  324 BESCHRYVINGE des den nacht des raadsbefluits, van den Hemel laaten neder daalen, en wy verklaar en u, dat deze nacht meer waardig is , dan duizend volle maanden, om dat de Engelen in denzelven na de aarde nederdaalen , en onder hen ook de Geeft Gods door zyn1 Wil! Nopens dezen nacht hebben de Ma- hometaanen verfcheide gevoelens, — doch daarin zyn ze 't eens, dat van dien af Gabricl den Koran, van vers tot vers, binnen 23 jaaren, aan Muhammed, naar de behoefte der menfehen en voorkomende omftandigheden , hebbe meegedeeld. Zy beweeren, dat het 1^ vers, het welk hy kreeg, in 't 06^ Kapittel Raat. Hy kreeg het in eene fpelonk des bergs Harah naby Mekka. Gabriël verfcheen hem, zeggende : God heeft my tot u gezonden, om u te onderregten, dat hy u tot een' Propheet en Apoftel dezes volks heeft gemaakt; neem en lees! Dit gezegd hebbende, hieldt hy hem het volgende vers voor: lees in den naam uwes Heer en, die alle dingen gefchapen, de menfehen uit éénen bloede gemaakt, en in zyne deelen heeft verëenigd. Muhammed beleedt den Engel, dat hy niet konde leezen, en geene fchrift op het hem voorgehouden papier zag. Waarop hem GABRiëL aanpakte, driemaal op den grond plofte, en hem in ftaat ftelde, om te kunnen leezen. Dit heeft, onder verfcheide Secfen der Mahometaamn, aanleiding gegeeven tot groote  TURKSCHEN RYKS enz. 325 «I gefchillen en vervolgingen, gemerkt de ééne | party den Koran voor gefchapen, maar eene « andere hem voor ongefchapen hieldt. • Naa dat Abubkkker de hier en daar verftrooij de bladen van den Koran verzameld, en in een' band gebragt hadt, noemde hy hem Mofchaf, • dat is , het boek, als aller boeken; 't welk ook l Ketab te kennen geeft. Wanneer 'er de Mahometaanfche fchryvers eenige plaats uit aan- r haaien; dan gefchiedt zulks met deze, groote , of roode letters gefchreeven woorden: God zegt 8 het, zonder Kapittel en Vers te noemen. 1 Daar zyn 7 voornaame uitgaaven des Korans, ï waarvan twee gemaakt zyn te Medina, ééne i te Mekka, ééne te Kufa,éêne te Bajfora,céne 1 in Syrië, en eindelyk ééne, die de gemeene t wordt genoemd. Zy verfchillen alleen in de ] verzen, — maar niet in de woorden en letters, 1 dewyl in alle uitgaaven 77639 woorden, en j 323015 letters worden gevonden. — Abubek- j ker vertrouwde dit in orde gebragte Exem- ! plaar aan Hafessah, dochter van Omar, en , Weduwe van Muhammed. —- Vermits Mu- 3 hammed, in zynen Koran, de taal der Pro- ) pheeten wilde navolgen; zo meende hy, dit 1 1 daarin te bewerken, wanneer hy zig van ee- 1 :nen dikwyls afgebroken ftyl, die geene zamen- r hangende voorftcllen hadt, bediende; endaar 5 :is ook, werklyk, byna ganlch geen verband X 3 van  326" BESCHRYVINGE des van verzen onder malkander. — Hy ontleent, menigmaal, plaatzen uit het O. en N. Teftament, doch welke fteeds veranderd zyn, en houwt daarop alle zyne volmagt en uitfpraa- ken. De uitleggers zeggen eenpaarig, dat de welfpreekendfte plaats van den geheelcn Ko-<. ran in het Kapittel Hüd ftaat, alwaar God, om van den zondvloed een einde te maaken, deze woorden fpreekt: aarde verzwelg uw water! Hemel fchep, het geen gy uitgegooten hebt! Aanffonds liep het water weg, Gods bevel wierdt vervuld, de Arke daalde neder op het gebergte, en men hoorde de woorden: wee den godloozen l 'T Arabifche is, hier, in de daad, zeer nadruklyk. Deze zelfde uitleggers merken mede op, dat de uitfteekcndfte ze iqles des ganfehen Korans, by 't einde van het Kapittel Aaraf, in dit vers is vervat: vergeeft ligt, doet elk een* wél, en twift niet met den omveetenden. Een zeker fchryver bericht, dat Muhammed over dit vers, van God door GabriOe hem toegezonden, eene opheldering eifchte, en hy die hem in deze woorden gaf: zoek den geen weer, die u jaagt; geeft dien, die u berooft ; vergeef hem , die u beledigt; want God wil, dat gy volkomen zult zyn, gelyk als Hy! Men ziet ligt, dat dit uit den Bybel is genomen, 'T waarfchyn- lykfte nopens het opftel des Korans is, dat eenige j door de Conciliën veroordeelde, en uit het  TURKSCHEN RYKS enz. 32? het Griekfch gebied gebannen Neftorianen, Eu~ tychianen enz. Muhammed ontrouwe en verkeerd verftaane ontwerpen des O. en N. Tcstaments hebben mêegcdeeld, waarmede hy zyne bedriegeryen meende te bewimpelen. De Jooden, welke zig toen in Arabia zeer hadden 'uitgebreid, hebben ook het hunne daartoe gebragt. Men is zo veel te meer bevoegd, dit te gelooven , als de Koran vol is van de gevoelens en dwaalingen der voorgenoemde Ketteren en Jooden." Het Arabifch woord, Koran, betekent eene leezing, dus een boek, het welk inzonderheid geleezen moete worden; en deze naam wordt hem, miflehien, om dezelfde rede gegecven, als wy de Godlyke Openbaaring den Bybel noemen. By de Mahometaanen wordt het voor ongeoorloofd gehouden, iemand, die niet van hun geloof is, hem te laaten toekomen, om dat hy daardoor zoude ontheiligd worden. Deswegen koft het ongemeene moeite, dat 'er een Chriften een Exemplaar van krygen kan. Indien 'er een Mahometaan op ging zitten, zou zulks voor zonde, en, wanneer het een Chriften deedt, voor een ftrafwaardige misdaad worden gehouden. Zy houden hem ook, in de Arabifche taal, voor zo heilig, dat ze geene overzetting daarvan in andere taaien goedkeuren, zo veelte meer, als hy, naar hunne X 4 Sc"  32* BESCHRYVINGE des .gedagten, om zyne verhevenheid, niet eens in dezelve overgezet kan worden. Hy wordt niet flegts voor eene ter zaligheid noodwendige Openbaaring gehouden, maar ook voor de voornaamfte bron aller nutte menfchelyke kennis. Hierom verbrandde Omar , de opvolger van Abubekker , de beroemde Bibliotheek te Alexandrie, om dat men, den Koran bezittende, alle andere boeken kon ontbeeren. In de fchoolen is hy het hoofd-leerboek. In de Kapellen der Moskeen, waar mogelyk de lyken van voornaame Perzoonen bygezet zyn, pleegen, dikwyls, eenige Exemplaaren aan kettingen geflooten te leggen , waarin godsdienftige Mahometaanen voor de ruft der afgefcheide zielen één of meerder uuren leezen; ja, tot dat einde worden ook wel zekere leezers gehouden en betaald. Tot eene proef van den ganfehen Koran zullen de volgende merkwaardige plaatzen, volgens de echte en uitmuntende overzetting van Sale, worden ' geboekt. Het  TURKSCHEN RYKS enz. 329 Het eerfte Hoofdftuk. De Voorreden of Inleiding, met den Titel: te Mekka geopenbaard. (*) „ In den naam des aller barmhartigften Gods! „ Lof zy Gode, den Heer van alle fchepzelen, den aller barmhartigften, den Koning van den dag des oordeels! U bidden wy aan, cn van U bidden wy byftand. Leide ons op den regten weg, op den weg der geencn, wien Gy genadig zyt geweeft; niet der geencn, op welken Gy toornig zyt, noch ook der gcenen, die dwaalen! " Uit het tweede Hoofdftuk. „ Hy (God) is het, die voor u alles heeft gefchapen, wat op aarde is, en alsdan zyne gedagten op de fchepping des Hemels geveft, en dien in 7 Hemelen geformeerd heeft. Hy weet alle dingen. Toen uw Heer tot de Engelen zeide : ik wil een' Stadhouder op aarde aanftellen , zeiden zy, wilt gy daar eenen aanftellen, die 'er Kwaad op doen, en bloed vergieten zal ? doch wy verkondigen uwen lof, en (*j Dit hoofdftuk gebruiken de Mahometaanen, als de Chriftenen het Onze Vader. X5  330 BESCHRYVINGE des en pryzen u heilig. God antwoordde: waarlyk ik weet, het geen gy niet weet. En hy leerde Adam de naamen aller dingen, en droeg ze den Engelen op, en zeide : toont my de naamen dezer dingen , indien gy waarheid fpreckt. Zy antwoordden: lof zy u, wy hebben geene kennis, dan, welke gy ons leert; want gy zyt alweetend cn wys. Toen fprak God: o Adam, zeg hen hunne naamen. En als hy hen hunne naamen hadt gezegd, zeide God: heb ik u niet gezegd, dat ik de verborgenheden des Hemels en der aarde Weete, en weet, het geen gy ontdekt, en het geen gy vcrzwygt. En toen wy tot de Engelen zeiden: bidt Adam aan, zo baden zy hem allen aan, uitgenomen Ihlis; (*) welke dit weigerde, en van hoogmoed opgcblaazen was, en één van het getal der ongeloovigen wierdt. En wy zeiden: o Adam woon gy met uwe vrouw in den Hof, en eet van deszelfs vrugt in overvloed, waar gy wilt. Maar komt dezen boom niet te na, op dat gy niet onder het getal der overtreeders raakt. Maar de Satan verleidde hen, om het Paradys te verliezen, en dreef hen uit den ftaat der zaligheid,waarin ze waren geweeft. Waarop wy zeiden: gaat, (*) De Enge!, die daar door, volgens Mahomets gronden , de Duivel is geworden.  TURKSCHEN RYKS enz. 331 gaat, pakt u van hier; dat de één van u een vyand des anderen zy, en het zal eene woonplaats voor u op aarde, en eene verzorging voor een' tyd zyn, en Adam leerde woorden des gebcds van zynen Heer, en God keerde zig tot hem; want hy is ligt te verzoenen,en vol barmhartigheid. Wy zeiden: gaat, .pakt u allen van hier. Vervolgens zult gy een voorfchrift van my krygen,en allen, die myn voorfchrift zullen volgen, over dezulken zal geene vrees komen, en zullen ook niet worden gepynigd. Maar de geenen, die ongeloovigen zullen zyn, en onze tekenen van valfchheid befchuldigen, die zullen het gezelfchap des helfchen vuurs vermeerderen, daarin zal 't ecuwig blyven. O gy kinderen Isracls denkt aan myne genade, waarmede ik u begenadigd heb, en voltrekt uw verbond met my; dan zal ik myn verbond met u voltrekken, en eert my, en gelooft de Openbaaring, die ik u na beneden heb gezonden, welke de geene , die gy reeds hebt, bekragtigt, en zyt niet de eerftcn, die ze niet gelooven. Zo verruilt ook niet myne tekenen voor een geringen prys, en vreeft my. Bekleedt de waarheid niet met ydelheid. Verbergt ook niet de waarheid tegen uw eigen Geweeten. Neemt dc gezette tyden des gebeds waar, en voldoet de u in de wet gebooden aalmoezen, en bukt u met de geenen,die zig  332 BESCHRYVINGE des zig nederbukken. Wilt gy den menfehen beveelen, gerechtigheid te oefenen, en uwe eigè ziele vergeeten ? Nogtans leeft gy het boek der wet. Vcrftaat gy daarom niet ? Bidt om hulpe met volharding en gebeden. Dit is wel moejelyk, maar niet voor den ootmoedigen, die ernftig bedenken, dat zy hunnen Heer vinden, en eindelyk tot hem zullen komen. O kinderen Israëls, gedenkt aan myne genade , waarmede ik u begenadigd, en dat ik u boven alle volken verkoozen heb. Vreeft den dag, wanneer geene ziel voor de andere zal voldoen ; dan zal ook geene voorbede van hen aangenomen, noch ook eenige vergelding ontvangen, of hen worden geholpen. Herdenkt, toen wy u van Pkarao's volk verloften, welke u vreeslyk onderdrukten; zo doodden zy uwe kinderen van 't mannelyk gcflacht, en lieten hen, die van het vrouwelyk gcflacht waren, in 't Leeven. Daarin was eene groote beproeving van uwen Heer. En toen wy de zee voor u kliefden, en u verloften, en Pkarao's .volk lieten verdrinken, om dat gy toezaagt. En toen wy met Moses 40 nachten gefprek hielden, toen naamt gy het kalf voor uwen God, en deedt kwaad. Nogtans vergaven wy u naderhand , op dat gy mogelyk dankzeggen mogt. En toen wy Moses het wetboek gaven, en het onderfcheid tuffchen goed  TURKSCHEN RYKS enz. 333 j goed en kwaad leerden, op dat gy u mögt laa- t ten regeeren. En toen Moses tot zyn volk \ : zeide: o myn volk , voorwaar gy hebt uwe eige j : zielen gefchonden, dat gy het kalf voor uwen I God hebt genomen. Daarom bekeert u tot | :uwen Schepper, en doodt dezulken onder u, • -die zig aan zulk eene zonde hebben fchuldig ) gemaakt. Dit zal beter voor u zyn in 't aan- , gczigt uwes Scheppers. En hierop keerde hy ï zig tot u. Want hy is ligt te verzoenen, en , vol barmhartigheid." Uit het derde Hoofdjlak. 1 „ God,'as het, die hoort en. weet. Denkt aan de vrouw van Imran, (*) welke zeide: 1 Heare, waarlyk ik heb u, 't geen in mynligi haam is, verloofd, dat het tot uwen dienit gewyd werde. Neem het daarom van my aan. i Want gy zyt het, die hoort en weet. En, ; als ze daarvan verloft was, zeide zy: Heere, voorwaar ik heb een meisje voortgebragt,(en God wilt wel, wat ze hadt voortgebragt,) en ieen jongetje is niet, als een meisje. Ik heb ze Maria genoemd, en haar aan uwe befcherming aanbevolen, als mede wat van haar zal voort- ko- (*) Is, naap het gevoelen'der Mahometaanen ,de Vader der Maagd Maria.  334 BESCHRYVINGE dés komen, tegen den Satan, die met fteenen wierdt weggedreeven. Daarom nam haar de Heere met eene genadige bewilliging aan, en liet eenen uitfleekenden tak -van haar uitfpruiten. En Zacharias droeg zorg voor het kind. Zo dikwyls als Zacharias by haar in de kamer ging, vondt hy ze altoos verzorgd, en zeide: o Maria , waar hebt gy dit van daan ? Zy antwoordde : dit is van God. Want God verzorgt, wien hy wil, zonder maate. Toen riep Zacharias zynen Heere aan, zeggende: Heere , laat my van u een goeden tak ontfpruiten. Want gy zyt de verhoorder des gebeds. En de Engelen riepen hem, toen hy in de kamer Rondt en badt, en zeiden: waarlyk God belooft u eenen Zoon, met naame Johannes , die 't woord getuigenis zal geeven, het welk van God komt: een eerwaardig Perzoon, kuifclr, en één van de rechtvaardige Propheeten. Hy antwoordde: Heere, hoe zal ik eenen Zoon hebben, daar ik een boogen ouderdom bereikt heb , en myne vrouw onvrugtbaar is. De Engel zeide: zo doet God, 't geen hem behaagt. Zacharias antwoordde: Heere, geef my een teken. De Engel zeide: uw teken zal zyn, dat gy, in 3 dagen ,met geen menfch anders, dan door gebaarden fpreeken zult. Denk aan uwen Heer menigmaal, en prys hem 'savonds en 'smorgens. En toen de Engelen zeiden: o Ma-  TURKSCHEN RYKS enz. 335 ! Maria, waarlyk God heeft u verkoozcn en u gereinigd, en u boven alle vrouwen in de waereld uitverkooren. O Maria, zy godsdienftig omtrent uwen Heer, en bid aan, en buig u met hen, die zig weder buigen. Dit : is eene verborge gcfchiedenis. Wy openbaalien u dezelve, ofgyfchoon niet tegenwoordig waart by hen, toen zy hunne ftaaven inwierpen , om loten te werpen, wie de opvoeding van Maria zoude hebben. Zo waart gy mede nietby hen, toen ze onderling ftreeden. Als de Engelen zeiden: o Maria , waarlyk God zendt u goede boodfehap, dat gy het woord baaren zult, het welk van hem. zelv' uitgaat. Zyn naam zal Christus Jesus , de Zoon van Maria, aanbiddenswaardig in deze en de toekomende waereld, en één zyn van de geenen, welke Gods tegenwoordigheid,naderen ; en hy zal tot de menfehen in de wieg fpreeken, en wanneer hy opgewaffen is; en hy zal één van de Rechtvaardigen zyn. Zy antwoordde: Heere, hoe zal ik eenen Zoon hebben,dewyl ik geenen man bekend hebbe. De Engel zeide: zo fchept God, wat hem behaagt. Wanneer hy iets befluit, dan zegt hy flegts : zy! dan is 't 'er. God zal hem de Schrift en wysheid en de wet en 't Euangelie leeren, cn hem tot zyn' Apoftel aan de kinderen Israëls verordenen ; en hy zal zeggen: waarlyk ik kome tot u met  336 BESCHRYVINGE des met een teken van uwen Heer. Want ik wü voor uwe oogen van leem als de figuur eencs vogels maaken. Alsdan wil ik bet aanblaazen, zo zal het door de toelaating Gods een vogel worden. En ik wil hem geneezen, die van zyne geboorte af blind is geweeft; en de melaatsheid : en ik wil door de toelaating Gods de dooden opwekken: en ik wil u voorzeggen, wat gy eet, en wat gy als voorraad in uwe huizen bewaart. Waarlyk hierin zal een teken zyn voor u, zoo gy gelooft. En ik kome, om de wet te bekragtigen, welke van my geopenbaard is, en u een regtmaatig deel te vergunnen, van het geen u verbooden was, en ik kome tot u met een teken van uwen Heer. Daarom vreeft God, en gehoorzaamt my. Waarlyk God is myn Heer uw Heeren. Daarom dient hem. Dit is de regte weg. Maar toen Jefus hun ongeloof zag, zo zeide hy : wie willen myne helpers zyn voor God? De Apoftels antwoordden: wy willen de helpers Gods zyn. Wy gelooven aan God, en geef gy ons getuigenis, dat wy waare geloovigen zyn. O Heere, wy gelooven , in het geen gy ons na beneden gezonden hebt, en wy hebben uwen Apoftel gevolgd. Schryf ons daarom neder met hen, die van hem getuigen. En dc Jooden bedagten eene lift tegen hem, maar God bedagt eene lift tegen hen, cn God is dc befte ontdekker van liftige aan- 11a-  TURKSCHEN RYKS enz. 337 flagen. Als God zeide : o Jefus! waarlyk Ik wil u laaten ftervcn, en ik wil u tot my opneemen , en u van de ongeloovigen verlolTen : en ik zal de geenen, die u volgen, over de ongeloovigen Rellen tot den dag der opftanding : alsdan zult gy weder tot my kceren, cn ik wil dat geen, waarover gy onè'cnig zyt, tuffchen u oordeelen. Maar" de ongeloovigen zal ik zo wel in deze waereld , als in de toekomende, met eene zwaare ftfctf bezoeken, en 'er zal niemand zyn, die hen kan helpen. Den geenen daarentegen > die gelooven;, én doen, wat regt is, zal hy hunne belooning geeven. Want God bemint hen niet, die kwaad doen. Deze tekenen en deze verftandige vermaaning vernaaien wy u. Waarlyk de gelykheid van Jefus in het aangezigte Gods is als de gelykheid van Adam, Hy fchiep hem uit het ftof, en zeide tot hem: zy! en hy wierdt. Dit is de waarheid >van den Heere. Daarom zy niet één van hen, die twyfelen. En wie naar de kennis, die u gegeeven is, zynentwege met u wil ftryden, tot dezulken zeg: komt, laat ons onze Zoonen en uwe Zoonen, en onze vrouwen en uwe vrouwen en ons zeiven en u zeiven zamenroepen; alsdan laat ons verwenfehingen gebruiken, en den vloek Gods op hen leggen, die liegen. Waarlyk dit is eene echte HüTorie, /. Deel. Y En  333 BESCHRYVINGE des En daar is geen God, dan God, en God is almagtig en wys. Wanneer ze terugkeeren,kent God de kwaaddoeners beft. Zeg: o gy, die de Schrift ontvangen hebt,komt tot eene regte befliflïng tuffchen ons en u, dat wy niet nog iemand buiten God aanbidden, en by hem geen fchepzel voegen; en dat eenigen onzer niet de anderen voor Heeren behalven God aanneemen. Maar keeren zy terug, zo zeg : geeft getuigenis, dat wy waare geloovigen zyn. O Gy, wien de Schrift is gegeeven, waarom twift gy wegens Abraham , daar dc wet en het Euangelie niet eerder, dan na zyn' tyd, na beneden is gezonden? Verfta'at gy nogtans niet? Ziet, gy zyt de geenen, die wegens dat geen flrydt, waarvan gy eenige kennis hebt. Waarom ftrydt gy dan wegens het geen, waarvan gy geene kennis hebt. God weet, maar gy weet niets. Abraham was noch een Jood, noch een Chriften; maar hy was één van den waaren Godsdienft, die zig aan God hadt overgegeeven, en niet uit het getal der afgodendienaaren. Waarlyk de menfehen, die Abraham naaft beftaan, zyn de geenen, die hem navolgen ; en deze Propheet en zy, die in hem gelooven. God is de befchermheer der geloovigen. " Uit  TURKSCHEN RYKS enz. 339 Uit het achtfte Hoofdftuk. j, Waarlyk het flcgtfte vee in Gods oogen zyn de geenen, die verftokte ongeloovigen zyn, en niet willen gelooven. Wanneer gy dezulken, die zig met u in een verbond inlaaten, en vervolgens, by elke bekwaame gelegenheid, hun verbond weer breeken, en God niet vreezen, in den oorlog krygt; zo maak ze tot een voorbeeld, en verftrooy ook de geenen, die na hen zullen komen, ten einde zy gewaarfchouwd mogen worden. Of wanneer gy van een volk verraadcry ducht, zo werp hen hun verbond met eene zelfde behandeling weder terug. Want God bemint de verraaders niet, en denk niet, dat de ongeloovigen Gods wraak ontvlooden zyn. Want zy zullen Gods magt niet verzwakken. Maakt daarom zulke fterke krygstoeruftingen tegen hen, als mogelyk is, met troepen en ruiters, waar door gy Gods vyanden en uwen vyanden, mitsgaders andere ongeloovigen naait hen, diegy niet, maar God heel wel kent, fchrik moogt aanjaagen. En wat gy ter verdediginge van den dienft Gods te kofte legt, dat zal u alles weer betaald, en u in 't minftc niet kwalyk worden genomen. En wanneer ze tot vrede geneigd zyn, zo laat 'er u ook genegen toe vinden, en ftel uw vertrouwen op God. Want Y 2 hy  £4o BESCHRYVINGE des hy is het, die hoort en verftaat. Maar war?neer zy u zoeken te bedriegen , dan zal God uwe befcherming zyn. Hy is het, die u met zyne hulp en met die der geloovigcn gefterkt* en hunne harten heeft verëenigd. En wanneer gy allen rykdom, die in de waereld is, daaraan beftecd hadt, dan hadt gy egter hun-. ne harten niet kunnen verëenigen. Maar God verëenigde ze. Want hy is magtig en wys. O Propheet! God is uwe befcherming en uw byftand , en zulk een van de waare geloovigen, die u volgen. O Propheet, moedig de geloovigen ten oorlog aan." Uit het drie en (leriigjle Hoofdjluk. „ O waare geloovigen, wanneer gy vrouwen trouwt, die geloovige zyn, cn ze vervolgens verfioot, vóór dat gy ze hebt aangeraakt; dan is u geen zekere tyd voorgefchrceven, welken gy na haare fcheiding omtrent haar moet vervullen; maar geeft haar een gefchenk, en laat ze vrywillig met een eerzaam ontflag gaan. O Propheet, wy hebben u uwe vrouwen vergund, welke gy haaren lyftogt hebt gegecven, alsmede de flaavinnen, die uwe regte hand bezit van den buit, welken u God heeft verleend ; en de dochters uwes Neefs en de dogters uwer Nichten , beide aan uwes Va-  TURKSCHEN RYKS enz. 341 Vaders zyde en aan uwer Moeder zyde, die met u van Mekka zyn gevlooden, en elke geloovige vrouw , wanneer ze zig aan den Propheet zelve overgeeft; ingeval ze de Propheet tot eene vrouw begeert te neemen. Dit is eene u boven de andere waare geloovigen byzonder toegeftaane vryheid. Wy weeten, dat wy hen om hunne vrouwen en om hunne flaaven, die hunne regte hand bezit, hebben geopenbaard , op dat het u als geene ondeugd werde uitgelegd, wanneer gy u van de u verleende vryheid bedient. Want God is genadig en barmhartig. Gy moogt zodanige van uwe vrouwen, welke de beurt treft, dat Te tot uw bed geroepen mogtcn worden, naar welgevallen ter zyde Hellen, en die geene by u neemen, welke u beft behaagt, en dc geene,die gy te vooren hebt vcrftootcn, en het zal geene ondeugd van u zyn. Dit zal ligter zyn, op dat ze volkomen tevreden en niet bedroefd, maar met het geen gy elk eene geeven zult, wél vernoegd zyn mogen: Godweet alles, wat in uw haft omgaat, en God is alweetend cn genadig. Het zal u niet vry ftaan , andere tot vrouwen naderhand te neemen, rioch ook eenige van uwe vrouwen tegen haar te verruilen, of u fchoon haare fraayheid mogt behaage'n : uitgenomen de flaavinnen, die uwe regte hand bezitten zal: en God ziet alle dingen, ü Y 3 waa-  S4» BESCHRYVINGE des waare, geloovige gaa niet in des Propheeten huizen, ten ware, dat het u geoorloofd was, fpys met hem te eeten, zonder zyn gelegen tyd te hebben afgewagt: maar, wanneer gy wordt genoodigd, gaat alsdan binnen, en, wanneer gy gefpysd hebt, gaat dan wêer heen, en blyft niet daar, om u in een vertrouwd gefprek in te laaten; want dit verveelt den Propheet. Hy fchaamt zig, u te beveelen weg te gaan. Maar God fchaamt zig geenszins over de waarheid. En, wanneer gy mogelyk van des Propheets vrouwen iets wilt hebben, of begeert te erlangen; eifcht dit dan agtcr een dekkleed van haar. Dit zal voor uwe harten en haare harten reiner wezen. Zo is 't ook niet betaamclyk, dat gy den Apoftel Gods ongenoegen veroorzaakt, of zyne vrouwen na hem in eeuwigheid trouwt; want dit zoude iets verfoejelyks zyn in de oogen Gods. Gy moogt nu eene zaak openlyk verbreiden, of ze verbergen, zo weet nogtans God waarlyk alle dingen. Het zal geene ondeugd van haar zyn, wat haare Vaders, of haare Zoonen, of haare broeders, of haare broederszoonen , of haare zufterszoonen, of haare vrouwen, of de flaaven, die haare regte hand bezit, betreft, zoo ze ongedekt met haar fpreeken: en vreeft gy God 1 want God is getuige van alle dingen." , Uit  TURKSCHEN RYKS enz. 34$ Uit het twee en zestigfte Hoofdftuk, ie verzameling, onder den Titel, te Medina geopenbaard. „ In den naam des aller barmhartigften Gods! „ Alles, wat in den Hemel en op de aarde is, looft God, den Koning , den Heiligen, den Magtigen, den Wyzen. Hy is het, die midden onder de ongeleerde Arabïèrs eenen Apoftel uit het midden hunner heeft verwekt, om hen zyne tekenen te vernaaien, en ze te reinigen, cn ze de Schrift en de wysheid te leeren; daar ze voorheen, gewis, in eene openbaare dwaaling ftaken;en anderen hunner zyn door de aanneeming des geloofs nog niet daartoe gekomen, of ze fchoon ook nog tenwelbehaagelyken tyde Gods bekeerd zullen worden. Want hy is magtig en wys. Dit is Gods vrye genade; hy verleent dezelve, wien hy wil. En God is met groote milddaadigheid begaafd. De gelykheid der geenen, die met het houden der wet bezwaard waren , en ze egter niet hielden, is als de gelykheid van een Ezel, die met boeken is belaaden. Hoe veragtelyk is de gelykheid des volks, het welk Gods tekenen van valfchheid bcfchuldigt! en God regeert het onrechtvaardige volk niet. Zeg: o gy, die den joodichen Godsdienft volgt , wanneer gy voorgeeft, dat gy Gods vrienden Y 4 zyt  344 BESCHRYVINGE des zyt boven andere menfehen , zo wenfcht den dood, wanneer gy waarheid fpreekt, maar zy zullen dien nooit Wenfchen, wegens het geen hunne handen voor hen hebben heen gezonden. ) En God kent de onrechtvaardigen zeer wél. Zeg: waarlyk de dood, voor wien gy vliedt, zal u gewis genoeg ontmoeten: alsdan zult gy voor hem gebragt worden, welke zo wel weet ,wat verborgen, als wat ontdekt is, ?n hy zal u aanwyzen, wat gy hebt gedaan." § XXVII. Van de verfcheide Secten onder de Mahometaanen. (*) Het fchcelt heel veel, dat de Mahomedaanen |n het geloof eenftemmig zouden zyn: dewyl geen Godsdienfi: meerder Seeten heeft, dan zy onder zig tellen, Mahomed zelf heeft willen voorzeggen, dat in zyne Leer wel 70 Setten zouden ontftaan; maar de Turken zelve belyden, dat 'er meer waren, en zy houden zig ook dit voor geene fchande. Het partytrekken greep reeds Rand in zyn' tyd, maar het vermeerderde en vergrootte zig in zyne opvolgers. De grootfte fcheuring maaken dc Sunniten en Schyïten, De C*) Nopens deze Seften geeven de hierby geveegde hsim de duidelyktte onderregting.  Tgï §. XXVII. bladz. 344 vmi hei 1 ®ee!' Eerfte en wel algemeene lyft over de Setten des Makomedwnchms* De M a h o m E d a a n e n Zytl Of SCHYlTEN (van hot woord EfcHft, dat is: een hoop, die eene zaak volgt; maar zynoemen zig zelven eladheh. Rechtvaardigen. ! Dit zyn byna alleen de Perfianen. Volgens!lE!ir.ELOTS bericht, in zyne Bibli'itheque oriëntale , op het Artikel Schiah, zouden 'er onder de Schyiten 5 verfcheide HoufdfeSen zyn, en uit ' deze weer by de 7o andere Seêten zyn ontftaan. — Veele daarvan komende tot de Sunvyteu behoorende, ten minften in het Turkfche Ryk woonende zydfeéten taarnlyk naby. Ik laat ze hier onaangeroerd, dewyl zy eïgenlyk met Turkye niets te doen hebben. •T —«e onderleid dejer * W^^^ZgS^^C •mm*»* gevoelens «n p^^-S^Mt hoofdenr? d«ze tartte rede vindt men, in verlclieipading v», eenige fcW^.^J^J^J&T Soei .Ben fa onder de» CM-Muft, .e Se lieden, .wee, jr. te hm « ^"m"„*S, bek iven deze vier, nog 3 kleine, ook voor- Melige, Of ElJN AÉ'BDUIi- Meligk , dewelke ook in de 2de eeuw der Makome d. tydrekening leefde. 1 Deze Secte han- • gen de meefte Africaanfche Mahomedaanen aan. S c h a f i y', die in het jaar 150 der Makont. tydrekening wierdt gebooren , en 204 ftierf. I De meefte Arabiën volgen hem. 4- hanbaly, of Ahiimed Een Hanbal , die ia het jaar 164 de? Mahomed. tydrekening wierdt gebooren , en 241 ftierf. I Slegt3 eenige Arabiè'rs volgen deszelfs gevoelens. _______ , s Of S V n n y T e n. (van het woord, Sunnet, tweede gebod, of mondelinge overlevering.') Daartoe behooren Mufelmannen is ontftaan.) nigen. Anders maaken oik de Schyiten, ja (Men vergelyke hierover de volgende alle de Ketters een aandeel op den Lyitenvi Titel Regtzinnig. ( ' 1 Tot deze vermeende Regtzinuigen'behooren de volgende 4 grotere Seêten, te weeten van , 1. Hanyfeh, of Ebn Hanyfeh, die in het jaar So der Mahomedaanfche tydrekening wierdt gebooren. Deze Sefte ontftond dus in de tweede eeuw derzelve. I Zy heeft van allen de meefte aanhangers: de Turken, Tartaaren,Ufbeken enz. zyn haar toegedaan.   Tot §. XXVII. bladz. 344 vm hct L DEEt- Tweede Lyft over de Setten des Mahomedaandoms. De Katers, naamlyk naar het gevoelen der voorgewende regtzinnige Mahomedaane», zyn van a foorten: . , ■ 1 ' 1 ~~ of laatere. of vroegere, . . . j | , . , t ("Men vergelyke de derde lyit.J kleine en geringe meer overig zyn. 1 Fier ftaan vier Klaffen tegen eikanderen. /(7^. ' „ r„ _ 7W« OW** »f f lüer ftaan £>eerbarftige. In 't algemeen betekent dit woord, by de Mahomedaanen, Ketters; maar hier eene byzondere (feite. Zy gelooven,dat God eenenPropheet met een onfeilbaar gezag in de waereld gezonden heeft , en , zoo het al noodig zyn mogt, zo kon zulk een Propheeten-ampt aart geene enkele Familie worden gebonden. • Dit fchynen die geenen te zyn , welke den Heere Niebuur, onder den naam Bejady of Abadhy, in de Arabifche Provincie Oman bekend wierden.   Tot § XXVII, bladz. 344 van het I Deel. Derde lyft over de Setten des Mahomedaandoms. De lastere Ketters laaten zig gevoegelyk in 2 Klaffen verdeelen: 7" of der vroegere eeuwen, of der twee laatfte eeuwen. De meeften van dezen, even' als ook onder de Ketters der Van dezen handelt de vierde Lyft. 2 laatfte eeuwen, hebben noch hunne byzondere Moskeen, noch kerkelyke Perzoonen, maar maaken flegts byzondere Seftcn uit, welke zig niet openlyk van de Mahomedaanen affeheiden, met wien zy in één Land zamenwoonen; des ook dc hen eigen zynde gevoelens taamlyk duifter en twyfelagtig zyri. r~' I, Seydyten, naar hunnen ftigter S e y d v Ibn Ae'ly. I Dit is de heerfchendeSefte in het gelukkig Arabie'. Zy is van gevoelen , dat God uit de Perjianen eenen "Propheet zal zenden, die den Mahomedaaufchen Godsdienft zal te niete doen. II. Een tak der Miïtafagten beweert, tegen der Mahomedaanen anders algemeen gevoelen, datGod in dit en het toekomend Leeven onzigtbaar zy, het tegendeel: te weeten , dat de Vroomcn , in het toekomend Leeven , God zo klaar zouden zien, alswyde zon in de tegenwoordige waereld zien. III Hier weêrfpre de Malamyten (van het woord miilumy, weeten, kennen.') Zy gelooven, dat, wie God niet kent naar alle naamen en eigenfehappen , Hem in 't geheel niet kenne, tot dat hy tot de kennis daarvan geraake, en dat hy als dan eenGeloovige zal zyn. ;ken elkander: de Medfchhuliteru (waarfchynlyk van het woord medfchhul, onweetend.)Zy zyn van gedagten , dat de geenen, die God in dit Leeven eenigzins kennen, zalig kunnen worden. IV. Jabajahiten , of Dfchjabadfchjahiten of Fabafaiften. Zo twyfelagtig als defpellingea afleiding dezes naams is; zo gewis egter fchynt hun gevoelen te zyn, dat ze Gods alweetendheid» en dus ook deszelfs voorweetenfehap ontkennen; zyne regeering over de waereld tot de voorkomende gevallen en omftandigheden bepaalen, en dus een wasdom ia Gods kennis aanueemen.   Tot § XXVII. bladz. 344 van het I Deel. Vierde lyft over de Mahomedaanfche SeSten, De Ketters der twee laatfte eeuwen. I. Radhyfadehi- ten, ©mftaan door eenen BirGajly Efendy , onder de regeering vanMuRAn IV. Zyne aanhangers leiden een hard en ftreng Leeven , waar door zy het volk zeerinneejnen. Zy verpligten de Imams, aan de ooren des overleedeneu luid uit te roepen: hy zoude zig te binnen brengen,dat'er maar ten God , en Muhammed zyn Propheet zy. Deze waren dus flegts wel, ten opzigte van hunne ftrengere godsdienft - oefening, wat mogelyk de zo genoemde Piëtisten in de Luthcrfche Kerk zyn. II. Tfchop - Mefjh- hiten, Staavcn, dat is, byflanden der Chriftenen. Zy zouden federt het midden der voorige eeuw zyn ontdaan, en aan het Mof zo wel . als in de Hoofdftad veele aanhangers hebben. Zy ontkennen noch deGodheid van Christus, noch ook, dat hy de VerIosfer der waereld is. — Denkelyk is dit niet zo zeer eene byzondere Sefte, als wel verftrooide menfehen, die hier en daar, vooral te Conftantinopel, uit de huwelyken der Turken met Chriften - vrouwen worden gebooren, en wien men,met de moedermelk , eene neiging voorliet Chriltendorn heeft ingeboe* zemd. III. Mufzerrim, van Sirr , het welk eene verborgenheid, dus menfehen betekent , die de verborgenheid hebben. Dit zyn de Panthciften onder de Mahomedaanen. Zy zouden in 't Serail, zelfs- onder de vrouwen, en ook onder de Grooten en Geleerden worden gevonden. Een man van aanzien,Muhammed Efendy wierdt,in de voorige eeuw , te Conflantinopel, als een openbaar aanhanger dezer Seéle, ter dood gebragt. IV. Beklafchyten, naar een zekeren Beklasch. Men noemd* eenen aanhanger dezer Seéte ook Scheryr, booswic'it, om dat ze de bloedfchande voor geoorloofd zoude houden.— DeSmyrn/che Efendy, die deze lyft doorzag, ontkende zulks wel; maar mogelyk uit fchaamte. N1 eeuhr verzekert, in een byzonder bericht, veel van deze menfehen, hoewel onder andere naamen, aan verfcheide' plaatzen van Turkye, te hebben gehoord. — Zy beweeren; men moete Gode ganfeh geene eigenfehap, alsby voorbeeld , almagt, goedheid enz. toefchryven. V. Munaftchi- ten, van het woord Munafachet,Ziel - verhuizing.Dit is werklyk hunne onderfeheidings - leer van de vermeenderegtzinnige Mahomedaanen. — Doch ook in voorige tyden heeft men fpooren dezer dvvaalinge onder de Mahomedaanen gevonden. VI. Ifc hrakiten,van het woord Ifchrak,glans der zonne , of verlichten. Zy gelooven wel de eenheid in God, maar verwerpen ook niet de Drieëenheid. Den Koran bewonderenzy juift niet zo zeer. De befchouwing houden zy voer hun hoogfle Goed. Veele Schsygks en Leeraars van aanzien behooren tot deze Sedte, welke van 11atuure zeer redelyk en vriendelyk zyn. VIL Hay re titen , van het woord/fojret, twyfelmoedig-,onzeker heid. Dit zyn de Sceptici (jwyfelaars~) onder de Mahomedaanen. Zy zyn wel flipte waarneemers der Mahomedaan fc he plegtigheden, maar 'voor het overigeTwyfelaars aan alles. Het einde hunner gefprekken is: God weet het befte. VIII. Daarenboven zyn 'er veele Secten, welke van het Chriften- of Heidendom methetAfohomedaandom een mengelmoes maaken, en heel vremde gevoelens over zaaken van den Godsdienfi voor den dag brengen , het welk inzonderheidplaats heeft by deAfvalligen.   %t § XXVIT. bladz. 344 van het I Deeh Vyfde en laatfte lyft. Over de Ketters onder de Mahomedaanen, ten aanzien hunner draaiingen (*). Eerfte Kettery tweede Kettery Derde Kettery Vierde Kettery ten opzigt e ten opzigte- ten opzigt e van Gods beloften, en ten opzigt e van den Imamat , of van Gods eenheid en eigenfchappen. van Gods voorbejchikklng en daar bedreigingen en raads- de hoogfte geeftelyke waardigheid door beweezenrechtvaardigheid. bef ui ten. onder de Mahomedaanen. , a ! e. . ., — -a.. , , j U> —», I. II. III. IV. ' ï. II. III. IV. V. ' I. II. HÜÈ IV. I. II. III. IV. V. Mittafatiten. Afchariten, K/a-Mo- Ka-Dfchjib- Nah- Afcha- Kjar- Mtita- Kjara- Murdfchjy- IViïy- Mu'- A- Kja- Schyi'- Chanararid- I A , (dit mogt wel ei- ra- d'chiaf- da- baryjiien. hari- riten, nmi-liüiteu. miten. ten. dit en. tafa- fcha- rami- ten. fchjiten. Daartoe beboo- genlyk Sfefaliten mi- femi- ri- ,—-* , ten. ten. t V 1 I Iiten. riten. ten. i A——> ren wezen; zo als mé-fe». ten. Daartoe Daartoe be-Deze Daar- Daartoe bc- 1. TVafeüien, de- een paar zy- behooren: hoor»: worden toe be-hooren: 2. Hadiliten , den daarna, doch i. Zuivere f Dfch/ibbO* i. Zuivere door hoo- i.Afarekiten. 3. Mdtzamy- verkeerd*, zo 2. Midden > ryiiten. Murdjchjyten den be- ren: i.Nadfchjeten, " wordt gefchree- %.Dfchje- met 3 onder-netten t.Kjaifanten metditenmetjon- L.Hajethytcn ven. ° hamiten. fecten. aange- 4 onderfeften. derfeften. 'en , _> , 4. 2. Murdfchjy- naalden 2. Saiditen met 3 z.Adfckjare- Hadathft- Daartoe behoo- <#M/V*nr- gezinde onderfeften. *7e» met e- fe». ren. fmet 3 Kadriten. met: j,. Imamitenmei^wen zo veele K.Bafchei-i- 1. Afchariten, onder- ' 3- Murdfchjy- fchry- onderfecten. onderfecten. n.Mofchabiki- feften. />/M- ver tot 4. Ifmayliten met 4. Thfaalebi- Ó.Moammeri- *>», met eehi- 5.Dhara- jibbariten. deCaa- 2 onderfecten. insgelyks, . ft», i?e andere Sec- riten, en 4- Mmdlchjy-wari- _ 5.Golaten met 12 waar onder ziff y.Mardari- ten. Haffiten. tifche Chawa- djchyji- onderfecten Aan-ook A&MSlu- ' tm „ K'aramiten ridfehjiten. ten ge- merk: bykans elke «ryA?» en Me- i.Thfemani- °' met 12'andere reiend, dezer onderfeftendfchjahhuli- ten Seften ^ceft we^r n:mrd bevinden. 0. Hafchiami- 4. Gama'miten. byzondere zydfec- 5. Abadhiten, ten ^ ten met drie on- 10. Dlchjachet- det£c\en\ ^,V;)' 6. Sjatanten, 11. Chajatiten. met 'meerder' U.Dfchjebai- kleine feften. /f« en 2?rf- hafclfemïteu. (*) Deze lyft is naar Maraccii Prodromus ad Refutat. Alcorani, volgens aanleiding van een overgezet werf: van Schiaher Settaniüs vervaardigd. Zy is dus wel echt, maar heeft het ongemak, dat dezelfde foort van Ketters meermaalen wordt herhaald. Over dezelve vind men hier geene verklaaring. Voor zo verre zy tot eene zekere kennis der zaake nuttig is, kan men ze in myne lyft leezen, De laatere en laatfte Secten heeft Maraccws uit Ricaut ontleend, die haarer meer heeft gemaakt, dan volgens de natuur der zaake noodig was. Het was der moeite niet waardig, de Seften, die Maraccius in deze lyft heeft aangeweezen, met Arabifche letters te laaten drukken.   