SPECTATORIAALE SCHOUWBURG. ZESTIENDE DEEL,   SPECTATORIAALE SCHOUWBURG, BEHELZENDE E E NE VERZAMELING DER BESTE ZEDELYKE TOON EE LSTU KKE N, BYEEN GEBRAGT UIT ALLE DE VERSCHEIDEN TAALEN VAN EUROPA*! MET NIEUW-GEINPENTEER.DE KONSTTLA ATEN VERSIERD. ZESTIENDE DEEL. Te AMSTERDAM, By d'Erven P. MEIJER en G. WARNARS. M D C C L X X X V I I.  INHOUD van het ZESTIENDE DEEL. I. De Neef van Güadeloupe. Eladz. 7 II. Da Verstrooide Vrouw Verbe- terd 147 III. De Vryheids-Liefde. . , ^ïy  De NEEF van GUADELOUPE. XOONEELSPEL. XV. Debl. A   VOORBERICHT. De Heer m e b c i e r , door zo veele fchoone Wysgeerige en Zedekundige Werken , en niet minder door uitmuntende Tooneelftukken, door geheel Europa , byzonderlyk ook by onze Natie, allergunftigst bekend , is de achtenswaardige Schryver van dit Stuk, zo juist voor onzen Speüatoriaalen Schouwburg gefchikt. Het onderwerp is genomen uit eert zeer bekend Engelsch Roman, dat ook in onze taal overgezet, en met veel belang gelezen is; mis sinKey BiDULPH. Het bevat een trek van Zedeleer van zo veel gewicht, en tot welks gebruik en toepasfing het gewoon beloop der waereld zo menigvuldige gelegenheden aan de hand geeft, dat ik den gemelden voortreffelyken Schryver in myn hart bedankte van het in de gedaante van een Drame gebragt, en ten Tooneele gevoerd, te hebben, en dat ik tevens, zo dra ik het met dat gevoel, 't welk het natuurlyker wyze moest voortbrengen, gelezen had, terllond be» floot het zelve voor onzen Speétatoriaalen Schouwburg te fchikken: 't Is op het Tooneel toch, dat men de hartstochten in haare volle werking best kan voordragen ; dat men den zedelyken mcnsch in zyn waaren toeftand duidelykst kan vertoonen •, dat men de haatelykheid van een onmeedogend en wreed karakter, dat men de bemin lykheid van nleêwaarigheid en A 2 men-  4 Voorbericht.' menfchenliefde, levendigst kan doen voelen, en de Iesfen van wysheid en deugd, onder begunftiging van het vermaak, den gereedften weg naar het harte baanen. Ondertusfchen heeft dit Stuk , böven anderen, een nadeel, het welk ik hoop, dat de Lezers of Aanfchouwers in aanmerking nemen, en het zelve ten dezen opzichte naar billykheid beoordeelen, zullen. Verrasfing is een der groote vermaaken van het Tooneel; maar om dezelve uit te werken, is 'er eene famenfchakeling van onbekende voorvallen noodig. Die famenfchakeling nu van onbekende voorvallen was hier niet wel mogelyk; men voorziet al vroeg, inzonderheid zo men de gemelde fchoone en leerzaame Roman gelezen heeft, waar alles op uit zal lopen. Noodelooze Incidenten in de Historie, of, zo als men 't in Tooneelftukken noemt, in de Fabel, zouden den aandacht van de Hoofdzaak afgetrokken, de Eenheid verzwakt, en dus tegen het oogmerk van het Geheel gewerkt, hebben. Wilde derhalven de Heer merci er deze gebeurtenis ten onderwerpe voor zyn Tooneelftuk nemen , konde hy geen beter party kiezen dan hy gekozen heeft; namelyk de famenfpraaken zyner Hoofdperfonaadjes zo belangryk, zo leerzaam, te maaken, dat men dezelve, niettegenfiaande het gemis van nieuwe voorvallen, met een geduurig vermaak leest of hoort, en dat, met dat geduurig vermaak, de Zedelesfen zig  Voorbericht. S zig van zelve in het hart dringen, en hetzelve vooral tot meêwaarigheid en menfchenliefde gefchiktmaaken. Ditvley ik my inderdaad, dat de uitwerking zyn zal, welke eene aandachtige lezing van dit Stuk by elk rechtgeaard mensch zal voortbrengen, en, zo ik my daar in niet bedrieg, ipreekt het van zelf, dat het groot doelwit van onzen Speétatoriaalen Schouwburg door den neef van oüadeloupe op eene even aangenaame als krachtige wyze moet bevorderd worden. f\ 3 VER-  VERTOONERS. De Heer Dortigni. Mevrouw Dortigni, zyne Vrouw, Rocheville, zyn Neef. Mevrouw de Mileau, zyne Zuster. Mulson, Finantie- Handelaar. Brigitte, Bediende van Mevrouw de Mileau. Lakey. Notaris.   Zulk eene ongedwongen liou.ding"....Men wordt fceloord van vl te zien.  Sladz. 7 De NEEF van GUADELOUPE. TOONEELSPEL. EERSTE B E D R Y F. EERSTE TOONEEL. De Heer Dortigni,Me vrouw Dortigni. (De Heer Dortigni flaat voor een Secretaire, bedekt met Papieren , Mevrouw Dortigni is ongekleed, en zit in een Canapé.") Dortigni. J"Jet Spel heeft gisteren weêr vry wat gekost, Mevrouw! Ik heb geen langer zin in die verfpillingen; gy moet my om geen geld meer vragen. Mevrouw Dortigni. Wat ben je toch ruw en plomp!.... Moetende dagen dat ik win dan ook niet in rekening komen ? Dortigni. Wanneer gy wint, Mevrouw, dan wint gy vooru zelve; maar verliezende, dan ben ik de man, die ei■ a 4 gen-  S De Neef van Guadeloupe. genlyk betaalen moet; Dat begint my te verveelen Gy moet niet langer fpeelen, of gy moet altyd winnen ; — Verftaat gy dat Mevrouw ? Mevrouw Dortigni. Gy waagt niets met my van daag honderd Louifen te verfchieten; wy zullen famen deelen ; Ik zal met Artemife fpeelen; — Dat is de grootfte Zottin. — Zy fpeelt altyd wild, en verliest ook altyd; — Honderd Louifen, Mynheer; Ik geef u myn woord, dar ik 'er duizend mede winnen zal; en nog eens, wy zullen famen deden, zeg ik u. Dortigni. Dat laat zig hooren. Kies ter deeg uwe partyen; Speel niet met die koele, bedaarde, oplettende fpelers, die op alles acht geven en de kanfen wegen; Zoek loshoofden , afgetrokken mymeraars , kleine geesten, op, dat zyn de perfoonen daar gy mede fpeelen moet. Mevrouw Dortigni. O la:it my maar begaan. Dortigni. Maar by myn goeden raad moet ik eene zeer ernflige beftraffing voegen over de buitenfpoorigheid uwer verkwisting. Mevrouw Dortigni. Hoor, Mynheer, ik heb het u honderdmaal gezegd, dat ik niet getrouwd ben dan om verlost te worden van den dwang, waar onder ik verplicht was vóór myn trouwen te lecven; Moet ik dat dan nog al meer herhaalen? Dor-  Eerste Bedrit, 9 Dortigni. Mevrouw ik begeer u niet één dier voorrechten te ontnemen, die u als getrouwde Vrouw toekomen; Gy kunt uitgaan wanneer het u belieft, gezelfchappeii bywoonen zo veel gy wilt , partyen ontvangen zo dikwils gy het goedvindt; leef zonder dwang; maar ik bid u, ontzie myne beurs; dat is de hoofdzaak; — Vermaak u — onverhinderd: — maar ruïneer my niet. Mevrouw Dortigni. Al wéér die afgezaagde predikatie ? Uwe groote zuinigheid fchynt geen ander voorwerp te hebben dan myne verteenngen I Waarom fpreekt gy ook niet van de uwe, iVlynheer? — Uwe Tafel! » Doktigni. Geniet gy daar niet mede van, Mevrouw? en zyt gy daar niet ruim zo fterk op gefield als Ik? Ik heb royne redenen om my hieromtrent te gedragen zo als ik doe, en gy zelve hebt die redenen dikwils goedgekeurd. Door een goede tafel lokt men men. fchen, en wel menfehen van een zekeren rang: men krygt achting en aanzien in de wereld! — En hoe dikwils hebt gy 'er u zelve mede vermaakt, dat zommige Lieden zig aan Tafel zo gemaklyk laten overhaalen om een verdrag te fluiten, daar men hen anders niet ligt toe zou bewogen hebben; Dus is dit niet alles fchade; Maar uwe opfchik, uwe verfpillingen, gaan alle paal én perk te buiten , en dienen nergens toe dan om my te bederven. A 5 Me-  De Neef van Guadeloupe. Mevrouw Dortigni. Praat ge daar dan van in goeden ernst? Dortigni. Meer dan vyf honderd Louifen 's jaars voor galanteriekramers ! Myn God is dat geen voorwerp om in goeden ernst van te ipreken? Mevrouw Dortigni. Men moet zyn fatzoen houden in de wereld; en daar toe worden zekere overtolligheden onontbeeriyk vereischt. Dortigni. Maar zo ik op dezelfde wyze redeneerde en handelde , waar zouden wy dan naar toe ? -—— Vergelyk uw gedrag eens by 't myne; Ik ben van den ochtend tot den avond oplettende op mynezaaken, en daar ik een Louis, daar ik een Ecu, kan verdienen, ben ik 'er tenlond by. Ik heb geen Intendant, en gy weet waarom ? Ik befpaar die kosten en laat alle myne zaaken met de fchroomachtigfte oplettenheid onder myne eigen oogen komen. — Maar waar toe dient alle die hardnekkige werkzaamheid, zo gy eene even hardnekkige verkwisting blyft achtervolgen ! — Wat moet ik van myne bezuinigde penningjes niet al voor u rnbrokken! Mevrouw Dortigni. Uwe verwyten zyn niet langer te verdragen. Ik ben van myn kant eveneens met alle myne kracht werkzaam om uw voordeel te behartigen; Heb ik u niet de zaaken van ons Marquisje in handen gebragt? Heb  Eerste Bedryt, tt Heb ik u niet de eigendom van eene zeer aanmerkalyke fotn bezorgd, daar gy buiten my... Dortigni. Hoor Mevrouw, laat ons te famen ons best doen om onzen ftaat te verbeteren ! . Op welk hoofd zullen wy dat geld plaatfen? Het is een Buitenkans; Wy hebben befloten dat wy het op Lyfrenten zetten zouden. Mevrouw Dortigni. Ja Mynheer, dat is bepaald; Ik blyf daar by, e» ik zoude niet gaarne.... Dortigni. Wy moeten dan een perfoon zoeken, die belooft lang te zullen leeven. Mevrouw Dortigni. Die vindt men zo gereedelyk niet, maar ik zal 'er 11 een voordragen, waarvan men mag denken, dat hy het tot honderd jaar zal brengen ; Wy moeten op het hoofd van onzen jongen Hertog vestigen. Dortigni. Waarom op Hem meer dan een ander, Mevrouw ? Mevrouw Dortigni. Omdat die jonge Heer een groot Jager, en tevens een groote zot, is;Veel lichaams beweging te hebben en nooit een boek in te zien zyn kostelyke ingrediënten voor de gezondheid; Daarenboven hy heeft geene hartstocht; —— Volftrekt geene; — en dus altyd  12 De Neef van Guadeloüpe.1 tyd even bedaard, en altyd op de been zynde, zonder ooit zyn hoofd de minde pooging af te vorderen, kan het niet misfen of die man moet eene eeuw, of langer, leeven. Dortigni, Ik bewonder de juistheid uwer keuze, en de gegrondheid van uwe redenen. Mevrouw Dortigni. Ik verzeeker u, het is juist een lichaams geitel, want ziel heeft hy niet, dat gemaakt fchynt om tot •ene vaste bafis van Lyfrenten te dienen voor een Rentenier, die zo fyn kan rekenen als myn man. Dortigni. Wel aan, Mevrouw, vyftig duizend gulden op 't lyf vaoa den jongen Hertog; Gy ftaat 'er my voor in, Mevrouw ? Mevrouw Dortigni. Volg toch maar myn raad; Bepaal u in alles wat gy doet, altyd tot deGrooten; Snydt alle andere menfchen af; want inderdaad daar is niets dan met de eerften te winnen. Dortigni. Ik ben 'er zeer van overtuigd. Mevrouw Dortigni. Van het geld, dat gy zult winnen, kunt gy eene vrye Heerlykheid kopen; Dan zyt gy onafhankelyk van eene menigte lieden, die men nu ontzien moet;  Eerste Eedsï f. 13 zy mogen 'er de nyd over zetten, maar zy moeten het, wel of kwalyk tevreden, aanzien, en gy gaat 'er meé door. Dortigni. Dat is ook juist myn ontwerp. Mevrouw Dortigni. Gaa geenerleie verbindtenisfen aan dan na daar wel en rypelyk over gedacht te hebben. Wees flipt in het nakomen van uw woord, vooral in geringe zaaken; In de groote loopt men minder gevaar van deze waarfchouwing noodig te hebben ,• die dringen van zelve. Dortigni. Parbleu ik Terwaarloos niet het geringde; Ik ben een voorbeeld 'van de uiterfle nauwkeurigheid, en ik vorder die insgelyks van elk myner Comptoir-bedienden; Ik bewaar alles, zelfs tot het kleinfte pa¬ piertje toe, want men weet niet van wat belang het in 't vervolg kan \vezen; Daar zyn menfehen, *lie de waare gevoelens van hun hart als Losbollen uitflorten, die, in brieven aan hunne Vrienden, alles melden wat hun in 't hoofd komt; O wat moeten zy niet zelden hunne openhartigheid naderhand duur betaalen! Na verloop van een douzyn, of van een paar douzyn, jaaren, geraakt zulk een brief, daar zy geene de minfle geheugenis meer van hebben, in handen van lieden, die daar gebruik van weten te maaken, en dient om bewyzen of vermoedens tegen hen te formeeren, om hun daaden of gevoelens toe re febry- ven zyn die bewyzen al niet volledig, men A 5 kan  14 De Neef van Guadeloüpb. kan 'er hen ten minden mede in bedwang houden. —— lk lchryf zo niet, ik Iaat niet het geringde papiertje zwerven; ik nouimer alles, en bewaar het in de nauwkeurigde orde. Mevrouw Dortigni. Zo handelt een man, die wys op zyne zaaken zoekt te dellen; hy vertrouwt niemand: hy leeft altyd in het toekomende, flaat zyne tong en papieren zorgvuldig gade, en weet dan op zyn tyd zyn voordeel te doen met de onvoorzichtigheid of onbefcheidenheid van hun, die niets voorzien. Dortigni. Myne Correspondentie gaat zeer geregeld, Mevrouw! Ik ontvang veele brieven, maar zy worden allen in orde bewaard, zo dat ik hen kan wedervinden als 't my lust. Zo kreeg ik nog gis¬ teren, terwyl ik myne oude papieren doorfmifFeide, een brief in handen, die van eenentwintig jaaren dateert , van een eigen Neef van my, die toen naar de Nieuwe Wereld was vertrokken om fortuin te zoeken, of liever om zyn graf te vinden. Mevrouw Dortigni. Is hy overleden? Dortigni. O ja, dat ftel ik vast, want hy heeft my nooit ergens om verzocht. Mevrouw Dortigni. Ja dat bewys is zo goed als een extrakt uit de doodlysten. Dor-  Eerste Bedryf. is Dortigni. Hy was een van die geestige lieden, die met al hun vernuft geen middel weten te vinden >0m aan brood te komen. Mevrouw Dortigni. Een groot vernuft zeeker! Dortigni. Hy fchitterde te Parys in de gezelfchappen; men bragt zyne fraaije gezegdens by, men roemde zyne geeffige invallen; hy maakte aangenaame vertellingen, die zig met toejuiching lieten lezen; kleine gedichtjes, die dikwils verwondering verwekten; men hoorde hem over alles redeneeren, en men zeide, dat hy verftandig redeneerde ; onderwyl verwaarloosde hy zyn fortuin en is zeekerlyk van gebrek gelrorven. Mevrouw Dortigni. Het komt my voor, dat hy dan vry wat overeenkomst hadt met uwe kostelyke zuster, die zig ook airs geeft van boeken te kennen en te lezen, en u iïeeds haare verhevene wysheid zoekt op te dringen, terwyl zy in de diepfle armoede moet leeven. Het is een zot Schepzel! A propos hebtgyook van haar gehoord? Dortigni. Ja, zy is beter. Mevrouw Dortigni. Heeft zy de boeken weer gegeven, die ik hasr geleend had? Do&.  16 De Neef van Guadeloupe. Dortigni. Mevrouw Dortigni. Zy behoeft 'er my geene meer te vragen. Ik zeg het u vooraf: Ik fluit myn Bibliotheek. Men vraagt om de boeken ter leen als of zy geen geld kostten ; en wanneer ik haar in 't byzonder eenig werk heb geleend, en zy het my te rug bragt, dan wisfelde ik daar met haar een woord over uit beleefdheid, maar dan voelde ik altyd eene foort van een' verwyt van het zelve niet gelezen te hebben. Is dat te verdragen? Ben ik eene Dame om myn tyd met die zotternyen van Lektuur te fpillen? Ik heb wezenlyker zaaken in 't hoofd; en ik weet maar ééne bezigheid, daar een mensch belang in behoort te ftellen, en dat is hoe zyne inkomften te vermeerderen ? Dortigni. Zy heeft my nergens om laten vragen, en ik heb my even eens ftil gehouden. Mevrouw Dortigni. ' Zy verveelt my verfchriklyk, zo dikwils ik haar zie> . Ik ken geen onbehaaglyker mensch. Dortigni. Wy zien ook malkanderen niet meer; Enditfchynt zo de verkiezing aan weerkanten te zyn. Dus... Mevrouw Dortigni. Dus mag ik wel lyden , dat zy voor altyd weg blyft, en dat ik haar nooit wederzie. Zy heeft de  Eerste Bedryf. iy de hoonende trotsheid orn voor eene goede moeder te willen doorgaan met haare twee marmotten van kleine kinderen, die zy overal mede fleept. • • Men heeft daar, wat aan, aan dien kostelyken fleep! - 'T is net zo veel als of zy u wil toeroepen; „ Zie eens hoe mooy ik myne tedere wichten sade„ flaa; hoe ik hen geen oogenblik uit het gezicht „ verlies; hoe ik hunne zwakheid vooralle gevaa- „ ren befchut; Zo doet Gy niet Schoonzus- „ ter!" O! het is niet uit te houden. Daarenboven is zy zo ernftig, zo droefgeeftig; zy zucht dikwils om haar overleden man. DORTIGNI. Zy heeft wel reden om te zuchten; De overlede. ne heeft haar zeer weinig nagelaten, en zy moet zig inderdaad bekrompen behelpen. Mevrouw Dortigni. ' Dat maakt haar nog lastiger. Dortigni. Zy heeft het zo gewild! Ik heb het haar wel voorfpeld, maar of ik al zeide: ,, Zuster hy is niet rykl begryp toch dat dit het grootfte gebrek is,dat een man kan hebben." Haar antwoord was altyd ; „ Hy is deugdzaam ; hy is een braaf man in den „ volkomenften zin van 't woord; en hy bemint my „ even oprecht als ik hem bemin"; en nu is zy, met alle die voortrelfelyke hoedanigheden van haar overleden man, en met alle haare tederheid, tot eene vierde verdieping verbannen; Ik twyffel zelfs of XVI. Deel. B zy,  i8 De Neef van Guadeloupe. zy , om daar te beftaan, niet genoodzaakt is met haare handen de kost te winnen? Mevrouw Dortigni. Eene goede les voor die verwaande geesten, die zo gunftig over zig zeiven denken; die de dingen zo veel beter meenen te begrypen dan een ander; die, ik weet niet welke, belagchelyke fraaijegevoelens voorwenden , als of zy de Rykdommen niet als het hoogfte geluk befchouwden; als of 'er eenig ander geluk ware in de wereld! ■ ■ • Zy hangt nog de fiere Dame uit, in 't midden haarer armoede. Dortigni. Zy is altyd wat fier geweest; dat is waar..." Mevrouw Dortigni. Wel nu, dat zy zig met haare verheven gevoelens, en met alle haare Philofophie, op haare vierde verdieping verlustige! ——. Ik wil haar niet meer zien. TWEEDE TOONEEL. De Heer Dortigni, Mevrouw Dortigni, een lakey. l a k e y. Mynheer, daar is jemand, die al een half uur gewacht heeft, en die verzoekt u te mogen ipreken van wegen Mynheer de Rocheville. Dor-  Eerste Bedryf. Dortigni. Iiocheville!.,.. Dat is zonderling! —— Is het wel die naam? Gaa hooren of gy misfchiéi kwalyk onthouden hebt? —- (DeLakey vertrekt.) Dit is de naam van dien Neef daar ik ftraks van fprak; maar in geen twintig jaar heeft dezelve myn oor ge-' troffen. Mevrouw Dortigni. Zie daar weder uwe gewoone fchielyke wyze van befluiten! uw geest gaat eensklaps naar Amerika reizen, en zoekt daar ylings uwen lang overledenen Neef op, en dat alleen omdat gy my een woord van hem gefproken hebt! > Zyn 'er niet eene menigtes naamen , die oneindig fterk naar malkanderen zweemen? L a K e Y. Mynheer, die man zegt, dathy iets aan u, in eigen perfoon, heeft voortedragen uit naam van den Heer Rocheville, uwen Germain Neef, welken hy laatftelyk in Amerika gezien heeft. Dortigni. Wel nu, Mevrouw, gy hoort dat hy hem in Amerika gezien heeft! Het betreft wezenlyk den perfoon van dien zelfden Neef, daar lk u van fprak; ■ ... ■ Dat verwondert my dermaate, dat.... Mevrouw Dortigwï. Hy is dan niet dood? B 2 Dor-  *20 De Neef van Guadeloupe; Dortigni. Ik weet het niet, maar ik heb altyd voorgevoelens van alles wat my moet overkomen; ■ . Hier zal iets gebeuren! Laat hem binnen komen! » Ik ben zeer nieuwsgierig.,. DERDE TOONEEL. De Heer Dortigni, Mevrouw Dortigni, Rocheville. (Rocheville wacht met /preken, tot dat de Bediende weg is.~) Mevrouw Dortigni, (/lil.') „ Myn Hemel welk een Ambasfadeurvan denflech„ ten tyd! en wat is hy droog!" Dortigni. Wel nu, Mynheer, fpreekj wat hebt gy my te zeggen ? Rocheville. , God zy geloofd, myn waarde Neef! — Zou het mogelyk zyn, dat ik u geheel onkenbaar geworden ware? Dortigni. Hoe, Mynheer! Een Neef van my!.. Ik weetniet u ooit meer gezien te hebben. Mevrouw Dortigni, (/til.) „ Waarom heeft men dien Kalis laten binnen ko„ men? 'T is een Bedelaar." Ro-  Eerste Bedryf, 21 Rocheville. Myn naam is Rocheville. ■ Ik ben, buiten Uwe Zuster, uw naaste bloedverwant. Dortigni. Ik herinner my een Neef van dien naam gehad te hebben, maar wy hebben gedacht dat hy dood was. Rocheville. Hy leeft, helaas! en Ik ben het. Dortigni. Het is al zo lang geleden, Mynheer, dat gy my ligtlyk verfchoonen zult van my geene trekken te binnen te brengen, die.... Rocheville. O Ik herkende u terfiond; Dog ik ben meer veranderd dan gy, en dat is niet te verwonderen. De arbeid , de vermoeienisfen myner menigvuldige reizen, de verdrietelykheden , het lang verblyf in eene vreemde luchtftreek, alles heeft daar toe moeten medewerken. ... Maar myne flein evenwel, by mangel van inrekende wezenstrekken... Dortigni. Ik betwist u niet, Mynheer, dat gy dezelfde perfoon zyt! Rocheville. Bedenk u maar eens; wy waren byzondere goede Vrienden. B 3 Dor-  22 Dé Neef van Guadéloï?pe.' Dortigni. j4 ! Akademie-vriendfchap , vfiendfchap van de kindsheid, wat betekent dat, bid ik? —— Welke bevelen, Mynheer, hebt gy my te geven? Rocheville. Gèene, myn waarde Bloedverwant. ■ De Arme, helaas • ontvangt bevelen, maar geeft die niet. Mevrouw Dortigni, {/til.) „ Dat draait, gelyk ik dacht, op bedelen uit; Hy „ zal hem vast om geld vragen. Ik jaag myn ,, Portier weg. ' - ■ Wat hadt die Domkop, in „ weerwil myner dagelykfche waarfchouwingen, zulk „ een fchrielen knaap re laten inkomen!" Rocheville. Ik was op Guadeloupe gezeten. Dortigni. Op Guadeloupe? Dat is wel, Mynheer. (/til.) ,, lk wenschte dat gy'er nog zat; keer maar fchielyk „ naar de Tegenvoeters te rug, dat is al wat ik u te ;, zeggen verlang." Rocheville. Ik had met veel moeite een fommetje te faam gehragt, (Dortigni geeft alle blyken van verveeling) —» Verwaardig u, bid ik, een enkel oogenblik het oor aan het verhaal van myn droevig noodlot te leenen! «—— Het ongeluk gehad hebbende van myne Vrouw en myn Zoon te verliezen, en geene beweegreden in my  Eerste Bedeyt. 23 my voelende om my langer aan een vreemd land te verbinden, befloot ik naar Frankryk terug te keeren... De liefde tot myn Vaderland deedt zig met nadruk in myn hart voelen; Het is dat gevoel dat wy langst be» houden, dat altyd in ons werkt. Mevrouw Dortigni, (Jlil) „ En waar moet die verveelende inleiding op uitlopen? Dat zal eene benauwde Predikatie worden." Rocheville. Myn Schip, met alle myne bezittingen beladen, die wel niet zeer groot, maar toereikende waren om aan myne begeerten te voldoen, heeft op de kust van Spanje Schipbreuk geleden. . Ik heb alles, alles , verloren. —— Myn ongeluk is uit de nieuwspapieren bekend. ■ Het Schip de Eenhoorn. Tien van myne reisgenooteu zyn verdronken, terwyl zy de overblyfzels van hun fortuin zochten te redden. Mevrouw Dortigni. Zy zyn inderdaad gelukkig, dewyl zy alles verloren hadden; •< Ik vind dat zy gelyk hadden van te fterven toen zy dood arm waren. Rocheville. Ik ben niet van gedachten, Mevrouw , dat zy meest te beklagen zyn ; Integendeel ik heb hun lot meer dan eens benyd. Ik ben niet dan na oneindige moeijelykheden te Parys gekomen. ■ Zo gy wist wat ik onderweg al geleden heb; welke vernederingen het Ongeluk na zig fleept. - B 4 Maa r  44 Db Neef van Guadeloupe. Maar ik heb my met ftandvastigheid en moed gewapend. ■ Zo als ik eindelyk hier kwam was myne eerfte zorg naar u te vernemen. Met welk een vermaak hoorde ik, dat gy in ruime omHandigheden zyt, dat de Hemel uwen arbeid gezegend heeft, en dat gy in vrede geniet.... Mevrouw Dortigni. Ruime omltandigheden ! wie heeft u dat gezegd, Mynheer? Is men te Parys ooit in ruime omflandig- heden? Gy fchynt in de Nieuwe wereld het beloop van de Oude vergeten te hebben. RoCHEVILL *e. Verfchoon my, Mevrouw; maar die Meubilen, dit Hotel, alles wat u omringt, fpreckt duidelykgenoeg; het zegt Mevrouw Dortigni. Wel nu , men heeft zyn verblyf in eene zekere orde, gelyk yder een. Gy hebt de driftige verwondering, dunkt my, van iemand,die kers vers is aangeland. Rocheville. Mevrouw, een mensch, die gebrek aan 'tnoodige heeft, maakt zyus ondanks aanmerkingen over alles wat hein treft; hy ziet, hy voelt, den verbazenden afitand, die hem van de 'gelukkige mcnfchen fcheidt. Mevrouw Dortigni. Maar Mynheer, vergun my u te zeggen, dat ik nw gedrag ten onzen opzichte zeer vreemd vind; Gy  Eerste BedrYf. £5 Gy dringt u zeiven met bedrog in ons buis ; gy neemt een valfchen naam aan , onder voorwendzèl van ons bericht te komen biengen van een Westindifchen Neef, die gy nu zegt zelf te zyn ; Ik bedisputeer u even weinig als myn man, dat gy het zyt, maar een eerlyk man moet zig even weinig met'draaijeryen als met rechtfli'cckfche leugens ophouden. RoCHEVlLLF. Ik heb gemeend my in dit gewaad, dat myn behoeftigen toeftand niet dan al te duicfelyk vertoont, voor uwe dienstboden niet bekend te moeten maaken voor den geenen , die ik ben: • Het is uit befcheidenheid, myn waarde Neef, uit befcheidenheid, verzeeker ik u, dat ik my van dit middel bediend heb , waardoor ik myn ongunfligen toeftand kon verbergen. Dortigni. Gy hadt my kunnen fchryven. Rocheville. Een brief kon niet hetzelfde uitwerken als myne tegenwoordigheid; Ik had meer hoop op een guhtligen uitflag, zo ik u zelf kwam fmeeken, en u met levendige Hem myne droevige, en waariyk meélydenswaardige, gefteidheid voordragen dan.... Dortigni. Ik verftaa u, gy hebt my, by voorkeur, gekozen om het nadeel, dat de Elementen u gedaan hebben, te herftellen. Omdat het Noodlot u myn Neef heeft B 5 ge-  26 De Neef van Guadeloupe. gemaakt, moet gy op de Spaanfche Kust Schipbreuk iyden, en moet ik daar te Parys voor opkomen . Zo is, geloof ik, de famenhaog-, —— Gy moet my,na verloop van twintig jaar, komen zeggen; Hier hebt gy my nu weder te rug; help my nu. Rocheville. Inderdaad dit is de bede, welke ik genoodzaakt ben u te doen. ■ Ik ontveins het niet. Mevrouw Dortigni. Gy hadt dan alles in 't zelfde Schip gelaaden? Rocheville. Ach! Ja Mevrouw. Mevrouw Dortigni. Dat is zeer onvoorzichtig; maar gy waart dat altyd, zo als ik wel gehoord heb; En niettegenftaande al het verlangen, dat wy daar toe zouden mogen hebben , wy kunnen uw verlies niet herltellen. Rocheville. Dat verftaat zig, Mevrouw; Maar —— ik ben ook nog ergens bekwaam toe; en ik kom niet enkel uwe weldaadigheid, tot een of ander klein befraan, maar uwe edelmoedige hulp affmeeken. Dohtigni. In uwe Jeugd , Mynheer, hebt gy niets willen doen; gy waart altyd in de fchitterendfte gezelfchappen, terwyleen ander, op zyn rtoel geplakt, moest zitten werken by den Prokureur, by den Notaris.... Dat wordt vroeg of laat betaald. Ro-  Eerste Bedryf. 27 Rocheville. Ik heb in myne jeugd te verftrooid geleefd, ik erken het, en het heeft my naderhand dikwils gefpeten my niet'met meerderen ernst op eenig beroep toegelegd te hebben; maar ik was zeer jong, en de verleiding der vermaaken.... Dortigni. Gy liet by uw vertrek eene menigte fchulden na! Rocheville. O! Neef, die zyn naderhand alle met de uiterfte nauwkeurigheid betaald; Daar is niet één duit ten my. nen laste gebleven, dat verzeeker ik u. ■ Dortigni. Gy waart van een karakter, dat wel geneigd was tot luchtige befluiten, tot gewaagde uitvoeringen. Rocheville. Zeer onfchuldige evenwel, waarde Neef; dat zult gy my erkennen! Zy hebben nooit iémand benadeeld. Dortigni. Uwe ongeregeldheden hebben .evenwel uwen oom alhier van hartfeer doen ftervén. RoGHEVILLE. Hoe! wat zegt gy, Neef! Dat is zo nieï. Dortigni. Maar,maar, „Dat is zo niet;" Zie dsarbyna <* , „ Gy liegt het!" Mynheer! Me-  sü De Netf van Guadeloupe. Mevrouw Dortigni.] Het is onverdraaglyk onbefchoft. Rocheville. Verfchoon my Mevrouw, het is myne bedoeling niet u te beledigen. Dortigni, (toornig.') Ondertusfchen beledigt gy ons niet weinig. Rocheville. Vergeef my, Myiiheer! Ik wil alleenlyk zeggen, dat myn waarde Oom my tot het einde van zyn leven flandvastige biyken zyner Vriendfchap heeft getoond. ■ Hy heeft my met verfcheiden brieven begun- ftigd: Ik heb van zyne brieven by my (Hy haalt een Brieventas uit zyn zak) Zie daar zyn ze, Ik bewaar die brieven als dierbaare kleinodiën. Gy zult 'er uit zien, dat hy my achtede en beminde. Dortigni. Ik heb die brieven niet te zien. Rocheville. Zy melden onder anderen , dat zonder twee kinderen, welken hy hadt, en aan welken hy, gelyk billyk was , de voorkeur was verfchuldigd, hy my nog meer goeds gedaan zou hebben; Ondertusfchen heeft hy , niettegenflaande den afftand , waarop ik my van hem bevond , zeer veel voor my gedaan door recommandaties, door dienden, door onderrichtingen en raadgevingen, die wel geen geld zyn, maar  Eerste Bedryf. 30 maar die , gelyk zy dikwils meer dienst doen dan geld, zo ook ons hart fterker verbinden: < De gedachtenis van uwen Vader , myn waarde Neef, zal my altyd dierbaar en geheiligd zyn. Dortigni. Myn Vader was van eene gemaklyke, toegevende, geaartheid; Zomtyds tot het berispelyke toe; ik durf het zeggen, • Is men niet verplicht geweest uw vaderlyk erfgoed na uw vertrek te verkopen? Rocheville. Ik erken het, dat was om myne dwaaze fchulden, in de losheid myner jeugd gemaakt, te betaalen. Dortigni. Zyn Vaderlyk erfgoed te verkopen! Dat laat zig niet verfchoonen, Mynheer; Dat is een gebrek van 't hart. Zyne wettige en natuurlyke erfge- naamen te verwaarloozen! ——— Begryp, Mynheer, dat men geene naastbellaanden heeft, zo men dezelve niet als zodanig erkent, en het Vaderlyk erfgoed voor hun bewaart. Rocheville, Ik vrees dat gy gelyk hebt, Neef; maar begryp ook bid ik, dat dit alles een gevolg is geweest van een en dezelfde fout; De onbedachtheid myner jeugd! Ik heb die fout naderhand wel flrengelyk geboet! Voor het overige is 'er noch van den kant van braafheid, noch van eer, iets tegen my in te brengen; en zo ik arm ben, ik heb ten  30 De Neef van Guadeloupe. ten minften niets gedaan, dat u kan doen bloezen, of u zoude aanzetten om my uit uwen boezem te verftooten. Mevrouw Dortigni, (ktioopbreiende.) Myn man geeft wel eens aalmoefen, maar al wat iiy tegenwoordig zou kunnen geven is befteld. Rocheville. Ik zoek niet tot last te zyn, Mevrouw; Ik verlang maar eene kleine bediening op het Komptoir van myn Neef; ■ Of dat het hem flechts be- lieve my ergens elders gunftig voor te dragen; dan zal ik welhaast geplaatst worden. Mevrouw Dortigni. Welhaast geplaatst? Mynheer weet zeekerlyk niet dat 'er verfcheidene boven het bepaald getal zyn, die, op hoop van in te vallen, reeds eenige jaaren zonder loon gediend hebben; die van alle kanten, zelfs door de eerfte Grooten, worden voorgedragen I Dortigni. Dat is eene waarheid, Mynheer. Mevrouw Dortigni. Men kan die lieden evenwel niet doodflaan om plaats voor u te maaken ! Elk zyn beurt; maar het getal der aanzoekeren is oneindig. Dortigni. Oneindig. Me-  Eerste Bedryf. 3t Mevrouw Dortigni. Met eenert wenk zou men , van de ftraaten van Parys, een Regiment Klerken, Kommifen, Sekreta risfen, Schryvers, kunnen te famen brengen. Dortigni. Als men 'er één van nooden heeft, bieden zig honderd aan, die u de ftylen van de deur lopen. Rocheville. Ach! Mynheer. Ik zoek eenigen dienst, waar by niemand benadeeld wordt; Daar zyn 'er van zo veele foorten! —— En, zo de aanfpraak op eenigen dienst zig naar de behoefte mag afmeten, heeft niemand daar een rechtmaatiger aanfpraak op dan ik! - ' ■■ Morgen heb ik letterlyk brood gebrek , zo uwe edelmoedigheid my niet in ftaat (telt om het te winnen —■—— Ik heb in deze oneindig groote Stad, die ik niet meer herken, geene Bloedverwan • ten dan u. Ik bied my tot alle eerlyke be¬ zigheden aan; ■ In Gods naam help myindit dringend oogenblik. Dortigni, (Jlil tot zyne Vrouwe „ Ik zal my van hem ontdaan, met hem een Ecu „ in de hand te floppen." Mevrouw Dortigni, (hem fluitende.') „ Zacht! Zacht I Dit is de gewoone taal van die „ bedelaars! - Houdt u ftyf en doe hem ter- (lond vertrekken, dan zyt gy 'er in eens af.—— „ Wat hebben wy aan zulke bezoeken! —>- Een ,, kostelyke Neef waarachtig!" Dor-  3a De Neef van Guadeloupe. Dortigni. Wel nu , Mynheer , wy zullen zien; Ik zal 'er over fprekea, ik beloof het u. Rocheville. O denk 'er om ! overleg het, bid ik.... Dortigni. Ik betuig u, ik zal alles doen, wat in myn vermogen is. Rocheville. Een ongelukkige vat alles aan, dat hem hoop kan geven; Ik zal my voor het oogenblik troosten met de beloften, die gy my doet; maar zo deze beloften geen wezenlyken grond mochten hebben, wenschte ik liever, dat gy my de droevige waarheid, hoe wreed die dan ook ware, terftond wilde te kennen geven; Wat, immers, kan het my baaten, dat ik my eenige dagen opbeure met eene harfenfchim, die my in het dringendst van den nood ontvliegt. Dortigni. Ik zal al doen wat maar eenigzins mogelyk is; Ik zal Hemel en Aarde trachten te bewegen; en, zodra zig eenige gunllige gelegenheid opdoe, zal men het U laten weten. Rocheville. Gy zult Hemel en Aarde trachten te beweegen? ■ Maar dan dient gy immers myn verblyf te weten, Neef! Dor-  Eerste Bedui, 33 Dortigni. O ja! ja! ■ Dat is waar. Wel nu, uw ver- tóyfï Rocheville. In de Husiaar-ftraat. In de witte Zonnewyzer. Mevrouw Dortigni. De Husfaar ftraat! ■ Wel afgryslyk! Kan men in de Husfaar-Hraat woonen! - (ftit) „ Zal hy niet gaan?" Rocheville. Verkiest gy ook, dat ik het u opfchryf, uit vrees dat uw geheugen.... Dortigni. Neen! Neen! Wy zullen 't wel onthouden. Rocheville. Nu, ik zal u dan niet langer lastig vallen.... (Hy waakt eene buiging om weg te gaan, en verwydert zig eenige treden.) Mevrouw Dortigni. Eindelyk zyn wy dan van dien lastigen kwant verlost. Daar komt hy te rug! Dat is onverdraaglykl Ik kan 'tniet langer uithouden. Rocheville. Maar, Mynheer, vóór dat ik vertrek, heb ikn nog iets te verzoeken; en wel iets, dat gymy oogenbliklyk kunt toeftaan. XVI. Deel. C Dor-  34 De Neef van Guadeloupe». Dortigni, (gémelyk,) Geene voorredens, als 't u belieft, Mynheer! — Spreek op! Laat 'er toch eens een eind aan komen. Rocheville. Geef my, fmeek ik u, het adres van myne Nicht 5 van uwe waarde Zuster. Zy fcheen van een medelydend karakter te zyn, en eene edele denkwyze te hebben. Dortigni. Wy hebben haar in langen tyd hier niet gezien, Mynheer; Zy maakt geen werk van haare Bloedverwanten ; Zy leeft heel zonderling. —— Daarenboven zy kan u van geen dienst zyn; zy is weduwe, met twee kinderen op den hals , die zy misfchien werks genoeg heeft om aan de kost te helpen; zy leeft eenzaam, onbekend; Wat kunt gy van haar verwachten ? Rocheville. Zy heeft twee kinderen? Dortigni. Zo als ik u zeg. Rocheville. Zo veel te beter! zo veel te beter! Dortigni. Hoe ! Zo veel te beter 1 Wat nut kunt gy daar va£ hebben? Ro-  Eerste B e d ï t f, 35 Rocheville. Ik wilde maar zeggen, dat ik zeer verlang hen te mogen zien, te omhelzen, te.... Ik verzoek u haar adres met den grootften ernst; want ik ben onverduldig om haar een bezoek te geven; en ik gaa dat zelf? oogenbliklyk doen. Dortigni. Myn Portier zal u beter dan ik in ftaat kunnen Hellen om haar te vinden. Wilt gy haar op¬ zoeken, dat is uwe zaak; Men heeft u vooraf gewaarfchouwd, dat gy daar niet te recht zult raaken; Gy doet zeekerlyk een vergeeffchen gang; Zy is volftrekt buiten ftaat om iets voor u te doen. Rocheville. Indien zy zo arm is, zal zy vast doen wat zy kan ; En, zo zy niets kan, zullen wy malkanderen beklaagen ; wy zullen famen fchreiën, zo wy geene vertroosting te famen kunnen vinden. Zy heeft het ongeluk leeren kennen, zy zal gevoelig zyn voor het myne, ik ben het voor het haare. Ik zal dan uwen Portier haar adres uit uwen naam afvragen. Dortigni. Ja; want, zo als ik u zeide, ik weet het niet nauwkeurig. ■ Zy verwaarloost ons op sene onvergeeflyke wyze. - Maar, Mynheer , ik heb , op dit oogenblik , eenige dringende zaaken. Zy lyden geen uitftel, - ■ Gy zult wel zo goed zyn  36 De Neef van Güadelóüpe, Rocheville, (achter uit gaande?) Verfchoon myne lastigheid ! Ik ben in den dringenden nood, en dan poogt men (tot den Heer Dortigni) Ik hoop , Mynheer, dat gy nooit zult ondervinden, hoe fmartelyk het valt, uit een onbezorgden ftaat eensklaps in de behoeftigheid te ftorten; Ik heb u myn elendigen toeltand voorgedragen, maar zo gy my, ten minnen door uwe aanbevelingen , niet behulpzaam zyt; zo gy my bedriegt in de belofte, welke gy my gedaan hebt; zo gy den eerbied misbruikt, dien men aan Ongelukkigen verfchuldigd is; zo.... Dog ik vertrek.... (De Heer Dortigni floot, om zo te [preken, Rocheville weg, terwyl Mulfon inkomt; en deze twee ontmoeten malkanderen aangezicht tegen aangezicht.) VIERDE TOONEEL. Dortigni,Mevrouw Dortigni,Mulson. M u l s o n, (in een kleed met goud gegalonneerd een 'rotting met een gouden knop in de hand, ziet in het optreden Rocheville flerk aan , doet een flap te rug; befchouwt hem fleeds met oplettenheid en belangneming , en blyft ftaan terwyl Rocheville hem voorbygaat.) Mag ik myne oogen ge'ooven? Dourmont te Parys? (Hy ziet hem nog achter na.) Hy is 't waarachtig • Dor«  Eerste Bedry f. 37 Dortigni, (eenige treden naar hem toegaande?) Gy komt my van een lastigen kwant verlosfen. Waart gy maar een half uur vroeger gekomen. M u l s o n, (flil.) „ Hoe köel laat men hem vertrekken! Men leidt „ hem niet eens uit; Men groet hem nauvvelyks. „ Zoude ik my ook bedrogen hebben ? " Dortigni. Wel Heer Mulfon! Hoe hoog zyn de fondfen? Ik ben onverduldig nieuwsgierig. M u l s o n. Een oogenblik verlof, Mynheer! (naar de deur gaande en te rug keerende, ftil) ,, Maar hy is het „ zelf; daar is niet aan te twyffelen; Hy is het zelf! s, ——- Maar in dat gewaad ?" Dortigni. De acties van de Pagteryen, vallen die? M u l s o n. Kent gy den Man, die daar van u weggaat? Dortigni. Weinig. M u l s 0 N.. Ja, dat merk ik wel. C 3 Dor-  $ De Neef van Guadeloupe. Dortigni. Hoe hoog is de Wisfel op Hamburg? M u h s o n. Die is vyfentachtig. Maar dat is ongeloofiykl Dortigni. Wat is ongelooflyk ? Het is immers de gewoone Cours. M u l s o n. Mevrouw, ik ben uw dienaar. ——— Vergeef rrty, ik was in gedachten. (tot Dortigni) Zeg my eens, wist gy niet, met wien gy daar even geIjbroken hebt? Dortigni. Verfchoonmy; ik kende hem min of meer. M u t s o n. En gy geleidt zulk een Man niet eerbiedig uit ? Dortigni. Gy hebt gelyk; Gy fpot 'er mede, dat gy hem by. my vindt. M o L s o n. Neen, waarachtig! Ik fpot 'er niet mede. Dortigni. Hoe veel op Livourne? MlIL'  IS e r s t e B e d r y f. 39 M u l s o n. Acht en negentig. Maar uw gedrag jegens dien Heer verwondert my in denhoogftengraad! —— Ik wil duizend tegen één zetten , dat gy hem niet kent. Dortigni. Ik zeg u immers, dat hy my niet onbekend is. — Hoe veel op Amfterdam ? M u l s o n. Vierenvyltig. En gy behandelt hem op zulk eene wyze! Een der rykfte Hrtikulieren van het Koningryk. Dortigni. Gy droomt, myn waarde Mulfon, hebt gy op zyne kleeding gelet? M u l s o n. Ja zyne kleeding heeft my wat verwonderd, maar hy is altemet zonderling in zyn gedrag; en die kleeding belet niet , dat in dezelve de ryke Man, de vermaarde Dourmont van Guadeloupe, fteeke. Dortigni. Ha! Ha! Ik dacht wel dat,gy u vergistede, myn Vriend. Deze Man heet Rocheville , en zyn ftaat is ten uiterften fchraal. M u l s o n. Rocheville of Dourmont; De naam doet 'er niet toe ,• Ik ken den Man , en die Man is een zeer welgefteld en ryk Heer. C 4. DOR-  40 De Neef van Guadeloupe» Dortigni. En Ik zeg u, dat die Man zig in de uiterfte behoeftigheid bevindt; gelyk hy 'er dan ook het geheele voorkomen, de houding, den toon, en gebaarden van heeft: zyn taal... M u l s o n. Gy hebt mis, gy hebt mis! Het tegendeel is waar; zeer waar. Dortigni. Het is een arme bloed , zeg ik u. M u l s o n. Gy moogt wel wenfchen zo arm te zyn als hy! Ik ken zyn gelaat zo goed als het uwe; Ik bedrieg my niet- in den perfoon: Hy is tweemaal getrouwd geweest; Hy is federt achttien maanden weduwnaar; heeft geene kinderen, en bezit ongemeten Schatten. Mev-rouw Dortigni, (fchielyk tpryzende.) Bedenk, wat gy zegt, Mynheer Mulfon! Bedenk Ongemeten fchatten en geene kinderen! M u l s o n. Ja Mevrouw, geene kinderen en een oneindig fortuin: Ik heb hein, nu drie jaaren geleden, vier maanden lang dagelyks gezien; Ik ken hem volmaakt wel; en ik durf u verzeekeren, dat hy my ook herkend heeft; dog hy floeg de oogen neer; ik weet niet waarom ? maar hy wilde my niet kennen, en by my niet bekend zyn. Me-  Eerste B e d r y f. 4* Mevrouw Dortigni. O nu zie ik de geheele zaak door. Gy weet niet waarom? Wel nu, ik zal het u zeggen; De reden Is, omdat die Man, wien het u behaagt zo ryk te maa. ken, by ons letterlyk om een aalmoes is komen va- ^ gen. M u l s o n. Hy heeft u om eene aalmoes kunnen vragen om zig te vermaaken; maar hy is ryker, hy alleen, dan gy en ik, en onze buuren,famen. Dortigni. Maar hy heeft Schipbreuk geleden op de Spaanfche Kust, met het Schip de Eenhoorn; Ik herinnerrc my inderdaad dat ongeluk in de Nieuwspapieren gelezen te hebben. M u l s o n. Zo hy die Schipbreuk wezenlyk geleden moge hebben , zou ik 'er voor durven inftaan, dat hy nog genoeg' over gehouden heeft om zesmaal ryker te zyn dan gy. Dortigni. Moet men u dan geheel uit uwe dwaaling helpen ? Want het begint my eindelyk te verveelen. Weet dan, dat deze Man een Neef van my is; God helpe hem', want hy komt my geweldig zwaar op 't lyf vallen, zonder dat ik hem helpen kan. Hy is wezenlyk uit Amerika overgewaaid, na eene afwezigheid van twintig jaaren. Cs MtjLr  4& De Neef van Guadeloupe. M u l s o n. Hy is uw Neef? Dortigni. Ja. M u l s o n. Dan kwam by, gewis, om u te beproeven. Mevrouw Dortigni. Om ons te beproeven? M u l s o n. Dat valt juist in zyn karakter; Hy heeft honderd grappen van dien aart, in zyn leven, uitgevoerd; de eene kluchtiger dan de andere. Mevrouw Dortigni. Ik voel eene verwarring, eene ongerustheid, die o Mynheer Mulfon , gy jaagt my een fchrik op 't lyf met alle uwe onderrechtingen , maar gy moet nu alles zeggen. M u l s o n. Ik verzeekere u, op myn eer, Mevrouw, dat uw Neef die aanzienlyke I'andelaar van Guadeloupe is, die een onbepaald Crediet heeft. Ik heb met hem perfoonlyk gehandeld ; Ik heb meermaalen Wisfelbrieven van hem overgedaan ; o dat is goud , die Wisfelbrieven'. I ly heeft een teken onder zyn linker oog; een pok-pet op zyne rechter wang; eene yleezige en welgemaakte hand. Me-  Eerste Bedryf. 