EENIGE NOG ONGEDRUKTE STUKKEN van be CRIMINEELE PROCEDURE in za.uen Mr. W. K L O P M A N, als aangeftelde Fiscaal van de Provincie „ Aanlegger, ê tegen Mr. A. VOS DING van BEVERFORDE» Gedaagde in perfoon, * WAAR onder OOK De Sententie in Cas d'Appel in zaaken van gemelden Dr. W. Klopman in voorfchreven qualiteit, tegen H. J. Colmschate gewezen, mee het Advys daar w© relatif.  La Jufliee furtout demande une grande fagacitè d'ejprit, plus tncore qu'une vafte erudithn, Rien n'eft fi dificile, qae de Hen faifir le point de la centejlation, £? de démeler claire. ment la vérité a travers de tous les nuages dont la mauvaife foi des parties, &> h dangereufe labilitè des Avocats la stuvre Ji fouvent. Lettres du Baron as. Bielevbad, Tom, i. L. 2*.  PÈRSISTIT O F TRIPLICQUAALE REMARQUES voor ftr. W. KL OP MAN, als aangeftelde Fiscaal Van de Provineie, Aanlegger > TEGEN Mr. A. VÖSDING van BËVERFORDE, (Gedaagde in perfóon. Hoogwelgeboren Geftrengen Heer, Rlyn Heer A. BARON van RAESFELT, Heer van Elfen &c. &c. &c. Land-Droste, van Twentbe. i. In de Redentwisteri (fchryft Doctor Swift in zyn proeven over de vermogen der ziel) gaat het toe als in de heiren. Die het zwakfte is, vertoont eenbedrieglyk Hgt, en maakt een afgryslyk geraas, om den vyand groote gedagteü ^san lyn fterkte te geeven* 3- . , Deeze opmerking vindt zig vólkomen bewaarheid in het onderhevige geval. A Ex*  Exclamatien van vervolging, mishandeling enz. enz maaken een groot gedeelte van des Gedaagdes defenfien uit, en al wat hem in de weg is, kan zyn fchenzieke penne niet ontkomen. 5- Ja zelfs het kil gebeente van afgeftorven wordt niet gemenageert. Men zie Duplicq art. 637. 6. : De Fiscaal is een laage en heete Vervolger, die den Gedaagden aan zyn party- ©n wraakzuge zoekt op te offeren. 7- Zyn Getuigen zyn openbaare Meinêdigers. 8. De Utrechtfe Heeren Advifeurs, zo wel als wylen den Heer Fabiits , 9- < Wiens bekende probiteit en gematigde denkingstrant, zowel als deszelfsgroote kunde en bedrevenheid in de Regtsgeleerheid, en byzonder in ons OverysfelfcheRegt, by ieder een geè'erbiedigt wordt. 10. Zyn Complices en medewerkers van den Fiscaal , dewelke het regt voorbedagtelyk verdraaijen, om een onfchuldige te doemen. Men zie Duplicq art. 205 & paffim. ii; Wylen den Griffier Dumbar en Profesfor Jordens, waar van wy het diclum eener Sententie op hun advys voor het Landdroltén Gerigte van Twenthe gepronun- cieert. 9  % 3 * èïéert, by Replicq hebben geappliceert, zyn menfchen, 12. Die niet ferm genoeg in pnze Overysfelfche Regten en gewóontens zynde, zig door Vreemde wetten en gewóontens hebben laaten verleiden, om een verkeert vonnis.,r.in een Crimineele zaak af te geeven. M^n zie Duplicq art. 745 & fcqq. 13. .; .' ; Ridderfchap' en Steden den Öoüverain dezer Provincie, fchoon herhaalde reizen aan Hoogstdezelve i de Stukken der Procedures tegens de Gedaagde, cnder het oog gebragt zyn, laaten toe, dat onder hun oog, op kosten der Provincie, een onfchuldige mishandelt, en vervolgt worde, 14. Alleen op het goed geloof, en lbsfe praatjes van den Fiscaal, zonder zig eens te verwaardigen , de Stukken te leezen, om dë waare ftaat der zaaken te verneemen. Men zie Duplicq art. 688 & feqq- 15. . Met een woordt, al wat rontsom de Gedaagde is, werkt tot zyn verderf. 16. En hy in tegandeel is alleen de onfchuldigej en eerlyke man, die in deezs Procedure te Voorfchyn komt, . ■ En die van zynen raade, zyn de eeriigfle Regtsgeleérden, die een grondige kennisfe van het Regc bezitten, A i Ifé Dxt  t 4 J? ig. Dit zyn de hatelyke optooifels waar mede de inflelJer van het DupJicq zyne Chicanes, en gebrekkige defenfie, by deeze Schrifturc zoekt aan de man te brergen! 19 Men moet waarlyk een overmaate van zwarte gal, en zotte eigenliefde bezitten, om zulk een gedrogt van vuilen laster en verwaantheid, ,te kunnen voortbrengen. 20. Het welk de Gedaagde evenwel heeft kunnen goedvinden, even als deszelfs vorige Schrifturen, door den druk gemeen te maaken. 21. Onder den titul van het Derde Vervolg der Gerigtsbandelingen van de Crimineele Procedure van den Advocaat Fiscaal der Hoog' beid van de Provincie van Overysjcl tegens Mr. A Vosdink van Beverforde voor het Landdrosten Gerigte van Twente regthungig, 22. Welke titulature, in den eerden opflsg aanduidt, 23. Als of deeze Brochure een gptrouw Vervolg in zig-behelst van de Gerigcshandelingen van deeze Procedure, altans van de Hoofdfchriftuuren van wederzydfche Partyen, En dus ook van deezerzydfche Replicq en daar by gevoegde Advyfen, dewelke by Duplicq zo zeer gehavend worden. 25- Al-  % 5 J? Alzo de laatfte Schrifture met derzelver Bylagen, buiten alle bedenken een gewigtig gedeelte van die Gerigtshandelingen uitmaakt. 26. Dog bv examinatie zal men bevinden, 27. . Dat dit zogenaamd Vervolg der Gerigtshandelingen aileen uit het Duplicq van de Gedaagde cum Documentis beftaat. 28. Welke agterhouding van het Replicq het gefnork van de gewaande onfchuld van de Gedaagde, by het onpartydig publicq niet weinig verdagt moet maaken. 29. En! een allefins voldoende reden uitlevert, dat niemand, die niet volftrekt eenzydig en bevooroordeelt is, zig ligt daar door zal haten voorinneemen. 3°- Gelyk daarom, zo als men verneemt, die zogenaamde Gerigtshandelingen by Raad en Meente der Stade Zwolle, waar aan eenige Exemplaaren ter hand gefield zyn, dit gewenscht Effect ook niet gehad hebben. Zo dat de Gedaagde, die zo zeer over kosten doleert, altans die nuttelooze kosten der Drukpers wel hadde kunnen menageeren. 32. Dewyl daar door gantsch geen gunflig ligt over zyn gedrag verfpreidt wordt. n o Een Harnas dog van vervankelykheid en A 3 las-  % <5 g laster gefmeed, is de wapenrusting niet, waag mede de zuivere onfchuld gewoon is in het ftrydperk te treden! 34. Om nu deeze dupliqualc Schrifture, dewelke een verward weeffei van fophistery en onwaare infimulatien is, te wederleggen 35- Agt men het onnodig een formeel Triplicq te fchryven. ■ 3& Maar een zaakelyke erinneringe van het geen reeds by Replicq en daarby geappliceerde Advyfen betoogt is, en een bedaarde onbevooroordeelde confrontatie van de binc inde, geappliceerde ftukken zal daar toe genoeg zyn. - 37- Voor af heeft de Ondergetekende egter vermeend, de ganfche loop der Procedure,en zyn gehouden gedrag in qualiteit als Advocaat Fiscaal, regens de Gedaagde, het welk men kan goedvinden alom, en byzonder by Duplicq, zo hatelyk te decrieeren, kortelyk open te leggen. S8. Ten welken einde hy de vryheid neemt,, Uw Hoogwelgeboren en aanftaande Heeren, Referenten kortelyk ex-actis te herinneren, 39- Dat hy de Refolutie van Rjdderfchap en. Steden van den 30 November 1787, 4°. Waar by de Ondergetekende wordt gequaïifkeert, om tegen die geene, dewelke 'tot he?  % 7 # kct bekende Addres van den 12 September daar bevorens op naam van de gefamenlyke Afgevaardigden der Genootfchappen van Wapenhandel deezer Provincie aan Ridderfchap en Steden geprefenteert, geeoncurreert hadden te ageeren , invoegen met meerderen uit die Refolutie te zien, waar van een Extract agtet het Replicq te vinden. 41. Nominaüm genoemd en als Hoofdperfonadien opgegeven worden den Advocaat de Lille , den Schout Bannier , den Heer Baron Mulert, H. J. Colmschate en de Gedaagde in deezen. 42. Als zynde aan de Heeren van de Commisfie, op wiens Rapport de gemelde Refolutie van Ridderfchap en Steden van den 30 November i"8; geflagen is, uit de Hukken en papieren van voornoemde Vergadering gebleken: 43- . Dat die vyf perfonen zig met opzigte van dit honende "en laefive Addres byzondér boven andere Leden van gemelde Vergadering hadden gediftingueerd; 44- De beide eerden, om dat ze opftellers van dit Addres waren: 45- De derde, om dat hy op zig genomen en ïig hadde laten emploijeeren om dit Addres in de Vergadering van Ridderfchap en Steden te brengen; 46. En de beide laatsten , waar onder GedaagA 4 de,  % 8 £ de, om dae zy zig in een Commisfie by is Heeren van het toenmalige Defenfie Wezen ter zaake van dit Addres, op een byzondere wyze hadden laaten zien, en daar van een plegtig Rapport gedaan, in voegen met meerderen uit de Notulen yan die Vergaderinge £g zien» 47- Dat de Ondergetekende by examinatie van de ftukken en papieren van die Vergadering zulks niet aileen bewaarheid heeft bevonden* 48. Maar dat alle de Leden, die hem uit de ftukken gebleken waren, mede op die Ver-, gaderinge prefent te zyn geweest, op Art*, cuien gehoord zynde, hier by nog, daar en boven ten lasten van H. J. Colmschate en tfe Gedaagde in deezen gekomen is; 49- Dat de Schout Bannier, deeze beiden *&, winatim, by zyn informatoir Verhoor, opgaf en plaatste onder die geene , de wei ka /peciaal in het Addres mede toegeftemd had-, dén» Dat de Ondergetekende dus grond genoeg vermeenende te hebben, om de Gedaagde ih Regten te betrekken, denzelven nog ten allen overvloede vooraf voor het Landdrosten Gerigte van Twenthe geciteert heeft, om op Articulen gehoord te worden. 5i- Dat de Gedaagde, die zig kort voor of by de Omwentelinge uit de Provincie geabfen- teert  % 9 $ teert hadde, heeft kunnen goedvinden op 4ie Citatie niet te compareeren, 52- Geiyk ook niet op een nader gedane Citatie in perfoon, om ce zien dienen van eisch en aanfpraake Crimineel, 53- „ Zendende in zyn plaats Procureur Diedei rich , met een incidenteele Conclnfie; 54 ... Tendeerende tot rejectie van de Citatie in perfoon, en dat hem mogte toegelaten worden $er Procuratorem te compareeren. Door welk opgeraapt jsicident de Gedaagde de Procedure van den 15 July 1788 tot den 3 November 1782 op een kostbare wyze heeft getraineert. 50, Met dat welverdiend gevolg, 57- Dat hem op den 3 November voormeld by Sententie op Advys van de Advocaten Nesjsink en Knoop, deeze incidenteele Conclufie is ontzegt, met Cpndemnatie ip alle de kos. ten daar door veroorzaakt. 58. Geevende die Heeren Advifeurs tot reden van dit laatst gedeelte van het Vonnis, 59- . „ Dat zo ergens (het zyn de eigen woorden van die Heeren). „ een hgtvaardig ja wrevel„ moedig pleiter gevonden wordt,- alsdan de „ origineele Gedaagde, en aldaar incidenteele w Requirant, van ligtvaardigheid en wrevelA 5 •» moe-  % io $ fi moedigheid in deezen niet vry te pleite» v was; 60. j „ Als iemand, die met veragting van de 9, leer aller Regtsdenkende, en in Regtskun„ dige en practycq ervarene Aucteuren, de„ welke hem blykens zyn Reces van den 2a „ Jan. 1789 zeer wel bekend waren, ter vee, „ fmading van de Refolutien van den hoogen „ Souverain van den 30 November 1787, en „ fpe'ciaal van den 24 October 1788, ter 9t ftremminge van de ordinaire Cours van Ju„ flicie, voor al in Crimineele zaaken, zig ?? -niet ontzien heeft; 6*1. „ Om niet tegenftaande herhaalde aanmaa„ ningeli van den Fiscaal van wegens de Staa» „ ten yan de Provincie, de alom gerecipieerde manier yan procedeeren, in deezen te ver„ werpen, eigendunkelyk voort te vaaren* ,, gansch wederregtelyk auctoritatem Jus di„ centis, cui quacunque modo obtemperandum „fuiïfet^ contemnere ac fpernere , en een „ gansch ongefundeerde incidenteele Proce„ dure tot ophouding van zaaken te fabri* „ ceeren. 62. „ Qiiales temerarios Utigatores in omnei 5, expenfas esje condemnandos nemo non novit. 63. „ Voor al daar ons Overysfels Reglemene „ van den 8 April 1692. art. 10. expres „ ftatueert, dat de geene die gevonden zul„ len worden een ongefundeerde exceptio» „ neele of incidenteele Procédure tot op- „ hoi^  % " £ 5, houding van zaaken gefmeed te hebben, „ dadelyk in de kosten , zonder dezelve tot 35 uitdragt van zaaken te referveeren, zullen 3, gedoemt worden. 64. „ Zo dat de billykheid, Regt en Statut 9, den incidenteelen Requirant alhier eenflxm9, mig verwyzen in alle de kosten van die. 5J verkeerd verzonnen geding." Dat hier op dan eindelyk het antwoord ten principale aan zyde van de Gedaagde gevolgt zynde, de Ondergetekende vervolgens" zig dadélyk geaccingeert heeft, om het Replicq te vervaardigen. 66. Zynde immiddels op den termyn waar op het antwoord geë^hibeer; wierde, aan zyde van de Gedaagde weder een nieuw querel gemoveert over de cautie of handtasdnge de judkio fifit. Dewelke de Gedaagde toen in perfoon m Judicio prefent, tegen alle regt en redenen aan, verweigerde te praefteren. 68- Hoewel hy zulks naderhand aangenomen, en ook werkelyk geprsefteert heefu 69. Zonder egter de kosten door dit zyn we- . derregtelyk gedrag veroorzaakt te willen aan * ïieemen. ' 7A, Welk poinct van kosten alnog onbeflist en in  1 » I in handen van Regtsgeleerden ten fine van beleennge geftelt is. (*) 71. Dat voorts de Ondergetekende het Replicq vaardig hebbende; * ^ 72. *vSf r.T" hy °?,k Van de gefundeerdheid zyner fuflenue volkomen overtuigd was; 73. Gelyk hy vermeent by die Schrifture op omvrikbaare gronden van het Regt boven alle redelyke tegenfpraak gefield te hebben; 74. Egter, v©or en aleer het Replicq over te geeven, te raade is geworden, met voorkennis van Ridderfchap en Steden , ten allen overvloede, tot zyn meerdere gerustheid, het ichnftelyk Advvs van onpartydige Rests^ geleerden daar over in te neemen. _ 75- Ten welken einde hy gemelde Schrifture met alle de ftukken der Procedure in handen van twee voornaame Utrechtfche Regtsgeteer. den te weeten de Heeren J. F. Gowus & W van der'Paauw geflc-Jt heeft. Dewelke met en benéffens wylen den Advocaat Fabiüs, die zig naderhand met het Advis van die Heeren geconformeert heeft, geen zwarigheid gemaakt hebben te advifeeren TT- Pat (*) Hier omtrent is den 28 February 1792.. Sententie £>£>' vallen, waar by de Gedaagde in die ko«en i. geconfiSK  % 13 & Dat den Fiscaal niet alleen de teyten, welr ke den grond 2yner aanklagte uitmaaken , " volkomen beweezen, maar ook .de gegrondheid zyner üftie in Regten volkomen betoogd heeft, zo dat zy Heeren zig met zy„ ne middelen volkomen conformeerden; gel'yk met meerderen uit de Advyfen ten Replicq annex kan confleeren. 78. Zie daar een korte fchets van het beloop de. zer Procedure, en het gedrag van de Aanlegger qq. daar in gehouden. 79- Het welk den Infteller van de Schrifturen van de Gedaagde kan goedvinden zo haatelyk ten toon te ftellen als een onbezonnen en onregtvaardige vervolging: 8o. Dewelke haar geboorte aan ongeoorloofde wraak en partyzugt, zouden verfchuldigd zyn, en ftaande genouden word door Sub- en obreptie. 8i. De Ondergetekende zal gerust aan het oor* deel van ieder onpartydige, die niet met een onbegrenst vooroordeel en gelyke lasterzugt, als die van zynen tegendinger, bezielt is, overlaaten, of en in hoe verre hy zig aan dien vuilen blaam heeft fchuldig gemaakt. 82, Alzo hy vertrouwd met dit eenvoudig ge* detailleerde zonneklaar beweezen te hebben. 83-. . v Dat hy in zyn quahteit in deezen niets anders  % m f éers gedaan heeft, dan het geen de hoöee ordre. van den Souverain hem gebood, £ zyn Eed en plicht, mitsgaders de reguis van voorzigtigheid hem voorfchreven. fl? v hie,\teSens eehigedeminfterèfleclie verdient de onnozele Remarque vaia den Infteller van het Duplicq, Als of de Ondergetekende in zyn qnaliteic als Fiscaal verpligt zoude geweest zyn, de Ge tuigen van de Gedaagde geproduceen,'voor af te hooren, eer dat hy de Aftie cegen de Gedaagde aan de Bank bragt. t 86. Want of fchoon men wel weet, dat het de phgt van een Advocaat Fiscaal is, byzondï in mquifitoire Procesfen, alwaar voor een Ge! daagde de ordinaire weg van defenfie ffefloten is, mets onbeproeft te laaten, het welk ter ontdekking van de fchuld of onfehuid of bezwaar zo wel als verligting van een Ge. daagde dienen kan. ' e 87. ' Zo heeft men egter nimmer in een Wet of by eenig Reguleerde geleezen, dat in eeï den* n fendeeren > een Fiscaai zoude gehou88 Om partydige Getuigen, aan wien hy geen geloof attnbueerd, en die hy ,pent!yk wralkr, ten behoeve van een fchuldige Gedaagde , op te zoeken, om de waarheid, en het fufdamen?  % *5 f aytier A£He, dewelke hy volledig vermeïnt beweezen te hebben, te ondermynen, 89. Dusdoende, zoude de ondergetekende, de Juftitie verraden — de aan hem aanbevolene vindicatie van de regten der Hoogheid verwaarloost, zigaaneene by de wet allefints ver. boden, en ongeoorloofd patrocinium, fchuldig gemaakt, en ltrydig met de Hooge ordres en Om dat hy hangende een civiele Hoogheids Aftie, tenderende tot een geldboete yan drie duizend guldens voor het Stad-Gerigte van Ootmarsfum, of het gefurrogeerde StadGerigte van Delden Htispendent , zig uit Twente geretireert hadde, en in de Stad van Zwolle was gaan woonen. B 3 134. By  t 22 | By welke Sententie op advys van de Adjocaaten T. Hüete, Sebastiaan TicHler en B. de Lespiere den io Septemb. jyoó af£e* geeven, is verflaan, & 135. Dat alle de gearreltecrde goederen, voor zo verre de Gedaagde in eigendom bebooren zullen zyn en blyven geaitefleert voor alzodane Conclufie, als by Sententie jan den Hr Impetrant wegens fchriftelyke reeds hangende Procedure voor het Stad-Gerigte van Ootmarsfum, nomins fiscf, zd worden geadjudiceert, 136'. » Zynde de gronden dezer Sententie nog nader bekragtigt door een ander gewysde tusichen deze zelfde litiganten, op advys van de Advocaaten Sebastiaan Tichxer en B. van Rvsen den 6 April 1708 afgegeeven voor het ötadt-Gerjgte van Delden: Alwaar de Gedaagde de exceptie van at? tentaien hadde geobjicieerd. 138. Om dat de Fiscaal hangende die Procedure ten prmcipaalen, zyn vaste goederen, invoegen voorzeid, gearrefteert hadde. J39. Welke Exceptie, by gemelde Gewysde is gerejecieert, en aan de Gedaagde of Excipient js gelast, om ten principaalen te moeten voort procedeeren: 104. Waar door dus al het hatelyk ei? redenloos  % 23 JP alarm, het welk van dit Arrest, byzonder van de grootte waarde waar op het Arrest gedaan is, gemaakt word, van zelfs komt te vervallen. Alzo uit dit een en ander geblykt, dat dU Arrest, het welk een gevolg is van des.Gearresteerdes eigen gedrag, geenfintï met oogmerk om daar aan voor als nog een zekere fomma gelds te verhaalen, maar ten dienile van de Justitie, en tot voorkoming van elufie der Sententie, gedaan is. 142. Hoedaane Arrest in een Crimineele Aftie van die natuur en dat gewigt als het fubjecte, te minder en altans geen captie onderworpen is, men zie Bort Treft. Criminal. T. 5. Art. 24. ibiq. alleg. Christin, ai Leg. Mecblin. M3» Geconfidereert de ftraffe van een opentlyke Palinodie, Bannisfement, enlnfamie, waar toe de conclufie in dezen mede tendeert 144- . . : Gevoegd by het belangen, dat de Justitie, en het algemeene welweezen 'er by heeft, dat Sententien in Crimineele zaaken van zulk een natuur, niet geëludeert worden, 145. Altans niet te vergelyken is, of a?gaal kan gefield worden met de waarde die in deeze» gearrefteert is. 146. Terwyl ook in allen gevalle de Gedaagde deeze ganfche Arrestprocedure hadde kunaen voorkomen, door dadelyk voor of op B 4 des  % 24 # den termyn van Justificatie van Arrest zyne goederen tot uitdragt van zaaken te affecteren voor alzodane ConcJufie, waar in hy caftt quo mogte gecondemneert worden; of immers cautie de Judicia fisti en Domicilium in deeze Provincie 'te flellen, 147* En dus dat geene te doen het welk hy den li Decemb. 1789, na dat hy zig verre over de anderhalf Jaar daar tegen in oppofitie geilek heeft-6' eindd^k hoewel n°g gebrekkig gedaan 148.. Waar door hy de onkosten hadde kunnen praevenieeren. 149. Dewelke, fchoon opzettelyk door zyn we-ï derregtelyke oppofitie veroorzaakt, [hy tans flrydig met de eerde gronden van het regt' ons lerende, quod qui lite renuntiat, in expen/as est condemnandus, verweigerd voor zyn rekening te neemen. 150, Welk laatfte, het eenigfle poinet is, waar, omtrent het partyen in die Procedure tans nog oneens zyn, *5I. En waaromtrent men de deqifie eerstdaags te gemoet ziet. ^. , 152. Uit een en ander agt de Ondergetekende genoeS om-zyn gedrag tegens de gearrefteerde, van alle de opgeraapte infimulatien, pasfim bv de fchnfturen van de Gedaagde voorkomende, te zuiveren, ' ' *S3- E«  % 25 £ 153- En onder deeze prsemisfen dan tot een nadere befchouwing van het Duplicq, van de Ge-' daagde toe tredende, zo bevind men, 154- , Dat de forfche en voornaamfte, kragt van die fchrifture daar in beftaat; 155. ., Dat de Ondergetekende in zyn qualiteit, fig ' by Replicq met nieuwe feiten of finten (van dit woord bediend zig de inftellèr van het Duplicq:) zoude voor den dag komen 150. Dewelke buiten de.genomen Conchjfie Ioo» pende, geen onderwerp der„decifie.in deezen zouden konnen uitmaken. J57- . . . Wie heeft ooit van finten in een Crimineele Procedure gehoordt? 158. Waarlyk zulke lage expresfien J zo wel als > die van Boert in een confultatoir advys over een Crimineel onderwérp, waar van men zig by Duplicq bediend, cara&eriferen juist de den-i kenstrant van onze partye, 159. Deeze nieuwe feiten of finten nu zouden daar in beftaan: \ 160. In de eerfte plaats: dat dé Ondergetekende by zyn Replicq, zo wel als de Heeren advifeurs by het advys aldaar annex, om de mede concurrentie van de Gedaagde tot de pyergave van het qüseftieufe Addres aan Rid* B 5 dar-  ft 26 # derfchap en Steden te bewyzen, zig onder anderen ook daar op beroepen 161. Dat de Gedaagde, na dat het Addres ver» anderd en gearrefteert was, zoude toegeftemt of immers toegelaaten hebben 162. Dat de Prefident Pyman en Secretaris van Deventer gecommitteert wierden, om het Addres afgefchreven zynde te tekenen, en aan den Heer Mulart over te geeven, ten einde om het in de vergadering van Ridderfchap en Steden te brengen: 163. Als mede en in de tweede plaats het poincl van Ratihabitie waar op men zig by Replicq beroept, 164. En om dat de Inftellèr van het Duplicq volkomen overtuigt is, dat deeze twee poinc! ten alleen genoeg zyn om de Gedaagde te condemneeren, ■ , 165. En hy met alle zyn chicanes zig verlegen vindt om dit gedrag van de Gedaagde meteenige goede fchyn te pallieren: 166. Daarom fpand hy alle zyne kragten te zaamen, om zulks buiten decifie te houden} 167. 1 Dog te vergeefs, 168. Als men flegts aanmerkt, 169. Pat het fundament van dezerzydfche A£Ke  % 27 g by eisch en aanfpraake in fub'ftantie daar Ja gefield wordt 170, Dat de Gedaagde een hoofdbeleider, of hoofdfchuldige, of immers Complice zoude zyn, aan het'quaestieufe oproerige', en voor den Souverain honende Addres, op naam vair de gefamendyke afgevaardigden uit de vernietigde Ge-noodfchappen , en Vrycorpfen aan Ridderfchap en Steden op den 12 Sept. 1787. geprazfenteert, waar van de Minute fub patel by aanfpraake is geannefteert. Dat de condufie ten einde van de Eisch en Aanfpraake, dewelke op dit fundament gebouwd is, tendeert in de eerfte plaats tot een opentlyke Palinodje, Bannisfement buiten de Provincie, met infaam en inhabil verklaaringe, om eenig pubiicq ampt in deeze Provincie te kunnen bedienen; 172: En in de tweede plaats, in eventum tot zodine meerdere, of mindere ftraffe, het zy een zwaare geldboete, als anderlints, als dit Hoog» adelyke Land-Droste Gerigte, na goede Justin tie in dezen zal vermeenen te behooren. 173. Welke laatfle gedeelte van de Cönclufie in: zulke generaale termen legt, 174. Dat daar door aan den Rigter volkomen de magt gegeeven wordt, om, 175. Na maate dat hy by de behandelinge van %aken, en examinatie der ftukken, zal bevinden,  % 28 $ den, dat de Gedaagde in een meerdere of mindre graad aan het quaestieufe Addres fchuldigis of mede geconcurreert heeft, 176. De Gedaagde, met een zwaardere of Jigtere ftraffe, tot een geldboete incluis, te kunnen condemneeren. Allefins tot een condemnatie genoeg zynde . :. . . 178. Dat hem uit de hinc inde overgegeevene ftukken confteere, 179. Dat de Gedaagde, op de een of andre wyze , tot de overgave van het Addres aan Rid. derfchap en Steden, mede geconcurreert heeft: 180. Het welk, zo als gezeid, het fundament van dezerzydfche intentie uitmaakt. 181. Zynde het voorts in. Regten en Pradtycq over bekend, 182. Dat de eisch en conclufie, zo wel in Civiele als Crimineele zaaken, is het begin van een Proces, en in zig behelsd den eisch of petitie, des Aanieggers, of Kiagers, met een beknopt betoog, en fubftantieele opgaave, van het factmn, waar op den j Klager of Eischei het fundament van zjn petitie, Actie, of klagte bouwd. 18*3. Terwyl het Replicq eigehtlyk de fchrifture is, dewelke byzonder volgens onze Oyerysfelfche gewóontens, gefchikt is, om het fundament"  % 2P £ dament van de intentie des Aanleggers teeedet te ontwikkelen, en nader met Argumenten en bewvsdommeh te ftaavem 1 184. Waarom ook de Hooge Wetgeveren by ons Landregt part. ï. tit. 10. art. 4. aan een Aanlegger met uitdrukkelyke woorden, vergunnen, om het Replicq met alle wydere bewysdoramen , en Probatien te mogen bekleden. Confer Wtnhop 4 deel art. 15 van het oude Landregt deezer Provincie pag. 445 m de nadere druk van Chalmot. 185. Dewelke getuigt, 186. Dat van ouds in deeze Provincie het bewys des Aanleggers poft titis contéftationem, na des Kryges befeftingbe, ofte den andtvoort des vervoerders gbemeynlick voort gefurt, vnde mit der Repliek ingebracht, en voorts in verbis, 6p dat die Aanlegger zyn aanfpraake unde Actie beivyzen moste, fo jol by daar op (dat is op het antwoord des verweerders) fyn tyd en termyti hebben, 187. Op welk fundament, reeds verfcheiden maaien in deeze Provincie verftaan is, dat eea Aanlegger door een Verweerder niet kan gedwongen worden, om voor het indienen van het antwoord, alle bewyzen, dewelke hy tot ftaaving zyner eisch voorneemens is te apphceerea, over te geeven. 188. Als onder anderen in den Jaarë 1671. voor het Hoogadelyke Land Drosten Gerigte vsln Zallandt  | 3° 0 iji zaaken Lubbert Wiermolts Klager en éxcipieerde ter eenre, en Joan Jacob de R**. ter Beklaagde en Excipient ter andre zyde; 189. In den Jaare 1713 voor het Scholten Gerikte yan Holten en Bathmen, in zaaken incidenteel tusfchen Willem Schiphorst Origineels Aanlegger, en aldaar Geretireerde ter eenre, en Steven van den Steen , nefFens deszelfs Zoon ongineele verweerder en aldaar incidenteele Reqmranten ter andre zyde. Op advys van Dr.Huoo Herman L'Espiere. 190. En in den Jaare 1727. voor het Land Drosten Gefigte van Sallandt in zaaken van de Erfgenamen van Lenderte, en Raeltervvold, ongineele beklaagden, en incidentele Requiranten, en de Erfgenaamen van Luttenborg origineele Klageren en ificidenteele Gerequireerden op advys van Wylen den Heer Griffier van Arnhem. 191. Alles ten klaaren betooge, 192. . Dat volgens onze Overysfèlfche gewóontens an het generaal ieder Aanlegger, zo wel in Crimineele als Civiele zaaken, bevoegt is het fundament Zyner intentie niet alleen met nieuwe argumenten, maar zelfs met nieuwe proba £ien, en bewysdommen by Replicq te ftaaven." 193, nrSL?Ik/enu en/nde,r düs ^n zelfs moet proflueeren dat het de redeloosheid zelve is mm» om  1 %l 194. Om aan de Ondergetekende in zyn qualiteit ïn dezen de faculteit te willen betwisten. Om by Replicq, tot (laving en meerder bekragtiging van het fundament zyner intentie, (in fubftantie, gelyk te voren opgemerkt is; bettaande in de meede concurrentie van de Gedaagde tot het quaestieufe Addres,) fig te mogen beroepen op de toeftemming, permisfie of toelaating van de Gedaagde tot het mandaat of de Commisfie op Pyman en van Deventer , om hetRequest, na dat hetafgefchreven was, te, tekenen, en aan den Heer Mulert, ten fine als voorzeid, over te geven; 196. Of ook daar toe te allegeeren het opgevolgd gedrag van de Gedaagde, en daar uit voorc» yloeijende Ratihabitie 197. Het welk geen finten, of nieuwe feiten, die buiten dezerzydfche Conclufie loopen, maar in tegendeel faéta zynde, welkers ailegatie het fundament van dezerzydiche intentie nader bevestigen , dus buiten eenig bedenken ingevolge de hier vooren gelegde gronden, een noodzakelyk onderwerp van de decifie in deezen fullen moeten uitmaken: 198. Al was daar van by aanfpraake geen de min* fte mentie gemaakt, 199. Hoe veel te meer danJ 200. Nu by een aandagtige iefture van dezerzydfche  % s* $ fche eisch en aanfpraake, en daar by geappliceerde documenten , daar en boven komt te geblyken, dat deeze facca, in fubftantie wel degelyk in dit libel mede begreepen zyn. 201. . ;• Want art. 27 van de Ëisch en Aanfpraake, Word de voornaamfte misdaad in de eerlïe plaats daar in geftelt, 202. Dat het meergemelde Addres op naam van de gezamentlyke Afgevaardigden, onder het oog en ter tafel van Ridderfchap en Steden ge* bragt is. 203. Om welk fa£tum, of het befluit daar toe, ter executie te brengen, den Heer Mulart , ingevolge de Notulen van de Vergaderinge de Aanfpraake annex, de Commisfie was opgedragen. 204. Door dus aan dit laatfte of tot die commisfie mede te concurreeren, maakte zig Gedaagde , aan het eerfte fchuldig. 205. Zo dat het in esfentie op een uitkomt; öf lïten de Gedaagde ten laste legge, dat hy mede geconcurreert heeft om het Request aan Ridderfchap en Steden te prsefenteren 206. Dan of men hem ten' laste legge, dat hy zyn toeflemminge gegeeven heeft, tot de Commisfie op den Heer Mulart om het zelve ter tafel van Ridderfchap en Steden te brengen. 207. In de tweede plaats. Wordt niet alleen tot bezwaaï  % 33 J? 'bezwaar van de Gedaagde by Aanfpraake geallegeerd, dat hy in het qusestieufe Addres zou* de toegefterht hebben: 208. Maar daar en boven ook, dat hy zig dés an« deren daags ter zaake van dit Addres in een Commisfie, met en beneffens de opftellers daar van, by de Heeren van het Defenfie Wezen 'zoude hebben laaten emploieeren, daar van •rapport gedaan, en zig daar voor, door de Vergadering plegtig laaten bedanken, men zie art. 31 & feqq. van de Aanfpraake. 209. Het welk laatfte juist de fa6ta zynde, waar üit men by het Replicq zo wel als by het advys de ratihabitie van de Gedaagde met opzigte tot de overgave van het qusestieufe Addres, heeft mgten te betogem 210. Zo zoude meri bykans moeten twyffeleri, bf den Inftellèr van het Duplicq, zelfs Wel geweeten heeft, wat hy fchreef, toen hy ook dit poinct. onder de nieuws uitgevonden fei« ten van de Aanlegger plaatfte, 21Ï. Misfchien was hy te verre weg gezonken, in diepe overpeinzingen over zyn nieuw plant én ontwerp, om een kwade zaak goed te maaken. 2I&. Anders was de onbefchaarritheid te groot om zulke opraapfels in een Crimineele Vierfchaar, en opentlyk in druk , voor gangbaare munt te willen doen doorgaan. C Ter>  % 34 $ 213- Terwyl, om weder ter zaak te komen, in de derde plaats by de aanfpraak art. . Cons. N. 2. Ca »24. Wells  % 36* £ 224- Welk laatfte in dezen alles afdoet, zo dat het onnodig zal zyn, alhier wyders by aan te merken, dat ook in allen gevalle, een Rigter in Criminalibus niet zo flipt aan dun inhoud yan het Libel of de conclufie gehouden is, als in Civilibus, _ . 225- Qusa poèna conprehenfa est Jure, quod tantum prafiat in Criminali judicia, quantum petitia agentis in Civili, ita ut fuppleri a judic, de  % 37 £ de Glosfateurs als Euangelisten, even als de Ouden de beelden voor Goden aanbadden, te eerbiedigen. 23° „ Als uit een betere befchouwing van de uit„ gebreide magt eenes Rigters omtrenc libellen „ onderrigt, en geleerd zynde, dat denzelven „ hedendaags niet naar derzelver inhoud, „ maar den aard van het verhandelde onder„ werp voor het gerigte gebragt, de billyk„ heid over eenkomftig met de A Quoniam Claujula falutaris, veluti berba Betomca, pro falvando libello ab omni vitio Carpzov. Defin. For. p. Conflit. 2. De fin 15. ac vtgore ifiim Judex non pracije Jententiam ferre debet, fecundum id, quod petitum eft, fed etiam judicare poteji fecundum ea, qUle prebata, licet non ab initio deducta jaciunt. Defin. 7. 235, ClaufuUque bujus tanta fit efficacia ut per eam omni libelli ineptitudinem juccurri queat ejmque virtute omnis actio omneque remedium, competens, et ex narrat is refultans, in judicium deductum efje videafur. Carpzov. Froc. Jur. Tit. 6. art. 2. L. T. 16. art. 2. Men zie hier over in het breede Mekuxa Manier van Procedeeren L. 4, T. 37. C. 2. N. 21. & Aucteuren aldaar aangehaald. 236. En hiermede dan hetvoornaamftefundament van het Duplicq wederlegd, en aangetoond hebbende, dat by ons Replicq geen nieuwe finten of feyten gebezigt zyn, dewelke van die natuur zyn, dat zy geen onderwerp van de decifie in deezen zouden kunnen uitmaken. 237. Zo zullen wy vervolgens nog kortelyk uit de Aanfpraake en het Replicq, mitsgaders de binc inde geappliceerde Documencen betogen % 238. Dat ook het fundament van deezerzydfche-  % 39 jP intentie en de facta daar toe by deezerzydfche fcnrifturen geaüegeert, volkomen en ten genoegen regtens bewezen zyn. 239- Het eerfte daarwy ons by Aanfpraake op beroepen hebben, beftaat daar m, 240. Dat de Gedaagde in het quasftieufe Addres, zo als het thans nog in de Minute voorhanden, en by Aanfpraake geappliceert is, mede zoude toegeftemt hebben," 241. Wv gedragen ons daar omtrent kortheids halven tot het bewys, hetgeen by Aanfpraake en Replicq geappliceert en het geen wyder daar omtrent in het breede by Replicq art. 68 usque ad art. 344 betoogd is. 242. Waar door het bewys, het welk de Gedaagde ten betoog zyner praetenfe onfchuld by Antwoord en Duplicq aangevoerc heeft, van zelis komt te vervallen. 243- . . Als zullende bv een attente examinatie en confrontatie der Kondfchappen hinc inde gelige Zonneklaar aanligten: 244. Dat de Kondfchappen aan zyde van Gedaagde gebruikt, zig zelfs zo zeer tegenfpreeken: en zulke blyken van eenzydigheid, onwaarheid, onagtzaamheid, en onkunde van het geen op de Vergaderinge op die tyd is voorgevallen opleveren , dat daar aan geen onpartydig Rigter eenige de nvinfte geloof zal kunnen ot willen geven. „r „„, C 4 245- Waar-  40 $* Waarom men het demoeifeniet waardig agt' om het gebeufelde, en de gedwongene inteN prascatie waarmede de Inftellèr van het Duplicq de opzigtelyke tegenftrydigheden deezer Getuigen zoekt te pallieren, te bejegenen. 246. Alzo geenfins de verre gezogte, en Chieaneufe herfen-fchimmen van de Inftellèr van het Duphcq, 247. Maar een attente en onzydige overweging ftukken™1113"6 ^ ^ t5eaPP'"«eVde. 248. Dewelke wy eerbiedig reclameeren, 249- By een onbevooroordeeld Rigter za] moeten befhsfen, of en in hoe verre de Getuigen van de Gedaagde in deezen na regten geloof zullen kunnen meriteerent 250.' Zynde het voor het 'overige wel waar, dat lomtyds Reprochabele Getuigen, als by voorbeeld naauwe verwanten , focii delitti, en diergelyke propter favorem defenfionis, tot bewys van onfchuld worden geadmitteert. r> - 251. • Dog het is teffens niet minderwaar, dat die fqvon defenfionis, en het daar op rustende Urocardicum JUris, quod testes inbabiles, * cuile over te geeven, enz. enz. enz. 346. Welke woorden en zyn, enz., waar mede het tweede gedeelte van deeze Periode, met nadruk begind, na den aart van onze Nederduitfche taaie, en zonder de gewoone manier van fpreeken ge welt aan te doen, in geen ander zin kunnen opgenomen worden, 347. Als dat eerst de Aggreatie is vooraf gegaan, en dat daar na befloten is, Pyman en van Deventer te committeeren, invoegen aldaar vermeld; „ D 4 348. nes  % 56 $ w , 11 348- Het welk geen de minfte bedenken onder, worpen ï?, nu m de vierde plaats, de ffewe zen Secretaris van Deventer, de Schryver ofte Aantekenaar van die Notulen, dewelke zekerlyk de beste uitlegger van zyf Scn woorden is, zulks by de Kondfchap, L N 7 by Replica nader onder eede komt t4 belet Verklaarende daar In^oven dat dit P-miU pet eenpaarigheid, zonder tegenfptak ï2 Jemandt befloten is. <-S«upraak van w0ndeJ dat hier téSe™ ™ aanmerking kan komen de pnetenfe Meineedigheid vaf ^ Deventer, het gewoone plegtanker van de gen zalf' ™"6r hy niet Weet ^ 351. door te fnyden, dan dezelve te ontknopen*' men vertrouwd, dat by geen onpartyd g £.