TURKSCHEN RYKS ENsr. 345 De Sunniten hebben hunnen naam van het Arabifch woord, Sunnah of Sunnet, het welk de tweede of mondelinge wet betekent, die door den Wetgeever niet opgetekend, maar eeniglyk uit zyne redenen en daaden afgeleid, en door de overlevering van geloofwaardige perzoonen bewaard is. Deze Sunnah is voor het grootfte gedeelte der Mahomedaanen verpligtend, en dient hen, even als den Jooden de Mifchna, en den Röomfchen de Traditienoï oververleveringen, tot een regel des geloofs en Leevens. De Turken, Tartaaren, Arabiers en Africaanen neemen ze meeftal aan. Doch daardoor zyn ze 't geenszins in den Godsdienft volkomen eens, en de Tartaaren , by voorbeeld, worden van de Turken voor ketters gehouden. (*) De Schyiten hebben hunnen naam van het Arabifch woord Schiah of Efchya't, het welk in 't algemeen een' hoop zamen verëenigde menfehen (*) De Tartaaren, inzonderheid de Kafanfche, Aftrakan fche, Nogaeifche en Cirkajfifche, worden van de Turken niet voor ftrenge waarneemers der wet gehouden. Maar de Tartaaren in de Krim, als welke de befchaafdfte zyn, worden voor zo orthodox gehouden, als dc Turken zelve. Over het algemeen is het in Turkye tot de Orthodoxie^ noegzaam, wanneer flegts de Landsheer en de Wetgeleerden orthodoxe grondbeginzels voeden, om dat 'er de geheel? naüe naar beoordeeld en gefchat wordt. y 5  ■346' . BESCHRYVINGE des fchen , -of een byzondere Godsdienft-party te kennen geeft. De orthodoxe Mahomedaanen die hun, geloof Sunnah noemen, geeven den naam Schiah die party , welke aanhangers van Ali zyn., en menige byzondere gebruiken cn gevoelens hebben. Een Schyït is dus de tegenparty van den Sunnit, en het voornaame onderfcheid tulfchen beide beftaat daarin, dat de eerfte gelooft en belydt, dat de Opper-Imamat, dat is, alle geeftelyke en waereldlyke magt over de Mahomedaanen, volgens het Godlyk recht, Ali en deszelfs nakomelingen toekome. De Perfiaanen en ten deele ook de Mogolers zyn Schyiten, welke w.êer in verfcheide Secïen zyn verdeeld. Alle deze Seclen zyn zeer vyandig tegen elkander gezind. Daaruit zyn zeer veele vervolgingen ontftaan , en de oorlogen vry bloedig geweeft. Doch allo komen daarin overeen, dat ze Muhammed voor Godslaatftcn Propheet houden, wien elk een, wil hy zalig worden, volgen moet, en dat ze deszelfs Koran voor dc vcrpligtende Openbaaring Gods houden. Zy begeeren den naam van Muzelmannen, dat is, Regtzinnigen. Wanneer dus Chriftenen hen dezen naam geeven; dan weeten zy of niet, wat hy betekene, of zy verklaaren zig daar door zelve voor Onregtzinnigen of Ongeloovigen. Vcell  TURKSCHEN RYKS enz. 347 Veele Mahomedaanen, vooral in Arabi'è en op de Perfifche grenzen, hebben eene groote eerbied voor Chriftus. Zy leezen ook de Pfalmen eri Euangelien. Menige voor het oog Maho.medaanfche Familien houden, dikwyls, een* Chriften-priefter by zig verborgen, dienende openlyk het Mahomedaandom, maar heimelyk het Chriftendom. Eindelyk ontbreekt het ook by hen niet aan Deiften, Epicureërs, en Spotters met den Godsdienft, doch meer in een prakticaal, dan befchouwend foort. Doch in het laatft geval hebben ze rede, zeer op hunne hoede te zyn, en zig ftil te houden. § XXVIII. Voornaame inhoud van den Mahomedaanfchen Godsdienft. Veelen pleegen wel van den Turkfchen Gods~ dienft te fpreeken; maar dit is even zo verkeerd, als of men van den duitfchen of franfchen Godsdienft wilde fpreeken. Men moeft dus eigenlyk den Mahomedaanfchen Godsdienft zeggen, welken de Turken belyden; en wel als Sunniten, welke uitdrukking in den voorgaanden Paragraaf is verklaard. Men mogt wel denken, dat 'er in het Mahomedaandom geene Seften konden wezen, gemerkt hen de gefchillen over den  34S BESCHRYVINGE des den Gods dién ft zeer fcherp verbooden zyn; maar, volgens den voorigen Paragraaf, zyn'er by hen evenwél meer, dan in andere Godsdienftcn. Dit geeft inmiddels onder Mahomecleanen van cenerleie Secte aanleiding tot een geheel byzonder foort van gefprekken in gezejfchappcn over zaaken van Godsdienft. In plaats dat by anderen over de laatfte, wegens de verfehillcnde gevoelens, heftige woordenwiffelingen ontftaan, cn de reden voor en tegen dezelve worden bygebragt; zo gaat het daaromtrent by de Mahomedaanen veel bedaarder toe. Al heeft iemand zelfs de fpoorloofte gevoelens voorgefteld, egter wéerfprcekt hem niemand, maar de één betuigt met eene hoofdknikking zyne goedkeuring- een ander meteen Hum zyne verwondering; een derde met een ftilzwygen zyne onverfchilligheid: mogelyk komt kort daarna het juifte tegendeel voor den dag, en deszelfs voorftellcn heeft een zelfde gedrag van alle aanwezenden te wagten. In Turkye gedoogd men geene verdeeldheid in de eens aangenomen Godsdicnften, om dat 'er de Overheid gevaar voor den Staat by ducht. Uit dien hoofde vergund men ook onder de Mahomedaanen geene Synoden en Godsdienft-gefprekken; maar men laat liever elk een' in onkunde, om zig niet in zyne gevoelens verdeeld te zien. Dit onderfteld zynde, moeten nu hun*  TURKSCHEN RYKS enz. 349 hmne gekofsftukken nader overwoogen worden. Dé bronnen hunner Godsdienft-kennis verdienen de eerfte plaats. Dewyl in Muhammeds tyden, by de Jooden niet alleen, maar ook by de Chriftenen een groote menigte apocryphe boeken wierdt gevonden; zo heeft hy een groot getal van Godlyke Openbaaringen aan deze en geene Heilige Mannen, als Adam, Seth, He.noch, Abraham enz. toegefchreeven. Inzonderheid wordt het O. en N. Teftament geroemd , (*) en eenige deelen daarvan, vooral Davids Pfalmen cn de Euangelien, worden ook nog wel van de Mahomedaanen met eerbied gelcezen. Doch wordt daarby voorgegeeven , dat de Bybel door de Jooden en Chriftenen vervalfcht, en in plaats daarvan de Koran door Muhammed , als het zegel aller Godlyke Openbaringen, bekend gemaakt zy; dat men zig daaraan eeniglyk houden, en daarby alle overige oatbeeren kunne. Uit den Koran derhalve, en de aangenomen overleveringen, van Mu- ham- '(*) Wat de agting betreft, die veele Mahomedaanen voor den Bybel hebben; daaromtrent komt my een byzonder voorbeeld van een Arabifch Taalraeefter uit Damascus te binnen. Deze las het N. Teftament zo aandagtig, als of by een Chriften geweeft ware , en liet by den naam Jesüs , byBa altoos, een foort van eerbied blyken.  350 BESCHRYVINGE des hammeds eerfte helpers en aanhangers, by voófbeeld Abubekker, Omar , Othman , Aly enz. voortkomende , moet de Mahomedaanfche Godsdienft worden geleerd. Maar hoe onzeker zyn deze twee bronnen ? De verwarring, waarin een Chaos van Godlyke, burgers-keen ! hiftorifche dingen in den Koran voorgedraagen 1 wordt; de afgebroken en gezwollen ftyl, waar- '■ in de zaaken worden voorgefteld, laaten geens- ; zins toe, een zekeren zin, die in de woorden < legt, of'er uit afgeleid wordt, op te maaken, i maar flegts te giffen en te raaden. De Tradi- I tien of overleveringen zyn met nog meerder duis- i ternis bedekt. Eenige botte Vrygeeften, maar welke nog- 1 tans van Turken en Mahomedaanen hebben ge- i boord, zyn van gevoelen geweeft, dat men ! in den Chriftelyken Godsdienft zeer veele ge- t loofsftukken, en daarentegen in den Mahomed- 1 aanfehen flegts weinige hebbe, en wel daarom, i om dat de laatfte niet dan deze korte belyde- e nis voorfchryve: ik geloove,dat buiten God geen t God, en dat Muhammed zyn Propheet is. Men t moet bekennen, zoomen dit naar de woorden £ opvat, dat ze kort genoeg is; doch eene even c zo korte kan men van den Chriftelyken Gods- \ dienft doen. Maar neemt men het, zo als 't l dan billyk moet genomen worden, naar den zin . 11 en de meening; dan- wordt deze belydenis zo wyd-  TURKSCHEN RYKS ekz. 551 wydloopig ,"dat men 'er geen .einde aan vindt: want te bewyzen, Muhammed is een Propheet Gods, en uit eene aangenomen waarheid dezer voor eeuwig onbewyzelyke ftelling het Godsdienft-ftelzel af te leiden, wat 'er natuurlyk uit zoude volgen, leidt tot oneindige wydioopigheden op. — De Mahomedaanen zyn ftrenge verdedigers der Eenheid van Gods W?zen, en dit legt in 't voorafgaand formuliar der belydenifle, het welk van de Moskeën uitgeroepen wordt, om de uure des gebeds aan te wyzen. Het enkele woord, God, is hen zo eerwaardig, dat ze daarby de hand aan het voorhoofd leggen, en zy andere Gezindheden kunnen beweegen, om Gods naam niet te ontheiligen. Hieromtrent gaan zy zo verre, dat ze geen befchreeven papier op den grond laaten leggen, of tot gemeene dingen gebruiken, uitvreeze, dat het woord, God, 'erop mogt ftaan, maar het bewaaren, of in reeten en fcheuren fteeken, op dat het niet met voeten getrapt werde. Men vindt geen groö- tere vyanden van den heeldendienft, dan hen , en daarom houden ze die Chriftenen, welke dc beelden aanbidden, niet veel beter', dan voor Heidenen. Van Gods eigenfehappen hebben zy zeer verheve denkbeelden, doch meer van de zo genoemde natuurlyke, dan zedelyke. Zo denken zy van de almagt, by voorbeeld.  352 • BESCHRYVINGE des beeld, veel beter en verhevener, dan van Gods heiligheid, Wil, rechtvaardigheid en goedheid. I De verborgenheid der H. Drieëenheid beftry-. den zy heftig, om dat zy ze voor een Veelgodendom houden, dewyl hen daaromtrent eene trouwe onderregting ontbreekt. Nopens den t Perzoon van Jefus Chriftus hebben ze niet dezelfde gedagten. Veelen ftellen Muhammed flegts daarom boven hem, om dat die Gods f laatfte Propheet naar hun oordeel Ware, en dus gehoord moeft worden. De Koran kon i van hem geen ander bericht, geeven, dan het 1 welk met de wangevoelens der tocnmaalige Onregtzinnigen overeenkwam. Muhammed be- f roept zig op hem, als op den geen', die vóór I hem Wonderen gedaan hadt, en om wiens wil- h le de waereld hem moeft, gehoorzaamen, om t dat hy van hem hadt getuigd. Jefus Chris- il tus wordt zelfs Gods Geeft genoemd; eene uit- la drukking, welke den Mahomedaanen onbeant- li woordelyk is gebleeven, wanneer men 'er dit h befluit tegen hen uit opgemaakt heeft: wie Gods Geeft is; die moet tot God behooren, k of eens-wezens met Hem zyn, gevolglyk ook 1 Jefus- Chriftus. Zy ecren dus in hem ook É niet den Veldoffer des menfehdoms. Van de Heiligen hebben zy zulke begrippen, welke te ü kennen geeven, dat zy hen als een foort van voorbidders aanmerken; want zy doen bede- | vaar-  TURKSCHEN RYKS enz. 353 ]l vaarten na derzelver graven, bidden over de fc laatfte, enz. De fcheppinge der waereld, zo als de Bybel • ze meldt, en de inrigting der Hemelfche en e waereldfche lighaaöien hebben zy, door kind deragtige en belagchelyke fabelen, mismaakt» ■ Even als Gods raadsbefluiten, in hunne voord dragten, een mengelmoes van groote en wallis fchape ongerymdhcden zyn; zo zal de Leer n van Gods Voorzienigheid van; het blinde nood3 lot der Heidenen by hen niet veel verfchil:i len. Zy noemen het Kismeth. En, wanneer ;e dit woord uit hunnen mond gaat; dan is dit even zo veel, als of een Heidenfch Dichter f van de Parcae óf Schikgodinnen fpreekt. By J. hen wordt, daar door,bykans de menfchlyke i vryheid vernietigd, en zy denken, dat, even s. als ,hen,zonder hun zoeken, het beftemde geti luk toekomen moet, zy ook, by alle voorzigt- tigheid, het over hen befchooren ongeluk niet il konden ontloopen. ie - Van de 'Engelen hebben zy, behalven de', ij doch zeer vervalfchte, bybelfche berichten, k eene menigte van verdigtfelen, die beter voor ij de ipinkarhers, dan dit werk voegen. Dat zé meenen, dat God veele Openbaa- H tingen op allerlei tyden gegeeven heeft, is m vooraf opgemerkt. Zy verbeelden zig, dat dit ei gefchied zy 5 om dat God zynen WjJ dikwyls - L Deel. Z ver-  354 BESCHRYVINGE des verandert, en door nieuwe Openbaaringen de 0, oude ophelderd. Weshalven 't ons niet moet j, bevremden, dat het getal der Propheeten by hen over de honderd duizend gaat, al is het, :„ dat zy nopens de bepaalinge derzelven onder- ij,; ling verfchillen. Raakende hunne Zedenleer zullen, vervolgens, ^ nog menige gevallen voorkomen. Zy wordt v by hen in geen verband, maar flegts in ver- * ftrooide fpreuken voorgedraagen. Een goed gedeelte daarvan is uit de voorfchriften der . H. Schrift, inzonderheid Jefus redenen ontleend, van welken zy nog meerder Wonderen, ( dan in den Bybel Haan , vernaaien. Deze zyn .. goed; maar de relt, die Mahomed 'er by heeft i gedaan, verraadt zynen dvveepigen en bedrie- /. gelyken uitvinder. En wat kan men van eene „, Zedenleer verwagten , welke den menfch. niet r eene geheele bekeering aanbeveelt, hem daar- ,. pmtrent onderregt, en 'er de noodige kragten ,; toe mededeelt, maar 'tenkel en alleen by voor- j Hellen eener uiterlyke veranderinge laat be- t ruften P ■ • De toekomende ftaat na dit Leeven is hen, • doch metveel bygeloof,niet onbekend. Zy ge- ;, looven eene opftandjng der dooden; een oor- „ deel over de waereld, wiens duurzaamheid da j-. Koran op zeer veele jaaren, te weeten tot dui- , ïend. en vyftig duizend bepaalt, en zig dus daar s . S om-  TÜRRSCHËN RYKS ènü. 355 omtrent zelf tegenfpreekt; eene vergelding naar de verfcheide werken ; de verkwikking der Rechtvaardigen in 't Paradys , die egter, volgens de befchryving in den Koran, byna in het genot van vleefchlyke vermaaken wordt go field, en na eene voorafgegaane verzoening der zonden in de Hel plaats hebben zal; en eindelyk gelooven zy de helfche ftraffen der godloozen. Reland , die een ontwerp van den Maho* msdaanfehen Godsdienft, vooral naar het ftelzel der Sunniten, heeft gemaakt , Wordt van de Geleerden befchuldigd, denzelven , door de verzagtinge van harde plaatzen, en door eene beft mogelyk rekkelyke verklaaring der onverduwelyke uitfpraaken des Korans, op de befte zyde te hebben voorgefteld. Dit moet niemand , die de natuur des menfehen kent, vremd voorkomen. By het geen men pryzen en verdedigen wil, ontbreekt nooit de fchyn. Men ftelt alsdan perzoonen en zaaken voor, niet zo als zy werklyk zyn, maar zo als ze naar onze denkbeelden moeften wezen. Daarby loopt een gedeelte in eene onbehoorlyke verheffing, en een ander in veragting uit; en zo wordt, menigmaal, de waarheid,buiten haare fchuld, verminderd, en de onwaarheid zonder rede opgefchikt. Dit laat zig ligt op Reland overbrengen. Even als volgens Bossüet de Z % Room"  356 BESCHRYVINGE des Roomfche Godsdienft niet die geen is, zo als hy hem opfchikt, maar zo als hy van anderen befchouwd moet worden; zo is het ook met Reland, ten opzigte van den Mahomedaanfchen Godsdienft. Behalven de vooraf gemelde gcloofsftukken, vindt 'er nog een menigte van godsdienftige gebruiken plaats , die even zo noodwendig, als geene worden aangemerkt, welke men als het pra&icaale gedeelte derzelve kan befchouwen, en die vervolgens geboekt zullen worden. § XXIX. Godsdienft-gebruiken der Mahomedaanen. Men zal, by eene geringe kennis, kunnen bemerken, dat alle valfche Godsdienften de zaligheid hunner aanhangeren op de werkheiligheid bouwen, of hen dezelve belooven, zoo ze flegts de uiterlyke Godsdienft-pligten in een zekere maate beleeven. Dit vindt by de Mahomedaanen in den hoogften graad plaats. Eene menigte in 't O. Teftament gebooden, maar meeftal willekeurige godsdienftige werken zal hen den weg tot het Paradys baanen. De befnyding wordt by hen voor het oilderfcheidings-teken gehouden,waardoor de geloovigen het Mahomedaandom worden ingelyfd. Zy is  TURKSCHEN RYKS enz. 35? is wel in den Koran niet belaft; maar wordt evenwel in navolginge van Muhammed, welke befneeden zoude geweeft zyn, ftipt onderhouden. Aan de Jongens wordt ze, gemeenlyk, van het zevende jaar af, en by eenige verhinderingen tot het 15^ jaar toe verrigt; maar aan de Afvalligen voort na den afval. De plaats zo wel, als de tyd, mitsgaders de perzoon, die ze verrigt, is aan de willekeur der Ouderen of Voogden overgelaaten. De befnyding der Jooden wordt voor wettig gehouden ; des de Afvalligen uit dezen niet weer befneeden , maar eeniglyk verpligt worden , onder den opgeftoken wysvinger, het kort Mahomedaanfch geloofs-formulier uit te fpreeken. Zy gefchiedt anders met groote plegtigheden, vooral by kinderen van voornaame Ouders, welke vooraf, in eenen koftelyken opfchik, in de fteden of op de dorpen te paard rond gevoerd worden; en het wordt voor een goed werk gehouden, wanneer een ryke Vader de Zoonen van arme Ouders te gelyk mede laat bcfnyden, welke zig ook onder het ftaatig gevolg zyns Zoons bevinden. Zy wordt in de huizen verrigt. By dc befnyding pleegen de Voornaamen muziek te laaten fpeelen, op dat dc kinders worden aangemoedigd, cn hun gefchrei van de aanwezenden niet worde gehoord. Deze laatften worden deftig ontZ 3 haald;  358 BESCHRYVINGE des haald; ook wordt 'er eenig vee, als flagtoffers, onder het uitroepen des naams Allah (God) gedood, en 't vleefch daarvan, met aanbeveeling van voorbede, onder de armen Uitgedeeld. Den naam krygen de kinders niet by de befnydenis, welke zig buiten dat alleen tot de zoonen uitftrekt, maar van den Vader, voort na de geboorte. 'T gebed wordt by hen voor een noodzaakJyken pligt gehouden. Volgens den Koran moet het driemaal op een' dag gefchieden , kort vóór den opgang der zon, omtrent 2 uuren vóór dat de zon ondergaat, en even zo veel tyd daarna, De Mahomedaanen worden daartoe, in plaats van Klokken, door de Priesters genoodigd, welke van de Torens der Moskeen , of, wanneer die geene hebben, naaft dezelve, van eene verheve plaats, volgens de 4 lugtftreeken, uitroepen ; God is groot / Buiten God is 'er geen God, en Muhammed is zyn , Propheet! Dit tweemaal uitgeroepen zynde, wordt 'er by gevoegd: komt gy volken tot de plaats der rujie en waarheid} komt tot de vryplaats der zaligheid, Dit teken tot het openbaar gebed wordt genoemd Efany en wordt vrydaga gesmaal, maar op de andere dagen vyfmaal ge„ geeven. Op vrydag gefchiedt het tot den plegtigen Eerdienft, twee uuren vóór den middag. Driemaal '* daags te bidden zoude God Muham.  TURKSCHEN RYKS enz. 359 Hed hebben belaft; maar vyfmaal het te doen gelaftte hy, als een voorgewend Propheet Gods. En men zal niet ligt een' Mahomedaan vinden, die niet vyfmaal, te weeten behalven op de voorgemelde tyden, nog op den middag, en in het eerfte vierde gedeelte van den nacht, zal bidden. Wie nu in plaatzen woont, begeeft zig in de Moskeen ; die op het veld is, zoekt eene groene plaats uit; en wie op paarden, ezels en kameelen rydt, die klimt af,om zig tot het gebed te fchikken. Hierop volgt, nog vóór 't gebed , eene zuivering en wasfching met water, om zig als van zonden te reinigen , het welk de Turken Abdefi noemen; of, zoo 'er geen water by de hand is, het wryven van het voorhoofd en de handen met ftof. Te weetcn by gewoone misflagen is het by hen toereikend, de voeten, de armen tot aan de elleboogen, den hals, het aangezigt tot agter de ooren, de oogen, den mond en de fchaamdeelen te wasfehen; maar by zwaare misdaaden moet het ganfche lighaam worden gewaffchen. Hierom heeft de werkheiligheid op de heerenwegen, waar het maar mogelyk is, fonteinenen waterleidingen aangelegd,op dat zig ook de reizigers daarvan tot hunne gebeds-oefening kunnen bedienen. 'T is in de daad ftigtelyk, ten tyde van zulk een gebed* eene menigte van reizigers en werkers op het Z 4 land  3  362 BESCHRYVINGE des is, eigenlyk, hun Heilige dag, en by het onderzoek der reden, waarom hem Muhammed gekoozen hebbe, is, behalven, dat die dag, te vooren reeds, voor de godsdienftige vergaderingen der Arabiërs gefchikt was, deze wel de voornaamfte, dat hy zynen Godsdienft, daar door, van de Chriftenen en Jooden wilde on- i derfcheiden; alhoewel de Mahomedaanen bewee- i ren, dat zulks deswegen zy gefchied, om dat l Muhammed, op zulken dag, vat Mekka naar l Medina heeft moeten vlugten. Alsdan duurt [ de Eerdienft wel drie kwartier uurs. Behal- { ven de gebeden en het voorleezen van ftuk- ' ken uit den Koran worden nog, aan grooterè 11 ( plaatzen, preeken gedaan, by welke, in plaats i van de voorftellen zedekundig en nadruklyk ( in te rigten, deze meeftal over waereldlyke i I zaaken, ftaatkundige voorvallen, flegt weer, 1 1 oorlogen enz. zouden gaan, en met zo onvoor- i zigtige uitdrukkingen, dat eenvouwdige gemoe- i deren meer tot losbandige onderwerpen opgei i leid, en daartoe aangezet, dan 'er van afge- t fchrikt en terug gehouden wierden; ten ware I een D weeper of Geeft dry ver, dergelyken in de warme landen fteeds zyn geweeft en nog zyn , eene overmaatige en buitenfpoorige Zedenleer nopens de heiligheid eener volftrekte armoede, eene dweepige inkeering in God , het nut der aalmoezen, bedevaarten, aflegging j en  TURKSCHEN RYKS enz. 363 en verzaaking van het menfchelyk verftand enz. voordroeg. Den Chriftenen en Jooden is het, op leevensftraf of onder gevaar van dwang tot het Mahomedaandom , verbooden, daarby tegenwoordig te zyn. Ook mag het vrouwelyk geflacht niet te gelyk met .'t mannelyk daarby verfchynen. Anders zyn ze daaromtrent zeer flipt, en de Keizer zelf verzuimt geen' Vrydag,om zig naar deze of geene Moskee openlyk te begeeven. Buiten deze langere godsdienft-oefening is de Vrydag byna gelyk met de werkdagen. Dc Voornaamen befteeden hem tot bezoeken, wandelingen en andere vermaakcn: een verwyt, dat men den Chriftenen, dikwyls, wegens het vieren van den Zondag doet! de Koopman gaat aan zy-, nen handel, en de gemeene man aan zyn handwerk. De reiziger te wateren te landftelt, indien het mogelyk is, zyne reis tot vrydag uit, en aanvaardt ze, wanneer hy uit de Moskee komt. (*) Voor 't overige zyn 'er nog buitengewoone Eerdienften op hunne feeften vaftendagen. Het .Vaften is, by de Mahomedaanen, insge- lyks, (*) Al zyn de Levantynen onverfchillig omtrent de andere dagen der weeke ; zy zyn het egter niet omtrent den dinsdag. Op zulk een', als een naar hun oordeel ongeluk-  3f54 BESCHRYVINGE des lyks, een zeer verpligtend geloofsftuk. Daar zyn vaftgeftelde en vrywillige Vaften. Van 't eerfte foort is die geen, het welke in de maand Ramafan valt, 't voornaamfte. Deze valt niet altoos in 't zelfde jaargctyde, maar verfchuift hy de kortere jaaren der Turken, jaarlyks, elf dagen, zo dat de Ramafan, binnen 33 jaaren, in alle jaargetyden valt. Omtrent dezen Vasten is het zonderling gelegen: want overdag mag men noch iets droog, noch nat gebruiken; maar, zo dra de ftarren aan den Hemel zigtbaar worden, tot den tyd toe, dat ze verdwynen, haalt elk een zyne fchade ih eeten en drinken in, zonder in de foorten van fpyzen een onderfcheid te maaken. Des wordt da nacht alleen in den dag, en de dag in den nacht veranderd. De omgang boven aan dc Minnarets is alsdan met een zeker foort van lantaarnen verlicht, ter aanwyzinge, dat het de geoorloofde tyd is tot den maaltyd, welken zy na het gedaan gebed in dc Moskeen doen. De reizigers en zieken zyn 'er wel van uitgezonderd; maar daar voor moeten zy, naderhand, op een anderen tyd vaften. Valt dit Vas- lukkigen dag, zal zig noch de Turk, noch de Griek enz. op reis begeeven. Is 'er al een dringende nood; dan breekt men in de laatfte uuren van den maandag op, en vervolgt alsdan, op dinsdag, de reis zonder zwaarigheid.  TURKSCHEN RYKS enz. 3^5" Vaften in de heete maanden by de lange dagen ; dan is het, vooral voor de werklieden, zeer laftig. Voor 't overige kan de overtreeding dezes Vaftens ook door het fpyzigen van een armen worden goed gemaakt. Eindigt het by den ondergang der Zon op den laatften dag; dan zyn de vreugdebedryven ongelooflyk. — Op den dag na den Ramafan neemt de zogenoemde Beyram, of het Offer-feefi zyn begin. Op dit fecft moeten de Radja, of zulke onder daanen, die niet van den Mahomedaan/'chen Godsdienft zyn, den voornaamen Turken,met welken zy gemeenfchap houden, gefchenken geeven, even als ook de Europeërs den Grooten der Porte, alsmede den Pachas en Kadhys ter plaatze, daar zy woonen cn handelen. De Turken pleegen, omtrent dien tyd, zig en hun huis nieuw op te fchikken en de Voornaamen onder hen den Minderen gefchenken te jenden. Deze Beyram wordt, ter onderfcheidinge van een 70 dagen daarna invallenden tweedco Beyram, of Kurban-beyram, wanneer juift de Pelgrims te Mekka aankomen, van veelen de groote, (Bujuck) even als deze de kleine {Kiutfchuck^ genoemd. Deze zoude eene gedagtenis van IsMAëLs opoffering door Abraham wezen. De op den laatften geflagte lammeren worden, meeftal, onder de Armen uitgedeeld , ten einde deze voor de Ry- ken  3<56 BESCHRYVINGE des ken mogen bidden. 'T begin van den Barna* ' jan en Beyram moet van den eerften dag der | nieuwe maane af worden gerekend. Deze re- ' kening gefchiedt niet volgens een Almanak, maar naar maate de Maan van uitdrukkclyk 1 daartoe aangeftelde perzoonen wordt gezien. ' Uit dien hoofde zyn de plaatzen in' hét vieren 1 verfcheiden, vooral wanneer ze diep in het 1 land leggen, of de lugt betrokken is. De groo- 1 te plaatzen geeven bericht van hunne ont- ' dekkingen, en het affchïeten van fnaphaanen f en kanonnen geeft de rondom leggende lands- ' Itreeken bericht van den ingevallen Beyram, 1 welke, gelyk boven gemeld is1, ter onderfchei- 1 dinge van een tweeden Beyram, de groote wordt ' genoemd. Op zulke Feeften is het volk zeer wild en uitgclaaten; en de Chriftenen en Jooden houden zig gewoonlyk, zo veel mogclyk j is , in huis, om zig geene ongelegenheid op den • hals te haaien. De groote Beyram wordt drie, j maar de kleine flegts twee dagen gevierd. De nitdeelinge der aalmoezen is, in den Ko- i fan, niet alleen zeer ernftig aanbevolen, maar f elk een ook tot bereidwilligheid daartoe, on- 1 der groote beloften, aangemaand. Dc Maho- | medaanen houden zig dus tot noodige, en ook k 'vrywillige aalmoezen verpligt. Maar hoe ver- f, re men, naar elks omftandigheden, daarin gaan « moete, daarover zyn zy het niet eens. Eeni- * gen  TURKSCHEN RYKS enz. 367 gen ftellen het tiende, anderen het twintigfte, nog anderen zelfs wel het halve gedeelte der inkomften. Het eerfte fchynt wel het natuurlykfte te zyn. Doch heeft daarby verkorting mede plaats; (*) want, om dat de onderdaanen van den Grooten. Heer de Tienden aan hem moeten opbrengen, zo merkt het grootfte gedeelte dit reeds als aalmoezen aan. Inmiddels deelen evenwel veelen iets aanzienlyks uit; en dit ftrekt zig niet flegts tot menfehen, maar ook tot dieren uit, vooral tot honden, waarvan 'er een ongemeen groot getal in de fteden en op de dorpen is, en welken men brood en vleefch toewerpt. Ja, de dieren hebben,dikwyls, meer te wagten ,dan de menfehen, vooral F (*) Aan de bevolen ukdeeling van aalmoezen, of van het zyne een zeker gedeelte den armen te geeven, denken veelen, naar hun oordeel, ook door dit middel te voldoen. Iemand, by voorbeeld, moet van iooo piaflers honderd geeven. Nu heeft'hy mogelyk eene zo'hoog beloopende, maar onzekere uitflaande fchuld ,• des legt hy'er eenig gereed geld by,roept den eerften voor den beften armen, en vraagt hem; of hy, 't geen hy hem wilde geeven, voor duizend, of zo en zo veel wilde aanneemen? Deze, die natuurlyk moet duchten, by 't weigeren niets te krygen, antwoordt: Kabul, ik neem het aan. Op deze of eene dergelyke wyze fpyzen en kleeden zy de armen, Hellende, by voorbeeld , verfleete dingen en vodden op eenen prys, zo als zy dit goedvinden.  368 BESCHRYVINGE des al dc Chriftenen. Want de Turken zyn niet zelden van gevoelen, dat, wyl God den laatften het verftand gegecven , maar den eerften het heeft geweigerd, zy in een zeker opzigt minder mèelyden verdienen, om dat zy het niet regt hebben gebruikt, en dus, door hun eigen lchuld, gebrek lyden. 'T ontbreekt voorts niet aan menfehen, die eene menigte gevangen vogels koopen,dezelve alsdan wêer laaten vliegen, cn dus de vryheid fchenken. Dc dieren hard te behandelen, of wel te pynigen, wanneer zy het niet hebben verdiend, wordt voor de grootfte wreedheid, ja eene formcele godloosheid gehouden. De mceftcn inmiddels befteeden hunne aalmoezen tot duurzaamere zaaken. Zy doen veele koften aan Moskeen cn fchoolen, het aanleggen van fonteinen voor de reizigers, aan de verbetering of het maaken Van beftraate wegen cn bruggen, als mede waterleidingen, aan het bouwen van Karavanfera's of gebouwen aan de Heerewegen, vooral in landftreeken, waar geene fteden en dorpen zyn, op dat de reizigers, onder het dak, tegen onweeren en koude veilig mogen zyn. Zulke openbaare, ten befte van 't Gemeen ftrekkende goede werken ftellen de Mahomedaanen op een hooge Waarde. Doch eerzugt en werkheiligheid hebben 'er 't meeft aandeel aanj weshalven ook -de naam des  TURKSCHEN RYKS enz. 369 des Stigters, daar het kon gefchieden, ergens in een' fteen is gehouwen. Nopens de Bedevaarten zal het noodige in den volgenden Paragraaf voorkomen. Doch hier moet ceniglyk van dezelve gewag gemaakt Worden, om dat ze den Mahomedaanen ais een. wezenlyke pligt van Godsdienft zyn opgelegd. Verfcheide verboden raakende uiterlyke dingen zyn by hen insgelyks gódsdienftig. Ma HoMed hadt wel, in den beginne, het gebruik van wyn tocgelaaten; maar naderhand verboodt hy hem met alle fpclen. Doch zyne aanhangers weeten beide te ontgaan. Veelen drinken, in de daad, geen'wyn, maar gebruiken dranken, die veel fterker zyn. En drinkt al iemand wyn; zoo is hy gewoon zig egter, ten minften daarvan in den Ramafan te onthouden. Zy moeften zig mede van het geftikte, het bloed, en het geen door een ongelukkig toeval is gedood, mitsgaders van verkensvleefch enz. onthouden; al het welk, even als veele ' andere dergelyke dingen, Mahomed uit de Levitifche wet heeft ontleend; doch zy neemen dit zo naauvv niet, maar zeggen onbefchroomd, den reinen zy alles rein. De Woeker \s wel fterk verbooden, en, byaldien 'er klagten voor 't gerecht wegens fchulden komen, zo worden geene Intereften toegeftaan: maar, dit niettemin, wordt nergens meer gc.. I. Deel Aa woe*  2?o BESCHRYVINGE des Woekerd, dan in de Levant.■ Men neemt Van io tot 25 pro cento Intereflen, maar tekend die voort mede in de fchuldbrieven aan, om voor de gerechten niet te kort te komen. Des hy, die by voorbeeld 100 Piafters opneemt, daarvoor, eene obligatie van 110 tot 125 Piasters moet tekenen, naar maate men 't omtrent de Intereflen eens is geworden. Het trouwen gefchiedt met veele Ceremoniën, en is daar ceneplegtigheid,die niet alleen deKerk, maar de Overheid ook raakt. De wyze daaromtrent in Turkye is eigenlyk deze. Na dat het aanzoek om de bruid gedaan, en haare morgengaave is bepaald, wordt de vryheid tot trouwen by den Kadhy (Rochter) verzogt. Bruidegom en Bruid zenden alsdan gewoonlyk Gevolmagtigden naar den Imam ( Opperhoofd der Priefleren), welke dien van des Bruidegoms zyde vraaagt: of hy bereid is, zulk eenen bruidfchat te geeven? en dien van deiBruid zyde: of hy daarmee tevreden zy ? Dit met ja beantwoord zynde verfchynen Bruidegom en Bruid by hem ; hy legt hunne handen in malkander,de morgengifte wordt voldaan, en het verdrag met een gebed uit den Koran beflooten. De Bruidegom kan, vervolgens, zyne Bruid naar welgevallen tot zig neemen. — Arme Mannen behelpen zig raeeilal met ééne vrouw» De Koran ftaat hen, die zc onder- hou-  TURKSCHEN RYKS enz. 371 houden kunnen, vier toe. Bywyven kan elk een zo veel neemen, als hy wil. Deze kan hy niet alleen ten allen tyde verftooten ,maar ook is eene twecmaalige echtfcheiding der vrouw tegen haaren wil geoorloofd • maar voor de derde maal wordt ze niet anders, dan met haare bewilliging, vergund. Doch neemt een man de verlaatene weer, en is ze, federt de fcheiding, niet met een ander getrouwd geweeft-, dan is de fchandelyke wet deze, dat ze, vooraf, door een ander' moet worden befhapen. Dit wordt met het voorwcndzcl. bewimpëld , dat daardoor der mannen wispeltuurigheid in toom gehouden, en hen, die dc vryheid der echtfcheiding misbruiken , eene fchande moge aangedaan worden. Doch om die fchande tc verminderen, welke dc man zoude ondergaan , die eene gefcheiden vrouw weer trouwt, zo brengt hy haar eerft voor den Rechter, om 't huwelyks-verdrag op nieuw te fluiten. Hierop verzoekt hy eenen goeden vriend, welke in het byzyn van den man met deze vrouw op 't bed gaat liggen, als gefchiedde daar door het byflaapen, en daarmede is ze weder aangenomen. — Verbooden graaden in het huwelyk vinden by de Mahomedaanen , byna op dezelfde wyze, plaats, als by de Jooden. Voor 't overige kunnen ook de vrouwen op de echtfcheiding dringen. Aa ï Is  372 BESCHRYVINGE des Is een Mahoniedaanfche kranke in doodsnood; dan leeft een Imam, zoo men 'er een' kan krygen, zekere gebeden voor. Zo dra als hy is overleeden; wordt het hoofd naar de zyde van Mekka toe gelegd. Hierop komen met den Imam ook andere devoote menfehen, waflehen het lyk met warm water en zeep, trappen het op den onderbuik, om 'er de vuiligheid, allerwegen, regt uit te perfem Ten laatften ftoppen zy het»de ooren, de neus, den mond en 't agterfte met boomwol toe. De begraavenijfen maaken, eindelyk , eene byzondere godsdienftige plegtighcid uit. De doode is naauwlyks koud geworden, of hy wordt begraaven. Het fyk wordt in een linnen doek gewonden, en zo op eene doodbaar gelegd. De doodkift befpaard men aan veele plaatzen, en, zoo men die al gebruikt, dan beftaat zy uit gemeene zamengevoegde planken. Men draagt het zeer fchielyk weg, en, die het volgen, loopen 'er zonder orde agter. Menfehen, het onderwege tegenkomende, Haan voort de hand mede aan de baar, om den dooden de laatfte Eer te bewyzen. Zelfs reizigers en ruiters ftygen van het paard af, om ten minften de baar flegts aan te raaken. Dit is by menfehen, die aan de peft zyn geftorven, eene gevaarlyke gelegenheid, om het Kwaad In alle huizen te verbreiden. De dooden worden  TURKSCHEN RYKS enz. 373 den met het hoofd naar vooren naar hetgraf gedraagen. In het graf wordt het naar de zyde van Mekka toe gelegd , en het lyk met kleine Rukken van planken, zoo geene doodkifl is gebruikt, omvangen, cn hierop met aarde bedekt. Op de graven worden, op verfcheide tyden , door de nagelaatenen van beide genachten , gebeden gedaan. Zy beftroojen ze met verfcheide bloemen. Ook pleegen by Voornaamen en Ryken niet alleen overënd ftaande fteenen met opfchriften daarop gezet, maar ook zeer dikwyls cyprelfen geplant te worden. Dit kan wel worden afgeleid van het aloud gebruik der Oudvaders en Israëlieten, om hunne dooden, ter aanwyzinge van de door hen verwagte opftanding, onder boomen te begraaven. Genef: XXXV 8. i Sam: XXXI 13. Op deze begraafplaatzcnvindt men ook, niet zelden, ftukken en brokken van oude zuilen en gedenktekenen van het fynfte marmer, en andere fraaje fteenen. Aan 't boveneinde van'dezelve is een Tulband uitgehouwen. En, om dat deszelfs verfcheide gedaante den Staat of de leevcnswyze van den overledenen aanwyft; zo weet men des, van welken rang hy ware. Onder den rM/taZpleegdmen, een gouden opfchrift op een blaauw veld te vinden. De graf- fteenen zyn by de Turken fteeds ftaande opgeregt, op dat Gods naam niet, naar hun oorAa 3 deel,  374 BESCHRYVINGE des deel, in dit opzigt met voeten werde getrceden; en uit dien hoofde laaken zy onze liggende zarken. By perzoonen van rang pleegt, aan de vier hoeken van den omtrek eenes grafs, een muur van gehouwen of gebakken, ook wel marmerftccnen, ter hoogte van eene El, opgetrokken , en het hol tuffchen beide 4edig ge laaten, of wel met vierkante en andere groote fteenen opgehaald te worden, doch zonder opfchrift, als het welk aan de zuil is. De gemeene man heeft eeniglyk eenen langwerpigen fteen aan het hoofden-, en een dergelyken aan het voeten-einde. — Aan veele plaatzen kan men, wegens de menigte van graffteenen, zien, dat 'er, voordezen, groote fteden moeten gelegen hebben. (*) Dewyl men nooit ter plaatze, waar iemand reeds begraaven is, weer een' ander' begraaft; maar, wanneer eene plaats met lyken is aangevuld, dezelve alsdan ongebruikt laat, en nieuwe plaatzen zoekt; zo worden, by volkryke plaatzcn, de rondom leggende velden enkel begraafplaatzen : (*) Rankende de gebeden, gebaarden, en andere tot den openbaaren Eer- of Godsdienft der Turken behoorende gebruiken, daarover kan men met nut leezen: Traclatus AlBerti Bobonii &c. de Turcarum Liturgia , pcregrinatianc Meccana, circumcifione, aegrotorum vifitatiene £f'  392 BESCHRYVINGE des zy van dc Moskeen, welke van haare Stigters' of milddaadige perzoonen de noodige Legaatcn hebben gekreegen. Een foort van medehelpers der Imams, welke in de Moskeen voorleezen, of wel de gebeden , vooral de openbaare voorbiddingen voor den Sultan doen, worden Chatibs genoemd. De Dervifcbe zyn, by de Mahomedaanen , dat geen, wat by de Röomfchen de Monniken zyn. Daar zyn verfcheide foorten van. Van twee derzelve te Conflantinopel hebben wy in den voorgaanden Paragraaf gefproken. Behalven deze zyn ook nog de Bektafchi en de Seyah. De eerften hebben hunnen naam naar eenen Hadschi Bektasch , wiens grafftede aan het dorp Beflktafch , niet ver van Tophana, aan het Kanaal der zwarte zee, den naam heeft , gegeeven, en volgens hunnen regel moeten zy in Mahomedadnfche landen reizen, en hunnen Geloofsgenooten één' van Gods naamen,en ééne zyner eigenfehappen, te weeten Deszelfs liefde toeroepen. Dc laatften zyn, waarfchynlyk, de talrykften. Zy woonen allen niet in kloofters zamcn,maar houden zig ook,hier en daar, byzonder op, vooral aan de wegen, om den reizigers een' dronk waters aan te bieden, enz. Eenigen trouwen, anderen niet. Het grootft gedeelte van dezelve, inzonderheid van de Seyah, beftaat uit zwaarmoedige, droef- gees-  Op bladz. 