43 Mevrouw Dortigni, Maar zou het dan mogelyk zyn! Ach ik worde hoe langer hoe meer beangftigd. Gy hebt hem op Guadeloupe zelf gezien? ■ Hy kan daar van naam veranderd zyn. Het is al te waarfchynlyk. M u l s o n. Hy heette daar Dourmont. Maar de ver- fchillende naam kan geene duifterheid manken, daar wy zeeker zyn van denzelfden perfoon voor te hebben. Dortigni- Ik meende, dat hy al twintig jaar dood was geweest! En nu te komen bédelen. M u l s o n. Hy is van een levendig vrolyk karakter; vol zon. derlinge invallen ; hy vermaakt zig gaarne roetaaage. naame verrasfingen en onfchuldige grappen. Mevrouw Dortigni. O- Hemel! is het mogelyk? M v l s o n. Verder is hy zeer weldaadig ; zelfs tot het Grootfche en Heerlyke toe. Dortigni. Zeer weldaadig ; tot het Grootfche en Heerlyke toe! Hoort gy dat, Mevrouw? M u v  44 De Neef van Guadeloupe. M u l s o n. Zo hy by u de klucht heeft gefpeeld om in een verfleeten ivk geld by u te komen leenen, hebt gy het hem zeekerlyk gegeven? en het einde van die klucht is geweest dat gyüeden van weerskanten om dien zonderlingen Behoeftigen eens hartelyk zult gelagchen hebben; Niet waar? Dortigni. Och! — Neen. Ik heb hem koel ontvangen. M u l s o n. Dat fpyt my, hy is zeer gevoelig voor vriendelyke, en voor onvrjendelyke, behandelingen. Mevrouw Dortigni. Myn Man hadt het hoofd vol zaaken. M u l s o n. Het is een allerbest Man voor de geenen,welken hy bemint; maar aan den anderen kant ook voor hun, daar hy niet van houdt, Me vr ouw Dortigni, (ftft.) ,, Yder woord gaat my door 't hart." Dortigni, (ftil.~) „ Ik ben geheel ontroerd !o wat heb ik een fpyt!..." (overluid) Mynheer Mulfon, ik moet u niets verbloemen ; Wy hebben hem niet ontvangen op eene wyze zo als hy ongctwyffeld verdiende; en zelfs.... Mul-  Eerste Bedrïf. 4? M o l s o n. Maar ontdekt men, in uwe jaaren, niet ligtelyk een ryk Man, al is hynogzo Hecht gekleed? Daarfpreekt altyd iets in zyne houding, in zyn toon.... Het Is zonderling dat gy niets bemerkt hebt. Mevrouw Dortigni. Wy hebben, om de waarheid te zeggen, zo veel acht op zyn perfoon niet geflagen. M u l s o n. Dat is mis, Mevrouw, vergeef het my, grof mis. (tot Dortigni) Hoe veel vroeg hy u ter leen? —Vyf honderd Louifen ? Dortigni. Hy vroeg geen geld ter leen; — — En vyf honderd Louifen! M u l s o N. En zoudt gy hem die geweigerd hebben ? Wat duivel is dat! Vyf honderd Louifen aan den vermaarden Dourmont te weigeren? Wel zo ik'er den duizend in myn zak had, en hy vroeg 'er my: om, ik zou my geen oogenblik beraden om hem dezelve tegen een klein handfchriftje op te fchieten. Dortigni. By alle vriendfchap, dewyl gy hem kent, tracht alles voor ons in den besten plooy te fchikken. Mevrouw Dortigni. Wy hebben uwe bemiddeling hier volftrekt noodig, myn  $6 De Neef van Guadeloupe^ myn waarde Heer Multon. Die lieden van de Nieuwe Wereld meenen dat men hier ontvangen moet zó als zy het daar gewend zyn; en dat is evenwel wat vcrfehillende, gelyk gy weet. M u l s o n. Maar wat wilt gy , dat ik hem zeggen zal? 1 Mevrouw D ortign i. Dat myn Man , toen hy hem ontving , duizend dingen in 't hoofd hadt, die hem verhinderden op iets anders te denken ; Dat gy zyn hart kent, en weet hoe veele vriendfchap hy voor zyne Bloedverwanten over heeft; Dat gy daar voor in ftaat; Dat ik van myn kant in een kwaade luim was; dat hy rooit ongunftiger oogenblik hadt kunnen aantreffen; dewyl ilc ihyn" Volk bekeven had; maar dat wyhem hoogachten, dat wy hem lief hebben , dat Wy hem morgen reeds een bezoek zullen komen geven, en dat hy ons dan heel andere menfchen "vinden zal. M u l s o n. Gy geeft my daar al een zonderlingen last; maar zo hy niet bykomen wil, begryptgy wel, dat alle myne bemiddeling op niets moet uitlopen V Mevrouw Dortigni. Ja hy zou wel eenige gevoeligheid over ons gebrek van oplettenheden hebben kunnen; dog.... M u l s o n. Zo het niet anders dan gebrek van oplettenheden is,  Eerste Bedryf» 47 ss, hy is goedaartig, openhartig, vrendelyk; — Hy is wat haastig, ja! maar zo de grond van iemands karakter goed is, vergeeft hy ras, en dan zal hy de eerfte zyn om met zulke voorvallen te boenen. Mevrouw Dortigni. Ik bid u, haast u om hem met ons te bevredigen! Zo gy wist van hoe veel belang dit is.... M u l s o n. Ik moet hem over zaaken gaan fpreken, dewyl ik nu weet dat hy te Parys is. Zo hy zesmaal honderd duizend Livres met voordeel wil plaatfen, ben ik zyn man. Daar is dertig procent op te winnen. Ik zal 't hem voordragen, en zo hy wat ongenoegen mogt behouden hebben, is 't een middel •, dat natuurlyker wyze elk mensch gefchikt moet maaken tot verdere bevrediging. Hoe het zy, Mevrouw, ik zal al doen wat ik kan om aan uw verlangen te beantwoorden, (tot den Heer Dortigni) En onze party van de cent vingt cinq inillions, Mynheer, zullen Wy accepteeren? Dortigni. Daar zullen wy op een anderen tyd van fpreken zo 't u belieft. M u l s o n. Maar gy dient ü te bepaalen. Ik zal van avond wêêr komen. 1 Adieu Mevrouw , ik zal Dourmont gaan zien. Ik ben uw ouderdaanige Dienaar, VYF-  4* De Neef van Guadeloupe. VYFDE TOONEEL. De Heer Dortigni, Mevrouw Dortigni* Dorti gni. Wel nu, Mevrouw, daar ziet gy nu het uitwerkzel Van uwe onbefcheidenheden ! Uw onheüsch gedrag brengt my in geen minder gevaar dan om my myne erfenis te doen verliezen! Gy hebt het gehoord; Hy is Weduwnaar, en zonder kinderen. Mevrouw Dortigni. Kende Ik hem? Wist ik zyn karakter? Gy hadt dat behooren te kennen. Ik zou my in uwe plaats daar zo niet in bedrogen hebben als gy! Gy zyt Wél geftraft voor uwe domheid! naar verdiens. ten i — tienmaal meer dan ik. Dort i gn i. Stond ik niet op het punt van hem eenig geld te geven, toen gy myne band te rug hieldt? Is het niet uwe hardheid, die my heden de fcÜoonttegelegenheid om ryk te worden, die my ooit in myn leven kon de voorkomen , heeft doen misten? - \op een geweldigen toon.') Ik (lel uverantwoordelyk. Me vrouw, wegens het geen ik verloren heb. Gy zult 'er voor op moeten opkomen. Mevrouw Dortigni. Hoe? Ik vcrautwoordelyk voor Uwe zotternyen! Dor-  • Eerste Bedrvf. 49 Dortigni. Zo hy my onterft, zal ik het op u wreken; Ik zal het op UW huwelyks goed vernaaien. Ik fny- de alle uwe uitgaven af, en gy zult moeten leeven in eene zuinigheid.... Mevrouw Dortigni. Hoe vertoont zig de Geldzucht in alle uwe bedryven 1 Dortigni. Hoe wordt gy fteeds door Vrekheid beheerscln! — Om eene elendige Ecu te befpaaren doet gy my on. eindige Schatten verliezen! zulk eene erfenis! Mevrouw Dortigni. Loop zotte en onbehendige kaerel, loop uwe lompe font verbeteren! ■ Caa u voor zyne voeten werpen, hem de handen kusfen; gaa hem om vergiffenis bidden ! maar daar hebt gy weder den moed niet toe! Dortigni. Het is uwe zaak, Mevrouw, om naar hem toe te gaan; en dat maar ten eerften ; of ik zal my van u laten fcheiden. • Een Vrouw heeft altyd meer invloed op den geest van een Man; poog gy hem te buigen. Ik wil geen troost hebben maar eene gunftige verandering; Verbetering in het geen verbrod is; Breng hem te rug; overreed hem om my tot zyn erfgenaam te verklaaren, of in myne woede ben ik tot alles bekwaam. XVI. Dhtu D t Me-  5p De. Neef van Guadeloupe^ Mevrouw Dortigni. Ik weet wat ik te doen heb; Ik zal by u geen raad komen vragen; Ik ken geen zwakker Bloed in zyne beginzelen dan Gy zyt. Gy weet noch te fpreken noch te doen, en buiten uwe finantie-kennis deugt gy volftrekt nergens toe. Dortigni. Dat is de ziel van alle kennis, en ik wil geene andere : Maar ik begeer myne'erfenis door uwe dwaasheid niet te verliezen; Ik zeg het u nogmaals; gy kunt 'er u naar fchikken. (Hy vertrekt.) ZESDE TOONEEL. Mevrouw Dortigni alleen. Hoe dit kwaad te verhelpen? ■ Het moet verholpen worden. - Ook komt my dat niet onmogelyk voor; Mulfon.... Myn God zo ik de rykdom van dien 'Man had kunnen vermoeden!.... o Fortuin, gy hebt dezen morgen het grillig vermaak willen nemen van my te verblinden! Maar ik keer terftond te rug, en devsyl Gy de Houten wilt begunftigen, zult gy myne poogingen voortaan beter doen gelukken. Tl FEE-  Tweede Brdiye. ; $t TWEEDE B E D RT F. (Het zelve /peelt ten huize van Mevrouw de Mileau.) EERSTE TOON E EL. Mevrouw de Mile jtu, (met een borduur-raam voor zig, bezig met haar werk) Brigitte. Brigitte, {komt in met een blad bord papier onder den arm, het welk zy op tafel legt.) Myn waarde Meesteres, ik heb het fiuk., dat hier in lag, verkogt, en naar genoegen verkogt; II; vertoonde het aan een Koopman, die ik nog van vroegere dagen wist, dat een kenner in deze fooit van dingen was, en wien ik reden had om voor een braaf eerJyk man te houden ; hy vondt het zonderling fchoon, en met eene verwonderlyke kiesheid bewerkt; dat waren zyne eigen woorden; hy heeft my zelfs verzogt om, zo dra ik hem een dergelyk (tuk konde bezorgen , het aan hem, en niemand anders, te brengen, en beloofd, dat hy het zeer rykelyk, en boven den gewoonenprys, betaalen wilde. — Daar, Mevrouw, is het geld; ik ben recht in myn fchik, dat ik 'er u mede verrasfèn kan , want de fom valt u ongetwyffeld in de hand. (ouder het uit/preken der laat/Ie reden legt zy het geld op tafel) Da Me-  Db Neef van Guadeloupe.' Mevrouw de Mileau. Ja wel valt my dat toe, myn waarde Brigitte; en gy zult ongetwyfFeld voor volgende (hikken denzelfden yver in liet verkopen aanwenden als gy voor dit gedaan hebt; want gy moet fteeds de Makelares zyn. Het is geene fchande met de handen te werr ken om wat meer ruimte in zyn huishouden te brengen; inzonderheid als men Moeder is; maar 't zou my zwaar vallen dat werk zelf te verkopen. ■ Dit is eene oplettcnheid, welke ik verfchuldigd ben aan den rang van een Echtgenoot, die, helaas! niet dagt, dat hy my in zulk een Haat zoude achterlaten. Brigitte. Zo dikwils uw broeder my in zyne prachtige koets regen komt, of voorby rent, word ik met toorn te. gen hem vervuld, dat hy u zo geheel verlaat, zonder u den gerirgflen byftand aan te bieden; en dan ben ik in bekooring om op de volle ftraat aan alle voorbygangeren toe te roepen ; „ Beziet den on. waardigen Man, die zo trotsch fchittert met eene pracht, die hem onteert! Hy wil liever zyne paarden mesten dan zyne Zuster eene behulpzaame hand toereiken; hy vertoont een rykdom, waarvan hy zelfs de edelmoedigheid niet heeft om zyne beminlyke Nichtjes den minften onderftand te laten toekomen." Mevrouw de Mileau. Neen , Vriendin , neen ! Geene uiterften ! Laat ons die inwendige rust behouden , die de tegenfpoed aan verheven zielen niet kan ontnemen. Myn broeder  Tweede Bedryf. 53 der heeft uitteraart geen ongevoelig hart, maar hy hangt af van eene gierige en trotfche Vrouw, die alle zyne goede hoedanigheden bedorven heeft. Ik zou niets verlangen dan hunne Vriendfchap. Brigitte. Wat hebben zy u toch te vérwyten? Mevrouw de Mileau. Dat ik niet ryk ben 5 en daarom mishaagt hun alles waf aan my is. Zy hebben my twintig maal voor 't hoofd geltoten. Eindelyk heb ik gemeend my niet meer aan hun te moeten yertoonön, voor dat ik befpeur , dat zy meer broederlyke en zusterlyke gevoelens hebben. Brigitte. Uwe Schoonzuster behandelt u met eene verachting , die myn hart met haat tegen haar vervult , want... Mevrouw de Mileau. O geen haat, myn Waarde Brigitte! Dat is eene al te lastige aandoening voor eene ziel als de uwe. Brigitte. Hoe Mevrouw! geduurende uwe geheele zïekte, terwyl gy op den oever des doods waart, maar éé- ne reis naar u te laten vragen. Zeekerlykom te vernemen of gy al waart afgetrokken? U niet eens te komen bezoeken!... Eene openbaare vyandfchap zou voor my minder wreed zyn dan zulk eene wreede onverfchilligheid. D 3 Me-  5+ De Neef van Guadeloupe. Mevrouw de Mileau. De Ryke verbreekt gemeenlyk, in weerwil van de nauwe betrekkingen, welke de Natuur tusfchen Bloedverwanten gelegd moge hebben , alle verbindrenis met den Armen ; Hy verwydert hem van zig, 't zy uit vrees, 't zy uit hoogmoed en valfche fchaamte; Men ziet dit a'lerwegen; iMaar, Godzy geloofd, ik heb eene andere foort van hoogmoed , en vind in myne Ziel eene zekere fierheid, die my voor dezen hoon ongevoelig maaktof liever my boven denzelven verheft. Brigitte. Gy zyt gelukkig met die Philofophie te bezitten! ■ Waarlyk gelukkig! Wat my betreft, ik zou¬ de eene fterke neiging in my voelen om hun onwaardig gedrag openbaar te maaken; om het hun te doen voelen. Mevrouw de Mileau. Men moet nooit kwaad met kwaad vergelden ; Dat zoude het middel zyn om de vyandfchappen te vereeuwigen; De vriendelykheid, het geduld entwapenen dikwils den trots , en vermurwen het hardüe hart. Daarenboven, Brigitte, het belang myner kinderen , dat dierbaar belang , verplicht my om den hoon, dien men hunne moeder aandoet, te verbergen. Myn broeder kan eindelyk luisteren naar de flemme der Natuur, die altyd haare rechten behoudt, en die dezelve doorgaands weet te handhaven ; hy kan , door myne zachtheid getroffen, zyn ongelyk erkennen en herltellen. Bri-  Tweede Bedryf. 55 Brigitte. De Hemel, zegt men, vernedert vroeg of laat de trotfchen : Ach , ik zou vergenoegd fterven , myne waarde Meefteres, indien ik zulk een voorbeeld onder myne oogen zag voltooi]en. Mevrouw de Mileau. Myne lieve Brigitte, geene wenfchen ftrydig met de rust van anderen ! Alles hier beneden is door de hand des Opperbeltierers geregeld ; Ik heb in u een Meisje gevonden , dat zig, door haar edel hart en gelukkigen inborst, verre boven haaren ftaat verheft. Met flandvastigheid komt men de tegenfpoeden te boven. Laten wy ons der Voorzienigheid vertrouwen , en ons wachten van die, even verdrietige als fchukiige, hartstocht van haat te voeden. Wat deert ons de trotsheid der Ryken? Laat ons de oogen afwenden ! Laat ons hen niet zien! Dat is zo gemaklyk. Myne groote , laat ik zeggen myne eenigfte, bezigheid , is myne kinderen in de beginzelen van eer en deugd op te voeden ; wat daar toe niet behoort trekt nauwelyks, of nier, myne aandacht; en buiten die waarde panden zou het leven my onverfchillig zyn ; Zo kan elk zig zyne groote plichten tot zyne hoofdbezigheid maaken, en dan zal hy veeIe verdrietelykheden affnyden, omdat zy zyne aandacht niet wekken zullen. Brigitte, Weinige Vrouwen , fchoon Moeders, gelyken u daar in; Wat hebt gy al goede huwelyks-partyen om D 4 uwe uwe  5<5 De Neef van Guadeloüïe. uwe kinderen afgeflagen! ■ Gy deedt het om hun, Mevrouw, maar, om de waarheid te zeggen, ik twyjèl of gy wél gedaan hebt? Mevrouw de Mileau. Naar myne gedachten, Ja; Een tweede huwelyk zou haar een meerter gegeven hebben zonder haar van een befchermer te verzeekeren. De nagedachtenis van een Echtgenoot, die fteeds myne tederheid voor hem levendig houdt, maakt haar my alle dagen dieibaarer; Ja Brigitte, ik bloos niet van het te belyden, nooit ontvang ik haare kusjes zonder de gedachtenis van haaren Vader te zegenen. Brigitte. Daar over bloozen, Mevrouw! Ik heb die zoete Meisjes zo lief als gy; zy kondigen eene Ziel aan, die de uwe gelyk zal worden ! Dagelyks ontfnappen haar trekken, die haar beminlyk karakter openbaaren. Mevrouw de Mileau. Dewyl gy my, myne waarde Brigitte, wel wilt helpen in het gewichtig werk haarer opvoediug, zo verberg my toch, bid ik, haare fouten niet, op dat ik die in haare beginzelen moge tegengaan. Gewen haar inzonderheid aan den arbeid, en zelfs aan zekere ontbeeringen van 't geen zy verlangen; want zy zyn niet voor ledig lopen en een onafhankelyke ruimte gefchikt. Ik wil, ik zal, voor haar doen wat ik kan, maar hoe groot myne tederheid is, myn vermogen is gering; wat kan ik? en wie anders zal voor haar zorgen?  T£w eed EÜsB e d r y f. 57 gen? Zy moeten dan in tyds zig naar buren ftaat leeren fchikken ; zy moeten vroeg in de Schoole der Tegenipoeden Wysheid leeren; Ja 't is in die Schoole, dat men de rechte wysheid kan bekomen. Brigitte. Ik blyf my altyd vleien, myn waarde Meesteres, dat de Hemel vroeg of laat uwe deugd zal vergelden, en uw ongeluk..., Mevrouw de Mileau. Maar ik ben niet ongelukkig, Vriendin; Ik fchyn, 't is waar, wel wat droefgeeftig, maar Brigitte. Ja Mevrouw, gy zucht dikwils, en dan durf ik u niet eens naar de oorzaak uwer zuchten vragen. Mevrouw de Mileau. De zorg voor myne kinderen! ik ftel my den tyd voor, waar in haare behoeftens met dejaaren vermeerderen en myne vermogens verminderen, zullen; en dan maar welhaast werp ikmy weder in den boezem der algoede Voorzienigheid ; Ik vertroost my met de werkzaamheid en zuinigheid, waaraan zy gewend zullen zyn, en myne zorg, zo zy niet verdwynt, wordt ten minften veel verzacht; Geloof my, in het binnenfle van myn hart woonen Vrede, Vertrouwen , en Vergenoegdheid. Brigitte, (met tederheid,) Ja, dat is alles wel waar, myn lieve Mevrouw, D 5 maar  58 De Neef van Guadeloupe, maar 't kan niet beletten, dat ik n niet dikwils beklaag; Gy zyt aan die bekrompen levenswyze, die gy volgt, niet gewoon ; Niets vrolyks, alles fomber.... Mevrouw de Mileau. Geloof my, Brigitte, daar is een gelach dat fmarten haart; terwyl ik, aan den anderen kant, by ondervinding kan verzeekeren, dat 'er eene aangenaame droefheid is, en dat niet zelden een ftille vreugd in myne Ziel huisvest, terwyl gy in myne oogen een traan ziet dryven. Ik befchouw dan myne kinderen. Men moet Moeder zyn, of geweest zyn, om deaandoening te kennen, welke eene Moeder voelt; op het gezicht der eerlte lachjes, die zig op de lippen haarer kinderen formeeren, op de befchouwing van derzélver vroegfle bewegingen , wanneer zy hunne tedere handjes uitfteken om haar te omhelzen, waarvan zy de eerlte melk gezogen hebben. O Brigitte!dat beminlyk kind,opdat oogenblik, aan zyn hart te drukken!.... Geloof my, dat dit eene flille vreugde , zachte aandoeningen van een zuiver vermaak , verfchaft, daar de luidruchtige partyen in de groote wereld niet by te gelyken zyn. Ja dit vermaak gaat dikwils tot verrukking; de Ziel kan al haar genoegen niet bergen, en 't is dan,dat gy my eene flille vreugde-traan ziet florten. Brigitte. En ter zelfder tyd echter, dat deze aandoeningen wegens uwe kinderen zo levendig zyn, hebt gy reeds zo  Tweede Bedryf. 59 zo veele oplettenlieid op myn gemak en rust! Inderdaad gy zyt zulk eene' tederhastige Meesteres als Mo«* der, {Daar wordt aan de deur geklopt ) Mevrouw de Mileau. Daar wordt geklopt, Brigitte; gaaeens kyken — (Brigitte heen gaande, en ftraks daar na te rug komende) Mevrouw! het is een Mansperfoon, die niet jong meer is, en die u verlangt te fpreken. Mevrouw de Mileau. Ik begryp niet, wat dat wezen kan ? Gy weet ik zie geene menfchen. -— Wie mag my hier op zoeken? —— Wat dunkt u, zou men hem ontvangen ? Brigitte. Hy heeft het voorkomen van een fatzoenlyk man. Mevrouw de Milsau. Wel nu, laat hem dan inkomen. TWEEDE TOONEEL. Rocheville, Mevrouw de Mileau, Brigitte. 'Zo ah Rocheville zig vertoont ryst Mevrouw de Mileau over einde , en blyft ftaan, niet voorhebbende om Rocheville een Stoel te laten aanbieden.) Rocheville. Mvne komit verwondert u, Mevrouw; maar zo 3 dra  60 De Neef van Guadeloupe. dra ik my genoemd zal hebben, zult gy minder verwonderd zyn over het bezoek, 't welk ik de vry- heid neem u te komen doen. Ik had iets aan u alleen te zeggen. Mevrouw de Mileau, (verbaasd.) Aan my, Mynheer? Rocheville. Ja Mevrouw, vergun my, bid ik u ernftig, dat geiprek. {onder dit antwoord ziet hy om naar een Stoel.) Mevrouw de Mileau, (hem op een Stoel, die by haar ftaat, wyzende, en een anderen voor haar zelve aanvattende.) Gaa dan zitten, Mynheer! (Zy wenkt Bri¬ gitte om heen te gaan; men hoort de kinderen in de naaste Kamer [pelen.) Brigitte, breng de kinderen wat tot ftilte; zy zyn zo luidruchtig. Rocheville. Ik zie, Mevrouw, dat gy my niet kent. Mevrouw de Mileau. Ik herinner my niet u ooit meer gezien te hebben, Mynheer. Rocheville. Gy hebt my evenwel gezien, Mevrouw; maar gy waart  Tweede Bedryf. 61 waart toen nog zeer jong; • Niet meer dan tien jaaren bereikte gy; en 't is niet in dien leeftyd dat men wezenstrekken onthoudt... die daarenboven met de jaaren veel veranderen moeten; inzonderheid wanneer verdriet en tegenfpoeden daar aan mede werken. Herinnert gy u niet een Neef gehad te hebben , Rocheville genaamd, die, nu omtrent twintig jaar geleden, naar Amerika vertrok? Mevrouw de Mileau, (levendig) Ja, Mynheer! dat herinner ik my zeer wel; maar die Neef? Men heeft my federt altyd gezegd, dat hy overleden was. Rocheville. Men hadt dat zo gefchikt in de familie, eer gy tot jaaren van onderfcheiding gekomen waart! ... Gy ziet hier dien Neef, dien ongelukkigen Man! .. . Hy ftaat voor uwe oogen. Mevrouw de Mileau. Gy Mynheer? Zoudt gy.... Rochetille. / Ik ben, na uwen broeder, uwe naaste Bloedverwant. Uw Vader, wiens gedachtenis my fteeds mie eerbied en liefde vervult, was de eenige broeder van myne Moeder. Mevrouw de Mileau. O Mynheer, hartelyk welkom! Myne blydfchap even-  fa De Neef van Guadeloupe, evenaart myne verwondering! Ja, myn Vader heeft altyd veel liefde voor u gehad, en hy was een goed Menlchenkenner; Daar muntte hy zeekerlyk in uit. Ik dank den Hemel van u herwaards ta rug gebragt te hebben ! . Maar welk voorval heeft u Amerika doen verlaten, daar gy dat verblyf met zulk een volkomen befluit gekozen, en u daar reeds zo lang onthouden, hadt? Komt gy u nu te Parys nederzetten? ■ Verfehoon my wegens alle die vraagen, het is het belang, dat ik in uwe belangen neem ... Rocheville. Ik moet u, Mevrouw, een getrouw verflag van myn voorleden lotgevallen geven! ~ _ Het zou my kwalyk pasfen u iets te vermommen, daar ik uw medelyden kom verzoeken. Mevrouw de Mileau. Myn medelyden, Mynheer? Het geen men voor zyne Bloedverwanten doet, is een plicht; het is Hechts Rechtvaardigheid. Rocheville. Gy hebt het reeds vernomen, Mevrouw, ik was in myne jeugd los en „onbedacht; Ik erken het u openhartig; Reeds in myne kindsheid Wees geworden, en onder de voogdyfchap van uwen Vader gefield, ontving ik ten allen tyde de beste raadgevingen en r.anfpooringen , danr ik myn voordeel niet naar behoorcn mede deed. Ach! had ik dezelve be-~ ter  Tweede Bedeyf. 63 ter gevolgd! —— Eindelyk myne dwaasheid door eene yverige werkzaamheid willende verhelpen, befloot ik naar Amerika te gaan. Ik kreeg daar eerst Hechts den post van Beftierer op eene Plantagie, en heb , in dien rang, verfcheideu brieven aan uwen Vader gefchreven, welken hy de goedheid'hadt allen met zyne gewoone vaderlyke vriendelykheid te beantwoorden. Hy fiierf; Ach! Welk een verlies! Welk een Vriend , welk een Raadsman , moest u met hem derven! Ik raakte aan eigen Koophandel, en volgde dien loop verfcheiden jaaren lang; Men fcheen my in Europa te vergeten. Mevrouw de Mileau. Gy fchreef dan niet aan myn broeder? t Rocheville. Vergeef my ; maar ten minden acht of tien brieven bleven onbeantwoord; Ik dacht; dat de geheugenis myner vorige fouten myne Bloedverwanten nog ongunftige gevoelens tegen my inboezemde, enmeenende die fouten door myne ballingfchap genoeg geboet, en door myn tegenwoordig gedrag uitgewischt, te hebben , dacht ik gelyk met gelyk te mogen vergelden, en befloot niet meer te fchryven. Men flrooide het gerucht van myn dood, men vondt allerhande geruchten uit, daar ik my niet aan Hoorde ; Ik bleef, by dien kleinen handel , dien ik zelf dreef, de beftiering der Plantagie voor den Eigenaar met yver waarnemen , daar hy zig zo wel by bevondt, dat hy my eerlang zyn geheel vertrouwen fchonk. Hy hadt eene Dochter, die my wel zien mocht,  fj4 De Neef van Guadeloupe. mocht, en welke ik ten huwelyk verkree?. De Vader, bekoord over deze verbindtenis, en zelf geene Zoons hebbende , vorderde my geene andere voorwaarden af, dan dat ik myn naam veranderen, en denzynen aannemen, zoude: Ik beloofde het, en kon myn woord met vermaak houden, dewyl myn droevige naam by myne familie het voorwerp van verachting geworden was, en de Handel nu onder een bekenden en geachten naam des te beter kon voortgezet worden. De dood ontrukte my myn Schoonvader en myn Echtgenoote byna in het zelfde jaar; Ik bleef eenigen tyd Weduwnaar, en hertrouwde aan eene Vrouw, die alle myne tederheid tot aan haaren dood bezat. Na veertien jaaren in de gelukkigfle vereeniging ge- fleten te hebben. — Verfchoon deze traan, die haare nagedachtenis my afperst; Verloor ik haar. " ' • Dit was eene diepe wonde in myn hart, welke de tyd nog niet heeft genezen. Mevrouw de Mileau. Ja Neef, dat zyn (lagen, die het hart verpletten. - Ik weet het by ondervinding. Rocheville. Het verdriet, 't welk dit verlies my veroorzaakte, maakte my het leven minder dan onverfchillig, Amerika hadt geene bekoorlykheden meer voor my; Ik was nu, in een ouderdom van zevenenveertig jaaren , na teder bemind te hebben , eenzaam in eene vreemde Wereld; en alle voorwerpen, die my omringden , herinnerden my een onherftelbaar verlies. ■ - De liefde des Vaderlands verhefte haare itemme  T W e e~d E B e d R y f. 6$ me in myn hart, en ik befloot naar Frankryk te rug te keeren. Helaas! Mevrouw, dit moest my alles kosten, wat ik door myn vlyt verzameld had; De Spaanfche Kust was getuige van myn Schipbreuk. Mevrouw de Mileau. Hebt gy dan alles verloren, Neef? Rocheville. Alles,myn lieve Nicht-, en zonder hoop van herftel. I Genoodzaakt de reis te voet te doen, kunt gy ligt befeffen.... Ach de wonde is nog te verscli.... [ Maar ik heb van uwen edelmoedige» Vader geleerd dat de moed en ftandvastigheid de eertle deugden zyn \ van een Man, die het ongeluk zoekt te overwinnen. ,__ Ja, ik zal het als een Man poogen te dragen. Mevrouw de Mileau. Hoe fmart my uw verhaal ,myn waarde Neef! — , Alles verloren. Rocheville. Ik bedroef u, maar ik heb gemeend de tegenfpoeden , daar de Fortuin my mede overlaadt, voor u niet te moeten verbergen. Ik heb haare gun. Hen eenigen tyd genoten; Helaas! helt is een droom, die ik wenschte uit myn geheugen te kunnen uuwisfchen. Ik ben nu in de droevige noodzaaklykheid van de befcherming te moeten afbidden van hun, die my eenige genegenheid betoonen willen, want niemand ter wereld, Mevrouw, bevindt zig in dringender omftandigheden dan ik. XVI. Deel. E Me-  65 De Neef van Guadeloupe. Mevrouw de Mileau. Hoor, myn waarde Neef, ik heb ook tegenfpoeden geleden, en ik ben arm; maar ik ben evenwel zo arm niet, of ik kan neg wel iets deelen met een Bloed, verwant, die nog ongelukkiger is dan ik. Rocheville. Ach Mevrouw! Mevrouw de Mileau. 7.o gy u vergenoegen wilt met de zeer eenvoudige maaltyd , zo als ik die gewoon ben te houden met myne kinderen, en met die bediende, ofliever die vriendin , welke gy gezien hebt, zult gy my altyd welkom zyn; gy kunt onderwyl iets beters zoeken. Rocheville. Wat zyt gy medelydende! Mevrouw de Mileau. Ik zie weinig menfehen; Ik gaa byna nooit uit; maar ik zal my daar toe nog dezen dag verplichten; Ik zal gaan, en alle myne poogingen aanwenden om u te dienen. Ik heb, gelukkig, kennis aan eenige menfehen, die ik my verbeelde dat u misfehien aan eenig beroep zouden kunnen helpen. Ja, myn waarde Neef, hoe lchroomachtig myn karakter'uitteraart moge zyn, hier is de nood te dringende om dat toe te geven; hier moet iets gedaan worden; en dat wel zo fpoedig mogelyk zy. tk houde my toch verzeefcerd, dat gy niets cm(liger verlangt dan om, niet door weldaadigheden, maar door eenig eerlyk beroep, uw bellaan te bekomen. Ra  Twééde BtDiir. 6? Rocheville. Ach gy geefc my het leven weder, myn waarde Nicht. Mevrouw de Mileau. Maar gy zyt my in een afgelegen oord komen opzoeken; Gy hebt waarfchynlyk veel gelopen; Mag ik u myn ontbyt aanbieden? Rocheville. Gaarne Mevrouw, want ik ben nog nuchtere*. Mevrouw de Mileau. Nog nuchteren? (met een luider ftem.) Brigitte bezorg ons de Koffie zo fpoedig als mogelyk is. Brigitte, (yerfckynende.) Zy is klaar, Mevrouw ; Ik breng alles mede. (Zy heeft een blaadje met een Koffiekan , twee kopjes, en twee kleine broodjes.) Mevrouw de Mileau. Schenk eens, Brigitte! (Zy fchenkt, en prefenteert aan Mevrouw, en aan Rocheville , die zeer greetig eet en drinkt.) Ik zal dezen dag, myn waarde Neef, onder de gelukkige dagen van myn leven tellen. Rocheville. Wat zyt gy edelmoedig! Ik ben evenwel een Man, die u niet anders dan tot last kan zyn, en die u geene vergoeding.... E a Me-  ö8 De Neef van Guadeloupe, Mevrouw de Mileau. Dus blyf ik aan de beste koop; Al het vermaak van u te dienen is voor my; Gy krygt niets anders dan den dienst. Rocheville, ([lil.) „ Met welk eene bevalligheid weet zy haare guns. „ ten uit te reiken! welk een hart!" Maar wilt gy. Mevrouw , een Man , in wiens lot gy zo hartelyk deel neemt, wel vergunnen ook naar het uwe te mogen vragen ? Het menfchelyk leven wordt door zo veele rampen beftormd.... Dog zo myne vraag, die uit het belang fpruit, dat ik in uwe lotgevallen r.ecm, onbefcheiden mocht fchynen.... M e v r o uw de Mileau. Dat is zy gewislyk niet, Neef! Moeiielyk en onrustig, door de Hoop onderfteund endoor geduurige te loorftellingen verbitterd , is het gewoone lot der meeste menfchen, en dat is ook het myne geweest: Ik heb byzonderlyk den wreeden (lag moeten ondervinden, daar ik altyd het meest voor gevreesd had. De dood heeft my een Echtgenoot ontrukt; welken ik aanbad. Gy weet, by eigen ervarenis, hoe vcrfchriklyk die fcheuring is! De Fortuin, die mybegon toe te lagchen, is met zyn fterven verdwenen. Ik zou daar van niet gewaagen, byaldien twee lieve kinderen, welken ik behouden heb, in deze tegenfpoeden niet moesten deelen. Rochevi lle. Twee kinderen ? -—— Zyn het Dochters ? Mk-  Tweede Bedryf. öq Mevrouw de Mileau. Ja, Neef. Rocheville. Ik had haar, by het inkomen, dacht my, in het vertrek hier naast gezien. Mevrouw de Mileau. In het eerst geheel ter néér gedagen, hervattede ik echter eerlang den moed; Ik befchouwde myn toeHand, en dorst zelfs in de toekomftige gevolgen daar van doordringen. Ik verzamelde de overblyrzels van myn gering fortuin, en bedoor de Wereld, die geene gunst dan' aan ryke lieden toont, met eene dille afzondering te verwisfelen. Ik leef hier onbekend, en zoek door naardigheid en zuinigheid het gemis van inkomdeu, die ik derf, te vervullen. Het is te Parys inzonderheid, dat men, zo men wil, eenzaam kan leevcn; liet is daar, dat men zig het nieuwsgierig en trot?ch oog van bekenden best ontirekt; en het is om die reden, dat ik gemeend heb te Parys te moeten blyven. Ik vergat in myne afzondering welhaast die plaifier-partyen, die meer verdooven dan vermaakeu. Ik vervulde dien tyd met het onderwys myner kinderen, met eene verdubbelde zorg voor mynekleine huishouding, en met myn handwerk; en ik vond welhaast meer waar genoegen in myn hart dan plaifierpartyen my ooit zouden hebben kunnen geven. De wezenlyke behoeften zyn zeer bepaald, de meeste gewaande genietingen zyn te loor (tellingen; het is uit ons hart, en uu eene geregelde verdeeling van cnzen tyd, dat ons genoegen moet voortfpruiten. - E 3 Ro'  7S De Neef van Guadeloupe. Rocheville. Gy verrukt my Nicht! meer dan ik u zeggen kan. • Gy toont van uwen braaven Vader die Wysgeerte van 't hart te hebben overgenomen, die zo verre boven die der Schooien en der Boeken is, en die zo dikwils te pas komt in den gewoonen 'oop van het leven, dat is te zeggen van de verdrietelyk- heden! ■ Want hoe klein toch is het gr tal der geenen , by welken deze niet een aanmeng!; ge- deelte van hun leven uitmaaken ! !y u ver- geet ik myne ongelukken, en ik hervat een nieuwen moed. Mevrouw de Mileau. Maar mag ik u vragen, Neef, hoe hebt gy myn verblyf kunnen vinden ? Ik meende dat hetzelve genoegzaam onbekend was. Rocheville. Het is by uwen broeder, Mevrouw, dat ik het adres gekregen heb. Mevrouw de Mileau. By myn broeder? Gy hebt hem dan gaan zien? Rocheville. Ja Mevrouw. Mevrouw de Mileau. Wel nu? Rocheville. Ik ben in zyn Hotel geleid. Ik heb de eer gehad van  Tweede Bedryf. 7i van hem in zyn vertrek te begroeten; Ik heb hem ten naasten by het zelfde verhaal gedaan, dat gy de goedheid hebt gehad van wel te willen hooren. Mevrouw de Mileau. Wat heeft hy geantwoord? Wat heeft hy gedaan? Ach myn Broeder! Rocheville. Uw Broeder, Mevrouw, fcheen met groote en gewichtige zaaken bezig. Hy is bevorderd in de voordcelige posten van het Finantie-wezen; Dit is eene bezigheid van diep nadenken, en die alle zyne vermogens fchynt te verzwelgen. ■ Hy was afgetrokken. Uwe Schoonzuster is eene Dame, die weet dat zy ryk is, en die haaren rykdom wil genieten. Zy zyn in meer dan gunllige omftandigheden, denk ik. Mevrouw de Mileau. O! Gewisfelyk. Rocheville. Te Parys evenwel is de fchyn dikwils bedriegelyk. Het zou wel mogelyk zyn, dat zy zig door hunne ftetke verteering in eenige bekrompenheid bragten. Ik heb hen naar bericht wegens u gevraagd. Mevrouw de Mileau. Wat zeiden zy? Rocheville, Dat gy u in bekrompen omftandigheden bevondt, en volftrekt buiten ftaat waart om my van eenigen E 4 dienst  7t De Neef van Guadeloupe. dienst te zyn. De ongelukkige mentenen vleien zig altyd met eenige hoop. ik heb myn ver. trouwen op u behouden, en, dank zy den Hemel! ik heb geen reden om my des wegen te beklaagen. Mevrouw de Mileau. Heeft myn Broeder dan niets voor u gedaan ? — Zou het mogelyk zyn? Niets! Rocheville. Neen Mevrouw. ik neem hem da[ nie£ kwaiyk. Elk is meester van het zyne, en moet er naar zyn goedvinden over kunnen befchikken. Mevrouw de Mileau. Kier altyd! myn lieve Neef. niet altyd! Daar zyn geheiligde tehulden Gy verftaat my, en ik ben verzeekerd, dat gy in zyne plaats,... Rocheville. Het zoude my kwalyk voegen, Mevrouw, van my zeiven in dezen te fpreken Maar hy was my niets ichuldig. Ik was evenwel bedacht geweest om zyne grootheid niet te kwetfen door onze Bloedverwantfchap; Uit hoofde van myn flecht gewaad gaf i > my op als of ik uit last van zyn Neef kwam en Jk verborg dus my zeiven — Ik kon geene andere kleederen aantrekken, endeed hem dat begrypen. — Zo hy my iets gegeven hadt, zoude ik het aangen». men hebben. Mevrouw de M h.e av , (met eene zach. te Jlem.') Myn Broeder! myn Broeder! Ro-  Tweede B e d r y f. 73 Rocheville. Die gunst van den Hemel, ik erken het, zou my tydig gekomen zyn want de lucht zelve -e Parys is verteereude, inzonderheid voor een vreemdeling, die eersr aankomt. lk heb den tyd, dien ik hier geweest ben , myne verteeringen nog kunnen betaalen, maar nu ben ik ook ten einde bot Gelukkig zyn de lieden, by welken ik een intrek heb gekregen , braave menfchen, die my beloofd hebben te zullen wachten. Mevrouw de Mileau, (haare Goudbeurs op eene edele en bevallige wyze uithaalende.) Waarde Neef, het goud is hier zo overvloedig niet als by myn Broeder; Maar, terwyl wy op een beter hoopen , zo vergun my onderwyl u deze dubbele Louis te mogen aanbieden; het is eene fchuld, die ik met vermaak aan de Bloedverwantfchap, of wilt gy liever aan de Vriendfchap, betaal; Neem het aan, bid ik, het wordt u met een goed hart gefchonken. Rocheville. Edelmoedige Nicht ! Gy zyt in niet veel grooter ruimte dan ik; Gy biedt my uwe tafel aan, en ik aanvaarde dat met dankbaarheid; Pat is genoeg. lk kan eenige dagen borgen, en onderwyl zal'er, hoop ik, zig de eene of andere gelegenheid opdoen om verder te komen. Mevrouw de Mileau, (met aandrang.) Neem het aan, waarde Neef; het is het uwe! E 5 Ro-  74 De Neef van Güadeloüfb. Rocheville. Het myne? Gy berooft u, om my te helpen, van het geen gy zelve noodig hebt! My dunkt ik mag het niet aannemen. (Terwyl hy die laatfte woorden uit/preekt; flopt zy hem het ftuk goud in de hand.) Mevrouw de Mileau. Houdt het toch, bid ik u. (2 De Neef van Guadeloupe. „ kinderen! " Hier heb ik dien Brievetas nog* want hy verplichtte my volflrekt dien te bewaaren. 1 ■ Ik heb 'er nog geen oog in gehad. Mevrouw Dortigni, (met drift.) Wel dan moeten wy hem eens gauw openen. » Kom laat ons eens zien wat 'er in is? Mevrouw de Mileau. Gy begrypt wel, dat ik hem alles weêrom zal ge. ven, zo als ik hèt ontvangen heb. Meveouw Dortigni, (die onderwyl den Brievetas geopend, en eenige papieren bekeken, heeft.) Maar Zuster! — Zuster! — Zuster! — Myn God, hoe is het mogelyk! — Zie daar voor meer dan een half Millioen Livres aan Effekten! En dat voor een kop Koffy! — 'T is wél uitgezet! — 'T is ongelooflyk! — Voor een kop Korry! -H Ik had juist even voor zyne komst myn Chokolade gebruikt. Mevrouw de Mileau. Gy begrypt wel Zuster , dat ik my niet verder dan als bewaarfter; — niets meer befchouw. Mevrouw Dortigni. Ja , dat is wel noodig voor uwen goeden naam! De heele wereld zou zeggen; Hy hadt zyne rede-  Tweede B e d e ï f, 93 redenen! Hoe konde hy zyne weldaaden beter plaatfen? » Gunst voor Gunst. Ik hoop , dat hy zyne gunften t'uwaards zal blyven voortzetten. —■ Men kan evenwel op zulk een grillig mensch juist niet veel ftaat maaken. Die zonderlinge, om niet te zeggen buitenfpoorige, karakters hebben duizend grillige verkiezingen, die hen van 't eene vierendeel uurs tot het ander geheel verfchillende menfchen maaken. Mevrouw de Mileau. Hy heeft my de fterkfte betuigingen van Vriendfchap gedaan; Welke ik geloof dat oprecht zyll. Hy wil volrtrektelyk, dat ik myn ver- blyf in zyn Hotél kom nemen. Mevrouw Dortigni. Wacht u daar voor, Zuster! Gy zyt niet van die jaaren.... Men moet zig voor de kwaadfprekende tongen hoeden. Mevrouw de Mileau. Die verwekken my juist geene groote vrees! —— Maar wees , met dit alles , gerust, dat ik op het artikel van Welvoeglykheid altyd zeer geftreng zal zyn. Mevrouw Dortigni. O I Daar is zo weinig noodig om zyn goeden naam te bezwalken. De giften, welken hy u gedaan heeft, moeten, zo gy my gelooven wilt, van niemand geweten worden , want men zou daar zekere gevolgen uit trekken ... Me-  94 De Neef van Güadeloüfe. Mevrouw de Mileau. Zuster, ik betuig u, dat ik geene weldaaden vari hem zal ontvangen, dan met dat bezwaar, dat de heele wereld dezelve zal mogen weten. Mevrouw Dortigni. Gy zyt Weduwe, jong.... Men zal praaten. Mevrouw de Mileau. De Wereld, hoe boos zy is, erkent en eerbiedigt de waare deugd 1 Men kan haar lasteren, maar niet bezwalken. Althans de Waarheid wascht dien zwadder haast af. Mevrouw Dortigni. Ik wil 't wel gelooven. Maar è propos, ik weet reeds, het geen u misfchien nog onbekend is En myne berichten zyn zo nauwkeurig als fpoedig.... Weet gy het ook al?... waar hy woont? Mevrouw de Mileau. Neen! Hy zal hier komen, om my en myne kinderen af te haaien. Mevrouw Dortigni. Wel nu , dan zal ik het u zeggen ; Hy is gaan woonen in de ftraai de Richelieu, in een prachtig Hotel. . Hy beeft een ftoet!... En dan in 't gewaad van een Behoeftigen om een aalmoes te komen bidden!.... De Barmhartigheid zyner Vrienden  Tweede B e d r j r. $$ den te komen opligten!.... Waarlyk dat is zo zonderling, zo aanftootelyk.... Ik weet niet, hoe ik het noemen moet? Mevrouw de Mileau. Ik geloof met u, dat weinige menfchen op het denkbeeld vallen van zulk eene gedaante-wisfeling aan te nemen ; De meeften verkiezen zig liever grooter te vertoonen dan zy waarlyk zyn. Mevrouw Dortigni. Ja die geveinsde armoede moest niet ftraffeloos geduld worden, Zuster, want zo die Mode eens de overhand kreeg in de wereld , zoude men welhaast niet weten, aan wien men achting moest betoonen. Mevrouw de Mileau. Men zou dan de party moeten nemen om aan alle menfchen, aan welken men niets te verwyten hadt, achting te betoonen. Mevrouw Dortigni, (y?;7.) ,, Daar hebben wy weer haare zotte Philofophie!" Dat is wel waar Zuster, maar daar zyn in deMaatfchappy verfcheiden klasfen van menfchen — hoo. ger en laager rang..... meerdere en mindere ryk- dom De ondergefchiktheid is noodzaakelyk; Dat zult gy my erkennen. Mevrouw de Milrau. Ik bedoel geenzins iets te zeggen, dat daarmede flryden zoude. Me-  $S De Neef van Guadeloupe* Mevrouw Dortigni. O myn lieve Zuster! Gy hebt zo veel invloed op zyn geest Gy hebt een goedhartig karakter.... Gy zyt welfprekend maak, dat wy weêr in goe. de gunst by hem raaken. Mevrouw de Mileau. Daar zal ik zeekerlyk met al myn hart myn best toe doen. Mevrouw Dortigni. Hoor eens; Gy moest hem zeggen, dat alles maar Spel geweest is; en dat wy, wetende dat hy zeerryk was.... Dat wy van onzen kant ook niet anders bedoeld hebben — dan — dan — om grap tegen grap te Hellen. Hoe komt u dat voor ? Mevrouw de' Mileau. Dat kan onmogelyk gaan. Mevrouw Dortigni. Wel nu, zeg hem dan, dat myn Man het hoofd vol zaaken hadt; Dat hy hem juist heeft aangetroffen in een dier onguuftige oogenblikken, waar in men elk, die ons aanfpreekt, met gemelykheidbeantwoordt. Voeg 'er by, lieve Zuster, dat de lieden, die Comptoiren hebben , des morgens droefgeestig zyn, en dat men te Parys niet lacht dan des avonds. Mevrouw de Mileau. Ik beloof u, dat ik geene verontfchuldigingen of ge.  Tweede Bedryf. 