* ter eemg mgang zal vinden, om reden hfr ^rS,r 254-262' ^ vermeldt,^ 352. I™ 1 Se°eP°neerde van van Deventer bv Vraaten 1' ^°°r deezerzyd*he informatoire ' van afdL ? 3°P ^egeevene Antwoorden van andere Leden deezer Vergaderine bv Aan. fpraak en Replicq geappliceert. S Y '" 355- D&»'  % 57 £ Dewelke in haar lamenhang onbevooroordeeld befchouwd, dit Poinót volkomen afdoen, en boven alle redelyke tegenfpraake ftellen. 354- Welkers lecture wy de aanftaande Heeren Referenten op het eerbiedigst aan beveelen. 355- In vertrouwen, 356. • "•■ Dat dezelve, by een attente examinatie van zaaken ras zullen overtuigd worden, van de Frivoliteit der Scholastique en gedwongen uitlegging , 357- Dewelke de Inftellèr van het Duphcq aan het woordjen voorts, by dezerzydfche informatok re'Articulen voortkomende, zoekt te geeven» 358. Want, om zig maar by het informatoire verhoor van Bannier by Aanfpraak fub D., te be* paaien, (zynde de overige1 Complices op die zelfde Articulen gehoord;) de Geciteerde art. 13. gevraagt zynde, of dit Addres niet in die Vergaderinge met eenige veranderinge gsarre» fleert is, antwoord daar op, 359- Ja, dat opftel is met eenige veranderinge gearrefteerd, 3 Co: Art. 14. daar aan volgende word gevraagd was dit Concept na dat bet- veranderd was, piet van inhoudt, als de hier by gaande Co~ pie, daar van, dewelke verzogt wordt de Gff-.' citeerde te vertonen en voor te leezen; p $ _ 3<5i. En  % 58 * 3öi. En daar op door de Geciteerde geantwoord zynde, invoegen, daar by genoteert ftaat. zo luidt de volgende 16de vraag aldus, 362. En is voorts niet goedgevonden, dat Concept ie laaten affcbryven, en door den Praftdent Pyman en den Procureur van Deventer, als Secretaris getekend zynde, aan Ridderfchap en Steden over te geeven'. 363, Waar op door de Geciteerde is geantwoordt Ja, dat Addres, dat teen geconcludeert is, 365. Voegende hy naderhand by de Kondfchap, of eeaeiyke verklaringe op die artieul hier nog by, ö 2,66. Dat van Deventer , toen dit Addres nauwlyks geconcludeert was, of wel toen die Commisfie op Pyman en van Deventer , nauwiyks befloten was (het welk het Poinol is, dat hem sn dieArticul afgevraagd wordmet veel yver aan het affchryven is gegaan, 367. In welken zin, en niet zo als men de zaak wt haar verbandt nikkende, by DupJicque orytt, dit antwoord moet opgevat worden, _ 368. Om dat anders de Getuige extra Articulum Zoude deponeeren, en op iets antwoorden» waar na hem niet gevraagd wierde, 369. Leereade ons.het gezondt verftandt en dé regia»  | 59 I reanlen van uitlegkunde, .dat alle Antwoorden orTVraugen moeten geintcrpraiteert en gere« ftringeert worden, tot het onderwerp waar over gevraagd word: 379- Men zie voorts het informatoir verhoor van de Heere Muijbw by Replicq en de verhooren yan verdere Complices, daar annex. 371- Wie nu, die deeze Articulen, in haaren famenhang onbevooroordeeld befchouwd, en geen lust heeft, om opzettelyk te Chicaneeren, zal het woordjen voorts in gemelde 16. arttcUi voorkomende in een anderen zin kunnen op, vatten, als, is voorts, of vervolgens, na dat bet gevraagde by de vorige Articulen vooraf* gegaan was, niet goedgevonden enz. en*. 372- En evenwel zoekt de Inftellèr van het Duplicq daar aan een ander draai te geeven. "73* Daar toe emplojeerende een explicatie van het Latynfche woordjen porro, in het Lexicon Particularum Juris van Strauchius voor-; koomende. 374- Welke Hoogduitfche Regtsgeleerde.ln het midden van de vorige Eeuw geleefd en gefchreven heeft. 375- Een vreemde en ongehoorde wyze waarlykï om het Nederduitfche woordjen voorts, W een Crimineel verhoor, in het laatst van 17S7. ea begin van 1788., dus verre over een Eeuw, pa dat dit boek van Strauchius m het hcht  % 6b gekoomen is, door de Ondergetekende in zyn guaiiteit genomen, tegen de gedeclareerde intentie van de laatstgenoemde, te expliceeren: r 37Ö. Dewelke niet ligt door eenig ander Regtsgeleerde zal gegouteerd worden. i B77- En hier uit ziet men, tot welke abfurditeï. ten, iemand de verlegenheid en drift, om een kwaade zaak goed te maken, al niet brengen 378. By welk een, en ander, om tot een befluit te komen, zo men dan wyders in aanmerking neemt ö 379' Dat dit Request, met nadruk op naam van da gezamentlyke Afgevaardigden uit de bchutteryen, Vrycorpfen en Genootfchappen van Wapenhandel binnen deeze Provincie dus mede op naam van de Gedaagde, aan Ridderfchap en Steden gepraefenteerd is 38o. Want het woord gezamentlyke lydt geen Uitzonderinge, 381. En dat het in diervoegen, ook opendyk in de Couranten gedivulgeert is. 382. Met dat gevolg , n 383. Dat Zyne Hoogheid, de Heere Hartog van Brunswyk, toen ter tyd commandeerende de ttuisiiiche Troupen binnen deeze Republiek, \ de§.  % 6i g deswegens by gedrukte waarfchouwing, opentlvk zyne gevoeligheid getoond heeft, 384- . Zonder dat de Gedaagde, zyn disapprobatie deswegens, nog aan den Souverain, nog by een Contra-advertentie in de Couranten, of op eenige andere wyze, heeft aan den dag gelegd,- 385. J , Waar toe zig anders een zeer goede gelegenheid opdede, toen de Gedaagde zig in Commisfie bevond, by de Heeren van het gewezen Defenfiewezen, en deeze Heeren aan hem en zyne Medegecommitteerden hunne gevoeligheid toonden over den oproerigen en Jcefiven inhoud van dat Addres. 386. Het welk egter 'er wel zo verre af is, dat hy in tegendeel dit alles aangehoord, en mét zyne Medegecommitteerden de gevoeligheid van die Heeren heeft tragten te refuteeren, 387- Waar van hy met, en beneffens zyneMedc' gecommitteerden, voorts des anderen daags, in de Vergaderinge te Zwolle, uitwyzens het 'Protocol, of de Notulen dier Vergaderinge, plegtig Rapport gedaan, en zig voor deeze zyne gsnomene moeite heeft laten bedanken. (Welk laatfte (ut hoe in tranfuu notemus) men met voordagt uit het gedrukte Copie van de Notulen by Aanfpraake fub A fchynt weg gelaten te hebben.) Zo vertrouwen wy, dat dit alles in zyn za- men-  % 62 J» menhang by eikanderen genomen, meer aÏ3 genoeg zal zyn , om een onpartydig Rigter van de mede-concurrentie van de Gedaagde, tot het Mandaat, of de Commisfie, op Pyman en van " Devenver , om het quseftieufe Addres namens de gezamentlyke Afgevaardigden te tekenen, en aan Ridderfchap en Steden over te geeven, volkomen te overtuigen. 390. Leerende ons de eerfte gronden van het Regt, 39*- Quod intentio & animus qualis fuerlt a principto ex poftea ge/lis declaretur, item fit 7. Q. proinde jf.adSènat. C. Maced.Cardinal. Tusch. T. 4. Litt. I. Concl 269. N. 50. Confer. Barbosa Thefaur. Locorum Comm* V. Intentio ax. 8. 392. Animus, enim qua les fuerit antea ex fub* fequenti aclu, declaretur, Confer. Barbot. D. L. V. animus ax. 5. & AucJeuren aldaar in menigte aangehaald. 393- Waar door dus het gebeufelde, over de prjcfumtie die de Gedaagde voor zig zoude hebben, & quod mutatio voluntatis non preefumitur, mitsgaders het allezins in deezen inapplicable gecommentarieerde, over de regul, qui tacet confentire videtur, pasfim by herhaaling by Duplicq voorkomende, van zelfs komt te vervallen. 394." • Het is waar, de Gedaagde was aan de eens kant niet by magte, om te kunnen beletten, dat  % 63 f dat dit Addres mede op zyn naam aan Ridderfchap en Steden wierde overgegeven, en vervolgens in de Couranten gedivulgeert. 395. Dog aan de andere kam is het ook niet minder waar, dat niemant het vermogen hadde, om hem te beletten zyn disapprobatie, op de een of andere wyze, daar over aan den dag te leggen, byzonder by de Heeren van het Defeniie Weezen, en ook des anderen daags te Zwolle in de Vergaderinge, En hoe flrookt het met elkander, dat de Gedaagde dan eens by zyn Schriftuuren, en byzonder by Duplicq voorgeeftdat hy en meer anderen opentlyk tegen den inhoudt van het Concept Addres,'door den Adv. de LiJste en Bannier overgegeeven , in de Vergaderinge te Zwolle , zouden hebben gefremt niet alleen ., maar zelfs geprotetteért zonder eenig ongenoegen te hebben ontmoet. 397. En op andere plaatzen van het Duplicq daar en tegen wederom ftaande houdt, dat hy by gelegentheid, dat hy met zyn mede Gecommitteerden Rapport dede van het wedervaaren by de Heeren van het Defenfie Weezen, zyn gedagten, niet vry zoude hebben durven openleggen, uit vreeze voor ongenoegen, en de gevolgen, die daar uit zoude hebben kunnen voort vloeijen. 398. Hoedane blauwe, . en zig zelfs tegenfpreekende Excufes, dewelke by Duplicq geoppert ■worden, immers geen refiexie verdienen, 399-  % 64 399- En altans de Gedaagde niet kunnen te flaa* de komen, met opzigte van zyn gehouden gedrag by de Heeren van het geweezen Defenüe weezen, by gelegenheid, dat die Heeren hem, en zyne meede Gecommitteerden, over dit Addres onderhielden, en deswegens hun gevoeligheid toonden; 400. Alwaar hy, zo hy.wezentl.yk tot de overgave van dit Addres niet mede geconcurreert hadde, zyn misnoegen of disapprobatie vry uit zonder voor iets bevreest te zyn, hadde kunnen, en ook behooren open te "leggen* ' - 401» Zynde het waarlyk niet weinig.belagchelyk, dat de Gedaagde zig daaromtrent by Duplicq zoekt te verfchonen met een voorwendfel van discretie, en menschlievendheid, 402. Dewyl in het Addres zulke verfoeylyke voorneemens en horrende dreygementen voorkomen , * 403. Dat zulks in tegendeel de Gedaagde, en ieder een, die niet alle gevoelens van discretie, en liefde tot zyn evenmensch, uitgefchud heeft, hadde moeten aanfporen, om opentlyk zyn misnoegen deswegen by alle gelegentheden , en byzonder ook in de Commisfie by de Heeren van het gewezen Defenfie Weezen, te kennen te geeven. 404. Dewyl het de Gedaagde, zo hy zyrt eer en achting eenigfints lief hadde, niet onverfchil-  % *s ligkondezyn, wat het Publicq, en wat byzonder deeze Heeren, welkers gevoeligheid hem met zo veel nadruk gebleek, daaromtrent ten opzigte van zyn perfoon dagten, 405- En hoe kan men, zonder het gezonde verftand te ehocqueren, veronderftellen, 406. Dat de Gedaagde daar en boven nog zyn perfoon des anderen daags zoude hebben laaten emploijeeren, om van het wedervaaren van hem en zyne Mede r Gecommitteerden by meergemelde Heeren van het Defenfie Weezen, in de Vergadering te Zwolle, mede een plegtig Rapport uit te brengen, en zig door die Vergaderinge, op een plegtige wyze, daar voor te laaten bedanken, zonder eenige fchyn van misnoegen te laaten blyken. Zo de Gedaagde (gefupponeert al eens,_ dat hy in den begin den inhoud van het questieufe Addres niet mede geaggreëert hadde, waar van egter het tegendeel uit de ftukken geblykt ,> niet naderhand mede tot de overgave van die Request aan Ridderfchap en Steden hadde Éoe, geftemt, of zulks goedgekeurd: 408. Daaden en omftandigheden immers; dewelke in haaren famenhang befchouwd, met alleen een voorafgaande concurrentie tot de oyergaave van het questieufe Request aan Ridd. en Steden, veronderftellen, 409. Maar daar en boven (om daar mede tot hec derde oflaatfte bezwaar, het welk wy tot be-  % 66 $ wys van het fundament onzer intentie, by orfze Schrifcuuren ten laste van de Gedaagde heb. ben aangevoert, over te gaan:) een opgevolg. de Goedkeuring , Approbatie en Ratihabitiè Volledig bewyzen. 410. . Animus enim ab operibus dignofcitur, et talis prafumitur, qualem facla demcnftrant, nam etfi ex verbis bene dignoscatur animus & intentio bominis; facla enim funt fortiora ad de' mop.ftrandum bujusmodi animum, quam verba men zie de Aucreuren aangehaald in de Thefaur Locor. Comm. van Barbosa V. animus axiom. 4. 41X. Nee dubium eft quin Ratihabitio fit fatJo, jmo voluntas plus faclo, quam verbis & literis declaratur, quee ratihabitio et tam operatur in deliclus Bartizoll Confil. Crimin. 1\ 2. Confü. 334. N. 19. men zie voorts Farinac : Stryk, Le yser & Loes^eus de Univerfitatibus by Replicq art. 349, 350, 351. c? feqq. aangehaalt. 41,2. Welke beide Jaatfte Regtsgeleerden zulks byzonder, omtrent Delicten in en door Colle. gien gepleegt, adftrueren. 413. En wy vragen met regt, of de Gedaagde behalven een uitdrukkelyke mondelinge o£ fchnftelyke Declaratie, waar van juist in deezen niet geblykt, wel een fterker blyk van Ap* probatie, of immers opgevolgde Ratihabitie heeft kunnen geeven., dan hy door opgerae.de zyn gedrag gedaan heeft? 414. Al*  % t57 & 4H- Altans een van beiden lyd geen redelyke te« genfpraak. Of dit gedrag van de Gedaagde is genoegzaam , om ex faiïo een Confenfus, of Ratiha* bitie te bewyzen. 416. Of het axioma, quod Confenfus & Ratihabu tio, non tantum verbus fed etiam fa&o, declaratur, is een herfenfchim, dewelke nimmeÉ Van applicatie zyn kan; 417- , Het welk egter niemand, die niet voof heeft, de eerfte grondbeginfelen van hetRege te deftrueeren, avoueeren zal. 418. Het,is dus geen bloot ftilzwygen, Waar uiE men in deezen de Approbatie of Ratihabitiè van de Gedaagde, afleidt. 419. Zo als Gedaagde, de zaaken uit haar verband rukkende, met veel onnodigen omfla^j' tegen de waarheid, zoekt tebeweeren. 42O. Daar in volgende de gewoonte van alle ver-' legen Pleiters, 421. Qui, volgens de opmerking van BMeümeii ad Conflitutione Carol. art. 27. JV. 2. quandê vis concludendi in omnibus conjunctim in efl „ fmgula feparatim fub examine vocant, et boe fuco, decipere judicem fatagunt & pratenfam clientium juorum innocentiam, ea ratio* $e demonfirars conantur, dunt eX fingularum  % cs ^ infufficientia tandem ad ahfolutionem con* ténauhti 422. Maar het gedrag van de Gedaagde voor de Reeren van het Defenfie Weezen, het opge« volgt Rapport des anderen daags in de Vergaderinge te Zwolle en het plegtig bedanken van die Vergaderinge, zyn fprekende daaden en omftandigheden, 423- Dewelke in haar verbandt, met het geen hier vooren betoogt is, befchouwd, de Ge« daagde niet heeft kunnen verrigcen of zig laaten welgevallen, 424. Zo hy niet mede tot de overgave van het questieufe Addres geconcurreert hadde, of immers zulks ex post faclo niet werkelyk appro» beerde en goedkeurde, 425. Ten waare men mogte willen veronderftellen , dat hy op die tyd van zyn verftand is beroofd geweest en niet geweeten heeft wat hy gedaan heeft, 426. Hoedaane veronderftelling, de Wet zonder bewys, verbiedende, zo komt daar uit. een prosfumtio Juris ten laste yan de Gedaagde refulteeren, , 427. Dewelke van die nature is, dat ze niet alleen het omii probandi in adverfarium overbrengt, maar zelfs alle ander bewys enerverende, in deezen een volledige preuve, van Goedkeuring of Ratihabiüe tegen de Gedaagde oplevert, 428. Mei*  % 69 £ 428. ■ Men zie voorts het Replicq en het Advys van de Utrechtfe Regtsgeleerden, en den Heer Fabius daar annex, voorts het Advys van de Groninger Regtsgeleerden , of Sententie ter tv/eeder inftantie in zaaken tegens Colmschate; hier by fub pat et. 429- . r Alwaar het Poinft van Ratihabitie ex profes- fo behandelt wordt. 43°' Waar toe wy, om niet tweemaal een en net zelve te zeggen, ons kortheidhalven gedragen. 431- , Het voor het overige onnodig agtende, om ons in een fpeciaal de-bat van de menigvuldige Chicanes, woorden vitterijen, en valfche fluitreden ; waar mede het Duplicq a capite ad calcem opgevult is, in te laaten. 432. Alzo by een attente overweeging van zaaken, en het geen by dezerzydfche geappliceerde Schrifturen en Advyzen betoogt is, het zig van zelfs ontdekken zal, 433- ■ Dat het loutere wind negotie is, nergens anders toe ingerigt, dan om de Rigter wat zand in de oogen te werpen, en tegens de Ondergetekende in zyn qualiteit voor in te neemen. 434- Rustende meest al op die valfche aangenomene fuppofitie, dat men aan deeze zyde uit ^een bloot ftilzwygen eenConcenfus of Approba' tie in het fubjeète geval zoude willen bewyzen, waar van hier vooren het contrarie betoogd is, E 3 ' ' ' 435- Het  % 70 $ Het welk dus met het opgeraapte ftelfel, Waar op zulks gebouwd is, van zelfs komende, te vervallen geen beantwoordens waardig is. 43 6- Alleenlyk heeft men gemeend ten befluite met opzigte tot de Palinodie, en de geldboete 3 tot welke Jaatfte in Jtventum by eisch en aanfpraake mede geconcludeert is, nog kortelyk, om dat men by het Duplicq daar op al mede Valt, te moeten aanmerken. 437. Dat, wat den eisch tot een Palinodie aanbe^ langt, dezelve overeenkomfüg het Saxifche regt is. 43§. Het welk, gelyk bekend, niet weinig in-? Vloed op onze Overysfelfche, zo wel als de na* burige Gelderfche en Utrechtfche gewóontens heeft, men zie Nessink in zyn voorreden voor zyne Annotat\en over bet Landregt van Over-, _ 430. _ Dewelke aldaar aanmerkt dat ook Winhqf 2Ïg veel maaien ter ophelderinge van het oude Landregt, op het Sajdfche regt beroept, en aantoont dat onze Overysfelfche gewóontens daar mede over een komen, men zie voorts? Schrassert Confultatien en Advyfen p. 1. c. 3. N. 25. & ad Reformatien Vel c. 27. art. mm. N. 10. pag. M. 106. Matthteus, de Criminib. L. 48- T. 5. c. 17. N. 14. in fine. 440. En voorts gefundeert in het Landregt, en de Prafticq in dee2e Provincie 3 alwaar zelf* pa  % 7i # aan een particulier toegelaaten word, Civmter, of Criminaliter, wegens een injune te ageeren na bevinding confer. het Landregt, P. 2. T. iS. art. 3. &. 4» Wien ten conform ook eenen Rogier BronkHorst, by Sententie van Schepenen en Raden der Stadt Deventer den 10 Dec. 1647, wegens zekere atroce injurie aan Joan en Tom. Mennink begaan, in een opentlyke Palinodie, mitsgaders Bannisfement buiten Stads Jurisdictie , voor zyn gehele leven gecondemneert is. Het welk te minder in deezen eenig bedenken onderworpen is, als men de hooge waardigheid der Perfoonen, die alhier gelaedeert zyn, en het oogmerk van den Souverain, by hoogst derzelver qualificatie in de Refolutie van den 30 Nov. 1787. vervat, in aanmerking neemt. 443- Beftaande in een vindicatie van de Hoogheidt, en Geregtigheidt van Ridderfchap en Steden, en de eer der geenen, die daar verder in geconcerneert mogten zyn, men zie L. 5. Cod. ad Leg. Jul. Majeflat, Hamerster over de Statuten van Vrïeslandt, 2 Deel. 15 Tit. fag. 296. en Huber Hedend. Regtsg. 6. Bi 15. C. No. 7. by Replicq art. 395. gealle-, geert, quo fit relatie, 444. Waar door het geavanceerde ten Duphcq 8rt. 701. & feqq. alle applicatie verliest. 445- ' Vooral, wanneer men by dit alles nog in E 4 «one  % 72 £ confideratie neemt, dat onlangs drie mede Complices, by fuscesfive vonnisfen ter zaake van dit zelfde Addres te weeten de Advocaat de Lilee, en Pymam voor de Stad Zwolle en Coimschate in cas de appel voor de Hooge Viedchaar in Claringe tot een recantatie of PaJmodie gecondemneert zyn. ^ 446Terwyl de andere by wyze van Submisfie een ioorc van Palinodie of recantatie hebben aangenomen, en werkelyk afgelegt. 447- , Invoegen het niet weinig redenloos is. r> 44 8' . Dat de Inftellèr van het Duplicq zig niet ontZiet, om zulk een notoir, en in onze Landswet, en Practycq geradiceert poinft, onder allegatie van het Friefche Regt, met verwerping van het Saxifche Regt, tegen te fpreeKen, en als ongeoorlooft te beftryden. n 440' Daar de Friefche Costumen en Gewoonten, an het generaal, en byzonder in dat opzigte van onze Overysfelfche die meer „ het tche Regt gefchoeit zyn, zeer verfchillen. 45 o. In zo verre, dat inFrieslandt, zelfs in Civiie Aéiien van mjurien, de eisch tot palinodie of recantatie in onbruik fchynt te zyn geraakt men zie Hamerster 2 Deel. 2 Til de injur ad Rubricam , pag. M. 16. %o o fJ- A°' °Ver a?«fP™«k?\a» hfon,  % 73 J? Wanneer (het zyn de eigen woorden van die Friefche Regtsgeleerde:) de waardigheids der gefchonden perjoonen, mitsgaders andere om* ftandigbeden zulks mede brengen. 4-52. Dat voor het overige, de Ondergetekende in zyn qualiteit, by een formele Refolutie -van den Souverain gequalificeert zynde, om voor deeze Hooge Vierfchaar, in Eventum mede tot een geldboete te mogen Concluderen, zulks de mond, daar omtrent aan de Gedaagde in deeze Procedure hadde behooren te fluiten. 453- Dewelke, zo hy geoordeelt hadde by die Refolutie bezwaart te zyn, zig deswegens by Ridderfchap en Steden, hadde moeten beklagen. 454- Dog dat dit niet gefchiet zynde; daar en Rigter, en beyde partijen, aan de hooge or-j dres en Refolntien van Ridderfchap en Steden, gebonden en onderworpen zyn , het overfulks een volftrekt nutteloos werk is, daarover, alhier voor deeze Hooge Vierfchaar te willen haspelen. 455- Nergens anders toe dienende, dan om de weinige eerbied, die de Gedaagde, en die van zynen Raade voor den Souverain hebben aan den dag te leggen. 45°". Te meer daar gemelde Refolutie allefins het ïtegt en de Praéïycq in deeze Provincie conferm i% E £ 157» Ge"  % 74 & Gelyk met een gewysde, op advys van twe* Voorname Regtsgeleerden by Replicq beweeten is, confer van Leeuwen over deConftumev van Rvneandt art. 4. No. xi. pag. M. 121'. word?' POinft bel*ndeit 458. En dat ook de distinctie tusfchen Criminele, Sr?V p* b0£ten' Z-° Vreemd in onze Overys! ftlfche Regten niet is als de Inftellèr van het Duphcq voorwend, kan uit verfcheiden plaatfen van het Landregt geblyken, men zie onder anderen p. 2. T. 19. art. i0. 459- Alwaar op een dubbelt Overfpel voor de tweede maal een Bannisfement, boven, en behalven een geldboete, is geftelt. 460.° Welke A£tie, uit hoofde van zulk een Overfpel, en daaraan verknogt zynde geldboete, immers buiten alle bedenken, in het Crimineele loopt, en voor de Crimineele Vierfchaar der respeéhve Heeren Drosten moet geinflitueert, en gevordert worden. 461. Hebbende dien conform ook Ridderfchan en Steden by Refolutie van den 4 Oét. i6>q. verItaan dat, die breuke van Overfpel (het zvrt de eigen woorden van den Souverain) «ƒ, CWmtneel aan de Drosten in naame en van wg* %ens de Hoogheid is competerende. 462. Om nu nog niet eens te melden, van vericheidea Conciuüen, tenderende tot een b™.  % 75 $ jjïsfement, of Confinement en te gelyk, of ia Eventum, mede tot een geldboete. 4°3- Deweike in de Prothocollen, en de Gerigts* aden, van de refpective Land-Drosten Gerigten, byzonder dat van Saüand voor handen gynde, dit Poinét in de Praótycq boven alle re» delyke tegenfpraak ftellen. 464. Zonder dat hier tegens eenige rene&ie meri* teert, 465- Dat de Heeren Drosten, aan wien bekend* Jyk in deeze Provincie, de boetens toegeftaan zyn, in vergoeding der onkosten van de Crimineele Justitie j daar door Rigter in hun ei* gen zaak zouden worden. 466, Om dat of fchoon de Sententie wel ©p naam Van de Heeren Drosten, in hunne hooge qua» ïiteiten wordt gepronuntieert. 467. Egter de Decifie daaromtrent volgens de maaier van Procederen in deeze Provincie, niet aan de Heeren Drosten zelfs maar aan Ervarene Regtsgeleerden, aan wien de ftukken der Pro-» cedure befloten ter belegeringe gezonden worden, is toebetrouwt, 468. Dewelke het vonnis opmaken, en befloten wederom inzenden, zonder dat daar in deHee* ïen Drosten eenige de minfte infage hebben. 469.* Q110 fandomento etiam Dominii territoril 9 auo ad exaëtionem poenarum Judicss in propria.  % 7* £; taasfa esfe ah Cravetta Confd. 80 r. No £ qua magis executores, quam cegnitores'vél jfudtces videantur Bald. in L. un. No 1 n m quis in fua causfa. ' ' 470. •f/!an^UCeSi *rinc}Pes> acComitesin causfa propria, perfuos Confiliarios de Confuetudme Judicare dicuntur, quod de Confuetudim Germama testantur, duo in fignes turis. confuln Germani Zasius in D. L. qui iurh Eff. Num ,0 &> We?e'mb. T. x. Z/l 9% No 43 & bujusmodi Confuetudines valere asjenttt Cravetta Confzl. 233. No. 8. 471, Sic etiam in causfis publicis, ubi judex publtcam perjonam fustinet vel quce Concernunt ejus officium, in Mis ipfe Cognoscere potest L. 13 5. 6. f. de injur, quia in bis caftbus tantum pracepta legum dat Executioni, BeunJneman Confd. 166. No. 44. Carps. L. 6. re, fpons- 97. No. 8. volgens de. leere vanBARBosa Tbes. Loc. Comm. K Judex. ax. 4. Limit 7> & 8. Dit een en ander zy dan genoeg tot nader adftruaie van dezerzydfche genomen conclu[ie, en wederlegging van den Subltantieelen innoudt van het Duplicq. 473- ' _Vertrouwende.de, Ondergetekende dat daar uit teffens zal komen aan te ligten. 474- Dat de hatelyke infimulatien, waar mede men de Voorredens voor de zogenaamde Gerigtshandehnge, en inzoaderheidt, de voor»  % 77 $ rede voor het Duplicq opgefchikt heeft, van alle waarheidt ontbloot zyn. 475- Aanlopende daar en boven tegen het Regt; en bekende Praéticq deezer Provincie, dewel« ke men dus van een kundig Overysfels Regtss geleerde niet verwagt hadde. 476. En die meer gefchikt zynde, om de particu. Here wrok van den Inftellèr tegen de Ondergetekende in zyn qualiteit, aan den dag te leggen , dan om de belangens van zyn principaal en de Justitie zyner zaak te bevorderen, ook by een onbevooroordeelt leezer, de goedkeu^ ring niet zullen wegdragen. 477- En hier mede dan deeze fchrifture eindigen* de. Zo blyft de Aanlegger in zyn qualiteit in het Hooft deezes vermeit, onder Protest van tacendf & prestereundo niets nadeligs te willen hebben geftendigt omni meliori modo perfisteren by den Eisch en Conclufie, ten eindens* Aanfpraake genomen. Ofte &c. <&c. .W. KLQPMAN. Dr.  €o/>ïa* A 78 $ Pam, G. ezien by ons ondergefchrevene Rechts, gepromoveerden den eisch en JmCnS Cnmmeel voor D, W. Ki^^Jgg ite de ïiskaal namens de Provincie (oZyl fei; Klager en Aanlegger, op en tegen sg. J. Colmschate , Beklaagde en Gedafgde in perfoon overgegeven, met daar by fi£ ceerdc ^Documenten fub Patet A B C D b. 1' G. en H de Acla Prothocollaria in Budicto Almelo van den i8 September i788 toe den 20 Augustus ,789. ergaan; - het Intendit,_door den Klager tegens den Beklaagden .„gediend, met^de daar by cverSlegde Documenten fub N. i. PatetN^l ^ Patet 2do. ojio. N. j. 6. 7. 8, o. 10 Vf g. 13. en by het fluiten der Procedures'daar oy gevoegde Refolutie van Ridderfchap er Steden van den 13. September i?87. het deerfoir Advis en Sententie ter eerfter'lnftantie, hegeven door de Heeren F. T. T van ScHsl» Wu en H. U. Hobek, opJ den Huize AU rndo gepronunueerd den 4. Maart I7oo. — deABa Pnttocollaria in Cas d'Appel van den 14 Maart tot den i2. Juny xyffet gaan, met de geneerde Citatien, en door den ongmeefcn Ivlager, thans Apellant! owS gegevene Grieven van Appel, mitsgaders de neelen Gedaagde m perfoon, thans Geadpelleerde, ingediend; — en eindelyk de Refovan Ridderfchap en StedeTde Staatn  % 79 & van Overysfei, in dato 18. Augustus 1790 9 daar by requirerende Advis en Sententie oveï de zaak ten.,principale; Zouden wy, falvo rectius fententium judieiO) van oordeel zyn, dat de Fiskaal met het geen hy in dezen heeft geproduceerd en bewezen, volledig heeft daar gedaan dat de Geadpelleerde aan de hem te last gelegde misdaad niet onfchuldjg kan gehouden worden. Weshalven wy ons daar mede zouden kunnen conforrneeren, en onnodig agten, de bewyzen des Geadpelleerdes fchuld hier te repeteerenj waare het niet, dat eensdeels, de Advifeurs ter eerfter inftantie den Geadpelleerden ten; principaale hadden geabfolveerd, en in de Procedure in Cas d'Appel geene nieuwe Documenten waren geproduceerd; en, anderdeels, dat de Geadpelleerde in de eerfte inftantie contumaciter zynde weggebleven, en nu van ftraffe van Appel dienende, het gewicht der Argumenten, daar by door hem gededuceerd, en ter refutatie van des Fiscaals bewyzen dienende, noodzakelyk mede moet beoordeeld worden. Wy houden het daar voor, dat het geheel crimineel Proces befta uit drie deelen; te weten, dat een Richter ontwaar wordende, dat een zekere misdaad gecommitteerd zy, eerst naar de exiffcentie dier misdaad, en dus naar het Corpus deïi&i moet inquireren. — Dat hy ten tweeden dit Corpus delitli hem geblykende onderzoeken moet, wie daar aan fchuldig is.— En dan ten derden behoort na te fpeuren, welke ©mftandigheden by het delififc plaats gehad héb«en, tsa einde dus de graad vau ftraf te kun- . m  % 8o # neh bepalen. Te recht merkt dit Boehmek in Obferv. i. ^ Carpzovii iV. den van de Genoodfchappen van Wapenhandel m de Provincie van Overvsfel den 13 September 1787. aan Ridderfchap en Steden geprefenteert, zoude confreeren, en ieder ftrafbare periode daar van bewezen zyn. Dit doch behoort onzes erachtens niet tot het onderzoek of het Corpus delicti confteert inaar of het deliét. in zyne natuur en omftandieheden gedetermineerd, zodanig genoegzaam is daar gedaan, dat daar op de Beklaagde fchuIdiV zynde, Condemnatie ad poenam lege prafcrit tam kan verleend worden. 1 _ Onzes bedunkens beftaat het Corpus delicti in deezen in een hoon der Souverain van Overyffel aangedaan. Zonder dat voor als nog in aanmerking Jcoomr, door wie die hoon aangedaan is, door wat middel dezelve is aangedaan, of ze befta m verwy tingen, of bedreygingen, of indecente uitdrukkingen of ze atroce is, en welke graad van atroe-iteit ze hebbe, of welke andere verzwarende, of verligtcnde onhandigheden, dit delict bevonde worden te hebben verzeld Genoeg voor als nog; de Souverain van Overysfel is gehoond, en alle hoon den Souverain aangedaan is misdadig, j)lt.  % 85 $ Dit Corpus delicti nu moet ante omnia confieren, dan hier toe is ook genoeg, dat het bewezen worde argumentis fidem, juridicam babentibus, zonder dat bet eenig ohderfcheid maakt, of het is een crimen facti permanentis of tranfeuntis, kunnende wel de laatfte aüeen door argumenta ab intellectu petita, bewezen worden, doch zynde tot de eerfte niet abfoiute noodzaakelyk dat het vestigium fenfuale overig zy, daar het doch den Richter genoeg is, overtuigd te worden , dat het deliól: gecommitteerd zy, moet hy in het zoeken naar het vestigium fenfuale niet blyven hangen, of fchoon dit, bekomen kunnende worden, meerder, overtuiging geeft, en dus preferabel zy. Rectius zegt Boehmer ad, Gonst Carol. art 6. §. 12. Corpus delicti in genere eruitur ex argumentis , fidem juridicam habentibus, five a fenfa, five ab intellectu petitis; boe verum , posteriora delictis facti tranfeuntis tantum convex nire, non ideo tarnen in permanentibus exulantQuam diu a fenfu veritas haberi potest, judex in oculari infpectione fubfistit; deficientibus, vel non fufficientibus vestigiis, argumenta ab>. intellectu defumta colligit. ■— Unde priora vestigia merito, tanquam certiora proef er enda, in fubfidium vero fuccedunt, quee ab intellectu pendent, modo talem verifimilitudinem continet ant qualis prioribus connexa est. Mathematica, veritas non defideratur, nee haberi potest, ade* cque nimis fcrupulofa Corporis delicti indozatio , qua judices ut plurimum detinet inanis eft, nee ad aliud proficit quam ut caufa criminalis magis ïnplicetur; — fufficit, qua circa actiones bumanes haberi potejl, probabilitas, maxime, F 3 quum  % 85 J? ^#a»z » om dat zulke getuigen in geenen deele reprochabel moeten zyn, het welk in deezen des te naauwkeuriger onderzogt moet worden, daar het aiet te prsfumeeren is, dat tot de VergadeF 5 ring  % S>» $ ring der Afgevaardigden by het honden der befoignes toegelaten zullen zyn, lieden, wel. jke daar mede niets te doen hadden. Waar uit dan in deezen de verpligting zou vloeijen, om te onderzoeken of die Getuigen ièhoon geen Leden der Vergadering zynde! ook in caufa geinteresfeerd zyn wanneer het eerfte pomct, waar op men zou moeten inquireeren beftaan zou, of zy ook Leden van de Schuttery van Zwolle waren, van welke uit de verklaring van Mr de Liele art. ig. conüeert, dat eenige Gecommitteerden den 12 September 1787. in de Vergadering der Afgevaardigden uit de Genootfchappen zyn pra> fent geweest en welke op den zelfden "13 September 1787. ook een misdadig Addres aan Ridderfchap en Steden hebben geprefenteerd , uitwyzens de Refolutien van Ridderfchap en Steden van den 13 September en 30 November 1787. en de informatie van de Lilee art. 19. fqq. Dit dog bevonden wordende zouden zy geinteresfeerd zyn, by het infirmeeren van de geloofwaardigheid van de Secretaris van Deventer, en daar uit volgend vermindert crediet van de door hem als Secretaris gehoudene aantekeningen en dus als focii delicti en geinteresfeerd, geen geloof verdienen, immers niet daar toe, dat op hunne fides, een ander aan Meineed fchuldig zou gehouden worden. Daar derhalven in deeze Procedure niets bewezen is, waar door het credit der voorfchrevene Notulen zou worden geinfïrmeerd, houden wy het daar voor dat dezelve tegen de Vergadering en derzelver Leden volkomen geloot verdienen. üfr  % 9i ƒ Uit de Notulen dan zoo van Ridderfchap en Steden als van de Vergadering der afgevaardigden zelve blykt, dat de Souverain van Overysfel gehoond is, en wel zo volledig, dat daar aan niemand onzes oordeels een fides iuridica zal kunnen betwisten. Maar hoe zeker moet dit Corpus delicti confteeren daar by deeze reeds genoegzaame bewyzen nog komen de volgende Argumenten. i. En wel voor eerst blykt uit het eigen aveu van Leden der Vergadering, dat het questieus Advis eenen honenden inhoud gehad hebbe. Immers erkent dit duidelyk Joan Bannier, in zyn Request aan Ridderfchap en Steden gcprcefenteerd, en by intendit geadpliceerd fub No. 8. in het welk hy wel de Vergadering van alle lfeiive oogmerken zoekt vry te pleiten, doch tevens rondborftig avoueert, dat de Gecommitteerden van de afgevaardigden uit de Genootfchappen in de meergenoemde Commisfie van den 13 September 178,7. de Heeren Gecommitteerden tot het Defenfie Wezen verzogt hebben, dat Ridderfchap en Steden het ongeregelde en la five der uitdrukkingen daar in (in het Request dien dag aan Ridderfchap en Steden geprefenteerd) geanimadverteert, tnogten gelieven toe te fcbryven geenfins aan eenig opzet, om hoogst dezelve voorbedagtelyk te hoonen, maar aan de algemeene verbaasdheid, verwarring en onzekerheid, enz. Hebben nu deeze Gecommitteerden dit verzoek gedaan, dus getrachc hun en hunnen Committenten te verontfchuldigen, dan moeten zy ontegenzeggelyk het ongeregelde en laefive der gebezigde uitdrukkingen gepenetreerd hebben, m Ster-  % 92 Jf- Sterker erkent dit dezelve Bannier by een nader Request aan Ridderfchap en Steden geprasfenteerd, en by Intendit geadpliceert lub N. 9. daar hy betuigt, dat hy zyn gehouden gedrag en den inhoud van hei quaftieuje Addres nader heeft overwogen, en dat hy gaarne openhartig wil erkennen, zo als hy doet by deezen, dat daar by eenige uitdrukkingen zyn gebruikt, die zoo als dezelve lig. gen lafiv en taxatoir te zyn, kunnen begreepen worden. Mede erkent dit Bannier in zyn derde Request aan Ridderfchap en Steden geprefenteerd, en by het Intendit geadpliceerd fub N. 10. daar hy zegt in het Request voor te komen injurieufe woorden, en het zelve laeliv te zyn voor de Staat en der Provincie en de Prince Erfftadhouder. Ook erkent dit Mr. W. de Lizle in zyn Request aan Ridderfchap en Steden by het Intendit annex fub N. 7. in het welk hy aan Hun Ed. Mog. betuigt zyn openhartig en welmeenend leedwezen, dat een te verregaande drift en onberaden yver in bekende omftandigbeden aanleiding gegeven heeft tot die uit-, drukkingen, welke Hun Ed. Mog. als Icefif en ongeregeld zig hebben aangetrokken, betuigende hy Remonfirant voor zich en het aandeel 't geen by daar aan hebben mogt, dezelve gaarne te herroepen, gelyk hy doet by deezen. 