392 van het I Djieiu Lyfl nopens de Mahomedadnfche Monniken (*). De^cLf Dewtffl Chet welk in de Perfifche taal zo veel als om betekent,) is de algemeens naam voor alle Monniken. Hiermede ftemr fn «5A «j> «• - ,1. jM^f taal) Hassan-el-Basrv, welke ten tyde van den Chalyf tfw leefde, zou regelen voor Monniken geSéevï,, SnSuS^^'^Lf/Ï'fc^ ^fn ' ^ '"f**"1' een 0" & me Stigters, welke in Urchans tyden leefden, en door lem tot de fffgtinge der Monniks orden zouden gebruikt zyn (**). nakschbendy hen allereerll in kloofters hebbeii verzameld. Zy hebben dus 2 voornaa- N a k s c h b e n d y. Naar deszelfs voorfchrift zouden zig voornaamlyk hebben gefchikt I. Zi^Ebrbuhariten, naar hunnen ftigter Ebrbuhar. Zy vaften maandags en Vrydags,roemènde op eene byzondere ingetogenheidmaar worden van de andere Mahomedaanen voor Ketters gehouden , om dat ze zig aan de bedevaart naar Mekka, onder het voorwendzel van de reeds buiten dat genoegzaame zuiverheid hunner Ziele, onttrekken. II. De Meweletiten, naar hunnen Stigter Mewlane, 'T voornaamfte klooster dezes Ordens is te Iconiei waarin de Scheyi of Abt zyne woonplaats met een goed getal van Monniken heeft. Zy zyn befcheiden en menfchvriendelyk, hunne Overften zeer gehoorzaam; vaften, behalven in den Ramafqn, alle donderdagen. Dingsdags en vrydags doet hun Opperfte een foort van Preek, en de Monniken danzen, vervolgens, onder een Muziek. Wegens hun fchielyk omdraajei onder het danzen worde;; ze van de Europeërs draajers genoemd. Zy doen de gelofte van armoede, kuifch- en gehoorzaamheid ; maar mogen buiten het kloofter trouwen. Zy gebruiken wyn en fterke dranken. In de voornaamfte fteden hebben ze kloofters. Zy reizen veel, onder het voorwendzel, van den Godsdienft te prediken; leeven daarby van aalmoezen, en zyn de Spions in het Oosten. c h a h w e t y. Naar deszelfs voorfchriften hebben zig voornaamlyk gerigt de I. NlMETULABITEN, naar Nimëtulaby , welke ten tyde van Müh5mmid I, een groot Arts, en een in vaften en gebedsoefeningen buitengemeen heilig man zoude geweeft zyn. — De Monniken vergaderen eiken Maandag - nacht, om Gods eenheid te pryzen, en lofliederen te zingen. In dezen Orden kan men niet eerder komen , dan na een vaften van 40 dagen, in eenzaamheid , by zeer weinig voedzel, waarby ze voorgeeven, verrukkingen te hebben. II. Kadriten, naar een zekeren Aebdul K a d r y , die in de 7de eeuw der Hegire leefde, en een groot IVysgeer en Rechtsgeleerde zou geweeft zyn. Hy ligt te Bagdad begraa/en. De intrede in dezen Orden gefchiedt door eene ftrenge onthouding. Behalven de met de overige Mahomedaanen hen geneene godsdienft - oefeningen moeten zy zig , eiken Vrydagnacht, onder het geluid eener kleine fluit ronddraaien , en daarby Ilajji (de leevendige in haArabifch) als een gelykluideud woord van God, uitroepen. Zy geeven verfcheide Openbaaringen voor, en bedwelmen zig door dranken , Opium , en andere middelen, om tot hun ronddraaien gefterkt te zyn. O Op deze Lyft nopens de Mahomedaanfche Monniken had de Smymfche Efendy, die ze doorzag, niets aan te merken. (**) Behalven de, in deze Lyft uitdrukkelyk genoemde Monniken zyn 'er nog meer Monniken-ordens, doch van minder belang. ') Op deze Lyft nopens de Mahomedaanfche Monniken had de Smfrnfihe Efendy, die ze doorzag, niets aan te merken. III. Kalendery, naar eenen Eremiet Kalendery, die een, uitfteekendMufikant, en groot Wysgeer, ja zelfs een Wonderdoener geweeft zou zyn, en zig byna van een Arlequins kleeding bediend hebben. De Monniken dezes Ordens zyn vuile landloopers, en een ondeugend geboefte , 'het welk zig onder eene geftadigé vreugde , aan het zuipen en de welluften 0vergeeft. IV. Edhemiten, naar eenen taamlyk onbekenden Ibrahim Edhemy, welke een devoot en ftreng Leeven geleid zou hebben en te Dfchjable, niet ver van Tripoli in Syrië, begraavenligt.DeMonniken dezes Ordens bidden en vaften dikwyls., en hunne vocrftanders beyveren zig, om bekwaaroe predikers te worden. Zy zyn meeft in Perfie en op de grenzen tusfehen dat Ryk en Turkye. V. Herewyten, (waarfchynlyk' dezelfden, die anderen Hisrewyten noemen,) naar eenen zekeren Herewy , die ten tyde van Urchan een zeer ftreng Leeven geleid , en een groot Chymift geweeft zou zyn. Hy zou inzonderheid veel medelydert met honden en katten hebben gehad. Deze barmhartigheid zoeken zy, als den voornaamften pligt hunnes Ordens , voort te zetten. VI. Bektaschyten, naar eenen HaBschyBEKTAscH,die deHofprediker van Murad I was. Hy heeft zynen Leerlingen taamlyke vryheid omtrent het waarneemen en ftaaken der anders by andere Mahomedaanen zo ftreng, en flipt onderhouden gebeds-oefening gegeeven. Des deze zeer talrykzyn, en de j anitfaaren inzonderheid, welken hy hunnen naam gaf, rekenen zig inzonderheid tot zyne aanhangers , en merken hem aan als hun' Patroon. By hunne gebeds-oefeningen roepen zy aanhoudend: Hu! 't welk in 't Arabifch een gelykluideud woord van God is, en betekent: die is, Te Conflantinopel en in de Voorfteden zyn kloofters van 14 verfcheide Ordens.   TURKSCHEN RYKS enz. 393 gecftige en fpoorbyftere menfehen, dergelyken men onder de lugtftreek aldaar veele vindt. Weshalven 't waarheid is, zo als de Kerkhistorie ook uitwyft, dat het Monnikendom met alle zyne willekeurige Eerdienften, dweeperyen en buitenfpoorigheden zyn' aanvang daar genomen, en zig vervolgens, by trappen, van het Ooften naar het Wetten heeft verbreid. Veelen hunner, vooral van 't laatfte foort, zyn ook de fynfte en haatelykfte bedriegers, ja zelfs ftraatroovers. Zy draagen meeftal hooge, en fpits opgaande, maar daarby ftompe mutzen, van graauw vilt, waaraan zy kenbaar zyn. Zy hebben overal een vryen toegang, neemen op de markten en in de winkels, wat hen aanftaat, zetten zig, zonder omflandigheden, by de Voornaamften aan tafel, en gaan' ook zo wêer heen. Van de Emyrrfpreeken zelfs, dikwyls, de nieuwspapieren. Zy worden ook Scherïfs (Heiligen') genoemd, en niet eer voor geeftelykc Perzoonen aangezien, vóór dat zy eigenlyk onder dezelve zyn aangenomen. Dit zyn de nakomelingen van Mahomed en deszelfs Familie. Zy onderfcheiden zig door eenen heel groenen Tulband, welke rond over het hoofd zamengeftrengeld is, van alle andere Mahomedaanen. Zy zyn , meeftal, tot groote armoede en behoeftigheid vervallen, winnende hun brood, Bb 5 dik-  394 BESCHRYVINGE des dikwerf, met de laagfte handwerken. Zy zyn zeer groots op hunne afftamming; vuilaartiger,dan anderen, en de roervinken van onlusten en muiteryen. Zy worden doorgaans zeer geagt, en, wyl hun getuigenis voor het gerecht befliifend is, zo heeft men, wanneer hunne leevenswyze geregeld is, voor hen veele eerbied. Zy ftaan onder den Nakyb, of, gelyk 't volledig luidt, Nakyb-ul-Efchraf, (Heiligen Opziender) welke altoos tot den Ue'lema behoort, in de Waardigheid op den Mufty volgt, in een zeker opzigt, de Opziender van Mahomeds vaandel is, en den Ae'lemdav of Vaandrig onder zig heeft, die het by plegtige gelegenheden draagt. Zy zyn van 's lands algemeene laften vry, en kunnen voor geen waereldlyke Rechters worden gedaagd. Byaldien men hen ftraft; dan neemt men hen, uit eerbied voor hun' ftaat, vooraf, hunnen groenen Tulband af. Uit de Emyrs worden de S'cheyks of Hoofden van de Sophie- en Ejubs-, en ook wel andere Dfchamis genomen, en één van beide verbeeldt den Grooten-Scheyk. Deze geeftelyke Scheyks, of Hoofden der groote Moskeen , kunnen, in een zeker opzigt, met de openbaare Leeraars in de Godgeleerdheid, dergelyken eertyds de Biffchoppen aan de Car thrcdaal-fchoolcn waren, worden vergeleeken; gemerkt ze altoos een zeker getal Studenten ( Soek-  TURKSCHEN RYKS enz. 395 (Sochtahs) in den Mahomedaanfchen Godsdienft moeten onderwyzen. Zy preeken niet alleen voorden Sultan in hunne Moskeen, maar worden ook wel in ftaatkundige zaaken gebruikt. De Scheyk van de Ejubs-moskee is een Vicaris van het te Jco?iien relidecrend Ordens-hoofd, welke het voorrecht heeft, om den Keizer, by zyne Throon-beklimming, het zwaard aan te gorden, doch zulks den eerften gewoonlyk overdraagt. De Predikers onder de Mahomedaanen worden uit de Imams, Dervifchen cn Emyrs genomen. Nopens den inhoud hunner preeken is, vooraf, reeds -'t noodige gemeld. Zy zyn by de Overheden fteeds verdagt; want niet zo zeer de Godsdienft-waarheden, als wel ftaats- en burgerlykc zaaken zyn,doorgaans, het onderwerp hunner verhandelingen. Des zyn ze de openbaare ftokebranden, cn, wanneer zy het, te Conflantinopel, met de Janitfaaren eens zyn, dan is het met den Grooten Heer gedaan. Die de Bedevaart naar Mekka hebben gedaan, worden genoemd Hadfchies. Dezen naam krygen mede die Griekfche cn Armenifche Chriftenen, welke als Pelgrims naar het H. Graf te Jerufalem zyn geweeft. Dewyl nu de Mahomedaanfche Hadfchies deze bedevaart enkel en alleen uit eene werkheiligheid, of wel voor anderen om't geld doen; die bedevaart ook daar- en-  896 BESCHRYVINGE des cnboven niet in ftaat is, om de menfehen te verbeteren; maar die reis hen tot lediggang, dicfftal en andere ongeregeldheden verleidt; zo worden ze voor de roekelooften gehouden, en de Mahomedaanen oordcelen zelve, dat, wie nog geen kwaad genoeg weete, zulks by en op zyne bedevaart leert. Het denkbeeld, dat ze voor het overige van een Heiligen, Dely in hunne taal, (welk woord ook een Dwaas betekend,) hebben, is wel het vremdfte, dat iemant ooit kan vormen. Alle fpoorbyftere en zinnelooze menfehen,met één woord, alle Dwaazen worden by hen voor Heiligen aangezien. Zo vremd als dit gevoelen is; zo dwaas Is de rede, die 'er voor bygebragt wordt. Zy geeven naamlyk voor, dat deze menfehen, by het fterk denken over Goddelyke zaaken , zo diep in gedagten zyn, dat ze 'er alle gemeenfehap met de benedenwaercld door hebben verboren. Tot de Dwaazen ftrekt zig by hen ook de meefte milddaadighcid in aalmoezen uit. Een Mahomedaan agt het voor een geluk, dezelve te mogen aanraaken en fpyzigen. In Egypten zyn de meeften, en daar ook meeft gezien. Men houdt hen, daarom, alle onbezonnenheid ten befte. En het gevolg daarvan is dit, dat menige booswigten zulk eene gekheid laaten blyken en aanneemen, en alsdan in eene gefcheurde kleeding ver-  TURKSCHEN RYKS enz. 307 verfchynen, waarby ze, in 't ledig gaan, op anderer menfehen cenvouwdigheid en koften leeven, groote ongeregeldheden bedryven, en menigmaal hen groot onheil verwekken, die hunne heiligheid niet den begeerden wierook toezwaajen. Anders worden ze ten minften van de verftandigen met een byna ongelooflyk medelyden befchouwd. Maar zoo ze openbaare onluften of beledigingen aanregten; dan worden ze in een dolhuis opgeflooten. § XXXII. Van de moejelykheid, cm de Mahomedaanen te bekeer en, en van den afval tot hen. Men verwondere zig geenszins, dat het zo zelden gebeurt, de Mahomedaanen tot den Christelyken Godsdienft te brengen. De reden daarvoor zyn handtaftelyk. Betreurt men, dat het vooroordeel der opvoedinge algemeen is, en de kinders by den Godsdienft der Ouderen blyven , om geene andere reden , dan om dat deze daarin leefden; zo is ook dit vooroordeel der opvoeding by de Mahomedaanen als t' huis. By dezen wordt dén kinderen, met zulk een onverftand, de haat tegen andere Gezindten ingeboezemd,dat het niet uitgedrukt kan worden. Zy leeren het woord, Jatter, dat is, O*  39S BESCHRYVINGE des Ongeloovige, eerder uitfpreeken, dan het woord Allah, dat is, God. Groejen zy op; dan zien ze niets, dan den haat der volwaffenen tegen andere Geloofsgenooten en derzelver befchimping , merkende zy niet minder de groote verdrukkingen , waaronder deze zugten. Wat is dus natuurlyker by hen, dan een volftrekte afkeer van alles, wat niet by Mahomeds Vaandel heeft gezwooren? Maar, gefield al, dat ze over zaaken van den Chriftelyken Godsdienft wilden denken , zal hen niet voort 't gevaar , het welk met eene verandering van Godsdienfi gepaard gaat, van een verder onderzoek affchrikken ? De Mahomedaanen gaan zig in geen Chriftenland neerzetten, maar woonen eeniglyk onder regceringen hunnes geloofs. De omzwervende Tartaaren onder Rujfifche.be. fcherming maaken, hier, geen wezenlyke uit. •zondering. Maar welke ftraf is op den afval van een Mahomedaan van zyn geloof gefield? •'Geene mindere, dan de doodsfh-af. Daarby -zyn ze de fterkfte vyanden van alle afgodery en beeldendienfl. Ten ongelukkc nu zyn verre de meefte Chriftenen, welke onder hen leeven , groote voorflanders van den laatften, en -de door hen gegeeven ergerniffen niet geringer, dan die onder ons in zwang gaan; wat kan 'er -dus voor eene aanlokking tot den Chriftelyken Godsdienft by hen plaats vinden ? Voegt men hier-  TURKSCHEN RYKS enz. 399 hïerby nog, dat hen bykans alle onderregting in den Chriftelyken Godsdienft in hunne taal ontbreeke; dat over 't algemeen, het N. Testament uitgezonderd, weinig in het Arabifch en Turkfch gedrukt zy, zelfs dit niet ligt in hunpe handen kome; gedrukte boeken hen in't algemeen verdagt, de handfchriften daarëntegen in groote Waarde zyn ; ja cindelyk het grootfte gedeelte niet eens kan leezen, en op alle mondelinge onderregting de doodsftraf is gefteld; dan moet men zig over de moejelykheid, van de Mahomedaanen tot den Chriftelyken Godsdienft te brengen, ganfeh niet verwonderen. Zal daarom 't Euangelium onder hen wortels fchieten; dan moet het verbod worden vernietigd, dat by hen deszelfs Leeraaren niet gedood zullen worden, en de regtmaatige geweetens-vryheid moet vergund worden. Dit hangt, inmiddels, van groote Ryksveranderingen af, die Gods Voorzienigheid alleen befchikken, en daar door de noodige deur tot de kennifle der waarheid kan openen. Men zou naauwlyks gelooven , dat menfehen van andere Godsdienften, vooral zoo deze op werklyk Godlyke Openbaar in gen ruften, als Chriftenen en Jooden, tot het Mahomedaandom konden overgaan: en evenwel ontbreekt het aan zulke Afvalligen niet. Dat 'er dusdanigen onder de Chriftenen, in Turkye, of anders  4oo BESCHRYVINGE des ders in Mahomedaanfche landen gebooren, zyn , kan niemand bevremden. Wat kan 'er een deugeniet, die buiten dat geen' Godsdienft heeft, by verliezen, wanneer hy teffens eenige tydeJyke voordeelen, waarvan vooraf gefproken is, behaalt ? Kan een misdaadige, hy, die 't Ge. weeten reeds heeft toegefchroeid, zwaarigheid ontmoeten, om Jefus Chriftus tegen Mahomed te verruilen, alleen om 'er de ftraffen door te •ontgaan, die zyne daaden waardig zyn ? Veelen worden, door ongelukkige omflandigheden, Afvalligen,die, na den val te hebben erkend, gaarne weer opftaan en terug zouden keeren» byaldien niet de daarop gefielde doodsftraf het zwakke vleefch affchriktc. Deze zyn gewoon, vervolgens , Chriftus inwendig , maar Mahomed voor 't uiterlyke te ecren; dergelyke dubbelhartigen 'er zelfs veelen onder de Turken zyn, welke, by geene verkreegen volkomen overtuiging , of uit menfehenvrees twyfelaars blyven. Deze allen hebben, inmiddels, nog een' fchyn van ontfchuldiging; maar wat moet men van Europeërs zeggen, die het Mahomedaanfch geloof aanneemen ? Eenigen neemen dc vlugt uit Europifche Staaten of fchepen, om de ver antwoording wegens gepleegde misdaaden te ontgaan, waarvan de Graaf Bonneval een berucht voorbeeld heeft gegeeven. Op de oorlogfchepen vindt men het vuilfte fchuim des volks,  TURKSCHEN RYKS enz. 401 volks, cn zelden landen die in een Levantfche haven aan, of 'er ontfnappen eenigen, en worden Mahomedaanen. Maar men zou denken, dat het ten minften niet gebeurde, dat bezadigde menfehen , en wien men een gezond verftand toefchryv-cn moet, ja die zelfs wel op eene groote beleezenheid roem draagen, dusdanige onbezonnenheid begaan, of liever dergelyke eene godloosheid zouden pleegen. Inmiddels zyn'er Petit-Maitres en Abbés, mitsgaders andere perzoonen, welke hun Vaderland verlaaten, en in Turkye komen, om Mahomedaanen te worden. Men is miflehien begeerig, de beweegreden en verleidingen dezer laatdunkcnden tot zulk eene ondernceming te weeten. Deze zyn gemeenlyk maar twee in getal. Het leezen van vrygerftige boeken, vooral van de Franfchen, welke byna altoos, door geeftig bekleede voorftellen nopens de Turken, het Chriftendom verlaagen , brengt het weinige verftand, dat deze menfehen nog bezitten, tot dezen graad toe in de war. Daarby is hen de vryheid van denken, dit geliefde woord en de leuze der vermeende fterke Geeften, maar te gelyk de vryheid, of liever de vermetelheid, van naar hun' zin te leeven, en zig by de Turken in de zo geliefkoosde luften des vleefches, ongeftraft en zonder knaagingen des Gewetens, te baaden, zo aantrekkelyk afgebeeld, datze I. Deel Cc - als  402 BESCHRYVINGE des als Mahomedaanen, hier, een Paradys tragten te verkrygen, waartoe hen 't ongeloof geene hoop na dit Leeven overliet. Men ziet daaruit , wat de Romanswyzc opgefteldc brieven, memoires cjrV. voor nadeel doen by menfehen, welke, om dat hen de natuur met geen genoegzaam vermogen, van te oordeelen , heeft voorzien , door een fpeclcnd cn valfch vernuft worden verblind. Doch alle deze arme en beklaagenswaardige bloeden worden,weldra, hunne dwaaling gewaar. De Turken tellen dergelyke windbreekers weinig. De zoete droomen der Afvalligen, by hunnen overgang tot het Mahomedaandom, raakende eerampten,rykdommen , vrouwen enz. verdwyncn voort na de befnydenis, dewyl ze pas deurwagters, ftalknechten, of zo iets gerings kunnen worden. Zy ondervinden fchaamte en verwarring , na dat ze zig, door geeftige Rapfodien en ongegronde voorftellen, zien bedrogen. En, zoo hun Geweten al niet kan ontwaaken , om dat zy 'er geen hebben, de vryheid, van te denken, beguichelt hen zo fterk niet meer, maar zy frag, •ten uit dezen dolhof door do vlugt te ontkomen , die wel gcvaarlyk is, dewyl ze, zoo ze betrapt worden, het Leeven moeten verbeuren , maar waartoe egter medelydende perzoonen de hand nog altyd bieden. Nadenkende Turken houden mede van dergelyke Chris-  TURRSCHEN RYKS enz. 403 Chriften-afvalligen niet veel, zoo het geene menfehen van verheven omftandigheden cn groote fchattcn zyn; want hunne grondftelling is: een liegt Chriften kan geen goed Mahomedaan wezen. Jooden vallen ook wel af; doch de voorbeelden daaromtrent zyn evenwel 20 veele niet; en de Turken tellen ze ook niet veel, dewyl zy die zeer gering agtcn. (*) § XXXIII. Van den Turkfchen Keizer. Van den oorfprong des Keizerlyken Huizes is vooraf § II. gehandeld. De Turkfche Keizer wordt met het Arabifch woord Sultan benoemd , het welk een' Heer of Regent in een volftrekten zin betekent, en't Perfifch Schach uitdrukt. Padischah wordt by de Porte voor hooger gehouden, en de Turkfche Keizer maatigt zig dezen eertitel aan, daar Schach den Keizer van Perfie wordt gegeeven. Schach is meer, dan Chan, hebbende zulk eenen alseen' onderworpenen onder zig. Padischah be- (*) Dat de tftoden ,by de verzaakinge van hunnen Godsdienft , eerft Chriftenen, en ook gedoopt moeften worden, is onwaar: maar wel moeten zy, volgens den Mahomedaanfchen Godsdienft, Jefus voor een waar Propheet houden. Cc 2  4o4 BESCHRYVINGE des betekent den Regent heel kort. Wanneer men by voorbeeld vraagd: wie komt daar? dan is het antwoord: Padischah ! Maar, federt dat de Turken dezen Titel aan eenige Chrifterv mogendheden hebben gegeeven, zo heeft hy by hen veel van zyne groote betekenis verboren. De Sultans bedienen zig nu van dien zo menigmaal niet meer in het opnoemen hunner Titelen, maar veeleer van den Titel, Schah of Schehinscha, die nooit aan Chriften-Vorsten wordt gegeeven. Daarby voegen zy, na hunne andere Titels, en wel voort na hunnen eigen naam, den onderfcheidings-titel Chan daarby, by voorbeeld, Ibrahlm-Chan , om daar door hunne Koninglyke afftamming van eene andere Koninglyke Linie der Tartaaren, welke den naam van Ogufiaanfche draagt, aan te wyzen. Want dit woord, Chan, het welk een' Koning en Keizer betekent, wordt aan alle regeerende Prinfen vandc Familie van DfchjingJiys-Chan gegeeven. De Throons-Qpvolging der Turkfche Keizercn verfchilt van alle andere Regeeringen; want, daar by deze of een vrye verkiezing, of.de Eerftgeboorte iemand het recht tot dc regeering geeft, zo volgen in Turkye niet altyd de Zoonen, maar menigmaal de Broeders naar den ouderdom den overleeden Keizer op ; en zyn er van dezen niet meer, dan valt de Throon den  TURKSGHEN RYKS enz. 405 den oudften Prins van de Hoofd-linie te beurt, en de Prinfen van de laatfte Keizers worden voorbygegaan. (*) Het heilzaam oogmerk van zulk eene fchikking is ongetwyfeld, om de ongelegenheid te weeren, welke de Bybel met deze woorden voorftelt: „ wee het land, wiens „ Koning een kind is!" en gevolglyk geen ander, dan Keizers van ryper jaaren te krygen, die aan de losheden der kindfche jaaren niet meer onderhevig zyn; doch ook 's menfehen bedorvenheid heeft dit gezogte nut verydeld. In de vernietigde goede oogmerken der Stigters van waereldlykc regeeringen zien wy de waarheden tier heilige uitfpraak: „ de menfehen „ zyn alle afgeweeken, en al te zamen ondeu„ gend geworden; daar is niemand, die goed „ doet, ook niet één." Want alhoewel zy in de Monarchaale, of Ariftrocratifche, of Democratifche, of gemengde regeeringswyzcn, hunnen wclftand, op alle mogelyke wyze, in veiligheid wilden ftcllen, zy hebben egter ook, in dit opzigt, moeten bevinden: „ dc Heere „ heeft (*) In 't algemeen is dit de -zetregel nopens; de opvolging, dat, by het oyetlydea van ecu Sultan, de oudfte Prins van den bloede Keizer wordt; ten zy, dat hy voor onbekwaam verklaard , of'er een opfland is voorgü?alie« In zulk een geval ziet men niet op de verre of na-versrand t föhap met den overlégden Sultan. Cc 3  406 BESCHRYVINGE des „ heeft de aarde vervloekt, om des menfehen „ wille." In Turkye is 't even zo gegaan. Dewyl de Keizers duchten, dat hun opvolger, vóór den tyd, luft tot den Throon mogt krygen, of hem het volk, zoo 't zig van hem iets goeds beloofde, in eenen opftand mogt verkiezen; zo wordt hy, als een kind, in nuttelooze bezigheden onder vrouwen en gefneedenen gehouden en bewaard. Waaruit men kan afneemen, hoe onryp aan verftand, by rypere jaaren, de Turkfche Prinfen tot de regeering komen. In voorgaande tyden was wel de opvoeding van dezen heel vry, even als by andere Prinfen; maar thans hangt 't eeniglyk van de vergunninge des Sultans af, in hoe verre zy vryer en edeler al of niet zal zyn. De Historie des Turkfchen Ryks maakt een voornaam onderwerp der onderregtinge uit. Des heeft een Turkfche Keizer, meeftendeels, een jammerhartige opvoeding gehad. Behalven den Mahomedaanfchen Godsdienft, en wat Arabifch en Perfifch, weet hy byna in het geheel niets. By zyn voormaalig gezelfchap is hy ontbloot van alle kennis der waereld, en nog veel meer verftoken van de tot het regeeren noodige gefteldheid. Daar hem als in zyn' kerker zelfs de naam, vryheid, onbekend is gebleeven, en hy zig , by de ontfluitinge van dien, door het Serail en volk vergood, en op den Throon zyns Voor-»  TURKSCHEN RYKS enz. 4«>7 Voorzaats ziet verheven; zo kan men zig geraakkelyk verbeelden, wat zulk een fchielyke en verblindende verandering voor eenen indruk op hem moet maaken. - De dood van een Turkfchen Keizer wordt, om fadien en onluften voor te komen, zo veel mogelyk is, buiten 't Serail zo lang verborgen gehouden, tot dat de Throon-opvolger door den Groot Vifier, den Mufti, den Aga der Janitfaaren en de voornaamfte perzoonen des Serails, tot de ledig ftaande Waardigheid is verheven. Hierop' wordt de groote Divan byeen geroepen, door denzclven den nieuwen Keizer de hulde gedaan, en zyn naam door de Telals of openbaare Herauts uitgeroepen. Hy vertoont zig aan het volk, by het ryden naar de Moskee. De cigenlyke aanftelling gefchiedt niet door cene zalving of krooning, maar door de aangordinge des Sabels, welke in de Ejuhs-Moskee by Conflantinopel, door den Scheik, met deze woorden wordt verrigt: gaa heen, uw is de overwinning , doch eeniglyk door God ! De Titel van den Turkfchen Keizer is Oosterfch , dat is, tot fpoorloosheid toe opgeblaazcn. Een gedeelte daarvan beftaat alleen in verbeelding,maar geeft nogtans niet veel minder te kennen, dan een' Koning der overige Koningen, een fchitterende zon, een' uitdecJerdcr krooncn,eene fchaduw Gods, de poorCc 4 te  4o8 BESCHRYVINGE des te der zaligheid , en dergelyke fnoeveryen meer; een ander gedeelte is onecht,geevende kleine Provinciën op, welke reeds in de grootere zyn vervat, of heel byzondere fteden, die 'er in leggen; nog een ander gedeelte meldt dingen, die niets in het geheel betekenen, als wanneer hy een Heer der H. plaatzen wordt genoemd. Evenwel is de Titel by alle Sultans niet dezelfde, maar, gelyk by andere Vorsten, naar gelange van de vermeerdering of vermindering hunner bezittingen, aan menige veranderingen onderhevig. Muhammid IV. gaf zig den volgenden Titel: „de Stadhouder „ (naamlyk van God) op de oppervlakte der. „ aarde, de Heer der Heeren op den aard„ bodem, de Gebieder over de halzen der men„ fchen, de Koning der geloovigen en onge„ loovigen, de Koning der Koningen in de „ waereld, de Keizer van het Ooften en Wes„ ten, de Keizer der Keizeren, groot van „ magt, de Vorft en Heer der gelukkigfte He„ meitekenen, de Majeftucufe Keizer, het ze„ gel der overwinninge , de toevlugt des „ menfehdoms, de op den aardbodem ruft „ verbreidende fchaduw Gods, de. Koning van „ Griekenland en klein Afie, van Arabie, Per„fte, Turkiftan, Tartarie, het gelukkig en „ klippig Arabie, van Egypten, Syrië, Karmali Kjurdijlan, Cirkajjie,de Abafiten en Geor-  TURKSCHEN RYKS enz. 409 „ gianen, een Heer der witte en zwarte Zee „ en des Oceaans, Heer van Hongarye, Wal„ lachie en Moldavië, van Africa, Algiers en ,, Barbarye, niet minder de Erfgenaam van „ veele andere duizende Ryken en Provinciën, „ Sultan MuHAMMtü Cte. een Zoon van Sultan Ibrahim Chan, een Zoon van Sul,, tan Achmed Chan, enz." En anders luidde de Titel van een Sultan, in een' brief aan een Duitfchen Keizer, verkort dus : ,, Ik, de Heer aller Heeren, de Beheerfcher van het Ooften en Weften, die magt hebbe, te doen en te laaten, Wat my behaagt, de Heer van ganfch Griekenland, Perfie en Arabie, de beheerfcher van al het geen een' Koning en Heer kan onderworpen worden , de groote Held dezes tyds, en de fterke Reus van den ruimen aardbol, de Heer der witte en zwarte zee, en der Heilige ,met Gods glans lichtende ftad Mekka, der ftad Medina, en der H. en reine ftad Jerufalem; de Koning van het beroemde Ryk Egypten; de Heer van Jonie, en de fteden Atheen, Senamim, den H. Tempel Gods Zabilon en Bajjio, Rethfan en Magodvn; de Zetel en Throon des grooten Konings Nashin Retram ; Heer van het eiland Algiers, en de Vorft van de Ryken, Tartarie, Mefopotamie, Medie, Georgië, en ganfch Griekenland, van Morea en Natolie, Afie, ArmeCc 5 nie.  4io BESCHRYVINGE des nie, Wallachie, Moldavië, en zeer veele andere Ryken en Vorftendommcn, waarvan ik Beheerfcher ben; de aller grootfte Keizer, Sultan N. N. een Zoon des grooten Keizers,Sultans, N. N. die van God magt hebbe, alle volken in toom te houden, en aller fteden cn veilingen poorten en floten te openen ; in myne hand zyn alle einden der aarde, geene uitgezonderd , overgegeeven; ik, de Heere van het Ooften, van het Ryk Tfchin (China) af, tot de einden van Africa toe, wien God tot een dapper oorlogsheld heeft aangefteld; onder wiens dappere Ryken het onverwinnelyke Slot, Cefarea, voor klein , en onder myne erfryken het gebied en de heerfchappy des Grooten Alexanders voor gering wordt gehouden; by my is de fterkte der geheele waereld, en de kragt der Firmamenten : vrede zy over den Koning N. N. die de magtige Heer der ganfche Chriftenheid, en 't uitverkooren vat van het magtig Chriften-geloof is, de werklyke en verkoozen Keizer der Roomfche volken, enz." Door de H. plaatzen, waarvan de Sultans zig gemeenlyk Heeren noemen, worden, gelyk uit den laatften Titel blykt, Jerafalem, en inzonderheid Mekka en Medina verftaan. Van de eerfte noemt de Sultan zig een' Bcfchermheer, maar van de twee laatfte flegts een'Dienaar.Doch deze Titel fluit by de Mahomedaanen evenwel veel  TURKSCHEN RYKS enz. 411 veel in; gemerkt de Sultan, als Opperheer de» zer plaatzen, juift daarom, voor het Opper, hoofd vaft den Godsdienft, en een' waar Opvolger van Mahomed wordt gehouden. Op het zegel ftaat niet de halve maan, als het welk, èigenlyk en alleen, een zinnebeeld der natie en des Ryks is; maar zyn en zyns Vaders of Voorzaats naam, met het byvoegzel: zegevierend en onöverwinnelyk Keizer. Wat betreft de bezigheden van een Sultan; die moeften oneindig zyn, indien hy 'er zig mêe wilde belaaden : maar het hangt, even als by andere Vorften, van zyne eige neiging voornaamlyk af, of hy 'er veel, dan weinig deel aan neemen wil. En de Ooflerfche Grootheid fchynt mêe te brengen, dat hy zig, zo veel mogelykis, zelden moet laaten zien en fpreeken , om in eene des te onbekendere Hoogheid byhen, welke hem naderen, te blyven. Evenwel moet het dén naam hebben, dat de gewigtigfte zaaken als onder zyne oogen gefchiedden; cn, daar deze in den Divan afgedaan moeten worden, en hy in 't daaraan grenzende vertrek, door middel van 't vooraf gemelde gouden traliwerk, alles, wat daarin omgaat, waarneemen kan, zonder gezien te worden, zo moeten daar de Grooten des Ryks alles in orde behandelen: of anders laat hy geheime raadsvergaderingen beleggen, om 'er zaaken van gewigt, in zyne te-  4i2 BESCHRYVINGE des tegenwoordigheid, in te verhandelen, en af te doen. Daar inmiddels de meefte Staatsbedienden in de Provinciën en plaatzen, waar zy zyn, bykans eene onbepaalde magt, ja zelfs het recht over Leeven en dood hebben; zo ziet men wel, dat zo veele dingen in verre na niet voor de hoogfte regeering, of voor den Divan komen, als by ons. In dezen Divan beflift'de Groot Vifier bykans alles, en niet dan zaaken van het uiterfte belang komen voor den Keizer, welke zig nogtans aan deszelfs gevoelen houdt, ten ware de Gunftelingen en vrouwen des Serails hem van gedagten doen veranderen. De Groot Vifier voert des ook 't meefte in 'sKeizersnaam uit. Zulke bevelen en antwoorden worden genoemd Verman: maar komen zy onmiddelyk van den Keizer voort; dan draagen zy den naam van Chath-Scheryf, dat is, heilige edele Schrift, waar onder hy deze woorden eigenhandig heeft gefchreeven: my'n bevel zal naar zyne form en inhoud gefchieden. Doch gemeenlyk laat hy zyn' naam flegts door den Ni. fchandfchy-Pafcha (Groot Cancellier) boven de bevelen drukken. Dit bevel is onherroepelyk, gefteld zelfs, dat het nog zo onredelyk ware. Tuffchen dit en de Paufelyke Bullen is eene volkomen overëenkomft. Hierdoor Kan men de Perfifcke gewoonte, waarvan Efth: l 19. en Dan: VI 9. 13.. 16. gewag gemaakt wordt*  TURKSCHEN RYKS enz. . 413 wordt, ophelderen. Hy vergeeft de hoog- fte Eerampten, doch zelden zonder raadpleeging met den Groot Vifier. Deze en de overige Grooten des Ryks vergeeven de laagere bedieningen. Alle vrydagen, byaldien hy niet door gewigtige beletzeis wordt weerhouden, rydt hy openlyk, en onder groote plegtigheden, naar de Moskee. Dezen tyd neemen, djkwyls, de onderdrukten waar, om hunnen nood door verzoekfehriften, by dit ryden hem' ter hand gefield, als voor zyn' Throon te brengen. Tot dat einde hebben zy wel, om het gewigt hunner bede te ontdekken, en zyne oplettendheid naar zig te trekken, of hem tot het deel neemen aan hunne omflandigheden te beweegen, hun hoofd met een fluk eener riete-mat bedekt, welke zy of boven aanfteeken, of 'er een brandend licht over houden. Zo dra dit wordt gezien, laat hen de Keizer by zig haaien, en hun verzoekfehrift aanneemen. (Rom. XII 20.) Wee dan den geenen, over wien, op deze wyze, met recht, eene klagt wordt gedaan 1 Zyne meefte ver- maaken neemt hy met dc togten te water naar zyne landkafteelen. Hier en daar geeft hy een' Grooten des Ryks een bezoek; maar niets is laftiger en koftbaarer voor den Traéïant, dan zodanig een. — By allerlei gelegenheden, als op het Beyram-feefi cn andere tyden, moeten de  4H • BESCHRYVINGE des de Grooten hem gefchenken brengen, welk aloud gebruik reeds i Sam: X 27. 2 Chron: XVII 5. voorkomt. Dikvvyls geeft hy ook wel den Grooten dergelyke; maar dit eifcht tegengefchenken,die tien of twintig maal meer moeten bedraagen. — Hy gaat veeltyds vermomd uit, vooral wanneer de tyden zorglyk zyn. Vermomde wagten volgen hem, welke een foort van taal, door tekenen te fpreeken, verftaan, en by zulke gelegenheden wordt bewaarheid, wat Spreuk. XVI 14. ftaat: des Konings grimmigheid is een boode des doods. Op deze wyze ontdekte Keizer Maiimud de menigvuldige zamenzweeringen tegen hem , en 'er wierden eenigen tyd zo veele menfehen in het Kanaal geworpen, dat elk een' afkeer hadt, van viffchen te eeten. 