97 gebeden zal fpaaren, om het voorledene in eene eeuwige vergetelheid te doen begraven. Mevrouw Dortigni. Ik denk hem dezen avond ten eeten te gaan verzoeken; Hy zal dan wel zien, dat ik hem niet zoek te vervvaarloozen, Al was het maar om zyne uiterfte edelmoedigheid jegens u, zoude ik dien Neef hartelyk liefhebben. — Ja zeeker! — (ppftaande) Pas wel op u zelve; — Draag zorg voor uwe gezondheid; ik bid 'er u om. — En de lieve kinderen?.... Zy fchynen zig wel te vermaaken. Gelukkige leeftyd! vry van zorg, zonder ongerust- heden Gy zult heil voor my omhelzen ? Neem dit voor geen Staatelyk bezoek ; Ganschniet; Het is een bezoek van goede en gulle Vriendfchap. „ sedert een maand heb ik geloerd op een oogenblik om vry te zyn, en u...! Nu, vaarwel 1 vaarwel i Gy moet my niet uitlaten! De lucht is koud. Tot ftraks; wy zullen malkanderen weêr zien- (Haar omhelzende) Nog eens vaar wel! ■ Wy zullen malkanderen dik - wils zien; dat is eene vastgeftelde zaak. ZESDE T O O N E E L. Mevrouw de Mileau, Brigitte. Brigitte. Welk een Schepzel! Wanneer zy u Zuster noemt, is 't of myn gehoor verfcheurd wordt. XYI. Deel» G Gv  p8 De Neef van Guadeloupe. Gy haare Zuster? Neen! Neen! de aftand is te groot tuslchen haare Ziel en de uwe. Mevrouw de Mileau. Genoeg daar van Brigitte! Hebzucht brengt allerhande ondeugden voort. Laat ons de ongelukkigen beklaagen, die zig aan deze droevige hartstocht overgeven. Voor alle genieting hebben zy geduurige kwelling! ■ Zy zyn de bewerkers van hunnen eigen ramp, en lyden zelve 't meest. Verdienen zy dus niet ons beklag ? Einde van het tweede Bedryf. DER-  Derde Bedryf. <;g DERDE BEDRYF. (Het Tooneel vertoont het Hotél van den Heer Ro. cheville ; een trotsch Gebouw, prachtig gemeubileerd. Rocheville heeft een Scharlaken Kleed aan met goud gegaloneerd. Zo ah Mevrouw de Mileau aankomt, gaat hy haar te gemoet , en geleidt haar naar binnen.) EERSTE TOONEEL. • Rocheville, Mevrouw de Mileau. Rocheville. Gy zyt hier in uw eigen huis, myn lieve Nicht! Ik zal hier geene rechten hebben, dan welken gy my wel zult willen vergunnen. Gy zult hier in alle vryheid, en naar uwe eigen verkiezing, leeven; Gy zult gezelfchap zien, dat gy verlangt, en wanneer gy 't verlangt. Uw gezelfchap zal het myne zyn, zo gy 't my wilt toenaam «- Uw geest beantwoordt aan de .edelheid uwer gevoelens, en ik zil u dus altyd kunnen hooren met dat vermaak, dat uit de bewondering fpruit. Mevrouw de Mileau. O Neef, welk een pracht! welk een luister! Rocheville. Byna drie weeken lang heb ik my zorgvuldig verG a bor-  ico De Neef van Guadeloupe. borgen gehouden, en ik heb al dien tyd bedeed om myne wooning in orde te fchikken.... Steeds met klinkende munt in de hand! ... Zo men deze algemeene dryfveer kan doen werken, is 'er geene Stad in de wereld, daar men zo vaardig, en zo wel naar zyn verlangen , gediend wordt als te Parys, lk heb myn ontwerp aan geen mensch medegedeeld, en ik heb my daar wél by bevonden; Myn Geheim is nu geheim gebleven. . Welaan, myne Waarde, neem bezit van uw huis. Ik logeer by u. Mevrouw de Mileau, By My? Voor My zulk een Hotél! Acht gy my dan vatbaar om in zulk eene weelde en pracht vermaak te Hellen ? Dat zou my finarten. Rocheville. Uwe Schoonzuster, die met zo veele verachting op u heeft durven nederzien, als of gy een wezen van eene mindere natuur waart, moet u nu in uwe dubbelde grootheid,uwe grootheid van Staat, zo wel als van Verdienden, aanfchouwen; Zy moet den luister van haar Rydtuig door dien van het Uwe zien verdooven ; Dan zal zy misfchien u haare achting dur- ven fchenken. Zy zal misfchien laaghartig voor u kruipen; gelyk dit het gewoon uitwerkzel is by kleine Zielen. .. Ten zy haare verkropte nyd, zig met haaren vernederden hoogmoed paarende, haar tot geweldige bewegingen deedt overflaan. Mevrouw de Mileau. O Mynheer zy zal lyden! ■ .. deerlyk lyden. Ro-  Derde Bedryf. lor Rocheville. Zy moet haare haatelyke zielsgefteldheid overwinnen , of zal van fpyt verteeren; Die proef moet gewaagd worden. Mevrouw de Mileau. Hoe het zy, Mynheer! Ik rtaa verbaasd, en kan myne zintuigen nog nauwelyks gelooven wegens 't geen ik zie, en wegens 't geen Gy my ftraks zeide. , , Gy voelt zelf, Neef, dat ik zulke weldaaden niet kan, niet moet, aanneemen. Het is te veel; oneindig te veel! Maatig uwe goedheid, zo gy wilt, dat ik daar gebruik van maake. Rocheville. Hebt gy gezien, welke fchikking ik in het Logement gemSakt heb? Mevrouw de Mileau. Ik heb my over uwe voorzichtigheid en befcheidenheid ten hoogden verwonderd. Rocheville. Het Hotél verdeelt zig byna van zelf in twee Stukken- en ik heb alle de meublementen, en het verblyf der bedienden, zo geregeld, dat wy elk in ons gedeelte woonen kunnen, zonder gemeenfchap met malkanderen te hebben. Zo gy my wilt ont- vangen zal ik komen als uw Neef en beste Vnend. Mevrouw de Mileau. Maar meent gy my uwe Vriendfchap door deze verG 3 baa"  102 De Neef van Guadeloupe, baazende pracht te bewyzen? Koe zeer dezelve met uwen rykdom moge ftrooken, zy komt geenzins over een met myn en ftaat! Ook niet met myn karakter, Mynheer; Ik verlang geen luister! ——— Ik weiger uwe weldaaden niet , dat zoude eene berispelyke kiesheid zyn, die u met reden zou beledigen, maar dat die weldaaden ftrooken met de Zedigheid , die myne eerfte plicht is en biyft. ... Gy weet hoe ik leefde? Een weinig meer zal genoeg zyn om myn geluk te volmaaken. Rocheville. Hoor myn lieve Nicht, gy moet vooralsnog in alle myne denkbeelden treden!.... Ik geef u myn woord, datgy, binnen zes maanden tyds, een ftaat volkomen naar uwe eigen verkiezing zult kunnen houden, maar tot aan dien term mag ik vorderen, dat gy de vriendelykheid wilt hebben om u naar de myne te fchikken. Mevrouw de Mileau, (den Brievetas uit haar Zak haaiende.) Tot aan dien term?... Gy verlangt het zo!.... Welaan! Maar uwe Brievetas Neem dien te rug, dat vorder ik op myne beurt. Rocheville. Gy moet dien bewaaren tot dat ik hem weerom vrage; -—-—- Dat is ook eene der voorwaarden,, Nicht! (glimlagchende') zyt gy niet myn Schatbewaarfter? ' Me-  Derde Bedryf. 103 Mevrouw de Mileau. Verfchoon my, Neef, hoe kan ik zulk eene gilt behouden ? Rocheville. Hoor, lieve Nicht, laat my begaan, en maak my niet verdrietig!... Die Oom, wiens gedachtenis my zo dierbaar is, wiens edele Ziel zulk eene volmaakte gelykheid hadt met de uwe; uw Vader , met één woord, belast my, uit den grond van zyn graf, zo te handelen als ik handel. — Ja hy is het, die my in dit oogenblik aandryft! Het geen ik doe gefchiedt niet om eene trotfche vertooning te maaken, maar om aan de Ryken eene les te geven, daar zy uit mogen begrypen , dat zy nooit den Armen met verachting behandelen moeten , dewyl, door eene wen ding van het rad , de Fortuin hen uit de laagte kan verheffen om de onbarmhartige Grooten in dezelve neer te ftorten.... Mocht deze les de al te gewoone 0:1befcheidenheid der ryke Lieden maar een weinig helpen verbeteren, ik zou myne moeite en kosten dub- beid vergolden rekenen. — Maar daar is nog iets anders, myn lieve Nicht! Gy moet my helpen om myn geld te bededen op eene wyze, dat 'er geene luiheid door gevoed, geene onbefchaamdheid aangemoedigd, geen bedrog door beloond, worde, maar dat wezcnlyke nood geholpen , verdienden uit de laagte getrokken, kunst en kennis in de wereld voortgeplant worden! (glimlagchende) Gy hebt u misfchien verbeeld,dat ikumynegefchenken voorniet met al gaf; Neen, Nicht, ik verbind 'er werk mede. Ik verzoek, dat gy op dat onderwerp cener G 4 wel  ïo4 De Neef van Guadeloupe. wel beredeneerde en wyze Weldaadigheid, in uw lezen en befchouwingen, een byzonderen aandacht wilt vestigéïi, en my uwe invallen van tyd tot tyd mede- deelen. Ik herken Parys niet meer! Alle vro- lykheid fchynt verbannen! Alles klaagt, alles lydt!.... Drommen van arme menfchen!... Dat Schouwfpel verfcheurt my de Ziel Veele braave Lieden, die misfchien nog meer lyden, houden zig verborgen. —— Dat is t gewoon beloop, Gy wilt my we! helpen om die braave Lieden op te fpooren ? Ja gy wilt dat wel, ik weet het. - lk begin te herleeven, fints ik u heb gevonden..,.. Ik kan de bekentenis van het zacht, het flreelend, vermaak, dat my uwe tegenwoordigheid verfchaft, niet langer j/erbergen; Het verdriet, dat altyd myne Ziel bewolkte, verdwynt; Myn hart opent zig weder voor de Vrolykheid .,. (Haar teder aanziende, en haare hand vattende) Dewyl Gy zo fterk tegen weitfchen opfchik zyt, zo behoud uwe gewoone klee- ding; Verander althans weinig. Gy zyt wél. ik moet u (leeds zien zo als ik u de eerlle reize, in uwe atzondering, zag! Zuiver, roerend, gezicht! Ik zal dat nooit vergeten ! Laat de Juueelen, myn lieve Nicht, voor die Vrouwen, die vreemden luister noodig hebben , uwe Schoonheid behoeft dien niet. . Myn God, ik heb nu veertien dagen lang door Parys gezworven , en ik heb nog geene Vrouw gevonden, die zig door haare kleeding niet benadeelt. Gy hebt de oogen van de Nieuwe Wereld, zult gy my zeggen; Ik heb my zeiven die tegenwerping reeds gemaakt, maar ik betuig u, ik heb op Asfemblees, op £als,  Derde Bedryf. 105 Bals, in de Schouwburgen , myne hoofdbezigheid gemaakt om de natuurlyke geftalte der Dames methaaren opfchik te vergelyken, en ik heb 'er niet ééne gevonden , die daar de minfte acht op fchecn teflaan ; niet ééne, die haare natuurlyke bevalligheden door haare kleeding weet te doen uitkomen, Nergens een goede zuivere fmaak ! Wanneer zullen toch de Vrouwen, met zulk eene fterke zucht om te behangen, eens leeren begrypen, dat niets bchaagen kan dat niet natuurlyk is? Mevrouw de Mileau, (JU.) „ Wanneer zal zig de gelegenheid eens aanbieden om van myn Broeder te fpreken!" Neef, uwe aanmerkingen zyn zeer juist; maar het overheerfchend geweld der Modes!.. • Dog ik zoude gaarne over een ander onderwerp , dat my ter harte gaat ... TWEEDE TOONEEL. Rocheville, Mevkouw de Mileau, Een Bediende. Bediende. Mynheer! De Heer Mulfon vraagt naar u; Hy zegt, dat hy u over eene zaak van belang moet rbreken; —— Hy heeft al wat gewacht; Ik zocht u vóór. Rocheville. Ila! Mulfon de Bankier? Gy wilt my wel vergunnen, Nicht, dat ik hem hier ontvange? (Mevrouw de Mileau glimlacht en maakt eene neiging) , Laat hem inkomen. G 5 DER-  106 Dit NEEF van guadelöupe, DERDE TOONEEL' Rocheville, Mevrouw de Mileau, Mulson. (Mei 'rouw de Mileau gaat zitten in een hoek van de Zaal?) Mulson, (met uit ge ft rekte armen aankomende?) Wel wie hadt dat ooit kunnen denken!..,. Gy in Europa!... En daar weet geen mensch iets van! Men zou u te gemoet zyn gekomen; men zoude u zyn dienst aangeboden hebben. - Waarom hebt gy u toch zo lang verborgen gehouden? Gy mocht zeeker,vanhet eerfle oogenblik af, wel met Lieden yan den hoogflen rang verfchynen. Rocheville. Dan weet gy niet, dat ik een bedorven Man ben? Dat ik Schipbreuk geleden heb? Mulson. O! De Zee heeft toch nog al het een en ander gefpaard, zo als 't my voorkomt. Rocheville. De Zee febynt even genadig met mv te hebben willen handelen als de Dood! Men heeft my al voor eenige jaaren voor goed laten fterven! ■ Gy hebt het ongerwyfFcld, van myne zeer ie-  Debde Bedryf. bedrukte Familie, wel gehoord? Want half Parys heeft in dien tyd geweten dat ik dood was! Dat heeft evenwel myne gezondheid niet gekrenkt; maar in de Schipbreuk ben ik voor goed op het punt geweest van te verdrinken. M u l s o n. Dewyl uw perfoon behouden is, reken ik niets ver. lorei, De Zee, hoe gulzig, heeft niet alle uwe bezittingen kunnen verzwelgen; Gy hadt zeekerlyk wat verdeeld. Rocheville. Daar is my nog iets overgebleven voor my en myne Vrienden. Mulson. Dat denk ik. En nu komt gy hier uw ge- luk genieten in den boezem uwer Bloedverwanten?... Ik kom u de groetenisfen, de verontlchuldigingen,de eerbied-betuigingen, brengen van twee perfoonen, die door de banden des Bloeds , en niet minder door hunne neiging, zeer aan u veibonden zyn. Rocheville. En wie dan, zo 't u belieft? Mulson. Mynheer en Mevrouw Dortigni; Fatzoenlyke Lieden , en in den grond braave Lieden; Ik ben een hunner voomaamlte Agenten, en kom zeer dikwils aan hun huis. Ro-  io8 De Neef va» Guadeloupe. Rocheville. Dan zyt gy het, die hun gezegd hebt, dat ik hier was. Rocheville. Wel, Mynheer?.... Ik heb de eer gehad u op het eerde gezicht te herkennen, op het oogenblik als gy hen verliet. Gy zyt niet van die menfchen, die geen indruk in het geheugen achterlaten. > In weerwil van het kleed, dat gy toen aan hadt, be. merkte ik terdond Uw voorkomen , uwe hoti« ding, uw rang.... Rocheville. O dit alles was niets by Dortigni! Ik had geen geld ! (op Mevrouw De Mileau wyzende) kent gy Mevrouw, die daar zit ? Mulson, (groetende.') Ik heb die eer niet. Rocheville. Hoe? Gy kent Mevrouw niet?- En gy komt dikwils aan 't huis van den Heer Dortigni! Mulson. Sedert vier Jaaren, Mynheer, heb ik dat genoegen. Ik kom 'er byna dagelyks; Ik eet 'er dikwils. Rocheville. En gy kent Mevrouw niet? Mul-  Derde Bedryf. 109 Mulson. Neen Mynheer! Ik herinner my niet Mevrouw meer gezien te hebben. Rocheville. Dat was toch vry natuurlyk geweest; Het is zyne Zuster. Mulson. Hoe! Heeft de Heer Dortigni eene Zuster? (Hy gaat ylings na haar toe) Mevrouw vergun my, dat ik u myn eerbied kom betuigen. (Mevrouw de Mileau ryst op , en maakt eene neiging, waarna zy met de Heer en allengs naar het voor/ie gedeelte van het Tooneel treedt.) Rocheville. Nu , Mynheer de Ambasfadeur! Volbreng uwen last! Mulson. Ik ben wat verlegen; Ik moet het ubekennen. — Ik weet alles wat 'er voorgevallen is. —— Zy hebben wat ongelyk ten uwen opzichte gehad. —. Mevrouw de Mileau, (ftil.) „ Ha! het is evenwel goed, dat het onderwerp „ ten minden te berde zal komen." Rocheville. JVatongelyk? Gy fchynt maar ten halven bericht van de zaak te hebben. ——— JVat ongelyk! Mul.  iio De Neef van Guadeloupe. M ü l s o n. Hoe het zy; Gy zyt van een roegeeflyk en edelmoedig karakter; Gy zult eenige kleine onoplettenheden wel vergeven. II o c ii e v i l V e. Onoplettenheden ? Mulson. Ja! Zy willen alles herltellen. ■ ■ ■ Men heeft oneindig veele verftrooijingen van gedachten in de groote Wereld. Rocheville. Maar wanneer Mynheer Dortigni een Bankier, of Fondshandelaar, by zig krygt, heeft hy dan ook verftrooijingen van gedachten? Begaat hy dan ook veele onoplettenheden ? Mulson. O Neen! Maar onderons, men moet het den Heer Dortigni ten besten houden; hy is niet dan het blind werktuig van den wil zyner Vrouw! Mevrouw de Mileau. Ja Neef! Zyn hart.... Rocheville. Ik begryp het geheele ftuk... Mulson. Daarenboven is hy tegenwoordig op een zeer goe- den  Derde Bedryf. iiï den voet met den Minister! — Op een ongemeen goeden voet! Het kan niet misfen of hy moet Fortuin maaken; Hy zal het verre brengen — zeer verre brengen. Rocheville. Ik wil dat wel gelooven; Maar wat heeft dat met onze zaak te doen? Mulson. Mynheer! men moet met die Lieden nooit geheel breken! Men kan niet weten, wat in het vervolg gebeuren kan? , Men heeft zomtyds gezien..; Gy begrypt wel wat ik meen. Rocheville, (//// tot Mevrouw de Mileau ) „ De Bankier moest zig toch vertoonen ! fly meet ,,. alle Zielen af naar de zyne, en kan niet begrypen, ,, dat 'er een Mensch kan zyn, die niet alles voor ,, geld zou doen!" Mynheer Mulfon, 't zy ik a! of niet begrype wat gy meent, het komt my voor, dat 'gy my, niettegenftaande gy myne wezenstrekken zo wel onthouden hadt, nooit gekend hebt; Gy zoudt anders die aanmerking,'vermoede ik, gefpaavd hebben. Dog, dat daar gelaten, ik zie, dat gy hier gekomen zyt om een verdrag te regelen. Mulson. Juist! Zy verzoeken de gunst van u een bezoek te , mogen geven. De Bloedverwantfcfnp herneemt, in "weerwil van eenige wolken, altyd haare rechten Zouden zy u mogen komen zien zonder kwaat gelaat te vreezen te hebben ? PvO-  jis De Neef van Guadeloupe. Rocheville. Het is bekend, hoe ik met yder een handele ? Mulson. O Ja! Gy zyt de verplichtendfte Man van de Wereld , dat heb ik hun al gezegd. ■ Wel nu , dat is dan gevonden! Gy ontvangt hun als of'er niets gebeurd ware ? Ik ben te vreden, —1— bekoord. Ik hoop u, Mynheer, eenige zaa¬ ken aan te bieden, die zo wis zyn als de Bank van Amfterdam. — Daar is geen mogelyk verlies op ; en integendeel, zo het plan van myne operatie doorgaat, twintig, dertig. procent voordeel! Ik zal u myn geheel ontwerp vertoonen; lk ben verzeekerd, dat gy 'er zin in zult hebben. Rocheville. Wy zullen dat op een anderen tyd wel eens zien, Heer Mulfon; wy zullen dat wel eens zien. Mulson, (ftil.) „ Ik ben wonderbaarlyk wél geflaagd! Zo goed had „ ik het zeker niet verwacht." Ik gaa hun dan het aangenaam nieuws brengen van uwe vergiffenis. Rocheville. Zo gy wilt, Mynheer Mulfon. Mulson. Zy zullen daar zeer gevoelig voor zyu, verzeeker ik u. Ro-  Derdr Bedryf. 113 Rocheville. Nu t lk zal hen afwachten. Mulson. Kostelyk! Zy zullen verrukt zyn, zeg ik u. (ƒ/?.) „ Alles gaat voortreffelyk; De beide partyen ' zullen my verplichting hebben!" lk ben uw oiü iderdaanige Dienaar; Mynheerl VIERDE TOONEEL. Rocheville, Mevrouw de Mileau; Rocheville. Zy zullen zig nog durven komen vertconen! [Dat is fterk. Ik zal dan nu ook myn beurt :eens hebben. Ik denk 'er my ook van te be- j dienen. • Men wilde den armen Neef geen aalmoes geven om brood te kopen! Men kon het van zig verkrygen hem van gebrek te laten omI komen zonder een hand voor hem uit te fteken; Nu , dryft men zig om den ryken Neef te komen zien, : en, ware het mogelyk, hem te bedriegen met valfche voorgevens van eerbied, liefde, en dienstvaardigheid. o Noodlottig Goud, waarom moet gy onze Ziel zo béderven? Waarom bepaalt zig uw gebruik niet tot de uitwisfeling onzer noodwendigheden? : Waarom moet gy tevens de groote dryfveer en het werktuig onzér misdaaden worden-? XVI. Deel. H Me-  114 De Neef van Guadeloüte. Mevrouw de Mileau. Uwe goedheid, uwe Edelmoedigheid, die in alle uwe woorden en verrichtingen doordraait, zullen my veroorloven ook een woord te fpreken ten voordeele van een Broeder, die reeds genoeg te beklaagen is, dat hy zyne wezenlyke waarde als mensch zo weinig kent! Buiten dat zoude hy.... want waarlyk Neef, hy is in den grond van zyn karakter niet wreedaartig. Rocheville. Gy wilt hem volftrekt verontfchuidigen; Dat past U; Maar Ik... Ik moet ook weten wat My betaamt. Mevrouw de Mileau. Maar de pooging van eene edele Ziel, van eene Ziel, zo als de uwe Rocheville. Nicht! Ik ben niet zo zeer het voorwerp, dat zy beledigd hebben; Het is de onfchuldige Armoede; Ja de Armoede, verborgen onder het kleed, dat ik toen aan 't lyf had ! Het is hunne behoeftige Natuurgenoot , wien zy, in zyne nypendfte verlegenheid niet hebben willen aanzien; wien zy onbarmhartig ver. floten, en zelfs baldaadig gehoond, hebben! . Myne gevoeligheid is rechtmaatig, Wat recht heeft eenig Mensch op den aardbodem om zyn evenmersch tot den last van verachting , dien ondraaglykften aller lasten, te veroordeelen ? wil hy hem niet helpen, dat hy hem ten minden niet valsch  Derde Redryf. IIS valsch befchuldige , dat hy hem ten minden als mensch, als Ongelukkigen, eerbiedige. Mevrouw de mileau. 'T is waar Neef, maar de vergeeflykhcid.... rochevillf. Kan, zo als alles, te ver getrokken worden, en tot ondeugd overdaan ! Daar moeten menfchen in de wereld zyn, die de Zedelyke orde helpen handhaven. Wie zal voor verachting beveiligd zyn , zo iemand , die eenige treden hooger zit op 't wjelend rad der blinde fortuin, zig het recht meent te mogen aanmaatigen om een ander, die wat laagef zit, als zyn voetfchabel te gebruiken. Zal de 1? yke, terwyl hy , even als de Arme, den rol van een dag o'p het wisfelvallig tooneel dezer wereld fpeelt, terwyl zyne Zwakheden, Ziektens en de Dood heul doen voelen, dat hy de zelfde natuur met hem gemeen heeft, zal die Ryke , uit den overvloed zyner genietingen , die hem door den Armen zeiven verzorsid en verzeekerd worden, in p'aats van ten minüen een klein gedeelte daarvan vriendelyk met hem te deelen, hem op eene beledigende wyze van zig ftooten ? ün hem haaien om dat hy ongelukkig; veracht >n om dat hy arm, is, en nog meer vervolgen om dat hy reeds te veel ten Speelbal veHtrekt aan een on. gundig noodlot , dat ly riet verdient! Neen, die wreede, die rampzalige, trotsheid moet beteugeld worden, en dé goede orde vordert, dat de geweldenaar, die zynen Broeder op den nek treedt, op zyne beurt li a ver-  Ho" De Neef van Guadeloupe. vernedering ondergaa. Dat is de plicht van elk braaf Man; — een plicht, geloof my, daar geen weiks genoég van gemaakt wordt. Mevrouw de Mileau. Uwe denkwyze is grootsch, ik voel het; myn hart vindt zig gedrongen om uwe aanmerkingen toeteltemmen. — Ook begeer ik het gedrag van myn broeder niet gehetl te verontfchuldigen; maar hy zoude misfchien in *t vervolg gedaan hebben, wat hy niet terftond heeft gedaan Rocheville. Zo de eerite beweging van 's menfchen hart niet goed is, zal de tweede nog erger worden; En de zwakke Menschlievenheid heeft misfchien geene andere kracht dan deze esrfte dryfveer van medelyden en barmhartigheid; Die dezelve verlamt is werkeloos voor de Deugd. Mevrouw de Mileau. Hebt gy my niet gezegd, dat myn broeder u eenigen onderitand zou hebben toegereikt, maar dat zyne Vrouw hem daar in verhinderde ? Rocheville. Ja ! Misfchien een Ecu of zo iets , om zig van my te ontdaan ; om my af te fcheepen; om my niet langer te hooren. Mevrouw de Mileau. Gy ziet, dat hy, uit der aart beter dan zy, zo hy, on-  Derde Bedryf, 1*7 ongelukkig , zig niet door haar hadt laaten beftieren Rocheville. Eene ondeugd te meer! Terwyl hy zig een tyd lang tegen de infpraak van zyn hart haldarrig verzet, heeft hy eindelyk, toen de Natuur op het punt was van haare rechten, ten minden een weinig, te doen gelden , de lafheid van onder het gezag van een fleclit wyf te bukken. ■■■ Met dat alles befchouw ik Hem als minder fchuldig dan Haar. Mevrouw de Mileau. Zy maakt hem niet gelukkig! Rocheville. Nicht, wat zal ik daar van zeggen? - Ik be¬ gryp in der waarheid niet, hoe een Man weerrtaan kan aan het verdriet van met zulk eene Vrouw te moeten leeven! Hy doe; het echter, en zonder dat het hem fchynt te krenken, De Man moet dan de Vrouw waardig zyn, en hy is met deze laaghartige, verachtelyke, Vrouw misfchien even weinig ongelukkig, als hy zig gelukkig zou voelen met eene tederhartige en edelmoedige, die ongelukkig met hem zou zyn. » Zie daar dan ten minden een voor¬ deel , dat deze twee Zielen zo wel op malkanderen flaan; 'T is nu net een paar. Mevrouw de Mileau. Helaas! Zal 'er dan tusfchen myn broeder en u eene eeuwige fcheiding H 3 Ro-  it8 De Neef van Guadeloupe. Rocheville. Fene eeuwige fcheiding! en dat wel op den geheelen afïtand , die 'er tusfchen onze Zielen heiraat. ïk wensch hem geen kwaad; even min zal ik het hem berokkenen; maar dewyl hy zyne waardigheid van Mensch om het goud vertreedt, mag ik ten minften om zyne kleinheid lagchen, en ik zal het goud, dat hem nog al meer verlangen zoude, in waardiger handen brengen, die 'er een wyzcr gebruik van maaken zullen. Zie daar myne geheele wraak! Zy is zeeker niet flreng; En daarenboven ik befchik over het geen my wettig toekomt. — . Alles zal aflopen zonder dat zy zig beledigd zul'en vinden, zelfs fchoon ik hun de ooren al eens een weinig wasfchen mogt; Goudzuchtige Zielen zyn zo aandoenlyk niet voor Waarheid en gevoel van Zedelyke waardy , zo 'er geen voordeel aan gehecht worde. Dog dit lope af zo 't wii, wie vergt hen, om zig te komen bloo-itellen aan (lagen , die elk' braaf Mensch verplicht is om hun, daar de' gelegenheid zig aanbiedt, toe te brengen. Miviiouw de Mileau. Ach ! bedwing uwe verontwaardiging , bid ik u. Daar komen zy, geloof ik. VYF-  Derde Bedryf. np VYFDE TOONEEL. Rocheville, Mevrouw de Mileau,Dortigni, Mevrouw Dortigni. Mevrouw Dortigni. Myn waarde Neef! Gy zyt inderdaad al een aartig Snaakje ! Leert men die grapjes in de Nieuwe Wereld? Gy hebt dit waarlyk geestig uitgevoerd; Gy moet eene vrolyke levendige verbeelding hebben! . Rocheville. Heeft dezelve u doen lagchen, Mevrouw? Dortigni. Gy hebt uwen rol wonderbaarlyk wél gefpeeld. Rocheville. En Gy, Mynheer! Gy hebt u ook niet vermomd; Gy hebt u ook met ontdekten voorhoofde vertoond; Niet waar ? Wy hebben dan beiden natuurlyk gefpeeld. Dortigni. Wy komen om de eer te hebben van u te begroeten, en onze verfchooning te maaken.... Mevrouw Dortigni. Het heeft ons gefpeten van u niet beter onthaald te hebben; en wy komen.... H 4 Ro'  lao. De Neef van GrjADELorjPi. Rocheville. Maar hier is myn woonplaats niet, Mevrouw! Hoe komt gylieden my hier zoeken ? Mevrouw Dortigni. Hoe dan ? Rocheville. Gy weet, ik woon in de Husfaarftraat, in de Witte Zonnewyzer. Dat is het adres, dat ik de eer gehad heb u op te geven. Mevrouw Dortigni. Ja! een nieuwe grap! Gy houdt het nog al m het boenende. Rocheville, (op een zeer ernfligen toon.) Ik boert niet, Mevrouw. Zo gy my een bezoek wilt geven, kunt gy my daar vinden, en ik zal de eer hebben u daar te ontvangen! Hier zyt gy by uwe Zuster. (Hy verwydert zig; werpt zig in een Canapé, en neemt een boek,daar hy Ui gaat ziften lezend) Mevrouw Dortigni. Ik heb. myn waarde Zuster reeds gezien; Zy heeft my uwe edelmoedigheid gemeld; Ik heb 'erhaar zeer oprechtelyk geluk mede gewenscht. Zulk eene Edelmoedigheid zoude ongelooflyk fchynen, zo zy van iemand anders kwame, maar gy zyt de onbegrypelyke, de eenige, Man.... Ro-  Derde Bedryf. i2j Rocheville. Ik ken nog zeldzaamer wezens, die alle mogelyke gebreken en dwaasheden in zig alleen vereenigen. Mevrouw Dortigni, (tot Mevrouw De Mileau.) Kom laat ons gaan zitten, Zuster; (Zy zet zig naast haar, en doet haar allerhande liefkoozingen.) Gy ziet 'er allerliefst uit, myn waarde Zuster; Gy hebt zulk een vergenoegd gelaat , zulk eene onge. dwongen houding .... Men wordt bekoord van u te zien. Rocheville, C/W.) „ Misfchien zal ik flraks ook nog wel eens zulk , een aanval moeten dooritsan." Mevrouw Dortigni. En hoe varen de lieve kinderen ? Zyn zy ook hier? Mevrouw de Mileau. Zy zyn heel wel; Gy begrypt dat ik hen nietkaa verlaten. Mevrouw Dortigni. O neen! Gy hebt hen te lief; lk brand vaa verlangen om hen te omhelzen. Zy zyn be- koorlyk. ■ Rocheville, (van verre, van zyn Canapé.) Zy hebben den tyd gehad om groot te worden, fcdert dat gy haar de laatfte reize gezien hebt. H 5 Me-  122 De Neef van Guadeloupe. M evrouw de Mileau. En Uwe kinderen, Mevrouw ? Mevrouw Dortigni. Die zyn welvaarende. Rocheville, (fteeds Myyende zitten , van verre,met een forfcheftem.) Hebt gy kinderen, Mevrouw ? Mevrouw Dortigni. Ja Neef; lk heb hen in 't Klooster der Bernardy»en befleld. Rocheville. Gy zult wel doen met hen daar te laten blyven. Mevrouw Dortigni. Dat is myn oogmerk, Neef. Rocheville. En vooral zorg te dragen van hen niet zelve op te voeden. Mevrouw Dortigni. Ik zou hun ook geen Laryn kunnen leeren ! Ik heb dat zelve nooit geleerd. Rocheville. Latyn ? o! Dat zy daar geen woord van verdaan, mits dat zy een gezond en geoeffend verftand, en voor al een gevoelig en teder hart hebben.... Dat is de groote zaak, maar ik vrees voor hun het ongeluk hunner geboorte. Me-  DerdeBedryf. 123 Mevrouw Dortigni, (fit'I.) Dat is vervloekt fcherp." Onze waarde'Neef fchynt nog eenige gevoeligheid behouden te hebben, over 't geen tegen onze bedoeling is voorgevallen. Dortigni. Wy erkennen, dat wy ongelyk gehad hebben, en wy komen hier om onze fout te verbeteren • Ik weet niet meer wie,maar, my dunkt, daar is onder de Ouden iemand geweest, die eene gelykfoortige behandeling aantrof, om dat men hem uitwendig niet kenJe- — Het was een Wyze, zo als my ïn't hoofd ligt. Rocheville. Men liet hem, zo ik my wel herinner, hout zaa- gen of klodven. ■ Men gebruikte hem ten min. ften ergens toe, en hy hadt zyn onderhoud. ■ Men zondt hem niet ongetroost weg. Dortigni. Gy hebt al te veel verftand, myn waarde Neef, ora nog moeijelyk te zyn over die verwaarloozing! 1 Drie vierde gedeelten van de ïnwooneren van Parys zouden 'er zig, even ééns als wy, mede hebben laten betrekken. Rocheville, Ha! Gy wi't eene lofreden over de ïnwooneren van Parys maaken? Al maakte gy Hechts eene verontfchuldiging voor hun, nog behooren zy u daar dubbeld voor te danken, want zy hebben die hoogclyknoodig. Me-  i«4 De Neef van Guadeloupe. Mevrouw Dortigni, (aan Mevr. Dt Mileau.) Waarde Zuster, maak toch, dat de Vrede zig in de geheele Familie heritelle! Mevrouw de Mileau. Ik heb reeds alles gedaan, en zal (leeds alles doen wat van my zal afhangen om het gebeurde te doen vergeten. Mevrouw Dortigni, (Na eene poos/lilzwygem.) Onze waarde Neef fchynt veel werks van herlezen te maaken. Jk 2a, de vryhdd ^ hem eentge uitgezochte Boeken uit myne Bibliotheek te zenden. lk heb zeer geachte Werken, want ik koop nooit Boeken dan na de extrakten daar van in de Journais gelezen te hebben. Rocheville. Ik lees weinig; maar ik onderzoek der Menfchen voorhoofd en oogen. Dat is een zonderling Boek ; het is niet altyd aangenaam ; Gansch nier maar het leert veel voor iemand, die daarin op eene verflandige wyze weet te lezen. (Hy gaat voort Piet lezen) Mevrouw Dortigni. Het Boek, dat gy daar hebt, fchynt u flerk bezig te houden; Mag men vragen wat hetzy? Is het iets nieuws? Daar komen weinig aartk-he- den uit. De frcaak vervalt. Ro-  Derde Bedryf. 125 Rocheville. Ik bemoei my weinig met die Nieuwigheden ; en ik kan dus niet zeggen , of de finaak verbetere of vervalle ? Voor't naast geloof ik, dat het ten grooten deele allang laffernyen zyn geweest , en zo lang de Zeden der Natie niet veranderen, laffernyen blyven zullen. Mevrouw Dortighi. De beoordeeling is niet zeer gunftig; ■ Maar eindelyk, Mynheer, mag men het Boek niet kennen, dat gy leest? Dortigni, (/lil tot Mevrouw Dortigni.) ,, Ja , dring 'er maar op aan, dan raken wy van „ die ftekelige aanmerkingen af." R o c ii e vil l e. Zeer wel; h« zyn Zedekundige Proeven. Dortigni, (De neus optrekkende.) Zedekundige Proeven! Rocheville. Ja ! en waar in de Schryver den bal zomtyds deerlyk mis flaat; by voorbeeld, hier beweert hy, dat de Schepper een onderfcheiden beginzel van goedgunüigheid in onze natuur zou gelegd hebben, en dat wy iemand zouden kunnen liefhebben, of wél doen , zonder inzicht van daar eenig voordeel uit te zullen trekken! Dor-  I2Ö De Neef van Guadeloupe. Dortigni. Ja Neef! daar heb Ik zo geen verïtand van. Mevrouw Dortigni, (tot Dortigni.) Gy kunt evenwel hooren dat Neef gelyk heeft, en dat hy over Zedekundige Proeven ver wondei lyk fchoon redeneert! ik heb het nooit zo fraay gehoord. Rocheville. Mevrouw fchynt ongemeen vlug in 't begrypen! —— Laat ik eens een klein flukje van de gemelde Proeve voorlezen; Mogelyk zullen wy dan allen wat begrypen. Mevrouw Dortigni, (/lil.) ,, Lastige Kaerel!" R o c h e v i l l e. Gy Lieden permitteert my dan die lectuur? Mevrouw Dortigni. O Neef, ik durf u dezelve uit aller naam verzoeken. Rocheville, (leest.) „ Heeft men voormaals, tot fchande vanderMen„, fchen vernuft, door redeneeren moeten bewyzen dat zy voor Rede vatbaar zyn, en altyd redeneeren moeten , het flrekt niet minder tot fchande „ van hun hart, dat men hun in goeden ernst moet „ overtuigen, dat' 'er een oorfpronkelyk beginzel in „ on-  Derde Bedrtf. 127 „ onze Zedelyke Conftitutie huisvest, dat ons tot goed. „ willigheid, weldaadighAd, en menfchenliefde aan„ fpoort, zonder dat wy daar baatzuchtige oogmer„ ken mede bedoelen; en evenwel de uiterlte verbas- tering van zommige menfchen, die, van hun oor„ fpronkelyk maakzel geheel ontaard, in Hun door„ gaand gedrag toonen de gemelde dryfvceren verio„ ren, althans verlamd, te hebben, maakt dit bewys ,, min of meer noodzaakelyk. —— ——. „ Dat 'er zulk een beginzel van goedwilligheid oorfpronkelyk in der menfchen Ziel huisvest, blykt „ in ontallyke byzonderheden. Wy worden tot wel„ daadigheid opgewekt door enkel medelyden , en „ het bloot gezicht van anderer nooden, hoe vreemd „ zy ons wezen mogen, lboort rechtgeaarte Zielen „ tot ruime giften aan , zonder dat zy om eenig mo, gelyk voordeel denken, veel min het zelve bedoe- len; Neen, wy helpen de Ongelukkigen, omdat „ zy ongelukkig zyn ; „ Wy gevoelen- „ pyn op 't enkel verhaal van 't lydei? van nnde., ren ; Wy gaan traanen kopen in den Schouw. burg; En een mensch, die zig enkel tot zig zel„ ven wil bepaalen , zonder dat die liefelyke droef„ heid, die zoete frnart, die aangenanme pyn , we„ gens 't leet van anderen, zyne Ziel genaake, is „ niet flechts een gedrocht, maar moet ook een zeer „ ongelukkig gedrocht zyn , voor zo verre hy de lieflykfte genengtehs eener menfchelyke Zie! mist, „ en zyn hart op het gezicht der voordeden', die an„ deren te beurté vallen, met eene grievende fmsrt 5, doorkorven wordt." Maar myne Predikatia zou vcrvcelen; lk zie het; Ik heb hier een vers-  12? De Neef van Guadeloupe. versje, dat is vrolyker, dat zal ons allen beter voldoen. Het oplchrift isBuief aan myn Kleed. Mevrouw Dortignli Welk een misfelyke titel! Rocheville. Zo misfelyk niet als 'tlykt, Mevrouw! De rok is het voornaamde gedeelte van den Mensch, en verdient derhalven den grootden eerbied; en zou men dan aan zulk een wezen geen Brief mogen fchryven? Althans myn Poëet verdedigt zyn adres met dergelyke aatuner. kingen. „ Caspar Brits , zo begint hy , een arm Dichter te Lion, hadt door een vers op de jeugde„ lyke blos eener tachtigjaarige Schoonheid,een nieu,, wen rok verdiend; Zo dra hy daar mede in het „ openbaar verfcheen , verwonderde de onnozele „ Hals zig,dat elk, die hem tegenkwam, hemeerbie„ dig groette , en dat zy, die zaten, nu voor hem „ oprezen ; daar drie dagen te voren niemand hem met een opflag des oogs verwaardigde. Hy begreep ,i ras, dat hy al dat refpeft aan den Lakenkoper en Snyder te danken hadt, zonder dat 'er zyn perfoon „ het minde deel in hadt, en hy wierd over der men„ fchen laaghartigheid, en de verwaarloozing zyner „ eigenlyke verdienden , zo gebelgd , dat hy zyn' „ kleed in itukken fcheurde. De Man deedt kwa„ lyk, want hy was zyn nieuwen rok kwyt, en alle zyne vrienden verdweenen. „ Ik heb my aan dat voorbeeld gefpiegeld, en my „ op eene geheel verfchillende wyze jegens myn nieu- „ wen  Derde Beöryf. ï2$ 'wen rok, en alle de nieuwe rokken ,meenen te moe, ten gedragen. Dewyl de kleeren den Man maaken, is myn eerlte flap geweest myne opwachting ,' aan de kleeren te leeren maaken; ten dien einde heb ik my naar een aanzienlyken Kleérmaaker be" geven, en ik heb meermaalen met eene eerbiedige " verwondering opgemerkt, hoe, onder zyne ichep" pende handen en kundige naald, verftand, deugd, " verdienden , géboren wierden ; ja zelfs Mannen " van aanzien, (even als het eerde paard, zodra " Neptunus zyn drietand in het zand dak, op den ' oever te voorfchyn fprong) geheel geformeerd , " en met alle de gemelde hoedanigheden rykelyk be" giftigd, luchtig Van des Snyders tafel wipten. Ik " heb dezen kundenaar meer dan eens, tusfchen ftuk'l, ken Fluweel en andere ryke Stoffen (taande, zien overleggen, of hy eerst een Graaf, of eerst een Abt, " formeeren zoude? Totdat hy, het Fluweel te fmal " bevindende om aan den Prelaat een genoegzaam eerwaardigen buik te kunnen geven, befloot eerst , eene Excellentie te fcheppen, terwyl hy zyn knecht [] belastede om aan het lyf van een Petit- Maitre, . die reeds over een Stoel hing, éen paar armen te Z hechten, en dus ook dat wonder-wezen zyn volle " bedaan te geven 5 De knecht fprak van eenige " Burgerlieden , tot welker formatie de doffen reeds lang aan de winkel gelegen hadden, en die zeer " verlangden in wezen te komen, dog kreeg ten antwoord, dat Abten, Graaven, en Petit-Maitres voor „ Burgerlieden gingen." „ Van de innerlyke waarde der kleederen nu ten „ vollen overtuigd, befloot ik myn hof aan dezelve XVI. DiiEL. I » te  :i3o Da Neef van Guadeloupe. „ te maaken, en by alle gelegenheden aan den flu. „ weelen of zyden Rok van een Prelaat, aan de ga„ lons van een Graaf, of de fraaije Vest van een Pe„ tit-Maitre, myn onderdaanigst refpect te gaan ver,. zeekeren; en dat heb ik met zulk een goeden uit. „ (lag gedaan, dat ik nu ook een nieuwen Rok ge„ kregsn heb, en tot een veel voortreflyker, ach„ tenswaardiger, en beminlyker Wezen verheven „ ben, dan ik ooit te voren was; Eenebillyke erken, tenis heeft my gedrongen om nu ook een ding, daar „ ik zo veele verplichting aan heb , openlyk te be„ danken, en zie daar den oorfprong van myn Brief „ aan myn kleed." Wat dunkt u, Mevrouw, maakt de Man niet eene tamelyk goede verdediging van een Titel, die u zo misfelyk voorkwam ? Wilt gy my nu ook permitteeren, dat ik het Versje voorleze. Dortigni. Het zal toch maar eene herhaaling van dezelfde lafheden zyn; en ik houde van geen Poëzie. Roch eville. Het is een kort luchtig Versje, dat men zonder verveeling hooren kan, al is men geen liefhebber van Poëzie. Herhaaling! Ja; van dat gebrek kan ik het niet vryfpreken ; Dezelfde denkbeelden komen 'er weder in; Doch dit is in het voordragen van zulk eene nuttige waarheid', daar wy ons in het dagelykfche leven zorgvuldig naar fchikken moeten, meer te pryzen dan te laaken. Me-  Derde B e d a y f. 131 Mevrouw Dortigni. Ondertusfchen verliezen wy met al dat lezen eert groot gedeelte van uw eigen waard onderhoud; — Dat is myne eenigfte tegenwerping, {tegen Mevrouw de Mileau ftil.~) „ Hy fchynt alles naar zyn hoofd Js te moeten doorzetten." Rocheville. Dan zal ik 'er maar eenige brokken van lezen, Mevrouw ! » Wy zullen de fchade van het onderhoud door een langer verblyf vergoeden, zo gy wilt Mevrouw Dortigni, (ftil.) 5, Het is my reeds veel te lang; ik Hik." Rocheville, (leest.) BRIEF aan myn Kleed. O Kleed! wat heb ik veel aan u alleen te danken! Wat is myn waarde door uw' luider thans vergroot! Ik weet wat achting ik verdiende en nu genoot. Dit denkbeeld eischt, dat ik myn' lof, en dankbre klankeri, Gewillig aan myn' Snyder Wy'; Wyl zyn geheime toovery Eene onweerftaanbre kracht deed in uw plooien varen, Die eerbied voor myn ftem in aller hart moest baren. Ia Wai  132 De Neef van Guadeloupe^ Was niet van daag een kring van luiden van fatfoeri Nog yvrig om my eer te doen? Hoe trok ik aller oog! Wat vvierd my, onder't eten, Niet al beleefdheids aangedaan! Men boodme een eerplaats, in een' grooten arrüftoel, aan: 'k Was naast de vrouw van 't huis gezeten. Ik was in 't fpreken mild: men hoorde, wel te moe, En gaarne, wat ik zeide , al waren 't beuzelingen. Elk fcheen naar de eerlte plaats in myne gunst te dingen , En zond my reis op reis de gulfie lachjes toe. 'k Vond in dien grootfchen kring, waar ik het oog mocht wenden, Dat al de gasten myn vernuft en fmaak erkenden. Een Vrouw van d'eerlïen zwier verzocht my zelfs om raad, Door welke trekken van gelaat Zy best verwondring zou verwekken ? En myn beflisfing moest het non plus ultra ftrekken. En gy, o kleed! zoo fchoon als net, Hebt me al die waarde bygezet. Een Edelman, myn vriend in myne fchoolfchedagen, Had naauwlyks 't oog op my geflagen, Of't flreelde zyne hoovaardy, Dat zich zyn hart in my te ombelzen mocht verblyden» Wat was dat voorrecht groot voor my! Ons makkerfchap in kindfche tyden, Myn onbefmette deugd, en vlekkeloos gedrag, Kon my deze eer nooit doen verwerven, 'k Zou, zonder u,myn kleed! haar eeuwig moeten derven. Gy geeft my die verdienfte; ik dank u dag aan dag. Men zag my, waar ik kwam, voorheen bedaard, be. fcheiden, Ik  Derde Bedryf. 133 Ik zat met zichtbre fchroom op 'trandjevan myn' ftoel, 'K boorde elk eerbiedig aan, en nimmer was myn doel Te fpreken tegen iets, wat and're menfchen zeiden. Elk was by my in zynen fchik, Maar ik voldeed my zelv' geen enkel oogenblik. Thans weet ik beter wat my past; 'k Weet hoe ik myn vernuft en goeden finaak doe roemen; Men oordeelt hier geen' boom naar vruchten, of naar bloemen, Men kent de boomen aan hunn' bast. Rocheville, (vervolgt.') Wat zegt Gylieden ? Is het niet een geestig Stukje ? . Hoe dikwils ik het lees, het behaagt my altyd. . Het is geen valsch vernuft, geen klatergoud; maar echte boert, gezond verftand. (tot Dortigni) Kent gy by geval den Poëet? Dortigni, (gemelyk.) Ik heb geene kennis aan Poëeten. Rocheville. En Ik zou hem gaarne kennen om het vermaak te hebben van hem myne achting te betuigen en te too- nen. Maar eindelyk, Mynheer, hoe heeft u het Stukje behaagd ? En wat is 'er,, dunkt u.uit te leeren ? Dortigni, (gemelyk.) Daar is uit te leeren, dat wy ons naar de aangenomen zeden en gebruiken fchikken moeten; en, dewyl de betamelykheid vordert,dat menbyfatzoenlykeLieI 3 den  134 De Neef van Guadeloupe. den niet dan met een fatzoenlyk kleed aan 't lyf verv fchynt, vind ik het zeer grillig zig daar aan niet te willen onderwerpen. Rocheville, (/?//.) „ Het beste, dat hy nog gezegd heeft!" ■ En lk, Mynheer, ik ga a nog verder; Dewyl men geene mooije kleeren kan krygen dan voor Geld, beweer ik, dat 'er niets verkieslyk is boven het Geld; Dat men daar toe alle zyne begeerten, alle zyne wcnfchen, moet nititrekken ;Dat men tot deszelfs verkryging alle mogelyke poogingen , met lyf en ziel, moet aanwenden , en zig geene laagheden fchaamen om het te vermeerderen of te behouden; Dat men het ten dien einde niet flechts nacht en dag moet bewaaken, maar ook zyn hart voor den noodlydenden leeren fluiten, opdat een ontydig medelyden ons niet verlokke om 'er een aalmoes voor den zeiven af te nemen. Jk gaa nogal verder, dewyl allen, die een Hechten Rok aan hebben, zig onbètaarnlyk gedragen, zomoeien wy ons door geene bedenkingen ter wereld laten overhaalen om eenige gemecnfchap met hun te hebben, maar wy moeten hen van ons flooten , en uit onze huizen dryven. Dat is de plicht van een wys Man ! De Ioftelyke geldzucht kan of moet niet anders dan het perfoneel voordeel in aanmerking nemen, en derhalven moeten wy iemand, die geen geld heeft, befchouwen als of hy niet in wezen ware; want wat voordeel kan men van eenen Geldeloozen trekken. Me-  Derde Bedeyf. 135 Mevrouw Dortigni. Ik betuig u, Mynheer, dat die beginzels my voorkomen afgryslyk te zyn; En my dunkt, dat men het Menschdom op die wyze niet mag beoordeelen.-— Waar zou men zu'ke Menfchen vinden? Rocheville. Men vindt die, Mevrouw; en men vindt 'er nog al erger; Men vindt 'er, die van fpyt zwellen, omdat zy voordeden, die hun, naar alle regels van Gerechtigheid, niet ten deel konden vallen, van ande- r:n zien genieten. Men vindt 'er, die,fchoon van de goederen der fortuin reeds rykelyk bedeeld, hunne handen onophoudelyk uitftrekken om alles na zig te haaien, om hunne Buuren, Vrienden, Bloedverwanten , te berooven van 't geen, waarop hunne verdienden hun eene rechtmaatige voorkeur geven, en die knarfetanden wanneer deze zomtyds dooreen billyk beoordeeler boven hun begunftigd worden. Men vindt 'er , die , doof voor de ftemme der Rede en Natuur, om zig niet te moeten fchaamen over een Behoeftigen , wien zy moesten helpen, liever befluiteh denzei ven te verpletten, te vernietigen Mevrouw de Mileau, (fiil.) „ O Myn God, ware ik hier niet tegenwoordig!" Mevrouw Dortigni.. Houdt toch op, Mynheer, met zulk eene afgrys- lyke Schildery! • Neen die Monflers beftaan niet. i Gy vergelykt de eenvoudiger Zeden van de I 4 Nieu.  I3e vc&s&'giooxaic y&oiiw vc^isesrs^is.jvi'JBc^-. zx^&icn.  Eladz. 147 DE VERSTROOIDE VROUW VERBETERD. TOONEELSPELi EERSTE B E D R T F. (De Barones zit, in eene kleeding naar di eerfle Mode, aan de Ontbyt-tafel; Bet je is nog met een gedeelte van haar opfchik bezig.) EERSTE TOONEEL. De Barones, Betje. De Barones, (geeuwende.) 