2. Maar ook ten tweeden bekend Geadpelleerde zelve ingewikkeld, dat waarlyk de Souverain van Overysfel gehoond is, immers indien men het Request door hem aan Rid- derf  % 93 J? derfchap en Steden tot Obtien van Staking der Procedures geprsefenteerd, en by het In» tendit fub N. i. geadpliceerd, inziet, bevind men, dat de Geadpelleerde zich tragt te defendeeren, en aan te tonen, dat hy aan het Addres geen deel heeft, .zoekende met eene Attestatie van Mr Vosding van Beverforde te bewyzen, dat hy tegen de verzending van het Request, zo ah het lag, heeft- geadvifeerd en uitdrukkelyk gedeclareerd, zich daar mede niet te kunnen conformeer en, daar hy tevens avouéert, dat de Heeren van het Defenfie Wezen aan de Gecommitteerden uit de Vergadering van Genootfchappen hun ongenoegen over bet Addres te kennen geevende, de Heer de Lille het zelve beeft gedisculpeerd, — doch dat hy zich niet kan erinneren, in dit gantfche gefprek een woord gemengd te hebben, als van agteren bemerkende, dat deeze gantfche Conferentie niet zo zeer tot zyn Departement behoorde. Sufiin^rende verders te verfeeren in het geval van de Refolutie van Ridderfchap en Steden van den 30 November ijSj. gelegenheid geevendet dat die geenet welke daar in de voorname Beleiders en Aucteurs niet geweest zyn, of daar toe met voorbedagten raade geconcurreerd hebben, zich op eene voldoende wyze daar van zouden kunnen excufeeren en zuiveren. Daar derhalven de Geadpelleerde kennis draagt van de voorfz. Refolutie, kracht welke deeze Procedures geëntameerd worden, en in •welke het Addres als ten hoogften beledigend word voorgeffceld, — daar hy 'er by is geweest, toen het ongenoegen der Staaten over dat  % 94 Jf dat Addres te kennen is gegeven, kan de by de hand; genorhene defenfie, dat hy in dit Request niet heeft toegeftemd, onzes erachtens nooit anders worden geëxpliceerd, als dat dezelve ingewikkeld bevatte een volftrekt aveu, dat het Addres waarlyk honend is. , Maar wat meer is , Geadpelleerde erkent dit niet onduidelyk onder eede; By zyne Attestatie doch den 2 February 1788. ten dienfte van Mr. Vosding van Beverforde afgegeven, verklaart hy, dat dezelve op de laatfte Provinciale Vergadering van Gecommitteerden uit de gewapende Burger Corpfen, gehouden linnen Zwolle in de Maand September 1787. ztch op het yverigfte verzet heeft, tegens zekere uitdrukkingen, voorkomende in een Addres aan Hun Ed. Mog. de Heeren Staaten van Over-ysfel, en den 9 May daar aan volgende deponeert hy in Judicio Noordhorn onder eede, dat deeze hem toen vertoonde Attestatie de oprechte wadrheid hehelze, ten klaren bewyze dat hy erkent in het zelve Addres honende uitdrukkingen voor te komen, zie by Intendit fub N. 13. art. 2. en 3. 3, Ten derden, blykt ook de den Souverain van Overysfel aangedaane hoon uit de Zuidhollandfche Courant van den 17 September 1787. by Intendit adnex fuh N. 11, in welke wy een uit Zwolle den 13. September, de eigen dag dat het quceftieus Addres gepraïfenteerd is, toegezonden Addres vinden aan Ridderfchap en Steden de Staatea van Overysfel houdende, en vervat in de allerhonendfte uitdrukkingen, ten praefumtiren bewyze, dat het zelve een affchrift van het quseftiïus Addres is, doch waar Tan ftraks nader. 4. Ten  % 95 £ 4. Ten vierden, blykt ook dat de Staaten van Overysfel gehoond zyn, uit de gedrukte en by Intendit fub N. 12. geadpliceerde waarfchouwing van den Heer Hartogvan Brunswyk en Lunenburg den 17. September 1787- aan de Ingezetenen van Overysfel gedaan, in welke mentie gemaakt word van een Declaratoir, door de Vry Corps van Overysfel ter Staatsvergadering ingeleverd, een verbod aan den Souverain en bedreiging van wraak behelzende. Wie zal na dit alles nog ontkennen kunnen,,' dat het Corpus delicli, de hoon den Souverain van Overysfel aangedaan , zelfs meer als genoegzaam bexvezen is, het zy derhalven de preecife inhoud van het Addres, by hetwelk de hoon gecommitteerd is, volledig bewezen kan worden, het zy niet, blyft altyd het Corpus deliiïi zeker en de poznct qualis quales in* evitabel. Dan alzo de grootte van het deliEt, welke uit deszelfs natuur en omftandigheden moet geëliciëerd worden, niet kan gedetermineerd worden, ten zy den inhoud van het Addres conffceere, ftaat ons nu te onderzoeken, in hoe verre bewezen is, dat het Document by eisch en aanfpraak fub Patet in Copia geadpllceerd, is de Minute van het quceftieus Addres, én met deszelfs inhoud overeenkoomt, als zynde het origineel aan Ridderfchap en Steden geprasfenteerd Addres niet te vinden, gelyk blyKc uit Hun Ed. Mog. Refolutie van den 30 November 1787. en hier boven reeds is gezegd. Wy erkennen, dat na ons oordeel met de ftukken ten Procesfe bekend volledig bewezen is,  % 96 J> is, dat het voorfz. Document dewaare Minute van het quaeftieus Addres is, en met;deszelfs inhoud overeen koomt. I. Ter betoog hier van merken wy in de eerfte plaats aan, dat uit de Notulen van de Vergadering der Afgevaardigden uit de Geïiftotfchappen van Wapenhandel van den 12. September 1787. confteert, dat 'er eene Commisfie benoemd is om een Request aan Ridderfchap en Steden , raakende de gevraagde doormarsch en inquartiering der Pruisfifche Troupes, te concipieeren, dat de benoemde Gecommitteerden dien avond een zodanig Concept Addres in de Vergaderinge hebben overgegeven, dat het zelve eenige veranderingen heeft ondergaan, en vervolgens is gearresteerd, en de praefentatie van het zelve, afgefchreven zynde, gerefolveerd. Waar uit dan blykt, dat 'er van het Addres ïn quaestie eerst een Minute of Concept gemaakt is, op het welke de Refolutie der Vergadering gevallen is. II. Hier koomt ten tweeden by, dat 'er geen indicie voorhanden is, het welk aanleiding kan geeven om te denken, dat'er meer dan een Minute van voorfz. Request gemaakt en in de Vergadering overgegeven is, confteerende in tegendeel uit de meergemelde Notulen , dat de Commisfie tot het maken van een Concept directelyk na de lecture der Misfive van Zyne Pruisfifche Majefteit benoemd is, en de finale Refolutie der Vergadering gevallen ïs, op die zelfde Minute welke die Heeren hadden overgegeven. Het is derhalven zeker, dat yan het geprae- fen-  % 97 jr ïenteerd Addres eerst een Concept is gemaakt, maar dat 'er ook maar een eenig Concept van gemaakt, immers ter deliberatie der Vergadering gebragt is, en dit Concept meenen wy ten klaarften te confteeren, dat het geproduceerd Document is. III. Het welk ras zal geblyken als men ten derden in aanmerking neemt, dat dit Document alle die kenmerken heeft, welke men kan aantonen dat de echte Minute van hec quaeftieus Addres moeten chara6terifeeren. i. Immers vooreerst confteert uit de Notulen , dat tot het vervaardigen van het Concept gecommitteerd zyn de tleeren de Lille? en Bannier , en dat ook deeze zelfde Heeren het Concept hebben overgegeven, het is dus? een Charafter van de echte Minute van hec Addres, dat dezelve onder de hand zy of vart de Lille of van Bannier, maar dit is ook omtrent het origineel van het in Copia geproduceerd Document waar; want Vooreerst verklaart Mr. W. de Lille ai art. 5. van de informatoire Articulen by Intendit geadpliceerd fub N. 6., dat Brouillow eigenhandig gefehreven te hebben, te weten 9 zo als het eerst in de Vergaderinge is geëx*. hibeert, en vervolgens by het 13. art. de Minute hem vertoond, deponeerd hy, het aan hem vertoonde brouillon bet zelfde te zyn^ waar van hy in bovenflaande Articulen gedeponeerd beeft, — verklarende wyders, dat op divetfe plaatfen van dat Brouillon de band van anderen kennelyk gevonden word, zonder met zekerheid te kunnen zeggen, wie de ingelaste woorden en periodes gefehreven beeft*  % 08 $ alzo het Brouillon zeer lang huiten zyn handen , en ook abfent geweest is. Ten tweeden verklaart Schokus J. Bannier ad art. 12. der informatoire Articulen by eisch fub F. dat het geheele (luk (fprekende van dit Concept) was onder de hand van den Advocaat de Liele , maar dat hy (Bannier) zittens Vergaderinge ''er eene Periode heeft by gevoegd, behelzende verzoek, dat de Vergadering van Ridderfchap en Steden mogt by eikanderen blyven. De Ad vifeurs ter eerder inftantie, gelyk mede de Geadpelleerde moveren hier tegens, dat de erkenning van de Minute door den Heer de Ljles niet afdoet, alzo dezelve zegt, dat 'er meer handen in te onderfcheiden zyn, en hy niet weet of de Minute woordeiyk gevolgd is; — dat even weinig afdoet, hec geen Bannier dien aangaande zegt, alzo deeze, de Minute hem niet in originali vertoond zynde, zyne hand niet erkend heeft; dat ook niec bewezen is, dat de gevondene Minute, na de daar in gemaakte veranderingen, alleen door de Lille en Bannier gefchreven is. Doch deeze objectie baart onzes eraebtens geene de minfte zwarigheid, want om de authenticiteit der Minute uit de hand der Gecommitteerden, die ze gefield hebben, te bewyzen, moet men niet vragen, of dezelve, zo als ze veranderd is, onder de hand dier Heeren is, maar of ze, invoegen ze ter Vergadering geëxhibeerd is, door hun gefchreven is, zoude dog deeze minder de veritable Minute van het Addres geoordeeld kunnen worden j indiende Praefidcnt Pyman, de Secretaris V VAK  % 99 $ van Deventer, of ecnig ander Lid de gere* folveerde veranderingen 'er by aangetekend had, als wanneer de Heer de Lille of Bannier zulks gedaan had? de authenticiteit van het Stuk blykt daar uit, dat het de hand is van die Heeren, welke tot het opmaken daar van gecommitteerd zyn, en van welke confteert, dat zy het zelve geëxhibeerd hebben, en dus moet men zien niet of zy met hunne handen de veranderingen gefchreven hebben, maar of het origineel onveranderd Stuk, in» voegen zy het ter tafel gebragt hebben, hun hand is, en dan zegt de Heer de Lille, hec aan hem vertoond Brouillon eigenhandig gefchreven te hebben, en Bannier verklaart, dat het geheele Stuk onder de hand van den» Advocaat de Lille geweest is; brengende de Heer de Lille zeiven den onderfcheid van andere handen op diverfe plaatzen van dac Brouillon tot de ingelaste woorden en periodes , dat is, tot de gemaakte veranderingen; zonder nu nog te bepalen, in hoe verre de door den Heer de Lille voorgegevene kennelykheid van andere handen op diverfe plaatfen van het Brouillon of Concept, beftaanbaar is met de verklaring van den Secretaris der Stad Zwolle, achter de Copie van 't Concept te vinden, dat de origineele Minute fchynt door een en dezelve hand gefchreven te zyn, except de laat/Ie Periode, beginnende, eindeIjk nog neemen enz- welke Periode duidelyk blykt van een andere band te zyn. Met welk gededuceerde dan ook direcrelyk vervalt de remarque, dat het geen Bannier. aangaande deeze Minute zegt, niets afdoet, G 3 uic  % ioo ff uit hoofde, dat dezelve hem niet in originali vertoond zynde , 'hy zyn hand ,niet erkend heeff», want het origineel Concept, invoegen , ter Vergadering van de Afgevaardigden uit de Genootfchappen geexhibeerd , geheel onder de hand van de Lille zynde, had Bannier zyn hand met te erkennen; als behorende de laatfte lenode, welke door hem zittende de Vergadering 'er is bygevoegd, tot de daar ingemaakte veranderingen; behalven, dat ook het aanwezen deezer Periode onder de hand van Bannier even klaar confteert als of hy zyn hand erkend had, door dien hy ad art. 12. van de informatoire Articulen boven aangehaald, niet alleen verklaard de laatfte Periode by de Minute zittende de Vergadering gevoegd te hebben , maar ook de Contenue dier Periode zegt te zyn een verzoek dat de Vergadering van Ridderfchap en Steden mocht by eikanderen blyven, welke juist bevonden word in de voorhanden zynde Minute de inhoud dier laatfte Periode te zyn. , 2. Het tweede blyk van authenticiteit deezer Minute is, dat. ze aan de Vergadering der Afgevaardigden is overgegeven , .de echte Minute, doch van het quajstieus Addres is, uitwyzens de Notulen door de Gecommitteerden Mr. W. de Lille en Schout j. Bannier aan voorfz. Vergadering geexhibeerd, dit is ook omtrent de voorhanden zynde Minute, waar, ce verklaring van den Secretaris der Stad Zwolle achter de geproduceerde Copie dier Minute houd in, dat de Copie accoord met de minute van zeker Request onder eenige papieren van de Vergadering van Gecommitteerdens der,  der gewapende Burger Corps binnen deeze Provincie, en ter requijitie van een Commisfie van de Heeren van de Magiflraat der Stad Zwolle over~ gegeven door Procurator S. van Deventer die in gemelde Vergadering als Secretaris- beeft gefungeerd, waar uic blykt dat die Document tot de Pa* pieren der Vergadering behoort hebbe, De Heer de Lille verklaart ook ad art. 13. van de informatoire Articulen by Intendit fub N. 6. het aan hem vertoond Brouillon, het zelfde te zyn; waar van hy in bovenjlaande Articulen gedeponeert heeft; en hy had ad art. 4. verklaard van het te doen Addres een Brouillon gemaakt te hebben, het zelte nademiddags aan zyn Mede-Gecommitteerden gecommuniceerd en in de Vergadering geexhibeerd te hebben. De Lille derhalven heeft het hem vertoond Brouillon geexhibeerd, en dit aan hem vertoond Brouillon is de voorhanden zynde Minute. 3. Het derde blyk van authenticiteit is daar in gelegen, dat de Minute ligt op naam der gezamentlyke Afgevaardigden uit de Schutterijen ,- Vry-Corpfen en Genootfchappen van Wapenhandel binnen de Provincie Overysfel, daar volgens de Notulen in die Vergadering den 12 September 1787. is goedgevonden namens de Vergadering een Addres aan Ridderfchap en Steden te doen. 4. Ten vierden is de Minute authenticq om dat zy houdt aan Ridderfchap en Steden, aan welke volgens de Notulen het Addres zou geprafenteerd worden. 5. Ten vyfdan heeft de voorhanden zynde Minute tot onderwerp, bekomen informatie, G 3 dat  % 102 dat een Adjudant Generaal van den Heer Herteg van Brunsvjyk aan Hun Ed. Mog. heeft overgebragt een Misjive van zyne Pruifijche JMajefieit, bebelfende een verzoek om Hoogst deszelfs Troupes niet alleen de vrijen en onverbinderden doormarfch door deeze Provincie te permitteer en, maar ook een vrije inquar tiering en andere noodwendigheden en goede dienften te doen ondervinden, daar ingevolge de Notulen van den 12 Sept. 1787. de materie waar over het Addres gedaan zou worden, was eene ter Vergadering gecommuniceerde CopieMis five van zyne Koninglyke Maje/ieit van Pruisfsn gedateerd Berlyn den 1 deezer houdende verzoek aan de Heeren Staten deezer Provincie, om doormarfch van eenige Troupes door de deeze Provincie na Holland en inquartisringe in dezelve. 6. Ten zesden draagt deeze voorhanden zynde Minute doorilaande blyken van veranderd te zyn, vindende men op diverze plaatze woorden, ja gehele Perioden in den text doorgehaald, en aan deeze op de kant gezet, het •welk omtrent de echte Minute van 't Addres heeft plaats gehad, eonfteerende uit de meergemelde Notulen van den 12 September 1787. dat het Concept Addres is geagreëerd, na eefiige verandering daar in gemaakt was, het welk mede erkend word door de Lille inform. art. by Intendit fub N. 6. ad art. 6. door Bannier inform. articulen by Aanfpraak fub F. art. 14. en door geadpelleerde zelve in zyn Request aan Ridderfchap en Steden geprasfenteerd by Intendit fub N. u 7. Ten zevenden is een caraórer der authen. ticque  ticque Minute, dat deszelfs inhoud na de ge» maakte veranderingen lsefif moet zyn, gelyk blykt uit alle de Argumenten boven ten bewyzen van het Corpus deliSli aangevoerd. Maar ook dit is van het geproduceerd Concept Addres waar, gelyk uit de lecture daar van confteert, en beneden nader zal blyken. Daar derhalven van het quasstieus Addres maar een Minute is 'gemaakt, daar het origineel van het geproduceerd Document alle die kenmerken bezit, welke de echte den 12 Sept. 1787. ter deliberatie van de Afgevaardigden gebrachte Minute characterifeeren, en onder deeze kenmerken ook die is, dat het voorhandend zynd Document herkend word gefchreven te zyn, door de hand van de geene, welke tot liet vervaardigen van het echt Concept is gecommitteerd, en het zelve ook ter Vergadering heeft geexhibeerd, meenen wy ten allerklaarden beweezen te zyn, dat het origineel van het copiëelyk ten Procesfe geproduceerd Document is het eenig echt en origineel Concept ten gevolge Commisfie van de Vergade* ring der Afgevaardigden uit de Genootfchappen van den 12 Sept. 1787. des morgens door Mr.' W. de Lille vervaardigd, des avonds van dien dag ter Vergadering geexhibeerd, ter deliberatie gebracht, op diverfe plaatfen veranderd, door ScHoltus Joan Bannier met eene Periode zittende de Vergadering geampüeerd, en vervolgens gearrefteerd, met verdere gedecerneerde Commisfie op de Heer Prafident Pyman en Secretaris van Deventer , om bet zelve Con~ cept na dat af gefchreven is, namens deeze Vergadering te tekenen, en aan den Heer BaG 4 ren  % io4 ff ron Muleïit tot de Leemkuil te bezorgen, om mede na Campen te nemen, om aan Hun Ed. Mog. over te geven, gelyk de eigene woorden der Refolutie zyn in de Notulen te vinden. Dan de Advifeurs ter eerfter iriftantie, gelyk mede de geadpelleerde by zyn ftraffe van Adpel art. 139. urgueeren, dat de Lille verklaard niet te kunnen zeggen, of de Minute woordelyk gevolgt is, vermits hy nog het Addres, nog de Minute niet weder heeft gezien, maar zelfs niet unico contextu heeft gelezen of lioren lezen. _ Zie deeze zyne verklaring ad an. 12. der informatoire Articulen by Intendit fub N. 6. waar door men dan eene dubieteit omtrent de overeenkomst van het Addres anet de gearrefteerde Minute fchynt te wiiJen Snduceeren. Edoch deeze remarque koomt ons voor, van alle grond ontbloot te zyn, imaners zegt de Lille niet, dat de Minute niet woordelyk gevolgd is, maar, dat hy niet kan zeggen of zulks gefchied is, en de reden hier van geeft hy op te zyn, dat hy zederd nog de Minute nog het Addres unico csutextu heeft gelezen, of horen lezen. Waar uit dan blykt, dat de Lille alleen deponeert, dat hy de woordelyke overeenkomst van het Addres met de Minute niet-kan adfirmeeren, of ontkennen, zo dat deszelfs verklaring nog ten voordeele van den Adpellant nog van den Geadpelleerde Sets afdoet. En is dit waar, wat grond blyft *er dan over, om de overeenkomst van het Addres met de gearrefteerde Minute in twyffel te trekken? waren niet de Prsefident Pvman en Secretaris van Deventer gecommitteerd om af te fchryven, te tekenen en aan de Baron Mu- i-ERX  % *°5 / eert te bezorgen, om aan Ridderfchap en Steden te worden overgegeven, die Minute of Concept, het welk by de Vergadering was gearrefteerd ? waren zy dus niet volgens de Refolutie der Vergadering gehouden te tekenen en te bezorgen een Addres het eigen affchrifc zynde van, en derhalven volmaakteJyk overeenftemmeade met de gearrefteerde Minute? En moet dus naar gezonde principes van rechte niet ieder Rechter het daar voor houden, dat het gepiafenteerd Addres met de gearrefteerde Minute volmaaktelyk overeenftemt, zo lange de discrepantie niet ten klaarden beweezen is? maar al was het eens zo, dat tusfehen de gearrefteerde Minute en het Addres verfchil was, wat kon dat nog de Geadpelleerde helpen? Dit bezwaarde de Prsefident en Secretaris, maar kon nooit de Geadpelleerde voor of nadeel wezen; hy doch fchuldig zynde; kan nooit verder fchuldig gehouden worden als aan het helpen arresteeren en prsfenteeren van een Addres overeenkomende met die Minute in welks inhoud, conclufie en prafentatie hy geconfenteerd heeft, volgens de regel door Geadpelleerde zelve by zyne ftraffe van Adpel art. 245. aangevoerd, faSikm cuique fuum non alteri nocere debet. En dus koomt hier meer in aanmerking de contenue der gearrefteerde Minute, dan van het gepraefenteerd Addres, welke met de contenue der Minute gehouden moet worden over een te komen. Dan nu is de vraag, of men het dan daarvoor naar rechte moet houden, dat de inhoud van het Addres volmaakt overeenkoomt met de 4nhoud van het Document ten Procesfe CqG 5 pie'e»  jpiëelyk geproduceerd, wy meenen dat zulks uit het gededuceerde allerklaarst is, ten opzigte van dat geene, het welk in het Concept ia den text zelve is, en onveranderd is gebleven, als zynde dat buiten alle twyffel door de Vergadering gearresteerd, doch omtrent de ge. maakte veranderingen zou eene zwarigheid kunnen gemoveerd worden, proflueerende uit de Depofitie van Mr. W. de Lille ad art. 13. van de informatoire Articulen by Intendit lub» IV. 6. daar by verklaard, dat op diverfe plaatfen van dat Brouillon de hand van anderen kennelyk gevonden word, zonder met zekerheid te kunnen zeggen, wie de ingelaste woorden en Periodes gefchreven heeft. Uit welk gedeponeerde men nu deeze zwarigheid zou kunnen maken, of ook in deeze Minute, na dat zy was gearresteerd en afgefchreven, veranderingen gemaakt zyn. Doch hier voor is onzes erachtens geen grond, want li Vooreerst is zulks geheel niet waarfchynlyk, ook is daar voor geen indicie of prsefumtie aanwezig. 2. Ten tweeden is de voorfz, Depofitie van de Heer de Lille niet van alle grond tot twyffeling ontbloot, deels om dat het Document an Copia geproduceert volgens de daar agter gevoegde verklaring van den Secretaris der Stad Zwolle G. Roijer onder een en dezelve hand fchynt te zyn, except de laatfte Periode, welke men bovengezien hebben, dat 'er door Bannier is bygevoegd, deels om dat de Lille, fchoon hy niet ontkennen kon het origineel Concept^ gefchreeven te hebben, noch» thans 'er by geinteresicerd was, om het fchry- ves  % io7 $ ven van de gemaakte veranderingen, immers van eenige derzelve, van zynen hals te fchuyven. 3 Ten derden obfteert tegens voorfz. zwarigheid , dat de Minute reeds in de Vergadering den 12 September 1787. des avonds gehouden in welke ze is gearresteerd, is gemundeert. Verklarende de Lille ad art. 7 der informatoire Articulen by IntenditN. 6. dat hy in 't moment dat de Refolutie zou moeten gevallen zyn, is buiten het vertrek geweest , en dat hy daar weder in te rug komende de Secretaris der Vergadering reeds bezig gevonden heeft met mundeeren. 4. Ten vierden word de geallegecrde zwarigheid van allen grond beroofd, daar door, dat het affchrift van het Addres in de Zuidhollandfche Courant van den 17 September 1787. gevonden en den 13 daar te voren uit Zwolle gecommuniceerd , woordelyk (want by nauwkeurige Collatie hebben wy geen different gevonden het welk eenig reguard menteen.) overeenfiemt met het Document ten Procesfe geproduceerd, en dus met de thans voorhanden zynde, echte en origineele Minute van hec quaestieus Addres. Uit welk alles wy dan concludeeren, dat het origineel Document copieelyk geproduceerd met het geprasfenteerd Addres volmaaktelyk overeenkomt, en dat derhalven al hec ftrafbaare daar in voorkomende, aan de geene, die aan het arresteeren en proefenteeren van het quaestieus Addres fchnlüig word bevonden , kan, mag en moet worden geïmpliceerd. Dan  % 108 ff Dan om deeze ConcJufie op de te voren gededuceerde Argumenten gegrond, aan alle twyfl feling te onttrekken, zullen wy nog een Argu. ment gebruiken, het welk deszelfs onwrikbaar, heid daar ftellen en aan alle de overige Argumenten de kragtigfte toeflag onzes erachtens geven zal. Wy zullen namelyk aantonen, dat de voorname Periodes in de voor handen zynde Minute en het daarmede volmaakt confpirerend affchrft van het Addres in de Zuidhollandfche Cóurant, ervintelyk, dadelyk in het origineel aan Ridderfchap en Steden gepraefenteerd Addres geweest zyn; en dit getoond hebbende, geio. ven wy, dat niemand ons met regt de Conclufie zal betwisten, dat het origineel Addres", welks affchrifc woordelyk overeenkomt met de voorhanden zynde Minute ook zelve daarmede woordelyk overeenkomt. Voor afprasmitteeren wy, dat uit deeze over. eenftemming van het affchrift van het Addres in de Zuidhollandfche Courant, met de Minute airede eene gravisfima prafumtio voor de woordelyke overeenkomst van het gepraefenteerd Addres met de voor handen zynde Minute ontftaat, dus wy het daar voor houden, dat indien wy argumentis prafumtivis bewyzen, dat de Perioden in de Minute te vinden, ook in het geprapfenteerd Addres geweest zyn', deeze praefumtie met de boven geallegueerde Argumenten een indubitata probatio zullen uitleveren, dat de inhoud van het gepraefenteerd Addres woordelyk met de inhoud van deszelfs affchrift in de Zuidhollandfche Courant en van de voorhanden zynde Minute overeenstemt»  % 109 ff ftemt. En hier mede gaan wy dan tot het onderzoek naar de overeenkomst der Perioden over. I. En merken in de eerste plaats aan,' dat gelyk de Minute houd aan Ridderfchap en Steden, en legt op naam der gezaamentlyke Afgevaardigden uit de Genootfchappen van Wapenhandel in de Provincie Overysfel, zo ook het Addres aan en door dezelve geprsefenteerd is, het welk deels uit de Notulen der Vergadering van Afgevaardigden, deels uit de Refolutie van de Staten van Overysfel van den 13 Sept. en den 30 Növemb. 1787. vol« ledig confteert, en ook niet in twyffel ge* trokken word. II. Ten tweeden vinden wy terftond in het begin der Minute het onderwerp van dien voorgefteld, daar de Remonftranten zeggen, dat zy vernomen hebben , dat een Adjudant Generaal van den Heer Hartog van Bruntwyk aan Hun Ed. Mog. overgebragt beeft een Misfive van Zyne Pruisfifche Majefteit. behelzen-, de een verzoek om Hoogst deszelfs Troupes niet alteen den vrijen en onver binder den door\ marfch door deeze Provincie te permitteer en * maar ook een vrije inquartiering en andere, noodwendigheden en goede dienflen te doen ondervinden. Dat nu deeze gevraagde doormarfch en Inquartiering der Pruisfifche Troupes ook het onderwerp van het geprsfenteerd! Addres geweest zy confteert: 1. Om dat, ingevolge de Notulen den 12 September 1787. ter Vergadering van de Afgevaardigden uit de Genootfchappen een CopieMisfive van zyne Koninglyke Majefleit van Pruis-  % "o ff Praisfen, houdende verzoek aan de Heeren Staat en, om doormarfch van eenige Troupes dooide Provincie Overysfel, naar Holland, en inquartiering in dezelve, gecommuniceerd zyn~ de , goedgevonden is namens de Vergadering over die materie een Addres aan Ridderfchap en Steden te doen. Waai-uit blykt dat volgens Refolutie der Afgevaardigden de verzogte doormarsch en inquartiering der Pruififche Majefteit het onderwerp van het te doen Addres wezen moet. 2. Om dat, mede ingevolge de Notulen; de den 13 September 1787- benoemde Gecommitteerden met de Heeren van het Defenfie Wezen hebbende geconfereerd, den 14 Sept. aan hunne Committenten hebben gerap. pbrteerd, dat zy Heeren Gecommitteerden, aan de Heeren Gecommitteerden van het Defenfie Wezen, welke hun hadden gedeclareerd, dat Ridderfchap en Steden zich zeer gevoelig getoond hadden over verfcheiden expres/ten in bet gsprafenteerde Addres voorkomende , te kennen hadden gegeven, dat het voornaame oogmerk was, om het volk te doen by een rukken en zo ze geen doormarsch nog inquartiering konden tegenhouden, dan na Holland te trekken, maar is dan het oogmerk het tegenhouden van de verzogte doormarsch geweest, dan moet ook dat verzoek van doormarsch en inquartiering het onderwerp Van hef Request geweest zyn. III. Ten derden word by de Minute in de mond der Remonftranten gelegd, dat zy getroffen zyn door gevoelens van fpyt en ongenoegen over den weerlofen toe/land, immers den ramp*  % III ff vampfaligen ftaat van verdediging^ waar in de Provincie zich in weerwil van der Remon* firanten allerernfiigfte en zo dikmaals her* baalde reprafentatïen en aanbiedingen der gewapende Natie, om ter verbetering van bet Defenfie Wezen met Hun Ed. Mog. te willen mede werken, tot nog toe bevind. Dat nu deeze klachte over de flechte Staat van Defenfie in het geprafenteerd Addres is geinfereerd geweest, word allezints praïfumtif uit de depofitie van Bannier ad art. 38. van de informatoire Vraagftukken by Aanfpraake fub F. alwaar hy gevraagd zynde, naar de poincten, waarover de Heeren van het Defenfie Wezen met hem en verdere Gecommitteerden uit de Vergadering der Afgevaardigden gehandeld hebben, antwoord generalyk gecommuniceerd de ontevredenheid van Ridderfchap en Steden over dat ingedient Addres-Speciaat over de klachte ever de flecbte Staat van Defenfie in de Provincie, bet welk de Heeren vermeenden, alleen op bun te zien. Waar op door de Heer de Lille, als bet woordvoerende, wierd gerepliceerd, dat voorts de klachte over de flecbte Staat van Defenfie niet geweten was aan de Heeren van het Defenfie Wezen, als welk Collegie was van veels te recente creatie, om van ,bet zelve al bet her ft el daar in te vorderen^ welke depofitie van Bannier gefterkt word door het Rapport in de Notulen geinfereerd, alwaar Gecomm. eerst gezegd hebbende, dat hun door de Commisfie van Defenfie was gedeclareerd, dat Ridderfchap en Steden zeer gevoelig waren, over verfebeidene expresfien in bet geprafenteerd Ad*  % ÏI2 $ 'Addres voorkomende, er by voegen, dat ƒ«* Wonderheid de Commisfie van Defenfie daar over zig gevoelig toonde. Weshalven dan deeze meerdere gevoeligheid der Commisfie van Defenfie, fchync hoofdzakelyk te flaan op de klachte over den Hechten Staat van Defenfie'; ten bewyze, dat dezelve in het Addres, aan Ridderfchap en Steden geprafenteerd, ert door dezelve ih handen van de Commisfie van Defenfie gefield, is' geïnfereerd geweest. IV. Verder zeggen de Remonftranten in de Minute, dat zy zig thans in naam van het aanmerkelyk getal Burgers en Ingezetenen, welke zy vertegenwoordigen met regt Zouden kunnen beklagen over de weinige fiducie welke Hun Ed. Mog. (een eenig Lid derzelve, zo veel hun bekend is uitgezonderd) in hunne gewapende arm gefield hebben, over het agterblyven van die ontwerpen, door welker realifatie dit Gewest in een geduchten fiaat van Defenfie, al was het dan ook met opoffering van eenige tonnen febats kunnen gefield worden. Dat nu ook deeze Periode in het aan de , Heeren Staaten gepraefenteerd Addres is geweest blykt. i. Uit de verklaring van Bannier, ad art. 38. van de Informatien by Aanfprake fub F. daar hy zegt, dat de Heeren van het Defenfie Wezen hem en de verdere Gecommitteerden van de Afgevaardigden hadden te kennen gegeven generalyk de ontevredenheid van Ridderfchap en Steden over dat ingediend Addres en Speciaal over het weinig vertrouwen het geen men zich beklaagde dat Ridderfchap  W Steden in de gewapende Ingezetenen (lelde, zonderling over de uitdrukking in het Addres dat maar een of weinige Leden daar van wierde uitgezonderd. — waar op door de Heer de Lille, als het woord voerende wierd gerepliceerd, dat het eerfte zag op het niet aannemen of onbeantwoord laten van voorige Addres fen, en byzonder van dat van O&ober 1786. by de gedrukte Notulen waar van men mk vinden kon de folutie van de uitzondering van een of weinige Leden van Ridderfchap en Steden, welke depofitie van Bannier des te geloofwaardiger word, daar de Remonftranten een weinig verder in de Minute al hunplechtige betuigingen vervat by vroegere Addres fen van den 4 O&ober 1786. en 10 April 1787. inheereeren 2. Uit de verklaring van Mr. W. de LilLS ad art. 22; 20. van de informatien by Intendit fub N. 6. daar hy gevraagt zynde, wie hy m het Concept-Addres bedoeld heeft , door het een eenig Lid van Ridderfchap en Steden welke volgens het zelve eenige fiducie in den gewapenden arm van Requeftranten gefield hadde, deponeert zich wel te herinneren, dat. des middags op de Vergadering daar over gefproken is, om de pasfage een eenig Lid9 en ah in margene van V Brouillon gefchreeven ftaande, er by te voegen, dat dit ook waarfchynlyk alzo by de meerderheid zal begrepen zyn, en om die reden er door de geciteerde naderhand, en in de Vergadering is by gefchreven, zonder dat hy geciteerde met zekerheid zou kunnen zeggen wie die meerderheid daar mede bedoelt beeft} uit welke H depo*  % 114 ff depofitie dan blykt, deels de aanwezigheid der klachte over de weinige fiducie van Ridd. en Steden in de gewapende arm der Remonftranten, deels de daar in geïnfereerde uit* zondering van een eenig Lid derzelve; lopende ook de depofitie van de Lille tegen die van Bank'ier niet in, want of fchoon de Lille verklaart niet met zekerheid te kunnen zeggen, wie de meerderheid door dat een eenig Lid bedoeld hebbe, erkend hy tog ingewikkeld het proefumtif te weeten; en kon dus aan de Commisfie van Defenfie de folutie dier uitzondering geven; voornamentlyk als men aanneemt het geen uit Banniers verklaring een graad van waarfchynlykheid erlangt, dat de meerderheid by het decerneeren der inlasfing van deeze uitzondering het eenig Lid niet genoemd hebbe, om dat het zelve Lid bekend zynde uit de gedrukte Notulen, vroegere Addresfen van de Romonftranten, en ook dat van October 1786. betreffende, en dus ieder Lid der Vergadering begrypende, wie daar mede bedoeld wierde, deszelfs fpeciale determinatie onnodig ware. _ V. Verders vinden wy in de Minute dat de Remonftranten verwachten, dat Hun Ed. Mog. uit aanmerking, dat zyne Pruififche Majefteit met deeze gevraagde doormarsch en inquartiering zyner Troupes niets minder bedoeld, dan het aanjienlykst Lid van het bondgenootfehap der Vereenigde Nederlanden vyandelyk aan te vallen, en dat de belagers van 's volks Vryheid en voorjianders van den Erf-dwingeland niet na zullen laten van zulk een gevaarlyk tydflip gebruik te maken, om binr  % "5 ƒ ■Binnen deeze Provincie het zaad van oproeren verwarring te verf preiden, en het naauvi' iyks afgeworpen juk van flavernije wéér op de vrije halzen van dit volk en van Hun Ed. Mog. He drukken, genoeg cordaat en edelmoedig zyn zullen, om, wat het ook kosten mo& ge, daar in nimmer te bewilligen, maar dat ■Hun Ed. Mog, liever alles zullen opofferen 9 dan zig aan de verbreking der zo dier bo* 'Zworen Unie fchuldig te maken. Ook deeze Periode is in het Addres geVeest. t'i Immers zulks word praefumtif uit de verklaring van Bannier by zyn aart Ridderfchap en Steden geprafenteerd Request, by Intendit fub 8 daar hy zegt, dat het Addres door de Vergadering der Afgevaardigden uit de Genootfchappen geprafenteerd is, geimbueerd wet de heerfchende principes van dien tyd9 en [leunende op bet fystema geadopteert by den Souverain zelve, welke fchoon geen direct deel genomen hebbende in de twist van zyne Pruififche Majefteit met de Provincie van Holland, echter genoeg bekend was de laatst gemelde te zyn toegedaan. 2. Word deeze prefumtie uit de verklaring van BaMnikr proflueerende, gefterkt door eene andere prefumtie uit de Notulen voortvloeijende, volgens welke de Gecommitteerden» den 14 September 1787. hebben gerapporteerd , dat zy aan de Commisfie van Defenfie hadde te kennen gegeven dat het voorname eogmsrk was, om het volk te doen by een rukken, en zoo ze geen doormarsch nog in-» fnar tier ing konde tegenhouden, dan naar-HolH a {and,-  % HO" $ land te trekken. Was doch dit het voornaam oogmerk der Remonftranten in hun Addres, dan moeten alleszins prsefumtief ook in dit Addres gemanifesteerd zyn, zodane denkbeelden, kracht welke, zy in Holland gewapenderhand tegen de Pruisfifche iets konden uitrichten. 3. Maar ten derden, confteert ook de aanwezigheid der voorfz. Periode in het Addres uit de waarfchouwing door den Heer Hartog van Brunswyk en Lunenburg, als Commandeerende een Corps Troupes van Zyne Majefleit den Koning van Pruisfen, aan alle de Inwooners van Overysfel gedaan en gegeven in deszelfs hoofdkwartier den 17 September 1787. en dus den vyfden dag na het praefenteeren van het Addres, en denzelfden dag waar ep het in de Zuidhollandfche Courant geinfereerd word gevonden, In deeze waarfchouwing tog zegt gemelde Heer Hartog van Brunswylc, dat ter zyner kennis is gekomen zeker Declaratoir der zogenaamde Vry Corps van Overysfel, ter Staatsvergadering ingeleverd, en behelzende, als het ware, een verbod aan den Souverain, om de Pruififche Troupes, onder deszelfs bevel flaande, hoewel des verzogt zynde door Zyne Majefteit, over het grondgebied der Provincie te laten trekken, onder bedreiging enz. En het bewys, uit deeze waarfchouwing getrokken, is daar door te fterker, om dat het Cha« racter van den Heer Hartog en deszelfs eminente Charges, die Hy als en Chef een Corps Pruififche Troupes commandeerende, bekleedde, borg zyn, dat de berichten, welke hyvan. dit ter Staatsvergadering van Overysfel inge-, leverd*  % "7 ét Ieverd Addres of Declaratoir, en van deszelfs inhoud had, en waar op hy deeze waarfchouwing uitgaf, autencicq zyn geweest. 