'T getal zyner wyven en bywyven ia groot. Dit zyn wel Geheimen voor alle de geenen, die niet in den Harim of de wooning der vrouwen zyn; maar zo veel is nogtans bekend , dat de Keizer zynen tyd onder dezelve als gewoon is te verdeelen, fchoon het niet wel is te befliffen, of hy 'er veel genoegen onder heeft. Want, daarzy hem zelfs tegen haaren Wil moeten beminnen; elke van haar zyn hart zoekt te kluifteren ; dc ééne tegen de andere is; en dus, behalven de flaaffche bepaaling haarer vryheid, jaloczy en Kabaaien onder haar gemeen zyn; zo mogen, menigmaal, onaan- ge-  TURKSCHEN RYKS enz. 415 genaame onderzoeken , ja zelfs fcherpe execu- tien noodig wezen. De Sultan gaat met niemand vertrouwd om, zyne wyven, en de één of ander zyner gunftelingen uitgezonderd. Weinige perzoonen hebben het voorrecht, met hem te mogen fpreeken, by voorbeeld de Groot Viller, de Mufti,de Kisler-Aga, de BoftanfchiBafchi, de Lyfarts enz. Alle andere mogen niet eer, dan na een voorafgaand verlof, met hem fpreeken. Niemand mag met hem fpyzen. Elk nadert hem met nêergeflagcn oogen , cn kruizelings na den onderbuik toe in elkander gelegde handen. Dit brengt het Oofterfch Ceremonieel mede; en een Sultan zoude veriigt worden, die dit wilde affchaffen. Voor 't overige behoeft de Turkfche Keizer geen iooze of valfche Staatkundige, noch een Machiavellift te wezen. Dit is voor kleine Vorsten op zyn hoogd flegts noodig , ten einde zig daar door Waardigheid, grootte en aanzien te verfchalfcn, het welk hen, by hunne ydel- en eergierigheid, de geringe uitgebreidheid hunnes lands niet zou verlecnen. Dc Groote Heer gaat, in zyne Waardigheid, volftrekt te werk. Hy beveelt als Keizer, cn als een plaatshouder van Mahomed. De grootfte hoop houdt hem voor zalig geftorven, die op zyn bevel wordt geworgd. Hy wordt in zyne Waardigheid bykans aangebeden, Zyn Serail, het welk flegts zo  4ic5 BESCHRYVINGE des zo lang ftand houdt, als hy Keizer is, befchouwt hem als de zon, op welker ondergang voor 't zelve een doodfnacht zoude volgen. Hy, wien zyn Chath-Scherif ( gefchrift) wordt overhandigd, fraat op, en drukt het, by de ontvangft, aan het voorhoofd. De Straaten, waar door hyrydt, '.worden fchoon gemaakt, en in den Zomer met water befprenkeld. Met één woord: zyne geheele regeering is despotiek, en de eerbied, die hem 't volk bewyft, byna Godlyk. Doch-deze despotismus of volftrekte magt ruft eeniglyk op de gronden des Korans, en de daaruit vloejende gebruiken. Daardoor wordt hy, meenigmaal, zeer bepaald. Daarby kan der menfehen natuur,door alle dezeMajefteit,niét worden uitgeroeid. Zy behoudt haare vryheid. Zo groot als in het algemeen des Sultans magt over de Staatsbedienden cn Grooten is, die voor zyne flaaven gehouden, en ook zo worden genoemd; hy moet egter omzigtig te werk gaan, wanneer het 's volks rechten of een Staat in't byzonder, of het welzyn eener geheele Provincie geldt. Alsdan neemt men geen uitftcl, zyne rechten te handhaaven. De Mahomedaanfche Godsdienft verandert de menfehen niet, maar laat hen zo bedorven, als ze van natuure zyn. Het volk flaat aan het muiten, laatendc dit zyne anders gewoonc eerbied wc.gens een rechtvaardig, of ten minften vermeend recht-  TURKSCHËN RYKS eüz. 417 rechtvaardig misnoegen vaaren. Des Keizers Perzoon is dan niet meer heilig. Zyne ftera, zyn wenk en zyne bevelen hebben dan de betoverende kragt vcrloorem' 'T vergrypt zig aan hem zciv'. Gelukkig is hy, wanneer hy in den kerker wordt geworpen, waarin hy, tot dus verre, den Throons-opVolger hieldt geflootcn, en dien men tot denzelfdcn top van Eer verheft, waarvan men hem deed tuimelen. Doch het ontbreekt mede niet aan voorbeelden, dat hy een flagtoffer van 's volks woede zy geworden. En dit gefchiedt, altoos, onder den fchyn van recht, of wel onder de werklyke befcherming en verdediging der wet. Dc Mufti of één der Scheiks van de Sophie- of Ejubs-Moskec, of ten minltcn één der voornaamfte Rechters en Wetgeleerden moet hem, van de zyde der misnoegden, de rede voor zyne onbekwaam- en onwaardigheid tot de regeering, en teffens het vonnis aankondigen. Men verbeelde zig niet, dat de Turken hieromtrent erger zyn, dan an> dcre volken. Maar dat, onder de Chriftenen, dusdanige tooneelen by de verdrukkingen der onderdaanen, zo zelden plaats hebben, en veele eeuwen ons,naauwlyks, éénen Koning van Engeland in dit flag toonen, zulks hebben de Vorften ccniglyk den Chriftelyken Godsdienft tc danken, welke eene menigte hunner ondcr/. Deel. D d daa-  4i8 BESCHRYVINGE des daafien van natuurlyke menfehen tot geduldige Chriftenen maakt, en by de overigen, vooral door de openbaare voorbeden van de preekftoelen, zulk eenen indruk agterlaat, dat zy zelfs by de laften de Overheid onderdaanig zyn, die magt over hen hebben,' Rom: XIII 1.5. en dat wel niet uit nood, om de ftraf, maar ook om het Geweten. Gave God, dat alle Vorsten dit bedagten! en, wanneer zelfs 't Engelfche Tooneel door een verkeerd begreepen Godsdienft is veroorzaakt; niets moeft hen meer, dan een gezuiverde, ter harte gaan. § XXXIV. Des Keizers optogt. Alhoewel alle wyken van Conflantinopel met genoegzaame wagten, gerechtshoven en andere burgerlyke fchikkingen zyn voorzien; de Keizer gaat, evenwel, dikwyls, verkleed in de ftad rond, en hem verzeilen mede verkleede perzoonen, die op zyn' wenk zyn' Wil verftaan,en hem ter. uitvoer brengen. Maar, op zekere tyden, houdt hy openbaare optogten. De pragtigfte onder de gewoone is op het groote Beyram-feeft, wanneer alle Voornaamen hem in 't Serail begroeten, befchenken, en van daarnaar de Moskee moeten verzei-  TURKSCHEN RYKS enz. 419 zeilen. Alle vrydagen rydt hy mede naar eeneMoskee. De ftraaten, waar door hy te paard rydt, ( want 't ryclen met een wagen is ganfch niet gebruiklyk,) worden fchoon gemaakt, en in den zomer met water befprenkeld. Van het Serail tot de Moskee toe ftaan, aan weerszyde, Janitfaaren of andere wagten, doch zon- • der geweer , welke, ten teken der flaaffche onderdaanigheid , de handen tegen den buik naar beneden, kruizelings over malkander hebben gelegd. De voornaamfte Bedienden des Serails°gaan of ryden voor hem heen. Zyn paard is met omtrent een dozyn Schurbahdfchys omringd, welke op hunne Ceremonie-mutzen dunne , maar in de langte uitgeftrekte , daarby taamlyk hoogöp ftaande pluimen draagen, en te voet naby om hem heen gaan. In zulken optogt rydthy ook,menigmaal, op andere tyden, door de ftraaten der ftad, geevende ook wel by dc Grooten zyns Hofs bezoeken. De Traclant moet wel alles te werk ftellen, om een' zo grooten Gaft behoorlyk te onthaalen; maar hy mag 'er niets voor trekken, en moet hem nog daarby een gepaft gefchenk doen. By het ryden door de ftraaten moet elk, welke zig in de winkels en voor de glazen bevindt, ftaan; by het zitten zoude hy groot gevaar loopen. De Keizer is gewoon de wagten en menfehen aan weerskanten te groeten, terwylhy>r zyn üd % hoofd  420 BESCHRYVINGE des hoofd met eene kleine buiging heen draait, en de regte hand aan de'linke borft legt; waarop het volk met eene toejuiching antwoordt: gelyk dan, naar de Turkfche gebruiken, de Voornaamere den Minderen het eerft groet. By 't vaaren op het water wordt de Keizer door de Bedienden van het Hof of Serail, maar de Groot Vifier door de Staatsbedienden verzeld; doch beide vaaren, nimmer, in ééne bark zamen; en alsdan worden de Kanonnen van het Serail geloft: doch beide mogen, nooit, een' nacht buiten de ftad blyven, of het moeft wezen, dat een Kaym-Maekam (Plaatshoudcr) ware aangeftekl. § XXXV. Van het Turkfche Haf. Na den Turkfchen Keizer moet, in een natuurlyke orde, van de Osmsnfche Porte, of, dat hetzelfde is, van 't Turkfche Hof worden gehandeld. Nopens den naam en oorfprongvan het woord, Osmanfch, valt geene bedenking, dewyl hy van éénen der voornaamfte Stigters des Ryks, te weeten Osman, wordt afgeleid; maar wegens het woord, Porte, zyn de gevoelens verdeeld. 'T waarfchynlykfte laat zig door den Bybel bcpaalcn, naar welken de Oos- ter-  TURKSCHEN RYKS enz. 421 -terfchen de poorten eener flad als de voornaamfte plaatzen ter onderhandelinge cn rechtsoefeninge aanmerkten. Dewyl dus ook, van de eerfte ftigting dezes Ryks af, de Refidentie-plaats der Vorftcn met het hoofd-gerecht was vcrëenigd; zo is daaruit de naam der Osvianfche Porte ontftaan. Dat deze afleiding de echte zy, wordt nog door de gewoonte beveiligd, vermits men het Palcis van een Afgezandt, een Kaffa enz. door de inwooners des lands, den naam van Porte hoort geeven. En fpreekt men te Conflantinopel fimpel van de Porte, zonder het byvoegzcl, hooge, te gebruiken ; dan verftaat 'cr elk het Palcis des Groot Vifiers door, waarin dc meefte zaaken worden afgedaan. Naar gelange zig nu het Turkfche Ryk heeft uitgebreid; zo is ook de Porie of het Hof na andere fteden, by voorbeeld fcouien, Bru fa, Adrianopel, maar eindelyk, na de innecming van Conflantinopel, naar deze ftad verlegd. Daar heeft thans in 't Serail het Turkfche Hof zynen zetel geveftigd. Alles, wat tot dit Hof behoort, cn zig in het Serail ophoudt, beftaat uit veele duizende menfehen. Na den Keizer verdienen dc Keizerlyke vrouwen hier dc eerfte plaats. Deze beftaan uit de uitgezogtfte fchoonheden. Zy worden niet alleen gekogt, en dan naar het Serail gebragt 9 maar de Paqhas (Raffas) en Grooten ftellen Dd 3 'er  422 BESCHRYVINGE des 'er ook eene verdienfte in, om ze 'er, by wyze van een gefchenk, in te brengen. Want byaldien zy 's Vorfr.cn gunft hebben gewonnen ; dan bevorderen zy, gemeenlyk, het geJuk haarer weldoeners. De Gemaalinnen der Keizers worden, van de Europeërs , door eene misvatting, Sultanen genoemd. De Turken noemen ze de eerfte, tweede, derde vrouw enz. Eigenlyk komt die Titel alleen de Prinfeflen des Grooten Heers, of eene eigenlyk en werklyk benoemde Gemaalin van hem toe. Deze zo genoemde Sultanen der voorige Keizers wierden, voordezen,menigmaal gedood, maar thans •worden zy in zekere Staats-gevangenifien, en doorgaans in het Oud Serail, met de behoorlyke welvoeglykheid bewaard : maar de moeder des regeerenden Keizers, die Sultane-moeder ( Walidet-Sultan ) wordt genoemd, heeft een byzonder aanzien. Haar Opperhofmeester draagt den naam van Walidet-Kjetchudafzy. — Onder de werklyke Sultanen heeft, gelyk bekend is, die geene den voorrang, welke den eerften Prins ter waereld heeft gebragt. Van Bywyven is geen zeker, maar egter een groot getal. Aanmerkelyk is het, dat volgens eene vaftgeftelde fchikking, die de kragt eener wet heeft, geene Turkin, ten minflen nimmer van aanzienlyke ouders, in het Serail kome. Alle Sultanen zyn 'er als flaavinnen in ge-  TURKSCHEN RYKS enz. 423 gebragt. De rede voor eene ons zo vremd toefchynende zaak ruft deels op hunnen Godsdienft, op dat hst heilige geflacht der Turkfche Vorften niet rvütamme van moeders, die met j Familien zyn verbonden, maar van zodanige, die als familieloos moeten aangemerkt worden; deels op ftaatkundige gronden , ten einde geene Turkfche Familie, door eene Sultane, met de Keizerlyke vermaagfchapt worden, en dus aanfpraak op den Throon moge maaken. Ten minftcn is dit gebruik federt Bajazet I. onderhouden. Want toen deze met een wettige Gemaalin in Tamerlans gevangenis geraakte, en zeer flegt wierdt behandeld; zo kwam nogtans de fmaaden fchande, welke zy, in zyne tegenwoordigheid, moeft uitftaan,hem het onlydelykfte voor. En daarom trouwen zyne opvolgers geene wettige Gemaalinnen, op dat haar in zodanig ongeluk geene zelfde fchande overkome: ten zy men de oorzaak van dit niet trouwen, eigenlyk, in dc bezuiniging wilde ftellen, om naamlyk voor zulk eene Sultane geene byzondere hofhouding op te regten en te onderhouden, 't welk jaarlyks eene halve mülioen Piafters zoude koften. Van Kabaaien onder deze Sultanen en Bywyven zoude 'er geen einde zyn. Is ééne haarer zwanger; dan wordt ze bykans op de handen gedraagen. Rondom en in 't Serail heerfcht dan eene ongemceDd 4 uc  4*4 BESCHRYVINGE des ne ftiite. Den Europifche fehepen, die anders hunne aankomft, door eenige Kanonfchootën, bekend maaken, wordt dit fchieten reeds by de Dardanellen vooraf verbooden. Ja ,daar anders, by des Keizers fpeelvaart op het Kanaal, de kanonnen rondom't Serail worden geloft, dit fchieten wordt alsdan geftaakt. Voor 't overige zyn zy alle van haare vryheid beroofd , en in den Harim of van 't Serail of do landkafteelen opgeflooten. Gaan zy uit fpee. levaarcn, of zomwylen in een' tuin wandelen; dan gefchiedt zulks, waar men ergens van bergen of ecno andere plaats gezien kan worden, zo bedekt, dat naauwlyks adem gefchept kan worden, en altyd onder het opzigt der gefneedenen, die met een Argus-oog op alles zien en letten. Niets is verwarder, dan wanneer by 's Keizers vrouwen een Arts noodig is. 'T zou flegt met zulk een' afloopen, ingeval hy mogt begeeren, de tong, dc oogen en het gezigt te zien, om van dc ziekte tc oordeelen; en het gevaar meet groot, en hy aan 't Hof byzonder zyn gezien, wanneer hy vryheid heeft, de pols tc voelen, zonder dat de hand met een fluyer bedekt is. Voor 't overige flyten zy den tyd met een onledigcn lediggang , als bezoeken, welke zy elkander in haare opgefloote wooningen geeven, danzen, mu. z.iek, borduuren, enz. Doch ik breek hier af, oin.  TURKSCIIEN RYKS enz. 425 om niet in nuttclooze bcuzelingen wydloopig te zyn, en my zelfs wegens eene laakende beoordeeling van de leevenswyzc aan veele Europifche Hoven verdagt tc maaken. Komt nu eene Sultane in de kraam; dan wordt 'er een Donalmaoï groot Fccft wegens dc geboorte,cn wel by een Prins in het geheele Ryk, maar by eene Prinfes alleen te Conflantinopel gevierd. De lunzen cn ftraaten zyn alsdan 's nachts verlicht, cn de vreugdebedryven duuren wel 3 cn meer dagen. De 'Prinfen der regeerende Keizers worden, in 't eerft, van de vrouwen opgevoed, maar vervolgens hebben allen hunne leermeefters, ( Chodfchjah ) en worden wél behandeld; maar 't lotgeval der overige Prinfen is droevig. Doch deze worden thans niet meer, als'anders voordezen gefchiedde, by hunnes broeders komft tot den Throon, van het Leeven beroofd. Zy zyn binnen een kleinen omtrek van 't Serail opgeflootcn, worden zeer naauwkeurig bewaard, en zyn van de verkeeringe met alle anderen afgefneeden. Zy mogen flegts op enkele tyden, als op het Beyrams-feeft, hunne opwagting by den Keizer maaken. Anders zien zy hem gemeenlyk niet; en laaten ze ergens blyken, naar hoogere zaaken te willen ftaan, of fchynt het volk op den éénenof anderen, flegts in naam, eenig vertrouwen te ftellenj dan ia Dd $ zyn  426 BESCHRYVINGE dei zyn Leeven in gevaar, en 't worgen of vergift is de laatfte genade. De Gefneedenen zyn hunne ftrenge beftierders, en komen zy tot mannelyke jaaren;dan worden hen flegts vrouwen gegeeven, die onvrugtbaar zyn; en mogt het al gebeuren, dat 'er kinders, vooral van 't mannclyk geflacht, wierden gebooren, dan worden deze door vergift om het Leeven gebragt. ~ Met de Prinfejfen pleegt de Groote Heer eenen gewoonen handel te dryven. Hy huwelykt haar uit, wanneer ze pas 2 jaaren oud zyn, aan oude Vifiers of Balfas. Doch de Bruidegom ziet zyne Bruid niet. Inmiddels moet hy haar aanzienlyke gefchenken geeven, welke de Groote Heer naar zig neemt. Sterft die man; dan vervalt alles aan de vermeende Gemaalin, of eigenlyk aan den Grooten Heer. Dusdanig een fpel duurt zo lang, tot dat ze werklyk aan eenen met haar reeds te vooren, of wel op nieuw verloofden man wordt gegeeven, het welk onder belagchelyke Ceremoniën, dat ze, by voorbeeld, by zyne vertooning , eenen dolk tegen hem trekt, maar ook by openbaare plegtigheden te Conflantinopel gefchiedt. Niets is dwaazer, dan zulk een huwelyk. Wanneer de man, gelyk doorgaans gefchiedt, zyn ampt buiten 'slands heeft; dan blyft dc Gemaalin^ welke uit hoofde van haare afkomft nog altyd Sultane wordt genoemd , volgens eene  TURKSCHEN RYKS enz. 427 eene vaft gefielde wet, in de Refidentie. De man heeft, daarby, zonder haare byzondere vergunning, geene vryheid, bywyven te houden; want meerder vrouwen worden iemand, die eene Sultane heeft, niet toegeftaan. Deze bloedverwandtfchap met den Keizer helpt hem ook in het tydelyke zelden iets; want hy kan by dit alles afgezet, in ballingfchap gezonden, en geworgd worden. Is 't lotgeval der kinderen , van Keizerlyke Prinfeffen by haare mannen geteeld, droevig, om datze wel, hier en daar, voort na de geboorte van het Leevenworden beroofd; zo zyn 'er egter de kinders van het vrouwelyk gcflacht beter aan: want die laat men in 't Leeven, en worden KanumSultanen (vrouwen van den bloede) genoemd. Trouwen zulke; dan blyven alle haare kinderen in't Leeven. Men laat, zomwylen, ook de Zoonen der eerfte leeven; maar die hebben geen' rang noch deel aan de Keizerlyke Familie. Trouwens dit alles hangt af van des Sultans willekeur, naar gelange hy vriendelyk of wreed omtrent zyne zufters of dochters wil handelen. Het oogmerk dezer bewerkte huwelyken is dus alleen dit, om het Goed van groote en ryke perzoonen, waaraan de Groote Heer onder geen fchyn van recht kan komen , naar zig te trekken; of de vrees te 'verminderen, welke hy wegens hun aanzien, in de  428 BESCHRYVINGE des de Provinciën verkreegen, moet hebben, dewyl ze uit hoofde van hunne Gemaalinnen , menigmaal, naar Conflantinopel moeten komen en men zig, by zulk eene gelegenheid, van hunne perzoonen fteeds meefter kan maaken. — Niemand mag het aangeboden huwelyk afflaah; en, wanneer hy zelf getrouwd is, zo moet hy, by die voorgeftelde vereëniging met 't Keizerlyke bloed , zyn voorige Gemaalin verftooten. -r— Wat anders het getal der Perzoonen der Keizerlyke Familie betreft, beneffens andere dingen, in het Serail voorvallende; die zyn voor hen, welke tot alles niet in perzoon worden toegelaaten , Geheimen , welke met eene dikke duifternis zyn bedekt. Van volwaflen Prinfen en Prinfeflen weet men uit mcnigerleie omftandigheden, of ze nog leeven, dan niet; maar by nieuwe geboorten, alsmede fterfgevallen van jonge Prinfen, wordt het volk geweldig mifleid. De eerfte worden dikwyls verdigt, niemand der vrouwen zwanger geweeft zynde. De laatfte worden voor de waereld verborgen gehouden, zo lang als men het goedvindt; men teld ze nog onder de lce-. vendigen, wanneer ze reeds lang geftorveri en vergaan zyn. Tot deze en alle overige Geheimen gebruikt men de Gefneedenen. Deze fchcpzels, welke zig verder niemand van beide geftachtcn aanmaatigt, of ze voor de zyne er.  TURKSCHEN RYKS enz. 439 erkent, zyn de hcimelyke dryiVecren des Serails. Zy zyn van twecdcrlci foort, tc weeten zwarte en blanke. Onder dc blanke Gefim* Aencn bevindt zig dc Opper-Kamerheer, of de Opziener der Chafz-Ocla, dat is, dc Chafz-OdaBafchy i de Opperfchatmeejler , Chafynehdür-Bajchy; de Opperkeuken- en Kelder-meefter,Kjilardfchjy-Bafchy; cn de Kaftelchi van het Serail, Sjeraydar-Agafzy. iïun Opperhoofd wordt genoemd Kapi-Aga, welke in een zeker opzigt de Opperhof- als mede Reqaejl-meejler in het Serail is. Dc zwarte vermogen 't meeft; want zy voegen beft tot de boosheden van het Serail; zy hebben ook nog minder aantrekke lykheid, dan de blanke ; cn man wenfeht 'er juift volkomen wangedrogten in te hebben. Uit dezen wordt de Kislar-Aga of Oppcrfie der gefneedenen genomen, (*) welke naa den Groo- (*) Deze Kiddr-Aga is als de gebooren Opper-Opziener over de Ilaeremau, dat is, de godvrugtige fligtingen, gevolglyk ook over de Moskeen. Dit gaf hem anders een ongemeen groot inkomen en aanzien. Maar de Groot Vifier Rahhlb-Pafcha ontnam hem, onder de regeering van Mustapha III, dat Opper-opzigt, Hellende daar voor Mutcweiiys aan, welke den Myrj rekening moeiten doen. Zo dat de Kislar-Aga flegts het opzigt behieldt over de Keizerlyke Moskeen, en de begeevinge der plaatzen aan dezelve. Hy houdt nog wel zyn' Divan, alwaar de l'roceflen_, de Keizerlyke Moskeen raakende, worden afgedaan; maar heeft 'er eeniglyk de moeite van, zonder de voormaalige voor- dee-  43s BESCHRYVINGE des Grooten Heer de voornaamfte in 't binnenfte van het Serail is. Deze bediening, zo veragtelyk voor de menfehlyke natuur, wordt onder de eerfte van het Hof gerekend; want zy vergunt den onmiddelyken toegang tot den Keizer, tot de Sultanen, en 't binnenfte van alle Ryks- en Staatszaaken. Alles ligt en buigt zig voor hem in het Serail, en zelfs de Groot Vifier en alle Grooten des Hofs moeten hem ontzien, en zig tot'een' vriend zoeken te maaken. Onder zig heeft hy eene zeer groote menigte van Opper-gefneedenen, waar onder alsdan derzelver talryke benden trapswyze zyn verdeeld. Zyn Secretaris, onder den naam van Jafydfchy-Efendy, is mede een, vooral wegens den onmiddelyken invloed op den Grooten Heer, gewigtig perzoon. Voor 't overige is, volgens echte befchryvingen , niets ontaarter, dan de gemoeds-gefteldheid dezer Ontmanden. Dewyl ze niet alleen, ten ecnigen tyde, zyn gefneeden, maar hen ook dat geen geheel en 'al is benomen, waar door de natuur beide genachten van elkander heeft willen onderfcheiden; zo verraaden ze by alle gelegenheid , dat ze de menfehheid hebben uitgetrokken, en de menfehlyke natuur verzaaken. Vermits .doelen. Des fchynt wel, voortaan, zyne grootere of bepaaide're magt van zyn aanzien by de Porte af te hangen.  TURKSCHEN RYKS enz. 431 mits ze noch getrouwd zyn, (*) noch eene Familie ooit kunnen verwagten; zo zyn alic de geenen, die onder hun opzigt neigingen van tederheid laaten blyken, het gehaatc voorwerp hunner jaloezy en nydigheid. Men heeft met hen onbarmhartig omgegaan; daarom tragten ze zig, door onbarmhartigheden, fchadedeloos te maaken. Gemerkt zy alle bloedverwandtfehap hebben laaten vaaren, dewyl ze, vroegtydig, van hunne ouders wierden genomen , en ze op geene nieuwe maagfehap kunnen hoopen; zo zyn ze van alle natuurlyke verbindtenis met menfehen vervremd, en eene vuile gierigheid, eergierigheid en hoogmoed beheerfchen hunne zielen. Om voor deze afgoden te wierooken, worden de aller laagfte middelen gekoozen. Een laffe vleyery omtrent hen, die boven hen zyn, eene blinde gehoorzaamheid, om hunne onredelykfte bevelen uit te voeren, het diepfte ftilzwygen, vuile lafteringen van onder hen ftaande vrouwen (*) De Kislar-Aga en andere voornaame Gelheedënën hebben wel, Insgelyks,hunnen Haerem, ( vrouwe-wooning) doch niet om hunne behoefte, maar om dat hunne Waardigheid en het Charaóter van een regtzinnig Mahomedaan medebrengen, vrouwen te hebben. Deze arme vrouwen zyn 'er zeer (legt aan. Alle voldoening voor haar Lyden , dat ze van haare ontmande echtgenooten moeten uitflaan, beltaat alleen in rykdommen.  432 BESCHRYVINGE des wen en andere perzoonen, het voeden van ge* fchillen onder dezen, en eene onfchenbaare trouw in dit alles zyn hen eigen. Tot deze 't Turkfche Hof zo noodig- fchynende Bedienden , behoort, behalven eenige oude vrouwen , tot opzigt over het Serail aangefteld, nog een ander flag van menfehen, en dit zyn de Stommen. Dc voorgemelde Gefneedenen zouden ons reeds zeer nutteloos voorkomen; maar de Turken houden ze voor grendels ter bewaaringe der kuifchheid en huwelyks-trouw, en de bekwaamften onder hen bekleeden de plaats van Leermeefters: maar wat moeten wy by de Stommen denken ? Evenwel hebben zy hun nut. Het voegt niet, dat iemand in des Keizers tegenwoordigheid, en in zyne nabyheid fprecke. Daar moeten dus ftommen wezen, die 't van natuure zyn, of ten minften het gebruik der fpraak hebben verlochend, maar anderzins in ftaat, om zig de bevelen des Grooten Heers en hunne gedagten onderling, door wiffe tekenen, mede te- deelen. En hierin zouden 't deze, zonder woorden, zo verre hebben gebragt, dat ze, behalven de beeldtaal overdag, 's nachts zelfs, door het aanraaken der leden, hunne meening konden uitdrukken. Hierby komen nog de Dwergen, welke even zo onnut zyn, geene ernftige zaaken waarneemen , maar ceniglyk de plaats van Hofnarren bekleeden. Wat  ÏURKSCHEN RYKS enz. 433 Wat deze Stommen en Dwergen betreft; 't hangt alleszins van 's Keizers neiging en willekeur af, of ze veele of weinige * en of ze geagtzyn, dan niet. De Koks, onder welken de eerfte Afchafchjy-Bafchy, maar 't Opperhoofd van allen Muthpaech-Emyny genoemd wordt, maaken mede eene Bende van eenige honderden uit: van hen worden j dikwyls , groote Staatsdienaaren; en 't is gebeurd, dat één hunner, die 't vleefch in gröotcre dcelen ontleedde , naar buitcnlandfchë Hoven als Afgezandt wierd gezonden. Men zoude, zonder nut, zeer wydloopig worden, wilde men van de overige Bedienden , by voorbeeld den mondfehenkcr, ( Kaedaehkjar,) den ypprfiiy* der, (Tfchafchnyghyr-Bafchy) de Tfchoadars, dat is, Kamerdienaarcn, Stalmeefters en knechten , de Ibrikdars, welke den Grooten Heer de lampetten en handbekken vóór het gebed aanbieden, den Berber-Bafchy of lyf-heelmeefter enz. fpreeken. De Silahdar-Aga, (Opperzwaarddraager) de Tfchoadar-Aga, (Groot Kamerheer) de Rikjahdar-Aga, (Stygbeugelhouder des Sultans) de Dulbend-Aga, (die hem den Tulband opzet) de Ibrykdar-Aga (Lampet-draager) en Berber-Bafchy (eerfte heelmeefter ) zyn de eerfte Beampten in het Serail. Men noemt ze met de overige daartoe behoorende perzoonen Chafz-Odaly, dat is, KamerE Deel Ee Un-  43-^ BESCHRYVINGE des lingcn des Grooten Heers. Hun getal ft&kt zig uit tot veertig, en de Sultan, wiens perzoon zy onmiddelyk bedienen, is hun Opperhoofd. Eenigen, als de Boftandfchy - Bafchy (Hoofd der Lyfwagt) cn de Stalmeefters worden met eenige anderen Kpltuk-Wefyr, dat is, Vifiers der fchouderen genoemd, en menigmaal tot Pachas (Baffas) van 3 paardeftaarten gemaakt. Behalven deze waereldlyke Hovelingen zyn 'er ook geeftelyke of van de Ulema, welke ten minften groote Mullhs of Kudileskiers, (opperften des legers) worden, wanneer zy het Serail verhaten; te weeten de Hodfclüi, Leermeefter des Sultans; de HekimEffendi, eerfte Lyf arts; de Munejin- Bafchi, eerfte Waarzegger; en de Dfcherrah-Bafchi , eerfte Heelmeefter. Tot het Serail behooren , alhoewel niet zo onmiddelyk , nog menige aarizienlyke Bedienden. Van den Nifchandfchjy-Pacha, wanneer hy van de Maffe der Pachas is, dewyl hy anders flegts Nifchandfchjy -Effendi wordt genoemd, is vooraf reeds gefproken, die fteeds naby den Keizer moet zyn. Heeft de Groot Vifier bezigheden, welke hem van den Keizer fcheiden; dan benoemt hem deze eenen A7i-* fchandfchjy-Effendi, (*) om den 'Tura of naam des (*) De Nifchandfchjy is daar omtrent dat geen, wat by ons  TURKSCHEN RYKS enz. 435 des Sultans af te drukken. De Boflanfchi- Bafchi, zyn' naam hebbende van Boftan, het welk in 't Turkfch een Tuin betekent, is de Opziener van 't buitenfte des Serails en deszelfs tuinen, alsmede Opper-opzieher van het ganfehc Kanaal, en alle de daaraan leggende Keizerlyke lufthuizen. Hy verzelt den Sultan geftadig, by zyne fpeelvaarten te water, en houdt voor 't oog het roer van 't Keizerlyke vaartuig. Hy alleen heeft, even als de Keizer, ten teken van vryheid, het'voorrecht, om eenen baard in het Serail te draagen, daar alle de anderen hem, als flaaven, moeten affcheeren, en flegts een' knevel mogen draagen. Zulk een Boftanfchi-Bafchi is niet alleen te Conflantinopel, maar ook te Adrianopel. Ih; heeft veele duizende Boftanfchi onder zig, welke in een zeker opzigt de wagt hebben aan het Serail en dat lufthuis, daar zig de Keizer ophoudt; ook zyn ze zyne roejers, 'en heimely- ke fcherprechters. De Hofmarfchalken en Ceremonie - bedienden draagen den naam van Tfchaufch, en de voornaamfte dien van Tfchaufch- Ba- ons een Grooi-eancellier is. Als een Staatsbediende behoort hy eigenlyk tot den Divan. Zyn poft geeft meer Eer, dan voordeel en invloed op andereu, ten ware, dat hy een Gurifteiing des Keizers is. Nijl'ian geeft een teken te kennen , en hier het trekken van den naam. Ee 3  435 BESCHRYVINGE di:s Bafchy, welken men, volgens onze betiteling, beft . door een' Opperhojmarfchalk, een' Opper-' ceremoniemcefter, als mede Staats-requeftmeefler zou kunnen uitbrengen. Hem worden dooiden Groot Vifier en de Kadhy-Lefchkjers (opper-rechters) dc rechtszaakcn van minder belang ter befliffinge overgedraagen. De Oppcrceremoniemeefter by de plcgtigheden in 't Serail zelf wordt Kapudfchjylar-Kietchndafzy genoemd. By zulke gelegenheden doet hy, dikwyls, te gelyk met den Tfchaufch-Bafchy diensten, als welke eigenlyk Portc-ceremoniemeester buiten het Serail is. Onder hem ftaan de Kapndfchy, van Kapu, deur, en konden di# door Deurwagters worden üitgebragt; zo als ze dan wcrklyk de wagt aan de poorten des Serails niet alleen, maar ook in oorlogstyden rondom de tent des Sultans hebben, en zyn teffens, dikwerf, de buitenlandfche fcherprechters der Porte. Van dezen verfchillen geheel en al de Kapudfchy-Bafchy (Kamerheeren.) Dit zyn menfehen van eene goede Familie, welke niet tot de binnen- maar buiten-hof houding des Serails behooren. By voorbeeld by de Audientien leiden zy de vremdelingen in dc gehoorzaal van den Sultan. Buiten Conflantinopel voeren zy de meer gewigtige bevelen der Porte in het Ryk uit. Hun aantal is onzeker; hun Opperhoofd heeft den Titel van Emyr-  TURKSCHEN RYKS enz. 437 Emyr-A'lem, dat is, Stadhouder eener kleine Provincie. — De Opperftalmecfter wordt genoemd Bujugh Emyr Achori de Onderftalmeefter Kjutfchugk Emyr Achor; beide in het algemeen, in een bedorven uitfpraak, Imbrahor. Het kweekfchool aller hooge eh laage Hofen Staats-bedieningen zyn de Ytfch-oglans , Kamer dienaar en, Pagiën of Jongelingen, om by den Prins tc dienen, en tot Staatsbedieningen over te gaan;en de Adfchjam-oglaus, Jongelingen voor hlagere verrigtingen. De eerftcn ftaan onder hun Opperhoofd Oda-Bafchy ,• cn de laatften onder den Boftandfckjy-Bafchy. Van dezen worden de Baftandfchjys, als mede dc Baltahdfchjys of Hellehardiers, een foort van Trawanten, met bylen voorzien, genomen, wier Opperhoofd Baltahdfchjylar, Kjetchada wordt genoemd. Beide genieten, onder dc Gefncedenen,eene ongemeen fcherpe en ftrenge opvoeding in de Serails, om vooral gehoorzaamheid, ftilzwygen en tnaatigheid tclecrcn. Zy worden onder een geweldig bedwang gehouden, by de minfte misdryven, voort met ftokflagen geftraft, cn na dc leerjaaren de eersten , als gezegd is, zelfs wel tot de hoogfte bedieningen verheven , maar dc laatften zyn voor de laage beftemd, cn worden tot Boftandfchjys, Kapudfchys enz. verheven. De eigenlyke Staatsbedienden woonen buiE e 3 ten  438 BESCHRYVINGE des ten het Serail, verfchynende daarin alleen ten tyde van den Divan. Voor 't overige wordt niemand in 't Serail gelaaten, dan die gedaagd is, offchoon ook voor den Artzen en zulke Chriften- en Jooden-vrouwen, welke Galanteriën te verkoopen hebben, de toegang daartoe wordt vergund. Waar geene vafte-kenmerken zyn, die iemands geflacht met zekerheid, of wegens eene gemeenzaame verkeering ontdekken; daar wordt men buiten gehouden, of vooraf fcherp onderzogt. Maar, zoo zy al binnen worden gelaaten; dan worden ze overal door de Gefnecdenen verzeld, en in het oog gehouden, ten einde geene Geheimen ontdekt of gehoord mogen worden, of iets an^ ders moge gebeuren, wat men niet wil gedoogen. En hierdoor kan men dus begrypen, waarom het voor de waereld fteeds Geheimen blyven , wat eigenlyk in het Serail omgaat. § XXXVI. Van de Turkfche Staatsbedienden. In Turkye is, de Keizerlyke Familie uitge. zonderd, geen onderfcheid tuffchen de Familien. Gevolglyk dient ook, eigenlyk, niemand zyne afkomft, om hem aan te pryzen. Men vindt flegts % uitzonderingen in dit ftuk by de  TURKSCHEN RYKS enz. 439 de nakomelingen van Ibralüm-Chan- Oglu en Kjuprogli-Oglu, waarvan geenen nimmer openbaare Eerampten aanneemen, maar deze ze zo ftreng niet weigeren. De eerften ftammen af van den Groot Vifier, Ibrahim, ten tyde van Mahomed I, welke zig, na] deszelfs dood, by zyn' opvolger Amurat II. zeer verdiend maakte, den Titel van Chan kreeg, met het voorrecht, dat zyne Familie van alle Eerampten, die in Turkye zo gevaarlyk zyn , en meeftal met 't verlies van Leeven en goederen gepaard gaan, vry zouden zyn, cn zig niet, als dc Turkfche Keizers, met vremd bloed vermengen, maar zig door flaavinnen mogt voortplanten. De laatften komen voort van den beroemden Groot Vifier Kuprogli, en vergenoegen zig, zonder Eerampten aan te neemen, Mutewellys hunner goederen te zyn, die alle Vakuf zyn. Doch beide Familien zyn, dit niettemin, aan 't Hof en by het volk in 't grootfte aanzien. — Elk dient dus van onder op, en, naar gclange de Voorzienigheid, die van omvcctenden by het woord,geluk, zo menigmaal wordt vcrgeeten, de gevallen in de waereld regeert, zo klimt of valt hy. Des niets gemeener is, dan kinderen van de geringfte lieden tot de Waardigheid van Vifjers tc zien verhevenmaar die der Grooten in behoeftige omftandigheden te zien geolaatft. Wcshalven men zou denE c 4 ken  BESCHRYVINGE des ken, dat, daar byna niemand in de jeugd, flegts op eene afgelegen wyze, opgeleid wordt, tot bet geen hy met den tyd zal worden, de plaatzen zeer flêgt waren bezet; en egter heeft men mis. Een weinig ondervinding, die ze by het bekleeden van verfcheide bedieningen verkrygen, fielt hen, by een natuurlyk goed verftand, in ftaat, zoo hen niet boosheid, eigenbaat en andere inzigten en ondeugden bederven, de hoogere Eerampten welvoeglyk tc bekleeden, als waarvan men daar geftadigc voorbeelden ziet. Ooklydt, door zodanige veran, dcringen, de wyze van regeering in het geheel niet, gemerkt daarby dc onderbeampten, dewelke in zaaken zyn geoefend, blyven, of ook wel opklimmen, en dus dc aanvoerders of helpers worden van hem, die cerft eene bediening heeft gekreegen. Dan, hierdoor mogt men een verkeerd denkbeeld vormen, en zig verbeelden, dat alle arapten naar verdienfte wierden begeeven. Dit moeft gefchieden; maar het geld bcflift voor elk. Niemand kan tot eene plaats geraakën, zoo hy niet hen, van welken de aanbeveeling by het Hof of de begeeving zelve afhangt, naar gelange der Eerampten, gefchenken doet. Dit nu is, by menige andere omftandigheden , ééne van de voornaamfte reden des vervals van Turkye, Elk moet daar op 4 foorten van uitgaaven, den,-  TURKSCHEN RYKS enz. 44 t denken, deels om een ampt te krygen; deels om daarby zyn' rang ftaande te houden; deels om vervolgens tc kunnen beftaan, tot dat hy een ander krygt, dewyl de bedieningen, gemccnlyk, flegts voor één tot 3 jaaren worden vergceven; deels cindelyk om ter verkryginge van een nieuw ampt wêer de gefchenken te kunnen opbrengen. Wat blyft hem dus voor eene bron overig, om zyn fchade goed te maaken? Geene andere, dan de yfelykfte afperfingen, onrechtvaardigheden, of wel argliftige bedriegeryen. Dc Divan is de hoogfte Staatsraad van het Turkfche Hof. Doorgaans wordt hy, in elke week, tweemaal, naamlyk op zon- en dinsdag , (*) en wel voor den middag, in de zaal des tweeden Hofs van het Serail gehouden, die daarom ook de Divan , alsmede Kubbh (Koepel in een byzonderen *zin ) wordt genoemd. 'T getal van deszelfs leden is niet altyd hetzelfde, maar hangt af van den tyd en de omftandigheden. De Groot Vifier heeft 'er de (*) Onder de regeering van Mustapha III. wierd de Divan flegts dinsdags, en pas alle 2 of 3 weeken eens, gehouden , oin de groote kollen , die uit den byzonderen fchat des Sultans {Ciafyiehj goed gemaakt worden, uit te winnen, als welke, elke reis, wegens den Pilait fryfl) voor de Janitfaaren, en de tafels der Staatsbedienden, omtrent i§ beurzen bejoopen. Ec $  442 BESCHRYVINGE des de voorzitting in, De Mufti verfchynt 'cr alleen in, wanneer hy 'er uitdrukkelyk toe is genoodigd. De Aga der Janitfaaren, de Spahilar-Aga,Silhadar-Aga en anderen houden zig aan de deur buiten den Divan. Elk in 't byzonder verfchynt dan in zyn plegtgcwaad. — In oorlogstyden pleegen ook buitengcwoone raadsvergaderingen, welke men daar Mufchawaret noemt, by den Mufti, in 's Keizers tegenwoordigheid, te worden gehouden. Daarby zyn de Mufti, Kaym - Maekam, (Vicaris van den Sultan of Groot Vizier) Reys-Efendy, ( Opper-ftaatsfecretaris) en eenigen van de Voornaamften der Uelema, (Wetgeleerden) als mede de twee Kadhy-Lefchkj'er, (Opper-rechters des legers) en de Iftanbul-Efendy (Secretaris van Conflantinopel) tegenwoordig. De groote raadsvergaderingen , waarin teffens met de civiel-raaden (Chodfchjah-Aefan) en de Hoofden der verfcheide Krygsvolken raad gepleegd wordt, houdt men in het Serail, of wel by den Groot Vifier. Doch van den eerftcn en gewoonen Divan, welke den naam draagt van Galïbï-Divan, is die in het Paleis des GrootVifiers,in eene aan de vierde zyden open zaal, Divan-Chane genoemd, onderfcheiden. In de zen zit hy doorgaans zelf voor, en heeft maandags de Mullas van Ejub cn Scutari, woensdags den Stanibol-Efeniy, vrydags de Kadiles kiers  TURKSCHEN RYKS enz. 443 kiers van Rumelie en Notolie, cn Saturdags den Mulla van Galata tot Byftanders. Hier worden rechtszaaken afgedaan, en de Spahis betaald; daar voor het tegendeel in den Galir be-Divan de betaaling der Janitfaaren gefchiedt. Voor 't overige worden de rechtkamers der Mullas of Kadis genoemd Mechkeme. De Groot Vifier (Vifir Asem) is de voornaamfte van alle Staatsbedienden, en zyne Waardigheid gelyk aan die, welke Pharaoaan Josefh gaf. ( Genef: XLI 40 enz. ) Deszelfs Titel, even als die van den Keizer, zyn in het ^m^/cA verre verheven, boven het geen wy Hoogheid en Majeftcit noemen. Men vindt, by voorbeeld, de volgende Titels in de Keizerlyke- gefchreeven antwoorden aan hem : „ Eerwaardigfte Raad , uitneemendfte Raad-. „ geever , Beftierder der waereld, Beheerfchcr „ van den Staat in eene verheve denkwyze, „ Uitvoerder der menfehelykc zaaken met ee„ ncn het doelwit bereikenden aanflag, Be„ waarder van 't gebouw van het Ofmanfche „ welzyn, Opbouwer der grondveften der Os„ manfche Majefteit, Uitdeeler der Waardig* „ heden van het hoogftc Calyfat, Uitvoerder „ der wet des grootften Ryks, de Bofchlceuw „ inden oorlog, de Bergleeuw in het gevecht, „ welke met veele gunftbewyzen en weldaa„ den van den hoogften Koning overlaadcn Is „ enz."  444- BESCHRYVINGE des „ enz." Menig Keizer is van den Vifier niet veel meer, dan in naam,onderfcheiden geweeft, ten ware hy zig, als Mustapha III. in de laatfte jaaren dèedt, dc magt zelf voorbehieldHy is als de gebooren Generaliffimus des Legers. Aan de Hoven van Europa haalt niets by zyne Waardigheid, en dc zogenoemde Premiers Minifiers (eerfte Minifters) zyn naauwlyks eene fchaduwe, by hem vergeleeken. Hy voert de gewigtigfte dingen uit, gebruikende daarby, op zyn hoogft, alleen des Keizers naam. Als Keizerlyke Zegelbewaarder, draagt hy het zegel geftadig aan den hals. Het behangen met datzelvc maakt zyne aanftelling, cn het ontneemen van hetzelve ook zyne afzetting uit. Zonder verdere navraag en rekenfehap voert hy, dit zegel afgedrukt hebbende, alle bevelen voor het Ryk uit. Hy kan wel van den Sultan enkel en alleen worden benoemd 5 maar menigmaal kunnen ook de Sultanen, de Grooten van 't Serail, ja menigwerf zelfs wel dc janitfaaren, of het volk te Conflantinopel veel of weinig tot zyne benoeming toebrengen. Overal is hy de werklyke Stadhouder des Keizers. By de fpeclvaarten te water verzclt hy wel den Sultan, maar is nogtans, nooit, met hem in ééne cn dezelfde bark. By dc vafte vergaderingen des Divans moet hy in het Serail verfchynen, cn wordt nog, buiten dat, tot  TURKSCHEN RYKS enz. 445 tot de geheime gefprekken met den Keizer daarheen genoodigd. In dit laatfte geval pleegt hy zig, wanneer de omftandigheden zorglyk zyn, vóór dat hy zig daarheen begeeft, tot den dood te bereiden; want het is, dikwyls, de gerechtplaats der Groot Vifiers. Worden de poorten van 't Serail, na dat hy binnen is gelaaten, geflooten ;: dan is het een kenteken, dat het met zyn Leeven gedaan is. Die naafl by den Keizer zyn, als 'de Sultane-moeder, den Kislcr-A'ga, den Boftanfchi-BafcU,en andere Gunftelingen tragt hy , door gedienftighcden, en inzonderheid door gefchenken te verpligten. Hy moet ook dergelyke den Grooten Heer , verfcheide maaien, voor de kleinigheden doen , welke hy van hem krygt. Daartoe nü zoude wel zynevafte jaarwedde niet toereiken ; want die kan men op_ 80 beurzen , of 40 duizend Piafters fchatten; maar zyne overige inkomften beloopen, jaarlyks, eenige millioenen. Alle verzoeken der onderdaanen, vooral de begeeving der bedieningen brengen zo veel op, dat, wanneer hy flegts een korten tyd zyn Poft bekleedt, hy voort eenen fchat van eenige millioenen nalaat. Zyn Hofftoet is in de daad Koninglyk. Doch alle deze Hoogheid is zeer onzeker: dewyl in zyn Perzoon zig alle Eerampten vereënigen, en hy de hoogfte Rechter , de opperfte beftierder van in- en bui-  U6 BESCHRYVINGE des buitenlandfche zaaken, en de eigenlyke Veldheer is; zo heeft hy eene verbaazende verantwoording, en ontelbaare vyanden tegen zig. — By eenen veldtogt neemt de Keizer, in het