'T is of men hier in een Herberg logeert; zulk eene beweging is 'er van den vroegen morgen af. Bitje. Gy weet, Mevrouw, dat Mynheer ook al ten zes uuren opflaat, en dan moet het wel onrustig worden, want de Knechts.... De Barohes. Maar kunnen die Kerels dart de trappen niet wat zachter afkomen ? K a Bet-  14.8 De Verstrooide Vrouw Verbeterd, Bitje, Jr> dat heb ik hun honderdmaal gezegd, maar het zyn Lomperts; - Weet gy, Mevrouw, wat my de 'ager van de morgen te kennen gaf? Mevrouw ftoort ons des morgens vroeg in onzen flaap als zy t'huis komt , zy kan het ons niet kwalyk nemen, dat wy haar op onze beurt ftooren als wy opftaan. —-—- Hendrik voegde 'er zelfs by, dat hier Dagen Nacht-bedienden waren, dat hy , als de Lyf knecht van Mynheer, tot de eerften behoorde,en dus over dag zig mocht bewegen. De Barones. ^ Ik heb waarlyk geen oog toegedaan. B e t j e. Dat verwondert my niet, het was byna vyf uuren, Mevrouw, toen gy t'huis kwamt. De Barones. Zeg my eens Betje, heb je ook kunnen merken, dat myn Man 'er t'onvreden over is ? Betje. Neen, hy ontmoetede my daar flraks, en vroeg of Mevrouw al op was ? De Barones. Al op ? ~ Zie daar weder een van zyne fcher. pe trekken! Al op? ten half twaalf! Het is geen goede vraag,Betje; Ik verzeeker u;de Man wordt van tyd tot tyd ernfliger. Bet-  Eerste Bedryp. iq$ B e t j e. O! Hy is ook van het Manlyk genacht'! » Maar wat verftaat Mevrouw eigenlyk met dat woord ? De Barones. Wel daar verftaa ik mede Betje. „ Lastig" is, vermoede ik, de waare betekenis. De Barones, (met den vinger dreigende.~) Geene onbefcheidenheid, Betje! —— Gy verliaat my zeer verkeerd, zo gy het woord in dien zin opvat; i (■ Ik moet u zelfs zeggen, dat myn Man myne genegenheid dagelyks meer wint. (Betjetoont, door haare gebaarden, dat zy het niet gelooft?) Dog ik laat het hem niet merken. Betje. Dat moet eene Vrouw, die wys is, nooit laten merken ; De Mans zyn buiten dat kleine Dwingelanden! Dat woord; „ Hy zal over u heerfchappye hebben." Is hun altyd levendig voor den geest; - ■ ■ ■■ Waarlyk wegens deze praats alleen zoude jk wel wenfchen Hebreeuwsch te verdaan, om- te weten , wat eigenlyk die bedreiging in den grondtext betekene? Ik herinnere my hier het antwoord van myne vorige Meesteres, de Gravin Troll, toen haar geboodfchapt wierdt, dat haar Man plotfeling aan eene beroerte geftorven was; „ Dan zal ik, zei„ de zy , nog wel een Homme cPafaires moeten K 3 „ aan.  150 Da Verstrooide Vrouw Verbeterd. „ aanltellen, want ik kan my roet geene geldzaaken bemoeijen," dat was haar geheel beklag; en ik verzeekere u evenwel , Mevrouw, dat de Gravin haaren Gemaal teder beminde, want dat heeft zymy zelve eens gezegd. TWEEDE TOONEEL. De Barones, Betje, Adolf, A d o l f. Mynheer laat vragen , of het Mevrouw fchikke, dat hy haar een goeden morgen kome wenfchen? De Barones, (tot Betje.) Wat betekent dat? (tot Adolf.) Het zal my vermaak zyn Mynheer te zien. (Adolf gaat heen?) —Kunt gy daar begrip van maaken Bet? B e t J Ei Wel Mevrouw, ik vind dat zo vreemd niet, dat een Man zig eerst laat aandienen, als hy zyn Vrouw fpreken wil; • Dat overvallen is, dunkt my, gansch niet aangenaam. —— Ik zou gelooven, zo deze beleefdheid altyd onder Echte Lieden wierdt in acht genomen, dat 'er minder Huwelyksftheidingen zouden plaats hebben. DER.  Eerste Bedryf. 151 DERDE TOONEEL. De Barones, Betje, De Baros. De Baron, {inkomende kust zyne Vrouw, met een helder gelaat, de hand.) Goeden morgen Mevrouw!... De Barones. Zo Ceremonieel lieve Baron? De Baron. Ceremonieel ? Dat is zo een koud woord myne Waarde! Noem het dan liever galant, zo gy wilt; Van eene Vrouw zo als gy, moet toch een Man eindelyk wel iets leeren! Hoe hebt gy u gisteren op het Bal vermaakt? De Barones. Om de waarheid te zeggen, niet te breed. De Baron. Dat heb ik wel gedacht; E«n Vrouw van uw verfland kan onmogelyk op die partyen, zo als zy ge- meenlyk zyn , waar vermaak vinden. Ik kan my inderdaad niets verbeelden, waarvan de .uitvoering rechtftreekfcher tegen de bedoeling aanloopt dan onze Bals. In zynen eerden oorfprong was de Dans het natuurlyk uitwerkzel eener onberispelyke vrolykheid, en het waren de vreugde en de onfchuld die denzelven regelden; Maar wat is thans de bedoeling in dit K 4 zo-  ï$2 De Verstrooide Vrouw Verbeterd» zogenaamd vermaak? Wat is een Bal? Een Moralist zou zeggen; Een bederf van Lichaam en Ziel; Eene ftcrke prikkeling der gevaarlyklte harstochten; Eene .... dog gy weet ik ben geen Moralist. De Barones, (Jagchende.) Ja dat weet ik i dat weet ik. De Baron, (met yver.) De waare vreugde, het dierbaarfte gefchenk, dat de Godheid den Menfchen geven konde, die liefelyke gezellin, die ons altyd, maar vooral in onze uit(panningen, behoorde te verzeilen, heeft men uit onze modifche plaifier-partyen geheel verbannen. O! wat hebben wy eene oneindige verplichting aan den Man, die de eerlte op het denkbeeld is gevallen om het genoegen, den tyd, en de wyze, van zig te doen gewaar worden, voor te fchryven, en de vrolykheid dan eens tot een Draadpop te maaken, die men laat danfen als men wil; dan eens in eene kostgangfler uit het Dolhuis te hervormen , die zig niet dan met een woest geraas vertoont. De Barones, (Jagchende?) Maar, myn lieve Baron, zyt gy tegen de vermaaken ook niet al re fterk ingenomen? En koeftert gy geen vooroordeel tegen het geen gy voor u zeiven niet verlangt? -let gezellig leven.... De Baron. Het gezellig leven is het, wat ik dénk dat een groot gedeelte van ons genoegen moet uitmaaken ; maar het is ook juist het gezellig leven, dat door degewoone j zo  Eerste Bkdrv f. i$3 eo genaamde, plaifier partyen in zyn aarten genot vernietigd wordt. Houdt my toch voor geen Mifanthrope; Ik ben een liefhebber van gezel'chap, mits men 'er met malkanderen een gul genoegen bedoele ; maar zo dra men van het vermaak eene bezigheid, en van de vrolykhcid een awaaren a. beid, maakt; (hy breekt glimlachende af.) D">g ik bemerk, dat ik in orde begin te moralizeeren; Gy hadt my behooren te waarfchouwen. De Barones. O Gy waart zo fchoon op den gang; Het is inderdaad al te hard, dat gy my van het vervolg uwer aanmerkingen berooft. De Baron. Ik fchelde u die nog niet kwyt; (op een ernfligen toon^ Gy zult dezelve op een anderen tyd van woord tot woord hebben. : weder luchtig.) Maar wat zyc gy van daag ongemeen fraay opgefchikt! Is uw oogmerk al zo vroeg uit te ryden? De Barones. Eene vraag, als of het de eerfte reis in myn leven ware, dat ik des voormiddags uitryde! De Baron, f,zuchtende.) Neen, helaas! Neen, dat verfchilt veel. De Ba'rones. Helaasl De Baron, (Haar de hand kusfende.) Nu ja! Helaas! Of denkt gy, dat uw gezelfchap in huis my onverfchillig is? K 5 De  154 De Verstrooid» VrouwVerbeteed. De Barones. Gy maakt my verlegen. ik weet niet wat ik op zulk een galant Compliment moet antwoorden? De Baron. Het is geen Compliment, Mevrouw; Gy zoudt rriy inderdaad verplichten, zo gy my nu en dan met uw gezelfchap wilde vereeren. De Barones. ■ Veteeren? Mynheer! De Baron. . Moet ik het uitdrukken, zo gy nu en dan de goedheid wilde hebben, om my myn huis door uw gezelschap aangenaamer te maaken ? De Barones. Ey myn lieve Baron ! Nu denkt gy niet om uwen rang, en om den tyd, waar in wy leeven; Gy praat als een Huisvader van de vyftiende eeuw. Toen, zo als ik my wel heb laten zeggen, zat de Huisvrouw hupsch en zedig by haaren Echtgenoot; en las hem wat voor uit een oude Kroniek, of Amadis van Gaulen, of de vier Heemskinderen; of de Echtgenoot las voor zyn Vrouwtje, terwyl deze hem met haar Spinnewiel onder het lezen dikwils in llaap fnorde; Maar in onze befchaafde tyden !.... Myn Hemel ! hoe kunt gy van eene jonge Vrouw van myne geboorte vergen , dat zy zig zal opfluiten om haar Man den tyd  Eerste Bsdr? 5. 155 tyd te verdry ven ? —— Welke zonderlinge denkbeelden durft gy, Mans, van de levenswyze van ons. Vrouwen , maaken! De Baros. Eene levenswyze naar die denkbeelden zou ten minden niet opfpraaklyk zyn! Dk Barones. Ik wil niet hoopen dat dit my gelde ! De Baron. Ik wil niet hoopen, dat uw Geweten u deze vraag afperfe. De Barones. In 't minde niet; Myne levenswyze is voor my de aangenaamde, die ik weet te verkiezen; en daar kan geen Mensch iets op te vitten hebben. Di Baron. Neem u wel in acht, Mevrouw! De wereld ... Di Barones. O de wereld kan het niet vreemd vinden, dat wy zin in haar hebben! Is alles in orde, Betje? Betje. Ik geloof ja, Mevrouw! Gy ziet'er recht bekoorlyk uit om te deelen. De Baron. Gy fchynt haast te hebben, Mevrouw ?  ï$6 De Verstrooide Vrouw Verbeterd. De Barones, (op haar Orlogie ziende.) r>e Gravin Blunt geeft heien groot Dejeuné; Elk zal daar zyn; lk gaf myn woord tegen elf uuren, en 't is nu half twaalf. Laat fchielyk infpan- aen Betje. VIERDE TOONEEL. De Baron, De Barones. Be Baron gaat in eene peinzende houding op en neder , en blyft eenige reizen voor zyne Gemalin /laan, opent den mond een weinig, als of hy fpreken wilde, dog zwygt telkens; De Barones ziet hem aan met tekenen, die haare verwondering uitdrukken. De Baron, (na zyn gelaat opgehelderd te hebben.) Zult gy dezen middag t'huis eeten ? De Barones, (geeuwende.) Ik geloof ja. De Baron. 'T is wouderlyk, de enkele gedachte van eenige uuren t'huis te zyn doet u geeuwen! Myne Zuster is dagen achter roMkanderen t'huis, zonder zig in 't minst te verveéien. De Barones. Ja, ik moet u erkennen; ik bemin uw; Zuster ten ui-  Eerste B e d r y f. 157 uiterften, en ik heb veel achting voor haar verftand, maar wat haare levenswyze betreft, die is my e?n onoplosfelyk raadzel. —— De grootde gezelfchap. pen verveelen haar, en t'huis vindt zy vergenoegen. 'T is onbegrypelyk! —— Zy zal een rechte Huismoeder van den ouden tyd worden. De Baron, Ik wilde u wel eene vraag doen, Mevrouw,maar gy moet my belooven, dat gy my oprecht zult antwoorden. De Barones. Oprecht als een Spiegel, dat beloof ik u. D b Baron. Nu dan zeg my eens, wat deedt u befluiten om te trouwen? De Barones. Hoe komt gy daar op? De Baron. Uwe Belofte, Mevrouw! De Barones. Wel aan ! (in een vrolyken toon.) Het verlangen Om bevryd te worden van den dwang, waar onder ik zuchtede , en het vermaakelyk uitzicht van alle de voordeden eener getrouwde Vrouw te genieten. De Baron. Dat laatfte verftaa ik niet. De  158 De Verstrooide Vrouw Verbeterd. De Barones. Hoe! Gy verlraat dat niet? Weet gy dan niet, dat eene Vrouw eene menigte voorrechten heeft boven eene Vryfter ? Zy kan, by voorbeeld, overal naar toe gaan daar een Meisje of niet, of ten minften niet zonder geleider, mag verfchynen; zy mag ochtendbezoeken van 1 leeren ontvangen; Zy mag Gezelfchap by haar nodigen, dat zy goedvindt; Haare Speelpartyen zelve regelen; In de Komedie gaan met zulk een Kavalier, als zy met haare verkiezing wil begunltigcn ; Zy mag nog andere Heeren by zig in de Loge roepen , en luider praaten als de Akteur zelf; Zy heeft het recht om alle Mansperfoo. nen, zonder onderfcheid, Hecht weg by hun naam, en zelfs dikwils by hun voornaam, te noemen,zonder dat lastige „ Mynheer" daar by te voegen, want gy weet, dat eene wél opgevoede Vrouw in het gansch Heelal geen Heer over zig erkent. « En het geen nog onder de voordeelen van eene getrouwde Vrouw, fchoon de ongetrouwde Dames zig ook dikwils vry wat daar van aanmaatigen, moet betrokken worden, is, dat zy den eenen Jonker met een knik des hoofds, of een wenk der oogen, den anderen met een glimlach, een derden meteen waaijertik, een vierden met een handflag.magbegunfligen, zonder dat iemand zig daar aan ergere; — zy kan.... De B a b o n , (met bbjken van verdriet?) Houd op Mevrouw; Gy raakt buiten adem! —— Myn God zulke GrondfL-llingen! ... De  Eerste Beditf, I5P De Barones. Grondflellingen, myn lieve Man! Weet Gy wel, dat het onbefcheiden is eene Vrouw van myn Jaaren grondftellingen te verwyten ? Dat woord klinkt vervaarlyk Schoolsch! ——. Philofophie op myne Jaaren! De Baron. Laten wy het dan Zcdeleer, of Plichten, noemen; Dat is evenwel een Huisraad, daar elk, die aanfpraak op den naam van redelyk Mensch maakt, iets van diende te kennen en te bezitten; Zo onderftel ik, by voorbeeld, Mevrouw, dat gy over de plichten van Huisvrouw wel eens gedacht hebt, eer gy u in 't Huwelyk hebt begeven. De Barones, ($p een losfen toon?) Eene fraaije onderftelling, zeeker! Gy drongt met eene drift, met een vuur, op de voltrekking van ons Huwelyk aan, die het my moeijelyk genoeg maakten om myne Bruidskleederen te bepaalen, waar zoude ik dan den tyd gevonden hebben om myn hoofd met plichten te breken ? En daarenboven is dat ook een zeer onnoodig werk; Die kennis krygt men van zelf; want een Man is een leevend Wetboek voor eene Vrouw. De Baron. Maar dat de Vrouw nooit leest. De Barones. Wie wil ook een Wetboek lezen ï Men flaat her eens op, wanneer men het denkt noodig te hebben, of  t6a De Verstrooide Vrouw Vt.rbeterd; of men doorbladert bet zo wat om 'er eene Wet naar zyn zin in te vinden; En dikwils zyn'wy arme Vrouwen' genoodzaakt daar toe geheele KapittMs door te lezen! (hem vkijende de hand vattende.') Ik wilde Wel eens zien , myn lieve Baron , hoe gy Mannen u houden zoudt, wanneer wy u ook zo dikwils aan uwe plichten herinnerden. De Baron, (minder ernflig dan te voren.) Dat zou 'er op aankomen of het op goeden grond gefchiedde? Dé Barones. Ja daar zit het; Wie kan u, Heeren der Schepping! op goeden grond berispen? — By voorbeeld, ik zoude u wel am een plicht kunnen herinneren, dien gy verzuimd hebt; ——- Ik gaf u gisteren te kennen , dat de tyd van myn Maandgeld verftieken is; . Maar de goede grond... De Baron. De goede grond ontbreekt, Mevrouw! Het is heden eerst de twaalfde, en op de helft der maand.... De Barones. Daar hebben wy weder dat verdrietig rekenen! —een galant Man geeft zyne Vrouw geld naar maatezy het noodig heeft; Maar die bekrompen Almanaks-rekening!.... Ik wenschte dat 'er geen Almanak inde wereld was! —— Een nieuwe Sak te moeten kopen; aan van Frost twaalf Dukaaten te moeten betaalen ; achterflallige Winkelfchulden; — Van dat alles fchryft de  Eerste Bedryf. ir5i de Almanak niets! Maar ik had zuiniger moeten teeren ! Ik erken het; Bedraf my, ik heb het verdiend; Maar help my uit myn nood. De Baron. Bevallige Bedriegder! Gy kent de kracht, die gy op myn hart hebt; misbruik dezelve niet! Hier in deze Beurs zyn veertig Dukaaten.... De Barones. Die gy my vereert? '(Hem kurende.) Myn lieve Man! Waarlyk gy zyt de galantde Man van de Wereld; de vriendelykheid zelve! Nu zal ik u ook toonen, dat ik uwe gunden weet te waardeeren, en nog dezen morgen hoop ik met uwe Veertig Dukaaten veertig andere te winnen. De Baron. Hoe! zoudt gy reeds des voormiddags gaan fpeelen? De Barones. En waarom niet? De Gravin Blunt en ik hebben voorgenomen de Dejeunés fouants in de mode te brellgen> —, By de gewoone Ontbyt-gezelfchap- pen verveelt men zig. Dog 't zal dechts een party a la Poule zyn , verder niet. (Zy fchelt. De Baron verlaat haar met eene hele buiging.') XVI. Deel. T. VYF-  iö2 De Verstrooide Vrouw Verbeterd. VYFDE TOONEEL, De Barones alleen; vervolgens een Bediende. Myn Man vertrekt vry koeltjes! — Eene Wysheid-Spreuk, of eene berisping, te minder! — Hy begint inderdaad van dag tot dag ernltiger te worden! — Ik durf evenwel niet toegeven, want zodra men die Heeren een vinger inwilligt nemen zy ftraks de heele hand. Het best is hem te laten praaten en myn gang te gaan, hy zal dat Hofmeesteren eindelyk van zelf moede worden, wanneer hy ziet, dat alle zyne kostelyke Spreuken maar in den wind ver. vliegen. —- Ik heb nu vast weder geld. Bediende, (kaar een Billet overgevende.) Van de Gravin Blunt. De Barones, (leest.) „ lk ben in wanhoop, lieve D'Olbau! Van myn „ Dejeuné kan niets komen; Ik moet oogenbliklyk „ naar myn Schoonvader ryden , die nu juist in 't „ hoofd krygt van te flerven." (het Billet weder toevouwende) Dat is zot van dien ouden Heer! —— Laat de Koetfier wéér uitfpannen. / ZES-  Eerste Bedryf. 163 ZESDE TOONEEL. De Barones, Van Frost. Van Frost, (terwyl hy naar de Barones loopt, en haar de hand kust.) Weet gy ons ongeluk al, Mevrouw ? Zie. De Barones. Welk een ongeluk? Van Frost. Dat de oude Graaf Blunt gaat fterven, en ons geheele Dejeuné om ver gooit. De Barones. Ha! Ha ha! kWel ik dacht waarlyk dat 'er een heel ongeluk gebeurd was; — Ja, de Gravin heeft my zo even een Billet gezonden. Van Frost. En noemt gy dat dan geen ongeluk ? Ik ben 'er van ontfleld. — Ik loop al myn best om in tyds op het Dejeuné te zyn, om nog het een of ander te helpen fchikken; en, juist zo als ik in het Huis van de Gravin intreede, komt zy my tegen om in haar Koets te flappen, die ter zelfder tyd aankwam. Denk nu zelve eens! Waarachtig ik fchrikte of ik van den Donder getroffen wierd; Zie. De Barones. Schrikt gy zo ligt, Frost? L 2 Van  i64 De Verstrooide Vrouw Verbeterd. Van Frost. Bedenk Mevrouw, dat het Dejeuné jouant geheel myne uitvinding was; Ik had alles zo wél gefchikt, — zo vrolyk, zo galant, en nu komt my die oude Graaf zo duivels foppen ! —— Neen dat vergeef ik hem nooit, nooit. Zie. De Barones. Ja! het is een Hechte poets! Maar borgen is geen kwytfchelden. Van Frost. Och zulke dingen moeten heet van den rooster gaan, of 't is mis; Zo dra men gaat uitdellen, komt 'er niet van. Begryp dat de oude Graaf iterft, want hy fterft vast, al zou hy het doen om ons te plaagen! - Dan mag de Gravin in de eerde vier weeken geene Asfembiées geeven ofbywoonen! —— Haatelyke Etiquette! Myn Hemel, vier wee- ken! 'T is eene Eeuwigheid! — Zie. De Barones. Het ergde is, dat ik niet weet, wat ik den gehee- len dag zal aanvangen ? Wegens het Dejeuné heb ik dezen namiddag geen party gemaakt. Van Frost. Geen party? Zie dat zou fataal zyn! — Ik was net in het zelfde geval, en nu moet gy myne Scherpzinnigheid pryzen. Ik bezon my reclrs en links. Zoude ik dan den heelen dag zitten muffen? dacht ik; — Voor u ook; — En toen  Eerste Bedryf. i 65 toen viel my gelukkig in, dat de Barones Huges my gisteren gezegd hadt, dat zy van daag verhouwen zou zyn, hoofdpyn hebben, en den geheelen dag t'huis blyven. — Zo dra ik derhalven de Gravin Blunt in haar Koets geleid had, liep ik naa haar toe, vertelde haar ons ongeluk, en overleide een best partytje voor dezen middag , van het welk Mevrouw de Barones D'Olbau de Koningin moet zyn. Zie. De Barones. Dezen middag? Wie zal 'er meer komen? Van Frost. Niemant als Gy, Mevrouw van Hornau; de Hofraad Muurfeld, de Heer van Blind, en uwe Onderdaanige Dienaar, Zie. Het gezelfchap is allerliefst; Na den eeten maak ik een Bankje. Wy zyn zo heel onder ons. (Hy ziet den Baron, die intreedt.) ZEVENDE TOONEEL. Van Frost, (met opene armen naar hem toelopende.) Ah! bon jour mon cher Baron! je fuis le Votre, de tont mon caur. De Baron, (met eene koele deftigheid, terwyl hy zyne 'omhelzing ontwykt.) Uw Dienaar, (tot de Barones.) Ik dacht niet u hier meer te vinden. L 3 Van  i66 De Verstrooide Vrouw Verbeterd. Van Frost. Ja! dat Dejeuné is ongelukkig afgebroken! — A Propos weet gy, dat de oude Heer Blunt. wil gaan fterven , of misfchien al dood is ? Daardoor komt eene plaats in de Regeering open, en, in vertrouwen, de oude Gravin Holburg heeft my haar woord gegeven,; De Baron. Aan u? (lagchendej) En hoe kan de Gravin Holburg u haar woord geven ? Van Frost. Hoe zy dat doen kan ? Myn God weet gy dan niet, dat zy de rechter hand is van den Minister Ramberg? Zie. Maar dat blyft onderons. ■ Voor het overige kent de Minister myne kleine talenten-, Ik heb hem in verfcheiden fchoone Finantie-Operaties geene geringe dienden bewezen. Zie. De Baron. Gy ? Gy ? Maar zeg my eens in alle de Wereld, hoe komt de Minister Ramberg by de Finantien te pas? Hy is immers in het Departement der Buitenlandfche Zaaken. Van Frost, (bedremmeld.') De Buitenlandfche Zaaken? Neen waarachtig! (zig wat her ft ellende.'} Nu ja wél; . Ik wil maar zeggen; Ik heb hem zo nu en dan iets van myn arbeid laten zien; Want, zonder verwaandheid, ik ben in dergelyke dingen niet onbedreven! . Onder ons!  Eerste Bedryf. 167 ons! ■ Gy weet misfchien nog niet, dat ik ei¬ genlyk geheime Finantie-raad in Deenfchen dienst ben. Zie. De Baron. Gy! Wel dan moet uw Finantie-Raadfchap zo geheim zyn, dat men daar zelfs in Denemarken niets van weet. Van Frost. He, he, he! Geestig gezegd] Op myne eer zeer geestig! Dog ik kan u op myn Cavalier parool verzeekeren, dat het zo is. Hoe is 't mogelyk, dat de Deenfche Gezant u daar nog niets van gezegd heeft! Maar ja, dat kan ik wel begrypen; Men heeft dikwils zyne redenen; lk, by voorbeeld. Dog ik wil niets gezegd hebben; geheel niets; De zaak blyft onder ons, Zie. De Baron. Wel zeekerlyk! Uwe geheimen zyn doorgaands van dien aart, dat men geen gevaar loopt van dezelve te vertellen, omdat men 'er zig zeiven door ten toon Heller, zoude. ■ Ondertusfchen zal ik u ook eens een geheim toevertrouwen. Van Frost. Wel nu ? De Baron. De Graaf Blunt is niet in de Regeering, maar zit in den Kabinet raad; Derhalven, zo de Gravin Holbarg 11 hoop tot eene plaats in de Regeering, die L 4 door  168 De Verstrooide Vrouw Verbeterd. door zynen dood moet open vallen, gegeven heeft j Zo heeft zy u wat op de mouw gefpeld! In het algemeen, Mynheer van Frost, wanneer iemand u op bevordering in ons Land doet hoopen, al ware het een Vordin, zo geloof'er geen woord van! Onze Staatsdienaars verdaan zig al te vrel op verdienden. Van Frost. Op verdienden! Hoe moet ik dat verdaan? (hy faat de hand op den degen) Zie. De Baron, (/agchende.) Zo als gy wilt, Mynheer van Frost. Van Frost. Zo als ik wil? ■ Nu dan wil ik het voor deze reize in den besten zin nemen. 'T is uw geluk, Heer Baron, dat ik niet gaarne rufie met myne Vrienden maake, en dat 'er eene Dame in 't vertrek is; anders.... Zie. De Baron. En wat dan anders? ■■■ Myne Gemalin zal wel de beleefdheid hebben van ons.een kwartier uurs alleen te laten , zo gy my iets te zeggen hebt. V a n F r o s t. Neen Baron, dan kent gy my niet; Zoude ik dulden , dat eene Dame om mynent wil moest vertrekken ? Daar heb ik te veel opvoeding toe. Wy kunnen het op een anderen tyd verhandelen; Het is daarenboven ook laat. (Tot de Barones.) Ik moet nu naa Hornau om haar bericht wegens het Diné te geven. In een half uur kom ik u af haaien , Mevrouw ! ——■—- Adieu mon cher Baron. A C H T-  Eerst'e Bedryf. ifQ ACHTSTE TOONEEL. De Baron, De Barones. De Baron. Van Frost zal u af haaien, Mevrouw? De Barones, (wat verlegen?) De Baron. Mag ik vragen waar naar toe ? De Barones. Naar de Barones Hugcs; Die arme Dame is on. pasfelyk, en heeft my laten verzoeker, haar van de middag gezelfchap te komen houden. De Baron. Dat is wat anders ; Zieken moet men zyne hulp niet weigeren; Dat vordert deChristelykeLiefde.— (pp eene emftigen toon) Eu gy wilt daar met van Frost naar toe? De Barones. Waarom vraagt gy dat met zo veel nadruk ? De Baron. Om dat ik niet gaarne zou hebben, dat myne Gemalin zig dikwils in het gezelfchap van zulk een Mensch liet zien! L 5 D e  170 De Verstrooide Vrouw Verbeterd, De Barones. Zulk een Mensch j Wat betekent dat „ zulk een „ Mensch?" De Baron. Hebt gy het gefprek niet gehoord, dat ik daar firaks met hem gehouden heb? De Barones. Ik beluider myn Gemaal niet, terwyl hy met iemand in gelprek is. De Baron. Welk een Man, die het geringde gevoel van eer hadt, zou zulke redenen, als ik hem toevoegde, en honderdmaal toegevoegd heb, zonder voldoening te vorderen, willen, of kunnen, aanhooren ? Het is een Bloodaart. . ■ . De Barones. Maar myn lieve Man, ik wil even weinig met hem vechten als ik hem tot myn befchermer be?eer En tot den dienst, waar toe wy Vrouwen zulke Wezens noodig hebben, is niemand beter gefchikt dan van Frost; Gy moest eens zien, met welk een yver hy alle onze belangen, wanneer wy de eene of ande. re party verkiezen aan te leggen, behartigt; Hoe hy alles weet te Ichikken; hy is onbetaalbaar voor kleine  Eerste Bedkyf. 17 i ne fêtes. . Maar daarenboven ik ben niet de eenige Dame van rang, die omgang met hem heb; Is hy niet in alle eerlte gezelfchappen.... De Baron. De laatfle I ■ En in welken van onze eerfte gezelfchappen worden geene vergulde bedriegers toegelaten? Ik wenschte wel, dat gy in de verkiezing van uwe gezelfchappen wat voorzichtiger waart; Gy zyt dat uwen rang, gy zyt het u zelve, gy zyt het my, vetfchuldigd. De Barones. En gy zegt dat op zulk een ernfligen toon De Baron. Ta van émftige dingen fpreek ik gaarne ernftig! — geiyk ik u thans ernftig verzoek dezen middag niet by de Barones Huges te gaan eeten, en alle verbindtenisfen met die Dame, en den geheelen kring, die haar omringt, zo fpoedig mogelyk af te fnyden. — lk heb daar myne zeer ernftige redenen toe. De Barones, (Stekelig.') Ik geloof inderdaad, gy begint den rol van wettigen Man, Huisheer, en Voogd, te fpelen. De Baron. Verg my maar niet van het in goeden ernst te worden. NE-  1/2 De Verstrooide Vrouw Verbeterd. NEGENDE TOONEEL. De Barones, alleen. Courage! De Oorlogs-Verklaaring is dan gefchied! - Men zal zien, hoe eene Vrouw van moed en overleg zig tegen de Mannelyke overheerfching weet te verdedigen! Ik zou van den middag niet by Mevrouw Huges gaan eeten ! Wel geloof het maar Man lief! Maar het zal u ontfchieten. Ik heb van Frost gezegd , dat ik geen party had • Wat voorwendzel ?... Ja ik zou eene oude Migraine kunnen opzoeken! Maar zal ik dan aan zulk een gebiedenden toon gehoorzaamen ? _ jjat nooit! Ik verlies al myn voordeel met de eerlte maal toe te geven. Evenwel de Man fprak zo ernftig! 'T is toch van belang.... Kom ik zal de zaak eens rypelyk met myne Schoonzuster gaan overleggen. Einde van het eerfte Bedryf, TIFEE-  Tweede B e d r y f. i/3 TWEEDE B E D RT F. EERSTE TOONEEL. De Baron alleen. (Hy zit in eene peinzende houding; Na een kort flilzwygen ryst hy fchielyk op.) Ja! Waarom heb ik de onvoorzichtigheid gehad van haar te trouwen ! Ik had immers moeten voorzien, dat ik myne neiging tot een uil leven en huisfelyk geluk met eene Vrouw van een geheel ftrydig karakter nooit zou kunnen voldoen ! Komen onze verkiezingen wel in een eenig punkt overeen? Be. tracht zy wel een eenigen dier plichten , waar toe zy zig verbonden heeft! 'T is waar zy is kiesch op haar eer; De Laster zelf durft haar van dien kant niet aantasten; Maar hoe lang zal zy dezelve onder zulk eene levenswyze onbefmet bewaaren? « Die vraag doorgrieft my de Ziel! ——— Hoe won- , derlyk, dat eene Vrouw, die het vermaak zo driftig najaagt, nooit een blik van opmerking op haar waar geluk wil werpen! ■ Maar al bleef zy onfchuldig , haare verkwistingen , haare toomelooze zucht voor 't Spel, brengen myne uitgaven in verwarring! — Ik kan , ik wil, dat niet langer uithouden; Daar moet verandering in komen! ■ Dat is zee» ker! Maar Hoe? Of wat? TWEE-  1/4 De Verstrooide Vrouw Verbeterd. TWEEDE TOONEEL. De Baron, Leonora. Leo n o r a. Dacht ik het niet, dat ik u weder in gepeinzen zou vinden! De Baron» Ach myn Lieve Zuster! Ik ben zeer ongelukkig. Leonora. Dat zyt gy niet; Zy kan veranderen; i Eu zy zal veranderen. Heb maar wat geduld. De Baron. Heb ik niet reeds te lang geduld gehad ? < Leonora. Dat is een zeldzaam gebrek by uwe Sexe! ■ Gy Mannen.... De Baron. Ach! Ik heb alles beproefd; Ik heb haar myn ongenoegen dan eens in Scherts, dan weder in Ernst, te kennen gegeven; Dan eens heb ik haare neiging zonder fchyn van tegenkanting ingevolgd, dan wederom haar op eene zachte vriendelyke wyze de gevolgen onder het oog gebragt; en zeg zelve, of ik, met het eene zo min als met het ander, een fchrede gevorderd ben ? Le-  Tweede Bedeyf. 175 Leonora. Dat zal wel komen, Broeder! ■■ Dat uwe Vrouw eene waare hoogachting voor u heeft, is zeeker; Kn ik durf u even gerust zeggen, dat zy u in haar hart bemint. De frroom der Mode-dwaasheden, waardoor zy geduurig wordtvoortgefleept,heeft haar nog geen tyd gelaten om zig zelve rekenfchap af te vragen; Maar ik voorzie, dat dit eerlang zal gebeuren , en dan Uwe Vrouw heeft verfland, en op den duur kan zulk eene levenswyze haar niet behaagen; Zy moet uit die bedwelming ontvvaaken, en dan zal zy de plichten, die zy zo lang verwaarloosd heeft, met verdubbelde oplettenheid volbren. gen, en zig met een nieuw vuur in uwe liefde-armen ^werpen, welken gy haar nu vergeefsch fchynt te openen. De Baron. Myn hart zoude u zo gaarnegelooven, Zuster,maar .... Dog wat zal ik u altyd met myne klachten lastig vallen! Laat ons van iets anders fpreken! - Weet gy ook, of de Luitenant Lemberg al weder te rug is? Leonora, (wat bedremmeld.) Ik? Hoe zou ik dat juist weten? De Baron, (luchtig.) Ik vertrouw, dat hy. zig by myne Zuster niet onder de laatflen zal aandienen. Leonora. By my? Wat bedoelt gy daar mede? De  i/6 De Verstrooide Vrouw Verbeterd. De Baron. Ook heeft hy u waarfchynlyk den dag zyner aankomst al vooraf gefchreven? Leonora. Aan my gefchreven? Gy fpreekt zeer raadzelachtig, lieve Broeder! De Baron. Dat dacht ik niet; ■ Ik beklaag Lemberg. Leonora, (met yver.) Gy beklaagt Lemberg ? ■ En waarom ? De Baron. Gy zoudt hem insgelyks beklaagen, zo gy wist.... Leonora. Myn God! zeg het my dan toch. D e B a r o n. Dan moet gy my belooven het geheim, ten minften nog... (hy ziet op zyn Or/ogie) twee uuren te bewaaren. ■ Langer zal het toch geen geheim kunnen blyven. ■ Leonora. O gy pynigt my te fterk. De Baron, Qagchende.) Wie was het, die my ftraks het ongeduld myner Sexe zo fchamper verweet ? Leo-  Tweede B e d r y f. 177 Leonora. Gy zyt wreed , Bröeder ! Eerst maakt gy myne nieuwsgierigheid gaande, en dan .... bedenk toch, dat ik tot het Vrouwen genacht behoor. De Baron. Juist daarom ftaa ik in beraad, of ik u myn geheim wel wil vertrouwen ? Twee uuren zwygens! "f is zo lang! Leonora, {reikt hem de hand.) Al ware het langer, ik geef u myn woord. De Baron. Gy weet het Proces, dat ik met Lemberg over het Landgoed Vryhuizen heb. Leonora. Ja dat fataal Proces.... De Baron. Heeft Lemberg verloren. Leonora. Verloren? De Baron. Ja; lk weet uit echt bericht, dat de Vorst Lembergs Appél afgewezen, en my het Goed toegelegd, heeft. In een uur twee drie wordt het vonnis uitgegeven. XVI. Deel M Leo-  17S De Verstrooide Vrouw Verbeterd. Leonora. Wel Broeder ! Eu gy zult de wreedheid hebben van den armen Lemberg van zyne eeni°-lte hoop te beroovcn? Het eenigst uitzicht dat hy hadt van eens gelukkig te zullen worden! De Baron. Het is geene wreedheid aan te nemen , wat het Recht my toekent. Blykt het niet uit de uitwyzing, dat het Goed my toekomt? Leonora. Ik herken myn Broeder niet in zulke vraagen! Uw geheel gedrag in dezen, het Proces zelf, is zo drydig met uw gewoon karakter!.... In uwe plaats De Baron, (haar invallende.') Zoude ik dit Proces tegen den armen Lemberg niet gevoerd hebben ; niet waar? Dat wilde gy toch zeggen ; En ik geloof het gereedelyk; "Gy zoudt het by minnelyk accord hebben afgemaakt. Leonora, (flil) „ Nogbefpotting daar by!" De Baron. Maar ik kon geen accord maaken; Gy weet zo wel als ik, dat ik de Man niet geweest ben, die de aanfpraak van Lemberg op dit Goed gerechtely k betwist heb, maar myn overleden Ouder Broeder, wien het alleen aanging. Ik heb dit Proces, om zo te fpreken, geërft, en ik heb het moeten voortzetten, of ik zou myn  Tweede B e d r y f. 179 myn Broeder zydelings van onrechtvaardige vorderingen befchuldigd hebben; ■ Dat leedtZyne eer en de iVIyne niet! ■ Ondertusfchen vind ik het van u wat zonderling, dat gy my, in plaats van my met den goeden uitllag dezer zaake geluk te wenfchen, van ter zyde over dat geluk befchuldigt! — 'T is evenwel nog al een brokje, dat oplettenheid verdient; Het Goed is honderd duizend gulden waardig. Leonora. Broeder! Ik'zou u haaten, zo ik geloofde, dat gy in goeden ernst op die wyze redeneerde. De Baron, flagcAende.) Zuster! Gy vertoont uw hart zeer klaar! (Jiy gaat lagchende weg.) DERDE TOONEEL. Leonora alleen. Myn hart vertoonen! ■ 'T zy zo; Is het dan fchande een gevoelig hart te hebben ? Of is Lemberg myne liefde niet waardig? Hy is arm, ja; maar maakt hem dat minder beminnelyk? Lieve Lemberg , hoe zwaar zal u dat bericht, ter neder (laan ! Ik zal my wel wach¬ ten van het hem eerst aan te kondigen ; Myn Broeder hadt zig de moeite kunnen befpaaren van my het ttilzwygen op te leggen! Maar zou het wel waar zyn, dat het Proces verloren is ? Ik kan het nog niet geloven; —- Neen; myn Broeder heeft M 2 dat  180 De Verst kooide Vrouw Verbeter d. dat gewaand bericht maar verzonnen om my uit te honren , want hoe zoude hy anders van zulk eene vreeslyke zaak op zulk een fpottenden toon gefproken hebben ? Hy, die de Meêwaarigheid, die de Grootmoedigheid, zelve is! ■ Neen.... VIERDE TOONEEL. Leonora, De Barones. De Barones. Zyt gy hier Zusje? Myn Hemel, hoe heb ik u gezocht? Ik heb zo verlangd u eens te (preken, want ik heb eene zaak van 't grooifte gewicht met u te overleggen. ■ Vooraf moet ik u zeggen , dat uw Broeder en ik naar de regels van het Huwelyk beginnen te leeven. Leonora. Dat is te zeggen ? De Barones. Dat is te zeggen, dat wy gaan twisten en kyven. Ts dat niet in de orde ? ■ ■ Ook vind ik het zeer verftandig; Het brengt wat verandering en levendigheid in 't Huwelyk. Leonora. Gy hebt dan inderdaad een gefchil met eikanderen gehad? De  Tweede Bedeyf. 18. De Barones. Juist zo als ik u zeide; Een gefprek van getrouwde Lieden. Leonora. Gy fpreekt 'er zo luchtig van. De Barones. Nu ja! Gy wilt toch niet hebben , dat ik'er om fchreijen zal! —■■ En aan wien is het te wyten dan aan uwen Broeder? Waarom geeft hymymynzin u;et ? O die Mans, die Mans! Wat heeft men een werk om hen tot reden te brengen! , Zo ik u raden mag, kind, trouw nooit. L e o n o e a. Gy zult my niet affchrikkan, Zuster, dat verzeeker ik u, zo ik anders een goed Man vinden kan, De Barones. Een goed Man ? Ja daar fpreken wy malkander. Die Waar is thans niet gemaklyk te krygen ; Of het moest uw Lemberg!.... Leonora, Myn Lemberg?.... De Barones. Hoe! Gy wilt nog bewimpelen, Noortje? Dat gaat niet aan, Maar hoor Kind, bedenk u wél; lk zou my zeer bedriegen, of Lemberg is net als al de rest. Als Minnaars kan men hen om den Vinger M 2 win-  182 De Verstrooide Vrouw Verbeterd. winden, want door die toegevenheid zoeken zy ons vertrouwen te winnen ; Maar hebben zy ons eens in den flrik.dan fluiten zy op een heel anderen toon! — Geloof my, ik weet het by ondervinding, zelfs met den besten wordt men bedrogen. Uw Broeder, by voorbeeld, is vast'niet van de ergfte, maar ik verzeeker u, hy konde nog zeer veel beter zyn, zonder dat hy daarom nog een goed Man ware. Leonora. Gy doet uwen Man onrecht. De Barones. Onrecht ? Gy denkt 'er niet om", Meisje ; Die Vrouw zal nog geboren worden, die haaren Man onrecht doet. Ook klaag ik niet over hemi . Neen, dat helpt toch niet met al, want de Mans zyn zo wel Rechters als Aanklaagersj lk vertel maar de zaak zo als zy ligt. En gy ziet, ik leef zeer wel met hem ; Wy verdragen malkande ren met een wonderlyk geduld ; 'T is waar, elk van ons heeft zyne byzondcre wyzc van denken en doen; Daar is ons gekibbel uit gelproten, en daar uit zal het nog wel eens meer fpruiten ; Ja, nu is het pad gebaand; Maar dat kan geen kwaad. Zulke gefchillen maaken wat levendigheid in de huishouding; Het zyn Medicynen tegen de kwyning. Leonora. ^ Gevaarlyke Medicynen inderdaad! De Barones. Och neen I Ik leef naar myne verkiezing, en begint  TtriiDB Bedryf. 183 gint uw Broeder my deswegen zyne Zedefpreuken voor te preeken , hoor ik hem eenigen tyd met geduld aan; En duurt het my te lang, dan maak ik weg te komen ; In gezelfchap ben ik zelden met hem; En t'huis nog minder Het kwaad kan derhalven nooit heel groot worden. Leonora. Ik zou 'er, dunkt my, liever niet met al van hebben willen; Een gelukkig Huwelyk De Barones. Hebt gy dat ooit gezien? Leonora. My dunkt, ja! Althans ik heb wel eens zo een Plannetje in myn hoofd gemaakt, dat my voorkomt.... De Barones. Gy een Plannetje voor een Huwelyk? Zie daar dat onnozel Meisje, dat van geene Minnaars weten wil, en Huwelyks-Plannetjes ontwerpt! —> Uw Lemberg fpeelt daar ongetwyffeld de hoofdrol in ? . Nu laat uw Plannetje eens hooren. Leonora. Voor eerst zoude ik een Man verkiezen, die over 't geheel met my denzelfden fmaak, dezelfde denkwys hadt. De Barones. Myn lieve Noortje, gy doet my reeds by 't eerlte artikel geeuwen! —■ ■- Wel dan zou 'er immer? M 4 geen  i84 De Verstrooide Vrouw Verbeterq. geen gefchiï, en derhalven ook geene levendigheid in uwen echt zyn; _ Zelfs niet zo een fcher' mutzelingeije, als ik zo dikwils met myn Man heb ; Nu ik verzeeker u, kind, Gy en uw Echt- genoot zult met uwe fraaije Eensgezindheid binnen de eerde zes weeken van uw Huwelyk van loutere verveeling derven. Leonora. Maar gy laat my niet uitfpreken ; Ik bedoel Hechts de gewichrigde dingen, die op ons beider geluk een wezen [yken invloed hebben ; Hieronder betrek ik de inrichting van ons huishouden, de verdeeling onzer vermaaken , de keus onzer gezelfchappen, en , voor alle dingen , de verkiezing van den kleinen kring vertrouwde Vrienden, daar wy dagelyks mede verkeeren. Ondertusfchen zoude ik my wel wachten van hem altyd gelyk te geven; Integendeel ik zou zomtyds zwaarigheden maaken, en allengs toegeven, om hem het vermaak zyner meerdere wysheid te doen genieten; Want, geloof my, de Mans zyn zo verwaand op hun verdand als wy Vrouwen op ons vel en wezenstrekkenEn zy zyn altyd wél voldaan over die perfopnen, die hen wél voldaan over zig zeiven weten te doen zyn. De Barones. Maar Zuster , gy fpreekt waarlyk als .een Boekl zeg my toch, van waar gy alle die fchoone dingen gehaald hebt ? Leonora. Deels uit de verkeering, deels uit goede Doeken; Met  Tweede B e d r y f. Met beiden leerde myne overledene" Moeder my al vroeg myn voordeel doen. De Barones, fzuchtende.) Ja! om de waarheid te zeggen, had ik ook zulk eene opvoeding gehad! Maar verder met uw Plan, zo gy wilt! Leonora. Met dat alles zoude ik evenwel ook dikwils myn eigen hoofd volgen , maar zonder dat het gemerkt wi^erdt; Want het zoude altyd het voorkomen moeten hebben , dat het myns Mans fchikking ware; • Ook houde ik het voor een wezenlyk gedeelte van het Huwelyks geluk, dat de Vrouw de grootfte Vriendin, en derhalven de eerde vertrouwde, van haaren Man is; Dus zoude ik myn werk maaken om myn Man dikwils gezelfchap te houden, en hem ten dien einde myn byzyn zo aangenaam als mogelyk poogen te maaken. De Barones. O Zusje! Eene Vrouw tête a tête met haar Man! _ jjit hebt gy zeekerlyk ook uit een Boek! VYFDE Tooneel. Leonora, De Barones, Stornbach. Stornbach, (in een groot en Overrok, zt als hy halverweg het vertrek is, te rug roepende.) Laat my begaan, zeg ik u; lk zal het by uwen M 5 Heer  186 De Verstrooide VrouwVeUbeterd. Heer wel verantwoorden! . Met uw welnemen Kindertjes! Ik ben immers hier by den Baron D'01bau. De Barones. Ja Mynheer! wat is 'er van uwe bevelen ? Stornbach. Myne bevelen? Heel weinig kind; Ik hou niet van bevelen; Ik heb liever dat myne bevelen voorgekomen worden. Maar zeg my eens, wat heeft die knaap, met dien bonten rok, daar aan de Voordeur te maaken? Is het om de lieden, die naar u toe willen , ruw te bejegenen ? De Barones. Ik wil niet hoopen Stornbach. Of gy 't hoopt of niet, kind, die Kaerel heeft my van boven tot onder bekeken, als of ik hier ftelen wilde? „ Waar wilt gy heen," inauwde hy my toe; En gy moet weten, kindertjes, dat ik dat fnauwen om den dood niet lyden mag. J5 Naar den „ Baron D'Olbau" antwoordde ik , „ Hy is immers „ t'huis?"