4. Ten vierden koornt hier by, dat de Lille ad art. 23'. der informatie by Intendit fub 6. verklaart, ten aanzhn der woorden Belagers van 's Volks Vrtheid te geloven, dat de Vergadering daar mede bedoeld zal hebben de Pruififche Husfaren, omtrent welke een algemeene fchrik en bekommering besrschte, dat dezelve alles te vuur en te zwaarde verwoesten zouden. Ten bewyze dat hy erkent, de woorden Belagers van V Volks Vryheid in het Addres geinfereerd geweest te zyn. 5. Verder zegt de Lille in het gealiegueerd Artikel met de woorden voorstanders van den Ekf-dwingeland welke al mede op het voor/lel van de een of ander er zyn ingevoegd in de Vergadering en kennelyk op de kant gefcbreeven niet meer met zekerheid ts hunnen zeggen, wie de meerderheid welke dit ook al zal goedgekeurd hebben, daar mede begrepen heeft, en in het volgend 24 Artikel gevraagd zynde, wie hy beoogde met den Erf dwingeland, zegt hy dien term ten ■uiterften te hebben afgekeurd, dog vermits de. zelve ook al op het voor/lel van andere, en zekerlyk met goedvinden der mee} derheid, voor zoo verre zulks in eene zo woeste Vergadering te ontdekken was, zal gebezigd zyn , niet met zekerheid te kunnen zeggen , wat die meerderheid daar door begrepen had. Waar uit dan volledig blykt het aveu van de Lille, dat de wil der Vergadering is geweest, dat fpeciaal deeze term gebezigd zou- h-3 ii  % ïi8 ff de worden, ten alleszins prsefumtiven bewyze^ dat ook dezelve is in het Addres geïnfereercl geweest, 6. De Lille by het 25 art. der geciteerde; informatie gevraagd zynde, wat hy by dat Concept verftond door het naauw.yks afgeworpen juk van flaverny, verklaart, deeze term i&aarfcbynlyk te hebben gebezigd, om dat hy dezelve des morgens in de Vergadering met vieer andere van even weinig zin had boren gebruiken waar uit al weder geen geringe preeiumtie profiueerc, dat dezelve in het Addres is geïnfereerd geweest. VI. Onmiddelyk op het voorgaande late* dan de Remonftranten by de Minute volgen, dat bet \s in dit verzekerd vertrouwen dat Huts Ed. Mog. zig op den gewapenden Burger arm* tot /laving en uitvoering van derzelver kloek* moedige bef uit en, zoo verre dezelve toereikende is, als nog volkomen verlaten mogen, ten welken einde de Remonftranten op het yverigst aandringen, dat Hun Ed. Mog. ten fpoedigflen de nodige middelen zullen gelieven daar te feilen , om alles wat in deeze Provintie gewapend, en met die Vaderlandlievende gevoelens bezield is, te doen zamen rukken, welk ai mede in het Addres is geïnfereerd geweest, ukwyzens meergemelde Notulen, in welke wy 5n het Rapport der Gecommitteerden den 14 Sept, 178? aan de Vergadering gedaan, vinden, dat zy de Commisfie van Defenfie hadden te ken* ■nen gegeven, dat het voorname oogmerk was, »m het volk te doen by een rukken, en zo» ze geen doormarsch nog inquartiering ionden tegen Inudm , dan naar Holland te trekken. ,VII. Vei;-  VII. Verders vinden wy in de Minute. Zo het den God van Nederland in zyn verbolgenheid behagen mogt, dat nog de reprcefentatien van Hun Ed. Mog. aan den Pruisfifchen Monarch, nog de wapenen hunner bereidwillige Ingezetenen, tot afwending van bet dreigend gevaar genoegzaam waren, zo declareren de Komonjlranten namens een aanzienlyk gedeelte van diezelfde Ingezetenen, dat dezelve gereed bevonden zullen worden, cm na alvorens bedagt geweest te zyn, om vroeg of laat de verradene en lang getergde Natie, em geduchte wraak te ver/ebajfen, «ver al die genen, welke bekentelyk deeze rampen aan het Gemeenebest en deeze Provintie in het byzonder berokkend hebben, ge•zarnentlyk met hunne wapenen naar de Pro* vintie van Holland over te gaan, om aldaar de duurgekogte Vryheid te befcbermen, zo lang er een voet gronds van dit Gemeenebest zal overig zyn. Dat nu ook deeze Periode in het Request is geweest blykt uit de volgende gronden. 1. Verklaard de Advocaat de Lille by zyne informatie by Intendit fub 6. art. 26. niet te weten wie verftaan worden door al die geene welke bekentelyk deeze rampen 'aan bet Gemeenebest en deeze Provintie in het byzonder berokkend hadden, maar te geloven dat bet oogmerk der Vergadering geweest zal zyn, em zulks van Hun Ed. Mog. te vernemen. 2. Verklaart dezelve ad art. 27. niet ■ te Wee ten wie de , Ingezetenen waren, namens welke by bet Addres gedeclareerd word, dat zy gereed bevonden zouden worden, om na, H 4 alvo-  % 120 ff alvorens op een geduchte wraak bedacht tézyn geweest, gezamentlyk met hunne wapensnaar Holland over te gaan, en da.t het by de uitkomst gebleken is, dat er zodanige Ingezetenen niet geweest zyn, en dat over zulks dit een panique vrees van die Vergadering en het voortbrengzel van een verhit en gansch verbyiterd brein moet zyn geweest. 3. Dezelve art. 28.. van geallegeerde informatien gevraagt zynde, of hy en de verdere Leden der Vergadering voor hunne Commitr tenten vjaren gequalificeerd, om aan Kidd* en Steden te declareren dat zy zich een geduchte wraak zouden verfchaffen, en dan met baare wapenen zich naar Holland begeven?, verklaart, daar toe niet. gecommitteerd te zyn geweest, en de inlas fing van deeze pasfagie cok te hebben afgekeurd, of fchoon hy niet ge-, looft, dat de intentie der Vergadering geweest, is een dreigement te doen, m.aar zijr tot zo-, danige wraakneming aan haar Ed'. Mog. aan ie bieden, zonder oogmerk om iets te doen, dan ondtergefchikt aan Hoogst derzelver be~ velen. 4. Hier koomt by, dat volgens meermalen. aangehaald_ Rapport in de Notulen te vin.den\ door de vier Gecommitteerden als het voornaame oogmerk van het Request is ppgege-. ven, het volk te doen by een rukken, en zo, ze geen doormarsch nog inquartiering konden tegen houden, dan naar Holland te trekken» 5. Confteert zulks ook uit de waarfcfiuwing van de Heer Hartog van JBrunswyk by lux tendit fub 12. in welke het declaratoir der zo* genaamde Vry-Corps van Overysfel^ ter Staats  % m ff Vergadering ingeleverd, gezegd word te bel heizen als bet ware een verbod aan den Sou*, verain, om de Pruififche Troupes onder des.' zelfs bevel ftaande; hoewel des verzogt zyn* de, door zyne Majefteit, over het grondgebied der Provintie te laten trekken, onder bedreu ging van, ingeval zulks evenwel gebeurde eene verfoeylyke wraak te zullen oefenen, aan al wie van gemelde Vry-Corps in politique gevoelens verfchilt. VIII. Eindelyk volgen nog twee Perioden als. 1. Zeggen de Remonftranten te vertrouwen, dat Hun Ed. Mog. geene genoegzame middelen by de hand hebbende, om den ge~ vraagden doormarsch en inquartiering te verhinderen, dezelve boe gedwongen echter nooit gedogen zullen, dan mder uitdrukkelyk pro* test, dat alle veranderingen welke middelerwyl mochte ondernomen worden, nog door Hun Ed. Mog. nog door bet volk van dit gewest immermeer goed gekeurd of. gewettigd zullen worden, op dat, welk lot over de Remonftranten befcboren zy, ten minfien voor de Jaate nakomelingfcbap een gedenkteken moge overblyven, dat zy, dat haare Voorvaderen ■niet bezweeken, maar gedwongen zyn den onweer ft aanharen overmacht barer dwingelanden te ontwyken. 2. Verzoeken de Remonftranten dat de Vergadering van Ridderfchap en Steden niet ■uit den anderen ga, voor en aleer in deeze aller dringenfte omstandigheden de nodige en efficacieuste bef uiten genomen zyn, of wel aan. 4e Heeren Qeeommitteerdens tot het Defenfie H 5 ifoi  % 122 ff Wezen zodane ampele macht gegeven ah nodig is, om het vereischte te kunnen daar Pellen. Voor het dadelyk aanwezen deezer beide Perioden in het Addres is, wel is waar, geen fpeciaal bewys voor handen; dan alzo bewezen is, dat alle de andere Perioden in de Minu. te gevonden wordende, ook in het Addres geweest zyn, maken wy geen zwarigheid, het daar voor te houden, dat ook deeze twee Perioden , gelyk ze in het gearresteerd Concept Zyn, zoo ook in het Addres zullen geïnfereerd wezen, te meer daar de eerfte Periode niet behoort tot die, welke in het Concept in de Vergaderinge ingelascht zyn , maar in den text Zelve gevonden word, gelyk uit de Minute te zien is; en de tweede Periode door Bannier "er zittende de Vergadering is bygevoegd, volgens zyne Verklaring ad art. li. 2°- van zyn Informatie by Aanfpraak fub. F. Daar derhalven bewezen is niet alleen dat de voorhanden zynde Minute is het echt en authenticq Concept van het quaestieus Addres, maar ook, dat de Perioden, welke in de Minute voorkomen in het Addres zelve geinfereerd zyn geweest, meenen wy het buiten alle bedenking te zyn, dat nu uit de woordelyke overeenkomst die 'er tusfchen de Minute en het Affchrift van het Addres, zoo als het zelve in de Zuidhollandfche Courant van den 17 September 1787. gevonden word, naar de wetten eener gezonde argumentatie, ook tot de woordelyke overeenkomst van de Minute met het Addres zelve, geconcludeerd kan worden, voor al daar het Addres door de Vergadering gearresteerd is, vervat in die bewoordingen, wel-  % 1*3 # ifreike in het veranderd Concept waren, en dus alle afwyking daar van aan de Refolutie der Vergadering ftrydig zou zyn, en uit dien hoofde niet gepraefumeerd kan of mag worden, waar uit dan volgt, dat naar ons inzien de Heeren Advifeurs ter eerfter Inftantie abufivelyk zeggen, dat zy niet durven den Inhoud van bet Addres, en dus bet Corpus delicti voor .bewezen 'te hoüd&n om dat bet origineel Addres niet voorhanden is, — en om dat niet bewezen is, dat het gevonden Brouillon met bet geprafenteerd Addres volkomen overéénkomt, nog de Inhoud van het geprafemeerd Addres aliunde confteert- Dan daar wy in het bewys van de ove-eenkomst der Perioden in het Addres en diens Concept meermalen gebruik gemaakt hebben van de Depofitien van Mr. W. de Lille en Schokus J. Bannier, meenen wy voor en aleer wy van dit poinct geheel afftappen, te moeten onderzoeken, of wel derzelver verklaringen daar toe te réchte en fufficienter gebezigd zyn. Twee zwarigheden zouden hier tegen gemo veerd kunnen worden. 1. Of wel de Lille en Bannier daar toe met geloofwaardigheid konden gebruikt worden als getuigen. 2. Of zy wel kunnen verklaren omtrent de Contenue van het Addres, daar zy zelve zeg- f;en het nooit weder gezien te hebben, zie de nformatien van de L ille by Intendit fub 6. ad art. ii. en die van Bannier by Aanfpraake fub F ad art. 15. Edoch ftaat te noteeren. x. Dat  % m ff r. Dat hunne verklaringen, die wy gebruikt hebben, meest al door andere blyken gefterkt zyn. . 2. Dat wy tot bewys deezer overeenkomst der perioden alleen prasfumtie nodig hadden gelyk boven met meerderen getoond is. \ 3. Dat voor al de Lille, op die plaatzen, welke wy gebruikt hebben, zich zelve bezwaart, het welk hy in geenen deele geoordeeld kan worden tegen de waarheid te zullen gedaan hebben. 4. Om dat het Addres zelve niet voorhand den zynde, de Lille en Bannier nochtans omtrent deszelfs Contenue allezins kundig konden zyn, als die benevens hunne twee MedeGecommitteerden den 13. September 1787, daar over met de Heeren van het Defenfie Wezen geconfereerd, van het ongenoegen der Staaten over de misdadige expresfien daar in voorkomende kennis gekregen en dezelve ge* refuteert hadden. En hier mede houden wy dan bewezen , dat de inhoud van het gepreefenteerd Addres met' die van de voorhanden zynde Minute overeenkomt. Dus in ftaat gefield zynde om tot het fpeciaal onderzoek van het delict, het welk hier gecommitteerd is, over te kunnen gaan, zullen twee zaaken onze overweging vereisfchen. 1. Ten eerften, of de Geadpelleerde tot dit Addres geconcurreerd hebbe a- en dus in deezen fchuldig is, en zo ja, dan 2. Ten tweeden, welk fpeciaal delict dan door hem gecommitteerd zy, en welke diens zwaarte is.  % lig # Belangende het eerfte, daar dit Addres geï proflueerd is van de Vergadering der Afge« vaardigden uit de Genootfchappen van Wapenhandel in de Provincie Overysfel, meenen wy hier van Adplicatie te zyn de woorden van Puffendokff de J. N. & G Lib. 8* Cap. 3. §. 28. Circa delibla univerjitatum obfervandum, quanquam regulariter decreta, inqua major pars confenfit, habeantur pro decretis univerfitatis, [ie, ut etiam pauci disfentientis ad eorum obfervationem atque ex-_ fecutionem teneantur; tarnen fi agatur de reatu, inde refitltante, non inquinati intelligentur, nifi qui atlu disfenferunt. Innocens autem erit, qui & ab initio disfenferit, &^ in fuo disfenfu conftanter perfeveraverit. Wy zyn 'er derhalven verre van af, om den Geadpelleerden al voort fchuldig te houden aan het misdadige van het Addres, om dac hy in de Vergadering van den 12 September 1787, alwaar het gearresteerd is, praefent is geweest, maar wy zyn 'er ook even verre van af, om hem terftond te abfolveeren, wanneer maar niet Volkomen bewezen is, dat hy ab initio in het Addres geconfenteerd heeft. Volgende de geallegueerde Decifie van Püffendokff, meenen wy hier drie vragen in aanmerking te komen. 1. Of de Geadpelleerde door zyne ftem mede gewerkt heeft, tot het Arresteeren van het Addres. 2. Of dezelve, na dat het Addres gearresteerd was, mede geconcurreerd heeft tot de Commisfie aan den Prefident en Secretaris ge» geven, om het Addres namens de Vergadering te  % ff te tekenen, en aan den Heer Baron MüLÉtv$ tot d Leemkuil te bezorgen, om mede naar Campen te neemen, om aan Hun Ed. Mog. over te geven. 3 Of hy ook dusdane daaden heeft gecommitteerd, welke eene goedkeuring van het Addres te kennen geven Belangende de twee eerfte vragen merken wy aan^ dat dezelve de misdaad zelve direcl concerneeren, als zynde, naar ons oordeel, èkt alleen gedefinqueert door het Arresteerert van het Addres maar ook door de genomene en ter executie gelegde Refolutie om het zelve aan Ridderfchap en Steden te prsefenteeren, ja houdende wy het daar voor, dat het tweede zwaarder als het eerfte is; doof dien het de dadelyke executie der voorgenomene misdaad behelst. En betreffende de derde vraag, retharqueeren wy, dat Wanneer 'er indiciën voor handen zyn, dat de Geadpelleerde tot het Arresteeren en Pradenteeren van het Addres geconcurreerd" hebbe , dezelve door de bewezene opgevolgde daaden, goedkeuring van het Addres mede brengende, wordende geadminiculeerd , des Geadpelleerdens Concurrentie tot het Addres volledig daarftellen; tn dat wyders die goedkeurende daaden op zich zelfs ftaande en de Concurrentie tot het Arresteeren of Prpefr nteeren niet confteerende, ja zelfs de disapprobatie ab initio bewezen zynde, de Geadpelleerde aan het misdadige van het Addres fchuldig en deswegen ftraf baar maken. fchoon in dat geval verlichting der ftraf te pas koomt. Quinet mtcufari faltem in tantum, foknt, qui cum ab  % 1*? ff ab initio d'ufenfisfent, pofl per plurcs vi&i^ decreta vitiofa ex fequendo, flrenuamoperant navant. Puffendorff de j. N. & G. Lib. 8. Cap. 3. 5 28. Dit voor af hebbende aangemerkt, gaanwy nu tot het onderzoek naar des GeadpeileerdeS Concurrentie tot het Addres over, en wel I. Voor eerst, of hy tot het Arresteere^ van het Addres bewezen is, te hebben gecon*. curreerd, Hier omtrent koomt ons alleen voor, de verklaring van Bannier, welke ad art. az. zyner informatien zegt. ,, niet meer alle te „ kunnen noemen, welke in de Vergadering9 „ daar het Addres gearresteerd is, tegenwoor„ dig waren, maar daar van nog eenige te „ weten, en onder deeze noemt hy dan Colm- schate wegens Almelo, en vervolgens ad „ art. 24, dat het Addres met eene groots meerderheid befloten is, wat de inhoud be„ treft, doch wat het Prssfenteeren vah het „ Request betreft, met eenparigheid, en ein„ delyk ad art. 25. dat die geene, welke hy „ art. 22. genoemd" (en dus ook Colmschate) „ voor het Request geftemd hebben, ,, doch dat hy niet weet, wie 'er tegen ge„ flemd hebben wat den inhoud betreft, zynde y, de meerderheid zo groot geweest, dat hy „ zulks niet meer kon zeggen." Wy kunnen ons niet conformeeren met de explicatie, die de Geadpelleerde aan deeze verklaring by zyn Straffe van Appel art. 212 — 214. tragt te geeven, als of Bannier alleeh verklaarde, dat Geadpelleerde voor het Prsefenteeren van sen Request geftemd had, doch da;  % ïs8 ff dat hy Bannier niet wist, wie, j^at dén iftï houd betreft, tegen hetzelve gefbémd hebben; Bannier immers fpreekt in her 25. art. dui* delyk van de ftemmittg over den inhoud van het Addres. en zegt; dat daar voor geflemd hebben die hy art. 22. genoemd had, en daar onder was ook Colmschate; men moet zich derhalven geweld aandoen, indien men niet tegenftaande dit, uit Banniers verklaring eene ignorantie van hem wil erueren of Colmschate voor dan tegen het Addres, den inhoud betreffende, geftemd hebbe; of is het niet mogelyk dat hy uit de groote meerderheid, die 'er ia voor geweest, eenige kon noemen, zonder zig de weinige Leden, die 'er tegen zyn geweest, by namen te erinneren. Meer gefundeerd fchynt de Reproche, die de Advifeurs ter eerfter Infiantie, en ook de Geadpelleerde by zyne ftraffe art. 211. ten reguarde deezer depofitie tegen Bannier inbrengen , dat dezelve namelyk eene inculpatié focii criminis behelze, en dus daar aan geeri geloof behoort te Worden geadtribueert. Dan deezen aangaande houden wy het daar voor, dat men distingueeren moet, of de inculpatio focii criminis alleen zy, dan of zy door bykomende zaaken gequalificeerd zy, iii het eerfte geval rekenen wy dezelve niets waard, in het laatfte maakt ze eene praefumtieé Huic inclicio fimilis efl focii criminis inculpatio, zegt Carfzovius Prax. Crim. Parti III. Quaft. 108. nim. 57. qua aque pr q. Het Gewapend trekken naar Holland, in cas zy de doormarsch niet konden tegen houden^ het welk de Remonftranten declareeren •te willen doen, en de Gecommitteerden als het voornaame oogmerk der Remonftranten al mede opgeven. En wie ziet.nu niet dat hier de Geadpelleerde het welk ons derde uit het gerefolveerde getrokken Poinct is, door deeze zyne toeftemming tot het zameatreüken der macht expresfa ƒ«ƒ*  % 149 ff fufra'gio concurreert tot de dadelyke executie der by het Addres gemanifesteerde intentie. Daar nu gelyk wy gezien hebben volledig confteert, dat Bannier de Geadpelleerde noemt onder die geene, welke tot het Arrefteeren van het Addres geftemt hebben, daar dezelve deponeert, dat het prafenteren van dien met eenparige ftemmen is geconcludeerd, — daar de Notulen der Vergadering van Afgevaardigden uit de Genootfchappen, hoewel van discrepance gewagende, die 'er opzichtelyk het Arrefteeren van het Addres heeft plaats gehad, nochtans zelfs de fchyn niet aan de hand geven , dat het praefenteeren van dien met meerderheid van ftemmen zou geconcludeerd zyn, daar gerefolveerd is, dat het Addres zou getekend en gepraefenteerd worden namens de Vergadering, en dus de Geadpelleerde geleden heeft, dat ook zyn naam daar toe gebruikt wierd, zonder dat blykt of zig eenige fchyn op doet, dat hy of in de Vergadering, of by den Souverain van disapprobacie heeft geprotesteerd, daar hy in tegendeel denzelfden dag, wanneer 's morgens het Addres geprasfenteerd was, des avonds een Commisfie heeft aangenomen by de Heeren van het Defenfie Wezen, overtuigd, gelyk hoogst waarfchynlyk ïs, dat die Conferentie over het ingediend Addres rouleeren' zou, — daar hy in conferentie met de Heeren van het Defenfie Wezen zynde, en van dezelve der Staten en hun ongenoegen over den inhoud van dat Addres verftaande, ook horende, dat Mr. de Lille, de Spreker dier Commisfie dat ongenoegen zodanig zocht te refuteeren, dat tevens by K3 de  % iSo ff de hoofd poinéfen van het Addres wisrd geperfistetrt, nochtans heeft gezweegen, ipfo aclu, zich met de refutatie van de Hr. de Lille aan het Hoofd der Commisfie gedaan geconformeerd en geen disapprobatie hoe genaamd laten blyken — daar hy des anderen daags met zyne Mede Gecommitteerden van dat verrichte, als het verrichte der Commisfie, in de Vergadering hunner Committenten heeft Rapport gedaan, mede zonder een fchyn van af keuringe van het Addres te laten blyken — daar hy zig met zyne Mede Gecommitteerden in die Vergadering voor de genomene moeite heeft laten bedanken, en dus ook hier door erkent in het gebefoigneerde der Gecommitteerden te hebben gedeeld — daar hy eindelyk immediaat na het gedaan Rapport geconcurreerd heeft tot het neemen eener Refolutie, bevattende het eerfte gedeelte der Executie van de by het Addres gedeclareerde intentie. — Daar dit alles alzo confteert, en 'er dus een aaneengefchakelde keeten zich voordoet van daaden, door Geadpelleerde gecommitteerd, welke deszelfs goedkeuring van het geprafemeerd Addres te kennen geven , en gepaard gaan deels met Argumenten uit de Notulen der Vergadering getrokken , deels met de ronde depofitie van Bannier-— meenen wy, dat de Concurrentie van Geadpelleerde tot het Request zo klaar confteert, dat daar aan in goede Juftitie niet kan geoordeeld worden eenigen grond tot twyffeover te blyven; te meer, daar Geadpelleerde na de begaane misdaad, en voor dat hy deswegen geciteerd wierd, voortvlugtig is  % 151 ff is geworden, zo dat zelfs ingevolge Relaas onder de infinuatie by Aanfpraake fub D. op den 6 Maart 1788. wanneer hy geciteerd wierd om den 10 daar aan volgende in perfoon te compareeren, om op informatoire Articulen te worden gehoord, zyne Ouders niet wisten waar hy zig ophield, en welke vlugt nog is blyven duuren tot na de pronuntiatie der Sententie in ima. inllantie, welke op den 4. Maart 1790. nog in Contumaciam van Geadpelleerde is gepronuntieerd, fchynende dus ook Geadpelleerde met opzet, om zyn verblyf te bedekken, onder de Attestatie, welke hy den 2. February 1788. ten Voordeele van Mr. A. Vosding van BeverTorde heeft afgegeven, en in Copie by Intendit annex fub N. 13. de plaats vertekening te hebben geomitteerd, en uit deeze vlugt meenen wy dat geene geringe pra?fumtie ten laste van den Geadpelleerden ontftaat; te meer, daar hy door zyne Correspondentie, gelyk hy in zyn Request aan Ridderfchap en Steden den 29. Maart 1788. gepraefenteerd , cn by Intendit geadpliceerd fub N. 1. zegt, Sran de eerfte tegen hem geëmaneerde Citatie fchoon te laat heeft kennis gekregen, en hy daar na gedagvaard wordende om te zien dienen van eisch, getragt heeft zig per Procuratorem te defendeeren, het welk gevoegd fcy zyn voorgeven in voorfz Request, dat zyne omftandigbeden zyne afwezigheid uit de Provincie nog eenigen tyd, waar van hy ■zelfs voor als nog den duur niet kon bepalen, vorderden. Eene fterke praefumtie tegen den Ceadpelleerden effectueert, dat hy ex ConK 4 ( fcien-  % 152 ff fcientia criminis en uit vrees voor diens ge. richtelyk vervolg, of, gelyk Geadpelleerde by Straffe art. 8. & 9. zegt, uit vrees voor mishandeling, en om dat het gerucht liep, dat de Fiscaal hem op den Huize Almelo zetten zou, gevlugt is, en vlugtende gebleven is, tot dat hy, by Sententie in de eerfte Inftantie geveld ten principale zynde geabfolveerd, nieuwen moed bekomen hebbe, en te rug gekomen is, en dus ook in cas d' Appel van Straffe gediend heeft. Deeze vlucht der. halven en de daar uit proflueerende zwaare prasfumtie fterkt niet weinig de Conclufie, •welke wy uit bevorens gededuceerde Argumenten gemaakt hebben, dat nameiyk de Geadpelleerde tot het Addres in quaestie geconcurreerd heeft, zynde ook deezepraefumtie uit de Vlugt getrokken Landrechtelyk, als wordende by het Overysfelfche Landrecht, II.Deel rit. 22. art. 9. geftatueerd, dat iemand om >gevegt, of om eenige andere misdaad, die men hem opleide, voorvluchtig wordende, die voorvlucht hem fchuldig maakt aan der tigt, zulks dat men hem niet vorder met getuigen behoeft te ver* winnen. Waar toe wy nochtans requireeren dat het Corpus delitli, invoegen hier voren gedefcribeerd, confteere, en fummier bewys, ten laste van den voortvlugtigen voorhanden zyn; als wanneer de bykomende vlugt, en daar mede gepaard gaande verfmading .van de authoriteit des Richters, die hem dagvaart, zonder volledige inftructie van het Proces* genoegzaam is, om denzelyen by interlocutoir Vonnis te bannen, of vredeloos te leggen, waar van, en niet van de Condemnatie wegens dc  % 153 ƒ de principale misdaad, gelyk ons voorgekc*' men is, dat de Advifeurs ter eerfter Inftantie en de Fiscaal willen, wy het geallegueerde Artikel Landrechts verftaan, zoo om de form van Procedeeren, reeds van ouds tegen een vredeloos te leggen voortvluchtigen obfervantelyk, volgens Winhoff Landrecht van Averysfel III D. ad art. 4. als ook, om dat deeze 22. Titel alleen handeld van vredelozen, en in het eerfte art. de vredeloos legging van de ftraf wegens de principale misdaad duidelyk word onderfcheiden. Deeze gededuceerde gronden nu meenen wy, dat zo convincant zyn, dat dezelve aan des Geadpelleerde fchuld geen twyffel overlaten, niet alleen, maar ten kiaarften aanto. nen, dat hy zich van het begin tot het einde gedragen hebbe, als iemand die in allen delen het Addres goedkeurt, de Sentimenten daar in opengelegd vasthoud, doorzet, en ter executie zoekt te leggen. Al het geen nu hier tegen in het Proces te vinden is, beitaat, li In eene Atteftatie van Mr. Vosding van Beverforde door Geadpelleerde by zyn aan Ridderfchap en Steden geprasfenteerd Request geadpliceerd., en 20- in eene praefentatie van Eede. De Atteftatie van Antoni Vosding van Beverforde is afgegeven te Noordhoren den 11 Maart 1788. en houd in, dat hy Adteftant de Vergaderingen der gewapende Burger Corpfen deezer Provincie, gehouden binnen Zwolle op den 12 September en volgende dagent als Gecommitteerde wegens het DeparK 5 B"  % 154 i? ttmtnt van Ootmarsfum heeft by gewoond, dat hy zeer wel weet, dat H. J. Colmsciiate, fnede gecommitteerd ter zeiver Vergaderingen met de meerderheid niet beeft ingeftemd, ten epxichte van bet gearrefteerde Addres aan Hun Ed. Mog. Ridderfchap en Steden, maar in tegendeel gedeclareerd, zich met bet zelve zoo als het lag niet te conformeeren. Het welk hy dan prasfenteert met Eede te fterken: Doch te recht Sustineeren zo wel de Fiscaal als de Heeren Advifeurs ter eerfter Inftantie, dat deeze Adteilatie geen geloof verdient, waar toe de Fiscaal te regt by zyn Intendit art. 89-93. aanvoert. De volgende vyf gronden. 1. Dat Beverforde onbeëdigd is. a. Dat hy fiegts een getuige is, 3. Dat hy Complice is, en tegens hem alreeds Crimineel aanfpraak gedaan is. 4. Dat Beverforde aan Geadpelleerde verwant is, verklarende. Geadpelleerde zelve by het 1. art. der vraag Articulen waar op hy ter inftantie van Mr. A. Vosding van Beverforde den 9 Maart 1788. in Judicio Noordborn onder eede is gehoord; dat hy een verre Neef is, veel verder in verwandfchap of zwagerfchap als een vierde Lid. 5. Dat Geadpelleerde een diergelyke Atteftatie ten voordeele van gezeide Mr. Vosding van Beverforde den 2 February 1788. heeft afgegeven, welke hy den 9 May daar aanvoh gende in Judicio Noordborn heeft beëdigd, en dat dus hier eene reciprocque ontfchuldiging tusfchen Neeven en te gelyk Complices plaat* heeft,  % *S5 ff heeft, welk geen geloof kan verdienen, zynde deeze Atteftatie en beëdigde verklaring by Intendit geadpliceerd fub No. 13. Gelyk wy nu om deeze redenen de Adteftatie van Mr. Vosding van Beverforde rejicieren, zo meenen wy ook, dat de Geadpelleerde niet kan worden geadmitteerd, om ingevolge zyne praefentatie by Straffe van Adpel art. 958. gedaan, tot God /llmagtig uit te zweren dat by zich tegen het prafenteeren van zulk een Request als op de Vergadering van Gecommitteerden der Genootfchappen, aan den Souverain is geprafenteerd, in die Vergadering verzet, en nooit daar in toegeftemd of bewilligd heeft. c\Vy ftaan in dat gevoelen, dat in het Crimineele de decifie der zaak aan den Eed te vertrouwen, ten hoogften gevaarlyk en naauwlyks te admitteeren is. Mattrteus de Criminibus ad Lib. 48. D. Tit. 15. Cap. 7. over de probatie van Delicten en byzonder over den Eed handelende, zegt Num. 1. Jusjurandum quod adtinet, five id fit voluntarium et necesfarium, five «WVsv, feujudiciale ligitima probationis fpecies non efi: fupplet tarnen probationum locum in causfts Civilibus; — in Criminalibus vlro nee locum probationum fupplet: 'five enim reo deferatur, five aélori, non caret ea res manifesta captione. Qjiid enim iniquius, quam aut nocentem prastita jure jurando abfolvi, aut innocentem ex jurejurando aftoris condemnari? Boehmer in Cbfervat. 6. ad Carpzovh Prax. Crim. Parte 3. Quast. 116. is ook verre af van een Gedaagde ïigtelyk tot den Eed te admitteeren, Praflaret ve-  % 156- ff vero, zegt hy van deezen Eed fprekende, ad illudvarius et non nifitum confugere,fiintegritas morum et verofimillima innocentite argumenta id commendant. Maar waar zyn nu hier die verofimilima innocentia argumenta? Geadpelleerde brengt geen een bewys van onfchuld voor; en tegen hem Militeren allerzwaarfte Argumenten, welke in hunnen zamenhang met eikanderen befchouwd zynde, aan des Geadpelleerdes mede piigtigheid geen twyffel overlaten. • De Geadpelleerde zegt wel in hec volgend 259. art. van zyn Straffe van Appel, dat zodane eeds verklaringe zelfs ingeval van dood{lag plaats beeft. Volgens Landrechts D. II. Tit. si. art. 4. doch voelt tevens dat dit art. Landrechts van een gansch ander geval fpreekt; en doet 'er daarom by, boewei in andere en noodzakelyke termen, namelyk alwaar de Fiscaal geen gelegenheid beeft om uit voorafgaande informatien de fchuldigen of onfchuldigen te kennen. Het Artikel Landrechts fpreekt dog van een geval, het welk geene Adplicatie hoegenaamd, op het geval in qusestie heeft. Men leest'er: Die geene, zo van den doodflag of keurbare wonding — beklaagd word, zonder dat daar toe genoegzaam bewys word bygebragt, en nochtans mede op den %veg, in V velt, of anders daar dat gefchied was, geweest badde, die mag hem ontfchuldigen met zyne eene hand, dat is met eede. In dit Articul fielt dus de Wetgever het geval, dat het confteert, dat iemand vermoord is in het veld, dat het ook confteert dat Titius ongeveer om die tyd in het veld geweest is, maar dat 'er geen getuigen zyn die ver-  % 157 ff verklaren kunnen of Titius den anderen ver» moord hebbe, dan niet, in zodanig geval nu admitteerd, de Wetgever den Beklaagden tot den eed, om daar mede zyn onfchuld aan den dag te leggen, en van zich af te wenden de prafumtie die tegen hem uit zyne prajfentie ia •net veld ontffaan was; en waar omtrent by manquement van Getuigen nog niet conffceerde, of hy in het veld geweest is, op dat zelfde oogenblik dat de moord gefchiede; dan wel 'vroeger of later. Waar uit dan te zien is, daC •het geallegueerd Artikel uit het Landrecht op •des Geadpelleerdes geval geheel niet quadreert, doordien het niet deszelfs praefentie in de Vergadering alleen is, waar op men hem fchuldig houdt, maar boven dien.menigvuldige en kragtige Argumenten tegen de Geadpelleerde militerert, gelyk ex fupra deduïïis overvloedig confteert. Daar derhalven genoegzaam bewys tegen de Geadpelleerde voor handen is, cn by zyne innocentie niet probeert, blyfc 'er niets anders over, als dat Geadpelleerde, volgens de regels van Justitie moet geoordeelt worden tot het misdadig Addres te hebben geconcurreerd, en daar aan allezins fchuldig te •zyn. En hier mede zouden wy moeten overgaan tot het onderzoek welke de fpeciale aart van het Gecommitteerd Delict, en welke deszelfs? zwaarte is; waaré het niet, dat Geadpelleerde in het begin van deszelfs Straffe van Adpel fouteneerde, dat hy over deeze geheel niet acfionabel is door den Fiscaal namens-de Provincie agerende. i. Om dat deeze Aftie aan de Provincie tegen  % m ff gen de Geadpelleerde als zynde Ingezeten van -Almelo niet competeert, maar alleen aan de Vryvrouwe van Almelo. 2. Om dat dezelve door eene Transactie der Ingezetenen van Almelo, met de Hoog Geboren Vryvrouw van Almelo den 16 November 1787. opgerigt reeds is geperimeerd en gedood. Daar by Refolutie den 18 Augustus 1790. door Ridderfchap en Steden genomen, gerequireerd word Advis en Sententie over de zaak ten principale, menen wy, dat de beoordeeling der twee voorfz. Poincten van ons niec gevorderd is, als zynde dezelve exceptioneel, en toucheerende niet de zaak ten principale. Dan wy kunnen echter niet voor by, met een woord te remarqueeren, dat omtrent het poinct , of deeze Actie tegen den Geadpelleerden al of niet aan de Provintie competeert , en dus door den Fiscaal namens de Provintie wel, dan kwalyk is geinftitueerd, niet in aanmerking kan komen, of de Rechten der Heerlykheid Almelo gedogen, dat een ander Fiscaal, als die der Heerlykheid tegen een Ingezeten van dezelve agere wegens gepleegde misdaden; even weinig als het in dezen ter zaake doet, of 'er een Transactie tusfchen de Vryvrouw van Almelo en de Ingezetenen dier Heerlykheid gemaakt zy. Het Delict in de Provincie van Overysfel begaan zynde, lydt het geen tegenfpraak of den Souverain dier Provincie is het gefchapen het zelve te vindiceeren, uit hoofde der onbetwistbaar regel, dat Delicten Jurisdictie fundeeren.  % 150 # Hebben nu Ridderfchap en Steden by Hufl Ed. Mog Refolutie van den 30 November 1787 goedgevonden den Fiscaal te authorifeeren de Actiën te inftitueeren voor der Beklaagden competenten Richter, zulks kan de Geadpelleerde geen regt geven, om in Ad. pel, het welk de Vry vrouw van Almelo geleden heeft, op de Jurisdictie van Ridderfchap en Steden welke, al waren zy ook anders niet competent, ex loco delicti competent geworden zyn, te excipieren, ten ware men wilde foutineereh, dat Ridderfchap en Steden dooie den Fiscaal voor het Gericht van Almelo te laten ageeren de Jurisdictie , hun ex loco delicti competerende, aan de Vryvrouw van Almelo zouden hebben willen aliëneren , waar van het tegendeel uit bovengemelde Refolutie kennelyk is; behalven dat het ook zeer aliëen is, dat de Souverain het maintien van deszelfs gefchondene Hoogheid, zoude overlaten aan eene Heerlykheid, het zy dan dezelve aan de Oppermagt der Provincie onder, gefchikt zy , het zy daar aan alleen geasfocieerd, en dezelve voor Landsheer erkenne. Waar uit dan ook af te leiden is, dat de gemaakte Transactie tusfehen de Vryvrouwe van Almelo en de Ingezetenen dier Heerlykheid nimmer tot deeze misdaad geè'xtendeerd kan "worden, als kunnende zekerlyk niet worden aangetoond, eenig recht, dat gemelde Vryvrouw zoude hebben , om te tranfigeeren, over Pelióten die tegen den Souverain van Overysfel begaan zyn , alzo zelfs tusfehen particulieren alle Transactiën aangegaan worden falvo jure tertii; waar uit dan profiueert, dat al  % ioo ff al ware- deeze misdaad, in de Transactiën no~ minatim genoemd, zulks nimmer eenig recht aan Ridderfchap en Steden kon benemen, maar alleen betrekkelyk gemaakt worden op het recht dat de Vry vrouw van Almelo uit dit Delict verkregen mochte hebben. En hier mede het geheele dispuit van Geadpelleerde over de Rechten der Heerlykheid Almelo, en de gemaakte Transactie vervallende, gaan wy over tot het onderzoek, naar den aart van het gecommitteerd Delict, en deszelfs verzwarende en verlichtende omftandigheden. Wanneer mea dan het Addres behoorlyk overweegt, en in zyn zamenhang befchouwt, geloven wy niet ontkend te kunnen worden, .dat in het zelve hoofdzakelyk drie misdaden liggen opgefloten, namentlyk die van gekwetfte Majefteit, atroce iniurie, en beveding. Belangende eerst het Crimen lafte Majejïatis; Voet ad ff. ad Leg. Juliam Majest. n. 2. onderfcheid het zelve in drie delen, waar van het eerfte is het Crimen perduellionis quod boftili animo adverfus Populum Romanum, aut Principem, eiusqn Securitatem Committitur. Het tweede, het Crimen lafe venerationis, quando faSlo diclove atroci non tarnen hostïli animo veneratio principi debita violatur of gelyk zig Matthteus de Crim. Lib. 48. Tit. 2. Cap. 2. §. 22. uitdrukt, quo continentur, qua adverfus dignitatem, atque existinationem principis, Committuntur — en het derde is de Turbatio auctoritatis feu potest atis public te, dum quis audaci faclo, fed fine bostili animo, ufurpat Majeftatka.  % I6i ff Wy oordeelen den Geadpelleerde fchuldig aan de tweede fpecies Criminis la fa Majeftatis, of aan het Crimen lafa veneradonis. Deeze misdaad moet niet zoo verftaan worden, als of ieder oneerbiedig gezegde omtrenc den Souverain terftond iemand aan de poena lafa Majeftatis zou fubmitteeren, in welken zin het door een Souverain genomen wordende, te recht gezegd kan worden te zyn hec •unicum Crimen, Corum qui Crimine vacant9 maar deeze misdaad is dan in den volilen zin aanwezig, wanneer de lafto venerationis dusdanig zy, dat diens vindicatie uit hoofde van het algemeen belang des Lands noodzakelyk, immers dienftig word. Zoo zegt Modestinus ten reguarde van dit Crimen in L. 7. (L 3. ff. ad Leg. Jul. Majeft. Hoe tarnen Crimen a Judicibus, non in eceafionem ob principalis Majeftatis venerationem , habendum efl, fed in veritate nam et perfonam fpectandam esfe an potuerit facere, et, an ante quid fecerit, et an cogitaverit, et an fana mentis fuerit. Nee lubri-, cum lingua ad posnam facile trabendum eft, quamquam enim temerarii digni pcena fint* tarnen, ut infanis illis parcendem eft, fi non tale fit deliStum, quod vel ex fcriptura Legis defcendit vel ad exemplum Legis vindicandum eft; ook de Keizer Thbodosiüs, Arca.' dius en Honokius in L. unie. Cod. Si quis Jmperatori maledixerit: Si quis modeftia nefcius, et pudoris ignarus, improbo, petulantique maledi&o, nomina noftra crediderit lacesfenda, ac temulentia turbulentus obtrectator. Temporum noftrorum fuerit, eum pcena L vo+  volumus fubjugari, neque durum aliquid, nee afperum volumus fuflinere; quoniam, fi id ex levitate procesferit, contemnendum eft: 'fi ex infania, miferaüone dignisfimum: fi ab injuria, remitiendum. Unde intëgris omnibus, boe ad nofiram fcientiam referatur, ut ex perfonis, hominum dicta penfemus , et utrum prectermitti, an exquiri debeant, cenfeamus. Uit beide Wetten blykt duidelyk, dat de onbetamelyke gezegdens, welke niet met de ftraf der Majesteitsfchennis geftraft worden, zyn dicta ex petulantia , temeritate, lascivia, infania, en dergelyke oorzaaken voortgefproten, maar dat daar toe in geenen deele gebracht kunnen, mogen of moeten worden , dicta vel facta inprobiora, by welker vindicatie de Staat geinteresfeerd is; en dus ook geenzints een Addres, het welk door een Vergadering van Hoofden van gewapende Corpfen ontworpen, veranderd, gearrefteerd, en onder het oog van den Souverain gebracht is , en het welk niet flegts een enkel oneerbiedig woord bevat, maar van het begin tot het einde, niets dan oneerbiedigheid ademt; hoedanig Addres wy meenen te vallen in de delicta, ex Scriptura Legis descendentia, vel ad exemplum Legis vindicanda, welke volgens de teneur der geallegueerde L. 7. g. 3. f. ad L. Jul. Majeft. , en volgens de intentie der mede geciteerde L. unie. cod. fi quis imperat. maledix. aan de rigueur der Wetten worden overgelaten. Dat nu de laefie welke dit Addres behelst, dusdanig is, kan niemand ontglippen- die het  % 163 $ zelve flegts in zyn zamenhang befchouwt^ Al voort in den beginne van het Addres geven de Remonftranten, niet met eenen fchuldigen eerbied,hunnenSouverain te kennen,wat zy meenen ter defenfie van de Provincie dienftig te zyn; maar zy bruisfchen tegen de Staaten op , declareeren, getroffen te zyn, door gevoelens van fpyt en ongenoegen, over den weerlozen toeftand en rampzaligen ftaat van Verdediging, waar in Overysfel zich, niet tegenftaande der Remonftranten allerernftigfte reprasfentatien, bevond; en waarin die Provincie was door de weinige fiducie derStaaten, op der ingezetenen gewapenden arm, en door het verzuimen van dè realifarie dier ontwerpen, welker efFeótueering de Provincie in een geduchten ftaat van Defenfie gefield zouden hebben. Wie, die dit bedaard overweegd, ziet niet, dat hier onderzaten een taal voeren, die hun , niet past, daar zy aan hunnen Souverain, hun fpyt en ongenoegen te kennen geven, daarom dat dezelve het voor 's Lands welzyn niet gefchikt geoordeeld heeft, met de Remonftranten gelyk te denken; wie ziet niet, dat hier onderzaaten hunnen Souverain verzuim van plicht, verzuim van 's Lands, en der Ingezetenen zekerheid verwyten, niet tegenftaande des aangemaand zynde. Maar wat kan nu zulk een Ixüve voordragt, zulke verwytingen, indien dezelve tot kennis van het volk komen, ' gelyk de Remonftranten Gecommitteerd zynde, daar van verflag aan hunne Committenten doen moesten, anders dan den geest van wantrouwen omtrent den Souverain, het begin van L 2, al-  % 164 ff algemeene feditie, in het reeds aan het hollen Sedeelte der Natie veroorzaken. Maar zy laten het hier by niet; Zy verzoeken niet, maar verwagten, dat de Staaten nimmer in het verzoek des Pruisfifchen Konings zuiien bewilligen, maar liever alles opofferen, r i" ?J£ aan de vertli*eking der bezworene Unie Ichuldig te maken; en het is in dit verzekerd vertrouwen, dat zig de Staten nog op den Burger-arm verlaten mogten. Maar wat zou dan de gewapende Burger-arm doen, indien de btaaten de Unie naar der Remonftrancen oordeel verbreken, en hec verzoek des Pruisfifchen Konings inwilligen wilden ? Dit moest noodwendig een vraag worden by de Scaacen; paar dan nu hier by de Addresfen van andere Genootichappen, paar hier by de handelingen, die men van dezelve in dit Land in de laacfte Troubles gezien heeft, en de wyze, waar op zy zich van een gedeelte van de klem der Regering, hebben meester gemaakt, en dan vragen wy, of niet deeze overgelatene twyffeling omtrent der Remonftranten intentie, in cas van inwilliging van het verzoek des Pruisfifchen Konings, den aart eener incimidatie hebbe. Voor gr.onden nu, op welke de Staaten het verzoek van zyn Pruisfifche Majefieit moescen afflaan, geven zy twee op; eerftelyk, dat zyn Pruisfifche Majefteit onder het prajtext van zich voldoening te willen verfchaffen wegens den hoon Mevrouw de Princesfe van Orange zullende zyn aangedaan, niets minder bedoelde , dan het aanzienlykst Lid van het Bondgenootfchap der Vereenigde Nederlanden vyand- lyk  % 165 ff lyk aan te vallen, en ten tweeden, dat de belagers yan 's volks Vryheid en voorftanders van den'Erf-dwingeland niet na zullen laten van zulk een gevaarlyk tydftip gebruik te maken om binnen deeze Provincie het zaad van oproer en verwarring te verfpreiden, en het naauwlyks afgeworpen Juk van Slavernye, weer op de vrije halfenvan de Staaten, en het Volk, te drukken. Maar hoe misdadig en honend zyn ook wederom deeze redenen, daar men niet fchroomt zyne Pruisfifche Majefteit voor vyand te verklaren. Zyn Doorluchtigfte Hoogheid een Erfdwingeland te noemen, doch waar van ftxaks nader, en deszelfs voorftanders, de aanklevers der alleen wettige Conftitutie, voor belagers van 's volks Vryheid uit te kryten, die Staaten en Volk tot flaven voor hadden te maken. Redenen, welke wederom by het Volk kenbaar wordende, gefchikt waren om zyn Pruisfifche Majefteit, den Doorluchtigften Erfftadhouder der Republicq, de aan 's Lands Conftitutie gehegtte Regenten, Amptenaren en particulieren, by het, in Sentimenten afwykend deel des Volks gehaat te maken, eri het zelve tegens hun en hunne direótie op te zetten. Verders zeggen zy, zo het God van Nederland in zyne verbolgenheid behagen moge, dat nog de repraefentatien de Staaten, nog de Wapenen'der Ingezetenen, het dreigend gevaar kunnen afweeren, dan declareren zy na» mens een aanzienlyk gedeelte van die Ingezetenen, dat dezelve gereed zullen zyn, om na alvorens bedagt te zyn geweest, om vroeg L 3 of  % 166 ff of laat de verradene en lang getergde Natie, een geduchte wraak te verfchaffen, over al die geene welke bekentlyk deeze rampen berokkend hebben, gezamenllyk met hunne wapenen naar de Provincie van Holland over te gaan, om aldaar de duurgekogte Vryheid te befchermen, zoo lang 'er een voet gronds van dit gemeene best zal overig zvn, woorden, welke ieder beminnaar zyns Vaderlands de hairen doen te berge ryzen, daar zy hier beogen een geval, waar in de eene Ingezetenen den anderen ter wraak-oeffening, geweldadig zou aanvallen, terwyl te gelyker tyd een buitenlandfche krygs-magt, als vriend ingetrokken, als vyand behandeld, het regt des oorlogs zou kunnen en mogen excerceeren, en dus het Land tot een toneel van Oorlogs rampen, en Burgermoord te gelyk, zou worden , na het welk zy dan dat Land verlaten, en zich naar Holland met hunne Wapens begeven wilden, om het overblyfzel hunner ingebeelde Vryheid aldaar nog te befchermen. Behalven dit alles nu hebben wy al ftraks geremarqueerd, dat ook gefchonden is, de veneratie die 's Lands Ingezetenen aan den DoorJuchtigften Heer Erfftadhouder der Republicq verfchuldigd zyn, en welke door de Remonftranten een Erf-dwingeland genoemd word, wiens voorftanders belagers zyn van 's volks Vryheid, en gereed, om het naauwlyks afgeworpen Juk van Slavemy weer op de vrije halzen van Staaten en Volk te drukken. Dat omtrent den Heer Erfftadhouder het Crimen Majeftatis begaan wordt, flellen de jura Majeftatica, welke aan deszelfs Stadhouder-  derlyke digniteit eigen, en door 's Lands Conftitutie onaffcheidelyk verknocht zyn, ja welke hem doen zyn en erkend worden voor het Eminent Hoofd der Republicq, buiten alle bedenking; ook leeren dit Matthteus de Crim. X.48. Tit.2. Cap.5. §. 2. Hvhn ü q. 41. Obf. 10. zegt lafa venerationis Crimen, quia vera injuria eft, ex indole ejus communi astimandum, et confideratia enim emnis injuria ad animums qw verba M 2 pro-  % i8o ff pronuntiata, pertinet. Eadem quoque in lafa veneratione, primarium momentum Confiituit, et boe modo judices officium regulat, en wat verder; Declaratione fuperiorio fecuta, valide judex procedit, adeo, ut fi dolus ac malitia rei evidens fuerit, qualitasve maleditïionis fa&um aggravat; veluti fi famofus libellus, in principem conceptus, vindiëta ad Copitale fupplicium extendi pos fit, licet mitior opinio plerosque etiam boe cafu teneat. Overeenkomftig met dit fentiment is de dispofitie van het Overysfelfche Landregt II D. Titul. 18. art. 5. Zo wie eenige fameufe libellen, uitgeeft, dicht fchryft, ofte anders in V licht brengt, ofte verfirooit op Heeren ofte Forften, op Ridderen ofte Steden, ofte ook op eenige andere eerlyke vrome luiden, mannen, vrouwen, jongvrouwen, edel of onedel, ryk of arm, wie het ware: Die dat doet en de daar van verwonnen wort, zal daar over arbitralyk ofte aan V hoogfte, na gelegenheid, worden geftraft. Wel is waar, het Addres kan, niet wel een fameus libel of pasquil genoemd worden, edoch wat het laefive, op welke tog de ftraf bepaald word, belangt, is het 'er zoparallel aan, dat het by ons geen twyffel onderhevig is, of het geallegueerd Artikul Land. rechts, moet op het Crimen lafa inperantiurn venerationis ook adplicabel gemaakt worden, deels om dat het Landrecht geen byzondere ftraf op deeze misdaad ftelt, deels om dat de verfchillende natuur deezer misdaad eene arbitraire ftraf vordert. Dat ook het zelfde van de atrox injuria gezegd moet worden, is uit het bovengaande  % i8i ff de alreeds gebleken, en confteert nog des te meer daar uit, dat de injurie niet omtrent een enkeld perfoon, maar omtrent een univer fit as civium gecommitteerd is, die ieder hoofd voor hoofd en alle te zamen gelardeerd zyn. Betreffende verders de poena diffidationis op deeze misdaad, is by de Crimineele Conftitutie van Carel de Vdb art. 129. de doodftraf en bepaaldelyk het zwaard gefteld. Item wekker jemands weder recht und billichkeyt mutwiliigklicb beubet, den richtet mann mit dem fchwert vom leben sum todt. Zie ook Boehmer ad Confi. Carol. art. 129. J. 5. M. Stephani ad eund. Confi Carl. art. p. m. 158. Carpzovius prax. Crimin. P. 1. q 27. %. 10. welke ftraf tegen het brandbrief fchryven, de meest geufit eerde en daarom in de Landrechten meest bekende fpecies der beveding, in verfcheide wetten onzes Lands gedicteerd Word, zie Omlander Landrecht VIL 33. 01dambfier Landregt V. 46. Selwerder Landregt V. 39. Landregt van Drenthe IV. B. arn. 72. in de Statuten van Friesland IIBoek Tit. 20. art. 1. word generaal de doodftraf bepaald; en in de ordonn. op de Delitlen te Groningen van den 4 July 1705. Rubryk van misdaad tegen 't goed gepraefcribeerd , het afhouwen van de rechterhand, of zwaarder ftraf naar gelegenheid van zaken. In het Landrecht van Overysfel vind men wel geen bepaalde ftraf voor de diffidatoresf of vredebrekers geftatueerd, maar in het generaal gepraefcribeerd, dat dezelve zullen vredeloos des Lands zyn, en geene Landwinning M 3 \ nocb  % 182 ƒ noch zot» genieten tot eenigen tyden, maar na haare misdaad anderen tot een exempel ge. (Iraft worden, als de rechten daar van mede brengen. Zie Landrecht van Overysfel II D. Tit. 22. art. ï. welke nu deeze rechten zyn, vinden wy by Winhof /// D. ad art. 24. alwaar hy in zyn aantekeningen op het artikul uit de Landbr. van David van Burgundien, waar uit het zo even geallegueerde Artikul van liet nieuwe Landrecht genomen is, hier toe brengt de gemeinen Rechten, en boven angetugener pynlyker gerkhts ordeninge en ten fclaarften by denzelven III D. ad art. 6. p. ra. 259. daar hy van den klager der Hoge Heerlykheid fprekende zegt, dat 'er drie dingen gelyk geftraft worden, daad, hulpe, en raad, onder welke de daad het voornaamfte is und heft fyne ordineer te ftrafe na gentenen hefcbrevenn Rechten , und Kevser Carolis des Vifften unde des Heiligen Rikes pynlicke gerkhts ordeninge. Daar derhalven het geallegueerde Artikul, van het Landrecht, zich ten opzigte der ftraf refereert, tot de Crimineele Conftitutie van Carelde Vde en by deeze Conllitutie de doodftraf voor den, Bevehder of Diffidator is vast gefteld, gelyk wy boven gezien hebben, ook deeze de algemeene ftraf geweest fchynt te zyn , lyd het by ons geen twyffel, of volgens het nieuwe Landregt word een diffidator met de dood, en fpeciaal met het zwaard geftraft. En deeze ordinaire ftraf der beveding heeft plaats, het zy de diffidatio is pura, het zy Conditioneel, mits maar in het Jaatst geval, de by gevoegde conditio het pro tofuum nocendi fterkt Carpzovius Prax. Crim. * 1 P.i.  % 183 ff P. i. q. 37. %. 52—56. Boehmer ad cum 1.I. Obf. 5. dat nu de, in ons geval bygevoegde conditie, zo nog de repraifentatien der Staten nog de wapenen der Ingexetenen, den doorl marsch der Pruisfchen konde beletten het voornemen van wraakoeffening Herken' zal niemand kunnen ontkennen. Desgelyks heeft de ordinairia diffidationis poena plaats, het zy de diffidator reeds daadlyk de hostiliteiten begonnen heeft, het zy de zaak nog fublisteert in de termen eener verklaarde vyandfehap, Carpzovius Prax. Crim. P. x. q. 37. §. 11. Boehmer ad Carpz. II. Obf. 3. Hamerster ad Statuta Frifia 11 Boek Pit. 20. art. 1. tin angefeben, ob fie fonst nit ander st, mit der that gebandelt betten, Criminele Conftitutie van Carel Vdb art. 128. het welk Winhof op bet Overys/èhcb liegt adpliceert III D. ad art. 26. p. m. 322. de reden hier van is ook klaar, want de "ftraf word hier niet geftatueerd, om gepleegd ge wek, wanneer een acius violentus daadlyk zou moeten aanwezig zyn, maar om het breken van de vreede, door de verklaaring van vyandfehap waar door de Ingezetenen, met fchrik, vrees en bekommering voor hunne perfonen en goederen aangedaan worden, invoegen met de verklaaring der vyandfehap de misdaad is feeabfolveerd. ö Nochtans meent Matth^us de Crim. Lib. 48. Tit. 5. Cap, 6. J. 3. dat de Conatus incendii\ niet altycï met de dood geftraft, maar aan de voorzigtigheid van den Richter overgelaten, dient te worden, ut is penfttatis circumftantus> vel Capitalem, vel levierem poenam re» M 4 %  %. i84 ff irroget, ook zegt Boehmer ad Confi. Carol. art. 129. §. 5. dat hoe zeer de ordinaria diffidationis poena het zwaard is, nochtans dikwyls een arbitraire ftraf geeischt word, fape ad pecuniariam poenain agitur, non quidem rovo marcarum — [ed ad arbitrari* am, inprimis contra privatos, qui factis non atrocioribus, puta evulgatione (criptorum fe* ditioforum, vel picturarum, famofarum peccant. Dus de Straffen hebbende naavgegaan, welke op de aanwezige Delicten gefteld worden, zullen wy nu moeten onderzoeken, welke omftandigheden voor handen zyn, die op de bepaling der ftraf invloed hebben kunnen. Deeze omftandigheden zyn of verlichtende of verzwarende; Belangende de verlichtende omftandigheden, fchynt wel het Addres gearrefteerd te zyn, terwyl de gemoederen dooide tyding van den verzochten doormarsch van Pruisfifche Troupes geweldig gefchokt waren, en dus niet in ftaat, om met zoo veel juistheid te delibereeren, als in zodane materie wel behoorde; invoegen dan het Addres uit deezen hoofde geconfidereerd zou kunnen worden, als bevattende de hollende gedachten van menfchen, die zelfs meenden mede te regeeren, en nu met fpyt over hunne waarfchynlyk in duigen zullende vallen, plans vervuld zyn. Hier komt by, dat hetSystema door de Remonftranten aangekleefd, by een gedeelte der Ingezetenen deezer Republicq algemeen was geworden, en dat zelfs zommige Staaten, of liever de meerderheid in zommige Staats Vergaderingen daar van niet alliëen geweest waren:  % 185 ff ren : waar uit men dan zou kunnen opmaken, dat de Remonftranten, en byzonder ook Geadpelleerde meenden hun Systema het Syftema des Souverains te wezen; dat zy overzulks verleerden in errore circa ea qttce ad Reip. falutem erant necesfaria, en waarlyk met liefde voor hun Vaderland aangedaan, waren, en dien ten gevolge dan ook in hun Addres goed en bloed voor het zelve verklaren veil te hebben. Dan hoe zeer dit ook dus begrepen moge worden, blyft toch altyd zeker, dat zy de Staaten als hunne Souverainen, en zyn DoorJuchtigfte Hoogheid als Erfftadhouder der Republicq erkennen moesten en eerbiedigen , en den vrede bewaren, met hunne mede Burgers en mede Ingezetenen, voor al in een tyd, die, indien men de zaak uit hunne vues befchouwt, zeer criticq was, uit hoofde van het gevaar waar in een vreemde Krygsmacht de Provmcie ftond te brengen; het welk dan den band, waar door zy aan hunnen Souverain verbonden waaren, moest toehalen , ten einde dus onder deszelfs wysbeftuur, ten beste des Vaderlands mede te werken: waar uit dan te zien is, dat het algemeene van den Rémonftranten Systema, hunne begaane misdryven nimmer kan wegneemen. Ook blykt niet klaar, dat de Geadpelleerde berouw gehad en getoond hebbe, over zyne den Souverain, den Prinee Erfftadhouder, en zyae mede Ingezetenen aangedaane beledigingen , wel is waar, volgens de verklaring van Bannier hebben de Gecommitteerdens van de Vergadering der Afgevaardigden uit de Genootfchappen, waar van de Geadpelleerde een M 5 wai,  % 186 ff was, der Commisfie van Defenfie Verklaard, voor hun en hunne Committenten geen oogmerk gehad te hebben, nog de Vergadering der Heeren Staaten nog het Collegie van Defenfie Wezen eenigzins te la der en of te taxeer en maar dat zy in tegendeel zig bereid verklaarden ter nakoming van alzodane fcbikkinge als Ridderfchap en Steden, of zy hare Gecommitteerden in dit hachelyk oogenblik zouden dienflig cordeelen, verzoekende daar van opening te doen, ter Vergadering van Ridderfchap en Steden. Doch met al dat bleven, zy ingevolge het 5n de Notulen geinfereerd Rapport ftaan op het gedeclareerde, om het Volk by een te doen rukken, den doormarsch en inquartiexing der Pruisfifche Troupes tegen te houden, en dit mislukkende, dan naar Holland te trekken. Ook vinden wy in de Notulen, dat terftond na dat dit Rapport gedaan was, met eenparige ftemmen, en dus ook met de Hem van Geadpelleerde als toen praefent en als Gecommitteerde Rapport gedaan hebbende, gerefolveerd i^ de gewapende macht dadelyk te zamen te rukken, en aan de departementen aan te fchryven, om zich in de Hoofd-fteden te verzamelen, welke Refolutie juist geen zeer gunftig denkbeeld geeft , van hunne onderwerping aan de fchikkingen der Staaten; alzo zy nu zonder order of permisfie der Staaten te werk ftellen, dat geene, het welk zy by hun Addres van de Staaten verzogt hadden, en genoegzaam te kennen gegeven, dat nog zy, nog zelfs ook niet de Commisfie Van Defenfie buiten order der Staaten  % 187 ff ten doen kon, als welke zy zelve in het Addres zeggen, dat zig verbonden had, hun tot zamenrukking der macht ontwerpen plan als ten hoogften nuttig aan de Staaten te zullen voordragen, waar uit dan ook direct vervalt het geen anders uit het in voorengemeld Rapport geïnfereerde, dat de Commisfie van Defenfie die zamen rukking der macht aan de Genootfchappen overlieten, ten deezen zoude kunnen worden getrokken. Ook blykt geene poenitentie uit het Request , dat de Geadpelleerde aan Ridderfchap en Steden ten fine van opheffing van procedures heeft geprsefenteerd, als houdende hy zich ,ïn het zelve aan de fustenue die hy zedert is 'blyven foveren, dat hy in het Addres niet had toegeftemd, en dus alleen aan het defenfioneele zonder eenige misdaad te bekennen, geheel anders als Mr. W. de Lille en Schultus , Jan Bannier in hunne ten procesfe bekende fupplicatien gedaan hebben. Het verlichtende derhalven dat zich in deezen op doet, komt hoofdzakelyk neer op de verwarring in het welke het Addres gearrefteerd, en de algemeenheid van het Systema door de Remonftranten geadopteerd, mitsgaders de eenigermaten plaats hebbende, onder gefchiktheid van het zelve aan het Systema der Staaten. Deeze verfchoningen, welke zekerlyk plaats hebben, wanneer men alleen op het ogenblik van het arrefteeren van dit Addres ziet, zouden eene aanzienlyke mitigatie te weeg kunnen en moeten brengen, waare het niet, dat het verlichtende derzelve merklyk verminderd  % x88 j? derd wierd, door eene daar tegen over {taande verzwaarende omftandigheid; te weten in het beoordeelen der tyds omftandigheden moet men niet alleen zien op het ogenblik van het gecommitteerd Delict, maar ook op het geen daar voor gefchied is. Maar wanneer wy nu dit in deezen te werk Rellen, dan vinden wy, dat dit Request niet op zich zelve befchouwd kan worden, maar te houden is, als verbonden met de handelwys der Genootfchappen voor dien tyd, welke van misdadigheid in geenen deele kan worden vrygepleit. Het is een res notoria , dat het Systhema der zogenaamde Patriotten door de geheele Republicq het zelfde was; en dat de Genootfchappen, Schutterijen enz. met eikanderen de concert handelden, hec is even notoir, dat de Genootfchappen zich meester imtakten van de Regeringen, door af te zetten die hun niet aanftonden, en in de plaats te zetten, die hun believen; door ernfèige Addresfen aan de Regeering te doen, en in dezelve quafie verzoeken , in de daad gewapend aan te manen, om te refolveeren, dat zy gaarne gerefolveerd wiK den hebben. Op deeze wyze geraakte de klem der Regering by de Genootfchappen, en de Souverain zelfs moest hun ontzien, immers daden conniyeeren, die niet zonder verbreking der geheiligdfte verbintenisfen gefchieden konden , en aireede in ons land een toneel van verwoestingen hebben begonnen te openen; Maar dit zo zynde , dan moet immers een aanzienlyk deel van' het verfchonende vervallen, het "welk uit de gelykheid van het Systhema der  % i8q ff Staaten en der Remonftranten, anders zou kun» nen gehaald worden. Alles dan by eikanderen neemende, concludeeren wy, dat naar ons inzien, de bewoordingen, waar in ,het Addres begrepen is, als het effect van drift, onberadenheid en verwarring zouden kunnen geconfidereerd en overzulks lichter geftraft worden, edoch de Principes in het zelve gemanifesteerd den Geappeileerden meer te imputeeren zyn, als uit die drift en verwarring niet proflueerende, met dien verftaande nochtans, dat ook ten deezen opzigte mitigatie van ftraffe behoort plaats gegeven te worden, uit hoofde dat het alles in Civili Msfenfione gefchied is. Om al het welke wy derhalven van oordeel zyn, dat de poenaliteit behore te beftaan in eene Palinodie en afbidding der begane misdaden , en in eene temporaire inhabiliteit om binnen de Provincie van Overysfel een publicq Ambt te bedienen , edoch dat zo de Geadpelleerde voorfchreven Palinodie en afbidding weigerde te doen, behore te worden gehouden by zyne ten Requeste gemanifesteerde Principes en Intentien daar door ipfo aclu te perfisteeren en overzulks voor zyn geheele leven uit de Provincie van Overysfel gebannen: moetende vervolgens alle kosten in beide inftantien voor en tegen Geadpelleerde geimpendeerd, ten laste van denzelven gebragt worden. Weshalven wy dan oordeelen aan Hun Ed.1 Mog. Ridderfchap en Steden de Staaten van Overysfel in goede Justitie te moeten advifeeren in deezen te pronuntieeren en executeren navolgende SENJ  % 19° ff S E N T E N T 1 E in zaaken Dr. W. KLOPMAN, als aangeftelde Fiscaal namens de Provincie (Overysfel) ongineele Aanlegger en in deezen Appellant ter eenre, or en tegens H. J. COLMSCHATE, origineel* Gedaagde in perfoon, Gecontumaceerde en in deezen Geappelleerde ter andere zyde. Ridderfchap en Steden de Staaten van Overysfel op de tusfehen den Appellant ter eenre, en den Geappelleerden ter andere zyde, ter zaake van het Addres, door de gezamentlyke Afgevaardigden uit de Genootfchappen van Wapenhandel binnen deeze Provincie hebbende geëxisteerd, den 13 September 1787. aan Ridderfchap en , Steden gepraefenteerd, gevoerde en thans in Appel ongedecideerd han« gende Procedures recht doende, verklaren de Sententie in de eerfte Inftantie afgegeven en den 4 Maart .1790. in den Gerichte der Heerlykheid Almelo in Contumaciam van de Geadpelleerde gepronuntieerd, kwaad, en daar tegen het geinflitueerd Appel goed; condem* neeren dien volgens den Geadpelleerden, om op zulken dag, als tegen welken hy zal worden geciteerd, in perfcon in den Gerichte te ver-  % lp* £ verfchynen, en aldaar zelve te lezen, en vervolgens met eigenhandige vertekening te bevestigen het hier agter volgend Declaratoir, verklaren voorts hem Geadpelleerde geduurende de zes eerfte agter eikanderen volgende jaaren inhabiel, om binnen den Lande van Overysfel eenig publica• Ambt te kunnen bekleden, waameemert, of daar toe in eenigen opzichte geëmploijeerd worden. En ingevalle de Geadpelleerde weigerachtig mocht bevonden worden, aan het eerfte gedeelte deezer Sententie te voldoen, het zy hy compareerende nochtans het Declaratoir in Voegen voorgefchreven, niet lezen of tekenen wille, bannen hem Geappelleerde, als disobedient niet alleen, maar ook daadlyk tonende te perfisteeren by zyne ten Requeste gemanifesteerde Itefive en voor den Lande gevaarlyke Sentimenten en Jntentiè'n, gedurende zyn ge* heele_ leven uit de Provincie van Overysfel met inthimatie, om daar in nimmer weder té komen, by poene van zwaarder ftraffe. En condemneercn eindelyk hem Geadpelleerde in alle de kosten van deezen Procesfe voor en tegens hem zoo in de tweede als eerfte Inftantie geinpendeerd, DECLARATOIR. Ik betuige en verkiare by deezen, met oprecht en hartgrondig leedwezen te zyn aangedaan , deswegens, dat ik mede geconcurreerd hebbe tot het Addres op naam der gezamentlyke Afgevaardigden uit de Genootfchappen yan  % 192 ff van Wapenhandel binnen deeze Provincie van Overysfel hebbende geëxisteerd, den 13 September 1787. aan Ridderfchap cn Steden de Staaten deezer Provincie geprsefenteerd, bekennende daar mede Hun Edele Mogende mynen te devenererene Souverain, Zyn Doorluchtigfte Hoogheid den Heer Prince Erfftadhouder, het Eminent Hoofd deezer Republicq, en een aanzienlyk aantal myner Medeburgeren en Ingezetenen grovelyk te hebben gehoond en beledigd, en mynen plicht op een verregaande wyze overtreden, biddende daarom en fmekende, dat het zelve my groot-gunftig moge vergeven worden, en belovende dat ik my altyd, geduurende myn geheel volgend leven omtrent Hun Edele Mogende de Heeren Staaten deezer Provincie, en Zyn Doorluch* tigfte Hoogheid den Heere Prince Erfftadhouder ,zal gedragen, gelyk een getrouw en plichtbetrachtend onderzaat van den Lande van Overysfel te doen betaamt; dat ik ook de vastgeftelde form van Regeering in deeze Provincie ten allen tyden, zo veel in my is, zal voorftaan en bevorderen; dat ik ook nimmer eenige wraak omtrend iemand, wie ook, die van my in gevoelens verfchild heeft, of als nog verfchild, zal oeffenen, of denzelven eenig nadeel wetens toebrengen, of doen toebrengen,- maar dat ik in tegendeel alles zal aanwenden, wat in my is, om de vreede met 'alle myne Mede Ingezetenen, het zy dezelve geduurende de laatfte onlusten in deeze Repu? blicq met my eens gedacht hebben, of niet, te bewaren, en met dezelve in die eensgezindheid te leven, welke een waar Voorftander van  % m ff van het Vaderland en deszelfs Vryheid te onderhouden, en aan te kweeken verplicht is, Aldus falvo meliori judicio, by ons ondergefchrevene geadvifeerd in Groningen den 17 Juny 17P1. (was getekend.) W. CRANSSEN. H. J. ARNTZENIUS, Pro vera Copia. (was getekend.) J. WESTENBERG. Jur.  % 194 $ Extract uit het Crimineele Prothocol des Hoog Graaflyken Gerichte des Huizes en Heerlykheid Almelo en Vriezenveen. Hoog gerichte, gehouden op den huize Almelo den 23 November 1791. Coram Zyne Excellentie de Hoog Geborene Geftr. Heer T. Grave van Rechteren , Limpurg, Schulenburg en d'Eeze. Luitenant Collonel van den Luitenant Generaal Bedeaux, fchappen van getuigen die zig zeiven wederleggen: waarom de Vryheid neem Extract uit een_ reproductoire Condfchap, door de Heer Fiscaal Klopman van dezelve Getuigen geligt, waar van my vergund is gebruik te maken, hier agter by te voegen. Wanneer aan Getuigen gelove zal gegeven worden, moeten ze de waarheid, die tog altoos een en dezelve is, eenftemmig verklaaren. _ Dit word door de Getuigen van Beverfordeniet gedaan. By de Condfchap hier agter art. 10. 'verklaard de 4de Getuige, ondereede, ftellig en by herhaling, dat het Addres, waar over in dit Geding gedisputeerd word, niet veranderd is, en dat befloten is daar in geen verandering te maken. En de 5de Getuige verklaard nog ruim zoo zeker onder eede het tegendeel, namelyk, dat hy wel weet dat gerefolveerd is 'er wat in te verzagten. Wat  % se-? ff Wat zal een onpartydige oordeelen, van* eedelyke verklaringen die zo zeer verfchillen, en lynregt tegen den anderen aanlopen. Art. 21. verklaaren de eerfte Getuige te meenen, en de tweede ftelling, dat het Addres met eene groote meerderheid gearrefteerd is; en de vierde en vyfde Getuigen, dat het maar met eene Stem overgehaald is. Ja de Getuigen wederfpreken zig zelfs zodanig, dat hun eene verklaring de andere deftrueerd. By de Condfchap hier agter, verklaard de vierde Getuige op art. 24. dat hy wel gehoerd beeft, dat Pyman fiem van my gevraagd heeft; En op art. ia. van diezelve Condfchap had hy geantwoord, of de ftem van van Deventer gevraagd is, dat kan ik niet zeggen, ik fond ver van van Deventer. Belangende het Poinct zelfs of myn ftem gevraagd is, daar omtrent zeggen wel de eerfte en derde getuige, dat ze bet meenen, dog durven zulks niet zeker verklaren : Zo dat dit geen pofitif getuigenis, maar flegts een verbeelding is. En wat yan het getuigenis van deeze lieden te houden is, zal wel kunnen opgemaakt worden , wanneer zal geblyken, hoe deeze nevens de andere Getuigen, my hebben opgegeven, als een der voornaamfte doordryvers van dit Addres, dog by nader onderzoek en examinatie onder eede, niets, hoe genaamd, hebben kunnen allegeeren, hoe ik dit zoude doorgedreven hebben. De tweede , vierde en vyfde Getuigen, die by de Condfchap van Beyerforde ftellig onder eede  % 208 ff eede verklaard hadden, dat my ftem gevraagd was, durven by de Condfchap van de Fiscaal, daar hen de omftandigheden wat duidelyker onder het oog worden gebragt, zulks onder eede niet ftaande houden. Aldaar word hun art. 12. gevraagd, is by het opnemen der ftemmen toen wel ftem van de Secretaris van Deventer gevraagt. Daar op antwoord de tweede Getuige, dat weet ik ook niet. De vierde Getuige zegt, de (lemmen zyn in het ronde opgenomen, of de ftem van van Deventer gevraagd is kan ik niet zeggen, ik flond ver van van Deventer. Vyfde Getuige zegt, dat kan ik ook niet zeggen. (*) £n evenwel fchaamt nog fchroomt Beverforde (*) Deeze Getuige Coeneaad Janzek had by een Conci. fchap (waar van by de Schrifturen van Beverfohde, zo veel ydel en vuilaardig gefchreeuw word gemaakt) onder eede verklaard, dar van Deventer over dit Addres ftem gevraagd lias, en dat dezelve zyn toeflemming daar toe ge. geven bad; Dog hy heeft dien na niet alleen by een reproduftoire Condfchap onder gelyken eede verklaard dat by daar niets van vuist; Maar ook is nog by nader onderzoeK aller overtuigendst gebleken, dat hy met geen mogelykheid* beeft kunnen weten van wien ftem gevraagd is, en van wien niet; alzo hy. NB. op bet ogenblik dat over gemeU de Addres omvraage is gedaan, in de ftemmen opgenomen zyn, niet eens prtejent is geweest in de Vergadering; Gelyk hy onder eede tot God Almagtig heeft moeten erkennen , by zyn depofitie op de nadere Vraag-Articulen hier voren gedrukt onder de Letter B. pag. 204, op art. 5 en 5. Het getuigenis dan van hem, die onder eede durft te verklaren wat 'er in zyn abfentie zoude voorgevallen zyn, Ss van geen de minlle geloofwaardigheid nog probatoirs fcragt, veel min in ftaat om de opregte wa»rbeid te over,' iWeldigen  % sop ƒ toröe zig niet op de hoogfte en criantlte toon by zyn Duplicq tegen my door te flaan, niettegenftaande hy alvorens by het Replycq van den Heer Advocaat Fiscaal deeze nadere Condfchap heeft kunnen vinden. _ Of dit nu getrouw disputeeren en edelmoedig handelen is, durft de Ondergetekende aan het oordeel van ieder onpartydige overlaten. Betoond men nu hier door zyn onbekwaamheid tot hatelykheden? legt dit gedrag aan den dag, een hart dat een innigen afkeer heeft van de Helfche Gedrochten van wraakfchen- en Jaster-zucht, waar van men zig in zyne Schriftuuren zoekt vry te pleiten? Het is ook ten uiterften vreemd, dat men door dezelve Getuigen zoekt te beweeren, dat zo de Heer Pyman en ik zig niet by da voorftanders van het zelve Addres gevoegd hadden, het zelve niet zoude doorgegaan zyn. De Getuigen verklaaren dat ze zulks geloven, dog niet op wat grond. ^Getuigen die tusfehen hun verklaring hun eigen geiove mengen, worden in Rechten als animeus en partydig aangemerkt. _ Mogelyk dat hier onder wel een geheimzinnige betekenis fchuild. Dat men de woorden, dat de Heer Pyman en ik zig by de voorftanders van het Request gevoegd hebben „ in dien zin verftaat, dat wy ons vervoegd hebben in de Vergadering of by de perfonen ■ die voorftanders van het Request waren; En dat zo wy aldaar niet gekomen waren dat Request, zo als bet door de Prefident en Secretaris getekend is, niet zou doorgegaan nog ingeleverd zynt maar met de tekening van andere, O Dog  % 210 ff Dog het zy hier mede zo het wil, dit tszeker, dat alle die vyf Getuigen by hun nadere edelyke verklaring geen de minfte reden het> ben weten te geven, waarom zy geloven kunnen , dat ik een van de voornaamfte doordryvers van dat Request of Addres zoude zyn. Ik heb door geen aanrading, nog door eenig raifonnement, discours, confideratien nog gefprek, het minfte daar in toegebragt, nog zelfs iemand eenige aanleiding gegeven om té denken dat ik dat Addres goedkeurde. Laten de eigen Getuigen van Beverforde zelfs maar fprekcn. In de annexe Condfchap art. 24. word hen gevraagd: Heeft de Secretaris van Deventer wel iemand aangemoedigd, of op eenigerbande wyze zoeken te bewegen, om tot het Addres zyn toe/lemming te geven? En daar op antwoorden ze, Eerfte Getuige zegt, van die aanmoedingen heb ik niets vernomen. Tweede Getuige zegt, daar heb ik niets van vernomen. Derde Getuige zegt, zulks kan ik my niet herinneren, daar weet ik niets van. Vierde Getuige zegt, daar heb ik niets van geboord. Vyfde Getuige zegt, daar kan ik ook niet van zeggen, dat my te binnen fchiet kan ik niet zeggen, dat hy iemand aangemoedigd heeft. Ja zy weten niet, dat ik my onder zoo veefe discourfen ■ en raifbnnementen, die aanleiding tot dit Addres hebben gegeven, en waar door het zelve tot ftand is gebragt, gemengt of daar mede bemoeid hebbe. Art.  % 211 ff Art. 23. van de Condfchap hier agter word fiun gevraagt. Zyn in die Vergadering zo des morgens ais des nademiddags, door diverfe leden niet wydlopige redenvoeringen en disputatien gehouden, zonder dat de Secretaris van Deventer zig daar mede in het minfte gemoeid of eenige aanmerking gemaakt heeft, uitgezonderd alleen, dat tegen Pyman zeide, dat in het Addres Comminatien voorkwamen, die in geen Addres behoorden, plaats te hebben ? En daarop antwoorden ze, Eerfte Getuige, des nademiddags heb ik wel gezien, dat de Leden het niet eens waren , maar of van Deventer hier onder mede was, weet ik niet. Tweede Getuige zegt, dat weet ik niet. Derde Getuige zegt, 'er wierd veel gepraat, dat van Deventer zig daar mede moeide % kan ik my niet herinneren. Vierde Getuige zegt, daar kan ik niet van zeggen. Vyfde Getuige zegt, daar kan ik ook niet van zeggen. Men kan ook niet zeggen dat ik eenige invloed in deeze Vergadering heb gehad. Zelfs kan niemand met waarheid ftellen, dat door het groot credit dat de Heer Pyman zig door zyn krygskunde en activiteit verworven hadde, de andere Leden of eenige van dien dezelve in het ftemmen gevolgt zyn; want dezelve was gewoon het laatfte van allen te ftemmen : Zo dat het Addres al wel voor gearrefteert te houden was, eer het aan de ftem van de Prefident kwam, O a Is  % sra ff 1$ het dan ook mogelyk, dat zommige Ke» den in de verbeelding zyn geraakt, dat ik dat Addres mede toeftemde, om dat terftond na dat het concept gelezen was ze gezien kunnen nebben, dat ik tor en met de Heer Prefident Pyman fprak, toen ik tot Zyn Wel Edele met een zagte ftem zeide, daar komen altham corhminatiea in voor, die in geen Addres behoren, plaats te hebben: waar op de Heer Pyman zeide [preek bard op, of wat harder: gelyk ik toen ook wat barder dezelve woorden herhaalde. Of kan men myn' toeftdmming ook daar uit preiumeeren, om dat, wanneer men my het Addres overreikte, en zeide dat ik als Secretaris het moeste affchryven, ik zonder tegenftribbeling ben aan het fehryven gegaan ? Uit geen van beide Poincïen kan zulks worden befloten. Niet uit het eerfie het geen wel ongeveer een uur was voor dat de ftemmen wierden opgenomen. : Dat gezegde was ook gansch geen Approbatie Plet duid in tegendeel aan , dat het Addres, zo als het evenwel nog roet comminatien gearrefteerd is, gansch niet van myn fmaak was. Het affchryven is ook geen bewys dat ik tot het arrefteeren van het zelve iets gecontribueerd heb. Want toen ik aan het fchryven ging was het reeds gearrefteerd. Indien men regt oplettend was geweest, had men uit myn fchryven wel iets anders kunnen belpeuren; namelyk, dat ik myn affchrift zodanig  % 213 $ nig beklad had dat het tot geen origineel kon dienen, Immers heeft men my, na dat het afgefchreven was zulks kunnen horen zeggen, als mede dat ik geen tyd had om het weder af te fchryven. Dog daarvan weten de Getuigen niets: En dit is evenwel waaragtig; Gelyk het ook een zekere waarheid is, dat dit de oorzaak is, dat het Addres aan Hun Edele Mogende ingediend niet onder myn hand is geweest, maar onder de hand van een ander, die door my tot het affchryven niet gelast nog verzogt was, en die ik tot op dit ogenblik daar over nog nimmer gefproken heb. Uit annexe Ei'tract art. 31. is wel -te zien, dat de Getuigen door Beverforde en Leonard van Hoesen, voor dat ze Condfchap _ gegeven hebben, gefproken zyn: waar over ik my als nog niet verder zal uitlaten. En is dan uit dit alles genoegzaam te zien., dat die Condfchappen, waar mede men my zo zwart zoekt te maken, naar rechte van geen de minfte kragt zyn; als zynde veranderlyk, ftrydig met zig zeiven, ten deele onzeker, imaginair, of op een bloot denkbeeld, vermoeden of gisfing berustende, en ten eenemaal partydig, vyandig en zig zeiven om ver werpende. (*) Hoe ver de partyzucht gaat, is onder anO 3 de- (*) Menigvuldige andere remarques worden omtrent deeze Getuigen gemaakt. Hier voor byTriplicqpag. 39 art. 243. tot 249 pag. 41 en42.art.257. tot 262. pag. 48. art. 303. tot310. By de Sententie in cas d'Appel in zaken tegen Colmschate mede hier voor pag. 89. 90 en pag. 131 en 132. En by het Replicq hier agter gedrukt No. 3. art. 115. tot 176., «rt. 233-263. en art, 266. tot 28a.  % 214 ff deren uit het antwoord van Beverforde art. 99. met den eerften opfiag te zien, alwaar men zelfs fteld, dat uit myn aantekeningen met geblykt, dat by bet Addres heejt toegefiemd. En evenwel gaat men over om myn perfoon te beoordeelen, even als iemand die iets byzonders ten nadeele van Beverforde getuigd of gefchreven hadde, om maar op de text te komen om my te kunnen denigreeren. Wat denkbeeld moet een onpartydig Richter van zulken fchryftrant hebben? Een ieder die dezelve overweegt zal aanllonds bevinden, dat de Schryvers niet van denkwyze zyn, dat zagt-geaardheid een van de feherpfte zwaarden is in de Maatfchappije om mede te ftryden; En ligt twyffelen of dezelve wel erkennen dat fchen- en lasterzucht wapentuigen der goddeloosheid zyn die jn de Hel gefmeed worden. Het is en blyft een voifirekte onwaarheid dat ik meergemelde Addres immer toegeilemd of geapprobeerd heb; en een nog grover gefponnen verdigtzel, dat ik een van de voornaamfte doordryvers van het zelve zoude geweest zyn. Dan het is over bekend, da-t na dat ik in November 1787. de papieren van voorfchrevene Vergadering Op ordre van de Heeren Gecommitteerden uit de Magiffcraat van Zwol heb overgegeven, en na dat ik my verpligt heb geagt de oude Conftitutie aan te kleven, de baat en partyzucht in volle woede tegen my los gebroken is, dat men my op veelerhande wyze heeft zoeken hatelyk te maken, divers  % 215 ff diverfe onwaarheden tot myn laste heeft ukgeftrooit, als dat ik aan Hun Edele Mogende zoude hebben opgegeven, wat perfonen al na Hattem geweest waren, (het geen ik niet gedaan heb, nog hebben kunnen doen, als daar van onkundig zynde) en meer dergelyke fnode verdigtzelen die loutere logens zyn. Ja dat men in dezelve maand Augustus 1789- (wanneer Colmschate en Beverforde hun Condfchappen tegen my geligt hebben,) vuile Pasquillen op my alhier heeft aangeplakt: het welk dan nog aan geen ordentelyke lieden, van wat denkwyze ook zyn toefchryve; maar aan een complot booswigten, dat de geest van rumoer tot in het gebeente geworteld is, dat tegen my te famen gefpannen fchynd, om indien het God geliefde toe te laten, myn verderf te berokkenen, en zulks uitbaat en partyzucht tegen my opgevat uit een valfche veronderftelling, dat ik de papieren van gemelde Vergadering zoude hebben overgegeven om een ander in het lyden te brengen, als mede uit ongenoegen, dat ik niet heb kunnen goedvinden de zogenaamde Patriottifche partije op het voetfpoor te volgen. Ik zal tot myn decharge die twee hoofdpoinclen, waarom men zo zeer tegen my losbrand , eens nagaan. Het zy verre van my, dat ik het verderf of nadeel van iemand zoude wenfchen of zoeken te bewerken. Ik ben altoos zeer wel overreed geweest, dat men een ander niet moet doen het geen men niet begeerd dat aan zig zelfs gefchiede. Ik heb ook by een der verhooren voor Hee* O 4 ren  fen Gecommitteerden van de Magiftraat varf Zwolle zwarigheid gemaakt te zeggen wie gecommitteerd zyn geweest om het Addres op te itellen, en wie het aan Hun Edele Mogende zoude inleveren, en verzogt verfchoond te zyn op die vragen te antwoorden; betuigende dat ik het onaangenaam vond een ander te bezwaren; gelyk ik in dat verhoor my daar over ook met nader verklaard heb. Dog in een voi gend verhoor is my opgelegd op eenige voor-" gefielde vragen te moeten antwoorden7 zo als uk met eede zoude kunnen bevestigen; En als toen heb ik zulks niet kunnen no* mogen verweigeren. ö 6 Hoe zoude ik tog daar in anders hebben kunnen handelen ? En hoe zoude ik toen welgemelde Heeren my na de papieren van de Vegadenng vriegen, dezelve hebben kunnen verzaken ? Hoe zoude ik dezelve toen of reeds te voren hebben kunnen verdonkeren? Het waren niet myne papieren, maar van een Ver gadenng van Gecommitteerden van gelegaliseerde Genootfchappen, wier byeenkomst aan den Souverain niet onbekend was, waar in verfcheiden Regenten Sesfie hadden gehad , en Welke Vergadering zelfs geen Deliberatie gehouden, veel min Refolutie genomen had, om haare papieren te verdonkeren. Het origineele Addres aan Hun Edele Mogende ingediend, moest ook veronderfteld worden ter Griffie te berusten; want fchoon ik verfcheiden dagen voor dat ik hier over gehoord wierd, wel had horen zeggen, dat het origmeele Addres aan Hun Edele Mogende ingediend met te vinden was, zo was ik daar vao  % *i7 ff van niet verzekerd; Ik had ook te gelyk gehoord dat eenige Leden van Staat van het origineel Copien hadden genomen, die wel konden geauthentifeerd zyn; ja dat het zelve ter kennis van zyne Hoogheid den Heere Hertog van Brunswyk gekomen was. Waren die papieren eens verdonkert, zoude men my, aan wien dezelve toevertrouwd waren , niet voor de man gehouden hebben, diè dezelve weggemaakt hadde, met oogmerk om aan de Justitie het onderzoek daar na te beletten. En daar ik een publicq perfoon was, aan wien dagelyks papieren van een ander toevertrouwd worden , zoude zeer wel hebben kunnen geoordeeld worden, dat ik my onbekwaam en onwaardig gemaakt hadde, dat iemand aan my weder eenige papieren of zaken aanbetrouwde. Dat het ook gansch niet te zwaarmoedig van my gedagt of geredeneerd was, groote zwaarigheid te Hellen om het verdonkeren dier papieren op my te nemen, kan onder anderen wel blyken uit een Refolutie van de Heeren Staaten van de Landfchap Drenthe van January 1788. waar by door Hun Edele Mogende van de amnestie zyn uitgefloten alle Secretarien van Genootfchappen en Sociëteiten, die de papieren dien aangaande ter kwader trouw hebben verzwegen of weerloos gemaakt. Het is wel waar, dat men het nadeel van zyn evenmensen moet zoeken voor te komen; Dog het is boven allen waar, dat men de waarheid getuigenis moet geven, wanneer de Overheid het vorderd. O's Hier  Hier op te willen aanmerken, dat alle die tot het Regerings-ambt bevorderd zyn, geen wettige Overheid is, die gehoorzaamd en geëerbiedigd behoord te worden, zoude een ftoute en gevaarlyke reflectie zyn, zelfs in tyden en landen waar in op de wettigheid der Regeering of het bewind der Regenten gegronde aanmerkingen te maken waren. In de leeftyd van Christus, was de opperheerfchappije over het Joodfche Land in de hand der Romeinfche Keizers, die men hield voor inbrekers op de Vryheid, welke zy t'onder gebragt hadden: De Joden konden dezelve voor geen wettige Regenten over hen erkennen: Zy meenden dat ze volgens de Goddelyke wet, Deut. 17. vs. 15. geen bewind over hen mogten voeren: En evenwel leerde de Zaligmaker, geeft de Keizer dat des Keizers is, Mat tb. 22. vs. 21. De Apostel Paulus leerde de Christen Gemeente te Romen, onderworpenheid te betonen aan de Hooge Machten, ten zeiven tyde dat Nero Roomsch Keizer was, Rom. 13. vs. 1. et feqq. _ In opzigt van het tweede Poinct, kan ik niet zien, wat misdaad 'er in gelegen is, dat ik de denk- en handelwyze der lieden, die zig de naam van Patriotten aangematigd hebben, niet verder goedvinde te volgen. Begaat iemand een misbedryf wanneer hy van gevoelen veranderd. Hebben dit niet geleerde en brave Mannen van alle tyden gedaan? Een ieder is verpligt van denkwyze te ver« anderen, zo dra hy dezelve verbeteren fc»n.  % m ff Opmerkelyk is de taal van de vermaarde Franklin in een Addres aan de Generaal Washington van December 1787. waar by hy zegt: „ Lang geleefd hebbende, heb ik me„ nig geval ondervonden, in het welk ik by " betere onderregting of nadere overweging „ verpligt ben geweest, van gevoelen te veran„ deren, zelfs over gewigtige zaken die ik eerst „ recht oordeelde, dog anders bevond: Daar„ om hoe ouder ik worde, hoe meer ik gefchikt „ ben aan myn eigen oordeel te twyffelen." Het is een te ver gedrevene eerzucht, ja het character van een dwaas, een gevoelen ftyfzinnig vast te houden, alleen om reden dat men het eenmaal aangenomen en voorgeftaan heeft. Zouden alle die Heden kwaad doen, die fchoon ter goeder trouwe in het denkbeeld geweest zyn, dat 'er gebreken in de Conftitutie waren ingeflopen die hervormd behoorden te worden, thans begrypen dat men de misbruiken door een vergroot-gias befchouwd heeft, om ze te min draaglyk te doen voorkomen ; Dat 'er geen menfchelyke zaken en alzo ook geen Regerings-vorm zonder gebreken kan gevonden worden; En dat, nu de onderneeming tot herftel mislukt is, het hen als brave Burgeren betaamd met de tegenwoordige Regering te vreeden te zyn. Daar 'er ook reden genoeg vnn misnoegen is, tegen voorname dry vers van het nieuw Staat-kundig Systema. Kwaadfpreken, veragten, lasteren, ia vloeken van de geene die van hen verfchilden, was een voornaam bedryf van veele Schryvers: Dit  % 220 $ Die is zelfs te wraaken in iemand die voor een goede zaak plek: want de waarheid heeft geen byftand van de vuile logen en laster nodig. Men heeft het Volk ook misleid met ydele onwaaraguge of onzekere voorwendzels. Zyn Komnglylce Majefteit van Pruisfen, zoude zig met de zaak van Nederland niet bemoeijen; En zo dit al gefchiede Honden 'er een menigte Franfche Troupes vaardig om de Patriotten te helpen: Dit heeft men nog op het poinct der omwenteling zoeken ftaande te houden: De Nederlandfche en Vaderlandfche touranten waren in het laatst van September .ï/87. nog met abufive berigten opgevuld; als dat 'er 40000 Franfchen van Rysfel waren op marsch gegaan; dat 'er een Corps te 's Hartogenbosch was aangekomen; dat 7000 man van Duinkerken in Texel waren gearriveerd Nog nader dat 'er 80000 Franfchen na deeze* Republyk op marsch waren, en andere dergelyke onwaarheden meer, waar mede men het Volk na dien tyd, en wel het ganfche Jaar van 1788 door, gevleid en misleid heeft: waar door de verdeeldheid van tyd tot tyd is levendig gehouden en de haat opgewekt tegen de geene die het Volk beter van de waarheid zogten te onderrigten. De meerdere inmengzelen van Volks-Regeering waar door men de Conftitutie heefc zoeken te verbeteren, hebben aan de verwagting niet voldaan. Tweedragt , kwaadfpreeken , ligtvaardige verdenking, Regeringloosheid en verwarring, en dus zo veele ongeregeltheden en oorzaken, die  % 221 $ die's Lands ondergang konden bewerken, zyn uit de beginzelen derzelve gebooren: En wat zoude dan uit het vervolg niet te dugten zyn geweest. Veele voornaame aanklevers van het nieuJ we Systema hebben zig zelfs wel beklaagd en verdriet gekregen over de onaangenaame gevolgen uit de nieuwe inrigtingen voortgefproten. Regenten van den Jaare 1787, die men als Volksvrienden de Regeering opdroeg, hebben gevoeld hoe moeijelyk het is} het roer der Regeering in handen te hebben, onder het toezigc van veele hoofden uit het min geoeffend gedeelte der Natie opgeworpen, die onkundig en onberaden zynde, dikwerf met een verkeerd oog het Lands'beftuur befchouwen en ligtvaardig wraaken: zy hebben in zes maanden tyd ruim zo veel ongenoegen ontmoet, dan de Regenten van de herftelde Conftitutie ïn zes jaaren bejegend. Ja hoe veele, die het nieuwe Systema als nog fchynen tc volgen zouden , indien ze haar hart geliefden uit te fpreken, moeten bekennen, dat door de nieuwe ontwerpen van dien tyd een veelhoofdig gedrogt was geteeld, het geen , zo het God niet verhoed had, het ganfche Land zoude verflonden hebben; Dan het ongenoegen, dat het menfchelyk hart opvat om de voorfpoed der geene die het als haare wederpartyders aanmerkt, wederhoud zomtyds de lieden om de waarheid hulde te doen. Zwolle den 13 December 1791. (was getekend) > SALOMON van DEVENTER;  % 222 X Extract uit eenReproductoire Condfchap door de Heer Advocaat Fiscaal Klopman den 25 en 27 February en 1 Maart 1790. ingewonnen voor Heeren Schepenen van Zwolle, van 1) Hendrik Tegelaar. 2) Jan Patje Wientjes. 3) Willem van Cleef. 4) Hendrik Christiaan Glazer} 5) Coenraad Jansen. (Claus. Concern.') 10. Of by meerderheid niet is goedgevonden die Periode (welke comminatien behelsde) in 't Addres te laten, dog wat te,verzagten? ifte Get. zegt, ik kan met zekerheid daar op niet antwoorden, het is thans zo lang ge^ ieden. 2de Get. zegt, ik heb verftaan dat'er eenig yerfchil over ontftond, maar wat het geweesc is weet ik niet. 3de Get. zegt, dat kan my niet herinneren. 4de Get. zegt, 'er is met meerderheid befloten geen Verandering 'er in te maken. jNa*  % »23 Nader zegt, de beide Gecommitteerden van Zwol haalden het over om het Addres zo te laten. 5de Get. zegt, ja 'er wat in te verzagten dat weet ik wel daar over gedelibereerd is, en ook toe gerefolveerd, en ook meen wel te weten met eene ftem. 12. Is by het opnemen der ftemmen toen wel ftem van de Secretaris van Deventer gevraagd ? ifte Get. zegt, ik meen ja. 2de Get. zegt, dat weet ik ook niet. 3de Get. zegt, ja ik heb wel gezien dat Pvman hem wat gevraagt heeft. 4de Get. zegt, de ftemmen zyn in het ronde opgenomen, of de ftem vaa van Deventer gevraagd is, dat kan ik niet zeggen ik ftond ver van van Deventer. 5de Get. zegt, dat kan ik ook niet zeggen, at. Of gemelde Addres niet met een grote meerderheid gearrefteerd is. ifte Get. zegt, ik meen ja. ade Get. zegt, ja. 3de Get. zegt, kan zig dit niet herinneren." 4de Get. zegt. de ftemmen waren eerst egaal dog de ftem van Zwol haalde het over. 5de Get. zegt, wel met meerderheid dog maat van eene ftem. Zyn in die Vergadering zo des mof gent gis des namiddags door diverXp leden niet wyd*  % 224- ff wydlopige redenvoeringen en disjutatïen gehouden, zonder dat de Secretaris van Deventer zig daar mede het minfte gemoeit, of eenige aanmerking gemaakt heeft, uitgezonderd alleen dat tegen Pyman zeide dat in het Addres comminatien voorkwamen die in geen Addres behoorden plaats te hebben ? ^ ifte Get zegt, des middags heb ik wel gezien dat de Leden het niet eens waren, maar of van Deventer hier onder mede was, weet ik niet. 2de Get. zegt, dat weet ik niet. 3de Get. zegt, 'er wierd veel gepraat, dat van Deventer zig daar mede moeide kan ik my niet herinneren. 4de Get. zegt, daar kan ik niet van zeggen, 5de Get. zegt, daar kan ik ook niet van zeggen. > Heeft de Secretaris van Deventer wel iemand aangemoedigd of op eenigerhande wyze zoeken te bewegen om tot het Addres zyn toeftemming te geven? ifte Get. zegt, van die aanmoedingen heb ik niets vernomen. 2de Get. zegt, daar heb ik niets van verno« men. 3de Get. zegt, zulks kan ik my niet herinneren daar weet ik niets van. 4de Get. zegt, dat heb ik ook niet gehoord, ik heb wel gehoord, dat Pyman hem zyn ftem gevraagd heeft, dog dat van Deventer een ander gevraagd heeft heb ik niet gehoord, jde  % 225 ' Jde Get. zegt, daar kan ik ook niet van zeggen, dat my te binnen fchiet kan ik niet zeggen, dat hy iemand aangeraoedigt heeft. V- Of voor 'e geven van Condfchap voor Beverforde ook gefproken is door Dr. , B. J. van Hattüm of iemand anders? ifte Get. zegt, geiove eenige dagen te voren heeft Beverforde my gefproken. 4de Get. zegt, door de Heer van Hoesen. 5de Get. zegt, door de Heer van Hoesen. te  % 326 Copia. No. 2 (L. S) (L.S.) Gezien by ons Ondergetekenden Rechtsgeleerden binnen de Provincie van Utrecht den Eisch en Aanfpraak Crimineel mee Conclufie als daar by en bekleed cum Documentis Paset en A. B. C. D. E. F. en G. van Docter W. Klopman, als aan gefielde Fiscaal namens de Provincie van Overysfel, Klaager ter eenre, op en tegens Mr. A. Vosding van Bevervordz Beklaagde ter andere zyde ; Item het Antwoord van gemelden Beklaagden daar tegens ingeleverd, met de Bylaagen ƒ«£ Litteris A.—R. en wyders het Replicq van opgemelde Heer Fiscaal met de naderé bewyzen en Documenten daar annex van No. i. tot 24. En gelet op de aan ons voorgeftelde vraagen, als: jo. Of met de Stukken by Aanfpraak en Replicq annex het Corpus delicti genoegzaam is in dezen bewezen. 20. Of de bewyzen door den Gedaagden by Antwoord geadpliceerd van die natuur zyn dat daar op dezelve tot den Eed daar by aangebooden zoude kunnen worden geadmitteerdt. 30. Of de Gedaagden fchoon het al eens waar en beweezen was, dat hy van den beginne niet mede in het qusestieufe Addres hadde toegeftemd, egter door zich naderhand daar om"  % 227 omtreiid in eene Commisfie te laten emploijeeren by de geweeze Commisfie tot het Defenfie Wezen, daar door ex post facto niet zodanig het zelve geratificeerd heeft, dac hy deswegens ftrafbaar is invoegen by het Replicq betoogd word. Zouden wy van oordeel zyn dat den Heer Fiscaal niet alleen de feyten, welke den grond zyner Aanklagte uitmaaken volkomen bewezen ; maar ook de gegrondheid zyner Actie in Rechten volkomen betoogd heeft: Zo dat wy ons met zyne middelen volkomen kunnende eonformeeren, onnodig achten dezelve op nieuws alhier te repeteeren, maar ons tot dezelve refereeren. Daar wy Ondergetekenden echter in eens deeze geheele zaak in haar geheel gezien hebbende, in de gelegenheid geweest zyn, dezelve in haar waar licht te treffen, vertrouwen wy dat de voordragt van het oogpunt waar in wy dezelve befchouwen zo niet op zich zelver* convincant, echter veel licht zal verfpreiden over de raifonnementen van den Heer Fiscaal en affnyden verfcheide bedenkingen van der* Beklaagden, die in den eerften opflag wel eenige Confideratie hebben. Want ten aanzien van de eerfte vraag of met de Stukken by Aanfpraak en Replicq an~ nex het Corpus delicti genoegzaam bewezen is, is het ons voorgekomen dat de twyffelingen die daar tegens gemaakt zyn veel al toe te fchryven zyn daar aan, dat men niet altyd even distincte denkbeelden van een Corpus delicti voor den Geest heeft gehad, en dat wanneer P a men  % 228 ff- men dezelven voor af bepaalt, en vervolgens akyd in het oog houdt, 'er geene de minfte twyffelingen overblyven om te ftellen dat het Corpus delicti bewezen is. Waar omtrend dan dient gepraemitteerd te worden. Dat veel al het Corpus delicti word genomen voor het- overgebleven voorwerp, waar aan de misdaad is begaan. Ni mirum fumitur Corpus delicti 10. Pro re, in quam peccatum vel qua ex delict o fit* perfies esfe dicitur} quorfum in bomicidio referunt Cadaver &c. V. Boehmer ad Conftitu Carol. art. 6. g. 10. doch zeer oneigen : om dat als dan het Corpus delicti akyd zoude oncbreekcn tri Criminibus facti transeuntis. En ook veel al in Criminibus facti permanentis; om dat het yoorwerp niet akyd de misdaad aanduid of te kennen geeft, lila appeltatio (zegt Boehmer) ad modum ïmprcpria est, quia non modo fignum delicti cum re fignata bac delicto manifeste confundit, verum etiam tuultis modis vacillet. Non enim inter Cadaver et bomicidïum, inter ades ex ustas et incendii Crimen tam immediatus nexus eft, quin utrumque fine Crimine et homo vi mor bi mortuus vel adificium cafu in eendio cbnfumtum effe posfit. Eigentlyk moet door het Corpus delitli verftaan worden de waarheid en overtuiging dat 'er iets misdaadig is gepleegd. Iterum ista appellatio 29. Ad folam veritatem vel existentiam delicti quod in quafiio* nem venit non habito respectu Autloris refertur Boehmer loc. Laud. en eenig. weinig verder. Hac  % 229 ff Hac (appellatio) fola propria eft, et nibil cum auclore facinoris nee cum Circumftantiis, ad poenam or dinar tam necesfariis commune bar bet fed folam veritatem delicti in abjiracto notat, nee plus requirit quam ut Caufa de qualis eft fit criminalis. Waar uit hy vervolgens dit gevolg afleidt. Inde vero fequitur 30. Solam rei turpis cer~ titudinem Corpus delicti abfolvere, circumftantiarum in certitudinem eidem non obesfe, five fint accidentales veluti loei temporis; five esfentiales quee ad futuram poenam momentum confer unt, dum modo factum de quo confi at fit vel praefumatur culpabile adeo ut nee circumftantice aggravantes nee mitigantes ob in conftantiam testium dubia ei quid detrahant quia five vera five falfce fuerint poenam qualem qualem non impediunt, adeoque cum earum in certitudine Corpus delicti feu existentia delicli confistere potest. Het fpreekt dan van zelve dat het bewys van een Corpus delicli niet altyd moet nog kan gezogt worden in vestigiis fenfualibus, neen maar dat daar dezelven zo dikwyls ontbreeken de existentie van een Corpus delicli moec bepaald worden door zekere bewezene facla, die de overtuiging geven dat 'er iets misdaadigs gefchied is. Sed aüud Corpus delicti indagendi Studium nobis fuggerit cum Caralina, turn puru or Pbilofopbandi ratio, in eo confpirantes quod non in folis vCstigiis fenfualibus more majorum fubfistendum, fed fimul indagandum fit, an vere Crimen commisfum fit, Boehmer Loc Land. §. 12. P 3 Wy  Wy vertrouwen, dat dit gepraemitteerde veel ligt moet verfpreyden zo by het onder2oek wat het Corpus delicli is en of het zelve bewezen is als ten aanzien van de quaestie of de Beklaagde aan het zelve De)i£l fchuldig is. Want ten aanzien van 't eerfte denken wy niet dat iemand zal haefiteeren om in te ftemmen dat de misdaad eigentlyk gelegen is in eene atroce injurie door Burgers hunne wettiOverheid aangedaan, byzonder beftaande in fcherpe verwytingen, onreedelyke eifcben en zware dreigementen. En dit zo zynde, komt het denkbeeld van (een Addres in geene de minfte aanmerking. Het is wel waar, dat deeze beleediging door middelen van een Addres is gefchied, doch daarom is dit Addres het Corpus delicti niet, 'er zoude meer grond zyn, om het zelve daar voor te houden, indien het verboden ware geweest eenig hoegenaamd Addres aan den Souverain te maaken. Doch nu is en blyfc het alleen het inftru■ment, door middel van het welk de misdaad 5s gepleegd; maar geenzins de misdaad zelve; Het komt daarom by de beflisfing of 'er een Delict is geperpetreerd niet verder in aanmerking, als om de effeótive bewoordingen te weeten, en in zo verre dit kan dienen tot de bepaling der grootheid en aggraveerende omftandigheden van het Delict, ten einde daaf na de grootheid der ftraf te bepalen. Want even zo min als het voor handen moordtuig in geval van een mansflag het Corpus delicli is, en de productie van het zelve niet verder noodig is, als in zo verre het meer-  meerdere Argumenten mogte aan de hand geven, van de fchuld eenes Beklaagden; Zo ook maakt het Addres zelve het Delict niet uit, maar kan de kennis van deszelfs exacten inhoud alleen eenigen invloed hebben bp de bepaling van de grootheid en atrociteit der injurie, zo verre die afhangt van de meer of minder laefive bewoordingen. Wy vertrouwen hier uit deeze gevolgen te mogen trekken. Ten eerften, dat om ter deezen de existentie van het Delict of Corpus delicli te bewyzen, het juist niet nodig is dat van den prajcifen Inhoud van het Addres confteere, vermits deszelfs bewoordingen alleenlyk maar zyn Circumftantia qua five verte five falfa fuerint poenam qualem qualem non impediunt, et cum quarum incerditudine Corpus delicli feu existentia deli&i confistere potest. Ten tweeden, neen maar dat men ten deezen volkaan kan met bewyzen van elders ont» leend, et argumentis fidem juridicam babentibus five a fenfu five ab intelletlu petitis: Wien ten gevolge men niet benoodigt heeft, eenige vestigia fenfualia van de misdaad, die in fommige gevallen de perfuafie wel kunnen verkerken doch die niet akyd voor handen zyn nog kunnen zyn. Te recht leerdt den boven gealleg. Heer Boehmer loco laudato §. 12. Unde priora vefligia merito tamquam eertiora praferenda, in fuofidium vero fuccedunt, qua ab intelletlu pendent, modo talem veri fimilitudinem contineant, qualis prioribus con^ rtexa eft Mathematica veritas non deftdera-  % 23» ff tur, nee haberi potest, adeoque nimh fcrupu^ loja Corptris delicli indagatio, qua indices m plurtmum detinet inanis eft, nee ad aliud propett, quam ut caufa Criminalis ma gis int. phcetur, fufficit qua circa acliones humanes Haberi potest, probabilitas, maxime quum ne qutdem qua vulgo probatio plena Criminis quia fallere potest, aliud involvat. — Waar mede over een koomc 'c geene de Heer Huber ad tit. f. de prob. leerde in vo ge de L. 3. 5. 2. f. de Testibus. 6' Dit een en ander pondereerende kunnen wy met hefiteeren onze convictie te betuigen , dat met de bewyzen door den Heer Fiscaal geproduceerd voikomen van de aangedane belediging en dus van het Corpus delicli confteert. Immers blykt ontegenzeggelyk. Dat de Ridderfchap en Steden zich zeer gevoelig getoond hebben over verfcheide expresfien hoogst dezelve door middel van een Addres onder het oog gebragt; Dat inzonderheid de Commisfie van Defenfie daar over gevoelig is geweest. En dat de Gecommitteerdens door de Afgevaardig. den uit de Schutterijen, en byzonder ook £ Beklaagde dat op de gevoeglykfte wyze gere, futeerd hebben. ö Men voege hier nu by in de tweede plaats. Dat (Iaat het door den Hr. Fiscaal geproduceerde Addres een chartabei zyn,) echter de fubftantieele, en dus quo ad fubftantiam, de iaftve inhoud van het zelve bewezen is over een te komen met het metter daad ingeleverd Ad, dres<  % 233 ff dres, en wel op de allerovertuigendfte wyze als ze door den Schout Bannier eii alle andere Getuigen hier op gehoord, welk getuigenis nog te meer klem heeft, om dat van Deventer en de LillE de identiteit van den inhoud 'erkennen; waaromtrent zy volkomen geloof mqriteren, om dat zy ten aanzien van dit poincc geen Socii delicli zyn, nogte gezegd kunnen worden eenige inculpatio Socii Criminis te doen; neen maar een fatlum erkennen, dat voornaamdyk hen alleen kjOH.de bezwaaren ofte fchaaden. Zo als dan al wyders van den fubftantieelen inhoud van het Addres confteert, door dat het welk in de Zuidhollandfche Courant is geplaatst. —- Eindelyk confidereere men in de derde plaats, dat nergens eenig bewys, Argument, ja zelfs niet de minfte prasfumtie of indicie voor handen zy, die voet zoude geven tot eenige twyffeling of den Souverain wel cffectivelyk zoude zyn beledigdt; neen maar dat van het injurieuie, taxatoire, en la: five van de voordracht der Remonftranten nog in 't byzonder confteere, zo wel by de Addresfen der andere Delinquanten, als by dat van den Beklaagden zelve aan den Souverain ter voorkoming van gerechtelyke vervolging geproefentenrd. Dit alles by eikanderen genomen, geeft ons de grootfte ruimte, om voor bewezen te houden, dat de Heeren Staaten grovelyk beledigd zyn, het welk het eenigfte is, dat by het onderzoek over de existentie van een Corpus de^ Ucti in confideratie komt. Behorende het onderzoek in welke hewoorP 5 din-  dingen die laefie vervat is geweest tot het onderzoek van de grootheid van dit Delict, en deszelfs ftraf, zo zeer dat indien al eens van die bewoordingen in het geheel niet konde blyken, hier door alleen zoude ontbreken het bewys van aggraveerende omftandigheden qua five vera vel falfis fuerint poenam qualem qualem non impedirent, Dan indien wy ten aanzien van deeze onze fustenu iets menfchelyks begaan hadden, zo zouden wy echter in de vooronderftelling dat ten deezen van het Corpus delicti niet kan confteeren, ten zy 'er van den echten inhoudt van het gepraefenteerd Addres blyke van oordeel zyn, dat ook dan den Heer Fiscaal het Corpus delicti beweezen, en met de exhibitie van zyn geproduceerd Addres tevens den waaren Inhoud van het geprefenteerde voldoende heeft aangetoond. Want vooreerst, word deeze Copie erkend voor het eigenlyk Concept van het ingeleverd Addres door van Deventer en de Lille. Twee Perfoonen die nopens dit poinct niemand als hun zeiven bezwaarende , dan ook volkomen geloof meriteeren. En hoe zeer deeze Perfoonen niet zyn Testes Jurati, zo is daar van zekerlyk deeze reden , dat men van hen als Socii delicti deezen Eed niet heeft durven vergen en geenzints ter Caufe van eenige partydigheid tegens den Beklaagde. Doch dit defect word dan genoegzaam geremedieerdt door de daar by in de tweede plaats in aanmerking komende omftandigheden; als: Dat  % *3S ff Dat 'er blykt, dat de Lille en Bannier zyn verzocht en gecommitteerd het Addres te con» cipieeren. Dat ook de Lille het zelve geconcipieerd, en Bannier met eene Periode geamplieerd heeft. Dat het zelve vervolgens door Afgevaardigdens uit de Schutteryen na dat eenige verandering daar in gemaakt was gearresteerd is geworden. Mitsgaders dat het zelve aldus gearresteerd zynde op die zelfde Vergadering door den Secretaris van Deventer is gemundeerdt. Welke bewezene omftandigheden gepaard met de erkenning van het quaestieus Concept door de Lille voor zyn opftel, en de verklaaring van den Secretaris dat hy dit opflel in zyne qualiteit onder zich heeft gehouden. Mitsgaders de uiterlyke blyken dat het als nu geproduceerd Concept is verandert, gedresfeerd en geamplieerd door anderen als den Inftellèr de grootfte convictie geeven.