gezigt des legers, ééne van de drie aan zyn hoofdfierfel vaft gemaakte, zwarte en fraaie Kandiotifche reigerpluimen, en fteekt die op den Tulband van den Groot Vifier. Dit is een kenteken , dat hy aan 'sKeizers zyde het Commando voert, en 't leger bewyft hem, daarom eene zelfde gehoorzaamheid. Gelukkig -is hy, Wanneer hy flegts afgezet, en naar ein eiland van den Archipel, of een ander geweft of ftad des Ryks wordt gebannen, of met of zon-; der verbeurdverklaaring zyner goederen. Maar zelden is fcj zo gelukkig. Het worgen maakt meeftal een einde van zyn Leeven. — Zo gevaarlyk als dus zulk eene Waardigheid voor' een opperhoofdig Ryk fchynt te wezen; zo voordeelig is zy egter voor het Turkfche. De Groot Vifier is, by ontftaane oproeren, als des Sultans fteekplaat, waar tegen deze alle aanvallen kan doen affluiten, wanneer hy de fchuld der vermeende of wezenlyke ongeregeldheden op hem werpt, en hem dan ten flagtoffer der Rebellen maakt. Dewyl 't inmiddels, by een zo uitgeftrekt Ryk, onmogelyk zou zyn, zo veele dingen waar te neemen ; zo heeft hy, even als de meefte Staatsdienaa- ren,  TÜRKSCHEN RYKS enz. 447 ren, twee Kihajas of Bewindsmannen. Den. voornaamften voegt hem de Keizer toe, en by wordt genoemd Kjetchuda Begh, maar den anderen neemt hy als een' handlanger of Kjetchuda zelf aan. Na den Groot Vifier waren 'er certyds zes anderen, welke men enkel Vifiers, ofwel Kubbeh-Welyre noemde,en waren de eigenlyke Staatsraaden. Zy hadden hunne zitplaats in den Divan, zeggende op het vraagen des Groot Vifiers hun gevoelen, en moeften flegts de zaaken ter uitvoer brengen, die hy hen opdroeg. Maar Ibrahim Pafcha zag dezelve als voor den Groot Vifier nadeelig aan, overredende, onder voorwendzel, van koften uit te winnen, Muhaemmid III, om hen naar de voordeeligfte Stadhouderfchappen te doen vertrekken. Anders geeft de Porte den Titel Vifiers thans nog allen Baffas van 3 Paardeftaarten, en wel dezen alleen, om dat zy het uit hoofde hunner Stadhouderfchappen werklyk zyn; want het woord Wefyr ( Vifier) betekent iemand, die 'sVorften laft volvoert. Van den Mufti, die de eerfte Raadgeever in zaaken van Godsdienft en Staat is, is reeds vooraf § XXXI. gehandeld. Een Bajfa of Pafcha is, hierop , één der voornaamfte Staatsperzooncn. Dit woord, Pafcha , is zamengeftcld uit de woorden Pa, (voet,) en  448 BESCHRYVINGE des en Scha, (groote Regent,) en betekent dus eenen Beftierder van den Vorft. Zulk een wordt wel door den Sultan benoemd 5 maar by zyne aanftelling heeft nogtans de Divan, en inzonderheid de Groot Vifier, zeer veel te zeggen. Een mindere heeft twee j maar een voornaamere drie Paardeftaarten. De laatften worden ook Beglerbegs genoemd, Vorften der Vorsten , van Beg, Vorft; alhoewel drie onder dezelven inzonderheid dezen naam krygen, te weeten die geenen, welke te Sophia, Kutaja en Damascus hunnen zetel hebben. De Beglerbeg van Sophia wordt genoemd Rumeli-, die van Kutaja Anadoli- ,■ en die van Damascus SchaemBegler-Beg. De oorfprong der Paardeftaarten /oude, naar het gemeene zeggen, van de vinding eenes Oorlogshelds voortkomen, dewelke in eenen veldflag, by 't verlies der veldtekenen, een paard den itaart affneedt, hem op een' fteng ftak, en 'er de foldaaten door in orde hield. De Turken noemen ze Tugs. Zulk een Tug beftaatin een lange Piek, boven met een gouden appel, waarvan een witte paardeftaart naar beneden hangt. Trekt de Sultan in perzoon te veld; dan kat hy 7 zulke Tugs of Paardeftaarten voor zig heen draagen; de Vü fier heeft'er, gemeenlyk, maar drie, evenals alle Baffas van zyn' rang, het zy ze Sfèr-Askjir (Legerhoofden) zyn of niet; het geval uit-  TURKSCHEN RYKS enz. 449 tiitgezonderd, wanneer hy in het leger is, wanneer hy 'er, even als de Tartar-Chan, vyf heeft. Op de reizen en by den intogt in de fteden laaten ze dezelve voor zig heen draagen ; en in het leger onderfcheiden zig de tenten der Baffas, door het getal dezer daar voor opgeftoken eer tekenen. — Deze Baffas zyn civielen krygslieden, en bevelhebbers over grootere of kleinere Provinciën, wordende daarom Bafchaliks genoemd. Zy pleegen wel alle 3 jaaren, hier en daar, ook meermaalcn te worden veranderd. Het Bafchalik van BabyIon (Bagdat) is het aanzienlykfte, en de Basfa daarvan heeft zig zelfs wel tegen den Keizer verzet. De voornaamfte Baffas hebben wel de Waardigheid van een Vifier, maar hebben met niets te doen, dan de Stadhouderfchappen hunner Provinciën, die voormaals Koningryken waren, als van Babyion,Kairo, Diarbe- kir, enz. De reizen der Baffas door het Turkfche Ryk- verwceften 't ongemeen, wordende naamlyk, dikwerf, met kleine legers gedaan. Deze houden zy op hunne eige koften, deels tot hunne lyfwagt, deels om hunne bevelen ftiptft te laaten uitvoeren. Hunne ruitery wordt genoemd Seradfche, en hun voetvolk Seïmen. By die reizen gaat de TfchausBafchi met een' Paardeftaart vooruit, fteekende dien op aan den Konak,*"dat is, ter plaatI. Deel Ff ze ,  45o BESCHRYVINGE de* ze, waar men ruften en 's nachts wil blyven, By de aankomfl van den Ba (Ja wordt dc tweede en derde paardeftaart daarby geiloken. Op die reizen moeten ze van de plaatzcn, waar door ze trekken, vry worden gehouden. Is het nu niet bekend, dat de Ba Ja eene zeer flipte krygstugt onderhoude; dan loopt elk weg, uitgezonderd de inwooners der fteden, laatende huis en hof, en wat hy niet met zig op de bergen of elders heen kan mede neemen, vaaren. Houdt hy dus ergens ruftdag; dan fpant hy aan plaatzen, waar geene zelfde of grootere Bevelhebbers zyn, dan hy, zynen Divan of vierfchaar, doet rechtsgedingen af, flraft, enz. en de gewoone gerechten moeten op dien tyd zwygcn , en zyn doen en laaten goedkeuren, het welk eene verbaazende verwarring veroorzaakt, om van geen fchreeuwende onrechtvaardigheden te fpreeken, die dan gepleegd worden. Wordt hy , na ingebragte klagten, door de Porte afgezet, en ook wel geworgd; dan nadert de Sultan al het zyne* Zyne foldaaten, welke door den dood of de afzetting van een Baja van den dienfl zyn ontflagen, en Kapuszies , dat is, menfehen huiten de Porte of het Paleis van een Baja worden genoemd, gaan alsdan met hoopen heen, en plunderen de Provinciën uit. Na den Baja komt een Beg of Bey., en dan een  TURKSCHEN RYKS enz. 451 een Sandfchiak. Een Bey heeft 2 paardeftaarten; de Sandfchiak maar éénen paardeftaart, of één vaandel, zo als dit woord ook een vaandel betekent. En een Sandfchiak-Beg is iemand, die een Leen of een klein Stadhoudcrfchap heeft. Te Jerufalem is geen Baja, maar een Sandfchiak aangefteld, welke wel niet deszelfs eigenfehappen heeft, maar anders dezelfde bezigheden waarneemt, en alle voorrechten bezit, gemerkt de Sultan zelf, onder zyne eige Titels, den naam van een Stadhouder der H. plaatzen gebruikt. Al is het nu, dat de Begs (Beys~) en Sandfehiaks laager zyn, dan de Basfas; zy hebben egter hunne Waardigheid, onmiddelyk, van de Porte. De afzetting van een Vifier of Bajfa gefchiedt met de volgende bewoordingen. „ Gy, by voorb. Iera. „ him! zo berucht zyn uwe misdaaden, dat gy volftrekt des doods fchuldig, en 'er toe », zyt veroordeeld. Dit niettemin willen wy ., 'er u, door eene werking onzer genade, „ van vryfpreeken. Doch 't hoog bevel, van „ ons uitgaande, is, dat gy de Waardigheid van Vifier (Balfa) verheft, en naar de plaats uwer ballingfchap Candie enz. gaat." Alle Eerampten, den Groot Vifier en de eigenlyke Hovelingen uitgezonderd, worden, gemeenlyk, door den Divan, onder des Keizers bekragtiging vergeeven. Op dezelfde wyze is Ff 3 .. het  452 BESCHRYVINGE des het ook met den Kapitein-Baffa gelegen, die eigenlyk de Groot-Admiraal des Ryks is. Als zodanig een is hy ook een lid van den Divan zelv'. Deze plaats bekleedt hy zelden langer, dan één jaar, en is de Opper-opziener van den Zeeftaat, waarvan hy meeftal niets verftaat. Zyn' rang hangt daarvan af, of hy Baffa van 2 of 3 paardeftaarten is. Heeft hy 3 paardeftaarten; dan wordt hy genoemd Denies- of Derja-Begler-Begh, dat is, opperfie Vorft der zee. Zyn hoofdwerk is de zomerreis naar den Archipel met een gedeelte der Turkfche vloot.Daartoe krygt hy een Keizerlyke volmagt, die haare kragt heeft, zo dra hy buiten de Dardanellen is, zynde opgefteld in zo hoogdraavende bewoordingen, als of de Heidenfche Dichters van Neptunus fpraken. Het oogmerk dezer zeereis zoude zyn, om dé vloot te oefenen, en de Keizerlyke inkomften van dengeheelen Archipel te ontvangen ; maar anders houdt hy ook daar, evenals in de havens en zeefteden, gelyk de Vifiers en Baffas aan hunne plaatzen, rechtdagen, en oefent reeht. De Defterdar is de Opper-opziener der Financiën en der 12 onder hem ftaande Cancellaryen,. en de Groot-fchatmeefter; maar de KasnadarBafchi is de eigenlyke fchatbewaarder des Sultans voor zyne byzondere Kaffe; en beide zyn, agtervolgens de natuur der zaaken, flegts civiel- per-  TURKSCHEN RYKS enz. 453 perzoonen: even als de Aga der Janitfaaren, vóór dat hy BalTa wordt gemaakt, een eigenlyke krygsman is. Deze is, in vredes-tyden, fteeds te Conflantinopel, verbeeldend, als Generaal der Janitfaaren, vooral by tyden van cpfchudding,een voornaam perzoon ,naar maatehyzigbyde ééne of andere party voegt. Hy alleen is de Rechter over zyne zoldaaten, en laat ze naar verdienftein boejens fluiten, Hellende insgelyks de Serdars of Onder-Janitfaaren-Agas aan andere plaatzen aan. De Spahilar-Aga is de Generaal der Ruiters. De twee Opper-rechters of Cancelliers van het Europifch en Afiatifch Turkye draagen den naam van Kadhy-Lefchkjers. (*) Deze hebben hunnen rang na dmMufti, komende ook menigmaal in deszelfs plaats: zy worden Rechters der Armee genoemd, om dat die eeniglyk door hen gevonnisd wordt. In het onder hen ftaande gedeelte des Ryks ftellen zy de Kadhys. of Rechters aan. De Reys-Efendy, die ook Reyful-Kittal, dat is, Directeur der fchriften en Cancellary genoemd wordt, is het Hoofd der Chodfchjah-A?jan, civiel-raadencn SecretarilTcn, en (*) Selim I (lelde wel een' Kadhy-Lefchkjer te Kairo aan. Doch die is niet zo zeer een derde, als wel de Groote-, Kadh) van Egypten, wiens rechtsgebied zig mede over Afabie, Syrië, en eenige deelen van Armenië uitllrekt. Ff 3  454 BESCHRYVINGE des en de Hof-cancellier en Opper-ftaatsfecrctaris. Hy beftiert en voert zo wel de in- als buitenlandfche Cancellary-zaaken uit. De Teskjerehdfchjy (fchryver) is als de Onder-Reys-Efendy, in wiens bewaaring de regifters der Cancellarye zyn. De Iftanbul - Efendy heeft het opzigt over dc leevensmiddclen te Conflantinopel, om de duurte en bedriegeryen daaromtrent voor te komen. Hy is dus als de handhaaver der Stadswetten, flegts een graad laager, dan de boven gemelde Kadhy-Lefchkjers; en, wat deze over de Europifche en Afiatifche zaaken zyn, dat is hy over de Conftantinopelfche. De Reys-Kitab is de Staats- of Geheimfchryver des Sultans. De woorden, Mulla en Kadhy, geeven byna eenzelfden perzoon te kennen , dit onderfcheid daarby alleen zynde, dat de eerfte een hoogeren rang heeft, te weeten dien van Opper-rechter in civiel- en crimineele zaaken,en welke ook, menigmaal,de Gouverneur van groote fteden is, maar alsdan jaarlyks wordt verwifleld ; gemerkt 't Arabifch \voord, Mulla , eenen Beheerfcher, even als Kadhy een' Rechter betekent. Zy moeten Geleerden, en in de wetten en gewoonten van het Ryk, die overal dezelfde zyn, wél zyn bedreeven. Zy hebben eene groote volmagt; want hunne vonniffen worden, voort, zo wel tot op een nader befcheid in burgerlyke, als ook  TURKSCHEN RYK*S enz. 455 ook volftrekt in crimincele zaaken, 't zy dan de dood of andere leevens-ftraffen, ter uitvoer gebragt. Hunne huisvefting is op het Mechkjeme. \ Raadhuis) By hunne aankomft moeten ze 3 dagen, op koften der ftad, worden onthaald. Elk hunner houdt eenen Kiaja of Voorfpraak, en ftelf, wanneer hy eenen langeren tyd uitblyft, eenen Naib of plaatshouder aan, welke, by die afwezendheid, een Onderrechter, cn 'er ook de cigenlyke gerechtsfehryver byis. Onder den Mulla of Kadhy ftaat voort de Moslim, welke de vonniffen des gerechts uitvoert, en niet kwalyk een Commandant ondereen' Gouverneur genoemd kon worden. Zyne aanftelling duurt zelden meer, dan één jaar. Weshalven ook elk Bajfa eenen Moslim heeft, welke daarin van deszelfs Kiaja verfchilt, datdeze hem allerwegen verzelt, en onder hem vonnift, het welk een Moslim eeniglyk in deszelfs afwezigheid doet. Een Aga betekent in 't algemeen een Opperhoofd, als JanitfarenAga, Meimar-Aga (Opper-bouwmeefter ) enz. maar in de Provinciën is het de bevelhebber van een grooteren of kleineren kring, of flegts van een dorp. . Bafchi betekent insgelyks een Opperhoofd, als Tfchaus+BafcU,.doch van minder belang, dan Pafcha. Efendy is een Eertitel van allerleie Staatsperzoonen. Alle deze Eerampten zyn,in Turkye, van een groot Ff 4 aan-  45ö BESCHRYVINGE des aanzien; elk vordert een foort van hofftoet, en de magt, om over Leeven en dood, zonder navraag des Hofs, te vonniffen, gaat 'er mede gepaard. Het zoude nutteloos zyn, van andere verdere bedieningen te fpreeken, die, uit hoofde van noodzaaklykheid, by de Tur-> ken zo wel, als by ons plaats hebben,en een breedvoerig regifler van Turkfche Titels op te geeven. Maar van 2 Eerampten moet,ten regten verftande der berichten in de Nieuwspapieren en elders, nog gewag gemaakt worden , te weeten van den Sfer-Askyr en KaymMaekam. Een Sfer-Askyr is een Generaal- Veldmarfchalk; eene Waardigheid van heel onbepaalde magt, die by byzondere gelegenheden, vooral in oorlogstyden, den afgezetten Groot Vifiers of wel den Baffas door den Sultan wordt opgedraagen. Want de werklyke Groot Vifier kan, zo lang als hy wezenlyk zodanig een is, niet tot Sfer-Askyr worden gemaakt, dewyl hy, volgens zyn' Poft, reeds de natuurlyke Generaliffmius is. Veeleer heeft hy over een' Sfer-Askyr te gebieden, en kan hem zelfs afzetten; maar moet alsdan van des Sultans goedkeuring zyn verzekerd. Een Kaym-Maekam is de plaatshouder van een Groot Vifier, welke, by deszelfs afwezigheid van Conflantinor pel, of wel by deszelfs afzetting en dood wordt benoemd, ingeval de Keizer niet zo voort tot * de  TURKSCHEN RYKS exz. 45? de benoeming van een nieuwen kan befluiten: weshalven ook deze Waardigheid by de aanftelling of aanwezenheid des Groot Vifiers ophoudt. Over gewigtige zaaken mag hy mets befliflen,ten ware zy geenuitftel leeden, maar moet deszelfs bevelen vooraf afwagten. Daarenboven benoemt ook de Keizer, by zyn' eigen afwezen van de Refidentie , eenen byzonderen Kaym-Maekam, welken hy, alsdan, binnen Conflantinopel, eene met den Vifier bykans gelyk ftaande magt pleegt te geeven ; doch wiens bewind ook voort by des Keizers terugkomft een einde neemt. Des kan 'er, volgens dc natuur der zaake en de betekenis des woords, geen beftendig Kaym-Maekam wezen. § XXXVII. Van den civilen toeftand des Turkfchen Ryks in zig zelf. De grondflag van den ganfehen civilen toeftand is de Koran, welke, gelyk gemeld is ,even als by de Jooden de boeken van Mofes, niet alleen de voorfchriften van den Godsdienft, maar ook die voor de waereldlykc regeering bevat. Doch, wyl deszelfs ftyl afgebroken is en niet zimenhangt,zo is debefliffing,die 'er, by twyfeliigtige gevallen, uit.afgeleid moet j?f 5 wor-  458 BESCHRYVINGE bes worden, zo onzeker, dat ééne en dezelfde plaats tot geheel ftrydige befliffingen ten grondflage wordt gelegd. Daarby buigen zig deszelfs bladen , zonder groote zwaarïgheid, naar de zwaarte van het geld, dat ter beflegtinge eener zaak wordt aangeboden: om niet te zeggen , dat de Koran, die in 't begin flegts voor een' geringen hoop Arabiërs is opgefteld, by de vervolgens ontftaane zo groote Ryken, als by voorbeeld het Turkfche is,zeer gebrekkig, en dus door eene menigte van Commêntarien verklaard, en uitvoeriger gemaakt heeft moeten worden. — Zekere Reizigers hebben wel bericht, dat, behalven den Koran met zyne Commêntarien, het corpus "juris civilis Romani, als mede het Codex van Jufiinianus en Theodefius in de Turkfche taal ware overgebragt,en in de fchoolen geleerd werde; maar my is volftrekt verzekering gedaan, dat noch de Arabiërs, noch de Turken, aan zulk eene overzetting ooit hebben gedagt, dewyl zc zig,in de Rechtsgeleerdheid, enkel en alleen naar den Koran en de Fetwa-verzamelingen of wettige uitwyzingen over allerleie gevallen rigten, die hunne voornaamfte Kadhys hebben opgefteld. Deze Fetwa-boeken zyn dus Rechts-voorfchriftcn en vraagen, welke met haare oploffingen en befliffingen zyn verzameld. En, daar deze allen ■ Rechtsgeleerden bekend zyn, zo behoeven  TURKSCHEN RYKS enz. 459 ven de twiftende partyen zig flegts naar den Fetwa-Emyny (voorfpraak van den Mufti) te wenden, en de oploffing van zulke of zulk eene rechtsvraag te eifchcn. Doorgaans voorzien ze zig met meerder Fetwas op alle die gevallen, waaraan haare zaak onderhevig zyn kon, cn zy vertoonen ze voorden Rechter, naar gclange zy meenen, dat ze op de omftandigheden haarer rechtszaake paffen. Den Rechter komt het toe, te befliffen, of 'er 't Fetwa, hem voorgelegd, al of niet op toegepaft kan worden. Deze Fetwas komen dus met hunne wet fteeds overeen, en worden uit dien hoofde als heilig aangemerkt. Mogt des eene party het Proces verliezen, hoewel het Fetwa tot haar voordeel luidde; dan is de rede, dat het niet op 't betwift geval toepaffelyk wierdt geoordeeld. En zo is het daarmede op dezelfde wyze gelegen, als aan andere plaatzen met de rechtsgeleerde Confultatien. — Men fteld, naar de verzamelde voorfchriften, de vraag met weinig woorden op: by voorbeeld, of deze of geene daad den dood verdiene ? of men eene Mogendheid, welke zig zo of zo heeft gedraagen, den oorlog moge aankondigen ? De Mufti antwoordt, beneden, op de hem voorgefielde vraag, met 't eenige woord: Olfun! (ja! — men kan,) of met de ontkenning: OU mas! (neen! — 't kan niet gefchieden!) zonder  4 Gg 2 zenj  463 BESCHRYVINGE des zen; doch die is niet meer in gebruik. (*) Dat de Eerampten en bedieningen in geheel Turkye gekogt, of ten minften door gefchenken worden vCrkreegen, is vooraf reeds opgemerkt. Dit brengt ongemeene fommen op. De Kadi van Smyrna alleen betaalt voor zyn' Poft, welke tog maar één jaar duurt, meer dan 40 beurzen. Van Koorn, oly, wyndruiven enz. moeten de Tienden worden betaald, welke de Porte den Agas en anderen Perzoonen verpagt. De Tollen zyn, gelyk vooraf reeds aangemerkt is,milfchien het billykfte in Turkye. De Turken en Europeërs betaalen eens voor al drie , maar de landschriftenen en Jooden vyf ten honderd. In kleinigheden wordt het zelfs niet eens naauw genomen. Daarentegen is het recht van ervenis een fchrecuwende onrechtvaardigheid. Die dit voor den Grooten Heer waarneemt, wordt genoemd Beytul-Maldfchy. (f) Zyn 'er man- lyke De groote mortier, waar in eens 't hoofd van een Mufti, naar men zegt, gedampt zou zyn, is nog te Conflantinopel, maar legt omver, en is thans ten gebruike onbekwaam. (f) Beytul-Maldfchy is een Arabifch woord, betekent iemand, die den Fiscus bezorgt, in een zeker opzigt een' Fiscaal, of kuisraads-verpagter. In de aanftelling van zulk een Amptenaar fchynt op zig zelf niets onrcdclyk te zyn. • Daar  TURKSCHEN RYKS enz. 4^9 tyke erfgenaamen voorhanden ; dan moeft , eigenlyk, het tiende gedeelte worden uitgekeerd. Maar, wyl de Beytul-Maldfchy alles zeer hoog waardeert, zig daarentegen in baar geld laat betaalen; zo gaat 'er het tiende gedeelte dubbeld mêe heen. Zyn 'er nu flegts kinderen van 't vrouwelyk geflacht en eene Weduwe; dan mogen ze zig gelukkig agten , wanneer zy het tiende gedeelte behouden. Zyn 'er in het geheel geen kinderen, of zeer navrienden; dan pleegen Ouders, zoo zy hunne goederen niet vakuf willen maaken, wel iemand voor een kind aan te neemen. Dit laatfte gefchiedt meeft by de lands-chriftenen. Deze kiezen een kind naar hun' zin uit, en brengen het, zoo het nog ouders heeft, met dezen voor de Overheid, om het gerechtelyk voor een kind aan te neemen. Die Ouders ftaan alsdan ook plegtig van hun kind af, en het kan niet wêer onterfd worden. Het wordt ge- Daar door zal eene ervenis voor afvvezende erfgenaamen verzekerd, en ze dezen, na hunne rechten te hebben beweezen, tegen eene billyke vergelding der moeite , ter hand gefield worden. Die deze plaats bekleedt, verpagt des Sultans rechten aan de erfiooze nalaatenfchappeu, zo dat het daaruit ontftaane voordeel regtmaatig, en met dat geen fchynt overeen te komen, wat elders onder eene andere gedaante plaats vindt. Gg 3  4?o BESCHRYVINGE des genoemd een kind der ziele. (*) Behalven deze ongemakken, waaraan alle inwooners van het Turkfche Ryk zonder onderfcheid van Godsdienft, de Europeërs alleen uitgezonderd, onderhevig zyn, voelen de lands-chriftenen en Jooden een byzonder, en dit is de Charatz, Uit hoofde der betaalinge van dien, als een hoofd- en losgeld, behouden alle dezulken, die geene Mahomedaanen of Europeërs zyn, hunne vryheid van Godsdienft. De vrouwelyke Sexe betaalt dit nooit, maar 't mannelyk geflacbt alleen, van het i4de jaar af. 'ï verfchilt naar maate van den ftaat en de goederen, beloopende, jaarlyks, van één tot 4 Turkfche Zechinen, en wel van dat foort, welke Dfchindfcherli wordt genoemd. Maakt men naar deze bygcbragte ftukken eénen kleinen overflag, en overweegt men , dat de Grooten de Geringen uitzuigen, en dat de Keizer ten laatften alles erft, of door verbeurdverklaaring alles wegneemt, en eindelyk, dat deze, de koften voor zyn' Hofftaat, de krygszaaken en Soldy der Janitfaaren uitge- zon- (*) De hoof'dbepaaling, welke den Sultan by de erveniflen en nalaatenfchappen wordt gemaakt, beftaat daarin, dat de erfgenaamen met den Myry een verdrag aangaan; om niette zeggen, dat de vrouwen meeftal haar huwelyks-goed, cn de kinders iets tot hunne opvoeding , en ook het vafte Goed hunner voorouderen mogen behouden.  TURKSCHEN RYKS enz. 47* zonderd, van zyne inkomften , die zo verbaazend zyn , niets uitgeeft, maar alles in de fchatkamer laat leggen ; dan kan men zig ligt verbeelden, hoe opgevuld dezelve moet zyn. Volgens der Turken eigen fpreekwoord is de Keizerlyke Schat gelyk een waterkom in een dal, waaruit wel elk tot zyne behoefte, water fchept, maar het welk eerlang daarin .wêer valt. De gewoonc fchat wordtin 4 kamers, (*) maar de geheel overgehouden in zakken, in elk van welken vyftien duizend Zechinen zyn, en die in fterke kiften leggen, in een onderaardfeh verwelf bewaard. De kiften worden, naar maate zy worden gevuld, geflooten en verzegeld, en niet geopend-, vóór dat de nood des oorlogs 't vordert; in welk geval de fchat van de Moskeen den Keizer ook wordt toege ftaan, doch eeniglyk onder het voorwendzel van verdediginge van den Godsdienft. En zulk (*) Eigenlyk zyn'er 2 fchatkamers in de Hoofdftad. Die den Keizer in het byzonder toebehoort, ( Chdfyneh ) is in een gedeelte der verwelven des Serails, het welk de Snltan bewoont. De Ryksfchat of Financic-kamer (Myry") (laat onder de beftiering van 't Defterdariat, en dient, om de openbaare koften goed te maaken. Deze is menigmaal, uitgeput 5 weshalven dan eene leening uit de eerfte gefchiedt, die naderhand wêer goed gemaakt wordt. Menige Sultanèh hebben ook nog wel eenen byzonderen fchat verzameld,en uagelaatcn. Gg 4  472 BESCHRYVINGE des zulk een wordt heel ligt gevonden, om dat naar het gevoelen der Turken alles, wat zig tegen den Sultan, als Mahomeds Stadhouder, verzet, voor ongeloovig wordt gehouden,en dus ook elke krygals eene zaak van den Godsdienft kan worden aangemerkt. . Voor 't overige is de Staatkunde, waarmede dit Ryk geregeerd, en ftaande wordt gehouden , zonderling. Tot de hoogfte Eerampten komen of gekogte, of in den oorlog geroofde flaaven, of andere in het Serail opgetrokken perzoonen, die nergens van weeten, dan van eene onbepaalde onderwerping aan den Sultan, en welke, om dat ze, zelden, aanzienlyke Familien tot Nabeftaanden hebben, des te ligter afgezet, gebannen, en om het Leeven gebragt kunnen worden. De bedieningen blyven flegts een korten tyd in handen van één perzoon, en de kinders der Voornaamen geraaken,zelden, tot eene Waardigheid. De geringfte misflagen, zelfs de agterdogt, worden als misdaadenvan Staat op hetnadruklykftegeftraft. Heeft men wegens een Rechters of Stadhouders ryk dommen, aanzien en verworven liefde by de onderdaanen iets te duchten; dan wordt hy nu eens op eene openbaare, dan wêer liftige wyze vernederd. Alle die onderdaanen, welke geen Turken zyn, ah Chriftenen, Arabiërs, Turkmen, Drufen enz. worden door afperfingen, be-  TURKSCHEN RYKS enz. 473 berokkende gefchillen, en andere liften en hagen uitgemergeld. De Provinciën, de grenzen des Ryks uitmaakende, worden verwoeft, en de inwooners derzelve naar de binnen-ftaaten • getrokken. In hoe verre de Prinfen van den bloede van oproeren afgehouden, en de Prinfeflen tot den ondergang der Grooten gebruikt worden, is vooraf, § XXXV. aangeweezen. § XXXVIII. 'Van den Staatkundigen toeftand des Turkfchen Ryks, met betrekking op andere Landen. De uiterlyke toeftand, of de betrekkinge des Turkfchen Ryks tot andere Staaten, verdient mede een byzondere opheldering. Met welke Europifche landen de Porte vrede-verdragen hebbe aangegaan, is § VII. vermeld. De Koning van Frankryk, Franciscus I, is in een verbond met de Turken de andere Chriften-mogendheden voorgegaan, en heeft, in het jaar 1535, het eerfte Commercie-traótaat met de Porte geflooten. Hem zyn de meefte Europifche Magten gevolgd: en met Perfie, mitsgaders alle aan de Middelandfche zee grenzende Africaanfche Landen houdt de Porte ook vriendfchap.— Het heeft veelen der Europifche Vorften groote moeite gekoft,den vrede door aanzicnlyke gcG g 5 fchen-  474 BESCHRYVINGE des fchenken te koopen; anderen is het, by al hun zoeken, tot den tegenwoordigen dag toe niet gelukt. De Porte gaat niet ligt tot nieuwigheden over; en de toeleg, om haare vriendfchap te verkrygen, heeft haar zo trots gemaakt, dat zy het als de grootfte gunft aanmerkte, dezelve een Europifch land in te willigen. Weshalven men zig over haar hoogmoedig gedrag omtrent de Europeërs niet verwonderen, maar wel het iemand moet bevremden, dat onze Mogendheden zulk eene verheffing derzelve boven haar in Titels en de ganfche behandeling kunnen uitftaan, welke met haare verdere aandoenlykheid naauwlyks kan overëengebragt worden. Het vrede-verdrag, het welk de Porte inwilligt, draagt den naam van Capitulatie, by de Turken Aelid Nameh Humajun, dat is, openbaare Keizerlyke brieven, of door deze toegeftaane en vaft gefielde voorwaarden : zynde zulk eene by alle Europifche natiën, de geheime Artikels uitgezonderd, wat de hoofdpunten betreft, dezelfde, en van de Franfche pas iets anders, dan een affchrift. Zy is, altoos, in de Turkfche taal opgefteld. By vrede-verbonden laat men zomtyds wel toe, dat de andere party eene door den Tolk der Porte bekragtigde overzetting hebbe ; maar eigenlyk wordt het Turkfch Origineel alleen als verpligtend aangemerkt. Daar door vinden de Turken zom-  TURKSCHEN RYKS enz. 475 zomwylen gelegenheid, over de betekenis der woorden , waarvan zy de volkomen kragt kennen, of tenminften beweeren, ze beter, dan de uitlanders, te kennen, fpitsvondige en bedriegelyke twiften te verwekken. Nogtans moet men den Turken den lof geeven, dat ze taamlyk ftipt zyn, in de Capitulatie naar te komen en te houden. Zy ftaan den Europeërs menige dingen toe, die hen in andere landen bczwaarlyk mogten toegeftaan worden. Anders is hunne Staatkunde omtrent hen zonderling, en niet wel tot vafte regels te brengen. De meefte dingen worden by de Porte door geld verkreegen; in tegendeel by andere dingen , die wy zelfs wel voor kleinigheden zouden houden, kunnen de grootfte geldfommen cn alle beweegreden niets uitregten. Is de vriend- fchap opgeregt; dan zendt die Staat een' Afgezandt, welke aan de grenzen van Turkye, onder menige plegtighcden, van eenige Hofbedienden wordt ontvangen. Van dien dag af wordt hy ook op koften van den Grooten Heer onderhouden. Deze bezorging ziet op het Transport, den leeftogt en een zekere fomme gelds, mitsgaders eene wagt van Janitfaaren, die Taïn genoemd wordt , en welke na de komft van den Gezandt te Conflantinopel aanhoudt , nu eens hooger, dan wêer geringer is, en, naar dc omftandigheden zyn, meerder, of  4?6 BESCHRYVINGE des of wel minder maanden blyft aanhouden. Van deze reizen der vremde Gezandten hebben insgelyks de plaatzen, waardoor ze gaan, groote ongelegenheden. Derzelver inwooners worden , met Hagen en geweld, tot het leveren van noodige rytuigen en proviant gedwongen; daar zig in tegendeel de Ceremonie-meefter, welke Vifier-Aga wordt genoemd, met zyne lieden en de Janitfaaren het van den Keizer daartoe vaftgeftelde geld ten nutte pleegt te maaken. — Van de Audientien is reeds § VIII. gehandeld. Na dezelve worden den Gezandt Vryheids-brieven (Berate) door de Porte gefchonken, wier aantal tuffchen 30 tot 50 plagt te zyn, (*) welke hy den Lands-chriftenen en Jooden ter bedieninge zyner bezendinge en natie (*) Berat betekent eigenlyk een open brief o? diploma t om iemand, by voorbeeld een' Pacha, tot zyn ampt aan te Hellen, wordende hy tefFens, naar gelange zyner Waardigheid, met een' Pels of Kaftan bekleed. De voor de Europeërs uitgegeeven , Berate zyn dus Keizerlyke bevelen, dat deze of geene als Conful zyner natie aan zo of zulk eene plaats moet worden aangemerkt. Op dezelfde wyze is het gelegen omtrent de Tolken, die zonder een Berat in hunnen poft niet zouden erkend worden. De daarin toegeftaane voordeden zyn, dat zulk een voor zyn' Perzoon van den Charadfch (het hoofdgeld j is ontheft, in zyn huis dan noodigen voorraad van wyn kan maaken , fj het welk anders in 't algemeen verboden is, hoewel het onder de hand wordt geduld,) zig naar zyn' flaat mag kleeden, geele pantoffels draa-  TURKSCHEN RYKS enz. 477 tie ter hand mag ftellen, die daardoor als Eur-opeers aangemerkt, en van alle landslaflen worden ontheft. Dewyl ze nu zo veele Vryheids-brieven tot dit einde niet noodig hebben, zo verkoopen zy de relt, en krygen, naarmaate de tyden zyn, voor eiken open brief wel tuffchen de 2 of 3 duizend Piafters: doch na den dood des koopers vervalt hy wêer aan den Gezandt, cn deze kan hem op nieuw verkoopen. —- Zendt de Porte aan eene Mogendheid , waarmede zy in vriendfchap is, Gezandten; dan moeten die op dezelfde wyze, als de haare, bezorgd en onderhouden worden. Alhoewel zy nu zomtyds perzoonen van weinig aanzien als Gezandten naar vremdeHoven zendt; egter draagen, enz. Hy kan ook, zoo hy handel dryft, ligt van de Tollenaars de verligtinge des tols tot 3 ten honderd krygen , hoewel daartoe ook andere goede Kooplieden kunnen komen, vermits de Tollenaars daarby hunne eige rekening vinden. De Franfchen, Engelfeken en Hollanders hebben, van vroeger tyden af, de meefte Berate, hoewel men ook begonnen heeft, dezelve te bepaalen. De laatere, met de Porte vriendfchap houdende natiën, als de Zweedfcke , Deenfche, Pruififche, Napelfche, hebben flegts Berate voor 4 Tolken te Conflantinopel, en voor éénen by de Confulaaten in de Levant. Gevolglyk zyn de Berate, thans, zo voordeelig niet meer, als voordezen, en 'er wordt ook zo veel geld niet meer voor bedeed: niet dan miflehien de vryheid , om geele pantoffels te draagen, zet daar nog meeft eenen Petitmaitre aan, om 'er een' te koopen.  478 BESCHRYVINGE des egter worden 'er, meeftal, lieden uit de Can* cellaryen toe genomen, welke, te vooren, allerleie ampten hebben bekleed, en na geëindigde bezending, dikwerf, tot de gewigtigfte bedieningen worden verheven. Zo hongerig als veelen naar dusdanige Gezandtfchappen zyn; zo duur komen zy het Hof te ftaan, naar 't welke zy worden gedaan: want 'volgens 't Oqfierfch Ceremonieel ware het onhoflyk, zulk een' Gezandt aanftonds- ter Audiëntie toe te laaten, maar men moet deze regt lang uitftellen, om 'er mede aan te wyzen, dat men den Gaft gaarne hebbe; want voort na de Audiëntie moet hy, billyk, zyne terugreis aanneemen. Volgens het voorfchrift van den Koran kan geen Mahomedaanfche Magt, en dus ook niet de Groote Heer eenen beftendigen vrede met een Chriften-ftaat fluiten. De beroemde benaaming van een eeuwigen vrede, die menigmaal de magt pas heeft, van Chriften-mogendheden weinige jaaren te verpligten,is den Turken onbekend. Behalven eenen ftilftand van wapenen hebben zy, op zyn hoogft, in laatere tyden, uit nood, eenen beftendigen vrede, als in het jaar 1718, met Venetië, en by den vrede van Belgrado met Rusland geflooten. Want in het algemeen belaft de Koran, by alle gelegenheid , de Gaur, (Ongeloovigen) door middel van wapenen, tot den Mahomedaanfchen Godsdienft te  TURK SC HEN RYKS enz. 479 te brengen. Maar anders zyn ze van gedagten, dat die party, welke eenen ftilftand van wapenen, vóór den verloopen tyd, door eenen oorlog breekt, ongelukkig is. Weshalven ook verfcheide omftandigheden moeten voorvallen, zoo dit van hunnen kant.gefchieden zal. Maar zal anders een oorlog beginnen, dan wordt de eerfte fchrede hunner verklaaringe daarmee gedaan , dat ze den Afgezandt der vyandlyke Magt in de 7 Torens laaten zetten, waarin hy nu eens flegter, dan wêer beter wordt behandeld; Dit wordt wel naar ons zendings-recht voor wreed gehouden, en in de daad niet zonder rede; maar men moet opmerken, dat de Turken de vafte en beftendige Gezandten te Conflantinopel byna voor niets anders, dan voor gevolmagtigdeStaatsfpions,en die geenen flegts voor waare Afgezandten houden, welke, als de Perfifche, Poolfche, Marokkaanfche enz. om zekere onderhandelingen komen , en naa da volvoering daarvan weder heen gaan. (*) Daarby (*) De Turken zelve houden geen vaften Gezandt aan andere Hoven, om dat ze niet noodig hebben, veel geld voor berichten uit andere landen uit te geeven. Hunne in deze allerwegen, om den Koophandel verftrooide Radjas, ( onderdaanen) Grieken , Armeniërs cn vooral de Jooden, geeven hen die, ten einde zig daar door in gunft te brengen. Deze verfpieders worden, in andere Staaten, minfi: bemerkt. In het jaar i7<5o,en waarfchynlyk ook vóór dien tyd,  4oo BESCHRYVINGE des by behouden ze ook die Gezandten als Gyzelaars, op dat, wanneer een Groot Vifier of eenig ander Groote gevangen mogt genomen worden, men eene uitwiffeling zo veel te gemaklyker mogt maaken. Met de vaftzetting der Gezandten gaat ook de gevangen-neeming van alle tot zyne natie behoorende Perzoonen, en de verbeurdverklaardg hunner goederen gepaard. Daarënboven pleegen zekere, doch niet altoos dezelfde plegtigheden by de oorlogsverklaaring te Conflantinopel plaats te hebben. Zo moeten alle ambagten en gilden, vóór den uittogt ten oorlog, eene proceffie door de Hoofdftad met eenige hunner gereedfchappen of Waaren houden, als bakkers, bontwerkers, kruideniers , fmeden enz. welke zig daardoor als ten dienfte van den Grooten Heer aanbieden,maar te gelyk aanzienlyke gefchenken moeten geeven. Toen het Hof nog te Adrianopel was , wierdt Mahomeds vaandel aan het Serail, en een paardeftaart aan die poort, waaruit het volk ten oorlog zoude trekken, opgeftoken. Waarby de Turken verhaalen, dat, toen Selim I. den Groot Vifier beval, den Paardeftaart op te tyd, was het de pligt der Vorften van Moldavië en Wallachie, berichten uit de Chriften-ftaaten te leveren, en de Tolk der Porte moeft de Leydfchi Franfche Courant vertaald overhandigen.  