— „Ik weet het niet," gaf hy my weer ten antwoord; ,, Maar al was hy t'huis, kunt gy hem „ nu niet fpreken;" — „ En waarom niat?" „ Hy „ heeft bezigheden." En daar zoude ik my mede laten afzetten! Neen ik was zo gek niet, kindertjes; Ik ging maar recht toe recht aau. De  Tweede B e d k y f. 18? De Barones, {tot Leonora?) Een zonderling Origineel! Maar hy bevalt my. Stornbach, (die ondertusfchen zyn fok en hoed afgelegd heeft.) Nu zegt my eens kindertjes, ik hoor dat de Baron getrouwd is ; Eene van u beiden is denkelyk zyne Vrouw; Wie van u is het? De Barones, (die op Leonora wyst, terwyl zy haar toewenkt ) lk heb de eer van Haar te prefenteeren. Wat zcgt gy van zyne keuze? Stornbach, (Leonora nauwkeurig befchou.wende.) Ik ben geen groot kenner in die Waar: En ook is'er op het eerlle gezicht van U, Vrouwen, niet veel ftaat te maaken ; Men heeft voorbeelden . dat Mans u jaaren lang aan alle kanten bekeken hebben, en toch bedot zyn geworden. Evenwel , zo het eene van u beiden moet zyn, is het my liever, dat zy het is dan gy. De Barones. Ha! ha! ha! En waarom dat? Zoude ik zo goed niet fchikken-voor eene Vrouw? Stornbach. O wat dat aangaat, Gy fchikt 'er alle toe; Maar de vraag is hoe? Zy, by voorbeeld, heeft zo iets befcheiden en lieftallig in haar gezicht , dat my zeer in eene Vrouw behaagt. J De  188 Dï Verstrooide Viobw Verbeterd; De Barones. En Ik? Stornbach. En Gy? 1 Met uw welnemen kind, ik zou¬ de u aan myn besten vriend juist niet tot Vrouw aanpryzen, Gy ziet 'er my zo wat les, — hoe zal ik bet zeggen, zo wat lustig, uit. Enuwop- fchik — die is niet met al huisfelyk; lk ver¬ wed duizend Dukaaten tegen een Sesthalf, dat gy op uwe luimen ligt! Hé! heb ik het getroffen? ZESDE TOON E EL. Ls'onora, De Barones, Stornbach, De Baron, (door een zy ■ deur inkomende; ter zelf der tyd komt Van Frost door de middeldeur.') Dï Baron, (tot Stornbach.) Denkelyk zyt gy de Vreemdeling, die my verlangt te fpreken? Stornbach. Ta kind, dat was myne bedoeling. Van Frost, (de Barones en Leonora de hand kusfendt.) Mevrouw! ~— Mejuffrouw. Je fuis votre valet tres humble. Stor n-  Tweede B e d r v f. 189 Stornbach. Mevrouw! — Mejuffrouw! (tot den Baron) zeg eens kind, is dat dan uwe Vrouw ? De Baron, ( met eene zachte Jlem.) Stornbach. Met uw welnemen, kicd, gy hebt verdoemd veel gewaagd. De Baron. Ik vinde uw gedrag zeer zonderling, Mynheer! Stornbach. Doet gy kind? Ja ik houde wel wat van het zonderlinge , en ik zeg gaarne de waarheid; het raag treffen dien het treft. Stondt het nog te doen, ik zoude het u afraden , maar nu het eene gedaane zaak is, kan ik niet anders zeggen, dan „ houdt 'er „ order onder, want zy ziet 'er my uit " De Bard n. Die toon beledigt my; Wat hebt gy voorrecht.... Stornbach. O! Zo alles naar Recht in de wereld gaan zoude, dan zouden de meeste Vorsten, en Regenten, hunne Eereftoelen wel verlaten mogen; en hoe veeJe vakante plaatfen zouden wy dan niet voor de aanzieruykfte Ampten krygen! Myn Recht is als dat van de meesten ; lk heb het genomen; Dat is zo myne gewoonte geweest van myne jeugd af; Ik heb maar altyd zorg ge-  ipo De Verstrooide Vrouw Verbeterd. gedragen, dat niemand, door myn Recht, Onrecht leedt; En dat zal ik ook by U in acht nemen, want zie , ik moet u gul uit zeggen , kind, dat ik befloten heb myn intrek by u te nemen. De Baron, (terwyl elk op zyne wyze ver» wondering toont) Uwe intrek by my te nemen ? Stornbach. Wel ja! Waarom fpalkt gy lieden daar de oogen zo van op, of lacht my uit? Is dan de Gastvryheidzulk eene ongehoorde zaak by u lieden ? , ik logeer niet gaarne in Herbergen; en daarom Van Frost. Waarachtig! De Man heeft gelyk; Hier kan hy zyn beurs gefloten houden; Eene wyze Ekonomie! Stornbach. Ik moet zo een wezen als u maar aanflonds by de Hukken overtuigen ; Daar helpt geen praaten tegen. {Hy haalt een Brieventas uit zyn zak.) Ziet kindertjes, daar zit meer in dien Brieventas,dan wy met ons allen ons leven lang in de duurde Herberg zouden noodig hebben; En om aan gereede penningen ook geen gebrek te hebben, (hy haalt eene byfler groote Goudbeurs uit.) zo heb ik my hier in ook zo wat van Hollandfche Dukaaten voorzien; Die hebben toch nog eene goede reputatie in Duitschland, niet waar? Ik verbeelde my zelfs, dat 'er de Bedienden niet vies van zullen zyn ; (Hy haalt eene handvol Du-  Tweede B e d k y p» 191 Dukaaten uit de Beurs, en legt die op Tafel.) Zie daar kind (tot den Baron) verdeel die onder de uwe; Dat is een aanvankelyk prefentje voor hun, om kennis met den nieuwen gast te maaken. Zie kindertjes , het is niet uit die laage, inzichten, welken die Man my toefchreef, dat ik by 11 kom; Maar ik had zo veel goeds van den Baron D'Olbau gehoord, dat ik hem nader wilde leeren kennen, en dan is dat zo myn gebruik, dat ik maar by zo iemand myn intrek neem; Want of men malkanderen zo maar eens •en halven, of een heelen, dag ziet, dat zegt niets. De Baron. Welk een zonderling Man ! Maar mag ik ten minflen vragen, wie gy zyt ? Stornbach. Dat moogt gy wel kind! Ik ben een Koop- man; Ik heb myn geheele leven lang door de wereld omgezworven, meest in Holland en de West Indien ; en ik heb een mooy kapitaaltje gewonnen, het welk ik voorheb in myn Vaderland in rust te verteereu. De Baron. Hebt gy geene Bloedverwanten ? Stornbach. Ja, een Neef en eene Nicht, maar die nog niet geboren waren toen ik Duitschland verliet, Dog gy zult naderhand wel iets meer van my hooren, kind, naarmaate die ophelderingen te pas zullen ko' men. De  152 De Verstrooide Vroüw Verbeterd. De Baron. Uwen naam diende ik evenwel té weten! Stornbach. Ja, ja, dien had ik het eerst moeten noemen 5 Ik heet Stornbach; Zult gy nu order geven, kind , dat men myn Kamer .. maar die is denkelyk wel gereed; Ik verwacht ltraks myne Koffers. Van Frost, (tot de Barones, half/lil) Gy raakt hem waarachtig niet kwyt, Mevrouw! Zie. Stornbach. Dat zal Mevrouw, zo dra zy my leert kennen, ook nier eens verlangen! ■ Maar Gy, kameraar, hoe komt gy bier in huis ? Straks konde ik het u zo wel niet vragen. Van Frost. Hoe? Kent gy my? Zie. Stornbach. Ja zie, het is pas zes maanden geleden, dat ik u te Amflerdam in Hulsbeeks Koffiehuis gezien heb; Want ik kwam daar veel. Van Frost. 'T kan zyn, maar ik weet toch niet met u bekend geweest te zyn. Zie. Stornbach. Bekend? Ik verkoos ook nïet met u bekend te zyn; Zie. Maar zeg my toch eens, waarom verliet gy Am-  twebde bedryf. ï03 Amfterdam, zo hals over kop? Gy waart verdwenen zonder dat iemand wist... Van Frost. Had ik daar geene redenen toe? Eene affaire d'honeur! Maar dat blyft onder ons! Zie. Stornbach, Eene affaire d'honeur? Zie eens, welke booze Menfchen men op de Wereld heeft! Daar wierdt juist op den avond van uwe verdwyning een knaap uit het Venfter getransporteerd, omdat men hem als Valschfpeler ontdekt hadt., en dat vertelde men algemeen, dat gy geweest waart. De Baron. Wel nu, was dat niet eene affaire d'honeur? De Barones. Het Venfter uit? Hollandfche trant! Maar Mynheer van Frost, ik denk evenwel niet,.... Van Frost. Wel Mevrouw, ik bid u! . Waar zou zulk een vermoeden niiar gelyken ! Ik zie onder¬ tusfchen, dat ik hier, om myne eer, verplicht zal zyn de geheele zaak te melden , fchoon ik anders züike ongelukkige gevallen liever aan de vergetelheid over- geef. Ik kreeg een verfchil met eenen my- ner beste Vrienden , den Jongen Graaf Berngulfvan Koppenhagen; Hy daagde my uit; Ik moest met hem flaan, en had het ongeluk hem te doorfle ken.. XVI. Deel, N Storn-  194 De Verstrooi de Vrouw Verbeterd. St o r n b a c h. Gy hebt hem doorftokcn? Van Frost. Ja! Maar dat blyft onder ons! Zie. Stornbach. Wanneer was dat? Van Frost. Wanneer dat was ? Laat ik eens zien! . Ik heb de gewoonte van de voornaamfte voorvallen, die rny bejegenen op te tekenen: (hy haalt een Memorie-boekje uit den Zak.) Ja hier; „ op den ;den „ September 1784. affaire met den Graaf van Bern„ gulf." Stornbach. Den 7den September? Gy hebt goed gelezen? Van Frost. Ja hier ftaat het; Myn Dag-boekje bedriegt niet! Zie. Stornbach, En hy daagde u uit? Van Frost. Ja toch! Ja ! Maar weet gy wel, dat uwe vragen my beginnen te verveelen? Stornbach. Nu kind, neem my niet kwalyk; Het geval is zo zon-  Tweede Bedryf. 193; Zonderling , dat het wel eene nauwkeurige navraag verdient; en daarom maak ik 'er werk van. Die Graaf van Berngulf moet een Duivel van een Kerel geweest zyn; Eerst gaat hy in de maand van Augustus liggen nerven , en dan dwingt hy u vier weeken daar na hem te doorlteken. De Baron. 'T is waar! Gy mocht het met recht een zonderling geval noemen, Mynheer! ■ Arme Graaf! Men zou denken Dood is Dood! Maar neen! Nadat hy een maand dood is geweest, moet hy u nog eens in den degen komen lopen! Leonora. Ja! Wat Mensch kan zyn noodlot ontgaan ! Van Frost. Maar ik zeg u, het is niet mogelyk, myn Regitv ter..,. Stornbach. Bedriegt zeekerlyk niet; Maar kind niets is onmo- gelyk. Of gy hem doorliokeu hebt, dat moet Gy weten; maar ik weet, met volle gewisheid, dat hy doorfchoten is. Ik heb in 't zelfde huis met hem gewoond, en het Duè'I is op zyn Kamergefchied. Ik kende zyn party zeer byzonder,fchoon hy niet openbaar bekend is geworden. Wilt gy nog meer bewyzen? Van Frost. Nu dan moet hy toen hiet geltorven zyn. Zie. N 2 Storn-  ia5 De Verstrooide Vrouw Verbeterd, Stornbach. Zo dood als een Muis, kind. Ik heb zelf zyne Begrafenis bygewoond. Van Frost. Dan moet 'er nog een andere Graaf van Berngulf geweest zyn! Zie. Stornbach. Ook niet; Ik ken de Familie zeer byzonder; Daar is in de heele Wereld geen Graaf van Berngulf meer. Van Frost. Geen meer? ■ Wel dan moet myn party zig voor hem uitgegeven hebben! Zie. Stornbach. Of Gy hebt u voor zyn party uitgegeven! Zie. Van Frost, (tot de Barones.) Maar Mevrouw, de arme Huges wacht ons reeds meer dan een half uur; Zou het u gelegen komen ? Üe Barones. Ik weet inderdaad niet! Maar ja! Ik moer. (tot Leonora) Zie dat wilde ik vooraf met u overlegd hebben, of ik dezen middag by Mevrouw Huges zou gaan eeten of niet? Nu is het te laat geworden; Dog wy kunnen het overleggen, als ik te rug kom. —rAdieu Zusje! Diverteer u wel; In eenige uuren ben ik weer t'huis. ZE'  Tweede Bedryf. 107 ZEVENDE TOONEEL. De Baron, Leonora, Stornbach. De Baron. Gy ziet, lieve Zuster, zy wil het tot het uiterite dryven. Leonora. Geloof my, Broeder, zy doet het niet uit kwaadHartigheid, maar uit losheid, onbedachtheid, zelfverveellng. De Baron. Maar na alles, wat zy van dien elcndigen van Frost gehoord en gezien heeft, hem nog aan te houden, zig nog openlyk met hem te laten zien, is dat niet de Wereld en my trotfeeren ? Stornbach. Zeg eens, kind! Gaat uwe Vrouw met dien Windhond om? Jk moet u zeggen, dat hy in myn huis geen voet zou mogen zetten. De Baron. Welhaast zal hy het in 't myne ook niet mogen doen! Dat kan Ik u zeggen. N3 ACHT-  ip8 De Verstrooide Vrouw Verbeterd, ACHTSTE TOONEEL. Leonora, Stornbach. Leonora. Men kan den onbefchaamden Kaerel niet kwyt worden; Hy laat zig de bitterfte dingen zeggen , zonder dat het hem aan zyne koude kleêren raake. Stornbach. Niet kwyt worden, kind? O, men zou daar in Amflerdam fchielyk raad toe weten; Wil hy niet door de deur, dan maar het venfter uit! Hollandfche trant, zo als de Barones het noemde. Maar ik zie wel, zo ik hier een Kamer hebben wil, dat ik my aan u zal moeten wenden, kind, want het Huiswezen zal toch wel meest op u aankomen; Wilt gy zo goed zyn van my een Kamer te wyzen, waar ik myne Bagagie kan laten brengen, Leonora. Ik wilde van harten gaarne, maar ik moet daar eerst met myn Ilroeder over fpreken. Stornbach. Ey wat gaat my uw Broeder aan ? Hy mag willen of niet, zo Gy maar wilt. (hy zet zig neder op een Stoel, dicht by haar.) Zie ik ben nu hier; En gy zult, denk ik, my niet het venfter uit willen transporteeren? (haare hand vattende.) Gy wilt my immers nog wel wat huisvesting toeftaan? Leo-  Tweede B e d r y i. ip9 Leonora, (wat terug tredende.) O Ja., zo myn Broeder het goed vindt. Stornbach. Nu, kind, gy behoeft niet weg te lopen; Gyhebt van my geen gevaar; Ja voor een dertig Jaar, toen was ik een Man op myn tyd, en myn hart huppelde op het gezicht van een Jonge Dame van uwe Schoonheid, maar nu, kind! liet is gedaan! —— Dog gy hebt ongetwylfeld eenen, of meer, die u naar 't hart dingen! ■ Met al myn Ziei wensch ik, dat uwe keus gelukkig mag zyn. NEGENDE TOONEEL. Leonora, Stornbach, Betje, Thomas, gevolgd van twee Mannen die een Koffer dragen. Re t j e, (hen willende tegenhouden ) Hier niet in, zeg ik u, het is de Bezoekzaal van Mevrouw de Barones! Thomas. Ik kan het niet helpen, maar daar Mynheer is moeten zyne Zaaken zyn. ■■ Brengt iu. Stornbach. Recht zo. Hier in. (tot Leonora.') En gy, Regiments-Kwartiermeefter, bezorg my kwartier, verzoek ik; Of ik ontpak, op myn Ziel, de Koffers hier in de Zaal, en leg alle Tafels en Stoelen vol. N 4 Leo-  üco De Verstrooide Vrou wVerb eterd. Leonora, (na eenige verlegenheid.) Nu dan vo!g my maar. Stornbach. Ziet gy wel, hoe ik ook op zyn Militairs weet te leeven, als ik kwartier moet hebben! (tot de dragers) Volgt- ons met dit Koffer, en gaat de overige Bagafie hca.'en. TIENDE TOONEEL. Thomas, Betje , (die hem belet Stornbach te volgen) Betje. Wie is dan toch uw Heer? Thomas. Dat heb ik u immers al gezegd, een Koopman, Betje. Ja maar dat geloof ik niet; Dan zou hy, zonder hond of kat in huis te kennen, daar zo niet durven1 indringen, als of hy 'er hoorde; Dat is zo raar! Thomas. Dunkt u dat? Betje. Durft gy my wel recht aankyken? Want daarfteekt vast iets achter, Th o-  Tweede B u d r y e<. Soï Thomas. Dunkt u dat? Betje. De Drommel mag uit uwe een- fyllabige antwoorden wys worden! T h o m a s, Maar gy behoeft ook niet wys te worden; Gy zyt voor een Vrouwsperfoon, zo 't my voorkomt, al wys genoeg. Betje. Ik zoude het evenwel zo gaarne om, om, om de nieuwsgierigheid, willen weten. Thomas. Enkel om de nieuwsgierigheid? ' Betje. Enkel. Thomas. Voor u alleen? Betje. Voor my alleen 5 Gy moogt het my gerust zeg. gen. Thomas. Maar kunt gy wel zwygen ? N 5 Bet-  302 De Verstrooide Vrouw Verbeterd. Betje. Als een Visch, Thomas. Ik ook. (hopt fckielyk weg.") Betje. O gy Grobianus! Einde van het tweede Bedryf. DER-  Derde Bedryf. 203 DERDE B E D R T F. EERSTE TOONEEL. Leonora, komt door eene Zy-deur. ■— Lemberg, door de middeldeur. Leonora, (naar hem toelopende) Nu dan eindelyk weer te rug, lieve Carel! Lemberg. Ja eindelyk kan ik u weder aan myn hart drukken, myne Leonora! O hoe zeer heb ik naar dit gelukkig oogenblik gereikhalst. Leonora. Maar waar zyt gy dan zo lang gebleven ? Uw Commando moest immers maar acht dagen duuren. Lemberg. Ja, zo als dat ons Zoldaaten gaat! Die acht dagen zyn byna drie weeken geworden. Mogt ik my maar vleijen, dat de tyd voor u half zo lang geweest ware als v«or my! Leonora, (dreigende ) Men gelooft met moeite, wat men niet wenscht waar te zyn. Lem-.  204 De Verstrooide Vrouw Verbeterd. Lemberg. Ook dat, bet welk mén niet durft gelooven, omdat men voelt het niet te verdienen. Leonora. Gy Spotter, daar gy zyt! L e m b e r g Neen waarachtig Noortje, ik fpreek in ernst; Ik voel, dat ik niet waardig ben van zulk eene Engelta bemind te worden! Kende gy my met alle myne fouten, gy zoudt... Leonora. En meent gy dan dat ik u niet kenne ? Lemberg. Neen, niet geheel; Ik ben oplopend: Gy kunt niet gelooven hoe dikwils en ernftig ik my myne drift verwyt! Onbezonnen. Leonora, (invallende.} Staak een oogenblik uwe biegt; Opdat ik u eerst aflaat geve; Dan kunt gy met uwe andere fouten vervolgen, en wy zullen zien, of daar ook wat aan te doen is. Gy verwyt u uwe drift; Dat is nog al geen doodzonde vooreen Minnaar, althans eenen, die by een Meisje confesfeert. Onbezonnen; Dat is ook nog van 't ergtte niet, op uw vierentwintigfte Jaar; Die op dien ouderdom niet wat driftig en onbezonnen is, wordt al te vroeg koud en Metho- disch;  Derde Bedryf. 205 dïsch; En ik mag die Methodische Lieden om den dood niet lyden. Nu wat hebt gy al meer ten uwen laste? Lemberg. Lichtzinnig.... Leonora, {invallende) Lichtzinnig ? Ook in de liefde Carel? Zo ik dat wjst: Maar ik wil de zwarte lyst niet hebben; Wy willen van wat anders praaten. Hoe hebt gy uwen tyd, geduurende uwe afwezigheid, gepasfeerd? Lemberg. Zo Hecht als men in het tegenwoordig Jaargetyde op het platte land kon verwachten. Tot myn troost was de lieer van het Dorp, waar ik kantonneerde, een geweldige Nimrod, die den geheelen dag op de Jagt was, en favonds ten zeven uuren al diep In de veeren lag te ronken. Ik kreeg hem dus weinig of niet te zien; Maar daar tegen had ik het onbefchryf]yk vermaak allen avond met zyne hoogwelgeboren Gemalin en twee Dochters, welker voornaamfte hoedanigheid is zo zwaar en vet te zyn als gemeste ganzen, quadrille te fpelen. O Leonora , dat was een party om zig op te knoopen. Leonora. Gy fpreekt als of gy metEngelfchen verkeerd hadt. Lemberg. Nu ik verzeeker u , zo gy de oude Dame een Solo  acéf De Verstrooide Vrouw Verbeterdi Solo hadt zien belhideeren; of haare Dochters hadt :hooren beknorren , wanneer die niet naar haar zin fpeelden-, of my gezichten zien geven , wanneer ik in myn angst of verveeling een verkeerde kaart trok; gy zoudt waarlyk medelyden met my gehad hebben. - Ik verlangde altyd naar het oogenblik dat ik van de party ontflagen raakte; Ook vertrok ik meestal zo vroeg als myne voorwendzels maar eenigzins voor my konden uitwerken, en dan gafikmy, in myne eenzaamheid, geheellyk over aan het denkbeeld, dat my nooit verlaat; Ik verbeeldde my by u te zyn , en die flreelende verbeelding gaf my dan vergoeding voor het verveelend gezelfchap, dat ik verplicht was dagelyks te zien. Ja myne lieve Engelin, uw denkbeeld alleen maakte my dit verblyf aangenaam; Zo veel genoegen verfpreidt gy,zelfs daar gy niet tegenwoordig zyt; en zonder dat gy 't weet. Leonora. Gy hebt te voren op uwe zwarte lyst van gebreken eene fout vergeten, welke gy wel boven aan hadt mogen zetten; Gy zyt een groote vleijer! —— Wees voorzichtig Carel; Ik ben wel niet eene van de zwakfte myner Sexe, maar ik zoude ewnwel voor my zelve niet durven inftaan; Zelfs de lterkfte wordt wel gewond. Gy Heeren ver¬ wyt ons, Meisjes, onze verwaandheid; En ondertusfchen wiens fchuld is het, dat wy dat gebrek krygen ? - Terwyl wy zo dikwils zulke moofe dingen van Ulieden hooreu. gelooven wy eindelyk, dat wel een goed gedeelte daar van waar moet zyn; en dan beginnen wy dezelve te befchouwen als eene Schatting ,  Derde Bedryf. 207 ting, die de Mans naar alle billykheid aan onze verdienflen verfcliuldigd zyn. ■ Nu zult gy evenwel wat by ons blyven, niet waar? Lemberg. Myne Waardfte! Mocht ik nooit weder van u ge- fcheiden worden! Mocht myn ftaat Het oogen. blik is naby , dat myn geluk of ongeluk beflisfen zal! Straks moet ik naar het Hof om de uitwyzing van myn Proces, dat is te zeggen het Vonnis van myn leven of dood, te hooren. Leonora, (/lil.) „ Arme Carel! Zo de Baron in ernst gelproken „ hadt! ach." En wat moed hebt gy? Lemberg. Myn Advokaat geeft my den besten moed van de wereld. Hy heeft my zyne bewyzen voorgelegd, maar dat was met zo veele rechten , en wetten, en geleerdheid , vervuld, dat ik 'er niet met al van begreep, maar hem gaarne op zyn woord geloofde. —Volgens zyne verzeekering, Leonora, bezit uw Carel ftraks een Landgoed van misfchien honderd duizend Guldens, en kan u een Fortuin aanbieden uwer waardig! Maar het zal my altyd fmarten, dat myn party de Broeder van myne Leonora is. Leonora. Ontrust u daar niet over Carel! Myn Broeder heeft vermogen' genoeg om naar zyn ftaat te leeven, al-  2o8 De Verstrooid b Vfióuw Verbeterd. alfchoon hy het proces verhezen mocht; En daarenboven bJyf ik u borg voor zyn hart. Lemberg. Ik moet u thans verlaten, myne Waardfte; Want ik wil vooral oppasfen , dat ik niet te laat kome! Ik heb u evenwel nog eens gezien! ■ lk kom oogenbliklyk te rug, zo dra ik u de zeeke- re tyding van den goeden uitflag brengen kan. Adieu lieve Engel! (Hy loopt in 't weggaan Stornbach, die juist inkomt, voorby.) TWEEDE TOONEEL. Leokora, Stornbach. Stornbach, (vertrouwelyk.) Was dat de Ilarte-dief, kind? Leonora, (bedremmeld.) Wie dan? Stornbach. Nu, kind, gy weet immers wel, wien ik meene? Daar wy te voren van gefproken hebben. Een van die, welke u naar 't hart dingen. Waar. achtig een jongen zo 't hoort; Gy hebt wel uit uwe oogen gekeken, „ Wel te verftaan zo zyn hart zo goed is als zyne geftalte! He! Is dat zo kind? IVJaar hoe ben ik ook zo zot van dat aan zyn Meisje te vragen? Leo-  d i 1 d e b e d e y f. 20£ Leonora. Zyn Meisje, Mynheer! Gy maakt een valsch vermoeden. Stornbach. Larifari! Ik moest dan niet gezien hebben, hoe hy tl de hand , by 't affcheid nemen, drukte * Of het „ Adieu lieve Engel!" niet gehoord; Of hem niet in de oogen gekeken hebben. Neen ik laat my zo ligt niet iets wys maaken; lk ben die School ook in myn leven doorgegaan. Maar hoor,kind; Ikftond aan 't venfter, toen hy in huis kwam, en 't fcheen my toe, als of hy niet gaarne gezien wilde worden; Hy floop zo ftilletjes langs den muur, met eene fchroomachtigheid.... Zoude hy zig ook voor uwen Broeder zoeken te verbergen? Uw Broeder vervult waarfchynlyk de plaats van Vader over u , dewyl gy geene Ouders hebt? En dan zoude het my van harten leet doen, zo gy u zonder zyne kennis in zulk eene allergewichtigfte verbindtenis hadt ingelaten; Vooral zohy misfchien gegronde redenen mocht hebben om daar tegen te zyn. (Leonora ziet hem met verbaasdheid aan.) Gy ziet my zo aan, kind; „ Wat heeft hy „ daar naar te vragen" denkt gy. Die gedachte fchynt gegrond; Maar uwe welvaart gaat my ter harte; Ik heb genegenheid voor u opgevat van het eerfte oogenblik dat ik u gezien heb; Ik bemin u als myne Dochter, in den grond myner Ziele; — En gy moogt willen of niet, ik zal u gelukkig (hy breekt plot feling af, en legt de hand op den mond.) Ja ik zal u gelukkig in de Wereld maaken. Neem my tot XVI. Düei.. O uwen  aio De Verstrooide Vrouw Verbeterd. uwen Vertrouwden, tot uwen Onderhandelaar, zo gy wilt; Tot iets meer ben ik te oud! Ik zal u uithuwelyken, dat gy 'er my uw geheele leven lang voor bedanken zult. — Alles in eer en deugd; dat verflaat zig. — Nu! durft gy 't waagen met my ? L e o n 0 ra, (ftil.) „ Welk een zonderling Man! , Steeds raad. „ zeiachtiger! Zyn goedhartig indringen grenst zo na „ aan plompheid !.. En evenwel is 'er zo iets ver„ trouwends in, dat het myn hart vermeeflert!.... „ Ik weet niet hoe ik hem antwoorden moet?" Stornbach. Nu kind! Hoe is 't? Hebtgy nogbedenkelykhedeu? Ook al goed! Dwingen kan ik u zeekerlyk niet; En ik begeer dat ook niet. (Hy zet zig onverfchillig neder, en [peelt met de vingeren op de Tafel.) Leonora, (ftil.) „ Hy fchynt wat onvoldaan; Dat zou my evenwel „ ipyten." Gy vroeg my of..... Stornbach. Of dit huis aan Mynheer uwen Broeder toekome? (hy blyft met de vingeren fpelen.) Leonora, (wat verlegen.) Neen! lk dacht.,. Stornbach. Ik bedenk my; Of uw Broeder kinderen heeft? (hy /peelt weder; Leonora ziet hem met verwondering  DÈR.DÉ BÈDRYF. ill ring aan; Hy glimlacht een weinig; Zwygt wat, ftaat vervolgens op, en vat Leonora's hand ) Zii dat heb ik zo van u, Vrouwen, geleerd; Wil men iets van u te weten komen, zo moet men zig houden als of men daar geen belang in (lelde. Wat helpt nu dat vermommen ? Nu fpyt het u, dat gy my niet ten eerlten geantwoord hebt. ■ Wel aan, 't is nog tyd; —— Weet uw Broeder iets van uwe verkeering met dien Jongen Heer ? Leonora. Uit zyne gezegdens op te maaken ^ vermoedt hy dezelve. Stornbach. Hy vermoedt het flechts? Neen, neen! Ik had liever, dat hy 't wist! —— Hy kent hem evenwel? Leonora. Hy kent en acht hem. Stornbach. Waarom zig dan nog niet verklaard ? Leonora. Hoe konde hy dat? Hyis nog arm, heeft ïiog niets dan zyn gage; Myn uitzet hangt geheel van myn Broeder af; En hy voor zig zeiven.... Stornbach. Kan u geen groote Huwelyks-gift aanbrengen. Ik begryp het. ö 2 Leo-  212 De Verstrooide Vrouw Verbeterd. Leonora. Zyn geheel vermogen bedroeg omtrent zes duizend Gulden; Daar van heeft hy zo veel moeten afnemen als hy tot zyne Equipagie noodig hadt; Het overige fchonk hy aan eene Zuster, eene arme Officiers-Weduwe met twee onnozele kinderen, aan welke men het Weduwen Traktement weigerde , omdat haar Man drie maanden te vroeg gefiorven was. Stornbach, (met warmte.) Heeft hy dat waarachtig gedaan? Dat behaagt my in hem (Jlil.) „ Hy zal Maar hebben " Maar gy zeide flraks met zo een nadruk; Hy is nog arm; Heeft hy dan uitzichten op grooter Fortuin ? Leonora. Die heeft hy; En dat hangt van een Proces af. Stornbach. Een Proces kind? Dan (leunt zyn hoop, by myn Ziel, op een zwakken grond. Leonora. Ja! Zyn Advokaat zegt wel, dat hy het winnen moet; Maar wat is daar op te betrouwen! Stornbach. O ! de Advokaaten praaten net zo als men 't liefst hoort, of zo als zy begrypen dat ons met geduld zal doen aanhouden in een gefchil, daar zy altyd by winnen; Zo hebben zy my ook een tien duizend Daalers uit de zak gelogen. — En tegen wien heeft hy het Proces? Leo-  Derde Bedryf. 213 Leonora. Tegen myn Broeder, Stornbach. Tegen uwen Broeder ? (Hy fchudt het hoofd en zwygt een poosje.) En van den uitflag van dat Proces hangt de Jongman zyn geheele hoop af, zegtgy? Leonora. Hy heeft in de gantfche wyde Wereld geene andere. Stornbach. En uw Broeder blyft evenwel tegen hem pleiten? — Hem! Dat behaagt my niet. —— Dan zien de Baron en Hy malkanderen niet heel vriendelyk aan? Leonora. Zy fpreken malkanderen zeer zelden. Stornbach. Ja zy zullen den anderen wel uit den weg gaan; lk begryp het wel. Maar by gelegenheid van over uwen Minnaar te praten, is my in gedachte gefchoten, dat ik nog een paar Brafeletten heb, die my dunkt , dat hy met vermaak aan de armen van zyn Meisje zien zal; En dan doe ik met één prefentje twee te gelyk plaifier; Want de Meisjes wil. len toch altyd wel zo een ornamentje hebben. (Hy heeft onderwyl een Juweel Doosje uit zyn zak ge. haald, dat hy nu opent.) Zie! ik heb ook in Juweelen gehandeld, en dit is my nog overgebleven. O 3 Leo-  ai4 De Verstrooide Vrouw Verbeter». Leonora. Het Garnituur komt my voor van groote waarde te zyn. Stornbach. Ja, maar het fatfoen is misfchien wat Oud modisch. Leonora. Vergeef my; Het is in den nieuwften frnaak. Stornbach. Nu , Nu , doe het dan om de hand, kind; Ik moet eens zien, hoe dit op uwen blanken poezelen arm fchikt? (hy gaat zitten en trekt haar by zig.) Kom ik zal u zelf eens kamenieren. ■ Maar gy moet helpen , want ik zie wel dat ik met dit werk geen droog brood verdienen zou. , Zie zo ! Nu is 't eindelyk in orde. Waarachtig allerliefst! Neen gy moet ze niet weêr af¬ doen! Zy moeten blyven, dat is de bedoeling; lk neem ze niet weêr aan, dat zeg ik u. Leonora. Maar Mynheer! Zulk een gefchenk.... Stornbach. Dat gefchenk verdient gy van my , voor dat gy my zo vriendelyk aan een verblyfgeholpen hebt. — Zonder tegenkanting, bid ik. (Hy bemerktvan Frost, die onderwylftil is ingeflopen.) Wel de Duivel haal! moet die Rekel al weder hier zyn? —— Weet gy pok wat hy nu weer kome doen? Leonora. Ik kan het zelfs niet gisfen. DER-  Derde Bedryf. 21$ DERDE TOONEEL. Leonora, Stornbach, Van Frost. Van Frost. Uw gehoorzaame Dienaar, Mynheer! Ikftooru, hoop ik, niet? Zie. Stornbach. Heel niet! Heel niet ! Van Frost, (op een fpottenden toon.) Heel niet? Zeekerniet? —- Op myne eer dat zou my ook fpyten, Daar zou my niets verdrietiger zyn dan iemand door myn bezoek te overvallen. Tot hier toe durf ik my vleien nog nooit in dat geval geweest te zyn. Stornbach. Is 't waar? Hoor, dan zal ik u een middel aan de hand geven, om dit ook in 't vervolg voor altyd voor te komen. Van Frost. Wel nu? Stornbach. Uwe bezoeken altyd te doen, terwyl de Menfchen niet t'huis zyn. Van Frost. Met kaartjes, meent gy? ■ Ja, het is eene fchoone uitvinding, die Vifite-kaartjes! Maarmenkan O 4 daar  2itf De Verstrooide Vrouw Verbeterd. daar altyd geen gebruik van maaken; Dit is,by voorbeeld , nu het geval; Ik heb eene Commisfie aan deze Dame. Leonora. Aan my ? En waarin kan die beltaan? Van Frost. Mevrouw uwe Zuster heeft haar Goudbeurs , in het bovenfte laadje van haare Toilet-Tafel, vergeten • En dewyl men, om zo iets te haaien, niet wel een bedienden kan gebruiken.... Leonora. Zo deedt men,u de eer van u die boodfchap 0p te dragen? • Een dienst naar den Man gefchikt.' Ik zal naar de Beurs gaan zien. VIERDE TOONEEL. Van Frost, Stornbach. Van Frost. Ik verzoek nogmaals verfchooning, dat ik zo onaangediend ben binnen gekomen. Stornbach. By my behoeft gy u niet te verfchoonen, kind; Ik heb in dit vertrek niets te gebieden. Van Frost. Ja; al evenwel! i„ zekere oogenblikken wordt men niet gaarne overvallen, Zie. S t o r n«  Derde Bedrtf. 217 Stornbach. Het komt 'er op aan, wie de vyand is ? Uw over-i vallen, kind, is niet van zo veel belang.... Van Frost. Van zo veel belang niet? Dat wil ik wel gelooven; Gy fchynt vry zeeker van uwe zaak te zyn ; Nu die het ook zo aanvangt; Met Juweelen! Stornbach, Komt u die Methode zo goed voor, waaromvolgj gy die dan ook niet ? Van Frost. Ik had inderdaad niet gedacht, dat gy nog zo galant waart; Dat is niet gemeen op uwe jaaren. Zie. Stornbach. De onbefchaamheid fchynt gcmeener op de uwe. Van Frost. Bravo! Wél geantwoord! Ik houde veel van zulke levendige, geestige, antwoorden. Zie. Maar nu in vertrouwen, Waarde Heer; Hebt gy in ernstoogmerken op Juffrouw Leonora ? Zie. Stornbach, (Hem na [prekende) In vertrouwen, Waarde Heer, hebt gy in ernst recht om daar naar te vragen ? Zie. Van Frost. Wel! Juist geen recht, maar de vriendfchap geeft zo eene foort van recht. O 5 Storn-  2i8 De Verstrooide Vrouw Verbeterd, Stornbach. • Wél verplicht, kind, voor uwe vriendfchap! . Maar uwe vraag fcheen gefchikt om my eene waarfchouwing te doen. ■ Van Frost. Juist zo geene rechtftreekfche waarfchouwing! — Maar, ja, om zo een wenk van ter zyde te geven! •— Het Meisje maar dat blyft onder ons! — is zo goed als verloofd. Zie. S t o r-n b a c h. Is 't waar? Van Frost. Zo als ik u zeg. Maar in vertrouwen. (Hy legt den vinger op den mond.) Ik zou u nog wel meer kunnen zeggen. Dog gy verftaat my al, denk ik. Zie. Stornbach. Het een vertrouwen is het ander waard! ■ . Ik ken, dog dit blyft onder ons. - Ik ken Leo- nora's Minnaar reeds. (Hy legt ook den vinger op den mond.) Ik zou u nog wel meer kunnen zeggen, dog gy verftaat my al, denk ik. Zie. Van Frost. Neen waarachtig niet! (driftig.) Gy kent hem al? :— Zeeker? Gy kent hem? Stornbach. Zo als ik u zeg, kind. Van  Derde B e d r y f. atjj Van Frost. O myn lieve Vriend! Ik bezweer u ,laat het geheim toch onder ons blyven! Verftaat gy? Geheel onder ons. Ik heb myne redenen, waarom ik niet wil, dat het nog onder de menfchen komt. Stornbach. Gy ? Wat gaat het u toch aan ? Van Frost. Zeer veel; Byzonder moet de Baron daar niets van weten. — lk denk toch, dat wy van denzelfden perfoon fpreken? Stornbach, lk weet niet, van wien gy fpreekt? Maar dat weet ik zeeker, dat ik iemand kennë , die Juffrouw Leonora ongetwyffeld zal verwerven. En ik wil u nog al meer in vertrouwen zeggen; Ik weet even zeeker twee perfoonen, die haar volftrekt niet krygeu zullen, al mochten zy de dwaasheid hebben oin daar naar te ureeven. Van Frost. Myn liefde Vriend, zoudt gy my die ook willen noemen ? Stornbach. Ja! maar nogmaals in vertrouwen. De een ben Ik, en de ander zyt Gy. Zyt Gy, zeg ik, Mynheer van Frost. VYF-  aao De Verstrooide Vrouw Verbeterd. VYFDE TOONEEL. Van Frost alleen. Het is toch een onbefchofte Kaerel! wenschte wel, dat ik hem zo goed kende als hy my fchynt te kennen; Ik herinner my zelfs niet zyn mis- felyk figuur ooit in myn leven gezien te hebben ! Het zal best zyn, dat ik hem zo veel mogelyk uit den weg gaa, want hy fchynt het op my geladen te hebben. —— Het waren verdoemde poetfen, die hy my met dat Duel gefpeeld heeft J Maar zo hy evenwel uitzichten op Leonora hadt? - Hy ontkent het wel; Maar die ongevergde ontkenning zelve.... En vergeefsch fchenkt zo een oude knapper zulke brafeletten aan geene jonge Dame! - - Dat zou nog de ergfte trek zyn! Voor Lem- berg ben ik niet bang, want die door Procesfen ryk wil worden , flaat een verkeerden weg in! ■ . Het zou evenwel niet kwaad zyn, dat ik hem ging opzoeken , en hem dat toneeltje van de brafeletten vertelde; Ik zal 'er ten minden zo veel mede uitwerken, dat hy een wantrouwen tegen Leonora opvat; ■ Daar zal eene twist uit geboren worden, en doldriftig, gelyk hy is, breekt hy misfchien wel'met haar! —— Ja men moet zig van alle kanfen bedienen. ZES-  Derde BedrYf. atï ZESDE TOONEEL. Van Frost, Leonora. Leonora. Ik kan de Goudbeurs niet vinden, Heer van Frost! Ik heb alles doorgezocht. - Van Frost, (werpt zig voer haar op de knié?) Zeg my, Engelachtige Dame , kunt gy mynen toeftand uit deze houding niet opmaaken ? Zie. Is het noodig dat myn mond ?... Ach! Hoe dikwils heb ik dien gepoogd te openen, maar de eerbied en de liefde hielden hem altyd gefloten. Leonora. Ik hoop niet dat gy my vergen zult u myn antwoord ronduit in 't aangezicht te zeggen. Van Frost. Ach! myn rust is verloren; Ik ben zelfs voor geene verflandige gedachte vatbaar! Die blesfure in myn harte.... Leonora. Dat Spel duurt my te lang, Heer van Frost; —— Zo gy nog flechts voor eene eenige verflandige gedachte vatbaar zyt, raad ik u ichielyk op te ftaan. Van Frost. Gy moet my deze list vergeven, Hemelfche Maagd! Ik  a'ss De Verstrooide Vrouw Verbeterd. Ik had al. lang naar eene gelegenheid gezocht om ü alleen te fpreken ; Een gelukkig toeval heeft my dezelve thans verfchaft. Men is by Mevrouw Huges bezig met fpelen; Ik heb myne kaarten aan Blund gegeven, en ben in der ftilte naar ü toe gevlogen om 11 myn lyden te kennen te geven; Gy moet medelyden met my hebben , Zie. Leonora. Medelyden ? Ja dat is de eenigfte gunflige harts. tocht, welke gy verwekt. Ik heb in goeden ernst medelyden met u. Van Frost, (opfpringende.) In goeden ernst ? •—— O hoe goed, hoe Hemelsch goed, zyt gy ! Hoe onuitfpreeklyk gelukkig ben ik! Leonora. Maakt u dat zo gelukkig, enkel een voorwerp van medelyden te zyn? Zie daar een geluk, dat ik u niet benyde. Van Frost. Neen ! Dat moet gy ook niet; Maar de geheele Wereld zal het my benyden; De geheele Wereld moet het weten, dat de fchoone Leonora den gelukkigen van Frost met haar medelyden begenadigt. Leonora. Wel foey! Weet gy dan niet dat de eerfte deugd van een Minnaar de ftilzwygenheid is ? En gy wilt het geheim gaan uittrompetten! Van  Derde Bedryf. 223 Van Frost. Maar Mejuffrouw. ik bid u, hoe kan ik dat voorkomen? Hoe kan ik beletten, dat de geheele Wereld het niet ontdekke? Zie. Over myne tong zal hetniet komen, zo lang gy my het zvvygen beveelt, maar elk zal myn geluk in myne oogen, in myne houding, lezen. Zie. Leonora, {Hem in de oogen ziende.) Nu dan, moet ik niet goed kunnen lezen, of het moet byder gebrekkig gefchreven zyn; Ik vinde 'er niets anders in dan een Perfoon, die zyne verdienden niet wél waardeert, en zig zeiven niet fchynt te kennen. Van Frost, Myne verdienden niet genoeg waardeert ? O beminlyke Engelin! Een nieuw bewys van uwe goedheid! —— Leonora. Ik zeg niet dat, gy uwe verdienden niet genoeg, maar dat gy die niet wél waardeert; Gy fchat die veel te hoog, en kent u zeiven niet,- Gy zoudt u anders de vernedering befpaard hebben, om by my den Verliefden te komen fpelen ; Want daar zyn twee dingen, welken ik voldrekt in een Minnaar vorder, en waarvan ik niets in uw gezicht befpeur. Van Frost. Gy bedriegt u waarfchynlyk, hooggefchatte Dame! Welke zyn die dingen? Leo>  324 De Verstrooide Vrouw Verbeterd. Leonora. Hoofd en Hart! Gy zult my verplichten met oogenbliklyk te vertrekken, Mynheer; Ik heb belet» (Zy maakt eene neiging en van Frost vertrekt.j ZEVENDE TOONEEL. Leonora alleen. Daar gaat hy, die Aap van het Menfchelyk gedacht! — ■ Onder oorfproukelyke Menfchen is hy bezwaarlyk te rekenen! ■» En met dat alles is hy een zeer gevaarlyk Schepzel. Die hem niet recht kent, zou hem in den eerden opflag voor een grooten Domkop houden, en ondertusfchen is hy een van de dimde booswichten. Eene lange ervarenis heeft hem geleerd, dat het best voor hem is de verwyten, die men hem doet, als 't ware, niet te verdaan, of fchielyk te vergeven, dewyl hy by de ophelderingen uiet anders dan verliezen kan. ■ Hy kan dit ontwerp te beter volgen, omdat hy nimmer bloost; Zyn daale voorhoofd,.. Ah ! Zie daar myn lieve Carel! ACHTSTE TOONEEL. Leonora, Lemberg. Leonora. Wel, Carel! Hoe fiaan de Zaaken? Dog naar uw gezicht te oordeelen , behoef ik die vraag niet te doen. L e m-  Derde Bedryf. * 225 Lemberg, (Ziet haar flerk in de oogen; Leonora poogt haare aandoening te verbergen , en daar is van weerskanten een klein ftilzwygen; Hy omhelst haar met tekenen van ontroering.) Leonora! Ach! ' Ik bende ongelukkigfte aller Menfchen. Leonora , (met een gedwongen Scherts.) Wel Carel! Wel Carel! Gy houdt my in uwe armen , en noemt u zeiven den ongelukkigften aller Men • fchen! Dat is een Hecht kompliment van een Minnaar aan zyn Meisje. Lemberg. Kah ik nu op komplirnenten denken ? ——— Kan ik op iets denken ? Leonora. Dat moet gy ook niet kunnen, terwyl gy by my zyt, zo gy anders myne bekoorlykheden recht wilt doen. Lemberg. Hoe! Gy ziet myne wanhoop, en kunt nog fchertfen? Leonora. Maar,zeg my eens, zo ik my nu tegen u overzettede, en de bitterfte traanen Itortede, zoude dat uwen toelland een hair breed veranderen ? • Moet XVI. Deel. P men  326 De Verstrooide Vrouw Verbeterd. men niet altyd poogen te ploegen met de werktuigen, welken men heeft of krygcn kan, zonder naar die te wachten, welken men niet kan bekomen ? Hoor myn Waardfte Vriend, ik ben zeer fterk voor het ftelzei van de Beste Wereld; en in een Beste Wereld moet men alles voor lief nemen, dat ons voorkomt, en altyd vergenoegd en vrolyk zyn. Lemberg. Maar dan moet men ook uw gelukkig Temperament hebben, Leonora. Geen Temperament, Carel, maar eene denkwyze, welke men zig door aanhoudende praktyk heeft eigen gemaakt! Men moet zig gewennen alles, wat ons in 4e Wereld voorkomt, van de beste zyde te befthou. wen , en dan wordt alles voor het minst draag'yk. Geloof my, daar is niets zo kwaad, of het heeft ook zyne goede zyde. Uw Proces, by voorbeeld; 'T is waar, gy hebt het verloren, maar 't is ten minsten een troost, dat myn Broeder bet gewonnen heeft —— Wie weet % «as altyd de Edelmoedigheid zelve! Lemberg. Maar myn Recht? Dat naar het gevoelen van den Advokaat, die evenwel een goed Rechtsgeleerde is zo vast gegrond was. ... ' Leonora. Ey Carel, kwel u toch niet vergeefsch! Wie ontneemt u uw Recht? 'T is alleen het Goed! L e m-  Derde Bedrtf. 227 Lemberg, (haar fchielyk by de hand vattende.") En uw Broeder , uwe Edelmoedige Broeder, is het, die het my ontneemt! Leonora, (die zig ten uiterften dwingt haare aandoening te verbergen.) 'T is waar, myn Broeder hadt dat wel wat anders kunnen behandelen. Lemberg. Leonora! die bedaardheid, die onverfchilligheid, in myn tegenfpoed, die fcherts vooral, zyn niet na- tuurlyk ? Maak myn ongeluk volkomen! Zeg het my, zeg het maar recht uit, dat myne armoede my onverfchillig aan u maakt. Leonora, (ten interfle geroerd.) Maar Carel! Carel! Hoe komt gy op dat denkbeeld?'—— L e m b e r 0. Die Brafeletten zyn wél gefchikt om 'er my op te brengen. Leonora. *, Die aanmerking,en de toon, waarop gy die maakt, zouden my recht geven , om my van alle antwoord te ontdaan, dog ik zal over alles heen ftappen. Ik heb die ten gefchenke gekreegen van eenen Vreemdeling, die zig op eene zeer zonderlinge wyze in ons p 2 huis  228 De Verstrooide Vrouw Verbeterd. huis heeft ingedrongen, en die hier federt eenige uuren zyn verblyf houdt. Lemberg. Wie is dat? Leonora. Ik ken hein niet verder, dan ik u gezegd heb. Lemberg. Leonora! ' ; Moge het niet waar zyn, wat ik vrees! Myn God, zo gy uwe beloften vergat.... Leonora. Om 's Hemels wil, Carel, herif el u! Gy zyt buiten u zei ven! Lemberg. Ja ik ben buiten my zeiven! Ik ben ver¬ plet ! ——— Ik zal raazende worden, zo ik myn vermoeden gegrond bevinde. En is dat ver¬ moeden niet waarfchynlyk ? Zo lang Lemberg nog uitzichten hadt om gelukkig te worden, duldde men hem; Men wierp hem nu en dan een vriendelyk oog, een verplichtend woord, toe; Maar nu, nu die uitzichten verdween en zyn, nu Lemberg een Bedelaar is geworden... .•. Leonora. lk moet u verlaten, Carel! Hoe gaarne de Vriendin* u alles wilde vergeven, wat gy zo onbedachtelyk uitflaat, wordt de Minnares door dien hoon te veel beledigd, om daar onverfchillig voor te blyven; Gy moet dien herltellen. NE-  Derde Bedryf. 210 NEGENDE TOONEEL. Lemberg, gaat in diepe gepeinzen heen en weder; Onderwyl komt Van Frost ftil in. Van F rost, (na een kort ftilzwygen, waaronder hy Lemberg nauwkeurig befchov.wt.) Nu, Waardfte Vriend, hebt gy den wenk, dien iku gegeven heb, bevestigd gevonden? Zie. Lemberg. Ja, helaas! maar a! te veel. Van Frost. Waarlyk ik heb daar aan de deur (laan wachten als op heete kooien. Gy zyt te haastig. Lemberg. Hoe! Gy hebt het gehoord? Van Frost. Ja! Ik heb gehoord , hoe fchielyk,en hoe flerk ,gy hebt uitgevaren, liefde beste Vriend! Ik brandde van ongeduld. Ik koude u te voren, maar een woord in 't voorbygaan zeggen, om dat de gelegenheid toen niet toeliet u de verdere opheldering te geven. Lemberg. Ik wil geene opheldering! <——- Dog ja! zegmy, ■- zeg my alles, wat gy weet. P 3 Van  S3o De Verstrooide Vroüw Verbeterd. Van Frost. Alles wat ik weet ? —— Myn God ik weet niet met al! De Drommel mag uit dien ouden Kae- rel wat te weten krygen! Hy is een Koopman; Zo veel weet ik van hem. Lemberg. Een Koopman? Van Frost. Ja 1 Maar verbaazend ryk. Hy hadt eene Goudbeurs, myn liefde beste Vriend, een Goudbeurs daar ik van fchrikte; Hy haalde daar een handvol Dukaaten uit, en wierp die voor de Bedienden op Tafel, als of het duiten waren! En dan haal¬ de hy nog een Brieventas uit den zak vol Wisfels en Dokumenten. •• ■■ En toen ik laatst onverwacht binnen tradt; Ik ftond of ik van den Donder getroffen was; Zat hy hier op dezen Stoel; —— met de Dame op zyn fchoot. Lemberg. Op zyn fchoot? Van Frost. Zo als ik u zeg; En gespte haar die kostbaa- re Brafeletten om de -handen. Lemberg, En Leonora? Van Frost. Sprak niet een woord, dog toonde zeer duidelyk haar  Derde Bedryf. 231 haar genoegen. O met banden, die met Ju- weelen zyn bezet, laten zig alle Meisjes ligt boeijen. Zie. Lemberg. Myn God is het mogelyk ? Kan Leonora zo licht. vaardig zyn ? Trouweloos!.... Van Frost. Gy praat als een Nieuweling. Is zy niet een Meisje? En hebt gy de Brafeletten niet zelf gezien? — Is dat geen bewys genoeg? Zie. Dog ik wil u nog wel meer zeggen : Maar het blyft onder ons. Daar is een tyd geweest, dat ik zelf zo iets voor Leonora voelde. Lemberg, (met verachting). Gy? Van Frost. Ja maar entre noin, liefde Vriend! - Ik wil juist niet zeggen, dat het liefde was; Maar het grensde daar zo wat aan. Enkel uit Vriendfchap voor 11 fmoorde ik die drift, want ik gaa niet gaarne iemand in den weg; Maar de oogen van een Meisje zien in zulke gevallen fcherp; Leonora fcheen myne hartstocht ras te bemerken, en toonde zig ganschniet afkeerig om met my in onderhandeling te treden, zo rk anders de zaak had willen voortzetten. Lemberg. Mynheer van Frost, zo gy niet wilt, dat ik my aan u vergrype, zo maak dat gy weg komt. P 4 Van  B32 De Verstrooide Vrouw Verbeterd. Van Frost. Maar rnyn lieve, hooggeëerde, Vriend! Daar is waarlyk van daag geen wys woord met u te fpreken! Is het dan myne fohuld, dat gy uw Proces, en uwe Minnares, op eenen dag verliest ? Lemberg. Van Frost, ik zeg u nogmaals.... (HyJlaat de hand aan den degen.) Van Frost, Nu ik zal dan gaan. Ik zie wel, wy zou¬ den beiden driftig worden, en ik wilde om de heele Wereld niet, dat het tusfehen zulke hartvrienden als wy tot onaangenaamheden kwame. TIENDE TOONEEL. Lemberg alleen. De Duivel is uw Vriend, Schurk! Nu ontdekt zig alles klaar. Ik heb Leonora onrecht gedaan ! De laatfte lastering van dien Elendigen is te plomp om aan al het vorige eenig geloof te kunnen (laan! En evenwel! kan een Schurk niet wel eens waarheid fpreken? Heb ik de Brafeletten niet zelf gezien ? Heeft zy my niet zelve erkend, dat zy die van eenen Vreemden hadt prefent gekregen? - Neen, de ongelukkige uitflag van myn Proces, de wyze, waarop zy het bericht deswegen ontving, alles (preekt duidelyk tegen Haar! Ach! Ja; Myn ongeluk is zeeker! Ik moest ramp. za-  Derde Bedryf. 