— Dat het gemaakte en vervolgens ingeleverd • affchrift, volkomen overeen Hemt met het geproduceerdt Concept door den Secretaris van Deventer geexhibeerd cn ten Procesfe geproduceerdt. Hier by komen nu nog in de derde plaats, alle de indiciën en praefumtien door den Heer Fiscaal geallegeerd, als voornaamentlyk. Dat de fubftantieele overeenkomst van den inhoud deezer Copie met het origineele ingeleverde, door Schout Bannier en door alle de Getuigen word erkendt. Dat het zelve volkomen (eenige weinige let«  % *8ó* ff letters öf woorden in haare fpelhng uitgezonden) over een komt met het geen in de Zuidhollandfche Courant is geplaatst. En eindelyk, dat de fubftantieeie Inhoud nog van den Beklaagden, nog van iemand hoegenaamd direct word tegen gefproken, ja zelfs door hen geene de minfte Indice of aanleiding word gegeven om te dubiteeren, of het gepróefenteerde Addres wel van dien inhoud is geweest als de geèxhibeerde Copy. . ,Wy dur*en, dan u" dit alles opmaaken, dat indien de Echtheid van het quaftieus Concept noodzakelyk voor af moet bewezen zyn, eer xnen kan veronderftellen, dat het Corpus deitctt bewezen is, het eerfte voldoende genoeg is gefchied, om het tweede voor bewezen te houden; dan daar wy vermeenen bevoorens te hebben betoogd , dat de Echtheid van dit Concept niets uitwerken kan op de beflisfing, of alhier het Corpus delicti bewezen is, &maar wel om ad amusftm de Grootheid der aangedane Injurien, of de Atrociteit van de verwytitigen en bedreigingen te bepalen. Zo zoude volgens ons fuftenu alleen eenige verandering van ftraf dienen plaats te hebben, indien 'er by den Rechter nog ee*%e bedenkingen overbleeven, dat de Echtheid van het Concept niet volkoomen bewezen was. Om dat a]s dan wel confteerende van eéne atroce Injurie, maar niet van de eigentlyke bewoordingen of aggraveerende omftandigheden dit niet kan effectueeren, dat 'er in 't geheel geene ftraf zoude kunnen worden gemfligeerd. Waarmede overgaande tot de.ade en 3de Vra«  % 287 ƒ Vraagen in pramisjis vermeld, zouden wy van oordeel .'zyn, dat de beantwoording derzelven van zelfs zal volgen, na dat nader zal zyn aangetoond, dat de Misdaad ten lasten van den Beklaagden gebragt, effectivs die geen is, die wy te vooren hebben opgegeven. Ten welken einde de Ondergetekenden vermeenen, dat in het oog moet gehouden worden eene notable diftinctie tusfehen het Arresteeren en het Aggreëeren van het bewuste Concept, en het zelve, na het was geaggreeerd , met 'er daad te doen brengen onder het oog van den Souverain. Dit onderfcheid doet byna alles af in het on~ derzoek, of den Beklaagden fchuldig moet gehouden worden, dan niet; en het komt ons zeer remarquabel voor, hoe de Beklaagde, over dit laatfte geheel heen flappende, geduurïg de attentie op het eerfte tracht te fixeeren, om daar op zyne prsetenfe onfchuld te fundeeren. Want waarlyk, indien het Arresteeren van dit Addres het eenige misdaadige is, dat door de Remonftranten zoude zyn gepleegd, zo wiilen wy wel bekennen, dat het Getal der Getuigens, hoe perfoneel reprochabel zy ook moogen zyn, en derzelver Getuigenisfen, welkers fubftantieelen inhoud daar op uitkomt, dat den. Beklaagden tegens het Arresteeren van dit Addres is geweest, ons zouden doen inclineer en , om te advifeeren dat den Gedaagden moest worden geabfolveert. Want hóe zeer 'er wel niet blykt, om welke redenen den Beklaagden tegens het Addres is geweest, en welke veranderingen hy in 't  % 238 ff zelve begeerd heeft, en de Beklaagden dus door zyne bewyzen niet geheel en al afgefneden heeft de aanleiding,om hem te verdenken dat hy het Addres nog fterker heeft willen hebben. Zoo vordert echter de Favor eenes Beklaag, den, dat in dubio het gunftigfte werde veronderfteld, en voor vast gehouden, dat den Beklaagden gepoogd heeft, het Aggreëeren van het Addres, doordien het te misdaadig was, tegen te houden en de Vergadering daar van af te brengen. , Dan dic is h.et eenigfte misdaadige niet, dat er gepleegd is geweest. Het geen wel het misdaadigfte van allen was, heeft hier in beftaan, dat na dat het Addres was geaggreëerd, Men den Heer Praftdent Pyman en Secretaris van Deventer heeft gecommitteerd, om het zelve, na dat het afgefchreven is, namens de Vergadering te tekenen, en aan den Heer Baron Mulert tot de Leemkuil te bezorgen, om mede na Campen te neemen om aan Hun Ed. Mog. over te geeven. Het Delict van de Vergadering heeft dan beftaan voornamelyk In het geeven van eene Commisfie om den Souverain zaaken onder het oog te brengen, welke grove verwytingen en bedreigingen, en dus atroce Injurien bevatteden, en voornamentlyk, dat de Leden deezer Vergadering hebben gepermitteerd, dat Hun Naam daar toe wierde gebruikt. Dit was buiten bedenking, zo veel misdaadiger dan — en verfchilt zo zeer van het Ag-  % 339 ff greé'eren van het Addres, als 'er onderfcheid is tusfehen bet voorneemen en bet in V werk /lellen van een Misdaad ; «n doordien dit Man» daat effectief is uitgevoerd, zo fpreekt 't van zelfs, dat zo wel de Mandanten als Mandatarü voor fchuldig moeten gehouden worden. Nu willen wy het gaarne aan de Beantwoording van een ieder onpartydigen overlaten, of den Beklaagden als nog onfchuldig kan geacht worden: althans het is ons ten minden voorgekomen i°- dat de Heer Fiscaal volkoomen bewezen heeft de Concurrentie van den Beklaagden tot het geeven van een Mandaat om den Souverain te injurieeren en van permisfie om ook zyn naam daar toe te gebruiken. 20. Dat dit blykt uit de opgevolgde Daaden van den Beklaagden zeiven, en g°« Dat den Beklaagden niet in het minfte zyne onfchuld nopens*deeze twee Feiten heeft bewezen. Immers het blykt uit het Concept Addres en het word ook niet tegengefprooken, Dat de gezamentlyke Afgevaardigden uit de Scbutteryen hebben geremonflreerd. Doch het geen ten deeze decifoir is; In de Notulen der Vergadering ftaat uitdrukkelyk, dat de Heeren Pyman en Secretaris van Deventer zyn gecommitteerd, om het Addres te tekenen enz. namens de Vergadering. Het blykt dus dat de Beklaagde, na vergeef* fche moeite te hebben aangewend om het Addres na zyne zinnelykheid gedresfeerd te hebben, geconcurreerd heefs om het zelve (eenmaal met de meerderheid gearresteerd) namens de geheele Vergadering by den Souverain in te  \ 240 ff te dienen: en dat'hy daar toe mede eeneCom* misfie heeft doen helpen decerneeren, mitsgaders gepermitteerd, dat zyn Naam werde gebruikt tot eene Lsefie van den Souverain. Deeze faken lyden geene de minfte Conteftatie, en de waarheid van dien word nog gecorroboreerd door des Beklaagdens eige erkende daaden; Men bedoelt hier niet het aanneemen van de Commisfie naar Campen, om met de Hee* ren Gecommitteerden tot het Defenfie te befoigneeien over eenige poinctcn den toenmaJigen toeftand van zaaken betreffende. Vermits wy daar uk niet durven elicieeren, dat den Geadpelleerden geweten zoude hebben, dat deeze befoignes in liet byzonder moesten dienen om te fpreeken over het Addres: Maar wy bedoelen , 10. Zyne houding voor die Commisfie, die zelfs in de vooronderfhelling, dat des Beklaagdens voorgeeven ovcreenkomftig de waarheid is, als of hy de defenfie of refutatie van het Addres aan zyne Mede Gecommitteerden hadde overgelaten, alzins beledigende bleef, aangezien hy dus volgens zyne eige voorgeevens zich niet heeft verwaardigd, om zyne verontfchuldiging by de Heeren tot het Defenfie Wezen te maaken, nopens eene belediging, die hy zag dat zo zeer ad animum gerevoceerd wierd, en die mede op zyn Naam was aangedaan 5 en tot deeze ontfchuldiging was den Be* klaagden des te meer verplicht, om dat ingevolge de vooronderftelling, die wy verplicht zyn te admitteeren, dat den Beklaagden tegens het Addres wegens deszelfs injurieufen inhoud u  % m ff \s geweest. Zyn ftilzwygen het grootfte recht gaf om te befluiten, dat hy niet wilde recan* teeren iets 't geen hy gehouden moet worden, zelfs voor injurieus te hebben erkendt; neen maar dat hy als nog bleef geftand doen eene belediging mede op zyn naam gedaan. Ten tweeden , bedoelen wy des Beklaagdens Rapport, s'anderen daags aan zyne Committenten gedaan, waar by' zy Gecommitteerden verklaaren, dat zy de gevoeligheid van de Heeren Gecommitteerdens tot het Defenfie Wezen op de gevoeglykfte wyze hadden gerefuteerd , zonder dat den Beklaagden , die als nu volkomen bewust was dat het Addres door. den Souverain gevoelig was opgenomen, heefc kunnen goedvinden te kennen te geven, dat hy daar toe niet hebbende geconcurreerd, de gevolgen daar van aan anderen overliet, ofte te zorgen dat 'er eenig blyk van zyne onfchuld werde bewaard. — Doch in de derde plaats, word dit betoog nog klaarder, als men eonfidereert dat den Gedaagden niet de minfte prajflirntie geallegeerd, veel min eenig bewys geproduceerd heeft, dat hy na dat het Addres was geaggreëerdt, eindelyk niet heeft geconcurreerdt tot de Commisfie om het onder het oog van den Souverain te brengen, mitsgaders tot de per» misfie dat zyn naam daar toe werde gebruikt. Dit brengt ons dan zelfs tot het onderzoek yan des Beklaagdens bewyzen, beftaande» In een tiental van Getuigen. en In eene prafentatie van eede. Het vereischt nu maar eene vlugtige rer-  % Ht ff gelyking, deezer bewyzen met het in de? daad geperpetreerd Delict, om overtuigd te zyn dac des Beklaagdens Getuigens niets het minfte ten deezen van zyne onfchuld attefteeren, en dat zyne prtefentatie van eede is captieus en niet peremptoir. Want betrekkelyk des Beklaagdens getuigenis, is het uit de gegevene Verklaaringen notoir, dat derzelver fuhitantieele inhoud alleen rouleert over des Beklaagdens tegenzin in het Concept van het Addres. En geenzints over des Beklaagdens onwilïgheid, om na dat het Concept eenmaal was geaggreëerdt tot de Commisfie te coneurreeren en zyn naam te lecnen, ten einde het zelve aan den Souverain werde'geprtefenteerdt. Deeze Getuigens hoe guniïig men ook derzelver- getuigenis confidereere, verklaaren dus wel het geen omtrent het arrefteeren en aggreëeren is voorgevallen. Maar geenzints over het geene daar na gevolgd is, en waar in het misdaadige voornamentlyk gelegen was; Zo "dat den Beklaagden met alle zyne Getuigens niets 'anders geëffectueerd heeft, als om te bewyzen dat hy het injurieufe van dit Addres in den beginne hebbende ingezien, des te fchuldiger is, om dat hy des-niet te min heeft geconcurreerd tot de Commisfie om het in naam der geheele Vergadering aan zynen Wettigen Soüverain te prafenteren. En zo is het ook gelegen met zyne prsefentatie van eede, vervat art. 169. van antwoord. Welke niet' vervattende de protestatie van zyn onfchuld nopens het poinct, het welk wel het  % *43 £ het misdadigfte van allen was, ofte dat hy gepro» tefteerd zonde hebben tegens de Commisfie om het onder het oog van den Souverain te brengen en tegens het gebruik van zyn naam, dienvolgen* niet isperemptoir, maar captieus en infufficant.— Uit al het welk voren gededuceerde de conclufie zeer ligt op te maken is: Dat met de bewyzen door den Heer Fiscaal geproduceerd volkomen bewezen is: Dat den Beklaagden hoe zeer hy al eens zoude kunnen vooronderfteld worden tegens het geconcipieerd Addres wegens deszelfs injurieufen inhoud geweest te zyn, echter na dat hetzelve eenmaal met meerderheid was geaggreëerd, ge» concurreerdt heeft om eene Commisfie te benoemen om het voorgenomen delict uittevoeren en te permitteren dat dit mede op zyn naam gefchiede. Èn dat den Beklaagden van zyne zyde geen jota of tittul van zyn onfchuld nopens dit poinct heeft bewezen. Waar uit dan van zelfs proflueert dat den Beklaagden voor volkomen fchuldig aan de hem opgelegde misdaad bewezen zynde: Zo om die redenen,als uit hoofde van de onvoldoenendheid zyner prsefentatie zelve, tot geene expurgatoiren eed kan worden geadmitteerd , maar deswegens ftraf baar is. Welk een en ander zo notoir rechtens is, dat wy het onnodig achten ietwes by het dien aangaande betoogde door denHeerFiscaal te voegen. Aldus geadvifeerd binnen Utrecht den 26 May 1790. (was getekend) Jo. Fred. Gobiüs.' W- van per Pauw. D«*  \ 244 ff De Ondergetekende Rechts-gepromoveerde met alle attentie hebbende geëxamineerd voorenltaande Advys door de twee Utrechtfe Advocaten Gobius en van der Pauw afgegeven vind geen zwaarigheid zig daarmede,wat hec* zakeiyke betreft, te conformeeren. Zonderdat rny ook daar tegen van eenig merkelyk gewist is voorgekomen, dat de Heer en Mr. Vosding van Beverforde by zyne overgelegde ftukken en fchnftuuren zig daar mede zoekt vry te dingen, dat hy by de opneeming der ftemmen tot t Kequest niet mede zou hebben geconcurreerd , om het zelve zo ais het bv de meerderheid best geoordeeld wierd, of na daar in de veranderingen waren gemaakt te arrefteeren. Ja fchoon hy zelve toen van advife mogt geweest zyn, dat het zelve in zagter en betamelyker termen moest ingerige worden, dit evenwel fchoon het tot verzagting der condemnatie kan opituieeren, niet genoegfaam is om dezelve Heer Beklaagde daar op geheel vry te laten. Wyl aflenthalven de facto confteerd en niet tegen gefproken word, dat vervolgens na deeze gehoudene deliberatie en opneming van ftemmen , en na dat dus dit poinct was afgedaan en zonder iemands tegenfpraak befloten is, dat dit Request zo als het dan nu door de meerderheid was geaggreëerd en goedgevonden door de Pnehdent Pyman en Secretaris van Deventer uit aller naam zoude worden getekend en aan Hun Edele Mogende de Heeren Staaterr deezer Provincie zou worden bezorgd of overgegeven , door de Heer Mulert tot de Leemkule, gelyk dan ook gefchied is, en daar op Gecommitteerden uit de Genootfchappen ont- bO;  % 245 ff boden zynde, door geene derzelve, waar onder ook was deeze Heer Vosding van Beverforde hec zelve voor Hun Ed, Mog. is gedisavoueerd, leverende dit alles op eene iaatere of opgevolgde approbatie en toeflemminge het zy expres het zy ltilzwygende rebus ip/is ac facits die op het zelve uitkomt. Noest algemeen Staatsrecht 2 boek ai boofdfiuk ad§. 7. pag. 472. kunnende men ook na rechte geen minder misdryf vinden in het laaten praefenteeren of overgeven van zulk een honend Addres op hunnen naam, als in het opftellen. Men zie arg. I. 15. §. 29. ff. de injuriis, terwyl ook niemand aan een Delict onfchuldig gehouden word om disfentie, als die tot den einde toe in de disfentie iieeft geperfevereerd volgens de energicque woorden by Puffendorf lib. 8. cap. 3. §. 28. innocent autem erit, qui ab initio disfenferit et in fuo disfenfu conflanter perfeveraverit. Zynde het ook geheel wat anders een Delict, of misdryf niet tegen te gaan, waar van Grotius de jure belli et pacis lib. 2. cap. 21. j. 7. wum. 2. handeld, of daar in mede op de een of andere wyze te coöpereren, gelyk hier gefchied is. Aldus by my ondergefchrevene geadvifeerd in Zwolle den 10 Juny 1790. (was getekend) A. N. FABIÜS. Dr. Pro vera Copia. L. H. PRUIMERS. Lands. Q3 Re:  % MO* J* Ne 3. REPLICQ CRIMINEEL voor Dr. W. KLOPMAN, als aangeftelde Fiscaal van de Provincie, Aanlegger ter eenre, tegen Mr. A. VOSDING van BEVERFORDE, Gedaagde in perfoon ter andere zyde. Hoogwelgeboren Geflrengen Heer, Myn Heer BARON BENTINCK, Heer van Diepenbeim, Land-Droste van Twenthe &c &c. D aar het bekende dispuit over de perföneele comparitie in deezen by een incidenteel Vonnis op Advys van twee oude en in de Rechten en Praóticcj zeer ervaarene Advocaten is beflist. 2. En daar dit Vonnis reeds in rem judicatam ergaan en daar aan door den Heer Gedaagden voldaan is, 3- Terwyl daar en boven het wederrechteïyke van de fustenue aan zyde van den Gedaagden by dit incidenteele geding, het welk men nog heeft kunnen goedvinden, opentlyk door den druk  % 247 ff druk gemeen te maken, zo zeer uit de ftukken en daar op gevallen gewysde aanligt, dat men zig daar op met volle fiducie beroepen kan. 4- , Als wel verzekerd zynde, > Dat ieder onpartydig Rechtskundige in deeze Provincie, welke de zaak in zyne omftandigheden bekend is, het daar in gehouden gedrag aan zyde van den Aanlegger in zyne qualiteit zal moeten billyken. 6. Zo zal het onnodig zyn om ons in een debath te begeeven, van het geen, met opzigte tot dit incidenteele geding, en daar in gevallen gewysde, gantfch post festum in de eerfte 35 Articulen, by het antwoord van den Gedaagden op eene vry verwarde wyze, mors folito, te blade gebragt is, 7- Maar dit, zo wel als al het haatelyk gefchreeuw van onfchuld, vervolging en valfche befchuldiging, waar mede de Inftellèr van het Antwoord zig pasfim by die Schriftuure en. andere Aften deezer Procedure al van den beginne af, en byzonder by het Antwoord, moede gemaakt heeft, 8. ïn navolging van alle verlegene Pleiters, qui cum ad inopiam veniunt allegationum, ad effrenatam deflectunt convitionandi licentiam, Confer. Leys. in opusculo de Logomacb in jure §, 27. 9. Geen beantwoordens waardig agtende. Q 4 10. Te  % 248 ff io. Te minder, daar wy voorzien zyn met fchriftelyke Advyfen van voorname Regtsgeleerden , ii. Byzonder dat van den Advocaat Fabius. 12. Wiens bekende candeur en grote bedrevenheid in de Regtsgeleerdheid, by ieder onpartydige wel zal kunnen opwegen, tegen de particuliere begrippen van onzen teger> fchryver. 13, Dewelke by verfcheidene gelegentheden ge> bleken zyn, niet onfeilbaar te zyn; 14. En allezins voor het overige indagtig zynde de aanmerkingen van zekeren Franfchen Contrarolleur' Generaal in de Voorreden van de Hoogleeraar Hofstede, voor zyn derde Apologie of Vervolg der vorige Apologien „ Dat indien eerlyke lieden zig door diergely„ ke infimulatien den moed lieten benemen, „ als dan leugen en laster zig onwederffcaan,, baar meester zouden maken, om het men» „ fchelyk geflagt te kwellen, en dat het der„ halven onze pligt is hen te trotfeeren, ,, hunne quetfuren die zy ons zoeken toe te „ brengen, aan te merken als wonden van „ eer, en door geene groote gevoeligheid „ hen te verfterken of bemoedigen, om „ hunne aanvallen te verdubbelen.". ' 15. ttt Zo zullen wy, thans van Replicq moetende dienen, met ter zyde Helling van alle dien ha- te-  % 24-9 $ telyken omflag, onder protest van tacendo ei praetereundo niets nadeeligs te willen hebben geftendigd, daadelyk tot de behandeling van de zaak zelfs toetreden, 16. Voor af aanmerkende, 17. . _ Dat het fundament van deezerzydfche intentie, uitWyzens den inhoud van onze crimineele Eisch en Aanfpraake, gebouwd is op het infaarne, oproerige en voor den Souverain, zo wel als voor den Heer Erfftadhouder, allezins laefive en hoonende Addres, op den 12: September 1787. in de Vergaderinge van de Gecommitteerdens der gewapende BurgerCorpfen tot Zwolle gearresteerd, en op naam van die Gecommitteerdens aan Ridderfchap en Steden overgegeven, waar van de Copie de Eisch en Aanfpraake annex is fub Patat. 18. Waar van de jure het gevolg moet zyn, 19. Dat, om de Conclufie, deswegens ten einde van deezerzydfche Eisch en Aanfpraake tegen den Gedaagden genomen, te obtineeren, aan Uw Hoog Wel Geb Geftr. of wel de aanftaande Heeren Referenten zal moeten geblyken; 20. imo. Dat een zodanig Addres op gemelda Vergaderinge gearresteerd en aan Ridderfchap en Steden overgegeven is, en dus confteert de Corpore delicti. 21. zdo.^ Dat de Gedaagde daar aan mede fchuldig is. Q 5 22. En  % zs^ ff 22. Ërl eiudelyk en pro tertio, dat hy deswegens ftraf baar is. 23. Hetwelk te betoogen en de affirmative van dit een en ander in een helder daglicht te Hellen, met uit de wegruiming van de fchynredenen, daar en tegens door den Gedaagden ter zyner justificatie te berde gebragt, 24. Dit is de taak, die by dit ons Replicq zal jmoeten afgehandeld worden. 25- Waar toe dan overgaande, %6. Zo beroepen wy ons ten opzigte van het eerfte op de Notulen of Aantekeningen van de Vergaderinge der gewapende Burger - Corp* fen, op den 12 September 1787. en volgen* de dagen tot Zwolle gehouden. 27- Dewelke door den Secretaris van die Vergaderinge S. van Deventer aan de Magiftraat der Stad Zwolle overgegeven, en in originali' op de Secretarie van die Stad berustende zyn. 28. Waar van eene Copie quoad claufulam con* cernentem de Aanfpraake annex is fub A. 29. Hoedane Notulen, Prothocollen of Aantekeningen van eene Vergadering, door een Minister of Secretaris van dien gehouden, ten opzigte van zaken, zo een Vergadering betreffende of daar in voorgevallen, na bekende Rechten eene volle preuve van bewya ait-  % 251 $ uitmaken, fecundum ea-, quae docet Simon vam Leeuwen cenfura for, p. 2. L. 1 C. 8. §. $j 3°. ' Vooral en buiten alle bedenken tegen de Leden van de Vergadering zelfs, zo als hier het geval is. 31' . Dewelke immers de aantekening van iemand, die zy zelfs tot Getuige hunner verrigtingen verkozen hebben, niet wraken kunnen. 32. Uit welke Notulen dan geblykt, dat 'er op den 12 September 1787. op die Vergadering befloten is, een Addres aan Ridderfchap en Steden te doen, over eene ingekomene mislive van zyne Majefteit den Koning van Pruisfen aan de Staaten deezer Provincie, behelzende een verzoek van doormarsch en inquartiering van Troupen. 33- L , Als mede, dat aan den Advocaat de Lilxe èn den Schout Bannier de Commisfie gegeven is, om zo een Request op te ftellen, 34- En dat voorts deeze laatstgenoemden ook een opftel daar van in de Vergaderinge overgegeven hebben, 35- Plet welk, na dat het eenige veranderinge ondergaan hadde, befloten is door den Praafident Pyman en den Secretaris van Deventer te laaten tekenen, en vervolgens aan Ridderfchap en Steden te prcefenteren, 36. Gelyk zulks ook werkelyk in de Vergaderinge  % 252 £ ge van Hun Edele Mog. overgegeven is, men zie de Extract Refolutien hier by fub No. i, 37- Zo dat het daar maar op aan zal komen, of «ie Minute of opffcel van het Request, het welk op de Secretarie te Zwolle berustende en ■waar van eene Copie de Aanfpraake is bygevoegd fub patat y het originele of echte opffcel is van dat geene, het welk volgens de Notulen en Aantekening van den Secretaris van Deventer in de Vergaderinge voornoemd befloten is, om aan Ridderfchap en Steden over te geven, en door de Praïfident Pyman en van Deventer getekend zynde, ook werkelyk overgegeven is. 38- Of immers en in allen gevalle dit laatfte niet zaakelyk van den zelfden misdaadigen inhoud is geweest, als het eerfte, men zie het confultatoire Advys, hier by fub No. 2. 39- En hier omtrent zal zig geene redelyke tegenfpraak opdoen, wanneer men fiegts aanmerkt , 40. imo. Dat deeze Minute is gevonden onder en mede door den Secretaris van Deventer overgegeven, met de overige ftukken van de dikgemelde Vergadering aan de Heeren van de Magiftraat der Stad Zwolle, men zie het Attest van den Secretaris Roijer op het Docu. ment fub patet by Aanfpraake. 41. zdo. Dat dezelve is onder de hand van de Advocaat de Lille en Bannier, dewelke By de  % 253 ff de zo aanftonds gemelde Notulen ook als de opftellers daar van voorkomen, men zie het Document hier by fub No. 3. art. 13. en by Aanfpraake art. 12. vid. de grieven van Ap» pel in de zaak tegen Colmschate hier by in Copia fub No. 4. art. 62. ad art. 77. 42. po. Dat die Minute ook eenige verandering ondergaan heeft, overeenkomftig het geen daar van in de Notulen gewaagd word. 43- „ 4/0. Dat het zelve overeenfnemt met het affchrift daar van in de Zuidhollandfche Courant van den 17 September 1787. waar van eene authenticque Copie hier by gaat fub No. 5. men zie voorts de grieven van Appel in de zaak tegen H. Colmschate hier by fub No. 4. art. 78. & feqq. 44. Het is waar, dat men niet heeft kunnen ontdekken, wie dit Request aan den Courantier gefuppediteerd heeft! 45- Dog daar deeze Courant in ieders handen kwam en dus ook de divulgatie van dit Addres aan de Leden van meergemelde Vergadering niet onbekend konde blyven, 40-; Dewelke egter de egtheid daar van nimmer by een contraadvertisfement of bekendmaking hebben tegengefproken, 47. Zo mag men het voor moreel zeker en bewezen houden, dat dit het egte affchrift is» yan het geen in de Vergaderinge yan Ridder-  % £54 # derfchap en Steden is overgegeven, immers zo lange het ^contrarie, door productie van het origineel als anderzints, niet bewezen Word. 48- Te meer, daar 'er pro quinto maar een Minute of opftel van dit R.equest, uitwyzens de Notulen van de Vergadering, door de Advocaat de Lille en Schout Bannier, in die Vergaderinge geproduceert en voor handen is geweest. Men zie de verklaringe van dc Advocaat de Lille en Schout Bannier, hier en by Aanfpraak annex, adde de Condfchap van de Piocureur van Deventer hier by fuh No. 6. art. 10. 49- Welke Minute of opftel in bewaring van de Secretaris gebleven, en met en benevens de andere papieren van die Vergaderinge aan de Heeren van de Magiftraat van Zwolle overgegeven zynde, alwaar het thans nog berustende is, men zie heti attest van de Secretaris Roijer onder het Document fub patet. 50. Geen bedenken ter wereld overlaat, of dit opftel of Minute is het egte opftel van het Addres het welk aan Ridderfchap en Steden is overgegeven. 5i- . Terwyl eindelyk en pro fexto het aanwezen van dit misdaadig Addres by de refpeótive Addresfen door den Schout Bannier, de Lille, ja den Heer Gedaagden zelfs niet alleen niet ontkend, maar zelfs geavouëerd word, men zie de Documenten fub No. 7, 8, 9, J».  % *5S ff iir ia, waar toe men zig kortheidshal ven refc- reerd. i 52- Onder protest van den Inhoud van die'Requesten niet verder dan in quantum pro te wilien hebben geavouëerd, 53- Waar by men nog ten allen overvloede voegd de betuiging van leetwezen en berouw door van Deventer en den Schout Bannier, de eerfte by Antwoord van den Gedaagden fub, C. en D., en de tweede hier by fub No. 10. 54- . Mitsgaders de recantatie van den Advocaat de Lille , voor de laage bank der Stad Zwolle gedaan, hier by in Copia authentica fub No, 13. en 14. by fiiccesfive infinuatien herhaald, mi fub No. 15. en 16. 55- By welk een en ander het Corpus delicti opentlyk op eene plegtige wyze door deeze drie erkend word; 56*. Het welk ook reeds te voren door den Heer De Lille by het informatoir verhoor, hier by fub No. 3. art. 13. et feqq., met opzigte tot het lfefive en misdaadige daar in voorkomende, waar op het dog voornamentlyk aankomt, gefchied was, 57- Zoekende deeze laatstgenoemde zig daaromtrent alleen met verre gezogte en onnatuurlyke uitleggingen te behelpen, men zie ibidem art.24. et feqq. en men doe hier omtrent dit een en ander wyders by de grieven van Appel tegens  % 256 ff gens Colmschate hier by fub No. 4; art. 37. et feqq. 58. Al het welk, te famen genomen, van die natuur is , dat het meer als genoeg is om een onpartydig Richter van het aanwezen van dit Addres, zo als het in de Minute voor handen is* of het zogenaamde Corpus delicti te overtuigen, 59- Vooral en buiten alle bedenken in de omftandigheden, zo als zig die in deezen toedragen, alwaar het origineeie Request in die confufe tyden en verflagenheid, waar in zig toen ter tyd de Vergadering van Ridderfchap en Steden bevond, in het ongerede is geraakt, men zie de Refolutie van den 30 November 1787., waar van een extract hier by fub No. 17. 60. Als zynde in Rechten bekend, dat zelfs in gevallen, waar in het op een doodftraffe, of uitmunt fupplicium aankomt, dum certitudo Corporis delicti defideratur, talis certitudo fupponenda eft, qualem res humane admittunt, moralis nempe et non mathematica et abfoluta, Leyser vol. 8. fpec. 561. med. 5. 61. Waar by men voegen kan de Friefche Rechtsgeleerde Huber in zyne praelect. ad ff. L. 22. T. 3. de probat ion. No. 4. 62. Alwaar hy in het generaal ten opzigte van de materie van het bewys deeze oordeelkundig ge aanmerking maakt. 03. Qu4  % 257 $ 63' Qua enim argumenta, ad quem modum probanda cujus rei fufficiant nuüo certo modo fatis prafcribi potest, et non ad ttnam probationis fpeciem allegare debet, fedex animi fcientia judicem astimare oportet, quid aut credat aut p ar urn probatum opïnetur, 64. Species autem et ufus probationis ita potest prafcribi, quando circumfiantia fatlum inmediate pracedentes et confequentes ita reum premunt, ut, tam etfi Corpus ipfum fa&i non extat, fic tarnen undique conclufum et coartaturn fit, certitudine enim tnorali et non Pbyfica, quae fcilicet ejusmodi fit, ut contrarium plane fit imposfibile. Confer. & Merenda Controv. L. 5. Cap. 25. per tot. Sande Decis. Frific. L. 5. T. 9. defin. 14, 65. lalis enim certitudo in materia probationis , cum plenaria fperari vix pos fit, in jure. admittitur, qualis inter homines commode haberi potest et admitti inter ipfos folet: et certum adeo bic dicimus, quod in vita civili pro certo probatoque ejfe et haberi folet, Coccej. Exercit. curios. T. 2. disput at. 8. C.i. §. 10! 66. Adde de grieven van Appel, in de zaak tegens Colmschate hier by fub No. 4. art. nS.et feqq, en Boehmer ad Confiit. Carol. Crim. art. 6*j g. 12. p. m. 44. en pag. 43. en Leyser ad f. Vol. 8. fpec. 535., Med. 7. et 8. aldaar aangehaalt. 67. En voorts het geen omtrent het Corpus R ds-  % 258 ff deliBi door de Heeren Advifeurs in het Advys hier by fub No. z. zeer oordeelkundig is opgemerkt. 68. Wy flappen dus hier mede van ons eerfte hoofdpoinct af, en zullen nu overgaan om te betogen, dat de Gedaagde aan dit Corpus delicti, of het Request van den 12 September 1787. meergemeld, een medepligtige of wel een hoofdfchuldige is. 69. En om daar van volledig overtuigd te worden, zo heeft men maar wederom de meergemelde Notulen van de Vergaderinge, dewelke, gelyk hier boven opgemerkt is, eene volledige preuve tegen de Leden van die Vergaderinge uitmaken, in te zien \ 70. Waar-uit, gevoegd by het Document fub B. by Aanfpraake, en eigene confesfie van den Gedaagden pas firn in aclzs, confteerd, 7r- Dat de Gedaagde by het arresteeren van het quasstieufe Addres in de Vergaderinge niet alleen pracfent is geweest j 72. Zonder dat 'er zig eenige fchyn of fcha» duwe in die Notulen opdoet, dat hy zig daar en tegens verzet heeft. 73- Dat voorts uit de Notulen en verdere ftukken hier en by Aanfpraake annex, aanligt. 74- Dat in het eerst, wel eenige confideratien omtrent het opftel door de Advocaat jde Lille en  % 259 ff en Schout Bannier in de Vergadering gepro» duceert, van zommige lieden zyn gemaakt: 75- Dog dat, na dat dit opftel eenige veranderinge ondergaan hebbende, was geaggreëert en gearrefteert. 76- Met eenparigheid zonder tegenfpraak van iemand befloten is, het zelve te doen affchryven , en door den Prsefident Pyman en Secretaris van Deventer getekend zynde, aan den Heer Muxert te overhandigen, om in de Vergadering van Ridderfchap en Steden over te geven, adde de Condfchap van van Deventer fub No. 6. art. 7 en 8. gevoegt by de verklaring van alle andere die ter deezen zaak gehoord zyn. 77-. Terwyl de Gedaagde zig vervolgens daar en boven, boven andere Leden , opeen byzondere wyze heeft gedistingueert, en als een hoofdbeleider gedragen. 78. Alzo des anderen daags den 13 September aan hem met de Opflellers van dit fchandelyke Addres ook de Commisfie is opgedragen, om daar over met de Heeren van het gewezen-Defenfie Wezen te fpreken; 79- Welke Commisfie hy ook vrywillig op zig genomen, en des anderen daags daar van met zyne Mede - Gecommitteerden plegtig gerapporteerd heeft, 80. „ Dat de Heeren Gecommitteerden van het R 2 „ D>  %m 260 ff „ Defenfie Wezen gedeclareerd hadden, dat „ Ridderfchap en Steden zig zeer gevoelig „ getoond hadden over verfcheiden expres„ fien, in het gepraéfenteerde Addres voor„ icomende, 8t. ,, En dat inzonderheid de Commisfie van „ hec Defenfie Wezen zig gevoelig toonde, " Ün j Zy Heeren Gecommitteerden *» hadden ? gevoeS]yklle wyze gerefuteerd 82. Welk een en ander dermaten het confent, medewerking en approbatie van den Gedaagden tot dit Addres openlegd, 83. Dat de Heeren Gecommitteerden tot onderzoek deezer zaaken by hun Rapport, in de Refolutie van Ridderfchap en Steden van den 30 November vervat, waar van hier een Extract fub No. 17. is bygevoegd, hem met recht onder een van de Hoofdbeleiders geplaatst hebben. 84. Dewyl dog, zonder in bet abfurde te vallen en tegens de regels van waarfchynlykheid te zondigen, men niet veronderftellen kan, Aan de eene kant, dat de Leden van de Vergaderinge zot genoeg zouden zyn geweest, om iemand eene Commisfie op te dragen om over iets te handelen, waar in hy niet mede hadde ingeflemd of het welk tegen zyn zin beiloten was; Waar  aöi ff 86. . Waar toe de aart en het belang van de zaak mede bragte, dat de eerfte Dryvers en Hoofdbeleiders verkozen wierden, 87- En aan de andere kant is het even min te vermoeden en het loopt zelfs tegen het gezond verftand aan om te denken, dat de Gedaagde, zo hy onfchuldig en niet een van de Hoofd? perfonagies was, zig tot zo eene Commisfie zoude hebben laten employeeren, 88. Zoekende de Gedaagde dit zyn gedrag te vergeefsch art. 114. & feqq. van Antwoord daar mede te verbloemen j . 89. Dat deeze Commisfie op Requifitie van de Heeren van het Defenfie Wezen zoude gedecerneerd zyn, niet om over bet quaestiëufe Addrës te handelen, maar om te fpreken over eenige Poincten . den tegenswoördigen toeftand van zaaken betreffende, 90. En dat hy zulks geweigerd zoude hebben, hadde hy geweten, dat 'er over dit Addres zoude gehandeld worden, 91. Want dat dit voorgeven onwaar en tegen beter weeten verzonnen is, blykt in de eerfte plaats ten klaarften uit de Refolutie van Ridderfchap en Steden van den 13 September 1787., hier by in Copia fub No. 1. 92. Waar by het Addres, zo wel als het Request van de Gecommitteerden van de Burgerije der R 3 Stad  % 262 ff Stad Zwolle, beide betrekkelyk de verzogte doormarsch der Pruisfifche Troupes, gefield worden in handen van de Heeren Gecommitteerden tot de zaaken van het Defenfie Wei zen, dewelke NB. NB. verzogt worden met eenige der Remonftranten daar over tefpreken. 93- Uit hoofde van welke Refolutie nog dien zelfden dag door de Heeren van het Oefenfia Wezen aanfchryving is gedaan aan de Vergadering der Afgevaardigden uit de Burger-Corpfen te Zwolle, om de gemelde Commisfie naar Campen te zenden, 94. En in de tweede plaats, zo vragen wy aan den Gedaagden en die van zynen raade, welke Was de toenmalige ftaat van zaaken? 95- En men zal ons niet anders kunnen antwoorden , 96. Dan dat 'er van alle kanten zekere berigten inkwamen, dat de Pruisfifche Troupes reeds in aanmarsch waren naar de Provincie van Holland om fatisfactie te erlangen wegens den hoon, den Pruisfifchen Monarch door het arrefteeren van Haare Koninglyke Hoogheid, de Princes van Grange, Hoogstdeszelfs Zuster, aangedaan; 97- En dat er reeds eene Misfive van gemelde Zyne Majefteit by de Staaten was ingekomen, houdende verzoek van doormarsch en inquartiering van Troupen naar die Provincie. 98. En  98. En hier over, en inzonderheid over de middelen, hoe daar en tegen te voorzien, handelt juist in terminis het quseftieus Addres, hen welk daags te vooren in de Vergadering van de Afgevaardigden der Burger Corpfen tot Zwolle gearresteerd en vervolgens aan Ridder» fchap en Steden overgegeven was. 99- Gevolglyk de Heeren van het Defenfie Wezen aan gemelde Vergadering aanfchryving doende, om eene Commisfie aan Hun te zenden , om over de toenmalige ftaat van zaaken te fpreeken, 100. Zo wist de Gedaagde even zo wel als hy het nu weet, dat het Request, daags te vooren daar over op naam van die Vergaderinge aan Ridderfchap en Steden geprsefenteerd, het onderwerp van die onderhandelinge noodzaakelyk moeste uitmaaken. ro r. Gelyk ook uit het Rapport daar van, des anderen daags door de Gedaagde en verdere Gecommitteerden gedaan, geblykt, dat het quseftieufe Request het voornaamfte onderwerp van het verhandelde tusfehen de Heeren van het Defenfie Wezen en deeze Gecommit? teerden is geweest. I02. En dit alles niet tegenftaande nu van agteren daar mede den Gedaagden te willen verontfchuldigen, dat hy by het aanvaarden van de meergemelde Commisfie onkundig van derzeiver waare oogmerk zoude geweest zyn, is niet R 4 al-  % 264 $ alleen zeer onbefchaamd, maar ook zeer onnozel. 103. En al hadde de Gedaagde het waare oogmerk van die Commisfie by het aanvaarden van dezelve niet geweten , waar van egter het contrarie uit het zo aanflonds gededuceerde geblykt, 104. Zo heeft hy, te Campen komende, zulks tog daadelyk vernomen. 105. Wanneer hy immers zig direct van die Commisfie hadde kunnen of moeten onttrekken en deswegens zyn ongenoegen toonen; 106. Maar daar hy nu in tegendeel daar in volhard, de Leden van de Vergadering wegens den fchandelyken inhoud van dit Request heeft zoeken te verfchoonen, of immers de reden, daar toe door een van zyne Mede-Gecommitteerden by de Leden van het gewezen Defenfie Wezen aangevoerd , de zyne gemaakt, en dezelve des anderen daags opentlyk met de andere Gecommitteerden als een Rapport in de Vergaderinge heeft uitgebragt, 107. Zo is het volflrekt redenloos, anderen te* gen de waarheid , door zyne eigene daaden bekragtigd, nog te willen wys maaken, dat hy in dit Request niet mede zoude bewilligd, of immers het zelve geratihabeerd hebben; 108. Althans de Gedaagde, wilde hy daar omtrent voor geen Mede-Complice of Hoofdbeleider te boek'Haan, 1 op. Had-  % »°5 $ 109. . Hadde in het generaal in het fubjecte geval moeten in acht neemen de raad van Leyser ad ff. vol. 8. Spec. 553. Med. 11. 110. Oportet, zegt die oordeelkundige Rechtsgeleerde aldaar, igitur pree/idem et collegas pauciores etiam qui cum ratione disfentiunt fubferibere fententia majoris partis nam ut recte Plinius L. 6. cap. 13- ait, ftngulos, intcgra re, disfentire fas eft; per acto, quod pluribus placuit cunctis ferendum, 111. At quid faciendum, fi fententia majoris partis ■ deltctum contineat, id eft, cum jure divino, cum lege et voluntate Principis, cum falute Reipublica pugnat. naZo als juist hier het geval is, men zie het Advys by Aanfpraake fub E. Nee tarnen Prafes, aut sanior pars collegii decretum refcindere poteft aucioritate privata. *'3- Si res moram patitur referenda eft causfaad Principem, et ejus decifio expectanda, at ft circumftantia dilationem nullam admittunt, lum exequendum eft, quod major pars decre~ vit, adhibita faltem Hofpitalii, magin illiu» Gallia Cancellarii cautione, qui testibus, Langueto L. 2. Epift. 