TURKSCHEN RYKS enz. 481 te flecken, en deze vroeg, aan welke poort? hy hem ter dood liet brengen; het welk nog by twee anderen gefchiedde, tot dat de hierop benoemde Groot Vifier,op een zelfde bevel, aan elke poort éénen liet opftecken, cn voorts op des Keizers vraag, waar de paardeftaart opgeftoken ware, antwoordde: ,, aan alle poor„ ten! Uwe Majcftcit kan uittrekken, waar ,, ze wil!" waarop hy als een byzonder bekwaam Perzoon ware aangemerkt geworden. Nopens het gevoelen der Turken, wat men van andere Ryken en Mogendheden moete houden, verfchillen dc berichten der fchryvers, die van Turkye handelen, zeer. Elk Europeer beweert in Turkye van zyne Natie, dat ze meeft is geagt. Maar allen zyn in 't algemeen in het geval, om naar de omftandighcden gevreesd, min of meer hoog geagt te worden, naar gelange men hunne vriendfchap meer of minder noodig heeft. Dit brengt de loop der menfehelyke zaaken over 't algemeen zo mede, en dus is deze regel in de StaatkuPde allerwegen bykans aangenomen. Daar is byna geene natie in Turkye, welke , niettegenftaande haaren vermeenden voorrang,niet veele onaangenaamheden had moeten ondervinden. By de natuurlyke onbeftendig- en woeftheid der Turken worden den geenen, hier en daar, de verftgaande veröngelykingen aangedaan, die /. Deel Hh kort  4l2 BESCHRYVINGE des kort te vooren van hen wierden gelief kooft. De Turken zyn te opgeblaazen, en te zeer met zig ingenomen, dan dat ze zouden gedoogen, dat zy , welke van hen als ongeloovigen worden behandeld, zig met hen en hunne Natie vergelecken. Zy zoeken fteeds gelegenheid, dezulken te vcrlaagen, die zig willen verheffen , om dat dit hunnen nationaalen hoogmoed beledigt; en zy bekreunen zig zelden over dc gevolgen, om dat elk Staatsbediende zyn ampt niet lang behoudt; hunne eigenzinnigheid en wraakzugt te voldoen, dit roert hen voor dat oogenblik en den tegenwoordigen tyd meeft. Marokko wordt van de Porte hoflyk behandeld ; cn beide Staaten onderhouden, als geloofsgenooten ,eenewedcrzydfche vriendfchap. De afftand belet alleen een nadere verëeniging. Perfie is, omtrent het midden dezer eeuwe , by de Turken zeer gehaat en ook geducht geweeft ; maar, na dat het oud Keizerlyk gcflacht daar uitgeftorven, en het Ryk zo zeer beroerd is, zo heeft de vrees zig in eene onverfchilligheid veranderd, en de grootte des Turkfchen Ryks heeft de Porte eeniglyk belet, uit deszelfs binnenlandfche onluftcn voordeel te trekken. De verbonden-met Chriften- mogendheden zyn of oud, of nieuw. Tot de oude behooren Frankryk, het Duitfche Ryk, Rusland, Polen, Venetië, Engeland en Holland. Frank-  TURKSCHEN RYKS enz. 483 Frankryk dryft in Turkye zo veel handel, als alle andere Chriften-ryken famen genomen; doch daardoor worde dc hoogagting der Turken omtrent datzclve niet bepaald. De Turken Rellen,'nooit, op 't zelve een regt vertrouwen. De Franfihen moeten , hier en daar, vernederingen ondergaan, welke men andere natiën niet doet ondervinden; cn zelfs 't Gemeen ziet hen met oogen van vcragting aan. Gelooven zy, van de Franfihen tc zyn mifieid ? of is hen het gedrag derzelven omtrent het Keizerlyke Hof, toen ze dit in de oorlogen met de Turken in den rug vielen, twy&Mgtig? of ftooten zy zig aan hun nationaal Character ? Dit zoude moejelyk vallen,om te bepaalen. Maar dit is zeker, dat zy hen evenwel in veele dingen menigmaal toegeeven , om dat ze op hunnen byftand ftaat maaken, ingeval zy met andere Chriften-ryken in oorlog mogten raa- ken. Met het Duitfch-Keizerlyke Hof gaan zy voorzigtig om. De duitfche foldaaten zyn hen fteeds een fchrik, en, wanneer ze die al hebben overwonnen, dan heeft het, naar hun eigen zeggen, niet aan de foldaaten, maar aan andere omftandigheden gelegen. Jiusland is voor hen, om verfcheide reden, 't geduchtfte onder alle Chriften-ryken. Deszelfs innerlyke grootte is hen bedenkelyk. De overeen* ftemming in den Godsdienft met de Grieken verII h % oor-  484 BESCHRYVINGE des oorzaakt hen veel argwaan. Met de Ruffchi foldaaten kunnen zy ook bezwaarlyk iets uitregten, om dat die ftaande of overwinnen, of fterven. Daarby komen nog voorfpellingen naar der Turken begrippen, die Rusland tot hun' overwinnaar zullen maaken. — Polen en Venetië worden van hen gering, en als Landen aangemerkt, welke van hunne genade afhangen. De Engelfchen en Hollanders zyn de geliefdften onder alle Europeërs. Voor beide hebben zy hoogagting, dewyl ze nimmer oorlog met hen hebben gehad, maar handel en wandel alleen worden gezogt, en de Turken, door allerlei verdragen en bemiddelingen, ten eenigen tyde, nog voordeden hebben genoo- ten. De verbonden der Pruiffifche , Deen- fche, Zweedfche eaNapelfche Hoven zyn nieuw, en dus is ook de graad van agting nog geenszins bepaald. Maar over 't algemeen merken de Turken ze of als kleine, of van hen zeer afgelegen Ryken aan, waarvan de vriend- of vyandfehap geen' zonderlingen invloed op hunnen Staat kan hebben. Met Spanje, Portugal en Sardinië hebben ze, tot nu toe, nog niets in het geheel te doen. § XXXIX.  TURKSCHEN RYKS enz. 4S5 § XXXIX. Van den Krygsftaat der Turken. Iemand, die zig in Turkye eenigen tyd heeft; opgehouden, komt het zeer belagchclyk voor, wanneer hy Europeifche fchriften leeft, waarin der Turken oorlogs-ftaat of als geducht, of wel alleen als middclmaatig wordt befchreeven. Dusdanige Romans, (want hoogcr kan men ze niet aanmerken,) zyn of uit winzugt op kamers van hen, die Turkye nooit hebben gezien , uitgebroed, cn uit voormaalige krygshiftorien famengcflanft, of wel van zulken, die het Osmanfche Ryk fchielyk hebben doorgereift, naar de gewoonte, om van vremdc landen niet zo zeer waare, als wel wonderbaare dingen te fchryven, onder andere verdigte gevallen teffens bekend gemaakt. In Turkye reift elk, uit hoofde van de menigvuldige ftraatrooveryen, gewapend. Geen reiziger is zonder fnaphaan, piftoolen en fabel. Dc Boer gaat met de twee laatfte agter zyn' ploeg. Niemand is ook het jaagen verbooden. Weshalven het ons niet moet bevremden, dat, wyl elk de moordgeweeren medevoert, moord en doodflag zeer gemeen zyn, ieder boer byna een land-foldaat is, en de Turkfche paarden het fchieten met den fnaphaan onbevreesd kunHh 3 nen  486 BESCHRYVINGE des nen verdraagen. Doch zonder zich ten oorloge in het minfte te bereiden, wil dit alles niet veel zeggen. De ei'genïyke Land- cn Zeemagt eifcht eene nadere verhandeling. Tot de Landmagt behooren allereerft de foldaaten. Het werklyk voetvolk zyn de Janitfaaren. Maar deze zyn die oude niet meer, welke, in voorige tyden, den vyanden der Porte tot zulken fchrik waren, Zy beftaan thans niet uit Chriflen-kindercn en Chriften-llaaven, maar zyn bykans allen gebooren Turken, ja Zoonen der Janitfaaren, die als by erveniffe de foldy hunner Vaderen hebben gekreegen. Deze foldy is niet eenerlei; want wegens ou- derdom of bygewoonde oorlogen wordt ze zeer verhoogd. Een foldaat heeft, in het begin, 's dags niet wel meer, dan 6 Aspers, cn, wanneer hy het met den tyd ver brengt, 15 Aspers. Die foldy wordt elk vierendeels iaars betaald ; doch de noodige leeftogt van brood, ryft en vleefch worden daarby gegeeven. Het ftaat hen teffens vry, den akkerbouw, 't beroep, en wat elk anders heeft geleerd, waar te neemen. Want ten opzigte van den wapenhandel zyn ze volkomen vry, en 'er van ontheft, om dat die geene plaats vindt. Want wat het betekene, exerceeren, op de Parade trekken en de wagt zyn, is hen volkomen onbekend. Waaruit men ligt kan oordeeien, dat het  TURKSCHEN RYKS enz. 48? liet fluiten in reyen en gelederen, het marfcheeren, bet regtsem kceren cn lingsom herftelleri, dc evoluticn, het Bataillon- en Pclotonswyze vuuren j een Bataillon quarrè , en nog gewigtiger kmvszaaken dingen zyn, welke zy ganfch niet veVflaan. De Turken agten zig gelukkig, tot deze militie te behooren, niet zo zeer wegens de geringe foldy, als wel om dc groote voorrechten. - Zy zyn in 126 Odas of Regimenten verdeeld, waarvan elke omtrent 800 man fterk zoude zyn, maar ze zyn nooit voltallig. Elke O da ftaat onder een' buiten de Kaferncn of Odas commandeerenden Overftcn, Schv.rbalidfchjy, en onder een' binnen dezelve commandrcrenden Onderhopman, Oda-Bafchy. Uit deze Janitjaaren wordt eene lyfwagt des Keizers genomen, die Solak en Karipi worden genoemd". De eerften beftaan uit 500 koppen, cn zyn de Lyfwagt te voet; de laatften maaken een getal uit van 3 duizend, en maaken deszelfs Lyfwagt te paard uit. De Peygk zyn Ceremonie-jongelingen cn voetgangers, welke met de foldaaten ter zyde van den Sultan marcheeren. Hun algemeen Opperhoofd is de fd.nitfaaren-Aga te Conflantinopel, daar de voornaamfte hoop van 8 of 10 duizend is, en de bezettinge dier ftad uitmaakt, terwyl dereflin kleinere partyen inde grootfte fteden verdeeld legt. Zy worden zo weinig in krygszaaken Hh 4 Se'  488 BESCHRYVINGE des geoefend, dat hen daar zelfs verbooden is,'t geweer te draagen, dewyl men hunnen opftand dus nog eer moeft dachten; want daarvan zyn ze de belhamels en roervinken. Doch de heerfchzugtigc woede, naar welke deze thans van aart veranderde militie, voordezen, van den Keizer de afzetting of het dooden der Staatsminifters konde vorderen, is nu taamlyk vernietigd. Zy zyn dus niet foldaaten, om dat zy het krygs-handwerk verftaan, want dit vindt geen plaats; maar, omdat ze wegens hunne foldy ten oorlog moeten trekken, daar elk voor 't overige tc huis kan blyven. Hunne bezolding,;welke met de geene, die de Spahis (ruiters) krygen, jaariyks, by de 4 duizend beurzen bedraagt, wordt hen op de Divansdagen .in het Serail uitgedeeld. By die gelegenheid worden zy ook altoos met Pillau gefpyft. Het Serail fiddert, byaldien ze weigeren , dien te gebruiken; want dat is een teken, dat ze fcherpe eifchen doen op het hoofd van den éénen of anderen Staatsminiftcr, of misnoegd zyn op de ganfche Regeering; en voldoet men hen niet op ftaanden voet, dan is een oproer het gevolg. Daar is alreeds gevaar, wanneer ze niet fchielyk op de fchotels met Pillau aanvallen, en hem gulzig inflokken. In den oorlog zclv' is het eene pnruftige en ligt geraakte militie. Ontbreekt de ryft cn koffi, cn  TURKSCHEN RYKS enz. 489 en wordt 'er, dagelyks, geen verfch brood gebakken; dan is morren en oproer te duchten. In eenen flag kunnen ze flegts driemaal tot een' aanval worden gebragt. Wykt dan de vyand niet; dan deinzen zy: en dringt hynog daarby voorwaards, dan begeeven ze zig op de vlugt, en zoeken een goed heenkomen. — De Ruiters der Turken worden genoemd Spahi of Sipahy. Hunne foldy is, even als by de Janitfaaren, ongelyk, en kan, dagelyks, van 12 tot ioo Aspcrs beloopen. Mutejerrikeh zyn omtrent vyf honderd uit de Spahis uitgelcczen Ruiters van eene goede afkomft, welke tot eene lyfwagt en tot verzendingen des Sultans dienen, cn eene militie van hoogeren rang, zelfs boven de Tfchaufche verheven, onder den Muteferrikeh-Bafchy uitmaaken. De Sultan zelf, is hun Opperhoofd, en zy vegten dus alleen, wanneer hy in eigen perzoon tc veld trekt. Wie zig by de Spahis eene Cavalleric, als dc onze, voorltcllen, en zig verbeelden wilde , dat hunne paarden zo moeiten geflooten zyn, als dc onze, en dat zy uit malkander gaan, cn zig wêer in orde konden voegen; die zoude grootclyks mis hebben. Het is een ongeregelde hoop, welke zig eigenwillig op den wedloop heeft toegelegd, en wiens geheele oefening daarin beftaat, dat de één agter den anderen heen jaagt, en hem een' knuppel van omtrent Hh 5 an-  4po BESCHRYVINGE des anderhalf El lang (Dfcherid') na den kop zoekC te werpen , maar hy, na welken hy geworpen móet worden, hem in de vlugt en vaart tragt te ontwyken of op te vangen. Zy worden in 6 Standaarden verdeeld, en zouden meer, dan' 12 duizend man beloopen. Zy, die met de landeryen, den Chriftenen ontnomen, als met een foort van leen zyn bedeeld, moeten naar derzelver waarde in één of meer perzoonen te paard in 't veld vcrfchynèn. Hun getal is, vooral wegens de Provinciën, den Venetianen ontweldigd, zeer aanzienlyk. De Voornaamen cn Rykeren draagen den naam van Zaïms, maar dc anderen Thmrioten, De bovengemelde foorten van foldaaten zyn de gewoone krygsvolken, welken naam zy inmiddels niet verdienen, om dat ze mogelyk geregeld waren, maar, om dat ze uit hoofde van bezolding moeten dienen. Doch deze maaken het geringftc deel van 't Turkfche Leger uit. Daar gefchiedt een algemeen opöntbod in 't land; in de Moskeen wordt, openlyk , een krygsgebed , en daarin eene aanmoediging, om tegen de Ketters, dit zyn de Perfianen, of tegen dc Ongeloovigen , dit zyn de Christenen , te veld te trekken , voorgeleezen, en daar door ontftaat eene algemeene oorlogs-luft. Dit zyn enkel VrywiÜigen. Alle ftraatroovers en vuil geboefte begeeft zig naar de aangeweezen oor-  TURKSCHEN RYKS enz. 49* oorlogs-plaats. Elk een, die niets te verliezen beeft; menfehen met fchulden bezwaard ,trek' ken te veld; zelfs veelen,die iets hebben,verkoopen zulks, cn gaan, op hoop van eenen ryken buit, ten oorlog. Zy krygen eigenlyk geene foldy, maar flegts eenige mondbehoeften ; daarentegen is alles, wat ze buit maaken, hun eigendom. Deze Vrywilligen verfchoonen, menigmaal, de Turkfche plaatzen zelve: niet; maar wel een vyands-land,waarin ze'dringen! Maar kan de vyandlyke magt haare grenzen dekken , zo dat geen pionderen en leevensonderhoud uit den roof ftand grypen kan , of gaan wel de zaaken in aanvallen en veldflagen niet naar wenfeh; dan ver laaten deze Vry willigen, zeer fchielyk, de Janitfaaren en Spahis, en gaan wêer naar hun land, of loopen elders heen. Weshalven eene groote Turkfche Armee, in weinig dagen, tot eenige duizenden kan fmelten. Voor 't overige is zo min by dc gewoonc foldaaten, als de Vry willigen eene waare fubordinatie. De eerften berokkenen, by het minfte misnoegen, een oproer; cn de laatften komen en gaan, vegi en en ftaaken dit, naar dat ze willen. Zo dat een Turkfch leger, by de tegenwoordige gefteldheid, een ongeregelde hoop is,waarby, behalven de gemelde foldaaten, bedienden , moordenaars , ftraatfehenden, lediggangen enz. voor foldaaten  402 .BESCHRYVINGE des ten worden gerekend, dewelke, zo lang het goed gaat en iets te rooven valt, zig in het voorttrekken als een fneeuwbal fteeds vergroot, maar ook by een ongelukkig toeval, als de fneeuw door warm Wêer, op eenmaal fmelt. In de Ooflerfche Ryken in 't algemeen, en in Turkye inzonderheid ontbreekt des de zo noodwendige krygstugt. En wee ons! byaldien deze , by de gemaklykhcid, van zo talryke legers op de been tc brengen, plaats hadt. Europa zoude alsdan weldra verflonden worden. Daarby zyn de foldaaten niet onder genoegzaame Officiers verdeeld. Een Commando foldaaten van verfcheiden foort wordt genoemd Buluk, en deszelfs aanvoerder Buluk-Bafchy. Voor de Zeemagt der Turken behoeft geen Staat van Europa van eenig aanzien te duchten. Hunne fchepen zyn noch wegens het getal , noch de bouwwyze, voor den vyand gcvaarlyk. De oorlogsfchepen des Grooten Heers ( Karavellen) zyn van eene verbaazendc grootteen gelyken naar kafteelen. Zy fteeken ook, vooral agter, omtrent drie middelmaatige verdiepingen uit de zee uit, en kunnen des te ligter van de Kanons getroffen en verbryzeld worden. De zwaare en groote bouwwyze veroorzaakt, natuurlyk, eene groote zwaarte en logheid, van ze te wenden. Naar maate van de vreezelyke grootte zyn 'er ook in verre na gee-  TURKSCHEN RYKS enz. 493 geene kanongaten genoeg in geboord. Alle?, wat het fchip leeven en beweeging moet geeven , is flegt en wanfehapen. Maften, roer, touwen, zeilen, enz. komen ganfch niet met de grootte overeen. Zy voeren wel zeer groote kanonnen; maar de hoogte der legging belet het raaken, en op derzclver rigting ismen ook flegt afgeregt; om niet te zeggen , dat het laaden langzaam voortgaat, en veel tyds vordert. Zy hebben Galeyen van verfcheide foorten. Maar de gebreken , die by de oorlogsfchcpen in het groot plaats hobben,vindt men mede by deze in 't klein. Dan, de fchepen zyn zwemmende huizen en veilingen, kragteloos op zig zelve, zoo niet de zeelieden op dezelve het regte gebruik daarvan kunnen maaken. Deze draagen den naam van Leventi; en alles, wat van der landfoldaaten onër- . varen- en ongehoorzaamheid vooraf gezegd is,' geldt insgelyks van dezen. Trouwens, wat kan men van hen ver wagten, daar de Kapitein-P acha (Groot Admiraal) zelf de zeevaart niet verftaat? Voor 't overige heeft hunne fcheepvaart noch kunft, noch veiligheid. Hunne loot/en weeten niets van regels, maar hebben eeniglyk eenige ondervinding tot leermeefteres. Zy bedienen zig van geene zeekaarten, en verftaan de dagelykfchc berekening van den afgelegden weg en de ftreek,waar ze zyn,zoo ze  494 BESCHRYVINGE des zede kuften niet zien, en andere giffin gen voor zig hebben, byna in het geheel niet. Van het Kompas weetcn zy ook geen bchoorlyk gebruik te maaken, zo dat zy in de ruime cn volle zee va.& zouden dooien en vergaan. Van eene flappe koelte bedienen zig hunne zeelieden niet, maar wagten gemeenlyk een halven dag, ora tc zien, of de wind zal blyven doorwaajen , waardoor dikwerf veel wordt verzuimd; om niet tc zeggen, dat ze zig ook tegen den wind niet weeten te verzetten, en zig dus door geringe tegenwinden laaten terug dryven. Dc Turkfche oorlogsfchepen ftrekken de Europifche koopvaardyfehepen, wegens hunne onkunde en fingulierc handel wyze, ten fpot. 'T hoofdzaaklykfte daarop wordt verrigt door flaaven, veroordeelde misdaadigen en Grieken. Hoe weinig men zig op alle dezen kan verlaaten , heeft nog een voorbeeld van het jaar i~6o, bewcezen, wanneer op het Admiraals-fchip, op een vrydag , toen de Kapitein-Pacha op het eiland Stanchio aan land was gegaan, een oproer ontftond, de boven gemelde lieden zig in vryheid fielden, cn het fchip, het welk, als het voornaamfte der oorlogsfchepen, Sultane was genoemd, naar Malta bragten. De Zeeofficiers zyn dus liegt, de Matroozen nog flcgter, en de Kanoniers aller flegtfl. De laatften draagen den naam van Toppedfchis, en zyn by de  TURKSCHEN RYKS enz. 495 de 2 duizend fterk, by welken men omtrent nog eens zo veel Dfchebedfchis, die voor de krygs-ammunitie zorg draagen, cn ook een zeker getal Bombardiers moet voegen. De Turkfche vefiingen verdienen geen breedvoerig verflag. Dc veftingbouw is by hen tot dien graad niet geklommen, dat men van hen iets koude leeren. Wat daaromtrent by hen nog is te vinden, ziet men aan plaatzen, welke in Chriften-handen geweeft, en waarvan de veftingwerken of geheel, of ten minften befchadigd in hunne magt zyn gekomen. De fteden binnen 's lands zyn of nog met oude Griekfche muuren omvangen, cn hebben ook wel een vervallen Kafteel, of zyn open, als by ons de dorpen. De Reeden en havens,als mede de Zeelieden, pleegen kafteelen tc hebben, welke van de Genueezen of Venetianen voortkomen; inzonderheid is dereerften bykans ongel oovelyke arbeid aan dezelve tot den tegenwoordigen dag toe nog zigtbaar. Doch dergelyke veftingwerken zyn voor onze tyden onbruikbaar; cn eenige wél gerigte fchooten van oorlogsfchepen Hellen de bezetting buiten ftaat, om te laaden cn zig te verdedigen. Dc wyze der Turken, van oorlog te voeren, is ganfch niet van idien aart, dat zy Europifche oorlogsgezinde Vrywilligen kan lokken, om zig by hen te begeeven. By gevaarlyke veld- tog-  496 BESCHRYVINGE des togtcn wordt Mahomeds vaandel mêe genomen. Aan dezen ouden lap van roode kleur, welke het overfchot van 't wezenlyke vaandel dezes bedriegers zyn zal, wordt dezelfde, en byna nog een grootere kragt toegefchreeven, dan in de duiitere tyden aan de vaandels, welke de Paus gcwyd hadt, toegefchreeven wierd. Het blyft thans meeftal in 't Serail; maar het water, waarin het is geftoken, wordt voor kragtig gehouden, en ten minften den krygshoofden meegedeeld. Men laat het, te veld zynde, niet vry vliegen, op dat de wind het niet verfcheure, maar 't blyft om den fteng opgerold. De voornaame krygs-veldtekenen zyn de Paardeftaarten; en dc mindere de vaandels (Sandfchak) van groene kleur, waartoe 't model van Mahomeds vaandel is genomen. Een foort van taamlyk breede vaandels wordt genoemd Bairak. — Een Turkfche Armee, welke te veld wil trekken, is een ongeluk voor alle de Provinciën des Ryks, welke zy aantaft. Deze worden tot woeftynen gemaakt. De Land-chriftenen hebben het in zulke tyden inzonderheid kwaad. Dc ryken verliezen Leeven en goederen, onder de aanklagt van verraadery, heimclyke briefwiffeling met de vyanden , enz. Jonge , ten oorlog bekwaame perzoonen worden weggenomen,met geweld door middel der befnydenis tot Mahomedaanen gemaakt ,  TURKSCHEN RYKS enz. 497 maakt, cn dan onder de Janitfaaren gedoken, om van de zwaare en buitengemeene lallen, plondcringc hunner kerken cn huizen, en andere geweldenaaryen niet te fpreeken. Tot dc verdrukkingen, waar voor de landen in den Turkfchen oorlog bloot ftaan, behoort anders ook dit : dat de Groote Heer deze of geene met recht of onrecht verdagtë Provincie aan verraadery fchuldig verklaart. Alsdan kunnen haare inwooners tot flaaven gemaakt, en derzilver eigendom, zonder omftandigheden en verantwoording, worden weggenomen. — De mond- en krygsbehoefte wordt het Leger , meestendeels op Kameelen en muilezels, en eeniglyk aan plaatzen, waar de wegen het toelaaten, op Arrabas nagevoerd. Zo droevig als 't gebrek by alle Legers is; zo gcvaarlyk is het inzonderheid by een Turkfch Leger. Moeten de Turken verdedigender wyze te werk gaan; dan zyn zy ongemeen fchielyk klaar, met terug te trekken, zig door opgeworpen wallen of foorten van fchanfen tc beveiligen , enz. Doen zy den aanval; dan wordt die, door het voetvolk, onder een heftig gefchreeuvv gedaan, en byna met eene beeftige wocd«. Wat alsdan niet pal ftaat of wél is geflooten; dat wordt verdeeld, of overhoop geloopen. Deze aanval wordt, by de grootera hoopen, driemaal herhaald. Maar zyn ze alsdan met I. Deel li" het  498 BESCHRYVINGE des het Kanon of een goed vuur uit de fnaphaanen ontvangen en afgeweezen; dan is geen Turk tot eenen verderen aanval te brengen : en dringt 'er de party alsdan op in, dan is een volkomen neerlaag der Turken, de verlaating hunner Generaals, en de agterlaating van 't gefchut, de Bagagie, de provifie en den oorlogs-voorraad gewis. Wie hen hierop tot ftaan wilde brengen; die liep gevaar, van overhoop te worden geftooten. — Men heeft doorgaans opgemerkt, dat, byaldien eene Chriften-armee, in het gezigt eener Turkfche, eenige dagen ftand houdt, de laatfte den moed geheel opgeeft, en men haar eerfte vuur eenigen tyd moet doorftaan, om met gemak te kunnen o- verwinnen. Dat ze kregswyze in reyen en gelederen den aanval doen, is een louter verdigtzel. — In byzondere omftandigheden maaken eenige weinigen, wier brein door hunne gevoelens nopens het Kismeth of een volftrekt noodlot is verhit, een doldriftig begin , het welk meer anderen navolgen, in hoope, van dooide openingen, door geenen gemaakt, des te ligter in te dringen. Daartoe worden ze niet weinig door een ander gevoelen van hunnen Godsdienft aangezet, welk hen, die in den oorlog tegen de Chriftenen ftervcn, voor Martelaars verklaart, en eene uitfteekende, en de zinnen zeer ftreelcnde plaats in den Hemel belooft. Be-  TURKSCHEN RYKS enz. 499 Behalven deze Waaghalzen, Dely, (welk woord eigenlyk Dwaazen, maar hier in het vooraf gémelde opzigt moedige, braave lieden te kennen geeft, die by eene Turkfche Armee zyn,) draagt ook een zekere Lyfwagt van den Groot Vifier dezen naam, en hun aanvoerder wordt genoemd Dely-Bafchy. — Hunne ruitery doet geen' geregelden aanval in gefloote reyen en gelederen. Zy is 'er ook niet toe opgeleid. Zy komt aanrennen; wendt zig, zoo men haar tegenftand doet, en komt op nieuw. Waar ze geringen tegenftand, of den vyand weerloos of op de vlugt vindt; daar regt zy eene groote flagting aan; want de Turken zyn op het houwen afgeregt, wanneer men hen daartoe laat komen. Maar hunne foldaaten kunnen het tegen geene geflooten Armee houden. Hunne commandecrende legerhoofden verftaan niets van het krygshandwerk. De Renegaaten, als mede de uitlanders, welke laag en godloos genoeg zyn, hen iets te willen leeren, maaken by hen hieromtrent weinig fortuin. Men wil van dezen niets leeren, en zy worden van de Turken, als de Beer in de Fabel van Gellert aangemerkt, dewelke, by zyne terugkomft uit vremde landen , uit hoofde van 't geleerde danzen,door zyne Medebeeren wierd verbeeten , om dat ze niet konden verdraagen, dat hymeer verflond,' Ii 2 dan  5oo BESCHRYVINGE des dan zy. Bonneval heeft dit, by zyn anders groot Crediet, genoegzaam ondervonden. Zy hcbben van hém niets anders, dan deze grondftelling aangenomen, om hunne Armee nooit meer op eenmaal tegen den vyand aan te voc^ ren, maar ze te verdcelcn, op dat, wanneer een gedeelte wierd geflagen, men een ander ter herftelling had ; en boven dien hebben ze zig alleen in de gefchutgietery beter laaten onderregten. — Tegen dit voorftel, wat betreft den flegtcn krygstoeftand der Turken, mogt miuchien de aanmerking nopens voormaalige overwinningen worden gemaakt. Maar hier tee-cn moet men opmerken, dat zy, voormaals, heel andere Helden waren, dan voor tegenwoordig , nu hun krygshaftig Chara&er zo zeer gedaald en veraart is. Houden zy zig by eenen oorlog in den toeftand, waarin ze waren, of winnen zy zelfs nog wel; dan kan niets fierer, dan zy, worden bedagt: de ganfche waereld komt hen te gering voor, cn de voorftellen daaromtrent zyn zo Ooftcrfch en gezwollen , dat iemand de gevallen van Don Quixotts daartegen flegts gemeene zaaken toefchynen. Wee inmiddels dc veroverde Provinciën! Uit vreeze , dat ze die miflehien niet zullen behouden, en vooral om den krygslicdcn hunnen roof te gunnen, worden de menfehen tot flaaven ge-  TURKSCHEN RYKS enz. 501 . gemaakt, de plaatzen verbrand, en, gelyk vooraf gezegd is, alle goederen weggenomen. Maar leggen zy onder, en verliezen zy; dan is ook niets verfaagder, dan oen Turkjch leger. Wanneer dit eens op de vlugt is gedreeven; dan is 'er niet aan te denken , om 't wêer tot ftaan te brengen. Dewyl het zig byna geheel verftrooit, zo jaagt het alle overige foldaaten vrees cn fchrik aan , Hellende het ganfche Ryk in dc uitentte verilagenheid. Dit is verfcheide maaien, ten tyde van Eugenius, en nog in het jaar 1739 gebeurd, toen de Graaf van Mu»nich de Turken by Chocziïn floeg. De Porte doet alles, wat ze kan, om zo nadecligc gevolgen voor te komen, cn fchoon bet een verlies op 't ander volgt, zy laat evenwel,om het volk een rad voor de oogen te draajen, tc Conflantinopel de kanonnen loffen. — Voor 't overige ontbreekt het den Turken niet aan krygsbehoeften. Kruid en lood, kanonnen, piftoolen, fabels, fnaphaanen hebben zy of zelve, of krygen ze van buiten in overvloed; maar niets is in orde, en ook niet onderling cenpaarig. De verdediging dier plaatzen, waarin Moskeen zyn, is heel ongemeen. De wet verpfigt hen, zig daarin te verweeren, tot dat zc met geweld, of door een' ftorm overgaan. Zy denIi 3 ken  5o2 BESCHRYVINGE des ken dus aan geene Capitulatie, al wiften ze zelfs, dat ze door het zwaard of den honger moeiten omkomen. Weshalven men zig, by de belegeringen hunner veilingen, tot geduld en geweld moet toebereiden. By belegeringen zyn de Turkfche foldaaten zeer yverig; want de Keizer en Veldheeren belooven hen, met uitzonderinge der gebouwen, en 't geen de lands-regeering toekomt, eene algemeene plondering. Wat. is dit niet voor eene kragtige beweegrede tot moed en naarftigheid ? Ten bcfluite dezer befchouwinge van de Turkfche krygstoerulting moetik nog aanmerken, dat wy nopens dit onderwerp zeer uitvoerige ophelderingen van den Graaf Marsigli hebben. Deze was zelf een krygsman, en had zig by het Turkfche leger opgehouden. Zyne berichten zyn ten deele uit de reglementen en fchikkingen, inde Turkfche taal opgefteld, getrokken. De ongeregeldheden, thans in hunne Armeen ingcfloopen,zyn gedeeltelyk uit de verwaarloozing hunner eerfte krygstugt, de onbedrevenheid hunner Generaals, en andere oorzaaken ontftaan, en hebben dus dezelfde kwaade gevolgen, als in andere Staaten gehad. Om de Turkfche landmagt als met één' opflag van het oog te zien, wil ik de volgen-  TURKSCHEN RYKS enz. 5^3 gende afbeelding ter neder ftellen. (*) „ Het Turkfche Leger beftaat uit vierderlei forten van troepen. Tot de eerfte behooren de Kapikuli, wier naam biechten betekent, even als men, eertyds, in Duitfchland cn elders foldaaten onder de benaaming van Landsknechten had. Zy zyn eigenlyk in zoldy ftaande, cn naar de Osmanfche wyze regelmaatige foldaaten , en maaken het eerfte en voornaamfte gedeelte des Turkfchen Legers uit. Zy zyn of Infqnteriften, of Cavalleriften, of Artilleriften. i) De Infanteriften draagen den naam van Janitfaaren, buiten welken de Osmannen geene troepen te voet hebben, waarop men eenigen ftaat kan maaken. Hun getal bedraagt, thans, naauw- (*) Dit volgend opftel ftaat woordelykinA.F. Buschings [ Hoogd.) weekclykfche berichten van nietwe landkaarten, 'enz. zynde het i%de fluk van 'ts&jaar, en is een uittrekzel van den Etdt préfent des forces Turques far terre 1774. vaneen (waarfchynlyk RuJJifch} Officier herkomstig , en wordt in Buschings ( Hoogd:) Magazyn van het jaar 1777 breedvoerig gevonden. Met dezen Etdt &c. zo wel, als Buschings uittrekzel uit denzelven is het wel, zo als gemeld wordt, gelegen. Maar men moet niet vergeeten, dat de befchryvinge der Turkfche landmagt ecniglykop eenen oorlog met Rusland, en wel van het jaar 1774 ziet, en dus by oorlogen met andere Mogendheden ook, op andere tyden, verfcheide veranderingen lydt. Ii 4  5o4 BESCHRYVINGE des naauwlyks 40000 man, en van dezen moet men ten minften 16 duizend aftrekken, die ter bezettinge in de veilingen, en in de fteden Conflantinopel, Adrianopel en Burfa leggen, alsmede de geenen, die wegens ouderdom of andere reden niet behoeven te veld te trekken, en een foort van Invaliden zyn. Des blyven 'er pas 24000 man overig, die werklyk in het veld kunnen verfchynen. Voor 't overige worden zy, zo wel in vredes- als oorlogstyden, in 196 Compagnien ( Odas, kamers) verdeeld. 2) De Cavalleriften worden genoemd Spahis. Die zouden 20 duizend man fterk zyn; maar 'er kunnen, naauwlyks, 15 duizend in 't veld worden gebragt; de overigen blyven om verfcheide reden agter. 3) Dc Artilleriften hebben ,in den laatften oorlog met Rusland (1773) twee Corps, elk van 3000 man, uitgemaakt, maar in vredes-tyden zyn ze flegts half zo fterk." „ Tot de tweede foort van troepen behooren dc Toprakli of Provinciaal-foldaaten, welke de Pafchas (Baffas) uit de Provinciën, waar over zy gefteld zyn, moeten leveren. Zy maaken onregclmaatige ligtc troepen te paard uit; zyn thans nooit boven 75 duizend man fterk, maar gemeenlyk veel minder. Dewyl ze geene foldy trekken, zo neemen ze met eiken veld-  TURKSCHEN RYKS enz. 505 veldtogt af, en gaan naar huis, vooral wanneer de eerfte of tweede niet gelukkig uitvalt, en zy hunne Equipagie verliezen." Tot de -derde foort van troepen behooren dezulke, die de Landen, onder dc opperheerfchappy en de befcherming des Sultans ftaande , leveren. De eerften zouden de Wallachers cn Moldaviers zyn, en de laatften de Tartaaren; doch geene zyn ganfch uitgeput, en deze kunnen thans niet veel opbrengen , na dat, door het vrede-verdrag van i?74j dc Crimfche-Ckan voor een onaf hanglyk Vorft is verklaard." „ De vierde foort maaken dc Serradknly (Serhaedkuly) uit, dat is, die troepen, welke de grenzen van het Turkfche Ryk befchermen. Zy beftaan uit Infanterie en Cavallerie. Tot dc eerfte behooren, behalven het Referve-corps voor de Artilleriften, 't welk mogclyk 4000 man mag bedraagen, voornaamlyk de Azaps, welke eene nationaalc militie zyn, cn, wanneer deze te zwak is, worden omtrent 10 duizend Bosniaken en Arnauten op dezelfde wyze in foldy genomen, als de Zwitfers door. eenige Europifche Mogendheden. Dc Cavallerie maakt niet boven 10 duizend man uit. Wanneer men nu deze bovengemelde fommen-'famen telt, dan kan men rekenen: li 5 » L Aan  s©6 beschryvinge des j, i. Aan troepen te voet 1) eigenlyke Janitfaaren , welke te veld kunnen trekken, omtrent - - - 2200o 2) Egyptifche Janitfaaren - 3000 3) Grens-foldaatentcr aznvulWngQ en verfterkinge der Janitfaaren 10000 4) geregelde Artillerijlen - 6000 5) Artillerijlen, op de grenzen lig¬ gende - 4000 45000 s, ii. Aan troepen te paard: 1) Spahis - - - 20000 2) Provinciaal - ruiters, op zyn hoogft - 75000 3) Grens-ruiters' - 10000 105000" (*) (*) De naar deze opgaave in het jaar 1774, in den oorlog tegen de Ruffen berekende magt zoude dus, volgens den toenmaaligen Haat des Turkfchen Ryks, 150 duizend mannes hebben bedraagen. § XL.  Tot § XXXIX. bladz. 506 van het I Deel. Tafel nopens den Turkfchen Krygsfiwt (*)• Hunne Ójpcters zyn van twee r r r rjenytfchjery ; foorten. , j Kapu- ! ACdfclijemy-Oglau. A,,emeene: ,) Jenytfchjery-Aga. 2) Sfegh- kuUe- <^ Thoi^chjy. . L Aigemeene. m j , kjetchuda begh. ry. Dfdnebehdfcbjy. . Tenyrfchjery-Efendy. 5) Muhh- In- LSrackka. dhir -Aga. 5) Kjetchuda - Jary. fan- < f Aefeb. • -> Bafch. ïfchaufch. 8) Orta- terie. Sferh- j Ilifzaryler. Ti'chaufch. hacd- < Sfeghban. Byzondere: over de byzondere Odas. i)Schur- kulle- Lagumdfchjy. it.syzoncu. ^ > . oda_Bafchy. 3) .ry, LMulzciiem. Wekyl-Chares (Proviant-meefter). 4) Bayrakdar. 5) Bafcheksky* 6) Afchdfchjy. Land- magt. ■ _,., -, TKapukullery. \ ï^l C 1_ Hunne Officiers zyn: 1) Sipahylar - Aga. 2) Rjeiv C.0,F J" chuda. 3) Kjetchuda-Jary. \ 4) Bafch - Tfchaiücb. 5) Tfchaufch. 6) Kjatib. 7) De I Kalfah of Quartiermeeiter. Turkfche< rBeghler-Begh. CZowelChafz, Ca- I Beghler. \ als ook Sfahjan. valle-^ Thoprakly. -\ sfaey'me. rie. |^ Tymarely. r Ghoen-ullu. ] Sferhhaed- ^ Bafchlu. kullery. | Dely. . , r Tartaaren. f Fregatten met 10-12 banken voor roe] ers. Vaftllpn \ Wallachiers. Brigantynen - 18-19 ■ ■ | Moldaviers. Galjoenen -19-24 L <- „ .. > Tzo wel Zakale s fmet nemen en Zeilen: -j Galleijen ^als Befchlef. F***! ^ditlynJXÏ-, ^ft^^e^ Adm^-gale^ ! de 'Galjoenen] Trip- met omtrent 28 banken, van I iBaftarden of Admiraal-galenen met 32 banken. I Manfcnap onder de beve-f Ae'feb. j len der algemeene zee-offi- j Menfugat (Kuftbewaarder;. Iciers, naamlyk 1) van den * Lewend. Kapirein-Pacha, 2) Terscha-S Matrofen. f Timmerlieden, nch- Kjetchuda en 3) Terscha- | Slaaven. I Smeden. ,neh-Aga. L Scheepswerken: -< Breeuwen. *• 6 L Seilmaakers. .(*) Deze Tafel is voor het grootfte gedeelte uit Marsigli getrokken, zonegtans, dat haare afdeelingeu ia se* betere rangorde is gefchikt.   TURKSCHEN RYKS enz. 507 § XL. Van de geleerdheid der Turken. ■ De geleerdheid heeft den Arabiërs en Kalifen (Stadhouders van den Propheet) ongemeen veel te danken; want in de duiltere tyden is ze by hen gevoed en onderhouden. Maar aan deze verdiende hebben de Turken geen deel. Hunne voormaalige oorlogszugtige regeering heeft alle lult daartoe by hen verflikt. Op de dorpenis, den Imam uitgezonderd, zelden iemand , die leezen kan. In de lieden zyn wel fchoolen, (Maedras) die naar de grootte van de fleden ook verfcheide zyn. Maar het meefte beftaat nogtans niet zo zeer in openbaare, üds wel byzondere fchoolen. Behalven het leezen en fchryven in 't Turkfch legt men zig, yoornaamlyk, toe op de Perfifche cn AraUfche taaien: doch, die zulks al doen, zyn weinig in getal. Gemeenlyk maaken zulke Leerlingen en Studenten, die dikwyls taamelyk bejaard worden, het flegtfte volk uit. De vrouwelyke Sexc wordt, meeflcndcels, buiten alle onderregting gelaaten; en het Gemeen krygt ook geen onderwys. Des blyven flegts dezulken overig, die kooplieden, of iets anders in den Staat willen worden. Aan Hoogefchoolen moet men niet denken. Openbaare Biblistheeken vindt men  jo8 BESCHRYVINGE des men niet, die geene uitgenomen, welke de groote Moskeen toebehooren, en zomtyds redelyk talryk zyn, maar voor geen' Chriften open ftaan. Enkele perzoonen bezitten, menigmaal , een taamelykcn voorraad van boeken. Dezen aan te fchaffen eifcht zo veel te meer geld, als hy enkel en alleen uit handfchriften heiraat. De Boekdrukkery naamlyk heeft by de Turken, tot nu toe, geen grooten opgang gein aakt. Die van Conflantinopel wierd, in de eerfte helft dezer eeuwe, onder de bevordering van een Groot Vifier, en aanleiding van een zekeren Ibrahim Efendy aangelegd. Die is 'er ook nog,maar wordt niet meer gebruikt. De Armeniërs en Jooden hebben mede kleine boekdrukkeryen, waarop zy allerleie kleinigheden, by voorbeeld de pryzen der Waaren* maar geene Bybels of deelen daarvan, in hunne taaien drukken. De Handfchriften worden, even als by ons de boeken, in dc boekwinkels verkogt. (*) Doch den Chriftenen worden geene , die den Godsdienft raaken, ovcrgelaatcn; en ('*) In een Greifwaldfch nieuwspapier van liet jaar 1773 wierd wel bericht: „ dat oude Ilandfc-iriften by de boek„ handelaars tc Kairo en Omjlantinopel niet zelden, en me„ nigmaal voor eenen redelyken prys te krygen waren." Doch dit is ongegrond. I let kan, mjflehien, omtrent dit of dat, door een byzonder toeval, zyn gebeurd; maar over 't algemeen zal het nooit plaats vinden.  TURKSCHEN RYKS enz. 509 en by bet koopen van andere boeken worden zy zelfs wel befpot en befchimpt. In de bovengemelde ftad zyn, mogelyk, wel 20 duizend menfehen, (en hoe veelen zullen 'er dus niet wel in het ganfche Ryk zyn? ) welke of geheel, of wel ten deele van het uitfehryven der boeken leeven, en daarom, by de opregting van boekdrukkeryen, geen Beftaan zouden hebben. By de uitvinding der Boekdrukkcryin Europa was deze zvVaarigheid flegts gering, om dat de meefte uitfehryvers van boeken Monniken waren, die buiten dat de koft hadden. Zulk een gebrek nu beveiligt de Turken wel tegen eene overftrooming van zo veele onnutte en fchadelykc boeken; maar teffens worden daar door zo veele weetenfchappcn,en derzelver algemeener uitbreiding belet. Het zoude ook zvvaarigheid ontmoeten, wanneer men zig van gedrukte Korans wilde bedienen, en de ftaat van hunnen Godsdienft mogt zig inzonderheid daartegen verzetten, als welke duchten moeft, dat men uit Europa veele onmahomedaanfehe boeken in het land invoeren , cn de menfehen daar door tot andere gedagten mogtc brengen. Zelfs de Turkfche Staatkunde belet de opregting van bockdrukkeryen, ten einde geene oproerige fchriften, of oniian(genaame berichten zo ligt onder het volk mogen komen. Over het algemeen houden de Tur-  5io BESCHRYVINGE des Turken van gedrukte boeken zo veel niet, als van Handfchriften. En deze min agting ontftaat onder andere reden ook daaruit, om dat hunne Handfchriften, menigmaal, fraay zyn gefchreeven, en ze, wegens de aan elkander hangende AraUfche letters, zekerlyk veel fierlyker uitzien, dan byna de nog zo fraai en fierlyk gedrukte boeken. Hunne uitfchry- vers van boeken zyn te gelyk Boekbinders. De boeken zyn met gemeen of Turkfch Leer overtrokken , en zeer kunltig met goud in allerleie figuuren belegd. Hun ftyl is gezwollen en ïangdraadig. Het hoogdraavende metwaanwysheid maakt hem onnatuurlyk. — In de Dichtkunde beweeren zy, iets byzonders te hebben gedaan. Zy neemen daaromtrent de maat waar, met en zonder rym. 