233 zalig, uiterst rampzalig, zyn; en ik ben liet; Ook Leonora's fchoone Ziel moest voor het onweerilaanbaar geweld van 't Goud bezwyken. (Hy ziet den Baron aankomen, en wil vertrekken.) ELFDE TOONEEL, Lemberg, De Baron, wet hoed en degen. De Baron. Het is my zeer aangenaam, waarde Lemberg, dat gy, wegens het gefchiletje, dat wy gehad hebben, myn huis niet hebt verlaten. Lemberg. Ik verft»'die herinnering, Heer Baron! Uw Ge- hoorzaame Dienaar! (Hy ^aakt eene bui. ging, en wil gaan) De Baron, (Hem tegenhoudende) Waar wilt gy heen ? Lemberg. Voor altyd een huis verlaten, daar ik begryp dat ik te veel ben. De Baron. Daar gy te veel zyt ? Ik verltaa u niet. Ik had nooit gedacht,dat gy een gerechtelyk verfchil.en dat daarenboven nu beflist is, ook in het Burgerlyke leven zoudt willen overbrengen. p 5 Lem-  934ÖE Verstrooide Vrouw Verbeterd, Lemberg. Ja! Ik had zo veele zaaken niet verwacht; En evenwel... De Baron. Hebt gy myne Zuster gefproken? Lemberg. Om Gods wil, Baron , dryf my niet tot het uiterfte! — ik kan de befpotting maar tot een zeer hagen trap verdragen. De Baron. Befpotting? Wie befpot u dan? Lemberg. Die vraag doet Gy my ? Nu wel aan! Ik fchroom het niet te zeggen; Ik wil het u zeifs duizend, en duizend, maal herhaalen; Ja! Ik bemin Leonora! Ik aanbiJ haar. De Baron. En waarom zoudt gy fchroomen dat te zeggen? Wat verhindert u myne Zuster te blyven beminnen ? Lemberg. Breek eenen Vogel de vleugels; En vraag hem dan, waarom vliegt gy niet ? De Baron. Maar men moet u, jonge Heeren, de vleugels wel  Derde Bedryf. 235 wel war. korten, om niet altyd om te flodderen. Myne Zuster moet 'er my voor bedanken, zo ik het gedaan heb. Lemberg. O! dat zal zy ook ongetwyfeld doen ! Zy zoude inderdaad ondankbaar zyn , zo zy uwe meer dan Broederlyke, uwe Vaderlyke, voorzorg niet erkende! De nieuwe party, welke gy vóórhaar hebt uitgezocht... . De Baron. Ik? Ik haar een party uitgezocht? Lemberg. Moest ik dan zeggen, voor haar gefloten? • Want op myn Ziel zy zoude, aan haar zelve gelaten , daar niet in flaat toe zyn geweest. De Baron. Ik begryp niets van al wat gy zegt! - Van welke nieuwe party fpreekt gy toch ? Lemberg. Dat is u zeekerlyk onbekend ! ■ Gy weet denkelyk ook niets, dat 'er een vreemd Heer by u in huis woont! De Baron (Jagekende,,j En van dien vreemden Heer zyt gy rnin-yverig? Wel Lemberg! Maar dat moet gy met myne Zuster afmaaken! Wat kan ik dat helpen? — Ik  936 De Verstrooide Vrouw Verbeteed. lk ileek my ook niet gaarne in verliefde gefehillen. Maar eer ik het vergeete. Ik kom zo' even van myn Agendaris. Hier is het Dokmnent wegens de drie duizend daalers eeuwigduurende rente welke gy van my,by het overgaan van het Landgoed,' te rug moet ontvangen. ■ Gy kunt ter aller uur over de penningen befchikken. Lemberg. Ik verwonder my over uwe edelmoedigheid, dat gy my den bast nog weerom geeft, nadat gy my de pit ontnomen hebt. , De Baron, (hetpapier in de hand houdende.) Ik verzoek het aan te nemen , anders moet ik het by het Gerecht deponeeren. Lemberg. Ik zal het aannemen, en ten eeuwigen dage als een blyk van uwe edelmoedigheid bewaaren. Ik mocht anders vergeten, dat het Leonora's Broeder is, die my van alles, wat ik in de Wereld had, ontzet, die my tot den Staat van Bedelaar gebragt, heeft. De Baron. Lemberg! Gy zult binnen korten berouw hebben over de onheusheden, die gy my zegt! . Dat verzeeker ik u als een Man van eer. TWAALF-  Derde Bedryf. 237 TWAALFDE TOONEEL. Lemberg alleen. Ik zal daar berouw van hebben! Ja! Ik heb nu reeds berouw, dat ik zo dwaas geweest ben van my te verlaten op de trouw van een Meisje, dat my.... ach! ik kan de gedachte niet verdragen! Ik verbeeldde my, in den droom myner liefde en begocheling, eene Engelin; Hoe verfchriklyk is myn ontwaaken! ■ Alle myne gelukkige uitzichten weg! Verdriet, kommer, verachting, Haan voor de deur! - Ach ! had ik Leonora nooit gezien, of ware zy inderdaad die Leonora, welke ik dacht dat zy was 1 ■ Hoe gemaklyk zou ik my het verlies van alles, wat ik hoopte te bezitten, kunnen getroosten , had ik haar flechts mogen behouden! 't Was om haarentwi!, dat my dat gemis van myn goed byzonder fmartede, om haar, die my nu den wreedflen flag toebrengt! —— Ach ik word gemarteld! Ik ben wanhoopig! Wat vang ik aan. Einde van het Derde Bedryf. FIER-  538 De Verstrooide Vrouw Verbeterd, VIERDE B E D R T F. EERSTE TOONEEL. Stornbach in gefprek met den Baron. Leonora met haar handwerk daar hy zittende. Stornbach. De wyze, waarop ik in uw huis gekomen ben, is zeekerlyk wat zonderling, Kind, dog ik denk, gy zult nog wel meer zonderlings aan my ontdekken. De Baron. En juist die zonderlinge wyze, waarop gy 11 by my ingedrongen hebt, is het, wat my voor u heeft ingenomen. Ik ben zelf een vyand van komplimenten; Yder eerlyk Kan is by my welkom; En dat gy dat zyt, toont teritond uw voorkomen, en bevestigt uw geheel gedrag. Stornbach. Ja een eerlyk Kaerel ben ik; Ik fpreek zo als ik denk. • Ik moet u zeggen, Kind, dat ik by- lter vreemd ophoorde van dat miferabel Proces, dat gy met dat jonge Mensch gehad hebt, en daarom heb ik 'er u zo nauwkeurig naar gevraagd; Maar nu de omftandigheden zo zyn, als gy my bericht, verandert de zaak van gedaante. Ik kon my al niet ver- beelden, dat gy dat geding hadt aangevangen, want my dacht gy zaagt 'er zo geldzuchtig niet uit. - Maar  VlIRDE BeDRYF. 239 Maar tut wenschte ik nog wel één ding van belang te weten ; Zeg my eens Kind, hoe ltaat gy met uwe Vrouw? De B a h o n. Ach! Dat is zeekerlyk niet van het beste: Onze verkiezingen komen niet veel overeen: Zy houdt vah~"eeuwigduurende verftrooiengen, en ik ben voor een ftil eenvoudig leven; Kortom, indien het zo voortgaat, hebben wy welhaast een Echt van de Bon Ton. Stornbach. Hoor Kind, die huwelyken van de Bon Ton, en de heele levenswyze van de bon ton, deugen om de duivel niet; En ik raade u uwe maatregels in tyds daar tegen te nemen. De Baron. O dat heb ik al meer dan eens gepoogd ! Ik heb het al op verfcheidener hande wyzen bezocht; Dan eens met fcherts, dan eens met verdubbelde vriendelykheden, dan met eene zachte vermaaning of tederhartig verzoek; Maar tot nu toe altyd zonder duur- zaame uitwerking. Eene korte roering, jat Een oogenblik beraad om zig te beteren! Maar by de eerfle gelegenheid gaat alles weer zyn gang! Ik wil nu eens bezoeken, wat geftreng- heid vermag ? Stornbach. Sedert hoe lang zyt gy getrouwd geweest? D e  240 Db Verstrooide Vrouw Verbeterd. De Baron. Sedert twee jaaren. Stornbach. En gy hebt haare wyze van leeven nog niet geregeld? Hoor, Kind, ik denk dat gy het tegenwoordig kwaad ten grootften deele aan u zeiven moet wyten. De Baron. Aan my zei ven?... Stornbach. Ja, ja, aan u zeiven. Gy Mans brengt van den beginne af de dingen uit het gelid; Vóór het huwelyk vergoodt gy uwe Vrouwen; En na het huwelyk bidt gy haar nog een tyd lang aan! Ik wil 'er op wedden, dat gy nog een heele poos den tederen liefhebber hebt blyven voortfpelen, toen gy reeds den bedaarden rol van eenen wyzen Echtgenoot hadt moeten aanvangen. — Erken het my. Is het niet waar? De Baron. Ik heb altyd geloofd, dat een Man zyne Vrouw niet te veel beminnen konde. Stornbach. Dat is misfchien ook waar, zo de Wysheid van den Man net evenredig is met zyne Liefde. Gy moet weten, Kind, dat de Liefde van den Echtgenoot en die van den Minnaar juist tegen malkander  Vierde Bedryf. 24.1 der fiaan als Verftand en Dwaasheid. In het hoofd en hart van den Minnaar liggen de gedachten, de verlangens, de uitzichten verward door malkander, gelyk de bonte vlekken op de Optifche beelden; Hét zyn figuuren, maar men weet niet wat? Alles is ongeregeld; Het Huwelyk moet de Cylindrifche fpiegel zyn, waardoor die vlekken, of verwarde kleuren, in een geregeld beeld te famen getrokken worden. De Baron. Gy hebt volmaakt gelyk. Stornbach. Gy hebt haar meer vryheid gelaten, Kind, dan noodig was, en van overvloed maakt men zelden goed gebruik. Zy hadt u geheel in haare macht, en daar door heeft zy alle macht over haar zelve verloren. Te veel toegevenheid van den Man heeft eene menigte Vrouwen het hoofd in de war gebracht, die met behoorlyke toezicht wyze en nuttige Vrouwen zouden geworden zyn. D b Baron. . Ik kan het niet tegenfpreken; Maar het gaat daar mede zo als met alles; Men kan 'er gemaklyker oVer redeneeren dan die redeneeringen volgen, wanneer men zig in het geval bevindt. Geloofmy, Mynheer; Een Man, die zyne Vrouw bemint, kan haar haare verkiezingen niet weigeren, zonder daar zelf een wezenlyk verdriet van te voelen; Hy geeft derhalven al toe van den eenen Hap tot den anderen; jr„ ]k lk bemin myne Vrouw teder! ?:VI. Deel. Q Leo"  «42 De Verstrooide Vrouw Verbeterd, Leonora. Zy bemint u ook, Broeder! • Ja zy bemint u, daar zoude ik myn leven voor te pand zetten. Stornbach. Des te beter! En des te meer hoop hebt gy, dat zy zal bykomen, zodra zy bemerkt, dat gy het werk met ernst aanvat. Hoor Kind! Gy moet ge¬ lukkig zyn, want gy verdient het; en uwe Vrouw moet het met, en door, u zyn; en geen afzonderlyk geluk gaan bejagen ; Dat deugt niet. ■ Ik hoor, dat zy op het Spel verflingerd is; Dat is al. een zeer erg gebrek; daar komt men niet gemaklyk af. De Baron. Ja, zy fpeelt; En zy verliest dikwils aan- zienlyke fommen; Maar ik geloof, dat zy meer uit Mode, en om het gebruik van haare gezelfchappen te volgen, dan uit verflaafdheid, en zelfs uit eigen verkiezing , fpeelt. Zy wordt voortgefleept; Zy overlegt niet wat zy al of niet verkiest ? Zy doet met anderen mede; en kon ik haar het gezelfchap, daar zy fedett acht maanden in geraakt is, doen verlaten, zou zy, geloof ik, eerlang eene beste Vrouw kunnen worden. Stornbach, Dat moet zy ook worden, Kind! dat moet zy worden; Maar dan moet gy haar ook zeggen daar 't op ftaat. « Moor, in uwe plaats zoude ik haar maat  Vierde Bedryf. 243 maar terftond met ronde, zeer verftaanbaare, woorden zeggen, dat ik haar niet genomen had om myn gezelfchap eeuwig te ontvlieden, en haar vermaak buiten de deur te gaan zoeken, maar om myn huis wél te beltieren, en voor ons beiden aangenaam te helpen maaken; En dat zy, zo zy die onvermydelyke plichten niet volbrengen wilde, konde gaan van waar zy gekomen was. Leonora, Konde gaan van waar zy gekomen was? Stornbach. Wel zeekerlyk! Zy zal wel verkiezen te blyven en tot haar plicht te keeren; Daar is geen de minde twyffel aan, Kind; Maar zo dit, tegen alle verwachting, eens anders mocht uitvallen, zou het dan niet beter zyn, dat zy ging van waar zy gekomen was, dan dat zy haaren Man zo wel als haar zelve ongelukkig maakte, en misfchien noodzaakte voor haar te wyken ? Leonora. Om 's Hemels wil, lieve Broeder, volg dien raad toch niet! Welk eene opfpraak zou dat maaken, en tot welke onteerende geruchten zou dat aanleiding kunnen geven! Stornbach. Alles voor rekening van de Dame, Kind; die het daar niet toe zal laten komen. Q 2  244 De Verstsoo.de Vrouw Verbeterd. De Baron. Maar kan ik ook die opfpraak en onteerende geruchten vermyden, Zuster, zo ik haar op dien voet laat voortvaren, als zy tegenwoordig doet? Alle nachten tot twee, drie, uuren uit te blyvenl... Hoe lang zal het toch wel aanhouden, of men fielt my op de lyst der zogenaamde toegevende Mannen! Ook denk ik met Mynheer, dat zy niet alleen haaren gelukkigen ftaat niet zal verlaten, maar ik houde my zelfs van haar karakter verzeekerd, dat het denkbeeld van zig voor zulke geruchten bloot te Hellen een fcherpe prikkel voor haar wezen zal, om eene openbaare breuk te vermyden, en haare fchande te voorkomen. Stornbach. En derhalven zig fpoedig te beteren,Kind; Gy begrypt het volmaakt wel. Leonora. Ik beef op de bloote gedachte! » En, om de waarheid te zeggen, ik vind het ook wat heel Merk, dat men eene Vrouw eene huwelyksfcheuring aankondigt, enkel omdat zy wat veel aan vermaaken gehecht is, en nu en dan wat laat t'huis komt. De Baron. Nu en dan, Zuster? Noemt gy zevenmaalydere week Nu en dan ? Stornbach. Naar myne gedachten, Kind, behoort eene Vrouw, voor-  VlEBDE B E D R Y f. 24S vooral eene jonge en fchoone Vrouw, zo als zy is, na middernacht geene gezelfchappen zonder haar Man by te woonen. Ik ben ook jong geweest, Kind, en ik heb goede gezelfchappen, na middernacht, inkwaade zien veranderen. TWEEDE TOONEEL. Stornbach. De Baron. Leonora; De Barones, (met eene verdrietige houding inkomende. Stornbach en Letmora ryzen op. De Baron blyft vol gedachten zitten.) De Barones (tot Stornbach.) Laat ik u niet ftooren. (Tot Leonora, terwyl zy haar omhelst.) Blyf zitten lieve Zuster; Ik zal my by u zetten. Maar my dunkt ,gy ziet 'er allen zo ernftig uit! Wat hapert 'er ? Kryg ik dan van daag niet dan peinzende Wezens te zien? Leonora. Zo ik my niet bedriege, Zuster, ziet gy 'er zelve niet vrolyk uit. De Barones (met eene gedwmgen luchtigheid.) Ik? Wel gy droomt, Zusje! Men kan niet vrolyker zyn dan ik ben; Maar uw Wezen ftaat zo — zo — zo als eene verzameling van Zedefpreuken. —— (Zy loopt naar den Baron, die met het hoofd in de hand zit.) De hand van het voorhoofd, Mannetje! (De Baron vat haare hand, kust die, en ziet haatmet ernst aan) Dat was eene zwaarmoedige Caresfe, myn Waardlte! —— Nu ook eens gezucht? Q 3 — Ik  246 De Verstrooide Vrouw Verbeterd. . Ik zou haast denken, dat gy weder aanvan¬ gen wilt den Minnaar te fpelen! Ha, ha, ha! Dat denkbeeld behaagt my. (Zy gaat weder zitten.) Maar gy zyt allen zo Hom als Visfchen! Praat toch wat, "ik zal mêe fuappen; Waar hadt gy 't over? De Baron. Wy fpraken over de beste manier om zekere Vrouwen tot Rede te brengen. (Ily ziet Stornbach aan, en die knikt hem toe.) De Barones. Gy waart dus weder aan het Wereld-hervormen; Dat kunt gy Mans toch niet laten. Wel nu? Daar zullen de Vrouwen wel zaakelyk hebben moeten aanhouden! De Baron. Wy hebben haar evenwel niet te veel te last gelegd. De Barones. Neen, dat niet! Welk Man doet dat ooit? Stornbach. Welke Vrouw geeft daar ook ooit gelegenheid toe? De Barones. Koor, hoe fcherp! .. Maar mag ik u zeg¬ gen, Mynheer, dat gy te veel in Holland verkeerd hebt om over iets, wat het Huwelyk betreft, te kunnen (temmen! . Ik heb aityd gehoord,dat de  Vierde B e d r y f. 24? de HoIIandfche Mans zo ftyf, zo weinig galant, zyn als de gehamaschte Mannetjes op hunne Dukaaten. Ha, ha, ha! Stornbach. Dat kan van zoramigen waar zyn , maar daar is nog eene andere overeenkomst, die wy moeten opmerken. In Holland krygt de Vrouw haar aanzien met en door haar Man, gelyk de Kapitalisten hunne waarde van hunne Dukaaten krygen. Gy zult dat zeekerlyk wat plomp en ongemanierd vinden, Kind, maar ik verzeeker u de Mans vinden 'er zig altyd, en de Vrouwen doorgaands, wél by. De Baron. Dat geloof ik zeer wél. De Barones. Zie,dien vreemden Heer gelooft gyterftond;Waarom gelooft gy my ook zo maar niet op myn woord? Lieve Man! De Baron. Omdat myne ondervinding uwe verzeekeringen zo dikwils in de gewichtigfte dingen weérfproken heeft. De Barones. Al weder ernftig! Nu danj Een voor¬ beeld. q 4 D E  148 De Vi&strooide Vrouw Verbeterd. De Baron. Ten voorbedde diene, dat gy my vóór ons trouwen gezegd hebt, dat gy my beminde. De Barones. En gy hebt gewislyk geene blykeq van het tegen* deel? D e B a r o n. Moet ik het ook als blyken van uwe liefde befcbouvven, dat ik u dikwils in eenige dagen niet te zien kryg; Dat gy halve nachten doorbrengt in gezelfchappen, die gy weet, dat my op de Iterkfte wyze tegenftaan; Dat gy geen. oogenblik by my alleen zyt zonder zlchtbaare tekenen van verveeling te geven ? De Barones. Maar moet ik my dan niet verveelen , terwyl gy eeuwig en altyd moralifeert? Altyd wat te berispen vindt? My altyd onderhoudt over myne gebreken,zo als het u belieft myn vermaak in de gezelfchappen, hetfpel, geldbefteding, en dergelyken, te noemen? De Baron. Zo gy uwe gebreken zelfs niet wilt hooren noemen, hoe durf ik my dan vleijen, dat Gy die zult poogen te verbeteren? De Barones. Ik wil ze ook niet verbeteren; ■ ■ Ik kan ze niet verbeteren; ■ Ik heb het zo dikwils be-  ViirdeBedryf. 249 Seproefd om u te believen ; Maar gy weet het zelf, joe kwalyk ik my daar by bevond; hoe my de tyd verveelde : Neen , neen , laat my blyven, zo als ik ben, (zy vat hem by de hand) myn lieve Man. netje, want met alle myne gebreken ben ik toch nog zo erg niet; Gy hadt wel nimmer kunnen aankomen. Leonora, (/lil.) „ Dat gefprek kon wel wat ernftig worden. Ik gaa heen." DERDE TOONEEL. De Baron, De Barones, Stornbach. De Baron. Maar zeg my eens, kunt gy het voor uw Gevveten verantwoorden uwen tyd zo nutteloos te verfpillen? De Barones. Myn tyd te verfpillen? Wel myn lieve Man leeven wy niet om vermaak te genieten, en wat doe ik anders dan tot dat oogmerk werkzaam zyn? De Baron. Is 'er in uw huis dan geen vermaak te vinden? Moet gy halve nachten daar buiten doorbrengen? De Barones. Gy hebt nog onlangs de uitwerking van uwe herhaalde Predikaties gezien; Gy wilde volftrekt niet, dat ik naar de Redoute zoude gaan; Ik volgde uw believen, en bleef t'huis; Wat was.het gevolg van Q 5 my"  55° De Verstrooide Vrouw Verbeterd. myne gehoorzaamheid? Moest ik geen gezelfchap by my verzoeken om niet van verveeling te fterven? Verloor ik dien avond niet zestien Dukaaten? Konde ik voor's morgens ten vier uuren wel in flaap komen, fchoon ik ten twaalf uuren reeds te bed lag? Was ik 's anderen daags niet in de ongunfligfte luim van de Wereld? En wat had ik by myn t'huisblyven gewonnen? Dat ik, by de eerlte Redoute die gegeven wierdt, nog tienmaal meer lust had dan te voren om daar heen te gaan, Laat dan alles maar bly- ven zo als 't is, myn lieve Man! Laaten wy beiden onzen zin hebben; Gy wilt liever ilapen; lk vind het wyzer myn vermaak te nemen. De Barok. Neen Mevrouw! Die fchikking behaagt myniet; Wy zullen daar eene hervorming in maaken. De Barones. O het Reformeeren is uit de Mode! Laat alles maar op zyn beloop, dan zal het zig van zelf fcliikken; Gy weet, goed werk heeft tyd noodig! Ha, ha, ha! De Baron. Gy fchynt de zaak in een heel anderen toon te nemen dan ik, Mevrouw; lk verzeeker u, dat ik zeer ernllig fpreek; Eu ik twyffel, of gy 'er om zult blyven lagchen. Stornbach (hem op den fchouder tikkende, ftil.) .,, Bravo, gaa zo voort." D e  Vierde Bzdry f. »$t De Barones. Wel aan dan laat ons het Proces zeer ernsthaftig voortzetten, dan win ik het vast. Gy beklaagt u, dat ik te laat t'huis kom, en wilt, dat ik met de kippen naar bed zou gaan. Maar beflis nu zelf, wat past menfchen van onzen rang beter ? Myn fatzoenlyk, luehtig, drie uuren 's morgens, of uw elf uuren 's avonds ? Waarlyk dikwils fchiet my t'huis komende, en u te bed vindende, onze Buurman de Tinnegieter in gedachten, die "s avonds ten tien uuren naar bed gaat, om des morgens met den dag zyn winkel te 0penerli _ Laten wy ons evenwel met zulk Volkje niet gelyk Hellen! Laten wy ons fatfoen bewaaren. De Baron. Ket zou my een nieuwe fpyt verwekken, zo ik u bekwaam oordeelde om te kunnen denken, dat menfchen van fatzoen zig door lediglopen, eet- en drinkpartyen, of nog aanlfootelyker levenswyze, van den Burgerlland moesten onderlcheiden. Zy behooren de voorbeelden van goede orde en geregeldheid te geven; En wy zullen te famen, Mevrouw, die voorbeelden voortaan geven; Gy zo wel als ik. De Barones. Moeten wy dan fiiigulier worden? Niet een van myne gezelfchappen..... De Baron. Uwe gezelfchappen, Mevrouw, hebben ook fints lang myne aandacht getrokken! Het zyn niet Hechts de kwalyk geregelde uuren, welken gy buiten 's huis door-  1j2 De Verstrooide Vrouw Verbeterd. doorbrengt, maar ook die gezelfchappen, waar in gy dezelve doorbrengt, daar ik tegen ben. De Barones {allengs emftiger wordende.) Ik verflaa u niet Heer Baron! Ik verzoek duidely. ker te fpreken; Byzonderlyk wat myne gezelfchappen betreft. De Baron. Die beftaan grootendeele uit Vrouwen, die haar geld verfpelen, en uit Avanturiers die het haar komen afwinnen, en die nooit anders verliezen, dan om een lokke broodje aan te bieden, waardoor zy naderhand tienmaal grootere fommen machtig worden; In een gewoel van Lanterfanten, Petits maitres, gegaloneerde Weetnieten, en Fortuinzoekers; Dat zyn de illuftre perfoonen, Mevrouw, waar uit uwe gezelfchappen ten grooten deele beftaan; Gy ziet dat ik hen nauwkeuriger ken dan gy misfchien vermoedde; En beter zelfs, dan gy hen misfchien zelve kent. De Barones; Dat zy zo 't wil, maar een Man, die wegens zulke Wezens zig over zyne Vrouw zoude ontrusten, zou zig zeiven te veel, of niet genoeg, moeten kennen. De Baron. De Man, die zig door de Nietswaardigheid dier Wezens beveiligd zoude achten, zou wel ligt eene verkeerde rekening kunnen maaken. Toeval of vermetelheid geeft zulke knaapen zomtyds voordeden, die ydere voorzichtige Vrouw van hun gezelfchap behooren af te fchrikken. D e  VlUDI BlDUT. «53 De Barones. Welke voordeden? Ik verflaa u niet. De Baron. Zo ik dan alles ten duidelykften moet verklaaren; Eene Vrouw kan ligt eene grootere lom verliezen, dan zy in ftaat is te betaalen. De Crediteur wordt dringende, en zy kan in bekooring raaken om te beproeven , of zy hem op eenige andere wyze dan mer goud tot zwygen zou kunnen brengen? De Barones (ten uiierflen aangedaan) Onheusch, haatelyk, Man! Ja waarlyk gy zult maaken dat ik u haat. Dog ik zie wel, waar gy heen wilt? Gy brengt myn goeden naam in 't fpel om uwe bekrompenheid te vernisfen ; Gy zoudt my het genot myner vermaaken niet betwisten , zo zy maar geen geld kosteden. De Baron. Bedenk n wel, Mevrouw, in de befchuldiging, welke gy, zo onbedacht als onbillyk, tegen my uitllaat, en van welker valschheid gy in uwe Ziel ten fterkften overtuigd zyt! Ja, gy weet, dat «iets ftrydiger is met myn karakter, dan de denkwyze, welke gy my daar toefchryft; En was ik niet gerust dat gy,zo wel als de geheele Wereld, daarvan overtuigd zyt, zoude ik misfchien de moeite nemen om u, ten blyke myner onfchuld, eenige bewyzen voor te werpen, die u nog meer befchaamen zouden; Want myne eer, dat weet gy ook, is my dierbaar; En 't is om Myne eer, dat ik verandering in Uw gedrag vorde- re.  a'54 De Verstrooide Vrouw Verbeterd. re. ■ Ik heb lang genoeg toegevenheid ge¬ bruikt, omdat ik my vleide met de hoop eener be« terfchap, die eeuwig achter blyft; Met langer uitftel zoude ik my zei ven verachtelyk maaken; Zelfs verachtelyk maaken in uwe eigen oogen; Zo veel ver ■ trouwen heb ik, voor als nog,op uwebillykheid,hoe zeer dezelve door uwen gemeenzaamen omgang met zo veele verachtelyke karakters natuurlyker wyze moet verzwakken. De Barones. Rechtvaardige Hemel! Heb ik zulke verwyten verdiend! De Baron. Strek myne billyke aanmerkingen niet buiten haa. ren waaren zin, en myne bedoeling, uit!.... Stornbach, (Jlil.) „ Niet te verflauwen?" De Baron. Niet flechts myne rust, en myn genoegen vorderen, dat ik u tot de gemelde verbetering brenge, maar ook myne finantieele omflandigheden verplichten 'er my toe: Myn vermogen is toereikende om naar onzen ftaat te leeven, en evenwel hebben, in de twee jaaren van ons Huwelyk,myne uitgaven het dubbeld van myne inkomften bedragen. Dit tot uw naricht, Mevrouw! Gy ziet ten minften, dat het niet de Vrek is, die u tot eene zuiniger levenswyze dringt. D E  Vierde Bedryf. 255 De Barones. Dat ontbrak 'er nog aan, dat gy my de armoede my ner familie moest doen voelen; — doen voelen , dat" ik geheel van u afhang. De Baron. Hebt gy ooit eenig fpoor van zulk eene laage denkwyze in my ontdekt? Toen ik u trouwde wist ïk< dat de zaaken van uwen Vader ten uiterlten verward waren, en wel, dit is eene omftandigheid, waar op gy my nu recht geeft uwe opmerking te vestigen, — door de verfpilling van uwe overledene Moeder. Hoe zoude ik u derhalven nu verwyteu, dat gy weinig bemiddeld zyt? Maar ik zou niet gaarne door dezelfde oorzaak in denzelfden ongelukkigen toeftand geraaken, waar in uw Vader vervallen was; En ik hoop daar zorg voor te dragen, Mevrouw. De Barones (geweldig.) Nog al wreeder! Ook myn arme Moeder in haar Graf ontrust! lk kan het niet langer in uwe tegenwoordigheid houden; lk ontvliede u, en zal voor morgen ochtend ten vier uuren geen voet weêr in huis zetten. D b Baron. Zo als 't u belieft, maar ik zal bevel geven, dat 'er na middernacht geene leevende Ziel worde ingelaten. De Barones. Dan blyf ik tot den volgenden morgen weg. De  S5Ö De Verstrooide Vrouw Verbeterd. De Baron. Dan loopt gy gevaar van altyd buiten gefloten te worden. (Hy i crtrekt j Stornbach omhelst hem, en luisterst hem wat in,) tervvyl zy eenige treden famen voortgaan. VIERDE TOONEEL. De Barones, Stornbach. Stornbach (te tug komende, ftil) „ By myn Ziel, de jonge heeft zyne dingen ,, wonder wél gedaan! Nu moet ik eens hooren hoe zy piept?" De Barones, (die peinzende heeft geftaan, ftil.) „ Voor altyd buiten gefloten! Wat meent hy „ daar mede? Zoude hy ook wel misfchien Dog neen! Zo ver zal hy het niet dryven!" Stornbach, (ftil.) „ Ha! het werkt." De Barones. Ach zyt gy daar nog? Ik dacht dat ik alleen was. Stornbach, (zig nederzettende.) Wees niet verlegen, Kind! De Barones. Nu, gy hebt dat fraeij gefprek mede aangehoord? Stokn-  Vierde B e d r y f. 257 Stornbach. Ja wel heb ik dat. De Barones. Ik begryp maar niet, hoe hy zo op eenmaal op dezen toon gekomen is ? Stornbach. Ja, een Muziek-inftrument verzwakt door het gebruik natuurlyker wyze van toon, maar uw Man fchynt gerezen; Daar moet eene reden voor zyn. De Barones. Nog nooit heeft hy my op die wyze aangefproken; Het kan niet anders zyn, of hy moet door den eenen of anderen zyn opgezet. (Zy ziet hem fterk in de oogen.) Stornbach. » Ja, dat zoude ik ook voor 't naast denken. De Barones. Maar weet gy niet door wien ? Stornbach. Hy zy wie hy wil, 't is een oorblazer, een kwaadltooker. De Barones. Ik heb wel eenig vermoeden op iemand. XVI. Diel. R Storn*  2j8 De Verstrooide Vrouw Verbeterd. Stornbach. Nu, en die iemand De Barones. Zyt gy. Stornbach. Wel zo! —— En zo ik het nu geweest ware? De Barones. Dan zoude ik uw bedryf dubbeld fchuldig vinden; U op zulk eene wyze in een vreemd huis in te dringen , —- om 'er aanuonds kAvaad te gaan flooken! Stornbach. Zou het wel zo een groot kwaad zyn? Want uw Man fcheen toch veel reden voor zyne zaak te hebben. De Barones. Reden voor zyne zaak? En wat zal hy dan met al die Reden, en met al dat berispen en moralizeeren, vorderen ? Stornbach. Kind, dat zou erg genoeg zyn voor U, en voor uwen Man, zo hy daar niet mede vorderde; Maar een goed geneesmiddel moet tyd hebben om te werken, en daar is rust toe noodig. Ik zal u alleen laten; De gegeven dofis is voor ditmaal genoeg. VYF-  Vierde Bedrtf. 259 VYFDE TOONEEL. De Barones alleen. Dat is een wonderlyke Kaere!, ik kan niet boos op hem worden, hoe gaarne ik ook wilde. Maar waarom wil ik het ? Zoude hy de Man wel zyn, die den Baron de ooren vol geblazen heeft? My dacht hy poogde hem eens en andermaal neêr te zetten. — Maar aan den anderen kant! Juist met zyne komst in huis is myn Man van toon veranderd. —— Hoe het wezen moge, die kibbelary kwam recht ongelegen , want hoe kryg ik nu de Dukaaten , die ik hem anders nog wel van 't hart zou gebonden hebben! Van Frost zal'er om vragen , en ik heb hem zelve befteld. Dat ver- wenschte Pharao ! Het lot loopt my thans geweldig tegen! Veertig fchoone gerande Dukaaten! En dan nog zestien op myn woord van eer! Maar kans ftaat tegen kans; Het lot moet eindelyk keeren , en , na zo veel verloren te hebben, kan het niet misfen, of ik moet nu ontzagchelyk gaan winnen. ■ Had ik maar geld! ZESDE TOONEEL. Van Frost, De Barones. Van Frost. Ik vraag u duizendmaal verfchooning, Mevrouw! ■ Maar gy hebt my belast, dat ik ten zes uuren R 2 ' ko-  26o De Verstrooide Vrouw Verbeterd. komen moest; ■ Gy zyt wél, hoop ik? Zie. De Barones. Wat Hoofdpyn uitgezonderd. —- Zet u, Heet van Frost. Van Frost. Hoofdpyn? O dat is een lastige plaag, (ftil) ,, Zy zal geen geld hebben, maar des te beter." Dan komt gy misfchien van avond niet by de Gravin ? Zie. De Barones. Ik geloof het niet, maar ja! — Misfchien; —- Ik weet het zelve nog niet. Van Frost. Dat zou my om dubbelde reden fpyten; Omdat ik uw allerliefst gezelfchap daardoor misfen zoude; — En vervolgens omdat ik een ontwerpje gemaakt had om met u de moitié te fpeelen; Want myne beurs.... De Barones. Gy moet toch erkennen, dat ik van daag bylter ongelukkig gefpeeld heb. Van Frost. Verbaasd! Met den Boer driemaal na malkander verloren! En dan die fept le va! — On¬ dertusfchen. ... De  Vierde Bedry f. 261 De Barones (hem fchielyk invallende.') Ondertusfchen kon ik, onder al myn ongeluk, niet na • laten over den Hofraad Muurfeld te lagchen. Van Frost. Ja die Hofraad Muurfeld is een komiek mensch! . Ik moet nog vyf Dukaaten van hem hebben; De Hemel weet.... De Barones (weder fchielyk invallende.') Hebt gy wel gezien, welk een gezicht hy trok, toen het Aas won, dat hy niet zetten wilde omdat ik het had. Van Frost. ja wel heb ik het gezien; Wel gezien; Ondertusfchen kan ik u op myne eer verzeekeren, myn Bank De Barones (ah te voren?) Maar die Hornau, wat is die gelukkig! Van Frost. Dat heb ik niet dan al te wél ondervonden; Ik kan u op myne eer verzeekeren, ik heb niets. De Barones. Dat geloof ik wel; En zo dit mensch verftand hadt om haar fortuin voort te zetten Van Frost. Voort te zetten, Mevrouw? Wel zy heeft my beR 3 dor-  26*2 De Verstrooide Vrouw Verbeterd. dorven, geheel bedorven; Want, behalven die vyf Dukaaten, welken ik van Muurfeld moet hebben, en die zestien..... De Barones. A propos, hebt gy al gehoord, dat Hornau de Bruid is? Van Frost. Neen; Nog geen woord daarvan gehoord! De Barones. Ta, met den Heer van Blind. ■ Ik hoor dat het klaar is. Van Frost. Dan zal ik haar van dezen avond nog geluk wenfchen! — Zy zal wel by de Gravin zyn. Zie. De Barones. Maar om 's hemels wil meld toch niet, dat gy het van my hebt! Van Frost. Wees daar voor niet bezorgd! Geen jota of tittel! — Het zou zeeker jammer zyn, Mevrouw, zo gy van avond niet kwamt. Ik deuk, het gezelfchap zal vry levendig zyn. Ik wenschte maar, dat ik beter by kas ware; Maar myne geheele beurs beflaat Hechts De Barones, (weder fchielyk invallende.) Hebt gy de Gravin binnen korten gezien ? Is zy geheel herfteld ? Van  Vierde Bedryf. 263 Van Frost. Geheel! —— Zo als ik zeide, myn geheele Beurs bevat niet meer dan tien Dukaaten; En gy zoudt my het grootst vermaak van de Wereld doen, Mevrouw, zo gy de goedheid wilde hebben my twintig Dukaaten tot morgen te leenen; ■ Tot morgen flechts. De Barones (ftil.) „ Eene fchoone vraag; Ik heb zelve niet één!" (luid.) Ik herinner my,dat ik u nog zestien fchuldig ben gebleven. Van Frost. O dat heeft geen haast; Op uw gemak, Mevrouw. De Barones. En van de vorige reis nog twaalf, niet waar? (Zy fteekt haare hand in haar zak) Van Frost. Zo als ik zeide, Mevrouw; Op uw gemak! (ftil) „ Wat duivel zy fchynt geld te hebben!" De Barones, (Nadat zy wat in haar zak gezocht, en peinzende geil aan, heeft, ftil.) „ Ha.' Ik zal onzen Hollander aanfpannen!" (Zy fchelt.) Verfchoon my, ik zal myne beurs laten haaien. Van Frost. Duizendmaal vergiffenis, Mevrouw de Barones! NeR 4 gen-  atSt De Verstrooide Vrouw Verbeterd. genentwintig Dukaaten Zyn zulk eene beuzeling Daarom heb ik het niet gezegd; Ik meende flechts" mdiengymygevoeglyk twintig leenen konde. _ ZEVENDE TOONEEL. De Barones, Van Frost, Betje. De Barones, (zacht tot Betje.) Hebt gy den vreemden Heer ook zien uitgaan? Betje. Neen Mevrouw! Hy is nog op zyn kamer. De Barones. Loop dan fchielyk naar hem toe, en zeg, dat ik hem gaarne een paar woorden fpreken wilde; Maar leidt hem door de Desfervir, om niet gezien te worden. ACHTSTE TOONEEL. De Barones, Van Frost. Van Frost, (ftil.) „Het fchynt toch met het geld te leuteren! Zy „ ziet 'er my te benauwd uit." Noch eens, Mevrouw, zo het u tegenwoordig^;?^;.*, zo laat het maarj>!yven; —. ,\Vy kunnen het gelyk fpeelen. D e  Vierde Bedryf. 265 De Barones. Nu, indien gy het misfen kunt, gy zoudt 'er my thans plaifier mede doen. Betje! Zy is al weg. Van Frost. Eigenlyk, Mevrouw, moet ik u zeggen, dat ik geheel om het geld niet gekomen ben; Ik moet u eene bekentenis doen, eene bekentenis.... De Barsnes, (nu luchtiger.') Wel nu, welk eene overtreding hebt gy op 't hart, die gy moet biechten ? . Van Frost. Geene overtreding, Mevrouw; Of het moest eene overtreding zyn de fchoonheid zelve beminlyk te vinden. Zie. (Stornbach verfchynt aan de deur van de Zaal.) De Barones. En wie is dan die fchoonheid zelve ? Van Frost, {haare hand vattende?) Wie zy is ? Kunt Gy dat vragen ? « Gy ,'die alle harten boeit, die ons allen van onze rust en vryheid berooft? De Barones, (haare hand te rug trekkende j Wonderlyk fraeij! ■ Nooit had ik my zelve voor zulk een gevaarlyk fchepzel gehouden. R 5 VaX  255 De Verstrooide Vrouw Verbeterd. Van Frost. Gy fchynt het in fcherts te nemen, Mevrouw maar ik zweer u.... ' De Barones. Neen, neen! Niet zweeren! Dan geloof ik u nog minder. Van Frost. Nu ik zal niet zweeren; Ik behoef niet te zweeren; Onze harten verilaan malkanderen toch buiten «at. Zie. De Barones. Dat zou my leet doen, Heer van Frost! (ftil.) , Ik „ moet my van dien fchaamteloozen Kaerel ontdaan " Uwe Dienares! (Zy wil weggaan ; Stornbach wy'kt achter de deur; En Fan Frost houdt haar vast.) Van Frost. Neen, beminlyke Barones! _ Denkt gy, dat ik nu myn voordeel uit de handen zal geven? De Barones (zig losrukkende.) Welk voordeel? . , Laar mv m,„ of i ^aat my g^n, zegik u, Van Frost, (haar weder naderende en den weg affnydende.) Wanneer zulk eene fchoone vyandin wil vluchten moet de overwinnaar het beletten. Zie. De  Vierde B e d r y r. 267 De Barones, (met verachting.) De overwinnaar! Van Frost. De overwinnaar, of de verwonneling; fchoone Barones! Zo als gy 't nemen wilt! Nu zonder meer formaliteiten ! Laat ons recht uit fpreken I a Uw Liefderyk hart heeft een vrolyk onderhoud nodig; Uw ftroeve Man...-. Enfin wy gelyken malkanderen volmaakt wel; Gy bemint de groote Wereld, ik ook: Gy fpeelt gaarne, ik ook; Gy zyt de Ziel van alle gezelfchappen, my ziet men ook niet met tegenzin; In 't kort, Mevrouw, wy zyn voor malkanderen gemaakt; Zie. Gy moet u met my engageeren; Ik zal u voldoening verfchaffen voor de verwaarloozing van uwen ongcvoeligen Man. De Barones, (die hem bewegenloos heeft aangehoord.') Moest ik tot die diepte van vernedering zinken! . Verachtlyk mensch! Gy zyt geen antwoord waard! Vertrek! (Zy wil gaan.) Van Frost, (haar hy de hand vattende.) Uw Toorn vermeerdert zelfs uwe bekoorlykheden ! De Barones, (Hem met kracht van zich ftootende.) Verachtelyk Infekt! Myn Toorn zelf zou u te veel eer doen; Myne deugd is zo verre boven uwe belediging, als buiten het bereik uwer fnoodheid. N E-  268 De Verstrooide Vrouw Verbeterd. NEGENDE TOONEEL. De Barones, Van Frost, Stornbach, {binnen komende zo ah de Barones denkt weg ' te gaan.) Van Frost, (ziet Stornbach , en maakt eene befchimpende buiging aan de Barones) Ha! Ik maak uwe deugd myn onderdaanigst kompliment, Mevrouw de Barones! Ik verzoek duizendmaal verfchooning over myn vergryp; Het is uit onkunde voortgekomen. Ik wist niet, dat in uw Kabinet reeds gezelfchap op u wachtede Ook u, Mynheer, verzoet ik verfchooning; Het is van daag al^ voor de tweedemaal, dat ik het ongeluk heb van u in een Rendez vous te flooren! Ondertusfchen kan ik niet nalaten, u uwen billyken lof te geven; Gy zyt inderdaad een Alexander in de Liefde! Twee Schoonzusters te gelyk! En by beiden zo gelukkig! Zie. Stornbach, (Hem zeer bedaard by de kraag vattende.) Gy zyt een onbefehaamde knaap, dat is bekend; Oaa nu nog op uwe eigen beenen weg; Maar , (zyn flok opheffende) zo ik verneem, dat gy iets durft uitflaan, dat de eer van deze Dame in 't geringde kwetlèn mocht, zal ik u Alexanderen, dat gy eens anders beenen noodig zult hebben om t' huis te komen. Voor alle dingen wacht u van hier weder te ver-  Vierde Bkdryf. 260 verfchynen, zo gy uwe Haazenlopers nog langer wilt gebruiken; (Hy zet hem, met een ftoot, de deur uit) TIENDE TOONEEL. De Barones, Stornbach. Stornbach, (tot de Barones, die zig in een Armftoel geworpen heeft) Nu Kind, wat zegt gy, hebben uw Man en zyn Oorblazer wel zo veel ongelyk gehad? De Barones. Zulk eene vermetelheid had ik nooit van hem verwacht. Stornbach. Ta zo beftaat gy Vrouwen van de bon ton! Te Amitèrdam, daar ik den knaap heb leeren kennen , fchaamde zig elk deftig Koopman hem een woord toe te fpreken, en in huis zou niemand hem geleden hebben, want hy was overal voor een valfchen Speler bekend; Maar hier! O! Het is een luister, dat gy een Aap te meer in uwe Toilet-kamer krygt, die rondom u huppelt, die u de handen likt, en u door zyne grimatfen vermaakt! Foeij! Foeij! De Barones. Maar wie in de Wereld zou dergelyk iets vermoeden? Stor n«  270 De Verstrooide Vrouw Verbeterd. Stornbach. Gy hebt verflands genoeg, Kind, om dat te ver. moeden; Zo gy Vrouwen, door uwe losheid en gedtmrige bejaging van ingebeelde vermaaken, maar niet verhinderd wierdt uw verrtand te gebruiken: ■ Geloof my Kind, het onteert niet flechts uwe fexe, maar het berooft u ook van 't waar genoegen, zul' ke Schepzels by u te dulden; Zy dringen zig onbefchaamdelyk in, zy volgen u als uwe fchaduwen, zy pryzen alles wat gy doet of zegt, en nauwelyks begint gy uwen mond te openen of hunne loftuiting gen vloeijen; Ydere beuzeling van uwen opfchik verwekt altyd hunne goedkeuring, en uwe grootfte dwaasheden vinden in hun verdedigers; Zy zyn altyd van uw gevoelen, en de minfte uwer bevalligheden is Hemelsch. Kortom het eenigst oogmerk , waarom zy in de Wereld fchynen te zyn, is om u te bewonderen; En die gewaande verknochtheid ïTrekt zig zelfs uit tot de dieren, die u toebehooren; Zy maaken hun Hof aan uwe Schoothondjes, en uwe Papcgaeijen hebben nooit haars gelyken op de Wereld. Gy zyt kinderachtig genoeg om alle de kuuren van die gecoiffeerde en geparfumeerde Aapen voor goede munt aan te zien, of ten minflen te ontvangen, en gy begint ongevoelig uzejven eene waarde toe te fchryven, welke gy niet hebt ,• Gy wordt trotsch en ydel, en de verwaarloozing uwer plichten is 'er een natuurlyk gevolg van. Zo gy nu uw verfland wilt gebruiken, Kind, kunt gy evenwel ligt begrypen, dat die Aap menfchen of Zotten moeten zyn, die zonder oogmerk handelen, of dat  Vierde Bedrïf. 271 dat zy fchuldige oogmerken op uwe eer of uwe beurs moeten hebben; En dat laatfte is wel net het geval; Want voor niet met al zyn zy uwe flaaven niet,- Geloof dat vry Kind. ■ Maar gy hebt my laten roepen, en langs een anderen weg by u laten brengen; Wat betekent dat, wat is 'er van uwen dienst? De Barones. Ja, ik wilde het voor dien Van Frost niet weten,—» Kunt gy my niet een vyftig Dukaaten leenen ? Stornbach. Ja, ik kan wel, maar ik wil niet. De Barones. Gy wilt niet ? Stornbach. Neen. De Barones. Ik had meer vriendelykheid van u verwacht, Ik begryp inderdaad niet.... Stornbach. ' Gy behoeft het niet te begrypen, Kind, zo ik het flechts begrype. De Barones. Ik zal u een Wisfel geven, zo gy myn woord niet vertrouwt. S t o r n-  272 De Verstrooide Vrouw Verbeterd. Stornbach. Ik neem geen Vrouwenwisfels aan. —— Hebt gy ook nog iets 'anders te zeggen ? De Barokes. Niets het geringde. — {Nadat hy eenige treden van haar af is.) Ik hoop dat ik u op een anderen tyd wat beleefder zal aantreffen. Stornbach, (terug tredende.) Dat kan ik u niet wel belooven, Kind, want zie, Vrouwen buiten weten van haare Mannen, en Kinderen buiten weten van hunne Ouderen, geld te leenen is ongeregeldheden te begunfligen; Een braaf Kaerel laat zig daar niet mede in. ELFDE TOONEEL. De Barones alleen. Zulk eene taal te moeten hooren, zonder daar iets op te kunnen antwoorden, dat is hard! ——— En dan nog de vernedering van zo veel omgang met zulk een nietswaardig, fchepzel als die. Van Frost gehad te hebben! Maar het is myn eigen fchuld: — De oude Styfkop heeft gelyk; Myn Man heeft gelyk; Zy hebben allen gelyk! Ik wil my ook verbeteren! Geen kaart weêr in de hand! Ja laat ik maar vast voornemen eene verflandige Vrouw te worden ; De oude fchynt my toch een goed ver- iland toe te fchryven. En zo ik het ook wél befchouw, wat heb ik aan dat eeuwigduurend zwerven?  Vierde Bedryp. 27$ ven ? Ik verveel my in myn huis, dat is waar; Maar heb ik vermaak in de gezelfchappen? Verdooving en Verdriet! Ik verlies myn geld , en ik kom doorgaands minder vrolyk t'huis dan ik uitging. Van avond niet naar de Gravin! Ik zal naar de Casfmo gaan , daar is ten minden geen hazardfpel. . Maar hoe kom ik aan geld? Negenentwintig Dukaaten aan Van Frost! Die moet de laage Ziel hebben , of hy draagt my de geheele Stad door; En dan dien ik van avond ten minden ook eenig geld te hebben. (Zy fchclt.~) TWAALFDE TOONEEL. De Barones, Betje. De Barones, (zonder om te zietié) Betje, ik heb geld noodig. Betje, (ftil.) ,, Ja! dat fpreekt van zelf!" De Barones. Nu, gy antwoordt niet? Betje. Ja Mevrouw, wat zal ik zeggen, ik fiaa te peinzen, , Hoe veel moest gy hebben? De Barones. Hoe meer hoe liever, Meisje! Dat weet gy wei. «■ Zo een dertig of veertig Louis d'Or. XVI. Deel. S Bet-  374 De Verstrooide Vrouw Verbeterd. Betje. Puh! Zo veel? Wil Mynheer zig niet laten vinden? Dé Barones. Ik durf 'er hem niet om vragen. Hy heeft my dezen morgen al veertig Dukaaten gegeven. B R t j É. Veertig Dukaaten? De Barones. En daar heb ik 'er niet een meer van over! Ik bea 'er zelfs negenentwintig fchuldig. Betje. Neen, dan is 'er met Mynheer niets uit te voeren, want die is zo geregeld, en zou daar wéér zulke Predikaties over maaken, als ik 'er eens eene gehoord heb. De Barones.' _ Veroorlof u niet zo te fpreken, Betje! Myn'Man is beter dan ik verdien; Ik heb het een tyd lang te grof gemaakt, maar ik ben ongelukkig in 't fpel geweest ; En daar hoop ik voortaan op te pasfen. Betje. Voor ongelukkig fpeelen ftaat gy immers altyd bloot Mevrouw ! D e  Vierde Bedryjt, 275 De Barones. Daarom wil ik het fpeelen Itaaken; -■' "iU En myne geheele levenswyze veranderen. En dan zal myn Man ook een heel ander Man worden. Betje. Mynheer is toch van1 zo een ernftig en fomber karakter; Gy zyt altyd luchtig en vrolyk; En even. wel.... De Barones. En evenwel heb ik Mynheer oorzaak genoeg gegeven om ernftig te zyn; Maar hy zal daar in 't' vervolg van my geen reden toe hebben. Betje, (ftil.) „ Van waar' komt die Theater-bekeenng!" Ja Mevrouw, wel bezien zult gy daar meer by winnen' dan verliezen. De Barones. Vast! Ket zal my in den beginne moeite kosten, maar mettertyd gewent men zig aan alles; - ' Myn Man heeft my eene rekening gemaakt van zyne uitgaven federt ons Huwelyk. . . . En ik geloof hem op'zyn woord," want voor valsheid of bedrog is hy volltrekt onbekwaam. . Maar om weêr op de zaak te komen , met alle de zuinigheid. welke ik in 't vervolg voor heb, moét ik nu geld hebben, het kome van waar het Man. S 2 Bet-  276 Ds Verstrooide Vrouw Verbeterd. Betje, (ftil.) „ Een fraeij begin van de Bekeering! ** De Barones. Wat zegt gy ? Betje. Ik zeg, dat ik geen middel kan uitdenken om het te krygen. (Na een kort fti/zivygen.) Maar daar valt my iets in. Heeft Adolf u de qui- tantie van uwen Kieérmaaker al gebragt? De Barones. Neen. Betje. Dan zal hy dat geld denkelyk nog niet betaald 'hebben; Het was wat over de drie honderd guldens, zo my voorftaat, die gy hem gisteren gegeven hebt. Zo Adolf dat geld nog heeft, zal ik het hem uit uwen naam te rug vragen, en dan zyt gy uit uwe verlegenheid. De Barones. Maar Betje, die arme Kaerel heeft zo ernftig gebeden , dat ik het herri toch geeven wilde; Hy heeft het allerdringendst noodig, en hy is een braaf Man. Betje. Ja, wat kan dat helpen? Gy hebt het ook noodig! Wy doen inderdaad niets anders dan het geen de grootlte Financiers in Europa dagelyks doen; Wy ne-  Vierde Bedryf. 