62. & le Grain Decade (CHenri le Grand, Liv 8. pag. 898. Decretis ejusmodi nomen quidem fubjiciebatt fed verba, me non gonsentiente, adjiciebat. R % J14. De  % 266 ff 114. De Gedaagde voelt het gewigt van dit eert en ander zelfs wel. 115. En daarom zoekt hy zyne wraaklust te koelen aan den perfoon van den Procureur van Deventer, gewezen Secretaris van dit Genootfchap, denwelken hy voor een fufpect perfoon, die geen geloof zoude meriteeren, zoekt te doen doorgaan, 116. Om, was het mogelyk, daar door de geloofwaardigheid van de Notulen van die Vergaderinge , dewelke dit alles zo klaar aan den dag leggen, op eene waarlyk onnozele en teffens vuilaardige wyze te verzwakken, 117. Qp eene onnozele wyze , zegt men , om dat, de gantfche Vergaderinge in het generaal, en de Gedaagde als medelid van die Vergaderinge in het byzonder den Procureur van Deventer toen ter tyd als Secretaris erkend en met hun vertrouwen vereerd hebbende, om van hun doen en laaten en het verhandelde in die Vergaderinge aantekening te houden, het tegen de eerfte grondbeginfelen van het Recht en gezond verftand aandruisd, deszelfs aantekeningen , onder een opgeraapt prastest van een naderhand begaan misdryf of kwaad gedrag, te willen wraaken, 118. Door welke ftellinge, de geloofwaardigheid van de Prothocollen en aantekeningen van alle Vergaderingen, Corpora of Collegien eensklaps  klaps den bodem zoude ingefhgen, of immers zodanig in het onzekere gebr'agt worden, dat derzelver beftaan van het wisfelvallig goed of kwaad gedrag van den Minister of Jcriba van dezelve zoude afhangen, 119. Eene fteilinge, zo ongehoord en redenloos, waarlyk! dat men de onbefchaamdheid van onzen tegendinger moet bezitten, om dezelve in eene Crimineele Vierfchaar, onder het oog van kundige Richteren, te durven brengen. 120.. > En teffens op eene vuilaardige wyze. 121. Om dat de Gedaagde den inhoud van die Notulen in fubftantie avouè'erd en zig daar omtrent alleen met uitvlugten en uitleggingen zoekt te behelpen, i22j En dus die infimulatien enkel en alleen fchynen ten doele te hebben om de perfoon van van Deventer op eene- onverdiende wy* ze by het publicq te prostituëeren, 123. Waar op de Gedaagde en die van zynen raade weeten, dat meest alle aankleevers van het zogenaamde Patriottismus zeer gebeten en met eene innige wrok bezield zyn; men zie de Condfchap No. 18. art. 25. 124. Uit hoofde dat hy op herhaalde requifitie en hooge ordres van de Heeren van de Magiftraat van Zwolle alle papieren en handelingen, dewelke hy in qualiteit als Secretaris van  % 268 ff van de Vergaderinge der Afgevaardigden uit de vernietigde Burger-Corpfen en Genootfchappen onder zig hadde, aan gemelde Ma» giftraat, zyne wettige Overigheid en competenten Richter, heeft uitgereikt. 125. ■, Een daad, dewelke wel by fommigen aan een laag en voorbedagtelyk oogmerk, om daar daar door anderen in het lyden te brengen, toegefchreeven word. •126. Dog waar van het egter zeker is, dat Procureur van'Deventer zig niet heeft kunnen onthouden, zonder zig aan eene opzettelyke Meineed en ftrafbare disobedientie aan zyne wettige Overigheid fchuldig te maken. 127. Daar hy aan de eene kant nimmer onder eede konde ontkennen, dat hy die papieren hadde. 128. En aan de andere kant niet bevoegd was om papieren, die de Vergadering zelfs niet hadde Kunnen goedvinden uit de waereld te helpen, voor het oog en tot ondienst van de Juftitie te verbergen. 129. Welke onverdiende wrok tegen gemelde Procureur naderhand by dolzinnige Voorftanders van het zogenaamde Patriottismus nog dieper wortelen gefchooten heeft. 130. Na dat dezelve, van zyne verkeerde begrippen herkomende, opentlyk hulde gedaan heeft aan  % 26> ff aan 'sLands oude en thans herftelde Conftïtu. tie, dewelke hy al nog blyft aankleeven. 131- Al het welk in confideratie genomen, 132. Zo vertrouwd men, dat ieder een, die zig niet door een partydig vooroordeel heeft laten wegfleepen, het als een laage daad; eigen aan de denkenstrant van menfchen, die getoond hebben meer gefchikt te zyn om met leugen en laster, dan met de wapenen van een gezond verftand in het ftrydperk te treeden, zal moeten afkeuren. 133. Dat de Gedaagde of die van zynen raade tot zulk foort van openbare onvrienden van meergemelden Procureur van Deventer hunne toevlugt komen te neemen, om de eer en reputatie van den laatstgenoemden buiten eenige noodzaake, men zie fupra art. 117. &t feqq. in de waagfchaal te ftellen. 134- Want Hendrik Tegelaar en Willem vam Cleef , beide Officieren van het vernietigde Genootfchap van Wapenhandel, zyn bekend voor driftige Voorftanders van het zogenaamde Patriottismus, *35- , . Hebbende de eerfte, door zyn broeder in Amffcerdam, die bekend ftaat als een vertrouweling van den Heer Hooft , vermoedelyk daar toe opgezet en aangevuurd, niet weinig in die beroerde tyden onder de menigte gewoeld; 136. Even zulke fterke Aanklevers en zelfs dolzin* nige  % 27o ff nïge Dryvers van het zogenaamde Patriottis. mus zyn ook geweest Jan Paul Wantjes, Hen- dr1k CHRISTIAAN GlASER en CoENRAAD JANSEN. Insgelyks alle Leden van het vernietigde Genooifchap van Wapenhandel te Zwolle, men zie derzelver Reproductie fub No. 19! art. 54. en 55. 138- Waar van de eerfte voor'de Laage-bank te Zwolle geactioneerd is door den Procureur Waterham, dewelke in den zomer 17S7., fchoon ten eenemaal onfchuldig en groot Burger deezer Stad, door een hoope Schutters, zonder ordre van de Regeeringe, eigener auctoriteit, als een misdaadigen en openbare verraader opentlyk van de wagen is gefleept, en onder veel vloeken en verwenfchingen in de -Stads Hoofdwagt gevangen gezet. J39- Een ftaaltjen van openbaar geweld en bandeloosheid, waar van men in een land, alwaar eenige de minfte fchyn van ordre en Juftitie heerscht, niet ligt eenig voorbeeld zal vinden. 140. Be tweede, Hendrik Christiaan Glaser, heeft zig byzonder doen zien in de expeditie van Hattem in den jaare 1786, om aldaar de oproerige Ingezetenen in hunne geweldadige voorneemens tegen hunnen wettigen Souverain gewapender hand te fterken. Men zie No. 20 en 21. 141. Terwyl de derde, Coenraad Jansen, deWelke een Schoenmaaker is, met verzuim van zy-  % j? zyne Affaires, in den jaare 1787. een geruimen tyd de oproerige Ingezetenen te Utrecht gewapend geadfifteerd heeft. Men zie de Reproductie fub No. 19. art. 56. 142. Verdienende het voorts zyne byzondere opmerking, dat de Gedaagde juist alle Zwolfche Burgeren en Mede-Ingezetenen van den Procureur van Deventer, die hy wist dat op den laatstgenoemden by uitftek gebeten waren,tot getuigen verkozen heeft. 143. _ En dat alle andere Getuigen en Complices,' die in deezen gehoord en gevraagd zyn na de perfoonen, die mede voor het quaeftieufe Request geftemd hebben, daar onder de perfoon van S. van Deventer niet plaatfen. 144. Alle welke Getuigen, aan de eene kant zeer geaffectioneerd voor den Producent, als met hun van eene denkenstrant zynde, en zig daar in voor de omwentelinge op eene byzondere wyze gefignaleerd hebbende, en als nog ftandvastig zyne voorige wanbegrippen blyvende aankleven. 145. En aan de andere kant bezield met eene ingekankerde haat tegen het voorwerp, ten wiens laste zy deponeeren; 146. In eène onbevooroordeelde Vierfchaar, alwaar eene onbevlekte onzydigheid en geen verbitterde geest van partyfchap de weegfchaal der Gerechtigheid in handen heeft, immers geen geloof verdienen, 147..Y.0W5  Vooral daar het op de eer en goeden naam van iemand, dewelke in Rechten billyk met het leven gelyk gefield word, aankomt. 148. Teftis enim quolibet a more & gratia fufpectus repellitur Wesenbec , ad ff. Tit. de test. No. 7. Utrechtfcbe Confult. p. \, Conf. & No. 37. & tefii affeclionem vel odium causfam babenti de jurefides babenda non fit BartAsol. Confi/. Crim. T. 2. Confil. 358. No. 7. & Conf. 251. N. 16. en 18. Farin. de teft tb. qucest. 60. No. 20. et feqq. Confer. de Utreehtjcbe Confultat. 2. d. conf. 19. No.' 36". _T ... 149. Nee tnimtco teftimonium ferenti Wesenbec. ad ff. de teftibus No. 7. nee requjritur ut inimicitics fint capitales ; fi enim capitales funt fia.tim repellitur inïmicus, fin minus auditur quidem, fed cum ad disputationem ventum eft de inimicis excipitur Novell. 90. C. 7. ibi Cujac. in explicat. Anth. Matth. difput. de jud. 9. thef. 29. 150. Quod adeo verum eft: ut nee in cauffis privilegiatis admittuntur inimici teftimonium, ubi alias te ft es inbabiles admittuntur, ut pro> cedat in inimico cujus inimiciiia non eft publica fed ignoratur, quin etiam in inimico reconciliato ut late Menoch. arbitr. Jud. Quafti L. 1. Qua ft. aS.per tot urn & D.D. ab eo relax ubi ex Bartol. et Paris hanc adfignat rationem quod jure gentium inimici tefiimonium rejiciatur adde Carer. in pracl. Criminl pag. 66. No. 8. men zie hier over de Ut- recht-.  % m $ ïècb'tfche Confultatien i. d. i. Conf. No. a». si. en 22. adde en 26. Alwaar uit MeNoch. en andere Rechtsgeleerden betoogd word quod bac non folunt locum habent in vero fed etiam in prafumto inimico. 152. En dat ook waarlyk deeze Getuigen by hunne depofitien ten Antwoord meer gedreven zyn door eene particuliere wrok en voor ingenomenheid tegen den Procureur van Deventer, dan door een zugt om de waarheid te zeggen, komt by eenvoudige lecture der -reproduftie, hier by fub No. 19., zonneklaar op te dagen. 153. Want art. 12. & 13. van die reproductie Verklaaren de tweede en vyfde Getuigen onder folemneelen eede, dat zy niet weten, dat Procureur van Deventer eenige ftem gevraagd is. *54« Gevende de 5de Get. art. 13. daar van de volgende reden, dat hy maar als Aanhoorder zat, en dat 'er v/el het een en ander wierd gefproken, zonder dat men daar op juist reflexie gaf, _ , , 155- fin de 4de Get. Hendrik Christiaan Glaser zat volgens zyn zeggen zo verre van van Deventer af, dat hy zulks niet konde weten, , . 156. Terwyl de eerfte Getuige NB. meend dat KAN DsyïHTEa ftem gevraagd is, Confer. S Gun*  % «74 Gunther Martini Comment. For. T. so. §. 3, No. 225. en 226. 157. En de derde Getuige, dat hy wei gehoord heeft, dat Pyman by het opnemen der ftemmen hem wat gevraagd heeft en wel zo hy rneend, myn Heer van Deventer vaat zegd gy 'er van. 158. Zonder 'er by te voegen, dat van Deventer 'er op geantwoord heeft, het welk hy ook niet gehoord heeft, nog heeft kunnen hooren, om dat hy volgens zyn eigen verklaaring art. o. daar bevoorens een geheel end van van Deventer af zat. 159- En art. 23. & 24.. bevestigen zy met gelyken plegtigen eede eenpaarig in fubftantie, dat 'er veel over het Request gepraat is, 160. Dog dat zy niet hebben gemerkt, dat Procureur van Deventer zig daar in gemengt of mede gemoeid heeft, veel minder, dat hy iemand tot dit Request zoude aangemoedigd heb^ ben. 161. Waar by komt , dat ze zo weinig oplettend in die Vergadering zyn geweest, dat de eerfte en tweede Getuigen niet weten, of 'er hoofd voor hoofd, dan Genootfchaps wyze de ftemmen in de Vergaderinge afgenomen zyn , 162. NB. Meenende de 3de 4de en 5de Getuigen, dat zulks hoofd voor hoofd gefchied is, men zie art. 34. van de reproductie, x6> fiec  % 275 163. Het Welk egter ftellig onder eede door P. F. Robbe ontkend word, 164. Verklaarende art. 27. & feqq. vart de Condfchap hier by fub No. 22., dat de ftemmen Genootfchaps wyze opgenomen zyn, en art. gr., dat Pyman het eerfte zyn ftem uitbragte, als Gecommitteerde wegens het Genootfchap Van Zwolle, 165. Waar en tegens alle de bovengemelde 5 Getuigen, by hunne reprodüctoire Condfchap Voormeld art. 38. verklaaren, dat Pyman gewoon was het laatfte zyn ftem te geven. i66\ Daar nu de Getuigen in het generaal zo weinig attentie omtrent het geen in die Vergaderinge omging gehad hebben, 167. Welke inattentie op ieder pagina van de reproductoire Condfchap nog nader doorftraald, tot welker leóture men zig gedraagd; 168. En daar zy niet hebben befpeurd, dat van Deventer eenige van de Vergaderinge toe dit Request aangemoedigd, ja zelfs niet eens, dat hy zig in een discours daar over gemelleerd heeft; veel minder, dat hy daar over mede zyn ftem uirgebragt heeft, 169* Zovraagen wy met recht, hoe hebben dan die Getuigen kunnen weten, dat van Deventer voor dit Request zoude geyverd hebben. S 3 170. En  % è76 £ m . . 170. En wiens hairen ryzen niet te berge! ï/i. Wanneer hy die zelfde Getuigen plegtig onder aanroeping van Gods heiligen naam by de productie by Antwoord fub K. en L. hoord verzekeren, dat, zo Pymaf* en van Deventer zig niet by de Voorftanders van dit Request gevoegd hadden, het zelve nooit doorgegaan of gepraefenteerd zoude zyn. 172. / Met byvoeging of melding van de woorden, die tusfehen Pyman en van Deventer zouden gewisfeld zyn, toen -de eerstgenoemde den laatstgenoemden eie ftem zoude afge* nomen hebben, men zie art. 5. van die Condfchappen. Wy laaten _ het aan het oordeel van een ©npartydig Richter over, of en in hoe verre {het zy abfque ullo animo injuriandi gezegd :) deeze Getuigen van meineed fuspect zyn, 174. En achten het inmiddels genoeg, dat geen eerlyk onbevooroordeeld Richter uit hoofde van zulke verklaaringe den Procureur van Deventer wegens ' meineed zal verdagt houden, of uit dien hoofde geloof weigeren aan deszelfs Aantekening of Prothocol, in qualiteit als Secretaris in de Vergaderinge der Afgevaardigden uit de vernietigde Genootfchappen tot Zwolle gehouden, 175- Terwyl teffens daar door (ut boe in tran: f}tu notemus:) ten toon gefpreid word, J7 ook al reeds verklaard hadde, dat hy met geen zekerheid konde zeggen, wie voor, of wie tegen hec Addres geftemd hadde. 233. Van geen beter en' veel erger alloy is ook de Condfchap van Mr. B. van Hattum en L. Van Hoesen fub J. by Antwoord, 234. Want dat de eerfte, die ook als confulent Van de Commisfie mede in deeze zaak gemengd Was , zeer partydig, onnaauwkeurig en in alle deelen met oprecht, zonder eenige agterhoudenheid de waarheid hulde doedt, ftraald in deszelfs reproduaie, hier by fub No. 27. & 28. Iiiet dnifter door, men zie den 14 art. & feqq. 235. Alwaar hy den Heer Mulekt mede als eene, die niet in het Request zoude geftemd hebben, zoekt te doen voorkomen. 236. | Hoewel dien Heer by het Informatoir verboor, hier by fub No. 20., daar van niet$ jsomi  % 287 # komt te melden, maar in tegendeel zonder eenige agterhoudendheid verklaard voor hef; Addres geftemd te hebben, \ 237- En art. 24. verklaart hy, dat 'er zo eena geringe meerderheid voor het Request zoude geftemd hebben , dat hy niet beter wist of het hadde aan een of twee ftemmen gehaperd of het geheele ftuk was gerejecfeerd: 238. Het welk egter aanloopt tegen het getuigenis van meest alle de andere Leden en Getui. gen, die hier over gehoord zynde daar in over een komen; 239. Dat met eene groote meerderheid of immers met eenpaarigheid befloten is, om het Addres 9 na dat het eenige verandering ondergaan hadde, aan Ridderfchap en Steden over te geven; men beroepe zig daar omtrent in het generaal op de ftukken, hier en by Aanfpraak annex en byzonder op de Verklaaringe van denHeerBaron Mulert fub No. 29. en die van Bannier fub D. by Aanfpraake. 240. Dewelke daar in over een komen met hec Prothocol of de Aantekening van de Vergadering, by Aanfpraak annex fub A. 241. En aan die zelfde kwaaien laboreerd ook het gedeponeerde van Leonard van Hoesen by diezelfde reprodu.cr.oire Condfchappen, 242. Dewelke door den Gedaagden geèmploijeerd is om voor hem Getuigen op te Jopea, waar  in hy zig ook meesterlyk en met eene bvzofl^ dere affectie gekweten heeft, men zie de fe. productie van de 4de en 5de Get. art. 31 hief by ƒ«£ No 19. en, dus ten eenenmaai ten op* zigte van den Gedaagden reprochabel, 243'. Want als men de depofitien in het generaal van deeze beide Getuigen maar met een vlug. hegto°oêgnaSaat' ^ l0°Pt hCt 31 aanflonds "* 244. Dat zy zo xveinig bewustheid draagen vari het geen op de VergaderiDge tot Zwolle ge* beurd is, en dat zy evenswei Heilig in hun attest by Antwoord weten te zeggen, dat de Gedaagde in deezen tegen het arrefteeren, Zo wel als verzenden van het questieufe Request niet alleen zoude geftemd, maar zelfs gepratefteerd hebben. 0 r 245- En om hunne depofitien eens kortelyk na te gaan, 240. Zy weten niet nominatim op te geven, wie voor of tegen de veranderinge in het Request geftemd hebben, men zie de eerfte reproductoire Condfchap fub No. 27. art. 14. 247. Veel minder, wie voor of tegen de verzagtmg daar m geweest zyn, men zie de tweede reproduétoire Condfchap fub No. 28. art. 10. 248. En by de eerfte reproduétoire Condfchap fub *v?; 27* art. 20. weet de tweede Getuige Leo- nard  % £89 ff toiD van FÏoEsïN zelfs niet, dat 'er eenige verandering in het Addres gemaakt is. 249. Terwyl hy zulks egter by de tweede reproductie fub No. 28. art. 30. wederom ftellig Verzekerd. 250. Zy weten veel minder, waar in die verande» ringen beftaan hebben, men zie de eerfte re» productie fub No. 27. art. 15. 251. Hoewel zy art. 16. daar op volgende verklaaren, dat die verandering zoude gediend hebben om het Request in zagter termen te brengen. De tweede Getuige L. van Housen heeft Zelfs niet befpeurd of vernomen, dat dit Request in de Vergadering afgefehreven is, men zie de eerfte reproductie art. 23. fub No. 27. 253- En beidé Getuigen zyn ook onkundig, dat 'er door de Heeren van het gewezen Defenfie Wezen verzogt is, om eenige Leden naar Campen te committeeren > 254. Als mede, dat die Commisfie onder anderen mede opgedraagen is aan den Gedaagden, die met nog drie andere Gecommitteerden naac, Campen is geweest. 255, Een pasfagie of voorval, het welke aan dezelve, zo zy eenige de minfte kundigheid droegen van het geen op die Vergaderinge voorgevallen, was, niet hadde kunnen ontgaan, T 25 151. 310. Hec  3I0> Het welk een en ander, op het fubjeSle geval ter applicatie gebragt wordende, zo moet daar van het gevolg wezen, 311. Dat de Gedaagde in deezen nimmer tot een eed zal kunnen toegelaaten worden, ten ware hy ten genoegen rechtens kwame te bewyzen, 312. Dat hy ten tyde als hy opentlyk zig m eene Commisfie omtrent het qiieestieufe Request liet emploijeeren, daar van met zyne Mede-Gecommitteerden in de Vergadering plegtig rapport deede, zonder eenige de minfte blyk van misnoegen te geven en zig alzo opentlyk als een beleider en Hoofdperfonaadje van dit werk ten toon ftelde, in een delirium, of volflagen zinneloos en van zyn ver. ftand is beroofd geweest, 3"3- Dewyl uit dit zyn gedrag (veronderfteld, dat hy by zyn volle verftand is geweest, hec welk men na Rechten niet anders veronderftellen mag of moet) voor de daadelyke medewerking en approbatie van dit Request ten zy. nen opzigte eene juris prafumtio refulteerd. 314.. Dewelke van die kragt is, dat alle het contrarie bewys van hem daar door ontzenuwd en onwaarfchynlyk gemaakt word. 315. Van hoedane zinneloosheid of delirium op die tyd zig egter geen fchyn of fchaduwe by de Condfchappen opdoed, en die ook niemand ïigt gelooven zoude. A1  % 5°° JR 316". AI hadden de Getuigen van den Gedaagden, uit een zugt voor de goede zaak (zo als nien'het plagt te noemen; al eens de goedheid gehad om zulks ook nog ten zynen behoeve, op de zelfde redenlooze wyze als zy m een ander opzigt omtrent de perfoon van van Deventer gedaan hadden, men zie fupra plegtig mt te zweeren. ' 317. Liquidisfime enim et concludenter probatum e[t quod ex juris prafumtione refultat, et aperta, clara probatio et veritas, Farius ^onjtl 95. No. 9. donec pars altera contrarittm plette probat Confer. Cocczj. Exercit. curtos. T. 2. disput. 8. C. 3. No. 7. 318. Waar by dan , om nog een flap verder te gaan, eindelyk komt, 3"y. * Dat ook in allen gevalle de Condfchappen Van den Gedaagden, "zo wel als zyn aangeboden eed van die natuur zyn, dat dezelve niets wezentlyks of concludents ten opzigte van zyne praetenfe onfchuld afdoen, 320. Om dat de misdaad in deezen, niet zo zeer refideert in het approbeeren, aggregeren en arrelteeren van het questieufe Request, 32r. Als wel voornamentlyk in de overgave van hetzelve, nadat het verandert [was, aan de .Vergaderinge van den Souverain/ 322. Waar toe, gelyk hier voren art. 70. & feqql be-  % Sol & betoogt is, de Gedaagde met alle andere Lé< den heeft ingeftemd. 323J Als zynde zonder tegenzeggen van iemand; goedgevonden, om het Request, na dat het gearrefteerd was, te laten affchryven, en door den Prefident en Secretaris getekend zynde, aan den Heer Mulert over te handingen, ora in de Vergaderinge over te geven. 3H- Terwyl de Gedaagde tot vergroting van zyn misdryf, boven andere Leden , naderhand daar en boven zig opentlyk daar omtrent in eene Commisfie heeft laten emploijeeren, en daar, van op eene plcgtige wyze rapport gedaan, 325. Het welk laatfte een openbaare blyk vair goedkeuring in zig fluitende, alleen hem post fatlo fchuldig maakt, of fchoon hy niet mede tot het verzenden van het Request gecoöpe; eerd had. 326. Alzo het zeer wel- famen kan gaan, 327. Dat de Gedaagde fchoon een van de voor? naamfte dryvers geweest zynde om een foortgelyk Request aan Ridderfchap en Steden te praefenteeren, in het opftel, het welk daar van door den Advocaat de Lille en Schout Bannier in de Vergaderinge geproduceerd is j geen genoegen genomen, nog in de verfending van dien, zo als het daar lag, bewilligt heeft; 328. Of om dat hy het in fterker termen wildé hebben, het welk men bykjöS vermoeden zoude moeten, 2,29. Om  % 302 ff . 329- •. ,. ■ Om dat een van zyn eigen Getuigen by re. productie fub No. 19. art. 43. & 50. by herhaalinge ftaande houd, dat de Gedaagde mede tegen de veranderinge geprotefteerd heeft, 33°' Daar egter volgens het eenpaarige getuigenis yan alle Getuigen die veranderinge ftrekken zoude tot verzagting; 331. I Of om andere redenen , die hem in den beginne dit opftel deden afkeuren, 332. En dat hy evenwel naderhand, na dat het gearrefteerd was, het zelve geapprobeerd en geratificeerd heeft, , ■ 333! Gelyk wy hier vooren onwederfprekelyk betoogd hebben, dat hy gedaan heeft, men zie fupra art. 82. et feqq. 334- lnnocens autem erit, qui ab initio diffenferit et in fuo diffenfu NB. perfeverant, confer. Puffendorff de jur. N. et gent. L. 8. C 3. §. 28. 335. Waar by men nog ten allen overvloede voegd, 33ÓV Jüat, na dat het qusestiëufe Request op naam van de gezamentlyke Afgevaardigden in de Couranten gepubliceerd was, het welk den 17, September, dus kort daar na voorgevallen is,: m fub No. 5. . 32/- sa  ÓÓi' . En na dat hy op die zelfde tyd uit eene geP drukte waarfchouwing van zyne Hoogheid den Hertog van Brunswyk, dewelke de Pruisfifche Troupes hier te lande commandeerde, hier by fub No. 30. vernam, welken indruk dit Request op het gemoed van dien Generaal gemaakt hadde en welke rampfalige gevolgen daar uit konden voortvloeijen; 338. Egter de Gedaagde, die wist, hoe zeer hy zig daar omtrent in eene Commisfie by de Heeren van het Defenfie Wezen gedistingueerd hadde, nimmer deswegens zyn ongenoegen nog aan de Heeren Staaten opengelegd heeft» nog in eenig nieuwspapier daar en tegen eene advertentie laaten doen. 339. Zynde het te zot om te beantwoorden, waar mede de Opfteller van het Antwoord art. iji. uit de vergelyking van iemand, die tegen zyn wil en dank geflaagen word, het papier beklad heeft. , | 340." Aangezien aan de eene kant de Gedaagde wel niet konde verhinderen, dat dit Request in de Couranten geplaatst wierde, 341- Dog aan de andere kant belette hem ook niemand om zyn ongenoegen en onfchuld deswegen in een Request aan den Souverain, of by eene contra advertentie in de Couranten aan het publicq te doen; 342. ■ Gelyk ieder een, die zyn eer e& goeden  % 3°4' ff naam lief heeft, ook verpligt en in foortgelyke gevallen gewoon is te doen. 343- Hoedane openbaare ratihabitïe van den Ge* daagden, zo opzigtelyk in de meergemelde Commisfie, by de Heeren van het Defenfie Wezen, en vervolgens door het Rapport <ïaar van in de Vergaderinge tot Zwolle gema* nifesteerd en door andere bykomende daaden bekragtigd j 344* Al hadde de Gedaagde al eens bewezen, dat hy te vooren in het quaestigufe Request niet hadde toegeftemd, en al konde hy al eens met een gerust geweten fweeren, dat hy tegen het arrefteeren en verzenden, zo als het daar lag zig hadde verzet, waar van het contrarie hier vnnrpn betoogd Is j 345. Egter den zeiven aan dit Request even zo zeer fchuldig maakt, als of hy daar in van den beginne af hadde toegeftemd en bewilligd 346. Ratihabitio enim in delictis mandato ccm» paratur L. 152. de regul. Juris adde L, ii §. 14. ff. de vi et vi ar mat a. 347- Nee dubium eft, quin ratihabitio fiatfacto; imo voluntas plus facto quam verbis et literis declaratur qua ratiftcatio etiam operatur in delictis Baiitazoll. Confil. Criminal. T. %. . Sect. 1. N. 68. 351. Het welk byzonder zyne applicatie vind in deli&is, in collegiis, corporibus of univerfitatibus gepleegd, men zie hierover Loezjeus tract. de jur: univerf p. 4. C.1.N0. 20. alwaar hy dit poinct ex profefo. behandelt. 352. Confenfus enim tune intervenire eenfetur, quando reliqua membra quee a principio in deliftum committendum non confpirarint, boe deinde tarnen postquavi id refciverint, ratum babuerint. 353. Gelyk den Heer Leyser in zyne, door ons meermaalen aangehaalde meditationes ad ff. vol. 8. fpec. 533. Med. 16., waar op de Gedaagde zig zelfs by Antwoord beroept, en die hy dus in deezen niet wraakenkan, zeer oordeelkundig opmerkt. „ ,. 354. Het welk die fchrandere Hoogleeraar ver. V voU  % 3o<* ff volgens met het volgende voorbeeld ophel» derd. 355- Ut eece ahquet collegit membra reditus ae bona, ufibus publicis deftinata, inter fe par* tirivel abligurire et in convhia, ac compotationes affumere decernunt, exequuntur etiam decretum, ac iis, quifecum non confenferunt, partem tarnen ferunt vel eos adcommcffationet fuas admittunt, et/i improbum iflum decre. turn verbis baud probant veniuni profetie in focietatcm criminis, atque tam civiliter, quant ad poenam obligantur. 350°. Waar by men voegen kan, het geen die ïelfde Rechtsgeleerde fpec. 52. Med. 10. on> ïrent Pasquillen, uit CoJiegiea of Univerfitei* -en herkomftig, opmerkt, Dat namentJyk daar aan niet alleen fchu2= ■dïg moeten gehouden worden die Leden, de» ««elke daar van de Aueteurs zyn, of daar int sxpresfelyk toegeftemd hebben, 358. Maar ook die geene of het geheele Colle* gie, contra quos legitima indicia adfunt, quod Ubellum fieri juffer int, vel argumentum fup* pedit over int, vel editionem juverint, vel fa&um ratibabend» fuum jecerint; Confer. Mynshng cent. 4. Obferv. 79. No. 5. en 6% 359- Waar by men voegen kan het geen daar omtrent door de Utrechtfche Advifeurs, era byzonder ook den Advocaat Fabiüs een vara it ©udliê eo kjndigfte Advocaateo deezer Pro-  % 307 ff Provincie, zeer oordeelkundig by het Advys fub No. 2. wordt opgemerkt. 360. Zynde dit te minder bedenken onderwon pen in het iubjecte geval, het welk min of meer valt in de termen van het Crimen Ufeo Majeftatis, immers daar van een fpecies uittnaakt. Waar in de wil voor de daad gehoüden word, en zelfs de mede bewustheid en de minfte medewerking , approbatie of ratihabitie ten hoogHen ftraf baar is, men zie hier over Voet , Matti:/eus en andere Rechtsgeleerden, die over die materie gefchreven hebben. 362. m Waar van dus iemand als de Gedaagde, die zig daar omtrent opentlyk in een Commisfie ten toon gefield en dus een hoofdrolle gefpeeld heeft, althans in deezen niet te ontfchuldigen is, . 3°3. Invoegen dat hier mede dan ons tweede Hoofdpoinct, te weeten dat de Gedaagde aan het Request, op den 12 September 1787. te: Zwolle in de Vergaderinge der Afgevaardigden uit de vernietigde Genootfchappen van wapenhandel van deeze Provincie gearrefteerd, en; Vervolgens op naam van die gefamentlyke Afgevaardigden aan Ridderfchap en Steden ge» prefenteerd, waar van de Copie by Aanfpraak© annex is fub patet, mede fchuldig en eea «oofdcomplice is, afgehandeld hebbende, 364. Zo refteerd nu nog, om de taak, die wy ons W net begin deezes opgelegd hebben, volkoV 2 mee  % 308 ff men af te handelen, in de derde plaats te betogen, dat de Gedaagde deswegens ftraf baar is, 365. Waar omtrent wy het genoeg achten, on» te gedraagen tot het fchriftelyk Advys, de Aanfpraake annex fub E. 366. Waar by het fchandelyke, ongeoorloofde en ftrafbaare van dit Request, mitsgaders de misdaden, die daar in refideeren, op eene lucuJente wyze is opengelegd; 367. En merken voorts, tot aflanding van het geen tegen dit een en ander by Antwoord is aangevoerd en hier boven nog niet bejegend, ten befluice nog kortelyk aan. 368. Dat, daar wy in deezen bewezen hebben, dat niet alleen de Gedaagde in het qusstiëufe Request heeft bewilligd, 3 69En buiten alle bedenken mede het befluit heeft helpen nemen om het zelve aan de Heer Mulert over te geven, om het in de Vergadering van Ridderfchap em Steden over te geven, 370. Waar in eigentlyk, gelyk hier voren ge: bleken is, voornamentlyk het misdadige beftaat, Maar dat hy daar en 'boven het 2elve na* derhand opentlyk geratihabeerd heeft, t, 372 «et ten eenetnaal nutteloos werk zoud» zyn,  zyn, om ons, omtrent het geen art. 40. et feqq. van Antwoord de jure ten opzigte van de Delicten, in of door univerficeiten gepleegd, zeer wydlugtig te blade gebragt word, Jn een fpeciaal debath te begeven. 373- Hoewel het ons anderfints niet veel moeite zoude kosten om te betoogen, dat die Rechtsgeleerdheid in het fubjecte geval niet van die uitgeftrekte applicatie is, als partije aldaar zoekt te dry ven, 374- Althans dit lyd in rechten geen contest, _ 375- Dat, als uit de Notulen of aantekening eener Vergaderinge geblykt, dat 'er een Delict ïn dé Vf rgaderinge begaan of eene misdaadige Refolutie genomen is, S7ö. En dat die aantekening niet meld, dat eenige Leden gedisfentiéerd, of zig daar en tegens verzet hebben, 377- Als dan alle de Leden, die op zo eene Vergaderinge praefent zyn geweest, moeten gehouden worden daar aan fchuldig te zyn; .378. Tot zo lange zy zig daar van zuiveren, of het contrarie ten genoegen rechtens komen te bewyzen. 379- En dit zal men by attente lecture van de Rechtsgeleerden, die over deeze materie gefchreven hebben , ook alzo geleeraard vinden i V 3 380. Trou>  % 3io ff 33o. Trouwens dit brengt de aard van zaaken ea het gezond verftand ook mede. 38i, Alzo buiten de Notulen of aantekening , waar uit zulks kan geblyken, zelden of ooit eenig ander bewys van de disfentie of toetfemming van eenige byzondere Leden voor han„ den zynde, . . 382. Daar uit dit abfurde gevolg zoude moeten, voortvloeijen; 383- Dat, ingeval zig de gezamentlyke Leden by <3e negatiye hielden , nimmer eenig Lid van een Vergaderinge over eene Refolutie, hoe misekadig ook, in hun particulier acticnabel of ftraf baar zoude zynj 3S4. Het welk tegen het algemeene welzyn aanloopt, 385- . Hebbende voor het overige de disfentiëeren* de Leden zig zelfs te wyten, dat ze door een protest of aantekening van hunne disfentie in de Notulen niet hebben laaten blyken, 385. Waar toe en zelfs om met alle vermogen een snïsdaadig befluit, door de meerderheid genomen , buiten effect te Hellen, ieder particulier Lid gehouden is, men zie Leyser hier vooren art. 109. & feqq. 386. zdo. Waar door al het geen door de Gedaagde, art. 83. <£? feqq. art. 147. & 158. & pasfim by  % 3" $ by het Antwoord, nopens het protefteeren van disfentiëerende Leden van een Vergaderinge 5n een geval, als het fubjecte, op eene redeJooze en picquante wyze, gebeuzeld word, van zelfs komt te vervallen. En voorts het onnodig achtende, ons omtrent de laage infimulatien, art. 79. et feqq. art. 83, 146. et pasfim by Antwoord, te elargeeren, dewelke by eene vlugtige examinatie van de acten deezer Procedure zig van zeifs wederleggen; 388 Zo merken wy onder inhsefief protest van tacendo et pratereunda daar uit niets nadeeligs te willen hebben geftendigd, ten opzigte van de chicaneufe vitterie, raakende deezerzyds Conclufie en de Palinodie, daar in vervat, al wyder aan. 389. Dat 2ulks zo zeer tegen alle recht en reden aanloopt, dat het niet weiqig Hout en onbc fchaamd is om daar mede by kundige Richteren te voorfchyn te komen. 39o. Men beroepe zig daar omtrent op Carpzo» vius part. 2. Qucest. 94, No. 55. et feqq. en alle andere Criminalisten, die over die matei ie, gefchreven hebben, . 391. Het welk te minder bedenken lyd in deeze Provincie, alwaar niet alleen civiliter, maar zelfs criminaliter uit hoofde van eene fimpeie injurie geageerd word, m?n zie het Landrecht 2 D. T. 18. art. 3. en 4, V 4 392.Ter»  % 312 $ 392. Terwyl voor'het overige iemand, die eenige de minfte kundigheid van het recht heeft, niet onbewust kan zyn, dat een Souverain, in een geval als het fubjecte, het recht competeerd om hoon en laefie, aan Hoogst derzei ver, hoo. ge Staatsperfoonen en hooge Amptenaaren aangedaan, te vindiceeren. 393» Nambi ipft ita loquuntur Imperat. Are ad et Honor. in L. s' C. ad leg. Jul. Majef. pars corporis noflri funt, Confer. Huber Hed. Recbtsgel. 4. B. 15. Cap. No. 7. Hamerster over de de Statuten van Friesland 2 B. ij. Tit. pag. 296. verfu Regenten; _ , , 394- Behalven dat in deezen ook niet Ampel fommige Leden van de Souverainiteit en derzelver hooge Staatsperfoonen in het particuJier gelaveerd zyn, maar ook wel degelyk de Souverain zelfs, of de Leden van Ridderfchap en Steden, de Souverainiteit uitmakende, in het generaal. 395- Van geen meer aanbelang is ook het geen de Gedaagde eindelyk art. 104. et feqq. by Antwoord ten opzigte van de boetens gantsch extra oleas redeneerd. 396. . Dewyl het bekend is, dat in Rechten gedistingueerd word tusfehen muleta criminales en civiles, _ , , 397En dat de eerst genoemde in deeze Pro» Vincie wel degelyk behooren tot en aan de judis  % 313 ff Judicatuure van de Landdrosten GerichtenJ daar van kan men het voorbeeld zien in de Crimineele Sententie in zaaken tusfehen Dr. Toan W. Cramer, nimine fisci ter eenre, en Herman en J. ten Bruggknkate ten andere zyde, alhier voor deezen Hoogadelyken Gerichte gepronunciëerd , waar van eene Copie van het dictum deezen is bygevoegd fub No $z. 398. Dan vermits zulks in het fubjecte geval daar en boven by de Refolutie van den Souverain van den 17 May 1788*, by Aanfpraak fub F., uitgemaakt en fpeciaal toegeftaan is, zo zal het ten eenemaal onnoodig zyn, ons hier over verder uit te laaten, ten befluite hier nog byvoegende, 399- Dat wel is waar, dat Ridderfchap en Steden de Heeren Drosten de boeten laaten trekken, als een Emolument tot vergoeding van de onkosten van de Crimineele Juftitie! 400. Dog dit kan aan de eerstgenoemden het Recht niet beneemen, van in byzondere gevallen, zo als het fubjecte, een Fiscaal aan te ftellen om uit Hoogst derzelver naam of namens de Hoogheid te ageeren, 401. Waar van men verfcheidene voorbeelden ziet in deeze Provincie, als onder anderen in de bekende zaak tegen den Heer van Beugelskamp, den Baron van der Capellen en anderen. 402. Veel minder kan zulks aan een derde, teV s gens  % $14 i? gens wien namens Ridderfchap en Steden ot de Hoogheid van den Lande geageerd words den weg tot eene exceptie baanen. Alzo dit eene zaak is, die Ridderfchap en Jteden en de Heeren Drosten in het particulier ipecteerd. 404. Behalven dat ook de onderhavige Actie veel verJchlld van eene ordinaire Hoogheids Actie. 405. Perfisteerende hier mede de Aanlegger qq% cmmmchon modo by den Eisch en Concluliél ten einde van de Aanfpraake genomen. Ofte &c. (was getekend) W. KLOPMAN. Dr. qqe  E K R1 A T AV Pag. regel (laat: 6 aj hy 36 7 conprebenfa 44 14 ; 78 20 yegeven So s mhifitorius — 28 agter argumentorum 81 7 foic — 9 3«3?M dia ' 84 24 der 101 1% Gecommitteerden 126 34 Quinet 129 15 perfonam I56 2 variur •— — nifitum 161 35 ïaiorj Temporum 175 6 transmittato >77 22