'T figuurlyke daarin klimt zo hoog in zinnebeelden, dat men byna een Godlyk verftand noodig heeft, om den inhoud te kunnen begrypen. Wat ze thans als echt van de aardryks-hefchryving wecten, dat komt nog van Ptolomaeus voort, maar 't is door veele onechte byvoegzcls zeer vervalfcht. Des hunne landbefchry vingen zeer gebrekkig en verkeerd zyn; cn hunne onkunde nopens andere landen cn volken is ongelooflyk. Hunne Historie is vol fabelen; de tydrekening , hunne Hegire uitgezonderd, heel verward; de Bybelfche gefchiedenis geheel verkeerd; de algemeene His- tirie  TURKSCHEN RYKS enz. 511 torie een mengelmoes. Zy vinden een byzonderen fmaak in Leevens-befchryvingen, die niet zo zeer waar, als wel wonderbaar zyn. De Oudheden worden, in plaats van ze te behouden , geftadig, meer en meer bedorven, en, de zaak zo voortgaande, zullen 'er, in weinig tyds, naauwlyks meer overblyfzels van zyn te vinden. Dit ondervinden zy, die de reisbefchryvingen, in het begin dezer eeuwe of in de voorige opgefteld, met de tegenwoordige befchouwing vergelyken, dewyl het Wêer, en nog meer 't bygeloof detoenleesbaare opfchriften onleesbaar, en de Pyramiden, Figuren, Standbeelden enz. onkenbaar gemaakt, of zelfs verminkt heeft. De Opfchriften naamlyk verwekken den Turken altyd argwaan, dat ze eene bckendmaaking behelsden van verborge fchatten, en de Europeërs ze daarom zo greetig opzogten. Maar hun Godsdienft zet hen aan, de Figuren in de Basreliëf 's, en nog meer de Standbeelden te vernietigen, om dat zy dezelve eensdeels als voorwerpen van afgodery aanmerken, en anderdeels zig verbeelden, dat het een' perzoon voorftellcnd beeld of ftandbeeld doorzulk een' in een zeker opzigt werde bezield, en deszelfs ziel deswegen niet volkomen in ruft zyn kunne; waarom 'er ten minften de hoofden van afgeflagen, of de gezigten worden gefchonden. Zy zyn ook van verbeelding,dat de ftand- becl-  512 BESCHRYVINGE des beelden van menfehen bevoegd waren, van hunne maakers zielen te eifchen, en, dewyl die hen deze niet konden geeven, dat zig de Duivel van dezelve ter ontruftinge der menfehen bedient; maar dat zulks worde verhinderd, wanneer men ze verminkt. Uit dien hoofde dulden zy geene fchilderftnkken, waarop menfehen zyn afgebeeld, en geene beelden, behalven die van de Sultans, welke in 't Serail te Conftantinopel worden bewaard. (*) — De maanden berekenen zy flipt naar de Maanen; weshalven hunne jaaren korter zyn, dan de onze ,als beflaande uit 354 dagen, gelyk men uit de volgende lyft duidelyk kan afneemen, naar welke,in 33 jaaren, hunne kortere maanden wêer op denzelfden tyd vallen: by voorbeeld Maan-maanden. 30 Muharrem 29 Safur 30 Rabial-aual. 29 Rabïal-achar. 30 Dfchemafiul-aual. Zonne-ma anden. September 16. October 16. November 14. December 14. Januar. 13. 29 (*) Dc beelden der Sultans in 't Serail zouden met watervenve zonder fchaduw zyn gefchilderd; waarvan vervolgens ook andere Turken Copyen hebben laaten maaken, zonder. zig aan het bygeloof hunner gcloolsgenooten te ftooren.  TURKSCHEN RYKS enz. S-3 29 Dfchemafiul-ac- Februar. 11. har. 30 Redfcheb. Maart 12. 29 Schaban. April 11. 30 Ramadan. Mey 10. 29 Schewal. Junius 9. 30 Silkadè. Julius 8. 29 Silhidfchè. Auguftus 7. De- tydrekening draagt by hen den naam van Hegire. Zy agten de Wiskunde hoog, maar verdaan 'er weinig van, en de indrumenten ontbreekcn hen, om 'er een behoorlyk gebruik van te maaken. Archimedes en Euclides zyn by hen bekend. Hunne Wysbegeerte is die geene, welke Averroes en Avicenna uit Ariftoteles hebben geleerd, bedaande meer in nagevolgde fpitsvondigheden, dan eige en vrye onderzoekingen ; naar welke laatde te daan, de Koran hen buiten dat belet. In de Natuurkunde heb» ben zy het niet ver gebragt. By hen vervat die niet veel meer, dan de gemeene kennis van een Landman. Hunne Geneeskunde rud alleen op ondervinding. Averroes en Avicenna worden wel genoemd, en om te pochgen aangehaald , maar deels niet regt verdaan , deels ave regts toegepad. De Ontleedkunde mag aan Lyken van menfehen niet eens plaats vinden, en daaraan denken ze niet, om proeven aan lig— /. Deel lik haa-  Si4 BESCHRYVINGE des haamen van dieren te neemen. Van de Chymie, ten behoeve der Geneeskunde, weeten zy in het geheel niets. Met de Alchimie houdt zig flegts, hier en daar, de één en ander zo veel op, dat hy 'er met zyn huisgezin tot den bedelzak toe komt. Een Dottor of Arts wordt by hen genoemd Hekim, en de opperfte Arts te Conflantinopel Hekim-Bafchi, dewelke altoos een Turk moet zyn. Doch daar behooren niet, als wel in andere landen, drie byzondere en verfcheide weetenfchappen tot de Geneeskunde , welke ook drie onderfcheide menfehen, te weeten een' Doctor, Apotheker en Chirurgyn eifchtcn; maar één en dezelfde perzoon moet in alle deze dingen kundig zyn. Zo groot als deze elfen is; zo flegt wordt 'er van de daar zynde Artfen aan voldaan, en zulk een medicynfche Polyhiflor zoude by ons, in alle zulke gevallen, voor geen Lapzalver kunnen doorgaan. De Hoofd-cuur beftaat in het voorfchryven van eene zeer ftrenge Diëet. Den Lyder wordt flegts water met ryft of wittebrood en wat Citroen-fap daarin vergund. Weshalven ook de Europifche Artfen, als mede die Joodfche en Griekfche, welke in Europa hebben geftudeerd, by de Turken geen' grooten opgang maaken. Doch zy zyn gewoon, om dat dezelve by de geneezing, en vooral by den dood, flegte betaalers zyn, by het begin der geneezinge,een ver-  TURKSCHEN RYKS enz. 515 verdrag te fluiten, en zig dan de eerfte helft te laaten betaalen, op dat ze, wanneer de tweede niet volgt, in allen gevalle fchadeloos zyn. Hunne Barbiers zouden by ons ganfch niet te regt raaken; want die zyn in het geheel niet handig. Zy gaan naamlyk op eene verheve plaats zitten, neemen het hoofd van hem,die zig laat fcheeren, tuffchen de beenen, trekken zyn vel naar de harfenpan opwaards, en fcheeren hem zo den baard. Het waffchen wordt zo lomp gedaan, dat men moet duchten, het vel daarby te verliezen. Raakende de God- en Rechtsgeleerdheid weet men, uit 't geen vooraf gezegd is, dat ze, volgens den Maho.medaanfehen Godsdienft, famen gepaard gaan. Hunne Zedenleer is in geen verband, maar in korte en geeftige, zelfs menigmaal dubbelzinnige zinfpreuken opgefteld,welke, naar de Oosterfche wyze, zinnebeeldig verbloemd zyn. Zy zyn 'er inzonderheid groots op, dat ze de bezweeringe der geeften, de ftarreivigchelaary, de waarzeggery en toverkunft in 't algemeen onder de by hen bekende weetenfehappen kunnen tellen. Sultan Mustapha III. hield zig zelf met de voorfpelling uit de ftarren op; en dit was dc rede, dat, by zyn' oorlog tegen Rusland, niets in gewigtige zaaken by de hand wierd genomen, voor en aleer de Starre-wigchelaar van het Serail ( Munedfckjm-Bafcky ) Kk 2 om  5i6 BESCHRYVINGE des om raad gevraagd was. Die berekende de dagen, en wees aan, wanneer het Leger opbreeken, over eene rivier trekken, ja eenen flag moeft leveren. Geene reis van een Grooten wierd, in zaaken van belang, voor den Sultan ondernomen, zoo niet het uur en de minuten nopens het vertrekken vooraf bepaald en uitgerekend'waren. De uitkomft wees,by alle gelegenheid, wel duidelyk uit, dat men zig had bedrogen; maar het ontbrak nogtans niet aan uitvlugten, om zig te ontfchuldigen. Gemerkt de Turken een Tak der Tartaar, fche natie uitmaaken; zo kan men ook heel ligt begrypen, dat hunne taal eene dochter der Tartaarfche is. Zy klinkt heel ruw in de ooren, en is op zig zelve niet woordenryk. Het Perjifch hebben zy noodig, om hunne taal in den ommegang, de poëzy, en afliet geen tot eenen fynen fmaak behoort, bevallig- en fierlykheid by te zetten; en het Arabifch, om kunstige, geleerde en Goddelyke zaaken naar behooren uit te drukken. Deze vermenging van het menigvuldig Arabifch en Perjifch onder het TurkJ'ch maakt dit laatfte voor de uitlanders ongemeen, en voor de inboorlingen zelve zeer moejelyk. Het lydt niet flegts uit hoofde van de verfcheide Provinciën, maar ook wegens een beroep en de ampts-bezigheden, ongemeene veranderingen, vermits, naai- maa- te  TURKSCHEN RYKS enz. 517 te de zaak en haare inhoud is, nu eens meer, dan wêer minder Arabifch of Perfifch daar onder wordt gemengd. .En deze moejelykheid dier taaie wordt nog, daarënboven, door de verfcheide Charafters der letteren, mitsgaders de gewoone uitlaating van de buiten dat weinige , en menigerlei geluid hebbende klinkers, boven maate vermeerderd. — Zy bedienen zig van ArUbifche letters met eenige geringe veranderingen , en leezen ook, als de Jooden en Arabiërs, van de regte naar dc linke hand. Zy fchryven ook op dezelfde wyze. Hun Papier krygen zy uit Europa, vooral van Venetië-, maar laaten het, vóór 't gebruik, zo glad maaken, dat het als ons geklanderd linnen uitziet. Hunne pennen worden van een fyn riet gefneeden, en hunne inkt lykt naa onzen druk-inkt. Zy fchryven op de kniën, en op zyn hoogft dient een bordpapier tot een fteunzel. De meeftert, zelfs onder de Chriftenen en Jooden,die fchryven kunnen, draagen het fchryftuig nog aan de linke zyde in den gordel, gelyk Ezech: IX 2, 3, 11. ftaat. De klinkletters- of vocaalen, welke in regte of kromme ftreepjes beftaan, en nu eens boven, dan wêer onder de Confonanten worden gezet, zyn , den Koran uitgenomen, zelden uitgedrukt. De fchryfwyze in dezenis byna, als in onze gedrukte boeken: maar,'die in gerechtclyke opftellen, rekeningen, brieKk 3 ven,  518. BESCHRYVINGE des ven, en andere opftellcn wordt gebruikt, verfchilt daarvan. In den Koran wordt alles regt gefchrecven; maar in deze krom, als een vierde deel van een wagenrad. De brieven aan voornaame perzoonen worden in geen' omflag, als by ons anders veeltyds gefchiedt, verzegeld, maar in eene beurs gedaan, welke,naar' gclange van de Waardigheid des perzoons, aan welken zyzyngerigt, geringer of koftbaarer is. Op hunne Signetten ftaan nooit figuuren, maar gevlogte naamen , of het één en ander zeggen uit den Koran, of anders eene zinfpreuk. De ftof, waarop zy de Signetten drukken, is een vcelvcnvig was, uit menigerlei zagte, maar voort hard wordende Compofitien beftaandc: waar door men Dan: VI 18. en dergelyke plaatzen van den Bybel licht byzetten kan. Die ■fchryfwyzc, welke tot opfchriften dient, en door veele trekken zeer kunftig wordt, draagt den naainyan Kufi. ■ Niemand moet de luft bekruipen, om naar hen toe tc reizen, ten einde de Muziek te leeren. Hun vocaal-muziek is niet harmonifch, maar valt in 't ruwe en wilde, en fchynt daarby gefchikt te zyn, om de fterke en aangenaame gemoedsbeweegingen aan te wyzen en uit te drukken. Hun inftrumenfaal-muziek is meer voor de tuinen en het vrye veld, dan vöor een beflooten vertrek. Zo heerfcht in hunne liederen een fterk affect, maar mees-  TURKSCHEN RYKS enz. 519 meefrendecls op een zwaarmoedige wyze. Al verftaan zy de Maat; de wyze nogtans, van Nooten te fchryven, ontbreekt hen. Zy leeren eeniglyk door het gehoor, en evenwel worde de Maat gehouden, wanneer meerderen famen fpeelen. Zy hebben noch een'Bas, noch andere veranderingen in de Muziek, maar allen fpeelen 't zelfde. (*) Heele cenvouwdigc foorten van Citers, Fioolen, Lieren,Schalmeien en Pauken zyn de gewoone inftrumenten, welke door ruifchende en krafïende toonen iets wilds uitdrukken. Het gemeenfte , waarvan . zig zelfs de vrouwen, ter verzellinge der ftemme en by andere inftrumenten bedienen, is een rond zamen geboogen, dun hout, ter breedte byna van een hand, waarin een uitgerekt vel vaft is gemaakt. In het rond zyn mede 5 of 6 gaten, waarin zig aan dunne aften breed geflagen Hukken blek kunnen draajen. Dit inftrument wordt,op eene trillende wyze, in de hand gefchud, en met de vingers, naar de maat, op 't vel geflagen. (*) De Heer Murat , Zweedfch Tolk te Conflantinopel, heeft de kunft uitgevonden, om Turkfch Muziek op Nooten te zetten, en 't volgende werk ten druk opgefteld: Esfai fur la Meludie Oriëntale, 011 explication dn fyftèmc des modes & dei mefures de la Mufique Tnrque par Antoine du Murat. Dit bericht leeft men in Prof. Biornstahls brieven der Schloczerfche Bricfn'iffeling , deel ii. (luk 8. N. 23. v. T Kk 4 § aLI.  Sao BESCHRYVINGE des1 § XLI. Van den burgerlyken toeftand, en andere daartoe behorende dingen. De verfcheide foorten van geld, en de Waarde daarvan moet men weeten, zal men de Turkfche berichten en zaaken regt verftaan. Te Conflantinopel, Adrianopel en Groot Kairo zyn groote Munten, om geld te flaan, waarop nooit borftbeelden, maar eeniglyk des Keizers gevlogtcn naam wordt geftempeld. Op de voorzyde ftaat: Sultan N. N. Ibn Sultan N. N. El-Sultan, Ibn El-Sultan ; dat is, „ Keizer N. „ N. een Zoon van Keizer N. N. die zelf „ Keizer en een Zoon eenes Keizers is: " en op de tegenzyde ftaat: Sultan el-Ben ~eyn, we Chakan el-Bahhreyn. Welke Titel rymt, en in beide,op elkander betrekkelykc woorden, .Berreyn en Bahhreyn , zoude, naar het gevoelen der Turken, iets verheven en veel uitdrukkend leggen. Zy zyn van een Arabifchen oorfprong, en ftaan in het tweevouwdigc getal. Dit rym betekent eigenlyk: Heer der beide landen; Heer der beide ze'ên. Door de heidelanden worden Europa en Afie, en door de beide zeeën de zwarte en witte, dat is, de Middelandfche zee verftaan. Op Africa en de Indifche en roode zee wil men niet groots wezen, in de verbeelding, dat  TURKSCHEN RYKS enz. 521 dat het tweevouwdige getal, hier, iets verhevener aanwyze. Chakan is een Tartaarfche Titel , welke zo veel als Koning der Koningen betekent. Zelfs wanneer de Keizer te veld trekt, wordt 'er geld in het leger geflagen , met dit opfchrift: Fi Ordüi humajun ; dat is , onder de tent des Aller-doorlnchtigften. Daar is zilver- en goud-geld. Tot het eerfte behooren de Asper, de Para cn Piafter. Een Asper is het kleinfte foort van geld. Drie daarvan gaan in een Para. Daar zyn 'er niet veel van, en de Kooplieden verdigten in hunne rekeningen eenen , waarvan 'er twee en een halve op eenen Para gaan. Veertig Para maaken eenen Piaster uit. Daar zyn enkele, vyf, tien , twintig, dertig Para-[lukken, alsmede Piafters, desgelyks ook anderhalve Piaftcr-ftukkcn. Een Piafter is een (Duitfche) Specie-gulden of j6 Groflen. Van goud-geld worden alleen Dir caaten, die met het Italiaanfche woord Zechinen uitgedrukt worden, geflagen; doch ze zyn van verfcheide Waarde. Eenige zyn van honderd en vyf Para; andere, en wel de gemeenfte, van honderd en tien Paras worden naar de verfcheide plaatzen, daar ze geflagen zyn, Dfchindfcherli en Sermapuppen genoemd; dc AraUfche zyn van 130 Paras; de Fondukli van 155 Paras. Van buitenlandfch zilver-geld zyn eeniglyk inzonderheid Ragufer-ftukken tot één' cn Kk 5 een  522 BESCHRYVINGE des een halven Piafter, en Keizer-daalders tot t Piasters gangbaar; daarentegen worden alle Europifche Ducaaten aangenomen. De Venetiaanfche worden met de Fondukli gelyk gefield ; maar de Hollandfche en alle andere op 146 en 2 derde Para, en dus drie op 11 Piaflers gerekend. Hier en daar heeft ook in koopfteden een veranderlyke Wiffel plaats , hoewel hydoor Keizerlyke verordeningen is verbooden. Vyf honderd Piafters maaken eene Beurs uit; en behalven deze gewoone Beurzen in rekeningen, als mede in den handel en wandel, (*) zyn 'er nog goudbeurzen, waarin 15 duizend Turkfche Ducaaten gaan. Van de groote Intereflen, die het geld geeft, is vooraf reeds gefproken; maar de geringfte onder goe- (*) Het is vremd , dat de waare berekening der Beurzen, zo menigmaal, verkeerd gefchiedt. Nog de grootfte aardryks-befchryver onzes tyds, de Heer D. Busching verklaarde , in zyne (Hoogd:) weekelykfche berichten 'vtm Landkaarten voor het jaar 1773» No. 40. 15 honderd Beurzen voor 7 honderd en 50 duizend Pruiftfche Ryksdaalders: daar het flegts zo veele Piaflers zyn, waarvan ét:n pas drie vierde van znlk een Daalder is. En in die voor het jaar 1775 worden 5 Piaflers voor één Ducaat ([bladz. 410) en 4 duizend Beurzen voor 2 millioenen Daalders Qbladz. 412.) verklaard. Zullen dit Pruiffi/c^eDaalders zyn, gelyk het fchynt; dan is het onwaar. Het zyn flegts zo veele Piaflers of Lceuwe-daalders.  TURKSCHEN RYKS enz. 523 goede Vrienden zyn 7 of 8 ten honderd. De Geldwijfelaars, welke mede geld tot hooge per centen fchieten, worden genoemd Sarafs.— Daar is geen twyfel, dat niet een land, zo ryk aan bergen, ook ryk aan Mynen zoude zyn, zo als dan dergelyke, van tyd tot tyd , werklyk worden ontdekt; maar de Turken verftaan het aanleggen van bergwerken flegt, cn voor Chriftenen is dit insgelyks eene zeer bedenkelyke en gevaarlyke zaak, dewyl ze zig daarby voor groote Avanien kunnen bloot ftcllen. Aan goede foortcn van fteenen. Marmer, Porfierftmi enz. ontbreekt het niet. Aan zeezout heeft men een' overvloed, en uit Moldavië komt het bergzout. Handel en wandel is, in het Turkfche Ryk, redelyk vry. Geen jagtrecht heeft daar plaats, maar elk een mag het Wild fchieten. Op de Viffchery is eene belafting gelegd, hoewel dc Europeen vry mogen viffchen. Monopoliën, welke in Europifche Staatcn, onder menig fchynbaar voorwendzel, ten nadeele van den grootften hoop van 's lands inwooners, zo gemeen zyn, waren in myn' tyd, tot nu toe nog niet ingevoerd. Uit Europa worden ongemeen veele Waaren gebragt, inzonderheid veel Engelfch, Hollandfch en Franfch laken. De Armeniërs en Jooden zyn tuffchen de Europeërs en 's lands inwooners meeftendeels de Makelaars (Cc?;- fals.)  524 BESCHRYVINGE des fals.) Anders was ook de Perjifche handel zeer aanmerkelyk; maar, federt dat Per/ie, omtrent het jaar 1740, by het uitfterven van den Koninglyken Stam, een tooneel van binnenlandfche oorlogen en verwoeftingen is geworden, heeft hy bykans opgehouden. Turkye op zig zelf levert den koopman aanzienlyke goederen. De Boomwol ftaat byna boven aan. Daarmede worden zeer veele fchepen belaaden. Dat wy Kemels-hair noemen, is geiten-hair van Angora. Het Turkfche garen wordt by Adrianopel en Smyrna geverwd^ Dit heeft, wat moeite de Europeërs ook hebben gedaan, niet nagemaakt kunnen worden, al wiften zy zelfs de Ingrediënten tot deze verw., En, dewyl dit zelfs niet aan alle plaatzen van Turkye gedaan kan worden, zo is dit een kenmerk, dat het aan 't water en andere omftandigheden der landftreek legge. Breedvoeriger berichten nopens den Levandfchen handel in Koren, Boomolie, Vygen, Razynen, JKoffi, Ryft, Geneesmiddelen, Speceryen, Zyde enz. vindt men elders. — In de Levant wordt byna alles, zelfs de wyn en het brandhout, naar het gewicht verkogt. Te Smyrna beftaat het gewicht in Drachmen, Okken en Kantharen. Eene Okke is twee en een half onzer ponden, en de Kanthar lykt naar onze 100 ponde» gewichts. Dewyl voor 't overige geene wagens gebruikclyk zyn; zo wordt alles van de ééne  TURKSCHEN RYKS enz. &a# ééne plaats naar de andere 3 door middel van Kemels en Muilen, vervoerd, waarby een noodig aantal van menfehen ter bezorginge en veiligheid wordt gevonden. Een zekere hoop van zulke reizigers met koopmansgoederen wordt genoemd eene Karavaan, en een weg, dien ze met Kemels op eenmaal kunnen afleggen, Konak. Nogtans is de ééne Konak, nooit, den anderen in wydte en afftand gelyk, maar rigt zig naar de gefteldheid des wegs, eifchendedus meer of minder uuren. Doch, daar de Kemels en Muilezels eenen bykans zig overal taamlyk gelyk blyvenden tred houden; zo kan men 2 uuren op eene duitfche myl rekenen, en daarvan tot de dagreizen, in de Levantfche reisbefchryvingen voorkomende, befluitcn, welke tuffchen 4 a 6 duitfche mylen kunnen bedraagen. Gemerkt voor 't overige de Kemels nooit naaft, maar altyd agter malkander gaan, zo ftrekt zig eene Karavaan , naar gelange der grootte, een halve, ja wel een ganfche myl in de langte uit. — Zulke poften, als wy by ons hebben , zyn wel in Turkye niet; doch alle 14 dagen worden, door Janitfaaren te paard, de brieven van Conflantinopel naar Wenen , en ook terug gebragt; en van de eerft gemelde plaats naar Smyrna , Angora en Aleppq zyn vaft geftelde briefdraagers;naar andere plaatzen en in buite§igewoone tyden moet men zig van de voor- ko~  52f5 BESCHRYVINGE des komende gelegenheden bedienen. Aan de voornaamfte wegen zyn wel zekere wagten tot veiligheid derzelve gefteld : maar is de bevelhebbende Bajfaoï' Aga zelf niet ftreng; dan zyn die , niet zelden, zelve ftraatroovers, of laaten zig ten minften de door hen verfchafte veiligheid duur betaalen. Anders wordt ook de handel te water, binnen de verfcheide Provinciën des Ryks, door middel van verfcheide foorten vanfchepen gedreeven. Tuffchen Conflantinopel, Egypten en Syrië gefchiedt zulks met gewapende Fregatten, ten einde zig tegen de Malthefers te kunnen verdedigen; maar in den Archipel en den Hellefpont met Volïken. Deze hebben flegts één' maft, maar lange fpricten ter uitfpanninge der redelyk groote zeilen. De agterfteven fteekt hooger uit het water, dan hy onder het zelve is. Boven is hy menigmaal verfierd, cn met bloemkranfen en andere dingen behangen. Het fchip zelf is vlak, en heeft een wyd uitfteekenden voorftevcn. — Ryke of aanzienlyke reizigers voorzien zig van een Ferman van de Porte. Alsdan kunnen ze, zonder tegenfpreeking, de paarden ter voortzetting hunner rcizc overal wegneemen. Deze zelfde magt hebben ook alle door de Porte uitgezondene Booden. Al is het, dat die kunflen in Turkye niet bloejen, welke de noodwendigheid, het gemak of de  TURKSCHEN RYKS enz. 527 de pragt by ons beeft voortgebragt; 't ontbreekt hen egter ook niet aan dit alles, naar hunne landswyze of gebruiken. Schoon zy niet verre in de werktuigkunde zyn gevorderd; zy hebben nogtans geen gebrek aan goud-, zilver- , koper-, en yzerfmeden. Zy haaien wel in gedreeven werk,in nieuwe modellen, en in zuiverheid in groote Hukken niet by de onze; maar weeten, dit niettemin, in het maaken van gouden armfieraaden en andere Hukken, daar te land in gebruik , alsmede het bewerken van koper en het vertinnen daarvan voordeden, die wy niet hebben. (*) By fyn werk van goud laat men den kunflenaar by zig in huis komen, die zyne werktuigen en oven medebrengt, en, waar men wil, zyne werkplaats opregt. — De zyde-bowv flaagt, met een taamelyk gemak en nog grooter winfl, op de eilanden van den Archipel, en de Griekfche, Natolifche en Syrifche kullen. Laken-fahriken ontbreeken hen geheel; maar des te meer fabriken zyn 'er, waarin zyde, boomwolle, kemelshaire flolfen, en wel naar hunnen fmaak, zeer fraai en koflelyk worden gemaakt. Conftanü- no- (*) Tiet menigvuldig gebruik van koperen vaten in de Levant is, zo veel men over het algemeen meent, wegens het daar ftandgrypend , heel uitfteekend en dikwerf herhaald vertinnen niet fchadelyk.  528 BESCHRYVINGE dës nopel, Angora, Aleppo, en het eiland Scio zyn in dit opzigt zeer beroemd. De zyden hemden voor de meervermogende vrouwen, gordels, fluyers, alsmede een foort van fluweel voor de Sopha-kuffens worden by uitflek fraai vervaardigd. Hierin munten de inwooners van Bruffa inzonderheid uit. Het bordüuren wordt, daar, tot de grootfte volkomenheid gebragt. Men borduurt in Turkye beelden en bloemen naar het Leeven ;en dit is het werk inzonderheid en meeftal van vrouwen, niet alleen voornaame, maar ook flaavinnen. Pe Turkfche Tapyten in alle hunne dikte,verfcheidenheid van kleuren en bloemen, en onderfcheiden grootte, worden met groote naalden gewerkt. Men maakt mede, vooral in Egypten, Matten, welke van fyn riet op dun touw zeer zuiver, en naar allerlei modellen gewerkt zyn. Te Smyrna en aan andere plaatzen zyn goede Katoendrukkeryen; ook wordt daar, en vooral te Kanea op het eiland Candia veel zeep gemaakt. Dezelfde ambagten zyn daar, als byons, en wel by wyze van gilden, als metzelaars, kleermaakers, fchoenmaakers, fchrynwerkers enz. Wat zy zelv' niet kunnen maaken, dat krygen ze uit Europa, of van Europifche cn daar woonagtige kunftenaars. Onder de laatften maakten anders dc horlogie-maakers grootfortuin;fedcrt dat de uurwerken, inftêe van andere onvolkomen tyd-, be-  TURKSCHEN RYKS enz. 529 bepaalingen, by voorb: door water-glazen , by de Turken in de Mode zyn geraakt. De Schilders verftaan niet veel meer, dan eenig broddelwerk, of op zyn hoogft gemeene figuuren en boomen te maaken. Het meefter worden by de handwerken is op zekere tyden vaftgcfteld, waarby plegtige omgangen onder Muziek in de fteden worden gehouden. De Akkerbouw wordt naarflig geoefend, en inden winter, welke daar de regentyd is, het meeft 'gezaaid. Hy is daar byna zo, als in Europa, doch gemaklyker, om dat de grond ligt is, cn men met den ploeg, die doorgaans eeniglyk van hout zonder eenig yzer is, ganfch niet diep, maar flegts omtrent een hand breed de aarde open fnydt. Men ploegt het land maar eens, bezaait het, en egt het zaad onder. Men doet geene moeite,om het onkruid uit te wieden. Alle velden ruften en draagen het ééne jaar om 't andere. Tot het ploegen worden geene paarden, maar offen, en voornaamlyk buffels gebruikt. Tot het planten van olyfboomen en den wynftok, waar hy tiert, wordt nog de grootfte vlyt befteed. De veekweekcry bepaalt zig meeftal tot ftoeteryen en kudden van geiten en fchaapen. Maar, om dat van alles groote fchattingen moeten gegeeven worden , cn niemand weet, of hy, het geen hy heeft, zyne erfgenaamen zullen krygen, en de I. Deel L1 aan-  53o- BESCHRYVINGE des aanmoedigingen, dus nog meer de belooningen doorgaans ontbreeken; zo werkt de grootfte hoop niet meer, dan hy voor zig en zynen leeftyd noodig heeft. § XLII. Van den huislyken toeftand der Turken. By de Turken worden bykans alle Familien gelyk gcfchat; geene is van de beklimming der hoogfte Eerampten uitgeflooten; even alsook geene, by derzelver werklyke bezitting, tegen eenen ganfehen val is verzekerd. —■ De huwelyken gefchieden op eene van de onze zeer verfchillcnde wyze; zy zyn geflooten, vóór dat zig beide partyen elkander hebben gezien en gefproken; fchoon het zomtyds gebeurt, dat de Bruidegom, door zyne moeder of iemand anders, eene afbeelding van zyne aanftaande vrouw moge verkrygen. Op den bruiloftsdag, wordt de bruidfehat naar des Bruidegoms huis gezonden. Wanneer de Bruid wordt afgehaald; dan gefchiedt zulks vermomd, en haar Vadcrshuis; treurt en weent 'er zo over, als of iemand ware geftorven. Op het bruilofts feeft zo wel, als by alle andere plcgtige bezoeken heeft het manneiyk en vrouwelyk geflacht zyne gezelfchappen en vermaaken afzonder-  TURKSCHEN RYKS enz. 531 derlyk, en van elkander gefchciden. —■ De toeftand der meefte Turkfche vrouwen is ftraf, en 'smans goede inborft maakt op zyn hoogft eene uitzondering. Dewyl een gegoed man meerder vrouwen heeft; zo veroorzaakt dit alleen reeds jaloezy en nyd onder dezelve, om van geene andere driften te fpreeken. De man kan ze, by allerlei gelegenheid, verftooten, en ,door het dreigen daarmede bevreesd maaken. De heerfchappy des mans kan dus tyrannig wezen , cn anders kan hy ook, door het gebruiken der jlaavinnen, de huwclyks-trouw zo menigmaal breeken, als hy wil. Deze zyn geroofde of gekogte Chriftinnen, welke aan de RuJJifche, Poolfche, Hongaaifche en Italiaanfche grenzen in handen der Turken vallen; en buiten dat moet ook Georgië en Circafe met de aangrenzende landen eene gewoone menfehen-fchatting betaalen;ja, de inwooners zyn daar zo ontmenfcht,dat de echtgenooten elkander onderling, niet minder de ouders de kinderen, en deze hen of met geweld of lift verkoopen. — 'T getal der blankeen zwarte Slaan en, welke jaarlyks naar Conflantinopel worden gebragt, kan men wel met geene zekerheid bepaalen; maar zy zullen, het ééne jaar door 't andere gerekend, niet minder, dan T5 duizend bedraagen. Wat men daar tot geen' behoorlyken prys kwyt raaken kan; dat wordt naar andere Provinciën, LI 2 voorr  532 BESCHRYVINGE des vooral naar Egypten gevoerd ,Jahvaar de blanke flaaven zeldfaam en duur zyn. Anders mogten ook de Chriftenen en Jooden flaaven van den Chriftelyken Godsdienft koopen ; maar Müstapha III. heeft zulks, op ftrenge ftraf, die tot den dood toe uitgcftrekt kan worden, verbooden. (*) Een man kan de gekogte of geroofde flaavinnen, wanneer hy ze moede is, verkoopen; hoewel ze alsdan gemeenlyk haare vryheid krygen, indien ze kinders ter waereld hebben gebragt. Eene echte, doch gefcheide vrouw moet haar huwelyksgoed wêer worden uitgekeerd, uitgenomen wanneer ze, door eene fchendige daad, gelegenheid tot dc echtfcheiding heeft gegeeven. De vrouwen krygen deze zo Hgt niet; maar zy kunnen ze bcgeeren, wanneer de man haar 't noodig onderhoud niet geeft, of haar onnatuurlyk heeft willen misbruiken. Om dit laatfte den Rechter te beduiden,zyn ze gewoon,zonder een woord te fpreeken, flegts dc uitgetrokken dunne onderfchoenen, waarmêe zy in de kamers gaan, om te keeren. Deze beeldfpraak verftaat de Rcch- (*) Niettegenftaande dit Verbod, pleegt hen nogtans het koopen derzelven, ten voordeele der Turken, als hunne eigenaars , te worden toegeftaan. Doch de koopers fluiten den handel voor 't gerecht, en laaten zig daaromtrent een Tlam of gerêchtelyk getuigenis geeven, om 'er tegen alle Avanien in vervolg van tyd door verzekerd te zyn.  TURKSCHEN RYKS enz. 533 Rechter voort. Inmiddels hebben by de Turken de kinderen, uit de bywyven geteeld, dezelfde rechten, alsmede eenzelfde vaderlykerfdeel met hen, die van wettige vrouwen zyn gebooren. Het is byna noodeloos, tc melden , hoe, by de veelwyvery, de kindertugt gefield zy. 'T verftand, inzonderheid by devrouwelyke Sexe, wordt zeer ongeoefend gelaaten; aan de eigenlykc verbetering des Wils cn harte denkt niemand. De noodzaaklykhcid daarvan wordt niet eens begrecpen. Woeft- en losbandigheid wordt voor iets ongedwongen gehouden. Dc kinders van gemeene lieden loopen, zonder eenige onderregting en tugt, langs de ftraaten; die van voornaamerc, wier zoonen Tfchelebi worden genoemd, hebben Slaaven en Gcfneedenen tot Leer- en Hofmeefters; gewis, zeer onbekwaame perzoonen tot zulk eene gewigtige zaak. De Mahomedaanfche Godsdienft is niet in ftaat, in kinderen iets goeds voort te brengen, cn de huizelyke voorbeelden zyn in ftaat, dc reeds op zig zelve bedorven natuur nog meer te te verflimmeren. De Gefnecdenen zyn mede by de Voornaamen dc opzieners der vrouwen , en van hunne mannclykhcid ten ccnemaal beroofd, om den Huisheer geenen den minftcn agterdogt ter boetinge der luften met zyne vrouwen te geeven. LI 3 By  534 BESCHRYVINGE des By de lange klêeren der Turken over het algemeen , agte ik hier der opmerkinge waardig, dat de Voornaamften niet alleen over den langen onderrok een ligt lang bovenkleed, cn 'er ook nog wel een' pels over heen draagen, maar daarenboven nog, op hunne reizen en anderzins, meerdere mêeneemen, om tot gemak cn pragt te kunnen verwiffelen. Dit laat zig, heel gefchikt, op het verbod van Chriftus overbrengen, waar door hy den Apoftclen meer, dan éénen rok verbood, op weg mede tc draagen; even als hy niet wilde toeftaan, dat ze fchoenen gebruiken, maar in plaats daarvan fchoenzoolen zouden aanbinden. Matih. X 10. Mare. VI 9. Hunne hemden zyn bykans zo gemaakt, als de Europifche vrouwen-hemden. De broeken zyn, by veele ftanden, van eene ongemeene wydte, en zo vol ploojen , dat 'er tot een paar wel 40 ellen linnen van drie vierendeel breed noodig zyn. De Tulband zet hen een byzondere deftigheid by, en is van zeer verfcheide foorten en formen, volgens den rang der perzoonen, die hem draagen. Goud en zilver wordt op de klêeren der mansperzoonen in het geheel niet gezien, als het welk, naar hunne meening, tot den fieraad deimannen niet behoort; maar aan toornen en zadels der paarden, dolken, piftoolen en fnaphaanen befteeden zy veel geld. De Keizer zelf maakt  TURKSCHEN RYKS enz. 535 maakt hier gccne uitzondering, vederboffen met koftbaare fteenen aan zyn' Tulband, beneffens drie pluimen van Kandiotifche reigers, ééne voor, en twee aan beide zyden,hem eeniglyk van anderen onderfcheidende. De voornaamfte Baffas hebben van het eerfte foort «en dergelyken aan de linke zyde , en geringere perzoonen flegts een gemeenen. Het is bekend, dat zig de Turken'de groene kleur hebben toegeëigend; en niemand, die geen Mahomedaan of Europeer is, mag in hun land dergelyke eene, als eene in een zeker opzigt hen heilige kleur draagen. — By het ryden gebruiken zy laarzen; mazv by het gaan flegts pantoffels, die ze inde vertrekken en onder het bidden uitdoen. Dit laatfte dient ter ophelderinge dier plaatzen in den Bybel, waarin het uittrekken der fchoenen, als een teken van uiterlyke eerbied voor God en menfehen wordt opgegee- ven. De Oojlerfchen van 't mannelyk ge- flacht hebben zelden kou/en aan. Wanneer dus de eerfte Chriftenen onder hen wierden gedoopt, zo gefchiedde zulks heel ligt, door hun klimmen in den rand des waters. Handelt VIII 38. — Het Urologie wordt in eene beurs op de borft aan het hart gedraagen. Het onderkleed, (Dtiaman) waar over 't opperkleed, (Feredfche) menigmaal open, flegts van de fchouder* naar beneden hangt, is met naauwc LI 4 mm~  536 BESCHRYVINGE des mouwen voorzien, en om de heup met een' gordel toegebonden, waarin de piftoolen fteekcn, alsmede dc Hattagan of een zeker mes, in de gedaante van onze fabels, ter langte van drie vierendeel of een volkomen El. Dit ziet men zelden, om dat het door het opperkleed/ bedekt wordt; en men kan daar door begrypen, hde Ehud, (Rechter: III 20. enz.) Joab, (2 Sam: XX 10.) en anderen hunne Ooflerfche zwaarden, ongemerkt, tot het doorftccken konden gebruiken. Het opperkleed is,in den zomer, van zeer ligte ftof; maar in den winter van laken, met bont gevoerd. Van den haard houden de Turken ongemeen veel. Zy merken hem als een wezenlyk voorrecht aan, waar door God het mannelyk gedacht van 't vrouwelyk heeft willen onderfcheiden. En zo kan men gemakkelyk bcgrypen, waarom 't in Davids tyd als de grootfte befchimping wierd aangemerkt, dat men dien deszelfs Gezandten had afgefneeden. 2 Sam. X 4. 5. Zy zyn ook gewoon hem nog tekammen,te wallenen, te bewierooken , en met welriekende wateren en zalven tc beftryken. En daar zy by dit'oud gebruik, even als by de wyze van kleeding in 't algemeen onverzettelyk blyven; zo kan men, zonder miftafting, van de tegenwoordige tot de voormaalige gebruiken met zekerheid befluiten. — Zelfs degemeenfte lic-  TURKSCHEN RYKS enz. lieden draagen gouden of zilveren ringen, welke by meer gegoeden met fteenen zyn bezet, waarop hunne naamen of een opfchrift zyn gefneeden. En, dewyl deze ringen den Oo'sterfchen voor fignetten dienen, zo zyn zegel en vpfchrift gelykluidendeuitdrukkingen.