277 nemen het geld, daar wy het vinden, en fchikken het heen daar het wezen moet. — De Man kan nog wat wachten; Ik zal Adolf gaan opzoeken. DERTIENDE TOONEEL. De Barones alken. Het deert my waarlyk om den goeden Man;Maar hoe zal ik het anders redden? Kan ik my nu maar uit deze verlegenheid helpen, hoop ik ftandvastigheid genoeg voor het vervolg te hebben, om 'er niet weer in te geraaken . maar nu moet 'er het een of ander middel gevonden worden; Van Frost moet zyne Dukaaten hebben, al zoude ik eenig ftuk van myne verfierfelen verzetten; En ik moet voor myne tegenwoordige behoefte ook iets hebben; Ik kan, na het geen 'er met myn Man en myzelve is voorgevallen, van avond onmogelyk t' huis blyven; En al wordt 'er in de Casfino geen Bank gehouden, ik kan 'er evenwel niet met eene ledige beurs naartoe gaan. ■ VEERTIENDE TOONEEL. De Barones, Betje. Betje, (buiten adem komende aanlopen.") ' Kan men zig iets ongelukkiger verbeelden, Mevrouw? Zo als ik beneden in het voorhuis kom , ftaat die verwenschte Snyder daar by Adolf; Ik heb hem evenwel gezegd, dat gy hem fpreken moest. ■' > Zo hy maar terltond komt! mm Hy is altyd S 3 zo  c?8 De Verstrooide Vrouw Verbeterd* 20 geregeld en talmachtig! (Zy loopt naar de deur, en roept) Monfteur Adolf fpoedig, de zaak is dringende. (Adolf roept va» buiten; „ Ik kom ter„ ftond; Ik zal den Man zyn geld maar geven.") Is de Kaerel bezeten? Den Man zyn geld' geven! (Zy roept luid.) Laat alles biyven, en kom hier. (Zy luistert.) Zo ik wél hoor, komt de oude Schildpad daar naar boven. De Barones. Ik bid n,Betie,lant hem niet binnen komen; Neem hem het geld buiten de deur af; De oude droomer fnapt my anders, met zyne Rekeningen en Quitanties, en facit ten, en per refio's, en ik weet niet wat, hef hoofd nog verder ziek. VYF TIENDE TOONEEL. De Barones, Brtje, Adolf met een zak geld in de hand Betje (loopt hem te gemoet.) Het is goed, dat gy komt, Mo; fieur Adolf! Is dat he: geld? (Zy vat den zak.) Adolf, (den zak vasthoudende.) Ja, dat is het geld; Indien py niet zo fterk gedreven hadt, zoude ik het den Kleernjaaker betaald hebben; Hyis beneden, en fchryft de Quitamie onder- Betje. PJt is dc 2-M,£ llles- Mevrouw de Barones verkiest niet  Vierde B e d r y f. 279 niet, dat gy hem met dit geld betaaTen zult; Daar is eene verzinning in zyne rekening; Hy heeft een post vergeten ; Nu is 'er geen geld genoeg; En daar is ook een Louis d'Or by, die te ligt is. Geef hier den zak, en haal de rekening; De Man zal 'er by winnen; Maar tegenwoordig heeft Mevrouw geene gelegenheid om het na te zien; Beitel hem tegen morgen weder hier. Adolf. Neen! Dat kan niet. Hy heeft de Quitantie al onder de rekening gefchreven; Hy kan die zonder betaaling niet overgeven. Dat begrypt gy immers. De Barones. Laat het geld maar blyven, Adolf, en doe zo als Betje u zegt. Adolf. Zo als Mevrouw het ordonneert; Maar het zal bezwaarlyk gelukken; De Man zal zig niet laten afichepen zonder geld. ZESTIENDE TOONEEL. De Barones, Betje. Betje, (den zak met geld openende) Dank zy ons gelukkig Lot, daar hebben wy weder geld! Ware het niet jammer geweest, dat het zo een fmeerigen Snyder in handen gevallen ware? - — Maar dien blinden,uitgefleten, d'Or, Mevrouw, S 4 zulE  3cSo De Verstrooide Vrouw Verbeterd. zult gy my hu tot Makel-loon fclienken, niet waar? 1 (Zy fieckt hem by zig, en kust de Barones de hand.) Ik bedank u hartelyk. De Barones. Ik heb hem u immers nog niet gegeven. Betje. Ja maar ik weet we!, dat gy het doen zult, en ik ben voortvarende van aart. De Barones, (eenig geld afgeteld hebbende.) Zie daar, dat moet terflond naar den Heer Van Frost gebragt worden! Maar luister wat is daar voor een gekyf beneden? Betje, (naar de deur lopende) Ik zal eens zien. ■ Net zo als ik dacht! Het is niet anders dan de Kleermaaker, die zyn geld wil hebben, en zulk volkje is onbefchoft; Zy we> ten van geene befchaafdlieid; — Hoor hem eens raazen! • Wel wat beeldt zig die Vent wel in? 'T is evenwel maar een Snyder. Ik moet nog eens luisteren. (Zy loopt weder buiten de deinen komt terflond te rug.) O Mevrouw, nu zyn wy 'er erger aan: Ik heb Mynheer zyn item gehoord; Die zal op dat getier zyn toegekomen, en nu zal die ondeugende Snyder hem de geheele historie vertellen; Kom maar eens mede hier, Mevrouw, zo 't u belieft, hier kunnen wy het hooren. D e  Vierde Bedryf. 281 De Barones. O dat is niet noodig; Ik zal liet van myn Man nauwkeuriger moeten vernemen dan my lief zal zyn. Betje. Daar komt Mynheer aan; lk zal maaken dat ik weg kom. ZEVENTIENDE TOONEEL. De Barones, De Baron. De Baron. Wat is dat Mevrouw, dat een Handwerksman oor. zaak heeft in myn huis zulk een geraas om betaaling van zyne rekening te maaken? De Barones. Ik hoop evenwel niet, dat Ik verantwoordelyk ben voor de ruwheid der Handwerkslieden. De Baron. Maar Cy zyt verantwoordelyk voor de redenen, welken zy hebben om my dezelve te toonen! Die Man verdient die befchuldiging van ruwheid niet; Hy dringt aan op betaaling van het geen gy hem wettig fchuldig zyt, en waar toe ik u geld gegeven heb. De Barones. Ik had geen helder of penning. S 5 De  S82 De Vers7 r o o ide Vrouw Verbeter ü. De Baron. Waar zyn dan die veertig Dukaaten van heden? De Barones. Die zyn weg. De Baron. Weg? In zo korten tyd? Onbegrypelyk 1 — En waar heen ? De Barones. Bier heen, en daar heen, allerwegen heen; Wat weit ik het? —— Maar moet gy juist altyd over geldzaaken met my fpreken? De Baron. Gehoorzaame Dienaar, Mevrouw; Ik zal u welhaast over ernüiger zaaken fpreken, ACHTTIENDE TOONEEL. De Barones alken. Dat eeuwig twisten en knorren! En dan wil hy nog, dat ik altyd by hem hlyven zal! Zeckerlyk om my ter deeg mores te leeren. — Zulke ontmoetingen zyn niet gefchikt om myne beterfchap te 'bevorderen ; — En evenwel op den tegenwpordigen voet kan het pok niet langer. ik weet waarachtig niet ?j wat ik wil of moet? Einde van liet vierde Bcdryf. FTF-  V Y F O E B E D R Y F. 283 VI F D E BED RTF. (Daar zyn Kaarfen op de Tafel, en op de hitfiers.) EERSTE TOONEEL. Leonora alleen, met een Boek. Veele zulke dagen, a's die van heden, zoude ik niet vero'raagen kunnen; Pviyn hoofd is g.iieel van zyn ftel; ik kan nauwelyks eene gedachte in haar verband bevatten. (Zy legt het Boek neder.) Myn Broeder is geheel tegen zyne Vrouw aangevuurd, en die vreemde Heer blaast dat vuur nog meer aan, — Wat mag daar achter fteken ? Ik wenschtc wel, dat ik dien zonderlingen Man eens recht kende! Hy komt als uit de' lucht vallen; Meldt zig hier aan; Dringt zig in, zonder dat iemand hem kent, en bemoeit zig aanilonds met de zaaken van het huis en de familie, als of hy daar het hoogst belang in hadt! Misfchien is 'er nooit, zulk eene vreemde vertooning in eer.ig huis gezien; Eene vertooning, die men zou zeggen, dat onmogelyk plaats kon hebben! —— Maar de Man heelt zulk eene byzondere wyze van zeggen en deen, toont zo veel vermogen te bezitten , en doet tevens zo veele goedhartigheid en braafheid bJyken , dat hy onwederfiaanbaar wordt. Maar van waar komt hy? Wie is hy ? Hy fchynt My wél te willen, mogt dit ook het lot van myn armen Carel zyn ! «j Hoe zal het daar mede gaan? — Myn Broeder.,.. T W E E.  284 De Verstrooide Vrouw Verbeterd. TWEEDE TOONEEL. Leonora, Lemberg door de Zy ■ deur inkomende. Lemberg, (met eene gedwongen bedaardheid.') Goeden avond Leonora! Freule Leonora wilde ik zeggen. Leonora, (naar hem toegaande?) Goeden avond Carel! (te rug tredende.) Mynheer van Lemberg wilde ik zeggen. Lemberg, (als voren.) Gy zult u verwonderen Leonora, (in den zelfden toon.) Geheel en al niet. Lemberg. Over myn Iaat bezoek, meen ik. • Leonora. Gelieft gy niet te gaan zitten? (Zy ziet hem hg. chende aan.) Carel fpelen wy Comedie famen? (Stornbach opent de Middeldeur een weinigje, maar zodra hy Leonora en Lemberg bemerkt, treedt hy terflond te rug, gaat half achter de deur ftaan om fe luisteren , en geeft, van tyd tot tyd, door zyne gebaarden, het aandeel te kennen, dat hy in hun gefprek neemt.) Lem-  Vyfde Bedr'yf. n$5 Lemberg, (ernst haf tig.) Zo wy het doen, is myn rol ten minften zeer ernftig. Leonora. En de myne ? Want gy moet my een weinig onderrichten. Lemberg. O! de uwe zal u niet veel hoofdbrekens kosten ;Zy is die van zo een Meisje, zo als 'er veele zyn, aanminnig, verleidend, onllandvastig, trouweloos. ■ ■ - Leonora, (zeer deftig.") Carel! Gy fchynt het ftuk weder aan te vangen, daar gy het heden gelaten hadt. Lemberg. Ik bedank u, dat gy my aan myn plicht herinnert. (Hy ftaat op.) Ik zal u niet lang lastig vallen; lk kwam enkel hier om myn affcheid van u te nemen. Leonora., Uw affcheid? Wilt gy dan vertrekken? Lemberg. Ja, ik heb voor zes maanden verlof verzocht enge' kregen. Leonora, (met aandoening.) Voor zes maanden ? En waar dan heen ? Lem-  486 De Verstrooide Vrouw Verbeterd,. Lemberg. Dat weet ik zelf nog niet; De geheele Wereld ftaat voor my open. Leonora, (na eenig ftilzwygen.) Carel verflaan wy malkanderen wél? Lemberg. Ik wenschte om de geheele Wereld, dat ik alles. Wat ik gehoord of gezien heb, niet wél vérilaan had. Leonora, (Hem de hand op den fchouder leggende.) Carel, wy verftaan malkanderen niet! LéMderg, (geroerd.) Lêonora! Leonora. Op myri woord, niet! ■ Gy befchouwde de wyze, waarop ik heden den ongelukldgen uitllag van uw proces aanhoorde, als onverfchilligheid , als gebrek van aandeel in uwe belangen, als losheid, en ik weet niet wat; Is dat niet waar? Lemberg. Konde ik het anders befchouwen? Leonora. Gy zyt of een flecht Menfchenkenner, Carel, of ik moet eene eerfte Actrice zyn, en myn rol wonder Wél weten te fpeelen. . . Myn Broeder hadt my reeds  Vyfde Ef ë d k y f. i%j reeds vooraf een woord van uw ongeval gebroken en ik had derhalven den tyd gehad om my op die noodlottige tyding te bereiden. Des niettrgen- ftaande zou het u, zo gy wat meer bedaard geweest waart, niet moeijelyk gevallen hebben den dwang te' bemerken, dien ik op my zelve doen moest om uoed gelaat te too; en en u door myne droefheid niet nog neerflachtiger te maaken; Gy zoudt bemerkt hebben, dat ik inwendig voor, en met ,u meer leed, naarmaate ik my ter uwer opbeuring.... Lemberg. 6 Beminlyk karakter! —i Myne Leonora! ■ Ea:r heeft myn ongeluk uwe liefde niet verminderd? —— Gy bemint my als te voren ? Leonora, (fïcm haare hand toereikende ?' die hy kust en vasthoudt.j Als myne eigen Ziel, Carel! Lemberg, {na eenig ftilzwygen haare hand los latende.) Neen! Zulk een Engel ben Ik niet wrardig". Leonora, (vrolyk.~) Dat is de fout van ons arme Meis'es,dat wy vooraf niet genoeg onderzoeken, wat gy Hétren -.vaardig zyt? Lemberg. Gy vergeeft my dan a'ics ? • Ja uwe Liefde verzeekert 'er my van. Ach! de droefheid, waarin ik gedompeld was,.... Gy weet aan een mensch,  s88 De Verstrooide Vrouw Verbeterd.' mensch, die door het ongeluk vervolgd wordt, komt yder ongeluk waarfchynlyk voor! En daarby hadt my Van Frost, wien ik by het intreden ontmoetede, een bericht ingeluisterd, dat door deze Brazeletten fcheen bevestigd te worden. DERDE TOONEEL. Leonora, Lemberg, Stornbach, Stornbach, (fchielyk binnen tredende.) Die Brazeletten zyn van my, Kind; En wegens My zult gy toch niet minyverig wezen! Laat ik u niet ftooren, kindertjes! Gy moet mynentwegen geene de minfte fchroomachtigheid hebben; lk ben zelf openhartig, en ik bemin dat in anderen; Achterhoudende lieden deugen niet, geloof my daar by. ■ (Hy ziet Leonora en Lemberg met by- Sondere opmerking aan.) By myn Ziel! Gy zyt voor malkanderen gemaakt; Het zou my fmarten zo gy niet by malkanderen kwaamt. Lemberg, (ftil.) „ Beminlyke, goedhartige Man!" Ik bedank u, Mynheer voor het groot aanbelang, dat gy wel in myn geluk gelieft te nemen. Stornbach. Ja! Ik neem hartelyk deel in uw geluk, en daarom kan ik my over dien Kniezer, den Baron, zo moeijelyk maaken, Leo-  Vyfd t Bedryf. 289 Leonora. Over myneh Broeder? Stsrnbach. Ta! Ja! over uwen Broeder! Ik heb daar Ordes eene' hevige twist over u beider huwelyk met hem gehad. Lemberg. Over ons huwelyk? Stornbach. Ta, zeg ik u. Het komt u zonderling voor' niet waar? dat ik my daar in menge; Die ongevraagd ten arbeid gaat, keert onbedankt te rug, zegt het Spreekwoord, maar voor dezen arbeid, denk ik, dat ik evenwel dank zal hebben. Ik heb den Baron de ooren ftevig gewastenen; Het zal hem heugen,dat ik 'er met hem over gepraat heb; Want zie ik kan toch den bek niet houden, wanneer lk merk dat iemand onrecht wordt gedaan; Hy moet u zyne bewilliging geven. Lemberg. Maar met uw verlof, myn onbekende Begunfliger! Over onrecht in dezen kan ik niet klaagen, want ik heb den Baron nog nooit om zyne bewilliging verzocht ; dewyl tot nu toe myne omftandigheden het niet toegelaten hebben; en tegenwoordig..... Stornbach. Wat omftandigheden! Zo gy de verbetering van XVI. Deea. t  'spo De Verstrooide Vrouw Verbeterd. die omftandigheden van den Baron afwachten wilt, krygt gy het Meisje van uw leven niet. De Baron is een Kniezer, zeg ik u; Leonora's uitzet is in zyne handen; En', zodra zy trouwt, moet hyop. dokken ; Daarom zal hy haar altyd liever ongetrouwd willen houden; Of daar moest zig een Zwager opdoen , die ryk genoeg was om haar huwelyksgoed niet noodig te hebben. Leonora. O neen, Mynheer! Gy kent myn Broeder niet; Gy doet hem een byfter groot ongelyk; Hy is een gansch tegenftrydig karakter. Stornbach. Als zyne Zuster moet gy zo fpreken, Kind dat js m de orde, en ik prys u daar over; Maar ik fpreek maar recht en flecht heen, en flap 'er uit wat my op 't hart ligt. 0f zoude ik het goed heeten, dat hy den armen duivel van zyn Goed ontzet heeft? Lemberg. Inderdaad Mynheer, gy behandelt den Baron te hard! Hy heeft my niet van myn Goed ont¬ zet; Wy hebben 'er een pleydooy over gehad en dat is ten zynen voordeele uitgewezen; ik verliesdat Goed dus door Gerechtelyke uitfpraak, en wei van eenen Rechter, wiens billykheid boven alle verdenken behoort te zyn; Het is de Vorst zelf, die het Vonnis heeft goedgekeurd, en geoordeeld, dat deze bezitting, die my den gelukkigften Man van de  V t F D e B E fi x r Ti 901 de Wereld gemaakt zou hebben, aan den Baron behoorde. . Nog voor weinige uuren was ik zelf van begrip, dat my onrecht gefchiedde, dog coen kwam my de geheele Wereld verdachten trouwloos voor, omdat ik onbillyk en dwaas genoeg was öm dezen Engel te verdenken; Maarnu ik op nieuws van haare liefde overtuigd ben, heeft de Rede en de Billykheid ook weder haare rechten by my hernomen; En hoe zwaar my myn verlies om haarentwille valt t kan ik het den Baron van ganfcher harte vergeven. - Ja ik ben met hom, ik ben met de heele Wereld , weder te vreden, Leonora bemint my zo teder als ooit; Men ontneme my alles, mag ik haar hart flechts behouden! Dat is met geene fchattentegelyken, Storniach. Gy fpreekt als een echte Romeo; Maar, Kind, van Liefde en Lucht leeft men byfter fchraal! En ik blyf ftaande houden , dat de Baron u onrecht gedaan heeft met u dat Goed te ontnemen. Hy zegt my ,zyne omftandigheden laten hem niet toe zyne Zuster een goed uitzet by haare kleine erfportie meê ie geven, en die laatfte is voor haar niet toereikende om haar ftaat op te houden. Wel waarom, Duivel, houdt de Man dan geen beter orde in zyne zaaken? Hy laat zyne Vrouw doen wat zy wil, en verfpillen zo veel als 't haar lust!Indien hy daar orde op ftelde, zo als de plicht van een braaf Kaerel vordert, dan konde hy aan die post alleen wel zo veel uitwinnen , dat gy daar met zyne Zuster deftig van leeven kondt; . .. Maar u uwe eenigfte bezitting nog T & SE«5  soa De Verstroóiöe Vrouw Verbeterd. met procedures af te fcheuren, om het zyn Wyf te laten verkwisten! Ik zeg dat het om wraak roept. En weet gy wel, Kind, wat ik in uwe plaats doen zoude? Ik zou met myn Meisje voortgaan; Ik zon de Grenzen overtrekken , en my dan laten trouwen. Dan moet hy wel toefchieten , of hy wi! of niet! • Wat henker hy kan evenwel zyne Zuster geen gebrek laten lyden. Leonora, (die hem met verbaasdheid heeft aangehoord, ftil.) „ Hoe deerlyk heb ik my in het karakter van de» „ zen Man bedrogen !" Stornbach. Zo het u misfchien aan geld ontbreken mocht, Kind, daar hebt gy eene Goudbeurs, die het nog al een tyd lang kan uithouden, en ik heb geheel geen haast oin 'er iets van te rug te ontvangen. Lemberg. Mynheer, ik weet inderdaad niet wat ik van u denken moete ? Ik zie u voor de eerlte reis in myn leven , en gy doet my zulk een voorflag! Ik kan niet anders denken, dan dat gy geweldig tegen den Baron zyt ingenomen en my tot het werktuig uwer wraake gebruiken wilt; En daar hoop ik my ten opzicht van u, en van alle menfchen, altyd voor te wachten. Neen, Mynheer,voor die dwaasheid,of boosheid, ben ik onbekwaam. Of zo de voorflag, welken gy my daar doet, alleen aan gebrek eeuer kiefche denkwyze en kvvalyk beredeneerde  ViïDt B e d r y F. 29J tóe goedhartigheid is toe te fchryven, zo fpyt het my, ;om uwentwil, u onder het oog te moeten brengen, Idat het volgen van uwen raad even zeer met myn kairakter als myne denkwyze ftrydt, en dat het een en andere my derwyze onteert, datik byna zou mogen vra;gen, waarmede den hoon verdiend te hebben, wel;ken het voordel daarvan my zydelihgs aandoet? Stornbach. Wat? Wat? Lemberg. Ja Mynheer,ik ben een Man van eer, en een Ofïï. cier, en gy doet my een voorftel, 't welk onderftelt, dat ik fchurk genoeg zou kunnen zyn om eene familie te beledigen, welke ik eerbied fchuldig ben; Om eenen Man, die my den vryen toegang tot zyn huis vergunt, die my met zyn vertrouwen verwaardigt, zyne ; Zuster te ontrooven, en my naderhand door hem te laten onderhouden; En om eene Dame, welke ik als myne Ziel bemin, te fchandvlekken ■ Neen I Leonora! Met myn bloed zoude ik uwe bezitting kopen ; Myn leven heb ik veil om het uwe gelukkig te i maaken; Maar — tot dien prys zult gy nooit de Myne worden. (Stornbach geeft zyn genoegen te kennen door tekenen, die door Lemberg en Leonora niet be* ■ merkt kunnen worden.) Leonora. Byaldien myne liefde voor u voor eenige vermeerdering vatbaar ware , Carel, zoudt gy my van dit oogenblik af nog dierbaarer zyn dan te voren. X 3 Storn-  «D4 De Verstrooide Vrouw Verbeterd, Stornbach, (de Goudbeurs,welke by nog i* de hand heeft, met een vergenoegd gelaat weder in zyn zak /lekende.) Nu, zo gy niet wilt, Kind, gy behoeft 'er u zo yverig niet over te maaken. VIERDE TOONEEL. Leonora, Lemberg, Stornbach, De Baron. Lemberg, (naar den Baron fpoedende.) Heer Baron! In tegenwoordigheid van dezen Heer verklaar ik u, dat ik aan alles, wat hy u mynentwegen misfchien mogt gezegd hebben, geen het minfte deel heb. Zo onuitfpreeklyk gelukkig eene nadere verbind, tenis met u my zoude maaken, zo zeer zoude het my fmarten... Gy zult nooit andere beginzels dan die van eer en deugd m my bevinden, Mynheer! en zo gy kondt vermoeden, dat Ik in ftaat ware.... De Baron. Jk verftaa u geheel niet, myn lieve Lemberg! Lemberg. Maar ik verftaa u, Mynheer! Gy wiltmy defchaam. fe belpaaren, en houdt u, als of gy my niet verftondt. De Baron. Ik begryp waarlyk niet, wat gy wilt? — Wat meent gy toch ?  Vtide Bedryf. 295 Stornbach. Alles maar een grap, Kind; Alles een grap! Lemberg. Hoe zeer zoude ik u voor dien fynen draei bedanken moeten, zo ik my maar in het minst fchuldig bevoelde ! Maar dit zyn geene grappen, Mynheer! — Myne eer,... De Baron. Maar waar aan fchuldig? «< Uwe eer. . . . Spreek toch duidelyker, bid ik. Stornbach. Gy hoort immers zelf, Kind, dat het zo is als ik u zeg; Het was een klucht, die zig wél ontwikkelen zal; Stel u toch te vreden. (tot den Baron) A propos ; Hebt gy alles zo bezorgd, als wy afgefproken zyn? De Baron. . Alles. 1 ~ Nauwkeurig. Daar hoor ik, dunkt my, de Koets voor de deur ftil houden ; Daar zal zy waarfchynlyk wezen 1 Nu, goede Hemel, ver¬ leen my moed en ftandvastigheid! Stornbach, Bedenk maar, waar gy ftaat? En wat gy zyt? Én dan ben ik u borg, dat alles zig wel fchikken zal. Ta VYF-  20 De Verstrooide Vrouw Verbeterd. VYFDE TOONEEL. Leonora, Lemberg, Stornbach, De BaRon, De Barones. De B a ji o n e s. Nu Mannetje lief, pas ik nu niet we! op myn tyd? Maak ik het nu niet recht ordentelyk? Zo gy nu weder wilt fmaalen of berispen, dan weet ik niet, hoe ik myne bekeering moet aanvangen ? De Baron. Die hoop, Mevrouw, heb ik voor altyd opgege» ven! Deze Brief van uwe oude, eerwaardige, Tante , in antwoord op den mynen,zal my de moeite kunnen uitwinnen van my duidelyker te verklaaren. (Hy geeft haar eenen opengebroken Brief over.) Ik verzoek dien overluid te lezen; Wy nemen allen deel in uw lot. De Barones, (leest.) „ Ik heb uwen Brief met fchreiende oogen gele„ zen, lieve Baron! Ik ken uw hart, en voel dus „ op 't levendigtte, wat het u kosten moet om tot „ dit uiterfte middel, ter hertelling van uwe huisfelyke „ rust, toevlucht te moeten nemen. Moye het tot ,, haare verbetering, zo wel als ter voorkoming van ,? meerdere verdrietelykheden, ftrekken! lk heb een „ paar kamers in myn huis in- gereedheid laten brem „ gen, welken de Barones terflond betrekken kan, „ tot dat gy maatregels voor haar beflendig verblyf zult genomen hebben." (Zy valt, by't le¬ zen  Vtfde Bedryf. 207 zen van die laatfte woorden, in een Arm/loei neder; Leonora loopt na haar toe.) De Baron, (tot Lemberg, die vertrekken wil.) 'Elyf, Mynheer Lemberg, gy waart, nu twee jaa. ren geleden, op het Feest van onze vereenigiug;' wees nu ook getuige van onze fcheiding. Gy zyt dagelyks aan myn huis geweest gy zyt daar, op alle tyden van den dag. vry ingekomen; gy kunt derhalven myn gehouden gedrag, en het haare, beoordeelen; En ik wil my aan dat oordeel, en aan dat van alle wyze en billyke menfchen, gaarne onderwerpen, —3 Wat u betreft, Mevrouw, ik behoef my niet omftandig te verk'iaarén over de oorzaaken, die mytot dezen (tap bewogen hebben; Ik vrees dat de Wereld, voor uwe en myne eer, daarvan reeds al te wél onderricht zal zyn. Dog hoe dat ook wezen moge, uw eigen geweten zal u zeggen, dat gy de oorzaaken daar van alleen aan u zelve te wy» ten hebt. Als myne Gemalin hadt gy alles, wat eene Vrouw van eenen tederen Echtgenoot verlangen kan;En, ik moet 'er, ter onzer beiderbefchaaming, byvoegen, meer dan eene wyze en braave Vrouw verlangen moet. Die tyd is over; Ik zal u in het vervolg geen gebrek aan noodwendigheden laten lyden, maar van alles wat tot overdaad, in welk Artikel uwer uitgaven ook, behoort, moet gy van nu af leeren afftand doen. Van het Rydtuig, dat, op myn bevel, gereed ftaat om u naar uwe Tante te brengen, maakt gy heden voor de laatfte reis gebruik. Indien de tyd, en de afzondering van uwe Hechte gezelfchappen, indien de meerdere zuinigheid,welke T 5 gy  oog De Verstrooide Vrouw Verbeterd. gy voortaan verplicht zult zyn te betrachten, indien eindelyk de heilzaame onderrechtingen, en het voorbeeld, der waardige Vrouw, aan welker befchutting en toeverzicht ik u by voorraad overgeve, eene genoegzaame verbetering in uw hart en zeden mochten uitwerken, zoude ik misfchien in het vervolg tot eenige vermeerdering uwer inkomften kunnen befluiten; dog, byaldien die voorwaarde geene plaats heeft, verzeeker ik u van nu af, dat ik vastelyk tot vermindering zal befluiten, en ik zal elk als vyand befchouwen, die my herinnert, dat ik ooit getrouwd ben geweest. Leonora, (naar hem toelopende en hem omhelzende.) Myn lieftte, beste, Broeder! Het is te Veel! De Baron. Te veel Leonora? Ja het is te veel! De tyd van myn al te lang gerekt geduld is ten einde! Met reden moogt gy my berispen over het geen ik tot hier toe verdragen heb! — Dat is de Vrouw, welke ik- my tot Gezellin in lief en leet verkoor! Dat is zy, daar ik eene Hartvriendin in zocht! — Dwaas daar ik was! Dog daar was een tyd, waarin ik. haar als een Engel befchouwde, zo volmaakt van geest en hart als van lichaam; Een tyd; waarin ik meende my met recht te mogen vleijen, dat zy haare plichten als Vrouw, als Hartsvriendin, en, zo ik hoopte, in 't vervolg als Moeder, getrouwelyk zou betrachten; » ■ ■ » Hoe fmartelyk is myne  Vyfde B e d r y f. *99 ne ontwaaking uit dien zoeten droom! ■■ ■" Heeft zy, van den dag van ons trouwen af, ik beroep my op allen, die in myn huis verkeerd hebben, heeft zy ooit blyk gegeven, dat zy om eenige plichten dacht!... (Hy droogt zyne traanen af, en houdt zyn zakdoek voor zyn aanzicht?) Stornbach, (ftil tot den Baron?) „ Dat laatst verwyt fchynt zyne werking te doen j „ Gaa nu voort, en gy hebt gewonnen fpel." De B a n o n„ Hoe zeer verongelykt, myne Vrienden, moet ik de Rechtvaardigheid niet uit het oog verliezen, en derhalven hier eene herinnering doen, die van belang kan zyn. ■■ Deze fcheiding kaft niet misfen veel opfpraak te baaren; De Wereld vat gerecdelyk de gelegenheden aan, waardoor de fcandaleufe Chronyk met eenig Nieuws kan vermeerderd worden. Byaldien men waagen mocht trekken uit te ftooten, die tegen de kuisheid myner Gemalin ingericht mochten zyn, zo verzoek ik ulieden haar van dien kant te ver. dedigen. 1—Het getuigenis van eenen Man, die door de bedoelde overtreding niet Hechts tot eene billyke wraak zou gedreven worden, maar ook het middel in de hand zou hebben om zyne fnoode Echtgenoote zonder eenigen onderlland te verbannen, moet billyker wyze onverdacht gehouden worden, en ik verklaar voor u lieden ftellig, dat ik nooit grond tot eenig vermoeden heb gehad, om haare deugd, wat de eer van myn bed betreft, in 't minst te wantr©uwen. Doet uw best, dat haaren naam dit recht wedervaare. Dl  3oo De Verstrooide Vrouw Verbeterd. Df Barones, (Leonora om den hals vallende.) Ach Leo'iora! Verberg rny voor my zelve! —— Dat had ik nooit verwacht! Leonora, (tot den Baron, die weggaan wil) Myn Broeder! Aan uwe voeten bezweer ik u ... (Zy wil op de kniën vallen ; Dog de Baron belet het haar.) De Baron. Maakmy , bid ik.ditTooneel niet nog mceijelyker, Zuster! God weet het, hoe myn hart van de¬ ze icheiding bloedt; Maar het moet zyn! Stornbach. Maar hoor, Kind, haar gelaat zou my byfter bedriegen, of daar werkt iets in haaren boezem , dat 'er uit wil! Men moet niemand ongehoord verourdeclen. Ik wil 'er myn leven om verpanden , dat zy verlangt iets te zeggen; Het kan van gewieht zyn. De Barones. Ja, ik fmeek u, Heer Baron, my flechts één oo- genblik te hooren! Gy befchuldigde my ftraks wegens gebrek aan Liefde; Ondertusfchen erkent gy zelf, dat ik myn hart geenen anderen gegeven heb. •Dit is eene gerechtigheid, welke uwe goedheid my laat wedervaaren; Ja het is zo; Myn hart is fteeds Voor u geweest, en nooit heeft een ander daar eenig deel in gehad! —— En , zo gy de gefchiedenis van dit hart volkomen hooren wilt, houde ik my van uwe Bil-  Vyföe B i d ï ï f. 303 Bfllykhe'd verzeekerd , dat gy my zo wel zultbeklaagen , als befchuldigen ; Hoe ztfer ik derec'umaatifrheid uwer verwyten moet erkennen. Ja! Mynheer, myn Geweten doet my die! Stornbach, Gy moet Haar hooren , Kind! De Baron. Ik ben bereid, Mevrouw, fpreek op! De Barones, (pp een bedaarden toon.') Gy weet, welk eene opvoeding ik gehad heb, erli ik behoef daar dus niets van te melden, lk voel het op dit oogenblik niet dan al te pynlyk, hoe zeer dezelve verwaarloosd is geworden 5 Maar ik moet de gedachtenis van eene Perfoon, aan welker asch ik eerbied en liefde fchuldig ben, niet bitter voor myne Ziele maaken-, Gy vergunt my myn plicht jegens myne Moeder, ook na haaren dood , te betrachten , en hier te zwygen. Myne intrede in de Wereld was zo woelig als fchitterende; Een zwerm van vleiers omringde my, en vertelde my onophoudelyk, dat ik eene Schoonheid van den eerllen rang was; lk geloofde het, en welk jong Meisje gelooft dat niet, wanneer het haar geftadig verzeekerd wordt? Yde! en onbezonnen , gelyk ik was, zag ik met eene zekere zelftoejuiching, uit der hoogte neder op den (loet van aanbidderen, die my met volle handen wierook toe. zwaeiden. Ik begon uwe geheele Sexe als geboren ilaaven van ons gedacht aan te zien, rpeelde met het hart der Mannen, en kreeg vermaak aan hunne zuchten,  3os De Veiistrooidr Vrouw Verbeterd, ten, die ik my verbeeldde my wettig toe te komen. Ik bleef onderwyl jegens allen onverfehillig, en wist zelfs niet, wat Liefde was, en of ik een Hart had? In dezen tyd dcedt gy aanzoek by my; Ik gaf u myne hand, omdat myn Vader het zo wilde; En op dat oogenblik zoude ik die aan elk gegeven hebben, wiens rang en vermogen my eene woelige, fchitterende, levenswyze beloofde; ■ Ten overmaate van een geluk, daar ik vóór myn trouwen nauwelyks om ge» dacht had, vond ik u beminlyk, en ik gevoelde eene onderfcheidende liefde voor u; Maar konde ik die neiging voeden of vermeerderen, hoe zeer uw verplichtend gedrag, uwe tederheid, my daar dagelyks toe riepen, hoe zeer myn hart my menigmaal de verwaarloozing daarvan verweet? lk was, van myne vroegfte jeugd af, aan eene verftrooide levenswyze gewend geweest, en ik had my in myn huwelyk, die voldoening boven alles voorgefteld; Ja! Gezelfchappen, Pracht, Spel, Vleiers, opvolging van vermaaken, waren de eenigfte voorwerpen myner wenfehen; Van Huwelyks-plichten had ik nooit,gehoord; Huisfelyke plichten befchouwde ik beneden mynen rang, Mannelyk gezag, Vrouwelyke onderwerpelykheid kw'amen my voor als ouderwetfche vertellingen, of verjaarde gebruiken, die by de fraeije Wereld al ovar lang waren afgefchaft, en die myn fatfoen my verboodt te volgen; Ik kende geene andere Leidslieden dan myne driften, geen anderen Heer dan myn Wil. Gy zelffcheen, in den beginne, myne levenswyze goed te keuren, ten minften gy gaaft my uwe afkeuring niet te kennen, dat verrterkte my in myn denkbeeld, dat eene Vivuvv van mynen Staat op die wyze moest lee.  Vyfdi Bédry/. 3©3 leeven, en dat ik.,. In 't kort, Mynheer,ik flortede my nu van de eene verfrrooijing in de andere; Ik verveelde my doodelyk, zodra ik niet in groote gezelfchappen was, en, fchoon ik ook daarganfchelykniet dat genoegen ondervond,dat ik zocht, ontliep ik 'er ten minden my zelve, en voorkwam die naare zelfverveeling, die my boven alles onverdraaglyk was; —— Het gevoel van uwe Liefde, een verward begrip van dankbaarheid en wederliefde, deeden zig nu en dan in myn hart bemerken, maar ach! was het wel wonder, dat, in zulk eeneLvenswyze,die flauwe Item door het geruisch myner woelige partyen telkens ver» doofd wierdt? - De Baron, (tot Stornbach, ftil) „ Myn Vriend? HemeMbhé Goedheid!—— 3, zy is nog voor verbetering vatbaar!" Stornbach. „ Heb ik het u niet gezegd? Maar laat haaf „ nu tot den einde toe uitlpreken." Db Baaones, (die een traan heeft afgedroogd, vervolgt.) Allengs begondt gy my blyken te geven, dat gy niet wel voldaan waart over myn gedrag! In den beginne floeg ik daar geen acht op, dog allengs verveelden my uwe herinneringen, die my tot daan hadden behooren te brengen. Van zo langen tyd gewend naar myne eigen wil te leeven, en door u zeiven, zo ik dacht, daar in verkerkt, befchouwde ik ydere vermaaning als een aanval op myne vrouwelyke rechten ; en, in hoe zachten toon gy dezelve deedt,zy kwant my  304 De Verstrooide Vrouw VerbeterIö my onbillyk voor omdat het eene vermaaning, en derhalven een voorfchrift, was. Wat anders moest het gevolg hier van zyn, dan uw gezelfchap, zo veel mogelyk j te vermyden om uwe vermaaningen te ontgaan ? Het gefprek van dezen namiddag opende ray eenigzins de oogen; Het nadruklyk verwyt, dat gy my wegens myne verfpillingen deedt, fneedt my door de ziel; De onbefchaamdheid van een verachtelyk fchepzel, waarvoor ik my zelve door myn onbezonnen gedrag had blootgefteld, deedt het overige; Ik nam waarlyk in goeden ernst voor myne, tot hier toe gehoudene, levenswyze allengs te veranderen. Dog ik moet daarvan zwygen! . In myne tegenwoordige omftandigheden zou deze bekentenis verdacht voorkomen; Ook begeer ik niet, Mynheer, dat gy dezelve in aanmerking neemt dan nadat de gevolgen u getoond zullen hebben, dat zy oprecht is geweest; Dan eerst verzoek, dan bid, ik daar acht op te flaan, en..., (Zy fchreit.) De Baron. Hebt gy nog iets meer te zeggen, Mevrouw? De Barones. Neen Mynheer! Bedenk alleenlyk, dat ik u niet eene verdediging van myn gedrag, maar alleen den oorfprong en voortgang myner fouten , heb willen voordragen; Ik waag het niet om u thans om vergiffenis te bidden, want ik voel, dat ik dezelve nog niet verdien. Alleenlyk in 't vervolg, wan¬ neer myn doorgaand gedrag u zal getoond hebben... (Zy valt, van droefheid overftelpt, weder in een leuningftoel neder.) D s  Vyfde Bedryf. 305 De Baron, {ftil tot Stornbach?) „ O Vriend! myne vreugde is onuitfpreeklyk; Ik „ heb haar te zwaar befchuldigd! Ik heb haar te kort „ gedaan! Zy is een Engel!" (hy wil naar de Barones toe.) Stornbach, (hem wederhoudende, ftil.) „ Zie! daar hebben wy het weêr! Altyd in uiter- }> ftens! Nu terflond weêr een Engel! O „ Gy Mannen zyt waarlyk zelve de oorzaaken en „ bewerkers van de fouten uwer Vrouwen. „ Wilt gy haar niet om vergiffenis verzoeken , dat „ zy nu twee jaaren lang het dubbeld uwer inkom- ften verfpild heeft!" De Baron, (ftil.) „ Gy hebt gelyk !" (deftig) Mevrouw ik laat u aan u zelve, en uwe verdere overdenkingen, over. De tyd en uw toekomftig gedrag zullen beflisfen , of ik u weder een plaats in myn hart moet inruimen , die gy daar voorheen placht te hebben. (Hy gaat in het Kabinet; Lemberg volgt hem) XVI. Deel. V ZES-  3o(5 De Verstrooide Vrouw Verbeteed. ZESDE TOONEEL. De Barones, Leonora naast haar, Stornbach. De Barones. Die gy daar voorheen placht te hebben! Voorheen placht! Derhalven nu niet meer! . Zyt gy daar nog liefde Leonora? Ach! Ik bedanku, dat gy uwe arme, ongelukkige, Vriendin niet mede verlaat. Stornbach. Ik ben ook nog hier Kind, en thans zal ik my in myne waare gedaante aan u vertoonen. . Ik heb my gehouden als of ik het met uwen Man eens was, om eens te zien, hoe verre hy zyne onbefcheidenheid dry ven zoude; Maar wat te ver loopt moet gefluit worden , Dat is geene manier van eene Vrouw van fatfoen te behandelen! Hy doet u onrecht. De Barones. En dat zegt Gy! Stornbach. Ja dat zeg ik ! Wat is het toch, op de ke. per bezien, waar van hy zo veel ophef maakt ? Dat gy een weinigje te veel geld hebt uitgegeven; Anders niets ; Wel nu is dat zulk eene doodzonde , dat eene jonge en fchoone Vrouw, van dien rang, wat geld noo-  VïFDE BeDRÏF. 307 noodig heeft? Wel uwe jaaren brengen het mede, en uwe geboorte, uwe opvoeding, en uwe tegenwoordige rang, wettigen het. Was hy in bekrompen omftandigheden, ik konde het noginfchikken; Maar, omdat hy zelf een kniezer is, wil hy dat zyn Vrouw ook als een Kluizenaar leeve. Hoor Kind , het is myne zaak niet, maar anders zoude ik u wel wat meer zeggen. De Barones. Zeg my alles, Mynheer, wat gy denkt, dat my van nut kan zyn, maar niets van 't geen gy my daar ftraks zeide; Niets daar van, verzoek ik. Stornbach. Ik zal u maar de eigenlyke reden vertellen, waarom ik in uw huis gekomen ben. Hebt gy niet een Broeder, die voor omtrent elf Jaaren naar Amerika is gegaan? De Barones, (fchielyk.) Wel nu? En deze Broeder.... Stornbach. Is dood. De Barones. Ach Hemel! ook nog deze ftag! Stornbach. Nu! Nu! Schrik zo byfter niet Kind! Daar is in Va ^e  308 De Verstrooide Vrouw Verbeterd. de geheele Wereld geen kwaad zo groot, of het heeft ook zyne goede zyde! Uwe overleden Broeder laat u eene bezitting na, daar gy Jaarlyks uwe tienduizend Daalers inkomften van trekken kunt! Gy zyt zyn eenige en univerfeele Erfgenaame, en die erfenis is ontzagchelyk. Ik was zyn vertrouwdfte Vriend, en, de. wyl hy wist, dat ik binnen kort weder naar Europa ftond te gaan, vertrouwde hy my nog vóór zyn dood alle zyne papieren en dokumenten, welken ik u, zo ras gy 't goedvind, kan overleveren. Het is my zeer lief, dat ik daarmede juist zo ter rechter tyd ben gekomen; Want nu gy een eigen vermogen hebt, behoeft gy van uwen Man niet af te hangen, maar kunt gy hem het hoofd bieden. ■— Hy kan u nu niet deeren met u niet in zyn huis te willen houden ; en, zo ik in uwe plaats was, zoude ik 'er ook niet eens willen blyven; Want ik verzeeker u , gy zyt thans ryk genoeg om uwe tegenwoordige levenswyze onbezorgd voort te zetten, zonder dat gy 'er hem een goed woord om behoeft te geven. De Barones, (met eene edele fierheid.') En zulk een vernederend denkbeeld koertert gy van myn hart ? Zo verachtelyk befchouwt gy my ? Doch ik heb dit aan myzelve, aan myn vorig gedrag, te wyten. Keen Mynheer! Geen geld behoort my dan onder de befchikking van myn Gemaal ;Ook zoude ik het niet begeeren; Zo lang ik zynhartniet weder heb gewonnen , kan ik naar geene andere eigendom , kan ik naar niets, verlangen. Heb de goed-  Vyfde Bedryf. 3qo goedheid van hem die papieren over te leveren ; Verzoek hem, uit mynen naam, dat hy dezelveaannee- me , en als zyn eigen goed beltiere. Hoe zeer ik by hem gedaald ben, ik houde my volmaakt verzeekerd, dat ik nimmer onbillykheid van hem te yreezen heb. Stornbach. Neem uw eigen goed in handen, Kind! De Barones. Neen Mynheer! Ik heb — ik begeer — geen eigen goed zonder myn Man! • Zo verre zal hy my toch niet ftraftèn van het tot eene formeele fcheiding te laten komen! Ondertusfchen moet -ik my tot de tegenwoordige fcheiding bereiden; Ach! Had myn Man my ten minnen de gunst bewezen van affcheid van hem-te mogen nemen ! Maar heen te gaan zonder my vaarwel te zeggen! Zon ier ééne omhelzing! Dat is te hard. Leonora! - Is het niet?vZy omhelst haar.) Vaar wel myn ilieve Zuster! Laat ik u dien naam nog mogen geven! - Vergeet my niet! Want hoe los en zorgeloos ik ook geleefd hebbe, zo is myn hart, ik voel het, uwer vriendfchap toch niet geheel onwaardig! Nog ééne bede flechts! Poog imy de vergiftenis van uwen Broeder te verwerven; Dog niet voor dat gy overtuigd zyt, dat berouw en bcterfchap my zyner gunfte waardig gemaakt hebben... V 3 ZE-  3io De Verstrooide Vrouw Verbeterd. ZEVENDE TOONEEL. De Barones, Leonora,"Stornbach , De Baron, Lemberg. De Baron, (fchielyk aanlopende en haare hand vattende ) Die zyt gy van nu af waardig, Mevrouw! 1 Myne geheele liefde, myne achting, waardig! —— Ik heb alles aangehoord; Hier ziet gy uwen tederhartigen Echtgenoot weder; Alles is vergeten. De Barones, (hem In de armen vallende.) O! hoe drukt my deze Goedheid neder! » Neen ! lk voel, hoe weinig ik dezelve nog verdiend heb! —— Ach! konde ik u myne dankbaarheid in haaren geheelen omvang toonen! De Baron. Dat kunt gy, Waardfle, ruim my flechts den geheelen omvang van uw hart in. De Barones. Zo waar als ik leef, myn dierbaare Gemaal, nu voel ik, op eene wyze zo als ik nooit gevoeld heb, dat ik een teder hart, — een teder hart voor u, heb; — Nu voel ik wat Liefde is! —• Ik voel.... Stornbach. Nu veel geluk Kinderen! — Past nu op, dat het goed-  Vyfde Bedryf. 3iï goed gaa! — Maar dat zal het wel, niet waar Wyfje ? Dit moet ik u evenwel nog zeggen, kind; Van den dood of de erfenis van uwen Broeder is geen woord waar ; Zo veel ik weet, is hy nog frisch en gezond; Ik heb dat alles Hechts verzonnen om u op de proef te dellen, want ik betrouw die fchielyke bekeeringen niet! — Gy hebt die proef ridderlyk doorgedaan ; Blyf onveran'erlyk by die wyze grondregels. ■— Maar kom eens hier Baron; Hy legt Leonora's en Lemberg's handen in malkander.) Daar, geef nu uwe Zuster eindelyk uwen Zegen! lk ftaa 'er u voor in, dat zy een braaf Kaerel tot haar Man krygt. Ik heb nem vooraf ook op de proef gezet, en ik weet 'er by ondervinding van te fpreken. Kom,kom, zonder langer draalen! Ik heb U aan eene goede Vrouw geholpen, help hier nu ook een goed Paar maaken; De eene vriendfchap is de andere waard. De Baron. Zal ik het doen Zusje? Stornbach. Eene zonderlinge vraag aan eene jonge Juffrouw! Wel dat fpreekt immers van zelf: ziet gy niet, dat zy haare oogen nederflaat ? De Baron. Nu dan moet ik u vooraf nog wat nieuws vertellen, lieve Lemberg, het welk ik vermoede, dat gy nog niet weet. Ik heb wel het Proces tegen u gewonnen, maar gy zyt evenwel wettig eigenaar, en V 4 zelfs  312 De Verstrooide Vrouw Verbeterd. zelfs werkelyk bezitter van het Landgoed, daar wy over gepleit hebben. Lemberg. Wie! Ik? Leonora. Dat is een Wonderfpreuk, Broeder. De Baron. Het is letterlyk de waarheid, (tot Lemberg) Door uwe verliefde droomen is het u, denk ik, nog niet eens ingevallen om dat papier in te zien, dat ik u van de morgen gegeven heb. Lemberg, (haalt fchielyk een gezegeld papier uit de zak , en leest het ftil.) Myn God, wat zie ik! Eene formeele donatie! — O wat zyt gy dubbeld edelmoedig, Mynheer! Na de bitsheid, waar mede ik u bejegende., myn verzuim van het te lezen zo vriendelyk aan verliefde droomen toe te fchryven! O welk een ongelyk heb ik u gedaan.... De Baron. Ik heb u toen voorfpeld, dat gy 'er t' eeniger tyd zo over denken zoudt; Dog dat is lang verge¬ ten; 't was eene haaftigheid in u, die my bekoorde. S t o r n-  VïPDE B e D r y f. 313 Stornbach, (het papier uit de hand van Lemberg rukkende.) Het is op myn ziel waar! Gy zyt een braaf Kaerel, Baron ! Nu leer ik u eerst recht kennen! • Dank zy den Hemel! (Hy droogt een traan af, en omhelst den Raronj. - Maar hoor, myn vriend, gy moest my hier het fpel niet bederven! (Hy fcheurt het papier in ftukken). Daar; ligt uw gefchenk! Gy zult het Landgoed behouden , zeg ik 11, en de jongman zal het niet hebben. Maar zet zulke oogen niet! . rjj zal dat Paartje een hupsen uitzet geven ; Zy zullen 'ex niets by verliezen! 