(2 Timoth:' II 9. ) Deze zegels worden met zwarten inkt, gelykende naar onzen druk-inkt, afgedrukt; weshalven de plaatzen der H. Schrift, Openb. VII 2. enz. Ezech: IX 4. niemand vremd of ongerymd zullen voorkomen. : Het grootfte gedeelte hunner , vooral mannclykc naamen zyn uit het O. Teftament ontleend , en eeniglyk naar de AraUfche of Turkfche uitfpraak geboogen cn veranderd. De Turkfche vrouwen komen in haare wyze van kleeding taamlyk naby de Griekfche, en zyn , hoe verborgen zy ook worden gehouden, nimmer ledig. Daar zyn byzondere dagen en plaatzen in Turkye, wanneer zc, doch bedekt, ruwe boomwol en zyde, alsmede boomwolle,zyden en allerlei gewecven ftoffen verkoopen en inkoopen. Te Smyrna, Angora en elders zyn gewoone vrouwe-markten. En haar werk is nog, gelyk ik menigmaal heb gezien, dat ze, met een fluijer bedekt, van de dikwerf afgelegen bronnen water haaien. Weshalven de ftraf, die Josua den Gibeoniten oplag, ( Jofua IX 21. enz.) in hunne vernedering van LI 5 krygs-  538 BESCHRYVINGE des krygszaaken tot vrouwclyke bezigheden be- ftond. De vrouwelyke Sexe is, als men weet, buitengemeen ingetogen. Voor Christenen en Jooden is 't eene zeer gevaarlyke zaak, met eene Turkin te doen te hebben. Zy verbeuren of het Leeven, of moeten'den Mahomedaanfchen Godsdienft aanneemen , en haar trouwen; ten minften koft het hen veel geld, om de zaak af te doen. De aller gemeende vrouwsperzoonen gaan, buiten de vertrekken, zelfs met een witten fluyer gedekt. De Turken naamlyk zyn van gedagten, dat fraaje vrouwen niet zonder kwaade begeerlykheden van de mannen kunnen aangezien worden , en dat men ze daarom gedekt en verborgen moet houden. Gaan zy alleen wandelen; dan ftellen ze, veeltyds, de regels der Europifche wellevendheid uit 't oog: en dit is de rede, dat mansperzoonen,vooral van andere Gezindten , gaarne uit den weg gaan, om haare aanvallen en vermetele onbefchaamdheid te ontwyken. Maar anders gefchiedt zulks,meestendeels, in een talryk gezelfchap, onder het opzigt van Gefneedenen of zwarte Arabiërs. Daar wagens ganfch niet in gebruik zyn, zo ryden de mannen zo wel, als de vrouwen. — Gaan voornaame mansperzoonen voor vermaak uit ryden; dan gaat een zeker getal van bedienden by paaren vooruit, draagende de tot eeten en  TURKSCHEN RYKS enz. 539 en drinken, als mede ter verwiffeling van klêeren noodige zaaken. Op ezels te ryden is, in de meefte Provinciën, niet veragtelyk. Hunne zadels verfchillen veel van de onze. Die zyn lang en zagt, en de kinders worden gewoonlyk agter op dezelve gezet. De ftygbeugels zyn kort gegord en breed, op dat de pantoffels niet zo ligt uitvallen. Tuffchen deze zadels en die voor de kameelen en ezels (Sfemer) is een groot onderfcheid. Die zyn naamlyk ter opgordinge der laften ingcrigt, van hout en leer, dus hard en ongcmaklyk; weshalven men of dekkleeden, of de lange Ooflerfche klêeren daarop moet leggen, om eenigzins flegts gemaklyk te ryden: gelyk dit ook, by Chriftus intogt in Jentfalem, door deszelfs leerlingen wierd waargenomen. Matth: XXI 7. ■—- In het Europifche Turkye is wel een foort van Koetfen: doch deze dienen niet zo zeer, om 'er reizen mêe te doen, als wel om 'er eene uitfpanning mêe te neemen. Zy hebben lange raderen, zyn klein, met traliwerk voorzien, en met gemeene of koftbaare ftof behangen. Deze laatfte kan men, om lugt te fcheppen, wegfehuiven, zo dat het traliewerk evenwel blyft, op dat de geenen, die 'er m zitten, op hunne Sophakuffens niet gezien werden. Gezelfchappen van beide gedachten worden voor wanvoegclvk gehouden. Elk voegt zig by  540 BESCHRYVINGE des by zyns gelyken. Broeders- en Zuflers-kinderen van verfcheide geflachten zullen elkander niet ligt zien, ik zwyg dan eene verdere maagfchap. Niemand vraagt naar de gezondheid van eens anders vrouw of dochter,om dat dit tegen de wellevendheid by hen geheel en al aanloopen, en als eene belediging zou worden opgevat. Een vertrouwde omgang met andere Godsdienfi-partyen vindt geene plaats. Het zyn flegts handelings- of Ceremonie-bezoeken. Met het aanbieden van koffi wordt een begin gemaakt, byaldien de rang niet toelaat, een pyp Tabak aan te bieden. Onmiddelyk voor de koffi wordt ook de ééne of andere ingelegde vrugt aangeboden. Van koffi wordt flegts één Kop , pas half vol, en gemeenlyk zonder fuiker overgereikt. Hierop volgt een Sorbet of zoetagtige drank. Geduurende dien tyd worden de zaaken afgehandeld. Willen zy, dat het bezoek een einde zal neemen; dan wordt een welriekend water gebragt, •cn de gaflen worden 'er mede befprenkeld; alsdan volgt een reukwerk , waarby zeer fraaje doeken over de hoofden worden uitgebreid, ten einde het zo fchielyk niet vervlicge. De emfthaftigheid der Turken van rang is, by hunne bezoeken zo wel, als in de verkeering met andere volken , zeer groot, en de Europeërs zyn met hun veelgefnap en lachgen byhenver- ag-  TURKSCHEN RYKS enz. 54r agtelyk. Maar zo ftilzwygend als het mannelyk gcflacht in zynen omgang is; des tc luider en praatzieker is het- vrouwelyk. Weshalven de Turken dit fpreekwoord hebben : ,, twee Ezels maaken een gefchreeuw als eene „ Karavaan; maar twee wyvenals eene raads„ vergadering." — Perzoonen van een laagen rang ftaan voor dc Grooten in eene zeer demoedige geftalte. De handen naamlyk hangen tegen den onderbuik over malkander naar beneden , en de oogen zyn naar den grond geflagen. By diepe Complimenten houdt by hen het in den Bybel zo menigmaal voorkomend gebruik nog ftand, te weeten, dat de mindere voor den Voornaamen op de kniën valle: en voor de Vorften en Grooten in het Ooften mag niemand zonder gefchenk verfchynen. —Het zou. de zeer wanvocgelyk zyn, indien eene vrouw haaren, van eene zelfs verre reis terug gekeerden man tot de deur toe te gemoed wilde gaan, en hem ontvangen. — In den gemeenen ommegang zien ze op geen'rang; maar by Ceremoniën en plegtigheden is elk een' zyne plaats beftemd. By lieden van de wet ( Ulema) is, als by ons, de regte hand de Eerplaats, maar by krygslieden de linke; zo dat dc Groot Vifier cn de Mufti, wanneer zc by malkander komen, daaromtrent geen verfchil hebben, dewyl elk, naar zyne meening en het ftandgry- pend  542 BESCHRYVINGE des pend gebruik, de hooger hand heeft. Hunne begroetingen onder zig en omtrent anderen beftaan in deze woorden: Salam-aleikorn, dat is: vrede zy met u, waarby zy, onder eene buiging met het hoofd, de linke hand op de borft leggen: maar Chriftenen en Jooden mogen hen daarmee nist aanfpreeken, even als of die hen geen' vrede konden toewenfchen. De Tulband wordt, by de begroetingen, nooit afgenomen, en een Turk zoude gelooven, dat een Europeer den fpot met hem dreef, wanneer deze den hoed voor hem afnam. De Minderen kusfen, by dc aanfpraak en het vertrek, den zoom des roks van een Voornaamen, of drukken hem wel tegen het voorhoofd. Van wandelen zyn de Oofterfchen gecne liefhebbers. By goed Wêerbegecven zy zig naar eene aangenaame ftreek, waar water en fchaduwe is, houdende zig daar van den morgen tot den avond toe op. Veelen blyven zelfs wel onder tenten den nacht over. Op Joelen zyn ze niet gewoon te zitten, maar of op het gras, waarover zomtyds een Tapyt gefpreid is, of op een laagen Sopha, en wel met kruifelings over malkander geflagen beenen. De huisbedienden der Oofterfchen van beide geflachten worden niet flegts met de kinderen alleen uitgezonden, maar ook by het uitgaan van den man en dc vróuw medegenomen. De Bedienden neemen de  TüRKSCHEN RYKS enz. 543 dc kinderen, vooral wanneer ze wat groot zyn, gemeenlyk zo op den rug, dat deze hunne handen om derzelver halzen {laan, maar de beenen in hunne zyden houden, en met hunne hoofden over hen heen zien. Al zyn de meubilen by de Turken zo menigvuldig niet, als wel by ons; egter heeft daaromtrent uitzonderinge plaats. Want men vindt Grooten des Ryks,die hunne vertrekken, naaide Europifche manier, met koftbaare fpiegels, armftoelen, kaften, tafels enz. uit Frankryk en Engeland hebben opgefchikt, of wel met fchilderyen van landfchappen en landgezichten, doch zonder menfehlyke figuuren, behangen. In dc vertrekken, daar zy huishouden, is alles zo fchoon en net, dat 'er niemand de fchoenen in aanheeft; doch de vloeren, trappen en voorpleinen worden niet ligt geveegd en geftoft; want omtrent hunne huizen cn paleizen zyn ze zeer onverfchillig. Dit gefchiedt deels uit een echt beginzel van Godsdienft, om dat zy 'er flegts vremdelingen in waren; deels mede om ftaatkundige reden, dewyl niemand weet, of hy ze lang bezitten zal, en hunne nakomelingen ze zullen erven. Uit dien hoofde ziet men ook zelden, dat zy een huis verbeteren. Men bewoont het zo lang, als men kan. Leeft men alsdan nog; dan breekt men het geheel af, en bouwt een nieuw. Het af- ge-  544 BESCHRYVINGE des gezonderdfte deel in grootere huizen dient tot eene verblyfplaats voor de vrouwen, en draagt den naam van Haerem. (*) De zolders in de vertrekken zyn gefchilderd, ook wel verguld, en de vloer is met matten of tapyten belegd. Aan de wanden rondom heen is de Sophar. De toebereiding hunner leevensmiddelenverkh'üt heel veel van de onze. In plaats van boter, welke daar niet gelukt, als wel by ons, gebruiken zy niet alleen hunnen uitlteekenden olie, maar hebben ook het vet van geronne melk, het welk verfch voort op brood gegeeten kan worden,en waarfchynlyk het Cherriah ( ntfÖH) der Hebreeuwen is. Richt: V 25. Het overige droogen zy of, en bedienen zig daarvan als een ingrediënt tot zekere fpyzen; of gebruiken het als zuure melk tot eeten en drinken. Inmiddels gebruiken de Europifche Turken, in veele Provinciën, boter in menigte. Omtrent het gebruiken van fpeceryen, inzonderheid peper en kamei,, zyn ze onmaatig. Hun dun brood wordt niet alleen in Natolie, maar ook in ongemeen veele flreeken van Arabie,Syrië, en naar den Euphraat toe, by gebrek aan hout, over Koejen (*) Haerem betekent niet alleen, gelyk als in een dergelyk Hcbreeuwfch woord, een heilige plaats, maar ook de vrouwen en haare wooning. Haercmcyn, in het tvveevouwdige getal, drukt de twee vermeende heilige plaatzen uit, Mekka en Medina.  TURKSCHEN RYKS enz. 545 en Kemel, mift gebakken. En zo kan het niemand bcvremden, dat Propheet Ezechiel (Hoofd; IV 12.) zyn brood over den drek van 'smenfehen afgang, in plaats van Kocmift, tot eene voorbeduiding van aanftaande ftrafgerichten, moeit, bakken. Deze koeken, als hun brood, worden byna zo warm cn verfch, als zy onder de afch van daan komen, op tafel gezet. Om dat 'er geen zuurdeeg in komt, zo duuren ze flegts dien dag, dat ze worden gebakken. Anders zyn ze wit, van een goeden reuk, en pas een halven vinger dik. Worden zy al, uit nood, den volgenden dag gebruikt; dan moeten zy over. kooien worden gewarmd , om dat zy anders al te fmaakeloos zyn zouden. Een vogt, het welk uit Sufam-zaad ( Tachin') geperft wordt, en een ander, het welk Petmes wordt genoemd, en ook zoetagtig is, wordt by malkander gegooten, en is als hunne boter. Zonder den bekenden Pillau of gekookten ryft wordt niet ligt eene maaltyd gedaan. Naar evenredigheid, by voorbeeld ééne maat ryft en twee maaten waters, kooken zy eerft het laatfte , en doen 'er dan den ryft in, om beide zamen te laaten kooken. Vervolgens laaten zy den pot open,en, zonder hem verder-toe tc dekken, of den ryft om te roeren, laaten hem zo lang kooken,tot dat het water verteerd , en hy heel dik gewor/. Deel Mm den  545 BESCHRYVINGE des den is. Alsdan gieten zy 'er gefraolten of bruine boter of vet by, roeren het met een lepelfteel om, dekken den pot omtrent vyf minuten toe, en fcheppen dan den Pillau op. Anders wordt hy ook wel met gevogelte of fchaapenvleefch toegemaakt, en met rozynen gekookt, en, wanneer hy op tafel wordt gezet, fterk met peper beftrooid. Schaapen- en geitenvleefch, met gevogelte is hunne lieffte fpys. Doch over 't algemeen zyn ze geene groote vleefchëeters, maar houden meer van tuin- en boomvrugten. In het eeten zynde Turken over het algemeen zeer maatig. De geringeren vernoegen zig met zout en brood, knoflook of uyen en zuure melk, waarby ten ecnigen tyde olyven, en by plegtigheden andere toefpys komen; zo dat zig een Turk naar onze wyze, van te leeven, doorgaans met gering voedzel behelpt. Voornaame perzoonen gebruiken lepels, van fchulpen van fchildpaddcn gemaakt, geringere van hoorn , en de gemeene van hout. Mejfen en vorken zyn over tafel niet in gebruik, en men fnyd het vleefch reeds in de keuken aan kleine ftukken. Buiten dat is het vleefch zo murw gekookt, dat het by 't aanraaken aan ftukken valt. Hunne wyze van te eeten ftaat pns daarom tegen, om dat ze, 't geen by ons met lepels wordt gegeeten, met de vingers in den mond fteeken. By ordentelyke lieden be- ftaat  ÏURKSCHEN RYKS enz. 54? ftaat het tafelkleed flegts in een rond ftnk leer, het welk op den grond wordt uitgebreid. Men bediend zig van vertind koperwerk, en de drinkvaten zyn groote fchaalen van koper of porcelein. De gaften van gelyken rang gaan op hunne kruizelings onder zig geflagen voeten zitten, en de mindere op hunne kniën rondom heen. Op het Leer leggen rondom de broodkoeken. Met de regte hand taften zy alleen in de fchqtel, leggen dc fpyzen op het brood, of ook wel op het leer, maaken het vleefch met de vingers verder aan ftukken, en eeten alsdan naar believen. Wanneer ze van het eeten opftaan; dan zeggen zy, God zy geloofd ! Water is hun voornaamfte drank. Na de maaltyd wafcht men zig altoos.' Ter verfriffinge is by hen de Sorbet gebruiklyk, die niet op eenerlei manier gemaakt wordt, en den Europeërs zelden fmaakt. De koffikan wordt by hen pas koud, dewyl ze by zomerdag in de keuken, maar in den winter op de koolpan in de kamer ftaat: maar, vermits de koppen klein zyn, en menigmaal naauwlyks half vol worden gefchonken, zo drinkt, daaï, een fterke koffidrinker pas zo veel, als by ons een middelmaatige. De koffi is redelyk fterk, maar wordt nooit met melk gedronken, en daar de fchoteltjes niet gebruiklyk zyn , zo wordt het kopje, om de vingers niet te -branden, in een Mm a foort  54o BESCHRYVINGE des foort van fchoteltje gezet, 'twelk by gemeene lieden van koper, maar by voornaame zeer zuiver van doorgebroken zilver of goud ge- maakt is. Zonder Tabak leeft niet ligt een Turk. Zo wel op 't land, • als t' buis heeft hy byna altoos de pyp in den mond; en uit een foort van zindelykheid is het, dat hy , ten minsten in gezelfchappen, het fpeekzcl doorflikt. Doch de Tabak wordt zeer langzaam, en wei uit pypen gerookt, wier fteelen van 2 tot 4 Ellen lang zyn; waar door niet dan een lugtige damp naar den mond komt, welke niet op de tong byt, en ook zo niet bedwelmt, als by ons. De fteelen zyn dikwyls met zilver of goud beflagen, ten deele mede zelfs wel met de ééne of andere ftof omwonden, welke, vooral in den zomer, met eene fpons nat wordt gemaakt, op dat dc rook heel koel in den mond moge komen. De Huisheer zelf of een Bediende geeft den Gallen de aangeftoken pyp over. Het Opium wordt van veelen in zulk eene maate genomen, dat zy in een zeker opzigt bedwelmd worden, en zig dus, als verrukt , aan hunne droomen overgeevcn. In het •begin worden ze daar door waakende droomers; maar allengs worden alle Ziel- en lighaamskragten dermaate verzwakt, dat ze, by een nog leevend lighaam, verftandeloos, gevoel- en werkloos worden. Ryke  TURKSCHEN RYKS enz. 549 Ryke en voornaame Turken houden een groot getal Bedienden en Slaaven[van beide gedachten. Koopen ze de laatften by rypere jaaren ; dan zullen zy hen niet ligt tot hunnen Godsdienft dwingen j ook gaan ze zo onbarmhartig met hen niet om, als de Mahomedaanen op de kuften van Barharie doen. Derzclvcr wreedheid is wel te begrypen. Want het fchuim dier Turken, welke men,de doodsftraf uitgezonderd, ftrengft wil ftraffen, wordt uit Turkye na dc Africaanfche kuften gebannen, of wel, aan zommige plaatzen , van dc Moor en in dienft genomen,maakende het daar, in weinig tyds, een groot Fortuin. Voor 't overige zyn de Slaaven van beide gedachten, die in de jeugd niet geroofd, of gekogt en vervolgens worden opgebragt, meeftal de flegtftc fchepzelen. Anders mogt men hunnen waereldlyken toeftand niet voor ongelukkig houden. In hun vaderland zyn ze meeftendeels niet beter, dan de Wilden; maar nu worden ze wel onderhouden en gekleed; in menigerlei' zaaken onder-weezen, en maaken dikwerf groot fortuin ; gelyk men dan voorbeelden daarvan in dc vroegfte Iliftorien vindt, dat ze, zig wél gedraagende, door hunne eigenaars voor kinders aangenomen , en tot fchoonzoonen zyn gemaakt, Genef: XV 3. 1 Chronik: II 34. 35- Dc- fraaje Slaavinnen worden als uitgelaaten, hoogmoeMm 3 ' diS  55® v BESCHRYVINGE des dig en eigenzinnig befchreeven, en haar, die in de tedere jeugd zyn geroofd, wordt door de Turken een groote haat tegen de Chriftenen ingeboezemd. De kinders der Slaavinnen zyn, volgens de wet, lyfëigen, ten ware de eigenaar hen de vryheid fchonk. Van Tydverdryven zyn de Turken, als een lui ledig volk , ongemeene liefhebbers; doch niet zodanige, waarby zy hunnen geeft moesten infpannen, maar wel van die geene, waarby ze als droomende aanfchouwers kunnen te werk gaan. Koordedanzers , vegters, worfielaars, eh wel in eenen groven finaak kunnen daarby iets winnen. 'T ontbreekt ook niet aan dergelyk gefpuis van mans- en vrouwsperzoonen. Onder het vertoonen van hunne Kunftftukken, waarby ze menigmaal de geilfte beweegingen uitdrukken, laaten zy fteeds een muziek hooren, het welk met een gemeene trommel en eenige fchorre blaas-inftrumenten wordt gemaakt. Eigenlyke SchouwJpelen, Komedien cn Operas zyn by hen geene Mode. De Kampvegters beftryken zig, naar de gewoonte der Ouden, met olie, en hebben, behalven een paar leere kouzen, geene andere klêeren aan. Daar ze zig, by de verfcheide zwaajen en gemaakte aanvallen, als aapen aanftellcn; zo wordt men op zig zeiven onvernoegd, dat zig de menfehen beneden hunne natuurlyke Waardigheid zo  TURKSCHEN RYKS enz. 55* zo kunnen vernederen. De Kamp/pelen zyn in hunne afzonderlyke vertooningen kort, en by elk einde worden de voornaame aanfchouwers om een drinkgeld aangefproken. Het| fpeelen is onder de Turken zo gemeen niet, het fchaakfpel, het dambord en de Mangala, of het tellen eener menigte van boonen of kleine fteenen in 12 uitgeholde gaten van een dik bord uitgezonderd. By 't winnen of verliezen laaten zy noch vreugde noch droefheid blyken. ' T gefchiedt ook om geen geld; want om geld te fpeelen wordt by hen voor eene'groote zonde gehouden. Het grootft vermaak zoeken beide gedachten in tuinen of aangenaame ftrecken, vooral waar een ruifchend water, of een fterke doortogt van reizigers is, om onder muziek of tabak rooken den tyd als droomend door te brengen. Uit dien hoofde fcyn ook in de fteden en op dorpen niet alleen, maar ook aan volkryke heerewegen koffihuizen aangelegd. Het Dfcherid of ftokfpel dient voor de ruiters, en wordt by hen, in een zeker opzigt, als eene krygsöcfening aangemerkt. Men fpoort het paard met alle magt aan, en, terwyl men het in 't rond laat loopen, zo tragt men, agter den rug zyner party te komen, en den ftok naar zyne fchouders tc werpen, om dat men eigenlyk, nooit, op den buik moet mikken. Zy raapen de ftokken onder een vollen galop, Mm 4 zoa-  55* BESCHRYVINGE des zonder af te ftygen, van den grond op,draajen zig rondom den buik hunnes paards, en maaken verfcheide zwaajen, om den hen toegedagten worp te ontwyken. In deze lighaams- oefening zyn ze zeer bedrceven. Tot de tydverdryven behooren nog de Baden, (*j welke uit een medicynfch voorwendzel, van de vrouwen over dag, en tegen den avond van de mansperzoonen, in elke maand eenige maaien worden bezogt. Dewyl nu daar gewoonlyk groote gezelfchappen van cenerlei gcflacht , maar nogtans van allerleic volken en Gezindheden en rangen komen, en zonder plegtigheden met elkander omgaan; zo houden ze zig daarin, onder het "baaden, koffi drinken cn praatcn, 3 of 4 uuren op. Deze zyn de eigenlyke plaatzen van byeenkomfl: voor de vrouwen, om elkacr allerlei nieuws te vertellen, en haare koftelykheden elkander te laaten zien. Wilde een mansperzoon binnen fluipen; dan zoude hy, by het ontkiccclen, niet alleen ligt worden gekend, maar zelfs wel in leevens-gcvaar raaken. Wanneer de inwooners in Turkye reizen;dan nee- (*) Het baaden is by hen bykans eene noodzaaklykheid geworden. Het moet, by voorbeeld, vóór het trouwen gefchieden; cn men neemt geene flaavin in huis, die niet vooraf in 't bad geweéft is.  TURKSCHEN RYKS enz. 553 neemen zy eene Mat of een Tapyt, om 'er opte zitten en te flaapen, eenige dekens, eenen kookketel en eene vies met eene drinkfchaal en een koffikan mede. Dit is al hun gereedfchap; en hebben zy geene Bedienden of flaaven , dan kooken zy hunnen koffi en ryft zelv'. § XLIII. Nationaal Character der Turken, en andere daartoe betrekkelyke dingen. In een zo groot Ryk, als het Turkfche,het welk uit zo veele, onder menigerleie lugtftrceken gelegen Provinciën famcngefteld is, kunnen dc bewooners niet wel eenerlei nationaal Character hebben: zo zyn, by voorbeeld, dc Turken in het eigenlyk Griekenland, in Egypten , op Kandia, Cyprus en elders boosaartigcr, dan die rondom Conflantinopel, Smyrna enz. woonen. Dc Europifche worden voor werkzaam, driftig, dapper, ruw in hunne zeden; de Afiatifdie daarentegen voor lafhartig, teder, verwyfd en lui gehouden. Doch 't volgende zal tot hunne afbeelding over het algemeen echt en voldoende zyn. Dc Turkfche natie heeft een natuurlyk verftand en oordeel. Dit kan men daaruit afnecmen, om dat het de Turken, zonder veele onderMm 5 reg-  554 BESCHRYVINGE des regting, door zig zeiven, in allerlcie dingen redelyk ver brengen. De voorbeelden zyn menigvuldig, dat menfehen van den geringften Staat tot de hoogfte Waardigheden gcraaken, en 'er zig zeer wél naar weeten te fchikken. Het flrekt den toehoorders, by gerechtelyke, en menigmaal zeer netelige onderzoekingen, tot het grootfte vermaak, met welk eene fpitsvondig- en loosheid de Rechters, zonder in onze rechtsgeleerde zaaken te zyn onderweezen , de partyen uitvraagen, en ter ontdekkinge van de geheimfte daaden kunnen komen. Hunne invallen zyn, dikwyls, zonderling in hunne foort. Doch dit belet niet,dat ze niet ongemeen bygeloovig zyn zouden. Daar is niet wel een volk, dat meer aan bygeloof vaft zyn konde. Bykans alle toevallige dingen , ja zelfs de kleuren aan de klêeren, leveren hen ftof uit tot goede of kwaade voorbeduidzels. De droomen houden zy voor een foort van Godlyke ingeevingen. Vermeende Jlarre- wigchelaars, waarzeggers en toveraars hebben by de Voornaamften fteeds grooten ingang. Veelen draagen, geduurendc hun Leeven, Talismans by'zig. Deze bygeloovige te ■ kenen, om zig voor kwetfuuren en ongelukken te behoeden, zyn niet van eenerleie foort. Eén derzelven beftaat in zekere {breuken uit den Koran, of in gebeden, welke op papier of per-  TURKSCHEN RYKS enz. 555 perkament gcfchreeven, en in een zakje op het bloote lighaam aan een fnoer worden gedraagen. Een ander behelft zekere, op metaalen of fteenen gefneeden formulieren, en is door middel van een om den arm gaanden ring, of elders vaft gemaakt. Zy worden zelfs aan de halzen der paarden gehangen. 'Niemand hunner is wel van de verbeelding vry, dat men, door een kwaaden opflag des oogs, iemand veel fcha.de kan toebrengen. Tovermiddelen, om iemand verliefd te maaken, worden, behalven de Mahomedaanen, ook van Jooden en Ooflerfche Chriftenen aldaar geloofd. By dezieken worden verfcheide tovermiddelen gebruikt,ja, men laat wel plaatzen uit de Euangelien tot hunne geneezing leezen, en neemt zyne toevlug t tot de graven van vermeende Heiligen onder Chriftenen en Turken. Hebben zy eene fterke en aanhoudende pyn, aan welk deel des lighaams het ook moge wezen; dan houden zy 'er een kleine brandende lemmet of lap aan; waarby door Chriftenen, Jooden cn Mahomedaanen verfcheide woorden gefproken, en door de eerflen over de pynlyke plaats kruizen worden gemaakt. Dit noemt men het heilig vuur, en fchryft aan de daarby gebruikelyke Ceremoniën een groote kragt toe. — In Egypten gelooft men doorgaans, dat het Fee ft van Johannes den Dooper een einde van de peft maakt.  55Ö BESCHRYVINGE des maakt. Hunne 'ftatuur is welgemaakt, Jy- vig en mannelyk. Hunne fterkte is niet gering, en zy kunnen laften draagen, waaróver men verzet moet ftaan*. Hunne lighaams-houding en beweegingen zyn eenvouwdig, niet zo gemaakt, als de onze, en zy fëhermen, onder het fpreeken, ook niet zo veel met de leden, vooral met de handen. • De Turkfche vrouwen worden als fraai befchreeven. Hun vel moet, wegens de bedekking,' wel nafuurlyker wyze teder zyn. •— Een hoog gevoelen van zig zelv' is hen in een zeer hoogen graad eigen. Maar welke volken zyn van dezen hoogmoed vry ? Zyn niet een Spanjaard, Engelfchen Franfchman enz. in hunne eige oogen boven alle anderen verheven ? Naar de verbceldinge der Turken is geen Staat beter aangelegd , dan de hunne; geene natie de hunne gelyk aan voorrangen; geen Godsdienft heilzaamer, dan de hunne. Wat wy nopens hunne Geleerdheid vooraf opmerkten, ftelt ons in ftaat, om te oordeelen, of zy, in deze opzigten, voor onfcilbaare Rechters mógen gehouden worden. — Allen volken geeven zy fchimpnaamen; de Grieken noemen ze Taufchein, haazen; de Jooden Schifud, honden; de Armeniërs Boktfchi, drekvreeters; de DuitfcherS DfchururKiafir , vuile vloekers, enz. In hun gedrag zyn ze ernftig, en men kan zig niet wel verbeelden,  TURKSCHEN RYKS enz. $s7 den, welk eene deftigheid zy, geftadig, weeten te vertoonen. Nopens gebruiken, gewoonten en wyze van kleeding zyn ze ten uitcrften bcftcndig en hardnekkig. Die merken zy als dingen aan, welke met den Godsdienft famenhangen, zo dat hy, die ze wilde veranderen, den Godsdienft mede fchyne te veranderen. Toen daarom Sultan Mahmud , in deze eeuw, eenige fchikkingen en gebruiken van .de Europeërs ontleende, moeft hy gedoogen, dat hy de Frankifche J.auer of de Europifche Ongeloo- vige wierd genoemd. Hunne leevenswyze is zeer éenpaarig. Zy gaan, den Ramafan uitgezonderd', vroeg naar bed, en ftaan ook vroeg wêer op. Om 7 of 8 uuren doen ze een maatig ontbyt, en tegen den avond hunne voornaame maaltyd. Den dag brengen zy of met lediggang of bezigheden door. Stads-uurwerken ter verdeelinge des tyds zyn ganfch niet in gebruik. Het roepen van de Moskeen tot het gebed dient daartoe, cn men zoude gelooven, dat door den aanleg der eerfte hunne Imam^ en dc Waardigheid van den Godsdienft zelv' iets zouden verliezen. De grootfte hoop leeft maatig,behelpendezigmet weinige en geringe fpyzen; en, daar hunne eigenlykeen voornaamfte drank het water is, zo eifcht de tafel geene groote koften. Van foupen weeten zy byna geheel niets ;cn veelen leeven, ten tyde der vrug-  55S ÉESCHRYVINGE des vrugten, alleen van brood, vrugtcn en water. — De gierigheid is ook by hen de wortel alles kwaads; en de edelmoedigheid is hen eene byna geheel onbekende deugd. Voor geld kan men by hen het meefte krygen. Men kan 'er alles mede goed maaken, de leevens-ftraffen af koopen , en zig zo veele valfche getuigen en meinecdigen verfchaffen, als men noodig heeft. Zelfs de "Voornaamen van het Hof, de vrouwen, Gefneedenen en andere Vertrouwden worden door dit metaal gewonnen. En daarom zyn ook dingen, die niet van goud en andere koftbaare ftoffen zyn,by hen van geene Waarde. Onze fmaak in fchilderyen, huisraad, por- celein enz. is by hen veriigtelyk. Heeft men een' Turk, van welken ftaat hy moge zyn, by eene zekere gelegenheid, als op een plegtigen dag, een gefchenk gegeeven; dan merkt hy zulks als eene verpligting tot meerdere aan, en eifcht by dergelyk eene weder nieuwe : waarom ook 't woord, Baechfchyfch (gefchenk) dat geen is, het welk men in Turkye zo menigmaal hoort. Tot fraaje kunfien hebben zy weinig trek. Zy beminnen den lediggang meer, dan het werken, zo dat ze, dikwerf, den geheelen dag met fpeelen flyten. — Bragt het aardryk, by eene geringe moeite, niet byna alles van zelf voort, en leefden de Turken niet zo maatig; dan zouden zy weldra te gronde  TURKSCHEN RYKS enz. 559 de moeten gaan. In den handel en wandel houden zy zelden den middenweg, maar zyn of natuurlyk rechtvaardig en geveinsd , of zeer boosiiartig en bedriegelyk. Zy kunnen zeer ligt toornig en oploopend worden. ,Zy zyn loos, en kunnen ongemeen veinzen. Zy hellen tot wreedheid en tyranny over. Hunne wraakzugt is niet ligt verzadigd. Kleinigheden kunnen hen tot agterdenken aanzetten, het welk men hen, zelden, kan beneemen. Hunne minnenyd heeft, gemeenlyk, wreedheden ten gevolge, waarvan of de ééne of andere party een yfelyk flagtoffer wordt. Niet zelden worden jongelingen of vrouwsperzoonen, aan eenzaame plaatzen of in het water vermoord gevonden, wier gezigten verminkt worden, om onbekend te blyven. Zo on- verzadelyk als de begeerlykhcid der Turken is, om fchatten te vergaderen; zo verhviftend zyn ze, wanneer het op de voldoening hunner welluft of pragt aankomt. Hunne welluft is waereldkundig ; en beide gedachten bedenken, ter verzadiginge van dezelve, de liftigfte middelen , of vervallen mede tot de onnatuurlykfte fpoorloosheden: zo dat in hen het zeer merkwaardige woord des Apoftels , Rom: I 26—28. wordt bewaarheid. Dit moet niemand bevremden. De lugtftreek is heet; en de Mahomedaanfche Godsdienft, in plaats van de lusten  $6o BESCHRYVINGE des ten des vlcefches perk en paaien te Hellen, laat haar veeleer volkome vryheid, en geeft hen, in ftce van middelen, om ze te onder te brengen, nog voedzel aan de hand, om ze te agteryolgen. By hen gaan onnatuurlyke zonden in zwang, wier naamen zelfs met een eeuwig ftilzwygen bedekt moeiten blyven, en die evenwel den inhoud hunner liederen veelal uitmaaken, en ftof tot gefprekken , vooral by de Grooten, uitleveren. Zy hebben flegts laage gedagten van de vrouwelyke Sexe, merkende de vrouwen als een minder flag van menfehen aan. Uit dien hoofde wordt ook voor dcrzelvcr opvoeding ganfch geene zorg gedraagen, maar waffen zonder, alle kennis op, en zyn wild en losbandig. Zeer weinige onder dezelve hebben een begrip van den Godsdienft. Het wordt voor onvcrlchillig gehouden, of zy bidden , dan niet; of ze in de Moskee gaan, dan niet. Wanneer een hoop derzelve op de ftraat of elders ftaat; dan gaat men zo wyd uit den weg, als men kan, om tegen haare buitenfpoorigheden te zyn beveiligd. — Voor 't overige zyn de 'Turken groote liefhebbers van tam vee. De meefte gemeene huisvaders hebben een fchaap, het welk met hen naar het veld gaat, cn hen overal navolgt. Zulk een gebruik vondt, waarfchynlyk, reeds plaatsin Davids tyden; en daarom fprak, by zekere gelegenheid, Propheet Na-  TURKSCHEN RYKS enz. 561 Nathan tot hem van een fchaap , het welk van zynen eigenaar met zo veel zorg gevoed cn onderhouden was. 2 Sam XII 1 enz. Honden cn Katten worden by hen zo wél bezorgd, dat het de eerften nergens beter hebben , dan in Turkye. De ftraaten zyn 'er vol van, en het wordt voor een goed «werk gehouden , hen brood cn vleefch toe te werpen. Waren zy zo bytagtig, als by ons; dan waren 'er de voetgangers ongelukkig aan: maar ze zyn lui, en roeren zig niet ligt; nog grooter zou het ongeluk zyn, wanneer ze dol wierden; maar hiervan weet men daar niet. Doch de Katten alleen worden in de huizen en kamers geduld, en niet de honden, welke als onreine dieren worden aangemerkt. Des men daaruit begrypen kan,waarom zy, Openb XXII 15. als een zinnebeeld van verWerpelyke, cn der zaligheid onwaardige menfehen worden voorgefteld. Dewyl zy nu dezelve, wegens een verkeerd en kwalyk opgevat begrip van liefde, niet laaten dooden; zo vermeerderen zy zig op de ftraaten en aan alle hoeken ongemeen. Van paarden houden zy buitengemeen veel, en zorgen 'er byna meer voor, dan voor de menfehen. Elk paard is onder het graazen, door middel van een touw aan den éénen poot, aan een paal vaft gemaakt, zo nogtans, dat het tot eenen zekeren afftand I. Deel Nn in  562 BESCHRYVINGE des in het'rond vry gaan kan. Daarby zyn ze alle, naar maatc de eigenaar is, met een flegt of koftbaar dekkleed toegedekt, om tegen hette of koude tc zyn beveiligd. De Turken ryden doorgaans op hengften, en niet op ruinen. Zy zyn goede paardentemmers , regtende dc paarden meer met goede en zagte woorden af, dan met vloeken en flaan. De gebitten en breidels zyn mede anders, dan de onze,drukkende , by het minfte trekken, dc tong dermaate, dat zig de paarden voort laaten bedwingen. De gedagten der Turken omtrent andere natien en gezindheden zyn niet de befte. Zy houden het niet flegts voor geoorloofd, maar zelfs voor een werk van Godsdienft , dezelve te befchimpen en te befpotten, ten einde zy, om dit te ontgaan, mogten aangezet worden, den Mahomedaanfchen Godsdienft aan te neemen. Alhoewel de gaf vryheid by hen niet in dien graad, als by de Tartaaren, wordt geoefend; egter behoeft niet ligt iemand by hen van honger te vergaan. Voor de Mahomedaanen van andere fecten hebben zy zo weinig liefde, als de Röomfchen omtrent de Protef anten. De haat tegen de Chriftenen is groot, en onder dezen zyn dezulken, die beelden aanbidden, hen tot eene ergernis, ja een afgryzen. Omtrent de Jooden hebben zy eene on gemeene veragting, en die zyn een voorwerp hunner fpotterny. Doch  TURKSCHEN RYKS enz. 563 Doch dit verwyt kan ook, helaas! veelen Christenen worden gedaan. § XLIV. Inwendige toeftand des Turkfchen Ryks. Zo groot als het Turkfche Ryk is; zo zwak is het by dit alles. Met de grootte komt dc bevolking ganfch niet overeen. (*) Aan veele oorden is het geheel van menfehen ontbloot. Men behoeft niet naar de grenzen tuffchen Turkye en Perfie, of naar de AraUfche woeftynen te reizen, om zig hiervan te overtuigen;maar de befte Provinciën toonen zulks ten vollen. De ftrecken rondom groote fteden zyn nog beft bevolkt; maar in plaatzen, die verder daarvan afleggen, neemen de inwooners ongemerkt af, en de weinige, welke overblyven, verlaatcn die ten laatften ook, en begeevcn zig na groote fteden. Deze zyn, naar alle waarnecmin- gen, (*) Dc bevolking iu Türkje kan , tot nu toe, in het geheel niet, ja niet eens in eene eenige groote Turkfche ftad, met zekerheid worden berekend. Men houdt noch lyften van de geenen, die gebooren worden, noch van hen, die trouwen of fterven; en het hoofdgeld wordt eeniglyk van hen , die geene Mahomedaanen zyn, en wel alleen van het mnnnelyk gedacht, zo dra het derrie» jaaren oud geworden is, ontvangen. Nn 2  $64 BESCHRYVINGE des gen, de afgrond, waarin het menfchelyk gcflacht wordt verflonden. De Feelwyvery, gelyk daar de ondervinding leert, bevolkt de landen niet, maar wel ontvolkt ze die. Daar zyn, in vergclyking van onze huisgezinnen, flegts weinige, waarin by veele vrouwen, zo veele kinders zyn, als men die by ons in de opvolging der Godlyke huwclyks- wetten vindt. — De reden,waarom de menfehen van het land zig naar de groote fteden begeeven, is de ftreng- cn wreedheid, waar mede men de landlieden drukt. — Dc woefte landftreeken neemen geftadig toe, cn men vindt niet flegts enkele huizon,maar zelfs heele dorpen,die niemand meer bewoont*. Veele Ryken en Provinciën brengen de Porte weinig op. Van het vette Egypten trekt dc Keizer, in vergelyking van dit ryke land, weinig. Daarby is het vol binncnlandfche onluften. Op dezelfde wyze is het gelegen met Morea, Georgië, Kandie, en andere landen. Vcelc in Turkye wild omzwervende natiën vermeerderen de wanorde, en verminderen de fterkte des Ryks, Daartoe behooren dc Turhnèn, de Drufen en Arabifche Horden. — Al is het, dat veele en verfcheide Gezindheden worden geduld; dit dulden nogtans is zo flegt geregeld, dat w'ederzydfche verdrukkingen, vyandlykheden en haat nimmer ontbreek cn. — De Mahomedaanen maaken wel den heer-  TURKSCHEN RYKS enz. 5°*S heerfchenden Godsdienft uit; maar van Christenen en Jooden is 'er niet minder een buitengemeen getal. -— De Turkmèn en Drufen, in een zeker opzigt ook de Arnauten, fchyncn flegts uiterlyk, van het Mahomedaandom belydenis te doen, maar met hun hart het te verfoejen; welk laatfte de Jefiden mede doen. De knevelaaryen, welke de inwooners van Turkye, vooral door de Avanien, en onder de regeering der Baffas, Kadis enz. moeten uitftaan, zyn vreeflyk en oneindig.^ Weshalven ze ook hunne fchatten, zo veel mogelyk is, zoeken te verbergen. De ryken leeven daarom, voor het uiterlyke, arm en gering, en hunne huizen zien 'er van buiten niet zonder, ling uit. Dit maakt hen allen misnoegd, en in oorlogstyden kan zig de Groote Heer op hen niet verlaaten. - Het ganfchc Ryk is van binnen ftegt geftcld. Veele Baffas en Agas gehoorzaamen flegts in zo verre, als zy willen. Uit dien hoofde ontbreekt het ook nooitaanbinnenlandfche onluften. De Porte ziet zulks menigmaal gaarne,laatende dergelyke tuffchen hen ontftaan en berokkenen, ten. einde zy zig onderling zelve mogen vertceren. Zy nadert mceftcndeelsdc fchatten der onderleggende party ; maar het land heeft 'er een onherftelbaare fchade van. Duizenden van inwooners worden 'er door bedorven; anderen worden verjaagd; Nd 3 ltc"  $66 BESCHRYVINGE des enz. fteden en dorpen vernield; en akkers en velden verwoeft. — Uit dit alles blykt, hoe gemaklyk het zoude zyn, een einde van het Turkfche Ryk te maaken. De bezitting daarvan ten deele of in't geheel zou, zekerlyk, voor ééne Europifche Mogendheid te voordeelig wezen,en haar boven alle andere een al te groot overwigt geeven. Doch deze zwaarigheid zoude vervallen, wanneer iemand uit de Voornaamften der Landschriftenen tot Koning of Keizer wierd aangefteld. Het heeft geen bewys noodig, wat voor voordeden voor de menfeheid, den Chriftelyken Godsdienft, cn dc Europifche, mitsgaders andere landen,uit de vernietiging des Turkfchen Ryks ontftaan zouden. (*) Voor 't overige moet men zig verwonderen, dat een zo ongeregeld Ryk nog kan beftaan; en men moet dit aan Gods toelaatende Voorzienigheidalleen toefchryven, die zulk een wangedrogt, ter vernederinge der Europifche Mogendheden, zyne duurzaamheid laat behouden. (*) Deze voorflag, ora,by de vernietiging des Turkfchen Ryks, éénen uit de voornaamfte Lands-chriftenen tot Koning of Keizer te maaken,zoude insgelyks, ik beken het, groote zwaarigheid ontmoeten. Van de voormaalige Keizerlyke Familien mogten wei geene nakomelingen meer overig zyn, al is het, dat nog menigen beweeren, daarvan af te Hammen. Daarby behoeft men flegts dat geen te herdenken, wat ik vooraf, § XVII. nopens het Charaaer der Griekfche twie, vooral, zoo het haar wél gaat, heb te boek gefteld. Einde des eerften Deels.  BERICHT. De Kaarten en Plaaten, tot dit eerfte Deel beboerende , zullen, in het aanftaande jaar, by de uitgaave van het tweede en laatfte Deel, •werden geleverd.