1 Leonora. Een nieuw raadzel! (ftil tot Lemberg) „ Zo „ het ook weer letterlyk waar is, hoop ik dat het „ van langer duur zal zyn !" Stornbach. Ja! ik zie, dat ik dit raadzel, met de vorige, eindelyk zal moeten oplosfen! (Hy ontknoopt zyn Over"rok, en vertoont een Uniform, en een Ridderteken op de boist;) Frits! kent gy uweii Oom Ferdinand niet meer, die u zo dikwils op zyn knie gehad heeft, toen gy nog zo een knaapje waart? De Baron, (vliegt hem met Leonora in de armen) Myn Oom ! V' 5 Leo-  ji4 De Verstrooide Vrouw Verbeterd. Leonora. Myn waarde Oom! Ik heb altyd iets voor n gevoeld ! Van het eerlte oogenblik uwer zonderlinge aankomst af! De Bakones, (tot Leonora, ftil.) „ Is dat Oom de Gouverneur?" (Leonora knikt.) Mynheer vergun my dat Ik vooral u myn eerbied en eeuwige erkentenis De Baron. Maar gy zyt zo veranderd! Het was niet mogelyk O te kennen, Stornbach. Ja Kinderen, vyf, zes, en twintig jaaren tyds, en vreemde Hemel-ttreeken ,doen een Mensch veranderen, ; '- Ook wilde ik onkenbaar zyn, en fchreef tt niets van myne aankomst omdat ik met myne eigen oogen wilde zien, hoe het met uw huislyk genoegen gefteld ware? Want ik wil niet lochenen , dat ik zeer t' onvreden was over uw huwelyk, dewyl men my al zo het een en ander van uwe Vrouw verteld hadt, dat my niet veel (tichtede. Die duisterheid is opgeklaard, en ik heb 'er het onuitfpreeklyk genoegen by van uwer aller karakters te hebben leerea kennen, en gunffig te hebben leeren kennen. In 't byzonder, baron, kunt gy u niet verbeelden, welk een genoegen het my gaf te zien, dat gy dien braven Jongen het Landgoed, dat gy hem afgepleit hadt,  Vyfde Bedstf. 315 Mdt, weêrom gaaft; Ik heb 'er u dubbeld lief door gekregen. En nu Kindertjes, nu alles zig zo wel gefchikt heeft, blyf ik hier; Gy hebt 'er immers niet tegen, Frits? — En gy ook niet Vrouwtje? (Hy neemt de hand van Leono¬ ra en van Lemberg). Zie daar Kind, hebt gy uw' Meisje , wees 'er gelukkig mede! > En dat zult gyzyn! — Hadt gy u in den flrik, dien :'; u fpande, laten vangen, gy hadt haar op myne ziel niet gekregen! ■——- En daar Noortje hebt gy- zowat papiertjes om het huishouden mede te beginnen , en uwen ,V1an wel meê te kunnen tracteeren: Yder Bankier zal 'er u goede Louis d'i )r of llollandtche Dukaaten, voor geven; En ik geef 'er u mynen zegen by. Lemberg. Grootmoedig Man! Leonora. Dierbaare Oom! (Zy valt te gelyk met Lemberg voor zyne voeten?) Ik kan niet..... Stornbach, (Haar terflond de hand toereikende.) Gy moet ook niet Noortje! Beiden terflond op uwe beenen , Kindertjes! Gy moet haast vóórdanzen; uwe bruiloft genaakt. De Baron. Wees gelukkig Zuster! En gy lieve Lemberg! — Leeft  31Ö De Verstrooide Vrouw Verbeterd. Leeft zo vergenoegd met malkander als ik voortaan met myne waarde Gemalin hoop te leeven. De Barones. Ja Gy zult dat, dierbaare Echtgenoot! (Leonora omhelzende) Uw voorbeeld, liefde Vriendin, zal my leeren, hoe eene Vrouw haaren Man gelukkig maakt? (tot den Baron.) En gy Mynheer, zult my in myne overtuiging bevestigen, dat eene Vrouw niet moet willen zonder haaren Man gelukkig zyn. EINDE. DE  DE VRYHEIDS-LIEFDE. TOONEELSPEL. IN EEN BEDRYF.  VERTOONERS. Mylord Ho we. Edmund, Zoon van Myl. Howe. Morgan, een Staf - Officier in het Leger. Surrey, Overfte der Lyfwachten. MoNGERON. Epuard, Zoon van Mongeron. Hamden, een Officier van Mongeron. (Het Toonecl is in de tent van Mylord Howe, vóór Nieuw Tori.) DE   Groote GoA! mvn zoon  Eladz. 319 DE VRYHEID S-L IEFDE. TOONEELSPEL. EERSTE TOONEEL. How e, (met eenige papieren in de handy die hy naziet.) M o r g a n. H o w e. D ie ftorm van gisteren was geweldig! Morgan. En heeft ons veele Manfchap gekost, Mylord. H o w e. Dat bemerk ik maar al te klaar uit die lysten, dïe my reeds ter hand gekomen zyn. Morgan. Ik heb hier de overige, en kwam die uwe Lordfchap brengen. (Hy geeft hem de lysten over.) Ho-  320 De Vryheids-Liefde. H o w e. Vërfchriklyk! Meer dan agt honderd Man verloren! Morgan. En wel van ons beste Volk. H o w E. Ik zoude my, wegens dit verlies,gemaklvker troosten, zo het onze zaaken eenig voordeel gedaan hadt; Maar integendeel; Terwyl onze krachten zyn verzwakt , is des vyands moed gerezen; Nieuw York heeft weinig geleden, en de hardnekkige Mongeron ! . . Ik moet hem evenwel recht doen; Zo ik niet in 's Konings dienst ware, zoude ik wenfchen zulk een Verdediger van Nieuw York te zyn; iV,aar de roem, welken Hy daardoor behaalt, is voor my een prikkel te meer, om, het koste wat het wil, de Stad te dwingen. Morgan. Hy alleen, Mylord, geeft 'er eene onverwinlyke fterkre aan; En zo lang hy haare muuren verdedigt, zullen wy die vcrgeefsch beltonnen; Wy zullen ons Volk vruchtloos ter flachtbank brengen, en eindelyk hetzelve den moed benemen. H O W E. Sir Morgan! Ik heb den Koning beloofd, dat ik Nieuw York in zyne macht zou leveren ; Myn eer zo wel als belang is 'er ten boogtten in betrokken, dat ik myn woord geftand doe; Maar ik zal het Plan myner Ope-  TOONEELSPEL. 321 Operatiën een weinig veranderen; En dewyl ik met u begin te vreezen, dat wy de Vesting niet ligt met geweld vermeesteren zullen, moet de List weder medewerken. Mongeron is hardnekkig; Maar, zodra zyn Zoon hem beftormt, zal hy fchielyk buigen. Myn Zegepraal is zeeker. Zyn Zoon? Morgan. H o w e. Ta myn Vriend! De jonge Eduard moet my de poorten van Nieuw York openen. Hy is dezen morgen, gelyk gy weet, met mynen Edmund aangekomen'; Zodra my zyne komst gemeld wierdt, viel my het ontwerp in, tot welks uitvoering ik oogenbliklyk befloot, en dat, ik herhaal het, onfeilbaar moet gelukken. Morgan. Ik begryp daar niets van. H o w Sa Gy zult het ras begrypen, en zeekerlyk goedkeu- ren , Myn Zoon hadt my in een Brief, met de vorige Schepen meêgebragt, verlof verzocht om my een bezoek te komen geven ; En ik had hem , met de laatst vertrokkene, een toeftemmend antwoord daarop gezonden. Ongetwyffeid heeft hy Eduard Mongeron, die in het zelfde Collegie te Cambridge met hem is, XVI. Dilzu x cn  322 de V r y h e i d s - L i e f d e. en aan wien zyn hart door de allernauwfte vriendfchap is verbonden, voorgefteld om deze reis met hem te doen; En Eduard , even min als myn Zoon den loop der zaïken, die federt het vertrek van onze laatfte Pacquet alhier heeft plaats gehad, kunnende voorzien, heeft te gereeder tot deze reis befloten, omdat hy, natuurlyker wyze, een allerfterkst verlangen moest hebben, om zyn Vader en Moeder, en Geboorteland , te zien; Hy heeft het derhalven gewaagd om myn Edmund te vergezellen; En misfchien zeifs heeft hy, zo wel als Edmund, daar verlof toe gevraagd. Hoe dit zy; Hy komt my recht van pas. Morgan. Recht van pas voor u, Mylord? H o w e. De jonge Mongeron is uitteraart goedhartig, meéwaarig, met één woord,een Menfchen-Vriend; Maar byzonderlyk heeft hy de tederfte liefde voor zyn Va. der, die ooit het hart eens Kinds bezielde; En hy is, gelyk ik u zeide, door de nauwfte vriendfchap en het volkomenüe vertrouwen verbonden aan myn Zoon, die alles voor my overheeft. Voeg nu dit alles te' famen, en gy voelt wel, dat hier een fchoone party van te trekken is. Zal myn Edmund, die my altyd volvaardig gehoorzaamd heeft, nu aarzelen om my den allergewichtigften dienst te bewyzen? Of zal Eduard , tegen zyn eigen hart, en tegen den raad van myn Zoon, aan, zig een oogenblik bedenken om.... Mo*-  TOONÈELSPEL. £»| Morgan. ïk kan uwe bedoeling nog niet doorgronden, Mylörd; Maar daar komt Surrey. TWEEDE TOONEEL. Howe, Morgan, Surrey. Howe. Wel Surrey Sneeft de Gouverneur de Wapenfchorfing aangenomen? En in het voorgelfagen gefprek bewilligd ? Surrey. Ja Mylord; De vyandlykheden zyn voor zes uuren opgefchort, en nog dezen morgen zal de Gouverneur B in uwe Tent komen zien. Hy wilde niet anders. Howe. Om zyne Zegepraal voor myne oogen, en voor die van het Leger, te vieren ! ■ Hoe was zyne houding en gedrag? Surrey. Met eene edele fierheid, maar befch>iden; Vry. heid en zelfbewuste deugd zetteden hem een zonderlingen luister by;en daar was niet ééne trek in z.yu gelaat, die wraak of vrees te kennen gaf. H o w E. Die trotfche Republikein toont in zyri geheele geX a drag  324 De Vryheids-Liefde, drag eene ftandvastigheid, die ik hem benyde; En blyft bedaard, tcrwyl de Koning en geheel Albion fiddert. Surrey geleid myn Zoon, maar dien alleen, herwaards. DERDE TOONEEL. Howe, Morgan. Morgan. Ik heb over het bericht, Mylord, dat gy my flraks de eer deedt te geven, nader gedacht, maar ik kan 'er uwe bedoelingen uiet dan zeer verwardelyk , uit opmaaken. H o w e. Dit moet gy 'er by weten. Ik had de tyding gekregen, dat 'er eenige troepen ter ontzetting van de Vesting aanrukten ; Dit deedt my tot den ftorm van gisteren belluiten; Maar die zelfde ftorm heeft my overtuigd, dat wy de Stad met geweld niet ligt meester zullen worden, en doen peinzen of dit niet door eene fpoedige list zoude uittewerken zyn? Want, wordt 'er nog meer Volk ingeworpen, dan is alles verloren. In dezen toeftand kreeg ik de aangenaame tyding, dat myn Zoon met den jongen Mongeron was overgekomen. Nu voelt gy den famenhang. M o r c a n. Het is zeer noodig de Stad te winnen, eer de ontzetting opdaage; Maar van wat dienst kan de jonge Mongeron u dsar in zyn? Ho-  TOONEELSPEL. 325 II o w e. Ik zal hem het gevaar voordellen , waarin zyn Vader zig bevindt; Ik zal zyne jonge, aandoenlykè, ziel ten fterkften roeren, en hem zeiven doen verzoeken, om met zyn Vader te mogen fpreken; Ik zal ihem die onderhandeling vergunnen, en dezelve kan niet anders dan van de beste gevolgen tot myne bedoeling zyn, Fduard zal voor het leven zyns Vaders ibeeven, zal hem te voet vallen, zal hem fmeeken, :zyn hart vertederen , en hem eindelyk tot de overga/ve bewegen. Morgan. ' Denkt gy dat, Mylord? Howe. Ik denk het,ja; En ik houde 'er my zelfs van verizeekerd. Wat een gewapende Wereld niet volbrengen konde, is meermaalen door een traan uitgewerkt. M o r g a n. Mongeron is een tederhartig Vader, maar zyn tweede Vaderland, zo als hy Noord Amerika noemt, gaat :hem boven alles ter harte, en de Vryheid is zyn Af;g°d, II o w e. Zo, tegen myne verwachting, zyne Ziel benand ware tegen de-ze aanvallen van tederheid en kinderliefde , zo de flreelendfte hoop op eigen voordeel en op de bevordering zyns Zoons, of het vooruitzicht 1 van deszelfs vernedering hem niet bewegen konden.... X 3 Maar  325 De Vryheidï-Lieïde, Maar daar komt myn Zoon aan; Gaa gy, terwyl ik hem van myne bedoeling onderricht, naar den jongen Mongeron, en poog hem door redenen en liefkozingen voor te bereiden, om in myn ontwerp, dat ik hem ftraks zal voorfleilen, des te gereeder te treden. VIERDE TOONEEL. Howe, Edmund, Surrey. Howe, (Edmund omhelzende.') Wees welkom myn Zoon ; Ik had, toen ik u verlof tot deze reis gaf, niet gedagt u nu reeds hier te zien. Gy hebt het zeer gunflig met den wind getroffen. Edmund. Zodra ik uw geëerd antwoord op myn verzoek ontving, Vader, heb ik geen oogenblik getoefd, om van de Vryheid, welke gy my zo gunflig toeflondt, gebruik te maaken; En, dewyl myn Vriend Eduard even zeer naar zyne Ouders, als ik naar u, verlangde, haalde ik hem ligtelyk over om my te vergezellen, te meer, omdat hy, in zo langen tyd geen Brief van zyn Vader ontvangen hebbende, zig deswegen niet weinig ontrustede. Howe. Gy zyt my hartelyk welkom, myn Zoon, niet flechts uit hoofde van het vermaaV van u te omhelzen, maar vooral omdat gy juist aankomt in een tydflip, waarin gy  TOONEELSPEL. 327 gy door een loffelyk bedryf, My een wezenlyken dienst bewyzen , en U zeiven een onfterfelyken roem en on. berekenbaare voordeelen verfchalïen , kunt, Edmund. O Hemel! welk een genoegen! Gy weet, myn Vader, dat geen plicht zo dierbaar is aan myn hnrt als die vau u te gehoorzaamen. Wat is uw bevel? II o w e. Gy moet uwen jongen Vriend voor betgrootfle ongeluk bewaaren, dat hem immer treffen kan. Edmund. ;s 't mogelyk? Spreek op, Vader; Laat my geen oogenblik verliezen. Howe. De Heer Mongeron dort zig, door zyne hardnekkige verdediging van Nieuw York, in het verderf; Ik beklaag hem, en nog meer zyne familie. Ik verwacht hem flraks hier om een gefprek met my te houden; Ik hoop, om zynent wil , dat het van vrucht zal zyn; Maar, om hem te zeekerer te redden, wenschte ik wel, dat zyn Zoon zyne beden met myne voorftellingen vereenigde, om 's Vaders hardnekkigheid te leenigen. Edmund. Ach myn Vader! Ik vrees... X a Ho.  323 De Vryheids-Liefde. Howe. Dat dit vergeefsch zou zyn? ■ Gy kent het Vaderlyk hart niet, myn Zoon! De Natuur heeft den Kinderen meer macht op het gemoed der Ouderen gegeven dan de Wetten ooit den Ouderen over de Kinderen hebben toegedaan. Edmund. Eduard eerbiedigt zyn Vader naast God, en bemint hem meer dan zyn eigen Ziel; Zal zulk een jongeling iets in hef gedrag van zyn Vader te berispen vinden? of vermetel genoeg zyn om hem te raden ? Howe. Hy zal tederhartig genoeg zyn om zyn Vader te bidden , om voor zyn behoud te zorgen! Maar kort af, Edmund! Zyt gy Eduards Vriend? Edmund, Ja dat ben ik; En nu nog, terwyl onze Vaders tegen malkanderen flryden, ben ik het met al myn hart. II o w e. Wees het myn Zoon, maar wees het op eene verflandige wyze! En zo het Geluk, zo zelfs het 'leven , van uwen Vriend u dierbasr is, onderfleun my in myne poogingen ; Gaa; Breng hem by my; Ik wil zelf met hem fpreken. Edmund. Ik gehoorzaam, (ftil.) „ Ach! wat kan ik hem „ zeggen!" VYF-  TOONEELSPEL. 3*9 VYFDE TOONEEL. Howe, Surrey. H o w e. Terwyl ik de jonge lieden hy my heb, Surrey, gaa gy naar Sir Morgan, en zeg hem, dat hy orders Helle, dat het leger op den eerften wenk gereed zy om aanterukken. Surrey. Ik zal uwen last volbrengen, Mylord; Maar; — Verfchoon my, dat ik u hermnere.... II o w e. Ik verflaa u; Wees gerust; Howe kan zyne toevlucht nemen tot list, daar geweld vruchtloos gebruikt zou worden , maar zal zig nimmer blootftellen voor een rechtmaatig verwyt, dat hy zyn woord van eer gefchonden heeft. Gy hebt de wapenfchorfing op myn last, en in myn naam, gefloten, en dezelve zal heilig gehouden worden; Maar dat belet niet, dat ik alle middelen bezige, die ik flechts vermoede, dat van eene goede uitwerking by myn party zouden kunnen zyn. Ik wil den trotfchen Mongeron, terwyl ik hem tot de overgave vermaane, het leger in vo'le flagonle doen befchouwen, om hem door dit gezicht tot nadenken te brengen, en te doen begrypen, wat hy te vreezen hebbe, zo hy zyne hardnekkigheid te lang involgen, en my tot het uiterlle brengen, wil. X s Sur-  330 De Vryheids-Liefde. Surrey. Ik zal myne poogingen aanwenden, Mylord, dat uwe oplettenheden met een gelukkigen uitllag beïaoond mogen worden ZESDE TOONEEL. Howe, Edmujd, Eduard. Eduard, (den Generaal eerbiedig groetende ) Ik-verheug my, Mylord, de eer te mogen hebben Howe, (Eduard vriendelyk by de hand vattende.") Ik heb u, myn jonge Vriend,eene verrichting op te dragen, die der liefde en trouw jegens uwen voortreflyken Vader ten hoogften waardig is. Eduard. Dan hoop ik, IVylord, dat gy my de gunst zult bewyzen van my naar de Vesting te zenden , om aan myrs Vaders zyde te ftryden, en zyn dierbaar leven te befchermen. Howe, (hem vriendelyk de hand op den fchouder leggende.) Ik bewonder uwen Moed, myn lieve Eduard! Maar die moet met overleg gepaard gaan, of zoude U ongelukkig maaken. Edu-  TOONEELSPEL, 3sr 1 Eduard. Dat ongeluk kan niet grooter zyn, dan dat ik met mynen Vader in de verdediging der Vrvheid fterve; en zulk een roemryke dood heeft hy my vroegtydig geleerd , dat niet, als een ongeluk be« fchomvd moet worden. Howe. Bemint gy uwen Vader? Eduard, (Jlcm een oogenllik fterk aanziende!) Doe die vraag aan uwen Zoon; en zo hy dan door derzelver vreemdheid niet, even als ik,te fterk getroffen is, dan laat hem die voor my beantwoorden; Onze harten kloppen met gelyken flag. Howe. Wel aan; Geef dan uwen Vader het gefchenk weder, dat gy van hem ontvangen hebt. Eduard. Welk een gefchenk? H o w e. Het Leven. Eduard, Het Leven ? Spreek Mylord, wat kan ik voor hem doen? Howe. Binnen weinige dagen moet de Stad zig overgeven,  232 De Vetheids-Liefde. ven, en tiw Vader Mort zig, door dezelve langer te willen verdedigen, in een wisfen dood; Een tweede florm levert baar in myne macht; en de Zoldaat, door den hardnekkigen wederfhnd te lang getergd, en nu woedende geworden, zal alles nederfabelen.. Eduard. Maar zo die woedende Slaaven dan myn Vader en my tevens aanvallen, kunnen zy my ten minden niet beletten van hem, tot myn laatüen druppel bloeds, te verdedigen; Myne borst zal zyn fchild, myn hoofd zyn heimet zyn; En de Wreedaarts zullen misfchien, eer zy over myn ontzielden romp tot mynen Vader durven naderen, rot inkeer komen; De Natuur zal haare rechten hernemen ; De Mensch zal eindelyk over den Slaaf zegepraalen, en de woede zal het leven ipaaren van een Man, die aan elk menfehelyk hart eerbied en liefde inboezemt. Op die wyze zal ik myn Vader zyn gefchenk weder geveil! (Hy werpt zich op zyne knie'n.) Grootmoedig legerhoofd vergun my dit geluk ! Edmund, (zig omkeer en de en zyne traanen afdroogende, ftil.,) „ Edele Vriend! ■ Dat is niet uit te hou- den." Howe, (Eduard oprechtende en omhelzende.) Voortreflyk Jongeling! Gy wint myne hoogde achting; Ja,ik moet den Zoon des Verdedigers van Nieuw York byna met den zelfden eerbied befchouwen als . , ik  TOONEELSPEL. 333 ik den Vader doe; Maar kunt gy, even daarom, wel van my vermoeden, dat ik wreed genoeg zou kunnen zyn om u uwe bede intewilligen? Eduard. Wat verlangt gy dan van my? H o w e. Binnen het uur zult gy uwen Vader hier zien; Vereenig uwe poogingen met de myne om hem te bewegen tot de overgave van eene plaats, die door zyn Heldenmoed niet langer te verdedigen is. Eduard. Ik? Mylord! II o w e. Schilder hem alle de akeligheden, daar hy zig in Mort; Het verlies zyner Goederen; De wanhoop zyner Gemalin ; Het bederf' zyns Zoons; Den ondergang van zyne familie, en van allen die aan hem verknocht zyn; Vertoon hem inzonderheid dat dierbaar Burger-bloed, 't welk zyne vruchtelooze wederftand zal doen droomen, en dat van zyne handen geëischt zal worden; lk zal dit met en voor u aandringen; Ik zal hem doen voelen, dat dit bloed om wraak over zyne hardnekkigheid zal roepen; Gy zult myne redenen alleenlyk met uwe beden en traanen onderfteunen, Eduard. Ik? Mylord! Ho-  324 De Vryheids-Liefdè. Howe. Gy weet niet, boe veel die wapenen op het Vaderlyk hart vermogen! E d ü a r d. Gy hebt my flraks uwe hoogachting betuigd, Mylord; Was die verzeekering u ernst? Howe. Ja myn Zoon ! Zo noemde ik u dikwils in oud Engeland; Zo mag ik u immers nog wel noemen? Eduard. Dan (lel ik vast, dat uwe tegenwoordige voorflag alleenlyk eene beproeving myner deugd is; Maar weet dan, eens vooral, Mylord, dat gy die voor veel zwaardere proeven befiand zult vinden. H o w e. Uwe Deugd heeft geenè beproeving noodig; Het is my inderdaad om het behoud uws Vaders te doen, die uwe fmeekingen niet zal kunnen wedcrftaau. Eduard. Myn Vader is te wys om met een Kind raad te pleegen; en te flandvastig om zig door deszelfs gefmeek te laten overwinnen. Howe. Dewyl hy wys is, zal hy zelfs eens Kinds raad aandachtig hooren, en zorg dragen, dat zyne fbmdvastigheid niet tot eene blinde hardnekkigheid overflaa. Ed u-  T O O N E E L S P Ë L. 335 Eduard. Zeg my eens, Mylord, zo gy u in myns Vaders plaats bevondt, zoudt gy Nieuw York op de bede van uwen Zoon overgeven? Howe, (wat venvard.) Vraag mynen Edmund, wat zyne beden by my vermogen? Uw Vader voelt de kracht der Natuur niet rninder dan ik; Hy zal ook naar haare ftemme luisteren. Eduard, Hy luistert natr de ftem van zyn plicht; En die fpreekt in dit geval zeer duidelyk, Mylord. / Howe, (Hem met den vinger dreigende.) Herinner u, Jongeling, dat het leven van uwen Vader in uwe hand is. Eduard. Indien het van my moet afhangen, dat dierbaar leven by u vry te kopen, vorder dan myn bloed, maar geen verraad, tot losgeld voor hetzelve. Howe. Aan deze trotsheid herken ik de Mongerons. Ik verlaat u eer gy myn geduld uitput; Ik zal my poogen te herffellen, en 11 ffraks voor de laatfte reis komsn afvragen, of gy uwen Vader hever ontzield, voor 't minst arm, veracht, en elendig, elendig voor zig zeiven, voor zyn familie eti vrienden; — of op den top  336 De Vryheids-Liefde. top van eer en geluk wilt befchouwen? Met één woord, of gy hem liever als Bedelaar bejammeren, dan als Hertog begroeten, wilt? — Gy, Edmund, blyf by hem, en beproef het ondertusfchen, of uwe Vriendfchap meer kracht op zyne jeugdige trotsheid hebben zal dan myn medelyden en Vaderlyke voorzorg ? ZEVENDE TOONEEL. Edmund, Eduard. Edmund, (na Eduard eenigen tyd fpraakeloos aangezien te hebben, terwylDeze hem insgelyks met eene (lomme verflagenheid befchouwt.y Wat moet, wat kan, ik u zeggen ? —- Helaas! Eduard. Wat zoudt gy doen, zo gy u in myn geval be- VOndt? Wat zoudt gy doen? Lieve Edmund! Edmund. U navolgen. Eduard. Welk een genoegen voor my. de goedkeuring van myn waardften Vriend in dit gewichtig Huk te hebben! En welk een roem voor Hem en My, die goedkeuring, zelfs tegen de onbiUyke vordering van zynen Vader aan, te erlangen!  TOONEELSPEL. 337 Edmund. De onbillyke vordering van mynen Vader! Neen Eduard zwyg ! Neen ! myn Vader is niet onbillyk. , Ach! laat my gelooven, dat hy zo zeer als ik de waarde uwer deugden kent en voelt: Laat my mynen Vader blyven hoogachten! Ja! ik eerbiedig hem in myne ziel. Eduard. Hoe zeer wenschte ik die hoogachting, dien eerbied , met u te deelen! Voorheen beminde hy my; hy noemde my zyn Zoon; ■ Hy was öe Vriend van den Held, wien hy thans vervolgt: Hy heeft my in Engeland meermaalen betuigd, dat hy wenschte hem in perfoon zyne achting te mogen toonen! Ach myn Vader! (Hy laat een traan vallen, die hy zoekt te verbergen.) Edmund. Weerhoud uwe traanen niet voor uwen hartvriend! (ftil) „ Ach zy doorbooren myn hart!" Eduard. Ik zie hem, den dappertten Verdediger van zyu Vaderland, — door's vyands overmacht overmand, ' . verdreven, geketend, in zyn bloed wente- ' lende! , . Maar hy zal niet ongewroken fterven! o God! waarom is de Vader van myn Edmund aan 't hoofd van dit Leger? Edmund. Indien het mogelyk ware, dat myn Vader zig zeiven XVI. Deel. y ver"  333 De Vryheids-Liefde. vergeten, — dat hy uwen Vader mishandelen, konde ; of ftrafteloos laten mishandelen; — Ach! Eduard! Ik zou. . . Neen! Ik treed te rug; —— Genadige Hemel, vergeef my die gedachte! - Kan ik ooit vergeten, dat ik zyn Zoon ben ? Ook is myn Vader niet bekwaam voor laagheden; Hy heeft eene edele Ziel. Eduard. Ach! Edmund! Gy hebt het lot gehoord, dat den mynen dreigt! Mylord Howe heeft eene edele Ziel ? 't Zy zo, maar hoe zelden was de Deugd tegen de Staatzucht beltand! En hoe kunnen de gevoelens van waare grootheid zig ftaande houden in de Ziel van een Man, die zig verbindt om Slaaven te gaan maaken! ■ Verfchoon my, myn Vriend; Ik zoek Lord Howe niet te hoonen: Maar ach! wat ftaat myn Vader, wat fiaat myzelven, misfchien ook U, van den beftryder van Noord Amerika niet teduch. ten! — Gy hebt zelf de bedreigingen gehoord. Ik, Gy, Wy moeten beiden.... Edmund. Ik Gy, Wy moeten beiden werken om myns Vaders eer finetteloos te bewaaren; ik heb het mid. del daar toe gevonden; Het is uitvoerlyk. Laat ons vluchten; Daar is kans, dat wy Franfche Sche- teln S? Vader> tot Gyzelaar dienen tegen alle mishandelingen, die hem, van wat kant ooidreigen mochten. Myn Vader heeft ons voor een korte poos verlaten; Niemand bewaakt ons; Daar ftaan  TOONEELSPËL. 339 ftaan gezadelde paarden voor de Officiers der Ruiterwacht gereed: Wel aan, het oogenblik is dierbaar: Verliezen wy het zelve niet! Eduard. O myn Vriend! Hoe kan ik Edmund. Gy moet! (Hy vat hem by de hand om hem weg te leiden.) ACHTSTE TOONEEL. Eduard, Edmund, Howe, Surrey, Lyf- wachten. Howe, (plotfelyk binnen ft ui' vende.) 1 Wachten! ■ • • - Houdt hen beiden vast. Edmund. o Hemel! H o w e. Onberaden Zoon! konde ik dit van u vermoeden! Wat hadt gy voor? Edmund. Myn plicht te betrachten. Eduard, (rot de Gardes.) Laat myn Vriend gaan; Ik ben alleen de fchuldige; Ik heb hem het vluchten aangeraden. Y 2 E e-  340 De Vryheids-Liefde. Edmund. Geloof het niet, Mylord; Zyne Edelmoedigheid zoekt u te misleiden; In ben het alleen, die uwen toorn verdien. Howe. Zwyg onbedachte! Ik weet wien ik flraffen moet! • ■■ (tot Surrey.) Zet elk hunner afzonderlyk gevangen! Zonder toegang. Edmund. O myn Vader! Zo ik u dezen naam nog geven mag; Ik bid, ik fmeek, u om deze eenige gunst, dat gy my vergunt de gevangenis met myn Vriend te deelen. Eduard. Neen Mylord, bewaar uwen roem door de plichten der menfchelykheid te betrachten! De Natuur fpreekt in uw bïnnenfte, ten voordeele van uwen Zoon; Hoor haare eerbiedwaardige femme, en ftel myn Vriend terflond op vrye voeten; Hy verdient uwen toorn niet; Al hadt hy misdaan , dan nog is zyne misdaad al te fchoon, om zelfs uwe achting niet te winnen; Maar hy heeft niet misdaan; Ik ben alleen de oorzaak van zyn leet; Ik ben de fchuldige. H o w f. Volbreng myn last, Surrey! (Edmund en Eduard omhelzen malkanderen met tederheid, en traanen, zonder te kunnen fpreken. De Wachten leidel hen weg, met Surrey aan V hoofd.) NE-  TOONEELSPEI, 3*1 NEGENDE TOONEEL. Howe, (alleen hen naziende.') Is dit myn Zoon, die zig tot hier toe fieeds een voorbeeld van gehoorzaamheid betoonde? Die Verrader! Hy heeft alles bedorven, daar hy my den grootften dienst bewyzen konde. Maar hy zal zyne misdaad duur genoeg boeten. Terwyl ik den wrevel van zynen. Vriend beteugel, zal zyne ziel gemarteld worden en van fpyt krimpen. — Hy heeft het niemand dan zig zeiven te wyten. (Hy gaat met fterke fchreden op en neder.) Ja! Ja! Die vertooning kan myne bedoeling , zo het noodig is, bevorderen. Beef trotfche Mongeron, zo gy myne beden verfmaadt, en u hardnekkig wilt blyven verdedigen! Gy zult een tooneel aanfchouwen, dat uwe overmoed gewiïfelyk fnuiken zal. TIENDE TOONEEL. Howe, Surrey, Hamden. Surrey. Mylord! Uw bevel is volbragt; De gevangenen zyn afzonderlyk geplaatst; Ik heb by elk een wacht gelaten, . Ik geleide hier den Heer Hamden, die u vei langt te fpreken. H akd b w. lk kom u melden, Mylord, dat de Stedehouder van Nieuw York gereed is, om het verzochte gefprek met u te komen houden. Y 3 Ho-  342 De Vryheids-Liefde. H o vv e. Zyne komst is my aangenaam, Mynheer; Deze Offïcier, (op Surrey wyzende), zal hem ontvangen, terwyl ik, vóór onsgefprek, eenige dringende bevelen gaa geven, (tot Surrey) Zodra de Gouverneur komt, Surrey, geef 'er my bericht van ; lk zal by den Kolonel Morgan te vinden zyn. II a m d e n, Ik zal den Gouverneur dan gaan melden, dat uwe Lordfchap hem verwacht. (Howe en Hamden gaan langs verfckeidene wegen heen.) ELFDE TOONEEL. Surrey, alleen. Wat mag hy voor hebben? • Eene flille gram- fchap flikkerde in zyne oogen. Zelfs de traanen van zyn Zoon fchynen hem niet te hebben kunnen leeni- gen. De beide jonge Heeren flraks na hunne aankomst gevangen! — Wat kan hunne misdaad zyn ? • Zou hy door den jongen Mongeron den Vader wel willen noodzaaken tot overgave ? ——. Zou die edele Jongeling het verachtelyk werktuig of rampzalig flachtoffer Ik fidder op die gedachte! ■ Maar neen! Howe is edelmoedig,- Aan zulke laagheden kan hy zig niet fchuldig maaken. —Maar zyne onbegrensde Staatzucht! Zyne belofte aan den Koning gedaan van hem Nieuw York te zullen leveren. Het Leger in fhgorde.... 't 'Zy zo 't wil, Ik zal ten minflen myne ziel en handen onbefmet be. waaren , en my nimmer tot euveidaaden laten gebruiken. TWAALF-  TOONEELSPEL, 343 TWAALFDE TOONEEL. Surrey, Hamden, Mongeron. IIamden, (tot Mongeron.) Dit, Heer Gouverneur is zyn Spreekvertrek. Dit is de Officier, aan wien hy den last opdroeg van u af te wachten. Surrey. Vergun my,doorluchtige Held, u myn diepften eerbied te verzeekeren, en (hy tast naar zyne hand) de hand des roemryken Verdedigers van Nieuw York te kusfen. Mongeron, (zyne hand op eene heufche wyze te rug trekkende.) Ik moet geene eerbewyzingen aannemen van hun, die myn Vaderland beöryden: Doe hulde, Mynheer, aan de algemeene wet der Natuur, betracht den eerHen en heiligften plicht van alle menfchen , en wees een vry mensch; Op dien voet wil ik u als myn Vriend en Broeder omhelzen. Surrey, (getroffen.) Ik yl, Mynheer, om mynen Generaal de aankomst van zyn edelen vyand te melden. Mongeron. Ik ben zyn vyand alleen, zo lang hy Slaaf wil bly ven. Yi DER-  344 De Vryheids-Liefde. DERTIENDE TOONEEL. Mongeron, II a m d e n. H a m d e n. Ik moet u erkennen Heer Gouverneur, dat my thans alles, wat ik zie, verdacht voorkomt. Mongeron. Hoe zo myn Vriend ? H a m d e n. Ik heb Howe van uwe aannadering onderricht; En hy, in plaats van u zelf op te wachten, draagt dien last op aan Surrey, wien gy gefproken hebt, om zelf, zo hy zeide, eenige dringende bevelen te gaan geven; Schoon myn eerlyk hart daar toen nog geen genoegzaamen grond van vermoedens in vondt, oordeelde ik echter u die omllandigheid nauwkeurig te moeten melden: Maar nu ik het geheele leger in de wapenen vind, en Surrey ons zo plotfelyk verlaat, bekruipt my een grooter zorg. Mongeron. En waar heen zouden dan uwe vermoedens (trekken. II a m d e n. Zou het zo vreemd zyn te denken, dat deze geheele famenkomst met eene verraaderlyke bedoelingware aangelegd? ■ Met zig meester van uw perfoon te maaken, heeft men Nieuw York in de macht; Niemand buiten u kan de Stad behouden. De ge-  TOONEELSPEL. 345 geheele bezetting... Ach, Mynheer! Gy weet, ik heb van het eerfle voorftel af gepoogd u dit gefprek te ontraden; En waart gy my by myne te¬ rugkomst niet reeds ontmoet; Hadt gy my in de Vesting afgewacht ... Mongeron. Vrees niets Hamden; De Wetten van den oorlog worden by alle Volkeren heilig gehouden; Zy kunnen zonder wederzydsch nadeel niet gefchonden worden; En de willekeurigfte Tyran zelf eerbiedigt haar, omdat zyne trouwloosheid in 't einde op zyn eigen volflrekt bederf zoude uitlopen. Hamden. Die de Vryheid van een onfchuldig Land barbaarsch komt onderdrukken, en dat Land te vuur en te zwaard aanvalt, enkel omdat het zyne natuurlyke, of wettig verkregen , rechten zoekt te handhaaven , kan zich tot alles laten gebruiken. Een Slaaf is niet te betrouwen! Mongeron. Neen Hamden, neen! Het karakter van Howe is my uit vroegeren omgang, en vervolgens uit veelvuldige echte berichten, bekend ;Hy is ftout en ondernemend; Hy is ook niet afkeerig van list te gebruiken, daar de dapperheid alleen hem niet genoegzaam voorkomt om zyne oogmerken te bereiken ,maar het moeten listen zyn , die ten minden niet door de algemeene ftem der Natiën veroordeeld worden; Staatzucht is de Afgod, aan welken hy offert, maar 't is de eer Y 5 die  346" De Vryheids-Liefde. die hem den weg baant, om die offerhanden te brengen; Hy zoekt te fchitteren, maar ten dien einde moet hy waaren roem verwerven, en zyne natuurly. ke trotsheid zelve is een heilzaam beletzel, dat hem verhindert om tot laagheden te vervallen, ja dat hem zelfs dikwils edel doet handelen, zonder zelf de dryfveer van dat gedrag te kennen. Met één woord, Hy is thans in 's Konings dienst, omdat die hem aanzien en eerampten belooft, maar was hy in Noord-Amerika geboren, of daar flechts gevestigd geweest,-hy zou een der eerfte Voorflanders onzer Vryheid zyn geworden. H a m d e n. Ik wil hoopen, Mylord; Maar daar is hy. VEERTIENDE TOONEEL. Mongeron, Hamden, Howe, Sürrey. Mongeron, (terwyl hy Howe groet.) Ik kan u, Mylord, geen fterker bewys van myne hoogachting toonen, dan dat ik, flechts van een enkelen Vriend vergezeld, u hier in uwe tent kom begroeten. Howe. Zo deze Officier uw Vriend is, Heer Gouverneur, mag hy mynenthalven ons geheim gefprek bywoonen.' Mongeron. En hy zou dat mynenthalven wel mogen bywoonen, Mylord, offchoon hy myn vyand ware. Ho-  TOONEELSPEL, 347 Howe. Ik heb u, Mynheer, uit naam des Konings voordeelen aan te bieden , die het fterkfte bewys opleveren van de byzondere hoogachting, welke uwe Heldenmoed en beleid hem hebben ingeboezemd. Mongeron. Zo myne verrichtingen eenige vergelding vorderen, moet ik dezelve alleen uit handen der wettige Vertegenwoordigers van een Vry Volk ontvangen ; Maar ik heb geene belooningen noodig, Mylord, ik vinde die rykelyk in myn eigen hart. Howe. \ Maar boven die getuigenisfen van uw eigen hart, verdient gy voordeden, welken gy u zclven onbillyk onthoudt; Gy kunt het Algemeen dienen, Sir, zonder u zeiven te benadeelen ; en de belangen van NoordAmerika behartigen zonder onrechtvaardig te zyn tegen uw eigen Huis. Mongeron. Het is opmerkelyk, dat uwe Lordfchap zig zo yverig toont voor myne belangen, en die van myn Huis, terwyl dezelve ons vyandlyk aanvalt, en zig meester van ons aller Vryheid poogt te maaken! Dat moet zeekerlyk eene byzondere bedoeling hebben, welke ik liefst niet doorgronden wil. II o w e. Geene andere bedoeling dan uw behoud. Hoor, Sir!ik fchac u hoog; Daar kunt gy niet aan twyffelen, en  343 De Vryheids-Liefde. en ik wilde u gaarne redden uit het algemeen verderf, dat deze gewesten dreigt. Van weerskanten zal men zyne oogmerken misfen ; De Koning zal de zyne zo min bereiken als Gylieden; Maar Noord-Amerika wordt onderwyl vernield; Vernield door Vriend en Vyand; En zal eindelyk zig zeiven verteeren. Dan zal het onder de heerfchappy van Vreemdelingen vallen; en uwe tegenwoordige helpers zullen uwe Wetgevers, uwe harde Wetgevers, worden. Waarom wilt Gylieden, in plaats van met uwe natuurlyke Broeders te handelen, een prooy der Franfchen worden? Mongeron. Gy bedriegt u, Mylord, zo lang eenig Volk zyne eigen wapenen ter zyner eigen verdediging draagt, loopt het geen gevaar van iemands prooy te worden. ' Howe. Maar daar moet onfeilbaar eene omwenteling voorvallen; Gy of Ik kunnen die niet beletten; Zy ligt in het natuurlyk beloop van zaaken opgefloten; De goede Staatkunde vordert zig vooraf te bereiden; zig aan beide kanten gereed te houden, en de gelukkigfte party toe te vallen. Mongeron. Vordert dat de Staatkunde, Mylord? Howe. Ongetwylfeld. Mon-  TOONEELSPEL. 349 Mongeron. Ongelukkig genoeg voor my, want myne eer en plicht vorderen de Vryheid onbezweken te verdedigen. II o w e. Gy hebt reeds alles gedaan, Sir, wat men van een rechtfchapen Man vorderen mag, of verwachten kan; Uwe Wallen zyn puinhoopen, en my Volk heeft gebrek aan levensmiddelen. Mongeron. Zy hebben nog krygsvoorraad en moed om dien te gebruiken. Howe. Onder uwe aanvoering kan het hun aan moed niet ontbreken; Maar dikwils vordert de Wysheid, dat men des Volks moed beteugele, om niet in hun verderf te lopen. Nieuw York moet zig overgeven \ Is 't niet heden, dan is 't morgen; Maar morgen zal het Parlement u voor Oproermaaker verklaaren, en de Koning u feller vervolgen, naar inaate uwe verrichtingen meer bekend, en uwe talenten uitmuntender, zyn;Terwyl hy u heden door mynen mond den tytel van Hertog, en een Gouvernement met eene aanzienlyke jaarwedde, aanbiedt. Mon-  350 De Vryheids-Liefde. Mongeron, (drastt zyn hoofd om en houdt zyne beide handen voor zyn aangezicht.) Wat hoor ik! —— Howe. Waarom wendt gy uw hoofd af, en verbergt uw gelaat? Mongeron, Om u het verdriet te befpaaren van my over U, den Koning en de geheele Engelfche Natie te zien bloozen. Howe. Maatig u Sir! Overweeg myn voordel met bedaardheid; Het verdient dat wel. Mongeron. Was dit het bedoelde onderwerp van het verzocht gefprek? Mylord! Howe. Ja! En, ik herhaal het, myn voordel is gewichtig genoeg, dewyl uwe geheele welvaart daarin betrokken is. Mongeron, (maakt eene buiging, en wendt zich om weg te gaan.) Vaarwel Mylord. Ho-  TOONEELSPEL, 351 Howe, (ftil.) ,, Ik kan my nauwelyks wederhouden." (Hy doet een [tap naar hem toe en vat hem by de hand.) Nog één woord, Sir! ——• Dat 'uwe komst niet vruchtloos zy! Mongeron, (een flap achterwaarde tredende?) O Britten, hoe zeer zyt gy verbasterd! Howe. Laat die lïaatkundige vergelykingen daar, en denk om uwe veiligheid! Gy bemint uw Vaderland; Welaan , poog het dan te behouden! Uw arm is te zwak om der Britten overmacht te fluiten; Waar toe u zeiven nutteloos begraven onder puinhoopen, die duizenden met u, die alles wat uiiefen waardis, te. vens verpletten zullen. Denk om Charles-Tb wn denk om Warren. Mongeron. En daar aan durft Gy my herinneren? Mylord! Die gewaande zegepraal mocht gy wel wenfchen, dat uit onze Jaarboeken ware uitgefchrapt! Heeft die brave zes hondgrd Man, welker gedachtenis eeuwig gezegend zy! u, met uwe dubbelde overmacht, en met alle de nadeelen, die hen drukten, niet op de pynlykfte wyze doen voelen, hoe de zucht voor Vryheid in welgeplaatfte harten werkt? Hebben zy, niettegenflaande hunne verfchanzing by mangel van Ingenieurs kwalyk was aangelegd ; niettegenflaande zy door, toen nog, ongeoefende Officieren gebrekkig  352 De V r v h e i d s • L u f d i. gekommandeerd wierden; niettegenflaande zy, omdat zy ter vereischter tyd niet konden afgelost worden, door vermoeijenis en flanploosheid afgemat, en van de noodige levensbehoeften onvoorzien , waren, niet uwe kanonade , van het aanbreken van den dag af tot op den middag toe, onverfaagd uitgehouden, en met een onopboudelyk vuur, zo lang hunne krygsvoorraad duurde, beantwoord, zonder van overgave te willen hooren? Daar ftaat myn Vriend, die by'het moord gevecht tegenwoordig is geweest, dat hy fpre- ke- Gy mocht my van een partydige voor- dragt befchuldigen.' Howe. Myne overwinning heeft ten minffen getoond.... Hamden. Eene overwinning, Mylord, die u gewislyk geene eer doet , ja , die u fpyt moet verwekken behaald te hebben. Gy wist, Mylord, dat wy afgeftreden en ten einde adem waren, toen gy ons met twaalfhonderd Man uwer verfche Troepen aantastede. Maar fthoon een aanmerkelyk gedeelte onzer Medgezellen, roerloos aan onze zyden nederzygende, ons niet langer onderfleunen konde, en wy aan het vuur van verfcheiden oorlogfchepen en batteryen waren blootgefteld, verdedigden wy echter met de onverfchrokkenfte dapperheid onzen post, dwongen u tot wyken, en zouden u geftagen hebben, zo wy, ten overmaat van ramp, het ongeluk niet hadden gehad van onzen braven Generaal Warren te verliezen; Toen eerst befloot het overfchot van onze kleine bende, waar-  TOONEELSPEL. 353 \ waarvan meer dan de helft gefneuveld was, voor uwe (overmacht te wyken, en u meester van het flagveld te laten: maar het ontluistert onzen roem niet, dat wy onzen arm voor eene gunftiger gelegenheid be. iwaaren wilden; Wy waren niet .in 't geval der drie ihonderd Spartanen, die onder Leonidas de Pas van Thermopyle tot den laatilen man verdedigen moesten, om hunne Broeders gelegenheid te geven van afte. trekken. Ware dat zo geweest, wy zouden ons even eens gedragen hebben. Mongeron. Daar liet Xerxes > eindelyk meester van die Pas geworden zynde, den onvergelykelyken Leonidas, na deszelfs roemvollen dood, aan een kruis hangen! (op een zekeren toon, en met tekenen van verachting.') Mylord Howe liet alleenlyk het weêrloos Char- les-Town heldhaftig in de asfche leggen. II o w e. Dat zyn de akelige gevolgen van den oorlog, welden gy weet, dat een Legerhoofd niet altyd in zyne nacht heeft te beletten. M ongkron. Byzonderlyk fchynen dezelve zeer te duchten van den kant der Engelfchen ; Het voorval by Lexington, in het begin der geweldenaryen, en de bedreiging van uw Volk moesten ons die reeds doen duchten. Howe. By Lexington ? (fiif) „ Myn bloed kookt." XVI. Deel. Z Mon-  354 De Vryheids-Liefde. Mongeron. Ja Mylord! Toen onze Landmilitie, ten getale van zestig of zeventig man, onder haare exercitie, de onverwachte tyding kreeg , dat 'er een Corps Engel, fchen in aantocht was, om de krygs ■ en levens-behoeften te Concord te gaan vernielen, namen zy oogenbliklyk het befluit om hun tegen te trekken: zy konden de gevreesde vernieling te Concord niet voorkomen , omdat zy te laat kwamen , maar tasteden , fchoon onbedreven in de krygskunde, uwe geoefende Engelfche Zoldaaten terflond aan, joegen hen op de vlucht, en vervolgden hen, een weg van 15 mylen, tot op de hoogtens van dat zelfde Charles-Town, dat gy twee maanden daarna liet in de asfche leggen. • . Wat waren toen reeds de wapenen van uw Volk, Mylord? Niettegenflaande zy de overmacht in getal hadden, en op hunne hoogtens zeer voordeelig geposteerd waren, zochten zy hunne veiligheid niet in hunnen moed, maar in de bedreiging dier zelfde wreedheid, die gy, Mylord, zo kort daarna,hebt uitgevoerd ; Zy verklaarden toen reeds de Stad in brand te zullen Heken, zo men hen op nieuws mocht aantasten. Dog gy weet dit alles , Mylord : Het fpyt my u daar aan te hebben moeten herinneren. H o w e. Moge het u aanfpooren om die akeligheden voor te komen! Mon.  TOONEELSPEL. 355 Mongeron. Het vuurt onzen moed aan tot een dapperen wederftand! Dat is de eenigfte uitwerking. Howe. Verwatene! Gy fchynt hier gekomen om mytetrot- feeren. Gy zult 'er berouw van hebben; Ja! Terwyl gy myne goedertierenheid verfmaadt, vrees voor mynen toorn. Mongeron. De Verdediger der Vryheid kent geene vrees. II o w e. Wy zullen zien. Sir Morgan! (Daar gaat een Gordyn open.) VYFTIENDE TOONEEL. Mongeron, Hamden, Howe, Surrey, Eduard tusfchen twee Zoldaaten, die hem by den arm vasthouden, terwyl vier an • dere met gevelde geweeren voor hem ftaan, by hen ftaat Morgan. Mongeron, (met eene lulde uitroeping.) Groote God! Myn Zoon! (Hy zygt neder op de borst van Hamden, die hem onderfteunt.) Z i Ho-  35